This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's Information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at|http : //books . google . com/
Over dit boek
Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteur srechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http: //books .google . com
J''
»
1
'1
1
Digitized by VjOOQIC
'i «a 'ta
ÓigftizedbyCjpOQlC
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
Digitized by LjOOQIC
DE BAJimJEEMASnrSGHE £BJJ&.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
^^
Digitized by
^qgreN'
Hoo{dopstand8ling
Digitized by VjOOQIC
).o^^'''*
DE BANDJERMASINSCHE KRUG
TAN
1859 — 1863.
MET POBTEBTTEN, PLATEN EN EEN TBEEEINKAAET
W, A., V^N" REES,
Rommaodeur , officier en ridder van verschillende orders , gepensiouneerd
majoor tit. van bet Nederlandsch Indisch leger.
TWEEDE DEEL.
ARNHEM,
D. A. THIEME. :
1865.
Digitized by VjOOQIC
r.;:; [;£vv v iRX
PUBLIC LirsRARv
t097DlA
AXTOr^. L^NOX AND
: ILDEN FOo N DATlOKi
n 1 '^23 L
Digitized by VjOOQIC
INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL.
HOOFDSTUK I.
Hidayat van Apoeï verdreven. <- Ilantan aangetast. — Verken-
ning van Moeara Ayoe. — Zending van Iday Banga Niti. — De
Bali op de Barito. — Djoeragan Kaoet — De Kingabergen op
de oostkust. — Jannarg en February 1861 1,
HOOFDSTUK II.
Togt van van Vloten naar de grens van Koesan. -- Patrouille
in Biam Kiwa , Martapoera en Amandit. — Handelingen van de
Bali en Engsbergen. — Zgdelingsohe poging om Hidayat tot on-
derwerping te bewegen, — Maart 1861 15.
HOOFDSTUK Hl.
Onvermoeide pogingen om 'de vtjandel^ke benden te verjagen.
— Gecombineerde marschen in Amandit. — Oprigting van een
versterking te Moeara Ayoe. — Komst van het Hoofd van Koe-
san te Bandjer. — April 1861 28.
HOOFDSTUK IV.
De togt van den sulthan van Koetei gestaakt. — Mislukte
expeditie naar Goenong Tongka 89.
HOOFDSTUK V.
Guerilla-kr^g. — Marschen van een aantal kleine kolonnes naar
a^elegen plaatsen. — Terreinverkenningen. — Bevolkingspatrouil-
les. -- Schoone beloften van pangerang Moeda. — Mei 1861. 58.
HOOFDSTUK VI.
Verdorvenheid der inlandsche Hoofden. — Tommonggong Boeko.
Digitized by VjOOQIC
VI INHOUD.
Bladz.
— Pamatton. — Van Vloten in Riam Eanan. — Verraad te
Amoenthay. — Tongko Brahim. — Versterking te Telang opge-
rigt, — De Bali naar KoeteL — Jung 1861 74.
HOOFDSTUK VIL
Gamar te Pamatton. — Verraad van Tongko Brahim. — Jagt
op Hidayat. — Gevangenneming zgner vrouwen. — Gevecht te
Kriniang en Habang. — Beschikkingen tot een tweeden togt naar
Goenong Tongka. — Verkenning der S. Boentoek. — Oostkust . 97.
HOOFDSTUK VIII.
Togt van Schepens naar Pramassan Amandit. — Troepenbewe-
gingen in Sihong en Amoenthay. — Bezetting van het landschap
Karrouw. — Mislukte aanval op Pagger. — Limpasso. — Inval
n Tabalong. — Verkenning van rivieren. — De Hoofden derKa-
hayan en Eapoeas. — Verstege op de Oostkust 111.
HOOFDSTUK IX.
Bestorming van Batoe Poetih. — Togt naar Toendakkan. —
Vermeestering van Kria Widjaja Bepintoe. — Limpasso. — Nieuwe
inval in Tanah Laut. — Lehman*s eerste stappen tot onderwer-
ping. — Van Vloten belast met de expeditie naar Tongka. —
Bestorming van Ramonia 136.
HOOFDSTUK X.
Onderwerping van demang Lehman en andere Hoofden vanden
opstand. -— Lehman op weg naar Hidayat's schuilplaats. — Ge-
vechten te Benoea Lawas en Telok Pelawang. — Karta Negara. —
Verovering van Penitie Biroe. — Vertrek der expeditie van
Mengkatip naar Tongka 157.
HOOFDSTUK XI.
Demang Lehman*8 handelingen. — Het beratip beamaSI geeft
nieuw leven aan den opstand in Amoenthay. — Thelen te Ka-
loewa. — Het sneuvelen van den regent van Amoenthay. —
Gevecht van Soengej Ayer. — - Tweede togt naar Goenong Tongka. 177.
HOOFDSTUK XII.
Onderneming tegen Benoea Lawas. — Gevecht te Djatoh. —
Berigten omtrent Hidayat. — De orang beamaSl te Hampang. —
Gevechten te Kria Widjaja Bepintoe. — Berigten van demang
Lehman, — Controleur Fu^ck te Margasarie vermoord. — Onder-
Digitized by VjOOQIC
IHHOITD* VU
filadz.
gang der patrouille Croes. -— Pangerang Moeda biedt zyne dien-
sten aan. — Terugkeer van Hidayat. — Vrygeleide voor Hidajat. 201 .
HOOFDSTUK XIII.
Onderwerping van goesti Eassan's bende en van pangerang
Wira Easoema. — Hidayat komt te Martapoera terug. — Verga-
deringen te Martapoera. — ffidayat's onderwerping. — Januaqjl862. 226.
HOOFDSTUK XIV.
De orang beama&l te Mandjabar en Soengej Pendangin. — De
Vecht op de Boven-Barito. — Tweede togt der Koeteinezen . . 245.
HOOFDSTUK XV.
Verraad van demang Lehman. — Toebereidselen tot vertrek
van Hidayat. — Zgne vlugt. — Handelingen van het bestuur. —
Buitengewone inspanning der troepen. — Hidayat komt te Mar-
tapoera terug. — Vertrek der sulthansfamilie naar Java . . . 256.
HOOFDSTUK XVI.
Gevecht te Simpang Ajnpat. — Goesti Matalie — Moedig ge-
drag van pembekkel Nassin. — De orang beama^ te Wasa- Wasa.
— Exachtige maatregelen tegen het beratip beama&l. — Gevecht
te Earoebang. r- De Vecht op de Lahey en Teweh. — Onder-
werping van Gamar en Tjitra Kasoema 282.
HOOFDSTUK XVII.
Vruchtelooze vervolging van demang Lehman. — Onderhande-
lingen met Amin Oelah. — Briefwisseling. — De vgandelgkheden
hervat 292.
HOOFDSTUK XVIII.
Gevecht te Passat. — Krygsverrigtingen in Amoenthay. —
Mislukte poging tot opligting van een Hoofd. — Uitwerking van
Hidayat*B onderwerping. — Bewegingen aan de Kahayan . . . 314.
HOOFDSTUK XIX.
Vgandige plannen van den sulthan van Passir. —• Zgn komst
te Bancj^ermasin. — Pogingen van pangerang Moeda om den
sulthan tot ongehoorzaamheid te bewegen. — Wangedrag en
schorsing van pangerang Moeda als Hoofd. — De Celebes en Vecht
op de Oostkust 323.
HOOFDSTUK XX
Lehman*8 laatste pogingen tot opstand vergdeld. — Togt
Digitized by VjOOQIC
Vm INHOUD.
BUub
der kolonne van Bennekom in het gebergte. — Zamengestelde
manoenvre van drie kolonnes. — Amin Oelah uit zgn schuillioek
te Boekit Hauk verdreven. — Toestand der bevolking van Doe-
Boen. — Vruohtelooze jagt op goesti Eassan^s bende. — De
Hoofden van Tjantong en Sampanahan te Bandjer 342.
HOOFDSTUK XXI.
Vervolging der laatste rooverbenden. — Belangryke arresta-
tiën. — Aanval op Moeara Mantallat. — Belooning van den
radja van Pagattan. — Afkondiging eener algemeene amnistie.
Togt naar de Teweh S57.
HOOFDSTUK XXII.
Onderwerping van goesti Kassan's zonen. — Praboe Anom en
Oebak te Batang Eoeloer. — - De laatste orang beamaSl gestraft —
Toestand der landschappen op de oostkust — Aftreding van den
chef der expeditie 381.
BIJLAGE A,
Naamlgst der HH. officieren en adjudant-onderofficieren, dd.
officieren, die van het jaar 1859 tet 1863 de expeditie in het
Bandjermassinsche rgk hebben medegemaakt 401.
BIJLAGB B.
Sterkte der troepen 408.
BULAGB O.
Kamen van Z. M. stoomschepen die aan de ei^ditie deel namen 409.
BIJLAGE D.
Naamlgst der officieren die gedurende den Bandjermassinschen
krgg gewond, gesneuveld of tengevolge der krggsverrigtingen
overleden zgn 410.
Aanhangsel 413.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK I.
HIDAYAT VAN APOEÏ VERDREVBN. — RANTAU AANGETAST. —
VBRKBNNINe VAN MOBARA AYOE, — ZBNDINa VAN KIAY
BANGA NITI. — DB BALI OP DE BABITO. — DJOEBA-
GAN KAOBT,— DB KINGSBERQEM OP DB OOSTKUST. —
JANUABIJ BN PBBBÜARIJ 1861. —
Wel had Yerspijck gelijk, zich niet te vleijen met de
hoop dat Hidayat aan den goeden raad van hadji Isah zou
gehoor geven. De geruchten omtrent Hidayat's moedeloos-
heid waren misschien juist gev^eest , doch bevestigd werden
zij niet. De werkelijke verblijfplaats van dat Hoofd bleef
een geheim; het lag in de taktiek des vijands daaromtrent
uiteenloopende berigten te geven , ten einde ons daardoor
op het dwaalspoor te houden; de gehechtheid der bevolking
aan Hidayat maakte dit gemakkelijk. Nu eens heette het dat
Hidayat te Apoeï of te Tomoeny op de grens van Koesan,
dan weder dat hij te Datar Blimbing of te Datar Laga op de
grens van Tjantong, volgens anderen dat hij in het rijk van
Passir schuilde; hoe het zij, déarin kwamen alle berigten
overeen dat hij, voorivlugtig en magteloos, zich op de ooste-
lijke grens van het rijk bleef ophouden en gedurig van
standplaats veranderde.
Dat hadji Boeyasin zich bij hem had aangesloten, was niet
H. 1
Digitized by
Google
onwaarschijnlijk; daarom werd er order gegeven aan Potthast
om (15 Januari) 1861) met 65 bajonetten van Mengappan
naar Apoeï te marcheren. Na een uiterst vermoeijenden
marsch betrekt die officier het bivak op een uur gaans be-
neden Mengamak, rukt 's anderen daags verder en stuit op
een woning waaruit een vijftigtal muitelingen vlugt. Potthast
heeft nog tijd een salvo te geven en brengt daarmede de
vlugtende bende een verlies van 3 dooden en 9 gekwetsten
toe. Naar de kleeding te oordeelen zijn het allen welgestelde
inlanders, waarschijnlijk Hoofden; een paard, eenige lansen,
klewangs en patronen vallen in onze handen. In de woning
vindt men een groot maal aangerigt; een oude vrouw daar
aanwezig zegt, dat de vlugtenden hier sints geruimen tijd
huishouden, de bevolking uit den omtrek alles ontnemen en
van den roof in weelde leven; wie zij zijn, verklaart zij niet
te weten. Onmiddelijk doormarcherende, vindt Potthast te
Apoei een uitgestrekt bivak, betrokken door 6 i 700 man
die in alle rigtingen op de vlugt slaan. Een 30 d 40tal hadji's,
die een soort van achterhoede vormen, worden nog eenige
oogenblikken vervolgd, doch door den grooten afstand en het
bedekte terrein niet ingehaald. Nadat de omtrek gezuiverd
en Hidayat's hoofdkwartier verbrand is, keert Potthast baar
Mengappan terug.
Toen Verspljck vernam dat de vijand teruggetrokken was
naar Rantau Boedjoer, een kampong op de grenzen van
Riam Kanan en Riam Kiwa, gelastte hij aan de postkomman-
danten van Mengappan, Pengaron, Moengoe Thayor en Ga-
doeng, een gemeenschappelijke beweging naar dat punt te
maken. De troepen onder Benschop en Stoecker liepen (in
de laatste dagen van Januarij) een uitgestrekt terrein door,
maakten hoogst vermoeijende marschen, doch ontmoetten
slechts enkele vijanden, daar de massa naar de hoogere
bergstreken van Riam Kiwa terug getrokken was. Althaüs
den 19"^ Februarij kwam te Martapoëra het berigt, dat een
Digitized by VjOOQIC
vijandelijke bende onder Said Sambas den kampong Limba-
hong-Tiga, drie marschdagen boven Baleh, bedreigde en
brandbrieven naar Raotau, Bekoela en Amawang hadgeson-
den ; zoomede dat Hidayat zich te Pramassan Kiri zoude op-
houden. Naardien Stoecker kampong Hadjawa bereikt en daar-
door de gemeenschap met Riam Kanan geopend had , was zijn
togt niet onbelangrijk. Langzaam keerde de bevolking van Riam
Kiwa uit de wouden terug, en andermaal werd zij veront-
rust door zendbrieven met het tjap (zegel) van Hidayat,
waarin hij gelastte om, door tusschenkomst van den pang-
hoeloe djaksa Ilakim, 50 realen aan hun sulthan (Hidayat)
te schenken, en leeilogt bijeen te brengen ten behoeve
van Antassari, die eerlang met 5000 man in de beneden-
landen zou vallen. Van onze zijde trachtte de militaire
kommandant, tevens controleur, de bevolking door middel
van zendelingra gerust te stellen.
In de assistent-residentie Bbrtapoera heerschte inJanuarij
een gewenschte rust. Door den honger gedreven, vertoon-
den zich nu en dan wel eenige opstandelingen in een of
anderen kampong, doch de bevolkingspatrouUles die der-
waarts gezonden werden , badd^ nimmer ontmoetingen en
vonden doorgaans de klagten overdreven. Van dergeiyke
rooveryen had men ook in den omtrek van M. Thayor eeni-
gen last; zij hielden evenwel op, toen 30 bsyonetten met
den controleur van Margasarie in een versterkt huis te
fienoea Alat gedetacheerd werden. Van de Dayaks die zich
in December 1860 naby Margasarie versterkt hadden, werd
verder niets vernomen.
In February was door een bende oen versterking aangelegd
in het Mangoeroehbosch , een paar uren beoosten Rantau.
De controlem* van Margasarie, die nu met 30 bajonetten tyde-
Ujk te Rantau geplaatst was, rukte 4en 10«» February met 25
man onder van JPoffelen derwaarts, en verbrandde de benting
Digitized by VjOOQIC
die op zijn nadering ontruimd werd. Acht dagen later (17
Februarij) tastte de vijand Rantau aan, doch werd door de
geringe bezetting afgeslagen en verjaagd, 's Anderendaags
kwam daar juist een kolonne aan onder Brinkgreve, die
van Amawang naar Bandjer terugkeerde; hiervan werd ge-
bruik gemaakt om, in vereeniging met van Puffelen, den
vijand op te zoeken. Nabij Nior trachtte men hem van twee
zijden te naderen ; volgens gewoonte stoof hij , ditmaal met
achterlating van een doode en twee gewonden, uiteen en
verdween spoorloos. — Op de tijding dat eenige muitelingen
zich te Antahan ophielden, rukte Cavaljé (22 Februarij) met
46 bajonetten uit, maar zag op de plaats komende, den
vijand verdwijnen.
Een patrouille uit de bosschen van Djohor (Tanah Laut)
terugkeerende, bragt (3 Januarij) een vijiligtal inboorlingen
mede, dat zich had onderworpen. Het waren de eenig
overgeblevenen van een bende, die door gebrek en ziekte
tot de helft gesmolten was. Te Batti-Batti werd nu een
tijdelijke post opgerigt. Dagelijks kwamen zich nog muite-
lingen in de kampongs neerzetten; daaronder waren velen,
die hadji Boeyasin hadden gevolgd naar Riam Kanan, doch
hem eindelijk verlaten hadden. De Tanah Laut was tot rust
gekomen; het volk in nieuwe kampongs gevestigd, begon
den arbeid in de ladangs en gedroeg zich ordelijk.
In de afdeeling Amoenthay liep het gerucht, datAntassari
met 300 man van de Mantallat-rivier opgebroken , naar Koe-
samby gemarcheerd was (boven Balangan), om vandaar de
vijandelijkheden in Amoenthay aan te wakkeren; verder dat
Djalil's broeder, zekere hadji Doelganie, ter hoogte van Toen-
dakkan een bende trachtte te verzamelen om op het volk van
Balangan den vermoedelijken dood zijns broeders te wreken.
In het begin van Januarij rukten troepen in verschillende
Digitized by VjOOQIC
rigtingen uit, om het land te zuiveren van de kleine benden
die hier en daar nog ronddwaalden; een kolonne marcheerde
over Tandjong naar Pringin, een andere naar Batoe Mandie,
een derde drong tot op if dagmarsch oostelijk van Pringin
door. Veel onbekend terrein werd bij die gelegenheid in
kaart gebragt. Ontmoetingen met den vijand hadden er niet
plaats ; nu en dan zag men vlugtelingen op grooten afstand.
Eichelberg maakte met 30 man (van 10 tot 18 Januarlj)
een verkenning tot Moeara Ayoe, waar hij de Hoofden ontmoette
die zich vroeger hadden schuil gehouden. Het voornaamste
Hoofd van hen, tommonggong Anoem, beloofde gehoorzaam-
heid aan het gouvernement; doch niet lang daarna ontston-
den er zware verdenkingen omtrent zijne opregtheid en ge-
loofde men dat hij de partij van Antassari aankleefde. Een
zendeling van den sulthan van Passir, Masman genoemd,
kwam hier ook zijne opwachting aan Eichelberg maken,
voorgevende door den sulthan belast te zijn om Anoem tot
de partij van het gouvernement over te halen. — Strengaerts
kwam (21 Januarlj) met 50 bajonetten van Tameang Layang
een verkenning naar Tabalong maken. Zijne tegenwoordigheid
werd benuttigd om met 80 bajonetten Boedjoeang een be-
zoek te brengen. Die kampong lag 5 uren gaans van Tabalong
en was bewoond door weerspannige Dayaks van Teweh,
Passir en de Barito; toen de kolonne daar aankwam, vond
men de plaats verlaten en de bevolking naar Passir geweken.
hl Februarij heerschten er weder groote onrust en span-
ning onder de bevolking van verscheidene plaatsen, die op
2 en 3 dagmarschen van Amoenthay lagen, en hoewel de
derwaarts uitgezonden patrouilles geen muitelingen zagen,
deden toch enkele moorden en de buitengewone angst
der bevolking nieuwe vijandelijkheden duchten. Overal was
men op zijne hoede en stond men gereed de vreedzame
inboorlingen bij te springen.
Er werd verhaald dat Djalil in een vroeger gevecht ge-
Digitized by VjOOQIC
sneuveld en te Toendakkan , oostwaarts van Pringin, begraven
was. Bij gebrek aan gezonde oflBcieren kreeg de dienstdoende
officier Backerus bevel om zich daarvan te gaan overtuigen,
liet 85 bajonetten en 40 man hulptroepen bereikte hij kam-
pong Joam, en keerde toen (6 Februarij) terug, daar de
gids verklaard had den weg niet verder te kennen. Op den
terugmarsch werd de kolonne uit elk digt boschje, van achter
eiken zwaren boom met kogels begroet; herhaaldelijk was
men genoodzaakt halt te houden en den vijand met de bajonet
terug te drijven. Eerst op een halfuur afstands van Pringin hield
de vijand af. — Voorzien van andere gidsen, rukt van der Wijck
(12 Februarij) in dezelfde rigting uit, en komt voor een moe-
ras waar de vijand zich aan den overkant heeil opgesteld
en hem met geweervuur ontvangt. Met verlies van een
doode en twee gekwetsten trekt hij het moeras over en
verdrijft den vijand; doch ook nu beweren de gidsen den weg
niet verder te kennen. Steeds door den vijand vervolgd,
trekt van der Wijck terug en krijgt nog eenige gewonden
onder de koelies. — Ten derdenmale (21 Februarij) trachtte
van der Wijck, aan het hoofd eener kolonne van 90 bajo-
netten en 25 man hulptroepen, nu langs een andere zijde,
Toendakkan te bereiken. Verder dan het moeras, dat hij bij
den vorigen togt doortrok, kon hij evenwel niet voortdrin-
gen ; hij zond de gidsen die hij van onwil verdacht hield als ge-
vangenen terug, en vroeg anderen. Het bleek echter, dat het
terrein verderop geheel overstroomd en Toendakkan gedu-
rende den regentijd werkelijk ontoegankelijk was. De expeditie
werd daarop tot gunstiger gelegenheid uitgesteld.
Het gelukte den wakkeren Hojel in AUei het Hoofd van
Bogandie, en twee bekende muitelingen, Sakar en Taip ge-
vangen te nemen. Demang Lehman had intusschen te Lim-
parto, op de oostelijke grens van Allei, een drie honderd
man bijeengebragt, en maakte daarmede strooptogten inden
Digitized by VjOOQIC
ointrek. Verscheidene patrouilles werden dientengevolge van
P^ntey Hambawang en Barabei-ie uitgezonden, om de kampongs
Njagoeng, Oewai-wai, Djatti, Bander Gentoewan, enz. te be-
schermen. Slechts een nachtelijke patrouille door von Ende
gemaakt, was in de gelegenheid eenige schoten op den
vlugtenden vijand te lossen ; alle anderen hadden wel is waar
geen ontmoetingen, maar slaagden er toch in, verscheidene
spionnen en kwaadwilligen te vatten.
Op den i9^ Januari) trok van der Heijden met van Haaden
ep Coevoet 70 bajonetten en een mortier naar Limpasso,
waar versterkingen waren opgerigt. Gedurende dien marsch
ging men uren lang tot aan den buik door het water*; maar
niettegenstaande die buitengewone hinderpalen, vielen de
versterkingen hoc goed ook aangelegd en hoe voldoende
ook bezet, een voor een in onze handen. De vijand be-
paalde zich tot het afvuren zijner lilla*s en geweren en sloeg
toen op de vlugt. — Een nachtelijke patrouille onder van
Haallen naar Kemoeyang (25 Januarij) geraakte handgemeen
l^et een kleine bende muilelingen, versloeg die, en maakte
eenige wapens, alsmede Lehraan's rozenkrans buit.
Joeda Karsa stond te Mahang, gelegen tusschen Djatohen
Djeranie, aan het hoofd van een tweede bende. Daartegen
zond van der Heijden van drie zijden afzonderlijke detache-
menten af, aangevoerd door Munters , van Haaften en dienst-
doenden officier de Reussy. De beweging werd met beleid
uitgevoerd ; elk detachement geraakte slaags met een onder-
deel der bende; zonder verlies van onze zijde kreeg de vij-
and drie dooden en een aantal gekwetsten. Hoewel de bende
geheel uiteengeslagen werd, gelukte het niet , om Joeda Karsa
in handen te krijgen. — Een paar dagen later werd de kam-
pong Pladjou door de nmitelingen aangetast; de bevolking
liep te wapen, sloeg den aanval af, en bragt het hoofd van
een gesneuvelden vijand in o^ze versterking.
Den 3^° Februarij berigtte het Hoofd van Kangas, dat pan:f
Digitized by VjOOQIC
gerang Praboe, vorst van Sampanahan, met een gevolg van
60 man op weg naar Amoenthay, waar hij den regent
wenschte te ontmoeten, door demang Lehman tegengehouden
en daarna teruggetrokken was. Een togt van kapitein Ha-
makers met 80 bajonetten naar het Mandella-gebergte (12—17
Februari)) liep zonder ontmoetingen af.
Te Rantawan, op Si uur van Barabei-ie, werd door den
1«° luitenant Munters een post opgerigt voor 50 è 60 man, be-
staande uit een versterkt huis met palissadering en twee
cirkelvormige bastions. Hojel zou er het kommando voeren.
Meer dan de wapenen was het verraad des vijands te
duchten; maar al te dikwijls had men dit reeds ondervonden,
't Was evenwel toch een nieuwe teleurstelling, uit het ver-
hoor van een paar gevangenen te vernemen, dat ook de
distriktshoofden van Amawang, kiay Ranamangala, en van
Negara, kiay Mohamad Nassim, met den vijand heulden.
Ranamangala, het Hoofd dat zijn eigen kampong tegen de
muitelingen verdedigde (zie pag. 335, l»***dl.), en sedert dien
tijd het vertrouwen en menige gunst van het bestuur genoot,
werd verdacht niet slechts al onze bewegingen aan den
vijand te verraden , maar hem zelfs in het geheim van levens-
middelen te voorzien. Behalve de opbrengst zijner rooftog-
ten, bezat de vijand geen andere bronnen van beslaan dan
het goud en de diamanten die hij uit den grond groef en
tegen rijst en munitie inruilde. Niet Ranamangala alleen
vond hij tot dien ruilhandel genegen, maar ook een aantal
pembekkels, gidsen en spionnen, die wij meenden dat onze
partij waren toegedaan, hadden hem sedert lang gediend.
Nu werd het duidelijk waarom de best overlegde plannen
mislukten; waarom onze patrouilles, hoe stil ook, bij nacht
zelfs uilrukkende, steeds den vijand op zijne hoede of voort-
vlugtig vonden; waarom de gidsen onze kolonnen langs ver-
keerde wegen voerden, waarom de spionnen slechts halve
Digitized by VjOOQIC
berigten aanbragten. Nu baarde hei geen verwondering
meer dat zoo zelden vijandelijke spionnen in onze handen
vielen, dat zoo dikwijls hardnekkig nagejaagde Hoofden onze
vervolging ontkwamen; de kampongshoofden , die wij trouw
waanden, verborgen hen, onttrokken hen aan ons oog. Op
het berigt dat de gezagvoerder van Amandit, een twaalftal per-
sonen, waaronder ook de twee genoemde distriktshoofden, in
hechtenis had genomen, zond Yerspijck den auditeur van
Leeuwen onmiddelijk derwaarts, met last een naauwgezet
onderzoek te doen. Dientengevolge werden in Februarij
het distriktshoofd, twee pembekkels en een hadji van Ne-
gara, van verraad overtuigd en door den krijgsraad veroor-
deeld tot den dood met den strop. De majoor-resident
stelde de uitvoering van het vonnis zes weken uit, om de
veroordeelden in de gelegenheid te stellen door middel
hunner betrekkingen eenige voorname Hoofden des opstands
over te leveren.
Op militair gebied viel overigens weinig belangrijks voor.
Den 2"" Januarij werd de nieuwe versterking te Kendangan be-
trokken, de oude aan het distriktshoofd ter bezetting afgestaan.
Nabij Paggar Hano, op den berg Oera, werden de bouwstoffen
voor een benting vernield, door een patrouille die den 20«"
Januarij derwaarts was gezonden. Zes dagen later legde een
andere patrouille de hand op Djajapati, Hoofd der Orang
Boebit, en op eenige zijner volgelingen, die beschuldigd waren
van met den vijand te heulen nadat zij het gouvernement
trouw hadden gezworen. Bij die gelegenheid werd Soeto Karsa's
broeder door een geweerkogel gedood en was men verpligt
twee weerspannige gevangenen, Kamar en Wahat, af te maken.
Eenige wapenen en brieven van Amin Oelah vielen in onze
handen.
Den 6«" Februarij ontving men op het onverwachts de
tijding, dat demang Lehman met een groote magt den
kampong Hankinang, gelegen tusschen Pantey Hambawang en
Digitized by VjOOQIC
10
Kendangan, had aangevallen. Verspijck zond den i«» luite*
iiant*adjudant Brinkgreve met 50 man tot versterking der
bezetting van Kendangan, en liet ook in Allei maatregelen
nemen om aanv^ülend te handelen. Kapitein Vos, die het eerst
op de plaats kwam, vond het berigt overdreven; de inval
had zich bepaald tot een bende van vijftig muitelingen onder
zekeren Tamboenan die de voorhanden zijnde rijst uit den
kampong had geroofd en daarop in het Mandella-gebergte
was teruggekeerd, doch de bevolking dermate met schrik
bad vervuld , dat verscheiden kampongs verlaten waren.
Toen Brinkgreve te Kendangan aangekomen was, werd het
terrein tusschen Pantey Hambawang en het Mandella-ge-
bergte stelselmatig doorzocht, doch de vijand nergens ge-
vonden. Eenige spionnen vielen in onze handen; bij die
gelegenheid was de bevolking ons behulpzaam. De verlaten
kampongs werden wéér bewoond, en uitgezonderd eenige
sluipmoorden en rooverijen van rondzwervende muitelingen,
werd de rust niet meer gestoord.
De nieuwe versterking aan de Hengkatip werd den 10
Januarij betrokken en de Suriname daarop naar Bandjer
teruggezonden.
Reeds in December van het vorige jaar had de majoor-
resident zekeren kiay Ranga Nili, die in Boven-Doesoen
goed bekend was, een zending derwaarts opgedragen om den
geest der bevolking te onderzoeken en te trachten haar op
ooze band te brengen. In Januarij rapporteerde kiay Ranga,
dat de bevolking van Mantallat en Tanah Bau den sulthan (!)
Antassari* getrouw aanhing, doch dat die der lagere landen
ongetwijfeld tot ooze zyde zoude overgaan indien zij de
wraak hunner naburen niet vreesde; dat Antassari zich an*
dermaal gereed maakte naar Amoenthay te trekken, en dat
twee andere Hoofden, Wanggang en Anang, met 500 man
overland naar Sihong en Pattay wilden oprukken. Van Meng*
Digitized by VjOOQIC
11
katip luidden echter de berigten geruststellend. In Karrouw
bleef men in verzet ; in afgelegen kampongs werden nu en
dan eenige koppen gesneld. Het Hoofd van het land-
schap bad noodig geoordeeld zich te versterken en steunde
voorts op den bijstand der bezetting van Tameang Layang,
wanneer hij vroeg of laat mogt aangevallen worden. Sihong,
Patiay, Pakoe en Dayoe bleven gehoorzaam.
Bij een volgend rapport (11 Februari)) meldde kiay Ranga,
dat Antassari werkelijk naar Tanah Bau was opgerukt met
het voornemen om door Karrouw tegen Amoenlhay , Sihong en
Pattay te trekken; dat zendelingen voorzien met toembak ber-
lilit (piek) en vlag , naar de Kapoeas en Kahayan gezonden
waren om daar volk te werven, en dat het gebrek aan rijst
en tabak in de Boven-Doesoen nijpend werd. Sedert hielden
de berigten van den kiay geheel op. Den 26«° Februarij
zag men het rakit van kiay Martadjaja, een zijner volgelin-
gen, op de Barito dry ven met alle kenteekenen van een
bloedige worsteling. Antassari had dus den zendeling met
zijn gevolg afgemaakt. Het Hoofd van Doesoen Ilir, Wira
Bangsa, werd in zijn versterkten kampong Babai bedreigd en
vroeg dringend om hulp. Verspljck zond onmiddelijk de
Kiogsbergen derwaarts, doch Wira Bangsa wachtte dat schip
niet af. Door vrees overmand, verliet hij met zijn volk Babai
en zocht een schuilplaats in onze versterking te Mengkatip.
Toen daarop berigt ontvangen werd dat het Hoofd van Sihong,
de brave Soeta Ono, te Telang door Antassari was aangevallen,
droeg Verspljck den kommandant der Bali op om met zijn bo-
dem, een kruisboot en den sleper van Os, Telang te ont-
zetten, en daarna versterkt door een detachement van 40 ba-
jonetten onder Beeckman , civiel en militair gezaghebber
van Marabahan , hooger op te stoomen ten einde de bewe-
ging der Koeteinezen van de zijde der Barito te ondersteunen.
Bepaalde orders konden hier niet gegeven worden ; slechts in
algemeene trekken kreeg de kommandant van de Bali last de be-
Digitized by VjOOQIC
12
woners der Boven-Barito, vooral die aan de Mantallat, Teweh
en Labey zoo veel mogelijk afbreuk te doen; overigens werd
het aan zijn oordeel overgelaten om naar omstandigheden te
handelen, zoo noodig den sleper van Os te gebruiken, en de
Bali bij sterk vallend water terug te zenden.
Een belangrijke gebeurtenis had in Januarij aan de Kapoeas
plaats. Itadin Maas Anoem ook genoemd Djoeragan Kaoet,
de beruchte koppensneller , het gevreesde Hoofd der Midden-
Kapoeas , de persoon die in Augustus 1859 den aanval op
Poeloe Petak leidde , waarvan luitenant Bichon het slagtoffer
was geweest, werd onschadelijk gemaakt. Aangemoedigd
door de goede ontvangst die andere Hoofden te Kwalla Kapoeas
hadden ondervonden, misschien in de hoop door verraad
een nieuw bloedbad aan te rigten , zakte hij de rivier af en
meldde zich aan bij den postkommandant. Deze was evenwel
op zijne hoede , en liet hem onmiddelijk naar Benoea Madang
overbrengen. Groot was de vreugde over die aanhouding, zelfs
bij zijn eigen volk, dat alleen door vrees weerhouden was
zich van den geweldenaar te ontdoen. Luitenant Perelaer, die
met Caspersz en 50 bajonetten aan boord van de van Os Kotta
Baroe , de woonplaats van Kaoet , bezocht , en door de bevol-
king een ander Hoofd liet kiezen , kreeg hiervan de overtui-
ging. Het vermoorden van Pati Singa Djaja, Hoofd vanSie-
rat , bevestigde zich volkomen. In Februari) kwam het nieuw
gekozen Hoofd van Kotta Baroe de rivier af, om den eed
van getrouwheid af te leggen.
In Kahayan waren de zendelingen van Antassari ijverig aan
het werven. Tommonggong Toendan , Hoofd van Midden-
Kahayan, had zich bij Antassari aangesloten.
Te Sampit heerschte orde; op een ibspectiereis van 10 tot
en met 23 Februarij langs de Mandawé-rivier, ontving de
civiele gezaghebber niets dan bewijzen van goedgezindheid.
Digitized by VjOOQIC
18
In het algemeen kon daar de toestand van zaken niet on-
gunstig genoemd worden. Hidayat zwierf van de eene plaats
naar de andere, om niet in onze handen te vallen, en be-
moeide zich weinig meer roet de leiding van den opstand.
Antassari kon slechts zijne zwakke krachten meten met de
bevolking der noordelijkste gewesten van Bandjermasin. Ten
westen van onze keten van versterkingen heerschte overal rust;
oostelijk daarvan werd die alleen gestoord door rooverbenden.
Terwijl op de oostkust de Suriname hare zending volbragt,
berigtte de assistent-resident van Koetei dat de sulthan van
Passir genegen was het hoofd in den schoot te leggen en
slechts door vrees weerhouden werd om zich te onderwer-
pen. Dit noopte Verspijck ook de Kingsbergen naar de oost-
kust te zenden en den assistent-resident van Koetei op te dra-
gen, om den vorst van Passir te bezoeken en hem aan te manen
naar Bandjer Ie gaan, waar hij reeds drie jaren gewacht
werd om zijn aanstelling te ontvangen. Zeer onaangenaam
werd de sulthan verrast, toen onverwacht (29 Januarij) twee
oorlogstoomers het anker lieten vallen voor den kraton, die
tot nu toe voor zulke bodems ongenaakbaar geacht werd.
Diepen indruk maakte het op den sulthan toen 's anderen
daags de assistent-resident, vergezeld van den luitenanX de
Brauw, in een talrijke vergadering van grooten des rijks, hem
tot onderwerping en gehoorzaamheid aanmaande; groote
beweging veroorzaakte de eisch van den vertegenwoordiger
van het Nederlandsche gouvernement, om ten blijke van on-
derwerping voor den resident van Bandjer te verschijnen.
Hoewel dralende en huiverig , beloofde de sulthan nogtans om
binnen A maanden aan dien last te voldoen.
Ook de vorsten van Tjingal, Menoengoel en Bangkalaan, van
Sampanahan en Tjantüng kregen een bezoek van den assistent-
resident en werden door hem aan hun pligt herinnerd.
De regerende pangerang van Tjingal, Menoengoel en Bang-
Kalaan verscheen kort daarop te Bandjer, beloofde trouw, en
Digitized by VjOOQIC
14
bood zelfs zijoe dieasten aan tot demping van den opstand;
daar hij veel invloed op zijne naburen uitoefende en op vriend-
schappelijken voet stond met den sulthan van Passir , voedde
men de hoop dat de geheele oostkust, die zich sedert een
tiental jaren onafhankelijk waande, weldra Hot den normalen
toestand zou zijn terug gebragt.
Den ^5^ Februarij waren beide stoomschepen weder te
Bandjer terug en bragten de tijding mede dat op 1 Maart de
inval der Koeteinezen in de Boven-Doesoen zoude aanvangen*
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK II.
TOöï VAN VAN VLOTEN NAAB DB QEÏNS VAN KOSSAN. —
PATROTTILLB IN MAM KIWA, MARTAPOBKA BN AMANBIT. —
HANDBLINGBN VAN DB BALI BN KINOSBBBGBN. —
ZIJDBLINGSOnB POQING OM HIDATAT TOT ONDBR-
WBRPINÖ TB BBWBGBN. — MAART 1861.
Even als te Bandjermasia , bleef ook ie Marlapoera de rust
ongestoord. Alleen . langs de TEq>inrivier hadden eenige
schermutselingen met stroopende benden plaats.
Reeds op den 18<» Februari) was von Ende van Bal^
(gerukt om langs de Riam Kiwa, Said Sambas te gê-
moet te trekken, die Rantau, Bekoela en Ambawang be-
dreigde. Kapitein van Vloten, vergezeld door den regent, was
aan het hoofd van 100 bajonetten en een mortier tot het-
zelfde doel uit Martapoera naar Pengaron gemarcheerd,
vanwaar hij den 24^» verder het land inrukte en tot de
grenzen van Koesan doordrong. Op dien togt, die zes
dagen duurde, werd de kampong Amalang, de woonplaats
van Goena Widjaja, Melano, waar demang L^man verblijf
had gehouden, en eea groote woning in de wildernis in aan-
bouw, die voor Hidayat was bestemd, aan de vlammen prijs
gegeven. Hidayat vlugtte in de rigiing van Pramassan, de-
mang Lehman naar Mengappaq. Slechts door gebrek aan
Digitized by VjOOQIC
16
schoeisel en het groote aantal soldaten dat aan beenwonden
leed, werd de marsch gestaakt. Van Vloten zelf leed aan
dyssenterie. Een flankeur bleef, onder het marcheren, van ver-
moeljenis op de plaats dood. Ten gevolge van dien togt
kwam een groot aantal zwervende inlanders in onderwer-
ping en keerde naar hun kampong terug.
Op den 2(H en 21 ~ maakte Benschop een patrouille naar
Pamatang Petitie, een kampong tusschen Moengoe Thayor en
Soengej Raya in de wildernis gelegen. Begunstigd door de
duisternis en het slechte weder, gelukte het hem de waak-
zaamheid des vijands te verschalken en zes gevangenen te
maken, waaronder den beruchten broeder van AU Achbar.
Van Mengappan gingen verscheidene patrouilles langs de Riam
Kanan, om de muitelingen uit hunne geheimste schuilhoeken te
verjagen. Luitenant van Sorgen o. a. tastte (6 Maart) bij Soen-
gej Pamar Tjoekan een bende aan , deed vijf muitelingen in
het stof bijten en maakte twee gevangenen. Cavaljé , geleid
door een dier gevangenen, bragt op een togt naar Soengej
Miak den vijand een verlies van eenige dooden en gewon-
den toe (8 Maart), en vernielde een grooten voorraad padie
en munitie. Begunstigd door regen en duisternis, wist de
gids van het bivak te ontvlugten. De meeste patrouilles
kwamen evenwel terug, zonder, of slechts op een grooten
afstand, den vijand gezien te hebben.
Saleh , die vroeger als spion vele diensten had bewezen en
sedert zes mjianden door Antaloedin's broeders gevangen
werd gehouden, wist te ontsnappen en berigtte den kom-
mandant van Pengaron, dat de hoofdmuitelingen Boeko Daoet
en Doela hun hoofdkwartier nabij Pamatang Petitie hielden,
met meer dan 2Ü0 mannen met geweren gewapend; dat
zij gedurig kleine benden uitzondeii om den weg tus-
schen Mataraman en Moengoe Thayor onveilig te maken.
Onmiddelijk werden 30 bajonetten van Martapoera tot ver-
sterking van Pengaron gezonden en gelast een nachtelijken
Digitized by VjOOQIC
17
togt naar Petitie te ondernemen. Benschop plaatstezich zelf
aan het hoofd eener kolonne van 47 bajonellen en mar-
cheerde den 20"» Maart langs den weg die naar s. Raya
en s. Djeming leidt en door de zware regens moeijelijk te
begaan was; tegen het middaguur betrok hij het bivak.
Het doel van den logt lag ongeveer 3 uur gaans verder.
Bij het vallen van den avond opbrekende, marcheert hij in
stilte door, totdat hij eenige lichten gewaar wordt. Daér
bevonden zich eenige muitelingen. Benschop splitst zijn de-
tachement in twee afdeelingen en neemt zijne maatregelen zóó
goed , dat een huis wordt omsingeld en zes mannen gevangen
genomen worden. Poe Said, Ali Achbar's broeder, de moor-
denaar van den heer Jacob, is er een van; de hoed van
Jacob wordt zelfs nog gevonden. Sergeant Krompkamp is
alleen gewond door een beet. Schoon de kolonne metonge-
loofelijk veel zwarigheden te kampen had om door het donkere
woud terug te keeren, bereikte zij echter ten 3 uur het bivak.
Den 21*" gingen op nieuw verschillende patrouilles uit,
doch troffen geen muitelingen aan; en den 22'''' keerde
Benschop naar Pengaron terug. — Een kleine bende, ge-
leid door tommonggong Gamar, viel (19 Maart) in den
kampong Karang Intan, vermoordde het distriktshoofd , stak
zijn woning in brand en verdween daarna spoorloos. Mili-
taire- en bevolkingspatrouilles zochten haar te vergeefs. —
Uit Moengoe Thayor en Rantau zond men eveneens pa-
trouilles uit, onder kapitein Engel en den 2*" luitenant van
Sorgen, die eenige padieschuren des vijands ontdekten en
vernielden. — In den nacht van 3 op 4 Maart werd onze
post te Rantau beschoten. — Bij het opsporen van een vij-
andig Hoofd Sampang , onder leiding, van den controleur
van Margasarie, door een patrouille onder van Puffelcn,
maakte een gids zich weder aan verraad schuldig, 's Nachts
het bivak verlatende, vermoordde hij den fuselier Aras die
hem dit wilde beletten. De majoor Yerspijck vaardigde
H. 2
Digitized by VjOOQIC
18
daarop strenge bevelen uit omtrent bet behandelen van gid-
sen en gevangenen. — Den 20*° Maart werd de bezetting
(30 man) van Ranlau met 25 bajonetten onder de Coenens
versterkt, om in overeenstemming met den postkommandant
van Moengoe Thayor het distrikt Margasarie van vijandea
te zuiveren. De pembekkel van M. Thayor, beschuldigd van
den vijand van munitie en levensmiddelen te voorzien , werd
met zijn gezin gearresteerd.
Ten gevolge der laatste troepenbewegingen, verliet pem-
bekkel Doeraip Tanah Laut en viel kiay Demang, op wiens
hoofd een premie van f 30ü stond, in onze handen. Onze
zendeling hadji Malalie trof hem aan in een bosch nabij
Tabanio. Hoewel met een geweer en twee pistolen gewa-
pend, gaf hij zich over, toen hij zich omsingeld zag. — De
rust was nu geheel wedergekeerd in de afdeeling; handel
en nijverheid ontwikkelden zich zigtbaar. Men verhaalde
dat kiay Lang Lang, die zich eenigen tijd in Riam Kanan
had schuil gehouden , naar Batoe Tongko was teruggekeerd*
Aan het Hoofd dier plaats werd de last opgedragen, dien
muiteling ie vatten.
Veroorloofde de regenmoesson aan onze patrouilles niet
om zich in de afdeeling Amoenthay vrij te bewegen, het
voornemen van den vijand om onze versterkingen aan te
vallen werd welligt om dezelfde reden verijdeld. Slechts on-
beduidende schermutselingen hadden hier en daar plaats.
Van der Wijck verliet (den IS''") Pringin met een kolonne,
om zich te overtuigen of kampong Assap door den vijand
bezet was. Hij vond die plaats evenwel verlaten. Op den
terugmarsch werd hij nu eens uit de verte, dan van meer
nabij uit bedekte stellingen bij rivierovergangen beschoten.
Een gids sneuvelde en een flankeur werd gewond.
Den21<"' Maart berigtte men, dat een belangrijke vijandelij-
Digitized by VjOOQIC
19
ke magt uit Passir en Boven-Doesoen was afgekomen en Tie-
djau, twee marschdagen boven Tabalong , reeds had bereikt.
Hoewel van Oijen dergelijke berigten — zoo dikwijls uitgestrooid
en even dikwijls onjuist bevonden — wantrouwde, liet hij ech-
ter een kolonne, sterk 100 bajonetten, één mortier, en 75 man '
hulptroepen onder demang Joeda, te Tabalong zamentrekken
en onder bevel van Eichelberg naar Tiedjau oprukken. De
kolonne ondervond noch daar , noch bij een paar andere
kampongs Z. 0. van Tabalong, eenige vijande lijkheid. De be-
volking, ofschoon zonder twijfel niet op onze hand , ontweek
echter de troepen niet en gaf evenmin aanleiding tot bestraf-
fing. Met dezelfde kolonne maakte Eichelberg (van 29 Maail tot
6 April) andermaal een togt en bezocht Pedangin, Tandjong,
Pengabang, Kayt Kayt en Padang Batong. Aanvankelijk trachtte
de gids de kolonne naar Moerang Assap te geleiden, doch
door Eichelberg gewaarschuwd zijnde dat Moeda Karsa in
zijne woning overvallen moest worden, sloeg hij een ander
pad in en bragt de kolonne een half uur later zoo onver-
wacht voor de gezochte woning, dat er geen gelegenheid
meer was om het huis ongemerkt te omsingelen. Van der
Wijck liet daarom de voorhoede een salvo lossen en stormde
er toen op los. De vijand liet alles in den steek, zelfs zijne
wapens, en ontvlugtte; bloedplassen toonden duidelijk dat
er velen gewond waren. De hoofdtroep trok inmiddels het
bosch om, dat achter de woning lag, stootte op een lOOtal
gewapende Dayaks en verjoeg hen eveneens met een enkel
salvo. Op het bivak mengde zich onder de koelies een
Dayak, een spion des vijands. Toen hij zich bij het arres-
teren met zijn parang verdedigde, werd hij doodgeschoten.
Verdere ontmoetingen had de kolonne niet.
Door een gevangene op het spoor gebragt van een komplot
te Kendangan om den vijand in 't geheim te ondersteunen,
zond Verspijckden waarnemend auditeur-militair, 1"^ luitenant
Verburgh, derwaarts^ Dit had verscheidene in hechtenisnemin-
Digitized by VjOOQIC
20
gen ten gevolge. Het bleek dat enkele pembekkels zich van
vrouwen bedienden om den vijand van het noodige te voorzien.
Te Negara werd het nieuw benoemd Hoofd, kiay Sarie, door
den assistent-resident van Amoenthay , kapitein van Oijen in
tegenwoordigheid van den controleur, den muilLi en alle
Hoofden plegtig geïnstalleerd.
Den 5^" Maart rukte van der Heijden met 100 man van
Barabei-ie naar Rantawan om een tijdelijken post op te
rigten. Munters bleef daar met 75 bajonetten en i morlierin
bezetting achter.
Djaja Warna's bende verliet Allei, nadat zij een aanval
op kampong Ranlau gedaan had, die door de inwoners zelven
was afgeslagen.
Loera Hassin ontving van Hidayat edelgesteenten om de
bevolking dier streken tegen het gouvernement op te rui-
jen. Mahamit, pembekkel van Benoea Koepang, die dit aan
den kommandant van Barabei-ie mededeelde, vroeg en ver-
kreeg eenige gewapende kettinggangers en politiebeambten
tot zijne beschikking en nam Hassin gevangen. Zoowel in
Amandit als in Allei werden nog een aantal verdachte inwoners
gearresteerd, waardoor veel werd bijgedragen om den vijand
uit die streken verwijderd te houden. Door de menigvul-
dige regens werd het uitzenden van doorzoekingspatrouilles
gestaakt. Kapitein Vos was door ziekte genoodzaakt zich
tijdelijk van Kendangan te laten aflossen. De % luitenant
Muller kreeg het militair, Smagge het civiel gezag.
In het algemeen was de tegenpartij geen vijand, doch
meer een rooverslroep te noemen , die zich thans bepaalde
tot het plunderen van afgelegen kampongs en het ombrengen
van goedgezinde Hoofden door sluipmoord. Het gezigt van
een paar bajonetten was voldoende haar op de vlugt te jagen.
Indien nu Antassari door de Koeteinezen uit de Boven-Doesoen
werd verdreven, en de vorsten aan de Oostkust zich slechts on-
Digitized by VjOOQIC
21
zljdig hielden, zou de opstand spoedig geheel bedwongen zijn.
Zagen wij (pag. 10) de Kingsbergen met spoed naar
Babai stooraen om ons Hoofd loera' Wira Bangsa ter hulp
te komen, Babai was echter, evenmin als Telang, aange-
vallen, en de toestand veel gunstiger dan de berigten aan-
vankelijk deden veronderstellen. De Bali vereenigde zich den
9^ Maart met de Kingsbergen en stoomde gezamenlijk met
haar de Barito op. Toen de kommandant te Parang Lahong be-
merkte dat het water sterk aan het vallen was, nam hij terstond
het besluit om de troepen zoo veel mogelijk op de Kings-
bergen, kruisboot en tjuniapraauw te laten overgaan, en
aan Rijk, den kommandant der Kingsbergen, de leiding van
den togt op te dragen. Met de Bali terugkeerende , kwam
hij echter nabij Mantallat aan den grond, en daar het water
bleef vallen, was het vaartuig onmogelijk vlot te krijgen.
De Suriname met eenige laadbooten door Verspijck on-
middellijk ter hulpe gezonden , liep zelve gevaar vast te ge-
raken en keerde onverrigter zake naar Bandjer terug; onder
weg had hij een inlandsch matroos verloren door het vuur
van den vijand, die zich bedekt aan den oever had opge-
steld. De Bali werd nu gestut, en bleef in een meer of min
hagchelijken toestand in de Barito liggen, in afwachting van
een bandjer die in dit jaargetijde niet ongewoon waren. Den
iS'^" April kwam er ook een aanmerkelijke rijzing in het
water en gelukte het den sleper van Os om de Bali vlot
te brengen. Op den terugtogt naar Bandjer, werd met den
sleper van Os de s. Ayo, vijf mijlen landwaarts in verkend.
Hier en daar verdreef men den vijand, die ons achter pa-
lissaderingen met klein geweervuur bestookte, en verbrandde
men zijne woningen en padieschuren.
Inmiddels was de Kingsbergen aan de monding der Te-
weh gekomen en al dadelijk bezocht door den zendeling
kiay Ranga Niti, dien men vermoord waande. Deze deelde
Digitized by VjOOQIC
22
mede dat van een inval der Koeteinezen nog niets bekend
was, maar wèl dat zij schriftelijk daarmede gedreigd badden,
indien de bewoners van Boven-Doesoen zich niet spoedig aan
het gouvernement onderwierpen ; de Hoofden gaven voor daar-
toe genegen te zijn , doch weigerden zich te vertoonen. Verder
berigtte hij dat Antassari zich te Mantallat ophield en nu en dan
strooptoglen in Karrouw liet doen ; dat hij in het bezit was van
de jol en de vlet der Onrust, en er in den kampong Laoen nog
vele officiersgoederen, als epauletten, kleederen en portretten
verborgen waren ; dat er geen enkel Europeaan der equipage
van de Onrust in leven was en slechts een inlandsch be-
diende gespaard bleef, die te BahanSoerapati als slaat diende;
eindelijk dat de s. Lahey met den ankerketting van de Onrust
was afgesloten. Rijk liet toen (16 Maarl) 138 man onder
Maa« Geesteranus luitenant ter zee 2< klasse overgaan op
de kruisboot, tjunia en de sloepen; daarmede (17 Maart)
de Teweh opvaren en de drie bentings opzoeken die
gezegd werden aan den oever opgeworpen te zijn. Nadat
reeds eenige verlaten huizen waren gezien, ontdekte deflo-
tille tegen den middag den kampong Hadjak, waaruit men
nog eenige bewoners zag vlugten. In een gepalissadeerd
huis werden eenige voorwerpen van de Onrust gevonden
en een maleisch briefje waarin de bedreigde inval der Koe-
teinezen werd bekend gemaakt. Dien dag roeide men tot 6
uur 's avonds verder de rivier op, en vervolgde 's anderen-
daags den togt zonder kruisboot. Te 12 uur had men nog
niets dan digt begroeid terrein gezien ; volgens den gids zou
men, steeds doorroeijende, dien dag den eerstvolgenden kam-
pong nog niet bereiken. Toen keerde men terug naar de
Kingsbergen. Door het vallen van het water besloot de
kommandant af te zakken tot kampong Inoeh, en 's anderen-
daags voor de s. Mantallat te ankeren. Daar evenwel het wa-
ter steeds bleef vallen en een expeditie op de Mantallat
dus onmogelQk werd, liet de kommandant de Kingsbergen
Digitized by VjOOQIC
28
mei de andere vaartuigen naar de hoofdplaats terugkeeren.
Verspijck ontving inmiddels van Soerapati den volgenden
brief geschreven den ^«n Maart, en mede-onderleekend door
28 kampongshoofden.
•Deze brief voortkomende uit een rein hart (!) en verge-
zeld van vele groeten en eerbied, komt van mij kiay torn-
monggong Djang Pali Djaya Radja (nieuwe titel van Soera-
pati), die bekent zich met de onder hem staande Hoofden
en bevolking te willen beleren en zich onder bescherming
van den Grooten Heer te Bandjermasin te stellen.
fik, kiay tommonggong Djang Pati Djaya Radja, ben met
ai de onder mij staande Hoofden en bevolking overeengeko-
men, aan den inhoud van den tjap van den Grooten Heer
te voldoen.
BOmtrent de daarin voorkomende vraag: wie door de be-
volking in de plaats van mij , tommonggong Djang Pati
Djaya Radja, tot Hoofd zal worden gekozen, wien zij genegen
zijn en wie door hen vertrouwd wordt, moet ik antwoorden
dat ik, tommonggong D. P. D. R., met de onder mij staande
Hoofden en bevolking, wensch dat kiay Ranga Niti, ver-
trouweling van den Grooten Heer Resident, tot Hoofd aan-
gesteld worde. Wij hopen dat ons verzoek door den Groo-
ten Heer zal worden ingewilligd, opdat wij daardoor uit
den nood en het verderf verlost kunnen worden en in geluk
en vrede mogen leven."
Waarschijnlijk meende Soerapati daardoor den inval der
Koeteinezen in zijn gebied te voorkomen. Yerspijck liet hem
weten, dat hij hem geen vertrouwen kon schenken, en eerst
dèn aan zijn opregtheid zou gelooven , als hy. in persoon
te Bandjer kwam of Antassari uitleverde.
Van twee zendelingen van Antassari, die het Hoofd van
Ringkau Kattan, tommonggong Djaya, wilden vermoorden doch
door een patrouille gevangen genomen werden, had er een
Digitized by VjOOQIC
u
zich eenigen tijd bij Antassari opgehouden in de benting
Goenong Tongka, die mei 300 man bezet, waarvan 60
met geweren , en met A lilla's gewapend was. Volgens
hem ondersteunde niet alleen de vorst van Passir Antassari
met munitie, maar hadden ook nog onlangs Soela Ono en
de vorst van Koetei aan Antassari geld en lijnwaden ge-
zonden. Aan de waarheid van dit berigt werd zeer getwijreld*
De militaire kommandant van Kahayan arresteerde Djahan,
Hoofd van Djaga, die verraad pleegde door zendelingen van
Antassari te huisvesten. Een groole voorraad padie voor den
vijand bestemd, twee praauwen en eenige goederen werden
tegelijkertijd in beslag genomen. Naar Djahan's medeplig-
tigen werd ijverig onderzoek gedaan.
Aan Sjerief Abdoel Rachman, van Batavia gezonden om bij
onderhandelingen met inlandsche Hoofden gebruikt te worden,
werd te Bandjer opgedragen zich met Hidayat in betrekking
te stellen. Tot dat einde riep hij reeds in Februarij de oudste
priesters en adelijken der afdeelingen Kween en Martapoera
bijeen, en bewoog hen een brief aan Hidayat te schrijven
en te onderteekenen, waarin den pangerang de raad werd
gegeven om zijn volk niet ongelukkiger te maken dan het
reeds was, zich zelf voor grooler rampen te behoeden, en
te luisteren naar de stem van Sjerief Abdoel Rachman.
Den 28*^" Maart kwam op dien brief hel volgende antwoord:
i^Een klein man van God, maar een echte, afstammeling
van sullhan Adam.
^Alle lof aan den allerhoogsten God , en alle eerbied voor
de profeten en hunne vrouwen levens, vrede en zegen van God.
^Toean mufli AUiadji Mohamad Ghaliel, Toean Alhadji
Mohamad Amin van Bandjermasin , Toean hadji Mohamad
Ariep van Toengoel Irong, Toean panghoeloe hadji Mach-
moed van Martapoera, benevens alle pangerangs, adelijken,
)iadji*s, Hoofden, pembekkels en alle voorname personen van
Digitized by VjOOQIC
25
Bandjermasin en Marlapoera , aan U allen geef ik kennis dat
ik den brief van 29 der maand Radjab 4277 , op den 28«°
Saaban in goeden staat heb ontvangen.
>Den inhoud daarvan heb ik met oplettendheid onderzocht,
en bevonden dat gij goede gedachten ten mijnen aanzien hebt.
Al het in dien brief voorkomende , heb ik volkomen begre-
pen en doe het ondervolgende tot mijn antwoord dienen.
»De hoop en de raadgeving van U allen, onderteekenaren
van bovenbedoelden brief, zullen door mij niet in den wind
geslagen worden; ik ontvang die met veel dankbaarheid.
Eveneens is mijn hoop op U gevestigd. Ik hoop dat gij
onderteekenaren van bedoelden brief geen de minste vermoe-
dens zult hebben , dat ik vrees , dat gij mi] door Uwe han-
delingen in den strik zoudt willen leiden , vermits ik zulks
geenszins alzoo zal opnemen en mijn vertrouwen stel opU,
Hoofden van de zijde des Bandjerschen rijks.
iVan gouvernementswege, zooals in üw brief vermeld wordt,
is pangerang Sarief Abdoel Rachman bin pangerang Sarief
Hamik van Batavia als algemeen gevolmagtigde van Z. E. den
Gouverneur-Generaal van Batavia te Bandjermasin aangeko-
men, en heeft hij zich in hel huis van pangerang Sarief Aloei
met der woon gevestigd. Op dien pangerang hebt gij uw
hoop gevestigd, om voor mij benevens al het volk een voor-
spraak te zijn.
fWanneer pangerang Sarief Abdoel Rachman inderdaad de
algemeene gevolmagtigde is van Z. E. den Gouverneur-Ge-
neraal van Batavia en werkelijk de vertrouweling tot het
doen van alles wat ten goede kan strekken, dan vertrouw
ik een bewijs of teeken van hem te bekomen , waarin hij
blijken geeft van den rang dien hij bekleedt en het voorne-
men of het doel van het gouvernement dat hij ten uitvoer
moet leggen. Voorts het bewijs van een steeds onschend-
bare nakoming zijner belofte. Mijn wil is, dat gijlieden,
onderteekenaren van meergemelden brief, indien Uwe gezegden
Digitized by VjOOQIC
26
vermeld in Uw brief volkomen volgens de waarheid zijn ,
de ondervolgcnde Hoofden tol mij laat komen, als :
>Toean muili iiadji Mohamad Chalia , Toean hadji Mohaihad
Ariep Toenggoel Irong; pangerang Djaja Pemenang, pange-
rang Djaya Samitra of pangerang Mohamad Tambak Anjer,
twee hadji's en twee pangerangs, opdat ik van die personen
al uw raad mag vernemen, en ook opdat ik er vertrouwen
in kan stellen , wanneer zij een bewijs van wege den pan-
gerang Sarief Abdoel Rachman aan mij mogten brengen.
vin het slot van Uw brief hebt gijlieden duizendvoudige hoop
gekoesterd en verzocht dat ik spoedig den pangerang Sarief
Abdoel Rachman zoude ontmoeten. Hieromtrent wensch ik,
daar pangerang Sarief Abdoel Rachman de algemeene vol-
magt van Z. E. den Gouverneur-Generaal in handen heeft,
een brief van hem te ontvangen , waarbij hij zal bekend
stellen zijn plan en voornemen ten mijnen aanzien met zijn
woord van eer, ten einde daarop volkomen te kunnen ver-
trouwen.
vVijftien dagen na de dagteekening dezes briefs wensch
ik van U lieden , indien gij wilt , een antwoord te bekomen,
op 't geen in mijn brief is bekend gesteld, gebragt door
bovengenoemde menschen.
lEen mijner Hoofden zal ik hen laten opwachten.
»Langs twee wegen kunnen meermelde personen tot mij
komen.
il^ van Amandit naar Moeara Batanbangan.
>2^ van Riam Kiwa naar Toengkaran.
»0p ieder van deze plaatsen zullen mijne menschen hen
afwachten. Op den dag van hunne aankomst op een dezer
plaatsen , zal ik zoo spoedig doenlijk komen.
>Ik laat hieronder volgen , dat ik twee gelijkluidende brie-
ven heb geschreven , waar/an een aan U lieden wordt gezonden.
^Geschreven in de pasangrahan aan den voet van den berg
Alaöe (in het midden van dit eiland) waaruit al de rivieren
Digitized by VjOOQIC
' THE WEW ^^^^3
x^üBLlCLBI^AHY''
I ASTOR, LENOX ^N^^,
I TILDEN rOUNDATlONSl
Digitized by VjOOQIC
DJIMAT 0¥ TALISMAN,
TJAP'8 OF ZEGELS TAN HOOFDEN.
Digitized by VjOOQIC
2^
van het BaDdjersche rijk ontspringen , op den eersten der
maand Ramadlan 1277 (gelijkstaande met 13 Maart 1861)/'
Die brief droeg het tjap van Hidayat. Het namaken van
tjaps (handteekeningen) was echter onder de Bandjerezen
zoo algemeen , dat men hierop niet kon staat maken. Ver-
spijck liet Rachman evenwel een brief in den gewenschten
vorm opmaken , en door de opgegeven personen onder geleide
van gewapende inlanders naar de overeengekomen plaatsen
Baleh en Djinga Lima, brengen. Gedurende drie dagen wachtte
het gezantschap vruchteloos op Hidayat's zendeling en keerde
toen onverrigter zake naar Bandjer terug.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK lil.
ONVERMOEIDE POGINaBN OM DB VIJANDBUJKE BENDEN TE
VERJAGEN. — GECOMBINBBRDBMARSCHBNINAMANDIT. — -
OPRIGTING VAN EEN VERSTERKING TE MOEARA AYOE.
— KOMST VAN HET HOOFD VAN KOESAN
TE BANDJBR. — APRIL 1861.
Dat de poeassa niet zonder invloed geweest was op de
kalmte die in de laatste weken tiad geheerscht , bleek uit de
verontrustende teekenen in de maand April op verschillende
punten van het rijk waargenomen. Als men aan al de ge-
ruchten geloof wilde hechten , zouden Martapoera , Pengaron,
Kendangan, Marabahan, de kruisbooten op de rivieren, ja
Bandjermasin zelfs , aangevallen worden. In vele kampongs
werden brieQes vol bedreigingen rondgestrooid en de bevol-
king in een angstige spanning gebragt. Hier en daar plun-
derde een bende een afgelegen huis of kampong, voerde een
Hoofd gevankelijk met zich mede , doch op de meeste plaat-
sen vatte de bevolking zelve de wapens op en verdedigde
have en goed tegen de aanvallen der muitelingen.
Uit de hoofdplaats zond men, tol geruststelling der bevol-
king, naar alle kanten patrouilles en spionnen uil, om te ont-
dekken of de weinig geloofwaardige tijding der komst van
pangerang Moeda of van goesti Kapilan bevestigd werd. Nergens
Digitized by VjOOQIC
39
vond men evenwel een vijand; alleen in de ongenaakbare
moerassen van Alalak hadden de muilelingen, die daar
reeds lang schuilden, teekenen van leven gegeven door de
bevolking van de Barito tegen het gouvernement op te
ruijen. Van de 200 man die (26 April) de kruisboot teBe-
lawang bij nacht zouden aanvallen , ontdekte men evenmin
iets. De Kingsbergen derwaarts gezonden, vond de kruis-
boot ongedeerd en de bevolking te Belawang rustig; ver-
kenningen in eenige naburige soengej's leverden ook niets
op. Tegen eenige muitelingen die zich te Karang Intan op-
hielden, werd een bevolkingspatrouille gezonden waarbij een
onderofficier, een korporaal en 11 soldaten als Maleijers ver-
kleed ingedeeld waren. Na A dagen het land doorkruist te heb-
ben zonder muitelingen te ontmoeten, keerde de patrouille terug.
Een paar kampongs nabij Mataraman die op de bedrei-
gingen van eenige onruststokers verlaten waren, werden be-
zocht door bevolkingspatrouilles, versterkt door eenige verkleede
soldaten en aangevoerd door den regent, of het distriktshoofd.
Ook militaire afdeelingen doorkruisten den omtrek van Marla-
poera, stelden de vreesachtige bewoners gerust en bewogen
hen tot terugkeer. In den nacht van 23 op 24 April bragt
een patrouille aan. een bende , die naar Bintjau wilde over-
steken , een verlies van verscheidene dooden en gewonden
toe. Ook den 28''° geraakte aldaar een patrouille onder den
regent , met den vijand slaags. — Bij een andere gelegenheid
beproefde men met bevolkingspatrouilles een bende te
Pamatang Petitie in te sluiten ; die poging gelukte echter
evenmin, als een andere met soldaten onder luitenant Bakker
tegen diezelfde plaats ondernomen.
Een bevolkingspatrouille onder den regent van Martapoera,
versterkt met 20 verkleede soldaten , legt zich twee malen
-vruchteloos in hinderlaag in de bedreigde kampongs Penarang
en Passar Djatli. Op weg naar Bintjau, dat bescherming verzocht,
raakte men slaags met den vijand en bragt hem 6 dooden
Digitized by VjOOQIC
so
en verscheidene gewonden toe , terwijl ér bovendien 4 ge-
vangenen gemaakt werden. Eenige dagen later stootte men
andermaal op een bende, doodde een muiteling en nam
er een gevangen.
Den 'i^'' werden pangerang Kasoema Ningrat, pembekkel
Matamin en Lambot, door den krijgsraad veroordeeld, te Har-
tapoera ter dood gebragt.
In Riam Kiwa verscheen Mohamad Said om volk te pres-
sen en op Kendangan en Moengoe Thayor af te gaan ; de
inwoners redden zich door de vlugt in de wouden. Evenals
van Vloten maakte nu kapitein Schepens een togt door dat
gewest , vernielde een aantal vijandelijke padievelden , stelde
de bevolking gerust , doch had geen ontmoeting van eenig
belang. Na een aller vermoeijendsten marsch van 18 dagen
kwam hij den 27«° April te Martapoera terug.
Den ^i"" werden de doodvonnissen van kiay Nakoet en
van Kemis te Martapoera voltrokken.
Langs de Riam Kanan zwierven bij voortduring kleine benden
rond, die van roof en plundering leefden. Het gelukte luite-
nant van Sorgen de voornaamste uiteen te slaan, twee
muitelingen te dooden , en daarenboven verscheidene andere
te verwonden. Tommonggong Gamar , hevig vervolgd door
den inlandschen sergeant Saimoen en twee fuseliers, stortte
door een kogel getroffen ter aarde; zijne wapens wegwer-
pende, stond hij echter weer op en onlkwam in 't kreu-
pelbosch. — In den nacht van 6 April, terwijl de helft der
bezetting van Mengappan op patrouille was , drong Said
Sambas met zijne bende door tot aan den kampong soengej
Rappat, nog geen paal van de versterking verwijderd. Luite-
nant Cavaljé achtte zich niet sterk genoeg om den kampong te
hulp te komen en liet toe dat Said Sambas een honderdtal
inwoners gevankelijk wegvoerde.
Digitized by VjOOQIC
31
Den 16«" vertrok de 1« luitenant van Oort van Mengappan over
Kalaan, Pilak en Apoeï, om de inwoners te bewegen zich in
den nieuwen kampong Tewingin nabij Mengappan te komen
vestigen. Werkelijk haalde hij er verscheidenen toe over. Te
Pilak was de pembekkel sedert geruimen tijd afwezig, en daar
men in zijn huis vooi*werpen vond van vermoorde Europeanen,
bleef er geen twijfel over dat hij tot den vijand was over-
gegaan.
De majoor-resident liet (9 April) het kommando van Men-
gappan op van Vloten overgaan en voegde hem (18 April)
hadji Matalie toe, die ons in Tanah Laut reeds goede diensten
bewezen had. Met 30 gewapende volgelingen en versterkt door
eenige soldaten door de wouden patrouillerende, gelukte het
Matalie (21 April) te Tabattan, 3 uur boven Pilak, een bende
te overvallen , het Hoofd benevens eenige ondergeschikten af
te maken, en vier gevangen te nemen. Van deze laatste
vernam men dat Hidayat een maand vroeger te Goenoeng
Batoe Teris een groote vergadering van Hoofden had ge-
houden.
Luitenant de Coenens verliet Rantau (distrikt Margasarie)
van 2 tot 11 April met een •detachement soldaten en 50
koelies, en besteedde vier dagen aan het vernielen der pa-
dievelden te Boekit Biroe; daarna in Z.0. rigting doormar-
cherende, verrigtte hij hetzelfde te Hatoeah. De vijand te
magteloos of te lafhartig om dit te beletten, bepaalde zich
tot een onschadelijk geweervuur op grooten afstand, doch
beraamde een aanval op Rantau, waar slechts 16 bajonetten
onder van PuiTelen, waren achtergebleven. Een bende van
150 man viel in Benoea Alat, plunderde de woningen,
nam de pembekkels van Benoea Rantau, Nior en Benoea
Alat gevangen en trok daarna tegen Rantau op. Van Puf-
feien, juist met 9 bajonetten van Moengoe Thayor ver-
sterkt, ontving den vijand echter zoo goed, dat deze ijlings
Digitized by VjOOQIC
82
met verlies aftrok en, vervolgd door sergeant van Dongen
met een handvol braven , de gevangenen in den steek moest
laten. Het Hoofd van Rantau had eir klewangwonden be-
komen.
Pangerang Brahim, broeder van den regent van Martapoera,
aange\vezen als een getrouw aanhanger van Hidayat, werd op
last van den kommandant van Amoenthay in hechtenis genomen.
Beoosten Kendangan, te Pramassan, had zich een vijande-
lijke magt zaamgetrokken, om de naburige kampongs te dwin-
gen zich bij haar aan te sluiten en op Kendangan al' te gaan.
Men beweerde dat niet alleen pangerang Hidayat en Radin
Toeyong, maar ook hadji Boeyasin en Joessoep (vroeger
in Tanah Laut aan het hoofd des opstands) zich te Pramas-
san bevonden, en Mohamad Said met een andere bende te
Hatoeah aan de bronnen der Mangkau-rivier stond. Toen
dit berigt (23 April) te Bandjer inkwam , voorzag de majoor-
resident een aanval op Rantau en zond Brinkgreve met 60
bajonetten en een mortier derwaarts, met last om zooveel
mogelijk aanvallend te handelen en naar omstandigheden Hoen-
goe Thayor of Kendangan te ondersteunen. Den 25«<^kwam
de kolonne te Rantau aan, w)nd daar alles rustig, marcheerde
door en bereikte den 30<^ Kendangan.
Inmiddels verontrustten kleine vijandelijke benden den
omtrek van Kendangan en werden door onze patrouilles
ijverig vervolgd. De 1^ luitenant Muller begaf zich naar
de uitgeplunderde kampongs Karang Djawa en Paloeang,
en sloeg den vijand bij soengej Loeang. — Op de tijding
dat kampong Bahawang zoude aangetast worden om de brug
over s. Kiddeman te vernielen, werden 15 man in hinder-
laag gelegd. Werkelijk kwam in den nacht van 19 op 20
April een bende in den kampong en werd er met een salvo
ontvangen. De vijand in den waan met kampongsvolk te
doen te hebben, beantwoordde het vuur en bragt ons een
Digitized by VjOOQIC
33
verlies van een doode en een gewonde toe, doch sloeg op
de vlugt, toen hij onze soldaten herkende.
Mohamad Said naderde met 400 man tot Tamboy Boeloe,
3 a 4 uur van Kendangan; de bewoners van een aantal
kampongs vlugtten in de wildernis, anderen sloten zich bij
den vijand aan. Een bende van 200 man drong den 25''"
April tot soengej Loeang door, en werd gaandeweg versterkt
door nieuw aangeworven inlanders. De militaire kommandant
van Kendangan, van plan zijnde om den vijand, ^ie zich
voornamelijk te Pategan en Ilankakey ophield, van twee zij-
den gelijktijdig aan te vallen , vroeg versterking van Pantey
Hambawang aan, waarop kapitein Hamakers reeds in den
ochtend van 28 April met Hojel en 80 bajonetten te Kendan-
gan aankwam.
Nu werden er drie kolonnes geformeerd :
1^. de kolonne Hamakers, 2<' luitenant Hojel, ofBcier van
gezondheid de Jong, 50 bajonetten;
2^. kolonne Muller, adjudant Koch en 45 bajonetten;
3o. kolonne von Ende, 40 bajonetten.
Daarna werd het volgende plan van aanval gemaakt :
Yon Ende moet van Kendangan langs de Kiddemanrivier
alle loopbruggen vernielen, den overgang bij Gamba bewaken,
het terrein om kampong Pisangan zuiver houden en met een
gedeelte zijner magt kampong Amawang bezetten, ten einde
den vijand op te vangen, die in zuidelijke rigting mogt
pogen te ontvlugten. Üoor Smagge, die met 20 man in de
oude benting post vat, blijft von Ende in gemeenschap met
Kendangan, dat bezet is door 50 bajonetten onder den
officier van gezondheid Tall.
Hamakers en Muller moeten de kampongs Briang, Hanka-
key en Pategan aanvallen. Wijkt de vijand in noordelijke
rigting en stoot hij op de bajonetten die langs de Kiddeman
geposteerd zijn, dan zal hij waarschijnlijk trachten langs
Amawang te ontkomen, maar daar op von Ende stuiten. Vlugt
n. 3
Digitized by VjOOQIC
de vijand daarentegen Z.W.waarls naar s. Paring en s. Loe-
ang, dan wordt hij door de kolonne Brinkgreve, die van
Rantau in aantogt is , opgevangen.
Hamakers marcheerde (den 30^") overAmawang, Pisangan
en s. Kalang naar Gamba. Nabij Pisangan door geweer- en
lillavuur begroet, verslaat hij den vijand. Bij s. Kalang ver-
eenigden Muller en Koch zich met hem en werd de marsch
naar Pategan en Hankakey voortgezet. Hier losten eenige
bedekt opgestelde muitelingen hunne geweren en verdwenen
daarna. Een kleine bende wilde bij Amawang de Amandit-
rivier overtrekken , doch werd hierin door Muller verhinderd.
Met hetzelfde doel ging von Ende, die het vuur van Hama-
kers hoorde, westwaarts langs de Araandit en kreeg eenige
schoten. Het scheen dat een driehonderdtal vijanden door
Hamakers opgejaagd, nabij Briang de soengej was overge-
trokken; althans de vijand tastte nabij s. Paring von Ende
vrij hevig aan. Drie flankeurs, een fuselier en een ketting-
ganger zijn reeds buiten gevecht; von Ende zelf krijgt een
kogel door den pols. Zijn magt is te gering om lang weer-
stand te bieden. Hij trekt daarom langzaam vurende terug
op Amawang, waar Hamakers die over Briang gemarcheerd
is, hem ontmoet; gezamenlijk komen zij te Kendangan aan.
Brinkgreve had zich in den morgen van denzeltden dag
van Rantau op marsch naar Kendangan begeven, en na een
paar schoten nabij Bindang met den vijand gewisseld te heb-
ben, te Telok-Pegat ('s middags te 12 uur) het bivak be-
trokken. Indien hij met den kommandant van Kendangan
overeengekomen was om één dag vroeger te vertrekken, of den
3(K° naar Kendangan door te marcheren, hoogstwaarschijn-
lijk zou dan den vijand veel afbreuk zijn gedaan.
Nu werd hij in den nacht onophoudelijk verontrust en moest
hij gedurig patrouilles uitzenden om den vijand te ver-
jagen. Den volgenden dag den togt vervolgende, ontmoette
hij nabij Hamala Hamakers , die inmiddels met 80 bajonetten
Digitized by VjOOQIC
35
den vijand met een gevoelig verlies uil Karang Djawa had
verdreven. Ook Koch, die Brinkgreve te geraoet was gezon-
den , vereenigde zich hier met de overigen en marcheerde
met hen terug naar Kendangan.
Drie tommonggongs , Senelehama, Singapati en Anoem,
hadden tot nu toe het gezag over de Dayaksche bovenlanden
(benoorden Amoenthay) in handen. De twee eersten er-
kenden het oppergezag van de Ned. regering, doch de-
den haar in het geheim zooveel mogelijk afbreuk. Tom-
monggong Anoem alleen voerde openlijk de wapenen tegen
ons. Het oprigten van een post te Moeara Ayoe , gele-
gen aan de zamenvloeijing der Ayoe en Owie, waar de
wegen naar Boven-Doesoen , Passir, Pringin en Tabalong
zich kruisen, was daarom noodzakelijk geworden. Van
Oijen, door ziekte buiten staat de leiding daarvan op
zich te nemen, zond den 23^° Eichelberg met H7 bajo-
netten, 13 sappeurs, 100 man hulptroepen, een Sponder
en een mortier met bediening naar Moeara Ayoe. Den
eersten nacht werd te Moerong Layang , den tweeden op een
alang-alangveld gebivakkeerd. Den 25«" werden de vivres-
praauwen aangevallen, doch die aanval werd door het Hoofd
der hulptroepen, Warga Kasoema afgeslagen; van 's vijands
zijde met een verlies van 3 gewonden. Den 26*^° begroette
de vijand op een half uur afstands van Ayoe de hulptroepen
met een salvo dat hen een doode kostte. Toen de bajonetten
opdaagden en de artillerie een paar kartetsschoten had ge-
lost, week echter de vijand terug. Nabij Ayoe beproefde
hij nog eens stand te houden, vuurde met lilla's en geweren,
maar werd verdreven.
Onmiddellijk na zijne verdrijving werd overgegaan tot hel
oprigten eener versterking en tot het maken van een be-
hoorlijke bergplaats voor munitiën en vivres. Eichelberg
had daartoe een punt uitgekozen op een hoogte die de beide
Digitized by VjOOQIC
36
oevers der rivier bestreek; gedurende dien arbeid, die met
kracht werd voortgezet , hielden 's nachts de schildwachten
de Dayaks in ontzag die het bivak bekropen , en doorzoch-
ten over dag kleine afdeelingen onophoudelijk den omtrek ;
reeds den 3"» Mei kon Eichelberg naar Tabalong terugkee-
ren, maar moest van daar ziek naar Amoenthay worden
overgebragt. Munters bleef met 90 man te Aijoe achter. —
Den 21 ~ vond de dd. officier Koch eenige wapenen en
randjoe's in de woningen op Goenong Madang.
Langs het voetpad van Pringin naar Moeard Petap kon
nooit een patrouille gaan zonder uit het bosch beschoten te
worden. De kommandant van Pringin ondernam het daarom,
dien weg met koelies van Amoenthay te verbeteren. Dagelijks
poogde de vijand den arbeid te belemmeren, gedurig vielen
er schoten; maar toch was den 6*^" April de weg voltooid
en het hout op zijde daarvan weggekapt. Nu wilde de vijand
dien weg vernielen, en werd het noodig een detachement
onder luitenant Bnisse te Moeara Petap te leggen. Toen
de vijand evenwel eenige dagen achtereen te vergeefs zijn
kruid verspild had en begreep dat hij het onderspit delfde,
kon Brusse naar Amoenthay terugkeeren.
Te Boentei, een kampong nabij Balangan, vertoonde zich ook
een bende die een aantal inwoners mede voerde. Een en-
kele daarvan verdedigde zich, maakte amok en velde een
zestal muitelingen.
Den 14^ werd te Amoenthay het doodvonnis voltrokken
aan kiay Ngabehie Djaksa Negara , hadji Joesoep, Loera Daras
en Djajapati.
Op het berigt dat het opstandelingshoofd Ali Achbar zich
nabij Marabahan te Pamatang zou ophouden , zocht Beeckman
den 18«" April dien kampong op, doch vond daar niets ver-
dachts. Een tweede patrouille kreeg even weinig uitkomsten.
Beekman maakte met de Kingsbergen ook een verkenning
Digitized by VjOOQIC
87
naar kampong Balawang, waarvan ongunstige berigten inge-
komen waren. Hij vond evenwel geen vijanden; alleen vlugtte
de pembekkel op zijn nadering. De Kingsbergen bleet zich
daarna tusschen Bandjer en Marabahan ophouden, om elke
verzameling van muitelingen te voorkomen. Het Hoofd van
Marabahan ontving den 29<^° een brief met het stempel van
Antassari, waarbij hem gelast werd de benting te overrom-
pelen, daar Bandjer dienzelfden nacht zoude afgeloopen wor-
den, 't Bleef echter bij die bedreiging; nergens in den om-
trek bevond zich eenige vijandelijke magt; slechts in de S.
Ha-as boven S. Alalak schuilde nog een 50tal muitelingen;
eenige verkleede soldaten werden derwaarts gezonden.
Den iS^° maakte de kommandant van Kwalla Kapoeas een
togt naar de Boven-Kapoeas, vergezeld van twintig uitgelezen
Dayaksche krijgers onder Dambong Paposidah, een beproefd
Hoofd, met het doel vertrouwen voor ons gezag in te boe-
zemen.
Even als in Tanah Laut, Kapoeas en Sampit, bleef ook in
Kahayan de rust gevestigd. Terwijl de Hoofden van soengej
Rongan en Koeroen afkwamen om hunne onderwerping aan
te bieden, verloren de vijandelijke goesti's meer en meer
hun invloed en werd zelfs een hunner door de bevolking
afgemaakt. Aan het hoofd der muitelingen, dat na de bezet-
ting van Kahayan onze partij koos, gelukte het op een togt
in het binnenland de meeste Hoofden van het stroomgebied
over te halen , om binnen 40 dagen af te komen en blijken
te geven dat zij het Nederlandsch gezag erkenden.
Pangerang Abdoel Kadir , Hoofd van Koesan , Batoe Litjin
en Laut Poeloe, gehoorgevende aan de oproeping van het
bestuur, had zich in April naar Bandjermasin begeven. De
majoor-resident verborg hem zijn ongenoegen niet ; »de hou-
ding van den pangerang gedurende den oorlog was niet die van
Digitized by VjQOQIC
88
een leenheer tot zijn souverein; de opstandelingen uit Riam Kiwa
verdreven, vonden in Koesan een schuilplaats; Abdoel Ka-
dir's wakil te Batoe Litjin, pangerang Indra, had vuurwa-
pens ingesmokkeld. Pangerang Indra v^as dus schuldig en moest
dien ten gevolge aan den resident uitgeleverd worden."
Abdoel Kadir zwoer, dat Indra sedert maanden uit Batoe
Litjin verdwenen was en zich waarschijnlijk bij de opstan-
delingen had gevoegd. i^HiJ, Abdoel Kadir, bekende onmagtig
te zijn om Koesan en Batoe Litjin behoorlijk te beheeren,
verzocht van het beheer dier landschappen liever ontheven
te worden en slechts over Laut Poeloe het gezag te blijven
voeren." Verspijck vroeg daartoe de toeslemming van het
gouvernement, en stelde voor, om Koesan aan den radja
van Pagaltan, en Batoe Litjin aan diens zwager Mohamad
Taha in leen te geven.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK IV.
DB TOGT VAN DEN SULTHAN VAN KOETBI GESTAAKT. —
MISLUKTE EXPEDITIE NAAR GOBNONO TONGKA.
De inval der Koeteinezen in Boven-Doesoen , reeds in
November 1860 door den sulthan voorgesteld, waarop de
majoor-resident zijne plannen gebouwd en een maritime ex-
.peditie de Boven-Barito opgezonden had om Soerapati ten
onder te brengen ; de inval, waaraan de luitenant de Brauw en de
assistent-resident Dahmen deel zouden nemen om den sulthan
met raad en daad bij te staan, de inval zoo lang voorbereid
en zoo dikwerf uitgesteld , kwam bij slot van. rekening in
het geheel niet tot uitvoering.
Toen de Suriname de tijding had aangebragt dat de Koetei-
nezen op deni4<» Maart van Samarinde waren opgerukt, mogt
men verwachten, eerlang den uitslag van dien togt te verne-
men ; men rekende evenwel niet op de gebrekkige wijze van
oorlogvoeren, op de wispelturigheid en het weinige gezag van
een inlandsch vorst. Met veel moeite waren den 9^ Maart
eenige praauwen gereed , waarmede Dahmen en de Brauw van
Samarinde naar Tengarong voeren. Déér waren nog geen de
minste toebereidselen door den sulthan gemaakt voor den togt,
en eerst op aandrang van Dahmen werden naar de ver-
schillende stammen bevelen uitgevaardigd om zich ten strijde
Digitized by VjOOQIC
40
uit te rusten en te Tengarong bijeen te komen. Niet voor
den 18*^° Maart rukte men verder op naar Moeara Raman,
waar men tot den 22«» vertoefde en van waar men zendelingen
naar de stammen Wahai en Long Weleh zond. Met 80 praauwen
en 600 strijders vervolgde men den 23*" den togt tot Kotta
Bangon; den 23<»« ging het verder naar Moeara Pahoe; den
30*° waren 100 praauwen btjeen. Nogmaals zond de sulthan
brieven naar de Hoofden der Dayaksche stammen Boehouen
Modang ; toen het bleek dat tusschen die stammen een oorlog was
uitgebroken, herhaalde de sulthan den last om onmiddelijk
aan zijne oproeping te voldoen en de vereffening hunner
geschillen uit te stellen tot na adoop van den togt naar
Doesoen Oeloe. Tot den 16*° April bleef men wachten ; een
300tal Day akkers had zich bij het leger gevoegd ; de Hoof-
den der Koeteinezen, Bandjerezen, Boeginezen en Dayakkers
hadden reeds, ieder Hoofd volgens het gebruik van zijn land,
den eed van trouw aan het Nederlandsch gouvernement en aan
den sulthan afgelegd, toen den 17*° April de tijding kwam dat
pangerang Ratoe, 'ssulthans oudste broeder, ziek was gewor-
den. Dit was een ongeluksteeken en maakte den togt on-
mogelijk. Vijf dagen later was evenwel de pangerang Ratoe
weder hersteld en rukte men verder naar soengej Lawah.
Reeds had men (1 Mei) Kaham Ilir bereikt, toen op het
onverwachts de sulthan verklaarde, dat de marsch gestaakt
moest worden , daar het overlijden van den pangerang Mang-
koe vóór de expeditie, het ziek worden van pangerang Ratoe
tijdens het oprukken en bovendien nog vele andere ongun-
stige leekenen, een ongelukkigen uitslag voorspelden. Blijkbaar
gaf de jeugdige sullhan slechts toe aan den drang van zijne
mindere Hoofden, wier strijdlust merkelijk bekoeld was door het
berigt dat 2000 Dayaks Pari hen aan de Teweh opwachtten ;
hij voor zich wenschte wel den togt door te zetten. Dahmen's
pogingen om het bijgeloof der strijders te overwinnen leden
ten eenenmale schipbreuk ; zij gaven voor te vreezen dat hun
Digitized by VjOOQIC
41
vorst een ongeluk zou overkomen, en den logt wel te willen on-
dernemen wanneer slechts een detachement van onze soldaten
tot bescherming des sulthans medeging. Nu besloot Dahmen
naar Samarinde terug te gaan, om nog een laatste poging bij den
Ferdana Mantrie te doen. Deze keurde het besluit der Hoofden
zeer af, te meer daar reeds 500 Dayaks van Wahai op weg wa-
ren om 's sulthans magt te versterken ; hij beloofde het
daarheen te leiden dat de reeds verzamelde magt zoude
bijeen blijven en door de ontbrekende stammen versterkt
worden, ten einde tegen de helft der maand Hadji den inval
in Doesoen te kunnen bewerkstelligen. Dahmen beloofde daar-
entegen een detachement soldaten aan te vragen tot bescher-
ming van den sulthan.
't Was niet onmogelijk dat Antassari onzen bondgenoot tot
andere gedachten had gebragt; dat al dat talmen en dralen
niet alleen aan de slechte organisatie van het Koeteische
rijk moest toegeschreven worden, maar opzettelijk had plaats
gehad; dat de vriendschap van den sulthan voor het Ne-
derlandsch gouvernement slechts in woorden bestond, en
dat hij in zijn hart den opstand was toegedaan. Hoe het
zij , Dahmen , begrijpende dat de plannen van het bestuur
op dien togt gebouwd, in duigen vielen, wist zr)n onte-
vredenheid te verbergen en schijnbaar de goede verstand-
houding te bewaren. Zich houdende alsof hij de beloften
des sulthans om eerlang een tweede expeditie te onderne-
men niet in twijfel trok, ging hij met de Brauw naar Bandjer
den afloop berigten en weersprak door zijne tegenwoordig-
heid op de hoofdplaats de reeds loopende geruchten, dat
hij en de Brauw door de Koeteinezen zelven vermoord zou-
den zijn.
Een der plannen, gevormd in verband met dien mislukten
togt , bestond in een aanval op Antassari's verblijfplaats Tongr
ka. Reeds den IS*^*' April had Strengaerts, met een kleine
Digitized by VjOOQIC
42
kolonne in Karrouw legen de bende van Antassari uitgezonden,
zich van twee zendelingen van dat Hoofd vsreten meester
te maken. Hunne mededeelingen bevestigden, 't geen van
een andere zijde omtrent hem bekend was. Tongka moest
diep in het binnenland liggen, doch met djoekongs langs
de Mantallat te bereiken zijn. Met eenige juistheid wist
men de ligging dier plaats niet te bepalen; ging men ech-
ter uit Taroeang Layang en Ringkau Kattan in noordelijke
rigting, dan kon het niet missen of het woonoord van
Antassari , de streek waaruit zoovele roofbenden in Karrouw
afdaalden , moest van de zuidzijde te naderen wezen. Viel
nu het leger der Koeteinezen van den noordkant in Boven-
Doesoen, ging een tweede magt de Mantallat op, en een derde
over land naar Tongka, werd de monding der Ayo inmiddels
geblokkeerd, dan bestond er kans om Antassari voor goed te ver-
drijven uit het oord waar hij reeds zoo lang de magt der Neder-
landers had getrotseerd. Verspijck wist zeer goed dat een plan ,
naar zulke luttele gegevens beraamd, bloot stond aan misreke-
ningen en tegenspoeden. Had hij zich evenwel nooit aan de
kansen van den oorlog gewaagd, ware hij slechts schoorvoe-
tend te werk gegaan , het Bandjersche rijk zou in anderhalt
jaar niet onderworpen , niet in kaart gebragt zijn. Immers door
Antassari ongedeerd , door de noordelijke grens der residentie
aan zijne roofbenden ten prooi te laten , zou de rust nooit
volkomen hersteld worden. Op die gronden gaf hij kiay
Ranga Niti last om te trachten een kolonne van Bekompayers
te Marabahan bijeen te brengen; en toen dit gelukte, nam
bij de volgende beschikkingen.
Den l^ luitenant Beeckman, civiele gezaghebber van Maraba-
han, werd opgedragen met 350 gewapende inlanders van
Bekompay onder kiay Ranga Niti de Mantallat op te gaan en
tegen Tongka te opereren. De sleper van Os zou de Mantal-
lat, de Boni de soengej Ayo afsluiten; een kolonne, zamen-
gesteld uit 120 infanteristen , waarvan de heUl Europeanra
Digitized by VjOOQIC
48
(kapitein Stoecker , i« luitenant Strengaeris en dienstdoende
officier Wijndels) 1 mortier met bediening, de officier van
gezondheid 2« klasse Ie Rutte met 12 ambulance-soldaten
en 12 brancards, 224 Sihongers onder Soeta Ono, 176 Pal-
tayers onder tommonggong Djaja en 26 ketlinggangers, met
een voorraad van 60 patronen per man en van 12 dagen
vivres, zou van TameangLayang naar Tongka oprukken ; ter-
wijl het leger der Koeteinezen, Antassari van de noordzijde
bedreigde.
Den afloop der expeditie van den sulthan deelden wij
reeds mede; de togt van Beeckman mislukte nagenoeg op
dezelfde wijze.
Met 352 man hulptroepen , allen met lansen gewapend ,
scheepte Beeckman zich den 14«* in op de van Os en de Boni, en
stoomde daarmede de Barito op. Na den 15*" de s.Bayor ver-
sperd te hebben, liet hij den 16«* bij Goenong Rantouw het
anker vallen , onlscheepte met een aantal Bekompayers en
verkende den berg ; op de kruin vond hij een verlaten bi-
vak en twee houten versterkingen. Eenige smalle voetpaden
duidden aan, dat er zich nog kort geleden menschen hadden
opgehouden. Den 17*° werd s. Manlallat bereikt en werden de
vivres voor de hulptroepen op de verschillende rangkangs
(groote praauwen) verdeeld. De Boni vatte post voor de
8. Ayo; de hulptroepen voeren met de rangkangs de Mantallat
op; de van Os begeleidde hen 1| mijl, doch keerde ver-
volgens naar de monding terug en ontving toen eenige ge-
weerschoten, die met een kartetsschot tot zwijgen werden ge-
bragt. Den 19^ berigtlen kiay Ranga Niti en kiay Demang
Wangsa Negara, dat de Bekompayers te kampong Bawang
overnacht en 's anderen daags een groot aantal bewoners dier
streken met hunne Hoofden ontmoet hadden, die hun op last
van Antassari beletten den togt te vervolgen ; dat de oevers
der Mantallat sterk bezet waren en gedurig nog meer ver-
sterkt werden door gewapenden van Moerong; dat er derhalve
Digitized by VjOOQIC
44
geen mogelijkheid bestond naar Tongka op te roeijen, waar
Antassari zelf zich met 600 man ophield. Beeckman gaf bevel
aan de Hoofden, om te beproeven de opstandelingen door over-
reding te doen uit een gaan of anders de Bekompayers te bewe-
gen hen door kracht van wapenen terug te drijven ; maar in
geen geval zonder order op het stoomschip terug te trekken.
De hulptroepen bleven evenwel werkeloos ; er werd geen poging
aangewend om verder door te dringen; de wapenen werden niet
gebruikt tegen de bewoners van het land waaronder de meeste
Bekompayers vrienden of aanverwanten hadden. Den 25^ kwam
de kiay Demang aan boord van de van Os om vivres te halen ;
hij bragt een brief mede van kiay Ranga Niti , waarin me-
degedeeld werd dat hij zich te Waloer bevond en menschen
had uitgezonden om de kolonne Schuak af te wachten ; dat
Antassari hem inlichtingen had doen vragen omtrent het doel
zijner komst, en hij geantwoord had dat hij de kolonne
Schuak afwachtte. Kiay Demang had een vijandelijken voor-
post sterk 100 man gezien nabij Ba wang, die hem echter
ongemoeid had laten voorbijgaan. Nabij de Ayo stond insge-
lijks een voorpost, die in last had de stoomschepen in het oog
te houden en Schuak terug te slaan. Den 25*"° vertrok kiay
Demang met een voorraad van 4 dagen vivres ; den 28«° gaf
Beeckman de leiding der expeditie aan den dd. officier van
den Gheijn over en keerde wegens ziekte naar Marabahan
terug. — Na het ontvangen dezer tijding zond de majoor-
resident de Celebes (den 30<^") met vivres en kolen naar de
Manlallat, met last om, in overeenstemming met van den
Gheijn, alles te doen wat de expeditie zou kunnen doen gelukken.
Vreezende dat de Bekompiyers gemeene zaak met den vijand
zouden maken, zag deze zich evenwel verpligt kort daarna de
onwillige hulptroepen naar Marabahan terug te laten gaan.
Ook Schuak*s kolonne mogt 't niet gelukken Tongka te be-
reiken. Den 13^° Mei rukte hij van TameangLayang op en over-
schreed twee dagen later de grens van Karrouw. Voor dat het
Digitized tf LjOOQIC
45
^vijandelijke grondgebied betreden werd , was men reeds verpligl
een 6lal zieke soldaten onder geleide van eenige inlanders naar
Tameang Layang terug te zenden. Aan de overzijde van eensoen-
gej werden een paar schilden bij een wachlhuisje gevonden ; dit
was het eerste zigtbare teeken van de nabijheid des vijands. Den
i6«» bleek het, dat nog vijf andere soldaten buiten staat waren
meerdere vermoeijenissen te verduren. Onder geleide van kiay
Wira Negara, Hoofd van Awang, zond men ook deze nog
terug. Nabij Goenong Wowong, het punt waar de wegen
van Karrouw, Dayoe en Sihong te zamenloopen, verwachtte
Soeta Ono de eerste vijandelijkheden. Onze trouwe Dayak
wees Schuak die aan de spits marcheerde, op een paar hoof-
den die boven een omgevallen boomstam uitstaken. Tege-
lijkertijd vielen twee schoten waardoor flankeur Nageli een
schampschot kreeg. De muitelingen verdwenen in de struiken,
en Strengaerts vond geen vijand, toen hij met 15 bajonetten
den omtrek doorzocht. Te kampong Rodok, in het vorige
jaar door Schiff verbrand , werd het bivak betrokken en (den
17«')nis'tdag gehouden. Drie patrouilles gingen in verschillende
rigtingen op verkenning uit. Die onder Strengaerts sterk 23
bajonetten en 40 Sihongers in oostelijke rigting, werd uit de
struiken beschoten en kreeg twee gewonden ; zij legde twee
huizen in de asch en vernielde eenige vnichtboomen. Een
andere onder Wijndels hoorde de kogels vliegen, die een
onzigtbare vijand op haar afzond; terwijl de derde geen
ontmoetingen had.
Soeta Ono waarschuwde Schuak om voortaan voorzigtigte
zijn met het gebruiken van vruchten en 'van water uit kleine
riviertjes, daar de Dayaks de gewoonte hebben die in tijd
van oorlog te vergiftigen.
Bij kampong Pondjong Talling, moest (18 Mei) een 20 voet
breede rivier worden overgetrokken. Het ontbrak de kolonne
ten eenenmale aan gidsen ; daarom volgde men slechts den
weg in noord-oostelijke rigting waarlangs Antassari vroeger
Digitized by VjOOQIC
46
gcgaaa was. Een Sihonger aan de spits marcherende , werd
door een randjoe gewond ; de achterwacht zag eenige gewa-
penden. Dien dag en den volgenden had men geen an-
dere vijanden te bekampen, dan den regen, den modder en
de bloedzuigers; doch den 20«° had voornamelijk de voor-
hoede veel van 't geweervuur uit bedekte stellingen te lijden.
Wijndels,2 flankeursen vijf fuseliers werden buiten gevecht ge-
steld, en twee Sihongers doodeUjk getroffen. De vijand werd
echter verdreven; daarna marcheerde men onder zware regen-
buijen door. Nu reeds begon de voorraad rijst en gedroogde
visch te bederven. In den volgenden nacht verdween het
Hoofd van kampong Jahr met 90 man ; daar de hulptroepen
voornamelijk dienst deden van koelies, moesten de vrachten
over de andere dragers verdeeld worden.
Onophoudelijke regenbuijen en een steenachtige bodera
maakten (den 21*"°) den marsch niet gemakkelijk; gedurig
vielen er scholen. Tegen het middaguur was Strengaerts ver-
pligt met den stormpas den vijand te verjagen uit een natuur-
lijke versterking van groote zandsteenen waardoor het pad
liep. Ten 3 uur vond men een geschikte bivakplaats.
Den 2i2««» Mei ging het weer verder tot 3 uur ; de flankeur
Jöster werd gewond door het vuur dat nu en dan op de flan-
ken knalde. Een patrouille die het pad verkende, dat den
volgenden dag moest gevolgd worden, vond een uitgestrekte
verhakking, gewone voelrandjoe's op het pad en buikrand-
joe's in de rivier, 's Anderen daags trok men die versperring
om, zonder weerstand te ondervinden. De spits stootte op een
woning waaruit eerst eenige schoten vielen en die daarop ijlings
ontruimd werd. Nadat de vruchtboomen omgehakt en het
huis aan de vlammen prijs gegeven waren, trok men ver-
der door een bamboebosch en kwam op een grooten ladang
met vijf, pas verlaten woningen. Hier liet Schuak het bivak
opslaan , het onrijpe graan vernielen en de rijpe padie verza-
melen. Digt bij het bivak stroomde een riviertje dat volgens
Digitized by VjOOQIC
47
Soeta Ono de s. Siaang moest zijn, die in s. Ayo uitliep.
Om zich hiervan te overtuigen ging Ie Rutte met Soeta Ono
en een volgeling in een kleine djoekong de soengej af en
ontdekte werkelijk een 70 voet breede rivier. Schuak besloot
toen van rigting te veranderen, de Ayo af te zakken, met den sle*
per van Os de Barito en Mantallat op te stoomen en Tongka
van die zijde te naderen. Het dagelijks toenemend getal zieken
en gewonden, het bederf der vivres , het te voorzien gebrek
aan munitiën en het gemis van gidsen waren geldige redenen
om den marsch over land te staken.
Onmiddelijk werd een begin gemaakt met rakits of
vlotten te maken , waartoe de zware ladangboomen geveld en
naar de soengej gesleept werden.
Vroeg in den morgen van 24 Mei ging Stoecker een weg
over land naar de s. Ayo zoeken. Langs een modderig
pad bereikte hij na eenigen tijd de rivier en zag een kam-
pong (Kwalla Sinang) en een groote djoekong met tien ge-
wapende Dayaks aan de overzijde. Op het vallen van een
paar geweerschoten, sprongen de Dayaks over boord, voer-
den een gewonden makker mede en verdwenen in de strui-
ken. De flankeurs Yiani en Koster sprongen daarop in de
rivier , zwommen naar de overzijde en maakten zich van het
vaartuig meester, dat later de kolonne van ongeloofelijk veel
nut was. Stoecker trok nu de rivier over, verkende den kam-
pong, maakte er eenige geilen» varkens en kippen buit, liet
den sergeant-majoor Bouwmeester met 24 bajonetten daar
stand houden en ging met eenige manschappen terug, om
Schuak zijn rapport te brengen.
Strengaerts kreeg nu last om met twee voltooide vlotten de
Sinang af te zakken; eenige Sihongers waren hem behulp-
zaam in het opruimen der hindernissen. Schuak, die zich in-
middels naar Kwalla Sinang had begeven, liet aanstonds 100
man hulptroepen ontbieden om ook daar vlotten te maken.
Een djoekong met vivres door 2 flankeurs begeleid, werd
Digitized by VjOOQIC
48
plotseling uit de struiken beschoten en verloor een roeijer,
terwijl een ander gekwetst werd. Dit bewoog den expeditie-
kommandant nog dien dag de geheele kolonne te Kwalla
Sinang te vereenigen. Tegen 6 uur 's avonds was het bi-
vak aan de s. Ayoe betrokken.
Den volgenden morgen (25 Mei) gingen er patrouilles uit tol
verkenning van den omtrek, terwijl een afdeeling Sihongers
de achtergebleven vlotten haalde en een andere een be-
gin maakte met de vernieling der vruchtboomen. Met ijver
werd ook den volgenden dag aan de voltooijing der vlot-
ten gewerkt ; de geest der troepen was uitmuntend. Dat de
arbeiders niet verontrust werden door de Dayaks, bevreemdde
Soeta Ono niet, daar hij de wijze van oorlogvoeren zijner lands-
lieden kende. Naar zijne meening bereidden zij zich thans
voor, om de kolonne te water te bestoken.
Eindelijk brak de dag aan (27 Mei), waarop de flotille
de rivier zou afzakken. De vivres en munitie, zooveel mo-
gelijk gedroogd, werden op de vlotten gebragt; daarna gin-
gen de manschappen er op over. Twee honderd Sihongers,
die geen plaats vonden, moesten bij de achterwacht langs
den oever marcheren; 't was een treurige noodzakelijkheid,
daar de vlotten reeds overladen waren en een halven voet
onder water zonken. In de volgende orde werd de rivier
afgezakt : een korporaal met 5 man in een djoekong tot
spits; een vlot met 32 man en een mortier onder Stoecker ,
hierop bevond zich Schuak; een tweede vlot met 20 man;
een groot, overdekt vlot met de zieken en 10 man bedek-
king; een vierde vlot met de rest der kolonne onder Stren-
gaerts. Op elk vlot waren voor en achter eenige Sihongers ge-
plaatst, ieder voorzien van een lang rottantouw om vast te
leggen, en een lange bamboe om af te zetten.
Een uur benedenstrooms was de rivier reeds versperd door
een groeten boom; de stroom had hem evenwel zooveel te-
gen den oever gedreven, dat de vlotten er nog evenvoori)ij
Digitized by VjOOQIC
49
konden. Aan een ladang werd halt gehouden; de padie ver-
nield en van een woning een vlot gemaakt, vtraarop een deel
der hulpbende plaats nam.
Bij Makoe Iladji had het kampongshoofd goesti Omar met
een zwaren boom een versperring daargesteld. Tegen 6 uur
's avonds werd op beide oevers positie genomen en de boom
bij fakkelliclit doorgekapt, zoodat ten 2 uur na middernacht de
doortogt mogelijk was. Nu en dan waren er schoten ge-
vallen, echter zonder te schaden. Van de woning van Ma-
koe Hadjie maakten de Sihongers weder een nieuw vlot. In
dien nacht viel er veel regen; de stroom werd sterker.
Nadat de zieken en gekwetsten, die gedurende den ganschen
nacht in het water hadden gelegen, op het nieuwe vlot waren
overgebragt, werd de logt (den 28«°) voortgezet. Waar huizen
stonden, onlscheeplen eenige manschappen om ze te onderzoe-
ken en te verbranden. Eenmaal de bewoonde streek voorbij ,
ging het verder tusschen digte bosschen, waaruit gedurig scho-
ten vielen ; flankeur Nageli werd door twee kogels getroffen; ook
een Sihonger kreeg een kogel-, een oflicier een pijlwond.
Om de oevers schoon te vegen , was men verpligt dikwijls
Ie stoppen. Op het signaal van halt zwommen twee Sihon-
gers van elk vlot naar den oever, en sloegen behendig
het roitantouw om een boomstam. Brak het touw door
den hevigen schok, dan kwamen de vlotten in botsing
en sloeg er ligtelijk iemand in 't water. Steeds geweerscho-
ten wisselende, bereikte men een ladang, waar de Sihon-
gers werden ingewacht. Een inlandsch fuselier van het zie-
kenvlot viel bij een onverwachten schok in het water, doch
werd door Ie Rutte en een Dayak gered. Bij het vallen der
duisternis werden de vlotten vast gelegd; het afdrijven in
den nacht was zelfs bij helder weder te gevaarlijk. Dezen
nacht (van 28 op 29 Mei) viel de regen met stroomen uit het
dikke wolkendek; aan slapen viel niet te denken. Nageli die
veel geleden had , stierf in den morgen. Toen kwamen ook
II. 4
Digitized by VjOOQIC
50
de Sihongers, die den nacht halverlijf in den modder,
zonder eten, hadden doorgebragt, klappertandend van koude
aan. Schuak liet aan ieder koelie een handvol verzuurde rijst
met de helft van een gedroogd vischje verstrekken en gaf daar-
na het teeken om de touwen los te maken. Tegen half twee
werd er nog eens gestopt bij een ladang, waarop een groot
huis en verscheidene pisangboomen stonden. Daar vervaar-
digde men wederom twee groote vlotten, waarop thans alle
Sihongers ingescheept konden worden. De vijand onderhield
den ganschen dag een onschadelijk vuur; slechts één fuse-
Uer kreeg een pijlwond.
Veertien groote en drie kleine vlotten zakten den 30*^"
Mei de rivier af. Spoedig begon het vuur weder aan de beide
oevers en daar de rivier nog meer gezwollen was, viel er
aan flankdekking niet te denken. Op het ziekenvlot, dat
door zijne grootere afmetingen bijzonder de aandacht des
vijands trok, werden de meeste projectielen afgezonden. De
ziekenoppasser Ziegehardt viel door twee kogels getroflen. Op
het midden van den dag werd er voor de laatste maal gekookt ;
de bedorven rijst was ter naauwernood eetbaar. Het gebrek
werd grooter, de laatste genever in den morgen van den31«"
verstrekt. Ook de voorraad patronen was bijna uitgeput. Op
verzoek van Ie Rutte voer het ziekenvlot dien dag bij de ach-
'terwacht; de toestand der zieken en gekwetsten was ver-
schrikkelijk, en daar de vijand het groote vlot, in het midden
varende, waarschijnlijk voor dat van den kommandant hield,
hoopte Ie Rutte het in de achterhoede meer te vrijwaren
voor de vijandelijke kogels. Tot voorkoming van ongelukken
liet men de vlotten op een ouderlingen afstand van 2 è 300
pas afdrijven.
Tegen 8 uur bij een bogt der rivier gekomen, ontving
de spits een salvo van den oever; het eerst volgend vlot
onder Stoecker door den snellen stroom niet tijdig ge-
stopt, werd eveneens fel beschoten en nog een eind voort-
Digitized by VjOOQIC
51
gesleept. Naauwelijks was het de plaats voorbij, vanwaar
het vuur uitging, of twee reusachtige boomen vielen onder het
krijgsgeschreeuw van een honderdtal Dayaks juist achter
het vlot in de rivier. Voor het eerst zag men den vijand.
Schuak's vlot liep met een zwaren schok tegen een boom.
Hij en Stoecker beantwoordden het vuur evenwel zóó goed,
dat den vijand de tijd ontbrak een derden boom te doen val-
len en reeds grootendeels teruggetrokken was voor dat men
voet aan wal kon zetten. De gewonde kanonnier Storm
had met veel juistheid een granaat te midden van den vijan-
delijken drom geworpen ; dit had den vijand op de vlugt doen
slaan. Slechts enkele voorvechters moesten door de bajonet-
ten verdreven worden. De sergeant-majoor Bouwmeester en
de fuselier Saridin sneuvelden. Een inlandsche fuselier, acht
Europesche soldaten en twee kettinggangers waren zwaar,
vijf Sihongers ligt gewond. Stoecker was door twee kogel-
scholen buiten gevecht gesteld; Slrengaerts had een vergiftig
pijltje in het oog van een borstknoop gekregen. Onder de
voorwerpen die in menigte over boord waren geslagen, toen
de vlotten met kracht tegen de gevallen boomen aandreven ,
bevond zich ook het laatste vat spek en vleesch.
Onderwijl de soldaten de oevers zuiverden en de laatste vij-
anden uit hunne gepalissadeerde stellingen verjoegen, ruim-
den de inlanders de versperring op. Twee uren later werd
de logt vervolgd, en daar het terrein hier toeliet langs den
oever te marcheren, dekten twee patrouilles onder Stren-
gaerts en sergeant-majoor Weidner de flanken. Toen tegen den
avond halt werd gehouden, en de lijken van de gesneuvelden
onder takken en groen in het bosch begraven waren, zond
Schuak 4 Sihongers met een kleine sampang de rivier af, om
zoo doende de Boni te bereiken en haar met den toestand
der kolonne bekend te maken.
Op dien dag vol tegenspoed volgde een nacht zonder rust
of verkwikking. Onophoudelijk ontlastten zich zware regen-
Digitized by VjOOQIC
S2
wolken ; H was onmogelijk een wachtvuur te ontsteken, water
te koken of eten te bereiden ; een weinig rijst, was het eenige
voedsel , als de geheel bedorven rijst nog voedsel mogt ge-
noemd worden. Vooral de zieken en gewonden waren diep te
beklagen. De ongelukkigen lagen doornat uitgestrekt op het
ziekenvlot, waarop zich een ondragelijke slank begon Ie ont-
wikkelen; velen met den dood voor oogen, waren toch ge-
lalen, anderen kermden van smart en pijn. Ongeloofelijk
lang scheen een ieder die nacht toe, en toen de eerste
teekenen van den naderenden dageraad in het oosten zigt-
baar werden, was de order lot opbreken aan allen welkom,
was het voor hen die nog niet geheel uilgeput waren een
geluk , de stroeve leden in beweging te kunnen brengen en
langs den oever door het water te mogen marcheren tol
dekking der vlotten. Langzaam (1 Junij)'^ging het voorwaarts,
tot dat de troepen aan den linkeroever ten elf uur op een klein
riviertje stuitten, dat nu door den hoogen waterstand in een
diepen stroom was veranderd. Men was verpligi hier nieuwe
vlotten te maken; want de vlotten der hulptroepen waren
achtergebleven niettegenstaande Schuak bevolen had om elk
vlot met 8 man te bezetten. Na het gebeurde van den vo-
rigen dag waren de vrees en angst der Sihongers onbeschrijfe-
lijk. De wakkere Soeta Ono, die zich in alle opziglen boven
zijne landslieden onderscheidde, verzocht en verkreeg toe-
slemming om met tien volgelingen terug te roeijen, ten
einde de achtergeblevene vlotten te halen. Aan het voort-
zetten van den logt kon dien dag niet meer gedacht wor-
den, hoewel ieder uur oponthoud de kans vergrootte om
den hongerdood te sterven. Ofschoon de voorraad van ge-
heel bedorven rijst en van visch, nog slechts voor 50 man
voldoende was, dacht loch niemand er aan, de hulptroepen
aan hun lot over te laten.
Wederom volgde er een lange nacht, een nacht nog somber-
der dan de vorige, want de ellende nam van oogenblik lot
Digitized by VjOOQIC
c/:
Digitized by VjOOQIC
Pü8LiCLI3:^A»>
ASrrOR, LEMOX AMD
TILDEN FOUNDATIOMS
Digitized by VjOOQIC
63
oogenblik toe; iedereen zag het hagchelijke van den toestand in,
ongeloorelijk traag gingen de uren voorbij. Slil en lijdzaam,
uitgeput en zwijgend zaten de manschappen neder, met
hunne gedachten ver van de heillooze plaats waar de dood
hen verachtte. Geen enkel gerucht in de zware bosschen die
de oevers bedekten; geen enkel geluid van een nachtvogel;
geen enkele kreet van den Dayak in de wildernis; niets dan
het kabbelen van den stroom tegen de vlotten deed zich
hooren.
Daar klinkt eensklaps een kanonschot in de verte ! Als door
een onzigtbare magt gedreven, rijst ieder op, en nog hebben
de luchttrillingen niet opgehouden, of reeds weergalmt een
luid hoera! over de oppervlakte van het water. Dat schot
moet van de Boni komen, dal schot beteekent hulp, voed-
sel, redding; dat schot stort balsem in het hart van den
lijdende, schenkt kracht aan den zwakke, wekt hoop op in
het gemoed van den neerslagtige. De droevige wanhoop maakt
plaats voor uitbundige vreugde; nog eens klinken blijde
juichloonen; de zieken zelfs voegen hunne zwakke stemmen
daarbij, en over het bleeke gelaat van den stervende gaat
nog een glimlach.
Geduldig werd de dag afgewacht; tegen 8 uur kwam
Soeta Ono met de vlotten afdrijven , en spoedig daarop ging
de ko!onne verder. Het lijk van den korporaal Bosch, die
nog voor het afvaren aan zijne wonden overleed, werd in
de struiken neergelegd en met bladeren bedekt. Een uur
later kwam men aan een punt waar de vijand de flotille af-
wachtte. Ter beantwoording van het lilla- en geweervuur,
waardoor weder een fuselier gewond werd , wierp men een
granaat tusschen den vijand, met dat gevolg, dat deze de
vlugt nam. De mortier, met rottan vastgesjord, sloeg bij
dit schot van het vlot en verdween in de diepte. Te ver-
geefs werd er naar gedoken; veel tijd kon niet verloren
worden en Schuak liet verder gaan. Door den vijand opge-
Digitized by VjOOQIC
54
vischl, kwam die mortier (volgens latere mededeelingen van een
gevangene) in het bezit van Antassari. Wederom blies een
zwaargewonde flankeur den laatsten adem uit. Steeds beschoten
van den oever, ging men langzaam door, totdat na eenigen
tijd nogmaals het signaal van halt klonk. De vijand werd
te talrijk, schoot uit lilla's, hief bij voortduring zijn zege-
vierend krijgsgeschrei aan en moest noodzakelijk verdreven
worden. Voet voor voet terugtrekkend, verdedigde hij zich
nog eenige oogenblikken achter zijne palissadering; doch
toen Strengaerts, met 15 man het ontscheepte detachement
kwam versterken, nam hij de vlugt, na nog eenmaal een
verwoed krijgsgeschreeuw te hebben aangeheven. Gelukkig
kostte ons dit oponthoud slechts één gewonde.
't Was half zes geworden, voordat de troepen aan boord
der vlotten terug waren en er weder voorwaarts gekom-
mandeerd werd. Bij den eersten bogt lag een pas gekapte
zware boom, dwars over den stroom; een tweede stond
op het vallen; gelukkig bleef er ruimte genoeg over om de
vlotten er langs te voeren. Bij het halt houden, zonk Schuak
van vermoeijenis neer en nam Strengaerts, wiens beenen
geheel ontveld waren, doch die zijn dienst geen oogen-
blik had behoeven te staken, het kommando voor eenige
uren op zich.
Toen de duisternis inviel, maakte Soeta Ono, vergezeld
van twee der zijnen, een verkenning benedenstrooms en
vond in de nabijheid een zware versperring van omge-
kapte hoornen, die de doorvaart geheel belemmerden. Men
besloot dadelijk handen aan het werk te slaan en de
versperring gedurende den nacht op te ruimen. Met eten
werd geen tijd verloren; er viel niet meer te eten. 't Was
van het hoogste belang den vijand vooruit te komen. Hem
met kogels te verdrijven, zou niet lang meer volgehouden
kunnen worden; er bleven nog slechts twee patronen voor
ieder man over. Hem met de bajonet te lijf gaan, daartoe
Digitized by VjOOQIC
55
zouden spoedig de krachten ontbreken. Met walging sloeg men
een handvol bedorven rijst naar binnen en, terwijl Slren-
gaerts en Soeta Ono met de hulptroepen in stille de versper-
ring opruimden, wachtte men met ongeduld den dag ar. De
hoop op hulp was aanmerkelijk verüaauwd. Het schot voor
dat van de Boni gehouden, kon wel een lillaschot des vijands,
misschien het geknal van een orastortenden boom geweest
zijn. Bij de eerste schemering brak men in alle stilte op;
de vlotten der soldaten gingen ditmaal voor, om krachtiger
te kunnen optreden; die der hulptroepen volgden. Men had
vooraf de lijken van Iwee man. Pels en Kalidin, in het riet
nedergelegd. Eenigen tijd ging alles goed; reeds waande
men den vijand vooruit en het gevaar ontgaan te zijn, toen
ten 8 uur, op den rcgteroever het vuur weer begon, de ko-
gels over de vlotten vlogen en een man getroffen werd. Een
half uur later hield de voorhoede een oogenblik halt bij een
ladang, om de overige vlotten in te wachten. Op het zien
van vruchtboomen en suikerriet, waren de inlanders niet meer
ie houden; zij sprongen van de vlotten en zwommen naar
den oever om hun honger met vruchten te sullen. Moest
hier wéér gewacht worden? onmogelijk! Ook de soldaat
leed honger; hoe ver men van de Barito verwijderd was,
wist niemand; er mogt dus geen minuut verloren worden.
Het signaal van voorwaarts klonk onverbiddelijk, en de hulp-
benden bleven achter.
Kort daarop ziet de spits een djoekong den stroom op-
roeijen; een der opvarenden houdt een brief in de hoogte. Een
onbeschrijfelijke gewaarwording maakt zich van ieder mees-
ter. God lof! er zal redding komen. Een luide kreet van
dankbaarheid ontsnapt aan het vol gemoed en weergalmt
van vlot tot vlot. De Boni is drie uren de Ayo opgestoomd
en zal binnen het uur bereikt worden !
In den morgen van den 1«" Junij hadden de vier Sihon-
gers, door Schuak uitgezonden, de Boni aan de monding
Digitized by VjOOQIC
56
der rivier bereikt. Voorzien van eenige levensmiddelen waren
zij eenige uren later teruggeroeid , doch op een verspeiring
stootende, verpligt geweest weder af te zakken. Uitgelokt
door een geldelijke belooning, beproefden zij den volgenden
dag nogmaals de rivier op te gaan, terwijl de kommandant een
kanonschot loste om van zijne tegenwoordigheid te doen blijken.
Denzelfden dag kwam de Celebes, en den 3^° ging de Boni
met A gewapende sloepen op sleeptouw de rivier op, onder
kommando van den luitenant ter zee ^^ klasse van der Star.
Toen de Boni bereikt was , zonk menig brave, die zich tot
nu toe alleen door geestkracht op de been had gehouden,
van uitputting ineen. Er vloeiden tranen. Aan de zieken
en gekwetsten werd de eerste hulp verleend; daarna voed-
sel verstrekt aan de overigen. Gezond waren er op dat
oogenblik weinigen; de meeslen hadden verwonde voeten , ve-
len geheel ontvelde beenen.
Van der Star wilde met de Boni en gewapende sloepen
de Ayo verder opgaan om de hulptroepen op te zoeken,
waarvan er behalve het vlot met de gekwetsten, nog 250
ontbraken ; doch Schuak achtte het onraadzaam, om het stoom-
schip bloot te stellen aan de boomen die op vallen stonden.
Bovendien viel het water, en was het waarschijnlijk dat de
Sihongers in de bosschen gevlugt waren.
De Boni stoomde dus naar de monding terug en wachtte
daar de overige vlotten af. Één verlaten vlot was alles wat
dien dag kwam afdrijven. Toen ging Soeta Ono met tom-
monggong Djaya en 10 Sihongers des avonds nog naar bo-
ven en bragt den volgenden morgen de tijding mede, dat
hij alle vlotten verlaten en op een de kenteekenen van een
bloedige worsteling gevonden had. Het lot dier ongelukki-
gen, die geen enkel uur meer weerstand hadden kunnen
bieden aan den nijpenden honger, viel niet te betwijfelen. De
Celebes bleef evenwel achter om de vlugtelingen op te ne-
men, en de Boni bragt 4 Junij de kolonne naar Mengkatip
4
Digitized by VjOOQIC
67
terug, 's Anderen daags kwam majoor Yerspijck met 75 man
infanterie onder kapitein Bruigom op de Suriname daar
aan; geen berigt van Schuak ontvangende, had hij last ge-
zonden om van Amoen thay onverwijld een kolonne, (dienstdoende
officier Backerus met 50 man, 20 kettinggangers en 82 koelies)
over Tandjong naar Tameang Layang te laten oprukken,
terwijl hij zelf langs de rivier zijne soldaten ter hulp snelde.
Later vernam men de lotgevallen der Sihongers. Naau-
welijks was de kolonne uit het gezigt geraakt, of 200
Dayaks kwamen in een tiental groote rankangs uit kleine
soengej's te voorschijn en openden hun vuur op de vlotten.
Ontdekkende dat zij alleen met Borneoten te doen hadden,
vielen zij met het blanke wapen in de hand op de vlotten
aan. De Sihongers gaven zich zonder tegenstand over en
werden gevankelijk weggevoerd. Drie zieken, die niet gaan
konden, sloeg men het hoofd af; het Hoofd van Dayoe,
pembekkel Djabok, onderging na eenige martelingen het-
zelfde lot. De gevangenen werden verkocht aan Dayaksche
Hoofden en moesten in de rijstvelden arbeiden. Het gelukte
echter aan 'de meesten vroeg of laat te ontvlugten; want
een jaar later ontbrak van de afdeeling die Soeta Ono had
aangevoerd, nog slechts een dertigtal mannen, waarvan
volgens zekere berigten bereids elf overleden waren.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK V.
GUBRILLA-KRIJG. — MARSCHEN VAN EEN AANTAL B;LEINB
KOLONNES NAAR AFGELEGEN PLAATSEN. — TERREINVER-
KENNINGEN. — BBVOLKINGSPATROUILLES.--SCHOO-
NE BELOFTEN VAN PANGBRANG MOEDA. — MEI 1861.
Goesti Kapitan en Taha, die zich lang in de ongenaakba-
re moerassen van de Boven-AIalak hadden staande gehou-
den en daardoor gedurig aanleiding gaven tot geruchten van
aanvallen op Marabahan en Bandjermasin , kwamen met een
vijftigtal huisgezinnen in onderwerping, legden den eed van
getrouwheid aan het gouvernement af en vestigden zich in
de kampongs S. Oellak en Bambangan, die het bestuur hun
tot verblijfplaats aanwees.
De dappere van der Wijck , wiens naam wij bij zoo menig
gevecht met roem mogten ter neerschrijven, bezweek in het
begin der maand Mei, ten gevolge van de doorgestane ver-
moeijenissen.
In de nabijheid van Martapoera vertoonden zich nu en dan
vijandelijke benden, die door patrouilles der bevolking, ver-
sterkt met eenige verkleede soldaten, opgezocht werden en waar-
aan bij een paar gelegenheden eenig verlies toegebragt werd.
Den 30^" April was de dd. officier Coenen met 30 bajonetten
Digitized by VjOOQIC
69
uitgerukt naar de plaats waar het postgeleide gedurig werd
beschoten. Hij vond dien dag slechts eenige wachthuizen
in het woud en bivakkeerde te Sampan dat door de bevol-
'king was verlaten. Den i^ Mei stootte hij op een groote
verhakking en bereikte ten 1 uur eenladang, waareen twin-
tigtal gewapende mannen bezig was padie te snijden;
na hunne geweren te hebben gelost, kozen zij het hazen-
pad. Een groote voorraad padie in 1:2 woningen opgesta-
peld, viel Goenen in handen. Een paar uren later trof hij
op een anderen ladang een dertigtal vijanden aan, die de
soldalen tot den strijd uitdaagden. Eenige welgerigte
schoten waren evenwel voldoende om hun strijdlust te
bekoelen en hen op de vlugt te jagen. Een inlander kreeg
bij de vervolging een kogel in den rug en liet toen het
kind vallen dat hij in de armen droeg, om zich in de struiken
te redden. Goenen maakte eenige wapens buit, vernielde ook
hier den voorraad padi een keerde naar Moengoe Thayor terug.
Cavaljé rukte den 5<^" Mei met 30 bajonetten uit, om te
onderzoeken of er nabij Rampanang en Poeloe Seriboe vij-
anden schuilden. Op het punt, waar de post meermalen aan-
gevallen was, vond hij randjoe's, daarachter een verlaten
bivak, en eindelijk een ladang die door zestig vijanden ver-
dedigd, doch na een kortstondig vuurgevecht verlaten werd.
Bij de vervolging ontdekte men elf tot het dak toe gevulde
padieschuren, die vernield werden. Vroegtijdig (6 Mei) op-
brekende, trok Gavaljé langs de s. Benoeong naar kampong
Rampanang, waar de nagenoeg rijpe padie op een uitge-
strekte sawah en een aantal kleine woningen langs den bosch-
rand, het aanwezen van inlanders deed vermoeden. In het
bosch werd echter geen spoor der bewoners gevonden. Den 7'"
beproefde dezelfde officier te vergeefs een moeras door te trek-
ken, ging toen de rivier over, baande zich met den klewang een
pad door het hout en kwam op een vroeger vernielden ladang,
waar een twaalftal inlanders de nog bruikbare padie zochten
Digitized by VjOOQIC
60
uit de puinhoopen van een verbrande woning. Op den alarnw
kreet van een hunner vlogen allen de wildernis in, zonder aan
strijden te denken. Even schuchter waren de muitelingen
die men later nog zag ontvlieden. Den 8*" werd de weg
naar Moengoe Thayor weer ingeslagen; de Europeanen had-
den hun schoeisel in het moeras verloren en marcheerden
reeds twee dagen barrevoets.
Een bevolkingspatrouille, versterkt door eenige verkleede
inlandsche soldaten, maakte den ^0""^ een verkenning naar
Takoetie, een dagmarsch van Martapoera gelegen, en ont-
moette een bende muitelingen waarvan er een gedood en drie
gevangen genomen werden. De fuselier Wongsosentiko be-
kwam door een springlans een ernstige wonde. Een gedeelte
der bevolking van Riam Kiwa keerde uit de wouden terug
en werd in een paar groote kampongs vereenigd.
Een vijandelijke bende gelukte het den kampong vankiay
Boemi Rata te plunderen en zich daarna uit de voeten te maken.
In Riam Kanan ging men voort de rondzwervende opstan-
delingen zooveel mogelijk afbreuk te doen; nergens waren
zij sterk genoeg om zich met de patrouilles te meten. Hadji
Matalie volhardde in het opsporen van de schuilhoeken des
vijands en trachtte den goesti over te halen om in onderwer-
ping te komen. Kapitein Boudier en luitenant van Sorgen door-
kruisten met patrouilles een aantal dagen het gewest, be-
zochten vele kampongs, doch vonden nergens een vijand
te bestrijden.
Van Vloten maakte den 22«" met 38 bajonetten een logt
naar Aboelang; hadji Matalie en 15 volgelingen vergezelden
hem. Vijf dagen later kwam hij met zes gevangenen te
Mengappan terug en was nu overtuigd dat goesti Issa en
Mata Karsa alleen over hunne onderwerping hadden onder-
handeld, om tijd te winnen tot het oogsten hunner uit-
gestrekte sawahvelden. Een groot aantal wapens, munitiën
Digitized by VjOOQIC
61
en kleedingstiikken was hem in verschillende, tot nu toe
onbekende kampongs in handen gevallen; overal waren de
rijkgevulde padieschuren vernield.
Van Oort rukte den 3i'" uit aan het hoofd van 22 bajo-
netten en hadji Matalie met 18 volgelingen. Van Apoei zond
hij kleine patrouilles het land in om ladangs te ontdekken.
Een aanzienlijke padievoorraad werd ook gevonden te Goe-
nong, waar iBoeyasin den laatstcn tijd verblijf had gehouden.
De troepen van Moengoe Thayor en Rantau lieten geen
rust aan de muitelingen, die overal ronddwaalden en zich
voornamelijk te Binoeang ophielden. Het detachement dat
den post van Malaraman naar Moengoe Thayor overbragt,
werd gedurig beschoten. De meeste verliezen waren echter
aan *svijands zijde, daar gedurig eenige muitelingen neer-
gelegd of gevangen genomen, al de geheime padieschu-
ren van lieverlede door de troepen ontdekt werden en 'svij-
ands wapens in onze handen vielen. Zoo werd Gadoeng be-
zocht om den muiteling Padan te overvallen. Van Puffelen
zou toen aan een lans geregen zijn, als het schot van een
flankeur hem niet gered had. — Kapitein Engel deed gedurende
drie dagen een togt door het landschap Moening, werd nu
en dan beschoten, doch had geen belangrijke ontmoeting.
Bij die gelegenheid vielen hem de vrouwen en kinderen van
den pembekkel Mail van Mataraman in handen.
Belangrijk in menig opzigt was de togt door Cavaljé on-
dernomen, om een weg van Ambawang naar Kendangan
te zoeken en zoodoende een regtstreeksche gemeenschap te
openen tusschen die plaatsen. Tot dat einde had die officier
zich met 40 bajonetten en 31 bannelingen den 22*" Mei op
marsch begeven naar Baleh. De warmte was dien dag zoo
drukkend, dat een paar soldaten onmagtig neervielen. Daar
de gidsen zich lieten wachten, ging Cavaljé eerst den 24««
verder, nadat hij zijne kolonne tot 60 bajonetten had gebragt.
Digitized by VjOOQIC
62
Soengej Lanljor werd ten iO ure bereikt. Ten 4 ure des
namiddags bereikte men Ambawang, waar het bivak werd be-
lrokken. Daar de gidsen eerst ter hoogte van Rampa met het
terrein bekend waren, werd van nu af op het kompas in noorde-
lijke rigling het woud doorgetrokken en, daar de weg gekapt
moest worden, vorderde men natuurlijk slechts langzaam. In een
hutje opeen vroegeren ladang trof men een oude blinde vrouw
aan, die een pad aanduidde dat naar de Mangkaurivier
voerde. Nadat eenigen tijd in die rigting was voortgemar-
cheerd, werd er op een open plek gebivakkeerd en den nacht
rustig doorgebragt. Den 28-" vervolgde de kolonne den togt,
totdal zij, op een ladang deboucherende, onverwachts door
drie geweerschoten werd begroet. De schutters weken da-
delijk in de wildernis. Dertien padieschuren en zeven wo-
ningen werden nu verwoest, het te velde staand graan
vertrapt, en iels verderop, aan de soengej Batam, hel bivak
opgeslagen. De gidsen herkenden het terrein, en bragten
de kolonne 's anderendaags naar Rampa ; daarna werd de
Mangkau met moeite overgetrokken en tegen 4 uur aan de
Tapinrivier gebivakkeerd. Den 28«" trok men dien snelvlie-
tenden stroom over en vervolgde den marsch over hel Sing-
kalanggebergte naar Ranlau. Den 29«" zond Cavaljé een deta-
chement uil, om eenige zieken naar Moengoe Thayor te brengen
en van daar vivres te halen. Kapitein Engel, kommandanl van
Moengoe Thayor, die juist een togt naar den berg Tibong
maakte, waar een vijandig Hoofd, tommonggong Sampan
zich ophield, liet zich toen door Cavaljé vergezellen. De
vereenigde kolonnes, sterk 75 bajonetten en 30 kettinggangers,
kwamen den 81*^° te Benoea Padang, staken de rivier over,
trokken hel woud bij Kloempang door, en betrokken het bivak op
een der heuvels van het Singkalanggebergte. Den 1«" Junlj mar-*
cheerde men naar Goenong Tibong; patrouilles werden uilgezon-
den , verlaten bivaks doch geen tommonggong Sampan gevon-
den. Terwijl Engel den 2*° Junij naar Moengoe Thayor terug-i
Digitized by VjOOQIC
6S
keerde, vervolgde Cavaljé den marsch naar Kendangan, gaf
zijne kolonne een rustdag, liet 7 man in het hospitaal
achter, keerde toen naar Moengoe Thayor terug, en zocht
van daar op het kompas een weg naar Baleh. Op den top
eener hoogte werd den 6*° gebivakkeerd; 's anderendaags be-
reikte mende Mangkaurivier. De hooge waterstand maakte het
noodig een brug over de rivier te slaan; dit hield drie uren
op. Den marsch vervolgende, ontdekte men het voor eenige
dagen gekapte pad, volgde dit gedurende een uur, totdat
men op een bewoonde plaats in een dal kwam. De inwoners
van twee kanten overvallen, deden geen poging totontvlugten,
maar zeiden dat ze gebrek leden en genegen waren de kolonne
te volgen om zich in den kampong van Soetoleksono neer te
zetten. Nadat zij hunne wapenen ingeleverd en hunne goe-
deren bijeengepakt hadden, volgden zij welgemoed de kolonne
naar Rampa en Hatoegang, waar gebivakkeerd werd. Baleh
werd den 8«° bereikt; daar hield men één rustdag. Den
iO«" ging Cavaljé met 15 bajonetten naar Pengaron, waarden
volgenden dag het overige gedeelte met de 21 Bandjerezen
hem volgde.
Cavaljé had aan zijn last voldaan, de verbinding over
land tusschen Kendangan en Pengaron daargesteld. De ont-
beringen en vermoeijenissen gedurende 21 dagen ondervon-
den, waren spoedig vergeten; en toen de vijand ander-
maal het hoofd opstak, was Cavaljé weder de eerste in het
veld, om hem de scherpte van het zwaard te doen voelen.
Aan de monding der Satoeirivier in Tanah Laut vertoon-
den zich (den 2*™ Mei) eenige rooverspraauwen , die de
aldaar gestationeerde kruisboot aanvielen. Na een langdu-
rig vuurgevecht, waarbij wij vier gekwetsten kregen, werd
die aanval afgeslagen. Doch eenige dagen later plunderden de-
zelfde roevers sommige huizen te Tandjong Salatang, en roof-
den nabij Batoe Tongko eenige visschers. Toen zij ook daar aan
Digitized by VjOOQIC
64
wal gingen , stelde de bevolking zich evenwel te weer. De Ce-
lebes^ocht daarna langs de geheele kust de praauwen op, doch
vond er geen meer.
Er liepen geruchten dat de pembekkels Joessoep, Gobor
en kiay Lang Lang in Tanah Laut waren teruggekeerd.
Een gevangene vroeger matroos van Kalangan, die in dienst
van hadji Boeyasin was geweest, deelde mede dat nabij
Goenong Pamatton op de grenzen van de afdeeling Martapoera,
dat Uoofd een versterking had opgerigt, gewapend met 3 stuk-
ken geschut en bezet met 300 man, waarvan 100 met geweren
waren. Hoewel dit berigt ongeloofbaar scheen, omdat nog
kort te voren tijdingen waren ontvangen van den korporaal-tee-
kenaar Nijerveld, die met een geleide van vier bajonetten en twee
gewapende kettinggangers het terrein in die buurt opnam,
gaf Yerspijck echter last aan het distriktshoofd van Maloeka
daaromtrent door spionnen meer zekere berigten in te winnen.
