Skip to main content

Full text of "De bandjermasinsche krijg van 1859-1863"

See other formats


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  preserved  for  generations  on  library  shelves  bef  ore  it  was  carefully  scanned  by  Google  as  part  of  a  project 
to  make  the  world's  books  discoverable  online. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  expire  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 
to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 
are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that 's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  marginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 
publisher  to  a  library  and  finally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  technical  restrictions  on  automated  querying. 

We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfrom  automated  querying  Do  not  send  automated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  large  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attribution  The  Google  "watermark"  you  see  on  each  file  is  essential  for  informing  people  about  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countries.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can't  offer  guidance  on  whether  any  specific  use  of 
any  specific  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
any  where  in  the  world.  Copyright  infringement  liability  can  be  quite  severe. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  Information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.  Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  text  of  this  book  on  the  web 


at|http  :  //books  .  google  .  com/ 


Over  dit  boek 

Dit  is  een  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliotheekplanken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 
doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  zo  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 
domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteur srechttermijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 
verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 
geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 
lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automatisch  zoeken. 

Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niet-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet-commerciële  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  het 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebruikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  rust,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informatie  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 


op  het  web  via  http:  //books  .google  .  com 


J'' 


» 

1 


'1 


1 


Digitized  by  VjOOQIC 


'i  «a  'ta 


ÓigftizedbyCjpOQlC 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  LjOOQIC 


DE  BAJimJEEMASnrSGHE  £BJJ&. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC 


^^ 


Digitized  by 


^qgreN' 


Hoo{dopstand8ling 


Digitized  by  VjOOQIC 


).o^^'''* 


DE  BANDJERMASINSCHE  KRUG 


TAN 


1859 — 1863. 


MET  POBTEBTTEN,  PLATEN  EN  EEN  TBEEEINKAAET 


W,  A.,  V^N"  REES, 

Rommaodeur ,  officier  en  ridder  van  verschillende  orders ,  gepensiouneerd 
majoor  tit.  van  bet  Nederlandsch  Indisch  leger. 


TWEEDE     DEEL. 


ARNHEM, 
D.    A.    THIEME.      : 
1865. 


Digitized  by  VjOOQIC 


r.;:;  [;£vv  v  iRX 
PUBLIC  LirsRARv 

t097DlA 

AXTOr^.  L^NOX  AND 

:  ILDEN  FOo  N  DATlOKi 

n  1  '^23  L 


Digitized  by  VjOOQIC 


INHOUD  VAN  HET  TWEEDE  DEEL. 


HOOFDSTUK  I. 

Hidayat  van  Apoeï  verdreven.  <-  Ilantan  aangetast.  —  Verken- 
ning van  Moeara  Ayoe.  —  Zending  van  Iday  Banga  Niti.  —  De 
Bali  op  de  Barito.   —  Djoeragan  Kaoet  —  De  Kingabergen  op 

de  oostkust.  —  Jannarg  en  February  1861 1, 

HOOFDSTUK  II. 
Togt  van  van  Vloten  naar  de  grens  van  Koesan.  --   Patrouille 
in  Biam  Kiwa ,   Martapoera  en  Amandit.  —  Handelingen  van  de 
Bali  en  Engsbergen.  —  Zgdelingsohe  poging  om  Hidayat  tot  on- 
derwerping te  bewegen,  —  Maart  1861 15. 

HOOFDSTUK  Hl. 
Onvermoeide  pogingen   om  'de  vtjandel^ke  benden  te  verjagen. 
—   Gecombineerde  marschen  in  Amandit.   —    Oprigting  van  een 
versterking  te  Moeara  Ayoe.  —  Komst  van  het  Hoofd  van  Koe- 
san  te  Bandjer.  —  April  1861 28. 

HOOFDSTUK  IV. 
De  togt  van    den   sulthan   van  Koetei  gestaakt.  —  Mislukte 

expeditie  naar  Goenong  Tongka 89. 

HOOFDSTUK  V. 
Guerilla-kr^g.  —  Marschen  van  een  aantal  kleine  kolonnes  naar 
a^elegen  plaatsen.  —  Terreinverkenningen.  —  Bevolkingspatrouil- 
les. --  Schoone    beloften  van    pangerang   Moeda.  —  Mei  1861.    58. 
HOOFDSTUK  VI. 
Verdorvenheid  der  inlandsche  Hoofden.  —  Tommonggong  Boeko. 


Digitized  by  VjOOQIC 


VI  INHOUD. 

Bladz. 

—   Pamatton.    —    Van   Vloten  in   Riam   Eanan.    —  Verraad  te 
Amoenthay.  —  Tongko    Brahim.  —  Versterking  te  Telang  opge- 

rigt,  —  De  Bali  naar  KoeteL  —  Jung  1861 74. 

HOOFDSTUK  VIL 

Gamar  te  Pamatton.  —  Verraad  van  Tongko  Brahim.  —  Jagt 
op  Hidayat.  —  Gevangenneming  zgner  vrouwen.  —  Gevecht  te 
Kriniang  en  Habang.  —  Beschikkingen  tot  een  tweeden  togt  naar 
Goenong  Tongka.  —  Verkenning  der  S.  Boentoek.  —  Oostkust    .    97. 

HOOFDSTUK   VIII. 

Togt  van  Schepens  naar  Pramassan  Amandit.  —  Troepenbewe- 
gingen in  Sihong  en  Amoenthay.  —  Bezetting  van  het  landschap 
Karrouw.  —  Mislukte  aanval  op  Pagger.  —  Limpasso.  —  Inval 
n  Tabalong.  —  Verkenning  van  rivieren.  —  De  Hoofden  derKa- 

hayan  en  Eapoeas.  —  Verstege  op  de  Oostkust 111. 

HOOFDSTUK  IX. 

Bestorming  van  Batoe  Poetih.  —  Togt  naar  Toendakkan.  — 
Vermeestering  van  Kria  Widjaja  Bepintoe.  —  Limpasso.  —  Nieuwe 
inval  in  Tanah  Laut.  —  Lehman*s  eerste  stappen  tot  onderwer- 
ping.   —   Van  Vloten   belast  met  de  expeditie  naar  Tongka.  — 

Bestorming  van  Ramonia 136. 

HOOFDSTUK  X. 

Onderwerping  van  demang  Lehman  en  andere  Hoofden  vanden 
opstand.  -—  Lehman  op  weg  naar  Hidayat's  schuilplaats.  —  Ge- 
vechten te  Benoea  Lawas  en  Telok  Pelawang.  —  Karta  Negara.  — 
Verovering  van    Penitie    Biroe.   —   Vertrek   der   expeditie   van 

Mengkatip  naar  Tongka 157. 

HOOFDSTUK   XI. 

Demang  Lehman*8  handelingen.  —  Het  beratip  beamaSI  geeft 
nieuw  leven   aan   den  opstand  in  Amoenthay.  —  Thelen  te  Ka- 
loewa.    —   Het   sneuvelen  van   den   regent  van   Amoenthay.  — 
Gevecht  van  Soengej  Ayer.  — -  Tweede  togt  naar  Goenong  Tongka.  177. 
HOOFDSTUK  XII. 

Onderneming  tegen  Benoea  Lawas.  —  Gevecht  te  Djatoh.  — 
Berigten  omtrent  Hidayat.  —  De  orang  beamaSl  te  Hampang.  — 
Gevechten  te  Kria  Widjaja  Bepintoe.  —  Berigten  van  demang 
Lehman,  —  Controleur  Fu^ck  te  Margasarie  vermoord.  —  Onder- 


Digitized  by  VjOOQIC 


IHHOITD*  VU 

filadz. 
gang  der  patrouille  Croes.  -—  Pangerang  Moeda  biedt  zyne  dien- 
sten aan.  —  Terugkeer  van  Hidayat.  —  Vrygeleide  voor  Hidajat.  201 . 

HOOFDSTUK  XIII. 
Onderwerping  van   goesti  Eassan's   bende   en   van   pangerang 
Wira  Easoema.  —  Hidayat  komt  te  Martapoera  terug.  —  Verga- 
deringen te  Martapoera. —  ffidayat's  onderwerping.  — Januaqjl862.  226. 
HOOFDSTUK  XIV. 
De   orang  beama&l  te  Mandjabar  en  Soengej  Pendangin.  —  De 
Vecht  op  de  Boven-Barito.  —  Tweede  togt  der  Koeteinezen    .    .  245. 
HOOFDSTUK  XV. 
Verraad  van   demang  Lehman.    —  Toebereidselen  tot  vertrek 
van  Hidayat.  —  Zgne  vlugt.  —  Handelingen  van  het  bestuur.  — 
Buitengewone   inspanning  der  troepen.  —  Hidayat  komt  te  Mar- 
tapoera terug.  —  Vertrek  der  sulthansfamilie  naar  Java     .     .     .  256. 
HOOFDSTUK  XVI. 
Gevecht  te  Simpang  Ajnpat.  —  Goesti  Matalie  —  Moedig   ge- 
drag van  pembekkel  Nassin.  —  De  orang  beama^  te  Wasa- Wasa. 
—  Exachtige  maatregelen  tegen  het  beratip  beama&l.  —  Gevecht 
te  Earoebang.   r-   De  Vecht  op  de  Lahey  en  Teweh.  —  Onder- 
werping van  Gamar  en  Tjitra  Kasoema 282. 

HOOFDSTUK  XVII. 
Vruchtelooze  vervolging  van  demang  Lehman.   —   Onderhande- 
lingen met  Amin  Oelah.  —  Briefwisseling.  —  De  vgandelgkheden 

hervat 292. 

HOOFDSTUK  XVIII. 
Gevecht   te   Passat.    —   Krygsverrigtingen    in   Amoenthay.    — 
Mislukte  poging  tot  opligting  van  een  Hoofd.  —  Uitwerking  van 
Hidayat*B  onderwerping.  —  Bewegingen  aan  de  Kahayan    .     .     .  314. 
HOOFDSTUK  XIX. 
Vgandige  plannen   van   den  sulthan  van  Passir.  —•  Zgn  komst 
te    Bancj^ermasin.   —   Pogingen  van   pangerang  Moeda   om  den 
sulthan  tot  ongehoorzaamheid    te  bewegen.    —  Wangedrag   en 
schorsing  van  pangerang  Moeda  als  Hoofd.  —  De  Celebes  en  Vecht 

op  de  Oostkust 323. 

HOOFDSTUK  XX 
Lehman*8    laatste    pogingen    tot    opstand  vergdeld.    —   Togt 


Digitized  by  VjOOQIC 


Vm  INHOUD. 

BUub 
der    kolonne    van   Bennekom  in  het  gebergte.  —  Zamengestelde 
manoenvre  van  drie  kolonnes.  —  Amin  Oelah  uit  zgn  schuillioek 
te  Boekit  Hauk  verdreven.  —  Toestand  der  bevolking  van  Doe- 
Boen.  —   Vruohtelooze   jagt    op    goesti   Eassan^s  bende.    —    De 

Hoofden  van  Tjantong  en  Sampanahan  te  Bandjer 342. 

HOOFDSTUK   XXI. 

Vervolging  der  laatste  rooverbenden.  —  Belangryke  arresta- 
tiën.  —  Aanval  op  Moeara  Mantallat.  —  Belooning  van  den 
radja  van  Pagattan.   —  Afkondiging  eener  algemeene  amnistie. 

Togt  naar  de  Teweh S57. 

HOOFDSTUK  XXII. 

Onderwerping  van  goesti  Kassan's  zonen.  —  Praboe  Anom  en 
Oebak  te  Batang  Eoeloer.  — -  De  laatste  orang  beamaSl  gestraft  — 
Toestand  der  landschappen  op  de  oostkust  —  Aftreding  van  den 
chef  der  expeditie 381. 


BIJLAGE  A, 

Naamlgst  der   HH.   officieren  en  adjudant-onderofficieren,  dd. 
officieren,   die  van  het  jaar   1859  tet  1863  de  expeditie  in  het 

Bandjermassinsche  rgk  hebben  medegemaakt 401. 

BIJLAGB  B. 

Sterkte  der  troepen 408. 

BULAGB   O. 
Kamen  van  Z.  M.  stoomschepen  die  aan  de  ei^ditie  deel  namen  409. 

BIJLAGE  D. 
Naamlgst  der  officieren  die  gedurende  den  Bandjermassinschen 
krgg   gewond,  gesneuveld  of   tengevolge    der  krggsverrigtingen 

overleden  zgn 410. 

Aanhangsel 413. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK   I. 


HIDAYAT    VAN    APOEÏ    VERDREVBN.    —    RANTAU    AANGETAST.  — 

VBRKBNNINe    VAN    MOBARA    AYOE,    —    ZBNDINa    VAN    KIAY 

BANGA    NITI.    —    DB    BALI    OP  DE  BABITO.  —  DJOEBA- 

GAN  KAOBT,—  DB  KINGSBERQEM  OP  DB  OOSTKUST. — 

JANUABIJ  BN  PBBBÜARIJ  1861.  — 

Wel  had  Yerspijck  gelijk,  zich  niet  te  vleijen  met  de 
hoop  dat  Hidayat  aan  den  goeden  raad  van  hadji  Isah  zou 
gehoor  geven.  De  geruchten  omtrent  Hidayat's  moedeloos- 
heid waren  misschien  juist  gev^eest ,  doch  bevestigd  werden 
zij  niet.  De  werkelijke  verblijfplaats  van  dat  Hoofd  bleef 
een  geheim;  het  lag  in  de  taktiek  des  vijands  daaromtrent 
uiteenloopende  berigten  te  geven ,  ten  einde  ons  daardoor 
op  het  dwaalspoor  te  houden;  de  gehechtheid  der  bevolking 
aan  Hidayat  maakte  dit  gemakkelijk.  Nu  eens  heette  het  dat 
Hidayat  te  Apoeï  of  te  Tomoeny  op  de  grens  van  Koesan, 
dan  weder  dat  hij  te  Datar  Blimbing  of  te  Datar  Laga  op  de 
grens  van  Tjantong,  volgens  anderen  dat  hij  in  het  rijk  van 
Passir  schuilde;  hoe  het  zij,  déarin  kwamen  alle  berigten 
overeen  dat  hij,  voorivlugtig  en  magteloos,  zich  op  de  ooste- 
lijke grens  van  het  rijk  bleef  ophouden  en  gedurig  van 
standplaats  veranderde. 
Dat  hadji  Boeyasin  zich  bij  hem  had  aangesloten,  was  niet 
H.  1 


Digitized  by 


Google 


onwaarschijnlijk;  daarom  werd  er  order  gegeven  aan  Potthast 
om  (15  Januari)  1861)  met  65  bajonetten  van  Mengappan 
naar  Apoeï  te  marcheren.  Na  een  uiterst  vermoeijenden 
marsch  betrekt  die  officier  het  bivak  op  een  uur  gaans  be- 
neden Mengamak,  rukt  's  anderen  daags  verder  en  stuit  op 
een  woning  waaruit  een  vijftigtal  muitelingen  vlugt.  Potthast 
heeft  nog  tijd  een  salvo  te  geven  en  brengt  daarmede  de 
vlugtende  bende  een  verlies  van  3  dooden  en  9  gekwetsten 
toe.  Naar  de  kleeding  te  oordeelen  zijn  het  allen  welgestelde 
inlanders, waarschijnlijk  Hoofden;  een  paard,  eenige  lansen, 
klewangs  en  patronen  vallen  in  onze  handen.  In  de  woning 
vindt  men  een  groot  maal  aangerigt;  een  oude  vrouw  daar 
aanwezig  zegt,  dat  de  vlugtenden  hier  sints  geruimen  tijd 
huishouden,  de  bevolking  uit  den  omtrek  alles  ontnemen  en 
van  den  roof  in  weelde  leven;  wie  zij  zijn,  verklaart  zij  niet 
te  weten.  Onmiddelijk  doormarcherende,  vindt  Potthast  te 
Apoei  een  uitgestrekt  bivak,  betrokken  door  6  i  700  man 
die  in  alle  rigtingen  op  de  vlugt  slaan.  Een  30  d  40tal  hadji's, 
die  een  soort  van  achterhoede  vormen,  worden  nog  eenige 
oogenblikken  vervolgd,  doch  door  den  grooten  afstand  en  het 
bedekte  terrein  niet  ingehaald.  Nadat  de  omtrek  gezuiverd 
en  Hidayat's  hoofdkwartier  verbrand  is,  keert  Potthast  baar 
Mengappan  terug. 

Toen  Verspljck  vernam  dat  de  vijand  teruggetrokken  was 
naar  Rantau  Boedjoer,  een  kampong  op  de  grenzen  van 
Riam  Kanan  en  Riam  Kiwa,  gelastte  hij  aan  de  postkomman- 
danten  van  Mengappan,  Pengaron,  Moengoe  Thayor  en  Ga- 
doeng,  een  gemeenschappelijke  beweging  naar  dat  punt  te 
maken.  De  troepen  onder  Benschop  en  Stoecker  liepen  (in 
de  laatste  dagen  van  Januarij)  een  uitgestrekt  terrein  door, 
maakten  hoogst  vermoeijende  marschen,  doch  ontmoetten 
slechts  enkele  vijanden,  daar  de  massa  naar  de  hoogere 
bergstreken  van  Riam  Kiwa  terug  getrokken  was.  Althaüs 
den  19"^  Februarij  kwam  te  Martapoëra  het  berigt,  dat  een 


Digitized  by  VjOOQIC 


vijandelijke  bende  onder  Said  Sambas  den  kampong  Limba- 
hong-Tiga,  drie  marschdagen  boven  Baleh,  bedreigde  en 
brandbrieven  naar  Raotau,  Bekoela  en  Amawang  hadgeson- 
den ;  zoomede  dat  Hidayat  zich  te  Pramassan  Kiri  zoude  op- 
houden. Naardien  Stoecker  kampong  Hadjawa  bereikt  en  daar- 
door de  gemeenschap  met  Riam  Kanan  geopend  had ,  was  zijn 
togt  niet  onbelangrijk.  Langzaam  keerde  de  bevolking  van  Riam 
Kiwa  uit  de  wouden  terug,  en  andermaal  werd  zij  veront- 
rust door  zendbrieven  met  het  tjap  (zegel)  van  Hidayat, 
waarin  hij  gelastte  om,  door  tusschenkomst  van  den  pang- 
hoeloe  djaksa  Ilakim,  50  realen  aan  hun  sulthan  (Hidayat) 
te  schenken,  en  leeilogt  bijeen  te  brengen  ten  behoeve 
van  Antassari,  die  eerlang  met  5000  man  in  de  beneden- 
landen  zou  vallen.  Van  onze  zijde  trachtte  de  militaire 
kommandant,  tevens  controleur,  de  bevolking  door  middel 
van  zendelingra  gerust  te  stellen. 

In  de  assistent-residentie  Bbrtapoera  heerschte  inJanuarij 
een  gewenschte  rust.  Door  den  honger  gedreven,  vertoon- 
den zich  nu  en  dan  wel  eenige  opstandelingen  in  een  of 
anderen  kampong,  doch  de  bevolkingspatrouUles  die  der- 
waarts gezonden  werden ,  badd^  nimmer  ontmoetingen  en 
vonden  doorgaans  de  klagten  overdreven.  Van  dergeiyke 
rooveryen  had  men  ook  in  den  omtrek  van  M.  Thayor  eeni- 
gen  last;  zij  hielden  evenwel  op,  toen  30  bsyonetten  met 
den  controleur  van  Margasarie  in  een  versterkt  huis  te 
fienoea  Alat  gedetacheerd  werden.  Van  de  Dayaks  die  zich 
in  December  1860  naby  Margasarie  versterkt  hadden,  werd 
verder  niets  vernomen. 

In  February  was  door  een  bende  oen  versterking  aangelegd 
in  het  Mangoeroehbosch ,  een  paar  uren  beoosten  Rantau. 
De  controlem*  van  Margasarie,  die  nu  met  30  bajonetten  tyde- 
Ujk  te  Rantau  geplaatst  was,  rukte  4en  10«»  February  met  25 
man  onder  van  JPoffelen  derwaarts,  en  verbrandde  de  benting 


Digitized  by  VjOOQIC 


die  op  zijn  nadering  ontruimd  werd.  Acht  dagen  later  (17 
Februarij)  tastte  de  vijand  Rantau  aan,  doch  werd  door  de 
geringe  bezetting  afgeslagen  en  verjaagd,  's  Anderendaags 
kwam  daar  juist  een  kolonne  aan  onder  Brinkgreve,  die 
van  Amawang  naar  Bandjer  terugkeerde;  hiervan  werd  ge- 
bruik gemaakt  om,  in  vereeniging  met  van  Puffelen,  den 
vijand  op  te  zoeken.  Nabij  Nior  trachtte  men  hem  van  twee 
zijden  te  naderen ;  volgens  gewoonte  stoof  hij ,  ditmaal  met 
achterlating  van  een  doode  en  twee  gewonden,  uiteen  en 
verdween  spoorloos.  —  Op  de  tijding  dat  eenige  muitelingen 
zich  te  Antahan  ophielden,  rukte  Cavaljé  (22  Februarij)  met 
46  bajonetten  uit,  maar  zag  op  de  plaats  komende,  den 
vijand  verdwijnen. 

Een  patrouille  uit  de  bosschen  van  Djohor  (Tanah  Laut) 
terugkeerende,  bragt  (3  Januarij)  een  vijiligtal  inboorlingen 
mede,  dat  zich  had  onderworpen.  Het  waren  de  eenig 
overgeblevenen  van  een  bende,  die  door  gebrek  en  ziekte 
tot  de  helft  gesmolten  was.  Te  Batti-Batti  werd  nu  een 
tijdelijke  post  opgerigt.  Dagelijks  kwamen  zich  nog  muite- 
lingen in  de  kampongs  neerzetten;  daaronder  waren  velen, 
die  hadji  Boeyasin  hadden  gevolgd  naar  Riam  Kanan,  doch 
hem  eindelijk  verlaten  hadden.  De  Tanah  Laut  was  tot  rust 
gekomen;  het  volk  in  nieuwe  kampongs  gevestigd,  begon 
den  arbeid  in  de  ladangs  en  gedroeg  zich  ordelijk. 

In  de  afdeeling  Amoenthay  liep  het  gerucht,  datAntassari 
met  300  man  van  de  Mantallat-rivier  opgebroken ,  naar  Koe- 
samby  gemarcheerd  was  (boven  Balangan),  om  vandaar  de 
vijandelijkheden  in  Amoenthay  aan  te  wakkeren;  verder  dat 
Djalil's  broeder,  zekere  hadji  Doelganie,  ter  hoogte  van  Toen- 
dakkan  een  bende  trachtte  te  verzamelen  om  op  het  volk  van 
Balangan  den  vermoedelijken  dood  zijns  broeders  te  wreken. 

In  het  begin  van  Januarij  rukten  troepen  in  verschillende 


Digitized  by  VjOOQIC 


rigtingen  uit,  om  het  land  te  zuiveren  van  de  kleine  benden 
die  hier  en  daar  nog  ronddwaalden;  een  kolonne  marcheerde 
over  Tandjong  naar  Pringin,  een  andere  naar  Batoe  Mandie, 
een  derde  drong  tot  op  if  dagmarsch  oostelijk  van  Pringin 
door.  Veel  onbekend  terrein  werd  bij  die  gelegenheid  in 
kaart  gebragt.  Ontmoetingen  met  den  vijand  hadden  er  niet 
plaats ;  nu  en  dan  zag  men  vlugtelingen  op  grooten  afstand. 

Eichelberg  maakte  met  30  man  (van  10  tot  18  Januarlj) 
een  verkenning  tot  Moeara  Ayoe,  waar  hij  de  Hoofden  ontmoette 
die  zich  vroeger  hadden  schuil  gehouden.  Het  voornaamste 
Hoofd  van  hen,  tommonggong  Anoem,  beloofde  gehoorzaam- 
heid aan  het  gouvernement;  doch  niet  lang  daarna  ontston- 
den er  zware  verdenkingen  omtrent  zijne  opregtheid  en  ge- 
loofde men  dat  hij  de  partij  van  Antassari  aankleefde.  Een 
zendeling  van  den  sulthan  van  Passir,  Masman  genoemd, 
kwam  hier  ook  zijne  opwachting  aan  Eichelberg  maken, 
voorgevende  door  den  sulthan  belast  te  zijn  om  Anoem  tot 
de  partij  van  het  gouvernement  over  te  halen.  —  Strengaerts 
kwam  (21  Januarlj)  met  50  bajonetten  van  Tameang  Layang 
een  verkenning  naar  Tabalong  maken.  Zijne  tegenwoordigheid 
werd  benuttigd  om  met  80  bajonetten  Boedjoeang  een  be- 
zoek te  brengen.  Die  kampong  lag  5  uren  gaans  van  Tabalong 
en  was  bewoond  door  weerspannige  Dayaks  van  Teweh, 
Passir  en  de  Barito;  toen  de  kolonne  daar  aankwam,  vond 
men  de  plaats  verlaten  en  de  bevolking  naar  Passir  geweken. 

hl  Februarij  heerschten  er  weder  groote  onrust  en  span- 
ning onder  de  bevolking  van  verscheidene  plaatsen,  die  op 
2  en  3  dagmarschen  van  Amoenthay  lagen,  en  hoewel  de 
derwaarts  uitgezonden  patrouilles  geen  muitelingen  zagen, 
deden  toch  enkele  moorden  en  de  buitengewone  angst 
der  bevolking  nieuwe  vijandelijkheden  duchten.  Overal  was 
men  op  zijne  hoede  en  stond  men  gereed  de  vreedzame 
inboorlingen  bij  te  springen. 

Er  werd  verhaald  dat  Djalil  in  een  vroeger  gevecht  ge- 


Digitized  by  VjOOQIC 


sneuveld  en  te  Toendakkan ,  oostwaarts  van  Pringin,  begraven 
was.  Bij  gebrek  aan  gezonde  oflBcieren  kreeg  de  dienstdoende 
officier  Backerus  bevel  om  zich  daarvan  te  gaan  overtuigen, 
liet  85  bajonetten  en  40  man  hulptroepen  bereikte  hij  kam- 
pong  Joam,  en  keerde  toen  (6  Februarij)  terug,  daar  de 
gids  verklaard  had  den  weg  niet  verder  te  kennen.  Op  den 
terugmarsch  werd  de  kolonne  uit  elk  digt  boschje,  van  achter 
eiken  zwaren  boom  met  kogels  begroet;  herhaaldelijk  was 
men  genoodzaakt  halt  te  houden  en  den  vijand  met  de  bajonet 
terug  te  drijven.  Eerst  op  een  halfuur  afstands  van  Pringin  hield 
de  vijand  af.  —  Voorzien  van  andere  gidsen,  rukt  van  der  Wijck 
(12  Februarij)  in  dezelfde  rigting  uit,  en  komt  voor  een  moe- 
ras waar  de  vijand  zich  aan  den  overkant  heeil  opgesteld 
en  hem  met  geweervuur  ontvangt.  Met  verlies  van  een 
doode  en  twee  gekwetsten  trekt  hij  het  moeras  over  en 
verdrijft  den  vijand;  doch  ook  nu  beweren  de  gidsen  den  weg 
niet  verder  te  kennen.  Steeds  door  den  vijand  vervolgd, 
trekt  van  der  Wijck  terug  en  krijgt  nog  eenige  gewonden 
onder  de  koelies.  —  Ten  derdenmale  (21  Februarij)  trachtte 
van  der  Wijck,  aan  het  hoofd  eener  kolonne  van  90  bajo- 
netten en  25  man  hulptroepen,  nu  langs  een  andere  zijde, 
Toendakkan  te  bereiken.  Verder  dan  het  moeras,  dat  hij  bij 
den  vorigen  togt  doortrok,  kon  hij  evenwel  niet  voortdrin- 
gen ;  hij  zond  de  gidsen  die  hij  van  onwil  verdacht  hield  als  ge- 
vangenen terug,  en  vroeg  anderen.  Het  bleek  echter,  dat  het 
terrein  verderop  geheel  overstroomd  en  Toendakkan  gedu- 
rende den  regentijd  werkelijk  ontoegankelijk  was.  De  expeditie 
werd  daarop  tot  gunstiger  gelegenheid  uitgesteld. 

Het  gelukte  den  wakkeren  Hojel  in  AUei  het  Hoofd  van 
Bogandie,  en  twee  bekende  muitelingen,  Sakar  en  Taip  ge- 
vangen te  nemen.  Demang  Lehman  had  intusschen  te  Lim- 
parto,  op  de  oostelijke  grens  van  Allei,  een  drie  honderd 
man  bijeengebragt,  en  maakte  daarmede  strooptogten  inden 


Digitized  by  VjOOQIC 


ointrek.  Verscheidene  patrouilles  werden  dientengevolge  van 
P^ntey  Hambawang  en  Barabei-ie  uitgezonden,  om  de  kampongs 
Njagoeng,  Oewai-wai,  Djatti,  Bander  Gentoewan,  enz.  te  be- 
schermen. Slechts  een  nachtelijke  patrouille  door  von  Ende 
gemaakt,  was  in  de  gelegenheid  eenige  schoten  op  den 
vlugtenden  vijand  te  lossen ;  alle  anderen  hadden  wel  is  waar 
geen  ontmoetingen,  maar  slaagden  er  toch  in,  verscheidene 
spionnen  en  kwaadwilligen  te  vatten. 

Op  den  i9^  Januari)  trok  van  der  Heijden  met  van  Haaden 
ep  Coevoet  70  bajonetten  en  een  mortier  naar  Limpasso, 
waar  versterkingen  waren  opgerigt.  Gedurende  dien  marsch 
ging  men  uren  lang  tot  aan  den  buik  door  het  water*;  maar 
niettegenstaande  die  buitengewone  hinderpalen,  vielen  de 
versterkingen  hoc  goed  ook  aangelegd  en  hoe  voldoende 
ook  bezet,  een  voor  een  in  onze  handen.  De  vijand  be- 
paalde zich  tot  het  afvuren  zijner  lilla*s  en  geweren  en  sloeg 
toen  op  de  vlugt.  —  Een  nachtelijke  patrouille  onder  van 
Haallen  naar  Kemoeyang  (25  Januarij)  geraakte  handgemeen 
l^et  een  kleine  bende  muilelingen,  versloeg  die,  en  maakte 
eenige  wapens,  alsmede  Lehraan's  rozenkrans  buit. 

Joeda  Karsa  stond  te  Mahang,  gelegen  tusschen  Djatohen 
Djeranie,  aan  het  hoofd  van  een  tweede  bende.  Daartegen 
zond  van  der  Heijden  van  drie  zijden  afzonderlijke  detache- 
menten af,  aangevoerd  door  Munters ,  van  Haaften  en  dienst- 
doenden  officier  de  Reussy.  De  beweging  werd  met  beleid 
uitgevoerd ;  elk  detachement  geraakte  slaags  met  een  onder- 
deel der  bende;  zonder  verlies  van  onze  zijde  kreeg  de  vij- 
and drie  dooden  en  een  aantal  gekwetsten.  Hoewel  de  bende 
geheel  uiteengeslagen  werd,  gelukte  het  niet ,  om  Joeda  Karsa 
in  handen  te  krijgen.  —  Een  paar  dagen  later  werd  de  kam- 
pong  Pladjou  door  de  nmitelingen  aangetast;  de  bevolking 
liep  te  wapen,  sloeg  den  aanval  af,  en  bragt  het  hoofd  van 
een  gesneuvelden  vijand  in  o^ze  versterking. 

Den  3^°  Februarij  berigtte  het  Hoofd  van  Kangas,  dat  pan:f 


Digitized  by  VjOOQIC 


gerang  Praboe,  vorst  van  Sampanahan,  met  een  gevolg  van 
60  man  op  weg  naar  Amoenthay,  waar  hij  den  regent 
wenschte  te  ontmoeten,  door  demang  Lehman  tegengehouden 
en  daarna  teruggetrokken  was.  Een  togt  van  kapitein  Ha- 
makers met  80  bajonetten  naar  het  Mandella-gebergte  (12—17 
Februari))  liep  zonder  ontmoetingen  af. 

Te  Rantawan,  op  Si  uur  van  Barabei-ie,  werd  door  den 
1«°  luitenant  Munters  een  post  opgerigt  voor  50  è  60  man,  be- 
staande uit  een  versterkt  huis  met  palissadering  en  twee 
cirkelvormige  bastions.  Hojel  zou  er  het  kommando  voeren. 

Meer  dan  de  wapenen  was  het  verraad  des  vijands  te 
duchten;  maar  al  te  dikwijls  had  men  dit  reeds  ondervonden, 
't  Was  evenwel  toch  een  nieuwe  teleurstelling,  uit  het  ver- 
hoor van  een  paar  gevangenen  te  vernemen,  dat  ook  de 
distriktshoofden  van  Amawang,  kiay  Ranamangala,  en  van 
Negara,  kiay  Mohamad  Nassim,  met  den  vijand  heulden. 
Ranamangala,  het  Hoofd  dat  zijn  eigen  kampong  tegen  de 
muitelingen  verdedigde  (zie  pag.  335,  l»***dl.),  en  sedert  dien 
tijd  het  vertrouwen  en  menige  gunst  van  het  bestuur  genoot, 
werd  verdacht  niet  slechts  al  onze  bewegingen  aan  den 
vijand  te  verraden ,  maar  hem  zelfs  in  het  geheim  van  levens- 
middelen te  voorzien.  Behalve  de  opbrengst  zijner  rooftog- 
ten,  bezat  de  vijand  geen  andere  bronnen  van  beslaan  dan 
het  goud  en  de  diamanten  die  hij  uit  den  grond  groef  en 
tegen  rijst  en  munitie  inruilde.  Niet  Ranamangala  alleen 
vond  hij  tot  dien  ruilhandel  genegen,  maar  ook  een  aantal 
pembekkels,  gidsen  en  spionnen,  die  wij  meenden  dat  onze 
partij  waren  toegedaan,  hadden  hem  sedert  lang  gediend. 

Nu  werd  het  duidelijk  waarom  de  best  overlegde  plannen 
mislukten;  waarom  onze  patrouilles,  hoe  stil  ook,  bij  nacht 
zelfs  uilrukkende,  steeds  den  vijand  op  zijne  hoede  of voort- 
vlugtig  vonden;  waarom  de  gidsen  onze  kolonnen  langs  ver- 
keerde  wegen  voerden,  waarom  de  spionnen  slechts  halve 


Digitized  by  VjOOQIC 


berigten  aanbragten.  Nu  baarde  hei  geen  verwondering 
meer  dat  zoo  zelden  vijandelijke  spionnen  in  onze  handen 
vielen,  dat  zoo  dikwijls  hardnekkig  nagejaagde  Hoofden  onze 
vervolging  ontkwamen;  de  kampongshoofden ,  die  wij  trouw 
waanden,  verborgen  hen,  onttrokken  hen  aan  ons  oog.  Op 
het  berigt  dat  de  gezagvoerder  van  Amandit,  een  twaalftal  per- 
sonen, waaronder  ook  de  twee  genoemde distriktshoofden,  in 
hechtenis  had  genomen,  zond  Yerspijck  den  auditeur  van 
Leeuwen  onmiddelijk  derwaarts,  met  last  een  naauwgezet 
onderzoek  te  doen.  Dientengevolge  werden  in  Februarij 
het  distriktshoofd,  twee  pembekkels  en  een  hadji  van  Ne- 
gara, van  verraad  overtuigd  en  door  den  krijgsraad  veroor- 
deeld tot  den  dood  met  den  strop.  De  majoor-resident 
stelde  de  uitvoering  van  het  vonnis  zes  weken  uit,  om  de 
veroordeelden  in  de  gelegenheid  te  stellen  door  middel 
hunner  betrekkingen  eenige  voorname  Hoofden  des  opstands 
over  te  leveren. 

Op  militair  gebied  viel  overigens  weinig  belangrijks  voor. 
Den  2""  Januarij  werd  de  nieuwe  versterking  te  Kendangan  be- 
trokken, de  oude  aan  het  distriktshoofd  ter  bezetting  afgestaan. 
Nabij  Paggar  Hano,  op  den  berg  Oera,  werden  de  bouwstoffen 
voor  een  benting  vernield,  door  een  patrouille  die  den  20«" 
Januarij  derwaarts  was  gezonden.  Zes  dagen  later  legde  een 
andere  patrouille  de  hand  op  Djajapati,  Hoofd  der  Orang 
Boebit,  en  op  eenige  zijner  volgelingen,  die  beschuldigd  waren 
van  met  den  vijand  te  heulen  nadat  zij  het  gouvernement 
trouw  hadden  gezworen.  Bij  die  gelegenheid  werd  Soeto  Karsa's 
broeder  door  een  geweerkogel  gedood  en  was  men  verpligt 
twee  weerspannige  gevangenen,  Kamar  en  Wahat,  af  te  maken. 
Eenige  wapenen  en  brieven  van  Amin  Oelah  vielen  in  onze 
handen. 

Den  6«"  Februarij  ontving  men  op  het  onverwachts  de 
tijding,  dat  demang  Lehman  met  een  groote  magt  den 
kampong  Hankinang,  gelegen  tusschen  Pantey  Hambawang  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


10 

Kendangan,  had  aangevallen.  Verspijck  zond  den  i«»  luite* 
iiant*adjudant  Brinkgreve  met  50  man  tot  versterking  der 
bezetting  van  Kendangan,  en  liet  ook  in  Allei  maatregelen 
nemen  om  aanv^ülend  te  handelen.  Kapitein  Vos,  die  het  eerst 
op  de  plaats  kwam,  vond  het  berigt  overdreven;  de  inval 
had  zich  bepaald  tot  een  bende  van  vijftig  muitelingen  onder 
zekeren  Tamboenan  die  de  voorhanden  zijnde  rijst  uit  den 
kampong  had  geroofd  en  daarop  in  het  Mandella-gebergte 
was  teruggekeerd,  doch  de  bevolking  dermate  met  schrik 
bad  vervuld ,  dat  verscheiden  kampongs  verlaten  waren. 
Toen  Brinkgreve  te  Kendangan  aangekomen  was,  werd  het 
terrein  tusschen  Pantey  Hambawang  en  het  Mandella-ge- 
bergte stelselmatig  doorzocht,  doch  de  vijand  nergens  ge- 
vonden. Eenige  spionnen  vielen  in  onze  handen;  bij  die 
gelegenheid  was  de  bevolking  ons  behulpzaam.  De  verlaten 
kampongs  werden  wéér  bewoond,  en  uitgezonderd  eenige 
sluipmoorden  en  rooverijen  van  rondzwervende  muitelingen, 
werd  de  rust  niet  meer  gestoord. 

De  nieuwe  versterking  aan  de  Hengkatip  werd  den  10 
Januarij  betrokken  en  de  Suriname  daarop  naar  Bandjer 
teruggezonden. 

Reeds  in  December  van  het  vorige  jaar  had  de  majoor- 
resident  zekeren  kiay  Ranga  Nili,  die  in  Boven-Doesoen 
goed  bekend  was,  een  zending  derwaarts  opgedragen  om  den 
geest  der  bevolking  te  onderzoeken  en  te  trachten  haar  op 
ooze  band  te  brengen.  In  Januarij  rapporteerde  kiay  Ranga, 
dat  de  bevolking  van  Mantallat  en  Tanah  Bau  den  sulthan  (!) 
Antassari*  getrouw  aanhing,  doch  dat  die  der  lagere  landen 
ongetwijfeld  tot  ooze  zyde  zoude  overgaan  indien  zij  de 
wraak  hunner  naburen  niet  vreesde;  dat  Antassari  zich  an* 
dermaal  gereed  maakte  naar  Amoenthay  te  trekken,  en  dat 
twee  andere  Hoofden,  Wanggang  en  Anang,  met  500  man 
overland  naar  Sihong  en  Pattay  wilden  oprukken.  Van  Meng* 


Digitized  by  VjOOQIC 


11 


katip  luidden  echter  de  berigten  geruststellend.  In  Karrouw 
bleef  men  in  verzet ;  in  afgelegen  kampongs  werden  nu  en 
dan  eenige  koppen  gesneld.  Het  Hoofd  van  het  land- 
schap bad  noodig  geoordeeld  zich  te  versterken  en  steunde 
voorts  op  den  bijstand  der  bezetting  van  Tameang  Layang, 
wanneer  hij  vroeg  of  laat  mogt  aangevallen  worden.  Sihong, 
Patiay,  Pakoe  en  Dayoe  bleven  gehoorzaam. 

Bij  een  volgend  rapport  (11  Februari))  meldde  kiay  Ranga, 
dat  Antassari  werkelijk  naar  Tanah  Bau  was  opgerukt  met 
het  voornemen  om  door  Karrouw  tegen  Amoenlhay ,  Sihong  en 
Pattay  te  trekken;  dat  zendelingen  voorzien  met  toembak  ber- 
lilit  (piek)  en  vlag ,  naar  de  Kapoeas  en  Kahayan  gezonden 
waren  om  daar  volk  te  werven,  en  dat  het  gebrek  aan  rijst 
en  tabak  in  de  Boven-Doesoen  nijpend  werd.  Sedert  hielden 
de  berigten  van  den  kiay  geheel  op.  Den  26«°  Februarij 
zag  men  het  rakit  van  kiay  Martadjaja,  een  zijner  volgelin- 
gen, op  de  Barito  dry  ven  met  alle  kenteekenen  van  een 
bloedige  worsteling.  Antassari  had  dus  den  zendeling  met 
zijn  gevolg  afgemaakt.  Het  Hoofd  van  Doesoen  Ilir,  Wira 
Bangsa,  werd  in  zijn  versterkten  kampong  Babai  bedreigd  en 
vroeg  dringend  om  hulp.  Verspljck  zond  onmiddelijk  de 
Kiogsbergen  derwaarts,  doch  Wira  Bangsa  wachtte  dat  schip 
niet  af.  Door  vrees  overmand,  verliet  hij  met  zijn  volk  Babai 
en  zocht  een  schuilplaats  in  onze  versterking  te  Mengkatip. 

Toen  daarop  berigt  ontvangen  werd  dat  het  Hoofd  van  Sihong, 
de  brave  Soeta  Ono,  te  Telang  door  Antassari  was  aangevallen, 
droeg  Verspljck  den  kommandant  der  Bali  op  om  met  zijn  bo- 
dem, een  kruisboot  en  den  sleper  van  Os,  Telang  te  ont- 
zetten, en  daarna  versterkt  door  een  detachement  van  40  ba- 
jonetten onder  Beeckman  ,  civiel  en  militair  gezaghebber 
van  Marabahan ,  hooger  op  te  stoomen  ten  einde  de  bewe- 
ging der  Koeteinezen  van  de  zijde  der  Barito  te  ondersteunen. 
Bepaalde  orders  konden  hier  niet  gegeven  worden ;  slechts  in 
algemeene  trekken  kreeg  de  kommandant  van  de  Bali  last  de  be- 


Digitized  by  VjOOQIC 


12 

woners  der  Boven-Barito,  vooral  die  aan  de  Mantallat,  Teweh 
en  Labey  zoo  veel  mogelijk  afbreuk  te  doen;  overigens  werd 
het  aan  zijn  oordeel  overgelaten  om  naar  omstandigheden  te 
handelen,  zoo  noodig  den  sleper  van  Os  te  gebruiken,  en  de 
Bali  bij   sterk  vallend  water  terug  te  zenden. 

Een  belangrijke  gebeurtenis  had  in  Januarij  aan  de  Kapoeas 
plaats.  Itadin  Maas  Anoem  ook  genoemd  Djoeragan  Kaoet, 
de  beruchte  koppensneller ,  het  gevreesde  Hoofd  der  Midden- 
Kapoeas ,  de  persoon  die  in  Augustus  1859  den  aanval  op 
Poeloe  Petak  leidde ,  waarvan  luitenant  Bichon  het  slagtoffer 
was  geweest,  werd  onschadelijk  gemaakt.  Aangemoedigd 
door  de  goede  ontvangst  die  andere  Hoofden  te  Kwalla  Kapoeas 
hadden  ondervonden,  misschien  in  de  hoop  door  verraad 
een  nieuw  bloedbad  aan  te  rigten ,  zakte  hij  de  rivier  af  en 
meldde  zich  aan  bij  den  postkommandant.  Deze  was  evenwel 
op  zijne  hoede ,  en  liet  hem  onmiddelijk  naar  Benoea  Madang 
overbrengen.  Groot  was  de  vreugde  over  die  aanhouding,  zelfs 
bij  zijn  eigen  volk,  dat  alleen  door  vrees  weerhouden  was 
zich  van  den  geweldenaar  te  ontdoen.  Luitenant  Perelaer,  die 
met  Caspersz  en  50  bajonetten  aan  boord  van  de  van  Os  Kotta 
Baroe ,  de  woonplaats  van  Kaoet ,  bezocht ,  en  door  de  bevol- 
king een  ander  Hoofd  liet  kiezen ,  kreeg  hiervan  de  overtui- 
ging. Het  vermoorden  van  Pati  Singa  Djaja,  Hoofd  vanSie- 
rat ,  bevestigde  zich  volkomen.  In  Februari)  kwam  het  nieuw 
gekozen  Hoofd  van  Kotta  Baroe  de  rivier  af,  om  den  eed 
van  getrouwheid  af  te  leggen. 

In  Kahayan  waren  de  zendelingen  van  Antassari  ijverig  aan 
het  werven.  Tommonggong  Toendan ,  Hoofd  van  Midden- 
Kahayan,  had  zich  bij  Antassari  aangesloten. 

Te  Sampit  heerschte  orde;  op  een ibspectiereis  van  10 tot 
en  met  23  Februarij  langs  de  Mandawé-rivier,  ontving  de 
civiele  gezaghebber  niets  dan  bewijzen  van  goedgezindheid. 


Digitized  by  VjOOQIC 


18 

In  het  algemeen  kon  daar  de  toestand  van  zaken  niet  on- 
gunstig genoemd  worden.  Hidayat  zwierf  van  de  eene  plaats 
naar  de  andere,  om  niet  in  onze  handen  te  vallen,  en  be- 
moeide zich  weinig  meer  roet  de  leiding  van  den  opstand. 
Antassari  kon  slechts  zijne  zwakke  krachten  meten  met  de 
bevolking  der  noordelijkste  gewesten  van  Bandjermasin.  Ten 
westen  van  onze  keten  van  versterkingen  heerschte  overal  rust; 
oostelijk  daarvan  werd  die  alleen  gestoord  door  rooverbenden. 
Terwijl  op  de  oostkust  de  Suriname  hare  zending  volbragt, 
berigtte  de  assistent-resident  van  Koetei  dat  de  sulthan  van 
Passir  genegen  was  het  hoofd  in  den  schoot  te  leggen  en 
slechts  door  vrees  weerhouden  werd  om  zich  te  onderwer- 
pen. Dit  noopte  Verspijck  ook  de  Kingsbergen  naar  de  oost- 
kust te  zenden  en  den  assistent-resident  van  Koetei  op  te  dra- 
gen, om  den  vorst  van  Passir  te  bezoeken  en  hem  aan  te  manen 
naar  Bandjer  Ie  gaan,  waar  hij  reeds  drie  jaren  gewacht 
werd  om  zijn  aanstelling  te  ontvangen.  Zeer  onaangenaam 
werd  de  sulthan  verrast,  toen  onverwacht (29  Januarij) twee 
oorlogstoomers  het  anker  lieten  vallen  voor  den  kraton,  die 
tot  nu  toe  voor  zulke  bodems  ongenaakbaar  geacht  werd. 
Diepen  indruk  maakte  het  op  den  sulthan  toen  's  anderen 
daags  de  assistent-resident,  vergezeld  van  den  luitenanX  de 
Brauw,  in  een  talrijke  vergadering  van  grooten  des  rijks,  hem 
tot  onderwerping  en  gehoorzaamheid  aanmaande;  groote 
beweging  veroorzaakte  de  eisch  van  den  vertegenwoordiger 
van  het  Nederlandsche  gouvernement,  om  ten  blijke  van  on- 
derwerping voor  den  resident  van  Bandjer  te  verschijnen. 
Hoewel  dralende  en  huiverig ,  beloofde  de  sulthan  nogtans  om 
binnen  A  maanden  aan  dien  last  te  voldoen. 

Ook  de  vorsten  van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bangkalaan,  van 
Sampanahan  en  Tjantüng  kregen  een  bezoek  van  den  assistent- 
resident en  werden  door  hem  aan  hun  pligt  herinnerd. 

De  regerende  pangerang  van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bang- 
Kalaan  verscheen  kort  daarop  te  Bandjer,  beloofde  trouw,  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


14 


bood  zelfs  zijoe  dieasten  aan  tot  demping  van  den  opstand; 
daar  hij  veel  invloed  op  zijne  naburen  uitoefende  en  op  vriend- 
schappelijken  voet  stond  met  den  sulthan  van  Passir ,  voedde 
men  de  hoop  dat  de  geheele  oostkust,  die  zich  sedert  een 
tiental  jaren  onafhankelijk  waande,  weldra  Hot  den  normalen 
toestand  zou  zijn  terug  gebragt. 

Den  ^5^  Februarij  waren  beide  stoomschepen  weder  te 
Bandjer  terug  en  bragten  de  tijding  mede  dat  op  1  Maart  de 
inval  der  Koeteinezen  in  de  Boven-Doesoen  zoude  aanvangen* 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK    II. 


TOöï  VAN  VAN   VLOTEN  NAAB    DB  QEÏNS  VAN  KOSSAN.  — 

PATROTTILLB  IN  MAM  KIWA,  MARTAPOBKA  BN  AMANBIT.  — 

HANDBLINGBN   VAN  DB    BALI  BN  KINOSBBBGBN.   — 

ZIJDBLINGSOnB  POQING  OM  HIDATAT  TOT  ONDBR- 

WBRPINÖ  TB  BBWBGBN.  —  MAART  1861. 

Even  als  te  Bandjermasia ,  bleef  ook  ie  Marlapoera  de  rust 
ongestoord.  Alleen  .  langs  de  TEq>inrivier  hadden  eenige 
schermutselingen  met  stroopende  benden  plaats. 

Reeds  op  den  18<»  Februari)  was  von  Ende  van  Bal^ 
(gerukt  om  langs  de  Riam  Kiwa,  Said  Sambas  te  gê- 
moet  te  trekken,  die  Rantau,  Bekoela  en  Ambawang  be- 
dreigde. Kapitein  van  Vloten,  vergezeld  door  den  regent,  was 
aan  het  hoofd  van  100  bajonetten  en  een  mortier  tot  het- 
zelfde doel  uit  Martapoera  naar  Pengaron  gemarcheerd, 
vanwaar  hij  den  24^»  verder  het  land  inrukte  en  tot  de 
grenzen  van  Koesan  doordrong.  Op  dien  togt,  die  zes 
dagen  duurde,  werd  de  kampong  Amalang,  de  woonplaats 
van  Goena  Widjaja,  Melano,  waar  demang  L^man  verblijf 
had  gehouden,  en  eea  groote  woning  in  de  wildernis  in  aan- 
bouw, die  voor  Hidayat  was  bestemd,  aan  de  vlammen  prijs 
gegeven.  Hidayat  vlugtte  in  de  rigiing  van  Pramassan,  de- 
mang Lehman  naar  Mengappaq.    Slechts   door  gebrek  aan 


Digitized  by  VjOOQIC 


16 

schoeisel  en  het  groote  aantal  soldaten  dat  aan  beenwonden 
leed,  werd  de  marsch  gestaakt.  Van  Vloten  zelf  leed  aan 
dyssenterie.  Een  flankeur  bleef,  onder  het  marcheren,  van  ver- 
moeljenis  op  de  plaats  dood.  Ten  gevolge  van  dien  togt 
kwam  een  groot  aantal  zwervende  inlanders  in  onderwer- 
ping en  keerde  naar  hun  kampong  terug. 

Op  den  2(H  en  21  ~  maakte  Benschop  een  patrouille  naar 
Pamatang  Petitie,  een  kampong  tusschen Moengoe Thayor en 
Soengej  Raya  in  de  wildernis  gelegen.  Begunstigd  door  de 
duisternis  en  het  slechte  weder,  gelukte  het  hem  de  waak- 
zaamheid des  vijands  te  verschalken  en  zes  gevangenen  te 
maken,  waaronder  den  beruchten  broeder  van  AU  Achbar. 

Van  Mengappan  gingen  verscheidene  patrouilles  langs  de  Riam 
Kanan,  om  de  muitelingen  uit  hunne  geheimste  schuilhoeken  te 
verjagen.  Luitenant  van  Sorgen  o.  a.  tastte  (6  Maart)  bij  Soen- 
gej Pamar  Tjoekan  een  bende  aan ,  deed  vijf  muitelingen  in 
het  stof  bijten  en  maakte  twee  gevangenen.  Cavaljé ,  geleid 
door  een  dier  gevangenen,  bragt  op  een  togt  naar  Soengej 
Miak  den  vijand  een  verlies  van  eenige  dooden  en  gewon- 
den toe  (8  Maart),  en  vernielde  een  grooten  voorraad  padie 
en  munitie.  Begunstigd  door  regen  en  duisternis,  wist  de 
gids  van  het  bivak  te  ontvlugten.  De  meeste  patrouilles 
kwamen  evenwel  terug,  zonder,  of  slechts  op  een  grooten 
afstand,  den  vijand  gezien  te  hebben. 

Saleh ,  die  vroeger  als  spion  vele  diensten  had  bewezen  en 
sedert  zes  mjianden  door  Antaloedin's  broeders  gevangen 
werd  gehouden,  wist  te  ontsnappen  en  berigtte  den  kom- 
mandant  van  Pengaron,  dat  de  hoofdmuitelingen  Boeko  Daoet 
en  Doela  hun  hoofdkwartier  nabij  Pamatang  Petitie  hielden, 
met  meer  dan  2Ü0  mannen  met  geweren  gewapend;  dat 
zij  gedurig  kleine  benden  uitzondeii  om  den  weg  tus- 
schen Mataraman  en  Moengoe  Thayor  onveilig  te  maken. 
Onmiddelijk  werden  30  bajonetten  van  Martapoera  tot  ver- 
sterking van  Pengaron  gezonden  en  gelast  een  nachtelijken 


Digitized  by  VjOOQIC 


17 

togt  naar  Petitie  te  ondernemen.  Benschop  plaatstezich  zelf 
aan  het  hoofd  eener  kolonne  van  47  bajonellen  en  mar- 
cheerde den  20"»  Maart  langs  den  weg  die  naar  s.  Raya 
en  s.  Djeming  leidt  en  door  de  zware  regens  moeijelijk  te 
begaan  was;  tegen  het  middaguur  betrok  hij  het  bivak. 
Het  doel  van  den  logt  lag  ongeveer  3  uur  gaans  verder. 
Bij  het  vallen  van  den  avond  opbrekende,  marcheert  hij  in 
stilte  door,  totdat  hij  eenige  lichten  gewaar  wordt.  Daér 
bevonden  zich  eenige  muitelingen.  Benschop  splitst  zijn  de- 
tachement in  twee  afdeelingen  en  neemt  zijne  maatregelen  zóó 
goed ,  dat  een  huis  wordt  omsingeld  en  zes  mannen  gevangen 
genomen  worden.  Poe  Said,  Ali  Achbar's  broeder,  de  moor- 
denaar van  den  heer  Jacob,  is  er  een  van;  de  hoed  van 
Jacob  wordt  zelfs  nog  gevonden.  Sergeant  Krompkamp  is 
alleen  gewond  door  een  beet.  Schoon  de  kolonne  metonge- 
loofelijk  veel  zwarigheden  te  kampen  had  om  door  het  donkere 
woud  terug  te  keeren,  bereikte  zij  echter  ten  3  uur  het  bivak. 
Den  21*"  gingen  op  nieuw  verschillende  patrouilles  uit, 
doch  troffen  geen  muitelingen  aan;  en  den  22''''  keerde 
Benschop  naar  Pengaron  terug.  —  Een  kleine  bende,  ge- 
leid door  tommonggong  Gamar,  viel  (19  Maart)  in  den 
kampong  Karang  Intan,  vermoordde  het  distriktshoofd ,  stak 
zijn  woning  in  brand  en  verdween  daarna  spoorloos.  Mili- 
taire- en  bevolkingspatrouilles  zochten  haar  te  vergeefs.  — 
Uit  Moengoe  Thayor  en  Rantau  zond  men  eveneens  pa- 
trouilles uit,  onder  kapitein  Engel  en  den  2*" luitenant  van 
Sorgen,  die  eenige  padieschuren  des  vijands  ontdekten  en 
vernielden.  —  In  den  nacht  van  3  op  4  Maart  werd  onze 
post  te  Rantau  beschoten.  —  Bij  het  opsporen  van  een  vij- 
andig Hoofd  Sampang ,  onder  leiding,  van  den  controleur 
van  Margasarie,  door  een  patrouille  onder  van  Puffelcn, 
maakte  een  gids  zich  weder  aan  verraad  schuldig,  's  Nachts 
het  bivak  verlatende,  vermoordde  hij  den  fuselier  Aras  die 
hem  dit  wilde  beletten.  De  majoor  Yerspijck  vaardigde 
H.  2 


Digitized  by  VjOOQIC 


18 

daarop  strenge  bevelen  uit  omtrent  bet  behandelen  van  gid- 
sen en  gevangenen.  —  Den  20*°  Maart  werd  de  bezetting 
(30  man)  van  Ranlau  met  25  bajonetten  onder  de  Coenens 
versterkt,  om  in  overeenstemming  met  den  postkommandant 
van  Moengoe  Thayor  het  distrikt  Margasarie  van  vijandea 
te  zuiveren.  De  pembekkel  van  M.  Thayor,  beschuldigd  van 
den  vijand  van  munitie  en  levensmiddelen  te  voorzien ,  werd 
met  zijn  gezin  gearresteerd. 

Ten  gevolge  der  laatste  troepenbewegingen,  verliet  pem- 
bekkel Doeraip  Tanah  Laut  en  viel  kiay  Demang,  op  wiens 
hoofd  een  premie  van  f  30ü  stond,  in  onze  handen.  Onze 
zendeling  hadji  Malalie  trof  hem  aan  in  een  bosch  nabij 
Tabanio.  Hoewel  met  een  geweer  en  twee  pistolen  gewa- 
pend, gaf  hij  zich  over,  toen  hij  zich  omsingeld  zag.  —  De 
rust  was  nu  geheel  wedergekeerd  in  de  afdeeling;  handel 
en  nijverheid  ontwikkelden  zich  zigtbaar.  Men  verhaalde 
dat  kiay  Lang  Lang,  die  zich  eenigen  tijd  in  Riam  Kanan 
had  schuil  gehouden ,  naar  Batoe  Tongko  was  teruggekeerd* 
Aan  het  Hoofd  dier  plaats  werd  de  last  opgedragen,  dien 
muiteling  ie  vatten. 

Veroorloofde  de  regenmoesson  aan  onze  patrouilles  niet 
om  zich  in  de  afdeeling  Amoenthay  vrij  te  bewegen,  het 
voornemen  van  den  vijand  om  onze  versterkingen  aan  te 
vallen  werd  welligt  om  dezelfde  reden  verijdeld.  Slechts  on- 
beduidende schermutselingen  hadden  hier  en  daar  plaats. 
Van  der  Wijck  verliet  (den  IS''")  Pringin  met  een  kolonne, 
om  zich  te  overtuigen  of  kampong  Assap  door  den  vijand 
bezet  was.  Hij  vond  die  plaats  evenwel  verlaten.  Op  den 
terugmarsch  werd  hij  nu  eens  uit  de  verte,  dan  van  meer 
nabij  uit  bedekte  stellingen  bij  rivierovergangen  beschoten. 
Een  gids  sneuvelde  en  een  flankeur  werd  gewond. 

Den21<"'  Maart  berigtte  men,  dat  een  belangrijke  vijandelij- 


Digitized  by  VjOOQIC 


19 

ke  magt  uit  Passir  en  Boven-Doesoen  was  afgekomen  en  Tie- 
djau,  twee  marschdagen  boven  Tabalong ,  reeds  had  bereikt. 
Hoewel  van  Oijen  dergelijke  berigten  —  zoo  dikwijls  uitgestrooid 
en  even  dikwijls  onjuist  bevonden  —  wantrouwde,  liet  hij  ech- 
ter een  kolonne,  sterk  100  bajonetten,  één  mortier,  en  75  man  ' 
hulptroepen  onder  demang  Joeda,  te  Tabalong  zamentrekken 
en  onder  bevel  van  Eichelberg  naar  Tiedjau  oprukken.  De 
kolonne  ondervond  noch  daar ,  noch  bij  een  paar  andere 
kampongs  Z.  0.  van  Tabalong,  eenige  vijande  lijkheid.  De  be- 
volking, ofschoon  zonder  twijfel  niet  op  onze  hand  ,  ontweek 
echter  de  troepen  niet  en  gaf  evenmin  aanleiding  tot  bestraf- 
fing. Met  dezelfde  kolonne  maakte  Eichelberg  (van  29  Maail  tot 
6  April)  andermaal  een  togt  en  bezocht  Pedangin,  Tandjong, 
Pengabang,  Kayt  Kayt  en  Padang  Batong.  Aanvankelijk  trachtte 
de  gids  de  kolonne  naar  Moerang  Assap  te  geleiden,  doch 
door  Eichelberg  gewaarschuwd  zijnde  dat  Moeda  Karsa  in 
zijne  woning  overvallen  moest  worden,  sloeg  hij  een  ander 
pad  in  en  bragt  de  kolonne  een  half  uur  later  zoo  onver- 
wacht voor  de  gezochte  woning,  dat  er  geen  gelegenheid 
meer  was  om  het  huis  ongemerkt  te  omsingelen.  Van  der 
Wijck  liet  daarom  de  voorhoede  een  salvo  lossen  en  stormde 
er  toen  op  los.  De  vijand  liet  alles  in  den  steek,  zelfs  zijne 
wapens,  en  ontvlugtte;  bloedplassen  toonden  duidelijk  dat 
er  velen  gewond  waren.  De  hoofdtroep  trok  inmiddels  het 
bosch  om,  dat  achter  de  woning  lag,  stootte  op  een  lOOtal 
gewapende  Dayaks  en  verjoeg  hen  eveneens  met  een  enkel 
salvo.  Op  het  bivak  mengde  zich  onder  de  koelies  een 
Dayak,  een  spion  des  vijands.  Toen  hij  zich  bij  het  arres- 
teren met  zijn  parang  verdedigde,  werd  hij  doodgeschoten. 
Verdere   ontmoetingen   had    de   kolonne   niet. 

Door  een  gevangene  op  het  spoor  gebragt  van  een  komplot 
te  Kendangan  om  den  vijand  in  't  geheim  te  ondersteunen, 
zond  Verspijckden  waarnemend  auditeur-militair,  1"^  luitenant 
Verburgh,  derwaarts^  Dit  had  verscheidene  in  hechtenisnemin- 


Digitized  by  VjOOQIC 


20 

gen  ten  gevolge.  Het  bleek  dat  enkele  pembekkels  zich  van 
vrouwen  bedienden  om  den  vijand  van  het  noodige  te  voorzien. 
Te  Negara  werd  het  nieuw  benoemd  Hoofd,  kiay  Sarie,  door 
den  assistent-resident  van  Amoenthay ,  kapitein  van  Oijen  in 
tegenwoordigheid  van  den  controleur,  den  muilLi  en  alle 
Hoofden  plegtig  geïnstalleerd. 

Den  5^"  Maart  rukte  van  der  Heijden  met  100  man  van 
Barabei-ie  naar  Rantawan  om  een  tijdelijken  post  op  te 
rigten.  Munters  bleef  daar  met  75  bajonetten  en  i  morlierin 
bezetting  achter. 

Djaja  Warna's  bende  verliet  Allei,  nadat  zij  een  aanval 
op  kampong  Ranlau  gedaan  had,  die  door  de  inwoners  zelven 
was  afgeslagen. 

Loera  Hassin  ontving  van  Hidayat  edelgesteenten  om  de 
bevolking  dier  streken  tegen  het  gouvernement  op  te  rui- 
jen.  Mahamit,  pembekkel  van  Benoea  Koepang,  die  dit  aan 
den  kommandant  van  Barabei-ie  mededeelde,  vroeg  en  ver- 
kreeg eenige  gewapende  kettinggangers  en  politiebeambten 
tot  zijne  beschikking  en  nam  Hassin  gevangen.  Zoowel  in 
Amandit  als  in  Allei  werden  nog  een  aantal  verdachte  inwoners 
gearresteerd,  waardoor  veel  werd  bijgedragen  om  den  vijand 
uit  die  streken  verwijderd  te  houden.  Door  de  menigvul- 
dige regens  werd  het  uitzenden  van  doorzoekingspatrouilles 
gestaakt.  Kapitein  Vos  was  door  ziekte  genoodzaakt  zich 
tijdelijk  van  Kendangan  te  laten  aflossen.  De  %  luitenant 
Muller  kreeg  het  militair,  Smagge  het  civiel  gezag. 

In  het  algemeen  was  de  tegenpartij  geen  vijand,  doch 
meer  een  rooverslroep  te  noemen ,  die  zich  thans  bepaalde 
tot  het  plunderen  van  afgelegen  kampongs  en  het  ombrengen 
van  goedgezinde  Hoofden  door  sluipmoord.  Het  gezigt  van 
een  paar  bajonetten  was  voldoende  haar  op  de  vlugt  te  jagen. 
Indien  nu  Antassari  door  de  Koeteinezen  uit  de  Boven-Doesoen 
werd  verdreven,  en  de  vorsten  aan  de  Oostkust  zich  slechts  on- 


Digitized  by  VjOOQIC 


21 
zljdig  hielden,  zou  de  opstand  spoedig  geheel  bedwongen  zijn. 

Zagen  wij  (pag.  10)  de  Kingsbergen  met  spoed  naar 
Babai  stooraen  om  ons  Hoofd  loera'  Wira  Bangsa  ter  hulp 
te  komen,  Babai  was  echter,  evenmin  als  Telang,  aange- 
vallen, en  de  toestand  veel  gunstiger  dan  de  berigten  aan- 
vankelijk deden  veronderstellen.  De  Bali  vereenigde  zich  den 
9^  Maart  met  de  Kingsbergen  en  stoomde  gezamenlijk  met 
haar  de  Barito  op.  Toen  de  kommandant  te  Parang  Lahong  be- 
merkte dat  het  water  sterk  aan  het  vallen  was,  nam  hij  terstond 
het  besluit  om  de  troepen  zoo  veel  mogelijk  op  de  Kings- 
bergen, kruisboot  en  tjuniapraauw  te  laten  overgaan,  en 
aan  Rijk,  den  kommandant  der  Kingsbergen,  de  leiding  van 
den  togt  op  te  dragen.  Met  de  Bali  terugkeerende ,  kwam 
hij  echter  nabij  Mantallat  aan  den  grond,  en  daar  het  water 
bleef  vallen,  was  het  vaartuig  onmogelijk  vlot  te  krijgen. 
De  Suriname  met  eenige  laadbooten  door  Verspijck  on- 
middellijk ter  hulpe  gezonden ,  liep  zelve  gevaar  vast  te  ge- 
raken en  keerde  onverrigter  zake  naar  Bandjer  terug;  onder 
weg  had  hij  een  inlandsch  matroos  verloren  door  het  vuur 
van  den  vijand,  die  zich  bedekt  aan  den  oever  had  opge- 
steld. De  Bali  werd  nu  gestut,  en  bleef  in  een  meer  of  min 
hagchelijken  toestand  in  de  Barito  liggen,  in  afwachting  van 
een  bandjer  die  in  dit  jaargetijde  niet  ongewoon  waren.  Den 
iS'^"  April  kwam  er  ook  een  aanmerkelijke  rijzing  in  het 
water  en  gelukte  het  den  sleper  van  Os  om  de  Bali  vlot 
te  brengen.  Op  den  terugtogt  naar  Bandjer,  werd  met  den 
sleper  van  Os  de  s.  Ayo,  vijf  mijlen  landwaarts  in  verkend. 
Hier  en  daar  verdreef  men  den  vijand,  die  ons  achter  pa- 
lissaderingen met  klein  geweervuur  bestookte,  en  verbrandde 
men  zijne  woningen  en  padieschuren. 

Inmiddels  was  de  Kingsbergen  aan  de  monding  der  Te- 
weh  gekomen  en  al  dadelijk  bezocht  door  den  zendeling 
kiay  Ranga  Niti,  dien  men  vermoord  waande.    Deze  deelde 


Digitized  by  VjOOQIC 


22 

mede  dat  van  een  inval  der  Koeteinezen  nog  niets  bekend 
was,  maar  wèl  dat  zij  schriftelijk  daarmede  gedreigd  badden, 
indien  de  bewoners  van  Boven-Doesoen  zich  niet  spoedig  aan 
het  gouvernement  onderwierpen ;  de  Hoofden  gaven  voor  daar- 
toe genegen  te  zijn ,  doch  weigerden  zich  te  vertoonen.  Verder 
berigtte  hij  dat  Antassari  zich  te  Mantallat  ophield  en  nu  en  dan 
strooptoglen  in  Karrouw  liet  doen ;  dat  hij  in  het  bezit  was  van 
de  jol  en  de  vlet  der  Onrust,  en  er  in  den  kampong  Laoen  nog 
vele  officiersgoederen,  als  epauletten,  kleederen  en  portretten 
verborgen  waren ;  dat  er  geen  enkel  Europeaan  der  equipage 
van  de  Onrust  in  leven  was  en  slechts  een  inlandsch  be- 
diende gespaard  bleef,  die  te  BahanSoerapati  als  slaat  diende; 
eindelijk  dat  de  s.  Lahey  met  den  ankerketting  van  de  Onrust 
was  afgesloten.  Rijk  liet  toen  (16  Maarl)  138  man  onder 
Maa«  Geesteranus  luitenant  ter  zee  2<  klasse  overgaan  op 
de  kruisboot,  tjunia  en  de  sloepen;  daarmede  (17  Maart) 
de  Teweh  opvaren  en  de  drie  bentings  opzoeken  die 
gezegd  werden  aan  den  oever  opgeworpen  te  zijn.  Nadat 
reeds  eenige  verlaten  huizen  waren  gezien,  ontdekte  deflo- 
tille  tegen  den  middag  den  kampong  Hadjak,  waaruit  men 
nog  eenige  bewoners  zag  vlugten.  In  een  gepalissadeerd 
huis  werden  eenige  voorwerpen  van  de  Onrust  gevonden 
en  een  maleisch  briefje  waarin  de  bedreigde  inval  der  Koe- 
teinezen werd  bekend  gemaakt.  Dien  dag  roeide  men  tot  6 
uur  's  avonds  verder  de  rivier  op,  en  vervolgde  's  anderen- 
daags den  togt  zonder  kruisboot.  Te  12  uur  had  men  nog 
niets  dan  digt  begroeid  terrein  gezien ;  volgens  den  gids  zou 
men,  steeds  doorroeijende,  dien  dag  den  eerstvolgenden  kam- 
pong nog  niet  bereiken.  Toen  keerde  men  terug  naar  de 
Kingsbergen.  Door  het  vallen  van  het  water  besloot  de 
kommandant  af  te  zakken  tot  kampong  Inoeh,  en  's  anderen- 
daags voor  de  s.  Mantallat  te  ankeren.  Daar  evenwel  het  wa- 
ter steeds  bleef  vallen  en  een  expeditie  op  de  Mantallat 
dus   onmogelQk  werd,  liet  de  kommandant  de  Kingsbergen 


Digitized  by  VjOOQIC 


28 

mei  de  andere  vaartuigen  naar  de  hoofdplaats  terugkeeren. 

Verspijck  ontving  inmiddels  van  Soerapati  den  volgenden 
brief  geschreven  den  ^«n  Maart,  en  mede-onderleekend  door 
28  kampongshoofden. 

•Deze  brief  voortkomende  uit  een  rein  hart  (!)  en  verge- 
zeld van  vele  groeten  en  eerbied,  komt  van  mij  kiay  torn- 
monggong  Djang  Pali  Djaya  Radja  (nieuwe  titel  van  Soera- 
pati), die  bekent  zich  met  de  onder  hem  staande  Hoofden 
en  bevolking  te  willen  beleren  en  zich  onder  bescherming 
van  den  Grooten  Heer  te  Bandjermasin  te  stellen. 

fik,  kiay  tommonggong  Djang  Pati  Djaya  Radja,  ben  met 
ai  de  onder  mij  staande  Hoofden  en  bevolking  overeengeko- 
men, aan  den  inhoud  van  den  tjap  van  den  Grooten  Heer 
te  voldoen. 

BOmtrent  de  daarin  voorkomende  vraag:  wie  door  de  be- 
volking in  de  plaats  van  mij ,  tommonggong  Djang  Pati 
Djaya  Radja,  tot  Hoofd  zal  worden  gekozen,  wien  zij  genegen 
zijn  en  wie  door  hen  vertrouwd  wordt,  moet  ik  antwoorden 
dat  ik,  tommonggong  D.  P.  D.  R.,  met  de  onder  mij  staande 
Hoofden  en  bevolking,  wensch  dat  kiay  Ranga  Niti,  ver- 
trouweling van  den  Grooten  Heer  Resident,  tot  Hoofd  aan- 
gesteld worde.  Wij  hopen  dat  ons  verzoek  door  den  Groo- 
ten Heer  zal  worden  ingewilligd,  opdat  wij  daardoor  uit 
den  nood  en  het  verderf  verlost  kunnen  worden  en  in  geluk 
en  vrede  mogen  leven." 

Waarschijnlijk  meende  Soerapati  daardoor  den  inval  der 
Koeteinezen  in  zijn  gebied  te  voorkomen.  Yerspijck  liet  hem 
weten,  dat  hij  hem  geen  vertrouwen  kon  schenken,  en  eerst 
dèn  aan  zijn  opregtheid  zou  gelooven ,  als  hy.  in  persoon 
te  Bandjer  kwam  of  Antassari  uitleverde. 

Van  twee  zendelingen  van  Antassari,  die  het  Hoofd  van 
Ringkau  Kattan,  tommonggong  Djaya,  wilden  vermoorden  doch 
door  een  patrouille  gevangen  genomen  werden,  had  er  een 


Digitized  by  VjOOQIC 


u 

zich  eenigen  tijd  bij  Antassari  opgehouden  in  de  benting 
Goenong  Tongka,  die  mei  300  man  bezet,  waarvan  60 
met  geweren ,  en  met  A  lilla's  gewapend  was.  Volgens 
hem  ondersteunde  niet  alleen  de  vorst  van  Passir  Antassari 
met  munitie,  maar  hadden  ook  nog  onlangs  Soela  Ono  en 
de  vorst  van  Koetei  aan  Antassari  geld  en  lijnwaden  ge- 
zonden. Aan  de  waarheid  van  dit  berigt  werd  zeer  getwijreld* 
De  militaire  kommandant  van  Kahayan  arresteerde  Djahan, 
Hoofd  van  Djaga,  die  verraad  pleegde  door  zendelingen  van 
Antassari  te  huisvesten.  Een  groole  voorraad  padie  voor  den 
vijand  bestemd,  twee  praauwen  en  eenige  goederen  werden 
tegelijkertijd  in  beslag  genomen.  Naar  Djahan's  medeplig- 
tigen  werd  ijverig  onderzoek  gedaan. 

Aan  Sjerief  Abdoel  Rachman,  van  Batavia  gezonden  om  bij 
onderhandelingen  met  inlandsche  Hoofden  gebruikt  te  worden, 
werd  te  Bandjer  opgedragen  zich  met  Hidayat  in  betrekking 
te  stellen.  Tot  dat  einde  riep  hij  reeds  in  Februarij  de  oudste 
priesters  en  adelijken  der  afdeelingen  Kween  en  Martapoera 
bijeen,  en  bewoog  hen  een  brief  aan  Hidayat  te  schrijven 
en  te  onderteekenen,  waarin  den  pangerang  de  raad  werd 
gegeven  om  zijn  volk  niet  ongelukkiger  te  maken  dan  het 
reeds  was,  zich  zelf  voor  grooler  rampen  te  behoeden,  en 
te  luisteren  naar  de  stem  van  Sjerief  Abdoel  Rachman. 

Den  28*^"  Maart  kwam  op  dien  brief  hel  volgende  antwoord: 

i^Een  klein  man  van  God,  maar  een  echte, afstammeling 
van  sullhan  Adam. 

^Alle  lof  aan  den  allerhoogsten  God ,  en  alle  eerbied  voor 
de  profeten  en  hunne  vrouwen  levens,  vrede  en  zegen  van  God. 

^Toean  mufli  AUiadji  Mohamad  Ghaliel,  Toean  Alhadji 
Mohamad  Amin  van  Bandjermasin ,  Toean  hadji  Mohamad 
Ariep  van  Toengoel  Irong,  Toean  panghoeloe  hadji  Mach- 
moed  van  Martapoera,  benevens  alle  pangerangs,  adelijken, 
)iadji*s,  Hoofden,  pembekkels  en  alle  voorname  personen  van 


Digitized  by  VjOOQIC 


25 


Bandjermasin  en  Marlapoera ,  aan  U  allen  geef  ik  kennis  dat 
ik  den  brief  van  29  der  maand  Radjab  4277 ,  op  den  28«° 
Saaban  in  goeden  staat  heb  ontvangen. 

>Den  inhoud  daarvan  heb  ik  met  oplettendheid  onderzocht, 
en  bevonden  dat  gij  goede  gedachten  ten  mijnen  aanzien  hebt. 
Al  het  in  dien  brief  voorkomende ,  heb  ik  volkomen  begre- 
pen en  doe  het  ondervolgende  tot  mijn  antwoord  dienen. 

»De  hoop  en  de  raadgeving  van  U  allen,  onderteekenaren 
van  bovenbedoelden  brief,  zullen  door  mij  niet  in  den  wind 
geslagen  worden;  ik  ontvang  die  met  veel  dankbaarheid. 
Eveneens  is  mijn  hoop  op  U  gevestigd.  Ik  hoop  dat  gij 
onderteekenaren  van  bedoelden  brief  geen  de  minste  vermoe- 
dens zult  hebben ,  dat  ik  vrees ,  dat  gij  mi]  door  Uwe  han- 
delingen in  den  strik  zoudt  willen  leiden ,  vermits  ik  zulks 
geenszins  alzoo  zal  opnemen  en  mijn  vertrouwen  stel  opU, 
Hoofden  van  de  zijde  des  Bandjerschen  rijks. 

iVan  gouvernementswege,  zooals  in  üw  brief  vermeld  wordt, 
is  pangerang  Sarief  Abdoel  Rachman  bin  pangerang  Sarief 
Hamik  van  Batavia  als  algemeen  gevolmagtigde  van  Z.  E.  den 
Gouverneur-Generaal  van  Batavia  te  Bandjermasin  aangeko- 
men, en  heeft  hij  zich  in  hel  huis  van  pangerang  Sarief  Aloei 
met  der  woon  gevestigd.  Op  dien  pangerang  hebt  gij  uw 
hoop  gevestigd,  om  voor  mij  benevens  al  het  volk  een  voor- 
spraak te  zijn. 

fWanneer  pangerang  Sarief  Abdoel  Rachman  inderdaad  de 
algemeene  gevolmagtigde  is  van  Z.  E.  den  Gouverneur-Ge- 
neraal van  Batavia  en  werkelijk  de  vertrouweling  tot  het 
doen  van  alles  wat  ten  goede  kan  strekken,  dan  vertrouw 
ik  een  bewijs  of  teeken  van  hem  te  bekomen ,  waarin  hij 
blijken  geeft  van  den  rang  dien  hij  bekleedt  en  het  voorne- 
men of  het  doel  van  het  gouvernement  dat  hij  ten  uitvoer 
moet  leggen.  Voorts  het  bewijs  van  een  steeds  onschend- 
bare nakoming  zijner  belofte.  Mijn  wil  is,  dat  gijlieden, 
onderteekenaren  van  meergemelden  brief,  indien  Uwe  gezegden 


Digitized  by  VjOOQIC 


26 

vermeld  in  Uw  brief  volkomen  volgens  de  waarheid  zijn , 
de  ondervolgcnde  Hoofden  tol  mij  laat  komen,  als : 

>Toean  muili  iiadji  Mohamad  Chalia ,  Toean  hadji  Mohaihad 
Ariep  Toenggoel  Irong;  pangerang  Djaja  Pemenang,  pange- 
rang  Djaya  Samitra  of  pangerang  Mohamad  Tambak  Anjer, 
twee  hadji's  en  twee  pangerangs,  opdat  ik  van  die  personen 
al  uw  raad  mag  vernemen,  en  ook  opdat  ik  er  vertrouwen 
in  kan  stellen ,  wanneer  zij  een  bewijs  van  wege  den  pan- 
gerang Sarief  Abdoel  Rachman  aan  mij  mogten  brengen. 

vin  het  slot  van  Uw  brief  hebt  gijlieden  duizendvoudige  hoop 
gekoesterd  en  verzocht  dat  ik  spoedig  den  pangerang  Sarief 
Abdoel  Rachman  zoude  ontmoeten.  Hieromtrent  wensch  ik, 
daar  pangerang  Sarief  Abdoel  Rachman  de  algemeene  vol- 
magt  van  Z.  E.  den  Gouverneur-Generaal  in  handen  heeft, 
een  brief  van  hem  te  ontvangen ,  waarbij  hij  zal  bekend 
stellen  zijn  plan  en  voornemen  ten  mijnen  aanzien  met  zijn 
woord  van  eer,  ten  einde  daarop  volkomen  te  kunnen  ver- 
trouwen. 

vVijftien  dagen  na  de  dagteekening  dezes  briefs  wensch 
ik  van  U  lieden ,  indien  gij  wilt ,  een  antwoord  te  bekomen, 
op  't  geen  in  mijn  brief  is  bekend  gesteld,  gebragt  door 
bovengenoemde  menschen. 

lEen  mijner  Hoofden  zal  ik  hen  laten  opwachten. 

»Langs  twee  wegen  kunnen  meermelde  personen  tot  mij 
komen. 

il^  van  Amandit  naar  Moeara  Batanbangan. 

>2^  van  Riam  Kiwa  naar  Toengkaran. 

»0p  ieder  van  deze  plaatsen  zullen  mijne  menschen  hen 
afwachten.  Op  den  dag  van  hunne  aankomst  op  een  dezer 
plaatsen ,  zal  ik  zoo  spoedig  doenlijk  komen. 

>Ik  laat  hieronder  volgen ,  dat  ik  twee  gelijkluidende  brie- 
ven heb  geschreven ,  waar/an  een  aan  U  lieden  wordt  gezonden. 

^Geschreven  in  de  pasangrahan  aan  den  voet  van  den  berg 
Alaöe   (in  het  midden  van  dit  eiland)  waaruit  al  de  rivieren 


Digitized  by  VjOOQIC 


'   THE  WEW  ^^^^3 
x^üBLlCLBI^AHY'' 


I     ASTOR,  LENOX  ^N^^, 

I  TILDEN  rOUNDATlONSl 


Digitized  by  VjOOQIC 


DJIMAT  0¥  TALISMAN, 


TJAP'8  OF  ZEGELS  TAN  HOOFDEN. 


Digitized  by  VjOOQIC 


2^ 

van  het  BaDdjersche  rijk  ontspringen ,  op  den  eersten  der 
maand  Ramadlan  1277  (gelijkstaande  met  13  Maart  1861)/' 
Die  brief  droeg  het  tjap  van  Hidayat.  Het  namaken  van 
tjaps  (handteekeningen)  was  echter  onder  de  Bandjerezen 
zoo  algemeen ,  dat  men  hierop  niet  kon  staat  maken.  Ver- 
spijck  liet  Rachman  evenwel  een  brief  in  den  gewenschten 
vorm  opmaken ,  en  door  de  opgegeven  personen  onder  geleide 
van  gewapende  inlanders  naar  de  overeengekomen  plaatsen 
Baleh  en  Djinga  Lima,  brengen.  Gedurende  drie  dagen  wachtte 
het  gezantschap  vruchteloos  op  Hidayat's  zendeling  en  keerde 
toen  onverrigter  zake  naar  Bandjer  terug. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  lil. 


ONVERMOEIDE  POGINaBN  OM  DB  VIJANDBUJKE  BENDEN  TE 
VERJAGEN.  —  GECOMBINBBRDBMARSCHBNINAMANDIT.  — - 
OPRIGTING  VAN  EEN  VERSTERKING  TE  MOEARA  AYOE. 
—  KOMST  VAN  HET  HOOFD  VAN  KOESAN 
TE  BANDJBR.  —  APRIL  1861. 

Dat  de  poeassa  niet  zonder  invloed  geweest  was  op  de 
kalmte  die  in  de  laatste  weken  tiad  geheerscht ,  bleek  uit  de 
verontrustende  teekenen  in  de  maand  April  op  verschillende 
punten  van  het  rijk  waargenomen.  Als  men  aan  al  de  ge- 
ruchten geloof  wilde  hechten ,  zouden  Martapoera ,  Pengaron, 
Kendangan,  Marabahan,  de  kruisbooten  op  de  rivieren,  ja 
Bandjermasin  zelfs ,  aangevallen  worden.  In  vele  kampongs 
werden  brieQes  vol  bedreigingen  rondgestrooid  en  de  bevol- 
king in  een  angstige  spanning  gebragt.  Hier  en  daar  plun- 
derde een  bende  een  afgelegen  huis  of  kampong,  voerde  een 
Hoofd  gevankelijk  met  zich  mede ,  doch  op  de  meeste  plaat- 
sen vatte  de  bevolking  zelve  de  wapens  op  en  verdedigde 
have  en  goed  tegen  de  aanvallen  der  muitelingen. 

Uit  de  hoofdplaats  zond  men,  tol  geruststelling  der  bevol- 
king, naar  alle  kanten  patrouilles  en  spionnen  uil,  om  te  ont- 
dekken of  de  weinig  geloofwaardige  tijding  der  komst  van 
pangerang  Moeda  of  van  goesti  Kapilan  bevestigd  werd.  Nergens 


Digitized  by  VjOOQIC 


39 

vond  men  evenwel  een  vijand;  alleen  in  de  ongenaakbare 
moerassen  van  Alalak  hadden  de  muilelingen,  die  daar 
reeds  lang  schuilden,  teekenen  van  leven  gegeven  door  de 
bevolking  van  de  Barito  tegen  het  gouvernement  op  te 
ruijen.  Van  de  200  man  die  (26  April)  de  kruisboot  teBe- 
lawang  bij  nacht  zouden  aanvallen ,  ontdekte  men  evenmin 
iets.  De  Kingsbergen  derwaarts  gezonden,  vond  de  kruis- 
boot  ongedeerd  en  de  bevolking  te  Belawang  rustig;  ver- 
kenningen in  eenige  naburige  soengej's  leverden  ook  niets 
op.  Tegen  eenige  muitelingen  die  zich  te  Karang  Intan  op- 
hielden, werd  een  bevolkingspatrouille  gezonden  waarbij  een 
onderofficier,  een  korporaal  en  11  soldaten  als  Maleijers  ver- 
kleed ingedeeld  waren.  Na  A  dagen  het  land  doorkruist  te  heb- 
ben zonder  muitelingen  te  ontmoeten,  keerde  de  patrouille  terug. 

Een  paar  kampongs  nabij  Mataraman  die  op  de  bedrei- 
gingen van  eenige  onruststokers  verlaten  waren,  werden  be- 
zocht door  bevolkingspatrouilles,  versterkt  door  eenige  verkleede 
soldaten  en  aangevoerd  door  den  regent,  of  het  distriktshoofd. 
Ook  militaire  afdeelingen  doorkruisten  den  omtrek  van  Marla- 
poera,  stelden  de  vreesachtige  bewoners  gerust  en  bewogen 
hen  tot  terugkeer.  In  den  nacht  van  23  op  24  April  bragt 
een  patrouille  aan.  een  bende ,  die  naar  Bintjau  wilde  over- 
steken ,  een  verlies  van  verscheidene  dooden  en  gewonden 
toe.  Ook  den  28''°  geraakte  aldaar  een  patrouille  onder  den 
regent ,  met  den  vijand  slaags.  —  Bij  een  andere  gelegenheid 
beproefde  men  met  bevolkingspatrouilles  een  bende  te 
Pamatang  Petitie  in  te  sluiten ;  die  poging  gelukte  echter 
evenmin,  als  een  andere  met  soldaten  onder  luitenant  Bakker 
tegen  diezelfde  plaats  ondernomen. 

Een  bevolkingspatrouille  onder  den  regent  van  Martapoera, 
versterkt  met  20  verkleede  soldaten ,  legt  zich  twee  malen 
-vruchteloos  in  hinderlaag  in  de  bedreigde  kampongs  Penarang 
en  Passar  Djatli.  Op  weg  naar  Bintjau,  dat  bescherming  verzocht, 
raakte    men  slaags  met  den  vijand  en  bragt  hem  6  dooden 


Digitized  by  VjOOQIC 


so 

en  verscheidene  gewonden  toe ,  terwijl  ér  bovendien  4  ge- 
vangenen gemaakt  werden.  Eenige  dagen  later  stootte  men 
andermaal  op  een  bende,  doodde  een  muiteling  en  nam 
er  een  gevangen. 

Den  'i^''  werden  pangerang  Kasoema  Ningrat,  pembekkel 
Matamin  en  Lambot,  door  den  krijgsraad  veroordeeld,  te  Har- 
tapoera  ter  dood  gebragt. 

In  Riam  Kiwa  verscheen  Mohamad  Said  om  volk  te  pres- 
sen en  op  Kendangan  en  Moengoe  Thayor  af  te  gaan ;  de 
inwoners  redden  zich  door  de  vlugt  in  de  wouden.  Evenals 
van  Vloten  maakte  nu  kapitein  Schepens  een  togt  door  dat 
gewest ,  vernielde  een  aantal  vijandelijke  padievelden ,  stelde 
de  bevolking  gerust ,  doch  had  geen  ontmoeting  van  eenig 
belang.  Na  een  aller  vermoeijendsten  marsch  van  18  dagen 
kwam  hij  den  27«°  April  te  Martapoera  terug. 

Den  ^i""  werden  de  doodvonnissen  van  kiay  Nakoet  en 
van  Kemis  te   Martapoera  voltrokken. 

Langs  de  Riam  Kanan  zwierven  bij  voortduring  kleine  benden 
rond,  die  van  roof  en  plundering  leefden.  Het  gelukte  luite- 
nant van  Sorgen  de  voornaamste  uiteen  te  slaan,  twee 
muitelingen  te  dooden ,  en  daarenboven  verscheidene  andere 
te  verwonden.  Tommonggong  Gamar ,  hevig  vervolgd  door 
den  inlandschen  sergeant  Saimoen  en  twee  fuseliers,  stortte 
door  een  kogel  getroffen  ter  aarde;  zijne  wapens  wegwer- 
pende, stond  hij  echter  weer  op  en  onlkwam  in  't  kreu- 
pelbosch.  —  In  den  nacht  van  6  April,  terwijl  de  helft  der 
bezetting  van  Mengappan  op  patrouille  was ,  drong  Said 
Sambas  met  zijne  bende  door  tot  aan  den  kampong  soengej 
Rappat,  nog  geen  paal  van  de  versterking  verwijderd.  Luite- 
nant Cavaljé  achtte  zich  niet  sterk  genoeg  om  den  kampong  te 
hulp  te  komen  en  liet  toe  dat  Said  Sambas  een  honderdtal 
inwoners  gevankelijk  wegvoerde. 


Digitized  by  VjOOQIC 


31 

Den  16«"  vertrok  de  1«  luitenant  van  Oort  van  Mengappan  over 
Kalaan,  Pilak  en  Apoeï,  om  de  inwoners  te  bewegen  zich  in 
den  nieuwen  kampong  Tewingin  nabij  Mengappan  te  komen 
vestigen.  Werkelijk  haalde  hij  er  verscheidenen  toe  over.  Te 
Pilak  was  de  pembekkel  sedert  geruimen  tijd  afwezig,  en  daar 
men  in  zijn  huis  vooi*werpen  vond  van  vermoorde  Europeanen, 
bleef  er  geen  twijfel  over  dat  hij  tot  den  vijand  was  over- 
gegaan. 

De  majoor-resident  liet  (9  April)  het  kommando  van  Men- 
gappan op  van  Vloten  overgaan  en  voegde  hem  (18  April) 
hadji  Matalie  toe,  die  ons  in  Tanah  Laut  reeds  goede  diensten 
bewezen  had.  Met  30  gewapende  volgelingen  en  versterkt  door 
eenige  soldaten  door  de  wouden  patrouillerende,  gelukte  het 
Matalie  (21  April)  te  Tabattan,  3  uur  boven  Pilak,  een  bende 
te  overvallen  ,  het  Hoofd  benevens  eenige  ondergeschikten  af 
te  maken,  en  vier  gevangen  te  nemen.  Van  deze  laatste 
vernam  men  dat  Hidayat  een  maand  vroeger  te  Goenoeng 
Batoe  Teris  een  groote  vergadering  van  Hoofden  had  ge- 
houden. 

Luitenant  de  Coenens  verliet  Rantau  (distrikt  Margasarie) 
van  2  tot  11  April  met  een  •detachement  soldaten  en  50 
koelies,  en  besteedde  vier  dagen  aan  het  vernielen  der  pa- 
dievelden  te  Boekit  Biroe;  daarna  in  Z.0.  rigting  doormar- 
cherende, verrigtte  hij  hetzelfde  te  Hatoeah.  De  vijand  te 
magteloos  of  te  lafhartig  om  dit  te  beletten,  bepaalde  zich 
tot  een  onschadelijk  geweervuur  op  grooten  afstand,  doch 
beraamde  een  aanval  op  Rantau,  waar  slechts  16  bajonetten 
onder  van  PuiTelen,  waren  achtergebleven.  Een  bende  van 
150  man  viel  in  Benoea  Alat,  plunderde  de  woningen, 
nam  de  pembekkels  van  Benoea  Rantau,  Nior  en  Benoea 
Alat  gevangen  en  trok  daarna  tegen  Rantau  op.  Van  Puf- 
feien,  juist  met  9  bajonetten  van  Moengoe  Thayor  ver- 
sterkt, ontving  den  vijand  echter  zoo  goed,  dat  deze  ijlings 


Digitized  by  VjOOQIC 


82 

met  verlies  aftrok  en,  vervolgd  door  sergeant  van  Dongen 
met  een  handvol  braven ,  de  gevangenen  in  den  steek  moest 
laten.  Het  Hoofd  van  Rantau  had  eir  klewangwonden  be- 
komen. 

Pangerang  Brahim,  broeder  van  den  regent  van  Martapoera, 
aange\vezen  als  een  getrouw  aanhanger  van  Hidayat,  werd  op 
last  van  den  kommandant  van  Amoenthay  in  hechtenis  genomen. 
Beoosten  Kendangan,  te  Pramassan,  had  zich  een  vijande- 
lijke magt  zaamgetrokken,  om  de  naburige  kampongs  te  dwin- 
gen zich  bij  haar  aan  te  sluiten  en  op  Kendangan  al'  te  gaan. 
Men  beweerde  dat  niet  alleen  pangerang  Hidayat  en  Radin 
Toeyong,  maar  ook  hadji  Boeyasin  en  Joessoep  (vroeger 
in  Tanah  Laut  aan  het  hoofd  des  opstands)  zich  te  Pramas- 
san bevonden,  en  Mohamad  Said  met  een  andere  bende  te 
Hatoeah  aan  de  bronnen  der  Mangkau-rivier  stond.  Toen 
dit  berigt  (23  April)  te  Bandjer  inkwam ,  voorzag  de  majoor- 
resident  een  aanval  op  Rantau  en  zond  Brinkgreve  met  60 
bajonetten  en  een  mortier  derwaarts,  met  last  om  zooveel 
mogelijk  aanvallend  te  handelen  en  naar  omstandigheden  Hoen- 
goe  Thayor  of  Kendangan  te  ondersteunen.  Den  25«<^kwam 
de  kolonne  te  Rantau  aan,  w)nd  daar  alles  rustig,  marcheerde 
door  en  bereikte  den  30<^  Kendangan. 

Inmiddels  verontrustten  kleine  vijandelijke  benden  den 
omtrek  van  Kendangan  en  werden  door  onze  patrouilles 
ijverig  vervolgd.  De  1^  luitenant  Muller  begaf  zich  naar 
de  uitgeplunderde  kampongs  Karang  Djawa  en  Paloeang, 
en  sloeg  den  vijand  bij  soengej  Loeang.  —  Op  de  tijding 
dat  kampong  Bahawang  zoude  aangetast  worden  om  de  brug 
over  s.  Kiddeman  te  vernielen,  werden  15  man  in  hinder- 
laag gelegd.  Werkelijk  kwam  in  den  nacht  van  19  op  20 
April  een  bende  in  den  kampong  en  werd  er  met  een  salvo 
ontvangen.  De  vijand  in  den  waan  met  kampongsvolk  te 
doen  te  hebben,  beantwoordde  het  vuur  en  bragt  ons  een 


Digitized  by  VjOOQIC 


33 

verlies  van  een  doode  en  een  gewonde  toe,  doch  sloeg  op 
de  vlugt,  toen  hij  onze  soldaten  herkende. 

Mohamad  Said  naderde  met  400  man  tot  Tamboy  Boeloe, 
3  a  4  uur  van  Kendangan;  de  bewoners  van  een  aantal 
kampongs  vlugtten  in  de  wildernis,  anderen  sloten  zich  bij 
den  vijand  aan.  Een  bende  van  200  man  drong  den  25''" 
April  tot  soengej  Loeang  door,  en  werd  gaandeweg  versterkt 
door  nieuw  aangeworven  inlanders.  De  militaire  kommandant 
van  Kendangan,  van  plan  zijnde  om  den  vijand,  ^ie  zich 
voornamelijk  te  Pategan  en  Ilankakey  ophield,  van  twee  zij- 
den gelijktijdig  aan  te  vallen ,  vroeg  versterking  van  Pantey 
Hambawang  aan,  waarop  kapitein  Hamakers  reeds  in  den 
ochtend  van  28  April  met  Hojel  en  80  bajonetten  te  Kendan- 
gan aankwam. 

Nu  werden  er  drie  kolonnes  geformeerd : 

1^.  de  kolonne  Hamakers,  2<'  luitenant  Hojel,  ofBcier  van 
gezondheid  de  Jong,  50  bajonetten; 

2^.  kolonne  Muller,  adjudant  Koch  en  45  bajonetten; 

3o.  kolonne  von  Ende,  40  bajonetten. 

Daarna  werd  het  volgende  plan  van  aanval  gemaakt : 

Yon  Ende  moet  van  Kendangan  langs  de  Kiddemanrivier 
alle  loopbruggen  vernielen,  den  overgang  bij  Gamba  bewaken, 
het  terrein  om  kampong  Pisangan  zuiver  houden  en  met  een 
gedeelte  zijner  magt  kampong  Amawang  bezetten,  ten  einde 
den  vijand  op  te  vangen,  die  in  zuidelijke  rigting  mogt 
pogen  te  ontvlugten.  Üoor  Smagge,  die  met  20  man  in  de 
oude  benting  post  vat,  blijft  von  Ende  in  gemeenschap  met 
Kendangan,  dat  bezet  is  door  50  bajonetten  onder  den 
officier  van  gezondheid  Tall. 

Hamakers  en  Muller  moeten  de  kampongs  Briang,  Hanka- 
key  en  Pategan  aanvallen.  Wijkt  de  vijand  in  noordelijke 
rigting  en  stoot  hij  op  de  bajonetten  die  langs  de  Kiddeman 
geposteerd  zijn,  dan  zal  hij  waarschijnlijk  trachten  langs 
Amawang  te  ontkomen,  maar  daar  op  von  Ende  stuiten.  Vlugt 

n.  3 


Digitized  by  VjOOQIC 


de  vijand  daarentegen  Z.W.waarls  naar  s.  Paring  en  s.  Loe- 
ang,  dan  wordt  hij  door  de  kolonne  Brinkgreve,  die  van 
Rantau  in  aantogt  is ,  opgevangen. 

Hamakers  marcheerde  (den  30^")  overAmawang,  Pisangan 
en  s.  Kalang  naar  Gamba.  Nabij  Pisangan  door  geweer-  en 
lillavuur  begroet,  verslaat  hij  den  vijand.  Bij  s.  Kalang  ver- 
eenigden  Muller  en  Koch  zich  met  hem  en  werd  de  marsch 
naar  Pategan  en  Hankakey  voortgezet.  Hier  losten  eenige 
bedekt  opgestelde  muitelingen  hunne  geweren  en  verdwenen 
daarna.  Een  kleine  bende  wilde  bij  Amawang  de  Amandit- 
rivier  overtrekken ,  doch  werd  hierin  door  Muller  verhinderd. 
Met  hetzelfde  doel  ging  von  Ende,  die  het  vuur  van  Hama- 
kers hoorde,  westwaarts  langs  de  Araandit  en  kreeg  eenige 
schoten.  Het  scheen  dat  een  driehonderdtal  vijanden  door 
Hamakers  opgejaagd,  nabij  Briang  de  soengej  was  overge- 
trokken;  althans  de  vijand  tastte  nabij  s.  Paring  von  Ende 
vrij  hevig  aan.  Drie  flankeurs,  een  fuselier  en  een  ketting- 
ganger  zijn  reeds  buiten  gevecht;  von  Ende  zelf  krijgt  een 
kogel  door  den  pols.  Zijn  magt  is  te  gering  om  lang  weer- 
stand te  bieden.  Hij  trekt  daarom  langzaam  vurende  terug 
op  Amawang,  waar  Hamakers  die  over  Briang  gemarcheerd 
is,  hem  ontmoet;  gezamenlijk  komen  zij  te  Kendangan aan. 

Brinkgreve  had  zich  in  den  morgen  van  denzeltden  dag 
van  Rantau  op  marsch  naar  Kendangan  begeven,  en  na  een 
paar  schoten  nabij  Bindang  met  den  vijand  gewisseld  te  heb- 
ben, te  Telok-Pegat  ('s  middags  te  12  uur)  het  bivak  be- 
trokken. Indien  hij  met  den  kommandant  van  Kendangan 
overeengekomen  was  om  één  dag  vroeger  te  vertrekken,  of  den 
3(K°  naar  Kendangan  door  te  marcheren,  hoogstwaarschijn- 
lijk zou  dan  den  vijand  veel  afbreuk  zijn  gedaan. 

Nu  werd  hij  in  den  nacht  onophoudelijk  verontrust  en  moest 
hij  gedurig  patrouilles  uitzenden  om  den  vijand  te  ver- 
jagen. Den  volgenden  dag  den  togt  vervolgende,  ontmoette 
hij  nabij  Hamala  Hamakers ,  die  inmiddels  met  80  bajonetten 


Digitized  by  VjOOQIC 


35 

den  vijand  met  een  gevoelig  verlies  uil  Karang  Djawa  had 
verdreven.  Ook  Koch,  die  Brinkgreve  te  geraoet  was  gezon- 
den ,  vereenigde  zich  hier  met  de  overigen  en  marcheerde 
met  hen  terug  naar  Kendangan. 

Drie  tommonggongs ,  Senelehama,  Singapati  en  Anoem, 
hadden  tot  nu  toe  het  gezag  over  de  Dayaksche  bovenlanden 
(benoorden  Amoenthay)  in  handen.  De  twee  eersten  er- 
kenden het  oppergezag  van  de  Ned.  regering,  doch  de- 
den haar  in  het  geheim  zooveel  mogelijk  afbreuk.  Tom- 
monggong  Anoem  alleen  voerde  openlijk  de  wapenen  tegen 
ons.  Het  oprigten  van  een  post  te  Moeara  Ayoe ,  gele- 
gen aan  de  zamenvloeijing  der  Ayoe  en  Owie,  waar  de 
wegen  naar  Boven-Doesoen ,  Passir,  Pringin  en  Tabalong 
zich  kruisen,  was  daarom  noodzakelijk  geworden.  Van 
Oijen,  door  ziekte  buiten  staat  de  leiding  daarvan  op 
zich  te  nemen,  zond  den  23^°  Eichelberg  met  H7  bajo- 
netten, 13  sappeurs,  100  man  hulptroepen,  een  Sponder 
en  een  mortier  met  bediening  naar  Moeara  Ayoe.  Den 
eersten  nacht  werd  te  Moerong  Layang ,  den  tweeden  op  een 
alang-alangveld  gebivakkeerd.  Den  25«"  werden  de  vivres- 
praauwen  aangevallen,  doch  die  aanval  werd  door  het  Hoofd 
der  hulptroepen,  Warga  Kasoema  afgeslagen;  van  's  vijands 
zijde  met  een  verlies  van  3  gewonden.  Den  26*^°  begroette 
de  vijand  op  een  half  uur  afstands  van  Ayoe  de  hulptroepen 
met  een  salvo  dat  hen  een  doode  kostte.  Toen  de  bajonetten 
opdaagden  en  de  artillerie  een  paar  kartetsschoten  had  ge- 
lost, week  echter  de  vijand  terug.  Nabij  Ayoe  beproefde 
hij  nog  eens  stand  te  houden,  vuurde  met  lilla's  en  geweren, 
maar  werd  verdreven. 

Onmiddellijk  na  zijne  verdrijving  werd  overgegaan  tot  hel 
oprigten  eener  versterking  en  tot  het  maken  van  een  be- 
hoorlijke bergplaats  voor  munitiën  en  vivres.  Eichelberg 
had  daartoe  een  punt  uitgekozen  op  een  hoogte  die  de  beide 


Digitized  by  VjOOQIC 


36 

oevers  der  rivier  bestreek;  gedurende  dien  arbeid,  die  met 
kracht  werd  voortgezet ,  hielden  's  nachts  de  schildwachten 
de  Dayaks  in  ontzag  die  het  bivak  bekropen ,  en  doorzoch- 
ten over  dag  kleine  afdeelingen  onophoudelijk  den  omtrek ; 
reeds  den  3"»  Mei  kon  Eichelberg  naar  Tabalong  terugkee- 
ren,  maar  moest  van  daar  ziek  naar  Amoenthay  worden 
overgebragt.  Munters  bleef  met  90  man  te  Aijoe  achter.  — 
Den  21  ~  vond  de  dd.  officier  Koch  eenige  wapenen  en 
randjoe's  in  de  woningen  op  Goenong  Madang. 

Langs  het  voetpad  van  Pringin  naar  Moeard  Petap  kon 
nooit  een  patrouille  gaan  zonder  uit  het  bosch  beschoten  te 
worden.  De  kommandant  van  Pringin  ondernam  het  daarom, 
dien  weg  met  koelies  van  Amoenthay  te  verbeteren.  Dagelijks 
poogde  de  vijand  den  arbeid  te  belemmeren,  gedurig  vielen 
er  schoten;  maar  toch  was  den  6*^"  April  de  weg  voltooid 
en  het  hout  op  zijde  daarvan  weggekapt.  Nu  wilde  de  vijand 
dien  weg  vernielen,  en  werd  het  noodig  een  detachement 
onder  luitenant  Bnisse  te  Moeara  Petap  te  leggen.  Toen 
de  vijand  evenwel  eenige  dagen  achtereen  te  vergeefs  zijn 
kruid  verspild  had  en  begreep  dat  hij  het  onderspit  delfde, 
kon  Brusse  naar  Amoenthay  terugkeeren. 

Te  Boentei,  een  kampong  nabij  Balangan,  vertoonde  zich  ook 
een  bende  die  een  aantal  inwoners  mede  voerde.  Een  en- 
kele daarvan  verdedigde  zich,  maakte  amok  en  velde  een 
zestal  muitelingen. 

Den  14^  werd  te  Amoenthay  het  doodvonnis  voltrokken 
aan  kiay  Ngabehie  Djaksa  Negara ,  hadji  Joesoep,  Loera  Daras 
en  Djajapati. 

Op  het  berigt  dat  het  opstandelingshoofd  Ali  Achbar  zich 
nabij  Marabahan  te  Pamatang  zou  ophouden ,  zocht  Beeckman 
den  18«"  April  dien  kampong  op,  doch  vond  daar  niets  ver- 
dachts. Een  tweede  patrouille  kreeg  even  weinig  uitkomsten. 
Beekman   maakte  met  de  Kingsbergen  ook  een  verkenning 


Digitized  by  VjOOQIC 


87 

naar  kampong  Balawang,  waarvan  ongunstige  berigten  inge- 
komen waren.  Hij  vond  evenwel  geen  vijanden;  alleen  vlugtte 
de  pembekkel  op  zijn  nadering.  De  Kingsbergen  bleet  zich 
daarna  tusschen  Bandjer  en  Marabahan  ophouden,  om  elke 
verzameling  van  muitelingen  te  voorkomen.  Het  Hoofd  van 
Marabahan  ontving  den  29<^°  een  brief  met  het  stempel  van 
Antassari,  waarbij  hem  gelast  werd  de  benting  te  overrom- 
pelen, daar  Bandjer  dienzelfden  nacht  zoude  afgeloopen  wor- 
den, 't  Bleef  echter  bij  die  bedreiging;  nergens  in  den  om- 
trek bevond  zich  eenige  vijandelijke  magt;  slechts  in  de  S. 
Ha-as  boven  S.  Alalak  schuilde  nog  een  50tal  muitelingen; 
eenige  verkleede  soldaten  werden  derwaarts  gezonden. 

Den  iS^°  maakte  de  kommandant  van  Kwalla  Kapoeas  een 
togt  naar  de  Boven-Kapoeas,  vergezeld  van  twintig  uitgelezen 
Dayaksche  krijgers  onder  Dambong  Paposidah,  een  beproefd 
Hoofd,  met  het  doel  vertrouwen  voor  ons  gezag  in  te  boe- 
zemen. 

Even  als  in  Tanah  Laut,  Kapoeas  en  Sampit,  bleef  ook  in 
Kahayan  de  rust  gevestigd.  Terwijl  de  Hoofden  van  soengej 
Rongan  en  Koeroen  afkwamen  om  hunne  onderwerping  aan 
te  bieden,  verloren  de  vijandelijke  goesti's  meer  en  meer 
hun  invloed  en  werd  zelfs  een  hunner  door  de  bevolking 
afgemaakt.  Aan  het  hoofd  der  muitelingen,  dat  na  de  bezet- 
ting van  Kahayan  onze  partij  koos,  gelukte  het  op  een  togt 
in  het  binnenland  de  meeste  Hoofden  van  het  stroomgebied 
over  te  halen ,  om  binnen  40  dagen  af  te  komen  en  blijken 
te  geven  dat  zij  het  Nederlandsch  gezag  erkenden. 

Pangerang  Abdoel  Kadir ,  Hoofd  van  Koesan ,  Batoe  Litjin 
en  Laut  Poeloe,  gehoorgevende  aan  de  oproeping  van  het 
bestuur,  had  zich  in  April  naar  Bandjermasin  begeven.  De 
majoor-resident  verborg  hem  zijn  ongenoegen  niet ;  »de  hou- 
ding van  den  pangerang  gedurende  den  oorlog  was  niet  die  van 


Digitized  by  VjQOQIC 


88 

een  leenheer  tot  zijn  souverein;  de  opstandelingen  uit  Riam  Kiwa 
verdreven,  vonden  in  Koesan  een  schuilplaats;  Abdoel  Ka- 
dir's  wakil  te  Batoe  Litjin,  pangerang  Indra,  had  vuurwa- 
pens ingesmokkeld.  Pangerang  Indra  v^as  dus  schuldig  en  moest 
dien  ten  gevolge  aan  den  resident  uitgeleverd  worden." 
Abdoel  Kadir  zwoer,  dat  Indra  sedert  maanden  uit  Batoe 
Litjin  verdwenen  was  en  zich  waarschijnlijk  bij  de  opstan- 
delingen had  gevoegd.  i^HiJ,  Abdoel  Kadir,  bekende  onmagtig 
te  zijn  om  Koesan  en  Batoe  Litjin  behoorlijk  te  beheeren, 
verzocht  van  het  beheer  dier  landschappen  liever  ontheven 
te  worden  en  slechts  over  Laut  Poeloe  het  gezag  te  blijven 
voeren."  Verspijck  vroeg  daartoe  de  toeslemming  van  het 
gouvernement,  en  stelde  voor,  om  Koesan  aan  den  radja 
van  Pagaltan,  en  Batoe  Litjin  aan  diens  zwager  Mohamad 
Taha  in  leen  te  geven. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  IV. 


DB  TOGT   VAN  DEN    SULTHAN  VAN  KOETBI    GESTAAKT.   — 
MISLUKTE  EXPEDITIE    NAAR   GOBNONO   TONGKA. 

De  inval  der  Koeteinezen  in  Boven-Doesoen ,  reeds  in 
November  1860  door  den  sulthan  voorgesteld,  waarop  de 
majoor-resident  zijne  plannen  gebouwd  en  een  maritime  ex- 
.peditie  de  Boven-Barito  opgezonden  had  om  Soerapati  ten 
onder  te  brengen ;  de  inval,  waaraan  de  luitenant  de  Brauw  en  de 
assistent-resident  Dahmen  deel  zouden  nemen  om  den  sulthan 
met  raad  en  daad  bij  te  staan,  de  inval  zoo  lang  voorbereid 
en  zoo  dikwerf  uitgesteld ,  kwam  bij  slot  van.  rekening  in 
het  geheel  niet  tot  uitvoering. 

Toen  de  Suriname  de  tijding  had  aangebragt  dat  de  Koetei- 
nezen op  deni4<»  Maart  van  Samarinde  waren  opgerukt,  mogt 
men  verwachten,  eerlang  den  uitslag  van  dien  togt  te  verne- 
men ;  men  rekende  evenwel  niet  op  de  gebrekkige  wijze  van 
oorlogvoeren,  op  de  wispelturigheid  en  het  weinige  gezag  van 
een  inlandsch  vorst.  Met  veel  moeite  waren  den  9^  Maart 
eenige  praauwen  gereed ,  waarmede  Dahmen  en  de  Brauw  van 
Samarinde  naar  Tengarong  voeren.  Déér  waren  nog  geen  de 
minste  toebereidselen  door  den  sulthan  gemaakt  voor  den  togt, 
en  eerst  op  aandrang  van  Dahmen  werden  naar  de  ver- 
schillende stammen  bevelen  uitgevaardigd  om  zich  ten  strijde 


Digitized  by  VjOOQIC 


40 

uit  te  rusten  en  te  Tengarong  bijeen  te  komen.  Niet  voor 
den  18*^°  Maart  rukte  men  verder  op  naar  Moeara  Raman, 
waar  men  tot  den  22«»  vertoefde  en  van  waar  men  zendelingen 
naar  de  stammen  Wahai  en  Long  Weleh  zond.  Met  80  praauwen 
en  600  strijders  vervolgde  men  den  23*"  den  togt  tot  Kotta 
Bangon;  den  23<»«  ging  het  verder  naar  Moeara  Pahoe;  den 
30*°  waren  100  praauwen  btjeen.  Nogmaals  zond  de  sulthan 
brieven  naar  de  Hoofden  der  Dayaksche  stammen  Boehouen 
Modang ;  toen  het  bleek  dat  tusschen  die  stammen  een  oorlog  was 
uitgebroken,  herhaalde  de  sulthan  den  last  om  onmiddelijk 
aan  zijne  oproeping  te  voldoen  en  de  vereffening  hunner 
geschillen  uit  te  stellen  tot  na  adoop  van  den  togt  naar 
Doesoen  Oeloe.  Tot  den  16*°  April  bleef  men  wachten ;  een 
300tal  Day akkers  had  zich  bij  het  leger  gevoegd ;  de  Hoof- 
den der  Koeteinezen,  Bandjerezen,  Boeginezen  en  Dayakkers 
hadden  reeds,  ieder  Hoofd  volgens  het  gebruik  van  zijn  land, 
den  eed  van  trouw  aan  het  Nederlandsch  gouvernement  en  aan 
den  sulthan  afgelegd,  toen  den  17*°  April  de  tijding  kwam  dat 
pangerang  Ratoe,  'ssulthans  oudste  broeder,  ziek  was  gewor- 
den. Dit  was  een  ongeluksteeken  en  maakte  den  togt  on- 
mogelijk. Vijf  dagen  later  was  evenwel  de  pangerang  Ratoe 
weder  hersteld  en  rukte  men  verder  naar  soengej  Lawah. 
Reeds  had  men  (1  Mei)  Kaham  Ilir  bereikt,  toen  op  het 
onverwachts  de  sulthan  verklaarde,  dat  de  marsch  gestaakt 
moest  worden ,  daar  het  overlijden  van  den  pangerang  Mang- 
koe  vóór  de  expeditie,  het  ziek  worden  van  pangerang  Ratoe 
tijdens  het  oprukken  en  bovendien  nog  vele  andere  ongun- 
stige leekenen,  een  ongelukkigen  uitslag  voorspelden.  Blijkbaar 
gaf  de  jeugdige  sullhan  slechts  toe  aan  den  drang  van  zijne 
mindere  Hoofden,  wier  strijdlust  merkelijk  bekoeld  was  door  het 
berigt  dat  2000  Dayaks  Pari  hen  aan  de  Teweh  opwachtten ; 
hij  voor  zich  wenschte  wel  den  togt  door  te  zetten.  Dahmen's 
pogingen  om  het  bijgeloof  der  strijders  te  overwinnen  leden 
ten  eenenmale  schipbreuk ;  zij  gaven  voor  te  vreezen  dat  hun 


Digitized  by  VjOOQIC 


41 

vorst  een  ongeluk  zou  overkomen,  en  den  logt  wel  te  willen  on- 
dernemen wanneer  slechts  een  detachement  van  onze  soldaten 
tot  bescherming  des  sulthans  medeging.  Nu  besloot  Dahmen 
naar  Samarinde  terug  te  gaan,  om  nog  een  laatste  poging  bij  den 
Ferdana  Mantrie  te  doen.  Deze  keurde  het  besluit  der  Hoofden 
zeer  af,  te  meer  daar  reeds  500  Dayaks  van  Wahai  op  weg  wa- 
ren om  's  sulthans  magt  te  versterken ;  hij  beloofde  het 
daarheen  te  leiden  dat  de  reeds  verzamelde  magt  zoude 
bijeen  blijven  en  door  de  ontbrekende  stammen  versterkt 
worden,  ten  einde  tegen  de  helft  der  maand  Hadji  den  inval 
in  Doesoen  te  kunnen  bewerkstelligen.  Dahmen  beloofde  daar- 
entegen een  detachement  soldaten  aan  te  vragen  tot  bescher- 
ming van  den  sulthan. 

't  Was  niet  onmogelijk  dat  Antassari  onzen  bondgenoot  tot 
andere  gedachten  had  gebragt;  dat  al  dat  talmen  en  dralen 
niet  alleen  aan  de  slechte  organisatie  van  het  Koeteische 
rijk  moest  toegeschreven  worden,  maar  opzettelijk  had  plaats 
gehad;  dat  de  vriendschap  van  den  sulthan  voor  het  Ne- 
derlandsch  gouvernement  slechts  in  woorden  bestond,  en 
dat  hij  in  zijn  hart  den  opstand  was  toegedaan.  Hoe  het 
zij ,  Dahmen ,  begrijpende  dat  de  plannen  van  het  bestuur 
op  dien  togt  gebouwd,  in  duigen  vielen,  wist  zr)n  onte- 
vredenheid te  verbergen  en  schijnbaar  de  goede  verstand- 
houding te  bewaren.  Zich  houdende  alsof  hij  de  beloften 
des  sulthans  om  eerlang  een  tweede  expeditie  te  onderne- 
men niet  in  twijfel  trok,  ging  hij  met  de  Brauw  naar  Bandjer 
den  afloop  berigten  en  weersprak  door  zijne  tegenwoordig- 
heid op  de  hoofdplaats  de  reeds  loopende  geruchten,  dat 
hij  en  de  Brauw  door  de  Koeteinezen  zelven  vermoord  zou- 
den zijn. 

Een  der  plannen,  gevormd  in  verband  met  dien  mislukten 
togt ,  bestond  in  een  aanval  op  Antassari's  verblijfplaats  Tongr 
ka.    Reeds  den  IS*^*'  April  had  Strengaerts,  met  een  kleine 


Digitized  by  VjOOQIC 


42 

kolonne  in  Karrouw  legen  de  bende  van  Antassari  uitgezonden, 
zich  van  twee  zendelingen  van  dat  Hoofd  vsreten  meester 
te  maken.  Hunne  mededeelingen  bevestigden,  't  geen  van 
een  andere  zijde  omtrent  hem  bekend  was.  Tongka  moest 
diep  in  het  binnenland  liggen,  doch  met  djoekongs  langs 
de  Mantallat  te  bereiken  zijn.  Met  eenige  juistheid  wist 
men  de  ligging  dier  plaats  niet  te  bepalen;  ging  men  ech- 
ter uit  Taroeang  Layang  en  Ringkau  Kattan  in  noordelijke 
rigting,  dan  kon  het  niet  missen  of  het  woonoord  van 
Antassari ,  de  streek  waaruit  zoovele  roofbenden  in  Karrouw 
afdaalden ,  moest  van  de  zuidzijde  te  naderen  wezen.  Viel 
nu  het  leger  der  Koeteinezen  van  den  noordkant  in  Boven- 
Doesoen,  ging  een  tweede  magt  de  Mantallat  op,  en  een  derde 
over  land  naar  Tongka,  werd  de  monding  der  Ayo  inmiddels 
geblokkeerd,  dan  bestond  er  kans  om  Antassari  voor  goed  te  ver- 
drijven uit  het  oord  waar  hij  reeds  zoo  lang  de  magt  der  Neder- 
landers had  getrotseerd.  Verspijck  wist  zeer  goed  dat  een  plan , 
naar  zulke  luttele  gegevens  beraamd,  bloot  stond  aan  misreke- 
ningen en  tegenspoeden.  Had  hij  zich  evenwel  nooit  aan  de 
kansen  van  den  oorlog  gewaagd,  ware  hij  slechts  schoorvoe- 
tend te  werk  gegaan ,  het  Bandjersche  rijk  zou  in  anderhalt 
jaar  niet  onderworpen ,  niet  in  kaart  gebragt  zijn.  Immers  door 
Antassari  ongedeerd ,  door  de  noordelijke  grens  der  residentie 
aan  zijne  roofbenden  ten  prooi  te  laten ,  zou  de  rust  nooit 
volkomen  hersteld  worden.  Op  die  gronden  gaf  hij  kiay 
Ranga  Niti  last  om  te  trachten  een  kolonne  van  Bekompayers 
te  Marabahan  bijeen  te  brengen;  en  toen  dit  gelukte,  nam 
bij  de  volgende  beschikkingen. 

Den  l^  luitenant  Beeckman,  civiele  gezaghebber  van  Maraba- 
han, werd  opgedragen  met  350  gewapende  inlanders  van 
Bekompay  onder  kiay  Ranga  Niti  de  Mantallat  op  te  gaan  en 
tegen  Tongka  te  opereren.  De  sleper  van  Os  zou  de  Mantal- 
lat, de  Boni  de  soengej  Ayo  afsluiten;  een  kolonne,  zamen- 
gesteld  uit  120  infanteristen ,   waarvan  de  heUl  Europeanra 


Digitized  by  VjOOQIC 


48 


(kapitein  Stoecker ,  i«  luitenant  Strengaeris  en  dienstdoende 
officier  Wijndels)  1  mortier  met  bediening,  de  officier  van 
gezondheid  2«  klasse  Ie  Rutte  met  12  ambulance-soldaten 
en  12  brancards,  224  Sihongers  onder  Soeta  Ono,  176 Pal- 
tayers  onder  tommonggong  Djaja  en  26  ketlinggangers,  met 
een  voorraad  van  60  patronen  per  man  en  van  12  dagen 
vivres,  zou  van  TameangLayang  naar  Tongka  oprukken  ;  ter- 
wijl het  leger  der  Koeteinezen,  Antassari  van  de  noordzijde 
bedreigde. 

Den  afloop  der  expeditie  van  den  sulthan  deelden  wij 
reeds  mede;  de  togt  van  Beeckman  mislukte  nagenoeg  op 
dezelfde  wijze. 

Met  352  man  hulptroepen ,  allen  met  lansen  gewapend , 
scheepte  Beeckman  zich  den  14«*  in  op  de  van  Os  en  de  Boni,  en 
stoomde  daarmede  de  Barito  op.  Na  den  15*"  de  s.Bayor  ver- 
sperd te  hebben,  liet  hij  den  16«*  bij  Goenong Rantouw het 
anker  vallen ,  onlscheepte  met  een  aantal  Bekompayers  en 
verkende  den  berg ;  op  de  kruin  vond  hij  een  verlaten  bi- 
vak en  twee  houten  versterkingen.  Eenige  smalle  voetpaden 
duidden  aan,  dat  er  zich  nog  kort  geleden  menschen  hadden 
opgehouden.  Den  17*°  werd  s.  Manlallat  bereikt  en  werden  de 
vivres  voor  de  hulptroepen  op  de  verschillende  rangkangs 
(groote  praauwen)  verdeeld.  De  Boni  vatte  post  voor  de 
8.  Ayo;  de  hulptroepen  voeren  met  de  rangkangs  de  Mantallat 
op;  de  van  Os  begeleidde  hen  1|  mijl,  doch  keerde  ver- 
volgens naar  de  monding  terug  en  ontving  toen  eenige  ge- 
weerschoten, die  met  een  kartetsschot  tot  zwijgen  werden  ge- 
bragt.  Den  19^  berigtlen  kiay  Ranga  Niti  en  kiay  Demang 
Wangsa  Negara,  dat  de  Bekompayers  te  kampong  Bawang 
overnacht  en  's  anderen  daags  een  groot  aantal  bewoners  dier 
streken  met  hunne  Hoofden  ontmoet  hadden,  die  hun  op  last 
van  Antassari  beletten  den  togt  te  vervolgen ;  dat  de  oevers 
der  Mantallat  sterk  bezet  waren  en  gedurig  nog  meer  ver- 
sterkt werden  door  gewapenden  van  Moerong;  dat  er  derhalve 


Digitized  by  VjOOQIC 


44 

geen  mogelijkheid  bestond  naar  Tongka  op  te  roeijen,  waar 
Antassari  zelf  zich  met  600  man  ophield.  Beeckman  gaf  bevel 
aan  de  Hoofden,  om  te  beproeven  de  opstandelingen  door  over- 
reding te  doen  uit  een  gaan  of  anders  de  Bekompayers  te  bewe- 
gen hen  door  kracht  van  wapenen  terug  te  drijven ;  maar  in 
geen  geval  zonder  order  op  het  stoomschip  terug  te  trekken. 
De  hulptroepen  bleven  evenwel  werkeloos ;  er  werd  geen  poging 
aangewend  om  verder  door  te  dringen;  de  wapenen  werden  niet 
gebruikt  tegen  de  bewoners  van  het  land  waaronder  de  meeste 
Bekompayers  vrienden  of  aanverwanten  hadden.  Den  25^  kwam 
de  kiay  Demang  aan  boord  van  de  van  Os  om  vivres  te  halen ; 
hij  bragt  een  brief  mede  van  kiay  Ranga  Niti ,  waarin  me- 
degedeeld werd  dat  hij  zich  te  Waloer  bevond  en  menschen 
had  uitgezonden  om  de  kolonne  Schuak  af  te  wachten ;  dat 
Antassari  hem  inlichtingen  had  doen  vragen  omtrent  het  doel 
zijner  komst,  en  hij  geantwoord  had  dat  hij  de  kolonne 
Schuak  afwachtte.  Kiay  Demang  had  een  vijandelijken  voor- 
post sterk  100  man  gezien  nabij  Ba  wang,  die  hem  echter 
ongemoeid  had  laten  voorbijgaan.  Nabij  de  Ayo  stond  insge- 
lijks een  voorpost,  die  in  last  had  de  stoomschepen  in  het  oog 
te  houden  en  Schuak  terug  te  slaan.  Den  25*"°  vertrok  kiay 
Demang  met  een  voorraad  van  4  dagen  vivres  ;  den  28«°  gaf 
Beeckman  de  leiding  der  expeditie  aan  den  dd.  officier  van 
den  Gheijn  over  en  keerde  wegens  ziekte  naar  Marabahan 
terug.  —  Na  het  ontvangen  dezer  tijding  zond  de  majoor- 
resident de  Celebes  (den  30<^")  met  vivres  en  kolen  naar  de 
Manlallat,  met  last  om,  in  overeenstemming  met  van  den 
Gheijn,  alles  te  doen  wat  de  expeditie  zou  kunnen  doen  gelukken. 
Vreezende  dat  de  Bekompiyers  gemeene  zaak  met  den  vijand 
zouden  maken,  zag  deze  zich  evenwel  verpligt  kort  daarna  de 
onwillige  hulptroepen  naar  Marabahan  terug  te  laten  gaan. 

Ook  Schuak*s  kolonne  mogt  't  niet  gelukken  Tongka  te  be- 
reiken. Den  13^°  Mei  rukte  hij  van  TameangLayang  op  en  over- 
schreed twee  dagen  later  de  grens  van  Karrouw.  Voor  dat  het 


Digitized  tf  LjOOQIC 


45 

^vijandelijke  grondgebied  betreden  werd ,  was  men  reeds  verpligl 
een  6lal  zieke  soldaten  onder  geleide  van  eenige  inlanders  naar 
Tameang  Layang  terug  te  zenden.  Aan  de  overzijde  van  eensoen- 
gej  werden  een  paar  schilden  bij  een  wachlhuisje  gevonden ;  dit 
was  het  eerste  zigtbare  teeken  van  de  nabijheid  des  vijands.  Den 
i6«»  bleek  het,  dat  nog  vijf  andere  soldaten  buiten  staat  waren 
meerdere  vermoeijenissen  te  verduren.  Onder  geleide  van  kiay 
Wira  Negara,  Hoofd  van  Awang,  zond  men  ook  deze  nog 
terug.  Nabij  Goenong  Wowong,  het  punt  waar  de  wegen 
van  Karrouw,  Dayoe  en  Sihong  te  zamenloopen,  verwachtte 
Soeta  Ono  de  eerste  vijandelijkheden.  Onze  trouwe  Dayak 
wees  Schuak  die  aan  de  spits  marcheerde,  op  een  paar  hoof- 
den die  boven  een  omgevallen  boomstam  uitstaken.  Tege- 
lijkertijd vielen  twee  schoten  waardoor  flankeur  Nageli  een 
schampschot  kreeg.  De  muitelingen  verdwenen  in  de  struiken, 
en  Strengaerts  vond  geen  vijand,  toen  hij  met  15 bajonetten 
den  omtrek  doorzocht.  Te  kampong  Rodok,  in  het  vorige 
jaar  door  Schiff  verbrand ,  werd  het  bivak  betrokken  en  (den 
17«')nis'tdag  gehouden.  Drie  patrouilles  gingen  in  verschillende 
rigtingen  op  verkenning  uit.  Die  onder  Strengaerts  sterk  23 
bajonetten  en  40  Sihongers  in  oostelijke  rigting,  werd  uit  de 
struiken  beschoten  en  kreeg  twee  gewonden ;  zij  legde  twee 
huizen  in  de  asch  en  vernielde  eenige  vnichtboomen.  Een 
andere  onder  Wijndels  hoorde  de  kogels  vliegen,  die  een 
onzigtbare  vijand  op  haar  afzond;  terwijl  de  derde  geen 
ontmoetingen  had. 

Soeta  Ono  waarschuwde  Schuak  om  voortaan  voorzigtigte 
zijn  met  het  gebruiken  van  vruchten  en 'van  water  uit  kleine 
riviertjes,  daar  de  Dayaks  de  gewoonte  hebben  die  in  tijd 
van  oorlog  te  vergiftigen. 

Bij  kampong  Pondjong  Talling,  moest  (18  Mei)  een  20  voet 
breede  rivier  worden  overgetrokken.  Het  ontbrak  de  kolonne 
ten  eenenmale  aan  gidsen ;  daarom  volgde  men  slechts  den 
weg  in  noord-oostelijke  rigting  waarlangs  Antassari  vroeger 


Digitized  by  VjOOQIC 


46 

gcgaaa  was.  Een  Sihonger  aan  de  spits  marcherende ,  werd 
door  een  randjoe  gewond ;  de  achterwacht  zag  eenige  gewa- 
penden.  Dien  dag  en  den  volgenden  had  men  geen  an- 
dere vijanden  te  bekampen,  dan  den  regen,  den  modder  en 
de  bloedzuigers;  doch  den  20«°  had  voornamelijk  de  voor- 
hoede veel  van  't  geweervuur  uit  bedekte  stellingen  te  lijden. 
Wijndels,2  flankeursen  vijf  fuseliers  werden  buiten  gevecht  ge- 
steld, en  twee  Sihongers  doodeUjk  getroffen.  De  vijand  werd 
echter  verdreven;  daarna  marcheerde  men  onder  zware  regen- 
buijen  door.  Nu  reeds  begon  de  voorraad  rijst  en  gedroogde 
visch  te  bederven.  In  den  volgenden  nacht  verdween  het 
Hoofd  van  kampong  Jahr  met  90  man ;  daar  de  hulptroepen 
voornamelijk  dienst  deden  van  koelies,  moesten  de  vrachten 
over  de  andere  dragers  verdeeld  worden. 

Onophoudelijke  regenbuijen  en  een  steenachtige  bodera 
maakten  (den  21*"°)  den  marsch  niet  gemakkelijk;  gedurig 
vielen  er  scholen.  Tegen  het  middaguur  was  Strengaerts  ver- 
pligt  met  den  stormpas  den  vijand  te  verjagen  uit  een  natuur- 
lijke versterking  van  groote  zandsteenen  waardoor  het  pad 
liep.    Ten  3  uur  vond  men  een  geschikte  bivakplaats. 

Den  2i2««»  Mei  ging  het  weer  verder  tot  3  uur ;  de  flankeur 
Jöster  werd  gewond  door  het  vuur  dat  nu  en  dan  op  de  flan- 
ken knalde.  Een  patrouille  die  het  pad  verkende,  dat  den 
volgenden  dag  moest  gevolgd  worden,  vond  een  uitgestrekte 
verhakking,  gewone  voelrandjoe's  op  het  pad  en  buikrand- 
joe's  in  de  rivier,  's  Anderen  daags  trok  men  die  versperring 
om,  zonder  weerstand  te  ondervinden.  De  spits  stootte  op  een 
woning  waaruit  eerst  eenige  schoten  vielen  en  die  daarop  ijlings 
ontruimd  werd.  Nadat  de  vruchtboomen  omgehakt  en  het 
huis  aan  de  vlammen  prijs  gegeven  waren,  trok  men  ver- 
der door  een  bamboebosch  en  kwam  op  een  grooten  ladang 
met  vijf,  pas  verlaten  woningen.  Hier  liet  Schuak  het  bivak 
opslaan ,  het  onrijpe  graan  vernielen  en  de  rijpe  padie  verza- 
melen. Digt  bij  het  bivak  stroomde  een  riviertje  dat  volgens 


Digitized  by  VjOOQIC 


47 

Soeta  Ono  de  s.  Siaang  moest  zijn,  die  in  s.  Ayo  uitliep. 
Om  zich  hiervan  te  overtuigen  ging  Ie  Rutte  met  Soeta  Ono 
en  een  volgeling  in  een  kleine  djoekong  de  soengej  af  en 
ontdekte  werkelijk  een  70  voet  breede  rivier.  Schuak  besloot 
toen  van  rigting  te  veranderen,  de  Ayo  af  te  zakken,  met  den  sle* 
per  van  Os  de  Barito  en  Mantallat  op  te  stoomen  en  Tongka 
van  die  zijde  te  naderen.  Het  dagelijks  toenemend  getal  zieken 
en  gewonden,  het  bederf  der  vivres ,  het  te  voorzien  gebrek 
aan  munitiën  en  het  gemis  van  gidsen  waren  geldige  redenen 
om  den  marsch  over  land  te  staken. 

Onmiddelijk  werd  een  begin  gemaakt  met  rakits  of 
vlotten  te  maken ,  waartoe  de  zware  ladangboomen  geveld  en 
naar  de  soengej  gesleept  werden. 

Vroeg  in  den  morgen  van  24  Mei  ging  Stoecker  een  weg 
over  land  naar  de  s.  Ayo  zoeken.  Langs  een  modderig 
pad  bereikte  hij  na  eenigen  tijd  de  rivier  en  zag  een  kam- 
pong  (Kwalla  Sinang)  en  een  groote  djoekong  met  tien  ge- 
wapende Dayaks  aan  de  overzijde.  Op  het  vallen  van  een 
paar  geweerschoten,  sprongen  de  Dayaks  over  boord,  voer- 
den een  gewonden  makker  mede  en  verdwenen  in  de  strui- 
ken. De  flankeurs  Yiani  en  Koster  sprongen  daarop  in  de 
rivier ,  zwommen  naar  de  overzijde  en  maakten  zich  van  het 
vaartuig  meester,  dat  later  de  kolonne  van  ongeloofelijk  veel 
nut  was.  Stoecker  trok  nu  de  rivier  over,  verkende  den  kam- 
pong,  maakte  er  eenige  geilen»  varkens  en  kippen  buit,  liet 
den  sergeant-majoor  Bouwmeester  met  24  bajonetten  daar 
stand  houden  en  ging  met  eenige  manschappen  terug,  om 
Schuak  zijn  rapport  te  brengen. 

Strengaerts  kreeg  nu  last  om  met  twee  voltooide  vlotten  de 
Sinang  af  te  zakken;  eenige  Sihongers  waren  hem  behulp- 
zaam in  het  opruimen  der  hindernissen.  Schuak,  die  zich  in- 
middels naar  Kwalla  Sinang  had  begeven,  liet  aanstonds  100 
man  hulptroepen  ontbieden  om  ook  daar  vlotten  te  maken. 
Een  djoekong  met  vivres  door  2  flankeurs  begeleid,   werd 


Digitized  by  VjOOQIC 


48 

plotseling  uit  de  struiken  beschoten  en  verloor  een  roeijer, 
terwijl  een  ander  gekwetst  werd.  Dit  bewoog  den  expeditie- 
kommandant  nog  dien  dag  de  geheele  kolonne  te  Kwalla 
Sinang  te  vereenigen.  Tegen  6  uur  's  avonds  was  het  bi- 
vak aan  de  s.  Ayoe  betrokken. 

Den  volgenden  morgen  (25  Mei)  gingen  er  patrouilles  uit  tol 
verkenning  van  den  omtrek,  terwijl  een  afdeeling  Sihongers 
de  achtergebleven  vlotten  haalde  en  een  andere  een  be- 
gin maakte  met  de  vernieling  der  vruchtboomen.  Met  ijver 
werd  ook  den  volgenden  dag  aan  de  voltooijing  der  vlot- 
ten gewerkt ;  de  geest  der  troepen  was  uitmuntend.  Dat  de 
arbeiders  niet  verontrust  werden  door  de  Dayaks,  bevreemdde 
Soeta  Ono  niet,  daar  hij  de  wijze  van  oorlogvoeren  zijner  lands- 
lieden kende.  Naar  zijne  meening  bereidden  zij  zich  thans 
voor,  om  de  kolonne  te  water  te  bestoken. 

Eindelijk  brak  de  dag  aan  (27  Mei),  waarop  de  flotille 
de  rivier  zou  afzakken.  De  vivres  en  munitie,  zooveel  mo- 
gelijk gedroogd,  werden  op  de  vlotten  gebragt;  daarna  gin- 
gen de  manschappen  er  op  over.  Twee  honderd  Sihongers, 
die  geen  plaats  vonden,  moesten  bij  de  achterwacht  langs 
den  oever  marcheren;  't  was  een  treurige  noodzakelijkheid, 
daar  de  vlotten  reeds  overladen  waren  en  een  halven  voet 
onder  water  zonken.  In  de  volgende  orde  werd  de  rivier 
afgezakt :  een  korporaal  met  5  man  in  een  djoekong  tot 
spits;  een  vlot  met  32  man  en  een  mortier  onder Stoecker , 
hierop  bevond  zich  Schuak;  een  tweede  vlot  met  20  man; 
een  groot,  overdekt  vlot  met  de  zieken  en  10  man  bedek- 
king; een  vierde  vlot  met  de  rest  der  kolonne  onder  Stren- 
gaerts.  Op  elk  vlot  waren  voor  en  achter  eenige  Sihongers  ge- 
plaatst, ieder  voorzien  van  een  lang  rottantouw  om  vast  te 
leggen,  en  een  lange  bamboe  om  af  te  zetten. 

Een  uur  benedenstrooms  was  de  rivier  reeds  versperd  door 
een  groeten  boom;  de  stroom  had  hem  evenwel  zooveel  te- 
gen den  oever  gedreven,  dat  de  vlotten  er  nog  evenvoori)ij 


Digitized  by  VjOOQIC 


49 

konden.  Aan  een  ladang  werd  halt  gehouden;  de  padie  ver- 
nield en  van  een  woning  een  vlot  gemaakt,  vtraarop  een  deel 
der  hulpbende  plaats  nam. 