Het detachement van 40 bajonetten onder serg. majoor Gim-
berg, dat den 2«° Mei den post van Kendangan naar Belimouw
begeleidde , werd nabij Wasa Wasa opgehouden door een vrij
levendig vuur van een vijftig vijanden, die evenwel met den
looppas nagezeten wordende, in het bosch verdwenen. Yan
Belimouw terugkeerende, vond Gimberg nabij Wasa Wasa den
weg met bamboe-doeri takken versperd, terwijl de vijand hem
opwachtte. Zijn onschadelijk geweervuur werd evenwel krachtig
beantwoord en Kendangan zonder verlies bereikt, 's Anderen-
daags rukten van Kendangan drie kolonnes onder Hamakers ,
Brinkgreve en Muller langs verschillende wegen op Taal, om
den vijand, kon het zijn, een gevoehge les te geven. De
gelegenheid daartoe ontbrak echter ten eenenmale; want
overal sloeg de vijand op de vlugt.
Van 5 — 12 Mei gingen dagelijks patrouilles uit, zonder
iets meer van den vijand te ontdekken dan nu en dan een
onschadelijk schot op grooten afstand.
Digitized by VjOOQIC
65
Op het berigt, dat te Toempakan Mati ruim 2 uur Z. 0.
waarls van Kendangan een benting gebouwd was, trokBrink-
greve (den 13^° Mei) met 100 bajonetten, de luitenants Muller
en Voogt, en 1 mortier daarheen , splitste bij Djamboe zijn
magt in twee deelen , zond Muller met een gedeelte voor-
uit om den vijand in front aan te tasten, en trachtte
zelf de stelling om te trekken. Bij een kromming van
den weg stootte Muller óp den vijand, die hem met lilla- en
geweerschoten begroette , waardoor een flankeur viel. Zich
dadelijk opstellende, en ontwarende dat zijn geweervuur
in het digt begroeide terrein weinig uitwerking zou hebben,
liet Muller een paar granaatworpen doen. Nu gaf de vijand ,
zich ook in den rug bedreigd ziende, de verdediging op
der vijf, uit ijzerhouten palen zamengestelde , borstweringen
en wist door een overhaaste vlugt aan onze vervolging te
ontkomen.
Op verscheidene plaatsen beneden Djamboe wasdeKiddeman-
rivier versperd en daardoor de gemeenschap tusschen Ken-
dangan en Negara verbroken. Op den 15«° en 16«° werden drie
kolonnes daartegen afgezonden, waarvan er twee op praauwen
werden ingescheept; een van Barabei-ie gaande, stond onder den
adjudant-onderofficier de Reussy, een van Negara onderden
sergeant-majoor Graef, en een van Kendangan onder Hama-
kers. Zonder gevecht werd de gemeenschap hersteld ; alleen
de kolonne Graef wisselde eenige schoten met den vijand.
Koch, dd. officier, kreeg (den 16«") bij Karang Djawa
een salvo van een bedekt opgestelde bende, dat hem drie
gewonden toebragt. Bovendien werden nog drie andere
manschappen door randjoe's buiten gevecht gesteld. Denl?*"
rukten Hamakers en Muller met twee kolonnes langs verschil-
lende wegen naar Goenong Layang, waar hadji Boeyasin
een vergadering hield. Hamakers kwam ten lOi uur met zijne
kolonne aan den voet van den goenoeng Layang, kreeg
eenige schoten onder het beklimmen van de hoogte, doch vond
n. 5
Digitized by VjOOQIC
66
op den lop niets dan een verlaten pendopo ; hij volgt den berg-
rug naar Doerian Reboeng door digt kreupelhout en bereikt
na veel inspanning de s. Amandit die door den hoogen water-
stand ondoorwaadbaar is. Terwijl men bezig is een klein
vlot zamen te stellen, opent de vijand van de overzijde een
onschadelijk geweervuur. Tegen i uur is het vlot gereed dat
echter niet meer dan drie man kan dragen. Brinkgreve beproeft
met twee llankeurs het eerst den overtogt; de taak is niet
gemakkelijk zoowel door den sterken stroom als door het aan-
houdend vuur des vijands ; maar door met krachtigen arm
te roeijen en zich niet aan de kogels te storen , wordt
weldra de andere oever bereikt. Zoodra Brinkgreve voet
aan wal zet, trekt de lafhartige vijand, die slechts drie blan-
ken heeft te bevechten, terug en ontvliedt in de wildernis.
Een gedeelte van de kolonne volgt Brinkgreve langs den
anderen oever naar Doerian Reboeng, en komt met de rest
laat in den avond te Kcndangan terug.
Muller had den vijand bij s. Toempakan Mati geslagen,
was vervolgens op den goenoeng Layang aangekomen , trof
niets dan een verlaten benting aan en marcheerde ten 5 uur
terug. Hoewel dus den vijand eenig verlies toegebragt en
de woning verbrand was, waarin Boeyasin zich ophield, ge-
lukte het echter niet dat Hoofd meester te worden.
Brinkgreve maakte (den 19*°) met luitenant Voogt en
60 bajonetten een patrouille naar Batoe Lakki en ver-
dreef den vijand ook van daar. Van Soengej Pantjor tot aan
goenoeng Besi-auer werd de kolonne telkens beschoten ; nabij
laatstgenoemde plaats kwam de spits in aanraking met eenige
muitelingen. Te Tambong Toelang bevrijdde men een ge-
vangene. Iets verder zag men van een hoogte bij eenige
huizen een dertigtal menschen ; deze ontkwamen allen , daar
zij buiten bereik van het geweervuur de troepen ontdekten en
bij lijds een goed heenkomen zochten. In die woningen vond
men een aantal blanke wapenen en een voorraad van 10.000
Digitized by VjOOQIC
67
gantongs rijst. Het bivak op een heuvel belrokken , werd
niet aangevallen, en in den vroegen morgen van den 20*^°
opgebroken ; daarna ging men de s. Baloe Lima over, en bereikte
tegen i uur Kendangan. — Op den 25*^" maakte Voogt een
togt van Rantawan naar kampong Laboean. — Van Kendangan
gingen den 24^° twee patrouilles uit om hadji Boeyasin te
Djelalan te overvallen, waar deze zich volgens mededeeling
van een gevangene zou ophouden; deeene, 50 bajonetten on-
der Brinkgreve en dd. officier Koch ; de andere, 60 bajonetten
onder Hamakers , Muller en dd. officier Kuster. Bij s. Pan-
tjor werd Brinkgreve beschoten uit een kleine versterking,
waarvan de verdediging door een omtrekking van Koch spoe-
dig werd opgegeven ; bij s. Kalampo viel een inlandsch sol-
daat door het vuur uit een bedekte stelling, die na het
eerste salvo door den vijand werd verlaten. Kampong Dje-
latan droeg de kenteekenen van een groot aantal menschen
te hebben gehuisvest, doch was nu ledig; beide patrouilles
keerden derhalve naar Kendangan terug. — *s Anderen daags
rukte Muller weder uit in een andere rigting, terwijl den
26«" Brinkgreve nog een vergeefschen marsch maakte naar
Pamioeng, waar eenige muitelingen geschuild hadden.
Onophoudelijk nagejaagd en aanmerkelijk verzwakt, ver-
dween de vijand uit den omtrek en verspreidde zich in het Pra-
massangebergte ; althans na den 26«" kwam het landschap
weer tot rust, werden de passars op nieuw druk bezocht, en
liet Verspijck een gedeelte der kolonne Brinkgreve naar Ban-
djer terugkomen om de troepen na zooveel inspanningen
eenige dagen van welverdiende rust te verschaffen.
In AUei bezochten vijandelijke benden nog slechts de kam-
pongs aan de oostelijke grenzen, zooals Loeboehan en Oewai-
wai, maar werden gedurig door onze patrouilles verdre-
ven. De Reussy kreeg order om langs de s. Bakarong,
Koedong , Tabehie en Moeara Rantau te marcheren tot be-
Digitized by VjOOQIC
68
geleiding van eenige praauwen. In den nacht van 15 op 16
Mei vond hij de soengej versperd door een dwars over
de rivier geworpen boom; tot aan kampong Gamba was
hij verpligt een aantal dergelijke versperringen op te ruimen.
Daér ontmoette hij de kolonne Hamakers die hem uit Ken-
dangan was te gemoet getrokken. Op den terugmarsch langs
denzelfden weg werd de Reussy gedurig beschoten ; bij het
invaren der s. Boerik Kayoe nam het vuur aan den regter-
oever toe; ontschepen niet mogelijk zijnde, liet de Reussy
een sergeant met eenige manschappen op djoekongs het
moeras invaren. Deze stootte weldra op een paar houten
versterkingen die de rivier bestreken ; op het zien der bajo-
netten verliet de bezetting in allerijl deze stelling en zocht
haar heil in de vlugt. Nadat de werken vernield waren en de
togt vervolgd was, werd er van den linkeroever gevuurd uit
een halfvoltooide redoute, die op dezelfde wijze genaderd en
genomen werd.
Een grootere bende , volgens de berigten 500 man sterk,
bezette Pagat. Van der Heijden met de Reussy en 90 ba-
jonetten, in twee kolonnen verdeeld, zocht die (18 Mei) op,
overviel een afdeeling en bragt haar een verlies toe van 6
dooden en een aantal gewonden.
Men beweerde dat in een bijna ongenaakbaar moeras tus-
schen Pringin en Rantawan, nog een versterking was aan-
gelegd, bewapend met vier stukken geschut en verdedigd door
200 geweerdragende manschappen. Er moest getracht worden
meer zekere berigten te verkrijgen. Tot dat einde ging de
1* luitenant Ockerse (10 Mei) met 35 bajonetten op verkenning
over Doerian Maas naar Laboehan en zond sergeant Leenders
met 15 bajonetten over Oewai-wai mede derwaarts, om den
vijand met een vuurgevecht bezig te houden. Laboehan werd
door Ockerse verlaten gevonden. Een enkel kampongsbewoner
die in zijn huis was gebleven, bragt echter spoedig een aan-
tal inlanders uit de wildernis terug ; zij kwamen vrij met
Digitized by VjOOQIC
69
een vermaning en beloofden voortaan te Rantawan hulp te
vragen als er zich weder muitelingen vertoonden. Inmiddels
steeg het v^ater, en dit noodzaakte Ockerse den terugtogt
langs den regteroever te nemen. Yan sergeant Leenders
niets vernemende, zond hij 12 man op kondschap uit; tegen den
avond kwamen deze met de patrouille van Leenders te Ranta-
wan aan. Wegens den hoogen waterstand had die patrouille
haar heil in de hoornen gezocht. — Van Rantawan gingen den
11«* en 12«" andermaal patrouilles uit. Op de tijding dat zekere
goesti Wahid met 9 volgelingen Barabei-ie moest doortrekken
om de Hoorden tegen het gouvernement op te ruijen, plaatste
Ockerse in vier kampongs een aantal bajonetten om Wahid
te vatten, maar te vergeefs. Coevoet nam toen het kom-
mando van Rantawan tijdelijk op zich, daar Ockerse wegens
ziekte naar Barabei-ie moest worden opgezonden.
In den nacht van den 27'" werd de versterking te Barabei-ie
tot tweemalen toe vrij hevig beschoten met lilla's en geweren.
Voogt bragt dit vuur tot zwijgen door eenige kartetsschoten,
waarna de vijand op Limpasso terugtrok.
Een spion, die zich eenigen tijd bij den vijand had op-
gehouden, deelde mede, dat Hidayat zich met 70 volgelingen
in Riam Kiwa schuil hield en slechts door zijne moeder werd
weerhouden om zich te onderwerpen ; dat pangerang Wira
te Tamingoenang vertoefde en de gelegenheid afwachtte om
eenigen post te overvallen; dat de vijand uit Sembamban
zout en uit Batoe Litjin buskruid ontving. Verspijck gaf
de kommandanten van Martapoera en Tanah Laut hiervan
kennis, en gelastte den eerste om de ligging van Ta-
mingoenang op te sporen, den laatste om te onderzoeken,
of en op welke wijze de invoer van zout en munitie was
geschied. — In den nacht van 16 op 17 werd de post te
Pringin (onder kapitein Schneider) beschoten. Bij het uit-
rukken eener patrouille verdween de vijand echter spoor-
loos. Het distrikt Balangan , oostwaarts van Pringin , bleef
Digitized by VjOOQIC
70
onveilig door cle benden die van Toendakkan uilgingen ; door
de vele diensten die de troepen van Kendangan moesten
verrigten, was de logt lot het moeijelijk Ic genaken Toen-
dakkan voorloopig uitgesteld.
In Tabalong schikten zich aanvankelijk de zaken ten goe-
de; eenige kampongs nabij Moeara Ayoe kwamen in on-
derwerping. Eichelberg werd wegens ziekte van Moeara
Tabalong naar Amoenlhay vervoerd.
Den 6"* Mei werd de post van Negara naar Kendangan
opgeligt en vijfdaarmedeopvarenden gevangen genomen. Drie
hunner gelukte het later te ontsnappen ; de twee anderen
werden door den vijand teruggezonden, voorzien van een
brief aan een menigte pembekkcls, die daarin onder zware
bedreigingen opgeroepen werden om de partij des op-
stands te kiezen. Ook het Hoofd van Negara, kiay Sech
vond een brief in den paggar van zijn huis , waarin de be-
volking twee etmalen tijd werd gegeven om zich tegjen de
regering te verklaren. Het volk door het Hoofd bijeengeroe-
pen en hierop vergaderd zijnde, werd toegesproken door den
mulli , en verklaarde geen gemeenschap met den vijand Ie
willen hebben. De majoor-resident gelastte den kommandant
der troepen in Amoenlhay , om kiay Sech aan te sporen in
verschillende riglingen bevolkings-patrouilles uit te zenden ,
en hem eerst dan met de bajonetten te ondersteunen, wan-
neer de verspreide vijandelijke benden de overhand kregen;
op deze wijze wilde hij de bevolking gewennen uit eigen
beweging en met eigen krachten de kleine strooptoglen des
vijands te keer te gaan. Kiay Sech maakte nu met 200 ge-
wapenden, een logt naar Gamba. Dddr had de vijand in de
rivier een versperring aangelegd, die gedeeltelijk werd op-
geruimd toen de vijand op de nadering van kiay Sech terug
was getrokken.
Verder dan Gamba kon kiay Sech niet doordringen; de
muitelingen van den eersten schrik bekomen hielden stand.
Digitized by VjOOQIC
71
belellen de verdere opruiming der versperring en dwongen
den kiay om af Ie trekken. De kommandant van Amoenlhay
dil vernemende, zond een delachement van 35 bajonetten en
40 man hulptroepen naar Negara, om kiay Sech bij zijn ar-
beid lot dekking te dienen ; met verlies van één gewonde
werd de vijand verjaagd en de versperring opgeruimd.
De post tusschen Panley llambawang en Kendangan door
een stroopbende aangevallen, moest weder door een militair
geleide beschermd worden. — Maas Wira Yoedo berigtte
van Lampehon dat een vrij beduidende magt onder Boe
Rachraan, DjaliKs broeder, en de panghoeloe's Boehassin en
Dalgamie te Petap was vcreenigd , met het voornemen om
Lampehon en Pringin aan Ie vallen ; dat de bevolking van
Pasambie en Kalahayan reeds in de wildernis de wijk geno-
men had. Lampehon werd toen met 25 bajonetten ver-
sterkt, de bezetting van Pringin tot 405 man gebragt en
den kommandant van dien post gelast , een sterke verkennings-
palrouille naar Petap te zenden. — Den 24*^" kwam een vijftal
aanzienlijke Hoofden met hunne volgelingen in onderwerping. —
Munters rukte den 26"* met 55 bajonetten uit Moeara Ayoe ,
bezocht het 4 uur verwijderde F^ok Pisan en vond nergens
meer een spoor van vijanden.
Een gevangene te Amoenlhay verklaarde den dag vóór zijn
overlijden, dat zekere Doelmalalip te Negara een bevelschrift
van Hidayat had ontvafigen om het volk op te roepen lot
een prang sabiel (godsdienstoorlog), en dat te Margasarie
en Negara dit bevelschrift in geheime vergaderingen van
pembekkels was voorgelezen. Het distriktshoofd van Mar-
gasarie Het het bestuur hiervan onkundig en kwam daardoor
in verdenking; hij wierp de beschuldiging echter verre van
zich af, ontkende alles , en gaf voor dat de gevangene dit
verhaal slechts verzonnen had om hem verdacht te maken.
Aan de bronnen der Kapoeas was een bende van 300
Digitized by VjOOQIC
72
Doesoenners bezig rankangs te bouwen, om daarmede stroop-
togten langs de rivier te doen. De bevolking van Kotta
Baroe maakte zich gereed dien aanval te weerstaan ; de
rust van die landstreek dreigde dus ook dier weder ver-
stoord te worden.
Pangerang Moeda, het Hoofd van Tjingal, Menoengoel en
Bangkalaan, aangezocht om een inval in Amandit te doen,
schreef aan Verspijck dat hij gereed stond met 2700 man
tegen Hidayat op te rukken. Zijn brief luidde :
»Dit schrijven dient tot mijn vervanger om mijn door-
luchtigen vriend persoonlijk te ontmoeten, en hem kennis Ie
geven dat ik op Maandag den 29*^° Djoelkoedah 4277 (den
9«» Junij) van Tandjong met 2700 personen op patrouille
ga , en zulks zooals ik tijdens mijn aanwezen te Bandjer-
masin met mijn doorluchtigen vriend heb besproken.
»Ik hoop dat mijn doorluchtige vriend de Voorzienigheid
zal bidden, dat deze togt dien ik voor het gouvernement doe,
met een gunstigen uitslag mag bekroond worden.
>In het distrikt Amandit (bij den berg Sarang Boeroeng),
bevinden zich naar luid van berigten Hidayat en Amin Oelah ;
ik heb mijne menschen derwaarts gezonden om zich daar-
van te overtuigen ; deze zijn echter nog niet teruggekeerd ,
zoodat ik hen thans moet achtervolgen waar zij zich ook
mogen ophouden.
>üit hoofde hiervan verzoek ik mijn doorluchtigen vriend,
genoemd distrikt vooreerst ongemoeid te laten, vermits ik
zelf met mijn 2700 tal volgelingen daar heen wil gaan,
en hoop ik dat de Voorzienigheid mij zal helpen om de door
het gouvernement verlangde personen te kunnen ontmoeten.
»Voorts heb ik de tijding ontvangen, dat mijn broeder pange-
rang Sjerief Abdoel Rachman naar Batavia zoude terugkeeren ;
ik hoop dat mijn doorluchtigen vriend dit vertrek zoo mogelijk
zal tegen houden , opdat hij de uitkomst van mijn togt voor
het gouvernement kan weten , zoo mede van mijne opregtheid.
/
Digitized by VjOOQIC
73
)lk heb langen tijd naar de komst van de stoomboot ge-
wacht die mijn vriend zoude sturen , hetgeen mij aanleiding
heeft gegeven tot het schrijven van een brief naar Berou ,
Koetei en Passir.
>Overigens hoop ik op de hulp van mijn vriend, opdat
ik een goeden naam bij het gouvernement kan krijgen/'
Daar pangerang Moeda niet in staat was, om zelfs een
duizendtal weerbare manschappen bij één te brengen, hechtte
Yerspijck weinig waarde aan zijn aanbod ; de inlandsche Hoof-
den op de Z. en 0. kust waren altijd kwistig met woorden,
schoone beloften en aanbiedingen. Toen in de volgende
maand het aantal vijanden in Amandit afnam en zij zich ten
Zuiden van Martapoera zamentrokken , bestond er reeds re-
den om te Vermoeden, dat de pangerang hun kennis van
zijne plannen had gegeven.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK VI.
VBKDORVENHBID DEK INLANDSCHB HOOFDEN. ~ TOMMONGGOHG
BOEKO. — PAMATTON. — VAN VLOTEN IN RIAM KANAN. —
VERRAAD TB AMOENTHAY. — TONGKO BRAHIM. — VER-
STERKING TE TELANG OPGERIGT. — DE BALI NAAR
KOETBI. — JüNIJ 1861.
De eindelooze duur van den opstand in het Bandjersche rijk,
die met zoo veel kracht bestreden maar nooit geheel onder-
drukt werd, die ter naauvvernood in het zuiden gedempt, in het
noorden met vernieuwde woede uitbrak, moest voornamelijk
toegeschreven worden aan de verdorvenheid enhet verrader-
lijk karakter der Hoofden waarvan het nieuwe bestuur ver-
pligt was zich te bedienen. Slechts twee Hoofden, dehoofd-
djaksa en de tommonggong Djaja Negara , hoofd van Poeloe
Petak, kon de majoor Verspijck ten volle vertrouwen; alle
anderen maaklen door het volk te knevelen en uit te zuigen,
misbruik van hunne stelling en van het schijnbaar vertrouwen
dat het bestuur in hen stelde, of zij heulden heimelijk met den
vijand. De Hoofden die geen politieke partij omhelsden en wien
het onverschillig was, of het Nederlandsch gouvernement dan
wel Hidayat regeerde , werden door allerlei aantijgingen en
valschc beschuldigingen in zulk een ongunstig daglicht ge-
plaatst, dat het bestuur ten laatste niet meer wist waaraan
Digitized by
Google
76
het zich moest houden. Bij het volk vond het geen steun ; immers
meineed in het voordeel van den opstand was veroorloofd. Bij
het behandelen van een zaak die men tot klaarheid vvenschle te
brengen, hoorde men even veel getuigen vóór als tegen zwee-
ren. Krachtige voorbeelden hielpen niet; een distriklshoofd
was reeds afgezet, een ander met den strop gestraft; een
derde — het Hoofd van Amandit — wachtte hetzelfde lot. Het
distriktshoofd van Tabalong, dat in 't belang van het Neder-
landsch gouvernement, de benting te Tandjong bezet hield,
werd beschuldigd aan Antassari kruid en lood geleverd te heb-
ben. De regent van Amoenlhay, het distriklshoofd van dezelfde
plaats, en de dislriktshoofden van Allei en Kaloewa, die de
gunst van het bestuur genoten , veroorloofden zich de gruw-
zaamste afzelterijen en behandelden de bevolking als slaven,
of werden door valsche getuigen en nagemaakte Ijapsbijhet
bestuur in verdenking gebragt; de assistent-resident van
Amoenthay allhans twijfelde aan hunne trouw. Men vermoed-
de dat het distriktshoofd van Margasarie Hidayat in het ge-
heim ondersteunde; het gerucht liep, dat deze meer dan
eens, als roeijer verkleed, bijhemleMargasarie was geweest.
Ook het distriklshoofd van Riam Kanan hield men verdacht
van verraad. Ja , zelfs was er grond om te gelooven dat de
regent en het distriktshoofd van Martapoera, thans blijkbaar
aan het gouvernement gehecht, bij den moord vanKalangan
tegenwoordig waren. Noemden wij alleen de voornaamste
Hoofden, nog minder waren de pembekkels, locrahs en priesters
te vertrouwen ; bijna elke gids was een verrader die trachtte
onze kolonnes van den weg of in hinderlagen te brengen,
en terwijl de meeste militaire bewegingen daardoor mislukten
en de handelingen van het bestuur verlamd werden, vond
daarentegen Hidayat overal steun en werd hij trouw gediend.
Tommonggong Boeko, een der bekende onderhoofden van
Hidayat, meldde den pangerang panghoeloe Mohamad Se-
man, woonachtig te Bandjermasin , dat hij den goeden weg
Digitized by VjOOQIC
76
wenschte in te slaan en zich aan het Europeesch bestuur wilde
onderwerpen. Ten bewijze zijner opregtheid verzocht hij
belast te worden met de bezorging van een brief aan Hi-
dayat, dien hij wilde overhandigen zonder dat Amin Oelah
of Lehman daarvan kennis droegen. Volgens hem, verkeerde
Hidayat in behoeftige omstandigheden en kon hij gemak-
kelijk worden overgehaald, zoo al niet om zich onvoorwaar-
delijk over te geven, althans om het oordeel in te roepen
van ons toegedane personen. Tommonggong Boeko achtte
het zelfs niet onmogelijk, Amin Oelah of Lehman aan het be-
stuur over te leveren.
Het kwam Verspijck voor, dat Tommonggong Boeko an-
dere bedoelingen had. Misschien beoogde hij werkelijk het
heil van Hidayat; H was zelfs mogelijk dat Hidayat van hem
gebruik maakte om op aanneembare voorwaarden zijne zaak
te eindigen. Verspijck liet daarom schijnbaar zonder zijn
voorweten door Sjerief Abdoel Rachman een brief schrijven,
waarin hij Hidayat een onderhoud voorstelde, ten einde hem
de middelen aan de hand te geven om op de voordee-
ligste wijze zijn lot en dat van het Bandjersche rijk te re-
gelen. Boeko nam den schijn aan, zich met dien brief
naar Hidayat te begeven ; eenige dagen later echter meldde
hij dat Hidayat, van zijne komst verwittigd, gelast had
hem te krissen, omdat hij de partij van het gouvernement
had gekozen. Ongetwijfeld speelde Boeko een dubbelzinnige
rol; 't kon zijn dat hij zich een oogenblik gevleid had Hi-
dayat tot onderwerping over te halen en daarvan de vruchten
te plukken , doch kort daarna berouw gevoelende, van zijn
plan terug kwam; meer waarschijnlijk echter was het, dat
de geheele onderhandeling ten doel had om het bestuur om
den tuin te leiden en gedurende de onderhandelingen een
verraderlijken slag te slaan , wanneer van onze zijde het
vertrouwen herleefd en de waakzaamheid in slaap gesust zou-
den zijn. Spoedig toch na Boeko's vertrek was het algemeen
Digitized by VjOOQIC
77
bekend dat hij met een brief van Hidayat belast was. Wilde
hij werkelijk de plannen uitvoeren die hij het bestuur had
voorgelegd, hij zou zijne zending wel geheim gehouden
hebben, daar Lehman noch Arain Oelah anders niet te ver-
schalken waren.
Toen Boeko liet welen dat hij aan zijn broeder Daoet de
verdere behandeling der zaak had opgedragen, hetgeen
natuurlijk niet meer geloofd werd , gelastte Verspijck bij
de eerste gelegenheid de hand te leggen op den verra-
der, en ging inmiddels op den ingeslagai weg voort, om
den opstand te beteugelen.
Het ongeloofelijke berigt van het verblijf des vijands in
een versterkte stelling op de grenzen van Tanah Laut
kreeg schijn van waarheid, toA de uitgezonden spion-
nen bevestigden dat aan de helling van den berg Pamat-
ton, in een défilé dat van Pleiharie over Kiram naar Men-
gappan loopt, verscheidene versterkingen opgerigt en be-
hoorlijk bezet waren. Oogenblikkelijk (8 Junij) zond de
militaire kommandant van Martapoera een kolonne derwaarts
van 50 man en een mortier onder kapitein Schepens, ter-
wijl de dienstdoende officier van Straten met 35 bajonetten
van Pleiharie uitrukte.
Ingescheept in twee laadpraauwen , kwam Schepens ten
11 uur te Karang Intan en vervolgde van daar den marsch
over land. Omstreeks 3 uur na den middag gaf de gids
kennis dat men de versterkingen naderde, en kreeg de
i* luitenant de Bruijn order met de voorwacht de vijande-
lijke positiën te verkennen. Kort daarop meldde zich een
patrouille van de kolonne van Straten bij Schepens aan,
beriglte dat deze, vroeger aangekomen zijnde, reeds had ge-
tracht den vijand te verjagen, en hem werkelijk uit vier
stellingen verdreven had, maar, door het vuur uit de hoofd-
versterking, verpligt was geweest terug te trekken en posi-
Digitized by VjOOQIC
78
tie Ie nemen op een hoogte, { uur regis van de kolonne
Schepens. Van Straten kreeg nu last zich bij de vivres
als soqtien van Schepens op te stellen. De voorwacht drong
door een bosch, schoot een daar geplaatsten vijandelijken
schildwacht neder en ontdekte de hoofdversterking aan
den voet eener hoogte, op wier top zich een aanzienlijk
Hoofd (volgens sommigen pangerang llidayat in persoon)
met gouden pajong en gevolg bevond, die haar lot het ge-
vecht uitdaagde. Schepens gelastte de Bruijn en den 4en]uj.
tenant-kwartiermeester Velde (die bij gebrek aan officieren
de expeditie vrijwillig medemaakte,) met 30 bajonetten de
hoofd versterking zoo digt mogelijk Ie naderen en om ie
trekken. Spoedig opende de vijand, uit een versterking op
de regterflank gelegen, hqj vuur uit lilla's en geweren; de
Bruijn gaat met 15 bajonetten regt op het vuur aan, werpt
zich in een 25 pas breede rivier die op zijn weg legt ,
wordt door drie man gevolgd , kan door den zwaren
slroom den anderen oever niet bereiken en moet terug-
gaan. Door een schot in de zijde buiten gevecht gesteld,
wordt de Bruijn door van Straten vervangen.
Onderwijl heeft luitenant van den Hoek den mortier opge-
steld en een paar granaten in de twee voorste versterkingen ge-
worpen, met dat gevolg, dat het vijandelijk vuur der eene
versterking geheel, en in de tweede tijdelijk tot zwijgen was
gebragt. Nu gaat de lirailleurlinie langzaam vooruit en komt
in den rug der hoofdversterking. Op een gegeven signaal staakt
van den Hoek het geschutvuur, stormt Velde met de zijnen
vooruit en plant de Nederlandsche vlag op de borstwering.
De bezetting neemt na een laatste salvo de vlugt; flankeur
Alders is zwaar gewond.
Op de helling van den Pamatton is nog een borstwering,
waarachter de teruggeslagen vijand zich verzamelt en het
vuur opent op de hoofdversterking. Velde verdrijft hem ook
van daar, slecht de versterking en trekt daarna terug op
Digitized by VjOOQIC
79
de hoofdverslerking, die hetzelfde lot ondergaat. Nu bleven
er nog twee verhakkingen aan de s. Passiraraan in 's vij-
ands magt; Velde kreeg vergunning nogmaals de troepen te
mogen aanvoeren. Voor hij echter de versterking bereikte,
had een gelukkig schot met den mortier de bezetting uiteen
doen stuiven, zoodat men slechts bloedsporen in de binnen-
ruimte vond en ongestoord de vernieling kon voltooijen.
Bij den aanleg der versterkingen was van het terrein be-
hoorlijk partij getrokken, en de onderlinge verdediging der
werken niet uit het oog verloren; de borstweringen waren
uit twee en drie rijen boomstammen zamengesteld , waar-
tusschen men met water gevulde bamboe's had geplaatst.
Had de vijand, 300 man sterk, waarvan 100 met geweren
voorzien, beter gebruik van zijne vuurwapens weten te ma-
ken of den moed gehad om de bajonet-aanvallen van een
handvol braven af te wachten, de vermeestering zijner waar-
lijk sterke stelling zou ons veel bloed gekost hebben. Toch
hield de vijand hier langer stand dan gewoonlijk. Het
Hoofd met den gouden pajong zag men evenwel niet meer,
zoodra het gevecht ernstiger werd.
Na een vruchtelooze vervolging liet Schepens het bivak
betrekken, zond de gewonden den volgenden morgen met
Velde en 25 bajonetten naar Karang Intan en verder per
praauw naar Martapoera, en ging zelf over land, even als
van Straten, die naar Batti-Balti terug marcheerde.
Neyerlie, de korporaal-lerreinopnemer die uitgezonden was
om de Banjoe Irang met hare takken en den weg naar Men-
gappan in kaart te brengen, had het ongeluk zich juist te
Kiram , ten huize van den pembekkel Intal te bevinden toen
de vijand zich op het onverwachts weder in de nabijheid
vertoonde. Intal maakte van deze gelegenheid gebruik om
Neyerlie, die geen gevaar vermoedde, met zijn geleide verrader-
lijk te vermoorden; hij liet de lijken in de s. Passiraman wer-
pen, maakte zich van hunne wapens meester en ging tot denvij-
Digitized by VjOOQIC
Brasma Ketjil bivakkeren, den 19en goenong Pamatton van
achteren naderen, dien overtrekken en den vijand in den rug
vallen, wanneer de hoofdkolonne den aanval deed. — Prinsen
moest met 40 bajonetten van Batti-Batti opmarcheren en
zorg dragen in den ochtend van den 19*^" zich aan het défilé
ten zuiden van Pamatton te bevinden, om den vijand op
te vangen die naar de zijde van Tanah Laut mogt trachten
te ontkomen. — Van Sorgen werd met 25 bajonetten op een
paar uren afstands van Pamatton, aan den weg naar s.
Allang in hinderlaag gelegd, om den derwaarts vlugtenden
vijand Ie verslaan. — Schepens met de hoofdkolonne, sterk
100 bajonetten, één houwitser en één mortier met bedie-
ning onder van den Hoek , zes sappeurs , en den officier van
gezondheid 1« kl. Cliarlier, zou langs den grooten weg regt
op de stelling aanrukken. Deze was nagenoeg dezelfde als
op den 8^° en bestond uit zeven afzonderlijke opene ben-
tings, die beschermd waren door de bijna onwaadbare s.
Passiraman en begrensd door een digt bosch dat een veili-
gen terugtogt aanbood.
Schepens verliet vroeg in den morgen van den 19*» Mar-
tapoera , kwam tegen elf uur op een paal afstands van Pas-
siraman , zond van daar Terwerda met 25 bajonetten in Z.
O. rigting, en den sergeant Eggermont met een gelijk aantal
bajonetten in N. 0. rigting uit, om de vijandelijke stelling
om te trekken. Verder voortrukkende , zag de hoofdkolonne
op den Pamatton eenige vijanden , die door het slaan op
gongs hunne makkers seinen gaven. Het geschut op de
plaats waar den 8*" de hoofdversterking stond, in batterij
gehragt zijnde, werd door een kanonschot op de naastbljge-
legen beuling het signaal lot aanval aan de omtrekkende de-
tachementen gegeven. Prinsen zond nu berigt dat hij door
de aanwezige terreinhindernissen zich verpligt had gezien in
stede van Z. W; van de s. Passiraman , zooals de instructie
Digitized by VjOOQIC
88
luidde, N. W. daarvan positie te nemen. Hierop beval
Schepens hem de bentings om te trekken, in een Z. O.
rigting post te vatten en de vlugtenden op te vangen. —
Inmiddels vuurde de vijand uitsluitend uit de versterkingen
^an de rivierzijde; dit noopte Schepens het geschut voor
Ie brengen en het vuur te beantwoorden. Na den vijand met
eenige schoten te hebben bezig gehouden , deboucheerde Ca-
valjé (vervanger van Reuter, die ernstig ongesteld was gewor-
den) van achler den Pamatton, en dreef den vijand dien hij uit
twee versterkingen stormenderhand had verjaagd, voor zich uit.
Eggermont had drie versterkingen die langs den bergwand
waren opgeworpen, genomen en was den voet van den Pa-
matton tot op 300 pas genaderd, toen hij de vlugtende tegen-
partij van Cavaljé ontmoette en na een gevecht, waarbij
twee soldaten gewond werden, geheel uitéén joeg.
Het vuur uit de vier bentings aan de soengej bleef aan-
houden , en werd nu en dan door een kanonschot of granaat-
worp beantwoord , om de aandacht van den vijand geheel op
den hoofdtroep gevestigd te houden. Terwerda volbragt on-
derwijl zijne omtrekkende beweging en tastte eensklaps on-
der een daverend hoera! van den anderen kant de bentings
aan, die in een oogwenk ontruimd werden. De hoofdkolonne
rukte toen ook voorwaarts en joeg nog een paar kartetsen
onder den vlugtenden vijand. Prinsen door den gids misleid,
kwam niet op de terugtogtslijn des vijands, maar 'te veel
oostwaarts, zoodat hij Terwerda ontmoette. Geen tijd meer
hebbende om in het digte bosch te dringen en den vijand
den pas af te snijden, sloot hij zich bij Terwerda aan en
viel met hem in den rug der werken. Van Sorgen wachtte
te vergeefs in zijn hinderlaag; de vijand kwam er niet voorbij.
Niettegenstaande de les zoo gevoelig niet was, als men
had mogen hopen van de goed overlegde en met beleid uit-
gevoerde manoeuvre, was echter de vijand een oogenblik
zeer in het naauw gebragt. Van onze'^zljde telde men 6 ge-
Digitized by VjOOQIC
84
wonden, van 's vijands zijde 9 dooden en 45 gekwetsten.
Schepens liet op een geschikte plaats een half uur van
den Pamatton het bivak opslaan en zond 's anderendaags Ca-
valjé naar Meugappan , en Prinsen naar Balli-Batli terug.
Den 21«^n ging hij met 50 bajonetten op marsch naar Kiram,
waar korporaal Neyerlie met zijn geleide was omgebragt.
Zijn weg leidde door het défilé van Pamatton , dat klaarblijkelijk
weder door den vijand bezet was. Drie nieuwe werken waren
bereids voltooid, de overigen werden hersteld. Schepens ge-
lastte Terwerda om andermaal een omtrekking te doen,
hy zelf hield den vijand in front bezig ; op die wijze nam
hij nu nog eens de versterkingen. Hij liet ze op nieuw
vernielen door van Sorgen, die inmiddels met 25 bajonetten
tot hulp was aangekomen, en zette den marsch voort naar
Riam. Op zijne nadering ontvlood de bevolking. In bet huis
van den pembekkel vond men geen sporen van Neyerlie en
zijn geleiders; het werd met den geheelen kampong aan de
vlammen prijs gegeven.
Naauwelijks was Schepens wéér te Martapoera terug, of
de vijand begon ten derdenmaie het déjfilé van Pamatton te
verst|e/rken. Een bevolkings-patrouille onder kiay Djamidin,
versterkt paet 16 verkleede inlandsche soldaten, bezocht
een aantal kampongs, vond den vijand te Pamatton bezig
n^et het oprigten van bentings, en verjoeg hem nog eens.
if)en patrouille onder kapitein Boudier den ^Q^^ uilgezonden,
vpnd geen spoor meer van den vijand, die nu voor goed
verdwenen scheen te zijn.
Thws werd evenwel Mataraman door den pembekkel Mail
l;>.edreigd, en t^e Bpekit Brasma Ketjil door Gamar een benting
9l^g<^^igl PP' 4e gemeenschapslijn met Mengappan. Terwerda
iji^^cheerde d/BU 26""" van Martapoera derwaarts, met 30 bajo-
nfi^en, en 50 gj^wapende kampongsbewoners door den regent
7fi\{ aangevoerd; hij vond den vyand bezig met den bouw van
e^q nagenoeg voltooide versterking van ij%erbouten palissa-
Digitized by VjOOQIC
85
den, plaatste den regent aan de Riam Kanan om de vlag-
lelingen op te vangen, en bekroop met zijne eigen man-
schappen de benting. Bij het doorwaden van een kleine
soengej werd hij ontdekt, waarop de vijand overhaast de
vlagt n^m, een aantal wapens en munitie in den steek latende.
Onder de twaalf geweren die Terwerda in handen vielen , was
een geweer afkomstig van het eskorte van Neyerlie.
Van Vloten gunde zich geen rust, voor dat hij het geheele
landschap Riam Kanan doorkruist en van muitelingen gezui-
verd had. Den 6*" Junij ging hij weder op marsch aan
het hoofd van 34 bajonetten en vergezeld van den trouwen
hadji Matalie , ten einde het verblijf van Gamar op te zoe-
ken. Door den buitengewoon hoogen waterstand was
het onmogelijk de rivier door te trekken, zoodat hij tegen
2 uur het bivak betrok en den pembekkel Kamal van Men-
gappan ontbieden liet om de kolonne als gids te dienen,
's Anderendaags over Goenong Koepang naar Wangbankal
marcherende, volgde hij een pad in oostelijke rigting dat
naar een ladang voerde, waarop een 30tal huizen stond.
Twee der vlugtende bewoners werden achterhaald en hoewel
deze weigerden eenige mededeeling te doen, bleek het toch
duidelijk dat men zich in een der hoofdverblijven van den
vijand bevond, want niet alleen in de huizen maar ook in
de schuren aan den zoom van het woud vond men een groo-
ten voorraad van rijst en zout. Den 8*^ ging de kblonne over
een meer begaanbaar pad en ontdekte twee ruime lood-
sen, voor huisvesting van honderd menschen ingerigt; mén
vond er eenig kookgereedschap en een wajang-spel. Vier
uren achtereen volgde men een pad dat naar een plaats
voerde waar een aantal personen zich kortelings had opge-
houden. Neergebogen alang-alang verborg een veel beloopen
pad, dat den 9*^° werd ingeslagen en uitkwam op het ver-
blijf van Gamar. De bewoners namen zoo overhaast de vlagt,
Digitized by VjOOQIC
86 I
dat slechts een vrouw en een kind in handen der kolonne
vielen. Voor Gamar's woning stond een paard, dat buit ge-
maakt werd;, in de binneninaimle vond men eenig huisraad,
een aantal randjoe's en bossen padie. De vrouw wees den
weg naar eenige goed voorziene padiescburen in het woud,
waar bovendien ruim tien pikols zout en eenige geweren
waren geborgen. Toen alles vernield was, trof men een
half uur verder weer een ladang aan, waarop acht, met le-
vensvoorraad gevulde huizen stonden. Een inlandsche sergeant
vervolgde drie muilelingen, waaronder hij den gedeserleer-
den fuselier Sasala herkende, en nam een der vlugtelingen
gevangen. Deze verklaarde dat hij te Batoe Mahalon — de plaats
die den vorigen dag verwoest was -^ te huis behoorde, en
deelde mede dat Said Sambas hier woonde. Said Sambas was
ernstig ongesteld en hield zich in het nabijgelegen woud op;
de gevangene wilde de kolonne derwaarts voeren. Het bivak
werd inmiddels belrokken, daar de manschappen rust noodig
hadden; een dertigtal muitelingen beproefde toen een aan-
val, maar werd door een enkel salvo afgeschrikt en door
een paar patrouilles geheel verdreven. Bij de vervolging vond
men, behalve talrijke bloedsporen, eenige wapens aan de han-
den der gewonden ontvallen. — Den 40^" wees de gevangene
den weg naar het verblijf van Said Sambas; vier uren achter-
een moest men door een rivier trekken, voor dat die plaats
bereikt werd; de bewoners namen overhaast de vlugt en
ontkwamen in de wildernis. Een kris met gouden scheede
ea zilveren handvat, door den gevangene voor dien van Said
Sambas herkend , viel van Vloten in handen ; ofschoon de
hoofdmuiteling het geluk had te ontkomen, was hij evenwel
ontbloot van zijne laatste hulpmiddelen en nog slechts door
vier volgelingen vergezeld, vooreerst onschadelijk gemaakt.
Te Mengappan terugkomende, gaf van Vloten het bevel
over aan den i^'^ luitenant-adjudant Reuter en vertrok
naar Bandjermasin om zijn nieuwe bestemming te volgen
Digitized by VjOOQIC
87
en te Amoenthay het kominando op zich te nemen , dat
van Oijen door ziekte had moeten neerleggen. — Hadji Ma-
lalie kreeg vergunning naar Tanah Laut terug te keeren,
daar de doorgestane vermoeijenissen en het verblijf te Men-
gappan zijne gezondheid hadden geknakt. Ook Cavaljé werd
om dezelfde reden afgelost, terwijl hem het kommando te
Tabanio werd opgedragen. De gezondheidstoestand Ie Men-
gappan was slecht, zoodat de officier van gezondheid Bernard
in commissie derwaarts gezonden werd , ten einde een plaat-
selijk onderzoek te doen naar de vermoedelijke oorzaken.
Van Malaraman voer Coenen (den 10^" Junij) de Riam
Kiwa op en werd door den gids Doelah — wien het gelukt
was aan den vijand te ontsnappen — naar een ladang ge-
leid, waar zich eenige muitelingen ophielden. Hij verjoeg
die in de wildernis, nam er twee gevangen en vernielde
hun verblijf. Daarna werden Soengkey en Bras Koening
bezocht, en keerde men na een hoogst vermoeijendenmarsch
over Bengala terug.
Coenen daarop ziek geworden moest eenige dagen het pa-
trouilleren staken. Sergeant van de Pol met 25 bajonetten
den 14*^" uilrukkende, vond verscheidene kampongs verlaten ,
doch de padie geoogst. Den 15^° werd een hinderlaag
gelegd op den weg naar Moengoe Thayor, doch geen vijand
ontdekt; 's anderendaags marcheerde Coenen naar Moengoe
Thayor.
Toen het bekend werd dat S. Dajohg een verzamelplaats
van muitelingen was geworden, werd de bezetting van Ma-
laraman tot 40 bajonetten gebragt. Dat die maatregel niet
overbodig was, bleek alras toen (22 Junij) de kampong Ma-
laraman aangevallen werd door een talrijke bende , onder
tomraonggong Boeko en pembekkel Mail. Terwijl de bevol-
king zich door de vlugt redde, verdedigde het kampongs-
hoofd Kadir zich moedig in zijne woning, doch hij zou het
Digitized by VjOOQIC
88
onderspit gedolven hebben en gevankelijk weggevoerd zijn,
ware er niet een patrouille uit de versterking loegeschoten
die den vijand verdreef. Mail bedreigde de kamponsgbe-
woners schriftelijk mei zijne wraak, en 't was noodig wach-
ten uit te zetten om het vreesachtige volk in den kampong
Ie doen blijven.
Een aantal patrouilles rukte van Rantau en Moengoe
Thayor uit om de landstreek zuiver te houden en om rond-
zwervende inlanders te bewegen naar hunne haardsteden
terug te keeren. Munder verliet Moengoe Thayor den 11 •'^ en
kwam twee dagen later aan den kampong Sawatoc, die door
den pembekkel Mail was afgebrand; hij had het geluk Mail
in handen te krijgen en gevankelijk naar M. Thayor te bren-
gen. — Engel rukte (den ar^") met 45 bajonetten uit Moen-
goe Thayor naar den verlaten kampong Tanaretla. Denmarsch
een paar uur vervolgende, ontdekte hij de spits van een huis,
waaruit een aantal gewapenden vlugtte. Een hunner viel ge-
wond in zijne handen en bekende tot een bende te behoo-
ren, waarvan pembekkel Arsem het hoofd was. Nu werden er
twee patrouilles in het woud gezonden; de eene palrouille
onder sergeant van de Pol vond eenige huizen en padieschu-
ren, die verbrand werden; de andere stootte op een kleinen
kampong, waaruit een dertigtal gewapenden vlugtten. Een
salvo werd onmiddeUjk losgebrand, Arsem en een hadji ble-
ven op de plaats dood.
Terwijl de afdeeling Martapoera door een vijandelijke bende
verontrust werd, verdwenen de meeste muitelingen uit
Amawang. Na in de eerste dagen van Maart een aantal
patrouillediensten verrigt en eenige kwaadwilligen aange-
houden te hebben, keerde Hamakers naar Pantey liamba-
wang, en Brinkgreve met een gedeelte zijner kolonne naar
zijn standplaats terug. Het Hoofd van Hankinang werd intus-
Digitized by VjOOQIC
89
schen vermist; men vermoedde dat hij, zich te ver van zijn
kampong verwijderd hebbende, door eenige muitelingen w^as op-
geligt. — Luitenant Muller moest v^regens ziekte afgelost worden.
In de afdeeling Allei bleef de vijand meester van de wil-
dernis. Onze post te Rantawan werd den 1«° nog eens
beschoten, hetgeen Voogt met een kartetsschot deed op-
houden. Twee patrouilles joegen de bende in het woud
terug. De vredelievende kampongsbewoners zochten een schuil-
plaats in de wildernis, en de wegen bleven onveilig ; hoewel
er bijna dagelijks patrouilles uitrukten, gelukte het aan geen
enkele, den vijand onder het schot te krijgen. — Het geleide
van den adjudant-onderofficier van der Horst, die den 1 7«" per
praauw geëvacueerd werd, kreeg ter hoogte van Djeramie
twee gewonden, door een aantal schoten van den oever ge-
lost. Een patrouille dadelijk van Barabei derwaarts gezon-
den vond slechts een verlaten bivak van een 60tal vijan-
den , ofschoon men beweerde dat te Pegat 300 muitelingen
waren. — Tusschen Pantey Hambawang en Barabei had de
vijand een palissadering opgerigt en beschoot daaruit een
patrouille die den grooten weg volgde. Luitenant van Haaften
viel (den 18*^*) dadelijk den vijand aan en joeg hem in de wil-
dernis; de omtrek der versterking was met randjoe's beplant.
Daar de vijand zich steeds in kleine afdeelingen vertoonde,
beval Verspijck den kommandant van Allei aan om, even als
in Martapoera en Tanah Laut geschiedde, bevolkingspatrouilles
zamen te stellen en daarbij verkleede inlandsche soldaten te
voegen , die evenwel op hunne hoede dienden te zijn tegen
verraad. Hqjel deed (29) een vergeefsche poging om Raksa
Yoeda te Rantawan op te ligten en nam bij die gelegenheid
diens schoonvader Rachman en zijne moeder gevangen.
Djalirs bloedverwanten , gevestigd in het ontoegankelf|ke
Toendakkan, twee è drie dagmarschen beoosten Pringin,
naar men beweerde in een met palissaden versterkt hois,
Digitized by VjOOQIC
90
hielden de inwoners van Balangan en Peiap onder hun in-
vloed. Zoodra de waterstand het veroorloofde, zou Toen-
dakkan bezocht worden ; reeds werden er toebereidselen voor
dien togt gemaakt. Kapitein Schneider vernemende dat er zich
muitelingen tusschen Tabalong en Pringin te Pedawat Boeko
nabij Assap ophielden, ging mét een kolonne derwaarts , doch
zag slechts eenige vijanden vlugten. Twee kampongsbewo-
ners, maakten amok toen zij de kolonne zagen naderen , en
werden neêrgehouwen. Een aantal wel voorziene padieschu-
ren , diep in het bosch verborgen viel der kolonne in han-
den. Den 2i«° en 23^" vonden de patrouilles, naar de s. Petap
uitgezonden , verhakkingen en randjoe-beplantingen, en kre-
gen een gewonde, i^ Luitenant Spoelder lag zich (28Jumj)
met 15 flankeurs in hinderlaag op den weg naar Moeara
Petap, en liet 25 man patrouille maken om het vuur des vij-
ands uit te lokken en hem daarna een goede les te geven.
Hij had evenwel geen ontmoeting.
Te Tabalong en Moeara Ayoe hadden in Junij geene vijan-
delijkheden meer plaats; men beweerde dat de sulthan van
Passir aan de bewoners der bovenlanden een verbod had
uitgevaardigd om voortaan meer deel te nemen aan de stroop-
togten over de grenzen. De Hooiden van Mihiem kwamen in
onderwerping.
Van het bevelschriflt door Hidayat naar Negara gezonden
werd niets meer vernomen. De assistent-resident van Amoen-
thay klaagde over den onwil van den regent en de distrikts-
hoofden, en hield hen niet alleen verdacht van de bevolking
uit te zuigen , maar zelfs van geheime verstandhouding met
den vijand. Yerspijck had juist het voornemen opgevat in
persoon naar Amoenthay te gaan, toen van Oijen ernstig
ongesteld en het daardoor noodig werd een officier ter zijner
vervanging derwaarts te zenden.
Zwarte wolken pakten zich intusschen boven Amoenthay te
Digitized by VjOOQIC
91
samen. In den avond van den dag (23 JuniJ) waarop van Vlo-
ten het militair en civiel kommando derafdeelingAmoenlhay
overnam y bragt een spion een brief, met het zegel van
den regent, geteekend door zijne bloedverwanten de dis-
triktshoofden van Amoenthay, Kaloewa, Tabalong en AUei,
en gerigl aan Hidayat. Die brief bevatte de verzekering dat
de vijandschap tegen Hidayat had opgehouden te bestaan, sedert
den dood van Djalil, den aartsvijand van den regent, en men
thans genegen was het bestuur omver (e werpen en de troepen
af te maken. Het zegel des briefs droeg geen blijken van ver-
valsching; de majoor-resident wilde evenwel geen geloof slaan
aan de echtheid van dit geschrift; hij hield het voor een ge-
wrocht van haat en nijd, geschreven met het doel om den
regent bij het bestuur in verdenking te brengen, en gelastte
van Vloten, den spion een gestreng onderzoek te doen on-
dergaan en den regent dien brief te vertoonen, met de ver-
zekering dat hij geen oogenblik aan zijne trouw twijfelde.
In den ochtend van den 28<^" kwam een inlandsch schrij-
ver geheel ontsteld mededeelen, dat er een troep muilelingen
in den omtrek van zijne woning in het nabij gelegen Palem-
bangan verscholen was. Van Vloten zond onmiddelijk den
sergeant-majoor Michiels met 25 bajonetten en den schrijver
als gids derwaarts. In een huis zeer nabij Amoenthay vond
Michiels vier gewapenden; een er van velde een fuse-
lier, verdedigde zich en werd afgemaakt; de drie ande-
ren werden naar de versterking, gezonden. Door van Vlo-
ten in verhoor genomen, bekenden zij dat de bevolking
van zes naburige kampongs overeen gekomen was om
in den volgenden nacht de benting af te loopen; dat hun
aanvoerder Hantji Adoel heette, doch dat tommonggong
Djaksa Negara, oudste zoon van den regent en kiay Raksa
Negara, ook wel kiay Mangon Yoeda genaamd, de nachtelijke
onderneming zouden leiden. Van Vloten zond den 1^" luitenant
Verbrugh met i5 bajonetten de patrouille achterna, om te
Digitized by VjOOQIC
trachten Hantji Adoel te Vatten; daarna liet hrj den regent
roepen en gaf hem zijne bevreemding te kennen dat hij de
tegenwoordigheid van muitelingen niet berigt had. Deze
verontschuldigde zich met te zeggen dat hij oud en dom was
en men hem van de zaak onkundig had gelaten. Van Vloten
verzocht hem toen een bewijs van zijn goeden wil te geven,
door dadelijk met zijn volgelingen Hantji Adoel gevangen te
nemen. De regent gehoorzaamde, doch bragt geen gevan-
gene aan. Verbrugh door den gids misleid, kwam tegen 11
uur onverrigter zake terug. Michiels nam nog zeven gewa-
penden gevangen; het Hoofd, dat een gele vlag voerde, had
echter weten te ontkomen.
Dien zelfden dag bragt de spion Tongko Brahim nog twee
onderschepte brieven. In een brief aan Hidayat gerigt en
voorzien van het zegel des regents, gaf deze kennis, dat
hij voor zijn persoon geen deel kon nemen aan het aOoo-
pen der versterking, maar de aankomst afwachtte der
stoomboot waarop de resident zich zou bevinden; dat hij
zich van dat vaartuig zou meester maken, en 200spaansche
matten uitloofde voor het hoofd van den resident, die met
de stoomboot te Amoenthay verwacht werd. In den tweeden
brief, met het Ijap van Antassari, werd gevraagd wanneer
men toch de versterking zou aanvallen.
Toen Verspijck hiervan kennis kreeg en vernam hoe niet alleen
de houding van den regent het vermoeden van verraad vermeer-
derde, maar dat ook de overtuigendste bewijzen bestonden
dat zijn zoon en kiay Mangon Yoeda de hoofdaanleggers van
een zamenzwering waren, werd zijn vertrouwen op den man
dien hij tot de hoogste waardigheid verheven en met welda-
den overladen had, sterk geschokt. In aanmerking nemende
de menigvuldige blijken van trouw door den regent gege-
ven, en de mogelijkheid van zijne onschuld — daar hij
immers bij een omverwerping van het Europeesch bestuur niels
winnen kon en het gezond verstand hem dus op onze hand
Digitized by VjOOQIC
98
moest houden, — gelastte hij dat er andermaal een naauw-
keurig onderzoek zou gehouden worden door den hoofd-
djaksa , tot dat einde van Bandjer gezonden ; tevens dat men
zoo noodig de Uoofiden , die schuldig werden bevonden , ge-
vangen zou nemen, en eindeUjk dat men hunne versterkingen
te Kaloewa, Tandjong en Lampehon gelijktijdig zou ontwape-
nen. Van een juist van Java aangekomen inlandsche kom-
pagnie infanterie van het 7^ bataillon zond hij onverwijld een
versterking van 80 man onder kapitein Biünkgreve en denl*""
luitenant Albrecht naar Amoenthay, en liet de Celebes naar
Negara stoomen om de gemeenschap met Amoenthay te ver-
zekeren.
Van den inval der Doesoeners (zie pag. 71) aan de Ka-
poeas vernam men niets meer. Tommonggong Djaja Negara,
Hoofd van de Beneden-Kapoeas , kwam met dat van de
Beneden-Kahayan overeen om te Ra we, nabij de monding der
s. Rongan een benting te bouwen en gezamenlijk te bezetten.
Op die wijze wilden zij de bevolking van Kahayan tot rust
brengen en vrij maken van den invloed der goesti's. De
militaire kommandant van Kwalla Kapoeas stoomde met 25
man bedekking de rivier op tot voorbij Kotta Baroe en vond
overal bet land in rust.
Te Panko aan de Kabayan kwam een tiental Hoofden zich
aanmelden als bereid om zich aan het gouvernement te on-
derwerpen. Naar Bandjermasin opgezonden, nam de resident
hun den eed van trouw af, reikte hun de acte van aanstel-
ling uit en gaf hun geschenken van zout , rood laken en galon.
Een transport van 455 gantangs zout en twee kranjangs
tabak bestemd voor Boven-Doesoen, dat onze versterking te
Marabahan en Mengkatip reeds ongemerkt voorbij gevaren
was, werd door kiay Ranga Niti achterhaald en te Marabahan
opgebragt.
Digitized by
Google
94
De 75 bajonetten onder kapitein Bruigom en luitenant de
Graeff, waarmede de majoor Verspijck de kolonne Schuak ter
hulpe was gesneld (zie pag. 56), werd beslemdomdebevol
king van Karrouw te tuchtigen voor de vijandelijkheden
aan die kolonne gepleegd in de bosschen tusschen Rodok
en Moeka-hadjie. Bruigom kwam den 7~te Tameang Layangaan
en ging een paar dagen later Karrouw in. Gebrek aan koelie»,
slecht weder en hooge waterstand veroorzaakten evenwel dal
hij slechts tot Ringkau Katlan kon doordringen, eenige ladangs
verwoestte, met den vijand eenige schoten wisselde, waarbij
hij twee dooden en een gekwetste kreeg, doch overigens
weinig verrigtte. Te Tameang Layang teruggekeerd , zond
hij een aantal patrouilles naar de omliggende kampongs om
het geschokte vertrouwen der bewoners , die voor Schuak's
kolonne evenveel vrees hadden getoond als voor den vijand,
te herstellen en hen tot terugkeer in hunne woningen ic
bewegen.
Soeta Ono ontving omstreeks dien tijd van zekeren pange-
rang Yoeda Mas Kesoema een brief van den volgenden in-
houd :
>Soeta Ono en tommonggong Djaja , wilt gij ons niet toe-
gedaan zijn?
«Wanneer gij de partij der Hollanders trekt , kunt gij
voortgaan, maar gevoel er later geen berouw van. Door
thans de Hollanders als uwe vorsten te erkennen , zult gij
later door hen in het verderf gestort worden.
»Gij beiden zult door God vervloekt worden tot aan het
zevende geslacht !
•Wanneer gij mij wilt erkennen als uwen vorst , zult gij
gezegend worden en beloof ik U vergiffenis van uwe fouten;
doch ik verwacht van ü , dat gij de benting van Tameang
Layang zult alloopen en mij het hoofd van den kommandant
brengen. Dan zult gij door mij in uwe landen in uw rang
hersteld worden.*'
Digitized by VjOOQIC
95
Te regt duchtte Soeta Ono nu weerwraak van de vijandige
Dayaksche stammen en verzocht dat zijn gepalissadeerde hoofd-
kampong Telang door eenige soldaten beschermd mogt wor-
den. De bevolking van Sihong had voorzeker regt pp onze
bescherming; daarom werd een kleine versterking te Te-
lang opgerigt en met 30 man onder van den Gheijn bezet.
Door ziekte van Slrengaerts werd de Graeff tijdelijk met het
kommando te Tameang Layang belast.
Bij publicatie vernamen de bewoners van Doesoen Ilir dat
zij als vijanden van het gouvernement zouden beschouwd
worden , bijaldien zij niet binnen 6 weken zich langs de
Barilo beneden Mengkatip zouden gevestigd hebben. Boven-
dien werden maatregelen genomen om allen toevoer van zout
te beletten benoorden Mengkatip, Telang en Tameang
Layang.
Den 43«" Junij stoomde de Suriname naar de oostkust,
gaf te Pagattan een brief van den resident af, waarbij de
radja uitgenoodigd werd te Bandjer te komen, en ging
verder naar Koetei een brief aan sulthah Moehamad Adil
Halifatoel Moeminiën overbrengen. Nog in diezelfde maand
werd *s sulthans antwoord met het stoomschip medegegeven.
Daarin betuigde de sulthan zijne blijdschap over het ont-
vangen van den residentsbrief dd. H Junij, dien hij aan de
Hoofden en oudsten des rijks had voorgelezen. »Het is waar,
schreef hij , dat ik teruggekeerd ben , doch geenszins om
af te zien van mijn plan om het gouvernement bijstand te
verleenen. Ik hoop dat mijn doorluchtige vriend toegevend-
heid zal gebruiken, veraiits naar het gevoelen van al de
Hoofden en oudsten van het rijk, het getal strijders te ge-
ring was , om den vertegenwoordiger van het gouvernement
en mij naar Boven-Doesoen te brengen. Mijn voornemen om
het gouvernement hulp te verleenen, moet en zal ik met ge-
noegen ten uitvoer brengen.
Digitized by
Google
96
i»De brief van mijn doorluchtigen vriend bevat een kennis-
geving, dal hij een stoomschip ter mijner assistentie zal zen-
den, benevens honderd soldaten om mij op dezen togt te
vergezellen. Deze gunst van mijn vriend verwachtte ik
ook, doch ik verzoek ditmaal dat met de soldaten vooreerst
zal gewacht worden, daar ik dezen togt nog alleen wilde
maken , opdat mijne schande door mijn doorluchtigen
vriend niet vergroot worde. Wanneer het gouvernement toch
zijne troepen zond om met mij ten strijde te trekken, dan
zullen de andere vorsten en mijne onderdanen denken dat
ik uit dwang ten oorlog trek; dit is echter het geval met mij
niet. Ik wil toonen dat ik uit eigen vrijen wil het gouverne-
ment bijsta.''
Ofschoon het besluit van den sulthan om zonder mede-
werking van militaire magt den togt te hervatten, den re-
sident niet aangenaam was, meende hij echter aan zijn ver-
langen te moeten voldoen om alles te voorkomen wat de vriend-
schappelijke betrekking kon verbreken. Daar de sulthan den
8^° Augustus gereed en gaarne zoo ver mogelijk de rivier op
door een stoomschip vergezeld wilde zijn, zond Verspijck
de Bali derwaarts, nadat hij de equipage met 18 mariniers
en 35 inlandsche soldaten had versterkt.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK Vil.
9AMAB TB PAMATTON. — VERRAAD VAN TONGKO BRAHIM. — JAGT
OP HIDATAT. — GEVANGENNEMING ZIJNER VROUWEN. — GE-
VECHT TB KRINIANG EN HABANG. — BESCHIKKINGEN
TOT EEN TWEEDEN TOGT NAAR GOENONG TONGKA. —
VERKENNING DER S. BOENTOEK. — OOSTKUST.
Tommonggong Gamar en zijne bende waande men voor
goed teruggetrokken naar de bovenlanden van Koesan of Batoe
Litjin, ¥raar de vijand steeds een toevlugtsoord vond; drie
weken althans gingen voorbij zonder dat de rust in Martapoera
werd verstoord. Geheel onverwachts daagde in den avond
van den 20^'' Julij een groote bende muitelingen als uit den
grond op en vertoonde zich in de noordelijke wijk van Mar-
tapoera. De kampongswacht berigtte hare nadering van den
kant der Kwalla Tambangan, doch toen Reuter en van Sor-
gen haar met 45 bajonetten te gemoet trokken op het oogen-
blik dat zij de rivier wilde oversteken , was het gezigt der
bajonetten genoeg om haar van plan te doen veranderen en
regtsomkeert te doen maken, terwijl ze daarna in de moe-
rassige wildernis verdween.
\ier dagen later was de bergpas van Passiraman bij Goenong
Pamatton andermaal door vijanden bezet. Kapitein Boudier met
n. 7
Digitized by VjOOQIC
98
luitenant van Sorgen, Terwerda, 80 bajonetten en een
morlier (den 26*") derwaarts gemarcheerd, verkende nog
dien dag de positie , vond haar zeer sterk en maakte de vol-
gende beschikkingen. Vroeg in den morgen moest Terv^^erda
met zijn peloton een brug over de rivier slaan, de stelling
omtrekken en in het woud het signaal van voorwaarts af-
wachten. Van Sorgen zou den weg nemen bij de verkenning
gevolgd, den berg afdalen, de rivier oversteken en zich met
Terwerda in verbinding stellen, ten einde de bentings van
achteren aan te vallen op het oogenblik dat de kolonne-kom-
mandant die in front aantastte.
Den 27*^" hadden deze bewegingen plaats zoo als bepaald
was. De hoofdkolonne wierp eenige granaten onder het voor-
uitrukken ; de lirailleurs openden vervolgens het vuur, en daar-
na werd het sein tot den aanval van de achterzijde gegeven.
Toen dat signaal zich liet hooren , was Terwerda achter de
versterkingen gekomen, en van Sorgen reeds beschoten uit
een benting, wier aanwezen hij wel vermoedde maar die
voor hem niet zigtbaar was. Terwerda ziet de benting, loopt
er op storm , en jaagt de bezetting op de vlugt : daarna gaat
hij op de tweede versterking af, die 150 pas verder gelegen
en bijna ongenaakbaar is. Van Sorgen heeft inmiddels een
overgang over de Passiraman gevonden ; met de patroontasch
op het hoofd doorwaadt zijn peloton de rivier. Ook de
tweede benting wordt door den dapperen Terwerda genomen ,
de bezetting wil over de rivier terugtrekken, doch daar
glinsteren bajonetten ; zij onlvlugt dus langs een andere zijde.
Een levendig geweervuur knalt uit de derde benting; toen
dit ophoudt, geeil Boudier een signaal, doch krijgt geen ant-
woord. Hij laat den mortier nabij die benting opstellen en
zendt versterking naar van Sorgen, die nu met Terwerda
vereenigd moet zijn. Werkelijk heeft van Sorgen aan de
eerste benting gekomen, die doen bezetten en is daarna lot
de tweede voortgerukt. Daar lag Terwerda zwaar gewond naast
Digitized by VjOOQIC
99
sergeant Wissink en flankeur de Vries, wier bloed ook
uit diepe wonden vloeide.
Naauwelijks had van Sorgen in de benting eenige manschap-
pen gelaten, of weder klonk de stormmarsch, en wierp van Sor-
gen zich op de derde en laatste versterking ; de vijand ontvlood,
een gewonde achter latende. Korporaal Grimm vervolgde
een Hoofd en bragt het een bajonetsteek toe, doch ontving
zelf een krissteek ; hoewel ontzet door korporaal de With ,
stieri hij toch een kwartieruurs later den heldendood. Ook
de brave Terwerda mogt de overwinning geen halfuur over-
leven.
De soldaten van het 9« bataillon hadden zich weder uit-
muntend gedragen, acht man werden meer of min ernstig
gewond i terwijl van Sorgen de gekwetsten naar Martapoe-
ra begeleidde, bleef Boudier voorloopig te Paraatton post
houden om den omtrek te zuiveren. Een zwaar gewond ge-
vangene bekende weinige uren voor zijn dood, dat 200 man,
waarvan 60 met geweren gewapend, de stelling hadden bezet ;
dat tommonggong Gamar, bijgestaan door vijf onderhoofden
het bevel had gevoerd; dat Hidayat hen van wapens en mu-
nitie had voorzien, die hij uit Passir ontving; dat de
bewoners van kampong S. Allang en Lok Tenga hen van leef-
togt voorzagen, zelven deel hadden genomen aan het gevecht,
en van plan waren naar hunne kampongs terug te keeren
waar zij als getrouwe en gehoorzame dienaren van het gou-
vernement te boek stonden. Dadelijk werd bevel gegeven
om de Hoofden dier kampongs gevangen te nemen. Later
vernam men nog dat Gamar een groot aantal gewonden had
gekregen.
Luitenant Thissen, die reeds van den! 5«°Julij met 30 bajo-
netten in 't veld was en den 22«° een bende van 50 man
overvallen en met verlies uit elkander geslagen had, kwam
roet zijne kolonne den bedreigden kampong Boemarata nabij
Mataraman, die in den nacht van den 27®° door den vijand
gStTze^yOéi^
100
was aangevallen, te hulp , en keerde eerst den SS*» van dien
vermoeijenden togt terug.
Middendorp adjudant-onderofficier kv^am (5 Jullj) uitMen-
gappan met 25 bajonetten den kampong Amangong, die door
een bende van 100 muiters werd bedreigd, te hulp. Boudier,
op dat oogenblik te S. Allang op patrouille , kreeg bevel Men-
gappan aan te doen. 1« Luitenant van Oort (15 Julij) met 87
bajonetten over Apoei naar Malakkak marcherende , vernielde
twee padieschuren. Den 25«> rukte hij weder met 36 bajo-
netten uit naar Kalaan en S. Mandie di Maro, waar 4 gevan-
genen werden gemaakt. Den 29*^" ging Benschop zelf met 1
ofQcier en 29 bajonetten op marsch naar laatstgenoemden
kampong, omsingelde den 30«° een huis, maakte 14 gevan-
genen, vernielde eenige padieschuren en kwam 2 Augustus
te Mengappan terug.
Ten noorden van S. Allang, in het woud datRiamKanan
met Riam Kiwa vereenigt, had tommonggong Gamar zich met
een 60tal volgelingen in een benting benoorden BoekitBrasma
genesteld. Van Sorgen zocht hem op, vond na dagenlange
marschen den schuilhoek, verdreef den vijand met verlies en
slechtte de benting. — Het liet zich aanzien dat de vijand, overal
geslagen en nergens geen leeftogt meer viiidende, diestreken
vaarwel zoude zeggen. De rijstmagazijnen waren vernield, en de
bevolking die oostelijk van onze uiterste versterkingen woonde,
was genoodzaakt zich in het bereik en onder bescherming der
bajonetten in groote kampongs te vereenigen. Dezelfde maat-
regelen waren in het distrikt Margasarie genomen ; door de
ijverige patrouilleringen (Coenen van 7 tot en met 13 Julij naar
Baleh; de controleur van 18 — 20 naar Labang; kapitein En-
gel met 35 bajonetten naar verschillende kampongs) waren de
gevangenissen van Martapoera en Bandjermasin gevuld met
oproerlingen, die nog gedurig in handen der onvermoeide pa-
trouilles vielen.
Digitized by VjOOQIC
101
Het postgeleide van Kendangan werd (SJulij) verraderlijk
beschoten, waardoor een fuselier sneuvelde en twee man gewond
■werden. Een patrouille onder den 1" luitenant Voogt (SJulij)
uit Rantawan gezonden, had geen ontmoetingen. Op drie uren
gaans van Hankinang, bij Batoe Doedok, was een vijandelijke
bende gezien. Luitenant Muller rukte den 14<«° met 60 ba-
jonetten en een mortier uit Kendangan en kwam na een
vermoeijenden marsch aan Batoe Doedok, een 300 voethoo-
gen, digt begroeiden en zeer steilen heuvel. Met 45 bajonetten
het woud intrekkende, vond hij twee sterke bentings; ofschoon
die niet verdedigd werden , toonden evenwel eenige scholen
uit een ravijn op de kolonne gelost, aan dat er zich vijan-
den in den omtrek bevonden. Den SO""" vernam men dat te
Pegat Batoe aan den voet van het Mandella-gebergte een ver-
sterking werd opgerigt. Dadelijk begaf Muller zich met 60
bajonetten en één mortier daarheen, bestormde het werk, nam
en vernielde het. De vijand bood slechts weinig tegenstand;
alleen de adjudant-onderofficier Koch kreeg een randjoewond.
Tongko Brahim (zie pag. 92), vroeger een volgeling en onder-
bevelhebber van Hidayat , had na in onze handen te zijn geval-
len, als spion het bestuur veel diensten bewezen. Daar de
aanhangers van Hidayat zijn ondergang zochten, werd hem
toegestaan zich in de nabijheid van onze versterking te Amoen-
ihay met der woon te vestigen. Schijnbaar de regering met
hart en ziel toegedaan, wist hij het volle vertrouwen van den
assistent-resident te winnen; dit verworven hebbende , vormde
hij het plan om, zoowel door het aanzien waarin hij bij het
Europeesch bestuur stond , als door den aanhang dien hij in
de naburige kampongs had welen te verkrijgen, den regent
ie belasteren en den voet te ligten, en zelf tot die hooge
betrekking , althans tot distriktshoofd, in zijn plaats benoemd
Ce worden. Van het oogenblik dat dit plan bij hem tot rijp-
heid kwam , was hij bijna dagelijks de aanbrenger van kne-
Digitized by VjOOQIC
102
velarijen die door den regent en de distriktshoofden gepleegd
zouden zijn; wist hij regtstreeks of zijdelings een ongunstige
uitlegging te geven aan de onschuldigste handelingen dier
Hoofden, en hunne dwalingen, zoo donker mogelijk ge-
kleurd, in het hatelijkste licht te stellen. Met elke werke-
lijke of schijnbare fout van den regent viel de ij ver van Tong-
ko Brahim meer in het oog; hoe meer de ontevredenheid van
den assistent-resident over het wangedrag der inlandsche
ambtenaren toenam , des te hooger steeg Tongko Brahim in
zijn gunst. De goede verhouding van het Europeesch tot
het Inlandsch bestuur was verbroken; de verwijdering nam
toe, toen Brahim de getrouwheid van den regent en de dis-
triktshoofden in verdenking had weten te brengen. Zoover
gevorderd, moest de groote slag worden geslagen.
Een vertrouweling van den spion schreef valsche brieven,
waaruit het hoogverraad der inlandsche ambtenaren ten dui-
delijkste moest blijken ; het zegel van den regent , meester-
lijk nagemaakt, werd daarop gedrukt, en voorwendende dat
zijne volgelingen die brieven in den trommel van het distrikts-
hoofd van Amoenthay hadden gevonden, bragt Tongko Bra-
him die sprekende bewijzen van schuld aan den assistent-
resident. Gelijktijdig (28 Junij) bewerkte hij door middel van
valsche tjaps van Hidayat, waarbij twee Hoofden werden
aangesteld onder de namen van kiay Adipati en van Tjakra
Negara (dezelfde namen die de Regent en diens oudste zoon
droegen) , een aanval op de versterking , die echter door zijn
toedoen ontdekt en verijdeld werd. Toen dus de gevange-
nen verklaarden dat zij op last van kiay Adipati en Tjakra
Negara gehandeld hadden, kon de schuld dier ambtenaren
niet meer betwijfeld worden.
Gelukkig kwam ter goeder tijd de Hoofddjaksa te Amoen-
thay aan. De resident Yerspijck had hem niet verbloemd
dat hij Tongko Brahim wantrouwde. Spoedig ontdekte
de trouwe Hoofddjaksa de overeenstemming der namen van
Digitized by VjOOQIC
103
kiay Adipati en Tjakra Negara. In een openbare verga-
dering bezwoer de regent den hem vertoonden brief
niet geschreven te hebben, doch ontkende de oogenschljn-
lijke echtheid van het zegel niet. De spion die den brief
had.aangebragt, moest nu naauwkeurig mededeelen op wel*
ke wijze hij in het bezit daarvan was gekomen; en toen
het uit zijn dubbelzinnig antwoord bleek dat hij onwaarheid
sprak, werd hij gedrongen om te bekennen dat Brahim hem
zelf den brief had gegeven; om dien den assistent-resident
in handen te spelen. De bewijzen van schuld bleven niet
uit; men vond verscheidene valsche tjaps in Brahim's
bezit ; hij zelf werd met zeven medepligtigen , waaronder
de mandoroppasser en de trouwste spionnen, aangehouden en
gevangen gezet. De kuiperij waarvan de regent het slagtoffer
had moeten worden, leidde nu ten goede; niet alleen gaf
deze zaak hem het bewustzijn van het gebrekkige zijner po-
litie, maar zij overtuigde hem tevens, dat wanneer het be-
stuur eens tot afdoende maatregelen overging, het even
krachtig als openlijk handelde en den invloed van niemand
hoegenaamd ontzag.
Door het ontmaskeren van Tongko Brahim was het ver-
trouwen der inlandsche Hoofden in het Europeesch bestuur
zeer toegenomen ; de resident Verspijck overtuigde zich\an hun
ijver op een inspectiereis en vond de middelen van gemeenschap
veel verbeterd. Het distriktshoofd van Amoenthay bood aan,
met twee honderd inlanders , versterkt door 25 verkleede
soldaten , naar Pramassan Amandit te trekken , de Hoofden
van dat gewest over te halen onze partij te kiezen en Hidayat
zoolang te vervolgen, totdat hij levend of dood in zijne han-
den viel. Zonder zich veel van den uitslag voor te stellen ^
stond Verspijck echter toe dat in het begin van Augustus die
togt plaats zoude hebben.
Volgens de verklaring van een gevangene verschuilde Hi-
dayat zich met zijn aanhang sedert eenigen tijd te Goenong
Digitized by VjOOQIC
104
Hanioe. Van Vloten rukte den 40«« Julij met een kolonne
van 440 bajonetten en 470 koelie's (van der Heijden, Hojel
en van Haaflen) over Barabei-ie daarheen, en bereikte
de plaats na drie vermoeijende marschdagen. Hidayat, die
nooit lang op dezelfde plaats durfde vertoeven , had zich ook nu
reeds van hier verwijderd en zou naar Ilaroyan in Pramassan
Amandit vertrokken zijn. Zijne vrouwen en die zijner ge-
trouwe volgelingen, pangerang Djalalana , pangerang Ketjil en
demang Lehman , vielen ons evenwel in handen. Een zeer
groote voorraad rijst en zout werd even als de groote en
ruime huizen der Hoofden verwoest. De bevolking kreeg last
zich zonder uitstel in de nabijheid onzer posten te komen ves-
tigen ; om aan dat bevel meer klem te geven, werden de vrou-
wen der voornaamste ingezetenen als gijzelaars medegevoerd.
Die maatregel trof doel , want binnen weinige dagen was
een menigte gezinnen opgebroken en aan de bevolen ver-
huizing gevolg gegeven. Den 46*° keerden van Vloten en
van der Heijden met hunne troepen naar Barabei-ie terug.
Den 20®° bezochten twee kolonnes uit Barabei-ie en Ken-
dangan, 80 bajonetten en 2 officieren onder van der Heijden,
en 40 bajonetten onder Brinkgreve, de plaats waar Hidayat
zich volgens de laatste opgaven zou ophouden; doch ook
Haroyan had hij reeds verlaten. Een wacht van eenige
Bandjerezen nam de vlugt en liet hare vuur- en blanke
wapenen in den steek. Op aanwijzing eener vrouw ontdekte
men 's vijands hoofdmagazijnen, bestaande in een menigte
padie-schuren en een groote hoeveelheid zout en olie. Met
de bevolking werd op dezelfde wijs als te Hanioe gehandeld.
Ongetwijfeld bragten de twee laatstgenoemde togten een
gevoeUgen slag toe aan Hidayat's rust; achtte hij het vroe-
ger noodig om nooit lang in denzelfden schuilhoek te blijven ,
thans nu die schuilhoeken ontdekt en verwoest waren, moesten
zijn angst en verlegenheid toenemen. De Hoofden van Pra-
massan AUei, die tot nu toe onwillig geweest waren om te
Digitized by VjOOQIC
105
Amoenthay te verschijnen , kwamen thans vergiffenis vragen.
Het distrikishoofd van Kaloewa deelde den resident op zijne
inspectiereis mede, dat twee kampongs, Kriniang en Habang,
in openlijk verzet bleven en hunne Hoofden zelfs Kaloewa met
een aanval bedreigden. Yerspijck zond den mufli derwaarts,
om hen aan te manen zich liever te onderwerpen dan langer
het wettig gezag te trotseren. Die welwillendheid werd be-
antwoord met een aanval op kampong Kaloewa. Het distrikts-
hoofd ging den vijand te gemoet, doch moest na een vuur-
gevecht waarbij van beide kanten een paar dooden vielen,
naar zijne versterking terugtrekken. Op dat oogenblik kwam
echter de 4« luitenant Yerspijck met 50 bajonetten van Amoen-
thay op het terrein; het gezigt alleen van soldaten deed reeds
een goede uitwerking, de hulptroepen hielden stand, de vij-
and weifelde. Nu traden zeven hadji's voor, om de bende
te toonen hoe zij zich moest gedragen. Met gevelde lans,
schreeuwende en biddende, wierpen zij zich op de vooi^
wacht onder sergeant-majoor Knopper. Deze ontvangt hen
bedaard met een salvo, waardoor vier hadji's vallen en de drie
anderen gewond worden. Knopper zelf krijgt drie lansste-
ken. De vijand slaat op de vlugt ; luitenant Yerspijck brengt
hem bij de vervolging nog een aanzienlijk verlies toe, en
rukt 's anderendaags , met eenige hulptroepen vereenigd,
naar Kriniang en Habang. Die kampongs worden met moed
verdedigd, doch de moed der soldalen is grooter; de korte bajo-
netten zijn krachtiger in hunne handen dan de lange lansen
in die des vijands. Luitenant Yerspijck maakt zich van beide
kampongs meester en geeft ze aan de vlammen prijs. De
vijand had zware verliezen geleden; 't ontbrak hem aan
handen om alle slagtoffers van het gevecht op te nemen en
in het woud te dragen; want drie dooden en vier zwaar
gewonden moet hij achter laten.
Blijkens de berigten der menigvuldige patrouilles die het
land in alle riglingen doorkruisten (adjudant-onderofGcier
Digitized by VjOOQIC
106
Peters naar Telok Batong, 2« luitenant Werdmuller von Elgg
(3 Julij) naar Poeloe Banjoe) was het vroeger zoo woelzieke
distrikt Tabalong lot rust gekomen. De militaire komman-
dant had een brief ontvangen van hadji Kasoema Ningrat,
een neef van den sulthan van Passir en zijn vertegenwoor-
diger in Boven-Passir, waarbij hem kennis werd gegeven dat de
Passirezen nooit gemeene zaak met den vijand hadden gemaakt.
Dit schrijven, hoe ver ook bezijden de waarheid, strekte
echter ten bewijze dat Passir bevreesd werd, nu de partij des
opstands het onderspit delfde.
Munters verkende (2 Julij) met 40 bajonetten den linker-
oever der Tabalong; de adjudant-onderofficier Rosenberg
vond (4 Julij) te Dayong en Telapie versperringen, die
's anderendaags door Munters werden opgeruimd. Den 8*^
maakte diezelfde oDicier weder een raarsch langs de Taba-
long, en den 21»^° een nachtelijken togt naar Glogor.
Spoelders werd (9 Julij) van Pringin geëvacueerd wegens
ziekte. Den 21*° trok Werdmulier von Elgg met 40 bajonetten
over Mantimin naar Kiwa, maakte een paar gevangenen, bivak-
keerde op weg naar Batoe Amphir en kwam overLaropehon
te Pringin terug. Den 27*^" bezocht hij, geleid door een der
gevangenen, kampong Mindoeing en Gamba, werd daarbij
gedurig uit bedekte steüingen beschoten, en vernielde een
aanzienlijken voorraad levensbehoeilen.
Den 5«° Julij rukten uit Barabei-ie en Pantey Ilambawang
twee patrouilles, ieder van 25 man , onder Hojel en van den
Bosch, om lusschen Moerong en Taal een benting die in aan-
bouw was op te sporen ; men zag evenwel geen vijand. Den 6«*
kreeg Hamakers van Pantey Hambawang naar Kratau marche-
rende» schoten van de overzijde der onwaadbare Laboean Mas.
Den 9""" ging uit Rantawan een patrouille onder sergeant van
den Bussche, uit Barabei-ie een andere onder fourier Kohier
naar Taim, om Hoofden af te halen, die echter niet kwamen.
Den 33^*^ kwamen Voogt en Hojel met 30 bajonetten van
Digitized by VjOOQIC
107 .
Barabei*ie te Pantey Ilambawang om met behulp van Albrecht
en 30 bajonetten in kampong Mangoenang een opligting te
doen. Tot dat einde ging Voogt met 30 man in djoekongs
eerst naar Taal en verder overl and ; Hojel met 20 man langs de
S. Mangoenang, terwijl Albrecht met 10 man aan de mon-
ding der soengej post vatle. De opligling gelukte volkomen ;
behalve een doode, de zoon van Tjitra Goena, bragt men
's avonds 7 gevangenen en eenige wapens mede.
Een bedreiging van het zamentrekken van 300 Dayaks
onder pangerang Yoeda Mas Kasoema (vroeger goesti Matjas-
sin, doch onlangs door Antassari tot Hoofd van Doesoen Ilir
benoemd) te Anahom, met het plan om Tameang Layang
aan te vallen, werd beantwoord door een togt van deGraeff
(6 Julij) naar die plaats met 52 bajonetten, en 1 mortier,
waarbij alle versterkingen en versperringen werden vernield
m men den vijand uiteen joeg. Het verlies van onze zijde
bedroeg 8 gewonden en maakte den teinigmarsch noodzakelijk.
Te Telang genoot Soeta Ono rust , totdat een bende
Dayaks uit Karrouw een rooilogt deed en uit Pakoe en
Dayoe een twintigtal inwoners ontvoerde. De Sihongers waren
daarover zeer gebelgd en bereidden zich voor tot een der-
gelijken strooptogt. Van den kant van het bestuur werd dit
niet tegengewerkt, daar het verwoesten van Karrouw en het
terugtrekken der vijandelijke Dayaks in meer noordelijke
gewesten de rust in het Bandjersche rijk moesten bevorderen.
Soela Ono verliet Telang met 60 volgelingen om de bevol-
king van Pakoe en Dayoe te beschermen, wachtte in laatst-
genoemde plaats verscheidene dagen den vijand te vergeefs
af, vereenigde de inwoners in twee versterkte kampongs, en
keerde daarna naar Telang terug. Toen te Tandjong Allang
en Anahom de vijand andermaal had post gevat, rukte de
Graeff den 21 «> weder uit, kwam met zijne kolonne (luite-
nant Croes, ofTicier van gezondheid Rombach, 65 bajonetten
Digitized by VjOOQIC
, 108
en 1 mortier) vergezeld van tommonggong Djaja en diens
zoon, langs een bijna onbegaanbaren weg in den rug der
sterke' doch slecht verdedigde stelling, verdreef de bezetting
en brandde den kampong tot den grond toe af. Bij het
eerste vijandelijk salvo werd korporaal Weerman gewond.
De vermoeijenis der troepen was groot.
De toestand van dat gewest vereischte afdoende maatre-
gelen. Om die reden bragt Yerspijck het aantal bajonetten
te Mengkatip en Sihong op 250, en belastte Schuakmethet
kommando ; hij beval hem Karrouw te zuiveren en zich voor
te bereiden op een nieuwen togt naar Goenong Tongka.
Tot dat einde kreeg de Celebes bevel den waterstand der Ayo-
en Karrouwrivier in dit jaargetijde op te nemen ; daarvan zou
afhangen of te Tandjong Allang een tijdelijke versterking op-
gerigt en Moeka Hadjie, van daar of wel langs de rivier zou be-
reikt worden. Had men een voldoende magt te Moeka Hadjie bij-
een.'dan kon Tongka worden aangetast met meer kans van slagen.
Antassari versterkte inmiddels zijn magt te Goenong Tong-
ka, het de Ayo- en Mantallatrivieren versperren en met een
aantal veldwerken op de uitspringende hoeken voorzien, en
had een paar afdecUngen strijders vooruitgeschoven tot soen-
gej Boentoek en Tandjong Allang. Op de tijding dat Babay
door Antassari's bende was afgeloopen en Mengkatip bedreigd
werd, werd de post Mengkatip met 30 bajonetten onder den
2«« luitenant Groes en met een kruisboot versterkt. De komman-
dant der G 3lebes, uitgezonden om de s. Boentoek te onderzoeken,
Het (IS""") de barkas en sloepen onder de luitenants ter zee
van Broekhuisen en van der Star de rivier opgaan. Een
halfuur binnenslands stuit men op een versperring ; |men hoort
den vijand het krijgsgeschreeuw aanheffen en wisselt met
hem eenige kogels , waardoor twee matrozen gewond werden.
Zich niet sterk genoeg achtende, keerden de vaartuigen,
zonder te landen of de versperring te vernielen, naar
Digitized by VjOOQIC
109
de Celebes terug. Den 22<" en 24«n roeiden de gewapende
sloepen andermaal de s. Uoenloek in. Ook bij die gelegen-
heid bepaalde men zich tot een vuurgevecht, waarbij geen
verlies werd geleden.
In Tanah Laut bleef de bevolking even rustig als in de af-
deeling Bandjermasin. Sherif Abdoel Rachman had Ilidayat
laten weten dat hij zich gaarne, schijnbaar zonder voorweten
van den resident, belasten zou met hetgeen Ilidayat welligt
regtstreeks aan den gouverneur-generaal wilde vragen. In de
maand Julij zond deze hem een memorie, waarin hij
door een reeks van onwaarheden zich in de oogen der
hooge regering trachtte te zuiveren, met verzoek het
vroegere contract van sullhan Adam met den kommissaris
van Weddik weder van kracht te maken en alle troepen te-
rug te doen zenden, met uitzondering van die, welke vóór
den opstand hier waren.
Tot nu toe was pangerang Moeda Asip Illat, Hoofd vanTjin-
gal, Henoengoel en Bangkalaan (op de oostkust) in gebreke ge-
bleven de beloofde hulp te verleenen (zie pag. 72). In het
laatst van Julij zond hij evenwel een brief, waarin werd
medegedeeld: dat hij langen tijd te vergeefs naar Ilidayat's
verblijfplaats had gezocht, doch er eindelijk in geslaagd was
die te vinden. Met verraderlijk opzet had hij hem hulp
aangeboden en een ontmoeting verzocht, waarop hem door
Bidayat in overweging was gegeven om er nog eens rijpelijk
over te denken, opdat hij niet in ongelegenheid met het gouver-
nement mogt komen. De overbrenger van den brief voegde
er mondeling bij , dat pangecang Moeda eenig kruid en lood
aan Hidayat bad gezonden om zijn vertrouwen te winnen,
«n op het punt stond hem een vriendschappelijk bezoek te
brengen, ten einde den stand van zaken met eigen oogen op
Xe nemen. Bevond Hidayat zich werkelijk in groote ver-
Digitized by VjOOQIC
110
legenheid , dan zou het geen moeite kosten hem over te ha-
len om in Tanah Boemboe een veilige schuilplaats te zoeken
en dan bij verraad gevangen te nemen; weigerde Hidayat
van pangerang Moeda's welwillend aanbod gebruik te maken ,
dan zou deze beproeven hem met geweld in handen te krijgen.
Het zou ligtvaardig zijn, vertrouwen te stellen in een Hoofd,
dat voorgaf zich van zijn eigen landgenoot door list of geweld
meester te willen maken. Daarom hechtte de resident wei-
nig geloof aan die mededeelingen; pangerang Moeda speelde
een dubbelzinnige rol. Het leed geen twijfel meer dat de
vijand uit Koesan en Batoe Litjin aan wapens, munitie
en vivres werd geholpen; herhaalde bevelen om de schuldigen
uit te leveren , bleven zonder gevolg. Ook aan dien toestand
moest een einde komen. Het heette thans, dat de sullhan
van Passir geen moed had te Bandjer te komen, voor dat
hij eerst iels in het belang van het gouvernement had ver-
rigt. Later gaf hij voor ziek te zijn.
Op den assistent-resident Dahmen was een poging tol
vergiftiging aangewend, die gelukkig mislukte. Een deta-
chement van 15 verkleede inlandsche soldaten, door de Bali
naar Koetei medegenomen, werd aldaar achtergelaten tot be-
scherming van de regerings-beambten. De sulthan had thans
7000 man onder de wapens en verzocht, in strijd met
zijn vroeger verlangen, eon honderdtal soldaten om den logt
naar Boven-Doesoen mede te maken.
Over het algemeen was de gezondheidstoestand niet zeer
gunstig. Behalve de boven genoemde officieren werden
nog de luitenant von Ende en de officier van gezondheid
Andringa geëvacueerd. In den loop dezer maand kwamen twee-
malen suppletietroepen van Java. De majoor de Rochemont,
kommandant van het 7* bataillon, eerst met de Boni naar Meng-
katip gestoomd, inspecteerde daarna zijn bataillon , dat in de
afdeeling Amoenthay op verschillende posten was verspreid*;
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK VIII.
TOÖT VAN SCHEPENS NAAR PRAMASSAN AMANDIT. — TROEPENBE-
WEGINGEN IN 8IH0NG EN AMOENTHAY. — "BEZETTING VAN HET
LANDSCHAP KARBOUW. — MISLUKTE AANVAL OP PAGGER.
— LIMPASSO. — INVAL IN TABALONG. — VERKENNING VAN
RIVIEREN. — DB HOOFDEN DER KAHAYAN EN KAP0EA8. —
VERSTEGB OP DE OOSTKUST. —
De hardnekkigheid vsraarmede tommonggong Gamar telkens
den bergpas van Passiraman bezette , noopte den komman-
dant van Martapoera , zich met den regent en 400 koelie's
onder bedekking van den 1«n luitenant Schade van Westrum
en 40 soldaten op den 7«" Augustus derwaarts te begeven ,
met oogmerk het kreupelhout te doen omhakken en ver-
branden, en daardoor het verdedigingsvermogen van deze
stelling te verminderen.
Schade van Westrum vond Pamatton wederom bezet en
met drie nieuwe veldwerken versterkt. Terwijl majoor Koch
deze met de held der manschappen omtrok, nam Schade
zonder verlies de benting stormenderhand en verjoeg den
Tijand; terwijl de omtrek daarna werd afgepatrouilleerd,
liet de regent het terrein over een lengte van 2000 pas
en een breedte van 300 pas van kreupelhout zuiveren.
Digitized by VjOOQIC
lis
Te 6 uur 's avonds kwamen vijHien met geweren gewa-
pende muitelingen over den berg met vivres voor de be-
zetting. Ontwarende dat de benting door ons bezet was»
wierpen zij de vivres weg en sloegen op devlugt. Een
schot van het distriktshoofd velde een hunner. Na dien
tijd vernam men niets meer van vijandelijke verzamelingen
op dit punt; wel liepen er den 21 «« geruchten van een
bende onder demang Lehman die zich nabij Pamatton zoude
ophouden, doch deze werden niet bevestigd.
Op den 16" rukte kapitein Labaar met Schade van Wes-
trum en 60 bajonetten naar Damar Bekompang, waar torn-
monggong Gamar eenige ladangs liet aanleggen. VanMengap-
pan begaf zich gelijktijdig een patrouille van 40 bajonetten
derwaarts. Gamar ontweek echter beide afdeelingen.
Boudier verliet in den nacht van den22«° op 23*" met 40
bajonetten Martapoera om den muiteling pangerang Tjitra
Kesoema te vatten, die zich in het woud nabij goenong Djabok
met eenigen aanhang ophield. Een onzer spionnen, door
dien pangerang gevangen genomen doch later ontvlugt, diende
bij dien togt als gids. Hij bragt de patrouille ook in het
bosch dat met verschillende wegen doorsneden was. De spion
bij nacht ontvlugt en niet op den weg gelet hebbende, kon nu
de plaats niet terugvinden waar de pangerang woonde. Op
goed geluk doormarcherende, kwam Boudier bij eenige huizen
waaruit de bewoners vlugtten, en daarna aan een verlaten
kampong, dien de gids herkende als de verblijfplaats van
Tjitra Kesoema en daarom vernield werd.
Raksapati, het vijandelijk Hoofd dat op hooger bevel met den
aanleg der versterkingen te Pamatton belast was, werd door een
der zijnen, zekeren Patta, verraden. Boudier zou hem mis-
schien in handen gekregen hebben, als de civiele gezaghebber
van Tanah Laut niet kort te voren in zijn bivak was geval-
len en hem verjaagd had; deze ambtenaar nam echter een
Digitized by VjOOQIC
lis
dertigtal vrouwen en kinderen van muitelingen gevangen.
Kapitein Labaar ging den 27<" tot het zelfde einde op pan-
gerang Tjitra uit, zonder beter te slagen. — De beruchte
tommonggong Boeko , (zie pag. 76) onderwierp zich in het
begin der maand en gaf dadelijk blijken van zijne goede ge-
zindheid , door pembekkel Maïl op te zoeken en te verslaan.
Men hoopte van hem partij te trekken om Tjinta Poerie lang-
zamerhand tot rust te brengen.
Naar Mande -di-Maroe gingen den 29«° Julij en 3«° Augustus
patrouilles, om het verblijf van een aantal muitelingen te
vernielen. De kampong nabij Mengappan nam steeds in uit-
breiding toe. Het distriktshoofd van Riam Kanan, Pati Warga
Dalem, vroeger een der mantri's van Hidayat, lag onder ver-
denking van met den vijand te heulen. Acht volgelingen van
Hidayat zouden hem 300 realen gebragt hebben tot aankoop
van levensmiddelen en bij pembekkel Kamin huisvesting
hebben gekregen. Met groote voorzigtigheid werd die zaak
onderzocht. — Ook Benschop ging met 2 officieren en 35
bajonetten den 20«° op Tjitra Kesoema af , doch kwam den 22*^"
onverrigter zake terug.
Hidayat bevond zich thans op de grenzen van het oude
sulthansrijk , te goenong Halon-Halon. Ook déar liet men
hem niet met rust.
Een kolonne van 80 bajonetten marcheerde onder Sche-
pens en 1«" luitenant Bakker (den 5*° Augustus) van Penga-
ron over Baleh naar de bronnen van de Riam Kiwa in
Pramassan Amandit ; een tweede kolonne van 400 man hulp-
troepen, waaronder 40 verkleede inlandsche soldaten, onder
bevel van het distriktshoofd van Amoenthay, ging insgelijks
over Kendangan naar Pramassan; terwijl pangerang Moeda,
de vorst van Tjingal, Menoengoel en Bangkalaan, gelijktijdig
met 1400 gewapenden in Amandit zou binnen rukken.
H. 8
Digitized by VjOOQIC
114
Schepens bragt zijne kolonne tot op twee dagmarschea
boven Kréwé Bertjoetjoe, op de grens van RiamKiwa. Eea
ondoordringbare wildernis belette hem verder door te drin-
gen; nergens was een spoor, evenmin van weg als van
vijand. Behalve het voor den marsch allerongunstigste ter-
rein vielen er aanhoudend zware regens, zoodat de kolonne,
na veel aan koortsen en buikziekten geleden te hebben, ver-
pligt was om terug te keeren.
In het distrikt Margasarie zwierven de muitelingen met
kleine benden in de bosschen rond. Somwijlen door den
honger gedreven, vereenigden zij zich en deden dan een
wanhopenden aanval op een of anderen goedgezinden kampong.
De adjudant-onderofficier Coenen naar Tambarangan op pa-
trouille gaande, vernam (2 Augustus) dat Soeta KarsametlSO
man te Poeloe Besaar stond. Hij vond daar werkelijk een
bende, die op 4000 pas het vuur reeds opende en die hLj
spoedig op de vlugt sloeg.
De civiele controleur Fuijck was onderrigt dat de kampongs
Rantau en Gadoeng zouden geplunderd worden; de noodige
maatregelen werden daartegen genomen , en toen den 8*"
Augustus een bende van tweehonderd vijanden waarvan 50
met geweren gewapend, den versterkten passangrahan te Ran-
tau aanviel, was een stoute uitval van van Puffelen met
twintig bajonetten voldoende om den vijand , met achterla-
ting van een doode, de vlugt te doen nemen. Yon Ende
maakte gedurende de volgende dagen aan het hoofd eener
patrouille en vergezeld door Fuijck, een togt door het dis-
trikt, overviel tommonggong Anoem in zijn schuilplaats en
doodde hem met een pistoolschot, toen hij zich wilde ver-
zetten. — Een patrouille die den 46*^° van Moengoe Thayor
naar Mataraman marcheerde, had eenige schoten door te
staan van een bedekt opgestelden vijand , die dadelijk in de
wildernis terugweek. — Een andere (30 Augustus tot 3 Sep-
Digitized by VjOOQIC
115
tember) onder Goenen had ia den nacht een ontmoeting nabij
soengej Raya, waarbij een flankeur gewond werd.
Majoor de Veer de Rochemont Icwam den 3«* te Amoen-
thay en vernam den 8*° Augustus dat een groote vijande-
lijke magt uit Doesoen, door verscheidene pangerangs aan-
gevoerd, in Karrouw en Pakoe was gerukt. Ten einde hier-
omtrent iets naders te vernemen, werd van Vloten met 90
bajonetten naar Tandjong op kondschap uitgezonden. Deze
vond echter in den omtrek alles rustig en keerde naar
Amoenlhay terug.
Kapitein Thelen die den 7"» met 60 bajonetten van Amoen-
thay naar Tabalong was vertrokken om een weg van daar naar
Pringin te zoeken , vernam te Tangkah dat Tameang Layang
door een overmagtigen vijand was ingesloten. Zonder zich
lang te bedenken verandert hij zijn roarschroute en slaat den
weg in naar Tameang Layang, komt daar den 11 <» aan, doch
vindt geen vijand. Hij verneemt echter dat Schuak, naden
9^^ den vijand bij Anahom te hebben geslagen, den 10^ bij
Paggcr een nederlaag heeft geleden. Van zijn aanbod om
Schuak met zijne 60 bajonetten te hulp te komen, wordt
geen gebruik gemaakt, daar die hoofd-officier den 12«° op
Tameang Layang terugtrok, een geheel verdedigende houding
aannam, en hem naar. Tabalong terug zond, om den last te
volvoeren waartoe hij van Amoenthay was uitgegaan. Op
het berigt van Thelen aan de Veer de Rochemont, afdee-
lingskommandant te Amoenthay , had deze laatste den 1«°
luitenant-adjudant Cateau van Rosevelt met 80 bajonetten
naar Tandjong gezonden, om naar omstandigheden Tameang
Layang, Tabalong of des noods Pringin te kunnen bijspringen ;
was daarna zelfgevolgd met nog 30 bajonetten en den 1*° luite-
nant der artillerie Verbrugh met den houwitser, en liet The-
len, die y66r de aankomst van Cateau van Rosevelt Tan-
djong reeds voorbij was , ook derwaarts terug keeren. Op
Digitized by VjOOQIC
116
den 18"^ had hij op dat punt dus een voldoende magt bijeen
om Schuak te ondersteunen bij een tweeden aanval op
Pügger. Hij liet 25 bajonetten te Tandjong achter , zond ver-
sterking naar Tabalong en rukte met 100 bajonetten en een
Sponder op naar Tameang Layang. Te Kamoes (halfweg Tan-
djong) ontving hij een berigt, in allerijl door Schuak hem
toegezonden , waarbij deze hem waarschuwde de distrikts-
hoofden van Tandjong en Kaloewa niet te vertrouwen , en hem
verder mededeelde dat de vijand van plan was de Tabalong
over te trekken en zich in Benoea Lima te werpen. Schuak
geen versterking van troepen vragende, keerde de Veer naar
Tandjong terug, waar hij nader berigt van Schuak ontving
met het dringend verzoek om Thelen met 60 bajonetten naar
Tameang Layang te benden, en nam toen de volgende be-
schikkingen :
Thelen zou met 50 bajonetten den 22«n naar Tameang
Layang marcheren; de 1« luitenant Brusse met 50 bajo-
netten te Tandjong blijven om de Tabalong te observeren en
naar gelang de vijand zich vertoonde , Kaloewa of Tandjong
te helpen behouden; de adjudant-onderofficier Bozenberg
met 30 bajonetten Kaloewa versterken; hij, de Veer de
Rochemont, met Cateau van Rosevelt en een Sponder naar
Amoenthay terug keeren om nadere berigten af te wachten.
Tengevolge der aankomst van den chef der expeditie met
versterking te Tameang Layang, werd Thelen's marschroute
gewijzigd, en kreeg die officier bevel met Brusse, 50 ba-
jonetten, en den regent met eenige hulptroepen, naar
kampong Bentot te marcheren. Luitenant Spoelders bleef
met 50 man te Tandjong, om onze posten in geval van
nood bij te kunnen springen.
Laat ons thans zien wat in Sihong voorviel, waar Schuak
(zie pag. 108) aan het hoofd van 250 bajonetten belast was
het landschap Karrouw te bezetten, en wat aanleiding had
Digitized by VjOOQIC
117
gegeven lot zoo vele nuttelooze marschen en contramarschen
in Amoenthay.
Niet te Tandjong Allang, maar te Anahom had de vij-
and post gevat, met plan Awang aan te vallen. Schuak
wierp in den kampong een detachement van 30 infanteris-
ten , gelastte kapitein Bode (den 6"^ Augustus^ met een ko-
lonne van 60 bajonetten en een Sponder van Telang uit te
rukken en over Moeara Tov^o in den rug der vijande-
lijke stelling te dringen , en marcheerde zelf (den 7«>) met
70 bajonetten en een mortier over Batoe Linljoe naar Ana-
hom. Tegen 10 uur daar aankomende, wachtte hij de (im-
trekkende kolonne af. Bode's marsch, door Soeta Ono be-
gunstigd, had den gewenschten uitslag, en toen zijn ka-
nonvuur werd gehoord , viel Schuak in front aan en verdreef
den vijand met verlies. De kartetsen door Bode geschoten,
lieten tal van bloedige sporen achter.
Tijdens dit gevecht was een vijandelijke afdeeling op Awang
afgegaan, doch op het hooren van het geschutvuur te Anahom,
zonder aanval teruggetrokken.
Twee dagen later stond de vijand onder pangerang Singa
Terbang te Pagger, 2^ uur gaans N. 0. van Anahom; ook
daar wilde Schuak hem aantasten en zond Bode over Ring-
kau Kattan of over Allang in den rug der nieuwe vijan-
delijke stelling. Den 10«" kwam Schuak van Awang tot Pagger
en vond den vijand in een ruime benting, voorzien van
grachten en met wallen van op elkander gestapelde boomstam-
men. Deze versterking was opgerigt op een heuvel, waar-
van de fronthelling door chicane middelen, de flanken door
digt kreupelhout ontoegankelijk waren. Op het naderen der
troepen, hief de vijand (wiens sterkte volgens geruchten 1500
man zou bedragen) een vervaarlijk krijgsgeschrei aan en
opende het vuur. Schuak liet met den mortier eenige gra-
naten werpen , wachtte ditmaal de aankomst van de kolonne
Bode niet af, raadpleegde alleen zijn moed, en liet den beu-
Digitized by VjOOQIC
118
vel bestormen. Daar hij den 2<» luitenant de Lannoy den vo-
rigen dag met een aantal bajonetten op fourageren naarTa-
meang Layang had gezonden , bleef slechts een vijdigtal
bajonetten ter zijner beschikking. De frontaanval, bemoei-
jelijkt door randjoe's en wolfskuilen, mislukte ten eenen male ;
de vijand hield stand, doodde door een welgerigt vuur
den sergeant Kleijn en een fiankeur, en verwondde den 2°>
luitenant Croes, een sergeant der artillerie en vijf fuseliers,
terwijl daarenboven verscheiden soldaten door randjoewon-
den buiten gevecht gesteld werden.
JDaar bij het aanvalsplan gerekend was op een gelijktijdige be-
storming in het front en in den rug, en elke kolonne op zich
zelve te zwak was om een grooten slag te slaan, was de zamen-
werking met de kolonne Bode onontbeerlijk. Aangenomen dat
Schuak de vijandelijke magt, die hier buitengewoon groot was,
uit de stelling van Pagger had verdreven, dan nog zou hij haar
met 50 man nooit een belangrijk verlies hebben kunnen toe-
brengen, daar onze troepen in het loopen altijd het onder-
spit delfden. Bij de zeldzaamheid dat de vijand stand hield,
was het natuurlijk dat men zich lot een onlijdigen aanval
liet vervoeren, maar was het nu dubbel ie bejammeren dat
er niet krachtiger kon worden opgetreden.
Schuak wachtte in een versterkt bivak den volgenden
nacht nog op Bode, en trok zonder eenigen overlast van
den vijand te hebben , den 14*" op Anahom en den 12«»
op Tameang Layang terug. In arwachling van aanvallende
bewegingen van den vijand, die volgens de chabar angin (ge-
ruchten) iederen dag sterker werd, bragt Schuak den post
te Tameang Layang in een geduchten staat van tegenweer,
versterkte de bezettingen van Telang en Awang tot op 50 ba-
jonetten ieder, liet de Gelebes voor Mengkatip post vatten,
vroeg versterking van Bandjer en nam een zuiver verdedi-
gende houding aan. Yan een poging om met de voorhanden
magt andermaal naar Pagger op te rukken , waar de vij
Digitized by VjOOQIC
119
nog stand hield , was geen sprake , zelfs toen Thelen onver-
wachts met 60 bajonetten te hulp kwam. Dat die hulp af-
gewezen , dat niet al het mogelijke in 't werk gesteld werd
om den indruk der geleden nederlaag ten spoedigste door
een schitterende overwinning uit te wisschen , kan alleen
verklaard worden door een overdreven vertrouwen in de juist-
heid der berigten omtrent de sterkte des vijands , waardoor
het ongeraden geacht werd zelfs met behulp van Thelen's ko-
lonne aanvallend te handelen. Onzes inziens zou het plan van
aanval op Tameang Layang niet beter dan juist door aan-
vallende bewegingen belet zijn geworden. De vijand mag er
een oogenbHk aan gedacht hebben, tot de uitvoering kwam
het evenwel niet ; want spoedig vernam men dat die geduchte
krijgsmagt Pagger verlaten had en uit gebrek aan het noodige
uiteen was gegaan. De Lannoy op patrouille derwaarts gezon-
den, overtuigde zich van de waarheid en vernielde de ver-
sterking. Bode had te vergeefs getracht over Ringkau Kat-
tan in den rug der positie van Pagger te komen; niet de
vijand, maar het terrein had zijne poging verhinderd. Het
Hoofd van Awang, als gids mede gegaan, bragt hem niet op
den weg die achter 's vijands stelling liep. Den 17™ keerde
hij van den vermoeijenden togt naar Tameang Layang terug.
De chef der expeditie had voorloopig (den 16*^") de Boni
met de luitenants Strengaerts , von Ende en 30 bajonetten
naar Mengkatip gezonden , en slechts de aankomst te
Bandjer (18 Augustus) van een kompagnie van het 7* ba-
taillon afgewacht, om zich den daarop volgenden dag met
400 Europesche soldaten, (1« luitenant Verstege, !« luitenant-
adjudant Boers) één houwitser (kapitein der artillerie Du Puy)
en 100 koelie's, met Z. M. stoomschip de Java- naar Mengkatip te
spoeden. Schuak had kenbaar gemaakt dat de groote vijande-
lijke magt (volgens de geruchten nu 3000 man), overmoedig
door hare overwinning te Pagger, plan had Tameang Layang
en Telang af te loopen of tegen Amoenthay op te rukken.
Digitized by VjOOQIC
120
Het was dus voor Verspijck een zeer aiangename tijding, toen
hij den 20^"" te Mengkatip vernam, dat de kolonne Bode aan
de geheeie kracht des vijands vireérstand had geboden, en
ongedeerd terug was gekomen; groot echter was zijne te-
leursteUing, toen hij hoorde dat Pagger door den vijand ont-
ruimd was. Onmiddelijk den weg vervolgende, kwam hij den
^l"" te Telang, en dienzelfden dag te Tameang Layang, waar
de ontruiming van Pagger bevestigd werd. De vermoedelijke
reden wist men ook daar niet op te geven ; 't was iets vreemds
een slcUing te verlaten, waar tegen wij het hoofd hadden
gestooten. Dienzelfden avond werd dit raadsel echter opge-
lost door een Sihonger, die tijdens Schuak's togt naar M.
Ayo in 's vijands handen gevallen en nu ontkomen was. Niet
alleen gebrek aan levensmiddelen en krijgsbehoeflen, maar
ook het verlies van een Hoofd (hetwelk de plaats als onge-
lukkig deed beschouwen) en het aantal zwaar gewonden,
waren de beweegredenen die op Pattong hadden doen terug-
trekken. Men begreep zeer goed dat er andermaal en meer
troepen naar Pagger zouden oprukken, en dan zou de
verdediging toch niet vol zijn te houden. Te Pattong had
de strijdmagt (ongeveer 4000 man) zich verdeeld en waren de
Karrouwers naar hunne wouden, de mannen van Boven-Doesoen,
Kahayan en Kapoeas naar de Maniallat, en die van Bentot
en uit het distrikt Kaloewa, naar de wildernis in de nabij-
heid van hunne kampongs teruggekeerd.
Door het nutteloos heen en weer trekken der troepen was
een nieuwe regeling der bezettingen van de verschillende
posten in dit kommandement in de eerste plaats noodig ge-
worden. Verspijck bragt Tameang Layang op 60 bajonetten
onder kapitein Tihon; Mengkatip op 40 onder Bode; Telang op
20 onder van den Gheijn. De overige magt bleef beschikbaar
om te aller ure te kunnen uitrukken en zich voor te bereiden
op den togt naar Tongka.
Schuak werd (den 22«) met 180 man infanterie en een
Digitized by VjOOQIC
121
morlier naar Pattay gezonden , om te trachten den vijand in
te halen en zooveel mogelijk afbreuk te doen, of, in ge-
val hij daartoe te laat kwam, de ligging der verschillende
kampongs op te nemen om een geschikt punt te bepalen
voor een tijdelijke basis gedurende den togt tegen Tongka.
Door gebrek aan vervoermiddelen ging die vervolging zóó
langzaam, dat de kolonne eerst den 28^° Pattay bereikte.
Vijandelijke ontmoetingen hadden er niet plaats. Den 30^*
zocht Schuak te Ampah een punt uit om tot magazijnplaats
Ie dienen; den S"" September bevond hij zich weder met de
kolonne te Tameang Layang, gaf aldaar het kommando
over aan kapitein de Roy van Zuidewijn en kwam den 9^"
September te Bandjer terug.
\an Danau Melawin, oostwaarts van de Boentoek monding,
rukte een vijandelijke bende naar Pakoe. Op dit berigt werd
kapitein Bode (29 Augustus) met 60 bajonetten ijlings
over Pakoe en Dayoe naar Telang gezonden, om de Sihongers
ter hulp te snellen. Hij kwam echter den 31 ^"onverrigterzake te
Mengkatip terug, daar de vijand, nadat hij 's nachts eenige
gewonden had gekregen door de randjoe*s die de Sihongers
op de paden hadden geplant, naar Danau Melawin was te-
ruggetrokken. — Twee kolonnen den 2<^" September uitge-
rukt, — de eene sterk 50 bajonetten onder den S^'^' luitenant
Vetter naar Kamoes , de tweede van 30 bajonetten onder
den adjudant-onderofficier Graauwenhaan naar Awang — met
oogmerk het terrein schoon te houden , werden op last van
den chef der expeditie naar Tameang Layang teruggeroepen,
als onnoodig nadat de vijand Tabalong verlaten had.
Terwijl de 2» luitenant Werdmulier von Elgg uit Pringin
eenige patrouilles naar Batoe Mandie en Tandjong maakte,
en de geruchten van een aanval op Lampehon of Pringin
zich niet bevestigden, werd inmiddels in Allei de vijand
uit een sterke stelling geslagen.
Digitized by VjOOQIC
132
Op het berigt namenlijk van het oprigten eener benting te
Linipasso, rukte (1 Augustus) van der Heijden uit met de lui-
tenants Albrecht «n Hojel, 80 bajonetten, één mortier en den
officier van gezondheid de Jongh, en kwam over Rantawan,
Lok Toela, Santoel, Doerian Maas en Aboeng, nog dienzelf-
den dag tegen 1} uur voor de vijandelijke sterkte. Elojel
verkende die en vond een geheel geblindeerde enstormvrije
vierkante redoute van 15 op 20 ellen, met een versterkt bi-
vak daarachter; een breede, opengekapte weg vol randjoe's
en wolfskuiien leidde naar het front der stelling. De mortier
op 250 pas in batterij gebragt opende het vuur; de vij-
and beantwoordde dit uit lilla's en geweren en hief tege-
lijkerlijd een doordringend krijgsgeschrei aan. Albrecht
met 20 bajonetten links in het bosch gezonden om een om-
trekkende beweging te maken, had met groote moeijelijk-
heden te kampen en vorderde weinig. Van der Heijden
besloot daarom niet langer te dralen en tot de bestorming
over te gaan; hij liet de achterwacht onder kommando van
de Jongh bij den mortier en liet den hoofdtroep regts en links
van den weg op de benting afgaan. Op de flanken geheel
in het hout verscholen, lagen evenwel nog kleine fléches,
waaruit schoten op de aanvallende troepen vielen; gaande-
weg werden deze genomen. Bij elke schrede stootte men
op springlansen , kuilen of randjoe's. Door zoovele moeijelijk-
heden opgehouden, kwam men slechts langzaam vooruit. De
vijand gevoelde zich sterk, brak in een vloed van scheldwoor-
den uit en tartte den aanvoerder, wiens naam hij kende,
in de benting te komen; tegelijkertijd werd de achter-
wacht aangevallen, doch die aanval met kracht afgesla-
gen. Reeds telde de stormkolonne verscheidene gewon-
den , reeds raakten de soldaten uitgeput , toen Hojel ook
viel, — de brave Hojel, — door een kogel in den
mond doodelijk getroffen. Flankeur Smit, — een tweede
Hojel bijna, — door het lot van zijn beminden officier tot
Digitized by VjOOQIC
Tertwijreling gebragt , roept vol geestdrift zijne makkers toe :
»Hojel moet gewroken worden; volg mij, ik zal u den weg
wel wijzen."
Yan uitputting is geen sprake meer; die reeds aamechtig is
neergezegen, rijst op en volgt Smit, dieeenrandjoeinhetvleesch
heeft steken, voelt geen pijn meer, maar volgt Smit. Met zijn
kapmes baant Smit zich een weg naar de borstwering; voor
Smit bestaan geen chicanes, althans zij deren hem niet ; met
een onweerstaanbare kracht dringt hij vooruit. De vijand vuurt
en vuurt nogmaals; overweldigd door den stouien aanval,
vuurt hij echter in 't wild — 't is alsof de kogels afstuiten
op de borst van den onverschrokken Smit. Ja, Smit is on-
kwetsbaar, en met hem Knipper, Gots , Roekharts en Resso-
smito, die hem op den voet volgen.
Bij eiken pas die Smit met de zijnen voorwaarts doet, wijkt
de bezetting dieper in de schuilhoeken van de benting terug.
Drie man beproeven hunne lansen en krissen tegen onze
dapperen, maar alle drie voelen de bajonetten in hun lig-
chaam dringen. Nu is de vlugt algemeen, is de benting ons.
Hojel, Albrecht en 8 man zijn gewond. De bezetting liet A
lijken achter; hoeveel er tijdens den aanval reeds achteruit
gedragen waren, wist men nog niet (volgens latere opgaven
van een gevangene: 10 dooden en 80 gewonden), maarzeker
was het, dat zijn overmoed gefnuikt was, en dat het gevecht
van Limpasso hem onberekenbaar nadeel toebragt. Was het
gezigt van het bloed van Hojel reeds voldoende om weife-
lende en uitgeputte soldaten met nieuwen moed te bezielen,
leidde dat gezigt tot een schitterende overwinning, de dood
van Hojel (il Augustus), van den krijgsmakker bij uitne-
mendheid, van den vriend der soldaten, deed menig duren
eed van wraak zweren, en gaf later aanleiding tot menig
schoon wapenfeit.
Doch laten we onze taak vervolgen. Smit werd op het
slagveld tot korporaal bevorderd, daarna in de redoute het
Digitized by VjOOQIC
124
bivak betrokken en den volgenden dag de omtrek door-
zocht. Yijilien groole volgeladen padie- en tabakschuren
vielen in onze handen en werden aan de vlammen prijs ge-
geven; den 3" Augustus, toen ook de versterkingen van
Barabei-ie vernield waren, marcheerde men terug.
Vier dagen later ging een patrouille van 29 bajonetten
onder sergeant van den Bussche langs denzelfden weg en
vond de puinhoopen van Limpasso in denzelfden toestand.
Op den terugmarsch stuitte hij nabij Aboeng op een ver-
sperring en liet die vernielen. Uit de voorste woning van
den kampong vielen twee schoten op de spits; ineenoogen-
blik was het huis omsingeld. Van den Bussche snelt met
eenige manschappen naar den ingang ; een 25tal vijanden dringt
naar buiten met de blanke wapens in de hand en tracht zich
een doorgang te banen. Er heeft een scherp gevecht plaats,
de bajonetten druipen van bloed ; eenige vijanden verdedigen
zich tot het uiterste, drie ontkomen hoewel zwaar gewond,
zes worden gevangen genomen; doch voor dat men henge-
bonden heeft, maken zLj amok, vallen de soldaten aan en
worden afgemaakt. De patrouille heeft zich braaf gehouden;
het bloed van Hojel vloeide immers nog!
Wanneer er nu en dan oproerlingen in goed gezinde
kampongs ronddwaalden, nam van der Heijden telkens zulke
goede maatregelen dat zij altijd dood of levend in zijne han-
den vielen; daaraan was het toe te schrijven dat de rust in
het distrikt verder ongestoord bleef.
WerdmuUer von Elgg rukte den 22a> 's nachts met 25
bajonetten naar kampong Paya, waar volgens de spionnen
Loera Arong met eenigen aanhang verblijf hield. Nabij de
plaats gekomen, liet von Elgg de soldaten in de alang-alang
neerzitten en ging met eenige bajonetten op verkenning
vooruit. Bij het flaauwe schijnsel der maan zag hij 3 met
lansen gewapende inlanders de wacht houden bij eenige hui-
zen, waarin een levendig gesprek gevoerd werd. Op eenge-
Digitized by VjOOQIC
185
geven teeken splitst de patrouille zich in i afdeelingen en
omsingelt met zooveel juistheid en spoed de huizen, dai; den
vijand geen tijd tot ontvlugten overblijft; van onze zijde
wordt geen schot gelost. Met gevelde lans deed de vijand
een uitval uit een der hoofdingangen; vier hunner werden
met de bajonet afgemaakt, een vijfde werd gewond. Aan
een anderen uitgang loste de vijand een 6 lal geweren en
ontvlugtte tegelijkertijd. Een werd gevat en met geweld ont-
wapend , den anderen zond men nog eenige schoten na.
Zonder verlies kwam de patrouille den volgenden morgen terug.
Tot opligting van den tommonggong Dipa Raksa ging
Ockerse den 23« 's nachts met 45 bajonetten van Ranta-
wan uit naar Nateh. 't Gelukte hem spoedig een woning
te omsingelen en, na een waarschuwing om zich over te ge-
ven, drie mannen met hunne vrouwen en kinderen gevan-
gen te nemen. Iets voor het aanbreken van den dag be-
reikt men een tweede woning; toen die omsingeld is, komen
er op een herhaald geroep twee vrouwen te voorschijn. Ockerse
draagt haar op, om alle personen die daar binnen zijn naar buiten
te roepen. Een enkele man komt te voorschijn en wordt gevat.
De vrouwen roepen amok, grijpen lansen, vallen op de soldaten
aan, doch worden de slagtoffers van hare dwaasheid. Een
inlander van reusachtige gestalte verdedigt zich dapper,
verwondt een fuselier, doch valt na een hevige worsteling.
Vier muitelingen blijven in de duistere woning en willen zich
niet overgeven. Men steekt den brand in het dak ; halsstarrig
blijven zij weigeren en worden een prooi der vlammen 1
In Tanah Laut bleef de rust ongestoord. Een patrouille
van 25 man tot dekking van den civielen gezaghebber me-
degegaan, die de Maloekarivier met hare takken opnam,
vond een schuilplaats van den pembekkel Intan, die echter
het gevaar ontkwam. Een oude vrouw deelde mede dat ook
kiay Senopati zich daar had opgehouden. Op eenigen afstand
Digitized by VjOOQIC
126
van dit oord gelukte het de hand te leggen op een 25tal
mannen, vrouwen en kinderen, dat tot het gevolg van tommong-
gong Gamar behoorde en naar Pieiharie werd overgebragt.
Sedert de bestorming van PegatBatoe (zie pag. 101) hoorde
men in Amandit niet meer van verzamelingen des vijands.
De togt van het distriktshoofd van Amoenthay met 500 man
hulptroepen (zie pag. 103) naar Pramassan Amandit leverde
geen belangrijke ontmoetingen op ; alle schuilplaatsen en voor-
raadschuren des vijands werden evenwel vernield. Den 17"
Augustus kwam de kolonne over Barabei-ie te Amoenthay
terug.
In de ondoordringbare moerassen van Kayoe Abang, tus-
schen Negara en Kendangan, hield zich nog een bende
muitelingen schuil, die nu en dan strooplogten maakte en
ook (den 19^ Augustus) het postgeleide aanviel. Korporaal
Sarpan bragt een vijftigtal vijanden een verlies van twee
dooden toe en joeg het op de vlugt. De chef der expeditie
gelastte een aanval van drie zijden op dit rooihest te doen,
zoodra de majoor de Veer de Rochemont te Amoenthay zou
zijn teruggekeerd.
Den 24«° Augustus berigtte men uit Tabalong dat 2000
strijders, voor 't meerendeel van Sampanahan afkomstig,
zich ten noorden van Pringin vereenigden. Daar de vijan-
delijke magt van Pagger naar Doesoen teruggetrokken was,
klonk dit berigt zonderling en onwaarschijnlijk. Weinige
dagen later werd het bevestigd door Munters, die den 27«
met een konvooi vivres van Tabalong naar Moeara Ayoe
gaande, te Mihiem vernam dat een bende van 500 man de
rivier verder op versperd en de versperringen door bentings
gedekt had. Hij bleef dus te Mihiem in afwachting van de
versterking die hij van Tabalong had aangevraagd, teneinde
den doortogt met kracht van wapens te bewerkstelligen.
Doch ook te Tabalong had men reeds vernomen dat de ge-
heele rivier tot Moeara Ayoe in 's vijands magt was; zoo-
Digitized by VjOOQIC
127
dra dit de Rochemont ter oore kwam , was deze» zelf den
30^ versterkt door de patrouilles, met 150 bajonetten en een
mortier van Amoenthay op marsch gegaan om den vijand
het hoofd te bieden. Schuak kreeg last het terrein van
Tameang Layang en Tandjong te observeren opdat de vij-
and niet tusschen die posten doordrong; de kommandant
van Pringin werd, tot groote waakzaamheid aangespoord.
Boven Mengkatip was de bevolking der Barito door An-
tassari's benden weder tot afval gedwongen. Eenige honder-
den goedgezinde inlanders kwamen echter met hunne goede-
ren op vlotten (rakits) de rivier af en vestigden zich in de
kampongs, beneden Mengkatip.
Na den 22^" Julij had de Suriname 15 busmariniers, 15
man infanterie , 10 kettinggangers benevens den kiay Ranga
Nili met eenig gevolg, naar de Celebes overgevoerd, met den
last om de versperringen in de soengej Boentoek te vermees-
teren en te vernielen, en de rivier zoo ver mogelijk te ver-
kennen. Met die versterking in de gewapende groote sloep
en barkas onder den luitenant ter zee ^^ klasse Hogendorp
en den adjunct-administrateur Hanegracht, stak de luitenant
ter zee \^ klasse Hakstroh den S""" Augustus van boord,
liet de eerste versperring onder bescherming der flankdek-
kingen openen en zooveel mogelijk opruimen, en kreeg daarbij
een gewonde.
Den volgenden dag de rivier verder opvarende tot voorbij
de monding der s. Pakoe, vond hij een tweede versperring
waar ook eenige schoten vielen en weder een man werd
gewond. Nadat ook die versperring opgeruimd, het om-
liggend terrein afgepatrouilleerd was en eenige kampongs met
de padiemagazijnen verbrand waren, keerde Hakstroh naar
boord terug. Hogendorp was wegens ziekte reeds door
den luitenant 2« klasse van Manen afgelost ; den tweeden dag
telde men verscheidene zieken. Den 9"* en 10*° gingen de
Digitized by VjOOQIC
128
sloepen andermaal de soengej op om de vernieling der ver-
sperringen te vollooijen; den 14«° stoomde de Celebes naar
de soengej Karrouw die ook gezuiverd moest worden, en
keerde van daar op last van Schuak (zie pag. 118) naar
Mengkatip terug.
Den 23«° ging luitenant ter zee van der Star met sloe-
pen van de Celebes de Karrouw met hare zijtakken verken-
nen en vond in de Telantouw drie versperringen. Twee wer-
den er vernield, doch de derde versperring, uit een boom van
ongemeenen omvang bestaande, kon met de grootste krachts-
inspanning niet opgeruimd worden. Zonder vijandelijke ont-
moetingen kwam van der Star op de Celebes terug. De
4« luitenant Beeckman werd belast met den sleper van Os
de s. Karrouw te verkennen, ten einde ter hoogte van Ro-
dok of Ampah een geschikt punt tot magazijnsplaats te zoe-
ken, waaruit de kolonne, die later naar Goenong Tongka zou
oprukken, van vivres kon worden voorzien. *
Tommonggong Djaja Negara , Hoofd van Kwalla Kapoeas ,
zond den volgenden brief aan den militairen kommandant
van Kahayan:
ïMet vele betuigingen van eerbied schrijven wij dezen brief
aan den Heer Kommandant in de Groote-Dayak , dienende
tot kennisgave dat de bangsats (schelmen) genaamd Pan-
gerang Djaja Kesoema en Pangerang Wangsa Kesoema,* zen-
delingen van Antassari , ons van de Mantallat drie brie-
ven hebben geschreven om ons uit te lokken en te verlei-
den tot een aanval op de bentings van Kwalla Kahayan en
Kwalla Kapoeas. Deze brieven worden hierbij aangeboden.
)0p zoodanige wijze willen die brandals (muitelingen) ons
misleiden ; doch ditmaal laten vrtj ons niet lokken. Wij wil-
len levend en dood onder de bevelen van het Nederlandsch
gouvernement staan , ten bewijze waarvan wij ook deze brie-
ven den Heer Kommandant aanbieden.
Digitized by VjOOQIC
129
»Wij hopen dat het gouvernement spoedig de bentingvan
Antassari te Mantallat zal aanvallen en vernietigen, opdat
de magt van dien Antassari geheel verloren ga.
^Anders niets, dan onze vele beleefde groeten.
(W. g.) TOMMONGGONG DJAJA NEGARA, Hoofd Van
Kwalla Kapoeas.
DEMANG SOERA, Hoofd van Rawee.
De bijgevoegde brieven, luidden aldus:
(Tjap van Pangerang Djaja Kesoeraa.)
sDeze brief is van Pangerang Djaja Kesoema en kiay
Prang Balie-Moeda, en wordt gerigt aan de Hoofden van
Moeara Kahayan.
»6ij allen moet u vereenigen om uwe vorige fouten te be-
kennen en verschooning te vragen, waarvoor de Panemba-
han onze gebieder (Antassari) bereid is U vergiffenis te
schenken. Wanneer gij allen hem als uw vorst en gebieder
wilt erkennen , zoo moet gij alle Hollanders vermoorden , die
zich te Moeara Perbiengin bevinden; — bijaldien gij dit
niet waagt te doen , moet gij allen uwe woonplaatsen ver-
laten en u begeven naar Boven-Kahayan.
^Voldoet gij hieraan niet , dan moet gij later de schuld
niet aan mij wijten , vermits onze gebieder u door de hulp-
troepen van de Barito en Paree zal laten tuchtigen.
)Bij het schrijven van dezen brief, is de geheele bevol-
king van Benoea Lima tegenover de Hollanders zwart (in op-
stand), en is zij thans aan de zijde van den Panembahan.
]»A1 de bentings in Benoea Lima zullen nog in de maand
Almoeharam (Augustus) afgeloopen worden.
i>Geschreven den 8*° Almoeharam 1278."
(Tjap van Pangerang Ana Wangsa Kasoema.)
ïTommonggong Djaja Negara! Ik heb vernomen dat gij met
de oudsten van Kahayan overeengekomen zijtom een beuling
te bouwen te Rawee.
n. 9
Digitized by VjOOQIC
130
^ Zij t gij de Hollanders ormij toegedaan? Wanneer gij mij
toegedaan zijt, moet gij de benting van Moeara Kapoeas
afloopen.
»Wanneer gij de Hollanders zijt toegedaan, zal ik u aanval-
ien en tuchtigen, doch de schuld is dan niet aan mij te
wijten.
ï>Geschreven op Donderdag avond 1278."
De derde brief was nagenoeg van gelijken inhoud. Zoo als
uit Djaja Negara's schrijven bleek, had het middel van
bedreiging geen uitwerking; de Hoofden lieten zich niet
meer tol een hernieuwden afval bewegen; het verschijnen
van de Celebes en Boni in de Boven-Kapoeas , het oprukken
van de kolonne van Vloten, van de Pagattanners, en misschien
van de Koeteinezen tegen Antassari overtuigden hen van den
waren toestand der zaken, en benamen de oproerstokers
alle kans van slagen. Verspijck liet de trouwe Hoofden zijne
tevredenheid betuigen over hunne houding, stelde hen ge-
rust en gaf hun de verzekering dat Antassari's magt spoedig
geinuikt zou worden.
De houding der bevolking aan de Boven-Kapoeas , werd
door den verderfelijken invloed van Antassari's zendelingen
van dag tot dag wankelender; dit deed den chef der expeditie
besluiten om twee bentings te laten oprigten , die niet alleen
de Boven-Kapoeas, maar ook de soengej's Kawatan enHlang
zouden afsluiten, die de gemeenschap te water met Boven-
Doesoen daarstelden. Daar die bentings te gelijkertijd de be-
volking van Midden- en Beneden-Kapoeas tegen aanvallen van
Doesoen konden beschermen , waren de Hoofden demang
Pati Djaja en radin Haka bereid die posten te bezetten.
Het bestuur zou hen met eenige oude vuurwapenen en met
munitie ondersteunen en nu en dan een klein stoomschip de
rivier zoo hoog mogelijk doen opvaren.
Voor dat dit plan tot uitvoering kwam, berigtte de kom-
Digitized by VjOOQIC
131
mandant van Kwalla Kapoeas, dat de vijandelijke tommong-
gong Handjoes van Goenong Tongka teruggekeerd was en een
benting liet bouwen nabij S. Hiang , iets beneden het punt
waar Verspijck een post wilde oprigten ; dal alle Hoofden
benoorden Kotta Tapen de parlij van Antassari hadden om-
helsd ; dat hel Hoofd van Kotta Baroe , de vervanger van
Djoeragari Kaoet, een dubbelzinnige rol speelde, en er bijgevolg
een opstand aan de Boven- en Midden-Kapoeas te voorzien
was; dat er ook zendelingen in die streken werkten om de
bevolking aldaar tot verzet over te halen en overal het ge-
rucht verspreidden dat de kolonne Schuak geheel vernietigd
en Soeta Ono's hulpbende door Antassari gevangen genomen
was; eindelijk dat een bilian (dayaksche dansmeid) van Goe-
nong Tongka komende, had medegedeeld dat Antassari voor
eenigen tijd f 4000 naar den sullhan van Koetei had gezonden
om daarvoor buskruid, zout en tabak te verkrijgen, en zij
zelve gezien had dat er reeds tien vaatjes buskruid van
Koetei te Goenong Tongka waren aangebragt.
Aan den wensch van den kommandant van Kwalla Kapoeas
om met een stoomschip de rivier op te gaan, de afvallige
kampongs te bestraffen en de s. Hiang te laten versperren ,
kon Verspijck niet dadelijk voldoen. Eerst moest de Boni
van een reis naar Pagattan terug keeren. Dat vaartuig, onge-
schikt om tegen een goed bezette benting gebruikt te worden,
kon met eenige bajonetten versterkt, althans tot een verkenning
dienen. De Bali was te Koetei, de Suriname, — toch door
zijn grooteren diepgang in de Boven-Kapoeas onbruikbaar —
beschermde de hoofdplaats ; de Gelebes was op de Barito
noodig.
Noglans kreeg de kommandant van laatstgenoemd vaartuig
in het begin van September last om naar de Kapoeas te stoo-
men, den civielen gezaghebber, luitenant Perelaer, aan boord te
nemen, den vijand te tuchtigen en de afvallige kampongs weder
tot hun pligt te brengen. Dientengevolge was de Gelebes den
Digitized by VjOOQIC
132
8*° September te Kwalla Kapoeas aangekomen. Bij terugkomst
der Boni van Pagattan, die de Kapoeas hooger op kon
stoomen, liet Verspijck dadelijk 20 bajonetten, een mortier en
een Sponder onder luitenant Winter daarop inschepen en den
9en van Bandjer vertrekken, om de Celebes in te halen, die
door grooteren diepgang de Kapoeas waarschijnlijk niet hoog
genoeg kon opstoomen, en in ieder geval op de Barito goede
diensten deed. — Werkelijk stoomde Perelaer met 50 bajo-
netten en een Sponder de Kapoeas hooger op dan men ooit
vroeger geweest was en vond te Telok Tiempan een sterke
benting in aanbouw , die op zijn nadering door het werkvolk
verlaten en vervolgens door de soldaten vernield werd. De ver-
sterkte kampong Kotta Besaran , die tot den vijand was over-
gegaan, werd met geweervuur en een paar kartetsen begroet en
daarna onderzocht. Kotta Besaran was verlaten ; een groot aan-
tal lansen en vergiftigde pijltjes werd daar gevonden ; ook de
versterkte woonplaats van tommonggong Hoendjoen, het
meest vijandige Hoofd van Midden-Kapoeas , werd verbrand.
Daar de rivier verderop ondieper en smaller werd , en bo-
vendien de Hoofden der Boven-Kapoeas beloofd hadden naar
Kwalla Kapoeas af te komen om zich te onderwerpen , voer
Perelaer niet hooger op. Te Kwalla Hiang had hetmedege-
voerde werkvolk inmiddels een benting öpgerigt. Radin Aka
kreeg daar het bevel over 60 gewapende inlanders, die de
bezetting uitmaken en de gemeenschap met Boven-Doesoen
op dat punt verhinderen zouden. Overal elders aan de
Kapoeas vond men de bevolking gewillig. Perelaer beval de
Hoofden nadrukkelijk om voortaan de zendeUngen des vijands
gevangen te nemen en daardoor het land voor verdere ram-
pen te vrijwaren.
Antassari's boden was het niet gelukt aan de Kahayan de
oproervaan op nieuw te doen opsteken. Na het bezoek der
Kahayansche Hoofden te Bandjermasin , was het vertrouwen
Digitized by VjOOQIC
133
in het europesche bestuur teruggekeerd, en nu weigerden zij,
zoowel om tegen het gouvernement op te staan, als om schat-
ting aan Antassari te betalen. — Verspijck gelastte bil Rawé een
benting op te rigten en die door Kahayanners te doen bezetten.
Pangerang Moeda , Hoofd van Tanah Boemboe op de oostkust,
die beloofd had met 1400 man naar Pramassan Amandit op
te rukken liet niets van zich hooren , en gaf daardoor een
duidelijk blijk van dubbelhartigheid. Door van zijn kant zich
aan den gecombineerden togt (zie pag. 104) te onttrekken,
gaf hij Hidayat gelegenheid aan de twee andere kolonnes te
ontkomen.
De 1* luitenant Verstege, w**. controleur der Kween, ver-
gezeld van Sherit Abdoel Rachman , ging per Boni den vorst
van Pagattan herinneren aan zijne verpligting om te Bandjer
te verschijnen en driehonderd Boeginesche hulptroepen te le-
veren die deel zouden nemen aan den togt tegen Antassari. De
vorst beloofde zijne medewerking dadelijk nadat de padie-oogst
zou zijn afgeloopen. Yan daar ging men naar Laut Poeloe om
geschillen tusschen pangerang Abdoel Kadir, Hoofd van Koesan,
Batoe Litjin en Laut Poeloe en zijne bevolking te vereffenen
en het smokkelen van wapens te beletten. Het bleek Ver-
stege ten duidelijkste, hoe onbeduidend het gezag van den
pangerang en hoe wenschelijk het was dat hij door een
ander vervangen werd. Immers onder de oogen van den
radja verkocht men oorlogstuig en munitie aan de vijanden
van het gouvernement. Zekere WangMakata die sedert lang
dien strafbaren handel dreef, werd door Verstege gevat en
naar Bandjer overgebragt.
Volgens tommonggong Boekoe, die in onderwerping was
gekomen, voorzag Passir en Tjantong den vijand van wapens
en munitie. De vorst van Passir ruilde één gevangene tegen
twee geweren en twee vaatjes buskruid; die van Tjantong
leverde oorlogsbehoeAen in ruiling tegen het goud of de
Digitized by VjOOQIC
184
diamanten, die Hidayat nog bezat of in het geheim liet
graven.
Zooals reeds (pag. 110) gemeld werd, was de sulthanvan
Koetei geëindigd met een ondersteuning van 100 bajo-
netten te vragen ; en daar het volgens zijn laatste schrijven
heette dat slechts op de komst van dat detachement gewacht
werd om op te rukken , vertrok de Bali den 6^" Augustus
van Bandjer, een koopvaardij schip op sleeptouw nemende,
waarop de kapitein de Bode, l^luitenant van Gasteren, 2e lui-
tenant van Sorgen, 100 bajonetten van het T bataillon, een
mortier met bediening , en de officier van gezondheid Hoo-
geveen met eenig ambulance-personeel waren ingescheept. Het
doel van den togt en de rol door zijn detachement te ver-
vullen, werd de Bode door een schrillelijke instructie bekend
gemaakt. Het waren de Koeteinezen die den oorlog zouden
voeren; slechts in nood moesten de troepen beslissend op-
treden. In overeenstemming met den assistent-resident en
den sulthan handelende, mogt hij zich in geen geval aan
een nederlaag bloot stellen, moest hij bepaald de soldaten
tot reserve, tot dekking van den sulthan , gebruiken, en met
dat al zich tegen verraad trachten te behoeden.
Hoewel de algemeene toestand van het rijk, van Tanah
Laut tot Amoenthay, niet ongunstig kon genoemd worden,
was de gezigteinder in het begin van Augustus nogtans
verre van helder. In het westen aan de Boven-Kahayan en
Boven-Kapoeas was pas een nieuw onweder afgedreven. Op
de oostkust vond de vijand nog altijd middelen genoeg
om den krijg te voeden; gaven de leenpligtige vorsten
al toe aan de eischen van hun souverein om troepen te
wapenen en voor het oog tegen onze vijanden ten strijd te
trekken, in het geheim lieten zij geen gelegenheid voorbij-
^ gaan om hen te ondersteunen. Pangerang Moeda, had welligt
Digitized by VjOOQIC
135
het krijgsvolk, waarmede hij tegen Hidayat zoude oprukken,
het wachtwoord gegeven ; nu stond het althans aan de s. Ta-
balong tegenover ons. Aan de Mantallat stonden Antassari's
heerscharen, nog tuk op hunne heldenfeiten tijdens het op-
rukken van Schuak naar de s. Ayo, tuk op hun beleid bij
het neutraliseren der Bekompaysche hulptroepen aan den dag
gelegd. Doch Schuak bereidde een tweeden togt naar de
Mantallat voor en zette zich bereids in Karrouw vast, ver-
zamelde levensbehoeften en vervoermiddelen om een ko-
lonne in staat te stellen over land tot Goenong Tongka door
te dringen, daar de lage waterstand der Mantallat den togt
te water ongeraden maakte. Kwam het berigt dat de inval
der Koeteinezen in Doesoen eindelijk plaats greep, dat de
vijand aan de Tabalong niet te duchten was, dan zou Yerspljck
het teeken geven om naar Goenong Tongka op te rukken.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK IX.
BESTORMING VAN BATOB POBTIH. — TOGT NAAR TOBNDAKKAN. —
VERMEBSTERING VAN KRIA WIDJAJA BBPIBTOE. — LIMPASSO.
— NIEUWE INVAL IN TANAH LAÜT. — LEHMAN'S EERSTE
. STAPPEN TOT ONDERWERPING. -- VAN VLOTEN BE-
LAST MET DE EXPEDITIE NAAR TONGKA. — BE-
STORMING VAN RAMONIA.
Dat de vijand volhardde in zijn taktiek om overal te zijn
en bijna nergens stand te houden, om door een kortstondige
verzameling van verspreide benden onze magt op een punt
te lokken en zich daarna weder op te lossen , om de troepen
evenmin rust te schenken als deze het hem gunden, — dit
bleek weder duidelijk in het begin van September.
Reeds den 30^° Augustus had de Veer de Rochemont een
gedeelte zijner kolonne over land naar Moeara Ayoe gezonden,
waar onder Mohamad Said en tommonggong Singa Anom een
groole magt was zaSimgctrokken die de gemeenschap van Taba-
long met Moeara Ayoe had afgesneden. Door kracht van wapenen
zou de gemeenschap heropend worden , doch nergens werd
tegenstand geboden, noch een enkele vijand gezien ; die groote
magt was spoorloos verdwenen of had alleen in de verbeelding
van angstvalligen bestaan. Te gelijkertijd liepen er echter ge-
Digitized by
Google
137
ruchlen dat Kaloewa en Pringin zouden aangevallen worden ;
de patrouilles tot verkenning uitgezonden vonden in den
omtrek evenwel niets dat die geruchten bevestigde.
Den 2*° September zelf met 80 bajonetten , één mortier
en 80 koelies te Moeara Ayoe komende, vernam de Veer de
Rochemont dat de vijand, op een halven dagmarsch van de
plaats, te Batoe Poetih, in een paar groote bentings stand hield.
Een paar schoten, dien zelfden dag op onze versterking ge-
daan en waardoor een fuselier verwond werd, bewees de
tegenwoordigheid van vijandelijke . zwervers in den omtrek.
Zonder uitstel rukt de Rochemont den volgenden morgen
met 120 bajonetten en 2 mortieren naar Batoe Poetih. Tegen
i uur is Munters met de voorhoede tot op 200 pas van een
bentmg gekomen , zonder dat hij door den vijand werd ge-
zien. Die benting heeit een lengte van 50 en een breedte
van 45 pas, en bestaat uit een A ellen hooge palissadering
met doelmatig aangebragte schietgaten en een banket uit
drie rijen boomstammen za&mgesteld. De sterke bezetting,
aangevoerd door goesti Matalie en tommonggong Singa Anom
is ijverig aan den arbeid , terwijl een aantal manschappen de
rijst voor het avondmaal tombokt.
Dat onze soldaten groote bedrevenheid in het voeren van dien
kleinen oorlog hadden gekregen , zagen wij reeds in de me-
nigvuldige opligtingen en overvallen gedurende de vorige maan-
den ; ook hier toonden zij, zich vaardig en ongemerkt in de
nabijheid des vijands te kunnen bewegen; hier toonde de
Rochemont, bij zijne eerste ontmoeting met den vijand, dat
hij partij wist te trekken van de ondervinding van anderen.
Hij laat de twee mortieren in een voordeelige stelling
plaatsen, en vormt twee stormkolonnes, de eene sterk 25
bajonetten onder Thelen, de andere van 30 bajonetten on-
der Munters. Behoedzaam nemen beide kolonnes een be-
dekte stelling in, en wachten op het teeken van aanval.
Eensklaps opent de artillerie haar vuur, twee granaten
Digitized by VjOOQIC
138
vallen in de benting en doen een onbeschrijfelijke verwarring
ontslaan. Op hetzelfde oogenblik stormen de twee aanvalsko-
lonnes onder een daverend hoera vooruit, gaan op deborst-
v^'ering af en beklimmen haar. Geheel verrast, denkt het
grootste deel der bezetting aan geen verdediging, maar zoekt
zijn heil inde vlugt. Thelen jaagt hen achterna, schiet elf man
neer, vervolgt de vlugtenden met hardnekkigheid, en. brengt
den vijand een gevoelig verlies toe. Munters beklimt de hooge
palissadering , aan die zijde door een aantal vijanden verde-
digd. Fuselier Hongodiwongso wordt door eenige lanssteken
getroffen en sneuvelt, de keursoldaat Lakong Kona hoewel
zwaar gewond , stormt mede , sergeant Peters is het eerste
in de binnenruimte. De laatste vijanden ontvlugten, de ver-
sterking is ons ! Eenige dooden en gewonden heeft men tij-
dens de bestorming zien wegsiepen ; men vindt evenwel
nog vijf lijken in de binnenruimte, bovendien een aantal vuur-
en blanke wapens, een aanzienlijken voorraad buskruid,
padie en zout, een aantal projectilen en een hangmat van
de Onrust afkomstig.
Ook Antassari's vlag — geel met twee gekruiste zwaarden , —
een tjap en verscheiden brieven vallen in onze handen. Door
den moed der troepen en de goede maatregelen van de Ro-
chemont wordt zijn eerste wapenfeit met een schitterenden
uitslag bekroond ; hij bevorderde den braven Lakong Kona op
het slagveld tot korporaal. Later vernam men dat de vij-
and 25 dooden (waaronder goesti Matalie en tommonggong
Anom) en een aantal gekwetsten had bekomen.
Dien zelfden dag nog verder te gaan, kon van de ver-
moeide soldaten niet gevergd worden. In de benting werd
dus het bivak betrokken , den volgenden dag de palissade-
ring gesloopt en in brand gestoken ; daarna rukte men op naar
de Tabalongrivier. Omstreeks 10 ure kwam men in de keel
van een tweede versterking, die uit drie rijen palissaden za-
mengesteld en in front zeer sterk was; ook deze werd ver-
Digitized by VjOOQIC
189
nield. Daarna werd de versperring in de rivier zooveel op*
geruimd als noodig was om de djoekongs met vivres later
doorgang te verschaffen ; 's avonds ten 8 ure bereikte men
Moeara Tabalong. De vijand scheen den omtrek verlaten
te hebben; althans een patrouille van hulptroepen langs de
rivier gezonden , had geenerlei ontmoeting. — Onder geleide
eener sterke kolonne werd (den 11*") Moeara Ayoe van een
grooten voorraad levensmiddelen voorzien.
Ten gevolge der nederlaag te Batoe Poetih, bleven de pos-
ten aan de Tabalong eenigen tijd vrij van vijandelijke bedrei-
gingen. Hen wilde weten dat de verslagen bende vangoesti
Matalie zich met den vijand die te Toendakkan en Oeloe
Balangan schuilde, vereenigd had en op Pringin en Lam-
pehon wilde afgaan. Althans den 19*" was een vijandelijke
drom doorgedrongen tot nabij Lampehon , toen juist de ser-
geant Biller daar aankwam met een transport vivres voor
Pringin bestemd. Van de 25 bajonetten die het geleide uit-
maken, laat hij er 5 bij de vivres, en trekt zonder aarzelen
met de overigen den overmagtigen vijand te gemoet, en slaat
hem met verlies van een doode op de vlugt. Van Langen
met 60 bajonetten den 20*" en de Graeff den 21*" derwaarts
gezonden, bespeurden in den omtrek geen vijand meer. De
luitenants Verspijck en de Graeff met 30 bajonetten (10 Sep-
tember) naar Tandjong opgerukt , namen zekeren Awahat in
hechtenis die, bekend met den weg naar Goenong Tongka,
naar van Vloten werd opgezonden.
Eindelijk lag Toendakkan aan de beurt. V^as die togt
aanvankelijk door het ongunstige jaargetijde, later door de
gebeurtenissen op andere punten van het oorlogsterrein uit-
gesteld, thans zou men trachten door te dringen in dien onge-
naakbaren schuilhoek. Kiay Tjitra Wangsa, een dapper muite-
lingshoofd, die de meeste gevechten tegen ons had bijgewoond
en kort te voren door den regent van Amoenthay was gevangen
genomen, bad medegedeeld dat de versterking van Toendakkan
Digitized by VjOOQIC
140
met 30 lilla's en geweren was gewapend. Met hem als gids,
rukte de kapitein van Langen (den 24") aan het hoofd eener
kolonne van 4 officieren, 120 bajonetten, 1 mortier, 30man
hulptroepen en 120 koelie's, uit Pringin, in de volgende
orde: voorhoede, 1« luitenant-adjudant Gateau van Rosevelt
met 36 bajonetten; hoofdtroep, kapitein Schneider met 59
bajonetten, artillerie, ambulance, hulptroepen en koelie*s ; ach-
terwacht, 1* luitenant Spoelder met 25 bajonetten. Den vreg
naar Moeara Petap inslaande, werd de rivier van dien naam
overgelrokken en marcheerde men tot 4 ure na den middag
door, waarna men het bivak op den oever van het meer Baroe
Bahinoe betrok. Naauwelijks hadden de manschappen zich tot
rusten in het carré neergelegen, of van den overkant van het
meer vielen lilla- en geweerschoten ; dit alarm hield den ge-
heelen nacht aan en maakte — hoewel er niemand getroffen
werd — den slaap onrustig.
Gedurende den marsch op den volgenden dag werd de voor-
hoede aanhoudend uit bedekte stellingen achter boomen door
geweervuur lastig gevallen; telkens was het noodig eenige
manschappen vooruit te zenden om den vijand daaruit te
verdrijven. Op een alang-alangveld uitkomende, had de voor-
hoede een goed gerigt vuur door te staan, waardoor drie man
gewond werden, terwijl een vierde door een randjoewond buiten
gevecht werd gesteld. Zoo ging het voort, bijna onophoudelijk
beschoten wordende, over een onbegaaftbaren weg, tot aan
Toendakkan Ketjil dat stormenderhand genomen werd. Daar
sloeg men het bivak op in een alang-alangveld en wilde zich
aan de rust gaan wijden waaraan zoo groote behoefte was ; doch
zoodra de zon was ondergegaan, kwam de vijand van alle kan-
ten opzetten en beschoot onafgebroken het bivak ; in de verte
hoorde men het kappen van boomen, die geveld werden om den
weg voor den volgenden marsch te versperren. Boven de
hoofden der manschappen, die zich tot slapen neergevlijd
hadden , snorden honderden kogels ; gelukkig gingen ze allen
Digitized by VjOOQIC
UI
te hoog; want niettegenstaande het groot aantal verschoten,
projectilen, werd in dien langen nacht slechts een fuselier ge-
troffen.
Welkom was de dageraad die, zoo al geen verkwikking, althans
bedrijvigheid aanbragt , waarnaar even zoo verlangd werd als
eenige uren vroeger naar rust. Opbrekende en den marsch
vervolgende over een digt begroeid, bergachtig terrein, steeds
op een afstand beschoten, bereikte men tegen 10 uur kam-
pong Toendakkan Besaar, aan de soengej van dien naam
legen de helling eener hoogte gelegen. Hoewel niet ver-
sterkt, werd de plaats echter niet zonder slag of stoot ge-
nomen. Men beweerde dat tommonggong Maljan Negara en
de pangerangs Miradipa en Antassari daar het bevel voerden.
Door het vijandelijk vuur, dat op het naderen^ van de voor-
wacht vrij hevig was, viel flankeur Serbruijns doodelijk ge-
troffen, en werd Oankeur Moerland ernstig gewond aan de
zijde van Cateau van Rosevelt , die zijn dapperen troep voor-
ging en den vijand uit den kampong sloeg. •
Toendakkan Besaar bestond uit een vijftigtal huizen, rijke
padieschuren , en een smederij. De kolonne-kommandant
had in last] acht tot tien dagen op die plaats te blijven om
den omtrek te zuiveren; hij achtte zich evenwel verpligt
van dit voorschrift af te wijken en 's anderendaags (27) terug te
keeren. Gedurende den opmarsch toch hadden vele koelie's
de vlugt genomen; 't zou weldra aan handen ontbreken om
de gekwetsten te dragen ; en bovendien had de vijand reeds
een begin gemaakt om den terugtogt over den zoo uiterst
raoeijelijken weg door verhakkingen geheel af te sluiten. Vol-
gens latere berigten van het dislriktshoofd , had de vijand in
't geheel slechts 5 dooden en 5 gewonden gehad.
Op 1 September vernam de militaire kommandant van Ken-
dangan dat kampong Taniran was aangevallen. Brinkgreve
rukte onmiddellijk uit met 40 bajonetten, liet den onderadju-
Digitized by VjOOQIC
142
dant Koch langs den linkeroever der s. Taniran gaan, terwijl
hij zelf den regteroever hield. Koch stootte bij een bogt van
den weg op een tiental gewapenden, dat zijn heil in de vlugt
zocht. Een hunner bleef gewond liggen en werd met de
bajonet afgemaakt, toen hij zich niet wilde overgeven. Zijn
lans en kris waren met zilver beslag voorzien en werden
door het distriktshoofd herkend als aflcomstig van Hidayat.
Te Limpasso was de verdreven vijand teruggekomen, had
onze spionnen vermoord en was weder bezig met er zich te
versterken. Was het een uitvloeisel van het bijgeloof, van blind
vertrouwen op een voorspelHng van priesters, of was het de
sterkte der stelling , die den vijand naar Limpasso terug dreef
om er — even als te Pamatton — zich ten tweeden male
te nestelen ? dit valt mooijelijk te beslissen. Genoeg zij het te
melden, dat op het eerste berigt (1 September) Ockerse met
een kolonne van 2 officieren , 75 bajonetten en een mortier,
Rantawan verliet en den vijand opzocht. Van kampong Aboeng
tot Limpasso was de weg geheel versperd; dit noopte Ockerse
met zijn geheele magt de vijandelijke stelling om te trekken.
Zich een pad door het bosch banende, bereikte hij de plaats
waar vroeger de kampong gestaan had en thans nog slechts
wee huizen stonden.. Een inlander stormde uit een dierwo-
tningen en wierp zich met den klewang in de vuist op den
man aan de spits, verwondde hem, maar werd toen met de
bajonet afgemaakt. Op ongeveer 300 pas van de vijandelijke
positie werd de voortroep met geweervuur begroet. Zonder
dralen ging deze in den looppas op de hoofdversterking af,
en nam haar stormenderhand. Uit kleine veldwerkjes die regts
en links van de benting in het hout verscholen lagen, bleef
de vijand het vuur onderhouden. Een granaatworp deed bet
aan de oostzijde zwijgen, waarop Werdmuller von EIgg den
vijand verdreef. Luitenant van Haatten nam de westelijk ge-
legen werken. Waar de bajonetten zich vertoonden, sloeg de
vijand op de vlugt; daardoor verloor hij slechts een doode
Digitized by VjOOQIC
143
terwijl er een werd gewond. Na de vernieling der stelling
keerde de kolonne naar Ranlawan terug. — Een patrouille
van 50 bajonetten onder van Haaflen den 3*^" naar Limpasso
gezonden, vond de versterking nog brandende, terwijl de be-
volking bezig was den weg in orde te brengen.
Drie weken later (20 September) vond een patrouille onder
sergeant van der Heijden de vroegere positie twee honderd
pas in de rondte door verhakkingen versperd. Twee da-
gen later rukte hij er met een grootere magt heen, vond
twee nieuwe bentings, die flaauw verdedigd, door hem ge-
nomen en vernield werden. Den 23*" bezocht van Haaflen
raet 70 bajonetten en een mortier andermaal Limpasso ,
voornamelijk raet oogmerk om de aandacht des vijands af te
trekken van de kolonne , die den 24«" uit Pringin naar Toen-
dakkan zou oprukken.
Geruimen tijd was de rust der bevolking in den omtrek
van Pantey Hambawang niet gestoord , toen onverwachts
een bende zich in een benting te Kria Widjaja Bepintoe,
drie uren beoosten Pantey Hambawang nestelde. Hamakers
spoedde zich (den 13*"), zoodra hem 1 ofTicicr en 30
bajonetten versterking toegezonden waren , met 60 man
infanterie derwaarts. Hij verdeelde zijne magt in twee doe-
len en liet die langs de beide rivieroevers naar Kria marcheren
om zich daar weer te vereenigen. Bij het doorwaden der
rivier door het peloton van Werdmuller, werd de sergeant
Sodikromo in het kreupelhout gezonden om den overtogt te
dekken en het ten*ein te verkennen. Naauwelijks was die
beweging begonnen of een vrij hevig vuur uit lilla's en ge-
weren barstte los van de steile hoogte waarop de vijand zich
verschanst had. Werdmulier von Elgg werd bij dat salvo
%t, sergeant Robbo en flankeur de Schrijver werden zwaar
gewond. Daar de kolonne zich hierdoor niet liet ophouden
en met vasten tred voortrukte, en daar Sodikromo een
pad had gevonden dat hem in den rug der versterking
Digitized by VjOOQIC
144
bragl, sloeg de vijand op de vlugt. Door het vuur onzer
braven dat nu eerst geopend werd , leed de vijand een ge-
voelig verlies; men zag de getroffenen van den berg neêr-
tuimelen. Toen sergeant Leenders met eenige manschappen
aan de versterking kwam, die door een steile aarden borst-
wering was omgeven , ontving hij nog benige schoten van
een tweede versterking op een regts gelegen hoog punt
aangelegd ; ook deze werd echter verlaten toen hij er op af-
ging. Nadat beide bentings vernield waren , werd de terug-
togt aangenomen en werden de gekwetsten per djoekong van
Harontayan naar Barabei-ie gezonden.
Hierbij bepaalden zich de krijgsverrigtingen in het landschap
gedurende de maand September. Men sprak over de aan-
staande onderwerping van een paar Hoofden; insgelijks over
de zending van een tommonggong uit Boven-Doesoen naar
Hidayat — die te AUei vertoefde, — die hem had voorge-
steld naar het noorden te trekken. Men voegde er bij , dat
Hidayat dit voorstel van de hand had gewezen.
In weerwil der ijverige pogingen van het bestuur was het
distrikt Margasarie nog onveilig. Op den 3^" September viel
Soeta Karsa met een bende* van 100 man in den bevolkten
kampong Tambarangan, verwondde het Hoofd , plunderde een
gedeelte van den kampong leeg en wilde met den buit weg
trekken, toen het toeval daar een patrouille van Rantau heen-
voerde. Aan het hoofd van die patrouille, tien bajonetten
sterk , staat Tarnosmilo, een inlandsch vice-korporaal. Hij be-
denkt zich niet één oogenbUk, maar tast den tienmaal sterkeren
vijand aan als of een gansche kolonne hem volgde, brengt
hem een verHes van zes zwaar gewonden toe en slaat hem
terug in de rigting van Benoea Ampat.
Soeta Karsa hield zich , naar men beweerde in een verster-
king te Pamatton Tatas in Moening op. Kapitein Engel rukte (8
September) met 52 bajonetten uit Rantau, liet te Benoea Padang
Digitized by VjOOQIC
145
een klein detachement achterom de djoekongs naarTambaran-
gan te geleiden , zond van Puffelen met 20 bajonetten naar Gin-
tongan, om post te vatten op de plaats waar de Tallakkan zich
in vieren splitst en om den vlugtenden vijand op te vangen^
Met de overige bajonetten rukte Engel verder naar het punt
waar de togt per djóekong zou voortgezet worden. Anderhalfuur
later stuit hij op een schildwacht, die alarm maakt en een bende
muitelingen het hazenpad doet kiezen. De soldaten doorwaden
de rivier, daar de oevers met randjoe's beplant zijn, doch
beproeven te vergeefs den vijand te vervolgen. Tot aan de borst
zakt men in het moeras; men moet zich weer in de djoekongs
zetten, en slaat het bivak op in een hairvoltooide benling.
Van Puffelen heeft het vuur gehoord en zich meester gemaakt
van eenige praauwtjes met een paar inlanders. Den 10^" ontdekte
men twee passangrahans die verlaten waren, een versper-
ring in de rivier, in het bosch eenige huizen ; nadat alles ver-
nield was-, werd de togt vervolgd die verder niets opleverde.
Reeds den 26^" Augustus was Benschop van Mengappan
naar Kalangan uitgerukt om eenige vijandelijke Hoofden ge-
vangen te nemen. Den 2^" September kwam hij op zijne stand-
plaats terug. Zonder volkomen geslaagd te zijn, was het hem
evenwel gelukt een bende, die aan de verdediging van
Pamatton had deelgenomen, bij Poelangan te bekruipen
en met verlies van drie dooden en een aantal gekwetsten
uiteen te slaan. Bij die gelegenheid vielen hem een aantal
vuur- en blanke wapens , het kapmes van den vermoorden
korporaal Ncyerlie, en een groote voorraad munitie en le-
vensmiddelen in handen.
Den 3*° September rukte de regent van Martapoera met een
bevolkingspatrouille uit, waarbij 20 als maleijers verkleede
militairen gevoegd waren, om de verstrooide bevolking van
Karang Tengah op te sporen.
II. • 10
Digitized by VjOOQIC
146
Een inlander kwam zich den 6»" bij den mll. koramandaat
van Mataraman aanmelden met hel berigt dat hij met 4
vrouwen en 2 kinderen eenige maanden geleden door tom-
monggong Daoet weggevoerd en eerst dien morgen ont-
snapt was. Hij toonde zich bereid den weg naar Daoet's
schuilplaats in de moerassen van Tjinta Poera te wijzen.
Daoel's gevolg bestond uit 15 mannen met geweren gewapend.
Dsn 7«° September trok een bevolkingspa Irouille met 7
infanteristen onder korporaal Reuter derwaarts, overviel
Daoet en bragt hem twee zware wonden toe. Hoewel het
den muiteling gelukte te ontkomen, verloor hij echter zijn ver-
blijf dat verbrand werd, zijne geweren die genomen, en eenige
gevangenen die op vrije voeten gesteld werden. Uit eenige
oude tjaps van het jaar 1274- (1857) die in zijne woning
werden gevonden , bleek het dat Antassari toen reeds den
opstand organiseerde en daarvoor Hoofden benoemde.
Ali Achbar, Mail en üaoet verlieten slechts dan hunne
schuilhoeken nabij Moening en Tjinta Poera , wanneer zij
een kampong plunderden, of uit een bedekte stelling een
patrouille ot postgeleide wilden beschieten. Toen dus het
Hoofd van Mandawé, Sherif Hassim, met 40 Linganezen te
Bandjer kwam om zijne diensten aan te bieden, zond de
chef der expeditie hem naar Martapoera en liet hem deel
nemen aan den togt die de luitenant-adjudant Ileuter den 22"»
met 25 infanteristen naar Moening ondernam. Tommonggong
Boekoe diende de kolonne als gids en bragt haar werkelijk
naar de verblijfplaats van een paar Hoofden. Een broeder,
een schoonzoon en een volgeling van Ali Achbar werden
gedood, en verscheidene muilehngen gevangen gemaakt ; van
deze laatsten werden er twee naar den krijgsraad verwezen,
de anderen onder belofte van gehoorzaamheid op vrije voeten
gesteld om zich te vestigen in kampongs nabij onze posten.
Een donderbus, en een aantal krissen, lansen en parangs,
vielen der patrouille in handen.
Digitized by VjOOQIC
147
De gunstige toestand van het zuidelijk gedeelte van Tanah
Laut maakte een post te Batoe Tongko overbodig. Ver-
spijck hief dien op, liet de versterking sloopen, verdeelde
de bezetting over de andere posten, en gelastte eenige uil-
breiding te geven aan de patrouilles in het distrikt Maloeka
en in den omtrek van de Passiraman. Het distriktshoofd, van
ontrouw verdacht, werd teruggeroepen en door hadji Matalie
vervangen.
Het was een verblijdend teeken , in dat vroeger zoo
oproerig gewest thans de rust hersteld, de bevolking tot orde
geneigd te zien. Des te verrassender was het, toen plot-
seling (17 September) een bende van 150 è 200 muite-
lingen, aangevoerd door demang Lehman en een paar andere
Hoofden, in Tanah Laut viel en tot op een paar uren
van kampong Badjoeim doordrong. Onmiddelijk werden
maatregelen genomen om de vrouwen en kinderen van de
nabijgelegen kampongs naar Pleiharie over te brengen , en
allen voorraad van levensmiddelen in de bosschen te ver-
bergen. Tegelijkerlijd vatte de mannelijke bevolking de
wapens op en bewaakte de toegangen hunner kampongs,
terwijl de militaire magt de bevolkingspatrouilles organiseerde
en versterkte. Tusschen de vijandelijke voorposten en die
patrouilles hadden reeds eenige schermutselingen plaats ge-
had; een paar kleine kolonnes uit Batti-Batti en Pleiharie
rukten reeds den vijand te gemoet , toen deze op eens terug
trok naar de goudmijn Mengalau, daar eenige levensmiddelen
wegroofde en zich vervolgens naar de noordelijke grens van
Tanah Laut begaf. Toen hij zich in kleine afdeelingen oploste
en gedurende eenige dagen geheel verdween, raakten de troe-
pen tot vervolgen uitgezonden het spoor bijster. Den 25*^°
werd echter een kudde van 18 buffels, bestemd voor het
garnizoen van Martapoera, uit Banjoe Irang weggevoerd; de
padievoorraad was in dien kampong, even als in de andere
kampongs van de afdeehng, onbeduidend, daar er eea
Digitized by VjOOQIC
148
hoofdmagazijn te Pleiharie was opgerigt waaruit de bevolking
zich ten allen tijde van rijst kon voorzien; vrouwen en kin-
deren waren reeds te Batli-Batti vereenigd en de mannen
konden tijdig ontvluglen. Die inval, hoe bedroevend ook,
gaf evenwel een sprekend bewijs zoowel van het voordeel
om de bevolking in groote kampongs te vereenigen, ais
van den goeden geest waarmede die bevolking zelve bezield was.
Eenige dagen voor den inval in Tanah Laut (13 Septeoi-
ber) kwam een perabekkel zich met een brief bij den regent
van Martapoera aanmelden , mededeelende dat Hidayat met
demang Lehman en de overige oproerige vorsten zich bij den
goenoeng Plawangan bevond en aldaar het antwoord afwachtte.
Het adres van dien brief luidde als volgt :
9Deze brief komt met spoed onder de voetzolen van pan-
gerang Dja Tjoemenang (Djaya Pamenang). Die dezen brief
durfl aan te houden en hem niet met spoed bezorgt, zal
ik tuchtigen en zijn woning verbranden."
Onder het ijap en de handteekening van kiay demang
Lehman stond nagenoeg het volgende geschreven:
>Ik heb nu overwogen dat ik niet meer in staat ben onzen
gebieder met levensmiddelen, oorlogsbehoeilen , enz. te
ondersteunen ; dat is de reden dat ik niet meer den strijd
tegen het gouvernement kan volhouden.
:» Wanneer gij u in staat gevoelt mij bij het gouvernement
volmaakt te maken , mijn schuld uit te wisschen en die
van alle muilelingen met de Hoofden die onder mij zijn,
dan verzoek ik van u een bewijs waarop uw tjap en uw
handteekening staan.
^Wanneer ik vergiffenis van den Orang-Besaar (Gouverneur*
Generaal) krijg , zal ik al de bevelen van het gouvernement
opvolgen. Wanneer mij genoegzaam levens-onderhoud ge-
geven wordt, zal ik alle muitelingen in mijn distrikt en die
mij bekend zijn, van hun dwaalweg terug brengen.
Digitized by VjOOQIC
149
lik beloof verder voor het gouvernement tegen de onge-
hoorzamen te zullen strijden.
ïMogt het gouvernement mij niet willen verschoonen, dan zal
ik toch Martapoera binnen komen , om aldaar de beslissing
van mijn lot af te wachten. Al mogten ik en mijne volgelingen
leven, wat helpt dat, wanneer wij geen vergiffenis kunnen
erlangen; het is dan beter dat wij sterven.
lOp dezen brief verwacht ik binnen 24 uren antwoord.
^Geschreven op Donderdag, 4278."
De overbrenger van den brief voegde er mondeling bij ,
dat zoo de onderwerping van demang Lehman aangenomen
werd, die van Hidayat zou volgen.
Het antwoord , op last van den majoor-resident , door
den regent geschreven , hield in dat men genegen was zijne
onderwerping aan te nemen wanneer hij zelf te Martapoera
kwam om de voorwaarden te vernemen ; dat Jiem 24 uren
zouden gegeven worden om zich te verwijderen, wanneer hij
die voorwaarden niet mogt aannemen; dat zijn vroegere
leugenachtige brieven het bestuur geen vertrouwen voor de
opregtheid van den laatsten brief inboezemden , en dat hij
dus, binnen vijf etmalen niet te Martapoera verschenen zijnde,
weder als vijand zoude beschouwd worden.
Dit antwoord aan het verblijf van demang Lehman , ge-
bragt, werd ontvangen door kiay Darma Widjaya, een van
Lehman's onderhoofden. De kiay demang was afwezig ; üarma
Widjaya schreef in antwoord het volgende :
iDeze eerbiedsbetuiging komt onder de voetzolen van
pangerang Djaya Pamenang, regent van Martapoera.
lUw tjap, mede onderteekend door den heer assistent-*
resident Koch, is mij gebragt. Omtrent het daarin voorko-
mende verzoek ik nog uitstel.
iTijdens kiay demang Lehman den brief aan u schreef,
Digitized by VjOOQIC
150
-was ik door hem uil gezonden om de Hoofden en troepen
bijeen te roepen. Toen ik mei die menschen kiivam, vond
ik demang Lehman niet meer te huis.
)Den brenger van uw brief heb ik ook naar het huis van
demang Lehman gebragt. Op mijn vraag werwaarts demang
Lehman zich begeven had, kreeg ik van een zijner bedien-
den ten antwoord, dat hij weg was gegaan — waarheen
was hem niet bekend — uit vrees dat de soldalen in al de
bosschen zouden gaan patrouilleren.
jDemang Lehman wilde niet meer vechten; daarom was
hij weggegaan, en buitendien hebben wij niets te eten. Van de
bevolking krijgen wij niets meer, daar zij te bevreesd is voor
het gouvernement om ons van levensmiddelen te voorzien.
^De volgelingen van demang Lehman zijn zeer talrijk;
alleen de Hoofden maken een getal van 36 personen uil,
hebben allen gebrek aan levensmiddelen en thans niets meer
te elen; het is daarom dat ik om deernis en mededoogen
smeek, om ons toch nog uitstel te geven.
9Z00 spoedig mogelijk, als ik demang Lehman zal vinden,
zullen wij voor uw aanschijn komen.
^Wanneer u deze smeekbede inwilligt, verzoek ik hier-
van een tjap te ontvangen, opdat ik dien aan demang Leh-
man ter inzage kan geven, en hij in mij geloof zal stellen.
iGeschreven op Donderdag 20 September 1861."
Ook dit uitstel werd nog toegestaan, doch Lehman kwam niet.
Demang Lehman had te gelijk met het aanbieden van
zijne onderwerping een inval in Tanah Laut gedaan! Hij
speelde zijn valsche rol door tot het einde toe, zonder dat
het duidelijk werd welk doel hij met die dubbelzinnige han-
delingen beoogde. Ook thans, nu de onwaarde van zijn brief
gebleken was, nu hij niet te Martapoera kwam, bleef hij
toch den schijn aannemen van tot onderwerping geneigd
te zijn, want den 27^ zond hij 13 der geroofde buffels
Digitized by VjOOQIC
151
terug, met een mondelinge boodschap, dat hij zoo gaarne
in genade wenschle aangenomen te worden, en een bewijs
van zijne opreglheid gaf door het terugzenden van vée , dat
zonder zijn voorkennis was geroofd.
't Kon zijn, dat Lehman even als de andere Hoofden des
opslands, opregt was op het oogenblik dat hij een brief
schreef, 't was waarschijnlijk dat de langdurige strijd,
de talrijke verliezen, de honger, zelfs de geestkracht van
een Lehman aan 't wankelen bragten en hem ernstig aan
onderwerping deden denken; doch 't scheen ook dat hij,
op het punt van het hoofd te buigen, terugschrikte voor de
wraak der blanken , die — volgens zijne begrippen allhans —
over deri gruwelijken moord van Kalangan nog niet bekoeld
kon zijn. Niet onmogelijk was het, dat Lehman zich altijd
nog vleide onder het masker van onderwerping, ons een ge-
voeligen, verraderlijken slag te kunnen toebrengen. Hoe het zij,
voor het geval dat de Hoofden zich werkelijk onderling om-
trent hunne onderwerping wilden verslaan, gelaslte Verspijck
het patrouilleren in den omtrek eenige dagen te staken,
doch liet tegelijkerlijd de bevolking hun rijstvoorraad in de
bosschen verbergen, opdat de vijand in de kampongs niets
vond; beval de naburige postkommandanten de meeste waak-
zaamheid aan en wapende zich meer dan ooit tegen verraad.
Het oogenblik om Anlassari — die zich Ihans panemba-
han Oedik-Mantallat liet noemen — te Goenong Tongka aan
te tasten, was eindelijk gekomen. Tot kommandant dier
expeditie benoemde Verspijck den kapitein van Vloten, die
door de Veer de Rochemont te Amoenlhay was afgelost.
Voorloopig werden de volgende beschikkingen genomen :
320 man infanterie, 4 houwitser en 2 mortieren met bedie-
ning, 450 koelie's en 16 pikolpaarden, worden te Ampahver-
eenigd. Aldaar wordt een tijdelijk versterkte ma^azijnplaats
opgerigt, die tegen 26 September langs de Karrouwrivier
Digitized by VjOOQIC
152
voorzien moet zijn van een voorraad levensmiddelen voor zes
weken. Kiay Ranga Niti helpt met 60 bezoldigde en goed
gewapende volgelingen dit punt bewaken, tracht de bevol-
king tot rust te brengen, en de weerspannige Hoofden in
handen te krijgen;
den 27" September rukt van Vloten met 280 man inran-
terie en het geschut op naar Moeka Hadjie en zendt de
voorhanden koelie's onder bedekking van een detachement
infanterie naar Ampah terug, om vivres af te halen. Te
Moeka Hadjie rigt het detachement een tijdelijke verster-
king op, die tot steunpunt der hoofdkolonne moet dienen.
Deze marcheert den i«" October regtstreeks op Goenong Tong-
ka; hoewel de weg derwaarts onbekend is, rekent men dat
zij den 3«i ol 4" daar kan aankomen ;
de 372 man hulptroepen, die te Bandjer verwacht worden,
zullen onder geleide van den radja en den civielen gezagheb-
ber van Tanah Laut den 30*^" September door de Boni naar Moe-
ara Mantallat gesleept worden, aldaar onder kommando van
Beeckman aan wal gaan en naar Goenong Tongka marche-
ren. Komen zij er vóór de hoofdkolonne aan, dan wachten
zij die af en bepalen zich tot de insluiting der vijandelijke
versterking; komen zij later dan de hoofdkolonne aan, dan
worden zij tot het vervolgen van den geslagen vijand gebruikt ;
de Gelebes bevordert het opvoeren van vivres langs de
Karrouwrivier, keert naar Mengkatip terug om steenkolen en
vivres in te nemen, en blijft daarna aan de monding der Ayo,
om alles op te vangen wat langs die rivier zou willen ontkomen ;
na de vermeesiering van Goenong Tongka moet de vijand
met kracht worden vervolgd, zonder evenwel te ver noord-
waarts het land in te dringen. Op den teruglogt worden
de hulptroepen langs de Mantallat en daarna langs de Ayo en
Boentoek uitgezonden, om het land van rondzwervende vij-
andelijke benden te zuiveren. Na afloop der expeditie moet
van Vloten het noodige in 't werk stellen, om door onderban-
Digitized by VjOOQIC
158
delingen de Karrouwsche kampongsbewoners van den vijand
af te trekken en hun krachtige beschermmg verleenen.
Menige kogel zou evenwel nog gewisseld, menige wijzi-
ging in deze beschikkingen gemaakt worden, voor dat zij ten
uitvoer werden gebragt. Slechts weinige dagen namelijk , na-
dat de Roy van Zuidewijn (zie pag. 121) het kommando te
Tameang Layang overgenomen had, berigtte men hem dat
tommonggong Hoedjoen 2000 Dayaks te Danau Melawin en
Ranaonia had vereenigd om daarmede in Sihong en Pattay te val-
len; en ofschoon dat berigt den gewonen stempel van overdrij-
ving niet miste, achtte de Roy het noglans raadzaam meer
zekere inlichtingen te verkrijgen. Niet lang daarna deelde
een gevangene mede dat te Ramonia, Soenting, Tandjong
Allang en Danau Melawin — plaatsen tusschen Ampah en de
Barilo gelegen, nabij den oorsprong der Boentoek — ver-
sterkingen waren opgerigt, ieder met 300 man bezet onder de
pangerangs Karta Melayang Moestapha, Anta Kasoema en Mas,
den mantri Anom en andere Hoofden. — Toen van Vlo-
ten, den H*^° September met 60 bajonetten en 260 koelie's
van Bandjer vertrokken, den 15*° het kommando op zich ge-
nomen had, begreep hij, niet naar de Manlallat te kunnen op-
rukken zoolang er zich een vijandelijke magt van eenigebe-
duidenis in zijn rug ophield ; hij besloot derhalve eerst den
post te Ampah op te rigten, en terwijl die behoorlijk geap-
proviandeerd werd, Ramonia en Danau Melawin te bezoeken.
Zonder vijand Ie ontmoeten kwam van Vloten met 90 infan-
teristen onder Labaar, Engelhard, Schade van Weslrum en den
officier van gezondheid 2« kl. Luchtmans, één houwitser, één
mortier , en een gedeelte der vivres, den i9«° September te
Ampah aan , liet aanstonds een begin maken met den bouw
van een versterkt magazijn , en gelastte dat de overige vi-
vres, in 35 praauwen — die onder geleide van den i«" luitenant
Beeckman en den 2<^ luitenant de Lannoy met 50 bajonetten
en de gewapende sloepen der Celebes onder van der Star en
Digitized by VjOOQIC
154
van Maanen per van Os reeds te Kwalla Pakoe in de Karrouw
waren opgekomen — langs de Toejan zouden aangevoerd
worden. Daar de vijand die soengej op verscheiden plaat-
sen had versperd , kwam het konvooi niet in één dag, maar
eerst na vier dagen te Ampah. Onder het vijandelijk vuur had
men de eene versperring na de andere moeien opruimen;
behalve zeer groote inspanning, kostte dit der bedekking een
gesneuvelde en twee gewonden. Toen Beeckman den 26~
het tweede konvooi van de van Os ging afhalen en stroom-
afwaarts dezelfde bezwaren ondervond , daar alle versperrin-
gen hersteld waren , ja de rivier nog ontoegankelijker ge-
maakt was , besloot hij met het restant naar Mengkalip te-
rug te stoomen en het over Tameang Layang langs den land-
weg op te zenden.
De 372 man hulptroepen van Pagaltan, den 26"» Sep-
tember te Bandjermasin aangekomen onder aanvoering van
den radja van Pagaltan en pangerang Mohamad Taha, nieuw
benoemd Hoofd van Batoe Liljin , gingen den 27*" per Boni
en Suriname de Barito op en werden onder de bevelen van
Beeckman gesteld.
Nadat de kolonne de Roy van Zuidewijn, sterk 170 ba-
jonetten (kapitein Tihon, 4 « luitenant van Dompseler, 2« lui-
tenant Vetter) 1 mortier (1« luitenant van den Hoek) 200
koelie's en 13 paarden, zonder groote moeijelijkheden ont-
moet te hebben, den 25<^° September te Ampah was aan-
gekomen, en nadat een Dayak van Rodok, Kakasoepa ge-
naamd , zich als gids had aangeboden , marcheerde van
Violen met 200 man infanterie , 1 houwitser en 1 20 koelie's
(den 27*^") naar een punt op een dagmarsch van Ampah ,
Ramonia (Tandjong Allang) waar de vijand twee groote ben-
tings had opgerigt. Door den lagen waterstand was het
vervoer van den houwitser per praauw zeer moeijelijk , en
moest tegen 31 uur hel bivak te Toejan worden belrokken. Een
sluippatrouille vond den vijand op twee uren afslands in positie.
Digitized by VjOOQIC
THE . ->'• YORK I
ASTOK. LEMOX ANW
TILDEN fOüNDATIONSl
Digitized by VjOOQIC
DigitizedbyVjOOQlC
165
Door een digt bosch (den 28'») den marsch vervolgende,
naderde de kolonne tegen 9 uur de plaats waar zich twee
benlings bevonden, die 75 pas van elkander verwijderd,
door een rivier gescheiden, door verhakkingen omringd en
mei drie vlaggen versierd waren. De vijand liet onder het
spelen van den gammelang, de kolonne tot op ongeveer 100
pas naderen en hield zich gereed haar goed te ontvangen.
Kapitein Labaar kreeg order met de voorwacht de grootste
benling, aan deze zijde der rivier gelegen, links om te
trekken, terwijl de 1« luitenant Schade van Westrum met
40 bajonelten de rivier overtrok en de tweede versterking
regts omging. Onderwijl deed van den Hoek met veel juist-
heid eenige worpen uit den mortier , die echter zonder uit-
werking bleven, daar de granaten op de kunstmatig aange-
bragte blinderingen van jonge bamboe afstuitten. Daarop
den houwitser in batterij brengende, kreeg van den Hoek
op het oogenblik dat hij het stuk op de benting rigtte een
schot in de borst en stierf den heldendood. Toen Schade
van Westrum de kleine benting had omgetrokken, beproefde
hij storm te loopen, plaatste zich aan de spits zijner braven
en drong met sergeant Muller en flankeur Brunolt het eerste
in de benting. De bezetting verdedigde zich dapper, doch
werd overweldigd. Zeven lijken bleven in de binnenruimte
achter.
Hoewel de voorwacht reeds door 25 bajonetten onder
i"^ luitenant van Dompseler versterkt was , bleek echter
de bestorming der groote benting bijna onmogelijk; op elk
punt toch vond men randjoe's, bamboe paggers en verhak-
kingen; bij iedere poging om te naderen braakte de be-
zetting een goed gerigt vuur uit de schietgaten in de 3 ei
dikke borstwering. Van Dompseler was reeds door een ko-
gelschot in het been buiten gevecht gesteld, de hoornblazer
Nojodiepo gesneuveld, de kanonniers van Ewijk en de Boer
waren ernstig verwond ; in het geheel telde de kolonne reeds 2
Digitized by VjOOQIC
156
gesneuvelden, 8 zwaar-, 12 ligt- en 46 door randjoe's ge-
wonden.
Van Vloten achtte het dus raadzaam den nacht af te
wachten, om onder begunstiging der duisternis de borst-
wering te bekruipen. Naauwelijks was echter het signaal
tot verzamelen gegeven, of de vijand begon de verster-
king te ontruimen, kroop door een kleine opening aan
de rivierzijde naar buiten en vlugtte over een paar boom-
stammen naar den overkant. Eenige rotten der voor-
wacht langs den oever geposteerd, schoten er nog een
tiental van neder, die in het water stortten en verdronken.
Van Vloten liet inmiddels , by de eerste terugtrekkende bewe-
ging des vijands, door den i«* luitenant Engelhard storm loo-
pen, zoodat ten i^2 uur de vlaggen neergehaald en er
geen vijanden meer te bestrijden waren. Behalve het lijk
van een Hoofd, vond men in de benting twee lilla's, twee
donderbussen , een menigte wapens en een vaatje buskruid
van de Onrust.
Van Vloten die bij den aanval veel overleg toonde , had
alle reden van tevredenheid over het gedrag zijner soldaten
en noemde in een dagorder de vcrmeestering van Ramo-
nia teregt een schoon begin van den togt tegen Antassari.
Hij zwaaide grooten lof toe aan Luchtmans , die onder het
vuur met veel kalmte de talrijke gekwetsten verbonden had.
Nadat de bentings vernield waren, marcheerde men 's an-
derendaags naar Ampah terug.
De bijna onoverkomelijke bezwaren om Ampah langs de
Toejan behoorlijk van levensmiddelen te voorzien, noodzaakten
van Vloten te rapporteren dat hij van den togt naar Tongka
over land moest afzien. Verspijck nam daarop onmiddelijk
maatregelen om de kolonne te Mengkatip te vereenigen en om
zoowel de troepen als de hulpbenden langs de Barito te laten
opvoeren tot aan de Mantaüat , waar langs nu Tongka moest
bereikt worden.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK X.
ONDBRWBRPINö VAN DBMANö LEHMAN EN ANDERE HOOFDEN VAN
DEN OPSTAND. — LEHMAN OP MARSCH NAAR HIDAYAT'S SCHUIL-
PLAATS. — GEVECHTEN TB BENOEA LAWAS EN TELOK PELA-
WANG. — KARTA NEGARA. — VEROVERING VAN PENITIE
BIROB. — VERTREK DER EXPEDITIE VAN MENGKATIP
NAAR TONGKA. —
Terwijl op verschillende punten van het rijk de strijd tegen
de Nederlandsche regering met kracht werd volgehouden,
terwijl de waarschijnlijkheid van een spoedige onderwerping
der voornaamste Hoofden uiterst gering was , meldde demang
Lehman zich den 2«» October op het onverwachts bij den
regent van Martapoera aan. Even verrassend als soms een
talrijke bende als 't ware uit den grond opkwam en een pas
onderworpen gewest in vuur en vlam zette, even verrassend
was deze gebeurtenis, die te midden van den hevigen krijg
de eerste stralen der vredezon deed schijnen.
Vergezeld van dertig volgelingen liet demang Lehman zich
naar den militairen kommandant van .Martapoera geleiden
en legde den eed af van trouw aan de Nederlandsche
regering. Op zijne onderwerping volgde die van een
groot aantal Hoofden, zoodat op den 6^^^ October, behalve
260 volgelingen, zich reeds te Martapoera bevonden: kiay
Digitized by
Google
158
demang Lehman, kiay Derma Widjaya (Matarip), kiay Rak-
sa Pati (Kariamoedin), kiay Mas tjakro Yoedo (Loeka),
kiay Poeipa Yoeda Negara (Kotter), goesti Plandoek (zoon
van pangerang Amir), pembekkel Awang, kiay Djaya Soerna
(Dimon) , kiay Setro Widjaya , kiay Derma Yoeda (Loera
Anam), kiay Moeda Kentjana (Boekoesin), PangoanAli Bassa
(goesti Issah) , kiay Goena Widjaya (Arbain), kiay Soeroeng
Rana (Sahiboel), pembekkel Noto, kiay Pati Djaya Kasoema
(Sanim), kiay Derna Lenana (Ayoedin), kiay Yoeda Widjaya
(Garsma), kiay Wira Yoeda (Doerachman), pembekkel Oenoes,
tommonggong Gamar, Toewan Saaban, kiay Wira Karsa, kiay
Yoeda Karsa, kiay Mangon Karsa (broeder van Gamar),
kiay Djaya Pati, Anden Achmat (zoon van Radhin Ghalip)^
die allen den eed van trouw en gehoorzaamheid in handen
van den militairen kommandant, majoor Koch, hadden argelegd.
Yerspljck had bevolen, dat ii of 15 der voornaamsten
met demang Lehman naar Bandjermasin zouden opko-
men, om hem vergiffenis te vragen. Hieraan werd op
den 6*^" October gevolg gegeven. Hadji Isah , een oude
kennis van het opstandelingshoofd , was naar Martapoera
gezonden om Lehman vertrouwen jegens den chef der expe-
ditie in te boezemen en zorg te dragen , dat hij bij weifeling
op den goeden weg bleef. Op reis van Martapoera naar
Bandjer vroeg Lehman telkens aan hadji Isah of hem te Ban-
djermasin geen verraad wachtte; ook bij het verschijnen
voor den resident gaf hij blijken van groote ongerustheid.
De meeste Hoofden droegen twee, drie krissen of kle-
wangs in den gordel. Yerspijck onderhield hen over het
onbehoorlijke om gewapend voor hem te verschijnen. >Dit-
maal, zeide hij, heb ik dit toegelaten, omdat ik u toonen
wil meer vertrouwen in u te stellen, dan gij in mij; maar
voortaan verlang ik, dat gij overeenkomstig het gebruik, on-
gewapend voor den vertegenwoordiger van het gouvernement
verschijnt.'* — Zij beloofden dit in het vervolg te zullen
Digitized by VjOOQIC
159
in acht nemen. — »Bedenk, dat gij vrijwillig herwaarts zijt ge-
komen om uwe onderwerping aan te bieden. Gevoelt een uwer
nog bezwaar over dien stap, dat hij zich dan verwijdere ! Ik geef
u de gelegenheid om nog terug te keeren naar de bosschen en
wildernissen van waar gij gekomen zijt." — Niemand wensch-
te echter de gevaren en ontberingen van den oorlog op nieuw
te trotseren; ieder volhardde in zijn voornemen. — Nu nam
demang Lehman het woord en dankte den resident voor
de grootmoedige behandeling die zij ondervonden. iHij
en de zijnen zouden bea*ijzen van trouw geven, doch
voor het tegenwoordige was hij zonder middelen, zonder
voedsel zelfs; daarom verzocht hij aanvankelijk een tege-
moetkoming van levensmiddelen en een geringe toelage." —
De resident beloofde ook dit, doch voegde er tevens den
raad bij, spoedig door arbeid in eigen onderhoud te voor-
zien , en gelastte hen om de vrouwen en kinderen uit de
wildernis te halen, en zich te Bandjer, Martapoera, Penga-
ron of PIciharie te vestigen, waar zij buiten gevaar waren
om lot nieuwe vijandelijkheden overgehaald te worden.
De angstige spanning die in het begin der vergadermg
onder de Hoofden heerschte , was nagenoeg verdwenen.
Toch verlieten zij met eenigen weerzin de zaal, toen Ver-
spijck met Lehman alleen verlangde te blijven.
Demang Lehman herhaalde in dat afzonderlijk verhoor, dat
gebrek aan alles hem had gedwongen de wapens neer te
leggen ; op de vraag »of zijne onderwerping dan wel gemeend
was," verklaarde hij, dat hij het bestuur daarvan over-
tuigen zou door de overige vijandelijke Hoofden op te zoeken,
en hen over te halen of te dwingen zich insgelijks te onder-
werpen. Hiertoe had hij echter een tjap van den resident
noodig. — Ook deze werd hem toegezegd , onder aanbe-
veling slechts in het uiterst geval van geweld gebruik te
maken.
Waar Hidayat zich ophield? dit was hem onbekend, maar
Digitized by VjOOQIC
160
hg zou hem opzoeken en tot onderwerping overhalen.
Amin Oe]ah bevond zich vyraarschijnlijk nog bij Hidayat.
Zonder twijfel wist Lehman wèl, waar Hidayat te vinden
was. Verspijck beschouwde Lehman's onderwerping als een
voorbode van die van Hidayat. Hij wilde evenwel geen
poging doen om door list of bedreiging te verkrijgen wat
nu vermoedelijk van zelf zou volgen. Hij gelastte dat de
patrouilleringen in de afdeelingen Martapoera en Tanah Laul
gestaakt zouden worden, dat Lehman en alle nieuw onder-
worpen Hoofden 25 cents en hunne volgelingen 15 cents
per dag vivresgelden zouden ontvangen. Hij wilde een
schitterend bewijs van vertrouwen geven, en liet (9 October)
Lehman met 20 Hoofden en 487 volgelingen, waarvan AO
met geweren gewapend waren, uit Martapoera vertrekken»
om de rondzwervende opstandelingen op te sporen. Leh-
man was van plan met dit gevolg over Kai*ang Intan langs
de Riam Kiwa te gaan , om — zooals hij voorgaf — ook
die streek te zuiveren; men veronderstelde echter dat hij
derwaarts ging om Hidayat te ontmoeten. Om zijn plan nog
meer te bemantelen, zond hij kiay Yoeda Widjaja (Gasma)
met gevolg naar Pramassan Amandit om een brief aan Hi-
dayat over te brengen waarin de grootmoedigheid van den
resident geroemd en den raad gegeven werd fich te on-
derwerpen. Kleine benden door hem in de wildernis ge-
zonden> zouden de vrouwen en kinderen der opstandelingen
bijeen verzamelen en naar de kampongs overbrengen, waar
hen een rustiger leven verbeidde.
Den 10«° October bevond demang Lehman zich te Karang
Intan. Den i2«° berigtte hij van Awang Bangkal, dat hij
den rondzwer venden in den omtrek aangezegd had om
zich in kampongs te vestigen en tevens gelast dat ieder
kampongsbewoner honderd koltijboomen zou planten. Trachtte
Lehman zich daardoor verdienstelijk te maken bij het be-
stuur, of wilde hij bij de bevolking den schijn aanne-
Digitized by VjOOQIC
161
men reeds met eenig gezag bekleed te zijn? Wat zijn
oogmerk ook ware , de resident vergde zooveel ijver niet en
verbood hem zich met iets anders te bemoeijen dan met
het opsporen van opstandelingen.
Was zijne onderwerping niet opregt, koesterde hij nog
verraad, — ook daarop had Verspijck gerekend. Onder Leh-
man's gevolg bevonden zich eenige spionnen die van al zijne
handelingen rapporteerden; de poslkommandanten waren aan-
geschreven, meer dan ooit op hunne hoede te zijn en Lehman
met omzigtigheid hulp te verleenen. Ten einde hem de gele-
genheid te benemen met een groot e magt hier of daar een
kleinen post te overrompelen, kreeg de bezetting van Benoea
Rantau (30 man infanterie) bevel op Moengoe Thayor, en die
van Baleh op Pengaron terug te trekken, terwijl Mataraman op
voldoende sterkte gebragt werd om eiken aanval af te kunnen
weren.
Reeds den 9*° October kwamen tommonggong Daoet, goesti
Kasim, zoon van pangerang Kasoema Widjaja, de pembek-
kels Tangbar, Samat, Sahaboe en Boedja met een menigte
volgelingen zich onderwerpen. Tommonggong Ali Achbar,
pembekkel Mail en 400 gewapenden, die aan den moord van
Jacobs hadden deelgenomen, waren met hetzelfde oogmerk
reeds nabij Martapoera gekomen, toen zij vernamen dat hunne
onderwerping niet zoude aangenomen worden waarop zij naar
demoerassen van Tjinta Poerie terugtrokken. Ten einde andere
Hoofden, wier geweten met een of andere misdaad bezwaard
was, niet af te schrikken, besloot Verspijck ook hun vergif-
fenis te schenken en toe te staan hunne onderwerping aan
te bieden. Den 18®° onderwierp zich Mangon Yoeda (Kassan)
van Riam Kanan; den 21<"^ volgde pembekkel Soeton zijn
▼oorbeeld met 71 man, die hunne wapenen inleverden. Bo-
vendien meldden zich gedurig minder beduidende Hoofden
te Martapoera. aan.
Demang Lehman zond nu en dan berigt van zijne ver*
II. 11
Digitized by
Google
ut
rigtingen. Hij had reeds vele muitelingen om zich heen
verzameld, die huizen aan de rivier bouwden en later
naar Martapoera zouden gebragt worden , om vergiffenis
te smeeken en den eed van gehoorzaamheid af te leggen.
Een bende, voornamelijk zamengesteld uit gedeserteerde ket-
tinggangers, matrozen van Pengaron en soldaten, onder ze-
keren kiay Woeda Widjaja, had echter geen gehoor willen
geven aan zijn raad om de wapens neer te leggen, en was
door hem aangevallen doch met verlies van een man geslagen.
Hoewel Lehman van Hidayat geen andere melding maakte,
dan dat hij van tijd tot tijd brieven zond naar zijne vermoedelijke
verblijrplaats, had toch de houding van Lehman het aanzien
van opregt te zijn. De bevolking hield zich rustig; er heerschte
een volkomen veiligheid op de wegen en zelfs de verklarin-
gen en bekentenissen der nieuw onderworpen Bandjerezen
— waaruit bleek dat het bestuur tot nu toe zoowel door de
bevolking als door de meeste Hoofden schandelijk misleid
was — droegen het kenmerk van waarheid en opregtheid.
Een der toegetreden Hoofden, tommonggong Gamar, leverde
een nieuw bewijs van Hidayat's schuld aan den opstand , door
zijne aanstelling, die hij gelijktijdig met drie anderen ontving,
den majoor-resident in handen te stellen. Dit stuk luidde
als volgt:
Links: tjap vanpangerang Regts: tjap van Alsulthan
Wira Kasoema Hidayat Oellah.
(Hidayat's broeder).
»Ik geef bij dezen aan den inlander Gamar den titel van
kiay tommonggong Tjakra Yoeda, en vergun hem mitsdien
den prang Sabiel Oelah (verdelgingsoorlog) te voeren, tot
bekrachtiging der godsdienst en handhaving der leer van den
boodschapper Gods (Mohamed).
>Yoorts geef ik u te kennen dat mijne bovenstaande in-
stelling onveranderlijk is; daaromtrent kunt gij dus beraad-
slagen of overeenkomen met:
Digitized by VjOOQIC
163
iMufti Mohamad Halid (gouveraeroents muili te Martapoera),
mufti Abdoel Djalil, panghoeloe Machmoed (gouvernemenls
panghoeloe te Martapoera), Toean Halipah Idjira-ie (belast met
het beëedigen der getuigen bij den krijgsraad te Martapoera) ,
al de inde pagar (woonplaats der geestelijken te Martapoera)
en op andere plaatsen zich bevindende hadji's , en al de Hoof-
den van dezen oorlog, benevens al de kampongsbewoners
zoowel mannen als vrouwen, die nog aan hun Schepper en
Profeet gehecht zijn.
^Wanneer er zich personen onder hen mogten bevinden,
die mijne instelling niet behartigen of er zich tegen verzetten,
vergun ik u hen te tuchtigen met de straf des doods door
middel van het snellen der hoofden, en met het verwoes-
ten hunner bezittingen.
^Ingeval gij mijn wil niet met stiptheid voldoet en de be-
velen , die ik in overeenstemming met mijn vader heb uitge-
vaardigd, niet behartigt,zult gij en uwe nakomelingen eeuwig-
lijk vervloekt worden.
>lk hoop dat de Almagtige mijn wensch zal volvoeren , die
door God den Allerhoogste is voorgeschreven en bepaald bij
mijn geboorte, om toch eenmaal Martapoera met Godsmen-
schen en Dayaks Pari, Dayaks Doesoen en Dayaks Biadjoe
aan te vallen en te verwoesten. Alhoewel de laatste heide-
nen zijn, zal het als een weldaad beschouwd worden wan-
neer zij de vijanden des profeets helpen uitroeijen.
iGeschreven den 22« Djoemadil Awal 4277 (40 December
4860).
>Aan Tagab Wadjier geef ik den titel van kiay Singapati.
>Aan Tabib Kejan geef ik den titel van kiay Goeroe Prang.
lAan Tagab Goentol geef ik den titel van Djaya Wanton.
>Met deze personen moet gij, tommonggong Tjakra Yoeda,
in al uwe handelingen eens en in overeenstemming zijn."
Hier stond een tjap van kiay demang Lehman.
Digitized by VjOOQIC
164
Gamar deelde daarbij mondelings mede, dat hij en drie
andere aangestelde Hoofden des opstands , maandelijks fSOO van
Hidayat had ontvangen, die aanvankelijk in geld, en later in
diamanten of stofgoud uitbetaald werden. Bij de aanstelling
had ieder Hoofd een met goud versierd uniformkleed gekregen.
Ook in de behoefte van kruid, lood en wapens, dievanPassir
aangebragt werden , voorzag Hidayat. Eerst sedert de laatste
3 è 4 maanden , toen er gebrek begon te heerschen en er noch
geld, noch wapens of munitie meer uitgedeeld werden , dachten
de Hoofden aan het verlaten der partij van Hidayat en aan
hunne onderwerping aan het Nederlandsch gezag.
In de afdeeling Amoenthay werd de rust aanvankelijk weinig
gestoord. Na afloop van den togt naar Toendakkan, was de sedert
lang voortvlugtige bevolking van Balangan teruggekeerd, had
vergeving gevraagd en zich bij Lampehon neergezet. Den 8*"
October vernam men evenwel dat te kampong Benoea Lawas
zekere hadji Bador driehonderd man had verzameld , met plan
daarmede een paar onzer getrouwe Hoofden op te ligten en Ka-
loewa aan te vallen. Die bende was zamengesteld uit de fanatieke
bevolkingen der kampongs Kriniang en Habang , dezelfde die in
Julij (zie pag. 405) door den 4 «" luitenant Verspijck verslagen
werden. Cateau van Rosevelt onmiddelijk met 40 bajonetten
en 25 man regentstroepen uitgerukt, ontmoette hadji Ba-
dor te Habang, riep hem op een afstand toe van geen vijan-
delijkheden te plegen, doch vond geen gehoor. Bador bleef
tandakkend en dreigend staan en moest met de bajonet ver-
dreven worden. Te Kriniang poogde hij nog eens stand te
houden; tot twee malen toe door het schot van korporaal
Schelfhout getroifen, vond hij het raadzaam het bazenpad te
kiezen. Nadat eenige padieschuren in de bosschen verbrand
waren, keerde de patrouille naar Amoenthay terug.
Den 48^° Oct. vereenigde zich de vijand andermaal in grooten
getale te Benoea Lawas. Kapitein Thelen, op marsch naar
Digitized by VjOOQIC
165
Tabalong om daar het kommando op zich te nemen , besloot
^hem aan te tasten en trok met 45 bajonetten derwaarts. HIJ
vond de bende echter overmagtig. Vijf honderd man in wit
en geel gekleed, met lans en klewang gewapend — slechts
15 met geweren — hielden bij de missigit stand en prevelden
gebeden. Toen de patrouille naderde, trok de bende haar
te gemoet, deed eenige schoten, stoorde zich niet aan het vuur,
drong moedig met het blanke wapen in de hand voor-
waarts, doodde den sergeant-majoor Gutheil, den tamboer de
Graaf, en verwondde den korporaal Sieman met lanssteken.
De soldaten gedroegen zich dapper, en sloegen den aanval
ar. Thelen achtte het evenwel raadzaam om vurende terug
te trekken; hij bragt den vijand menig verlies toe en hield
hem op een afstand. De dooden en de verwonden met zich
voerende , keerde hij naar Kaloewa terug en ging te Amoen*
thay hulp vragen.
Het een officier, 4^5 bajonetten en een houwitser onder
den 1«° luitenant der artUlerie Guffroy versterkt , rukte hij
zonder uitstel naar Kaloewa, kwam daar 's avonds tegen lij.
uur aan en werd met lilla- en geweervuur uit de missigit en
belendende huizen ontvangen. Thans scheen de vijand beter
van vuurwapens voorzien te zijn ; Cateau van Rosevelt werd al-
thans aan den voet gewond en een koelie doodelljk getroffen.
Toen de houwitser, die achter de missigit ontscheept
was , een paar kartetsschoten loste , sloeg de bende in ver-
warring op de vlugt, en trok de kolonne naar de benting
om er te overnachten, 's Anderendaags rukte Thelen met
78 bajonetten en den houwitser naar Benoea Lawas , joeg
met een enkel karletsschot een zwerm vijanden uit de missi-
git en dreef de vlugtelingen in de armen van het distrikts^
hoofd , die aan het hoofd vaa een patrouille regentstroepeo,
Kaloewa van achteren genaderd was en zich op de terugtogts-
l^n des vijands bevond. Nadat den vijand een verlies van 60
dooden en ongeveer lOOfewondenwastoegebragt, en Thelen
Digitized by VjOOQIC
166
te Kaloewa eenige versterking had achtergelaten, trok hij naar
Amoenthay terug. De godsdienstijver door den dv^eepzieken
hadji Bador bij de bevolking opgewekt , was dus door het
kartetsvuur spoedig bekoeld.
De regent van Amoenthay meende dat de duivel in de bevol-
king was gevaren , en verkreeg op zijn verzoek een wacht van
30 bajonetten tot zijne persoonlijke dekking; doch blijkbaar
hadden de priesters de handen in deze beweging gehad, en
den heiligen prang Sabiel Oeiah (godsdienstoorlog) gepreekt.
Want ook Ie kampong Baroe , een paar uren van Amoenthay,
vertoonden zich dezelfde verschijnselen van geestdrijverij.
Déér, even als in eenige andere kampongs, gelukte het aan
den majoor de Veer de Rochemont , om door bemiddeling van
onzen mufti en eenige goedgezinde panghoeloe's de volksver-
gaderingen te ontbinden en de gemoederen te bedaren. TeTelok
Pelawang echter ging zekere Andon voort de gemoederen
tot den verdelgingskrijg aan te hitsen; te vergeefs poogden
goedgezinde Hoofden en priesters de vergaderingen der be-
volking te beletten ofdie uiteen te doen gaan; de geestdrijvers
verbrandden het huis van den pembekkel, trachtten hem
te vermoorden en bleven doof voor waarschuwingen. Toen
rukte kapitein van Langen met 50 bajonetten onder den 1^
luitenant de Graeff en een houwitser onder Guffroy der-
waarts, met last om, zoo mogelijk, zonder bloedver-
gieten de vergadering uiteen te doen gaan. Doch reeds
in de verte hoorde men het fanatiek geschreeuw van
een honderdtal, door vasten en bidden tot razernij opge-
wonden, inlanders. De voorwacht naderde in verspreide
orde. Bij den kampong gekomen, vielen er een paar schoten
en wierpen zich te gelijkertijd eenige met lans en klewang
gewapenden op de tirailleurs; nadat de aanvallers gedeeltelijk
afgemaakt waren , trok de voorwacht terug , plaatste zich
regts, de hoofdtroep links, de achterwacht achter den
houwitser en vormde zoodoende een klein carré.
Digitized by VjOOQIC
167
Guffroy rigtte bedaard het stuk op de woning waarom de
vijand zich had verzameld, en joeg er een kartets door.
liet schreeuwen en schelden hield niet op. Toen zag men
eenige in het wit gekleede mannen zich verspreiden, wei-
ligt met het plan om de kolonne in den rug aan te vallen.
Een tweede en derde karletsschot volgde, en toen eerst
vlugtte de vijand in alle rigtingen. De Graeff ging met eenige
bajonetten de woning verkennen; hij vond er 48 dooden,
behalve die bij den aanvang op eenigen afstand door de voor-
hoede waren neergelegd.
De oorzaak van deze hevige beroering onder de bevolking
van Amoenthay moest gezocht worden bij de geestelijkheid,
die zich tijdens de regeringloosheid van het sullhansbestuur
bijzonder in deze afdeeling groote magt had aangematigd. Nu
het gouvernement zich meer en meer deed gelden en het
wereldlijk gezag der priesters verminderde, stelden deze wan-
hopige pogingen in het werk om de bevolking tot hun wil
te dwingen en de wapenen, zoowel tegen de Nederlanders
als tegen het inlandsch bestuur op te vatten.
Zekere kiay Karta Negara , een getrouw aanhanger van
Hidayat , stond aan het hoofd eener bende van 200 man ,
waarvan de helft met geweren was gewapend, maakte daar-
mede strooptogten langs de Laboean Mas, perste geld en
leeftogt van de rustige kampongsbewoners af, en sleepte
menigeen gevankelijk mede.
Reeds was er een poging gedaan om Karta Negara door over-
reding tot onderwerping te brengen , doch op de plaats
waar het trouwe kampongshoofd van Benoea Kapayong hem
bescheiden had, was Karta Negara niet verschenen. Verre
van geneigdheid te betoonen om het zwaard op te steken,
achtte de kiay zich veilig in zijn toevlugtsoord , en , over-
moedig door zijn tot nog toe ongestrafte rooverijen ,
daagde hij weldra het bestuur uit hem op te zoeken. Een
Digitized by VjOOQIC
168
onzer distriktshoofden ontving een brief van den volgenden
inhoud :
Tjap van kiay Karta Negara.
»Uadji Mohamad Arsid! Breng de Hollanders maandag
morgen naar goenong Karta Niti Biroe; ik wacht hen daar
af. Wanneer gij ze niet medebrengt, kom ik u in uw distrikt
opzoeken.
»Het zij zoo. — 1278."
Van der Heijden nam gaarne die uitdaging aan en besloot
zoo spoedig en zoo krachtig mogelijk, het roofnest aan te tas-
ten. Het groot aantal zieken (70 man) dat in het veldhospitaal
verpleegd werd, had hem belet reeds vroeger een togt te
ondernemen. Toen de gezondheidstoestand evenwel iets gun-
stiger werd , zond hij bevel aan kapitein Hamakers om met van
Puffelen en 35 bajonetten den 27«° uit Pantey Hambawang
langi de s. Gatal en verder oostwaarts over soengej Se-
lingam en Pandjang Serringan naar Penitie Biroe te marche-
ren, terwijl hij zeli met den 1<^° luitenant van Haaflen, den officier
van gezondheid 3^ klasse de Jongh, 70 bajonetten, 1 houwitser
en 1 mortier benevens het noodige aantal koelie's , op dien
datum uit Barabei-ie rukte.
Gedeeltelijk over land, gedeeltelijk per praauw bereikte
hij de wildernis Hapoelan, waar het terrein hooger werd en
gestadig opliep tot aan de bergketen van Lok Laga , Ambi-
lik en Ba toe Tanga. Op het meest verheven punt, met bijna
loodregte wanden , ongeveer 800 voet boven de omringende
heuvels en rotsen uitstekende, had Karta Negara zijn sterkte
gebouwd , en reeds op verren afstand hoorde de kolonne het
uitdagend krijgsgeschrei van den vijand. Het golvend terrein dat
tot Penitie Biroe moest doorgetrokken worden, was met hoogt
alang-alang begroeid. Op 500 pas van de versterking gekomen
opende de vijand het vuur ; nadat men op den top eens heuvels
Digitized by VjOOQIC
i^ü-
169
positie had genomen werden er drie granaatworpen gedaan. Dit
was het sein voor Hamakers, die van een andere zijde ongemerkt
genaderd was, om den Penitie Biroe te beklimmen. Op de hel-
ling stootte hij op twee voorwerken, bestaande uit regte
borstweringen , die het pad bestreken doch spoedig verlaten
werden. Daar achter was een groote benting getraceerd.
Hamakers liet de borstweringen zoo veel mogelijk vernielen,
totdat het sein van stormen hem naar de hoofdversterking riep.
Van der Heijden had namelijk drie afdeelingen onder den
1^ luitenant van Haaften, sergeant van den Bussche, en
sergeant van Blucher uitgezonden om de benting te omsingelen
en op een gegeven teeken gelijktijdig met Hamakers te
bestormen. Daar de Penitie Biroe met diepe ravijnen om-
ringd en slechts van eene zijde langs een steil bergpad
was te genaken, kostte het veel moeite en inspanning om
boven te komen. Toen evenwel de top bestegen was, klonk
het stormsignaal. Yan verschillende zijden poogde men een
opening te vinden om binnen de benting te dringen , die met
! een borstwering van 4 el hoog omgeven was. 't Was evenwel
te vergeefs. Behalve een aantal verwondingen door randjoe's of
bamboe-werplansen , werden Hamakers, sergeant van den
Bosch, korporaal Bourré, flankeur Roekaarts, de füselier
Dipodiwongso en Sowyono door kogels gekwetst en sneuvelde
de korporaal üitenbogaard. Had het voorbereidend vuur met
^ den mortier op de geblindeerde sterkte geen uitwerking ge-
had, ook de bestorming mislukte.
Nu sleepte men den mortier tegen de berghelling op, nu
droeg men stormladders naar boven; ook de Jongh beklom
I de hoogte, begaf zich naar den top, en spoedig zag men
I hem de gewonden hulp aanbrengen en den flankeur Roe-
j kaarts uit het vuur dragen.
I Onder dekking der tirailleurs die de borstwering aan
I die zqde schoonhielden, beklom de artillerist Cornelis, met
I een granaat in de hand en by gestaan door zijn makker Boeren,
Digitized by VjOOQIC
170
een stormladder, zocht en vond een opening waardoor het
projectiel naar binnen kon vallen , ontstak toen de buis en
wierp de granaat in de benting. Op het oogenblik der ont-
barsting beproefde men een nieuwe bestorming, doch overal
waar de tirailleurs de palissadering beklommen, schoten ook de
verdedigers toe en dreven hen terug. Met dezelfde bedaard-
heid wierp Comelis nog twee granaten in de binnenruimte,
met denzelfden moed werd nog tweemalen storm geloopen,
doch ook met gelijke volharding de verdediging volgehouden.
Van der Heijden gaf nu last om de benting in te sluiten en
de palissadering zoo mogelijk in brand te steken. Achler
boomstruiken bedekt opgesteld, beschermden de tirailleurs
het werkvolk dat een groote hoeveelheid alang-alang aan-
droeg; koelie's en kettinggangers wedijverden met de soldalen
om brandstoffen te snijden en de vuren te onderhouden.
De vochtigheid van het hout hield de verbranding echter
lang tegen; buitendien bestond de borstwering uit drie
evenwijdige rijen palissaden, op een onderlingen aistand
van een half el in den grond geplaatst. Terwijl de zonne-
hitte, bij de beklimming van den Penitie Biroe reeds zoo
kwellend, nu nog vermeerderd werd door de vlammen, kon
men slechts met groote moeite een dronk water tot lafenis
verkrijgen; met kleine hoeveelheden werd op een paal af-
slands uit een bijna uitgedroogd riviertje water geput en niet
zonder inspanning naar boven gedragen. De kolonne op den
top te vereenigen, was ondoenlijk door den houwitser; dit
verzwaarde de dienst niet weinig. Tegen het vallen van
den avond werd de postenketen versterkt ; ieder schildwacht
verschanste zich zoo goed mogelijk achter takken, boomen
of alang-alangbossen. Daar slechts voor één dag vivres waren
medegevoerd, had de kommandant nieuwen voorraad van Ba-
rabei-ie ontboden, toen hij tot de insluiting besloot.
Niet de geheele magt van den kiay bevond zich in de
versterking vaïi Penitie Biroe; een brand van alang-alang op
Digitized by VjOOQIC
171
verren afstand aangestoken en in de rigting van het bivak voort-
gaande, doch door het krimpen van den wind onschadelijk
gevsrorden , was niet aan het toeval toe te schrijven. Toen het
duister geworden was, zag men in de verte op verschillende
punten flambouwen flikkeren en signalen geven , die de ver-
dedigers der benting alleen verstonden. Aan slapen viel
dus niet te denken, noch op het bivak aan den voet van
den berg, noch op den top, waar de vuren onderhouden
en telkens schoten gewisseld werden.
In den morgen van den volgenden dag ging er uit de
voorwerken, door Hamakers gedeeltelijk vernield, een luid
getier op; de vijand, die om Penitie Biroe heenwaarde , had
die punten gedurende den nacht weder bezet en trachtte er
de troepen heen te lokken. Zijn geweervuur op dien afstand
onschadelijk, werd niet eens beantwoord; doch vaii der
Heijden achtte het thans noodig om versterking van Amoenthay
aan te vragen , daar het moeijelijk kon worden zijne stelling te
bewaren, indien de vijand buiten de versterking in grooter
getale kwam opdagen.
Drie man der bezetting beproefden met den klewang in de
hand zich door de postenketen heen te slaan ; zij werden
echter neergeschoten. Een hunner zoude , hoewel gewond ,
nog ontsnapt zijn , als de kettingganger Sodiwongso hem niet
aan zijn lans geregen had. Eenige vrijwilligers onder ser-
geant van den Bussche deden nogmaals een vergeefsche po-
ging om onder dekking der tirailleurs een opening in de pa-
lissadering te kappen ; de bezetting ontving hen met een
levendig geweervuur ; flankeur van der Keur verloor er het
leven bij , vier anderen werden gewond. Van der Heijden
liet nu op grootere schaal brandstapels aanleggen; daar hij
echter de bezetting liever levend in handen wilde krijgen ,
riep hij haar toe om de wapens neer te leggen en één voor
één de benting te verlaten. Zijne sommatie werd met scheld-
woorden en schoten beantwoord. Behalve de vuren tegen de
Digitized by VjOOQIC
172
buitenpalissaden, die sedert den vorigen dag onafgebroken on-
derhouden werden , wierp men nu met groote brandhaken
geheele bossen brandende alang-alang naar binnen ; de bezet-
ting liet van hare zijde geen middel onbeproefd om de brand-
stoffen naar buiten te werpen of de vlammende voorwerpen
te blusschen. De hitte nam evenwel toe, en moest ten
laatste in de benting ondragelijk worden ; door de verkooling
der palissaden moest , hoe langzaam ook , eindelijk een ope-
ning ontstaan. Het uitreiken van drinkwater, dat nu 1i uur
ver gehaald moest worden, werd aan de zorg van deJongh
toevertrouwd.
Hoewel zwaar gewond op het bivak liggende , had Hama-
kers een aantal gewapenden in het gebergte ontdekt, die op sig-
nalen van de benting in zekere rigting zamentroffen. Terstond
zond hij hiervan berigt aan den kolonnekommandant , die juist
op het bivak terug kwam, toen een vijandelijke afdeeling dit
op korten afstand begon te beschieten. Een welgerigt kartets-
schot maakte evenwel aan den aanval spoedig een einde.
Wederom werd bet nacht ; de belegeraars geraakten langza-
merhand uitgeput van vermoeijenis , de toestand der be-
zetting werd met ieder uur hagchelijker. Gedurig vertoonde
zich een inlander, die uit de benting was gekropen en
zgn heil in de vlugt zocht ; gedurig knalde een schot uit
de tirailleurlinie dat den vlugteling neérvelde. In dien nacht
brandde het vuur een opening van een halve el in de drie-
dubbele palissadering; dit was genoeg om 's anderendaags
naar binnen te dringen. De bezetting wachtte echter het
daglicht niet af. Met de woede der wanhoop vernielde &y
hare wapens, smakte de stukken op de soldaten, sprong
toen naar buiten, en trachtte zich door de vlugt te redden.
Zeventien man vonden daardoor den dood nabij de benting ;
Karta Negara hoewel gewond, ontkwam met zes volgelin-
gen ; zes anderen bleven in de benting en werden gevangen
genomen ; twee hunner die later nog poogden te ontvlngten ,
Digitized by VjOOQIC
178
werden afgemaakt. Onder de dooden bevonden zich tom-
monggong Raksa Widjaja, benevens een broeder van Karta
Negara en nog twee Ploofden. Een aantal vuur- en blanke
wapens vielen bovendien den onzen in handen.
Zag men de overdekte gangen van zwaar hout zaèmge-
steld, waaronder de vijand zich in de binnenruimte op*
hield, dan wekte het geen verwondering dat de granaten
geen uitwerking hadden. Aanstonds begon nu het vernielings-
werk ; het middel dat de kolonne gediend had om de benting
meester te worden , werd ook nu wéér aangewend om de
versterking te verwoesten. Weldra stegen de vlammen om-
hoog en verteerden de laatste overblijfselen van Karta Ne-
gara's roofnest.
Op den terugmarsch naar Barabei-ie werden de dagen van
vermoeijenis en ontbering vergeten. Cornelis was op het slag-
veld reeds tot korporaal benoemd ; ieder man had zijn pligt
betracht; men was welgemoed; de gewonden zelfs, door de
zorg van de Jongh zoo goed mogelijk verpleegd, slaakten geen
pijnlijke kreten; ja op het bleeke gelaat der gesneuvelde
makkers, die voor het laatst in de gelederen naar het garni-
zoen teruggevoerd werden , stond tevredenheid te lezen.
De vermeestering van Penitie Biroe werd spoedig gevolgd
door de onderwerping van de broeders en zonen van tom-
monggong Des sa Raksa. De geestkracht en het beleid door van
der Heijden als militair kommandant en controleur aan den
dag gelegd, werden door den besten uitslag bekroond.
Ten gevolge der nieuwe instructiën liet van Vloten ter
bescherming van Karrouw en Sihong te Ampah een bezetting
achter van 1 officier, 40 infanteristen en 30 gewapende inlan-
ders van kiayRangaNiti'svolgelingen, benevens een paar lilla's.
Daarna splitste hij zijn magt in twee kolonnes , waarvan de
een (den 44*») over Rodok, Patong en Poelan Djanau , de
andere onder de Roy van Zuidewijn met 400 bajonetten en
Digitized by VjOOQIC
174
een mortier over Ramonia, en verder de Karrouv^ volgende,
over Dayoe en Telang, naar Tameang Layang zoude te-
rugmarcheren. De kolonne de Roy vond de benlings te Ramonia
in denzeirden toestand; alleen had men de lijken der ge-
sneuvelden begraven en de begraafplaats met een staketsel
omgeven. Een weg kappende door de wildernis langs de
Karrouw, stootte men (den 42«°) op een halfvoltooide verster-
king; op het zien der troepen namen de arbeiders in aller-
ijl de vlugt, een praauw met vivres en eenige vuurwa-
pens in den steek latende. Tegen 10| werd een huis ontdekt
door een aantal gewapenden bezet ; eenige goed aangebragte
schoten met tirailleurgeweer en een paar worpen uit den
mortier waren voldoende die bende te doen uiteenstuiven ;
verscheidene groote praauwen met goederen beladen vielen
der kolonne in handen. Den 13®° vond men een grooten
kampong die vroeger aan duizend Dayaks huisvesting ver-
leende, doch thans geheel verlaten was. Te Kwalla Pakoe, dat
men den ii^ bereikte, was de rivier niet doorwaadbaar en daar
de omtrek geheel overstroomd was, moesten er praauwen
gerequireerd worden om den togt over water te vervolgen.
Van Pakoe werd Dayoe over land bereikt, den 46*° marcheerde
men door naar Telang en overnachtte in SoetaOno'sbenting;
den volgenden dag kwam men te Mengkatip aan. Hoewel onbedui-
dend door vijandelijkheden, was die vermoeyende togt door een
onbekende streek zeer belangrijk, daar hij de gemeenschap
opende van Ampah met Tameang Layang langs de Karrouw-
rivier.
Den ^i^"" vertrok het stoomschip Suriname van Bandjer
naar Mengkatip, om met de Celebes en Boni behulpzaam
te zijn in het opslepen der magt van van Vloten
naar de monding der Mantallat. Ter vervanging van zieke
officieren bevonden zich aan boord: de kapitein der artillerie
Du Puy , de 4« luitenant der infanterie Perk , en de officier
van gezondheid den Hartog. Behalve de kolonne-kommandant
Digitized by VjOOQIC
175
bedroeg de magt te Mengkalip thans 3 kapiteins (de Roy
van Zuidewijn, Labaar en Tihon), 3 luitenants (Schade van
Westrum, Perk en Vetter), 2 dd. officieren der infanterie,
(Backerus en Wijndels) i^ kapitein (DuPuy) en 4 dd. officier
der artillerie; 2 officieren van gezondheid (Hartog en van
Mijll Dekker); 260 bajonetten v^aarvan de helft Europeanen,
1 houwitser en 2 mortieren, 360 man pagattansche hulptroe-
pen onder den radja van Pagattan en 320 koelie's onder kiay
Rangga en het bekende Dayaksche Hoofd Soeta Ono.
Den 25*^° Oct. verliet de expeditie Mengkatip , bereikte den
28^ de monding der Mantallat en begon den 29*^° te ontsche-
pen. Een groot rakit in de riviermonding en een verlaten
bivak aan den wal gevonden , deden vermoeden dat de loopen-
de geruchten over Antassari's vlugt naar de Kapoeas of
Kahayan, niet geheel van grond ontbloot waren.
Yan de Oostkust vernam men niets. De vorst van Tjingal,
Menoengoel en Bangkalaan bleef in gebreke iets tegen Hidayat
te ondernemen en toonde daardoor al meer en meer, dat hij
het gouvernement om den tuin leidde en er zelfs niet aan
dacht om Hidayat in onze handen te leveren.
De gezondheidstoestand der troepen was minder gunstig ;
de officieren te Amoenthay, Tabalong , Moeara Ayoe en Prin-
gin waren bijna allen ziek. De chef der expeditie zelf be-
gon de nadeelige gevolgen te gevoelen van een tweejarige
onafgebroken inspanning. Dag en nacht zijne zorgen wij-
dende aan de verpleging der troepen die over de geheele
Z. en O.kust verspreid en altijd werkzaam waren; steeds
niet de meeste naauwgezetheid zijn moeijelijke betrekking
waarnemende, was het niet te verwonderen dat zich de
eerste kenteekenen van uitputting voordeden , die hem wel-
hgt zouden beletten zijn zware taak te voleinden en de
vruchten te oogsten van hetgeen zijn ijver en kunde gezaaid
hadden.
Digitized by VjOOQIC
176
Te Barabei-ie openbaarde zich (10 Oct.) bij het garnizoen
gelijktijdig een aantal braakverschijnselen , die de officier van
gezondheid aan vergiftiging toeschreef. Ue uiterste voorzigtig-
heid moest daar, bij bet gebruiken van spijzen, in acht ge-
nomen worden.
Wij hebben gemeld (pag. 133) dat de Bali (5 Augustus)
het detachement onder de Bode naar Koeteibragt. Den 15^
Augustus te Samarinde aankomende, vond men niets tot huis-
vesting der troepen gereed en stoomde door naar Moeara
Pakoe. De Bali keerde daarop naar de hoofdplaats terug
om den sulthan en den assistent-resident af te halen.
In weerwil van den goeden wil des sulthans van Koetei
had de assistent-resident Dahmen groote moeite om den
togt naar Boven-Doesoen te doen doorgaan, daar het bleek
dat verscheidene Koeteische prinsen met Antassari heulden
en den sulthan tot uitstel trachtten te bewegen. Het ge-
lukte Dahmen evenwel de vijanden van den staat bij den
sulthan te ontmaskeren, met dat gevolg dat drie prinsen
in ongenade vielen en tijdelijk naar Tengarong en Sama-
rinde verbannen werden. Het slechte bestanddeel uit des sulthans
leger verwijderd zijnde, rukte den 13*^° October reeds een
gedeelte naar de grenzen van Lahey op, en zond men van
daar de praauwen terug, waarmede de sulthan, de Hoofden,
de assistent-resident, de Bode met zijn kolonne en de strijd-
benden van Koeteinezen en Boeginezen zouden volgen.
Het tijdstip van een inval kwam dus goed overeen met
dat waarop van Vloten langs de Mantallat opereerde, en
zonder storende omstandigheden mogt men zich met c«n
goeden uitslag vleijen.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XI.
DBMANG LBHMAN'S HANDELINGEN. — HET BARATIP BBAMAai*
GEEFT NIEUW LEVEN AAN DEN OPSTAND IN AMOBNTHAY. — -
THSLBN TB KALOBWA. — HET SNEUVELEN VAN DEN
BSGENT VAN AMOENTHAY. — GBVECHT VAN SOBNGEI
AYBR. — TWEEDE TOGT NAAK GOBNONG TONGKA.
Dat het demang Lehman ernst was, om even ijverig aan
het herstellen der rust te werken als hij vroeger met de
meeste geestkracht de zaak des opstands bevorderde, bleek
ook in de maand November. Mannen, vrouwen en kinderen
zakten met achttien vlotten de rivier ar, bereikten den 9 Nov.
Pinorang, op een klein uur afstands van Martapoera, en
begaven zich 's anderendaags naar den Regent om den eed
van trouw af te leggen. Onder de mannen bevonden zich
verscheidene kleine Hoofden; onder de vrouwen die van
Lehman , en de beruchte vrouw die den titel van tommong*
gong kiay Tjakra Wati voerde en in manskleederen de ge-
vechten van Boekit Madang en Pamatton had bijgewoond.
Behalve dezen had nog een honderdtal opstandelingen,
door demang Lehman tot onderwerping overgehaald, zich
te Martapoera aangemeld. Lasalla, een gedeserteerd soldaat
van het 9« bataillon, werd door Kasim (ook Djaja Mangon
II. 12
Digitized by VjOOQIC
178
Yoeda) uitgeleverd en dadelijk voor den krijgsraad gebragt
om zijn welverdiende straf te ondergaan. Den H«° werden
te Martapoera beëedigd kiay Poespa Wira Yoeda (Aljil),
kiay Romidjaya (Djamidin), hadji Mohammad Yassin , twee
pembekkels en 138 volgelingen; den 45«" verlieten nog 97 man-
nen , vrouwen en kinderen de wildernis der Oeloe Riam Kanan.
Het opzenden van alle zijne vrouwen en Hoofden, die op
zijn bevel gewillig hunne wapens inleverden en zich geheel in
onze magt stelden, pleitte Lehman vrij van elke verdenking
van verraad. »Wat mij betreft," schreefhij in een zijner brie-
ven, aan den Regent van Martapoera, >moet ik u verklaren
»dat ik nimmer mijn eed en mijne beloften zal verbreken;
»ik heb op den koran bezworen dat ik het gouvernement
i^gehoorzaara zal zijn.
>6od de Allerhoogste is getuige van dezen heiligen eed;
»ik zal dus nimmer mijn belofte verbreken.
>A1 de bevelen der groote Heeren en van U zal ik op de
»kruin van mijn hoofd leggen en naar mijn vermogen ten
«uitvoer brengen."
Hoeveel moeite hij zich gaf om andere Hoofden tot de
partij van het gouvernement over te halen en hoe hij niet
altijd in zijn pogingen slaagde, bleek uit den volgenden brief:
>Deze brief is van mij, Radin Marta Kesoema aan Mach-
»moet, die reeds vergiiTenis heeft verkregen bij de benting te
«Martapoera en die mij een brief van kiay demang Lehman
«heeft gebragt, inhoudende bevel aan alle vijandelijke Hoofden
«binnen de grenzen van Amandit om zich niet langer te
«verzetten.
«Aan u , Machmoet geef ik dan ook kennis, dat ik niet wil
«ophouden brandal te zijn, als demang Lehman zich niet in
«persoon te Benoea Amandit vertoont. Ik ben sterk, en het
«Hoofd dat bevelen geeft binnen de grenzen van Benoea
«Amandit, heeft 300 gewapenden onder zich.
«Geschreven den 24«° dag der maand Rabioel Achir 1278."
Digitized by VjOOQIC
179
Dat hij nog niets berigtte van een poging om Hidayat
over te halen , gaf evenwel aanleiding tot verschillende gis-
singen en was op zijn minst vreemd te noemen. Eenige
voorname inlanders der hoofdplaats meenden dat demang
Lehman door zijne onderwerping het vertrouwen van Hi-
dayat had verloren en Amin Oelah dat wantrouwen aan-
stookte. Het kon ook zijn dat hoe verder Lehman het bin-
nenland indrong, hij ook des te meer moeijelijkheden te over-
winnen had , meer dan hij misschien zelf verwacht had. Men
moest het er thans voor houden dat hij zijne onderwerping
voor. eigen rekening en niet op aanrading van Hidayat had
aangeboden. Hoe het zij, Verspijck zond een lastbrief, waarbij
Lehman opgeroepen werd met spoed te Bandjer te komen.
Eens teruggekeerd, zoude hij misschien mededeelen op wel-
ken voet hij thans met Hidayat stond, en kon men beproe-
ven zijn invloed te gebruiken om den aanhang van Hidayat
te fnuiken. Op die oproeping volgde een antwoord, waarbij
de demang zich genegen verklaarde onmiddelijk terug te
keeren indien de resident dit bleef verlangen, doch tevens
in overweging gaf om , nu hij reeds zoo ver van Martapoera
en zoo digi bij Hidayat*s schuilhoek gekomen was, zijn
teragkomst uit te stellen totdat hij Hidayat had ontmoet;
dat hij zijne uiterste pogingen zoude aanwenden om hem tot
onderwerping te bewegen, doch zoo dat niet mogt gelukken,
hij den eed aan het gouvernement getrouw blijven en Hida-
yat verlaten zou. Eenige Hoofden, die in onderwerping
waren gekomen en tot het afleggen van den eed door hem
naar Martapoera gezonden zouden worden , wilde hij vooraf
medenemen om behulpzaam te zijn Hidayat te overreden.
Verspijck oordeelde het nuttig, het gevraagde uitstel te
geven. Wel is waar vorderde de onderwerping van den
hoofdopstandeling uiterst langzaam, doch het liet zich aan-
zien dat zij met geduld en volharding eindelijk toch zou
verkregen worden. Met honderden te gelijk kwamen de
Digitized by VjOOQIC
180
opstandelingen zich (e Martapoera aanmelden. Uit verschil-
lende gegevens bleek het, dat Hidayat zich ophield te Lok
Besaar aan de bronnen der Kiwa, in het landschap Pra-
massan Amandit, aan de grenzen van Tjantong en Koesan.
Op het einde der maand liep onder de bevolking van Riam
Riwa het gerucht dat Hidayat te Lok Besaar zich gereed
maakte met rakits de rivier at te zakken; en daar ter-
zelfder tijd de kommandant van Amandit berigtte dat Gasma,
een zendeling van Lehman , hem medegedeeld had dat Hi-
dayat op het punt stond zich naar Martapoera te begeven ,
bestond er alle grond zich met de schoonste verwachtingen
te vleijen.
In Tanah Laut kwamen omstreeks honderd opstandelingen
hunne onderwerping aanbieden. Onder de voornaamsten be-
vond zich kiay Lang-Lang, een der Hoofden die het hardnek-
kigst den strijd in dit gewest had volgehouden ; niet alleen
zwoer hij thans trouw aan het gouvernement, maar nam ook
aan om den voortvlugtigen pembekkel Machmoedin tot onder-
werping over te halen.
Het eigenaardige van den Bandjerschen krijg — die zich tot
nog toe op verschillende plaatsen door hoogst verrassende
gebeurtenissen, tegenstrijdige handelingen, plotselinge kee-
ringen, en een groot verschil van toestanden gekenmerkt had,
viel op dit tijdstip weder zeer in het oog. Terwijl de zui-
delijke provinciën een ongestoorde rust smaakten, de opstan-
delingen met honderden tegelijk uit de bosschen te voorschijn
traden, hunne wapens nederlegden en trouw zwoeren, brand-
de in het noorden de oorlogsvlam feller dan ooit ; tervrijl te
Martapoera alles vrede ademde, streed men te Amoenlhay
met de grootste hardnekkigheid. Reeds meldden wij (pag.
166) hoe in de vorige maand met kartetsen dood en verderf
gebragt moesten worden onder gansche scharen van overigens
onschuldige, maar door priesterbedrog tot razernij opgewon-
Digitized by VjOOQIC
181
den, kampongsbewoners. Thans wilde Anlassari van die stem-
ming der bevolking (welligt door hem opgewekt) partij
trekken en zond zijn zoon Mas Said met een paar goesti's om
den opstand aan te wakkeren.
Van alle punten kwamen nu verontrustende berigten te
Amoenthay. Eerst heette het dat een bende volks zich
weder aan beratip beamaal (hartstogtelljk bidden om on-
kwetsbaar te worden) overgaf, en eenige Hoofden van An-
lassari een sterke magt nabij Tandjong en Kaloewa ver-
eenigden; toen werd van Langen met 60 bajonetten en 1
houwitser derwaarts gezonden, met last om de benting te
beschermen en den vijand op te zoeken zoo deze niet
aanviel, of hem een paar dagen te vervolgen indien hij
aftrok. Te Kaloewa aankomende, vernam van Langen dat
Amoenthay bedreigd werd en keerde daarop met spoed terug,
doch vond ook daar alles rustig. Nu kreeg Thelen bevel (ten
5 uur) met 100 bajonetten en een houwitser naar Kaloewa
Ie marcheren. Bij de brug van soengej Anjer werd hij
reeds door een vijandelijke bende afgewacht en vrij hevig
beschoten; met een paar kartetsscholen en een goedgerigt
tirailleurvuur dreef hij die evenwel spoedig uiteen en trok
binnen de benting Kaloewa. In den volgenden nacht wierp
de vijand een paar veldwerken op ten zuiden dier plaats, en
sneed daardoor de gemeenschap met Amoenthay af. Zeer
vroeg in den ochtend rukte Thelen echter reeds uit, nam
achtereenvolgens twee zware versperringen , die men door
een levendig maar slecht gerigt geweervuur te vergeefs poog-
de te verdedigen, verjoeg en verstrooide den vijand, vond
in de regterflank een groote maar onbezette gepalissadeerde
fléche, vernielde de versterkingen, herstelde de gemeenschap
en keerde naar Kaloewa terug. Uit het spoedig opwerpetf
dezer veldwerken bleek, dat de vijand zeer talrijk was of dat
de bewoners van Kaloewa zelven mede hielpen. Het gerucht
liep dat het Hoofd dezer bende iemand was met een krop-
Digitized by VjOOQIC
182
gezwel (pangeraDg Amin Oelah en Anlassari leden beiden
hieraan). Nu vernam Thelen dat ook benoorden de plaats zich
een vijandelijke ardeeling ophield. Na eenige rust aan zijne
manschappen gegeven te hebben, gaat Ijij 's namiddags dea
weg naar Tandjong op en wordt weldra met het bekende
Ilhallah der dweepers, en met geweervuur ontvangen. Een
paar kartetsen zijn voldoende, om die razenden met groot
verlies uiteen te doen stuiven. De volgende dagen besteedde
Thelen met den omtrek te doorzoeken en den vijand op te
sporen; doch waar hij zich vertoont, te Benoea Lawas, Ran-
tau, Ilaban, overal is de vijand afgetrokken.
Te Amoenlhay zelf zijn onderwijl maatregelen genomen om
den vijand te ontvangen, die volgens geruchten reeds tot
Waringin en Palembangan is genaderd. Die geruchten werden
onwaar bevonden. Wèl bevestigde het zich, datpanghoeloe
Boekasin en Abdoel Ganie het volk van Telok Selasin tot
geestdrijverij heeft aangezet; de regent ontvangt last daaraan
een einde te maken. Den G*"" rukt deze zelf uit aan het
hoofd van ongeveer 300 gewapende inlanders, 35 geweren en
S lilla*s, met oogmerk de verblinde scharen, 150 man sterk,
door zachte of gewelddadige middelen tot hun pligt te bren-
gen. De majoor de Veer de Rochemont tracht hem terug
te houden van een togt die voor zijn gevorderden leeftijd
te vermoeijend kon zijn. De regent wil echter van zijn ijver
doen blijken en blijft aandringen zich in persoon van den
stand van zaken te overtuigen; hij belooft echter zich niet te
veel te zullen blootstellen en in zijn praauw te blijven.
Tegen twee uur komt men in het gezigt der door beratip
opgewonden menigte; de troepen des regents worden met
geweervuur ontvangen.
Terwijl de voorhoede in gevecht is, verzuimt de achter-
hoede waarbij de regent zich ophoudt de noodige veilig-
heidsmaatregelen te nemen; de achterwacht is bezig vruch-
ten te plukken, toen de regent eensklaps besprongen wordt.
Digitized by VjOOQIC
183
Een diepe lanssteek treft hem, een andere minder gevaar-
lijke, zijn zoon. Goesti Oemar Said, een neef des regents,
velt den moordenaar, doch het getrouwe Hoofd van Amoenthay
overlijdt nog dienzelfden dag aan de gevolgen zijner wonden.
Toen het vuren in de versterking gehoord werd, snelde
van Langen met 60 bajonetten en een Sponder naar de
plaats van het gevecht en kwam nog tijdig genoeg om door
drie goed gerigte kartetsscholen den dolzinnigen hoop als kaf
uiteen te doen stuiven. Acht lijken bleven op het terrein;
een aantal gewonden werd door den vijand medegesleept.
Bij de regentslroepen telde men vijf gekwetsten; de kolonne
van Langen had geen verlies.
's Anderendaags werd het stoffelijk overschot des regents
met de eerbewijzingen aan zijn rang verbonden ter aarde
besteld en bet distriktshoofd tommonggong Djaja Negara,
die hem gewoonlijk in zijn werkkring bijstond en zijn raads-
man was, met de waarneming zijner belrekking belast.
De meest tegenstrijdige berigten omtrent het verblijf, de
sterkte en de plannen des vijands volgden elkander nu op,
en maakten het de Veer zeer moeijelijk de maatregelen te
nemen die op dit oogenblik het meest doeltroffen.
Volgens de meest vertrouwde berigtgevers bevond zich
Antassari in persoon te Haban (en had dus de verdediging
van Tongka opgegeven) ; hield goesti Mas Said zich met
een bende te Benoea Lawas op; had pangerang Maas zich
in de vlakte tusschen de Tabalong- en Balanganrivier gele-
gerd; was de bevolking dier streken geheel op de hand
van Antassari, en zou Kaloewa het eerst aan de beurt zijn
om aangevallen te worden. Daarop bepaalde de majoor
militaire kommandant, dat den IS*"" een kolonne uit Kaloewa
en gelijktijdig een andere uit Amoenthay langs de Tabalong
xouden marcheren om elkander bij kampong Baroe te ont-
moeten.
IntQSschen had Thelen, kommandant der mobiele kolonne
Digitized by VjOOQIC
184
te Kaloewa, op een berigt dat bij Benoea Ayer een verster-
king was opgerigt, onmiddelijk (H~ Nov.) zijne schreden
in die rigting gewend, en na een artilleriegevecht het werk
veroverd en geslecht. Den volgenden dag bezocht hij Benoea
Lawas, werwaarts de vijand gevlugt was, doch vond geen
spoor van hem. Den 44«» echter vernam hij dat nabij de
brug over soengej Ayer, tusschen Benoea Lawas en Kaloewa,
nieuwe versterkingen als uit den grond verrezen waren.
Versterkt door den 4"» luitenant Meis met 60 bajonetten,
door Gufiroy met een 3ponder en 20 man hulptroepen, rukt
hij dadelijk weder uit, slaat den vijand uit een zestal ver-
sperringen en vernielt die. Daar de geheele omtrek, met
uitzondering der versterkte punten, onderwater stond, ging
dit gevecht met onbegrijpelijk veel moeijelljkheden gepaard.
De vijand had namelijk op een eilandje, door twee rivierarmen
gevormd, stelling genomen. Bij de eerste granaatworpen,
ontving de artillerie een hevig vuur uit de linkerflank en kreeg
drie gewonden; en hoewel de houwitser op die zijde gerigt,
dood en verderf verspreidde onder den talrijken vijand die
het bosch bezette, bleef deze moedig stand houden. Door
overmagt van vuur dwong men eindelijk den vijand zijne
stelling te verlaten, met verlies van nog 3 gewonden aan
onze zijde. De veldwerken, uit zware boomstammen za-
mengesleld, met borstweringen van 4* el dikte, hadden den
vorm van flêches. Op het punt waar de koionne had ge-
slaan, lagen randjoe's om de hoornen gezaaid, zoodat men
zich daar achter niet bedekt kon plaatsen. In den omtrek
vond men eenige versterkte doch verlaten huizen, die den
vijand tot verblijf hadden gediend. Uit de achtergelaten
voorwerpen kon men opmaken, dat een groote magt met
aanzienlijke Hoofden zich daar had opgehouden. Te H na
den middag nam Thelen den terugmarsch aan; zijne dap-
peren hadden dien dag niet gegeten, en moesten gedu-
rig tot aan de borst door het water loopen, daar de
Digitized by VjOOQIC
185
rivier steeds wassende was; soms was van den houwitser
niets te zien. Verkleumd en afgemat bereikte men ten 8
uur 's avonds de hulpbenting te Kaloewa. Maar onvermoeid
marcheert Thelen (den 16<») nogmaals naar dezelfde plaats,
waar de vijand zich op nieuw gevestigd heeft; ditmaal moet
hij echter onverrigterzake terugkeeren. Het water is nog
booger gestegen en belet hem door te dringen. De vijand
heeft nu tijd zich te verschansen, zonder gevaar te loopra
doof onze beweegbare kolonnes gestoord te worden.
üit Tameang Layang rukte (20«" Nov.) onder den 1«" lui-
tenant van Delden en den i"^ luitenant Lannoy, een kolonne
van 50 bajonetten naar kampong Soeney en Poeloe Padang,
waar men zich insgelijks aan het beratip beamaal overgaf.
Te Kamoes aankomende vernam van Delden evenwel dat de
bende geestdrijvers reeds naar Kaloewa was verlrokken om
zich met den vijand aldaar te vereenigen. Hij keerde van
Poeloe Padang onverrigterzake terug.
Verspijck had reeds den mufti en de drie voornaamste
panghoeloe's van Martapoera naar Amoenthay gezonden, met
last door hun invloed het beratip beamaal te doen ophouden,
als zondig en strijdig met de wet van den profeet; en daar
in den omtrek van Kaloewa toevallig een geestdrijver was
opgestaan, die den profeet Mohamed geloochend, den koran
bespot en in de rivier geworpen had, en met kracht van
wapenen een nieuwe godsdienst wilde invoeren (waarvan
het uilroeijen der blanken een der hoofdleerstellingen uit-
maakte), was de Islamsche bevolking verontwaardigd en
geneigd aan de hooge priesters hel oor te leenen. Na de
verovering van Tongka bestemde Verspijck 2 officieren en 70
bajonetten tot versterking van Amoenthay en begaf zich (den
14<") in persoon derwaarts, een kruisboot en de 40 Linga-
nezen van pangerang Sherif Hassan medenemende. Hij plaatste
de kruisboot voor de soengej Miankoesoep, die van Benoea
Lawas naar de Tabalong loopt, en onderzocht den toestand
Digitized by VjOOQIC
186
Tan het land. Het bleek hem duidelijk dat de geestdrij-
verij kunstmatig was opgewekt om een nieuw leven aan
den opstand te geven. Immers onder de papieren van
Antassari, die te Tongka in onze handen vielen, had men
een brief gevonden van de Hoofden der benden die Araoen-
thay in beroering bragten; daarin noemden zij den dag
waarop Kaloewa zou aangevallen worden, nadat de missigit
dier plaats met het bloed van een kebo (buifel) gereinigd
was, en verzocht en zij ten spoedigste van Aniassari een tjap
te ontvangen van den volgenden inhoud:
)Panghoeloe Abdoel Rasid, Ngabei Moeda Widjaja, Djoe-
iroetoelis Aboe Karsa, Ngabei Darma Widjaja en pembekkel
ïBatie! ik draag U op, naar goedvinden bevelen te geven
sin het eiland Borneo. Die U niet gehoorzamen, zal ik doen
]>verdelgen!"
Een minuut, daarbij gevonden, was van den volgenden
inhoud :
ïPanghoeloe Abdoel Sayd en Ngabei Moeda! gij wordt
»door mij gemagtigd om te gaan bidden voor onkwetsbaar-
sheid in den oorlog."
De priesters vereenigden nu, waar zij konden, deonnoo-
zele kampongsbewoners en gingen hun in het gebed voor.
Allengs namen de toehoorders deel aan het gebed, wonden
zich op door dv;eepzieke gezangen en dachten dan niet aan
eindigen. Geen uren, maar dagen bleven zij in het gebed
vereenigd ; het gezang ontaardde van lieverlede in een woest
eentoonig geschreeuw, de geest geraakte in een toestand van
razernij, het ligchaam door langdurig vasten tot zekeren
staat van ongevoeligheid. Eenmaal in dien staat gekomen,
waren zij geheel in de magt der priesters. Op hun voor-
beeld togen zij een naauwsluitende kleeding van gele of
witte stof aan, wetteden klewangs en lansspilsen, borgen
djimats in het hoofddeksel en zochten den strijd. Spra-
keloos, digt op één gedrongen, soms met toegenepen oogen,
Digitized by VjOOQIC
187
stortten zij zich dan op de bajonetten en velden met hunne
lange lansen ieder die voor hen stond. Alleen de dood der
voorvechters bragt hen tot bezinning.
Niettegenstaande de onvermoeide pogingen des vijandsom
alle ons trouwe kampongs op zijn hand te krijgen, had men
zich te Amoenthay, soengej Benar en Alabioe niet laten over-
halen. De bevolking der kampongs langs de Balanganrivier
was weifelend, de houding van Kaloewa dubbelzinnig geweest;
doch hier had de overreding van trouwe Hoofden en geestelij-
ken, dèér de tuchtiging der orang beamaal, aan de opwinding
een einde gemaakt. Thans verliet de vijand zijne ongenaak-
bare stelling te soengej Lawas niet meer; ook onze troepen
waren door den hoogen waterstand tot rust veroordeeld.
Zoodra er mogelijkheid toe bestond, zou met een sterke
kolonne tegen s. Lawas en s. Rantau opgerukt worden.
Eenige stroopers waagden zich (den 24«° Nov.) in kampong
Waringin om leeftogt te zoeken, doch werden door denw^.
regent verjaagd. De Linganezen onder Sherif Hassan sloe-
gen er twee het hoofd af.
Den 23«° November overleed de 1« luitenant-adjudant
Cateau van Rosevelt aan de gevolgen zijner bekomen wonden.
Het voorbeeld van demang Lehman vond zelfs in Amandit
navolging. Ook déér boden verscheidene opstandelingen hunne
onderwerping aan; onder de voornaamsten stelde men]pem-
bekkel Oeiak met gevolg, die hoewel van geringe aikomst,
door zijne stoutmoedigheid en juist schot bekend was en
onze kolonnes veel nadeel had toegebragt. Hij bad aan
alle vijandelijkheden in Amandit deelgenomen, eerst onder
demang Lehman en later onder hadji Boeyasin , die nu naar
Doesoen was teruggetrokken. Niettegenstaande die gunstige
voorteekenen , dwaalde er nog een stroopende bende in het dis-
trikt rond , beschoot gedurig den brievenpost en trok in de on-
I genaakbare moerassen terug wanneer een patrouille naderde. —
Digitized by VjOOQIC
188
Om onze versterking Ie Ampah zetleden zich dagelijks voort-
vlugtige Dayaks neer; de gewezen Hoofden van Rodok en
Pattay onderwierpen zich insgelijks met hun gevolg. Naden
val van Tongka bleef Ampah door hulptroepen bezet en
keerde de militaire bezetUng van dien post naar Tameang
Layang terug.
Wij hebben gezien (pag. 174) dat de magt onder van
Vloten den ^9"^ October aan de monding der MantaUat
ontscheepte.
In twee kolonnes verdeeld, de praauwen met vivres en
munitie in het midden en gedekt door een gewapende sloep
der Celebes onder van Hogendorp, rukte van Vloten (den
30*° Oct.) langs beide oevers der MantaUat naar Tongka op.
De kolonne op den regteroever werd door hem zelf, die
op den linkeroever door de Roy van Zuidewijn geleid. Langs
ongebaande wegen en afwisselend steile , moerassige en digt
begroeide oevers, drong men dagelijks dieper het land in, en
trof bij elke schrede nieuwe zwarigheden aan, die alleen door
de grootste inspanning konden overwonnen worden. Vermoeid
en uitgeput werd dagelijks tegen het vallen van den avond het
bivak betrokken en den volgenden morgen den marsch ver-
volgd. Verscheidene versterkingen weinig of niet verdedigd, la-
gen hier en daar aan den oever en moesten geslecht worden;
reeds den tweeden dag namen de Pagattanners stormender-
hand een benting op een steilen heuvel aangelegd, en leden
daarbij eenig verlies. Na zes marschdagen werd den ze-
venden dag rust gehouden. Daar de rivier, op het punt
waar de kolonne zich toen bevond , niet meer voor groote
praauwen bevaarbaar was, liet van Vloten het grootste ge-
deelte der vivres hier achter, onder dekking van de gewa-
pende sloep en een detachement infanterie, zamengesteld
uit de soldaten die het minst tot marcheren geschikt waren.
Het bivak werd met een palissadering van boomstammen
omringd en de omtrek van heesters en boomen gezuiverd.
Digitized by VjOOQIC
169
Den 6" November stootte de kolonne op den versterkten
kampoog Pelarie, die hardnekkig verdedigd werd. Na een
langdurig vuurgevecht gaf de vijand de verdediging echter
op en koos het bazenpad. Twee dagen later kwam de verster-
king van Antassari op den twee honderd voet hoogen heuvel
Tongka in het gezigt. Een gele vlag wapperde aan den
top van een vlaggestok. De Roy van Zuidewijn had voor-
loopig reeds order gekregen om bij het naderen van Tongka
den kampong op den linkeroever om te trekken en, terwijl
van Vloten de versterking zoude verkennen, op nadere be-
velen te wachten. Toen tegen lOJ uur Goenong Tongka ge-
zien werd en de vijand in het woud het krijgsgeschreeuw
aanhief, hield de Roy halt op een hoogte, van waar hij de
versterking op 400 pas van den anderen oever duidelijk kon
waarnemen, en koos een geschikte stelling voor den mortier uit.
Inmiddels geraakte de kolonne van Vloten bij den op-
roarsch landwaarts in al dadelijk in gevecht met vijan-
delijke tirailieurs, die zich in het bosch hadden opgesteld
en vurende naar de versterking terugtrokken. Debouche-
reode op een afgebranden ladang met omgekapte boomstam-
men bedekt, zag men geen vijand meer; uit de bentingviel
geen enkel schot. Du Puy vond hier een zeer gunstige
stelling voor de houwitsers en mortieren, en liet eenige wor-
pen en kartetsschoten doen. In den waan verkeerende dat
de benting niet sterk bezet was, besloot van Vloten onmid-
delijk een storm te wagen. Hij stelt zich zelf aan het
hoofd van een stormpeloton en rukt, met Beeckman en Perk
aan zijn zijde , vooruit. Op 40 pas van de benting bij een
bamboeboschje gekomen, wordt bij opgehouden door een
zware randjoebeplanting ; nu opent de vijand een levendig
geweer- en lillavuur. Van Vloten valt doodelijk getroffen
in de armen zijner makkers en wordt achteruit gedragen;
een driewerf hoera gaat uit de benting op. Ook de kolonne
der Pagattanners , die meer links naar boven is gestormd.
Digitized by VjOOQIC
100
wordt door menigvuldige terreinhinderaissen in haar vaart
gestuit en moet met verlies van 4 dooden en 7 gekwetsten
terugtrekken.
De Roy van Zuidewijn geen bevelen ontvangende en de gele*
genheid schoon ziende om uit zijne stelling aan den anderen oe-
ver de benting met vrucht te beschieten, liet een paar granaten
werpen en door eenige scherpschutters vuren op de binnen-
ruimte, waar men de verdedigers duidelijk zag heen en weer
loopen. Om elf uur bragt een ordonnance van den kom-
mandant hem het bevel om op den regteroever over te
gaan, en weinige oogenblikken daarna kwam een tweede
ordonnance hem den last overbrengen om met den meesten
spoed het kommando der troepen over te nemen. De Roy
beval Tihon met de kolonne te volgen en ijlde vooruit naar
den overkant, doch vond van Vloten reeds stervende. Be-
velen kon hij niet meer geven; hij kon alleen de Roy de
hand drukken en stamelen: )zeg aan majoor Yerspijck dat
ik als een braaf soldaat gevallen ben." Inderdaad van
Vloten stierf als een braaf soldaat; zijne laatste woorden:
>Soldaten, houdt u flink!" met verheffing van stem uitge-
roepen, waren woorden van aansporing tot pligtsbetrachting.
Ten einde een tweede bestorming voor te bereiden, ging
de Roy zich van de opstelling der troepen overtuigen. Du
Puy bevond zich op dezelfde plaats; het geschut had de
beste uitwerking, want in het voorgelegen bastion was reeds
min of meer bres geschoten; ongelukkig bleven er nog
slechts weinig schoten voorhanden en moest daarmede spaar-
zaam te werk worden gegaan. In de nabijheid had Labaar
zijne manschappen en tirailleur achter boomen geplaatst
en onderhield het geweervuur op de benting; daar de vij-
and zich alleen voor de schietgaten vertoonde wanneer hij
een zeker schot dacht te hebben , had dit vuur echter wei-
nig uitwerking. De versterking aan de noord- en westzijde
van meer nabij verkennende, ontdekte de Roy een goed
Digitized by VjOOQIC
THE NEW YOKK
PUBLIC LBI<A«Y
ASTOK. LENOX AND
TILDEN FOUNDATIONS
Digitizedby Google
CCALatt
©® H J01
Digitized by VjOOQIC
kta^
L
r
^
-.
1
1
HP^^^^H
^
x^^^^^^F^ ^Mr*!^?
^^VJ
•
H^^^HHp
1
L.
^^^^^^^^^^^^^^^^ " "-■^■jJ^B^^^^^hflfc^^^L 4B^I
.,,^
r
E^
^^J^^^^fefe. "-^
^yi^k
1
r*»**5r ,,ijt| J^ -^^I 3
t^^^Br^'^*' ^
1
^
jQbI. ]w^^' , ^^^^^* fc. ^ ■ '^
pn-^yi^
^
^^^sS^
:^^
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^M
i
u^^dmltlin HlSmiU 1
mK^,
é
^^^ M
c„*J
TU>' tti.^'» '**>'^^
p5ïUCU3«A«^
AND
,-?»"■;»?.»•
Itiloen
Digitized by VjOOQIC
191
pad dat van de benting in noordelijke rigting naar een klein
riviertje liep; hij zag tegelijkertijd dat er aan den voet van den
heuvel Tongka gelegenheid was om een kolonne buiten het vuur
der benting te verzamelen en van daar een stormaanval te
beproeven. Van een begraafplaats liep ook een pad naar
hel uiteinde der westelijke face; en hoewel dat pad met
randjoe's was beplant, kon het evenwel niet als een onover-
komelijke hindernis aangemerkt worden. Het overige ter-
rein om de benting was met verhakkingen, met gewone en
buikrandjoe's , zoo goed als stormvrij gemaakt.
Schade van Westrum was bij het begin van het gevecht
met 23 bajonetten door van Vloten uitgezonden om Goenong
Tongka om te trekken en zich op den weg naar Teweh
te posteren; reeds had hij berigt dat hij een bedekte
stelling had ingenomen, waardoor elke vijand die uit
de benting vlugtte hem noodwendig in handen moest val-
len. Met een man der bezetting was dat reeds het geval
geweest; de zoon van het Hoofd van Teweh was neerge-
legd.
Het mislukken der eerste bestorming en vooral het sneu-
velen van den kommandant had zijn gewonen invloed op
het moreel der troepen niet gemist. Om die reden en om
dat het aantal troepen op de bergvlakte aanwezig, te gering
was om er met kans van slagen een tweeden aanval mede
te wagen, achtte de Roy het noodzakelijk de aankomst der
kolonne van den linkeroever af te wachten.
Tegen 1 uur, toen Tihon met de voorwacht op het ter-
rein aankwam, werd hem dadelijk een gedekte stelling aan-
gewezen, waarbij zich Vetter met het overige gedeelte weldra
hij hem aansloot. — Labaar kreeg last om 10 man tot dekking
van het geschut achter te laten, de rest van de kolonne van
Violen te verzamelen, zich daarmede te begeven naar den
weg die langs de begraafplaats liep, d&&r een bedekte stel-
ling in te nemen en het signaal tot stormen af te wachten. —
Digitized by VjOOQIC
192
Beeckman werd opgedragen den radja van Pagattan aan te
sporen zijne troepen gezamenlijk met de onzen te doen
stormloopen. Na een langdurige beraadslaging werd dit
aangenomen; een gedeelte van het korps Pagaltanners voegde
zich bij de kolonne Labaar en de rest posteerde zich in bel
bosch, nabij de kolonne Tihon. Beeckman gaf de verzeke-
ring dat de hulptroepen niet achter zouden blijven wanneer
de soldaten een goed voorbeeld gaven.
Tot voorbereiding van den aanval liet de Roy nog eenige
schoten en worpen doen en , toen er weder een granaat in
de benting viel, het stormsignaal blazen. Een luid hoerah
ging van de kolonne Tihon op; onverschrokken rukten de
flankeurs van het 7<^ balaillon naar boven , tegen het vuur
der benting; in weinige oogenblikken waren Vetter, Bac-
kerus en een tiental flankeurs reeds onder de benting,
en hakten een opening in de omheining die hen van de boord-
palissadering scheidde. Yan de kolonne Labaar zag of hoorde
men echter niets; zij bleef onbewegelijk in hare stelling:
en de hulptroepen weigerden te stormen als de soldaten niet
voorgingen. Vetter niet ondersteund wordende, kreeg de
geheele bezetting tegen zich, daar de verdedigers van de
westelijke face, geen aanvalskolonne ziende opdagen, hunne
makkers op de noordface gingen versterken.
Het vuur werd heviger; om beter te treffen kropen de
verdedigers op de borstweringen. De stelling der onzen
werd onhoudbaar. Vetter moest terug gaan met verlies
vtn een doode, den sergeant-majoor Abderhalden, en vier
gekwetsten.
Nu was de Roy verpligt voor heden althans aan geen aan-
val meer te denken , doch te trachten zijne troepen zoo-
danig te plaatsen dat de benting gedeeltelijk omsingeld was.
Tot dat einde ontving Labaar, wien 't niet gelukt was zijne
manschappen vooruit te krijgen , last om eenige posten
uit te zetten, in dier voege dat hij regts met de rivier
Digitized by VjOOQIC
193
en links met de schildwachten op het plateau in verbin-
ding bleef. Tihon moest zijne stelling in het boschje be-
waren en gadeslaan wat in de benting voorviel. Het de-
tachement aan de rivier werd op 30 man gebragt, en de
vivres aan den oever onder een afdak opgeborgen. Een 60tal
manschappen ontbrak op het appel; en daar de geringe
magt van Schade van Westrum niet versterkt kon worden,
liet de Roy dat detachement bij zich aansluiten. De Pagat-
tanners kregen een opstelling aan den linker-vleugel. De
posten behoorlijk uitgezet, hadden consigne om bij de min-
ste beweging in de benting vuur te geven en onmiddelijk
rapport te maken.
Het was de Roy een onaangename tijding te vernemen,
dat het overschot der artillerie-munitie zich bepaalde lot 2
granaten en A kartetsen, en dat door een noodlottige ver-
gissing vergeten was de reserve-slaghoedjes van het bivak
Hogendorp mede te voeren. Tot herstel van dit verzuim
liet hij onmiddelijk een praauw in gereedheid brengen en
een korporaal der artillerie met 4 flankeurs naar het bivak
Hogendorp vertrekken, met last nog dienzelfden nacht naar
Tongka terug te keeren. In het gebrek aan munitie voor
het geschut was zoo spoedig niet te voorzien; mogt een
derden aanval op den volgenden dag niet gelukken, dan
wilde de Roy voor de benting blijven, die insluiten en
den nieuwen voorraad munitie en vivres afwachleij, die
Du Puy met een detachement van de Celebes zou gaan halen.
Tegen 6} uur liet Tihon door een korporaal en een sol-
daat rapporteren dat hij uit zijne stelling teruggetrokken
was. Kort daarop kwam Tihon zelf mededeelen dat hij het
raadzaam had geoordeeld ziju detachement (sterk 28 Euro-
peanen en 22 inlanders) niet bloot te stellen aan insluiting
of afsnijding, daar zijne schildwachten berigt hadden dat
de vijand uit de benting liep.
Een half uur later meldde zich een Sihonger aan, die daags
II. 13
Digitized by VjOOQIC
194
te voren uit de benting ontvlugt was. H ij gaf de volgende
belangrijke raededeelingen : A.ntassari, goesti Oemar, toni-
monggong Soerapali met zijne drie zonen en verscheidene
andere Hoofden bevonden zich in de versterking. Gedurende^
den opmarsch der kolonne had Antassari zelf de punten
aangewezen die verdedigd moesten worden, en was ook te
Pelarie tegenwoordig geweest. De bezetting van goenong
Tongka bestond uit 1000 weerbare mannen, waarvan min-
stens 100 met geweren gewapend; verder beschikte zij over
15 lilla's, een aantal donderbussen, twee vaatjes buskruid en
een voorraad rijst voor twee of drie dagen. In een der menig-
vuldige grotten aan de Teweh, voor onze troepen bijna on-
toegankelijk, had Antassari bij voorbaat een verblijf laten ge-
reed maken, om daarop terug te trekken indien hij zijne stel-
ling te goenong Tongka moest opgeven. — Een tweede Sihonger
die tegelijk met Antassari uit Tongka ontvlugtte, deelde later
mede, dat Antassari aanvankelijk zijne krijgsknechten ver-
zekerd had dat de benting voor de blanken onneembaar was,
daar alle goede geesten met hem waren. Toen de kolonne
van Vloten voor Tongka was gekomen en het artillerievuur
opende, had Antassari zich evenwel willen verwijderen en
de verdediging der benting aan zijne onderhoorigen overla-
ten; doch de andere Hoofden hadden zich daartegen verzet,
onder bedreiging dat zij zijn voorbeeld zouden volgen. Daar-
door was er stand gehouden tot den avond , toen Antassari
verklaarde het niet meer te kunnen volhouden en met zijn
gevolg de vlugt nam.
Ten einde de kolonne Labaar den volgenden dag de be-
storming gemakkelijk te maken, nam de Roy het vrijwillige
aanbod van vier kettinggangers aan, om de randjoe's op te
ruimen in het pad dat langs het dayaksche graf naar de
benting liep. Om 9} uur uitgezonden, kwamen zij tegen 2
uur na middernacht met een grooten bundel randjoe*s lerug
en berigtten dat de benting niet verlaten was. Voor ieder
Digitized by VjOOQIC
195
schielgat stond een schildwacht op post ; de bezetting hield zich
zoo stil mogelijk; alleen van nabij hoorde men het gejoel van
een menigte stemmen, en het gebeden prevelen der priesters.
Den geheelen nacht regende het vrij hevig; geen enkel
schot stoorde overigens de rust; aan de westelijke face zag
men nu en dan lichten bewegen.
Vroeg in den morgen liet de Roy de troepen aantreden.
De kolonne Labaar bleef in de stelling, waarin zij den nacht
had doorgebragt. Een detachement van 25 man werd op
den linkeroever geplaatst ; een ander van gelijke sterkte op
het punt van waar Tihon 's avonds was teruggetrokken; ter-
wijl de Pagattanners bevel kregen zich onder leiding van
Beeckman en Schade van Westrum te plaatsen op den weg
naar Teweh.
Reeds waren de troepen in opmarsch, toen het bleek dat
alle verdere bewegingen overbodig waren. Dij het eerste dag-
licht namelijk hadden eenige inlandsche soldaten van Labaar
bespeurd dat de benting verlaten was ; een patrouille ter ver-
kenning derwaarts gezonden , vond de deur aan de westzijde
open en drong naar binnen. De bezetting had juist den allogt
geblazen. Eenige palissaden aan de oostzijde uit den grond
genomen, vormden de opening waardoor zij ongezien den weg
naar Teweh had kunnen bereiken.
Weinige oogenblikken nadat er soldaten op de borstwering
gezien waren , was de benting opgepropt met troepen. De
Pagattanners hieven een oorverdoovend geschreeuw aan en
gaven zich dadelijk aan plundering over.
De versterking bestond uit een onregelmatigen , gebastion-
neerden vierhoek, waarvan de Z. en 0. facen 7,0 en 60 pas,
de 0. en W. facen 50 en 45 passen lang waren. Achter de
4.50 el hooge palissadering bevond zich, op een hoogte van
3 el, een doorloopend banket. Een tweede rij palissaden,
aan den voet van dat banket geplaatst, vormde met de eerste
het ligchaam der borstwering, daar de tusschenruimte met
Digitized by VjOOQIC
196
horizontaal liggende bamboe's was aangevuld. Hel gedeelte
boven het banket had men met roltan's versterkt. Om de
bènting was een omheining aangebragt van twee rijen palis-
saden op een onderlingen afstand van± 3 el van elkander ge-
plaatst, waar lusschen buik- en gewone randjoe's geplant wa-
ren. In de beuling stond slechts een enkel op palen gebouwd
huis , ongeveer 38 pas lang en 26 pas breed, met sirappen dak,
van binnen goed bewerkt, en in verschillende kamers ver-
deeld, liet vertrek waarin Antassari zijne vergaderingen
hield, bevatte een troon met drie trappen. In de binnenruimte
vond men een tienlal smoorkuilen met water gevuld, elk
voorzien van twee zwabbers ; aan den voet der borstwering
stonden tonnen met waler , waarin groote bamboe-spuilen
waren geplaatst. Bovendien waren vier groote praauwen
met drinkwater , een aantal manden met rijst gevuld.
Uit hetgeen de bezetting achterliet, bleek de overhaasting
harer vlugt. Drie lijken lagen nog onbegraven ; in een er van
herkende men het vroegere Hoofd van Pakoe. Elf lilla's van
verschillend kaliber stonden , een voet boven den bega-
nen grond, zoodanig in batterij dat zij een kruisvuur op de
toegangen maakten. Een groote scheepskijker was op het
bastion geplaatst en gesteld in de rigting van onze stelling.
Behalve twee donderbussen en een zeer groot aantal lansen,
ontdekte men nog onder het huis een mand gevuld met
projectilen van verschillend kaliber, en 20 kardoezen (waar-
schijnlijk afkomstig van de Onrust). Onder de vele voorwer-
pen , als kleedingstukken , borden , schrijftrommels , die in
Anlassari's vertrekken aangetroffen werden, merkte men ook
een groote scheepslantaarn op.
Overal ontwaarde men de vernielende uitwerking van ons
vuur, nergens een kogelvrije plaats; het huis was doorboord
van granaten; geheele stijlen waren verbrijzeld, aan den
trap sporen van bloed zigtbaar; de vijand moest groote ver-
liezen geleden hebben.
Digitized by VjOOQIC
197
Terwijl de Pagattanners naar hartelust roorden en plun-
derden, zag men de eenvoudige Sihongers onder leidingvan
Soeta Ono bezig aan het te water brengen van elf zeer
groote djoekongs. Ten einde de hulptroepen niet langer
in de benting te houden dan noodig was , gaf de Roy toe
aan het dringend verlangen van den radja van Pagattan om
het huis in brand te steken. Onder het gejuich der woeste
bende, sloegen spoedig de vlammen omhoog; een bepaald
aantal kettinggangers droeg zorg, dat de brand niet eindigde
voordat de geheele borstwering door het vuur verteerd was.
Buiten de versterking stonden de troepen weder aange-
treden ; geen man ontbrak nu op het appèl ; de geheele ko-
lonne bragt de laatste eerbewijzen aan het overschot van
Tan Vloten, dat onder het knetteren der vlammen van het
veroverde Tongka, plegtig ter aarde besteld werd. Daarna
werd op den top des heuvels het bivak betrokken , werden
posten uitgezet en patrouilles uitgezonden. Daar men van
het Koeteinesche leger niets vernam, werd den volgenden
dag (10 November) den terugmarsch begonnen.
Antassari's slrijdbenden verspreidden zich na den val van
Tongka op nieuw. Antassari's willekeur moede en overtuigd
van zijn onmagt, zocht ieder een goed heenkomen. Menig-
een bereikte echter zijn woonplaats niet meer; zonder leef-
logt dwaalden de ongelukkigen door de wouden, velen stier-
ven van gebrek en uitputting. De Hoorden zelfs betwistten
elkander op het leven af, een eetbaren wilden stronk.