Bij  Makoe  Iladji  had  het  kampongshoofd  goesti  Omar  met 
een  zwaren  boom  een  versperring  daargesteld.  Tegen  6  uur 
's  avonds  werd  op  beide  oevers  positie  genomen  en  de  boom 
bij  fakkelliclit  doorgekapt,  zoodat  ten  2  uur  na  middernacht  de 
doortogt  mogelijk  was.  Nu  en  dan  waren  er  schoten  ge- 
vallen, echter  zonder  te  schaden.  Van  de  woning  van  Ma- 
koe  Hadjie  maakten  de  Sihongers  weder  een  nieuw  vlot.  In 
dien  nacht  viel  er  veel  regen;  de  stroom  werd  sterker. 

Nadat  de  zieken  en  gekwetsten,  die  gedurende  den  ganschen 
nacht  in  het  water  hadden  gelegen,  op  het  nieuwe  vlot  waren 
overgebragt,  werd  de  logt  (den  28«°)  voortgezet.  Waar  huizen 
stonden,  onlscheeplen  eenige  manschappen  om  ze  te  onderzoe- 
ken en  te  verbranden.  Eenmaal  de  bewoonde  streek  voorbij , 
ging  het  verder  tusschen  digte  bosschen,  waaruit  gedurig  scho- 
ten vielen ;  flankeur  Nageli  werd  door  twee  kogels  getroffen;  ook 
een  Sihonger  kreeg  een  kogel-,  een  oflicier  een  pijlwond. 
Om  de  oevers  schoon  te  vegen ,  was  men  verpligt  dikwijls 
Ie  stoppen.  Op  het  signaal  van  halt  zwommen  twee  Sihon- 
gers van  elk  vlot  naar  den  oever,  en  sloegen  behendig 
het  roitantouw  om  een  boomstam.  Brak  het  touw  door 
den  hevigen  schok,  dan  kwamen  de  vlotten  in  botsing 
en  sloeg  er  ligtelijk  iemand  in  't  water.  Steeds  geweerscho- 
ten wisselende,  bereikte  men  een  ladang,  waar  de  Sihon- 
gers werden  ingewacht.  Een  inlandsch  fuselier  van  het  zie- 
kenvlot  viel  bij  een  onverwachten  schok  in  het  water,  doch 
werd  door  Ie  Rutte  en  een  Dayak  gered.  Bij  het  vallen  der 
duisternis  werden  de  vlotten  vast  gelegd;  het  afdrijven  in 
den  nacht  was  zelfs  bij  helder  weder  te  gevaarlijk.  Dezen 
nacht  (van  28  op  29  Mei)  viel  de  regen  met  stroomen  uit  het 
dikke  wolkendek;  aan  slapen  viel  niet  te  denken.  Nageli  die 
veel  geleden  had ,  stierf  in  den  morgen.    Toen  kwamen  ook 

II.  4 

Digitized  by  VjOOQIC 


50 

de  Sihongers,  die  den  nacht  halverlijf  in  den  modder, 
zonder  eten,  hadden  doorgebragt,  klappertandend  van  koude 
aan.  Schuak  liet  aan  ieder  koelie  een  handvol  verzuurde  rijst 
met  de  helft  van  een  gedroogd  vischje  verstrekken  en  gaf  daar- 
na het  teeken  om  de  touwen  los  te  maken.  Tegen  half  twee 
werd  er  nog  eens  gestopt  bij  een  ladang,  waarop  een  groot 
huis  en  verscheidene  pisangboomen  stonden.  Daar  vervaar- 
digde men  wederom  twee  groote  vlotten,  waarop  thans  alle 
Sihongers  ingescheept  konden  worden.  De  vijand  onderhield 
den  ganschen  dag  een  onschadelijk  vuur;  slechts  één  fuse- 
Uer  kreeg  een  pijlwond. 

Veertien  groote  en  drie  kleine  vlotten  zakten  den  30*^" 
Mei  de  rivier  af.  Spoedig  begon  het  vuur  weder  aan  de  beide 
oevers  en  daar  de  rivier  nog  meer  gezwollen  was,  viel  er 
aan  flankdekking  niet  te  denken.  Op  het  ziekenvlot,  dat 
door  zijne  grootere  afmetingen  bijzonder  de  aandacht  des 
vijands  trok,  werden  de  meeste  projectielen  afgezonden.  De 
ziekenoppasser  Ziegehardt  viel  door  twee  kogels  getroflen.  Op 
het  midden  van  den  dag  werd  er  voor  de  laatste  maal  gekookt ; 
de  bedorven  rijst  was  ter  naauwernood  eetbaar.  Het  gebrek 
werd  grooter,  de  laatste  genever  in  den  morgen  van  den31«" 
verstrekt.  Ook  de  voorraad  patronen  was  bijna  uitgeput.  Op 
verzoek  van  Ie  Rutte  voer  het  ziekenvlot  dien  dag  bij  de  ach- 
'terwacht;  de  toestand  der  zieken  en  gekwetsten  was  ver- 
schrikkelijk, en  daar  de  vijand  het  groote  vlot,  in  het  midden 
varende,  waarschijnlijk  voor  dat  van  den  kommandant hield, 
hoopte  Ie  Rutte  het  in  de  achterhoede  meer  te  vrijwaren 
voor  de  vijandelijke  kogels.  Tot  voorkoming  van  ongelukken 
liet  men  de  vlotten  op  een  ouderlingen  afstand  van  2  è  300 
pas  afdrijven. 

Tegen  8  uur  bij  een  bogt  der  rivier  gekomen,  ontving 
de  spits  een  salvo  van  den  oever;  het  eerst  volgend  vlot 
onder  Stoecker  door  den  snellen  stroom  niet  tijdig  ge- 
stopt,  werd  eveneens  fel  beschoten  en  nog  een  eind  voort- 


Digitized  by  VjOOQIC 


51 

gesleept.  Naauwelijks  was  het  de  plaats  voorbij,  vanwaar 
het  vuur  uitging,  of  twee  reusachtige  boomen  vielen  onder  het 
krijgsgeschreeuw  van  een  honderdtal  Dayaks  juist  achter 
het  vlot  in  de  rivier.  Voor  het  eerst  zag  men  den  vijand. 
Schuak's  vlot  liep  met  een  zwaren  schok  tegen  een  boom. 
Hij  en  Stoecker  beantwoordden  het  vuur  evenwel  zóó  goed, 
dat  den  vijand  de  tijd  ontbrak  een  derden  boom  te  doen  val- 
len en  reeds  grootendeels  teruggetrokken  was  voor  dat  men 
voet  aan  wal  kon  zetten.  De  gewonde  kanonnier  Storm 
had  met  veel  juistheid  een  granaat  te  midden  van  den  vijan- 
delijken  drom  geworpen ;  dit  had  den  vijand  op  de  vlugt  doen 
slaan.  Slechts  enkele  voorvechters  moesten  door  de  bajonet- 
ten verdreven  worden.  De  sergeant-majoor  Bouwmeester  en 
de  fuselier  Saridin  sneuvelden.  Een  inlandsche  fuselier,  acht 
Europesche  soldaten  en  twee  kettinggangers  waren  zwaar, 
vijf  Sihongers  ligt  gewond.  Stoecker  was  door  twee  kogel- 
scholen  buiten  gevecht  gesteld;  Slrengaerts  had  een  vergiftig 
pijltje  in  het  oog  van  een  borstknoop  gekregen.  Onder  de 
voorwerpen  die  in  menigte  over  boord  waren  geslagen,  toen 
de  vlotten  met  kracht  tegen  de  gevallen  boomen  aandreven , 
bevond  zich  ook  het  laatste  vat  spek  en  vleesch. 

Onderwijl  de  soldaten  de  oevers  zuiverden  en  de  laatste  vij- 
anden uit  hunne  gepalissadeerde  stellingen  verjoegen,  ruim- 
den de  inlanders  de  versperring  op.  Twee  uren  later  werd 
de  logt  vervolgd,  en  daar  het  terrein  hier  toeliet  langs  den 
oever  te  marcheren,  dekten  twee  patrouilles  onder  Stren- 
gaerts  en  sergeant-majoor  Weidner  de  flanken.  Toen  tegen  den 
avond  halt  werd  gehouden,  en  de  lijken  van  de  gesneuvelden 
onder  takken  en  groen  in  het  bosch  begraven  waren,  zond 
Schuak  4  Sihongers  met  een  kleine  sampang  de  rivier  af,  om 
zoo  doende  de  Boni  te  bereiken  en  haar  met  den  toestand 
der  kolonne  bekend  te  maken. 

Op  dien  dag  vol  tegenspoed  volgde  een  nacht  zonder  rust 
of  verkwikking.    Onophoudelijk  ontlastten  zich  zware  regen- 


Digitized  by  VjOOQIC 


S2 

wolken ;  H  was  onmogelijk  een  wachtvuur  te  ontsteken,  water 
te  koken  of  eten  te  bereiden ;  een  weinig  rijst,  was  het  eenige 
voedsel ,  als  de  geheel  bedorven  rijst  nog  voedsel  mogt  ge- 
noemd worden.  Vooral  de  zieken  en  gewonden  waren  diep  te 
beklagen.  De  ongelukkigen  lagen  doornat  uitgestrekt  op  het 
ziekenvlot,  waarop  zich  een  ondragelijke  slank  begon  Ie  ont- 
wikkelen; velen  met  den  dood  voor  oogen,  waren  toch  ge- 
lalen, anderen  kermden  van  smart  en  pijn.  Ongeloofelijk 
lang  scheen  een  ieder  die  nacht  toe,  en  toen  de  eerste 
teekenen  van  den  naderenden  dageraad  in  het  oosten  zigt- 
baar  werden,  was  de  order  lot  opbreken  aan  allen  welkom, 
was  het  voor  hen  die  nog  niet  geheel  uilgeput  waren  een 
geluk  ,  de  stroeve  leden  in  beweging  te  kunnen  brengen  en 
langs  den  oever  door  het  water  te  mogen  marcheren  tol 
dekking  der  vlotten.  Langzaam  (1  Junij)'^ging  het  voorwaarts, 
tot  dat  de  troepen  aan  den  linkeroever  ten  elf  uur  op  een  klein 
riviertje  stuitten,  dat  nu  door  den  hoogen  waterstand  in  een 
diepen  stroom  was  veranderd.  Men  was  verpligi  hier  nieuwe 
vlotten  te  maken;  want  de  vlotten  der  hulptroepen  waren 
achtergebleven  niettegenstaande  Schuak  bevolen  had  om  elk 
vlot  met  8  man  te  bezetten.  Na  het  gebeurde  van  den  vo- 
rigen  dag  waren  de  vrees  en  angst  der  Sihongers  onbeschrijfe- 
lijk. De  wakkere  Soeta  Ono,  die  zich  in  alle  opziglen  boven 
zijne  landslieden  onderscheidde,  verzocht  en  verkreeg  toe- 
slemming om  met  tien  volgelingen  terug  te  roeijen,  ten 
einde  de  achtergeblevene  vlotten  te  halen.  Aan  het  voort- 
zetten van  den  logt  kon  dien  dag  niet  meer  gedacht  wor- 
den, hoewel  ieder  uur  oponthoud  de  kans  vergrootte  om 
den  hongerdood  te  sterven.  Ofschoon  de  voorraad  van  ge- 
heel bedorven  rijst  en  van  visch,  nog  slechts  voor  50  man 
voldoende  was,  dacht  loch  niemand  er  aan,  de  hulptroepen 
aan  hun  lot  over  te  laten. 

Wederom  volgde  er  een  lange  nacht,  een  nacht  nog  somber- 
der dan   de  vorige,  want  de  ellende  nam  van  oogenblik  lot 


Digitized  by  VjOOQIC 


c/: 


Digitized  by  VjOOQIC 


Pü8LiCLI3:^A»> 


ASrrOR,  LEMOX  AMD 
TILDEN  FOUNDATIOMS 


Digitized  by  VjOOQIC 


63 

oogenblik  toe;  iedereen  zag  het  hagchelijke  van  den  toestand  in, 
ongeloorelijk  traag  gingen  de  uren  voorbij.  Slil  en  lijdzaam, 
uitgeput  en  zwijgend  zaten  de  manschappen  neder,  met 
hunne  gedachten  ver  van  de  heillooze  plaats  waar  de  dood 
hen  verachtte.  Geen  enkel  gerucht  in  de  zware  bosschen  die 
de  oevers  bedekten;  geen  enkel  geluid  van  een  nachtvogel; 
geen  enkele  kreet  van  den  Dayak  in  de  wildernis;  niets  dan 
het  kabbelen  van  den  stroom  tegen  de  vlotten  deed  zich 
hooren. 

Daar  klinkt  eensklaps  een  kanonschot  in  de  verte !  Als  door 
een  onzigtbare  magt  gedreven,  rijst  ieder  op,  en  nog  hebben 
de  luchttrillingen  niet  opgehouden,  of  reeds  weergalmt  een 
luid  hoera!  over  de  oppervlakte  van  het  water.  Dat  schot 
moet  van  de  Boni  komen,  dal  schot  beteekent  hulp,  voed- 
sel, redding;  dat  schot  stort  balsem  in  het  hart  van  den 
lijdende,  schenkt  kracht  aan  den  zwakke,  wekt  hoop  op  in 
het  gemoed  van  den  neerslagtige.  De  droevige  wanhoop  maakt 
plaats  voor  uitbundige  vreugde;  nog  eens  klinken  blijde 
juichloonen;  de  zieken  zelfs  voegen  hunne  zwakke  stemmen 
daarbij,  en  over  het  bleeke  gelaat  van  den  stervende  gaat 
nog  een  glimlach. 

Geduldig  werd  de  dag  afgewacht;  tegen  8  uur  kwam 
Soeta  Ono  met  de  vlotten  afdrijven ,  en  spoedig  daarop  ging 
de  ko!onne  verder.  Het  lijk  van  den  korporaal  Bosch,  die 
nog  voor  het  afvaren  aan  zijne  wonden  overleed,  werd  in 
de  struiken  neergelegd  en  met  bladeren  bedekt.  Een  uur 
later  kwam  men  aan  een  punt  waar  de  vijand  de  flotille  af- 
wachtte. Ter  beantwoording  van  het  lilla-  en  geweervuur, 
waardoor  weder  een  fuselier  gewond  werd ,  wierp  men  een 
granaat  tusschen  den  vijand,  met  dat  gevolg,  dat  deze  de 
vlugt  nam.  De  mortier,  met  rottan  vastgesjord,  sloeg  bij 
dit  schot  van  het  vlot  en  verdween  in  de  diepte.  Te  ver- 
geefs werd  er  naar  gedoken;  veel  tijd  kon  niet  verloren 
worden  en  Schuak  liet  verder  gaan.    Door  den  vijand  opge- 


Digitized  by  VjOOQIC 


54 

vischl,  kwam  die  mortier  (volgens  latere  mededeelingen  van  een 
gevangene)  in  het  bezit  van  Antassari.  Wederom  blies  een 
zwaargewonde  flankeur  den  laatsten  adem  uit.  Steeds  beschoten 
van  den  oever,  ging  men  langzaam  door,  totdat  na  eenigen 
tijd  nogmaals  het  signaal  van  halt  klonk.  De  vijand  werd 
te  talrijk,  schoot  uit  lilla's,  hief  bij  voortduring  zijn  zege- 
vierend krijgsgeschrei  aan  en  moest  noodzakelijk  verdreven 
worden.  Voet  voor  voet  terugtrekkend,  verdedigde  hij  zich 
nog  eenige  oogenblikken  achter  zijne  palissadering;  doch 
toen  Strengaerts,  met  15  man  het  ontscheepte  detachement 
kwam  versterken,  nam  hij  de  vlugt,  na  nog  eenmaal  een 
verwoed  krijgsgeschreeuw  te  hebben  aangeheven.  Gelukkig 
kostte  ons  dit  oponthoud  slechts  één  gewonde. 

't  Was  half  zes  geworden,  voordat  de  troepen  aan  boord 
der  vlotten  terug  waren  en  er  weder  voorwaarts  gekom- 
mandeerd  werd.  Bij  den  eersten  bogt  lag  een  pas  gekapte 
zware  boom,  dwars  over  den  stroom;  een  tweede  stond 
op  het  vallen;  gelukkig  bleef  er  ruimte  genoeg  over  om  de 
vlotten  er  langs  te  voeren.  Bij  het  halt  houden,  zonk  Schuak 
van  vermoeijenis  neer  en  nam  Strengaerts,  wiens  beenen 
geheel  ontveld  waren,  doch  die  zijn  dienst  geen  oogen- 
blik  had  behoeven  te  staken,  het  kommando  voor  eenige 
uren  op  zich. 

Toen  de  duisternis  inviel,  maakte  Soeta  Ono,  vergezeld 
van  twee  der  zijnen,  een  verkenning  benedenstrooms  en 
vond  in  de  nabijheid  een  zware  versperring  van  omge- 
kapte hoornen,  die  de  doorvaart  geheel  belemmerden.  Men 
besloot  dadelijk  handen  aan  het  werk  te  slaan  en  de 
versperring  gedurende  den  nacht  op  te  ruimen.  Met  eten 
werd  geen  tijd  verloren;  er  viel  niet  meer  te  eten.  't  Was 
van  het  hoogste  belang  den  vijand  vooruit  te  komen.  Hem 
met  kogels  te  verdrijven,  zou  niet  lang  meer  volgehouden 
kunnen  worden;  er  bleven  nog  slechts  twee  patronen  voor 
ieder  man  over.    Hem  met  de  bajonet  te  lijf  gaan,  daartoe 


Digitized  by  VjOOQIC 


55 

zouden  spoedig  de  krachten  ontbreken.  Met  walging  sloeg  men 
een  handvol  bedorven  rijst  naar  binnen  en,  terwijl  Slren- 
gaerts  en  Soeta  Ono  met  de  hulptroepen  in  stille  de  versper- 
ring opruimden,  wachtte  men  met  ongeduld  den  dag  ar.  De 
hoop  op  hulp  was  aanmerkelijk  verüaauwd.  Het  schot  voor 
dat  van  de  Boni  gehouden,  kon  wel  een  lillaschot  des  vijands, 
misschien  het  geknal  van  een  orastortenden  boom  geweest 
zijn.  Bij  de  eerste  schemering  brak  men  in  alle  stilte  op; 
de  vlotten  der  soldaten  gingen  ditmaal  voor,  om  krachtiger 
te  kunnen  optreden;  die  der  hulptroepen  volgden.  Men  had 
vooraf  de  lijken  van  Iwee  man.  Pels  en  Kalidin,  in  het  riet 
nedergelegd.  Eenigen  tijd  ging  alles  goed;  reeds  waande 
men  den  vijand  vooruit  en  het  gevaar  ontgaan  te  zijn,  toen 
ten  8  uur,  op  den  rcgteroever  het  vuur  weer  begon,  de  ko- 
gels over  de  vlotten  vlogen  en  een  man  getroffen  werd.  Een 
half  uur  later  hield  de  voorhoede  een  oogenblik  halt  bij  een 
ladang,  om  de  overige  vlotten  in  te  wachten.  Op  het  zien 
van  vruchtboomen  en  suikerriet,  waren  de  inlanders  niet  meer 
ie  houden;  zij  sprongen  van  de  vlotten  en  zwommen  naar 
den  oever  om  hun  honger  met  vruchten  te  sullen.  Moest 
hier  wéér  gewacht  worden?  onmogelijk!  Ook  de  soldaat 
leed  honger;  hoe  ver  men  van  de  Barito  verwijderd  was, 
wist  niemand;  er  mogt  dus  geen  minuut  verloren  worden. 
Het  signaal  van  voorwaarts  klonk  onverbiddelijk,  en  de  hulp- 
benden bleven  achter. 

Kort  daarop  ziet  de  spits  een  djoekong  den  stroom  op- 
roeijen;  een  der  opvarenden  houdt  een  brief  in  de  hoogte.  Een 
onbeschrijfelijke  gewaarwording  maakt  zich  van  ieder  mees- 
ter. God  lof!  er  zal  redding  komen.  Een  luide  kreet  van 
dankbaarheid  ontsnapt  aan  het  vol  gemoed  en  weergalmt 
van  vlot  tot  vlot.  De  Boni  is  drie  uren  de  Ayo  opgestoomd 
en  zal  binnen  het  uur  bereikt  worden ! 

In  den  morgen  van  den  1«"  Junij  hadden  de  vier  Sihon- 
gers,   door  Schuak  uitgezonden,   de   Boni  aan  de  monding 


Digitized  by  VjOOQIC 


56 

der  rivier  bereikt.  Voorzien  van  eenige  levensmiddelen  waren 
zij  eenige  uren  later  teruggeroeid ,  doch  op  een  verspeiring 
stootende,  verpligt  geweest  weder  af  te  zakken.  Uitgelokt 
door  een  geldelijke  belooning,  beproefden  zij  den  volgenden 
dag  nogmaals  de  rivier  op  te  gaan,  terwijl  de  kommandant  een 
kanonschot  loste  om  van  zijne  tegenwoordigheid  te  doen  blijken. 
Denzelfden  dag  kwam  de  Celebes,  en  den  3^°  ging  de  Boni 
met  A  gewapende  sloepen  op  sleeptouw  de  rivier  op,  onder 
kommando  van  den  luitenant  ter  zee  ^^  klasse  van  der  Star. 

Toen  de  Boni  bereikt  was ,  zonk  menig  brave,  die  zich  tot 
nu  toe  alleen  door  geestkracht  op  de  been  had  gehouden, 
van  uitputting  ineen.  Er  vloeiden  tranen.  Aan  de  zieken 
en  gekwetsten  werd  de  eerste  hulp  verleend;  daarna  voed- 
sel verstrekt  aan  de  overigen.  Gezond  waren  er  op  dat 
oogenblik  weinigen;  de  meeslen  hadden  verwonde  voeten ,  ve- 
len geheel  ontvelde  beenen. 

Van  der  Star  wilde  met  de  Boni  en  gewapende  sloepen 
de  Ayo  verder  opgaan  om  de  hulptroepen  op  te  zoeken, 
waarvan  er  behalve  het  vlot  met  de  gekwetsten,  nog  250 
ontbraken ;  doch  Schuak  achtte  het  onraadzaam,  om  het  stoom- 
schip bloot  te  stellen  aan  de  boomen  die  op  vallen  stonden. 
Bovendien  viel  het  water,  en  was  het  waarschijnlijk  dat  de 
Sihongers  in  de  bosschen  gevlugt  waren. 

De  Boni  stoomde  dus  naar  de  monding  terug  en  wachtte 
daar  de  overige  vlotten  af.  Één  verlaten  vlot  was  alles  wat 
dien  dag  kwam  afdrijven.  Toen  ging  Soeta  Ono  met  tom- 
monggong  Djaya  en  10  Sihongers  des  avonds  nog  naar  bo- 
ven en  bragt  den  volgenden  morgen  de  tijding  mede,  dat 
hij  alle  vlotten  verlaten  en  op  een  de  kenteekenen  van  een 
bloedige  worsteling  gevonden  had.  Het  lot  dier  ongelukki- 
gen,  die  geen  enkel  uur  meer  weerstand  hadden  kunnen 
bieden  aan  den  nijpenden  honger,  viel  niet  te  betwijfelen.  De 
Celebes  bleef  evenwel  achter  om  de  vlugtelingen  op  te  ne- 
men, en  de  Boni  bragt  4  Junij  de  kolonne  naar  Mengkatip 


4 


Digitized  by  VjOOQIC 


67 

terug,  's  Anderen  daags  kwam  majoor  Yerspijck  met  75  man 
infanterie  onder  kapitein  Bruigom  op  de  Suriname  daar 
aan;  geen  berigt  van  Schuak  ontvangende,  had  hij  last  ge- 
zonden om  van  Amoen thay  onverwijld  een  kolonne,  (dienstdoende 
officier  Backerus  met  50  man,  20  kettinggangers  en  82  koelies) 
over  Tandjong  naar  Tameang  Layang  te  laten  oprukken, 
terwijl  hij  zelf  langs  de  rivier  zijne  soldaten  ter  hulp  snelde. 
Later  vernam  men  de  lotgevallen  der  Sihongers.  Naau- 
welijks  was  de  kolonne  uit  het  gezigt  geraakt,  of  200 
Dayaks  kwamen  in  een  tiental  groote  rankangs  uit  kleine 
soengej's  te  voorschijn  en  openden  hun  vuur  op  de  vlotten. 
Ontdekkende  dat  zij  alleen  met  Borneoten  te  doen  hadden, 
vielen  zij  met  het  blanke  wapen  in  de  hand  op  de  vlotten 
aan.  De  Sihongers  gaven  zich  zonder  tegenstand  over  en 
werden  gevankelijk  weggevoerd.  Drie  zieken,  die  niet  gaan 
konden,  sloeg  men  het  hoofd  af;  het  Hoofd  van  Dayoe, 
pembekkel  Djabok,  onderging  na  eenige  martelingen  het- 
zelfde lot.  De  gevangenen  werden  verkocht  aan  Dayaksche 
Hoofden  en  moesten  in  de  rijstvelden  arbeiden.  Het  gelukte 
echter  aan 'de  meesten  vroeg  of  laat  te  ontvlugten;  want 
een  jaar  later  ontbrak  van  de  afdeeling  die  Soeta  Ono  had 
aangevoerd,  nog  slechts  een  dertigtal  mannen,  waarvan 
volgens  zekere  berigten  bereids  elf  overleden  waren. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK    V. 


GUBRILLA-KRIJG.    —   MARSCHEN    VAN    EEN    AANTAL    B;LEINB 
KOLONNES  NAAR  AFGELEGEN  PLAATSEN.  —   TERREINVER- 
KENNINGEN.  —  BBVOLKINGSPATROUILLES.--SCHOO- 
NE  BELOFTEN  VAN  PANGBRANG  MOEDA.  —  MEI  1861. 

Goesti  Kapitan  en  Taha,  die  zich  lang  in  de  ongenaakba- 
re moerassen  van  de  Boven-AIalak  hadden  staande  gehou- 
den en  daardoor  gedurig  aanleiding  gaven  tot  geruchten  van 
aanvallen  op  Marabahan  en  Bandjermasin ,  kwamen  met  een 
vijftigtal  huisgezinnen  in  onderwerping,  legden  den  eed  van 
getrouwheid  aan  het  gouvernement  af  en  vestigden  zich  in 
de  kampongs  S.  Oellak  en  Bambangan,  die  het  bestuur  hun 
tot  verblijfplaats  aanwees. 

De  dappere  van  der  Wijck ,  wiens  naam  wij  bij  zoo  menig 
gevecht  met  roem  mogten  ter  neerschrijven,  bezweek  in  het 
begin  der  maand  Mei,  ten  gevolge  van  de  doorgestane  ver- 
moeijenissen. 

In  de  nabijheid  van  Martapoera  vertoonden  zich  nu  en  dan 
vijandelijke  benden,  die  door  patrouilles  der  bevolking,  ver- 
sterkt met  eenige  verkleede  soldaten,  opgezocht  werden  en  waar- 
aan bij  een  paar  gelegenheden  eenig  verlies  toegebragt  werd. 
Den  30^"  April  was  de  dd.  officier  Coenen  met  30  bajonetten 


Digitized  by  VjOOQIC 


69 

uitgerukt  naar  de  plaats  waar  het  postgeleide  gedurig  werd 
beschoten.  Hij  vond  dien  dag  slechts  eenige  wachthuizen 
in  het  woud  en  bivakkeerde  te  Sampan  dat  door  de  bevol- 
'king  was  verlaten.  Den  i^  Mei  stootte  hij  op  een  groote 
verhakking  en  bereikte  ten  1  uur eenladang,  waareen  twin- 
tigtal  gewapende  mannen  bezig  was  padie  te  snijden; 
na  hunne  geweren  te  hebben  gelost,  kozen  zij  het  hazen- 
pad.  Een  groote  voorraad  padie  in  1:2  woningen  opgesta- 
peld, viel  Goenen  in  handen.  Een  paar  uren  later  trof  hij 
op  een  anderen  ladang  een  dertigtal  vijanden  aan,  die  de 
soldalen  tot  den  strijd  uitdaagden.  Eenige  welgerigte 
schoten  waren  evenwel  voldoende  om  hun  strijdlust  te 
bekoelen  en  hen  op  de  vlugt  te  jagen.  Een  inlander  kreeg 
bij  de  vervolging  een  kogel  in  den  rug  en  liet  toen  het 
kind  vallen  dat  hij  in  de  armen  droeg,  om  zich  in  de  struiken 
te  redden.  Goenen  maakte  eenige  wapens  buit,  vernielde  ook 
hier  den  voorraad  padi  een  keerde  naar  Moengoe  Thayor  terug. 
Cavaljé  rukte  den  5<^"  Mei  met  30  bajonetten  uit,  om  te 
onderzoeken  of  er  nabij  Rampanang  en  Poeloe  Seriboe  vij- 
anden schuilden.  Op  het  punt,  waar  de  post  meermalen  aan- 
gevallen was,  vond  hij  randjoe's,  daarachter  een  verlaten 
bivak,  en  eindelijk  een  ladang  die  door  zestig  vijanden  ver- 
dedigd, doch  na  een  kortstondig  vuurgevecht  verlaten  werd. 
Bij  de  vervolging  ontdekte  men  elf  tot  het  dak  toe  gevulde 
padieschuren,  die  vernield  werden.  Vroegtijdig  (6  Mei)  op- 
brekende, trok  Gavaljé  langs  de  s.  Benoeong  naar  kampong 
Rampanang,  waar  de  nagenoeg  rijpe  padie  op  een  uitge- 
strekte sawah  en  een  aantal  kleine  woningen  langs  den  bosch- 
rand,  het  aanwezen  van  inlanders  deed  vermoeden.  In  het 
bosch  werd  echter  geen  spoor  der  bewoners  gevonden.  Den  7'" 
beproefde  dezelfde  officier  te  vergeefs  een  moeras  door  te  trek- 
ken, ging  toen  de  rivier  over,  baande  zich  met  den  klewang  een 
pad  door  het  hout  en  kwam  op  een  vroeger  vernielden  ladang, 
waar  een  twaalftal  inlanders  de  nog  bruikbare  padie  zochten 


Digitized  by  VjOOQIC 


60 

uit  de  puinhoopen  van  een  verbrande  woning.  Op  den  alarnw 
kreet  van  een  hunner  vlogen  allen  de  wildernis  in,  zonder  aan 
strijden  te  denken.  Even  schuchter  waren  de  muitelingen 
die  men  later  nog  zag  ontvlieden.  Den  8*"  werd  de  weg 
naar  Moengoe  Thayor  weer  ingeslagen;  de  Europeanen  had- 
den hun  schoeisel  in  het  moeras  verloren  en  marcheerden 
reeds  twee  dagen  barrevoets. 

Een  bevolkingspatrouille,  versterkt  door  eenige  verkleede 
inlandsche  soldaten,  maakte  den  ^0""^  een  verkenning  naar 
Takoetie,  een  dagmarsch  van  Martapoera  gelegen,  en  ont- 
moette een  bende  muitelingen  waarvan  er  een  gedood  en  drie 
gevangen  genomen  werden.  De  fuselier  Wongsosentiko  be- 
kwam door  een  springlans  een  ernstige  wonde.  Een  gedeelte 
der  bevolking  van  Riam  Kiwa  keerde  uit  de  wouden  terug 
en  werd  in  een  paar  groote  kampongs  vereenigd. 

Een  vijandelijke  bende  gelukte  het  den  kampong  vankiay 
Boemi  Rata  te  plunderen  en  zich  daarna  uit  de  voeten  te  maken. 

In  Riam  Kanan  ging  men  voort  de  rondzwervende  opstan- 
delingen zooveel  mogelijk  afbreuk  te  doen;  nergens  waren 
zij  sterk  genoeg  om  zich  met  de  patrouilles  te  meten.  Hadji 
Matalie  volhardde  in  het  opsporen  van  de  schuilhoeken  des 
vijands  en  trachtte  den  goesti  over  te  halen  om  in  onderwer- 
ping te  komen.  Kapitein  Boudier  en  luitenant  van  Sorgen  door- 
kruisten met  patrouilles  een  aantal  dagen  het  gewest,  be- 
zochten vele  kampongs,  doch  vonden  nergens  een  vijand 
te  bestrijden. 

Van  Vloten  maakte  den  22«"  met  38  bajonetten  een  logt 
naar  Aboelang;  hadji  Matalie  en  15  volgelingen  vergezelden 
hem.  Vijf  dagen  later  kwam  hij  met  zes  gevangenen  te 
Mengappan  terug  en  was  nu  overtuigd  dat  goesti  Issa  en 
Mata  Karsa  alleen  over  hunne  onderwerping  hadden  onder- 
handeld, om  tijd  te  winnen  tot  het  oogsten  hunner  uit- 
gestrekte sawahvelden.    Een  groot  aantal  wapens,  munitiën 


Digitized  by  VjOOQIC 


61 

en  kleedingstiikken  was  hem  in  verschillende,  tot  nu  toe 
onbekende  kampongs  in  handen  gevallen;  overal  waren  de 
rijkgevulde  padieschuren  vernield. 

Van  Oort  rukte  den  3i'"  uit  aan  het  hoofd  van  22  bajo- 
netten en  hadji  Matalie  met  18  volgelingen.  Van  Apoei  zond 
hij  kleine  patrouilles  het  land  in  om  ladangs  te  ontdekken. 
Een  aanzienlijke  padievoorraad  werd  ook  gevonden  te  Goe- 
nong,  waar  iBoeyasin  den  laatstcn  tijd  verblijf  had  gehouden. 

De  troepen  van  Moengoe  Thayor  en  Rantau  lieten  geen 
rust  aan  de  muitelingen,  die  overal  ronddwaalden  en  zich 
voornamelijk  te  Binoeang  ophielden.  Het  detachement  dat 
den  post  van  Malaraman  naar  Moengoe  Thayor  overbragt, 
werd  gedurig  beschoten.  De  meeste  verliezen  waren  echter 
aan  *svijands  zijde,  daar  gedurig  eenige  muitelingen  neer- 
gelegd of  gevangen  genomen,  al  de  geheime  padieschu- 
ren van  lieverlede  door  de  troepen  ontdekt  werden  en  'svij- 
ands  wapens  in  onze  handen  vielen.  Zoo  werd  Gadoeng  be- 
zocht om  den  muiteling  Padan  te  overvallen.  Van  Puffelen 
zou  toen  aan  een  lans  geregen  zijn,  als  het  schot  van  een 
flankeur  hem  niet  gered  had.  —  Kapitein  Engel  deed  gedurende 
drie  dagen  een  togt  door  het  landschap  Moening,  werd  nu 
en  dan  beschoten,  doch  had  geen  belangrijke  ontmoeting. 
Bij  die  gelegenheid  vielen  hem  de  vrouwen  en  kinderen  van 
den  pembekkel  Mail  van  Mataraman  in  handen. 

Belangrijk  in  menig  opzigt  was  de  togt  door  Cavaljé  on- 
dernomen, om  een  weg  van  Ambawang  naar  Kendangan 
te  zoeken  en  zoodoende  een  regtstreeksche  gemeenschap  te 
openen  tusschen  die  plaatsen.  Tot  dat  einde  had  die  officier 
zich  met  40  bajonetten  en  31  bannelingen  den  22*"  Mei  op 
marsch  begeven  naar  Baleh.  De  warmte  was  dien  dag  zoo 
drukkend,  dat  een  paar  soldaten  onmagtig  neervielen.  Daar 
de  gidsen  zich  lieten  wachten,  ging  Cavaljé  eerst  den  24«« 
verder,  nadat  hij  zijne  kolonne  tot  60  bajonetten  had  gebragt. 


Digitized  by  VjOOQIC 


62 

Soengej  Lanljor  werd  ten  iO  ure  bereikt.  Ten  4  ure  des 
namiddags  bereikte  men  Ambawang,  waar  het  bivak  werd  be- 
lrokken. Daar  de  gidsen  eerst  ter  hoogte  van  Rampa  met  het 
terrein  bekend  waren,  werd  van  nu  af  op  het  kompas  in  noorde- 
lijke rigling  het  woud  doorgetrokken  en,  daar  de  weg  gekapt 
moest  worden,  vorderde  men  natuurlijk  slechts  langzaam.  In  een 
hutje  opeen  vroegeren  ladang  trof  men  een  oude  blinde  vrouw 
aan,  die  een  pad  aanduidde  dat  naar  de  Mangkaurivier 
voerde.  Nadat  eenigen  tijd  in  die  rigting  was  voortgemar- 
cheerd,  werd  er  op  een  open  plek  gebivakkeerd  en  den  nacht 
rustig  doorgebragt.  Den  28-"  vervolgde  de  kolonne  den  togt, 
totdal  zij,  op  een  ladang  deboucherende,  onverwachts  door 
drie  geweerschoten  werd  begroet.  De  schutters  weken  da- 
delijk in  de  wildernis.  Dertien  padieschuren  en  zeven  wo- 
ningen werden  nu  verwoest,  het  te  velde  staand  graan 
vertrapt,  en  iels  verderop,  aan  de  soengej  Batam,  hel  bivak 
opgeslagen.  De  gidsen  herkenden  het  terrein,  en  bragten 
de  kolonne  's  anderendaags  naar  Rampa ;  daarna  werd  de 
Mangkau  met  moeite  overgetrokken  en  tegen  4  uur  aan  de 
Tapinrivier  gebivakkeerd.  Den  28«"  trok  men  dien  snelvlie- 
tenden stroom  over  en  vervolgde  den  marsch  over  hel  Sing- 
kalanggebergte  naar  Ranlau.  Den  29«"  zond  Cavaljé  een  deta- 
chement uil,  om  eenige  zieken  naar  Moengoe  Thayor  te  brengen 
en  van  daar  vivres  te  halen.  Kapitein  Engel,  kommandanl  van 
Moengoe  Thayor,  die  juist  een  togt  naar  den  berg  Tibong 
maakte,  waar  een  vijandig  Hoofd,  tommonggong  Sampan 
zich  ophield,  liet  zich  toen  door  Cavaljé  vergezellen.  De 
vereenigde  kolonnes,  sterk  75  bajonetten  en  30  kettinggangers, 
kwamen  den  81*^°  te  Benoea  Padang,  staken  de  rivier  over, 
trokken  hel  woud  bij  Kloempang  door,  en  betrokken  het  bivak  op 
een  der  heuvels  van  het  Singkalanggebergte.  Den  1«"  Junlj  mar-* 
cheerde  men  naar  Goenong  Tibong;  patrouilles  werden  uilgezon- 
den ,  verlaten  bivaks  doch  geen  tommonggong  Sampan  gevon- 
den. Terwijl  Engel  den  2*°  Junij  naar  Moengoe  Thayor  terug-i 


Digitized  by  VjOOQIC 


6S 

keerde,  vervolgde  Cavaljé  den  marsch  naar  Kendangan,  gaf 
zijne  kolonne  een  rustdag,  liet  7  man  in  het  hospitaal 
achter,  keerde  toen  naar  Moengoe  Thayor  terug,  en  zocht 
van  daar  op  het  kompas  een  weg  naar  Baleh.  Op  den  top 
eener  hoogte  werd  den  6*°  gebivakkeerd;  's  anderendaags  be- 
reikte mende  Mangkaurivier.  De  hooge  waterstand  maakte  het 
noodig  een  brug  over  de  rivier  te  slaan;  dit  hield  drie  uren 
op.  Den  marsch  vervolgende,  ontdekte  men  het  voor  eenige 
dagen  gekapte  pad,  volgde  dit  gedurende  een  uur,  totdat 
men  op  een  bewoonde  plaats  in  een  dal  kwam.  De  inwoners 
van  twee  kanten  overvallen,  deden  geen  poging  totontvlugten, 
maar  zeiden  dat  ze  gebrek  leden  en  genegen  waren  de  kolonne 
te  volgen  om  zich  in  den  kampong  van  Soetoleksono  neer  te 
zetten.  Nadat  zij  hunne  wapenen  ingeleverd  en  hunne  goe- 
deren bijeengepakt  hadden,  volgden  zij  welgemoed  de  kolonne 
naar  Rampa  en  Hatoegang,  waar  gebivakkeerd  werd.  Baleh 
werd  den  8«°  bereikt;  daar  hield  men  één  rustdag.  Den 
iO«"  ging  Cavaljé  met  15  bajonetten  naar  Pengaron,  waarden 
volgenden  dag  het  overige  gedeelte  met  de  21  Bandjerezen 
hem  volgde. 

Cavaljé  had  aan  zijn  last  voldaan,  de  verbinding  over 
land  tusschen  Kendangan  en  Pengaron  daargesteld.  De  ont- 
beringen en  vermoeijenissen  gedurende  21  dagen  ondervon- 
den, waren  spoedig  vergeten;  en  toen  de  vijand  ander- 
maal het  hoofd  opstak,  was  Cavaljé  weder  de  eerste  in  het 
veld,   om  hem  de  scherpte  van  het  zwaard  te   doen  voelen. 

Aan  de  monding  der  Satoeirivier  in  Tanah  Laut  vertoon- 
den zich  (den  2*™  Mei)  eenige  rooverspraauwen ,  die  de 
aldaar  gestationeerde  kruisboot  aanvielen.  Na  een  langdu- 
rig vuurgevecht,  waarbij  wij  vier  gekwetsten  kregen,  werd 
die  aanval  afgeslagen.  Doch  eenige  dagen  later  plunderden  de- 
zelfde roevers  sommige  huizen  te  Tandjong  Salatang,  en  roof- 
den nabij  Batoe  Tongko  eenige  visschers.  Toen  zij  ook  daar  aan 


Digitized  by  VjOOQIC 


64 

wal  gingen ,  stelde  de  bevolking  zich  evenwel  te  weer.  De  Ce- 
lebes^ocht  daarna  langs  de  geheele  kust  de  praauwen  op,  doch 
vond  er  geen  meer. 

Er  liepen  geruchten  dat  de  pembekkels  Joessoep,  Gobor 
en  kiay  Lang  Lang  in  Tanah  Laut  waren  teruggekeerd. 

Een  gevangene  vroeger  matroos  van  Kalangan,  die  in  dienst 
van  hadji  Boeyasin  was  geweest,  deelde  mede  dat  nabij 
Goenong  Pamatton  op  de  grenzen  van  de  afdeeling  Martapoera, 
dat  Uoofd  een  versterking  had  opgerigt,  gewapend  met  3  stuk- 
ken geschut  en  bezet  met  300  man,  waarvan  100  met  geweren 
waren.  Hoewel  dit  berigt  ongeloofbaar  scheen,  omdat  nog 
kort  te  voren  tijdingen  waren  ontvangen  van  den  korporaal-tee- 
kenaar  Nijerveld,  die  met  een  geleide  van  vier  bajonetten  en  twee 
gewapende  kettinggangers  het  terrein  in  die  buurt  opnam, 
gaf  Yerspijck  echter  last  aan  het  distriktshoofd  van  Maloeka 
daaromtrent  door  spionnen  meer  zekere  berigten  in  te  winnen. 

Het  detachement  van  40  bajonetten  onder  serg.  majoor  Gim- 
berg,  dat  den  2«°  Mei  den  post  van  Kendangan  naar  Belimouw 
begeleidde ,  werd  nabij  Wasa  Wasa  opgehouden  door  een  vrij 
levendig  vuur  van  een  vijftig  vijanden,  die  evenwel  met  den 
looppas  nagezeten  wordende,  in  het  bosch  verdwenen.  Yan 
Belimouw  terugkeerende,  vond  Gimberg  nabij  Wasa  Wasa  den 
weg  met  bamboe-doeri takken  versperd,  terwijl  de  vijand  hem 
opwachtte.  Zijn  onschadelijk  geweervuur  werd  evenwel  krachtig 
beantwoord  en  Kendangan  zonder  verlies  bereikt,  's  Anderen- 
daags rukten  van  Kendangan  drie  kolonnes  onder  Hamakers , 
Brinkgreve  en  Muller  langs  verschillende  wegen  op  Taal,  om 
den  vijand,  kon  het  zijn,  een  gevoehge  les  te  geven.  De 
gelegenheid  daartoe  ontbrak  echter  ten  eenenmale;  want 
overal  sloeg  de  vijand  op  de  vlugt. 

Van  5 — 12  Mei  gingen  dagelijks  patrouilles  uit,  zonder 
iets  meer  van  den  vijand  te  ontdekken  dan  nu  en  dan  een 
onschadelijk  schot  op  grooten  afstand. 


Digitized  by  VjOOQIC 


65 

Op  het  berigt,  dat  te  Toempakan  Mati  ruim  2  uur  Z.  0. 
waarls  van  Kendangan  een  benting  gebouwd  was,  trokBrink- 
greve  (den  13^°  Mei)  met  100  bajonetten,  de  luitenants  Muller 
en  Voogt,  en  1  mortier  daarheen ,  splitste  bij  Djamboe  zijn 
magt  in  twee  deelen ,  zond  Muller  met  een  gedeelte  voor- 
uit om  den  vijand  in  front  aan  te  tasten,  en  trachtte 
zelf  de  stelling  om  te  trekken.  Bij  een  kromming  van 
den  weg  stootte  Muller  óp  den  vijand,  die  hem  met  lilla-  en 
geweerschoten  begroette ,  waardoor  een  flankeur  viel.  Zich 
dadelijk  opstellende,  en  ontwarende  dat  zijn  geweervuur 
in  het  digt  begroeide  terrein  weinig  uitwerking  zou  hebben, 
liet  Muller  een  paar  granaatworpen  doen.  Nu  gaf  de  vijand , 
zich  ook  in  den  rug  bedreigd  ziende,  de  verdediging  op 
der  vijf,  uit  ijzerhouten  palen  zamengestelde ,  borstweringen 
en  wist  door  een  overhaaste  vlugt  aan  onze  vervolging  te 
ontkomen. 

Op  verscheidene  plaatsen  beneden  Djamboe  wasdeKiddeman- 
rivier  versperd  en  daardoor  de  gemeenschap  tusschen  Ken- 
dangan en  Negara  verbroken.  Op  den  15«°  en  16«°  werden  drie 
kolonnes  daartegen  afgezonden,  waarvan  er  twee  op  praauwen 
werden  ingescheept;  een  van  Barabei-ie  gaande,  stond  onder  den 
adjudant-onderofficier  de  Reussy,  een  van  Negara  onderden 
sergeant-majoor  Graef,  en  een  van  Kendangan  onder  Hama- 
kers. Zonder  gevecht  werd  de  gemeenschap  hersteld ;  alleen 
de  kolonne  Graef  wisselde  eenige  schoten  met  den  vijand. 

Koch,  dd.  officier,  kreeg  (den  16«")  bij  Karang  Djawa 
een  salvo  van  een  bedekt  opgestelde  bende,  dat  hem  drie 
gewonden  toebragt.  Bovendien  werden  nog  drie  andere 
manschappen  door  randjoe's  buiten  gevecht  gesteld.  Denl?*" 
rukten  Hamakers  en  Muller  met  twee  kolonnes  langs  verschil- 
lende wegen  naar  Goenong  Layang,  waar  hadji  Boeyasin 
een  vergadering  hield.  Hamakers  kwam  ten  lOi  uur  met  zijne 
kolonne  aan  den  voet  van  den  goenoeng  Layang,  kreeg 
eenige  schoten  onder  het  beklimmen  van  de  hoogte,  doch  vond 

n.  5 


Digitized  by  VjOOQIC 


66 

op  den  lop  niets  dan  een  verlaten  pendopo ;  hij  volgt  den  berg- 
rug naar  Doerian  Reboeng  door  digt  kreupelhout  en  bereikt 
na  veel  inspanning  de  s.  Amandit  die  door  den  hoogen  water- 
stand ondoorwaadbaar  is.  Terwijl  men  bezig  is  een  klein 
vlot  zamen  te  stellen,  opent  de  vijand  van  de  overzijde  een 
onschadelijk  geweervuur.  Tegen  i  uur  is  het  vlot  gereed  dat 
echter  niet  meer  dan  drie  man  kan  dragen.  Brinkgreve  beproeft 
met  twee  llankeurs  het  eerst  den  overtogt;  de  taak  is  niet 
gemakkelijk  zoowel  door  den  sterken  stroom  als  door  het  aan- 
houdend vuur  des  vijands ;  maar  door  met  krachtigen  arm 
te  roeijen  en  zich  niet  aan  de  kogels  te  storen ,  wordt 
weldra  de  andere  oever  bereikt.  Zoodra  Brinkgreve  voet 
aan  wal  zet,  trekt  de  lafhartige  vijand,  die  slechts  drie  blan- 
ken heeft  te  bevechten,  terug  en  ontvliedt  in  de  wildernis. 
Een  gedeelte  van  de  kolonne  volgt  Brinkgreve  langs  den 
anderen  oever  naar  Doerian  Reboeng,  en  komt  met  de  rest 
laat  in  den  avond  te  Kcndangan  terug. 

Muller  had  den  vijand  bij  s.  Toempakan  Mati  geslagen, 
was  vervolgens  op  den  goenoeng  Layang  aangekomen ,  trof 
niets  dan  een  verlaten  benting  aan  en  marcheerde  ten  5  uur 
terug.  Hoewel  dus  den  vijand  eenig  verlies  toegebragt  en 
de  woning  verbrand  was,  waarin  Boeyasin  zich  ophield,  ge- 
lukte het  echter  niet  dat  Hoofd  meester  te  worden. 

Brinkgreve  maakte  (den  19*°)  met  luitenant  Voogt  en 
60  bajonetten  een  patrouille  naar  Batoe  Lakki  en  ver- 
dreef den  vijand  ook  van  daar.  Van  Soengej  Pantjor  tot  aan 
goenoeng  Besi-auer  werd  de  kolonne  telkens  beschoten ;  nabij 
laatstgenoemde  plaats  kwam  de  spits  in  aanraking  met  eenige 
muitelingen.  Te  Tambong  Toelang  bevrijdde  men  een  ge- 
vangene. Iets  verder  zag  men  van  een  hoogte  bij  eenige 
huizen  een  dertigtal  menschen  ;  deze  ontkwamen  allen ,  daar 
zij  buiten  bereik  van  het  geweervuur  de  troepen  ontdekten  en 
bij  lijds  een  goed  heenkomen  zochten.  In  die  woningen  vond 
men  een  aantal  blanke  wapenen  en  een  voorraad  van  10.000 


Digitized  by  VjOOQIC 


67 

gantongs  rijst.  Het  bivak  op  een  heuvel  belrokken ,  werd 
niet  aangevallen,  en  in  den  vroegen  morgen  van  den  20*^° 
opgebroken ;  daarna  ging  men  de  s.  Baloe  Lima  over,  en  bereikte 
tegen  i  uur  Kendangan.  —  Op  den  25*^"  maakte  Voogt  een 
togt  van  Rantawan  naar  kampong  Laboean.  —  Van  Kendangan 
gingen  den  24^°  twee  patrouilles  uit  om  hadji  Boeyasin  te 
Djelalan  te  overvallen,  waar  deze  zich  volgens  mededeeling 
van  een  gevangene  zou  ophouden;  deeene,  50  bajonetten  on- 
der Brinkgreve  en  dd.  officier  Koch ;  de  andere,  60  bajonetten 
onder  Hamakers ,  Muller  en  dd.  officier  Kuster.  Bij  s.  Pan- 
tjor  werd  Brinkgreve  beschoten  uit  een  kleine  versterking, 
waarvan  de  verdediging  door  een  omtrekking  van  Koch  spoe- 
dig werd  opgegeven ;  bij  s.  Kalampo  viel  een  inlandsch  sol- 
daat door  het  vuur  uit  een  bedekte  stelling,  die  na  het 
eerste  salvo  door  den  vijand  werd  verlaten.  Kampong  Dje- 
latan  droeg  de  kenteekenen  van  een  groot  aantal  menschen 
te  hebben  gehuisvest,  doch  was  nu  ledig;  beide  patrouilles 
keerden  derhalve  naar  Kendangan  terug.  — *s  Anderen  daags 
rukte  Muller  weder  uit  in  een  andere  rigting,  terwijl  den 
26«"  Brinkgreve  nog  een  vergeefschen  marsch  maakte  naar 
Pamioeng,    waar  eenige  muitelingen  geschuild  hadden. 

Onophoudelijk  nagejaagd  en  aanmerkelijk  verzwakt,  ver- 
dween de  vijand  uit  den  omtrek  en  verspreidde  zich  in  het  Pra- 
massangebergte ;  althans  na  den  26«"  kwam  het  landschap 
weer  tot  rust,  werden  de  passars  op  nieuw  druk  bezocht,  en 
liet  Verspijck  een  gedeelte  der  kolonne  Brinkgreve  naar  Ban- 
djer  terugkomen  om  de  troepen  na  zooveel  inspanningen 
eenige  dagen  van  welverdiende  rust  te  verschaffen. 

In  AUei  bezochten  vijandelijke  benden  nog  slechts  de  kam- 
pongs  aan  de  oostelijke  grenzen,  zooals  Loeboehan  en  Oewai- 
wai,  maar  werden  gedurig  door  onze  patrouilles  verdre- 
ven. De  Reussy  kreeg  order  om  langs  de  s.  Bakarong, 
Koedong ,   Tabehie   en  Moeara  Rantau  te  marcheren  tot  be- 


Digitized  by  VjOOQIC 


68 

geleiding  van  eenige  praauwen.  In  den  nacht  van  15  op  16 
Mei  vond  hij  de  soengej  versperd  door  een  dwars  over 
de  rivier  geworpen  boom;  tot  aan  kampong  Gamba  was 
hij  verpligt  een  aantal  dergelijke  versperringen  op  te  ruimen. 
Daér  ontmoette  hij  de  kolonne  Hamakers  die  hem  uit  Ken- 
dangan  was  te  gemoet  getrokken.  Op  den  terugmarsch  langs 
denzelfden  weg  werd  de  Reussy  gedurig  beschoten ;  bij  het 
invaren  der  s.  Boerik  Kayoe  nam  het  vuur  aan  den  regter- 
oever  toe;  ontschepen  niet  mogelijk  zijnde,  liet  de  Reussy 
een  sergeant  met  eenige  manschappen  op  djoekongs  het 
moeras  invaren.  Deze  stootte  weldra  op  een  paar  houten 
versterkingen  die  de  rivier  bestreken ;  op  het  zien  der  bajo- 
netten verliet  de  bezetting  in  allerijl  deze  stelling  en  zocht 
haar  heil  in  de  vlugt.  Nadat  de  werken  vernield  waren  en  de 
togt  vervolgd  was,  werd  er  van  den  linkeroever  gevuurd  uit 
een  halfvoltooide  redoute,  die  op  dezelfde  wijze  genaderd  en 
genomen  werd. 

Een  grootere  bende ,  volgens  de  berigten  500  man  sterk, 
bezette  Pagat.  Van  der  Heijden  met  de  Reussy  en  90  ba- 
jonetten, in  twee  kolonnen  verdeeld,  zocht  die  (18 Mei)  op, 
overviel  een  afdeeling  en  bragt  haar  een  verlies  toe  van  6 
dooden  en  een  aantal  gewonden. 

Men  beweerde  dat  in  een  bijna  ongenaakbaar  moeras  tus- 
schen  Pringin  en  Rantawan,  nog  een  versterking  was  aan- 
gelegd, bewapend  met  vier  stukken  geschut  en  verdedigd  door 
200  geweerdragende  manschappen.  Er  moest  getracht  worden 
meer  zekere  berigten  te  verkrijgen.  Tot  dat  einde  ging  de 
1*  luitenant  Ockerse  (10  Mei)  met  35  bajonetten  op  verkenning 
over  Doerian  Maas  naar  Laboehan  en  zond  sergeant  Leenders 
met  15  bajonetten  over  Oewai-wai  mede  derwaarts,  om  den 
vijand  met  een  vuurgevecht  bezig  te  houden.  Laboehan  werd 
door  Ockerse  verlaten  gevonden.  Een  enkel  kampongsbewoner 
die  in  zijn  huis  was  gebleven,  bragt  echter  spoedig  een  aan- 
tal  inlanders   uit   de   wildernis  terug ;  zij  kwamen  vrij  met 


Digitized  by  VjOOQIC 


69 


een  vermaning  en  beloofden  voortaan  te  Rantawan  hulp  te 
vragen  als  er  zich  weder  muitelingen  vertoonden.  Inmiddels 
steeg  het  v^ater,  en  dit  noodzaakte  Ockerse  den  terugtogt 
langs  den  regteroever  te  nemen.  Yan  sergeant  Leenders 
niets  vernemende,  zond  hij  12  man  op  kondschap  uit;  tegen  den 
avond  kwamen  deze  met  de  patrouille  van  Leenders  te  Ranta- 
wan aan.  Wegens  den  hoogen  waterstand  had  die  patrouille 
haar  heil  in  de  hoornen  gezocht.  —  Van  Rantawan  gingen  den 
11«*  en  12«"  andermaal  patrouilles  uit.  Op  de  tijding  dat  zekere 
goesti  Wahid  met  9  volgelingen  Barabei-ie  moest  doortrekken 
om  de  Hoorden  tegen  het  gouvernement  op  te  ruijen,  plaatste 
Ockerse  in  vier  kampongs  een  aantal  bajonetten  om  Wahid 
te  vatten,  maar  te  vergeefs.  Coevoet  nam  toen  het  kom- 
mando  van  Rantawan  tijdelijk  op  zich,  daar  Ockerse  wegens 
ziekte  naar  Barabei-ie  moest  worden  opgezonden. 

In  den  nacht  van  den  27'"  werd  de  versterking  te  Barabei-ie 
tot  tweemalen  toe  vrij  hevig  beschoten  met  lilla's  en  geweren. 
Voogt  bragt  dit  vuur  tot  zwijgen  door  eenige  kartetsschoten, 
waarna  de  vijand  op  Limpasso  terugtrok. 

Een  spion,  die  zich  eenigen  tijd  bij  den  vijand  had  op- 
gehouden, deelde  mede,  dat  Hidayat  zich  met  70  volgelingen 
in  Riam  Kiwa  schuil  hield  en  slechts  door  zijne  moeder  werd 
weerhouden  om  zich  te  onderwerpen ;  dat  pangerang  Wira 
te  Tamingoenang  vertoefde  en  de  gelegenheid  afwachtte  om 
eenigen  post  te  overvallen;  dat  de  vijand  uit  Sembamban 
zout  en  uit  Batoe  Litjin  buskruid  ontving.  Verspijck  gaf 
de  kommandanten  van  Martapoera  en  Tanah  Laut  hiervan 
kennis,  en  gelastte  den  eerste  om  de  ligging  van  Ta- 
mingoenang op  te  sporen,  den  laatste  om  te  onderzoeken, 
of  en  op  welke  wijze  de  invoer  van  zout  en  munitie  was 
geschied.  —  In  den  nacht  van  16  op  17  werd  de  post  te 
Pringin  (onder  kapitein  Schneider)  beschoten.  Bij  het  uit- 
rukken eener  patrouille  verdween  de  vijand  echter  spoor- 
loos.   Het  distrikt  Balangan ,  oostwaarts  van  Pringin ,   bleef 


Digitized  by  VjOOQIC 


70 

onveilig  door  cle  benden  die  van  Toendakkan  uilgingen ;  door 
de  vele  diensten  die  de  troepen  van  Kendangan  moesten 
verrigten,  was  de  logt  lot  het  moeijelijk  Ic  genaken  Toen- 
dakkan voorloopig  uitgesteld. 

In  Tabalong  schikten  zich  aanvankelijk  de  zaken  ten  goe- 
de; eenige  kampongs  nabij  Moeara  Ayoe  kwamen  in  on- 
derwerping. Eichelberg  werd  wegens  ziekte  van  Moeara 
Tabalong  naar  Amoenlhay  vervoerd. 

Den  6"*  Mei  werd  de  post  van  Negara  naar  Kendangan 
opgeligt  en  vijfdaarmedeopvarenden  gevangen  genomen.  Drie 
hunner  gelukte  het  later  te  ontsnappen ;  de  twee  anderen 
werden  door  den  vijand  teruggezonden,  voorzien  van  een 
brief  aan  een  menigte  pembekkcls,  die  daarin  onder  zware 
bedreigingen  opgeroepen  werden  om  de  partij  des  op- 
stands  te  kiezen.  Ook  het  Hoofd  van  Negara,  kiay  Sech 
vond  een  brief  in  den  paggar  van  zijn  huis ,  waarin  de  be- 
volking twee  etmalen  tijd  werd  gegeven  om  zich  tegjen  de 
regering  te  verklaren.  Het  volk  door  het  Hoofd  bijeengeroe- 
pen en  hierop  vergaderd  zijnde,  werd  toegesproken  door  den 
mulli ,  en  verklaarde  geen  gemeenschap  met  den  vijand  Ie 
willen  hebben.  De  majoor-resident  gelastte  den  kommandant 
der  troepen  in  Amoenlhay ,  om  kiay  Sech  aan  te  sporen  in 
verschillende  riglingen  bevolkings-patrouilles  uit  te  zenden , 
en  hem  eerst  dan  met  de  bajonetten  te  ondersteunen,  wan- 
neer de  verspreide  vijandelijke  benden  de  overhand  kregen; 
op  deze  wijze  wilde  hij  de  bevolking  gewennen  uit  eigen 
beweging  en  met  eigen  krachten  de  kleine  strooptoglen  des 
vijands  te  keer  te  gaan.  Kiay  Sech  maakte  nu  met  200  ge- 
wapenden,  een  logt  naar  Gamba.  Dddr  had  de  vijand  in  de 
rivier  een  versperring  aangelegd,  die  gedeeltelijk  werd  op- 
geruimd toen  de  vijand  op  de  nadering  van  kiay  Sech  terug 
was  getrokken. 

Verder  dan  Gamba  kon  kiay  Sech  niet  doordringen;  de 
muitelingen    van  den  eersten  schrik  bekomen  hielden  stand. 


Digitized  by  VjOOQIC 


71 

belellen  de  verdere  opruiming  der  versperring  en  dwongen 
den  kiay  om  af  Ie  trekken.  De  kommandant  van  Amoenlhay 
dil  vernemende,  zond  een  delachement  van  35  bajonetten  en 
40  man  hulptroepen  naar  Negara,  om  kiay  Sech  bij  zijn  ar- 
beid lot  dekking  te  dienen ;  met  verlies  van  één  gewonde 
werd  de  vijand  verjaagd  en  de  versperring  opgeruimd. 

De  post  tusschen  Panley  llambawang  en  Kendangan  door 
een  stroopbende  aangevallen,  moest  weder  door  een  militair 
geleide  beschermd  worden.  —  Maas  Wira  Yoedo  berigtte 
van  Lampehon  dat  een  vrij  beduidende  magt  onder  Boe 
Rachraan,  DjaliKs  broeder,  en  de  panghoeloe's  Boehassin  en 
Dalgamie  te  Petap  was  vcreenigd ,  met  het  voornemen  om 
Lampehon  en  Pringin  aan  Ie  vallen ;  dat  de  bevolking  van 
Pasambie  en  Kalahayan  reeds  in  de  wildernis  de  wijk  geno- 
men had.  Lampehon  werd  toen  met  25  bajonetten  ver- 
sterkt, de  bezetting  van  Pringin  tot  405  man  gebragt  en 
den  kommandant  van  dien  post  gelast ,  een  sterke  verkennings- 
palrouille  naar  Petap  te  zenden.  —  Den  24*^"  kwam  een  vijftal 
aanzienlijke  Hoofden  met  hunne  volgelingen  in  onderwerping. — 
Munters  rukte  den  26"*  met  55  bajonetten  uit  Moeara  Ayoe , 
bezocht  het  4  uur  verwijderde  F^ok  Pisan  en  vond  nergens 
meer  een  spoor  van  vijanden. 

Een  gevangene  te  Amoenlhay  verklaarde  den  dag  vóór  zijn 
overlijden,  dat  zekere  Doelmalalip  te  Negara  een  bevelschrift 
van  Hidayat  had  ontvafigen  om  het  volk  op  te  roepen  lot 
een  prang  sabiel  (godsdienstoorlog),  en  dat  te  Margasarie 
en  Negara  dit  bevelschrift  in  geheime  vergaderingen  van 
pembekkels  was  voorgelezen.  Het  distriktshoofd  van  Mar- 
gasarie Het  het  bestuur  hiervan  onkundig  en  kwam  daardoor 
in  verdenking;  hij  wierp  de  beschuldiging  echter  verre  van 
zich  af,  ontkende  alles ,  en  gaf  voor  dat  de  gevangene  dit 
verhaal  slechts  verzonnen  had  om  hem  verdacht  te  maken. 

Aan   de    bronnen   der  Kapoeas    was    een  bende  van  300 


Digitized  by  VjOOQIC 


72 

Doesoenners  bezig  rankangs  te  bouwen,  om  daarmede  stroop- 
togten  langs  de  rivier  te  doen.  De  bevolking  van  Kotta 
Baroe  maakte  zich  gereed  dien  aanval  te  weerstaan ;  de 
rust  van  die  landstreek  dreigde  dus  ook  dier  weder  ver- 
stoord te  worden. 

Pangerang  Moeda,  het  Hoofd  van  Tjingal,  Menoengoel  en 
Bangkalaan,  aangezocht  om  een  inval  in  Amandit  te  doen, 
schreef  aan  Verspijck  dat  hij  gereed  stond  met  2700  man 
tegen  Hidayat  op  te  rukken.     Zijn  brief  luidde  : 

»Dit  schrijven  dient  tot  mijn  vervanger  om  mijn  door- 
luchtigen  vriend  persoonlijk  te  ontmoeten,  en  hem  kennis  Ie 
geven  dat  ik  op  Maandag  den  29*^°  Djoelkoedah  4277  (den 
9«»  Junij)  van  Tandjong  met  2700  personen  op  patrouille 
ga ,  en  zulks  zooals  ik  tijdens  mijn  aanwezen  te  Bandjer- 
masin  met  mijn  doorluchtigen  vriend  heb  besproken. 

»Ik  hoop  dat  mijn  doorluchtige  vriend  de  Voorzienigheid 
zal  bidden,  dat  deze  togt  dien  ik  voor  het  gouvernement  doe, 
met  een  gunstigen  uitslag  mag  bekroond  worden. 

>In  het  distrikt  Amandit  (bij  den  berg  Sarang  Boeroeng), 
bevinden  zich  naar  luid  van  berigten  Hidayat  en  Amin  Oelah ; 
ik  heb  mijne  menschen  derwaarts  gezonden  om  zich  daar- 
van te  overtuigen ;  deze  zijn  echter  nog  niet  teruggekeerd  , 
zoodat  ik  hen  thans  moet  achtervolgen  waar  zij  zich  ook 
mogen  ophouden. 

>üit  hoofde  hiervan  verzoek  ik  mijn  doorluchtigen  vriend, 
genoemd  distrikt  vooreerst  ongemoeid  te  laten,  vermits  ik 
zelf  met  mijn  2700  tal  volgelingen  daar  heen  wil  gaan, 
en  hoop  ik  dat  de  Voorzienigheid  mij  zal  helpen  om  de  door 
het  gouvernement  verlangde  personen  te  kunnen  ontmoeten. 

»Voorts  heb  ik  de  tijding  ontvangen,  dat  mijn  broeder  pange- 
rang Sjerief  Abdoel  Rachman  naar  Batavia  zoude  terugkeeren ; 
ik  hoop  dat  mijn  doorluchtigen  vriend  dit  vertrek  zoo  mogelijk 
zal  tegen  houden ,  opdat  hij  de  uitkomst  van  mijn  togt  voor 
het  gouvernement  kan  weten ,  zoo  mede  van  mijne  opregtheid. 

/ 

Digitized  by  VjOOQIC 


73 

)lk  heb  langen  tijd  naar  de  komst  van  de  stoomboot  ge- 
wacht die  mijn  vriend  zoude  sturen ,  hetgeen  mij  aanleiding 
heeft  gegeven  tot  het  schrijven  van  een  brief  naar  Berou , 
Koetei  en  Passir. 

>Overigens  hoop  ik  op  de  hulp  van  mijn  vriend,  opdat 
ik  een  goeden  naam  bij  het  gouvernement  kan  krijgen/' 

Daar  pangerang  Moeda  niet  in  staat  was,  om  zelfs  een 
duizendtal  weerbare  manschappen  bij  één  te  brengen,  hechtte 
Yerspijck  weinig  waarde  aan  zijn  aanbod ;  de  inlandsche  Hoof- 
den op  de  Z.  en  0.  kust  waren  altijd  kwistig  met  woorden, 
schoone  beloften  en  aanbiedingen.  Toen  in  de  volgende 
maand  het  aantal  vijanden  in  Amandit  afnam  en  zij  zich  ten 
Zuiden  van  Martapoera  zamentrokken ,  bestond  er  reeds  re- 
den om  te  Vermoeden,  dat  de  pangerang  hun  kennis  van 
zijne  plannen  had  gegeven. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK   VI. 


VBKDORVENHBID    DEK    INLANDSCHB    HOOFDEN.   ~   TOMMONGGOHG 
BOEKO.  —  PAMATTON.  —    VAN  VLOTEN  IN  RIAM  KANAN.   — 
VERRAAD  TB  AMOENTHAY.   —    TONGKO  BRAHIM.    —   VER- 
STERKING  TE   TELANG  OPGERIGT.  —    DE  BALI  NAAR 
KOETBI.   —  JüNIJ   1861. 

De  eindelooze  duur  van  den  opstand  in  het  Bandjersche  rijk, 
die  met  zoo  veel  kracht  bestreden  maar  nooit  geheel  onder- 
drukt werd,  die  ter  naauvvernood  in  het  zuiden  gedempt,  in  het 
noorden  met  vernieuwde  woede  uitbrak,  moest  voornamelijk 
toegeschreven  worden  aan  de  verdorvenheid  enhet  verrader- 
lijk karakter  der  Hoofden  waarvan  het  nieuwe  bestuur  ver- 
pligt  was  zich  te  bedienen.  Slechts  twee  Hoofden,  dehoofd- 
djaksa  en  de  tommonggong  Djaja  Negara ,  hoofd  van  Poeloe 
Petak,  kon  de  majoor  Verspijck  ten  volle  vertrouwen;  alle 
anderen  maaklen  door  het  volk  te  knevelen  en  uit  te  zuigen, 
misbruik  van  hunne  stelling  en  van  het  schijnbaar  vertrouwen 
dat  het  bestuur  in  hen  stelde,  of  zij  heulden  heimelijk  met  den 
vijand.  De  Hoofden  die  geen  politieke  partij  omhelsden  en  wien 
het  onverschillig  was,  of  het  Nederlandsch  gouvernement  dan 
wel  Hidayat  regeerde ,  werden  door  allerlei  aantijgingen  en 
valschc  beschuldigingen  in  zulk  een  ongunstig  daglicht  ge- 
plaatst,  dat  het  bestuur  ten  laatste  niet  meer  wist  waaraan 


Digitized  by 


Google 


76 

het  zich  moest  houden.  Bij  het  volk  vond  het  geen  steun ;  immers 
meineed  in  het  voordeel  van  den  opstand  was  veroorloofd.  Bij 
het  behandelen  van  een  zaak  die  men  tot  klaarheid  vvenschle  te 
brengen,  hoorde  men  even  veel  getuigen  vóór  als  tegen  zwee- 
ren.  Krachtige  voorbeelden  hielpen  niet;  een  distriklshoofd 
was  reeds  afgezet,  een  ander  met  den  strop  gestraft;  een 
derde  —  het  Hoofd  van  Amandit  —  wachtte  hetzelfde  lot.  Het 
distriktshoofd  van  Tabalong,  dat  in  't  belang  van  het  Neder- 
landsch  gouvernement,  de  benting  te  Tandjong  bezet  hield, 
werd  beschuldigd  aan  Antassari  kruid  en  lood  geleverd  te  heb- 
ben. De  regent  van  Amoenlhay,  het  distriklshoofd  van  dezelfde 
plaats,  en  de  dislriktshoofden  van  Allei  en  Kaloewa,  die  de 
gunst  van  het  bestuur  genoten ,  veroorloofden  zich  de  gruw- 
zaamste afzelterijen  en  behandelden  de  bevolking  als  slaven, 
of  werden  door  valsche  getuigen  en  nagemaakte  Ijapsbijhet 
bestuur  in  verdenking  gebragt;  de  assistent-resident  van 
Amoenthay  allhans  twijfelde  aan  hunne  trouw.  Men  vermoed- 
de dat  het  distriktshoofd  van  Margasarie  Hidayat  in  het  ge- 
heim ondersteunde;  het  gerucht  liep,  dat  deze  meer  dan 
eens,  als  roeijer  verkleed,  bijhemleMargasarie  was  geweest. 
Ook  het  distriklshoofd  van  Riam  Kanan  hield  men  verdacht 
van  verraad.  Ja ,  zelfs  was  er  grond  om  te  gelooven  dat  de 
regent  en  het  distriktshoofd  van  Martapoera,  thans  blijkbaar 
aan  het  gouvernement  gehecht,  bij  den  moord  vanKalangan 
tegenwoordig  waren.  Noemden  wij  alleen  de  voornaamste 
Hoofden,  nog  minder  waren  de  pembekkels,  locrahs  en  priesters 
te  vertrouwen ;  bijna  elke  gids  was  een  verrader  die  trachtte 
onze  kolonnes  van  den  weg  of  in  hinderlagen  te  brengen, 
en  terwijl  de  meeste  militaire  bewegingen  daardoor  mislukten 
en  de  handelingen  van  het  bestuur  verlamd  werden,  vond 
daarentegen  Hidayat  overal  steun  en  werd  hij  trouw  gediend. 
Tommonggong  Boeko,  een  der  bekende  onderhoofden  van 
Hidayat,  meldde  den  pangerang  panghoeloe  Mohamad  Se- 
man,  woonachtig  te  Bandjermasin ,   dat  hij  den  goeden  weg 


Digitized  by  VjOOQIC 


76 

wenschte  in  te  slaan  en  zich  aan  het  Europeesch  bestuur  wilde 
onderwerpen.  Ten  bewijze  zijner  opregtheid  verzocht  hij 
belast  te  worden  met  de  bezorging  van  een  brief  aan  Hi- 
dayat,  dien  hij  wilde  overhandigen  zonder  dat  Amin  Oelah 
of  Lehman  daarvan  kennis  droegen.  Volgens  hem,  verkeerde 
Hidayat  in  behoeftige  omstandigheden  en  kon  hij  gemak- 
kelijk worden  overgehaald,  zoo  al  niet  om  zich  onvoorwaar- 
delijk over  te  geven,  althans  om  het  oordeel  in  te  roepen 
van  ons  toegedane  personen.  Tommonggong  Boeko  achtte 
het  zelfs  niet  onmogelijk,  Amin  Oelah  of  Lehman  aan  het  be- 
stuur over  te  leveren. 

Het  kwam  Verspijck  voor,  dat  Tommonggong  Boeko  an- 
dere bedoelingen  had.  Misschien  beoogde  hij  werkelijk  het 
heil  van  Hidayat;  H  was  zelfs  mogelijk  dat  Hidayat  van  hem 
gebruik  maakte  om  op  aanneembare  voorwaarden  zijne  zaak 
te  eindigen.  Verspijck  liet  daarom  schijnbaar  zonder  zijn 
voorweten  door  Sjerief  Abdoel  Rachman  een  brief  schrijven, 
waarin  hij  Hidayat  een  onderhoud  voorstelde,  ten  einde  hem 
de  middelen  aan  de  hand  te  geven  om  op  de  voordee- 
ligste  wijze  zijn  lot  en  dat  van  het  Bandjersche  rijk  te  re- 
gelen. Boeko  nam  den  schijn  aan,  zich  met  dien  brief 
naar  Hidayat  te  begeven ;  eenige  dagen  later  echter  meldde 
hij  dat  Hidayat,  van  zijne  komst  verwittigd,  gelast  had 
hem  te  krissen,  omdat  hij  de  partij  van  het  gouvernement 
had  gekozen.  Ongetwijfeld  speelde  Boeko  een  dubbelzinnige 
rol;  't  kon  zijn  dat  hij  zich  een  oogenblik  gevleid  had  Hi- 
dayat tot  onderwerping  over  te  halen  en  daarvan  de  vruchten 
te  plukken ,  doch  kort  daarna  berouw  gevoelende,  van  zijn 
plan  terug  kwam;  meer  waarschijnlijk  echter  was  het,  dat 
de  geheele  onderhandeling  ten  doel  had  om  het  bestuur  om 
den  tuin  te  leiden  en  gedurende  de  onderhandelingen  een 
verraderlijken  slag  te  slaan ,  wanneer  van  onze  zijde  het 
vertrouwen  herleefd  en  de  waakzaamheid  in  slaap  gesust  zou- 
den zijn.  Spoedig  toch  na  Boeko's  vertrek  was  het  algemeen 


Digitized  by  VjOOQIC 


77 

bekend  dat  hij  met  een  brief  van  Hidayat  belast  was.  Wilde 
hij  werkelijk  de  plannen  uitvoeren  die  hij  het  bestuur  had 
voorgelegd,  hij  zou  zijne  zending  wel  geheim  gehouden 
hebben,  daar  Lehman  noch  Arain  Oelah  anders  niet  te  ver- 
schalken waren. 

Toen  Boeko  liet  welen  dat  hij  aan  zijn  broeder  Daoet  de 
verdere  behandeling  der  zaak  had  opgedragen,  hetgeen 
natuurlijk  niet  meer  geloofd  werd ,  gelastte  Verspijck  bij 
de  eerste  gelegenheid  de  hand  te  leggen  op  den  verra- 
der, en  ging  inmiddels  op  den  ingeslagai  weg  voort,  om 
den  opstand  te  beteugelen. 

Het  ongeloofelijke  berigt  van  het  verblijf  des  vijands  in 
een  versterkte  stelling  op  de  grenzen  van  Tanah  Laut 
kreeg  schijn  van  waarheid,  toA  de  uitgezonden  spion- 
nen bevestigden  dat  aan  de  helling  van  den  berg  Pamat- 
ton,  in  een  défilé  dat  van  Pleiharie  over  Kiram  naar  Men- 
gappan  loopt,  verscheidene  versterkingen  opgerigt  en  be- 
hoorlijk bezet  waren.  Oogenblikkelijk  (8  Junij)  zond  de 
militaire  kommandant  van  Martapoera  een  kolonne  derwaarts 
van  50  man  en  een  mortier  onder  kapitein  Schepens,  ter- 
wijl de  dienstdoende  officier  van  Straten  met  35  bajonetten 
van  Pleiharie  uitrukte. 

Ingescheept  in  twee  laadpraauwen ,  kwam  Schepens  ten 
11  uur  te  Karang  Intan  en  vervolgde  van  daar  den  marsch 
over  land.  Omstreeks  3  uur  na  den  middag  gaf  de  gids 
kennis  dat  men  de  versterkingen  naderde,  en  kreeg  de 
i*  luitenant  de  Bruijn  order  met  de  voorwacht  de  vijande- 
lijke positiën  te  verkennen.  Kort  daarop  meldde  zich  een 
patrouille  van  de  kolonne  van  Straten  bij  Schepens  aan, 
beriglte  dat  deze,  vroeger  aangekomen  zijnde,  reeds  had  ge- 
tracht den  vijand  te  verjagen,  en  hem  werkelijk  uit  vier 
stellingen  verdreven  had,  maar,  door  het  vuur  uit  de  hoofd- 
versterking, verpligt  was  geweest  terug  te  trekken  en  posi- 


Digitized  by  VjOOQIC 


78 

tie  Ie  nemen  op  een  hoogte,  {  uur  regis  van  de  kolonne 
Schepens.  Van  Straten  kreeg  nu  last  zich  bij  de  vivres 
als  soqtien  van  Schepens  op  te  stellen.  De  voorwacht  drong 
door  een  bosch,  schoot  een  daar  geplaatsten  vijandelijken 
schildwacht  neder  en  ontdekte  de  hoofdversterking  aan 
den  voet  eener  hoogte,  op  wier  top  zich  een  aanzienlijk 
Hoofd  (volgens  sommigen  pangerang  llidayat  in  persoon) 
met  gouden  pajong  en  gevolg  bevond,  die  haar  lot  het  ge- 
vecht uitdaagde.  Schepens  gelastte  de  Bruijn  en  den  4en]uj. 
tenant-kwartiermeester  Velde  (die  bij  gebrek  aan  officieren 
de  expeditie  vrijwillig  medemaakte,)  met  30  bajonetten  de 
hoofd  versterking  zoo  digt  mogelijk  Ie  naderen  en  om  ie 
trekken.  Spoedig  opende  de  vijand,  uit  een  versterking  op 
de  regterflank  gelegen,  hqj  vuur  uit  lilla's  en  geweren;  de 
Bruijn  gaat  met  15  bajonetten  regt  op  het  vuur  aan,  werpt 
zich  in  een  25  pas  breede  rivier  die  op  zijn  weg  legt , 
wordt  door  drie  man  gevolgd ,  kan  door  den  zwaren 
slroom  den  anderen  oever  niet  bereiken  en  moet  terug- 
gaan. Door  een  schot  in  de  zijde  buiten  gevecht  gesteld, 
wordt  de  Bruijn  door  van  Straten  vervangen. 

Onderwijl  heeft  luitenant  van  den  Hoek  den  mortier  opge- 
steld en  een  paar  granaten  in  de  twee  voorste  versterkingen  ge- 
worpen, met  dat  gevolg,  dat  het  vijandelijk  vuur  der  eene 
versterking  geheel,  en  in  de  tweede  tijdelijk  tot  zwijgen  was 
gebragt.  Nu  gaat  de  lirailleurlinie  langzaam  vooruit  en  komt 
in  den  rug  der  hoofdversterking.  Op  een  gegeven  signaal  staakt 
van  den  Hoek  het  geschutvuur,  stormt  Velde  met  de  zijnen 
vooruit  en  plant  de  Nederlandsche  vlag  op  de  borstwering. 
De  bezetting  neemt  na  een  laatste  salvo  de  vlugt;  flankeur 
Alders  is  zwaar  gewond. 

Op  de  helling  van  den  Pamatton  is  nog  een  borstwering, 
waarachter  de  teruggeslagen  vijand  zich  verzamelt  en  het 
vuur  opent  op  de  hoofdversterking.  Velde  verdrijft  hem  ook 
van   daar,    slecht   de   versterking  en  trekt  daarna  terug  op 


Digitized  by  VjOOQIC 


79 

de  hoofdverslerking,  die  hetzelfde  lot  ondergaat.  Nu  bleven 
er  nog  twee  verhakkingen  aan  de  s.  Passiraraan  in  's  vij- 
ands  magt;  Velde  kreeg  vergunning  nogmaals  de  troepen  te 
mogen  aanvoeren.  Voor  hij  echter  de  versterking  bereikte, 
had  een  gelukkig  schot  met  den  mortier  de  bezetting  uiteen 
doen  stuiven,  zoodat  men  slechts  bloedsporen  in  de  binnen- 
ruimte vond  en  ongestoord  de  vernieling  kon  voltooijen. 

Bij  den  aanleg  der  versterkingen  was  van  het  terrein  be- 
hoorlijk partij  getrokken,  en  de  onderlinge  verdediging  der 
werken  niet  uit  het  oog  verloren;  de  borstweringen  waren 
uit  twee  en  drie  rijen  boomstammen  zamengesteld ,  waar- 
tusschen  men  met  water  gevulde  bamboe's  had  geplaatst. 
Had  de  vijand,  300  man  sterk,  waarvan  100  met  geweren 
voorzien,  beter  gebruik  van  zijne  vuurwapens  weten  te  ma- 
ken of  den  moed  gehad  om  de  bajonet-aanvallen  van  een 
handvol  braven  af  te  wachten,  de  vermeestering  zijner  waar- 
lijk sterke  stelling  zou  ons  veel  bloed  gekost  hebben.  Toch 
hield  de  vijand  hier  langer  stand  dan  gewoonlijk.  Het 
Hoofd  met  den  gouden  pajong  zag  men  evenwel  niet  meer, 
zoodra  het  gevecht  ernstiger  werd. 

Na  een  vruchtelooze  vervolging  liet  Schepens  het  bivak 
betrekken,  zond  de  gewonden  den  volgenden  morgen  met 
Velde  en  25  bajonetten  naar  Karang  Intan  en  verder  per 
praauw  naar  Martapoera,  en  ging  zelf  over  land,  even  als 
van  Straten,  die  naar  Batti-Balti  terug  marcheerde. 

Neyerlie,  de  korporaal-lerreinopnemer  die  uitgezonden  was 
om  de  Banjoe  Irang  met  hare  takken  en  den  weg  naar  Men- 
gappan  in  kaart  te  brengen,  had  het  ongeluk  zich  juist  te 
Kiram ,  ten  huize  van  den  pembekkel  Intal  te  bevinden  toen 
de  vijand  zich  op  het  onverwachts  weder  in  de  nabijheid 
vertoonde.  Intal  maakte  van  deze  gelegenheid  gebruik  om 
Neyerlie,  die  geen  gevaar  vermoedde,  met  zijn  geleide  verrader- 
lijk te  vermoorden;  hij  liet  de  lijken  in  de  s.  Passiraman  wer- 
pen, maakte  zich  van  hunne  wapens  meester  en  ging  tot  denvij- 


Digitized  by  VjOOQIC 


Brasma  Ketjil  bivakkeren,  den  19en  goenong  Pamatton  van 
achteren  naderen,  dien  overtrekken  en  den  vijand  in  den  rug 
vallen,  wanneer  de  hoofdkolonne  den  aanval  deed.  —  Prinsen 
moest  met  40  bajonetten  van  Batti-Batti  opmarcheren  en 
zorg  dragen  in  den  ochtend  van  den  19*^"  zich  aan  het  défilé 
ten  zuiden  van  Pamatton  te  bevinden,  om  den  vijand  op 
te  vangen  die  naar  de  zijde  van  Tanah  Laut  mogt  trachten 
te  ontkomen.  —  Van  Sorgen  werd  met  25  bajonetten  op  een 
paar  uren  afstands  van  Pamatton,  aan  den  weg  naar  s. 
Allang  in  hinderlaag  gelegd,  om  den  derwaarts  vlugtenden 
vijand  Ie  verslaan.  —  Schepens  met  de  hoofdkolonne,  sterk 
100  bajonetten,  één  houwitser  en  één  mortier  met  bedie- 
ning onder  van  den  Hoek ,  zes  sappeurs ,  en  den  officier  van 
gezondheid  1«  kl.  Cliarlier,  zou  langs  den  grooten  weg  regt 
op  de  stelling  aanrukken.  Deze  was  nagenoeg  dezelfde  als 
op  den  8^°  en  bestond  uit  zeven  afzonderlijke  opene  ben- 
tings,  die  beschermd  waren  door  de  bijna  onwaadbare  s. 
Passiraman  en  begrensd  door  een  digt  bosch  dat  een  veili- 
gen  terugtogt  aanbood. 

Schepens  verliet  vroeg  in  den  morgen  van  den  19*»  Mar- 
tapoera ,  kwam  tegen  elf  uur  op  een  paal  afstands  van  Pas- 
siraman ,  zond  van  daar  Terwerda  met  25  bajonetten  in  Z. 
O.  rigting,  en  den  sergeant  Eggermont  met  een  gelijk  aantal 
bajonetten  in  N.  0.  rigting  uit,  om  de  vijandelijke  stelling 
om  te  trekken.  Verder  voortrukkende ,  zag  de  hoofdkolonne 
op  den  Pamatton  eenige  vijanden ,  die  door  het  slaan  op 
gongs  hunne  makkers  seinen  gaven.  Het  geschut  op  de 
plaats  waar  den  8*"  de  hoofdversterking  stond,  in  batterij 
gehragt  zijnde,  werd  door  een  kanonschot  op  de  naastbljge- 
legen  beuling  het  signaal  lot  aanval  aan  de  omtrekkende  de- 
tachementen gegeven.  Prinsen  zond  nu  berigt  dat  hij  door 
de  aanwezige  terreinhindernissen  zich  verpligt  had  gezien  in 
stede  van  Z.  W;  van  de  s.  Passiraman ,  zooals  de  instructie 


Digitized  by  VjOOQIC 


88 

luidde,  N.  W.  daarvan  positie  te  nemen.  Hierop  beval 
Schepens  hem  de  bentings  om  te  trekken,  in  een  Z.  O. 
rigting  post  te  vatten  en  de  vlugtenden  op  te  vangen.  — 
Inmiddels  vuurde  de  vijand  uitsluitend  uit  de  versterkingen 
^an  de  rivierzijde;  dit  noopte  Schepens  het  geschut  voor 
Ie  brengen  en  het  vuur  te  beantwoorden.  Na  den  vijand  met 
eenige  schoten  te  hebben  bezig  gehouden ,  deboucheerde  Ca- 
valjé  (vervanger  van  Reuter,  die  ernstig  ongesteld  was  gewor- 
den) van  achler  den  Pamatton,  en  dreef  den  vijand  dien  hij  uit 
twee  versterkingen  stormenderhand  had  verjaagd,  voor  zich  uit. 
Eggermont  had  drie  versterkingen  die  langs  den  bergwand 
waren  opgeworpen,  genomen  en  was  den  voet  van  den  Pa- 
matton  tot  op  300  pas  genaderd,  toen  hij  de  vlugtende  tegen- 
partij van  Cavaljé  ontmoette  en  na  een  gevecht,  waarbij 
twee  soldaten  gewond  werden,  geheel  uitéén  joeg. 

Het  vuur  uit  de  vier  bentings  aan  de  soengej  bleef  aan- 
houden ,  en  werd  nu  en  dan  door  een  kanonschot  of  granaat- 
worp beantwoord ,  om  de  aandacht  van  den  vijand  geheel  op 
den  hoofdtroep  gevestigd  te  houden.  Terwerda  volbragt  on- 
derwijl zijne  omtrekkende  beweging  en  tastte  eensklaps  on- 
der een  daverend  hoera!  van  den  anderen  kant  de  bentings 
aan,  die  in  een  oogwenk  ontruimd  werden.  De  hoofdkolonne 
rukte  toen  ook  voorwaarts  en  joeg  nog  een  paar  kartetsen 
onder  den  vlugtenden  vijand.  Prinsen  door  den  gids  misleid, 
kwam  niet  op  de  terugtogtslijn  des  vijands,  maar 'te  veel 
oostwaarts,  zoodat  hij  Terwerda  ontmoette.  Geen  tijd  meer 
hebbende  om  in  het  digte  bosch  te  dringen  en  den  vijand 
den  pas  af  te  snijden,  sloot  hij  zich  bij  Terwerda  aan  en 
viel  met  hem  in  den  rug  der  werken.  Van  Sorgen  wachtte 
te  vergeefs  in  zijn  hinderlaag;  de  vijand  kwam  er  niet  voorbij. 

Niettegenstaande  de  les  zoo  gevoelig  niet  was,  als  men 
had  mogen  hopen  van  de  goed  overlegde  en  met  beleid  uit- 
gevoerde manoeuvre,  was  echter  de  vijand  een  oogenblik 
zeer  in  het  naauw  gebragt.  Van  onze'^zljde  telde  men  6  ge- 


Digitized  by  VjOOQIC 


84 

wonden,  van  's  vijands  zijde  9  dooden  en  45  gekwetsten. 

Schepens  liet  op  een  geschikte  plaats  een  half  uur  van 
den  Pamatton  het  bivak  opslaan  en  zond  's  anderendaags  Ca- 
valjé  naar  Meugappan ,  en  Prinsen  naar  Balli-Batli  terug. 
Den  21«^n  ging  hij  met  50  bajonetten  op  marsch  naar  Kiram, 
waar  korporaal  Neyerlie  met  zijn  geleide  was  omgebragt. 
Zijn  weg  leidde  door  het  défilé  van  Pamatton ,  dat  klaarblijkelijk 
weder  door  den  vijand  bezet  was.  Drie  nieuwe  werken  waren 
bereids  voltooid,  de  overigen  werden  hersteld.  Schepens  ge- 
lastte Terwerda  om  andermaal  een  omtrekking  te  doen, 
hy  zelf  hield  den  vijand  in  front  bezig ;  op  die  wijze  nam 
hij  nu  nog  eens  de  versterkingen.  Hij  liet  ze  op  nieuw 
vernielen  door  van  Sorgen,  die  inmiddels  met  25  bajonetten 
tot  hulp  was  aangekomen,  en  zette  den  marsch  voort  naar 
Riam.  Op  zijne  nadering  ontvlood  de  bevolking.  In  bet  huis 
van  den  pembekkel  vond  men  geen  sporen  van  Neyerlie  en 
zijn  geleiders;  het  werd  met  den  geheelen  kampong  aan  de 
vlammen  prijs  gegeven. 

Naauwelijks  was  Schepens  wéér  te  Martapoera  terug,  of 
de  vijand  begon  ten  derdenmaie  het  déjfilé  van  Pamatton  te 
verst|e/rken.  Een  bevolkings-patrouille  onder  kiay  Djamidin, 
versterkt  paet  16  verkleede  inlandsche  soldaten,  bezocht 
een  aantal  kampongs,  vond  den  vijand  te  Pamatton  bezig 
n^et  het  oprigten  van  bentings,  en  verjoeg  hem  nog  eens. 
if)en  patrouille  onder  kapitein  Boudier  den  ^Q^^  uilgezonden, 
vpnd  geen  spoor  meer  van  den  vijand,  die  nu  voor  goed 
verdwenen  scheen  te  zijn. 

Thws  werd  evenwel  Mataraman  door  den  pembekkel  Mail 
l;>.edreigd,  en  t^e  Bpekit  Brasma  Ketjil  door  Gamar  een  benting 
9l^g<^^igl  PP'  4e  gemeenschapslijn  met  Mengappan.  Terwerda 
iji^^cheerde  d/BU  26"""  van  Martapoera  derwaarts,  met  30  bajo- 
nfi^en,  en  50  gj^wapende  kampongsbewoners  door  den  regent 
7fi\{  aangevoerd;  hij  vond  den  vyand  bezig  met  den  bouw  van 
e^q  nagenoeg  voltooide  versterking  van  ij%erbouten  palissa- 


Digitized  by  VjOOQIC 


85 

den,  plaatste  den  regent  aan  de  Riam  Kanan  om  de  vlag- 
lelingen  op  te  vangen,  en  bekroop  met  zijne  eigen  man- 
schappen de  benting.  Bij  het  doorwaden  van  een  kleine 
soengej  werd  hij  ontdekt,  waarop  de  vijand  overhaast  de 
vlagt  n^m,  een  aantal  wapens  en  munitie  in  den  steek  latende. 
Onder  de  twaalf  geweren  die  Terwerda  in  handen  vielen ,  was 
een  geweer  afkomstig  van  het  eskorte  van  Neyerlie. 

Van  Vloten  gunde  zich  geen  rust,  voor  dat  hij  het  geheele 
landschap  Riam  Kanan  doorkruist  en  van  muitelingen  gezui- 
verd had.  Den  6*"  Junij  ging  hij  weder  op  marsch  aan 
het  hoofd  van  34  bajonetten  en  vergezeld  van  den  trouwen 
hadji  Matalie ,  ten  einde  het  verblijf  van  Gamar  op  te  zoe- 
ken. Door  den  buitengewoon  hoogen  waterstand  was 
het  onmogelijk  de  rivier  door  te  trekken,  zoodat  hij  tegen 
2  uur  het  bivak  betrok  en  den  pembekkel  Kamal  van  Men- 
gappan  ontbieden  liet  om  de  kolonne  als  gids  te  dienen, 
's  Anderendaags  over  Goenong  Koepang  naar  Wangbankal 
marcherende,  volgde  hij  een  pad  in  oostelijke  rigting  dat 
naar  een  ladang  voerde,  waarop  een  30tal  huizen  stond. 
Twee  der  vlugtende  bewoners  werden  achterhaald  en  hoewel 
deze  weigerden  eenige  mededeeling  te  doen,  bleek  het  toch 
duidelijk  dat  men  zich  in  een  der  hoofdverblijven  van  den 
vijand  bevond,  want  niet  alleen  in  de  huizen  maar  ook  in 
de  schuren  aan  den  zoom  van  het  woud  vond  men  een  groo- 
ten  voorraad  van  rijst  en  zout.  Den  8*^  ging  de  kblonne  over 
een  meer  begaanbaar  pad  en  ontdekte  twee  ruime  lood- 
sen, voor  huisvesting  van  honderd  menschen  ingerigt;  mén 
vond  er  eenig  kookgereedschap  en  een  wajang-spel.  Vier 
uren  achtereen  volgde  men  een  pad  dat  naar  een  plaats 
voerde  waar  een  aantal  personen  zich  kortelings  had  opge- 
houden. Neergebogen  alang-alang  verborg  een  veel  beloopen 
pad,  dat  den  9*^°  werd  ingeslagen  en  uitkwam  op  het  ver- 
blijf van  Gamar.  De  bewoners  namen  zoo  overhaast  de  vlagt, 


Digitized  by  VjOOQIC 


86  I 

dat  slechts  een  vrouw  en  een  kind  in  handen  der  kolonne 
vielen.  Voor  Gamar's  woning  stond  een  paard,  dat  buit  ge- 
maakt werd;,  in  de  binneninaimle  vond  men  eenig  huisraad, 
een  aantal  randjoe's  en  bossen  padie.  De  vrouw  wees  den 
weg  naar  eenige  goed  voorziene  padiescburen  in  het  woud, 
waar  bovendien  ruim  tien  pikols  zout  en  eenige  geweren 
waren  geborgen.  Toen  alles  vernield  was,  trof  men  een 
half  uur  verder  weer  een  ladang  aan,  waarop  acht,  met  le- 
vensvoorraad gevulde  huizen  stonden.  Een  inlandsche  sergeant 
vervolgde  drie  muilelingen,  waaronder  hij  den  gedeserleer- 
den  fuselier  Sasala  herkende,  en  nam  een  der  vlugtelingen 
gevangen.  Deze  verklaarde  dat  hij  te  Batoe  Mahalon  —  de  plaats 
die  den  vorigen  dag  verwoest  was  -^  te  huis  behoorde,  en 
deelde  mede  dat  Said  Sambas  hier  woonde.  Said  Sambas  was 
ernstig  ongesteld  en  hield  zich  in  het  nabijgelegen  woud  op; 
de  gevangene  wilde  de  kolonne  derwaarts  voeren.  Het  bivak 
werd  inmiddels  belrokken,  daar  de  manschappen  rust  noodig 
hadden;  een  dertigtal  muitelingen  beproefde  toen  een  aan- 
val, maar  werd  door  een  enkel  salvo  afgeschrikt  en  door 
een  paar  patrouilles  geheel  verdreven.  Bij  de  vervolging  vond 
men,  behalve  talrijke  bloedsporen,  eenige  wapens  aan  de  han- 
den der  gewonden  ontvallen.  —  Den  40^"  wees  de  gevangene 
den  weg  naar  het  verblijf  van  Said  Sambas;  vier  uren  achter- 
een moest  men  door  een  rivier  trekken,  voor  dat  die  plaats 
bereikt  werd;  de  bewoners  namen  overhaast  de  vlugt  en 
ontkwamen  in  de  wildernis.  Een  kris  met  gouden  scheede 
ea  zilveren  handvat,  door  den  gevangene  voor  dien  van  Said 
Sambas  herkend ,  viel  van  Vloten  in  handen ;  ofschoon  de 
hoofdmuiteling  het  geluk  had  te  ontkomen,  was  hij  evenwel 
ontbloot  van  zijne  laatste  hulpmiddelen  en  nog  slechts  door 
vier  volgelingen  vergezeld,  vooreerst  onschadelijk  gemaakt. 
Te  Mengappan  terugkomende,  gaf  van  Vloten  het  bevel 
over  aan  den  i^'^  luitenant-adjudant  Reuter  en  vertrok 
naar  Bandjermasin  om   zijn  nieuwe  bestemming  te  volgen 


Digitized  by  VjOOQIC 


87 

en  te  Amoenthay  het  kominando  op  zich  te  nemen ,  dat 
van  Oijen  door  ziekte  had  moeten  neerleggen.  —  Hadji  Ma- 
lalie  kreeg  vergunning  naar  Tanah  Laut  terug  te  keeren, 
daar  de  doorgestane  vermoeijenissen  en  het  verblijf  te  Men- 
gappan  zijne  gezondheid  hadden  geknakt.  Ook  Cavaljé  werd 
om  dezelfde  reden  afgelost,  terwijl  hem  het  kommando  te 
Tabanio  werd  opgedragen.  De  gezondheidstoestand  Ie  Men- 
gappan  was  slecht,  zoodat  de  officier  van  gezondheid  Bernard 
in  commissie  derwaarts  gezonden  werd ,  ten  einde  een  plaat- 
selijk onderzoek  te  doen  naar  de  vermoedelijke  oorzaken. 

Van  Malaraman  voer  Coenen  (den  10^"  Junij)  de  Riam 
Kiwa  op  en  werd  door  den  gids  Doelah  —  wien  het  gelukt 
was  aan  den  vijand  te  ontsnappen  —  naar  een  ladang  ge- 
leid, waar  zich  eenige  muitelingen  ophielden.  Hij  verjoeg 
die  in  de  wildernis,  nam  er  twee  gevangen  en  vernielde 
hun  verblijf.  Daarna  werden  Soengkey  en  Bras  Koening 
bezocht,  en  keerde  men  na  een  hoogst  vermoeijendenmarsch 
over  Bengala  terug. 

Coenen  daarop  ziek  geworden  moest  eenige  dagen  het  pa- 
trouilleren staken.  Sergeant  van  de  Pol  met  25  bajonetten 
den  14*^"  uilrukkende,  vond  verscheidene  kampongs  verlaten , 
doch  de  padie  geoogst.  Den  15^°  werd  een  hinderlaag 
gelegd  op  den  weg  naar  Moengoe  Thayor,  doch  geen  vijand 
ontdekt;  's  anderendaags  marcheerde  Coenen  naar  Moengoe 
Thayor. 

Toen  het  bekend  werd  dat  S.  Dajohg  een  verzamelplaats 
van  muitelingen  was  geworden,  werd  de  bezetting  van  Ma- 
laraman tot  40  bajonetten  gebragt.  Dat  die  maatregel  niet 
overbodig  was,  bleek  alras  toen  (22  Junij)  de  kampong  Ma- 
laraman aangevallen  werd  door  een  talrijke  bende ,  onder 
tomraonggong  Boeko  en  pembekkel  Mail.  Terwijl  de  bevol- 
king zich  door  de  vlugt  redde,  verdedigde  het  kampongs- 
hoofd  Kadir  zich  moedig  in  zijne  woning,  doch  hij  zou  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


88 

onderspit  gedolven  hebben  en  gevankelijk  weggevoerd  zijn, 
ware  er  niet  een  patrouille  uit  de  versterking  loegeschoten 
die  den  vijand  verdreef.  Mail  bedreigde  de  kamponsgbe- 
woners  schriftelijk  mei  zijne  wraak,  en  't  was  noodig  wach- 
ten uit  te  zetten  om  het  vreesachtige  volk  in  den  kampong 
Ie  doen  blijven. 

Een  aantal  patrouilles  rukte  van  Rantau  en  Moengoe 
Thayor  uit  om  de  landstreek  zuiver  te  houden  en  om  rond- 
zwervende inlanders  te  bewegen  naar  hunne  haardsteden 
terug  te  keeren.  Munder  verliet  Moengoe  Thayor  den  11  •'^  en 
kwam  twee  dagen  later  aan  den  kampong  Sawatoc,  die  door 
den  pembekkel  Mail  was  afgebrand;  hij  had  het  geluk  Mail 
in  handen  te  krijgen  en  gevankelijk  naar  M.  Thayor  te  bren- 
gen. —  Engel  rukte  (den  ar^")  met  45  bajonetten  uit  Moen- 
goe Thayor  naar  den  verlaten  kampong  Tanaretla.  Denmarsch 
een  paar  uur  vervolgende,  ontdekte  hij  de  spits  van  een  huis, 
waaruit  een  aantal  gewapenden  vlugtte.  Een  hunner  viel  ge- 
wond in  zijne  handen  en  bekende  tot  een  bende  te  behoo- 
ren,  waarvan  pembekkel  Arsem  het  hoofd  was.  Nu  werden  er 
twee  patrouilles  in  het  woud  gezonden;  de  eene  palrouille 
onder  sergeant  van  de  Pol  vond  eenige  huizen  en  padieschu- 
ren,  die  verbrand  werden;  de  andere  stootte  op  een  kleinen 
kampong,  waaruit  een  dertigtal  gewapenden  vlugtten.  Een 
salvo  werd  onmiddeUjk  losgebrand,  Arsem  en  een  hadji ble- 
ven op  de  plaats  dood. 

Terwijl  de  afdeeling  Martapoera  door  een  vijandelijke  bende 
verontrust  werd,  verdwenen  de  meeste  muitelingen  uit 
Amawang.  Na  in  de  eerste  dagen  van  Maart  een  aantal 
patrouillediensten  verrigt  en  eenige  kwaadwilligen  aange- 
houden te  hebben,  keerde  Hamakers  naar  Pantey  liamba- 
wang,  en  Brinkgreve  met  een  gedeelte  zijner  kolonne  naar 
zijn  standplaats  terug.  Het  Hoofd  van  Hankinang  werd  intus- 


Digitized  by  VjOOQIC 


89 

schen  vermist;  men  vermoedde  dat  hij,  zich  te  ver  van  zijn 
kampong  verwijderd  hebbende,  door  eenige  muitelingen  w^as  op- 
geligt.  —  Luitenant  Muller  moest  v^regens  ziekte  afgelost  worden. 

In  de  afdeeling  Allei  bleef  de  vijand  meester  van  de  wil- 
dernis. Onze  post  te  Rantawan  werd  den  1«°  nog  eens 
beschoten,  hetgeen  Voogt  met  een  kartetsschot  deed  op- 
houden. Twee  patrouilles  joegen  de  bende  in  het  woud 
terug.  De  vredelievende  kampongsbewoners  zochten  een  schuil- 
plaats in  de  wildernis,  en  de  wegen  bleven  onveilig ;  hoewel 
er  bijna  dagelijks  patrouilles  uitrukten,  gelukte  het  aan  geen 
enkele,  den  vijand  onder  het  schot  te  krijgen.  —  Het  geleide 
van  den  adjudant-onderofficier  van  der  Horst,  die  den  1 7«"  per 
praauw  geëvacueerd  werd,  kreeg  ter  hoogte  van  Djeramie 
twee  gewonden,  door  een  aantal  schoten  van  den  oever  ge- 
lost. Een  patrouille  dadelijk  van  Barabei  derwaarts  gezon- 
den vond  slechts  een  verlaten  bivak  van  een  60tal  vijan- 
den ,  ofschoon  men  beweerde  dat  te  Pegat  300  muitelingen 
waren.  —  Tusschen  Pantey  Hambawang  en  Barabei  had  de 
vijand  een  palissadering  opgerigt  en  beschoot  daaruit  een 
patrouille  die  den  grooten  weg  volgde.  Luitenant  van  Haaften 
viel  (den  18*^*)  dadelijk  den  vijand  aan  en  joeg  hem  in  de  wil- 
dernis; de  omtrek  der  versterking  was  met  randjoe's  beplant. 

Daar  de  vijand  zich  steeds  in  kleine  afdeelingen  vertoonde, 
beval  Verspijck  den  kommandant  van  Allei  aan  om,  even  als 
in  Martapoera  en  Tanah  Laut  geschiedde,  bevolkingspatrouilles 
zamen  te  stellen  en  daarbij  verkleede  inlandsche  soldaten  te 
voegen ,  die  evenwel  op  hunne  hoede  dienden  te  zijn  tegen 
verraad.  Hqjel  deed  (29)  een  vergeefsche  poging  om  Raksa 
Yoeda  te  Rantawan  op  te  ligten  en  nam  bij  die  gelegenheid 
diens  schoonvader  Rachman  en  zijne  moeder  gevangen. 

Djalirs  bloedverwanten ,  gevestigd  in  het  ontoegankelf|ke 
Toendakkan,  twee  è  drie  dagmarschen  beoosten  Pringin, 
naar  men  beweerde   in  een  met  palissaden  versterkt  hois, 


Digitized  by  VjOOQIC 


90 

hielden  de  inwoners  van  Balangan  en  Peiap  onder  hun  in- 
vloed. Zoodra  de  waterstand  het  veroorloofde,  zou  Toen- 
dakkan  bezocht  worden ;  reeds  werden  er  toebereidselen  voor 
dien  togt  gemaakt.  Kapitein  Schneider  vernemende  dat  er  zich 
muitelingen  tusschen  Tabalong  en  Pringin  te  Pedawat  Boeko 
nabij  Assap  ophielden,  ging  mét  een  kolonne  derwaarts ,  doch 
zag  slechts  eenige  vijanden  vlugten.  Twee  kampongsbewo- 
ners,  maakten  amok  toen  zij  de  kolonne  zagen  naderen ,  en 
werden  neêrgehouwen.  Een  aantal  wel  voorziene  padieschu- 
ren ,  diep  in  het  bosch  verborgen  viel  der  kolonne  in  han- 
den. Den  2i«°  en  23^"  vonden  de  patrouilles,  naar  de  s.  Petap 
uitgezonden ,  verhakkingen  en  randjoe-beplantingen,  en  kre- 
gen een  gewonde,  i^  Luitenant  Spoelder  lag  zich  (28Jumj) 
met  15  flankeurs  in  hinderlaag  op  den  weg  naar  Moeara 
Petap,  en  liet  25  man  patrouille  maken  om  het  vuur  des  vij- 
ands  uit  te  lokken  en  hem  daarna  een  goede  les  te  geven. 
Hij  had  evenwel  geen  ontmoeting. 

Te  Tabalong  en  Moeara  Ayoe  hadden  in  Junij  geene  vijan- 
delijkheden meer  plaats;  men  beweerde  dat  de  sulthan  van 
Passir  aan  de  bewoners  der  bovenlanden  een  verbod  had 
uitgevaardigd  om  voortaan  meer  deel  te  nemen  aan  de  stroop- 
togten  over  de  grenzen.  De  Hooiden  van  Mihiem  kwamen  in 
onderwerping. 

Van  het  bevelschriflt  door  Hidayat  naar  Negara  gezonden 
werd  niets  meer  vernomen.  De  assistent-resident  van  Amoen- 
thay  klaagde  over  den  onwil  van  den  regent  en  de  distrikts- 
hoofden,  en  hield  hen  niet  alleen  verdacht  van  de  bevolking 
uit  te  zuigen ,  maar  zelfs  van  geheime  verstandhouding  met 
den  vijand.  Yerspijck  had  juist  het  voornemen  opgevat  in 
persoon  naar  Amoenthay  te  gaan,  toen  van  Oijen  ernstig 
ongesteld  en  het  daardoor  noodig  werd  een  officier  ter  zijner 
vervanging  derwaarts  te  zenden. 

Zwarte  wolken  pakten  zich  intusschen  boven  Amoenthay  te 


Digitized  by  VjOOQIC 


91 

samen.  In  den  avond  van  den  dag  (23  JuniJ)  waarop  van  Vlo- 
ten het  militair  en  civiel  kommando  derafdeelingAmoenlhay 
overnam y  bragt  een  spion  een  brief,  met  het  zegel  van 
den  regent,  geteekend  door  zijne  bloedverwanten  de  dis- 
triktshoofden  van  Amoenthay,  Kaloewa,  Tabalong  en  AUei, 
en  gerigl  aan  Hidayat.  Die  brief  bevatte  de  verzekering  dat 
de  vijandschap  tegen  Hidayat  had  opgehouden  te  bestaan,  sedert 
den  dood  van  Djalil,  den  aartsvijand  van  den  regent,  en  men 
thans  genegen  was  het  bestuur  omver  (e  werpen  en  de  troepen 
af  te  maken.  Het  zegel  des  briefs  droeg  geen  blijken  van  ver- 
valsching;  de  majoor-resident  wilde  evenwel  geen  geloof  slaan 
aan  de  echtheid  van  dit  geschrift;  hij  hield  het  voor  een  ge- 
wrocht van  haat  en  nijd,  geschreven  met  het  doel  om  den 
regent  bij  het  bestuur  in  verdenking  te  brengen,  en  gelastte 
van  Vloten,  den  spion  een  gestreng  onderzoek  te  doen  on- 
dergaan en  den  regent  dien  brief  te  vertoonen,  met  de  ver- 
zekering dat  hij  geen  oogenblik  aan  zijne  trouw  twijfelde. 

In  den  ochtend  van  den  28<^"  kwam  een  inlandsch  schrij- 
ver geheel  ontsteld  mededeelen,  dat  er  een  troep  muilelingen 
in  den  omtrek  van  zijne  woning  in  het  nabij  gelegen  Palem- 
bangan  verscholen  was.  Van  Vloten  zond  onmiddelijk  den 
sergeant-majoor  Michiels  met  25  bajonetten  en  den  schrijver 
als  gids  derwaarts.  In  een  huis  zeer  nabij  Amoenthay  vond 
Michiels  vier  gewapenden;  een  er  van  velde  een  fuse- 
lier,  verdedigde  zich  en  werd  afgemaakt;  de  drie  ande- 
ren werden  naar  de  versterking,  gezonden.  Door  van  Vlo- 
ten in  verhoor  genomen,  bekenden  zij  dat  de  bevolking 
van  zes  naburige  kampongs  overeen  gekomen  was  om 
in  den  volgenden  nacht  de  benting  af  te  loopen;  dat  hun 
aanvoerder  Hantji  Adoel  heette,  doch  dat  tommonggong 
Djaksa  Negara,  oudste  zoon  van  den  regent  en  kiay  Raksa 
Negara,  ook  wel  kiay  Mangon  Yoeda  genaamd,  de  nachtelijke 
onderneming  zouden  leiden.  Van  Vloten  zond  den  1^"  luitenant 
Verbrugh  met  i5  bajonetten  de  patrouille  achterna,  om  te 


Digitized  by  VjOOQIC 


trachten  Hantji  Adoel  te  Vatten;  daarna  liet  hrj  den  regent 
roepen  en  gaf  hem  zijne  bevreemding  te  kennen  dat  hij  de 
tegenwoordigheid  van  muitelingen  niet  berigt  had.  Deze 
verontschuldigde  zich  met  te  zeggen  dat  hij  oud  en  dom  was 
en  men  hem  van  de  zaak  onkundig  had  gelaten.  Van  Vloten 
verzocht  hem  toen  een  bewijs  van  zijn  goeden  wil  te  geven, 
door  dadelijk  met  zijn  volgelingen  Hantji  Adoel  gevangen  te 
nemen.  De  regent  gehoorzaamde,  doch  bragt  geen  gevan- 
gene aan.  Verbrugh  door  den  gids  misleid,  kwam  tegen  11 
uur  onverrigter  zake  terug.  Michiels  nam  nog  zeven  gewa- 
penden  gevangen;  het  Hoofd,  dat  een  gele  vlag  voerde,  had 
echter  weten  te  ontkomen. 

Dien  zelfden  dag  bragt  de  spion  Tongko  Brahim  nog  twee 
onderschepte  brieven.  In  een  brief  aan  Hidayat  gerigt  en 
voorzien  van  het  zegel  des  regents,  gaf  deze  kennis,  dat 
hij  voor  zijn  persoon  geen  deel  kon  nemen  aan  het  aOoo- 
pen  der  versterking,  maar  de  aankomst  afwachtte  der 
stoomboot  waarop  de  resident  zich  zou  bevinden;  dat  hij 
zich  van  dat  vaartuig  zou  meester  maken,  en  200spaansche 
matten  uitloofde  voor  het  hoofd  van  den  resident,  die  met 
de  stoomboot  te  Amoenthay  verwacht  werd.  In  den  tweeden 
brief,  met  het  Ijap  van  Antassari,  werd  gevraagd  wanneer 
men  toch  de  versterking  zou  aanvallen. 

Toen  Verspijck  hiervan  kennis  kreeg  en  vernam  hoe  niet  alleen 
de  houding  van  den  regent  het  vermoeden  van  verraad  vermeer- 
derde, maar  dat  ook  de  overtuigendste  bewijzen  bestonden 
dat  zijn  zoon  en  kiay  Mangon  Yoeda  de  hoofdaanleggers  van 
een  zamenzwering  waren,  werd  zijn  vertrouwen  op  den  man 
dien  hij  tot  de  hoogste  waardigheid  verheven  en  met  welda- 
den overladen  had,  sterk  geschokt.  In  aanmerking  nemende 
de  menigvuldige  blijken  van  trouw  door  den  regent  gege- 
ven, en  de  mogelijkheid  van  zijne  onschuld  —  daar  hij 
immers  bij  een  omverwerping  van  het  Europeesch  bestuur  niels 
winnen  kon  en  het  gezond  verstand  hem  dus  op  onze  hand 


Digitized  by  VjOOQIC 


98 

moest  houden,  —  gelastte  hij  dat  er  andermaal  een  naauw- 
keurig  onderzoek  zou  gehouden  worden  door  den  hoofd- 
djaksa ,  tot  dat  einde  van  Bandjer  gezonden ;  tevens  dat  men 
zoo  noodig  de  Uoofiden ,  die  schuldig  werden  bevonden ,  ge- 
vangen zou  nemen,  en  eindeUjk  dat  men  hunne  versterkingen 
te  Kaloewa,  Tandjong  en  Lampehon  gelijktijdig  zou  ontwape- 
nen. Van  een  juist  van  Java  aangekomen  inlandsche  kom- 
pagnie  infanterie  van  het  7^  bataillon  zond  hij  onverwijld  een 
versterking  van  80  man  onder  kapitein  Biünkgreve  en  denl*"" 
luitenant  Albrecht  naar  Amoenthay,  en  liet  de  Celebes  naar 
Negara  stoomen  om  de  gemeenschap  met  Amoenthay  te  ver- 
zekeren. 

Van  den  inval  der  Doesoeners  (zie  pag.  71)  aan  de  Ka- 
poeas  vernam  men  niets  meer.  Tommonggong  Djaja  Negara, 
Hoofd  van  de  Beneden-Kapoeas ,  kwam  met  dat  van  de 
Beneden-Kahayan  overeen  om  te  Ra  we,  nabij  de  monding  der 
s.  Rongan  een  benting  te  bouwen  en  gezamenlijk  te  bezetten. 
Op  die  wijze  wilden  zij  de  bevolking  van  Kahayan  tot  rust 
brengen  en  vrij  maken  van  den  invloed  der  goesti's.  De 
militaire  kommandant  van  Kwalla  Kapoeas  stoomde  met  25 
man  bedekking  de  rivier  op  tot  voorbij  Kotta  Baroe  en  vond 
overal  bet  land  in  rust. 

Te  Panko  aan  de  Kabayan  kwam  een  tiental  Hoofden  zich 
aanmelden  als  bereid  om  zich  aan  het  gouvernement  te  on- 
derwerpen. Naar  Bandjermasin  opgezonden,  nam  de  resident 
hun  den  eed  van  trouw  af,  reikte  hun  de  acte  van  aanstel- 
ling uit  en  gaf  hun  geschenken  van  zout ,  rood  laken  en  galon. 

Een  transport  van  455  gantangs  zout  en  twee  kranjangs 
tabak  bestemd  voor  Boven-Doesoen,  dat  onze  versterking  te 
Marabahan  en  Mengkatip  reeds  ongemerkt  voorbij  gevaren 
was,  werd  door  kiay  Ranga  Niti  achterhaald  en  te  Marabahan 
opgebragt. 


Digitized  by 


Google 


94 

De  75  bajonetten  onder  kapitein  Bruigom  en  luitenant  de 
Graeff,  waarmede  de  majoor  Verspijck  de  kolonne  Schuak  ter 
hulpe  was  gesneld  (zie  pag.  56),  werd  beslemdomdebevol 
king  van  Karrouw  te  tuchtigen  voor  de  vijandelijkheden 
aan  die  kolonne  gepleegd  in  de  bosschen  tusschen  Rodok 
en  Moeka-hadjie.  Bruigom  kwam  den  7~te  Tameang  Layangaan 
en  ging  een  paar  dagen  later  Karrouw  in.  Gebrek  aan  koelie», 
slecht  weder  en  hooge  waterstand  veroorzaakten  evenwel  dal 
hij  slechts  tot  Ringkau  Katlan  kon  doordringen,  eenige  ladangs 
verwoestte,  met  den  vijand  eenige  schoten  wisselde,  waarbij 
hij  twee  dooden  en  een  gekwetste  kreeg,  doch  overigens 
weinig  verrigtte.  Te  Tameang  Layang  teruggekeerd ,  zond 
hij  een  aantal  patrouilles  naar  de  omliggende  kampongs  om 
het  geschokte  vertrouwen  der  bewoners ,  die  voor  Schuak's 
kolonne  evenveel  vrees  hadden  getoond  als  voor  den  vijand, 
te  herstellen  en  hen  tot  terugkeer  in  hunne  woningen  ic 
bewegen. 

Soeta  Ono  ontving  omstreeks  dien  tijd  van  zekeren  pange- 
rang  Yoeda  Mas  Kesoema  een  brief  van  den  volgenden  in- 
houd : 

>Soeta  Ono  en  tommonggong  Djaja ,  wilt  gij  ons  niet  toe- 
gedaan zijn? 

«Wanneer  gij  de  partij  der  Hollanders  trekt ,  kunt  gij 
voortgaan,  maar  gevoel  er  later  geen  berouw  van.  Door 
thans  de  Hollanders  als  uwe  vorsten  te  erkennen ,  zult  gij 
later  door  hen  in  het  verderf  gestort  worden. 

»Gij  beiden  zult  door  God  vervloekt  worden  tot  aan  het 
zevende  geslacht ! 

•Wanneer  gij  mij  wilt  erkennen  als  uwen  vorst ,  zult  gij 
gezegend  worden  en  beloof  ik  U  vergiffenis  van  uwe  fouten; 
doch  ik  verwacht  van  ü ,  dat  gij  de  benting  van  Tameang 
Layang  zult  alloopen  en  mij  het  hoofd  van  den  kommandant 
brengen.  Dan  zult  gij  door  mij  in  uwe  landen  in  uw  rang 
hersteld  worden.*' 


Digitized  by  VjOOQIC 


95 

Te  regt  duchtte  Soeta  Ono  nu  weerwraak  van  de  vijandige 
Dayaksche  stammen  en  verzocht  dat  zijn  gepalissadeerde  hoofd- 
kampong  Telang  door  eenige  soldaten  beschermd  mogt  wor- 
den. De  bevolking  van  Sihong  had  voorzeker  regt  pp  onze 
bescherming;  daarom  werd  een  kleine  versterking  te  Te- 
lang  opgerigt  en  met  30  man  onder  van  den  Gheijn  bezet. 
Door  ziekte  van  Slrengaerts  werd  de  Graeff  tijdelijk  met  het 
kommando  te  Tameang  Layang  belast. 

Bij  publicatie  vernamen  de  bewoners  van  Doesoen  Ilir  dat 
zij  als  vijanden  van  het  gouvernement  zouden  beschouwd 
worden ,  bijaldien  zij  niet  binnen  6  weken  zich  langs  de 
Barilo  beneden  Mengkatip  zouden  gevestigd  hebben.  Boven- 
dien werden  maatregelen  genomen  om  allen  toevoer  van  zout 
te  beletten  benoorden  Mengkatip,  Telang  en  Tameang 
Layang. 

Den  43«"  Junij  stoomde  de  Suriname  naar  de  oostkust, 
gaf  te  Pagattan  een  brief  van  den  resident  af,  waarbij  de 
radja  uitgenoodigd  werd  te  Bandjer  te  komen,  en  ging 
verder  naar  Koetei  een  brief  aan  sulthah  Moehamad  Adil 
Halifatoel  Moeminiën  overbrengen.  Nog  in  diezelfde  maand 
werd  *s  sulthans  antwoord  met  het  stoomschip  medegegeven. 

Daarin  betuigde  de  sulthan  zijne  blijdschap  over  het  ont- 
vangen van  den  residentsbrief  dd.  H  Junij,  dien  hij  aan  de 
Hoofden  en  oudsten  des  rijks  had  voorgelezen.  »Het  is  waar, 
schreef  hij  ,  dat  ik  teruggekeerd  ben ,  doch  geenszins  om 
af  te  zien  van  mijn  plan  om  het  gouvernement  bijstand  te 
verleenen.  Ik  hoop  dat  mijn  doorluchtige  vriend  toegevend- 
heid zal  gebruiken,  veraiits  naar  het  gevoelen  van  al  de 
Hoofden  en  oudsten  van  het  rijk,  het  getal  strijders  te  ge- 
ring was ,  om  den  vertegenwoordiger  van  het  gouvernement 
en  mij  naar  Boven-Doesoen  te  brengen.  Mijn  voornemen  om 
het  gouvernement  hulp  te  verleenen,  moet  en  zal  ik  met  ge- 
noegen ten  uitvoer  brengen. 


Digitized  by 


Google 


96 

i»De  brief  van  mijn  doorluchtigen  vriend  bevat  een  kennis- 
geving, dal  hij  een  stoomschip  ter  mijner  assistentie  zal  zen- 
den, benevens  honderd  soldaten  om  mij  op  dezen  togt  te 
vergezellen.  Deze  gunst  van  mijn  vriend  verwachtte  ik 
ook,  doch  ik  verzoek  ditmaal  dat  met  de  soldaten  vooreerst 
zal  gewacht  worden,  daar  ik  dezen  togt  nog  alleen  wilde 
maken ,  opdat  mijne  schande  door  mijn  doorluchtigen 
vriend  niet  vergroot  worde.  Wanneer  het  gouvernement  toch 
zijne  troepen  zond  om  met  mij  ten  strijde  te  trekken,  dan 
zullen  de  andere  vorsten  en  mijne  onderdanen  denken  dat 
ik  uit  dwang  ten  oorlog  trek;  dit  is  echter  het  geval  met  mij 
niet.  Ik  wil  toonen  dat  ik  uit  eigen  vrijen  wil  het  gouverne- 
ment bijsta.'' 

Ofschoon  het  besluit  van  den  sulthan  om  zonder  mede- 
werking van  militaire  magt  den  togt  te  hervatten,  den  re- 
sident niet  aangenaam  was,  meende  hij  echter  aan  zijn  ver- 
langen te  moeten  voldoen  om  alles  te  voorkomen  wat  de  vriend- 
schappelijke betrekking  kon  verbreken.  Daar  de  sulthan  den 
8^°  Augustus  gereed  en  gaarne  zoo  ver  mogelijk  de  rivier  op 
door  een  stoomschip  vergezeld  wilde  zijn,  zond  Verspijck 
de  Bali  derwaarts,  nadat  hij  de  equipage  met  18  mariniers 
en  35  inlandsche  soldaten  had  versterkt. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK    Vil. 


9AMAB  TB  PAMATTON.  —  VERRAAD  VAN  TONGKO  BRAHIM.  —  JAGT 
OP  HIDATAT.  —  GEVANGENNEMING  ZIJNER  VROUWEN.  —  GE- 
VECHT   TB    KRINIANG    EN    HABANG.   —   BESCHIKKINGEN 
TOT  EEN  TWEEDEN  TOGT  NAAR  GOENONG  TONGKA. — 
VERKENNING   DER  S.  BOENTOEK.  —  OOSTKUST. 

Tommonggong  Gamar  en  zijne  bende  waande  men  voor 
goed  teruggetrokken  naar  de  bovenlanden  van  Koesan  of  Batoe 
Litjin,  ¥raar  de  vijand  steeds  een  toevlugtsoord  vond;  drie 
weken  althans  gingen  voorbij  zonder  dat  de  rust  in  Martapoera 
werd  verstoord.  Geheel  onverwachts  daagde  in  den  avond 
van  den  20^''  Julij  een  groote  bende  muitelingen  als  uit  den 
grond  op  en  vertoonde  zich  in  de  noordelijke  wijk  van  Mar- 
tapoera. De  kampongswacht  berigtte  hare  nadering  van  den 
kant  der  Kwalla  Tambangan,  doch  toen  Reuter  en  van  Sor- 
gen  haar  met  45  bajonetten  te  gemoet  trokken  op  het  oogen- 
blik  dat  zij  de  rivier  wilde  oversteken ,  was  het  gezigt  der 
bajonetten  genoeg  om  haar  van  plan  te  doen  veranderen  en 
regtsomkeert  te  doen  maken,  terwijl  ze  daarna  in  de  moe- 
rassige wildernis  verdween. 

\ier  dagen  later  was  de  bergpas  van  Passiraman  bij  Goenong 
Pamatton  andermaal  door  vijanden  bezet.  Kapitein  Boudier  met 

n.  7 


Digitized  by  VjOOQIC 


98 

luitenant  van  Sorgen,  Terwerda,  80  bajonetten  en  een 
morlier  (den  26*")  derwaarts  gemarcheerd,  verkende  nog 
dien  dag  de  positie ,  vond  haar  zeer  sterk  en  maakte  de  vol- 
gende beschikkingen.  Vroeg  in  den  morgen  moest  Terv^^erda 
met  zijn  peloton  een  brug  over  de  rivier  slaan,  de  stelling 
omtrekken  en  in  het  woud  het  signaal  van  voorwaarts  af- 
wachten. Van  Sorgen  zou  den  weg  nemen  bij  de  verkenning 
gevolgd,  den  berg  afdalen,  de  rivier  oversteken  en  zich  met 
Terwerda  in  verbinding  stellen,  ten  einde  de  bentings  van 
achteren  aan  te  vallen  op  het  oogenblik  dat  de  kolonne-kom- 
mandant  die  in  front  aantastte. 

Den  27*^"  hadden  deze  bewegingen  plaats  zoo  als  bepaald 
was.  De  hoofdkolonne  wierp  eenige  granaten  onder  het  voor- 
uitrukken ;  de  lirailleurs  openden  vervolgens  het  vuur,  en  daar- 
na werd  het  sein  tot  den  aanval  van  de  achterzijde  gegeven. 
Toen  dat  signaal  zich  liet  hooren ,  was  Terwerda  achter  de 
versterkingen  gekomen,  en  van  Sorgen  reeds  beschoten  uit 
een  benting,  wier  aanwezen  hij  wel  vermoedde  maar  die 
voor  hem  niet  zigtbaar  was.  Terwerda  ziet  de  benting,  loopt 
er  op  storm ,  en  jaagt  de  bezetting  op  de  vlugt :  daarna  gaat 
hij  op  de  tweede  versterking  af,  die  150  pas  verder  gelegen 
en  bijna  ongenaakbaar  is.  Van  Sorgen  heeft  inmiddels  een 
overgang  over  de  Passiraman  gevonden ;  met  de  patroontasch 
op  het  hoofd  doorwaadt  zijn  peloton  de  rivier.  Ook  de 
tweede  benting  wordt  door  den  dapperen  Terwerda  genomen , 
de  bezetting  wil  over  de  rivier  terugtrekken,  doch  daar 
glinsteren  bajonetten ;  zij  onlvlugt  dus  langs  een  andere  zijde. 
Een  levendig  geweervuur  knalt  uit  de  derde  benting;  toen 
dit  ophoudt,  geeil  Boudier  een  signaal,  doch  krijgt  geen  ant- 
woord. Hij  laat  den  mortier  nabij  die  benting  opstellen  en 
zendt  versterking  naar  van  Sorgen,  die  nu  met  Terwerda 
vereenigd  moet  zijn.  Werkelijk  heeft  van  Sorgen  aan  de 
eerste  benting  gekomen,  die  doen  bezetten  en  is  daarna  lot 
de  tweede  voortgerukt.  Daar  lag  Terwerda  zwaar  gewond  naast 


Digitized  by  VjOOQIC 


99 

sergeant   Wissink   en   flankeur   de   Vries,   wier  bloed  ook 
uit  diepe  wonden  vloeide. 

Naauwelijks  had  van  Sorgen  in  de  benting  eenige  manschap- 
pen gelaten,  of  weder  klonk  de  stormmarsch,  en  wierp  van  Sor- 
gen zich  op  de  derde  en  laatste  versterking ;  de  vijand  ontvlood, 
een  gewonde  achter  latende.  Korporaal  Grimm  vervolgde 
een  Hoofd  en  bragt  het  een  bajonetsteek  toe,  doch  ontving 
zelf  een  krissteek ;  hoewel  ontzet  door  korporaal  de  With , 
stieri  hij  toch  een  kwartieruurs  later  den  heldendood.  Ook 
de  brave  Terwerda  mogt  de  overwinning  geen  halfuur  over- 
leven. 

De  soldaten  van  het   9«  bataillon  hadden  zich  weder  uit- 
muntend gedragen,  acht  man  werden  meer  of  min  ernstig 
gewond  i    terwijl  van  Sorgen  de  gekwetsten  naar  Martapoe- 
ra   begeleidde,   bleef  Boudier  voorloopig  te  Paraatton  post 
houden  om  den  omtrek  te  zuiveren.    Een  zwaar  gewond  ge- 
vangene bekende  weinige  uren  voor  zijn  dood,  dat  200  man, 
waarvan  60  met  geweren  gewapend,  de  stelling  hadden  bezet ; 
dat  tommonggong  Gamar,  bijgestaan  door  vijf  onderhoofden 
het  bevel  had  gevoerd;  dat  Hidayat  hen  van  wapens  en  mu- 
nitie   had    voorzien,    die    hij  uit  Passir     ontving;  dat   de 
bewoners  van  kampong  S.  Allang  en  Lok  Tenga  hen  van  leef- 
togt  voorzagen,  zelven  deel  hadden  genomen  aan  het  gevecht, 
en  van  plan  waren  naar  hunne  kampongs  terug  te  keeren 
waar   zij  als  getrouwe  en  gehoorzame  dienaren  van  het  gou- 
vernement  te   boek   stonden.    Dadelijk  werd  bevel  gegeven 
om   de  Hoofden  dier  kampongs  gevangen  te  nemen.     Later 
vernam  men  nog  dat  Gamar  een  groot  aantal  gewonden  had 
gekregen. 

Luitenant  Thissen,  die  reeds  van  den! 5«°Julij  met 30 bajo- 
netten in  't  veld  was  en  den  22«°  een  bende  van  50  man 
overvallen  en  met  verlies  uit  elkander  geslagen  had,  kwam 
roet  zijne  kolonne  den  bedreigden  kampong  Boemarata  nabij 
Mataraman,  die  in  den  nacht  van  den  27®°  door  den  vijand 


gStTze^yOéi^ 


100 

was  aangevallen,  te  hulp ,  en  keerde  eerst  den  SS*»  van  dien 
vermoeijenden  togt  terug. 

Middendorp  adjudant-onderofficier  kv^am  (5  Jullj)  uitMen- 
gappan  met  25  bajonetten  den  kampong  Amangong,  die  door 
een  bende  van  100  muiters  werd  bedreigd,  te  hulp.  Boudier, 
op  dat  oogenblik  te  S.  Allang  op  patrouille ,  kreeg  bevel  Men- 
gappan  aan  te  doen.  1«  Luitenant  van  Oort  (15  Julij)  met  87 
bajonetten  over  Apoei  naar  Malakkak  marcherende ,  vernielde 
twee  padieschuren.  Den  25«>  rukte  hij  weder  met  36  bajo- 
netten uit  naar  Kalaan  en  S.  Mandie  di  Maro,  waar  4  gevan- 
genen werden  gemaakt.  Den  29*^"  ging  Benschop  zelf  met  1 
ofQcier  en  29  bajonetten  op  marsch  naar  laatstgenoemden 
kampong,  omsingelde  den  30«°  een  huis,  maakte  14  gevan- 
genen, vernielde  eenige  padieschuren  en  kwam  2  Augustus 
te  Mengappan  terug. 

Ten  noorden  van  S.  Allang,  in  het  woud  datRiamKanan 
met  Riam  Kiwa  vereenigt,  had  tommonggong  Gamar  zich  met 
een  60tal  volgelingen  in  een  benting  benoorden  BoekitBrasma 
genesteld.  Van  Sorgen  zocht  hem  op,  vond  na  dagenlange 
marschen  den  schuilhoek,  verdreef  den  vijand  met  verlies  en 
slechtte  de  benting.  —  Het  liet  zich  aanzien  dat  de  vijand,  overal 
geslagen  en  nergens  geen  leeftogt meer viiidende,  diestreken 
vaarwel  zoude  zeggen.  De  rijstmagazijnen  waren  vernield,  en  de 
bevolking  die  oostelijk  van  onze  uiterste  versterkingen  woonde, 
was  genoodzaakt  zich  in  het  bereik  en  onder  bescherming  der 
bajonetten  in  groote  kampongs  te  vereenigen.  Dezelfde  maat- 
regelen waren  in  het  distrikt  Margasarie  genomen ;  door  de 
ijverige  patrouilleringen  (Coenen  van  7  tot  en  met  13  Julij  naar 
Baleh;  de  controleur  van  18 — 20  naar  Labang;  kapitein  En- 
gel met  35  bajonetten  naar  verschillende  kampongs)  waren  de 
gevangenissen  van  Martapoera  en  Bandjermasin  gevuld  met 
oproerlingen,  die  nog  gedurig  in  handen  der  onvermoeide  pa- 
trouilles vielen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


101 

Het  postgeleide  van  Kendangan  werd  (SJulij)  verraderlijk 
beschoten,  waardoor  een  fuselier  sneuvelde  en  twee  man  gewond 
■werden.  Een  patrouille  onder  den  1"  luitenant Voogt (SJulij) 
uit  Rantawan  gezonden,  had  geen  ontmoetingen.  Op  drie  uren 
gaans  van  Hankinang,  bij  Batoe  Doedok,  was  een  vijandelijke 
bende  gezien.  Luitenant  Muller  rukte  den  14<«°  met  60  ba- 
jonetten en  een  mortier  uit  Kendangan  en  kwam  na  een 
vermoeijenden  marsch  aan  Batoe  Doedok,  een  300  voethoo- 
gen,  digt  begroeiden  en  zeer  steilen  heuvel.  Met  45  bajonetten 
het  woud  intrekkende,  vond  hij  twee  sterke bentings;  ofschoon 
die  niet  verdedigd  werden ,  toonden  evenwel  eenige  scholen 
uit  een  ravijn  op  de  kolonne  gelost,  aan  dat  er  zich  vijan- 
den in  den  omtrek  bevonden.  Den  SO"""  vernam  men  dat  te 
Pegat  Batoe  aan  den  voet  van  het  Mandella-gebergte  een  ver- 
sterking werd  opgerigt.  Dadelijk  begaf  Muller  zich  met  60 
bajonetten  en  één  mortier  daarheen,  bestormde  het  werk,  nam 
en  vernielde  het.  De  vijand  bood  slechts  weinig  tegenstand; 
alleen  de  adjudant-onderofficier  Koch  kreeg  een  randjoewond. 

Tongko  Brahim  (zie  pag.  92),  vroeger  een  volgeling  en  onder- 
bevelhebber van  Hidayat ,  had  na  in  onze  handen  te  zijn  geval- 
len, als  spion  het  bestuur  veel  diensten  bewezen.  Daar  de 
aanhangers  van  Hidayat  zijn  ondergang  zochten,  werd  hem 
toegestaan  zich  in  de  nabijheid  van  onze  versterking  te  Amoen- 
ihay  met  der  woon  te  vestigen.  Schijnbaar  de  regering  met 
hart  en  ziel  toegedaan,  wist  hij  het  volle  vertrouwen  van  den 
assistent-resident  te  winnen;  dit  verworven  hebbende ,  vormde 
hij  het  plan  om,  zoowel  door  het  aanzien  waarin  hij  bij  het 
Europeesch  bestuur  stond ,  als  door  den  aanhang  dien  hij  in 
de  naburige  kampongs  had  welen  te  verkrijgen,  den  regent 
ie  belasteren  en  den  voet  te  ligten,  en  zelf  tot  die  hooge 
betrekking ,  althans  tot  distriktshoofd,  in  zijn  plaats  benoemd 
Ce  worden.  Van  het  oogenblik  dat  dit  plan  bij  hem  tot  rijp- 
heid kwam ,  was  hij  bijna  dagelijks  de  aanbrenger  van  kne- 


Digitized  by  VjOOQIC 


102 

velarijen  die  door  den  regent  en  de  distriktshoofden  gepleegd 
zouden  zijn;  wist  hij  regtstreeks  of  zijdelings  een  ongunstige 
uitlegging  te  geven  aan  de  onschuldigste  handelingen  dier 
Hoofden,  en  hunne  dwalingen,  zoo  donker  mogelijk  ge- 
kleurd, in  het  hatelijkste  licht  te  stellen.  Met  elke  werke- 
lijke of  schijnbare  fout  van  den  regent  viel  de  ij  ver  van  Tong- 
ko  Brahim  meer  in  het  oog;  hoe  meer  de  ontevredenheid  van 
den  assistent-resident  over  het  wangedrag  der  inlandsche 
ambtenaren  toenam ,  des  te  hooger  steeg  Tongko  Brahim  in 
zijn  gunst.  De  goede  verhouding  van  het  Europeesch  tot 
het  Inlandsch  bestuur  was  verbroken;  de  verwijdering  nam 
toe,  toen  Brahim  de  getrouwheid  van  den  regent  en  de  dis- 
triktshoofden in  verdenking  had  weten  te  brengen.  Zoover 
gevorderd,  moest  de  groote  slag  worden  geslagen. 

Een  vertrouweling  van  den  spion  schreef  valsche  brieven, 
waaruit  het  hoogverraad  der  inlandsche  ambtenaren  ten  dui- 
delijkste moest  blijken  ;  het  zegel  van  den  regent ,  meester- 
lijk nagemaakt,  werd  daarop  gedrukt,  en  voorwendende  dat 
zijne  volgelingen  die  brieven  in  den  trommel  van  het  distrikts- 
hoofd  van  Amoenthay  hadden  gevonden,  bragt  Tongko  Bra- 
him die  sprekende  bewijzen  van  schuld  aan  den  assistent- 
resident. Gelijktijdig  (28  Junij)  bewerkte  hij  door  middel  van 
valsche  tjaps  van  Hidayat,  waarbij  twee  Hoofden  werden 
aangesteld  onder  de  namen  van  kiay  Adipati  en  van  Tjakra 
Negara  (dezelfde  namen  die  de  Regent  en  diens  oudste  zoon 
droegen) ,  een  aanval  op  de  versterking ,  die  echter  door  zijn 
toedoen  ontdekt  en  verijdeld  werd.  Toen  dus  de  gevange- 
nen verklaarden  dat  zij  op  last  van  kiay  Adipati  en  Tjakra 
Negara  gehandeld  hadden,  kon  de  schuld  dier  ambtenaren 
niet  meer  betwijfeld  worden. 

Gelukkig  kwam  ter  goeder  tijd  de  Hoofddjaksa  te  Amoen- 
thay aan.  De  resident  Yerspijck  had  hem  niet  verbloemd 
dat  hij  Tongko  Brahim  wantrouwde.  Spoedig  ontdekte 
de  trouwe  Hoofddjaksa  de  overeenstemming  der  namen  van 


Digitized  by  VjOOQIC 


103 

kiay  Adipati  en  Tjakra  Negara.  In  een  openbare  verga- 
dering bezwoer  de  regent  den  hem  vertoonden  brief 
niet  geschreven  te  hebben,  doch  ontkende  de  oogenschljn- 
lijke  echtheid  van  het  zegel  niet.  De  spion  die  den  brief 
had.aangebragt,  moest  nu  naauwkeurig  mededeelen  op  wel* 
ke  wijze  hij  in  het  bezit  daarvan  was  gekomen;  en  toen 
het  uit  zijn  dubbelzinnig  antwoord  bleek  dat  hij  onwaarheid 
sprak,  werd  hij  gedrongen  om  te  bekennen  dat  Brahim  hem 
zelf  den  brief  had  gegeven;  om  dien  den  assistent-resident 
in  handen  te  spelen.  De  bewijzen  van  schuld  bleven  niet 
uit;  men  vond  verscheidene  valsche  tjaps  in  Brahim's 
bezit ;  hij  zelf  werd  met  zeven  medepligtigen ,  waaronder 
de  mandoroppasser  en  de  trouwste  spionnen,  aangehouden  en 
gevangen  gezet.  De  kuiperij  waarvan  de  regent  het  slagtoffer 
had  moeten  worden,  leidde  nu  ten  goede;  niet  alleen  gaf 
deze  zaak  hem  het  bewustzijn  van  het  gebrekkige  zijner  po- 
litie, maar  zij  overtuigde  hem  tevens,  dat  wanneer  het  be- 
stuur eens  tot  afdoende  maatregelen  overging,  het  even 
krachtig  als  openlijk  handelde  en  den  invloed  van  niemand 
hoegenaamd  ontzag. 

Door  het  ontmaskeren  van  Tongko  Brahim  was  het  ver- 
trouwen der  inlandsche  Hoofden  in  het  Europeesch  bestuur 
zeer  toegenomen ;  de  resident  Verspijck  overtuigde  zich\an  hun 
ijver  op  een  inspectiereis  en  vond  de  middelen  van  gemeenschap 
veel  verbeterd.  Het  distriktshoofd  van  Amoenthay  bood  aan, 
met  twee  honderd  inlanders ,  versterkt  door  25  verkleede 
soldaten ,  naar  Pramassan  Amandit  te  trekken ,  de  Hoofden 
van  dat  gewest  over  te  halen  onze  partij  te  kiezen  en  Hidayat 
zoolang  te  vervolgen,  totdat  hij  levend  of  dood  in  zijne  han- 
den viel.  Zonder  zich  veel  van  den  uitslag  voor  te  stellen ^ 
stond  Verspijck  echter  toe  dat  in  het  begin  van  Augustus  die 
togt  plaats  zoude  hebben. 

Volgens  de  verklaring  van  een  gevangene  verschuilde  Hi- 
dayat zich  met  zijn  aanhang  sedert  eenigen  tijd  te  Goenong 


Digitized  by  VjOOQIC 


104 

Hanioe.  Van  Vloten  rukte  den  40««  Julij  met  een  kolonne 
van  440  bajonetten  en  470  koelie's  (van  der  Heijden,  Hojel 
en  van  Haaflen)  over  Barabei-ie  daarheen,  en  bereikte 
de  plaats  na  drie  vermoeijende  marschdagen.  Hidayat,  die 
nooit  lang  op  dezelfde  plaats  durfde  vertoeven ,  had  zich  ook  nu 
reeds  van  hier  verwijderd  en  zou  naar  Ilaroyan  in  Pramassan 
Amandit  vertrokken  zijn.  Zijne  vrouwen  en  die  zijner  ge- 
trouwe volgelingen,  pangerang  Djalalana ,  pangerang  Ketjil  en 
demang  Lehman ,  vielen  ons  evenwel  in  handen.  Een  zeer 
groote  voorraad  rijst  en  zout  werd  even  als  de  groote  en 
ruime  huizen  der  Hoofden  verwoest.  De  bevolking  kreeg  last 
zich  zonder  uitstel  in  de  nabijheid  onzer  posten  te  komen  ves- 
tigen ;  om  aan  dat  bevel  meer  klem  te  geven,  werden  de  vrou- 
wen der  voornaamste  ingezetenen  als  gijzelaars  medegevoerd. 
Die  maatregel  trof  doel ,  want  binnen  weinige  dagen  was 
een  menigte  gezinnen  opgebroken  en  aan  de  bevolen  ver- 
huizing gevolg  gegeven.  Den  46*°  keerden  van  Vloten  en 
van  der  Heijden  met  hunne  troepen  naar  Barabei-ie  terug. 

Den  20®°  bezochten  twee  kolonnes  uit  Barabei-ie  en  Ken- 
dangan,  80  bajonetten  en  2  officieren  onder  van  der  Heijden, 
en  40  bajonetten  onder  Brinkgreve,  de  plaats  waar  Hidayat 
zich  volgens  de  laatste  opgaven  zou  ophouden;  doch  ook 
Haroyan  had  hij  reeds  verlaten.  Een  wacht  van  eenige 
Bandjerezen  nam  de  vlugt  en  liet  hare  vuur-  en  blanke 
wapenen  in  den  steek.  Op  aanwijzing  eener  vrouw  ontdekte 
men  's  vijands  hoofdmagazijnen,  bestaande  in  een  menigte 
padie-schuren  en  een  groote  hoeveelheid  zout  en  olie.  Met 
de  bevolking  werd  op  dezelfde  wijs  als  te  Hanioe  gehandeld. 

Ongetwijfeld  bragten  de  twee  laatstgenoemde  togten  een 
gevoeUgen  slag  toe  aan  Hidayat's  rust;  achtte  hij  het  vroe- 
ger noodig  om  nooit  lang  in  denzelfden  schuilhoek  te  blijven , 
thans  nu  die  schuilhoeken  ontdekt  en  verwoest  waren,  moesten 
zijn  angst  en  verlegenheid  toenemen.  De  Hoofden  van  Pra- 
massan AUei,  die  tot  nu  toe  onwillig  geweest  waren  om  te 


Digitized  by  VjOOQIC 


105 

Amoenthay  te  verschijnen ,  kwamen  thans  vergiffenis  vragen. 

Het  distrikishoofd  van  Kaloewa  deelde  den  resident  op  zijne 
inspectiereis  mede,  dat  twee  kampongs,  Kriniang  en  Habang, 
in  openlijk  verzet  bleven  en  hunne  Hoofden  zelfs  Kaloewa  met 
een  aanval  bedreigden.  Yerspijck  zond  den  mufli  derwaarts, 
om  hen  aan  te  manen  zich  liever  te  onderwerpen  dan  langer 
het  wettig  gezag  te  trotseren.  Die  welwillendheid  werd  be- 
antwoord met  een  aanval  op  kampong  Kaloewa.  Het  distrikts- 
hoofd  ging  den  vijand  te  gemoet,  doch  moest  na  een  vuur- 
gevecht waarbij  van  beide  kanten  een  paar  dooden  vielen, 
naar  zijne  versterking  terugtrekken.  Op  dat  oogenblik  kwam 
echter  de  4«  luitenant  Yerspijck  met  50  bajonetten  van  Amoen- 
thay op  het  terrein;  het  gezigt  alleen  van  soldaten  deed  reeds 
een  goede  uitwerking,  de  hulptroepen  hielden  stand,  de  vij- 
and weifelde.  Nu  traden  zeven  hadji's  voor,  om  de  bende 
te  toonen  hoe  zij  zich  moest  gedragen.  Met  gevelde  lans, 
schreeuwende  en  biddende,  wierpen  zij  zich  op  de  vooi^ 
wacht  onder  sergeant-majoor  Knopper.  Deze  ontvangt  hen 
bedaard  met  een  salvo,  waardoor  vier  hadji's  vallen  en  de  drie 
anderen  gewond  worden.  Knopper  zelf  krijgt  drie  lansste- 
ken. De  vijand  slaat  op  de  vlugt ;  luitenant  Yerspijck  brengt 
hem  bij  de  vervolging  nog  een  aanzienlijk  verlies  toe,  en 
rukt  's  anderendaags ,  met  eenige  hulptroepen  vereenigd, 
naar  Kriniang  en  Habang.  Die  kampongs  worden  met  moed 
verdedigd,  doch  de  moed  der  soldalen  is  grooter;  de  korte  bajo- 
netten zijn  krachtiger  in  hunne  handen  dan  de  lange  lansen 
in  die  des  vijands.  Luitenant  Yerspijck  maakt  zich  van  beide 
kampongs  meester  en  geeft  ze  aan  de  vlammen  prijs.  De 
vijand  had  zware  verliezen  geleden;  't  ontbrak  hem  aan 
handen  om  alle  slagtoffers  van  het  gevecht  op  te  nemen  en 
in  het  woud  te  dragen;  want  drie  dooden  en  vier  zwaar 
gewonden  moet  hij  achter  laten. 

Blijkens  de  berigten  der  menigvuldige  patrouilles  die  het 
land   in  alle   riglingen   doorkruisten   (adjudant-onderofGcier 


Digitized  by  VjOOQIC 


106 

Peters  naar  Telok  Batong,  2«  luitenant  Werdmuller  von  Elgg 
(3  Julij)  naar  Poeloe  Banjoe)  was  het  vroeger  zoo  woelzieke 
distrikt  Tabalong  lot  rust  gekomen.  De  militaire  komman- 
dant  had  een  brief  ontvangen  van  hadji  Kasoema  Ningrat, 
een  neef  van  den  sulthan  van  Passir  en  zijn  vertegenwoor- 
diger in  Boven-Passir,  waarbij  hem  kennis  werd  gegeven  dat  de 
Passirezen  nooit  gemeene  zaak  met  den  vijand  hadden  gemaakt. 
Dit  schrijven,  hoe  ver  ook  bezijden  de  waarheid,  strekte 
echter  ten  bewijze  dat  Passir  bevreesd  werd,  nu  de  partij  des 
opstands  het  onderspit  delfde. 

Munters  verkende  (2  Julij)  met  40  bajonetten  den  linker- 
oever der  Tabalong;  de  adjudant-onderofficier  Rosenberg 
vond  (4  Julij)  te  Dayong  en  Telapie  versperringen,  die 
's  anderendaags  door  Munters  werden  opgeruimd.  Den  8*^ 
maakte  diezelfde  oDicier  weder  een  raarsch  langs  de  Taba- 
long, en  den  21»^°  een  nachtelijken  togt  naar  Glogor. 

Spoelders  werd  (9  Julij)  van  Pringin  geëvacueerd  wegens 
ziekte.  Den  21*°  trok  Werdmulier  von  Elgg  met  40  bajonetten 
over  Mantimin  naar  Kiwa,  maakte  een  paar  gevangenen,  bivak- 
keerde op  weg  naar  Batoe  Amphir  en  kwam  overLaropehon 
te  Pringin  terug.  Den  27*^"  bezocht  hij,  geleid  door  een  der 
gevangenen,  kampong  Mindoeing  en  Gamba,  werd  daarbij 
gedurig  uit  bedekte  steüingen  beschoten,  en  vernielde  een 
aanzienlijken  voorraad  levensbehoeilen. 

Den  5«°  Julij  rukten  uit  Barabei-ie  en  Pantey  Ilambawang 
twee  patrouilles,  ieder  van  25  man ,  onder  Hojel  en  van  den 
Bosch,  om  lusschen  Moerong  en  Taal  een  benting  die  in  aan- 
bouw was  op  te  sporen ;  men  zag  evenwel  geen  vijand.  Den  6«* 
kreeg  Hamakers  van  Pantey  Hambawang  naar  Kratau  marche- 
rende» schoten  van  de  overzijde  der  onwaadbare  Laboean  Mas. 
Den  9"""  ging  uit  Rantawan  een  patrouille  onder  sergeant  van 
den  Bussche,  uit  Barabei-ie  een  andere  onder  fourier  Kohier 
naar  Taim,  om  Hoofden  af  te  halen,  die  echter  niet  kwamen. 

Den  33^*^  kwamen  Voogt  en  Hojel  met  30  bajonetten  van 


Digitized  by  VjOOQIC 


107  . 

Barabei*ie  te  Pantey  Ilambawang  om  met  behulp  van  Albrecht 
en  30  bajonetten  in  kampong  Mangoenang  een  opligting  te 
doen.  Tot  dat  einde  ging  Voogt  met  30  man  in  djoekongs 
eerst  naar  Taal  en  verder  overl  and ;  Hojel  met  20  man  langs  de 
S.  Mangoenang,  terwijl  Albrecht  met  10  man  aan  de  mon- 
ding der  soengej  post  vatle.  De  opligling  gelukte  volkomen ; 
behalve  een  doode,  de  zoon  van  Tjitra  Goena,  bragt  men 
's  avonds  7  gevangenen  en  eenige  wapens  mede. 

Een  bedreiging  van  het  zamentrekken  van  300  Dayaks 
onder  pangerang  Yoeda  Mas  Kasoema  (vroeger  goesti  Matjas- 
sin,  doch  onlangs  door  Antassari  tot  Hoofd  van  Doesoen  Ilir 
benoemd)  te  Anahom,  met  het  plan  om  Tameang  Layang 
aan  te  vallen,  werd  beantwoord  door  een  togt  van  deGraeff 
(6  Julij)  naar  die  plaats  met  52  bajonetten,  en  1  mortier, 
waarbij  alle  versterkingen  en  versperringen  werden  vernield 
m  men  den  vijand  uiteen  joeg.  Het  verlies  van  onze  zijde 
bedroeg  8  gewonden  en  maakte  den  teinigmarsch  noodzakelijk. 

Te  Telang  genoot  Soeta  Ono  rust ,  totdat  een  bende 
Dayaks  uit  Karrouw  een  rooilogt  deed  en  uit  Pakoe  en 
Dayoe  een  twintigtal  inwoners  ontvoerde.  De  Sihongers  waren 
daarover  zeer  gebelgd  en  bereidden  zich  voor  tot  een  der- 
gelijken  strooptogt.  Van  den  kant  van  het  bestuur  werd  dit 
niet  tegengewerkt,  daar  het  verwoesten  van  Karrouw  en  het 
terugtrekken  der  vijandelijke  Dayaks  in  meer  noordelijke 
gewesten  de  rust  in  het  Bandjersche  rijk  moesten  bevorderen. 
Soela  Ono  verliet  Telang  met  60  volgelingen  om  de  bevol- 
king van  Pakoe  en  Dayoe  te  beschermen,  wachtte  in  laatst- 
genoemde plaats  verscheidene  dagen  den  vijand  te  vergeefs 
af,  vereenigde  de  inwoners  in  twee  versterkte  kampongs,  en 
keerde  daarna  naar  Telang  terug.  Toen  te  Tandjong  Allang 
en  Anahom  de  vijand  andermaal  had  post  gevat,  rukte  de 
Graeff  den  21  «>  weder  uit,  kwam  met  zijne  kolonne  (luite- 
nant Croes,  ofTicier  van  gezondheid  Rombach,  65  bajonetten 


Digitized  by  VjOOQIC 


,  108 

en  1  mortier)  vergezeld  van  tommonggong  Djaja  en  diens 
zoon,  langs  een  bijna  onbegaanbaren  weg  in  den  rug  der 
sterke' doch  slecht  verdedigde  stelling,  verdreef  de  bezetting 
en  brandde  den  kampong  tot  den  grond  toe  af.  Bij  het 
eerste  vijandelijk  salvo  werd  korporaal  Weerman  gewond. 
De  vermoeijenis  der  troepen  was  groot. 

De  toestand  van  dat  gewest  vereischte  afdoende  maatre- 
gelen. Om  die  reden  bragt  Yerspijck  het  aantal  bajonetten 
te  Mengkatip  en  Sihong  op  250,  en  belastte  Schuakmethet 
kommando ;  hij  beval  hem  Karrouw  te  zuiveren  en  zich  voor 
te  bereiden  op  een  nieuwen  togt  naar  Goenong  Tongka. 
Tot  dat  einde  kreeg  de  Celebes  bevel  den  waterstand  der  Ayo- 
en  Karrouwrivier  in  dit  jaargetijde  op  te  nemen ;  daarvan  zou 
afhangen  of  te  Tandjong  Allang  een  tijdelijke  versterking  op- 
gerigt  en  Moeka  Hadjie,  van  daar  of  wel  langs  de  rivier  zou  be- 
reikt worden.  Had  men  een  voldoende  magt  te  Moeka  Hadjie  bij- 
een.'dan  kon  Tongka  worden  aangetast  met  meer  kans  van  slagen. 

Antassari  versterkte  inmiddels  zijn  magt  te  Goenong  Tong- 
ka, het  de  Ayo-  en  Mantallatrivieren  versperren  en  met  een 
aantal  veldwerken  op  de  uitspringende  hoeken  voorzien,  en 
had  een  paar  afdecUngen  strijders  vooruitgeschoven  tot  soen- 
gej  Boentoek  en  Tandjong  Allang.  Op  de  tijding  dat  Babay 
door  Antassari's  bende  was  afgeloopen  en  Mengkatip  bedreigd 
werd,  werd  de  post  Mengkatip  met  30  bajonetten  onder  den 
2««  luitenant  Groes  en  met  een  kruisboot  versterkt.  De  komman- 
dant  der  G  3lebes,  uitgezonden  om  de  s.  Boentoek  te  onderzoeken, 
Het  (IS""")  de  barkas  en  sloepen  onder  de  luitenants  ter  zee 
van  Broekhuisen  en  van  der  Star  de  rivier  opgaan.  Een 
halfuur  binnenslands  stuit  men  op  een  versperring ;  |men  hoort 
den  vijand  het  krijgsgeschreeuw  aanheffen  en  wisselt  met 
hem  eenige  kogels ,  waardoor  twee  matrozen  gewond  werden. 
Zich  niet  sterk  genoeg  achtende,  keerden  de  vaartuigen, 
zonder    te    landen    of  de    versperring   te   vernielen,    naar 


Digitized  by  VjOOQIC 


109 

de  Celebes  terug.  Den  22<"  en  24«n  roeiden  de  gewapende 
sloepen  andermaal  de  s.  Uoenloek  in.  Ook  bij  die  gelegen- 
heid bepaalde  men  zich  tot  een  vuurgevecht,  waarbij  geen 
verlies  werd  geleden. 

In  Tanah  Laut  bleef  de  bevolking  even  rustig  als  in  de  af- 
deeling  Bandjermasin.  Sherif  Abdoel  Rachman  had  Ilidayat 
laten  weten  dat  hij  zich  gaarne,  schijnbaar  zonder  voorweten 
van  den  resident,  belasten  zou  met  hetgeen  Ilidayat  welligt 
regtstreeks  aan  den  gouverneur-generaal  wilde  vragen.  In  de 
maand  Julij  zond  deze  hem  een  memorie,  waarin  hij 
door  een  reeks  van  onwaarheden  zich  in  de  oogen  der 
hooge  regering  trachtte  te  zuiveren,  met  verzoek  het 
vroegere  contract  van  sullhan  Adam  met  den  kommissaris 
van  Weddik  weder  van  kracht  te  maken  en  alle  troepen  te- 
rug te  doen  zenden,  met  uitzondering  van  die,  welke  vóór 
den  opstand  hier  waren. 

Tot  nu  toe  was  pangerang  Moeda  Asip  Illat,  Hoofd  vanTjin- 
gal,  Henoengoel  en  Bangkalaan  (op  de  oostkust)  in  gebreke  ge- 
bleven de  beloofde  hulp  te  verleenen  (zie  pag.  72).  In  het 
laatst  van  Julij  zond  hij  evenwel  een  brief,  waarin  werd 
medegedeeld:  dat  hij  langen  tijd  te  vergeefs  naar  Ilidayat's 
verblijfplaats  had  gezocht,  doch  er  eindelijk  in  geslaagd  was 
die  te  vinden.  Met  verraderlijk  opzet  had  hij  hem  hulp 
aangeboden  en  een  ontmoeting  verzocht,  waarop  hem  door 
Bidayat  in  overweging  was  gegeven  om  er  nog  eens  rijpelijk 
over  te  denken,  opdat  hij  niet  in  ongelegenheid  met  het  gouver- 
nement mogt  komen.  De  overbrenger  van  den  brief  voegde 
er  mondeling  bij ,  dat  pangecang  Moeda  eenig  kruid  en  lood 
aan  Hidayat  bad  gezonden  om  zijn  vertrouwen  te  winnen, 
«n  op  het  punt  stond  hem  een  vriendschappelijk  bezoek  te 
brengen,  ten  einde  den  stand  van  zaken  met  eigen  oogen  op 
Xe  nemen.     Bevond  Hidayat  zich  werkelijk   in  groote  ver- 


Digitized  by  VjOOQIC 


110 

legenheid ,  dan  zou  het  geen  moeite  kosten  hem  over  te  ha- 
len om  in  Tanah  Boemboe  een  veilige  schuilplaats  te  zoeken 
en  dan  bij  verraad  gevangen  te  nemen;  weigerde  Hidayat 
van  pangerang  Moeda's  welwillend  aanbod  gebruik  te  maken , 
dan  zou  deze  beproeven  hem  met  geweld  in  handen  te  krijgen. 

Het  zou  ligtvaardig  zijn,  vertrouwen  te  stellen  in  een  Hoofd, 
dat  voorgaf  zich  van  zijn  eigen  landgenoot  door  list  of  geweld 
meester  te  willen  maken.  Daarom  hechtte  de  resident  wei- 
nig geloof  aan  die  mededeelingen;  pangerang  Moeda  speelde 
een  dubbelzinnige  rol.  Het  leed  geen  twijfel  meer  dat  de 
vijand  uit  Koesan  en  Batoe  Litjin  aan  wapens,  munitie 
en  vivres  werd  geholpen;  herhaalde  bevelen  om  de  schuldigen 
uit  te  leveren ,  bleven  zonder  gevolg.  Ook  aan  dien  toestand 
moest  een  einde  komen.  Het  heette  thans,  dat  de  sullhan 
van  Passir  geen  moed  had  te  Bandjer  te  komen,  voor  dat 
hij  eerst  iels  in  het  belang  van  het  gouvernement  had  ver- 
rigt.   Later  gaf  hij  voor  ziek  te  zijn. 

Op  den  assistent-resident  Dahmen  was  een  poging  tol 
vergiftiging  aangewend,  die  gelukkig  mislukte.  Een  deta- 
chement van  15  verkleede  inlandsche  soldaten,  door  de  Bali 
naar  Koetei  medegenomen,  werd  aldaar  achtergelaten  tot  be- 
scherming van  de  regerings-beambten.  De  sulthan  had  thans 
7000  man  onder  de  wapens  en  verzocht,  in  strijd  met 
zijn  vroeger  verlangen,  eon  honderdtal  soldaten  om  den  logt 
naar  Boven-Doesoen  mede  te  maken. 

Over  het  algemeen  was  de  gezondheidstoestand  niet  zeer 
gunstig.  Behalve  de  boven  genoemde  officieren  werden 
nog  de  luitenant  von  Ende  en  de  officier  van  gezondheid 
Andringa  geëvacueerd.  In  den  loop  dezer  maand  kwamen  twee- 
malen suppletietroepen  van  Java.  De  majoor  de  Rochemont, 
kommandant  van  het  7*  bataillon,  eerst  met  de  Boni  naar  Meng- 
katip  gestoomd,  inspecteerde  daarna  zijn  bataillon ,  dat  in  de 
afdeeling  Amoenthay  op  verschillende  posten  was  verspreid*; 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK    VIII. 


TOÖT  VAN    SCHEPENS  NAAR  PRAMASSAN    AMANDIT.  —  TROEPENBE- 
WEGINGEN IN   8IH0NG  EN    AMOENTHAY.  —  "BEZETTING  VAN  HET 
LANDSCHAP    KARBOUW.     —     MISLUKTE   AANVAL     OP  PAGGER. 
—  LIMPASSO.  —   INVAL  IN  TABALONG.  —  VERKENNING  VAN 
RIVIEREN.   —  DB  HOOFDEN  DER  KAHAYAN  EN  KAP0EA8.  — 
VERSTEGB   OP  DE   OOSTKUST.   — 

De  hardnekkigheid  vsraarmede  tommonggong  Gamar  telkens 
den  bergpas  van  Passiraman  bezette ,  noopte  den  komman- 
dant  van  Martapoera ,  zich  met  den  regent  en  400  koelie's 
onder  bedekking  van  den  1«n  luitenant  Schade  van  Westrum 
en  40  soldaten  op  den  7«"  Augustus  derwaarts  te  begeven , 
met  oogmerk  het  kreupelhout  te  doen  omhakken  en  ver- 
branden, en  daardoor  het  verdedigingsvermogen  van  deze 
stelling  te  verminderen. 

Schade  van  Westrum  vond  Pamatton  wederom  bezet  en 
met  drie  nieuwe  veldwerken  versterkt.  Terwijl  majoor  Koch 
deze  met  de  held  der  manschappen  omtrok,  nam  Schade 
zonder  verlies  de  benting  stormenderhand  en  verjoeg  den 
Tijand;  terwijl  de  omtrek  daarna  werd  afgepatrouilleerd, 
liet  de  regent  het  terrein  over  een  lengte  van  2000  pas 
en  een  breedte    van   300  pas   van  kreupelhout    zuiveren. 


Digitized  by  VjOOQIC 


lis 

Te  6  uur  's  avonds  kwamen  vijHien  met  geweren  gewa- 
pende muitelingen  over  den  berg  met  vivres  voor  de  be- 
zetting. Ontwarende  dat  de  benting  door  ons  bezet  was» 
wierpen  zij  de  vivres  weg  en  sloegen  op  devlugt.  Een 
schot  van  het  distriktshoofd  velde  een  hunner.  Na  dien 
tijd  vernam  men  niets  meer  van  vijandelijke  verzamelingen 
op  dit  punt;  wel  liepen  er  den  21 ««  geruchten  van  een 
bende  onder  demang  Lehman  die  zich  nabij  Pamatton  zoude 
ophouden,  doch  deze  werden  niet  bevestigd. 

Op  den  16"  rukte  kapitein  Labaar  met  Schade  van  Wes- 
trum  en  60  bajonetten  naar  Damar  Bekompang,  waar  torn- 
monggong  Gamar  eenige  ladangs  liet  aanleggen.  VanMengap- 
pan  begaf  zich  gelijktijdig  een  patrouille  van  40  bajonetten 
derwaarts.    Gamar  ontweek  echter  beide  afdeelingen. 

Boudier  verliet  in  den  nacht  van  den22«°  op  23*"  met  40 
bajonetten  Martapoera  om  den  muiteling  pangerang  Tjitra 
Kesoema  te  vatten,  die  zich  in  het  woud  nabij  goenong  Djabok 
met  eenigen  aanhang  ophield.  Een  onzer  spionnen,  door 
dien  pangerang  gevangen  genomen  doch  later  ontvlugt,  diende 
bij  dien  togt  als  gids.  Hij  bragt  de  patrouille  ook  in  het 
bosch  dat  met  verschillende  wegen  doorsneden  was.  De  spion 
bij  nacht  ontvlugt  en  niet  op  den  weg  gelet  hebbende,  kon  nu 
de  plaats  niet  terugvinden  waar  de  pangerang  woonde.  Op 
goed  geluk  doormarcherende,  kwam  Boudier  bij  eenige  huizen 
waaruit  de  bewoners  vlugtten,  en  daarna  aan  een  verlaten 
kampong,  dien  de  gids  herkende  als  de  verblijfplaats  van 
Tjitra    Kesoema   en  daarom  vernield  werd. 

Raksapati,  het  vijandelijk  Hoofd  dat  op  hooger  bevel  met  den 
aanleg  der  versterkingen  te  Pamatton  belast  was,  werd  door  een 
der  zijnen,  zekeren  Patta,  verraden.  Boudier  zou  hem  mis- 
schien in  handen  gekregen  hebben,  als  de  civiele  gezaghebber 
van  Tanah  Laut  niet  kort  te  voren  in  zijn  bivak  was  geval- 
len en  hem  verjaagd  had;  deze  ambtenaar  nam  echter  een 


Digitized  by  VjOOQIC 


lis 

dertigtal  vrouwen  en  kinderen  van  muitelingen  gevangen. 
Kapitein  Labaar  ging  den  27<"  tot  het  zelfde  einde  op  pan- 
gerang  Tjitra  uit,  zonder  beter  te  slagen.  —  De  beruchte 
tommonggong  Boeko ,  (zie  pag.  76)  onderwierp  zich  in  het 
begin  der  maand  en  gaf  dadelijk  blijken  van  zijne  goede  ge- 
zindheid ,  door  pembekkel  Maïl  op  te  zoeken  en  te  verslaan. 
Men  hoopte  van  hem  partij  te  trekken  om  Tjinta  Poerie  lang- 
zamerhand tot  rust  te  brengen. 

Naar  Mande -di-Maroe  gingen  den  29«°  Julij  en  3«°  Augustus 
patrouilles,  om  het  verblijf  van  een  aantal  muitelingen  te 
vernielen.  De  kampong  nabij  Mengappan  nam  steeds  in  uit- 
breiding toe.  Het  distriktshoofd  van  Riam  Kanan,  Pati  Warga 
Dalem,  vroeger  een  der  mantri's  van  Hidayat,  lag  onder  ver- 
denking van  met  den  vijand  te  heulen.  Acht  volgelingen  van 
Hidayat  zouden  hem  300  realen  gebragt  hebben  tot  aankoop 
van  levensmiddelen  en  bij  pembekkel  Kamin  huisvesting 
hebben  gekregen.  Met  groote  voorzigtigheid  werd  die  zaak 
onderzocht.  —  Ook  Benschop  ging  met  2  officieren  en  35 
bajonetten  den  20«°  op  Tjitra  Kesoema  af ,  doch  kwam  den  22*^" 
onverrigter  zake  terug. 

Hidayat  bevond  zich  thans  op  de  grenzen  van  het  oude 
sulthansrijk ,  te  goenong  Halon-Halon.  Ook  déar  liet  men 
hem  niet  met  rust. 

Een  kolonne  van  80  bajonetten  marcheerde  onder  Sche- 
pens  en  1«"  luitenant  Bakker  (den  5*°  Augustus)  van  Penga- 
ron  over  Baleh  naar  de  bronnen  van  de  Riam  Kiwa  in 
Pramassan  Amandit ;  een  tweede  kolonne  van  400  man  hulp- 
troepen, waaronder  40  verkleede  inlandsche  soldaten,  onder 
bevel  van  het  distriktshoofd  van  Amoenthay,  ging  insgelijks 
over  Kendangan  naar  Pramassan;  terwijl  pangerang  Moeda, 
de  vorst  van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bangkalaan,  gelijktijdig 
met  1400  gewapenden  in  Amandit  zou  binnen  rukken. 

H.  8 


Digitized  by  VjOOQIC 


114 

Schepens  bragt  zijne  kolonne  tot  op  twee  dagmarschea 
boven  Kréwé  Bertjoetjoe,  op  de  grens  van  RiamKiwa.  Eea 
ondoordringbare  wildernis  belette  hem  verder  door  te  drin- 
gen; nergens  was  een  spoor,  evenmin  van  weg  als  van 
vijand.  Behalve  het  voor  den  marsch  allerongunstigste  ter- 
rein vielen  er  aanhoudend  zware  regens,  zoodat  de  kolonne, 
na  veel  aan  koortsen  en  buikziekten  geleden  te  hebben,  ver- 
pligt  was  om  terug  te  keeren. 

In  het  distrikt  Margasarie  zwierven  de  muitelingen  met 
kleine  benden  in  de  bosschen  rond.  Somwijlen  door  den 
honger  gedreven,  vereenigden  zij  zich  en  deden  dan  een 
wanhopenden  aanval  op  een  of  anderen  goedgezinden  kampong. 
De  adjudant-onderofficier  Coenen  naar  Tambarangan  op  pa- 
trouille gaande,  vernam  (2  Augustus)  dat  Soeta  KarsametlSO 
man  te  Poeloe  Besaar  stond.  Hij  vond  daar  werkelijk  een 
bende,  die  op  4000  pas  het  vuur  reeds  opende  en  die  hLj 
spoedig  op  de  vlugt  sloeg. 

De  civiele  controleur  Fuijck  was  onderrigt  dat  de  kampongs 
Rantau  en  Gadoeng  zouden  geplunderd  worden;  de  noodige 
maatregelen  werden  daartegen  genomen ,  en  toen  den  8*" 
Augustus  een  bende  van  tweehonderd  vijanden  waarvan  50 
met  geweren  gewapend,  den  versterkten  passangrahan  te  Ran- 
tau aanviel,  was  een  stoute  uitval  van  van  Puffelen  met 
twintig  bajonetten  voldoende  om  den  vijand ,  met  achterla- 
ting van  een  doode,  de  vlugt  te  doen  nemen.  Yon  Ende 
maakte  gedurende  de  volgende  dagen  aan  het  hoofd  eener 
patrouille  en  vergezeld  door  Fuijck,  een  togt  door  het  dis- 
trikt, overviel  tommonggong  Anoem  in  zijn  schuilplaats  en 
doodde  hem  met  een  pistoolschot,  toen  hij  zich  wilde  ver- 
zetten. —  Een  patrouille  die  den  46*^°  van  Moengoe  Thayor 
naar  Mataraman  marcheerde,  had  eenige  schoten  door  te 
staan  van  een  bedekt  opgestelden  vijand ,  die  dadelijk  in  de 
wildernis  terugweek.  —  Een  andere  (30  Augustus  tot  3  Sep- 


Digitized  by  VjOOQIC 


115 

tember)  onder  Goenen  had  ia  den  nacht  een  ontmoeting  nabij 
soengej  Raya,  waarbij  een  flankeur  gewond  werd. 

Majoor  de  Veer  de  Rochemont  Icwam  den  3«*  te  Amoen- 
thay  en  vernam  den  8*°  Augustus  dat  een  groote  vijande- 
lijke magt  uit  Doesoen,  door  verscheidene  pangerangs  aan- 
gevoerd, in  Karrouw  en  Pakoe  was  gerukt.  Ten  einde  hier- 
omtrent iets  naders  te  vernemen,  werd  van  Vloten  met  90 
bajonetten  naar  Tandjong  op  kondschap  uitgezonden.  Deze 
vond  echter  in  den  omtrek  alles  rustig  en  keerde  naar 
Amoenlhay  terug. 

Kapitein  Thelen  die  den  7"»  met  60  bajonetten  van  Amoen- 
thay  naar  Tabalong  was  vertrokken  om  een  weg  van  daar  naar 
Pringin  te  zoeken ,  vernam  te  Tangkah  dat  Tameang  Layang 
door  een  overmagtigen  vijand  was  ingesloten.  Zonder  zich 
lang  te  bedenken  verandert  hij  zijn  roarschroute  en  slaat  den 
weg  in  naar  Tameang  Layang,  komt  daar  den  11  <»  aan,  doch 
vindt  geen  vijand.  Hij  verneemt  echter  dat  Schuak,  naden 
9^^  den  vijand  bij  Anahom  te  hebben  geslagen,  den  10^ bij 
Paggcr  een  nederlaag  heeft  geleden.  Van  zijn  aanbod  om 
Schuak  met  zijne  60  bajonetten  te  hulp  te  komen,  wordt 
geen  gebruik  gemaakt,  daar  die  hoofd-officier  den  12«°  op 
Tameang  Layang  terugtrok,  een  geheel  verdedigende  houding 
aannam,  en  hem  naar.  Tabalong  terug  zond,  om  den  last  te 
volvoeren  waartoe  hij  van  Amoenthay  was  uitgegaan.  Op 
het  berigt  van  Thelen  aan  de  Veer  de  Rochemont,  afdee- 
lingskommandant  te  Amoenthay ,  had  deze  laatste  den  1«° 
luitenant-adjudant  Cateau  van  Rosevelt  met  80  bajonetten 
naar  Tandjong  gezonden,  om  naar  omstandigheden  Tameang 
Layang,  Tabalong  of  des  noods  Pringin  te  kunnen  bijspringen ; 
was  daarna  zelfgevolgd  met  nog  30  bajonetten  en  den  1*°  luite- 
nant der  artillerie  Verbrugh  met  den  houwitser,  en  liet  The- 
len, die  y66r  de  aankomst  van  Cateau  van  Rosevelt  Tan- 
djong reeds  voorbij  was ,   ook  derwaarts  terug  keeren.    Op 


Digitized  by  VjOOQIC 


116 

den  18"^  had  hij  op  dat  punt  dus  een  voldoende  magt  bijeen 
om  Schuak  te  ondersteunen  bij  een  tweeden  aanval  op 
Pügger.  Hij  liet  25  bajonetten  te  Tandjong  achter ,  zond  ver- 
sterking naar  Tabalong  en  rukte  met  100  bajonetten  en  een 
Sponder  op  naar  Tameang  Layang.  Te  Kamoes  (halfweg  Tan- 
djong) ontving  hij  een  berigt,  in  allerijl  door  Schuak  hem 
toegezonden ,  waarbij  deze  hem  waarschuwde  de  distrikts- 
hoofden  van  Tandjong  en  Kaloewa  niet  te  vertrouwen ,  en  hem 
verder  mededeelde  dat  de  vijand  van  plan  was  de  Tabalong 
over  te  trekken  en  zich  in  Benoea  Lima  te  werpen.  Schuak 
geen  versterking  van  troepen  vragende,  keerde  de  Veer  naar 
Tandjong  terug,  waar  hij  nader  berigt  van  Schuak  ontving 
met  het  dringend  verzoek  om  Thelen  met  60  bajonetten  naar 
Tameang  Layang  te  benden,  en  nam  toen  de  volgende  be- 
schikkingen : 

Thelen  zou  met  50  bajonetten  den  22«n  naar  Tameang 
Layang  marcheren;  de  1«  luitenant  Brusse  met  50  bajo- 
netten te  Tandjong  blijven  om  de  Tabalong  te  observeren  en 
naar  gelang  de  vijand  zich  vertoonde ,  Kaloewa  of  Tandjong 
te  helpen  behouden;  de  adjudant-onderofficier  Bozenberg 
met  30  bajonetten  Kaloewa  versterken;  hij,  de  Veer  de 
Rochemont,  met  Cateau  van  Rosevelt  en  een  Sponder  naar 
Amoenthay  terug  keeren  om  nadere  berigten  af  te  wachten. 

Tengevolge  der  aankomst  van  den  chef  der  expeditie  met 
versterking  te  Tameang  Layang,  werd  Thelen's  marschroute 
gewijzigd,  en  kreeg  die  officier  bevel  met  Brusse,  50  ba- 
jonetten, en  den  regent  met  eenige  hulptroepen,  naar 
kampong  Bentot  te  marcheren.  Luitenant  Spoelders  bleef 
met  50  man  te  Tandjong,  om  onze  posten  in  geval  van 
nood  bij  te  kunnen  springen. 

Laat  ons  thans  zien  wat  in  Sihong  voorviel,  waar  Schuak 
(zie  pag.  108)  aan  het  hoofd  van  250  bajonetten  belast  was 
het  landschap  Karrouw  te  bezetten,  en  wat  aanleiding  had 


Digitized  by  VjOOQIC 


117 

gegeven  lot  zoo  vele  nuttelooze  marschen  en  contramarschen 
in  Amoenthay. 

Niet  te  Tandjong  Allang,  maar  te  Anahom  had  de  vij- 
and post  gevat,  met  plan  Awang  aan  te  vallen.  Schuak 
wierp  in  den  kampong  een  detachement  van  30  infanteris- 
ten ,  gelastte  kapitein  Bode  (den  6"^  Augustus^  met  een  ko- 
lonne  van  60  bajonetten  en  een  Sponder  van  Telang  uit  te 
rukken  en  over  Moeara  Tov^o  in  den  rug  der  vijande- 
lijke stelling  te  dringen ,  en  marcheerde  zelf  (den  7«>)  met 
70  bajonetten  en  een  mortier  over  Batoe  Linljoe  naar  Ana- 
hom. Tegen  10  uur  daar  aankomende,  wachtte  hij  de  (im- 
trekkende  kolonne  af.  Bode's  marsch,  door  Soeta  Ono  be- 
gunstigd, had  den  gewenschten  uitslag,  en  toen  zijn  ka- 
nonvuur werd  gehoord ,  viel  Schuak  in  front  aan  en  verdreef 
den  vijand  met  verlies.  De  kartetsen  door  Bode  geschoten, 
lieten  tal  van  bloedige  sporen  achter. 

Tijdens  dit  gevecht  was  een  vijandelijke  afdeeling  op  Awang 
afgegaan,  doch  op  het  hooren  van  het  geschutvuur  te  Anahom, 
zonder  aanval  teruggetrokken. 

Twee  dagen  later  stond  de  vijand  onder  pangerang  Singa 
Terbang  te  Pagger,  2^  uur  gaans  N.  0.  van  Anahom;  ook 
daar  wilde  Schuak  hem  aantasten  en  zond  Bode  over  Ring- 
kau  Kattan  of  over  Allang  in  den  rug  der  nieuwe  vijan- 
delijke stelling.  Den  10«"  kwam  Schuak  van  Awang  tot  Pagger 
en  vond  den  vijand  in  een  ruime  benting,  voorzien  van 
grachten  en  met  wallen  van  op  elkander  gestapelde  boomstam- 
men. Deze  versterking  was  opgerigt  op  een  heuvel,  waar- 
van de  fronthelling  door  chicane  middelen,  de  flanken  door 
digt  kreupelhout  ontoegankelijk  waren.  Op  het  naderen  der 
troepen,  hief  de  vijand  (wiens  sterkte  volgens  geruchten  1500 
man  zou  bedragen)  een  vervaarlijk  krijgsgeschrei  aan  en 
opende  het  vuur.  Schuak  liet  met  den  mortier  eenige  gra- 
naten werpen ,  wachtte  ditmaal  de  aankomst  van  de  kolonne 
Bode  niet  af,  raadpleegde  alleen  zijn  moed,  en  liet  den  beu- 


Digitized  by  VjOOQIC 


118 

vel  bestormen.  Daar  hij  den  2<»  luitenant  de  Lannoy  den  vo- 
rigen  dag  met  een  aantal  bajonetten  op  fourageren  naarTa- 
meang  Layang  had  gezonden ,  bleef  slechts  een  vijdigtal 
bajonetten  ter  zijner  beschikking.  De  frontaanval,  bemoei- 
jelijkt  door  randjoe's  en  wolfskuilen,  mislukte  ten  eenen  male ; 
de  vijand  hield  stand,  doodde  door  een  welgerigt  vuur 
den  sergeant  Kleijn  en  een  fiankeur,  en  verwondde  den  2°> 
luitenant  Croes,  een  sergeant  der  artillerie  en  vijf  fuseliers, 
terwijl  daarenboven  verscheiden  soldaten  door  randjoewon- 
den  buiten  gevecht  gesteld  werden. 

JDaar  bij  het  aanvalsplan  gerekend  was  op  een  gelijktijdige  be- 
storming in  het  front  en  in  den  rug,  en  elke  kolonne  op  zich 
zelve  te  zwak  was  om  een  grooten  slag  te  slaan,  was  de  zamen- 
werking  met  de  kolonne  Bode  onontbeerlijk.  Aangenomen  dat 
Schuak  de  vijandelijke  magt,  die  hier  buitengewoon  groot  was, 
uit  de  stelling  van  Pagger  had  verdreven,  dan  nog  zou  hij  haar 
met  50  man  nooit  een  belangrijk  verlies  hebben  kunnen  toe- 
brengen, daar  onze  troepen  in  het  loopen  altijd  het  onder- 
spit delfden.  Bij  de  zeldzaamheid  dat  de  vijand  stand  hield, 
was  het  natuurlijk  dat  men  zich  lot  een  onlijdigen  aanval 
liet  vervoeren,  maar  was  het  nu  dubbel  ie  bejammeren  dat 
er  niet  krachtiger  kon  worden  opgetreden. 

Schuak  wachtte  in  een  versterkt  bivak  den  volgenden 
nacht  nog  op  Bode,  en  trok  zonder  eenigen  overlast  van 
den  vijand  te  hebben ,  den  14*"  op  Anahom  en  den  12«» 
op  Tameang  Layang  terug.  In  arwachling  van  aanvallende 
bewegingen  van  den  vijand,  die  volgens  de  chabar  angin  (ge- 
ruchten) iederen  dag  sterker  werd,  bragt  Schuak  den  post 
te  Tameang  Layang  in  een  geduchten  staat  van  tegenweer, 
versterkte  de  bezettingen  van  Telang  en  Awang  tot  op  50  ba- 
jonetten ieder,  liet  de  Gelebes  voor  Mengkatip  post  vatten, 
vroeg  versterking  van  Bandjer  en  nam  een  zuiver  verdedi- 
gende houding  aan.  Yan  een  poging  om  met  de  voorhanden 
magt  andermaal  naar  Pagger  op  te  rukken ,  waar  de  vij 


Digitized  by  VjOOQIC 


119 

nog  stand  hield ,  was  geen  sprake ,  zelfs  toen  Thelen  onver- 
wachts  met  60  bajonetten   te  hulp  kwam.  Dat  die  hulp  af- 
gewezen ,  dat  niet  al  het  mogelijke  in  't  werk  gesteld  werd 
om  den  indruk  der  geleden  nederlaag  ten  spoedigste  door 
een   schitterende  overwinning  uit  te  wisschen ,    kan  alleen 
verklaard  worden  door  een  overdreven  vertrouwen  in  de  juist- 
heid der  berigten  omtrent  de  sterkte  des  vijands ,   waardoor 
het  ongeraden  geacht  werd  zelfs  met  behulp  van  Thelen's  ko- 
lonne  aanvallend  te  handelen.  Onzes  inziens  zou  het  plan  van 
aanval  op  Tameang  Layang  niet  beter  dan  juist  door  aan- 
vallende bewegingen  belet  zijn  geworden.    De  vijand  mag  er 
een  oogenbHk  aan  gedacht  hebben,  tot  de  uitvoering  kwam 
het  evenwel  niet ;  want  spoedig  vernam  men  dat  die  geduchte 
krijgsmagt  Pagger  verlaten  had  en  uit  gebrek  aan  het  noodige 
uiteen  was  gegaan.  De  Lannoy  op  patrouille  derwaarts  gezon- 
den, overtuigde  zich  van  de  waarheid  en  vernielde  de  ver- 
sterking.   Bode  had  te  vergeefs  getracht  over  Ringkau  Kat- 
tan  in  den  rug  der  positie  van  Pagger  te  komen;    niet  de 
vijand,  maar  het  terrein  had  zijne  poging  verhinderd.    Het 
Hoofd  van  Awang,  als  gids  mede  gegaan,  bragt  hem  niet  op 
den  weg  die  achter  's  vijands  stelling  liep.    Den  17™  keerde 
hij  van  den  vermoeijenden  togt  naar  Tameang  Layang  terug. 
De   chef  der  expeditie  had  voorloopig  (den  16*^")  de  Boni 
met  de  luitenants  Strengaerts ,  von  Ende  en  30  bajonetten 
naar    Mengkatip    gezonden ,    en    slechts    de    aankomst    te 
Bandjer   (18  Augustus)  van  een  kompagnie  van  het  7*  ba- 
taillon  afgewacht,  om    zich  den  daarop  volgenden  dag  met 
400  Europesche  soldaten,  (1«  luitenant  Verstege,  !« luitenant- 
adjudant Boers)  één  houwitser  (kapitein  der  artillerie  Du  Puy) 
en  100  koelie's,  met  Z.  M.  stoomschip  de  Java- naar  Mengkatip  te 
spoeden.   Schuak  had  kenbaar  gemaakt  dat  de  groote  vijande- 
lijke magt  (volgens  de  geruchten  nu  3000  man),  overmoedig 
door  hare  overwinning  te  Pagger,  plan  had  Tameang  Layang 
en  Telang  af  te   loopen  of  tegen  Amoenthay  op  te  rukken. 


Digitized  by  VjOOQIC 


120 

Het  was  dus  voor  Verspijck  een  zeer  aiangename  tijding,  toen 
hij  den  20^""  te  Mengkatip  vernam,  dat  de  kolonne  Bode  aan 
de  geheeie  kracht  des  vijands  vireérstand  had  geboden,    en 
ongedeerd   terug  was  gekomen;   groot  echter  was  zijne  te- 
leursteUing,  toen  hij  hoorde  dat  Pagger  door  den  vijand  ont- 
ruimd was.  Onmiddelijk  den  weg  vervolgende,  kwam  hij  den 
^l""  te  Telang,  en  dienzelfden  dag  te  Tameang  Layang,  waar 
de  ontruiming  van  Pagger  bevestigd  werd.  De  vermoedelijke 
reden  wist  men  ook  daar  niet  op  te  geven ;  't  was  iets  vreemds 
een   slcUing  te  verlaten,  waar  tegen  wij  het  hoofd  hadden 
gestooten.    Dienzelfden  avond  werd  dit  raadsel  echter  opge- 
lost door  een  Sihonger,   die  tijdens  Schuak's  togt  naar  M. 
Ayo  in  's  vijands  handen  gevallen  en  nu  ontkomen  was.  Niet 
alleen  gebrek  aan  levensmiddelen  en  krijgsbehoeflen,  maar 
ook  het  verlies  van  een  Hoofd  (hetwelk  de  plaats  als  onge- 
lukkig  deed  beschouwen)   en  het  aantal  zwaar  gewonden, 
waren  de  beweegredenen  die  op  Pattong  hadden  doen  terug- 
trekken.   Men  begreep  zeer  goed  dat  er  andermaal  en  meer 
troepen    naar  Pagger   zouden   oprukken,    en   dan   zou   de 
verdediging  toch  niet  vol  zijn  te  houden.    Te  Pattong  had 
de  strijdmagt  (ongeveer  4000  man)  zich  verdeeld  en  waren  de 
Karrouwers  naar  hunne  wouden,  de  mannen  van  Boven-Doesoen, 
Kahayan  en   Kapoeas  naar  de  Maniallat,  en  die  van  Bentot 
en  uit  het  distrikt  Kaloewa,  naar  de  wildernis  in  de  nabij- 
heid van  hunne  kampongs  teruggekeerd. 

Door  het  nutteloos  heen  en  weer  trekken  der  troepen  was 
een  nieuwe  regeling  der  bezettingen  van  de  verschillende 
posten  in  dit  kommandement  in  de  eerste  plaats  noodig  ge- 
worden. Verspijck  bragt  Tameang  Layang  op  60  bajonetten 
onder  kapitein  Tihon;  Mengkatip  op  40  onder  Bode;  Telang  op 
20  onder  van  den  Gheijn.  De  overige  magt  bleef  beschikbaar 
om  te  aller  ure  te  kunnen  uitrukken  en  zich  voor  te  bereiden 
op  den  togt  naar  Tongka. 

Schuak  werd  (den  22«)  met  180  man  infanterie  en  een 


Digitized  by  VjOOQIC 


121 

morlier  naar  Pattay  gezonden ,  om  te  trachten  den  vijand  in 
te  halen  en  zooveel  mogelijk  afbreuk  te  doen,  of,  in  ge- 
val hij  daartoe  te  laat  kwam,  de  ligging  der  verschillende 
kampongs  op  te  nemen  om  een  geschikt  punt  te  bepalen 
voor  een  tijdelijke  basis  gedurende  den  togt  tegen  Tongka. 
Door  gebrek  aan  vervoermiddelen  ging  die  vervolging  zóó 
langzaam,  dat  de  kolonne  eerst  den  28^°  Pattay  bereikte. 
Vijandelijke  ontmoetingen  hadden  er  niet  plaats.  Den  30^* 
zocht  Schuak  te  Ampah  een  punt  uit  om  tot  magazijnplaats 
Ie  dienen;  den  S""  September  bevond  hij  zich  weder  met  de 
kolonne  te  Tameang  Layang,  gaf  aldaar  het  kommando 
over  aan  kapitein  de  Roy  van  Zuidewijn  en  kwam  den  9^" 
September  te  Bandjer  terug. 

\an  Danau  Melawin,  oostwaarts  van  de  Boentoek monding, 
rukte  een  vijandelijke  bende  naar  Pakoe.  Op  dit  berigt  werd 
kapitein  Bode  (29  Augustus)  met  60  bajonetten  ijlings 
over  Pakoe  en  Dayoe  naar  Telang  gezonden,  om  de  Sihongers 
ter  hulp  te  snellen.  Hij  kwam  echter  den  31  ^"onverrigterzake  te 
Mengkatip  terug,  daar  de  vijand,  nadat  hij  's  nachts  eenige 
gewonden  had  gekregen  door  de  randjoe*s  die  de  Sihongers 
op  de  paden  hadden  geplant,  naar  Danau  Melawin  was  te- 
ruggetrokken. —  Twee  kolonnen  den  2<^"  September  uitge- 
rukt, —  de  eene  sterk  50  bajonetten  onder  den  S^'^'  luitenant 
Vetter  naar  Kamoes ,  de  tweede  van  30  bajonetten  onder 
den  adjudant-onderofficier  Graauwenhaan  naar  Awang  —  met 
oogmerk  het  terrein  schoon  te  houden ,  werden  op  last  van 
den  chef  der  expeditie  naar  Tameang  Layang  teruggeroepen, 
als  onnoodig  nadat  de  vijand  Tabalong  verlaten  had. 

Terwijl  de  2»  luitenant  Werdmulier  von  Elgg  uit  Pringin 
eenige  patrouilles  naar  Batoe  Mandie  en  Tandjong  maakte, 
en  de  geruchten  van  een  aanval  op  Lampehon  of  Pringin 
zich  niet  bevestigden,  werd  inmiddels  in  Allei  de  vijand 
uit  een  sterke  stelling  geslagen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


132 

Op  het  berigt  namenlijk  van  het  oprigten  eener  benting  te 
Linipasso,  rukte  (1  Augustus)  van  der  Heijden  uit  met  de  lui- 
tenants Albrecht  «n  Hojel,  80  bajonetten,  één  mortier  en  den 
officier  van  gezondheid  de  Jongh,  en  kwam  over  Rantawan, 
Lok  Toela,  Santoel,  Doerian  Maas  en  Aboeng,  nog  dienzelf- 
den  dag  tegen  1}  uur  voor  de  vijandelijke  sterkte.  Elojel 
verkende  die  en  vond  een  geheel  geblindeerde  enstormvrije 
vierkante  redoute  van  15  op  20  ellen,  met  een  versterkt  bi- 
vak daarachter;  een  breede,  opengekapte  weg  vol  randjoe's 
en  wolfskuiien  leidde  naar  het  front  der  stelling.  De  mortier 
op  250  pas  in  batterij  gebragt  opende  het  vuur;  de  vij- 
and beantwoordde  dit  uit  lilla's  en  geweren  en  hief  tege- 
lijkerlijd een  doordringend  krijgsgeschrei  aan.  Albrecht 
met  20  bajonetten  links  in  het  bosch  gezonden  om  een  om- 
trekkende beweging  te  maken,  had  met  groote  moeijelijk- 
heden  te  kampen  en  vorderde  weinig.  Van  der  Heijden 
besloot  daarom  niet  langer  te  dralen  en  tot  de  bestorming 
over  te  gaan;  hij  liet  de  achterwacht  onder  kommando  van 
de  Jongh  bij  den  mortier  en  liet  den  hoofdtroep  regts  en  links 
van  den  weg  op  de  benting  afgaan.  Op  de  flanken  geheel 
in  het  hout  verscholen,  lagen  evenwel  nog  kleine  fléches, 
waaruit  schoten  op  de  aanvallende  troepen  vielen;  gaande- 
weg werden  deze  genomen.  Bij  elke  schrede  stootte  men 
op  springlansen ,  kuilen  of  randjoe's.  Door  zoovele  moeijelijk- 
heden  opgehouden,  kwam  men  slechts  langzaam  vooruit.  De 
vijand  gevoelde  zich  sterk,  brak  in  een  vloed  van  scheldwoor- 
den uit  en  tartte  den  aanvoerder,  wiens  naam  hij  kende, 
in  de  benting  te  komen;  tegelijkertijd  werd  de  achter- 
wacht  aangevallen,  doch  die  aanval  met  kracht  afgesla- 
gen. Reeds  telde  de  stormkolonne  verscheidene  gewon- 
den ,  reeds  raakten  de  soldaten  uitgeput ,  toen  Hojel  ook 
viel,  —  de  brave  Hojel,  —  door  een  kogel  in  den 
mond  doodelijk  getroffen.  Flankeur  Smit,  —  een  tweede 
Hojel  bijna,  —  door  het  lot  van  zijn  beminden  officier  tot 


Digitized  by  VjOOQIC 


Tertwijreling  gebragt ,  roept  vol  geestdrift  zijne  makkers  toe : 
»Hojel  moet  gewroken  worden;  volg  mij,  ik  zal  u  den  weg 
wel  wijzen." 

Yan  uitputting  is  geen  sprake  meer;  die  reeds  aamechtig  is 
neergezegen,  rijst  op  en  volgt  Smit,  dieeenrandjoeinhetvleesch 
heeft  steken,  voelt  geen  pijn  meer,  maar  volgt  Smit.  Met  zijn 
kapmes  baant  Smit  zich  een  weg  naar  de  borstwering;  voor 
Smit  bestaan  geen  chicanes,  althans  zij  deren  hem  niet ;  met 
een  onweerstaanbare  kracht  dringt  hij  vooruit.  De  vijand  vuurt 
en  vuurt  nogmaals;  overweldigd  door  den  stouien  aanval, 
vuurt  hij  echter  in  't  wild  —  't  is  alsof  de  kogels  afstuiten 
op  de  borst  van  den  onverschrokken  Smit.  Ja,  Smit  is  on- 
kwetsbaar, en  met  hem  Knipper,  Gots ,  Roekharts  en  Resso- 
smito,  die  hem  op  den  voet  volgen. 

Bij  eiken  pas  die  Smit  met  de  zijnen  voorwaarts  doet,  wijkt 
de  bezetting  dieper  in  de  schuilhoeken  van  de  benting  terug. 
Drie  man  beproeven  hunne  lansen  en  krissen  tegen  onze 
dapperen,  maar  alle  drie  voelen  de  bajonetten  in  hun  lig- 
chaam  dringen.  Nu  is  de  vlugt  algemeen,  is  de  benting  ons. 
Hojel,  Albrecht  en  8  man  zijn  gewond.  De  bezetting  liet  A 
lijken  achter;  hoeveel  er  tijdens  den  aanval  reeds  achteruit 
gedragen  waren,  wist  men  nog  niet  (volgens  latere  opgaven 
van  een  gevangene:  10  dooden  en 80 gewonden),  maarzeker 
was  het,  dat  zijn  overmoed  gefnuikt  was,  en  dat  het  gevecht 
van  Limpasso  hem  onberekenbaar  nadeel  toebragt.  Was  het 
gezigt  van  het  bloed  van  Hojel  reeds  voldoende  om  weife- 
lende en  uitgeputte  soldaten  met  nieuwen  moed  te  bezielen, 
leidde  dat  gezigt  tot  een  schitterende  overwinning,  de  dood 
van  Hojel  (il  Augustus),  van  den  krijgsmakker  bij  uitne- 
mendheid, van  den  vriend  der  soldaten,  deed  menig  duren 
eed  van  wraak  zweren,  en  gaf  later  aanleiding  tot  menig 
schoon  wapenfeit. 

Doch  laten  we  onze  taak  vervolgen.    Smit  werd  op  het 
slagveld  tot    korporaal  bevorderd,  daarna  in  de  redoute  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


124 

bivak  betrokken  en  den  volgenden  dag  de  omtrek  door- 
zocht. Yijilien  groole  volgeladen  padie-  en  tabakschuren 
vielen  in  onze  handen  en  werden  aan  de  vlammen  prijs  ge- 
geven; den  3"  Augustus,  toen  ook  de  versterkingen  van 
Barabei-ie  vernield  waren,  marcheerde  men  terug. 

Vier  dagen  later  ging  een  patrouille  van  29  bajonetten 
onder  sergeant  van  den  Bussche  langs  denzelfden  weg  en 
vond  de  puinhoopen  van  Limpasso  in  denzelfden  toestand. 
Op  den  terugmarsch  stuitte  hij  nabij  Aboeng  op  een  ver- 
sperring en  liet  die  vernielen.  Uit  de  voorste  woning  van 
den  kampong  vielen  twee  schoten  op  de  spits;  ineenoogen- 
blik  was  het  huis  omsingeld.  Van  den  Bussche  snelt  met 
eenige  manschappen  naar  den  ingang ;  een  25tal  vijanden  dringt 
naar  buiten  met  de  blanke  wapens  in  de  hand  en  tracht  zich 
een  doorgang  te  banen.  Er  heeft  een  scherp  gevecht  plaats, 
de  bajonetten  druipen  van  bloed ;  eenige  vijanden  verdedigen 
zich  tot  het  uiterste,  drie  ontkomen  hoewel  zwaar  gewond, 
zes  worden  gevangen  genomen;  doch  voor  dat  men  henge- 
bonden heeft,  maken  zLj  amok,  vallen  de  soldaten  aan  en 
worden  afgemaakt.  De  patrouille  heeft  zich  braaf  gehouden; 
het  bloed  van  Hojel  vloeide  immers  nog! 

Wanneer  er  nu  en  dan  oproerlingen  in  goed  gezinde 
kampongs  ronddwaalden,  nam  van  der  Heijden  telkens  zulke 
goede  maatregelen  dat  zij  altijd  dood  of  levend  in  zijne  han- 
den vielen;  daaraan  was  het  toe  te  schrijven  dat  de  rust  in 
het  distrikt  verder  ongestoord  bleef. 

WerdmuUer  von  Elgg  rukte  den  22a>  's  nachts  met  25 
bajonetten  naar  kampong  Paya,  waar  volgens  de  spionnen 
Loera  Arong  met  eenigen  aanhang  verblijf  hield.  Nabij  de 
plaats  gekomen,  liet  von  Elgg  de  soldaten  in  de  alang-alang 
neerzitten  en  ging  met  eenige  bajonetten  op  verkenning 
vooruit.  Bij  het  flaauwe  schijnsel  der  maan  zag  hij  3  met 
lansen  gewapende  inlanders  de  wacht  houden  bij  eenige  hui- 
zen, waarin  een  levendig  gesprek  gevoerd  werd.   Op  eenge- 


Digitized  by  VjOOQIC 


185 

geven  teeken  splitst  de  patrouille  zich  in  i  afdeelingen  en 
omsingelt  met  zooveel  juistheid  en  spoed  de  huizen,  dai;  den 
vijand  geen  tijd  tot  ontvlugten  overblijft;  van  onze  zijde 
wordt  geen  schot  gelost.  Met  gevelde  lans  deed  de  vijand 
een  uitval  uit  een  der  hoofdingangen;  vier  hunner  werden 
met  de  bajonet  afgemaakt,  een  vijfde  werd  gewond.  Aan 
een  anderen  uitgang  loste  de  vijand  een  6  lal  geweren  en 
ontvlugtte  tegelijkertijd.  Een  werd  gevat  en  met  geweld  ont- 
wapend ,  den  anderen  zond  men  nog  eenige  schoten  na. 
Zonder  verlies  kwam  de  patrouille  den  volgenden  morgen  terug. 
Tot  opligting  van  den  tommonggong  Dipa  Raksa  ging 
Ockerse  den  23«  's  nachts  met  45  bajonetten  van  Ranta- 
wan  uit  naar  Nateh.  't  Gelukte  hem  spoedig  een  woning 
te  omsingelen  en,  na  een  waarschuwing  om  zich  over  te  ge- 
ven, drie  mannen  met  hunne  vrouwen  en  kinderen  gevan- 
gen te  nemen.  Iets  voor  het  aanbreken  van  den  dag  be- 
reikt men  een  tweede  woning;  toen  die  omsingeld  is,  komen 
er  op  een  herhaald  geroep  twee  vrouwen  te  voorschijn.  Ockerse 
draagt  haar  op,  om  alle  personen  die  daar  binnen  zijn  naar  buiten 
te  roepen.  Een  enkele  man  komt  te  voorschijn  en  wordt  gevat. 
De  vrouwen  roepen  amok,  grijpen  lansen,  vallen  op  de  soldaten 
aan,  doch  worden  de  slagtoffers  van  hare  dwaasheid.  Een 
inlander  van  reusachtige  gestalte  verdedigt  zich  dapper, 
verwondt  een  fuselier,  doch  valt  na  een  hevige  worsteling. 
Vier  muitelingen  blijven  in  de  duistere  woning  en  willen  zich 
niet  overgeven.  Men  steekt  den  brand  in  het  dak ;  halsstarrig 
blijven  zij  weigeren  en  worden  een  prooi  der  vlammen  1 

In  Tanah  Laut  bleef  de  rust  ongestoord.  Een  patrouille 
van  25  man  tot  dekking  van  den  civielen  gezaghebber  me- 
degegaan,  die  de  Maloekarivier  met  hare  takken  opnam, 
vond  een  schuilplaats  van  den  pembekkel  Intan,  die  echter 
het  gevaar  ontkwam.  Een  oude  vrouw  deelde  mede  dat  ook 
kiay  Senopati  zich  daar  had  opgehouden.  Op  eenigen  afstand 


Digitized  by  VjOOQIC 


126 

van  dit  oord  gelukte  het  de  hand  te  leggen  op  een  25tal 
mannen,  vrouwen  en  kinderen,  dat  tot  het  gevolg  van  tommong- 
gong  Gamar  behoorde  en  naar  Pieiharie  werd  overgebragt. 

Sedert  de  bestorming  van  PegatBatoe  (zie  pag.  101)  hoorde 
men  in  Amandit  niet  meer  van  verzamelingen  des  vijands. 
De  togt  van  het  distriktshoofd  van  Amoenthay  met  500  man 
hulptroepen  (zie  pag.  103)  naar  Pramassan  Amandit  leverde 
geen  belangrijke  ontmoetingen  op ;  alle  schuilplaatsen  en  voor- 
raadschuren  des  vijands  werden  evenwel  vernield.  Den  17" 
Augustus  kwam  de  kolonne  over  Barabei-ie  te  Amoenthay 
terug. 

In  de  ondoordringbare  moerassen  van  Kayoe  Abang,  tus- 
schen  Negara  en  Kendangan,  hield  zich  nog  een  bende 
muitelingen  schuil,  die  nu  en  dan  strooplogten  maakte  en 
ook  (den  19^  Augustus)  het  postgeleide  aanviel.  Korporaal 
Sarpan  bragt  een  vijftigtal  vijanden  een  verlies  van  twee 
dooden  toe  en  joeg  het  op  de  vlugt.  De  chef  der  expeditie 
gelastte  een  aanval  van  drie  zijden  op  dit  rooihest  te  doen, 
zoodra  de  majoor  de  Veer  de  Rochemont  te  Amoenthay  zou 
zijn  teruggekeerd. 

Den  24«°  Augustus  berigtte  men  uit  Tabalong  dat  2000 
strijders,  voor  't  meerendeel  van  Sampanahan  afkomstig, 
zich  ten  noorden  van  Pringin  vereenigden.  Daar  de  vijan- 
delijke magt  van  Pagger  naar  Doesoen  teruggetrokken  was, 
klonk  dit  berigt  zonderling  en  onwaarschijnlijk.  Weinige 
dagen  later  werd  het  bevestigd  door  Munters,  die  den  27« 
met  een  konvooi  vivres  van  Tabalong  naar  Moeara  Ayoe 
gaande,  te  Mihiem  vernam  dat  een  bende  van  500  man  de 
rivier  verder  op  versperd  en  de  versperringen  door  bentings 
gedekt  had.  Hij  bleef  dus  te  Mihiem  in  afwachting  van  de 
versterking  die  hij  van  Tabalong  had  aangevraagd,  teneinde 
den  doortogt  met  kracht  van  wapens  te  bewerkstelligen. 
Doch  ook  te  Tabalong  had  men  reeds  vernomen  dat  de  ge- 
heele  rivier  tot  Moeara  Ayoe  in  's  vijands  magt  was;  zoo- 


Digitized  by  VjOOQIC 


127 

dra  dit  de  Rochemont  ter  oore  kwam ,  was  deze»  zelf  den 
30^  versterkt  door  de  patrouilles,  met  150  bajonetten  en  een 
mortier  van  Amoenthay  op  marsch  gegaan  om  den  vijand 
het  hoofd  te  bieden.  Schuak  kreeg  last  het  terrein  van 
Tameang  Layang  en  Tandjong  te  observeren  opdat  de  vij- 
and niet  tusschen  die  posten  doordrong;  de  kommandant 
van  Pringin  werd, tot  groote  waakzaamheid  aangespoord. 

Boven  Mengkatip  was  de  bevolking  der  Barito  door  An- 
tassari's  benden  weder  tot  afval  gedwongen.  Eenige  honder- 
den goedgezinde  inlanders  kwamen  echter  met  hunne  goede- 
ren op  vlotten  (rakits)  de  rivier  af  en  vestigden  zich  in  de 
kampongs,  beneden  Mengkatip. 

Na  den  22^"  Julij  had  de  Suriname  15  busmariniers,  15 
man  infanterie ,  10  kettinggangers  benevens  den  kiay  Ranga 
Nili  met  eenig  gevolg,  naar  de  Celebes  overgevoerd,  met  den 
last  om  de  versperringen  in  de  soengej  Boentoek  te  vermees- 
teren en  te  vernielen,  en  de  rivier  zoo  ver  mogelijk  te  ver- 
kennen. Met  die  versterking  in  de  gewapende  groote  sloep 
en  barkas  onder  den  luitenant  ter  zee  ^^  klasse  Hogendorp 
en  den  adjunct-administrateur  Hanegracht,  stak  de  luitenant 
ter  zee  \^  klasse  Hakstroh  den  S"""  Augustus  van  boord, 
liet  de  eerste  versperring  onder  bescherming  der  flankdek- 
kingen openen  en  zooveel  mogelijk  opruimen,  en  kreeg  daarbij 
een  gewonde. 

Den  volgenden  dag  de  rivier  verder  opvarende  tot  voorbij 
de  monding  der  s.  Pakoe,  vond  hij  een  tweede  versperring 
waar  ook  eenige  schoten  vielen  en  weder  een  man  werd 
gewond.  Nadat  ook  die  versperring  opgeruimd,  het  om- 
liggend terrein  afgepatrouilleerd  was  en  eenige  kampongs  met 
de  padiemagazijnen  verbrand  waren,  keerde  Hakstroh  naar 
boord  terug.  Hogendorp  was  wegens  ziekte  reeds  door 
den  luitenant  2«  klasse  van  Manen  afgelost ;  den  tweeden  dag 
telde  men  verscheidene  zieken.    Den  9"*  en  10*°  gingen  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


128 

sloepen  andermaal  de  soengej  op  om  de  vernieling  der  ver- 
sperringen te  vollooijen;  den  14«°  stoomde  de  Celebes  naar 
de  soengej  Karrouw  die  ook  gezuiverd  moest  worden,  en 
keerde  van  daar  op  last  van  Schuak  (zie  pag.  118)  naar 
Mengkatip  terug. 

Den  23«°  ging  luitenant  ter  zee  van  der  Star  met  sloe- 
pen van  de  Celebes  de  Karrouw  met  hare  zijtakken  verken- 
nen en  vond  in  de  Telantouw  drie  versperringen.  Twee  wer- 
den er  vernield,  doch  de  derde  versperring,  uit  een  boom  van 
ongemeenen  omvang  bestaande,  kon  met  de  grootste  krachts- 
inspanning niet  opgeruimd  worden.  Zonder  vijandelijke  ont- 
moetingen kwam  van  der  Star  op  de  Celebes  terug.  De 
4«  luitenant  Beeckman  werd  belast  met  den  sleper  van  Os 
de  s.  Karrouw  te  verkennen,  ten  einde  ter  hoogte  van  Ro- 
dok  of  Ampah  een  geschikt  punt  tot  magazijnsplaats  te  zoe- 
ken, waaruit  de  kolonne,  die  later  naar  Goenong  Tongka  zou 
oprukken,  van  vivres  kon  worden  voorzien.  * 

Tommonggong  Djaja  Negara ,  Hoofd  van  Kwalla  Kapoeas , 
zond  den  volgenden  brief  aan  den  militairen  kommandant 
van  Kahayan: 

ïMet  vele  betuigingen  van  eerbied  schrijven  wij  dezen  brief 
aan  den  Heer  Kommandant  in  de  Groote-Dayak ,  dienende 
tot  kennisgave  dat  de  bangsats  (schelmen)  genaamd  Pan- 
gerang  Djaja  Kesoema  en  Pangerang  Wangsa  Kesoema,*  zen- 
delingen van  Antassari ,  ons  van  de  Mantallat  drie  brie- 
ven hebben  geschreven  om  ons  uit  te  lokken  en  te  verlei- 
den tot  een  aanval  op  de  bentings  van  Kwalla  Kahayan  en 
Kwalla  Kapoeas.    Deze  brieven  worden  hierbij  aangeboden. 

)0p  zoodanige  wijze  willen  die  brandals  (muitelingen)  ons 
misleiden ;  doch  ditmaal  laten  vrtj  ons  niet  lokken.  Wij  wil- 
len levend  en  dood  onder  de  bevelen  van  het  Nederlandsch 
gouvernement  staan ,  ten  bewijze  waarvan  wij  ook  deze  brie- 
ven den  Heer  Kommandant  aanbieden. 


Digitized  by  VjOOQIC 


129 

»Wij  hopen  dat  het  gouvernement  spoedig  de  bentingvan 
Antassari  te  Mantallat  zal  aanvallen  en  vernietigen,  opdat 
de  magt  van  dien  Antassari  geheel  verloren  ga. 

^Anders  niets,  dan  onze  vele  beleefde  groeten. 

(W.    g.)      TOMMONGGONG   DJAJA   NEGARA,   Hoofd  Van 

Kwalla  Kapoeas. 
DEMANG  SOERA,  Hoofd  van  Rawee. 

De  bijgevoegde  brieven,  luidden  aldus: 
(Tjap  van  Pangerang  Djaja  Kesoeraa.) 

sDeze  brief  is  van  Pangerang  Djaja  Kesoema  en  kiay 
Prang  Balie-Moeda,  en  wordt  gerigt  aan  de  Hoofden  van 
Moeara  Kahayan. 

»6ij  allen  moet  u  vereenigen  om  uwe  vorige  fouten  te  be- 
kennen en  verschooning  te  vragen,  waarvoor  de  Panemba- 
han  onze  gebieder  (Antassari)  bereid  is  U  vergiffenis  te 
schenken.  Wanneer  gij  allen  hem  als  uw  vorst  en  gebieder 
wilt  erkennen ,  zoo  moet  gij  alle  Hollanders  vermoorden ,  die 
zich  te  Moeara  Perbiengin  bevinden;  —  bijaldien  gij  dit 
niet  waagt  te  doen ,  moet  gij  allen  uwe  woonplaatsen  ver- 
laten en  u  begeven  naar  Boven-Kahayan. 

^Voldoet  gij  hieraan  niet ,  dan  moet  gij  later  de  schuld 
niet  aan  mij  wijten ,  vermits  onze  gebieder  u  door  de  hulp- 
troepen van  de  Barito  en  Paree  zal  laten  tuchtigen. 

)Bij  het  schrijven  van  dezen  brief,  is  de  geheele  bevol- 
king van  Benoea  Lima  tegenover  de  Hollanders  zwart  (in  op- 
stand), en  is  zij  thans  aan  de  zijde  van  den  Panembahan. 

]»A1  de  bentings  in  Benoea  Lima  zullen  nog  in  de  maand 
Almoeharam  (Augustus)  afgeloopen  worden. 

i>Geschreven  den  8*°  Almoeharam  1278." 

(Tjap  van  Pangerang  Ana  Wangsa  Kasoema.) 
ïTommonggong  Djaja  Negara!  Ik  heb  vernomen  dat  gij  met 
de  oudsten  van  Kahayan  overeengekomen  zijtom  een  beuling 
te  bouwen  te  Rawee. 

n.  9 


Digitized  by  VjOOQIC 


130 

^ Zij t  gij  de  Hollanders  ormij  toegedaan?  Wanneer  gij  mij 
toegedaan  zijt,  moet  gij  de  benting  van  Moeara  Kapoeas 
afloopen. 

»Wanneer  gij  de  Hollanders  zijt  toegedaan,  zal  ik  u  aanval- 
ien  en  tuchtigen,  doch  de  schuld  is  dan  niet  aan  mij  te 
wijten. 

ï>Geschreven  op  Donderdag  avond  1278." 

De  derde  brief  was  nagenoeg  van  gelijken  inhoud.  Zoo  als 
uit  Djaja  Negara's  schrijven  bleek,  had  het  middel  van 
bedreiging  geen  uitwerking;  de  Hoofden  lieten  zich  niet 
meer  tol  een  hernieuwden  afval  bewegen;  het  verschijnen 
van  de  Celebes  en  Boni  in  de  Boven-Kapoeas ,  het  oprukken 
van  de  kolonne  van  Vloten,  van  de  Pagattanners,  en  misschien 
van  de  Koeteinezen  tegen  Antassari  overtuigden  hen  van  den 
waren  toestand  der  zaken,  en  benamen  de  oproerstokers 
alle  kans  van  slagen.  Verspijck  liet  de  trouwe  Hoofden  zijne 
tevredenheid  betuigen  over  hunne  houding,  stelde  hen  ge- 
rust en  gaf  hun  de  verzekering  dat  Antassari's  magt  spoedig 
geinuikt  zou  worden. 

De  houding  der  bevolking  aan  de  Boven-Kapoeas ,  werd 
door  den  verderfelijken  invloed  van  Antassari's  zendelingen 
van  dag  tot  dag  wankelender;  dit  deed  den  chef  der  expeditie 
besluiten  om  twee  bentings  te  laten  oprigten ,  die  niet  alleen 
de  Boven-Kapoeas,  maar  ook  de  soengej's  Kawatan  enHlang 
zouden  afsluiten,  die  de  gemeenschap  te  water  met  Boven- 
Doesoen  daarstelden.  Daar  die  bentings  te  gelijkertijd  de  be- 
volking van  Midden-  en  Beneden-Kapoeas  tegen  aanvallen  van 
Doesoen  konden  beschermen ,  waren  de  Hoofden  demang 
Pati  Djaja  en  radin  Haka  bereid  die  posten  te  bezetten. 
Het  bestuur  zou  hen  met  eenige  oude  vuurwapenen  en  met 
munitie  ondersteunen  en  nu  en  dan  een  klein  stoomschip  de 
rivier  zoo  hoog  mogelijk  doen  opvaren. 

Voor  dat  dit  plan  tot  uitvoering  kwam,  berigtte  de  kom- 


Digitized  by  VjOOQIC 


131 

mandant  van  Kwalla  Kapoeas,  dat  de  vijandelijke  tommong- 
gong  Handjoes  van  Goenong  Tongka  teruggekeerd  was  en  een 
benting  liet  bouwen  nabij  S.  Hiang ,  iets  beneden  het  punt 
waar  Verspijck  een  post  wilde  oprigten ;  dal  alle  Hoofden 
benoorden  Kotta  Tapen  de  parlij  van  Antassari  hadden  om- 
helsd ;  dat  hel  Hoofd  van  Kotta  Baroe ,  de  vervanger  van 
Djoeragari  Kaoet,  een  dubbelzinnige  rol  speelde,  en  er  bijgevolg 
een  opstand  aan  de  Boven-  en  Midden-Kapoeas  te  voorzien 
was;  dat  er  ook  zendelingen  in  die  streken  werkten  om  de 
bevolking  aldaar  tot  verzet  over  te  halen  en  overal  het  ge- 
rucht verspreidden  dat  de  kolonne  Schuak  geheel  vernietigd 
en  Soeta  Ono's  hulpbende  door  Antassari  gevangen  genomen 
was;  eindelijk  dat  een  bilian  (dayaksche  dansmeid)  van  Goe- 
nong Tongka  komende,  had  medegedeeld  dat  Antassari  voor 
eenigen  tijd  f  4000  naar  den  sullhan  van  Koetei  had  gezonden 
om  daarvoor  buskruid,  zout  en  tabak  te  verkrijgen,  en  zij 
zelve  gezien  had  dat  er  reeds  tien  vaatjes  buskruid  van 
Koetei  te  Goenong  Tongka  waren  aangebragt. 

Aan  den  wensch  van  den  kommandant  van  Kwalla  Kapoeas 
om  met  een  stoomschip  de  rivier  op  te  gaan,  de  afvallige 
kampongs  te  bestraffen  en  de  s.  Hiang  te  laten  versperren , 
kon  Verspijck  niet  dadelijk  voldoen.  Eerst  moest  de  Boni 
van  een  reis  naar  Pagattan  terug  keeren.  Dat  vaartuig,  onge- 
schikt om  tegen  een  goed  bezette  benting  gebruikt  te  worden, 
kon  met  eenige  bajonetten  versterkt,  althans  tot  een  verkenning 
dienen.  De  Bali  was  te  Koetei,  de  Suriname,  —  toch  door 
zijn  grooteren  diepgang  in  de  Boven-Kapoeas  onbruikbaar  — 
beschermde  de  hoofdplaats ;  de  Gelebes  was  op  de  Barito 
noodig. 

Noglans  kreeg  de  kommandant  van  laatstgenoemd  vaartuig 
in  het  begin  van  September  last  om  naar  de  Kapoeas  te  stoo- 
men,  den  civielen  gezaghebber,  luitenant  Perelaer,  aan  boord  te 
nemen,  den  vijand  te  tuchtigen  en  de  afvallige  kampongs  weder 
tot  hun  pligt  te  brengen.  Dientengevolge  was  de  Gelebes  den 


Digitized  by  VjOOQIC 


132 

8*°  September  te  Kwalla  Kapoeas  aangekomen.  Bij  terugkomst 
der  Boni  van  Pagattan,  die  de  Kapoeas  hooger  op  kon 
stoomen,  liet  Verspijck  dadelijk  20  bajonetten,  een  mortier  en 
een  Sponder  onder  luitenant  Winter  daarop  inschepen  en  den 
9en  van  Bandjer  vertrekken,  om  de  Celebes  in  te  halen,  die 
door  grooteren  diepgang  de  Kapoeas  waarschijnlijk  niet  hoog 
genoeg  kon  opstoomen,  en  in  ieder  geval  op  de  Barito  goede 
diensten  deed.  —  Werkelijk  stoomde  Perelaer  met  50  bajo- 
netten en  een  Sponder  de  Kapoeas  hooger  op  dan  men  ooit 
vroeger  geweest  was  en  vond  te  Telok  Tiempan  een  sterke 
benting  in  aanbouw ,  die  op  zijn  nadering  door  het  werkvolk 
verlaten  en  vervolgens  door  de  soldaten  vernield  werd.  De  ver- 
sterkte kampong  Kotta  Besaran ,  die  tot  den  vijand  was  over- 
gegaan, werd  met  geweervuur  en  een  paar  kartetsen  begroet  en 
daarna  onderzocht.  Kotta  Besaran  was  verlaten ;  een  groot  aan- 
tal lansen  en  vergiftigde  pijltjes  werd  daar  gevonden ;  ook  de 
versterkte  woonplaats  van  tommonggong  Hoendjoen,  het 
meest  vijandige  Hoofd  van  Midden-Kapoeas ,  werd  verbrand. 
Daar  de  rivier  verderop  ondieper  en  smaller  werd ,  en  bo- 
vendien de  Hoofden  der  Boven-Kapoeas  beloofd  hadden  naar 
Kwalla  Kapoeas  af  te  komen  om  zich  te  onderwerpen ,  voer 
Perelaer  niet  hooger  op.  Te  Kwalla  Hiang  had  hetmedege- 
voerde  werkvolk  inmiddels  een  benting  öpgerigt.  Radin  Aka 
kreeg  daar  het  bevel  over  60  gewapende  inlanders,  die  de 
bezetting  uitmaken  en  de  gemeenschap  met  Boven-Doesoen 
op  dat  punt  verhinderen  zouden.  Overal  elders  aan  de 
Kapoeas  vond  men  de  bevolking  gewillig.  Perelaer  beval  de 
Hoofden  nadrukkelijk  om  voortaan  de  zendeUngen  des  vijands 
gevangen  te  nemen  en  daardoor  het  land  voor  verdere  ram- 
pen te  vrijwaren. 

Antassari's  boden  was  het  niet  gelukt  aan  de  Kahayan  de 
oproervaan  op  nieuw  te  doen  opsteken.  Na  het  bezoek  der 
Kahayansche  Hoofden  te  Bandjermasin ,  was  het  vertrouwen 


Digitized  by  VjOOQIC 


133 

in  het  europesche  bestuur  teruggekeerd,  en  nu  weigerden  zij, 
zoowel  om  tegen  het  gouvernement  op  te  staan,  als  om  schat- 
ting aan  Antassari  te  betalen.  —  Verspijck  gelastte  bil  Rawé  een 
benting  op  te  rigten  en  die  door  Kahayanners  te  doen  bezetten. 
Pangerang  Moeda ,  Hoofd  van  Tanah  Boemboe  op  de  oostkust, 
die  beloofd  had  met  1400  man  naar  Pramassan  Amandit  op 
te  rukken  liet  niets  van  zich  hooren ,  en  gaf  daardoor  een 
duidelijk  blijk  van  dubbelhartigheid.  Door  van  zijn  kant  zich 
aan  den  gecombineerden  togt  (zie  pag.  104)  te  onttrekken, 
gaf  hij  Hidayat  gelegenheid  aan  de  twee  andere  kolonnes  te 
ontkomen. 

De  1*  luitenant  Verstege,  w**.  controleur  der  Kween,  ver- 
gezeld van  Sherit  Abdoel  Rachman ,  ging  per  Boni  den  vorst 
van  Pagattan  herinneren  aan  zijne  verpligting  om  te  Bandjer 
te  verschijnen  en  driehonderd  Boeginesche  hulptroepen  te  le- 
veren die  deel  zouden  nemen  aan  den  togt  tegen  Antassari.  De 
vorst  beloofde  zijne  medewerking  dadelijk  nadat  de  padie-oogst 
zou  zijn  afgeloopen.  Yan  daar  ging  men  naar  Laut  Poeloe  om 
geschillen  tusschen  pangerang  Abdoel  Kadir,  Hoofd  van  Koesan, 
Batoe  Litjin  en  Laut  Poeloe  en  zijne  bevolking  te  vereffenen 
en  het  smokkelen  van  wapens  te  beletten.  Het  bleek  Ver- 
stege  ten  duidelijkste,  hoe  onbeduidend  het  gezag  van  den 
pangerang  en  hoe  wenschelijk  het  was  dat  hij  door  een 
ander  vervangen  werd.  Immers  onder  de  oogen  van  den 
radja  verkocht  men  oorlogstuig  en  munitie  aan  de  vijanden 
van  het  gouvernement.  Zekere  WangMakata  die  sedert  lang 
dien  strafbaren  handel  dreef,  werd  door  Verstege  gevat  en 
naar  Bandjer  overgebragt. 

Volgens  tommonggong  Boekoe,  die  in  onderwerping  was 
gekomen,  voorzag  Passir  en  Tjantong  den  vijand  van  wapens 
en  munitie.  De  vorst  van  Passir  ruilde  één  gevangene  tegen 
twee  geweren  en  twee  vaatjes  buskruid;  die  van  Tjantong 
leverde  oorlogsbehoeAen  in  ruiling  tegen   het  goud  of  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


184 

diamanten,    die  Hidayat   nog   bezat    of  in   het  geheim  liet 
graven. 

Zooals  reeds  (pag.  110)  gemeld  werd,  was  de  sulthanvan 
Koetei  geëindigd  met  een  ondersteuning  van  100  bajo- 
netten te  vragen ;  en  daar  het  volgens  zijn  laatste  schrijven 
heette  dat  slechts  op  de  komst  van  dat  detachement  gewacht 
werd  om  op  te  rukken ,  vertrok  de  Bali  den  6^"  Augustus 
van  Bandjer,  een  koopvaardij  schip  op  sleeptouw  nemende, 
waarop  de  kapitein  de  Bode,  l^luitenant  van  Gasteren,  2e lui- 
tenant van  Sorgen,  100  bajonetten  van  het  T  bataillon,  een 
mortier  met  bediening ,  en  de  officier  van  gezondheid  Hoo- 
geveen  met  eenig  ambulance-personeel  waren  ingescheept.  Het 
doel  van  den  togt  en  de  rol  door  zijn  detachement  te  ver- 
vullen, werd  de  Bode  door  een  schrillelijke  instructie  bekend 
gemaakt.  Het  waren  de  Koeteinezen  die  den  oorlog  zouden 
voeren;  slechts  in  nood  moesten  de  troepen  beslissend  op- 
treden. In  overeenstemming  met  den  assistent-resident  en 
den  sulthan  handelende,  mogt  hij  zich  in  geen  geval  aan 
een  nederlaag  bloot  stellen,  moest  hij  bepaald  de  soldaten 
tot  reserve,  tot  dekking  van  den  sulthan ,  gebruiken,  en  met 
dat  al  zich  tegen  verraad  trachten  te  behoeden. 

Hoewel  de  algemeene  toestand  van  het  rijk,  van  Tanah 
Laut  tot  Amoenthay,  niet  ongunstig  kon  genoemd  worden, 
was  de  gezigteinder  in  het  begin  van  Augustus  nogtans 
verre  van  helder.  In  het  westen  aan  de  Boven-Kahayan  en 
Boven-Kapoeas  was  pas  een  nieuw  onweder  afgedreven.  Op 
de  oostkust  vond  de  vijand  nog  altijd  middelen  genoeg 
om  den  krijg  te  voeden;  gaven  de  leenpligtige  vorsten 
al  toe  aan  de  eischen  van  hun  souverein  om  troepen  te 
wapenen  en  voor  het  oog  tegen  onze  vijanden  ten  strijd  te 
trekken,  in  het  geheim  lieten  zij  geen  gelegenheid  voorbij- 
^  gaan  om  hen  te  ondersteunen.  Pangerang  Moeda,  had  welligt 


Digitized  by  VjOOQIC 


135 

het  krijgsvolk,  waarmede  hij  tegen  Hidayat  zoude  oprukken, 
het  wachtwoord  gegeven ;  nu  stond  het  althans  aan  de  s.  Ta- 
balong  tegenover  ons.  Aan  de  Mantallat  stonden  Antassari's 
heerscharen,  nog  tuk  op  hunne  heldenfeiten  tijdens  het  op- 
rukken van  Schuak  naar  de  s.  Ayo,  tuk  op  hun  beleid  bij 
het  neutraliseren  der  Bekompaysche  hulptroepen  aan  den  dag 
gelegd.  Doch  Schuak  bereidde  een  tweeden  togt  naar  de 
Mantallat  voor  en  zette  zich  bereids  in  Karrouw  vast,  ver- 
zamelde levensbehoeften  en  vervoermiddelen  om  een  ko- 
lonne  in  staat  te  stellen  over  land  tot  Goenong  Tongka  door 
te  dringen,  daar  de  lage  waterstand  der  Mantallat  den  togt 
te  water  ongeraden  maakte.  Kwam  het  berigt  dat  de  inval 
der  Koeteinezen  in  Doesoen  eindelijk  plaats  greep,  dat  de 
vijand  aan  de  Tabalong  niet  te  duchten  was,  dan  zou  Yerspljck 
het  teeken  geven  om  naar  Goenong  Tongka  op  te  rukken. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK   IX. 


BESTORMING  VAN  BATOB  POBTIH.   —  TOGT  NAAR  TOBNDAKKAN.  — 
VERMEBSTERING  VAN  KRIA  WIDJAJA  BBPIBTOE.   —  LIMPASSO. 
—  NIEUWE    INVAL   IN  TANAH  LAÜT.  —  LEHMAN'S  EERSTE 
.     STAPPEN  TOT    ONDERWERPING.    --    VAN   VLOTEN  BE- 
LAST   MET  DE  EXPEDITIE  NAAR  TONGKA.   —  BE- 
STORMING  VAN  RAMONIA. 

Dat  de  vijand  volhardde  in  zijn  taktiek  om  overal  te  zijn 
en  bijna  nergens  stand  te  houden,  om  door  een  kortstondige 
verzameling  van  verspreide  benden  onze  magt  op  een  punt 
te  lokken  en  zich  daarna  weder  op  te  lossen ,  om  de  troepen 
evenmin  rust  te  schenken  als  deze  het  hem  gunden,  —  dit 
bleek  weder  duidelijk  in  het  begin  van  September. 

Reeds  den  30^°  Augustus  had  de  Veer  de  Rochemont  een 
gedeelte  zijner  kolonne  over  land  naar  Moeara  Ayoe  gezonden, 
waar  onder  Mohamad  Said  en  tommonggong  Singa  Anom  een 
groole  magt  was  zaSimgctrokken  die  de  gemeenschap  van  Taba- 
long  met  Moeara  Ayoe  had  afgesneden.  Door  kracht  van  wapenen 

zou  de  gemeenschap  heropend  worden ,  doch nergens  werd 

tegenstand  geboden,  noch  een  enkele  vijand  gezien ;  die  groote 
magt  was  spoorloos  verdwenen  of  had  alleen  in  de  verbeelding 
van  angstvalligen  bestaan.  Te  gelijkertijd  liepen  er  echter  ge- 


Digitized  by 


Google 


137 

ruchlen  dat  Kaloewa  en  Pringin  zouden  aangevallen  worden ; 
de  patrouilles  tot  verkenning  uitgezonden  vonden  in  den 
omtrek  evenwel  niets  dat  die  geruchten  bevestigde. 

Den  2*°  September  zelf  met  80  bajonetten ,  één  mortier 
en  80  koelies  te  Moeara  Ayoe  komende,  vernam  de  Veer  de 
Rochemont  dat  de  vijand,  op  een  halven  dagmarsch  van  de 
plaats,  te  Batoe  Poetih,  in  een  paar  groote  bentings  stand  hield. 
Een  paar  schoten,  dien  zelfden  dag  op  onze  versterking  ge- 
daan en  waardoor  een  fuselier  verwond  werd,  bewees  de 
tegenwoordigheid  van  vijandelijke .  zwervers  in  den  omtrek. 
Zonder  uitstel  rukt  de  Rochemont  den  volgenden  morgen 
met  120  bajonetten  en  2  mortieren  naar  Batoe  Poetih.  Tegen 
i  uur  is  Munters  met  de  voorhoede  tot  op  200  pas  van  een 
bentmg  gekomen ,  zonder  dat  hij  door  den  vijand  werd  ge- 
zien. Die  benting  heeit  een  lengte  van  50  en  een  breedte 
van  45  pas,  en  bestaat  uit  een  A  ellen  hooge  palissadering 
met  doelmatig  aangebragte  schietgaten  en  een  banket  uit 
drie  rijen  boomstammen  za&mgesteld.  De  sterke  bezetting, 
aangevoerd  door  goesti  Matalie  en  tommonggong  Singa  Anom 
is  ijverig  aan  den  arbeid ,  terwijl  een  aantal  manschappen  de 
rijst  voor  het  avondmaal  tombokt. 

Dat  onze  soldaten  groote  bedrevenheid  in  het  voeren  van  dien 
kleinen  oorlog  hadden  gekregen ,  zagen  wij  reeds  in  de  me- 
nigvuldige opligtingen  en  overvallen  gedurende  de  vorige  maan- 
den ;  ook  hier  toonden  zij,  zich  vaardig  en  ongemerkt  in  de 
nabijheid  des  vijands  te  kunnen  bewegen;  hier  toonde  de 
Rochemont,  bij  zijne  eerste  ontmoeting  met  den  vijand,  dat 
hij  partij  wist  te  trekken  van  de  ondervinding  van  anderen. 

Hij  laat  de  twee  mortieren  in  een  voordeelige  stelling 
plaatsen,  en  vormt  twee  stormkolonnes,  de  eene  sterk  25 
bajonetten  onder  Thelen,  de  andere  van  30  bajonetten  on- 
der Munters.  Behoedzaam  nemen  beide  kolonnes  een  be- 
dekte stelling  in,  en  wachten  op  het  teeken  van  aanval. 

Eensklaps   opent  de   artillerie  haar  vuur,  twee  granaten 


Digitized  by  VjOOQIC 


138 

vallen  in  de  benting  en  doen  een  onbeschrijfelijke  verwarring 
ontslaan.  Op  hetzelfde  oogenblik  stormen  de  twee  aanvalsko- 
lonnes  onder  een  daverend  hoera  vooruit,  gaan  op  deborst- 
v^'ering  af  en  beklimmen  haar.  Geheel  verrast,  denkt  het 
grootste  deel  der  bezetting  aan  geen  verdediging,  maar  zoekt 
zijn  heil  inde  vlugt.  Thelen  jaagt  hen  achterna,  schiet  elf  man 
neer,  vervolgt  de  vlugtenden  met  hardnekkigheid,  en. brengt 
den  vijand  een  gevoelig  verlies  toe.  Munters  beklimt  de  hooge 
palissadering ,  aan  die  zijde  door  een  aantal  vijanden  verde- 
digd. Fuselier  Hongodiwongso  wordt  door  eenige  lanssteken 
getroffen  en  sneuvelt,  de  keursoldaat  Lakong  Kona  hoewel 
zwaar  gewond ,  stormt  mede ,  sergeant  Peters  is  het  eerste 
in  de  binnenruimte.  De  laatste  vijanden  ontvlugten,  de  ver- 
sterking is  ons !  Eenige  dooden  en  gewonden  heeft  men  tij- 
dens de  bestorming  zien  wegsiepen ;  men  vindt  evenwel 
nog  vijf  lijken  in  de  binnenruimte,  bovendien  een  aantal  vuur- 
en  blanke  wapens,  een  aanzienlijken  voorraad  buskruid, 
padie  en  zout,  een  aantal  projectilen  en  een  hangmat  van 
de  Onrust  afkomstig. 

Ook  Antassari's  vlag  — geel  met  twee  gekruiste  zwaarden ,  — 
een  tjap  en  verscheiden  brieven  vallen  in  onze  handen.  Door 
den  moed  der  troepen  en  de  goede  maatregelen  van  de  Ro- 
chemont  wordt  zijn  eerste  wapenfeit  met  een  schitterenden 
uitslag  bekroond ;  hij  bevorderde  den  braven  Lakong  Kona  op 
het  slagveld  tot  korporaal.  Later  vernam  men  dat  de  vij- 
and 25  dooden  (waaronder  goesti  Matalie  en  tommonggong 
Anom)  en  een  aantal  gekwetsten  had  bekomen. 

Dien  zelfden  dag  nog  verder  te  gaan,  kon  van  de  ver- 
moeide soldaten  niet  gevergd  worden.  In  de  benting  werd 
dus  het  bivak  betrokken ,  den  volgenden  dag  de  palissade- 
ring gesloopt  en  in  brand  gestoken ;  daarna  rukte  men  op  naar 
de  Tabalongrivier.  Omstreeks  10  ure  kwam  men  in  de  keel 
van  een  tweede  versterking,  die  uit  drie  rijen  palissaden  za- 
mengesteld  en  in  front  zeer  sterk  was;  ook  deze  werd  ver- 


Digitized  by  VjOOQIC 


189 

nield.  Daarna  werd  de  versperring  in  de  rivier  zooveel  op* 
geruimd  als  noodig  was  om  de  djoekongs  met  vivres  later 
doorgang  te  verschaffen ;  's  avonds  ten  8  ure  bereikte  men 
Moeara  Tabalong.  De  vijand  scheen  den  omtrek  verlaten 
te  hebben;  althans  een  patrouille  van  hulptroepen  langs  de 
rivier  gezonden ,  had  geenerlei  ontmoeting.  —  Onder  geleide 
eener  sterke  kolonne  werd  (den  11*")  Moeara  Ayoe  van  een 
grooten  voorraad  levensmiddelen  voorzien. 

Ten  gevolge  der  nederlaag  te  Batoe  Poetih,  bleven  de  pos- 
ten aan  de  Tabalong  eenigen  tijd  vrij  van  vijandelijke  bedrei- 
gingen. Hen  wilde  weten  dat  de  verslagen  bende  vangoesti 
Matalie  zich  met  den  vijand  die  te  Toendakkan  en  Oeloe 
Balangan  schuilde,  vereenigd  had  en  op  Pringin  en  Lam- 
pehon  wilde  afgaan.  Althans  den  19*"  was  een  vijandelijke 
drom  doorgedrongen  tot  nabij  Lampehon ,  toen  juist  de  ser- 
geant Biller  daar  aankwam  met  een  transport  vivres  voor 
Pringin  bestemd.  Van  de  25  bajonetten  die  het  geleide  uit- 
maken, laat  hij  er  5  bij  de  vivres,  en  trekt  zonder  aarzelen 
met  de  overigen  den  overmagtigen  vijand  te  gemoet,  en  slaat 
hem  met  verlies  van  een  doode  op  de  vlugt.  Van  Langen 
met  60  bajonetten  den  20*"  en  de  Graeff  den  21*"  derwaarts 
gezonden,  bespeurden  in  den  omtrek  geen  vijand  meer.  De 
luitenants  Verspijck  en  de  Graeff  met  30  bajonetten  (10  Sep- 
tember) naar  Tandjong  opgerukt ,  namen  zekeren  Awahat  in 
hechtenis  die,  bekend  met  den  weg  naar  Goenong  Tongka, 
naar  van  Vloten  werd  opgezonden. 

Eindelijk  lag  Toendakkan  aan  de  beurt.  V^as  die  togt 
aanvankelijk  door  het  ongunstige  jaargetijde,  later  door  de 
gebeurtenissen  op  andere  punten  van  het  oorlogsterrein  uit- 
gesteld, thans  zou  men  trachten  door  te  dringen  in  dien  onge- 
naakbaren  schuilhoek.  Kiay  Tjitra  Wangsa,  een  dapper  muite- 
lingshoofd,  die  de  meeste  gevechten  tegen  ons  had  bijgewoond 
en  kort  te  voren  door  den  regent  van  Amoenthay  was  gevangen 
genomen,  bad  medegedeeld  dat  de  versterking  van  Toendakkan 


Digitized  by  VjOOQIC 


140 


met  30  lilla's  en  geweren  was  gewapend.  Met  hem  als  gids, 
rukte  de  kapitein  van  Langen  (den  24")  aan  het  hoofd  eener 
kolonne  van  4  officieren,  120  bajonetten,  1  mortier, 30man 
hulptroepen  en  120  koelie's,  uit  Pringin,  in  de  volgende 
orde:  voorhoede,  1«  luitenant-adjudant  Gateau  van  Rosevelt 
met  36  bajonetten;  hoofdtroep,  kapitein  Schneider  met  59 
bajonetten,  artillerie,  ambulance,  hulptroepen  en  koelie*s ;  ach- 
terwacht,  1*  luitenant  Spoelder  met  25  bajonetten.  Den  vreg 
naar  Moeara  Petap  inslaande,  werd  de  rivier  van  dien  naam 
overgelrokken  en  marcheerde  men  tot  4  ure  na  den  middag 
door,  waarna  men  het  bivak  op  den  oever  van  het  meer Baroe 
Bahinoe  betrok.  Naauwelijks  hadden  de  manschappen  zich  tot 
rusten  in  het  carré  neergelegen,  of  van  den  overkant  van  het 
meer  vielen  lilla-  en  geweerschoten ;  dit  alarm  hield  den  ge- 
heelen  nacht  aan  en  maakte  —  hoewel  er  niemand  getroffen 
werd  —  den  slaap  onrustig. 

Gedurende  den  marsch  op  den  volgenden  dag  werd  de  voor- 
hoede aanhoudend  uit  bedekte  stellingen  achter  boomen  door 
geweervuur  lastig  gevallen;  telkens  was  het  noodig  eenige 
manschappen  vooruit  te  zenden  om  den  vijand  daaruit  te 
verdrijven.  Op  een  alang-alangveld  uitkomende,  had  de  voor- 
hoede een  goed  gerigt  vuur  door  te  staan,  waardoor  drie  man 
gewond  werden,  terwijl  een  vierde  door  een  randjoewond  buiten 
gevecht  werd  gesteld.  Zoo  ging  het  voort,  bijna  onophoudelijk 
beschoten  wordende,  over  een  onbegaaftbaren  weg,  tot  aan 
Toendakkan  Ketjil  dat  stormenderhand  genomen  werd.  Daar 
sloeg  men  het  bivak  op  in  een  alang-alangveld  en  wilde  zich 
aan  de  rust  gaan  wijden  waaraan  zoo  groote  behoefte  was ;  doch 
zoodra  de  zon  was  ondergegaan,  kwam  de  vijand  van  alle  kan- 
ten opzetten  en  beschoot  onafgebroken  het  bivak ;  in  de  verte 
hoorde  men  het  kappen  van  boomen,  die  geveld  werden  om  den 
weg  voor  den  volgenden  marsch  te  versperren.  Boven  de 
hoofden  der  manschappen,  die  zich  tot  slapen  neergevlijd 
hadden ,  snorden  honderden  kogels ;  gelukkig  gingen  ze  allen 


Digitized  by  VjOOQIC 


UI 

te  hoog;  want  niettegenstaande  het  groot  aantal  verschoten, 
projectilen,  werd  in  dien  langen  nacht  slechts  een  fuselier  ge- 
troffen. 

Welkom  was  de  dageraad  die,  zoo  al  geen  verkwikking,  althans 
bedrijvigheid  aanbragt ,  waarnaar  even  zoo  verlangd  werd  als 
eenige  uren  vroeger  naar  rust.  Opbrekende  en  den  marsch 
vervolgende  over  een  digt  begroeid,  bergachtig  terrein,  steeds 
op  een  afstand  beschoten,  bereikte  men  tegen  10  uur  kam- 
pong  Toendakkan  Besaar,  aan  de  soengej  van  dien  naam 
legen  de  helling  eener  hoogte  gelegen.  Hoewel  niet  ver- 
sterkt, werd  de  plaats  echter  niet  zonder  slag  of  stoot  ge- 
nomen. Men  beweerde  dat  tommonggong  Maljan  Negara  en 
de  pangerangs  Miradipa  en  Antassari  daar  het  bevel  voerden. 
Door  het  vijandelijk  vuur,  dat  op  het  naderen^ van  de  voor- 
wacht vrij  hevig  was,  viel  flankeur  Serbruijns  doodelijk  ge- 
troffen, en  werd  Oankeur  Moerland  ernstig  gewond  aan  de 
zijde  van  Cateau  van  Rosevelt ,  die  zijn  dapperen  troep  voor- 
ging en  den  vijand  uit  den  kampong  sloeg.  • 

Toendakkan  Besaar  bestond  uit  een  vijftigtal  huizen,  rijke 
padieschuren ,  en  een  smederij.  De  kolonne-kommandant 
had  in  last]  acht  tot  tien  dagen  op  die  plaats  te  blijven  om 
den  omtrek  te  zuiveren;  hij  achtte  zich  evenwel  verpligt 
van  dit  voorschrift  af  te  wijken  en  's  anderendaags  (27)  terug  te 
keeren.  Gedurende  den  opmarsch  toch  hadden  vele  koelie's 
de  vlugt  genomen;  't  zou  weldra  aan  handen  ontbreken  om 
de  gekwetsten  te  dragen ;  en  bovendien  had  de  vijand  reeds 
een  begin  gemaakt  om  den  terugtogt  over  den  zoo  uiterst 
raoeijelijken  weg  door  verhakkingen  geheel  af  te  sluiten.  Vol- 
gens latere  berigten  van  het  dislriktshoofd ,  had  de  vijand  in 
't  geheel  slechts  5  dooden  en  5  gewonden  gehad. 

Op  1  September  vernam  de  militaire  kommandant  van  Ken- 
dangan  dat  kampong  Taniran  was  aangevallen.  Brinkgreve 
rukte  onmiddellijk  uit  met  40  bajonetten,  liet  den  onderadju- 


Digitized  by  VjOOQIC 


142 

dant  Koch  langs  den  linkeroever  der  s.  Taniran  gaan,  terwijl 
hij  zelf  den  regteroever  hield.  Koch  stootte  bij  een  bogt  van 
den  weg  op  een  tiental  gewapenden,  dat  zijn  heil  in  de  vlugt 
zocht.    Een  hunner   bleef  gewond   liggen   en  werd  met  de 
bajonet  afgemaakt,  toen  hij  zich  niet  wilde  overgeven.    Zijn 
lans  en  kris  waren  met   zilver  beslag  voorzien  en  werden 
door  het  distriktshoofd  herkend  als  aflcomstig  van  Hidayat. 
Te  Limpasso  was  de  verdreven  vijand  teruggekomen,  had 
onze  spionnen  vermoord  en  was  weder  bezig  met  er  zich  te 
versterken.  Was  het  een  uitvloeisel  van  het  bijgeloof,  van  blind 
vertrouwen  op  een  voorspelHng  van  priesters,  of  was  het  de 
sterkte  der  stelling ,  die  den  vijand  naar  Limpasso  terug  dreef 
om  er   —   even  als  te  Pamatton  —  zich  ten  tweeden  male 
te  nestelen  ?  dit  valt  mooijelijk  te  beslissen.  Genoeg  zij  het  te 
melden,  dat  op  het  eerste  berigt  (1  September) Ockerse met 
een  kolonne  van  2  officieren ,  75  bajonetten  en  een  mortier, 
Rantawan  verliet  en  den  vijand  opzocht.  Van  kampong  Aboeng 
tot  Limpasso  was  de  weg  geheel  versperd;  dit  noopte  Ockerse 
met  zijn  geheele  magt  de  vijandelijke  stelling  om  te  trekken. 
Zich  een  pad  door  het  bosch  banende,  bereikte  hij  de  plaats 
waar  vroeger  de  kampong  gestaan  had  en  thans  nog  slechts 
wee  huizen  stonden..  Een  inlander  stormde  uit   een  dierwo- 
tningen  en  wierp  zich  met  den  klewang  in  de  vuist  op  den 
man  aan  de  spits,  verwondde  hem,  maar  werd  toen  met  de 
bajonet  afgemaakt.  Op  ongeveer  300  pas  van  de  vijandelijke 
positie  werd  de  voortroep  met  geweervuur  begroet.    Zonder 
dralen  ging   deze  in  den  looppas  op  de  hoofdversterking  af, 
en  nam  haar  stormenderhand.  Uit  kleine  veldwerkjes  die  regts 
en  links  van  de  benting  in  het  hout  verscholen  lagen,  bleef 
de  vijand  het  vuur  onderhouden.  Een  granaatworp  deed  bet 
aan  de  oostzijde  zwijgen,  waarop  Werdmuller  von  EIgg  den 
vijand  verdreef.  Luitenant  van  Haatten  nam  de  westelijk  ge- 
legen werken.  Waar  de  bajonetten  zich  vertoonden,  sloeg  de 
vijand  op  de  vlugt;   daardoor  verloor  hij  slechts  een  doode 


Digitized  by  VjOOQIC 


143 

terwijl  er  een  werd  gewond.  Na  de  vernieling  der  stelling 
keerde  de  kolonne  naar  Ranlawan  terug.  —  Een  patrouille 
van  50  bajonetten  onder  van  Haaflen  den  3*^"  naar  Limpasso 
gezonden,  vond  de  versterking  nog  brandende,  terwijl  de  be- 
volking bezig  was  den  weg  in  orde  te  brengen. 

Drie  weken  later  (20  September)  vond  een  patrouille  onder 
sergeant  van  der  Heijden  de  vroegere  positie  twee  honderd 
pas  in  de  rondte  door  verhakkingen  versperd.  Twee  da- 
gen later  rukte  hij  er  met  een  grootere  magt  heen,  vond 
twee  nieuwe  bentings,  die  flaauw  verdedigd,  door  hem  ge- 
nomen en  vernield  werden.  Den  23*"  bezocht  van  Haaflen 
raet  70  bajonetten  en  een  mortier  andermaal  Limpasso , 
voornamelijk  raet  oogmerk  om  de  aandacht  des  vijands  af  te 
trekken  van  de  kolonne ,  die  den  24«"  uit  Pringin  naar  Toen- 
dakkan  zou  oprukken. 

Geruimen  tijd  was  de  rust  der  bevolking  in  den  omtrek 
van  Pantey  Hambawang  niet  gestoord ,  toen  onverwachts 
een  bende  zich  in  een  benting  te  Kria  Widjaja  Bepintoe, 
drie  uren  beoosten  Pantey  Hambawang  nestelde.  Hamakers 
spoedde  zich  (den  13*"),  zoodra  hem  1  ofTicicr  en  30 
bajonetten  versterking  toegezonden  waren ,  met  60  man 
infanterie  derwaarts.  Hij  verdeelde  zijne  magt  in  twee  doe- 
len en  liet  die  langs  de  beide  rivieroevers  naar  Kria  marcheren 
om  zich  daar  weer  te  vereenigen.  Bij  het  doorwaden  der 
rivier  door  het  peloton  van  Werdmuller,  werd  de  sergeant 
Sodikromo  in  het  kreupelhout  gezonden  om  den  overtogt  te 
dekken  en  het  ten*ein  te  verkennen.  Naauwelijks  was  die 
beweging  begonnen  of  een  vrij  hevig  vuur  uit  lilla's  en  ge- 
weren barstte  los  van  de  steile  hoogte  waarop  de  vijand  zich 
verschanst  had.  Werdmulier  von  Elgg  werd  bij  dat  salvo 
%t,  sergeant  Robbo  en  flankeur  de  Schrijver  werden  zwaar 
gewond.  Daar  de  kolonne  zich  hierdoor  niet  liet  ophouden 
en  met  vasten  tred  voortrukte,  en  daar  Sodikromo  een 
pad  had    gevonden   dat    hem   in  den   rug   der  versterking 


Digitized  by  VjOOQIC 


144 

bragl,  sloeg  de  vijand  op  de  vlugt.  Door  het  vuur  onzer 
braven  dat  nu  eerst  geopend  werd ,  leed  de  vijand  een  ge- 
voelig verlies;  men  zag  de  getroffenen  van  den  berg  neêr- 
tuimelen.  Toen  sergeant  Leenders  met  eenige  manschappen 
aan  de  versterking  kwam,  die  door  een  steile  aarden  borst- 
wering was  omgeven ,  ontving  hij  nog  benige  schoten  van 
een  tweede  versterking  op  een  regts  gelegen  hoog  punt 
aangelegd ;  ook  deze  werd  echter  verlaten  toen  hij  er  op  af- 
ging. Nadat  beide  bentings  vernield  waren ,  werd  de  terug- 
togt  aangenomen  en  werden  de  gekwetsten  per  djoekong  van 
Harontayan  naar  Barabei-ie  gezonden. 

Hierbij  bepaalden  zich  de  krijgsverrigtingen  in  het  landschap 
gedurende  de  maand  September.  Men  sprak  over  de  aan- 
staande onderwerping  van  een  paar  Hoofden;  insgelijks  over 
de  zending  van  een  tommonggong  uit  Boven-Doesoen  naar 
Hidayat  —  die  te  AUei  vertoefde,  —  die  hem  had  voorge- 
steld naar  het  noorden  te  trekken.  Men  voegde  er  bij ,  dat 
Hidayat  dit  voorstel  van  de  hand  had  gewezen. 

In  weerwil  der  ijverige  pogingen  van  het  bestuur  was  het 
distrikt  Margasarie  nog  onveilig.  Op  den  3^"  September  viel 
Soeta  Karsa  met  een  bende* van  100  man  in  den  bevolkten 
kampong  Tambarangan,  verwondde  het  Hoofd ,  plunderde  een 
gedeelte  van  den  kampong  leeg  en  wilde  met  den  buit  weg 
trekken,  toen  het  toeval  daar  een  patrouille  van Rantau  heen- 
voerde. Aan  het  hoofd  van  die  patrouille,  tien  bajonetten 
sterk ,  staat  Tarnosmilo,  een  inlandsch  vice-korporaal.  Hij  be- 
denkt zich  niet  één  oogenbUk,  maar  tast  den  tienmaal  sterkeren 
vijand  aan  als  of  een  gansche  kolonne  hem  volgde,  brengt 
hem  een  verHes  van  zes  zwaar  gewonden  toe  en  slaat  hem 
terug  in  de  rigting  van  Benoea  Ampat. 

Soeta  Karsa  hield  zich ,  naar  men  beweerde  in  een  verster- 
king te  Pamatton  Tatas  in  Moening  op.  Kapitein  Engel  rukte  (8 
September)  met  52  bajonetten  uit  Rantau,  liet  te  Benoea  Padang 


Digitized  by  VjOOQIC 


145 

een  klein  detachement  achterom  de  djoekongs  naarTambaran- 
gan  te  geleiden ,  zond  van  Puffelen  met  20  bajonetten  naar  Gin- 
tongan,  om  post  te  vatten  op  de  plaats  waar  de  Tallakkan  zich 
in  vieren  splitst  en  om  den  vlugtenden  vijand  op  te  vangen^ 
Met  de  overige  bajonetten  rukte  Engel  verder  naar  het  punt 
waar  de  togt  per  djóekong  zou  voortgezet  worden.  Anderhalfuur 
later  stuit  hij  op  een  schildwacht,  die  alarm  maakt  en  een  bende 
muitelingen  het  hazenpad  doet  kiezen.  De  soldaten  doorwaden 
de  rivier,  daar  de  oevers  met  randjoe's  beplant  zijn,  doch 
beproeven  te  vergeefs  den  vijand  te  vervolgen.  Tot  aan  de  borst 
zakt  men  in  het  moeras;  men  moet  zich  weer  in  de  djoekongs 
zetten,  en  slaat  het  bivak  op  in  een  hairvoltooide  benling. 
Van  Puffelen  heeft  het  vuur  gehoord  en  zich  meester  gemaakt 
van  eenige  praauwtjes  met  een  paar  inlanders.  Den  10^"  ontdekte 
men  twee  passangrahans  die  verlaten  waren,  een  versper- 
ring in  de  rivier,  in  het  bosch  eenige  huizen ;  nadat  alles  ver- 
nield was-,  werd  de  togt  vervolgd  die  verder  niets  opleverde. 

Reeds  den  26^"  Augustus  was  Benschop  van  Mengappan 
naar  Kalangan  uitgerukt  om  eenige  vijandelijke  Hoofden  ge- 
vangen te  nemen.  Den  2^"  September  kwam  hij  op  zijne  stand- 
plaats terug.  Zonder  volkomen  geslaagd  te  zijn,  was  het  hem 
evenwel  gelukt  een  bende,  die  aan  de  verdediging  van 
Pamatton  had  deelgenomen,  bij  Poelangan  te  bekruipen 
en  met  verlies  van  drie  dooden  en  een  aantal  gekwetsten 
uiteen  te  slaan.  Bij  die  gelegenheid  vielen  hem  een  aantal 
vuur-  en  blanke  wapens ,  het  kapmes  van  den  vermoorden 
korporaal  Ncyerlie,  en  een  groote  voorraad  munitie  en  le- 
vensmiddelen in  handen. 

Den  3*°  September  rukte  de  regent  van  Martapoera  met  een 
bevolkingspatrouille  uit,  waarbij  20  als  maleijers  verkleede 
militairen  gevoegd  waren,  om  de  verstrooide  bevolking  van 
Karang  Tengah  op  te  sporen. 

II.  •  10 


Digitized  by  VjOOQIC 


146 

Een  inlander  kwam  zich  den  6»"  bij  den  mll.  koramandaat 
van  Mataraman  aanmelden  met  hel  berigt  dat  hij  met  4 
vrouwen  en  2  kinderen  eenige  maanden  geleden  door  tom- 
monggong  Daoet  weggevoerd  en  eerst  dien  morgen  ont- 
snapt was.  Hij  toonde  zich  bereid  den  weg  naar  Daoet's 
schuilplaats  in  de  moerassen  van  Tjinta  Poera  te  wijzen. 
Daoel's  gevolg  bestond  uit  15  mannen  met  geweren  gewapend. 
Dsn  7«°  September  trok  een  bevolkingspa Irouille  met  7 
infanteristen  onder  korporaal  Reuter  derwaarts,  overviel 
Daoet  en  bragt  hem  twee  zware  wonden  toe.  Hoewel  het 
den  muiteling  gelukte  te  ontkomen,  verloor  hij  echter  zijn  ver- 
blijf dat  verbrand  werd,  zijne  geweren  die  genomen,  en  eenige 
gevangenen  die  op  vrije  voeten  gesteld  werden.  Uit  eenige 
oude  tjaps  van  het  jaar  1274-  (1857)  die  in  zijne  woning 
werden  gevonden ,  bleek  het  dat  Antassari  toen  reeds  den 
opstand  organiseerde  en  daarvoor  Hoofden  benoemde. 

Ali  Achbar,  Mail  en  üaoet  verlieten  slechts  dan  hunne 
schuilhoeken  nabij  Moening  en  Tjinta  Poera ,  wanneer  zij 
een  kampong  plunderden,  of  uit  een  bedekte  stelling  een 
patrouille  ot  postgeleide  wilden  beschieten.  Toen  dus  het 
Hoofd  van  Mandawé,  Sherif  Hassim,  met  40  Linganezen  te 
Bandjer  kwam  om  zijne  diensten  aan  te  bieden,  zond  de 
chef  der  expeditie  hem  naar  Martapoera  en  liet  hem  deel 
nemen  aan  den  togt  die  de  luitenant-adjudant  Ileuter  den  22"» 
met  25  infanteristen  naar  Moening  ondernam.  Tommonggong 
Boekoe  diende  de  kolonne  als  gids  en  bragt  haar  werkelijk 
naar  de  verblijfplaats  van  een  paar  Hoofden.  Een  broeder, 
een  schoonzoon  en  een  volgeling  van  Ali  Achbar  werden 
gedood,  en  verscheidene  muilehngen  gevangen  gemaakt ;  van 
deze  laatsten  werden  er  twee  naar  den  krijgsraad  verwezen, 
de  anderen  onder  belofte  van  gehoorzaamheid  op  vrije  voeten 
gesteld  om  zich  te  vestigen  in  kampongs  nabij  onze  posten. 
Een  donderbus,  en  een  aantal  krissen,  lansen  en  parangs, 
vielen  der  patrouille  in  handen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


147 

De  gunstige  toestand  van  het  zuidelijk  gedeelte  van  Tanah 
Laut  maakte  een  post  te  Batoe  Tongko  overbodig.  Ver- 
spijck  hief  dien  op,  liet  de  versterking  sloopen,  verdeelde 
de  bezetting  over  de  andere  posten,  en  gelastte  eenige  uil- 
breiding  te  geven  aan  de  patrouilles  in  het  distrikt  Maloeka 
en  in  den  omtrek  van  de  Passiraman.  Het  distriktshoofd,  van 
ontrouw  verdacht,  werd  teruggeroepen  en  door  hadji  Matalie 
vervangen. 

Het    was    een   verblijdend   teeken  ,   in   dat   vroeger  zoo 
oproerig  gewest  thans  de  rust  hersteld,  de  bevolking  tot  orde 
geneigd  te   zien.    Des   te  verrassender  was  het,  toen  plot- 
seling  (17    September)    een  bende  van  150  è   200  muite- 
lingen, aangevoerd  door  demang  Lehman  en  een  paar  andere 
Hoofden,    in    Tanah    Laut    viel    en  tot  op  een   paar  uren 
van    kampong    Badjoeim    doordrong.      Onmiddelijk    werden 
maatregelen  genomen  om  de  vrouwen  en  kinderen  van  de 
nabijgelegen  kampongs  naar  Pleiharie  over  te  brengen ,  en 
allen   voorraad   van   levensmiddelen   in  de  bosschen  te  ver- 
bergen.   Tegelijkerlijd    vatte    de    mannelijke    bevolking   de 
wapens    op   en   bewaakte  de  toegangen  hunner  kampongs, 
terwijl  de  militaire  magt  de  bevolkingspatrouilles  organiseerde 
en   versterkte.    Tusschen   de  vijandelijke  voorposten  en  die 
patrouilles   hadden  reeds  eenige  schermutselingen  plaats  ge- 
had;   een  paar  kleine  kolonnes  uit  Batti-Batti  en  Pleiharie 
rukten  reeds  den  vijand  te  gemoet ,  toen  deze  op  eens  terug 
trok  naar  de  goudmijn  Mengalau,  daar  eenige  levensmiddelen 
wegroofde  en  zich  vervolgens  naar  de  noordelijke  grens  van 
Tanah  Laut  begaf.  Toen  hij  zich  in  kleine  afdeelingen  oploste 
en  gedurende  eenige  dagen  geheel  verdween,  raakten  de  troe- 
pen tot  vervolgen  uitgezonden  het  spoor  bijster.    Den  25*^° 
werd   echter   een  kudde  van  18  buffels,  bestemd  voor  het 
garnizoen  van  Martapoera,  uit  Banjoe  Irang  weggevoerd;  de 
padievoorraad   was  in  dien  kampong,  even  als  in  de  andere 
kampongs    van    de    afdeehng,   onbeduidend,    daar  er   eea 


Digitized  by  VjOOQIC 


148 

hoofdmagazijn  te  Pleiharie  was  opgerigt  waaruit  de  bevolking 
zich  ten  allen  tijde  van  rijst  kon  voorzien;  vrouwen  en  kin- 
deren waren  reeds  te  Batli-Batti  vereenigd  en  de  mannen 
konden  tijdig  ontvluglen.  Die  inval,  hoe  bedroevend  ook, 
gaf  evenwel  een  sprekend  bewijs  zoowel  van  het  voordeel 
om  de  bevolking  in  groote  kampongs  te  vereenigen,  ais 
van  den  goeden  geest  waarmede  die  bevolking  zelve  bezield  was. 

Eenige  dagen  voor  den  inval  in  Tanah  Laut  (13  Septeoi- 
ber)  kwam  een  perabekkel  zich  met  een  brief  bij  den  regent 
van  Martapoera  aanmelden ,  mededeelende  dat  Hidayat  met 
demang  Lehman  en  de  overige  oproerige  vorsten  zich  bij  den 
goenoeng  Plawangan  bevond  en  aldaar  het  antwoord  afwachtte. 

Het  adres  van  dien  brief  luidde  als  volgt : 

9Deze  brief  komt  met  spoed  onder  de  voetzolen  van  pan- 
gerang  Dja  Tjoemenang  (Djaya  Pamenang).  Die  dezen  brief 
durfl  aan  te  houden  en  hem  niet  met  spoed  bezorgt,  zal 
ik  tuchtigen  en  zijn  woning  verbranden." 

Onder  het  ijap  en  de  handteekening  van  kiay  demang 
Lehman  stond  nagenoeg  het  volgende  geschreven: 

>Ik  heb  nu  overwogen  dat  ik  niet  meer  in  staat  ben  onzen 
gebieder  met  levensmiddelen,  oorlogsbehoeilen ,  enz.  te 
ondersteunen ;  dat  is  de  reden  dat  ik  niet  meer  den  strijd 
tegen  het  gouvernement  kan  volhouden. 

:» Wanneer  gij  u  in  staat  gevoelt  mij  bij  het  gouvernement 
volmaakt  te  maken ,  mijn  schuld  uit  te  wisschen  en  die 
van  alle  muilelingen  met  de  Hoofden  die  onder  mij  zijn, 
dan  verzoek  ik  van  u  een  bewijs  waarop  uw  tjap  en  uw 
handteekening  staan. 

^Wanneer  ik  vergiffenis  van  den  Orang-Besaar  (Gouverneur* 
Generaal)  krijg ,  zal  ik  al  de  bevelen  van  het  gouvernement 
opvolgen.  Wanneer  mij  genoegzaam  levens-onderhoud  ge- 
geven wordt,  zal  ik  alle  muitelingen  in  mijn  distrikt  en  die 
mij  bekend  zijn,  van  hun  dwaalweg  terug  brengen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


149 

lik  beloof  verder  voor  het  gouvernement  tegen  de  onge- 
hoorzamen  te  zullen  strijden. 

ïMogt  het  gouvernement  mij  niet  willen  verschoonen,  dan  zal 
ik  toch  Martapoera  binnen  komen ,  om  aldaar  de  beslissing 
van  mijn  lot  af  te  wachten.  Al  mogten  ik  en  mijne  volgelingen 
leven,  wat  helpt  dat,  wanneer  wij  geen  vergiffenis  kunnen 
erlangen;  het  is  dan  beter  dat  wij  sterven. 

lOp  dezen  brief  verwacht  ik  binnen  24  uren  antwoord. 

^Geschreven  op  Donderdag,  4278." 

De  overbrenger  van  den  brief  voegde  er  mondeling  bij , 
dat  zoo  de  onderwerping  van  demang  Lehman  aangenomen 
werd,  die  van  Hidayat  zou  volgen. 

Het  antwoord ,  op  last  van  den  majoor-resident ,  door 
den  regent  geschreven ,  hield  in  dat  men  genegen  was  zijne 
onderwerping  aan  te  nemen  wanneer  hij  zelf  te  Martapoera 
kwam  om  de  voorwaarden  te  vernemen ;  dat  Jiem  24  uren 
zouden  gegeven  worden  om  zich  te  verwijderen,  wanneer  hij 
die  voorwaarden  niet  mogt  aannemen;  dat  zijn  vroegere 
leugenachtige  brieven  het  bestuur  geen  vertrouwen  voor  de 
opregtheid  van  den  laatsten  brief  inboezemden ,  en  dat  hij 
dus,  binnen  vijf  etmalen  niet  te  Martapoera  verschenen  zijnde, 
weder  als  vijand  zoude  beschouwd  worden. 

Dit  antwoord  aan  het  verblijf  van  demang  Lehman ,  ge- 
bragt,  werd  ontvangen  door  kiay  Darma  Widjaya,  een  van 
Lehman's  onderhoofden.  De  kiay  demang  was  afwezig ;  üarma 
Widjaya  schreef  in  antwoord  het  volgende : 

iDeze  eerbiedsbetuiging  komt  onder  de  voetzolen  van 
pangerang  Djaya  Pamenang,  regent  van  Martapoera. 

lUw  tjap,  mede  onderteekend  door  den  heer  assistent-* 
resident  Koch,  is  mij  gebragt.  Omtrent  het  daarin  voorko- 
mende verzoek  ik  nog  uitstel. 

iTijdens  kiay  demang  Lehman  den  brief  aan  u  schreef, 


Digitized  by  VjOOQIC 


150 

-was  ik  door  hem  uil  gezonden  om  de  Hoofden  en  troepen 
bijeen  te  roepen.  Toen  ik  mei  die  menschen  kiivam,  vond 
ik  demang  Lehman  niet  meer  te  huis. 

)Den  brenger  van  uw  brief  heb  ik  ook  naar  het  huis  van 
demang  Lehman  gebragt.  Op  mijn  vraag  werwaarts  demang 
Lehman  zich  begeven  had,  kreeg  ik  van  een  zijner  bedien- 
den ten  antwoord,  dat  hij  weg  was  gegaan  —  waarheen 
was  hem  niet  bekend  —  uit  vrees  dat  de  soldalen  in  al  de 
bosschen  zouden  gaan  patrouilleren. 

jDemang  Lehman  wilde  niet  meer  vechten;  daarom  was 
hij  weggegaan,  en  buitendien  hebben  wij  niets  te  eten.  Van  de 
bevolking  krijgen  wij  niets  meer,  daar  zij  te  bevreesd  is  voor 
het  gouvernement  om  ons  van  levensmiddelen  te  voorzien. 

^De  volgelingen  van  demang  Lehman  zijn  zeer  talrijk; 
alleen  de  Hoofden  maken  een  getal  van  36  personen  uil, 
hebben  allen  gebrek  aan  levensmiddelen  en  thans  niets  meer 
te  elen;  het  is  daarom  dat  ik  om  deernis  en  mededoogen 
smeek,  om  ons  toch  nog  uitstel  te  geven. 

9Z00  spoedig  mogelijk,  als  ik  demang  Lehman  zal  vinden, 
zullen  wij  voor  uw  aanschijn  komen. 

^Wanneer  u  deze  smeekbede  inwilligt,  verzoek  ik  hier- 
van een  tjap  te  ontvangen,  opdat  ik  dien  aan  demang  Leh- 
man ter  inzage  kan  geven,  en  hij  in  mij  geloof  zal  stellen. 

iGeschreven  op  Donderdag  20  September  1861." 

Ook  dit  uitstel  werd  nog  toegestaan,  doch  Lehman  kwam  niet. 

Demang  Lehman  had  te  gelijk  met  het  aanbieden  van 
zijne  onderwerping  een  inval  in  Tanah  Laut  gedaan!  Hij 
speelde  zijn  valsche  rol  door  tot  het  einde  toe,  zonder  dat 
het  duidelijk  werd  welk  doel  hij  met  die  dubbelzinnige  han- 
delingen beoogde.  Ook  thans,  nu  de  onwaarde  van  zijn  brief 
gebleken  was,  nu  hij  niet  te  Martapoera  kwam,  bleef  hij 
toch  den  schijn  aannemen  van  tot  onderwerping  geneigd 
te  zijn,   want   den  27^   zond   hij  13  der  geroofde  buffels 


Digitized  by  VjOOQIC 


151 

terug,  met  een  mondelinge  boodschap,  dat  hij  zoo  gaarne 
in  genade  wenschle  aangenomen  te  worden,  en  een  bewijs 
van  zijne  opreglheid  gaf  door  het  terugzenden  van  vée ,  dat 
zonder  zijn  voorkennis  was  geroofd. 

't  Kon  zijn,  dat  Lehman  even  als  de  andere  Hoofden  des 
opslands,  opregt  was  op  het  oogenblik  dat  hij  een  brief 
schreef,  't  was  waarschijnlijk  dat  de  langdurige  strijd, 
de  talrijke  verliezen,  de  honger,  zelfs  de  geestkracht  van 
een  Lehman  aan  't  wankelen  bragten  en  hem  ernstig  aan 
onderwerping  deden  denken;  doch  't  scheen  ook  dat  hij, 
op  het  punt  van  het  hoofd  te  buigen,  terugschrikte  voor  de 
wraak  der  blanken ,  die  —  volgens  zijne  begrippen  allhans  — 
over  deri  gruwelijken  moord  van  Kalangan  nog  niet  bekoeld 
kon  zijn.  Niet  onmogelijk  was  het,  dat  Lehman  zich  altijd 
nog  vleide  onder  het  masker  van  onderwerping,  ons  een  ge- 
voeligen,  verraderlijken  slag  te  kunnen  toebrengen.  Hoe  het  zij, 
voor  het  geval  dat  de  Hoofden  zich  werkelijk  onderling  om- 
trent hunne  onderwerping  wilden  verslaan,  gelaslte  Verspijck 
het  patrouilleren  in  den  omtrek  eenige  dagen  te  staken, 
doch  liet  tegelijkerlijd  de  bevolking  hun  rijstvoorraad  in  de 
bosschen  verbergen,  opdat  de  vijand  in  de  kampongs  niets 
vond;  beval  de  naburige  postkommandanten  de  meeste  waak- 
zaamheid aan  en  wapende  zich  meer  dan  ooit  tegen  verraad. 

Het  oogenblik  om  Anlassari  —  die  zich  Ihans  panemba- 
han  Oedik-Mantallat  liet  noemen  —  te  Goenong  Tongka  aan 
te  tasten,  was  eindelijk  gekomen.  Tot  kommandant  dier 
expeditie  benoemde  Verspijck  den  kapitein  van  Vloten,  die 
door  de  Veer  de  Rochemont  te  Amoenlhay  was  afgelost. 
Voorloopig  werden  de  volgende  beschikkingen  genomen : 

320  man  infanterie,  4  houwitser  en  2  mortieren  met  bedie- 
ning, 450  koelie's  en  16  pikolpaarden,  worden  te  Ampahver- 
eenigd.  Aldaar  wordt  een  tijdelijk  versterkte  ma^azijnplaats 
opgerigt,   die   tegen   26   September  langs  de  Karrouwrivier 


Digitized  by  VjOOQIC 


152 

voorzien  moet  zijn  van  een  voorraad  levensmiddelen  voor  zes 
weken.  Kiay  Ranga  Niti  helpt  met  60  bezoldigde  en  goed 
gewapende  volgelingen  dit  punt  bewaken,  tracht  de  bevol- 
king tot  rust  te  brengen,  en  de  weerspannige  Hoofden  in 
handen  te  krijgen; 

den  27"  September  rukt  van  Vloten  met  280  man  inran- 
terie  en  het  geschut  op  naar  Moeka  Hadjie  en  zendt  de 
voorhanden  koelie's  onder  bedekking  van  een  detachement 
infanterie  naar  Ampah  terug,  om  vivres  af  te  halen.  Te 
Moeka  Hadjie  rigt  het  detachement  een  tijdelijke  verster- 
king op,  die  tot  steunpunt  der  hoofdkolonne  moet  dienen. 
Deze  marcheert  den  i«"  October  regtstreeks  op  Goenong  Tong- 
ka;  hoewel  de  weg  derwaarts  onbekend  is,  rekent  men  dat 
zij  den  3«i  ol  4"  daar  kan  aankomen ; 

de  372  man  hulptroepen,  die  te  Bandjer  verwacht  worden, 
zullen  onder  geleide  van  den  radja  en  den  civielen  gezagheb- 
ber van  Tanah  Laut  den  30*^"  September  door  de  Boni  naar  Moe- 
ara  Mantallat  gesleept  worden,  aldaar  onder  kommando  van 
Beeckman  aan  wal  gaan  en  naar  Goenong  Tongka  marche- 
ren. Komen  zij  er  vóór  de  hoofdkolonne  aan,  dan  wachten 
zij  die  af  en  bepalen  zich  tot  de  insluiting  der  vijandelijke 
versterking;  komen  zij  later  dan  de  hoofdkolonne  aan,  dan 
worden  zij  tot  het  vervolgen  van  den  geslagen  vijand  gebruikt ; 

de  Gelebes  bevordert  het  opvoeren  van  vivres  langs  de 
Karrouwrivier,  keert  naar  Mengkatip  terug  om  steenkolen  en 
vivres  in  te  nemen,  en  blijft  daarna  aan  de  monding  der  Ayo, 
om  alles  op  te  vangen  wat  langs  die  rivier  zou  willen  ontkomen ; 

na  de  vermeesiering  van  Goenong  Tongka  moet  de  vijand 
met  kracht  worden  vervolgd,  zonder  evenwel  te  ver  noord- 
waarts het  land  in  te  dringen.  Op  den  teruglogt  worden 
de  hulptroepen  langs  de  Mantallat  en  daarna  langs  de  Ayo  en 
Boentoek  uitgezonden,  om  het  land  van  rondzwervende  vij- 
andelijke  benden  te  zuiveren.  Na  afloop  der  expeditie  moet 
van  Vloten  het  noodige  in  't  werk  stellen,  om  door  onderban- 


Digitized  by  VjOOQIC 


158 

delingen  de  Karrouwsche  kampongsbewoners  van  den  vijand 
af  te  trekken  en  hun  krachtige  beschermmg  verleenen. 