De verdrijving van Antassari uil G. Tongka, dat geduchte,
onbereikbare G. Tongka, waarheen reeds drie vergeefsche togten
ondernomen waren, mogt met regt een zeer belangrijke ge-
beurtenis heeten. De val der onneembaar genoemde sterkte
in het onbekende gebied van Antassari, maakte ongetwijfeld
diepen indruk op de Dayaksche stammen, die nog in den
waan verkeerden dat men de magt der Hollanders diep
in het binnenland kon weerstaan; de onderwerping in het
Digitized by VjOOQIC
198
zuiden begonnen, beloofde daardoor ook in de noordelijke ge-
westen meer algemeen te worden. Was Antassari's nederlaag
dus uit een staatkundig oogpunt van het grootste gewigt, —
als wapenfeit blonk evenwel de togt naar 6. Tongka meer uit
door de stoutheid en volharding gedurende den opmarsch, dan
door de taktische handelingen op de kampplaats zelve en door
den uitslag van het gevecht. Moeten wij hulde brengen aan de
verdiensten van den aanvoerder, die met een ziek ligchaam
nog zooveel geestkracht aan den dag legde in het volvoeren
van zijn ongeloofelijk zware taak, gedurende dien dagen langen
marsch in een geheel onbekend land, — te veel vermetelheid
merken wij op in zijne handelingen , toen hij eindelijk het
doel nabij was. De naam van Tongka toch was sedert vele
maanden op aller lippen ; het verdedigingsvermogen der ver-
sterking, het aantal strijders onder den gevreesden pangerang
Antassari en den beruchten tommonggong Soerapati daar
vereenigd, waren door valsche berigten, door de gewone
overdrijving fabelachtig groot geworden, hadden in de verbeel-
ding der inlanders reuzenvormen aangenomen; de inspan-
ning die het gekost had om tot Tongka door te dringen,
de vermoeijenissen die doorgestaan waren en de uitputting
waartoe men van lieverlede geraakt was, droegen het hunne
bij om den man bijzonder vatbaar te maken voor nadeelige
indrukken. Op die gronden, ook om goede vruchten van
de onderneming te plukken, om de les gevoelig voor den
vijand, den uitslag schitterend voor ons te maken, ware het
raadzaam geweest met alle middelen die ons ten dienste
stonden, met alle kracht de benting aan te vallen. De ontij-
dige bestorming der benting met een gedeelte slechts der
beschikbare magl, terwijl de kolonne de Roy zich nog op den
linkeroever bevond, was een dier roekelooze daden die alleen
door het gelukken gereglvaardigd worden. De mislukking
daarvan, de dood vooral van den dapperen aanvoerder werkten
allemadeeligst op het moreel des soldaats, en op dat der tal-
Digitized by VjOOQIC
199
rijke ongedisciplineerde hulptroepen. De goede maatregelen
daarna door de Roy genomen, het beleid door hem aan den
dag gelegd, konden dien indruk niet geheel wegnemen.
Wij zagen het aan de weigering tot stormloopen van een
kolonne, aan het verlaten harer stelling van een andere,
aan het verdwijnen uit de gelederen van een aantal soldaten.
Dat de chef eener expeditie zich reeds dadelijk aan het hoofd
der stormkolonne plaatst, verdient evenmin goedkeuring als
dat de kommandant van een stormkolonne, bij weigering
zijner manschappen, nalaat des noods alléén op de borst-
wering af te gaan. Het overdrevene denkbeeld dat bij de
kolonne heerschte omtrent de sterkte des vijands, werkte
even nadeelig op den goeden uitslag, als de geringschatting,
de overmoed van den aanvoerder. Ofschoon men nu binnen
U uren tijds met gering verlies meester van de stelling
werd, bij een juister toepassing der taktische beginselen,
zou de overwinning zeker luisterrijker geweest, zouden pan-
gerang Antassari en tommonggong Soerapati welligt in onze
handen gevallen zijn.
De expeditionaire magt werd te Mengkatip weder ontbon-
den. Tot belooning voor de verleende hulp, werd het land-
schap Koesan bij het rijk van den radja van Pagatlan gevoegd,
terwijl den pangerang Mak Tata het bestuur over Baloe
Liljin werd opgedragen. Pangerang Abdoel Kadir, vroeger
Hoofd van Koesan, Batoe Litjin en LautPoeloe, behield alleen
het bestuur over Laut Poeloe.
Als een gevolg der herhaalde bevelen van den resident ,
of nog waarschijnlijker door de onderwerping van Lehman ,
die de schaal ten nadeele van de partij des opstands deed
overhellen, kwam (1 December) de vorst van Tjingal , Me-
noengoel en Bangkalaan met een honderdtal volgelingen ter
hoofdplaats aan , en stelde zich ter beschikking van het be-
stuur. Yan zijn oprukken tegen Hidayat was niets gekomen;
hij gaf voor getracht te hebben Hidayat tot zich te lokken
Digitized by VjOOQIC
200
door te beloven hem gelegenheid tot ontvlugten te geven ,
doch van plan geweest te zijn hem gevangen te nemen. Ui-
dayat had echter zijn voornemen doorgrond. De daartoe
betrekkelijke briefwisseling werd den resident aangeboden.
Ook het Hoofd van Tjantong kwam zijn opwachting te
Bandjer maken en vernam uit den mond van den resident
dat de sluikhandel in wapens en munitie door zijne onder-
danen met onze vijanden gedreven, het bestuur niet onbe-
kend was. De Vorst ontkende daaraan deel genomen te
hebben en beloofde voortaan de voorschriften van de rege-
ring gelrouw te zullen nakomen. — Van Passir ontving
men geen nadere 'tijdingen.
Een aantal Hoofden der Boven-Kapoeas kwam te Bandjer
den eed van trouw afleggen in handen van den resident. De
stand der zaken in die afdeeling was zeer gunstig.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK Xll.
ONDERNEMING TBGKN BBNOKA LAWAS. — GEVECHT TB DJATOU.—
BBRIGTEN OMTRENT HIDAYAT. — DE ORANG BEAMAttL TE HAM-
PANG. — GEVECHTEN TE KRIA WADJAJA BEPINTOE. — BERIG-
TBN VAN DEMANG LEHMAN. — CONTROLEUR FüIJCK TB
MARGASARIE VERMOORD. — ONDERGANG DER PATROUILLE
CROES. — PANGERANG MOEDA BIEDT ZIJNE DIENSTEN
AAN, — TERUGKEER VAN LEHMAN. — VRIJGELEIDB
VOOR HIDAYAT. —
Zeer uiteenloopend waren de berigten die kapitein van Lan-
gen, kommandant der mobiele kolonne te Kaloewa, naar Amoen-
Ihay zond. Nu eens stond er een groole magt, niet minder
dan 1000 man en 200 Dayaks van den stam Ot-Danom ,
gereed om onze posten aan te vallen, dan weder trok de
vijand angstig in de wildernis terug. Een praauw , waarmede
de i^ luitenant Meis en onderadjudant Vogel wegens ziekte
naar Amoenthay werden vervoerd, werd tusschen S. Anjer en
S. Doerian beschoten. De adjudant-onderofficier Rosenberg,
den 40*° December op patrouille naar Tandjong, sloeg een
bende uit elkander die juist de rivier overtrok, en bragt
haar eenige gewonden toe. Twee dagen later wilde de
vijand te Benoea Ranlau een benting oprigten, doch werd
Digitized by
Google
202
daarin door het kampongsvolk verhinderd. De vrees der goed-
gezinde bevolking voor den steeds overmoedigen vijand nam
echter steeds toe.
Zoodra het water begon te vallen en het terrein in den
omtrek van Amoenlhay min of meer begaanbaar werd , rukte
de Veer de Rochemont uit om den vijand van Benoea
La was te verdrijven. Gedurende den hoogen waterstand had
deze zijne stelling met een aantal verschansiogen versterkt
en nu en dan strooptogten in den omtrek gemaakt. Alle
vroegere pogingen in het werk gesteld om Benoea Lawaste
naderen, waren mislukt ; op een uur afslands van de plaats gin-
gen de soldaten reeds tot aan de borst in het water. Volgens
de berigten bedroeg het aantal vijanden meer dan 1000 man.
Den 13®" December wilde de Veer de Rochemont met eenige
troepen naar Kaloewa gaan om aldaar twee kolonnes van 70 en
80 bajonetten zamen te stellen, zoo mogelijk elk van een kanon of
houwitser en van een mortier voorzien. Van Langen zou met de
eene over Benoea Rantau, de Veer met de tweede langs soengej
Anjer naar Benoea Lawas oprukken ; terwijl uit Amoenthay
een derde kolonne , ook 70 bajonetten sterk , onder kapitein
van Bennekom langs den binnenweg de vijandelijke stelling
zou naderen. Daar echter de stoomsleper van Os, den 12«°
met troepen naar Lampehon gezonden , bij kampong Selas-
sie op een onderwater liggenden boom was vast blijven zitten,
en behalve de Linganesche hulptroepen alle beschikbare ket-
tinggangers derwaarts gezonden moesten worden, kon de
voorgenomen togt op den bepaalden dag niet doorgaan. Den
14en raakte de van Os evenwel los en begaf de Veer zich
daarop naar Kaloewa.
Van Pringin kwamen intusschen berigten in, dat goesti
Masoed, Antassari's zoon, met 800 man die plaats bedreig-
de; terwijl van Moeara Ayoe gemeld werd dat de tommong-
gongs Stagapali, Ma-Koeniji en Ma-Pantji met eenigvolk uit
Doesoen waren gekomen om beratip-beamaalvergaderingen
Digitized by VjOOQIC
203
te houden. De Veer nam wel eenige maatregelen van voor-
zorg, doch liet zich van den voorgenomen togt naarBenoea
Lawas niet terug houden.
Den 15*^" rukten de drie kolonnes tegen Benoea Lawas op.
Den loop der soengej Anjer volgende, ruimde de kolonne
de Veer eerst twee versperringen in de rivier op, en bleef
daarna in het gezigt der vijandelijke stelling stand houden,
tot dat een der kolonnes die in de flanken moesten debou-
cheren , zou aangekomen zijn. De vijand begon te schelden,
en de troepen uit te dagen. ^Blanda takot" (de Hollanders
durven niet) klonk het gedurig van de borstwering.
Dat de troepen wel durfden, ontdekte hij spoedig, toen
tegen HJ uur het geschut van de kolonne van Langen zich
liet hooren, en dadelijk een stormaanval volgde waardoor
twee veldwerken in onze handen vielen. De Rocliemont
rukte nu ook op, en bragt door een wel gerigt kartets- en
geweervuur den vlugtenden vijand veel verlies toe. De kolonne
van Bennekom was inmiddels in de regterzijde der positie
gekomen en ving de vlugtenden aan dien kant op. Naar alle
riglingen uiteen stuivende, met dooden en gekwetsten beladen,
liet de vijand de troepen meester van het slagveld. Tien
lijken, twee gevangenen, een aantal vaandels, geweren, don-
derbussen , lilla's , lansen en klewangs vielen den onzen in han-
den. De overwinning was volkomen.
Terwijl de troepen de vijandelijke stelling bezetten, kwam
een vijandelijk Hoofd, tommonggong Raksa Negara, met eenige
volgelingen op zijne schreden terug om de handelingen derko-
onne te bespieden, liet gelukte den onder-adjudant Busscher
met eenige bajonetten hem te achterhalen, om te gaan en te
dooden. De missigit door medewerking van den w**. regent ver-
sterkt zijnde, werd door van Langen met 90 bajonetten en een
3ponder bezet, terwijl de Rochemont en van Bennekom langs
twee wegen doormarcheerden naar soengej Doerian, waar
een tweede versterkte positie bezet was. Van Bennekom
Digitized by VjOOQIC
204
viel de linkerflank aan , en joeg de bezetting in de armen
van de Rochemont; ook hier was het pleit spoedig beslist,
en nadat de versterkingen met den grond waren gelijk ge-
maakt, werd de terugmarsch naar Amoenthay aangenomen.
Dit gevecht kostte ons slechts vijf gewonden.
Den 15*° 's avonds was von Ende met 50 man van
Tameang Layang opgerukt, had over Kamoes den weg naar
Kaloewa ingeslagen, en zich op twee uren afstands van
Benoea Lawas in hinderlaag gelegd om den vluglendea vij-
and op het lijf te vallen. Hij wachtte echter te vergeefs;
de vijand waagde zich niet meer op de wegeiv
's Anderen daags rukte van Bennekom met 80 bajonetten
naar Benoea Lawas, om naar omstandigheden in de rigting
van Pringin of van Tabalong te opereren. De val van Benoea
Lawas waarbij panghoeloe Abdoel Rasid — de dweepziekste
leider der beratip's — het leven liet, had evenwel zoo groote
verslagenheid Ie weeg gebragt, dat nergens meer van beratip-
vergaderingen of van troepenvereenigingen vernomen werd.
Van Langen ontmoette den 47«^" op een verkenning naar
Pringin een bende Viin 60 muitelingcn, die dadelijk op de
vlugt werd geslagen, 's Anderen daags drong de dd. of-
ficier Vogel door tot het meer van Doerian, zonder eenige
ontmoeting. De bewoners van Kaloewa , Benoea Lawas en na-
burige kampongs, die misschien gedwongen waren een dub-
belzinnige rol te spelen, kwamen weder vergiffenis smeeken
en beloofden trouw aan het gouvernement — Op een berigt dat
er zich vijanden te Mangkoesin ophielden , marcheerde de
kolonne van Bennekom den 21 «" van Tandjong derwaarts.
Daar vernam hij dat de bende op Palawanang was terug-
getrokken. Zijn marsch voortzettende hoorde hij weldra in
de verte het bekende Ilhallah. Niet onbemerkt kunnende
naderen, zag hij de biddenden op de vlugt slaan , en joeg
hen een kartets achterna , waardoor een man sneuvelde
wiens lijk in zijne handen viel. Den ^3"^ rukte de mobiele
Digitized by VjOOQIC
205
kolonne van Benoea Lawas in; een langer verblijf der ver-
moeide troepen in die moerassige streek zou het groot aan-
tal zieken slechts doen toenemen. De Linganezen en de
hulptroepen van den w**. regent namen hunne plaats in.
Het beratip beamaal drong door in de afdeeling AUei ; al-
thans een dweepzieke bende van 200 man poogde het te ver-
breiden en viel in den kampong Djatoh. Toen van der Heijden
hiervan omstreeks 10 uur in den morgen van 5 December
kennis kreeg, spoedde hij zich derwaarts aan het hoofd van
50 bajonetten onder, de dd. officieren Koch en van Halderen
en een berghouwitser , bij ontstentenis van arlilleristen door
den korporaal der infanterie Smit en twee flankeurs bediend.
Anderhalf uur later werd hij in de nabijheid van Djatoh
met geweren beschoten, waarna een drom van ruim 200 in
het wit gekleede beratip's uit een peperbosch te voor-
schijn traden. Aangevoerd door een jeugdig Hoofd, dat zich
door gele kleeding en witten tulband van de menigte onder-
scheidde, naderde de bende, biddende , tandakkende en
met lans en klewang zwaaijende, tot op 40 pas van de
kolonne, die een langwerpig carré gevormd had met den
houwitser aan de frontzljde. Het vuur door van der Heijden
bevolen, velde menig vijand, maar hield de anderen niet
terug. Steeds tandakkende en biddende, drongen zij door
tot op 10 pas van het carré; de houwitser was weder
geladen. >Vuur" klonk het nog eens uit den mond van
den kommandant; maar èn het pijpje van den houwitser én
een aantal geweren weigerden. Eenige vijanden komen nu
over den houwitser binnen het carré ; de aanvoerder in het
geel vooraan. Korporaal Smit krijgt een lanssteek op het
oogenblik dat hij de lading op nieuw aanzet; van Halderen
doodelijk getroffen (1) valt onder twee klewangslagen, bij
het opzetten van een nieuw pijpje. De pistool van van
(1) Hij overleed den 26eu December in het Teld-hospitnal.
Digitized by VjOOQIC
1^06
der Heijden weigert ook, toen hij het Hoofd wil neerschie-
ten. Dat kloeke Hoofd dringt op hem in en heeft de punt
der lans reeds op zijn borst. Koch springt toe, weert met
de sabel den stoot af, maar stort zelf met lans en kris
doorboord, doodelijk getroffen neder. Flankeur Wuthrich
velt den aanvoerder in 't geel; allen die in het carré zijn
gedrongen, hebben 't met hun leven geboet. De manschap-
pen hebben als een rots gestaan, en de aanvallers afgeweerd.
Zoodra het Hoofd is gevallen, kiezen de overigen het hazenpad;
ZLj slepen een aantal lijken met zich in de struiken. Yan der
Heijden telt vijf zwaargewonden, waarvan er drie later over-
leden; ook Koch bezweek aan zijne wonden en stierf in de
armen van zijn kapitein dien hij het leven redde.
Van der Heijden zendt een inlander naar Barabei-ie met
schrillelijken last om eenige versterking naar Djatoh te zen-
den; hij herinnert zijne braven aan hun pligt om den hou-
witser tot den laatsten man te verdedigen wanneer men an-
dermaal handgemeen mogt worden, en vervolgt digt opge-
sloten den marsch naar de missigit, die sterk bezet heette
en nog genomen moest worden. Aan de woning van den pem-
bekkel gekomen, wordt positie genomen; daar wijdt men
de noodige zorgen aan de gewonden en wacht men de ver-
sterking af.
Spoedig kwam de Reussy met 20 bajonetten aan; de mis-
sigit werd nu verkend, doch geen vijand meer gevonden.
Een tal van bloedsporen dat overal den grond kleurde, was
alles wat de vijand had achtergelaten. Kampong Djatoh werd
nog gedurende twee dagen bezet, waardoor de bevolking te-
rugkwam en de orde en rust althans schijnbaar wederkeerden.
Den 8*^" vernam men dat te kampong Paya Ketjiel, in een
afgezonderd huis, een beratip-vergadering werd gehouden.
De 1® luitenant Strengaerts met 50 bajonetten en een hou-
witser, en de 1*" luitenant Voogt met 4-0 bajonetten gingen
legen 2} uur reeds op marsch en poogden langs verschil-
Digitized by VjOOQIC
207
lende wegen dien kampong te bereiken. Strengaerts kwam
over Rantau om 6} uur te Bakon, waar hij vernam dat
Paya Ketjiel nog een uur gaans verwijderd was; hij besloot
den vijand tegen het aanbreken van den dag te overvallen.
Toen de maan was ondergegaan, zond hij een sluippatrouille
uit, die rapporteerde dat Paya-Ketjiel uit één huis bestond.
Den volgenden morgen werd de woning omsingeld en ver-
laten gevonden. Op den terugmarsch zag men een paar in-
landers met witte tulbanden, waarvan er een met gevelde
lans op de spits afkwam en neêrgjelegd werd.
Voogt kwam tegen 61^ uur te Paya-Ketjiel, zag een twaalf-
tal gewapenden de vlugt nemen, nam daarop den terug-
marsch aan, en bereikte ten 8i uur weder de benting te
Barabei-ie.
Nabij Limpasso was den 34 «" Julij een onzer spionnen,
Raché genaamd , in handen van den vijand gevallen. Na vier
maanden gevangenschap wist hij te ontkomen, kwam den
40* December te Barabei-ie terug en gaf de volgende
belangrijke mededeelingen. Voor Hidayat gebragt, was hij
in het blok gesloten doch later daaruit ontslagen. Hidayat
bevond zich in de Riam Kiwa, op twee marschdagen afslands
van Pengaron. Thans was demang Lehman ook daar, om
hem tot onderwerping over te halen; hij prees de hande-
lingen van het bestuur en toonde gelden die hij ontvangen
had.
ïlk verlaat u niet, zou hij gezegd hebben, voor dat gij
>u onderworpen hebt; doet gij 't niet, dan breng ik desol-
ïdaten van het Nederlandsch gouvernement hier. Ik ga dan
waar AUei en zal Karta Negara mijn 42 Javaansche soldaten
Herugvragen; geeft hij die niet goedwillig terug, dan ont-
>hoofd ik hem."
Hidayat was ziekelijk, in lompen gekleed, en kon slechls
eenmaal per dag een weinig rijst te eten krijgen; met sayor
Digitized by VjOOQIC
208
van jonge bamboe werd zijn karig maal aangevuld. Hij leende
gaarne het oor aan de voorstellen van Lehman, dochpange-
rang Wiera, pangerang Kasoema Indra en andere Hoofden
hielden hem nog terug. Een aantal Hoofden en vrouwen van
de vorstelijke familie, waren ten gevolge der ontberingen
reeds bezweken. Raché gafhunne namen op. Pangerang Amin
Oelah had aan Hidayat geschreven dat Karta Negara een sterke
benling te Penitie Biroe opgerigt en met moed verdedigd
had; toch hadden de soldaten er zich meester van gemaakt
en de bezetting nagenoeg geheel over de kling gejaagd. Het
bleek daaruit dat de strijd met de Hollanders niet vol te hou-
den was ; daarom wilde hij , Amin Oelah , zich eerlang ook
onderwerpen.
Te Benoea Soengey overviel Voogt met een 50tal bajo-
netten den 10*^° een aantal beratip's en joeg hen op de
vlugt. Drie inlanders met lans en klewang in de hand wer-
den afgemaakt; eenige door den vijand verwonde inlanders
ter verpleging naar Barabei-ie medegevoerd.
Van der Heijden lag den meesten ijver aan den dag ia
het opsporen en verdrijven der orang beamaal. Om het voort-
planten van het kwaad te voorkomen, hield hij de bevolking met
openbare werken bezig, en zond hij in verschillende rigtingen
spionnen uit om zekere berigten in te winnen omtrent het
verblijf en de plannen der geestdrijvers en naauwkeurig daar-
over ingelicht te worden. Het kampongshoofd Dirlja werd
opgedragen , hem met gewapende bevolkings-patrouilles
hierin behulpzaam te zijn.
Spoedig vernam men dat een bende beratip's tusschen
Ilong en Kapan vereenigd was en op Mendingin wilde af-
gaan. Strengaerts, die met 60 bajonetten en een houwit-
ser te Djaloh post hield , kreeg last onverwijld naar de aan-
gewezen plaats op te rukken. Te 2i uur (13 December)
komt hij in het gezigt van kampong Hampang; de gidsen
wijzen twee woningen aan die door beratip's bezet zijn.
Digitized by VjOOQIC
209
De voorwacht onder Voogt nadert daarop bedekt tot op 250
pas; zij hoort het verward geschreeuw der biddenden.
Een kartets vHegt door de huizen. Hierop volgt een ver-
vaarlijk rumoer; men ziet een tachtigtal inlanders naar buiten
rennen, twee minuten later links van de kolonne uit het
bosch deboucheren en geleid door acht voorvechters me't
witte hoofdtooisels, met gt3velde lans op de gelederen aan-
loepen. Hoewel door een tweede kartets eenigzins in de
vaart gestuit, dringen zij toch door en zijn reeds tot op
35 pas van het carré genaderd, toen een derde schot uit den
houwitser de twee laatste voorvechters in het stof doet bijten.
Nu komt men tot bezinning; men neemt de dooden en ge-
wonden op en wijkt terug, totdat een laatste schot die ach-
lerwaartsche beweging in een volkomen vlugt verandert.
De bende is regts en links uit elkander gestoven.
Strengaerls had reden tot tevredenheid; heldhaftig en be-
daard was de houding zijner soldaten, toen zij met geveld
geweer den aanval dier waanzinnigen afwachtten.
Ook te Pantey Hambawang, bleef de bezetting niet werke-
loos. Van Haaflen was den 12«^" met 30 bajonetten uitge-
rukt om verscheidene kampongs te bezoeken, doch had niets
vijandigs ontmoet. — In den avond van den 13^° bragt het
detachement (sterk iO bajonetten) dat den post van Ken*
dangan naar Negara dekte , een zwaargekwetste mede. Bij
Boerit Kayoe was het op versperringen gestooten en bescho-
ten geworden door inlanders, die zich achter palissaderingen
bedekt opgesteld hadden. Terstond werd de 1*" luitenant Gehne
met 30 bajonetten derwaarts gezonden, die de plaats echter
verlaten vond.
Karta Negara de heldhaftige verdediger van Penitie Biroe,
had zich ten tweeden male versterkt, en wachtte te Kria Widjaja
Bepintoe ongeduldig de komst onier troepen af. i
Van der Heijden liet hem niet lang wachten en marcheerde
II. U
Digitized by VjOOQIC
210
aan het hoofd eener kolonne van 115 bajonetten (officieren
Voogt , von Ende , de Jongh) , één mortier en één houwitser
den 15«» van Barabei-ie. Een tweede kolonne van Pantey
Hambawang, sterk 50 bajonetten en een mortier onder ka-
pitein Rödlich , vergezelde hem een gedeelte van den weg
tot aan Randjahan en ging verder alleen ovet goenong Djam-
boe om in den rug der vijandelijke stelling te komen,
terwijl van def^ Heijden die in front zoude naderen. Karta
Negara had thans een dominerend punt versterkt door
vier flêches, waarvan de faces 10 el lang, de keelen open
waren; een dier Werken had aarden wallen; het vijandelijk
vuur , in den aanvang zeer levendig , werd langzamerhand
door den houwitser en mortier tot zwijgen gebragt.
Hoewel twee granaten in de versterkingen sprongen, merkte
men op dat de kartetsen meer uitwerking schenen te hebben ;
na elk schot althans werd het uittartend archreeuwen en tieren
minder, en weldra zag men tegen de hellingen der onüig-
gende hoogten eenige in 't wit gekleede inlanders zich ver-
wijderen. Sergeant de Saubin werd daarop gelast met 20
bajonetten de rivier over te trekken. Zonder verlies vielen
drie veldwerken in onze handen ; bij de bestorming van het
vierde werk ging Yoogt zijne manschappen voor en werd
door een kogel in de wang gewond.
Karta Negara had geleerd door de bloedige les te Penitie
Biroe ontvangen. Zijne opene werken toonden duidelijk dat
hij zioh aan geen tweede msluiting meer waagde. Dat hij
hier zoo spoedig de verdediging zijner stelling opgaf, was
het gevolg der verischijning van de kolonne Rödlich in zijn
rug. Het lag ook niet in zijn plan den strijd nu voor goed
op te geven ; want naauwelijks hadden de troepen de werken
vernield en den terugmarsch aangenomen, of hij keerde met
zijne bende terug en wierp vijf anderen op met verschansin-
gen een halve el palissaden hooger daa de vorigen.
Den 19^ verliet van Haailen met 60 bajonetten en een mor-
Digitized by VjOOQIC
ni
lier onzen post te Pantey Hambawang om de geslechte werken
te Kria Widjaja Bepintoe in het oog te houden, en vond er
den vijand op nieuw gereed hem te ontvangen. Sergeant
van Leuven werd bij het verkennen door een kogel in de
borst getroffen. De voorwacht onder den dd. officier Kiezer
de stelling links latende omtrekken , gaf van Haaffen last
om granaten te werpen, en toen dit eenige wankeling te
weeg had gebragt , liet hij terstond tot de bestorming over-
gaan. De vijand zocht zijn heil in de vlugt. Onze troepen
nanien de werken in bezit, vernielden er twee en legerden
zich in de anderen, daar het noodig was dit punt eenige
dagen te bewaken, ten einde den omtrek te zuiveren en
te voorkomen dat de vijand er zich andermaal nestelde.
Na veelvuldige patrouilleringen die niets opleverden, keerde
het detachement naar Pantey Hambawang terug. Karta
Negara had de wijk genomen in de Dayaklanden van La-
boean Has.
In Amandit beschoot men bij voortduring den brievenpost ,
waardoor den &^ een inlandsch fuselier werd gewond. Ka-
pitein Gehne trok den i^*^», op aanwijzing van een kam-
pongshoofd, naar Goenong Madang, waar een rooverstroep
onder zekeren Saoel zich zoude ophouden; het gelukte hem ,
evenmin als den 46«» te Boerit Kajoe, dien te ontmoeten.
Twee dagen later overviel hij den muiteling Tagab Karna
en voerde uit diens woning vijf gevangenen mede; bijeen
paar volgende gelegenheden maakte hij zich van een aantal
wapens meester.
Verscheiden vermiste Sihongers van Schuak's kolonne
kwamen na den val van Tongka in hun land terug. Een
hunner, Soerong genaamd, bevestigde hetberigt dat Antassari,
Soerapati en andere Hoofden, uil vrees om ingesloten te
worden, 's avonds omstreeks 9 uur de benting van Tongka
Digitized by VjOOQIC
218
onlruimden. Anlassarl was de laatste geweest die de ben-
ting verliet. Twee andere Sihongers den l*^»» Dec. te Telang
aankomende, deelden mede dat op nadering der kolonne
van Vloten, Antassari hun gelast bad zijn buisgezin te ver-
gezellen naar Boeron, drie dagmarscben boven Tongka gele-
gen, en verder de wijk te nemen naar de Boven-Teweh.
Vreezende bun kampong nimmer terug te zien, waren
zij onlvlugt. De bevolking der noordelijke gewesten was
meer dan ooit geneigd tot onderwerping. Z. M. stoomschip
de Vecht werd (den 11*^°) de Barito opgezonden, om gedu-
rende een maand aan de mondingen der Teweb en Labay te
stationeren en te trachten zich in verbinding te stellen met
de kolonne de Bode en met het leger van den sultban van Koe-
tei. Eenige inlanders , die bloedverwanten in die streken bad-
den en er bekend waren, bevonden zich aan boord en zouden
als zendelingen optreden om die verbinding te bevorderen.
Door Soeta Ono waren insgelijks zendelingen met brieven
naar de Boven-Barito gezonden om eenige Hoofden, die tot
onderwerping geneigd waren, te Telang te ontbieden.
Een aantal goesti's van Kahayan die vroeger den opstand
aanwakkerden, kwamen te Bandjer gehoorzaamheid zweren.
Tommonggong Djaja Negara, het trouwe Hoofd van Kwalla
Kapoeas, werd door het gouvernement met een prachtsabel
begiftigd, die hem den 27*" Dec. in tegenwoordigheid der be-
zetting op een plegtige wijs door Perelaer werd uitgereikt.
Reeds eenige weken waren Bandjerraasin en Martapoera het
tooneel geweest der onderwerping van Hoofden en volgelin-
gen, toen de tijding van het overlijden van Hidayat's moeder
de hoop nog meer verlevendigde om eerlang ook Hidayat te
zien opdagen. Het was toch genoeg bekend dat ratoe ka-
mala Sarie steeds haar invloed gebezigd had om Hidayat
tot volharding in den opstand aan te moedigen. In die
Digitized by VjOOQIC
213
verwachting werd men niet te leur gesteld. Den 47«n Dec.
toch kwamen twee brieven in van demang Lehman, gerigt
aan den regent van Martapoera ; de eerste was van den
volgenden inhoud:
»Deze eerbiedsbetuiging van den dienaar kiay demang
tLehman komt onder de voetzolen van pangerang Djaya
iPamenang, regent van Martapoera.
»Ik stel u beleefdelijk in wetenschap, dat ik eindelijk
lop den 20«° Djoemadil Awal, op zaturdag, pangerang Uidayat
»in de Oeloe Lok besaar heb ontmoet.
iMijne raadgevingen om hem eindelijk gelukkig te maken
izijn door hem aangenomen op dien zelfden dag. Ik hoop
»dat u daarvan den Groeten Heer zult verwittigen.
iNa den datum van dezen brief zal ik mijne terugreis
laannemen.
>Deze brief is geschreven op zaturdag avond, den 20«n
Dioemadil Awal 1278 (25«° November 1861)."
Demang Lehman.
De tweede brief luidde als volgt :
»Ik deel u voorts mede dat omstreeks 20 menschen met
•mij niet aangekomen (gestorven) zijn. Onder degenen die
«met mij gekomen zijn, bevinden zich vele zieken; twee
idaarvan zijn niet in staat om te loepen, en liggen te ziel-
itogen; zij worden door hunne kameraden gedragen."
21 Djoemadil Awal 4278 (26 Nov. 4861.)
Hoewel uit dit schrijven niet duidelijk bleek of demang
Lehman tegelijkertijd met Hidayat zoude afkomen , . liet de
majoor resident evenwel den militairen kommandant van Pen-
garon aanschrijven om Hidayat , daar langs komende , bij
het distriktshoofd te doen logeren. Mogt de pangerang bij
voorkeur in de versterking zijn intrek nemen, dan moest
hij de noodige veiligheidsmaatregelen nemen. Bij zijne
Digitized by VjOOQIC
214
komst te Martapoera moest de regent hem huisvesting
verleenen.
Terwijl men dus te Martapoera het einde der onlusten
voor zeker hield, had te Margasarie het volgende voorval
plaats.
Het distriktshoofd Djaja di Poera had twee maanden ge-
leden zijn ontslag gevraagd , voorgevende te oud te zijn om den
controleur op zijne inspectiereizen te, kunnen volgen. Als een
lui en onverschillig ambtenaar, en bovendien als een vereer-
der van Hidayat bij het bestuur bekend, was dat verzoek
om ontslag w^elkom geweest. Aan zijn grooten invloed op
de bevolking die tot nu toe rustig was gebleven, had Djaja
di Poera het te danken dat de resident hem niet reeds vroe-
ger ontsloeg. Thans was hij vervangen door kiay Serie Ke-
daton uit de ardeeling Kween, gehuwd met een vrouw uit
Margasarie. De majoor assistent-resident Koch had het nieuwe
distriktshoofd (den il*'") op een vergadering aan de bevolking
voorgesteld en het afgetreden Hoofd aangezegd zich te Bandjer
te gaan vestigen. Geen enkel teeken van ontevredenheid was er
opgemerkt , en na het vertrek van Koch begaf de controleur
Fuijck zich met een geleide van viji bajonetten (den 14«°) naar
Margasarie, om het nieuwe Hoofd op de hoogte zijner betrek-
king te brengen. Dien dag en den volgenden hield hij zich
bezig met zaken van het bestuur, en onderhield zich nu en
dan met het oude en nieuwe distriktshoofd.
In den avond van den 16«° was er een groote tandakpartij
ten huize van den ouden kiay. Fuijck werd daarop genoo-
digd, doch vermoeid zijnde, liet hij bedanken en legde zich
ter ruste. Omstreeks 2 uur na middernacht, toen het feest
ten einde liep, kwamen twee praauwen de rivier op en
ontscheepten een dertigtal inlanders met lans en klewang
gewapend. De helft begaf zich met vlammende toortsen
naar de woning van den tolgaarder Megschaart (een inlandsch
kind), maakte een ouden blinden bediende en den wachtbouder
Digitized by VjOOQIC
216
af, roofde een kist met fA50 aan zilvergeld en stak de
woning in brand. De tolgaarder door het rumoer wakker
geworden, ontvlugtte in de wildernis en redde zijn leven.
De andere helft rigtte hare schreden naar het huis van den
coDtroleur Fuijck, overrompelde de wacht, die geen kwaad
vermoedde en kampongsvolk meende te zien, zóó plotseling,
dat zij geen schot kon doen, vermoordde drie soldaten,
en bragt daarna den controleur, die door de achterdeur
wilde ontkomen, met mandouwslagen om het leven. Twee
zgner bedienden en een koelie ondergingen hetzelfde lot;
zijn huishoudster werd gewond ; een soldaat gelukte het
hoewel zwaar gekwetst te ontkomen , en de laatste man
van het militair geleide verdronk waarschijnlijk in de rivier.
Daarna stak men die woning ook in brand.
Miet voor dat de moord gepleegd was, kwam Djaja di Poera,
wiens woning slechts door twee huizen van die des contro*
leurs was gescheiden , met eenig kampongsvolk te hulp en
bluschte de vlammen. Toen kiay Serie Kedaton van zijn af-
gelegen huis kwam aanloopen , raadde de oude kiay hem aan
zich te verwijderen, daar de moordenaars hem zochten.
In den ochtend van den volgenden dag vond men de lijken
der verslagenen; hunne wapens waren niet geroofd ; ook het
geweer van den controleur hing nog aan den wand. De sleper
van Os, dien dag van Amoenthay langs Margasarie stoomende,
werd door het distriktshoofd gepraald , terwijl men den gezag-
voerder bet gebeurde mededeelde en hem verzocht een brief
voor den resident mede te nemen, geteekénd door de voornamen
en hadji's der plaats, waarbij zij hunne onschuld betuigden en
beloofden de daders te zullen opsporen en uit te leveren.
Intusschen had een spion van den kommandant van Mara-
bahan berigt, dat hij in den ochtend van den iö""" gewapend
volk had gezien in de wildernis , een uur beneden de Nega-
ramonding. Op zijn vraag: wat zij in den zin hadden,
was geantwoord: »dat zij slechts de komst van demangLeh-
Digitized by VjOOQIC
216
man afwachtten om de vijandelijkheden te beginnen; dat
Lehman op hun hand was en het gouvernement verried;
dat hunne bende 3 d 400 man sterk was , en Tagab Obang,
Abdoel Medjid en Bilal di Gapor, allen uit Margasarie,
hunne aanvoerders waren." Toen dit berigt te gelijk met
de waarschijnlijkheid van een aanval op Margasarie naar
Bandjer kwam, zond Verspijck onmiddelijk (18*» Decem-
ber) de Boni met 15 bajonetten onder den 2®" luitenant
Croes naar Margasarie, met order den staat van zaken daar
op te nemen en het verloopen der bevolking te voorkomen.
Nadat de van Os de tijding van den moord dien dag nog
aanbragt , gelastte Verspijck de aanhouding van den ouden
kiay , diens zoon en schoonzoon. Niet ten onregte hield hij
dezen verdacht van medepligtigheid ; ook de nieuwe kiay
deelde dat gevoelen ; immers een oude vrouwelijke bediende
van Djaja di Poera had zelfs medegedeeld, dat de kiay rijst
aan de moordenaars had gezonden.
Beeckman, civiel- en militairgezaghebber van Marabahan
had zich den 19^° met een tiental bajonetten naar Marga-
sarie gespoed om den luitenant Croes in het onderzoek met
raad en daad bij te staan. Van pembekkel Idol vernemende
dat de moordenaars zich vermoedelijk ophielden | uur gaans
beneden Margasarie in de s. D jayoe , een tak der Negara , be-
val hij Croes, met 20 bajonetten derwaarts een verkenning
in djoekongs te maken , en Idol als gids mede te nemen ; te
gelijkertijd legde hij een praauw met twaalf gewapende Bekom-
payers voor de Djayoe, om de vlugtelingen op te vangen , en
liet de Boni met vijf soldaten versterkt voor de Bangkinangan
post vatten. Dit riviertje had gemeenschap met Alalak en
Moening over het groote moeras, dat door de Barito, Alalak ,
Negara en Moening wordt ingesloten.
Ten H uur roeide Croes met zijne patrouille in vijf djoe-
kongs de soengej op; ten i\ uur kwam slechts een enkele
djoekong met vier gekwetste soldaten terug ; daarin lag het
Digitized by VjOOQIC
217
lyk van hun aanvoerder, ook nog Iwee geweren. Dat was
alles wat van de patrouille overbleef; de rest van het deta-
chement v^s in de pan gehakt!
Een paar huizen , volgens pembekkel Idol door goedgezind
volk bewoond, waren voorbij geroeid, toen de patrouille
eensklaps van alle kanten uit het hooge riet , dat langs de
boorden groeit, werd aangevallen. Er ontstond een oogenblik
verwarring. Croes liet onmiddelijk ontschepen en carré
formeren. Men staat in het water, de patronen zijn nat
geworden en slechts eenige geweren van het eerste salvo gaan
af. Een aantal roeijers ontvlugt, eonige vallen zelfs de soldaten
aan; er wordt met de grootste woede gevochten , bajonet
tegen lans, kolf tegen klewang. Soldaten en Bandjerezen
verdwijnen onder de oppervlakte van het water om niet meer
boven te komen ; gedurig wordt het aantal strijders min-
der, nog slechts weinigen houden stand. Eindelijk treft
een werplans de borst van Croes, wiens linkerarm door
een krachtigen klewanghouw bijna afgeslagen is ; aan twee
gekwetste soldaten gelukt het nog het lijk in een praauw
te dragen en het vreeselLjke bloedbad te ontvlugten. Slechts
twee inlandsche soldaten blijven ongedeerd en redden door
zwemmen hun leven. De aanvoerder en 14 man , waarvan
^ 8 Europeanen , zijn gesneuveld ; bijna alle wapens den vijand
in handen gevallen.
Verspijck stond te Martapoera voor de gelederen en smaakte
voor het eerst de voldoening van den bevelhebber die , na
ruim twee jaren lang van zijn ondergeschikten slechts diensten
gevorderd te hebben, eindelijk in staat is gesteld een be-
looning uit te reiken. Op de voordragt in Augustus 1860
ingediend, was door den Koning in Februarij 1861 beschikt,
en eerst in December van dat jaar kwamen de ridderkruizen
op Borneo aan. Was het wonder dat Verspijck zich haastte
die in persoon en op de plegtigste wijze uit te reiken?
De plegtigheid werd echter bekort, de vreugde vergald
Digitized by VjOOQIC
218
door de tijding van het rampzalig uiteinde van Croesmetde
zijnen. Aanstonds keerde Verspijck per praauw naar Bandjer
terug, liet (21 December) den luitenant Smagge met 30 man
op de Boni inschepen, met last de Negara van Margasarie tot
Marabahan op en neer ie stoomen en alles gade te slaan
v^at daar voorviel, 's Anderen daags ging de Celebes haar
vervangen. De nieuwe kiay die zonder bescherming te Mar-
gasarie niet durfde te blijven , was door Verspijck aan boord
geplaatst en opgedragen om al de onbewoonde soengej's die
in de Negara uitwateren , te doen versperren en het verblijf
der bende uit te vorschen. De kommandant der Celebes
moest den kiay daarin behulpzaam zijn /s nacht hinderlagen
voor de Bangkinangan en belendende soengej's leggen om de
roovers die op fourageren uitgingen , in handen te krijgen.
Door de geringe breedte der soengej's, voor sloepen onbe-
vaarbaar , was het onraadzaam er andermaal troepen in te
zenden ; zonder andere middelen , moest elke wraakoefening
op het moordzieke volk dat daarin schuilde, tot den droogen
moesson uitgesteld worden.
Verspijck meende evenwel nog een middel gevonden te
hebben.
Pangerang Moeda Mohamad Ariep lUah , hoofd van Tjingal,
bevond zich te Bandjer (pag. 198). Daar hij veel had goed te ^
maken en naijverig was op den radja van Pagattan, dien hij
bij het gouvernement in blakende gunst zag, had hij meer-
malen zijne diensten aangeboden. Thans bood Verspijck
hem de gelegenheid aan om van zijne trouw te doen blij-
ken. In de moerassen van Margasarie verborg zich een
bende roovers; déér heen trekken, die opzoeken en zooveel
mogelijk afbreuk doen met zijne honderd volgelingen, was
de taak die hem werd opgedragen. Pangerang Moeda nam
die opdragt aan; doch minder dapper dan slim, wilde hij
liever list gebruiken dan zich zelf aan gevaar bloot stel-
len. Toegerust met een brief van Hidayat, dien hij vroeger
Digitized by VjOOQIC
219
op de oostkust ontYiog en met een lastbrief van den resi-
dent, voer hij den 25«n de soengej op, voorgevende te
zullen trachten met de Hoofden der bende in aanraking te
konien en hen alsdan op een sluwe wijze in handen te
krijgen. De lastbrief door den majoor-resident uitgegeven
luidde als volgt:
Bandjermasin den 22«» December 1861.
De majoor-resident en kommandant der troepen in de
zuider- en ooster-afdeeling van Borneo draagt bij dezen den
pangerang Moeda Mohamad Ariep Illah, Hoofd van Tjingal,
Menoengoel en Bangkalaan op, om zich naar bet distrikt
Hargasarie te begeven, ten einde aldaar te trachten de
ongehoorzame en vijandelijke bevolking tot beterschap en
onderwerping aan het gouvernement terug te brengen.
Wordende hij daartoe door mij gemagtigd om de hulpmid-
delen aan te wenden die hij noodig oordeelt.
On ne s'y fie pas irop. La prudence exige, qu'on Ie
traite avec egards; mais qü'an soit prudent.
De resident der zuider- en ooster-afdeeling
van Borneo,
VERSPUGK.
Het volgende geschrift van Hidayat, waarvan pangerang
Moeda zich bedienen wilde om bij de mui telingen vertrou-
wen op te wekken, was een antwoord van den vorst op
een brief, waarbij pangerang Moeda hem een onderhoud ver-
zocht, met plan — zoo beweerde hij althans — hem gevan-
gen te nemen.
Zegel van Hidayat waarop stond:
Alsulthan Hidayat Illah alwasich billah.
)Deze veelvuldige groet is gerigt aan mijn jongeren broe-
der pangerang Mohamad Ariep Illah , die het gezag van
Tanah Boemboe in handen heefl.
Digitized by VjOOQIC
220
)Ik maak u bekend , dat uw brief van 8 Doelhoedjah
1277, (19 Mei 1861) mij in goeden slaat is geworden,
en betuig u bij dezen mijn dank voor de goede gedachten,
die gij mij in uw brief openbaart , en dat gij u nog her-
innert de eeden van onze voorvaderen.
ïlk heb geen de minste slechte vermoedens of argwaan
jegens u, omdat gij door de kompagnie geroepen wordt,
»In het slot van uw brief geeft gij mij te kennen, dat
gij mij wenscht te ontmoeten, wijl gij mij een geheim hebt
mede te deelen. Dit neem ik gaarne aan ; doch voordat gij
daartoe overgaat, moet gij er eerst rijp over denken. Ten
eerste moet gij weten , dat ik geen vaste woning heb ; ten
tweede dat zulks weiligt tot uw verderf zou kunnen strek-
ken , wanneer de kompagnie dit ter oore mogt komen ; —
ik heb medelijden met u , zoomede met uw land.
^Liever wenschte ik beenderen te kunnen worden, gelijk
de door u toegezondene , die ik van uwe menschen ge-
naamd Tjoenaniel en goesti Mohamad Nassier heb ontvan-
gen, bestaande uit een zak zwarte rijst en 4 stuks visch-
graten.
^Geschreven den 14® Doelhoedjah 1277 (23
Junij 1861.)"
Het slot was een beeldspraak en doelde op een zak bus-
kruid en vier stangen lood, die pangerang Moeda aan Hidayat
had gezonden om — zooals hij voorgaf — zijn vertrouwen
te winnen!
Het zenden van munitie aan iemand dien men tot onder-
werping wilde brengen, was voorzeker een vreemde handeling.
Verspijck zag te regt in dien briefeen bewijs van de vroegere
•betrekkingen van pangerang Moeda met den hoofdopstandeling;
doch daar pangerang Moeda op den goeden weg was terug-
gekeerd , hield hij zich alsof hij aan zijne uitlegging ge-
loof sloeg. Uit het vervolg der geschiedenis zullen wij
Digitized by VjOOQIC
221
het ware karakter van pangerang Moeda leeren kennen.
Over het verband der laatste gebeurtenissen met de po-
litieke beviregingen op andere punten van het oorlogslooneel
was nog hoegenaamd geen licht verspreid. Men wist niet
of de moord van den controleur Fuijck als een persoon-
lijke wraakoefening van den kiay Djaja di Poera moest be-
schouwd worden, dan wel als een vijandige daad tegen het
bestuur. De auditeur militair was naar Margasarie gegaan
om de zaak te onderzoeken. Door Beeckman waren twee
inlanders gevat, die de huishoudster van Fuijck als zijn
moordenaars herkend had.
Na herhaalde berigten van zijne nadering afgezonden te
hebben, kwam demang Lehman eindelijk den 26«" December
met een veertigtal volgelingen weder te Martapoera terug,
en bragt de tijding mede dat Hidayat zou volgen. Waar
deze zich bevond, hield hij echter voor zich. Den volgen-
den brief van Hidayat gaf hij den regent over :
>Deze briefis van my, uw zoon Hidayat Oellah, kleinzoon
»van wijlen sulthan Adam en echte zoon van wijlen sulthan
>Abdoel Rachman; komt door Gods hulp voor het aanschijn
9van mijn doorluchtigen vader, pangerang Djaya Pamenang,
>regent van Martapoera.
nOmtrent mij en mijne broeders hoop ik dat u, mijn va-
ader, al hel mogelijke zult verrigten, opdat wij gelukkig
imogen zijn.
>Ik hoop dat gij voor mij vergiffenis van den Grooten Heer
»te Martapoera en te Bandjermasin zult afsmeeken, opdat
»ik steeds op Martapoera mag wonen en niet van het eiland
iBomeo verwijderd worde. Ik begeer slechts dat het gouver-
mement medelijden met mij zal hebben en mij eenige te-
Bgemoetkoming zal schenken, opdat ik daarvan met mijne
ivrouwen, kinderen en broeders kan leven.
iGeschreven op 21 Djoemadil Awal 1278."
Digitized by
Google
222
Hieronder stond de tjap en handteekening van pange-
rang Hidayat Oellah.
Een tweede brief aan Sherir Abdoel Rachman ge rigt, hield
het verzoek in, om bij den gouverneur-generaal zijn voor*
spraak te willen zijn, indien de resident zijn bede niet
inwilligde.
Verspijck wachtte de aankomst der mailboot af, waarmede
waarschijnlijk Sherif Abdoel Rachman die met verlof naar
Java was, zou terugkeeren, voordat hij een bepaald ant-
woord zond ; hij wilde bovendien niet te veel verlangen aan
den dag leggen en niet te haastig antwoorden, maar droeg
den w^. assistent-resident op, van Lehman de noodige in-
lichtingen te vragen omtrent den ligchamelijken toestand, de
omgeving, het verblijf en de gem oedsstemming van Hidayat.
Daarvan toch zou afhangen welken weg behoorde ingeslagen
te worden : óf men dadelijk door een vertrouwd persoon aan
Hidayat zou te kennen geven dat hij vergiffenis en onderstand
kon verkrijgen, maar dat dit gepaard moest gaan met zijne
verwijdering van Borneo, minstens zoolang de rust niet
geheel hersteld was ; óf dat men hem zou antwoorden , dat
iemand die zich komt onderwerpen en vergiffenis smeekt,
zich ook openlijk bij het bestuur moet vervoegen , vooral
wanneer dat bestuur geneigd is zijne dwalingen met groot-
moedigheid te vergeven.
Den 30*" December begaf Verspijck zich naar Martapoera,
vergezeld van zekeren hadji Isah , een der voornaamste inge-
zetenen der hoofdplaats en vroeger met Lehman bevriend.
Bij afwezigheid van den ceremoniemeester Sherief Abdoel
Rachman, zou hadji Isah als tolk en middelaar optreden. Isah
deelde de overtuiging van den resident, die opzettelijk hier-
over sprak, dat Hidayat van Borneo verwijderd moest worden,
èn omdat Hidayat welligt door zijne eigene Hoofden gedwon-
gen kon worden om later den opstand weder aan te moe-
digen , èn omdat ieder hoofd eener bende gebruik van val-
Digitized by VjOOQIC
2^3
sche tjaps zou maken om uit naam van Hidayat de bevol-
king op te zetten , en schattingen te heffen.
Bij de ontmoeting van den resident met demang Lehman ,
gaf deze laatste te kennen, dat wanneer Hidayat op de plaats
waar hij zich thans schuil hield, vernam dat het hem niet
toegestaan zou worden op Borneo te blijven, hij waarschijn-
lijk aan slechte raadgevingen gehoor zou geven en devlugt
nemen. Daarentegen geloofde Lehman stellig, dat hij zoude
afkomen, indien hem alleen geschreven werd dat hij ver-
giffenis kon krijgen en er geen verraad zoude gepleegd
worden. Ook de regent , gewoon aan de geheimzinnige
staatkunde der inlanders, was het geheel met Lehman eens
en vond het beter over zijn verwijdering thans niet te reppen.
>ls Hidayat eenmaal -hier, zeiden zij, dan kunnen wij en
anderen , bijv. de mufli en de panghoeloe, hem immers ge-
makkelijker overtuigen !"
Het was Yerspijck niet te doen om zich door list meester
te maken van den man wiens onderwerping aan den oorlog
een einde zou maken. Van hoeveel gewigt de arrestatie
van pangerang Hidayat ook was, zij mogt geen schijn zelfs
van oneerlijkheid hebben. Den weg, tot nu toe door hem
gevolgd, zou hij tot het laatste oogenblik blijven bewan-
delen. Met open vizier, met de wapens in de hand had
hij den opstand bestreden; door geen zoogenaamde >politie-
ken maatregel" , die in het dagelijksch leven met den schand-
naam van bedrog of verraad bestempeld wordt, zou hij den
oorlog eindigen.
Behalve den afschuw dien hij persoonlijk voor dubbelzin-
nigheid koesterde » was het voor den vertegenwoordiger van
de Nederlandsche regering een dure pligt» een voorbeeld van
goede trouw te geven aan een diep bedorven, zedeloos volk
dat onder ons regtstreeksch bestuur was gekomen.
Aan den anderen kant vorderde het belang van den staat dat
geen middelen onbeproefd werden gelaten om door overtuiging
Digitized by VjOOQIC
224
te verkrijgen wat anders slechts met stroomen bloed gekocht
kon worden. Hij stond dus toe dat in den geest der Hoof-
den (regent en Lehman) gehandeld werd en schreef een
vrijgeleide van den volgenden inhoud :
»Deze tjap van mij 6. M. Verspijck, resident enz. wordt aan
den pangerang Hidayat Oellah verstrekt, om hem en des verlan-
gende zijne familie en klein gevolg te dienen tot vrijgeleide naar
Marlapoera , ten einde aldaar zijne vergifienis te verzoeken.
ïMogt na het onderhoud van pangerang Hidayat met mij
resident voornoemd , eerstgenoemde verlangen terug te kee-
ren naar de plaats van waar hij gekomen is , dan zal hem
dit door niemand verhinderd en hem tien dagen gegeven
worden om onbelemmerd zijn schuilhoek weder te bereiken.
>En opdat er geen twijfel bestaat omtrent de waarheid van
dit stuk, zoo wordt het door mijn residentstjap, zoo mede
door dat van den assistent-resident en van den regent van
Martapoera bekrachtigd.
DDeze tjap zal gedurende twintig dagen na dagteekening
dezes geldig zijn.
^Martapoera , den 1«° Januarij 1862. Gelijkstaande met 29
Radjib 1278."
Elk denkbeeld van verraad van onze zijde moest daardoor
ophouden. Hidayat's verwijdering van Borneo was een stel-
lige , een eerste voorwaarde ; niettemin bestond er hoop dal,
wanneer het land tot rust zou teruggekeerd zijn en er geen
gevaar meer bestond dat zijne aanwezigheid die rust zou
verstoren , hij later naar zijn land zou kunnen terugkeeren.
De openhartige, rondborstige wijze waarop Verspijck de zaak
besprak , had zigtbaar een gunstige uitwerking op Lehman.
iMogt Hidayat aan de billijke eischen van het bestuur niet
voldoen, hij (Lehman) zou voor goed zijn partij verlaten en
zich ter beschikking van het gouvernement stellen ; hij ver-
trouwde de woorden des residents."
Zonder omwegen deelde Verspijck Lehman mede, dat
Digitized by
Google
226
Tagab Obang, het Floofd der moordenaars van Fuijck, gezegd
had met hem, demang Lehman, gemeene zaak te maken
en plannen van een verraderlijken aanval op Bandjermasin
te hebben gevormd. Lehman wierp die beschuldiging ver
fan zich af, verklaarde Tagab Obang niet eens te kennen,
en bood aan om met zijn volk hem en zijn bende op
te sporen en gevangen te nemen. Verspijck achtte het
evenwel raadzaam eerst de onderwerping van Hidayat af te
handelen, doch behield zich voor om later van dit aanbod
gebruik te maken.
Het het doel Hidayat gerust te stellen en zich niet door
vrees langer te laten tegenhouden, schreef de regent van
Martapoera hem : >dat de resident met genoegen gezien had
dat hij tot betere gedachten was gekomen. De resident kon
evenwel geen vergilTenis schenken aan iemand die nog in
de wildernis was. Daarom moest Hidayat zich naar Marta-
poera begeven en in persoon vergiffenis vragen; eerst daarna
kon hij zijne belangen voordragen. Tot dat einde ontving
hij een vrijgeleide , dat hem voor elke aanranding zou be-
schermen. Hij, regent, stond er voor in bij den eed op
den koran, dat Hidayat te Martapoera geen leed zou ge-
schieden."
Voorzien van die twee stukken, begaf Lehman zich op
reis. Hij dacht de plaats waar Hidayat zich bevond met
zijne bloedverwanten en vrienden (ongeveer 300 zielen,
waarvan i vrouwen en kinderen) in zes dagen te kunnen
bereiken. Daar Lehman den naam dier plaats geheim hield,
meenden de regent en hadji Itah , dat hij zich niet ver van
Martapoera schuil moest houden. Bij hen stond het vast,
dat Hidayat op het vrijgeleide zou afkomen. Gewoon aan
groote teleurstellingen, durfde Verspijck zich daarmede nog
niet vleijen.
11 15
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XIU.
ONDERWERPING VAN QOKSTI KASSAN'S BENDE EN VAN PANGBRANG
WIRA KASOEMA. — UIDAYAT KOMT TE MARTAPOBRA TERUG. —
VERGADERINGEN TE MARTAPOBRA. — HIDAYAT'S ONDER-
WERPING. — JANÜARIJ 1862.
Ondanks de vele pogingen van den kommandant der Celebes
was het niet gelukt om Hzij per sloep, 'tzij langs de oevers,
de soengej Bangkinangan verder dan 500 ei in te dringen;
de engte der soengej , de digtbegroeide oevers , zoowel als
de versperringen beletten dit ten eenenmale. Ook de hin-
derlagen hadden tot niets geleid. Alleen het aanwezen van
het stoomschip op de Negara had de bevolking van Mar-
gasarie en der kampongs langs de Merampiouw van ver-
loop teruggehouden. Den 4"» Januarij verving de Boni de
Celebcs en bragt den nieuwbenoemden controleur en militai-
ren kommandant, den 1^° luitenant Reuter, met 30 bajo-
netten naar Margasarie over.
Op last van den resident liet deze een versterkt huis met
flankverdediging aan de zamenvloeijing der Merampiouw en
Negara bouwen. Tot straf voor het gebeurde moest de be-
volking dit kosteloos doen en werden de huizen van den
afgetreden kiay Djaja di Poera omvergehaald; zijne volge-
Digitized by VjOOQIC
227
lingen moesten te Marabahan, Bandjermasin en Schans
van Thuyl wonen. Pangerang Sherir Hassim stond met zyn
Linganezen ten dienste van Reuter.
De bemoeijingen van pangerang Moeda Ariep Ulah schenen
beter vrucht te dragen. Bijzonder spoedig wist dit Hoofd
de namen op te geven van een veertigtal inlanders die de
rooverbende zamenslelden , berigtte dat de moordenaars
van Fuijck allen (?) in hel gevecht tegen Croes waren om-
gekomen en vroeg kwijtschelding van straf voor de overigen.
Yerspijck liet hem weten dat de moord van Fuijck niet als
oorlogsdaad kon beschouwd en door den regter moest uit-
gemaakt worden, dat echter allen die openlijk den krijg
hadden gevoerd, op vergiffenis konden rekenen. Met het
Hoofd der bende, goesti Kassan of pangerang Toeha (zooals
deze zich liet noemen) kwam daarop pangerang Moeda ver-
gezeld van zes inlanders (den 8^") te Bandjer terug en bragt
een brief mede van den volgenden inhoud :
)Deze groeten, voortspruitende uit een rein hart, van mij
pangerang Toeha, komen voor het aanschijn van den door-
luchtigen Heer resident te Bandjermasin.
>Ik meld u bij dezen dat ik mijn zoon pangerang Moeda
beb ontmoet, en hij mij een goeden raad heeft gegeven die
door mij is aangenomen en opgevolgd.
>Ik stel pangerang Moeda aan tot mijn vertegenwoordiger
en gcmagtigde, om u vergiffenis voor al mijne fouten te vragen.
>Ik hoop dat het gouvernement mij genade zal schenken,
en ik durf op den Alkoran te zweren dat ik geen weer-
spannigheid of verraad meer zal plegen.
iWanneer ik eenmaal vergiffenis verkregen heb, zal ik
alle rauitelingen verzamelen en de onwilligen door mijn
zoon goesti Brahim tot onderwerping noodzaken.
»Mijn zoon is dom, en daarom zal ik hem aan pangerang
Moeda overgeven, opdat deze hem behulpzaam zij om den
Digitized by VjOOQIC
SS8
Heer resident ie verzoeken wat ik mogt noodig hebben.
De Heer resident zal wel begrijpen hoeveel gebrek ik in de
vnidernis lijd.
^Geschreven den 5«" Radjib 1278
(6« Januarij 1862)."
Onder de zes inlanders die uit naam der geheele bende
vergiffenis kwamen vragen, bevonden zich pembekkel Pa-
long, Bilal di Gapor en goesti Brahim. Verhoord over
faunne misdaden , beleden zij schuld en bekenden aan vele
vijandelijkheden deel ie hebben genomen. Tot vollooijing
van het bevredigingswerk achtte Yerspijck het geraden hunne
onderwerping aan te nemen; hij schonk hun daarom kwijt-
schelding van straf voor de misdrijven die zij beleden hadden,
met last de wildernis te verlaten en zich te Margasarie en
Marabahan te vestigen. Die goedertierenheid werkte gunstig;
want den ^l"^ Januarij bragt pan^erang Moeda, die ten
tweedenmale naar Margasarie was gezonden, 6 goesti*s en
135 man van Margasarie, Bekompay, Bangkinangan, Moe-
ning en Boerit Kayoe ter hoofdplaats mede om vergiffenis te
vragen. Hij had die bende toegestaan, tegen de gebrui-
ken, gewapend voor den resident te verschijnen. Yerspijck
ontging die oneerbiedigheid niet, maar hij wilde op het oogen-
blik der plegtige eedsaflegging daarin geen verandering meer
maken. Hij had trouwens zijn maatregelen tegen verraad
genomen. Onder de goesti's telde men Kassan, dezelfde
die in der tijd den aanval op Schans van Thuyl geleid en
later de opstandelingen van Moening en Moengoe Thayor
aangevoerd had; zijn zoon goesti Isendil (genaamd pange-
rang Ketjiel) ; goesti Brahim , die onze troepen hij de be-
zetting van AUei bevocht, steeds een bende in Amandit aanvoer-
de en den omtrek van Boerit onveilig maakte, en degoesti's
Koessin, Mail en Rachmat van minder beteekenis. Zij allen
zwoeren trouw en gehoorzaamheid, beloofden hunne wape-
Digitized by VjOOQIC
229
nen in te leveren en zich met der woon te vestigen op de
plaats waar de resident dit zou verlangen. De majoor maakte
hen nogmaals indachtig, dat zij voor het deel dat zij in den oor-
log genomen hadden, voor perkara prang (oorlogshandelingen),
vergiffenis kregen ; voor hunne medepligtigheid in den moord
van Fuljck — als die later ontdekt en bewezen mogt wor-
den — behield het bestuur derhalve de bevoegdheid hen te
straffen. Hoewel niemand beleden had daaraan schuldig te
zijn, was het toch meer dan waarschijnlijk dat aan eenige
hunner ook het bloed van Fuljck kleerde.
Bijna had een onbeduidende omstandigheid de plegtigheid
der eedsaflegging in een moordtooneel herschapen. Nadat
reeds een zeventig inlanders de vergaderzaal had verlaten,
werd een nieuw dertigtal tot het afleggen van den eed bin«
nengeleid. Een der achtersten sprong terug, op het oogen-
blik dat hij zou binnentreden , en koos ijlings het hazenpad.
De groote menigte die buiten stond, en daaronder ook het
gevolg van pangerang Moeda, ontstelde door deze plotselinge
vlugt en geloerde dat in de zaal verraad gepleegd werd.
Er ontstond een groote verwarring; een aantal inlan-
ders sprong in de rivier, verscheidene trokken de kle-
wangs en krissen. Gelukkig deelde die verwarring zich niet
mede aan de troepen die, op amok voorbereid, pal stonden;
was één schot op dat oogenblik gevallen, de noodlottige ge-
volgen waren niet te overzien geweest. Door de bedaardheid
van den majoor-kommandant der troepen was evenwel de
orde spoedig hersteld.
Het ontging de aandacht van het bestuur niet, hoe spoedig
het pangerang Moeda gelukt was de vijandelijke Hoorden te
ontmoeten. Aanvankelijk schreef men dit toe aan den in-
vloed van Hidayat's brief; doch later bleek het dat pange-
rang Moeda wel is waar bij een eerste ontmoeting (4 Jan.
1861) met goesti Kassan ten huize van Aboel in den kam-
pong Soengej Bamadoe die tjaps getoond had, maar te*
Digitized by VjOOQIC
230
vens dat hy op verregaande wijze misbruik had gemaakt
van den hem opgedragen last, door als gevolmagtigde van
de Nederlandsche regering op te treden en in strijd met de
waardigheid van dat gouvernement te handelen. Immers om
de goesti's Kassan en Ketjiel voor zich te winnen , had hij hen
tot pangerangs verheven en die benoeming den omstanders met
luider stemme bekend laten maken. Wanneer Kassan , nu pan-
gerang Toeha genoemd , zich wilde onderwerpen, had hij hem
toegestaan zich te vestigen waar hij goedvond, en een volkomen
gezag over zijn kampong, zonder inmenging van het Euro-
peesch bestuur in zijn zaken, in één woord onafhankelijk-
heid geschonken. Hij was nog verder gegaan. Zoo Kassan, te
Bandjer komende, amok wilde maken, het stond hem vry;
't was immers beter déér een openlijken en eervollen dood
te sterven, dan in de wildernis onbekend, ellendig, om ie
komen.
Door zulke voor het gouvernement vernederende beloften
had hij de Hoofden der moordenaarsbende tot onderwer-
ping overgehaald. Hij wist zeer goed dat de resident op
die voorwaarden geen vergiffenis zou schenken, doch daar-
voor had hij vooraf magtiging gevraagd en gekregen om ge-
heel zonder bemoeijing van het civiele bestuur de onderhan-
delingen te leiden. Hij wist even goed dat de Hoofden bij
de eerste gelegenheid weer in de wildernissen zouden le-
nigkeeren , en op nieuw de wapens tegen het gouvernement op-
vatten, maar dat was hem onverschillig, 't Was hem slechts
te doen om bij het bestuur in gunst te komen, om den naam
van gehechtheid aan .het gouvernement te verwerven. Sluwer,
dubbelzinniger en bedriegelijker dan iederHoofd, wonhijhel
allen in de kunst van intrigueren af en beoogde slechts een
geli|ken invloed op beide partijen uit te oefenen, ten einde
nooit schade te lijden wanneer een dezer het onderspit
delfde.
De openlijke verheffing tot pangerang van Kassan en Ketjiel
Digitized by VjOOQIC
281
(die in het begin voor het gewestelijk bestuur verborgen
bleef, omdat dit aangeschreven was zich niet met de onder-
handelingen te mengen en pangerang Moeda vrij spel te geven)
en de verzekering van pangerang Moeda dat zij na hunne on-
derwerping een onafhankelijk gezag zouden uitoefenen over
ieder die zich bij hen aansloot, waren oorzaak dat een aantal
inwoners van Margasarie zich aan de heerendienslen onttrok
en Kassan's aanhang van veertig tot op honderd dertig man
bragt. In stede van de bende uileen te doen gaan,* ver-
grootte dus pangerang Moeda die opzettelijk; want naarmate
de schare die vergiffenis kwam smeeken talrijker was, had
pangerang Moeda zich ook meer verdienstelijk gemaakt en meer
regt op belooning verworven ; naar die mate was de uitslag
zijner zending meer volkomen, en nam zijn invloed op het
bestuur toe.
Vele rustige kampongsbewoners , die misschien nimmer
de wapenen tegen het gouvernement gevoerd hadden , vroe-
gen dus vergiffenis voor kwaad dat zij niet bedreven hadden ;
zij speelden die comedie in 't belang van pangerang Moeda ,
die het bestuur een rad voor de oogen wilde draaijen. Bij
hunne terugkomst te Margasarie, door den w^ controleur
Reuter ondervraagd naar de reden dier noodelooze onderwer-
ping, bekenden zij misleid te zijn, daar men hun had diets
gemaakt, door die eedsaflegging voor den vervolge van alle
heerendiensten vrijgesteld te zijn.
Gedurende het verblijf van pangerang Moeda te Margasarie
moest het dislriklshoofd telkens vermaand worden over het
slechte opkomen der koelie's, die aan de tijdelijke versterking
moesten arbeiden. Dit Hoofd verklaarde eenparig met de
kampongshoofden , dat hij geen gezag over de bevolking had
zoo lang pangerang Moeda zich te Margasarie bevond, daar
de meeste kampongsbewoners zich aan de heerendiensten
onttrokken onder voorwendsel dat zij bij pangerang Moeda
ontboden waren. Reuter was reeds in 't begin vanJanuarij
Digitized by VjOOQIC
282
van gevoelen dat de pangerang de belangen van het gouver-
nement meer tegenwerkte dan bevorderde, en stelde (den 5«»
Januarij) voor om hem naar Bandjer terug te zenden. Zijn
wantrouwen nam met lederen dag toe, en gelukkig waarlijk,
want daardoor werd misschien een ander bloedbad voorkomen.
Reuter namelijk bevond zich destijds met zijne manschappen
op de Boni die voor Margasarie geankerd lag. Op zekeren dag
tegen 1 uur na den middag kwam op zijde van den stoomer
een vaartuig aanliggen, waaruit een onbekende pangerang
steeg, die zich een oom van pangerang Moeda noemde en
namens dezen den w^. controleur zijn opwachting maakte. In
dat vaartuig waren twintig zwaar gewapende roeijers gezeten.
De bezoeker vroeg of zijne roeijers het inwendige van het
stoomschip mogten zien. Reuter sloeg dit verzoek af. Na
een gesprek over verschillende onderwerpen kwam de pan-
gerang op zijn verzoek terug: ))zijne volgelingen zoudenzoo
gaarne eens een stoomschip zien." Reuter weigerde ander-
maal. Doch binnen het uur kwam de pangerang ten derden
male op zijn verzoek terug; en eerst nadat hem de verze-
kering werd gegeven , dat na het gebeurde met de Onrust,
vriend noch vijand een stoomschip mogt bezigtigen, trok hij
af om nooit meer iets van zich te laten hooren.
Het lijdt geen twijfel of de bezoeker had een veiTaderlijken
aanslag op het oog, en de ondergang van de Boni werd
alleen door de waakzaamheid en de achterdocht van Reuter
tegen ieder die zich namens pangerang Moeda bij hem aan-
meldde, verhoed. Welligt zaten de stoutsten van Kassan's bende
in het vaartuig te wachten op het teeken van amok ; weliigt
was het plan uitgegaan van den man, die* aan Kassan
een amokpartij te Bandjer of te Martapoera voorstelde. Hoe
het zij, pangerang Moeda slaagde er gedeeltelijk in het be-
stuur om den tuin te leiden. Kassan en de zijnen keerden
spoedig in de wildernis terug en bragten ons nog menig ver-
lies toe. Eerst later werd pangerang Moeda zelf ontmaskerd.
Digitized by VjOOQIC
288
Door een ligte ongesteldheid opgehouden, ifertrok demang
Lehman eerst in den nacht van 3 op 4 Januari) , nadat op
zijn verzoek het vrijgeleide voor Hidayat voor 25, in stede
van 20 dagen, geldig was gemaakt. Den 14^ ontmoette hij den
pangerang te Moeara Paoe, tv^ee è drie marschdagen
boven Hengappan aan de Riam Kanan. Een paar dagen vroe-
ger had Hidayat door tusschenkomst van het distriktshoofd
eenige vivres laten vragen, die hem door den kommandant van
Mengappan waren verstrekt. De vorstelijke familie , de oude
Ratoe, pangerang Wira en zijne kinderen bevonden zich te
Tamoenih en hadden volslagen gebrek aan levensmiddelen.
De demang ging hen van daar afhalen. Hidayat had zich uit
vrees voor de pokken naar Moeara Paoe begeven. Hij schreef
(14 JanuariJ) den regent van Martapoera :
>Ik wacht nog alleen op mijne vrouwen en kinderen , die zeer
afgemat zijn. Nu reeds ben ik gereed, om afte komen en zal
onmiddelijk op reis gaan als er levensmiddelen gebragtzijn.
>Ik verzoek u den doorluchtigen heer mede te deelen dat
de brief (het vrijgeleide) door demang Lehman aangebragt,
door mij in goeden staat is ontvangen en ik betuig daarvoor
met de reinste blijdschap mijn dank. Den inhoud daarvan
heb ik volkomen begrepen en volg dien met hart en ziel op.
lUw brief ontving ik te gelijk met dien van uw doorluch-
tigen Heer. Op ü alleen , Vader, koester ik de hoop om mij
met mijne vrouwen , kinderen , broeders en onderdanen ge-
lukkig te maken; het zij zoo!"
Gelijktijdig verzocht demang Lehman een som van fiOOO
om kleedingstukken en levensmiddelen voor Hidayat en de
zijnen te koopen. Majoor Koch zond hem f500. Den 22^
verliet Lehman met Hidayat, /ijne vrouwen, kinderen en vol-
gelingen — raim 450 zielen, op vijftig vlotten — Hoeara Paoe
en ontving in het voorbijgaan te Mengappan nog eenigen on-
derstand ; drie dagen later te Awang Bangkal (Goenong Djabok)
aangekomen, scheen er nieuwe twijfel bij hem ontstaan te zLJn
Digitized by VjOOQIC
234
en aarzelde hij om verder te trekken. >Hoe is uw wil om-
trent den pangerang, schreef hij den regent, daar hij nu
met zijn gezin hier gekomen is. Hetgeen u ons vroeger
hebt gezegd , is hem reeds bekend gemaakt. Wij hopen dus ,
dat wij hem daarmede niet zullen beliegen." Het antwoord
dat hierop gegeven werd, luidde natuurlijk : dat zij onbevreesd
hun reis naar Martapoera moesten vervolgen, daar het gou-
vernement geen verraad pleegde ; dat met te aarzelen en zich
overal op te houden het vrijgeleide zijn kracht verloor.
Inmiddels had pangerang Wira zich (den 23*") reeds te
Martapoera aangemeld. Hongerig, geheel ontbloot van de
middelen om zijn gezin (4- vrouwen en 5 kinderen met
47 volgelingen) te onderhouden, smeekte hij om ondersteu-
ning. Ook de bekende Hoofden der Tanah Laut, Said Sambas
en kiay Mohamad Joessoep, kwamen in onderwerping. Bandjer-
masin werd hun tot verblijfplaats aangewezen.
Van Awang Bangkal deed Hidayat nog een poging om door
den regent en het distriktshoofd van Martapoera afgehaald te
worden; doch toen hij hierop een weigerend antwoord ont-
ving en aangemaand werd om regtstreeks naar de hoofdplaats
door te varen zonder Karang Intan of eenigennaburigenkam-
pong aan te doen, vervolgde hij zijn reis en kwam eindelijk
den 28*" ten 5 uur in den namiddag te Martapoera aan.
Op het ontvangen dezer tijding vertrok Verspijck in den
nacht van 29 op 30 Januarij per sleper van Os naar Mar-
tapoera , om met Hidayat over de voorwaarden zijner onder-
werping te onderhandelen. In den morgen van den 30«»
Januarij , waren in de pendopo van het residentiehuis te
Martapoera vergaderd :
De luitenant-kolonel 1) der infanterie G. M. Verspijck , resi-
dent-kommandant der troepen in de Zuider- en Ooster-afdee-
ling van Borneo;
i) Bij GovY. betloit dd. 91 Jannarij l80t was de majoor Verspijck bij keose b^
Digitized by VjOOQ IC;
285
de majoor der infanterie C. F. Koch , kommandant der
troepen tevens assistent-resident der afdeeling Martapoera;
de 4* luitenant w**. controleur 3« klasse der afdeeling
Kween J. J. W. E. Verstege;
de 1« luitenant-adjudant van den chef der expedilie H. M.
A. C. Boers;
de Ie luitenant fungerend-adjudant van den kommandant
der iroepen te Martapoera , A. H. Schade van Weslrum ;
de regent van Martapoera pangerang Üjaya Pamenang;
het distriktshoofd van Martapoera kiay Djamidin;
hadji Isah binTaal kapitan , en tommonggong Djaja Leksana ;
terwijl bij die vergadering met de funcliën van tolk was
belast A. Eman klerk op het residentiekantoor.
Ingevolge de oproeping van den chef der expeditie ver-
scheen ten 10} ure in de vergadering pangerang Hidayat
Oellah , ex-rijksbestierder van het ontbonden rijk van Ban-
djermasin, vergezeld van kiay demang Lehman en door de
navolgende pangerangs, goesti's en Hoofden die met hem
in onderwerping waren gekomen :
Pangerang Sjassra Kesoema
> Sabel
) Abdoel Rachman
) Kesoema Indra
Zonen van Hidayat.
Schoonzonen van Hidayat.
Goesti Issa Ali Basah
Radin Djaya Kesoema (zwager van Hidayat).
Goesti Mohamad Tarip (zoon van radin Djaja Kesoema).
Pangerang Wira Kesoema (halve broeder van Hidayat).
» Mohamad (zoon van Wira Kesoema).
t Sjarief Aboe Bakar (schoonzoon van Wira
Kesoema).
1 Tirta Kesoema (oom van Hidayat van moe-
derszijde).
Digitized by VjOOQIC
286
Zonen van Tirta Kesoema.
Goesti Moharoad
1 Mail
1 Bakar
1 Daoet
1 Ahhman (schoonzoon van Tirta Kesoema).
1 OenoeS Zonen van den te Martapoera geëxecuteerden
T\* pangerang Kesoema Ningrat. De vader van
iijapan dezen pangerang ia de halve broeder van
1 Bakar Hidajat's moeder , Ratoe Sitie.
1 Nohh (zoon van den reeds overledenen hoofdop-
standeling pangerang Moeda en kleinzoon van pangerang
Ahhmat , broeder van v^ijlen sulthan Adam).
Goesti Koesin (broeder van den zich op Java bevinden-
den Radin Rahhmat, wiens vader pangerang Helaya Kesoema
de halve broeder is van Hidayat's moeder).
Verder nog eenige mindere opstandelingshoorden, niet van
adelijke afkomst.
Door den kommandant der troepen v^erd nu tot pangerang
Hidayat de vraag gerigt : met welk doel hij zich naar Mar-
tapoera had begeven. Hierop verklaarde deze eigenmondig
dat hij gekomen was om ootmoedig de vergiffenis van het
gouvernement te smeeken voor hetgeen hij had misdreven,
daar zijne onderwerping opregtelijk gemeend was.
Op gelijke vraag werd door alle overige in onderwerping,
gekomen Prinsen en Hoofden dezelfde verklaring afgelegd.
Hun werd toen te kennen gegeven dat pangerang Hidayat
Oellah de opregtheid van zgne betuiging niet met eede
behoefde te staven, daar zijn woord- als vorstelijke afstèmme-
ling een genoegzame waarborg was , doch dat de overigen
den gevorderden eed moesten afleggen. Hiertoe verklaarde
men zich bereid.
De luitenant-kolonel [resident rigtte daarop het woord tot
den pangerang Hidayat Oellah, en deelde hem mede dat hij,
als hoogste vertegenwoordiger van bet gouvernement in deze
gewesten, gemagtigd en geneigd was hem de gevraagde ven-
Digitizedby VjOOQIC '
287
giffenis teverleenen, evenwel onder de volgende voorwaarden:
1^ Dat hij (Hidayat) in geen geval op Borneo mogt blij-
ven, maar dat hij het eiland na verloop van 8 dagen zou
moeten verlaten. De gelegenheid daartoe zou hem worden
aangeboden; niet alleen voor het spoedig herstel van den
vrede en het bestendigen der rust, maar ook voor zijn
eigen welzijn en geluk was dit noodzakelijk. Bleef hij op
Borneo , zijn naam zou al te dikwerf tot het plegen van
slechte handelingen gebezigd worden, en hij schuldig of niet
bij het bestuur in verdenking komen ; door het verlaten van
Borneo werd dit alles voorkomen.
2^. Dat hij zich vooreerst naar Batavia zou begeven, waar
hem nader een verblijfplaats op Java zoude worden aange-
wezen ; het bedrag der toelage voor zijn levensonderhoud
zou door den gouverneur*generaal zoodanig bepaald worden,
dat hij met zijn gezin daarvan onbekrompen konde leven.
3^. Dat hij geheel overeenkomstig zijn verlangen zich door
zijne bloed- of aanverwanten , volgelingen enz. naar Java
konde laten vergezellen.
4^. Dat hij voor zijn vertrek een publicatie (tjap) zou uit-
vaardigen, gerigt aan de Bandjermasinsche bevolking, waarin
hij erkende verkeerd te hebben gehandeld door oorlog tegen
het gouvernement te voeren , en waarbij hij de bevolking
terzocht om uit liefde voor hem en tot haar eigen heil, tot
orde en rust terug te keeren , alle vijandelijkheden te staken*
vooral geen gehoor te geven aan de bevelen van Hoofden
die nog in den opstand volhardden, maar die aan het
gouvernement uit te leveren. Die bede van den vorst tot
zijn volk zou strekken , om aan de kommer en ellende , waar-
onder een groot gedeelte der bevolking thans gebukt ging,
voor goed een einde te maken.
Het antwoord van pangerang Hidayat Oellah luidde:
dat hij volkomen bereid was aan alle hem gestelde voor-
waarden te voldoen;
Digitized by VjOOQIC
288
dat hij nader een opgave zou indienen van hen, die hem
naar Java mogten volgen;
dat hy zeir het wenschelijke van een publicatie in den
aangeduiden geest had ingezien en reeds een tjap had op-
gesteld om de Bandjersche bevolking van alle verdere vij-
andelijkheden terug te houden. Hij wenschte dat opstel aan
de goedkeuring van den resident te onderwerpen ; mogt deze
daaraan zijne goedkeuring niet kunnen hechten, dan was hij
bereid die publicatie te wijzigen overeenkomstig des resi-
dents verlangen.
Ook verbond hij zich te voldoen aan het daarna door den
chef der expeditie uitgedrukt verlangen, om namenlijk na
zijn inscheping te Martapoera, zich verder niet te Bandjer-
masin op te houden, maar dadelijk door te stoomen naar
Schans van Thuyl, alwaar hij met zijn gevolg zou overgaan
aan boord van het stoomschip, dat bestemd was hem naar
Java over te brengen.
Kiay demang Lehman verzocht toen, pangerang Hidayat
naar Java te mogen begeleiden en daarna weder naar Ban-
djermasin terug te keeren, opdat de resident over zijne diensten
zou kunnen beschikken. — Ook dit verzoek werd toegestaan.
Vervolgens had de voorstelling plaats der tegenwoordige
pangerangs , goesti's en Hoofden door den regent pangerang
Djaya Pamenang, aan den chef der expeditie.
Nadat pangerang Hidayat was uitgenoodigd ten 5 ure in
den namiddag zich nogmaals bij den kommandant der troe-
pen te vervoegen om met dezen een afzonderlijk onderhoud
te hebben, werd de vergadering gesloten, en keerde pange-
rang Hidayat met zijn gevolg terug naar de woning van
den regent.
Zoo was dan, reeds in de eerste bijeenkomst, de hoofd-
voorwaarde waarop de chef der expeditie vergiffenis schonk,
zonder de minste bedenking door Hidayat aangenomen. Hoe
gehecht ook aan zijn geboortegrond, deed hij geen enkele
Digitized by VjOOQIC
289
poging om den resident van besluit te doen veranderen,
dacht hij er niet aan van zijn vrijgeleide gebruik te maken en
terug te gaan naar de wildernis vs^aar de honger hem aan-
grijnsde. Overtuigd door Lehman en Djaya Pamenang van
den onverzettelijken wil des residents, overtuigd door eigen
ondervinding van de onmogelijkheid om langer de magt van
het gouvernement te weerstaan, berustte hij gelaten in het
ijzeren noodlot. Zyn houding was eerbiedig als die van
een overwonnene.
In het arzonderlijk onderhoud dat hij 's namiddags met
den resident had en waarin deze er in slaagde hem openhartig
te doen spreken, verzocht hij ootmoedig dat de resident den
gouverneur-generaal van zijn werkelijk berouw wilde overtui-
gen, opdat hij niet te ongunstig beoordeeld mogt worden.
Hij was het slagtoffer van intrigues, zeide hij. Slechts op aan-
drang van den pangerang panghoeloe en van Sherir Hoessin
had hij indertijd Martapoera verlaten. De eerste vijandelijke
bewegingen in Moening waren niet door hem, maar door
sulthan Tamdjid Illah begonnen. Misbruik makende van zijn
naam, had zekere Ganga Soeta, Moening aan het gisten
gebragl. Maar Ganga Soeta had daartoe last ontvangen van
den sulthan. Een briefje van den volgenden inhoud: ük,
sulthan Tamdjid, verlang dat gij in deze zaak den naam
gebruikt van Hidayat" was naar hij meende in handen ge*
komen van het bestuur. Vroegere residenten (dit zeide hij
niet zonder verlegenheid, daar hij ongaarne een beschuldi-
ging tegen gouvernements ambtenaren inbragt) hadden hem
in tegenwoordigheid van vele inlandsche grooten beleedigd ,
door te zeggen: »gij zult Tamdjid's orders gehoorzamen,
en zoo niet, dan zal ik u daartoe dwingen.*'
Op de vraag: op welke wijze men zich het beste van
Antassari en Amin Oelah konde meester maken, antwoordde
Hidayat, dat nu hij het land verUet, ook zij spoedig hun
aanhang zouden verliezen. »Ik zie thans niet op tegen de
Digitized by VjOOQIC
840
reis naar Java, voegde hij er bij, ik neem de beschikking
des Allerhoogsten met geduid aan en vertrouw op het gou-
vernement. Alleen kwelt het mij bij mijn vertrek, dat ik
zelf de zaak niet geheel voor het gouvernement kan be-
vredigen en daardoor het bewijs geven hoe welgemeend mijn
berouw is en hoezeer ik de milde handelingen van het bestuur
waardeer. Welaan! sprak hij met nadruk, zoo men het mij
toestond, zoude ik zelf Amin Oelah opzoeken en hem dv^in-
gen; mijne ziel (djiwa) zou ik daarbij verspelen, of hij de
zijne er bij laten, wanneer hij niet goedschiks wilde volgeu.
Ook Antassari zou ik wel weten over te halen of te dwingen/'
Over dit zijdelingsch verzoek om te Bandjermasin te blijven,
meende de resident te moeten heenglijden. Hij wees nog eens
op de moeijelijke verhouding waarin Hidayat zou komen , op de
waarschijnlijkheid dat hij het vertrouwen van het gouverne-
ment zou verliezen door de kuiperijen van inlandsche Hoofden,
en ondervroeg hem over zijne betrekking met Antassari.
ïNiet volgens een vooraf beraamd plan was de opstand
begonnen, verklaarde Hidayat. Ik heb niets met Antassari
besproken. Door mijne vlugt en door de machinaliên van
den laaghartigen Amin Oelah is er opstand ontstaan, voor
en zonder dat ik het wilde. Ik verlangde geen opstand.
Was ik niet ongerust geworden en gevlugt, het zoude zoo
ver niet gekomen zijn. Op dat tijdstip bevorderde ik den
opstand nog niet. Vroeger ontmoette ik Antassari nimmer;
slechts zelden was ik met hem in briefwisseling en in de
]aatste tijden hoorde ik niets meer van hem. Het manifest
roet mijn en Antassari*s zegel, in de kampongs vertoond,
waarbij het volk tot verzet werd opgeroepen, was niet mijn
werk, maar dat van den schurk Amin Oelah."
Het was inderdaad waarschijnlijk dat Hidayat in 1859 slechte
raadgevers had, en dat er veel onheil zou zijn voorkomen, indien
hel toenmalig bestuur het vertrouwen van den rijksbestier-
der had kunnen winnen.
Digitized by VjOOQIC
241
flidayat verzocht een schriftelijk bewijs van de vergiffenis
en den onderstand die hem beloofd waren. Doch toen de re-
sident hem opmerkte, dat de openlijke, mondelinge behan-
deling der zaak meer pleitte voor de opregtheid zijner
woorden en de ridderlijkheid zijner handelingen, dan een
schriftelijke verklaring die aanleiding zou kunnen geven tot
de veronderstelling dat de onderwerping niet geheel vrij-
willig was geweest; toen de resident er echter bijvoegde, dat
zijne woorden nimmer onwaarheid bevatten en hij altijd bereid
was in geschrifte te stellen, 't geen hij mondeling had beloofd —
vergiffenis en voldoende onderstand , — toen zeide Hidayat :
)lk zal mij gaarne onderwerpen aan hetgeen de resident het
beste vindt; hij zal, hoop ik, thans alles voor mijn best
doen." — Dit werd nu nogmaals verzekerd, en om al dade-
lijk een blijk te geven der grootmoedigheid waarmede de
Nederlandsche regering zijne overwonnen onderdanen be-
handelt, beloofde de resident dat hem flbOO zou worden
uitbetaald tot aankoop van kleederen en andere benoodigd-
heden voor de reis. Hij had immers vernomen dat Hidayat
geheel van geldelijke middelen ontbloot was?
Dit was inderdaad zoo. Niet alleen bezat Hidayat geen
penning meer, maar hij was aan zijne tante Kesoema Nega-
ra nog ^2000 schuldig; die som zoude hij gaarne voor zijn
vertrek afbetalen. De resident wees hem den weg aan, om
die schuld later bij gedeelten af te doen met zijn trakte-
ment; thans moest hij slechts aan zijn vertrek denken. Ook
naar dien raad luisterde Hidayat gewillig. — Het uur van
bidden was nu gekomen ; hij vroeg toestemming zich te mo-
gen verwijderen en nam afscheid met een diep gevoel van
dankbaarheid.
Aan demang Lehman, die een tjap verzocht, waaruit zijn ver-
giifenis zoude bUjken , werd de volgende verklaring gegeven :
)De luitenant-kolonel, resident enz. geeft dit bewijs aan den
vroegeren opstandeling kiay demang Lehman, ten blijke dat
U. 46
Digitized by VjOOQIC
242
hij volle vergiffenis van het Nederlandsch bestuur heefl ont-
vangen. Hij toekent er zeir bij aan, dat sints demang Lehman
in onderwerping is gekomen deze werkelijk berouw heeil
doen blijken, en na dien tijd goede diensten heeft bewezen
om den opstand verder te derapen en pangerang Hidayat
tot onderwerping over te halen.
iWanneer hij na zijn verblijf op Java wenscht terug te
keeren naar Bandjermasin, mag hem zulks niet belet worden.''
Den 31 «" had een tweede vergadering plaats, bijgewoond
door den resident, den assistent-resident, dea regent en het
distriktshoord van Martapoera , door hadji Isah , pangerang
Hidayat, pangerang Wira Kasoema en demang Lehman. In
die vergadering werd het volgende stuk vastgesteld , voor-
gelezen, en door Hidayat met zijn tjap voorzien.
]>Deze tjap komende van^mij, pangerang Hidayat Oellah,is
gerigt aan het Bandjersche volk.
»Geene bevelen zijn echter in dezen mijnen brief verval
want van dat regt heb ik reeds vrijwillig afstand gedaan;
dat regt heb ik verbeurd door de vroegere gedragingen des
volks tegenover het Nederlandsch-Indisch bestuur. Het is
dus slechts een verzoek dat u wordt gedaan, met den op-
regten wensch dat gij daaraan zult gehoor geven , opdat de
onheilen die u reeds te lang hebben getroffen eindelijk een
einde mogen nemen.
iGehoor gevende aan verkeerde raadgevingen, hebt gij vroe-
ger een dwaalspoor gevolgd, en zijt gij destijds in opstand
gekomen tegen het Nederlandsch bestuur.
^Daardoor is groote kommer en ellende over u gekomen en
zal ik voor God den Allerhoogste verantwoording moeten af-
leggen , voor de stroomen bloeds die de oorlog heeft gekost.
iGij hebt u al die opofferingen ter mijner liefde getroost,
en wederkeerig wil ik u dan ook toonen uw welzijn goed
DigitizedbyVjOOglC
243
te begrijpen en dat nog voor het iaatst behartigen , opdat
mijne schuld daardoor moge verminderen.
iGij hebt gezien dat het Nederlandsch bestuur ons in kracht
en magt verre overtreft , dat het slechts de welvaart beoogt
van zijn goedgezinde onderdanen niet alleen, maar dat
het zelfs mild en grootmoedig is jegens zijne vijanden;
want zelfs bij den nu heerschenden hongersnood komt het zijne
vroegere vijanden ter hulpe.
iGij die immer gehoorzaam zijt gebleven aan de bevelen
van het Nederlandsch bestuur, gij hebt immers reeds de
weldaden van dat bestuur ondervonden. Gij hebt gezien dat
het niet zijne maar wel uwe belangen beoogt.
»Aan het Bandjersche volk doe ik daarom de bede om af te
zien van het plegen van verdere vijandelijkheden. Gij die nog
in verzet zijt, keert terug naar uwe woningen, en zoekt
uw levensonderhoud in een vreedzaam en eerlijk bestaan,
opdat de tooneelen van moord en verwoesting voor goed een
einde mogen nemen.
ïLegt uwe wapenen neder , smeekt ootmoedig uwe vergif-
fenis af en ik ben overtuigd dat zij u grootmoedig zal wor-
den geschonken.
•Geelt verder geen gehoor aan de bevelen der Hoofden die den
oorlog mogten blijven volhouden , noch aan de bevelen udoor
Antassari» Amin Oelah en andere slechtgezinden gegeven;
want ik zeg u dat dezulken zoowel uw als hun belang ge-
heel verkeerd begrijpen, en dat gij voor uw eigen heil en
uit liefde voor mij verpligt zijt^ de slechtgezinde Hoofden aan
het gouvernement uit te leveren.
tik zelf heb u het voorbeeld van onderwerping gegeven ,
en gij hebt gezien dat ik mij daar goed bij heb bevonden.
»Ik heb het gedaan om hen, die nog in verzet zijn, daartoe
eveneens aan te sporen. Hoe eerder de sporen van dezen
noodlottigen oorlog zullen zijn uitgewischt, des te eerder hebt
gij vergeving te wachten van God den Allerhoogste voor de
Digitized by VjOOQIC
844
rampen , die gedurende meer dan twee jaren de Bandjersche
bevolking hebben geteisterd.
>Door de vervulling van deze mijne bede, zult gij mij,
pangerang Hidayat Oellah, zeer gelukkig maken.
BGod de Allerhoogste en de Maroekoem en de Astana zuUen
u vervloeken , maar vooral de verdere opstandelingshoofden,
wanneer gij aan dit mijn laatste verzoek niet zult voldoen."
Aan pangerang Wira Kasoema, die onder Hidayat tijdens
den opstand de betrekking van rijksbestierder vervuld had,
werd te kennen gegeven, dat ook hij naar Java moest ver-
trekken en dat hem , daar hij geheel zonder middelen van
bestaan was, eveneens een onderstand zou gegeven wor-
den. — De belofte dat de assistent-resident majoor Koch
de reis naar Java zou mede maken , verheugde Hidayat zeer.
Zijn verzoek , om ook door het distriktshoofd kiay Djamidin
begeleid te worden , werd eveneens toegestaan.
Hoewel het Hidayat vergund was tot den 5*^" der volgende
maleische maand te Martapoera te blijven , werd hem in over-
weging gegeven om een paar dagen vroeger te vertrekken ,
vermits in dit geval een gedeelte van zijn gevolg op de
mailboot kon ingescheept worden en Hidayat gelijktijdig met
al zijne volgelingen te Batavia aan wal kon stappen. Toen
ook dit overeengekomen en het vertrek geheel geregeld was
tengenoege van den vroegeren rijksbestierder, die zeer tevreden
en gelukkig scheen met den goeden afloop der onderhandeling,
liet de chef der expeditie de inscheping met vertrouwen over
aan den majoor Koch die bij de onderwerping veel beleid
aan den dag had gelegd, en keerde den l^'' naar Bandjer
terug. Daar bepaalde hij de stoomschepen die tot het overbren-
gen der vorstelijke familie gebruikt zouden worden, gaf last
dat zij in den morgen van den S^*" Januari) 1862 naar Poeloe
Kagit stoomen zouden, en zorgde dat dier aan het vertrek
hoegenaamd geen belemmeringen in den weg werden gelegd.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XIV.
DK ORANG BBAMAaL TE MANDJA6AR EN SOENGEJ PBKDANGIK. —
D£ VECHT OP DB BOVBN-BARITO. — TWEEDE TOGT DER
EOBTBINEZEK.
Voor dal wij de gevolgen der onderwerping van Hidayai
vermelden , zal het noodig zijn een blik te slaan op den
toestand van het land in de andere afdeelingen.
Hoe groot de schaarschte van rijst in Riam Ranan en Kiwa
was, ontwaarde men reeds uit het gebrek dat deHoord-op-
standelingen leden. Een pikol rijst, dat gewoonlijk fS kostte,
moest nu met fiS betaald worden. Het bestuur had tijdig
maatregelen genomen om hongersnood in de kampongs te voor-
komen; maar de kwaadwilligen, die nog in de bosschen
schuilden, werden door dien geesel getuchtigd or genoodzaakt
het zwaard op te steken en in onderwerping te komen. Ook
in Tanah Laut stond gebrek voor de deur ; daarom werd aan
de bevolking toegestaan diamanten te graven tegen betaling
van een kleine belasting.
In Amandit trachtte hadji Lamoan een bende orang bea-
maal te organiseren, doch werd met een volgeling door
een nachtelijke patrouille onder Gehne afgemaakt. De in-
Digitized by VjOOQIC
S46
lander Angeer, die M^eigerde de plaats aan te wijzen waar
loerah Boesaleh zich verschool, maakte amok, doch werd
er zelf het slagtoffer van. De ^ luit. von Plötz vatte te
Bambang twee Hoofden. Door aanhoudend patrouilles uitte
zenden, vielen eenige inlanders in onze handen, die langen
tijd de postgemeenschap bemoeijelijkt hadden, zoodat thans
de rust hersteld mogt heeten.
Niettegenstaande de bloedige lessen der vorige maand,
was het dolzinnige beratippen nog niet geheel onderdrukt.
Te Ilong en Mandjabar in AUei hield men vergaderingen,
wond men zich op en vastte men, alles onder leiding van
zekeren panghoeloe Lamoedin. Kapitein Rödlich ging daaraan
een einde maken en rukte den 1"^ Januarij uit Barabei-ie
met een kolonne van 84 bajonetten en een berghouwitser on-
der luit. Strengaerts en de dd. officieren van Puffelen en Kieser.
In de nabijheid van Mandjabar werd de kolonne van een
hoogte met geweervuur ontvangen. Naauwelijks had Rödlich
een behoorlijke stelling op den weggenomen, of een talrijke
bende — volgens opgave van pembekkel Diertja 200 man —
kwam te voorschijn en viel de kolonne moedig aan. Dooreen
goed aangebragt kartets- en geweervuur teruggedreven, be-
proefde zij daarop om te trekken. Eensklaps springen acht woe-
dende orang beamaal met opgeheven klewangs en gevelde lan-
sen uit het riet en werpen zich stout op de achterwacht. Deze
ontvangt hen goed en doet alle acht in het stof bijten; een
hunner was tot aan den houwitser doorgeloopen voordat
hij werd afgemaakt. In het geheel verloor de vijand ruim
20 man, doch ook van onze zijde telde men één doode en
negen gekwetsten.
Na afloop van het gevecht achtte Rödlich het noodig met
de gewonden naar Rantawan terug te marcheren. Daar
het echter in de bedoeling lag van den kommandant der
troepen in AUei om den omtrek van Mandjabar geheel te
Digitized by VjOOQIC
247
zuiveren , begaf RÖdlich zich 's anderendaags wederom der-
waarts en vatte tot den 5^ in den kampong post. De orang
beamaal trokken daarop naar Karrau en Koe-oe , waar
RÖdlich door het booge water verhinderd werd hen aan te
tasten.
Door een aanval op kampong Kroebang gaf die bende den
11^ Januarlj weder teeken van leven. Slrengaerts onmiddelijk
derwaarts getogen, vond den vijand reeds verdwenen en
de kampongsbewoners in het bosch gevlugt. Zijne pogingen
om de bende te achterhalen, mislukten door den moerassigen
bodem. — Geen middel onbeproefd latende om het opge-
wonden volk tot bezinning te brengen, liet men den mufli
van Amoenthay een bevelschriil uitvaardigen waarbij de
handelingen der orang beamaal ten hoogste afgekeurd wer-
den. Twee hadji's bragten dit naar Karrau en Koe-oe.
Karta Negara (zie pag. 209) hield zich op in de bosschen
oostelijk van Allei en plunderde nu en dan een weêrloozen
kampong; de troepen op hem afgezonden, wist hij te ont-
wijken. De 1« luit. Voogt die bij het gevecht te Kria Widjaja
Bepintoe gekwetst werd, overleed den 3«" Jan. aan de ge-
volgen zijner wonden.
Opvallend was het, hoe veel bewijzen van goede gezind-
heid door de bevolking werden gegeven, en hoe gelrouw zij
alle beriglen omtrent den vijand aanbragt. Van der Heijden
maakte daarom van zijn magt als civiel-gezaghebber gebruik om
met groote bevolkingspatrouilles het land van stroopende ben-
den te zuiveren. Zoo trok pembekkel Diertja met 500 man langs
de gebeele soengej Babang-AUei tot aan het onbewoonde
gebergte; het Hoofd van Benoea Kapayang met een andere
patrouille iangs den weg die naar Panghamban en soengej
Doerian voert; en een derde onder Tameng Joeda, een
vroeger opstandelingshoofd, langs de soengej Gatal.
Verscheidene vijandelijke Hoofden onderwierpen zich in
den loop dezer maand te Barabei-ie.
Digitized by VjOOQIC
S48
Na het gevecht te Benoea Lawas (zie pag. 208) was de
toestand in Amoenthay aanmerkelijk verbeterd. Den l?*"*
kwamen er evenwel berigten in, die nieuwe troepenbewegingen
noodig maakten. Goesti Mad Said, zoo beweerde men, had
van zijn vader Antassari den titel van sulthan gekregen en
goesti Ali dien van Hangkoe Boemi ; zij hielden zich te Paran
boven Pringin op. Pangerang Mas Anachoda Lampong
en Ngabei Moeda bevonden zich met 300 gewapenden noord-
oostwaarts van Kaloewa en poogden met geweld de naburige
bevolking tot beratip beamaal over te halen.
Een kolonne sterk 68 man en één houwitser onder van
Bennekom marcheerde dientengevolge derwaarts en vond
den lO*"" bij Soengej Pendangin een verlaten bivak. Spoedig
daarna ontwaarde de voorhoede , bij het deboucheren uit een
bosch, eenige huizen waarin Anachoda Lampong zich bevond
met honderd man. De nadering van troepen niet bespeu-
rende, werd de bende onverwachts aangetast, verloor zes
dooden, een aantal gewonden en verscheidene wapens, en
koos ijlings jde vlugt. Anachoda zelf had twee wonden be-
komen. — Met dezelfde kolonne maakte van Bennekom den
il^ een togt naar Pamatton, oostwaarts van Kaloewa, waar
panghoeloe Abdoel Rassid zich met zijn bende ophield. Ge-
dekt door een vooruitgeschoven wacht die alarm maakte,
had de vijand gelegenheid het hazenpad te kiezen en ont-
kwam in het bosch aan de vervolging der soldaten.
Andere krijgsverrigtingen vielen in die afdeeling niet voor.
Paran kon niet bereikt worden, door de onbegaanbaarheid
van het terrein achter Pringin in dit jaargetijde; de vijand,
die daar stand hield, kon eerst later verdreven worden. Van
Tabalong werd gemeld, dat Antassari met een geleide van
200 man Teweh had verlaten om met Hidayat een ontmoeting
te hebben, en dat hij reeds aan den oorsprong der Tabalong
was gekomen, om verder langs de grenzen van Allei te
Digitized by VjOOQIC
S49
gaan. Dit berigt had te weinig schijn van waarheid om er
veel acht op te slaan.
In het noordan was weinig verandering in den bestaanden
toestand gekomen. Kiay Ranga Nili hield Ampah bezet en ver-
wachtte nieuwe vijandelijkheden van een bende Dayaks onder
Kartas Helayong. In Doesoen was het gebrek aan zout zoo groot,
dat het onmogelijke beproefd werd om dit in te smokkelen.
Tommonggong Toendan, het belangrijkste Hoofd der mui-
telingen in Kahayan, overleed korten tijd na zijn terug-
komst uit Doesoen.
De Vecht (zie pag. 212) vond de bevolking van Lahey en
Teweh even vijandig als vroeger. Nadat die stoomer den
17« December 1861 voor de monding van eerstgenoemde
rivier het anker had laten vallen, werd de sloep onder
bevel van den luitenant ter zee ^^^ klasse Sandt van Nooten,
reeds den volgenden dag met geweerschoten ontvangen.
Yan den ketting der Onrust, die over de rivier zou gespan-
nen zijn, werd niets bespeurd. Twee inlanders, Brahim en
Adam, die van Bandjer medegenomen en den 16^'^ de Teweh
opgezonden waren, kwamen den 18™ aan boord terug, zeg-
gende dat zij door het Hoofd Singa Djajapati waren aange-
houden en zeker omgebragt zouden zijn, als zij niet op de
vlugt waren gegaan.
Den 21 «> roeide een tweede verkenning in negen uren tijds,
drie mijlen de rivier op, en kreeg toen vuur uit een kam-
pong aan den regteroever gelegen. Door de ontscheepte
troepen werd de vijand verdreven en de kampong vernield;
een tweede en derde kampong ondergingen hetzelfde lot.
Bij den laatsten drong de vijand tusschen de ontscheepte
manschappen en de sloepen door, doch werd spoedig ver-
jaagd. Een matroos werd door een pijl, een inlandsche vuur-
stoker door een kogel gewond.
Digitized by VjOOQIC
260
Den 28«» werd door de Vecht voor de Teweh post gerat,
en werden sloepen de rivier opgezonden, die na tien uren
roeijens zonder eenige ontmoeting terugkeerden. Waarom
men van het leger der Roeteinezen niets vernam, zullen wg
spoedig mededeelen. — Op de terugreis, den 6^^* Janaarq
ondernomen, ontmoette de Vecht bij Marabahan de Celebes
die haar van victualie en van een barkas voorzag, nam van Meng-
kaïip nog een korporaal en tien infanteristen mede om de
verkenningen krachtiger te kunnen maken en stoomde den
10"* weder de Barito op.
Niet beter dan de eerste maal, liep ook de tweede togt
der Roeteinezen naar Doesoen af. De praauwen die den 13°"
Oclober de bovenlanders naar Pangkoe zouden brengen (ziepag.
176) om daarna de troepen af te halen, waren den 29*° dier
maand nog niet te Moeara Pahoe terug. De Bode, het talmen
moede, bragt den assistent-resident onder het oog, dat hij
slechts voor twee maanden vivres in voorraad had en het na-
zenden daarvan met veel bezwaren zou gepaard gaan, dat
de op nieuw aangevraagde vivres te M. Pahoe of elders in re-
serve moesten bhjven om bij een on ver wachten terugtogt
te dienen, en dat het dus hoog tijd werd den togt te volbren-
gen. Nu stelde Dahmen den sulthan een ultimatum en ver-
klaarde dat, wanneer er op den 31^ geen voldoend aantal
praauwen gereed was, hij met de kolonne en het stoom-
schip over Samarinda naar Bandjermasin zou terugkeeren,
en Z. H. verantwoordelijk stelde voor de gevolgen. Die be-
dreiging hielp; men verzamelde eenige praauwen uit den
omtrek, zoodat er in den avond van den 3«° November 22
praauwen beschikbaar waren.
Den 4^ vertrok de kolonne om 9} uur en kv^m 's mid-
dags ten 3\ uur te Bayan (een Dayaksch huis) aan; hier werd
gebivakkeerd, doch door de luiheid en nalatigheid van den
kommandant der vivres-praauwen waren deze niet aangeko-
Digitized by VjOOQIC
S61
men en kon er niet gegeten worden. De reis duurde 7 da-
gen; den iO™ bereikte men kampong Pangkoe (aan desoen-
gej Njawattan); onderweg waren de noodige voorzorgsmaat-
regelen genomen.
Bijna door het geheele gebied van de Pahoe tot aan de
Njawattan en van de Njawattan tot Pangkoe, vond men alles
overstroomd; slechts hier en daar stond een enkel Dayaksch
buis. Te Pangkoe werd het terrein hooger en heuvelachtig
en de bevolking talrijker. In tegenstelling van de Pahoe,
die tot aan de Njawattan omstreeks 55 el breed is , en voor
groote praauwen en kleine stoombooten altijd bevaarbaar
blijft, is de laatstgenoemde rivier smal en alleen voor kleine
praauwen bruikbaar.
Den 20^ kwamen d^ sulthan en de assistent-resident met
gevolg aan, en daar men nu slechts vier dagmarschen van
het Laheysche verwijderd was , werd op een spoedig ver-
volgen van den togt krachtig aangedrongen.
Ue gezondheidstoestand der troepen was ongunstig; den
5*" December werden reeds 1 europeesch sergeant , 2 in-
landsche sergeanten , 7 europesche en 3 inlandsche soldaten
geëvacueerd. Hoezeer de kolonne-kommandant had aange-
drongen om deze ongezonde plaats te verlaten, werd het ver-
trek toch gedurig uitgesteld , met dat gevolg dat den 12<^
December nog eens 3 europeanen en 3 inlanders geëva-
cueerd moesten worden , en de kolonne teruggebragt was
tot op 7i man met 65 bajonetten.
Den 13^ December kon de reis nog niet aangenomen wor-
den uit gebrek aan koelie's; andermaal werd den sulthan
een ultimatum gesteld, en nu zoude de kolonne zeker den
14^ des namiddags of uiterlijk in den morgen van den 45»
vertrekken. Dien dag werden weder 5 europeanen en 2
inlandsche soldalen ziek teruggezonden. Van Samarinda ver-
sterking ontbieden, was ondoenlijk. Daartoe ontbrak de tijd;
er bestond immers hoop om spoedig in het Laheysche te zijn.
Digitized by VjOOQIC
25B
Op den 14a> en den 15«* rukte men evenwel nog niet op,
alhoewel de troepen gereed stonden ; de sullhan verkoos niet
te vertrekken omdat het regende. Eindelijk vertrok men
den 16"* December van Pangkoe. Vier dagen vroeger, was
de Dayaksche radja Alam met zijne manschappen vertrokken,
onder belofte om tot in Lahey ons vóór te gaan; dekolonne
haalde hem evenwel dienzelTden dag tegen lij uur bij de
soengej Helia in. Omdat de vogels niet genoeg goede tee-
kenen hadden gegeven, had men niet doorgemarcheerd.
Het gevolg hiervan was dat de kolonne ook niet verder kon
gaan.
Den il^ ging men eerst ten 9 ure op marsch , en had
de kolonne met groote moeijelijkheden te kampen. De
meeste koelie's liepen weg en stoorden zich niet aan de
bevelen; verscheidene manschappen werden ziek, zoodat
eindelijk aan de soengej Moerowan het bivak moest opge-
slagen worden. De kiay Senopati was ernstig ziek en had
zich daar reeds gelegerd.
De marsch van den \S^ ging gepaard met dezelfde ver-
warring en hetzelfde oponthoud als den vorigen dag. Te
soengej Mari, bespeurde de kolonne-kommandant , dat het
kistje der kompagnies-adminislralie ontbrak en liet hij een on-
derzoek instellen. Den volgenden dag werd het marcheren
nog bez warender , daar het aantal zieken voortdurend toenam.
Ook een groot gedeelte der Roeteinezen werd ziek en
had daarenboven nog gebrek aan voeding, zoodat er een
aantal naar de kampongs werd teruggezonden.
Van uur tot uur werd de weg slechter; het smalle mod-
derige pad ging beurtelings over steile hoogten en door
diepe ravijnen : de soldaten moesten zelven hunne zieke
makkers dragen; want hoe sterk de kolonne-kommandant
ook bij den assistent aandrong om hulp van koelie's te ont-
vangen, 't was alles vruchteloos. Des namiddags ten 5 ur#
bereikte de kolonne de soengej Njahan, op bijna een uur
Digitized by VjOOQIC
858
afstands van Liogan gelegen ; daar de soldaten uitgeput van
Tennoeijenis waren, moest de Bode last geven tot bivakke-
ren. De assistent-resident was met den sulthan tot Lingan
doorgemarcheerd.
Laat in den morgen van den 20«'» werd de togt voortge-
zet en tegen 11 ure het bivak te Lingan bereikt. De radja
Alam was daar reeds gelegerd. In het belang der dienst
had de Bode zich veel laten welgevallen waartegen hij in ge-
wone omstandigheden zoü zijn opgekomen ; in de hoop het
doel van den togt te bereiken , had hij met zijne man-
schappen ongemak en gebrek geleden, doch thans schreef hij
den assistent-resident aan, dat een marsch op die wijze
door vijandelijk land onmogelijk was , en verzocht hem be-
tere maatregelen te nemen voor dat er verder gegaan werd.
De toestand der troepen werd hoe langer hoe slechter ;
al de inlandsche soldaten hadden koorts en vele leden aan
berri-berri; den 29«° telde men 38 zieken en moesten er
wederom i sergeant-majoor, i korporaal, 5 flankeurs en 7
inlandsche soldaten met 2 kettinggangers teruggestuurd wor-
den. Dit gaf de Bode, die in niets geraadpleegd werd en nooit
een vergadering bijwoonde, aanleiding den heer Dahmen voor
te stellen om , wilde men ooit de Boven-Doesoen bereiken ,
tijdelijk te Lingan te blijven totdat er versterking en toevoer
van het noodige van Samarinda aangevraagd en gekomen zou
zijn, in de hoop dat de zieken in dien tusschentijd zouden
herstellen. Kon de assistent daarin niA bewilligen, dan
stonden de M nog gezonde manschappen onder een officier
en den officier van gezondheid tot zijne beschikking, en zou
de Bode de ongestelden met de beide overige officieren
terug zenden.
De sulthan hield zich te Pangkoe bij voorkeur in een
smederij op , of vermaakte zich met over paaltjes te springen.
Den 26^ werd door de onachtzaamheid van den komman-
dant der wacht, de inlandsche sergeant Djojo Pradsoeno,
Digitized by VjOOQIC
864
een kistje ontvreemd inhoudende f 3000 die onder verant-
woording van den assistent-resident waren. Niet alleen de
soldaten , maar ook de meeste Koeteinezen werden van
lieverlede ziek en keerden naar hunne kampongs terug.
In den nacht van den ^^^ Januari) openden eenige kwaad-
v^Uigen het graf van een kettingganger, sneden het lijk het
hoofd af en namen het mede.
Het was te voorzien dat het bivak te Lingan vooreerst
niet verlaten zou worden om dieper het land in te gaan.
De toestand der Koeteinezen en van het geheele leger voor
zooverre het nog dien naam verdiende, werd ten laatste zoo
ellendig, dat er besloten werd den togt naar de Boven-
Doesoen op te geven. De assistent-resident en sulthan ga-
ven den 7«° Januarij bevel tot den terugtogt op grond van
het verloopen van het volk, het volstrekt gebrek aan vivres
voor des sulthans krijgslieden en het groot aantal zieken.
De laatste troepen kwamen den 10*"* Januarij te Pangkoe,
aan de Njawattan aan.
Die terugmarsch was nog ellendiger dan de opmarsch.
Men had aan alles gebrek, er waren zelfs geen praauwen
voor de zieken die reeds zoo veel moesten lijden. Toen
er eindelijk eenige vaartuigen en rakits aangekomen waren,
moesten de soldaten zelfs de handen aan het werk slaan,
om die te besturen; de koelies die de behulpzame hand
nog konden bieden, betoonden den grootsten onwil; terwijl
de bende van den sulthan als het ware vlugtende de ko-
lonne vooruitging , alleen om de troepen in den rug te hebben
en daardoor voor een vijandelijken aanval gevrijwaard te zijn.
Na eindelooze pogingen om praauwen te krijgen , vertrok
den iS""^ Januarij de kolonne naar Moeara Pahoe. Den
i20*« kwam Z. M. stoomschip Bali aldaar aan, en nam 's an-
derendaags de kolonne aan boord. Te Pelarang, waar lui-
tenant van Gasteren een post zou oprigten, bleven de minst
zieke manschappen achter.
Digitized by VjOOQIC
S55
Den S^»" werd Saraarinda bereikt en den 25^ Januari)
gingen de officieren en manschappen op Z. M. stoomschip
Celebes over.
Den 29<» Januarij kwam de kolonne de Bode, nog sterk
4 officieren, 31 Europeërs en 44 inlandsche soldaten per
Celebes te Bandjer terug. Zestig manschappen en twee of-
ficieren aan galkoortsen en berri-berri lijdende, werden met
den kolonne-kommandant dadelijk in het hospitaal opgeno-
men. Gedurende den geheelen Bandjerschen krijg had nooit
een kolonne zooveel ellende doorgestaan, zooveel volharding
betoond. Zonder een schot te hebben gelost, zonder een
vijand te hebben gezien, telde zij 9 dooden en bijna geen
enkelen gezonde.
Digitized by VjOOQIC
IHOOPDSTÜK XV.
VBRBAAD VAN DEMANG LEHMAN. — TOEBEREIDSELEN TOT VEB-
TREK VAN HIDAYAT. — ZIJN VLUGT. — HANDELINGEN VAN
HET BESTUUR. — BUITENGEWONE INSPANNING DER TROE-
PEN. — HIDAYAT KOMT TE MARTAPOERA TERUG. —
VERTREK DER SULTHANSFAMILIE NAAR JAVA.
Het vertrek van Hidayat met zijn gezin was op denS*^
Februarij bepaald (zie pag. 244). In den namiddag van den
2«° omstreeks 5[ uur vervoegde hij zich met Lehman en
twee volgelingen bij den majoor Koch in de versterking, om
over het uur van inschepen te spreken. Op verzoek van
Hidayat werd dit op 9 uur 's morgens bepaald. Depangerang
was in een kalme stemming.
Tegen 9 uur 's avonds meldde zich nog de regent aan en
verzocht den majoor om te vallen gelasten, dat niemand,
zelfs demang Lehman niet, in de versterking zou worden
toegelaten. Lehman, zeide hij, had het plan gevormd — op
dat oogenblik wel is waar nog niet geheel tot rijpheid ge-
komen — om Hidayat niet te laten vertrekken; de bevol-
king zou hem in de uitvoering daarvan ondersteunen.
Majoor Koch berigtte dit een uur later aan den chef
der expeditie, en voegde er bij dat hij voornemens was den
volgenden dag» een halfuur voor het inschepen, Hidayat
Digitized by VjOOQIC
257
Ie lalen welen dat een ijzeren praauw tol zijne beschik-
king gereed lag, en hij, assislenl-resident, uil welvoegelijk-
beid noch bij hel afscheid nemen noch bij hel inschepen
tegenwoordig zou zijn. Wanneer de pangerang mei vrou-
wen en kinderen, door den regent begeleid, van wal ging,
zou Koch met hel dislriklshoofd en een behoorlijke dekking
over land zich naar de plaats begeven waar de van Os onder
sloom lag, daar aan boord gaan en Hidayal opnemen. V/erd
echter Hidayal belet om te vertrekken, dan zou Koch tol 12
uur wachten en daarna met een sterk geleide naar de regenls-
woning gaan en hem afhalen; een ander detachement van
60 bajonetten met een houwitser zou tegelijkertijd langs
den weg lol aan de van Os oprukken, om de inscheping van
Hidayal Ie beschermen.
Op ontvangst van die verontrustende tijding (4 uur 's nachts)
vertrok Verspijck onmiddelijk per praauw naar Marlapoera^
vergezeld door den w*. controleur luitenant Verslege, den
djaksa en den luitenant Boers met 17 bajonetten, en kwam
daar om 2 uur na den middag aan.
Koch had legen 10^ uur ''s morgens berigl gekregen dat
Hidayat zich met zijn gevolg in twee praauwen had inge-
scheept, en was daarop dadelijk met 40 man en het dislrikls-
hoofd in een Ijzeren laadpraauw gevolgd. Geen drie honderd
schreden afgelegd hebbende, hielden echter de praauwen we-
der naar den wal , legden aan, en werden met den meeslen
spoed ontruimd. In een oogwenk verdween Uidayal onder hel
volk , dat in massa en zwaar gewapend aan den oever stond.
Koch dacht dal Hidayal in de nabijgelegen missigit nog een
laatste gebed wilde doen en volgde hem aan wal. Daar stond
hij voor een digi opeengepakte menigte die niet uitweek.
Op zijn vraag : wal dat beduidde ? werd geantwoord : dal men
niet zoude toelaten dal Hidayat vertrok, dat men liever de
woningen wilde verbranden en den vorst in de diepste wil-
dernis volgen, dan Ie gedoogen dat hij hel land verliet.
II. il
Digitized by VjOÓQIC
258
Geweld gebruiken zou niet alleen vruchteloos geweest zijQ,
maar ook de noodlottigste gevolgen na zich gesleept heb-
ben. Een aantal inlanders zouden neergeschoten, misschien
door de soldaten in de rivier gedrongen zijn, doch in geen
geval was er kans geweest om Hidayat het ontkomen te
beletten. Daarom keerde Koch naar de versterking terug en
raadpleegde hij den regent, die zich niet in de praauw van
tlidayat had gewaagd. Demang Lehman, de drijver der
oproerige beweging, was natuurlijk bij de inscheping af-
wezig en had zich in de nabijheid van de missigit opge-
houden.
Een bodenaarden nabij gelegenen kampongPasseyangan ge-
zonden, kwam terug met de tijding, dat iedere zendeling
zou afgemaakt worden die het waagde te naderen met een
andere boodschap, dan de toestemming aan Hidayat om in
het land te blijven.
liet bittere der tijding van het gebeurde waarmede Ver-
spijck bij het aan wal stappen werd ontvangen, werdeenig-
zins verzacht door het berigt dat Hidayat bij het graf zijns
vaders was, in de nabijheid van Passeyangan. Er was
dus nog hoop hem te overreden , want slechts in het
uiterste geval wenschte Verspijck de bajonetten te gebruiken.
De regent meende dat Lehman in den nacht van 2 op 3
Februarij met Ratoe Sitie, Hidayat's moeder, het plan tot
rijpheid had gebragt om den vorst niet te laten vertrekken;
vroeger reeds had zij tot haar zoon gezegd: »Indien gij u
te Martapoera overlevert, zal ik de borst vervloeken die u
gezoogd heeft."
Uit de versterking kon men zien dat de kampong door
veel volk bezet was en dat de toegangen bewaakt werden;
welligt bevond Hidayat zich daar. Meermalen was Koch op
het punt geweest Passeyangan aan te tasten, doch de over-
tuiging dat het onmogelijk was om Hidayat tegen zijn wil
in handen te krijgen, weerhield hem geweld te gebruiken. Hij
Digitized by VjOOQIC
259
schreef dus aan Lehman, dal hij van deze verandering van
zaken niets begreep en inlichtingen verzocht omtrent zijn
6Q Uidayat's verlangen. Daarop kwam het volgende antvsroord:
iDeze brief, vergezeld van eerbiedige groeten, komt van
mij kiay demang Lehman.
lik hoop, dat de groote Heer mij en de geheele bevolking
genade zal schenken, en met barmhartigheid en regtvaardig-
heid zal overwegen wat tot heil en voorspoed strekt van de
onderdanen van den grooten Heer, zooals dit verzocht wordt
in het nevensgaande verzoekschrift van de bevolking van
Martapoera."
Dehajig Lehman.
Het daarbij gevoegde stuk luidde aldus :
BÜit verzoekschrift komt , uit naam der bevolking van Mar-
tapoera, van ons, onderdanen van den grooten Heer (resident).
iWij smeeken uwe genade af en verzoeken duizendvou-
dig, dat pangerang Hidayat niet van Martapoera verwijderd
worde; laat hem slechts als een eenvoudig inwoner te Mar-
tapoera verblijven.
>Zoo de groote Heer hem evenwel van Martapoera wil weg-
zenden, dan zullen wij en de geheele bevolking met hem
medegaan, doch wij hopen dat deze onze bede door den
grooten Heer goedgunstig zal worden overwogen.
(Geteekend) Pembekkcl Anong, hadji Djalla, hadji Abdoe-
rachman, hadji Moehamad Yoesoep, hadji Arip, hadji Mach-
moed, hadji Moehamad Asrip, hadji Moehamad Napies.
•Geschreven op Maandag, den S^"" Saaban 1278."
Gelijkstaande met den 3«" Februarij 1862.
Nu ontbood Verspijck kiay demang Lehman bij zich in de
versterking, om opheldering te geven van de plotselingen
Digitized by VjOOQIC
860
vlugt van Hidayat. In een brief aan Hidayat, hield hij de-
zen voor oogen, welke zorgen hij voor zich, welke rampen
hij voor het volk door zijn vlugt voorbereidde; hij raadde
hem aan geen stap verder van Martapoera te gaan, herin-
nerde hem aan de goede behandeling die hij tot nu toe van
hem, resident, ondervonden had, en vroeg hem zonder om-
wegen op te geven wat hij wenschte, opdat dit in gunstige
overweging kon genomen worden.
Lehman kwam niet , maar zond 's avonds om 8 uur een
uitwijkend antwoord , een briefje , waarin hij den resident
bedankte voor zijne goede bedoelingen, en te kennen gaf
dat hij, voordat hij in de versterking kwam, met de bevol-
king wilde overeenkomen wat voor haar geluk en voor dal
van Hidayat kon gedaan worden.
De spion Anang, die dezen brief overbragt, gaf de verze-
kering dat Hidayat en Lehman nog te Passeyangan waren en
daar dachten te blijven totdat de zaken geschikt zouden
zijn. Verspijck besloot daarom den volgenden dag nog af te
wachten. Om 6 uur in den morgen van den 4^ kwam
Anang aan de versterking terug met' het berigt dat Hidayat,
ongerust geworden, 's nachts om 12 uur met zijne vrouwen
en de overige prinsen over Tankaran Toempoel naar Karang
Tenga was getrokken , maar dat Lehman zich nog te Passey-
angan bevond.
Hidayat, zonder middelen van bestaan, verzwakt en uit-
geput, had dus slechts van het vrijgeleide gebruik ge-
maakt om nieuwe krachten te verzamelen ; had geldsommen
aangenomen om die tot een ander oogmerk te gebruiken
dan waarvoor zij b^temd waren; had geheel vrijwillig de
voorwaarden zijner onderwerping aangenomen, en verbrak
zijn woord zoodra hij aan die voorwaarden uitvoering moest
geven. Hidayat was dus nu een bedrieger, en daar de ter-
mijn van zijn vrijgeleide sedert lang verstreken was, op
nieuw een vijand van den Staat geworden. Hij heeft het
Digitized by VjOOQIC
261
gewild ; welnu , Verspijck zal hem als vijand behandelen.
Tot nu toe heeft hij hem als een onderworpen vorst be-
jegend; hij heeft hem niet geboeid, niet gevangen gehouden,
niet bewaakt; hij heeft het eens gegeven woord gehouden
en geen smet op zijn naam, op het gouvernement, op een
enkele bladzijde der Indische geschiedenis willen werpen.
Hy heeft hem niet naar Bandjer gevoerd, maar vrijheid ge-
geven om gedurende de laatste dagen op de graven zijner
voorouders te bidden; hij heeft hem toegestaan zonder ge-
wapend geleide, zonder dwang aan boord te gaan, om tot
het laatste oogenblik het volk te doen zien dat hij geheel
vrijwillig het land verliet ; Verspijck heeft zelfs na Hidayat's
ODtvlugting nog langmoedigheid getoond, het uiterste be-
proefd om hem van een verkeerden stap terug te bren-
gen — nu zal hij al zijn geestkracht ontwikkelen, al zijn
verstand aanwenden, al de middelen die hem ten dienste
staan gebruiken, om den vlugteling meester te worden.
Aanstonds formeert hij twee kolonnes onder de kapiteins
Engel en Schepens en laat van twee zijden Passeyangan
aanvallen, om eerst demang Lehman in handen te krijgen.
Een derde kolonne onder Schade van Westrum moet in
een ijzeren praauw de rivier afzakken tot aan de rivier Karta
Soeta en onderweg alle praauwtjes lossnijden om den over-
gang te beletten. Maar ook Lehman was reeds verdwenen. De
spion heeft valsche berigten overgebragt; dadelijk nadeont-
vlugting is Hidayat slechts Passeyangan doorgetrokken om aan
<le Hastak-Baroe in een praauw te stappen, waarmede hij
verder ging; waarheen? niemand wist dit. En Lehman, de
raadgever van Hidayat, Lehman die hem het voorbeeld gaf
tot onderwerping, die hem bewoog dat voorbeeld te vol-
gen, Lehman, de avonturier, de man zonder geboorte, zon-
der wettige aanspraak op onderscheiding, die slechts wel-
daden van het bestuur had ondervonden , dien men zelfs had
toegestaan zijn vorst naar Java te begeleiden, om naargoed-
Digitized by VjOOQIC
862
vinden daar te blijven of naar zijn land terug te keeren,
Lehman, de ondankbaarste bedrieger, had Hidayafs vlugt ge-
dekt door Passeyangan te bezetten en ons met brieven bezig
te houden, totdat Hidayat ver genoeg ontkomen was.
Tot straf voor de ondersteuning aan den verrader ver-
leend, werden Passeyangan en de belendende wijken van
Martapoera die tusschen de versterking en de Hastak-Baroe
lagen en Lehman bijgestaan hadden, tot den grond toe af-
gebrand; de missigit, waarin zoovele valsche eeden waren
gedaan, werd in de asch gelegd; de gewapenden die zich
verzetten, werden neergeveld, terwijl men bij publicatie aan
de bevolking van Martapoera bekend maakte, dat niemand
den kampong mogt verlaten en dat ieder die zich met eenig
wapen in het openbaar vertoonde, als vijand beschouwd en
neergeschoten zou worden. De vrees sloeg in het hart der
inlanders, want men wist dat de bedreiging ten uitvoer zou
gebragt worden. De rust werd niet meer gestoord.
Een detachement van zestig bajonetten en een houwitser
tot versterking van het garnizoen, was van Bandjer ontboden.
Order werd gegeven om aldaar Saïd Sambas en Mohamad
Yoesoep met zijn vier zonen in verzekerde bewaring te ne-
men en de minste poging tot rustverstoring met kracht te
onderdrukken; want ook te Bandjer was de spanning groot,
werd de passar niet bezocht en menig huis gesloten; geen koelie
noch tambangan was er te verkrijgen. De militaire kom-
mandant van Tanah Laut kreeg bevel om al de pas onder-
worpene opstandelings-hoofden voorloopig in arrest te stellen.
Een kolonne. Engel met 80 bajonetten, was reeds van
Martapoera op weg naar Banjoe Irang, om Hidayat den pas
af te snijden als hij werkelijk naar Karang Tenga gevlugt
was en de Riam Kanan wilde overgaan. Op het berigt van
een koelie — dat later bleek valsch te zijn — die voorgaf dat
hij Hidayat naar Goenong Lawak begeleid had om den Pamat-
ton te bereiken, werden door Schepens met 25 bajonetten
Digitized by VjOOQIC
26 3
de toegangen te Karang Intan en soengej Allang, werd door En-
gel Padang Kertella bezet, terwijl de kommandant van Mengap-
pan last kreeg met 40 bajonetten Wang Bangkal, een overgangs-
punt der Riam Kanan, te bezetten en zorgvuldig te bewaken.
Naauwelljks waren evenwel de troepen op hunne posten,
(6 Februarij) of een bewoner van kampong Soengej Tongkas
meldde, dat Hidayat met gevolg in den avond van 3 Fe-
bruarij Aboelan was doorgetrokken, en gezegd had binnen
eenige dagen terug te zullen komen. Onmiddelijk gaat de
1* luitenant de Brauw met 30 bajonetten en eenige levens-
middelen in een ijzeren praauw naar de Moeara Aboelan,
stelt zich bedekt op onder het geboomte of in het riet en
bespiedt de monding der soengej ; eenige ketlinggangers
maken sluippatrouilles binnen 's lands. Een detachement van
25 bajonetten onder den 2*^" luitenant Vetter, bezet op dezelfde
wijs de Antassan Soeton, totdat de kruisboot van Kaloewa
tot vervanging zal aankomen. De militaire kommandanten
van Marabahan, Margasarie en Kendangan krijgen aanschrij-
ving om door verdubbelde waakzaamheid den vlugteling het
ontsnappen te beletten. De Boni heeft last om van Mar-
gasarie tot Marabahan langzaam op en neer te stoomen.
Met rusteloozen ijver, met de meeste gestrengheid zet Ver-
spijck het onderzoek voort, en verneemt dat de vlugteling
den weg naar Passiraman Grogol heeft ingeslagen, om Tjinta
Poeri en verder het gebergte te bereiken. Met veel moeite
weet hij den hadji van Aboelan, door Schade van Westrum
opgebragt , tot de bekentenis te brengen dat Hidayat werkelijk
daar is geweest en gezegd heeft zich te Passiraman Grogol
te willen verbergen. Volgens dien hadji had Hidayat reeds
berouw over den stap waartoe Lehman hem had gebragt.
Men verneemt dat Hidayat zich over dag verbergt in het
zoogenaamde ananasveld bij Pamatton Pegadongan en gedu-
rende den nacht in het huis van pembekkel Tachmid , waarbij
Lehman en Gamar dan de wacht houden.
Digitized by VjOOQIC
264
Alles wordt nu ia het werk gesteld om den vlugteüng
van het oostelijk gebergte af te houden; de troepen aan
de Riam Kanan geposteerd rukken in, Mataraman daaren-
tegen wordt versterkt, spionnen gaan uit om zijn spoor ie
zoeken en te volgen; kleine troepenafdeelingen patrouilleren
het land ar van Mataraman naar Tjinta Poerie , Soengkej en
Roempanang, van Moengoe Thayor naar Martagiri, van Pen-
garon naar Mangkau. De regent, de mufti, en de algemeen
geachte hadji Isah schrijven brieven, om Hidayat tot terug-
keer te nopen en hem uit naam van den resident te belo-
ven dat hij voor zijne vlugt niet gestraft worden, maar
terugkomende den resident bereid vinden zal de vroeger
gegeven beloften gestand te doen. De zwager van den hadji
van Aboelan wordt belast met de bezorging dier brieven ;
komen zij niet teregt, dan zal de hadji wegens hoogverraad
voor den krijgsraad teregt gesteld worden.
Ver kan Hidayat nog niet zijn; immers een aantal vrouwen
en kinderen vergezellen hem ; onder zijne volgelingen zijn
er zelfs , wier kinderen gedragen moeten worden ; de
wegen staan bijna overal onder water, en eindelijk Hidayat
zelf is ziekelijk. De olTicier van gezondheid Benjamins, die
Hidayat en eenige zijner familieleden gedurende hun ver-
blijf te Martapoera behandelde, verklaart dat de meesten
door koorts en uitputting zó6 verzwakt zijn dat een lang
oponthoud in de wildernis voor hen doodelijk moet worden.
Al deze omstandigheden werken zamen, om een snelle vlugt
onmogelijk te maken. Er bestaat dus hoop om hem te achter-
halen , en weet hij zich ook al eenigen tijd te verbergen ,
door gebrek , door honger gedreven , zal hij vroeg of laat
zich moeten overgeven; door den mislukten rijstoogst, door
het verwoesten der rijstmagazijnen van den vijand, staat
immers, zonder hulp van het bestuur, aan de geheele be-
•volking de hongersnood voor de deur.
Den 11*"» werd er onderzocht op welke wyze Lehman het
Digitized by VjOOQIC
866
verraad gepleegd had. De mufli en panghoeloe van Maria-
poera bekenden dat Lehman in den ochtend van 1 Februarij
tot hen gekomen was en gezegd had : >Hier heb ik een
stuk geteekend door twaair personen die onzen vorst niet willen
laten gaan. Wij moeten ons tegen dat vertrek verzetten, ik,
demang Lehman, zal amok maken in de benting en versoek
dat gij met de bevolking op het zelfde oogenbiik van builen
aanvalt." Hierop hadden zij geantwoord : »neen ! doe dit
niet; de kompagnie (het gouvernement) is te sterk. Boven-
dien zijn wij door onzen eed aan het gouvernement geboa*-
den.** Lehman had zich toen toornig verwijderd. Tegen
de verklaring van twee getuigen in, ontkende de Ghalipa dat
hij Lehman dien ochtend had ontmoet. Alle drie werden in
verzekerde bewaring genomen, doch eenige dagen later op
hun eerewoord vrijgelaten om behulpzaam te zijn bij het op-
sporen der vlugtelingen.
Nogmaals had men patrouilles verplaatst, detachementen
teruggeroepen, ze elders uitgezonden, hier ingescheept, daar
in hinderlaag gelegd.
Alle hoofdtoegangen van Aboelan naar de Martapoerarivier
waren bezet ; niemand mogt de rivier af- of opvaren. Te
voet en in djoekongs patrouilleerden aanhoudend afdeelin-
gen soldaten om den veelhoek, gevormd door de Bandjerma-
sinrivier, de Antassan Soeton en de lijn die van daar naar
Stamboel loopt en die door posten, gewapende sloepen en
kniisbooten geheel werd afgesloten. Ieder die zich in den om-
trek vertoonde , werd gevat en aan een streng verhoor onder-
worpen ; geen korrel rijst mogt van Bandjermasin uitgevoerd
worden; spionnen en bevolkingspatrouilles doorkruisten in
alle rigtingen het land ; in één woord de meest doeltreffende
maatregelen van den chef werden op het krachtigst ondersteund
door de onvermoeide waakzaamheid, den ijver endebeweeg-
baaiiieid der troepen. De verontwaardiging over zooveel
trouweloosheid was algemeen ; de naam alleen van demang
Digitized by VjOOQIC
266
Lehman wekte den toorn op in 't gemoed van den soldaat ; de
hoop om Lehman roeester te worden deed hen alle ver-
moeijenis vergeten ; meermalen gebeurde hel dat een pa-
trouille die vier ja vijf dagen in moerassen in hinderlaag
gelegen of door het water geplast en gebrek geleden had,
geen half uur in de versterking terug was, om op een na-
der ingekomen berigt andermaal uit te rukken.
Weldra ontstond er groot gebrek in den veelhoek , dage-
lijks steeg de nood hooger. Den 41*^° kwam Schepens in
djoekongs te Pamatlon Aboelan aan , en slootte een sluip-
patrouille op het bivak van Hidayat waar een licht brandde
en een man op post stond. De voorste inlandsche soldaat
dier patrouille verloor het hoofd en maakte gerucht; door
zijn geschreeuw van )>amok en rampok'' lokte hij een salvo
uit waarvan hij zelf het slagtoffer werd, terwijl de vijand
ontkwam. Het bivak bestond uit eenige lage pondoks en
een groote loods; men vond er een paar zakken rijst en
eenig kookgereedschap. Het rapport van Schepens kwam
overeen inet de verklaring van een inlander Saé, die Hidayat
voor drie dagen verlaten had omdat hij gebrek bij hem leed,
en die aanbood de troepen naar Hidayat's bivak te brengen.