Menige  kogel  zou  evenwel  nog  gewisseld,  menige  wijzi- 
ging in  deze  beschikkingen  gemaakt  worden,  voor  dat  zij  ten 
uitvoer  werden  gebragt.  Slechts  weinige  dagen  namelijk ,  na- 
dat de  Roy  van  Zuidewijn  (zie  pag.  121)  het  kommando  te 
Tameang  Layang  overgenomen  had,  berigtte  men  hem  dat 
tommonggong  Hoedjoen  2000  Dayaks  te  Danau  Melawin  en 
Ranaonia  had  vereenigd  om  daarmede  in  Sihong  en  Pattay  te  val- 
len; en  ofschoon  dat  berigt  den  gewonen  stempel  van  overdrij- 
ving niet  miste,  achtte  de  Roy  het  noglans  raadzaam  meer 
zekere  inlichtingen  te  verkrijgen.  Niet  lang  daarna  deelde 
een  gevangene  mede  dat  te  Ramonia,  Soenting,  Tandjong 
Allang  en  Danau  Melawin  —  plaatsen  tusschen  Ampah  en  de 
Barilo  gelegen,  nabij  den  oorsprong  der  Boentoek  —  ver- 
sterkingen waren  opgerigt,  ieder  met  300  man  bezet  onder  de 
pangerangs  Karta  Melayang  Moestapha,  Anta  Kasoema  en  Mas, 
den  mantri  Anom  en  andere  Hoofden.  —  Toen  van  Vlo- 
ten, den  H*^°  September  met  60  bajonetten  en  260  koelie's 
van  Bandjer  vertrokken,  den  15*°  het  kommando  op  zich  ge- 
nomen had,  begreep  hij,  niet  naar  de  Manlallat  te  kunnen  op- 
rukken zoolang  er  zich  een  vijandelijke  magt  van  eenigebe- 
duidenis  in  zijn  rug  ophield ;  hij  besloot  derhalve  eerst  den 
post  te  Ampah  op  te  rigten,  en  terwijl  die  behoorlijk  geap- 
proviandeerd werd,  Ramonia  en  Danau  Melawin  te  bezoeken. 

Zonder  vijand  Ie  ontmoeten  kwam  van  Vloten  met  90  infan- 
teristen  onder  Labaar,  Engelhard,  Schade  van  Weslrum  en  den 
officier  van  gezondheid  2«  kl.  Luchtmans,  één  houwitser,  één 
mortier ,  en  een  gedeelte  der  vivres,  den  i9«°  September  te 
Ampah  aan ,  liet  aanstonds  een  begin  maken  met  den  bouw 
van  een  versterkt  magazijn ,  en  gelastte  dat  de  overige  vi- 
vres, in  35  praauwen  —  die  onder  geleide  van  den  i«"  luitenant 
Beeckman  en  den  2<^  luitenant  de  Lannoy  met  50  bajonetten 
en  de  gewapende  sloepen  der  Celebes  onder  van  der  Star  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


154 

van  Maanen  per  van  Os  reeds  te  Kwalla  Pakoe  in  de  Karrouw 
waren  opgekomen  —  langs  de  Toejan  zouden  aangevoerd 
worden.  Daar  de  vijand  die  soengej  op  verscheiden  plaat- 
sen had  versperd ,  kwam  het  konvooi  niet  in  één  dag,  maar 
eerst  na  vier  dagen  te  Ampah.  Onder  het  vijandelijk  vuur  had 
men  de  eene  versperring  na  de  andere  moeien  opruimen; 
behalve  zeer  groote  inspanning,  kostte  dit  der  bedekking  een 
gesneuvelde  en  twee  gewonden.  Toen  Beeckman  den  26~ 
het  tweede  konvooi  van  de  van  Os  ging  afhalen  en  stroom- 
afwaarts dezelfde  bezwaren  ondervond ,  daar  alle  versperrin- 
gen hersteld  waren ,  ja  de  rivier  nog  ontoegankelijker  ge- 
maakt was ,  besloot  hij  met  het  restant  naar  Mengkalip  te- 
rug te  stoomen  en  het  over  Tameang  Layang  langs  den  land- 
weg op  te  zenden. 

De  372  man  hulptroepen  van  Pagaltan,  den  26"»  Sep- 
tember te  Bandjermasin  aangekomen  onder  aanvoering  van 
den  radja  van  Pagaltan  en  pangerang  Mohamad  Taha,  nieuw 
benoemd  Hoofd  van  Batoe  Liljin ,  gingen  den  27*"  per  Boni 
en  Suriname  de  Barito  op  en  werden  onder  de  bevelen  van 
Beeckman  gesteld. 

Nadat  de  kolonne  de  Roy  van  Zuidewijn,  sterk  170  ba- 
jonetten (kapitein  Tihon,  4 « luitenant  van  Dompseler,  2«  lui- 
tenant Vetter)  1  mortier  (1«  luitenant  van  den  Hoek)  200 
koelie's  en  13  paarden,  zonder  groote  moeijelijkheden  ont- 
moet te  hebben,  den  25<^°  September  te  Ampah  was  aan- 
gekomen, en  nadat  een  Dayak  van  Rodok,  Kakasoepa  ge- 
naamd ,  zich  als  gids  had  aangeboden ,  marcheerde  van 
Violen  met  200  man  infanterie ,  1  houwitser  en  1 20  koelie's 
(den  27*^")  naar  een  punt  op  een  dagmarsch  van  Ampah , 
Ramonia  (Tandjong  Allang)  waar  de  vijand  twee  groote  ben- 
tings  had  opgerigt.  Door  den  lagen  waterstand  was  het 
vervoer  van  den  houwitser  per  praauw  zeer  moeijelijk ,  en 
moest  tegen  31  uur  hel  bivak  te  Toejan  worden  belrokken.  Een 
sluippatrouille  vond  den  vijand  op  twee  uren  afslands  in  positie. 


Digitized  by  VjOOQIC 


THE  . ->'•  YORK     I 


ASTOK.  LEMOX  ANW 
TILDEN  fOüNDATIONSl 


Digitized  by  VjOOQIC 


DigitizedbyVjOOQlC 


165 

Door  een  digt  bosch  (den  28'»)  den  marsch  vervolgende, 
naderde  de  kolonne  tegen  9  uur  de  plaats  waar  zich  twee 
benlings  bevonden,  die  75  pas  van  elkander  verwijderd, 
door  een  rivier  gescheiden,  door  verhakkingen  omringd  en 
mei  drie  vlaggen  versierd  waren.  De  vijand  liet  onder  het 
spelen  van  den  gammelang,  de  kolonne  tot  op  ongeveer  100 
pas  naderen  en  hield  zich  gereed  haar  goed  te  ontvangen. 
Kapitein  Labaar  kreeg  order  met  de  voorwacht  de  grootste 
benling,  aan  deze  zijde  der  rivier  gelegen,  links  om  te 
trekken,  terwijl  de  1«  luitenant  Schade  van  Westrum  met 
40  bajonelten  de  rivier  overtrok  en  de  tweede  versterking 
regts  omging.  Onderwijl  deed  van  den  Hoek  met  veel  juist- 
heid eenige  worpen  uit  den  mortier ,  die  echter  zonder  uit- 
werking bleven,  daar  de  granaten  op  de  kunstmatig  aange- 
bragte  blinderingen  van  jonge  bamboe  afstuitten.  Daarop 
den  houwitser  in  batterij  brengende,  kreeg  van  den  Hoek 
op  het  oogenblik  dat  hij  het  stuk  op  de  benting  rigtte  een 
schot  in  de  borst  en  stierf  den  heldendood.  Toen  Schade 
van  Westrum  de  kleine  benting  had  omgetrokken,  beproefde 
hij  storm  te  loopen,  plaatste  zich  aan  de  spits  zijner  braven 
en  drong  met  sergeant  Muller  en  flankeur  Brunolt  het  eerste 
in  de  benting.  De  bezetting  verdedigde  zich  dapper,  doch 
werd  overweldigd.  Zeven  lijken  bleven  in  de  binnenruimte 
achter. 

Hoewel  de  voorwacht  reeds  door  25  bajonetten  onder 
i"^  luitenant  van  Dompseler  versterkt  was ,  bleek  echter 
de  bestorming  der  groote  benting  bijna  onmogelijk;  op  elk 
punt  toch  vond  men  randjoe's,  bamboe  paggers  en  verhak- 
kingen; bij  iedere  poging  om  te  naderen  braakte  de  be- 
zetting een  goed  gerigt  vuur  uit  de  schietgaten  in  de  3  ei 
dikke  borstwering.  Van  Dompseler  was  reeds  door  een  ko- 
gelschot in  het  been  buiten  gevecht  gesteld,  de  hoornblazer 
Nojodiepo  gesneuveld,  de  kanonniers  van  Ewijk  en  de  Boer 
waren  ernstig  verwond ;  in  het  geheel  telde  de  kolonne  reeds  2 


Digitized  by  VjOOQIC 


156 

gesneuvelden,  8  zwaar-,    12  ligt-  en  46  door  randjoe's  ge- 
wonden. 

Van  Vloten  achtte  het  dus  raadzaam  den  nacht  af  te 
wachten,  om  onder  begunstiging  der  duisternis  de  borst- 
wering te  bekruipen.  Naauwelijks  was  echter  het  signaal 
tot  verzamelen  gegeven,  of  de  vijand  begon  de  verster- 
king te  ontruimen,  kroop  door  een  kleine  opening  aan 
de  rivierzijde  naar  buiten  en  vlugtte  over  een  paar  boom- 
stammen naar  den  overkant.  Eenige  rotten  der  voor- 
wacht langs  den  oever  geposteerd,  schoten  er  nog  een 
tiental  van  neder,  die  in  het  water  stortten  en  verdronken. 
Van  Vloten  liet  inmiddels ,  by  de  eerste  terugtrekkende  bewe- 
ging des  vijands,  door  den  i«*  luitenant  Engelhard  storm  loo- 
pen,  zoodat  ten  i^2  uur  de  vlaggen  neergehaald  en  er 
geen  vijanden  meer  te  bestrijden  waren.  Behalve  het  lijk 
van  een  Hoofd,  vond  men  in  de  benting  twee  lilla's,  twee 
donderbussen ,  een  menigte  wapens  en  een  vaatje  buskruid 
van  de  Onrust. 

Van  Vloten  die  bij  den  aanval  veel  overleg  toonde ,  had 
alle  reden  van  tevredenheid  over  het  gedrag  zijner  soldaten 
en  noemde  in  een  dagorder  de  vcrmeestering  van  Ramo- 
nia  teregt  een  schoon  begin  van  den  togt  tegen  Antassari. 
Hij  zwaaide  grooten  lof  toe  aan  Luchtmans ,  die  onder  het 
vuur  met  veel  kalmte  de  talrijke  gekwetsten  verbonden  had. 

Nadat  de  bentings  vernield  waren,  marcheerde  men 's  an- 
derendaags naar  Ampah  terug. 

De  bijna  onoverkomelijke  bezwaren  om  Ampah  langs  de 
Toejan  behoorlijk  van  levensmiddelen  te  voorzien,  noodzaakten 
van  Vloten  te  rapporteren  dat  hij  van  den  togt  naar  Tongka 
over  land  moest  afzien.  Verspijck  nam  daarop  onmiddelijk 
maatregelen  om  de  kolonne  te  Mengkatip  te  vereenigen  en  om 
zoowel  de  troepen  als  de  hulpbenden  langs  de  Barito  te  laten 
opvoeren  tot  aan  de  Mantaüat ,  waar  langs  nu  Tongka  moest 
bereikt  worden. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  X. 


ONDBRWBRPINö   VAN  DBMANö  LEHMAN  EN  ANDERE  HOOFDEN  VAN 
DEN  OPSTAND.   —  LEHMAN  OP  MARSCH  NAAR  HIDAYAT'S  SCHUIL- 
PLAATS. —    GEVECHTEN  TB  BENOEA  LAWAS  EN  TELOK  PELA- 
WANG.    —    KARTA    NEGARA.  —    VEROVERING  VAN  PENITIE 
BIROB.    —    VERTREK    DER  EXPEDITIE   VAN  MENGKATIP 
NAAR  TONGKA.  — 

Terwijl  op  verschillende  punten  van  het  rijk  de  strijd  tegen 
de  Nederlandsche  regering  met  kracht  werd  volgehouden, 
terwijl  de  waarschijnlijkheid  van  een  spoedige  onderwerping 
der  voornaamste  Hoofden  uiterst  gering  was ,  meldde  demang 
Lehman  zich  den  2«»  October  op  het  onverwachts  bij  den 
regent  van  Martapoera  aan.  Even  verrassend  als  soms  een 
talrijke  bende  als  't  ware  uit  den  grond  opkwam  en  een  pas 
onderworpen  gewest  in  vuur  en  vlam  zette,  even  verrassend 
was  deze  gebeurtenis,  die  te  midden  van  den  hevigen  krijg 
de  eerste  stralen  der  vredezon  deed  schijnen. 

Vergezeld  van  dertig  volgelingen  liet  demang  Lehman  zich 
naar  den  militairen  kommandant  van  .Martapoera  geleiden 
en  legde  den  eed  af  van  trouw  aan  de  Nederlandsche 
regering.  Op  zijne  onderwerping  volgde  die  van  een 
groot  aantal  Hoofden,  zoodat  op  den  6^^^  October,  behalve 
260  volgelingen,   zich  reeds  te  Martapoera  bevonden:  kiay 


Digitized  by 


Google 


158 

demang   Lehman,  kiay  Derma  Widjaya  (Matarip),  kiay  Rak- 
sa   Pati   (Kariamoedin),   kiay    Mas    tjakro    Yoedo    (Loeka), 
kiay  Poeipa  Yoeda  Negara  (Kotter),  goesti  Plandoek  (zoon 
van  pangerang  Amir),  pembekkel  Awang,  kiay  Djaya  Soerna 
(Dimon) ,   kiay   Setro   Widjaya ,  kiay   Derma   Yoeda    (Loera 
Anam),  kiay  Moeda  Kentjana  (Boekoesin),  PangoanAli  Bassa 
(goesti  Issah) ,  kiay  Goena  Widjaya  (Arbain),  kiay  Soeroeng 
Rana   (Sahiboel),  pembekkel  Noto,  kiay  Pati  Djaya  Kasoema 
(Sanim),  kiay  Derna  Lenana  (Ayoedin),  kiay  Yoeda  Widjaya 
(Garsma),  kiay  Wira  Yoeda  (Doerachman),  pembekkel  Oenoes, 
tommonggong  Gamar,  Toewan  Saaban,  kiay  Wira  Karsa,  kiay 
Yoeda   Karsa,    kiay  Mangon    Karsa   (broeder    van  Gamar), 
kiay   Djaya   Pati,  Anden  Achmat  (zoon  van  Radhin  Ghalip)^ 
die  allen  den  eed  van  trouw  en  gehoorzaamheid  in  handen 
van  den  militairen  kommandant,  majoor  Koch,  hadden  argelegd. 
Yerspljck   had   bevolen,    dat   ii   of  15  der  voornaamsten 
met    demang    Lehman    naar   Bandjermasin    zouden    opko- 
men,   om    hem    vergiffenis  te   vragen.      Hieraan   werd  op 
den   6*^"    October   gevolg  gegeven.     Hadji    Isah ,   een   oude 
kennis    van  het   opstandelingshoofd ,    was    naar   Martapoera 
gezonden  om  Lehman  vertrouwen  jegens  den  chef  der  expe- 
ditie in  te  boezemen  en  zorg  te  dragen ,  dat  hij  bij  weifeling 
op   den   goeden   weg   bleef.    Op   reis  van  Martapoera  naar 
Bandjer  vroeg  Lehman  telkens  aan  hadji  Isah  of  hem  te  Ban- 
djermasin  geen   verraad  wachtte;  ook  bij   het   verschijnen 
voor  den  resident  gaf  hij  blijken  van  groote  ongerustheid. 

De  meeste  Hoofden  droegen  twee,  drie  krissen  of  kle- 
wangs  in  den  gordel.  Yerspijck  onderhield  hen  over  het 
onbehoorlijke  om  gewapend  voor  hem  te  verschijnen.  >Dit- 
maal,  zeide  hij,  heb  ik  dit  toegelaten,  omdat  ik  u  toonen 
wil  meer  vertrouwen  in  u  te  stellen,  dan  gij  in  mij;  maar 
voortaan  verlang  ik,  dat  gij  overeenkomstig  het  gebruik,  on- 
gewapend voor  den  vertegenwoordiger  van  het  gouvernement 
verschijnt.'*  —  Zij  beloofden  dit  in   het   vervolg  te  zullen 


Digitized  by  VjOOQIC 


159 

in  acht  nemen.  —  »Bedenk,  dat  gij  vrijwillig  herwaarts  zijt  ge- 
komen om  uwe  onderwerping  aan  te  bieden.  Gevoelt  een  uwer 
nog  bezwaar  over  dien  stap,  dat  hij  zich  dan  verwijdere !  Ik  geef 
u  de  gelegenheid  om  nog  terug  te  keeren  naar  de  bosschen  en 
wildernissen  van  waar  gij  gekomen  zijt." —  Niemand  wensch- 
te  echter  de  gevaren  en  ontberingen  van  den  oorlog  op  nieuw 
te  trotseren;  ieder  volhardde  in  zijn  voornemen.  —  Nu  nam 
demang  Lehman  het  woord  en  dankte  den  resident  voor 
de  grootmoedige  behandeling  die  zij  ondervonden.  iHij 
en  de  zijnen  zouden  bea*ijzen  van  trouw  geven,  doch 
voor  het  tegenwoordige  was  hij  zonder  middelen,  zonder 
voedsel  zelfs;  daarom  verzocht  hij  aanvankelijk  een  tege- 
moetkoming van  levensmiddelen  en  een  geringe  toelage."  — 
De  resident  beloofde  ook  dit,  doch  voegde  er  tevens  den 
raad  bij,  spoedig  door  arbeid  in  eigen  onderhoud  te  voor- 
zien ,  en  gelastte  hen  om  de  vrouwen  en  kinderen  uit  de 
wildernis  te  halen,  en  zich  te  Bandjer,  Martapoera,  Penga- 
ron  of  PIciharie  te  vestigen,  waar  zij  buiten  gevaar  waren 
om  lot  nieuwe  vijandelijkheden  overgehaald  te  worden. 

De  angstige  spanning  die  in  het  begin  der  vergadermg 
onder  de  Hoofden  heerschte ,  was  nagenoeg  verdwenen. 
Toch  verlieten  zij  met  eenigen  weerzin  de  zaal,  toen  Ver- 
spijck  met  Lehman  alleen  verlangde  te  blijven. 

Demang  Lehman  herhaalde  in  dat  afzonderlijk  verhoor,  dat 
gebrek  aan  alles  hem  had  gedwongen  de  wapens  neer  te 
leggen ;  op  de  vraag  »of  zijne  onderwerping  dan  wel  gemeend 
was,"  verklaarde  hij,  dat  hij  het  bestuur  daarvan  over- 
tuigen zou  door  de  overige  vijandelijke  Hoofden  op  te  zoeken, 
en  hen  over  te  halen  of  te  dwingen  zich  insgelijks  te  onder- 
werpen. Hiertoe  had  hij  echter  een  tjap  van  den  resident 
noodig.  —  Ook  deze  werd  hem  toegezegd ,  onder  aanbe- 
veling slechts  in  het  uiterst  geval  van  geweld  gebruik  te 
maken. 

Waar  Hidayat  zich  ophield?  dit  was  hem  onbekend,  maar 


Digitized  by  VjOOQIC 


160 

hg  zou  hem  opzoeken  en  tot  onderwerping  overhalen. 
Amin  Oe]ah    bevond  zich  vyraarschijnlijk  nog  bij  Hidayat. 

Zonder  twijfel  wist  Lehman  wèl,  waar  Hidayat  te  vinden 
was.  Verspijck  beschouwde  Lehman's  onderwerping  als  een 
voorbode  van  die  van  Hidayat.  Hij  wilde  evenwel  geen 
poging  doen  om  door  list  of  bedreiging  te  verkrijgen  wat 
nu  vermoedelijk  van  zelf  zou  volgen.  Hij  gelastte  dat  de 
patrouilleringen  in  de  afdeelingen  Martapoera  en  Tanah  Laul 
gestaakt  zouden  worden,  dat  Lehman  en  alle  nieuw  onder- 
worpen Hoofden  25  cents  en  hunne  volgelingen  15  cents 
per  dag  vivresgelden  zouden  ontvangen.  Hij  wilde  een 
schitterend  bewijs  van  vertrouwen  geven,  en  liet  (9  October) 
Lehman  met  20  Hoofden  en  487  volgelingen,  waarvan  AO 
met  geweren  gewapend  waren,  uit  Martapoera  vertrekken» 
om  de  rondzwervende  opstandelingen  op  te  sporen.  Leh- 
man was  van  plan  met  dit  gevolg  over  Kai*ang  Intan  langs 
de  Riam  Kiwa  te  gaan ,  om  —  zooals  hij  voorgaf  —  ook 
die  streek  te  zuiveren;  men  veronderstelde  echter  dat  hij 
derwaarts  ging  om  Hidayat  te  ontmoeten.  Om  zijn  plan  nog 
meer  te  bemantelen,  zond  hij  kiay  Yoeda  Widjaja  (Gasma) 
met  gevolg  naar  Pramassan  Amandit  om  een  brief  aan  Hi- 
dayat over  te  brengen  waarin  de  grootmoedigheid  van  den 
resident  geroemd  en  den  raad  gegeven  werd  fich  te  on- 
derwerpen. Kleine  benden  door  hem  in  de  wildernis  ge- 
zonden>  zouden  de  vrouwen  en  kinderen  der  opstandelingen 
bijeen  verzamelen  en  naar  de  kampongs  overbrengen,  waar 
hen  een  rustiger  leven  verbeidde. 

Den  10«°  October  bevond  demang  Lehman  zich  te  Karang 
Intan.  Den  i2«°  berigtte  hij  van  Awang  Bangkal,  dat  hij 
den  rondzwer venden  in  den  omtrek  aangezegd  had  om 
zich  in  kampongs  te  vestigen  en  tevens  gelast  dat  ieder 
kampongsbewoner  honderd  koltijboomen  zou  planten.  Trachtte 
Lehman  zich  daardoor  verdienstelijk  te  maken  bij  het  be- 
stuur,  of  wilde   hij   bij   de   bevolking  den    schijn   aanne- 


Digitized  by  VjOOQIC 


161 

men  reeds  met  eenig  gezag  bekleed  te  zijn?  Wat  zijn 
oogmerk  ook  ware ,  de  resident  vergde  zooveel  ijver  niet  en 
verbood  hem  zich  met  iets  anders  te  bemoeijen  dan  met 
het  opsporen  van  opstandelingen. 

Was  zijne  onderwerping  niet  opregt,  koesterde  hij  nog 
verraad,  —  ook  daarop  had  Verspijck  gerekend.  Onder  Leh- 
man's  gevolg  bevonden  zich  eenige  spionnen  die  van  al  zijne 
handelingen  rapporteerden;  de  poslkommandanten  waren  aan- 
geschreven, meer  dan  ooit  op  hunne  hoede  te  zijn  en  Lehman 
met  omzigtigheid  hulp  te  verleenen.  Ten  einde  hem  de  gele- 
genheid te  benemen  met  een  groot  e  magt  hier  of  daar  een 
kleinen  post  te  overrompelen,  kreeg  de  bezetting  van  Benoea 
Rantau  (30  man  infanterie)  bevel  op  Moengoe  Thayor,  en  die 
van  Baleh  op  Pengaron  terug  te  trekken,  terwijl  Mataraman  op 
voldoende  sterkte  gebragt  werd  om  eiken  aanval  af  te  kunnen 
weren. 

Reeds  den  9*°  October  kwamen  tommonggong  Daoet,  goesti 
Kasim,  zoon  van  pangerang  Kasoema  Widjaja,  de  pembek- 
kels  Tangbar,  Samat,  Sahaboe  en  Boedja  met  een  menigte 
volgelingen  zich  onderwerpen.  Tommonggong  Ali  Achbar, 
pembekkel  Mail  en  400  gewapenden,  die  aan  den  moord  van 
Jacobs  hadden  deelgenomen,  waren  met  hetzelfde  oogmerk 
reeds  nabij  Martapoera  gekomen,  toen  zij  vernamen  dat  hunne 
onderwerping  niet  zoude  aangenomen  worden  waarop  zij  naar 
demoerassen  van  Tjinta  Poerie  terugtrokken.  Ten  einde  andere 
Hoofden,  wier  geweten  met  een  of  andere  misdaad  bezwaard 
was,  niet  af  te  schrikken,  besloot  Verspijck  ook  hun  vergif- 
fenis te  schenken  en  toe  te  staan  hunne  onderwerping  aan 
te  bieden.  Den  18®°  onderwierp  zich  Mangon  Yoeda  (Kassan) 
van  Riam  Kanan;  den  21<"^  volgde  pembekkel  Soeton  zijn 
▼oorbeeld  met  71  man,  die  hunne  wapenen  inleverden.  Bo- 
vendien meldden  zich  gedurig  minder  beduidende  Hoofden 
te  Martapoera.  aan. 

Demang   Lehman   zond  nu   en  dan  berigt  van  zijne  ver* 

II.  11 


Digitized  by 


Google 


ut 

rigtingen.  Hij  had  reeds  vele  muitelingen  om  zich  heen 
verzameld,  die  huizen  aan  de  rivier  bouwden  en  later 
naar  Martapoera  zouden  gebragt  worden ,  om  vergiffenis 
te  smeeken  en  den  eed  van  gehoorzaamheid  af  te  leggen. 
Een  bende,  voornamelijk  zamengesteld  uit  gedeserteerde ket- 
tinggangers,  matrozen  van  Pengaron  en  soldaten,  onder  ze- 
keren kiay  Woeda  Widjaja,  had  echter  geen  gehoor  willen 
geven  aan  zijn  raad  om  de  wapens  neer  te  leggen,  en  was 
door  hem  aangevallen  doch  met  verlies  van  een  man  geslagen. 
Hoewel  Lehman  van  Hidayat  geen  andere  melding  maakte, 
dan  dat  hij  van  tijd  tot  tijd  brieven  zond  naar  zijne  vermoedelijke 
verblijrplaats,  had  toch  de  houding  van  Lehman  het  aanzien 
van  opregt  te  zijn.  De  bevolking  hield  zich  rustig;  er  heerschte 
een  volkomen  veiligheid  op  de  wegen  en  zelfs  de  verklarin- 
gen en  bekentenissen  der  nieuw  onderworpen  Bandjerezen 
—  waaruit  bleek  dat  het  bestuur  tot  nu  toe  zoowel  door  de 
bevolking  als  door  de  meeste  Hoofden  schandelijk  misleid 
was  —  droegen  het  kenmerk  van  waarheid  en  opregtheid. 
Een  der  toegetreden  Hoofden,  tommonggong  Gamar,  leverde 
een  nieuw  bewijs  van  Hidayat's  schuld  aan  den  opstand ,  door 
zijne  aanstelling,  die  hij  gelijktijdig  met  drie  anderen  ontving, 
den  majoor-resident  in  handen  te  stellen.  Dit  stuk  luidde 
als  volgt: 

Links:  tjap  vanpangerang  Regts:  tjap  van  Alsulthan 

Wira  Kasoema  Hidayat  Oellah. 

(Hidayat's  broeder). 

»Ik  geef  bij  dezen  aan  den  inlander  Gamar  den  titel  van 
kiay  tommonggong  Tjakra  Yoeda,  en  vergun  hem  mitsdien 
den  prang  Sabiel  Oelah  (verdelgingsoorlog)  te  voeren,  tot 
bekrachtiging  der  godsdienst  en  handhaving  der  leer  van  den 
boodschapper  Gods  (Mohamed). 

>Yoorts  geef  ik  u  te  kennen  dat  mijne  bovenstaande  in- 
stelling onveranderlijk  is;  daaromtrent  kunt  gij  dus  beraad- 
slagen of  overeenkomen  met: 


Digitized  by  VjOOQIC 


163 

iMufti  Mohamad  Halid  (gouveraeroents  muili  te  Martapoera), 
mufti  Abdoel  Djalil,  panghoeloe  Machmoed  (gouvernemenls 
panghoeloe  te  Martapoera),  Toean  Halipah  Idjira-ie  (belast  met 
het  beëedigen  der  getuigen  bij  den  krijgsraad  te  Martapoera) , 
al  de  inde  pagar  (woonplaats  der  geestelijken  te  Martapoera) 
en  op  andere  plaatsen  zich  bevindende  hadji's ,  en  al  de  Hoof- 
den van  dezen  oorlog,  benevens  al  de  kampongsbewoners 
zoowel  mannen  als  vrouwen,  die  nog  aan  hun  Schepper  en 
Profeet  gehecht  zijn. 

^Wanneer  er  zich  personen  onder  hen  mogten  bevinden, 
die  mijne  instelling  niet  behartigen  of  er  zich  tegen  verzetten, 
vergun  ik  u  hen  te  tuchtigen  met  de  straf  des  doods  door 
middel  van  het  snellen  der  hoofden,  en  met  het  verwoes- 
ten hunner  bezittingen. 

^Ingeval  gij  mijn  wil  niet  met  stiptheid  voldoet  en  de  be- 
velen ,  die  ik  in  overeenstemming  met  mijn  vader  heb  uitge- 
vaardigd, niet  behartigt,zult  gij  en  uwe  nakomelingen  eeuwig- 
lijk  vervloekt  worden. 

>lk  hoop  dat  de  Almagtige  mijn  wensch  zal  volvoeren ,  die 
door  God  den  Allerhoogste  is  voorgeschreven  en  bepaald  bij 
mijn  geboorte,  om  toch  eenmaal  Martapoera  met  Godsmen- 
schen  en  Dayaks  Pari,  Dayaks  Doesoen  en  Dayaks  Biadjoe 
aan  te  vallen  en  te  verwoesten.  Alhoewel  de  laatste  heide- 
nen zijn,  zal  het  als  een  weldaad  beschouwd  worden  wan- 
neer zij  de  vijanden  des  profeets  helpen  uitroeijen. 

iGeschreven  den  22«  Djoemadil  Awal  4277  (40  December 
4860). 

>Aan  Tagab  Wadjier  geef  ik   den  titel  van  kiay  Singapati. 

>Aan  Tabib  Kejan  geef  ik  den  titel  van  kiay  Goeroe  Prang. 

lAan  Tagab  Goentol  geef  ik  den  titel  van  Djaya  Wanton. 

>Met  deze  personen  moet  gij,  tommonggong  Tjakra  Yoeda, 
in  al  uwe  handelingen  eens  en  in  overeenstemming  zijn." 
Hier  stond  een  tjap  van  kiay  demang  Lehman. 


Digitized  by  VjOOQIC 


164 

Gamar  deelde  daarbij  mondelings  mede,  dat  hij  en  drie 
andere  aangestelde  Hoofden  des  opstands ,  maandelijks  fSOO  van 
Hidayat  had  ontvangen,  die  aanvankelijk  in  geld,  en  later  in 
diamanten  of  stofgoud  uitbetaald  werden.  Bij  de  aanstelling 
had  ieder  Hoofd  een  met  goud  versierd  uniformkleed  gekregen. 
Ook  in  de  behoefte  van  kruid,  lood  en  wapens,  dievanPassir 
aangebragt  werden ,  voorzag  Hidayat.  Eerst  sedert  de  laatste 
3  è  4  maanden ,  toen  er  gebrek  begon  te  heerschen  en  er  noch 
geld,  noch  wapens  of  munitie  meer  uitgedeeld  werden ,  dachten 
de  Hoofden  aan  het  verlaten  der  partij  van  Hidayat  en  aan 
hunne  onderwerping  aan  het  Nederlandsch  gezag. 

In  de  afdeeling  Amoenthay  werd  de  rust  aanvankelijk  weinig 
gestoord.  Na  afloop  van  den  togt  naar  Toendakkan,  was  de  sedert 
lang  voortvlugtige  bevolking  van  Balangan  teruggekeerd,  had 
vergeving  gevraagd  en  zich  bij  Lampehon  neergezet.  Den  8*" 
October  vernam  men  evenwel  dat  te  kampong  Benoea  Lawas 
zekere  hadji  Bador  driehonderd  man  had  verzameld ,  met  plan 
daarmede  een  paar  onzer  getrouwe  Hoofden  op  te  ligten  en  Ka- 
loewa  aan  te  vallen.  Die  bende  was  zamengesteld  uit  de  fanatieke 
bevolkingen  der  kampongs  Kriniang  en  Habang ,  dezelfde  die  in 
Julij  (zie  pag.  405)  door  den  4 «"  luitenant  Verspijck  verslagen 
werden.  Cateau  van  Rosevelt  onmiddelijk  met  40 bajonetten 
en  25  man  regentstroepen  uitgerukt,  ontmoette  hadji  Ba- 
dor  te  Habang,  riep  hem  op  een  afstand  toe  van  geen  vijan- 
delijkheden te  plegen,  doch  vond  geen  gehoor.  Bador  bleef 
tandakkend  en  dreigend  staan  en  moest  met  de  bajonet  ver- 
dreven worden.  Te  Kriniang  poogde  hij  nog  eens  stand  te 
houden;  tot  twee  malen  toe  door  het  schot  van  korporaal 
Schelfhout  getroifen,  vond  hij  het  raadzaam  het  bazenpad  te 
kiezen.  Nadat  eenige  padieschuren  in  de  bosschen  verbrand 
waren,  keerde  de  patrouille  naar  Amoenthay  terug. 

Den  48^°  Oct.  vereenigde  zich  de  vijand  andermaal  in  grooten 
getale  te  Benoea  Lawas.    Kapitein  Thelen,   op  marsch  naar 


Digitized  by  VjOOQIC 


165 

Tabalong  om  daar  het  kommando  op  zich  te  nemen ,  besloot 
^hem  aan  te  tasten  en  trok  met  45  bajonetten  derwaarts.  HIJ 
vond  de  bende  echter  overmagtig.  Vijf  honderd  man  in  wit 
en  geel  gekleed,  met  lans  en  klewang  gewapend  —  slechts 
15  met  geweren  —  hielden  bij  de  missigit  stand  en  prevelden 
gebeden.  Toen  de  patrouille  naderde,  trok  de  bende  haar 
te  gemoet,  deed  eenige  schoten,  stoorde  zich  niet  aan  het  vuur, 
drong  moedig  met  het  blanke  wapen  in  de  hand  voor- 
waarts, doodde  den  sergeant-majoor  Gutheil,  den  tamboer  de 
Graaf,  en  verwondde  den  korporaal  Sieman  met  lanssteken. 
De  soldaten  gedroegen  zich  dapper,  en  sloegen  den  aanval 
ar.  Thelen  achtte  het  evenwel  raadzaam  om  vurende  terug 
te  trekken;  hij  bragt  den  vijand  menig  verlies  toe  en  hield 
hem  op  een  afstand.  De  dooden  en  de  verwonden  met  zich 
voerende ,  keerde  hij  naar  Kaloewa  terug  en  ging  te  Amoen* 
thay  hulp  vragen. 

Het  een  officier,  4^5  bajonetten  en  een  houwitser  onder 
den  1«°  luitenant  der  artUlerie  Guffroy  versterkt ,  rukte  hij 
zonder  uitstel  naar  Kaloewa,  kwam  daar  's  avonds  tegen  lij. 
uur  aan  en  werd  met  lilla-  en  geweervuur  uit  de  missigit  en 
belendende  huizen  ontvangen.  Thans  scheen  de  vijand  beter 
van  vuurwapens  voorzien  te  zijn ;  Cateau  van  Rosevelt  werd  al- 
thans aan  den  voet  gewond  en  een  koelie  doodelljk  getroffen. 

Toen  de  houwitser,  die  achter  de  missigit  ontscheept 
was ,  een  paar  kartetsschoten  loste ,  sloeg  de  bende  in  ver- 
warring op  de  vlugt,  en  trok  de  kolonne  naar  de  benting 
om  er  te  overnachten,  's  Anderendaags  rukte  Thelen  met 
78  bajonetten  en  den  houwitser  naar  Benoea  Lawas ,  joeg 
met  een  enkel  karletsschot  een  zwerm  vijanden  uit  de  missi- 
git en  dreef  de  vlugtelingen  in  de  armen  van  het  distrikts^ 
hoofd ,  die  aan  het  hoofd  vaa  een  patrouille  regentstroepeo, 
Kaloewa  van  achteren  genaderd  was  en  zich  op  de  terugtogts- 
l^n  des  vijands  bevond.  Nadat  den  vijand  een  verlies  van  60 
dooden  en  ongeveer  lOOfewondenwastoegebragt,  en  Thelen 


Digitized  by  VjOOQIC 


166 

te  Kaloewa  eenige  versterking  had  achtergelaten,  trok  hij  naar 
Amoenthay  terug.  De  godsdienstijver  door  den  dv^eepzieken 
hadji  Bador  bij  de  bevolking  opgewekt ,  was  dus  door  het 
kartetsvuur  spoedig  bekoeld. 

De  regent  van  Amoenthay  meende  dat  de  duivel  in  de  bevol- 
king was  gevaren ,  en  verkreeg  op  zijn  verzoek  een  wacht  van 
30  bajonetten  tot  zijne  persoonlijke  dekking;  doch  blijkbaar 
hadden  de  priesters  de  handen  in  deze  beweging  gehad,  en 
den  heiligen  prang  Sabiel  Oeiah  (godsdienstoorlog)  gepreekt. 
Want  ook  Ie  kampong  Baroe ,  een  paar  uren  van  Amoenthay, 
vertoonden   zich   dezelfde   verschijnselen   van  geestdrijverij. 

Déér,  even  als  in  eenige  andere  kampongs,  gelukte  het  aan 
den  majoor  de  Veer  de  Rochemont ,  om  door  bemiddeling  van 
onzen  mufti  en  eenige  goedgezinde  panghoeloe's  de  volksver- 
gaderingen te  ontbinden  en  de  gemoederen  te  bedaren.  TeTelok 
Pelawang  echter  ging  zekere  Andon  voort  de  gemoederen 
tot  den  verdelgingskrijg  aan  te  hitsen;  te  vergeefs  poogden 
goedgezinde  Hoofden  en  priesters  de  vergaderingen  der  be- 
volking te  beletten  ofdie  uiteen  te  doen  gaan;  de  geestdrijvers 
verbrandden  het  huis  van  den  pembekkel,  trachtten  hem 
te  vermoorden  en  bleven  doof  voor  waarschuwingen.  Toen 
rukte  kapitein  van  Langen  met  50  bajonetten  onder  den  1^ 
luitenant  de  Graeff  en  een  houwitser  onder  Guffroy  der- 
waarts, met  last  om,  zoo  mogelijk,  zonder  bloedver- 
gieten de  vergadering  uiteen  te  doen  gaan.  Doch  reeds 
in  de  verte  hoorde  men  het  fanatiek  geschreeuw  van 
een  honderdtal,  door  vasten  en  bidden  tot  razernij  opge- 
wonden, inlanders.  De  voorwacht  naderde  in  verspreide 
orde.  Bij  den  kampong  gekomen,  vielen  er  een  paar  schoten 
en  wierpen  zich  te  gelijkertijd  eenige  met  lans  en  klewang 
gewapenden  op  de  tirailleurs;  nadat  de  aanvallers  gedeeltelijk 
afgemaakt  waren ,  trok  de  voorwacht  terug ,  plaatste  zich 
regts,  de  hoofdtroep  links,  de  achterwacht  achter  den 
houwitser  en  vormde  zoodoende  een  klein  carré. 


Digitized  by  VjOOQIC 


167 

Guffroy  rigtte  bedaard  het  stuk  op  de  woning  waarom  de 
vijand  zich  had  verzameld,  en  joeg  er  een  kartets  door. 
liet  schreeuwen  en  schelden  hield  niet  op.  Toen  zag  men 
eenige  in  het  wit  gekleede  mannen  zich  verspreiden,  wei- 
ligt  met  het  plan  om  de  kolonne  in  den  rug  aan  te  vallen. 
Een  tweede  en  derde  karletsschot  volgde,  en  toen  eerst 
vlugtte  de  vijand  in  alle  rigtingen.  De  Graeff  ging  met  eenige 
bajonetten  de  woning  verkennen;  hij  vond  er  48  dooden, 
behalve  die  bij  den  aanvang  op  eenigen  afstand  door  de  voor- 
hoede waren  neergelegd. 

De  oorzaak  van  deze  hevige  beroering  onder  de  bevolking 
van  Amoenthay  moest  gezocht  worden  bij  de  geestelijkheid, 
die  zich  tijdens  de  regeringloosheid  van  het  sullhansbestuur 
bijzonder  in  deze  afdeeling  groote  magt  had  aangematigd.  Nu 
het  gouvernement  zich  meer  en  meer  deed  gelden  en  het 
wereldlijk  gezag  der  priesters  verminderde,  stelden  deze  wan- 
hopige pogingen  in  het  werk  om  de  bevolking  tot  hun  wil 
te  dwingen  en  de  wapenen,  zoowel  tegen  de  Nederlanders 
als  tegen  het  inlandsch  bestuur  op  te  vatten. 

Zekere  kiay  Karta  Negara ,  een  getrouw  aanhanger  van 
Hidayat ,  stond  aan  het  hoofd  eener  bende  van  200  man , 
waarvan  de  helft  met  geweren  was  gewapend,  maakte  daar- 
mede strooptogten  langs  de  Laboean  Mas,  perste  geld  en 
leeftogt  van  de  rustige  kampongsbewoners  af,  en  sleepte 
menigeen  gevankelijk  mede. 

Reeds  was  er  een  poging  gedaan  om  Karta  Negara  door  over- 
reding tot  onderwerping  te  brengen ,  doch  op  de  plaats 
waar  het  trouwe  kampongshoofd  van  Benoea  Kapayong  hem 
bescheiden  had,  was  Karta  Negara  niet  verschenen.  Verre 
van  geneigdheid  te  betoonen  om  het  zwaard  op  te  steken, 
achtte  de  kiay  zich  veilig  in  zijn  toevlugtsoord ,  en ,  over- 
moedig door  zijn  tot  nog  toe  ongestrafte  rooverijen , 
daagde  hij  weldra  het  bestuur  uit  hem  op  te  zoeken.    Een 


Digitized  by  VjOOQIC 


168 

onzer  distriktshoofden  ontving  een  brief  van  den  volgenden 
inhoud  : 

Tjap  van  kiay  Karta  Negara. 

»Uadji  Mohamad  Arsid!  Breng  de  Hollanders  maandag 
morgen  naar  goenong  Karta  Niti  Biroe;  ik  wacht  hen  daar 
af.  Wanneer  gij  ze  niet  medebrengt,  kom  ik  u  in  uw  distrikt 
opzoeken. 

»Het  zij  zoo.  —  1278." 

Van  der  Heijden  nam  gaarne  die  uitdaging  aan  en  besloot 
zoo  spoedig  en  zoo  krachtig  mogelijk,  het  roofnest  aan  te  tas- 
ten. Het  groot  aantal  zieken  (70  man)  dat  in  het  veldhospitaal 
verpleegd  werd,  had  hem  belet  reeds  vroeger  een  togt  te 
ondernemen.  Toen  de  gezondheidstoestand  evenwel  iets  gun- 
stiger werd ,  zond  hij  bevel  aan  kapitein  Hamakers  om  met  van 
Puffelen  en  35  bajonetten  den  27«°  uit  Pantey  Hambawang 
langi  de  s.  Gatal  en  verder  oostwaarts  over  soengej  Se- 
lingam  en  Pandjang  Serringan  naar  Penitie  Biroe  te  marche- 
ren, terwijl  hij  zeli  met  den  1<^°  luitenant  van  Haaflen,  den  officier 
van  gezondheid  3^  klasse  de  Jongh,  70  bajonetten,  1  houwitser 
en  1  mortier  benevens  het  noodige  aantal  koelie's ,  op  dien 
datum  uit  Barabei-ie  rukte. 

Gedeeltelijk  over  land,  gedeeltelijk  per  praauw  bereikte 
hij  de  wildernis  Hapoelan,  waar  het  terrein  hooger  werd  en 
gestadig  opliep  tot  aan  de  bergketen  van  Lok  Laga ,  Ambi- 
lik  en  Ba  toe  Tanga.  Op  het  meest  verheven  punt,  met  bijna 
loodregte  wanden ,  ongeveer  800  voet  boven  de  omringende 
heuvels  en  rotsen  uitstekende,  had  Karta  Negara  zijn  sterkte 
gebouwd ,  en  reeds  op  verren  afstand  hoorde  de  kolonne  het 
uitdagend  krijgsgeschrei  van  den  vijand.  Het  golvend  terrein  dat 
tot  Penitie  Biroe  moest  doorgetrokken  worden,  was  met  hoogt 
alang-alang  begroeid.  Op  500  pas  van  de  versterking  gekomen 
opende  de  vijand  het  vuur ;  nadat  men  op  den  top  eens  heuvels 


Digitized  by  VjOOQIC 


i^ü- 


169 

positie  had  genomen  werden  er  drie  granaatworpen  gedaan.  Dit 
was  het  sein  voor  Hamakers,  die  van  een  andere  zijde  ongemerkt 
genaderd  was,  om  den  Penitie  Biroe  te  beklimmen.  Op  de  hel- 
ling  stootte  hij   op   twee  voorwerken,  bestaande  uit  regte 
borstweringen ,  die  het  pad  bestreken  doch  spoedig  verlaten 
werden.     Daar    achter  was   een  groote  benting  getraceerd. 
Hamakers  liet  de  borstweringen  zoo  veel  mogelijk  vernielen, 
totdat  het  sein  van  stormen  hem  naar  de  hoofdversterking  riep. 
Van   der   Heijden  had  namelijk  drie  afdeelingen  onder  den 
1^  luitenant  van   Haaften,  sergeant   van  den  Bussche,  en 
sergeant  van  Blucher  uitgezonden  om  de  benting  te  omsingelen 
en  op  een   gegeven   teeken   gelijktijdig  met   Hamakers   te 
bestormen.    Daar  de  Penitie  Biroe   met  diepe  ravijnen  om- 
ringd en  slechts  van  eene    zijde  langs  een   steil  bergpad 
was  te  genaken,   kostte  het  veel  moeite  en  inspanning  om 
boven  te  komen.  Toen  evenwel  de  top  bestegen  was,  klonk 
het  stormsignaal.    Yan  verschillende  zijden  poogde  men  een 
opening  te  vinden  om  binnen  de  benting  te  dringen ,  die  met 
!  een  borstwering  van  4  el  hoog  omgeven  was.  't  Was  evenwel 
te  vergeefs.  Behalve  een  aantal  verwondingen  door  randjoe's  of 
bamboe-werplansen ,    werden   Hamakers,    sergeant   van  den 
Bosch,   korporaal   Bourré,   flankeur   Roekaarts,  de  füselier 
Dipodiwongso  en  Sowyono  door  kogels  gekwetst  en  sneuvelde 
de  korporaal  üitenbogaard.  Had  het  voorbereidend  vuur  met 
^  den  mortier  op  de  geblindeerde  sterkte  geen  uitwerking  ge- 
had, ook  de  bestorming  mislukte. 

Nu  sleepte  men  den  mortier  tegen  de  berghelling  op,  nu 

droeg  men  stormladders  naar  boven;   ook  de  Jongh  beklom 

I  de  hoogte,  begaf  zich  naar  den  top,  en  spoedig  zag  men 

I  hem  de  gewonden  hulp  aanbrengen   en  den  flankeur  Roe- 

j  kaarts  uit  het  vuur  dragen. 

I  Onder  dekking  der  tirailleurs  die  de  borstwering  aan 
I  die  zqde  schoonhielden,  beklom  de  artillerist  Cornelis,  met 
I  een  granaat  in  de  hand  en  by gestaan  door  zijn  makker  Boeren, 


Digitized  by  VjOOQIC 


170 

een  stormladder,  zocht  en  vond  een  opening  waardoor  het 
projectiel  naar  binnen  kon  vallen ,  ontstak  toen  de  buis  en 
wierp  de  granaat  in  de  benting.  Op  het  oogenblik  der  ont- 
barsting  beproefde  men  een  nieuwe  bestorming,  doch  overal 
waar  de  tirailleurs  de  palissadering  beklommen,  schoten  ook  de 
verdedigers  toe  en  dreven  hen  terug.  Met  dezelfde  bedaard- 
heid wierp  Comelis  nog  twee  granaten  in  de  binnenruimte, 
met  denzelfden  moed  werd  nog  tweemalen  storm  geloopen, 
doch  ook  met  gelijke  volharding  de  verdediging  volgehouden. 

Van  der  Heijden  gaf  nu  last  om  de  benting  in  te  sluiten  en 
de  palissadering  zoo  mogelijk  in  brand  te  steken.  Achler 
boomstruiken  bedekt  opgesteld,  beschermden  de  tirailleurs 
het  werkvolk  dat  een  groote  hoeveelheid  alang-alang  aan- 
droeg; koelie's  en  kettinggangers  wedijverden  met  de  soldalen 
om  brandstoffen  te  snijden  en  de  vuren  te  onderhouden. 
De  vochtigheid  van  het  hout  hield  de  verbranding  echter 
lang  tegen;  buitendien  bestond  de  borstwering  uit  drie 
evenwijdige  rijen  palissaden,  op  een  onderlingen  aistand 
van  een  half  el  in  den  grond  geplaatst.  Terwijl  de  zonne- 
hitte,  bij  de  beklimming  van  den  Penitie  Biroe  reeds  zoo 
kwellend,  nu  nog  vermeerderd  werd  door  de  vlammen,  kon 
men  slechts  met  groote  moeite  een  dronk  water  tot  lafenis 
verkrijgen;  met  kleine  hoeveelheden  werd  op  een  paal  af- 
slands  uit  een  bijna  uitgedroogd  riviertje  water  geput  en  niet 
zonder  inspanning  naar  boven  gedragen.  De  kolonne  op  den 
top  te  vereenigen,  was  ondoenlijk  door  den  houwitser;  dit 
verzwaarde  de  dienst  niet  weinig.  Tegen  het  vallen  van 
den  avond  werd  de  postenketen  versterkt ;  ieder  schildwacht 
verschanste  zich  zoo  goed  mogelijk  achter  takken,  boomen 
of  alang-alangbossen.  Daar  slechts  voor  één  dag  vivres  waren 
medegevoerd,  had  de  kommandant  nieuwen  voorraad  van  Ba- 
rabei-ie  ontboden,  toen  hij  tot  de  insluiting  besloot. 

Niet  de  geheele  magt  van  den  kiay  bevond  zich  in  de 
versterking  vaïi  Penitie  Biroe;  een  brand  van  alang-alang  op 


Digitized  by  VjOOQIC 


171 

verren  afstand  aangestoken  en  in  de  rigting  van  het  bivak  voort- 
gaande, doch  door  het  krimpen  van  den  wind  onschadelijk 
gevsrorden ,  was  niet  aan  het  toeval  toe  te  schrijven.  Toen  het 
duister  geworden  was,  zag  men  in  de  verte  op  verschillende 
punten  flambouwen  flikkeren  en  signalen  geven ,  die  de  ver- 
dedigers der  benting  alleen  verstonden.  Aan  slapen  viel 
dus  niet  te  denken,  noch  op  het  bivak  aan  den  voet  van 
den  berg,  noch  op  den  top,  waar  de  vuren  onderhouden 
en  telkens  schoten  gewisseld  werden. 

In  den  morgen  van  den  volgenden  dag  ging  er  uit  de 
voorwerken,  door  Hamakers  gedeeltelijk  vernield,  een  luid 
getier  op;  de  vijand,  die  om  Penitie  Biroe  heenwaarde , had 
die  punten  gedurende  den  nacht  weder  bezet  en  trachtte  er 
de  troepen  heen  te  lokken.  Zijn  geweervuur  op  dien  afstand 
onschadelijk,  werd  niet  eens  beantwoord;  doch  vaii  der 
Heijden  achtte  het  thans  noodig  om  versterking  van  Amoenthay 
aan  te  vragen ,  daar  het  moeijelijk  kon  worden  zijne  stelling  te 
bewaren,  indien  de  vijand  buiten  de  versterking  in  grooter 
getale  kwam  opdagen. 

Drie  man  der  bezetting  beproefden  met  den  klewang  in  de 
hand  zich  door  de  postenketen  heen  te  slaan ;  zij  werden 
echter  neergeschoten.  Een  hunner  zoude ,  hoewel  gewond , 
nog  ontsnapt  zijn ,  als  de  kettingganger  Sodiwongso  hem  niet 
aan  zijn  lans  geregen  had.  Eenige  vrijwilligers  onder  ser- 
geant van  den  Bussche  deden  nogmaals  een  vergeefsche  po- 
ging om  onder  dekking  der  tirailleurs  een  opening  in  de  pa- 
lissadering te  kappen ;  de  bezetting  ontving  hen  met  een 
levendig  geweervuur ;  flankeur  van  der  Keur  verloor  er  het 
leven  bij ,  vier  anderen  werden  gewond.  Van  der  Heijden 
liet  nu  op  grootere  schaal  brandstapels  aanleggen;  daar  hij 
echter  de  bezetting  liever  levend  in  handen  wilde  krijgen , 
riep  hij  haar  toe  om  de  wapens  neer  te  leggen  en  één  voor 
één  de  benting  te  verlaten.  Zijne  sommatie  werd  met  scheld- 
woorden en  schoten  beantwoord.  Behalve  de  vuren  tegen  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


172 

buitenpalissaden,  die  sedert  den  vorigen  dag  onafgebroken  on- 
derhouden werden ,  wierp  men  nu  met  groote  brandhaken 
geheele  bossen  brandende  alang-alang  naar  binnen ;  de  bezet- 
ting liet  van  hare  zijde  geen  middel  onbeproefd  om  de  brand- 
stoffen naar  buiten  te  werpen  of  de  vlammende  voorwerpen 
te  blusschen.  De  hitte  nam  evenwel  toe,  en  moest  ten 
laatste  in  de  benting  ondragelijk  worden ;  door  de  verkooling 
der  palissaden  moest ,  hoe  langzaam  ook ,  eindelijk  een  ope- 
ning ontstaan.  Het  uitreiken  van  drinkwater,  dat  nu  1i  uur 
ver  gehaald  moest  worden,  werd  aan  de  zorg  van  deJongh 
toevertrouwd. 

Hoewel  zwaar  gewond  op  het  bivak  liggende ,  had  Hama- 
kers een  aantal  gewapenden  in  het  gebergte  ontdekt,  die  op  sig- 
nalen van  de  benting  in  zekere  rigting  zamentroffen.  Terstond 
zond  hij  hiervan  berigt  aan  den  kolonnekommandant ,  die  juist 
op  het  bivak  terug  kwam,  toen  een  vijandelijke  afdeeling  dit 
op  korten  afstand  begon  te  beschieten.  Een  welgerigt  kartets- 
schot maakte  evenwel  aan  den  aanval  spoedig  een  einde. 

Wederom  werd  bet  nacht ;  de  belegeraars  geraakten  langza- 
merhand uitgeput  van  vermoeijenis ,  de  toestand  der  be- 
zetting werd  met  ieder  uur  hagchelijker.  Gedurig  vertoonde 
zich  een  inlander,  die  uit  de  benting  was  gekropen  en 
zgn  heil  in  de  vlugt  zocht ;  gedurig  knalde  een  schot  uit 
de  tirailleurlinie  dat  den  vlugteling  neérvelde.  In  dien  nacht 
brandde  het  vuur  een  opening  van  een  halve  el  in  de  drie- 
dubbele palissadering;  dit  was  genoeg  om  's  anderendaags 
naar  binnen  te  dringen.  De  bezetting  wachtte  echter  het 
daglicht  niet  af.  Met  de  woede  der  wanhoop  vernielde  &y 
hare  wapens,  smakte  de  stukken  op  de  soldaten,  sprong 
toen  naar  buiten,  en  trachtte  zich  door  de  vlugt  te  redden. 
Zeventien  man  vonden  daardoor  den  dood  nabij  de  benting ; 
Karta  Negara  hoewel  gewond,  ontkwam  met  zes  volgelin- 
gen ;  zes  anderen  bleven  in  de  benting  en  werden  gevangen 
genomen ;  twee  hunner  die  later  nog  poogden  te  ontvlngten  , 


Digitized  by  VjOOQIC 


178 

werden  afgemaakt.  Onder  de  dooden  bevonden  zich  tom- 
monggong  Raksa  Widjaja,  benevens  een  broeder  van  Karta 
Negara  en  nog  twee  Ploofden.  Een  aantal  vuur-  en  blanke 
wapens  vielen  bovendien  den  onzen  in  handen. 

Zag  men  de  overdekte  gangen  van  zwaar  hout  zaèmge- 
steld,  waaronder  de  vijand  zich  in  de  binnenruimte  op* 
hield,  dan  wekte  het  geen  verwondering  dat  de  granaten 
geen  uitwerking  hadden.  Aanstonds  begon  nu  het  vernielings- 
werk ;  het  middel  dat  de  kolonne  gediend  had  om  de  benting 
meester  te  worden ,  werd  ook  nu  wéér  aangewend  om  de 
versterking  te  verwoesten.  Weldra  stegen  de  vlammen  om- 
hoog en  verteerden  de  laatste  overblijfselen  van  Karta  Ne- 
gara's roofnest. 

Op  den  terugmarsch  naar  Barabei-ie  werden  de  dagen  van 
vermoeijenis  en  ontbering  vergeten.  Cornelis  was  op  het  slag- 
veld reeds  tot  korporaal  benoemd ;  ieder  man  had  zijn  pligt 
betracht;  men  was  welgemoed;  de  gewonden  zelfs,  door  de 
zorg  van  de  Jongh  zoo  goed  mogelijk  verpleegd,  slaakten  geen 
pijnlijke  kreten;  ja  op  het  bleeke  gelaat  der  gesneuvelde 
makkers,  die  voor  het  laatst  in  de  gelederen  naar  het  garni- 
zoen teruggevoerd  werden ,  stond  tevredenheid  te  lezen. 

De  vermeestering  van  Penitie  Biroe  werd  spoedig  gevolgd 
door  de  onderwerping  van  de  broeders  en  zonen  van  tom- 
monggong  Des  sa  Raksa.  De  geestkracht  en  het  beleid  door  van 
der  Heijden  als  militair  kommandant  en  controleur  aan  den 
dag  gelegd,  werden  door  den  besten  uitslag  bekroond. 

Ten  gevolge  der  nieuwe  instructiën  liet  van  Vloten  ter 
bescherming  van  Karrouw  en  Sihong  te  Ampah  een  bezetting 
achter  van  1  officier,  40  infanteristen  en  30  gewapende  inlan- 
ders van  kiayRangaNiti'svolgelingen,  benevens  een  paar  lilla's. 
Daarna  splitste  hij  zijn  magt  in  twee  kolonnes ,  waarvan  de 
een  (den  44*»)  over  Rodok,  Patong  en  Poelan  Djanau ,  de 
andere  onder  de  Roy  van  Zuidewijn  met  400  bajonetten  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


174 

een  mortier  over  Ramonia,  en  verder  de  Karrouv^  volgende, 
over  Dayoe  en  Telang,  naar  Tameang  Layang  zoude  te- 
rugmarcheren.  De  kolonne  de  Roy  vond  de  benlings  te  Ramonia 
in  denzeirden  toestand;  alleen  had  men  de  lijken  der  ge- 
sneuvelden begraven  en  de  begraafplaats  met  een  staketsel 
omgeven.  Een  weg  kappende  door  de  wildernis  langs  de 
Karrouw,  stootte  men  (den  42«°)  op  een halfvoltooide  verster- 
king; op  het  zien  der  troepen  namen  de  arbeiders  in  aller- 
ijl de  vlugt,  een  praauw  met  vivres  en  eenige  vuurwa- 
pens in  den  steek  latende.  Tegen  10|  werd  een  huis  ontdekt 
door  een  aantal  gewapenden  bezet ;  eenige  goed  aangebragte 
schoten  met  tirailleurgeweer  en  een  paar  worpen  uit  den 
mortier  waren  voldoende  die  bende  te  doen  uiteenstuiven ; 
verscheidene  groote  praauwen  met  goederen  beladen  vielen 
der  kolonne  in  handen.  Den  13®°  vond  men  een  grooten 
kampong  die  vroeger  aan  duizend  Dayaks  huisvesting  ver- 
leende, doch  thans  geheel  verlaten  was.  Te  Kwalla  Pakoe,  dat 
men  den  ii^  bereikte,  was  de  rivier  niet  doorwaadbaar  en  daar 
de  omtrek  geheel  overstroomd  was,  moesten  er  praauwen 
gerequireerd  worden  om  den  togt  over  water  te  vervolgen. 
Van  Pakoe  werd  Dayoe  over  land  bereikt,  den  46*°  marcheerde 
men  door  naar  Telang  en  overnachtte  in  SoetaOno'sbenting; 
den  volgenden  dag  kwam  men  te  Mengkatip  aan.  Hoewel  onbedui- 
dend door  vijandelijkheden,  was  die  vermoeyende  togt  door  een 
onbekende  streek  zeer  belangrijk,  daar  hij  de  gemeenschap 
opende  van  Ampah  met  Tameang  Layang  langs  de  Karrouw- 
rivier. 

Den  ^i^""  vertrok  het  stoomschip  Suriname  van  Bandjer 
naar  Mengkatip,  om  met  de  Celebes  en  Boni  behulpzaam 
te  zijn  in  het  opslepen  der  magt  van  van  Vloten 
naar  de  monding  der  Mantallat.  Ter  vervanging  van  zieke 
officieren  bevonden  zich  aan  boord:  de  kapitein  der  artillerie 
Du  Puy ,  de  4«  luitenant  der  infanterie  Perk ,  en  de  officier 
van  gezondheid  den  Hartog.  Behalve  de  kolonne-kommandant 


Digitized  by  VjOOQIC 


175 

bedroeg  de  magt  te  Mengkalip  thans  3  kapiteins  (de  Roy 
van  Zuidewijn,  Labaar  en  Tihon),  3  luitenants  (Schade  van 
Westrum,  Perk  en  Vetter),  2  dd.  officieren  der  infanterie, 
(Backerus  en  Wijndels)  i^  kapitein  (DuPuy)  en  4  dd.  officier 
der  artillerie;  2  officieren  van  gezondheid  (Hartog  en  van 
Mijll  Dekker);  260  bajonetten  v^aarvan  de  helft  Europeanen, 
1  houwitser  en  2  mortieren,  360  man  pagattansche  hulptroe- 
pen onder  den  radja  van  Pagattan  en  320  koelie's  onder  kiay 
Rangga  en  het  bekende  Dayaksche  Hoofd  Soeta  Ono. 

Den  25*^°  Oct.  verliet  de  expeditie  Mengkatip ,  bereikte  den 
28^  de  monding  der  Mantallat  en  begon  den  29*^°  te  ontsche- 
pen.  Een  groot  rakit  in  de  riviermonding  en  een  verlaten 
bivak  aan  den  wal  gevonden ,  deden  vermoeden  dat  de  loopen- 
de  geruchten  over  Antassari's  vlugt  naar  de  Kapoeas  of 
Kahayan,  niet  geheel  van  grond  ontbloot  waren. 

Yan  de  Oostkust  vernam  men  niets.  De  vorst  van  Tjingal, 
Menoengoel  en  Bangkalaan  bleef  in  gebreke  iets  tegen  Hidayat 
te  ondernemen  en  toonde  daardoor  al  meer  en  meer,  dat  hij 
het  gouvernement  om  den  tuin  leidde  en  er  zelfs  niet  aan 
dacht  om  Hidayat  in  onze  handen  te  leveren. 

De  gezondheidstoestand  der  troepen  was  minder  gunstig ; 
de  officieren  te  Amoenthay,  Tabalong ,  Moeara  Ayoe  en  Prin- 
gin  waren  bijna  allen  ziek.  De  chef  der  expeditie  zelf  be- 
gon de  nadeelige  gevolgen  te  gevoelen  van  een  tweejarige 
onafgebroken  inspanning.  Dag  en  nacht  zijne  zorgen  wij- 
dende aan  de  verpleging  der  troepen  die  over  de  geheele 
Z.  en  O.kust  verspreid  en  altijd  werkzaam  waren;  steeds 
niet  de  meeste  naauwgezetheid  zijn  moeijelijke  betrekking 
waarnemende,  was  het  niet  te  verwonderen  dat  zich  de 
eerste  kenteekenen  van  uitputting  voordeden ,  die  hem  wel- 
hgt  zouden  beletten  zijn  zware  taak  te  voleinden  en  de 
vruchten  te  oogsten  van  hetgeen  zijn  ijver  en  kunde  gezaaid 
hadden. 


Digitized  by  VjOOQIC 


176 

Te  Barabei-ie  openbaarde  zich  (10  Oct.)  bij  het  garnizoen 
gelijktijdig  een  aantal  braakverschijnselen ,  die  de  officier  van 
gezondheid  aan  vergiftiging  toeschreef.  Ue  uiterste  voorzigtig- 
heid  moest  daar,  bij  bet  gebruiken  van  spijzen,  in  acht  ge- 
nomen worden. 

Wij  hebben  gemeld  (pag.  133)  dat  de  Bali  (5  Augustus) 
het  detachement  onder  de  Bode  naar  Koeteibragt.  Den  15^ 
Augustus  te  Samarinde  aankomende,  vond  men  niets  tot  huis- 
vesting der  troepen  gereed  en  stoomde  door  naar  Moeara 
Pakoe.  De  Bali  keerde  daarop  naar  de  hoofdplaats  terug 
om  den  sulthan  en  den  assistent-resident  af  te  halen. 

In  weerwil  van  den  goeden  wil  des  sulthans  van  Koetei 
had  de  assistent-resident  Dahmen  groote  moeite  om  den 
togt  naar  Boven-Doesoen  te  doen  doorgaan,  daar  het  bleek 
dat  verscheidene  Koeteische  prinsen  met  Antassari  heulden 
en  den  sulthan  tot  uitstel  trachtten  te  bewegen.  Het  ge- 
lukte Dahmen  evenwel  de  vijanden  van  den  staat  bij  den 
sulthan  te  ontmaskeren,  met  dat  gevolg  dat  drie  prinsen 
in  ongenade  vielen  en  tijdelijk  naar  Tengarong  en  Sama- 
rinde verbannen  werden.  Het  slechte  bestanddeel  uit  des  sulthans 
leger  verwijderd  zijnde,  rukte  den  13*^°  October  reeds  een 
gedeelte  naar  de  grenzen  van  Lahey  op,  en  zond  men  van 
daar  de  praauwen  terug,  waarmede  de  sulthan,  de  Hoofden, 
de  assistent-resident,  de  Bode  met  zijn  kolonne  en  de  strijd- 
benden  van  Koeteinezen  en  Boeginezen  zouden  volgen. 

Het  tijdstip  van  een  inval  kwam  dus  goed  overeen  met 
dat  waarop  van  Vloten  langs  de  Mantallat  opereerde,  en 
zonder  storende  omstandigheden  mogt  men  zich  met  c«n 
goeden  uitslag  vleijen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XI. 


DBMANG    LBHMAN'S    HANDELINGEN.    —    HET    BARATIP    BBAMAai* 

GEEFT  NIEUW  LEVEN  AAN  DEN  OPSTAND  IN  AMOBNTHAY.  — - 

THSLBN    TB    KALOBWA.    —    HET    SNEUVELEN  VAN  DEN 

BSGENT  VAN  AMOENTHAY.  —  GBVECHT  VAN  SOBNGEI 

AYBR.  —  TWEEDE  TOGT  NAAK  GOBNONG  TONGKA. 

Dat  het  demang  Lehman  ernst  was,  om  even  ijverig  aan 
het  herstellen  der  rust  te  werken  als  hij  vroeger  met  de 
meeste  geestkracht  de  zaak  des  opstands  bevorderde,  bleek 
ook  in  de  maand  November.  Mannen,  vrouwen  en  kinderen 
zakten  met  achttien  vlotten  de  rivier  ar,  bereikten  den  9  Nov. 
Pinorang,  op  een  klein  uur  afstands  van  Martapoera,  en 
begaven  zich  's  anderendaags  naar  den  Regent  om  den  eed 
van  trouw  af  te  leggen.  Onder  de  mannen  bevonden  zich 
verscheidene  kleine  Hoofden;  onder  de  vrouwen  die  van 
Lehman ,  en  de  beruchte  vrouw  die  den  titel  van  tommong* 
gong  kiay  Tjakra  Wati  voerde  en  in  manskleederen  de  ge- 
vechten van  Boekit  Madang  en  Pamatton  had  bijgewoond. 
Behalve  dezen  had  nog  een  honderdtal  opstandelingen, 
door  demang  Lehman  tot  onderwerping  overgehaald,  zich 
te  Martapoera  aangemeld.  Lasalla,  een  gedeserteerd  soldaat 
van  het  9«  bataillon,  werd  door  Kasim  (ook  Djaja  Mangon 

II.  12 


Digitized  by  VjOOQIC 


178 

Yoeda)  uitgeleverd  en  dadelijk  voor  den  krijgsraad  gebragt 
om  zijn  welverdiende  straf  te  ondergaan.  Den  H«°  werden 
te  Martapoera  beëedigd  kiay  Poespa  Wira  Yoeda  (Aljil), 
kiay  Romidjaya  (Djamidin),  hadji  Mohammad  Yassin ,  twee 
pembekkels  en  138  volgelingen;  den  45«"  verlieten  nog  97  man- 
nen ,  vrouwen  en  kinderen  de  wildernis  der  Oeloe  Riam  Kanan. 

Het  opzenden  van  alle  zijne  vrouwen  en  Hoofden,  die  op 
zijn  bevel  gewillig  hunne  wapens  inleverden  en  zich  geheel  in 
onze  magt  stelden,  pleitte  Lehman  vrij  van  elke  verdenking 
van  verraad.  »Wat  mij  betreft,"  schreefhij  in  een  zijner  brie- 
ven, aan  den  Regent  van  Martapoera,  >moet  ik  u verklaren 
»dat  ik  nimmer  mijn  eed  en  mijne  beloften  zal  verbreken; 
»ik  heb  op  den  koran  bezworen  dat  ik  het  gouvernement 
i^gehoorzaara  zal  zijn. 

>6od  de  Allerhoogste  is  getuige  van  dezen  heiligen  eed; 
»ik  zal  dus  nimmer  mijn  belofte  verbreken. 

>A1  de  bevelen  der  groote  Heeren  en  van  U  zal  ik  op  de 
»kruin  van  mijn  hoofd  leggen  en  naar  mijn  vermogen  ten 
«uitvoer  brengen." 

Hoeveel  moeite  hij  zich  gaf  om  andere  Hoofden  tot  de 
partij  van  het  gouvernement  over  te  halen  en  hoe  hij  niet 
altijd  in  zijn  pogingen  slaagde,  bleek  uit  den  volgenden  brief: 

>Deze  brief  is  van  mij,  Radin  Marta  Kesoema  aan  Mach- 
»moet,  die  reeds  vergiiTenis  heeft  verkregen  bij  de  benting  te 
«Martapoera  en  die  mij  een  brief  van  kiay  demang  Lehman 
«heeft  gebragt,  inhoudende  bevel  aan  alle  vijandelijke  Hoofden 
«binnen  de  grenzen  van  Amandit  om  zich  niet  langer  te 
«verzetten. 

«Aan  u ,  Machmoet  geef  ik  dan  ook  kennis,  dat  ik  niet  wil 
«ophouden  brandal  te  zijn,  als  demang  Lehman  zich  niet  in 
«persoon  te  Benoea  Amandit  vertoont.  Ik  ben  sterk,  en  het 
«Hoofd  dat  bevelen  geeft  binnen  de  grenzen  van  Benoea 
«Amandit,  heeft  300  gewapenden  onder  zich. 

«Geschreven  den  24«°  dag  der  maand  Rabioel  Achir  1278." 


Digitized  by  VjOOQIC 


179 

Dat  hij  nog  niets  berigtte  van  een  poging  om  Hidayat 
over  te  halen ,  gaf  evenwel  aanleiding  tot  verschillende  gis- 
singen en  was  op  zijn  minst  vreemd  te  noemen.  Eenige 
voorname  inlanders  der  hoofdplaats  meenden  dat  demang 
Lehman  door  zijne  onderwerping  het  vertrouwen  van  Hi- 
dayat had  verloren  en  Amin  Oelah  dat  wantrouwen  aan- 
stookte. Het  kon  ook  zijn  dat  hoe  verder  Lehman  het  bin- 
nenland indrong,  hij  ook  des  te  meer  moeijelijkheden  te  over- 
winnen had ,  meer  dan  hij  misschien  zelf  verwacht  had.  Men 
moest  het  er  thans  voor  houden  dat  hij  zijne  onderwerping 
voor.  eigen  rekening  en  niet  op  aanrading  van  Hidayat  had 
aangeboden.  Hoe  het  zij,  Verspijck  zond  een  lastbrief,  waarbij 
Lehman  opgeroepen  werd  met  spoed  te  Bandjer  te  komen. 
Eens  teruggekeerd,  zoude  hij  misschien  mededeelen  op  wel- 
ken voet  hij  thans  met  Hidayat  stond,  en  kon  men  beproe- 
ven zijn  invloed  te  gebruiken  om  den  aanhang  van  Hidayat 
te  fnuiken.  Op  die  oproeping  volgde  een  antwoord,  waarbij 
de  demang  zich  genegen  verklaarde  onmiddelijk  terug  te 
keeren  indien  de  resident  dit  bleef  verlangen,  doch  tevens 
in  overweging  gaf  om ,  nu  hij  reeds  zoo  ver  van  Martapoera 
en  zoo  digi  bij  Hidayat*s  schuilhoek  gekomen  was,  zijn 
teragkomst  uit  te  stellen  totdat  hij  Hidayat  had  ontmoet; 
dat  hij  zijne  uiterste  pogingen  zoude  aanwenden  om  hem  tot 
onderwerping  te  bewegen,  doch  zoo  dat  niet  mogt  gelukken, 
hij  den  eed  aan  het  gouvernement  getrouw  blijven  en  Hida- 
yat verlaten  zou.  Eenige  Hoofden,  die  in  onderwerping 
waren  gekomen  en  tot  het  afleggen  van  den  eed  door  hem 
naar  Martapoera  gezonden  zouden  worden ,  wilde  hij  vooraf 
medenemen  om  behulpzaam  te  zijn  Hidayat  te  overreden. 

Verspijck  oordeelde  het  nuttig,  het  gevraagde  uitstel  te 
geven.  Wel  is  waar  vorderde  de  onderwerping  van  den 
hoofdopstandeling  uiterst  langzaam,  doch  het  liet  zich  aan- 
zien dat  zij  met  geduld  en  volharding  eindelijk  toch  zou 
verkregen  worden.    Met  honderden   te   gelijk   kwamen  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


180 

opstandelingen  zich  (e  Martapoera  aanmelden.  Uit  verschil- 
lende gegevens  bleek  het,  dat  Hidayat  zich  ophield  te  Lok 
Besaar  aan  de  bronnen  der  Kiwa,  in  het  landschap  Pra- 
massan  Amandit,  aan  de  grenzen  van  Tjantong  en  Koesan. 
Op  het  einde  der  maand  liep  onder  de  bevolking  van  Riam 
Riwa  het  gerucht  dat  Hidayat  te  Lok  Besaar  zich  gereed 
maakte  met  rakits  de  rivier  at  te  zakken;  en  daar  ter- 
zelfder tijd  de  kommandant  van  Amandit  berigtte  dat  Gasma, 
een  zendeling  van  Lehman ,  hem  medegedeeld  had  dat  Hi- 
dayat op  het  punt  stond  zich  naar  Martapoera  te  begeven , 
bestond  er  alle  grond  zich  met  de  schoonste  verwachtingen 
te  vleijen. 

In  Tanah  Laut  kwamen  omstreeks  honderd  opstandelingen 
hunne  onderwerping  aanbieden.  Onder  de  voornaamsten  be- 
vond zich  kiay  Lang-Lang,  een  der  Hoofden  die  het  hardnek- 
kigst  den  strijd  in  dit  gewest  had  volgehouden ;  niet  alleen 
zwoer  hij  thans  trouw  aan  het  gouvernement,  maar  nam  ook 
aan  om  den  voortvlugtigen  pembekkel  Machmoedin  tot  onder- 
werping over  te  halen. 

Het  eigenaardige  van  den  Bandjerschen  krijg  —  die  zich  tot 
nog  toe  op  verschillende  plaatsen  door  hoogst  verrassende 
gebeurtenissen,  tegenstrijdige  handelingen,  plotselinge  kee- 
ringen, en  een  groot  verschil  van  toestanden  gekenmerkt  had, 
viel  op  dit  tijdstip  weder  zeer  in  het  oog.  Terwijl  de  zui- 
delijke provinciën  een  ongestoorde  rust  smaakten,  de  opstan- 
delingen met  honderden  tegelijk  uit  de  bosschen  te  voorschijn 
traden,  hunne  wapens  nederlegden  en  trouw  zwoeren,  brand- 
de in  het  noorden  de  oorlogsvlam  feller  dan  ooit ;  tervrijl  te 
Martapoera  alles  vrede  ademde,  streed  men  te  Amoenlhay 
met  de  grootste  hardnekkigheid.  Reeds  meldden  wij  (pag. 
166)  hoe  in  de  vorige  maand  met  kartetsen  dood  en  verderf 
gebragt  moesten  worden  onder  gansche  scharen  van  overigens 
onschuldige,  maar  door  priesterbedrog  tot  razernij  opgewon- 


Digitized  by  VjOOQIC 


181 

den,  kampongsbewoners.  Thans  wilde  Anlassari  van  die  stem- 
ming der  bevolking  (welligt  door  hem  opgewekt)  partij 
trekken  en  zond  zijn  zoon  Mas  Said  met  een  paar  goesti's  om 
den  opstand  aan  te  wakkeren. 

Van  alle  punten  kwamen  nu  verontrustende  berigten  te 
Amoenthay.  Eerst  heette  het  dat  een  bende  volks  zich 
weder  aan  beratip  beamaal  (hartstogtelljk  bidden  om  on- 
kwetsbaar te  worden)  overgaf,  en  eenige  Hoofden  van  An- 
lassari een  sterke  magt  nabij  Tandjong  en  Kaloewa  ver- 
eenigden;  toen  werd  van  Langen  met  60  bajonetten  en  1 
houwitser  derwaarts  gezonden,  met  last  om  de  benting  te 
beschermen  en  den  vijand  op  te  zoeken  zoo  deze  niet 
aanviel,  of  hem  een  paar  dagen  te  vervolgen  indien  hij 
aftrok.  Te  Kaloewa  aankomende,  vernam  van  Langen  dat 
Amoenthay  bedreigd  werd  en  keerde  daarop  met  spoed  terug, 
doch  vond  ook  daar  alles  rustig.  Nu  kreeg  Thelen  bevel  (ten 
5  uur)  met  100  bajonetten  en  een  houwitser  naar  Kaloewa 
Ie  marcheren.  Bij  de  brug  van  soengej  Anjer  werd  hij 
reeds  door  een  vijandelijke  bende  afgewacht  en  vrij  hevig 
beschoten;  met  een  paar  kartetsscholen  en  een  goedgerigt 
tirailleurvuur  dreef  hij  die  evenwel  spoedig  uiteen  en  trok 
binnen  de  benting  Kaloewa.  In  den  volgenden  nacht  wierp 
de  vijand  een  paar  veldwerken  op  ten  zuiden  dier  plaats,  en 
sneed  daardoor  de  gemeenschap  met  Amoenthay  af.  Zeer 
vroeg  in  den  ochtend  rukte  Thelen  echter  reeds  uit,  nam 
achtereenvolgens  twee  zware  versperringen ,  die  men  door 
een  levendig  maar  slecht  gerigt  geweervuur  te  vergeefs  poog- 
de te  verdedigen,  verjoeg  en  verstrooide  den  vijand,  vond 
in  de  regterflank  een  groote  maar  onbezette  gepalissadeerde 
fléche,  vernielde  de  versterkingen,  herstelde  de  gemeenschap 
en  keerde  naar  Kaloewa  terug.  Uit  het  spoedig  opwerpetf 
dezer  veldwerken  bleek,  dat  de  vijand  zeer  talrijk  was  of  dat 
de  bewoners  van  Kaloewa  zelven  mede  hielpen.  Het  gerucht 
liep  dat  het  Hoofd  dezer  bende  iemand  was  met  een  krop- 


Digitized  by  VjOOQIC 


182 

gezwel  (pangeraDg  Amin  Oelah  en  Anlassari  leden  beiden 
hieraan).  Nu  vernam  Thelen  dat  ook  benoorden  de  plaats  zich 
een  vijandelijke  ardeeling  ophield.  Na  eenige  rust  aan  zijne 
manschappen  gegeven  te  hebben,  gaat  Ijij  's  namiddags  dea 
weg  naar  Tandjong  op  en  wordt  weldra  met  het  bekende 
Ilhallah  der  dweepers,  en  met  geweervuur  ontvangen.  Een 
paar  kartetsen  zijn  voldoende,  om  die  razenden  met  groot 
verlies  uiteen  te  doen  stuiven.  De  volgende  dagen  besteedde 
Thelen  met  den  omtrek  te  doorzoeken  en  den  vijand  op  te 
sporen;  doch  waar  hij  zich  vertoont,  te  Benoea  Lawas,  Ran- 
tau,  Ilaban,  overal  is  de  vijand  afgetrokken. 

Te  Amoenlhay  zelf  zijn  onderwijl  maatregelen  genomen  om 
den  vijand  te  ontvangen,  die  volgens  geruchten  reeds  tot 
Waringin  en  Palembangan  is  genaderd.  Die  geruchten  werden 
onwaar  bevonden.  Wèl  bevestigde  het  zich,  datpanghoeloe 
Boekasin  en  Abdoel  Ganie  het  volk  van  Telok  Selasin  tot 
geestdrijverij  heeft  aangezet;  de  regent  ontvangt  last  daaraan 
een  einde  te  maken.  Den  G*""  rukt  deze  zelf  uit  aan  het 
hoofd  van  ongeveer  300  gewapende  inlanders,  35  geweren  en 
S  lilla*s,  met  oogmerk  de  verblinde  scharen,  150  man  sterk, 
door  zachte  of  gewelddadige  middelen  tot  hun  pligt  te  bren- 
gen. De  majoor  de  Veer  de  Rochemont  tracht  hem  terug 
te  houden  van  een  togt  die  voor  zijn  gevorderden  leeftijd 
te  vermoeijend  kon  zijn.  De  regent  wil  echter  van  zijn  ijver 
doen  blijken  en  blijft  aandringen  zich  in  persoon  van  den 
stand  van  zaken  te  overtuigen;  hij  belooft  echter  zich  niet  te 
veel  te  zullen  blootstellen  en  in  zijn  praauw  te  blijven. 

Tegen  twee  uur  komt  men  in  het  gezigt  der  door  beratip 
opgewonden  menigte;  de  troepen  des  regents  worden  met 
geweervuur  ontvangen. 

Terwijl  de  voorhoede  in  gevecht  is,  verzuimt  de  achter- 
hoede waarbij  de  regent  zich  ophoudt  de  noodige  veilig- 
heidsmaatregelen te  nemen;  de  achterwacht  is  bezig  vruch- 
ten te  plukken,  toen  de  regent  eensklaps  besprongen  wordt. 


Digitized  by  VjOOQIC 


183 

Een  diepe  lanssteek  treft  hem,  een  andere  minder  gevaar- 
lijke, zijn  zoon.  Goesti  Oemar  Said,  een  neef  des  regents, 
velt  den  moordenaar,  doch  het  getrouwe  Hoofd  van  Amoenthay 
overlijdt  nog  dienzelfden  dag  aan  de  gevolgen  zijner  wonden. 

Toen  het  vuren  in  de  versterking  gehoord  werd,  snelde 
van  Langen  met  60  bajonetten  en  een  Sponder  naar  de 
plaats  van  het  gevecht  en  kwam  nog  tijdig  genoeg  om  door 
drie  goed  gerigte  kartetsscholen  den  dolzinnigen  hoop  als  kaf 
uiteen  te  doen  stuiven.  Acht  lijken  bleven  op  het  terrein; 
een  aantal  gewonden  werd  door  den  vijand  medegesleept. 
Bij  de  regentslroepen  telde  men  vijf  gekwetsten;  de  kolonne 
van  Langen  had  geen  verlies. 

's  Anderendaags  werd  het  stoffelijk  overschot  des  regents 
met  de  eerbewijzingen  aan  zijn  rang  verbonden  ter  aarde 
besteld  en  bet  distriktshoofd  tommonggong  Djaja  Negara, 
die  hem  gewoonlijk  in  zijn  werkkring  bijstond  en  zijn  raads- 
man was,  met  de  waarneming  zijner  belrekking  belast. 

De  meest  tegenstrijdige  berigten  omtrent  het  verblijf,  de 
sterkte  en  de  plannen  des  vijands  volgden  elkander  nu  op, 
en  maakten  het  de  Veer  zeer  moeijelijk  de  maatregelen  te 
nemen  die  op  dit  oogenblik  het  meest  doeltroffen. 

Volgens  de  meest  vertrouwde  berigtgevers  bevond  zich 
Antassari  in  persoon  te  Haban  (en  had  dus  de  verdediging 
van  Tongka  opgegeven) ;  hield  goesti  Mas  Said  zich  met 
een  bende  te  Benoea  Lawas  op;  had  pangerang  Maas  zich 
in  de  vlakte  tusschen  de  Tabalong-  en  Balanganrivier  gele- 
gerd; was  de  bevolking  dier  streken  geheel  op  de  hand 
van  Antassari,  en  zou  Kaloewa  het  eerst  aan  de  beurt  zijn 
om  aangevallen  te  worden.  Daarop  bepaalde  de  majoor 
militaire  kommandant,  dat  den  IS*""  een  kolonne  uit  Kaloewa 
en  gelijktijdig  een  andere  uit  Amoenthay  langs  de  Tabalong 
xouden  marcheren  om  elkander  bij  kampong  Baroe  te  ont- 
moeten. 

IntQSschen  had  Thelen,  kommandant  der  mobiele  kolonne 


Digitized  by  VjOOQIC 


184 

te  Kaloewa,  op  een  berigt  dat  bij  Benoea  Ayer  een  verster- 
king was  opgerigt,  onmiddelijk  (H~  Nov.)  zijne  schreden 
in  die  rigting  gewend,  en  na  een  artilleriegevecht  het  werk 
veroverd  en  geslecht.  Den  volgenden  dag  bezocht  hij  Benoea 
Lawas,  werwaarts  de  vijand  gevlugt  was,  doch  vond  geen 
spoor  van  hem.  Den  44«»  echter  vernam  hij  dat  nabij  de 
brug  over  soengej  Ayer,  tusschen  Benoea  Lawas  en  Kaloewa, 
nieuwe  versterkingen  als  uit  den  grond  verrezen  waren. 
Versterkt  door  den  4"»  luitenant  Meis  met  60  bajonetten, 
door  Gufiroy  met  een  3ponder  en  20  man  hulptroepen,  rukt 
hij  dadelijk  weder  uit,  slaat  den  vijand  uit  een  zestal  ver- 
sperringen en  vernielt  die.  Daar  de  geheele  omtrek,  met 
uitzondering  der  versterkte  punten,  onderwater  stond,  ging 
dit  gevecht  met  onbegrijpelijk  veel  moeijelljkheden  gepaard. 
De  vijand  had  namelijk  op  een  eilandje,  door  twee  rivierarmen 
gevormd,  stelling  genomen.  Bij  de  eerste  granaatworpen, 
ontving  de  artillerie  een  hevig  vuur  uit  de  linkerflank  en  kreeg 
drie  gewonden;  en  hoewel  de  houwitser  op  die  zijde gerigt, 
dood  en  verderf  verspreidde  onder  den  talrijken  vijand  die 
het  bosch  bezette,  bleef  deze  moedig  stand  houden.  Door 
overmagt  van  vuur  dwong  men  eindelijk  den  vijand  zijne 
stelling  te  verlaten,  met  verlies  van  nog  3  gewonden  aan 
onze  zijde.  De  veldwerken,  uit  zware  boomstammen  za- 
mengesleld,  met  borstweringen  van  4*  el  dikte,  hadden  den 
vorm  van  flêches.  Op  het  punt  waar  de  koionne  had  ge- 
slaan, lagen  randjoe's  om  de  hoornen  gezaaid,  zoodat  men 
zich  daar  achter  niet  bedekt  kon  plaatsen.  In  den  omtrek 
vond  men  eenige  versterkte  doch  verlaten  huizen,  die  den 
vijand  tot  verblijf  hadden  gediend.  Uit  de  achtergelaten 
voorwerpen  kon  men  opmaken,  dat  een  groote  magt  met 
aanzienlijke  Hoofden  zich  daar  had  opgehouden.  Te  H  na 
den  middag  nam  Thelen  den  terugmarsch  aan;  zijne  dap- 
peren hadden  dien  dag  niet  gegeten,  en  moesten  gedu- 
rig   tot    aan    de  borst  door  het   water  loopen,   daar   de 


Digitized  by  VjOOQIC 


185 

rivier  steeds  wassende  was;  soms  was  van  den  houwitser 
niets  te  zien.  Verkleumd  en  afgemat  bereikte  men  ten  8 
uur  's  avonds  de  hulpbenting  te  Kaloewa.  Maar  onvermoeid 
marcheert  Thelen  (den  16<»)  nogmaals  naar  dezelfde  plaats, 
waar  de  vijand  zich  op  nieuw  gevestigd  heeft;  ditmaal  moet 
hij  echter  onverrigterzake  terugkeeren.  Het  water  is  nog 
booger  gestegen  en  belet  hem  door  te  dringen.  De  vijand 
heeft  nu  tijd  zich  te  verschansen,  zonder  gevaar  te  loopra 
doof  onze  beweegbare  kolonnes  gestoord  te  worden. 

üit  Tameang  Layang  rukte  (20«"  Nov.)  onder  den  1«"  lui- 
tenant van  Delden  en  den  i"^  luitenant  Lannoy,  een  kolonne 
van  50  bajonetten  naar  kampong  Soeney  en  Poeloe  Padang, 
waar  men  zich  insgelijks  aan  het  beratip  beamaal  overgaf. 
Te  Kamoes  aankomende  vernam  van  Delden  evenwel  dat  de 
bende  geestdrijvers  reeds  naar  Kaloewa  was  verlrokken  om 
zich  met  den  vijand  aldaar  te  vereenigen.  Hij  keerde  van 
Poeloe  Padang  onverrigterzake  terug. 

Verspijck  had  reeds  den  mufti  en  de  drie  voornaamste 
panghoeloe's  van  Martapoera  naar  Amoenthay  gezonden,  met 
last  door  hun  invloed  het  beratip  beamaal  te  doen  ophouden, 
als  zondig  en  strijdig  met  de  wet  van  den  profeet;  en  daar 
in  den  omtrek  van  Kaloewa  toevallig  een  geestdrijver  was 
opgestaan,  die  den  profeet  Mohamed  geloochend,  den  koran 
bespot  en  in  de  rivier  geworpen  had,  en  met  kracht  van 
wapenen  een  nieuwe  godsdienst  wilde  invoeren  (waarvan 
het  uilroeijen  der  blanken  een  der  hoofdleerstellingen  uit- 
maakte), was  de  Islamsche  bevolking  verontwaardigd  en 
geneigd  aan  de  hooge  priesters  hel  oor  te  leenen.  Na  de 
verovering  van  Tongka  bestemde  Verspijck  2  officieren  en  70 
bajonetten  tot  versterking  van  Amoenthay  en  begaf  zich  (den 
14<")  in  persoon  derwaarts,  een  kruisboot  en  de  40  Linga- 
nezen  van  pangerang  Sherif  Hassan  medenemende.  Hij  plaatste 
de  kruisboot  voor  de  soengej  Miankoesoep,  die  van  Benoea 
Lawas  naar  de  Tabalong  loopt,  en  onderzocht  den  toestand 


Digitized  by  VjOOQIC 


186 

Tan  het  land.  Het  bleek  hem  duidelijk  dat  de  geestdrij- 
verij kunstmatig  was  opgewekt  om  een  nieuw  leven  aan 
den  opstand  te  geven.  Immers  onder  de  papieren  van 
Antassari,  die  te  Tongka  in  onze  handen  vielen,  had  men 
een  brief  gevonden  van  de  Hoofden  der  benden  die  Araoen- 
thay  in  beroering  bragten;  daarin  noemden  zij  den  dag 
waarop  Kaloewa  zou  aangevallen  worden,  nadat  de  missigit 
dier  plaats  met  het  bloed  van  een  kebo  (buifel)  gereinigd 
was,  en  verzocht  en  zij  ten  spoedigste  van  Aniassari  een  tjap 
te  ontvangen  van  den  volgenden  inhoud: 

)Panghoeloe  Abdoel  Rasid,  Ngabei  Moeda  Widjaja,  Djoe- 
iroetoelis  Aboe  Karsa,  Ngabei  Darma  Widjaja  en  pembekkel 
ïBatie!  ik  draag  U  op,  naar  goedvinden  bevelen  te  geven 
sin  het  eiland  Borneo.  Die  U  niet  gehoorzamen,  zal  ik  doen 
]>verdelgen!" 

Een  minuut,  daarbij  gevonden,  was  van  den  volgenden 
inhoud : 

ïPanghoeloe  Abdoel  Sayd  en  Ngabei  Moeda!  gij  wordt 
»door  mij  gemagtigd  om  te  gaan  bidden  voor  onkwetsbaar- 
sheid in  den  oorlog." 

De  priesters  vereenigden  nu,  waar  zij  konden,  deonnoo- 
zele  kampongsbewoners  en  gingen  hun  in  het  gebed  voor. 
Allengs  namen  de  toehoorders  deel  aan  het  gebed,  wonden 
zich  op  door  dv;eepzieke  gezangen  en  dachten  dan  niet  aan 
eindigen.  Geen  uren,  maar  dagen  bleven  zij  in  het  gebed 
vereenigd ;  het  gezang  ontaardde  van  lieverlede  in  een  woest 
eentoonig  geschreeuw,  de  geest  geraakte  in  een  toestand  van 
razernij,  het  ligchaam  door  langdurig  vasten  tot  zekeren 
staat  van  ongevoeligheid.  Eenmaal  in  dien  staat  gekomen, 
waren  zij  geheel  in  de  magt  der  priesters.  Op  hun  voor- 
beeld togen  zij  een  naauwsluitende  kleeding  van  gele  of 
witte  stof  aan,  wetteden  klewangs  en  lansspilsen,  borgen 
djimats  in  het  hoofddeksel  en  zochten  den  strijd.  Spra- 
keloos, digt  op  één  gedrongen,  soms  met  toegenepen  oogen, 


Digitized  by  VjOOQIC 


187 

stortten  zij  zich  dan  op  de  bajonetten  en  velden  met  hunne 
lange  lansen  ieder  die  voor  hen  stond.  Alleen  de  dood  der 
voorvechters  bragt  hen  tot  bezinning. 

Niettegenstaande  de  onvermoeide  pogingen  des  vijandsom 
alle  ons  trouwe  kampongs  op  zijn  hand  te  krijgen,  had  men 
zich  te  Amoenthay,  soengej  Benar  en  Alabioe  niet  laten  over- 
halen. De  bevolking  der  kampongs  langs  de  Balanganrivier 
was  weifelend,  de  houding  van  Kaloewa  dubbelzinnig  geweest; 
doch  hier  had  de  overreding  van  trouwe  Hoofden  en  geestelij- 
ken, dèér  de  tuchtiging  der  orang  beamaal,  aan  de  opwinding 
een  einde  gemaakt.  Thans  verliet  de  vijand  zijne  ongenaak- 
bare stelling  te  soengej  Lawas  niet  meer;  ook  onze  troepen 
waren  door  den  hoogen  waterstand  tot  rust  veroordeeld. 
Zoodra  er  mogelijkheid  toe  bestond,  zou  met  een  sterke 
kolonne  tegen  s.  Lawas  en  s.  Rantau  opgerukt  worden. 
Eenige  stroopers  waagden  zich  (den  24«°  Nov.)  in  kampong 
Waringin  om  leeftogt  te  zoeken,  doch  werden  door  denw^. 
regent  verjaagd.  De  Linganezen  onder  Sherif  Hassan  sloe- 
gen er  twee  het  hoofd  af. 

Den  23«°  November  overleed  de  1«  luitenant-adjudant 
Cateau  van  Rosevelt  aan  de  gevolgen  zijner  bekomen  wonden. 

Het  voorbeeld  van  demang  Lehman  vond  zelfs  in  Amandit 
navolging.  Ook  déér  boden  verscheidene  opstandelingen  hunne 
onderwerping  aan;  onder  de  voornaamsten  stelde  men]pem- 
bekkel  Oeiak  met  gevolg,  die  hoewel  van  geringe  aikomst, 
door  zijne  stoutmoedigheid  en  juist  schot  bekend  was  en 
onze  kolonnes  veel  nadeel  had  toegebragt.  Hij  bad  aan 
alle  vijandelijkheden  in  Amandit  deelgenomen,  eerst  onder 
demang  Lehman  en  later  onder  hadji  Boeyasin ,  die  nu  naar 
Doesoen  was  teruggetrokken.  Niettegenstaande  die  gunstige 
voorteekenen ,  dwaalde  er  nog  een  stroopende  bende  in  het  dis- 
trikt  rond ,  beschoot  gedurig  den  brievenpost  en  trok  in  de  on- 
I      genaakbare  moerassen  terug  wanneer  een  patrouille  naderde.  — 


Digitized  by  VjOOQIC 


188 

Om  onze  versterking  Ie  Ampah  zetleden  zich  dagelijks  voort- 
vlugtige  Dayaks  neer;  de  gewezen  Hoofden  van  Rodok  en 
Pattay  onderwierpen  zich  insgelijks  met  hun  gevolg.  Naden 
val  van  Tongka  bleef  Ampah  door  hulptroepen  bezet  en 
keerde  de  militaire  bezetUng  van  dien  post  naar  Tameang 
Layang  terug. 

Wij  hebben  gezien  (pag.  174)  dat  de  magt  onder  van 
Vloten  den  ^9"^  October  aan  de  monding  der  MantaUat 
ontscheepte. 

In  twee  kolonnes  verdeeld,  de  praauwen  met  vivres  en 
munitie  in  het  midden  en  gedekt  door  een  gewapende  sloep 
der  Celebes  onder  van  Hogendorp,  rukte  van  Vloten  (den 
30*°  Oct.)  langs  beide  oevers  der  MantaUat  naar  Tongka  op. 
De  kolonne  op  den  regteroever  werd  door  hem  zelf,  die 
op  den  linkeroever  door  de  Roy  van  Zuidewijn  geleid.  Langs 
ongebaande  wegen  en  afwisselend  steile ,  moerassige  en  digt 
begroeide  oevers,  drong  men  dagelijks  dieper  het  land  in,  en 
trof  bij  elke  schrede  nieuwe  zwarigheden  aan,  die  alleen  door 
de  grootste  inspanning  konden  overwonnen  worden.  Vermoeid 
en  uitgeput  werd  dagelijks  tegen  het  vallen  van  den  avond  het 
bivak  betrokken  en  den  volgenden  morgen  den  marsch  ver- 
volgd. Verscheidene  versterkingen  weinig  of  niet  verdedigd,  la- 
gen hier  en  daar  aan  den  oever  en  moesten  geslecht  worden; 
reeds  den  tweeden  dag  namen  de  Pagattanners  stormender- 
hand een  benting  op  een  steilen  heuvel  aangelegd,  en  leden 
daarbij  eenig  verlies.  Na  zes  marschdagen  werd  den  ze- 
venden dag  rust  gehouden.  Daar  de  rivier,  op  het  punt 
waar  de  kolonne  zich  toen  bevond ,  niet  meer  voor  groote 
praauwen  bevaarbaar  was,  liet  van  Vloten  het  grootste  ge- 
deelte der  vivres  hier  achter,  onder  dekking  van  de  gewa- 
pende sloep  en  een  detachement  infanterie,  zamengesteld 
uit  de  soldaten  die  het  minst  tot  marcheren  geschikt  waren. 
Het  bivak  werd  met  een  palissadering  van  boomstammen 
omringd   en  de  omtrek  van  heesters  en  boomen  gezuiverd. 


Digitized  by  VjOOQIC 


169 

Den  6"  November  stootte  de  kolonne  op  den  versterkten 
kampoog  Pelarie,  die  hardnekkig  verdedigd  werd.  Na  een 
langdurig  vuurgevecht  gaf  de  vijand  de  verdediging  echter 
op  en  koos  het  bazenpad.  Twee  dagen  later  kwam  de  verster- 
king van  Antassari  op  den  twee  honderd  voet  hoogen  heuvel 
Tongka  in  het  gezigt.  Een  gele  vlag  wapperde  aan  den 
top  van  een  vlaggestok.  De  Roy  van  Zuidewijn  had  voor- 
loopig  reeds  order  gekregen  om  bij  het  naderen  van  Tongka 
den  kampong  op  den  linkeroever  om  te  trekken  en,  terwijl 
van  Vloten  de  versterking  zoude  verkennen,  op  nadere  be- 
velen te  wachten.  Toen  tegen  lOJ  uur  Goenong  Tongka  ge- 
zien werd  en  de  vijand  in  het  woud  het  krijgsgeschreeuw 
aanhief,  hield  de  Roy  halt  op  een  hoogte,  van  waar  hij  de 
versterking  op  400  pas  van  den  anderen  oever  duidelijk  kon 
waarnemen,  en  koos  een  geschikte  stelling  voor  den  mortier  uit. 

Inmiddels  geraakte  de  kolonne  van  Vloten  bij  den  op- 
roarsch  landwaarts  in  al  dadelijk  in  gevecht  met  vijan- 
delijke tirailieurs,  die  zich  in  het  bosch  hadden  opgesteld 
en  vurende  naar  de  versterking  terugtrokken.  Debouche- 
reode  op  een  afgebranden  ladang  met  omgekapte  boomstam- 
men bedekt,  zag  men  geen  vijand  meer;  uit  de  bentingviel 
geen  enkel  schot.  Du  Puy  vond  hier  een  zeer  gunstige 
stelling  voor  de  houwitsers  en  mortieren,  en  liet  eenige  wor- 
pen en  kartetsschoten  doen.  In  den  waan  verkeerende  dat 
de  benting  niet  sterk  bezet  was,  besloot  van  Vloten  onmid- 
delijk een  storm  te  wagen.  Hij  stelt  zich  zelf  aan  het 
hoofd  van  een  stormpeloton  en  rukt,  met  Beeckman  en  Perk 
aan  zijn  zijde ,  vooruit.  Op  40  pas  van  de  benting  bij  een 
bamboeboschje  gekomen,  wordt  bij  opgehouden  door  een 
zware  randjoebeplanting ;  nu  opent  de  vijand  een  levendig 
geweer-  en  lillavuur.  Van  Vloten  valt  doodelijk  getroffen 
in  de  armen  zijner  makkers  en  wordt  achteruit  gedragen; 
een  driewerf  hoera  gaat  uit  de  benting  op.  Ook  de  kolonne 
der  Pagattanners ,  die   meer  links  naar  boven  is  gestormd. 


Digitized  by  VjOOQIC 


100 


wordt  door  menigvuldige  terreinhinderaissen  in  haar  vaart 
gestuit  en  moet  met  verlies  van  4  dooden  en  7  gekwetsten 
terugtrekken. 

De  Roy  van  Zuidewijn  geen  bevelen  ontvangende  en  de  gele* 
genheid  schoon  ziende  om  uit  zijne  stelling  aan  den  anderen  oe- 
ver de  benting  met  vrucht  te  beschieten,  liet  een  paar  granaten 
werpen  en  door  eenige  scherpschutters  vuren  op  de  binnen- 
ruimte, waar  men  de  verdedigers  duidelijk  zag  heen  en  weer 
loopen.  Om  elf  uur  bragt  een  ordonnance  van  den  kom- 
mandant  hem  het  bevel  om  op  den  regteroever  over  te 
gaan,  en  weinige  oogenblikken  daarna  kwam  een  tweede 
ordonnance  hem  den  last  overbrengen  om  met  den  meesten 
spoed  het  kommando  der  troepen  over  te  nemen.  De  Roy 
beval  Tihon  met  de  kolonne  te  volgen  en  ijlde  vooruit  naar 
den  overkant,  doch  vond  van  Vloten  reeds  stervende.  Be- 
velen kon  hij  niet  meer  geven;  hij  kon  alleen  de  Roy  de 
hand  drukken  en  stamelen:  )zeg  aan  majoor  Yerspijck  dat 
ik  als  een  braaf  soldaat  gevallen  ben."  Inderdaad  van 
Vloten  stierf  als  een  braaf  soldaat;  zijne  laatste  woorden: 
>Soldaten,  houdt  u  flink!"  met  verheffing  van  stem  uitge- 
roepen, waren  woorden  van  aansporing  tot  pligtsbetrachting. 

Ten  einde  een  tweede  bestorming  voor  te  bereiden,  ging 
de  Roy  zich  van  de  opstelling  der  troepen  overtuigen.  Du 
Puy  bevond  zich  op  dezelfde  plaats;  het  geschut  had  de 
beste  uitwerking,  want  in  het  voorgelegen  bastion  was  reeds 
min  of  meer  bres  geschoten;  ongelukkig  bleven  er  nog 
slechts  weinig  schoten  voorhanden  en  moest  daarmede  spaar- 
zaam te  werk  worden  gegaan.  In  de  nabijheid  had  Labaar 
zijne  manschappen  en  tirailleur  achter  boomen  geplaatst 
en  onderhield  het  geweervuur  op  de  benting;  daar  de  vij- 
and zich  alleen  voor  de  schietgaten  vertoonde  wanneer  hij 
een  zeker  schot  dacht  te  hebben ,  had  dit  vuur  echter  wei- 
nig uitwerking.  De  versterking  aan  de  noord-  en  westzijde 
van  meer  nabij   verkennende,   ontdekte   de   Roy  een  goed 


Digitized  by  VjOOQIC 


THE  NEW  YOKK 
PUBLIC  LBI<A«Y 


ASTOK.  LENOX  AND 
TILDEN  FOUNDATIONS 


Digitizedby  Google 


CCALatt 


©®  H  J01 


Digitized  by  VjOOQIC 


kta^ 

L 

r 

^ 

-. 

1 

1 

HP^^^^H 

^ 

x^^^^^^F^         ^Mr*!^? 

^^VJ 

• 

H^^^HHp 

1 

L. 

^^^^^^^^^^^^^^^^ "  "-■^■jJ^B^^^^^hflfc^^^L    4B^I 

.,,^ 

r 

E^ 

^^J^^^^fefe.    "-^ 

^yi^k 

1 

r*»**5r  ,,ijt|  J^      -^^I  3 

t^^^Br^'^*'      ^ 

1 

^ 

jQbI.     ]w^^'  ,  ^^^^^*     fc.  ^         ■   '^ 

pn-^yi^ 

^ 

^^^sS^ 

:^^ 

^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^M 

i 

u^^dmltlin  HlSmiU                  1 

mK^, 

é 

^^^    M 

c„*J 

TU>'    tti.^'»    '**>'^^ 

p5ïUCU3«A«^ 


AND 


,-?»"■;»?.»• 


Itiloen 


Digitized  by  VjOOQIC 


191 

pad  dat  van  de  benting  in  noordelijke  rigting  naar  een  klein 
riviertje  liep;  hij  zag  tegelijkertijd  dat  er  aan  den  voet  van  den 
heuvel  Tongka  gelegenheid  was  om  een  kolonne  buiten  het  vuur 
der  benting  te  verzamelen  en  van  daar  een  stormaanval  te 
beproeven.  Van  een  begraafplaats  liep  ook  een  pad  naar 
hel  uiteinde  der  westelijke  face;  en  hoewel  dat  pad  met 
randjoe's  was  beplant,  kon  het  evenwel  niet  als  een  onover- 
komelijke hindernis  aangemerkt  worden.  Het  overige  ter- 
rein om  de  benting  was  met  verhakkingen,  met  gewone  en 
buikrandjoe's ,  zoo  goed  als  stormvrij  gemaakt. 

Schade  van  Westrum  was  bij  het  begin  van  het  gevecht 
met  23  bajonetten  door  van  Vloten  uitgezonden  om  Goenong 
Tongka  om  te  trekken  en  zich  op  den  weg  naar  Teweh 
te  posteren;  reeds  had  hij  berigt  dat  hij  een  bedekte 
stelling  had  ingenomen,  waardoor  elke  vijand  die  uit 
de  benting  vlugtte  hem  noodwendig  in  handen  moest  val- 
len. Met  een  man  der  bezetting  was  dat  reeds  het  geval 
geweest;  de  zoon  van  het  Hoofd  van  Teweh  was  neerge- 
legd. 

Het  mislukken  der  eerste  bestorming  en  vooral  het  sneu- 
velen van  den  kommandant  had  zijn  gewonen  invloed  op 
het  moreel  der  troepen  niet  gemist.  Om  die  reden  en  om 
dat  het  aantal  troepen  op  de  bergvlakte  aanwezig,  te  gering 
was  om  er  met  kans  van  slagen  een  tweeden  aanval  mede 
te  wagen,  achtte  de  Roy  het  noodzakelijk  de  aankomst  der 
kolonne  van  den  linkeroever  af  te  wachten. 

Tegen  1  uur,  toen  Tihon  met  de  voorwacht  op  het  ter- 
rein aankwam,  werd  hem  dadelijk  een  gedekte  stelling  aan- 
gewezen, waarbij  zich  Vetter  met  het  overige  gedeelte  weldra 
hij  hem  aansloot.  —  Labaar  kreeg  last  om  10  man  tot  dekking 
van  het  geschut  achter  te  laten,  de  rest  van  de  kolonne  van 
Violen  te  verzamelen,  zich  daarmede  te  begeven  naar  den 
weg  die  langs  de  begraafplaats  liep,  d&&r  een  bedekte  stel- 
ling in  te  nemen  en  het  signaal  tot  stormen  af  te  wachten. — 


Digitized  by  VjOOQIC 


192 

Beeckman  werd  opgedragen  den  radja  van  Pagattan  aan  te 
sporen  zijne  troepen  gezamenlijk  met  de  onzen  te  doen 
stormloopen.  Na  een  langdurige  beraadslaging  werd  dit 
aangenomen;  een  gedeelte  van  het  korps  Pagaltanners  voegde 
zich  bij  de  kolonne  Labaar  en  de  rest  posteerde  zich  in  bel 
bosch,  nabij  de  kolonne  Tihon.  Beeckman  gaf  de  verzeke- 
ring dat  de  hulptroepen  niet  achter  zouden  blijven  wanneer 
de  soldaten  een  goed  voorbeeld  gaven. 

Tot  voorbereiding  van  den  aanval  liet  de  Roy  nog  eenige 
schoten  en  worpen  doen  en ,  toen  er  weder  een  granaat  in 
de  benting  viel,  het  stormsignaal  blazen.  Een  luid  hoerah 
ging  van  de  kolonne  Tihon  op;  onverschrokken  rukten  de 
flankeurs  van  het  7<^  balaillon  naar  boven ,  tegen  het  vuur 
der  benting;  in  weinige  oogenblikken  waren  Vetter,  Bac- 
kerus  en  een  tiental  flankeurs  reeds  onder  de  benting, 
en  hakten  een  opening  in  de  omheining  die  hen  van  de  boord- 
palissadering  scheidde.  Yan  de  kolonne  Labaar  zag  of  hoorde 
men  echter  niets;  zij  bleef  onbewegelijk  in  hare  stelling: 
en  de  hulptroepen  weigerden  te  stormen  als  de  soldaten  niet 
voorgingen.  Vetter  niet  ondersteund  wordende,  kreeg  de 
geheele  bezetting  tegen  zich,  daar  de  verdedigers  van  de 
westelijke  face,  geen  aanvalskolonne  ziende  opdagen,  hunne 
makkers  op  de  noordface  gingen  versterken. 

Het  vuur  werd  heviger;  om  beter  te  treffen  kropen  de 
verdedigers  op  de  borstweringen.  De  stelling  der  onzen 
werd  onhoudbaar.  Vetter  moest  terug  gaan  met  verlies 
vtn  een  doode,  den  sergeant-majoor  Abderhalden,  en  vier 
gekwetsten. 

Nu  was  de  Roy  verpligt  voor  heden  althans  aan  geen  aan- 
val meer  te  denken ,  doch  te  trachten  zijne  troepen  zoo- 
danig te  plaatsen  dat  de  benting  gedeeltelijk  omsingeld  was. 
Tot  dat  einde  ontving  Labaar,  wien  't  niet  gelukt  was  zijne 
manschappen  vooruit  te  krijgen ,  last  om  eenige  posten 
uit   te  zetten,   in   dier  voege  dat  hij  regts  met  de  rivier 


Digitized  by  VjOOQIC 


193 

en  links  met  de  schildwachten  op  het  plateau  in  verbin- 
ding bleef.  Tihon  moest  zijne  stelling  in  het  boschje  be- 
waren en  gadeslaan  wat  in  de  benting  voorviel.  Het  de- 
tachement aan  de  rivier  werd  op  30  man  gebragt,  en  de 
vivres  aan  den  oever  onder  een  afdak  opgeborgen.  Een  60tal 
manschappen  ontbrak  op  het  appel;  en  daar  de  geringe 
magt  van  Schade  van  Westrum  niet  versterkt  kon  worden, 
liet  de  Roy  dat  detachement  bij  zich  aansluiten.  De  Pagat- 
tanners  kregen  een  opstelling  aan  den  linker-vleugel.  De 
posten  behoorlijk  uitgezet,  hadden  consigne  om  bij  de  min- 
ste beweging  in  de  benting  vuur  te  geven  en  onmiddelijk 
rapport  te  maken. 

Het  was  de  Roy  een  onaangename  tijding  te  vernemen, 
dat  het  overschot  der  artillerie-munitie  zich  bepaalde  lot  2 
granaten  en  A  kartetsen,  en  dat  door  een  noodlottige  ver- 
gissing vergeten  was  de  reserve-slaghoedjes  van  het  bivak 
Hogendorp  mede  te  voeren.  Tot  herstel  van  dit  verzuim 
liet  hij  onmiddelijk  een  praauw  in  gereedheid  brengen  en 
een  korporaal  der  artillerie  met  4  flankeurs  naar  het  bivak 
Hogendorp  vertrekken,  met  last  nog  dienzelfden  nacht  naar 
Tongka  terug  te  keeren.  In  het  gebrek  aan  munitie  voor 
het  geschut  was  zoo  spoedig  niet  te  voorzien;  mogt  een 
derden  aanval  op  den  volgenden  dag  niet  gelukken,  dan 
wilde  de  Roy  voor  de  benting  blijven,  die  insluiten  en 
den  nieuwen  voorraad  munitie  en  vivres  afwachleij,  die 
Du  Puy  met  een  detachement  van  de  Celebes  zou  gaan  halen. 

Tegen  6}  uur  liet  Tihon  door  een  korporaal  en  een  sol- 
daat rapporteren  dat  hij  uit  zijne  stelling  teruggetrokken 
was.  Kort  daarop  kwam  Tihon  zelf  mededeelen  dat  hij  het 
raadzaam  had  geoordeeld  ziju  detachement  (sterk  28  Euro- 
peanen en  22  inlanders)  niet  bloot  te  stellen  aan  insluiting 
of  afsnijding,  daar  zijne  schildwachten  berigt  hadden  dat 
de  vijand  uit  de  benting  liep. 

Een  half  uur  later  meldde  zich  een  Sihonger  aan,  die  daags 

II.  13 


Digitized  by  VjOOQIC 


194 

te  voren  uit  de  benting  ontvlugt  was.     H  ij  gaf  de  volgende 
belangrijke   raededeelingen :    A.ntassari,   goesti  Oemar,  toni- 
monggong  Soerapali  met  zijne  drie  zonen  en  verscheidene 
andere  Hoofden  bevonden  zich  in  de  versterking.  Gedurende^ 
den    opmarsch  der    kolonne    had    Antassari   zelf  de  punten 
aangewezen    die  verdedigd  moesten  worden,  en  was  ook  te 
Pelarie  tegenwoordig   geweest.     De   bezetting  van  goenong 
Tongka   bestond  uit  1000  weerbare  mannen,  waarvan  min- 
stens 100  met  geweren  gewapend;  verder  beschikte  zij  over 
15  lilla's,  een  aantal  donderbussen,  twee  vaatjes  buskruid  en 
een  voorraad  rijst  voor  twee  of  drie  dagen.  In  een  der  menig- 
vuldige grotten  aan  de  Teweh,  voor  onze  troepen  bijna  on- 
toegankelijk, had  Antassari  bij  voorbaat  een  verblijf  laten  ge- 
reed maken,  om  daarop  terug  te  trekken  indien  hij  zijne  stel- 
ling te  goenong  Tongka  moest  opgeven.  —  Een  tweede  Sihonger 
die  tegelijk  met  Antassari  uit  Tongka  ontvlugtte,  deelde  later 
mede,    dat  Antassari  aanvankelijk  zijne  krijgsknechten  ver- 
zekerd had  dat  de  benting  voor  de  blanken  onneembaar  was, 
daar   alle  goede  geesten  met  hem  waren.    Toen  de  kolonne 
van   Vloten  voor  Tongka  was  gekomen  en  het  artillerievuur 
opende,   had   Antassari  zich  evenwel  willen  verwijderen  en 
de  verdediging  der  benting  aan  zijne  onderhoorigen  overla- 
ten; doch  de  andere  Hoofden  hadden  zich  daartegen  verzet, 
onder  bedreiging  dat  zij  zijn  voorbeeld  zouden  volgen.  Daar- 
door was  er  stand  gehouden  tot  den  avond ,  toen  Antassari 
verklaarde   het  niet  meer  te  kunnen  volhouden  en  met  zijn 
gevolg  de  vlugt  nam. 

Ten  einde  de  kolonne  Labaar  den  volgenden  dag  de  be- 
storming gemakkelijk  te  maken,  nam  de  Roy  het  vrijwillige 
aanbod  van  vier  kettinggangers  aan,  om  de  randjoe's  op  te 
ruimen  in  het  pad  dat  langs  het  dayaksche  graf  naar  de 
benting  liep.  Om  9}  uur  uitgezonden,  kwamen  zij  tegen  2 
uur  na  middernacht  met  een  grooten  bundel  randjoe*s  lerug 
en  berigtten  dat  de  benting  niet  verlaten  was.    Voor   ieder 


Digitized  by  VjOOQIC 


195 

schielgat  stond  een  schildwacht  op  post ;  de  bezetting  hield  zich 
zoo  stil  mogelijk;  alleen  van  nabij  hoorde  men  het  gejoel  van 
een  menigte  stemmen,  en  het  gebeden  prevelen  der  priesters. 

Den  geheelen  nacht  regende  het  vrij  hevig;  geen  enkel 
schot  stoorde  overigens  de  rust;  aan  de  westelijke  face  zag 
men  nu  en  dan  lichten  bewegen. 

Vroeg  in  den  morgen  liet  de  Roy  de  troepen  aantreden. 
De  kolonne  Labaar  bleef  in  de  stelling,  waarin  zij  den  nacht 
had  doorgebragt.  Een  detachement  van  25  man  werd  op 
den  linkeroever  geplaatst ;  een  ander  van  gelijke  sterkte  op 
het  punt  van  waar  Tihon  's  avonds  was  teruggetrokken;  ter- 
wijl de  Pagattanners  bevel  kregen  zich  onder  leiding  van 
Beeckman  en  Schade  van  Westrum  te  plaatsen  op  den  weg 
naar  Teweh. 

Reeds  waren  de  troepen  in  opmarsch,  toen  het  bleek  dat 
alle  verdere  bewegingen  overbodig  waren.  Dij  het  eerste  dag- 
licht namelijk  hadden  eenige  inlandsche  soldaten  van  Labaar 
bespeurd  dat  de  benting  verlaten  was ;  een  patrouille  ter  ver- 
kenning derwaarts  gezonden ,  vond  de  deur  aan  de  westzijde 
open  en  drong  naar  binnen.  De  bezetting  had  juist  den  allogt 
geblazen.  Eenige  palissaden  aan  de  oostzijde  uit  den  grond 
genomen,  vormden  de  opening  waardoor  zij  ongezien  den  weg 
naar  Teweh  had  kunnen  bereiken. 

Weinige  oogenblikken  nadat  er  soldaten  op  de  borstwering 
gezien  waren ,  was  de  benting  opgepropt  met  troepen.  De 
Pagattanners  hieven  een  oorverdoovend  geschreeuw  aan  en 
gaven  zich  dadelijk  aan  plundering  over. 

De  versterking  bestond  uit  een  onregelmatigen ,  gebastion- 
neerden  vierhoek,  waarvan  de  Z.  en  0.  facen  7,0  en  60 pas, 
de  0.  en  W.  facen  50  en  45  passen  lang  waren.  Achter  de 
4.50  el  hooge  palissadering  bevond  zich,  op  een  hoogte  van 
3  el,  een  doorloopend  banket.  Een  tweede  rij  palissaden, 
aan  den  voet  van  dat  banket  geplaatst,  vormde  met  de  eerste 
het  ligchaam  der  borstwering,  daar  de  tusschenruimte  met 


Digitized  by  VjOOQIC 


196 

horizontaal  liggende  bamboe's  was  aangevuld.  Hel  gedeelte 
boven  het  banket  had  men  met  roltan's  versterkt.  Om  de 
bènting  was  een  omheining  aangebragt  van  twee  rijen  palis- 
saden op  een  onderlingen  afstand  van±  3  el  van  elkander  ge- 
plaatst, waar  lusschen  buik-  en  gewone  randjoe's  geplant  wa- 
ren. In  de  beuling  stond  slechts  een  enkel  op  palen  gebouwd 
huis ,  ongeveer  38  pas  lang  en  26  pas  breed,  met  sirappen  dak, 
van  binnen  goed  bewerkt,  en  in  verschillende  kamers  ver- 
deeld, liet  vertrek  waarin  Antassari  zijne  vergaderingen 
hield,  bevatte  een  troon  met  drie  trappen.  In  de  binnenruimte 
vond  men  een  tienlal  smoorkuilen  met  water  gevuld,  elk 
voorzien  van  twee  zwabbers ;  aan  den  voet  der  borstwering 
stonden  tonnen  met  waler ,  waarin  groote  bamboe-spuilen 
waren  geplaatst.  Bovendien  waren  vier  groote  praauwen 
met  drinkwater ,  een  aantal  manden  met  rijst  gevuld. 

Uit  hetgeen  de  bezetting  achterliet,  bleek  de  overhaasting 
harer  vlugt.  Drie  lijken  lagen  nog  onbegraven ;  in  een  er  van 
herkende  men  het  vroegere  Hoofd  van  Pakoe.  Elf  lilla's  van 
verschillend  kaliber  stonden ,  een  voet  boven  den  bega- 
nen  grond,  zoodanig  in  batterij  dat  zij  een  kruisvuur  op  de 
toegangen  maakten.  Een  groote  scheepskijker  was  op  het 
bastion  geplaatst  en  gesteld  in  de  rigting  van  onze  stelling. 
Behalve  twee  donderbussen  en  een  zeer  groot  aantal  lansen, 
ontdekte  men  nog  onder  het  huis  een  mand  gevuld  met 
projectilen  van  verschillend  kaliber,  en  20  kardoezen  (waar- 
schijnlijk afkomstig  van  de  Onrust).  Onder  de  vele  voorwer- 
pen ,  als  kleedingstukken ,  borden ,  schrijftrommels ,  die  in 
Anlassari's  vertrekken  aangetroffen  werden,  merkte  men  ook 
een  groote  scheepslantaarn  op. 

Overal  ontwaarde  men  de  vernielende  uitwerking  van  ons 
vuur,  nergens  een  kogelvrije  plaats;  het  huis  was  doorboord 
van  granaten;  geheele  stijlen  waren  verbrijzeld,  aan  den 
trap  sporen  van  bloed  zigtbaar;  de  vijand  moest  groote  ver- 
liezen geleden  hebben. 


Digitized  by  VjOOQIC 


197 

Terwijl  de  Pagattanners  naar  hartelust  roorden  en  plun- 
derden, zag  men  de  eenvoudige  Sihongers  onder  leidingvan 
Soeta  Ono  bezig  aan  het  te  water  brengen  van  elf  zeer 
groote  djoekongs.  Ten  einde  de  hulptroepen  niet  langer 
in  de  benting  te  houden  dan  noodig  was ,  gaf  de  Roy  toe 
aan  het  dringend  verlangen  van  den  radja  van  Pagattan  om 
het  huis  in  brand  te  steken.  Onder  het  gejuich  der  woeste 
bende,  sloegen  spoedig  de  vlammen  omhoog;  een  bepaald 
aantal  kettinggangers  droeg  zorg,  dat  de  brand  niet  eindigde 
voordat  de  geheele  borstwering  door  het  vuur  verteerd  was. 

Buiten  de  versterking  stonden  de  troepen  weder  aange- 
treden ;  geen  man  ontbrak  nu  op  het  appèl ;  de  geheele  ko- 
lonne  bragt  de  laatste  eerbewijzen  aan  het  overschot  van 
Tan  Vloten,  dat  onder  het  knetteren  der  vlammen  van  het 
veroverde  Tongka,  plegtig  ter  aarde  besteld  werd.  Daarna 
werd  op  den  top  des  heuvels  het  bivak  betrokken ,  werden 
posten  uitgezet  en  patrouilles  uitgezonden.  Daar  men  van 
het  Koeteinesche  leger  niets  vernam,  werd  den  volgenden 
dag  (10  November)  den  terugmarsch  begonnen. 

Antassari's  slrijdbenden  verspreidden  zich  na  den  val  van 
Tongka  op  nieuw.  Antassari's  willekeur  moede  en  overtuigd 
van  zijn  onmagt,  zocht  ieder  een  goed  heenkomen.  Menig- 
een bereikte  echter  zijn  woonplaats  niet  meer;  zonder  leef- 
logt  dwaalden  de  ongelukkigen  door  de  wouden,  velen  stier- 
ven van  gebrek  en  uitputting.  De  Hoorden  zelfs  betwistten 
elkander  op  het  leven  af,    een  eetbaren  wilden  stronk. 

De  verdrijving  van  Antassari  uil  G.  Tongka,  dat  geduchte, 
onbereikbare  G.  Tongka,  waarheen  reeds  drie  vergeefsche  togten 
ondernomen  waren,  mogt  met  regt  een  zeer  belangrijke  ge- 
beurtenis heeten.  De  val  der  onneembaar  genoemde  sterkte 
in  het  onbekende  gebied  van  Antassari,  maakte  ongetwijfeld 
diepen  indruk  op  de  Dayaksche  stammen,  die  nog  in  den 
waan  verkeerden  dat  men  de  magt  der  Hollanders  diep 
in  het  binnenland  kon  weerstaan;  de  onderwerping  in  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


198 


zuiden  begonnen,  beloofde  daardoor  ook  in  de  noordelijke  ge- 
westen meer  algemeen  te  worden.  Was  Antassari's  nederlaag 
dus  uit  een  staatkundig  oogpunt  van  het  grootste  gewigt, — 
als  wapenfeit  blonk  evenwel  de  togt  naar  6.  Tongka  meer  uit 
door  de  stoutheid  en  volharding  gedurende  den  opmarsch,  dan 
door  de  taktische  handelingen  op  de  kampplaats  zelve  en  door 
den  uitslag  van  het  gevecht.  Moeten  wij  hulde  brengen  aan  de 
verdiensten  van  den  aanvoerder,  die  met  een  ziek  ligchaam 
nog  zooveel  geestkracht  aan  den  dag  legde  in  het  volvoeren 
van  zijn  ongeloofelijk  zware  taak,  gedurende  dien  dagen  langen 
marsch  in  een  geheel  onbekend  land,  —  te  veel  vermetelheid 
merken  wij  op  in  zijne  handelingen ,  toen  hij  eindelijk  het 
doel  nabij  was.  De  naam  van  Tongka  toch  was  sedert  vele 
maanden  op  aller  lippen ;  het  verdedigingsvermogen  der  ver- 
sterking, het  aantal  strijders  onder  den  gevreesden  pangerang 
Antassari  en  den  beruchten  tommonggong  Soerapati  daar 
vereenigd,  waren  door  valsche  berigten,  door  de  gewone 
overdrijving  fabelachtig  groot  geworden,  hadden  in  de  verbeel- 
ding der  inlanders  reuzenvormen  aangenomen;  de  inspan- 
ning die  het  gekost  had  om  tot  Tongka  door  te  dringen, 
de  vermoeijenissen  die  doorgestaan  waren  en  de  uitputting 
waartoe  men  van  lieverlede  geraakt  was,  droegen  het  hunne 
bij  om  den  man  bijzonder  vatbaar  te  maken  voor  nadeelige 
indrukken.  Op  die  gronden,  ook  om  goede  vruchten  van 
de  onderneming  te  plukken,  om  de  les  gevoelig  voor  den 
vijand,  den  uitslag  schitterend  voor  ons  te  maken,  ware  het 
raadzaam  geweest  met  alle  middelen  die  ons  ten  dienste 
stonden,  met  alle  kracht  de  benting  aan  te  vallen.  De  ontij- 
dige bestorming  der  benting  met  een  gedeelte  slechts  der 
beschikbare  magl,  terwijl  de  kolonne  de  Roy  zich  nog  op  den 
linkeroever  bevond,  was  een  dier  roekelooze  daden  die  alleen 
door  het  gelukken  gereglvaardigd  worden.  De  mislukking 
daarvan,  de  dood  vooral  van  den  dapperen  aanvoerder  werkten 
allemadeeligst  op  het  moreel  des  soldaats,  en  op  dat  der  tal- 


Digitized  by  VjOOQIC 


199 

rijke  ongedisciplineerde  hulptroepen.  De  goede  maatregelen 
daarna  door  de  Roy  genomen,  het  beleid  door  hem  aan  den 
dag  gelegd,  konden  dien  indruk  niet  geheel  wegnemen. 
Wij  zagen  het  aan  de  weigering  tot  stormloopen  van  een 
kolonne,  aan  het  verlaten  harer  stelling  van  een  andere, 
aan  het  verdwijnen  uit  de  gelederen  van  een  aantal  soldaten. 
Dat  de  chef  eener  expeditie  zich  reeds  dadelijk  aan  het  hoofd 
der  stormkolonne  plaatst,  verdient  evenmin  goedkeuring  als 
dat  de  kommandant  van  een  stormkolonne,  bij  weigering 
zijner  manschappen,  nalaat  des  noods  alléén  op  de  borst- 
wering af  te  gaan.  Het  overdrevene  denkbeeld  dat  bij  de 
kolonne  heerschte  omtrent  de  sterkte  des  vijands,  werkte 
even  nadeelig  op  den  goeden  uitslag,  als  de  geringschatting, 
de  overmoed  van  den  aanvoerder.  Ofschoon  men  nu  binnen 
U  uren  tijds  met  gering  verlies  meester  van  de  stelling 
werd,  bij  een  juister  toepassing  der  taktische  beginselen, 
zou  de  overwinning  zeker  luisterrijker  geweest,  zouden pan- 
gerang  Antassari  en  tommonggong  Soerapati  welligt  in  onze 
handen  gevallen  zijn. 

De  expeditionaire  magt  werd  te  Mengkatip  weder  ontbon- 
den. Tot  belooning  voor  de  verleende  hulp,  werd  het  land- 
schap Koesan  bij  het  rijk  van  den  radja  van  Pagatlan  gevoegd, 
terwijl  den  pangerang  Mak  Tata  het  bestuur  over  Baloe 
Liljin  werd  opgedragen.  Pangerang  Abdoel  Kadir,  vroeger 
Hoofd  van  Koesan,  Batoe  Litjin  en  LautPoeloe,  behield  alleen 
het  bestuur  over  Laut  Poeloe. 

Als  een  gevolg  der  herhaalde  bevelen  van  den  resident , 
of  nog  waarschijnlijker  door  de  onderwerping  van  Lehman , 
die  de  schaal  ten  nadeele  van  de  partij  des  opstands  deed 
overhellen,  kwam  (1  December)  de  vorst  van  Tjingal ,  Me- 
noengoel  en  Bangkalaan  met  een  honderdtal  volgelingen  ter 
hoofdplaats  aan ,  en  stelde  zich  ter  beschikking  van  het  be- 
stuur. Yan  zijn  oprukken  tegen  Hidayat  was  niets  gekomen; 
hij  gaf  voor  getracht  te  hebben  Hidayat  tot  zich  te  lokken 


Digitized  by  VjOOQIC 


200 

door  te  beloven  hem  gelegenheid  tot  ontvlugten  te  geven , 
doch  van  plan  geweest  te  zijn  hem  gevangen  te  nemen.  Ui- 
dayat  had  echter  zijn  voornemen  doorgrond.  De  daartoe 
betrekkelijke  briefwisseling  werd  den  resident  aangeboden. 

Ook  het  Hoofd  van  Tjantong  kwam  zijn  opwachting  te 
Bandjer  maken  en  vernam  uit  den  mond  van  den  resident 
dat  de  sluikhandel  in  wapens  en  munitie  door  zijne  onder- 
danen met  onze  vijanden  gedreven,  het  bestuur  niet  onbe- 
kend was.  De  Vorst  ontkende  daaraan  deel  genomen  te 
hebben  en  beloofde  voortaan  de  voorschriften  van  de  rege- 
ring gelrouw  te  zullen  nakomen.  —  Van  Passir  ontving 
men  geen  nadere  'tijdingen. 

Een  aantal  Hoofden  der  Boven-Kapoeas  kwam  te  Bandjer 
den  eed  van  trouw  afleggen  in  handen  van  den  resident.  De 
stand  der  zaken  in  die  afdeeling  was  zeer  gunstig. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  Xll. 


ONDERNEMING  TBGKN  BBNOKA  LAWAS.  —  GEVECHT  TB  DJATOU.— 

BBRIGTEN  OMTRENT  HIDAYAT.   —  DE  ORANG  BEAMAttL  TE  HAM- 

PANG.  —  GEVECHTEN  TE  KRIA  WADJAJA  BEPINTOE.  —  BERIG- 

TBN     VAN    DEMANG    LEHMAN.    —    CONTROLEUR  FüIJCK  TB 

MARGASARIE   VERMOORD.  —  ONDERGANG  DER  PATROUILLE 

CROES.  —  PANGERANG  MOEDA  BIEDT   ZIJNE  DIENSTEN 

AAN,  —  TERUGKEER  VAN  LEHMAN.  —   VRIJGELEIDB 

VOOR  HIDAYAT.  — 

Zeer  uiteenloopend  waren  de  berigten  die  kapitein  van  Lan- 
gen, kommandant  der  mobiele  kolonne  te  Kaloewa,  naar  Amoen- 
Ihay  zond.  Nu  eens  stond  er  een  groole  magt,  niet  minder 
dan  1000  man  en  200  Dayaks  van  den  stam  Ot-Danom , 
gereed  om  onze  posten  aan  te  vallen,  dan  weder  trok  de 
vijand  angstig  in  de  wildernis  terug.  Een  praauw ,  waarmede 
de  i^  luitenant  Meis  en  onderadjudant  Vogel  wegens  ziekte 
naar  Amoenthay  werden  vervoerd,  werd  tusschen  S.  Anjer  en 
S.  Doerian  beschoten.  De  adjudant-onderofficier  Rosenberg, 
den  40*°  December  op  patrouille  naar  Tandjong,  sloeg  een 
bende  uit  elkander  die  juist  de  rivier  overtrok,  en  bragt 
haar  eenige  gewonden  toe.  Twee  dagen  later  wilde  de 
vijand  te  Benoea  Ranlau  een  benting  oprigten,  doch  werd 


Digitized  by 


Google 


202 

daarin  door  het  kampongsvolk  verhinderd.  De  vrees  der  goed- 
gezinde bevolking  voor  den  steeds  overmoedigen  vijand  nam 
echter  steeds  toe. 

Zoodra  het  water  begon  te  vallen  en  het  terrein  in  den 
omtrek  van  Amoenlhay  min  of  meer  begaanbaar  werd ,  rukte 
de  Veer  de  Rochemont  uit  om  den  vijand  van  Benoea 
La  was  te  verdrijven.  Gedurende  den  hoogen  waterstand  had 
deze  zijne  stelling  met  een  aantal  verschansiogen  versterkt 
en  nu  en  dan  strooptogten  in  den  omtrek  gemaakt.  Alle 
vroegere  pogingen  in  het  werk  gesteld  om  Benoea  Lawaste 
naderen,  waren  mislukt ;  op  een  uur  afslands  van  de  plaats  gin- 
gen de  soldaten  reeds  tot  aan  de  borst  in  het  water.  Volgens 
de  berigten  bedroeg  het  aantal  vijanden  meer  dan  1000  man. 

Den  13®"  December  wilde  de  Veer  de  Rochemont  met  eenige 
troepen  naar  Kaloewa  gaan  om  aldaar  twee  kolonnes  van  70  en 
80  bajonetten  zamen  te  stellen,  zoo  mogelijk  elk  van  een  kanon  of 
houwitser  en  van  een  mortier  voorzien.  Van  Langen  zou  met  de 
eene  over  Benoea  Rantau,  de  Veer  met  de  tweede  langs  soengej 
Anjer  naar  Benoea  Lawas  oprukken ;  terwijl  uit  Amoenthay 
een  derde  kolonne ,  ook  70  bajonetten  sterk ,  onder  kapitein 
van  Bennekom  langs  den  binnenweg  de  vijandelijke  stelling 
zou  naderen.  Daar  echter  de  stoomsleper  van  Os,  den  12«° 
met  troepen  naar  Lampehon  gezonden ,  bij  kampong  Selas- 
sie  op  een  onderwater  liggenden  boom  was  vast  blijven  zitten, 
en  behalve  de  Linganesche  hulptroepen  alle  beschikbare  ket- 
tinggangers  derwaarts  gezonden  moesten  worden,  kon  de 
voorgenomen  togt  op  den  bepaalden  dag  niet  doorgaan.  Den 
14en  raakte  de  van  Os  evenwel  los  en  begaf  de  Veer  zich 
daarop  naar  Kaloewa. 

Van  Pringin  kwamen  intusschen  berigten  in,  dat  goesti 
Masoed,  Antassari's  zoon,  met  800  man  die  plaats  bedreig- 
de; terwijl  van  Moeara  Ayoe  gemeld  werd  dat  de  tommong- 
gongs  Stagapali,  Ma-Koeniji  en  Ma-Pantji  met  eenigvolk  uit 
Doesoen  waren   gekomen   om  beratip-beamaalvergaderingen 


Digitized  by  VjOOQIC 


203 

te  houden.  De  Veer  nam  wel  eenige  maatregelen  van  voor- 
zorg, doch  liet  zich  van  den  voorgenomen  togt  naarBenoea 
Lawas  niet  terug  houden. 

Den  15*^"  rukten  de  drie  kolonnes  tegen  Benoea  Lawas  op. 
Den  loop  der  soengej  Anjer  volgende,  ruimde  de  kolonne 
de  Veer  eerst  twee  versperringen  in  de  rivier  op,  en  bleef 
daarna  in  het  gezigt  der  vijandelijke  stelling  stand  houden, 
tot  dat  een  der  kolonnes  die  in  de  flanken  moesten  debou- 
cheren ,  zou  aangekomen  zijn.  De  vijand  begon  te  schelden, 
en  de  troepen  uit  te  dagen.  ^Blanda  takot"  (de  Hollanders 
durven  niet)  klonk  het  gedurig  van  de  borstwering. 

Dat  de  troepen  wel  durfden,  ontdekte  hij  spoedig,  toen 
tegen  HJ  uur  het  geschut  van  de  kolonne  van  Langen  zich 
liet  hooren,  en  dadelijk  een  stormaanval  volgde  waardoor 
twee  veldwerken  in  onze  handen  vielen.  De  Rocliemont 
rukte  nu  ook  op,  en  bragt  door  een  wel  gerigt  kartets-  en 
geweervuur  den  vlugtenden  vijand  veel  verlies  toe.  De  kolonne 
van  Bennekom  was  inmiddels  in  de  regterzijde  der  positie 
gekomen  en  ving  de  vlugtenden  aan  dien  kant  op.  Naar  alle 
riglingen  uiteen  stuivende,  met  dooden  en  gekwetsten  beladen, 
liet  de  vijand  de  troepen  meester  van  het  slagveld.  Tien 
lijken,  twee  gevangenen,  een  aantal  vaandels,  geweren,  don- 
derbussen  ,  lilla's ,  lansen  en  klewangs  vielen  den  onzen  in  han- 
den.   De  overwinning  was  volkomen. 

Terwijl  de  troepen  de  vijandelijke  stelling  bezetten,  kwam 
een  vijandelijk  Hoofd,  tommonggong  Raksa  Negara,  met  eenige 
volgelingen  op  zijne  schreden  terug  om  de  handelingen  derko- 
onne  te  bespieden,  liet  gelukte  den  onder-adjudant  Busscher 
met  eenige  bajonetten  hem  te  achterhalen,  om  te  gaan  en  te 
dooden.  De  missigit  door  medewerking  van  den  w**.  regent  ver- 
sterkt zijnde,  werd  door  van  Langen  met  90  bajonetten  en  een 
3ponder  bezet,  terwijl  de  Rochemont  en  van  Bennekom  langs 
twee  wegen  doormarcheerden  naar  soengej  Doerian,  waar 
een  tweede   versterkte  positie    bezet   was.    Van  Bennekom 


Digitized  by  VjOOQIC 


204 

viel  de  linkerflank  aan ,  en  joeg  de  bezetting  in  de  armen 
van  de  Rochemont;  ook  hier  was  het  pleit  spoedig  beslist, 
en  nadat  de  versterkingen  met  den  grond  waren  gelijk  ge- 
maakt, werd  de  terugmarsch  naar  Amoenthay  aangenomen. 
Dit  gevecht  kostte  ons  slechts  vijf  gewonden. 

Den  15*°  's  avonds  was  von  Ende  met  50  man  van 
Tameang  Layang  opgerukt,  had  over  Kamoes  den  weg  naar 
Kaloewa  ingeslagen,  en  zich  op  twee  uren  afstands  van 
Benoea  Lawas  in  hinderlaag  gelegd  om  den  vluglendea  vij- 
and op  het  lijf  te  vallen.  Hij  wachtte  echter  te  vergeefs; 
de  vijand  waagde  zich  niet  meer  op  de  wegeiv 

's  Anderen  daags  rukte  van  Bennekom  met  80  bajonetten 
naar  Benoea  Lawas,  om  naar  omstandigheden  in  de  rigting 
van  Pringin  of  van  Tabalong  te  opereren.  De  val  van  Benoea 
Lawas  waarbij  panghoeloe  Abdoel  Rasid  —  de  dweepziekste 
leider  der  beratip's  —  het  leven  liet,  had  evenwel  zoo  groote 
verslagenheid  Ie  weeg  gebragt,  dat  nergens  meer  van  beratip- 
vergaderingen  of  van  troepenvereenigingen  vernomen  werd. 
Van  Langen  ontmoette  den  47«^"  op  een  verkenning  naar 
Pringin  een  bende  Viin  60  muitelingcn,  die  dadelijk  op  de 
vlugt  werd  geslagen,  's  Anderen  daags  drong  de  dd.  of- 
ficier Vogel  door  tot  het  meer  van  Doerian,  zonder  eenige 
ontmoeting.  De  bewoners  van  Kaloewa ,  Benoea  Lawas  en  na- 
burige kampongs,  die  misschien  gedwongen  waren  een  dub- 
belzinnige rol  te  spelen,  kwamen  weder  vergiffenis  smeeken 
en  beloofden  trouw  aan  het  gouvernement  —  Op  een  berigt  dat 
er  zich  vijanden  te  Mangkoesin  ophielden ,  marcheerde  de 
kolonne  van  Bennekom  den  21 «"  van  Tandjong  derwaarts. 
Daar  vernam  hij  dat  de  bende  op  Palawanang  was  terug- 
getrokken. Zijn  marsch  voortzettende  hoorde  hij  weldra  in 
de  verte  het  bekende  Ilhallah.  Niet  onbemerkt  kunnende 
naderen,  zag  hij  de  biddenden  op  de  vlugt  slaan ,  en  joeg 
hen  een  kartets  achterna ,  waardoor  een  man  sneuvelde 
wiens  lijk  in  zijne  handen  viel.    Den  ^3"^  rukte  de  mobiele 


Digitized  by  VjOOQIC 


205 

kolonne  van  Benoea  Lawas  in;  een  langer  verblijf  der  ver- 
moeide troepen  in  die  moerassige  streek  zou  het  groot  aan- 
tal zieken  slechts  doen  toenemen.  De  Linganezen  en  de 
hulptroepen  van  den  w**.  regent  namen  hunne  plaats  in. 

Het  beratip  beamaal  drong  door  in  de  afdeeling  AUei ;  al- 
thans een  dweepzieke  bende  van  200  man  poogde  het  te  ver- 
breiden en  viel  in  den  kampong  Djatoh.  Toen  van  der  Heijden 
hiervan  omstreeks  10  uur  in  den  morgen  van  5  December 
kennis  kreeg,  spoedde  hij  zich  derwaarts  aan  het  hoofd  van 
50  bajonetten  onder,  de  dd.  officieren  Koch  en  van  Halderen 
en  een  berghouwitser ,  bij  ontstentenis  van  arlilleristen  door 
den  korporaal  der  infanterie  Smit  en  twee  flankeurs  bediend. 
Anderhalf  uur  later  werd  hij  in  de  nabijheid  van  Djatoh 
met  geweren  beschoten,  waarna  een  drom  van  ruim  200  in 
het  wit  gekleede  beratip's  uit  een  peperbosch  te  voor- 
schijn traden.  Aangevoerd  door  een  jeugdig  Hoofd,  dat  zich 
door  gele  kleeding  en  witten  tulband  van  de  menigte  onder- 
scheidde, naderde  de  bende,  biddende  ,  tandakkende  en 
met  lans  en  klewang  zwaaijende,  tot  op  40  pas  van  de 
kolonne,  die  een  langwerpig  carré  gevormd  had  met  den 
houwitser  aan  de  frontzljde.  Het  vuur  door  van  der  Heijden 
bevolen,  velde  menig  vijand,  maar  hield  de  anderen  niet 
terug.  Steeds  tandakkende  en  biddende,  drongen  zij  door 
tot  op  10  pas  van  het  carré;  de  houwitser  was  weder 
geladen.  >Vuur"  klonk  het  nog  eens  uit  den  mond  van 
den  kommandant;  maar  èn  het  pijpje  van  den  houwitser  én 
een  aantal  geweren  weigerden.  Eenige  vijanden  komen  nu 
over  den  houwitser  binnen  het  carré ;  de  aanvoerder  in  het 
geel  vooraan.  Korporaal  Smit  krijgt  een  lanssteek  op  het 
oogenblik  dat  hij  de  lading  op  nieuw  aanzet;  van  Halderen 
doodelijk  getroffen  (1)  valt  onder  twee  klewangslagen,  bij 
het  opzetten   van   een   nieuw   pijpje.     De   pistool  van  van 

(1)  Hij  overleed  den  26eu  December  in  het  Teld-hospitnal. 


Digitized  by  VjOOQIC 


1^06 

der  Heijden  weigert  ook,  toen  hij  het  Hoofd  wil  neerschie- 
ten. Dat  kloeke  Hoofd  dringt  op  hem  in  en  heeft  de  punt 
der  lans  reeds  op  zijn  borst.  Koch  springt  toe,  weert  met 
de  sabel  den  stoot  af,  maar  stort  zelf  met  lans  en  kris 
doorboord,  doodelijk  getroffen  neder.  Flankeur  Wuthrich 
velt  den  aanvoerder  in  't  geel;  allen  die  in  het  carré  zijn 
gedrongen,  hebben  't  met  hun  leven  geboet.  De  manschap- 
pen hebben  als  een  rots  gestaan,  en  de  aanvallers  afgeweerd. 
Zoodra  het  Hoofd  is  gevallen,  kiezen  de  overigen  het  hazenpad; 
ZLj  slepen  een  aantal  lijken  met  zich  in  de  struiken.  Yan  der 
Heijden  telt  vijf  zwaargewonden,  waarvan  er  drie  later  over- 
leden; ook  Koch  bezweek  aan  zijne  wonden  en  stierf  in  de 
armen  van  zijn  kapitein  dien  hij  het  leven  redde. 

Van  der  Heijden  zendt  een  inlander  naar  Barabei-ie  met 
schrillelijken  last  om  eenige  versterking  naar  Djatoh  te  zen- 
den; hij  herinnert  zijne  braven  aan  hun  pligt  om  den  hou- 
witser tot  den  laatsten  man  te  verdedigen  wanneer  men  an- 
dermaal handgemeen  mogt  worden,  en  vervolgt  digt  opge- 
sloten den  marsch  naar  de  missigit,  die  sterk  bezet  heette 
en  nog  genomen  moest  worden.  Aan  de  woning  van  den  pem- 
bekkel  gekomen,  wordt  positie  genomen;  daar  wijdt  men 
de  noodige  zorgen  aan  de  gewonden  en  wacht  men  de  ver- 
sterking af. 

Spoedig  kwam  de  Reussy  met  20  bajonetten  aan;  de  mis- 
sigit werd  nu  verkend,  doch  geen  vijand  meer  gevonden. 
Een  tal  van  bloedsporen  dat  overal  den  grond  kleurde,  was 
alles  wat  de  vijand  had  achtergelaten.  Kampong  Djatoh  werd 
nog  gedurende  twee  dagen  bezet,  waardoor  de  bevolking  te- 
rugkwam en  de  orde  en  rust  althans  schijnbaar  wederkeerden. 

Den  8*^"  vernam  men  dat  te  kampong  Paya  Ketjiel,  in  een 
afgezonderd  huis,  een  beratip-vergadering  werd  gehouden. 
De  1®  luitenant  Strengaerts  met  50  bajonetten  en  een  hou- 
witser, en  de  1*"  luitenant  Voogt  met  4-0  bajonetten  gingen 
legen  2}  uur  reeds   op  marsch  en  poogden  langs  verschil- 


Digitized  by  VjOOQIC 


207 

lende  wegen  dien  kampong  te  bereiken.  Strengaerts  kwam 
over  Rantau  om  6}  uur  te  Bakon,  waar  hij  vernam  dat 
Paya  Ketjiel  nog  een  uur  gaans  verwijderd  was;  hij  besloot 
den  vijand  tegen  het  aanbreken  van  den  dag  te  overvallen. 
Toen  de  maan  was  ondergegaan,  zond  hij  een  sluippatrouille 
uit,  die  rapporteerde  dat  Paya-Ketjiel  uit  één  huis  bestond. 
Den  volgenden  morgen  werd  de  woning  omsingeld  en  ver- 
laten gevonden.  Op  den  terugmarsch  zag  men  een  paar  in- 
landers met  witte  tulbanden,  waarvan  er  een  met  gevelde 
lans  op  de  spits  afkwam  en  neêrgjelegd  werd. 

Voogt  kwam  tegen  61^  uur  te  Paya-Ketjiel,  zag  een  twaalf- 
tal gewapenden  de  vlugt  nemen,  nam  daarop  den  terug- 
marsch aan,  en  bereikte  ten  8i  uur  weder  de  benting  te 
Barabei-ie. 

Nabij  Limpasso  was  den  34 «"  Julij  een  onzer  spionnen, 
Raché  genaamd ,  in  handen  van  den  vijand  gevallen.  Na  vier 
maanden  gevangenschap  wist  hij  te  ontkomen,  kwam  den 
40*  December  te  Barabei-ie  terug  en  gaf  de  volgende 
belangrijke  mededeelingen.  Voor  Hidayat  gebragt,  was  hij 
in  het  blok  gesloten  doch  later  daaruit  ontslagen.  Hidayat 
bevond  zich  in  de  Riam  Kiwa,  op  twee  marschdagen  afslands 
van  Pengaron.  Thans  was  demang  Lehman  ook  daar,  om 
hem  tot  onderwerping  over  te  halen;  hij  prees  de  hande- 
lingen van  het  bestuur  en  toonde  gelden  die  hij  ontvangen 
had. 

ïlk  verlaat  u  niet,  zou  hij  gezegd  hebben,  voor  dat  gij 
>u  onderworpen  hebt;  doet  gij  't  niet,  dan  breng  ik  desol- 
ïdaten  van  het  Nederlandsch  gouvernement  hier.  Ik  ga  dan 
waar  AUei  en  zal  Karta  Negara  mijn  42  Javaansche  soldaten 
Herugvragen;  geeft  hij  die  niet  goedwillig  terug,  dan  ont- 
>hoofd  ik  hem." 

Hidayat  was  ziekelijk,  in  lompen  gekleed,  en  kon  slechls 
eenmaal  per  dag  een  weinig  rijst  te  eten  krijgen;  met  sayor 


Digitized  by  VjOOQIC 


208 

van  jonge  bamboe  werd  zijn  karig  maal  aangevuld.  Hij  leende 
gaarne  het  oor  aan  de  voorstellen  van  Lehman,  dochpange- 
rang  Wiera,  pangerang  Kasoema  Indra  en  andere  Hoofden 
hielden  hem  nog  terug.  Een  aantal  Hoofden  en  vrouwen  van 
de  vorstelijke  familie,  waren  ten  gevolge  der  ontberingen 
reeds  bezweken.  Raché  gafhunne  namen  op.  Pangerang  Amin 
Oelah  had  aan  Hidayat  geschreven  dat  Karta  Negara  een  sterke 
benling  te  Penitie  Biroe  opgerigt  en  met  moed  verdedigd 
had;  toch  hadden  de  soldaten  er  zich  meester  van  gemaakt 
en  de  bezetting  nagenoeg  geheel  over  de  kling  gejaagd.  Het 
bleek  daaruit  dat  de  strijd  met  de  Hollanders  niet  vol  te  hou- 
den was ;  daarom  wilde  hij ,  Amin  Oelah ,  zich  eerlang  ook 
onderwerpen. 

Te  Benoea  Soengey  overviel  Voogt  met  een  50tal  bajo- 
netten den  10*^°  een  aantal  beratip's  en  joeg  hen  op  de 
vlugt.  Drie  inlanders  met  lans  en  klewang  in  de  hand  wer- 
den afgemaakt;  eenige  door  den  vijand  verwonde  inlanders 
ter  verpleging  naar  Barabei-ie  medegevoerd. 

Van  der  Heijden  lag  den  meesten  ijver  aan  den  dag  ia 
het  opsporen  en  verdrijven  der  orang  beamaal.  Om  het  voort- 
planten van  het  kwaad  te  voorkomen,  hield  hij  de  bevolking  met 
openbare  werken  bezig,  en  zond  hij  in  verschillende  rigtingen 
spionnen  uit  om  zekere  berigten  in  te  winnen  omtrent  het 
verblijf  en  de  plannen  der  geestdrijvers  en  naauwkeurig  daar- 
over ingelicht  te  worden.  Het  kampongshoofd  Dirlja  werd 
opgedragen  ,  hem  met  gewapende  bevolkings-patrouilles 
hierin  behulpzaam  te  zijn. 

Spoedig  vernam  men  dat  een  bende  beratip's  tusschen 
Ilong  en  Kapan  vereenigd  was  en  op  Mendingin  wilde  af- 
gaan. Strengaerts,  die  met  60  bajonetten  en  een  houwit- 
ser te  Djaloh  post  hield ,  kreeg  last  onverwijld  naar  de  aan- 
gewezen plaats  op  te  rukken.  Te  2i  uur  (13  December) 
komt  hij  in  het  gezigt  van  kampong  Hampang;  de  gidsen 
wijzen  twee    woningen  aan  die  door  beratip's  bezet  zijn. 


Digitized  by  VjOOQIC 


209 

De  voorwacht  onder  Voogt  nadert  daarop  bedekt  tot  op  250 
pas;  zij  hoort  het  verward  geschreeuw  der  biddenden. 
Een  kartets  vHegt  door  de  huizen.  Hierop  volgt  een  ver- 
vaarlijk rumoer;  men  ziet  een  tachtigtal  inlanders  naar  buiten 
rennen,  twee  minuten  later  links  van  de  kolonne  uit  het 
bosch  deboucheren  en  geleid  door  acht  voorvechters  me't 
witte  hoofdtooisels,  met  gt3velde  lans  op  de  gelederen  aan- 
loepen.  Hoewel  door  een  tweede  kartets  eenigzins  in  de 
vaart  gestuit,  dringen  zij  toch  door  en  zijn  reeds  tot  op 
35  pas  van  het  carré  genaderd,  toen  een  derde  schot  uit  den 
houwitser  de  twee  laatste  voorvechters  in  het  stof  doet  bijten. 
Nu  komt  men  tot  bezinning;  men  neemt  de  dooden  en  ge- 
wonden op  en  wijkt  terug,  totdat  een  laatste  schot  die  ach- 
lerwaartsche  beweging  in  een  volkomen  vlugt  verandert. 
De  bende  is  regts  en  links  uit  elkander  gestoven. 

Strengaerls  had  reden  tot  tevredenheid;  heldhaftig  en  be- 
daard was  de  houding  zijner  soldaten,  toen  zij  met  geveld 
geweer  den  aanval  dier  waanzinnigen  afwachtten. 

Ook  te  Pantey  Hambawang,  bleef  de  bezetting  niet  werke- 
loos. Van  Haaflen  was  den  12«^"  met  30  bajonetten  uitge- 
rukt om  verscheidene  kampongs  te  bezoeken,  doch  had  niets 
vijandigs  ontmoet.  —  In  den  avond  van  den  13^°  bragt  het 
detachement  (sterk  iO  bajonetten)  dat  den  post  van  Ken* 
dangan  naar  Negara  dekte ,  een  zwaargekwetste  mede.  Bij 
Boerit  Kayoe  was  het  op  versperringen  gestooten  en  bescho- 
ten geworden  door  inlanders,  die  zich  achter  palissaderingen 
bedekt  opgesteld  hadden.  Terstond  werd  de  1*"  luitenant  Gehne 
met  30  bajonetten  derwaarts  gezonden,  die  de  plaats  echter 
verlaten  vond. 

Karta  Negara  de  heldhaftige  verdediger  van  Penitie  Biroe, 
had  zich  ten  tweeden  male  versterkt,  en  wachtte  te  Kria  Widjaja 
Bepintoe  ongeduldig  de  komst  onier  troepen  af.  i 

Van  der  Heijden  liet  hem  niet  lang  wachten  en  marcheerde 
II.  U 


Digitized  by  VjOOQIC 


210 

aan  het  hoofd  eener  kolonne  van  115  bajonetten  (officieren 
Voogt ,  von  Ende ,  de  Jongh) ,  één  mortier  en  één  houwitser 
den  15«»  van  Barabei-ie.  Een  tweede  kolonne  van  Pantey 
Hambawang,  sterk  50  bajonetten  en  een  mortier  onder  ka- 
pitein Rödlich ,  vergezelde  hem  een  gedeelte  van  den  weg 
tot  aan  Randjahan  en  ging  verder  alleen  ovet  goenong  Djam- 
boe  om  in  den  rug  der  vijandelijke  stelling  te  komen, 
terwijl  van  def^  Heijden  die  in  front  zoude  naderen.  Karta 
Negara  had  thans  een  dominerend  punt  versterkt  door 
vier  flêches,  waarvan  de  faces  10  el  lang,  de  keelen  open 
waren;  een  dier  Werken  had  aarden  wallen;  het  vijandelijk 
vuur ,  in  den  aanvang  zeer  levendig ,  werd  langzamerhand 
door  den  houwitser  en  mortier  tot  zwijgen  gebragt. 

Hoewel  twee  granaten  in  de  versterkingen  sprongen,  merkte 
men  op  dat  de  kartetsen  meer  uitwerking  schenen  te  hebben ; 
na  elk  schot  althans  werd  het  uittartend  archreeuwen  en  tieren 
minder,  en  weldra  zag  men  tegen  de  hellingen  der  onüig- 
gende  hoogten  eenige  in  't  wit  gekleede  inlanders  zich  ver- 
wijderen. Sergeant  de  Saubin  werd  daarop  gelast  met  20 
bajonetten  de  rivier  over  te  trekken.  Zonder  verlies  vielen 
drie  veldwerken  in  onze  handen ;  bij  de  bestorming  van  het 
vierde  werk  ging  Yoogt  zijne  manschappen  voor  en  werd 
door  een  kogel  in  de  wang  gewond. 

Karta  Negara  had  geleerd  door  de  bloedige  les  te  Penitie 
Biroe  ontvangen.  Zijne  opene  werken  toonden  duidelijk  dat 
hij  zioh  aan  geen  tweede  msluiting  meer  waagde.  Dat  hij 
hier  zoo  spoedig  de  verdediging  zijner  stelling  opgaf,  was 
het  gevolg  der  verischijning  van  de  kolonne  Rödlich  in  zijn 
rug.  Het  lag  ook  niet  in  zijn  plan  den  strijd  nu  voor  goed 
op  te  geven ;  want  naauwelijks  hadden  de  troepen  de  werken 
vernield  en  den  terugmarsch  aangenomen,  of  hij  keerde  met 
zijne  bende  terug  en  wierp  vijf  anderen  op  met  verschansin- 
gen een  halve  el  palissaden  hooger  daa  de  vorigen. 

Den  19^  verliet  van  Haailen  met  60  bajonetten  en  een  mor- 


Digitized  by  VjOOQIC 


ni 

lier  onzen  post  te  Pantey  Hambawang  om  de  geslechte  werken 
te  Kria  Widjaja  Bepintoe  in  het  oog  te  houden,  en  vond  er 
den  vijand  op  nieuw  gereed  hem  te  ontvangen.  Sergeant 
van  Leuven  werd  bij  het  verkennen  door  een  kogel  in  de 
borst  getroffen.  De  voorwacht  onder  den  dd.  officier  Kiezer 
de  stelling  links  latende  omtrekken ,  gaf  van  Haaffen  last 
om  granaten  te  werpen,  en  toen  dit  eenige  wankeling  te 
weeg  had  gebragt ,  liet  hij  terstond  tot  de  bestorming  over- 
gaan. De  vijand  zocht  zijn  heil  in  de  vlugt.  Onze  troepen 
nanien  de  werken  in  bezit,  vernielden  er  twee  en  legerden 
zich  in  de  anderen,  daar  het  noodig  was  dit  punt  eenige 
dagen  te  bewaken,  ten  einde  den  omtrek  te  zuiveren  en 
te  voorkomen  dat  de  vijand  er  zich  andermaal  nestelde. 
Na  veelvuldige  patrouilleringen  die  niets  opleverden,  keerde 
het  detachement  naar  Pantey  Hambawang  terug.  Karta 
Negara  had  de  wijk  genomen  in  de  Dayaklanden  van  La- 
boean  Has. 

In  Amandit  beschoot  men  bij  voortduring  den  brievenpost , 
waardoor  den  &^  een  inlandsch  fuselier  werd  gewond.  Ka- 
pitein Gehne  trok  den  i^*^»,  op  aanwijzing  van  een  kam- 
pongshoofd,  naar  Goenong  Madang,  waar  een  rooverstroep 
onder  zekeren  Saoel  zich  zoude  ophouden;  het  gelukte  hem , 
evenmin  als  den  46«»  te  Boerit  Kajoe,  dien  te  ontmoeten. 
Twee  dagen  later  overviel  hij  den  muiteling  Tagab  Karna 
en  voerde  uit  diens  woning  vijf  gevangenen  mede;  bijeen 
paar  volgende  gelegenheden  maakte  hij  zich  van  een  aantal 
wapens  meester. 

Verscheiden  vermiste  Sihongers  van  Schuak's  kolonne 
kwamen  na  den  val  van  Tongka  in  hun  land  terug.  Een 
hunner,  Soerong  genaamd,  bevestigde  hetberigt  dat  Antassari, 
Soerapati  en  andere  Hoofden,  uil  vrees  om  ingesloten  te 
worden,  's  avonds  omstreeks  9  uur  de  benting  van  Tongka 


Digitized  by  VjOOQIC 


218 

onlruimden.  Anlassarl  was  de  laatste  geweest  die  de  ben- 
ting  verliet.  Twee  andere  Sihongers  den  l*^»»  Dec.  te  Telang 
aankomende,  deelden  mede  dat  op  nadering  der  kolonne 
van  Vloten,  Antassari  hun  gelast  bad  zijn  buisgezin  te  ver- 
gezellen naar  Boeron,  drie  dagmarscben  boven  Tongka  gele- 
gen, en  verder  de  wijk  te  nemen  naar  de  Boven-Teweh. 
Vreezende  bun  kampong  nimmer  terug  te  zien,  waren 
zij  onlvlugt.  De  bevolking  der  noordelijke  gewesten  was 
meer  dan  ooit  geneigd  tot  onderwerping.  Z.  M.  stoomschip 
de  Vecht  werd  (den  11*^°)  de  Barito  opgezonden,  om  gedu- 
rende een  maand  aan  de  mondingen  der  Teweb  en  Labay  te 
stationeren  en  te  trachten  zich  in  verbinding  te  stellen  met 
de  kolonne  de  Bode  en  met  het  leger  van  den  sultban  van  Koe- 
tei.  Eenige  inlanders ,  die  bloedverwanten  in  die  streken  bad- 
den en  er  bekend  waren,  bevonden  zich  aan  boord  en  zouden 
als  zendelingen  optreden  om  die  verbinding  te  bevorderen. 
Door  Soeta  Ono  waren  insgelijks  zendelingen  met  brieven 
naar  de  Boven-Barito  gezonden  om  eenige  Hoofden,  die  tot 
onderwerping  geneigd  waren,  te  Telang  te  ontbieden. 

Een  aantal  goesti's  van  Kahayan  die  vroeger  den  opstand 
aanwakkerden,  kwamen  te  Bandjer  gehoorzaamheid  zweren. 
Tommonggong  Djaja  Negara,  het  trouwe  Hoofd  van  Kwalla 
Kapoeas,  werd  door  het  gouvernement  met  een  prachtsabel 
begiftigd,  die  hem  den  27*"  Dec.  in  tegenwoordigheid  der  be- 
zetting  op  een  plegtige  wijs  door  Perelaer  werd  uitgereikt. 

Reeds  eenige  weken  waren  Bandjerraasin  en  Martapoera  het 
tooneel  geweest  der  onderwerping  van  Hoofden  en  volgelin- 
gen, toen  de  tijding  van  het  overlijden  van  Hidayat's  moeder 
de  hoop  nog  meer  verlevendigde  om  eerlang  ook  Hidayat  te 
zien  opdagen.  Het  was  toch  genoeg  bekend  dat  ratoe  ka- 
mala  Sarie  steeds  haar  invloed  gebezigd  had  om  Hidayat 
tot   volharding  in   den   opstand   aan   te  moedigen.    In  die 


Digitized  by  VjOOQIC 


213 

verwachting  werd  men  niet  te  leur  gesteld.  Den  47«n  Dec. 
toch  kwamen  twee  brieven  in  van  demang  Lehman,  gerigt 
aan  den  regent  van  Martapoera ;  de  eerste  was  van  den 
volgenden  inhoud: 

»Deze  eerbiedsbetuiging  van  den  dienaar  kiay  demang 
tLehman  komt  onder  de  voetzolen  van  pangerang  Djaya 
iPamenang,  regent  van  Martapoera. 

»Ik  stel  u  beleefdelijk  in  wetenschap,  dat  ik  eindelijk 
lop  den  20«°  Djoemadil  Awal,  op  zaturdag,  pangerang  Uidayat 
»in  de  Oeloe  Lok  besaar  heb  ontmoet. 

iMijne  raadgevingen  om  hem  eindelijk  gelukkig  te  maken 
izijn  door  hem  aangenomen  op  dien  zelfden  dag.  Ik  hoop 
»dat  u  daarvan  den  Groeten  Heer  zult  verwittigen. 

iNa  den  datum  van  dezen  brief  zal  ik  mijne  terugreis 
laannemen. 

>Deze  brief  is  geschreven  op  zaturdag  avond,  den  20«n 
Dioemadil  Awal  1278  (25«°  November  1861)." 

Demang  Lehman. 

De  tweede  brief  luidde  als  volgt : 

»Ik  deel  u  voorts  mede  dat  omstreeks  20  menschen  met 
•mij  niet  aangekomen  (gestorven)  zijn.  Onder  degenen  die 
«met  mij  gekomen  zijn,  bevinden  zich  vele  zieken;  twee 
idaarvan  zijn  niet  in  staat  om  te  loepen,  en  liggen  te  ziel- 
itogen;  zij  worden  door  hunne  kameraden  gedragen." 
21  Djoemadil  Awal  4278  (26  Nov.  4861.) 

Hoewel  uit  dit  schrijven  niet  duidelijk  bleek  of  demang 
Lehman  tegelijkertijd  met  Hidayat  zoude  afkomen , .  liet  de 
majoor  resident  evenwel  den  militairen  kommandant  van  Pen- 
garon  aanschrijven  om  Hidayat ,  daar  langs  komende ,  bij 
het  distriktshoofd  te  doen  logeren.  Mogt  de  pangerang  bij 
voorkeur  in  de  versterking  zijn  intrek  nemen,  dan  moest 
hij    de    noodige   veiligheidsmaatregelen    nemen.     Bij    zijne 


Digitized  by  VjOOQIC 


214 

komst  te  Martapoera  moest  de  regent  hem  huisvesting 
verleenen. 

Terwijl  men  dus  te  Martapoera  het  einde  der  onlusten 
voor  zeker  hield,  had  te  Margasarie  het  volgende  voorval 
plaats. 

Het  distriktshoofd  Djaja  di  Poera  had  twee  maanden  ge- 
leden zijn  ontslag  gevraagd ,  voorgevende  te  oud  te  zijn  om  den 
controleur  op  zijne  inspectiereizen  te,  kunnen  volgen.  Als  een 
lui  en  onverschillig  ambtenaar,  en  bovendien  als  een  vereer- 
der van  Hidayat  bij  het  bestuur  bekend,  was  dat  verzoek 
om  ontslag  w^elkom  geweest.  Aan  zijn  grooten  invloed  op 
de  bevolking  die  tot  nu  toe  rustig  was  gebleven,  had  Djaja 
di  Poera  het  te  danken  dat  de  resident  hem  niet  reeds  vroe- 
ger ontsloeg.  Thans  was  hij  vervangen  door  kiay  Serie  Ke- 
daton  uit  de  ardeeling  Kween,  gehuwd  met  een  vrouw  uit 
Margasarie.  De  majoor  assistent-resident  Koch  had  het  nieuwe 
distriktshoofd  (den  il*'")  op  een  vergadering  aan  de  bevolking 
voorgesteld  en  het  afgetreden  Hoofd  aangezegd  zich  te  Bandjer 
te  gaan  vestigen.  Geen  enkel  teeken  van  ontevredenheid  was  er 
opgemerkt ,  en  na  het  vertrek  van  Koch  begaf  de  controleur 
Fuijck  zich  met  een  geleide  van  viji  bajonetten  (den  14«°)  naar 
Margasarie,  om  het  nieuwe  Hoofd  op  de  hoogte  zijner  betrek- 
king te  brengen.  Dien  dag  en  den  volgenden  hield  hij  zich 
bezig  met  zaken  van  het  bestuur,  en  onderhield  zich  nu  en 
dan  met  het  oude  en  nieuwe  distriktshoofd. 

In  den  avond  van  den  16«°  was  er  een  groote  tandakpartij 
ten  huize  van  den  ouden  kiay.  Fuijck  werd  daarop  genoo- 
digd,  doch  vermoeid  zijnde,  liet  hij  bedanken  en  legde  zich 
ter  ruste.  Omstreeks  2  uur  na  middernacht,  toen  het  feest 
ten  einde  liep,  kwamen  twee  praauwen  de  rivier  op  en 
ontscheepten  een  dertigtal  inlanders  met  lans  en  klewang 
gewapend.  De  helft  begaf  zich  met  vlammende  toortsen 
naar  de  woning  van  den  tolgaarder  Megschaart  (een  inlandsch 
kind),  maakte  een  ouden  blinden  bediende  en  den  wachtbouder 


Digitized  by  VjOOQIC 


216 

af,  roofde  een  kist  met  fA50  aan  zilvergeld  en  stak  de 
woning  in  brand.  De  tolgaarder  door  het  rumoer  wakker 
geworden,  ontvlugtte  in  de  wildernis  en  redde  zijn  leven. 
De  andere  helft  rigtte  hare  schreden  naar  het  huis  van  den 
coDtroleur  Fuijck,  overrompelde  de  wacht,  die  geen  kwaad 
vermoedde  en  kampongsvolk  meende  te  zien,  zóó  plotseling, 
dat  zij  geen  schot  kon  doen,  vermoordde  drie  soldaten, 
en  bragt  daarna  den  controleur,  die  door  de  achterdeur 
wilde  ontkomen,  met  mandouwslagen  om  het  leven.  Twee 
zgner  bedienden  en  een  koelie  ondergingen  hetzelfde  lot; 
zijn  huishoudster  werd  gewond ;  een  soldaat  gelukte  het 
hoewel  zwaar  gekwetst  te  ontkomen ,  en  de  laatste  man 
van  het  militair  geleide  verdronk  waarschijnlijk  in  de  rivier. 
Daarna  stak  men  die  woning  ook  in  brand. 

Miet  voor  dat  de  moord  gepleegd  was,  kwam  Djaja  di  Poera, 
wiens  woning  slechts  door  twee  huizen  van  die  des  contro* 
leurs  was  gescheiden ,  met  eenig  kampongsvolk  te  hulp  en 
bluschte  de  vlammen.  Toen  kiay  Serie  Kedaton  van  zijn  af- 
gelegen huis  kwam  aanloopen ,  raadde  de  oude  kiay  hem  aan 
zich  te  verwijderen,  daar  de  moordenaars  hem  zochten. 

In  den  ochtend  van  den  volgenden  dag  vond  men  de  lijken 
der  verslagenen;  hunne  wapens  waren  niet  geroofd ;  ook  het 
geweer  van  den  controleur  hing  nog  aan  den  wand.  De  sleper 
van  Os,  dien  dag  van  Amoenthay  langs  Margasarie  stoomende, 
werd  door  het  distriktshoofd  gepraald ,  terwijl  men  den  gezag- 
voerder bet  gebeurde  mededeelde  en  hem  verzocht  een  brief 
voor  den  resident  mede  te  nemen,  geteekénd  door  de  voornamen 
en  hadji's  der  plaats,  waarbij  zij  hunne  onschuld  betuigden  en 
beloofden  de  daders  te  zullen  opsporen  en  uit  te  leveren. 

Intusschen  had  een  spion  van  den  kommandant  van  Mara- 
bahan  berigt,  dat  hij  in  den  ochtend  van  den  iö"""  gewapend 
volk  had  gezien  in  de  wildernis ,  een  uur  beneden  de  Nega- 
ramonding. Op  zijn  vraag:  wat  zij  in  den  zin  hadden, 
was  geantwoord:  »dat  zij  slechts  de  komst  van  demangLeh- 


Digitized  by  VjOOQIC 


216 

man  afwachtten  om  de  vijandelijkheden  te  beginnen;  dat 
Lehman  op  hun  hand  was  en  het  gouvernement  verried; 
dat  hunne  bende  3  d  400  man  sterk  was ,  en  Tagab  Obang, 
Abdoel  Medjid  en  Bilal  di  Gapor,  allen  uit  Margasarie, 
hunne  aanvoerders  waren."  Toen  dit  berigt  te  gelijk  met 
de  waarschijnlijkheid  van  een  aanval  op  Margasarie  naar 
Bandjer  kwam,  zond  Verspijck  onmiddelijk  (18*»  Decem- 
ber) de  Boni  met  15  bajonetten  onder  den  2®"  luitenant 
Croes  naar  Margasarie,  met  order  den  staat  van  zaken  daar 
op  te  nemen  en  het  verloopen  der  bevolking  te  voorkomen. 
Nadat  de  van  Os  de  tijding  van  den  moord  dien  dag  nog 
aanbragt ,  gelastte  Verspijck  de  aanhouding  van  den  ouden 
kiay ,  diens  zoon  en  schoonzoon.  Niet  ten  onregte  hield  hij 
dezen  verdacht  van  medepligtigheid ;  ook  de  nieuwe  kiay 
deelde  dat  gevoelen ;  immers  een  oude  vrouwelijke  bediende 
van  Djaja  di  Poera  had  zelfs  medegedeeld,  dat  de  kiay  rijst 
aan  de  moordenaars  had  gezonden. 

Beeckman,  civiel-  en  militairgezaghebber  van  Marabahan 
had  zich  den  19^°  met  een  tiental  bajonetten  naar  Marga- 
sarie gespoed  om  den  luitenant  Croes  in  het  onderzoek  met 
raad  en  daad  bij  te  staan.  Van  pembekkel  Idol  vernemende 
dat  de  moordenaars  zich  vermoedelijk  ophielden  |  uur  gaans 
beneden  Margasarie  in  de  s.  D  jayoe ,  een  tak  der  Negara ,  be- 
val hij  Croes,  met  20  bajonetten  derwaarts  een  verkenning 
in  djoekongs  te  maken ,  en  Idol  als  gids  mede  te  nemen ;  te 
gelijkertijd  legde  hij  een  praauw  met  twaalf  gewapende  Bekom- 
payers  voor  de  Djayoe,  om  de  vlugtelingen  op  te  vangen ,  en 
liet  de  Boni  met  vijf  soldaten  versterkt  voor  de  Bangkinangan 
post  vatten.  Dit  riviertje  had  gemeenschap  met  Alalak  en 
Moening  over  het  groote  moeras,  dat  door  de  Barito,  Alalak  , 
Negara  en  Moening  wordt  ingesloten. 

Ten  H  uur  roeide  Croes  met  zijne  patrouille  in  vijf  djoe- 
kongs de  soengej  op;  ten  i\  uur  kwam  slechts  een  enkele 
djoekong  met  vier  gekwetste  soldaten  terug ;  daarin  lag  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


217 

lyk  van  hun  aanvoerder,  ook  nog  Iwee  geweren.  Dat  was 
alles  wat  van  de  patrouille  overbleef;  de  rest  van  het  deta- 
chement v^s  in  de  pan  gehakt! 

Een  paar  huizen ,  volgens  pembekkel  Idol  door  goedgezind 
volk  bewoond,  waren  voorbij  geroeid,  toen  de  patrouille 
eensklaps  van  alle  kanten  uit  het  hooge  riet ,  dat  langs  de 
boorden  groeit,  werd  aangevallen.  Er  ontstond  een  oogenblik 
verwarring.  Croes  liet  onmiddelijk  ontschepen  en  carré 
formeren.  Men  staat  in  het  water,  de  patronen  zijn  nat 
geworden  en  slechts  eenige  geweren  van  het  eerste  salvo  gaan 
af.  Een  aantal  roeijers  ontvlugt,  eonige  vallen  zelfs  de  soldaten 
aan;  er  wordt  met  de  grootste  woede  gevochten ,  bajonet 
tegen  lans,  kolf  tegen  klewang.  Soldaten  en  Bandjerezen 
verdwijnen  onder  de  oppervlakte  van  het  water  om  niet  meer 
boven  te  komen ;  gedurig  wordt  het  aantal  strijders  min- 
der, nog  slechts  weinigen  houden  stand.  Eindelijk  treft 
een  werplans  de  borst  van  Croes,  wiens  linkerarm  door 
een  krachtigen  klewanghouw  bijna  afgeslagen  is ;  aan  twee 
gekwetste  soldaten  gelukt  het  nog  het  lijk  in  een  praauw 
te  dragen  en  het  vreeselLjke  bloedbad  te  ontvlugten.  Slechts 
twee  inlandsche  soldaten  blijven  ongedeerd  en  redden  door 
zwemmen  hun  leven.  De  aanvoerder  en  14  man ,  waarvan 
^  8  Europeanen ,  zijn  gesneuveld ;  bijna  alle  wapens  den  vijand 
in  handen  gevallen. 

Verspijck  stond  te  Martapoera  voor  de  gelederen  en  smaakte 
voor  het  eerst  de  voldoening  van  den  bevelhebber  die ,  na 
ruim  twee  jaren  lang  van  zijn  ondergeschikten  slechts  diensten 
gevorderd  te  hebben,  eindelijk  in  staat  is  gesteld  een  be- 
looning uit  te  reiken.  Op  de  voordragt  in  Augustus  1860 
ingediend,  was  door  den  Koning  in  Februarij  1861  beschikt, 
en  eerst  in  December  van  dat  jaar  kwamen  de  ridderkruizen 
op  Borneo  aan.  Was  het  wonder  dat  Verspijck  zich  haastte 
die  in  persoon  en  op  de  plegtigste  wijze  uit  te  reiken? 

De  plegtigheid   werd   echter  bekort,  de  vreugde  vergald 


Digitized  by  VjOOQIC 


218 

door  de  tijding  van  het  rampzalig  uiteinde  van  Croesmetde 
zijnen.  Aanstonds  keerde  Verspijck  per  praauw  naar  Bandjer 
terug,  liet  (21  December)  den  luitenant  Smagge  met  30  man 
op  de  Boni  inschepen,  met  last  de  Negara  van  Margasarie  tot 
Marabahan  op  en  neer  ie  stoomen  en  alles  gade  te  slaan 
v^at  daar  voorviel,  's  Anderen  daags  ging  de  Celebes  haar 
vervangen.  De  nieuwe  kiay  die  zonder  bescherming  te  Mar- 
gasarie niet  durfde  te  blijven ,  was  door  Verspijck  aan  boord 
geplaatst  en  opgedragen  om  al  de  onbewoonde  soengej's  die 
in  de  Negara  uitwateren ,  te  doen  versperren  en  het  verblijf 
der  bende  uit  te  vorschen.  De  kommandant  der  Celebes 
moest  den  kiay  daarin  behulpzaam  zijn /s  nacht  hinderlagen 
voor  de  Bangkinangan  en  belendende  soengej's  leggen  om  de 
roovers  die  op  fourageren  uitgingen ,  in  handen  te  krijgen. 
Door  de  geringe  breedte  der  soengej's,  voor  sloepen  onbe- 
vaarbaar ,  was  het  onraadzaam  er  andermaal  troepen  in  te 
zenden ;  zonder  andere  middelen ,  moest  elke  wraakoefening 
op  het  moordzieke  volk  dat  daarin  schuilde,  tot  den  droogen 
moesson  uitgesteld  worden. 

Verspijck  meende  evenwel  nog  een  middel  gevonden  te 
hebben. 

Pangerang  Moeda  Mohamad  Ariep  lUah ,  hoofd  van  Tjingal, 
bevond  zich  te  Bandjer  (pag.  198).  Daar  hij  veel  had  goed  te  ^ 
maken  en  naijverig  was  op  den  radja  van  Pagattan,  dien  hij 
bij  het  gouvernement  in  blakende  gunst  zag,  had  hij  meer- 
malen zijne  diensten  aangeboden.  Thans  bood  Verspijck 
hem  de  gelegenheid  aan  om  van  zijne  trouw  te  doen  blij- 
ken. In  de  moerassen  van  Margasarie  verborg  zich  een 
bende  roovers;  déér  heen  trekken,  die  opzoeken  en  zooveel 
mogelijk  afbreuk  doen  met  zijne  honderd  volgelingen,  was 
de  taak  die  hem  werd  opgedragen.  Pangerang  Moeda  nam 
die  opdragt  aan;  doch  minder  dapper  dan  slim,  wilde  hij 
liever  list  gebruiken  dan  zich  zelf  aan  gevaar  bloot  stel- 
len. Toegerust  met  een  brief  van  Hidayat,  dien  hij  vroeger 


Digitized  by  VjOOQIC 


219 

op  de  oostkust  ontYiog  en  met  een  lastbrief  van  den  resi- 
dent, voer  hij  den  25«n  de  soengej  op,  voorgevende  te 
zullen  trachten  met  de  Hoofden  der  bende  in  aanraking  te 
konien  en  hen  alsdan  op  een  sluwe  wijze  in  handen  te 
krijgen.  De  lastbrief  door  den  majoor-resident  uitgegeven 
luidde  als  volgt: 

Bandjermasin  den  22«»  December  1861. 
De  majoor-resident  en  kommandant  der  troepen  in  de 
zuider-  en  ooster-afdeeling  van  Borneo  draagt  bij  dezen  den 
pangerang  Moeda  Mohamad  Ariep  Illah,  Hoofd  van  Tjingal, 
Menoengoel  en  Bangkalaan  op,  om  zich  naar  bet  distrikt 
Hargasarie  te  begeven,  ten  einde  aldaar  te  trachten  de 
ongehoorzame  en  vijandelijke  bevolking  tot  beterschap  en 
onderwerping  aan  het  gouvernement  terug  te  brengen. 
Wordende  hij  daartoe  door  mij  gemagtigd  om  de  hulpmid- 
delen aan  te  wenden  die  hij  noodig  oordeelt. 

On  ne  s'y  fie  pas  irop.  La  prudence  exige,  qu'on  Ie 
traite  avec  egards;  mais  qü'an  soit  prudent. 

De  resident  der  zuider-  en  ooster-afdeeling 
van  Borneo, 

VERSPUGK. 

Het  volgende  geschrift  van  Hidayat,  waarvan  pangerang 
Moeda  zich  bedienen  wilde  om  bij  de  mui  telingen  vertrou- 
wen op  te  wekken,  was  een  antwoord  van  den  vorst  op 
een  brief,  waarbij  pangerang  Moeda  hem  een  onderhoud  ver- 
zocht, met  plan  —  zoo  beweerde  hij  althans —  hem  gevan- 
gen te  nemen. 

Zegel  van  Hidayat  waarop  stond: 

Alsulthan  Hidayat  Illah  alwasich  billah. 

)Deze  veelvuldige  groet  is  gerigt  aan  mijn  jongeren  broe- 
der pangerang  Mohamad  Ariep  Illah ,  die  het  gezag  van 
Tanah  Boemboe  in  handen  heefl. 


Digitized  by  VjOOQIC 


220 

)Ik  maak  u  bekend  ,  dat  uw  brief  van  8  Doelhoedjah 
1277,  (19  Mei  1861)  mij  in  goeden  slaat  is  geworden, 
en  betuig  u  bij  dezen  mijn  dank  voor  de  goede  gedachten, 
die  gij  mij  in  uw  brief  openbaart ,  en  dat  gij  u  nog  her- 
innert de  eeden  van  onze  voorvaderen. 

ïlk  heb  geen  de  minste  slechte  vermoedens  of  argwaan 
jegens    u,   omdat  gij  door  de  kompagnie  geroepen  wordt, 

»In  het  slot  van  uw  brief  geeft  gij  mij  te  kennen,  dat 
gij  mij  wenscht  te  ontmoeten,  wijl  gij  mij  een  geheim  hebt 
mede  te  deelen.  Dit  neem  ik  gaarne  aan ;  doch  voordat  gij 
daartoe  overgaat,  moet  gij  er  eerst  rijp  over  denken.  Ten 
eerste  moet  gij  weten ,  dat  ik  geen  vaste  woning  heb ;  ten 
tweede  dat  zulks  weiligt  tot  uw  verderf  zou  kunnen  strek- 
ken ,  wanneer  de  kompagnie  dit  ter  oore  mogt  komen ;  — 
ik  heb  medelijden  met  u ,  zoomede  met  uw  land. 

^Liever  wenschte  ik  beenderen  te  kunnen  worden,  gelijk 
de  door  u  toegezondene ,  die  ik  van  uwe  menschen  ge- 
naamd Tjoenaniel  en  goesti  Mohamad  Nassier  heb  ontvan- 
gen, bestaande  uit  een  zak  zwarte  rijst  en  4  stuks  visch- 
graten. 

^Geschreven  den  14®  Doelhoedjah  1277  (23 
Junij  1861.)" 

Het  slot  was  een  beeldspraak  en  doelde  op  een  zak  bus- 
kruid en  vier  stangen  lood,  die  pangerang  Moeda  aan  Hidayat 
had  gezonden  om  —  zooals  hij  voorgaf  —  zijn  vertrouwen 
te  winnen! 

Het  zenden  van  munitie  aan  iemand  dien  men  tot  onder- 
werping wilde  brengen,  was  voorzeker  een  vreemde  handeling. 
Verspijck  zag  te  regt  in  dien  briefeen  bewijs  van  de  vroegere 
•betrekkingen  van  pangerang  Moeda  met  den  hoofdopstandeling; 
doch  daar  pangerang  Moeda  op  den  goeden  weg  was  terug- 
gekeerd ,  hield  hij  zich  alsof  hij  aan  zijne  uitlegging  ge- 
loof sloeg.     Uit  het   vervolg   der  geschiedenis   zullen  wij 


Digitized  by  VjOOQIC 


221 

het   ware   karakter  van   pangerang   Moeda   leeren   kennen. 

Over  het  verband  der  laatste  gebeurtenissen  met  de  po- 
litieke beviregingen  op  andere  punten  van  het  oorlogslooneel 
was  nog  hoegenaamd  geen  licht  verspreid.  Men  wist  niet 
of  de  moord  van  den  controleur  Fuijck  als  een  persoon- 
lijke wraakoefening  van  den  kiay  Djaja  di  Poera  moest  be- 
schouwd worden,  dan  wel  als  een  vijandige  daad  tegen  het 
bestuur.  De  auditeur  militair  was  naar  Margasarie  gegaan 
om  de  zaak  te  onderzoeken.  Door  Beeckman  waren  twee 
inlanders  gevat,  die  de  huishoudster  van  Fuijck  als  zijn 
moordenaars  herkend  had. 

Na  herhaalde  berigten  van  zijne  nadering  afgezonden  te 
hebben,  kwam  demang  Lehman  eindelijk  den  26«" December 
met  een  veertigtal  volgelingen  weder  te  Martapoera  terug, 
en  bragt  de  tijding  mede  dat  Hidayat  zou  volgen.  Waar 
deze  zich  bevond,  hield  hij  echter  voor  zich.  Den  volgen- 
den brief  van  Hidayat  gaf  hij  den  regent  over : 

>Deze  briefis  van  my,  uw  zoon  Hidayat  Oellah,  kleinzoon 
»van  wijlen  sulthan  Adam  en  echte  zoon  van  wijlen  sulthan 
>Abdoel  Rachman;  komt  door  Gods  hulp  voor  het  aanschijn 
9van  mijn  doorluchtigen  vader,  pangerang  Djaya  Pamenang, 
>regent  van  Martapoera. 

nOmtrent  mij  en  mijne  broeders  hoop  ik  dat  u,  mijn  va- 
ader, al  hel  mogelijke  zult  verrigten,  opdat  wij  gelukkig 
imogen  zijn. 

>Ik  hoop  dat  gij  voor  mij  vergiffenis  van  den  Grooten  Heer 
»te  Martapoera  en  te  Bandjermasin  zult  afsmeeken,  opdat 
»ik  steeds  op  Martapoera  mag  wonen  en  niet  van  het  eiland 
iBomeo  verwijderd  worde.  Ik  begeer  slechts  dat  het  gouver- 
mement  medelijden  met  mij  zal  hebben  en  mij  eenige  te- 
Bgemoetkoming  zal  schenken,  opdat  ik  daarvan  met  mijne 
ivrouwen,  kinderen  en  broeders  kan  leven. 

iGeschreven  op  21  Djoemadil  Awal  1278." 


Digitized  by 


Google 


222 

Hieronder  stond  de  tjap  en  handteekening  van  pange- 
rang  Hidayat  Oellah. 

Een  tweede  brief  aan  Sherir  Abdoel  Rachman  ge  rigt,  hield 
het  verzoek  in,  om  bij  den  gouverneur-generaal  zijn  voor* 
spraak  te  willen  zijn,  indien  de  resident  zijn  bede  niet 
inwilligde. 

Verspijck  wachtte  de  aankomst  der  mailboot  af,  waarmede 
waarschijnlijk  Sherif  Abdoel  Rachman  die  met  verlof  naar 
Java  was,  zou  terugkeeren,  voordat  hij  een  bepaald  ant- 
woord zond ;  hij  wilde  bovendien  niet  te  veel  verlangen  aan 
den  dag  leggen  en  niet  te  haastig  antwoorden,  maar  droeg 
den  w^.  assistent-resident  op,  van  Lehman  de  noodige  in- 
lichtingen te  vragen  omtrent  den  ligchamelijken  toestand,  de 
omgeving,  het  verblijf  en  de  gem oedsstemming  van  Hidayat. 
Daarvan  toch  zou  afhangen  welken  weg  behoorde  ingeslagen 
te  worden :  óf  men  dadelijk  door  een  vertrouwd  persoon  aan 
Hidayat  zou  te  kennen  geven  dat  hij  vergiffenis  en  onderstand 
kon  verkrijgen,  maar  dat  dit  gepaard  moest  gaan  met  zijne 
verwijdering  van  Borneo,  minstens  zoolang  de  rust  niet 
geheel  hersteld  was ;  óf  dat  men  hem  zou  antwoorden ,  dat 
iemand  die  zich  komt  onderwerpen  en  vergiffenis  smeekt, 
zich  ook  openlijk  bij  het  bestuur  moet  vervoegen ,  vooral 
wanneer  dat  bestuur  geneigd  is  zijne  dwalingen  met  groot- 
moedigheid te  vergeven. 

Den  30*"  December  begaf  Verspijck  zich  naar  Martapoera, 
vergezeld  van  zekeren  hadji  Isah ,  een  der  voornaamste  inge- 
zetenen der  hoofdplaats  en  vroeger  met  Lehman  bevriend. 

Bij  afwezigheid  van  den  ceremoniemeester  Sherief  Abdoel 
Rachman,  zou  hadji  Isah  als  tolk  en  middelaar  optreden.  Isah 
deelde  de  overtuiging  van  den  resident,  die  opzettelijk  hier- 
over sprak,  dat  Hidayat  van  Borneo  verwijderd  moest  worden, 
èn  omdat  Hidayat  welligt  door  zijne  eigene  Hoofden  gedwon- 
gen kon  worden  om  later  den  opstand  weder  aan  te  moe- 
digen ,  èn  omdat  ieder  hoofd  eener  bende  gebruik  van  val- 


Digitized  by  VjOOQIC 


2^3 

sche  tjaps  zou  maken  om  uit  naam  van  Hidayat  de  bevol- 
king op  te  zetten ,  en  schattingen  te  heffen. 

Bij  de  ontmoeting  van  den  resident  met  demang  Lehman , 
gaf  deze  laatste  te  kennen,  dat  wanneer  Hidayat  op  de  plaats 
waar  hij  zich  thans  schuil  hield,  vernam  dat  het  hem  niet 
toegestaan  zou  worden  op  Borneo  te  blijven,  hij  waarschijn- 
lijk aan  slechte  raadgevingen  gehoor  zou  geven  en  devlugt 
nemen.  Daarentegen  geloofde  Lehman  stellig,  dat  hij  zoude 
afkomen,  indien  hem  alleen  geschreven  werd  dat  hij  ver- 
giffenis kon  krijgen  en  er  geen  verraad  zoude  gepleegd 
worden.  Ook  de  regent ,  gewoon  aan  de  geheimzinnige 
staatkunde  der  inlanders,  was  het  geheel  met  Lehman  eens 
en  vond  het  beter  over  zijn  verwijdering  thans  niet  te  reppen. 

>ls  Hidayat  eenmaal  -hier,  zeiden  zij,  dan  kunnen  wij  en 
anderen ,  bijv.  de  mufli  en  de  panghoeloe,  hem  immers  ge- 
makkelijker overtuigen !" 

Het  was  Yerspijck  niet  te  doen  om  zich  door  list  meester 
te  maken  van  den  man  wiens  onderwerping  aan  den  oorlog 
een  einde  zou  maken.  Van  hoeveel  gewigt  de  arrestatie 
van  pangerang  Hidayat  ook  was,  zij  mogt  geen  schijn  zelfs 
van  oneerlijkheid  hebben.  Den  weg,  tot  nu  toe  door  hem 
gevolgd,  zou  hij  tot  het  laatste  oogenblik  blijven  bewan- 
delen. Met  open  vizier,  met  de  wapens  in  de  hand  had 
hij  den  opstand  bestreden;  door  geen  zoogenaamde  >politie- 
ken  maatregel"  ,  die  in  het  dagelijksch  leven  met  den  schand- 
naam  van  bedrog  of  verraad  bestempeld  wordt,  zou  hij  den 
oorlog  eindigen. 

Behalve  den  afschuw  dien  hij  persoonlijk  voor  dubbelzin- 
nigheid koesterde »  was  het  voor  den  vertegenwoordiger  van 
de  Nederlandsche  regering  een  dure  pligt»  een  voorbeeld  van 
goede  trouw  te  geven  aan  een  diep  bedorven,  zedeloos  volk 
dat  onder  ons  regtstreeksch  bestuur  was  gekomen. 

Aan  den  anderen  kant  vorderde  het  belang  van  den  staat  dat 
geen  middelen  onbeproefd  werden  gelaten  om  door  overtuiging 


Digitized  by  VjOOQIC 


224 

te  verkrijgen  wat  anders  slechts  met  stroomen  bloed  gekocht 
kon  worden.  Hij  stond  dus  toe  dat  in  den  geest  der  Hoof- 
den (regent  en  Lehman)  gehandeld  werd  en  schreef  een 
vrijgeleide  van  den  volgenden  inhoud  : 

»Deze  tjap  van  mij  6.  M.  Verspijck,  resident  enz.  wordt  aan 
den  pangerang  Hidayat  Oellah  verstrekt,  om  hem  en  des  verlan- 
gende zijne  familie  en  klein  gevolg  te  dienen  tot  vrijgeleide  naar 
Marlapoera ,  ten  einde  aldaar  zijne  vergifienis  te  verzoeken. 

ïMogt  na  het  onderhoud  van  pangerang  Hidayat  met  mij 
resident  voornoemd ,  eerstgenoemde  verlangen  terug  te  kee- 
ren  naar  de  plaats  van  waar  hij  gekomen  is ,  dan  zal  hem 
dit  door  niemand  verhinderd  en  hem  tien  dagen  gegeven 
worden  om  onbelemmerd  zijn  schuilhoek  weder  te  bereiken. 

>En  opdat  er  geen  twijfel  bestaat  omtrent  de  waarheid  van 
dit  stuk,  zoo  wordt  het  door  mijn  residentstjap,  zoo  mede 
door  dat  van  den  assistent-resident  en  van  den  regent  van 
Martapoera  bekrachtigd. 

DDeze  tjap  zal  gedurende  twintig  dagen  na  dagteekening 
dezes  geldig  zijn. 

^Martapoera ,  den  1«°  Januarij  1862.  Gelijkstaande  met  29 
Radjib  1278." 

Elk  denkbeeld  van  verraad  van  onze  zijde  moest  daardoor 
ophouden.  Hidayat's  verwijdering  van  Borneo  was  een  stel- 
lige ,  een  eerste  voorwaarde ;  niettemin  bestond  er  hoop  dal, 
wanneer  het  land  tot  rust  zou  teruggekeerd  zijn  en  er  geen 
gevaar  meer  bestond  dat  zijne  aanwezigheid  die  rust  zou 
verstoren ,  hij  later  naar  zijn  land  zou  kunnen  terugkeeren. 
De  openhartige,  rondborstige  wijze  waarop  Verspijck  de  zaak 
besprak ,  had  zigtbaar  een  gunstige  uitwerking  op  Lehman. 
iMogt  Hidayat  aan  de  billijke  eischen  van  het  bestuur  niet 
voldoen,  hij  (Lehman)  zou  voor  goed  zijn  partij  verlaten  en 
zich  ter  beschikking  van  het  gouvernement  stellen ;  hij  ver- 
trouwde de  woorden  des  residents." 

Zonder  omwegen   deelde   Verspijck  Lehman   mede,  dat 


Digitized  by 


Google 


226 

Tagab  Obang,  het  Floofd  der  moordenaars  van  Fuijck,  gezegd 
had  met  hem,  demang  Lehman,  gemeene  zaak  te  maken 
en  plannen  van  een  verraderlijken  aanval  op  Bandjermasin 
te  hebben  gevormd.  Lehman  wierp  die  beschuldiging  ver 
fan  zich  af,  verklaarde  Tagab  Obang  niet  eens  te  kennen, 
en  bood  aan  om  met  zijn  volk  hem  en  zijn  bende  op 
te  sporen  en  gevangen  te  nemen.  Verspijck  achtte  het 
evenwel  raadzaam  eerst  de  onderwerping  van  Hidayat  af  te 
handelen,  doch  behield  zich  voor  om  later  van  dit  aanbod 
gebruik  te  maken. 

Het  het  doel  Hidayat  gerust  te  stellen  en  zich  niet  door 
vrees  langer  te  laten  tegenhouden,  schreef  de  regent  van 
Martapoera  hem :  >dat  de  resident  met  genoegen  gezien  had 
dat  hij  tot  betere  gedachten  was  gekomen.  De  resident  kon 
evenwel  geen  vergilTenis  schenken  aan  iemand  die  nog  in 
de  wildernis  was.  Daarom  moest  Hidayat  zich  naar  Marta- 
poera begeven  en  in  persoon  vergiffenis  vragen;  eerst  daarna 
kon  hij  zijne  belangen  voordragen.  Tot  dat  einde  ontving 
hij  een  vrijgeleide ,  dat  hem  voor  elke  aanranding  zou  be- 
schermen. Hij,  regent,  stond  er  voor  in  bij  den  eed  op 
den  koran,  dat  Hidayat  te  Martapoera  geen  leed  zou  ge- 
schieden." 

Voorzien  van  die  twee  stukken,  begaf  Lehman  zich  op 
reis.  Hij  dacht  de  plaats  waar  Hidayat  zich  bevond  met 
zijne  bloedverwanten  en  vrienden  (ongeveer  300  zielen, 
waarvan  i  vrouwen  en  kinderen)  in  zes  dagen  te  kunnen 
bereiken.  Daar  Lehman  den  naam  dier  plaats  geheim  hield, 
meenden  de  regent  en  hadji  Itah ,  dat  hij  zich  niet  ver  van 
Martapoera  schuil  moest  houden.  Bij  hen  stond  het  vast, 
dat  Hidayat  op  het  vrijgeleide  zou  afkomen.  Gewoon  aan 
groote  teleurstellingen,  durfde  Verspijck  zich  daarmede  nog 
niet  vleijen. 


11  15 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XIU. 


ONDERWERPING  VAN  QOKSTI  KASSAN'S  BENDE  EN  VAN  PANGBRANG 
WIRA  KASOEMA.  —  UIDAYAT  KOMT  TE  MARTAPOBRA  TERUG.  — 
VERGADERINGEN  TE  MARTAPOBRA.  —  HIDAYAT'S  ONDER- 
WERPING. —  JANÜARIJ  1862. 

Ondanks  de  vele  pogingen  van  den  kommandant  der  Celebes 
was  het  niet  gelukt  om  Hzij  per  sloep,  'tzij  langs  de  oevers, 
de  soengej  Bangkinangan  verder  dan  500  ei  in  te  dringen; 
de  engte  der  soengej ,  de  digtbegroeide  oevers ,  zoowel  als 
de  versperringen  beletten  dit  ten  eenenmale.  Ook  de  hin- 
derlagen hadden  tot  niets  geleid.  Alleen  het  aanwezen  van 
het  stoomschip  op  de  Negara  had  de  bevolking  van  Mar- 
gasarie  en  der  kampongs  langs  de  Merampiouw  van  ver- 
loop teruggehouden.  Den  4"»  Januarij  verving  de  Boni  de 
Celebcs  en  bragt  den  nieuwbenoemden  controleur  en  militai- 
ren kommandant,  den  1^°  luitenant  Reuter,  met  30  bajo- 
netten naar  Margasarie  over. 

Op  last  van  den  resident  liet  deze  een  versterkt  huis  met 
flankverdediging  aan  de  zamenvloeijing  der  Merampiouw  en 
Negara  bouwen.  Tot  straf  voor  het  gebeurde  moest  de  be- 
volking dit  kosteloos  doen  en  werden  de  huizen  van  den 
afgetreden  kiay  Djaja  di  Poera  omvergehaald;  zijne  volge- 


Digitized  by  VjOOQIC 


227 

lingen  moesten  te  Marabahan,  Bandjermasin  en  Schans 
van  Thuyl  wonen.  Pangerang  Sherir  Hassim  stond  met  zyn 
Linganezen  ten  dienste  van  Reuter. 

De  bemoeijingen  van  pangerang  Moeda  Ariep  Ulah  schenen 
beter  vrucht  te  dragen.  Bijzonder  spoedig  wist  dit  Hoofd 
de  namen  op  te  geven  van  een  veertigtal  inlanders  die  de 
rooverbende  zamenslelden ,  berigtte  dat  de  moordenaars 
van  Fuijck  allen  (?)  in  hel  gevecht  tegen  Croes  waren  om- 
gekomen en  vroeg  kwijtschelding  van  straf  voor  de  overigen. 
Yerspijck  liet  hem  weten  dat  de  moord  van  Fuijck  niet  als 
oorlogsdaad  kon  beschouwd  en  door  den  regter  moest  uit- 
gemaakt worden,  dat  echter  allen  die  openlijk  den  krijg 
hadden  gevoerd,  op  vergiffenis  konden  rekenen.  Met  het 
Hoofd  der  bende,  goesti  Kassan  of  pangerang  Toeha  (zooals 
deze  zich  liet  noemen)  kwam  daarop  pangerang  Moeda  ver- 
gezeld van  zes  inlanders  (den  8^")  te  Bandjer  terug  en  bragt 
een  brief  mede  van  den  volgenden  inhoud : 

)Deze  groeten,  voortspruitende  uit  een  rein  hart,  van  mij 
pangerang  Toeha,  komen  voor  het  aanschijn  van  den  door- 
luchtigen  Heer  resident  te  Bandjermasin. 

>Ik  meld  u  bij  dezen  dat  ik  mijn  zoon  pangerang  Moeda 
beb  ontmoet,  en  hij  mij  een  goeden  raad  heeft  gegeven  die 
door  mij  is  aangenomen  en  opgevolgd. 

>Ik  stel  pangerang  Moeda  aan  tot  mijn  vertegenwoordiger 
en  gcmagtigde,  om  u  vergiffenis  voor  al  mijne  fouten  te  vragen. 

>Ik  hoop  dat  het  gouvernement  mij  genade  zal  schenken, 
en  ik  durf  op  den  Alkoran  te  zweren  dat  ik  geen  weer- 
spannigheid of  verraad  meer  zal  plegen. 

iWanneer  ik  eenmaal  vergiffenis  verkregen  heb,  zal  ik 
alle  rauitelingen  verzamelen  en  de  onwilligen  door  mijn 
zoon  goesti  Brahim  tot  onderwerping  noodzaken. 

»Mijn  zoon  is  dom,  en  daarom  zal  ik  hem  aan  pangerang 
Moeda  overgeven,  opdat  deze  hem  behulpzaam  zij  om  den 


Digitized  by  VjOOQIC 


SS8 

Heer  resident  ie  verzoeken  wat  ik  mogt  noodig  hebben. 
De  Heer  resident  zal  wel  begrijpen  hoeveel  gebrek  ik  in  de 
vnidernis  lijd. 
^Geschreven  den  5«"  Radjib    1278 
(6«  Januarij  1862)." 

Onder  de  zes  inlanders  die  uit  naam  der  geheele  bende 
vergiffenis  kwamen  vragen,  bevonden  zich  pembekkel  Pa- 
long,  Bilal  di  Gapor  en  goesti  Brahim.  Verhoord  over 
faunne  misdaden ,  beleden  zij  schuld  en  bekenden  aan  vele 
vijandelijkheden  deel  ie  hebben  genomen.  Tot  vollooijing 
van  het  bevredigingswerk  achtte  Yerspijck  het  geraden  hunne 
onderwerping  aan  te  nemen;  hij  schonk  hun  daarom  kwijt- 
schelding van  straf  voor  de  misdrijven  die  zij  beleden  hadden, 
met  last  de  wildernis  te  verlaten  en  zich  te  Margasarie  en 
Marabahan  te  vestigen.  Die  goedertierenheid  werkte  gunstig; 
want  den  ^l"^  Januarij  bragt  pan^erang  Moeda,  die  ten 
tweedenmale  naar  Margasarie  was  gezonden,  6  goesti*s  en 
135  man  van  Margasarie,  Bekompay,  Bangkinangan,  Moe- 
ning  en  Boerit  Kayoe  ter  hoofdplaats  mede  om  vergiffenis  te 
vragen.  Hij  had  die  bende  toegestaan,  tegen  de  gebrui- 
ken, gewapend  voor  den  resident  te  verschijnen.  Yerspijck 
ontging  die  oneerbiedigheid  niet,  maar  hij  wilde  op  het  oogen- 
blik  der  plegtige  eedsaflegging  daarin  geen  verandering  meer 
maken.  Hij  had  trouwens  zijn  maatregelen  tegen  verraad 
genomen.  Onder  de  goesti's  telde  men  Kassan,  dezelfde 
die  in  der  tijd  den  aanval  op  Schans  van  Thuyl  geleid  en 
later  de  opstandelingen  van  Moening  en  Moengoe  Thayor 
aangevoerd  had;  zijn  zoon  goesti  Isendil  (genaamd  pange- 
rang  Ketjiel) ;  goesti  Brahim ,  die  onze  troepen  hij  de  be- 
zetting van  AUei  bevocht,  steeds  een  bende  in  Amandit  aanvoer- 
de en  den  omtrek  van  Boerit  onveilig  maakte,  en  degoesti's 
Koessin,  Mail  en  Rachmat  van  minder  beteekenis.  Zij  allen 
zwoeren  trouw  en  gehoorzaamheid,  beloofden  hunne  wape- 


Digitized  by  VjOOQIC 


229 

nen  in  te  leveren  en  zich  met  der  woon  te  vestigen  op  de 
plaats  waar  de  resident  dit  zou  verlangen.  De  majoor  maakte 
hen  nogmaals  indachtig,  dat  zij  voor  het  deel  dat  zij  in  den  oor- 
log genomen  hadden,  voor  perkara  prang  (oorlogshandelingen), 
vergiffenis  kregen ;  voor  hunne  medepligtigheid  in  den  moord 
van  Fuljck  —  als  die  later  ontdekt  en  bewezen  mogt  wor- 
den —  behield  het  bestuur  derhalve  de  bevoegdheid  hen  te 
straffen.  Hoewel  niemand  beleden  had  daaraan  schuldig  te 
zijn,  was  het  toch  meer  dan  waarschijnlijk  dat  aan  eenige 
hunner  ook  het  bloed  van  Fuljck  kleerde. 

Bijna  had  een  onbeduidende  omstandigheid  de  plegtigheid 
der  eedsaflegging  in  een  moordtooneel  herschapen.  Nadat 
reeds  een  zeventig  inlanders  de  vergaderzaal  had  verlaten, 
werd  een  nieuw  dertigtal  tot  het  afleggen  van  den  eed  bin« 
nengeleid.  Een  der  achtersten  sprong  terug,  op  het  oogen- 
blik  dat  hij  zou  binnentreden ,  en  koos  ijlings  het  hazenpad. 
De  groote  menigte  die  buiten  stond,  en  daaronder  ook  het 
gevolg  van  pangerang  Moeda,  ontstelde  door  deze  plotselinge 
vlugt  en  geloerde  dat  in  de  zaal  verraad  gepleegd  werd. 
Er  ontstond  een  groote  verwarring;  een  aantal  inlan- 
ders sprong  in  de  rivier,  verscheidene  trokken  de  kle- 
wangs  en  krissen.  Gelukkig  deelde  die  verwarring  zich  niet 
mede  aan  de  troepen  die,  op  amok  voorbereid,  pal  stonden; 
was  één  schot  op  dat  oogenblik  gevallen,  de  noodlottige  ge- 
volgen waren  niet  te  overzien  geweest.  Door  de  bedaardheid 
van  den  majoor-kommandant  der  troepen  was  evenwel  de 
orde  spoedig  hersteld. 

Het  ontging  de  aandacht  van  het  bestuur  niet,  hoe  spoedig 
het  pangerang  Moeda  gelukt  was  de  vijandelijke  Hoorden  te 
ontmoeten.  Aanvankelijk  schreef  men  dit  toe  aan  den  in- 
vloed van  Hidayat's  brief;  doch  later  bleek  het  dat  pange- 
rang Moeda  wel  is  waar  bij  een  eerste  ontmoeting  (4  Jan. 
1861)  met  goesti  Kassan  ten  huize  van  Aboel  in  den  kam- 
pong  Soengej  Bamadoe  die   tjaps   getoond  had,   maar  te* 


Digitized  by  VjOOQIC 


230 

vens  dat  hy  op  verregaande  wijze  misbruik  had  gemaakt 
van  den  hem  opgedragen  last,  door  als  gevolmagtigde  van 
de  Nederlandsche  regering  op  te  treden  en  in  strijd  met  de 
waardigheid  van  dat  gouvernement  te  handelen.  Immers  om 
de  goesti's  Kassan  en  Ketjiel  voor  zich  te  winnen ,  had  hij  hen 
tot  pangerangs  verheven  en  die  benoeming  den  omstanders  met 
luider  stemme  bekend  laten  maken.  Wanneer  Kassan ,  nu  pan- 
gerang  Toeha  genoemd ,  zich  wilde  onderwerpen,  had  hij  hem 
toegestaan  zich  te  vestigen  waar  hij  goedvond,  en  een  volkomen 
gezag  over  zijn  kampong,  zonder  inmenging  van  het  Euro- 
peesch  bestuur  in  zijn  zaken,  in  één  woord  onafhankelijk- 
heid geschonken.  Hij  was  nog  verder  gegaan.  Zoo  Kassan,  te 
Bandjer  komende,  amok  wilde  maken,  het  stond  hem  vry; 
't  was  immers  beter  déér  een  openlijken  en  eervollen  dood 
te  sterven,  dan  in  de  wildernis  onbekend,  ellendig,  om  ie 
komen. 

Door  zulke  voor  het  gouvernement  vernederende  beloften 
had  hij  de  Hoofden  der  moordenaarsbende  tot  onderwer- 
ping overgehaald.  Hij  wist  zeer  goed  dat  de  resident  op 
die  voorwaarden  geen  vergiffenis  zou  schenken,  doch  daar- 
voor had  hij  vooraf  magtiging  gevraagd  en  gekregen  om  ge- 
heel zonder  bemoeijing  van  het  civiele  bestuur  de  onderhan- 
delingen te  leiden.  Hij  wist  even  goed  dat  de  Hoofden  bij 
de  eerste  gelegenheid  weer  in  de  wildernissen  zouden  le- 
nigkeeren ,  en  op  nieuw  de  wapens  tegen  het  gouvernement  op- 
vatten, maar  dat  was  hem  onverschillig,  't  Was  hem  slechts 
te  doen  om  bij  het  bestuur  in  gunst  te  komen,  om  den  naam 
van  gehechtheid  aan  .het  gouvernement  te  verwerven.  Sluwer, 
dubbelzinniger  en  bedriegelijker  dan  iederHoofd,  wonhijhel 
allen  in  de  kunst  van  intrigueren  af  en  beoogde  slechts  een 
geli|ken  invloed  op  beide  partijen  uit  te  oefenen,  ten  einde 
nooit  schade  te  lijden  wanneer  een  dezer  het  onderspit 
delfde. 

De  openlijke  verheffing  tot  pangerang  van  Kassan  en  Ketjiel 


Digitized  by  VjOOQIC 


281 

(die  in  het  begin  voor  het  gewestelijk  bestuur  verborgen 
bleef,  omdat  dit  aangeschreven  was  zich  niet  met  de  onder- 
handelingen te  mengen  en  pangerang  Moeda  vrij  spel  te  geven) 
en  de  verzekering  van  pangerang  Moeda  dat  zij  na  hunne  on- 
derwerping een  onafhankelijk  gezag  zouden  uitoefenen  over 
ieder  die  zich  bij  hen  aansloot,  waren  oorzaak  dat  een  aantal 
inwoners  van  Margasarie  zich  aan  de  heerendienslen  onttrok 
en  Kassan's  aanhang  van  veertig  tot  op  honderd  dertig  man 
bragt.  In  stede  van  de  bende  uileen  te  doen  gaan,*  ver- 
grootte dus  pangerang  Moeda  die  opzettelijk;  want  naarmate 
de  schare  die  vergiffenis  kwam  smeeken  talrijker  was,  had 
pangerang  Moeda  zich  ook  meer  verdienstelijk  gemaakt  en  meer 
regt  op  belooning  verworven ;  naar  die  mate  was  de  uitslag 
zijner  zending  meer  volkomen,  en  nam  zijn  invloed  op  het 
bestuur  toe. 

Vele  rustige  kampongsbewoners ,  die  misschien  nimmer 
de  wapenen  tegen  het  gouvernement  gevoerd  hadden ,  vroe- 
gen dus  vergiffenis  voor  kwaad  dat  zij  niet  bedreven  hadden ; 
zij  speelden  die  comedie  in  't  belang  van  pangerang  Moeda , 
die  het  bestuur  een  rad  voor  de  oogen  wilde  draaijen.  Bij 
hunne  terugkomst  te  Margasarie,  door  den  w^  controleur 
Reuter  ondervraagd  naar  de  reden  dier  noodelooze  onderwer- 
ping, bekenden  zij  misleid  te  zijn,  daar  men  hun  had  diets 
gemaakt,  door  die  eedsaflegging  voor  den  vervolge  van  alle 
heerendiensten  vrijgesteld  te  zijn. 

Gedurende  het  verblijf  van  pangerang  Moeda  te  Margasarie 
moest  het  dislriklshoofd  telkens  vermaand  worden  over  het 
slechte  opkomen  der  koelie's,  die  aan  de  tijdelijke  versterking 
moesten  arbeiden.  Dit  Hoofd  verklaarde  eenparig  met  de 
kampongshoofden ,  dat  hij  geen  gezag  over  de  bevolking  had 
zoo  lang  pangerang  Moeda  zich  te  Margasarie  bevond,  daar 
de  meeste  kampongsbewoners  zich  aan  de  heerendiensten 
onttrokken  onder  voorwendsel  dat  zij  bij  pangerang  Moeda 
ontboden  waren.    Reuter  was  reeds  in  't  begin  vanJanuarij 


Digitized  by  VjOOQIC 


282 

van  gevoelen  dat  de  pangerang  de  belangen  van  het  gouver- 
nement meer  tegenwerkte  dan  bevorderde,  en  stelde  (den  5«» 
Januarij)  voor  om  hem  naar  Bandjer  terug  te  zenden.  Zijn 
wantrouwen  nam  met  lederen  dag  toe,  en  gelukkig  waarlijk, 
want  daardoor  werd  misschien  een  ander  bloedbad  voorkomen. 

Reuter  namelijk  bevond  zich  destijds  met  zijne  manschappen 
op  de  Boni  die  voor  Margasarie  geankerd  lag.  Op  zekeren  dag 
tegen  1  uur  na  den  middag  kwam  op  zijde  van  den  stoomer 
een  vaartuig  aanliggen,  waaruit  een  onbekende  pangerang 
steeg,  die  zich  een  oom  van  pangerang  Moeda  noemde  en 
namens  dezen  den  w^.  controleur  zijn  opwachting  maakte.  In 
dat  vaartuig  waren  twintig  zwaar  gewapende  roeijers  gezeten. 
De  bezoeker  vroeg  of  zijne  roeijers  het  inwendige  van  het 
stoomschip  mogten  zien.  Reuter  sloeg  dit  verzoek  af.  Na 
een  gesprek  over  verschillende  onderwerpen  kwam  de  pan- 
gerang op  zijn  verzoek  terug:  ))zijne  volgelingen  zoudenzoo 
gaarne  eens  een  stoomschip  zien."  Reuter  weigerde  ander- 
maal. Doch  binnen  het  uur  kwam  de  pangerang  ten  derden 
male  op  zijn  verzoek  terug;  en  eerst  nadat  hem  de  verze- 
kering werd  gegeven ,  dat  na  het  gebeurde  met  de  Onrust, 
vriend  noch  vijand  een  stoomschip  mogt  bezigtigen,  trok  hij 
af  om  nooit  meer  iets  van  zich  te  laten  hooren. 

Het  lijdt  geen  twijfel  of  de  bezoeker  had  een  veiTaderlijken 
aanslag  op  het  oog,  en  de  ondergang  van  de  Boni  werd 
alleen  door  de  waakzaamheid  en  de  achterdocht  van  Reuter 
tegen  ieder  die  zich  namens  pangerang  Moeda  bij  hem  aan- 
meldde, verhoed.  Welligt  zaten  de  stoutsten  van  Kassan's  bende 
in  het  vaartuig  te  wachten  op  het  teeken  van  amok ;  weliigt 
was  het  plan  uitgegaan  van  den  man,  die*  aan  Kassan 
een  amokpartij  te  Bandjer  of  te  Martapoera  voorstelde.  Hoe 
het  zij,  pangerang  Moeda  slaagde  er  gedeeltelijk  in  het  be- 
stuur om  den  tuin  te  leiden.  Kassan  en  de  zijnen  keerden 
spoedig  in  de  wildernis  terug  en  bragten  ons  nog  menig  ver- 
lies toe.  Eerst  later  werd  pangerang  Moeda  zelf  ontmaskerd. 


Digitized  by  VjOOQIC 


288 

Door  een  ligte  ongesteldheid  opgehouden,  ifertrok  demang 
Lehman  eerst  in  den  nacht  van  3  op  4  Januari) ,  nadat  op 
zijn  verzoek  het  vrijgeleide  voor  Hidayat  voor  25,  in  stede 
van  20  dagen,  geldig  was  gemaakt.  Den  14^  ontmoette  hij  den 
pangerang  te  Moeara  Paoe,  tv^ee  è  drie  marschdagen 
boven  Hengappan  aan  de  Riam  Kanan.  Een  paar  dagen  vroe- 
ger had  Hidayat  door  tusschenkomst  van  het  distriktshoofd 
eenige  vivres  laten  vragen,  die  hem  door  den  kommandant  van 
Mengappan  waren  verstrekt.  De  vorstelijke  familie ,  de  oude 
Ratoe,  pangerang  Wira  en  zijne  kinderen  bevonden  zich  te 
Tamoenih  en  hadden  volslagen  gebrek  aan  levensmiddelen. 
De  demang  ging  hen  van  daar  afhalen.  Hidayat  had  zich  uit 
vrees  voor  de  pokken  naar  Moeara  Paoe  begeven.  Hij  schreef 
(14  JanuariJ)  den  regent  van  Martapoera : 

>Ik  wacht  nog  alleen  op  mijne  vrouwen  en  kinderen ,  die  zeer 
afgemat  zijn.  Nu  reeds  ben  ik  gereed,  om  afte  komen  en  zal 
onmiddelijk  op  reis  gaan  als  er  levensmiddelen  gebragtzijn. 

>Ik  verzoek  u  den  doorluchtigen  heer  mede  te  deelen  dat 
de  brief  (het  vrijgeleide)  door  demang  Lehman  aangebragt, 
door  mij  in  goeden  staat  is  ontvangen  en  ik  betuig  daarvoor 
met  de  reinste  blijdschap  mijn  dank.  Den  inhoud  daarvan 
heb  ik  volkomen  begrepen  en  volg  dien  met  hart  en  ziel  op. 

lUw  brief  ontving  ik  te  gelijk  met  dien  van  uw  doorluch- 
tigen Heer.  Op  ü  alleen ,  Vader,  koester  ik  de  hoop  om  mij 
met  mijne  vrouwen ,  kinderen ,  broeders  en  onderdanen  ge- 
lukkig te  maken;  het  zij  zoo!" 

Gelijktijdig  verzocht  demang  Lehman  een  som  van  fiOOO 
om  kleedingstukken  en  levensmiddelen  voor  Hidayat  en  de 
zijnen  te  koopen.  Majoor  Koch  zond  hem  f500.  Den  22^ 
verliet  Lehman  met  Hidayat,  /ijne  vrouwen,  kinderen  en  vol- 
gelingen —  raim  450  zielen,  op  vijftig  vlotten  —  Hoeara  Paoe 
en  ontving  in  het  voorbijgaan  te  Mengappan  nog  eenigen  on- 
derstand ;  drie  dagen  later  te  Awang  Bangkal  (Goenong  Djabok) 
aangekomen,  scheen  er  nieuwe  twijfel  bij  hem  ontstaan  te  zLJn 


Digitized  by  VjOOQIC 


234 

en  aarzelde  hij  om  verder  te  trekken.  >Hoe  is  uw  wil  om- 
trent den  pangerang,  schreef  hij  den  regent,  daar  hij  nu 
met  zijn  gezin  hier  gekomen  is.  Hetgeen  u  ons  vroeger 
hebt  gezegd ,  is  hem  reeds  bekend  gemaakt.  Wij  hopen  dus , 
dat  wij  hem  daarmede  niet  zullen  beliegen."  Het  antwoord 
dat  hierop  gegeven  werd,  luidde  natuurlijk :  dat  zij  onbevreesd 
hun  reis  naar  Martapoera  moesten  vervolgen,  daar  het  gou- 
vernement geen  verraad  pleegde ;  dat  met  te  aarzelen  en  zich 
overal  op  te  houden  het  vrijgeleide  zijn  kracht  verloor. 

Inmiddels  had  pangerang  Wira  zich  (den  23*")  reeds  te 
Martapoera  aangemeld.  Hongerig,  geheel  ontbloot  van  de 
middelen  om  zijn  gezin  (4-  vrouwen  en  5  kinderen  met 
47  volgelingen)  te  onderhouden,  smeekte  hij  om  ondersteu- 
ning. Ook  de  bekende  Hoofden  der  Tanah  Laut,  Said  Sambas 
en  kiay  Mohamad  Joessoep,  kwamen  in  onderwerping.  Bandjer- 
masin  werd  hun  tot  verblijfplaats  aangewezen. 

Van  Awang  Bangkal  deed  Hidayat  nog  een  poging  om  door 
den  regent  en  het  distriktshoofd  van  Martapoera  afgehaald  te 
worden;  doch  toen  hij  hierop  een  weigerend  antwoord  ont- 
ving en  aangemaand  werd  om  regtstreeks  naar  de  hoofdplaats 
door  te  varen  zonder  Karang  Intan  of  eenigennaburigenkam- 
pong  aan  te  doen,  vervolgde  hij  zijn  reis  en  kwam  eindelijk 
den  28*"  ten  5  uur  in  den  namiddag  te  Martapoera  aan. 

Op  het  ontvangen  dezer  tijding  vertrok  Verspijck  in  den 
nacht  van  29  op  30  Januarij  per  sleper  van  Os  naar  Mar- 
tapoera ,  om  met  Hidayat  over  de  voorwaarden  zijner  onder- 
werping te  onderhandelen.  In  den  morgen  van  den  30«» 
Januarij ,  waren  in  de  pendopo  van  het  residentiehuis  te 
Martapoera  vergaderd : 

De  luitenant-kolonel  1)  der  infanterie  G.  M.  Verspijck  ,  resi- 
dent-kommandant  der  troepen  in  de  Zuider- en  Ooster-afdee- 
ling  van  Borneo; 

i)    Bij   GovY.   betloit  dd.  91   Jannarij  l80t  was  de  majoor  Verspijck  bij  keose  b^ 


Digitized  by  VjOOQ IC; 


285 

de  majoor  der  infanterie  C.  F.  Koch ,  kommandant  der 
troepen  tevens    assistent-resident  der  afdeeling  Martapoera; 

de  4*  luitenant  w**.  controleur  3«  klasse  der  afdeeling 
Kween  J.  J.  W.  E.  Verstege; 

de  1«  luitenant-adjudant  van  den  chef  der  expedilie  H.  M. 
A.  C.  Boers; 

de  Ie  luitenant  fungerend-adjudant  van  den  kommandant 
der  iroepen  te  Martapoera ,  A.  H.  Schade  van  Weslrum ; 

de  regent  van  Martapoera  pangerang  Üjaya  Pamenang; 

het  distriktshoofd  van  Martapoera  kiay  Djamidin; 

hadji  Isah  binTaal  kapitan ,  en  tommonggong  Djaja  Leksana ; 
terwijl  bij  die  vergadering  met  de  funcliën  van  tolk  was 
belast  A.  Eman  klerk  op  het  residentiekantoor. 

Ingevolge  de  oproeping  van  den  chef  der  expeditie  ver- 
scheen ten  10}  ure  in  de  vergadering  pangerang  Hidayat 
Oellah ,  ex-rijksbestierder  van  het  ontbonden  rijk  van  Ban- 
djermasin,  vergezeld  van  kiay  demang  Lehman  en  door  de 
navolgende  pangerangs,  goesti's  en  Hoofden  die  met  hem 
in  onderwerping  waren  gekomen : 
Pangerang  Sjassra  Kesoema 
>  Sabel 

)  Abdoel  Rachman 


)         Kesoema  Indra 


Zonen  van  Hidayat. 

Schoonzonen  van  Hidayat. 
Goesti  Issa  Ali  Basah 

Radin  Djaya  Kesoema  (zwager  van  Hidayat). 
Goesti  Mohamad  Tarip  (zoon  van  radin  Djaja  Kesoema). 
Pangerang  Wira  Kesoema   (halve  broeder  van  Hidayat). 
»         Mohamad  (zoon  van  Wira  Kesoema). 
t         Sjarief  Aboe  Bakar   (schoonzoon  van   Wira 

Kesoema). 
1  Tirta  Kesoema  (oom  van  Hidayat  van   moe- 

derszijde). 


Digitized  by  VjOOQIC 


286 


Zonen  van  Tirta  Kesoema. 


Goesti  Moharoad 
1       Mail 
1       Bakar 
1       Daoet 
1       Ahhman  (schoonzoon  van  Tirta  Kesoema). 

1         OenoeS  Zonen  van  den  te  Martapoera  geëxecuteerden 

T\*  pangerang   Kesoema  Ningrat.    De  vader  van 

iijapan  dezen  pangerang  ia    de  halve   broeder  van 

1         Bakar  Hidajat's  moeder ,  Ratoe  Sitie. 

1  Nohh  (zoon  van  den  reeds  overledenen  hoofdop- 
standeling pangerang  Moeda  en  kleinzoon  van  pangerang 
Ahhmat ,  broeder  van  v^ijlen  sulthan  Adam). 

Goesti  Koesin  (broeder  van  den  zich  op  Java  bevinden- 
den  Radin  Rahhmat,  wiens  vader  pangerang  Helaya  Kesoema 
de  halve  broeder  is  van  Hidayat's  moeder). 

Verder  nog  eenige  mindere  opstandelingshoorden,  niet  van 
adelijke  afkomst. 

Door  den  kommandant  der  troepen  v^erd  nu  tot  pangerang 
Hidayat  de  vraag  gerigt :  met  welk  doel  hij  zich  naar  Mar- 
tapoera had  begeven.  Hierop  verklaarde  deze  eigenmondig 
dat  hij  gekomen  was  om  ootmoedig  de  vergiffenis  van  het 
gouvernement  te  smeeken  voor  hetgeen  hij  had  misdreven, 
daar  zijne  onderwerping  opregtelijk  gemeend  was. 

Op  gelijke  vraag  werd  door  alle  overige  in  onderwerping, 
gekomen  Prinsen  en  Hoofden  dezelfde  verklaring  afgelegd. 

Hun  werd  toen  te  kennen  gegeven  dat  pangerang  Hidayat 
Oellah  de  opregtheid  van  zgne  betuiging  niet  met  eede 
behoefde  te  staven,  daar  zijn  woord- als  vorstelijke  afstèmme- 
ling  een  genoegzame  waarborg  was ,  doch  dat  de  overigen 
den  gevorderden  eed  moesten  afleggen.  Hiertoe  verklaarde 
men  zich  bereid. 

De  luitenant-kolonel  [resident  rigtte  daarop  het  woord  tot 
den  pangerang  Hidayat  Oellah,  en  deelde  hem  mede  dat  hij, 
als  hoogste  vertegenwoordiger  van  bet  gouvernement  in  deze 
gewesten,  gemagtigd  en  geneigd  was  hem  de  gevraagde  ven- 


Digitizedby  VjOOQIC  ' 


287 

giffenis  teverleenen,  evenwel  onder  de  volgende  voorwaarden: 
1^  Dat  hij  (Hidayat)  in  geen  geval  op  Borneo  mogt  blij- 
ven, maar  dat  hij  het  eiland  na  verloop  van  8  dagen  zou 
moeten  verlaten.  De  gelegenheid  daartoe  zou  hem  worden 
aangeboden;  niet  alleen  voor  het  spoedig  herstel  van  den 
vrede  en  het  bestendigen  der  rust,  maar  ook  voor  zijn 
eigen  welzijn  en  geluk  was  dit  noodzakelijk.  Bleef  hij  op 
Borneo ,  zijn  naam  zou  al  te  dikwerf  tot  het  plegen  van 
slechte  handelingen  gebezigd  worden,  en  hij  schuldig  of  niet 
bij  het  bestuur  in  verdenking  komen ;  door  het  verlaten  van 
Borneo  werd  dit  alles  voorkomen. 

2^.  Dat  hij  zich  vooreerst  naar  Batavia  zou  begeven,  waar 
hem  nader  een  verblijfplaats  op  Java  zoude  worden  aange- 
wezen ;  het  bedrag  der  toelage  voor  zijn  levensonderhoud 
zou  door  den  gouverneur*generaal  zoodanig  bepaald  worden, 
dat  hij  met  zijn  gezin  daarvan  onbekrompen  konde  leven. 

3^.  Dat  hij  geheel  overeenkomstig  zijn  verlangen  zich  door 
zijne  bloed-  of  aanverwanten ,  volgelingen  enz.  naar  Java 
konde  laten  vergezellen. 

4^.  Dat  hij  voor  zijn  vertrek  een  publicatie  (tjap)  zou  uit- 
vaardigen, gerigt  aan  de  Bandjermasinsche  bevolking,  waarin 
hij  erkende  verkeerd  te  hebben  gehandeld  door  oorlog  tegen 
het  gouvernement  te  voeren ,  en  waarbij  hij  de  bevolking 
terzocht  om  uit  liefde  voor  hem  en  tot  haar  eigen  heil,  tot 
orde  en  rust  terug  te  keeren  ,  alle  vijandelijkheden  te  staken* 
vooral  geen  gehoor  te  geven  aan  de  bevelen  van  Hoofden 
die  nog  in  den  opstand  volhardden,  maar  die  aan  het 
gouvernement  uit  te  leveren.  Die  bede  van  den  vorst  tot 
zijn  volk  zou  strekken ,  om  aan  de  kommer  en  ellende ,  waar- 
onder een  groot  gedeelte  der  bevolking  thans  gebukt  ging, 
voor  goed  een  einde  te  maken. 
Het  antwoord  van  pangerang  Hidayat  Oellah  luidde: 
dat  hij  volkomen  bereid  was  aan  alle  hem  gestelde  voor- 
waarden te  voldoen; 


Digitized  by  VjOOQIC 


288 

dat  hij  nader  een  opgave  zou  indienen  van  hen,  die  hem 
naar  Java  mogten  volgen; 

dat  hy  zeir  het  wenschelijke  van  een  publicatie  in  den 
aangeduiden  geest  had  ingezien  en  reeds  een  tjap  had  op- 
gesteld om  de  Bandjersche  bevolking  van  alle  verdere  vij- 
andelijkheden terug  te  houden.  Hij  wenschte  dat  opstel  aan 
de  goedkeuring  van  den  resident  te  onderwerpen ;  mogt  deze 
daaraan  zijne  goedkeuring  niet  kunnen  hechten,  dan  was  hij 
bereid  die  publicatie  te  wijzigen  overeenkomstig  des  resi- 
dents  verlangen. 

Ook  verbond  hij  zich  te  voldoen  aan  het  daarna  door  den 
chef  der  expeditie  uitgedrukt  verlangen,  om  namenlijk  na 
zijn  inscheping  te  Martapoera,  zich  verder  niet  te  Bandjer- 
masin  op  te  houden,  maar  dadelijk  door  te  stoomen  naar 
Schans  van  Thuyl,  alwaar  hij  met  zijn  gevolg  zou  overgaan 
aan  boord  van  het  stoomschip,  dat  bestemd  was  hem  naar 
Java  over  te  brengen. 

Kiay  demang  Lehman  verzocht  toen,  pangerang  Hidayat 
naar  Java  te  mogen  begeleiden  en  daarna  weder  naar  Ban- 
djermasin  terug  te  keeren,  opdat  de  resident  over  zijne  diensten 
zou  kunnen  beschikken.  —  Ook  dit  verzoek  werd  toegestaan. 

Vervolgens  had  de  voorstelling  plaats  der  tegenwoordige 
pangerangs ,  goesti's  en  Hoofden  door  den  regent  pangerang 
Djaya  Pamenang,  aan  den  chef  der  expeditie. 

Nadat  pangerang  Hidayat  was  uitgenoodigd  ten  5  ure  in 
den  namiddag  zich  nogmaals  bij  den  kommandant  der  troe- 
pen te  vervoegen  om  met  dezen  een  afzonderlijk  onderhoud 
te  hebben,  werd  de  vergadering  gesloten,  en  keerde  pange- 
rang Hidayat  met  zijn  gevolg  terug  naar  de  woning  van 
den  regent. 

Zoo  was  dan,  reeds  in  de  eerste  bijeenkomst,  de  hoofd- 
voorwaarde waarop  de  chef  der  expeditie  vergiffenis  schonk, 
zonder  de  minste  bedenking  door  Hidayat  aangenomen.  Hoe 
gehecht  ook  aan  zijn  geboortegrond,  deed  hij  geen  enkele 


Digitized  by  VjOOQIC 


289 

poging  om  den  resident  van  besluit  te  doen  veranderen, 
dacht  hij  er  niet  aan  van  zijn  vrijgeleide  gebruik  te  maken  en 
terug  te  gaan  naar  de  wildernis  vs^aar  de  honger  hem  aan- 
grijnsde.  Overtuigd  door  Lehman  en  Djaya  Pamenang  van 
den  onverzettelijken  wil  des  residents,  overtuigd  door  eigen 
ondervinding  van  de  onmogelijkheid  om  langer  de  magt  van 
het  gouvernement  te  weerstaan,  berustte  hij  gelaten  in  het 
ijzeren  noodlot.  Zyn  houding  was  eerbiedig  als  die  van 
een  overwonnene. 

In  het  arzonderlijk  onderhoud  dat  hij  's  namiddags  met 
den  resident  had  en  waarin  deze  er  in  slaagde  hem  openhartig 
te  doen  spreken,  verzocht  hij  ootmoedig  dat  de  resident  den 
gouverneur-generaal  van  zijn  werkelijk  berouw  wilde  overtui- 
gen, opdat  hij  niet  te  ongunstig  beoordeeld  mogt  worden. 
Hij  was  het  slagtoffer  van  intrigues,  zeide  hij.  Slechts  op  aan- 
drang van  den  pangerang  panghoeloe  en  van  Sherir  Hoessin 
had  hij  indertijd  Martapoera  verlaten.  De  eerste  vijandelijke 
bewegingen  in  Moening  waren  niet  door  hem,  maar  door 
sulthan  Tamdjid  Illah  begonnen.  Misbruik  makende  van  zijn 
naam,  had  zekere  Ganga  Soeta,  Moening  aan  het  gisten 
gebragl.  Maar  Ganga  Soeta  had  daartoe  last  ontvangen  van 
den  sulthan.  Een  briefje  van  den  volgenden  inhoud:  ük, 
sulthan  Tamdjid,  verlang  dat  gij  in  deze  zaak  den  naam 
gebruikt  van  Hidayat"  was  naar  hij  meende  in  handen  ge* 
komen  van  het  bestuur.  Vroegere  residenten  (dit  zeide  hij 
niet  zonder  verlegenheid,  daar  hij  ongaarne  een  beschuldi- 
ging tegen  gouvernements  ambtenaren  inbragt)  hadden  hem 
in  tegenwoordigheid  van  vele  inlandsche  grooten  beleedigd , 
door  te  zeggen:  »gij  zult  Tamdjid's  orders  gehoorzamen, 
en  zoo  niet,  dan  zal  ik  u  daartoe  dwingen.*' 

Op  de  vraag:  op  welke  wijze  men  zich  het  beste  van 
Antassari  en  Amin  Oelah  konde  meester  maken,  antwoordde 
Hidayat,  dat  nu  hij  het  land  verUet,  ook  zij  spoedig  hun 
aanhang   zouden  verliezen.    »Ik  zie  thans  niet  op  tegen  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


840 

reis  naar  Java,  voegde  hij  er  bij,  ik  neem  de  beschikking 
des  Allerhoogsten  met  geduid  aan  en  vertrouw  op  het  gou- 
vernement. Alleen  kwelt  het  mij  bij  mijn  vertrek,  dat  ik 
zelf  de  zaak  niet  geheel  voor  het  gouvernement  kan  be- 
vredigen en  daardoor  het  bewijs  geven  hoe  welgemeend  mijn 
berouw  is  en  hoezeer  ik  de  milde  handelingen  van  het  bestuur 
waardeer.  Welaan!  sprak  hij  met  nadruk,  zoo  men  het  mij 
toestond,  zoude  ik  zelf  Amin  Oelah  opzoeken  en  hem  dv^in- 
gen;  mijne  ziel  (djiwa)  zou  ik  daarbij  verspelen,  of  hij  de 
zijne  er  bij  laten,  wanneer  hij  niet  goedschiks  wilde  volgeu. 
Ook  Antassari  zou  ik  wel  weten  over  te  halen  of  te  dwingen/' 

Over  dit  zijdelingsch  verzoek  om  te  Bandjermasin  te  blijven, 
meende  de  resident  te  moeten  heenglijden.  Hij  wees  nog  eens 
op  de  moeijelijke  verhouding  waarin  Hidayat  zou  komen ,  op  de 
waarschijnlijkheid  dat  hij  het  vertrouwen  van  het  gouverne- 
ment zou  verliezen  door  de  kuiperijen  van  inlandsche  Hoofden, 
en  ondervroeg  hem  over  zijne  betrekking  met  Antassari. 

ïNiet  volgens  een  vooraf  beraamd  plan  was  de  opstand 
begonnen,  verklaarde  Hidayat.  Ik  heb  niets  met  Antassari 
besproken.  Door  mijne  vlugt  en  door  de  machinaliên  van 
den  laaghartigen  Amin  Oelah  is  er  opstand  ontstaan,  voor 
en  zonder  dat  ik  het  wilde.  Ik  verlangde  geen  opstand. 
Was  ik  niet  ongerust  geworden  en  gevlugt,  het  zoude  zoo 
ver  niet  gekomen  zijn.  Op  dat  tijdstip  bevorderde  ik  den 
opstand  nog  niet.  Vroeger  ontmoette  ik  Antassari  nimmer; 
slechts  zelden  was  ik  met  hem  in  briefwisseling  en  in  de 
]aatste  tijden  hoorde  ik  niets  meer  van  hem.  Het  manifest 
roet  mijn  en  Antassari*s  zegel,  in  de  kampongs  vertoond, 
waarbij  het  volk  tot  verzet  werd  opgeroepen,  was  niet  mijn 
werk,  maar  dat  van  den  schurk  Amin  Oelah." 

Het  was  inderdaad  waarschijnlijk  dat  Hidayat  in  1859  slechte 
raadgevers  had,  en  dat  er  veel  onheil  zou  zijn  voorkomen,  indien 
hel  toenmalig  bestuur  het  vertrouwen  van  den  rijksbestier- 
der  had  kunnen  winnen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


241 

flidayat  verzocht  een  schriftelijk  bewijs  van  de  vergiffenis 
en  den  onderstand  die  hem  beloofd  waren.  Doch  toen  de  re- 
sident hem  opmerkte,  dat  de  openlijke,  mondelinge  behan- 
deling der  zaak  meer  pleitte  voor  de  opregtheid  zijner 
woorden  en  de  ridderlijkheid  zijner  handelingen,  dan  een 
schriftelijke  verklaring  die  aanleiding  zou  kunnen  geven  tot 
de  veronderstelling  dat  de  onderwerping  niet  geheel  vrij- 
willig was  geweest;  toen  de  resident  er  echter  bijvoegde,  dat 
zijne  woorden  nimmer  onwaarheid  bevatten  en  hij  altijd  bereid 
was  in  geschrifte  te  stellen,  't  geen  hij  mondeling  had  beloofd — 
vergiffenis  en  voldoende  onderstand ,  —  toen  zeide  Hidayat : 
)lk  zal  mij  gaarne  onderwerpen  aan  hetgeen  de  resident  het 
beste  vindt;  hij  zal,  hoop  ik,  thans  alles  voor  mijn  best 
doen."  —  Dit  werd  nu  nogmaals  verzekerd,  en  om  al  dade- 
lijk een  blijk  te  geven  der  grootmoedigheid  waarmede  de 
Nederlandsche  regering  zijne  overwonnen  onderdanen  be- 
handelt, beloofde  de  resident  dat  hem  flbOO  zou  worden 
uitbetaald  tot  aankoop  van  kleederen  en  andere  benoodigd- 
heden  voor  de  reis.  Hij  had  immers  vernomen  dat  Hidayat 
geheel  van  geldelijke  middelen  ontbloot  was? 

Dit  was  inderdaad  zoo.  Niet  alleen  bezat  Hidayat  geen 
penning  meer,  maar  hij  was  aan  zijne  tante  Kesoema  Nega- 
ra nog  ^2000  schuldig;  die  som  zoude  hij  gaarne  voor  zijn 
vertrek  afbetalen.  De  resident  wees  hem  den  weg  aan,  om 
die  schuld  later  bij  gedeelten  af  te  doen  met  zijn  trakte- 
ment; thans  moest  hij  slechts  aan  zijn  vertrek  denken.  Ook 
naar  dien  raad  luisterde  Hidayat  gewillig.  —  Het  uur  van 
bidden  was  nu  gekomen ;  hij  vroeg  toestemming  zich  te  mo- 
gen verwijderen  en  nam  afscheid  met  een  diep  gevoel  van 
dankbaarheid. 

Aan  demang  Lehman,  die  een  tjap  verzocht,  waaruit  zijn  ver- 
giifenis  zoude  bUjken ,  werd  de  volgende  verklaring  gegeven : 

)De  luitenant-kolonel,  resident  enz.  geeft  dit  bewijs  aan  den 
vroegeren  opstandeling  kiay  demang  Lehman,  ten  blijke  dat 

U.  46 


Digitized  by  VjOOQIC 


242 

hij  volle  vergiffenis  van  het  Nederlandsch  bestuur  heefl  ont- 
vangen. Hij  toekent  er  zeir  bij  aan,  dat  sints  demang  Lehman 
in  onderwerping  is  gekomen  deze  werkelijk  berouw  heeil 
doen  blijken,  en  na  dien  tijd  goede  diensten  heeft  bewezen 
om  den  opstand  verder  te  derapen  en  pangerang  Hidayat 
tot  onderwerping  over  te  halen. 

iWanneer  hij  na  zijn  verblijf  op  Java  wenscht  terug  te 
keeren  naar  Bandjermasin,  mag  hem  zulks  niet  belet  worden.'' 

Den  31 «"  had  een  tweede  vergadering  plaats,  bijgewoond 
door  den  resident,  den  assistent-resident,  dea  regent  en  het 
distriktshoord  van  Martapoera ,  door  hadji  Isah ,  pangerang 
Hidayat,  pangerang  Wira  Kasoema  en  demang  Lehman.  In 
die  vergadering  werd  het  volgende  stuk  vastgesteld ,  voor- 
gelezen, en  door  Hidayat  met  zijn  tjap  voorzien. 

]>Deze  tjap  komende  van^mij,  pangerang  Hidayat  Oellah,is 
gerigt  aan  het  Bandjersche  volk. 

»Geene  bevelen  zijn  echter  in  dezen  mijnen  brief  verval 
want  van  dat  regt  heb  ik  reeds  vrijwillig  afstand  gedaan; 
dat  regt  heb  ik  verbeurd  door  de  vroegere  gedragingen  des 
volks  tegenover  het  Nederlandsch-Indisch  bestuur.  Het  is 
dus  slechts  een  verzoek  dat  u  wordt  gedaan,  met  den  op- 
regten  wensch  dat  gij  daaraan  zult  gehoor  geven ,  opdat  de 
onheilen  die  u  reeds  te  lang  hebben  getroffen  eindelijk  een 
einde  mogen  nemen. 

iGehoor  gevende  aan  verkeerde  raadgevingen,  hebt  gij  vroe- 
ger een  dwaalspoor  gevolgd,  en  zijt  gij  destijds  in  opstand 
gekomen  tegen  het  Nederlandsch  bestuur. 

^Daardoor  is  groote  kommer  en  ellende  over  u  gekomen  en 
zal  ik  voor  God  den  Allerhoogste  verantwoording  moeten  af- 
leggen ,  voor  de  stroomen  bloeds  die  de  oorlog  heeft  gekost. 

iGij  hebt  u  al  die  opofferingen  ter  mijner  liefde  getroost, 
en  wederkeerig  wil  ik  u  dan  ook  toonen  uw  welzijn  goed 


DigitizedbyVjOOglC 


243 

te  begrijpen  en   dat  nog  voor  het  iaatst  behartigen ,  opdat 
mijne  schuld  daardoor  moge  verminderen. 

iGij  hebt  gezien  dat  het  Nederlandsch  bestuur  ons  in  kracht 
en  magt  verre  overtreft ,  dat  het  slechts  de  welvaart  beoogt 
van  zijn  goedgezinde  onderdanen  niet  alleen,  maar  dat 
het  zelfs  mild  en  grootmoedig  is  jegens  zijne  vijanden; 
want  zelfs  bij  den  nu  heerschenden  hongersnood  komt  het  zijne 
vroegere  vijanden  ter  hulpe. 

iGij  die  immer  gehoorzaam  zijt  gebleven  aan  de  bevelen 
van  het  Nederlandsch  bestuur,  gij  hebt  immers  reeds  de 
weldaden  van  dat  bestuur  ondervonden.  Gij  hebt  gezien  dat 
het  niet  zijne  maar  wel  uwe  belangen  beoogt. 

»Aan  het  Bandjersche  volk  doe  ik  daarom  de  bede  om  af  te 
zien  van  het  plegen  van  verdere  vijandelijkheden.  Gij  die  nog 
in  verzet  zijt,  keert  terug  naar  uwe  woningen,  en  zoekt 
uw  levensonderhoud  in  een  vreedzaam  en  eerlijk  bestaan, 
opdat  de  tooneelen  van  moord  en  verwoesting  voor  goed  een 
einde  mogen  nemen. 

ïLegt  uwe  wapenen  neder ,  smeekt  ootmoedig  uwe  vergif- 
fenis af  en  ik  ben  overtuigd  dat  zij  u  grootmoedig  zal  wor- 
den geschonken. 

•Geelt  verder  geen  gehoor  aan  de  bevelen  der  Hoofden  die  den 
oorlog  mogten  blijven  volhouden ,  noch  aan  de  bevelen  udoor 
Antassari»  Amin  Oelah  en  andere  slechtgezinden  gegeven; 
want  ik  zeg  u  dat  dezulken  zoowel  uw  als  hun  belang  ge- 
heel verkeerd  begrijpen,  en  dat  gij  voor  uw  eigen  heil  en 
uit  liefde  voor  mij  verpligt  zijt^  de  slechtgezinde  Hoofden  aan 
het  gouvernement  uit  te  leveren. 

tik  zelf  heb  u  het  voorbeeld  van  onderwerping  gegeven , 
en  gij   hebt  gezien  dat  ik  mij  daar  goed  bij  heb  bevonden. 

»Ik  heb  het  gedaan  om  hen,  die  nog  in  verzet  zijn,  daartoe 
eveneens  aan  te  sporen.  Hoe  eerder  de  sporen  van  dezen 
noodlottigen  oorlog  zullen  zijn  uitgewischt,  des  te  eerder  hebt 
gij  vergeving  te  wachten  van  God  den  Allerhoogste  voor  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


844 

rampen ,  die  gedurende  meer  dan  twee  jaren  de  Bandjersche 
bevolking  hebben  geteisterd. 

>Door  de  vervulling  van  deze  mijne  bede,  zult  gij  mij, 
pangerang  Hidayat  Oellah,  zeer  gelukkig  maken. 

BGod  de  Allerhoogste  en  de  Maroekoem  en  de  Astana  zuUen 
u  vervloeken ,  maar  vooral  de  verdere  opstandelingshoofden, 
wanneer  gij  aan  dit  mijn  laatste  verzoek  niet  zult  voldoen." 

Aan  pangerang  Wira  Kasoema,  die  onder  Hidayat  tijdens 
den  opstand  de  betrekking  van  rijksbestierder  vervuld  had, 
werd  te  kennen  gegeven,  dat  ook  hij  naar  Java  moest  ver- 
trekken en  dat  hem ,  daar  hij  geheel  zonder  middelen  van 
bestaan  was,  eveneens  een  onderstand  zou  gegeven  wor- 
den. —  De  belofte  dat  de  assistent-resident  majoor  Koch 
de  reis  naar  Java  zou  mede  maken ,  verheugde  Hidayat  zeer. 
Zijn  verzoek ,  om  ook  door  het  distriktshoofd  kiay  Djamidin 
begeleid  te  worden ,  werd  eveneens  toegestaan. 

Hoewel  het  Hidayat  vergund  was  tot  den  5*^"  der  volgende 
maleische  maand  te  Martapoera  te  blijven ,  werd  hem  in  over- 
weging gegeven  om  een  paar  dagen  vroeger  te  vertrekken , 
vermits  in  dit  geval  een  gedeelte  van  zijn  gevolg  op  de 
mailboot  kon  ingescheept  worden  en  Hidayat  gelijktijdig  met 
al  zijne  volgelingen  te  Batavia  aan  wal  kon  stappen.  Toen 
ook  dit  overeengekomen  en  het  vertrek  geheel  geregeld  was 
tengenoege  van  den  vroegeren  rijksbestierder,  die  zeer  tevreden 
en  gelukkig  scheen  met  den  goeden  afloop  der  onderhandeling, 
liet  de  chef  der  expeditie  de  inscheping  met  vertrouwen  over 
aan  den  majoor  Koch  die  bij  de  onderwerping  veel  beleid 
aan  den  dag  had  gelegd,  en  keerde  den  l^''  naar  Bandjer 
terug.  Daar  bepaalde  hij  de  stoomschepen  die  tot  het  overbren- 
gen der  vorstelijke  familie  gebruikt  zouden  worden,  gaf  last 
dat  zij  in  den  morgen  van  den  S^*"  Januari)  1862  naar  Poeloe 
Kagit  stoomen  zouden,  en  zorgde  dat  dier  aan  het  vertrek 
hoegenaamd  geen  belemmeringen  in  den  weg  werden  gelegd. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XIV. 


DK  ORANG   BBAMAaL   TE  MANDJA6AR  EN  SOENGEJ  PBKDANGIK. — 

D£   VECHT  OP  DB  BOVBN-BARITO.    —    TWEEDE  TOGT  DER 

EOBTBINEZEK. 

Voor  dal  wij  de  gevolgen  der  onderwerping  van  Hidayai 
vermelden ,  zal  het  noodig  zijn  een  blik  te  slaan  op  den 
toestand  van  het  land  in  de  andere  afdeelingen. 

Hoe  groot  de  schaarschte  van  rijst  in  Riam  Ranan  en  Kiwa 
was,  ontwaarde  men  reeds  uit  het  gebrek  dat  deHoord-op- 
standelingen  leden.  Een  pikol  rijst,  dat  gewoonlijk  fS  kostte, 
moest  nu  met  fiS  betaald  worden.  Het  bestuur  had  tijdig 
maatregelen  genomen  om  hongersnood  in  de  kampongs  te  voor- 
komen; maar  de  kwaadwilligen,  die  nog  in  de  bosschen 
schuilden,  werden  door  dien  geesel  getuchtigd  or  genoodzaakt 
het  zwaard  op  te  steken  en  in  onderwerping  te  komen.  Ook 
in  Tanah  Laut  stond  gebrek  voor  de  deur ;  daarom  werd  aan 
de  bevolking  toegestaan  diamanten  te  graven  tegen  betaling 
van  een  kleine  belasting. 

In  Amandit  trachtte  hadji  Lamoan  een  bende  orang  bea- 
maal  te  organiseren,  doch  werd  met  een  volgeling  door 
een  nachtelijke  patrouille  onder  Gehne  afgemaakt.    De  in- 


Digitized  by  VjOOQIC 


S46 

lander  Angeer,  die  M^eigerde  de  plaats  aan  te  wijzen  waar 
loerah  Boesaleh  zich  verschool,  maakte  amok,  doch  werd 
er  zelf  het  slagtoffer  van.  De  ^  luit.  von  Plötz  vatte  te 
Bambang  twee  Hoofden.  Door  aanhoudend  patrouilles  uitte 
zenden,  vielen  eenige  inlanders  in  onze  handen,  die  langen 
tijd  de  postgemeenschap  bemoeijelijkt  hadden,  zoodat  thans 
de  rust  hersteld  mogt  heeten. 

Niettegenstaande  de  bloedige  lessen  der  vorige  maand, 
was  het  dolzinnige  beratippen  nog  niet  geheel  onderdrukt. 
Te  Ilong  en  Mandjabar  in  AUei  hield  men  vergaderingen, 
wond  men  zich  op  en  vastte  men,  alles  onder  leiding  van 
zekeren  panghoeloe  Lamoedin.  Kapitein  Rödlich  ging  daaraan 
een  einde  maken  en  rukte  den  1"^  Januarij  uit  Barabei-ie 
met  een  kolonne  van  84  bajonetten  en  een  berghouwitser  on- 
der luit.  Strengaerts  en  de  dd.  officieren  van  Puffelen  en  Kieser. 

In  de  nabijheid  van  Mandjabar  werd  de  kolonne  van  een 
hoogte  met  geweervuur  ontvangen.  Naauwelijks  had  Rödlich 
een  behoorlijke  stelling  op  den  weggenomen,  of  een  talrijke 
bende  —  volgens  opgave  van  pembekkel  Diertja  200  man  — 
kwam  te  voorschijn  en  viel  de  kolonne  moedig  aan.  Dooreen 
goed  aangebragt  kartets-  en  geweervuur  teruggedreven,  be- 
proefde zij  daarop  om  te  trekken.  Eensklaps  springen  acht  woe- 
dende orang  beamaal  met  opgeheven  klewangs  en  gevelde  lan- 
sen uit  het  riet  en  werpen  zich  stout  op  de  achterwacht.  Deze 
ontvangt  hen  goed  en  doet  alle  acht  in  het  stof  bijten;  een 
hunner  was  tot  aan  den  houwitser  doorgeloopen  voordat 
hij  werd  afgemaakt.  In  het  geheel  verloor  de  vijand  ruim 
20  man,  doch  ook  van  onze  zijde  telde  men  één  doode  en 
negen  gekwetsten. 

Na  afloop  van  het  gevecht  achtte  Rödlich  het  noodig  met 
de  gewonden  naar  Rantawan  terug  te  marcheren.  Daar 
het  echter  in  de  bedoeling  lag  van  den  kommandant  der 
troepen  in  AUei  om  den  omtrek  van  Mandjabar  geheel  te 


Digitized  by  VjOOQIC 


247 

zuiveren ,  begaf  RÖdlich  zich  's  anderendaags  wederom  der- 
waarts en  vatte  tot  den  5^  in  den  kampong  post.  De  orang 
beamaal  trokken  daarop  naar  Karrau  en  Koe-oe ,  waar 
RÖdlich  door  het  booge  water  verhinderd  werd  hen  aan  te 
tasten. 

Door  een  aanval  op  kampong  Kroebang  gaf  die  bende  den 
11^  Januarlj  weder  teeken  van  leven.  Slrengaerts  onmiddelijk 
derwaarts  getogen,  vond  den  vijand  reeds  verdwenen  en 
de  kampongsbewoners  in  het  bosch  gevlugt.  Zijne  pogingen 
om  de  bende  te  achterhalen,  mislukten  door  den  moerassigen 
bodem.  —  Geen  middel  onbeproefd  latende  om  het  opge- 
wonden volk  tot  bezinning  te  brengen,  liet  men  den  mufli 
van  Amoenthay  een  bevelschriil  uitvaardigen  waarbij  de 
handelingen  der  orang  beamaal  ten  hoogste  afgekeurd  wer- 
den.   Twee  hadji's  bragten  dit  naar  Karrau  en  Koe-oe. 

Karta  Negara  (zie  pag.  209)  hield  zich  op  in  de  bosschen 
oostelijk  van  Allei  en  plunderde  nu  en  dan  een  weêrloozen 
kampong;  de  troepen  op  hem  afgezonden,  wist  hij  te  ont- 
wijken. De  1«  luit.  Voogt  die  bij  het  gevecht  te  Kria  Widjaja 
Bepintoe  gekwetst  werd,  overleed  den  3«"  Jan.  aan  de  ge- 
volgen zijner  wonden. 

Opvallend  was  het,  hoe  veel  bewijzen  van  goede  gezind- 
heid door  de  bevolking  werden  gegeven,  en  hoe  gelrouw  zij 
alle  beriglen  omtrent  den  vijand  aanbragt.  Van  der  Heijden 
maakte  daarom  van  zijn  magt  als  civiel-gezaghebber  gebruik  om 
met  groote  bevolkingspatrouilles  het  land  van  stroopende  ben- 
den te  zuiveren.  Zoo  trok  pembekkel  Diertja  met  500  man  langs 
de  gebeele  soengej  Babang-AUei  tot  aan  het  onbewoonde 
gebergte;  het  Hoofd  van  Benoea  Kapayang  met  een  andere 
patrouille  iangs  den  weg  die  naar  Panghamban  en  soengej 
Doerian  voert;  en  een  derde  onder  Tameng  Joeda,  een 
vroeger  opstandelingshoofd,  langs  de  soengej  Gatal. 

Verscheidene  vijandelijke  Hoofden  onderwierpen  zich  in 
den  loop  dezer  maand  te  Barabei-ie. 


Digitized  by  VjOOQIC 


S48 


Na  het  gevecht  te  Benoea  Lawas  (zie  pag.  208)  was  de 
toestand  in  Amoenthay  aanmerkelijk  verbeterd.  Den  l?*"* 
kwamen  er  evenwel  berigten  in,  die  nieuwe  troepenbewegingen 
noodig  maakten.  Goesti  Mad  Said,  zoo  beweerde  men,  had 
van  zijn  vader  Antassari  den  titel  van  sulthan  gekregen  en 
goesti  Ali  dien  van  Hangkoe  Boemi ;  zij  hielden  zich  te  Paran 
boven  Pringin  op.  Pangerang  Mas  Anachoda  Lampong 
en  Ngabei  Moeda  bevonden  zich  met  300  gewapenden  noord- 
oostwaarts  van  Kaloewa  en  poogden  met  geweld  de  naburige 
bevolking  tot  beratip  beamaal  over  te  halen. 

Een  kolonne  sterk  68  man  en  één  houwitser  onder  van 
Bennekom  marcheerde  dientengevolge  derwaarts  en  vond 
den  lO*""  bij  Soengej  Pendangin  een  verlaten  bivak.  Spoedig 
daarna  ontwaarde  de  voorhoede ,  bij  het  deboucheren  uit  een 
bosch,  eenige  huizen  waarin  Anachoda  Lampong  zich  bevond 
met  honderd  man.  De  nadering  van  troepen  niet  bespeu- 
rende, werd  de  bende  onverwachts  aangetast,  verloor  zes 
dooden,  een  aantal  gewonden  en  verscheidene  wapens,  en 
koos  ijlings  jde  vlugt.  Anachoda  zelf  had  twee  wonden  be- 
komen. —  Met  dezelfde  kolonne  maakte  van  Bennekom  den 
il^  een  togt  naar  Pamatton,  oostwaarts  van  Kaloewa,  waar 
panghoeloe  Abdoel  Rassid  zich  met  zijn  bende  ophield.  Ge- 
dekt door  een  vooruitgeschoven  wacht  die  alarm  maakte, 
had  de  vijand  gelegenheid  het  hazenpad  te  kiezen  en  ont- 
kwam in  het  bosch  aan  de  vervolging  der  soldaten. 

Andere  krijgsverrigtingen  vielen  in  die  afdeeling  niet  voor. 
Paran  kon  niet  bereikt  worden,  door  de  onbegaanbaarheid 
van  het  terrein  achter  Pringin  in  dit  jaargetijde;  de  vijand, 
die  daar  stand  hield,  kon  eerst  later  verdreven  worden.  Van 
Tabalong  werd  gemeld,  dat  Antassari  met  een  geleide  van 
200  man  Teweh  had  verlaten  om  met  Hidayat  een  ontmoeting 
te  hebben,  en  dat  hij  reeds  aan  den  oorsprong  der  Tabalong 
was   gekomen,   om  verder  langs  de  grenzen  van  Allei  te 


Digitized  by  VjOOQIC 


S49 

gaan.    Dit  berigt  had  te  weinig  schijn  van  waarheid  om  er 
veel  acht  op  te  slaan. 

In  het  noordan  was  weinig  verandering  in  den  bestaanden 
toestand  gekomen.  Kiay  Ranga  Nili  hield  Ampah  bezet  en  ver- 
wachtte nieuwe  vijandelijkheden  van  een  bende  Dayaks  onder 
Kartas  Helayong.  In  Doesoen  was  het  gebrek  aan  zout  zoo  groot, 
dat  het  onmogelijke  beproefd  werd  om  dit  in  te  smokkelen. 

Tommonggong  Toendan,  het  belangrijkste  Hoofd  der  mui- 
telingen in  Kahayan,  overleed  korten  tijd  na  zijn  terug- 
komst uit  Doesoen. 

De  Vecht  (zie  pag.  212)  vond  de  bevolking  van  Lahey  en 
Teweh  even  vijandig  als  vroeger.  Nadat  die  stoomer  den 
17«  December  1861  voor  de  monding  van  eerstgenoemde 
rivier  het  anker  had  laten  vallen,  werd  de  sloep  onder 
bevel  van  den  luitenant  ter  zee  ^^^  klasse  Sandt  van  Nooten, 
reeds  den  volgenden  dag  met  geweerschoten  ontvangen. 
Yan  den  ketting  der  Onrust,  die  over  de  rivier  zou  gespan- 
nen zijn,  werd  niets  bespeurd.  Twee  inlanders,  Brahim  en 
Adam,  die  van  Bandjer  medegenomen  en  den  16^'^  de  Teweh 
opgezonden  waren,  kwamen  den  18™  aan  boord  terug,  zeg- 
gende dat  zij  door  het  Hoofd  Singa  Djajapati  waren  aange- 
houden en  zeker  omgebragt  zouden  zijn,  als  zij  niet  op  de 
vlugt  waren  gegaan. 

Den  21  «>  roeide  een  tweede  verkenning  in  negen  uren  tijds, 
drie  mijlen  de  rivier  op,  en  kreeg  toen  vuur  uit  een  kam- 
pong  aan  den  regteroever  gelegen.  Door  de  ontscheepte 
troepen  werd  de  vijand  verdreven  en  de  kampong  vernield; 
een  tweede  en  derde  kampong  ondergingen  hetzelfde  lot. 
Bij  den  laatsten  drong  de  vijand  tusschen  de  ontscheepte 
manschappen  en  de  sloepen  door,  doch  werd  spoedig  ver- 
jaagd. Een  matroos  werd  door  een  pijl,  een  inlandsche  vuur- 
stoker  door  een  kogel  gewond. 


Digitized  by  VjOOQIC 


260 

Den  28«»  werd  door  de  Vecht  voor  de  Teweh  post  gerat, 
en  werden  sloepen  de  rivier  opgezonden,  die  na  tien  uren 
roeijens  zonder  eenige  ontmoeting  terugkeerden.  Waarom 
men  van  het  leger  der  Roeteinezen  niets  vernam,  zullen  wg 
spoedig  mededeelen.  —  Op  de  terugreis,  den  6^^*  Janaarq 
ondernomen,  ontmoette  de  Vecht  bij  Marabahan  de  Celebes 
die  haar  van  victualie  en  van  een  barkas  voorzag,  nam  van  Meng- 
kaïip  nog  een  korporaal  en  tien  infanteristen  mede  om  de 
verkenningen  krachtiger  te  kunnen  maken  en  stoomde  den 
10"*  weder  de  Barito  op. 

Niet  beter  dan  de  eerste  maal,  liep  ook  de  tweede  togt 
der  Roeteinezen  naar  Doesoen  af.  De  praauwen  die  den  13°" 
Oclober  de  bovenlanders  naar  Pangkoe  zouden  brengen  (ziepag. 
176)  om  daarna  de  troepen  af  te  halen,  waren  den  29*°  dier 
maand  nog  niet  te  Moeara  Pahoe  terug.  De  Bode,  het  talmen 
moede,  bragt  den  assistent-resident  onder  het  oog,  dat  hij 
slechts  voor  twee  maanden  vivres  in  voorraad  had  en  het  na- 
zenden  daarvan  met  veel  bezwaren  zou  gepaard  gaan,  dat 
de  op  nieuw  aangevraagde  vivres  te  M.  Pahoe  of  elders  in  re- 
serve moesten  bhjven  om  bij  een  on  ver  wachten  terugtogt 
te  dienen,  en  dat  het  dus  hoog  tijd  werd  den  togt  te  volbren- 
gen. Nu  stelde  Dahmen  den  sulthan  een  ultimatum  en  ver- 
klaarde dat,  wanneer  er  op  den  31^  geen  voldoend  aantal 
praauwen  gereed  was,  hij  met  de  kolonne  en  het  stoom- 
schip over  Samarinda  naar  Bandjermasin  zou  terugkeeren, 
en  Z.  H.  verantwoordelijk  stelde  voor  de  gevolgen.  Die  be- 
dreiging hielp;  men  verzamelde  eenige  praauwen  uit  den 
omtrek,  zoodat  er  in  den  avond  van  den  3«°  November  22 
praauwen  beschikbaar  waren. 

Den  4^  vertrok  de  kolonne  om  9}  uur  en  kv^m  's  mid- 
dags ten  3\  uur  te  Bayan  (een  Dayaksch  huis)  aan;  hier  werd 
gebivakkeerd,  doch  door  de  luiheid  en  nalatigheid  van  den 
kommandant  der  vivres-praauwen  waren  deze  niet  aangeko- 


Digitized  by  VjOOQIC 


S61 

men  en  kon  er  niet  gegeten  worden.  De  reis  duurde  7  da- 
gen; den  iO™  bereikte  men  kampong  Pangkoe  (aan desoen- 
gej  Njawattan);  onderweg  waren  de  noodige  voorzorgsmaat- 
regelen genomen. 

Bijna  door  het  geheele  gebied  van  de  Pahoe  tot  aan  de 
Njawattan  en  van  de  Njawattan  tot  Pangkoe,  vond  men  alles 
overstroomd;  slechts  hier  en  daar  stond  een  enkel  Dayaksch 
buis.  Te  Pangkoe  werd  het  terrein  hooger  en  heuvelachtig 
en  de  bevolking  talrijker.  In  tegenstelling  van  de  Pahoe, 
die  tot  aan  de  Njawattan  omstreeks  55  el  breed  is ,  en  voor 
groote  praauwen  en  kleine  stoombooten  altijd  bevaarbaar 
blijft,  is  de  laatstgenoemde  rivier  smal  en  alleen  voor  kleine 
praauwen  bruikbaar. 

Den  20^  kwamen  d^  sulthan  en  de  assistent-resident  met 
gevolg  aan,  en  daar  men  nu  slechts  vier  dagmarschen  van 
het  Laheysche  verwijderd  was ,  werd  op  een  spoedig  ver- 
volgen van  den  togt  krachtig  aangedrongen. 

Ue  gezondheidstoestand  der  troepen  was  ongunstig;  den 
5*"  December  werden  reeds  1  europeesch  sergeant ,  2  in- 
landsche  sergeanten ,  7  europesche  en  3  inlandsche  soldaten 
geëvacueerd.  Hoezeer  de  kolonne-kommandant  had  aange- 
drongen om  deze  ongezonde  plaats  te  verlaten,  werd  het  ver- 
trek toch  gedurig  uitgesteld ,  met  dat  gevolg  dat  den  12<^ 
December  nog  eens  3  europeanen  en  3  inlanders  geëva- 
cueerd moesten  worden ,  en  de  kolonne  teruggebragt  was 
tot  op  7i  man  met  65  bajonetten. 

Den  13^  December  kon  de  reis  nog  niet  aangenomen  wor- 
den uit  gebrek  aan  koelie's;  andermaal  werd  den  sulthan 
een  ultimatum  gesteld,  en  nu  zoude  de  kolonne  zeker  den 
14^  des  namiddags  of  uiterlijk  in  den  morgen  van  den  45» 
vertrekken.  Dien  dag  werden  weder  5  europeanen  en  2 
inlandsche  soldalen  ziek  teruggezonden.  Van  Samarinda  ver- 
sterking ontbieden,  was  ondoenlijk.  Daartoe  ontbrak  de  tijd; 
er  bestond  immers  hoop  om  spoedig  in  het  Laheysche  te  zijn. 


Digitized  by  VjOOQIC 


25B 

Op  den  14a>  en  den  15«*  rukte  men  evenwel  nog  niet  op, 
alhoewel  de  troepen  gereed  stonden ;  de  sullhan  verkoos  niet 
te  vertrekken  omdat  het  regende.  Eindelijk  vertrok  men 
den  16"*  December  van  Pangkoe.  Vier  dagen  vroeger,  was 
de  Dayaksche  radja  Alam  met  zijne  manschappen  vertrokken, 
onder  belofte  om  tot  in  Lahey  ons  vóór  te  gaan;  dekolonne 
haalde  hem  evenwel  dienzelTden  dag  tegen  lij  uur  bij  de 
soengej  Helia  in.  Omdat  de  vogels  niet  genoeg  goede  tee- 
kenen hadden  gegeven,  had  men  niet  doorgemarcheerd. 
Het  gevolg  hiervan  was  dat  de  kolonne  ook  niet  verder  kon 
gaan. 

Den  il^  ging  men  eerst  ten  9  ure  op  marsch ,  en  had 
de  kolonne  met  groote  moeijelijkheden  te  kampen.  De 
meeste  koelie's  liepen  weg  en  stoorden  zich  niet  aan  de 
bevelen;  verscheidene  manschappen  werden  ziek,  zoodat 
eindelijk  aan  de  soengej  Moerowan  het  bivak  moest  opge- 
slagen worden.  De  kiay  Senopati  was  ernstig  ziek  en  had 
zich  daar  reeds  gelegerd. 

De  marsch  van  den  \S^  ging  gepaard  met  dezelfde  ver- 
warring en  hetzelfde  oponthoud  als  den  vorigen  dag.  Te 
soengej  Mari,  bespeurde  de  kolonne-kommandant ,  dat  het 
kistje  der  kompagnies-adminislralie  ontbrak  en  liet  hij  een  on- 
derzoek instellen.  Den  volgenden  dag  werd  het  marcheren 
nog  bez warender ,  daar  het  aantal  zieken  voortdurend  toenam. 
Ook  een  groot  gedeelte  der  Roeteinezen  werd  ziek  en 
had  daarenboven  nog  gebrek  aan  voeding,  zoodat  er  een 
aantal  naar  de  kampongs  werd  teruggezonden. 

Van  uur  tot  uur  werd  de  weg  slechter;  het  smalle  mod- 
derige pad  ging  beurtelings  over  steile  hoogten  en  door 
diepe  ravijnen :  de  soldaten  moesten  zelven  hunne  zieke 
makkers  dragen;  want  hoe  sterk  de  kolonne-kommandant 
ook  bij  den  assistent  aandrong  om  hulp  van  koelie's  te  ont- 
vangen, 't  was  alles  vruchteloos.  Des  namiddags  ten  5  ur# 
bereikte  de   kolonne   de  soengej  Njahan,  op  bijna  een  uur 


Digitized  by  VjOOQIC 


858 

afstands  van  Liogan  gelegen ;  daar  de  soldaten  uitgeput  van 
Tennoeijenis  waren,  moest  de  Bode  last  geven  tot  bivakke- 
ren. De  assistent-resident  was  met  den  sulthan  tot  Lingan 
doorgemarcheerd. 

Laat  in  den  morgen  van  den  20«'»  werd  de  togt  voortge- 
zet en  tegen  11  ure  het  bivak  te  Lingan  bereikt.  De  radja 
Alam  was  daar  reeds  gelegerd.  In  het  belang  der  dienst 
had  de  Bode  zich  veel  laten  welgevallen  waartegen  hij  in  ge- 
wone omstandigheden  zoü  zijn  opgekomen ;  in  de  hoop  het 
doel  van  den  togt  te  bereiken ,  had  hij  met  zijne  man- 
schappen ongemak  en  gebrek  geleden,  doch  thans  schreef  hij 
den  assistent-resident  aan,  dat  een  marsch  op  die  wijze 
door  vijandelijk  land  onmogelijk  was ,  en  verzocht  hem  be- 
tere maatregelen  te  nemen  voor  dat  er  verder  gegaan  werd. 

De  toestand  der  troepen  werd  hoe  langer  hoe  slechter ; 
al  de  inlandsche  soldaten  hadden  koorts  en  vele  leden  aan 
berri-berri;  den  29«°  telde  men  38  zieken  en  moesten  er 
wederom  i  sergeant-majoor,  i  korporaal,  5  flankeurs  en  7 
inlandsche  soldaten  met  2  kettinggangers  teruggestuurd  wor- 
den. Dit  gaf  de  Bode,  die  in  niets  geraadpleegd  werd  en  nooit 
een  vergadering  bijwoonde,  aanleiding  den  heer  Dahmen  voor 
te  stellen  om ,  wilde  men  ooit  de  Boven-Doesoen  bereiken , 
tijdelijk  te  Lingan  te  blijven  totdat  er  versterking  en  toevoer 
van  het  noodige  van  Samarinda  aangevraagd  en  gekomen  zou 
zijn,  in  de  hoop  dat  de  zieken  in  dien  tusschentijd  zouden 
herstellen.  Kon  de  assistent  daarin  niA  bewilligen,  dan 
stonden  de  M  nog  gezonde  manschappen  onder  een  officier 
en  den  officier  van  gezondheid  tot  zijne  beschikking,  en  zou 
de  Bode  de  ongestelden  met  de  beide  overige  officieren 
terug  zenden. 

De  sulthan  hield  zich  te  Pangkoe  bij  voorkeur  in  een 
smederij  op ,  of  vermaakte  zich  met  over  paaltjes  te  springen. 

Den  26^  werd  door  de  onachtzaamheid  van  den  komman- 
dant  der  wacht,   de  inlandsche  sergeant  Djojo  Pradsoeno, 


Digitized  by  VjOOQIC 


864 

een  kistje  ontvreemd  inhoudende  f  3000  die  onder  verant- 
woording van  den  assistent-resident  waren.  Niet  alleen  de 
soldaten ,  maar  ook  de  meeste  Koeteinezen  werden  van 
lieverlede  ziek  en  keerden  naar  hunne  kampongs  terug. 
In  den  nacht  van  den  ^^^  Januari)  openden  eenige  kwaad- 
v^Uigen  het  graf  van  een  kettingganger,  sneden  het  lijk  het 
hoofd  af  en  namen  het  mede. 

Het  was  te  voorzien  dat  het  bivak  te  Lingan  vooreerst 
niet  verlaten  zou  worden  om  dieper  het  land  in  te  gaan. 
De  toestand  der  Koeteinezen  en  van  het  geheele  leger  voor 
zooverre  het  nog  dien  naam  verdiende,  werd  ten  laatste  zoo 
ellendig,  dat  er  besloten  werd  den  togt  naar  de  Boven- 
Doesoen  op  te  geven.  De  assistent-resident  en  sulthan  ga- 
ven den  7«°  Januarij  bevel  tot  den  terugtogt  op  grond  van 
het  verloopen  van  het  volk,  het  volstrekt  gebrek  aan  vivres 
voor  des  sulthans  krijgslieden  en  het  groot  aantal  zieken. 
De  laatste  troepen  kwamen  den  10*"*  Januarij  te  Pangkoe, 
aan  de  Njawattan  aan. 

Die  terugmarsch  was  nog  ellendiger  dan  de  opmarsch. 
Men  had  aan  alles  gebrek,  er  waren  zelfs  geen  praauwen 
voor  de  zieken  die  reeds  zoo  veel  moesten  lijden.  Toen 
er  eindelijk  eenige  vaartuigen  en  rakits  aangekomen  waren, 
moesten  de  soldaten  zelfs  de  handen  aan  het  werk  slaan, 
om  die  te  besturen;  de  koelies  die  de  behulpzame  hand 
nog  konden  bieden,  betoonden  den  grootsten  onwil;  terwijl 
de  bende  van  den  sulthan  als  het  ware  vlugtende  de  ko- 
lonne  vooruitging ,  alleen  om  de  troepen  in  den  rug  te  hebben 
en  daardoor  voor  een  vijandelijken  aanval  gevrijwaard  te  zijn. 

Na  eindelooze  pogingen  om  praauwen  te  krijgen ,  vertrok 
den  iS""^  Januarij  de  kolonne  naar  Moeara  Pahoe.  Den 
i20*«  kwam  Z.  M.  stoomschip  Bali  aldaar  aan,  en  nam 's  an- 
derendaags de  kolonne  aan  boord.  Te  Pelarang,  waar  lui- 
tenant van  Gasteren  een  post  zou  oprigten,  bleven  de  minst 
zieke  manschappen  achter. 


Digitized  by  VjOOQIC 


S55 

Den  S^»"  werd  Saraarinda  bereikt  en  den  25^  Januari) 
gingen  de  officieren  en  manschappen  op  Z.  M.  stoomschip 
Celebes   over. 

Den  29<»  Januarij  kwam  de  kolonne  de  Bode,  nog  sterk 
4  officieren,  31  Europeërs  en  44  inlandsche  soldaten  per 
Celebes  te  Bandjer  terug.  Zestig  manschappen  en  twee  of- 
ficieren aan  galkoortsen  en  berri-berri  lijdende,  werden  met 
den  kolonne-kommandant  dadelijk  in  het  hospitaal  opgeno- 
men. Gedurende  den  geheelen  Bandjerschen  krijg  had  nooit 
een  kolonne  zooveel  ellende  doorgestaan,  zooveel  volharding 
betoond.  Zonder  een  schot  te  hebben  gelost,  zonder  een 
vijand  te  hebben  gezien,  telde  zij  9  dooden  en  bijna  geen 
enkelen  gezonde. 


Digitized  by  VjOOQIC 


IHOOPDSTÜK  XV. 