Nieuwe verplaatsingen van troepen, andere opstelling van
posten, uitzendingen van patrouilles volgden hierop, maar
alles zonder gunstig gevolg.
Even buiten de versterking vond men den ii«" een papier
op een stok gestoken , waarop het volgende was geschreven.
i^Indien de resident iets omtrent de zaak van Hidayat wil
welen , moet ik zeggen dat het wel zijn voornemen was
naar Java te vertrekken ; doch de regent en het distrikts-
hoofd hebben hem aangeraden om zich te verzetten en de
bevolking beloofde hem te helpen. Daarom durfde hij zich
ie verzetten.
ïDie dezen brief vindt, wordt verzocht hem af te geven
aan den resident of den fiskaal."
Digitized by VjOOQIC
867
Hel doel van den schrijver : onze trouwe Hoofden in ver-
denking brengen en de handelingen van het bestuur ver-
lammen, werd echter niet bereikt.
Door het verbod van toevoer van rijst begon ook ie Mar-
tapoera gebrek te heerschen. Reeds verscheidene inlanders
waren aan de versterking gekomen en smeekten om voedsel.
Verspijck liet (den 13«") het volk van Martapoera op de alon-
alon voor de regentswoning vergaderen. 28 Pembekkels, 60
hadji's en 2000 kampongsbewoners kwamen daar te zamen
om te vernemen, dat zoolang Hidayat voortvlugtig bleef, alle
toevoer van levensmiddelen belet zou worden. Wilden zij
dus niet van honger omkomen, dan moesten zij Hidayat be-
wegen zich over te geven of hem des noods met geweld
terugbrengen. Hidayat zou geen leed wedervaren.
Na een afzonderlijke vergadering met de pembekkels, waarin
hun de noodzakelijkheid aangetoond werd om den verrader
Lehman uit te leveren, gingen groote volkspalrouillesjagtop
hem maken. Met verregaande onbeschaamdheid zond Leh-
man boodschappen en brieven, om den resident te bewegen
de troepen in de versterking te houden en alleen hem te ver-
trouwen : »mijn streven , zoo schreef hij , is al het mogelijke
te doen wat tot heil en voorspoed van den vorst, van mij
zelf en van de geheele bevolking kan dienen. Wanneer u
mijne woorden wilt aannemen, laat dan geen soldaten pa-
trouilleren , laat hen slechts de benting blijven bewaken."
Over zijn onschuld aan de ontvlugting van Hidayat : i>Toen
pangerang Hidayat naar beneden wilde varen, was ik niet
in zijne praauw ; had ik mij daarin bevonden , dan zou het
gouvernement mij schuldig kunnen noemen. Toen ik met
Hidayat aankwam, gaf ik hem den regent over; toen hij
vlugtte, was hij niet meer in mijne handen, maar wel in
die des regents. De groote Heeren weten dat het best."
Omtrent zijn eigen vlugt: »de reden van mijn weggaan
uit Martapoera is deze: Toen ik mij in rust bevond, werd
Digitized by VjOOQIC
268
ik wakker gemaakt door het lossen van twee geweerscho-
ten. Wakker zijnde hoorde ik vele schoten vallen ; ik
vlugtte toen achter hel huis , waarin ik mij bevond. Daar
zag ik alle huizen in den kampong in brand staan ; ik dacht
bij mij zeir dat de groote Heer door die handeling mij niet
meer wilde zien en ben toen gevlugt. Ik begrijp echter niet
wiens raad de groote Heer gevolgd heefl om op zoodanige
wijze te handelen. Wanneer de groote Heer goed overmy
denkt , hoop ik op dezen brief antwoord te bekomen, opdat
ik den inhoud kan overwegen. — Mijn argelegden eed durf
ik niet te verbreken !"
Verspijck wilde een laatste poging doen om op het ge-
moed van den trouwlooze te werken en zond hem door
den pembekkel Ali den volgenden brief:
>Ik heb uw brief van 18 Saaban ontvangen en weet niet
wat ik er van moet denken.
>Uwe handelingen en die van pangerang Ilidayat in de
onderhavige zaak, zijn zoo uiterst vreemd geweest dat ik,
zoolang gij mij niet door goede bewijzen van het tegendeel
overtuigt, niet meer aan uw noch aan Hidayat's woord kan
gelooven.
^Overweeg bij uw zelf, hoe ik u van den beginne af na
uwe onderwerping ontvangen heb; overweeg de opregtheid
waarmede ik tot u en den pangerang Hidayat gesproken
heb; overweeg hoe ik des pangerangs ongeluk geëerbiedigd
en hoe ik getracht heb, zooveel mogelijk alles te vermijden
wat zijn gevoel kon kwetsen.
»Zooveel 't mij mogelijk was, heb ik hem verpligt; ik
ontving hem meer als iemand, die vroeger door slechten
raad was misleid, dan als den man, die werkelijk den op-
stand op Bandjermasin aanstookte. Wetende dat hij hulp
behoefde, heb ik niet gewacht tot hij er om vroeg, doch
ik heb hem die aangeboden, om zijn trots niet te kwetsen;
Digitized by VjOOQIC
269
en nadat ik zijne onderwerping had aangenomen, heb ik
met hem gesproken niet als een overwinnaar, maar wel als
een vriend.
•Overweeg alles goed wat gebeurd is, en vraag dan u af
of het Bestuur geen woord heefl gehouden, en niet in
alles heeft gehandeld, zooals aan u en pangerang Hidayat
beloord was. Herinnert gij u nog mijne woorden bij mijne
eerste vergadering met Hidayat, toen ik hem zeide: >Ik zal
>van U den eed van onderwerping niet vorderen, want gij
wijt van te verheven bloed om een belofte te schenden;
>de andere radja*s en opstandelingshoofden zal ik echter, om-
)dat de gewoonte zulks eischt, in de missigit laten zweren.
>Stel nu tegenover de grootmoedige en milde handelingen
van het Bestuur, uw eigen gedrag, dat van Hidayat en dat
van de overige opstandelingen. Den eed van gehoorzaamheid
op den Koran gezworen, hebt gij geschonden! het vorstelijk
woord van Hidayat is verzaakt, hij heefl zijn vorstelijk bloed
voor eeuwig bezoedeld! Duizend onderworpen radja's en bran-
dals hebben hun eed verbroken en onder den Koran van 30
artikelen hebben zij den vloek Gods op hun hoofd geladen.
»6ij zijt weggeloopen niet als vijanden, maar als roevers ! !
weggeloopen met het geld, dat het gouvernement in zijne
grootmoedigheid den gevallen Vorst gaf, met het voedsel dat
de mildheid des Bestuurs u schonk.
•Eenmaal zal de geschiedenis geschreven worden en het
nageslacht oordeelen tusschen het N. I. Bestuur dat groot-
moedig en mild was, en den Vorst die zijn woord schond.
•Eenmaal zullen wij allen van deze wereld verdwenen zijn,
doch de vloek Gods zal op hen drukken, die in den tempel
trouw beloofden, en in plaats van zich trouw te betoonen,
het snoodste verraad pleegden.
•Gij vraagt mij in uw brief, waarom ik des ochtends van
i Februarij troepen naar Passeyangan zond om u te straffen ;
maar was het woord door Hidayat verbroken, waren uwe
Digitized by VjOOQIC
370
handelingen en die uwer volgelingen te streng gestraft, door
de vernietiging der kampongs, die u met ge wapenden on-
dersteunden! Was de vernietiging der missigit, waar een
week te voren honderde valsche eeden waren uitgesproken
en waar uwe gewapende bende verzet pleegde tegen het
Bestuur, een te strenge straf! 1 Had ik gansch Martapoera
in asch gelegd, de straf zoude niet te groot geweest zijn
voor het misdrijf door Hidayat, door u en door uwe vol-
gelingen gepleegd!! Bedenk wel wat ik aan u en llidayatin
de vergadering zeide: i^al het bloed dat voortaan zal stroo-
men, zal over uwe hoofden komen." Wanneer gij eerlang
het binnenland met nog 1000 strijders zult zien overstroomen ,
dan moet gij het niet aan mij maar aan u zelv'en wijten.
»6ij schrijft mij dat gij uwen eed niet wilt verbreken,
maar wat is het dan, wat gij gedaan hebt? Is dat de ge-
hoorzaamheid en de trouw die gij hebt beloofd!!
96ij vraagt mij hoe ik over u denk , en uw brief sluit de
gedachte in, als of gij, Hidayat en degenen die u vergezel-
len berouw hebben over uw ondoordachten stap ! Is dit waar,
hebt gij werkelijk berouw, dan wil ook ik nog vergeven!!
In der tijd zeide ik dat de regering van Neérlandsch In-
die ten allen tijde grootmoedig was, en vergevensgezind.
Welnu, ik wil het nog zijn, mits gij werkelijk berouw hebt.
Ik wil nog alles vergeten, mits het gebeurde u inderdaad
leed doet. Geloof mij , het N. I. gouvernement dorst niet
naar het bloed zijner onderdanen, beoogt niet het ongeluk
der volken! Neen, het wil slechts hun geluk en voorspoed
bevorderen; het is niet wraakgierig, het is mild en verge-
vingsgezind. Indien gij dus werkelijk het geluk van uw
Vorst, van u zelven en van het volk beoogt, indien gij in-
derdaad inziet dat gij verkeerd handeldet, welnu ik zal u
nog in genade ontvangen, ik zal nog trachten den vloek Gods
van uwe kruin af te wenden, en de fakkel des oorlogs ten
spoedigste uit te dooven.
Digitized by VjOOQIC
271
»6ij weet, dat ik geen verraad ken, gij weet dat ik mijn
woord nimmer heb geschonden. Zoo gij mij dus wilt ont-
moeten, kom dan openlijk en u zal geen leed geschieden.
>Aan uw verzoek om de soldaten te verwijderen, mag ik
niet voldoen; dit zou in de tegenwoordige tijdsomstandig-
heden onverantwoordelijk zijn. Eerst dan wanneer ik u
zal ontmoet, en gij mij zult getoond hebben dat gij geen
verraad in den zin hebt, eerst dan zal ik de soldaten wegnemen.
^Overdenk dezen brief goed. Moet de oorlog weder op
nieuw woeden, in Godes naam; het Bestuur heefl het niet
gewild, en even als de Nederlandsche wapens overal inden
archipel hebben gezegevierd, zuilen zij het op Bandjermasin
ook doen. Doch kan alles in vrede en zonder verder bloed-
vergieten afloopen, niemand zal dankbaarder zijn dan het
Neérlandsch Indisch Bestuur. Daarom ben ik nog altijd ge-
neigd om daar alles voor te doen wat met de waardigheid
van het gouvernement kan overeen gebragt worden."
Eindelijk steeg de nood zoo hoog, dat reeds den ü^
Pebruarlj pangerang Wira Kesoema, de vroegere Mangkoe
Boemi van Hidayat, liet weten dat hij niet langer kon wor-
stelen tegen het nijpend gebrek en den aanhoudenden angst
van in handen der i^oldaten te vallen, en als een uitkomst ,
als 'een weldaad verzocht uit de wildernis te mogen worden
afgehaald. Verspijck zond eenige vertrouwde inlandsche Hoof-
den met gevolg naar de aangeduide plaats, oostwaarts van
Antassan Soeton, en nog in den avond van dienzelfden dag
werd Wira Kesoema met vrouwen en kinderen, in ellendigen
en ziekelijken toestand, met al de kenteekenen van vrees
voor de straf die hem wachtte, binnen de versterking van Mar-
tapoera gebragt. Den volgenden dag kwam een weggeloopen
pandeling van Ratoe Sitie melden,, dat de vorstin zeer ver-
gramd was op Wira Kesoema, en dadelijk een andere schuil-*
plaats in het moeras had gezocht. Ver van haar vroeger
Digitized by VjOOQIC
272
Verblijf kon zij niet zijn ; daarom werden onmiddelijk het
dislriktshoord en pangerang Sberit Hassim met zijne Linga-
nezen er op afgezonden , met uitdrukkelijken last de bevolking
in de nabuurscbap door beloften of geweld tot het geven
van alle mogelijke aanwijzingen te bewegen. Deze maatre-
gel miste zijne uitwerking niet; men doorzocht zoo lang
een allermoeLjelljkst terrein, men liep zoo lang tot over de
heupen door het water, totdat eindelijk de schuilplaats ont-
dekt werd, en bragt toen de moeder, de kinderen en hel
gevolg van Hidayat gevankelijk naar Martapoera.
In spijt van alle voorzorgen, was het Hidayat gelukt
met twee vrouwen de Martapoerarivier over te komen en
Riam Kanan te bereiken. Veel had hij er echter niet bij
gewonnen , want ook daar grijnsde hem de hongerdood tegen.
Zonder raadsman, zonder steun, zonder middelen van be-
staan» was hem de vrijheid in de wildernis niets waard.
In den nacht van 23 op 24 Februarij werden den luitenant-
kolonel Verspijck de volgende brieven overgebragt:
iDeze eerbiedsbetuiging van uw zoon Hidayat kome voor
het aanschijn van pangerang Djaya Pamenang, regent van
Martsqpoera.
>Uw tjap, waarvan ik den inhoud duizendvoudig op de
kruin van mijn hoofd zet, heb ik in goeden staat ontvangen.
>Ik hoop op niemand anders voor mijn behoud dan op
itijne beide vaders (den heer resident en den assistent van
Martapoera) en op u. — Helaas! wat kan ik er aan doen;
mijne tranen vloeijen gedurig uit nlijne oogen. — Vader!
gij weet wel hoe mijn toestand is.
»Voorts verzoek ik u, vader, om aan mijn ouders bijgaan-
den brief aan te bieden; ik hoop dat mijne ouders goede ge-
dachten zullen hebben om ten beste te handelen.
^Geschreven A Saaban 1278 (4 Februarij 1862) Handtee-
kening en tjap van Hidayat.*'
Digitized by VjOOQIC
M3
iDeze brief van uw zoon pangerang Hidayat Oellah, klein-
zoon van wijlen sulthan Adam, komt voor het aanschijn
mijner doorluchtige vaders, den Grooten Heer resident der
zuidelijke en oostelijke afdeeling van Borneo en den assis-
tent-resident van Martapoera.
ïDe brief van mijn doorluchtige vaders, gedagteekend 3
Februarij 1862, is uw zoon in goeden staat geworden,
behelzende dat mijne vaders mijn ongeluk niet beoogen,
maar dat het hun streven is te doen wat tot mijn heil en
geluk kan strekken. Dit, mijne vaders, hoop ik altijd; ik
heb geen andere hoop dan op uw beiden. Gij kunt mij dooden,
gij kunt mij in het leven houden; gij kunt mij ongelukkig
of gelukkig maken.
iDe reden dat ik, uw zoon, mij heb gedragen als iemand
die de vlugt nam, is, dat men mij, mijne moeder, mijne
vrouwen en kinderen schrik heeil aangejaagd; mijne handen
werden zelfs door vele menschen vastgehouden en ik, uw
zoon, werd met geweld medegetrokken. De reden waarom
ik met mijn praauw heb aangelegd , is , dat men mij van den
wal toeriep, dat de regent mij gelastte aan land te komen.
>Toen wij aanlegden, vernam ik dat pembekkel Mail van
Passeyangan mijn praauw gepraaid had ; doch naar hem om-
ziende, heb ik hem niet kunnen vinden.
)Mijn goede plannen zijn geenszins veranderd; ik heb
er geen oogenblik aan gedacht om ondankbaar te zijn en
mij tegen het gouvernement te verzetten.
>Volgens mijn gevoelen, is het beter, dat u, mijne vaders,
omtrent mij met de bevolking de noodige afspraken maken,
opdat uw zoon geen ongelukken of moeijelijkheden worden
veroorzaakt ; daarvoor ben ik zeer bevreesd.
>Ik wacht nu slechts wat mij door mijne vaders bevolen wordt
en tot het afgesproken zal zijn , wat tot mijn geluk kan dienen.
•Geschreven 4 Saaban 1278 (4 Februarij 1862).
Handteekening en tjap van pangerang Hidayat."
U. 18
Digitized by VjOOQIC
274
Toen Verspijck den overbrenger der brieven, zekeren Toe-
wan Saaban, de opmerking maakte dat die brief reeds 20 dagen
oud was, kreeg hij ten antwoord ïdat Hidayat reeds vroeger
plan gehad had dien te verzenden, maar dat hij telkens aarzelde
en ook de gelegenheid miste dien te doen bezorgen ; dat
hem verder opgedragen was een praauw te verzoeken waar-
mede Hidayat naar de versterking wilde afkomen." Hoewel
Saaban het verblijf van Hidayat trachtte geheim te houden,
bekende hij ten laatste dat de vlugteling zich op omstreeks
2 a 3 uur van Martapoera te soengej Gadoeng in de wilder-
nis verborg.
Al te goed bekend met het zwak, aarzelend en angstvallig
karakter van Hidayat, zoo vatbaar voor verkeerde indrukken,
antwoordde Verspijck hem op de meest geruststellende wijze
en gaf de verzekering dat hem geen leed zou wedervaren.
Wira Kesoema schreef er eenige regels bij en verklaarde in
tegenwoordigheid van den pembekkel, dat hij geen berouw
gevoelde zich te hebben overgegeven. Pangerang Kartassari
die ook Wira Kesoema afgehaald had, begaf zich dadelijk met
Toewan Saaban in een praauw op weg , doch trof Hidayat, die
door Gamar, Lehman's volgeling, weder verwijderd was , niet
aan. Den 25*^° kwam een tweede brief van Hidayat, waarbij
hij verzocht door het distriktshoofd van Riam Kanan , kiay
Pati Warga Dalem, afgehaald te mogen worden. De over-
brenger dês briefs, pembekkel Kottor, vergezeld van het dis-
triktshoofd, ging daarmede Hidayat opsporen, terwijl Ver-
spijck trachtte door een militaire beweging Lehman van hem
verwijderd te houden.
Eindelijk op het middernachtsuur van den 28«" Februarij
werd een man, met twee vrouwen, een kind en vijf volgelin-
gen , allen in lompen gekleed, binnen de versterking van Marta-
poera geleid. De ellendige toestand dier ongelukkigen wekte
deernis op. Hunne gelaatstrekken droegen de onmiskenbare
teekenen van kommer, gebrek en uitputting. Sedert drie
Digitized by VjOOQIC
276
dagen hadden zij geen ander voedsel gebruikt dan wortels en
boombladeren. Die man was Hidayat , de pangerang, de rijks-
bestierder, de sullhan ; die vrouwen waren de prinsessen van
den bloede ! dat kind was pangerang Salèh , Hidayat's zoon !
Met ootmoed vroeg de diep vertiederde vorst vergiffenis
voor het kwaad door hem bedreven zonder te weten wat
hij ondernam; hij smeekte om medelijden!
En werkelijk, zijn toestand verdiende medelijden.
>Die onbezonnen vlugt was geheel buiten hem om be-
raamd," sprak de zwaar beproefde vorst; ^hij was van het
plan onkundig gebleven, gewillig in zijn praauw gestapt
ea afgevaren. Doch ter hoogte van de missigit , had pem-
bekkel Mail hem aangeroepen; toen naar wal roeijende, had
men hem gezegd dat de soldaten hem op de hielen zaten
en wilden dooden; men had hem tegelijkertijd bij de armen
tusschen het volk getrokken; de rest zijner familie had in
allerijl zijn voorbeeld gevolgd en in den looppas Passeyangan
bereikt. Eigenlijk was hij gevlugt zonder te weten wat
er met hem gebeurde.
»Te Aboelan aangekomen , had hij gedurende eenige dagen
in den omtrek gezworven en daarna met twee vrouwen naar
Riam Kanan een goed heenkomen gezocht, de rest zijner
familie aan de zorg van Wira Kesoema overlatende. Zon-
der bepaald doel was hij derwaarts gegaan , in de hoop naar
aanleiding van zijn brief van 4 Februarij spoedig afgehaald
te worden. Hij had dien brief aan een volgeling van Lehman
ter bezorging gegeven." De hand van demang Lehman, van
ratoe Sitie, waarschijnlijk ook van den mufti en panghoeloe
van Martapoera, was hierin duidelijk zigtbaar.
Verspijck gelastte nu aan Hidayat, om zijne bloedverwan-
ten die nog voortvlugtig waren, op te roepen. Dienten-
gevolge kwamen reeds den 4" Maart pangerang Kasoema
Indra , schoonzoon , radin Toeyong , zwager , goesti Issa
or pangerang Ali Bassa, schoonzoon van Hidayat, en goesti
I
Digitized by VjQOQIC
276
Oenoes, allen met vrouwen en kinderen te Martapoera aan;
zoodat behalve Terta Kesoema met zijne zonen, Antassari
en Amin Oelah, geen prinsen van aanzien meer bij de op-
standelingen waren. Amin Oelah en goesti Mad Said wer-
den bij afzonderlijke brieven, met Hidayat's zegel bekrach-
tigd , tot onderwerping aangemaand en in gebreke daarvan
met den vloek Gods bedreigd.
Dien dag mogt geen enkel inwoner van Martapoera zich
op den openbaren weg vertoonen. .
Tegen vijf uur werd Hidayat aangezegd, dat hij zich ge-
reed moest houden om een half uur later te vertrekken.
De vorstelijke familie werd op den stoomer van Os inge-
scheept en ging in de nabijheid van Bandjermasin, zonder
aan wal te komen op de Bali over, waarmede de reis
naar Java zou ondernomen worden.
Met gelatenheid onderwierp Hidayat zich aan al hetgeen
de resident gelastte; hij vreesde slechts dat de gouverneur-
generaal hem niet zou willen vergeven en gehoor zou geven
aan de beschuldigingen, die zijn broeder Tamdjid Illah on-
getwijfeld op hem zou werpen. »Htj had nimmer kwaad
gelast," zeide hij, >maar was altijd onwillekeurig medege-
sleept; hij hoopte veel van de grootmoedigheid van het
gouvernement." Verspijck stelde hem gerust en verzekerde
hem dat hetgeen hij hem vroeger (30 Januari)) had beloofd :
een rustig leven en een voldoende toelaag om volgens zijn
rang in het onderhoud der zijnen te kunnen voorzien, ook
nog thans zijn deel zou zijn.
Ten 9 uur in den avond van den 3«> Maart ligttedeBali
het anker en voerde onder geleide van den i^ luitenant
Yerstege de volgende bannelingen van Bandjer weg :
Pangerang Hidayat Oellah.
Ratoe Maas Bandhara, zijne ( Haar vader was wylen pangerang
wettiffft vrouw van adelilke ^^^' '^^° "'^^ ^^ pangerang
weiuge vrouw, van aaeujKe panghoeloe Mohamad Yassin, te
afkomst. ( Martapoera woonachtig.
Digitized by VjOOQIC
M7
Poetri Bintang, dochter van Hidayat (6 jaren oud) bij
ratoe Maas Bandhara verwekt.
Njabi Oempay , een der goendik's of bijwijven van Hidayat.
> Semarang, }> » » » » » »
Rattena Wandarie, een aangenomen dochter van njahi Se-
marang (2 jaren oud) ook als zoodanig door Hidayat erkend.
Njahi Djamedah, een der goendik's ofbijwtjven van Hidayat.
> Ampit, » B » » » » 9
» Poetih, » ï » » » » »
> Rahamah, (vroeger bij wijf van Hidayat, thans als zoo-
danig echter door hem ontslagen).
Goesti Serief Banoen, dochter van Hidayat, bij njahi Ba-
hamah, (8 jaren oud.)
Ratoe Sjerief Kesoema, nicht van Hidayat (dochter van
pangerang Sjeriel Oemar, de zwager van Hidayat, volgens
zijn zeggen overleden, doch volgens onze berigten gesneu-
veld bij Pringin, Oclober 1860. — (Pangerang Sjerief Ke-
soema bevond zich nog te Martapoera, doch had niet aan
den oorlog deelgenomen).
Njahi Sitie Esah, weduwe van wijlen pangerang Mangkoe
Boemi Nata, vroeger rijksbestierder (vader van ratoe Sitie,
jongste broeder van sulthan Adam).
Njahi Derie, een der schoonmoeders van Hidayat (hare
dochter Sitie Ayer Maas, de vrouw van Hidayat, was reeds
lang overleden; de vader van Sitie Ayer Maas was pange-
rang Tahhmid, een zoon van sulthan Soleiman).
Pangerang Abdoel Rachman, 6 jaren oud, zoon van Hidayat
bij wijlen ratoe Maas Ratlena Kedine verwekt (deze ratoe was
de dochter van pangerang Parbaya , broeder van ratoe Sitie).
Goesti Mohhamad Tsaleh, 7 jaren oud, zoon van Hidayat,
bij wijlen njahi Arpiah verwekt.
Poetri Boelan, dochter van Hidayat bij Sitie Ayer Maas.
verwekt; zij is gehuwd met pangerang Amin, zoon van den
gewezen sulthan Tamdjid Illah, te Batavia woonachtig.
Digitized by VjOOQIC
278
Ratoe Sitie , moeder van Hidayat , ook genaamd ratoe
Sulthan Abdoel Rachman, dochter van den hiervoren ge-
noemden pangerang Mangkoe Boemi Nata.
Pangerang Kesoema Indra, schoonzoon van Hidayat (zijn vader
was v^ijlen pangerang Ka ssir, volle broeder van sulthan Adam).
Ratoe Kesoema Indra, dochter van Hidayat bij Sitie Ayer
Haas verwekt , een volle zuster van poetri Boelan.
Pangerang Mohhamad Hanafia, beider kind (4 maanden oud.)
Pangerang Djaya Kesoema, vroeger genaamd radin Toeyong,
zwager van Hidayat (zijn vader was wijlen pangerang Amir,
halve broeder van ratoe Sitie en dus een zoon van pangerang
Mangkoe Boemi Nata).
Ratoe Djaya Kesoema, volle zuster van Hidayat.
Goesti Mohhamad Seman, beider zoon (10 jaren oud.)
Pangerang Sjasjra Kesoema, oudste zoon van Hidayat, bij
wijlen njahi Noerain verwekt.
Njahi Ipah, zijne vrouw, van geringe afkomst.
Goesti Isa, alias pangerang Mohhamad Ali Bassa (door
Hidayat met dien titel begiftigd), schoonzoon van Hidayat
en zoon van zekeren goesti Sopie , te Martapoera overleden.
Ratoe Saléha, zijne vrouw (dochter van Hidayat bij njahi
Rahamah verwekt).
Pangerang Sjerief Aboe Bakar (zoon van pangerang Sje-
rief Oemar , zwager van Hidayat).
Ratoe Sjerief Aboe Bakar, zijne vrouw (dochter van pan-
gerang Wira Kesoema bij poetri Hasiah ; deze poetri Hasiah
reeds lang vóór den opstand overleden, was de dochter
van pangerang Antassari).
Saripa Inten, beider dochter, ongeveer A jaren oud.
Digitized by VjOOQIC
279
Goesti Oenoes, zoon van den te Maria poera ter dood gebrag-
ten pangerang KesoemaNingrat (halve broeder van ratoe Sitie).
Pangerang Wira Kesoema, halve broeder van Hidayat.
Ratoe Wira Kesoema, dochter van wijlen pangerang Moh-
hamad Napies, de volle broeder van pangerang Abdoel Kha-
dir ; derhalve de kleindochter van pangerang Hadji Moesa ,
in 1832 Hoofd van Baioe Litjin en Bangkalaan.
Njahi Alimah, moeder van pangerang Wira Kesoema.
Njahi Arpiah, bijwijf i> y> i> j^
De kinderen van pangerang Wira Kesoema genaamd:
Goesti Ainoen Djaria (6 jaren oud) bij wijlen njahi Ha-
didjah verwekt.
Pangerang Mohhamad Illah , 9 jaren oud
Goesti Hapsa , 7 :» i>
) Hasiah, 4 i^ i»
deze 3 kinderen
b\j wylen njahi
Ratna verwekt.
De vijf opstandelingshoofden :
Kiay Poespa, vroeger genaamd Toewan Kotter.
> Raksa Negara, » i> Abdoel Khadir.
> Maas Demang, > ^ Kiay Soeta Karsa.
> Djaya Soema , > » Diman.
» Soering Rana, » i> Sahiboel.
Bovendien behoorden tot Hidayat's gevolg nog :
10 vrouwelijke boedaks (slavinnen)
en tot dat van pangerang Wira Kesoema :
7 vrouwelijke boedaks.
3 mannelijke >
1 kind, jongen van een boedak.
i > meisje 3> » >
Gedurende den oorlog waren tengevolge der doorgestane
vermoeijenissen, van Hidayat de volgende vrouwen overleden :
Ratoe Maas Rattena Kedirie; njahi Hapsah; njahi Moenah;
ratoe Sjerief Ali (de oudste dochter van pangerang Sjerief
Oemar, dus een nicht van Hidayat);
en van pangerang Wira Kesoema ,
Digitized by VjOOQIC
880
Njahi Saadah; njahi Ratna; njahi Hadidjah, met hare doch-
ter goesti Hatidja {i maanden oud).
Met Hidayat, den wettigen opvolger van Sulthan Adam, ver-
loor de oproerige bevolking haar steunpilaar; met Hidayat,
het hoofd der Kerk, verloren de priesters hun krachtigsten hef-
boom om het volk op te winden ; door Hidayat's vertrek ver-
dwenen alle zinsbegoochelingen van herstel van het Bandjer-
sche rijk, van grootheid en magt ; door Hidayat's vertrek was
de opstand het laatste tijdvak ingetreden. Wel is waar kon
men verwachten dat Lehman en Amin Oelah den strijd nog
zouden volhouden, dat Antassari nog eenigen tijd zijn onaf-
hankelijkheid zou weten te handhaven , — toch zou men
eerlang geen oorlog meer te voeren maar slechts roover-
benden uit te roeljen hebben.
Lehman de verrader , en zijn twee trouwe volgelingen,
Notto en Gamar, door hunne wreedheid berucht, hadden
geen pogingen nagelaten om Hidayat uit onze handen te houden
en ook werkelijk de terugkomst van den voortvlugtigen vorst
eenige dagen vertraagd. Om een doortastenden maatregel te
nemen, ontbrak hun echter de moed. Men vermoedde dat
zij in het gebergte van Mengappan de wijk genomen hadden.
Omtrent het verraad van Lehman bestond geen twijfel meer.
Djalil een volgeling van tommonggong Gamar, die den 9« Fe-
bruarij door een bevolkingspatrouille opgebragt werd, gaf de
volgende mededeelingen. Toen Hidayat te Martapoera in on-
derwerping kwam, had Djalil zich, op last van Gamar, bij het
gevolg van den pangerang gevoegd en was twee malen met hem
in de benting geweest. Den 2«° had hij Hidayat gevolgd, toen
deze op de graven zijner vaderen ging bidden (beratip). Dien
dag had Lehman reeds plan om in de versterking amok te
maken. Terwijl de regent en het distriktshootd namelijk bij
den resident waren , zaten een aantal Hoofden met een
menigte volks in de pandopo des regents bijeen, en
sprak pangerang Mohamed Ali Bassa: tindien pangerang
Digitized by VjOOQIC
281
Hidayat naar Java gaat , is het beter dat wij amok maken/'
Demang Lehman vereenigde zich terstond met dat plan;
waarna Ali Bassa vervolgde: >Wehiu, alspangerang Hidayat
heden avond naar de benting gaat , moeten wij allen met
hem mede gaan en als Hidayat zich, verwijdert , zullen wij
nog even wachten; dan zal demang Lehman door met het
hoofd te knikken het teeken tot den aanval geven." Die woor-
den werden luid gesproken en toen Ali Bassa geëindigd had ,
riepen alle volgelingen : >Als onze Hoofden het willen , zullen
wij gehoorzamen." Lehman zeide toen nog : i^Zoodra ik be-
gonnen heb amok te maken en gij het hoort, moet gij mij
helpen en naar de benting komen." Met een algemeen: >ja,
dat is goed" werd dit beantwoord.
Omstreeks vijf uur ging Hidayat met slechts drie volgelin-
gen naar de benting; kort daarop volgde demang Lehman
roet 60 volgelingen en trad de pandopo binnen waar Hidayat
zat met majoor Kocb en een ander officier. Eenige oogenblik-
ken later ging Hidayat naar huis , ook Djalil.
Een half uur later verliet Lehman de benting zonder zijn
plan volvoerd te hebben. Waarom ? dit wist Djalil niet ; mis-
schien had het Lehman aan moed ontbroken. Hidayat was bij
het smeden van den moordaanslag niet tegenwoordig geweest.
's Avonds beraamde Lehman met Ali Bassa een nieuw plan
om den volgenden dag bij het vertrek van Hidayat amok te
maken. Veel volk was er ten huize van Wira Kesoema verga-
derd. Pangerang Ali Bassa sprak toen: >Als Hidayat weg-
gaat, hebben wij geen zon of maan meer, want Hidayat is
onze pajong." Waarop Lehman zich tot het volk wendde
en zeide : t Als pangerang Hidayat morgen vertrekt, zullen wij
amok maken en de stoomboot afloopen."
De ontvlugting van Hidayat , die hierop volgde , is vroe-
ger reeds vermeld.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XVI
GEVECHT TE SIMPANG AMPAT. — GOBSTI MATALIB. — MOEDIG
GEDBAG VAN PEMBEKKEL NASSIN. — DB ORANG BEAMaSL
TB WASA-WASA. — KRACHTIGE MAATREGELEN TEGEN
HET BERATIP BEAMAaL. — GEVECHT TB KAROE-
BANG. — DB VECHT OP DE LAHEY EN TEWEH. —
ONDERWERPING VAJT GAMAR EN TJITRA
KA80EMA.
Ter^vijl in Hartapoera alle krachten werden ingespannen om
Hidayat en Lehman meester te worden , vereenigde zich (25
Februarlj) te Simpang Ampat een talrijke bende muitelingen
die den omtrek van Rantau en Gadoeng bedreigde. De w**. con-
troleur van Margasarie noemde pangerang Prabal, radinKas-
san, tommonggong Tjakra Wati, Mangon Yoeda als Hoofden en
hadji Oedin als geestdrijver der bende. Men hield Amin Oelah
evenwel voor den persoon die de bende in het veld gebragt had
Aanstonds kreeg de Celebes last op de Negara, tusschen
Marabahan en Margasarie , te kruisen om den vijand te be-
letten naar Martapoera door te dringen ; de bezetting van
Moengoe Thayor werd op 140 bajonetten gebragt om van daar de
bende het hoofd te kunnen bieden ; terwijl de kommandant van
Kendangan order kreeg , met 60 bajonetten en een vuurmond
Digitized by VjOOQIC
288
naar Simpang Ampat op te rukken , daar post te vatten en de be-
velen van den kommandant van MoengoeThayor af te wachten.
Luitenant von Plötz zocht de bende op. Gedurende den
marsch naar Gadoeng, Rantau en Simpang Ampat (1 Maart)
werd hij voortdurend door den vijand beschoten. Daar dit
vuur tamelijk onschadelijk was, belette het niet dat de ko-
lonne tot Simpang Ampat doordrong, waar een SOOtal vijan-
den vereenigd was. De orang beamaal waren ook nu weder
vooraan en wierpen zich biddende en schreeuwende, met
lans en klewang gewapend , te midden der troepen. Met be-
bloede koppen afgeslagen , lieten zij negen dooden op de
plaats achter en namen zij de vlugt. De vijand verloor in
twee dagen 18 dooden en 20 gekwetsten ; de kolonne had
slechts drie gewonden.
Twee kolonnes daarna uit Kendangan en Moengoe Thayor
gezonden om gemeenschappelijk te werken, ontmoetten geen
vijand. Spoedig daarop hoorde men van nieuwe verzamelin-
gen tot beratip. Nu zond Verspijck een zendeling Daoet
uit, en dezen gelukte het de opgewonden bevolking tot
betere gedachten te brengen. Vijftien der voornaamsten
kwamen te Margasarie vergiffenis vragen. Pangerang Praboe
Natta of goesti Matalie verloor daardoor bijna zijn geheelen
aanhang ; te vergeefs poogde hij met het overschot zijner
bende naar Paboeangan te komen. De Celebes lielette hem de
Negara over te gaan ; toen rigtte hij zich naar kampong Beli-
mouw, maar ook daar joeg het volk hem terug. Werwaartshij
to^n de wijk nam, bleef onbekend. Welligt vereenigde hij zich,
evenals goesti Kassan, met Amin Oelah. Deze zond tjaps
rond in AUei, Amandit en Benoea Ampat, om de bevolking
tot beratip beamaal op te roepen ; hij gaf zich thans den
titel van pangerang Pahalawas (den strijder) van het Bandjer-
sche rijk. Het gelukte hem evenwel niet een grooten aan-
hang te verwerven, daar het volk hem als een bedrieger en
lafhartig booswicht had leeren kennen.
Digitized by VjOOQIC
284
Niet ver van Kendangan viel een paar dagen later (5 Maart)
waarschijnlijk dezeirde bende, in den kampong Karang Dja-
wa. Op het hooren van eenige geweerschoten stuurde de
kommandant een patrouille uit van 40 bajonetten onder be-
vel van den dd. officier Arendsen de Raadt. Deze kwam nog
juist bij tijds op het bedreigde punt ; het getrouwe kampongs-
hoofd pembekkel Nassin, op wien de aanslag was gemunt,
hield moedig stand en verdedigde zich tot het uiterste, nietr
tegenstaande zijn arm door een kogel verbrijzeld, zijn zoon
gesneuveld en zijn huis reeds in brand gestoken was. Nassin
werd ontzet, den vijand een gevoelig verlies toegebragt en
deze geheel uit elkander geslagen. Yerspijck liet den dapperen
pembekkel zijne tevredenheid betuigen, schonk hem een be-
looning van honderd gulden, en gelastte den kommandant
van Kendangan, ten koste van den lande, in plaats van Nas-
sin's afgebrande woning, een grootere en betere te laten bouwen.
Ten einde de tijding van Hidayafs onderwerping zoo spoedig
mogelijk te verspreiden, werd Toekatjan di Karsa een ver-
trouweling van den vorst, uitgezonden om de Hoofden der
vijandelijke benden op 'te sporen en hen te bewegen het
zwaard op te steken.
De bewoners van Wasa-Wasa vereenigden zich met een
honderdtal volgelingen van Amin Oelah tot een gemeenschap-
pelijk beratip-beamaal. Brinkgreve trok (16 Maart) met 60
bajonetten en een houwitser naar dien kampong. In de na-
bijheid komende, hoort hij hel welbekende geschreeuw >Allah
il Allah" der opgewonden schaar, die den boschrand bezet
heeft en zich tot een aanval voorbereidt. Maar Brinkgreve voor-
komt dien door middel van eenige kartetsschoten en een
goed aangebragt geweervuur. In verwarring trekt de vijand
uit den boschrand terug ; de kolonne rukt voorwaarts , gunt
de bende geen tijd tot verzamelen enjaagt haar uiteen. Zon-
der verlies van onze zijde , laat de vijand drie lijken en negen
zwaar gekwetsten op het slagveld achter; bij een hunner
Digitized by VjOOQIC
285
vindt men een Negarakling van 1.28 el lengte, waaropeenige
spreuken van den Koran geëtst zijn.
Tv!ree dagen later werd een tweede poging om zich tot be-
ratip te vereenigen, door den 1«° luitenant Muller verijdeld. Op
het naderen der bajonetten zochten de orang beamaal een
goed heenkomen.
Bij eenige inlanders die den S2«° in onderwerping kwamen,
vond men tjaps van den volgenden inhoud:
>Oesin ! Arba ! Batjoe ! Loerah Tassin !
»Wij vergunnen u, in naam van den Panembahan, die ons
daartoe vergunning heeft verleend, om te gaan beratip be-
amaal en het formulier van Kalimah Allah, ten einde van God
den AUerhoogste, van zijn afgezant [Mohamed] en van de
40 profeten zoo mede van de Kramat Datoe, de Ilmoe Pach-
lawan [wetenschap der onkwetsbaarheid] af te smeeken; met
het vaste doel om de gevloekte kaffirs te bestrijden , die het
land verderven en onze godsdienst te niet doen, om de leer van
den islam te handhaven , het land te bevrijden, den vrede te be-
vorderen en tevens om den vorst op zijn troon te herstellen.'*
[Zonder datum] ter zijde stonden 3 onleesbare tjaps.
Verspijck achtte het noodig krachtige maatregelen te nemen
om aan hel beratip voor goed een einde te maken , en vaar-
digde een circulaire uit, die bij publicatie door de komman-
danten der verschillende afdeelingen aan de bevolking werd
bekend gemaakt. Daarin werd aangetoond dat het beratip
beamaal een ongeoorloofde wijze van bidden was, waardoor
zt| die er deel aan namen in een onnatuurlijke opgewonden
stemming geraakten, zich onkwetsbaar geloofden, en zich
lieten medesiepen tot verzet tegen het wettig bestuur; dat
het beratip beamaal strijdig was met de zuivere, door de
Nederlandsche regering geëerbiedigde leer van Mohamed, en
dat het ongeluk over de bevolking bragt. Op grond daarvan
zou ieder die zich nog aan het beratip beamaal overgaf, tr ande-
ren toe overhaalde of dwong, ieder die orang beamaal verborg.
Digitized by VjOOQIC
286
hielp, of ondersteunde, die van beratip beamaal vergaderingeD
kennis droeg zonder er het bestuur onmiddel ijk kennis van te
geven, beschouwd worden als plegende hoogverraad tegen
de Nederlandsche regering, en als zoodanig door den krijgs-
raad worden gestraft. Die voor het uitvaardigen der publi-
catie zich aan het beratip had overgegeven doch zich er
daarna van onthield , dien werd vergiffenis geschonken en
die behoefde geen vervolging te duchten.
Te Amoenthay werd de rust niet verstoord; de troepen
bleven echter werkzaam en maakten aanhoudend patrouilles.
De bevolking van Balangan, zoo lang door Mad Said, An-
lassari's zoon, in beweging gehouden, begon na diens vlugt
naar rust te haken; een aantal Hoofden van Paran kwamen
zich althans te Amoenthay onderwerpen, omdat gebrek aan
zout en rijst hen daartoe dwong* — De post te Moeara Ayoe
leed veel van den hoogen waterstand; op vele andereplaat-
sen stond het water 1 tot 2 palmen in de versterkingen. —
In de maand Maart kwam geheel Oost-Balangan in onderwer-
ping, en werd te Paran op verzoek der bevolking een ben-
ting door regentstroepen aangelegd en bezet. Militaire kolon-
nes troffen den vijand nergens in den omtrek meer aan en
vonden overal een goed onthaal. Kampong Paran muntte uit
door groote en goede huizen.
In de uitgestrekte moerassen van Allei hadden de orang
beamaal zich teruggetrokken op de drooge plekken die men
slechts in kleine djoekongs kon naderen en dus voor de
troepen nagenoeg ontoegankelijk waren. Den 27«" Maart
verzamelde zich evenwel te Karoebang weder een bende,
van 200 man, waaronder een aantal orang beamaal aan hunne
witte en gele kleeding herkend werden. De kolonne Gehne,
door een vrij hevig geweervuur ontvangen, joeg na een ge-
vecht van een hair uur de bende op de vlugt, met een ver-
Digitized by VjOOQIC
287
lies van twee doeden en verscheidene gewonden. Karta
Negara zwierf in de omstreken van Boerit Kayoe rond en
plunderde nu en dan een ladang nabij Panghamban. Even
als in Amoenthay maakte de bevolking zelve patrouilles, door
haar Hoofden aangevoerd.
De Hoofden van Pramassan Allei kwamen een gedeelte hun-
ner goudbelasting opbrengen. Opgewacht door een bende
roevers, vielen twee hunner in den strijd; een patrouille
hun tegemoet gezonden, nam hen daarop in bescherming.
In de maand Februarij kwamen verscheidene Hoofden met
gevolg van Boven-Doesoen te Martapoera hunne onderwer-
ping aanbieden; zij werden in genade aangenomen met last
zich te Meliou te vestigen. — Te Ampah, steeds door
kiay Ranga Niti bezet, hadden zich reeds een 200 Dayaks
neergezet. De luitenant ter zee Meijer, die met Z. M.
stoomschip de Vecht, den 10®" Januarij andermaal de Barito
was opgestoomd (zie pag. 250), zond den 21"» onder Sandt
van Nooten twee gewapende sloepen de Lahey op, om te
trachten eenige muiteüngen op te ligten.
Tegenover kampong Laboerjau ontwaarde men een djoe-
kong met drie inlanders; een er van ontvlugtte en de
twee anderen vielen gewond in onze handen. Hunne me-
dedeelingen waren onbeduidend, lilen gevlugte Sihonger van
Schuak's kolonne bevestigde de tijding van Antassari's te-
genwoordigheid aan de Teweh.
Den 25«" Januari) werd in de bogt van Lahey geankerd en
bemagtigde men een groote djoekong, uitgerust voor een
groote reis. De opvarenden waren ontvlugt, achterlatende
eenige lansen en parang's, een saaijen kardoeszak (van de
Onrust) gevuld met 1 pond buskruid en een aantal geweer-
kogels van model. De netheid der legmatjes en kussens
deed de gevolgtrekking maken dat het vaartuig aan een
Hoofd behoorde. Den 28*^° ging van Nooten, met een witte
vlag en voorzien van een brief aan de Hoofden, die volgens den
Digitized by VjOOQIC
388
gevangene lot onderwerping geneigd waren , de Lahey op ,
doch werd met vuur uit geweer en donderbus ontvangen.
Na den vijand verjaagd en eenige huizen in de asch gelegd
te hebben, werd de togt door de sloepen voortgezet; vantijd
tot tijd gingen eenige manschappen aan wal tot flankdekking ;
de nacht werd voor dreg liggende doorgebragt. Den volgen-
den dag weder aanhoudend bestookt wordende, roeide men de
drie vroeger vernielde kampongs voorbij, en bereikte een
vierden kampong waaruit met pijlen en kogels werd gescho-
ten. Ook deze verwoeste men, meer dan 100 vruchtboomen
werden omgehakt en eenige djoekongs medegenomen. Op den
terugtogt vielen nu en dan schoten, waardoor twee matrozen
en twee soldaten ligt gewond werden. Het lijk van den
korporaal van der Straten , die tijdens den vorigen togt was
overleden , vond men opgegraven en zonder hoofd.
Zoowel de Lahey- als Tewehrivier werden opgenomen en in
kaart gebragt. Den 31 «° Januarij vond men aan de monding
der laatstgenoemde rivier een beschreven plankje , geteekend
door eenige Hoofden, waarbij verzocht werd een sloep, al-
leen met Javanen bemand, de rivier op te zenden. Toen de
Vecht daarop afstoomde en het anker liet vallen, werd zij
alles behalve vredelievend ontvangen; de pijlen vielen in
groote menigte op het dek. Toch werd den 4«° Januarij
een jol onder witte vlag de Teweh opgezonden, versterkt
met soldaten die als roeijers verkleed waren, en revolvers
in den slindang en geweren onder een vlag verborgen had-
den; een tweede jol bleef in de monding en de barkas
was gereed om bij te springen. Een brieï ter beant-
woording van het gevondene werd op dezelfde plaats aange-
spijkerd; doch toen die brief den 5«° nog niet wegge-
nomen was, zond men een djoekong met vrijwilligers de
rivier op, om een gelijken brief hooger op te plaatsen.
Die djoekong werd gevolgd door een met inlandsche ma-
trozen bemande sloep, en op nog grooteren afstand door
Digitized by VjOOQIC
889
een tweede met Europeanen onder bevel van den luitenant
ter zee Sutherland. Niettegenstaande ook nu witte vlaggen
gevoerd en geen wapenen vertoond werden, beschoot de
vijand de sloepen. Op de Teweh was dit tot nog toe niet
gebeurd. De witte vlaggen nederhalende, beantwoordde men
het vuur met woeker, roeide nog hooger op, en spijkerde
den brief op een geschikte plaats vast. Hetzelfde geschiedde
op de Lahey , zonder andere ontmoeting dan een paar
djoekongs met zout en rijst beladen.
Den 8*° werd het stoomschip onder een vervaarlijk ge-
schreeuw, op 400 pas beschoten. Teregt oordeelde de
kommandant het onnoodig munitie te verspillen en toonde
door geschreeuw niet vervaard te worden. Den ii^ her-
haalde zich die uitdaging, en werd een matroos door een
geweerkogel onbeduidend gewond. Den i&^ vertoonden
zich eenige vijanden aan het strand, schoten hunne geweren
af, doch lieten, na aen kartetsschot uit den SOponder,
niets meer van zich zien. Tot op den dag voor het ver-
trek van het schip, dal gebrek aan victualie begon te krij-
gen , hield het schieten uit de boomen aan. Men kwam dus
tenig met de zekerheid dat de bewoners van de Boven-Ba-
rito, Lahey en Teweh nog steeds even vijandig gezind bleven.
Op het einde der maand (30 Maart) stoomde de Vecht,
versterkt met SO bajonetten onder Vetter , ten derden male
de Barito op, met last kampong Meliou te beschermen , de
vijandelijke bende aan de Soengej Boentoek zooveel mogelijk
afbreuk te doen, en de bevolking aan de Ayo en Mantallat
in de gelegenheid te stellen zich te onderwerpen. Bij gun-
sligen waterstand moest ook de Teweh en Lahey bezocht
worden met het doel de onderwerping aan de bevolking
gemakkelijk te maken en dus niet het eerst tot vijandelijkhe-
den over te gaan.
In de overige aideelingen der residentie heerschte de
II. 19
Digitized by VjOOQIC
290
volmaaktste rust. In het gebrek aan rijst in Tanah Lauten
Martapoera werd door de zorg van het bestuur te gemoet
gekomen, en ofschoon de prijzen der levensmiddelen tot een
ongekende hoogte stegen, verdween de vrees voor hongers-
nood geheel, toen de volgende maand geheele scheepsladin-
gen aangevoerd werden.
Den 18^'' Maart stoomde de Boni naar de Zuiderafdee-
ling , met last de Mandawérivier op te varen, in het weer-
spannige Katingan Oeloe een vertooning te maken en Singa
Laut tot gehoorzaamheid te dwingen. Door den lagen wa-
terstand kon dat vaartuig evenwel de rivier niet boven Han-
dawé opvaren en kwam den 27«° te Bandjer terug.
Demang Lehman verborg zich in de ongenaakbaarste
schuilhoeken. Zich niet veilig achtende in de nabijheid van
Martapoera , trok hij in de wouden zuidoostwaarts van Moen-
goe Thayor. Zijn getrouwe volgeling, de beruchte tom-
monggong Gamar, die in Hidayat's. ontvlugting van 3 Fe-
bruarlj een belangrijke rol speelde, werd hem ontrouw en
bood zich aan om Lehman gevangen te nemen, ten einde
het bloedgeld {f 2000) te verdienen dat op Lehman's hoofd
gesteld was. De verrader had nog slechts 10 volgelingen
bij zich, waaronder pembekkel Mail. De vorstelijke lans van
Hidayat was in zijn bezit, doch hij leed overigens groot
gebrek. Gamar's voorstel werd aangenomen.
Patrouilles van verkleede soldaten rukten te vergeefs uit
naar een aangewezen plaats, waar Lehman's vrouwen zich
zouden bevinden. Evenmin gelukte het Perk met S5 bajo-
netten en de Linganezen (den 24«°) die vrouwen te Boekit
Tewaang te vinden. Een groote hoeveelheid wapens werd
«echter door de verschillende patrouilles uit de bosschen te
voorschijn gebragt en ingeleverd.
Pangerang Tjitra Kesoema, die langen tijd met zijne vijf
zoons aan het hoofd der vijandelijkheden in Riam Kanan ge-
staan had en door Hidayat bij zijn vertrek schriftelijk tot
Digitized by VjOOQIC
291
onderwerping was aangemaand, werd in den laten avond
van den 6«°, door den 1*° luitenant Perk en 15 bajonetten
met vier zijner zoons te Marlapoera aangebragt en met
Dapan, zoon van den opgehangen pangerang Kasoema Nin-
grat, en met zijne moeder, voorloopig in arrest gesteld. Ook
de moordenaars van Neyerlie, twee der belhamers bij het
afloopen van Kalangan, eenige inlanders die deelnamen aan
den aanslag op den kolonel Andresen en een menigte zwer-
vende muitelingen, werden dagelijks opgevangen en gevan-
keiijk naar Marlapoera gebragt. — Het vonnis, waarbij Sherief
Aioewie (Toean Lewis) , Hoofd van Riam Kiwa, wegens hoog-
verraad tot den strop was veroordeeld , werd in den ochtend
van den 8"» ten uitvoer gebragt.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XVIl.
VRUCHTBLOOZB VERVOLGING VAN DEMANG LEHMAN. — ONDERHAN-
DELINGEN MET AMIN OSLAH. — BRIEFWISSELING. — DK
VIJANDELIJKHEDEN HERVAT.
Zonder één dag verademing aan den verrader Ie gunnen,
werd demang Lehman van oord tol oord nagejaagd en dieper
in de v^ildernis van PramassanAmandil teruggedrongen. Hoe-
veel moeite de troepen zich ook gaven om den vlugleling
den pas af te snijden , om den tuin te leiden , in een hin-
derlaag te lokken, te omsingelen, — 't was alles vruchteloos.
Het bijna ondoordringbare terrein maakteelke beweging, hoe
wel beraamd en hoe goed ook uitgevoerd, krachteloos en stelde
den vlugteling in staat telkens te ontsnappen. Ook aan Gamar
mogt het niet gelukken den demang in handen te krijgen.
Het gevangen nemen of in onderwerping komen van opstan-
delingen hield intusschen aan. Onder de voomaamsten telde
men den pembekkel Notto , een der wreedaardigste en meest
gevreesde onderhoofden van Lehman die gedurende den oorlog
een groot aantal inlanders deed ombrengen of met eigen hand
afmaakte, en die bij de ontvlugtingvanHidayatop3Februarij
een hoofdrol speelde. Vermoord door zijn eigen makkers die
met hem van Abdoelen gevlugt waren, werd hem het hoofd
afgesneden om het bloedgeld f 500 te verdienen.
Digitized by VjOOQIC
298
Ook pembekkel total, de moordenaar van Neyerlie, werd
gevankelijk aangebragt en de bepaalde premie van ƒ100 voor
hem uitbetaald. Door Gamar's bemoeijenis hadden een aantal
Hoofden uit Riam Kanan en Kiwa vergiffenis gevraagd. Pa*
irouilles uit Pengaron bewogen zich onophoudelijk langs de
Boven-Riam Kanan en de grenzen van Koesan. Den luitenant
Bakker gelukte het een der vrouwen van Lehman, Aminah
genaamd in handen te krijgen. Zij had een som van f90
bij zich. Een Europeesch soldaat met haar badé-badé rer-
wondende, trachtte zij nog te ontkomen, doch moest zich
overgeven toen zij zelve in den rug gewond werd. De
andere vrouwen vlugtten naar het gebergte tusschen Riam
Kanan en Tanah Laut, waar het distriktshoofd van eerstge-
noemd landschap er nog twee opving.
In het distrikt Margasarie hoorde men niet meer van rust-
verstoring. De bevolking werkte ijverig aan de versterkte
controleurswoning te Rantau.
Goesti Kassan of pangerang Toea en zijn zoon pangeraog
Retjil, die na den moord op Fuijck gepleegd, zich onder-
worpen hadden om spoedig daarna weder af te vallen, hiel-
den zich met een dertig volgelingen in de ongenaakbare
moerassen aan de Bankinangan op en deden nu en dan
van daar strooptogten op de Negara. Een kruisboot werd
daarom aan de monding der Bankinangan geposteerd (3
Junij) en de bezetting van Margasarie versterkt met 30
bajonetten {^'^ luitenant Berg), 25 gewapende kettinggangers,
de Linganezen van Sherif Hassim, en 30 man regentstroepen.
Reuter moest met die magt het verblijfvan Kassan opsporen.
Den H«" zond hij Berg met 30 bajonetten, 15 man hulptroe-
pen en 8 gewapende kettinggangers langs de Bankinangan,
en (rok zelf met een koionne langs Paboeangan in het moeras.
Geen weg vindende, was hij verpligt teinig te keeren, en
begaf zich daarna op het voetspoor der eerstgenoemde pa-
trouille. Na ongeloofeiyk veel hindernissen opgeruimd te
Digitized by VjOOQIC
294
hebben, door tot aan de heupen door den modder te gaan,
bereikte Berg eerst den i2«° de versterkte huizen, verjaagde
de bende en vond eenige wapens, een grooten voorraad pa-
die, alsmede de ijzeren geldkist die bij het vermoorden van
Fuijck geroofd was. Reuter beproefde twee achtereenvolgen-
de dagen vruchteloos tot Kassan's schuilplaats door te dringen
en ontmoette den 14*° eerst de kolonne Berg. Gezamenlijk
doorzocht men nog eenige dagen dit woeste terrein, vernielde
eenige schuren en padievelden , vond nog eenige wapens en
tjaps, en keerde den 18*^ terug.
Gelijktijdig met deze patrouilles trok een bevolkingspa-
trouille onder den trouwen pembekkel Lidin naar Bedandan,
tegenover Marabahan, in het moeras, en zond de kom-
mandant van Moengoe Thayor, kapitein Logeman, kleine de-
tachementen naar Rampanang en Tambarangan om de
vlugtelingen het doorbreken van dien kant te beletten.
Uit een bosch nabij Rampanang vielen een paar schoten
waardoor een fuselier gewond werd; ook de post tusschen
Mataraman en Moengoe Thayor werd beschoten, doch de
bende ontkwam ook thans weder of verschuilde zich op on-
bekende plaatsen.
Van Pengaron ging (19 Junij) een kleine kolonne onder
den 1*^ luitenant Thissen over Rantau Bekoela naarPramas-
san Amandit, om die nog onbezochte landstreek te leeren
kennen. De kolonne werd door de bergbewoners overal
met welwillendheid ontvangen en keerde den S*"" Julij over
Kendangan en Moengoe Thayor terug.
De Celebes uitgezonden tot opsporing van zeeroovers die
op de kust van Tanah Laut te Sembamban, Pagattan en
Laut Poeloe een 40tal menschen geroofd hadden, kwam ^
April onverrigterzake terug. De Boni was niet gelukkiger.
Tusschen Toekatjan di Karsa (zie pag. 283) en Amia
Digitized by
Google
295
Oeiah had een ontmoeting plaats. Dientengevolge zond laatstge-
noemde den 47°> April een brief van den volgenden inhoud:
Tjap en handteekening van pangerang Moehamad Amin
Oeiah.
• «Deze brief, voortkomende uit een rein hart en vergezeld
van veelvuldige en eerbiedige groeten , komt van mij pange-
rang Moehamad Amin Oeiah, die tijdens het schrijven van
dezen brief nog het bewind heeft over zijne troepen in het
Bandjermasinsche rijk, geworde door Gods hulp voor het
aanschijn van den doorluchtigen Heer Verspijck, luitenant-
kolonel-resident der Z.0. afdeeling van Borneo, chef der
expeditie, die versierd is met de decoratie van moed, trouw
en beleid, die de steun is voor regtvaardigheid en genade.
(Wijders schrijf ik dezen brief om kennis te geven dat
ik kiay Toekatjan di Karsa heb ontmoet, die bij mij kwam
om een tjap van Hidayat Oellah , zoomede dien van den door-
luchtigen Heer te vertoonen, om tevens te berigten de voort-
durend groote en onovertreflfelijke magt van het gouverne-
ment, zijne regtvaardigheid jegens alle onderdanen en ook
dat het de deur der genade openstelt voor allen die oot-
moedig vergiffenis afsmeeken. Ter betreding dier opengestelde
denr ben ik steeds bereid ; steeds heb ik er over gedacht en
mij zelf gevraagd naar de reden waarom ik langer tegen de
gouvemementstroepen zou strijden.
)Yan den beginne af heb ik reeds voorgenomen om steeds
onder de Nederlandsche vlag vreedzaam te leven en handel
te drijven in plaatsen , waar mij door het gouvernement ver-
gund wordt om mij bestaan te kunnen verschaffen.
>Van het jaar 1275 tot dit jaar, gedurende het verderf
van dit rijk, heb ik niets kunnen vernemen wat tot mijn
geluk konde strekken; dit heeft mijn gemoed door vrees
tot dwaling gebragt.
(Ik leg thans ter zijde al de omstandigheden die gebeurd
Digifized by VjOOQIC
296
zijn door het zien van het schijnsel van 's gouvernements
regtvaardigheid , aangebragt door Toekatjan di Karsa; dit
heeft mij een vol vertrouwen gegeven , dat echter door mijn
vrees eenigzins verflaauwd wordt, en verzoek ik mitsdien
dat de doorluchtige Heer resident die van mij wegneme.
^Wanneer het gouvernement inderdaad de deur harer ge-
nade openstelt, wensch ik een zuiver bewijs daarvan voor
mij te hebben, opdat ik mijn gevoelen daaromtrent ter ne-
der kan stellen, en behoeft de doorluchtige Heer den langen
weg niet meer in te slaan om het geluk van het Bandjer-
masinsche rijk te zoeken, wanneer het reeds beslist is;
vermits al de Hoofden der brandalstroepen, zoomede die
der beamaal onder mijn invloed zijn.
»Ten slotte hoop ik met vol vertrouwen dat het voren-
staande met vergevingsgezindheid moge ingewilligd worden,
met verzoek tevens, dat in afwachting van het bovenbe-
doelde bewijs en het antwoord van dit schrijven, de Heer
resident of de Heer luitenant-kommandant der benting van
Amawang, last geve , dat geene gouvernementstroepen van
al de bentings uitgezonden worden naar de bergen of
plaatsen buiten de groote wegen, daar zulks toch nutte-
loos is en waardoor vele menschen kunnen sneuvelen. Van
mijn kant zal ik echter bevelen geven aan de brandals-
troepen om niet bij de gouvernements-bentings te naderen ,
nog minder om de soldaten leed te doen.
•Voorts kan ik voor den Heer resident of den Heer lui-
tenant van Amawang niet bedekt houden dat ik thans in een
moeijelijken toestand verkeer , en verzoek hun ootmoedig ,
wanneer het hun moge behagen mij de ondervolgende arti-
kelen te verstrekken: zout, tabak, tamarinde, uijen, gam-
bier. Uiterst verblijdend zal het voor mij zijn, wanneer
ik ook met eenig geld te gemoet gekomen word.
»Builen het hierin bekend gestelde, heb ik kiay Toeka*
tjan di Karsa verzocht den doorluchtigen Heer bekend te
Digitized by VjOOQIC
29?
maken hetgeen ik gesproken heb; ik hoop verder dat ge-
noemde kiay met het overbrengen uwer bevelen aan mij
belast wordt.
»26 Ramadhlan iS78."
Tjap en handteekening van kiay Karta Negara.
Volgens mondeling berigt van den overbrenger des briefs
wilden één tommonggong en drie kiay's, Amin Oeiah ift
zijne onderwerping volgen, en was Amin Oelah bovendien
genegen demang Lehman uit te leveren.
Ten einde de onderhandelingen gaande te houden, vol^
deed de kommandant van Kendangan, kapitein Brinkgreve,
aan Amin Oelah's bede, door 30 pond zout, 10 tampangs
tabak en 150 stuks gambier ter zijner beschikking te stel-
len en vroeg verder bevelen aan den chef der expeditie.
Verspijck vermoedde dat onder dien overmoedigen toon
welligt onmagt schuilde. Het stuitte hem tegen de borst
met iemand als Amin Oelah, met een rooverhoofdman , te
onderhandelen. De belangen der bevolking, die, zoolang zijne
bende in haar geheel bleef, aan plundering blootgesteld
stond, bewoog Verspijck echter een buitengewone langmoe-
digheid te gebruiken en toe te geven aan den bedrieger,
die eerder de galg dan genade verdiende. Hij droeg daarom
den majoor-kommandant der afdeeling Amoenthay op, zich naar
Kendangan te begeven, zelf de onderhandelingen te leiden en
den opstandelingshoofden de volgende voorwaarden te stellen:
a. levensbehoud, indien zij onmiddelijk de wapens neer*
leggen ;
b. verwijdering van het eiland Borneo voor Amin Oelah;
verblijf op Bandjermasin of eenige plaats waar ons militair
bestuur gevestigd is, voor Karta Negara en de andere Hoofden;
c. uitlevering der wapens;
d. uitlevering der gedroschte kettinggangers en gedeser*^
teerde inlandsche soldaten die tot hunne benden bdioor^i^;
Digitized by VjOOQIC
S98
e. afleggen van den eed van trouw en gehoorzaamheid.
In het uiterste geval kon Amin Oelah het verblijf te Ban-
djer toegestaan worden.
Verspgck stelde bovendien pangerang Sherif Hassim en
gewapend gevolg tot zijne beschikking. Sherif Hassim kon
als bemiddelaar, zijne volgelingen als spionnen dienen; en
sprongen de onderhandelingen af, dan was van hunne tegen-
woordigheid parlij te trekken bij het vervolgen van d^
muiteling.
Juist op den dag (6 April) waarop de majoor-komman-
dant van Amoenthay te Kendangan aankwam, werden er
weder twee brieven van Amin Oelah aangebragt. Daar zq
geheel het karakter van den sluwen Bandjerees afspiegelen,
laten wij den inhoud hier volgen :
BÜnder vier oogen geheim.
>Deze brief geworde in handen van den heer kapitein.
>Deze brief is een teeken van mijn opregte trouw.
»Den heer kapitein maak ik mijn echten broeder, (evenals
die van ééne moeder) dien ik lief heb.
>Hij kan mij vertrouwen even als zijn echten broeder.
>De heer God straffe mij zoo mijne woorden niet de waar-
heid behelzen.
>Het toegezondene bestaande in zout, gambier en tabak,
heb ik met veelvuldigen dank ontvangen; nu gevoel ik mij
pas levend. Ik heb die artikelen in 18 deelen met mijne
Hoofden verdeeld.
>Mijne raloe is ziek en wel meer dan één jaar; zij heelt
mij verzocht mijn broeder te verzoeken om wat poedersui-
ker , daar zij die gaarne wenschte te gebruiken ; hier kan
men geen suiker van die soort krijgen. Mijn nood en ellen-
de behoef ik u niet te zeggen, mijne baadjes en broeken zijn
alle versleten. Zend mij spoedig tijding van Bandjermasin.
God is mijn getuige hoe of ik over U denk.
Digitized by VjOOQIC
299
iDoor uwe goedheid verbeeld ik mij nu reeds U in per-
soon, onder vier oogen , te ontmoeten."
PANGERANG MOËUAMAD AMIN OËLAQ.
Brief van pangerang MoehamadAminOelah, gedateerd den
4°" Sawaal, gelijkstaande met 4 April, en gerigt aan den ka-
pitein w*^. controleur van Amandit.
Inleiding als zijn vorigen brief.
^Met genoegen schrijf ik dezen brief aan den heer kapitein,
om hem mede te deelen dat de brief van den heer kapi-
tein — waarin hij mij de ontvangst beriglte van mijn brief,
aangebragt door Toekatjan di Karsa, ei> dat hij den inhoud
daarvan volkomen heeft begrepen , mij in goeden staat is
geworden.
^Daarbij deelde de heer kapitein mij nog mede dat ZEdG.
zooveel mogelijk zal trachten mij te helpen in het ver-
krijgen van een bewijs van den heer resident betreffen-
de mijn geluk. In het slot van zijn brief verzekert hij
mij, dat bijaldien het een of ander niet met den wil van den
heer resident zal overeenkomen, hij niet in gebreke zal blijven
mij met een opregt hart te helpen, daar hij het goed met
mij meent.
ïNa deze verklaring van den heer kapitein geef ik de ver-
zekering dat ik mijn voornemen , in mijn vorigen brief be-
kend gesteld , niet zal veranderen ; ik bid den Heer schep-
per des heelals dat mijn verzoek door den doorluchtigen heer
resident in gunstige overweging moge genomen worden, opdat
ik spoedig het eerst de afdeeling van den heer kapitein —
daar hij mijn echte vriend is — zoude kunnen zuiveren.
)Ik koester dus de hoop om spoedig boven bedoeld bewijs
te ontvangen , opdat ik al de bevelen die mij gegeven zullen
worden, kan ten uitvoer leggen.
)In afwachting der ontvangst van het bewijs des vertegen<«
Digitized by VjOOQIC
300
woordigers van het gouvernement, hoop ik dat mijn vriend
mij gedurende dien korten tijd ruimer adem zal laten halen,
daar ik toch binnen kort mijn opregt hart jegens het gou-
vernement zal toonen ; daarom verzoek ik u dat voorloopig
geene soldaten van de groote wegen naar het gebergte wor-
den gezonden, omdat ik niet ver vaii den grooten weg de be-
velen van den doorluchtigen heer resident en van ü kan af-
wachten en ook omdat mijne ratoe meer dan vijf maanden
ziek is. Om. die redenen hoop ik dat de heer kapitein mijn
verzoek in goedgunstige overweging zal nemen.
»Ik heb vernomen dat troepen van de benting Pantey Ham-
bawang voornemens zijn om dikwijls naar het gebergte
op te rukken ; doch wat kunnen wij hier aan doen, wanneer
zij met den heer kapitein niet zamenwerken ; als het maar
niet aan mij wordt geweten.
ïDaar ik zeer gaarne onder de Hollandsche vlag wil blijven,
zal ik , indien er toch gouvernementstroepen naar het ge-
bergte gezonden worden , mij liever voorloopig verwijderen
ten einde het antwoord van den doorluchtigen heer resident
te wachten op het voorstel van den heer kapitein ; evenwel
hoop ik dat de heer kapitein mij zal beschermen.
fVoorts deel ik den heer kapitein mede, dat op woensdag
den 1«" Sawaal bij de vergadering van den feestdag (harie
besaar) een mijner menschen van Martapoera langs de Riaro
Riwa alhier is aangekomen. Deze man heeft kiay demang
Lehman nabij Rantau Damar, boven Tapin, digt bij Mangkau
aangetroffen; zijn gevolg bestaat uit 42 man gewapend met
18 geweren.
»Het is de wil van demang Lehman om mij vergiffenis te
komen vragen en zich aan het hoofd mijner strijders te stellen;
hij durft echter niet te wagen , regtslreeks tot mij te komen en
wil eerst goed vernemen of ik hem in mijne dienst wil heb-
ben; zoo dit het geval niet mogt zijn, wil hij zich naar
Doesoen begeven.
Digitized by VjOOQIC
801
lik stel dit ter kennisse vao den heer kapitein om te ver-
nemen hoe het gouvernement ten op^ugte van demang Leh-
man denkt, nu hij door zijn verraad weder bij het bestuur
in ongenade is gekomen.
iDaarom moet de gouvernementsvertegenwoordiger niet
denken dat ik mij met demang Lehman wil inlaten, daar
ik van den beginne af reeds bekend ben met zijn slecht hart ;
dat brengt ook zijn lage geboorte mede. Dit breng ik U
slechts ter kennisse , ook opdat het gouvernement mij niet
zal verdenken; daar vóórdat ik boven bedoeld bewijs ont-
vang , ik den doorluchtigen heer niet durf te verklaren wat
ik in staat ben te doen. Wanneer echter de heer kapitein
wenscht dat ik doen zal wat hij mij beveelt, zoo zal ik hem
helpen daar hij mijn echte vriend is, doch moet hij niet
te veel op den goeden uitslag rekenen , en zal ik naar mijn
vermogen zulks trachten ten uitvoer te brengen.
fMijn verzoek aan den heer kapitein is dat hij spoedig op
dezen brief een antwoord geve, opdat, wanneer de heer
kapitein mijn hulp wenscht in te roepen, ik die spoedig
kan verleenen daar het anders te laat zoude zijn.
^Wanneer de heer kapitein mij het antwoord van dezen
brief zendt , kan hij dat aan een der kampongshoofden van
Hankinang geven ; tevens kan de heer kapitein aan die Hoof-
den verzekeren dat zij voor de brandals niet meer bang be-
hoeven te zijn en uwen brief regtstreeks naar mij kunnen
brengen, daar ik mijne troepen heb bevolen wanneer een
kampongshoofd komt met een brief of pas van den heer
kapitein, dien dan ongestoord te laten.
)Ik zeg den heer kapitein dit, daar ik zie dat kiay Toekatjan
di Karsa reeds vermoeid en ziekelijk is."
Een brief getuigende van Lehman's verregaande onbe-
schaamdheid, werd den 17<^ te Bandjer aan den resident
bezorgd. Ook van dat schrijven deelen wij de vertaling mede.
Digitized by
Google
802
Brief van kiay demang Lehman, gedateerd H Sawaal, ge-
schreven aan den Heer resident.
»lk geef bij deze aan den Heer resident kennis, dat ik
pangerang Amin Oelah met zijn onderhoofden heb ontmoet.
>Pangerang Amin Oelah schrikte, toen hij mij met mijn
volk zag aankomen.
>In de eerste plaats bestaan er mijns inziens moeijelijkhe-
den aangaande pangerang Amin Oelah.
ïDe onderhoofden van pangerang Amin Oelah, die onder
de bevelen staan van kiay Karta Negara, zijn achttien in getal
en hebben een troepenmagt van ongeveer 800 man, terwijl
hem bovendien nog 800 orang beamaal ten dienste staan.
•Tweedens levert volgens mijn oordeel de geheele bevol-
king van Oeloe Soengej ook moeljelijkheden op. Ik heb alle
kampongs van Allei tot aan Tampin Agama Ampat nage-
gaan en gezien, dat zelfs de bevolking die digt bij de
bentings w^oont niet getrouw is aan het bestuur; wat moet
men verwachten van hen die veraf wonen? Ik heb zelf ge-
zien dat elke week bij beurten uit de verschillende kampongs
twintig menschen levensmiddelen aan pangerang Amin Oelah
en zijne troepen bragten.
»Was er soms een kampong die weigerde levensmid-
delen aan te brengen, dan zond pangerang Amin Oelah
daarheen slechts een zijner onderhoofden met een tien- of
vijftiental gewapenden; zoodra de omliggende kampongs
hiervan kennis kregen, kwam de geheele bevolking gewa-
pend op om de menschen van pangerang Amin Oelah te
ondersteunen, de weerspannige kampongs te tuchtigen en
het kampongshoofd te vermoorden.
>Door den kapitein tot wiens distrikt die kampong be-
hoort, werd dan een nieuw kampongshoofd aangesteld, doch
deze is, om zijn leven te behouden, verpligt om met pange-
rang Amin Oelah en zijne volgelingen gemeene zaak te maken.
vWel verklaren de verschillende kampongshoofden aan het
Digitized by VjOOQIC
803
bestuur dat zij pangerang Amin Oeiah zullen tegenstaan,
doch dit is alles leugen; ik heb zelf gezien dat de pembek-
kel Samoedin van Benoea Gamba bij Amin Oelah kwam en
hem 135 realen bragt, als opbrengst van Benoea Gamba;
hij vertoefde slechts een half uur bij Amin Oelah, omdat hij
bevreesd was door het Nederlandsche gouvernement ont-
dekt te zullen worden.
iHieruit zal de Heer resident kunnen zien hoe getrouw
de verschillende kampongs aan Amin Oelah zijn en ik ge-
loof dan ook, wanneer de Heer resident pangerang Amin
Oelah met geweld zal trachten in handen te. krijgen, de
oorlog in het Bandjermasinsche rgk met vernieuwde kracht
zal uitbreken.
>Het is immers ook aan het gouvernement bekend, dat
pangerang Amin Oelah zeer slim is, zoodanig dat hij nu
over de bevolking gezag weet uit te oefenen.
«Indien ik hem niet had verklaard op nieuw met het gou-
vernement in vijandschap te zijn geraakt, ik had hem
voorzeker niet kunnen ontmoeten; evenv^jel acht ik mij in
staat het gouvernement ten opzigte van pangerang Amin
Oelah ten dienste 'te staan, doch men dient hier met zacht-
heid te werk te gaan. ^
»Ik wil zelfs aannemen hem te Martapoera voor den Heer
resident te brengen, vooral daar hij mij gezegd heeft reeds
pogingen te hebben gedaan om vergiffenis te erlangen, en hij
slechts op het antwoord van den Heer resident wacht.
»Ik zie dat de kommandant van Amawang tegenwoordig
handelt volgens den wil van tommonggong Djaya Negara;
hij wacht evenwel nog op het antwoord van den Heer resident.
«Ofschoon ik reeds bekend ben met de wijze van hande-
len van de Europeanen, kan ik aan mijn plan omtrent Amin
Oelah alsnog geen uitvoering geven, voor en aleer ik een
bewijs van den Heer resident zal hebben ontvangen, dat hij
nog van mijne diensten gebruik wenscht te maken.
Digitized by VjOOQIC
804
Mi hen mij niet bewust dat ik ooit het voornemen zoude
gehad hebben om mijn op den Koran afgelegden eed te
verbreken en tegen het gouvernement op te staan ; ik zal
dit ook nimmer doen, zoolang het gouvernement jegens mij
geene kwade bedoelingen heeft.
»Ik herinner mij voorts hetgeen ik gedaan heb om tiet
gouvernement hulp te bewijzen; de Heer resident gelieve
dit wel in overweging te nemen.
^Wijders deel ik bij dezen mede, dat ik den brief van den
Ueer resident d.d. 21 Saban 1278, waarbij mij gelast werd
om terug te komen, ontvangen heb.
>üit dien brief heb ik vernomen dat' ik bij temgkomsl
vergiffenis zoude erlangen, en ik weder als vroeger zoude
kunnen werkzaam zijn.
»Ik kon aan die oproeping niet dadelijk gevolg geven,
omdat ik reeds over de grenzen van Martapoera was en ik
heb dus mijne reis naar de Oeloe Soengej voortgezet, om
zoodoende weder ingevolge de mij vroeger gegevene beve-
len, de opstandelingen tot onderwerping te brengen.
»Ik heb dit ook hoordzakelijk gedaan om den Ueer resi-
dent bij mijne terugkomst mijne handelingen te kunnen bloot-
leggen, daar ik dacht dat, zoo mijne diensten mogelijk nie^
Vfoldoende geacht werden, de mij gedane beloften zouden
worden ingetrokken.
>Mijn tractement werd vroeger door het gouvernement
bepaald op / 2000 's maands.
ïToen ik voor het eerst de benting van Martapoera ver-
laten had om op last van het gouvernement het land lot
rost te brengen, riep de lieer resident mij terug en werd
my door pembekkel Boekasin Walang en pembekkel Samat
van Karang Tenga nog ƒ 31 9 gebragt, zoodat ik in een
maand ontving /'SSIO.
»Toen ik den brief van pangerang Hidayat Oellah te Mar-
tapoera aanbragt, ontving ik f il 00.
Digitized by VjOOQIC
305
iToen ik naar boven was gegaan om pangerang Hidayal
af te halen, liet ik ƒ1000 ter leen vragen, doch kreeg
slechts f 400.
)Toen ik pangerang Hidayat te Moeara Pahoe ontmoet
had, liet ik door Amin Achmat weder f 1000 ter leen vra-
gen; ik ontving echter slechts /"SOO. — Te Martapoera aan-
gekomen, ontving ik ƒ800, en toen ik gereed was met pan-
gerang Hidayat aan boord van het stoomschip te embarkeren,
gaf men mij nog /'SOO, zoodat ik volgens mijne berekening
in het geheel van het gouvernement ontvangen heb een
som van / 6019.
lik laat het aan de overweging van den Heer resident
over, welke diensten hiervoor door mij bewezen zijn.
lYerder acht ik het noodig hierbij bekend te stellen, dat
alvorens hei bewezen was of de door mij gemaakte rege-
liogen aangaande de verschillende kampongs goed of slecht .
waren, pangerang Djaya Pamenang overal tegen-bevelen
heeil gegeven en de bevolking heeft genoodzaakt weder aan
de groote rivieren te wonen , zonder mij er zelf kennis van
te geven.
^Mogelijk was het de bedoeling van den regent om mijne
handelingen bij het gouvernement verdacht te maken; ik
gevoel daardoor dan ook niet weinig hartzeer.
)Ik weet zeer goed dat de Heer resident volkomen in staat
is om het land naar eisch te besturen, doch ik wil zien of
pangerang Djaya Pamenang de afdeeling behoorlijk zal kun-
nen regelen.
lEerst later zal het gouvernement de zaken met alle regt-
vaardigbeid kunnen overwegen.
>Ik hoop dat het den Heer resident zal behagen mij spoe-
dig eenig antwoord op dit mijn schrijven te doen toekomen,
zullende ik hierop te Amandit blijven wachten."
Deuang Lehman.
II. 20
Digitized by VjOOQIC
306
Het bleek hieruit dat. Lehman zich met Amia Oelah ver-
eeoigd had en dezen van zijn onderwerping terughield; dat
beiden even geneigd waren elkander te verraden ^ en dat zij
den majoor-kommandanl van Amoenlhay, die den regent de
briefwisseling liet voeren, niet voor gemagtigd hielden hunne
onderwerping te regelen. Dit laatste noopte Verspijck on-
middelijk zelf naar Kendangan te gaan. In den avond van
den IS^"" aankomende, vernam hij dat hadji Boeyasin met
lastbrieven van Anlassari bij Amin Oelah was gekomen om
nogmaals de bevolking tot opstand te bewegen , of zoo dit
niet gelukte, met zijn aanhang naar Boven-Doesoen te
vertrekken.
*s Anderendaags zond Verspijck een korten brief aan Amin
Oelah , waarbij hij hem kennis gaf van zijne komst te
Kendangan. Amin Oelah kon zonder vrees, maar ongewapend
verschijnen om de voorwaarden te vernemen waarop de
resident zijne onderwerping wilde aannemen; dat schrijven
zou hem tot vrijgeleide dienen; na den 24^° waren de on-
derhandelingen onherroepelijk gesloten.'*
Lehman werd niet waardig gekeurd een schriflelij kof mon-
deling antwoord te ontvangen. Verspijck bepaalde zich slechts
den briefoverbrenger op te dragen aan Amin Oelah te zeggen:
>dat Lehman geen verraad behoefde te vreezen indien hij er
aan dacht mede te komen."
De regent van Martapoera, die tot Amin Oelah in bloed*
verwantschap stond en daarom door den resident naar Ken*
dangan was medegenomen, voegde er een brief bij metdeo
raad van de grootmoedigheid van het bestuur gebruik te
maken en niet te wachten tot dat het geduld van den re-
sident zou uitgeput zijn. Ook pangerangSherifllassim waar-
schuwde hem schriftelijk, den 24«" niet voorbij te laten gaan,
daar de resident geen uur langer zoude wachten. Hij bood
zich aan om hem met zijne Linganezen af te halen , indien
Lehman of Boeyasin hem soms terug mogten houden.
Digitized by VjOOQIC
3Q7
In plaats vaa zich naar Kendang^n te begeven, zoadAmin
Oelah den volgenden brief aan den resident tot antwoord:
Na de inleiding
lik deel den groot^n heer resident mede dat ik ZHEG.
brief van 19 Sawal 1278 in goeden staat heb ontvangen en den
inhoud daarvan volkomen heb begrepen. Bij genoemden brief
werd mij te kennen gegeven dat mij slechts 6 dagen tijds
werden gegeven om de poort der genade te kunnen betreden.
»Ik behoef bij den grooten heer omtrent mijn opregt hart hier
niet uit te wijden en verzoek slechts dat de groote heer den
tijd der genade toch zal verlengen. Ik hoop dat de groote
heer resident de plaatsvervanger zal zijn van mijn vader
en bij mij als zijn zoon zal erkennen ; doch is het te be-
jammeren dat de zoon het gezegde van zijn vader niet heeft
gevolgd om voor zijn aanschijn thans te verschijnen; de
groote heer neme dit evenwel niet verkeerdelijk op,ofvoede
eenige vermoedens dat ik onwaarheden in mijn vorige brie-
ven zou hebben geschreven.
»Wanneer ik mij thans naar u begaf, dan zouden er voorze-
ker tusschen mij en den grooten heer vijandelijkheden ontstaan;
zoo dit gebeurde, zoude ik alleen door dit ongeval mijne dui-
zende goede bedoelingen verliezen, en zoude ik bij het gou-
vernement weder slecht worden aangeschreven. Radin Marta
Kasoema van Tatah en hadji Boeyasin, vroeger Hoofd der op-
standelingen in de Tanah Laut, zijn van Barito (Doesoen) ge-
komen, en wanneer ik mij thans naar de benting begeef, zullen
zij, wanneer ik eenmaal bij den heer resident zal zijn, op
ons schieten I waardoor tusschen mijne en de gouveme-
mentstroepen vijandelijkheden zouden ontstaan.
>Overweeg dit eerst, heer resident. Indien ik u niet als mijn
vader erkende, zou ik u het bovenstaande niet bekend maken.
>Met het oog op de bekend gestelde plannen der bovenbe-
doelde hoofdopstandelingen acht ik het beter voorloopig aan
de roeping van ÜIIEG. geen gevolg te geven, daar ik vast
Digitized by
Google
808
weet dat bij die gelegenheid ongelukken zouden voorvalleD
en het alsdan voor mij een gewetenszaak zou zijn, wanneer
zoo iets bij mijne ontmoeting met den grooten heer gebeurde.
^Hieromtrent zal ik niet breedvoerig schrijven, daar de
groote heer zeir dit beter begrijpt; doch ik verzoek hem slechts
om een bewijs, waarin bekend gemaakt zal worden dat ik
en de opstandelingshoofden die mij volgen, bereids genade
van den grooten heer hebben verkregen, en de soldaten mij
en mijne menschen geen leed zullen aandoen noch mijne
dessa verontrusten; dat ik alle brandals tot betere inzigten
zal brengen en — dit kan de groote heer er ook bij zetten —
dat het mij vergund wordt in de Oeloe Soengej te blijven
om het gouvernement hulp en bijstand te verleenen.
»Wanneer mijn vader geen geloof slaat aan de woorden zijns
zoons, dan verzoek ik u het volgende: een bewijs van ver-
giffenis zooals boven bedoeld is , dat ik mij in het landschap
Koesan mag vestigen om mij van de brandals te scheiden,
opdat ik geene verdere ongelukken meer zoude krijgen.
Wanneer de heer resident mij later gelast om te komen,
dan zal ik langs Martapoera of over zee komen; ik zoude
gaarne gouvernementsbevelen op Bandjermasin ten uitvoer
brengen.
» Wanneer u een van deze verzoeken inwilligt, wenscb
ik dat vader slechts naar Bandjermasin in voorspoed terug-
keert, zoo ook de assistent-resident naar Amoenthay; daar
kan vader omtrent mijne goede werken berigten wachten, ll^
hoop dat vader vooreerst op mij niet vertoornd wordt,
daar ik het heil van het land zoek. Laat pangerang Sherief
Hassim slechts in Amandit blijven opdat hij mijne handelin-
gen kan gade slaan.
ïGeloof God den Allerhoogste, die zal mijn getuige zyn.
iDit laat ik geheel aan de overwegingen van vader over,
en hoop dat ik hieromtrent een antwoord van hem zal ont-
vangen.
I
Digitized by VjOOQIC
809
>Ik bied bij dezen de groeten van mijne ratoe aan, met
tranen in de oogen.
>20 Sawal 1278, gelijkstaande met 20 AprU 1862/'
AHIIf OELAH.
Om aan te toonen dat hij buiten zijn schuld werd aange-
houden , liet hij kiay Karta Negara het volgende schrijven en
voegde dit bij zijn brief:
ilk vraag u duizendvoudig vergeving, dat U vergiffenis
van den grooten heer resident verzocht om ons geluk te zoe-
ken ; hiervoor blijven wij , alle uwe Hoofden , dankbaar en
willen U allen volgen, doch wij verzoeken U te bedenken
hoe er gehandeld moet worden met de alhier aanwezige
troepen van Barito. Volgens ons gevoelen, wanneer wij ons
thans onderwerpen, zouden wij nog ongelukkiger worden.
»De groote heer zal genade schenken, doch de pangerang
van de Barito zal ons en al de kampongs tuchtigen.
^U zijt eigenlijk de eenige nog, de pilaar van al de kam-
pongs in de Oeloe Soengej, om de aanvallen der Doesoeners
te beletten of tegen te houden.
^Wanneer U niet meer in de Oeloe Soengej zijt, wanneer
U van dit eiland verwijderd zijt , wie zal dan ons heil en
geluk zoeken? gij zijt onze zonnescherm, onze maan en
zon op dit eiland.
>Behalve U is er geen van de prinsen op dit eiland, dien
wij vertrouwen kunnen, om uwe onderdanen in toom te
houden.
>Pangerang Hidayat Oelah is reeds weg ; wanneer gij ook
moet verwijderd worden, dan willen wij, uwe onderdanen,
liever versmolten worden.
>Wanneer de heer resident het werkelijk meent U vergif-
feais te schenken en gelukkig te maken, en U tevens tot
onzen pilaar wil aanstellen, dan hebben wij er niets tegen om
Digitized by VjOOQIC
810
"^rede ie sluitéti ; wij zullen alsdan U volgen zoomede al de
brandals in de geheele afdeeling Amoenthay, en ik neem op
mij om het beamaal en beratip tegen te gaan. Wanneer
U voor ons zijt, dan zullen wij ook de troepen van Barito
tegen houden die thans te Balangan zijn.
» Dezen onzen brief kunt gij aan den heer resident, uwen
broeder pangerang Sjerief Hassim en pangerang Djaya Pame-
nang verloonen.
>ik teeken hier als gevolmagtigde van alle uwe Hoofden."
KIAY RARTA NEGARA.
Blijkbaar hoopte Amin Oelah den resident om den tuin
te leiden, in slaap te wiegen, de onderhandelingen op de
lange baan te schuiven, en tijd te winnen; was 't hem ooit
ernst geweest in onderwerping te komen, thans zocht hij
uitvlugten. Het aanbod om de Oeloe Söengej te helpen be-
vredigen en te bestieren — een landschap voornamelijk door
hem in opstand gebragt — was buitendien een nieuw blijk
van zijne grove onbeschaamdheid.
Verspijck wilde het gouvernement dat hij vertegenwoor-
digde niet vernederen , door zich met verdere briefwisse-
ling in te laten ; hij brak de onderhandelingen af en zond
in den avond van den 21 «° nog Brinkgreve met 5ü bajo-
netten en de Linganezen naar het verblijf van Amin Oelah
in het bosch te Kalang Soea , om te trachten hem , Leb-
man, Boeyasin en hun gevolg, in 't geheel slechts een
dertig man sterk, te overvallen. Tegelijkertijd ging een
order naar den kommandant van Pantey Hambawang om
in den vroegen ochtend van den 22^** met 60 bajonetten
op te rukken naar Soengej Boessan, nabij Kria Widjdja
Bepinto , ten einde de vlugtelingen den pas af te snijden ;
een andere naar den kommandant van Barabei-ie om: 1'
met 60 bajonetten over Pagat, Wake en Tantalian naar
Éatoe Pangan te marcherei), ten einde achter het bóéch
Digitized by VjOOQIC
811
van Kalang Soea te komen en Amin Oeiah met de zijnen
in te sluiten ; 2* een bevolkingspalrouille van Barabei-ie te
zenden voorbij Aloean, waar langs ook gevlugt kon worden;
eên andere van Taal om het ontkomen naar het zuiden te
beletten; 8* de brug van Bambang, 2 uur Z.W. van Pantey
Hambawang, met 20 bajonetten te bezetten; 4« boven Han-
kinang AO bajonetten te plaatsen , om Amin Oelah van de
Tata Besaar af te houden. Bovendien werd den 23^° een ko-
lonne over Rarang Djawa naar Telega Lawaap gezonden.
Den volgenden dag gaf Verspijck last om op het vereeni-
gingspunt van de Soengej Mandella en de Hankinang een
benting te bouwen , waardoor de gemeenschap van het ge-
bergte met de Tata Besaar en den weg die naar Kendangan
leidt , werd afgesloten.
Brinkgreve kwam op den middag van den 22''" te Kalang
Soea, werd er door een paar geweerschoten ontvangen, doch
vond niets dan de verlaten hutten van de muitelingen. Daar
alle goederen medegenomen waren , had hel den schijn dat
Amin Oelah reeds een of twee dagen vroeger van daar ver-
trokken was. De vervolgingen der verschillende kolonnes en
patrouilles werden met de meeste snelheid uitgevoerd; doch
het gelukte niet de bende te ontmoeten. Zoo als gewoonlijk
benutte zij het zwaar begroeide terrein om de troepen
te ontwijken en in het gebergte een schuilplaats te zoe-
ken. Wel vond men hier en daar sporen van haar vroe-
ger oponthoud , wel getuigden een paar gevangenen dat
het Amin Oelah aanvankelijk ernst geweest was zich te on-
derwerpen, doch met dat al kwamen achtereenvolgens de
verschillende afdeelingen onverrigterzake terug.
In de Tata Besaar, een groot moerassig bosch tusschen
Kendangan en Negara , hield zich sedert lang onder pange-
rang Marta Kasoema een vijandelijke bende op, die Amin
Oelah gehoorzaamde. Verspijck liet dit voor troepen bijna
ondoordringbaar oord, geheel afloopen door de Linganezen
Digitized by VjOOQIC
318
en een talrijke bevolkingspatrouille, met dit gevolg, dat zij het
rooversnest verbrandden, twee roovers gevangen namen en dat
er één gedood werd ; buitendien werden een aantal wapens
waaronder 8 geweren en een revolverpistool (vermoedelijk
dïe van den vermoorden Hr. Wijnmalen) en dertig djoekongs
buit gemaakt. De toegangen tot de Tata Besaar werdeo
daarna door troepen bezet.
De bewoners van Oeloe Watas , die aan den voet van het
Meratoesgebergte verspreid woonden , kregen bevel zich in
een of twee groote kampongs onder een getrouw Hoofd te
vereenigen ; daardoor werd den vijand op dat punt alle on-
dersteuning ontnomen. Binnen een maand kwam dan ook
het geheele gewest in onderwerping. Uit de houding der
vroeger zoo oorlogzuchtige bevolking bleek het duidelyk
dat zij thans den strijd moede was en zich aan den op-
stand onttrok. Vele inboorUngen die nog in de bosschen
zwierven , kwamen in onderwerping ; zelfs de bevolkinj;
van Wasa-Wasa die een maand te voren zich nog aan het
beratip beamaal overgaf, vroeg nu vergiffenis en bouwde
een kampong aan den groeten weg. Bij het vertrek van
den resident (20 April) naar Bandjer, liep het gerucht dat
Amin Oelah en Lehman de wijk naar Boven-Doesoen had-
den genomen. Zekere Oebak, vroeger den opstand toege-
daan, ging op het spoor van Amin Oelah, in de hoop
de premie te verdienen die op zijn hoofd stond.
Van Oeloe Watas week Amin Oelah naar de bovenlanden
van Allei en toen hij zich ook da&r door de rustelooze pa-
Irouilleringen der troepen niet meer veilig achtte, ging hij
verder noordwaarts naar Balangan , waar hem het zelfde lot
wachtte.
Ook de Hoofden (Orangboekit) der Pramassan kwamen
trouw zweren ; zij hadden in de drie laatste jaren veel ge-
leden door het oponthoud van Hidayat in die streek, het-
geen het land had uitgeput. Luitenant Muller ging daarop
Digitized by VjOOQIC
818
(ii Mei) met 40 bajonetten en eenige Linganezen Pra-
massan Amandit in, vond de meeste wegen toegegroeid, en
de vaart der rivieren door opeenhooping van steenen be-
lemmerd. Toch drong hij door tot in het hart van het land
en vond overal de bevolking vredelievend en voorkomend.
Ook Lok-Besaar de plaats waar Hidayat zich doorgaans ge-
dm'ende den oorlog ophield , kreeg een bezoek. Na een
uiterst vermoeijenden marsch van 12 dagen , kwam hij den
S3«" te Kendangan terug.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XVm.
GEVECHT TB PAS S AT. — KRIJG SVERRIGTINGEN IN AMOENTHAY.-
MISLÜKTB POGING TOT OPLIGTING VAN EEN HOOFD. — UIT-
WERKING VAN HIDATAT'S onderwerping. — BEWEGIN-
GEN AAN DE KAHAYAN. —
In spijt van de uitgevaardigde publicatiën hield het bera-
tip beamaal in de nabijheid van Ilong (AUei) nog aan. Men
berigtte zelfs dat door pangerang Singa Tarabang te Passat
een versterking werd opgerigt. Van der Heijden liet zich
daar niet lang wachten. Den 8'''' was hij reeds met een
kolonne van 170 bajonetten, 1 houwitser en 1 mortier op
marsch. Te Djatoh een detachement van 1 of&cier en 30
man ter bescherming der vivres achterlatende, rukt hij
naar Passat op, formeert vóór den kampong het carré op
het eerste vuur dat op zijn linkerflank geopend wordt, jaagt
een paar kartetsen door het struikgewas, waarachter de
vijand zich bedekt opstelde, en marcheert verder. Een ver-
sterkt huis dat zich aan zijn oog voordoet, wordt met de
bajonet bestormd, de vijand in de wildernis gedreven. Pas-
sat is verlaten; een inlander werpt zich met lans ea kle-
wang op de spits en wordt neergelegd. Nu nadert een
bende orang beamaal, 80 man sterk, de kolonne in front;
Digitized by VjOOQIC
816
een tweede even digte drom kotQt Tan achteren opdagen ,
den klewang hoog opgeheven, de lans geveld. Doch de geest-
drift is merkelijk bekoeld; het Allah-il- Allah klinkt minder
doordringend dan vroeger, de opwinding is de ware niet
meer. Nog vóór dat de houwitser een schot heeft gelost,
wordt er regtsomkeert gemaakt en een gedekte stelling aan
den boschrand ingenomen. Van der Heijden tast deze nu
krachtig aan en slaat den vijand uit den boschrand, doodt vijf
der stoutste strijders en verjaagt de geheele bende, zonder één
man verlies aan zijne zijde. De kampong wordt onderzocht
en al helgeen men in de huizen vindt, huisraad, hoordtooi-
sels, de voorraad van kleedingstukken, spreuken en fanatieke
geschriften , droeg de duidelijkste sporen dat pangerang
Singa Tarabang (goesti Tappa) hier zyn hoofdzetel had.
Een aantal belangrijke Hoofden viel der partij des op-
stands af en gaf daardoor het bewijs dat het vertrouwen
in Amin Oelah en demang Lehman een zwaren schok had
geleden. Hoe de bevolking gezind was, zagen wij reeds uit
de patrouilles die zij vaak uit eigen beweging zamenstelden
om aanrandingen van zwervende muitelingen te voorkomen.
Rondgestrooide geruchten omtrent Antassari*s aanstaande
komst in de ardeeling Amoenthay werden niet bevestigd.
Pangerang Adjie Koening zond uit de Passirsche boven-
landen een brief, waarbij hij den resident verzocht geen ge-
hoor te geyen aan de beschuldigingen van medepligtigheid
m den opstand die men zijnen ondergeschikten ten laste
nogt leggen. Dit schrijven overtuigde echter niemand.
In het distrikt gingen de zaken uitmuntend; zelfs de altijd
weerspannige bevolking uit den omtrek van Toendakkan stak
den klewang op. Goesti Mad Said door de bevolking zelve uit
zijn schuilhoek aan de bronnen der Pelap verjaagd, vlugtte
door hel distrikt Tabalong naar de bronnen der Oewe,
om naar men verwaclitte, verder in de Boven-Doesoen te-
Digitized by VjOOQIC
816
rug te trekken. Door tjaps van Hidayat werd der bevol-
king bekend gemaakl hoe grootmoedig hij te Batavia door
het gouvernement werd behandeld, en hoezeer hij hoopte dat
bet Bandjersche volk uit dankbaarheid d&4rvoor, al het mo-
gelijke zou in 't werk stellen om de kwaadwilligen tot on-
derwerping te brengen.
In het laatst van Mei berigtte men evenwel van Taba-
long dat goesti Mad Said zich te Moeara Halong ophield,
met plan zich te vereenigen met Amin Oelah die op de greos
van Passir stond. Om die vereeniging tegen te gaan, marcheerde
kapitein van Bennekom met een kolonne naar Moeara Halong.
Kapitein van der Hurk, met een kolonne oostwaarts van Ta-
balong oprukkende, zou tegelijker tijd langs een andere zijde
Moeara Halong bereikt hebben , indien de djaksa-panghoe-
loe en een der voornaamste der mantri's lima hem geene ver-
keerde aanwijzingen omtrent den weg hadden gegeven. Mad
Said werd dien ten gevolge niet gevonden. Van Bennekom
keerde terug over Penjoembaran naar Paran, de voornaam-
ste kampong van Oost-Balangan en de zetelplaats van een
tweeden mantri lima. Deze zoowel als een derde die te
Rantau Kapis te huis behoorde, had zich uit de voeten ge-
maakt.
Verspijck beschouwde het verdwijnen der Hoofden als een
onmiskenbaar teeken van een naderenden storm en spoedde
zich naar Paran. Te Amoenthay komende, vernam hij dat de
djaksa-panghoeloe door den i''" luitenant Quack ;.e Lampehon
reeds in verzekerde bewaring was genomen , omdat hij gepoogd
had de bezetting der inlandsche benting om te koopen, met plan
die versterking bij verraad aan demang Lehman over te geven.
Door een Dayakker van zijn gevolg ontmaskerd , kwam hij spoe-
dig tot bekentenis en deelde het volgende mede. Mad Said had
zich te Balangan verborgen en was even als Amin Oelah door hem
en de overige mantri*s lima' ondersteund geworden. Hij had
van den sulthan van Passir duizend man hulptroepen gevraagd,
Digitized by VjOOQIC
817
die geea betaling zouden ontvangen maar de gevangenen, die
in hunne handen vielen, konden verkoopen. Mad Said liet
zijne gevangenen in den kampong Boetoek-Boetoek verkoopen.
(die kampong lag in Passir, waarvan de bewoners alle roo-
vers waren). Hij werd op de hoogte der troepenbewegingen
gehouden door een der bedienden van luitenant Quack; deze
werd als spion in hechtenis genomen. Door middel van een val-
schen Ijap van Uidayat, die inhield dat de vorst naar Java ver-
trok om hulp te halen en iedereen vrij liet om den oorlog te
blijven voeren, had zekere Koewala de bevolking van Balan-
gan weder de wapens doen opvatten. Buskruid ontving men
van pangerang Moeda en Adjie Koening uit Passir; de ko-
gelvormen werden geleverd door zekeren Arib uit Negara.
In het geheele distrikt Balangan waren de kampongs ver-
laten ; even als in het begin van den opstand verschool de
bevolking zich op de ladangs. Van Bennekom doorkruiste
Balangan tot aan het gebergte en trof den luitenant-kolonel
Verspijck te Paran aan. Ook daar vond men slechts weinige hui-
zen bewoond; de aanwezige inwoners werden verzameld. Zij
waren genegen geen vijand meer in hunnen kampong toe te la-
ten, en zich te vereenigen tot patrouilles om hem uit den om-
trek te verdrijven ; de gevangenneming van den djaksa-pang-
hoeloe was hun welkom, daar hij de man was, die hen steeds
gedwongen had den klewang te trekken; nog meer welkom
was hun de toezegging dat de versterking van Pringin
naar Paran, en de inlandsche benting naar Penjoembaran
verlegd zou worden.
De kolonne van Bennekom, bijna een maand op marsch, kreeg
order over Toendakkan naar Pringin te marcheren en daar eeni-
ge rust te nemen. Den 25'"> Junij rukte van Bennekom weder
uit met 80 bajonetten, tot verkenning van het landschap Petap.
Yan der Hurk had inmiddels vernomen dat een bende van
400 muitelingen Wahatoe bezet had , een plaats door rotsen
ingesloten , waar langs een weg liep die de gemeenschap
Digitized by VjOOQIC
8ia
met de Boven-Doesoen daarstelde. Onmiddelijk rukte hij
er heen, maar vond geea spoor vaa vijand. Ten einde Mad
Said langs dien weg het ontkomen te beletten bleef hij tot
nader order daar stand houden, en keerde, toen alles rustig
bleef, den i^i^^ Junij naar zijn post terug.
In stede van talrijke benden muitelingen vond de Vecht
(zie pag. 289) de bevolking aan de Boentoek, Danau Melawin
en Sambong rustig in hare kampongs en den oorlog moede.
Pangerang Maas Kasoema Joeda (goesti Matyas) die daar als
heer en meester huis hield, had zich niet langer meer vei-
lig geacht en zich noordelijker aan de soengej Makatin ge-
vestigd. In den nacht van den 10«" April ontscheepte een
landingsdivisie, sterk 60 soldaten, mariniers en matrozen,
onder bevel van den luit. ter zee Marinkelle, in die soengej en
marcheerde naar het verblijf van dat vijandig Hoofd. Vetter
stuitte met de voorwacht op een verhakking; een vrouw
maakte alarm en gaf het sein tot de vlugt. In den looppas
werden de achterwaarts gelegen woningen nog omsingeld,
doch *t was te laat ; Kasoema Joeda ontkwam het gevaar met ach-
terlating van al zijne goederen. Een aantal geweren, don-
derbussen, lansen en een vlag, een groote hoeveelheid buskruid
en kleederen werden bij die gelegenheid buit gemaakt.
Naar verschillende plaatsen van de Barito waren zendelingen
uitgezonden met de proclamatie van Hidayat ; de verslagenheid
over het vertrek van Hidayat naar Java was zoo groot, dat
een aantal kampongshoofden van de Mantallat, Boentoek en
Beneden-Doesoen reeds dadelijk in onderwerping kwamen,
en dat nog anderen beloofden na afloop van het padiesnijden
naar Marabahan af te komen om daar vergiffenis te vragen.
Van dien gunstigen toestand maakte Verspijck gebruik om
zonder te groote krachtsinspanning het gouvernementsgezag
van lieverlede ook in het noorden uit te breiden. Hij be-
noemde kiay Ranga Niti, wiens vader voor twintig jaren aldaar
Digitized by VjOOQIC
THE «EW YORK
PülUCLIBi^AKY
ASTOft, LENOX AND
ITILOBN rOUNDATXOMS
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
819
bet gez9g in handen b^d, tot H^ord vap Qoven- en Peii843a-
Doesoen, en gelastte hem een benting te Hpear^ Mantallat
te bouwen en die met 80 Bekompayers te beisetten. Eens
het gezag aan de Mantallat gevestigd, kon later de sterkte
naar de monding der Lahey of Teweh verplaatst en kop4^
Soerapati en Antassari geheel verdrongen worden. Eep stoom-
schip zou de werkzaamheden gedurende den bouw der ver-
sterking beschermen, de post te Ampah door den i""» luite-
nant van Deldea met 40 bajonetten, en Telang door Soeta Qno
bezet worden, terwijl het garnizoen van Telang naar T9-
meang Layang zou overgaan.
De 1^ luitenant Yerspijck, mihtair en civiel gezaghebber van
Marabahan, stoomde met de Boni de Mantallat op, koos hpt
punt uit waar de benting voltooid moest worden en dekte
den arbeid met de 20 bajonetten (onder den l*"" luitenant Vink),
die hy aan boord had. Onderweg bezocht hij Sihong, P^ttay
en Karrouw, en vond de bevolking rustig aan den veldarbeid.
Tc Ampah onderwierpen zich nog 130 Karrpuwers aan hem
en vestigden zich in de nabijheid der benting. Den 2«° JuniJ
was de versterking aan de Mantallat voltooid en keerde
de Boni terug. Eenige dagen later liep het geru'cht dat An-
tassari zeven bentings aan de Teweh liet bouwen.
Het trouwe Hoofd der Kapoeas, tommonggong Djaya Ne-
gara , was in Mei opgedragen met radin Singapati niets
onbeproefd te laten om eenige oproerige goesti's, die een
half jaar vroeger beloofd hadden naar Bandjer af te komen ,
vk de Boven-Kahayan te verwijderen. Den 26«° keerde hij
terug en deelde mede dat hij goesti Djamal ontmoet en van
hem de belofte ontvangen had te Bandjer in onderwerping
te komen, indien de pangerang panghoeloe Mohamad Seman
hem kwam afhalen. Daarop vertrok deze naar de Kahayan.
Djamal stelde zijne komst nog eens 25 dagen uit, dochtoen
bleek het dat hij de onderhandelingen slechts gaande had
Digitized by VjOOQIC
820
gehouden in de hoop de voorzigtigheid der zendelingen in
slaap te wiegen en hen dan gevangen te nemen.
Terwijl pangerang panghoeloe zich in de Boven-Kahayan
bevond, ontmoette hij daar zekeren goesti Taïp, die drie
maanden vroeger door Anlassari uit Boven-Doesoen was ge-
zonden om den volgenden tjap aan de bevolking te vertoonen:
9Alle löf en eer zij God toegewijd !
f Deze brief is van ons kiay Dipati Djaja Radja, bescher-
mer van de geheele Barito, Moeroeng en Sihong, van radin
Maas Warga Nata Widjaja, tommonggong Mangkoe-Sarie,
bestuurders van de geheele Teweh en al de Dayaksche
Hoofden van de Kapoeas en de Kahayan, geworde voor
het aanschijn van Toean Hadji Moehamad Halia panghoe-
loe, hadji Machmoed, en al de hadji*s, geestelijken en
Hoofden van Bandjermasin en Kayoe Tangie (Martapoera) ,
zoomede hadji Moehamad Aminbin, hadji Mohamad Yakoe-
sen, al de prinsen en adelijken, zijnde pangerang panghoe-
loe Mohamad Seman, goesti Mohamad Asaad, pangerang
Achmin en pangerang Djaja Wakir.
iWij vragen u duizendvoudig verschooning, u allen mede
te deelen, dat wij pangerang Antassari tot Hoofd der Is-
lamsche leer, ter vervanging van onzen profeet over het
gansche Bandjersche rijk hebben aangesteld en hem mitsdien
den titel geven van panembahan Amier Oedin Chalifat Oel-
moemoenin.
f Verschoont ons, dat wij tot u allen de vraag rigten: tot
welke leer gijlieden behoort. Is het tot de Islamsche, dan
hopen vrtj dat gijlieden die leer, ingesteld door onzen pro-
feet Mohamed, zult handhaven. Daartoe zenden wij u Askar
en Tagab Rondi van Kahayan met ^000 menschen, om de
kompagnie (het gouvernement) en de haar gezinde bevolking
te verdelgen.
tWij verklaren onze landgenooten en bloedverwanten, die
Digitized by VjOOQIC
821
de kompagnie nog zijn toegedaan, als haram (onrein). De
bevelen van onzen panembaham ter handhaving der Islam-
sche leer moeten wij ten uilvoer brengen, al moeten wij
allen ons leven daarvoor opofferen.
^13 Ramadlan 1278 (14 Maart 1862)."
Door Antassari aan het hoofd der godsdienst te stellen,
beproefde men dus , den opstand weder nieuw leven te ge-
ven, de Kahayan afvallig te maken en de gemoederen te
Martapoera en Bandjer in beweging te brengen. De pange-
rang panghoeloe beproefde Tarip tot onderwerping over te
balen en toonde hem aan, dat zelfs de bevolking van Kahayan
het vertrouwen in Antassari's magt had verloren. Doch Tarip
was te veel gehecht aan Antassari en wilde zijn partij niet
verlaten; wel trachtte hij den panghoeloe te bewegen een af-
schrin van den tjap te fiandjer bekend te maken. Deze nam
hei aan en overhandigde het den resident.
Antassari zocht inmiddels naar steun bij de ons vijandige
prinsen van Koetei. Drie zoons van Soerapati en hadji
Hohamad Taïp , dezelfde die in der tijd het berigt van het
afloopen der Onrust te Bandjer bragt, trokken met een aanzien-
lijk gevolg over de grenzen naar Ohong, waar pangerangNotta
Kesoema leefde, en verder naar Moeara Pahoebijpangerang
Perbettassari , waar de wederzljdsche belangen werden bespro-
ken. Die gebeurtenis maakte de Koeleische bevolking niet
weinig ongerust en gaf aanleiding tot het maken van een pa-
lissadering om de kaseme, het wachthuis en magazijn der
bezetting , waar binnen het geheele mijnpersoneel van Palarong
in geval van nood kon opgenomen worden. Toen Z. M.
stoomschip Madura den ^l^ Maart te Samarinda een brief
van den resident aan den sulthan overbragt, liet Dab-
men een vergadering van de voornaamste prinsen bij den
sulthan beleggen en behandelde bij die gelegenheid den
II. 21
Digitized by VjOOQIC
32S
inval der Doesoenners. De suUhan beloofde toen met het
trouwste gedeelte zijner bevolking Soerapali*s zonen te ver-
drijven en pangerang Notta Kesoema levend of dood uit te
leveren ; verder de pangerangs Perbettassari, Anom en Kerta,
die de Nederlandsche regering steeds vijandig geweest
waren, vervallen te verklaren van hun adelijken rang, en
eindelijk den toevoer van wapens en leeltogtnaar Doesoen
met de meeste strengheid te zullen tegengaan.
Werkelijk rukte hij (den 8" Mei) aan het hoofd van 400
gewapenden naar Kotta Bangoen ; maar onmagti^ om meer
volk de wapens te doen opvatten en met geweld de onge-
hoorzame pangerangs meester te worden, deed hij pogingen
hen met list naar de beneden-landen te lokken.
Den 9*° Mei stoomde de Vecht naar de oostkust met last
om Pagattan, Pamantinga, de Kloempangbaai , Passir en
Koetei aan te doen. Een gegoede Bandjersche koopoian,
hadji Aboe Tahir , met den sulthan van Passir persoonlijk
bekend, ging met dien bodem mede om door zijdelingsche
raadgevingen den vorst te bewegen aan zijn pligt als leen-
heer te voldoen.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XIX.
TIJAin>IOB PLANNEN VAN DBN SULTHAN VAN PAS8IR. — ZIJN
KOMST TB BANDJBRMASSIN. — POGINaEN VAN PANOBRANÖ
MOBDA OM DEN SULTHAN TOT ONGBHOOBZAAMHBID TB BB-
WSaSN. — WANOBDBAG BN SCHORSING VAN PANGB-
BANG MOBDA ALS HOOFD. — DE CELBBBS EN VBOHT
OP DB OOSTKUST.
Meer dan een jaar was voorbijgegaan sedert de* sulthan
van Passir beloofd had gevolg te zullen geven aan de op-
roeping om te Bandjermasin te komen , ten einde door de
Nederlandsch Indische regering van me hij het rijk in leen
had, wettig als sulthan erkend te worden.
Hij verwaardigde niet eens zich te verontschuldigen over
zijn wegblijven , en liet zelfs de brieven van den resident
onbeantwoord, waarbij hem verzocht werd de schuldigen
uit te leveren (pangerang Maas en Adjie Koening) die niet
alleen de opstandelingen van munitie en wapens voorzagen»
maar zelfs feitelijk aan den krijg deel namen.
Reeds in Maart 1862 viel een Passirsche bovenlander, die voor
Antassari de versterking kwam opnemen, in handen van den
kommandant van Moeara Ayoe. Het was bekend dat her-
haaldelijk rustige kampongsbewoners door Passirsche ben-
den geroofd, als slaven weggevoerd en openlijk te Passir
verkocht of tegen munitie ingeruild werden; nog onlangs
Digitized by VjOOQIC
824
had de kommandani van Barabei-ie een brier gevonden van
den vijandigen kiay Arsa Yoeda, waaruit bleek dat hij bij
het kampongsvolk geld inzamelde tot betaling van 70 va-
ten buskruid die hij van den sulthan van Passir had ge-
kocht ; en Ilidayat zelf had aan Sherir Abdoel Rachman be-
kend dat de opstandelingen de oorlogsbehoeften voornamelijk
uit Passir ontvingen.
Het was dus meer dan tijd geworden den sulthan Mach-
moed Ilan tot zijn pligt te brengen, of beter nog, hem van
zijne waardigheid vervallen te verklaren en een ander tot
sulthan te benoemen. Het beteugelen van den opstand in
het oude Bandjersche rijk had tot nu toe den chef der ex-
pedilie te weinig tijd en middelen gelaten om afdoende
maatregelen ten opzigte van Passir te nemen. Nu evenwel
Hidayat van het tooneel des oorlogs was afgetreden, nu de
opstand in de phase was gekomen die het einde voorafging,
nu was hij eindelijk in staat aan Passir een les te geven,
die tevens tot voorbeeld kon strekken aan de overige rijken
van de oostkust. Voornamelijk de vorsten van TanahBoem-
boe waren er nog verre van af de behoorlijke gehoorzaam-
heid aan het gouvernement te betoonen , en heulden steeds
met de opstandelingen. Juist had Yersptjck aan de rege-
ring magtiging gevraagd om een expeditie naar Passh* te
ondernemen, toen een onverwachte gebeurtenis die on-
noodig maakte.
Wij zagen aan het einde van het vorige hoofdstuk de Vecht
naar de oostkust stoomen en hadji Aboe Tahir aan boord
nemen. Nadat die zendeling te Passir aan wal was gezet,
ging de Vecht door naar Koetei. Daar had de sulthan den
volgenden brief ontvangen en dien, met zijne beschikking,
aan den Ferdana Mantri gezonden.
Na de inleiding.
»Wijders deel ik mijn jongeren broeder mede dat de
Hollanders van voornemen zijn ons land te verderven. Hoe
Digitized by VjOOQIC
3S5
is uw gevoelen hieromtrent ; dienaangaande kunt gij mij,
schrijven, opdat ik uwe naauwkeurige overdenking verneme,
daar de rijken Koetei en Passir nu toch één zijn geworden.
iValt Koetei in het verderf, dan valt Passir mede.
iBlijll Koetei goed, dan blijft Passir ook goed.
>Verzet Koetei zich, dan verzet Psissir zich mede, daar de
tijd nu gekomen is, dat wij ons niet moeten scheiden.
Sterft gij in deze zaak met de Hollanders, dan sterf ik ook ;
evenwel moet gij mij mededeelen, indien gij u niet wilt
verzetten opdat ik het wete.
lYoorts deel ik u mede dat er eenige Bandjerezen by mij
zijn geweest met verzoek om geholpen te mogen worden
met oorlogsbehoeften ; — ik heb aan dat verzoek echter niet
voldaan, daar ik uiterst bevreesd ben dat die hulp voor my
vergift zal zijn — en buitendien heb ik ook geene munitie
in bezit.
»Ik ben over de komst der Bandjerezen zeer bezorgd, en
vrees dat deze mij een pilenah zal bezorgen.
>Wijders deel ik u mede dat ik vernomen heb, dat de radja
van Pagattan zich in uw rijk bevindt en aldaar een soort
van gezag wil uitoefenen; wanneer dit berigt waarheid be-
helst, dan verzoek ik u om toch aan zijn wensch en verzoek
niet te voldoen, daar de radja van Pagattan ons, die ver-
maagschapt zijn, naar het schijnt schande wil bezorgen.
»Mij heeft hij reeds eene groote schande bezorgd ; mijne
woorden kunt gij eerst naauwkeurig overwegen.
lik deel u verder mede dat gij uw gevoelen en overwe-
gingen ook aan Mohamad Thahir Maradja bekend kunt maken,
daar hij ook tot ons vleesch en bloed behoort ; hij is voor
mg voeten, handen, oogen en ooren (vertrouweling en spion)
en buitendien kunnen wij hem vertrouwen.
»Ten slotte hoop ik dat gij uw dienaar Maradja de hulp
zult vrillen verleenen, die door hem verlangd mogt worden,
en hem over zijne verkeerde handelingen zult vermanen;
Digitized by VjOOQIC
826
ik hoop verder dat gij hem niet als een handelaar of vreem-
deling zult behandelen , daar hij de eenige is op Passir dien
ik kan vertrouwen."
8 Ramadlan 1278 (9 Maart 1862).
Des sulthans beschikking, aan den Ferdana Mantri gerigt,
luidde als volgt:
Na de inleiding.
»WiJders deel ik u mede dat ik van den sulthan van Pdssir
een brief heb ontvangen.
]>Yan het daarin voorkomende m\ ik niets weten, daarom
is het beter dat u bedoelden brief aan den assistent-resident
aanbiedt. Jegens het gouvernement wil ik geenszins ondank-
baar en wederspannig wezen.
f leder vorst, wie liet ook zij , die tegen het gouvernement
vijandig is , is ook mijn vijand."
1 Doelkoedah 1278 (30 Mei 1862).
Toen de assistent-resident van die brieven inzage kreeg,
twijfelde hij niet aan het ernstige voornemen van den sulthan
van Psissir om in openlijk verzet te komen , en zag hij er uit
dat deze, zich alleen onmagtig gevoelende, in den sulthan van
Koetei een bondgenoot zocht. Den 29*» Mei ontving hij een
bezoek van Maradja, den overbrenger des briefs, dien hij
als een vertrouwde van den sulthan en tevens als gouveme-
mentsgezind persoon reeds vroeger te Passir ontmoet had.
Uit een onderhoud met Maradja werd het den assistent-
resident duidelijk dat de sulthan, door verkeerde raadgevin-
gen van pangerang Mangkoe en Adjie Koening, en bevreesd
voor een militaire expeditie, zou eindigen met de partij des
opstands te omhelzen en de wijk te nemen naar de boven-
landen. Pangerang Mangkoe had daar een versterking opge-
worpen en hield de bevolking in spanning, ^erd de sul-
than niet door hem en door Adjie Koening weerhouden,
Digitized by VjOOQIC
327
reeds lang zou hij te Bandjer geweest zijn. Maradja ver-
trouwde , dat hij nu nog geneigd was met den assistent mede
te gaan, wanneer deze zich aanbood hem op reis naar de
hoofdplaats te vergezellen.
Wetende dat in een netelig oogenblik een stoutmoedige hou-
ding tegenover inlandsche vorsten dikwijls met den besten uit-
slag bekroond wordt , vatte Dahmen het voornemen op met de
Vecht naar Passir te gaan , een kruisboot op sleeptouw mede
te nemen om daarmede de Passirrivier op te roeijen tot aan
den kraton , en het stoomschip voor de bank te laten liggen.
Door een persoonlijke ontmoeting als vriend , niet als gou-
vernementsambtenaar, wilde hij een laatste poging doen om den
sulthan tot het gaan naar Bandjer te bewegen.
Den 4«> Junij op de reedte van Passir gekomen, ging
Dahmen op de kruisboot over, en ontmoette in de rivier-
monding een praauw, waarmede hadji Aboe Tahir naar boord
voer. Na vruchtelooze pogingen om den sulthan over te
halen, wachtte deze reeds negen dagen op de komst der
Vecht. Dahmen nam hem aan boord en kwam den 5"* voor
de woning van den sjabandar te Passir ten anker. Geen
Nederlandsche vlaggen werden ditmaal uit de huizen gestoken ;
de bevolking verwachtte eerder stoomschepen met troepen ,
om de vijandelijkheden te beginnen, dan een vreedzaam be-
zoek. Maradja en Aboe Tahir begaven zich naar den kraton
met de kennisgeving van Dahmen's aankomst, en zijn ver-
zoek om bij den sulthan ontvangen te worden.
Na een langdurig, afzonderlijk gesprek met Maradja, zond
de sulthan Dahmen de boodschap dat hij vooraf met zijne
aanverwanten en tloofden wilde spreken en daarna hem zoude
ontbieden. Later uitgenoodigd om voor den sulthan te ver-
schijnen , vond Dahmen bijna de geheele bevolking der plaats
bijeen.
Ten aanhoore der menigte sprak hij toen den sulthan toe ,
zeide thans als vriend het woord tot den vorst te voeren en
Digitized by VjOOQIC
828
hem goeden raad te geven; want kwam hij als ambtenaar»
dan zou hij niet in een kruisboot voor den kraton zijn ver-
schenen.
De sulthan, reeds door Maradja onderrigt van denongun-
stigen uitslag zijner zending naar Koetei, en getroffen door
het blijk van vertrouwen door Dahmen gegeven, sprak lan-
gen tijd in de landtaal met zijne tloofden, scheen verlegen
en kon er niet toe komen een antwoord te geven.
Nu sprak Dahmen de vergaderde Hoorden toe en verzekerde
hun, dat de onwil om te Bandjer voor het Hoord des bestuurs
te verschijnen voor een blijk van medepligtigheid aan den
opstand gehouden werd; dat daarentegen een kortstondige
tegenwoordigheid van den vorst te Bandjer genoeg was om
hem te zuiveren van den blaam die op hem rustte; dat hij
niets te vreezen had, enz.
Onder de heilige gesprekken die daarop volgden , vatte de
sulthan eensklaps de hand van Dahmen en zeide bereid te
zijn met hem mede te gaan. Hij verlangde slechts een
uitstel van tien dagen. Dahmen wist dit tot op drie te bren-
gen; de rijksgrooten stemden er in toe, nadat zijde belofte
ontvangen hadden dat don sulthan geen leed geschieden en
hij na 10 dagen te Passir terug keeren zou.
De drie dagen die Dahmen te Passir moest wachten, waren
niet van de aangenaamsten. Het trouwelooze volk dat met
leede oogen hun vorst zag vertrekken, kon met een enkef
woord er toe gebragt worden om den weêrloozen blanke
die de oorzaak van dat vertrek was , uit den weg te ruimen.
Was toevallig in die dagen pangerang MangkoeorAdjieKoe-
ning te Passir gekomen, de sulthan zou niet vertrokken, de
assistent-resident in een benarden toestand geraakt zijn. Geen
wonder dat Dahmen ruim adem haalde, toen hij met den
sulthan en gevolg, door 50 praauwen begeleid, veilig aan
boord van de Vecht was.
Toen (den 11^ Junlj) de Vecht op de reede van Paman
Digitized by VjOOQIC
S29
Tjiogal kolen innam , bragt pangerang Moeda Mohamad Arip
Illah, Hoord van Tjingal, Menoengoel en Bangkalaan den
assistent-resident een bezoek. De sulthan verzocht bij die
gelegenheid, den pangerang zijn aanverwant naar Bandjer
te mogen medenemen. Daar de assistent resident het wen-
schelijk achtte dat de komst van den sulthan veel opzien
verwekte en zijn gevolg zoo schitterend mogelijk was, stond
hij dit verzoek gaarne toe. De pangerang niet zijn vrouw
en zeven volgelingen scheepten zich daarop in.
Den 42« JuniJ kwam de Vecht te Bandjer aan. Verspijck
den 13"^° van een inspectiereis terugkeerende, keurde de
handeling van den assistent-resident der oostkust goed en
liet den sullhan weten dat hij hem den volgenden dag zoude
ontvangen. Met de vereischte plegtigheid, doch zonder het
saluut dat een erkenden sulthan toekomt, had die ontvangst
plaats. Te oordeelen naar uiterlijk en taal was de sulthan een
zeer onbeduidend persoon. Welstaanshalve werd bij de eerste
ontmoeting niet over zaken gesproken, doch overeengeko-
men dat de sulthan den volgenden dag zou terugkomen en
dan alleen vergezeld zijn van zijn zoon, van zijne vertrouw-
den, Maradja en Wa-Adam, en van den kiay der Bandjoas.
Door den ceremoniemeester Abdoel Rachman (den 25®° Ju-
ni}) binnengeleid, legde de sulthan eenige vrees aan den dag
om het vertrek binnep te treden waarin de resident de bij-
eenkomst wilde houden. Zijne angstige houding noopte den
resident hem in de binnengalerij te ontvangen en hem ge-
rust te stellen. 9De sulthan had wel gedaan een blijk van
gehoorzaamheid te geven aan de Nederlandsche regering
en ongelukken te voorkomen, die stellig over hem en zijn
volk uitgestort zouden zijn als hij zich niet te BandJ3r ver-
toond had. Waarom had de sulthan zoo lang getalmd ?" —
^VeXe sterrgevallen in zijne Tamille, gebrek aan rijst, vrees
voor den staat van oorlog waarin Bandjermasin zich bevond,
en ook het verzet van het volk om hem, den sulthan, uit het
Digitized by VjOOQIC
830
land te laten gaan, iets dat de adat verbood en dat ooknog
nimmer had plaats gehad." —
fVoor deze maal werden die verontschuldigingen aangeno-
men; want door zijn tegenwoordigheid gaf de sulthan het bewijs
van terug te keeren op den goeden weg en het gezag te
eerbiedigen van den vertegenwoordiger van den gouverneur-
generaal van Nederlandsch Indië , waartoe Passir immers
behoorde. Het gouvernement wenschie oorlog te vermijden
met zijne eigene onderdanen en streefde er naar, om hun
welvaart te bezorgen. Bleef de bevolking van Pdssir voort-
aan gehoorzaam, zij kon op de grootmoedigheid der rege-
ring rekenen; hare vroegere misstappen (zeeroof, heulen met
den vijand, smokkelen, enz.) zouden aan onwetendheid, aan
een misverstand toegeschreven worden." —
»A1 dat kwaad, beweerde de sulthan, was zonder zijne
toestemming bedreven; hij was er geheel onbekend mede,
hij had geen magt over zijne radja's , maar voortaan zou hij
er beter voor waken." —
>En de brieven aan zijne naburen geschreven om met ver-
eende krachten zich tegen de Nederlandsche regering te
verzetten, waren die ook buiten zijn voorkennis? Als de sul-
than onmagtig was om zfjne eigene radja's te beteugelen, dan
zou het gouvernement hem daarin wel ondersteunen,"
Liever wilde de sulthan met eige» middelen de orde in
zijn rijk handhaven en beloofde beterschap.
Ten slotte werd den sulthan onder het ooggebragtdathij,
noch een aanstelling ontvangen hebbende van, noch een
contract gemaakt met het gouvernement, tot nu toe op een
onwettige wijze aan het hoofd van het Passirsche rijk had
gestaan; dat hij zich dus moest beijveren een contract met
het gouvernement te sluiten gelijkvormig aan dat hetwelk met
den radja van Pagattan was aangegaan en door de hooge
regering te Batavia zelf was opgemaakt. Had hij wijzigingen
voor te stellen, de resident zou die in overweging nemen;
Digitized by VjOOQIC
831
doch eerst na het sluiten van een contract zou hij werkelijk
als sulthan beschouwd en hem de eer bewezen worden, die
een sulthan toekwam.
Één punt van het vroegere contract vond de sulthan zeer
bezwarend; namelijk de verpligting om te Bandjer te ver-
schijnen. Die bepaling nu was nimmer in eenig contract
met Passir opgenomen geweest. In art. 9 van het contract
werd alleen gesproken van een zending naar Bandjer van
twee rijksgrooten en twee voorname handelaren. Dat de
sulthan zoo weinig daarmede bekend was, gaf wel het bewijs
van de ontrouw zijner raadgevers, die hem het contract
verkeerd hadden uitgelegd.
De sulthan bekende niet te kunnen lezen en schrijven;
persoonlijk had hij de contracten niet kunnen nagaan.
Hij vroeg of hij volgens het voorgestelde contract zijn
eigene mantras mogt aanstellen, en of de resident in dat geval
Maradja en Wa-Adam die hij daartoe voorstelde, daarvoor goed-
keurde en het volk van Passir hiermede bekend wilde maken.
De resident hiertoe niet ongenegen , zeide hier later defini-
tief over te zullen beschikken , doch raadde den sulthan aan
bij de behandeling van het ontwerp-contract bereids den raad
dier vertrouwden en van pangerang Abdoel Rachman in te
winnen.
Daarna werd de sulthan met de gebruikelijke pligtplegin-
gen naar buiten geleid en spoedde deze zich, gelukkig over
den goeden afloop der zamenkomst, huiswaarts.
Juist dien dag kwam een depêche van den gouverneur-
generaal van Nederlandsch Indië aan, waarin de luitenant-
Icolonel-resident gemagtigd werd den sulthan van Passir den
oorlog te verklaren.
Maradja en Wa-Adam, wien het aan helder oordeel niet
ontbrak en die zich bij het gouvernement verdienstelijk wil-
den maken, gebruikten werkelijk hun invloed om den sulthan
tot het aangaan van het voorgestelde contract te bewegen
Digitized by VjOOQIC
889
en zoudea daarin ook geslaagd zijn, zoo niet de pangerang
Moeda al zijne welsprekendheid gebruikt had om den sullhan
van de onderteekening terug te houden. Die pangerang drong
er pp aan dat het vroeger contract, den25''''0ctober1844inet
suUhan Adam van Passir gesloten, tot grondslag zou dienen
voor het vernieuwde en gaf zelfs den sulthan in overweging,
of het niet beter was slechts een contract van vriendschap
te sluiten.
Indertijd was pangerang Moeda ter beëediging en teekening
een acte van den volgenden inhoud voorgelegd , gelijkluidend
met die welke door den gouvernements-kommissaris op 25
JuniJ 1860 vastgesteld en aan de Hoofden van Sembamban en
Batoe Litjin uitgereikt was.
»Ik ondergeteekende pangerang Moeda Mohamad Ariep
Illah, benoemd hoofd van de gouvernementslanden Bangka-
laan, Tjingal en Menoengoel, beloof plegtiglijk:
V, Het gouvernement van Nederlandsch Indië als mijn
opperheer en de door hetzelve over mij gestelde magten als
mijne overheid allen verschuldigden eerbied en alle gehoor-
zaamheid en hulp te bewijzen;
2^ de Nederlandsche vlag in de landschappen Bangkalaan,
Tjingal en Menoengoel te doen waaijen;
3«. het welzijn des volks te bevorderen, het met regtvaar-
digheid te besturen en den vrede met de aangrenzende landen
te handhaven;
ie. den handel, de sèheepvaart en nijverheid te bescher-
men en te bevorderen;
5«. den zeeroof met alle magt tegen te gaan ;
6e. den slavenhandel tegen te gaan en geen invoer van
slaven binnen de landschappen Bangkalaan, Tjingal en Me-
noengoel te gedoogen, maar hen, die zich daaraan schuldig
maken, aan te houden en aan den resident der Zuider- en
Ooster-afdeeling van Borneo uit te leveren;
Digitized by VjOOQIC
888
7^ aan schepen en schipbreukelingen op de kusten van
de landschappen Bangkalaan, Tjingal en Menoengoel in nood
vervallende, hulp en bijstand te verleenen en mij geen hun-
ner goederen toe te eigenen, noch toe te laten dat mijne
onderhoorigen zich die toeëigenen;
8«. van vreerade mogendheden of vorsten of van derzelver
vertegenwoordigers of agenten geene brieven of geschenken
aan te nemen, noch zendelingen te ontvangen , zonder voor-
kennis en toestemming van den resident der Zuider- en Ooster-
afdeeling van Borneo;
9«. niet toe te laten, dat Europeanen en daarmede gelijk
gestelde personen zich zonder voorkennis en toestemming
van den resident der Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo
in de landschappen Bangkalaan, Tjingal en Menoengoel
vestigen;
iO«. geene toestemming te verleenen, noch toe te laten,
dat andere dan de inheemsche ingezetenen van de land-
schappen Bangkalaan, Tjingal en Menoengoel gronden bin-
nen die landen in bezit nemen, dan v^el er tot ontginning
van mijnen overgaan.
Hebbende ik deze verklaring met eede bevestigd en ten
blijke daarvan deze acte onderteekend."
Onder voorwendsel dal men in zijn land zeer aan oude ge-
bruiken hechtte, had pangerang Moeda bezwaren gemaakt en
dringend verzocht om op denzelfden voet aangesteld te mogen
worden als zijn voorganger Adji Pati , door den kommissaris
van Weddik op den 10«* Aprill 845 benoemd. Verspijck ver-
moedde toen geen onwil, geloofde werkelijk dat gehechtheid
aan den adat alleen den pangerang tot dat verzoek noopte, en
beloofde hel aan den gouverneur-generaal voor te stellen.
Thans echter, vernemende dat pangerang Moeda de oor-
zaak was van de weigering des sulthans, begreep hij dat
de adat slechts voorwendsel , maar onwil de eigenlijke drijf-
Digitized by VjOOQIC
834
veer van des pangerangs verzoek geweest was. Hij herinnerde
zich de doorslaande bewijzen van dubbelzinnigheid en aan-
matiging door dien pangerang gegeven (zie pag. 227—232)
toen hem de onderwerping van Kassan's bende was opgedra-
gen. Door thans den sullhan te doen protesteren tegen het
teekenen van een nieuw contract, gaf de pangerang op
nieuw een blijk van tegenwerking, van zucht tot kwaadsto-
ken, van ongehoorzaamheid.
Dit ging te ver; 't was noodzakelijk geworden den pan-
gerang met meer strengheid te behandelen en hem tot
zijn pligt te brengen. Daaruit zou de sulthan tevens zien,
dat onwil niet geduld, en het nieuwe contract geteekend
moest worden. Dat het de hooge regering meer dan ooit
ernst was haar gezag over de leenheeren op de Oostkust te
handhaven, was den resident gebleken uit een depêche van
den' gouverneur-generaal den 15*° ontvangen, waarbij hij ge-
magligd werd tot de bestraffing van het landschap Passir
over te gaan en den sullhan af te zetten, indien die per-
soonlijk schuldig werd bevonden aan het bevorderen van
den opstand.
Bij den resident ontboden , werd pangerang Moeda in tegen-
woordigheid van den assistent-resident van Koetei en den se-
cretaris der residentie, op strengen toon verweten, dat hij
den sulthan slechten raad gaf en tegenhield van de ondertee-
kening van het contract; werd hem gewezen op het gevaar
waaraan hij zich blootstelde; op de onvoegzame, onverschil-
lige houding die hij aannam tegenover den vertegenwoor-
diger van de Nederlandsche regering, aan wien hij in de
eerste plaats gehoorzaamheid verschuldigd was. De resi-
dent duldde dit niet; de resident weigerde niet alleen in zijn
verzoek te treden om aangesteld te worden op denzelfden
voet als zijn voorganger Adji Pati, maar vorderde thans dat
hij zich onderwierp aan dezelfde bepalingen die de Hoofden
van Sembamban en Batoe Litjin tot rigtsnoer dienden. Even
Digitized by
Google
S55
ais die Hoofden, moest hij, pangerangMoeda, een verklaring
teekenen en die beëedigen. Wilde hij dit niet, dan zou een
ander tot Hoofd van Tjingal, Menoengoel en Bangkalaan
worden aangesteld.