VBRBAAD   VAN  DEMANG  LEHMAN.  —    TOEBEREIDSELEN  TOT  VEB- 
TREK  VAN  HIDAYAT.  —  ZIJN  VLUGT.  —  HANDELINGEN  VAN 
HET  BESTUUR.  —   BUITENGEWONE  INSPANNING  DER  TROE- 
PEN. —  HIDAYAT  KOMT  TE  MARTAPOERA  TERUG.  — 
VERTREK    DER  SULTHANSFAMILIE  NAAR  JAVA. 

Het  vertrek  van  Hidayat  met  zijn  gezin  was  op  denS*^ 
Februarij  bepaald  (zie  pag.  244).  In  den  namiddag  van  den 
2«°  omstreeks  5[  uur  vervoegde  hij  zich  met  Lehman  en 
twee  volgelingen  bij  den  majoor  Koch  in  de  versterking,  om 
over  het  uur  van  inschepen  te  spreken.  Op  verzoek  van 
Hidayat  werd  dit  op  9  uur  's  morgens  bepaald.  Depangerang 
was  in  een  kalme  stemming. 

Tegen  9  uur  's  avonds  meldde  zich  nog  de  regent  aan  en 
verzocht  den  majoor  om  te  vallen  gelasten,  dat  niemand, 
zelfs  demang  Lehman  niet,  in  de  versterking  zou  worden 
toegelaten.  Lehman,  zeide  hij,  had  het  plan  gevormd  —  op 
dat  oogenblik  wel  is  waar  nog  niet  geheel  tot  rijpheid  ge- 
komen —  om  Hidayat  niet  te  laten  vertrekken;  de  bevol- 
king zou  hem  in  de  uitvoering  daarvan  ondersteunen. 

Majoor  Koch  berigtte  dit  een  uur  later  aan  den  chef 
der  expeditie,  en  voegde  er  bij  dat  hij  voornemens  was  den 
volgenden  dag»  een  halfuur  voor  het  inschepen,  Hidayat 


Digitized  by  VjOOQIC 


257 

Ie  lalen  welen  dat  een  ijzeren  praauw  tol  zijne  beschik- 
king gereed  lag,  en  hij,  assislenl-resident,  uil  welvoegelijk- 
beid  noch  bij  hel  afscheid  nemen  noch  bij  hel  inschepen 
tegenwoordig  zou  zijn.  Wanneer  de  pangerang  mei  vrou- 
wen en  kinderen,  door  den  regent  begeleid,  van  wal  ging, 
zou  Koch  met  hel  dislriklshoofd  en  een  behoorlijke  dekking 
over  land  zich  naar  de  plaats  begeven  waar  de  van  Os  onder 
sloom  lag,  daar  aan  boord  gaan  en  Hidayal opnemen.  V/erd 
echter  Hidayal  belet  om  te  vertrekken,  dan  zou  Koch  tol  12 
uur  wachten  en  daarna  met  een  sterk  geleide  naar  de  regenls- 
woning  gaan  en  hem  afhalen;  een  ander  detachement  van 
60  bajonetten  met  een  houwitser  zou  tegelijkertijd  langs 
den  weg  lol  aan  de  van  Os  oprukken,  om  de  inscheping  van 
Hidayal  Ie  beschermen. 

Op  ontvangst  van  die  verontrustende  tijding  (4  uur  's  nachts) 
vertrok  Verspijck  onmiddelijk  per  praauw  naar  Marlapoera^ 
vergezeld  door  den  w*.  controleur  luitenant  Verslege,  den 
djaksa  en  den  luitenant  Boers  met  17  bajonetten,  en  kwam 
daar  om  2  uur  na  den  middag  aan. 

Koch  had  legen  10^  uur ''s  morgens  berigl  gekregen  dat 
Hidayat  zich  met  zijn  gevolg  in  twee  praauwen  had  inge- 
scheept, en  was  daarop  dadelijk  met  40  man  en  het  dislrikls- 
hoofd in  een  Ijzeren  laadpraauw  gevolgd.  Geen  drie  honderd 
schreden  afgelegd  hebbende,  hielden  echter  de  praauwen  we- 
der naar  den  wal ,  legden  aan,  en  werden  met  den  meeslen 
spoed  ontruimd.  In  een  oogwenk  verdween  Uidayal  onder  hel 
volk ,  dat  in  massa  en  zwaar  gewapend  aan  den  oever  stond. 
Koch  dacht  dal  Hidayal  in  de  nabijgelegen  missigit  nog  een 
laatste  gebed  wilde  doen  en  volgde  hem  aan  wal.  Daar  stond 
hij  voor  een  digi  opeengepakte  menigte  die  niet  uitweek. 
Op  zijn  vraag :  wal  dat  beduidde  ?  werd  geantwoord :  dal  men 
niet  zoude  toelaten  dal  Hidayat  vertrok,  dat  men  liever  de 
woningen  wilde  verbranden  en  den  vorst  in  de  diepste  wil- 
dernis volgen,  dan  Ie  gedoogen  dat  hij  hel  land  verliet. 

II.  il 


Digitized  by  VjOÓQIC 


258 

Geweld  gebruiken  zou  niet  alleen  vruchteloos  geweest  zijQ, 
maar  ook  de  noodlottigste  gevolgen  na  zich  gesleept  heb- 
ben. Een  aantal  inlanders  zouden  neergeschoten,  misschien 
door  de  soldaten  in  de  rivier  gedrongen  zijn,  doch  in  geen 
geval  was  er  kans  geweest  om  Hidayat  het  ontkomen  te 
beletten.  Daarom  keerde  Koch  naar  de  versterking  terug  en 
raadpleegde  hij  den  regent,  die  zich  niet  in  de  praauw  van 
tlidayat  had  gewaagd.  Demang  Lehman,  de  drijver  der 
oproerige  beweging,  was  natuurlijk  bij  de  inscheping  af- 
wezig en  had  zich  in  de  nabijheid  van  de  missigit  opge- 
houden. 

Een  bodenaarden  nabij  gelegenen  kampongPasseyangan  ge- 
zonden, kwam  terug  met  de  tijding,  dat  iedere  zendeling 
zou  afgemaakt  worden  die  het  waagde  te  naderen  met  een 
andere  boodschap,  dan  de  toestemming  aan  Hidayat  om  in 
het  land  te  blijven. 

liet  bittere  der  tijding  van  het  gebeurde  waarmede  Ver- 
spijck  bij  het  aan  wal  stappen  werd  ontvangen,  werdeenig- 
zins  verzacht  door  het  berigt  dat  Hidayat  bij  het  graf  zijns 
vaders  was,  in  de  nabijheid  van  Passeyangan.  Er  was 
dus  nog  hoop  hem  te  overreden ,  want  slechts  in  het 
uiterste  geval  wenschte  Verspijck  de  bajonetten  te  gebruiken. 
De  regent  meende  dat  Lehman  in  den  nacht  van  2  op  3 
Februarij  met  Ratoe  Sitie,  Hidayat's  moeder,  het  plan  tot 
rijpheid  had  gebragt  om  den  vorst  niet  te  laten  vertrekken; 
vroeger  reeds  had  zij  tot  haar  zoon  gezegd:  »Indien  gij  u 
te  Martapoera  overlevert,  zal  ik  de  borst  vervloeken  die  u 
gezoogd  heeft." 

Uit  de  versterking  kon  men  zien  dat  de  kampong  door 
veel  volk  bezet  was  en  dat  de  toegangen  bewaakt  werden; 
welligt  bevond  Hidayat  zich  daar.  Meermalen  was  Koch  op 
het  punt  geweest  Passeyangan  aan  te  tasten,  doch  de  over- 
tuiging dat  het  onmogelijk  was  om  Hidayat  tegen  zijn  wil 
in  handen  te  krijgen,  weerhield  hem  geweld  te  gebruiken.  Hij 


Digitized  by  VjOOQIC 


259 

schreef  dus  aan  Lehman,  dal  hij  van  deze  verandering  van 
zaken  niets  begreep  en  inlichtingen  verzocht  omtrent  zijn 
6Q  Uidayat's  verlangen.  Daarop  kwam  het  volgende  antvsroord: 

iDeze  brief,  vergezeld  van  eerbiedige  groeten,  komt  van 
mij  kiay  demang  Lehman. 

lik  hoop,  dat  de  groote  Heer  mij  en  de  geheele  bevolking 
genade  zal  schenken,  en  met  barmhartigheid  en  regtvaardig- 
heid  zal  overwegen  wat  tot  heil  en  voorspoed  strekt  van  de 
onderdanen  van  den  grooten  Heer,  zooals  dit  verzocht  wordt 
in  het  nevensgaande  verzoekschrift  van  de  bevolking  van 
Martapoera." 

Dehajig  Lehman. 

Het  daarbij  gevoegde  stuk  luidde  aldus  : 

BÜit  verzoekschrift  komt ,  uit  naam  der  bevolking  van  Mar- 
tapoera,  van  ons,  onderdanen  van  den  grooten  Heer  (resident). 

iWij  smeeken  uwe  genade  af  en  verzoeken  duizendvou- 
dig, dat  pangerang  Hidayat  niet  van  Martapoera  verwijderd 
worde;  laat  hem  slechts  als  een  eenvoudig  inwoner  te  Mar- 
tapoera verblijven. 

>Zoo  de  groote  Heer  hem  evenwel  van  Martapoera  wil  weg- 
zenden, dan  zullen  wij  en  de  geheele  bevolking  met  hem 
medegaan,  doch  wij  hopen  dat  deze  onze  bede  door  den 
grooten  Heer  goedgunstig  zal  worden  overwogen. 

(Geteekend)  Pembekkcl  Anong,  hadji  Djalla,  hadji  Abdoe- 
rachman,  hadji  Moehamad  Yoesoep,  hadji  Arip,  hadji  Mach- 
moed,  hadji  Moehamad  Asrip,  hadji  Moehamad  Napies. 

•Geschreven  op  Maandag,  den  S^""  Saaban    1278." 
Gelijkstaande  met  den  3«"  Februarij  1862. 

Nu  ontbood  Verspijck  kiay  demang  Lehman  bij  zich  in  de 
versterking,  om  opheldering  te  geven  van  de  plotselingen 


Digitized  by  VjOOQIC 


860 

vlugt  van  Hidayat.  In  een  brief  aan  Hidayat,  hield  hij  de- 
zen voor  oogen,  welke  zorgen  hij  voor  zich,  welke  rampen 
hij  voor  het  volk  door  zijn  vlugt  voorbereidde;  hij  raadde 
hem  aan  geen  stap  verder  van  Martapoera  te  gaan,  herin- 
nerde hem  aan  de  goede  behandeling  die  hij  tot  nu  toe  van 
hem,  resident,  ondervonden  had,  en  vroeg  hem  zonder  om- 
wegen op  te  geven  wat  hij  wenschte,  opdat  dit  in  gunstige 
overweging  kon  genomen  worden. 

Lehman  kwam  niet ,  maar  zond  's  avonds  om  8  uur  een 
uitwijkend  antwoord ,  een  briefje ,  waarin  hij  den  resident 
bedankte  voor  zijne  goede  bedoelingen,  en  te  kennen  gaf 
dat  hij,  voordat  hij  in  de  versterking  kwam,  met  de  bevol- 
king wilde  overeenkomen  wat  voor  haar  geluk  en  voor  dal 
van  Hidayat  kon  gedaan  worden. 

De  spion  Anang,  die  dezen  brief  overbragt,  gaf  de  verze- 
kering dat  Hidayat  en  Lehman  nog  te  Passeyangan  waren  en 
daar  dachten  te  blijven  totdat  de  zaken  geschikt  zouden 
zijn.  Verspijck  besloot  daarom  den  volgenden  dag  nog  af  te 
wachten.  Om  6  uur  in  den  morgen  van  den  4^  kwam 
Anang  aan  de  versterking  terug  met' het  berigt  dat  Hidayat, 
ongerust  geworden,  's  nachts  om  12  uur  met  zijne  vrouwen 
en  de  overige  prinsen  over  Tankaran  Toempoel  naar  Karang 
Tenga  was  getrokken ,  maar  dat  Lehman  zich  nog  te  Passey- 
angan bevond. 

Hidayat,  zonder  middelen  van  bestaan,  verzwakt  en  uit- 
geput, had  dus  slechts  van  het  vrijgeleide  gebruik  ge- 
maakt om  nieuwe  krachten  te  verzamelen ;  had  geldsommen 
aangenomen  om  die  tot  een  ander  oogmerk  te  gebruiken 
dan  waarvoor  zij  b^temd  waren;  had  geheel  vrijwillig  de 
voorwaarden  zijner  onderwerping  aangenomen,  en  verbrak 
zijn  woord  zoodra  hij  aan  die  voorwaarden  uitvoering  moest 
geven.  Hidayat  was  dus  nu  een  bedrieger,  en  daar  de  ter- 
mijn van  zijn  vrijgeleide  sedert  lang  verstreken  was,  op 
nieuw  een   vijand  van  den  Staat  geworden.    Hij  heeft  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


261 

gewild ;  welnu ,  Verspijck  zal  hem  als  vijand  behandelen. 
Tot  nu  toe  heeft  hij  hem  als  een  onderworpen  vorst  be- 
jegend; hij  heeft  hem  niet  geboeid,  niet  gevangen  gehouden, 
niet  bewaakt;  hij  heeft  het  eens  gegeven  woord  gehouden 
en  geen  smet  op  zijn  naam,  op  het  gouvernement,  op  een 
enkele  bladzijde  der  Indische  geschiedenis  willen  werpen. 
Hy  heeft  hem  niet  naar  Bandjer  gevoerd,  maar  vrijheid  ge- 
geven om  gedurende  de  laatste  dagen  op  de  graven  zijner 
voorouders  te  bidden;  hij  heeft  hem  toegestaan  zonder  ge- 
wapend geleide,  zonder  dwang  aan  boord  te  gaan,  om  tot 
het  laatste  oogenblik  het  volk  te  doen  zien  dat  hij  geheel 
vrijwillig  het  land  verliet ;  Verspijck  heeft  zelfs  na  Hidayat's 
ODtvlugting  nog  langmoedigheid  getoond,  het  uiterste  be- 
proefd om  hem  van  een  verkeerden  stap  terug  te  bren- 
gen —  nu  zal  hij  al  zijn  geestkracht  ontwikkelen,  al  zijn 
verstand  aanwenden,  al  de  middelen  die  hem  ten  dienste 
staan  gebruiken,  om  den  vlugteling  meester  te  worden. 

Aanstonds  formeert  hij  twee  kolonnes  onder  de  kapiteins 
Engel  en  Schepens  en  laat  van  twee  zijden  Passeyangan 
aanvallen,  om  eerst  demang  Lehman  in  handen  te  krijgen. 
Een  derde  kolonne  onder  Schade  van  Westrum  moet  in 
een  ijzeren  praauw  de  rivier  afzakken  tot  aan  de  rivier  Karta 
Soeta  en  onderweg  alle  praauwtjes  lossnijden  om  den  over- 
gang te  beletten.  Maar  ook  Lehman  was  reeds  verdwenen.  De 
spion  heeft  valsche  berigten  overgebragt;  dadelijk  nadeont- 
vlugting  is  Hidayat  slechts  Passeyangan  doorgetrokken  om  aan 
<le  Hastak-Baroe  in  een  praauw  te  stappen,  waarmede  hij 
verder  ging;  waarheen?  niemand  wist  dit.  En  Lehman,  de 
raadgever  van  Hidayat,  Lehman  die  hem  het  voorbeeld  gaf 
tot  onderwerping,  die  hem  bewoog  dat  voorbeeld  te  vol- 
gen, Lehman,  de  avonturier,  de  man  zonder  geboorte,  zon- 
der wettige  aanspraak  op  onderscheiding,  die  slechts  wel- 
daden van  het  bestuur  had  ondervonden ,  dien  men  zelfs  had 
toegestaan  zijn  vorst  naar  Java  te  begeleiden,  om  naargoed- 


Digitized  by  VjOOQIC 


862 

vinden  daar  te  blijven  of  naar  zijn  land  terug  te  keeren, 
Lehman,  de  ondankbaarste  bedrieger,  had  Hidayafs  vlugt  ge- 
dekt door  Passeyangan  te  bezetten  en  ons  met  brieven  bezig 
te  houden,  totdat  Hidayat  ver  genoeg  ontkomen  was. 

Tot  straf  voor  de  ondersteuning  aan  den  verrader  ver- 
leend, werden  Passeyangan  en  de  belendende  wijken  van 
Martapoera  die  tusschen  de  versterking  en  de  Hastak-Baroe 
lagen  en  Lehman  bijgestaan  hadden,  tot  den  grond  toe  af- 
gebrand; de  missigit,  waarin  zoovele  valsche  eeden  waren 
gedaan,  werd  in  de  asch  gelegd;  de  gewapenden  die  zich 
verzetten,  werden  neergeveld,  terwijl  men  bij  publicatie  aan 
de  bevolking  van  Martapoera  bekend  maakte,  dat  niemand 
den  kampong  mogt  verlaten  en  dat  ieder  die  zich  met  eenig 
wapen  in  het  openbaar  vertoonde,  als  vijand  beschouwd  en 
neergeschoten  zou  worden.  De  vrees  sloeg  in  het  hart  der 
inlanders,  want  men  wist  dat  de  bedreiging  ten  uitvoer  zou 
gebragt  worden.    De  rust  werd  niet  meer  gestoord. 

Een  detachement  van  zestig  bajonetten  en  een  houwitser 
tot  versterking  van  het  garnizoen,  was  van  Bandjer  ontboden. 
Order  werd  gegeven  om  aldaar  Saïd  Sambas  en  Mohamad 
Yoesoep  met  zijn  vier  zonen  in  verzekerde  bewaring  te  ne- 
men en  de  minste  poging  tot  rustverstoring  met  kracht  te 
onderdrukken;  want  ook  te  Bandjer  was  de  spanning  groot, 
werd  de  passar  niet  bezocht  en  menig  huis  gesloten;  geen  koelie 
noch  tambangan  was  er  te  verkrijgen.  De  militaire  kom- 
mandant  van  Tanah  Laut  kreeg  bevel  om  al  de  pas  onder- 
worpene opstandelings-hoofden  voorloopig  in  arrest  te  stellen. 

Een  kolonne.  Engel  met  80  bajonetten,  was  reeds  van 
Martapoera  op  weg  naar  Banjoe  Irang,  om  Hidayat  den  pas 
af  te  snijden  als  hij  werkelijk  naar  Karang  Tenga  gevlugt 
was  en  de  Riam  Kanan  wilde  overgaan.  Op  het  berigt  van 
een  koelie  —  dat  later  bleek  valsch  te  zijn  —  die  voorgaf  dat 
hij  Hidayat  naar  Goenong  Lawak  begeleid  had  om  den  Pamat- 
ton  te  bereiken,  werden  door  Schepens  met  25  bajonetten 


Digitized  by  VjOOQIC 


26  3 

de  toegangen  te  Karang  Intan  en  soengej  Allang,  werd  door  En- 
gel Padang  Kertella  bezet,  terwijl  de  kommandant  van  Mengap- 
pan  last  kreeg  met  40  bajonetten  Wang  Bangkal,  een  overgangs- 
punt  der  Riam  Kanan,  te  bezetten  en  zorgvuldig  te  bewaken. 

Naauwelljks  waren  evenwel  de  troepen  op  hunne  posten, 
(6  Februarij)  of  een  bewoner  van  kampong  Soengej  Tongkas 
meldde,  dat  Hidayat  met  gevolg  in  den  avond  van  3  Fe- 
bruarij Aboelan  was  doorgetrokken,  en  gezegd  had  binnen 
eenige  dagen  terug  te  zullen  komen.  Onmiddelijk  gaat  de 
1*  luitenant  de  Brauw  met  30  bajonetten  en  eenige  levens- 
middelen in  een  ijzeren  praauw  naar  de  Moeara  Aboelan, 
stelt  zich  bedekt  op  onder  het  geboomte  of  in  het  riet  en 
bespiedt  de  monding  der  soengej ;  eenige  ketlinggangers 
maken  sluippatrouilles  binnen  's  lands.  Een  detachement  van 
25  bajonetten  onder  den  2*^"  luitenant  Vetter,  bezet  op  dezelfde 
wijs  de  Antassan  Soeton,  totdat  de  kruisboot  van  Kaloewa 
tot  vervanging  zal  aankomen.  De  militaire  kommandanten 
van  Marabahan,  Margasarie  en  Kendangan  krijgen  aanschrij- 
ving om  door  verdubbelde  waakzaamheid  den  vlugteling  het 
ontsnappen  te  beletten.  De  Boni  heeft  last  om  van  Mar- 
gasarie tot  Marabahan  langzaam  op  en  neer  te  stoomen. 

Met  rusteloozen  ijver,  met  de  meeste  gestrengheid  zet  Ver- 
spijck  het  onderzoek  voort,  en  verneemt  dat  de  vlugteling 
den  weg  naar  Passiraman  Grogol  heeft  ingeslagen,  om  Tjinta 
Poeri  en  verder  het  gebergte  te  bereiken.  Met  veel  moeite 
weet  hij  den  hadji  van  Aboelan,  door  Schade  van  Westrum 
opgebragt ,  tot  de  bekentenis  te  brengen  dat  Hidayat  werkelijk 
daar  is  geweest  en  gezegd  heeft  zich  te  Passiraman  Grogol 
te  willen  verbergen.  Volgens  dien  hadji  had  Hidayat  reeds 
berouw  over  den  stap  waartoe  Lehman  hem  had  gebragt. 
Men  verneemt  dat  Hidayat  zich  over  dag  verbergt  in  het 
zoogenaamde  ananasveld  bij  Pamatton  Pegadongan  en  gedu- 
rende den  nacht  in  het  huis  van  pembekkel  Tachmid ,  waarbij 
Lehman  en  Gamar  dan  de  wacht  houden. 


Digitized  by  VjOOQIC 


264 

Alles  wordt  nu  ia  het  werk  gesteld  om  den  vlugteüng 
van  het  oostelijk  gebergte  af  te  houden;  de  troepen  aan 
de  Riam  Kanan  geposteerd  rukken  in,  Mataraman  daaren- 
tegen wordt  versterkt,  spionnen  gaan  uit  om  zijn  spoor  ie 
zoeken  en  te  volgen;  kleine  troepenafdeelingen  patrouilleren 
het  land  ar  van  Mataraman  naar  Tjinta  Poerie ,  Soengkej  en 
Roempanang,  van  Moengoe  Thayor  naar  Martagiri,  van  Pen- 
garon  naar  Mangkau.  De  regent,  de  mufti,  en  de  algemeen 
geachte  hadji  Isah  schrijven  brieven,  om  Hidayat  tot  terug- 
keer te  nopen  en  hem  uit  naam  van  den  resident  te  belo- 
ven dat  hij  voor  zijne  vlugt  niet  gestraft  worden,  maar 
terugkomende  den  resident  bereid  vinden  zal  de  vroeger 
gegeven  beloften  gestand  te  doen.  De  zwager  van  den  hadji 
van  Aboelan  wordt  belast  met  de  bezorging  dier  brieven ; 
komen  zij  niet  teregt,  dan  zal  de  hadji  wegens  hoogverraad 
voor  den  krijgsraad  teregt  gesteld  worden. 

Ver  kan  Hidayat  nog  niet  zijn;  immers  een  aantal  vrouwen 
en  kinderen  vergezellen  hem ;  onder  zijne  volgelingen  zijn 
er  zelfs ,  wier  kinderen  gedragen  moeten  worden  ;  de 
wegen  staan  bijna  overal  onder  water,  en  eindelijk  Hidayat 
zelf  is  ziekelijk.  De  olTicier  van  gezondheid  Benjamins,  die 
Hidayat  en  eenige  zijner  familieleden  gedurende  hun  ver- 
blijf te  Martapoera  behandelde,  verklaart  dat  de  meesten 
door  koorts  en  uitputting  zó6  verzwakt  zijn  dat  een  lang 
oponthoud  in  de  wildernis  voor  hen  doodelijk  moet  worden. 
Al  deze  omstandigheden  werken  zamen,  om  een  snelle  vlugt 
onmogelijk  te  maken.  Er  bestaat  dus  hoop  om  hem  te  achter- 
halen ,  en  weet  hij  zich  ook  al  eenigen  tijd  te  verbergen , 
door  gebrek ,  door  honger  gedreven ,  zal  hij  vroeg  of  laat 
zich  moeten  overgeven;  door  den  mislukten  rijstoogst,  door 
het  verwoesten  der  rijstmagazijnen  van  den  vijand,  staat 
immers,  zonder  hulp  van  het  bestuur,  aan  de  geheele  be- 
•volking  de  hongersnood  voor  de  deur. 

Den  11*"»  werd  er  onderzocht  op  welke  wyze  Lehman  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


866 

verraad  gepleegd  had.  De  mufli  en  panghoeloe  van  Maria- 
poera  bekenden  dat  Lehman  in  den  ochtend  van  1  Februarij 
tot  hen  gekomen  was  en  gezegd  had :  >Hier  heb  ik  een 
stuk  geteekend  door  twaair  personen  die  onzen  vorst  niet  willen 
laten  gaan.  Wij  moeten  ons  tegen  dat  vertrek  verzetten,  ik, 
demang  Lehman,  zal  amok  maken  in  de  benting  en  versoek 
dat  gij  met  de  bevolking  op  het  zelfde  oogenbiik  van  builen 
aanvalt."  Hierop  hadden  zij  geantwoord :  »neen !  doe  dit 
niet;  de  kompagnie  (het  gouvernement)  is  te  sterk.  Boven- 
dien zijn  wij  door  onzen  eed  aan  het  gouvernement  geboa*- 
den.**  Lehman  had  zich  toen  toornig  verwijderd.  Tegen 
de  verklaring  van  twee  getuigen  in,  ontkende  de  Ghalipa  dat 
hij  Lehman  dien  ochtend  had  ontmoet.  Alle  drie  werden  in 
verzekerde  bewaring  genomen,  doch  eenige  dagen  later  op 
hun  eerewoord  vrijgelaten  om  behulpzaam  te  zijn  bij  het  op- 
sporen der  vlugtelingen. 

Nogmaals  had  men  patrouilles  verplaatst,  detachementen 
teruggeroepen,  ze  elders  uitgezonden,  hier  ingescheept,  daar 
in  hinderlaag  gelegd. 

Alle  hoofdtoegangen  van  Aboelan  naar  de  Martapoerarivier 
waren  bezet ;  niemand  mogt  de  rivier  af-  of  opvaren.  Te 
voet  en  in  djoekongs  patrouilleerden  aanhoudend  afdeelin- 
gen  soldaten  om  den  veelhoek,  gevormd  door  de  Bandjerma- 
sinrivier,  de  Antassan  Soeton  en  de  lijn  die  van  daar  naar 
Stamboel  loopt  en  die  door  posten,  gewapende  sloepen  en 
kniisbooten  geheel  werd  afgesloten.  Ieder  die  zich  in  den  om- 
trek vertoonde ,  werd  gevat  en  aan  een  streng  verhoor  onder- 
worpen ;  geen  korrel  rijst  mogt  van  Bandjermasin  uitgevoerd 
worden;  spionnen  en  bevolkingspatrouilles  doorkruisten  in 
alle  rigtingen  het  land ;  in  één  woord  de  meest  doeltreffende 
maatregelen  van  den  chef  werden  op  het  krachtigst  ondersteund 
door  de  onvermoeide  waakzaamheid,  den  ijver  endebeweeg- 
baaiiieid  der  troepen.  De  verontwaardiging  over  zooveel 
trouweloosheid  was  algemeen ;  de  naam  alleen  van  demang 


Digitized  by  VjOOQIC 


266 

Lehman  wekte  den  toorn  op  in  't  gemoed  van  den  soldaat ;  de 
hoop  om  Lehman  roeester  te  worden  deed  hen  alle  ver- 
moeijenis  vergeten ;  meermalen  gebeurde  hel  dat  een  pa- 
trouille die  vier  ja  vijf  dagen  in  moerassen  in  hinderlaag 
gelegen  of  door  het  water  geplast  en  gebrek  geleden  had, 
geen  half  uur  in  de  versterking  terug  was,  om  op  een  na- 
der ingekomen  berigt  andermaal  uit  te  rukken. 

Weldra  ontstond  er  groot  gebrek  in  den  veelhoek ,  dage- 
lijks steeg  de  nood  hooger.  Den  41*^°  kwam  Schepens  in 
djoekongs  te  Pamatlon  Aboelan  aan ,  en  slootte  een  sluip- 
patrouille  op  het  bivak  van  Hidayat  waar  een  licht  brandde 
en  een  man  op  post  stond.  De  voorste  inlandsche  soldaat 
dier  patrouille  verloor  het  hoofd  en  maakte  gerucht;  door 
zijn  geschreeuw  van  )>amok  en  rampok''  lokte  hij  een  salvo 
uit  waarvan  hij  zelf  het  slagtoffer  werd,  terwijl  de  vijand 
ontkwam.  Het  bivak  bestond  uit  eenige  lage  pondoks  en 
een  groote  loods;  men  vond  er  een  paar  zakken  rijst  en 
eenig  kookgereedschap.  Het  rapport  van  Schepens  kwam 
overeen  inet  de  verklaring  van  een  inlander  Saé,  die  Hidayat 
voor  drie  dagen  verlaten  had  omdat  hij  gebrek  bij  hem  leed, 
en  die  aanbood  de  troepen  naar  Hidayat's  bivak  te  brengen. 
Nieuwe  verplaatsingen  van  troepen,  andere  opstelling  van 
posten,  uitzendingen  van  patrouilles  volgden  hierop,  maar 
alles  zonder  gunstig  gevolg. 

Even  buiten  de  versterking  vond  men  den  ii«"  een  papier 
op  een  stok  gestoken ,  waarop  het  volgende  was  geschreven. 

i^Indien  de  resident  iets  omtrent  de  zaak  van  Hidayat  wil 
welen ,  moet  ik  zeggen  dat  het  wel  zijn  voornemen  was 
naar  Java  te  vertrekken ;  doch  de  regent  en  het  distrikts- 
hoofd  hebben  hem  aangeraden  om  zich  te  verzetten  en  de 
bevolking  beloofde  hem  te  helpen.  Daarom  durfde  hij  zich 
ie  verzetten. 

ïDie  dezen  brief  vindt,  wordt  verzocht  hem  af  te  geven 
aan  den  resident  of  den  fiskaal." 


Digitized  by  VjOOQIC 


867 

Hel  doel  van  den  schrijver :  onze  trouwe  Hoofden  in  ver- 
denking brengen  en  de  handelingen  van  het  bestuur  ver- 
lammen, werd  echter  niet  bereikt. 

Door  het  verbod  van  toevoer  van  rijst  begon  ook  ie  Mar- 
tapoera  gebrek  te  heerschen.  Reeds  verscheidene  inlanders 
waren  aan  de  versterking  gekomen  en  smeekten  om  voedsel. 
Verspijck  liet  (den  13«")  het  volk  van  Martapoera  op  de  alon- 
alon  voor  de  regentswoning  vergaderen.  28  Pembekkels,  60 
hadji's  en  2000  kampongsbewoners  kwamen  daar  te  zamen 
om  te  vernemen,  dat  zoolang  Hidayat  voortvlugtig  bleef,  alle 
toevoer  van  levensmiddelen  belet  zou  worden.  Wilden  zij 
dus  niet  van  honger  omkomen,  dan  moesten  zij  Hidayat  be- 
wegen zich  over  te  geven  of  hem  des  noods  met  geweld 
terugbrengen.    Hidayat  zou  geen  leed  wedervaren. 

Na  een  afzonderlijke  vergadering  met  de  pembekkels,  waarin 
hun  de  noodzakelijkheid  aangetoond  werd  om  den  verrader 
Lehman  uit  te  leveren,  gingen  groote  volkspalrouillesjagtop 
hem  maken.  Met  verregaande  onbeschaamdheid  zond  Leh- 
man boodschappen  en  brieven,  om  den  resident  te  bewegen 
de  troepen  in  de  versterking  te  houden  en  alleen  hem  te  ver- 
trouwen :  »mijn  streven ,  zoo  schreef  hij  ,  is  al  het  mogelijke 
te  doen  wat  tot  heil  en  voorspoed  van  den  vorst,  van  mij 
zelf  en  van  de  geheele  bevolking  kan  dienen.  Wanneer  u 
mijne  woorden  wilt  aannemen,  laat  dan  geen  soldaten  pa- 
trouilleren ,  laat  hen  slechts  de  benting  blijven  bewaken." 
Over  zijn  onschuld  aan  de  ontvlugting  van  Hidayat :  i>Toen 
pangerang  Hidayat  naar  beneden  wilde  varen,  was  ik  niet 
in  zijne  praauw ;  had  ik  mij  daarin  bevonden ,  dan  zou  het 
gouvernement  mij  schuldig  kunnen  noemen.  Toen  ik  met 
Hidayat  aankwam,  gaf  ik  hem  den  regent  over;  toen  hij 
vlugtte,  was  hij  niet  meer  in  mijne  handen,  maar  wel  in 
die  des  regents.  De  groote  Heeren  weten  dat  het  best." 
Omtrent  zijn  eigen  vlugt:  »de  reden  van  mijn  weggaan 
uit  Martapoera  is  deze:  Toen  ik  mij  in  rust  bevond,  werd 


Digitized  by  VjOOQIC 


268 


ik  wakker  gemaakt  door  het  lossen  van  twee  geweerscho- 
ten. Wakker  zijnde  hoorde  ik  vele  schoten  vallen ;  ik 
vlugtte  toen  achter  hel  huis ,  waarin  ik  mij  bevond.  Daar 
zag  ik  alle  huizen  in  den  kampong  in  brand  staan ;  ik  dacht 
bij  mij  zeir  dat  de  groote  Heer  door  die  handeling  mij  niet 
meer  wilde  zien  en  ben  toen  gevlugt.  Ik  begrijp  echter  niet 
wiens  raad  de  groote  Heer  gevolgd  heefl  om  op  zoodanige 
wijze  te  handelen.  Wanneer  de  groote  Heer  goed  overmy 
denkt ,  hoop  ik  op  dezen  brief  antwoord  te  bekomen,  opdat 
ik  den  inhoud  kan  overwegen.  —  Mijn  argelegden  eed  durf 
ik  niet  te  verbreken !" 

Verspijck  wilde  een  laatste  poging  doen  om  op  het  ge- 
moed van  den  trouwlooze  te  werken  en  zond  hem  door 
den  pembekkel  Ali  den  volgenden  brief: 

>Ik  heb  uw  brief  van  18  Saaban  ontvangen  en  weet  niet 
wat  ik  er  van  moet  denken. 

>Uwe  handelingen  en  die  van  pangerang  Ilidayat  in  de 
onderhavige  zaak,  zijn  zoo  uiterst  vreemd  geweest  dat  ik, 
zoolang  gij  mij  niet  door  goede  bewijzen  van  het  tegendeel 
overtuigt,  niet  meer  aan  uw  noch  aan  Hidayat's  woord  kan 
gelooven. 

^Overweeg  bij  uw  zelf,  hoe  ik  u  van  den  beginne  af  na 
uwe  onderwerping  ontvangen  heb;  overweeg  de  opregtheid 
waarmede  ik  tot  u  en  den  pangerang  Hidayat  gesproken 
heb;  overweeg  hoe  ik  des  pangerangs  ongeluk  geëerbiedigd 
en  hoe  ik  getracht  heb,  zooveel  mogelijk  alles  te  vermijden 
wat  zijn  gevoel  kon  kwetsen. 

»Zooveel  't  mij  mogelijk  was,  heb  ik  hem  verpligt;  ik 
ontving  hem  meer  als  iemand,  die  vroeger  door  slechten 
raad  was  misleid,  dan  als  den  man,  die  werkelijk  den  op- 
stand op  Bandjermasin  aanstookte.  Wetende  dat  hij  hulp 
behoefde,  heb  ik  niet  gewacht  tot  hij  er  om  vroeg,  doch 
ik  heb  hem  die  aangeboden,  om  zijn  trots  niet  te  kwetsen; 


Digitized  by  VjOOQIC 


269 

en  nadat  ik  zijne  onderwerping  had  aangenomen,  heb  ik 
met  hem  gesproken  niet  als  een  overwinnaar,  maar  wel  als 
een  vriend. 

•Overweeg  alles  goed  wat  gebeurd  is,  en  vraag  dan  u  af 
of  het  Bestuur  geen  woord  heefl  gehouden,  en  niet  in 
alles  heeft  gehandeld,  zooals  aan  u  en  pangerang  Hidayat 
beloord  was.  Herinnert  gij  u  nog  mijne  woorden  bij  mijne 
eerste  vergadering  met  Hidayat,  toen  ik  hem  zeide:  >Ik  zal 
>van  U  den  eed  van  onderwerping  niet  vorderen,  want  gij 
wijt  van  te  verheven  bloed  om  een  belofte  te  schenden; 
>de  andere  radja*s  en  opstandelingshoofden  zal  ik  echter,  om- 
)dat  de  gewoonte  zulks  eischt,  in  de  missigit  laten  zweren. 

>Stel  nu  tegenover  de  grootmoedige  en  milde  handelingen 
van  het  Bestuur,  uw  eigen  gedrag,  dat  van  Hidayat  en  dat 
van  de  overige  opstandelingen.  Den  eed  van  gehoorzaamheid 
op  den  Koran  gezworen,  hebt  gij  geschonden!  het  vorstelijk 
woord  van  Hidayat  is  verzaakt,  hij  heefl  zijn  vorstelijk  bloed 
voor  eeuwig  bezoedeld!  Duizend  onderworpen  radja's  en  bran- 
dals  hebben  hun  eed  verbroken  en  onder  den  Koran  van  30 
artikelen  hebben  zij  den  vloek  Gods  op  hun  hoofd   geladen. 

»6ij  zijt  weggeloopen  niet  als  vijanden,  maar  als  roevers ! ! 
weggeloopen  met  het  geld,  dat  het  gouvernement  in  zijne 
grootmoedigheid  den  gevallen  Vorst  gaf,  met  het  voedsel  dat 
de  mildheid  des  Bestuurs  u  schonk. 

•Eenmaal  zal  de  geschiedenis  geschreven  worden  en  het 
nageslacht  oordeelen  tusschen  het  N.  I.  Bestuur  dat  groot- 
moedig en  mild  was,  en  den  Vorst  die  zijn  woord  schond. 

•Eenmaal  zullen  wij  allen  van  deze  wereld  verdwenen  zijn, 
doch  de  vloek  Gods  zal  op  hen  drukken,  die  in  den  tempel 
trouw  beloofden,  en  in  plaats  van  zich  trouw  te  betoonen, 
het  snoodste  verraad  pleegden. 

•Gij  vraagt  mij  in  uw  brief,  waarom  ik  des  ochtends  van 
i  Februarij  troepen  naar  Passeyangan  zond  om  u  te  straffen ; 
maar  was   het   woord  door  Hidayat  verbroken,  waren  uwe 


Digitized  by  VjOOQIC 


370 

handelingen  en  die  uwer  volgelingen  te  streng  gestraft,  door 
de  vernietiging  der  kampongs,  die  u  met  ge  wapenden  on- 
dersteunden! Was  de  vernietiging  der  missigit,  waar  een 
week  te  voren  honderde  valsche  eeden  waren  uitgesproken 
en  waar  uwe  gewapende  bende  verzet  pleegde  tegen  het 
Bestuur,  een  te  strenge  straf!  1  Had  ik  gansch  Martapoera 
in  asch  gelegd,  de  straf  zoude  niet  te  groot  geweest  zijn 
voor  het  misdrijf  door  Hidayat,  door  u  en  door  uwe  vol- 
gelingen gepleegd!!  Bedenk  wel  wat  ik  aan  u  en  llidayatin 
de  vergadering  zeide:  i^al  het  bloed  dat  voortaan  zal  stroo- 
men, zal  over  uwe  hoofden  komen."  Wanneer  gij  eerlang 
het  binnenland  met  nog  1000  strijders  zult  zien  overstroomen , 
dan  moet  gij  het  niet  aan  mij  maar  aan  u  zelv'en  wijten. 

»6ij  schrijft  mij  dat  gij  uwen  eed  niet  wilt  verbreken, 
maar  wat  is  het  dan,  wat  gij  gedaan  hebt?  Is  dat  de  ge- 
hoorzaamheid en  de  trouw  die  gij  hebt  beloofd!! 

96ij  vraagt  mij  hoe  ik  over  u  denk ,  en  uw  brief  sluit  de 
gedachte  in,  als  of  gij,  Hidayat  en  degenen  die  u  vergezel- 
len berouw  hebben  over  uw  ondoordachten  stap !  Is  dit  waar, 
hebt  gij  werkelijk  berouw,  dan  wil  ook  ik  nog  vergeven!! 
In  der  tijd  zeide  ik  dat  de  regering  van  Neérlandsch  In- 
die  ten  allen  tijde  grootmoedig  was,  en  vergevensgezind. 
Welnu,  ik  wil  het  nog  zijn,  mits  gij  werkelijk  berouw  hebt. 
Ik  wil  nog  alles  vergeten,  mits  het  gebeurde  u  inderdaad 
leed  doet.  Geloof  mij ,  het  N.  I.  gouvernement  dorst  niet 
naar  het  bloed  zijner  onderdanen,  beoogt  niet  het  ongeluk 
der  volken!  Neen,  het  wil  slechts  hun  geluk  en  voorspoed 
bevorderen;  het  is  niet  wraakgierig,  het  is  mild  en  verge- 
vingsgezind. Indien  gij  dus  werkelijk  het  geluk  van  uw 
Vorst,  van  u  zelven  en  van  het  volk  beoogt,  indien  gij  in- 
derdaad inziet  dat  gij  verkeerd  handeldet,  welnu  ik  zal  u 
nog  in  genade  ontvangen,  ik  zal  nog  trachten  den  vloek  Gods 
van  uwe  kruin  af  te  wenden,  en  de  fakkel  des  oorlogs  ten 
spoedigste  uit  te  dooven. 


Digitized  by  VjOOQIC 


271 

»6ij  weet,  dat  ik  geen  verraad  ken,  gij  weet  dat  ik  mijn 
woord  nimmer  heb  geschonden.  Zoo  gij  mij  dus  wilt  ont- 
moeten, kom  dan  openlijk  en  u  zal  geen  leed  geschieden. 

>Aan  uw  verzoek  om  de  soldaten  te  verwijderen,  mag  ik 
niet  voldoen;  dit  zou  in  de  tegenwoordige  tijdsomstandig- 
heden onverantwoordelijk  zijn.  Eerst  dan  wanneer  ik  u 
zal  ontmoet,  en  gij  mij  zult  getoond  hebben  dat  gij  geen 
verraad  in  den  zin  hebt,  eerst  dan  zal  ik  de  soldaten  wegnemen. 

^Overdenk  dezen  brief  goed.  Moet  de  oorlog  weder  op 
nieuw  woeden,  in  Godes  naam;  het  Bestuur  heefl  het  niet 
gewild,  en  even  als  de  Nederlandsche  wapens  overal  inden 
archipel  hebben  gezegevierd,  zuilen  zij  het  op  Bandjermasin 
ook  doen.  Doch  kan  alles  in  vrede  en  zonder  verder  bloed- 
vergieten afloopen,  niemand  zal  dankbaarder  zijn  dan  het 
Neérlandsch  Indisch  Bestuur.  Daarom  ben  ik  nog  altijd  ge- 
neigd om  daar  alles  voor  te  doen  wat  met  de  waardigheid 
van  het  gouvernement  kan  overeen  gebragt  worden." 

Eindelijk  steeg  de  nood  zoo  hoog,  dat  reeds  den  ü^ 
Pebruarlj  pangerang  Wira  Kesoema,  de  vroegere  Mangkoe 
Boemi  van  Hidayat,  liet  weten  dat  hij  niet  langer  kon  wor- 
stelen tegen  het  nijpend  gebrek  en  den  aanhoudenden  angst 
van  in  handen  der  i^oldaten  te  vallen,  en  als  een  uitkomst , 
als  'een  weldaad  verzocht  uit  de  wildernis  te  mogen  worden 
afgehaald.  Verspijck  zond  eenige  vertrouwde  inlandsche  Hoof- 
den met  gevolg  naar  de  aangeduide  plaats,  oostwaarts  van 
Antassan  Soeton,  en  nog  in  den  avond  van  dienzelfden  dag 
werd  Wira  Kesoema  met  vrouwen  en  kinderen,  in  ellendigen 
en  ziekelijken  toestand,  met  al  de  kenteekenen  van  vrees 
voor  de  straf  die  hem  wachtte,  binnen  de  versterking  van  Mar- 
tapoera  gebragt.  Den  volgenden  dag  kwam  een  weggeloopen 
pandeling  van  Ratoe  Sitie  melden,,  dat  de  vorstin  zeer  ver- 
gramd was  op  Wira  Kesoema,  en  dadelijk  een  andere  schuil-* 
plaats  in  het  moeras  had  gezocht.    Ver  van  haar  vroeger 


Digitized  by  VjOOQIC 


272 

Verblijf  kon  zij  niet  zijn ;  daarom  werden  onmiddelijk  het 
dislriktshoord  en  pangerang  Sberit  Hassim  met  zijne  Linga- 
nezen  er  op  afgezonden ,  met  uitdrukkelijken  last  de  bevolking 
in  de  nabuurscbap  door  beloften  of  geweld  tot  het  geven 
van  alle  mogelijke  aanwijzingen  te  bewegen.  Deze  maatre- 
gel miste  zijne  uitwerking  niet;  men  doorzocht  zoo  lang 
een  allermoeLjelljkst  terrein,  men  liep  zoo  lang  tot  over  de 
heupen  door  het  water,  totdat  eindelijk  de  schuilplaats  ont- 
dekt werd,  en  bragt  toen  de  moeder,  de  kinderen  en  hel 
gevolg  van  Hidayat  gevankelijk  naar  Martapoera. 

In  spijt  van  alle  voorzorgen,  was  het  Hidayat  gelukt 
met  twee  vrouwen  de  Martapoerarivier  over  te  komen  en 
Riam  Kanan  te  bereiken.  Veel  had  hij  er  echter  niet  bij 
gewonnen ,  want  ook  daar  grijnsde  hem  de  hongerdood  tegen. 
Zonder  raadsman,  zonder  steun,  zonder  middelen  van  be- 
staan» was  hem  de   vrijheid  in  de  wildernis  niets  waard. 

In  den  nacht  van  23  op  24  Februarij  werden  den  luitenant- 
kolonel Verspijck  de  volgende  brieven  overgebragt: 

iDeze  eerbiedsbetuiging  van  uw  zoon  Hidayat  kome  voor 
het  aanschijn  van  pangerang  Djaya  Pamenang,  regent  van 
Martsqpoera. 

>Uw  tjap,  waarvan  ik  den  inhoud  duizendvoudig  op  de 
kruin  van  mijn  hoofd  zet,  heb  ik  in  goeden  staat  ontvangen. 

>Ik  hoop  op  niemand  anders  voor  mijn  behoud  dan  op 
itijne  beide  vaders  (den  heer  resident  en  den  assistent  van 
Martapoera)  en  op  u.  —  Helaas!  wat  kan  ik  er  aan  doen; 
mijne  tranen  vloeijen  gedurig  uit  nlijne  oogen.  —  Vader! 
gij  weet  wel  hoe  mijn  toestand  is. 

»Voorts  verzoek  ik  u,  vader,  om  aan  mijn  ouders  bijgaan- 
den  brief  aan  te  bieden;  ik  hoop  dat  mijne  ouders  goede  ge- 
dachten zullen  hebben  om  ten  beste  te  handelen. 

^Geschreven  A  Saaban  1278  (4  Februarij  1862)  Handtee- 
kening  en  tjap  van  Hidayat.*' 


Digitized  by  VjOOQIC 


M3 

iDeze  brief  van  uw  zoon  pangerang  Hidayat  Oellah,  klein- 
zoon van  wijlen  sulthan  Adam,  komt  voor  het  aanschijn 
mijner  doorluchtige  vaders,  den  Grooten  Heer  resident  der 
zuidelijke  en  oostelijke  afdeeling  van  Borneo  en  den  assis- 
tent-resident van  Martapoera. 

ïDe  brief  van  mijn  doorluchtige  vaders,  gedagteekend  3 
Februarij  1862,  is  uw  zoon  in  goeden  staat  geworden, 
behelzende  dat  mijne  vaders  mijn  ongeluk  niet  beoogen, 
maar  dat  het  hun  streven  is  te  doen  wat  tot  mijn  heil  en 
geluk  kan  strekken.  Dit,  mijne  vaders,  hoop  ik  altijd;  ik 
heb  geen  andere  hoop  dan  op  uw  beiden.  Gij  kunt  mij  dooden, 
gij  kunt  mij  in  het  leven  houden;  gij  kunt  mij  ongelukkig 
of  gelukkig  maken. 

iDe  reden  dat  ik,  uw  zoon,  mij  heb  gedragen  als  iemand 
die  de  vlugt  nam,  is,  dat  men  mij,  mijne  moeder,  mijne 
vrouwen  en  kinderen  schrik  heeil  aangejaagd;  mijne  handen 
werden  zelfs  door  vele  menschen  vastgehouden  en  ik,  uw 
zoon,  werd  met  geweld  medegetrokken.  De  reden  waarom 
ik  met  mijn  praauw  heb  aangelegd ,  is ,  dat  men  mij  van  den 
wal  toeriep,  dat  de  regent  mij  gelastte  aan  land  te  komen. 

>Toen  wij  aanlegden,  vernam  ik  dat  pembekkel  Mail  van 
Passeyangan  mijn  praauw  gepraaid  had ;  doch  naar  hem  om- 
ziende, heb  ik  hem  niet  kunnen  vinden. 

)Mijn  goede  plannen  zijn  geenszins  veranderd;  ik  heb 
er  geen  oogenblik  aan  gedacht  om  ondankbaar  te  zijn  en 
mij  tegen  het  gouvernement  te  verzetten. 

>Volgens  mijn  gevoelen,  is  het  beter,  dat  u,  mijne  vaders, 
omtrent  mij  met  de  bevolking  de  noodige  afspraken  maken, 
opdat  uw  zoon  geen  ongelukken  of  moeijelijkheden  worden 
veroorzaakt ;  daarvoor  ben  ik  zeer  bevreesd. 

>Ik  wacht  nu  slechts  wat  mij  door  mijne  vaders  bevolen  wordt 
en  tot  het  afgesproken  zal  zijn ,  wat  tot  mijn  geluk  kan  dienen. 

•Geschreven  4  Saaban  1278  (4  Februarij  1862). 

Handteekening  en  tjap  van  pangerang  Hidayat." 

U.  18 


Digitized  by  VjOOQIC 


274 


Toen  Verspijck  den  overbrenger  der  brieven,  zekeren  Toe- 
wan Saaban,  de  opmerking  maakte  dat  die  brief  reeds  20  dagen 
oud  was,  kreeg  hij  ten  antwoord  ïdat  Hidayat  reeds  vroeger 
plan  gehad  had  dien  te  verzenden,  maar  dat  hij  telkens  aarzelde 
en  ook  de  gelegenheid  miste  dien  te  doen  bezorgen  ;  dat 
hem  verder  opgedragen  was  een  praauw  te  verzoeken  waar- 
mede Hidayat  naar  de  versterking  wilde  afkomen."  Hoewel 
Saaban  het  verblijf  van  Hidayat  trachtte  geheim  te  houden, 
bekende  hij  ten  laatste  dat  de  vlugteling  zich  op  omstreeks 
2  a  3  uur  van  Martapoera  te  soengej  Gadoeng  in  de  wilder- 
nis verborg. 

Al  te  goed  bekend  met  het  zwak,  aarzelend  en  angstvallig 
karakter  van  Hidayat,  zoo  vatbaar  voor  verkeerde  indrukken, 
antwoordde  Verspijck  hem  op  de  meest  geruststellende  wijze 
en  gaf  de  verzekering  dat  hem  geen  leed  zou  wedervaren. 
Wira  Kesoema  schreef  er  eenige  regels  bij  en  verklaarde  in 
tegenwoordigheid  van  den  pembekkel,  dat  hij  geen  berouw 
gevoelde  zich  te  hebben  overgegeven.  Pangerang  Kartassari 
die  ook  Wira  Kesoema  afgehaald  had,  begaf  zich  dadelijk  met 
Toewan  Saaban  in  een  praauw  op  weg ,  doch  trof  Hidayat,  die 
door  Gamar,  Lehman's  volgeling,  weder  verwijderd  was ,  niet 
aan.  Den  25*^°  kwam  een  tweede  brief  van  Hidayat,  waarbij 
hij  verzocht  door  het  distriktshoofd  van  Riam  Kanan ,  kiay 
Pati  Warga  Dalem,  afgehaald  te  mogen  worden.  De  over- 
brenger dês  briefs,  pembekkel  Kottor,  vergezeld  van  het  dis- 
triktshoofd, ging  daarmede  Hidayat  opsporen,  terwijl  Ver- 
spijck trachtte  door  een  militaire  beweging  Lehman  van  hem 
verwijderd  te  houden. 

Eindelijk  op  het  middernachtsuur  van  den  28«"  Februarij 
werd  een  man,  met  twee  vrouwen,  een  kind  en  vijf  volgelin- 
gen ,  allen  in  lompen  gekleed,  binnen  de  versterking  van  Marta- 
poera geleid.  De  ellendige  toestand  dier  ongelukkigen  wekte 
deernis  op.  Hunne  gelaatstrekken  droegen  de  onmiskenbare 
teekenen    van  kommer,  gebrek  en  uitputting.    Sedert  drie 


Digitized  by  VjOOQIC 


276 

dagen  hadden  zij  geen  ander  voedsel  gebruikt  dan  wortels  en 
boombladeren.  Die  man  was  Hidayat ,  de  pangerang,  de  rijks- 
bestierder,  de  sullhan ;  die  vrouwen  waren  de  prinsessen  van 
den  bloede !  dat  kind  was  pangerang  Salèh ,    Hidayat's  zoon ! 

Met  ootmoed  vroeg  de  diep  vertiederde  vorst  vergiffenis 
voor  het  kwaad  door  hem  bedreven  zonder  te  weten  wat 
hij  ondernam;  hij  smeekte  om  medelijden! 

En  werkelijk,   zijn  toestand  verdiende  medelijden. 

>Die  onbezonnen  vlugt  was  geheel  buiten  hem  om  be- 
raamd," sprak  de  zwaar  beproefde  vorst;  ^hij  was  van  het 
plan  onkundig  gebleven,  gewillig  in  zijn  praauw  gestapt 
ea  afgevaren.  Doch  ter  hoogte  van  de  missigit ,  had  pem- 
bekkel  Mail  hem  aangeroepen;  toen  naar  wal  roeijende,  had 
men  hem  gezegd  dat  de  soldaten  hem  op  de  hielen  zaten 
en  wilden  dooden;  men  had  hem  tegelijkertijd  bij  de  armen 
tusschen  het  volk  getrokken;  de  rest  zijner  familie  had  in 
allerijl  zijn  voorbeeld  gevolgd  en  in  den  looppas  Passeyangan 
bereikt.  Eigenlijk  was  hij  gevlugt  zonder  te  weten  wat 
er  met  hem  gebeurde. 

»Te  Aboelan  aangekomen ,  had  hij  gedurende  eenige  dagen 
in  den  omtrek  gezworven  en  daarna  met  twee  vrouwen  naar 
Riam  Kanan  een  goed  heenkomen  gezocht,  de  rest  zijner 
familie  aan  de  zorg  van  Wira  Kesoema  overlatende.  Zon- 
der bepaald  doel  was  hij  derwaarts  gegaan ,  in  de  hoop  naar 
aanleiding  van  zijn  brief  van  4  Februarij  spoedig  afgehaald 
te  worden.  Hij  had  dien  brief  aan  een  volgeling  van  Lehman 
ter  bezorging  gegeven."  De  hand  van  demang  Lehman,  van 
ratoe  Sitie,  waarschijnlijk  ook  van  den  mufti  en  panghoeloe 
van  Martapoera,  was  hierin  duidelijk  zigtbaar. 

Verspijck  gelastte  nu  aan  Hidayat,  om  zijne  bloedverwan- 
ten die  nog  voortvlugtig  waren,  op  te  roepen.  Dienten- 
gevolge kwamen  reeds  den  4"  Maart  pangerang  Kasoema 
Indra ,  schoonzoon ,  radin  Toeyong ,  zwager  ,  goesti  Issa 
or  pangerang  Ali  Bassa,  schoonzoon  van  Hidayat,  en  goesti 


I 


Digitized  by  VjQOQIC 


276 

Oenoes,  allen  met  vrouwen  en  kinderen  te  Martapoera  aan; 
zoodat  behalve  Terta  Kesoema  met  zijne  zonen,  Antassari 
en  Amin  Oelah,  geen  prinsen  van  aanzien  meer  bij  de  op- 
standelingen waren.  Amin  Oelah  en  goesti  Mad  Said  wer- 
den bij  afzonderlijke  brieven,  met  Hidayat's  zegel  bekrach- 
tigd ,  tot  onderwerping  aangemaand  en  in  gebreke  daarvan 
met  den  vloek  Gods  bedreigd. 

Dien  dag  mogt  geen  enkel  inwoner  van  Martapoera  zich 
op  den  openbaren  weg  vertoonen.  . 

Tegen  vijf  uur  werd  Hidayat  aangezegd,  dat  hij  zich  ge- 
reed moest  houden  om  een  half  uur  later  te  vertrekken. 

De  vorstelijke  familie  werd  op  den  stoomer  van  Os  inge- 
scheept en  ging  in  de  nabijheid  van  Bandjermasin,  zonder 
aan  wal  te  komen  op  de  Bali  over,  waarmede  de  reis 
naar  Java  zou  ondernomen  worden. 

Met  gelatenheid  onderwierp  Hidayat  zich  aan  al  hetgeen 
de  resident  gelastte;  hij  vreesde  slechts  dat  de  gouverneur- 
generaal  hem  niet  zou  willen  vergeven  en  gehoor  zou  geven 
aan  de  beschuldigingen,  die  zijn  broeder  Tamdjid  Illah  on- 
getwijfeld op  hem  zou  werpen.  »Htj  had  nimmer  kwaad 
gelast,"  zeide  hij,  >maar  was  altijd  onwillekeurig  medege- 
sleept;  hij  hoopte  veel  van  de  grootmoedigheid  van  het 
gouvernement."  Verspijck  stelde  hem  gerust  en  verzekerde 
hem  dat  hetgeen  hij  hem  vroeger  (30  Januari))  had  beloofd : 
een  rustig  leven  en  een  voldoende  toelaag  om  volgens  zijn 
rang  in  het  onderhoud  der  zijnen  te  kunnen  voorzien,  ook 
nog  thans  zijn  deel  zou  zijn. 

Ten  9  uur  in  den  avond  van  den  3«>  Maart  ligttedeBali 
het  anker  en  voerde  onder  geleide  van  den  i^  luitenant 
Yerstege  de  volgende  bannelingen  van  Bandjer  weg  : 

Pangerang  Hidayat  Oellah. 

Ratoe  Maas  Bandhara,  zijne   (  Haar  vader  was  wylen  pangerang 

wettiffft  vrouw  van  adelilke  ^^^'  '^^°  "'^^  ^^  pangerang 
weiuge    vrouw,    van    aaeujKe       panghoeloe  Mohamad  Yassin,  te 

afkomst.  (  Martapoera  woonachtig. 


Digitized  by  VjOOQIC 


M7 

Poetri  Bintang,   dochter  van  Hidayat   (6  jaren  oud)  bij 
ratoe  Maas  Bandhara  verwekt. 
Njabi  Oempay ,  een  der  goendik's  of  bijwijven  van  Hidayat. 

>  Semarang,  }>      »         »  »        »         »        » 
Rattena  Wandarie,  een  aangenomen  dochter  van  njahi  Se- 
marang (2  jaren  oud)  ook  als  zoodanig  door  Hidayat  erkend. 

Njahi  Djamedah,  een  der  goendik's  ofbijwtjven  van  Hidayat. 

>  Ampit,  »      B  »         »        »         »        9 
»     Poetih,          »      ï  »         »        »         »        » 

>  Rahamah,  (vroeger  bij  wijf  van  Hidayat,  thans  als  zoo- 
danig echter  door  hem  ontslagen). 

Goesti  Serief  Banoen,  dochter  van  Hidayat,  bij  njahi  Ba- 
hamah,  (8  jaren  oud.) 

Ratoe  Sjerief  Kesoema,  nicht  van  Hidayat  (dochter  van 
pangerang  Sjeriel  Oemar,  de  zwager  van  Hidayat,  volgens 
zijn  zeggen  overleden,  doch  volgens  onze  berigten  gesneu- 
veld bij  Pringin,  Oclober  1860.  —  (Pangerang  Sjerief  Ke- 
soema bevond  zich  nog  te  Martapoera,  doch  had  niet  aan 
den  oorlog  deelgenomen). 

Njahi  Sitie  Esah,  weduwe  van  wijlen  pangerang  Mangkoe 
Boemi  Nata,  vroeger  rijksbestierder  (vader  van  ratoe  Sitie, 
jongste  broeder  van  sulthan  Adam). 

Njahi  Derie,  een  der  schoonmoeders  van  Hidayat  (hare 
dochter  Sitie  Ayer  Maas,  de  vrouw  van  Hidayat,  was  reeds 
lang  overleden;  de  vader  van  Sitie  Ayer  Maas  was  pange- 
rang Tahhmid,  een  zoon  van  sulthan  Soleiman). 

Pangerang  Abdoel  Rachman,  6  jaren  oud,  zoon  van  Hidayat 
bij  wijlen  ratoe  Maas  Ratlena  Kedine  verwekt  (deze  ratoe  was 
de  dochter  van  pangerang  Parbaya ,  broeder  van  ratoe  Sitie). 

Goesti  Mohhamad  Tsaleh,  7  jaren  oud,  zoon  van  Hidayat, 
bij  wijlen  njahi  Arpiah  verwekt. 

Poetri  Boelan,  dochter  van   Hidayat  bij   Sitie  Ayer  Maas. 
verwekt;  zij  is  gehuwd  met  pangerang  Amin,  zoon  van  den 
gewezen  sulthan  Tamdjid  Illah,  te  Batavia  woonachtig. 


Digitized  by  VjOOQIC 


278 

Ratoe  Sitie ,  moeder  van  Hidayat ,  ook  genaamd  ratoe 
Sulthan  Abdoel  Rachman,  dochter  van  den  hiervoren  ge- 
noemden pangerang  Mangkoe  Boemi  Nata. 

Pangerang  Kesoema  Indra,  schoonzoon  van  Hidayat  (zijn  vader 
was  v^ijlen  pangerang  Ka ssir,  volle  broeder  van  sulthan  Adam). 

Ratoe  Kesoema  Indra,  dochter  van  Hidayat  bij  Sitie  Ayer 
Haas  verwekt ,  een  volle  zuster  van  poetri  Boelan. 

Pangerang  Mohhamad  Hanafia,  beider  kind  (4  maanden  oud.) 

Pangerang  Djaya  Kesoema,  vroeger  genaamd  radin  Toeyong, 
zwager  van  Hidayat  (zijn  vader  was  wijlen  pangerang  Amir, 
halve  broeder  van  ratoe  Sitie  en  dus  een  zoon  van  pangerang 
Mangkoe  Boemi  Nata). 

Ratoe  Djaya  Kesoema,  volle  zuster  van  Hidayat. 

Goesti  Mohhamad  Seman,  beider  zoon  (10  jaren  oud.) 

Pangerang  Sjasjra  Kesoema,  oudste  zoon  van  Hidayat,  bij 
wijlen  njahi  Noerain  verwekt. 
Njahi  Ipah,  zijne  vrouw,  van  geringe  afkomst. 

Goesti  Isa,  alias  pangerang  Mohhamad  Ali  Bassa  (door 
Hidayat  met  dien  titel  begiftigd),  schoonzoon  van  Hidayat 
en  zoon  van  zekeren  goesti  Sopie ,  te  Martapoera  overleden. 

Ratoe  Saléha,  zijne  vrouw  (dochter  van  Hidayat  bij  njahi 
Rahamah  verwekt). 

Pangerang  Sjerief  Aboe  Bakar  (zoon  van  pangerang  Sje- 
rief  Oemar ,  zwager  van  Hidayat). 

Ratoe  Sjerief  Aboe  Bakar,  zijne  vrouw  (dochter  van  pan- 
gerang Wira  Kesoema  bij  poetri  Hasiah ;  deze  poetri  Hasiah 
reeds  lang  vóór  den  opstand  overleden,  was  de  dochter 
van  pangerang  Antassari). 

Saripa  Inten,  beider  dochter,  ongeveer  A  jaren  oud. 


Digitized  by  VjOOQIC 


279 

Goesti  Oenoes,  zoon  van  den  te  Maria  poera  ter  dood  gebrag- 
ten  pangerang  KesoemaNingrat  (halve  broeder  van  ratoe  Sitie). 

Pangerang  Wira  Kesoema,  halve  broeder  van  Hidayat. 
Ratoe  Wira  Kesoema,  dochter  van  wijlen  pangerang  Moh- 
hamad  Napies,  de  volle  broeder  van  pangerang  Abdoel  Kha- 
dir ;   derhalve    de  kleindochter  van  pangerang  Hadji  Moesa , 
in  1832  Hoofd  van  Baioe  Litjin  en  Bangkalaan. 

Njahi  Alimah,  moeder  van  pangerang  Wira  Kesoema. 
Njahi  Arpiah,  bijwijf     i>  y>  i>  j^ 

De  kinderen  van  pangerang  Wira  Kesoema  genaamd: 
Goesti    Ainoen  Djaria   (6  jaren  oud)  bij  wijlen  njahi  Ha- 
didjah  verwekt. 


Pangerang  Mohhamad  Illah  ,  9  jaren  oud 
Goesti  Hapsa ,  7       :»      i> 

)        Hasiah,  4      i^       i» 


deze  3  kinderen 
b\j  wylen  njahi 
Ratna   verwekt. 


De  vijf  opstandelingshoofden : 

Kiay  Poespa,  vroeger  genaamd  Toewan  Kotter. 

>  Raksa  Negara,       »  i>         Abdoel  Khadir. 

>  Maas  Demang,       >  ^        Kiay  Soeta  Karsa. 

>  Djaya  Soema ,        >  »         Diman. 

»     Soering  Rana,       »  i>         Sahiboel. 

Bovendien  behoorden  tot  Hidayat's  gevolg  nog : 

10  vrouwelijke  boedaks  (slavinnen) 

en  tot  dat  van  pangerang  Wira  Kesoema : 

7  vrouwelijke  boedaks. 

3  mannelijke         > 

1  kind,  jongen  van  een  boedak. 

i      >     meisje    3>      »         > 

Gedurende  den  oorlog  waren  tengevolge  der  doorgestane 
vermoeijenissen,  van  Hidayat  de  volgende  vrouwen  overleden : 

Ratoe  Maas  Rattena  Kedirie;  njahi  Hapsah;  njahi  Moenah; 
ratoe  Sjerief  Ali  (de  oudste  dochter  van  pangerang  Sjerief 
Oemar,  dus  een  nicht  van  Hidayat); 

en  van  pangerang  Wira  Kesoema , 


Digitized  by  VjOOQIC 


880 

Njahi  Saadah;  njahi  Ratna;  njahi  Hadidjah,  met  hare  doch- 
ter goesti  Hatidja  {i  maanden  oud). 

Met  Hidayat,  den  wettigen  opvolger  van  Sulthan  Adam,  ver- 
loor de  oproerige  bevolking  haar  steunpilaar;  met  Hidayat, 
het  hoofd  der  Kerk,  verloren  de  priesters  hun  krachtigsten  hef- 
boom om  het  volk  op  te  winden ;  door  Hidayat's  vertrek  ver- 
dwenen alle  zinsbegoochelingen  van  herstel  van  het  Bandjer- 
sche  rijk,  van  grootheid  en  magt ;  door  Hidayat's  vertrek  was 
de  opstand  het  laatste  tijdvak  ingetreden.  Wel  is  waar  kon 
men  verwachten  dat  Lehman  en  Amin  Oelah  den  strijd  nog 
zouden  volhouden,  dat  Antassari  nog  eenigen  tijd  zijn  onaf- 
hankelijkheid zou  weten  te  handhaven ,  —  toch  zou  men 
eerlang  geen  oorlog  meer  te  voeren  maar  slechts  roover- 
benden  uit  te  roeljen  hebben. 

Lehman  de  verrader ,  en  zijn  twee  trouwe  volgelingen, 
Notto  en  Gamar,  door  hunne  wreedheid  berucht,  hadden 
geen  pogingen  nagelaten  om  Hidayat  uit  onze  handen  te  houden 
en  ook  werkelijk  de  terugkomst  van  den  voortvlugtigen  vorst 
eenige  dagen  vertraagd.  Om  een  doortastenden  maatregel  te 
nemen,  ontbrak  hun  echter  de  moed.  Men  vermoedde  dat 
zij  in  het  gebergte  van  Mengappan  de  wijk  genomen  hadden. 

Omtrent  het  verraad  van  Lehman  bestond  geen  twijfel  meer. 
Djalil  een  volgeling  van  tommonggong  Gamar,  die  den  9«  Fe- 
bruarij  door  een  bevolkingspatrouille  opgebragt  werd,  gaf  de 
volgende  mededeelingen.  Toen  Hidayat  te  Martapoera  in  on- 
derwerping kwam,  had  Djalil  zich,  op  last  van  Gamar,  bij  het 
gevolg  van  den  pangerang  gevoegd  en  was  twee  malen  met  hem 
in  de  benting  geweest.  Den  2«°  had  hij  Hidayat  gevolgd,  toen 
deze  op  de  graven  zijner  vaderen  ging  bidden  (beratip).  Dien 
dag  had  Lehman  reeds  plan  om  in  de  versterking  amok  te 
maken.  Terwijl  de  regent  en  het  distriktshootd  namelijk  bij 
den  resident  waren ,  zaten  een  aantal  Hoofden  met  een 
menigte  volks  in  de  pandopo  des  regents  bijeen,  en 
sprak  pangerang    Mohamed  Ali   Bassa:   tindien  pangerang 


Digitized  by  VjOOQIC 


281 

Hidayat  naar  Java  gaat ,  is  het  beter  dat  wij  amok  maken/' 
Demang  Lehman  vereenigde  zich  terstond  met  dat  plan; 
waarna  Ali  Bassa  vervolgde:  >Wehiu,  alspangerang  Hidayat 
heden  avond  naar  de  benting  gaat ,  moeten  wij  allen  met 
hem  mede  gaan  en  als  Hidayat  zich,  verwijdert ,  zullen  wij 
nog  even  wachten;  dan  zal  demang  Lehman  door  met  het 
hoofd  te  knikken  het  teeken  tot  den  aanval  geven."  Die  woor- 
den werden  luid  gesproken  en  toen  Ali  Bassa  geëindigd  had , 
riepen  alle  volgelingen :  >Als  onze  Hoofden  het  willen ,  zullen 
wij  gehoorzamen."  Lehman  zeide  toen  nog :  i^Zoodra  ik  be- 
gonnen heb  amok  te  maken  en  gij  het  hoort,  moet  gij  mij 
helpen  en  naar  de  benting  komen."  Met  een  algemeen:  >ja, 
dat  is  goed"  werd  dit  beantwoord. 

Omstreeks  vijf  uur  ging  Hidayat  met  slechts  drie  volgelin- 
gen naar  de  benting;  kort  daarop  volgde  demang  Lehman 
roet  60  volgelingen  en  trad  de  pandopo  binnen  waar  Hidayat 
zat  met  majoor  Kocb  en  een  ander  officier.  Eenige  oogenblik- 
ken  later  ging  Hidayat  naar  huis ,  ook  Djalil. 

Een  half  uur  later  verliet  Lehman  de  benting  zonder  zijn 
plan  volvoerd  te  hebben.  Waarom  ?  dit  wist  Djalil  niet ;  mis- 
schien had  het  Lehman  aan  moed  ontbroken.  Hidayat  was  bij 
het  smeden  van  den  moordaanslag  niet  tegenwoordig  geweest. 
's  Avonds  beraamde  Lehman  met  Ali  Bassa  een  nieuw  plan 
om  den  volgenden  dag  bij  het  vertrek  van  Hidayat  amok  te 
maken.  Veel  volk  was  er  ten  huize  van  Wira  Kesoema  verga- 
derd. Pangerang  Ali  Bassa  sprak  toen:  >Als  Hidayat  weg- 
gaat, hebben  wij  geen  zon  of  maan  meer,  want  Hidayat  is 
onze  pajong."  Waarop  Lehman  zich  tot  het  volk  wendde 
en  zeide :  t Als  pangerang  Hidayat  morgen  vertrekt,  zullen  wij 
amok  maken  en  de  stoomboot  afloopen." 

De  ontvlugting  van  Hidayat ,  die  hierop  volgde  ,  is  vroe- 
ger reeds  vermeld. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XVI 


GEVECHT    TE    SIMPANG    AMPAT.   —   GOBSTI    MATALIB.  —  MOEDIG 

GEDBAG     VAN    PEMBEKKEL    NASSIN.    —  DB  ORANG  BEAMaSL 

TB    WASA-WASA.   —    KRACHTIGE    MAATREGELEN    TEGEN 

HET    BERATIP    BEAMAaL.    —    GEVECHT    TB   KAROE- 

BANG.  —  DB  VECHT  OP  DE  LAHEY  EN  TEWEH.  — 

ONDERWERPING    VAJT    GAMAR  EN    TJITRA 

KA80EMA. 

Ter^vijl  in  Hartapoera  alle  krachten  werden  ingespannen  om 
Hidayat  en  Lehman  meester  te  worden ,  vereenigde  zich  (25 
Februarlj)  te  Simpang  Ampat  een  talrijke  bende  muitelingen 
die  den  omtrek  van  Rantau  en  Gadoeng  bedreigde.  De  w**.  con- 
troleur van  Margasarie  noemde  pangerang  Prabal,  radinKas- 
san,  tommonggong  Tjakra  Wati,  Mangon  Yoeda  als  Hoofden  en 
hadji  Oedin  als  geestdrijver  der  bende.  Men  hield  Amin  Oelah 
evenwel  voor  den  persoon  die  de  bende  in  het  veld  gebragt  had 

Aanstonds  kreeg  de  Celebes  last  op  de  Negara,  tusschen 
Marabahan  en  Margasarie ,  te  kruisen  om  den  vijand  te  be- 
letten naar  Martapoera  door  te  dringen ;  de  bezetting  van 
Moengoe  Thayor  werd  op  140  bajonetten  gebragt  om  van  daar  de 
bende  het  hoofd  te  kunnen  bieden ;  terwijl  de  kommandant  van 
Kendangan  order  kreeg ,  met  60  bajonetten  en  een  vuurmond 


Digitized  by  VjOOQIC 


288 

naar  Simpang  Ampat  op  te  rukken ,  daar  post  te  vatten  en  de  be- 
velen van  den  kommandant  van  MoengoeThayor  af  te  wachten. 

Luitenant  von  Plötz  zocht  de  bende  op.  Gedurende  den 
marsch  naar  Gadoeng,  Rantau  en  Simpang  Ampat  (1  Maart) 
werd  hij  voortdurend  door  den  vijand  beschoten.  Daar  dit 
vuur  tamelijk  onschadelijk  was,  belette  het  niet  dat  de  ko- 
lonne  tot  Simpang  Ampat  doordrong,  waar  een  SOOtal  vijan- 
den vereenigd  was.  De  orang  beamaal  waren  ook  nu  weder 
vooraan  en  wierpen  zich  biddende  en  schreeuwende,  met 
lans  en  klewang  gewapend ,  te  midden  der  troepen.  Met  be- 
bloede koppen  afgeslagen  ,  lieten  zij  negen  dooden  op  de 
plaats  achter  en  namen  zij  de  vlugt.  De  vijand  verloor  in 
twee  dagen  18  dooden  en  20  gekwetsten ;  de  kolonne  had 
slechts  drie  gewonden. 

Twee  kolonnes  daarna  uit  Kendangan  en  Moengoe  Thayor 
gezonden  om  gemeenschappelijk  te  werken,  ontmoetten  geen 
vijand.  Spoedig  daarop  hoorde  men  van  nieuwe  verzamelin- 
gen tot  beratip.  Nu  zond  Verspijck  een  zendeling  Daoet 
uit,  en  dezen  gelukte  het  de  opgewonden  bevolking  tot 
betere  gedachten  te  brengen.  Vijftien  der  voornaamsten 
kwamen  te  Margasarie  vergiffenis  vragen.  Pangerang  Praboe 
Natta  of  goesti  Matalie  verloor  daardoor  bijna  zijn  geheelen 
aanhang ;  te  vergeefs  poogde  hij  met  het  overschot  zijner 
bende  naar  Paboeangan  te  komen.  De  Celebes  lielette  hem  de 
Negara  over  te  gaan ;  toen  rigtte  hij  zich  naar  kampong  Beli- 
mouw,  maar  ook  daar  joeg  het  volk  hem  terug.  Werwaartshij 
to^n  de  wijk  nam,  bleef  onbekend.  Welligt  vereenigde  hij  zich, 
evenals  goesti  Kassan,  met  Amin  Oelah.  Deze  zond  tjaps 
rond  in  AUei,  Amandit  en  Benoea  Ampat,  om  de  bevolking 
tot  beratip  beamaal  op  te  roepen ;  hij  gaf  zich  thans  den 
titel  van  pangerang  Pahalawas  (den  strijder)  van  het  Bandjer- 
sche  rijk.  Het  gelukte  hem  evenwel  niet  een  grooten  aan- 
hang te  verwerven,  daar  het  volk  hem  als  een  bedrieger  en 
lafhartig  booswicht  had  leeren  kennen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


284 

Niet  ver  van  Kendangan  viel  een  paar  dagen  later  (5  Maart) 
waarschijnlijk  dezeirde  bende,  in  den  kampong  Karang  Dja- 
wa.  Op  het  hooren  van  eenige  geweerschoten  stuurde  de 
kommandant  een  patrouille  uit  van  40  bajonetten  onder  be- 
vel van  den  dd.  officier  Arendsen  de  Raadt.  Deze  kwam  nog 
juist  bij  tijds  op  het  bedreigde  punt ;  het  getrouwe  kampongs- 
hoofd  pembekkel  Nassin,  op  wien  de  aanslag  was  gemunt, 
hield  moedig  stand  en  verdedigde  zich  tot  het  uiterste,  nietr 
tegenstaande  zijn  arm  door  een  kogel  verbrijzeld,  zijn  zoon 
gesneuveld  en  zijn  huis  reeds  in  brand  gestoken  was.  Nassin 
werd  ontzet,  den  vijand  een  gevoelig  verlies  toegebragt  en 
deze  geheel  uit  elkander  geslagen.  Yerspijck  liet  den  dapperen 
pembekkel  zijne  tevredenheid  betuigen,  schonk  hem  een  be- 
looning van  honderd  gulden,  en  gelastte  den  kommandant 
van  Kendangan,  ten  koste  van  den  lande,  in  plaats  van  Nas- 
sin's  afgebrande  woning,  een  grootere  en  betere  te  laten  bouwen. 
Ten  einde  de  tijding  van  Hidayafs  onderwerping  zoo  spoedig 
mogelijk  te  verspreiden,  werd  Toekatjan  di  Karsa  een  ver- 
trouweling van  den  vorst,  uitgezonden  om  de  Hoofden  der 
vijandelijke  benden  op  'te  sporen  en  hen  te  bewegen  het 
zwaard  op  te  steken. 

De  bewoners  van  Wasa-Wasa  vereenigden  zich  met  een 
honderdtal  volgelingen  van  Amin  Oelah  tot  een  gemeenschap- 
pelijk beratip-beamaal.  Brinkgreve  trok  (16  Maart)  met  60 
bajonetten  en  een  houwitser  naar  dien  kampong.  In  de  na- 
bijheid komende,  hoort  hij  hel  welbekende  geschreeuw  >Allah 
il  Allah"  der  opgewonden  schaar,  die  den  boschrand  bezet 
heeft  en  zich  tot  een  aanval  voorbereidt.  Maar  Brinkgreve  voor- 
komt dien  door  middel  van  eenige  kartetsschoten  en  een 
goed  aangebragt  geweervuur.  In  verwarring  trekt  de  vijand 
uit  den  boschrand  terug ;  de  kolonne  rukt  voorwaarts ,  gunt 
de  bende  geen  tijd  tot  verzamelen  enjaagt  haar  uiteen.  Zon- 
der verlies  van  onze  zijde ,  laat  de  vijand  drie  lijken  en  negen 
zwaar  gekwetsten  op  het   slagveld  achter;  bij  een  hunner 


Digitized  by  VjOOQIC 


285 

vindt  men  een  Negarakling  van  1.28  el  lengte,  waaropeenige 
spreuken  van  den  Koran  geëtst  zijn. 

Tv!ree  dagen  later  werd  een  tweede  poging  om  zich  tot  be- 
ratip  te  vereenigen,  door  den  1«°  luitenant  Muller  verijdeld.  Op 
het  naderen  der  bajonetten  zochten  de  orang  beamaal  een 
goed  heenkomen. 

Bij  eenige  inlanders  die  den  S2«°  in  onderwerping  kwamen, 
vond  men  tjaps  van  den  volgenden  inhoud: 

>Oesin !  Arba !  Batjoe !  Loerah  Tassin ! 

»Wij  vergunnen  u,  in  naam  van  den  Panembahan,  die  ons 
daartoe  vergunning  heeft  verleend,  om  te  gaan  beratip  be- 
amaal en  het  formulier  van  Kalimah  Allah,  ten  einde  van  God 
den  AUerhoogste,  van  zijn  afgezant  [Mohamed]  en  van  de 
40  profeten  zoo  mede  van  de  Kramat  Datoe,  de  Ilmoe  Pach- 
lawan  [wetenschap  der  onkwetsbaarheid]  af  te  smeeken;  met 
het  vaste  doel  om  de  gevloekte  kaffirs  te  bestrijden ,  die  het 
land  verderven  en  onze  godsdienst  te  niet  doen,  om  de  leer  van 
den  islam  te  handhaven ,  het  land  te  bevrijden,  den  vrede  te  be- 
vorderen en  tevens  om  den  vorst  op  zijn  troon  te  herstellen.'* 

[Zonder  datum]  ter  zijde  stonden  3  onleesbare  tjaps. 

Verspijck  achtte  het  noodig  krachtige  maatregelen  te  nemen 
om  aan  hel  beratip  voor  goed  een  einde  te  maken ,  en  vaar- 
digde een  circulaire  uit,  die  bij  publicatie  door  de  komman- 
danten  der  verschillende  afdeelingen  aan  de  bevolking  werd 
bekend  gemaakt.  Daarin  werd  aangetoond  dat  het  beratip 
beamaal  een  ongeoorloofde  wijze  van  bidden  was,  waardoor 
zt|  die  er  deel  aan  namen  in  een  onnatuurlijke  opgewonden 
stemming  geraakten,  zich  onkwetsbaar  geloofden,  en  zich 
lieten  medesiepen  tot  verzet  tegen  het  wettig  bestuur;  dat 
het  beratip  beamaal  strijdig  was  met  de  zuivere,  door  de 
Nederlandsche  regering  geëerbiedigde  leer  van  Mohamed,  en 
dat  het  ongeluk  over  de  bevolking  bragt.  Op  grond  daarvan 
zou  ieder  die  zich  nog  aan  het  beratip  beamaal  overgaf,  tr  ande- 
ren toe  overhaalde  of  dwong,  ieder  die  orang  beamaal  verborg. 


Digitized  by  VjOOQIC 


286 

hielp,  of  ondersteunde,  die  van  beratip  beamaal  vergaderingeD 
kennis  droeg  zonder  er  het  bestuur  onmiddel  ijk  kennis  van  te 
geven,  beschouwd  worden  als  plegende  hoogverraad  tegen 
de  Nederlandsche  regering,  en  als  zoodanig  door  den  krijgs- 
raad worden  gestraft.  Die  voor  het  uitvaardigen  der  publi- 
catie zich  aan  het  beratip  had  overgegeven  doch  zich  er 
daarna  van  onthield ,  dien  werd  vergiffenis  geschonken  en 
die  behoefde  geen  vervolging  te  duchten. 

Te  Amoenthay  werd  de  rust  niet  verstoord;  de  troepen 
bleven  echter  werkzaam  en  maakten  aanhoudend  patrouilles. 
De  bevolking  van  Balangan,  zoo  lang  door  Mad  Said,  An- 
lassari's  zoon,  in  beweging  gehouden,  begon  na  diens  vlugt 
naar  rust  te  haken;  een  aantal  Hoofden  van  Paran  kwamen 
zich  althans  te  Amoenthay  onderwerpen,  omdat  gebrek  aan 
zout  en  rijst  hen  daartoe  dwong*  —  De  post  te  Moeara  Ayoe 
leed  veel  van  den  hoogen  waterstand;  op  vele  andereplaat- 
sen stond  het  water  1  tot  2  palmen  in  de  versterkingen.  — 
In  de  maand  Maart  kwam  geheel  Oost-Balangan  in  onderwer- 
ping, en  werd  te  Paran  op  verzoek  der  bevolking  een  ben- 
ting  door  regentstroepen  aangelegd  en  bezet.  Militaire  kolon- 
nes  troffen  den  vijand  nergens  in  den  omtrek  meer  aan  en 
vonden  overal  een  goed  onthaal.  Kampong  Paran  muntte  uit 
door  groote  en  goede  huizen. 

In  de  uitgestrekte  moerassen  van  Allei  hadden  de  orang 
beamaal  zich  teruggetrokken  op  de  drooge  plekken  die  men 
slechts  in  kleine  djoekongs  kon  naderen  en  dus  voor  de 
troepen  nagenoeg  ontoegankelijk  waren.  Den  27«"  Maart 
verzamelde  zich  evenwel  te  Karoebang  weder  een  bende, 
van  200  man,  waaronder  een  aantal  orang  beamaal  aan  hunne 
witte  en  gele  kleeding  herkend  werden.  De  kolonne  Gehne, 
door  een  vrij  hevig  geweervuur  ontvangen,  joeg  na  een  ge- 
vecht van  een  hair  uur  de  bende  op  de  vlugt,  met  een  ver- 


Digitized  by  VjOOQIC 


287 

lies  van  twee  doeden  en  verscheidene  gewonden.  Karta 
Negara  zwierf  in  de  omstreken  van  Boerit  Kayoe  rond  en 
plunderde  nu  en  dan  een  ladang  nabij  Panghamban.  Even 
als  in  Amoenthay  maakte  de  bevolking  zelve  patrouilles,  door 
haar  Hoofden  aangevoerd. 

De  Hoofden  van  Pramassan  Allei  kwamen  een  gedeelte  hun- 
ner goudbelasting  opbrengen.  Opgewacht  door  een  bende 
roevers,  vielen  twee  hunner  in  den  strijd;  een  patrouille 
hun  tegemoet  gezonden,   nam   hen  daarop  in  bescherming. 

In  de  maand  Februarij  kwamen  verscheidene  Hoofden  met 
gevolg  van  Boven-Doesoen  te  Martapoera  hunne  onderwer- 
ping aanbieden;  zij  werden  in  genade  aangenomen  met  last 
zich  te  Meliou  te  vestigen.  —  Te  Ampah,  steeds  door 
kiay  Ranga  Niti  bezet,  hadden  zich  reeds  een  200  Dayaks 
neergezet.  De  luitenant  ter  zee  Meijer,  die  met  Z.  M. 
stoomschip  de  Vecht,  den  10®" Januarij  andermaal  de  Barito 
was  opgestoomd  (zie  pag.  250),  zond  den  21"»  onder  Sandt 
van  Nooten  twee  gewapende  sloepen  de  Lahey  op,  om  te 
trachten  eenige  muiteüngen  op  te  ligten. 

Tegenover  kampong  Laboerjau  ontwaarde  men  een  djoe- 
kong  met  drie  inlanders;  een  er  van  ontvlugtte  en  de 
twee  anderen  vielen  gewond  in  onze  handen.  Hunne  me- 
dedeelingen  waren  onbeduidend,  lilen  gevlugte  Sihonger  van 
Schuak's  kolonne  bevestigde  de  tijding  van  Antassari's  te- 
genwoordigheid aan  de  Teweh. 

Den  25«"  Januari)  werd  in  de  bogt  van  Lahey  geankerd  en 
bemagtigde  men  een  groote  djoekong,  uitgerust  voor  een 
groote  reis.  De  opvarenden  waren  ontvlugt,  achterlatende 
eenige  lansen  en  parang's,  een  saaijen  kardoeszak  (van  de 
Onrust)  gevuld  met  1  pond  buskruid  en  een  aantal  geweer- 
kogels van  model.  De  netheid  der  legmatjes  en  kussens 
deed  de  gevolgtrekking  maken  dat  het  vaartuig  aan  een 
Hoofd  behoorde.  Den  28*^°  ging  van  Nooten,  met  een  witte 
vlag  en  voorzien  van  een  brief  aan  de  Hoofden,  die  volgens  den 


Digitized  by  VjOOQIC 


388 

gevangene  lot  onderwerping  geneigd  waren ,  de  Lahey  op , 
doch  werd  met  vuur  uit  geweer  en  donderbus  ontvangen. 
Na  den  vijand  verjaagd  en  eenige  huizen  in  de  asch  gelegd 
te  hebben,  werd  de  togt  door  de  sloepen  voortgezet;  vantijd 
tot  tijd  gingen  eenige  manschappen  aan  wal  tot  flankdekking ; 
de  nacht  werd  voor  dreg  liggende  doorgebragt.  Den  volgen- 
den dag  weder  aanhoudend  bestookt  wordende,  roeide  men  de 
drie  vroeger  vernielde  kampongs  voorbij,  en  bereikte  een 
vierden  kampong  waaruit  met  pijlen  en  kogels  werd  gescho- 
ten. Ook  deze  verwoeste  men,  meer  dan  100  vruchtboomen 
werden  omgehakt  en  eenige  djoekongs  medegenomen.  Op  den 
terugtogt  vielen  nu  en  dan  schoten,  waardoor  twee  matrozen 
en  twee  soldaten  ligt  gewond  werden.  Het  lijk  van  den 
korporaal  van  der  Straten ,  die  tijdens  den  vorigen  togt  was 
overleden ,  vond  men  opgegraven  en  zonder  hoofd. 

Zoowel  de  Lahey-  als  Tewehrivier  werden  opgenomen  en  in 
kaart  gebragt.  Den  31 «°  Januarij  vond  men  aan  de  monding 
der  laatstgenoemde  rivier  een  beschreven  plankje ,  geteekend 
door  eenige  Hoofden,  waarbij  verzocht  werd  een  sloep,  al- 
leen met  Javanen  bemand,  de  rivier  op  te  zenden.  Toen  de 
Vecht  daarop  afstoomde  en  het  anker  liet  vallen,  werd  zij 
alles  behalve  vredelievend  ontvangen;  de  pijlen  vielen  in 
groote  menigte  op  het  dek.  Toch  werd  den  4«°  Januarij 
een  jol  onder  witte  vlag  de  Teweh  opgezonden,  versterkt 
met  soldaten  die  als  roeijers  verkleed  waren,  en  revolvers 
in  den  slindang  en  geweren  onder  een  vlag  verborgen  had- 
den; een  tweede  jol  bleef  in  de  monding  en  de  barkas 
was  gereed  om  bij  te  springen.  Een  brieï  ter  beant- 
woording van  het  gevondene  werd  op  dezelfde  plaats  aange- 
spijkerd;  doch  toen  die  brief  den  5«°  nog  niet  wegge- 
nomen was,  zond  men  een  djoekong  met  vrijwilligers  de 
rivier  op,  om  een  gelijken  brief  hooger  op  te  plaatsen. 
Die  djoekong  werd  gevolgd  door  een  met  inlandsche  ma- 
trozen bemande  sloep,   en  op  nog   grooteren  afstand  door 


Digitized  by  VjOOQIC 


889 

een  tweede  met  Europeanen  onder  bevel  van  den  luitenant 
ter  zee  Sutherland.  Niettegenstaande  ook  nu  witte  vlaggen 
gevoerd  en  geen  wapenen  vertoond  werden,  beschoot  de 
vijand  de  sloepen.  Op  de  Teweh  was  dit  tot  nog  toe  niet 
gebeurd.  De  witte  vlaggen  nederhalende,  beantwoordde  men 
het  vuur  met  woeker,  roeide  nog  hooger  op,  en  spijkerde 
den  brief  op  een  geschikte  plaats  vast.  Hetzelfde  geschiedde 
op  de  Lahey ,  zonder  andere  ontmoeting  dan  een  paar 
djoekongs  met  zout  en  rijst  beladen. 

Den  8*°  werd  het  stoomschip  onder  een  vervaarlijk  ge- 
schreeuw, op  400  pas  beschoten.  Teregt  oordeelde  de 
kommandant  het  onnoodig  munitie  te  verspillen  en  toonde 
door  geschreeuw  niet  vervaard  te  worden.  Den  ii^  her- 
haalde zich  die  uitdaging,  en  werd  een  matroos  door  een 
geweerkogel  onbeduidend  gewond.  Den  i&^  vertoonden 
zich  eenige  vijanden  aan  het  strand,  schoten  hunne  geweren 
af,  doch  lieten,  na  aen  kartetsschot  uit  den  SOponder, 
niets  meer  van  zich  zien.  Tot  op  den  dag  voor  het  ver- 
trek van  het  schip,  dal  gebrek  aan  victualie  begon  te  krij- 
gen ,  hield  het  schieten  uit  de  boomen  aan.  Men  kwam  dus 
tenig  met  de  zekerheid  dat  de  bewoners  van  de  Boven-Ba- 
rito,  Lahey  en  Teweh  nog  steeds  even  vijandig  gezind  bleven. 

Op  het  einde  der  maand  (30  Maart)  stoomde  de  Vecht, 
versterkt  met  SO  bajonetten  onder  Vetter ,  ten  derden  male 
de  Barito  op,  met  last  kampong  Meliou  te  beschermen ,  de 
vijandelijke  bende  aan  de  Soengej  Boentoek  zooveel  mogelijk 
afbreuk  te  doen,  en  de  bevolking  aan  de  Ayo  en  Mantallat 
in  de  gelegenheid  te  stellen  zich  te  onderwerpen.  Bij  gun- 
sligen  waterstand  moest  ook  de  Teweh  en  Lahey  bezocht 
worden  met  het  doel  de  onderwerping  aan  de  bevolking 
gemakkelijk  te  maken  en  dus  niet  het  eerst  tot  vijandelijkhe- 
den over  te  gaan. 

In  de   overige   aideelingen   der  residentie   heerschte   de 
II.  19 


Digitized  by  VjOOQIC 


290 

volmaaktste  rust.  In  het  gebrek  aan  rijst  in  Tanah  Lauten 
Martapoera  werd  door  de  zorg  van  het  bestuur  te  gemoet 
gekomen,  en  ofschoon  de  prijzen  der  levensmiddelen  tot  een 
ongekende  hoogte  stegen,  verdween  de  vrees  voor  hongers- 
nood geheel,  toen  de  volgende  maand  geheele  scheepsladin- 
gen aangevoerd  werden. 

Den  18^''  Maart  stoomde  de  Boni  naar  de  Zuiderafdee- 
ling ,  met  last  de  Mandawérivier  op  te  varen,  in  het  weer- 
spannige Katingan  Oeloe  een  vertooning  te  maken  en  Singa 
Laut  tot  gehoorzaamheid  te  dwingen.  Door  den  lagen  wa- 
terstand kon  dat  vaartuig  evenwel  de  rivier  niet  boven  Han- 
dawé  opvaren  en  kwam  den  27«°  te  Bandjer  terug. 

Demang  Lehman  verborg  zich  in  de  ongenaakbaarste 
schuilhoeken.  Zich  niet  veilig  achtende  in  de  nabijheid  van 
Martapoera ,  trok  hij  in  de  wouden  zuidoostwaarts  van  Moen- 
goe  Thayor.  Zijn  getrouwe  volgeling,  de  beruchte  tom- 
monggong  Gamar,  die  in  Hidayat's.  ontvlugting  van  3  Fe- 
bruarlj  een  belangrijke  rol  speelde,  werd  hem  ontrouw  en 
bood  zich  aan  om  Lehman  gevangen  te  nemen,  ten  einde 
het  bloedgeld  {f  2000)  te  verdienen  dat  op  Lehman's  hoofd 
gesteld  was.  De  verrader  had  nog  slechts  10  volgelingen 
bij  zich,  waaronder  pembekkel  Mail.  De  vorstelijke  lans  van 
Hidayat  was  in  zijn  bezit,  doch  hij  leed  overigens  groot 
gebrek.    Gamar's  voorstel  werd  aangenomen. 

Patrouilles  van  verkleede  soldaten  rukten  te  vergeefs  uit 
naar  een  aangewezen  plaats,  waar  Lehman's  vrouwen  zich 
zouden  bevinden.  Evenmin  gelukte  het  Perk  met  S5  bajo- 
netten en  de  Linganezen  (den  24«°)  die  vrouwen  te  Boekit 
Tewaang  te  vinden.  Een  groote  hoeveelheid  wapens  werd 
«echter  door  de  verschillende  patrouilles  uit  de  bosschen  te 
voorschijn  gebragt  en  ingeleverd. 

Pangerang  Tjitra  Kesoema,  die  langen  tijd  met  zijne  vijf 
zoons  aan  het  hoofd  der  vijandelijkheden  in  Riam  Kanan  ge- 
staan had   en  door  Hidayat  bij  zijn  vertrek  schriftelijk  tot 


Digitized  by  VjOOQIC 


291 

onderwerping  was  aangemaand,  werd  in  den  laten  avond 
van  den  6«°,  door  den  1*°  luitenant  Perk  en  15  bajonetten 
met  vier  zijner  zoons  te  Marlapoera  aangebragt  en  met 
Dapan,  zoon  van  den  opgehangen  pangerang  Kasoema  Nin- 
grat,  en  met  zijne  moeder,  voorloopig  in  arrest  gesteld.  Ook 
de  moordenaars  van  Neyerlie,  twee  der  belhamers  bij  het 
afloopen  van  Kalangan,  eenige  inlanders  die  deelnamen  aan 
den  aanslag  op  den  kolonel  Andresen  en  een  menigte  zwer- 
vende muitelingen,  werden  dagelijks  opgevangen  en  gevan- 
keiijk  naar  Marlapoera  gebragt.  —  Het  vonnis,  waarbij  Sherief 
Aioewie  (Toean  Lewis) ,  Hoofd  van  Riam  Kiwa,  wegens  hoog- 
verraad tot  den  strop  was  veroordeeld ,  werd  in  den  ochtend 
van  den  8"»  ten  uitvoer  gebragt. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XVIl. 


VRUCHTBLOOZB   VERVOLGING   VAN  DEMANG  LEHMAN.  —  ONDERHAN- 
DELINGEN   MET    AMIN    OSLAH.    —    BRIEFWISSELING.    —  DK 
VIJANDELIJKHEDEN  HERVAT. 

Zonder  één  dag  verademing  aan  den  verrader  Ie  gunnen, 
werd  demang  Lehman  van  oord  tol  oord  nagejaagd  en  dieper 
in  de  v^ildernis  van  PramassanAmandil  teruggedrongen.  Hoe- 
veel moeite  de  troepen  zich  ook  gaven  om  den  vlugleling 
den  pas  af  te  snijden ,  om  den  tuin  te  leiden ,  in  een  hin- 
derlaag te  lokken,  te  omsingelen,  — 't  was  alles  vruchteloos. 
Het  bijna  ondoordringbare  terrein  maakteelke  beweging,  hoe 
wel  beraamd  en  hoe  goed  ook  uitgevoerd,  krachteloos  en  stelde 
den  vlugteling  in  staat  telkens  te  ontsnappen.  Ook  aan  Gamar 
mogt  het  niet  gelukken  den  demang  in  handen  te  krijgen. 

Het  gevangen  nemen  of  in  onderwerping  komen  van  opstan- 
delingen hield  intusschen  aan.  Onder  de  voomaamsten  telde 
men  den  pembekkel  Notto ,  een  der  wreedaardigste  en  meest 
gevreesde  onderhoofden  van  Lehman  die  gedurende  den  oorlog 
een  groot  aantal  inlanders  deed  ombrengen  of  met  eigen  hand 
afmaakte,  en  die  bij  de  ontvlugtingvanHidayatop3Februarij 
een  hoofdrol  speelde.  Vermoord  door  zijn  eigen  makkers  die 
met  hem  van  Abdoelen  gevlugt  waren,  werd  hem  het  hoofd 
afgesneden  om  het  bloedgeld  f  500  te  verdienen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


298 

Ook  pembekkel  total,  de  moordenaar  van  Neyerlie,  werd 
gevankelijk  aangebragt  en  de  bepaalde  premie  van  ƒ100  voor 
hem  uitbetaald.  Door  Gamar's  bemoeijenis  hadden  een  aantal 
Hoofden  uit  Riam  Kanan  en  Kiwa  vergiffenis  gevraagd.  Pa* 
irouilles  uit  Pengaron  bewogen  zich  onophoudelijk  langs  de 
Boven-Riam  Kanan  en  de  grenzen  van  Koesan.  Den  luitenant 
Bakker  gelukte  het  een  der  vrouwen  van  Lehman,  Aminah 
genaamd  in  handen  te  krijgen.  Zij  had  een  som  van  f90 
bij  zich.  Een  Europeesch  soldaat  met  haar  badé-badé  rer- 
wondende,  trachtte  zij  nog  te  ontkomen,  doch  moest  zich 
overgeven  toen  zij  zelve  in  den  rug  gewond  werd.  De 
andere  vrouwen  vlugtten  naar  het  gebergte  tusschen  Riam 
Kanan  en  Tanah  Laut,  waar  het  distriktshoofd  van  eerstge- 
noemd landschap  er  nog  twee  opving. 

In  het  distrikt  Margasarie  hoorde  men  niet  meer  van  rust- 
verstoring.  De  bevolking  werkte  ijverig  aan  de  versterkte 
controleurswoning  te  Rantau. 

Goesti  Kassan  of  pangerang  Toea  en  zijn  zoon  pangeraog 
Retjil,  die  na  den  moord  op  Fuijck  gepleegd,  zich  onder- 
worpen hadden  om  spoedig  daarna  weder  af  te  vallen,  hiel- 
den zich  met  een  dertig  volgelingen  in  de  ongenaakbare 
moerassen  aan  de  Bankinangan  op  en  deden  nu  en  dan 
van  daar  strooptogten  op  de  Negara.  Een  kruisboot  werd 
daarom  aan  de  monding  der  Bankinangan  geposteerd  (3 
Junij)  en  de  bezetting  van  Margasarie  versterkt  met  30 
bajonetten  {^'^  luitenant  Berg),  25  gewapende  kettinggangers, 
de  Linganezen  van  Sherif  Hassim,  en  30  man  regentstroepen. 
Reuter  moest  met  die  magt  het  verblijfvan  Kassan  opsporen. 
Den  H«"  zond  hij  Berg  met  30  bajonetten,  15  man  hulptroe- 
pen en  8  gewapende  kettinggangers  langs  de  Bankinangan, 
en  (rok  zelf  met  een  koionne  langs  Paboeangan  in  het  moeras. 
Geen  weg  vindende,  was  hij  verpligt  teinig  te  keeren,  en 
begaf  zich  daarna  op  het  voetspoor  der  eerstgenoemde  pa- 
trouille.   Na    ongeloofeiyk  veel  hindernissen  opgeruimd  te 


Digitized  by  VjOOQIC 


294 

hebben,  door  tot  aan  de  heupen  door  den  modder  te  gaan, 
bereikte  Berg  eerst  den  i2«°  de  versterkte  huizen,  verjaagde 
de  bende  en  vond  eenige  wapens,  een  grooten  voorraad  pa- 
die, alsmede  de  ijzeren  geldkist  die  bij  het  vermoorden  van 
Fuijck  geroofd  was.  Reuter  beproefde  twee  achtereenvolgen- 
de dagen  vruchteloos  tot  Kassan's  schuilplaats  door  te  dringen 
en  ontmoette  den  14*°  eerst  de  kolonne  Berg.  Gezamenlijk 
doorzocht  men  nog  eenige  dagen  dit  woeste  terrein,  vernielde 
eenige  schuren  en  padievelden ,  vond  nog  eenige  wapens  en 
tjaps,  en  keerde  den  18*^  terug. 

Gelijktijdig  met  deze  patrouilles  trok  een  bevolkingspa- 
trouille onder  den  trouwen  pembekkel  Lidin  naar  Bedandan, 
tegenover  Marabahan,  in  het  moeras,  en  zond  de  kom- 
mandant  van  Moengoe  Thayor,  kapitein  Logeman,  kleine  de- 
tachementen naar  Rampanang  en  Tambarangan  om  de 
vlugtelingen  het  doorbreken  van  dien  kant  te  beletten. 
Uit  een  bosch  nabij  Rampanang  vielen  een  paar  schoten 
waardoor  een  fuselier  gewond  werd;  ook  de  post  tusschen 
Mataraman  en  Moengoe  Thayor  werd  beschoten,  doch  de 
bende  ontkwam  ook  thans  weder  of  verschuilde  zich  op  on- 
bekende plaatsen. 

Van  Pengaron  ging  (19  Junij)  een  kleine  kolonne  onder 
den  1*^  luitenant  Thissen  over  Rantau  Bekoela  naarPramas- 
san  Amandit,  om  die  nog  onbezochte  landstreek  te  leeren 
kennen.  De  kolonne  werd  door  de  bergbewoners  overal 
met  welwillendheid  ontvangen  en  keerde  den  S*""  Julij  over 
Kendangan  en  Moengoe  Thayor  terug. 

De  Celebes  uitgezonden  tot  opsporing  van  zeeroovers  die 
op  de  kust  van  Tanah  Laut  te  Sembamban,  Pagattan  en 
Laut  Poeloe  een  40tal  menschen  geroofd  hadden,  kwam  ^ 
April  onverrigterzake  terug.    De  Boni  was  niet  gelukkiger. 

Tusschen  Toekatjan  di   Karsa   (zie  pag.  283)   en  Amia 


Digitized  by 


Google 


295 

Oeiah  had  een  ontmoeting  plaats.  Dientengevolge  zond  laatstge- 
noemde den  47°>  April  een  brief  van  den  volgenden  inhoud: 

Tjap  en  handteekening  van  pangerang  Moehamad  Amin 
Oeiah. 

•  «Deze  brief,  voortkomende  uit  een  rein  hart  en  vergezeld 
van  veelvuldige  en  eerbiedige  groeten ,  komt  van  mij  pange- 
rang Moehamad  Amin  Oeiah,  die  tijdens  het  schrijven  van 
dezen  brief  nog  het  bewind  heeft  over  zijne  troepen  in  het 
Bandjermasinsche  rijk,  geworde  door  Gods  hulp  voor  het 
aanschijn  van  den  doorluchtigen  Heer  Verspijck,  luitenant- 
kolonel-resident der  Z.0.  afdeeling  van  Borneo,  chef  der 
expeditie,  die  versierd  is  met  de  decoratie  van  moed,  trouw 
en  beleid,   die  de  steun  is  voor  regtvaardigheid  en  genade. 

(Wijders  schrijf  ik  dezen  brief  om  kennis  te  geven  dat 
ik  kiay  Toekatjan  di  Karsa  heb  ontmoet,  die  bij  mij  kwam 
om  een  tjap  van  Hidayat  Oellah ,  zoomede  dien  van  den  door- 
luchtigen Heer  te  vertoonen,  om  tevens  te  berigten  de  voort- 
durend groote  en  onovertreflfelijke  magt  van  het  gouverne- 
ment, zijne  regtvaardigheid  jegens  alle  onderdanen  en  ook 
dat  het  de  deur  der  genade  openstelt  voor  allen  die  oot- 
moedig vergiffenis  afsmeeken.  Ter  betreding  dier  opengestelde 
denr  ben  ik  steeds  bereid ;  steeds  heb  ik  er  over  gedacht  en 
mij  zelf  gevraagd  naar  de  reden  waarom  ik  langer  tegen  de 
gouvemementstroepen  zou  strijden. 

)Yan  den  beginne  af  heb  ik  reeds  voorgenomen  om  steeds 
onder  de  Nederlandsche  vlag  vreedzaam  te  leven  en  handel 
te  drijven  in  plaatsen ,  waar  mij  door  het  gouvernement  ver- 
gund wordt  om  mij  bestaan  te  kunnen  verschaffen. 

>Van  het  jaar  1275  tot  dit  jaar,  gedurende  het  verderf 
van  dit  rijk,  heb  ik  niets  kunnen  vernemen  wat  tot  mijn 
geluk  konde  strekken;  dit  heeft  mijn  gemoed  door  vrees 
tot  dwaling  gebragt. 

(Ik  leg  thans  ter  zijde  al  de  omstandigheden  die  gebeurd 


Digifized  by  VjOOQIC 


296 

zijn  door  het  zien  van  het  schijnsel  van  's  gouvernements 
regtvaardigheid ,  aangebragt  door  Toekatjan  di  Karsa;  dit 
heeft  mij  een  vol  vertrouwen  gegeven ,  dat  echter  door  mijn 
vrees  eenigzins  verflaauwd  wordt,  en  verzoek  ik  mitsdien 
dat  de  doorluchtige  Heer  resident  die  van  mij  wegneme. 

^Wanneer  het  gouvernement  inderdaad  de  deur  harer  ge- 
nade openstelt,  wensch  ik  een  zuiver  bewijs  daarvan  voor 
mij  te  hebben,  opdat  ik  mijn  gevoelen  daaromtrent  ter  ne- 
der kan  stellen,  en  behoeft  de  doorluchtige  Heer  den  langen 
weg  niet  meer  in  te  slaan  om  het  geluk  van  het  Bandjer- 
masinsche  rijk  te  zoeken,  wanneer  het  reeds  beslist  is; 
vermits  al  de  Hoofden  der  brandalstroepen,  zoomede  die 
der  beamaal  onder  mijn  invloed  zijn. 

»Ten  slotte  hoop  ik  met  vol  vertrouwen  dat  het  voren- 
staande met  vergevingsgezindheid  moge  ingewilligd  worden, 
met  verzoek  tevens,  dat  in  afwachting  van  het  bovenbe- 
doelde bewijs  en  het  antwoord  van  dit  schrijven,  de  Heer 
resident  of  de  Heer  luitenant-kommandant  der  benting  van 
Amawang,  last  geve ,  dat  geene  gouvernementstroepen  van 
al  de  bentings  uitgezonden  worden  naar  de  bergen  of 
plaatsen  buiten  de  groote  wegen,  daar  zulks  toch  nutte- 
loos is  en  waardoor  vele  menschen  kunnen  sneuvelen.  Van 
mijn  kant  zal  ik  echter  bevelen  geven  aan  de  brandals- 
troepen om  niet  bij  de  gouvernements-bentings  te  naderen , 
nog  minder  om  de  soldaten  leed  te  doen. 

•Voorts  kan  ik  voor  den  Heer  resident  of  den  Heer  lui- 
tenant van  Amawang  niet  bedekt  houden  dat  ik  thans  in  een 
moeijelijken  toestand  verkeer ,  en  verzoek  hun  ootmoedig , 
wanneer  het  hun  moge  behagen  mij  de  ondervolgende  arti- 
kelen te  verstrekken:  zout,  tabak,  tamarinde,  uijen,  gam- 
bier.  Uiterst  verblijdend  zal  het  voor  mij  zijn,  wanneer 
ik  ook  met  eenig  geld  te  gemoet  gekomen  word. 

»Builen  het  hierin  bekend  gestelde,  heb  ik  kiay  Toeka* 
tjan  di  Karsa  verzocht  den   doorluchtigen  Heer  bekend   te 


Digitized  by  VjOOQIC 


29? 

maken   hetgeen  ik  gesproken   heb;  ik  hoop  verder  dat  ge- 
noemde  kiay   met  het  overbrengen   uwer  bevelen  aan  mij 
belast  wordt. 
»26  Ramadhlan  iS78." 

Tjap  en  handteekening  van  kiay  Karta  Negara. 

Volgens  mondeling  berigt  van  den  overbrenger  des  briefs 
wilden  één  tommonggong  en  drie  kiay's,  Amin  Oeiah  ift 
zijne  onderwerping  volgen,  en  was  Amin  Oelah  bovendien 
genegen  demang  Lehman  uit  te  leveren. 

Ten  einde  de  onderhandelingen  gaande  te  houden,  vol^ 
deed  de  kommandant  van  Kendangan,  kapitein  Brinkgreve, 
aan  Amin  Oelah's  bede,  door  30  pond  zout,  10  tampangs 
tabak  en  150  stuks  gambier  ter  zijner  beschikking  te  stel- 
len en  vroeg  verder  bevelen  aan  den  chef  der  expeditie. 

Verspijck  vermoedde  dat  onder  dien  overmoedigen  toon 
welligt  onmagt  schuilde.  Het  stuitte  hem  tegen  de  borst 
met  iemand  als  Amin  Oelah,  met  een  rooverhoofdman ,  te 
onderhandelen.  De  belangen  der  bevolking,  die,  zoolang  zijne 
bende  in  haar  geheel  bleef,  aan  plundering  blootgesteld 
stond,  bewoog  Verspijck  echter  een  buitengewone  langmoe- 
digheid  te  gebruiken  en  toe  te  geven  aan  den  bedrieger, 
die  eerder  de  galg  dan  genade  verdiende.  Hij  droeg  daarom 
den  majoor-kommandant  der  afdeeling  Amoenthay  op,  zich  naar 
Kendangan  te  begeven,  zelf  de  onderhandelingen  te  leiden  en 
den  opstandelingshoofden  de  volgende  voorwaarden  te  stellen: 

a.  levensbehoud,  indien  zij  onmiddelijk  de  wapens  neer* 
leggen ; 

b.  verwijdering  van  het  eiland  Borneo  voor  Amin  Oelah; 
verblijf  op  Bandjermasin  of  eenige  plaats  waar  ons  militair 
bestuur  gevestigd  is,  voor  Karta  Negara  en  de  andere  Hoofden; 

c.  uitlevering  der  wapens; 

d.  uitlevering  der  gedroschte  kettinggangers  en  gedeser*^ 
teerde  inlandsche  soldaten  die  tot  hunne  benden  bdioor^i^; 


Digitized  by  VjOOQIC 


S98 

e.    afleggen  van  den  eed  van  trouw  en  gehoorzaamheid. 

In  het  uiterste  geval  kon  Amin  Oelah  het  verblijf  te  Ban- 
djer  toegestaan  worden. 

Verspgck  stelde  bovendien  pangerang  Sherif  Hassim  en 
gewapend  gevolg  tot  zijne  beschikking.  Sherif  Hassim  kon 
als  bemiddelaar,  zijne  volgelingen  als  spionnen  dienen;  en 
sprongen  de  onderhandelingen  af,  dan  was  van  hunne  tegen- 
woordigheid parlij  te  trekken  bij  het  vervolgen  van  d^ 
muiteling. 

Juist  op  den  dag  (6  April)  waarop  de  majoor-komman- 
dant  van  Amoenthay  te  Kendangan  aankwam,  werden  er 
weder  twee  brieven  van  Amin  Oelah  aangebragt.  Daar  zq 
geheel  het  karakter  van  den  sluwen  Bandjerees  afspiegelen, 
laten  wij  den  inhoud  hier  volgen  : 

BÜnder  vier  oogen  geheim. 

>Deze  brief  geworde  in  handen  van  den  heer  kapitein. 

>Deze  brief  is  een  teeken  van  mijn  opregte  trouw. 

»Den  heer  kapitein  maak  ik  mijn  echten  broeder,  (evenals 
die  van  ééne  moeder)  dien  ik  lief  heb. 

>Hij  kan  mij  vertrouwen  even  als  zijn  echten  broeder. 

>De  heer  God  straffe  mij  zoo  mijne  woorden  niet  de  waar- 
heid behelzen. 

>Het  toegezondene  bestaande  in  zout,  gambier  en  tabak, 
heb  ik  met  veelvuldigen  dank  ontvangen;  nu  gevoel  ik  mij 
pas  levend.  Ik  heb  die  artikelen  in  18  deelen  met  mijne 
Hoofden  verdeeld. 

>Mijne  raloe  is  ziek  en  wel  meer  dan  één  jaar;  zij  heelt 
mij  verzocht  mijn  broeder  te  verzoeken  om  wat  poedersui- 
ker ,  daar  zij  die  gaarne  wenschte  te  gebruiken ;  hier  kan 
men  geen  suiker  van  die  soort  krijgen.  Mijn  nood  en  ellen- 
de behoef  ik  u  niet  te  zeggen,  mijne  baadjes  en  broeken  zijn 
alle  versleten.  Zend  mij  spoedig  tijding  van  Bandjermasin. 
God  is  mijn  getuige  hoe  of  ik  over  U  denk. 


Digitized  by  VjOOQIC 


299 

iDoor  uwe  goedheid  verbeeld  ik  mij  nu  reeds  U  in  per- 
soon, onder  vier  oogen ,  te  ontmoeten." 

PANGERANG  MOËUAMAD  AMIN  OËLAQ. 

Brief  van  pangerang  MoehamadAminOelah,  gedateerd  den 
4°"  Sawaal,  gelijkstaande  met  4  April,  en  gerigt  aan  den  ka- 
pitein w*^.  controleur  van  Amandit. 

Inleiding  als  zijn  vorigen  brief. 

^Met  genoegen  schrijf  ik  dezen  brief  aan  den  heer  kapitein, 
om  hem  mede  te  deelen  dat  de  brief  van  den  heer  kapi- 
tein —  waarin  hij  mij  de  ontvangst  beriglte  van  mijn  brief, 
aangebragt  door  Toekatjan  di  Karsa,  ei>  dat  hij  den  inhoud 
daarvan  volkomen  heeft  begrepen ,  mij  in  goeden  staat  is 
geworden. 

^Daarbij  deelde  de  heer  kapitein  mij  nog  mede  dat  ZEdG. 
zooveel  mogelijk  zal  trachten  mij  te  helpen  in  het  ver- 
krijgen van  een  bewijs  van  den  heer  resident  betreffen- 
de mijn  geluk.  In  het  slot  van  zijn  brief  verzekert  hij 
mij,  dat  bijaldien  het  een  of  ander  niet  met  den  wil  van  den 
heer  resident  zal  overeenkomen,  hij  niet  in  gebreke  zal  blijven 
mij  met  een  opregt  hart  te  helpen,  daar  hij  het  goed  met 
mij  meent. 

ïNa  deze  verklaring  van  den  heer  kapitein  geef  ik  de  ver- 
zekering dat  ik  mijn  voornemen ,  in  mijn  vorigen  brief  be- 
kend gesteld ,  niet  zal  veranderen ;  ik  bid  den  Heer  schep- 
per des  heelals  dat  mijn  verzoek  door  den  doorluchtigen  heer 
resident  in  gunstige  overweging  moge  genomen  worden,  opdat 
ik  spoedig  het  eerst  de  afdeeling  van  den  heer  kapitein  — 
daar  hij  mijn  echte  vriend  is  —  zoude  kunnen  zuiveren. 

)Ik  koester  dus  de  hoop  om  spoedig  boven  bedoeld  bewijs 
te  ontvangen ,  opdat  ik  al  de  bevelen  die  mij  gegeven  zullen 
worden,  kan  ten  uitvoer  leggen. 

)In  afwachting  der  ontvangst  van  het  bewijs  des  vertegen<« 


Digitized  by  VjOOQIC 


300 

woordigers  van  het  gouvernement,  hoop  ik  dat  mijn  vriend 
mij  gedurende  dien  korten  tijd  ruimer  adem  zal  laten  halen, 
daar  ik  toch  binnen  kort  mijn  opregt  hart  jegens  het  gou- 
vernement zal  toonen ;  daarom  verzoek  ik  u  dat  voorloopig 
geene  soldaten  van  de  groote  wegen  naar  het  gebergte  wor- 
den gezonden,  omdat  ik  niet  ver  vaii  den  grooten  weg  de  be- 
velen van  den  doorluchtigen  heer  resident  en  van  ü  kan  af- 
wachten en  ook  omdat  mijne  ratoe  meer  dan  vijf  maanden 
ziek  is.  Om.  die  redenen  hoop  ik  dat  de  heer  kapitein  mijn 
verzoek  in  goedgunstige  overweging  zal  nemen. 

»Ik  heb  vernomen  dat  troepen  van  de  benting  Pantey  Ham- 
bawang  voornemens  zijn  om  dikwijls  naar  het  gebergte 
op  te  rukken ;  doch  wat  kunnen  wij  hier  aan  doen,  wanneer 
zij  met  den  heer  kapitein  niet  zamenwerken ;  als  het  maar 
niet  aan  mij  wordt  geweten. 

ïDaar  ik  zeer  gaarne  onder  de  Hollandsche  vlag  wil  blijven, 
zal  ik ,  indien  er  toch  gouvernementstroepen  naar  het  ge- 
bergte gezonden  worden ,  mij  liever  voorloopig  verwijderen 
ten  einde  het  antwoord  van  den  doorluchtigen  heer  resident 
te  wachten  op  het  voorstel  van  den  heer  kapitein ;  evenwel 
hoop  ik  dat  de  heer  kapitein  mij  zal  beschermen. 

fVoorts  deel  ik  den  heer  kapitein  mede,  dat  op  woensdag 
den  1«"  Sawaal  bij  de  vergadering  van  den  feestdag  (harie 
besaar)  een  mijner  menschen  van  Martapoera  langs  de  Riaro 
Riwa  alhier  is  aangekomen.  Deze  man  heeft  kiay  demang 
Lehman  nabij  Rantau  Damar,  boven  Tapin,  digt  bij  Mangkau 
aangetroffen;  zijn  gevolg  bestaat  uit  42  man  gewapend  met 
18  geweren. 

»Het  is  de  wil  van  demang  Lehman  om  mij  vergiffenis  te 
komen  vragen  en  zich  aan  het  hoofd  mijner  strijders  te  stellen; 
hij  durft  echter  niet  te  wagen ,  regtslreeks  tot  mij  te  komen  en 
wil  eerst  goed  vernemen  of  ik  hem  in  mijne  dienst  wil  heb- 
ben; zoo  dit  het  geval  niet  mogt  zijn,  wil  hij  zich  naar 
Doesoen  begeven. 


Digitized  by  VjOOQIC 


801 

lik  stel  dit  ter  kennisse  vao  den  heer  kapitein  om  te  ver- 
nemen hoe  het  gouvernement  ten  op^ugte  van  demang  Leh- 
man  denkt,  nu  hij  door  zijn  verraad  weder  bij  het  bestuur 
in  ongenade  is  gekomen. 

iDaarom  moet  de  gouvernementsvertegenwoordiger  niet 
denken  dat  ik  mij  met  demang  Lehman  wil  inlaten,  daar 
ik  van  den  beginne  af  reeds  bekend  ben  met  zijn  slecht  hart ; 
dat  brengt  ook  zijn  lage  geboorte  mede.  Dit  breng  ik  U 
slechts  ter  kennisse ,  ook  opdat  het  gouvernement  mij  niet 
zal  verdenken;  daar  vóórdat  ik  boven  bedoeld  bewijs  ont- 
vang ,  ik  den  doorluchtigen  heer  niet  durf  te  verklaren  wat 
ik  in  staat  ben  te  doen.  Wanneer  echter  de  heer  kapitein 
wenscht  dat  ik  doen  zal  wat  hij  mij  beveelt,  zoo  zal  ik  hem 
helpen  daar  hij  mijn  echte  vriend  is,  doch  moet  hij  niet 
te  veel  op  den  goeden  uitslag  rekenen ,  en  zal  ik  naar  mijn 
vermogen  zulks  trachten  ten  uitvoer  te  brengen. 

fMijn  verzoek  aan  den  heer  kapitein  is  dat  hij  spoedig  op 
dezen  brief  een  antwoord  geve,  opdat,  wanneer  de  heer 
kapitein  mijn  hulp  wenscht  in  te  roepen,  ik  die  spoedig 
kan  verleenen  daar  het  anders  te  laat  zoude  zijn. 

^Wanneer  de  heer  kapitein  mij  het  antwoord  van  dezen 
brief  zendt ,  kan  hij  dat  aan  een  der  kampongshoofden  van 
Hankinang  geven ;  tevens  kan  de  heer  kapitein  aan  die  Hoof- 
den verzekeren  dat  zij  voor  de  brandals  niet  meer  bang  be- 
hoeven te  zijn  en  uwen  brief  regtstreeks  naar  mij  kunnen 
brengen,  daar  ik  mijne  troepen  heb  bevolen  wanneer  een 
kampongshoofd  komt  met  een  brief  of  pas  van  den  heer 
kapitein,  dien  dan  ongestoord  te  laten. 

)Ik  zeg  den  heer  kapitein  dit,  daar  ik  zie  dat  kiay  Toekatjan 
di  Karsa  reeds  vermoeid  en  ziekelijk  is." 

Een  brief  getuigende  van  Lehman's  verregaande  onbe- 
schaamdheid, werd  den  17<^  te  Bandjer  aan  den  resident 
bezorgd.  Ook  van  dat  schrijven  deelen  wij  de  vertaling  mede. 


Digitized  by 


Google 


802 

Brief  van  kiay  demang  Lehman,  gedateerd  H  Sawaal,  ge- 
schreven aan  den  Heer  resident. 

»lk  geef  bij  deze  aan  den  Heer  resident  kennis,  dat  ik 
pangerang  Amin  Oelah  met  zijn  onderhoofden   heb  ontmoet. 

>Pangerang  Amin  Oelah  schrikte,  toen  hij  mij  met  mijn 
volk  zag  aankomen. 

>In  de  eerste  plaats  bestaan  er  mijns  inziens  moeijelijkhe- 
den  aangaande  pangerang  Amin  Oelah. 

ïDe  onderhoofden  van  pangerang  Amin  Oelah,  die  onder 
de  bevelen  staan  van  kiay  Karta  Negara,  zijn  achttien  in  getal 
en  hebben  een  troepenmagt  van  ongeveer  800  man,  terwijl 
hem  bovendien   nog  800  orang  beamaal  ten  dienste  staan. 

•Tweedens  levert  volgens  mijn  oordeel  de  geheele  bevol- 
king van  Oeloe  Soengej  ook  moeljelijkheden  op.  Ik  heb  alle 
kampongs  van  Allei  tot  aan  Tampin  Agama  Ampat  nage- 
gaan en  gezien,  dat  zelfs  de  bevolking  die  digt  bij  de 
bentings  w^oont  niet  getrouw  is  aan  het  bestuur;  wat  moet 
men  verwachten  van  hen  die  veraf  wonen?  Ik  heb  zelf  ge- 
zien dat  elke  week  bij  beurten  uit  de  verschillende  kampongs 
twintig  menschen  levensmiddelen  aan  pangerang  Amin  Oelah 
en  zijne  troepen  bragten. 

»Was  er  soms  een  kampong  die  weigerde  levensmid- 
delen aan  te  brengen,  dan  zond  pangerang  Amin  Oelah 
daarheen  slechts  een  zijner  onderhoofden  met  een  tien-  of 
vijftiental  gewapenden;  zoodra  de  omliggende  kampongs 
hiervan  kennis  kregen,  kwam  de  geheele  bevolking  gewa- 
pend op  om  de  menschen  van  pangerang  Amin  Oelah  te 
ondersteunen,  de  weerspannige  kampongs  te  tuchtigen  en 
het  kampongshoofd  te  vermoorden. 

>Door  den  kapitein  tot  wiens  distrikt  die  kampong  be- 
hoort, werd  dan  een  nieuw  kampongshoofd  aangesteld,  doch 
deze  is,  om  zijn  leven  te  behouden,  verpligt  om  met  pange- 
rang Amin  Oelah  en  zijne  volgelingen  gemeene  zaak  te  maken. 

vWel  verklaren  de  verschillende  kampongshoofden  aan  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


803 

bestuur  dat  zij  pangerang  Amin  Oeiah  zullen  tegenstaan, 
doch  dit  is  alles  leugen;  ik  heb  zelf  gezien  dat  de  pembek- 
kel  Samoedin  van  Benoea  Gamba  bij  Amin  Oelah  kwam  en 
hem  135  realen  bragt,  als  opbrengst  van  Benoea  Gamba; 
hij  vertoefde  slechts  een  half  uur  bij  Amin  Oelah,  omdat  hij 
bevreesd  was  door  het  Nederlandsche  gouvernement  ont- 
dekt te  zullen  worden. 

iHieruit  zal  de  Heer  resident  kunnen  zien  hoe  getrouw 
de  verschillende  kampongs  aan  Amin  Oelah  zijn  en  ik  ge- 
loof dan  ook,  wanneer  de  Heer  resident  pangerang  Amin 
Oelah  met  geweld  zal  trachten  in  handen  te. krijgen,  de 
oorlog  in  het  Bandjermasinsche  rgk  met  vernieuwde  kracht 
zal  uitbreken. 

>Het  is  immers  ook  aan  het  gouvernement  bekend,  dat 
pangerang  Amin  Oelah  zeer  slim  is,  zoodanig  dat  hij  nu 
over  de  bevolking  gezag  weet  uit  te  oefenen. 

«Indien  ik  hem  niet  had  verklaard  op  nieuw  met  het  gou- 
vernement in  vijandschap  te  zijn  geraakt,  ik  had  hem 
voorzeker  niet  kunnen  ontmoeten;  evenv^jel  acht  ik  mij  in 
staat  het  gouvernement  ten  opzigte  van  pangerang  Amin 
Oelah  ten  dienste  'te  staan,  doch  men  dient  hier  met  zacht- 
heid te  werk  te  gaan.  ^ 

»Ik  wil  zelfs  aannemen  hem  te  Martapoera  voor  den  Heer 
resident  te  brengen,  vooral  daar  hij  mij  gezegd  heeft  reeds 
pogingen  te  hebben  gedaan  om  vergiffenis  te  erlangen,  en  hij 
slechts  op  het  antwoord  van  den  Heer  resident  wacht. 

»Ik  zie  dat  de  kommandant  van  Amawang  tegenwoordig 
handelt  volgens  den  wil  van  tommonggong  Djaya  Negara; 
hij  wacht  evenwel  nog  op  het  antwoord  van  den  Heer  resident. 

«Ofschoon  ik  reeds  bekend  ben  met  de  wijze  van  hande- 
len van  de  Europeanen,  kan  ik  aan  mijn  plan  omtrent  Amin 
Oelah  alsnog  geen  uitvoering  geven,  voor  en  aleer  ik  een 
bewijs  van  den  Heer  resident  zal  hebben  ontvangen,  dat  hij 
nog  van  mijne  diensten  gebruik  wenscht  te  maken. 


Digitized  by  VjOOQIC 


804 

Mi  hen  mij  niet  bewust  dat  ik  ooit  het  voornemen  zoude 
gehad  hebben  om  mijn  op  den  Koran  afgelegden  eed  te 
verbreken  en  tegen  het  gouvernement  op  te  staan ;  ik  zal 
dit  ook  nimmer  doen,  zoolang  het  gouvernement  jegens  mij 
geene  kwade  bedoelingen  heeft. 

»Ik  herinner  mij  voorts  hetgeen  ik  gedaan  heb  om  tiet 
gouvernement  hulp  te  bewijzen;  de  Heer  resident  gelieve 
dit  wel  in  overweging  te  nemen. 

^Wijders  deel  ik  bij  dezen  mede,  dat  ik  den  brief  van  den 
Ueer  resident  d.d.  21  Saban  1278,  waarbij  mij  gelast  werd 
om  terug  te  komen,  ontvangen  heb. 

>üit  dien  brief  heb  ik  vernomen  dat'  ik  bij  temgkomsl 
vergiffenis  zoude  erlangen,  en  ik  weder  als  vroeger  zoude 
kunnen  werkzaam  zijn. 

»Ik  kon  aan  die  oproeping  niet  dadelijk  gevolg  geven, 
omdat  ik  reeds  over  de  grenzen  van  Martapoera  was  en  ik 
heb  dus  mijne  reis  naar  de  Oeloe  Soengej  voortgezet,  om 
zoodoende  weder  ingevolge  de  mij  vroeger  gegevene  beve- 
len, de  opstandelingen  tot  onderwerping  te  brengen. 

»Ik  heb  dit  ook  hoordzakelijk  gedaan  om  den  Ueer  resi- 
dent bij  mijne  terugkomst  mijne  handelingen  te  kunnen  bloot- 
leggen, daar  ik  dacht  dat,  zoo  mijne  diensten  mogelijk  nie^ 
Vfoldoende  geacht  werden,  de  mij  gedane  beloften  zouden 
worden  ingetrokken. 

>Mijn  tractement  werd  vroeger  door  het  gouvernement 
bepaald  op  /  2000  's  maands. 

ïToen  ik  voor  het  eerst  de  benting  van  Martapoera  ver- 
laten had  om  op  last  van  het  gouvernement  het  land  lot 
rost  te  brengen,  riep  de  lieer  resident  mij  terug  en  werd 
my  door  pembekkel  Boekasin  Walang  en  pembekkel  Samat 
van  Karang  Tenga  nog  ƒ  31 9  gebragt,  zoodat  ik  in  een 
maand  ontving  /'SSIO. 

»Toen  ik  den  brief  van  pangerang  Hidayat  Oellah  te  Mar- 
tapoera aanbragt,  ontving  ik  f  il 00. 


Digitized  by  VjOOQIC 


305 

iToen  ik  naar  boven  was  gegaan  om  pangerang  Hidayal 
af  te  halen,  liet  ik  ƒ1000  ter  leen  vragen,  doch  kreeg 
slechts  f  400. 

)Toen  ik  pangerang  Hidayat  te  Moeara  Pahoe  ontmoet 
had,  liet  ik  door  Amin  Achmat  weder  f  1000  ter  leen  vra- 
gen; ik  ontving  echter  slechts  /"SOO.  —  Te  Martapoera  aan- 
gekomen, ontving  ik  ƒ800,  en  toen  ik  gereed  was  met  pan- 
gerang Hidayat  aan  boord  van  het  stoomschip  te  embarkeren, 
gaf  men  mij  nog  /'SOO,  zoodat  ik  volgens  mijne  berekening 
in  het  geheel  van  het  gouvernement  ontvangen  heb  een 
som  van  /  6019. 

lik  laat  het  aan  de  overweging  van  den  Heer  resident 
over,  welke  diensten  hiervoor  door  mij  bewezen  zijn. 

lYerder  acht  ik  het  noodig  hierbij  bekend  te  stellen,  dat 
alvorens  hei  bewezen  was  of  de  door  mij  gemaakte  rege- 
liogen  aangaande  de  verschillende  kampongs  goed  of  slecht  . 
waren,  pangerang  Djaya  Pamenang  overal  tegen-bevelen 
heeil  gegeven  en  de  bevolking  heeft  genoodzaakt  weder  aan 
de  groote  rivieren  te  wonen ,  zonder  mij  er  zelf  kennis  van 
te  geven. 

^Mogelijk  was  het  de  bedoeling  van  den  regent  om  mijne 
handelingen  bij  het  gouvernement  verdacht  te  maken;  ik 
gevoel  daardoor  dan  ook  niet  weinig  hartzeer. 

)Ik  weet  zeer  goed  dat  de  Heer  resident  volkomen  in  staat 
is  om  het  land  naar  eisch  te  besturen,  doch  ik  wil  zien  of 
pangerang  Djaya  Pamenang  de  afdeeling  behoorlijk  zal  kun- 
nen regelen. 

lEerst  later  zal  het  gouvernement  de  zaken  met  alle  regt- 
vaardigbeid  kunnen  overwegen. 

>Ik  hoop  dat  het  den  Heer  resident  zal  behagen  mij  spoe- 
dig eenig  antwoord  op  dit  mijn  schrijven  te  doen  toekomen, 
zullende  ik  hierop  te  Amandit  blijven  wachten." 

Deuang  Lehman. 

II.  20 

Digitized  by  VjOOQIC 


306 

Het  bleek  hieruit  dat.  Lehman  zich  met  Amia  Oelah  ver- 
eeoigd  had  en  dezen  van  zijn  onderwerping  terughield;  dat 
beiden  even  geneigd  waren  elkander  te  verraden  ^  en  dat  zij 
den  majoor-kommandanl  van  Amoenlhay,  die  den  regent  de 
briefwisseling  liet  voeren,  niet  voor  gemagtigd  hielden  hunne 
onderwerping  te  regelen.  Dit  laatste  noopte  Verspijck  on- 
middelijk  zelf  naar  Kendangan  te  gaan.  In  den  avond  van 
den  IS^""  aankomende,  vernam  hij  dat  hadji  Boeyasin  met 
lastbrieven  van  Anlassari  bij  Amin  Oelah  was  gekomen  om 
nogmaals  de  bevolking  tot  opstand  te  bewegen ,  of  zoo  dit 
niet  gelukte,  met  zijn  aanhang  naar  Boven-Doesoen  te 
vertrekken. 

*s  Anderendaags  zond  Verspijck  een  korten  brief  aan  Amin 
Oelah ,  waarbij  hij  hem  kennis  gaf  van  zijne  komst  te 
Kendangan.  Amin  Oelah  kon  zonder  vrees,  maar  ongewapend 
verschijnen  om  de  voorwaarden  te  vernemen  waarop  de 
resident  zijne  onderwerping  wilde  aannemen;  dat  schrijven 
zou  hem  tot  vrijgeleide  dienen;  na  den  24^°  waren  de  on- 
derhandelingen onherroepelijk  gesloten.'* 

Lehman  werd  niet  waardig  gekeurd  een  schriflelij  kof  mon- 
deling antwoord  te  ontvangen.  Verspijck  bepaalde  zich  slechts 
den  briefoverbrenger  op  te  dragen  aan  Amin  Oelah  te  zeggen: 
>dat  Lehman  geen  verraad  behoefde  te  vreezen  indien  hij  er 
aan  dacht  mede  te  komen." 

De  regent  van  Martapoera,  die  tot  Amin  Oelah  in  bloed* 
verwantschap  stond  en  daarom  door  den  resident  naar  Ken* 
dangan  was  medegenomen,  voegde  er  een  brief  bij  metdeo 
raad  van  de  grootmoedigheid  van  het  bestuur  gebruik  te 
maken  en  niet  te  wachten  tot  dat  het  geduld  van  den  re- 
sident zou  uitgeput  zijn.  Ook  pangerangSherifllassim  waar- 
schuwde hem  schriftelijk,  den  24«"  niet  voorbij  te  laten  gaan, 
daar  de  resident  geen  uur  langer  zoude  wachten.  Hij  bood 
zich  aan  om  hem  met  zijne  Linganezen  af  te  halen ,  indien 
Lehman  of  Boeyasin  hem  soms  terug  mogten  houden. 


Digitized  by  VjOOQIC 


3Q7 

In  plaats  vaa  zich  naar  Kendang^n  te  begeven,  zoadAmin 
Oelah  den  volgenden  brief  aan  den  resident  tot  antwoord: 
Na  de  inleiding 

lik  deel  den  groot^n  heer  resident  mede  dat  ik  ZHEG. 
brief  van  19  Sawal  1278  in  goeden  staat  heb  ontvangen  en  den 
inhoud  daarvan  volkomen  heb  begrepen.  Bij  genoemden  brief 
werd  mij  te  kennen  gegeven  dat  mij  slechts  6  dagen  tijds 
werden  gegeven  om  de  poort  der  genade  te  kunnen  betreden. 

»Ik  behoef  bij  den  grooten  heer  omtrent  mijn  opregt  hart  hier 
niet  uit  te  wijden  en  verzoek  slechts  dat  de  groote  heer  den 
tijd  der  genade  toch  zal  verlengen.  Ik  hoop  dat  de  groote 
heer  resident  de  plaatsvervanger  zal  zijn  van  mijn  vader 
en  bij  mij  als  zijn  zoon  zal  erkennen  ;  doch  is  het  te  be- 
jammeren dat  de  zoon  het  gezegde  van  zijn  vader  niet  heeft 
gevolgd  om  voor  zijn  aanschijn  thans  te  verschijnen;  de 
groote  heer  neme  dit  evenwel  niet  verkeerdelijk  op,ofvoede 
eenige  vermoedens  dat  ik  onwaarheden  in  mijn  vorige  brie- 
ven zou  hebben  geschreven. 

»Wanneer  ik  mij  thans  naar  u  begaf,  dan  zouden  er  voorze- 
ker tusschen  mij  en  den  grooten  heer  vijandelijkheden  ontstaan; 
zoo  dit  gebeurde,  zoude  ik  alleen  door  dit  ongeval  mijne  dui- 
zende  goede  bedoelingen  verliezen,  en  zoude  ik  bij  het  gou- 
vernement weder  slecht  worden  aangeschreven.  Radin  Marta 
Kasoema  van  Tatah  en  hadji  Boeyasin,  vroeger  Hoofd  der  op- 
standelingen in  de  Tanah  Laut,  zijn  van  Barito  (Doesoen)  ge- 
komen, en  wanneer  ik  mij  thans  naar  de  benting  begeef,  zullen 
zij,  wanneer  ik  eenmaal  bij  den  heer  resident  zal  zijn,  op 
ons  schieten  I  waardoor  tusschen  mijne  en  de  gouveme- 
mentstroepen  vijandelijkheden  zouden  ontstaan. 