Andermaal beproefde de pangerang uitvlugten te zoeken;
bij gaf voor het rijkszegel niet bij zich te hebben en te
moeijelijk den eed te kunnen afleggen. De tijd van misleiding
was echter voorbij, zijn onwil te duidelijk. De resident
gaf hem 24 uren beraad, om te kiezen tusschen teekenen
o[ afgezet te worden.
Den volgenden dag kwam pangerang Moeda een half uur
later dan het bepaalde uur aan het residentiegebouw en trad
in vrij oneerbiedige en onverschillige houding voor den
resident, den assistent-resident vanKoetei, den secretaris der
residentie en den hoofd-djaksa. Toen de resident hem het
onvoegzame van zijn gedrag onder het oog bragt, verwaar-
digde hij zich ter naauwernood een woord tot verontschul-
diging te spreken.
Andermaal werd hem nu verklaard dat hij de instructie
moest teekenen en beëedigen of die geheel verwerpen; in
het laatste geval zouden er andere maatregelen met zijn
landschap genomen worden. Van die instructie mogt niet
afgeweken worden, de hooge regering duldde dat niet; die
instructie was nagenoeg dezelfde als die zijn vader van den
kommissaris van Weddik had ontvangen; alleen waren de
onduidelijkheden er in opgehelderd, de leemten aangevuld;
dezelfde milde beginselen waren er in weggelegd.
Pangerang Moeda bleef evenwel onverzettelijk; hij verlangde
een contract gelijk aan het oude. Allen eerbied uit het oog
verliezende, sloeg hij op de tafel en opperde zelfs de vraag
of zijn landschap wel aan het gouvernement behoorde en
niet het eigendom zijner ouders was.
Ofschoon zijne verregaande oneerbiedigheid in houding,
gebaren en woorden een strenge teregtwijzing verdien-
Digitized by VjOOQIC
886
de, trachtte de resident met het grootste geduld dea
pangerang van zijne dwaling terug Ie brengen, en herinnerde
hem aan de onwettige wijze waarop hij indertijd zich het
bestuur van het landschap Tjingal , Menoengoel en Bangkalaan
had aangematigd. Immers van het overiijden zijns vaders
was der regering geen kennis gegeven , en geheel eigendun-
kelijk had hij, pangerang, zich van hel bestuur meester ge-
maakt. Een en een half jaar had hij laten voorbijgaan alvo-
rens te voldoen aan de oproeping om voor het Hoofd van het
gewest te verschijnen; hij had met den vijand geheuld en
het was hem vergeven geworden. Van de zijde van het
gouvernement was steeds de meeste grootmoedigheid betoond.
De pogingen van den resident waren echter vruchteloos
en leden ten eenenmale schipbreuk op de ijzeren stijfhoof-
digheid waarmede de pangerang weigerde aan zijn verlangen
te voldoen. Zonder zegel, zonder de voornaamsten van zijn land
te hebben geraadpleegd, heette het, kon hij nietsdoen. Hij
wilde geen contract teekenen waardoor zijne onafhankelijk-
heid beperkt werd.
Om het uiterste te beproeven, gafde resident hem nog een
half uur tijd tot beraad en liet hem alleen met den assistent-
resident van Koetei, in de hoop dat deze hem tot betere
gedachten zou brengen; doch toen hij, in de vergaderzaal
terugkomende, den pangerang even stijfhoofdig vond, was hij
verpligt hem in zijne betrekking te schorsen en >wegens
ongehoorzaamheid aan zijn opperheer de Nederlandsche re-
gering" te gelasten dat hij zich niet van Bandjer mogt ver-
wijderen.
Pangerang Moeda , volle neef van den sulthan van P^ssir
en zwager van den radja van Pagattan , bleef onder het oog
der politie tot zijne inscheping op de Admiraal van Kings-
bergen, waarmede hij onder geleide van den adjudant-on-
derofficier de Reussy naar Soerabaya werd overgebragt. Zijne
tegenwoordigheid op Bomeo zou de zoo duur gekochte rust
Digitized by VjOOQIC
387-
in gevaar brengen; daarom stelde de resident het gouver-
nement voor, den pangerang voorloopig in een binnen-resi-
dentie op Java verblijf te doen houden en hem een maand-
geld tot zijn onderhoud toe te leggen. Zijn vrouw, de ratoe
Itfoeda, vergezelde hem vrijwillig en ontving een bewijs-
schrül, waarbij haar vergund werd des verkiezende naar
Borneo terug te keeren.
Het strenge voorbeeld aan pangerang Moeda gesteld, had
op den sulthan van Passir een heilzaroen invloed. Niet meer
onder den invloed zijner slechte raadgevingen, verklaarde
bij zich bereid het contract te teekenen. Den 22«" Junij
vereenigden zich alle officieren der land- en zeemagt en
alle ambtenaren aan het residentiehuis , en verdrong de be-
volking van Bandjermasin zich daar buiten. Ten elf ure ver-
scheen de sulthan met zijn rijksgrooten en gevolg. Der verga-
derde menigte werd het doel der bijeenkomst bekend gemaakt,
daarna het contract voorgelezen , gezegeld en beëedigd. On-
der het spelen van het Nederlandsch volkslied en een saluut
van 13 schoten, ontving de sulthan op de meest plegtige
wijze zijne aanstelling en werd de erkenning van den sul-
than daar buiten afgekondigd. Zigtbaar voldaan keerde
hij met zijne praauw huiswaarts (bij den ronggo) en werd,
toen hij de Vecht voorbijvoer, andermaal met H eere-
schoten begroet. Zeer tevreden over den afloop der zaken,
verliet de sulthan 's anderendaags in de beste stemming de
hoofdplaats en keerde met de Vecht naar zijn rijk terug.
De assistent-resident van Koetei vergezelde den vorst op zijn
terugreis en verkondigde het volk van Passir, dat de sulthan
van het dwaalspoor was teruggekeerd en de gelofte gedaan
had voortaan in vriendschap en gehoorzaamheid met het
gouvernement te zullen leven.
Tot Hoofd van Tjingal, Menoengoel en Bangkalaan werd
benoemd de trouwe pangerang Sherif Hassim. Gevolgd
door zijne Linganezen, en begeleid door de Roy van Zui-
U. 22
Digitized by VjOOQIC
338
dewijn met 75 bajonetten en een stuk geschut, vertrok hij
den 27^" Junij per Gelebes naar zijn nieuw gebied. De as-
sistent-resident van Koetei had in last hem te installeren,
de familie van pangerang Moeda naar Bandjermasin op te
zenden en slechts in de uiterste noodzakelijkheid gebruik
ie maken van de militaire magt.
Zooals te verwachten was, liep de installatie van het nieuwe
Hoofd zonder botsing af. De Gelebes en de Vecht van Passir
terugkomende, lieten in de Kloempangbaai het anker vallen
en namen een gewapenden schoener van pangerang Moeda
in beslag, om te beletten dat kwaadwilligen er party van
trokken en om het later aan den eigenaar terug te geven. Het
berigt dat de pangerang in onmin met het gouvernement
was gekomen, was die schepen reeds vooruit gegaan; geen
wonder dus dat bij het verschijnen van twee oorlogsvaar-
tuigen en een militaire magt , de bevolking uit de kampongs
vlugtte en ratoe Intan, pangerang Moeda*s moeder, op
Poeloe Nangka de wijk nam. De assistent-resident en Adjie
Madoera, het Hoofd van Tjantong, waren evenwel nog geen
twee dagen aan wal, of de ratoe en de bevolking waren
gerust gesteld en naar hunne woningen teruggekeerd.
Ratoe Intan, dochter van Adjie Djawa vroeger Hoofd van
Tanah Boemboe, en weduwe van pangerang Agong, ouderen
broeder van den tegenwoordigen sulthan'van Passir, had reeds
bij het leven van haar echtgenoot het bestuur van Tjingal,
Menoengoel en Bangkalaan in handen gehad. Ook na zijn over-
lijden bleef zij min of meer de teugels in handen houden, hoewel
haar zoon pangerang Moeda zijn vader was opgevolgd. Door
haar verstand, hooge afkomst en verwantschap aan de meeste
vorstenhuizen der Oostkust, oefende zij bovendien zooveel
invloed uit over de Hoofden van Tjantong en Sampanahan,
dat deze niets ondernamen zonder haar eerst geraadpleegd
te hebben. Ratoe Intan was de werkelijke Koningin van
Tanah Boemboe. Hare verwijdering van de Oostkust achtte
Digitized by VjOOQIC
839
de assistent-resident dus volstrekt noódig. Hij wist haar te
bewegen onder zijn geleide naar B andjermasin te gaan en ver-
giffenis te vragen voor het wangedrag haars zoons; vooraf
zou zij echter de installatie van Sherif Hassim bijwonen.
Deze plegtigheid had den 11«° Jullj plaats in hare tegen-
woordigheid en in die van de voornaamste ingezetenen van
Bangkalaan. Adjie Madoera en pangerang Mangkoe, Hoofden
Yan de naburige rijken Tjantong en Sampanahan , beloofden
den pangerang Sherif Hassim hulp en bijstand.
Beiden scheepten zich den volgenden dag met ratoe Intan
en hare kinderen op de Vecht in, want beiden waren tot
nu toe in gebreke gebleven te Bandjer te verschijnen. >Pan-
gerang Moeda had hen daarvan teruggehouden; doch nu
pangerang Moeda's invloed ophield, waren zij bereid aan hunne
verpügting als leenvorst te voldoen." Pangerang Moeda's ont-
trooning had blijkbaar een grooten indruk gemaakt en de
vorsten der Oostkust tot meerdere gehoorzaamheid gestemd.
Den dag na de aankomst der Vecht te Bandjer (16 Jullj)
ontving de resident, ratoe Intan en de Hoofden van Tjantong
en Sampanahan ten gehoore. Aan het verzoek der vorstin, dat
pangerang Moeda in zijne waardigheid mogt worden hersteld ,
kon hij niet voldoen ; buitendien was het gebeurde den land-
voogd reeds medegedeeld. Toen de beide Hoofden na hunne
onderwerping naar de Kloempangbaai terugstoomden , bleef
ratoe Intan te Bandjer achter, waar zij overeenkomstig haren
vorstelijken rang behandeld werd.
De ligging van het landschap Tjingal, Menoengoel en Bang-
kalaan, door Sampanahan in twee deelen gescheiden, maakte
het noodzakelijk om de voorstelling van pangerang Sherif
Hassim ook in de kampongs Tjingal en Menoengoel te doen
plaats hebben. Na het vertrek der Vecht, stoomde daarom
de Celebes derwaarts en bereikte den 15" Julij de met
klippen bezaaide Ramoeanbaai. 's Anderendaags begaven de
assistent-resident, de kapitein de Roy van Zuidewijn en
Digitized by VjOOQIC
3^0
Sherif Hassim, zich per kruisboot naar Tjingal, de groot-
ste kampong van Tanah Bóemboe. Eenige der voornaamste
ingezetenen kwamen onmiddelijk den assistent-resident ver-
welkomen; de schorsing van pangerang Moeda was hun reeds
bekend. De groeten en het volk werden tot een vergade-
ring opgeroepen, doch pangerang Tjitra, geraagtigde van
Moeda , verscheen niet. Twee dagen vroeger was hij naar
de binnenlanden vertrokken; de plaats waar hij zich bevond
werd zoo onzeker, de afstand dier plaats van de kust zoo
verschillend opgegeven, dat de assistent-resident een op-
zettelijke verwijdering vermoedende , de installatie zonder
pangerang Tjitra (den 17«° Juiy) liet plaats hebben. De
overname van het bestuur geschiedde evenwel niet zonder
protest der Hoofden; doch toen Sherif Hassim een tjap
van ratoe Intan vertoonde, die het bevel bevatte om, in
afwachting der beschikking van den resident omtrent haar
zoon, pangerang Sherif Hassim als tijdelljken waarnemer
van het bestuur te erkennen, waren alle bezwaren uit den
weg geruimd. Bekend met den invloed van ratoe Intan,
had Sherif Hassim, zonder voorkennis van den assistent-
resident, dat stuk van haar weten te verkrijgen.
Het bestuur van pangerang Tjitra had zich , even als dal
van pangerang Moeda, door groote willekeur gekenmerkt;
zijne magt en de zwakheid der Hoofden van Tjantong en
Sampanahan werden over de geheele Tanah Boemboe gevoeld.
De bevolking bekende openhartig dat zij de afpersingen
moede was en een verandering van bestuur met blijdschap zag.
Sherif Hassim stelde zijn neef Sherif Alie tot zijn geraag-
tigde te Tjingal aan en liet hem met tien Linganezen achter;
nadat Tjitra nogmaals opgeroepen was om binnen drie dagen
te verschijnen, stoomde de Vecht naar het onbeduidende Me-
noengoel, waar de bevolking den pangerang als haar wettig
Hoofd aannam.
Daarna deed de Vecht een vergeefsche poging om de snel-
Digitized by VjOOQIC
341
strooroende Sampanahanrivier tot aan den kampong van pan-
gerang Mangkoe op te varen. Te Sampanahan hoorde men
nog meerdere klagten over de aanmatigingen vanpangerang
Moeda. Eenige maanden vroeger had hij zich derwaarts be-
geven om pangerang Mangkoe te dwingen , ten zijnen voor-
deele afstand van het gebied te doen ; alleen aan een ern-
stige ongesteldheid die hem di&r plotseling overviel , was
bel te dankpn dat hij zijn voornemen niet ten uitvoer bragt.
Hij had Mangkoe Adjie Madoera evenwel gezegd >dat hij bij
bet eerstvolgende bezoek te Bandjer het noodige zou doen
om beiden hunne rijken te ontnemen ; aan invloed om zijn
doel te bereiken ontbrak het hem niet.''
Den 22^° werden Poeloe Nangka en Taboean aangedaan en
de kolenontginningen aan SherifHassim overgegeven. Van daar
naar Kloempang stoomende, vernam men dat Mohamad Taha,
het trouwe Hoofd van Batoe Litjin, door een ongelukkig toeval
verdronken was (zie pag. 355). Men stoomde onmiddelijk
derwaarts om het bestuur te regelen en vond de rust niet
gestoord; de radja van Pagattan had het bestuur voorloo-
pig op zich genomen en werd daarin tijdelijk bevestigd.
Daarna keerde de Celebes naar Bandjer terug ; de Vecht,
versterkt met 20 bajonetten onder luitenant Berg, bleef op
de oostkust om nog een bezoek te Koetei te maken.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XX.
lehman'b laatstb pogingen tot opstand vebijdeld. — togt
der kolonne van bennbkom in het gebbrqtb. — za-
mbnge6teldb manobuybb van drib kolonnes. — ahin
oelah uit zijn schuilhoek tb bobkit hauk ybe-
dreven. — toestand der bevolking van doe-
soen. — vruchtblooze jagt op goesti
KASSAN'S BENDE. — DE HOOFDEN VAN
TJANTONG EN SAMPANAHAN TB
6ANDJER.
Had Hidayat's onderwerping het moreel der partij des op-
stands voor goed geknakt , door de politieke handelii^en op
de oostkust waren hare materiëele hulpbronnen gesloten.
Was de bevrediging van Bandjermasin niet denkbaar, zoolang
Hidayat ook slechts in naam aan het hoofd des opstands stond,
even onmogelijk was het zijne strijdbende weerloos te maken,
voor dat de vorsten aan de oostkust tot hun pligt waren ge-
bragt. Met Hidayat verdween de zinsbegoocheling, de heilige
dweepzucht, de geestdrift, de oorzaak van den krijg; door het
neutraliseren der oostkust werden de slagaderen afgesneden
waardoor de krijg gevoed werd. Het vraagstuk : >wanneer
die bloedige krijg op Bomeo een einde zou nemen'* was
dus hare oplossing nabij. Men was het eindtijdperk inge-
treden. Dat er nog gestreden moest worden, dat er nog bloed
Digitized by VjOOQIC
343
ZOU vloeijen, leed geen twijfel. Niet plotseling komt een volk
uit een staat van hevige overspanning tot kalmte; niet
op eenmaal gewennen de spieren, die zoolang het zwaard
hanteerden , aan werkeloosheid ; lang nog trillen de zenuwen
van een geschokt gemoed. De taak was derhalve nog
niet geheel voleindigd, doch het zwaarste bereids volbragt.
Nog slechts een korte wijl op den sedert drie jaar betreden weg
voortgegaan, hetzelfde beleid, dezelfde geestkracht aan den dag
gelegd en de Bandjersche krijg behoorde tot de geschiedenis.
Dat demang Lehman en Amin Oeiah alles in het werk
zouden stellen om de nog aanwezige krachten tot het vol*
houden van den krijg te besteden en — nu zij zich zelven
den weg tot genade hadden afgesneden — niet meer zouden rus-
ten voor dat alle hulpmiddelen uitgeput waren, ook dit was te
wachten. Wij zagen hoe zij van oord tot oord verdreven «
eindelijk in het distrikt Balangan de gemoederen aan het
gisten wisten te brengen en door valsche tjaps of door be-
dreigingen een gedeelte der bevolking de wapenen deden op-
vatten. Wij zagen tevens dat de luitenant-kolonel chef der
expeditie zich in persoon naar Amoenthay begaf en met de
hem eigene voortvarendheid de troepen in het veld bragt,
om de eerste kiemen van nieuwe vijandelijkheden met kracht
te onderdrukken.
Kapitein Bennekom was den 25«» Junij weder uitgerukt
(zie pag. 317) en betrok 's avonds het bivak te Awayan, dat in
haast door de bewoners was verlaten. Den volgenden dag
marcheert hij verder en neemt uit den kampong Bantam een
gids mede. Ter naauwemood heeft hij dien kampong hon-
derd pas achter zich , of de gids maakt amok , verwondt
korporaal Hobricker, en wordt daarna zelf afgemaakt. Een
aantal schoten valt bijna tegelijkertijd uit het bosch, doch zon-
der verder gevolg. Op het volgend bivak aan den voet van den
berg Tambang wordt men weder uit de verte beschoten. Dat
Digitized by VjOOQIC
344
de vijandelijkheden toenemen, naar mate men verder komt,
blijkt den ^1"^, toen men van den afinarsch ar, langs den
geheelen weg naar Goenong Batoe lilla's en geweren hoorde
knallen. Even na het middaguur kwam een kleine bende
met geweren gewapend in het gezigt, hield stand en werd
door Backerus over de rivier gejaagd. Aan den overkant
het vuur onderhoudende , werd zij daar door van Bennekom
verdreven. Drie manschappen werden gewond. Het bivak
op den Goenong Batoewas werd door vijanden omringd ;
een koelie die water haalde, bij het overtrekken eener
rivier dood geschoten. De kolonne vond den volgenden mor-
gen veel tegenstand; nadat men echter den vijand met
kracht verdreven had, ging het verder naar Dadap. Kampong
Langkap was verlaten; een verkenningspatrouille onder
Quack stootte op de geheele vijandelijke magt ongeveer 300
man; van Bennekom snelt de patrouille te hulp, drijft de
bende met verlies van 7 dooden en een aantal gewonden
uiteen, en vervolgt haar in het gebergte. Sergeant Wetzel
wordt ernstig gewond; 'gvijands kampement, met zoo veel
zorg aangelegd, verbrand, en te Langkap overnacht.
Door het overtrekken van een aantal rivieren, en door
de aanhoudende slagregens hadden zoowel de munitiën als
de levensmiddelen veel geleden ; nu de vijand verdreven was
en het aantal zieken bij de kolonne toenam, besloot van
Bennekom den 30«" Junij tot 'den terugmarsch over Balan-
gan naar Pringin.
De kolonne werd door de volgende dagorder beloond.
>Nadat de muitelingen onder demang Lehman , Amin Oelah,
Djalalana en Karta Negara , in de maanden Mei en Junij
door de onvermoeide en rustelooze troepen uit AUei en
Amandit waren verjaagd, trokken zij' terug naar de boven-
landen van Petap, waar zij zich, door het moeijelljk terrein
beschermd, in veiligheid achtten.
Digitized by VjOOQIC
345
)0p den 25^" Junij rukte een kolonne van 4 officieren , 1
officier van gezondheid , 80 bajonetten en eenige regentstroe-
pen onder den kapitein van Bennekom uit Pringin op, om
den vijand in het steile gebergte op te zoeken en te tuchti-
gen. Van Goenong Tampang tot aan Langkap, beproefden
de muitelingen ons tegen te houden ; doch al hunne pogm-
gen baatten niet. In weêrvnl van het voor hen zoo gunstig
terrein, van hunne driemaal sterkere magt, van het aanhou-
dend vuur en van de vermoeijenissen waarmede de onzen
bij zeer slecht weder te kampen hadden, werd de vijand op
den 26«>, 27«» en 28«° Junij overal verjaagd , en d&ér waar
hij meer ernstig poogde stand te houden , als te Goenong
Batoe en bij Boekit Datap, met groot verlies geslagen. Bij
Langkap werd zijn kampement gevonden en vernield.
>Deze schoone uitkomsten zijn te danken aan het overleg en
het doortasten van den aanvoerder, aan het beleid, den moed
en de volharding zijner officieren en manschappen.
»Ik betuig hun allen daarvoor mijn dank.''
De luitenant-kolonel, kommandant enz.
VERSPIJGK.
Eenige dagen later bengtte men dat een 500tal muitelin-
gen onder Mad Said en Mad Alie bij Rantau Kapies aan den
oorsprong der Balangan stond, en dat Amin Oelah en Lehman
met 70 man in de bovenlanden van Tjantong waren terug-
getrokken. Bereids waren alle beschikkingen genomen om een
gecombineerden togt naar Rantau Kapies te ondernemen,
toen men den 10« Julij vernam dat de vijand in de be-
vriende kampongs Awayan en Poeloe Koeson was gevallen
en dat de kampongs Pandem en Tjampang , een uur boven
Awayan, 's vijands zijde hadden gekozen. Nu werd er bepaald
dat (den 14^ Julij) van der Hurk met een kolonne van Ta-
balong oprukkende, den vijand aan de Boven-Balangan zoude
opzoeken ; en dat Eicbelberg met een tweede kolonne van Prin-
Digitized by VjOOQIC
846
gin langs de Petaprivier tot Dadap zou marcheren, waar een
derde kolonne onder van der Heijden van AUei opgerukt ,
insgelijks zou aankomen. — Al dadelijk ging (10 July) van
Barabei-ie een bevolkingspatrouille naar Dadap en Minday,
om den vijand te beletten in Allei te vallen.
De combinatie viel gunstig uit. Van der Hurk kv^am den
17^ Julij te Moeara Halong en marcheerde zonder vijand te
zien over kampong Baroe tot nabij Penjambaran, waar hij
positie nam. Eichelberg bivakkeerde den 14^ te Awayan
en werd bij zijn aankomst op het bivak en gedurende den
nacht door geweerschoten verontrust. Den 15«° verdreef hij
den vijand achtereenvolgens uit Pandem en Tjampang, trok
verder door tot soengej Tjampang, het verblijf van p^n-
bekkel Gamar, verbrandde dit met den aanwezigen voor-
raad padie en sloeg even voorbij Singkalang het, bivak op.
Gedurende den geheelen dag werd hij uit de verte bescho-
ten, doch zonder eenig verlies te lijden. Steeds onder 's vij-
ands vuur ging hij den 16^ over Dadap naar Langkap ;
soms wachtte de vijand bij een kronkeling van den
weg hem af tot op een afstand van tien pas, doch de
haast waarmede de vuurwapens afgeschoten werden, maakte
zijn vuur onschadelijk. Daarentegen getuigden talrijke bloed-
sporen , dat het vuur der kolonne meer uitwerking deed. Den
17« vertoefde men te Langkap om de kolonne van der Hei)-
den uit Allei af te wachten ; patrouilles doorkruisten den om-
trek. Weldra verkondigt een levendig geweervuur de nade-
ring eener kolonne. 't Is van der Heijden die den vijand voor
zich uit jaagt ; deze werpt zich in de armen van den 1«° lui-
tenant-adjudant Hennus , die hem met een patrouille is ie
gemoet gegaan en hem nu met zulk een vernielend salvo ont-
vangt, dat hij met groot verlies uiteen stuüt entweedooden
achterlaat. Van der Heijden had alleen den laatsten dag vi|-
andelijkheden ondervonden.
Den 18*" scheidden de kolonnes zich weder. Van der
Digitized by VjOOQIC
347
den bleef dien dag nog te Langkap om den omtrek te
zuiveren, en keerde den W^ naar Barabei*ie terug.
Eicbelberg vernemende dat Tabalong door eenige vijan-
den verontrust werd, rigtte zijne schreden naar Penjam-
baran en stelde daardoor van der Hurk in de gelegenheid
naar Tabalong terug te keeren.
Van der Hurk over Soengej Ratong gaande, wisselde aan-
houdend schoten met den vijand en kreeg daarbij twee
ligtgewonden. Te kampong Baroe nabij Penjambaran trof
hij (den 20<°) van der Hurk aan benevens den regent van
Amoenthay met een gewapend gevolg. Vereenigd hielden
beide kolonnes daar een paar dagen stand en patrouil-
leerdea het terrein af. Vijf Dayaks die gevangen werden
genomen , deelden mede dat Amin Oelah en Lehman zich op
eenige dagmarschen boven Baroe bevonden. De regent van
een togt naar Moeara Monthoeyan terugkomende, rappor-
teerde dat zij met vrouwen en kinderen te Boekit Hauk
op de grens v.an Passir waren. Uit een derde bron ver-
nam Vken dat Mad Said en Mad Alie zich meer noordwaarts
van Baroe, ook diep in het gebergte, te kampong Rawan
ophielden. Van der Hurk marcheert daarop (den 23«)
over Rawan naar Tabalong terug: hij vindt echter door 't
gemis aan een gids die plaats niet, en bereikt langs den be-
kenden weg Tabalong.
Eichelberg besloot over Moeara Monthoeyan naar Boekit
Hauk te trekken in de hoop Amin Oelah en Lehman daar
te vinden. Zijne kolonne van 80 bajonetten was door eenige
regentstroepen versterkt.
In vier marschdagen bereikt hij Boekit Hauk (den 27» Junij) ;
de vijand heeft op den top van een stellen berg een
meesterlijke positie gekozen. Eichelberg laat zonder uitstel ,
dien zelfden dag nog, den berg beklimmen en valt de bijna
ongenaakbare stelling met zooveel kracht aan, dat devyand
met groot verlies wordt verdreven.
Digitized by VjOOQIC
34.8
Dertien dooden en een zwaargewonde blijven op de kamp-
plaats liggen , terwijl van onze zijde geen het minste verlies
is geleden. De regent van Amoenthay , die een omtrekkende
beweging heeft gemaakt, verklaart Amin Oelah met eigen
hand verwond te hebben. Onder de gevangenen telt men
ratoe Adidja, vrouw van sulthan Tamdjid Illah's broeder,
pangerang Adipati ; haar zoontje pangerang Ketjil met eenige
volgelingen; en de tweede vrouw van Lehman, Biba, een
vroegere vrouw van Hidayat.
Een menigte kostbare kleinodiën, als: gouden krissen,
oorringen , spelden , rosetten , haken , armbanden allen met
juweelen bezet , ringen met smaragden en robijnen , juwee-
len talismans , gouden kindertoUen , sirihdoos , enz. vallen in
onze handen. Later werd de verwonding van Amin Oelah
bevestigd. Karta Negara en 16 andere gewonde vijanden
bezweken aan de gevolgen.
De gunstige uitkomsten van Eichelberg's togt en de ruste-
looze patrouilleringen door het gebergte, door Verspijck ge-
last, misten hunne uitwerking niet op de bevolking. De schrik
voor de bajonetten, die overal doordrongen en altijd over-
wonnen, werkte heilzaam. Kiay Moeda Widjaja (Mahoedin) ,
de verdediger der benting te Benoea Lawas (zie pag. 203)
bood zijne onderwerping aan en werd te Amoenthay onder
het oog der politie gesteld. De angst om voor vijand ge-
houden te worden, deed ieder met haast uit de wildernis en
van de ladangs naar den kampong terug keeren; en toen
Quack den S""» Augustus uitrukte, vond hij nagenoeg alle
kampongs bewoonden vroeg men hem overal vergifiTenis. Ook
de bende van Singa Terban en pembekkel Gapor, die zich
nog vereenigd had weten te houden, werd (7 Augustus)
te Trimien door Quack ingehaald, aangetast en met verlies
van een aantal gekwetsten en van vier gevangenen geheel
verslagen. —
De gemengde bevolking van Tabalong, zelfs onder hetsul-
Digitized by VjOOQIC
849
thansbestuur ongehoorzaam , werd door panghoeloe Rassid
nog steeds onder de wapens gehouden. Rassid, de in-
voerder van het beratip beaniaal, stond aan het hoofd
eener bende roovers zamengesteld uit bewoners van Üoesoen
en Tabalong, en van kampongs gelegen op de grenzen van
Passir. Zijn taktiek was de troepen geen rust te laten. Den
22«D Augustus werden eenige schoten op den post te Moeara
Ayoe gelost; het zelfde was reeds den 17" te Tabalong ge-
beurd.
Den !25" kwamen twee voorvechters, als razenden, met
getrokken klewangs op de poort van de versterking aanloo-
pen. Een paar kettinggangers , slechts met parangs gewa-
pend, trokken hen te gemoet doch werden zwaar gewond.
Voordat men hen kon bijspringen, waren de aanvallers reeds
in het bosch verdwenen. Een kolonne van 55 bajonetten
onder den 1^ luitenant Blok rukte uit Moeara Ayoe , onder-
zocht de naburige kampongs , doch vond nergens vijanden.
Een kolonne van 60 bajonetten onder Perk marcheerde
den 2"» Augustus langs de Tapin naar Lok Besaar in Pramas-
san Amandit en vond de bevolking overal rustig en verheugd
dat ze van het juk der opstandelingen verlost was. i^ Lui-
tenant Scheilema door zijn gidsen misleid, maakte den 9«°
Augustus een vergeefschen togt tot opsporing van muitelingen.
Pembekkel Mail bleef met zijne bende de omstreken van
Moengoe Thayor onveilig maken; bij een ontmoeting gelukte
het wel om een achttal zijner manschappen meester te worden,
zijn aanwezigheid veroorzaakte evenwel een aanhoudende
onrust. Door de moeijelijkheid om hem in handen te krij-
gen gedwongen, beproefde men langs een anderen weg hem
onschadelijk te maken. Men liet hepi weten dat hij vergiffe-
nis kon krijgen, indien hij zich binnen 14 dagen onderwierp.
Daarop meldde hij zich te Pengaron aan en deed (6 Augustus)
te Martapoera den eed van trouw aan H gouvernement.
Digitized by VjOOQIC
850
Reeds verscheidene maanden had het distrikt AUei volkomen
rust genoten, loen (28 JuUj) eensklaps een bende van 60
Dayaks onder Loera Pana, Rarta Negara's broeder, in den
kampong Kratoes (beoosten Pdntey Hambawang) verscheen,
drie jonge vrouwen roofde , eenige bewoners vermoordde, en
de huizen in brand stak. Hoewel onmiddelijk een bevol-
kingspatrouille, door 20 verkleede soldaten versterkt en den
3|en de 1« luitenant Dompseler met 60 bajonetten derwaarts
trokken, mogt het niet gelukken die bende te achteihalen.
Midden door de diepste wildernis was zij naar Kratau terug-
getrokken.
Er liep een gerucht dat Amin Oelah, na zijne verdrijving
uit Petap, zich in 't geheim te Soengej Patjoeng in het AUeische
gebergte wilde neerzetten. De militaire kommandant van
Barabei-ie nam maatregelen om hem in handen te krijgen.
Kiay Ranga Niti ondervond op zijn nieuwe standplaats
aan de Mantallat geen vijandelijkheden ; integendeel meldde
hij dat een veertigtal kampongshoofden van Mantallat, Ayo,
Boven-Doesoen , Teweh en Lahey, onder geleide van zekeren
kiay Djaja Parana zich bij hem hadden aangemeld en dat hij
hunne onderwerping namens het bestuur had aangenomen.
Het eerste Hoofd van Teweh, Mangko Sarie, had het voor-
nemen tot hetzelfde doel af te komen.
De luitenant-kolonel Yerspijck wantrouwde die vriend-
schapsbetuigingen en zond den civielen gezaghebber van
Marabahan met 25 bajonetten en vergezeld vanSoetaOnoper
Boni de Barito op, met last de ware gezindheid der bevol-
king boven Mengkatip te onderzoeken, daarna de nieuw
onderworpenen aan de Mantallat te bezoeken en hen aan te
raden zich te Marabahan te vertoonen.
De stemming der kampongsbewoners tusschen Mengkatip
en Mantallat werd gunstig, de benting te Moeara Mantallat
in goeden staat gevonden. Eenige dagen voor de aankomst
Digitized by VjOOQIC
851
der Boni (20 JuliJ) hadden aldaar twee pangerangs, Kartas
Malayang en Kasoema Ningrai, met 70 volgelingen den vol-
genden brief van Antassari aangebragt, in antwoord op een
uitnoodiging van den civielen gezaghebber om zich te onder-
werpen.
»Deze brief voortkomende uit een rein hart, van mij pa-
nembahan, die door God gemagtigd is om den oorlog in
het Bandjermasinsche rijk te voeren, geworde — vergezeld
van mijne groeten — den heer Verspyck, 1« luitenant, ge-
zaghebber van Marabahan, die de magt heeft om Doesoen
en Bekompay te besturen.
»Ik geef u door dezen kennis dat ik uw brief, gebragt
door kiay Ranga Niti Negara, heb ontvangen, behelzende
dat kiay Ranga Niti uw vertrouweling is en te Kwalla Man-
tallat verblijf houdt en dat, wanneer wij ons verbeteren
willen en vergiffenis aan de kompagnie vragen, de kiay
Ranga gemagtigd is om ons naar Mantallat te brengen, ten
einde die vergiffenis van u te verkrijgen.
iHiervoor bedank ik u zeer, daar wij het bewustzijn heb-
ben dat onze fouten al te veel zijn om verschoond te kun-
nen worden. Al de Europeanen te Bandjermasin worden
immers door het gouvernement bezoldigd om slechts slinksche
en verraderlijke pogingen ten uitvoer te brengen.
»Wanneer ik een bewijs van den gouverneur-generaal kreeg
waarin stond dat het rijk van Bandjermasin mij werd terug-
gegeven en dat het gouvernement slechts belasting daarvan
wilde innen, dan zou ik welligt die voorwaarden willen
aannemen. Met andere voorwaarden kunnen wij ons niet
inlaten en zal de oorlog nimmer een einde nemen.
»Wij zijn thans bevreesd voor de kompagnie, die mijn
neef den sulthan Hidayat zonder eenige reden heeft verbannen
en het met ons gesloten contract dus niet heeft nagekomen."
Digitized by VjOOQIC
363
Toen men den brief aan de benting bragt, had kia; Ranga
Niti verraad geroken en was hij op zijn hoede geweest. De
schrik voor Antassari, die met eenige honderde volgelingen
Boven-Doesoen in bedwang hield, was zóó groot, dat op de
tijding van de komst der twee pangerangs te Mantallat, de
zestig nieuw onderworpen opstandelingen zich ijlings naar
hunne kampongs terugspoedden en weder den schijn aanna-
men tot Antassari's partij te behooren. Men was echter
werkelijk het juk van den dwingeland moede. De civiele
gezaghebber vernam dat Antassari zich te Djoendong Oeioe
aan de Boven-Teweh ophield , vijf dagen roeijens van de
Tewehmonding. Vier bentings beschermden den toegang
tot zijn schuilhoek, die met 8 lilla's en 2 ijzeren stukken
bewapend was; aan munitiën ontbrak 't hem niet, daar hg
onlangs nog 17 vaatjes buskruid en 11 pikols lood van een
Roeteinees had ontvangen.
Den 23" Juli) keerde de Boni naar Marabahan terug. Door
den lagen waterstand was Antassari vooreerst buiten ons
bereik; H was ondoenlijk in dit jaargetijde een togt op de
Teweh te ondernemen. Toen in de volgende maand weder-
om eenige pangerangs, zendelingen van Antassari, den kiav
Ranga Niti opzochten en hem namens hun meester uitnoo-
digden zich naar de Teweh te begeven, liet Ranga bedanken
en antwoordde hij dat Antassari in de benting te Mantallat
kon komen, indien hij iets te bespreken had. Een aantal
praauwen met ruim 200 strijders lag op een afstand der
benting verborgen. Ranga Niti voor verraad beducht, liet
alleen de zendelingen toe en voorkwam een overrompeling.
Den 19"» Augustus kwam de civiele gezaghebber van Bekom-
pay en Doesoen , met 30 bajonetten onder Kramer nog eens
naar Moeara Mantallat, en vond geen verandering inden
staat van zaken.
Van Marabahan kwam den 13«° Augustus de tijding dat
Digitized by VjOOQIC
358
een bende muitelingen onder pangerang Praboe (een zoon
van Antassari genoemd) en goesti Kassan, den kampong Bedan-
dan verbrand had en Bekompay bedreigde. De luitenant-
kolonel Anemaat, kommandant van het 13* bataillon infanterie,
kreeg bevel zich onmiddelijk met 80 bajonetten onder ka-
pitein Stoecker op de Kingsbergen in te schepen en zich
derwaarts te begeven, terwijl een bevolkingspatrouille on-
der den controleur der Kween , met 40 bajonetten versterkt^
per Boni naar Banbangin werd gezonden, met het oogmerk
om van verschillende kanten naar den oorsprong der Bang-
kinangan , de veimoedelijke schuilplaats des vijands , te trek-
ken en de bende op het lijf te vallen. Uit Margasarie en
Moengoe Thayor werden tegelijkertijd detachementen uitge-
zonden om in overeenstemming te handelen met de troepen
die van de zijde der Barilo oprukten.
Spoedig bleek het, dat de tijding van pangerang Praboe's
tegenwoordigheid onwaar was. Goesti Kassan, zich thans
noemende pangerang Toea, die zich nog steeds in deBang-
kinangan ophield, had zoowel om leeftogt te verkrijgen als
om wraak te nemen op de bewoners van Bedandan, een
strooptogt gemaakt en op de nadering der troepen onmid-
delijk het hazenpad gekozen. Niettegenstaande alle pogingen
om hem te bereiken en zijn schuilplaats uit te vinden , moest
de militaire magt, na vier dagen door het hoogst moeijelijke
terrein gepatrouilleerd te hebben, toch onverrigterzake naar
Bandjer terugkeeren. Veertig bajonetten onder Romswinkel
bleven in de versterking te Marabahan achter, terwijl de
bevolking van Bedandan hare woningen weder opbouwde.
IJverig won de militaire kommandant berigten in omtrent
de roovers en liet hen bij de geringste aanwijzing nazetten.
Na verschillende vruchtelooze togten gelukte het den adju-
dant-onderofficier Hollander met een patrouille van 20 bajo-
netten hen op te sporen en in een versterkt huis, twee
uren achter Bedandan aan te vallen. Hoewel de vijand ruim
H. 23
Digitized by VjOOQIC
354
veertig man sterk en den toegang tot het huis met ran-
djoe's versperd was, hield hij bijna niet stand; want toen de
onzen, na een salvo op vijftig pas gelost te hebben, met de
bajonet aanvielen, sloeg hij zonder de minste verdediging op
de vlugt, de gewonden mede in de wildernis slepende en
een doode op de plaats achterlatende. Een tweede vijande-
lijke bende van gelijke sterkte was tijdens het gevecht in
aantogt om zich met de eerste te vereenigen; toen zij ech-
ter het vuur hoorde, achtte zij het geraden terug tekeeren
en liet hare makkers in den steek. Het huis, ruim 50 pas
in het vierkant, omgeven door een borstwering van een el
hoog, uit liggende boomstammen zamengesteld , werd tot
den grond toe geslecht. Daar goesti Kassan met zijne magt,
nu eens vereenigd, dan weder 'in kleine benden gesplitst,
zich bleef ophouden in de moerassige streek, begrensd door
de Alalak, de Barito, de Negara en Merampiouw, was het
niet mogelijk hem een beslissenden slag toe te brengen.
Op de oostkust werkte de installatie der Hoofden gunstig.
Een opstandelingshoofd uit Allei, Martalaksana , die zich in
Tjantong verborg, werd op last van AdjieMadoera opgespoord
en toen hij zich niet wilde overgeven, door de bevolking
afgemaakt. Men zocht ook naar het verblijf van Karta Ne-
gara, den verdediger van Penitie Biroe, die zich nu weder
in de Tjantongsche bovenlanden zoude schuil houden.
Het Hoofd van Batoe Litjin, MohamadWaTaha, had tijdens
zijn laatste verblijf te Bandjer medegedeeld dat zekere goesti
Aboe , broeder van Kasoema Indra (Hidayat*s schoonzoon), in
zijn land leefde en weigerde zijn gezag te erkennen. Gelast
om den goesti daartoe des noods met geweld te dwingen,
zocht Wa Taha hem thans met 70 man in de bovenlanden
op. Aboe weigerde gehoorzaamheid, liep met een tiental
volgelingen amok en verloor daarbij het leven. Van dien
togt terugkeerende, sloeg zijne praauw bij een waterval om
Digitized by VjOOQIC
355
en verdronk Wa Taha (zie pag. 341). In Oclober werd zijn
broeder, Sherif Mohamad voorloopig tot Hoofd van Batoe
Litjin aangesteld.
De komst van het stoomschip gaf den sulthan van Koetei den
moed om zijn oproerigen onderdaan pangerang Nala Kasoema
te Ohang op te zoeken en aan te vallen. Het gevecht viel ten
voordeele van den sulthan uit; Nata Kasoema nam de vlugt
naar het binnenland. Dadelijk werden vier praauwen onder
Boeginesche onderhoofden den opstandeling nagezonden in de
hoop hem tot overgave te dwingen. — De helft van de bezet-
ting te Pelarang werd wegens slechten gezondheidstoestand,
in de maand September verwisseld ; de 1*^ luitenant Engelhard
kreeg het bevel over dien post.
Pangerang Sherif Hassira ondervond bij de Hoofden goede
medewerking in het bestuur van Tjingal, Menoengoel en Bang-
kalaan. De broeders en zusters van pangerang Moeda , als-
mede pangerang Tjitra, gaven toe aan den wensch van den
assistent-resident om te Bandjermasinden uitslag der beschik-
kingen van het hoofdbestuur af te wachten. De hoofdbe-
standdeelen voor een mogelijke rustverstoring in dit land-
schap, werden daardoor overgebragt naar een punt waar zij
onschadelijk waren. Met een toelage van ƒ200 'smaands
werd kampong Kween tot verblijfplaats der familie van pan-
gerang Moeda aangewezen.
Met de Vecht kwamen (5 September) de Hoofden van Tjan-
tong en Sampanahan te Bandjer terug. Adjie Madoera deed
den eed van trouw aan het gouvernement. Pangerang Mang-
koe, die nimmer een aanstelling ontvangen, en zich dus het
bestuur eigendunkelijk aangematigd had, diende een verzoek-
schrift aan den gouverneur-generaal in, om hem een aanstel-
ling te doen uitreiken.
In Sampit bleef de rust ongestoord. Tommonggong Smga
Laut, het nog niet in onderwerping gekomen Hoofd van Katin-
Digitized by VjOOQIC
856
gan Oeloe, was in zijn vroegere verblijfplaats te Toewalan
teruggekeerd, scheen geen vijandige oogmerken meer te heb-
ben en hield zich uitsluitend bezig met het aanleggen van
den kampong Begara. — In de behoefte van rijst in het
distrikt Katingan Ilir, waar de bevolking door een mis-
lukten oogst zich grootcndeels met aardvruchten moest voe-
den, werd zoo goed mogelijk voorzien.
/
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK KXl.
VERVOLGING ÜBR LAATSTE ROOVBRBKNDBN. — BBLANGRIJKB
ARRBSTATiëN. -— AANVAL OP MOEARA MANTALLAT. — BBLOONING
VAN DEN RADJA VAN PAG ATT AN. -— AFKONDIGING EENER
ALGBMBENE AMNISTIB.— TOGT NAAR DB TEWEH.
Hoewel de stuiptrekkingen van den bedwongen opstand
nog aanhielden, was toch de toestand over het algemeen
ZOO bevredigend , dat de luitenant-kolonel chef der expeditie
den 9*^" September voor een korten tijd naar Java kon ver-
trekken om eenige dienstaangelegenheden te Batavia af te
doen. De luitenant-kolonel Anemaat werd tot 1 November
met het bestuur belast.
Een paar rooverbenden verontrustten bij voortduring de
afdeelingen Martapoera en Bekompay. Zamengesteld nit de
stoutste, ondernemendste en in het oorlog voeren meest be-
dreven inlanders, die te veel misdaden op hun geweten had-
den om op genade te rekenen, of die uit lust tot het avon-
tuurlijk guerillaleven de wapens bleven voeren en liever van
moord en roof leefden dan door handenarbeid in hun onder-
houd te voorzien, bekend met al de hulpbronnen die het
bijna ontoegankelijk terrein hun aanbood, waren die benden
het moeijelijkste te onderwerpen, vorderden zij de meeste
inspanning van de troepen.
Digitized by VjOOQIC
358
Een dier benden onder goesti KassanendepangerangsKetjil
en Panglima bleef zich in de omstreken der Bangkinangan
ophouden. Een andere door hadji Boeyasin aangevoerd, hield
zich in Benoea Ampat staande.
De eerste maakte den schrik uit der bevolking aan den
regteroever der Barito. In kleine troepen verdeeld, viel zij
van tijd tot tijd in een kampong, dwong de bevolking haar
met levensmiddelen bij te staan, stak eenige huizen in brand
en verdween dan weder. Terwijl de Kingsbergen onophou-
delijk tusschen soengej Alalak en Marabahan kruiste, wer-
den bevolkingspatrouilles, versterkt met eenige als gewone
inlanders gekleede militairen., naar alle rigtingen het land
ingezonden , bezochten voortdurend de digtst begroeide en
afgelegenste plaatsen , deden nu en dan eenige arrestatiên ,
maar hadden in de maand September geen belangrijke ont-
moeting met den vijand. Toen kampong Saley verbrand en liet
kampongshoofd afgemaakt was, gingen dadelijk weder patrouil-
les van Margasarie en Marabahan de bende op het spoor.
Aan den ^^'^ luitenant Berg gelukte het eindelijk den vijand
in den nacht van 7 Oct. op een ladang te overvallen en een
verlies van acht dooden en van een aantal wapens toe te
brengen. Kampong Belawang werd nagenoeg terzelfder tijd
aangevallen; en ofschoon de bevolking zich dapper verdedig-
de, brandden er evenwei twee en dertig huizen af. Eerst na
de onderwerping van Tarip met 28 volgelingen (26 Novem-
ber) hield het plunderen en stroopen op en haalden de bewoners
der Beneden-Barito weer vrij adem. Tarip kreeg voor de
tweede maal vergiffenis en toestemming zich te Bambangan
te vestigen.
De andere bende, een honderd koppen sterk, werd door
den l^ luitenant Middeldijk aan het hoofd van een kolonne
van 70 bajonetten en een houwitser in een bosch bij kam-
pong Simpang Ampat aangetroffen.
Na het lossen van een kartetsschot stormden de troepen
Digitized by VjOOQIC
369
zonder dralen op den boschrand, met dat gevolg dat de vijand
naar alle zijden de vlugt nam. Op den terugmarsch van Moen-
goe Thayor werd de kolonne beschoten uit een veldwerk in
den vorm van een halve maan. Een bajonetaahval verdreef de
bezetting met verlies ; van onze zijde had men één gewonde.
Rusteloos joeg men nu die bende na. Reuter, met een kolonne
uit Rantau opgerukt, ontmoette haar op de vlakte van Sim-
pang. In vijf veldwerken opgesteld , ontving zij de kolonne
met lilla- en geweervuur ; doch toen deze zich daaraan niet
stoorde en tot een bajonetaanval overging, sloeg zij op de
vlugt en Het eenige wapens en vivres achter. Reuter had
zes gewonden. Ook de l*" luitenant Scheltema met een pa-
trouille van Kendangan komende, werd uit den boschrand
nabij Simpang Ampat beschoten en moest terugkeeren, zon-
der nader met den vijand in aanraking te kunnen komen.
Een kolonne van 87 bajonetten onder Thissen vervolgde de
bende in de wildernissen van Margasarie en drong door
tot kampong Aai, waar een ondoorwaadbaar moeras haar
tot den terugmarsch dwong.
Den 2«° October werd kampong Taal aangetast en ver-
brand , Gadoeng en Paboeangan werden bedreigd , doch
door patrouilles uit Ranlau en Margasarie ontzet. Te Benoea
Padang (5 Oclober) verbrandden de roovers een huis en ver-
moordden twee inwoners ; ook te Tambarangan vielen slagt-
offers. Gewoonlijk vonden de troepen geen spoor meer. Om
met meer kans van slagen de roovers te kunnen vervolgen,
werd te Simpang Ampat tijdelijk een voldoende magt van
bajonetten geposteerd.
Een patrouille onder den 2«" luitenant J. H. Thieme uit.
Pengaron op kondschap uitgezonden, bragt eenige gevangenen
aan, die mededeelden dat zekere Pangatoewa Tanong, zoomede
pembekkel Bakar en Toean Prang in het landschap Koesan de
wijk hadden genomen. Den radja van Pagattan werd opgedragen
die muitelingen in zijn gebied op te sporen en uit te leveren
Digitized by VjOOQIC
860
In de afdeeling Amoenthay konden de troepen zich evenmin
als elders aan de rust overgeven. Altijd in het veld, gunden zij
geen verademing aan de overblijfselen van vroeger vijande-
lijke korpsen , die nu in rooverbenden ontaard waren. Van
hun kant vielen de roovers soms met een ongehoorde stout-
heid in de kampongs die ohder bereik van het geschut
onzer posten lagen. Zoo werd in den nacht van 2 op 3
September in den kampong Moeara Ayoe gemoord en geroofd,
tei'wijl van der Hurk met een patrouille uitgerukt was en
tot aan de grenzen van Passir doordrong. Op zijn terug-
marsch vond hij in de nabijheid van Soengej Pekaiong een
versterkten kampong, bestaande uit vijf huizen omgeven
door een paHssadering in den vorm eener flêche , waarvan
de keel door een zware verhakking was gesloten. Na het
lossen van eenige geweerschoten , waardoor een Europeesch
fuselier gewond werd, sloeg de bezetting op de vlugt.
Het distriktshoofd van Kaloewa vervolgde hardnekkig de
bende van Rassid (de invoerder van het beratip beamaal), en
bragt hadji Baddor , een eerste orang beamaal , tot onder-
werping. Van Bennekora ontmoette Rassid's bende in de
wildernis van Haban ; diens achttienjarige zoon Taha als een fel
dweeper bekend, kwam daarbij om. — Andin Achmat. die
in 4861 in Kaloewa een groote rol speelde, kwam in onder-
werping en beloofde Rassid over te leveren.
Loera Pana deed een inval in kampong Pagat (Aliei), doodde
vier personen en voerde er negen gevankelijk weg. De uit-
gezonden patrouille vond de roovers afgetrokken. Kapitein
Gehnfe beproefde den 18" September nogmaals Pana op hel
spoor te komen, vond te Mia-Ang een pas verlaten bivak,
doch achterhaalde den roover niet, ofschoon hij lot Soengej
Patjoeng doormarcheerde. Den 27*" September werden te
Barabei-ie gevankelijk aangebragt en naar Bandjer opgezon-
den een vrouw van Lehman, zijn tweejarig zoontje Ali Bassa.
zijn schoonvader pembekkel Koenoer en diens schoonzoon
Digitized by VjOOQIC
861
Daun. — De berigten omtrent het oponthoud van Lehman
en Amin Oelah liepen zeer uiteen. Zelfs de dood van Karta
Negara werd nu weder tegengesproken; want in October
heette het dat hij met een paar andere Hoofden een bende
zamenstelde in Praraassan AUei. Zijn schoonvader werd
door Albrecht gevangen genomen. — In November onderwier-
pen zich een aantal voorname muitelingen en maakte een
bevolkingspatrouille , die diep in de wildernis doordrong zich
meester van een vroegere vrouw van Hidayat, Njai Asmara,
met haar zevenjarig dochtertje goesti Salama.
Door de tegenwoordigheid van geest van bet Hoofd van
kampong Djamboi , werd een geheele vernieling van die
plaats door een bende Dayaks Haroyan voorkomen. Dat
Hoofd was juist in de rivier aan het baden, toen een
tal geweerschoten de komst van den vijand verkondigde.
Hij loopt ijlings naar zijn huis, dat reeds door eenige kogels
doorboord is , luidkeels roepende : kompagnie , kompagnie !
Dit had de verwachte uitwerking; de Dayaks dachten dat er
soldaten in aantogt waren en namen overhaast de vlugt.
Na den aanval op Pesangan werd de bende krachtig ver-
volgd door den sergeant-majoor Gimberg en verloor daardoor
een paar man.
Kiay Ranga Niti zond minder vredelievende tijdingen van
het Noorden. Al de Hoofden van Boven-Doesoen zouden
zich namelijk aan de Teweh verzameld hebben en den 13''°
September een aanval doen op de versterking te Kwalla
Mantallat. r
Anemaat zond daarop den luitenant Verspijck militairen en
civielen gezaghebber van Marabahan, met de Kingsbergen
derwaarts en liet de Boni met 1 officier en 25 bajonetten
de reis mede maken om met dien bodem de Mantallat op
te gaan, in geval de lage waterstand dit aan de Kings-
bergen belette.
Digitized by VjOOQIC
Reeds onder weg ontving de kommandant van Marabahan
(15 Sept.) een spoedbrief, waarin Ranga Niti meldde dat
de vijand van zijn aanvalsplan bad afgezien, omdat de pest
te Lahey en Teweh was uitgebroken en de vijandelijke
Hoofden, het voorbeeld van Antassari en Soerapati volgende,
de vlugt genomen hadden naar het gebergte van Boven*
Doesoen. Goesti Mad Said zou onder anderen door die ver-
schrikkelijke ziekte zijn aangetast. — Bij aankomst te Moeara
Mantallat werd alles rustig gevonden en keerden beide stoom-
schepen naar de hoofdplaats terug.
Door die uiteenloopende berigten kwam de trouw van Ranga
Niti eenigzins in verdenking. De argwaan werd grooter,
toen Bapa Mangie, een politie-oppasser die anderhalve maand
als spion zich in de versterking te Moeara Mantallat had
opgehouden, mededeelde dat de kiay reeds verscheidene
malei voorname Hoofden in de benting had ontvangen,
niet met het doel om hen tot onderwerping over te halen,
maar wel om den nacht onder kaartspel door te brengen.
Bij het vertrek dier Hoofden gaf de kiay hun rijst en zout
mede. Onlangs was hadji Matarip, de moordenaar van den
civielen gezaghebber Haussler, met een officierssabel van model
in de benting geweest en had de vrouw van Ranga Niti naar
de Doesoen medegenomen, waar hare moeder op sterven
lag. De spion verklaarde in de benting verscheidene per-
sonen te kunnen aanwijzen die zijne mededeelingen konden
bevestigen.
Na de menigvuldige bewijzen van trouw door kiay Ranga
Niti gegeven, kostte het moeite om dadelijk aan zijn ver-
raad te gelooven. Evenwel lag het in het karakter van ieder
Bandjerees om niet lang denzelfden weg te blijven bewan-
delen; vol vertrouwen te schenken zelfs aan het meest trouwe
Hoofd was in Bandjermasin altijd een onvoorzigtigheid.
Waarom had de kiay het bezoek van hadji Matarip ver-
zwegen, waarom den bekenden moordenaar niet gearresteerd?
Digitized by VjOOQIC
363
Was de man te vertrouwen die zijn vrouw in handen van
den vijand vertrouwde? Het kon zijn, dat Kanga Niti op-
zettelijk onjuiste berigten van vijandelijke aanvalsplannen
zond om zich in het oog van het bestuur verdienstelijk te
maken , om zijne . verkeerde handelingen te bemantelen en
geen achterdocht op te wekken. Daarom werd den kom-
mandant van Marababan opgedragen de za?k in het geheim
te onderzoeken en den kiay in al zijne handelingen na te
gaan.
De gebeurtenissen van de volgende maand pleitten evenwel
weder voor de onschuld van het Hoofd der benting te Moe-
ara Mantallat. Reeds in September badden er geruchten ge-
loopen dat Antassari, na uit vrees voor de pest zijne woon-
plaats verlaten en zich tijdelijk te Bayan Begok gevestigd te
hebben, toch door die ziekte aangetast en zijn ligchaam reeds
buitengewoon gezwollen was. Den 18*^° October zond Ranga
Niti bet belangrijk berigt van Antassari's overlijden. Te 9
uur in den morgen van den H«° werd hij het slagtoffer van
de heerscbende ziekte, en 's avonds ten 6 ure van denzelf-
den dag werd zijn lijk in den versterkten kampong Bayan
Begok ter aarde besteld.
Het Hoofd van die plaats, tommonggong Mas Anoem, en
het Hoofd van kampong Miroei aan de Teweh bezweken
aan dezelfde ziekte. Antassari's oudste zoon, pangerang
Mad Seman nam onmiddelijk na den dood zijns vaders,
den titel van sulthan aan , terwijl zijn jongste zoon , Mad
Said van de ziekte hersteld, zich den titel van Mangkoe
Boemi of Rijksbestierder toeëigende. De Hoofden van Doe-
soen kwamen te Bayan Begok te zamen tot bet bijwonen
der lijkfeesten ter eere van den hoogen afgestorvene.
Ten einde zich van de waarheid dier tijding te overtuigen,
zond de w''. chef der expeditie onmiddelijk den gezaghebber
van Marabahan met de Kingsbergen naar Doesoen, met last,
wanneer Antassari's overlijden bevestigd werd, alle pogingen
Digitized by VjOOQIC
864
(e doen om de zonen van Antassari tot onderwerping over
te halen. Wanneer de waterstand het veroorloofde, en de
onderhandelingen daardoor bevorderd konden worden, zou
de Kingsbergen tot aan de Teweh doorstoomen. Op reis
naar de Mantallat ontving de l"" luitenant Verspljck tijding dat
de versterking van kiay Ranga Niti door een vijandelijke
inagt onder de goesti's Mad Said en Mad Seman aangevallen
was , dat van den vroegen morgen af een lilla- en geweer-
vuur tegen de benting onderhouden werd en de beoting
weldra geheel omsingeld zou zijn. Opgehouden door de
moeljelijke vaart bij den lagen waterstand, kwam de Kings-
bergen eerst in den morgen van den 29«n Oct. in hei
gezigt der versterking, die werkelijk beschoten werd. De
1<^ luitenant Verspljck ging toen met 25 gewapende schepelin-
gen aan land en begaf zich naar de versterking. Hij hoorde
nog eenige scholen lossen maar ontdekte geen vijand ; waar-
schijnlijk trok deze op zijne nadering af. Bij een po-
ging om de vijandelijke praauw te bemagtigen, die hoo-
ger op zoude liggen , raakte de Kingsbergen te Batoe
Dedé aan den grond. Vlot komende , werd naar Moeara
Mantallat teruggestoomd en voor de benting geankerd. Lui-
tenant Verspijck wachtte daar de verdere handelingen des
vijands af.
Vreemd was het, dat zelfs geen enkel man der bezetting
den vijand had gezien. Kiay Ranga alleen had Anachoda
Lampong aan de overzijde der Mantallat gezien toen deze
de benting opeischle. Seman , de persoon die het doodbe-
rigt van Antassari uit de Teweh had aangebragt, bevond
zich nog in de benting en verzekerde dat die gebeurtenis
op last der goesti's geheim werd gehouden; hij had bet
gehoord van zijn oom Ngabeh , een volgeling van tommong-
gong Mangoe Sarie die aan de Teweh woonde. De Teweh-
monding werd door den vijand zorgvuldig afgesloten, om
door de geheimhouding van Antassari^s dood, het prestige
Digitized by VjOOQIC
365
aan zijn naam verbonden, niet verloren te doen gaan;
zoo groot was de vrees voor de goesti's, dat men onlangs
een Maleyer had afgemaakt alléén omdat hij verdacht werd
met kiay Ranga in betrekking te staan.
Soeta Chio was aan wal gegaan tijdens de kiay zich aan boord
bevond, en rapporteerde dat hij op verscheidene plaatsen ko-
gelgaten in de borstwering had gezien en voor zich overtuigd
was dal er werkelijk een aanval had plaats gehad. Misschien
dachten Anlassari's zonen door de verovering der benting
zich een naam te maken vóór dat de dood huns vaders
bekend werd.
Kiay Ranga gelast zijnde een patrouille te maken naar
hel bivak des vijands, bérigtte den 31 «" Oct. dat deze ver-
dwenen was en een ijzeren kanon had achtergelaten. Lui-
tenant VersiHjck liet dit kanon aan boord brengen; het was
een 2ponder op een soort van rolpaard, blijkbaar in langen
tijd niet gebruikt , daar het uit- noch inwendig eenig
kenteeken van kruidslijm droeg. Toen dit stuk werd gehaald,
had men den spion Bapa Mangie aan het koken gezet,
zoodat deze niet kon nagaan van waar het gekomen was.
Den volgenden dag werd Bapa Mangie uitgezonden^ om de
plaats op te nemen waar de vijand gebivakkeerd of met zijne
djoekoDgs aangelegen had. Hij vond wel de voetstappen van
een honderdtal menschen, een opstelling voor geschut waarbij
nog drie tali-api's lagen, doch geen enkel spoor van een
bivak.
In die geheele zaak was iets onbegrijpelijks, dat bij
luitenant Yerspijck het denkbeeld opwekte van een door
kiay Ranga gespeelde komedie, met het doel zijne knoeije-
rijen te verbergen en den argwaan weg te nemen dien men
omtrent zijn trouw voedde.. Alle pogingen om met den vijand
in aanraking te komen bleven vruchteloos, zoodat de luite-
nant Yerspijck den 12«° met de King3bergen te Marabahan
terug kwam.
Digitized by
Google
866
Het stond vast bij den chef der expeditie dat Teweh in
den loop dier maand nog door een aanzienlijke magt zou
bezocht worden.
Geheel onder den invloed van Antassari^s zendelingen,
bleven de Hooiden van de Boven-Kahayan v\rederspannig.
Praauwen met de Nederlandsche vlag in top voorbij Tewan
Padjangan varende , wrerden aangehouden , de vlag neerge-
haald en verscheurd. De zendelingen Djaja Negara en Singa-
pati, die vergeefsche pogingen in 'tv^erk stelden om de
goesti's tot onderwerping te brengen en met levensgevaar
naar Bandjer terugkeerden, deelden mede dat Antassari's aan-
hang langs de Kapoeas en Kahayan overvloedig van levens-
middelen werd voorzien, en gaven den raad om den invoer
van rijst, zout en tabak langs de Kahayan en Kapoeas te
verbieden. Daar nu in de maand November alle beschikbare
stoomschepen voor een togt naar de Teweh zouden gebruikt
worden en dientengevolge de bestrafling der weerspannige
goesti's aan de Boven-Kahayan moest worden uitgesteld,
werd deze raad opgevolgd en alleen aan die inlanders rijst
en tabak verstrekt, die bij den civielen gezaghebber als
goedgezinde onderdanen bekend waren. Tevens ontving de
militaire kommandant van Kahayan bevel om te trachten de
meest naauwkeurige inlichtingen in te winnen, zoowel omtrent
de bestaande vijandelijke versterkingen te Hampoeray en
Batoe Soelil, als omtrent de middelen door ons aan te wen-
den om den vijand in zijne schuilhoeken te kunnen opzoeken.
Vijftien Hoofden legden den eed van trouw af en ontvingen
de gebruikelijke geschenken. Aan Liwoeh, het Hoofd dat
den aanslag op het leven van Djaja Negara (Nikodemus)
ontdekte, werd tot belooning bovendien nog een pikol zout
geschonken.
Den 16*° Oct. vertrokken Dambong Anom, een Hoofd van Mid-
den-Kahayan, en goesti Kapitan, een stiefzoon van Djamal,
Digitized by VjOOQIC
367
naar de Boven-Kahayan, ten einde een laatste poging te doen
om den zoo gevreesden goesti Djamal door overtuiging tot
onderwerping te bewegen.
Aan de Kapoeas viel de vroegere praauvnnandor Doeta,
een der hoofdaanleggers van den moord te Kalangan, in
handen eener patrouille; bij zijn aanhouding in de soengej
Barga werd een fuselier gewond.
Den laatsten September vertrok de Boni met den civielen
gezaghebber naar Kottaringan. Daar de Kattingan opge-
stoomd zou worden, ging een detachement van 1 officieren
25 bajonetten tot dekking mede. Nadat de grensbepaling
van Djelei geschied was, werd de Kattingan tot Tewang
Diayoe bezocht en alles in den gewenschten staat gevonden.
Den iO^ November kwam de Boni te Bandjer terug.
Een buitengewone plegtigheid had den 5^ November te
Bandjermasin plaats. Ten 8 uur 's morgens stond het geheele
garnizoen in groot tenue onder de wapens. De radja van
Pagattan was twee uur vroeger ter hoofdplaats gekomen;
die radja had zich als een trouw onderdaan leeren kennen
en met de wapens, met zijn volk, met zijn kennis en in-
vloed het gouvernement bijgestaan. De koning beloonde
hem daarvoor met het schoonste sieraad voor den krijgs-
man, hij schonk hem het ridderkruis der miUtaire Willems-
orde. Plegtig reikte de luitenant-kolonel Verspijck, onder
wiens oog hij op het oorlogstooneel werkzaam was geweest»
uit naam van den Koning der Nederlanden den radja de
insigniën der orde over; en nog geheel onder den indruk
der treffende woorden daarbij uitgesproken, begaf de nieuwe
ridder zich aan de zijde van den chef en gevolgd door de
officieren der land- en zeemagt en door de civiele ambtena-
ren naar het residentiehuis. Daér ontving hij uit naam van
den gouverneur-generaal een groot zilveren schenkblad ; 't was
een tweede bewijs van hulde aan den trouwen dienaar van
Digitized by VjOOQIC
868
hei gouvernement, een bewijs dat het gouvernement, strenjj
voor den onwiUige, voor den aivallige, voor den verrader,
ware trouw wist op prijs te stellen en te beloonen.
Maar nog waren de plegtigheden van dien dag niet afge-
loopen. Nu de oorlog nagenoeg geëindigd was, nu de wa-
pens van het gouvernement gezegevierd hadden, nu er wraak
kon genomen worden voor zooveel onschuldig vergoten bloed,
nu kon het gouvernement toonen op welke wijze het wraak
nam. Een algemeene amnistie (toegestaan bij besluit van
den gouverneur-generaal van den 19*^" October) werd afge-
kondigd , de gevangenissen werden geopend, den gevangenen
de vrijheid gegeven, niet alleen ter hoofdplaats, maar door
het geheele rijk. De militaire kommandanten tevens hoofden
der gewestelijke besturen waren aangeschreven de gevangene
opstandeUngen overal op vrije voeten te stellen. Zóó wreekte
zich de Nederlandsche regering.
Terug gekomen van Bandjer had de radja een togt naai-
de bovenlanden van Batoe Litjin gemaakt. Aan den weêr-
spannigen goesti Aboe hadden zich eenige muitelingen van
Lehman's bende aangesloten en bampongs geplunderd. Na
eenige kleine schermutselingen met de troepen van den radja
trokken zij evenwel terug. En terwijl de radja naar de hoofd-
plaats ging, bleef een zijner pangUma's met eenig gevolg achter,
om muitelingen op te sporen die zich nog mogten schuil hou-
den. Ook in de bovenlanden van Koesan vertoonden zich
vijanden waarschijnlijk van de zuidkust verjaagd, die het
bevreesde volk van Pagattan naar de bosschen de wijk deden
nemen. Tot geruststelling en beveiliging van de bewoners
van kampong Batoe Litjin werd een kruisboot in de rivier-
monding gestationeerd.
Sedert de Onrust werd afgeloopen, had in de Boven-Doe-
soen nog geen genoegzame magtsontwikkeling plaats gehad
om een merkbaren indruk te laten, was men de bevolking
Digitized by VjOOQIC
8ft9
nog steeds de bestraffing schuldig voor de hulp die zij den
verraders Soerapati en Antassari verleende bij de uitvoering
van den '.verraderlijken aanslag op dat vaartuig. Antassari
was wel is v^aar het slagtoffer eener verschrikkelijke ziekte
geworden, maar onbezorgd en onafhankelijk leefden Soera-
pati en Antassari's zonen in hunne versterkte kotta's van de
opbrengsten eener bevolking, die zoo ze hen al niet toege-
daan was, althans gehoorzaamheid betoonde.
Alles wat men van den toestand der Boven-Doesson meer
bepaald door spionnen had vernomen, kwam op het volgende
neer. Te Troembang , het verblijf van tommonggong Karta
Pata, Hoofd der Beneden-Teweh ; te Goenong Sang Soelit een
paar uren beneden de monding der Benangin, en te Goeyoe
een half uur boven die monding, bevonden zich bentings.
Aan de eigenlijke Teweh, boven Goeyoe was een sterk ver-
dedigde stelling die Bayan Begok aan die zijde dekte, ter-
wijl op den weg, die goenong Tongka met Bayan Begok
verbindt, een rotsachtig punt, Liong Oemboeng genaamd,
almede versterkt was. Tommonggong Mas Anom, een der
helden die bij het moordtooneel op de Onrust een groote rol
speelden, woonde in een tot verdediging ingerigte kotta, Meak
geheeten. Aan de Benangin lagen nog drie bentings, te
Pangin , te Takko en te Bemoenan (de laatste op de grenzen
van Koetei) die vroeger tegen de invallen der Dayaks-Pari
gediend hadden. Mangkoe Saharie, zoon van wijlen tom-
monggong Arie Pati, die ook aan den moord op de Onrust
deel nam , had het bevel te Pangin ; en te Bayan Begok
woonden na den dood van Antassari zijne twee zonen Mad
Seman en Mad Said, de een met den titel van sulthan, de
andere met dien van rijksbestierder.
Op de juistheid dier berigten kon echter niet bepaald
staat gemaakt worden. Geen enkel was er zelfs, dat niet
tegengesproken werd. Zoo beweerde de een dat de bevolking
der Teweh door de pestziekte zwaar geteisterd, geheel ont-
II. 24
Digitized by VjOOQIC
S70
mocdigd wras en op het zien der bajonetten de vlugt zou
nemen; terwijl een ander op slelligen toon staande hield,
dat zij zich met de meesle hardnekkigheid zou verdedigen
en dat er aan alle bogten der Teweh epaulementen waren
opgeworpen om de troepen te beschieten. Met zekerheid
was het bekend, dat er geen weg langs de rivier liep; dat
deze voor sloomschepen geheel onbevaarbaar en boven
Troembang zelfs in den regentijd voor middelmatige praauwen
nog gevaarlijk was, daar het water in één etmaal somwijlen
10 tot 12 voet kon wassen en vallen, en de ondiepten, riaras
of watervallen, eigenlijk slechts aan kleine djoekongs toelie-
ten ten allen tijde de rivier te bevaren. Om die reden had
de chef der expeditie den togt tot de maand October uit-
gesteld , wanneer het water in de rivier hoog is.
Op den 23*" November embarkeerden op de stoomschepen
Gelebes, Admiraal van Kingsbergen, Boni en Tjenrana de
volgende troepen:
de 6* kompagnie van het 9e bataillon infanterie, kapitein
Rhode, sterk 80 bajonetten;
de 1* kompagnie van het 13e bataillon infanterie , kapitein
van der Hucht, sterk 90 bajonetten;
de k^ kompagnie (inlandsche) 13« bataillon, sterk 120 ba-
jonetten, kapitein Bruijn (gedurende den togt tot majoor
bevorderd);
2 houwitsers en 2 mortieren met 22 bedieningsmanschap-
pen, kapitein Du Puy en een detachement van 13 sappeurs;
de radja van Pagattan met 30 volgelingen, vrijwillig aan-
geboden.
Voor het transport werden op 50 praauwen en djoekongs
van verschillende grootte medegevoerd; 85 kettinggangers
en 110 Sihongers van Soeta Ono, zoomede 400 koelies en
roeijers der ijzeren praauwen, die onderweg werden opge-
nomen.
Het bevel over deze magt was opgedragen aan den
Digitized by VjOOQIC
371
luitenant-kolonel Anemaet; de algemeene leiding der ex-
peditie nam de luitenant-kolonel Verspijck evenwel op zLch.
Hij besloot hiertoe, omdat hij wist dat aan den togt vele
bezwaren verbonden waren en dat de meeste officieren die
daaraan deel namen, voor het eerst het oorlogsterrein betra-
den; daarbij was het van het hoogste belang dal er krachtig
opgetreden , dat de overmoed des vijands gefnuikt werd ,
dat in één woord de onderneming volkomen slaagde; bui-
tendien kon het noodig worden dat hij als resident optrad,
wanneer hij als chef der expeditie zijne taak had volbragt.
Daar het gedeeltelijk de wraakneming over de Onrust gold,
werd ook den kommandant der maritime middelen ver-
gund den togt mede te maken.
Op grond van het waarschijnlijk bestaan van een weg
van goenong Tongka aan de Mantallat naar Bayan Begok
aan de Teweh; van de kans om, dien weg volgende, in
's vijands rug te vallen en al zijne voorliggende werken — die
waren daargcsteld om het opvaren der Teweh te beletten —
nutteloos te maken; en van de zekerheid aan de Mantallat
geen vijandelijkheden te ondervinden, wilde Verspijck met
de landmagt in praauwen goenong Tongka bereiken en van
daar langs meergenoemden weg, die tusschen de rotsen van
Liong Oemboeng leidt, regtstreeks op Bayan Begok afgaan
en verder stroomafwaarts zich naar de Tewehmonding rig-
ten. De maritime magt zou tegelijkertijd een sterke af-
deeling gewapende sloepen de Teweh inzenden; zoover mo-
gelijk de rivier oproeijende, zou deze de kolonne tegemoet
gaan en den vijand noodzaken zijne magt te verdeelen. De
Kingsbergen en Boni zouden voor de Mantallat, de Celebes en
Tjenrana voor de Teweh blijven liggen, om naar omstandig-
heden de tei*ugkeerende kolonne op te nemen. Aan boord
der expeditievaartuigen was een voorraad levensmiddelen voor
42 dagen ingescheept.
Het toeval wilde , dat reeds gedurende de reis naar boven
Digitized by VjOOQIC
373
het water sterk begon te vallen en zóó laag werd, dat de
oorlogsbodems een dag varens beneden de Mantallat moesten
blijven liggen. Men was dus genoodzaakt om óf te wach-
ten op hooger water, óf zonder hulp der marine de zaak
te volvoeren. Verspijck besloot tot het laatste.
Met zooveel troepen en koelies als de Boni en Tjenrana
konden bevatten, ging hij met die vaartuigen, die slechts
vijf voet diepgang hadden, verder de Barito op en de Mantallat in,
en bragt de geheele landmagt (den 30«°) te Moeara Mantallat.
Over goenong Tongka naar Bayan Begok te gaan, was
nu onmogelijk geworden; daarom besloot Verspijck om in
de rigting van Uayan Begok een weg dwars door het
bosch te laten kappen en tot punt van uitgang den kam-
pong Kamanrak te nemen, welke plaats door hare gunstige
ligging aan de Mantallat zich daartoe aanbeval. Kamanrak lag
twee è drie uren boven de monding en was ten allen tijde
met praauwen te bereiken; ddér werd een kleine benting
gebouwd , de voorraad vivres opgeslagen en door dertig man
bewaakt.
Om den vijand in den waan te brengen dat de togt over
goenong Tongka bepaald bleef, had de postkommandant van
Kamanrak last gekregen nu en dan patrouilles van 20 man
langs den linkeroever der Mantallat uit te zenden. Den kom-
mandant der maritime middelen werd aanbevolen om, in-
dien het water mogt rijzen , het aanvankelijk plan te volgen
en te trachten langs de Teweh met de landmagt in gemeen-
schap te komen.
Den 1*» December begon Schade van Weslrum met een
kleine bedekking aan het kappen van een pad in noord-
oostelijke rigting, met vermijding der moerassige gedeel-
ten en heuveltoppen. Soeta Ono was hem daarin met eenige
Dayaks behulpzaam. Dagelijks vorderde men vijf of zes
palen, en naarmate men dieper het land indrong, versterkte
Verspijck de bedekking der werklieden en rukte met den
Digitized by VjOOQIC
878
boofdtroep op. Na buitengewone moeijeUjkheden overwon-
nen en een weg van ruim vijftig palen door het digle bosch
gekapt te hebben, werd den Hen een rivier bereikt, die
men voor de Boven-Teweh hield, maar die tot groote teleur-
stelling van den kommandant der voorhoede, bleek de Bo*
veo-Teweb niet te zijn. Door de onjuistheid der kaart was
een groote misrekening gemaakt en deboucheerde men nu
digt bij Troembang, het verblijf van iommonggong Karta-
pati, aan de soengej Panten.
Kartapati had in der tijd deelgenomen aan het verraad
op de Onrust gepleegd. Een gedeelte ^er voorhoede ont-
ving dus order Troembang aan te tasten en te straffen.
Op het verschijnen van een militaire magt aan den bosch-
kant, van welke zijde die nimmer was verwacht, ont-
stond er een panische schrik onder de bewoners van
Troembang. Niemand dacht aan weerstand bieden, alles sloeg
in wilde vaart op de vlugt en van onze zijde werden er
slechts eenige schoten gelost op een tiental gewapenden,
waarvan er twee in onze handen vielen. De versterkte kam-
pong werd aan de vlammen prijs gegeven.
Daar intusschen het water gewassen was, had de sloepen-
divisie, ruim 100 koppen sterk, onder den kommandant der ma-
riiime middelen zich in beweging gesteld, en was de Teweh op-
geroeid , had een paar kampongs vernield en een onbezette
benting op een heuveltop geslecht. Nu en dan door verborgen
schutters beschoten, had zij een doode en een gekwetste ge-
kregen. De Tjenrana die de sloepen tot bij kampong Swalla op-
sleepte, werd bij het afzakken bijna verbrijzeld door een reus-
achtigen boom dien de vijand liet vallen, doch die gelukkig iets
achter het vaartuig in het water sloeg. Den 11«" te Troembang
aankomende, zag zij aan de brandende puinhoopendatdeland-
magt daar reeds geweest was, doch ontwaarde toevallig de
voorhoede niet, die zich op dat oogenblik op eenigen afstand
van den oever bevond. In het denkbeeld dat de hoofd-
Digitized by VjOOQIC
374
magt op haar terugtogt van de Boven-Teweh, Troembang
verbrand had, keerde de divisie terug en nam verder geen
deel aan den logt.
Verspijck bevond zich den 14 «° op ongeveer 12 palen ach-
ter de voorhoede en moest daar tot den 14^ nog vertoeven
om vivres van Kamanrak af te wachten; natuurlijk ging
de approviandering der groote kolonne met veel mocije-
lljkheden gepaard. De misrekening in de rigting verne-
mende, liet hij dadelijk onderzoeken of er mogelijkheid be-
stond een weg in oostelijke rigting te maken, die regl-
streeks op Bayan^pBegok moest uitloopen; doch toen de
verkenning terugkwam met het berigt dat het terrein aan
die zijde bijna ondoordringbaar was , bleef er niets anders
over dan naar Troembang te marcheren en van daar langs
de Teweh een pad tot aan Bayan Begok te kappen. De
vermoeijenissen in het verschiet, gaven hem aanleiding te
Troembang een kleine gepalissadeerde redoute te doen oprig-
ten, waarin de zieken, de houwitsers en .alles wat slechts
eenigzins gemist kon worden, achterbleven.
Het tweede gedeelte van den togt begon den 13*» Decem-
ber; de voorhoede baande zich op dezelfde wijze door het
zwaar begroeide terrein een weg en werd naar omstandig-
heden op een oi twee dagmarschen door de hoofdmagt ge-
volgd. Zonder vijandelijkheden bereikte men den 15" kam-
pong Ejong. Te Moahat (den 16«°), waar drie koelies door
onzigtbare schutters getroffen werden, ging men met een
rakit op den regteroever over. Te Sang Soelit (den 17"") lagen
drie bentings boven op een steenrots van 300 voeten hoog;
die werken schenen reeds lang verlaten. Van den vijand was
niets te zien; men verwachtte dien te Goeijoe, waar zijn
magt zich geconcentreerd zou hebben; daarom had Ver-
spijck de hoofdtroep gedurig digter doen opsluiten, doch
't was onnoodig, want ook daar trof men geen vijand aan.
De ontzetting, de vrees der vlugtende bevolking was even
Digitized by VjOOQIC
876
groot als de teleurstelling der troepen die slechts nu en dan
de vluglelingen een paar schoten konden nazenden.
Boven Goeijoe, waar de Teweh de Benangin opneemt, for-
meerde de chef der expeditie twee kolonnes, ieder van hon-
derd bajonetten met de noodige koelies. Hij voegde bij de
eene den radja van Pagattan met zijne volgelingen, en een mor-
tier met bediening, gaf den luitenant-kolonel Anemaet het bevel
daarover en gelastte hem den oever der soengej Benangin te
volgen; terwijl de tweede kolonne waarbij Soeta Ono ge-
plaatst was, onder majoor Bruijn, zoude trachten den marsch
langs de Teweh tot Bayan Begok voort te zetten. Daar er
slechts een voorraad vivres voor vijf dagen overbleef, mog-
ten de kolonnes zich niet verder dan 2 of 3 dagmarschen
binnenslands wagen. Verspijck bleef met 25 zieken te Goeijoe,
rigtte een woning tot verblijf in, liet die vluglig met palis-
saden omheinen , den kampong afbranden, en wachtte voorts
de terugkomst der kolonnes af.
De kolonne Bruijn kwam (den 19«") steeds door het bosch
een pad kappende, aan een rotsachtig terrein. Op een hoog»
tol verdediging meesterlijk gekozen punt trof zij eenige ver-
sterkingen aan, die gelukkig niet bezet waren. Dit was de
stelling van Batoe Loepoe, die Bayan Begok van die zijde
dekte. Met moeite werden de rotsen beklommen en de ver-
sterkingen vernield. Majoor Bruijn ontwaarde tegelijkertijd
dat het terrein den verderen marsch langs de Teweh onmo-
gelijk maakte. Door behulp van een 40 voet lange Dayak-
sche ladder die men daar vond , daalde men van . de rots
en werd daarna op een ladang het bivak opgeslagen.
's Anderendaags vroegtijdig opbrekende , deed Bruijn een
poging om den oever te bereiken , doch stuitte op een voort-
zetting van Batoe Loepoe. Nu besluit hij eenigzins van de
Teweh af te houden , en een zuidelijke rigting te nemen.
Weldra vindt hij een goed pad , dat Soeta Ono verklaart geen
Dayaksch pad te zijn, doch door hem gehouden wordt voor
Digitized by VjOOQIC
876
de zoogenaamde djalan radja (koningsweg) indertijd op last
van Antassari gemaakt om te goenong Tongka te komen.
Men volgt dat pad eenige palen achtereen, totdat het op een-
maal te niet liep. Het was niet de eerste maal in den
Bandjerschen krijg dat onze kolonnes midden in een woud
bleven steken. Om ons het spoor bijster te doen worden,
breekt namelijk de vijand het pad af door een eind weegs
terug te keeren, zich in verschillende rigtingen te verspreiden
en met een kleiner or grooter bogt in het verlengde van
den weg op een bepaald punt weder zamen te treffen.
Er werd dus op nieuw gekapt en in noord-oostelijke rigting
aangehouden totdat men het pad terug vond; daar het inmiddels
avond was geworden, werd het bivak betrokken. Den 21« bleek
het, dat dit pad naar den verlaten kampong Manang aan de
Teweh voerde, waar de kolonne tegen 2 uur na den middag
aankwam. Men bevond zich nog drie uur roeijens van Ba-
yan Begok en had slechts voor ij dag vivres over; men
vertrouwde den gids niet, was zeer vermoeid en bijna
zeker Bayan Begok even als alle andere plaatsen verlaten te
vinden. Dit alles noopte Bruijn naar Goeijoe terug te mar-
cheren , waar de kolonne na nog vele vermoeijenissen door-
slaan te hebben, tegen den avond van den 22» December
aankwam. Met uitzondering van één schot en eenige in het
gras geplaatste randjoe's had men geen schijn van vijande-
lijkheden ontmoet en alleen in een pondok, waaruit eenige
lieden vlugtten, een zestal geweren , lansen en klewangs ge-
vonden. —
Een paar uren achter Goeijoe, aan de zamenvloeijing der
Benangin en Teweh vond de kolonne^ Anemaet een geblin-
deerde versterking, waaruit eenige schoten vielen. Na een
worp uit den mortier gedaan te hebben , liet Anemaet de
versterking met de bajonet aanvallen ; zij werd niet verdedigd
en door ons verbrand. In den kampong in de nabijheid ge-
legen, het verblijfvan Mangkoe Sarie, werden een paar geschrif-
Digitized by VjOOQIC
877
(ea gevonden. Het eene was gerigt aan kiay Ranga Niti,
die beproerd had Mangkoe Sarie te bewegen de partij des
vgands ie verlaten , en bevatte een uitnoodiging om met
slechts weinige volgelingen aan de Benangin te komen. Het
andere was een brieF aan den civielen gezaghebber te Maraba-.
han, waarin Mangkoe Sarie vergiffenis vroeg en de verzeke-
ring gaf, dat nu Antassari overleden was en hij den pange-
rang niet meer behoefde te vreezen , hij nimmer de partij
van zijne zonen zou omhelzen. Het vroegere gedrag der
Teweh-bevolking moest alleen op rekening van Antassari ko-
men , die gedurende zijn leven algemeen werd gevreesd.
Op de plaats waar die brieven gevonden waren , liet Ane-
maet een geschrift achter, waarin Mangkoe Sarie werd aan-
gemaand zich op het bivak aan te malden , indien hij werkelijk
in onderwerping wilde komen; dat hij in dat geval niets te
vreezen had. Zijn kampong zou daarom voorloopig ge-
spaard worden. Bleek het echter bij terugkeer der kolonne
door zijne afwezigheid, dat zijne onderwerping niet gemeend
was, dan zou de kampong te vuur en te zwaard vernield
worden.
Langs den regteroever der Benangin verder doortrekkende,
geraakte de gids niet ver van Soengej Kramoe van den weg
en werd het bivak belrokken. Toen den volgenden dag de
gids de Kramoe voor de Benangin aanzag, geraakte de ko-
lonne nog meer aan 'het dwalen , met dat gevolg , dat zij
na een marsch van twaalf uren , op de plaats terug kwam
die 's morgens verlaten was. Anemaet liet toen de Benangin
opzoeken, volgde die nog eenigen tijd tot kampong Kwalla
Kramoe en overnachtte aldaar.
Na een paar uren marsch kwam de kolonne (den 22«") aan
kampong Pangin, die op Dayaksche wijze door twee palissa-
deringen versterkt , een zoogenaamde kotla uitmaakte. In
de binnenruimte stonden zes , daar buiten vier groote hui-
zen, nog zeer kort geleden door de bewoners in overijling
Digitized by VjOOQIC
378
verlaten. Men vond er een aantal voorwerpen van de Onrust
afkomstig, en legde daarom de plaats in de asch. NaarTakko,
waarheen men nu zou marcheren, en dat volgens de be-
rigten ook was versterkt , kende de gids den weg niet :
er was bovendien nog slechts voor 1| dag vivres in voorraad;
daarom besloot Anemaet niet verder te gaan. In de hoop
eenige bewoners der plaats mag tig te worden, nam hij den
schijn aan , met de hoofdmagt af te marcheren , doch ver-
borg zich op een afstand ; verder zond hij drie patrouilles
uit om den omtrek te doorzoeken. Een dezer patrouilles
vuurde op eenige gewapende inlanders die in haar bereik
kwamen. Een hunner werd getrofTen en door zijne makkers
weggedragen ; het geweer dat de gewonde had weggesmeten
herkende de gids voor dat van Mangkoe Sarie. — Na de
terugkomst der patrouille werd de marsch naar Goeijoe aan-
genomen en die plaats tegen het vallen van den nacht be-
reikt.
Het water was intusschen sterk gewassen en daarom had
Verspijck, voorziende dat de troepen zeer vermoeid zouden
terugkomen , eenige vlotten laten maken om er zich bij den
terugmarsch van te bedienen, en den kommandant van Ka-
manrak bij tijds gelast om vijilien groote praauwen met de
noodige roeijers , onder dekking van een officier en 25 bajo-
netten over de Barito de Teweh in te zenden. De artillerie,
munitie, bagage, en zooveel manschappen mogelijk, werden
den ^^'^ op de vlotten geëmbarkeerd en de snelstroomende
rivier afgezonden , terwijl Bruijn met een kolonne van 75
bajonetten en de koelies waarvoor geen vlotten waren, den
terugmarsch over land nam. Omstreeks 12 uur ontmoette
deze de praauwen, en ging er in over, zoodat zonder ver-
liezen de geheele magt 's avonds te Troembang verzameld
was, en op dezelfde wijze den togt vervolgende, den 24^
de stoomschepen bereikt werden. De post te Kamanrak
werd den 25"» ingetrokken en gesloopt; op een verkenning naar
Digitized by VjOOQIC
379
Palingan aan de Mantallat was een praauw omgeslagen,
mei het ongelukkige gevolg dat de luitenant Vink met drie
man verdronk en een vijfliental geweren verloren ging.
Den 28«° kwam de expeditie te Bandjer terug.
Hoewel de togt naar de Boven-Teweh volbragt werd zonder
een enkele maal met den vijand slaags te geraken , zonder
de vele ontberingen van den soldaat met een enkel gevecht
te beloonen, had het Bandjersche volk evenwel de overtui-
ging gekregen dat zelfs de ontoegankelijk geachte Boven-
Teweh voor onze troepen bereikbaar was.
Daar de geheele bevolking aan die rivier als één man de
vlugt had genomen, daar de Hoofden hunne talrijke ver-
sterkingen zonder verdediging hadden verlaten, was het wel
is waar onmogelijk geworden het bloed op de Onrust ge-
stort , met het bloed der moordenaars te wreken, maar toch
was de tuchtiging gevoelig geweest. Elke kampong, kotta
of bentlng aan de Teweh, waarin zich voorwerpen van de
Onrust bevonden die als talismans bewaard werden , ver-
dween van de oevers en werd door de verraderlijke be-
volking in asch teruggevonden. Op de meest in het oog
vallende plaatsen langs de rivier waren proclamaliën aange-
plakt , waarbij de Teweh elk jaar met een dergelijk bezoek
bedreigd werd, indien een der Hoofden de partij van Antas-
sari's zonen koos en de bevolking niet ten spoedigste hare
onderwerping aanbood , en waarbij verder ieder Hoofd dat
aan het verraad had deelgenomen van zijne betrekking ver-
vallen werd verklaard. Aan kiay Ranga Niti was opgedragen
de Hoofden van Lahey aan te raden om vergiffenis te vra-
gen , zoo zij niet een gelijk lot als dat^ van de Teweh wilden
ondergaan.
Opzettelijk riglte Yerspijck thans nog geen post op aan
de Teweh. Hij wilde eerst zien welke houding de bevolking
na deze tuchtiging aannam; op het oogenblik was er geen
bevolking en hij moest zijne troepen sparen, die onder de
Digitized by VjOOQIC
880
ongunstigste omstandigheden, — zware regens en ongebaande
wegen — van 2 tet 23 December aanhoudend vermoeijende
marschen hadden gemaakt en gedurende het grootste ge-
deelte van den togt slechts { rantsoen hadden genoten. Het lag
overigens in zijn plan, Rooga Niti met de zijnen aan de Teweh
te verplaatsen en voor Moeara Mantallat een ander inlandscb
Hoofd te zoeken.
Yan den radja van Pagattan en vooral van Soeta Ono,die
met Schade van Westrum de moetjelijkste taak vervulde,
had men ook thans weder de meeste hulp ondervondeD.
Het gedrag der troepen was voorbeeldig geweest.
Den 26~ Januari) 1863 werd de Kingsbergen met een
vredelievend doel de Barito opgezonden met last, om met de
witte vlag in top, gedurende een maand voor de Teweh en
Lahey station te houden, en ieder die in onderwerping kwam
vergiffenis te schenken. De Boven-Doesoen , het gebied van
Soerapati, werd evenwel nog als vijandelijk land behandeld.
De Kingsbergen keerde den 24«° Februarlj van de Teweh
te Bandjer terug. De vredelievende zending was volkomen
geslaagd; eenige voorname Hoofden , waaronder hadji Mad
Seman die onder de invloedrijksten kon gerekend worden,
waren aan boord gekomen om den eed van getrouwheid
aan het gouvernement af ie leggen en beloofden na afloop
van den rijstoogst naar Bandjer te zullen afkomen. Den oorlog
moede, had de bevolking de partij van Antassari*s zonen ver-
laten en hare goede gezindheid getoond door dagelijks var-
kens , vruchten en eijeren te koop aan te bieden zoolang de
stoomer aan de monding der Teweh en Lahey gestationeerd
lag.
In Maart werd aan de Tewehmonding een benting opge-
rigt en door kiay Rangi Niti bezet.
Digitized by VjOOQIC
HOOFDSTUK XXU.
ONDERWBRPING VAN GOESTI KASSAN S ZONEN. — PRABOE ANOM
EN OEBAK TE BATANG EOELOER. — DE LAATSTE ORANG
BEAMAaL GESTRAFT. — TOESTAND DER LANDSCHAPPEN
OP DE OOSTKUST. — AFTREDING VAN DEN CHEF
DER EXPEDITIE.
Terwijl aan de noordelijke grens van het vroegere Ban-
djersche rijk de wrekende iiand werd gelegd op de weer-
spannige bevolking , en de faam de onweerstaanbare kracht
der Nederlandsche wapenen tot aan de bronnen der Barito
verkondigde, werd het bevredigingswerk in de residentie, door
de amnislie bevorderd, met denzeirden ijver voortgezet.
Het kampongshoofd van Tambaroentoeng had in de Moe-
ningsche moerassen een schuilplaats van roovers ontdekten
daarvan berigt gezonden naar Margasarie. Onmiddelijk (2
December) zond Reuter een bevolkingspatrouille derwaarts,
die den 4«° met vijftien opstandelingen terugkeerde. Het
Hoofd der patrouille had de Hoofden der bende schriftelijk
tot onderwerping aangemaand ; hierop had te Tambaroentoeng
een bijeenkomst plaats gehad , en was bepaald dat vijftien
man naar Margasarie zouden gaan, om te zien of de am-
nislie op hen zou worden toegepast.
Reuter nam dezen (den 5^) den eed van getrouwheid af
Digitized by VjOOQIC
881t
en stond hen toe zich weder met hun gezin in de kampongs
te vestigen die zij vroeger bewoond hadden. Een hunner
Ohing genaamd , die te Margasarie te huis behoorde en dus
bleef, begaf zich dienzelfden dag nog onder de hoede der
politie , daar zijne makkers hem met den dood bedreigd had-
den indien hij niet met hen terugkeerde; hij verklaarde dat
de onderwerping niet gemeend was en geen ander doel had
dan toegang te verkrijgen tot de met ons be\riende kampongs
en zich daar van geld en levensmiddelen te voorzien.
Drie dagen later (8«°) ontving het distriktshoofd een brief
van goesti Mohamad Nassir aan de oudsten van kampong Tam-
baroentoeng gerigt , den last inhoudende hem praauvven te
zenden. Reuter liet hieraan voldoen, doch gafeen brief mede
waarin hij Nassir vermaande om ongewapend met zijne bende
te Margasarie te verschijnen. Den 10"* kwam hetberigtdat
Nassir met zijne bende tot Paboeangan was afgezakt en daar ,
zoowel als te Tambaroentoeng , den kampongsbewoners een
brandschatting van honderd guldens en vijf gantangs rijst
per huisgezin had opgelegd. Den H«° deed hij te Meram-
piouw hetzelfde en kwam tegen 10 uur voor den middag
in het ge zigt van Margasarie. De vijfentwintig kleine praau wen
waarop de kleine bende zich bevond, naderden in slagorde,
de Hoofden in het midden; de praauw van Nassir prijkte met
de vorstelijke oorlogsvlag en pojong.
Het was dezelfde bende die in December 1861 den con-
troleur Fuijck en zijn eskorte verraderlijk vermoordde ,
zich daarop in de moerassen van Bangkinangan verschuilde »
dèdr het detachement van Croes in de pan hakte en door
schijnbare bemiddeling van pangerang Moeda in onderwerping
kwam; de bende die kort daarop haren eed brak, ander-'
maal naar de Bangkinangan trok en tot nu toe van roof en
moord geleefd had; de bende eindelijk, wier Hoofden van
de amnistie waren uilgesloten en alleen lijfsgenade was toe-
gezegd.
Digitized by VjOOQIC
Luitenant Reuter , de militaire kommandant, begreep al het
belang der onderwerping van een rooverstroep die zich , in
weerwil van de ongeloofelijkste krachtsinspanning der troe-
pen, in de ontoegankelijke moerassen had weten staande
te houden, doch vermoedde tevens, dat de verraderlijke
Hoofden ook nu weder het bestuur wilden misleiden en
slechts tijd zochten te winnen om hun aanhang te vergroo-
ten en later andermaal het masker af te werpen. Ilij duchtte,
misschien niet ten onregte , door de gelijktijdige onderwer-
ping in massa van 90 ondernemende, goed gewapende in-
landers, een aanslag, een dadelijk gevaar; hoe het zij, hij
nam de noodige veiligheidsmaatregelen.
Reeds op een kwartier afstands hoorde men het krijgsge-
schreeuw der bende , en toen zij de versterking voorbijvoer
rigtte ieder man zich op, met zijn geweer of lans bij den
voet, en voerden eenige met ontblooten klewang den krijgs-
dans uit.
Bij het distriktshoofd aan wal stappende, eischten de Hoofden
op hoogen toon dat er onmiddelijk gekookt zoude worden
daar zij wenschten te eten voor dat zij bij den militairen kom-
mandant verschenen ; toen het distriktshoofd dit aan Reuter
berigtte , zond deze hem rijst en gezouten visch en liet hem
zeggen dat hij de zaak bespoedigen moest. De bevolking
was gewaarschuwd zich op een afstand te houden, daar het
kon gebeuren dat de inhechtenisneming der Hoofden niet zon-
der opschudding afliep. Tot bewaking van den kampong lag
een kruisboot voor de woning van het distriktshoofd.
De bezetting van Margasarie was met 15 soldaten van
Rantau versterkt geworden, en telde nu 45 bajonetten en 2
artilleristen. Onder den dd. officier Bruijns stonden 30 bajo-
netten op zijde van den kommandants woning gereed om
tegen de bende buiten de versterking op te rukken, indien
deze een aanval in den zin had ; de rest der bezetting was
op de banketten en in de bastions verdeeld. Twee inland-
Digitized by VjOOQIC
384
sche militairen met den klewang gewapend, vier politiedie-
naren en Iwee bedienden bevonden zich in Reuters woning
om de arrestatie te bewerkstelligen.
Nadat een gedeelle der bende de wapens aan het distrikts-
hoord had ingeleverd, vroegen de drie Hoofden vergunning
omstreeks i; uur, in de versterking te komen. Hoewel niet
zonder zwarigheden te maken, gaven zij aan de poort hunne
wapens al' en werden binnen de versterking geleid. Reuter
liet hen plaats nemen en vroeg hun, nadat de gebruikelijke
inleiding van het gesprek was afgeloopen, of zij bekend waren
met het amnistic besluit , waarvan hun een maleisch afschrill
was toegezonden.
— Gelezen hadden zij het niet , maar er wel veel van
hooren spreken , luidde het antwoord.
Daarop werd hun medegedeeld , dat bij dat besluit hun
alleen lijfsgenade werd gegeven wanneer zij zich kwamen
onderwerpen, en zij dien ten gevolge zich van dit oogen-
blik af in arrest bevonden tot tijd en wijle de resident over
hun lot zou beschikt hebben.
Een hevige ontroering maakte zich van de Hoofden meester.
Zonder hen echter tijd tot bezinning te geven , gaf Reuter
het afgesproken teeken en schoten de acht personen toe die
tot een inhechtenisneming waren aangewezen. Doch niet
zonder tegenstand gaven de Hoofden zich over. Er volgde
een worsteling, van hunne zijde met zooveel woede volgehou-
den, dat zij zich bijna gelijktijdig losrukten en op de vlugt
sloegen. Reuter had gehoopt hen zonder letsel in een voet-
blok te kunnen sluiten, tot dat einde in een achterkamer gereed
gemaakt; doch toen zij poogden te ontkomen, velde een
inlandsch soldaat den zoogenoemden pangarang Ketjil met
een klewanghouw. Reuter had Nassir gegrepen en zou het
onderspit gedolven hebben , daar deze gebruik wilde maken
van een badik dien hij in den slindang verborgen hield, indien
niet een poliliedienaar zijn tegenpartij door een sabel-
Digitized by VjOOQIC
S85
houw had afgemaakt. Brahim baande zich een weg door het
detachement dat bij de woning stond aangetreden, ontving
in het voorbijgaan wel een paar Ugte bajonetsteken, doch
sprong over de palissadering en ontkwam, 's Anderendaags
bragt men zijn lijk te Margasarie. Met drie volgelingen was
't hem gelukt Tambaroentoeng te bereiken ; diar wilde hij de
bevolking gewapenderhand noodzaken hem naar zijn schuil-
plaats te brengen, doch deze weigerde en maakte hem af.
Zijne volgelingen ontkwamen door de vlugt. Toen het gedeelte
der bende dat de Hoofden tot aan het tolhuis begeleid had,
geschreeuw in de versterking hoorde, vlugtte het in de
wildernis; de anderen die zich in de woning van het dis-
triktshoofd bevonden, grepen naar de wapenen, wierpen
zich in de praauwen en poogden, al vurende op de kruis-
boot, de overzijde te bereiken. Twee matrozen werden
daardoor gewond. De kruisboot beantwoordde het vuur
met een schot uit den 2ponder, waardoor een praauw
met zeven man in de diepte verdween. De bezetting die in
last had, alleen bij een bepaalden aanval van d'e wapens ge-
bruik te maken , vuurde niet. Bruyn rukte evenwel met zijn
30 bajonetten naar de woning van het distriktshoofd, nam
10 opstandelingen die zich niet verzetteden gevangen en (
vond il geweren waarvan er 8 afkomstig waren van de pa-
trouille Croes, verder 4 klewangs, 8 lansen, de vlag en 4
onzer patroontasschen. De wapens door de bende bij het dis-
triktshoofd ingeleverd » bestonden in eenige geheel onbruikbare
geweren.
Reuier liet geen middel onbeproefd om het geschokte ver-
trouwen te herstellen. Zijne pogingen werden met den bes-
ten uitslag bekroond, zoodat in weinige dagen bijna alle
volgelingen van Kassan zich kwamen onderwerpen.
Luitenant Reuter had zich gedurende den geheelen Ban-
djerschen krijg steeds als een ijverig, braaf en uitstekend ofS-
cier doen kennen en ook nu naar zijn beste weten gehan-
II. 25
Digitized by VjOOQIC
386
deld. Naar zijne opvatting, moest menófdemeineedige, trou-
welooze en voor de rust van het land zoo gevaarlijke Hoof-
den laten ontsnappen óf hen met geweld in verzekerde be-
waring houden; van oordeel zijnde dat de gevangenneming
dier Hoofden in het belang was van het land dat hij diende,
ging hij ongetwijfeld met de meeste energie Ie werk. Naar
onze meening echter handelde hij verkeerd , en zou hij beier
gedaan hebben, wanneer hij had getracht de Hoofden door
overtuiging te bewegen om zich over te geven.
De luitenant-kolonel Verspijck betreurde het gebeurde zeeren
keurde de handelwijze van den luitenant Reuter ten sterkste af.
Zoo als te verwachten was , verloor goesti Kassan , na
den dood zijner zonen, allen invloed. In het begin van
Januarij 1863 viel hij bijna in handen eener bevolkings-
patrouille, verloor toen al zijn goederen, (ook het hor-
logie en den wandelstok van den vermoorden controleur
Fuijck) vlugtte met zijne vrouwen en dochters benevens
een vijftal volgelingen dieper in de wildernis terug, en ont-
trok zich aan de verdere nasporingen. Het grootste ge-
deelte zijner bende kwam in onderwerping en vestigde zich
Ie Margasarie.
In de Boven-Riam Kiwa werd een gepalissadeerde Dayak-
sche kampong Liang Djaying door rooverbenden van Pra-
boe Anom aangevallen en, niettegenstaande de bevolking
onder leiding van het kampongshoofd Radin Kiray zich dap-
per verdedigde, geplunderd en verbrand. Toen een pa-
trouille derwaarts gezonden werd, kwam de bevolking da-
delijk uit de wildernis terug en begon weder nieuwe hui-
zen te bouwen. Op de een of andere wijze moest aan dien
moeijeUjken stand van zaken een einde gemaakt worden;
de trouwe bevolking van afgelegen kampongs had aanspraak
op onze ondersteuning, doch ook met den besten wil kon-
den de troepen niet overal zijn. Daarom magtigde Ver-
Digitized by VjOOQIC
a87
spijck den assistenUrcsidenl militairen kommandant van Mar.
tapoera om de vertrouwdste kampongshoofden eenige vuur-
wapens te verstrekken, opdat zij zich krachtdadiger konden
verdedigen bij mogelijke aanvallen van rooverbenden. Waar-
lijk wel een bewijs dat men een nieuw tijdperk was inge-
treden !
In het begin van December deden Praboe Anom (goesti
Matalie) en hadji Boeyasin voorstellen om zich met hunne
benden te onderwerpen. De militaire kommandant van Be-
noea Ampat trachtte hen te Rantau te ontmoeten; werkelijk
schenen zij daartoe geneigd, doch bleven op een kwartier-
uurs afstand van de versterking stand houden, l)ezetteden
den kampong Benoea Padang en gaven voor met goesti
Kassan zich eerst te willen vereenigen om daarna gezamen-
lijk vergiffenis te vragen. Onder dit voorwendsel zouden zij
al te gemakkelijk hun doel, vereeniging hunner benden , heb-
ben bereikt; en daar zij de gemeenschap langs den groeten
weg stremden, werd hun aangezegd zich te verwijderen en
te Martapoera hun onderwerping aan te bieden.
In de wildernis teruggekeerd, rigtte Praboe Anom zijne
schreden naar Amandit, vereenigde zich met hadji Boeyasin
en knoopte onderhandelingen aan met den militairen kom-
mandant van Kendangan, kapitein ilubeek. Tot dat einde
bediende hij zich van een onderworpen opstandeling Oebak
genaamd, die door ons reeds meermalen als spion was gebruikt.
Deze gaf den kommandant kennis , dat Praboe Anom niet
opregt was en hem eerst had voorgesteld in de versterking
amok te maken op een oogenblik dat Praboe Anom met de
zijnen in de nabijheid gereed zou staan hem te ondersteunen ;
dat hij hem later schriftelijk in overweging had gegeven om
op den i9^ Dec. Rantau te overvallen. Hij toonde de brietjes
met de stempels van Praboe Anom , hadji Boeyasin en Radin
Manip, die daarover handelden. Door den kommandant van
Rantau ingelicht aangaande hetgeen daar reeds was voorge-
Digitized by VjOOQIC
888
vaUen, besloot Hubeek op de volgende wijze Anom's verra-
derlijke plannen te verijdelen. Oebak, in wien Anom het
meeste vertrouwen stelde, houdt zich alsof hij genegen is om
gezamenlijk met Anom, Rantau aan te vallen. Hij geeft een
plaats (kampong Batang Koelor) op, waar hij zich met eenig
gevolg bij Anom's bende zal voegen. Dat gevolg bestaat uit
40 verkleede inlandsche soldaten, onder geleide van een
geschikt onderofficier die behoorlijk onderrigt is van het-
geen hem in voorkomende omstandigheden te doen staat.
Oebak zal naar Anom gaan en hem overhoop steken;
daarna zullen de soldaten op de bende vallen. Een pa-
trouille onder Smagge heeft zich vooraf langs een omweg
op de vermoedelijke terugtogtslijn gesteld om de vlugtelin-
gen op te vangen.
Die overval had plaats in den nacht van 18 op 19 De-
cember en mislukte door het alarm dat Oebak opzettelyk
of door onvoorzigtigheid bij het binnendringen maakte. Pra-
boe Anom, hadji Boeyasin en de aanwezige volgelingen
maakten van de duisternis gebruik om te ontvlugten , terwijl
door het salvo der soldaten slechts een vrouw doodelijk ge-
wond werd.
Hoewel het niet te ontveinzen valt, dat de vijandelijke
Hoofden van de amnistie misbruik vnlden maken, dat in
zekeren zin hun verschijning met een gewapende bende, in ver-
band met verraderlijke plannen, als een vijandige daad kon
beschouwd worden, had de kommandant van Kendangan ook
in dit geval zich tot veiligheidsmaatregelen moeten bepalen en,
zoo lang de tijd voor de onderwerping toegestaan nog niet
verstreken was, zich van vijandelijkheden moeten onthou-
den. Verspljck wees hem in dien geest te regt en ge-
lastte den w<*. assistent-resident van Amoenthay zich naar
AUei te begeven om te trachten die fout te herstellen.
De 1« luitenant Scheltema sloeg in 't begin van JanuarlJ
een bende uit elkander die kampong Hankinang (Allei) plun-
Digitized by
Google
S89
derde; een andere patrouille verdreef Praboe Anom's roovers
uit een paar onbeduidende versterkingen in de omstreken
van Taal en Batang Koelor opgerigt. Kapitein Gehne verdreef
(in Februari)) een bende, die zich nabij Pagat Sigong op
een heuvel had genesteld. In het begin van Maart rukte
Gehne met 65 bajonetten en een mortier naar Batoe Lakki,
waar hij de opstandelingen in een versterkte positie vond
op de toppen van eenige heuvels. Zich aanvankelijk bepa-
lende tot een vuurgevecht, had de bende gelegenheid om
te ontvlugten.
Karta Negara, die sedert zijne verwonding niets meer van
zich had laten hooren, doch in Januarij onder den naam
van tommonggong Yoeda Nata als rooverhoofdman weder
in het veld trad, verwoestte een paar kampongs, doch ver-
meed zorgvuldig elke ontmoeting met troepen. Ten einde
het kampongsvolk beter te kunnen aanvallen, droeg zijn
volk een soort van uniform, bestaande in donkerblaauwe
kleeding, geen hoofddoeken, en roode sarongs kruislings
over de borst gehangen. Van toenadering of onderwerping
wilde hij niets weten; hij wendde alles aan om zijne volge-
lingen van onderwerping terug te houden en beweerde , dat
de kompagnie het ten laatste toch moest verliezen. Toen de
militaire kommandant van AUei hem evenwel tot onderwer*
ping poogde over te halen en niemand een brief aan het
gevreesde hoofd durfde overbrengen, werd een patrouille
regentsoldaten daarmede belast. Halfweg Penitie Biroe in het
gezigt des vijands gekomen, werd een witte vlag geplant
en de brief aan een bamboe gehecht. Dadelijk daarop liet
Karta Negara van den heuveltop een roode vlag hijschen ,
ten teeken dat hij alle onderhandelingen afsloeg.
Toen de bepaalde tijd van onderwerping verstreken was,
gaf Yerspijck last Karta Negara met kracht aan te tasten,
met dat gevolg, dat van der Heijden hem aan het hoofd
eener kolonne van 75 man en een paar groote bevolkings-
Digitized by VjOOQIC
890
patrouilles, den 26*° Januarij uit zijne stelling op Penitie
Biroe sloeg en in het woeste gebergte terugjoeg.
Den 9*° Februarij ontmoette de 1« luitenant Blok een
bende , waarvan hij zes man neerschoot en eenige wapens
buit maakte, onder de gesneuvelden bevond zich tommonggong
Madjang Negara. Aan een bevolkings-patrouille gelukte het
16 vrouwen en kinderen te ontzetten die in handen dep roo-
vers waren gevallen.
Sedert lang was te Amoenthay de rust ongestoord ge-
bleven. In den nacht van 15 Januarij werd evenwel te
Alabioe op het onverwachts het huis van den penibek-
kel Doepa door een talrijke bende aangevallen; hoewel
deze zich met zijne huisgenooten hardnekkig verdedigde en
den aanval afsloeg , kon hij echter niet beletten dat zijne
woning in den brand werd gestoken. Uit een plaatselijk
onderzoek bleek het den assistent-resident dat die bende was
zamengesteld uit eenige bewoners van Alabioe en Soengej
Benar, versterkt door een aantal manschappen van pange-
rang Singa Terbang's rooverbende , die men voor de som van
60 gulden tot het doen dier expeditie had gehuurd. Kort
daarop werd het bekend dat de rooverbende die te Alabioe
brand gesticht had zich op 2 palen van Amoenthay, lekam-
pong Darat bevond. Na vruchteloos getracht te hebben haar
tot onderwerping of uiteengaan te bewegen , was de Veer de
Rochemont verpligt haar met kracht van wapenen uiteen te
drijven. Den 17^° Jan. met 60 bajonetten en een berghou-
witser naar kampong Padang Darat rukkende , zag hij bij zijn
aankomst reeds een SOOlal gewapenden op de vlugt slaan.
Een afdeeling van vijftig man met geweren voorzien had zich
evenwel in een boschje op zijde van den weg genesteld en
hield stand. Het vuur beantwoordende , liet de Veer de
bajonetten vellen en het boschje nemen. De vijand sloof
uiteen en liet 7 dooden en eenige wapens op de plaats ach-
ter. Korporaal Werner die den gevreesden Dongkatip velde,
Digitized by VjOOQIC
391
verloor het leven door een lanssteek. Hadji Rassid, de pries-
ter die vroeger hel beratip beamaal invoerde, had in deze
zaak de hand gehad ; want in Dongkatip's woning vond men
een briefje van den volgenden inhoud:
>Deze groet komt van Toean Rassid aan kiay Rangsi Djaya
Laksana (Dongkatip).
»Ik deel u mede dat Iman Mahadie, een der kundigsteen
dapperste veldheeren van Moharaad, — wedergeboren is in
iemand te Habang.
BGeloofl gij dit of niet ?
•Indien het door u geloofd wordt , geef dan daarvan kennis
aan al de onderdanen van den radja van Alabioe en S. Benar.
ïVoorls moet gij ook melden dat er genoeg krijgshelden
zijn."
Toramonggong Anom , gedurende den geheelen opstand een
der voornaamste vijandelijke Hoofden in Tabalong , kwam
den 46*^" Januarij in onderwerping.
Te Goenong Bindjai in het distiikt Balangan was het beratip
beamaal nog niet geheel onderdrukt en werd voornamelijk
door de familie van den djaksa-panghoeloe aangemoedigd. De
V luitenant de Graefftrok (den 7*^" December) met AO bajonet-
ten derwaarts en werd na een marsch van drie uur door een
bende aangevallen. Onder het aanheffen van een woest ge-
schreeuw wierpen zich eenige voorvechters op de voorste
manschappen en werden handgemeen. Zooals gewoonlijk ,
hielden onze soldaten goed stand. Flankeur Casteels, reeds
door drie klewanghouwen gewond, werd door den sergeant
Schelftiout ontzet. De hooldtroep snelde in den looppas toe
en versloeg den vijand, die drie dooden, twee vlaggen en
eenige wapens op de plaats achter liet.
In het begin van Januarij 1863 liep het gerucht dat door
Had Said (die zich thans sulthan Iskander liet noemen) en Amin
Oelah (die nu den titel van pangerang Mangkoe Boemi Nata
Kahar Djokansah voerde) een talrijke bende Dayaks en
Digitized by VjOOQIC
S92
Boeginezen aangenomen was, die onder aanvoering der pem-
bekkels Naro , Gahoer en Oesan, onder de goesti*s Mail , Tapa
en anderen, het distrikt Balangan zoude afloopen. Toen de
GraefF den SS""" Januarij van Paran naar Pringin ging om
vivres af te halen , die van Amoenlhay zouden overgebragt
worden, vond hij de passangrahan verbrand en vernam dat
te Kalayang twee honderd muitelingen waren. Van zijn
geringe magt, 13 bajonetten te Pringin achterlatende om de
verwachte vivres in ontvangst te nemen, rukt hij met de 17
overige manschappen naar Kalayang, tast er den vijand mede
aan , en doet daarna een aanval met de bajonet. De vijand
vlugt schijnbaar in het bosch, doch valt eensklaps met
een luid geschreeuw de Graeff in de flank ; flankeur Kocher
sneuvelt, Gruber wordt zwaar gewond, doch de handvol
braven houdt moedig stand, brengt den vijand een verlies van
4 doodea en een aantal gekwetsten toe en drijft hem achter
een soengej terug. De Graeff vindt verder vervolgen on-
raadzaam en keert nu naar Pringin terug. Hoe spoedig Quack
ook uit Amoenthay met een patrouille ter hulp snelde, toch vond
hij geen enkelen vijand meer. Pembekkel Nata die een zen-
deling van Mad Said , goesti Omar , met twee volgelingen
doodde , omdat deze de bevolking opzette de wapenen tegen
het gouvernement te voeren, kreeg tot belooning van den
chef der expeditie een klewang ten geschenke.
Goesti Oemar, ook pangerang Tappa genoemd, die bij Pag-
ger en Ramonia tegenover ons stond en niet in de algemeenc
amnistie begrepen was , hield zich in het laatst van 1869
aan de Ayo op. De militaire kommandant van Ampah zond
den sergeant Wieseman met 10 inlandsche soldaten om hem
in zijnen schuilhoek op te zoeken. Wieseman's pogingen ge-
lukten volkomen; Oemar en zijn zoon werden gedood en
hunne wapenen buit gemaakt. In vier dagen had Wieseman
dien togt van Ampah naar Ayo en terug volbragt.
Digitized by VjOOQIC
393
Tan de Kahayan kwamen in December en Februarij eenige
Hoofden in onderwerping. Een zoon en een schoonzoon van
Antassari uit de Teweh gevlugt, kwamen te KwallaKoeran,
sloten zich bij eenige vijandige Hoofden aan, sloegen alle
aanbiedingen van amnistie af en dreigden de zendelingen te
vermoorden die nogmaals uit naam van het gouvernement tot
hen mogten komen. De luitenant-kolonel Yerspijck liet op
het einde van Februarij den militairen kommandant van
Kwalla Kapoeas met 25 bajonetten per Boni de Boven-Kaha-
yan inspecteren met het doel zoo mogelijk op vredelievende
wijze te handelen.
Op de Oostkust maakte pangerang Sherif Hassim eenige
opstandelingen gevangen, en waren de troepen van den
radja van Pagaltan slaags geweest met Lehman's volgelingen
die daarna in het landschap Batoe Litjin terugtrokken. Na afloop
van de rijstaanplanting wilde de radja dat gewest zuiveren.
Het Hoofd van Batoe Litjin, dat voorgafbevreesd te zijn voor
de muitelingen, werd op zijn verzoek van zijn betrekking
ontheven en het gezag over het landschap tijdelijk aan den
radja van Pagaltan opgedragen. Te Passir heerschte rust.
Goesti AU Basa ondersteunde met een bende van 80 man de
opstandelingen in het distrikt Petap. In Koetei hadden twee
pangerangs, Karta en Perbata Sarie, te Samarinda den sulthan
vergiOenis gevraagd; terwijl Nata Kasoema, die vermoedelijk
onze versterking aan de Mantallat beschoot, en pangerang
Anoem openlijk in verzet bleven.
Een land, dat langen tijd het tooneel van hardnekkigen
l^jg i3 geweest, keert niet plotseling tot den staat van
rust terug , wanneer de vrede geteekend is of de oorzaak
Digitized by VjOOQIC
894
van den krijg heeft opgehouden te bestaan. Evenals na de
inlijving van het koningrijk der beide Siciliën de woelingen
om Napels nog lang voortduurden, het platte land door roc-
verbenden werd afgeloopen , dorpen geplunderd , inwoners
op schatting gezel en vermoord werden, — hielden ook in
het vroegere Bandjersche rijk een aantal bandieten nog eeni-
gen tijd het veld en kwam de bevolking eerst van lieverlede
tot volkomen rust. Na de onderwerping van Hidayat, na de ver-
banning der sulthansfamilie van Borneo, na den dood van Antas-
sari, kon de Bandjersche krijg als geëindigd worden beschouwd.
Sedert den laatsten krijgstogt naar de Teweh had ook de
bevolking van Doesoen het zwaard opgestoken , en nadat de
leenvorsten der oostkust tot hun pligt waren gebragt , was
aan elke nieuwe poging tot opstand de doodsteek gegeven.
De meeste Hoofden die in den krijg een naam verworven
hadden , waren gesneuveld of ten onder gebragt ; zij die
aan de eerste moordlooneelen deel namen, hadden loon naar
werken gekregen en op het schavot hun leven geëindigd. Toen
men den opstand meester was geworden, had men alle gedachte
van wraak uit het hoofd gezet en algemcene amnistie gegeven.
Daarop waren honderden Hoofden en duizenden Bandjerezen
den krijg moede, uit de bosschen te voorschijn gekomen
en tot het kalme rustige kampongsleven teruggekeerd. Die
daarna nog in de wildernis bleven schuilen, waren misdadigers
die geen genade meer verwachtten, bandieten die slechts in
roof en moord behagen schepten, en zich schaarden óf onder
een Lehman en Amin Oelah , die te veel verlangd en daardoor
alles verloren hadden , óf onder gelukzoekers uit de heffe
des volks die zich door het aannemen van wijdschc titels
en schoonklinkende namen, nog eenigen tijd staande hielden.
Het was de taak der politie, door eenige bajonetten ondersteund,
hen van lieverlede onschadelijk te maken. Het bestuur der
residentie rustte op hechte grondslagen; men had daarop
slechts voort te bouwen.
Digitized by VjOOQIC
395
Voor het Indisch leger was de Bandjersche krijg een
oefenschool geweest. Het leger had zijn ouden roem gehand-
haafd ; vele officieren en manschappen hadden uitgeblonken,
velen hun bloed gestort, velen hun leven geofferd. Te dikwerf
helaas ! waren de gelederen gedund en de hospitalen en irans-
portschepen opgevuld met krijgers, uitgeput door den strijd.
Te dikwijls was men verpligt geweest de troepen af telossen
en door nieuwe , van Java aangevoerde , te vervangen ; zóó
vaak zelfs, dat wij bij de beschrijving der krijgsverrigtingen
spoedig ophielden alle mutatiën te vermelden.
Ook de marine had gedurende den opstand groote diensten
bewezen en veel toegebragt tot het welslagen van menigen
krijgstogt. Allijd gereed om de troepen naar bedreigde pun-
ten te voeren, wedijverde zij met hen in dienstijver, en
ontscheepte, waar het noodig was, landingdivisiën die der
landmagt menigen lauwer betwistten.
Mogt ons nu en dan een woord van afkeuring over een taktische
handeling ontvallen zijn , zelden braglen wij eenige , nooit
voldoende hulde aan de volharding, aan de geestkracht en
aan de dapperheid van hen die in dit bloedig drama een
rol speelden ; wij lieten de feiten spreken. Opzettelijk ver-
meden wij den chef der expeditie te bewierooken, die ruim
drie jaren het gezag te Bandjermasin voerde ; wij stelden
den lezer in de gelegenheid hem in zijne werkzaamheden
gade te siaan. Uit zijn arbeid kan het blijken welk een
onverwelkbare krans hij zich vlocht om de slapen.
Ook de hooge Indische regering had hem ruim drie jaren
aan den arbeid gezien; zij had gezien dat die arbeid goed
was en daarom steeds hare goedkeuring geschonken aan het-
geen de chef der expeditie verrigtte.
Toen zijne handelingen (in Junij 1862) met den sulthan
van Passir en de schorsing van pangerang Moeda haar gerap-
porteerd werden en daarop goedkeuring gevraagd was, liet de
gouverneur-generaal den chef der expeditie schrijven »dat hij
Digitized by VjOOQIC
396
zeer tevreden was over de gunstige wending die de zaken
van Passir genomen hadden."
Toen de chef der expeditie in de maand September 1862
in een conferentie met den gouverneur-generaal te Buiten-
zorg breedvoerig de zaak van pangerang Moeda besprak,
ontving hij eveneens »tevredenheidsbetuiging over zijne ver-
rigtingen/*
Er was. evenwel niet meer noodig dan één leugenschrift,
één klaagtoon van pangerang Moeda, om die goedkeuring in
strenge afkeuring, om die tevredenheid van den gouverneur-
generaal in hooge ontevredenheid te doen veranderen.
Gedurende den loop des krijgs, toen ieder het oog geves-
tigd had op den man, die uit vele kundige hoofdofficieren
gekozen was om den opstand te onderdrukken ; toen het beleid,
de energie en de strenge regtvaardigheid door dien man aan
den dag gelegd die keuze wettigden en daardoor de onder-
werping van de Bandjerezen spoediger tot stand beloofde
te komen dan ooit met eenig volk van den archipel het
geval was geweest, — toen vertrouwde de gouverneur-
generaal op de kennis, het doorzigt en het oordeel van
den chef der expeditie die beter dan iemand het Bandjer-
sche volk en zijne Hoofden kon beoordeelen; toen hecht-
te hij zijn zegel op al diens handelingen, en keurde zoo-
wel de belooning goed van een radja van Pagattan , van een
hoofd-djaksa , een tommonggong Nicodemus, een Soeta
Ono en enkele verdienstelijke kampongshoofden, — omdat zij
door den chef tot belooningen waardig geacht waren — als
de bestraffing van een sulthan van Passir, van een Hoofd
van Tjingal, Menoengoel en Bangkalaan, omdat zij door den
chef der expeditie slrafbaar bevonden waren. Doch toen
bet gevaar geweken, de krijg geëindigd was, toen onze wa-
penen overal hadden gezegevierd en het bestuur geregeld
was , toen leende de gouverneur-generaal al te ligtvaardig het
oor aan de klagten over onregtvaardige behandeling, die een
Digitized by VjOOQIC
897
sluw, doorlrapt en leugenachtig inlandsch Hoofd inbragt
legen den chef der expeditie ; toen beging de gouverneur-
generaal een groote onregtvaardigheid.
Want zonder den trouwen dienaar van den staat, wiens
wandel altijd opregt , wiens eer onbevlekt,' wiens leven
gewijd was geweest aan den bloei van het vaderland, over
die klagt te hooren, sloeg de gouverneur-generaal geloof aan
de aantijgingen van den pangerang Moeda, van het inlandsch
Hoofd dat met den vijand geheuld, (1) later het bestuur
misleid, in het geheim gouvernementsdienaren tot onge-
hoorzaamheid aangespoord en zelf den eerbied voor het gou-
vernement geheel uit het oog verloren had.
De gouverneur-generaal die, in het belang van het land
dat hij diende, met één pennestreek den regtmatigen troons-
opvolger van zijn erfgoed beroofd en een oud vorstengeslacht
van Bandjer verdreven had , vond zich eensklaps bezwaard over
de verwijdering van een Hoofd dat op onregtmatige wijze
zich van het bestuur eeniger landschappen had meester ge-
maakt en het nederlandsch gezag op de oostkust ondermijn-
de; vond die verwijdering strijdig met de waardigheid der
regering.
De gouverneur-generaal zag in pangerang Moeda niet den
oproerigen leenheer die zich van de nederlandsche souve-
reiniteit poogde vrij te maken en weigerde de bevelen van
zijn souverein te gehoorzamen, — maar hij zag in hem den
dapperen , trouwen ridder, die zijne vrijheid boven alles Uef-
had en niet vrijwillig een overeenkomst wilde teekenen waar-
door die vrijheid werd aangerand.
De gouverneur-generaal zag in pangerang Moeda, die den
sultban van Passir als werktuig wilde gebruiken om zichzelf
en de vorsten der oostkust onafhankelijk te maken, een
(1) Yolgens getnigenissen van Hidayat en Amin Oelab, na bunne onder-
werping afgelegd, had hij baskruid tegen opiam ingeruild. Zie yerder pag.
78, 110, 218—221, 227—232, 832-.S36.
Digitized by VjOOQIC
S9S
slagloQer dat als werktuig gediend had om den suUhan
van Fassir zedelijk te dwingen het contract te teekenen. Hij zag
in dien onbeschaamden leugenaar, die, ofschoon zijn gewest
geen 600 weerbare mannen telde, evenwel voorgaf met 2700
man tegen lüdayat te velde te willen trekken, en die fiieU
deed, — een trouwen miskenden onderdaan, die goed en
bloed veil had gehad om Hidayat in handen Ie krijgen;
door wiens bemiddeling waarschijnlijk (?) Hidayat naar Mar-
tapoera was afgekomen!
Op het enkele getuigenis van een doortrapt Hoofd verweet
de gouverneur-generaal den chef der expeditie , — die wel is
waar dikwijls dupe zijner opregtheid was geweest, maar zelf
nimmer den weg der misleiding betreden had, — dat hij
zedelijken dwang had gebezigd om den sulthan van Passir
een contract te doen teekenen , — een handeling die hij ,
gouverneur-generaal, vroeger zelve goedgekeurd en bekrach-
tigd had.
Op dat zelfde getuigenis geloofde de gouverneur-generaal
dat pangerang Moeda de opstandelingen met een krijgsmagt
had aangevallen en afbreuk gedaan, — beweringen van
wier bepaalde onwaarheid de gouverneur-generaal zich ge-
makkelijk had kunnen overtuigen.
Op grond van zoodanig getuigenis vaardigde de gouverneur-
generaal een bevel uit, waarbij gelast werd pangerang Moeda
naar Bandjermasin terug te zenden, onder mededeeling dat
hij den chef der expeditie bereid zoude vinden hem ia zijne
regten te herstellen, wanneer hij vergiffenis vroeg voor zijn
oneerbiedige houding tegen den resident aangenomen , en be-
loofde aan zijne verpUgtingen jegens de regering te zullen
voldoen en de belangen zijner bevolking te zullen behartigen.
In slaat tot de grootste zelfverloochening die men van
den krijgsman kan vorderen, ontbrak het echter den diep
gekrenkten chef der expeditie aan kracht om de vernede-
Digitized by VjOOQIC
399
ring Ie ondergaan die hem als resident werd opgelegd,
Den sluwen bedrieger die hem en zijne brave troepen den
eerepalm van het hoofd rukte, dien hij onwaardig keurde
aan het hoofd van een wingewest te staan , in zijne waar-
digheid te herstellen, — dat was te veel gevergd. Als
gunst vroeg hij ontheven te worden van de betrekking die
hij bekleedde en dié hij niet gevraagd had, opdat een
ander belast mogt worden met de herstelling van pangerang
Moeda in zijne regten.
Hij, luitenant-kolonel Verspijck, verlangde van pangerang
Moeda geene verschooningen te ontvangen voor zijn oneer-
biedig gedrag jegens den vertegenwoordiger van het gouver-
nement; pangerang Moeda kon daarvoor even goed aan den
volgenden resident vergiffenis vragen. Dat vergiffenis vragen
was immers slechts een schijnvertooning, waarbij de luite-
nant-kolonel openlijk, aan het geheele Bandjersche volk, het
bewijs zoude geven dat zijne handelingen waren afgekeurd;
waarbij hij het prestige verloor, zoo onmisbaar voor den
bestuurder van een pas onderworpen indisch volk ; een schijn-
vertooning, waarbij pangerang Moeda inderdaad triomfeerde
en in zijn eer hersteld werd.
Verspyck wees den gouverneur-generaal op de schrome-
lijke gevolgen die de terugkeer van pangerang Moeda voor
ons gezag op de oostkust na zich kon slepen. Tot nu toe,
voor zoover ons bekend is, werd pangerang Moeda ook
niet naar Borneo teruggezonden (1).
Den 8*^" Maart 1863 gaf de luitenant-kolonel het civiel
bestuur en het militair kommando aan den kolonel Ilappé
over, nam daarna afscheid van zijne brave troepen en vertrok
den 10™ naar Java.
(1) Onder het afdrukken vernemea wij dat pangerang Moeda ongeveer
«en jaar later naar Bandjer is teruggeso^idea, dooh niet in syne regten her-
•teld U !
Digitized by VjOOQIC
400
Hidayat werd door de kracht van wapenen, Verspijck
door miskenning zedelijk gedwongen Bandjermasin te ver-
laten.
Kenmerkten onze betrekkingen met het Bandjersche rijk
zich in den aanvang door baatzucht , wreedheid en deloyau-
teit , en later door een wanbestum' dal den ondergang van
het rijk bespoedigde; valt het niet te loochenen dat de Neder-
landsche regering niet altijd de edelste middelen bezigde om
hare magt in den archipel uit te oefenen; — vanhetoogen-
blik waarop tot de inlijving van het Bandjersche rijk beslo-
ten en de ijzeren arm van het leger gebruikt werd om het
ten onder te brengen, hielden alle dubbelzinnige handelin-
gen op en werd geen haarbreed afgeweken van den eerlijken,
goeden weg. Yan het oogenblik dat aan het leger de taak
werd opgedragen, om van een vervallen rijk een schoone
residentie te maken, om zedelooze Hoofden en een diep
gezonken bevolking uit het stof op te beuren en des noods
met geweld onder tucht en tot welvaart te brengen, werd
volgens de eeuwige begrippen van eer en deugd gehan-
deld en met open vizier gestreden ; toen werden kracht tegen-
over kracht, waarheid tegenover leugen, rondborstigheid
tegenover achterhouding, geduld en lankmoedigheid tegen-
over bedrog en veinzerij gesteld. Mogten de verdiensten
van den veldheer en van het leger door het ondoordacht
oordeel van één persoon, al een oogenblik in verdenking
gebragt zijn, de geschiedenis zal met luider stem verkon-
digen dat het Indisch leger niet alleen zijnen ouden roem
handhaafde maar ook nieuwe lauweren plukte; de geschie-
denis zal op nieuw hulde brengen aan de regtschapenheid,
aan de volharding, aan de zelfverloochening en aan den
onwrikbaren moed van het Indische leger.
Digitized by VjOOQIC
Btjlage A.
NAAMLIJST
der HH. Officieren en Adjudanten-Onderofficieren^ dd. Officiereny
die van het jaar 1859 tot 1863 de Expeditie in het
Bandjenmmnsche Rijk hebben medegemaakt.
A. J. ANDRESEN,
Kolonel,
6. M. T E R S P M G K ,
l/wientuU-Kolonel,
G. P. DB RAVALLET,
Kapüein Chef vam den Sf<tf.
E. W. PFEIFER,
1» ZuUeiKmt Ohtf van de» Staf.
C. L. S. A. M. DE RÜIJ VAN ZUIJDEWIJN,
Kapitein Chef «<m de» Staf,
H. M. A. B o E R S,
1* Lmienamt-AdgMdamt.
U. 26
Digitized by VjOOQIC
402
GABNIZOENS EOMPAGNIE.
L. ÜUmann
H. G. de Wolff van Westerroode
J. F. Bruigom
Kapitein.
9
C. Bangert
A. F. Beeckman
C. C. van den Vrghoeff
H. W. G. Potthast
J. J. Bichon
Ie Luitenant.
2e »
»
INFANTERIE.
7« Bataillon.
A. de Veer de Rochemont
A. F. Cateau van Rosevelt
Ie Luit. Adj.
H. P. J. Hennus
1
S. Meijers
Kapitein.
K. F. van Langen
»
J. Koch
»
K. J. B. Eichelberg
1
H. H. G. Peltzer
»
A. van den Hurk
»
G. Ravesteün
1
K. van der Heyden
»
W. G. A. L. van Bennekom
»
G. W. H. Thelen
»
G. G. Gehne
»
A. L. T. Veenhuizen
»
J. M. D. F. de Jongh
»
J. de Bode
»
P. J. L. von Stembach
9
W. G. Munters
Ie Luitenant.
V. L, Schveartz
»
C. F. van Gasteren
»
J. A. Quack
9
T. M. Verspyck
»
K. T. A. van Emde
»
A. P. W. Meis
»
W. A. AlbrecHl
»
E. G. Brusse
»
P. E. J. H. van Dompseler
»
P. J. Blok
»
G. G. R. R. de Graeff
9
W. G. H. Einhholtz
»
J. H. G. Jhr. Van der Wyck
2e Luitenant.
A. A. van Sorgen
»
J. H. Albrecht
»
M^goor.
Digitized by VjOOQIC
408
E. Heek
W. A. Schmilan
J. A. Vetter
A. H. Selliger
W. H. Haak van der Goes
C. J. van den Vrijhoeff
K. J. B. van der Abeelen
J. A. Woutersz
G. A. Vogel
J. L. H. Beijens
G. D. Ebell
S. Balabrega
J. Pattche
J. J. Spoelstra
A. van der Straaten
2e Luitenant
9« Bataillon.
G. H. Boon van Ostade
Luit. Kolonel
C. F. Koch
Majoor.
H. Bruggeman,
Ie Luit. Adj.
J. W. E. Verstege
»
V. L. Reuter
t
F. van Haaften
»
T. C. H. van Vloten
Kapitein.
L. J. Rhode
s
J. B. Sterke
»
H. W. van Oyen
)>
M. L. Engel
3>
P. J. E. Hartsteen
X»
J. H. Logeman
»
D. M. J. Moltzer
»
A. M. Labaar
15
W. B. Graas
»
A. H. B. Scbiff
»
F. C. L. H. Boudier
»
L. B. Paternoster du Montlion
»
J. L. W. Benschop
D
C. C. Schepens
»
J. Epke
»
F. van Genderen
»
F. Schneider
»
H. Spoelder
»
P. P. J. Eiipen
F. P. Cavaljé
Ie Luitenant
j>
F. C. Timmler
i>
H. T. Tissen
»
H. C. Magnin
»
G. Bakker
»
P. Blondeau
»
J. A. van Oort
9
W. J. G. van Dam van Isselt
»
Digitized by VjOOQIC
404
G. J. G. Hamming
H. W. F. de Bruljn
G. G. H. F. van Schendel
A. J. J. L. Prinsen
G. F. van Middeldijk
H. W. G. A. Thieme
J. P. Penning
A. H. Schade van Westrum
P. E. Perk
W. J. Havinga
J. J. W. E. Verstege
W, L. Hempenius
M. T. H. Perelaer
T. Munder
T. J. A. R. von Ende
D. M. Terwerda
E. Perne
G. A. von Plotz
J. H. Thieme
J. M. van de Groen
R. H. Glarkson
A. W. H. Perelaer
F. J. L. Walpot
A. H. J. Berg
W. J. F. Thieme
P. van Eyk
W. R. Staats
J. W. Aufderheide
ie Luitenant.
2e Lui
tenant.
18e Bataillon.
P. G. A. Anemaet
G. A. Schuak
A. de Braauw
H. H. Bowier
J. van der Haas
C. J. Riesz
J. M. Bruin
A. M. van der Hucht
W. D. Bode
G. L. G. Tihon
J. Hubeck
R. H. Rode
G. H. Vos
A. H. T. G. F. Rodlich
J. G. Hamakers
H. G. L. Weytingh
J. M. J. F. de Jongh
F. G. A. Stoecker
H. Brinkgreve
K. W. H. de Goenens
P. F. L, von Hombracht
G. van Vuuren
Luit. Kolonel.
Majoor.
Ie Luit. Adj.
Kapitein.
Digitized by VjOOQIC
405
S. J. Boers.
Ie Luitenant.
0. H. J. Muller
J. P. Smagi^e
J. H. Romswinkel
J. F. Scheltema
L. J. F. a von Ende
P. M. Ockerse
M. van Delden
J. L. Engelhardt
Jhr. F. H. Voogt
E. J. B. Bol
P. A. a H. T. A. WerdmuUer van Elgg
J. H. de Fremery
J. F. J. Strengnaerts
M. W. droes
2e Luitenant.
J. H. Hoyel
F. de Lannoy
H. Hamakers
R. J. Krantz
H. M. Vink
K. A. Berg
P. J. Meijboom
J. Vasseur
R. Kramer
J. G. Meijer
E, C. Matchron
J. J. van Berg
H. Witselaer
ARTILLERIE.
C. T. W. Borel
E. K. Brands.
M. S. du Pui
J. B. Essers
H. W. Verbrugh
H. van den Hoek
A. C. H. Winter
G. D. Birnie
G. E. G. Guffroy
W. H. Hiepce
De Moor
Maasland
Kuster
van Halderen
de Bru^n
Knipschild
Van der Gaag
Enf^elhardt
Knipschild
Ie Luit. Ghef.
Kapitein.
»
Ie Luitenant.
»
2e B
A4j. o. ofGcier.
»
magazijnmeester.
Digitized by VjOOQIC
406
SAPPEUBS.
C. H. Schepers
ie Luitenant.
K. F. Caspersz
»
M. C. van Dalen Wetters
»
Siffert
opzigter 3e kl.
QENEESEUNDiaE DlJsSNST.
G. F. Caiarlier
Ie klasse chef.
J. G. X. Broekmeijer
».
H. A. J. Bemard
2e klasse.
J. M. C. E. Ie Rutte
J. J. W. E. van Riemsdijk
P. S. A. van Dura
S. Hartog
G. Luchlmans
E. Benjamins
G. Bmmmer
M. H. de Vogel
H. Gildemeister
F. Perk
C. F. Diepenbroek
3e klasse.
H. J. Gaaqmans
K. P. Bakker
P. C. van Goens
L. G. A. Rombach
A. H. Dettingmeijer
H. van Lokhorst
M. van Andringa
A. C. Hoogeveen
J. M. de. Jongh
J. Stammler
A. J. H. van der Mijl Dekker
A. J. R. Natan
C. L. Van der Burgh
J. H. Gouda Quint
J. Goslings
C. H. E. Deelken
H. H. Dieperink
J. F. P. Ermerins
^
E. Tall
>
F. Hekmeijer
Apothekar 2e kl
ADMINISTRi
UTIK
G. J. G. van Mienne
Onder-Int. Ie kl.
W. M. de Jongh
Onder-Int. 2e kl.
Digitized by VjOOQIC
407
S. van Haastert
A. 6. Gelondemans
H. de Haas
R. Douglas
S. J. van C!oevorden
A. Velde
N. H. W. Roebö
M. van den Bergh
E. J. Z. Vissers
A. Kiemenij
J. Mulder
C. F. Reisig
Remmers
F. Gortenbach
R. van der Water.
H. de Jager
J. a Gleim
H. Verweij
Fung. Onder-Int.
Adjunct Intend.
>
Ie Luit. Kwartierm.
2e Luit. Kwartierm.
Adj. o. oü. mre. Adm.
3
Digitized by VjOOQIC
Btjlage B.
De troepenmagt tijdens het uitbreken van den opstand in de Zuider-
en Ooster-Afd.. van Borneo aanwezig, bedroeg den 26en Mei 1859, 6
Officieren, 44 Europeanen, 464 Inlanders, verdeeld over de posten Ban-
djermasin, Schans van Thuijl, Marabahan, Poeloe Petak en Pengaron.
Op den 27en Mei 1859 ontscheepten per Z. M. stoomschip Axdjoeno
te Bandjermasin:
34 officieren 332 Eur. 413 Inlanders.
Aldus te zamen 40 » 376 » 577 »
Totaal ^53^
Op ultimo December 1859 bevonden zich te Bandjermasin :
62 Officieren , 433 Eur. , 1043 Inl.
Totaal 1538, waarvan 58 sneuvelden en 62
gewond werden.
Op ultimo December 1860
94 Officieren, 961 Eur., 1643 Inl.
__. Totaal 2695, waarvan 55 sneuvelden en
370 gewond werden.
Op ultimo December 1864
445 Officieren, 4050 Eur. , 4884 Inl.
Totaal 3046, waarvan 65 sneuvelden en
329 gewond werden.
Op ultimo December 4862
136 Officieren, 4092 Eur., 50 Afr., 4626 InL
Totaal 2904, waarvan 26 sneuvelden en 38
gewond werden.
Digitized by
Google
Bijlage G.
Namen van Z. M. stoemschepen die aan de eoopeditie
deel namen.
Montrado. . .
Bemand met 7 offic.
77 Eur
21
inl
Ardjoeno. .
7
100
»
44
Gelebes . .
6
56
39
Onrust . .
6
31
16
Merapi . .
7
96
39
Suriname. .
6
65
25
Kingsbergen.
6
36
22
Bali . . .
8
93
25
Soembing .
7
77
24
Rembang. .
6
46
14
Vecht . . .
6
68
22
Macassar . .
6
72
15
Madura . .
6
44
41
Namen der Gouvernements-stoomvaartuigen en kruisbooten.
Boni
Tjipanas . . .
Van Os ... .
Bennett. . . .
Kruisboot N\ 7
id. » 21
id. » 28
id. » 39
id. X» 42
gezaghebbers: Kuipers, Vos, Meijer.
Huisman.
Glaser.
Bloemink.
Abdoel Rachim
Akip.
Sidjo.
Serondol.
Sariman.
Digitized by VjOOQIC
'o
>
^
PQ
<D
>
S3
Qi
C
U3
o:>
bo
^
T3
C
O
&
c:)
bO
c
tD
:s*
:s»
N
u
^
CJ
<1>
c
'ö
0)
^
co
i
C
s
«o
CO
a
<i:>
t^
bo
^
a
'Ö^
t-»
bo
(S
5
a>
I
a
U
0)
O)
ë
TS
^3
(U
bo
^
•^N
TS
a
09
^
ci
^ .« .3
€
O)
-O
H
CO
»^
2::
w* «i co ^ «1» «ó K^ 00 o» o ^ ai eó «^
Digitized by VjOOQIC
t 'S
b 'S
> >
o o
II
I
■5
•I O
.5Pa
is
eo:s»
S a
.20^^00
>• O « (N X Ü
OH
a I
co O K
a e
I I
O Ó
2 >
3 o g
Ki*5H
I
s
8
2
iii-ii
Cd
I
I
as :s
a a
lil
as a
2i
• WC
Lil
2 O
tS--3,
i-
01^
.S
.•5.2.-
O a
'^:i
S il i o d
i^iJ
S 'S
•«1
o Cd os < u uo < Cd ««i^n
u:aSOSSoSUQ>0QSS
II
•p-d
Gd
fa-i
ScdQ
co
SS^Ss;»S^SSS;SS^S!SS^^SSoSS^$?99 :)$$
Digitized by VjOOQIC
>öx>uc>o>
SgoSg
asee
;99'SSSSSS SSSS3SS33 S'Së'SS'
Digitized by VjOOQIC
AASHAlï&SEL.
Behalve de jagt op voortvlugtige Hoofden en roovende
benden, die den troepen nog eenigen tijd bezigheid gaf, blijft
ons alleen nog over het verslaan van pangerang Adipati,
(goesti Rachman), de onderwerping van Amin Oelah,enhet
uiteinde van Lehman te melden.
In de maand Maart 4863 vertoonde pangerang Adipati
zich met een bende in de bovenlanden van Tjantong, maakte
zich meester van de halfvoltooide benting van AdjieMadoera
en rigtte die tot verdediging in. Adjie Madoeravlugttenaar
Tjantong Dewa; Sjerif Hassim bragt zijne familie op Poeloe
Nangka in veiligheid, rukte daarop met vijftig man tegen
Adipati op, doch moest na een gevecht van vier uren voor
de overmagt bukken en met verlies van een paar onderhoof-
den terugtrekken.
Zoodra hiervan te Bandjer berigt kwam, zond Happé de
Celebes (22 April), waarop een kolonne sterk 2 officieren,
55 bajonetten en één houwitser onder bevel van den kapi-
tein der infanterie van Vuuren, naar de oostkust en gelastte
aan de militaire kommandanten van Barabei-ie en Kendangan
patrouilles naar Lok Besaar te laten marcheren , om te be-
letten dat de bende van Adipati in Allei terugtrok , wanneer
zij door van Vuuren werd aangetast.
Den 24«" April liet de Celebes in de Kloempangbaai
het anker vallen. Sjerif Hassim en Adjie Madoera kwamen da-
delijk aan boord en deelden mede dat de bende , na Tjan-
tong verwoest te hebben, teruggetrokken was naar Dindin
Papan, een versterking op de grens van Allei.
In overeenstemming met den luitenant ter zee 4* klasse
Digitized by VjOOQIC
4U
Bowier, kommandant der Celebes , besloot van Vuuren met
praauwen naar Tjantong te gaan, dSir de vivres en munitie
die niet mede gevoerd kon worden, onder bedekking achter
te laten, en vervolgens langs de oevers der Tjantong-rivier
naar Dindin Papan op te rukken.
Sjerif Hassim kreeg order om 's anderendaags de noodige
praauwen en koelie's in gereedheid te houden ; Bowier stelde
een landings-divisie , sterk 25 Europeanen en den officier
van gezondheid Idsinga, onder den luitenant ter zee 2^ klasse
de Ruiter de Wildt, ter beschikking van van Vuuren; en de
radja van Pagattan werd aangeschreven op zijne hoede Ic
zijn , daar het kon gebeuren dat de bende door Pagattan zou
trachten te ontsnappen.
Ten 40 ure voor den middag (25 April) had de oversche-
ping plaats ; door den zwaren stroom werd Tjantong eerst
tegen den avond bereikt en het bivak betrokken. Uit de
ingewonnen berigten bleek het , dat het opvaren der rivier
niet raadzaam was, daar de rotsachtige oevers op vele plaat-
sen den vijand in de gelegenheid stelden de kolonne met
voordeel aan te vallen ; dat de regteroever de meeste ge-
schiktheid aanbood om een weg te kappen.
Op dien grond werd 's anderendaags de marsch langs den
regteroever begonnen en 's middags ten 4 ure te Halintang
gebivakkeerd. Den 27«" vervolgde men den marsch, en
tegen den avond van den 28«° kreeg men van een ladang
op den anderen oever het eerste vuur. Toen de rivier daarop
overgetrokken werd , sloeg de vijand op de vlugt. By het
doorzoeken van het terrein maakte men een gevangene, die
mededeelde dat de bende zich aan de beide oevers had op-
gesteld en zich te Dindin Papan zou vereenigen in een ver-
sterkt huis met zes lilla's bewapend. Van Vuuren liet nu het
bivak opslaan en besloot den volgenden dag langs beide
oevers verder te marcheren.
Den 29«" rukte de landings-divisie langs den linker-, de
Digitized by VjOOQIC
415
infanterie langs den regteroever verder. Er waren teekens
bepaald waardoor beide kolonnes op dezelfde hoogte blijven
en de gemeenschap onderhouden konden. Tegen 8 ure hoorde
de landings-divisie de eersle kogels fluiten.
Van dat oogenblik af werden de kolonnes op beide oevers
gedurig geharceleerd , totdat men ten 41 J uur nabij Dindin
Papan aan den linkeroever op de bende stootte.
Van Vuuren gaat met zijne kolonne onmiddelljk over op
den anderen oever , waar de Ruiter de Wildt een tirailleurs-
vuur onderhoudt tegen een aantal vijanden dat zich in een
boschrand heeft opgesteld; hij versterkt de tirailleurs met
zijne flankeurs en laat den boschrand stormenderhand nemen.
Langs een pad dat door digt kreupelhout slingert, bereikt
hij een tweeden ladang. Op ongeveer duizend pas afstands
staat een versterkt huis met schietgaten voorzien. De ti-
railleurs naderen het zoo bedekt mogelijk, terwijl van Vuu-
ren met een gedeelte der kolonne langs den oever oprukt , .
om de bende het ontvlugten in djoekongs te beletten.
Dit schijnt evenwel haar plan niet te zijn, want naar-
gelang de troepen naderen, trekt de vijand vurende op de
sterkte terug. Op 500 pas gekomen, wordt van Vuuren
reeds door een kogel in den arm getroflen. Nog 200 pas
opgerukt zijnde, laat hij den houwitser in batterij brengen,
en na twee goed aangebragte schoten den stormpas blazen.
Men omsingelt de woning, die een dubbele orawanding blijkt
te hebben en goed verdedigd wordt. De verdedigers steken
door de schietgaten met hunne scherpe lansen en brengen
van Vuuren een paar ligte wonden toe. Order wordt ge-
geven om de woning te beklimmen. De Ruiter de Wildt
vindt een trap, plaatst die tegen den wand en klimt naar
boven. Van Vuuren, een paar matrozen en een flankeur
volgen hem. Men springt in de binnenruimte, die in drie af-
deelingen verdeeld is. De bezetting verdedigt zich met woede ;
eenige vijanden vallen, de anderen slingeren hunne klewangs
Digitized by VjOOQIC
416
en lansen op de aanvallers, steken het huis in brand en
ontvlugten. Toen er geen vijand meer te bestrijden is,
wordt de brand ontdekt en haast men zich dien te blusschen.
Gelukkig slaagt men hierin, want de voorraad buskruid die
de vijand achterliet was groot genoeg om de woning in de
lucht te doen vliegen.
De bezetting heeft zeven dooden op de plaats gelaten;
daaronder vindt men de lijken van pangerang Adipati en
van de goesti's Moessa, Awang en Astop; de bloedsporen
toonen aan dat er vele gewonden zijn weggedragen. Een
marinier doodt bij het doorzoeken van het terrein nog een
vlugteling. Acht lilla's, zes donderbussen , zeven geweren
en twintig lansen vallen den onzen in handen. De kolonne
lelt zeventien gewonden, van welke er een reeds den vol-
genden dag overleed. Van Vuuren is vier malen gewond,
doch heeft tot het einde toe aan den strijd kunnen deelne-
men. De Europeanen hebben zich braaf van hun pligt
gekweten; de inlandsche soldaten, jonge, onbedreven man-
schappen, verscholen zich echter tusschen de padie toen
het stormsignaal klonk. Daaraan moet ook toegeschreven
worden, dat een gedeelte der bezetting, die 25 man sterk
was, ontkwam.
Den 30*" April werd de terugmarsch aangenomen, de
gewonden en zieken in praauwen. 's Avonds ten 8 uur
was de kolonne weder aan boord van de Celebes terug,
en daar pangerang Sjerif Hassim thans geen verdere hulp
meer noodig had, den 2«" naar Bandjer teruggestoomd.
Sedert Amin Oelah te Goenong Hauk (zie pag. Ml) over-
vallen werd, daér bijna al zijne bezittingen verloor en zelf
ter naauwernood ontkwam, hield hij zich schuil op de
grenzen van Passir en later in de bovenlanden van Sampa-
nahan. Op herhaalde uitnoodiging van den kolonel-re-
sident, gerigt aan de Hoofden van Sampanahan en Tjantong
Digitized by VjOOQIC
417
om de onderwerping van Amin Oelah te bevorderen, kwam
pangerang Hassim in October 1863 te Bandjer bevelen vra-
gen. Een commissie van inlandsche (loofden, zamengesleld
uit pangerang Uassim, pangerang Mangkoe en den zoon
van den Ronggo der afdeeling Kween, vertrok daarop met
de Onrust naar de oostkust en bragt den 4«° November Amin
Oelah met zijne vrouwen en gevolg te Bandjer, van waar
hij later op last der regering in ballingschap naar Java
vervoerd werd.
Deraang Lehman hield zich in den laat sten tijd op den
berg Toengoel in de bovenlanden van Batoe Litjin op. Niet
ver van daar leefden 32 weggeloopen kettinggangers inden
kampong Selilau bijeen en gehoorzaamden aan een hunner,
die zich zelf den titel van tommonggong had gegeven. Pan-
gerang Sjerif Hassim beloofde den tommonggong en de
zijnen kwijtschelding van straf, indien demang Lehman uit-
geleverd werd. De tommonggong nam aan, hem gevangen
te nemen. Hij onderschept al den levensvoorraad die van
Batoe Litjin over Selilau aan Lehman wordt gezonden.
Door den honger gedreven, is deze verpligt zijn schuilhoek
te verlaten en te Selilau voedsel te vragen. Lehman wordt
er gul ontvangen en krijgt de belofte, spoedig van rijst
voorzien te worden. Gedurende het avondgebed wordt hij
echter aangevallen en in weerwil van een hardnekkige ver-
dediging, gevangen genomen.
Naar Bandjermasin overgevoerd, werd demang Lehman
wegens hoogverraad door den krijgsraad veroordeeld tot
de straf des doods met den strop. Den 23«° Febr. 1864
had de uitvoering van het vonnis plaats in tegenwoordigheid
van duizende inlanders. Kalm en gelaten ging de meest
verraderlijke, maar tevens die meest energieke Bandjerees
den schanddood te gemoet.
Digitized by LjOOQIC
Digitized by LjOOQIC
DE BANDJEMASmSCHE KRIJG
1859 — 1863.
NADER TOEGELICHT
TV. A.. VA.N REES.
•^^
ARNHEM,
D. A. THIEME.
1867.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by
Google
/
DE BAJSmJEElEASnSGSE KWGt.
'Kees
Digitized by LjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
/■"■
THE NÜW YCn,-'
PüBLICLI3;<r.r
ASTOR, LENOX a., l
TILDEN rOUNDATKuNr
Digitized by
Googifi
- Qigiti^e^
iü^QQgl^^
llPiCi^
DJERMASmSCHE KRDG
1859 — 1868.
ABNHEaf,
D. A. THIEME.
1867.
.'^^^'
^ //^^
, ^, <^/^^
Digitized by VjOOQIC
Satlpcndnik via H. C. A. TUmm tt IQMgM.
Digitized by VjOOQIC
Het krijgskundig werk getiteld : »de Bandjersche Krijg"
heeft de eer gehad in een aantal dagbladen , tijdschrif-
ten en afzonderlijke brochures beoordeeld te worden.
Bij de verschijning van het eerste dier geschriften, geti-
teld : ïEen enkele opmerking, enz." door den kapitein-
luitenant ter zee Vandevelde" achtte ik een dadelijke
repliek noodig, omdat ik niet wenschte één oogenblik
door het publiek verdacht te worden van gebrek aan
sympathie voor het korps nederlandsche zeeoDRcieren. In
die repliek erkende ik gaarne te gelooven , dat in het
op zich zeïï weinig belangrijke gevecht van Z.M. stoom-
schip Celebes op den 27*^*^° Julij 1859, de schoten die
met den SOponder gedaan werden, niet tegen een drij-
vende maar tegen een vaste batterij gerigt waren. Naar
den titel te oordeelen had ik — opregt gesproken —
degelijker teregtwijzing verwacht. In weerwil mijner
overtuiging van het mogelijke te hebben gedaan om de
verschillende krijgsverrigtingen met denzelfden maatstaf
te meten , noopten mij zoowel de gestrengheid waarmede
een enkele onjuistheid gereleveerd, als ook de weinig
i
Digitized by VjOOQIC
vleljende gevolgtrekking die hieruit gemaakt werd, de
rapporten over behandelde krijgsverrigtingen andermaal
te raadplegen en nog meer uitvoerige inlichtingen omtrent
de betwiste punten in te winnen. Ik wenschte mijzelf
een duidelijk denkbeeld van mijn tekortkoming als krijgs-
geschiedschrijver te geven.
Inmiddels zag een andere brochure het licht, onder
den titel van: »Eenige opmerkingen, enz." door den
kapitein-luitenant de Haes, — maanden vooraf aangekon-
digd door een kernachtig couranten-artikel, waarbij voor-
loopig werd medegedeeld dat i>de Bandjersche Krijg", door
gemis aan kennis van het zeewezen bij den schrijver, alle
geschiedkundige waarde miste. — In hoeverre het belang-
stellende publiek, na dien vriendelij ken wenk, door het
lezen der brochure overtuigd werd dat men zonder kennis
van het zeewezen, niet geregtigd is de handelingen van
stoomschepen op rivieren en bij landingen te beoordeelen ,
in hoeverre de yoorslelling van een paar expedities te
water de geschiedkundige waarde van den bandjerschen
krijg bepalen, is mij niet gebleken.
De inhoud dier brochure , geschreven door iemand die
kennis heeft van het zeewezen en wiens geschrift dus wèl
aanspraak op geschiedkundige waarde kan maken, de ach-
ting die ik den schrijver persoonlijk toedraag en mij zelf
verschuldigd ben , maken het mij tot pligt de voornaamste
punten te wederleggen^ ten einde het publiek kunne
oordeelen of het mij gelukt is, ook zonder kennis van
het zeewezen, handelingen van marine-ofllcieren op ban-
djersche rivieren in het juiste daglicht te stellen. Bij
die wederlegging zal ik over het hoofd zien alle uitdruk-
kingen, die een gekrenkt gemoed verraden; ik zal mij
niet verdedigen op een beschuldiging van »onze zee-
magt miskend en verguisd te hebben" omdat een enkel
Digitized by VjOOQIC
officier der zeemagt zich bezwaard gevoelt over de
voorstelling zijner handelingen in »de Bandjersche Krijg" ;
ik zal niet in aanmerking nemen dat de Haes, even als
Vandevelde, voorgevende geen persoonlijke verdediging
te schrijven, eigenlijk niets anders doet; evenmin dat hij
van waarachtige belangstelling voor de zeemagt spreekt
en, na een poging om zijn eigen zaak te bepleiten, de pen
neerlegt op het oiDgenblik dat zijn eigenlijke taak, om de
verrigtingen van de hem opvolgende zeeofficieren, van zijne
brave, flinke makkers, — die ik niet noemde omdat ik
ze nergens genoemd vond , — eerst regt schoon werd ,
een taak^ zoo gemakkelijk voor iemand die thans als chef
van den staf over het archief kan beschikken; nog min-
der ]>dat hij volle vrede met de bewierooking van den
chef der expeditie zoude gehad hebben , indien ik slechts
de verrigtingen der zeemagt niet in een ongunstig daglicht
had gesteld" ! Ik zal mij uitsluitend bepalen tot toelich*
ting van het vroeger te boek gestelde.
Op de later verschenen brochure van den luitenant
ter zee Jhr. A Meijer is het bovenstaande eenigzins toe-
passelijk. Door verschil in de waardering der diensten,
gedurende den bandjerschen krijg door de marine be-
wezen, komt die oilicier tot het resultaat dat »aan de
Marine niet dat deel wordt toegekend, hetwelk zij wer-
kelijk bij dien oorlog heeil gehad", en dat mijne voor-
stelling niet onpartijdig is. Omtrent dit punt nerschil
in waardering" zij mij een kleine uilwijding vergund.
Bijna elke oorlogshandeling wordt door verschillende
personen verschillend beoordeeld. Dat oordeel hangt af
van het karakter, van de intelligentie en van de kennis des
beoordeelaars, van den toestand waarin hij geplaatst is
om het geheel meer of min te overzien, van het be-
lang dat hij er in stelt, van het punt van vergelijking»
Digitized by VjOOQIC
van den tijd waarop, de plaats waar of de omstandig-
heden waaronder hij een oordeel vormt. Zoo zal een
pruissisch officier die den laatsten veldtogt in Bohemen
medemaakte, de schouders ophalen over het weinig be-
teekenende van den kleinen oorlog door de nederland-
sche landmagt op Bomeo gevoerd; zoo zal de oosten-
rijksche admiraal Tegethof glimlagchen over het onbe-
duidende van de verrigtingen der nederlandsche zeémagt
op de bandjersche rivieren. Ook omtrent de waardering
van de belangrijkheid der gevechten van den bandjer-
schen krijg loopen de gevoelens der officieren van land-
en zeemagt zeer uiteen — ik was menigmaal in de ge-
legenheid mij daarvan te overtuigen. En niet alleen bij
officieren van hoogeren en lageren rang, ook bij onder-
geschikten is dat verschil in beoordeeling soms in het
oogvallend. Tot staving dier bewering veroorloof ik mij
een voorbeeld aan te halen uit het jongste gevecht,
waaraan een eskader der nederlandsche marine deelnam.
Een stoomschip , deel uitmakende der frontdivisie die
op circa 2000 ellen afstand de vijandelijke batterijen in
straat Simonoseki gedurende % uur beschoot, heefl; eenige
kogels in den romp gekregen, doch overigens geen verlies
geleden. Nadat 's vijands geschut tot zwijgen gebragt en
het gevecht dus afgeloopen is , meldt de opper-konstapel
zich bij den kommandant van het stoomschip aan.
Voor onze lezers, die met de indeeling der equipage
van een oorlogschip minder bekend zijn, zij vooraf aange-
teekend, dat de schipper de eer^/e onderofficier aan boord
is , door wiens tusschenkomst alle bevelen van den kom-
mandant aan de equipage, en omgekeerd alle verzoeken
en belangen der equipage aan den kommandant overge-
bragt worden. De opper-konstapel, ook een adjudant-
onderofficier, volgt in rang op den schipper.
Digitized by VjOOQIC
Na afloop van het gevecht meldt de opper-konstapel
zich bij den kommandant aan, en wenscht hem uit
naam der equipage geluk met de overwinning.
De kommandant bedankt in beleefde termen voor die
gelukwensching, doch vraagt natuurlijk: »Waarom voert
J7, en niet de schipper, het woord voor de equipage?"
>Ik heb het den schipper gevraagd, is het antwoord,
maar die zegt: »de kommandant zal denken dat ik hem
voor den gek houd!"
Niettegenstaande hooger geplaatste personen aan die
krijgsverrigting veel waarde hechtten en de militaire be-
looningen ook niet uitbleven, oordeelde die schipper er
toch geheel anders over.
Trachtte de schrijver van een krijgskundig werk de
indrukken en beoordeelingen van anderen terug te ge-
ven, hij zou zijn taak niet begrijpen. Uit de beste bron-
nen puttende, stelt hij de gebeurtenissen voor, zooals
hij ze leerde kennen; hij toetst ze aan de regelen der
krijgskunst en vormt zich daarna een eigen oordeel.
Beslaat er geen reden mij gekwetst te gevoelen door
geschriften, gematigd van toon en het kenmerk dra-
gende van uit de pen te zijn gevloeid met het doel om
een goede zaak te helpen bepleiten, men zal mij moei-
jelijk opdringen dat de verschijning van >de Bandjer-
sche Krijg" ]>een pijnlijken indruk" bij de marine , d. i.
bij het geheele korps zeeoflBcieren te weeg bragt. Ware
dit het geval geweest, het zoude een overgevoeligheid
verraden die bij geen wapen mag bestaan, het minst
van allen bij de nederlandsche marine , die zich op een
gevestigden naam beroemen kan. De heer Meijer wete,
dat de voorstelling der marine-handelingen in »de Ban-
djersche Krijg" reeds getuigt voor de gematigdheid van
den schrijver, die vaak genoeg het gewigt der verant-
Digitized by VjOOQIC
woordelijkheid gevoelde tegenover geachte tijdgenooten
wier verrigtingen door hem geboekstaafd moesten wor-
den; de heer Meijer geloove vrij, dat het mij hoogst
onaangenaam is, door de betrokken personen zelven
gedwongen te worden, die verrigtingen andermaal op
het tapijt te brengen en de begane fouten te preciseren.
Dat ik geen acht sloeg op anonyme couranten-artilcelen,
waarin een blinde partijgeest doorstraalde en de wel-
voegelijkheid uit het oog werd verloren, zal niemand
mij euvel duiden. Indien ik :»door het officiëele stuk
te noemen, waarin melding gemaakt wordt van drie
vruchtelooze pogingen van de barkas en sloepen van de
Celebes om een versperring in de s. Boentoek te ver-
meesteren," aan het verlangen voldoe van den heer
Sluijterman van Loo, die den heer Vandevelde zoo kame-
raadschappelijk ter zijde stond, zal hij mij moeten toege-
ven dat het spreekwoord: ^dwalen is menschelijk" ook
op zijn toenmaligen kommandant toepasselijk is.
De verdediging van den heer van Hasselt, in de Mi-
litaire Spectator 3« serie lO"" dl. pag. 566 opgenomen, zal
ik weerleggen; evenzoo een enkel punt van de meer of
min kritische aankondiging van i^de Bandjersche Krijg"
in >de Gids" door den majoor Gerlach. Déérop toch
doelde waarschijnlijk i^de meer bevoegde hand (dan die
van den heer Sluijterman van Loo) welke door voor-
beelden zou staven dat er zeer vele feiten onjuist be-
schreven zijn" (Mil. Speet. 3* serie 10* deel pag. 783.)
Tot mijn teleurstelling vond ik slechts de vermelding
van één mij onbekend feit: het lofwaardig gedrag van
een matroos bij den aanval van Martapoera.
De algemeene indruk van al het tegengeschrevene is
deze : de verschillende schrijvers beschouwen hunne han-
delingen met een geheel ander oog dan de schrijver van
Digitizeö by VjOOQIC
^de Bandjersche Krijg" en stellen hunne subjectieve be-
schouwingen voor de zijnen in plaats; naar hun in-
zien schoot ik te kort in het geven van detailbeschrij-
ving; naar mijn inzien kwam ik wel eens te veel in
details; — zij waardeerden niet, dat ik opzettelijk ver-
meed, de twee belangrijkste krljgsverrigtingen der ma-
rine, waarbij afgeweken werd van de taktische voorschrif-
ten, met die uitvoerigheid te beschrijven, welke ik mij
veroorloofd zou hebben bij een gelijksoortige oorlogs-
handeling van de landmagt.
De oorzaak van dit verschil van zienswijze ligt even-
wel dieper.
Teregt zegt de recensent in de Militaire Spectator i^dat
ik de moeijelijkheid heb willen ontgaan in een openlijke
waardering te treden van de uiteenloopende inzigtenvan
twee opvolgende kommandanten." Ik vermeed dit, omdat
die verschillende zienswijze zich niet bepaalde tot de po-
litiek, maar zich ook uitstrekte tot dienstdétails, waaraan
de krijgsgeschiedenis vreemd moet blijven. Nu men mij
evenwel een beschuldiging van kleinschatting der dien-
sten door de marine bewezen, naar het hoofd slingert,
schroom ik niet om openlijk te verklaren, dat het be-
noemen van den kapitein-luitenant t/z van Hasselt en la-
ter van den luitenant t/z de Haes tot kommandant van
het hoofdkwartier te Martapoera, een handeling was van
den kolonel Andresen die afkeuring verdiende:
1^. omdat er even weinig noodzakelijkheid bestond om
zeeofficieren van het kommando hunner schepen te ont-
slaan, uit hun werkkring te rukken en hen in het bin-
nenland (waar zich geen schepen bevonden) in een
vreemden werkkring te'^plaatsen, als om, bij voorkomende
gelegenheid, een officier der landmagt het kommando
over een stoomschip op te dragen.
Digitized by VjOOQIC
2^. omdat die maatregel op den geest der troepen nood-
wendig slecht terugwerkte; en
3^ omdat daardoor een antecedent in het leven weed
geroepen, waartegenover de normale en allezins natuur-
lijke dienstregeling ligtelljk een krenking van eenmaal
verkregen regten (der marine) zou schijnen ; een nade^',
dat Andresen's opvolger dan ook in ruime mate heeft
ondervonden.
Het moge den heer van Hasselt niet gemakkelijk toe-
schijnen den werkkring van een zeeofGcier met juist-
heid af te bakenen , hij had zich de uitwijding over dit
onderwerp kunnen besparen, als hij geweten had dat de
kolonel Andresen zelf, in zijn rapport ;van 10 October
1859, de uitdrukking bezigde: »met diensten belast, die
eigenlijk niet in zijn werkkring vielen/' Zonder twijfel
legde de heer van Hasselt in de vervulling dier betrekking
den mees ten ijver aan den dag ; misschien gaf hij wel
groote bewijzen van geschiktheid in het voeren van 'het
kommando te Martapoera — door den onverwachten
aanval op den kraton, die op klaarlichten dag an^^m^rA^
binnengedrongen werd, valt dit echter minder in het
oog (1 ) ; toch zoude het in de toenmalige omstandigheden
verkieslijker zijn geweest, des noods den jongsten ka-
pitein van het bataillon het kommando op te dragen. In
dit gevoelen sta ik niet alleen ; het wordt door zeeoffi-
cieren gedeeld. Immers de kapitein t/z Bouricius dacht
er even zoo over, toen hij na de verwonding van den
generaal Michiels in 1849 , zich uit eigen beweging met
zijn landingdivisie onder de bevelen, van den luitenant-
kolonel der infanterie van Swieten stelde.
(1) In het rapport dd. 5 Julij 1859, erkent Andresen : »dat bij meer-
dere waakzaamheid, welb'gt niet het bimiendringen , maarzeker het
ongemerkt binnendringen in het bivak had kunnen belet worden."*
Digitized by VjOOQIC
Wees ik er reeds met een enkel woord op , dat
de majoor Verspyck, door een eenvoudige toepassing
der gewone dienstverhouding, al dadelijk de marine
tejjen zich innam en verdacht werd van een partij-
digheid, die men zelfs geneigd was in zijne verdere
handelingen terug te vinden, het is niet onnatuurlijk
dat de personen , die in dit euvel vervielen , ook bij
de beoordeeling van »de Bandjersche Krijg" van hetzelfde
onjuiste gezigtspunt uitgingen en in het boek meenden te-
rug te vinden , wat zij in de handelingen hadden meenen
op te merken. Vandaar misschien die hevige afkeuring,
die op het publiek , dat de oorzaak niet kende of er
zich geen rekenschap van gaf, ligt een voor den schrij-
ver min gunstigen indruk moet gemaakt hebben, — een
indruk, dien ik mij verpligt zie zoo mogelijk weg te
nemen door op de algemeene oorzaak te wijzen. Voor
den schrijver van »de Bandjersche Krijg," wien die om-
standigheid niet onbekend was , strekte het tot des te
grooter prikkel , zich op een onzijdig standpunt te plaat-
sen, zich boven de partijen te verheffen, en zich vaak
tot een eenvoudige opgave der feiten te bepalen , daar
waar een kritische beoordeeling zou gepast hebben.
Dat hij in het oog van eenige zeeofTicieren hierin niet
geslaagd is , doet hem leed. Een herhaald , naauwkeu-
rig onderzoek der betrekkelijke bescheiden bevestigt zijn
overtuiging, »de Bandjersche Krijg" naar pligt en gewe-
ten geschreven te hebben. Kan hij al geen sympathie
voor zijn werk opwekken , hij kan de juistheid der te
boek gestelde feiten bewijzen, en gaat hiertoe thans
over.
Digitized by VjOOQIC
OVER DE GRENSSCHEIDING VAN EN DE TROONSOPVOLGING IN HET
BANDJERSCHE RIJK. — TABfDJID'S BENOEMING TOT SULTHAN MOE-
DA. — HET GEZANTSCHAP IN APRIL 4853 NAAR BATAVIA AF-
GEVAARDIGD. — PANGERANG PRABOE ANOM. — HOE ,O0ED DE
MAATREGEL WERKTE OM HIDAYAT RIJKSBESTIERDER TE MAKEN ! —
WELKE ROL HET MAHOMEDAANSCH FANATISMUS IN DEN OPSTAND
SPEELDE. — WAT AANLEIDING GAF TOT DE VERWOESTING VAN
KALANGAN. —
(Brochure Jbr. A. Meijer , luitenant t/z V klasse.)
Dat de vroegere geschiedenis van het bandjersche rijk
slechts in weinige bladzijden werd behandeld, geschied-
de naar een vast plan. Omdat iic krijgsgeschiedenis ,
geen politieke geschiedenis schreef, werd er aan de aan-
leiding tot den opstand geen enkelen regel meer gewijd
dan volstrekt noodig was.
De heer Meijer «veroorlooft zich zaken te wederleggen,
die hem voorkomen onjuist voorgedragen of duidelijk-
heidshalve niet uitvoerig genoeg behandeld te zijn.'' Door
eenige aanhalingen , die onmogelijk uit officiëele of ge-
loofwaardige bronnen kunnen zijn geput , maar geheel
den stempel dragen van losse, hier en daar opgevangen
mededeelingen ; die den oningewijden lezer op het dwaal-
spoor brengen of tot verkeerde gevolgtrekkingen leiden ;
door grove mistastingen in één woord, noodzaakt hij mij
Digitized by VjOOQIC
11
de zaak der grensscheiding en die der troonsopvolging
thans uitvoeriger te behandelen, dan aanvankelijk tot
regt begrip van den bandjerschen krijg noodig geoor-
deeld werd.
Al dadelijk is het i^zoeken op de kaart naar de soengej
Messa" een bewijs, dat hij die geincrimineerde grens-
bepaling zeer gebrekkig heeft nagegaan, en zijn kriti-
sche blik zich niet veel verder uitstrekte dan tot dat-
gene wat regtstreeks betrekking had op de verrigtingen
der marine; anders toch zou hij hebben geweten dat de
soengej Messa of Misa een linker zijtak is van de Mar-
tapoera- of Kayoe Tangie-rivier, vlak tegenover het re-
sidentiekantoor te Bandjermasm , en dus ook in de on-
middellijke nabijheid van het oorlogsvaartuig, dat gedu-
rende den krijg meestal ter hoofdplaats gestationneerd
was.
Juist omdat de soengej Messa een voornaam deel uit-
maakte van de grensscheiding tusschen het vroegere
sulthansrijk en de toenmalige gouvernementslanden, was
de naam en ligging van dat riviertje algemeen bekend. De
kampong, gelegen ten noorden van de s. Messa en gren-
zende aan de chinesche wijk der hoofdplaats , ontleent
aan dat spruitje den naam van kampong Soengej Messa.
Het zoeken naar die soengej — al liet de schaal waarop
de kaart gemaakt is niet toe haar op te nemen — door
iemand die gedurende drie jaren in de wateren van Bor-
neo zich ophield, mag dus wel bevreemding opwekken.
Het komt mij voor, dat aanmerkingen overeen onvoldoen-
de of onbepaalde aanduiding der grenzen , waaruit zulke
gewigtige gevolgtrekkingen zijn gemaakt, door een juiste
opgave der grenzen hadden moeten toegelicht worden.
Nu de heer Meijer in gebreke blijd hieraan te voldoen ,
zal ik die taak overnemen.
Digitized by VjOOQIC
12
In het politiek verslag der residentie zuidooster af-
deeling van Borneo over het jaar 1859, zijn de grenzen van
het vroegere sulthansrijk van Bandjermasin volgender-
vrijze omschreven:
i^Dit rijk, geheel ingesloten door de aan ons afgestane
»of aan ons leenpligtige landen, heeft de navolgende
>grensbepaling die aldus is vastgesteld bij ampliatie dd.
d8 Maart 1845 op het contract dd. 4 Mei 1826 met
Ysulthan Adam gesloten.
»Yan af de noordelijke monding der Antassan Ketjil, den .
«linkeroever der Barito-rivier opwaarts gaande tot tegen-
»over de Koeala Mengkatip ; van af dit punt naar het oord
«genaamd Nanjoen, gelegen aan den oorsprong der soengej
«Pakhoe, voorts langs den oorsprong der soengej's Sihong
i>en Nappa, die beiden binnen het bandjermasinsche
]>grondgebied vallen ; vervolgens naar de bronnen van
i>de soengej's Najoen, Aloes en Sentalan naar den berg
ïLoeang; zullende de bergen Kamarang, Koetan en
ïSentangie eveneens binnen genoemd rijk moeten vallen.
«Van den berg Loeang om de Zuid over de toppen
«van de Goenoeng Meratoes, rakende den berg Langapan
«en zuidwaarts op over de toppen van het gebergte dat
«de waterscheiding tusschen Oost en West is , naar de
«West tot den berg Pamaton, onder dien verstande dat
«de bronnen der rivier Batoe Apie , Pinang en Karang
«Intan nog tot het bandjersche rijk behooren.
TiVerder van af den berg Pantalon, West op langs den
T^regteroever der rivier Marioe-oe (ook Banjoe Irang ge^
T^naamd) tot over den kampong Liang Angan; vandaar
«naar Tambak-Limik en voorts naar den oorsprong der
«soengej Loembah, langs de bronnen der soengejsBaroc
«en Misa, vervolgende den regieroever der laatstgenoemde
T^soengej tot aan den hoek der Kayoe Tangie- of Maria-
Digitized by VjOOQIC
13
ipoera-rivier, (i) moetende de bronnen der soengej's
>Klayan Besar en Klayan Ketjil binnen gouvernements
^grondgebied vallen.
i>Van den hoek der Kayoe Tangie-rivier naar den over-
>kant of wel naar de zuidelijke monding der Antassan
ïKeljil, verder den noordelijken oever dier Antassan vol-
igende tot aan hare vereeniging met de Barito, welke
^monding ook wel Koeala Tjeroetjoe wordt genoemd.
vZooals reeds bij de afdeeling Bandjermasin is ver-
i^meld, liggen de aan het gouvernement afgestane gron-
i^den, waar de kolenexploitatie plaats vindt, in het sul-
ïthansgebied." —
Omtrent de grenzen der afdeeling Bandjermasin^ wordt
in dat verslag woordelijk het navolgende vermeld:
sDit gouvernementsgebied, onder het onmiddellijk be-
iheer staande van den resident, bevat:
>P. Het eiland Tatas, gevormd wordende door den reg-
>teroever der Bandjermasin-rivier , namelijk van af hare
»monding tot aan de zuidelijke monding der Antassan Ketjil,
ïverder door den zuidelijken oever der Antassin Ketjil zelve,
Ben door dat gedeelte van den linkeroever der Barito-
mvier , dat begrepen is tusschen de noordelijke monding
9der Antassan Ketjil (ook wel Koeala Tjeroetjoe genaamd)
Ben de monding der Bandjermasin-rivier, waar de sterkte
sSchans van Thuyl is gelegen.
b2^. Het gedeelte lands begrepen tusschen denlinker-
Boever der Bandjermasin-rivier, namelijk van af hare
BiDonding tot aan de monding der soengej Misa, (aan
^den linkeroever der rivier) ^ en de lijn die getrokken
(1) Dikwerf de Bandjermasin-rivier genoemd, ofschoon de ware naam
die van Kayoe Tangie is.
Digitized by VjOOQIC
14
>wordt, van af de monding der Bandjermasin-rivier ,
i^langs de bronnen der soengej's Klayan Ketjil en Klayan
»6esar naar den oorsprong der soengej's Loembah, Baroe
5>e» Misa , en verder den linkeroever der laatstgenoemde
T>soeng€J volgende , tot daar waar zij zich in de Bandjer^
j^masin-rivier uitmondt.
))3^ Hel gedeelte van de delta, gevormd door de
>Barito- en Kleine Dayak-rivieren , dat zich uitstrekt van
i>af de soengej Belawang tot aan de monding der Bari*
>to-rivier ; landwaarts in zijn hiervoor geene bepaalde
^grenzen aangegeven.
iDeze laatste zijn aan het gouvernement afgestaan bij
]»contract dd. 4 Mei 1826 met den toenmaligen sulthan
ïAdam gesloten, terwijl in de grensbepaling eenige ver-
>andering is gekomen bij ampliatie op dit contract dd. 18
ïMaart 1845.
i^Behalve deze tot ons gebied behoorende landen, werd
]»nog bij overeenkomst, dd. 22 April 1848 met genoemden
ïsullhan gesloten, bepaald, dat het gouvernement vrljelyk
»de steenkolen zoude kunnen ontginnen, gevonden wor-
ïdende in den berg Pengaron, evenals in het Riamsche
i>en in het geheele stroomgebied der soengej Batoe Apie.
^Bij procesverbaal dd. 22 Augustus 1853, werden tus-
]»schen den sulthan en den resident weder eenige bepa-
klingen gemaakt, eveneens de ontginning der steenkolen
^betreffende.
»D6 hoofdbepalingen daarin vervat, komen hierop neder:
ïdat behalve in het stroomgebied der soengej Batoe Apie
»ook in den omtrek van Banjoe Irang, de aldaar aanwezige
i>steenkolenlagen konden worden ontgonnen (dus eveneens
nn het sulthansrljk) ; dat hiertoe de noodige kanalen ,
uwegen, enz. in de vorstenlanden konden worden aan-
»gelegd , en dat die ontginning zoowel voor gouverne-
Digitized by VjOOQIC
/
15
»meiilsrekening mogt geschieden , als door elk ander par-
ïticulier, die daartoe de vergunning van het gouver-
»nement mogt verkrijgen.
>Als een gevolg der laatste bepaling , veerden de gren-
>zen van de concessie tot ontginning der steenkolenmijnen
ibinnen het rijk van Bandjermasin (welke concessie ge-
»naamd werd Banjoe Irang) , volgenderwijze vastgesteld:
^Ten Noorden door de rivier van Bandjermasin van
9af de Schans van Thuyl , tot op 4522 Ned. ellen af-
»stand van den kraton te Martapoera; van daar door den
^cirkelboog beschreven met genoemden afstand als straal
>en getrokken zuidwaarts van de rivier tot waar hij
»deze weder ontmoet; verder door de rivier van Marta-
»poera en de Riam Kiwa , tot aan den kampong Matta-
sraman.
^Ten Oosten door eene regte lijn, van af den kampong
^Mattaraman, gerigt naar den top van den Goenong Pan-
>tay, tot waar deze lijn den linkeroever ontmoet der
>Riam Kanan (of rivier van Karang Intan) ; van dit punt
»door de Riam Kanan tot waar die rivier de regte lijn
»ontmoet, getrokken van den top van Goenong Djabok,
>naar den hoogsten top van Boekit Besar.
^Ten Zuiden, op den linkeroever der Riam door de
»regte lijn van den top van Goenong Djabok, gerigt naar
»den hoogsten top van Boekit Besar; van daar door de
»regte lijn, getrokken naar den top van den Goenong
>Pantay; van dien top door de regte lijn, gerigt naar
»den top van den Goenong Kramean, en verder door
>de kortste lijn van den top van Goenong Kramean naar
>de rivier van Tabanio, en vervolgens door die rivier
»tot aan hare monding nabij Tabanio.
3 Ten Westen, van af de monding der rivier Tabanio
»tot Tandjong Boeroeng, door de Java-zee, en van Tan-
Digitized by VjOOQIC
16
ïdjong Boeroeng tot de Schans van* Thuyl , door de Ba-
»rito-rivier."
De grenzen der afdeeling Tanah Laut zijn in meer
bedoeld verslag volgenderwijze omschreven:
iDe grenzen dezer afdeeling zijn Noordelijk met de
^gouvemements-afdeeling Bandjermasin in het sulthans-
»rijk van Bandjermasin : de lijn die getrokken wordt van
laf de monding der Bandjermasin-rivier naar den oor-
i^sprong der soengej's Klayan Besar, Klayan Ketjil en
))Loembah , en van af dien laatsten oorsprong naar Tam-
>bak-Limik; van daar naar den kampong Liangar, ook
^genaamd Liang-Angan, die op den linkeroever der Mar-
ïloe-oe of Banjoe Irang-rivier is gelegen; voorts den reg-
»teroever der genoemde rivier opwaarts volgende tol
i^aan den Goenong Pamaton; terwijl de grens met het
^landschap Koesan wordt bepaald door de lijn getrok-
»ken van den Goenoeng Pamaton, naar den oorsprong
>der soengej Kandang Auer; Westelijk met Sebamban
»van den oorsprong der soengej Kandang Auer, binnen
>'slands tot Toenharan Serai, van daar naar den oor-
»sprong der rivier Satarap, en verder die rivier volgende
)tot waar zij zich in de Java-zee uitmondt.
ytTen Zuiden: de Java-zee, van af de monding derSa-
}^tarap-rivier tot aan Tandjong Selatan.
^Ten Oosten: van af Tandjong Selatan tot aan Tan-
]>djong Boeroeng, de Java-zee, en van af dien laatsten uit-
ïhoek tot aan de monding der Bandjermasin-rivier, de
»Baritostroom."
Valt het niet te ontkennen dat uit de eenvoudige ver-
melding der landen, die in vollen eigendom aan Neder-
land zijn afgestaan (Bladz. 9 van »de Bandjersche Krijg"
Digitized by VjOOQIC
17
Ie DL), moeljelijk eenige grensbepaling is af te lei-
den, uit het bovenstaande blijkt daarentegen ten duide-
lijkste :
dat het bestek van i^de Bandjersche Krijg'' niet tóeliet
de grenzen van alle onderafdeelingen der Residentie Z/0
kust van Borneo, zoo uitvoerig daarin op te nemen als
de heer Meijer dit schijnt gewenscht te hebben;
dat èn het contract van 4 Mei 1826, ën de ampliatie
op dat contract dd. 18 Maart 1845, èn de overeenkomst
dd. 22 April 1848, èn het procesverbaal van 22 Augus-
tus 1853, den heer Meijer nimmer onder de oogen zijn
gekomen, ja dat hij welligt het bestaan van eenige
dier stukken niet eens vermoed heeft;
dat al hetgeen men hem over de ligging enz. der
steenkolen-ontginningen heeft medegedeeld , verdichtselen
zijn.
»Uit de verschillende zendingen", zoo schrijd de heer
Meijer, ^waarmede hij door den chef der expeditie belast
werd, ontstond dikvsrerf eene persoonlijke kennismaking met
de inlandsche vorsten en hoofden, welke hem nog beter in-
zigt in de Bandjermasinsche zaken gaf." — Heeft hij welligt
uit den mond van den ex-sulthanTamdjid vernomen, dat
i»het stuk grond," waarop de concessie tot steenkolen-
ontginning werd verleend »deel uitmaakte van Tamdjid
lUah's apanage"*, en dat die ^omstandigheid ontwijfelbaar
invloed heeft uitgeoefend op des sulthans verlangen om
het niet aan het gouvernement af te staan"? Laat het mij
dan vergund zijn op te merken, dat de woorden van iemand
die bekend stond als sluw en inhalig, als hoogst geld-
zuchtig, die daarenboven bijna dagelijks misbruik maakte
van geestrijk vocht, weinig geloof verdienen. Zoo veel
althans is zeker, dat het verzinsel geen enkelen grond van
waarheid heeft. Tot staving hiervan , behoef ik slechts aan
2
Digitized by VjOOQIC
18
te halen, dat bij de merkwaardige en niet zaakkennis
geschreven »Aanteekeningen omtrent het rijk van Ban-
djermasin," door den resident van der Ven in Junij 1855 den
gouverneur-generaal aangeboden, een staat was gevoegd
van de aanwezige inlandsche grooten en hoofden, mei
opgave van hunne inkomsten; dat daarin omlrentTam-
djid Illah wordt medegedeeld:
»De inkomsten aan het rijksbestierdersambt verbon-
den ad ƒ 4 2000. — 's jaars, zoo mede die van Paramas-
san Amandit en AUay, in contanten /*2000. — en in
goud 40 thails ad f 15 de thail, fSOOO.—; te zamen
ƒ 17000.— 'sjaars";
en dat op dien staat geen woord voorkomt van steen-
kolengronden die aan iemand, wie dan ook, in apanage
toebehoorden.
Maar aangenomen eens , dat die gronden , 't zij geheel
Hzij gedeeltelijk I in apanage aan een der hofgrooten van
bet oude sulthansrijk waren toegekend geweest, zonder
twijfel zou deze in dat geval daarvoor door de concessionna-
rissen behoorlijk schadeloos zijn gesteld; zonder twijfel
zou de resident van der Yen niet verzuimd hebben , daarvan
in zijn naauwkeurige opgave te gewagen. Toen eindelijk
in 1863 het apanagebezit in het ontbonden sulthansrijk
door het gouvernement tegen een billijke schadeloosstel-
ling werd opgeheven, is bij het onderzoek, dat die re-
geling voorafging, evenmin iets gebleken van hetgeen de
heer Meijer mededeelt. Met grond mag dus worden
aangenomen dat men hem slechts een sprookje heeft op-
gedischt.
Op welke gronden de heer Meijer beweert >dat de sulthan
niet de lijn van Banjoe Irang naar den top van den Goenong
Pamattan als de zuidelijke grens van zijn gebied be-
schouwde , maar wel het riviertje Banjoe Irang enz." wordt
Digitized by VjOOQIC
19
insgelijks door hem niet opgegeven. Toch zou die opgave
hierbij behoord hebben. Het is trouwens vrij onvergchii-
lig welke denkbeelden de vroegere sulthan omtrent de
grensbepaling van zijn rijk gehad heeft; dit alleen is
zeker, dat de bewering van den heer Meijer geheel in strijd
is met den inhoud der contracten, en dus onjuist.
De heer Meijer beschouwe het wederkeerig als een
bewijs der hooge belangstelling waarmede zijn werkje is
gelezen , wanneer hier de opmerking wordt gemaakt, dat
men uit de beschrijving die hy van den loop der rivier
Banjoe Irang geeft, zou moeten opmaken dat deze terug-
vloeit naar haar oorsprong. —
Dat de troonsopvolging in regte lijn moest plaats vin-
den, wordt door den heer Meijer erkend. Hij beweert
echter dat die troonsopvolging niet altt|d in regte lijn
gesi^ied is, en haalt tot staving van zijne bewering de
verheffing van pangerang Natia tot sulthan aan. — Bestaan
er werkelijk meerdere voorbeelden, die aangehaald kunnen
worden om de verheffing van Tamdjid Illah, met ter zijde
stelling van Hidayat, te regtvaardigen, dan is het gekozen
voorbeeld van pangerang Natta voorzeker niet gelukkig.
Immers de verheffing van Tamdjid tot sulthan vond plaats
onder geheel andere omstandigheden als die van pangerang
Natla. Op bladzijde 7 van het 1^ Dl. van :&de Bandjersche
Krijg" kan de heer Meijer lezen, dat pangerang Natta zich
door geweld van de sulthanswaardigheid heeft meester ge-
maakt, nadat hij de regthebbenden op den troon, dat wil
zeggen , de wettige afstammelingen van den sulthan had
omgebragt of verwijderd. Uit oude documenten, nog in de
archieven te Bandjermasin aanwezig en waaruit dat ver-
haal omtrent de verheffing van pangerang Natta is ge-
put, blijkt dat pangerang Amir niet alleen hulp bij den
Digitized by VjOOQIC
20
toenmaligen vorst van Pagattan erlangde, maar ook bij
de bevolking van de hofplaats Martapoera grooten aan-
hang kreeg, toen hij zich weder van het hem toeko-
mend gezag zocht meester te maken. Die aanhang zou
zich nog meer hebben uitgebreid enNatta, dit inziende,
verzekerde zich toen door den afstand van het rijk, dat
hij toch in leen behield, van de hulp der 0. I. kom-
pagnie. Wilde de heer Meijer voor de verheffing van
Tamdjid een geldig antecedent aanhalen, hij had een
sulthan moeten noemen, die met ter zijde stelling van
den wettigen troonsopvolger tot de hoogste waardigheid
werd verheven , zonder dat daarbij geweld had pUuils
gevonden.
»Er zijn voorbeelden op Bomeo , zegt de heer Meijer,
dat sulthans onechte kinderen waren , terwijl wettige af-
stammelingen bestonden ," doch hij blijft in gebreke één
voorbeeld te noemen. Zullen wederleggingen eenige waar-
de hebben en bij het denkend publiek ingang vinden, de
wederlegger behoort voor de juistheid der feiten één of
meer bewijzen te leveren. Had de heer Meijer slechts den
naam genoemd van één der twaalf bandjersche sulthans,
die behalve Tamdjid Illah II een onecht kind was , met
gelijktijdige vermelding èn van den naam van den wet-
tigen afstammeling , èn van de vrouw waarbij de onechte
telg verwekt werd , men zou daaromtrent navorschingen
kunnen doen. Hij liet dit echter na , waarschijnlijk ono-
dat hij daartoe niet bij magte was.
Onder het sulthansbestuur was het bandjersche volk
bijzonder gehecht aan hooge geboorte en adellijke ti-
tels. De Bandjerezen van den laagsten adel kenden de
afstamming der vroegere sulthans , der pangerangs , en
zelfs van minder hooge adellijke personen. Zij hielden
daarvan genealogische staten aan, waarop zelfs de na-
Digitized by VjOOQIC
21
men der bijwijven niet ontbraken. Yan hoeveel belang
de adeldom beschouwd werd, zal ik aantoonen door
vermelding der volgende adats.
Een wettige vrouw van den sulthan kreeg alleen dan
den titel van Raioe, wanneer zij van adellijke afkomst
was. Waren al de vrouwen van den sulthan van geringe
afkomst, dan werden zij allen Njahi genoemd, en al-
leen de moeder van den troonsopvolger kreeg in dat
geval den titel van Njahi RcUoe. Het is opvallend dat
de moeder van Tamdjid lUah II nimmer dien titel heeft
gekregen, maar altijd Njahi Aminah is genoemd, waar-
schijnlijk omdat men niet verwachtte, dat Tamdjid met
voorbijgang van Hidayat tot troonsopvolger zou worden
benoemd. Nadat Tamdjid den troon had bestegen, liet zij
zich wel is waar in den kampong harer inwoning den titel
van Raloe geven , maar door adellijke personen of van
bestuurswege werd zij nimmer als zoodanig erkend , en
bleef algemeen bekend als Njahi Aminah.
Sulthan Soliman had Hen vrouwen, allen van ge-
ringe afkomst; slechts één dezer werd tot wettige
vrouw verheven — men boude in het oog , dat er een
groot verschil bestond tusschen gehuwde en ongehuwde
bijwijven — en was de eenige , die als moeder van den
troonsopvolger (later sulthan Adam) den titel en naam
verkreeg van Nja/ti Ratoe Intan Sarie. Door dat min-
der hoog praedicaat van Njahi, door den adat voorge-
schreven, bleef dus altijd voor een ieder bekend dat zij
van geen adellijke geboorte was.
Sulthan Adam was het tweede kind van sulthan Soli-
man en het eerste bij voormelde Njahi Ratoe Intan Sarie
verwekt. Het tweede kind bij die vrouw — volgens
ouderdom het derde kind van sulthan Soliman — was
pangerang Maogkoe Boemie Kentjana, later rijksbestier-
/
1
\
Digitized by VjOOQIC
22
der. Het eerste of oudste kind van sdtban Adam, was
zekere Ratoe Sjerief Akil (vóór haar huwelijk Goestie
Oemie genaamd) , bij zijn oudste of eerste bijwijf Njahi
Siti Gading verwekt. — De vijf vrouwen van sulthan
Adam waren allen van geringe afkomst ; alleen de moe-
der van den later gestorven troonsopvolger sulthan Moeda
Abdoel Rachman, kreeg den titel en naam van Njahi Ra^
toe Koemala Sarie.
Genoemde sulthan Moeda Abdoel Rachman heeft zes
vrouwen gehad, van welke er twee van adellijke geboorte
waren; de eerste, Ratoe Soliman genaamd, waarbij
slechts één kind (Ratoe Kasoema Indra) is verwekt, over-
leed spoedig; de tweede, Goestie Sitie — na haar hu-
welijk Ratoe Abdoel Rachman genaamd — was de moeder
van pangerang Hidayat Oellah. De vier anderevrouwen
zijn nimmer anders genoemd dan Njahi.
De adat schreef voor, dat het bij wij f, niet gehuwd
met den sulthan, zwanger zijnde, tot avortatie moest
overgaan.
Een vrouw van adellijke afkomst, bgv. een vrouwe-
lijke Goestie , met een Pangerang huwende , werd dade-
lijk Ratoe; daarentegen kon een pangerangsvrouw van
geringe afkomst nooit den titel van Ratoe krijgen.
Poetrie konden genoemd worden de kinderen van het
vrouwelijke geslacht, gesproten uit een huwelijk van
adellijke personen , onverschillig of de moeder vóór haar
huwelijk den titel van Poetrie of Goestie had. Zelfs
de dochter van een sulthan, bij een vrouw van geringe
geboorte verwekt, mogt nimmer Poetrie genoemd worden.
Volgens den adat was de titel van Pangerang niet er-
felijk, maar mogt alleen door den sulthan worden ge-
schonken. Hiervan werd echter dikwerf afgeweken.
Kinderen van een mannelijken Goestie bij een vrou
Digitized by VjOOQIC
23
welijke Goestie verwekt, konden door geboorteregt nooit
hooger titel krijgen dan dien van Goestie; de dochters
natuurlijk wel, wanneer zij met een pangerang huwden.
Kinderen van een mannelijken Goestie bleven in elk
geval, ook wanneer zij bij een vrouw van geringe af-
komst verwekt waren, den titel van Goestie behouden.
Kinderen van een vrouwelijke Goestie en een man
van geringe geboorte, werden Andin getiteld. Kinderen
van een mannelijken en vrouwelijke Andin, kregen even-
eens den titel van Andin. Huwde echter een vrouwe-
lijke Andin met een man van geringe afkomst, dan ont-
vingen de kinderen den titel van Nanang.
Kinderen van een mannelijken Nanang bleven in elk
geval, zelfs wanneer de moeder van geringe afkomst
was, den titel van Nanang behouden; doch huwde een
vrouwelijke Nanang met een man van geringer afkomst,
dan ging de adellijke titel voor de nakomelmgen ver-
loren.
Kwam een Andin in de gunst van den sulthan, dan
gebeurde het soms, dat deze hem tot beloouing voor
bewezen diensten, den titel van vRadin schonk. Er zijn
geen voorbeelden bekend, dat een Andin immer tot Pan-
gerang werd verheven.
De titel van Badin was bij het bandjersche volk niet
algemeen; hij werd gesteld beneden dien van Goestie,
omdat de kinderen van den sulthan aanvankelijk Goestie
heetten, en omdat een Goestie tot Pangerang kon ver-
heven worden.
Na de ontbinding van het sulthansrijk viel de slaaf-
sche eerbied der bevolking voor personen van adellijke
geboorte nog meer in het oog. Onbeduidende inlanders
zonder magt of gezag werden nog steeds geëerd als
Pangerangs , Ratoe's of Goestie's ; ja zelfs hoofden van
Digitized by VjOOQIC
24
fatsoenlijke arkomst in gouvememenlsdienst, konden dien
eerbied voor landgenooten van hoogere geboorte niet
aOeggen , niettegenstaande er door het bestuur krachtig
gewerkt werd om het prestige voor die kaste te ver-
minderen. —
In strijd met het gevoelen van den heer Meijer, die
van oordeel is dat officieren van land- en zeemagt »geen
leering kunnen trekken uit de beschrijving van een krijg,
ingeval niet voorafgaat eene duidelijke uiteenzetting der
aanleidende. oorzaken", achtte ik en blijf ik nog alle
uitwijdingen over de aanleiding van den krijg overbodig
achten. Uit de bijzonderheden die hij althans noemt ,
kan geen krijgskundige leering getrokken worden. Omdat
ik bijvoorbeeld niet vermeldde dat er in 1852 pressie op
den ouden Sulthan is uitgeoefend om een troonsopvolger
voor te dragen, zou de kommandant van een stoomschip er
in het jaar 1860 zijn voordeel niet mede kunnen doen, als hij
>op eigen gezag en geheel volgens persoonlijke inzigten
moet handelen !" Ik verklaar het verband niet te begrijpen ,
dat er zou bestaan tusschen twee zoo uiteenloopende za-
ken. Zelfs voor het geval dat aan een zeeoflicier een po-
litieke zending werd opgedragen, zou hij niet persoonlijke
inzigten j maar wel die van den gouvernements-conmiissa-
ris of van den chef der expeditie moeten volgen.
Dat de martapoerasche hofkabalen, de inzigten en
handelingen van residenten en de besluiten van de re-
gering mij niet onbekend waren, dat ik zooveel moge-
lijk vermeed die aan te i*oeren, en dat het niet te ont-
gaan was de aanleiding tot den krijg op te geven zonder
een enkele maal een woord van afkeuring te bezigen,
zal niemand bevreemden, die slechts een oppervlakkige
kennis heeft van de bandjersche politiek vóór het uil-
Digitized by VjOOQIC
25
barsten van den opstand. Nog zou ik daarover het stil*
zwijgen bewaren , noodzaakte de heer Meijer mij niet ,
bewijzen te leveren voor de juistheid van het weinige
dat in >de Bandjersche Krijg" werd opgenomen; be-
wijzen, die tevens zullen aantoonen dat hij zich op
een glibberig terrein waagde door als kritikus op te
treden, zonder goede hulpbronnen te bezitten, en hij
ïzich moest bepalen tot het vermelden van datgene wat
hem medegedeeld werd door personen, die uit den aard
der zaak goed ingelicht moesten en konden wezen."
De woorden gesproken in de zitting van de ^^ Kamer
der Staten-Generaal van 29 September 1859 getuigen niet
tegen den inhoud van pag. 13 van vde Bandjersche Krijg."
De aanhaling dier woorden bewijst alleen dat de heer
Meijer niet diep genoeg in de zaak is doorgedrongen.
Zie hier in korte trekken den loop der gebeurtenissen,
die tot de benoeming van Tamdjid tot troonsopvolger
aanleiding gaven.
Niettegenstaande sulthan Adam van zijne kleinzonen ,
Tamdjid, onder zijn oog opgewassen , meer liefhad dan
Hidayat, die in arzondering te Karangintan verblijf hield,
droeg hij toch pangerang Hidayat voor, op grond da^ de
adat gebood een anak Ratoe, en geen ander, troonsopvol-
ger te maken. De toenmalige resident bragt daai^tegen
bezwaren in, merkte den sulthan op dat Hidayat nooit
troonsopvolger kon worden, omdat hij zich jegens het
gouvernement vergrepen had (hij maakte zijn opwach-
ting niet bij den vertegenwoordiger van het gouver-
nement en had weggeloopen kettinggangers m zijn dienst),
en wist het dé&rheen te leiden , dat tusschen hem
en den bijna verkindschten sulthan bepaald werd : dat
men aan het gouvernement zoude overlaten om te
kiezen tusschen pangerang Tamdjid en pangerang Hi-
Digitized by VjOOQIC
26
dayat. Na lang getalmd te hebben met het indienen van
een voordragt, verzocht sulthan Adam eindelijk om af-
stand van den troon te mogen doen, op voorwaarde dat
pangerang Hidayat tot sulthan, pangerang Tamdjid-Illah
tot sulthan Moeda, en pangerang Praboe Anom tot rLjksbe-
stierder benoemd zouden worden. De resident bleef even-
wel volharden bij de afspraak om het gouvernement een keus
. te laten doen, beval inmiddels Tamdjid-Illah der regering
met warmte aan , schilderde het karakter van Hidayat zeer
ongunstig af, verkreeg ten laatste de verlangde voor-
dragt van den sulthan, en zond toen een voorstel in : om
Tamdjid te benoemen tot sulthan Moeda, hem tevens
waarnemend rijksbestierder te laten blijven, en Praboe
noch Hidayat in aanmerking te doen komen, of, inge-
val dit voorstel minder doelmatig mogt geacht worden,
Tamdjid definitief tot rijksbestierder te benoemen en de
betrekking van sulthan Moeda voorloopig onvervuld te laten.
Daarop benoemde het gouvernement Tamdjid tot sul-
than Moeda (Junij 1852) en bepaalde dat de uitoefening der
functie van rijksbestierder aan hem zou opgedragen blijven.
Nog geen drie maanden later schilderde de resident
den toestand van het bandjersche rijk met donkere kleu-
ren af, en stelde voor : de militaire bezetting te ver-
sterken, pangerang Sjarief Hoessin te verwijderen, Hi-
dayat gevangen te nemen en te verbannen , en sulthan
Adam afstand van den troon te laten doen ten behoeve
van Tamdjid. Het gouvernement inmiddels ingezien heb-
bende, hoe onstaatkundig en ondoelmatig het gehandeld
had met Tamdjid, op voordragt van den resident, tot
sulthan Moeda te benoemen, ontsloeg den resident en
benoemde een ander in zijn plaats. —
Ook de motieven, >waarom de regering zóó handelde
Digitized by VjOOQIC
Ü7
en niet anders," waarom zij het gezantschap, dat in
April 1853 naar Batavia werd afgevaardigd, niet ontving,
had de heer Meijer gewenscht in «de Bandjersche Krijg"
ontvouwd te zien. Weliee krijgskundige leering kon
dééruit getrokken worden ?
Hetgeen de heer Meijer er over schrijft, is volkomen
onjuist. Het gezantschap bestond niet uit spangerang
Sjarief Hoessin, tommongong Boesard, hadji Isa ben
Taal en pangerang Amin Oellah." Het gezantschap werd
niet ^geheel buiten voorkennis van het bestuur afgezon-
den." Pangerang Sjarief Hoessin was niet >de eigenlijke
raddraaijer der verschillende kabalen." Het gebrek aan
goede hulpbronnen, dat de heer Meijer noodzaakte zich
te laten inlichten door personen , valt hier op nieuw en
sterk in het oog.
Op een der laatste dagen van April i853 berigtte de
resident aan den gouverneur-generaal het vertrek van een
gezantschap bestaande uit twee personen : Goestie Bagoes,
iater genoemd pangerang Mohamed Amin Oellah , zoon van
hadji Achmed en niet de kleinzoon van sulthan Adam, zoo-
als werd opgegeven, en Hadji Isa , scheepsgezaghebber
van de bark Arief Bandjarmaas, voor het aannemen dezer
'zending door het martapoerasche hof met den titel van
kapitein en den naam van Djaja Laksana beloond. Pan-
gerang Sjarief Hoessin en tommongong Boesard, door
de oude Ratoe als dwarskijkers medegezonden, vertrok-
ken wél met dezelfde gelegenheid, maar behoorden niet
tot het gezantschap.
Reeds in Maart '1853 gaf Tamdjid aan den resident
schriftelijk kennis van het plan der partij van Njahi Ratoe
Kamala Sarie, om ten behoeve van Praboe Anom — dien
men tot rijksbestierder verlangde — een brief en een ge-
zantschap naar Batavia te zenden.
Digitized by VjOOQIC
28
»Het is mijne meening, schreef Tamdjid, dat wanneer
men zóó te werk gaat, voortaan niemand zich eerst
schriilelljk tot den resident behoeft te wenden en men
regtstreeks zijne brieven aan den gouverneur-generaal
te Batavia kan indienen.
^Wanneer deze geschriften dan regtstreeks worden
aangenomen , zal zulks veel moeijelijkheid geven en zal
het zijn , alsof de plakkaten en kontrakten geen kracht
meer hebben en men den resident van Bandjermasin niet
meer in aanmerking neemt."
Hetzelfde onderwerp werd den 24*»«° April andermaal
door Tamdjid behandeld in een brief, waarin onder an-
deren voorkomt :
»Naar ik hoor is men overeengekomen, om twee brie-
ven naar Batavia te zenden, waarvan de eene handelt
over het voorstel om pangerang Praboe Anom tot rijks-
bestierder, de andere om pangerang Hidayat tot pan-
gerang Ratoe sulthan Moeda te benoemen."
Tamdjid gaf daarbij naauwkeurig op van wien hij dat
berigt had ontvangen, en bood vier dagen later den re-
sident een afschrift aan van den brief des sulthans aan
den gouverneur-generaal.
In weerwil der pogingen van den resident om het
vertrek van het gezantschap te voorkomen , ging dit toch
met een eigen vaartuig des sulthans op reis , en kwam
den iS*^^" Mei 1853 te Batavia aan. Niet voorzien van een
brief van den resident van Bandjermasin, en bestaande uit
personen van te lagen rang, kon het niet door den gou-
verneur-generaal ontvangen worden. De resident van
Batavia werd daarop aangeschreven , zich met de gezan-
ten in betrekking te stellen; na verloop van bijna een
maand legde deze de bescheiden over, die men hem
eindelijk na lang aarzelen had ter hand gesteld. Deze
Digitized by VjOOQIC
29
bestonden uit vier brieven , waarvan twee door sulthan
Adam en de twee andere door verschillende bandjer-
sche grooten onderteekend waren.
Het gezantschap was dus wél zonder toestemming,
niet ^buiten voorkennis van het bestuur" afgezonden.
Dat Njahi Ratoe Kamala Sarie en niet Sjarief Hoessin »de
eigenlijke raddraaijer der verschillende kabalen was" is
boven allen twijfel verheven. In April 4852 reeds rap-
porteerde de resident van Bandjermasin , dat sulthan
Adam het bestuur geheel overliet aan zijne vrouw , die
aan Praboe Anom en Hidayat een groote genegenheid
toedroeg en alle middelen aanwendde om den sulthan te
bewegen hare lievelingen tot de hoogste waardigheid
voor te dragen. In September van hetzelfdejaar werden de
heersch- en schraapzuchtige plannen van Njahi Ratoe op-
gegeven als de hoofdoorzaken van de verwarring en re-
geringloosheid waarin het bandjersche rijk verkeerde. Ein-
delijk spreekt het gouvernementsbesluit van Januarij 1853,
-—waarbij onder anderen de voorgedragen verwijdering van
pangerang Sjarief Hoessin geweigerd wordt, omdat hij
altijd als een ijverig voorstander van 's gouvemements be-
langen te boek heeft gestaan, — van de partij van Njahi
Ratoe Kamala Sarie en hare aanhangers tegenover die
van Tamdjid Illah. Even als Praboe Anom, als pange-
rang Mohamed Seman , als Amin Oellah en als een aan-
tal andere grooten, was Sjarief Hoessin één der rad-
draaijers die tot de hofpartij behoorde en belang had
bij de verheffing van Hidayat op den troon , niet )de
eigenlijke raddraaijer." —
De aanhaling van eenige regelen uit de «Berichte der
Rheinischen Missions Gesellschaft" (van den zendeling
van Hoëfen?) staat als bewijs gelijk met «de mecledee-
Digitized by VjOOQIC
30
lingen van personen'' waarmede de heer Meijer, bij ge-
brek aan betere hulpbronnen , zich heeft moeten behel-
pen om »de Bandljersche Krijg" Ie beoordeelen. Maar
al bevatten die ^Berichte'' ook de zuiverste voorstelling
van al de martapoerasche hofkabalen, voor mij was
dat nog geen reden om die in »de Bandjersche Krijg''
op te nemen; mij blijft de leering, voor den zee-
of landofïicier dé&ruit te trekken, nog steeds raadsel-
achtig. —
Tot bewijs van de juistheid der feiten over pangerang
Praboe Anom in >de Bandjersche Krijg" medegedeeld,
diene het volgende.
In Junij 1855 rapporteerde het bestuur dat, volgens
' een berigt van den w<^. rijksbestierder , sulthan Adam
zijn zoon Praboe Anom in de misdjid te Martapoera met
den titel van sulthan Moeda had begiftigd; dat dit berigt
aanleiding tot een briefwi&seling had gegeven, waarbij de
sulthan het berigt valsch noemde en verklaarde een ieder
te zullen straffen die pangerang Praboe Anom den titel
van sulthan Moeda mogt geven.
Zes maanden later vernam de regering, dat Praboe
Anom zich bij gelegenheid van het Moeloedfeest in
het openbaar de eerbewij zingen van sulthan Moeda had
doen geven, en dat er, ten gevolge van zijne aanma-
tigingen, te Kaloewa ongeregeldheden waren voorge-
vallen. In dat landschap , sedert eenige jaren door sul-
than Adam aan Hidayat afgestaan, bevonden zich name-
lijk de pembekkels Kamal en Said om de hoofdgelden
te innen. Praboe Anom , die zich door het geheele rijk
sulthan liet noemen, had het oog op Kaloewa geslagen
en zich een bevelschrift verschaft — iels wat hem niet
moeijelijk viel , daar het rijkszegel in handen van Njahi
Digitized by VjOOQIC
3J
Ratoe Kamala Sarie was en deze haar geliefden zoon
niets weigerde. Daarvan voorzien, gingen zendelingen
van hem insgelijks naar Kaloewa , en hieven ten zijnen
behoeve andermaal de hoofdgelden. Toen waren er bot-
singen ontstaan en het gevolg hiervan was, dat Saidop,
een even wreedaardige als verraderlijke wijze door Pra-
boe's zendelingen werd afgemaakt.
De rapporten door het bestuur in Februarij 4856 in-
gezonden, bevatten een tal van klaglen over Fraboe
Anom's knevelarijen. In de Negara had hij tweemalen
de hoofdgelden doen heffen , en ook in de Benoea Lima
was men zijne afpersingen moede. Wilde men alle klag-
ten over aangedaan leed, tegen Praboeingebragt, te boek
stellen, er zou geen eind aan komen. Op een reis door
de Tanah Laut had hij zijn ouden vader met getrokken
kris willen dwingen hem in de misdjid te Tabanio als
troonsopvolger te huldigen, en daarna zelfs beproefd den
sulthan van kant te helpen.
De heer Meijer moge zich beroepen op de Indische
dépêche van 22 April 1856, — bewezen is het niet, dat
de sulthan , pangerang Praboe tot troonsopvolger be-
noemde. Door de bepaalde ontkenning van den sulthan
werd wel niet alle twijfel weggenomen, maar zelfs de
regering was van oordeel: dat loopende geruchten en
verklaringen van partijdige personen nog minder konden
aangenomen worden, en dat er op dien grond geen
aanleiding bestond tot de voorgestelde verwijdering van
Praboe Anom te besluiten.
In hoeverre de feiten met juistheid in >de Bandjersche
Krijg" zijn voorgedragen, laat ik thans aan de beoor-
deeling over van een ieder, die deze officiëele berigten
daarmede in verbdnd brengt. —
Digitized by VjOOQIC
32
Yroeger is reeds gezegd, dat de regering, naTamdjid's
benoeming tot sulthan Moeda, een ander inzigt van za-
ken had gekregen. In Augustus 1853 namelijk had de
toenmalige resident een verslag ingediend waaruit bleek,
dat er veel verschooning te vinden was voor de fouten
en misdrijven aan Hidayat ten laste gelegd. Onder vroe-
gere besturen toch was er nimmer over Hidayat geklaagd.
Om terug te komen op een genomen besluit, en Hidayat
alsnog tot sulthan Moeda te benoemen, achtte de re-
sident evenwel niet raadzaam. Tamdjid was het nu een-
maal en had als rljksbestierder, hoe weinig ook, althans
eenige ervaring opgedaan. Hidayat had wel is waar de
hofpartij op zijn hand , maar daaraan moest niet te veel
waarde gehecht worden ; men vleide zich , dat het hof ,
onder een gepaste leiding, zou eindigen zich naar den
wil van het gouvernement te schikken. Hidayat was
bovendien arm en weinig in aanraking geweest met het
europeesch bestuur. Mogt de verhefling van zijn mede-
dinger hem al een bittere teleurstelling zijn, hij zou
die minder voelen zoo hem de tweede waardigheid des
rijks ten deel viel.
Ongeveer een jaar daarna toonde de regering zich be-
reid, Hidayat tot rljksbestierder aan te stellen, indien
namelijk sulthan Adam een voordragt wilde doen. De
onderhandelingen om den sulthan daartoe te brengen,
leden nogtans schipbreuk op de stijfhoofdigheid der
oude Njahi Ra toe, die al haar invloed gebruikte om haar
gemaal hiervan terug te houden. In het algemeen on-
dervond de resident meer tegenkanting bij het hof dan
hij verwacht had; hij leerde Hidayat van gunstiger zijde
kennen, constateerde dat hij meer aanhangers telde dan
een der bandjersche prinsen, en stelde voor: — ingeval
de regering niet geneigd mogt zijn, na sulthan Adam's
Digitized by VjOOQ IC /
33
overlijden het bandjersche rijk in Ie lijven en de pre-
tendenlen op den troon te mediatiseren — de benoeming
van Tamdjid tot sulthan Moeda in te trekken en Hidayat
als zoodanig te erkennen.
De regering vond echter geen termen, aan dit voor-
stel gevolg te geven.
In het begin van 18^6 herhaalde het bestuur zijne
voorstellen, en meende dat orde en rust alleen te her-
stellen zouden zijn door verheffing van den bij het volk
zoo zeer beminden pangerang Hidayat tot rijksbestierder.
In Febniarij schreef het, dat in belang van land en volk
tot rijksbestierder in aanmerking moest komen iemand
van het karakter van Hidayat, die alleen in staat was
het wankelende rijk op beteren voet te brengen. Het
bestuur van den ouden sulthan , heette het , moest
krachtdadig ondersteund worden en tot dat einde Tam-
djid een werkzaam aandeel in de regering houden, doch
het rijksbestier behoorde in handen te komen van een
bij het volk beminden prins, van den zich zoo waardig
gedragenden pangerang Hidayat!
Toen nam, in April daaropvolgende, de regering het
besluit, aan Tamdjid een acte te doen uitreiken van
de goedkeuring van zijn keuze tot sulthan Moeda , met
last aan den resident, daaraan door plegtige afkondi-
ging de noodige openbaarheid te geven. Toen werd
sulthan Adam gedwongen aan den drang der regering
toe te geven en Hidayat tot rijksbestierder te kiezen ;
toen benoemde de regering den man, vroeger onwaar-
dig geacht om den troon te bestijgen , tot Mangkoe Boe-
mi of rijksbestierder 1
Hoewel ik de noodzakelijkheid niet inzie, dat land-
en zeeofficieren deze bijzonderheden moeten weten om
ïde Bandjersche Krijg" te verstaan, was 't mij aangenaam
3
Digitized by VjOOQIC
34
aan den wensch van den heer Meijer te kunnen voldoen,
omdat het mij in de gelegenheid stelt mijne afkeuring
van die regeringshandeling, nog duidelijker dan in >de
Bandjersche Krijg" te formuleren.
Het spreekwoord »beter ten halve gekeerd, dan ten
heele gedwaald" is op een regering even toepasselijk als
op een individu. Men noemde het terugkeeren op een
genomen besluit : onbillijk (voor Tamdjid), minder met
de waardigheid van het gouvernement overeenkomend!
Maar was dat besluit nog niet onbillijker voor Hidayat,
die regl had op den troon ; bevorderde dat onbillyk be-
sluit dan de waardigheid van het gouvernement; bukte
het martapoerasche hof dan het hoofd voor dat waar-
dige gouvernement? Immers neen! het verzette er zich
tegen met hand en tand, het greep naar de wapens,
het offerde goed en bloed, vier jaren lang, totdat het
eindelijk, uitgeput en magteloos, het hoofd voor geweld
moest bukken!
Die maatregel werkte goed, zegt de heer Meijer; in
het bijblad der Staats-Gourant leest men immers : »de
uitslag dezer maatregel was gunstig, enz."!
Weet de heer Meijer dan niet hoe gunstig die uitslag was ?
Ik zal het hem zeggen. Hidayat mokte , verkropte zijn
teleurstelling, en wilde zijn betrekking neerleggen, omdat
zijn verheffing lot rljksbestierder hem voorgoed den weg lot
den troon afsneed ; en Tamdjid verborg zich angstig onder
de vleugelen van het bestuur. Allerlei geruchten omtrent
kabalen te Martapoera gesmeed en die een verandering
in de troonsopvolging ten doel hadden, woeijen naarde
hoofdplaats over ; en ofschoon het bestuur daaraan niet veel
waarde hechtte, meende het toch den sulthan Tamdjid on-
dershands te moeten waarschuwen, daartegen op zijne
hoede te zijn. De toenadering van Njahi Raloe en Hi-
Digitized by VjOOQIC
35
dayai met Tamdjid bleek niet gemeend te zijn; het hu-
welijk tusschen Tamdjid en Ratoe Bandjermaas , weduwe
van den vorigen rijksbestierder en nicht van sulthan
Adam, hetwelk als middel ter verzoening zou dienen,
werd niet voltrokken, maar gaf aanleiding tot nieuwe
krenking , daar de prinses de voorkeur gaf aan pange-
rang Mohamed Amin-Oellah. — Pangerang Praboe Anom,
wien op hooger last de hoofdplaats tot verblijf was aan-
gewezen, begaf zich toch naar Marlapoera; de rijksbe-
stierder Hidayat, bevolen om Praboe op te vatten en
terag te brengen, gaf aan dien last geen gevolg.
Zóó goed werkte die maatregel!
Intusschen sterft sulthan Adam. Alles wordt voor de
krooning van Tamdjid in gereedheid gebragt. Het eu-
ropeesch bestuur , een tal van prinsen , een onafzienbare
menigte is te Martapoera vergaderd , en wacht. Waarop
wacht men ? Wel, de Njahi Ratoe, door den rijksbestier-
der ondersteund , weigert de rijkssieraden af te staan !
Zonder deze is geen krooning denkbaar. Eindelijk na
lang dralen wordt zij verpligt die af te geven. — Na af-
loop der plegtigheid mislukt een poging van het be-
stuur om Praboe gevangen te nemen. Nogmaals ont-
vangt Hidayat strenge bevelen om Praboe te vatten.
Hidayat slaat er geen acht op, beantwoordt de aan-
schryving niet , en laat een deputatie van Bandjer ge-
komen , onverrigter zake teruggaan. Het blijkt dat hij
zelf Praboe huisvesting verleent ! Ernstig met 's gouver-
nements ongenoegen bedreigd, gaat hij ten laatste tot
de arrestatie over.
Zóó goed werkte die maatregel !
Het is een onbetwistbare waarheid, schreef het bestuur
in November 1857, dat de onlangs opgetreden sulthan
Tamdjid tot dus verre niet veel invloed bezit, dat er
Digitized by VjOOQIC
36
Tele prinsen zijn die hem geen bijzonder goed hart toe-
dragen y en dat ook de bevolking niet dien eerbied voor
hem koestert , dien men gewoon is waar te nemen bij
andere volken van den archipel ten opzigte hunner vor-
sten. Wat voor de toekomst van het bandjersche ryk
is weggelegd onder de regering van den vorst, wiens
voornaamste steun bestaat in het gouvernement, is raad-
selachtig ; maar te betwijfelen is het , of hij zonder da-
delijken bijstand het rijk zal kunnen regeren. — Vermits
de staat van zaken zeer ongunstig is, zou een ruime
werkkring voor hem openstaan, ingeval hij toegerust
ware met de noodige kennis en énergie. — Politie wordt
volstrekt niet uitgeoefend , de misdrijven nemen toe, en
straffen worden slechts bij uitzondering opgelegd.
Zóó goed werkte die maatregel !
In February 1858 beproefde men driemalen een aanslag
op het leven van den sulthan, de eerste maal door middel
van vergift, de beide laatste malen door middel van sluip-
moord. Bovendien liepen er geruchten, dat het voorne-
men bestond een aanval op het europeesch bestuur te
doen.
Zóó goed werkte die maatregel!
Eindelijk in 1859 brak een opstand uit, die met de
grootste hardnekkigheid vier jaren werd volgehouden,
die schatten gelds en stroomen bloeds verslond I
Zóó goed werkte die maatregel ! —
]>Er zijn bewijzen genoeg voorhanden , dat het maho-
medaansche fanatismus reeds in den aanvang des op-
stands een grooten rol speelde,'* zegt de heer Meijer en
haalt daarbij de woorden aan door den heer Rochussen
in de 2* Kamer gesproken.
In 1859 kan de heer Rochussen geloofd hebben, dat
Digitized by VjOOQIC
37
het fanatismus een der oorzaken der onlusten was , hij
heeft hel door geen enkel woord bewezen. Er bestaan
ook geen bewijzen voor ; het bandjersche archief levert
er geen enkel op. Vóór den opstand liet het bestuur zich
niet met de godsdienst in. Njahi Ratoe Kamala Sarie
zelve was niet godsdienstig ; doch zoodra het zwaard ge-
trokken was , trok zij de priesters tot zich , en maakte
deze tot hare bondgenooten , hetgeen te gemakkelijker
ging, omdat Tamdjid slecht mahomedaan was. Bij eiken
opstand , in den geheelen archipel , ziet men dien hef-
boom gebruiken. Tusschen de bofpartij en de geestelijk-
heid werd nu een overeenkomst gesloten om alle fakirs
af te maken , eri de eerste handeling der priesters was
zigtbaar in de zelfverheffing van sulthan Koening.
Uit de woorden gesproken in 1859, toen er nog ge-
brek aan licht was, pertinente gevolgtrekkingen te maken
aangaande de oorzaak van den opstand, was voorbarig
en verkeerd. Die oorzaak kon men eerst later pertinent
opgeven ; zij lag in de bandjersche dynastie , die ontze-
nuwd, versleten was, geen inwendige kracht meer bezat,
geen magt meer uitoefende; in de bandjersche aristocra-
tie, die geheel verdorven, alleen voor kuiperijen nog
goed was ; in de bandjersche bevolking , die diep ge-
zonken, uitgemergeld, tot alles in staat was. Zij lag
verder in de uitéénloopende inzigten van te vaak zich
afwisselende besturen; in de maatregelen eener rege-
ring, die haar prestige meende te bewaren door baar
steun niet te onttrekken aan een vorst, die geen regt
op dien steun had en bij zijn eigen volk geen steun
vond. — •
Als de heer Meijer bij deze verneemt, dat men te-
genwoordig nog in het geheele stroomgebied der Kapoeas,
Digitized by VjOOQIC
38
ia dat van de Kahayan en nog meer westwaarts, Dayaks
in vaste woonplaatsen aantreft; dat men er niet één zui-
ver mabomedaanschen (maleischen) kampong vindt, en dat
in het uitgestrekte binnenland van Bomeo, duizende
Dayaks een zwervend leven leiden , Dayaks die nimmer
door vreemdelingen gestoord zijn geworden , dan zal hij
moeten toegeven dat zijne voorstelling van de geschie-
denis der oorspronkelijke bevolking voor ernstige tegen-
spraak vatbaar is. —
Waarom zonder eenige commentariên werd medege-
deeld, dat de last tot verwoesting van Kalangan van
Hidayat was uitgegaan ? — Eenvoudig omdat die in mijn
bestek niet pasten.
Waarom ik niet trachtte op te sporen wat toch Hi-
dayat aanleiding gaf, de verwoesting van Kalangan te
gelasten? Die vraag beantwoord ik met een andere:
op welken grond veronderstelt de heer Meijer , dat ik
dit niet opspoorde? Ik gaf het resultaat mijner naspo-
ringen, en dat was voldoende voor >de Bandjersche
Krijg."
Er werden in der tijd verschillende hypothesen gemaakt ;
de een schreef de aanleiding tot den moord van Kalang-
an toe aan ontevredenheid der mijnwerkers, de andere aan
de behoefte van Tamdjid om zich op zijn broeder te
wreken. De eerste ' veronderstelling miste allen grond :
dfe mijnwerkers toch bestonden deels uit Dayaks van de
Kapoeas en Kahayan, die niets met het sulthansrljk ge-
meen hadden; deels uit vrije Javanen door de onderne-
mers op Java geworven, van wie evenmin oproer te ver-
wachten was; deels uit bandjersche pandelingen, lieden
zonder invloed , gewoon onder hun eigen pandhouders in
een toestand van slavernij te verkeeren, zoo als het met %
Digitized by VjOOQIC
39
der bevolking het geval v^as. De laatste veronderstelling v\^as
gegrond op het feit, dat er een zendeling van Tamdjid
was gevat, die een tjap (brieQe) bij zich droeg van
den volgenden inhoud : ïAl het )iwaad wat gij doet, moet
gij in naam van Hidayat doen;" doch, omdat men veel
in valsche tjaps handelde, werd de echtheid dier tjap
door sommigen betwijfeld. Neemt men evenwel in aan-
merking , dat eerst een poging gedaan werd om Penga-
ron te overrompelen , dat daarna eenige Europeanen
op de Martapoera-rivier vermoord werden, vervolgens
die van Goenong Djabok en Kalangan, dat toen de post-
houder te Tabanio werd afgemaakt, en de opstandelingen
verder naar de Kapoeas en Rahayan trokken; heeft men
daarenboven nog hooren beweren, dat Antassari in over-
weging zou gegeven hebben met het uitmoorden der
hoofdplaats te beginnen , — dan komt men van zelf tot
de gevolgtrekking, dat i^. de moord te Kalangan geen
op zich zelf staand feit was , maar een onderdeel van
een uitgebreid plan van den pretendent op de kroon,
om alle Europeanen van kant te maken ; 2^ dal niet on-
tevredenheid der mijnwerkers , maar de politieke toestand
van het bandjersche rijk de oorzaak van den moord was.
De uitwijding over de pandelingen , door den heer
Meijer noodzakelijk geacht, is meer interessant dan juist.
Ik spreek niet tegen , dat misleiding van den heer Wyn-
malen mede oorzaak kan geweest zijn van het deelnemen
der pandelingen aan het afloopen van het mijn-etablisse-
ment; maar te Kalangan, noch te Pengaron bevonden
zich gepreste bandjersche pandelingen ; allen hadden zich
óf vrijwillig verpand , óf waren van andere pandhouders
gekocht. Dat zij mede moordden en plunderden toen de
slagting begon , laat zich begrijpen van lieden die zeker
tot het minst ontwikkelde deel der natie behoorden ; van
Digitized by
Google
40
hunne onbeschaafdheid wasniet te verwachten, dat zij de
gelegenheid onbenut zouden laten om hunne vrijheid te
stelen en zich door plunderen te verrijken.
De minister van koloniën, die in September 1859 in
de 2« Kamer verkondigde »dat de aanwezigheid van zoo-
vele Europeanen in het hart van het rijk met leede
oogen werd gezien en aanstoot gaf aan de bevolking ,
die bovendien nog door de pogingen der zendelingen om
het Christendom te verspreiden bevreesd was hare na-
tionaliteit te verliezen ," — die minister , zeg ik , kon
toen het ware van de zaak nog niet weten. Het is la-
ter gebleken, dat te Poeloe Petak verscheiden Christen-
Dayaks aan den opstand deelnamen. De bevolking was
bovendien niet ingenomen tegen het mijnwerk, dat Hidayat
bij elke voorkomende gelegenheid bevorderde en bescherm-
de. In 1856 schreef het bestuur reeds , dat Hidayat een
hoog belang stelde in en een waar voorstander vsras van de
daarstelling en ontwikkeling van europesche industrie !
Het diepzinnige plan om Tamdjid te doen vallen , ons
door den heer Meijer medegedeeld, draagt al te duidelijk
den stempel van onwaarschijnlijkheid, om er eenig geloof
aan te kunnen hechten.
Verbeeld u , lezer ! omdat Ondaatje en Wynmalen, Hi-
dayat's vrienden , zoo ijverig zijn partij namen , liet Hi-
dayat hen vermoorden ! ! I Maar waarom werd dan Pen-
garon nog vóór Kalangan aangevallen? Had de moord
te Kalangan vooraf plaats gehad , men zou kunnen den-
ken dat de opgewonden, bloeddronken moordenaars,
naar meer bloed dorstende , zich toen op Pengaron wier-
pen ; maar neen , men begon met een poging om Pen-
garon af te loopen , en tastte daarna Kalangan aan !
Waarom, als er alleen kwestie was het etablissement
van Wynmalen te vernielen , de onschuldigen te Goenong
Digitized by VjOOQIC
41
Djabok, te Tabanio, te Tangohan, te Boentaai vermoord?
Men kan nog aannemen dat Hidayat, bij het beramen
eener algemeene slagting van Europeanen, voor de nood-
zakelijkheid heeft gebukt en ook zijne vrienden aan het
groote doel opofferde; maar dat hij van al de Europea-
nen , de twee eenigen die het wèl met hem meenden zou
laten vermoorden voor de onzekere kans van zijn mede-
dinger in verdenking te brengen , is onaanneembaar. Er
bestaat trouwens hoegenaamd geen twijfel meer omtrent
deze zaak; het afloopen van Kalangan was begrepen in
het plan van den algemeenen moord, geenszins het hoofd-
doel. Het gecompliceerde, diepzinnige en 'allerkunstigst
gesponnen zamenweefsel, waarvan de heer Meijer spreekt,
bestond alleen in de verbeelding van den een of anderen
hofgroote, die misschien goed ingelicht kon en moest
wezen, maar het bepaald niet was, die althans den
heer Meijer al zeer verkeerde inlichtingen gaf.
Daar thans de redenen niet meer bestaan , die mij
vroeger noopten de aanleiding tot den opstand slechts
in weinige bladzijden te behandelen , ben ik den heer
Meijer dankbaar voor zijn tegenschrift , waarvan bijna
elke regel over de politiek handelende, mij de gelegen-
heid schonk om de eerste hoofdstukken van »de Ban-
djersche Krijg" nader toe te lichten.
Digitized by VjOOQIC
NADERE BIJZONDERHEDEN OVER DE KOTTA MARA S. — HET GE-
VECHT VAN DE CELEBES MET EEN KOTTA MARA. — DE BLIJ-
VENDE EN KRACHTIGE INDRUK VAN DE MARINE OP DB BEVOL-
KING, AANGETOOND DOOR EEN EXTRACT UIT EEN OFFICIEEI*
RAPPORT OVER VRUCHTELOOZE AANVALLEN OP VERSPERRINGEN
IN DE SOENGEJ BOENTOEK.
(Verh. en Ber. betrekkelijk het Zeewezen enz. Jaarg.
1865 no. 3 pa«. 225-233. MU. Speet. iO^ deel
pag. 782—784.
J, A. Yandevelde en W. Sluijterman van Loo.)
De heer Yandevelde, v^riens naam niet voorkomt in
de orticiëele stukken die den schrijver van >de Bandjer-
sche Krijg" tot raadpleging werden afgestaan , gaf het
sein tot de hevige polemiek over dat werk, door een
geschrift waarvan de strekking was om aan te toonen,
hoe — op grond van de onjuiste voorstelling van één
der honderd gevechten — de feiten in dat werk spra-
ken. Dat ééne gevecht was natuurlijk een gevecht dat
hij leidde en hierop neerkwam:
Aan den oever eener rivier ligt eenkotta mara of ver-
sterkt vlot — een drijvende batterij van wier weerstands-
vermogen men wonderen vertelde — en daarnaast een
houten versterking nagenoeg van dezelfde constructie.
Twee stoomschepen begeven zich derwaarts, verjagen
Digitized by VjOOQIC
43
den vijand door eenige schoten, vernielen de batterij
aan wal, en voeren de drijvende batterij mede naar de
naast bij zijnde benting.
Naar mijne beschrijving werden die schoten op de
drijvende batterij gelost en was de expeditie in vier
uren afgeloopen; volgens het rapport van den heer Vande-
velde vuurde men op de vaste batterij en eindigde de affaire
in drie uren. Zfedaar het verschil, ziedaar mijn dwaling.
De wijze waarop de heer Vandevelde evenwel over
dat versterkte vlot schrijft, heeft die uitwerking gehad,
dat het publiek onwillekeurig moet gelooven aan verre-
gaande onjuistheid, aan een verdichte voorstelling door
den schrijver van »de Bandjersche Krijg". Immers de
majoor Gerlach geeft ér het bewijs van, wanneer hij
zegt ^gaarne een der mooiste plaatjes uit >de B. K." te
willen missen, voor de naauwkeurige teekening vaneen
dier vlotten" (Gids 3e Serie 4e Jaarg. pag. 57).
Juist omdat ik dat, in het rivierrijke Bandjer, zoo
eigenaardig verdedigingsmiddel, ten hoogste merkwaar-
dig vond, gaf ik er bij gebreke eener teekening een korte
beschrijwng van.
fiij de Bandjerezen waren de kotta mara's reeds voor
eeuwen bekend. Dit is mij onlangs gebleken uit een boek,
getiteld : ^Hachelijke reijstogt van Jacob Jansz. de Roy na
Bomeo en Atchin, in sijne vlugt van Batavia, derwaards
ondernomen in het jaar 1691 en vervolgens" uitgegeven te
Leijden bij Pieter van der Aa, Boekverkooper. Op bladz.
61 — 62 vindt men een uitvoerige beschrijving van eeu
drijvend Water-Kasteel, aldus eindigende:
>Yan den bodem af tot de soldering was een ruijmte
van 12 voeten, waaragter 200 koppen met musquetterij
konden vuur geeven, en onder waren 16 stukken kanon
op haar Ram-paarden , water-pas gesteld."
Digitized by VjOOQIC
44
>Dil water-gebouw was soo sterk, dat ik selfs een
stuk metale kanon van 8 pond kogel, wel ende behor-
lijk met scherp gelaaden zijnde , daar op heb geschooten,
maar konde het door deselve niet beschaadigen, welkers
afbeeltsel niet ondienstig geagt hebbe, hier neevens tot
U Hoog Edele te voegen."
Tegenover bladz. 62 bevindt zich een uitslaande plaat
met een duidelijke teekening van het waterkasteel.
In mijne voorloopige beantwoording (Nieuwe Spec-
tator 20*** Jaarg. S^ afl.) vermeldde ik, dat debeschrlf-
ving der kotta mara geput was uit de papieren van den
luitenant Bichon, kommandant te Poeloe Petak. De vol-
gende meer omstandige beschrijving is arkomstig van
een zeeofficier, die aan de ontmoetingen van 27 Julij en
6 Augustus 1859 een werkzaam deel nam.
uDe algemeene inrigting der kotta mara's was nage-
noeg dezeirde; de eerste, die van soengej Kayoe was
5 ned. el lang, 5 ned. el breed en 3.5 ned. el hoog,
en voorzien van 8 schietgaten, die even boven den wa-
terspiegel gelegen , gevaarlijke schoten konden toebrengen.
De groote kotta mara (die van Poeloe Kanamit) is met
een zekere mate van naauwkeurigheid opgenomen; het
zal dus voldoende zijn alleen deze te beschrijven."
nOp een zwaar vlot , uit groote boomen zamengesteld,
is een langwerpig vierkant raam gelegen. De binnen-
ruimte van dit raam is met zware deelen in de lengte
en breedte zoodanig voorzien , dat er van gespleten bam-
boe een dek overgelegd kan worden om den vloer te vor-
men en tevens om op die deelen stevige jukken en
schragen op te rigten waartegen de palissadering van
boven zal rusten, terwijl de voeten der palen door bo-
vengenoemd raam belet worden van onder uit te glijden.
Digitized by VjOOQIC
45
De wand van de sterkte is tweeledig; de buitenbeklee-
ding bestaat uit vertikaal, eenigzins binnenwaarts hel*
lende boomen die, digt tegen elkander geplaatst, reeds
op zich zelven eene borstwering daarstellen van nage-
noeg 5 ned. palmen dikte; een tweede wand van ijzer-
houten balken, insgelijks van eene dikte van nagenoeg
0.5 ned. ellen., ligt horizontaal binnen deze buitenbe-
kleeding. Door middel van beankeringen en schooren
wordt deze muur belet achterover te vallen of uit elk-
ander te geraken."
i»Het toestel wordt gesloten door een dek van tame-
lijk zware deelen, die evenwel niet sterk genoeg zijn
om, zeirs voor granaten van 12 duim, bomvrij genoemd
te worden,"
)In de lange zijde zijn op gelijken afstand 4 nisvor-
mige schietgaten gemaakt, zeer laag aan het water en
bijna allen met polders (zware stukken hout) aan de
binnenzijde voorzien om er lilla's op te plaatsen; in de
korte zijde zijn 2 schietgaten, zoodat de kotta mara
met 12 lilla's kon bewapend worden."
%De buitenste bekleeding was zoodanig ingerigt, dat
het gat door een indringenden kogel gemaakt , onmid-
dellijk weder gesloten werd door het links en regtsnaar
elkander toerollen van eenige ligtere stukken, die geheel
los tegen de buitenste palen waren aangezet.''
i»Het bovendek ligt nagenoeg 0.75 ned. ellen beneden
den boveurand dér palissadering, welke op die hoogte
niet verdubbeld is met ijzerhout. Op het dek waren
twee kleine huisjes opgerigt; in een dier huisjes werd
een blok gevonden , ingerigt om 5 of 6 gevangenen te
kunnen bewaren. De spionnen verzekerden ons, dat
Djoeragan Kaut dit toestel bestemd had voor de officie-
ren die hij gevangen zou nemen."
Digitized by VjOOQIC
l
1 ,w . r.NüX AND
liDg over die drijvende batterij schrijven, als zij
Digitized by VjOOQIC
47
niet bestand stegen het uren lang trotseren van het vuur
zijner SOponders /' ik zou te kort doen aan zijne kennis
als ik hem nog wilde uitleggen , dat het weerstandsver-
mogen van een drijvend ligchaam even groot , zoo niet
grooter is dan van een ander van dezelfde constructie aan
den vasten wal. Hecht hij derhalve eenig gewigt aan het
vuurgevecht van de Celebes legen een houten batterij
aan den oever, de strijd tegen de kotta mara van nage-
noeg dezelfde constructie. — indien deze verdedigd was ge-
worden — zou hij althans even belangrijk moeten ge-
acht hebben. Volgens het eigen rapport van den heer
Vandevelde (dd. 28 Julij 1859 n«. 215) i>kon in de ben-
ting niet dan op geringen afstand (door zijn SOpon-
ders) een gat gemaakt worden" ; had de vijand derhalve
een kotta mara (een half ijzerhouten borstwering aan-
biedende , van meer dan een ned. el dikte) zoodanige
stelling gegeven dat die slechts op verren afstand te beschie-
ten ware geweest, dan zou zij wèl, volgens het eigen rap-
port van den heer Vandevelde i^uren lang het vuur der
30ponders van de Celebes getrotseerd kunnen hebben."
Ook de beer de Haes noemt ze >zéér sterk en goed te
verdedigen." Ik beweer dat de heer Vandevelde zelf
die kotta mara's merkwaardige gewrochten vond; hij
liet er een gedetailleerde teekening van maken — het
is mij gelukt daarvan de copij te krijgen, die ik het
genoegen heb den heer Gerlach hierbij aan te bie-
den (1) ; — hij veroorloofde niet — zoo is mij althans
door ofBcieren, die den bandjerschen krijg hebben mede-
gemaakt, medegedeeld — dat er een enkele der ijzerhou-
ten balken, waaruit het was zamengesteld , werd af-
(1) De veronderstelling van den heer Vandevelde, dat de teekeningen
mij b\j het schrijven van sde Ban^jerscbe Krijg*' wèl bekend waren ,
is oiquisU
Digitized by VjOOQIC
48
genomen om tot een ander doel gebruikt te worden.
Ongeschonden werd het naar de hoofdplaats gebragt,
waar men het bewonderde als een zegeteeken der laat-
ste roemrijke krijgsverrigtingen te water.
Waarom de heer Yandevelde die teekening niet liet
drukken tot toelichting van zijn geschrift ; waarom bij
onder den naam van copie, slechts een uittreksel gaf van
het rapport dd. 7 Aug. 1859 n^. 227 ; waarom hij de
laatste bladzijde wegliet van dat rapport — beginnende
met een beschrijving van het inwendige der kotta mara
en eindigende met het berigt dat bij dat wapenfeit nie-
mand gewond of getroffen werd (1) — ik weet het niet;
zeker niet , om zoodanige Voorstelling van zaken te ge-
ven, als alleen dienen kan om zijn beschuldiging krach-
tiger te maken. Er niet aan te denken, dat er altijd
personen zijn zullen die eischen dat iemand, die een
ander beschuldigt van gevechten te verdichten , zich zelf
wachten moet voor tekortkomingen , pleit voorzeker in
zijn voordeel. Op mij maken die tekortkomingen den
indruk, alsof zij behooren tot die feiten, waartoe hem
volgens zijn eigen woorden i^de bekwaamheid als schrij*
ver ontbreekt , om zonder over zijne eigene handelingen
te spreken ze genoegzaam te doen uitkomen ," en die
welligt op ééne lijn gerangschikt moeten worden met
den zonderlingen titel , met de tastbare overdrijving by
het weerleggen van één onbeduidende onjuistheid, en met
den ironischen toon , die in zijn opstel heerscht en die
zelfs zijn krijgsmakker jonkheer A. Meijer doet vragen:
is het (hem) ernst?
Hulde doende aan de zedigheid des schrijvers, ver-
klaar ik nogtans de !*'« alinea van bladz. 238 der Verh. en
Ber. niet te begrijpen. De heer Yandevelde zegt : >raeer
(1) Zie Bijlage A.
Digitized by VjOOQIC
49
dan hem lief was over zijne eigene handelingen gespro-
ken te hebben" en laat er op volgen »dat hem de be-
kv^aamheid als schrijver ontbreekt, om, zonder dat (dat
is, zonder meer dan hem lief was over zijne eigene han-
delingen te schrijven) de feiten genoegzaam te doen uit-
komen." 't Was i^zijne bedoeling niet eene persoonlijke
verdediging te schrijven." Volgens den heer Sluijterman
van Loo ook niet om tot de gevolgtrekking te komen —
die de titel aanduidt — dat de feiten (allé?) op die wijze
spreken. Waarom schreef hij dan ? alleen om mede te
deelen, dat niet op de kotta mara geschoten werd ? Mij
dunkt , iemand die zoo ongaarne over eigen handelingen
spreekt, had daartoe geen 28 bladzijden noodig te schrijven.
Nog één uittreksel uit hetzelfde ofliciëele stuk , waar-
in de hierboven medegedeelde naauwkeurige beschrijving
der kotta mara voorkomt, laat ik volgen. Het handelt
over de verrigtingen der Celebes op dèn 6<*« Augustus
en is in tegenspraak met het, in een noot op bladz. 249
der Verband, en Ber. bedoelde éénige schot, dat uit
den SOponder der Celebes op een kotta mara zoude ge-
daan zijn.
>De barkas onder bevel van den luitenant t/z Clifford
Kocq van Breugel beschermde de sloepen, die trossen uit-
bragten, en wisselde eenige geweer- en kartetskogels met
den vijand, die zich in het struikgewas schuil hield.
Eindelijk kwam de barkas in het gezigt van de kotta
mara , l<)ste uit de carronnade van 12 pond een kartets-
schot, zonder evenwel het minste effect te hebben;
de kogels vielen als zandkorrels langs de palen der borst-
wering. De vyand bleef terugvuren totdat de Celebes of
liever het achterste middelbare kanon mede begon te
werken. Het eerste 5cAot met kogel , nam den kop van
Digitized by VjOOQIC
50
£en der hoekpalen weg ; een tweede schot vernielde een
paar palen. Het derde schot met granaat d 16 dm.
trof midden in de lange zijde , drong door de buitenste
bekleeding heen en is, zoo als later gebleken is, tegen
de binnenbekleeding van ijzerhout blijven zitten en daér
gesprongen. Over eene lengte van nagenoeg 8 N. el
werden de buitenpalen uit elkander geworpen, de stuk-
ken hoog in de lucht gegooid , en een groot gat ont-
stond."
Volgens deze lezing is er derhalve meer dan één schol
uit den SOponder der Celebes op een kotta mara gelost.
Ik kan mij zeer goed voorstellen , dat de twee eerste
schoten , die een ondergeschikt officier zich herinnerde ,
den kommandant uit het geheugen zijn gegaan , en 't is
daarom verre van mij , van die onjuistheid een verwijt te
willen maken. Toch acht ik het niet onbelangrijk die
twee kogelschoten te constateren , schoten zoo te zeggen
d boutportant*aangebragt zonder door de borstwering te
kunnen dringen , schoten die een nieuw bewijs leveren
voor de waarschijnlijkheid dat sop verren afstand de
kotta mara wel het vuur der Gelebes uren lang zou kun-
nen trotseren."
Op de titelplaat , aan het penseel van een ooggetuige
te danken, is de uitwerking van de granaat aanschou-
welijk voorgesteld.
Tot slot mijner toelichtingen op het geschrift van den
heer Yandevelde, voldoe ik thans aan het verlangen
door den heer Sluljterman van Loo uitgedrukt.
Den belangstellenden lezer herinner ik vooraf, dat
onder 'de weinige regelen van het tijdschrift-artikel van
eerstgenoemden heer, die niet over de versterkte vlotten
handelen, er eenige voorkomen die gewijd zyn aan
Digitized by VjOOQIC
51
het zenden van de barkas over zee naar de Kahayan-ri-
vier (November 1860), aan welke daad de heer Yande-
velde het vrijwillig verlaten der s. Karawa toeschrijft.
Naar aanleiding van die gebeurtenis en omdat hij i^geen
enkel voorbeeld wist aan te wijzen, dat de vijand nog
stand heeft gehouden op die plaatsen, waar eene oor-
logssloep kon komen" komt hij tot de overtuiging, dat
de handelingen der zeeofficieren een blijvenden en krach-
tigen indruk op de bevolking hadden gemaakt; hij
vindt dit zelfs >natuurlijk" omdat teen goed gewapende
sloep tegenover een inlandschen vijand, toch eene vrij
sterke en zeer geconcentreerde magt daarstelt." >Maar
het niet meer weerstand bieden van den vijand, zegt hij
verder, op die plaatsen, waar gewapende sloepen konden
verwacht worden, op denzelfden tijd dat hij nog hard-
nekkig wederstand biedt aan zeer sterke kolonnes der
landmagt, is een feit^ hetwelk ik voor mij maar niet
kan overeenbrengen met de oordeelvellingen van den
heer van Rees over vele handelingen der zeeofficieren
op Borneo." Eindelijk dit nog : i^Ik vlei mij dan ook
met de hoop , dat de heer van Rees dit , door mij mede-
gedeelde feity zal laten medespreken wanneer er even-
tueel een tweede druk van den Bandjermasinschen krijg
mogt noodig worden."
Dat de heer Yandevelde geen enkel voorbeeld meer wist
aan te vnjzen dan het door hem aangehaalde, wil ik gaarne
aannemen. Door zich een oordeel te vormen naar hetgeen
hij wist, bevestigt hij hetgeen ik op blz. 3 — 5 zeide over de
waarde eener beoordeeling, zoo afhankelijk van het stand-
punt waarop de beoordeelaar is geplaatst. De gezigteinder
van den heer Yandevelde, die op Borneo was, bepaalde zich
tot het begin van het jaar 1861 ; de- mijne , niettegen-
staande ik mij in Europa bevond, strekte zich over den
Digitized by VjOOQIC
52
geheelen duur van den krijg uit. Tot mijn leedwezen moet
ik den heer Vandevelde een illusie over dien ïblijvenden
en krachtigen indruk door de handelingen der zeeofiicie-
ren op de bevolking gemaakt" ontnemen.
Reeds in mijne voorloopige beantwoording (nieuwe
Spectator 3^ ad. 20« jg.) wees ik vlugtig op de bladz.
108 en 109 van het 2« deel van »de Bandjersche Krijg",
waar melding gemaakt wordt van drie vruchtelooze po-
gingen van de barkas en sloepen der Celebes om een
versperring in de s. Boentoek te vermeesteren.
D&ar toch staat te lezen : »De kommandant der Cele-
bes (1), uitgezonden om de s. Boentoek te onderzoeken,
liet (18^*°) de barkas en sloepen onder de luitenants
ter zee van Broekhuisen en van der Star de rivier op-
gaan. Een half uur binnenslands stuit men op een ver-
sperring; men hoort den vijand het krijgsgeschreeuw
aanheffen en wisselt met hem eenige kogels, waardoor
twee matrozen gewond werden. Zich niet sterk genoeg
achtende, keerden de vaartuigen, zonder te landen or
de versperring te vernielen, naar de Celebes terug. Den
22steii en 24pien rocideu de gewapende sloepen andermaal
de s. Boentoek in. Ook bij die gelegenheid bepaalde
men zich tot een vuurgevecht, waarbij geen verlies
werd geleden."
Mij dunkt, dit was in volkomen tegenspraak met idien
blijvenden en krachtigen indruk" van de marine op de be-
(1) De naam van den toenmaligen kommandant van de Gelebes is
m\j niet bekend en komt in geen officieel stuk voor. In het iZakdijke
Verslag van de verrigtingen der nederlandsche marine in Oost-Indië**
vooriLomende in het T^dschrüt van Jacob Swart (Verhandelingen en
Berigten betrekkelijk het Nederlandsche zeewezen enz.) van officiëele
kleur , zoekt men insgelijks te vergeefs naar de namen der komman-
danten van oorlogschepen. Het scbynt dus b\j de marine niet de ge*
-woonte te zijn de kommandanten te noemen.
Digitized by VjOOQIC
53
volking; in tegenspraak met de gevolgtrekking uit het
feit^ dat de heer Yandevelde wenscht te Blaten me-
despreken." Doch die aanhaling uit het werk zelf dat
onder verdenking ligt van verdichte gevechten te bevatten,
(waarom toch? waren er geen ecAfa gevechten genoeg?) is
geen geldig bewijs voor de waarheid. iWelligt ," roept de
heer Sluijterman van Loo reeds uit , iwelligt berust ook
diemededeeling op particuliere berigten." — Gelukkig niet!
Zij berust op het officieel rapport van den chef der ex-
peditie dd. 30 Julij 1861 L» V. 9, handelende over den
algemeenen toestand en de jongste kiljgsveriïgtingen.
Ten einde de gevolgtrekking uit het door den heer
Yandevelde medegedeelde feit teilaten medespreken/'
— trouwens niet op de wijze waarop hij het bedoelde, —
zal ik reeds nu een uittreksel uit dat rapport laten vol-
gen, zonder te wachten op een onzekere 2^ uitgaaf
van 9de Bandjersche KHjg." Gaarne getroost ik mij de
moeite van het afschrijven; want dit lezende, zal de
heer Yandevelde overtuigd worden, èn van de juist-
heid mijner voorstellingen van marine-handelingen, èn
van de moeijelijkheid om niet te falen in een werk van
eenigen omvang, daar hij thans zelf ondervindt nog geen 28
pagina's te kunnen schrijven zonder onjuistheden te be-
gaan ; het zal hem doen zien dat zijn oordeel over de
handelingen van vele zeeofBcieren te gunstig, het zal
hem uit den waan brengen dat mijn oordeel daarover
te gering was; het zal hem, zoowel als den heer Sluij-
terman van Loo, welligt tot meer toegevendheid stem-
men voor geringe tekortkomingen van anderen.
Het bedoelde uittreksel luidt aldus:
^Aangezien ik reeds vroeger had vernomen , dat de
vijand zich vermoedelijk te soengej Boentoek bevond, was
Digitized by VjOOQIC
54
aan de Celebes bij hei vertrek opgedragen, om dezesoen-
gej Ie onderzoeken."
iDen 18^° (Julij 1861) onderzocht de koramandant der
Celebes de soengej Boentoek en stuitte op eene scheeps-
lange versperring die de rivier sloot, tervrtjl ook was
versperd een kleinen, meer om den noord loopenden zij-
tak ; echter werden geene vijanden bespeurd. Den vol-
genden morgen werd nogmaals de soengej door gewa-
pende whaleboot en jol, onder den luitenant ter zee
P. C. van der Star onderzocht. Als sein van assistentie
was afgesproken drie onmiddellijk op elkander volgende
geweerschoten. Nadat de twee genoemde sloepen een
half uur weg waren , wer<J het sein gegeven en de ge-
wapende barkas alsnu nagezonden onder den luitenant ter
zee ^^"^ kl. H. J. van Broekhuisen , die al spoedig de
terugkeerende whaleboot en jol, de soengej afzakkende, (1 )
ontmoette. De barkas deed nu een schot met de draai-
bas in het bosch en allen keerden naar boord terug. Een
inlandsch matroos had twee kogel-wonden en een euro-
peesch matroos een schampschot."
^Hoewel de onzen weinig van den vijand gezien
maar een hevig krijgsgeschreeuw hadden gehoord, had-
den zij niettemin het vuur goed beantwoord. De ver-
sperring werd niet genomen en dewijl de kommandant
der Celebes zijne magt te gering achtte, om dezelve aan
te tasten en op te ruimen, vertrok ZEdG. naar Meng-
katip, om van daar rapport te zenden. De versperringen
in de soengej Boentoek liggen % urn* stroomafwaarts en Va
uur stroomopwaarts van de Barito. Onder weg ren-
(i) De woorden in dit officiëele stuk en de volgende stukken ?an
dien aard, >^aarop ik bijzonder de aandacht van den lezer wensch te
vestigen, z\jn met cursieve letters gezet.
Digitized by VjOOQIC
55
centreerde hij evenwel eene postsloep nabij de Karrau-
rivier , waarmede hij zijn rapport afzond.
sOp den ^^*^^^ roeide de kommandant der Celebes mei
de twee gewapende sloepen nogmaals de Boentoek in^
kwam tot bij de versperring, doch ontmoette niets bij-
zonders"
>In den namiddag van den 24^'«° werd hetzelfde weder
herhaald, doch toen men halfweg de versperring was, kreeg
men hevig vuur, zonder daarvan iets te lijden, hetgeen
goed beantwoord werd ; — en nadat bem eenige schoten
uit de draaibas waren toegegooid, staakte de vijand
zijn vuur."
^De sloepen kregen order om terug te komen en na haar
retour liet de kommandant der Celebes twee kogelschoten
üit het middelbaar kanon en één granaatschot in de
rigting des vijands doen." (1)
Ieder, die dit uittreksel vergelijkt met het door mij
te boek gestelde op pag. 108 en 109 van het 2***^ dl. van
i>de Bandjersche Krijg ," beslisse nu :
of er partijdigheid in doorstraalt ;
of de feiten niet juist (maar beknopter) wedergege-
ven zijn;
of het prestige der zeemagt zoo groot was als door den
heer Vandevelde werd opgegeven.
Het zoude mij niet moeijelljk vallen uit hetzelfde of-
ficiëele stuk aan tetoonen, — en dit als eennieuw bewijs
mijner gematigdheid te laten gelden , — dat de handelingen
der Ceiebes aan de s. Boentoek , de goedkeuring noch van
den chef der expeditie noch van den kommandant der
(i) Dat die versperringen eerst in Augustus 1861 genomen werden,
vindt men op pag. 127 en 128 van de »fiandjersche Kr\jg*' II Dl. — Zie
verder Bijlage B.
Digitized by VjOOQIC
56
maritime middelen mogten Ivegdragen ; maar ook zonder
dat, meen ik het geschrift van den heer Yandevelde reeds
voldoende beantwoord te hebben.
Op mijn beurt eindig ik met den wensch , dat de beer
Yandevelde mijne toelichting moge beschouwen als een
zwakke poging om een misverstand te herstellen, en te-
vens als een blijk van het groote gewigt dat ik hecht
aan zijne belangrijke bijdrage.
Digitized by VjOOQIC
DE YERMEBSTBRING VAN TABA.NIO.
(Mü. Speet. 40*« deel pag. 166-177).
Kapitein yi van Hasselt
Was ik verpligt , in de vorige bladzijden mij te verant-
woorden op een enkele onnaauv^keurigheid en te beletten
dat daaruit verkeerde gevolgtrekkingen over de waarde
van >de Bandjersche Krijg'' gemaakt werden , bij de be-
antwoording van bovengemeld tijdschrift-artikel geldt het
de bezwaren te wederleggen , die de kapitein t/z van
Hasselt tegen de beschrijving van de vermeestering van
Tabanio heeit ingebragt , en die hierop nederkomen :
iDoor het verzwijgen van het waarom van dezen of
genen maatregel, zouden de feiten niet alleen geheel
uit hun verband gerukt , maar ook een aantal mogelijke,
doch vrij onwaarschijnlijke gevolgen er uit afgeleid zijn ;
^daardoor, door een onjuiste opgave van gesneuvelde
vijanden, door het verzwijgen van gemaakte krijgsge-
vangenen, en door het bekend maken eener dagorder,
zou ik den schijn van iets weinig beduidends op die
vermeestering geworpen hebben;
)niet omdat de kapitein t/z van Hasselt van oordeel
was, zijne magt niet te moeten splitsen, maar een
tegengevallen berekening , was de reden waarom zeker
punt niet werd bezet."
Digitized by VjOOQIC
58
Den 21""* Augustus verkende de chef der expeditie
in persoon het fort Tabanio en schreef daaromtrent aan
den legerkommandant :
:»De gedane verkenning gaf mij niet alleen de zeker-
heid, dat de landingsdivisie door de hier aanwezige
oorlogsschepen te leveren , versterkt met een zeventigtal
bajonetten, twee 12ponders met bediening, ondersteund
door het zware geschut van de Celebes en Montrado —
de Ardjoeno moest te ver van den wal blijven — volko-
men in staat zoude kunnen zijn het fort te nemen niet
alleen , maar dat de gunstige gesteldheid van het terrein
tevens de gelegenheid gaf, het ontsnappen der vijande-
lijke bezetting te beletten , en dus alles over de kling
te jagen. En hierop moest ik te meer prijs stellen, om-
dat mij was berigt dat Kiay Demang Leman , na de
nederlaag bij Goenong Lawak naar Tabanio was getrok-
ken, het bevel in die sterkte voerde en onder hem nog
Kiay Lang-lang en Radja Moesa — een Boeginees —
die beide de bevolking van Tanah Laut in opstand hiel-
den, door de bedreiging van de kampongs te verbranden die
geene gewapenden wilden leveren ; uit de in het fort
gevonden maleische brieven , is dat berigt bevestigd ge-
worden.'' (Zie Bijlage C.)
in aanmerking nemende de nederlaag bij een vroegere
verkenning (zie pag. 91 van »de Bandjersche Krijg'') door
de marine geleden, en sde uitmuntende diensten door
haar bij de bandjersche expeditie bewezen'', (zie de Haas
en ClifTord te s. Besaran pag. 83—84; Yandevelde
te s. Kayoe pag. 85; van Hasselt te Martapoera pag. 89)
achtte kolonel Andresen het zich tot pligt, de marine in het
bijzonder in dit geval de gelegenheid te geven, die neder-
laag te wreken. Hij draagt daarom van Hasselt op, met vier
Digitized by VjOOQIC
.^
:f
tP»'^^
JTm
ei» ^
Kiunponq apii
JOoTiuil-nl
i^,j6, Vr^9^' £ SpjjSsr & ^ hth dJCjyjr.z^-
Digitized by VjOOQIC
^(SUf^
■i" >"U3R^
l ^'='^"5'»oUHD'^'
h.^r.«n\«A
•riT-D
fcN
Digitized by LjOOQIC
59
stoomschepen , 70 man infanterie en twee i^pondersop
belegerings-affuiten , het fort Tabanio te bemagtigen en
geeft hem een uitgebreide nota voor de operatiën. Ik
laat die nota spreken; mijne pogingen om de daarbij-
behoorende terreinkaart te verkrijgen vruchteloos geweest
zijnde , bepaal ik mij tot verwijzing naar bijgaande figu-
ratieve schets, waarop het den intelligenten lezer gemak-
kelijk zal vallen zelfde ontbrekende hoofdletters te plaatsen.
Nota voor de operatiën tegen Tabanio.
-bZoodra de beweging begint, een detachement sterk 1
officier en 50 man aan wal zetten bij het punt A ; tot
steun de kruisboot, die voortdurend in vlot water blijft.
Dat detachement heeft last om , buiten het bereik van het
vuur blijvende, te beletten de communicatie tusschen het
fort en de kampong ook met Klein Pagattan. Ret ter-
rein is daartoe gunstig , vermits de strook lands gevormd
of ingesloten door de zee en den linker rivieroever ge-
heel begaanbaar is, en geene grootere breedte heeft dan
van 400 tot 800 ellen.
»De Montrado moet gestationneerd worden tegenover
het fort bij punt B en zoo nabij mogelijk den wal; ver-
moedelijk zal hij dan nog het fort onder het bereik van
den langen i2ponder hebben. Zoodra het detachement
zooeven bedoeld aan den wal is gezet, opent de Mon-
trado het vuur op het fort en onderhoudt dit van tijd
tot tijd.
iDes nachts moeten de beide iSponders in de ijzeren
laadschouw geladen , en in de nabijheid van de monding
onder bescherming van de Celebes geplaatst worden;
met het aanbreken van den dag begint het debarkement
aan het punt C, onder bescherming van den vooraf aan
Digitized by VjOOQIC
60
den wal gebragten houwitser van 1 i V^ duim en van 100 ^e-
weerdragende manschappen; een 25tal daarvan wordt in
de nabijzijnde struiken en ligt houtgewas en tirailleur
opgesteld, om te beletten dat het werkend personeel
door enkele met geweer gewapende opstandelingen be-
kropen kan worden.
>Hierna wordt het punt D gekozen , waar de beide
12ponders in batterij moeten worden gesteld; dat punt
moet in ieder geval liggen buiten de directe werking
van het vuur van het fort, hetgeen te beter kan geschie-
den, vermits de opstandelingen slechts zeer ligt geschut
hebben. Tot het gemakkelijk vervoer van de 12pondei*s
zijn aan boord van de Montrado en Boni medegegeven
planken van 2 duim (dik) en 1 Vs a 2 voet breed, die als rail
of spoor door het mulle .zand gebruikt moeten worden ;
ook zijn er ribben aanwezig voor het oprollen der stuk-
ken uit de laadschouw aan den wal. Het houtwerk voor
4 compleete beddingen is aanwezig op de Montrado ; twee
daarvan kunnen tot hetzelfde einde (transport der 12pon-
ders) gebruikt worden.
>Het punt D moet en kan zoodanig gekozen worden,
dat het vuur der beide 12ponders, dat onmiddellijk ge-
opend moet worden zoodra de beddingen gelegd zijn,
gelijktijdig gerigt kan worden op de poorten, die zich
in de Noord-Ooster en Noord- Wester courtine bevinden.
Vermoedelijk zullen die beide poorten , nadat eenige ko-
gelschoten getroffen hebben, wijken, en is dit het
geval, dan moet onverwijld tot de bestorming langs
de beide avenues overgegaan en alles over de kling ge-
jaagd worden wat zich nog in het fort bevindt^ ook
dan zelfs, wanneer gedurende het vuur, of vóór de at-
taque aanzoek tot onderwerping mogt worden gedaan.
Het personeel, dat binnen het fort te Tabanio is, behoort
Digitized by VjOOQIC
61
zander den minsten twijfel tot dat, wat aan de moorden
te Kalangan en Goenong Djabok deel heeft genomen; het
verdient dtis geen genade.
pHeden is onderzocht of de Celebes de bank bij Ta-
banio kan passeren; kan dit, dan moet dat stoomschip
zoodra het belegeringsgeschut gedebarkeerd wordt, in
de rivier doorstoomen, tot het voorschip het punt E
bereikt , zoodat het vuiir van den SOponder geheel op de
hoofdpoort en op het Ooster-baslion gerigt kan worden ;
dat gedeelte is mij vooral in zeer vervallen toestand
voorgekomen; zoodat het zich laat aanzien dat in het
metselwerk spoedig eene practicabele bres zal kunnen
worden geschoten.
jBij het punt F is eene versperring in de rivier ge-
maakt , die veel het aanzien h^eil alsof zij dienen moet
om de opstandelingen, die thans het fort bezetten, het
ontkomen langs het ontoegankelijk bosch, dat zich aan
den regteroever bevindt, mogelijk temaken; hierop moet
dus het schrootvuur van de Gelebes gerigt worden,
zoodra het beschieten der sterkte gestaakt is, om het
ontkomen langs die zijde te beletten.
i^Met de Montrado moet een sein afgesproken worden
dat van dien bodem gegeven wordt, wanneer het beschie-
ten der sterkte ophoudt, en wel om als waarschuwing te
dienen voor het detachement bij A gedebarkeerd, om
zoo snel mogelijk langs de linker rivierzijde naar het
fort te trekken , en te vuren op al hetgeen , wat langs
die zijde mogt trachten te ontsnappen en gelijktijdig de
kampongshuizen, welke op dien weg liggen, doorzoeken.
Al wat dat detachement daar ontmoet , moet worden af-
gemaakt. Het spreekt van zelf dat gedurende het vuur
op het fort dat detachement zich bepaalt tot het afsnij-
den der gemeenschap met de kampong Klein Pagattan
Digitized by VjOOQIC
62
zooals boven gezegd is, zonder zich naar de zijde van
het fort voorwaarts te bevt^egen , vermits het anders bloot-
gesteld zou kunnen zijn 'aan de kogels, die te hoog ge-
rigt, over het fort heen zouden kunnen vliegen.
»Kan de Gelebes de rivier niet binnen, dan neemt de
Boni positie bij het punt F en voor dat geval wordt de
houwitser daar aan boord gebragt, zoodra de beide
i2ponders in batterij staan , en het schroot- en geweervuur
op het overgangspunt in de rivier gerigt De Gelebes
neemt dan positie zoo digt mogelijk aan het strand , op
een punt van waar het vuur van den SOponder op de
Westerpoort gerigt kan worden.
»De disponibele magt, welke kan worden gedebarkeerd,
bestaat uit 172 geweer- en 50 lansdragende manschappen.
Hierboven is slechts gesproken van 150 man; de li
overblljvenden (behalve de artilleristen) moeten dienen voor
het debarkement der 12ponders; is dat debarkement
eenmaal geëffectueerd, dan kan dat personeel gebruikt
worden déér, waar men den vijand het meest afbreuk
kan doen.
»Bij de 12ponders kunnen in batterij gesteld worden
2 handmortieren, om van tijd tot tijd een granaat in het
fort te werpen ; evenwel is van dat vuur weinig resul-
taat te wachten, vermits de opstandelingen, die het fort
bezet houden, op het banket geschaard staan en in de
binnenruimte de springende granaten dus weinig effect
zullen doen.
>Kan de Gelebes de rivier binnen, dan is het nuttig,
dal de Boni met den houwitser naar het punt A wordt
gezonden en die vuurmond d&ér wordt aan den wal ge-
bragt, ten einde bij het vervolgen der vlugtelingen be-
nuttigd te worden.
i^Het doel der expeditie is tweeledig , namelijk het ne-
Digitized by VjOOQIC
63
men en bezetten van het fort te Tabanio en het beletten
dat de vijandelijke bezetting ontsnapt; de maatregelen
hierboven in groote trekken aangegeven kunnen dat doel
volkomen doen bereiken; het wordt echter aan den ka-
pitein-luitenant ter zee van Hasselt natuurlijk geheel
overgelaten die naar gelang der omstandigheden door
betere te wijzigen. Dringend wordt aanbevolen snel te
ageren en zoo maar eenigzins mogelijk denzelfden dag,
dat het belegeringsgeschut gedebarkeerd wordt, ook het
fort te nemen ; vermits het anders te vreezen is , dat de
opstandelingen van den nacht gebruik maken om te ont-
snappen , hetgeen dan niet belet zou kunnen worden.
lYoor alle eventualiteiten zijn aaii boord van de Mon-
trado en Boni ingescheept 5 dubbele stormladders, 200
bamboezen tot het maken van sassakken tot het passeren
der gracht , 150 schanskorven en een SOOtal bossen pray
tot dekkingsmiddel.
»Den kapitein-luitenant ter zee wordt opgedragen om na
de verovering van het fort den 2^*° luitenant Yan Dam
Yan Isselt met 50 man inranterie en 5 artilleristen die
sterkte te doen bezetten , de beide ISponders in het
Zuider en Noorderbastion in batterij te plaatsen, de
Ardjoeno ter reede van Tabanio achter te laten, met de
Montrado , Gelebes en kruisboot naar de Koeala Maloekka
Ie stoomen, daar met de gewapende sloepen en dedis-
ponibele magt eene landing te doen, de opstandelingen,
zoo die daar mogten zijn, te verdrijven en vervolgens
de Celebes onverwijld naar Bandjermasin terug te zen-
den; de Montrado zal dan voor de Koeala Maloekka
station houden en nadere bevelen afwachten.
»Yan het nemen en bezetten van Tabanio zal de kapi-
tein-luitenant ter zee voornoemd onverwijld rapport zen-
den aan den chef der expeditie met de Boni en vervolgens
Digitized by VjOOQIC
64
op de Montrado of Ardjoeno nadere bevelen afwach-
ten.
»Het detachement te Tabanio moet door de Ardjoeno
voor eene maand van vivres worden voorzien ; mogt de
munitie voor de 12ponders te veel verbruikt zijn, dan
moet die tot 400 schoten (half kartetsen) van den voor-
raad van de Montrado worden aangevuld , kunnende die
bodem het afgegevene aan de Schans van Thuyll terug
bekomen.
»De gezaghebber van Tabanio, die aan boord der Ar-
djoeno is toegevoegd aan den kapitein-luitenant, zal zoodra
het fort bezet is , onmiddellijk trachten de bevolking in
de kampongs terug te doen keeren. Een loods en man-
doer van de Schans van Thuyll beide te Tabanio be-
kend, welke zich aan boord der Montrado en Boni be-
vinden, kunnen daarbij nuttig wezen."
De Chef der Expeditie.
Andresën.