>Overweeg  dit  eerst,  heer  resident.  Indien  ik  u  niet  als  mijn 
vader  erkende,  zou  ik  u  het  bovenstaande  niet  bekend  maken. 

>Met  het  oog  op  de  bekend  gestelde  plannen  der  bovenbe- 
doelde hoofdopstandelingen  acht  ik  het  beter  voorloopig  aan 
de  roeping  van  ÜIIEG.  geen  gevolg  te  geven,  daar  ik  vast 


Digitized  by 


Google 


808 

weet  dat  bij  die  gelegenheid  ongelukken  zouden  voorvalleD 
en  het  alsdan  voor  mij  een  gewetenszaak  zou  zijn,  wanneer 
zoo  iets  bij  mijne  ontmoeting  met  den  grooten  heer  gebeurde. 

^Hieromtrent  zal  ik  niet  breedvoerig  schrijven,  daar  de 
groote  heer  zeir dit  beter  begrijpt;  doch  ik  verzoek  hem  slechts 
om  een  bewijs,  waarin  bekend  gemaakt  zal  worden  dat  ik 
en  de  opstandelingshoofden  die  mij  volgen,  bereids  genade 
van  den  grooten  heer  hebben  verkregen,  en  de  soldaten  mij 
en  mijne  menschen  geen  leed  zullen  aandoen  noch  mijne 
dessa  verontrusten;  dat  ik  alle  brandals  tot  betere  inzigten 
zal  brengen  en  —  dit  kan  de  groote  heer  er  ook  bij  zetten  — 
dat  het  mij  vergund  wordt  in  de  Oeloe  Soengej  te  blijven 
om  het  gouvernement  hulp  en  bijstand  te  verleenen. 

»Wanneer  mijn  vader  geen  geloof  slaat  aan  de  woorden  zijns 
zoons,  dan  verzoek  ik  u  het  volgende:  een  bewijs  van  ver- 
giffenis zooals  boven  bedoeld  is ,  dat  ik  mij  in  het  landschap 
Koesan  mag  vestigen  om  mij  van  de  brandals  te  scheiden, 
opdat  ik  geene  verdere  ongelukken  meer  zoude  krijgen. 
Wanneer  de  heer  resident  mij  later  gelast  om  te  komen, 
dan  zal  ik  langs  Martapoera  of  over  zee  komen;  ik  zoude 
gaarne  gouvernementsbevelen  op  Bandjermasin  ten  uitvoer 
brengen. 

» Wanneer  u  een  van  deze  verzoeken  inwilligt,  wenscb 
ik  dat  vader  slechts  naar  Bandjermasin  in  voorspoed  terug- 
keert, zoo  ook  de  assistent-resident  naar  Amoenthay;  daar 
kan  vader  omtrent  mijne  goede  werken  berigten  wachten,  ll^ 
hoop  dat  vader  vooreerst  op  mij  niet  vertoornd  wordt, 
daar  ik  het  heil  van  het  land  zoek.  Laat  pangerang  Sherief 
Hassim  slechts  in  Amandit  blijven  opdat  hij  mijne  handelin- 
gen kan  gade  slaan. 

ïGeloof  God  den  Allerhoogste,  die  zal  mijn  getuige  zyn. 

iDit  laat  ik  geheel  aan  de  overwegingen  van  vader  over, 
en  hoop  dat  ik  hieromtrent  een  antwoord  van  hem  zal  ont- 
vangen. 


I 


Digitized  by  VjOOQIC 


809 

>Ik  bied  bij  dezen  de  groeten  van  mijne  ratoe  aan,  met 
tranen  in  de  oogen. 
>20  Sawal  1278,  gelijkstaande  met  20  AprU  1862/' 

AHIIf  OELAH. 

Om  aan  te  toonen  dat  hij  buiten  zijn  schuld  werd  aange- 
houden ,  liet  hij  kiay  Karta  Negara  het  volgende  schrijven  en 
voegde  dit  bij  zijn  brief: 

ilk  vraag  u  duizendvoudig  vergeving,  dat  U  vergiffenis 
van  den  grooten  heer  resident  verzocht  om  ons  geluk  te  zoe- 
ken ;  hiervoor  blijven  wij ,  alle  uwe  Hoofden ,  dankbaar  en 
willen  U  allen  volgen,  doch  wij  verzoeken  U  te  bedenken 
hoe  er  gehandeld  moet  worden  met  de  alhier  aanwezige 
troepen  van  Barito.  Volgens  ons  gevoelen,  wanneer  wij  ons 
thans  onderwerpen,  zouden  wij  nog  ongelukkiger  worden. 

»De  groote  heer  zal  genade  schenken,  doch  de  pangerang 
van  de  Barito  zal  ons  en  al  de  kampongs  tuchtigen. 

^U  zijt  eigenlijk  de  eenige  nog,  de  pilaar  van  al  de  kam- 
pongs in  de  Oeloe  Soengej,  om  de  aanvallen  der  Doesoeners 
te  beletten  of  tegen  te  houden. 

^Wanneer  U  niet  meer  in  de  Oeloe  Soengej  zijt,  wanneer 
U  van  dit  eiland  verwijderd  zijt ,  wie  zal  dan  ons  heil  en 
geluk  zoeken?  gij  zijt  onze  zonnescherm,  onze  maan  en 
zon  op  dit  eiland. 

>Behalve  U  is  er  geen  van  de  prinsen  op  dit  eiland,  dien 
wij  vertrouwen  kunnen,  om  uwe  onderdanen  in  toom  te 
houden. 

>Pangerang  Hidayat  Oelah  is  reeds  weg ;  wanneer  gij  ook 
moet  verwijderd  worden,  dan  willen  wij,  uwe  onderdanen, 
liever  versmolten  worden. 

>Wanneer  de  heer  resident  het  werkelijk  meent  U  vergif- 
feais  te  schenken  en  gelukkig  te  maken,  en  U  tevens  tot 
onzen  pilaar  wil  aanstellen,  dan  hebben  wij  er  niets  tegen  om 


Digitized  by  VjOOQIC 


810 

"^rede  ie  sluitéti ;  wij  zullen  alsdan  U  volgen  zoomede  al  de 
brandals  in  de  geheele  afdeeling  Amoenthay,  en  ik  neem  op 
mij  om  het  beamaal  en  beratip  tegen  te  gaan.  Wanneer 
U  voor  ons  zijt,  dan  zullen  wij  ook  de  troepen  van  Barito 
tegen  houden  die  thans  te  Balangan  zijn. 

» Dezen  onzen  brief  kunt  gij  aan  den  heer  resident,  uwen 
broeder  pangerang  Sjerief  Hassim  en  pangerang  Djaya  Pame- 
nang  verloonen. 

>ik  teeken  hier  als  gevolmagtigde  van  alle  uwe  Hoofden." 

KIAY  RARTA  NEGARA. 

Blijkbaar  hoopte  Amin  Oelah  den  resident  om  den  tuin 
te  leiden,  in  slaap  te  wiegen,  de  onderhandelingen  op  de 
lange  baan  te  schuiven,  en  tijd  te  winnen;  was  't  hem  ooit 
ernst  geweest  in  onderwerping  te  komen,  thans  zocht  hij 
uitvlugten.  Het  aanbod  om  de  Oeloe  Söengej  te  helpen  be- 
vredigen en  te  bestieren  —  een  landschap  voornamelijk  door 
hem  in  opstand  gebragt  —  was  buitendien  een  nieuw  blijk 
van  zijne  grove  onbeschaamdheid. 

Verspijck  wilde  het  gouvernement  dat  hij  vertegenwoor- 
digde niet  vernederen ,  door  zich  met  verdere  briefwisse- 
ling in  te  laten ;  hij  brak  de  onderhandelingen  af  en  zond 
in  den  avond  van  den  21 «°  nog  Brinkgreve  met  5ü  bajo- 
netten en  de  Linganezen  naar  het  verblijf  van  Amin  Oelah 
in  het  bosch  te  Kalang  Soea ,  om  te  trachten  hem ,  Leb- 
man,  Boeyasin  en  hun  gevolg,  in  't  geheel  slechts  een 
dertig  man  sterk,  te  overvallen.  Tegelijkertijd  ging  een 
order  naar  den  kommandant  van  Pantey  Hambawang  om 
in  den  vroegen  ochtend  van  den  22^**  met  60  bajonetten 
op  te  rukken  naar  Soengej  Boessan,  nabij  Kria  Widjdja 
Bepinto ,  ten  einde  de  vlugtelingen  den  pas  af  te  snijden ; 
een  andere  naar  den  kommandant  van  Barabei-ie  om:  1' 
met  60  bajonetten  over  Pagat,  Wake  en  Tantalian  naar 
Éatoe  Pangan  te  marcherei),  ten   einde  achter  het  bóéch 


Digitized  by  VjOOQIC 


811 

van  Kalang  Soea  te  komen  en  Amin  Oeiah  met  de  zijnen 
in  te  sluiten ;  2*  een  bevolkingspalrouille  van  Barabei-ie  te 
zenden  voorbij  Aloean,  waar  langs  ook  gevlugt  kon  worden; 
eên  andere  van  Taal  om  het  ontkomen  naar  het  zuiden  te 
beletten;  8*  de  brug  van  Bambang,  2  uur  Z.W.  van  Pantey 
Hambawang,  met  20  bajonetten  te  bezetten;  4«  boven  Han- 
kinang  AO  bajonetten  te  plaatsen ,  om  Amin  Oelah  van  de 
Tata  Besaar  af  te  houden.  Bovendien  werd  den  23^°  een  ko- 
lonne  over  Rarang  Djawa  naar  Telega  Lawaap  gezonden. 

Den  volgenden  dag  gaf  Verspijck  last  om  op  het  vereeni- 
gingspunt  van  de  Soengej  Mandella  en  de  Hankinang  een 
benting  te  bouwen ,  waardoor  de  gemeenschap  van  het  ge- 
bergte met  de  Tata  Besaar  en  den  weg  die  naar  Kendangan 
leidt ,  werd  afgesloten. 

Brinkgreve  kwam  op  den  middag  van  den  22''"  te  Kalang 
Soea,  werd  er  door  een  paar  geweerschoten  ontvangen,  doch 
vond  niets  dan  de  verlaten  hutten  van  de  muitelingen.  Daar 
alle  goederen  medegenomen  waren ,  had  hel  den  schijn  dat 
Amin  Oelah  reeds  een  of  twee  dagen  vroeger  van  daar  ver- 
trokken was.  De  vervolgingen  der  verschillende  kolonnes  en 
patrouilles  werden  met  de  meeste  snelheid  uitgevoerd;  doch 
het  gelukte  niet  de  bende  te  ontmoeten.  Zoo  als  gewoonlijk 
benutte  zij  het  zwaar  begroeide  terrein  om  de  troepen 
te  ontwijken  en  in  het  gebergte  een  schuilplaats  te  zoe- 
ken. Wel  vond  men  hier  en  daar  sporen  van  haar  vroe- 
ger oponthoud ,  wel  getuigden  een  paar  gevangenen  dat 
het  Amin  Oelah  aanvankelijk  ernst  geweest  was  zich  te  on- 
derwerpen, doch  met  dat  al  kwamen  achtereenvolgens  de 
verschillende  afdeelingen  onverrigterzake  terug. 

In  de  Tata  Besaar,  een  groot  moerassig  bosch  tusschen 
Kendangan  en  Negara ,  hield  zich  sedert  lang  onder  pange- 
rang  Marta  Kasoema  een  vijandelijke  bende  op,  die  Amin 
Oelah  gehoorzaamde.  Verspijck  liet  dit  voor  troepen  bijna 
ondoordringbaar  oord,  geheel  afloopen  door  de  Linganezen 


Digitized  by  VjOOQIC 


318 

en  een  talrijke  bevolkingspatrouille,  met  dit  gevolg,  dat  zij  het 
rooversnest  verbrandden,  twee  roovers  gevangen  namen  en  dat 
er  één  gedood  werd ;  buitendien  werden  een  aantal  wapens 
waaronder  8  geweren  en  een  revolverpistool  (vermoedelijk 
dïe  van  den  vermoorden  Hr.  Wijnmalen)  en  dertig  djoekongs 
buit  gemaakt.  De  toegangen  tot  de  Tata  Besaar  werdeo 
daarna  door  troepen  bezet. 

De  bewoners  van  Oeloe  Watas ,  die  aan  den  voet  van  het 
Meratoesgebergte  verspreid  woonden ,  kregen  bevel  zich  in 
een  of  twee  groote  kampongs  onder  een  getrouw  Hoofd  te 
vereenigen ;  daardoor  werd  den  vijand  op  dat  punt  alle  on- 
dersteuning ontnomen.  Binnen  een  maand  kwam  dan  ook 
het  geheele  gewest  in  onderwerping.  Uit  de  houding  der 
vroeger  zoo  oorlogzuchtige  bevolking  bleek  het  duidelyk 
dat  zij  thans  den  strijd  moede  was  en  zich  aan  den  op- 
stand onttrok.  Vele  inboorUngen  die  nog  in  de  bosschen 
zwierven ,  kwamen  in  onderwerping  ;  zelfs  de  bevolkinj; 
van  Wasa-Wasa  die  een  maand  te  voren  zich  nog  aan  het 
beratip  beamaal  overgaf,  vroeg  nu  vergiffenis  en  bouwde 
een  kampong  aan  den  groeten  weg.  Bij  het  vertrek  van 
den  resident  (20  April)  naar  Bandjer,  liep  het  gerucht  dat 
Amin  Oelah  en  Lehman  de  wijk  naar  Boven-Doesoen  had- 
den genomen.  Zekere  Oebak,  vroeger  den  opstand  toege- 
daan, ging  op  het  spoor  van  Amin  Oelah,  in  de  hoop 
de  premie  te  verdienen  die  op  zijn  hoofd  stond. 

Van  Oeloe  Watas  week  Amin  Oelah  naar  de  bovenlanden 
van  Allei  en  toen  hij  zich  ook  da&r  door  de  rustelooze  pa- 
Irouilleringen  der  troepen  niet  meer  veilig  achtte,  ging  hij 
verder  noordwaarts  naar  Balangan ,  waar  hem  het  zelfde  lot 
wachtte. 

Ook  de  Hoofden  (Orangboekit)  der  Pramassan  kwamen 
trouw  zweren ;  zij  hadden  in  de  drie  laatste  jaren  veel  ge- 
leden door  het  oponthoud  van  Hidayat  in  die  streek,  het- 
geen het  land  had  uitgeput.    Luitenant  Muller  ging  daarop 


Digitized  by  VjOOQIC 


818 

(ii  Mei)  met  40  bajonetten  en  eenige  Linganezen  Pra- 
massan  Amandit  in,  vond  de  meeste  wegen  toegegroeid,  en 
de  vaart  der  rivieren  door  opeenhooping  van  steenen  be- 
lemmerd. Toch  drong  hij  door  tot  in  het  hart  van  het  land 
en  vond  overal  de  bevolking  vredelievend  en  voorkomend. 
Ook  Lok-Besaar  de  plaats  waar  Hidayat  zich  doorgaans  ge- 
dm'ende  den  oorlog  ophield ,  kreeg  een  bezoek.  Na  een 
uiterst  vermoeijenden  marsch  van  12  dagen ,  kwam  hij  den 
S3«"  te  Kendangan  terug. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK    XVm. 


GEVECHT  TB  PAS S AT.  —  KRIJG  SVERRIGTINGEN  IN  AMOENTHAY.- 
MISLÜKTB  POGING  TOT  OPLIGTING  VAN  EEN  HOOFD.  —  UIT- 
WERKING VAN  HIDATAT'S  onderwerping.  —  BEWEGIN- 
GEN   AAN  DE   KAHAYAN.  — 

In  spijt  van  de  uitgevaardigde  publicatiën  hield  het  bera- 
tip  beamaal  in  de  nabijheid  van  Ilong  (AUei)  nog  aan.  Men 
berigtte  zelfs  dat  door  pangerang  Singa  Tarabang  te  Passat 
een  versterking  werd  opgerigt.  Van  der  Heijden  liet  zich 
daar  niet  lang  wachten.  Den  8''''  was  hij  reeds  met  een 
kolonne  van  170  bajonetten,  1  houwitser  en  1  mortier  op 
marsch.  Te  Djatoh  een  detachement  van  1  of&cier  en  30 
man  ter  bescherming  der  vivres  achterlatende,  rukt  hij 
naar  Passat  op,  formeert  vóór  den  kampong  het  carré  op 
het  eerste  vuur  dat  op  zijn  linkerflank  geopend  wordt,  jaagt 
een  paar  kartetsen  door  het  struikgewas,  waarachter  de 
vijand  zich  bedekt  opstelde,  en  marcheert  verder.  Een  ver- 
sterkt huis  dat  zich  aan  zijn  oog  voordoet,  wordt  met  de 
bajonet  bestormd,  de  vijand  in  de  wildernis  gedreven.  Pas- 
sat is  verlaten;  een  inlander  werpt  zich  met  lans  ea  kle- 
wang  op  de  spits  en  wordt  neergelegd.  Nu  nadert  een 
bende  orang  beamaal,  80  man  sterk,  de  kolonne  in  front; 


Digitized  by  VjOOQIC 


816 

een  tweede  even  digte  drom  kotQt  Tan  achteren  opdagen , 
den  klewang  hoog  opgeheven,  de  lans  geveld.  Doch  de  geest- 
drift is  merkelijk  bekoeld;  het  Allah-il- Allah  klinkt  minder 
doordringend  dan  vroeger,  de  opwinding  is  de  ware  niet 
meer.  Nog  vóór  dat  de  houwitser  een  schot  heeft  gelost, 
wordt  er  regtsomkeert  gemaakt  en  een  gedekte  stelling  aan 
den  boschrand  ingenomen.  Van  der  Heijden  tast  deze  nu 
krachtig  aan  en  slaat  den  vijand  uit  den  boschrand,  doodt  vijf 
der  stoutste  strijders  en  verjaagt  de  geheele  bende,  zonder  één 
man  verlies  aan  zijne  zijde.  De  kampong  wordt  onderzocht 
en  al  helgeen  men  in  de  huizen  vindt,  huisraad,  hoordtooi- 
sels,  de  voorraad  van  kleedingstukken,  spreuken  en  fanatieke 
geschriften ,  droeg  de  duidelijkste  sporen  dat  pangerang 
Singa  Tarabang  (goesti  Tappa)  hier  zyn  hoofdzetel  had. 

Een  aantal  belangrijke  Hoofden  viel  der  partij  des  op- 
stands  af  en  gaf  daardoor  het  bewijs  dat  het  vertrouwen 
in  Amin  Oelah  en  demang  Lehman  een  zwaren  schok  had 
geleden.  Hoe  de  bevolking  gezind  was,  zagen  wij  reeds  uit 
de  patrouilles  die  zij  vaak  uit  eigen  beweging  zamenstelden 
om  aanrandingen  van  zwervende  muitelingen  te  voorkomen. 

Rondgestrooide  geruchten  omtrent  Antassari*s  aanstaande 
komst  in  de  ardeeling  Amoenthay  werden  niet  bevestigd. 
Pangerang  Adjie  Koening  zond  uit  de  Passirsche  boven- 
landen een  brief,  waarbij  hij  den  resident  verzocht  geen  ge- 
hoor te  geyen  aan  de  beschuldigingen  van  medepligtigheid 
m  den  opstand  die  men  zijnen  ondergeschikten  ten  laste 
nogt  leggen.    Dit  schrijven  overtuigde  echter  niemand. 

In  het  distrikt  gingen  de  zaken  uitmuntend;  zelfs  de  altijd 
weerspannige  bevolking  uit  den  omtrek  van  Toendakkan  stak 
den  klewang  op.  Goesti  Mad  Said  door  de  bevolking  zelve  uit 
zijn  schuilhoek  aan  de  bronnen  der  Pelap  verjaagd,  vlugtte 
door  hel  distrikt  Tabalong  naar  de  bronnen  der  Oewe, 
om  naar  men  verwaclitte,  verder  in  de  Boven-Doesoen  te- 


Digitized  by  VjOOQIC 


816 

rug  te  trekken.  Door  tjaps  van  Hidayat  werd  der  bevol- 
king bekend  gemaakl  hoe  grootmoedig  hij  te  Batavia  door 
het  gouvernement  werd  behandeld,  en  hoezeer  hij  hoopte  dat 
bet  Bandjersche  volk  uit  dankbaarheid  d&4rvoor,  al  het  mo- 
gelijke zou  in  't  werk  stellen  om  de  kwaadwilligen  tot  on- 
derwerping te  brengen. 

In  het  laatst  van  Mei  berigtte  men  evenwel  van  Taba- 
long  dat  goesti  Mad  Said  zich  te  Moeara  Halong  ophield, 
met  plan  zich  te  vereenigen  met  Amin  Oelah  die  op  de  greos 
van  Passir  stond.  Om  die  vereeniging  tegen  te  gaan,  marcheerde 
kapitein  van  Bennekom  met  een  kolonne  naar  Moeara  Halong. 
Kapitein  van  der  Hurk,  met  een  kolonne  oostwaarts  van  Ta- 
balong  oprukkende,  zou  tegelijker  tijd  langs  een  andere  zijde 
Moeara  Halong  bereikt  hebben ,  indien  de  djaksa-panghoe- 
loe  en  een  der  voornaamste  der  mantri's  lima  hem  geene  ver- 
keerde aanwijzingen  omtrent  den  weg  hadden  gegeven.  Mad 
Said  werd  dien  ten  gevolge  niet  gevonden.  Van  Bennekom 
keerde  terug  over  Penjoembaran  naar  Paran,  de  voornaam- 
ste kampong  van  Oost-Balangan  en  de  zetelplaats  van  een 
tweeden  mantri  lima.  Deze  zoowel  als  een  derde  die  te 
Rantau  Kapis  te  huis  behoorde,  had  zich  uit  de  voeten  ge- 
maakt. 

Verspijck  beschouwde  het  verdwijnen  der  Hoofden  als  een 
onmiskenbaar  teeken  van  een  naderenden  storm  en  spoedde 
zich  naar  Paran.  Te  Amoenthay  komende,  vernam  hij  dat  de 
djaksa-panghoeloe  door  den  i''"  luitenant  Quack  ;.e  Lampehon 
reeds  in  verzekerde  bewaring  was  genomen ,  omdat  hij  gepoogd 
had  de  bezetting  der  inlandsche  benting  om  te  koopen,  met  plan 
die  versterking  bij  verraad  aan  demang  Lehman  over  te  geven. 
Door  een  Dayakker  van  zijn  gevolg  ontmaskerd ,  kwam  hij  spoe- 
dig tot  bekentenis  en  deelde  het  volgende  mede.  Mad  Said  had 
zich  te  Balangan  verborgen  en  was  even  als  Amin  Oelah  door  hem 
en  de  overige  mantri*s  lima' ondersteund  geworden.  Hij  had 
van  den  sulthan  van  Passir  duizend  man  hulptroepen  gevraagd, 


Digitized  by  VjOOQIC 


817 

die  geea  betaling  zouden  ontvangen  maar  de  gevangenen,  die 
in  hunne  handen  vielen,  konden  verkoopen.  Mad  Said  liet 
zijne  gevangenen  in  den  kampong  Boetoek-Boetoek  verkoopen. 
(die  kampong  lag  in  Passir,  waarvan  de  bewoners  alle  roo- 
vers  waren).  Hij  werd  op  de  hoogte  der  troepenbewegingen 
gehouden  door  een  der  bedienden  van  luitenant  Quack;  deze 
werd  als  spion  in  hechtenis  genomen.  Door  middel  van  een  val- 
schen  Ijap  van  Uidayat,  die  inhield  dat  de  vorst  naar  Java  ver- 
trok om  hulp  te  halen  en  iedereen  vrij  liet  om  den  oorlog  te 
blijven  voeren,  had  zekere  Koewala  de  bevolking  van  Balan- 
gan  weder  de  wapens  doen  opvatten.  Buskruid  ontving  men 
van  pangerang  Moeda  en  Adjie  Koening  uit  Passir;  de  ko- 
gelvormen  werden  geleverd  door  zekeren  Arib  uit  Negara. 

In  het  geheele  distrikt  Balangan  waren  de  kampongs  ver- 
laten ;  even  als  in  het  begin  van  den  opstand  verschool  de 
bevolking  zich  op  de  ladangs.  Van  Bennekom  doorkruiste 
Balangan  tot  aan  het  gebergte  en  trof  den  luitenant-kolonel 
Verspijck  te  Paran  aan.  Ook  daar  vond  men  slechts  weinige  hui- 
zen bewoond;  de  aanwezige  inwoners  werden  verzameld.  Zij 
waren  genegen  geen  vijand  meer  in  hunnen  kampong  toe  te  la- 
ten, en  zich  te  vereenigen  tot  patrouilles  om  hem  uit  den  om- 
trek te  verdrijven ;  de  gevangenneming  van  den  djaksa-pang- 
hoeloe  was  hun  welkom,  daar  hij  de  man  was,  die  hen  steeds 
gedwongen  had  den  klewang  te  trekken;  nog  meer  welkom 
was  hun  de  toezegging  dat  de  versterking  van  Pringin 
naar  Paran,  en  de  inlandsche  benting  naar  Penjoembaran 
verlegd  zou  worden. 

De  kolonne  van  Bennekom,  bijna  een  maand  op  marsch,  kreeg 
order  over  Toendakkan  naar  Pringin  te  marcheren  en  daar  eeni- 
ge  rust  te  nemen.  Den  25'">  Junij  rukte  van  Bennekom  weder 
uit  met  80  bajonetten,  tot  verkenning  van  het  landschap  Petap. 
Yan  der  Hurk  had  inmiddels  vernomen  dat  een  bende  van 
400  muitelingen  Wahatoe  bezet  had ,  een  plaats  door  rotsen 
ingesloten ,   waar  langs   een  weg  liep  die  de  gemeenschap 


Digitized  by  VjOOQIC 


8ia 

met  de  Boven-Doesoen  daarstelde.  Onmiddelijk  rukte  hij 
er  heen,  maar  vond  geea  spoor  vaa  vijand.  Ten  einde  Mad 
Said  langs  dien  weg  het  ontkomen  te  beletten  bleef  hij  tot 
nader  order  daar  stand  houden,  en  keerde,  toen  alles  rustig 
bleef,  den  i^i^^  Junij  naar  zijn  post  terug. 

In  stede  van  talrijke  benden  muitelingen  vond  de  Vecht 
(zie  pag.  289)  de  bevolking  aan  de  Boentoek,  Danau  Melawin 
en  Sambong  rustig  in  hare  kampongs  en  den  oorlog  moede. 
Pangerang  Maas  Kasoema  Joeda  (goesti  Matyas)  die  daar  als 
heer  en  meester  huis  hield,  had  zich  niet  langer  meer  vei- 
lig geacht  en  zich  noordelijker  aan  de  soengej  Makatin  ge- 
vestigd. In  den  nacht  van  den  10«"  April  ontscheepte  een 
landingsdivisie,  sterk  60  soldaten,  mariniers  en  matrozen, 
onder  bevel  van  den  luit.  ter  zee  Marinkelle,  in  die  soengej  en 
marcheerde  naar  het  verblijf  van  dat  vijandig  Hoofd.  Vetter 
stuitte  met  de  voorwacht  op  een  verhakking;  een  vrouw 
maakte  alarm  en  gaf  het  sein  tot  de  vlugt.  In  den  looppas 
werden  de  achterwaarts  gelegen  woningen  nog  omsingeld, 
doch  *t  was  te  laat ;  Kasoema  Joeda  ontkwam  het  gevaar  met  ach- 
terlating van  al  zijne  goederen.  Een  aantal  geweren,  don- 
derbussen,  lansen  en  een  vlag,  een  groote  hoeveelheid  buskruid 
en  kleederen  werden  bij  die  gelegenheid  buit  gemaakt. 

Naar  verschillende  plaatsen  van  de  Barito  waren  zendelingen 
uitgezonden  met  de  proclamatie  van  Hidayat ;  de  verslagenheid 
over  het  vertrek  van  Hidayat  naar  Java  was  zoo  groot,  dat 
een  aantal  kampongshoofden  van  de  Mantallat,  Boentoek  en 
Beneden-Doesoen  reeds  dadelijk  in  onderwerping  kwamen, 
en  dat  nog  anderen  beloofden  na  afloop  van  het  padiesnijden 
naar  Marabahan  af  te  komen  om  daar  vergiffenis  te  vragen. 

Van  dien  gunstigen  toestand  maakte  Verspijck  gebruik  om 
zonder  te  groote  krachtsinspanning  het  gouvernementsgezag 
van  lieverlede  ook  in  het  noorden  uit  te  breiden.  Hij  be- 
noemde kiay  Ranga  Niti,  wiens  vader  voor  twintig  jaren  aldaar 


Digitized  by  VjOOQIC 


THE  «EW  YORK 
PülUCLIBi^AKY 


ASTOft,  LENOX  AND 
ITILOBN  rOUNDATXOMS 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC 


819 

bet  gez9g  in  handen  b^d,  tot  H^ord  vap  Qoven-  en  Peii843a- 
Doesoen,  en  gelastte  hem  een  benting  te  Hpear^  Mantallat 
te  bouwen  en  die  met  80  Bekompayers  te  beisetten.  Eens 
het  gezag  aan  de  Mantallat  gevestigd,  kon  later  de  sterkte 
naar  de  monding  der  Lahey  of  Teweh  verplaatst  en  kop4^ 
Soerapati  en  Antassari  geheel  verdrongen  worden.  Eep  stoom- 
schip zou  de  werkzaamheden  gedurende  den  bouw  der  ver- 
sterking beschermen,  de  post  te  Ampah  door  den  i""»  luite- 
nant van  Deldea  met  40  bajonetten,  en  Telang  door  Soeta  Qno 
bezet  worden,  terwijl  het  garnizoen  van  Telang  naar  T9- 
meang  Layang  zou  overgaan. 

De  1^  luitenant  Yerspijck,  mihtair  en  civiel  gezaghebber  van 
Marabahan,  stoomde  met  de  Boni  de  Mantallat  op,  koos  hpt 
punt  uit  waar  de  benting  voltooid  moest  worden  en  dekte 
den  arbeid  met  de  20  bajonetten  (onder  den  l*""  luitenant  Vink), 
die  hy  aan  boord  had.  Onderweg  bezocht  hij  Sihong,  P^ttay 
en  Karrouw,  en  vond  de  bevolking  rustig  aan  den  veldarbeid. 
Tc  Ampah  onderwierpen  zich  nog  130  Karrpuwers  aan  hem 
en  vestigden  zich  in  de  nabijheid  der  benting.  Den  2«°  JuniJ 
was  de  versterking  aan  de  Mantallat  voltooid  en  keerde 
de  Boni  terug.  Eenige  dagen  later  liep  het  geru'cht  dat  An- 
tassari zeven  bentings  aan  de  Teweh  liet  bouwen. 

Het  trouwe  Hoofd  der  Kapoeas,  tommonggong  Djaya  Ne- 
gara ,  was  in  Mei  opgedragen  met  radin  Singapati  niets 
onbeproefd  te  laten  om  eenige  oproerige  goesti's,  die  een 
half  jaar  vroeger  beloofd  hadden  naar  Bandjer  af  te  komen , 
vk  de  Boven-Kahayan  te  verwijderen.  Den  26«°  keerde  hij 
terug  en  deelde  mede  dat  hij  goesti  Djamal  ontmoet  en  van 
hem  de  belofte  ontvangen  had  te  Bandjer  in  onderwerping 
te  komen,  indien  de  pangerang  panghoeloe  Mohamad  Seman 
hem  kwam  afhalen.  Daarop  vertrok  deze  naar  de  Kahayan. 
Djamal  stelde  zijne  komst  nog  eens  25  dagen  uit,  dochtoen 
bleek  het  dat  hij  de  onderhandelingen  slechts  gaande  had 


Digitized  by  VjOOQIC 


820 

gehouden  in  de  hoop  de  voorzigtigheid  der  zendelingen  in 
slaap  te  wiegen  en  hen  dan  gevangen  te  nemen. 

Terwijl  pangerang  panghoeloe  zich  in  de  Boven-Kahayan 
bevond,  ontmoette  hij  daar  zekeren  goesti  Taïp,  die  drie 
maanden  vroeger  door  Anlassari  uit  Boven-Doesoen  was  ge- 
zonden om  den  volgenden  tjap  aan  de  bevolking  te  vertoonen: 

9Alle  löf  en  eer  zij  God  toegewijd ! 

f  Deze  brief  is  van  ons  kiay  Dipati  Djaja  Radja,  bescher- 
mer van  de  geheele  Barito,  Moeroeng  en  Sihong,  van  radin 
Maas  Warga  Nata  Widjaja,  tommonggong  Mangkoe-Sarie, 
bestuurders  van  de  geheele  Teweh  en  al  de  Dayaksche 
Hoofden  van  de  Kapoeas  en  de  Kahayan,  geworde  voor 
het  aanschijn  van  Toean  Hadji  Moehamad  Halia  panghoe- 
loe, hadji  Machmoed,  en  al  de  hadji*s,  geestelijken  en 
Hoofden  van  Bandjermasin  en  Kayoe  Tangie  (Martapoera) , 
zoomede  hadji  Moehamad  Aminbin,  hadji  Mohamad  Yakoe- 
sen,  al  de  prinsen  en  adelijken,  zijnde  pangerang  panghoe- 
loe Mohamad  Seman,  goesti  Mohamad  Asaad,  pangerang 
Achmin  en  pangerang  Djaja  Wakir. 

iWij  vragen  u  duizendvoudig  verschooning,  u  allen  mede 
te  deelen,  dat  wij  pangerang  Antassari  tot  Hoofd  der  Is- 
lamsche  leer,  ter  vervanging  van  onzen  profeet  over  het 
gansche  Bandjersche  rijk  hebben  aangesteld  en  hem  mitsdien 
den  titel  geven  van  panembahan  Amier  Oedin  Chalifat  Oel- 
moemoenin. 

f  Verschoont  ons,  dat  wij  tot  u  allen  de  vraag  rigten:  tot 
welke  leer  gijlieden  behoort.  Is  het  tot  de  Islamsche,  dan 
hopen  vrtj  dat  gijlieden  die  leer,  ingesteld  door  onzen  pro- 
feet Mohamed,  zult  handhaven.  Daartoe  zenden  wij  u  Askar 
en  Tagab  Rondi  van  Kahayan  met  ^000  menschen,  om  de 
kompagnie  (het  gouvernement)  en  de  haar  gezinde  bevolking 
te  verdelgen. 

tWij  verklaren  onze  landgenooten  en  bloedverwanten,  die 


Digitized  by  VjOOQIC 


821 

de  kompagnie  nog  zijn  toegedaan,  als  haram  (onrein).   De 
bevelen  van  onzen  panembaham  ter  handhaving  der  Islam- 
sche  leer  moeten  wij   ten  uilvoer  brengen,  al  moeten  wij 
allen  ons  leven  daarvoor  opofferen. 
^13  Ramadlan  1278  (14  Maart  1862)." 

Door  Antassari  aan  het  hoofd  der  godsdienst  te  stellen, 
beproefde  men  dus ,  den  opstand  weder  nieuw  leven  te  ge- 
ven, de  Kahayan  afvallig  te  maken  en  de  gemoederen  te 
Martapoera  en  Bandjer  in  beweging  te  brengen.  De  pange- 
rang  panghoeloe  beproefde  Tarip  tot  onderwerping  over  te 
balen  en  toonde  hem  aan,  dat  zelfs  de  bevolking  van  Kahayan 
het  vertrouwen  in  Antassari's  magt  had  verloren.  Doch  Tarip 
was  te  veel  gehecht  aan  Antassari  en  wilde  zijn  partij  niet 
verlaten;  wel  trachtte  hij  den  panghoeloe  te  bewegen  een af- 
schrin  van  den  tjap  te  fiandjer  bekend  te  maken.  Deze  nam 
hei  aan  en  overhandigde  het  den  resident. 

Antassari  zocht  inmiddels  naar  steun  bij  de  ons  vijandige 
prinsen  van  Koetei.  Drie  zoons  van  Soerapati  en  hadji 
Hohamad  Taïp ,  dezelfde  die  in  der  tijd  het  berigt  van  het 
afloopen  der  Onrust  te  Bandjer  bragt,  trokken  met  een  aanzien- 
lijk gevolg  over  de  grenzen  naar  Ohong,  waar  pangerangNotta 
Kesoema  leefde,  en  verder  naar  Moeara  Pahoebijpangerang 
Perbettassari ,  waar  de  wederzljdsche  belangen  werden  bespro- 
ken. Die  gebeurtenis  maakte  de  Koeleische  bevolking  niet 
weinig  ongerust  en  gaf  aanleiding  tot  het  maken  van  een  pa- 
lissadering om  de  kaseme,  het  wachthuis  en  magazijn  der 
bezetting ,  waar  binnen  het  geheele  mijnpersoneel  van  Palarong 
in  geval  van  nood  kon  opgenomen  worden.  Toen  Z.  M. 
stoomschip  Madura  den  ^l^  Maart  te  Samarinda  een  brief 
van  den  resident  aan  den  sulthan  overbragt,  liet  Dab- 
men  een  vergadering  van  de  voornaamste  prinsen  bij  den 
sulthan  beleggen    en    behandelde   bij   die  gelegenheid  den 

II.  21 


Digitized  by  VjOOQIC 


32S 

inval  der  Doesoenners.  De  suUhan  beloofde  toen  met  het 
trouwste  gedeelte  zijner  bevolking  Soerapali*s  zonen  te  ver- 
drijven en  pangerang  Notta  Kesoema  levend  of  dood  uit  te 
leveren ;  verder  de  pangerangs  Perbettassari,  Anom  en  Kerta, 
die  de  Nederlandsche  regering  steeds  vijandig  geweest 
waren,  vervallen  te  verklaren  van  hun  adelijken  rang,  en 
eindelijk  den  toevoer  van  wapens  en  leeltogtnaar  Doesoen 
met  de  meeste  strengheid  te  zullen  tegengaan. 

Werkelijk  rukte  hij  (den  8"  Mei)  aan  het  hoofd  van  400 
gewapenden  naar  Kotta  Bangoen ;  maar  onmagti^  om  meer 
volk  de  wapens  te  doen  opvatten  en  met  geweld  de  onge- 
hoorzame pangerangs  meester  te  worden,  deed  hij  pogingen 
hen  met  list  naar  de  beneden-landen  te  lokken. 

Den  9*°  Mei  stoomde  de  Vecht  naar  de  oostkust  met  last 
om  Pagattan,  Pamantinga,  de  Kloempangbaai ,  Passir  en 
Koetei  aan  te  doen.  Een  gegoede  Bandjersche  koopoian, 
hadji  Aboe  Tahir ,  met  den  sulthan  van  Passir  persoonlijk 
bekend,  ging  met  dien  bodem  mede  om  door  zijdelingsche 
raadgevingen  den  vorst  te  bewegen  aan  zijn  pligt  als  leen- 
heer te  voldoen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XIX. 


TIJAin>IOB    PLANNEN  VAN  DBN  SULTHAN   VAN  PAS8IR.  —  ZIJN 

KOMST  TB  BANDJBRMASSIN.    —    POGINaEN    VAN    PANOBRANÖ 

MOBDA  OM  DEN  SULTHAN  TOT  ONGBHOOBZAAMHBID  TB  BB- 

WSaSN.     —    WANOBDBAG     BN    SCHORSING    VAN    PANGB- 

BANG   MOBDA  ALS    HOOFD.    —   DE    CELBBBS  EN  VBOHT 

OP   DB  OOSTKUST. 

Meer  dan  een  jaar  was  voorbijgegaan  sedert  de*  sulthan 
van  Passir  beloofd  had  gevolg  te  zullen  geven  aan  de  op- 
roeping om  te  Bandjermasin  te  komen ,  ten  einde  door  de 
Nederlandsch  Indische  regering  van  me  hij  het  rijk  in  leen 
had,  wettig  als  sulthan  erkend  te   worden. 

Hij  verwaardigde  niet  eens  zich  te  verontschuldigen  over 
zijn  wegblijven ,  en  liet  zelfs  de  brieven  van  den  resident 
onbeantwoord,  waarbij  hem  verzocht  werd  de  schuldigen 
uit  te  leveren  (pangerang  Maas  en  Adjie  Koening)  die  niet 
alleen  de  opstandelingen  van  munitie  en  wapens  voorzagen» 
maar  zelfs  feitelijk  aan  den  krijg  deel  namen. 

Reeds  in  Maart  1862  viel  een  Passirsche  bovenlander,  die  voor 
Antassari  de  versterking  kwam  opnemen,  in  handen  van  den 
kommandant  van  Moeara  Ayoe.  Het  was  bekend  dat  her- 
haaldelijk rustige  kampongsbewoners  door  Passirsche  ben- 
den geroofd,  als  slaven  weggevoerd  en  openlijk  te  Passir 
verkocht  of  tegen  munitie  ingeruild  werden;  nog  onlangs 


Digitized  by  VjOOQIC 


824 

had  de  kommandani  van  Barabei-ie  een  brier  gevonden  van 
den  vijandigen  kiay  Arsa  Yoeda,  waaruit  bleek  dat  hij  bij 
het  kampongsvolk  geld  inzamelde  tot  betaling  van  70  va- 
ten buskruid  die  hij  van  den  sulthan  van  Passir  had  ge- 
kocht ;  en  Ilidayat  zelf  had  aan  Sherir  Abdoel  Rachman  be- 
kend dat  de  opstandelingen  de  oorlogsbehoeften  voornamelijk 
uit  Passir  ontvingen. 

Het  was  dus  meer  dan  tijd  geworden  den  sulthan  Mach- 
moed  Ilan  tot  zijn  pligt  te  brengen,  of  beter  nog,  hem  van 
zijne  waardigheid  vervallen  te  verklaren  en  een  ander  tot 
sulthan  te  benoemen.  Het  beteugelen  van  den  opstand  in 
het  oude  Bandjersche  rijk  had  tot  nu  toe  den  chef  der  ex- 
pedilie  te  weinig  tijd  en  middelen  gelaten  om  afdoende 
maatregelen  ten  opzigte  van  Passir  te  nemen.  Nu  evenwel 
Hidayat  van  het  tooneel  des  oorlogs  was  afgetreden,  nu  de 
opstand  in  de  phase  was  gekomen  die  het  einde  voorafging, 
nu  was  hij  eindelijk  in  staat  aan  Passir  een  les  te  geven, 
die  tevens  tot  voorbeeld  kon  strekken  aan  de  overige  rijken 
van  de  oostkust.  Voornamelijk  de  vorsten  van  TanahBoem- 
boe  waren  er  nog  verre  van  af  de  behoorlijke  gehoorzaam- 
heid aan  het  gouvernement  te  betoonen ,  en  heulden  steeds 
met  de  opstandelingen.  Juist  had  Yersptjck  aan  de  rege- 
ring magtiging  gevraagd  om  een  expeditie  naar  Passh*  te 
ondernemen,  toen  een  onverwachte  gebeurtenis  die  on- 
noodig  maakte. 

Wij  zagen  aan  het  einde  van  het  vorige  hoofdstuk  de  Vecht 
naar  de  oostkust  stoomen  en  hadji  Aboe  Tahir  aan  boord 
nemen.  Nadat  die  zendeling  te  Passir  aan  wal  was  gezet, 
ging  de  Vecht  door  naar  Koetei.  Daar  had  de  sulthan  den 
volgenden  brief  ontvangen  en  dien,  met  zijne  beschikking, 
aan  den  Ferdana  Mantri  gezonden. 
Na  de  inleiding. 

»Wijders  deel  ik  mijn  jongeren  broeder  mede  dat  de 
Hollanders  van  voornemen  zijn  ons  land  te  verderven.   Hoe 


Digitized  by  VjOOQIC 


3S5 

is  uw  gevoelen  hieromtrent ;  dienaangaande  kunt  gij  mij, 
schrijven,  opdat  ik  uwe  naauwkeurige  overdenking  verneme, 
daar  de  rijken  Koetei  en  Passir  nu  toch  één  zijn  geworden. 

iValt  Koetei  in  het  verderf,  dan  valt  Passir  mede. 

iBlijll  Koetei  goed,  dan  blijft  Passir  ook  goed. 

>Verzet  Koetei  zich,  dan  verzet  Psissir  zich  mede,  daar  de 
tijd  nu  gekomen  is,  dat  wij  ons  niet  moeten  scheiden. 
Sterft  gij  in  deze  zaak  met  de  Hollanders,  dan  sterf  ik  ook ; 
evenwel  moet  gij  mij  mededeelen,  indien  gij  u  niet  wilt 
verzetten  opdat  ik  het  wete. 

lYoorts  deel  ik  u  mede  dat  er  eenige  Bandjerezen  by  mij 
zijn  geweest  met  verzoek  om  geholpen  te  mogen  worden 
met  oorlogsbehoeften ;  —  ik  heb  aan  dat  verzoek  echter  niet 
voldaan,  daar  ik  uiterst  bevreesd  ben  dat  die  hulp  voor  my 
vergift  zal  zijn  —  en  buitendien  heb  ik  ook  geene  munitie 
in  bezit. 

»Ik  ben  over  de  komst  der  Bandjerezen  zeer  bezorgd,  en 
vrees  dat  deze  mij  een  pilenah  zal  bezorgen. 

>Wijders  deel  ik  u  mede  dat  ik  vernomen  heb,  dat  de  radja 
van  Pagattan  zich  in  uw  rijk  bevindt  en  aldaar  een  soort 
van  gezag  wil  uitoefenen;  wanneer  dit  berigt  waarheid  be- 
helst, dan  verzoek  ik  u  om  toch  aan  zijn  wensch  en  verzoek 
niet  te  voldoen,  daar  de  radja  van  Pagattan  ons,  die  ver- 
maagschapt  zijn,  naar  het  schijnt  schande  wil  bezorgen. 

»Mij  heeft  hij  reeds  eene  groote  schande  bezorgd ;  mijne 
woorden  kunt  gij  eerst  naauwkeurig  overwegen. 

lik  deel  u  verder  mede  dat  gij  uw  gevoelen  en  overwe- 
gingen ook  aan  Mohamad  Thahir  Maradja  bekend  kunt  maken, 
daar  hij  ook  tot  ons  vleesch  en  bloed  behoort ;  hij  is  voor 
mg  voeten,  handen,  oogen  en  ooren  (vertrouweling  en  spion) 
en  buitendien   kunnen  wij  hem  vertrouwen. 

»Ten  slotte  hoop  ik  dat  gij  uw  dienaar  Maradja  de  hulp 
zult  vrillen  verleenen,  die  door  hem  verlangd  mogt  worden, 
en  hem   over  zijne   verkeerde  handelingen  zult  vermanen; 


Digitized  by  VjOOQIC 


826 

ik  hoop  verder  dat  gij  hem  niet  als  een  handelaar  of  vreem- 
deling zult  behandelen ,  daar  hij  de  eenige  is  op  Passir  dien 
ik  kan  vertrouwen." 

8  Ramadlan  1278  (9  Maart  1862). 

Des  sulthans  beschikking,  aan  den  Ferdana  Mantri  gerigt, 
luidde  als  volgt: 

Na  de  inleiding. 

»WiJders  deel  ik  u  mede  dat  ik  van  den  sulthan  van  Pdssir 
een  brief  heb  ontvangen. 

]>Yan  het  daarin  voorkomende  m\  ik  niets  weten,  daarom 
is  het  beter  dat  u  bedoelden  brief  aan  den  assistent-resident 
aanbiedt.  Jegens  het  gouvernement  wil  ik  geenszins  ondank- 
baar en  wederspannig  wezen. 

f  leder  vorst,  wie  liet  ook  zij ,  die  tegen  het  gouvernement 
vijandig  is ,  is  ook  mijn  vijand." 

1  Doelkoedah  1278  (30  Mei  1862). 

Toen  de  assistent-resident  van  die  brieven  inzage  kreeg, 
twijfelde  hij  niet  aan  het  ernstige  voornemen  van  den  sulthan 
van  Psissir  om  in  openlijk  verzet  te  komen ,  en  zag  hij  er  uit 
dat  deze,  zich  alleen  onmagtig  gevoelende,  in  den  sulthan  van 
Koetei  een  bondgenoot  zocht.  Den  29*»  Mei  ontving  hij  een 
bezoek  van  Maradja,  den  overbrenger  des  briefs,  dien  hij 
als  een  vertrouwde  van  den  sulthan  en  tevens  als  gouveme- 
mentsgezind  persoon  reeds  vroeger  te  Passir  ontmoet  had. 

Uit  een  onderhoud  met  Maradja  werd  het  den  assistent- 
resident duidelijk  dat  de  sulthan,  door  verkeerde  raadgevin- 
gen van  pangerang  Mangkoe  en  Adjie  Koening,  en  bevreesd 
voor  een  militaire  expeditie,  zou  eindigen  met  de  partij  des 
opstands  te  omhelzen  en  de  wijk  te  nemen  naar  de  boven- 
landen. Pangerang  Mangkoe  had  daar  een  versterking  opge- 
worpen en  hield  de  bevolking  in  spanning,  ^erd  de  sul- 
than niet  door  hem   en  door  Adjie  Koening  weerhouden, 


Digitized  by  VjOOQIC 


327 

reeds  lang  zou  hij  te  Bandjer  geweest  zijn.  Maradja  ver- 
trouwde ,  dat  hij  nu  nog  geneigd  was  met  den  assistent  mede 
te  gaan,  wanneer  deze  zich  aanbood  hem  op  reis  naar  de 
hoofdplaats  te  vergezellen. 

Wetende  dat  in  een  netelig  oogenblik  een  stoutmoedige  hou- 
ding tegenover  inlandsche  vorsten  dikwijls  met  den  besten  uit- 
slag bekroond  wordt ,  vatte  Dahmen  het  voornemen  op  met  de 
Vecht  naar  Passir  te  gaan ,  een  kruisboot  op  sleeptouw  mede 
te  nemen  om  daarmede  de  Passirrivier  op  te  roeijen  tot  aan 
den  kraton ,  en  het  stoomschip  voor  de  bank  te  laten  liggen. 
Door  een  persoonlijke  ontmoeting  als  vriend ,  niet  als  gou- 
vernementsambtenaar, wilde  hij  een  laatste  poging  doen  om  den 
sulthan  tot  het  gaan  naar  Bandjer  te  bewegen. 

Den  4«>  Junij  op  de  reedte  van  Passir  gekomen,  ging 
Dahmen  op  de  kruisboot  over,  en  ontmoette  in  de  rivier- 
monding een  praauw,  waarmede  hadji  Aboe  Tahir  naar  boord 
voer.  Na  vruchtelooze  pogingen  om  den  sulthan  over  te 
halen,  wachtte  deze  reeds  negen  dagen  op  de  komst  der 
Vecht.  Dahmen  nam  hem  aan  boord  en  kwam  den  5"*  voor 
de  woning  van  den  sjabandar  te  Passir  ten  anker.  Geen 
Nederlandsche  vlaggen  werden  ditmaal  uit  de  huizen  gestoken ; 
de  bevolking  verwachtte  eerder  stoomschepen  met  troepen , 
om  de  vijandelijkheden  te  beginnen,  dan  een  vreedzaam  be- 
zoek. Maradja  en  Aboe  Tahir  begaven  zich  naar  den  kraton 
met  de  kennisgeving  van  Dahmen's  aankomst,  en  zijn  ver- 
zoek om  bij  den  sulthan  ontvangen  te  worden. 

Na  een  langdurig,  afzonderlijk  gesprek  met  Maradja,  zond 
de  sulthan  Dahmen  de  boodschap  dat  hij  vooraf  met  zijne 
aanverwanten  en  tloofden  wilde  spreken  en  daarna  hem  zoude 
ontbieden.  Later  uitgenoodigd  om  voor  den  sulthan  te  ver- 
schijnen ,  vond  Dahmen  bijna  de  geheele  bevolking  der  plaats 
bijeen. 

Ten  aanhoore  der  menigte  sprak  hij  toen  den  sulthan  toe , 
zeide  thans  als  vriend  het  woord  tot  den  vorst  te  voeren  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


828 

hem  goeden  raad  te  geven;  want  kwam  hij  als  ambtenaar» 
dan  zou  hij  niet  in  een  kruisboot  voor  den  kraton  zijn  ver- 
schenen. 

De  sulthan,  reeds  door  Maradja  onderrigt  van  denongun- 
stigen  uitslag  zijner  zending  naar  Koetei,  en  getroffen  door 
het  blijk  van  vertrouwen  door  Dahmen  gegeven,  sprak  lan- 
gen tijd  in  de  landtaal  met  zijne  tloofden,  scheen  verlegen 
en  kon  er  niet  toe  komen  een  antwoord  te  geven. 

Nu  sprak  Dahmen  de  vergaderde  Hoorden  toe  en  verzekerde 
hun,  dat  de  onwil  om  te  Bandjer  voor  het  Hoord  des  bestuurs 
te  verschijnen  voor  een  blijk  van  medepligtigheid  aan  den 
opstand  gehouden  werd;  dat  daarentegen  een  kortstondige 
tegenwoordigheid  van  den  vorst  te  Bandjer  genoeg  was  om 
hem  te  zuiveren  van  den  blaam  die  op  hem  rustte;  dat  hij 
niets  te  vreezen  had,  enz. 

Onder  de  heilige  gesprekken  die  daarop  volgden ,  vatte  de 
sulthan  eensklaps  de  hand  van  Dahmen  en  zeide  bereid  te 
zijn  met  hem  mede  te  gaan.  Hij  verlangde  slechts  een 
uitstel  van  tien  dagen.  Dahmen  wist  dit  tot  op  drie  te  bren- 
gen; de  rijksgrooten  stemden  er  in  toe,  nadat  zijde  belofte 
ontvangen  hadden  dat  don  sulthan  geen  leed  geschieden  en 
hij  na  10  dagen  te  Passir  terug  keeren  zou. 

De  drie  dagen  die  Dahmen  te  Passir  moest  wachten,  waren 
niet  van  de  aangenaamsten.  Het  trouwelooze  volk  dat  met 
leede  oogen  hun  vorst  zag  vertrekken,  kon  met  een  enkef 
woord  er  toe  gebragt  worden  om  den  weêrloozen  blanke 
die  de  oorzaak  van  dat  vertrek  was ,  uit  den  weg  te  ruimen. 
Was  toevallig  in  die  dagen  pangerang  MangkoeorAdjieKoe- 
ning  te  Passir  gekomen,  de  sulthan  zou  niet  vertrokken, de 
assistent-resident  in  een  benarden  toestand  geraakt  zijn.  Geen 
wonder  dat  Dahmen  ruim  adem  haalde,  toen  hij  met  den 
sulthan  en  gevolg,  door  50  praauwen  begeleid,  veilig  aan 
boord  van  de  Vecht  was. 

Toen  (den  11^  Junlj)  de  Vecht  op  de  reede  van  Paman 


Digitized  by  VjOOQIC 


S29 

Tjiogal  kolen  innam ,  bragt  pangerang  Moeda  Mohamad  Arip 
Illah,  Hoord  van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bangkalaan  den 
assistent-resident  een  bezoek.  De  sulthan  verzocht  bij  die 
gelegenheid,  den  pangerang  zijn  aanverwant  naar  Bandjer 
te  mogen  medenemen.  Daar  de  assistent  resident  het  wen- 
schelijk  achtte  dat  de  komst  van  den  sulthan  veel  opzien 
verwekte  en  zijn  gevolg  zoo  schitterend  mogelijk  was,  stond 
hij  dit  verzoek  gaarne  toe.  De  pangerang  niet  zijn  vrouw 
en  zeven  volgelingen  scheepten  zich  daarop  in. 

Den  42«  JuniJ  kwam  de  Vecht  te  Bandjer  aan.  Verspijck 
den  13"^°  van  een  inspectiereis  terugkeerende,  keurde  de 
handeling  van  den  assistent-resident  der  oostkust  goed  en 
liet  den  sullhan  weten  dat  hij  hem  den  volgenden  dag  zoude 
ontvangen.  Met  de  vereischte  plegtigheid,  doch  zonder  het 
saluut  dat  een  erkenden  sulthan  toekomt,  had  die  ontvangst 
plaats.  Te  oordeelen  naar  uiterlijk  en  taal  was  de  sulthan  een 
zeer  onbeduidend  persoon.  Welstaanshalve  werd  bij  de  eerste 
ontmoeting  niet  over  zaken  gesproken,  doch  overeengeko- 
men dat  de  sulthan  den  volgenden  dag  zou  terugkomen  en 
dan  alleen  vergezeld  zijn  van  zijn  zoon,  van  zijne  vertrouw- 
den, Maradja  en  Wa-Adam,  en  van  den  kiay  der  Bandjoas. 

Door  den  ceremoniemeester  Abdoel  Rachman  (den  25®°  Ju- 
ni}) binnengeleid,  legde  de  sulthan  eenige  vrees  aan  den  dag 
om  het  vertrek  binnep  te  treden  waarin  de  resident  de  bij- 
eenkomst wilde  houden.  Zijne  angstige  houding  noopte  den 
resident  hem  in  de  binnengalerij  te  ontvangen  en  hem  ge- 
rust te  stellen.  9De  sulthan  had  wel  gedaan  een  blijk  van 
gehoorzaamheid  te  geven  aan  de  Nederlandsche  regering 
en  ongelukken  te  voorkomen,  die  stellig  over  hem  en  zijn 
volk  uitgestort  zouden  zijn  als  hij  zich  niet  te  BandJ3r  ver- 
toond had.    Waarom  had  de  sulthan  zoo  lang  getalmd  ?"  — 

^VeXe  sterrgevallen  in  zijne  Tamille,  gebrek  aan  rijst,  vrees 
voor  den  staat  van  oorlog  waarin  Bandjermasin  zich  bevond, 
en  ook  het  verzet  van  het  volk  om  hem,  den  sulthan,  uit  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


830 

land  te  laten  gaan,  iets  dat  de  adat  verbood  en  dat  ooknog 
nimmer  had  plaats  gehad."  — 

fVoor  deze  maal  werden  die  verontschuldigingen  aangeno- 
men; want  door  zijn  tegenwoordigheid  gaf  de  sulthan  het  bewijs 
van  terug  te  keeren  op  den  goeden  weg  en  het  gezag  te 
eerbiedigen  van  den  vertegenwoordiger  van  den  gouverneur- 
generaal  van  Nederlandsch  Indië ,  waartoe  Passir  immers 
behoorde.  Het  gouvernement  wenschie  oorlog  te  vermijden 
met  zijne  eigene  onderdanen  en  streefde  er  naar,  om  hun 
welvaart  te  bezorgen.  Bleef  de  bevolking  van  Pdssir  voort- 
aan gehoorzaam,  zij  kon  op  de  grootmoedigheid  der  rege- 
ring rekenen;  hare  vroegere  misstappen  (zeeroof,  heulen  met 
den  vijand,  smokkelen,  enz.)  zouden  aan  onwetendheid,  aan 
een  misverstand  toegeschreven  worden."  — 

»A1  dat  kwaad,  beweerde  de  sulthan,  was  zonder  zijne 
toestemming  bedreven;  hij  was  er  geheel  onbekend  mede, 
hij  had  geen  magt  over  zijne  radja's ,  maar  voortaan  zou  hij 
er  beter  voor  waken."  — 

>En  de  brieven  aan  zijne  naburen  geschreven  om  met  ver- 
eende krachten  zich  tegen  de  Nederlandsche  regering  te 
verzetten,  waren  die  ook  buiten  zijn  voorkennis?  Als  de  sul- 
than onmagtig  was  om  zfjne  eigene  radja's  te  beteugelen, dan 
zou  het  gouvernement  hem  daarin  wel  ondersteunen," 

Liever  wilde  de  sulthan  met  eige»  middelen  de  orde  in 
zijn  rijk  handhaven  en  beloofde  beterschap. 

Ten  slotte  werd  den  sulthan  onder  het  ooggebragtdathij, 
noch  een  aanstelling  ontvangen  hebbende  van,  noch  een 
contract  gemaakt  met  het  gouvernement,  tot  nu  toe  op  een 
onwettige  wijze  aan  het  hoofd  van  het  Passirsche  rijk  had 
gestaan;  dat  hij  zich  dus  moest  beijveren  een  contract  met 
het  gouvernement  te  sluiten  gelijkvormig  aan  dat  hetwelk  met 
den  radja  van  Pagattan  was  aangegaan  en  door  de  hooge 
regering  te  Batavia  zelf  was  opgemaakt.  Had  hij  wijzigingen 
voor  te  stellen,  de  resident  zou  die  in  overweging  nemen; 


Digitized  by  VjOOQIC 


831 

doch  eerst  na  het  sluiten  van  een  contract  zou  hij  werkelijk 
als  sulthan  beschouwd  en  hem  de  eer  bewezen  worden,  die 
een  sulthan  toekwam. 

Één  punt  van  het  vroegere  contract  vond  de  sulthan  zeer 
bezwarend;  namelijk  de  verpligting  om  te  Bandjer  te  ver- 
schijnen. Die  bepaling  nu  was  nimmer  in  eenig  contract 
met  Passir  opgenomen  geweest.  In  art.  9  van  het  contract 
werd  alleen  gesproken  van  een  zending  naar  Bandjer  van 
twee  rijksgrooten  en  twee  voorname  handelaren.  Dat  de 
sulthan  zoo  weinig  daarmede  bekend  was,  gaf  wel  het  bewijs 
van  de  ontrouw  zijner  raadgevers,  die  hem  het  contract 
verkeerd  hadden  uitgelegd. 

De  sulthan  bekende  niet  te  kunnen  lezen  en  schrijven; 
persoonlijk  had  hij  de  contracten  niet  kunnen  nagaan. 

Hij  vroeg  of  hij  volgens  het  voorgestelde  contract  zijn 
eigene  mantras  mogt  aanstellen,  en  of  de  resident  in  dat  geval 
Maradja  en  Wa-Adam  die  hij  daartoe  voorstelde,  daarvoor  goed- 
keurde en  het  volk  van  Passir  hiermede  bekend  wilde  maken. 

De  resident  hiertoe  niet  ongenegen ,  zeide  hier  later  defini- 
tief over  te  zullen  beschikken ,  doch  raadde  den  sulthan  aan 
bij  de  behandeling  van  het  ontwerp-contract  bereids  den  raad 
dier  vertrouwden  en  van  pangerang  Abdoel  Rachman  in  te 
winnen. 

Daarna  werd  de  sulthan  met  de  gebruikelijke  pligtplegin- 
gen  naar  buiten  geleid  en  spoedde  deze  zich,  gelukkig  over 
den  goeden  afloop  der  zamenkomst,  huiswaarts. 

Juist  dien  dag  kwam  een  depêche  van  den  gouverneur- 
generaal  van  Nederlandsch  Indië  aan,  waarin  de  luitenant- 
Icolonel-resident  gemagtigd  werd  den  sulthan  van  Passir  den 
oorlog  te  verklaren. 

Maradja  en  Wa-Adam,  wien  het  aan  helder  oordeel  niet 
ontbrak  en  die  zich  bij  het  gouvernement  verdienstelijk  wil- 
den maken,  gebruikten  werkelijk  hun  invloed  om  den  sulthan 
tot  het  aangaan  van  het  voorgestelde  contract  te  bewegen 


Digitized  by  VjOOQIC 


889 

en  zoudea  daarin  ook  geslaagd  zijn,  zoo  niet  de  pangerang 
Moeda  al  zijne  welsprekendheid  gebruikt  had  om  den  sullhan 
van  de  onderteekening  terug  te  houden.  Die  pangerang  drong 
er  pp  aan  dat  het  vroeger  contract,  den25''''0ctober1844inet 
suUhan  Adam  van  Passir  gesloten,  tot  grondslag  zou  dienen 
voor  het  vernieuwde  en  gaf  zelfs  den  sulthan  in  overweging, 
of  het  niet  beter  was  slechts  een  contract  van  vriendschap 
te  sluiten. 

Indertijd  was  pangerang  Moeda  ter  beëediging  en  teekening 
een  acte  van  den  volgenden  inhoud  voorgelegd ,  gelijkluidend 
met  die  welke  door  den  gouvernements-kommissaris  op  25 
JuniJ  1860  vastgesteld  en  aan  de  Hoofden  van  Sembamban  en 
Batoe  Litjin  uitgereikt  was. 

»Ik  ondergeteekende  pangerang  Moeda  Mohamad  Ariep 
Illah,  benoemd  hoofd  van  de  gouvernementslanden  Bangka- 
laan,  Tjingal  en  Menoengoel,  beloof  plegtiglijk: 

V,  Het  gouvernement  van  Nederlandsch  Indië  als  mijn 
opperheer  en  de  door  hetzelve  over  mij  gestelde  magten  als 
mijne  overheid  allen  verschuldigden  eerbied  en  alle  gehoor- 
zaamheid en  hulp  te  bewijzen; 

2^  de  Nederlandsche  vlag  in  de  landschappen  Bangkalaan, 
Tjingal  en  Menoengoel  te  doen  waaijen; 

3«.  het  welzijn  des  volks  te  bevorderen,  het  met  regtvaar- 
digheid  te  besturen  en  den  vrede  met  de  aangrenzende  landen 
te  handhaven; 

ie.  den  handel,  de  sèheepvaart  en  nijverheid  te  bescher- 
men en  te  bevorderen; 

5«.  den  zeeroof  met  alle  magt  tegen  te  gaan ; 

6e.  den  slavenhandel  tegen  te  gaan  en  geen  invoer  van 
slaven  binnen  de  landschappen  Bangkalaan,  Tjingal  en  Me- 
noengoel te  gedoogen,  maar  hen,  die  zich  daaraan  schuldig 
maken,  aan  te  houden  en  aan  den  resident  der  Zuider-  en 
Ooster-afdeeling  van  Borneo  uit  te  leveren; 


Digitized  by  VjOOQIC 


888 

7^  aan  schepen  en  schipbreukelingen  op  de  kusten  van 
de  landschappen  Bangkalaan,  Tjingal  en  Menoengoel  in  nood 
vervallende,  hulp  en  bijstand  te  verleenen  en  mij  geen  hun- 
ner goederen  toe  te  eigenen,  noch  toe  te  laten  dat  mijne 
onderhoorigen  zich  die  toeëigenen; 

8«.  van  vreerade  mogendheden  of  vorsten  of  van  derzelver 
vertegenwoordigers  of  agenten  geene  brieven  of  geschenken 
aan  te  nemen,  noch  zendelingen  te  ontvangen ,  zonder  voor- 
kennis en  toestemming  van  den  resident  der  Zuider- en  Ooster- 
afdeeling  van  Borneo; 

9«.  niet  toe  te  laten,  dat  Europeanen  en  daarmede  gelijk 
gestelde  personen  zich  zonder  voorkennis  en  toestemming 
van  den  resident  der  Zuider-  en  Ooster-afdeeling  van  Borneo 
in  de  landschappen  Bangkalaan,  Tjingal  en  Menoengoel 
vestigen; 

iO«.  geene  toestemming  te  verleenen,  noch  toe  te  laten, 
dat  andere  dan  de  inheemsche  ingezetenen  van  de  land- 
schappen Bangkalaan,  Tjingal  en  Menoengoel  gronden  bin- 
nen die  landen  in  bezit  nemen,  dan  v^el  er  tot  ontginning 
van  mijnen  overgaan. 

Hebbende  ik  deze  verklaring  met  eede  bevestigd  en  ten 
blijke  daarvan  deze  acte  onderteekend." 

Onder  voorwendsel  dal  men  in  zijn  land  zeer  aan  oude  ge- 
bruiken hechtte,  had  pangerang  Moeda  bezwaren  gemaakt  en 
dringend  verzocht  om  op  denzelfden  voet  aangesteld  te  mogen 
worden  als  zijn  voorganger  Adji  Pati ,  door  den  kommissaris 
van  Weddik  op  den  10«*  Aprill 845 benoemd.  Verspijck ver- 
moedde toen  geen  onwil,  geloofde  werkelijk  dat  gehechtheid 
aan  den  adat  alleen  den  pangerang  tot  dat  verzoek  noopte,  en 
beloofde  hel  aan  den  gouverneur-generaal  voor  te  stellen. 

Thans  echter,  vernemende  dat  pangerang  Moeda  de  oor- 
zaak was  van  de  weigering  des  sulthans,  begreep  hij  dat 
de  adat  slechts  voorwendsel ,  maar  onwil  de  eigenlijke  drijf- 


Digitized  by  VjOOQIC 


834 

veer  van  des  pangerangs  verzoek  geweest  was.  Hij  herinnerde 
zich  de  doorslaande  bewijzen  van  dubbelzinnigheid  en  aan- 
matiging door  dien  pangerang  gegeven  (zie  pag.  227—232) 
toen  hem  de  onderwerping  van  Kassan's  bende  was  opgedra- 
gen. Door  thans  den  sullhan  te  doen  protesteren  tegen  het 
teekenen  van  een  nieuw  contract,  gaf  de  pangerang  op 
nieuw  een  blijk  van  tegenwerking,  van  zucht  tot  kwaadsto- 
ken,  van  ongehoorzaamheid. 

Dit  ging  te  ver;  't  was  noodzakelijk  geworden  den  pan- 
gerang met  meer  strengheid  te  behandelen  en  hem  tot 
zijn  pligt  te  brengen.  Daaruit  zou  de  sulthan  tevens  zien, 
dat  onwil  niet  geduld,  en  het  nieuwe  contract  geteekend 
moest  worden.  Dat  het  de  hooge  regering  meer  dan  ooit 
ernst  was  haar  gezag  over  de  leenheeren  op  de  Oostkust  te 
handhaven,  was  den  resident  gebleken  uit  een  depêche  van 
den' gouverneur-generaal  den  15*°  ontvangen,  waarbij  hij  ge- 
magligd  werd  tot  de  bestraffing  van  het  landschap  Passir 
over  te  gaan  en  den  sullhan  af  te  zetten,  indien  die  per- 
soonlijk schuldig  werd  bevonden  aan  het  bevorderen  van 
den  opstand. 

Bij  den  resident  ontboden ,  werd  pangerang  Moeda  in  tegen- 
woordigheid van  den  assistent-resident  van  Koetei  en  den  se- 
cretaris der  residentie,  op  strengen  toon  verweten,  dat  hij 
den  sulthan  slechten  raad  gaf  en  tegenhield  van  de  ondertee- 
kening  van  het  contract;  werd  hem  gewezen  op  het  gevaar 
waaraan  hij  zich  blootstelde;  op  de  onvoegzame,  onverschil- 
lige houding  die  hij  aannam  tegenover  den  vertegenwoor- 
diger van  de  Nederlandsche  regering,  aan  wien  hij  in  de 
eerste  plaats  gehoorzaamheid  verschuldigd  was.  De  resi- 
dent duldde  dit  niet;  de  resident  weigerde  niet  alleen  in  zijn 
verzoek  te  treden  om  aangesteld  te  worden  op  denzelfden 
voet  als  zijn  voorganger  Adji  Pati,  maar  vorderde  thans  dat 
hij  zich  onderwierp  aan  dezelfde  bepalingen  die  de  Hoofden 
van  Sembamban  en  Batoe  Litjin  tot  rigtsnoer  dienden.  Even 


Digitized  by 


Google 


S55 

ais  die  Hoofden,  moest  hij,  pangerangMoeda,  een  verklaring 
teekenen  en  die  beëedigen.  Wilde  hij  dit  niet,  dan  zou  een 
ander  tot  Hoofd  van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bangkalaan 
worden  aangesteld. 

Andermaal  beproefde  de  pangerang  uitvlugten  te  zoeken; 
bij  gaf  voor  het  rijkszegel  niet  bij  zich  te  hebben  en  te 
moeijelijk  den  eed  te  kunnen  afleggen.  De  tijd  van  misleiding 
was  echter  voorbij,  zijn  onwil  te  duidelijk.  De  resident 
gaf  hem  24  uren  beraad,  om  te  kiezen  tusschen  teekenen 
o[  afgezet  te  worden. 

Den  volgenden  dag  kwam  pangerang  Moeda  een  half  uur 
later  dan  het  bepaalde  uur  aan  het  residentiegebouw  en  trad 
in  vrij  oneerbiedige  en  onverschillige  houding  voor  den 
resident,  den  assistent-resident  vanKoetei,  den  secretaris  der 
residentie  en  den  hoofd-djaksa.  Toen  de  resident  hem  het 
onvoegzame  van  zijn  gedrag  onder  het  oog  bragt,  verwaar- 
digde hij  zich  ter  naauwernood  een  woord  tot  verontschul- 
diging te  spreken. 

Andermaal  werd  hem  nu  verklaard  dat  hij  de  instructie 
moest  teekenen  en  beëedigen  of  die  geheel  verwerpen;  in 
het  laatste  geval  zouden  er  andere  maatregelen  met  zijn 
landschap  genomen  worden.  Van  die  instructie  mogt  niet 
afgeweken  worden,  de  hooge  regering  duldde  dat  niet;  die 
instructie  was  nagenoeg  dezelfde  als  die  zijn  vader  van  den 
kommissaris  van  Weddik  had  ontvangen;  alleen  waren  de 
onduidelijkheden  er  in  opgehelderd,  de  leemten  aangevuld; 
dezelfde  milde  beginselen  waren  er  in  weggelegd. 

Pangerang  Moeda  bleef  evenwel  onverzettelijk;  hij  verlangde 
een  contract  gelijk  aan  het  oude.  Allen  eerbied  uit  het  oog 
verliezende,  sloeg  hij  op  de  tafel  en  opperde  zelfs  de  vraag 
of  zijn  landschap  wel  aan  het  gouvernement  behoorde  en 
niet  het  eigendom  zijner  ouders  was. 

Ofschoon  zijne  verregaande  oneerbiedigheid  in  houding, 
gebaren    en    woorden    een   strenge    teregtwijzing  verdien- 


Digitized  by  VjOOQIC 


886 

de,  trachtte  de  resident  met  het  grootste  geduld  dea 
pangerang  van  zijne  dwaling  terug  Ie  brengen,  en  herinnerde 
hem  aan  de  onwettige  wijze  waarop  hij  indertijd  zich  het 
bestuur  van  het  landschap  Tjingal ,  Menoengoel  en  Bangkalaan 
had  aangematigd.  Immers  van  het  overiijden  zijns  vaders 
was  der  regering  geen  kennis  gegeven ,  en  geheel  eigendun- 
kelijk had  hij,  pangerang,  zich  van  hel  bestuur  meester  ge- 
maakt. Een  en  een  half  jaar  had  hij  laten  voorbijgaan  alvo- 
rens te  voldoen  aan  de  oproeping  om  voor  het  Hoofd  van  het 
gewest  te  verschijnen;  hij  had  met  den  vijand  geheuld  en 
het  was  hem  vergeven  geworden.  Van  de  zijde  van  het 
gouvernement  was  steeds  de  meeste  grootmoedigheid  betoond. 

De  pogingen  van  den  resident  waren  echter  vruchteloos 
en  leden  ten  eenenmale  schipbreuk  op  de  ijzeren  stijfhoof- 
digheid waarmede  de  pangerang  weigerde  aan  zijn  verlangen 
te  voldoen.  Zonder  zegel,  zonder  de  voornaamsten  van  zijn  land 
te  hebben  geraadpleegd,  heette  het,  kon  hij  nietsdoen.  Hij 
wilde  geen  contract  teekenen  waardoor  zijne  onafhankelijk- 
heid beperkt  werd. 

Om  het  uiterste  te  beproeven,  gafde  resident  hem  nog  een 
half  uur  tijd  tot  beraad  en  liet  hem  alleen  met  den  assistent- 
resident  van  Koetei,  in  de  hoop  dat  deze  hem  tot  betere 
gedachten  zou  brengen;  doch  toen  hij,  in  de  vergaderzaal 
terugkomende,  den  pangerang  even  stijfhoofdig  vond,  was  hij 
verpligt  hem  in  zijne  betrekking  te  schorsen  en  >wegens 
ongehoorzaamheid  aan  zijn  opperheer  de  Nederlandsche  re- 
gering" te  gelasten  dat  hij  zich  niet  van  Bandjer  mogt  ver- 
wijderen. 

Pangerang  Moeda ,  volle  neef  van  den  sulthan  van  P^ssir 
en  zwager  van  den  radja  van  Pagattan ,  bleef  onder  het  oog 
der  politie  tot  zijne  inscheping  op  de  Admiraal  van  Kings- 
bergen,  waarmede  hij  onder  geleide  van  den  adjudant-on- 
derofficier de  Reussy  naar  Soerabaya  werd  overgebragt.  Zijne 
tegenwoordigheid  op  Bomeo  zou  de  zoo  duur  gekochte  rust 


Digitized  by  VjOOQIC 


387- 

in  gevaar  brengen;  daarom  stelde  de  resident  het  gouver- 
nement voor,  den  pangerang  voorloopig  in  een  binnen-resi- 
dentie  op  Java  verblijf  te  doen  houden  en  hem  een  maand- 
geld tot  zijn  onderhoud  toe  te  leggen.  Zijn  vrouw,  de  ratoe 
Itfoeda,  vergezelde  hem  vrijwillig  en  ontving  een  bewijs- 
schrül,  waarbij  haar  vergund  werd  des  verkiezende  naar 
Borneo  terug  te  keeren. 

Het  strenge  voorbeeld  aan  pangerang  Moeda  gesteld,  had 
op  den  sulthan  van  Passir  een  heilzaroen  invloed.  Niet  meer 
onder  den  invloed  zijner  slechte  raadgevingen,  verklaarde 
bij  zich  bereid  het  contract  te  teekenen.  Den  22«"  Junij 
vereenigden  zich  alle  officieren  der  land-  en  zeemagt  en 
alle  ambtenaren  aan  het  residentiehuis ,  en  verdrong  de  be- 
volking van  Bandjermasin  zich  daar  buiten.  Ten  elf  ure  ver- 
scheen de  sulthan  met  zijn  rijksgrooten  en  gevolg.  Der  verga- 
derde menigte  werd  het  doel  der  bijeenkomst  bekend  gemaakt, 
daarna  het  contract  voorgelezen ,  gezegeld  en  beëedigd.  On- 
der het  spelen  van  het  Nederlandsch  volkslied  en  een  saluut 
van  13  schoten,  ontving  de  sulthan  op  de  meest  plegtige 
wijze  zijne  aanstelling  en  werd  de  erkenning  van  den  sul- 
than daar  buiten  afgekondigd.  Zigtbaar  voldaan  keerde 
hij  met  zijne  praauw  huiswaarts  (bij  den  ronggo)  en  werd, 
toen  hij  de  Vecht  voorbijvoer,  andermaal  met  H  eere- 
schoten  begroet.  Zeer  tevreden  over  den  afloop  der  zaken, 
verliet  de  sulthan  's  anderendaags  in  de  beste  stemming  de 
hoofdplaats  en  keerde  met  de  Vecht  naar  zijn  rijk  terug. 
De  assistent-resident  van  Koetei  vergezelde  den  vorst  op  zijn 
terugreis  en  verkondigde  het  volk  van  Passir,  dat  de  sulthan 
van  het  dwaalspoor  was  teruggekeerd  en  de  gelofte  gedaan 
had  voortaan  in  vriendschap  en  gehoorzaamheid  met  het 
gouvernement  te  zullen  leven. 

Tot  Hoofd  van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bangkalaan  werd 
benoemd  de  trouwe  pangerang  Sherif  Hassim.  Gevolgd 
door  zijne   Linganezen,   en  begeleid  door  de  Roy   van  Zui- 

U.  22 


Digitized  by  VjOOQIC 


338 

dewijn  met  75  bajonetten  en  een  stuk  geschut,  vertrok  hij 
den  27^"  Junij  per  Gelebes  naar  zijn  nieuw  gebied.  De  as- 
sistent-resident van  Koetei  had  in  last  hem  te  installeren, 
de  familie  van  pangerang  Moeda  naar  Bandjermasin  op  te 
zenden  en  slechts  in  de  uiterste  noodzakelijkheid  gebruik 
ie  maken  van  de  militaire  magt. 

Zooals  te  verwachten  was,  liep  de  installatie  van  het  nieuwe 
Hoofd  zonder  botsing  af.  De  Gelebes  en  de  Vecht  van  Passir 
terugkomende,  lieten  in  de  Kloempangbaai  het  anker  vallen 
en  namen  een  gewapenden  schoener  van  pangerang  Moeda 
in  beslag,  om  te  beletten  dat  kwaadwilligen  er  party  van 
trokken  en  om  het  later  aan  den  eigenaar  terug  te  geven.  Het 
berigt  dat  de  pangerang  in  onmin  met  het  gouvernement 
was  gekomen,  was  die  schepen  reeds  vooruit  gegaan;  geen 
wonder  dus  dat  bij  het  verschijnen  van  twee  oorlogsvaar- 
tuigen en  een  militaire  magt ,  de  bevolking  uit  de  kampongs 
vlugtte  en  ratoe  Intan,  pangerang  Moeda*s  moeder,  op 
Poeloe  Nangka  de  wijk  nam.  De  assistent-resident  en  Adjie 
Madoera,  het  Hoofd  van  Tjantong,  waren  evenwel  nog  geen 
twee  dagen  aan  wal,  of  de  ratoe  en  de  bevolking  waren 
gerust  gesteld  en  naar  hunne  woningen  teruggekeerd. 

Ratoe  Intan,  dochter  van  Adjie  Djawa  vroeger  Hoofd  van 
Tanah  Boemboe,  en  weduwe  van  pangerang  Agong,  ouderen 
broeder  van  den  tegenwoordigen  sulthan'van  Passir,  had  reeds 
bij  het  leven  van  haar  echtgenoot  het  bestuur  van  Tjingal, 
Menoengoel  en  Bangkalaan  in  handen  gehad.  Ook  na  zijn  over- 
lijden bleef  zij  min  of  meer  de  teugels  in  handen  houden,  hoewel 
haar  zoon  pangerang  Moeda  zijn  vader  was  opgevolgd.  Door 
haar  verstand,  hooge  afkomst  en  verwantschap  aan  de  meeste 
vorstenhuizen  der  Oostkust,  oefende  zij  bovendien  zooveel 
invloed  uit  over  de  Hoofden  van  Tjantong  en  Sampanahan, 
dat  deze  niets  ondernamen  zonder  haar  eerst  geraadpleegd 
te  hebben.  Ratoe  Intan  was  de  werkelijke  Koningin  van 
Tanah  Boemboe.    Hare  verwijdering  van  de  Oostkust  achtte 


Digitized  by  VjOOQIC 


839 

de  assistent-resident  dus  volstrekt  noódig.  Hij  wist  haar  te 
bewegen  onder  zijn  geleide  naar  B  andjermasin  te  gaan  en  ver- 
giffenis te  vragen  voor  het  wangedrag  haars  zoons;  vooraf 
zou  zij  echter  de  installatie  van  Sherif  Hassim  bijwonen. 
Deze  plegtigheid  had  den  11«°  Jullj  plaats  in  hare  tegen- 
woordigheid en  in  die  van  de  voornaamste  ingezetenen  van 
Bangkalaan.  Adjie  Madoera  en  pangerang  Mangkoe,  Hoofden 
Yan  de  naburige  rijken  Tjantong  en  Sampanahan  ,  beloofden 
den  pangerang  Sherif  Hassim  hulp  en  bijstand. 

Beiden  scheepten  zich  den  volgenden  dag  met  ratoe  Intan 
en  hare  kinderen  op  de  Vecht  in,  want  beiden  waren  tot 
nu  toe  in  gebreke  gebleven  te  Bandjer  te  verschijnen.  >Pan- 
gerang  Moeda  had  hen  daarvan  teruggehouden;  doch  nu 
pangerang  Moeda's  invloed  ophield,  waren  zij  bereid  aan  hunne 
verpügting  als  leenvorst  te  voldoen."  Pangerang  Moeda's  ont- 
trooning had  blijkbaar  een  grooten  indruk  gemaakt  en  de 
vorsten  der  Oostkust  tot  meerdere  gehoorzaamheid  gestemd. 

Den  dag  na  de  aankomst  der  Vecht  te  Bandjer  (16  Jullj) 
ontving  de  resident,  ratoe  Intan  en  de  Hoofden  van  Tjantong 
en  Sampanahan  ten  gehoore.  Aan  het  verzoek  der  vorstin,  dat 
pangerang  Moeda  in  zijne  waardigheid  mogt  worden  hersteld , 
kon  hij  niet  voldoen ;  buitendien  was  het  gebeurde  den  land- 
voogd reeds  medegedeeld.  Toen  de  beide  Hoofden  na  hunne 
onderwerping  naar  de  Kloempangbaai  terugstoomden ,  bleef 
ratoe  Intan  te  Bandjer  achter,  waar  zij  overeenkomstig  haren 
vorstelijken  rang  behandeld  werd. 

De  ligging  van  het  landschap  Tjingal,  Menoengoel  en  Bang- 
kalaan, door  Sampanahan  in  twee  deelen  gescheiden,  maakte 
het  noodzakelijk  om  de  voorstelling  van  pangerang  Sherif 
Hassim  ook  in  de  kampongs  Tjingal  en  Menoengoel  te  doen 
plaats  hebben.  Na  het  vertrek  der  Vecht,  stoomde  daarom 
de  Celebes  derwaarts  en  bereikte  den  15"  Julij  de  met 
klippen  bezaaide  Ramoeanbaai.  's  Anderendaags  begaven  de 
assistent-resident,  de  kapitein  de  Roy    van  Zuidewijn    en 


Digitized  by  VjOOQIC 


3^0 

Sherif  Hassim,  zich  per  kruisboot  naar  Tjingal,  de  groot- 
ste kampong  van  Tanah  Bóemboe.  Eenige  der  voornaamste 
ingezetenen  kwamen  onmiddelijk  den  assistent-resident  ver- 
welkomen; de  schorsing  van  pangerang  Moeda  was  hun  reeds 
bekend.  De  groeten  en  het  volk  werden  tot  een  vergade- 
ring opgeroepen,  doch  pangerang  Tjitra,  geraagtigde  van 
Moeda ,  verscheen  niet.  Twee  dagen  vroeger  was  hij  naar 
de  binnenlanden  vertrokken;  de  plaats  waar  hij  zich  bevond 
werd  zoo  onzeker,  de  afstand  dier  plaats  van  de  kust  zoo 
verschillend  opgegeven,  dat  de  assistent-resident  een  op- 
zettelijke verwijdering  vermoedende ,  de  installatie  zonder 
pangerang  Tjitra  (den  17«°  Juiy)  liet  plaats  hebben.  De 
overname  van  het  bestuur  geschiedde  evenwel  niet  zonder 
protest  der  Hoofden;  doch  toen  Sherif  Hassim  een  tjap 
van  ratoe  Intan  vertoonde,  die  het  bevel  bevatte  om,  in 
afwachting  der  beschikking  van  den  resident  omtrent  haar 
zoon,  pangerang  Sherif  Hassim  als  tijdelljken  waarnemer 
van  het  bestuur  te  erkennen,  waren  alle  bezwaren  uit  den 
weg  geruimd.  Bekend  met  den  invloed  van  ratoe  Intan, 
had  Sherif  Hassim,  zonder  voorkennis  van  den  assistent- 
resident, dat  stuk  van  haar  weten  te  verkrijgen. 

Het  bestuur  van  pangerang  Tjitra  had  zich ,  even  als  dal 
van  pangerang  Moeda,  door  groote  willekeur  gekenmerkt; 
zijne  magt  en  de  zwakheid  der  Hoofden  van  Tjantong  en 
Sampanahan  werden  over  de  geheele  Tanah  Boemboe  gevoeld. 
De  bevolking  bekende  openhartig  dat  zij  de  afpersingen 
moede  was  en  een  verandering  van  bestuur  met  blijdschap  zag. 

Sherif  Hassim  stelde  zijn  neef  Sherif  Alie  tot  zijn  geraag- 
tigde te  Tjingal  aan  en  liet  hem  met  tien  Linganezen  achter; 
nadat  Tjitra  nogmaals  opgeroepen  was  om  binnen  drie  dagen 
te  verschijnen,  stoomde  de  Vecht  naar  het  onbeduidende  Me- 
noengoel,  waar  de  bevolking  den  pangerang  als  haar  wettig 
Hoofd  aannam. 

Daarna  deed  de  Vecht  een  vergeefsche  poging  om  de  snel- 


Digitized  by  VjOOQIC 


341 

strooroende  Sampanahanrivier  tot  aan  den  kampong  van  pan- 
gerang  Mangkoe  op  te  varen.  Te  Sampanahan  hoorde  men 
nog  meerdere  klagten  over  de  aanmatigingen  vanpangerang 
Moeda.  Eenige  maanden  vroeger  had  hij  zich  derwaarts  be- 
geven om  pangerang  Mangkoe  te  dwingen ,  ten  zijnen  voor- 
deele  afstand  van  het  gebied  te  doen ;  alleen  aan  een  ern- 
stige ongesteldheid  die  hem  di&r  plotseling  overviel ,  was 
bel  te  dankpn  dat  hij  zijn  voornemen  niet  ten  uitvoer  bragt. 
Hij  had  Mangkoe  Adjie  Madoera  evenwel  gezegd  >dat  hij  bij 
bet  eerstvolgende  bezoek  te  Bandjer  het  noodige  zou  doen 
om  beiden  hunne  rijken  te  ontnemen ;  aan  invloed  om  zijn 
doel  te  bereiken  ontbrak  het  hem  niet.'' 

Den  22^°  werden  Poeloe  Nangka  en  Taboean  aangedaan  en 
de  kolenontginningen  aan  SherifHassim  overgegeven.  Van  daar 
naar  Kloempang  stoomende,  vernam  men  dat  Mohamad  Taha, 
het  trouwe  Hoofd  van  Batoe  Litjin,  door  een  ongelukkig  toeval 
verdronken  was  (zie  pag.  355).  Men  stoomde  onmiddelijk 
derwaarts  om  het  bestuur  te  regelen  en  vond  de  rust  niet 
gestoord;  de  radja  van  Pagattan  had  het  bestuur  voorloo- 
pig  op  zich  genomen  en  werd  daarin  tijdelijk  bevestigd. 

Daarna  keerde  de  Celebes  naar  Bandjer  terug ;  de  Vecht, 
versterkt  met  20  bajonetten  onder  luitenant  Berg,  bleef  op 
de  oostkust  om  nog  een  bezoek  te  Koetei  te  maken. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XX. 


lehman'b  laatstb  pogingen  tot  opstand  vebijdeld.  — togt 
der  kolonne  van  bennbkom  in  het  gebbrqtb.  —  za- 
mbnge6teldb  manobuybb  van  drib  kolonnes.  —  ahin 
oelah  uit  zijn  schuilhoek  tb  bobkit  hauk  ybe- 
dreven.  —  toestand  der  bevolking  van  doe- 
soen. —  vruchtblooze  jagt  op  goesti 

KASSAN'S  BENDE.  —  DE  HOOFDEN  VAN 

TJANTONG     EN    SAMPANAHAN   TB 

6ANDJER. 

Had  Hidayat's  onderwerping  het  moreel  der  partij  des  op- 
stands  voor  goed  geknakt ,  door  de  politieke  handelii^en  op 
de  oostkust  waren  hare  materiëele  hulpbronnen  gesloten. 
Was  de  bevrediging  van  Bandjermasin  niet  denkbaar,  zoolang 
Hidayat  ook  slechts  in  naam  aan  het  hoofd  des  opstands  stond, 
even  onmogelijk  was  het  zijne  strijdbende  weerloos  te  maken, 
voor  dat  de  vorsten  aan  de  oostkust  tot  hun  pligt  waren  ge- 
bragt.  Met  Hidayat  verdween  de  zinsbegoocheling,  de  heilige 
dweepzucht,  de  geestdrift,  de  oorzaak  van  den  krijg;  door  het 
neutraliseren  der  oostkust  werden  de  slagaderen  afgesneden 
waardoor  de  krijg  gevoed  werd.  Het  vraagstuk :  >wanneer 
die  bloedige  krijg  op  Bomeo  een  einde  zou  nemen'*  was 
dus  hare  oplossing  nabij.  Men  was  het  eindtijdperk  inge- 
treden. Dat  er  nog  gestreden  moest  worden,  dat  er  nog  bloed 


Digitized  by  VjOOQIC 


343 

ZOU  vloeijen,  leed  geen  twijfel.  Niet  plotseling  komt  een  volk 
uit  een  staat  van  hevige  overspanning  tot  kalmte;  niet 
op  eenmaal  gewennen  de  spieren,  die  zoolang  het  zwaard 
hanteerden ,  aan  werkeloosheid ;  lang  nog  trillen  de  zenuwen 
van  een  geschokt  gemoed.  De  taak  was  derhalve  nog 
niet  geheel  voleindigd,  doch  het  zwaarste  bereids  volbragt. 
Nog  slechts  een  korte  wijl  op  den  sedert  drie  jaar  betreden  weg 
voortgegaan,  hetzelfde  beleid,  dezelfde  geestkracht  aan  den  dag 
gelegd  en  de  Bandjersche  krijg  behoorde  tot  de  geschiedenis. 
Dat  demang  Lehman  en  Amin  Oeiah  alles  in  het  werk 
zouden  stellen  om  de  nog  aanwezige  krachten  tot  het  vol* 
houden  van  den  krijg  te  besteden  en  —  nu  zij  zich  zelven 
den  weg  tot  genade  hadden  afgesneden  —  niet  meer  zouden  rus- 
ten voor  dat  alle  hulpmiddelen  uitgeput  waren,  ook  dit  was  te 
wachten.  Wij  zagen  hoe  zij  van  oord  tot  oord  verdreven « 
eindelijk  in  het  distrikt  Balangan  de  gemoederen  aan  het 
gisten  wisten  te  brengen  en  door  valsche  tjaps  of  door  be- 
dreigingen een  gedeelte  der  bevolking  de  wapenen  deden  op- 
vatten. Wij  zagen  tevens  dat  de  luitenant-kolonel  chef  der 
expeditie  zich  in  persoon  naar  Amoenthay  begaf  en  met  de 
hem  eigene  voortvarendheid  de  troepen  in  het  veld  bragt, 
om  de  eerste  kiemen  van  nieuwe  vijandelijkheden  met  kracht 
te  onderdrukken. 

Kapitein  Bennekom  was  den  25«»  Junij  weder  uitgerukt 
(zie  pag.  317)  en  betrok 's  avonds  het  bivak  te  Awayan,  dat  in 
haast  door  de  bewoners  was  verlaten.  Den  volgenden  dag 
marcheert  hij  verder  en  neemt  uit  den  kampong  Bantam  een 
gids  mede.  Ter  naauwemood  heeft  hij  dien  kampong  hon- 
derd pas  achter  zich ,  of  de  gids  maakt  amok ,  verwondt 
korporaal  Hobricker,  en  wordt  daarna  zelf  afgemaakt.  Een 
aantal  schoten  valt  bijna  tegelijkertijd  uit  het  bosch,  doch  zon- 
der verder  gevolg.  Op  het  volgend  bivak  aan  den  voet  van  den 
berg  Tambang  wordt  men  weder  uit  de  verte  beschoten.  Dat 


Digitized  by  VjOOQIC 


344 

de  vijandelijkheden  toenemen,  naar  mate  men  verder  komt, 
blijkt  den  ^1"^,  toen  men  van  den  afinarsch  ar,  langs  den 
geheelen  weg  naar  Goenong  Batoe  lilla's  en  geweren  hoorde 
knallen.  Even  na  het  middaguur  kwam  een  kleine  bende 
met  geweren  gewapend  in  het  gezigt,  hield  stand  en  werd 
door  Backerus  over  de  rivier  gejaagd.  Aan  den  overkant 
het  vuur  onderhoudende ,  werd  zij  daar  door  van  Bennekom 
verdreven.  Drie  manschappen  werden  gewond.  Het  bivak 
op  den  Goenong  Batoewas  werd  door  vijanden  omringd ; 
een  koelie  die  water  haalde,  bij  het  overtrekken  eener 
rivier  dood  geschoten.  De  kolonne  vond  den  volgenden  mor- 
gen veel  tegenstand;  nadat  men  echter  den  vijand  met 
kracht  verdreven  had,  ging  het  verder  naar  Dadap.  Kampong 
Langkap  was  verlaten;  een  verkenningspatrouille  onder 
Quack  stootte  op  de  geheele  vijandelijke  magt  ongeveer  300 
man;  van  Bennekom  snelt  de  patrouille  te  hulp,  drijft  de 
bende  met  verlies  van  7  dooden  en  een  aantal  gewonden 
uiteen,  en  vervolgt  haar  in  het  gebergte.  Sergeant  Wetzel 
wordt  ernstig  gewond;  'gvijands  kampement,  met  zoo  veel 
zorg  aangelegd,  verbrand,  en  te  Langkap  overnacht. 

Door  het  overtrekken  van  een  aantal  rivieren,  en  door 
de  aanhoudende  slagregens  hadden  zoowel  de  munitiën  als 
de  levensmiddelen  veel  geleden ;  nu  de  vijand  verdreven  was 
en  het  aantal  zieken  bij  de  kolonne  toenam,  besloot  van 
Bennekom  den  30«"  Junij  tot 'den  terugmarsch  over  Balan- 
gan  naar  Pringin. 

De  kolonne  werd  door  de  volgende  dagorder  beloond. 

>Nadat  de  muitelingen  onder  demang  Lehman ,  Amin  Oelah, 
Djalalana  en  Karta  Negara ,  in  de  maanden  Mei  en  Junij 
door  de  onvermoeide  en  rustelooze  troepen  uit  AUei  en 
Amandit  waren  verjaagd,  trokken  zij'  terug  naar  de  boven- 
landen van  Petap,  waar  zij  zich,  door  het  moeijelljk  terrein 
beschermd,  in  veiligheid  achtten. 


Digitized  by  VjOOQIC 


345 

)0p  den  25^"  Junij  rukte  een  kolonne  van  4  officieren ,  1 
officier  van  gezondheid ,  80  bajonetten  en  eenige  regentstroe- 
pen onder  den  kapitein  van  Bennekom  uit  Pringin  op,  om 
den  vijand  in  het  steile  gebergte  op  te  zoeken  en  te  tuchti- 
gen. Van  Goenong  Tampang  tot  aan  Langkap,  beproefden 
de  muitelingen  ons  tegen  te  houden ;  doch  al  hunne  pogm- 
gen  baatten  niet.  In  weêrvnl  van  het  voor  hen  zoo  gunstig 
terrein,  van  hunne  driemaal  sterkere  magt,  van  het  aanhou- 
dend vuur  en  van  de  vermoeijenissen  waarmede  de  onzen 
bij  zeer  slecht  weder  te  kampen  hadden,  werd  de  vijand  op 
den  26«>,  27«»  en  28«°  Junij  overal  verjaagd ,  en  d&ér  waar 
hij  meer  ernstig  poogde  stand  te  houden ,  als  te  Goenong 
Batoe  en  bij  Boekit  Datap,  met  groot  verlies  geslagen.  Bij 
Langkap  werd  zijn  kampement  gevonden  en  vernield. 

>Deze  schoone  uitkomsten  zijn  te  danken  aan  het  overleg  en 
het  doortasten  van  den  aanvoerder,  aan  het  beleid,  den  moed 
en  de  volharding  zijner  officieren  en  manschappen. 

»Ik  betuig  hun  allen  daarvoor  mijn  dank.'' 

De  luitenant-kolonel,  kommandant  enz. 

VERSPIJGK. 

Eenige  dagen  later  bengtte  men  dat  een  500tal  muitelin- 
gen onder  Mad  Said  en  Mad  Alie  bij  Rantau  Kapies  aan  den 
oorsprong  der  Balangan  stond,  en  dat  Amin  Oelah  en  Lehman 
met  70  man  in  de  bovenlanden  van  Tjantong  waren  terug- 
getrokken. Bereids  waren  alle  beschikkingen  genomen  om  een 
gecombineerden  togt  naar  Rantau  Kapies  te  ondernemen, 
toen  men  den  10«  Julij  vernam  dat  de  vijand  in  de  be- 
vriende kampongs  Awayan  en  Poeloe  Koeson  was  gevallen 
en  dat  de  kampongs  Pandem  en  Tjampang ,  een  uur  boven 
Awayan,  's  vijands  zijde  hadden  gekozen.  Nu  werd  er  bepaald 
dat  (den  14^  Julij)  van  der  Hurk  met  een  kolonne  van  Ta- 
balong  oprukkende,  den  vijand  aan  de  Boven-Balangan  zoude 
opzoeken ;  en  dat  Eicbelberg  met  een  tweede  kolonne  van  Prin- 


Digitized  by  VjOOQIC 


846 

gin  langs  de  Petaprivier  tot  Dadap  zou  marcheren,  waar  een 
derde  kolonne  onder  van  der  Heijden  van  AUei  opgerukt , 
insgelijks  zou  aankomen.  —  Al  dadelijk  ging  (10  July)  van 
Barabei-ie  een  bevolkingspatrouille  naar  Dadap  en  Minday, 
om  den  vijand  te  beletten  in  Allei  te  vallen. 

De  combinatie  viel  gunstig  uit.    Van  der  Hurk  kv^am  den 
17^  Julij  te  Moeara  Halong  en  marcheerde  zonder  vijand  te 
zien   over  kampong  Baroe  tot  nabij  Penjambaran,  waar  hij 
positie  nam.    Eichelberg  bivakkeerde   den  14^  te  Awayan 
en  werd  bij  zijn  aankomst  op  het  bivak  en  gedurende  den 
nacht  door  geweerschoten  verontrust.    Den  15«°  verdreef  hij 
den  vijand  achtereenvolgens  uit  Pandem  en  Tjampang,  trok 
verder   door  tot   soengej  Tjampang,  het  verblijf  van  p^n- 
bekkel   Gamar,   verbrandde  dit  met   den  aanwezigen  voor- 
raad padie  en  sloeg  even  voorbij  Singkalang  het, bivak  op. 
Gedurende  den  geheelen  dag  werd  hij  uit  de  verte  bescho- 
ten, doch  zonder  eenig  verlies  te  lijden.  Steeds  onder 's  vij- 
ands  vuur  ging  hij   den    16^  over  Dadap  naar  Langkap ; 
soms    wachtte    de    vijand    bij    een    kronkeling    van   den 
weg  hem   af  tot   op    een  afstand   van  tien  pas,   doch   de 
haast  waarmede  de  vuurwapens  afgeschoten  werden,  maakte 
zijn  vuur  onschadelijk.  Daarentegen  getuigden  talrijke  bloed- 
sporen ,  dat  het  vuur  der  kolonne  meer  uitwerking  deed.  Den 
17«  vertoefde  men  te  Langkap  om  de  kolonne  van  der  Hei)- 
den  uit  Allei  af  te  wachten ;  patrouilles  doorkruisten  den  om- 
trek.   Weldra  verkondigt  een  levendig  geweervuur  de  nade- 
ring eener  kolonne.  't  Is  van  der  Heijden  die  den  vijand  voor 
zich  uit  jaagt ;  deze  werpt  zich  in  de  armen  van  den  1«°  lui- 
tenant-adjudant  Hennus ,   die  hem  met  een  patrouille  is  ie 
gemoet  gegaan  en  hem  nu  met  zulk  een  vernielend  salvo  ont- 
vangt, dat  hij  met  groot  verlies  uiteen  stuüt  entweedooden 
achterlaat.    Van  der  Heijden  had  alleen  den  laatsten  dag  vi|- 
andelijkheden  ondervonden. 
Den   18*"   scheidden  de   kolonnes   zich  weder.    Van  der 


Digitized  by  VjOOQIC 


347 


den  bleef  dien  dag  nog  te  Langkap  om  den  omtrek  te 
zuiveren,  en  keerde  den  W^  naar  Barabei*ie  terug. 

Eicbelberg  vernemende  dat  Tabalong  door  eenige  vijan- 
den verontrust  werd,  rigtte  zijne  schreden  naar  Penjam- 
baran  en  stelde  daardoor  van  der  Hurk  in  de  gelegenheid 
naar  Tabalong  terug  te  keeren. 

Van  der  Hurk  over  Soengej  Ratong  gaande,  wisselde  aan- 
houdend schoten  met  den  vijand  en  kreeg  daarbij  twee 
ligtgewonden.  Te  kampong  Baroe  nabij  Penjambaran  trof 
hij  (den  20<°)  van  der  Hurk  aan  benevens  den  regent  van 
Amoenthay  met  een  gewapend  gevolg.  Vereenigd  hielden 
beide  kolonnes  daar  een  paar  dagen  stand  en  patrouil- 
leerdea  het  terrein  af.  Vijf  Dayaks  die  gevangen  werden 
genomen ,  deelden  mede  dat  Amin  Oelah  en  Lehman  zich  op 
eenige  dagmarschen  boven  Baroe  bevonden.  De  regent  van 
een  togt  naar  Moeara  Monthoeyan  terugkomende,  rappor- 
teerde dat  zij  met  vrouwen  en  kinderen  te  Boekit  Hauk 
op  de  grens  v.an  Passir  waren.  Uit  een  derde  bron  ver- 
nam Vken  dat  Mad  Said  en  Mad  Alie  zich  meer  noordwaarts 
van  Baroe,  ook  diep  in  het  gebergte,  te  kampong  Rawan 
ophielden.  Van  der  Hurk  marcheert  daarop  (den  23«) 
over  Rawan  naar  Tabalong  terug:  hij  vindt  echter  door  't 
gemis  aan  een  gids  die  plaats  niet,  en  bereikt  langs  den  be- 
kenden weg  Tabalong. 

Eichelberg  besloot  over  Moeara  Monthoeyan  naar  Boekit 
Hauk  te  trekken  in  de  hoop  Amin  Oelah  en  Lehman  daar 
te  vinden.  Zijne  kolonne  van  80  bajonetten  was  door  eenige 
regentstroepen  versterkt. 

In  vier  marschdagen  bereikt  hij  Boekit  Hauk  (den  27»  Junij) ; 
de  vijand  heeft  op  den  top  van  een  stellen  berg  een 
meesterlijke  positie  gekozen.  Eichelberg  laat  zonder  uitstel , 
dien  zelfden  dag  nog,  den  berg  beklimmen  en  valt  de  bijna 
ongenaakbare  stelling  met  zooveel  kracht  aan,  dat  devyand 
met  groot  verlies  wordt  verdreven. 


Digitized  by  VjOOQIC 


34.8 

Dertien  dooden  en  een  zwaargewonde  blijven  op  de  kamp- 
plaats liggen ,  terwijl  van  onze  zijde  geen  het  minste  verlies 
is  geleden.  De  regent  van  Amoenthay ,  die  een  omtrekkende 
beweging  heeft  gemaakt,  verklaart  Amin  Oelah  met  eigen 
hand  verwond  te  hebben.  Onder  de  gevangenen  telt  men 
ratoe  Adidja,  vrouw  van  sulthan  Tamdjid  Illah's  broeder, 
pangerang  Adipati ;  haar  zoontje  pangerang  Ketjil  met  eenige 
volgelingen;  en  de  tweede  vrouw  van  Lehman,  Biba,  een 
vroegere  vrouw  van  Hidayat. 

Een  menigte  kostbare  kleinodiën,  als:  gouden  krissen, 
oorringen ,  spelden ,  rosetten ,  haken ,  armbanden  allen  met 
juweelen  bezet ,  ringen  met  smaragden  en  robijnen ,  juwee- 
len  talismans ,  gouden  kindertoUen  ,  sirihdoos ,  enz.  vallen  in 
onze  handen.  Later  werd  de  verwonding  van  Amin  Oelah 
bevestigd.  Karta  Negara  en  16  andere  gewonde  vijanden 
bezweken  aan  de  gevolgen. 

De  gunstige  uitkomsten  van  Eichelberg's  togt  en  de  ruste- 
looze  patrouilleringen  door  het  gebergte,  door  Verspijck  ge- 
last, misten  hunne  uitwerking  niet  op  de  bevolking.  De  schrik 
voor  de  bajonetten,  die  overal  doordrongen  en  altijd  over- 
wonnen, werkte  heilzaam.  Kiay  Moeda  Widjaja  (Mahoedin) , 
de  verdediger  der  benting  te  Benoea  Lawas  (zie  pag.  203) 
bood  zijne  onderwerping  aan  en  werd  te  Amoenthay  onder 
het  oog  der  politie  gesteld.  De  angst  om  voor  vijand  ge- 
houden te  worden,  deed  ieder  met  haast  uit  de  wildernis  en 
van  de  ladangs  naar  den  kampong  terug  keeren;  en  toen 
Quack  den  S""»  Augustus  uitrukte,  vond  hij  nagenoeg  alle 
kampongs  bewoonden  vroeg  men  hem  overal  vergifiTenis.  Ook 
de  bende  van  Singa  Terban  en  pembekkel  Gapor,  die  zich 
nog  vereenigd  had  weten  te  houden,  werd  (7  Augustus) 
te  Trimien  door  Quack  ingehaald,  aangetast  en  met  verlies 
van  een  aantal  gekwetsten  en  van  vier  gevangenen  geheel 
verslagen.  — 

De  gemengde  bevolking  van  Tabalong,  zelfs  onder  hetsul- 


Digitized  by  VjOOQIC 


849 

thansbestuur  ongehoorzaam ,  werd  door  panghoeloe  Rassid 
nog  steeds  onder  de  wapens  gehouden.  Rassid,  de  in- 
voerder van  het  beratip  beaniaal,  stond  aan  het  hoofd 
eener  bende  roovers  zamengesteld  uit  bewoners  van  Üoesoen 
en  Tabalong,  en  van  kampongs  gelegen  op  de  grenzen  van 
Passir.  Zijn  taktiek  was  de  troepen  geen  rust  te  laten.  Den 
22«D  Augustus  werden  eenige  schoten  op  den  post  te  Moeara 
Ayoe  gelost;  het  zelfde  was  reeds  den  17"  te  Tabalong  ge- 
beurd. 

Den  !25"  kwamen  twee  voorvechters,  als  razenden,  met 
getrokken  klewangs  op  de  poort  van  de  versterking  aanloo- 
pen.  Een  paar  kettinggangers ,  slechts  met  parangs  gewa- 
pend, trokken  hen  te  gemoet  doch  werden  zwaar  gewond. 
Voordat  men  hen  kon  bijspringen,  waren  de  aanvallers  reeds 
in  het  bosch  verdwenen.  Een  kolonne  van  55  bajonetten 
onder  den  1^  luitenant  Blok  rukte  uit  Moeara  Ayoe ,  onder- 
zocht  de  naburige  kampongs ,  doch  vond  nergens  vijanden. 

Een  kolonne  van  60  bajonetten  onder  Perk  marcheerde 
den  2"»  Augustus  langs  de  Tapin  naar  Lok  Besaar  in  Pramas- 
san  Amandit  en  vond  de  bevolking  overal  rustig  en  verheugd 
dat  ze  van  het  juk  der  opstandelingen  verlost  was.  i^  Lui- 
tenant Scheilema  door  zijn  gidsen  misleid,  maakte  den  9«° 
Augustus  een  vergeefschen  togt  tot  opsporing  van  muitelingen. 

Pembekkel  Mail  bleef  met  zijne  bende  de  omstreken  van 
Moengoe  Thayor  onveilig  maken;  bij  een  ontmoeting  gelukte 
het  wel  om  een  achttal  zijner  manschappen  meester  te  worden, 
zijn  aanwezigheid  veroorzaakte  evenwel  een  aanhoudende 
onrust.  Door  de  moeijelijkheid  om  hem  in  handen  te  krij- 
gen gedwongen,  beproefde  men  langs  een  anderen  weg  hem 
onschadelijk  te  maken.  Men  liet  hepi  weten  dat  hij  vergiffe- 
nis kon  krijgen,  indien  hij  zich  binnen  14  dagen  onderwierp. 
Daarop  meldde  hij  zich  te  Pengaron  aan  en  deed  (6  Augustus) 
te  Martapoera  den  eed  van  trouw  aan  H  gouvernement. 


Digitized  by  VjOOQIC 


850 

Reeds  verscheidene  maanden  had  het  distrikt  AUei  volkomen 
rust  genoten,  loen  (28  JuUj)  eensklaps  een  bende  van  60 
Dayaks  onder  Loera  Pana,  Rarta  Negara's  broeder,  in  den 
kampong  Kratoes  (beoosten  Pdntey  Hambawang)  verscheen, 
drie  jonge  vrouwen  roofde ,  eenige  bewoners  vermoordde,  en 
de  huizen  in  brand  stak.  Hoewel  onmiddelijk  een  bevol- 
kingspatrouille, door  20  verkleede  soldaten  versterkt  en  den 
3|en  de  1«  luitenant  Dompseler  met  60  bajonetten  derwaarts 
trokken,  mogt  het  niet  gelukken  die  bende  te  achteihalen. 
Midden  door  de  diepste  wildernis  was  zij  naar  Kratau  terug- 
getrokken. 

Er  liep  een  gerucht  dat  Amin  Oelah,  na  zijne  verdrijving 
uit  Petap,  zich  in  't  geheim  te  Soengej  Patjoeng  in  het  AUeische 
gebergte  wilde  neerzetten.  De  militaire  kommandant  van 
Barabei-ie  nam   maatregelen  om  hem  in  handen  te  krijgen. 

Kiay  Ranga  Niti  ondervond  op  zijn  nieuwe  standplaats 
aan  de  Mantallat  geen  vijandelijkheden ;  integendeel  meldde 
hij  dat  een  veertigtal  kampongshoofden  van  Mantallat,  Ayo, 
Boven-Doesoen ,  Teweh  en  Lahey,  onder  geleide  van  zekeren 
kiay  Djaja  Parana  zich  bij  hem  hadden  aangemeld  en  dat  hij 
hunne  onderwerping  namens  het  bestuur  had  aangenomen. 
Het  eerste  Hoofd  van  Teweh,  Mangko  Sarie,  had  het  voor- 
nemen tot  hetzelfde  doel  af  te  komen. 

De  luitenant-kolonel  Yerspijck  wantrouwde  die  vriend- 
schapsbetuigingen en  zond  den  civielen  gezaghebber  van 
Marabahan  met  25  bajonetten  en  vergezeld  vanSoetaOnoper 
Boni  de  Barito  op,  met  last  de  ware  gezindheid  der  bevol- 
king boven  Mengkatip  te  onderzoeken,  daarna  de  nieuw 
onderworpenen  aan  de  Mantallat  te  bezoeken  en  hen  aan  te 
raden  zich  te  Marabahan  te  vertoonen. 

De  stemming  der  kampongsbewoners  tusschen  Mengkatip 
en  Mantallat  werd  gunstig,  de  benting  te  Moeara  Mantallat 
in  goeden  staat  gevonden.    Eenige  dagen  voor  de  aankomst 


Digitized  by  VjOOQIC 


851 

der  Boni  (20  JuliJ)  hadden  aldaar  twee  pangerangs,  Kartas 
Malayang  en  Kasoema  Ningrai,  met  70  volgelingen  den  vol- 
genden brief  van  Antassari  aangebragt,  in  antwoord  op  een 
uitnoodiging  van  den  civielen  gezaghebber  om  zich  te  onder- 
werpen. 

»Deze  brief  voortkomende  uit  een  rein  hart,  van  mij  pa- 
nembahan,  die  door  God  gemagtigd  is  om  den  oorlog  in 
het  Bandjermasinsche  rijk  te  voeren,  geworde  —  vergezeld 
van  mijne  groeten  —  den  heer  Verspyck,  1«  luitenant,  ge- 
zaghebber van  Marabahan,  die  de  magt  heeft  om  Doesoen 
en  Bekompay  te  besturen. 

»Ik  geef  u  door  dezen  kennis  dat  ik  uw  brief,  gebragt 
door  kiay  Ranga  Niti  Negara,  heb  ontvangen,  behelzende 
dat  kiay  Ranga  Niti  uw  vertrouweling  is  en  te  Kwalla  Man- 
tallat  verblijf  houdt  en  dat,  wanneer  wij  ons  verbeteren 
willen  en  vergiffenis  aan  de  kompagnie  vragen,  de  kiay 
Ranga  gemagtigd  is  om  ons  naar  Mantallat  te  brengen,  ten 
einde  die  vergiffenis  van  u  te  verkrijgen. 

iHiervoor  bedank  ik  u  zeer,  daar  wij  het  bewustzijn  heb- 
ben dat  onze  fouten  al  te  veel  zijn  om  verschoond  te  kun- 
nen worden.  Al  de  Europeanen  te  Bandjermasin  worden 
immers  door  het  gouvernement  bezoldigd  om  slechts  slinksche 
en  verraderlijke  pogingen  ten  uitvoer  te  brengen. 

»Wanneer  ik  een  bewijs  van  den  gouverneur-generaal  kreeg 
waarin  stond  dat  het  rijk  van  Bandjermasin  mij  werd  terug- 
gegeven en  dat  het  gouvernement  slechts  belasting  daarvan 
wilde  innen,  dan  zou  ik  welligt  die  voorwaarden  willen 
aannemen.  Met  andere  voorwaarden  kunnen  wij  ons  niet 
inlaten  en  zal  de  oorlog  nimmer  een  einde  nemen. 

»Wij  zijn  thans  bevreesd  voor  de  kompagnie,  die  mijn 
neef  den  sulthan  Hidayat  zonder  eenige  reden  heeft  verbannen 
en  het  met  ons  gesloten  contract  dus  niet  heeft  nagekomen." 


Digitized  by  VjOOQIC 


363 

Toen  men  den  brief  aan  de  benting  bragt,  had  kia;  Ranga 
Niti  verraad  geroken  en  was  hij  op  zijn  hoede  geweest.  De 
schrik  voor  Antassari,  die  met  eenige  honderde  volgelingen 
Boven-Doesoen  in  bedwang  hield,  was  zóó  groot,  dat  op  de 
tijding  van  de  komst  der  twee  pangerangs  te  Mantallat,  de 
zestig  nieuw  onderworpen  opstandelingen  zich  ijlings  naar 
hunne  kampongs  terugspoedden  en  weder  den  schijn  aanna- 
men tot  Antassari's  partij  te  behooren.  Men  was  echter 
werkelijk  het  juk  van  den  dwingeland  moede.  De  civiele 
gezaghebber  vernam  dat  Antassari  zich  te  Djoendong  Oeioe 
aan  de  Boven-Teweh  ophield ,  vijf  dagen  roeijens  van  de 
Tewehmonding.  Vier  bentings  beschermden  den  toegang 
tot  zijn  schuilhoek,  die  met  8  lilla's  en  2  ijzeren  stukken 
bewapend  was;  aan  munitiën  ontbrak  't  hem  niet,  daar  hg 
onlangs  nog  17  vaatjes  buskruid  en  11  pikols  lood  van  een 
Roeteinees  had  ontvangen. 

Den  23"  Juli)  keerde  de  Boni  naar  Marabahan  terug.  Door 
den  lagen  waterstand  was  Antassari  vooreerst  buiten  ons 
bereik;  H  was  ondoenlijk  in  dit  jaargetijde  een  togt  op  de 
Teweh  te  ondernemen.  Toen  in  de  volgende  maand  weder- 
om eenige  pangerangs,  zendelingen  van  Antassari,  den  kiav 
Ranga  Niti  opzochten  en  hem  namens  hun  meester  uitnoo- 
digden  zich  naar  de  Teweh  te  begeven,  liet  Ranga  bedanken 
en  antwoordde  hij  dat  Antassari  in  de  benting  te  Mantallat 
kon  komen,  indien  hij  iets  te  bespreken  had.  Een  aantal 
praauwen  met  ruim  200  strijders  lag  op  een  afstand  der 
benting  verborgen.  Ranga  Niti  voor  verraad  beducht,  liet 
alleen  de  zendelingen  toe  en  voorkwam  een  overrompeling. 
Den  19"»  Augustus  kwam  de  civiele  gezaghebber  van  Bekom- 
pay  en  Doesoen ,  met  30  bajonetten  onder  Kramer  nog  eens 
naar  Moeara  Mantallat,  en  vond  geen  verandering  inden 
staat  van  zaken. 

Van  Marabahan  kwam  den  13«°  Augustus  de  tijding  dat 


Digitized  by  VjOOQIC 


358 

een  bende  muitelingen  onder  pangerang  Praboe  (een  zoon 
van  Antassari  genoemd)  en  goesti  Kassan,  den  kampong  Bedan- 
dan  verbrand  had  en  Bekompay  bedreigde.  De  luitenant- 
kolonel Anemaat,  kommandant  van  het  13*  bataillon  infanterie, 
kreeg  bevel  zich  onmiddelijk  met  80  bajonetten  onder  ka- 
pitein Stoecker  op  de  Kingsbergen  in  te  schepen  en  zich 
derwaarts  te  begeven,  terwijl  een  bevolkingspatrouille  on- 
der den  controleur  der  Kween ,  met  40  bajonetten  versterkt^ 
per  Boni  naar  Banbangin  werd  gezonden,  met  het  oogmerk 
om  van  verschillende  kanten  naar  den  oorsprong  der  Bang- 
kinangan ,  de  veimoedelijke  schuilplaats  des  vijands ,  te  trek- 
ken en  de  bende  op  het  lijf  te  vallen.  Uit  Margasarie  en 
Moengoe  Thayor  werden  tegelijkertijd  detachementen  uitge- 
zonden om  in  overeenstemming  te  handelen  met  de  troepen 
die  van  de  zijde  der  Barilo  oprukten. 

Spoedig  bleek  het,  dat  de  tijding  van  pangerang  Praboe's 
tegenwoordigheid  onwaar  was.  Goesti  Kassan,  zich  thans 
noemende  pangerang  Toea,  die  zich  nog  steeds  in  deBang- 
kinangan  ophield,  had  zoowel  om  leeftogt  te  verkrijgen  als 
om  wraak  te  nemen  op  de  bewoners  van  Bedandan,  een 
strooptogt  gemaakt  en  op  de  nadering  der  troepen  onmid- 
delijk het  hazenpad  gekozen.  Niettegenstaande  alle  pogingen 
om  hem  te  bereiken  en  zijn  schuilplaats  uit  te  vinden ,  moest 
de  militaire  magt,  na  vier  dagen  door  het  hoogst  moeijelijke 
terrein  gepatrouilleerd  te  hebben,  toch  onverrigterzake  naar 
Bandjer  terugkeeren.  Veertig  bajonetten  onder  Romswinkel 
bleven  in  de  versterking  te  Marabahan  achter,  terwijl  de 
bevolking  van  Bedandan  hare  woningen  weder  opbouwde. 
IJverig  won  de  militaire  kommandant  berigten  in  omtrent 
de  roovers  en  liet  hen  bij  de  geringste  aanwijzing  nazetten. 
Na  verschillende  vruchtelooze  togten  gelukte  het  den  adju- 
dant-onderofficier Hollander  met  een  patrouille  van  20  bajo- 
netten hen  op  te  sporen  en  in  een  versterkt  huis,  twee 
uren  achter  Bedandan  aan  te  vallen.   Hoewel  de  vijand  ruim 

H.  23 


Digitized  by  VjOOQIC 


354 

veertig  man  sterk  en  den  toegang  tot  het  huis  met  ran- 
djoe's  versperd  was,  hield  hij  bijna  niet  stand;  want  toen  de 
onzen,  na  een  salvo  op  vijftig  pas  gelost  te  hebben,  met  de 
bajonet  aanvielen,  sloeg  hij  zonder  de  minste  verdediging  op 
de  vlugt,  de  gewonden  mede  in  de  wildernis  slepende  en 
een  doode  op  de  plaats  achterlatende.  Een  tweede  vijande- 
lijke bende  van  gelijke  sterkte  was  tijdens  het  gevecht  in 
aantogt  om  zich  met  de  eerste  te  vereenigen;  toen  zij  ech- 
ter het  vuur  hoorde,  achtte  zij  het  geraden  terug  tekeeren 
en  liet  hare  makkers  in  den  steek.  Het  huis,  ruim  50  pas 
in  het  vierkant,  omgeven  door  een  borstwering  van  een  el 
hoog,  uit  liggende  boomstammen  zamengesteld ,  werd  tot 
den  grond  toe  geslecht.  Daar  goesti  Kassan  met  zijne  magt, 
nu  eens  vereenigd,  dan  weder  'in  kleine  benden  gesplitst, 
zich  bleef  ophouden  in  de  moerassige  streek,  begrensd  door 
de  Alalak,  de  Barito,  de  Negara  en  Merampiouw,  was  het 
niet  mogelijk  hem  een  beslissenden  slag  toe  te  brengen. 

Op  de  oostkust  werkte  de  installatie  der  Hoofden  gunstig. 
Een  opstandelingshoofd  uit  Allei,  Martalaksana ,  die  zich  in 
Tjantong  verborg,  werd  op  last  van  AdjieMadoera opgespoord 
en  toen  hij  zich  niet  wilde  overgeven,  door  de  bevolking 
afgemaakt.  Men  zocht  ook  naar  het  verblijf  van  Karta  Ne- 
gara, den  verdediger  van  Penitie  Biroe,  die  zich  nu  weder 
in  de  Tjantongsche  bovenlanden  zoude  schuil  houden. 

Het  Hoofd  van  Batoe  Litjin,  MohamadWaTaha,  had  tijdens 
zijn  laatste  verblijf  te  Bandjer  medegedeeld  dat  zekere  goesti 
Aboe ,  broeder  van  Kasoema  Indra  (Hidayat*s  schoonzoon),  in 
zijn  land  leefde  en  weigerde  zijn  gezag  te  erkennen.  Gelast 
om  den  goesti  daartoe  des  noods  met  geweld  te  dwingen, 
zocht  Wa  Taha  hem  thans  met  70  man  in  de  bovenlanden 
op.  Aboe  weigerde  gehoorzaamheid,  liep  met  een  tiental 
volgelingen  amok  en  verloor  daarbij  het  leven.  Van  dien 
togt  terugkeerende,  sloeg  zijne  praauw  bij  een  waterval  om 


Digitized  by  VjOOQIC 


355 

en  verdronk  Wa  Taha  (zie  pag.  341).  In  Oclober  werd  zijn 
broeder,  Sherif  Mohamad  voorloopig  tot  Hoofd  van  Batoe 
Litjin  aangesteld. 

De  komst  van  het  stoomschip  gaf  den  sulthan  van  Koetei  den 
moed  om  zijn  oproerigen  onderdaan  pangerang  Nala  Kasoema 
te  Ohang  op  te  zoeken  en  aan  te  vallen.  Het  gevecht  viel  ten 
voordeele  van  den  sulthan  uit;  Nata  Kasoema  nam  de  vlugt 
naar  het  binnenland.  Dadelijk  werden  vier  praauwen  onder 
Boeginesche  onderhoofden  den  opstandeling  nagezonden  in  de 
hoop  hem  tot  overgave  te  dwingen.  —  De  helft  van  de  bezet- 
ting te  Pelarang  werd  wegens  slechten  gezondheidstoestand, 
in  de  maand  September  verwisseld ;  de  1*^  luitenant  Engelhard 
kreeg  het  bevel  over  dien  post. 

Pangerang  Sherif  Hassira  ondervond  bij  de  Hoofden  goede 
medewerking  in  het  bestuur  van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bang- 
kalaan.  De  broeders  en  zusters  van  pangerang  Moeda  ,  als- 
mede pangerang  Tjitra,  gaven  toe  aan  den  wensch  van  den 
assistent-resident  om  te  Bandjermasinden  uitslag  der  beschik- 
kingen van  het  hoofdbestuur  af  te  wachten.  De  hoofdbe- 
standdeelen  voor  een  mogelijke  rustverstoring  in  dit  land- 
schap, werden  daardoor  overgebragt  naar  een  punt  waar  zij 
onschadelijk  waren.  Met  een  toelage  van  ƒ200  'smaands 
werd  kampong  Kween  tot  verblijfplaats  der  familie  van  pan- 
gerang Moeda  aangewezen. 

Met  de  Vecht  kwamen  (5  September)  de  Hoofden  van  Tjan- 
tong  en  Sampanahan  te  Bandjer  terug.  Adjie  Madoera  deed 
den  eed  van  trouw  aan  het  gouvernement.  Pangerang  Mang- 
koe,  die  nimmer  een  aanstelling  ontvangen,  en  zich  dus  het 
bestuur  eigendunkelijk  aangematigd  had,  diende  een  verzoek- 
schrift aan  den  gouverneur-generaal  in,  om  hem  een  aanstel- 
ling te  doen  uitreiken. 

In  Sampit  bleef  de  rust  ongestoord.  Tommonggong  Smga 
Laut,  het  nog  niet  in  onderwerping  gekomen  Hoofd  van  Katin- 


Digitized  by  VjOOQIC 


856 

gan  Oeloe,  was  in  zijn  vroegere  verblijfplaats  te  Toewalan 
teruggekeerd,  scheen  geen  vijandige  oogmerken  meer  te  heb- 
ben en  hield  zich  uitsluitend  bezig  met  het  aanleggen  van 
den  kampong  Begara.  —  In  de  behoefte  van  rijst  in  het 
distrikt  Katingan  Ilir,  waar  de  bevolking  door  een  mis- 
lukten oogst  zich  grootcndeels  met  aardvruchten  moest  voe- 
den, werd  zoo  goed  mogelijk  voorzien. 


/ 

Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK   KXl. 


VERVOLGING     ÜBR    LAATSTE    ROOVBRBKNDBN.     —    BBLANGRIJKB 

ARRBSTATiëN.  -—  AANVAL  OP  MOEARA  MANTALLAT.  —  BBLOONING 

VAN    DEN    RADJA  VAN  PAG  ATT  AN.     -—    AFKONDIGING   EENER 

ALGBMBENE    AMNISTIB.—  TOGT  NAAR  DB  TEWEH. 

Hoewel  de  stuiptrekkingen  van  den  bedwongen  opstand 
nog  aanhielden,  was  toch  de  toestand  over  het  algemeen 
ZOO  bevredigend ,  dat  de  luitenant-kolonel  chef  der  expeditie 
den  9*^"  September  voor  een  korten  tijd  naar  Java  kon  ver- 
trekken om  eenige  dienstaangelegenheden  te  Batavia  af  te 
doen.  De  luitenant-kolonel  Anemaat  werd  tot  1  November 
met  het  bestuur  belast. 

Een  paar  rooverbenden  verontrustten  bij  voortduring  de 
afdeelingen  Martapoera  en  Bekompay.  Zamengesteld  nit  de 
stoutste,  ondernemendste  en  in  het  oorlog  voeren  meest  be- 
dreven inlanders,  die  te  veel  misdaden  op  hun  geweten  had- 
den om  op  genade  te  rekenen,  of  die  uit  lust  tot  het  avon- 
tuurlijk guerillaleven  de  wapens  bleven  voeren  en  liever  van 
moord  en  roof  leefden  dan  door  handenarbeid  in  hun  onder- 
houd te  voorzien,  bekend  met  al  de  hulpbronnen  die  het 
bijna  ontoegankelijk  terrein  hun  aanbood,  waren  die  benden 
het  moeijelijkste  te  onderwerpen,  vorderden  zij  de  meeste 
inspanning  van  de  troepen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


358 

Een  dier  benden  onder  goesti  KassanendepangerangsKetjil 
en  Panglima  bleef  zich  in  de  omstreken  der  Bangkinangan 
ophouden.  Een  andere  door  hadji  Boeyasin  aangevoerd,  hield 
zich  in  Benoea  Ampat  staande. 

De   eerste  maakte  den  schrik  uit  der  bevolking  aan  den 
regteroever  der  Barito.    In  kleine  troepen  verdeeld,  viel  zij 
van  tijd  tot  tijd  in  een  kampong,  dwong  de  bevolking  haar 
met  levensmiddelen  bij  te  staan,  stak  eenige  huizen  in  brand 
en  verdween  dan  weder.    Terwijl  de  Kingsbergen  onophou- 
delijk tusschen  soengej  Alalak   en  Marabahan  kruiste,    wer- 
den bevolkingspatrouilles,   versterkt  met  eenige  als  gewone 
inlanders  gekleede  militairen.,  naar  alle  rigtingen  het  land 
ingezonden ,  bezochten   voortdurend   de   digtst  begroeide  en 
afgelegenste  plaatsen ,    deden  nu  en  dan  eenige  arrestatiên , 
maar  hadden  in  de  maand  September  geen  belangrijke  ont- 
moeting met  den  vijand.  Toen  kampong  Saley  verbrand  en  liet 
kampongshoofd  afgemaakt  was,  gingen  dadelijk  weder  patrouil- 
les van  Margasarie    en    Marabahan  de  bende  op  het  spoor. 
Aan  den  ^^'^  luitenant  Berg  gelukte  het  eindelijk  den  vijand 
in  den  nacht  van  7  Oct.  op  een  ladang  te  overvallen  en  een 
verlies   van  acht  dooden  en  van  een  aantal  wapens  toe  te 
brengen.    Kampong  Belawang  werd  nagenoeg  terzelfder  tijd 
aangevallen;  en  ofschoon  de  bevolking  zich  dapper  verdedig- 
de, brandden  er  evenwei  twee  en  dertig  huizen  af.  Eerst  na 
de  onderwerping  van  Tarip  met  28  volgelingen  (26  Novem- 
ber) hield  het  plunderen  en  stroopen  op  en  haalden  de  bewoners 
der  Beneden-Barito  weer  vrij   adem.    Tarip  kreeg  voor  de 
tweede  maal  vergiffenis  en  toestemming  zich  te  Bambangan 
te  vestigen. 

De  andere  bende,  een  honderd  koppen  sterk,  werd  door 
den  l^  luitenant  Middeldijk  aan  het  hoofd  van  een  kolonne 
van  70  bajonetten  en  een  houwitser  in  een  bosch  bij  kam- 
pong Simpang  Ampat  aangetroffen. 
Na  het  lossen  van  een  kartetsschot  stormden  de  troepen 


Digitized  by  VjOOQIC 


369 

zonder  dralen  op  den  boschrand,  met  dat  gevolg  dat  de  vijand 
naar  alle  zijden  de  vlugt  nam.  Op  den  terugmarsch  van  Moen- 
goe  Thayor  werd  de  kolonne  beschoten  uit  een  veldwerk  in 
den  vorm  van  een  halve  maan.  Een  bajonetaahval  verdreef  de 
bezetting  met  verlies ;  van  onze  zijde  had  men  één  gewonde. 
Rusteloos  joeg  men  nu  die  bende  na.  Reuter,  met  een  kolonne 
uit  Rantau  opgerukt,  ontmoette  haar  op  de  vlakte  van  Sim- 
pang.  In  vijf  veldwerken  opgesteld ,  ontving  zij  de  kolonne 
met  lilla-  en  geweervuur ;  doch  toen  deze  zich  daaraan  niet 
stoorde  en  tot  een  bajonetaanval  overging,  sloeg  zij  op  de 
vlugt  en  Het  eenige  wapens  en  vivres  achter.  Reuter  had 
zes  gewonden.  Ook  de  l*"  luitenant  Scheltema  met  een  pa- 
trouille van  Kendangan  komende,  werd  uit  den  boschrand 
nabij  Simpang  Ampat  beschoten  en  moest  terugkeeren,  zon- 
der nader  met  den  vijand  in  aanraking  te  kunnen  komen. 
Een  kolonne  van  87  bajonetten  onder  Thissen  vervolgde  de 
bende  in  de  wildernissen  van  Margasarie  en  drong  door 
tot  kampong  Aai,  waar  een  ondoorwaadbaar  moeras  haar 
tot  den  terugmarsch  dwong. 

Den  2«°  October  werd  kampong  Taal  aangetast  en  ver- 
brand ,  Gadoeng  en  Paboeangan  werden  bedreigd ,  doch 
door  patrouilles  uit  Ranlau  en  Margasarie  ontzet.  Te  Benoea 
Padang  (5  Oclober)  verbrandden  de  roovers  een  huis  en  ver- 
moordden twee  inwoners ;  ook  te  Tambarangan  vielen  slagt- 
offers.  Gewoonlijk  vonden  de  troepen  geen  spoor  meer.  Om 
met  meer  kans  van  slagen  de  roovers  te  kunnen  vervolgen, 
werd  te  Simpang  Ampat  tijdelijk  een  voldoende  magt  van 
bajonetten  geposteerd. 

Een  patrouille  onder  den  2«"  luitenant  J.  H.  Thieme  uit. 
Pengaron  op  kondschap  uitgezonden,  bragt  eenige  gevangenen 
aan,  die  mededeelden  dat  zekere  Pangatoewa  Tanong,  zoomede 
pembekkel  Bakar  en  Toean  Prang  in  het  landschap  Koesan  de 
wijk  hadden  genomen.  Den  radja  van  Pagattan  werd  opgedragen 
die  muitelingen  in  zijn  gebied  op  te  sporen  en  uit  te  leveren 


Digitized  by  VjOOQIC 


860 

In  de  afdeeling  Amoenthay  konden  de  troepen  zich  evenmin 
als  elders  aan  de  rust  overgeven.  Altijd  in  het  veld,  gunden  zij 
geen  verademing  aan  de  overblijfselen  van  vroeger  vijande- 
lijke korpsen ,  die  nu  in  rooverbenden  ontaard  waren.  Van 
hun  kant  vielen  de  roovers  soms  met  een  ongehoorde  stout- 
heid in  de  kampongs  die  ohder  bereik  van  het  geschut 
onzer  posten  lagen.  Zoo  werd  in  den  nacht  van  2  op  3 
September  in  den  kampong  Moeara  Ayoe  gemoord  en  geroofd, 
tei'wijl  van  der  Hurk  met  een  patrouille  uitgerukt  was  en 
tot  aan  de  grenzen  van  Passir  doordrong.  Op  zijn  terug- 
marsch  vond  hij  in  de  nabijheid  van  Soengej  Pekaiong  een 
versterkten  kampong,  bestaande  uit  vijf  huizen  omgeven 
door  een  paHssadering  in  den  vorm  eener  flêche ,  waarvan 
de  keel  door  een  zware  verhakking  was  gesloten.  Na  het 
lossen  van  eenige  geweerschoten ,  waardoor  een  Europeesch 
fuselier  gewond  werd,  sloeg  de  bezetting  op  de  vlugt. 

Het  distriktshoofd  van  Kaloewa  vervolgde  hardnekkig  de 
bende  van  Rassid  (de  invoerder  van  het  beratip  beamaal),  en 
bragt  hadji  Baddor ,  een  eerste  orang  beamaal ,  tot  onder- 
werping. Van  Bennekora  ontmoette  Rassid's  bende  in  de 
wildernis  van  Haban ;  diens  achttienjarige  zoon  Taha  als  een  fel 
dweeper  bekend,  kwam  daarbij  om.  —  Andin  Achmat.  die 
in  4861  in  Kaloewa  een  groote  rol  speelde,  kwam  in  onder- 
werping en  beloofde  Rassid  over  te  leveren. 

Loera  Pana  deed  een  inval  in  kampong  Pagat  (Aliei),  doodde 
vier  personen  en  voerde  er  negen  gevankelijk  weg.  De  uit- 
gezonden patrouille  vond  de  roovers  afgetrokken.  Kapitein 
Gehnfe  beproefde  den  18"  September  nogmaals  Pana  op  hel 
spoor  te  komen,  vond  te  Mia-Ang  een  pas  verlaten  bivak, 
doch  achterhaalde  den  roover  niet,  ofschoon  hij  lot  Soengej 
Patjoeng  doormarcheerde.  Den  27*"  September  werden  te 
Barabei-ie  gevankelijk  aangebragt  en  naar  Bandjer  opgezon- 
den een  vrouw  van  Lehman,  zijn  tweejarig  zoontje  Ali  Bassa. 
zijn   schoonvader  pembekkel    Koenoer   en  diens  schoonzoon 


Digitized  by  VjOOQIC 


861 

Daun.  —  De  berigten  omtrent  het  oponthoud  van  Lehman 
en  Amin  Oelah  liepen  zeer  uiteen.  Zelfs  de  dood  van  Karta 
Negara  werd  nu  weder  tegengesproken;  want  in  October 
heette  het  dat  hij  met  een  paar  andere  Hoofden  een  bende 
zamenstelde  in  Praraassan  AUei.  Zijn  schoonvader  werd 
door  Albrecht  gevangen  genomen.  —  In  November  onderwier- 
pen zich  een  aantal  voorname  muitelingen  en  maakte  een 
bevolkingspatrouille ,  die  diep  in  de  wildernis  doordrong  zich 
meester  van  een  vroegere  vrouw  van  Hidayat,  Njai  Asmara, 
met  haar  zevenjarig  dochtertje  goesti  Salama. 

Door  de  tegenwoordigheid  van  geest  van  bet  Hoofd  van 
kampong  Djamboi ,  werd  een  geheele  vernieling  van  die 
plaats  door  een  bende  Dayaks  Haroyan  voorkomen.  Dat 
Hoofd  was  juist  in  de  rivier  aan  het  baden,  toen  een 
tal  geweerschoten  de  komst  van  den  vijand  verkondigde. 
Hij  loopt  ijlings  naar  zijn  huis,  dat  reeds  door  eenige  kogels 
doorboord  is  ,  luidkeels  roepende  :  kompagnie ,  kompagnie ! 
Dit  had  de  verwachte  uitwerking;  de  Dayaks  dachten  dat  er 
soldaten  in  aantogt  waren  en  namen  overhaast  de  vlugt. 