Laat ons nu nagaan wat den kapitein ter zee bewoog
van de instructie af te wijken.
a. Hij ^vermeende" op het fort nog een paar zware
stukken in batterij te zien staan;
b. Hij »vermoedde" dat er in het bosch aan den reg-
ter-rivieroever een versterking was opgeworpen, omdat
hij rapport had ontvangen, dat er den vorigen dag van
die zijde op de landende sloepen was geschoten;
0. Hij )was van gevoelen" dat het in batterij bren-
gen der beide i^ponders niet bij daglicht ^oude kunnen
afloopen ;
d. Hij ibeschouwde" het daarom ondoelmatig de 50
infanteristen aan wal te zetten; en instelde zich bepaald
Digitized by VjOOQIC
65
voor" dat die 50 infanteristen , bet te kwaad krijgende ,
verwarring zouden doen ontstaan.
e. Hij ^veronderstelde*' een ernstige tegenweer te
zullen ondervinden; en
f. Het was >zijn voornaam streven" een geleden
échec met het minst mogelijk verlies te herstellen.
Was het gebleken dat die meeningen, vermoedens,
beschouwingen en veronderstellingen gegrond waren, de
uitkomst zou die afwijking geregtvaardigd hebben; maar
de zware stukken die men ivermeende" te zien (a),
werden niet gevonden; de versterking aan den regter-
oever, wier aanwezen ivermoed" werd (6), bestond niet;
het in batterij brengen der beide i2ponders, dat men
Bvan gevoelen was" niet bij daglicht te kunnen afloopen (c),
geschiedde in weinige morgenuren; de ^beschouwing"
over het ondoelmatige om een / detachement van 50
infanteristen aan wal te zetten, en de i^bepaalde meening''
dat dit detachement het te kwaad zoude krijgen {d)y
waren geheel subjectief en stonden lijnregt tegenover
het gevoelen en de voorschriften van den kolonel An-
dresen; de »veronderstelling'* van een ernstigen tegen-
stand te zuUen ondervinden (e), werd niet bevestigd ; en
het Dvoornaam streven" om een geleden échec te her-
stellen (/), was niet in den geest der instructie , die be-
paald voorschreef: het fort te nemen en de bezetting
het ontsnappen te beletten.
Met het rapport van den kapitein ter zee* dd. 29
Aug. 4849 n^. 122 L^ A vóór mij , zoek ik te vergeefs
naar één geldige reden voor het afwijken van de in-
structie ;
pomdat er een europeesch vraagstuk voor hem lag,
ontveinst hij niet" dat hij >de zaak zoo gemakkelijk niet
inzag" als de kolonel Andresen;
5
Digitized by VjOOQIC
omdat al het werk door de matrozen gedaan moest wor-
den i^die zich niet met hunne geweren konden bemoeijen,
wanneer zij misschien uit het zoogenaamde ontoeganke-
lijke bosch konden verontrust worden /' besluit hij de
landtroepen op hetzelfde punt tot dekking der marine
te doen ontschepen;
omdat de ruimte van den kampong tot het door ko-
lonel Andresen bepaalde ontschepingspunt niet zoo ge-
ring was als in de nota werd opgegeven (hoeveel groo-
ter?) en omdat de kruisboot, in vlot water blijvende,
als een onzekere steun moest beschouwd worden, kwam
hem dat detachement infanterie vooral gedurende den
nacht, »vrij verlaten voor'*;
het was hem igeruster alles geconcentreerd te heb-
ben'';
hij Brekende de beschikbare magt te gering om die
te versnipperen" ;
hij idurfde het ten minste niet wagen" zonder dat
detachement het fort te laten bestormen , en was van
oordeel dat de matroos, hoe ^uitmuntend moedig, on-
dernemend en braaf ook, geregelder en zekerder werkt
met zijne broeders landsoldaten."
De beschikbare magt die ontscheept kon worden, be-
stond uit 172 geweer- en 50 lansdragende, te zamen
222 gewapende manschappen. Laat ik buiten rekening
de matrozen, die van de Onrust — den avond vóór
den aanval geheel onverwachts tot versterking aangeko-
men — bij de landingdivisie gevoegd konden worden,
dan waren er:
72 man, voor het aan wal brengen der i2ponders,
100 man tot dekking, en bleven er
50 man over, om in den rug van het fort te ageren.
Vreesde de kapitein ter zee dat die 50 man het te kwaad
Digitized by VjOOQIC
67
zouden krijgen, waarom detacheerde hij er dan niet meer?
Beschermd door het geschut der schepen, door de overige
l)ajonetten aan wal, waren de manschappen die het ge-
schut op 400 el van het fort aan wal bragten geheel
vrij in hunne bewegingen, behoefden althans geen uitval
te vreezen die niet gemakkelijk kon worden afgeslagen.
Achtte de kapitein ter zee het onraadzaam het deta-
chement infanterie 's nachts aan wal te laten, waarom
liet hij 'i dan niet kort voor het aanbreken van den dag
ontschepen? het hoofddoel was immers de bezetting niet
te laten ontkomen. Dit werd echter geheel uit het oog
verloren.
Hoe de kapitein ter zee aan het cijfer van 500 man
bezetting komt, weet ik niet. Reeds in December 1859
was men meester van de Tanah Laut; uit de verklarin-
gen, van een aantal inlanders dé&r woonachtig, uit het
verhoor van het inlandsch hoofd Idis die in de gevan-
genis stierf, en naar de getuigenis van den Hoofd-Djaksa
Soeria Winata, bleek het, dat het fort, aanvankelijk sterk
bezet, door de meesten ontruimd werd toen men aan-
stalten maakte om het aan te vallen ; en dat er gedurende
den aanval geen vijftig manschappen ter verdediging over-
bleven. De mogelijkheid bestaat dat er een enkel man
zoude ontkomen zijn, ook indien er een detachement
in den rug had gestaan; was evenwel de histructie ge-
volgd, nagenoeg de geheele bezetting zou in onze han-
den zijn gevallen.
BWat echter tot mijn leedwezen niet gelukt is," schrijft
de kolonel Andresen in zijn rapport van 10 October,
i^dat ik mij als een der groote voordeelen in deze
operatie voorstelde^ is het over de kling jagen der vij-
andelijke bezetting. Door het niet opvolgen van een der
voornaamste punten van de nota van instructie, totwij-
Digitized by VjOOQIC
68
ziging waarvan overigens de kommandant de vrijheid had,
heeft men dit voordeel gemist; de oorzaak daarvan is
geweest groote, doch weliigt van zijn gezigtspunt niet
af te keuren , bezorgdheid van den kommandant, die zijne
magt op één punt meende vereenigd te moeien houden.
Dit is te meer te betreuren, omdat een tweede gelegen-
heid om zoo bepaald den vijand te kunnen afsluiten, als
het terrein hier aanbood, zeker niet meer gevonden zal
worden. De toelichting die de overste van Hasselt om-
trent dit punt in zijn gedetailleerd tweede rapport geeft,
strekt ter wederlegging van mijne bemerking, die ik
hieromtrent, na de ontvangst van de eerste tijding van
de verovering gemaakt heb."
])Die wederlegging heeft mij echter niet van mijne
meening kunnen terugbrengen. Het begin der operatiën
tegen Tabanio had behooren te zijn, het aan den wal
brengen van het detachement infanterie op het aange-
geven punt. Dat detachement, sterk 50 bajonetten, kon
met eene vrije beweging naar zee, niet in gevaar ko-
men en de magt bij de iSponders aanwezig, was
ruim genoeg èn om het debarquement én om het ge-
schut en personeel dat met het in batterij plaatsen be-
last moest worden, te beschermen. Het gevolg van dit
verzuim is, dat thans de Tanah Laut in verzet en op-
stand gehouden wordt, iets dat zeker niet het geval
zoude zijn, indien men kiay Demang Lehman, Hadji
Boyasin en Kiay Lang-Lang — de laatste is het door het
bestuur vroeger aangesteld districtshoofd van Tabanio,
dat sedert lang een zeer actief deel aan den opstand ge-
nomen heeft; de tweede is een der hevigste fanatieke
priesters — had kunnen gevangen nemen of afmaken.'"
Bik heb dit gevoelen aan den overste van Hasselt medege-
deeld en meen dit ook hier niet te moeten verzwijgen/'
Digitized by
Google
69
In hetzelfde rapport, dat tot grondslag mijner be-
schrijving strekte, komt het cijfer der verliezen van
's vijands zijde niet voor; het lijk van den inlander dat
in het fort werd gevonden, hield ik voor het eenige
verlies. Mogelijk is het, dat de 10 lijken later in den
kampong gevonden — een bijzonderheid die mij onbe-
kend was — slagtoffers van de verdediging van het fort
geweest zijn; maar veel waarschijnlijker is het, dat het
lijken van inlanders waren die buiten het fort door de
kanonkogels getrofifen werden.
De 37 gevangenen waarvan de kapitein ter zee ge-
waagt, hebben bepaald niet aan de verdediging deel ge-
nomen. Het waren inlandsche handelaren van Mandhar,
die op hunne vaartuigen (vier tjomplongs) het gevecht
aanzagen. Dat de kapitein ter zee hen gevangen liet ne-
men, was natuurlijk; men kon het hun niet aanzien of
zij vrienden of vijanden waren; maar krijgsgevangenen,
mannen die met het zwaard in de vuist in onze handen
vielen en men in de verslagen der gevechten als zegetee-
kenen pleegt op te geven, Afn/^^^evan^^nm waren zij niet.
Beschuldigd van buskruid aan den vijand te hebben ver-
kocht, vertoefden zij een geruimen tijd in de gevange-
nis te Bandjermasin, en werden later, bij gebrek aan
bewijzen, op vrije voeten gesteld.
Dat ik eindelijk door het bekend maken van. een dag-
order »den schijn van onbeduidendheid op de vermees-
tering van Tabanio wierp" verklaar ik niet te begrijpen ;
de inhoud dier dagorder getuigt juist voor het tegen-
deel. Had ik echter geweten hoe de kapitein ter zee
zelf over dat stuk dacht; ware het mij mogelijk geweest
de commentaridn , die de kapitein ter zee op zijn eigen
dagorder publiceerde, vooraf te lezen, ik zou het ver-
zoek van den zeeoflicier die mij dat stuk ter hand stelde,
Digitized by VjOOQIC
70
argeslagen, de dagorder niet in »de Bandjersche Krijg''
opgenomen hebben. Het rapport van den kapitein ter
zee dat ik niet publiceer, om niet andermaal (even als
door de dagorder) de gevoeligheid van den heer de Haes
op te wekken, moet op iedereen denzelfden indruk maken :
vóór het gevecht, te groote dunk van 's vijands magt en
geringschatting van eigen krachten; gedurende het ge-
vecht, verrassing over de uitwerking van het geschut-
vuur; na het gevecht, opgewondenheid over den uitslag.
Had ik van dat rapport vroeger inzage gekregen, ik zou
mij in »de Bandjersche Krijg" waarschijnlijk niet bepaald
hebben tot de eenvoudige mededeeling der feiten, maar
welligt in bijzonderheden zijn getreden, die thans eerst
door het tijdschrift-artikel van den kapitein ter zee zijn
uitgelokt.
Digitized by LjOOQIC
DE MONTRADO TE S. BESARAN. —r DE MONTRADO , DE TJIPANNAS
EN GEWAPENDE BARKAS TEGENOVER IJZEREN LAADPRAAUWEN. —
NATUURLIJKE REDEN WAAROM SOMMIGE HELDBNFEITEN NIET MEDE-
GEDEELD WORDEN. — HET AFLOOPEN DER ONRUST. — WAAROM
DE MONTRADO NIET DADELIJK DE ONRUST GING WREKEN. — DB
MONTRADO GESTATIONNEERD AAN DE MENGKATIP. — MEER BIJ-
ZONDERHEDEN OMTRENT EEN AANVAL MET 100 MAN OP EEN BEN-
TING BEZET DOOR 50 MAN. — TOGT NAAR LONTONTOEÖR. —
HOE DE HAES KRIJGSGESCHIEDENIS ZOU SCHRIJVEN. — WAAROM
DE KINGSBERGEN DE S. THEWÉ IN APRIL d860 NIET OPVOER.
(Brochure van R. L. de Haes, kapt.-lalt. t/z en J. A.
Meijer, luit. t/z ^* ^l»)
Een der hoofdgrieven van den kapitein-luitenant de Haes
tegen den schrijver van i>de Bandjersche Krijg" is , >dat
deze zich bepaalde tot het raadplegen der ofBciëele rappor-
ten van de chefs der expeditie, die geen kennis van
het zeevtrezen hadden, en dat hij niet gerust heefl voor-
dat alle oflQciëele bescheiden der zeemagt in zijne han-
den waren ; eerst dan zou hij zijn roeping als geschied-
schrijver begrepen hebben."
De heer de Haes boude mij ten goede dat ik volhard
bij een ander gevoelen. Kennis van bet zeevfezen
hadden de chefs der bandjersche expeditie niet noodig, om
taktische of strategische handelingen van stoomschepen
Digitized by
Google
72
Op de bandjersche rivieren te beoordeelen; met de ma-
noeuvres der schepen lieten zij zich niet in. De chef der
maritime middelen, ondergeschikt aan den chef der expe-
ditie, was verpligt hem alle verrigtingen der marine
mede te deelen. In het algemeen kon men dus verwach-
ten dat de raiQ>orten van de chefs der expeditie, die van
hun hooger standpunt het geheel beter overzagen, juis-
ter waren dan de speciale rapporten van ondergeschikte
chefs, die onwillekeurig de beste voorstelling van hunne
handelingen gaven. — Het raadplegen van speciale rap-
porten, opgewekt door de tegenschriften , heeft mijn
beoordeeling dan ook over geen enkele oorlogshandeling
gewijzigd.
Was de reclame van den kapitein-luitenant gegrond,
ieder kolonne-, benting- of patrouille-kommandant, had
evenveel regt om te vergen dat de geschiedschrijver ook
zijne rapporten raadpleegde.
Het eerste betwiste punt in de brochure de Haes,
betreft de eerste oorlogshandeling van den kapitein-lui-
tenant als kommandant van de Montrado.
Nadat hij een stuk geschut voor de benting te P. Petak
heett ontscheept, inmaakte (hij) daarna een verkenning
naar een versterking te s. Besaran , en beschoot die ge-
durende IVa uur zonder uitslag" (pag. 83).
Ik meende die zaak zoo discreet mogelijk voorgesteld
te hebben en bevroedde niet, dat ik reeds bezig was >de
marine te miskennen."
>Het medegedeelde is niet juist" zegt de kapitein- lui-
tenant. Hij was niet op ^verkenning" naar s. Besaran
uitgezonden, maar wel >om zich zooveel mogelijk bekend
Digitized by VjOOQIC
73
te stellen met de rivieren en stroomen in deze afdeeling
en ten einde den stand van' zaken op die rivier op te
nemen." Eilieve! waar is het verschilt
Een schoon veld staat voor de Haes open. Aan een
vaartuig als de Montrado biedt, in de maand Junij , de
Kapoeas bij een diepte van 30 voet onder de kiel en
een breedte van 350 Ned. el de gelegenheid aan, om
minstens twee dagen naar boven te stoomen. De
Haes stoomt hoogstens een uur de rivier op, ziet niet,
dat er aan de s. Besaran een benting ligt, neemt den
karapong P. Teloe in oogenschouw, die in de maand Mei
door den civielen schooner van Os was verbrand, en keert
terug. Onder het stroomafwaarts stoomen wordt de
benting echter ontdekt en dadelijk aangevallen. De uit-
werking van het kanonvuur voldoet niet aan de ver-
wachting, is evenwel belangrijk genoeg om een tweede
versterking — een reduit — te demaskeren. >Er zal
gedebarkeerd moeten worden,'' zegt de Haes, »maar daartoe
ben ik niet sterk genoeg. Het vernielen der bentings
door geschutvuur kost tijd , buskruid en projectilen; ga
ik nu weg, dan versterkt de vijand er zich welligt nog
meer en dan zal ik hem later des te meer afbreuk kun-
nen doen." Hij herinnert zich in last te hebben zoo-
dra mogelijk op de Negara-rivier te zijn en stoomt weg.
>0m zich te overtuigen of de sterkte verdedigd werd"
loste de kapitein-luitenant eenige kanonschoten; der-
halve met plan den vijand te verdrijven als hij er was
en zich verdedigde; waarom hervatte hij anders het
vuur, toen zijn eerste schoten beantwoord werden?
toch niet om noodeloos munitie te verspillen ! Had hij
opgegeven hoe sterk de bemanning der Montrado was
(op bladz. 10 der brochure staat te lezen, dat van
een op de Montrado ingescheept detachement, i ser-
Digitized by VjOOQIC
74
geant en 15 manschappen aan den luitenant Bichon tot
aanvulling zijner magt werd afgegeven) en hoe sterk hij
den vijand schatte, men zou over het gewaagde van een
debarkement kunnen oordeelen ; de kapitein-luitenant deed
dit evenwel niet. Het vooruitzigt dat de vyand zioh nog meer
versterken zou, moest hem nog meer tot doortasten aan-
zetten , want natuurlijkerwijs zouden er bij een volgende
gelegenheid ook meer strijdmiddelen noodig zijn dan één
Montrado. Eenmaal den aanval begonnen, had hij dien
behooren door te zetten ; het ontschepen eener landing-
divisie, ondersteund door een vuur k bout portani uit
het betrekkelijk zwaar geschut, kon hier onder de gun-
stigste omstandigheden geschieden. De vijand was dé&r;
op de Negara-rivier moest hij nog gezocht worden ; van
munitie zal de Montrado wel even ruim voorzien geweest
zijn als ieder oorlogschip ; laat de verovering een halven dag
tijds gekost hebben, die tijd zou goed besteed geweest
zijn. Maar nu het gevecht werd opgegeven, was het
evenmin te verwonderen dat de vijand overmoedig werd
en een uitnoodiging zond om nog eens ^met kogels te
spelen" als dat de goedgezinde bevolking het vertrou-
wen in onze magt verloor. —
Hetgeen de Haes mededeelt van het gevecht van de
Tjipannas met een aantal praauwen nabij Poeloe Petak
(pag. 84), strekt alleen om de slechte bewaking der soengej
Petak te releveren, (door den schrijver van de >Bandjersche
Krijg" verzwegen) hetgeen op rekening komt óf van de
Tjipannas óf van de Montrado. Verder blijkt er uit, dat de
vijand die twee , drie weken vroeger te magtig was om
er tijd of munitie aan te verspillen, zich thans zoo laf*
hartig gedroeg, dat twee kanonschoten voldoende waren
Digitized by VjOOQIC
75
om hem ^met ontzetting'' de vaartuigen te doen verlaten.
Bij de ^^belangrijke verwoesting die deze twee schoten
schijnen verwekt te hebben," ontbreekt weder een op-
gave van 's vijands sterkte en verlies. Van bloedsporen
is hier zelfs geen sprake.
Het is niet onwaarschijnlijk dat het aantal menschen,
dat zich 's anderen daags nog op de Ijzeren laadpraauwen
bevond, zeer gering was. Volgens de mededeelingen toch
van Radin Akah, later Tommonggong Singa Djaja, die
zich aan boord der Tjipannas bevond, hielden depraau-
wen , van de Kapoeas komende , digt onder den wal Toen
de Tjipannas er heen stoomde , voeren de kleine vaartui-
gen de soengej Petak binnen, terwijl drie ijzeren laad-
schouwen , voorzien van een rij regtstaande balken , bij
wijze van borstwering, den ingang der soengej bescherm-
den. Door het halen en vieren van rottan-talies, aan de
oevers uitgebragt, liet men de laadschonwen wenden, om
zoodoende de borstwering steeds naar het op en neder
stoomende vaartuig te houden en de verdedigers te
dekken.
De Tjipannas bepaalde zich er toe, den ganschen dag op een
afstand van ± 600 N. E. op en neer te stoomen en het
geschut los te branden , wanneer zij dwars voor de laad-
schouwen kwam. Tegen 6 uur 's avonds naar P. Petak
terug stoomende, werd overeengekomen dat de Tjipan-
nas iets beneden de s. Petak, en een gedeelte van de
bezetting der redoute aan het uiteinde van kampongPa-
langkie, het ontkomen der laadschouwen zouden beletten.
Tegen 8 uur kondigde het gefluit der Tjipannas de komst
van de Montrado aan. De vijand , hoewel weinig schade
geleden hebbende en aanvankelijk van plan 's anderen
daags het gevecht te hervatten , achtte het thans, bij die
overmagt, raadzamer een goed heenkomen te zoeken.
Digitized by VjOOQIC
76
De meerdere of mindere juistheid dier mededeelingen
in het midden latende en zonder in beschouwingen te
treden over de verrigtingen van de Tjipannas, meen ik
evenwel op de groote gematigdheid mijner voorstelling
op pag. 84 te mogen wijzen. —
Mag het minder bevreemdend heeten , dat de schrijver
van »de Bandjersche Krijg'" geen melding maakte van den
matroos S^^ klasse Van der Velde, dan dat de Haes zelf
het feit niet mededeelt , dat >tot de meest gunstige uit-
komsten heeft geleid*' ? Dat feit, hoe belangrijk ook, maar
voor mij nog langen tijd met zekere geheimzinnigheid
omsluljerd , werd niet geboekstaafd, omdat het den schrij-
ver van )de Bandjersche Krijg" niet bekend was. Had de
Haes het betreurd , dat ik de namen niet noemde van
mannen die zich buitengewoon onderscheidden, ik zou
de billijkheid dier klagte erkennen. Hoe gaarne toch zou ik
de naam van den artillerist genoemd hebben , die het amok
op de Tjipannas (Mei 1 859) voorkwam ; hoe gaarne de namen
der boeginesche soldaten, die onwankelbaar trouw bleven,
toen de vijand hen met goud en belofte van grootheid
tot desertie trachtte over te halen ! — ik was er echter
niet toe in staat. Het is mij bewust dat er menig schoon
feit onvermeld bleef; maar de kapitein-luitenant die er
een kent en het niet mededeelt , mag mij daarvan geen
verwijt maken. Hij noemt den naam en verzwijgt het
feit. Dat hij den naam noeme van den sergeant der sap-
peurs, die op Benschops togt naar Moening, bij een pa-
niek alleen stand hield toen ieder week, en met zeven
wonden overdekt, sneuvelde, — het publiek zou den
kapitein-luitenant dank weten. En het gedrag èn de naam
Digitized by VjOOQIC
T7
van dien sergeant waren mij vroeger evenmin bekend als
het feit van den matroos Van der Velde» dat ik eerst door
het artikel van den majoor Gerlach in de Gids leerde
kennen (1). —
Over de vermeestering van Tabanio meen ik genoeg
gezegd te hebben. De togt van Yerspijck naar Pleiharie
kon daarmede niet vergeleken voorden. Met nog geen
300 man onderwierp Yerspijck het landschap Tanah Laut ;
de wildernis alleen bleef den verstrooiden vijand tot eenig
toevlugtsoord over. Yan het insluiten der hoofden was
dééi* geen sprake ; die zeldzame gelegeaheid deed zich te
Tabanio alleen voor.
Ook de dagorder laat ik rusten. Als alle dagorders>
aan het euvel lijden dat de kapitein-luitenant de Haes
in de bewuste ziet , wenschte ik dat hij er eenige , tij*
dens den bandjerschen krijg uitgegeven, in zijn bro*
chure had opgenomen. —
Met de meeste naauwkeurigheid werd in weinige re-
gelen het afloopen der Onrust in »de Bandjersche Krijg"
beschreven. Ten einde niet verpligt te zijn dit onder- •
werp tweemaal te behandelen, zal ik de aanmerkingen
van den kapitein-luitenant de Haes en die van den lui-
tenant ter zee \^ klasse Jhr. Meijer zamen vatten en ge-
lijktijdig beantwoorden.
(1) Deze matroos verdedigde een kamer, waarin vele vrouwen gevlugt
waren, zoo moedig, dat het geen enkelen vijand gelukte er binnen t&
dringen.
Digitized by VjOOQIC
78
De heer Meijer wraakt niet de bewering dat er aan
boord van de Onrust een blind vertrouwen heeft geheerscht,
maar zegt >dat de chef der expeditie destijds in den
Tommonggong Soerapati nog vertrouwen stelde; dat uit
het doel der zending dat vertrouwen voldoende bleek.''
Waaruit bleek dit 7 Hoe kon men den man vertrouwen
die Antassari herbergde ! Indien men Soerapati had ver-
trouwd , dan zou de gouvemements-commissaris hem niet
/'SOOO en den rang van Pangerang hebben doen aanbieden
voor de uillevering van Antassari. Noch de gouvemements-
commissaris, noch de chef der expeditie (die destijds een
krijgstogt in Tanah Laut maakte) stelden eenig vertrou-
wen in Soerapati ; zij wilden alleen een poging doen
om hem tot de partij van het gouvernement over te ha-
len, en droegen tot dat einde den kommandant der On-
rust en den luitenant Bangert op, om Soerapati over te
halen een blijk van zijne trouw te geven. Uit het doet
der zending bleek dus dat er geen vertrouwen bestond.
»Dat Bangert een blind vertrouwen heeft gehad, is
maar al te waar" zegt de luitenant t/z Meyer. — Waaruit
blijkt dat? vraag ik al weder; weet men wat er tusschen
van de Velde en Bangert besproken is? Die het De-
cembernummer van >de Gids" 3^ serie 4^jaarg. in han-
den neemt, vindt daarin een verklaring van den 1««*»
luitenant Perelaer, toenmaals militair kommandant van
•Poeloe Petak. Toen de Onrust, op weg naar Lonton-
toeör, Poetoe Petak aandeed, verzocht Bangert aan Pe-
relaer, hem eenige manschappen mede te geven, daar
hij in dien logt een zwaar hoofd had. Perelaer aan dit
verzoek niet kunnende voldoen, vroeg: waarom hij van
Bandjer geen troepen had medegenomen, en kreeg
ten antwoord : »dat de kommandant der Onrust zulk een
:»gunstig tafereel van den vreedzamen toestand van
Digitized by VjOOQIC
79
»de Boven-Doessonstreken bij de vorige reis ondervon-
>den, opgehangen en zich zoozeer tegen het weder
^medenemen van een detachement inranterie aangekant
»had, dal hij Bangert er niets aan kon doen; maai'
vdat hij zich volstrekt niet op zijn gemak bevond.''
Dit is dus een bepaalde tegenspraak van het i^blind ver-
trouwen" dat de luitenant ter zee Meijer ernaar al te
waar" vindt. Doch aangenomen eens, dat Bangert
werkelijk geen wantrouwen koesterde, bleef op van de
Velde niet altijd de verantwoordelijkheid voor zijn vaar-
tuig rusten? Achtte men uiterlijk vertoon van wantrou-
wen onraadzaam, men behoefde daarom nog niet alle
veiligheids-maatregelen te veronachtzamen.
»De ware toedragt zullen wij welligt nimmer met juist-
heid te weten komen,'' schrijft de Haes. Maar wij weten
er thans alles van ! Ons tegenwoordig hoofd der Thewé,
Mangko Saharie, heeft de vroegere door den gouverne-
ments-commissaris ingewonnen berigten ten volle beves-
tigd; het is gebleken, dat hetgeen in i»de Bandjersche Krijg"
werd medegedeeld, volkomen juist was. (zie Bijl. D— E)
»De schrijver van ]>de Bandjersche Krijg", vervolgt de
Haes, spreekt een onderstelling uit, gegrond op berigten
van een leugenachtigen vijand , waardoor een smet wordt
geworpen op de nagedachtenis van de slagtoffers ; alleen
daardoor verliest hij alle aanspraak op vertrouwen als
geschiedschrijver."
Dat de Haes partij trekt voor een gevallen makker, deet
hem eer aan; dat partij trekken moet hem echter niet te
zeer verblinden.
Ja , ik beschreef den Bandjerees als logenachtig en vol
kwade trouw; maar belet dit, dat de waarheid van een
gebeurtenis, door een scherpzinnig onderzoek en door
confrontaties aan het licht komt? Trachtten dieven en
Digitized by VjOOQIC
80
moordenaars niet altijd en overal, door logens en ont-
kenning de waarheid te beman telen? Als de geschied-
schrijver van ]>de Bandjersche Krijg" dé&rdoor alle aan-
^praaic op vertrouwen verliest , schande dan over elk lid
van een krijgsraad, schande over alle vonnissen met on-
verantwoordelijke voorbarigheid geslagen!
i^Is het wel zoo bepaald zeker dat de Onrust te Lon-
tontoeör is afgeloopen?" vraagt Meijer.
Ja! bepaald zeker, ontwijfelbaar!
Te Lontontoeör lag het wrak; men liet het daar sprin-
gen en vond het er in december 4862 nog. Het trans-
port van den SOponder moge den luitenant ter zee onuit-
voerbaar schijnen, het heeft niettemin plaats gehad. Dit
werd reeds verklaard door de gevangenen, die tijdens
den togt op de Thewé in onze handen vielen en van welke
er drie aan het afloopen der Onrust hadden deel geno-
men; thans kan het de halve bevolking van Moeara
Thewé bevestigen, want honderde menschen moesten er
aan medehelpen. Te Lahey werd een hellend vlak gemaakt
van de ijzerhouten balken, die vóór de onlusten reeds
gereed en bestemd waren om aan ons bestuur te Ma-
rabahan afgeleverd te worden; toen het stuk geschut
te Lahey was aangebragt , werd het langs die helling op
den oever gesleept en in batterij gebragt.
Ten einde te betoogen, dat de schrijver van )de Bandjer-
sche Krijg" toegevender is in zijne beoordeelingen over
handelingen van de landroagt, stelt Meijer de >laconische"
vermelding van de mislukte aanvallen op Schans van
Thuyl en Bandjermasin tegenover den ^omhaal van
woorden" gebezigd, om de zorgeloosheid van den kom-
mandant der Onrust aan te toonen. Toch kon, dunkt
mij, de luitenant ter zee niet verwachten dat het afloopen
der Onrust in i>de Bandjersche Krijg" slechts terloops werd
Digitized by VjOOQIC
81
behandeld, 't Was noodig dat een gebeurtenis, zoo ge-
wigtig als deze, in het breede besproken werd; dat de
schrijver er zijn oordeel over uitsprak. Van mislukte
aanvallen , als die op Schans van Thuyl en Bandjenna-
sin , in belangrijkheid en gevolgen zoo geheel verschil-
lend , was hel voldoende de feiten te constateren. Op
Schans van Thuyl kommandeerde , door gebrek aan offi-
cieren, een onderofficier, de sergeant Saboe; op de
Onrust, een luitenant ter zee Ie klasse. De aanval op Schans
van Thuyl werd afgeslagen; de Onrust ging te gronde.
Ware het Saboe niet gelukt zijn onverantwoordelijke
fout (de stukken en geweren , tegen hooger last in , on-
geladen te laten) te herstellen , in weerwil van zijn dap-
per gedrag, in weerwil van al zijne wonden, zou de
krijgsraad hem streng gevonnisd hebben. — De zooge-
naamde aanval op de hoofdplaats kwam niet eens tot
uitvoering; 't was niet meer dan een poging tot aanval.
Dat de vijand tot aan de eerste huizen van den boegi-
neschen kampong doordrong , kon niet belet worden.
Kampong Kween werd toenmaals oneigenlijk gerekend tot
Bandjermasin te behooren ; later zelfs , toen er meer
troepen waren , bepaalde men zich tot het stalionneren
van een paar vaartuigen aan de s. Messa. — Een onpar-
tijdige beoordeelaar kan daarom noch den mislukten aanval
op Schans van Thuyl, noch de poging tot aanval op
Bandjermasin in vergelijking brengen met hetafloopen
der Onrust.
Juist de >even laconische vermelding," dat luitenant-
kolonel Boon terugkeerde i^zonder iets verrigt te heb-
ben" bewijst de consequentie in »de Bandjersche Krijg."
De luitenant ter zee gelieve die uitdrukking te vergelij-
ken bijv. met »de Montrado , enz. beschoot die (de ver-
sterking) , gedurende IV9 uur zonder uitslag." —
6
Digitized by VjOOQIC
82
De kommandant der maritime middelen >was het vol-
strekt niet eens met den chef der expeditie , toen deze
de oorlogschepen meende te moeten bezigen om vaste
punten op de rivieren te bezetten."
Het gebeurt meermalen dat een ondergeschikt officier
in meening verschilt met zijn chef; hl] is evenwel verpligt
oot: dan nog de bevelen te volgen. Dergelijke offers van
zelfverloochening worden dagelijks in *s lands dienst ge-
vorderd; zij zijn onmisbaar om de krijgstucht te hand-
haven en tot groote resultaten te komen. De Haes zegt :
»de oudst aanwezend zeeofficier trachtte zooveel in
zijn vermogen was te zorgen voor de goede nakoming
van de door den chef der expeditie gegevene bevelen/'
In hoe verre hij daarin slaagde, kan ons het volgende
voorbeeld doen zien.
Den ^S*^^ Februarij ontvangt de kommandant der ma-
ritime middelen een aanschrijving om den volgenden dag
een stoomschip te laten vertrekken, dat in last heeft de
Kapoeas tot aan Towana op te stoomen , den vijand die
zich daar begon te verzamelen te verjagen, en daarna
station te gaan houden aan de noordelijke monding der
Mengkatip, ten einde er de gemeenschap lusschen de
Boven- en Beneden-Barito te beletten.
De Haes bestemt daartoe de Montrado, tijdelijk gekom-
mandeerd door den luitenant ter zee 2« klasse Dronkers,
die ook den volgenden dag vertrekt.
Den A"^" Maart komt het stoomschip Bali van Java tot
vervanging van de Montrado , een order medebrengende
dat de kommandant en eerste officier van de Bali op de
Montrado, de Haes en Dronkers van de Montrado op de
Bali moeten overgaan. De Haes stelt voor, de Montrado
Digitized by VjOOQIC
83 .
naar Bandjerraasin te laten terugkeeren en daér de ver'-
wisseling te doen plaats hebben; doch de chef der expe-
ditie acht de zending aan de Montrado opgedragen te
dringend, om die zeiïs tijdelijk te staken, en bepaalt dat
de Bali de Montrado zal achterna stoomen om haar
taak over te nemen, nadat op de plaats waar zij de Mon-
trado inhaalt de verwisseling van ofBcieren zal geschied
zijn.
Niettegenstaande de stellige bevelen van den chef der
expeditie, kwamen toch den 44«° Maart de Bali en Mon-
trado te gelijk te Bandjermasin terug; als reden werd
opgegeven, >dat de luitenant ter zee Dronkers ongesteld
was geworden , terwijl de Haes zijn eigene tegenwoor-
digheid op de hoofdplaats noodzakelijk achtte voor de
behandeling der maritime aangelegenheden" !
Ik laat aan het oordeel mijner lezers over, in hoe-
verre de ongesteldheid van een officier, die door een
ander had kunnen vervangen worden, opwoog tegen
het belang dat de chef der expeditie stelde in h^t sta-
tionneren van een stoomschip aan de Mengkatip-mon-
ding; doch ik teeken hier aan, dat, werd van dergelijke
afwijkingen van gegeven bevelen al geen melding gemaakt
in >de Bandjersche Krijg," het bij de beantwoording
der brochure mij thans noodzakelijk voorkomt, een
begrip te geven van de wijze waarop de kommandant
der maritime middelen — )die het volstrekt niet eens
was met den chef der expeditie , toen deze de oorlog-
schepen meende te moeten bezigen om vaste punten op
de rivieren te bezetten" — trachtte, de bevelen vanden
€hef der expeditie na te komen.
De Haes moge volgens zijn overtuiging , goed , in het
belang der dienst gehandeld hebben, — wie zal het
betwijfelen? — hij moge zich beroepen op eenige be-
Digitized by VjOOQIC
84
sparing van steenkolen, op de mogelijkheid van langer
op de Kapoeas te zijn opgehouden, — mij strekt dit
voorbeeld niet tot bewijs dat hij bijzonder gelukkig was
in zijne pogingen om ^zooveel in zijn vermogen was de
bevelen van zijn chef na te komen."
Op pag. 46 en 47 der brochure releveert de Haes de
eigendunkelijke handeling, die ik opzettelijk verzweeg.
Mijn streven om in »de Bandjersche Krijg" alles te ver-
mijden wat naar een weerschijn geleek van vroegere
oneenigheden tusschen de chefs van land- en zeemagt, werd
niet gewaardeerd en aan gebrek aan argumenten toegeschre-
ven. Als ik mij bepaalde tot den enkelen volzin : »Door de
expeditie naar Poeloe Kanamit was de monding der Mengka-
tip twee a drie etmalen langer dan noodzakelijk was onbe-
waakt gebleven"' geloofde de Haes dat het mij aan licht ont-
brak om dien volzin op te helderen. Na lezing der vorige
bladzijden zal hij van het tegendeel overtuigd zijn. De ver-
overing van de benting achter P. Kanamit behoefde men
voorzeker niet achterwege te laten om een schip naar de
Mengkatip te zenden , maar de Bali had niet te zamen
met de Montrado naar de hoofdplaats terug moeten kee-
ren. Déérin lag de fout , d&érdoor bleef de Mengkatip-
monding twee d drie etmalen onbewaakt , en het zenden
der Suriname herstelde die fout, dat tijdverlies niet.
Indien de «bescheiden meening" van de Haes »dat de
militaire bevelhebber alleen dan onvoorwaardelijke op-
volging van gegeven bevelen kan verwachten of eischen,
zoodra hij op de plaats zelve aanwezig is om de om-
standigheden te beoordeelen onder welke de uitvoering
moet plaats hebben," juist ware, dan zou een militair
Departement als dat in Indië, hetwelk voortdurend van
uit zijn hoofdkwartier Batavia bevelen moet zenden naar
de meest verwijderde plaatsen , al zeer weinig kans heb-
Digitized by VjOOQ IC
85
ben die bevelen ooit opgevolgd te zien; dan zou zelfs in
engeren zin, te velde nooit eenig gecombineerd plan uil-
voerbaar zijn. Alléén de bevelhebber, die op onvoorv^aarde-
lijke gehoorzaamheid rekenen kan, zal goede resultaten
verkrijgen. Omstandigheden kunnen wel is waar een afwij-
king noodig maken, doch daarvoor moeten dan geldige
redenen bestaan. En die ontbraken hier. De ongesteld-
heid van een officier, die zich aan boord bevond van
het stoomschip dat naar de hoofdplaats terugkeerde , en
wiens bagage alleen op de Bali zoude overgebragt moe-
ten worden, was geen geldige reden om de strategische
plannen van den chef der expeditie in duigen te doen
vallen.
Onder de toelichtingen die de Haes noodig achtte om
ïde onjuistheden te verbeteren en verkeerde gevolgtrek-
kingen te voorkomen" van pag. 190 — 192 van»de Bandjer-
sche Krijg," vindt men, dat i^met den meesten lof in het
officiële rapport gesproken wordt over dit mihtaire feit"
— de vermeestering eener beuling achter P. Kanamit
— ]>en vermeld dat allen die aan de vermeestering der
beuling deel namen zich hebben beijverd om uit te
munten, enz." Hierin moet dus een verwijt opgesloten lig-
gen, dat dit feit niet genoeg door mij geroemd werd. — Uit
het officiële rapport zie ik, dat de logt goed geleid werd,
maar verder niets buitengewoons opleverde. Met 100 ma-
trozen en infanteristen nïarcheert de luitenant ter zee
Buyskes naar de benting, bezet >naar gissing door 50 a
60 Dayakkers." Op de voorhoede, 26 man sterk, wordt
gevuurd door voorvechters »met roode pluimen." Dat
vuur wordt levendig beantwoord. «Onder het blazen van
den stormmarsch en het geven van een flink hoerah, dat
de vijand met schreeuwen beantwoordde, was de benting
in een oogenblik bestormd," gelijktijdig van twee kanten.
Digitized by VjOOQIC
86
De bezetting wacht den storm niet ar, nam ^overhaast
de vlugt" en »verdween in een oogenblik tijds in het
bosch.'' De benting werd dus genomen met verlies van één
man die vóór de bestorming viel; het verlies van 's vijaods
zijde ? . . . . ^hoewel geene lijken zijn gevonden , luidt bet
rapport, veronderstel ik dat de vijand verscheidene ge-
blesseerden moet hebben, in aanmerking genomen zoowel
de korte afstand van ons hevig geweervuur, als de sporen
van kogels in de benting en boomen rondom F' (zie Bijl. F).
Die veronderstelling moge door de Haes gedeeld worden,
de geschiedschrijver vindt er geen aanleiding in, over dat
reit meer te schrijven dan in i^de Bandjersche Krijg" te
lezen staat.
»Met voordacht" ondernam de Haes geen tweeden togt
naar den kampong, die den vorigen dag niet was be-
reikt , daar men verwachtte door het hooge water te
worden overvallen, >omdat het voordeel hierdoor te be-
halen niet opwoog tegen den tijd, die er aan besteed
zou worden." Ik ben verpligt hier op te merken , dat
op nagenoeg hetzelfde oogenblik, waarop er tt/c^ ontbrak
om den vijand op te zoeken, er noodeloos een stoom-
schip naar Bandjer vertrok, voornamelijk in het belang van
een ongesteld officier, die gelukkig korten tijd daarna
weder hersteld was. »Den vijand daar (te P. Kanamit)
nog aan te treffen , vervolgt de Haes , was niet te ver-
wachten, terwijl de geheele kampong, zooals zoo velen
met dien naam bestempeld op de Kapoeas en Boven-
Doesson , wel bestaan zal hebben uit twee of drie ver-
laten woningen." De vijand was den vorigen dag in de
rigting van den kampong teruggetrokken en daar dus wel
te verwachten ; de kampong bestond en bestaat nog, niet
uit twee of drie , maar uit verscheidene woningen. Het
was derhalve een verzuim, hem daar ongemoeid te laten.
Digitized by VjOOQIC
87
De juistheid mijner voorstelling in i>de Bandjersche
Krijg" wordt door het bovenstaande weder volkomen
bewezen. Gaf een , misschien door te veel discretie niet
genoeg volledige voordragt van feilen aanleiding tot scherpe
kritiek , in de wederlegging hoop ik mij duidelijker uit-
gedrukt en de gronden aangetoond te hebben waarop
mijne bemerkingen steunen. —
De uitdrukking »dat tot nog toe geen stoomschip ver-
der dan Pebangan had durven gaan" is met geen andere
bedoeling gebruikt, dan om op te merken dat geen
stoomschip zijne verkenningen verder dan tot Pebangaa
had uitgestrekt. En hierin heb ik gedwaald.
't Zal onnoodig zijn de Haes de verzekering te geven ^
dat ik nimmer geloofd heb dat een nederlandsch ofli*
cier niet zoude durven gaan, werwaarts hij last ontvangt
om te gaan.
Tot nadere toelichting van bl. 134 en 135 diene
het volgende :
Er is niet bepaald geweest , dat de Montrado , »door
de Boni geholpen," de Barito zou op varen om het ver-
raad van Soerapati te straffen.
De chef der expeditie wilde onmiddellijk alleen de Montrado
met 100 bajonetten naar Lontontoeor zenden , opdat zon-
der uitstel de gevallen makkers gewroken werden. De
kommandant der maritime middelen maakte evenwel zwa-
righeden ; hij meende dat de Montrado , door hare lengte
en diepgang , er niet komen kon ; dat het eenige mid-
Digitized by VjOOQIC
88
del zou zijn haar door de Boni Ie laten voorstoomen ,
maar dat er dan nog alk waarschijnlijkheid bestond
van het doel niet te bereiken. (Later bleek het evenwel, dat
de Montrado zeer goed te Lontontoeor kon komen). Daar
er echter een stoomschip tot assistentie van den sleeper
van Os naar Kwalla Kapoeas moest gezonden worden ,
waar spoedige hulp noodig was, om te beletten dat P.
Petak aangevallen en het geheele landschap in onrust
gebragt werd ; daar de Boni, geen batterij voerende en geen
verschansing hebbende, ongeschikt was om alleen den
togt te maken ; daar de Celebes aan de Mengkatip gestation-
neerd en bovendien nog langer dan de Montrado was, (ook
dit schip stoomde later tot Lontontoeor op) was de chef
der expeditie verpligt een keuze te doen tusschen een
twijfelachtig resultaat op de Barito en een zeker op de
Kapoeas; hij koos het laatste en verdaagde de wraak-
oefening tot tijd en wijle de Suriname, die inmiddels door
den kommandant der maritime middelen ontboden werd,
van Java zou gekomen zijn.
Voor den togt naar de Kapoeas, die anders aan de
Boni zou opgedragen zijn , indien de Montrado onmid-
dellijk de Barito ware opgestoomd, werd nu laatstge-
melde bodem bestemd.
Hetgeen de Haes tot toelichting van het vastzitten der
Montrado mededeelt , is slechts op één punt in tegen-
spraak met het door mij te boek gestelde. Men ziet er
in bevestigd het oproepen van drie stoomschepen , om
de Montrado te hulp te komen : de van Os van P. Petak,
waar dat vaartuig waarlijk niet overtollig was, de Celebes
die de Mengkatip afsloot, en de Boni, het eenige stoom-
schip dat aan de hoofdplaats beschikbaar bleef, om naar
eenig bedreigd punt gezonden te kunnen worden. De
kwestie bepaalt zich tot de al- of niet schorsing der
Digitized by VjOOQIC
89
arsluiiing van de Kapoeas, door het ontbieden der Celebes
van de Mengkatip-monding. De Haes beweert dat door de
plaatsing van de Celebes aan den noordelijken ingang
dier rivier, de afsluiting niet bereikt werd; ik ben van
het tegendeel overtuigd, omdat zoolang de Mengkatip
bewaakt werd, er nimmer eenig vijandelijk transport of
eenige strijdmagt langs is gekomen, en omdat tijdens
het station door de Celebes verlaten was , vier vijande-
lijke rangkangs uit de Boven-Doesson zijn gekomen, die
de Mengkatip, Poeloe Petak en Beneden-Barito van half
Januarij tot aan het einde van Februarij onveilig maakten.
De s. Sihong was op last van Soeta Ono versperd en
werd in het belang harer eigene veiligheid zorgvuldig
door de bevolking bewaakt, 't Kon zijn , dat kleine djoe-
kongs in de nabijheid van Mengkatip over den oever ge-
sleept werden, met groote djoekongs of rangkangs was
dit ondoenlijk. De Mengkatip kon men niet binnenvaren,
dan door de Mengkatip-monding.
Wel is waar bestond er gelegenheid om veel hooger-
op, door de s. Uiang in de Kapoeas, dan in de Mentangej
en verder aan de zuider-monding der Mengkatip uit te
komen; maar dien verbazenden omweg zou de vijand wel
niet nemen, te meer daar de s. Hiang en Mentangej
niet altijd bevaarbaar zijn. Even goed kon men ver-
wachten, dat hij in de Kahayan kon komen en vandaar
over zee op Bandjer zou afgaan ! —
Ten einde een juiste beschrijving te geven van den togt
naar Lontontoeor werden door mij niet alleen de speciale
rapporten, maar bovendien ooggetuigen geraadpleegd. Vol-
komen ingelicht omlrent alle bijzonderheden, trachtte ik
Digitized by VjOOQIC
90
mijne aanmerkingen op de leiding van dien togt in de
zachtst mogelijke termen uit te drukken. Nu echter de Haes
een tiental bladzijden zijner brochure wijdt aan een poging
om tebetoogen, dat hij (met een enkele uitzondering) han-
delde zooals in de gegeven omstandigheden gehandeld
moest voorden ; nu hij daardoor de juistheid der voor-
stelling van een der belangrijkste oorlogshandelingen der
marine in verdenking brengt; nu Meijer onbewimpeld
het woord ^verwijt" uitspreekt, dat hij meer dan eens
in mijne beschrijving van dien togt las, nu weerhoudt
mij ook niets meer, even rond met mijn opinie voorden
dag te komen.
Ja! ik keur af, dat de Haes niet reeds in het begin
van Januarij beproefde om met de Montrado de Barito
op te varen , ten einde zijne gevallen makkers zoo spoe-
dig mogelijk te wreken. Had hij het beproefd, de vijand
zou zich geen zes weken lang hebben kunnen verheugen
over de zegepraal te Lontontoeor behaald , zou niet in de
gelegenheid zijn geweest om het kanon van de Onrust
in batterij te brengen. Ware het al gebleken dat de
Montrado, door hare lengte en diepgang belet werd tot
Lontontoeor op te stoomen; welnu, er zou niets mede
verbeurd geweest zijn, het stoomschip slechts een verloren
reis gemaakt hebben ; maar het zou niet gebleken zijn. Den
chef der expeditie kan men er geen verwijt van maken,
dat hij tegen het advies van den kommandant der ma-
ritime middelen in — die twijfelde met de Montrado,
zelfs voorgestoomd door de Boni, het doel te kunnen
bereiken — geen bepaalde orders tot den togt gaf, vooral
toen de Boni niet gemist kon worden.
Ik keur af, dat de Haes zich onderweg ophield met
kampongs aan te doen, toen hij eindelijk naat* Lonton-
toeor stevende om het afloopen der Onrust te wreken.
Digitized by VjOOQIC
91
Zelfs al ware de Dineening" waarvan hij hierbij uitging
idal door een overhaaste vlugt der bewoners misschien
nog het een of ander van het geroofde der Onrast in
zijne handen zou komen'* gegrond geweest, stond dit voor-
deel dan eenigzins in verhouding tot de nadeelen van het
oponthoud ? Wat beleekenen de bezwaren »van het anke-
ren en onder stoom gaan tijdens de afvaart" in vergelij-
king met het nadeel van het object eenige dagen later te
bereiken? Al meet de Haes die bezwaren nog zoo breed
uit, geldige argumenten tegen het verlies van tijd zijn het
niet. >0f ik werkelijk meen, dat de verschijning eener
bestraffende magt vier dagen vroeger of later van eenig
belang is?" — Ja, van het grootste belang, als die magt
zich althans niet bepaalde tot verschijnen, maar ook
dadelijk bestrafte. Bovendien, Lontontoeor kon in zes
dagen bereikt worden; de Haes gebruikte l^y^ etmaal;
er had dus een tijdverlies plaats van ruim Q etma-
len. Elk uur vroeger zou winst zijn geweest, elk uur
laler was verlies. Wie verzekert ons, dat juist in die
laatste zes dagen niet de SOponder van de Onrust in
batterij werd gebragt? En dan spreek ik nog niet eens
van den morelen invloed eener vroege verschijning. Het is
mogelijk, dat de Haes kampong Lontontoeor vier of zes
dagen vroeger ook verlaten gevonden zou hebben ; maar
als er kans had bestaan, den vijand daar te vinden,
dan liep hij die kans mis door er vier of zes dagen la-
ter te komen.
Ik keur af: de verkenning met de Suriname, zonder
orders achter te laten. Het laatste wordt door de Haes
zelf als een fout erkend. Meijer zegt, dat het al of niet
doelmatige van met de Suriname te verkennen een kwestie
is van technischen aard , op een gebied liggende waarop
hij zich beter t'huis gevoelt. Ik geef dit gereedelijk toe ,
Digitized by VjOOQIC
92
doch had gewenscht dat hij zich niet tot dien volzin be-
paald, maar aangetoond had of en waarom het doelmatig was.
De Haes heeft het zenden van een sloep in overweging
genomen , maar er van afgezien , omdat hij dat vaartuig
zou moeten blootstellen aan geweervuur, rangkangs als
anderzins ! — Oorlog voeren londer zich bloot te stellen ,
behoort tot nog toe onder de onmogelijkheden. Bij elke
verkenning bestaat er kans door overmagt aangevallen te
worden en in 's vijands handen te vallen ; op de Barito,
bij Lahey nog 200 ellen breed , ^vas die kans niet grooter
dan elders. Zich zoo min mogelijk bloot te stellen, is
een eerste regel bij elke oorlogshandeling ; maar een ver-
kenning na te laten omdat men zich daarbij zou moeten
blootstellen, is de voorzigtigheid te ver gedreven. De Haes
vervalt in een ander uiterste en gebruikt één der twee
stoomschepen — dat is de helft zijner stoommagt — om
te verkennen. Hoewel Meijer beweert dat men den 30-
ponder daar wèl verwachtte , geloof ik juist ingelicht ge-
weest te zijn , toen ik schreef dat men den SOponder
dé&r niet verwachtte. (1) Ook de Haes zou het dan
wel weersproken hebben. Had hij het geweten, de Su-
riname zou roekeloos aan het vuur van dat stuk blootge-
steld zijn geworden ; ik zeg roekeloos , omdat het alge-
meen bekend is dat het grootste gebrek van het vijan-
delijk geschut bestaat in de slechte aifutage , en dat het
aan rottan-talies opgehangen ot op een zwaar blok ge-
plaatst , zich alleen eigent tot het vuur in ééne rigting.
Bestond er dus geen twijfel omtrent het aanwezen van
den SOponder , door de Suriname tweemalen in de vuur-
lijn te brengen, werd dat stoomschip — tevens het middel
van beweging van vier vaartuigen der flotille die stoom
(1) Wèl op een hoog gelegen punt op den wal. (Zie Verh. en Berig.
Jaargang 1865 n». 1 pag. 70).
Digitized by VjOOQIC
93
mislen — noodeloos in de waagschaal gesteld. Dit is de
reden , waarom mijns inziens de verkenning niet met de
Suriname had moeten geschieden.
Ik keur af, dat de Haes geen orders per sloep naar
de flotille zond , maar met de Suriname ten tweede male
langs de benting stoomde. Stroom en duisternis zouden
zeirs de vaart der sloep begunstigd hebben. Bovendien
»een goed gewapende sloep tegenover een inlandschen
vijand, stelt een vrij sterke en goed geconcentreerde
magt daar'', zegt Yandevelde immers I Maar aangeno-
men eens, dat die hoofdofficier zich hierin vergist ener
geen sloep aan gewaagd mogt worden, ware het dan
niet raadzamer geweest den volgenden morgen de Suri-
name tot digt bij de benting te brengen — alleen zorg-
dragende dat men buiten de vuurlijn van den SOponder
bleef — en dan de houten borstwering met het zwaar
geschut te vernielen? Welligt waren hiertegen weder
bezwaren van technischen aard , doch Yandevelde maakte
wel met 9 schoten een bres in een dergelijke versterking !
Ik houd het er voor, dat een Ravesteijn, oök zonder orders
te ontvangen, begrepen zou hebben, dat hij niet voor
niets aan het hoofd van ruim 200 bajonetten tegenover den
vijand stond; dat "hij wel op eigen autoriteit ontscheept
zou hebben.
Ik keur af, dat de Haes zijne magt te gering achtte,
toen de machine der Suriname stilstond. — Stroom, sterk
wisselende waterstand spoorden hem tot zóó grooteom-
zigtigheid aan, dat hij *tniet waagde 200 infanteristen
te laten óntschepen. Ik begrijp dat wagen niet. De Haes
zal toch niet bedoelen, dat de stroom het óntschepen
belette? In het eictract journaal der expeditie lees ik,
dat ér op den 42^ Februarij met praauwen tusschen de
benting en den anderen oever druk heen en wéér gevaren
Digitized by VjOOQIC
94
werd; buitendien werd er later wel gedebarkeerd. Ik be-
grijp alleen, dat die sterkwisselende waterstand hem moest
aansporen om dadelijk te doen debarkeren, zonder uil-
stel. — Hij verwachtte »eene groote ontwikkeling van
magt van de zijde des vijands/' Goedl daarom stond
hij zelf aan het hoofd van een aanzienlijke magt ; hg ge-
bruikte die magt echter niet, omdat i^het zijn vaste over-
tuiging is, dat voordeden op den vijand behaald ten
koste van aanzienlijke verliezen, niet kunnen bijdragen
om het ontzag voor onze wapenen te vermeerderen."
Al weder hetzelfde verlangen om verliezen te voorkomen,
dat hem vroeger geen gebruik deed maken van sloepen
tot verkenning en overbrenging van orders! Zou hel
ontzag voor onze wapenen dan nu vermeerderd zijn door
het heen- en weêrstoomen der kwetsbare Suriname voorbij
de benting, door de daaropvolgende werkeloosheid en
verderen aftogt der tlotiüe tot beneden Talot?
De Haes beroemt zich op het succes dat, dank zijn
groote omzigtigheid, slechts drie dooden van onze zyde
heeft gekost; hij >houdt het er bepaald voor, dat de
aanzienlijke verliezen welke de Bandjermasinsche krijg ons
gekost heeil, almede moeten beschouwd worden als de
voorname redenen voor de volharding' waarmede de be-
volking van de Z. en 0. afdeeling van Bomeo dezen krijg
heeft volgehouden!"
Ik betwijfel of die opinie door iemand ter wereld zal
gedeeld worden; de mijne althans staat er lijnregt tegen-
over. Indien de geheele oorlog gevoerd was op de wijze
als de togt naar Lahey, als 't ware met het hoofddoel
om zich voor verliezen te wachten, het eerste bedrijf van
den bandjerschen krijg zou thans nog niet afgespeeld zijn.
Of »de uitwerking door deze expeditie bij den vijand
te weeg gebragt niet groot was?" Neenl de uitwerking
Digitized by VjOOQIC
95
was luUel; men sla slechts een oog op den toestand der
Thewd , Lahey en Bovei^Barito na de expeditie. Het ont-
zag voor onze wapenen was er niets grooler door gewor-
den ; ook de onderschepte brief van Antassari aan den vorst
van Koetei toont het aan. Die brieflijdtzigtbaaraanhet
gewone euvel van overdrijving; maar men kan aanne-
men, dat de vorst van Koetei zich over de juistheid der
cijfers weinig bekommerd en de hoofdzaken geloofd zou
hebben. Ook bij rapporten van onze zijde, die in het
algemeen spreken van 'svijands aanmerkelijke verliezen
(alleen aangeduid door bloedsporen), wordt een groot veld.
aan de verbeelding overgelaten.
Ten slotte keur ik af, dat eerst den 13^° de Montrado
ontboden werd, toen den il®° de ketels der Suriname bleken
doorschoten te zijn en men zich niet sterk genoeg achtte
om de benting aan te vallen. Weder een tijdverlies van
twee etmalen! Men had toch geen twee dagen tijd noo-
dig, om de onbruikbaarheid van de machine te consta-
teren. Toen er inmiddels geen poging gedaan werd om
de troepen onder Ravesteijn de batterij te laten nemen,
toen men de rivier afzakte, en eerst tien dagen later,
met twee stoomschepen versterkt , den aanval ondernam,
toen miste de vijand ten eenemale de gelegenheid om
ontzag voor onze strijdkrachten te krijgen, en was het
denkbeeld van wraakoefening, zelfs na het nemen der
benting, hersenschimmig geworden. Ik herhaal hetgeen
ik in »de Bandjersche Krijg" schreef: een enkel stoomschip
met een detachement infanterie voor Lahey komende en
de benting op de gewone wijs, zonder dralen, aantas-
tende, zou een goede uitwerking gehad hebben. Men
had waarschijnlijk eenige verliezen geleden, maar men
had overwonnen, ontzag ingeboezemd. Zonder infante-
rie, alleen met de Celebes, werd een gelijksoortige ben-
Digitized by VjOOQIC
96
ting door Vandevelde genomen. Te Lahey stond wel is
waar een SOponder in batterij , maar men kon ook over
tienmaal meer strijdkrachten beschikken. De sgroole
magt, die men verwachtte dat zich hier zou ontwikkelen,"
was zoo groot niet; want toen Ravesteijn zich in den
rug der batterij vertoonde, vloog zij als kaf voor den
wind uiteen.
De Haes moge zich beroepen op de volkomen goed-
keuring van den toenmaligen vlootvoogd (te Batavia re-
siderende) op al het door hem verrigte , die goedkeuring
. heeft niet den minsten invloed op mijn oordeel. De schry-
ver van »de Bandjersche Krijg" beroept zich op het oor-
deelkundig publiek.
i^Was de expeditie onder Schuak geschikt om de roagt
des vijands te fnuiken , of heeft zij niet meer dan eenige
vroegere den overmoed van Antassari en Soerapati ver-
sterkt, en het vertrouwen op onze magt bij de aan ons
gelrouw geblevenen geschokt?'*
Op die vraag dient het volgende. Het is later gebleken
dat de togt naar Tongka niet goed werd aangevoerd;
dat, bij een betere leiding, Tongka bereikten genomen
had kunnen worden. Ook nu de expeditie mislukte, le-
verde zij althans het resultaat op , dat de vijand zag tot
welke volharding onze soldaten in staat waren. Dat de
sihongsche hulpbenden bijna allen in 's vijands handen
vielen , was haar eigen schuld ; niettegenstaande de strenge'
bevelen der officieren en inlandsche hoofden om op de
vlotten te blijven , zwommen zij naar den oever en werden
overvallen. Gewaagd u/as de togt naar Tongka , maar het
gezegde : »trois quart d'audace et un quarl de talent" is
in den oorlog van toepassing en werd in den bandjerschen
krijg door den chef der expeditie met succes toegepast.
Waagde hij zich niet, in Februarij 1860, met ongeveer
Digitized by VjOOQIC
/
97
150 man, een klein stoombootje (de Bennet) en een kruis-
boot, in het hart van het vijandelijk gebied, te Amoen-
thay? — de Kingsbergen kon op het beslissend oogenblik
niet verder — , en bragt hij niet door één gevecht een
hoogstgevoeligen slag aan den opstand toe ? — Was de togt
naar de Thewé , in December 1862 , geen stoute onder-
neming ?
Zeer ten onregte zoekt de majoor Gerlach in den togt
naar Tongka een geldige reden om Verspijck te verwijten,
ddat hij den uitgebreiden wrerkkring , dien Andresen aan
• de zeemagt had toegewezen, te zeer beperkte." Zijne
bewering , dat men iDdoor middel onzer maritieme magt,
zeker gemakkelijker en met minder opoffering langs de
Mantallat-rivier tegen Tongka had kunnen opereren" steunt
op geen enkelen redelijken grond. Tongka toch is voor
de marine onbereikbaar. De Mantallat-rivier waaraan
Tongka ligt , is zoo kronkelig en ondiep , dat reeds bij
s. Palingan de kleinste sloep haar niet verder kan op-
roeijen. Had de majoor Gerlach den togt van van Vlo-
ten met de vereischte aandacht gelezen , hij zou gezien
hebben (bladz. 188 2**« Dl.) dat de gewapende sloep van
de Celebes onder van Hogendorp, die den 30*^^° Oclober
de kolonne vergezelde, halverwege Tongka moest ach-
terblijven en, — terwijl de kolonne verder oprukte, —
tot dekking diende voor de vivres-praauwen , die men
eveneens verpïigt was daar achter te laten. — Slechts
in de veronderstelling (die ik trouwens niet deel) dat
Andresen van plan was den werkkring der marine te
land gaandeweg uit te breiden , en Gerlach dat plan toe-
juichte, kon hij Verspijck van de beperking een ver-
wijt maken. Mij is echter nimmer een klagte der ma-
rine ter oore gekomen, dat Verspijck Z. M. stoomsche-
pen werkeloos voor de hoofdplaats "liet liggen; inte-
7
Digitized by VjOOQIC
98
gendeel , hei is algemeen bekend dat de werkzaamheden
der marine gedurende den krijg, even als die der land-
magt , talrijk , hoogst vermoeijend en vaak ondankbaar
waren.
»Tot op den huidigen dag staat een groot gedeelte der
bevolking van de Boven-Doesson en Teweh nog vijandig
tegenover ons ," zegt de Haes. Maar dit is zeer onjuist.
De togt naar de Thewé onder onmiddellijke leiding van
den luitenant-kolonel Yerspijck heeft volkomen aan de
verwachting beantwoord. Sedert dien togt is de bevol-
king rustig en gehoorzaam , de gehoorzaamste van de ge-
heele Boven-Barito. Mangko Saharie , vroeger het vijan-
delijk hoofd der Thewé , is thans in dienst van het gou-
vernement en wijdt zelfs al zijn invloed aan het bevre-
digen der bevolking van noordelijker gelegen streken. De
Boven-Doesson komt langzamerhand geheel in onderwer-
ping, van vijandelijkheden is geen sprake meer. —
Als voorbeeld van de oppervlakkigheid mijner mede-
deelingen over marine-handelingen, haalt de Haes een feit
aan , dat naar zijn meening tot in de geringste bijzonder-
heden in >de Bandjersche Krijg" had moeten vermeld wor-
den. Mij dunkt, de zinsnede >de Bali bragt van de reede
van Pagatlan een vaartuig op, dat 142 geweren eneenige
lilla's geladen had" paste juist in mijn kader ; hoe menige
togt van patrouilles of detachementen die zich halfdood
liepen , werd in minder woorden of in 't geheel niet me-
degedeeld ! Niet alzoo , zegt de Haes. Ik had moeten
beschrijven, hoe de Bali op de reede van Pagattan komende,
daar een vaartuig rustig vond liggen ; hoe de kommandant
de papieren en lading van dat vaartuig onderzocht, en
hoe hij vond , niet 142 geweren , maar >140 geweren.
Digitized by VjOOQIC
99
i donderbus en 1 buks'*; nieteenige lilla's, maar >101ila's
(groot en klein)'* ; daarenboven nog >3 vaatjes kruit, 2
kisten met gev. kruithorens (Eng. maaksel) en 100 kogels
van lila's." Ik had moeten vertellen : hoe hij verder han-
delde , hoe hij dien gezagvoerder een pas gaf; hoe hij
de lading in beslag nam , en hoe hij die later aan het
bestuur overgaf. — Waarlijk , door zulke belangrijke ma-
rine-handelingen op te nemen, zou de DBandjersche Krijg'*
wel veel lijviger zijn geworden, doch ik twijfel er aan
of één zijner lezers — die van de marine niet uitgezon-
derd — er bij gewonnen zou hebben!
Ik maakte in 't geheel geen melding van de vriend-
schappelijke ontmoeting der Bali met een andere handels-
praauw in de Passir-rivier. Die praauw , zegt de Haes ,
was voorzien van een uitklaringsbewijs , behoorlijk ge-
teekend door den havenmeester van Pontianak. Inventaris
en lading worden stuksgewijze opgenoemd.
Ik twijfel er geen oogenblik aan , dat de Haes goed
handelde met de lading na te zien , den gezagvoerder
«enige wapens af te nemen ^ hem er andere te laten
houden, enz. ; maar ik acht dergelijke marine-handelingen,
zelfs had ik die ergens vermeld gevonden, volstrekt over-
tollig in een geschiedenis van i»de Bandjersche Krijg."
Het schijnt , dat er tusschen den chef der expeditie en
den kommandant van de Bali is gecorrespondeerd over
de wettigheid dier confiscatiën , over de kwestie of wy
al of niet regt hadden , iets van vaartuigen van onafhan-
kelijke rijken weg te nemen; mij was het evenwel ten
eenemale onbekend en is 't ook heden nog tamelijk on-
verschillig. —
Van geen enkelen togt werd een juister beschrijving
gegeven dan van dien, welken de Kingsbergen in April
Digitized by VjOOQIC
100
1860 onder leiding van den luitenant ter zee van Gen-
nep maakte. Toch vsraagt het de Haes die beschrijving
onjuist te noemen en noodzaakt mij afdoende bewijzen ie
geven.
De instructie van den chef der expeditie luidde :
»1« enz.
»2® om, zoo de waterstand het toelaat, nog een
bestraffenden togt te doen naar de Boven-Doesson. Mijne
instructiën voor de eerste expeditie tegen Lontontoeor,
bij missive dd. 26 Januarij n°. 379 gegeven, zullen hier
tot rigtsnoer moeten genomen worden, alleen in zoo
verre gewijzigd als de mindere sterkte van de expeditie
zal vorderen."
Van het bepalen van een termijn , waarop de stoom-
schepen moesten terugkeeren, was natuurlijk geen
sprake. De Haes schrijft echter voor, dat zij deniö***^
April terug moeten keeren. Tot zijn leedwezen heeft
hij die instructie niet meer ; ik heb die nimmer gehad ,
maar lees in het rapport der expeditie van van Gennep
gerigt aan de Haes :
iWas de terugkomst niet door UEdG. op den 15**«»
bepacUd, ik had getracht de Thewé met de Boni en
gewapende barkas op te varen, daar Antassari zich
aldaar volgens zeggen moet ophouden; doch nu moest
ik daarvan afzien.''
Hij dunkt, dit is duidelijk genoeg! Indien dat be-
palen van een datum ëen doel had gehad, de Haes
moest dat doel bekend gemaakt hebben. Daarvan toch
hing af, of van Gennep, in het onzekere of hij be-
langrijke voordeden zou behalen , op eigen gezag van
de ontvangen bevelen mogt afwijken. Nu de Haes de
reden niet opgaf waarom hij de schepen den 45*»
terug verlangde, had van Gennep gelijk met terug te
Digitized by VjOOQIC
101
komen. De Thewé, die zich in de Barito uitstort, be-
hoort tot de Boven-Doesson en was het algemeen bekende
woonoord van Antassari en Soerapati. Van Gennep wist
dit ook en hield zich wijselijk aan de instructie van de
Haes , — niettegenstaande de Uaes zegt , . hem zoo »goed
te kennen , dat hij zoo iets niet (van hem) zou kunnen
gelooven." Ik herhaal het: door een termijn te bepa-
len, belette de Haes den bestraffenden togt naar de
Boven-Doesson, werkte hij de bevelen van den chef der
expeditie tegen.
Waarom deze hem geen opheldering vroeg, waarom
hem geen aanmerkingen werden gemaakt ? Niet omdat
hij zijn handeling goedkeurde, maar omdat het hem
verdroot andermaal aanmerkingen te maken; omdat hij
de goede verstandhouding niet op nieuw wilde verbreken
en gehoor gaf aan den raad van hét legerhoofd , om in
het belang der medewerking van de zeemagt zich zoo-
veel mogelijk van kritiek te onthouden , vooral met het
oog op de spoedig uit Nederland verwacht wordende
bevordering van dien officier, wiens vervanging dan van
zelf noodig werd. Ik kan de Haes de verzekering geven,
dat de chef der expeditie zijne opmerkingen aan het
legerhoofd niet onthield ; in het rapport van 2i April
1860 L. No. 40 staat de afkeuring duidelijk en krachtig
uitgedrukt.
Aangaande de voorstellen door de Haes gedaan, waarop
hij nimmer eenig antwoord heeft ontvangen, kan ik hem
mededeelen , dat zij noch door den chef der expeditie ,
noch door den kommandant van het leger goedgekeurd
werden. Het afzonderen van 150 man infanterie gedu-
rende zes maanden, alleen met het doel om het gezon-
ken wrak der Onrust te bewaken , in een jaargetijde
waarin de troepen zich te land het best konden bewegen
Digitized by VjOOQIC
102
en de grootste slagen tot bedwinging van den opstand
moesten aangebragt worden, was geheel in strijd met
gezonde beginselen van oorlogvoeren en van oeconomie.
Opmerkelijk is het slot van het rapport van den 1*^
luitenant Faure Beeckman, militair en civiel gezagheb-
ben van Bekompay en Doesson, die aan het hoofd van
60 man inranterie dien togt medemaakte. Dit luidt als
volgt :
»Ten slotte vereer ik mij UHEdGestr. kortelljk mede
te deelen eenige opmerkingen, te beschouwen als het
resumé van die, welke door mij op de reis zijn gedaan
en waarvan sommige nog niet in dit verslag zijn opge-
nomen :
bP. Verschillende hoofden hebben mij verzocht, dat
het bestuur van tijd tot tijd een stoomschip mogt zen-
den, om de goedgezinde bevolking te beveiligen tegen
de wraak der muitelingen.
»2^. Dat, wanneer UHEdGestr. mij opdraagt mijne
onderhebbende ardeeling te bezoeken, ter mijner be-
schikking wordt gesteld een particuliere boot. Oorlog-
schepen toch, welligt om hunne groote verantwoordelijk-
heid, brengen immer bezwaren te berde, van welke men op
particuliere booten nimmer hoort; de dienst lijdt hier
altijd min of meer door.
iSo. enz.'' —
De enkele opmerkingen van de Haes over het tijdvak
dat hij niet bijwoonde (April 1860 tot aan het begin
van 1863), zijn in drie bladzijden vervat en te weinig
belangrijk voor de krijgsgeschiedenis , om er lang by
aiil te staan.
Alleen teeken ik aan, dat het als een nieuw bewijs
Digitized by VjOOQIC
103
van gematigdheid kan gelden, nu ik op bladz. 327 van
het 1® Dl. mij van kritiek onthield. De instructie voor
van Gennep luidde:
>0m te beproeven het wrak der Onrust nog te red-
den of in drijvenden toestand te brengen , dan wei het
te vernielen. Hierbij zal geobserveerd worden , dat van
af kampong Riong tot zoo ver als men met de vaartui-
gen zal kunnen komen op de Boven-Doesson , alle be-
woners als vijanden moeten beschouwd worden en ge-
tracht dezen zooveel mogelijk afbreuk te doen en hunne
eigendommen of bezittingen te verdelgen of te vernie-
len."
ïYoor dezen togt is gedesigneerd Z. M. stoomschip
Kingsbergen, de van Os, de gewapende barkas meteen
detachement van 12 mariniers en 25 infanteristen onder
den 2ea luitenant de Brauw, eenige duikers en 15 ket-
tinggangers."
Met deze magt had van Gennep , vooral toen het
springen van de Onrust reeds den 5**«° November was
afgeloopen , zeer goed de Thewé kunnen opgaan. Maakte
de chef der expeditie al geen aanmerkingen, toen de
expeditie reeds den 9***" November te Bandjermasin terug-
kwam , het bewijst volstrekt niet dat hij het goedkeurde ;
het pleitte alleen voor zijn weerzin om andermaal op
een marine-handeling aanmerkingen te maken.
Dat de togt van derf luitenant ter zee Rijk geen dood
en verderf op de oevers der Thewé aanbragt , verwachtte
niemand. Sedert het afloopen der Onrust was er een
jaar verloopen en de bevolking der Thewé had zich voor
het grootste gedeelte in het binnenland teruggetrokken.
Digitized by VjOOQIC
104
Op de vraag: >of de bevaarbaarheid der s. Karawa
(bladz.' 341 1« Dl.) ontstaan was sedert de oprichting
der benting", vertrouw ik dat de Haes zich zelf wel het
antwoord zal kunnen geven. Neen I die soengej was
niet op eenmaal voor groote praauwen bevaarbaar ge-
worden; maar in het begin van den oorlog dacht de
vijand, dat wij alleen met groote vaartuigen vochten en
bouwde daarom een benting op een ongenaakbaar punt.
Toen hij echter vernam , dat men hem met kleine vaar-
tuigen wilde aantasten, nu de groote schepen er niet
konden komen, achtte hij zich aan de s. Karawa niet
meer veilig en verliet de benting.
Die het slot der brochure van de Haes leest, zal hem
niet verwijten van pogingen te hebben aangewend om den
schrijver van >de Bandjersche Krijg" trotsch op zijn ar-
beid te maken; uitdrukkingen, die alleen gekrenkte
eigenliefde verraden, bewijzen echter niets. Dat ik in
de vervulling mijner taak een enkele maal te kort schoot,
weet ik; maar dat ik geen partijdige voorstelling van
feiten gaf, bewees ik.
Waar gehandeld wordt , worden ook fouten gemaakt ;
door de fouten van enkelen wordt evenwel geen korps,
geen geheel wapen gestigmatiseerd.
Vatte ik met weerzin de pen op, omdat men mij
dwong mij bij het publiek te verantwoorden, ik leg die
neer met het bewustzijn mijn pligt betracht, niet in het
denkbeeld mijn tegenpartij overtuigd te hebben. Pogin-
gen om het gunstige oordeel van iemand over zijn eigene
handelingen te wijzigen, gelukken in den regel niet.
Het verkeerde dier handelingen blijft niettemin bestaan.
Wars van verder geschrijf over dit onderwerp, verwijs
ik voor het vervolg ieder, die nog geloof mogt slaan
Digitized by VjOOQIC
105
aan belangrijke marine-feilen die ik niet meldde of niet
genoeg waardeerde, naar het tijdschrift: Verhandelingen
en Berigten betrekkelijk het zeewezen enz. , jaargang
1865 n^ 1. Dtór vindt men het ^Zakelijke verslag van
de verriglingen der Nederlandsche marine in Oost-Indië
gedurende het jaar 1860," opgemaakt aan het ministerie
van marine. Dat verslag heeft dus een oiBciëel karak-
ter, en bevat al hetgeen de marine te Bandjermasin
presteerde. Laat men d^&rin meldingswaardige feiten
opsporen, die niet in »de Bandjersche Krijg" voorkomen;
ik zocht ze er te vergeefs!
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
BULA&Elf.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
No. B7.
Rg lagen drie
Aan boord van Z. M. stoomschip Celebes ,
Marabahan 7 Augustus 1859.
Omtrent mijne verrigtingen met Z. M. stoomschip Celebes ,
na het verzenden mijner letteren 3 Augustus No. 223 , heb
ik de eer XJHEdG. het hiernavolgende te rapporteren.
Toen bg de berigten van den luitenant ter zee Jhr. J.
M. Clifford Eocq van Breugel de tgding kwam , dat men van
Ban^ermasin de bezetting van Poeloe Petak nog niet van le-
vensmiddelen had voorzien, en de door ons verstrekte voorraad
nagenoeg verbruikt was, besloot ik weder eens naar die plaats
te stoomen, ten einde met een en ander te helpen.
Daar aankomende, deelde de gezaghebber mij mede, dat
er nog een kotta mara te Tongoehan of Poeloe Palangkie was.
Ik stoomde daarop den 5 Augustus de Kapoeas op tot Palangka ,
zonder ergens eenig spoor van eene benting of v^andel^'kheid
te ontdekken; terugkomende zond ik den luitenant ter zee
2^ klasse W. Sieffens met de gewapende barkas op ver-
kenning uit y om vooreerst tusschen PI. Eanamit en den wal
door te roegen. Daar het echter reeds bijna vgf uur namid-
dag was , gaf ik ZEG. last , om zich krachtdadig te verdedi-
gen , indien de vtjand aanviel , doch geen gevecht te be-
ginnen.
Na een klein half uur kwam genoemde ofScier terug en
bragt de tgding dat de barkas gestuit was op eene kotta mara
die de geheele ruimte der passage opvulde , dat eene groote
Digitized by VjOOQIC
110
massa volk op die versterking nieuwsgierig de barkas had
aangestaard , zonder Y^andol^'kheden te beginnen » en dat het
misschien mogel^k zonde zgn, om de {Oelebes achteruit zooTer
in de passage te halen, dat de kotta mara op een paar honderd
ellen afstand^ met den achtersten dertigponder konde beschoten
worden, 's Avonds te Plankey terugkomende, vernam ik van
den heer Maks, dat het waarschgnlijk onmogelgk zoude zgn, om
met de Celebes in de passage te komen. De bekomene tg-
ding, dat de Fembukal op deze kotta mara woonde, deed mg
echter besluiten de zaak te beproeven, doch ik nam tevens
14 bajonetten der bezetting te Plankey , en een vgflien
Dayakkers van den heer Maks mede , om , indien het mislak-
te de Celebes in de passage te halen, dan eenen weg over het
eiland te kappen, en de kotta mara tegelijk met de gewapende
sloepen en over den wal met de twee mortieren en een 25
geweerdragende mannen aan te vallen.
*s Morgens ten %^l^ uur van 6 Augustus kwam ik met de
Celebes voor de passage ten anker, stak zooveel geschikte
trossen als wij vinden konden op elkander, en begon er
achter uit in te halen. Deze manoeuvre gelukte volkomen.
De gewapende barkas der Ar^joeno onder bevel van den
luitenant ter zee Clifiord, beschermde de troepen, die de tros-
sen uitbragten. De vijand schoot met geweren op de sloe-
pen, zoolang hy die alleen konde zien, doch verliet met over-
haasting de versterking, zoodra eenig gedeelte der Celebea
voor hem zigtbaar werd. Waarschijnlijk had het vorig ge-
vecht met onze dertigponders » op een vjjf en dertig el af-
stands (1) hem niet bevallen. Ik zond toen de gewapende
sloep, onder bevel van den luitenant ter zee W. Steffens,
om de versterking te nemen. Ten elf uur woei de holland-
sche vlag op de kotta mara en 's avonds ten 9 ure lag deze
versterking te Plankey aan den wal.
Den volgenden morgen liet ik de bezetting weder voor drie
weken van levensmiddelen voorzien en ging naar Marabahan
terug.
(1) Op pag. 249 der Hand.^ en Berigten leest men «vijftig el.*'
Digitized by VjOOQIC
111
Eene hierbij gaande teekening der kotta mara, gemaakt 1
door den Initenant ter zee W. Steffena zal , naar ik vertrouw , \
üHEdG. een dnidelgk denkbeeld geven van de inrigting de-
zer versterkte vlotten,
üit de inwendige verdeeling der laatstgenoemde kotta mara
bleek genoegzaam , dat zjj door vele menschen bewoond werd.
Een magazijntje van levensmiddelen, blokken en boegen om
krijgsgevangenen in te bewaren, een dakje om onder te sla-
pen en nog vele andere gemakken waren er aanweaïg.
De ontvangst Uwer voor ons zoo vereerende letteren dd. 1
Augustus 1859 N^. 75 L». A. erkennende, heb ik de eer ÜHEdG.
kennis te geven, dat door mij zal voldaan worden aan de
daarin gegeveue bevelen , zoo spoedig als ik , na eenigen tijd
tot overweging, daartoe in staat zal zijn. Intusschen is het
voor m^ een groot genoegen ÜHEdG. te kunnen rapporteren,
dat ook op den 6 Augustus allen zich uitmuntend hebben
gedragen , — zoodra ik daartoe meer tgd zal hebben , hoop
ik ÜHEdG. van een en ander een meer gedetailleerd rapport
te kunnen aanbieden.
Ik heb tevens de eer ÜHEdG. hierbij over te leggen een
brief van de Pangerangs Djaya Simitra en Hamin aan den ko-
lonel.
In verband met het schrijven van ÜHEdG. dd. 30 Julij N®. 68
L^. A. en m^'n schrijven dd. 3 Augustus N^. 223 vermeen ik voor-
alsnog de Negara niet te moeten opstoomen, ten einde de
twee in Commissie zgnde Pangerangs niet te hinderen. Het
zal mij evenwel zeer aangenaam zgn het gevoelen of de be-
velen van ÜHEdG. daaromtrent later te mogen vernemen.
Met de twee geblesseerde Javanen gaat het zeer naar wensch;
Op den 6 Augustus is er niemand gewond of getroffen. —
De kommandant van voornoemd stoomschip,
(w. g.) J. A. Yandevsldb.
Aan
den kapitein-luiienanl ter zee kom-
mandant der maritime magt in de
zuid- en ooster-afdcéLmg van Borneo,
Digitized by VjOOQIC
BX^JLAGTl B.
extbagt-jouskaal
van den 1»"» Luitenant Chef van den Staf in de Zuid- en
Ooster-afdeeling van Bomeo, van en met den l**»
tot en met den 16<ï«> Augustus 1861.
2 Augustus. Afdeeling Bandjermasin.
De kommandant van Telang meldt dat den 25 Julg Soeto-
Ono van Pakoe was teruggekeerd en het volgende had mede-
gedeeld :
Si-Dabok had 2 ^joekongs en 1 rankang op den vgand
veroverd y benevens 20 lansen en schilden en de brandals
10 gekwetsten en 3 dooden toegebragt; zijne vrouw en kin*
deren waren bg die gelegenheid vermoord. Soeto-Ono was
met 70 volgelingen de bosschen nog ingegaan , doch had geen
vijand gezien. Op zgnen terugweg ontmoette hg drie be-
woonde huizen, waaruit de vrouwen en kinderen vlugtten ;
de mannen verweerden zich met gevelde lansen; twee wer-
den doodgeschoten en hunne hoofden meegenomen. Volgens
zgn raad moesten de omstreken van Bodok schoongeveegd
worden en zouden er ± 600 muitelingen te Moentai zitten
aan de soengej Earrauw, bij de soengej Boentoek.
7 Augustus. Afdeeling Martapoera.
Een rapport van den kommandant van Z. M. stoomschip
Oelebes luidt als volgt :
Op den 2 Augustus was de soengej Boentoek door een
gewapende sloep verkend; het water was vallende, de oevers
hoog en slikkerig, doch bg de versperring eenigzins hooger.
DigitizedbyVjOOglC
113
I>e sloep had geene vijandelijkheden ondervonden. Boven de
soengej waren nit het bosch 3 geweerschoten gevallen op Z.
M. stoomschip Oelebes, en beantwoord, waarop het vuur
eindigde; den 3<>« werd de Suriname ontmoet, de kolen en
victualie en ook de mariniers, en soldaten overgenomen , en
de Boven-Doesson weer opgestoomd.
13 Augustus. Afdeeling Bandjermasin.
Den 9<*e° Augustus had de waarnemend militaire kom-
mandant van Mengkatip een schrijven van den kommandant
van Z. M. stoomschip Celebes ontvangen van den volgenden
inhoud :
Deze kommandant was den 5<^° 's morgens om 6^^ ^^^
met de gewapende groote sloep en barkas , met den luitenant
2^® klasse Hoogendorp en den adjunct-administrateur Hane-
graeff uitgerukt, om de soengej Boentoek te verkennen.
De versperringen werden opgeruimd» de flanken werden
gedekt door de ontscheepte infanterie , mariniers en matrozen.
Door den lagen waterstand was het vervoer allerlangzaamst.
Een djoekong werd naar boord gezonden om talies etc. te
halen; op deze werd door den vijand gevuurd, waarbjj de
korporaal der marine Ei'onenberg door 3 kogelschoten ge-
wond werd.
De soengej Boentoek werd verderop verkend en nog twee
praauwtjes ontmoet , waarvan de bemanning echter ontvlugtte ;
ook overland werd het terrein onderzocht , de inlandsche ma-
troos Njamin werd in het been geblesseerd, daar van tijd
tot t^d uit het digte boach op die koloune gevuurd werd.
De luitenant Hoogendorp werd ziek en door den luitenant
ter zee 2^ klasse van Manen afgelost ; 's nachts werd daar
gebivouacqueerd en den volgenden dag, om de vele zieken
naar boord teruggekeerd.
14 Augustus. Afdeeling Ban^ermasin.
De kommandant van Z. M. stoomschip Celebes had op
den lO^l^» Augustus aan den kommandant der expeditie in
de Boven-Doesson nagenoeg het volgende gemeld :
Den 9<^ was de kommandant wedr in de soengej Boentoek
8
Digitized by VjOOQIC
lU
gedebarkeerd ; de yersperringen werden overgetrokken en in
djoekongs, waarin o. a. de mortier h 12 duim, de togt voort-
gezet.
Aan de oerers werd daarop yoortgemarcbeerd en het
bosch aan weerskanten gedurig onderzocht; later werd een
linker-zijtak gevolgd, omdat daaraan, volgens ingewonnen
berigt, eenige kampongs moesten liggen; doormarcherende,
stuitte de kolonne op het meerDanau-Sadar, waar ook eenige
huizen en eene kampong stonden, die echter in haast en sints
zeer kort schenen verlaten te zgn. De huizen werden ver-
brand en de padie en de overige levensbehoeften vernield.
Ook de luitenant ter zee 2^^ klasse van Manen » die meer
links had aangehouden, had eenige huizen (ook verlaten) be-
speurd, die hetzelfde lot ondergingen.
Op die plaats werd gebivouacqueerd.
Den volgenden morgen werd al patrouillerende de terug-
marsch aangenomen. Noch van den vijand, noch van zgne
versterkingen, werd iets bespeurd, en ten 10% uur was de
kolonne aan de versperring gekomen.
De luitenant van Manen was met eenige manschappen
langs den regter-oever gezonden, terwgl de kolonnekom-
mandant (luitenant ter zee 1*^ klasse Hackstroh) langs den
linker-oever had gemarcheerd.
's Middags werd de Celebes wederom bereikt.
Digitized by VjOOQIC
EXTRACT.
Ezp«diti« in d«> Zuid-
M Oo6t«r«fdflelm0
ran Borneo.
B U IL. A. O £2 O.
Bandjermasin den 10 October 1859.
Sedert enz.
Bij mijne terugkomst van Martapoera in den avond van
den 6 Augustus ontving ik het Gouvemementsbesluit van
den 29 Julij 1859 no. 2 , waarbij werd bevolen de terugzen-
ding van Z. M. stoomschip Ardjoeno, met het op dien bodem
te huis behoorend personeel en materieel, dat nu nog overal
verspreid was, en tot de vereeniging van hetwelk, nog ver-
scheidene dagen noodig zouden zijn.
Inmiddels werd den waamemenden kommandant van dien
bodem opgedragen, de kust, in het bijzonder tusschen de
monding van de Barito en Tabanio , waar naar luid van ont-
vangene berig^en kruid, wapens en Boeginezen, ter onder-
steuning der opstandelingen, werden ingevoerd. Sedert het
vertrek van de Ardjoeno naar Java was geen oorlogschip be-
schikbaar, om de kust te bewaken.
Aan dien kommandant werd tevens opgedragen, om met
de Boni en twee gewapende sloepen eene verkenning in de
rivieren Tabanio en Moelukko te laten doen ; daartoe werd
een te Bandjermasin aanwezig gedeelte der equipage, benevens
een twintigtal infanteristen naar boord gezonden. De berigten
omtrent Tabanio luidden, dat het door ons in 1854 verlaten
maar gaaf gelaten steenen fort , door eenige weinige opstan-
delingen bezet was , en de kampongbewoners sedert den moord
op den gezaghebber gepleegd die plaats geheel verlaten had-
Digitized by VjOOQIC
116
den. Zoolang aan de riyiermonding tegen den invoer gewaakt
konde worden, had Tabanio geene waarde, integendeel de be-
zetting van dat punt zonde mij noodzaken , de magt die door
de vele zieken reeds niet toereikende was om vrij te kunnen
ageren , nog meer te versnipperen en dus nog grootere moeije-
lijkheden om de communicatie te onderhouden veroorzaken ,
en dit deed m^ den bepaalden last geven het fort niet te ne-
men, maar bloot eene verkenning te doen.
Beeds vroeger had ik het voornemen , van nit Martapoera
door Ealangan en Fleiarie op Tabanio aan te rakken , doch
had bg de woelingen die er in het vorstengebied bleven heer-
schen dit plan moeten opgeven , omdat ik dan geen vol-
doende magt te Martapoera konde achterlaten, om zoo noodig
de communicatie met Pengaron tegen ernstige aanvallen te
beschermen. Voor het vertrek van de Ardjoeno wilde ik echter
zekerheid hebben , hoe het er daar uitzag , om ook daarna de
versterking te regelen, die ik in plaats daarvan zoude moeten
aanvragen. Bg het uitvaardigen van de instructie voor die
verkenning heeft echter eene onduidelijkheid plaats gehad ,
die tot misverstand aanleiding heeft gegeven ; in plaats van
zich bloot tot eene verkenning te bepalen, meende de kom-
mandant door die instructie tevens gehouden te zijn, de op-
standelingen uit het fort te moeten veijagen, wanneer daartoe
kans bestond. Zonder dat de opstandelingen een schot ge-
daan hadden, was de Boni met de gewapende sloepen en
eene kruisboot het fort gepasseerd ; men had de rivier onver-
sperd gevonden ; met hoog water kon de Boni de voorlig-»
gende bank passeren, en ware men toen teruggekeerd, dan
was aan mgn last voldaan geworden. De zoo even bedoelde
onduidelgkheid in de instructie en vermoedelijk het ook on-
gehinderd passeren onder het bereik van het fort, dat zeer
nabij den linker rivieroever ligt, verleidden den luitenant ter
zee von Cronenthall eene attaque op het fort te beproeven ;
hg liet zijne magt debarqueren op een punt, waar hg door
een niet bezet bastion van het fort gedekt dacht te z|jn, en
in een oogenblik werd hg, do luitenant ter zee 2^ klasse
Digitized by VjOOQIC
117
de Swart, benevens 7 manschappen ernstig verwond en sneu-
velden 2 man. Vermits de twee aanwezige officieren verwond
^waren, moest men terugtrekken. Het hierbij overgelegd
rapport van die verkenning, zal het hier aangeteekende nstder
toelichten. De verkenning die aanvankelijk als volkomen ge-
lukt konde beschouwd worden, eindigde door eene onduide-
lijkheid in de instructie en te veel moed en ^'ver van den
kommandant in eene nederlaag. Dit had nog met geene out-
moeting met de opstandelingen plaats gehad; overal waren
zg , met welke overmagt ook opgekomen , door onze troepen
op de vlugt gejaagd , nergens waren die voor hen terugge-
trokken. Zoo de aanwezige middelen toereikend waren, moest
dit worden hersteld , want zeer zeker zoude men anders de
opstandelingen overal met nieuwen moed het hoofd zien op-
steken. Doch om geene tweede nederlaag op de eerste te
doen volgen, besloot ik de positie te Tabanio in persoon te
▼erkennen en de middelen te begroeten, die tot het nemen der
-versterking, waartoe ik nu gedwongen werd, noodig zouden zijn.
Vooraf wilde ik echter mij van den stand van zaken bg de
Foeloe Petak en op de Eapoeas overtuigen.
De Celebes enz.
Den 20»'«» des morgens vertrok ik naar de reede van Ta-
banio ; de Celebes en Boni kwamen aldaar den 2l8ten 'q mor-
gens in de nabijheid van Z. M. stoomschip Ar dj oeno ten anker.
De verkenning welke ik den volgenden morgen langs het
strand en in de monding der rivier deed , gaf bevredigende
uitkomsten. De muren van het fort, een gebastionneerde
vierhoek , dat zeer goed bezet scheen , waren onbeschadigd en
naar gissing 12 voet hoog , en omgeven door eene gracht ; de
schietgaten waren gaa£ Twee poorten dienden tot toegang;
zij schenen echter aan de binnenzijde verzekerd te zgn. De
gemeenschap scheen onderhouden te worden door middel
van een ladder over de muren. Het terrein bood de gele-
genheid aan, om twee 12ponders op belegeringsaffuit, die
ik van de bewapening van Schans van Thuyl— die post is met
vier 12ponder8 gewapend — naar de reede van Tabanio had
Digitized by VjOOQIC
118
doen brengen , op eenen afstand van twee tot 400 ellen yan
bet fort op te stellen. De gedane verkenning gaf mg niet al-
leen de zekerheid , dat men met de landingsdiyisie door de hier
aanwezige oorlogscbepen te leveren, versterkt met een 70tal
bajonetten, twee 12ponders met bediening, ondersteund door
het zware geschat van de Oelebes en Montrado -^ de Ar-
djoeno moest te ver van den wal bljjven — volkomen in staat
zoude kunnen zijn het fort te nemen niet alleen , maar dat
de gunstige gesteldheid van het terrein tevens de gelegenheid
gaf 9 het ontsnappen der vgandelgke bezetting te beletten, en
dus alles over de kling te jagen. £n hierop moest ik te
meer prijs stellen, omdat mij was berigt dat fiiay Demaug
Leman , na de nederlaag bij Goenoeng Lawak naar Tabanio
was getrokken, het bevel in die sterkte voerde en onder hem
nog Eiay Lang-lang en Badja Moesa, een Boeginees — die beide
de bevolking van Tanah Laut in opstand hielden, doordebe-
dreiging van de kampongs te verbranden, die geene gewa-
penden 'wilden leveren ; uit de in het fort gevonden maleische
brieven, is dat berigt bevestigd geworden. De nederla^bij
de verkenning waarvan boven gesprokenis, was geleden door
de Marine; de uitmuntende diensten door haar ook bij deze
expeditie bewezen, maakten het mg tot pligt, haar in het
bijzonder in dit geval de gelegenheid te geven , die neder-
laag te wreken , om welke reden ik besloot Z. M. schroef-
stoomer Montrado die tijdelijk te Bandjermasin gestationneerd
was , naar Tabanio te doen stoomen , en het bevel over deze
operatie aan den kapitein-luitenant ter zee J. A. E. van Has-
selt op te dragen. Die hoofdofficier voerde het bevel te Mar-
tapoera gedurende mijne afwezigheid ; met de meeste bereid-
willigheid en met den meesten ijver had hg zich met diensten
belast, die eigeulgk minder in zijne werkkring vielen, en het
kwam mij daarom niet meer dan billijk voor hg het bevel
voerde daar waar de geheele maritieme magt vereenigd zoude
handelen. Ik kon echter het bevel te Martapoera niet aan
den kapitein Sterke overlaten en droeg dit op aan den luite-
nant ter zee 1*^^ klasse kommandant van Z. M. stoomschip
Digitized by VjOOQIC
119
MontradOy die door zijne anciënniteit boven dien kapitein
geplaatst was en die ik door zgne verrigtingen bg Poeloe Petak
had leeren kennen als een solied en kundig officier, aan wien
ik gerust het bevel te Martapoera konde overlaten. Den 22s^«»
was ik met de Boni te Bandjermasin terug , zond onmiddell^'k
den Heer de Haes ter vervanging van den overste van Has-
selt naar boven , welke hoofdofficier den volgenden avond voor-
zien van eene Nota van instructie met de Boni naar Tabanio
vertrok en daar den 24"«» aankwam.
Den 27»'«" daaropvolgende werd het steenen fort te Ta-
banio stormenderhand ingenomen.
Omtrent dit wapenfeit zal ik de vrijheid nemen te verw^'zen
naar de rapporten van den overste van Hasselt waarvan af-
schrift onder letter A. en B. worden aangeboden en onder
letter C. een afschrift van de nota van instructie aan den
zoo evengenoemden hoofdofficier uitgereikt. Op eene uitmun-
tende wijze is daar weder door de marine en de landmagt
de eer onzer wapenen gehandhaafd. De vijand heeft daar vele
verliezen geleden (1), zooals ik later vernam is daarbij de
kapitan Moesa gesneuveld.
Daarbij zgn veroverd twee van het fort wapperende vlag-
gen, namelijk eene roode met een witte balk in het midden —
de oorlogsvlag — en eene gele of vorstenvlag, veel kruid,
blanke wapens , eenige geweren en 15 stukken geschut van
1 tot 3 pond, waarvan de' zwaarste kalibers echter geheel
onbruikbaar zijn. Nog zgn daarbij buit gemaakt vier boeginee-
sche praauwen , welke de opstandelingen hadden bijgestaan. (2)
De 1*'® luitenant van Dam van Isselt en de sergeant hoorn-
blazer van Laar waren het eerst door de bres binnen de ver-
sterking. Een boegineesch soldaat werd met een der vlugtelingen
handgemeen, die de oorlogsvlag wilde redden, en vermees-
terde dezelve; hij is als voorloopige belooning bevorderd tot
(i) Dit is later niet bevestigd.
De Schrijyer.
(2) Ook dit is niet bewezen. Zie bladz. 69.
De Schryver.
Digitized by VjOOQIC
120
korporaal. De overste van Hasselt roemt zeer den luitenant
ter zee 1»'<* klasse J. A. Vandevelde, J. N. Slegt en
J. C. H. Van de Velde, kommandanten van de Celebes,
landingsdivisie en Onmst , zoomede den tgdel^ken komman-
dant van de Montrado , Initenant ter zee 2^ klasse A. Dron-
kers, de luitenants ter zee 2<ie klasse F. H. P. van Alphen^
W. Sluyterman van Loo en W. Steffens en den 1«*«° luitenant
der Infanterie van Dam van Isselt, zoo ook nog den gezag-
voerder van de Boni A. E. Kuipers , die zich ook vroeger bg
de gedane verkenning, na het verwonden der beide officieren,
door bedaarden moed heeft onderscheiden, even als de offi-
cier van gezondheid 2^^ klasse Visser, van welke bgzonderheid
boven geene melding is gemaakt. Deze overwinning kostte
ons slechts twee geblesseerden.
Wat echter tot mgn leedwezen niet gelukt is y dal ik m^
<üs een der groote voordeeHen in deze operaJtie voorstede / w ha
over de Mmg jagen der vijandelijke bezetting. Door het niet
opvolgen van een der voornaamste punten van de nota van
instructie, tot wijziging waarvan overigens de kommandant de
vrijheid had , heeft men dit voordeel gemist ; de oorzaak daar-
van is geweest groote, doch welligt van zgn'gezigtspunt niet
af te keuren, bezorgdheid van den kommandant, die zijne
magt op één punt meende vereenigd te moeten houden. Dit
is te meer te betreuren omdat een tweede gelegenheid om
zoo bepaald den vijand te kunnen afsluiten , als het terrein
hier aanbood, zeker niet meer gevonden zal worden. De toe-
lichting die de overste van Hasselt omtrent dit punt in zgn
gedetailleerd tweede rapport geeft, strekt ter wederlegging
van m^ne bemerking, die ik hieromtrent, na de ontvangst
van de eerste t^ding van de verovering, gemaakt heb. '
Die wederlegging heeft mij echter niet van mgne meening
kunnen terugbrengen. Het begin der operatiön tegen Taba-
nio had behooren te zijn, het aan den wal brengen van het
detachement infanterie op het aangegeven punt. Dat deta-
chement sterk .50 bajonetten kon, met eene vrije beweging
naar zee , niet in gevaar komen , en de magt bg de 12pon-
Digitized by VjOOQIC
121
ders aanwezig, was rnim genoeg èn om het debarque-
ment èn om bet gesobut en personeel dat met het in batterg
plaatsen belast moest worden , te beschermen. Het gevolg
van dit verzuim is , dat thans de Tanah Laut in verzet en
opstand gehouden wordt , iets dat zeker niet het geval zoude
zijn, indien men Kiaj Demang Lehman, Hadji^ Bojasin en
Eiay Lang-lang — de laatste is het door het bestuur vroeger
aangsteld districtshoofd van Tabanio , dat sedert lang een zeer
actief deel aan den opstand genomen heeft; de tweedeiseen
der hevigste fanatieke priesters — had kunnen gevangen ne-
men of afmaken.
Ik heb dit gevoelen aan den overste van Hasselt medege-
deeld, en meen dit ook hier niet te mogen verzwijgen.
Na het nemen van Tabanio hebben zich twee handelaren
van Ban<^ermasin , verwanten van Hadji Isa aangeboden, om
in iedere kampong van Tanah Laut bevelschriften rond te
brengen bevattende de aanmaning om geen der kwaadwilli-
gen in de kampongs te dulden, en de hoofden zooals Eiay
Demang Lehman enz. tegen eene geldelijke belooning op te
vatten en uit te leveren.
Be kóhnd adj. des Koninga in b. d,, Oom,-
Commisaarie, müücdre commandant en Chef der Ex-
peditie in de Zuid- en Ooster afdeeUng van Borneo,
(w. g.) Andbesen.
Digitized by VjOOQIC
B IJ IL. A. o £1 I>.
NOTA.
Omtrent bet gebeurde met Z. M. stoomscbip Onrust kan
volgens de verklaring van Aboe Talip, in verband tot de
opgaven der verder ter zake geboorde personen aangenomen
worden :
Dat na de aankomst van Z. M. stoomscbip Onrust teLon-
tontoeor, de beide volgelingen van badjie Mobamad Td!(b,
Aboe Talip en Takol genaamd, zgn afgezonden met op-
roepingsbrieven van den heer Bangert, de eerste naar de
tommongongs Earta Pattj, Aria Patty en Mas Anom» de
laatste naar den tommongong Soerapatie ;
dat beiden behalve die brieven, ook nog werden voorzien
door badjie Mobamad Taïb van brieven zijnentwege aan ge-
noemde hoofden;
dat het er voor kan worden gehouden , dat de heer Ban-
gert met den inhoud der brieven van badjie Mobamad TaXb
aan de tommongongs Karta Patty, Aria Patty en Mas Anom
is bekend geweest, doch dat door niets blijkt, of de brief
van genoemden badjie aan tommongong Soerapatie , al dan
niet met zijn voorweten afgezonden is ;
dat terw^l Aboe Talip met zijne brieven niet verder is
kunnen doorkomen dan tot b^ tommongong Karta Patty,
die hem voorhield, dat het niet geraden was hooger op te
gaan, naardien de pangerang Antassarie zich daar ophield en
deze, dan wel z(jne volgelingen, hem welligt dooden zouden»
wanneer zg vernamen dat hy een zendeling van het stoom-
Digitized by VjOOQIC
123
schip was, Takol, met z^ne aan Soerapatie gerigte brieven
slechts is gekomen tot Lahey, alzoo de daar aanwezige pem-
bakals Djagau en Semoedin hem in bedenking gaven, om
liever niet verder te gaan, daar, zoo hij tot tommongong
Soerapatie zoude willen doordringen, hom znlks welligt
slecht zoude bekomen;
dat intusschen de brieven, van welke Aboe Talip en Ta-
kol de overbrengers waren, behoorlijk zijn bezorgd door de
bemiddeling, redpectieveiijk van tommongong Earta Patty en
pembakals Djagau en Semoedin, blykens de op dezelve aan
de zendelingen ter hand gestelde, dan wel regtstreeks naar
het stoomschip doorgezonden antwoorden ;
dat zoowel Aboe Talip als Takol zich bij hun wederkeeren
te Lontontoeor, eenvoudig hebben bepaald, om van het
bezorgen der hen toevertrouwde brieven te rapporteren, zon-
der daarbij melding te maken van het hun in het bijzonder
wedervarene ;
dat daarop in den morgen van Dingsdag den 27 December 1859
te Lontontoeor is verschenen, de tommongong Soerapatie, te
zamen met den tommongong Mas Anom en tommongong Boepa;
dat. deze hoofden werden gevolgd door ± 100 djoekongs,
waarin ± 1000 opvarenden geweest zullen zgn;
dat voort na aankomst, ter plaatse van tommongong
Soerapatie, hadjie Mohamad Taïb zich op last van den heer
Bangert naar hem heeft begeven; en na eenige oogenblikken
oponthoud op des tommongongs . praauw , aan boord van het
stoomschip is teruggekeerd; dat hadjie Mohamad Taüb kort
daarop , andermaal op* last van den heer Bangert , naar tom-
mongong Soerapatie is gegaan en niet lang daarna, gevolgd
door dezen, echter in eene andere djoekong , aan boord der
Onrust is teruggekomen ;
dat het toen ongeveer 10 uren voor den middag zal z|jn
geweest ;
dat tommongong Soerapatie bij zijn komst aan boord van
Z. M. stoomschip Onrust, vergezeld werd door zijne zonen
Eomel en Ladah, door zijn schoonzoon Boerahman Ando en
Digitized by VjOOQIC
124
nog wel twintig andere inlanders , wier namen niet bekend zijn;
dat hij bij die aankomst is gerecipieerd geworden door den
kommandant van Z. M. stoomschip Onrust en den l^^» lui-
tenant Bangert;
dat zoowel tommongong Soerapatie als alle zgne volgelin-
gen waren gewapend met mandouws (lange dajaksche kle-
wangs) en gekleed met korte broekjes, zonder sarongs (waarin
sommigen eene toerusting tot gevecht vermeenden te zien) ;
dat na aankomst aan boord van Z. M. stoomschip Onrust ,
tommongong Soerapatie , vergezeld van zijne zonen en gevolgd
door eenige kawans , met den kommandant en den 1*^° lui-
tenant Bangert naar de kajuit zgu gegaan;
dat intusschen de doctor en de officier van administratie
het op het dek gebleven gevolg hebben onthaald op drank,
die een bruine kleur had, uit kleine glaasjes gedronken werd
en waarvan zy 2 flesschen hebben uitgedronken;
dat na ruim een uur in de kajuit te hebben doorgebragt,
tonmiongong Soerapatie met zijne zonen en volgelingen, ver-
gezeld van den kommandant van het stoomschip en den heer
Bangert , wedr z^n boven gekomen en het schip gaan bezigtigen ;
dat terwijl zg daarmede op het voorschip onledig waaren, de
doctor die aan den kcguitstrap stond, op het onverwachts van
achteren over den regterschouder een houw met een mandonw
door een der volgelingen van Soerapatie werd toegebragt ;
na het bekomen van welken die officier is naar beneden ge-
sprongen ;
dat schier op hetzelfde oogenblik, immers zoodra Aboe
Talip zijne oogen van het voorvallende aan den kajuitstrap
wendde naar het voorschip, waar tommongong Soerapatie
met zijne zonen en volgelingen, benevens de kommandant
van het schip en de 1**® luitenant Bangert zich bevonden,
doch zonder dat ecnig seinkreet was gehoord, daar alles
in eene verwarde beweging geraakte, van welke de hoogst
vijandige kenteekenen maar al te duidelijk waren , door de
algemeen getrokkene mandouws ;
dat op het waarnemen daarvan Aboe Talip, die zich tot
Digitized by VjOOQIC
125
dusverre had opgehouden op het achterdek nevens het roer^
het schip is ontvlngt langs den achtersteven en door middel
van een daar aanwezige tros, waaraan een klein anker bo-
ven water hing;
dat terw^l hij onledig was om eene djoekong los te ma-
ken, die vastgebonden lag aan een der scheepsbooten , welke
nab^ het achterschip bevestigd lag, ten einde met dit vaar-
tuig verder te vingten, Iqj hadjie Mohamad Taïb langs den-
zelfden weg als hij was gevolgd, overhaast het schip zag
verlaten en daarop hem in de djoekong opnam, waarna
zij zich voortbegaven naar het op 60 k 70 vadem afstand ge-
legen rakit, waarop hadjie Mohamad TaTb gedurende het op-
onthoud van Z. M. stoomschip Onrust te Lontontoeor zjjn
verblijf hield ;
dat middelerwjjl hij invoege als voren bezig was, om zich
van een vaartuig tot ontvlugting te voorzien, eene djoekong
bemand met twee inlanders , waarvan één , een volgeling van
hem en de andere een volgeling van ha^ie Mohamad Taïb,
naar het stoomschip was afgestoken om hen te redden , van
welke z^ echter geen gebruik hebben gemaakt;
dat )uist toen deze djoekong nabij het stoomschip kwam,
daaruit over boord en te water sprong een oppasser (Becom-
payer van geboorte), die den heer Bangert van Marabahan
was gevolgd, welke oppasser alstoen door de evenbedoelde
djoekong opgenomen en gebragt werd op het rakit, door
hadjie Mohamad Taïb gebruikt wordende;
dat ongeveer V4 uur later, mede op het rakit teregtkwam
de bediende (Javaan) van den officier van administratie, heb-
bende Aboe Talip echter niet gezien hoe hjj daar gekomen
is^ doch vernomen dat hij door Bilal-Anyoe (een ter plaatse
aanwezigen handelaar van Marabahan) uit het water zoude
z^n gehaald;
dat intusschen en voort na het eerste sein tot vgan-
delijkheid , de om en nabij het stoomschip gelegene vaartuigen
op zgde van hetzelve gekomen zijn en het volk uit die vaar-
tuigen op het stoomschip overgegaan is;
Digitized by VjOOQIC
126
dat dientengevolge de opeenhooping yan het volk op het
stoomschip zoo digi en zoo verward werd, dat van het ge-
vecht, van de plaats waar Aboe Talip zich bevond, niets hoe-
genaamd viel te onderscheiden ;
dat a%aande op den tijd gedurende welken mmoer aan boord
van het stoomschip werd vernomen, de overrompeling Tan
hetzelve eerst te 3 ure na den middag zoude zijn afge-
loopen , hoezeer niet kan worden gezegd, dat de strijd tot zoo-
lang heeft geduurd, wordende het veeleer voor waarsch^n-
Ijjk gehouden , dat lang voor dien tijd de slagting der be-
manning afgeloopen zal zijn geweest en de Dayakkers zich
na dien met plundering hebben onledig gehouden;
dat intusschen het schip was beginnen te zinken en wel in
die mate , dat het water te 3 ure na den middag bereids vras
gestegen tot aan de poorten der hutten ^ op het zien waar-
van de Dayakkers bevreesd geraakten en ontvlugtten;
dat een half uur later, en wel toen het water tot aan
de verschansing was gestegen, is gehoord het rammelen van
een zwaren ketting en Aboe Talip vermeent te hebben ge-
zien , dat het schip driftig was ;
dat zeer spoedig daarna 5 Europeanen uit het schip zgn te
voorschijn gekomen, die na van de raderkasten op de Dayak-
kers met pistolen te hebben gevuurd te water zijn gegaan ,
doch in e^n ommezien door dezen, die van alle kanten in
djoekongs toeschoten, zijn afgemaakt geworden;
dat wordt vermeend dat deze 5 Europeanen matrozen zgn
geweest, naar dien zij gekleed waren in het wit en met dayaksche
stroohoeden, hoedanig hoofddeksel Aboe Talip alleen den officier
van administratie gedurende de reis heeft zien gebruiken;
dat volgens beweren Van Aboe Talip, zoowel dekommandant
van het stoomschip als de 1^ Luitenant Bangert , bg gelegenheid
der ontvangst aan boord van Tommongong Soerapatie, onge-
wapend waren, doch hij er zgne aandacht niet op heeft ge-
vestigd had, of zulks ook het geval was toen bedoelde heeren^
na afloop der conferentie in de k^uit met dien Tommongong
op het dek kwamen;
Digitized by VjOOQIC
127
dat gedurende den ganschen loop van het voorral geen ge-
brtiik van weerskanten van vuurwapenen is gemaakt , anders
dan bg gelegenheid der verschijning van de 5 Europeanen
vorenbedoeld ;
dat eenige der djoekongs, die met de 8 Tommongongs zijn
verschenen, voorzien waren van vuurwapenen en overigens
even als de hoofden en het volk die daarmede waren afgeko-
men, geen zeer vredelievend aanzien hadden, waaromtrent
eerst tusschen Aboe Talip en hadjie Mohamad Taïb en daarna
tusschen 'deze en den heer Bangert zoude zijn van gedachten
gewisseld, zonder dat zulks evenwel tot kenbare maatrege-
len van voorzorg heeft geleid ;
dat Aboe Talip zelf niets heeft gezien van het wederva-
ren van den kommandant van hot stoomschip en den l**^ lui-
tenant Bangert , doch van hadjie Mohamad Taïb vernam dat
eerstgenoemde is afgemaakt bij het stuk op den boeg en
laatstgenoemde op het voorschip nabij den stoomketel;
dat bij het begin der vijandelijkheden behalve de reeds ge-
noemde officieren nog op het dek waren een kort gezet of-
ficier met zwarte bakkebaarden en de officier van administratie ;
dat het stoomschip te Lontontoeor heeft ten anker ge-
legen met den steven naar boven, dus tegen den stroom in,
en dat zoowel op den dag van de overrompeling als de beide
dagen te voren door Aboe Talip is gezien dat er stoom werd
gemaakt ; den dag van de overrompeling,^ zooals het hem toe-
scheen, echter voel minder dan de beide dagen te voren ;
dat niet bepaald gebleken is wanneer Tommongong Soera-
patie het schip heeft verlaten , noch werd vernomen w^lke
offers hem de overrompeling van hetzelve heeft gekost;
dat tegen zonsondergang van den dag waarop de overrom-
peling plaats vond ha<^ie Mohamad Taïb te zamen met Aboe
Talip, Takol, Pagie Ngayoen, Bilal-Anyoe, een inlander wiens
naam niet bekend is, mitsgaders den oppasser van Maraba-
han (Tamin- genaamd) en de bediende van den officier van ad-
ministratie van het stoomschip, Lontontoeor verlaten en zich
op reis naar Marabahan begeven hebben;
Digitized by VjOOQIC
128
dat beide deze laatsfce bedoelde personen evenwel z^n ach-
tergebleven te Siekan^ zooals Aboe Talip beweert van ha^ie
Mohamad Taïb te hebben vernomen , op diens last en onder
aanbeveling aan zekeren Lamboet daar terplaatse^ om te zorgen
dat hij niet vermoord werd.
Bano^jermasin , den 26 JantMnrij 1860.
De reaidmt van Soerakarta Gouvememmts Cammissct-
m van de Zuid-Ooster afdeding van Bomeo.
(W. g.) NiEUWENHUTZEN.
Digitized by VjOOQIC
BJJX^A.GilS^ JE.
«o. sa BQlage.
Bandjermasin den 22*ten October 1864.
Bjj uwe missive 15 October, jl. n^ 1665/20 werd mij opge-
dragen een streng onderzoek in te stellen omtrent de han-
delingen vóór, gedurende en na het afloopen der Onrast van
Hadjie Mohamad Taïb , den man die het eerst de tgding van
die noodlottige gebeurtenis te Bandjermasin bragt en welke
persoon , door de destgds tengevolge van dat vreesel^k voor-
val overspannene publieke opinie , werd beschuldigd van ver-
raad; de omstandigheden die tot deze beschuldiging aanlei-
ding gaven waren:
1^. de vertrouwde voet, waarop Mohamad Taïb stond tot den
len luitenant Bangert, aan wien het hoofdbeleid der zending
der Onrust in December 1859 was opgedragen ;
2^. de zooals later gebleken is , gedeeltelijk valsohe voor-
stelling van het gebeurde door Mohamad Taïb gegeven , en
. 3^. zgne viugt in Maart 1860 naar de Boven-Doesson. .
Men vermoedde namelijk dat Mohamad Taïb, die zooals
het heette de raadsman was van luitenant Bangert, dezen niet
had ingelicht omtrent of gewaarschuwd voor de verraderlgke
plannen van Tommongong Soerapatie , het groote dayaksche
hoofd , dat op 27 December 1859 de Onrust afliep , ja , men
ging zelfs verder en beschuldigde hem van opzettelgke mis-
leiding van luitenant Bangert en misdadige verstandhouding
met genoemd hoofd; op welke wgze of waarom, werd toen,
9
Digitized by VjOOQIC
130
eYenmin als thans gezegd, en na het zoo naauwkenrig mo-
gelgk gehondene onderzoek dnrf ik thans die beschuldiging
gereedeljjk eene uit de lucht gegrepene noemen en zal ik
trachten zulks aan te toonen.
Op voorstel yan luitenant Bangert» kommandant van Mara-
bahan, stoomde de Onrust op den 15<^ December 1859
naar de Boven-Doesson , alwaar de beruchte opstandeling
Pangerang Antassarie zich destgds ophield; dezen laatsten
hoopte men , dood of levend , in handen te kragen en dat wel
door behulp van de hoofden der Boven-Doesson, onder welke
Tommongong Soerapatie een eerste plaats bekleedde ; beloften
van rang en geld, gevoegd b^ den personelen invloed dien
luitenant Bangert op Soerapatie, wiens bloedzoon hg was,
meende uit te oefenen, moesten daartoe de middelen zgn.
Ha^ie Mohamad Tatb, een aanzieniyk en welgesteld han-
delaar te Marabahan werd, als bekend met plaatsen en per-
sonen , door luitenant Bangert uitgenoodigd den togt mede te
maken.
Den 19^<> December liet de Onrust het anker vallen in de
nabgheid der kampong Lontontoeor ; de luitenant Bangert liet
geenen tgd verloren gaan en zond onmiddellgk eene uitnoo-
diging aan Tommongong Soerapatie (die aan anderehoofden
gerigt , vermeid ik niet en zal ik ook wegens hunne mindere
belangrijkheid in casu geene verdere melding van hen maken)
om aan boord der Onrust te komen ; op zgnen last vo^de
Mohamad Talb daarbg eenen gelgkluidenden , doch eigenhan-
dig geschreven brief ter geruststelling van Soerapatie, welke
dan ook werkelgk in den morgen van 27 December 1859,
vergezeld van een talrgk gewapend gevolg, te Lontontoeor aan-
kwam. — Wat daarop voorviel is voldoende bekend nit de
nieuwsbladen van dien tjjd (Zie Java Couranten van 11 , 14
en 18 Januarg, alsmede van 8 Februarg 1860); hier zg alleen
gezegd , dat met uitzondering van den verdachte , zgn be-
dienden Talip en Takoel, den oppasser van luitenant Bangert,
Tamin, en den javaanschen matroos of bediende Sidin, geen
enkele der opvarenden der Onrust aan den vreeselgken moord
Digitized by VjOOQIC
131
ontkwam, waartoe bl^'kens de officiëele rapporten en later
ingewonnen berigten, Soerapatie, die zich met Pangerang
Antagsarie verstaan had, op aandringen van en uit vrees voor
laatstgenoemden, had last gegeven. — Nog in den avond van
den dag waarop het bloedbad plaats greep , nam Mohamad
Tatb met de overige geredden « don temgtog^ naar Ban^'er-
masin aan, met het doel om aan den Resident kennis te
geven van het voorgevallene , hetwelk hij getrouwelijk over-
bragt , daarbg echter verklarende dat h$ voor het begin van
den amok het schip verlaten had; die leugen, welke trou-
wens weinig ter zake van het afioopen der Onrust afdeed ,
vindt zgne opheldering in de wel is waar niet gegronde, edoch
echter niet geheel te misbillijken vrees van alle de geredde
inlanders, dat namelijk hunne enkele tegenwoordigheid aan
boord der Onrust hen als medepligtigen aan den moord zoude
doen beschouwen.
Na uitgebragt rapport, bleef Mohamad TaXb zich gedurende ,
ongeveer twee maanden te Bandjermasin» op zjjn aldaar lig-
gend schip, genaamd Bau Tatoel Djenna, ophouden en nam
toen plotseling de vlugt, zooals hg zegt, uit angst.
Die angst moge overdreven geweest zijn, zoo geheel on-
verklaarbaar is hjj niet met het oog op de toenmalige tgds-
omstandigheden, welligt ook dat de overtuiging, dat zgn
leugen ontdekt was of ontdekt zoude worden, daartoe bij-
droeg.
De verdachte hield zich eerst op te Babay, en trok later
op het vernemen dat zgne vrouw en kinderen gearresteerd
waren, hoogerop naar de wildernissen der Boven-Doesson,
alwaar h|j gedurende vier jaren ron^jswierf ; geen spoor in
dien tusschentijd , evenmin als vroeger of later, van ver-
standhouding met den v^'and, tot welken hij zich al ligt
ware h|j hun landgenoot geweest, om hulp zoude gewend
hebben, ja bij wien zgne veronderstelde medepligtigheid aan
den moord van zoovele Europeanen, gevoegd bg zgne gees-
tel^'ke waardigheid, hem al zeer geleidelijk den weg totmagt
en aanzien zoude geopend hebben. Eindelgk echter werd het
Digitized by VjOOQIC
132
dolen in de bosschen en moerassen hem langer onuitstaan-
baar en besloot hij zich op genade of ongenade over te ge-
ven; Yooraf echter zocht hij andere mede-voortvlagtigen op
en haalde hen over tot z^n yoomemen, als wanneer h^ ge-
zamenlijk met hen zijne onderwerping te Montallat aan den
secretaris der residentie kwam aanbieden en daarbjj ook ge-
trouwelijk volhardde , niettegenstaande de hem gevolgde per-
sonen spoedig weder de wijk namen naar het binnenland ;
eene omstandigheid welke voor z^n zuiver geweten getuigt.
Uit de verklaringen van de door mij gehoorde getuigen
Talip, Takoel en Tamin (welke hiernevens worden aangebo-
den) , alsmede uit die van de vroeger gehoorde opstandelingen
Doerahim, Aripoedin, Tamboek Koewah, Agaauw, Tembok
en Angat, en eindelijk uit de officiëele rapporten van den
resident Yerspijck en den luitenant Bangert, blgkt kortelings
het volgende :
1^. Dat hadjie Mohamad Taïb vóór z^ne vlugt was een
zeer welgesteld persoon, en dus reeds alleen om die redea
belang had bij de instandhouding van ons *gezag ;
2^. dat hjj meermalen goede diensten aan het bestuur be-
wezen had, waarbij hij steeds de meest mogeiyke goede trouw
aan den dag legde, wordende nergens &natisme als een ka-
raktertrek van hem genoemd ;
3^. dat Soerapatie voor de komst der Onrust te Lonton-
toeor geaboucheerd had met Antassarie, wiens vijandige ge-
zindheid voldoende bekend is ; willende ik hiermede zeggen ,
dat Soerapatie niet door anderen behoefde aangezet te wor-
den om verraad te plegen ;
4^. dat dezelfde Soerapatie evenmin aan verstandhouding
met den verdachte behoefte had, om te worden ingelicht om-
trent de str^'dkrachten van de Onrust; zijnde het tegendeel
aanneembaar, dat eene juiste bekendheid met dezelve hem.
zoude teruggehouden hebben van zijn hoogst gevaarlijk over-
rompelingsplan , hetwelk alleen konde gelukken , bgaldien zoo
als in casu de eerste voorzorgsmaatregelen waren verzuimd;
5^. dat Mohamad Taïb herhaaldelijk den luitenant Bangert
Digitized by VjOOQIC
133
«n de officieren der Onrast heeft gewaarschuwd en aange-
spoord tot behoorlijke wapening, hetgeen hij toch wel niet
zoude gedaan hebben, indien de verraderlijke plannen van
Soerapatie hem welkom waren geweest; doende ik hierbij
opmerken, dat door de getuigen Talip en Tamin (welke in
geen latere aanraking met den verdachte zijn geweest), het
antwoord van den luitenant Bangert op de ontvangene waar-
schuwing in dezelfde bewoordingen >tra mengapa" wordt over-
gebragt, hetgeen m. i. veel bewgst voor de waarheid van
dat gedeelte hunner verklaringen;
6^. dat Mohamad Taïb wel is waar de getuigen Talip en
Takoel heefb overgehaald om eene valsche verklaring af te
leggen ten opzigte van hunne en z^*ne aanwezigheid aan boord,
tijdens de amok begon, alsmede omtrent die van Soerapatie
doch dat het eerste een noodzakelgk gevolg was van de
door hem zelven te vertellen leugen, en het tweede in ver-
band stond met de vrees, dat de magtige Soerapatie hem
welligt zoude doen vermoorden, indien hem mogt ter oore
komen, dat Mo^iamad Taïb (welke daarenboven handelsbe-
langen had in de Boven-Doesson) zijn aanklager was ge-
weest.
Ten overvloede breng ik hier nog in het midden, dat de
tegenwoordigheid aan boord van den verdachte in het begin
van den amok, niet alleen niets tegen hem bewast, maar daaren-
boven in onafscheidbaar verband staat met de voorgaande
gebeurtenissen ;
7^. dat Mohamad Taïb, toen hij het schip verliet, was
ongewapend en niet bebloed of verwond, hetgeen 14j echter
ligtelijk had kunnen zijn, indien hij aan het gevecht had deel-
genomen ;
8^^ dat Mohamad Taïb zich na zijne vlugt aan boord en
na het gelukken van den vermetelen aanslag heeft schuilge-
houden, hetwelk hij niet had behoeven te doen, indien hij
medepligtige ware geweest van Soerapatie; en eindeljjk,
9^. dat geen der genoemde getuigen, waaronder zoowel aan
ons gezag getrouw geblevenen, als opstandelingen, hadjie Mo-
Digitized by LjOOQIC
134
hamad verdenken kon van medepligtigheid aan den opstand
in het algemeen of aan den moord op de Onrast in het b§-
zonder ; makende ik hier sleohts ter loops melding yan de yoor
den yerdachte ongunstige yerklaring yan den getaige Aboe »
omdat diens inzigten in de onderwerpelgke zaak op geeiie
goede gronden steunen.
En alsnu lettende op alle de aangohaalde feiten en bg*
zonderheden, daaronder ook begrgpende de opheldering der mo-
tieyen yan 's mans leugen, angst en ylugt , yraag ik thans:
waar of welke aanduidingen , laat staan bewezen , yan had-
jie Mohamad Tatb's schuld gevonden worden?
Besumerende, heb ik dus de eer voor te stellen alle ver-
dere vervolging tegen Mohamad TaXb te staken en hem on-
midilellgk uit zgn voorloopig arrest te doen ontslaan , tenzg
hg om andere redenen daarin behoore te verbleven. —
De AudUeur Müitair ,
(W. g.) H. C. M. VAH ESRVBL.
Digitized by VjOOQIC
B IJ Xu A. GE V.
BzUtet
Z. M. SchroefBtoomschip Bali, Kapoeasrivier
bij P. Kanamit, 12 Maart 1860.
Ingevolge üwelEd. Oestr. mondelinge order belast zgnde
met het bevel over de landingsdivisie , bestemd om de ben*
ting en kampong, gelegen aan de Soengej bewesten Poeloe
Kanamit, in de Eapoeasrivier te vernielen, heb ik de eer
UwEO. omtrent den afloop van den mg opgedragen veree-
renden last het volgende te rapporteren.
Op den 11 Maart 's morgens te 6 uur 30 min. begaf ik n4j
met de gezamentl^ke magt op 1 kruisboot , 2 gewapende
barkassen en 2 gewapende sloepen van de Montrado en Bali
verdeeld, naar de monding der Soengej , debarkeerde ten
spoedigste in de monding aan den regteroever en rukte op
in de vooraf bepaalde orde, volgens aanw^zing der vier gid-
sen m$ door üwËG. toegevoegd.
De voorwacht sterk 26 geweren, zamengesteld uit sergeant-
majoor Bausch, 12 inlandsche soldaten , 1 kwartiermeester
en 6 matrozen van de Montrado en 6 matrozen van de Bali ,
werd aangevoerd door den luitenant t/z 2^« klasse F. C. Gobée
die bekend was met het terrein; 20 h 30 passen daarop
volgende voerde ik de hoofdmagt aan, sterk 59 geweren,
insluitende een mortier h 12 duim met 2 munitiekisten en
de ambulance.
De hoofdmagt bestond uit 2 pelotons , het eerste matrozen,
als 2 onderofficieren en 15 matrozen van de Montrado en
Digitized by VjOOQIC
136
1 onderofficier en 10 matrozen van de Bali , gekommandeerd
door den luitenant t/z 2^ klasse C. A. Jeekel « reeds e enig-
zins met het terrein bekend.
Op het eerste peloton volgde de mortier k 12 duim yan
de Bali , 1 konstabel en hulp met 4 Inlandsche matrozen ,
dragers; 2 munitiekisten elk met twee dragers, Inlandsche
matrozen. Daar achter de ambulance , uit een ziekenop-
passer en 4 Inlandsche matrozen bestaande , onder opzigt van
den officier van gezondheid J. de Clercq Zubli.
Het 2« peloton soldaten , als 1 Europ. korporaal , 1 Inl.
korporaal, 1 Inl. sergeant en 25 Inlandsche soldaten, werd
aangevoerd door den onder-adjudant Schippers.
Een 20tal passen achter de hoofdmagt, volgde de achter-
wacht sterk 12 geweren, zamengesteld uit 1 korporaal en
de mariniers der Montrado en Bali, gekommandeerd door
den luitenant ter zee 2« klasse G. d C. Thierens.
De machinist 1® klasse A. Hardes van de Bali fungeerde
als adjudant , terwijl mij nog was toegevoegd een Inlandsche
korporaal hoornblazer.
Te 7V4 uur des morgens van den 11<*«» Maart rukte ik
met behoedzaamheid landwaarts in, terwijl de sloepen en
kruisboot zich voor de monding der Soengej posteerden, om
den vijand die zich mogt vertoonen afbreuk te doen.
Het pad aanvankelijk vrij goed, was zoo smal, dat twee,
tusschenbeide slechts één man in front vooruit kon mar-
cheren , en voerde over verscheidene kreeken ; het overtrekken
daarvan veroorzaakte veel oponthoud; die welke te diep om
te doorwaden waren , moesten over omgehakte boomen ge-
passeerd worden , waarby de mortier met ammunitiekisten
bgzondere zorg vereischten. Het terrein werd gaande weg
meer en meer modderig , ook door den aanhoudenden regen ;
een en ander noodzaakte m^ nu en dan halt te houden, om
behoorlijk te laten opsluiten.
De verbrande kampong en verlaten ladang, die reeds on-
derzocht is, even gepasseerd zijnde, werd door de voorwacht,
in de digt bjj het pad ^ich kronkelende kreek , eene naderende
Digitized by VjOOQIC
137
sampang met zeven man ontdekt ; b§ de eerste schoten vielen
de meesten en verdwenen allen spoorloos in' de Soengej.
De sampang waarin behalve eenige kleinigheden, twee
pieken en eene parang gevonden werden , liet ik zoo spoedig
mogelijk onbruikbaar kappen, en vervolgde den togt naar
de benting, welke ten 9% unr ongeveer, volgens waarschu-
wing der gidsen niet ver af moest z^n. Ik maakte halt om
goed te laten sluiten en trachtte de benting te verkennen ,
welke in de ladang moest liggen, aan welks kant onzemagt
zich bevond.
De gidsen wezen de benting aan , waarvan enkele toppen
van palissadering zigtbaar waren tusschen het kreupelhout en
de struiken op ongeveer 120 pas. Met voorzigtigheid liet ik
voorwaarts trekken, de Soengej aan den rand der ladang
doorwadende, om links af de benting om ie trekken en in
den rug te nemen. De voorhoede geene beweging hoegenaamd
bespeurende, naderde kruipende de flank der benting, toen
eensklaps de voorvechters met roode pluimen zich vertoonden
en vuur op de voorhoede gaven, dat levendig werd beantwoord.
De sergeant-majoor Bausch van de voorwacht werd door
een der eerste schoten, in het hoofd gewond, tengevolge
waarvan l^j den volgenden nacht te 3 uur aan boord der
Montrado is overleden. Hij viel als een dapper soldaat, aan
den voet der vgandelgke borstwering die h|j het eerste van
allen trachtle te overrompelen.
Onder het blazen van den stormmarsoh en het geven van een
flink hoerah , dat de vyand met schreeuwen beantwoordde ,
was de benting in een oogenblik bestormd , gel^ktijdig door
de omtrekkende voorhoede en het l'e peloton aan den achter-
kant en het 2« peloton en achterhoede in de flank, te 10 uur
des morgens. De zich in de benting bevindende vijand , naar
gissing 50 h 60 Dayakkers, nam overhaast de vlugt, gedeelte-
Igk den achterkant uit, gedeeltelijk de vrije flank over, onder
een algemeen geweervuur van onze zijde, en verdween in een
oogenblik tgds in het bosch.
Hoewel geene lijken zgn gevonden, veronderstel ik dat
Digitized by VjOOQIC
138
de v^and yersoheidene geblesseerden moet hebben, in aan-
merking genomen, zoowel den korten a&tand van ons heyig
geweervnur , als de sporen van kogels in de benting en boo-
men rondom.
De benting y een open yierkant in eene ladang gelegen ,
welke door kleine soengejs was begrensd, bestond nit eene
2 a 3 el hooge palissadering, zamengesteld uit stnkken versch
hont naar binnen hellende ; het front of de zgde nagenoeg
op het pad gerigt , bestond nit eene dubbele r^' hont , te
zamen 4 èt 5 palm dik ; een paar embrasores waren hierin
gemaakt. Alles droeg de sporen van slechts binnen kort te zgn
begonnen; geene wapening werd gevonden, slechts een paar
pieken, eenige patronen en tinnen geweerkogels van klein
kaliber werden bg het doorzoeken opgeraapt.
Over de soengej aan den achterkant der benting lag eene
onlangs opengehakte ladang met padie beplant, waarbg een
soort van wachthuis.
Nadat den geblesseerden sergeant-majoor, welke inmiddels
in de benting was gebragt , de noodige hulp was verleend ,
droog ik de bewaking van mortier, bgbehoorende munitie
en bemanning, en van den geblesseerde op aan de achter-
wacht, onder bevel van den luitenant ter zee 2e klasse G. C.
C. Thierens, en vervolgde te 10 Va nïir den togt, om volgens
aanw^zing der gidsen den kampong, welke een uur gaans verder
landwaarts in moest liggen, op te zoeken. Daar de gekwetste
vooreerst geene hulp noodig had , oordeelde ik het raadzaam ,
de ambulance onder dón officier van gezondheid te doen mede*
gaan. Het 2^ peloton vormde alsnu tevens de aohterwacht.
De genomen weg was lastiger dan tot nog toe het geval
was geweest , liep eerst over de meer genoemde nieuwe la-
dang met padie beplant , vol struiken en omgehakte boomen ,
en daarna door een moeras alwaar, hoewel het lang geen
hoog water was , de manschappen ruim een uur lang mar-
cheerden tot aan de knieën en dieper in het water.
Een matroos welke zijne voeten stuk had geloopen , zond
ik bij tgds onder bedekking naar de benting.
Digitized by VjOOQIC
189
Bg eene kreek werd eene schoone groote ^zerhouten sam-
pang gevonden en onbmikbaar gekapt ; de gidsen meenden
die te herkennen als den zendeling Bayer toebehoord te hebben.
Wat verder werd het bosch minder dik, en aan den over-
kant der soengej waarlangs de troep waadde» een ladangen
wachthuis zigtbaar ; van tgd tot tgd hoorde men schreeuwen,
doch te 12 uur het moeras steeds moegelgker te begaan
zijnde en vernemende van de gidsen, dat de kampong nog
wel een uur af lag, zoo besloot ik na rgp overleg, met
hoeveel tegenzin ook, onverrigter zake terug te keeren, om
niet op denzelfden weg als dezen dag van 's morgens circa
7 uur tot 's middags 12 uur afgelegd, door den donker te
verdwalen of door den y^and des nachts te worden veront-
rust op een smal pad waar meesttgds slechts man voor man
vooruit kon, en het geheel dus een langen sleep vormde, belem-
merd door het dragen van een mortier met 2 munitiekisten
en van den geblesseerde; het rgzende water deed mg insge-
Igks denken aan de moegel^kheden om denzelfden weg met hoog
water terug te gaan.
Te 12 uur gaf ik bevel tot den terugtogt in dezelfde
orde, en keerde onder een stortregen naar de benting terug.
De en^.
De luitenant ter zee 1« klasse
P. J. BUIJSKXS.
Aan
dm luitenant ter zee 1^ klasse belast mei
de leidmg der maritieme aangdegenheden
in de Zuid- en Oosterafdeeting van Borneo.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC j-
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
V ,
'Digitizedby VjOOQIC
THE NEW YORK PUBLIC LIBRARY
RSFERBNCE DEPARTMENT
Th» baok U under ao ctroumflt&aoes to bc
tdkeo f ram tb e Buildïa^
-
«
t*l:1ll4it
Digitizedby VjOI
\
Digitized by
Godble