Na  den  aanval  op  Pesangan  werd  de  bende  krachtig  ver- 
volgd door  den  sergeant-majoor  Gimberg  en  verloor  daardoor 
een  paar  man. 

Kiay  Ranga  Niti  zond  minder  vredelievende  tijdingen  van 
het  Noorden.  Al  de  Hoofden  van  Boven-Doesoen  zouden 
zich  namelijk  aan  de  Teweh  verzameld  hebben  en  den  13''° 
September  een  aanval  doen  op  de  versterking  te  Kwalla 
Mantallat.  r 

Anemaat  zond  daarop  den  luitenant  Verspijck  militairen  en 
civielen  gezaghebber  van  Marabahan,  met  de  Kingsbergen 
derwaarts  en  liet  de  Boni  met  1  officier  en  25  bajonetten 
de  reis  mede  maken  om  met  dien  bodem  de  Mantallat  op 
te  gaan,  in  geval  de  lage  waterstand  dit  aan  de  Kings- 
bergen belette. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Reeds  onder  weg  ontving  de  kommandant  van  Marabahan 
(15  Sept.)  een  spoedbrief,  waarin  Ranga  Niti  meldde  dat 
de  vijand  van  zijn  aanvalsplan  bad  afgezien,  omdat  de  pest 
te  Lahey  en  Teweh  was  uitgebroken  en  de  vijandelijke 
Hoofden,  het  voorbeeld  van  Antassari  en  Soerapati  volgende, 
de  vlugt  genomen  hadden  naar  het  gebergte  van  Boven* 
Doesoen.  Goesti  Mad  Said  zou  onder  anderen  door  die  ver- 
schrikkelijke ziekte  zijn  aangetast.  —  Bij  aankomst  te  Moeara 
Mantallat  werd  alles  rustig  gevonden  en  keerden  beide  stoom- 
schepen  naar  de  hoofdplaats  terug. 

Door  die  uiteenloopende  berigten  kwam  de  trouw  van  Ranga 
Niti  eenigzins  in  verdenking.  De  argwaan  werd  grooter, 
toen  Bapa  Mangie,  een  politie-oppasser  die  anderhalve  maand 
als  spion  zich  in  de  versterking  te  Moeara  Mantallat  had 
opgehouden,  mededeelde  dat  de  kiay  reeds  verscheidene 
malei  voorname  Hoofden  in  de  benting  had  ontvangen, 
niet  met  het  doel  om  hen  tot  onderwerping  over  te  halen, 
maar  wel  om  den  nacht  onder  kaartspel  door  te  brengen. 
Bij  het  vertrek  dier  Hoofden  gaf  de  kiay  hun  rijst  en  zout 
mede.  Onlangs  was  hadji  Matarip,  de  moordenaar  van  den 
civielen  gezaghebber  Haussler,  met  een  officierssabel  van  model 
in  de  benting  geweest  en  had  de  vrouw  van  Ranga  Niti  naar 
de  Doesoen  medegenomen,  waar  hare  moeder  op  sterven 
lag.  De  spion  verklaarde  in  de  benting  verscheidene  per- 
sonen te  kunnen  aanwijzen  die  zijne  mededeelingen  konden 
bevestigen. 

Na  de  menigvuldige  bewijzen  van  trouw  door  kiay  Ranga 
Niti  gegeven,  kostte  het  moeite  om  dadelijk  aan  zijn  ver- 
raad te  gelooven.  Evenwel  lag  het  in  het  karakter  van  ieder 
Bandjerees  om  niet  lang  denzelfden  weg  te  blijven  bewan- 
delen; vol  vertrouwen  te  schenken  zelfs  aan  het  meest  trouwe 
Hoofd  was  in  Bandjermasin  altijd  een  onvoorzigtigheid. 
Waarom  had  de  kiay  het  bezoek  van  hadji  Matarip  ver- 
zwegen, waarom  den  bekenden  moordenaar  niet  gearresteerd? 


Digitized  by  VjOOQIC 


363 

Was  de  man  te  vertrouwen  die  zijn  vrouw  in  handen  van 
den  vijand  vertrouwde?  Het  kon  zijn,  dat  Kanga  Niti  op- 
zettelijk onjuiste  berigten  van  vijandelijke  aanvalsplannen 
zond  om  zich  in  het  oog  van  het  bestuur  verdienstelijk  te 
maken ,  om  zijne .  verkeerde  handelingen  te  bemantelen  en 
geen  achterdocht  op  te  wekken.  Daarom  werd  den  kom- 
mandant  van  Marababan  opgedragen  de  za?k  in  het  geheim 
te  onderzoeken  en  den  kiay  in  al  zijne  handelingen  na  te 
gaan. 

De  gebeurtenissen  van  de  volgende  maand  pleitten  evenwel 
weder  voor  de  onschuld  van  het  Hoofd  der  benting  te  Moe- 
ara Mantallat.  Reeds  in  September  badden  er  geruchten  ge- 
loopen  dat  Antassari,  na  uit  vrees  voor  de  pest  zijne  woon- 
plaats verlaten  en  zich  tijdelijk  te  Bayan  Begok  gevestigd  te 
hebben,  toch  door  die  ziekte  aangetast  en  zijn  ligchaam  reeds 
buitengewoon  gezwollen  was.  Den  18*^°  October  zond  Ranga 
Niti  bet  belangrijk  berigt  van  Antassari's  overlijden.  Te  9 
uur  in  den  morgen  van  den  H«°  werd  hij  het  slagtoffer  van 
de  heerscbende  ziekte,  en  's  avonds  ten  6  ure  van  denzelf- 
den dag  werd  zijn  lijk  in  den  versterkten  kampong  Bayan 
Begok  ter  aarde  besteld. 

Het  Hoofd  van  die  plaats,  tommonggong  Mas  Anoem,  en 
het  Hoofd  van  kampong  Miroei  aan  de  Teweh  bezweken 
aan  dezelfde  ziekte.  Antassari's  oudste  zoon,  pangerang 
Mad  Seman  nam  onmiddelijk  na  den  dood  zijns  vaders, 
den  titel  van  sulthan  aan ,  terwijl  zijn  jongste  zoon ,  Mad 
Said  van  de  ziekte  hersteld,  zich  den  titel  van  Mangkoe 
Boemi  of  Rijksbestierder  toeëigende.  De  Hoofden  van  Doe- 
soen kwamen  te  Bayan  Begok  te  zamen  tot  bet  bijwonen 
der  lijkfeesten  ter  eere  van  den  hoogen  afgestorvene. 

Ten  einde  zich  van  de  waarheid  dier  tijding  te  overtuigen, 
zond  de  w''.  chef  der  expeditie  onmiddelijk  den  gezaghebber 
van  Marabahan  met  de  Kingsbergen  naar  Doesoen,  met  last, 
wanneer  Antassari's  overlijden  bevestigd  werd,  alle  pogingen 


Digitized  by  VjOOQIC 


864 

(e  doen  om  de  zonen  van  Antassari  tot  onderwerping  over 
te  halen.  Wanneer  de  waterstand  het  veroorloofde,  en  de 
onderhandelingen  daardoor  bevorderd  konden  worden,  zou 
de  Kingsbergen  tot  aan  de  Teweh  doorstoomen.  Op  reis 
naar  de  Mantallat  ontving  de  l""  luitenant  Verspljck  tijding  dat 
de  versterking  van  kiay  Ranga  Niti  door  een  vijandelijke 
inagt  onder  de  goesti's  Mad  Said  en  Mad  Seman  aangevallen 
was ,  dat  van  den  vroegen  morgen  af  een  lilla-  en  geweer- 
vuur tegen  de  benting  onderhouden  werd  en  de  beoting 
weldra  geheel  omsingeld  zou  zijn.  Opgehouden  door  de 
moeljelijke  vaart  bij  den  lagen  waterstand,  kwam  de  Kings- 
bergen eerst  in  den  morgen  van  den  29«n  Oct.  in  hei 
gezigt  der  versterking,  die  werkelijk  beschoten  werd.  De 
1<^  luitenant  Verspljck  ging  toen  met  25  gewapende  schepelin- 
gen aan  land  en  begaf  zich  naar  de  versterking.  Hij  hoorde 
nog  eenige  scholen  lossen  maar  ontdekte  geen  vijand ;  waar- 
schijnlijk trok  deze  op  zijne  nadering  af.  Bij  een  po- 
ging om  de  vijandelijke  praauw  te  bemagtigen,  die  hoo- 
ger  op  zoude  liggen ,  raakte  de  Kingsbergen  te  Batoe 
Dedé  aan  den  grond.  Vlot  komende ,  werd  naar  Moeara 
Mantallat  teruggestoomd  en  voor  de  benting  geankerd.  Lui- 
tenant Verspijck  wachtte  daar  de  verdere  handelingen  des 
vijands  af. 

Vreemd  was  het,  dat  zelfs  geen  enkel  man  der  bezetting 
den  vijand  had  gezien.  Kiay  Ranga  alleen  had  Anachoda 
Lampong  aan  de  overzijde  der  Mantallat  gezien  toen  deze 
de  benting  opeischle.  Seman ,  de  persoon  die  het  doodbe- 
rigt  van  Antassari  uit  de  Teweh  had  aangebragt,  bevond 
zich  nog  in  de  benting  en  verzekerde  dat  die  gebeurtenis 
op  last  der  goesti's  geheim  werd  gehouden;  hij  had  bet 
gehoord  van  zijn  oom  Ngabeh ,  een  volgeling  van  tommong- 
gong  Mangoe  Sarie  die  aan  de  Teweh  woonde.  De  Teweh- 
monding  werd  door  den  vijand  zorgvuldig  afgesloten,  om 
door  de  geheimhouding  van  Antassari^s  dood,  het  prestige 


Digitized  by  VjOOQIC 


365 

aan  zijn  naam  verbonden,  niet  verloren  te  doen  gaan; 
zoo  groot  was  de  vrees  voor  de  goesti's,  dat  men  onlangs 
een  Maleyer  had  afgemaakt  alléén  omdat  hij  verdacht  werd 
met  kiay  Ranga  in  betrekking  te  staan. 

Soeta  Chio  was  aan  wal  gegaan  tijdens  de  kiay  zich  aan  boord 
bevond,  en  rapporteerde  dat  hij  op  verscheidene  plaatsen  ko- 
gelgaten in  de  borstwering  had  gezien  en  voor  zich  overtuigd 
was  dal  er  werkelijk  een  aanval  had  plaats  gehad.  Misschien 
dachten  Anlassari's  zonen  door  de  verovering  der  benting 
zich  een  naam  te  maken  vóór  dat  de  dood  huns  vaders 
bekend  werd. 

Kiay  Ranga  gelast  zijnde  een  patrouille  te  maken  naar 
hel  bivak  des  vijands,  bérigtte  den  31 «"  Oct.  dat  deze  ver- 
dwenen was  en  een  ijzeren  kanon  had  achtergelaten.  Lui- 
tenant VersiHjck  liet  dit  kanon  aan  boord  brengen;  het  was 
een  2ponder  op  een  soort  van  rolpaard,  blijkbaar  in  langen 
tijd  niet  gebruikt ,  daar  het  uit-  noch  inwendig  eenig 
kenteeken  van  kruidslijm  droeg.  Toen  dit  stuk  werd  gehaald, 
had  men  den  spion  Bapa  Mangie  aan  het  koken  gezet, 
zoodat  deze  niet  kon  nagaan  van  waar  het  gekomen  was. 
Den  volgenden  dag  werd  Bapa  Mangie  uitgezonden^ om  de 
plaats  op  te  nemen  waar  de  vijand  gebivakkeerd  of  met  zijne 
djoekoDgs  aangelegen  had.  Hij  vond  wel  de  voetstappen  van 
een  honderdtal  menschen,  een  opstelling  voor  geschut  waarbij 
nog  drie  tali-api's  lagen,  doch  geen  enkel  spoor  van  een 
bivak. 

In  die  geheele  zaak  was  iets  onbegrijpelijks,  dat  bij 
luitenant  Yerspijck  het  denkbeeld  opwekte  van  een  door 
kiay  Ranga  gespeelde  komedie,  met  het  doel  zijne  knoeije- 
rijen  te  verbergen  en  den  argwaan  weg  te  nemen  dien  men 
omtrent  zijn  trouw  voedde..  Alle  pogingen  om  met  den  vijand 
in  aanraking  te  komen  bleven  vruchteloos,  zoodat  de  luite- 
nant Yerspijck  den  12«°  met  de  King3bergen  te  Marabahan 
terug  kwam. 


Digitized  by 


Google 


866 

Het  stond  vast  bij  den  chef  der  expeditie  dat  Teweh  in 
den  loop  dier  maand  nog  door  een  aanzienlijke  magt  zou 
bezocht  worden. 

Geheel  onder  den  invloed  van  Antassari^s  zendelingen, 
bleven  de  Hooiden  van  de  Boven-Kahayan  v\rederspannig. 
Praauwen  met  de  Nederlandsche  vlag  in  top  voorbij  Tewan 
Padjangan  varende ,  wrerden  aangehouden ,  de  vlag  neerge- 
haald en  verscheurd.  De  zendelingen  Djaja  Negara  en  Singa- 
pati,  die  vergeefsche  pogingen  in  'tv^erk  stelden  om  de 
goesti's  tot  onderwerping  te  brengen  en  met  levensgevaar 
naar  Bandjer  terugkeerden,  deelden  mede  dat  Antassari's  aan- 
hang langs  de  Kapoeas  en  Kahayan  overvloedig  van  levens- 
middelen werd  voorzien,  en  gaven  den  raad  om  den  invoer 
van  rijst,  zout  en  tabak  langs  de  Kahayan  en  Kapoeas  te 
verbieden.  Daar  nu  in  de  maand  November  alle  beschikbare 
stoomschepen  voor  een  togt  naar  de  Teweh  zouden  gebruikt 
worden  en  dientengevolge  de  bestrafling  der  weerspannige 
goesti's  aan  de  Boven-Kahayan  moest  worden  uitgesteld, 
werd  deze  raad  opgevolgd  en  alleen  aan  die  inlanders  rijst 
en  tabak  verstrekt,  die  bij  den  civielen  gezaghebber  als 
goedgezinde  onderdanen  bekend  waren.  Tevens  ontving  de 
militaire  kommandant  van  Kahayan  bevel  om  te  trachten  de 
meest  naauwkeurige  inlichtingen  in  te  winnen,  zoowel  omtrent 
de  bestaande  vijandelijke  versterkingen  te  Hampoeray  en 
Batoe  Soelil,  als  omtrent  de  middelen  door  ons  aan  te  wen- 
den om  den  vijand  in  zijne  schuilhoeken  te  kunnen  opzoeken. 
Vijftien  Hoofden  legden  den  eed  van  trouw  af  en  ontvingen 
de  gebruikelijke  geschenken.  Aan  Liwoeh,  het  Hoofd  dat 
den  aanslag  op  het  leven  van  Djaja  Negara  (Nikodemus) 
ontdekte,  werd  tot  belooning  bovendien  nog  een  pikol  zout 
geschonken. 

Den  16*°  Oct.  vertrokken  Dambong  Anom,  een  Hoofd  van  Mid- 
den-Kahayan,  en  goesti  Kapitan,   een  stiefzoon   van  Djamal, 


Digitized  by  VjOOQIC 


367 

naar  de  Boven-Kahayan,  ten  einde  een  laatste  poging  te  doen 
om  den  zoo  gevreesden  goesti  Djamal  door  overtuiging  tot 
onderwerping  te  bewegen. 

Aan  de  Kapoeas  viel  de  vroegere  praauvnnandor  Doeta, 
een  der  hoofdaanleggers  van  den  moord  te  Kalangan,  in 
handen  eener  patrouille;  bij  zijn  aanhouding  in  de  soengej 
Barga  werd  een  fuselier  gewond. 

Den  laatsten  September  vertrok  de  Boni  met  den  civielen 
gezaghebber  naar  Kottaringan.  Daar  de  Kattingan  opge- 
stoomd  zou  worden,  ging  een  detachement  van  1  officieren 
25  bajonetten  tot  dekking  mede.  Nadat  de  grensbepaling 
van  Djelei  geschied  was,  werd  de  Kattingan  tot  Tewang 
Diayoe  bezocht  en  alles  in  den  gewenschten  staat  gevonden. 
Den  iO^  November  kwam  de  Boni  te  Bandjer  terug. 

Een  buitengewone  plegtigheid  had  den  5^  November  te 
Bandjermasin  plaats.  Ten  8  uur  's  morgens  stond  het  geheele 
garnizoen  in  groot  tenue  onder  de  wapens.  De  radja  van 
Pagattan  was  twee  uur  vroeger  ter  hoofdplaats  gekomen; 
die  radja  had  zich  als  een  trouw  onderdaan  leeren  kennen 
en  met  de  wapens,  met  zijn  volk,  met  zijn  kennis  en  in- 
vloed het  gouvernement  bijgestaan.  De  koning  beloonde 
hem  daarvoor  met  het  schoonste  sieraad  voor  den  krijgs- 
man, hij  schonk  hem  het  ridderkruis  der  miUtaire  Willems- 
orde. Plegtig  reikte  de  luitenant-kolonel  Verspijck,  onder 
wiens  oog  hij  op  het  oorlogstooneel  werkzaam  was  geweest» 
uit  naam  van  den  Koning  der  Nederlanden  den  radja  de 
insigniën  der  orde  over;  en  nog  geheel  onder  den  indruk 
der  treffende  woorden  daarbij  uitgesproken,  begaf  de  nieuwe 
ridder  zich  aan  de  zijde  van  den  chef  en  gevolgd  door  de 
officieren  der  land-  en  zeemagt  en  door  de  civiele  ambtena- 
ren naar  het  residentiehuis.  Daér  ontving  hij  uit  naam  van 
den  gouverneur-generaal  een  groot  zilveren  schenkblad ;  't  was 
een  tweede  bewijs  van  hulde  aan  den  trouwen  dienaar  van 


Digitized  by  VjOOQIC 


868 

hei  gouvernement,  een  bewijs  dat  het  gouvernement, strenjj 
voor  den  onwiUige,  voor  den  aivallige,  voor  den  verrader, 
ware  trouw  wist  op  prijs  te  stellen  en  te  beloonen. 

Maar  nog  waren  de  plegtigheden  van  dien  dag  niet  afge- 
loopen.  Nu  de  oorlog  nagenoeg  geëindigd  was,  nu  de  wa- 
pens van  het  gouvernement  gezegevierd  hadden,  nu  er  wraak 
kon  genomen  worden  voor  zooveel  onschuldig  vergoten  bloed, 
nu  kon  het  gouvernement  toonen  op  welke  wijze  het  wraak 
nam.  Een  algemeene  amnistie  (toegestaan  bij  besluit  van 
den  gouverneur-generaal  van  den  19*^"  October)  werd  afge- 
kondigd ,  de  gevangenissen  werden  geopend,  den  gevangenen 
de  vrijheid  gegeven,  niet  alleen  ter  hoofdplaats,  maar  door 
het  geheele  rijk.  De  militaire  kommandanten  tevens  hoofden 
der  gewestelijke  besturen  waren  aangeschreven  de  gevangene 
opstandeUngen  overal  op  vrije  voeten  te  stellen.  Zóó  wreekte 
zich  de  Nederlandsche  regering. 

Terug  gekomen  van  Bandjer  had  de  radja  een  togt  naai- 
de bovenlanden  van  Batoe  Litjin  gemaakt.  Aan  den  weêr- 
spannigen  goesti  Aboe  hadden  zich  eenige  muitelingen  van 
Lehman's  bende  aangesloten  en  bampongs  geplunderd.  Na 
eenige  kleine  schermutselingen  met  de  troepen  van  den  radja 
trokken  zij  evenwel  terug.  En  terwijl  de  radja  naar  de  hoofd- 
plaats ging,  bleef  een  zijner  pangUma's  met  eenig  gevolg  achter, 
om  muitelingen  op  te  sporen  die  zich  nog  mogten  schuil  hou- 
den. Ook  in  de  bovenlanden  van  Koesan  vertoonden  zich 
vijanden  waarschijnlijk  van  de  zuidkust  verjaagd,  die  het 
bevreesde  volk  van  Pagattan  naar  de  bosschen  de  wijk  deden 
nemen.  Tot  geruststelling  en  beveiliging  van  de  bewoners 
van  kampong  Batoe  Litjin  werd  een  kruisboot  in  de  rivier- 
monding gestationeerd. 

Sedert  de  Onrust  werd  afgeloopen,  had  in  de  Boven-Doe- 
soen  nog  geen  genoegzame  magtsontwikkeling  plaats  gehad 
om   een  merkbaren  indruk  te  laten,  was  men  de  bevolking 


Digitized  by  VjOOQIC 


8ft9 

nog  steeds  de  bestraffing  schuldig  voor  de  hulp  die  zij  den 
verraders  Soerapati  en  Antassari  verleende  bij  de  uitvoering 
van  den  '.verraderlijken  aanslag  op  dat  vaartuig.  Antassari 
was  wel  is  v^aar  het  slagtoffer  eener  verschrikkelijke  ziekte 
geworden,  maar  onbezorgd  en  onafhankelijk  leefden  Soera- 
pati en  Antassari's  zonen  in  hunne  versterkte  kotta's  van  de 
opbrengsten  eener  bevolking,  die  zoo  ze  hen  al  niet  toege- 
daan was,  althans  gehoorzaamheid  betoonde. 

Alles  wat  men  van  den  toestand  der  Boven-Doesson  meer 
bepaald  door  spionnen  had  vernomen,  kwam  op  het  volgende 
neer.  Te  Troembang ,  het  verblijf  van  tommonggong  Karta 
Pata,  Hoofd  der  Beneden-Teweh ;  te  Goenong  Sang  Soelit  een 
paar  uren  beneden  de  monding  der  Benangin,  en  te  Goeyoe 
een  half  uur  boven  die  monding,  bevonden  zich  bentings. 
Aan  de  eigenlijke  Teweh,  boven  Goeyoe  was  een  sterk  ver- 
dedigde stelling  die  Bayan  Begok  aan  die  zijde  dekte,  ter- 
wijl op  den  weg,  die  goenong  Tongka  met  Bayan  Begok 
verbindt,  een  rotsachtig  punt,  Liong  Oemboeng  genaamd, 
almede  versterkt  was.  Tommonggong  Mas  Anom,  een  der 
helden  die  bij  het  moordtooneel  op  de  Onrust  een  groote  rol 
speelden,  woonde  in  een  tot  verdediging  ingerigte  kotta,  Meak 
geheeten.  Aan  de  Benangin  lagen  nog  drie  bentings,  te 
Pangin ,  te  Takko  en  te  Bemoenan  (de  laatste  op  de  grenzen 
van  Koetei)  die  vroeger  tegen  de  invallen  der  Dayaks-Pari 
gediend  hadden.  Mangkoe  Saharie,  zoon  van  wijlen  tom- 
monggong Arie  Pati,  die  ook  aan  den  moord  op  de  Onrust 
deel  nam ,  had  het  bevel  te  Pangin ;  en  te  Bayan  Begok 
woonden  na  den  dood  van  Antassari  zijne  twee  zonen  Mad 
Seman  en  Mad  Said,  de  een  met  den  titel  van  sulthan,  de 
andere  met  dien  van  rijksbestierder. 

Op  de  juistheid  dier  berigten  kon  echter  niet  bepaald 
staat  gemaakt  worden.  Geen  enkel  was  er  zelfs,  dat  niet 
tegengesproken  werd.  Zoo  beweerde  de  een  dat  de  bevolking 
der  Teweh  door  de  pestziekte  zwaar  geteisterd,  geheel  ont- 

II.  24 


Digitized  by  VjOOQIC 


S70 

mocdigd  wras  en  op  het  zien  der  bajonetten  de  vlugt  zou 
nemen;  terwijl  een  ander  op  slelligen  toon  staande  hield, 
dat  zij  zich  met  de  meesle  hardnekkigheid  zou  verdedigen 
en  dat  er  aan  alle  bogten  der  Teweh  epaulementen  waren 
opgeworpen  om  de  troepen  te  beschieten.  Met  zekerheid 
was  het  bekend,  dat  er  geen  weg  langs  de  rivier  liep;  dat 
deze  voor  sloomschepen  geheel  onbevaarbaar  en  boven 
Troembang  zelfs  in  den  regentijd  voor  middelmatige  praauwen 
nog  gevaarlijk  was,  daar  het  water  in  één  etmaal  somwijlen 
10  tot  12  voet  kon  wassen  en  vallen,  en  de  ondiepten,  riaras 
of  watervallen,  eigenlijk  slechts  aan  kleine  djoekongs  toelie- 
ten ten  allen  tijde  de  rivier  te  bevaren.  Om  die  reden  had 
de  chef  der  expeditie  den  togt  tot  de  maand  October  uit- 
gesteld ,  wanneer  het  water  in  de  rivier  hoog  is. 

Op  den  23*"  November  embarkeerden  op  de  stoomschepen 
Gelebes,  Admiraal  van  Kingsbergen,  Boni  en  Tjenrana  de 
volgende  troepen: 

de  6*  kompagnie  van  het  9e  bataillon  infanterie,  kapitein 
Rhode,  sterk  80  bajonetten; 

de  1*  kompagnie  van  het  13e  bataillon  infanterie ,  kapitein 
van  der  Hucht,  sterk  90  bajonetten; 

de  k^  kompagnie  (inlandsche)  13«  bataillon,  sterk  120  ba- 
jonetten, kapitein  Bruijn  (gedurende  den  togt  tot  majoor 
bevorderd); 

2  houwitsers  en  2  mortieren  met  22  bedieningsmanschap- 
pen, kapitein  Du  Puy  en  een  detachement  van  13  sappeurs; 
de  radja  van  Pagattan  met  30  volgelingen,  vrijwillig  aan- 
geboden. 

Voor  het  transport  werden  op  50  praauwen  en  djoekongs 
van  verschillende  grootte  medegevoerd;  85  kettinggangers 
en  110  Sihongers  van  Soeta  Ono,  zoomede  400  koelies  en 
roeijers  der  ijzeren  praauwen,  die  onderweg  werden  opge- 
nomen. 
Het    bevel    over    deze    magt   was  opgedragen  aan   den 


Digitized  by  VjOOQIC 


371 

luitenant-kolonel  Anemaet;  de  algemeene  leiding  der  ex- 
peditie nam  de  luitenant-kolonel  Verspijck  evenwel  op  zLch. 
Hij  besloot  hiertoe,  omdat  hij  wist  dat  aan  den  togt  vele 
bezwaren  verbonden  waren  en  dat  de  meeste  officieren  die 
daaraan  deel  namen,  voor  het  eerst  het  oorlogsterrein  betra- 
den; daarbij  was  het  van  het  hoogste  belang  dal  er  krachtig 
opgetreden ,  dat  de  overmoed  des  vijands  gefnuikt  werd , 
dat  in  één  woord  de  onderneming  volkomen  slaagde;  bui- 
tendien kon  het  noodig  worden  dat  hij  als  resident  optrad, 
wanneer   hij  als  chef  der  expeditie  zijne  taak  had  volbragt. 

Daar  het  gedeeltelijk  de  wraakneming  over  de  Onrust  gold, 
werd  ook  den  kommandant  der  maritime  middelen  ver- 
gund den  togt  mede  te  maken. 

Op  grond  van  het  waarschijnlijk  bestaan  van  een  weg 
van  goenong  Tongka  aan  de  Mantallat  naar  Bayan  Begok 
aan  de  Teweh;  van  de  kans  om,  dien  weg  volgende,  in 
's  vijands  rug  te  vallen  en  al  zijne  voorliggende  werken  —  die 
waren  daargcsteld  om  het  opvaren  der  Teweh  te  beletten  — 
nutteloos  te  maken;  en  van  de  zekerheid  aan  de  Mantallat 
geen  vijandelijkheden  te  ondervinden,  wilde  Verspijck  met 
de  landmagt  in  praauwen  goenong  Tongka  bereiken  en  van 
daar  langs  meergenoemden  weg,  die  tusschen  de  rotsen  van 
Liong  Oemboeng  leidt,  regtstreeks  op  Bayan  Begok  afgaan 
en  verder  stroomafwaarts  zich  naar  de  Tewehmonding  rig- 
ten.  De  maritime  magt  zou  tegelijkertijd  een  sterke  af- 
deeling  gewapende  sloepen  de  Teweh  inzenden;  zoover  mo- 
gelijk de  rivier  oproeijende,  zou  deze  de  kolonne  tegemoet 
gaan  en  den  vijand  noodzaken  zijne  magt  te  verdeelen.  De 
Kingsbergen  en  Boni  zouden  voor  de  Mantallat,  de  Celebes  en 
Tjenrana  voor  de  Teweh  blijven  liggen,  om  naar  omstandig- 
heden de  tei*ugkeerende  kolonne  op  te  nemen.  Aan  boord 
der  expeditievaartuigen  was  een  voorraad  levensmiddelen  voor 
42  dagen  ingescheept. 

Het  toeval  wilde ,  dat  reeds  gedurende  de  reis  naar  boven 


Digitized  by  VjOOQIC 


373 

het  water  sterk  begon  te  vallen  en  zóó  laag  werd,  dat  de 
oorlogsbodems  een  dag  varens  beneden  de  Mantallat  moesten 
blijven  liggen.  Men  was  dus  genoodzaakt  om  óf  te  wach- 
ten op  hooger  water,  óf  zonder  hulp  der  marine  de  zaak 
te  volvoeren.    Verspijck  besloot  tot  het  laatste. 

Met  zooveel  troepen  en  koelies  als  de  Boni  en  Tjenrana 
konden  bevatten,  ging  hij  met  die  vaartuigen,  die  slechts 
vijf  voet  diepgang  hadden,  verder  de  Barito  op  en  de  Mantallat  in, 
en  bragt  de  geheele  landmagt  (den  30«°)  te  Moeara  Mantallat. 

Over  goenong  Tongka  naar  Bayan  Begok  te  gaan,  was 
nu  onmogelijk  geworden;  daarom  besloot  Verspijck  om  in 
de  rigting  van  Uayan  Begok  een  weg  dwars  door  het 
bosch  te  laten  kappen  en  tot  punt  van  uitgang  den  kam- 
pong  Kamanrak  te  nemen,  welke  plaats  door  hare  gunstige 
ligging  aan  de  Mantallat  zich  daartoe  aanbeval.  Kamanrak  lag 
twee  è  drie  uren  boven  de  monding  en  was  ten  allen  tijde 
met  praauwen  te  bereiken;  ddér  werd  een  kleine  benting 
gebouwd ,  de  voorraad  vivres  opgeslagen  en  door  dertig  man 
bewaakt. 

Om  den  vijand  in  den  waan  te  brengen  dat  de  togt  over 
goenong  Tongka  bepaald  bleef,  had  de  postkommandant  van 
Kamanrak  last  gekregen  nu  en  dan  patrouilles  van  20  man 
langs  den  linkeroever  der  Mantallat  uit  te  zenden.  Den  kom- 
mandant  der  maritime  middelen  werd  aanbevolen  om,  in- 
dien het  water  mogt  rijzen ,  het  aanvankelijk  plan  te  volgen 
en  te  trachten  langs  de  Teweh  met  de  landmagt  in  gemeen- 
schap te  komen. 

Den  1*»  December  begon  Schade  van  Weslrum  met  een 
kleine  bedekking  aan  het  kappen  van  een  pad  in  noord- 
oostelijke rigting,  met  vermijding  der  moerassige  gedeel- 
ten en  heuveltoppen.  Soeta  Ono  was  hem  daarin  met  eenige 
Dayaks  behulpzaam.  Dagelijks  vorderde  men  vijf  of  zes 
palen,  en  naarmate  men  dieper  het  land  indrong,  versterkte 
Verspijck   de   bedekking   der  werklieden  en  rukte  met  den 


Digitized  by  VjOOQIC 


878 

boofdtroep  op.  Na  buitengewone  moeijeUjkheden  overwon- 
nen en  een  weg  van  ruim  vijftig  palen  door  het  digle  bosch 
gekapt  te  hebben,  werd  den  Hen  een  rivier  bereikt,  die 
men  voor  de  Boven-Teweh  hield,  maar  die  tot  groote  teleur- 
stelling van  den  kommandant  der  voorhoede,  bleek  de  Bo* 
veo-Teweb  niet  te  zijn.  Door  de  onjuistheid  der  kaart  was 
een  groote  misrekening  gemaakt  en  deboucheerde  men  nu 
digt  bij  Troembang,  het  verblijf  van  iommonggong  Karta- 
pati,  aan  de  soengej  Panten. 

Kartapati  had  in  der  tijd  deelgenomen  aan  het  verraad 
op  de  Onrust  gepleegd.  Een  gedeelte  ^er  voorhoede  ont- 
ving dus  order  Troembang  aan  te  tasten  en  te  straffen. 
Op  het  verschijnen  van  een  militaire  magt  aan  den  bosch- 
kant,  van  welke  zijde  die  nimmer  was  verwacht,  ont- 
stond er  een  panische  schrik  onder  de  bewoners  van 
Troembang.  Niemand  dacht  aan  weerstand  bieden,  alles  sloeg 
in  wilde  vaart  op  de  vlugt  en  van  onze  zijde  werden  er 
slechts  eenige  schoten  gelost  op  een  tiental  gewapenden, 
waarvan  er  twee  in  onze  handen  vielen.  De  versterkte  kam- 
pong  werd  aan  de  vlammen  prijs  gegeven. 

Daar  intusschen  het  water  gewassen  was,  had  de  sloepen- 
divisie, ruim  100  koppen  sterk,  onder  den  kommandant  der  ma- 
riiime  middelen  zich  in  beweging  gesteld,  en  was  de  Teweh  op- 
geroeid ,  had  een  paar  kampongs  vernield  en  een  onbezette 
benting  op  een  heuveltop  geslecht.  Nu  en  dan  door  verborgen 
schutters  beschoten,  had  zij  een  doode  en  een  gekwetste  ge- 
kregen. De  Tjenrana  die  de  sloepen  tot  bij  kampong  Swalla  op- 
sleepte, werd  bij  het  afzakken  bijna  verbrijzeld  door  een  reus- 
achtigen  boom  dien  de  vijand  liet  vallen,  doch  die  gelukkig  iets 
achter  het  vaartuig  in  het  water  sloeg.  Den  11«"  te  Troembang 
aankomende,  zag  zij  aan  de  brandende  puinhoopendatdeland- 
magt  daar  reeds  geweest  was,  doch  ontwaarde  toevallig  de 
voorhoede  niet,  die  zich  op  dat  oogenblik  op  eenigen  afstand 
van  den   oever  bevond.    In  het   denkbeeld   dat   de  hoofd- 


Digitized  by  VjOOQIC 


374 

magt  op  haar  terugtogt  van  de  Boven-Teweh,  Troembang 
verbrand  had,  keerde  de  divisie  terug  en  nam  verder  geen 
deel  aan  den  logt. 

Verspijck  bevond  zich  den  14 «°  op  ongeveer  12  palen  ach- 
ter de  voorhoede  en  moest  daar  tot  den  14^  nog  vertoeven 
om  vivres  van  Kamanrak  af  te  wachten;  natuurlijk  ging 
de  approviandering  der  groote  kolonne  met  veel  mocije- 
lljkheden  gepaard.  De  misrekening  in  de  rigting  verne- 
mende, liet  hij  dadelijk  onderzoeken  of  er  mogelijkheid  be- 
stond een  weg  in  oostelijke  rigting  te  maken,  die  regl- 
streeks  op  Bayan^pBegok  moest  uitloopen;  doch  toen  de 
verkenning  terugkwam  met  het  berigt  dat  het  terrein  aan 
die  zijde  bijna  ondoordringbaar  was ,  bleef  er  niets  anders 
over  dan  naar  Troembang  te  marcheren  en  van  daar  langs 
de  Teweh  een  pad  tot  aan  Bayan  Begok  te  kappen.  De 
vermoeijenissen  in  het  verschiet,  gaven  hem  aanleiding  te 
Troembang  een  kleine  gepalissadeerde  redoute  te  doen  oprig- 
ten,  waarin  de  zieken,  de  houwitsers  en  .alles  wat  slechts 
eenigzins  gemist  kon  worden,  achterbleven. 

Het  tweede  gedeelte  van  den  togt  begon  den  13*»  Decem- 
ber; de  voorhoede  baande  zich  op  dezelfde  wijze  door  het 
zwaar  begroeide  terrein  een  weg  en  werd  naar  omstandig- 
heden op  een  oi  twee  dagmarschen  door  de  hoofdmagt  ge- 
volgd. Zonder  vijandelijkheden  bereikte  men  den  15"  kam- 
pong  Ejong.  Te  Moahat  (den  16«°),  waar  drie  koelies  door 
onzigtbare  schutters  getroffen  werden,  ging  men  met  een 
rakit  op  den  regteroever  over.  Te  Sang  Soelit  (den  17"")  lagen 
drie  bentings  boven  op  een  steenrots  van  300  voeten  hoog; 
die  werken  schenen  reeds  lang  verlaten.  Van  den  vijand  was 
niets  te  zien;  men  verwachtte  dien  te  Goeijoe,  waar  zijn 
magt  zich  geconcentreerd  zou  hebben;  daarom  had  Ver- 
spijck de  hoofdtroep  gedurig  digter  doen  opsluiten,  doch 
't  was  onnoodig,  want  ook  daar  trof  men  geen  vijand  aan. 
De  ontzetting,  de  vrees  der  vlugtende  bevolking  was  even 


Digitized  by  VjOOQIC 


876 

groot  als  de  teleurstelling  der  troepen  die  slechts  nu  en  dan 
de  vluglelingen  een  paar  schoten  konden  nazenden. 

Boven  Goeijoe,  waar  de  Teweh  de  Benangin  opneemt,  for- 
meerde de  chef  der  expeditie  twee  kolonnes,  ieder  van  hon- 
derd bajonetten  met  de  noodige  koelies.  Hij  voegde  bij  de 
eene  den  radja  van  Pagattan  met  zijne  volgelingen,  en  een  mor- 
tier met  bediening,  gaf  den  luitenant-kolonel  Anemaet  het  bevel 
daarover  en  gelastte  hem  den  oever  der  soengej  Benangin  te 
volgen;  terwijl  de  tweede  kolonne  waarbij  Soeta  Ono  ge- 
plaatst was,  onder  majoor  Bruijn,  zoude  trachten  den  marsch 
langs  de  Teweh  tot  Bayan  Begok  voort  te  zetten.  Daar  er 
slechts  een  voorraad  vivres  voor  vijf  dagen  overbleef,  mog- 
ten  de  kolonnes  zich  niet  verder  dan  2  of  3  dagmarschen 
binnenslands  wagen.  Verspijck  bleef  met  25  zieken  te  Goeijoe, 
rigtte  een  woning  tot  verblijf  in,  liet  die  vluglig  met  palis- 
saden omheinen  ,  den  kampong  afbranden,  en  wachtte  voorts 
de  terugkomst  der  kolonnes  af. 

De  kolonne  Bruijn  kwam  (den  19«")  steeds  door  het  bosch 
een  pad  kappende,  aan  een  rotsachtig  terrein.  Op  een  hoog» 
tol  verdediging  meesterlijk  gekozen  punt  trof  zij  eenige  ver- 
sterkingen aan,  die  gelukkig  niet  bezet  waren.  Dit  was  de 
stelling  van  Batoe  Loepoe,  die  Bayan  Begok  van  die  zijde 
dekte.  Met  moeite  werden  de  rotsen  beklommen  en  de  ver- 
sterkingen vernield.  Majoor  Bruijn  ontwaarde  tegelijkertijd 
dat  het  terrein  den  verderen  marsch  langs  de  Teweh  onmo- 
gelijk maakte.  Door  behulp  van  een  40  voet  lange  Dayak- 
sche  ladder  die  men  daar  vond ,  daalde  men  van .  de  rots 
en  werd  daarna  op  een  ladang  het  bivak  opgeslagen. 

's  Anderendaags  vroegtijdig  opbrekende  ,  deed  Bruijn  een 
poging  om  den  oever  te  bereiken  ,  doch  stuitte  op  een  voort- 
zetting van  Batoe  Loepoe.  Nu  besluit  hij  eenigzins  van  de 
Teweh  af  te  houden ,  en  een  zuidelijke  rigting  te  nemen. 
Weldra  vindt  hij  een  goed  pad ,  dat  Soeta  Ono  verklaart  geen 
Dayaksch  pad  te  zijn,  doch  door  hem  gehouden  wordt  voor 


Digitized  by  VjOOQIC 


876 

de  zoogenaamde  djalan  radja  (koningsweg)  indertijd  op  last 
van  Antassari  gemaakt  om  te  goenong  Tongka  te  komen. 
Men  volgt  dat  pad  eenige  palen  achtereen,  totdat  het  op  een- 
maal te  niet  liep.  Het  was  niet  de  eerste  maal  in  den 
Bandjerschen  krijg  dat  onze  kolonnes  midden  in  een  woud 
bleven  steken.  Om  ons  het  spoor  bijster  te  doen  worden, 
breekt  namelijk  de  vijand  het  pad  af  door  een  eind  weegs 
terug  te  keeren,  zich  in  verschillende  rigtingen  te  verspreiden 
en  met  een  kleiner  or  grooter  bogt  in  het  verlengde  van 
den  weg  op  een  bepaald  punt  weder  zamen  te  treffen. 

Er  werd  dus  op  nieuw  gekapt  en  in  noord-oostelijke  rigting 
aangehouden  totdat  men  het  pad  terug  vond;  daar  het  inmiddels 
avond  was  geworden,  werd  het  bivak  betrokken.  Den  21«  bleek 
het,  dat  dit  pad  naar  den  verlaten  kampong  Manang  aan  de 
Teweh  voerde,  waar  de  kolonne  tegen  2  uur  na  den  middag 
aankwam.  Men  bevond  zich  nog  drie  uur  roeijens  van  Ba- 
yan  Begok  en  had  slechts  voor  ij  dag  vivres  over;  men 
vertrouwde  den  gids  niet,  was  zeer  vermoeid  en  bijna 
zeker  Bayan  Begok  even  als  alle  andere  plaatsen  verlaten  te 
vinden.  Dit  alles  noopte  Bruijn  naar  Goeijoe  terug  te  mar- 
cheren ,  waar  de  kolonne  na  nog  vele  vermoeijenissen  door- 
slaan te  hebben,  tegen  den  avond  van  den  22»  December 
aankwam.  Met  uitzondering  van  één  schot  en  eenige  in  het 
gras  geplaatste  randjoe's  had  men  geen  schijn  van  vijande- 
lijkheden ontmoet  en  alleen  in  een  pondok,  waaruit  eenige 
lieden  vlugtten,  een  zestal  geweren ,  lansen  en  klewangs  ge- 
vonden. — 

Een  paar  uren  achter  Goeijoe,  aan  de  zamenvloeijing  der 
Benangin  en  Teweh  vond  de  kolonne^  Anemaet  een  geblin- 
deerde versterking,  waaruit  eenige  schoten  vielen.  Na  een 
worp  uit  den  mortier  gedaan  te  hebben ,  liet  Anemaet  de 
versterking  met  de  bajonet  aanvallen ;  zij  werd  niet  verdedigd 
en  door  ons  verbrand.  In  den  kampong  in  de  nabijheid  ge- 
legen, het  verblijfvan  Mangkoe  Sarie,  werden  een  paar  geschrif- 


Digitized  by  VjOOQIC 


877 

(ea  gevonden.  Het  eene  was  gerigt  aan  kiay  Ranga  Niti, 
die  beproerd  had  Mangkoe  Sarie  te  bewegen  de  partij  des 
vgands  ie  verlaten ,  en  bevatte  een  uitnoodiging  om  met 
slechts  weinige  volgelingen  aan  de  Benangin  te  komen.  Het 
andere  was  een  brieF  aan  den  civielen  gezaghebber  te  Maraba-. 
han,  waarin  Mangkoe  Sarie  vergiffenis  vroeg  en  de  verzeke- 
ring gaf,  dat  nu  Antassari  overleden  was  en  hij  den  pange- 
rang  niet  meer  behoefde  te  vreezen ,  hij  nimmer  de  partij 
van  zijne  zonen  zou  omhelzen.  Het  vroegere  gedrag  der 
Teweh-bevolking  moest  alleen  op  rekening  van  Antassari  ko- 
men ,  die  gedurende  zijn  leven  algemeen  werd  gevreesd. 

Op  de  plaats  waar  die  brieven  gevonden  waren ,  liet  Ane- 
maet  een  geschrift  achter,  waarin  Mangkoe  Sarie  werd  aan- 
gemaand zich  op  het  bivak  aan  te  malden ,  indien  hij  werkelijk 
in  onderwerping  wilde  komen;  dat  hij  in  dat  geval  niets  te 
vreezen  had.  Zijn  kampong  zou  daarom  voorloopig  ge- 
spaard worden.  Bleek  het  echter  bij  terugkeer  der  kolonne 
door  zijne  afwezigheid,  dat  zijne  onderwerping  niet  gemeend 
was,  dan  zou  de  kampong  te  vuur  en  te  zwaard  vernield 
worden. 

Langs  den  regteroever  der  Benangin  verder  doortrekkende, 
geraakte  de  gids  niet  ver  van  Soengej  Kramoe  van  den  weg 
en  werd  het  bivak  belrokken.  Toen  den  volgenden  dag  de 
gids  de  Kramoe  voor  de  Benangin  aanzag,  geraakte  de  ko- 
lonne  nog  meer  aan  'het  dwalen ,  met  dat  gevolg ,  dat  zij 
na  een  marsch  van  twaalf  uren ,  op  de  plaats  terug  kwam 
die  's  morgens  verlaten  was.  Anemaet  liet  toen  de  Benangin 
opzoeken,  volgde  die  nog  eenigen  tijd  tot  kampong  Kwalla 
Kramoe  en  overnachtte  aldaar. 

Na  een  paar  uren  marsch  kwam  de  kolonne  (den  22«")  aan 
kampong  Pangin,  die  op  Dayaksche  wijze  door  twee  palissa- 
deringen  versterkt ,  een  zoogenaamde  kotla  uitmaakte.  In 
de  binnenruimte  stonden  zes ,  daar  buiten  vier  groote  hui- 
zen,  nog  zeer  kort  geleden  door  de  bewoners  in  overijling 


Digitized  by  VjOOQIC 


378 

verlaten.  Men  vond  er  een  aantal  voorwerpen  van  de  Onrust 
afkomstig,  en  legde  daarom  de  plaats  in  de  asch.  NaarTakko, 
waarheen  men  nu  zou  marcheren,  en  dat  volgens  de  be- 
rigten  ook  was  versterkt ,  kende  de  gids  den  weg  niet : 
er  was  bovendien  nog  slechts  voor  1|  dag  vivres  in  voorraad; 
daarom  besloot  Anemaet  niet  verder  te  gaan.  In  de  hoop 
eenige  bewoners  der  plaats  mag  tig  te  worden,  nam  hij  den 
schijn  aan ,  met  de  hoofdmagt  af  te  marcheren ,  doch  ver- 
borg zich  op  een  afstand ;  verder  zond  hij  drie  patrouilles 
uit  om  den  omtrek  te  doorzoeken.  Een  dezer  patrouilles 
vuurde  op  eenige  gewapende  inlanders  die  in  haar  bereik 
kwamen.  Een  hunner  werd  getrofTen  en  door  zijne  makkers 
weggedragen ;  het  geweer  dat  de  gewonde  had  weggesmeten 
herkende  de  gids  voor  dat  van  Mangkoe  Sarie.  —  Na  de 
terugkomst  der  patrouille  werd  de  marsch  naar  Goeijoe  aan- 
genomen en  die  plaats  tegen  het  vallen  van  den  nacht  be- 
reikt. 

Het  water  was  intusschen  sterk  gewassen  en  daarom  had 
Verspijck,  voorziende  dat  de  troepen  zeer  vermoeid  zouden 
terugkomen ,  eenige  vlotten  laten  maken  om  er  zich  bij  den 
terugmarsch  van  te  bedienen,  en  den  kommandant  van  Ka- 
manrak  bij  tijds  gelast  om  vijilien  groote  praauwen  met  de 
noodige  roeijers ,  onder  dekking  van  een  officier  en  25  bajo- 
netten over  de  Barito  de  Teweh  in  te  zenden.  De  artillerie, 
munitie,  bagage,  en  zooveel  manschappen  mogelijk,  werden 
den  ^^'^  op  de  vlotten  geëmbarkeerd  en  de  snelstroomende 
rivier  afgezonden ,  terwijl  Bruijn  met  een  kolonne  van  75 
bajonetten  en  de  koelies  waarvoor  geen  vlotten  waren,  den 
terugmarsch  over  land  nam.  Omstreeks  12  uur  ontmoette 
deze  de  praauwen,  en  ging  er  in  over,  zoodat  zonder  ver- 
liezen de  geheele  magt  's  avonds  te  Troembang  verzameld 
was,  en  op  dezelfde  wijze  den  togt  vervolgende,  den  24^ 
de  stoomschepen  bereikt  werden.  De  post  te  Kamanrak 
werd  den 25"»  ingetrokken  en  gesloopt;  op  een  verkenning  naar 


Digitized  by  VjOOQIC 


379 

Palingan  aan  de  Mantallat  was  een  praauw  omgeslagen, 
mei  het  ongelukkige  gevolg  dat  de  luitenant  Vink  met  drie 
man  verdronk  en  een  vijfliental  geweren  verloren  ging. 
Den  28«°  kwam  de  expeditie  te  Bandjer  terug. 

Hoewel  de  togt  naar  de  Boven-Teweh  volbragt  werd  zonder 
een  enkele  maal  met  den  vijand  slaags  te  geraken ,  zonder 
de  vele  ontberingen  van  den  soldaat  met  een  enkel  gevecht 
te  beloonen,  had  het  Bandjersche  volk  evenwel  de  overtui- 
ging gekregen  dat  zelfs  de  ontoegankelijk  geachte  Boven- 
Teweh  voor  onze  troepen  bereikbaar  was. 

Daar  de  geheele  bevolking  aan  die  rivier  als  één  man  de 
vlugt  had  genomen,  daar  de  Hoofden  hunne  talrijke  ver- 
sterkingen zonder  verdediging  hadden  verlaten,  was  het  wel 
is  waar  onmogelijk  geworden  het  bloed  op  de  Onrust  ge- 
stort ,  met  het  bloed  der  moordenaars  te  wreken,  maar  toch 
was  de  tuchtiging  gevoelig  geweest.  Elke  kampong,  kotta 
of  bentlng  aan  de  Teweh,  waarin  zich  voorwerpen  van  de 
Onrust  bevonden  die  als  talismans  bewaard  werden ,  ver- 
dween van  de  oevers  en  werd  door  de  verraderlijke  be- 
volking in  asch  teruggevonden.  Op  de  meest  in  het  oog 
vallende  plaatsen  langs  de  rivier  waren  proclamaliën  aange- 
plakt ,  waarbij  de  Teweh  elk  jaar  met  een  dergelijk  bezoek 
bedreigd  werd,  indien  een  der  Hoofden  de  partij  van  Antas- 
sari's  zonen  koos  en  de  bevolking  niet  ten  spoedigste  hare 
onderwerping  aanbood ,  en  waarbij  verder  ieder  Hoofd  dat 
aan  het  verraad  had  deelgenomen  van  zijne  betrekking  ver- 
vallen werd  verklaard.  Aan  kiay  Ranga  Niti  was  opgedragen 
de  Hoofden  van  Lahey  aan  te  raden  om  vergiffenis  te  vra- 
gen ,  zoo  zij  niet  een  gelijk  lot  als  dat^  van  de  Teweh  wilden 
ondergaan. 

Opzettelijk  riglte  Yerspijck  thans  nog  geen  post  op  aan 
de  Teweh.  Hij  wilde  eerst  zien  welke  houding  de  bevolking 
na  deze  tuchtiging  aannam;  op  het  oogenblik  was  er  geen 
bevolking  en  hij  moest  zijne  troepen  sparen,  die  onder  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


880 

ongunstigste  omstandigheden,  —  zware  regens  en  ongebaande 
wegen  —  van  2  tet  23  December  aanhoudend  vermoeijende 
marschen  hadden  gemaakt  en  gedurende  het  grootste  ge- 
deelte van  den  togt  slechts  {  rantsoen  hadden  genoten.  Het  lag 
overigens  in  zijn  plan,  Rooga  Niti  met  de  zijnen  aan  de  Teweh 
te  verplaatsen  en  voor  Moeara  Mantallat  een  ander  inlandscb 
Hoofd  te  zoeken. 

Yan  den  radja  van  Pagattan  en  vooral  van  Soeta  Ono,die 
met  Schade  van  Westrum  de  moetjelijkste  taak  vervulde, 
had  men  ook  thans  weder  de  meeste  hulp  ondervondeD. 
Het  gedrag  der  troepen  was  voorbeeldig  geweest. 

Den  26~  Januari)  1863  werd  de  Kingsbergen  met  een 
vredelievend  doel  de  Barito  opgezonden  met  last,  om  met  de 
witte  vlag  in  top,  gedurende  een  maand  voor  de  Teweh  en 
Lahey  station  te  houden,  en  ieder  die  in  onderwerping  kwam 
vergiffenis  te  schenken.  De  Boven-Doesoen ,  het  gebied  van 
Soerapati,  werd  evenwel  nog  als  vijandelijk  land  behandeld. 

De  Kingsbergen  keerde  den  24«°  Februarlj  van  de  Teweh 
te  Bandjer  terug.  De  vredelievende  zending  was  volkomen 
geslaagd;  eenige  voorname  Hoofden  ,  waaronder  hadji  Mad 
Seman  die  onder  de  invloedrijksten  kon  gerekend  worden, 
waren  aan  boord  gekomen  om  den  eed  van  getrouwheid 
aan  het  gouvernement  af  ie  leggen  en  beloofden  na  afloop 
van  den  rijstoogst  naar  Bandjer  te  zullen  afkomen.  Den  oorlog 
moede,  had  de  bevolking  de  partij  van  Antassari*s  zonen  ver- 
laten en  hare  goede  gezindheid  getoond  door  dagelijks  var- 
kens ,  vruchten  en  eijeren  te  koop  aan  te  bieden  zoolang  de 
stoomer  aan  de  monding  der  Teweh  en  Lahey  gestationeerd 
lag. 

In  Maart  werd  aan  de  Tewehmonding  een  benting  opge- 
rigt  en  door  kiay  Rangi  Niti  bezet. 


Digitized  by  VjOOQIC 


HOOFDSTUK  XXU. 


ONDERWBRPING    VAN    GOESTI  KASSAN  S  ZONEN.  —  PRABOE  ANOM 

EN    OEBAK    TE    BATANG    EOELOER.     —    DE    LAATSTE  ORANG 

BEAMAaL    GESTRAFT.  —  TOESTAND    DER  LANDSCHAPPEN 

OP    DE    OOSTKUST.    —     AFTREDING    VAN    DEN  CHEF 

DER    EXPEDITIE. 

Terwijl  aan  de  noordelijke  grens  van  het  vroegere  Ban- 
djersche  rijk  de  wrekende  iiand  werd  gelegd  op  de  weer- 
spannige bevolking ,  en  de  faam  de  onweerstaanbare  kracht 
der  Nederlandsche  wapenen  tot  aan  de  bronnen  der  Barito 
verkondigde,  werd  het  bevredigingswerk  in  de  residentie,  door 
de  amnislie  bevorderd,  met  denzeirden  ijver  voortgezet. 

Het  kampongshoofd  van  Tambaroentoeng  had  in  de  Moe- 
ningsche  moerassen  een  schuilplaats  van  roovers  ontdekten 
daarvan  berigt  gezonden  naar  Margasarie.  Onmiddelijk  (2 
December)  zond  Reuter  een  bevolkingspatrouille  derwaarts, 
die  den  4«°  met  vijftien  opstandelingen  terugkeerde.  Het 
Hoofd  der  patrouille  had  de  Hoofden  der  bende  schriftelijk 
tot  onderwerping  aangemaand ;  hierop  had  te  Tambaroentoeng 
een  bijeenkomst  plaats  gehad ,  en  was  bepaald  dat  vijftien 
man  naar  Margasarie  zouden  gaan,  om  te  zien  of  de  am- 
nislie op  hen  zou  worden  toegepast. 

Reuter  nam  dezen  (den  5^)  den  eed  van  getrouwheid  af 


Digitized  by  VjOOQIC 


881t 

en  stond  hen  toe  zich  weder  met  hun  gezin  in  de  kampongs 
te  vestigen  die  zij  vroeger  bewoond  hadden.  Een  hunner 
Ohing  genaamd ,  die  te  Margasarie  te  huis  behoorde  en  dus 
bleef,  begaf  zich  dienzelfden  dag  nog  onder  de  hoede  der 
politie ,  daar  zijne  makkers  hem  met  den  dood  bedreigd  had- 
den indien  hij  niet  met  hen  terugkeerde;  hij  verklaarde  dat 
de  onderwerping  niet  gemeend  was  en  geen  ander  doel  had 
dan  toegang  te  verkrijgen  tot  de  met  ons  be\riende  kampongs 
en  zich  daar  van  geld  en  levensmiddelen  te  voorzien. 

Drie  dagen  later  (8«°)  ontving  het  distriktshoofd  een  brief 
van  goesti  Mohamad  Nassir  aan  de  oudsten  van  kampong  Tam- 
baroentoeng  gerigt ,  den  last  inhoudende  hem  praauvven  te 
zenden.  Reuter  liet  hieraan  voldoen,  doch  gafeen  brief  mede 
waarin  hij  Nassir  vermaande  om  ongewapend  met  zijne  bende 
te  Margasarie  te  verschijnen.  Den  10"*  kwam  hetberigtdat 
Nassir  met  zijne  bende  tot  Paboeangan  was  afgezakt  en  daar , 
zoowel  als  te  Tambaroentoeng ,  den  kampongsbewoners  een 
brandschatting  van  honderd  guldens  en  vijf  gantangs  rijst 
per  huisgezin  had  opgelegd.  Den  H«°  deed  hij  te  Meram- 
piouw  hetzelfde  en  kwam  tegen  10  uur  voor  den  middag 
in  het  ge zigt  van  Margasarie.  De  vijfentwintig  kleine  praau wen 
waarop  de  kleine  bende  zich  bevond,  naderden  in  slagorde, 
de  Hoofden  in  het  midden;  de  praauw  van  Nassir  prijkte  met 
de  vorstelijke  oorlogsvlag  en  pojong. 

Het  was  dezelfde  bende  die  in  December  1861  den  con- 
troleur Fuijck  en  zijn  eskorte  verraderlijk  vermoordde , 
zich  daarop  in  de  moerassen  van  Bangkinangan  verschuilde » 
dèdr  het  detachement  van  Croes  in  de  pan  hakte  en  door 
schijnbare  bemiddeling  van  pangerang  Moeda  in  onderwerping 
kwam;  de  bende  die  kort  daarop  haren  eed  brak,  ander-' 
maal  naar  de  Bangkinangan  trok  en  tot  nu  toe  van  roof  en 
moord  geleefd  had;  de  bende  eindelijk,  wier  Hoofden  van 
de  amnistie  waren  uilgesloten  en  alleen  lijfsgenade  was  toe- 
gezegd. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Luitenant  Reuter  ,  de  militaire  kommandant,  begreep  al  het 
belang  der  onderwerping  van  een  rooverstroep  die  zich ,  in 
weerwil  van  de  ongeloofelijkste  krachtsinspanning  der  troe- 
pen, in  de  ontoegankelijke  moerassen  had  weten  staande 
te  houden,  doch  vermoedde  tevens,  dat  de  verraderlijke 
Hoofden  ook  nu  weder  het  bestuur  wilden  misleiden  en 
slechts  tijd  zochten  te  winnen  om  hun  aanhang  te  vergroo- 
ten  en  later  andermaal  het  masker  af  te  werpen.  Ilij  duchtte, 
misschien  niet  ten  onregte ,  door  de  gelijktijdige  onderwer- 
ping in  massa  van  90  ondernemende,  goed  gewapende  in- 
landers, een  aanslag,  een  dadelijk  gevaar;  hoe  het  zij,  hij 
nam  de  noodige  veiligheidsmaatregelen. 

Reeds  op  een  kwartier  afstands  hoorde  men  het  krijgsge- 
schreeuw  der  bende ,  en  toen  zij  de  versterking  voorbijvoer 
rigtte  ieder  man  zich  op,  met  zijn  geweer  of  lans  bij  den 
voet,  en  voerden  eenige  met  ontblooten  klewang  den  krijgs- 
dans uit. 

Bij  het  distriktshoofd  aan  wal  stappende,  eischten  de  Hoofden 
op  hoogen  toon  dat  er  onmiddelijk  gekookt  zoude  worden 
daar  zij  wenschten  te  eten  voor  dat  zij  bij  den  militairen  kom- 
mandant  verschenen ;  toen  het  distriktshoofd  dit  aan  Reuter 
berigtte ,  zond  deze  hem  rijst  en  gezouten  visch  en  liet  hem 
zeggen  dat  hij  de  zaak  bespoedigen  moest.  De  bevolking 
was  gewaarschuwd  zich  op  een  afstand  te  houden,  daar  het 
kon  gebeuren  dat  de  inhechtenisneming  der  Hoofden  niet  zon- 
der opschudding  afliep.  Tot  bewaking  van  den  kampong  lag 
een  kruisboot  voor  de  woning  van  het  distriktshoofd. 

De  bezetting  van  Margasarie  was  met  15  soldaten  van 
Rantau  versterkt  geworden,  en  telde  nu  45  bajonetten  en  2 
artilleristen.  Onder  den  dd.  officier  Bruijns  stonden  30  bajo- 
netten op  zijde  van  den  kommandants  woning  gereed  om 
tegen  de  bende  buiten  de  versterking  op  te  rukken,  indien 
deze  een  aanval  in  den  zin  had ;  de  rest  der  bezetting  was 
op  de  banketten  en  in  de  bastions  verdeeld.    Twee  inland- 


Digitized  by  VjOOQIC 


384 

sche  militairen  met  den  klewang  gewapend,  vier  politiedie- 
naren  en  Iwee  bedienden  bevonden  zich  in  Reuters  woning 
om  de  arrestatie  te  bewerkstelligen. 

Nadat  een  gedeelle  der  bende  de  wapens  aan  het  distrikts- 
hoord  had  ingeleverd,  vroegen  de  drie  Hoofden  vergunning 
omstreeks  i;  uur,  in  de  versterking  te  komen.  Hoewel  niet 
zonder  zwarigheden  te  maken,  gaven  zij  aan  de  poort  hunne 
wapens  al'  en  werden  binnen  de  versterking  geleid.  Reuter 
liet  hen  plaats  nemen  en  vroeg  hun,  nadat  de  gebruikelijke 
inleiding  van  het  gesprek  was  afgeloopen,  of  zij  bekend  waren 
met  het  amnistic  besluit ,  waarvan  hun  een  maleisch  afschrill 
was  toegezonden. 

—  Gelezen  hadden  zij  het  niet ,  maar  er  wel  veel  van 
hooren  spreken ,  luidde  het  antwoord. 

Daarop  werd  hun  medegedeeld ,  dat  bij  dat  besluit  hun 
alleen  lijfsgenade  werd  gegeven  wanneer  zij  zich  kwamen 
onderwerpen,  en  zij  dien  ten  gevolge  zich  van  dit  oogen- 
blik  af  in  arrest  bevonden  tot  tijd  en  wijle  de  resident  over 
hun  lot  zou  beschikt  hebben. 

Een  hevige  ontroering  maakte  zich  van  de  Hoofden  meester. 
Zonder  hen  echter  tijd  tot  bezinning  te  geven ,  gaf  Reuter 
het  afgesproken  teeken  en  schoten  de  acht  personen  toe  die 
tot  een  inhechtenisneming  waren  aangewezen.  Doch  niet 
zonder  tegenstand  gaven  de  Hoofden  zich  over.  Er  volgde 
een  worsteling,  van  hunne  zijde  met  zooveel  woede  volgehou- 
den,  dat  zij  zich  bijna  gelijktijdig  losrukten  en  op  de  vlugt 
sloegen.  Reuter  had  gehoopt  hen  zonder  letsel  in  een  voet- 
blok  te  kunnen  sluiten,  tot  dat  einde  in  een  achterkamer  gereed 
gemaakt;  doch  toen  zij  poogden  te  ontkomen,  velde  een 
inlandsch  soldaat  den  zoogenoemden  pangarang  Ketjil  met 
een  klewanghouw.  Reuter  had  Nassir  gegrepen  en  zou  het 
onderspit  gedolven  hebben ,  daar  deze  gebruik  wilde  maken 
van  een  badik  dien  hij  in  den  slindang  verborgen  hield,  indien 
niet    een    poliliedienaar    zijn    tegenpartij   door   een   sabel- 


Digitized  by  VjOOQIC 


S85 

houw  had  afgemaakt.  Brahim  baande  zich  een  weg  door  het 
detachement  dat  bij  de  woning  stond  aangetreden,  ontving 
in  het  voorbijgaan  wel  een  paar  Ugte  bajonetsteken,  doch 
sprong  over  de  palissadering  en  ontkwam,  's  Anderendaags 
bragt  men  zijn  lijk  te  Margasarie.  Met  drie  volgelingen  was 
't  hem  gelukt  Tambaroentoeng  te  bereiken ;  diar  wilde  hij  de 
bevolking  gewapenderhand  noodzaken  hem  naar  zijn  schuil- 
plaats te  brengen,  doch  deze  weigerde  en  maakte  hem  af. 
Zijne  volgelingen  ontkwamen  door  de  vlugt.  Toen  het  gedeelte 
der  bende  dat  de  Hoofden  tot  aan  het  tolhuis  begeleid  had, 
geschreeuw  in  de  versterking  hoorde,  vlugtte  het  in  de 
wildernis;  de  anderen  die  zich  in  de  woning  van  het  dis- 
triktshoofd  bevonden,  grepen  naar  de  wapenen,  wierpen 
zich  in  de  praauwen  en  poogden,  al  vurende  op  de  kruis- 
boot,  de  overzijde  te  bereiken.  Twee  matrozen  werden 
daardoor  gewond.  De  kruisboot  beantwoordde  het  vuur 
met  een  schot  uit  den  2ponder,  waardoor  een  praauw 
met  zeven  man  in  de  diepte  verdween.  De  bezetting  die  in 
last  had,  alleen  bij  een  bepaalden  aanval  van  d'e  wapens  ge- 
bruik te  maken ,  vuurde  niet.  Bruyn  rukte  evenwel  met  zijn 
30  bajonetten  naar  de  woning  van  het  distriktshoofd,  nam 
10  opstandelingen  die  zich  niet  verzetteden  gevangen  en  ( 
vond  il  geweren  waarvan  er  8  afkomstig  waren  van  de  pa- 
trouille Croes,  verder  4  klewangs,  8  lansen,  de  vlag  en  4 
onzer  patroontasschen.  De  wapens  door  de  bende  bij  het  dis- 
triktshoofd ingeleverd »  bestonden  in  eenige  geheel  onbruikbare 
geweren. 

Reuier  liet  geen  middel  onbeproefd  om  het  geschokte  ver- 
trouwen te  herstellen.  Zijne  pogingen  werden  met  den  bes- 
ten uitslag  bekroond,  zoodat  in  weinige  dagen  bijna  alle 
volgelingen  van  Kassan  zich  kwamen  onderwerpen. 

Luitenant  Reuter  had  zich  gedurende  den  geheelen  Ban- 
djerschen  krijg  steeds  als  een  ijverig,  braaf  en  uitstekend  ofS- 
cier  doen   kennen   en  ook  nu  naar  zijn  beste  weten  gehan- 

II.  25 


Digitized  by  VjOOQIC 


386 

deld.  Naar  zijne  opvatting,  moest  menófdemeineedige,  trou- 
welooze  en  voor  de  rust  van  het  land  zoo  gevaarlijke  Hoof- 
den laten  ontsnappen  óf  hen  met  geweld  in  verzekerde  be- 
waring houden;  van  oordeel  zijnde  dat  de  gevangenneming 
dier  Hoofden  in  het  belang  was  van  het  land  dat  hij  diende, 
ging  hij  ongetwijfeld  met  de  meeste  energie  Ie  werk.  Naar 
onze  meening  echter  handelde  hij  verkeerd ,  en  zou  hij  beier 
gedaan  hebben,  wanneer  hij  had  getracht  de  Hoofden  door 
overtuiging  te  bewegen  om  zich  over  te  geven. 

De  luitenant-kolonel  Verspijck  betreurde  het  gebeurde  zeeren 
keurde  de  handelwijze  van  den  luitenant  Reuter  ten  sterkste  af. 

Zoo  als  te  verwachten  was ,  verloor  goesti  Kassan ,  na 
den  dood  zijner  zonen,  allen  invloed.  In  het  begin  van 
Januarij  1863  viel  hij  bijna  in  handen  eener  bevolkings- 
patrouille, verloor  toen  al  zijn  goederen,  (ook  het  hor- 
logie  en  den  wandelstok  van  den  vermoorden  controleur 
Fuijck)  vlugtte  met  zijne  vrouwen  en  dochters  benevens 
een  vijftal  volgelingen  dieper  in  de  wildernis  terug,  en  ont- 
trok zich  aan  de  verdere  nasporingen.  Het  grootste  ge- 
deelte zijner  bende  kwam  in  onderwerping  en  vestigde  zich 
Ie  Margasarie. 

In  de  Boven-Riam  Kiwa  werd  een  gepalissadeerde  Dayak- 
sche  kampong  Liang  Djaying  door  rooverbenden  van  Pra- 
boe  Anom  aangevallen  en,  niettegenstaande  de  bevolking 
onder  leiding  van  het  kampongshoofd  Radin  Kiray  zich  dap- 
per verdedigde,  geplunderd  en  verbrand.  Toen  een  pa- 
trouille derwaarts  gezonden  werd,  kwam  de  bevolking  da- 
delijk uit  de  wildernis  terug  en  begon  weder  nieuwe  hui- 
zen te  bouwen.  Op  de  een  of  andere  wijze  moest  aan  dien 
moeijeUjken  stand  van  zaken  een  einde  gemaakt  worden; 
de  trouwe  bevolking  van  afgelegen  kampongs  had  aanspraak 
op  onze  ondersteuning,  doch  ook  met  den  besten  wil  kon- 
den  de   troepen  niet   overal   zijn.    Daarom   magtigde  Ver- 


Digitized  by  VjOOQIC 


a87 

spijck  den  assistenUrcsidenl  militairen  kommandant  van  Mar. 
tapoera  om  de  vertrouwdste  kampongshoofden  eenige  vuur- 
wapens te  verstrekken,  opdat  zij  zich  krachtdadiger  konden 
verdedigen  bij  mogelijke  aanvallen  van  rooverbenden.  Waar- 
lijk wel  een  bewijs  dat  men  een  nieuw  tijdperk  was  inge- 
treden ! 

In  het  begin  van  December  deden  Praboe  Anom  (goesti 
Matalie)  en  hadji  Boeyasin  voorstellen  om  zich  met  hunne 
benden  te  onderwerpen.  De  militaire  kommandant  van  Be- 
noea  Ampat  trachtte  hen  te  Rantau  te  ontmoeten;  werkelijk 
schenen  zij  daartoe  geneigd,  doch  bleven  op  een  kwartier- 
uurs  afstand  van  de  versterking  stand  houden,  l)ezetteden 
den  kampong  Benoea  Padang  en  gaven  voor  met  goesti 
Kassan  zich  eerst  te  willen  vereenigen  om  daarna  gezamen- 
lijk vergiffenis  te  vragen.  Onder  dit  voorwendsel  zouden  zij 
al  te  gemakkelijk  hun  doel,  vereeniging  hunner  benden ,  heb- 
ben bereikt;  en  daar  zij  de  gemeenschap  langs  den  groeten 
weg  stremden,  werd  hun  aangezegd  zich  te  verwijderen  en 
te  Martapoera  hun  onderwerping  aan  te  bieden. 

In  de  wildernis  teruggekeerd,  rigtte  Praboe  Anom  zijne 
schreden  naar  Amandit,  vereenigde  zich  met  hadji  Boeyasin 
en  knoopte  onderhandelingen  aan  met  den  militairen  kom- 
mandant van  Kendangan,  kapitein  ilubeek.  Tot  dat  einde 
bediende  hij  zich  van  een  onderworpen  opstandeling  Oebak 
genaamd,  die  door  ons  reeds  meermalen  als  spion  was  gebruikt. 
Deze  gaf  den  kommandant  kennis ,  dat  Praboe  Anom  niet 
opregt  was  en  hem  eerst  had  voorgesteld  in  de  versterking 
amok  te  maken  op  een  oogenblik  dat  Praboe  Anom  met  de 
zijnen  in  de  nabijheid  gereed  zou  staan  hem  te  ondersteunen ; 
dat  hij  hem  later  schriftelijk  in  overweging  had  gegeven  om 
op  den  i9^  Dec.  Rantau  te  overvallen.  Hij  toonde  de  brietjes 
met  de  stempels  van  Praboe  Anom ,  hadji  Boeyasin  en  Radin 
Manip,  die  daarover  handelden.  Door  den  kommandant  van 
Rantau  ingelicht  aangaande  hetgeen  daar  reeds  was  voorge- 


Digitized  by  VjOOQIC 


888 

vaUen,  besloot  Hubeek  op  de  volgende  wijze  Anom's  verra- 
derlijke plannen  te  verijdelen.  Oebak,  in  wien  Anom  het 
meeste  vertrouwen  stelde,  houdt  zich  alsof  hij  genegen  is  om 
gezamenlijk  met  Anom,  Rantau  aan  te  vallen.  Hij  geeft  een 
plaats  (kampong  Batang  Koelor)  op,  waar  hij  zich  met  eenig 
gevolg  bij  Anom's  bende  zal  voegen.  Dat  gevolg  bestaat  uit 
40  verkleede  inlandsche  soldaten,  onder  geleide  van  een 
geschikt  onderofficier  die  behoorlijk  onderrigt  is  van  het- 
geen hem  in  voorkomende  omstandigheden  te  doen  staat. 
Oebak  zal  naar  Anom  gaan  en  hem  overhoop  steken; 
daarna  zullen  de  soldaten  op  de  bende  vallen.  Een  pa- 
trouille onder  Smagge  heeft  zich  vooraf  langs  een  omweg 
op  de  vermoedelijke  terugtogtslijn  gesteld  om  de  vlugtelin- 
gen op  te  vangen. 

Die  overval  had  plaats  in  den  nacht  van  18  op  19  De- 
cember en  mislukte  door  het  alarm  dat  Oebak  opzettelyk 
of  door  onvoorzigtigheid  bij  het  binnendringen  maakte.  Pra- 
boe  Anom,  hadji  Boeyasin  en  de  aanwezige  volgelingen 
maakten  van  de  duisternis  gebruik  om  te  ontvlugten ,  terwijl 
door  het  salvo  der  soldaten  slechts  een  vrouw  doodelijk  ge- 
wond werd. 

Hoewel  het  niet  te  ontveinzen  valt,  dat  de  vijandelijke 
Hoofden  van  de  amnistie  misbruik  vnlden  maken,  dat  in 
zekeren  zin  hun  verschijning  met  een  gewapende  bende,  in  ver- 
band met  verraderlijke  plannen,  als  een  vijandige  daad  kon 
beschouwd  worden,  had  de  kommandant van Kendangan ook 
in  dit  geval  zich  tot  veiligheidsmaatregelen  moeten  bepalen  en, 
zoo  lang  de  tijd  voor  de  onderwerping  toegestaan  nog  niet 
verstreken  was,  zich  van  vijandelijkheden  moeten  onthou- 
den. Verspljck  wees  hem  in  dien  geest  te  regt  en  ge- 
lastte den  w<*.  assistent-resident  van  Amoenthay  zich  naar 
AUei  te  begeven  om  te  trachten  die  fout  te  herstellen. 

De  1«  luitenant  Scheltema  sloeg  in  't  begin  van  JanuarlJ 
een  bende  uit  elkander  die  kampong  Hankinang  (Allei)  plun- 


Digitized  by 


Google 


S89 

derde;  een  andere  patrouille  verdreef  Praboe  Anom's  roovers 
uit  een  paar  onbeduidende  versterkingen  in  de  omstreken 
van  Taal  en  Batang  Koelor  opgerigt.  Kapitein  Gehne  verdreef 
(in  Februari))  een  bende,  die  zich  nabij  Pagat  Sigong  op 
een  heuvel  had  genesteld.  In  het  begin  van  Maart  rukte 
Gehne  met  65  bajonetten  en  een  mortier  naar  Batoe  Lakki, 
waar  hij  de  opstandelingen  in  een  versterkte  positie  vond 
op  de  toppen  van  eenige  heuvels.  Zich  aanvankelijk  bepa- 
lende tot  een  vuurgevecht,  had  de  bende  gelegenheid  om 
te  ontvlugten. 

Karta  Negara,  die  sedert  zijne  verwonding  niets  meer  van 
zich  had  laten  hooren,  doch  in  Januarij  onder  den  naam 
van  tommonggong  Yoeda  Nata  als  rooverhoofdman  weder 
in  het  veld  trad,  verwoestte  een  paar  kampongs,  doch  ver- 
meed zorgvuldig  elke  ontmoeting  met  troepen.  Ten  einde 
het  kampongsvolk  beter  te  kunnen  aanvallen,  droeg  zijn 
volk  een  soort  van  uniform,  bestaande  in  donkerblaauwe 
kleeding,  geen  hoofddoeken,  en  roode  sarongs  kruislings 
over  de  borst  gehangen.  Van  toenadering  of  onderwerping 
wilde  hij  niets  weten;  hij  wendde  alles  aan  om  zijne  volge- 
lingen van  onderwerping  terug  te  houden  en  beweerde ,  dat 
de  kompagnie  het  ten  laatste  toch  moest  verliezen.  Toen  de 
militaire  kommandant  van  AUei  hem  evenwel  tot  onderwer* 
ping  poogde  over  te  halen  en  niemand  een  brief  aan  het 
gevreesde  hoofd  durfde  overbrengen,  werd  een  patrouille 
regentsoldaten  daarmede  belast.  Halfweg  Penitie  Biroe  in  het 
gezigt  des  vijands  gekomen,  werd  een  witte  vlag  geplant 
en  de  brief  aan  een  bamboe  gehecht.  Dadelijk  daarop  liet 
Karta  Negara  van  den  heuveltop  een  roode  vlag  hijschen , 
ten  teeken  dat  hij  alle  onderhandelingen  afsloeg. 

Toen  de  bepaalde  tijd  van  onderwerping  verstreken  was, 
gaf  Yerspijck  last  Karta  Negara  met  kracht  aan  te  tasten, 
met  dat  gevolg,  dat  van  der  Heijden  hem  aan  het  hoofd 
eener   kolonne   van  75  man  en  een  paar  groote  bevolkings- 


Digitized  by  VjOOQIC 


890 

patrouilles,  den  26*°  Januarij  uit  zijne  stelling  op  Penitie 
Biroe  sloeg  en  in  het  woeste  gebergte  terugjoeg. 

Den  9*°  Februarij  ontmoette  de  1«  luitenant  Blok  een 
bende ,  waarvan  hij  zes  man  neerschoot  en  eenige  wapens 
buit  maakte,  onder  de  gesneuvelden  bevond  zich  tommonggong 
Madjang  Negara.  Aan  een  bevolkings-patrouille  gelukte  het 
16  vrouwen  en  kinderen  te  ontzetten  die  in  handen  dep  roo- 
vers  waren  gevallen. 

Sedert  lang  was  te  Amoenthay  de  rust  ongestoord  ge- 
bleven. In  den  nacht  van  15  Januarij  werd  evenwel  te 
Alabioe  op  het  onverwachts  het  huis  van  den  penibek- 
kel  Doepa  door  een  talrijke  bende  aangevallen;  hoewel 
deze  zich  met  zijne  huisgenooten  hardnekkig  verdedigde  en 
den  aanval  afsloeg ,  kon  hij  echter  niet  beletten  dat  zijne 
woning  in  den  brand  werd  gestoken.  Uit  een  plaatselijk 
onderzoek  bleek  het  den  assistent-resident  dat  die  bende  was 
zamengesteld  uit  eenige  bewoners  van  Alabioe  en  Soengej 
Benar,  versterkt  door  een  aantal  manschappen  van  pange- 
rang  Singa  Terbang's  rooverbende ,  die  men  voor  de  som  van 
60  gulden  tot  het  doen  dier  expeditie  had  gehuurd.  Kort 
daarop  werd  het  bekend  dat  de  rooverbende  die  te  Alabioe 
brand  gesticht  had  zich  op  2  palen  van  Amoenthay,  lekam- 
pong  Darat  bevond.  Na  vruchteloos  getracht  te  hebben  haar 
tot  onderwerping  of  uiteengaan  te  bewegen ,  was  de  Veer  de 
Rochemont  verpligt  haar  met  kracht  van  wapenen  uiteen  te 
drijven.  Den  17^°  Jan.  met  60  bajonetten  en  een  berghou- 
witser  naar  kampong  Padang  Darat  rukkende ,  zag  hij  bij  zijn 
aankomst  reeds  een  SOOlal  gewapenden  op  de  vlugt  slaan. 
Een  afdeeling  van  vijftig  man  met  geweren  voorzien  had  zich 
evenwel  in  een  boschje  op  zijde  van  den  weg  genesteld  en 
hield  stand.  Het  vuur  beantwoordende ,  liet  de  Veer  de 
bajonetten  vellen  en  het  boschje  nemen.  De  vijand  sloof 
uiteen  en  liet  7  dooden  en  eenige  wapens  op  de  plaats  ach- 
ter.   Korporaal  Werner  die  den  gevreesden  Dongkatip  velde, 


Digitized  by  VjOOQIC 


391 

verloor  het  leven  door  een  lanssteek.  Hadji  Rassid,  de  pries- 
ter die  vroeger  hel  beratip  beamaal  invoerde,  had  in  deze 
zaak  de  hand  gehad  ;  want  in  Dongkatip's  woning  vond  men 
een  briefje  van  den  volgenden  inhoud: 

>Deze  groet  komt  van  Toean  Rassid  aan  kiay  Rangsi  Djaya 
Laksana  (Dongkatip). 

»Ik  deel  u  mede  dat  Iman  Mahadie,  een  der  kundigsteen 
dapperste  veldheeren  van  Moharaad,  —  wedergeboren  is  in 
iemand  te  Habang. 

BGeloofl  gij  dit  of  niet  ? 

•Indien  het  door  u  geloofd  wordt ,  geef  dan  daarvan  kennis 
aan  al  de  onderdanen  van  den  radja  van  Alabioe  en  S.  Benar. 

ïVoorls  moet  gij  ook  melden  dat  er  genoeg  krijgshelden 
zijn." 

Toramonggong  Anom  ,  gedurende  den  geheelen  opstand  een 
der  voornaamste  vijandelijke  Hoofden  in  Tabalong ,  kwam 
den  46*^"  Januarij  in  onderwerping. 

Te  Goenong  Bindjai  in  het  distiikt  Balangan  was  het  beratip 
beamaal  nog  niet  geheel  onderdrukt  en  werd  voornamelijk 
door  de  familie  van  den  djaksa-panghoeloe  aangemoedigd.  De 
V  luitenant  de  Graefftrok  (den  7*^"  December)  met  AO  bajonet- 
ten derwaarts  en  werd  na  een  marsch  van  drie  uur  door  een 
bende  aangevallen.  Onder  het  aanheffen  van  een  woest  ge- 
schreeuw wierpen  zich  eenige  voorvechters  op  de  voorste 
manschappen  en  werden  handgemeen.  Zooals  gewoonlijk , 
hielden  onze  soldaten  goed  stand.  Flankeur  Casteels,  reeds 
door  drie  klewanghouwen  gewond,  werd  door  den  sergeant 
Schelftiout  ontzet.  De  hooldtroep  snelde  in  den  looppas  toe 
en  versloeg  den  vijand,  die  drie  dooden,  twee  vlaggen  en 
eenige  wapens  op  de  plaats  achter  liet. 

In  het  begin  van  Januarij  1863  liep  het  gerucht  dat  door 
Had  Said  (die  zich  thans  sulthan  Iskander  liet  noemen)  en  Amin 
Oelah  (die  nu  den  titel  van  pangerang  Mangkoe  Boemi  Nata 
Kahar    Djokansah    voerde)   een   talrijke    bende    Dayaks   en 


Digitized  by  VjOOQIC 


S92 

Boeginezen  aangenomen  was,  die  onder  aanvoering  der  pem- 
bekkels  Naro ,  Gahoer  en  Oesan,  onder  de  goesti*s  Mail ,  Tapa 
en  anderen,  het  distrikt  Balangan  zoude  afloopen.  Toen  de 
GraefF  den  SS"""  Januarij  van  Paran  naar  Pringin  ging  om 
vivres  af  te  halen ,  die  van  Amoenlhay  zouden  overgebragt 
worden,  vond  hij  de  passangrahan  verbrand  en  vernam  dat 
te  Kalayang  twee  honderd  muitelingen  waren.  Van  zijn 
geringe  magt,  13  bajonetten  te  Pringin  achterlatende  om  de 
verwachte  vivres  in  ontvangst  te  nemen,  rukt  hij  met  de  17 
overige  manschappen  naar  Kalayang,  tast  er  den  vijand  mede 
aan ,  en  doet  daarna  een  aanval  met  de  bajonet.  De  vijand 
vlugt  schijnbaar  in  het  bosch,  doch  valt  eensklaps  met 
een  luid  geschreeuw  de  Graeff  in  de  flank ;  flankeur  Kocher 
sneuvelt,  Gruber  wordt  zwaar  gewond,  doch  de  handvol 
braven  houdt  moedig  stand,  brengt  den  vijand  een  verlies  van 
4  doodea  en  een  aantal  gekwetsten  toe  en  drijft  hem  achter 
een  soengej  terug.  De  Graeff  vindt  verder  vervolgen  on- 
raadzaam en  keert  nu  naar  Pringin  terug.  Hoe  spoedig  Quack 
ook  uit  Amoenthay  met  een  patrouille  ter  hulp  snelde,  toch  vond 
hij  geen  enkelen  vijand  meer.  Pembekkel  Nata  die  een  zen- 
deling van  Mad  Said ,  goesti  Omar ,  met  twee  volgelingen 
doodde ,  omdat  deze  de  bevolking  opzette  de  wapenen  tegen 
het  gouvernement  te  voeren,  kreeg  tot  belooning  van  den 
chef  der  expeditie  een  klewang  ten  geschenke. 

Goesti  Oemar,  ook  pangerang  Tappa  genoemd,  die  bij  Pag- 
ger  en  Ramonia  tegenover  ons  stond  en  niet  in  de  algemeenc 
amnistie  begrepen  was ,  hield  zich  in  het  laatst  van  1869 
aan  de  Ayo  op.  De  militaire  kommandant  van  Ampah  zond 
den  sergeant  Wieseman  met  10  inlandsche  soldaten  om  hem 
in  zijnen  schuilhoek  op  te  zoeken.  Wieseman's  pogingen  ge- 
lukten volkomen;  Oemar  en  zijn  zoon  werden  gedood  en 
hunne  wapenen  buit  gemaakt.  In  vier  dagen  had  Wieseman 
dien  togt  van  Ampah  naar  Ayo  en  terug  volbragt. 


Digitized  by  VjOOQIC 


393 


Tan  de  Kahayan  kwamen  in  December  en  Februarij  eenige 
Hoofden  in  onderwerping.  Een  zoon  en  een  schoonzoon  van 
Antassari  uit  de  Teweh  gevlugt,  kwamen  te  KwallaKoeran, 
sloten  zich  bij  eenige  vijandige  Hoofden  aan,  sloegen  alle 
aanbiedingen  van  amnistie  af  en  dreigden  de  zendelingen  te 
vermoorden  die  nogmaals  uit  naam  van  het  gouvernement  tot 
hen  mogten  komen.  De  luitenant-kolonel  Yerspijck  liet  op 
het  einde  van  Februarij  den  militairen  kommandant  van 
Kwalla  Kapoeas  met  25  bajonetten  per  Boni  de  Boven-Kaha- 
yan  inspecteren  met  het  doel  zoo  mogelijk  op  vredelievende 
wijze  te  handelen. 

Op  de  Oostkust  maakte  pangerang  Sherif  Hassim  eenige 
opstandelingen  gevangen,  en  waren  de  troepen  van  den 
radja  van  Pagaltan  slaags  geweest  met  Lehman's  volgelingen 
die  daarna  in  het  landschap  Batoe  Litjin  terugtrokken.  Na  afloop 
van  de  rijstaanplanting  wilde  de  radja  dat  gewest  zuiveren. 
Het  Hoofd  van  Batoe  Litjin,  dat  voorgafbevreesd  te  zijn  voor 
de  muitelingen,  werd  op  zijn  verzoek  van  zijn  betrekking 
ontheven  en  het  gezag  over  het  landschap  tijdelijk  aan  den 
radja  van  Pagaltan  opgedragen.  Te  Passir  heerschte  rust. 
Goesti  AU  Basa  ondersteunde  met  een  bende  van  80  man  de 
opstandelingen  in  het  distrikt  Petap.  In  Koetei  hadden  twee 
pangerangs,  Karta  en  Perbata  Sarie,  te  Samarinda  den  sulthan 
vergiOenis  gevraagd;  terwijl  Nata  Kasoema,  die  vermoedelijk 
onze  versterking  aan  de  Mantallat  beschoot,  en  pangerang 
Anoem  openlijk  in  verzet  bleven. 


Een  land,  dat  langen  tijd  het  tooneel  van  hardnekkigen 
l^jg  i3  geweest,  keert  niet  plotseling  tot  den  staat  van 
rust  terug ,   wanneer  de  vrede  geteekend  is  of  de  oorzaak 


Digitized  by  VjOOQIC 


894 


van  den  krijg  heeft  opgehouden  te  bestaan.  Evenals  na  de 
inlijving  van  het  koningrijk  der  beide  Siciliën  de  woelingen 
om  Napels  nog  lang  voortduurden,  het  platte  land  door  roc- 
verbenden  werd  afgeloopen ,  dorpen  geplunderd ,  inwoners 
op  schatting  gezel  en  vermoord  werden,  —  hielden  ook  in 
het  vroegere  Bandjersche  rijk  een  aantal  bandieten  nog  eeni- 
gen  tijd  het  veld  en  kwam  de  bevolking  eerst  van  lieverlede 
tot  volkomen  rust.  Na  de  onderwerping  van  Hidayat,  na  de  ver- 
banning der  sulthansfamilie  van  Borneo,  na  den  dood  van  Antas- 
sari,  kon  de  Bandjersche  krijg  als  geëindigd  worden  beschouwd. 
Sedert  den  laatsten  krijgstogt  naar  de  Teweh  had  ook  de 
bevolking  van  Doesoen  het  zwaard  opgestoken  ,  en  nadat  de 
leenvorsten  der  oostkust  tot  hun  pligt  waren  gebragt ,  was 
aan  elke  nieuwe  poging  tot  opstand  de  doodsteek  gegeven. 
De  meeste  Hoofden  die  in  den  krijg  een  naam  verworven 
hadden ,  waren  gesneuveld  of  ten  onder  gebragt ;  zij  die 
aan  de  eerste  moordlooneelen  deel  namen,  hadden  loon  naar 
werken  gekregen  en  op  het  schavot  hun  leven  geëindigd.  Toen 
men  den  opstand  meester  was  geworden,  had  men  alle  gedachte 
van  wraak  uit  het  hoofd  gezet  en  algemcene  amnistie  gegeven. 
Daarop  waren  honderden  Hoofden  en  duizenden  Bandjerezen 
den  krijg  moede,  uit  de  bosschen  te  voorschijn  gekomen 
en  tot  het  kalme  rustige  kampongsleven  teruggekeerd.  Die 
daarna  nog  in  de  wildernis  bleven  schuilen,  waren  misdadigers 
die  geen  genade  meer  verwachtten,  bandieten  die  slechts  in 
roof  en  moord  behagen  schepten,  en  zich  schaarden  óf  onder 
een  Lehman  en  Amin  Oelah ,  die  te  veel  verlangd  en  daardoor 
alles  verloren  hadden ,  óf  onder  gelukzoekers  uit  de  heffe 
des  volks  die  zich  door  het  aannemen  van  wijdschc  titels 
en  schoonklinkende  namen,  nog  eenigen  tijd  staande  hielden. 
Het  was  de  taak  der  politie,  door  eenige  bajonetten  ondersteund, 
hen  van  lieverlede  onschadelijk  te  maken.  Het  bestuur  der 
residentie  rustte  op  hechte  grondslagen;  men  had  daarop 
slechts  voort  te  bouwen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


395 

Voor  het  Indisch  leger  was  de  Bandjersche  krijg  een 
oefenschool  geweest.  Het  leger  had  zijn  ouden  roem  gehand- 
haafd ;  vele  officieren  en  manschappen  hadden  uitgeblonken, 
velen  hun  bloed  gestort,  velen  hun  leven  geofferd.  Te  dikwerf 
helaas  !  waren  de  gelederen  gedund  en  de  hospitalen  en  irans- 
portschepen  opgevuld  met  krijgers,  uitgeput  door  den  strijd. 
Te  dikwijls  was  men  verpligt  geweest  de  troepen  af  telossen 
en  door  nieuwe ,  van  Java  aangevoerde ,  te  vervangen ;  zóó 
vaak  zelfs,  dat  wij  bij  de  beschrijving  der  krijgsverrigtingen 
spoedig  ophielden  alle  mutatiën  te  vermelden. 

Ook  de  marine  had  gedurende  den  opstand  groote  diensten 
bewezen  en  veel  toegebragt  tot  het  welslagen  van  menigen 
krijgstogt.  Allijd  gereed  om  de  troepen  naar  bedreigde  pun- 
ten te  voeren,  wedijverde  zij  met  hen  in  dienstijver,  en 
ontscheepte,  waar  het  noodig  was,  landingdivisiën  die  der 
landmagt  menigen  lauwer  betwistten. 

Mogt  ons  nu  en  dan  een  woord  van  afkeuring  over  een  taktische 
handeling  ontvallen  zijn ,  zelden  braglen  wij  eenige ,  nooit 
voldoende  hulde  aan  de  volharding,  aan  de  geestkracht  en 
aan  de  dapperheid  van  hen  die  in  dit  bloedig  drama  een 
rol  speelden ;  wij  lieten  de  feiten  spreken.  Opzettelijk  ver- 
meden wij  den  chef  der  expeditie  te  bewierooken,  die  ruim 
drie  jaren  het  gezag  te  Bandjermasin  voerde ;  wij  stelden 
den  lezer  in  de  gelegenheid  hem  in  zijne  werkzaamheden 
gade  te  siaan.  Uit  zijn  arbeid  kan  het  blijken  welk  een 
onverwelkbare  krans  hij  zich  vlocht  om  de  slapen. 

Ook  de  hooge  Indische  regering  had  hem  ruim  drie  jaren 
aan  den  arbeid  gezien;  zij  had  gezien  dat  die  arbeid  goed 
was  en  daarom  steeds  hare  goedkeuring  geschonken  aan  het- 
geen de  chef  der  expeditie  verrigtte. 

Toen  zijne  handelingen  (in  Junij  1862)  met  den  sulthan 
van  Passir  en  de  schorsing  van  pangerang  Moeda  haar  gerap- 
porteerd werden  en  daarop  goedkeuring  gevraagd  was,  liet  de 
gouverneur-generaal  den  chef  der  expeditie  schrijven  »dat  hij 


Digitized  by  VjOOQIC 


396 

zeer  tevreden  was  over  de  gunstige  wending  die  de  zaken 
van  Passir  genomen  hadden." 

Toen  de  chef  der  expeditie  in  de  maand  September  1862 
in  een  conferentie  met  den  gouverneur-generaal  te  Buiten- 
zorg  breedvoerig  de  zaak  van  pangerang  Moeda  besprak, 
ontving  hij  eveneens  »tevredenheidsbetuiging  over  zijne  ver- 
rigtingen/* 

Er  was.  evenwel  niet  meer  noodig  dan  één  leugenschrift, 
één  klaagtoon  van  pangerang  Moeda,  om  die  goedkeuring  in 
strenge  afkeuring,  om  die  tevredenheid  van  den  gouverneur- 
generaal  in  hooge  ontevredenheid  te  doen  veranderen. 

Gedurende  den  loop  des  krijgs,  toen  ieder  het  oog  geves- 
tigd had  op  den  man,  die  uit  vele  kundige  hoofdofficieren 
gekozen  was  om  den  opstand  te  onderdrukken ;  toen  het  beleid, 
de  energie  en  de  strenge  regtvaardigheid  door  dien  man  aan 
den  dag  gelegd  die  keuze  wettigden  en  daardoor  de  onder- 
werping van  de  Bandjerezen  spoediger  tot  stand  beloofde 
te  komen  dan  ooit  met  eenig  volk  van  den  archipel  het 
geval  was  geweest,  —  toen  vertrouwde  de  gouverneur- 
generaal  op  de  kennis,  het  doorzigt  en  het  oordeel  van 
den  chef  der  expeditie  die  beter  dan  iemand  het  Bandjer- 
sche  volk  en  zijne  Hoofden  kon  beoordeelen;  toen  hecht- 
te hij  zijn  zegel  op  al  diens  handelingen,  en  keurde  zoo- 
wel de  belooning  goed  van  een  radja  van  Pagattan ,  van  een 
hoofd-djaksa ,  een  tommonggong  Nicodemus,  een  Soeta 
Ono  en  enkele  verdienstelijke  kampongshoofden,  —  omdat  zij 
door  den  chef  tot  belooningen  waardig  geacht  waren  —  als 
de  bestraffing  van  een  sulthan  van  Passir,  van  een  Hoofd 
van  Tjingal,  Menoengoel  en  Bangkalaan,  omdat  zij  door  den 
chef  der  expeditie  slrafbaar  bevonden  waren.  Doch  toen 
bet  gevaar  geweken,  de  krijg  geëindigd  was,  toen  onze  wa- 
penen overal  hadden  gezegevierd  en  het  bestuur  geregeld 
was ,  toen  leende  de  gouverneur-generaal  al  te  ligtvaardig  het 
oor  aan  de  klagten  over  onregtvaardige  behandeling,  die  een 


Digitized  by  VjOOQIC 


897 

sluw,  doorlrapt  en  leugenachtig  inlandsch  Hoofd  inbragt 
legen  den  chef  der  expeditie ;  toen  beging  de  gouverneur- 
generaal  een  groote  onregtvaardigheid. 

Want  zonder  den  trouwen  dienaar  van  den  staat,  wiens 
wandel  altijd  opregt ,  wiens  eer  onbevlekt,' wiens  leven 
gewijd  was  geweest  aan  den  bloei  van  het  vaderland,  over 
die  klagt  te  hooren,  sloeg  de  gouverneur-generaal  geloof  aan 
de  aantijgingen  van  den  pangerang  Moeda,  van  het  inlandsch 
Hoofd  dat  met  den  vijand  geheuld,  (1)  later  het  bestuur 
misleid,  in  het  geheim  gouvernementsdienaren  tot  onge- 
hoorzaamheid aangespoord  en  zelf  den  eerbied  voor  het  gou- 
vernement geheel  uit  het  oog  verloren  had. 

De  gouverneur-generaal  die,  in  het  belang  van  het  land 
dat  hij  diende,  met  één  pennestreek  den  regtmatigen  troons- 
opvolger  van  zijn  erfgoed  beroofd  en  een  oud  vorstengeslacht 
van  Bandjer  verdreven  had ,  vond  zich  eensklaps  bezwaard  over 
de  verwijdering  van  een  Hoofd  dat  op  onregtmatige  wijze 
zich  van  het  bestuur  eeniger  landschappen  had  meester  ge- 
maakt en  het  nederlandsch  gezag  op  de  oostkust  ondermijn- 
de; vond  die  verwijdering  strijdig  met  de  waardigheid  der 
regering. 

De  gouverneur-generaal  zag  in  pangerang  Moeda  niet  den 
oproerigen  leenheer  die  zich  van  de  nederlandsche  souve- 
reiniteit  poogde  vrij  te  maken  en  weigerde  de  bevelen  van 
zijn  souverein  te  gehoorzamen,  —  maar  hij  zag  in  hem  den 
dapperen ,  trouwen  ridder,  die  zijne  vrijheid  boven  alles  Uef- 
had  en  niet  vrijwillig  een  overeenkomst  wilde  teekenen  waar- 
door die  vrijheid  werd  aangerand. 

De  gouverneur-generaal  zag  in  pangerang  Moeda,  die  den 
sultban  van  Passir  als  werktuig  wilde  gebruiken  om  zichzelf 
en   de  vorsten   der   oostkust   onafhankelijk  te  maken,  een 

(1)  Yolgens  getnigenissen  van  Hidayat  en  Amin  Oelab,  na  bunne  onder- 
werping afgelegd,  had  hij  baskruid  tegen  opiam  ingeruild.  Zie  yerder  pag. 
78,  110,  218—221,  227—232,  832-.S36. 


Digitized  by  VjOOQIC 


S9S 

slagloQer  dat  als  werktuig  gediend  had  om  den  suUhan 
van  Fassir  zedelijk  te  dwingen  het  contract  te  teekenen.  Hij  zag 
in  dien  onbeschaamden  leugenaar,  die,  ofschoon  zijn  gewest 
geen  600  weerbare  mannen  telde,  evenwel  voorgaf  met  2700 
man  tegen  lüdayat  te  velde  te  willen  trekken,  en  die  fiieU 
deed,  —  een  trouwen  miskenden  onderdaan,  die  goed  en 
bloed  veil  had  gehad  om  Hidayat  in  handen  Ie  krijgen; 
door  wiens  bemiddeling  waarschijnlijk  (?)  Hidayat  naar  Mar- 
tapoera  was  afgekomen! 

Op  het  enkele  getuigenis  van  een  doortrapt  Hoofd  verweet 
de  gouverneur-generaal  den  chef  der  expeditie ,  —  die  wel  is 
waar  dikwijls  dupe  zijner  opregtheid  was  geweest,  maar  zelf 
nimmer  den  weg  der  misleiding  betreden  had,  —  dat  hij 
zedelijken  dwang  had  gebezigd  om  den  sulthan  van  Passir 
een  contract  te  doen  teekenen ,  —  een  handeling  die  hij , 
gouverneur-generaal,  vroeger  zelve  goedgekeurd  en  bekrach- 
tigd had. 

Op  dat  zelfde  getuigenis  geloofde  de  gouverneur-generaal 
dat  pangerang  Moeda  de  opstandelingen  met  een  krijgsmagt 
had  aangevallen  en  afbreuk  gedaan,  —  beweringen  van 
wier  bepaalde  onwaarheid  de  gouverneur-generaal  zich  ge- 
makkelijk had  kunnen  overtuigen. 

Op  grond  van  zoodanig  getuigenis  vaardigde  de  gouverneur- 
generaal  een  bevel  uit,  waarbij  gelast  werd  pangerang  Moeda 
naar  Bandjermasin  terug  te  zenden,  onder  mededeeling  dat 
hij  den  chef  der  expeditie  bereid  zoude  vinden  hem  ia  zijne 
regten  te  herstellen,  wanneer  hij  vergiffenis  vroeg  voor  zijn 
oneerbiedige  houding  tegen  den  resident  aangenomen ,  en  be- 
loofde aan  zijne  verpUgtingen  jegens  de  regering  te  zullen 
voldoen  en  de  belangen  zijner  bevolking  te  zullen  behartigen. 

In  slaat  tot  de  grootste  zelfverloochening  die  men  van 
den  krijgsman  kan  vorderen,  ontbrak  het  echter  den  diep 
gekrenkten   chef  der  expeditie  aan  kracht  om  de  vernede- 


Digitized  by  VjOOQIC 


399 

ring  Ie  ondergaan  die  hem  als  resident  werd  opgelegd, 
Den  sluwen  bedrieger  die  hem  en  zijne  brave  troepen  den 
eerepalm  van  het  hoofd  rukte,  dien  hij  onwaardig  keurde 
aan  het  hoofd  van  een  wingewest  te  staan ,  in  zijne  waar- 
digheid te  herstellen,  —  dat  was  te  veel  gevergd.  Als 
gunst  vroeg  hij  ontheven  te  worden  van  de  betrekking  die 
hij  bekleedde  en  dié  hij  niet  gevraagd  had,  opdat  een 
ander  belast  mogt  worden  met  de  herstelling  van  pangerang 
Moeda  in  zijne  regten. 

Hij,  luitenant-kolonel  Verspijck,  verlangde  van  pangerang 
Moeda  geene  verschooningen  te  ontvangen  voor  zijn  oneer- 
biedig gedrag  jegens  den  vertegenwoordiger  van  het  gouver- 
nement; pangerang  Moeda  kon  daarvoor  even  goed  aan  den 
volgenden  resident  vergiffenis  vragen.  Dat  vergiffenis  vragen 
was  immers  slechts  een  schijnvertooning,  waarbij  de  luite- 
nant-kolonel openlijk,  aan  het  geheele  Bandjersche  volk,  het 
bewijs  zoude  geven  dat  zijne  handelingen  waren  afgekeurd; 
waarbij  hij  het  prestige  verloor,  zoo  onmisbaar  voor  den 
bestuurder  van  een  pas  onderworpen  indisch  volk ;  een  schijn- 
vertooning, waarbij  pangerang  Moeda  inderdaad  triomfeerde 
en  in  zijn  eer  hersteld  werd. 

Verspyck  wees  den  gouverneur-generaal  op  de  schrome- 
lijke gevolgen  die  de  terugkeer  van  pangerang  Moeda  voor 
ons  gezag  op  de  oostkust  na  zich  kon  slepen.  Tot  nu  toe, 
voor  zoover  ons  bekend  is,  werd  pangerang  Moeda  ook 
niet  naar  Borneo  teruggezonden  (1). 

Den  8*^"  Maart  1863  gaf  de  luitenant-kolonel  het  civiel 
bestuur  en  het  militair  kommando  aan  den  kolonel  Ilappé 
over,  nam  daarna  afscheid  van  zijne  brave  troepen  en  vertrok 
den  10™  naar  Java. 

(1)  Onder  het  afdrukken  vernemea  wij  dat  pangerang  Moeda  ongeveer 
«en  jaar  later  naar  Bandjer  is  teruggeso^idea,  dooh  niet  in  syne  regten  her- 
•teld  U  ! 


Digitized  by  VjOOQIC 


400 

Hidayat  werd  door  de  kracht  van  wapenen,  Verspijck 
door  miskenning  zedelijk  gedwongen  Bandjermasin  te  ver- 
laten. 

Kenmerkten  onze  betrekkingen  met  het  Bandjersche  rijk 
zich  in  den  aanvang  door  baatzucht ,  wreedheid  en  deloyau- 
teit ,  en  later  door  een  wanbestum'  dal  den  ondergang  van 
het  rijk  bespoedigde;  valt  het  niet  te  loochenen  dat  de  Neder- 
landsche  regering  niet  altijd  de  edelste  middelen  bezigde  om 
hare  magt  in  den  archipel  uit  te  oefenen; — vanhetoogen- 
blik  waarop  tot  de  inlijving  van  het  Bandjersche  rijk  beslo- 
ten en  de  ijzeren  arm  van  het  leger  gebruikt  werd  om  het 
ten  onder  te  brengen,  hielden  alle  dubbelzinnige  handelin- 
gen op  en  werd  geen  haarbreed  afgeweken  van  den  eerlijken, 
goeden  weg.  Yan  het  oogenblik  dat  aan  het  leger  de  taak 
werd  opgedragen,  om  van  een  vervallen  rijk  een  schoone 
residentie  te  maken,  om  zedelooze  Hoofden  en  een  diep 
gezonken  bevolking  uit  het  stof  op  te  beuren  en  des  noods 
met  geweld  onder  tucht  en  tot  welvaart  te  brengen,  werd 
volgens  de  eeuwige  begrippen  van  eer  en  deugd  gehan- 
deld en  met  open  vizier  gestreden ;  toen  werden  kracht  tegen- 
over kracht,  waarheid  tegenover  leugen,  rondborstigheid 
tegenover  achterhouding,  geduld  en  lankmoedigheid  tegen- 
over bedrog  en  veinzerij  gesteld.  Mogten  de  verdiensten 
van  den  veldheer  en  van  het  leger  door  het  ondoordacht 
oordeel  van  één  persoon,  al  een  oogenblik  in  verdenking 
gebragt  zijn,  de  geschiedenis  zal  met  luider  stem  verkon- 
digen dat  het  Indisch  leger  niet  alleen  zijnen  ouden  roem 
handhaafde  maar  ook  nieuwe  lauweren  plukte;  de  geschie- 
denis zal  op  nieuw  hulde  brengen  aan  de  regtschapenheid, 
aan  de  volharding,  aan  de  zelfverloochening  en  aan  den 
onwrikbaren  moed  van  het  Indische  leger. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Btjlage  A. 


NAAMLIJST 

der  HH.  Officieren  en  Adjudanten-Onderofficieren^  dd.  Officiereny 

die  van  het  jaar  1859  tot  1863  de  Expeditie  in  het 

Bandjenmmnsche  Rijk  hebben  medegemaakt. 

A.    J.    ANDRESEN, 

Kolonel, 

6.  M.  T  E  R  S  P  M  G  K , 

l/wientuU-Kolonel, 

G.    P.    DB  RAVALLET, 

Kapüein  Chef  vam  den  Sf<tf. 

E.  W.  PFEIFER, 

1»  ZuUeiKmt  Ohtf  van  de»  Staf. 

C.  L.  S.  A.  M.  DE  RÜIJ  VAN  ZUIJDEWIJN, 

Kapitein  Chef  «<m  de»  Staf, 

H.    M.    A.  B  o  E  R  S, 

1*  Lmienamt-AdgMdamt. 

U.  26 


Digitized  by  VjOOQIC 


402 


GABNIZOENS  EOMPAGNIE. 


L.  ÜUmann 

H.  G.  de  Wolff  van  Westerroode 

J.  F.  Bruigom 

Kapitein. 
9 

C.  Bangert 

A.  F.  Beeckman 

C.  C.  van  den  Vrghoeff 

H.  W.  G.  Potthast 

J.  J.  Bichon 

Ie  Luitenant. 

2e        » 
» 

INFANTERIE. 
7«  Bataillon. 


A.  de  Veer  de  Rochemont 


A.  F.  Cateau  van  Rosevelt 

Ie  Luit.  Adj. 

H.  P.  J.  Hennus 

1 

S.  Meijers 

Kapitein. 

K.  F.  van  Langen 

» 

J.  Koch 

» 

K.  J.  B.  Eichelberg 

1 

H.  H.  G.  Peltzer 

» 

A.  van  den  Hurk 

» 

G.  Ravesteün 

1 

K.  van  der  Heyden 

» 

W.  G.  A.  L.  van  Bennekom 

» 

G.  W.  H.  Thelen 

» 

G.  G.  Gehne 

» 

A.  L.  T.  Veenhuizen 

» 

J.  M.  D.  F.  de  Jongh 

» 

J.  de  Bode 

» 

P.  J.  L.  von  Stembach 

9 

W.  G.  Munters 

Ie  Luitenant. 

V.  L,  Schveartz 

» 

C.  F.  van  Gasteren 

» 

J.  A.  Quack 

9 

T.  M.  Verspyck 

» 

K.  T.  A.  van  Emde 

» 

A.  P.  W.  Meis 

» 

W.  A.  AlbrecHl 

» 

E.  G.  Brusse 

» 

P.  E.  J.  H.  van  Dompseler 

» 

P.  J.  Blok 

» 

G.  G.  R.  R.  de  Graeff 

9 

W.  G.  H.  Einhholtz 

» 

J.  H.  G.  Jhr.  Van  der  Wyck 

2e  Luitenant. 

A.  A.  van  Sorgen 

» 

J.  H.  Albrecht 

» 

M^goor. 


Digitized  by  VjOOQIC 


408 


E.  Heek 

W.  A.  Schmilan 

J.  A.  Vetter 

A.  H.  Selliger 

W.  H.  Haak  van  der  Goes 

C.  J.  van  den  Vrijhoeff 

K.  J.  B.  van  der  Abeelen 

J.  A.  Woutersz 

G.  A.  Vogel 

J.  L.  H.  Beijens 

G.  D.  Ebell 

S.  Balabrega 

J.  Pattche 

J.  J.  Spoelstra 

A.  van  der  Straaten 


2e  Luitenant 


9«  Bataillon. 


G.  H.  Boon  van  Ostade 

Luit.  Kolonel 

C.  F.  Koch 

Majoor. 

H.  Bruggeman, 

Ie  Luit.  Adj. 

J.  W.  E.  Verstege 

» 

V.  L.  Reuter 

t 

F.  van  Haaften 

» 

T.  C.  H.  van  Vloten 

Kapitein. 

L.  J.  Rhode 

s 

J.  B.  Sterke 

» 

H.  W.  van  Oyen 

)> 

M.  L.  Engel 

3> 

P.  J.  E.  Hartsteen 

X» 

J.  H.  Logeman 

» 

D.  M.  J.  Moltzer 

» 

A.  M.  Labaar 

15 

W.  B.  Graas 

» 

A.  H.  B.  Scbiff 

» 

F.  C.  L.  H.  Boudier 

» 

L.  B.  Paternoster  du  Montlion 

» 

J.  L.  W.  Benschop 

D 

C.  C.  Schepens 

» 

J.  Epke 

» 

F.  van  Genderen 

» 

F.  Schneider 

» 

H.  Spoelder 

» 

P.  P.  J.  Eiipen 
F.  P.  Cavaljé 

Ie  Luitenant 

j> 

F.  C.  Timmler 

i> 

H.  T.  Tissen 

» 

H.  C.  Magnin 

» 

G.  Bakker 

» 

P.  Blondeau 

» 

J.  A.  van  Oort 

9 

W.  J.  G.  van  Dam  van  Isselt 

» 

Digitized  by  VjOOQIC 


404 


G.  J.  G.  Hamming 

H.  W.  F.  de  Bruljn 

G.  G.  H.  F.  van  Schendel 

A.  J.  J.  L.  Prinsen 

G.  F.  van  Middeldijk 

H.  W.  G.  A.  Thieme 

J.  P.  Penning 

A.  H.  Schade  van  Westrum 

P.  E.  Perk 

W.  J.  Havinga 

J.  J.  W.  E.  Verstege 

W,  L.  Hempenius 

M.  T.  H.  Perelaer 

T.  Munder 

T.  J.  A.  R.  von  Ende 

D.  M.  Terwerda 

E.  Perne 

G.  A.  von  Plotz 
J.  H.  Thieme 
J.  M.  van  de  Groen 
R.  H.  Glarkson 
A.  W.  H.  Perelaer 

F.  J.  L.  Walpot 
A.  H.  J.  Berg 
W.  J.  F.  Thieme 
P.  van  Eyk 

W.  R.  Staats 

J.  W.  Aufderheide 


ie  Luitenant. 


2e  Lui 


tenant. 


18e  Bataillon. 


P.  G.  A.  Anemaet 
G.  A.  Schuak 

A.  de  Braauw 
H.  H.  Bowier 

J.  van  der  Haas 

C.  J.  Riesz 

J.  M.  Bruin 

A.  M.  van  der  Hucht 

W.  D.  Bode 

G.  L.  G.  Tihon 

J.  Hubeck 

R.  H.  Rode 

G.  H.  Vos 

A.  H.  T.  G.  F.  Rodlich 

J.  G.  Hamakers 

H.  G.  L.  Weytingh 

J.  M.  J.  F.  de  Jongh 

F.  G.  A.  Stoecker 
H.  Brinkgreve 

K.  W.  H.  de  Goenens 
P.  F.  L,  von  Hombracht 

G.  van  Vuuren 


Luit.  Kolonel. 
Majoor. 

Ie  Luit.  Adj. 


Kapitein. 


Digitized  by  VjOOQIC 


405 


S.  J.  Boers. 

Ie  Luitenant. 

0.  H.  J.  Muller 

J.  P.  Smagi^e 

J.  H.  Romswinkel 

J.  F.  Scheltema 

L.  J.  F.  a  von  Ende 

P.  M.  Ockerse 

M.  van  Delden 

J.  L.  Engelhardt 

Jhr.  F.  H.  Voogt 

E.  J.  B.  Bol 

P.  A.  a  H.  T.  A.  WerdmuUer  van  Elgg 

J.  H.  de  Fremery 

J.  F.  J.  Strengnaerts 

M.  W.  droes 

2e  Luitenant. 

J.  H.  Hoyel 

F.  de  Lannoy 

H.  Hamakers 

R.  J.  Krantz 

H.  M.  Vink 

K.  A.  Berg 

P.  J.  Meijboom 

J.  Vasseur 

R.  Kramer 

J.  G.  Meijer 

E,  C.  Matchron 

J.  J.  van  Berg 

H.  Witselaer 

ARTILLERIE. 


C.  T.  W.  Borel 
E.  K.  Brands. 
M.  S.  du  Pui 

J.  B.  Essers 
H.  W.  Verbrugh 
H.  van  den  Hoek 
A.  C.  H.  Winter 
G.  D.  Birnie 
G.  E.  G.  Guffroy 
W.  H.  Hiepce 

De  Moor 

Maasland 

Kuster 

van  Halderen 

de  Bru^n 

Knipschild 

Van  der  Gaag 

Enf^elhardt 
Knipschild 


Ie  Luit.  Ghef. 

Kapitein. 

» 

Ie  Luitenant. 

» 
2e       B 
A4j.  o.  ofGcier. 

» 

magazijnmeester. 


Digitized  by  VjOOQIC 


406 


SAPPEUBS. 


C.  H.  Schepers 

ie  Luitenant. 

K.  F.  Caspersz 

» 

M.  C.  van  Dalen  Wetters 

» 

Siffert 

opzigter  3e  kl. 

QENEESEUNDiaE  DlJsSNST. 

G.  F.  Caiarlier 

Ie  klasse  chef. 

J.  G.  X.  Broekmeijer 

». 

H.  A.  J.  Bemard 

2e  klasse. 

J.  M.  C.  E.  Ie  Rutte 

J.  J.  W.  E.  van  Riemsdijk 

P.  S.  A.  van  Dura 

S.  Hartog 

G.  Luchlmans 

E.  Benjamins 

G.  Bmmmer 

M.  H.  de  Vogel 

H.  Gildemeister 

F.  Perk 

C.  F.  Diepenbroek 

3e  klasse. 

H.  J.  Gaaqmans 
K.  P.  Bakker 

P.  C.  van  Goens 

L.  G.  A.  Rombach 

A.  H.  Dettingmeijer 

H.  van  Lokhorst 

M.  van  Andringa 

A.  C.  Hoogeveen 

J.  M.  de.  Jongh 

J.  Stammler 

A.  J.  H.  van  der  Mijl  Dekker 

A.  J.  R.  Natan 

C.  L.  Van  der  Burgh 

J.  H.  Gouda  Quint 

J.  Goslings 

C.  H.  E.  Deelken 

H.  H.  Dieperink 
J.  F.  P.  Ermerins 

^ 

E.  Tall 

> 

F.  Hekmeijer 

Apothekar  2e  kl 

ADMINISTRi 

UTIK 

G.  J.  G.  van  Mienne 

Onder-Int.  Ie  kl. 

W.  M.  de  Jongh 

Onder-Int.  2e  kl. 

Digitized  by  VjOOQIC 


407 


S.  van  Haastert 

A.  6.  Gelondemans 

H.  de  Haas 

R.  Douglas 

S.  J.  van  C!oevorden 

A.  Velde 

N.  H.  W.  Roebö 

M.  van  den  Bergh 

E.  J.  Z.  Vissers 
A.  Kiemenij 

J.  Mulder 
C.  F.  Reisig 

Remmers 

F.  Gortenbach 

R.  van  der  Water. 
H.  de  Jager 
J.  a  Gleim 
H.  Verweij 


Fung.  Onder-Int. 

Adjunct  Intend. 

> 

Ie  Luit.  Kwartierm. 

2e  Luit.  Kwartierm. 
Adj.  o.  oü.  mre.  Adm. 

3 


Digitized  by  VjOOQIC 


Btjlage  B. 

De  troepenmagt  tijdens  het  uitbreken  van  den  opstand  in  de  Zuider- 
en Ooster-Afd..  van  Borneo  aanwezig,  bedroeg  den  26en  Mei  1859,  6 
Officieren,  44  Europeanen,  464  Inlanders,  verdeeld  over  de  posten  Ban- 
djermasin,  Schans  van  Thuijl,   Marabahan,  Poeloe  Petak  en  Pengaron. 

Op  den  27en  Mei  1859  ontscheepten  per  Z.  M.  stoomschip  Axdjoeno 
te  Bandjermasin: 

34  officieren  332  Eur.  413  Inlanders. 
Aldus  te  zamen  40        »         376     »    577        » 

Totaal  ^53^ 
Op  ultimo  December  1859  bevonden  zich  te  Bandjermasin : 
62  Officieren ,  433  Eur. ,  1043  Inl. 

Totaal  1538,  waarvan  58  sneuvelden  en  62 
gewond  werden. 

Op  ultimo  December  1860 
94  Officieren,  961  Eur.,  1643  Inl. 

__.  Totaal   2695,  waarvan    55   sneuvelden    en 

370  gewond  werden. 

Op  ultimo  December  1864 
445  Officieren,  4050  Eur. ,  4884  Inl. 

Totaal  3046,   waarvan  65    sneuvelden   en 
329  gewond  werden. 

Op  ultimo  December  4862 
136  Officieren,  4092  Eur.,  50  Afr.,  4626  InL 

Totaal  2904,  waarvan  26  sneuvelden  en  38 
gewond  werden. 


Digitized  by 


Google 


Bijlage  G. 

Namen  van  Z.  M.  stoemschepen  die  aan  de  eoopeditie 
deel  namen. 


Montrado.    .    . 

Bemand  met  7  offic. 

77  Eur 

21 

inl 

Ardjoeno.    . 

7 

100 

» 

44 

Gelebes    .    . 

6 

56 

39 

Onrust    .    . 

6 

31 

16 

Merapi     .     . 

7 

96 

39 

Suriname.    . 

6 

65 

25 

Kingsbergen. 

6 

36 

22 

Bali     .    .    . 

8 

93 

25 

Soembing     . 

7 

77 

24 

Rembang.    . 

6 

46 

14 

Vecht  .    .    . 

6 

68 

22 

Macassar .    . 

6 

72 

15 

Madura    .    . 

6 

44 

41 

Namen  der  Gouvernements-stoomvaartuigen  en  kruisbooten. 


Boni 

Tjipanas     .    .    . 

Van  Os  ...    . 

Bennett.     .    .    . 

Kruisboot  N\  7 
id.  »    21 

id.  »   28 

id.  »    39 

id.  X»    42 


gezaghebbers:  Kuipers,  Vos,  Meijer. 


Huisman. 

Glaser. 

Bloemink. 

Abdoel  Rachim 

Akip. 

Sidjo. 

Serondol. 

Sariman. 

Digitized  by  VjOOQIC 


'o 

> 


^ 

PQ 


<D 

> 

S3 

Qi 

C 

U3 

o:> 

bo 

^ 

T3 

C 

O 

& 

c:) 

bO 

c 

tD 

:s* 

:s» 

N 

u 

^ 

CJ 

<1> 

c 

'ö 

0) 

^ 

co 

i 

C 

s 

«o 

CO 

a 

<i:> 

t^ 

bo 

^ 

a 

'Ö^ 

t-» 

bo 

(S 

5 

a> 

I 

a 

U 

0) 

O) 

ë 

TS 

^3 

(U 

bo 

^ 

•^N 

TS 

a 

09 

^ 

ci 

^     .«    .3 


€ 


O) 
-O 

H 

CO 

»^ 

2:: 


w*  «i  co  ^  «1»  «ó  K^  00  o»  o  ^  ai  eó  «^ 


Digitized  by  VjOOQIC 


t  'S 

b  'S 

>  > 

o  o 


II 


I 

■5 


•I  O 

.5Pa 

is 

eo:s» 


S  a 
.20^^00 

>•  O  «  (N  X  Ü 


OH 


a   I 

co  O  K 


a      e 
I     I 


O     Ó 


2  > 


3  o  g 

Ki*5H 


I 

s 

8 


2 


iii-ii 


Cd 

I 


I 


as        :s 

a      a 

lil 

as  a 


2i 


•        WC 

Lil 


2     O 


tS--3, 


i- 


01^ 


.S 

.•5.2.- 


O  a 


'^:i 


S  il i  o d 


i^iJ 


S  'S 


•«1 


o  Cd  os  <  u  uo  <  Cd  ««i^n 

u:aSOSSoSUQ>0QSS 


II 

•p-d 


Gd 
fa-i 

ScdQ 


co 


SS^Ss;»S^SSS;SS^S!SS^^SSoSS^$?99         :)$$ 


Digitized  by  VjOOQIC 


>öx>uc>o> 


SgoSg 


asee 


;99'SSSSSS  SSSS3SS33    S'Së'SS' 


Digitized  by  VjOOQIC 


AASHAlï&SEL. 


Behalve  de  jagt  op  voortvlugtige  Hoofden  en  roovende 
benden,  die  den  troepen  nog  eenigen  tijd  bezigheid  gaf, blijft 
ons  alleen  nog  over  het  verslaan  van  pangerang  Adipati, 
(goesti  Rachman),  de  onderwerping  van  Amin  Oelah,enhet 
uiteinde  van  Lehman  te  melden. 

In  de  maand  Maart  4863  vertoonde  pangerang  Adipati 
zich  met  een  bende  in  de  bovenlanden  van  Tjantong,  maakte 
zich  meester  van  de  halfvoltooide  benting  van  AdjieMadoera 
en  rigtte  die  tot  verdediging  in.  Adjie  Madoeravlugttenaar 
Tjantong  Dewa;  Sjerif  Hassim  bragt  zijne  familie  op  Poeloe 
Nangka  in  veiligheid,  rukte  daarop  met  vijftig  man  tegen 
Adipati  op,  doch  moest  na  een  gevecht  van  vier  uren  voor 
de  overmagt  bukken  en  met  verlies  van  een  paar  onderhoof- 
den terugtrekken. 

Zoodra  hiervan  te  Bandjer  berigt  kwam,  zond  Happé  de 
Celebes  (22  April),  waarop  een  kolonne  sterk  2  officieren, 
55  bajonetten  en  één  houwitser  onder  bevel  van  den  kapi- 
tein der  infanterie  van  Vuuren,  naar  de  oostkust  en  gelastte 
aan  de  militaire  kommandanten  van  Barabei-ie  en  Kendangan 
patrouilles  naar  Lok  Besaar  te  laten  marcheren ,  om  te  be- 
letten dat  de  bende  van  Adipati  in  Allei  terugtrok ,  wanneer 
zij  door  van  Vuuren  werd  aangetast. 

Den  24«"  April  liet  de  Celebes  in  de  Kloempangbaai 
het  anker  vallen.  Sjerif  Hassim  en  Adjie  Madoera  kwamen  da- 
delijk aan  boord  en  deelden  mede  dat  de  bende ,  na  Tjan- 
tong verwoest  te  hebben,  teruggetrokken  was  naar  Dindin 
Papan,  een  versterking  op  de  grens  van  Allei. 

In  overeenstemming  met  den  luitenant  ter  zee  4*  klasse 


Digitized  by  VjOOQIC 


4U 


Bowier,  kommandant  der  Celebes ,  besloot  van  Vuuren  met 
praauwen  naar  Tjantong  te  gaan,  dSir  de  vivres  en  munitie 
die  niet  mede  gevoerd  kon  worden,  onder  bedekking  achter 
te  laten,  en  vervolgens  langs  de  oevers  der  Tjantong-rivier 
naar  Dindin  Papan  op  te  rukken. 

Sjerif  Hassim  kreeg  order  om  's  anderendaags  de  noodige 
praauwen  en  koelie's  in  gereedheid  te  houden ;  Bowier  stelde 
een  landings-divisie ,  sterk  25  Europeanen  en  den  officier 
van  gezondheid  Idsinga,  onder  den  luitenant  ter  zee  2^  klasse 
de  Ruiter  de  Wildt,  ter  beschikking  van  van  Vuuren;  en  de 
radja  van  Pagattan  werd  aangeschreven  op  zijne  hoede  Ic 
zijn ,  daar  het  kon  gebeuren  dat  de  bende  door  Pagattan  zou 
trachten  te  ontsnappen. 

Ten  40  ure  voor  den  middag  (25  April)  had  de  oversche- 
ping  plaats ;  door  den  zwaren  stroom  werd  Tjantong  eerst 
tegen  den  avond  bereikt  en  het  bivak  betrokken.  Uit  de 
ingewonnen  berigten  bleek  het ,  dat  het  opvaren  der  rivier 
niet  raadzaam  was,  daar  de  rotsachtige  oevers  op  vele  plaat- 
sen den  vijand  in  de  gelegenheid  stelden  de  kolonne  met 
voordeel  aan  te  vallen ;  dat  de  regteroever  de  meeste  ge- 
schiktheid aanbood  om  een  weg  te  kappen. 

Op  dien  grond  werd  's  anderendaags  de  marsch  langs  den 
regteroever  begonnen  en  's  middags  ten  4  ure  te  Halintang 
gebivakkeerd.  Den  27«"  vervolgde  men  den  marsch,  en 
tegen  den  avond  van  den  28«°  kreeg  men  van  een  ladang 
op  den  anderen  oever  het  eerste  vuur.  Toen  de  rivier  daarop 
overgetrokken  werd ,  sloeg  de  vijand  op  de  vlugt.  By  het 
doorzoeken  van  het  terrein  maakte  men  een  gevangene,  die 
mededeelde  dat  de  bende  zich  aan  de  beide  oevers  had  op- 
gesteld en  zich  te  Dindin  Papan  zou  vereenigen  in  een  ver- 
sterkt huis  met  zes  lilla's  bewapend.  Van  Vuuren  liet  nu  het 
bivak  opslaan  en  besloot  den  volgenden  dag  langs  beide 
oevers  verder  te  marcheren. 

Den  29«"  rukte  de  landings-divisie  langs  den  linker-,  de 


Digitized  by  VjOOQIC 


415 

infanterie  langs  den  regteroever  verder.  Er  waren  teekens 
bepaald  waardoor  beide  kolonnes  op  dezelfde  hoogte  blijven 
en  de  gemeenschap  onderhouden  konden.  Tegen  8  ure  hoorde 
de  landings-divisie  de  eersle  kogels  fluiten. 

Van  dat  oogenblik  af  werden  de  kolonnes  op  beide  oevers 
gedurig  geharceleerd ,  totdat  men  ten  41 J  uur  nabij  Dindin 
Papan  aan  den  linkeroever  op  de  bende  stootte. 

Van  Vuuren  gaat  met  zijne  kolonne  onmiddelljk  over  op 
den  anderen  oever ,  waar  de  Ruiter  de  Wildt  een  tirailleurs- 
vuur  onderhoudt  tegen  een  aantal  vijanden  dat  zich  in  een 
boschrand  heeft  opgesteld;  hij  versterkt  de  tirailleurs  met 
zijne  flankeurs  en  laat  den  boschrand  stormenderhand  nemen. 
Langs  een  pad  dat  door  digt  kreupelhout  slingert,  bereikt 
hij  een  tweeden  ladang.  Op  ongeveer  duizend  pas  afstands 
staat  een  versterkt  huis  met  schietgaten  voorzien.  De  ti- 
railleurs naderen  het  zoo  bedekt  mogelijk,  terwijl  van  Vuu- 
ren met  een  gedeelte  der  kolonne  langs  den  oever  oprukt , . 
om  de  bende  het  ontvlugten  in  djoekongs  te  beletten. 

Dit  schijnt  evenwel  haar  plan  niet  te  zijn,  want  naar- 
gelang de  troepen  naderen,  trekt  de  vijand  vurende  op  de 
sterkte  terug.  Op  500  pas  gekomen,  wordt  van  Vuuren 
reeds  door  een  kogel  in  den  arm  getroflen.  Nog  200  pas 
opgerukt  zijnde,  laat  hij  den  houwitser  in  batterij  brengen, 
en  na  twee  goed  aangebragte  schoten  den  stormpas  blazen. 
Men  omsingelt  de  woning,  die  een  dubbele  orawanding  blijkt 
te  hebben  en  goed  verdedigd  wordt.  De  verdedigers  steken 
door  de  schietgaten  met  hunne  scherpe  lansen  en  brengen 
van  Vuuren  een  paar  ligte  wonden  toe.  Order  wordt  ge- 
geven om  de  woning  te  beklimmen.  De  Ruiter  de  Wildt 
vindt  een  trap,  plaatst  die  tegen  den  wand  en  klimt  naar 
boven.  Van  Vuuren,  een  paar  matrozen  en  een  flankeur 
volgen  hem.  Men  springt  in  de  binnenruimte,  die  in  drie  af- 
deelingen  verdeeld  is.  De  bezetting  verdedigt  zich  met  woede ; 
eenige  vijanden  vallen,  de  anderen  slingeren  hunne  klewangs 


Digitized  by  VjOOQIC 


416 

en  lansen  op  de  aanvallers,  steken  het  huis  in  brand  en 
ontvlugten.  Toen  er  geen  vijand  meer  te  bestrijden  is, 
wordt  de  brand  ontdekt  en  haast  men  zich  dien  te  blusschen. 
Gelukkig  slaagt  men  hierin,  want  de  voorraad  buskruid  die 
de  vijand  achterliet  was  groot  genoeg  om  de  woning  in  de 
lucht  te  doen  vliegen. 

De  bezetting  heeft  zeven  dooden  op  de  plaats  gelaten; 
daaronder  vindt  men  de  lijken  van  pangerang  Adipati  en 
van  de  goesti's  Moessa,  Awang  en  Astop;  de  bloedsporen 
toonen  aan  dat  er  vele  gewonden  zijn  weggedragen.  Een 
marinier  doodt  bij  het  doorzoeken  van  het  terrein  nog  een 
vlugteling.  Acht  lilla's,  zes  donderbussen ,  zeven  geweren 
en  twintig  lansen  vallen  den  onzen  in  handen.  De  kolonne 
lelt  zeventien  gewonden,  van  welke  er  een  reeds  den  vol- 
genden dag  overleed.  Van  Vuuren  is  vier  malen  gewond, 
doch  heeft  tot  het  einde  toe  aan  den  strijd  kunnen  deelne- 
men. De  Europeanen  hebben  zich  braaf  van  hun  pligt 
gekweten;  de  inlandsche  soldaten,  jonge,  onbedreven  man- 
schappen, verscholen  zich  echter  tusschen  de  padie  toen 
het  stormsignaal  klonk.  Daaraan  moet  ook  toegeschreven 
worden,  dat  een  gedeelte  der  bezetting,  die  25  man  sterk 
was,  ontkwam. 

Den  30*"  April  werd  de  terugmarsch  aangenomen,  de 
gewonden  en  zieken  in  praauwen.  's  Avonds  ten  8  uur 
was  de  kolonne  weder  aan  boord  van  de  Celebes  terug, 
en  daar  pangerang  Sjerif  Hassim  thans  geen  verdere  hulp 
meer  noodig  had,    den  2«"  naar  Bandjer  teruggestoomd. 

Sedert  Amin  Oelah  te  Goenong  Hauk  (zie  pag.  Ml)  over- 
vallen werd,  daér  bijna  al  zijne  bezittingen  verloor  en  zelf 
ter  naauwernood  ontkwam,  hield  hij  zich  schuil  op  de 
grenzen  van  Passir  en  later  in  de  bovenlanden  van  Sampa- 
nahan.  Op  herhaalde  uitnoodiging  van  den  kolonel-re- 
sident, gerigt  aan  de  Hoofden  van  Sampanahan  en  Tjantong 


Digitized  by  VjOOQIC 


417 

om  de  onderwerping  van  Amin  Oelah  te  bevorderen,  kwam 
pangerang  Hassim  in  October  1863  te  Bandjer  bevelen  vra- 
gen. Een  commissie  van  inlandsche  (loofden,  zamengesleld 
uit  pangerang  Uassim,  pangerang  Mangkoe  en  den  zoon 
van  den  Ronggo  der  afdeeling  Kween,  vertrok  daarop  met 
de  Onrust  naar  de  oostkust  en  bragt  den  4«°  November  Amin 
Oelah  met  zijne  vrouwen  en  gevolg  te  Bandjer,  van  waar 
hij  later  op  last  der  regering  in  ballingschap  naar  Java 
vervoerd  werd. 

Deraang  Lehman  hield  zich  in  den  laat  sten  tijd  op  den 
berg  Toengoel  in  de  bovenlanden  van  Batoe  Litjin  op.  Niet 
ver  van  daar  leefden  32  weggeloopen  kettinggangers  inden 
kampong  Selilau  bijeen  en  gehoorzaamden  aan  een  hunner, 
die  zich  zelf  den  titel  van  tommonggong  had  gegeven.  Pan- 
gerang Sjerif  Hassim  beloofde  den  tommonggong  en  de 
zijnen  kwijtschelding  van  straf,  indien  demang  Lehman  uit- 
geleverd werd.  De  tommonggong  nam  aan,  hem  gevangen 
te  nemen.  Hij  onderschept  al  den  levensvoorraad  die  van 
Batoe  Litjin  over  Selilau  aan  Lehman  wordt  gezonden. 
Door  den  honger  gedreven,  is  deze  verpligt  zijn  schuilhoek 
te  verlaten  en  te  Selilau  voedsel  te  vragen.  Lehman  wordt 
er  gul  ontvangen  en  krijgt  de  belofte,  spoedig  van  rijst 
voorzien  te  worden.  Gedurende  het  avondgebed  wordt  hij 
echter  aangevallen  en  in  weerwil  van  een  hardnekkige  ver- 
dediging, gevangen  genomen. 

Naar  Bandjermasin  overgevoerd,  werd  demang  Lehman 
wegens  hoogverraad  door  den  krijgsraad  veroordeeld  tot 
de  straf  des  doods  met  den  strop.  Den  23«°  Febr.  1864 
had  de  uitvoering  van  het  vonnis  plaats  in  tegenwoordigheid 
van  duizende  inlanders.  Kalm  en  gelaten  ging  de  meest 
verraderlijke,  maar  tevens  die  meest  energieke  Bandjerees 
den  schanddood  te  gemoet. 


Digitized  by  LjOOQIC 


Digitized  by  LjOOQIC 


DE  BANDJEMASmSCHE  KRIJG 


1859 — 1863. 


NADER     TOEGELICHT 


TV.  A..  VA.N  REES. 


•^^ 


ARNHEM, 
D.  A.  THIEME. 

1867. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by 


Google 


/ 


DE  BAJSmJEElEASnSGSE  KWGt. 


'Kees 

Digitized  by  LjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC 


/■"■ 


THE  NÜW  YCn,-' 
PüBLICLI3;<r.r 


ASTOR,  LENOX    a.,  l 
TILDEN  rOUNDATKuNr 


Digitized  by 


Googifi 


-  Qigiti^e^ 


iü^QQgl^^ 


llPiCi^ 


DJERMASmSCHE  KRDG 


1859 — 1868. 


ABNHEaf, 

D.  A.    THIEME. 

1867. 


.'^^^' 


^  //^^ 


,    ^,     <^/^^ 


Digitized  by  VjOOQIC 


Satlpcndnik  via  H.  C.  A.  TUmm     tt  IQMgM. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Het  krijgskundig  werk  getiteld :  »de  Bandjersche  Krijg" 
heeft  de  eer  gehad  in  een  aantal  dagbladen ,  tijdschrif- 
ten en  afzonderlijke  brochures  beoordeeld  te  worden. 
Bij  de  verschijning  van  het  eerste  dier  geschriften,  geti- 
teld :  ïEen  enkele  opmerking,  enz."  door  den  kapitein- 
luitenant  ter  zee  Vandevelde"  achtte  ik  een  dadelijke 
repliek  noodig,  omdat  ik  niet  wenschte  één  oogenblik 
door  het  publiek  verdacht  te  worden  van  gebrek  aan 
sympathie  voor  het  korps  nederlandsche  zeeoDRcieren.  In 
die  repliek  erkende  ik  gaarne  te  gelooven ,  dat  in  het 
op  zich  zeïï  weinig  belangrijke  gevecht  van  Z.M. stoom- 
schip Celebes  op  den  27*^*^°  Julij  1859,  de  schoten  die 
met  den  SOponder  gedaan  werden,  niet  tegen  een  drij- 
vende maar  tegen  een  vaste  batterij  gerigt  waren.  Naar 
den  titel  te  oordeelen  had  ik  —  opregt  gesproken  — 
degelijker  teregtwijzing  verwacht.  In  weerwil  mijner 
overtuiging  van  het  mogelijke  te  hebben  gedaan  om  de 
verschillende  krijgsverrigtingen  met  denzelfden  maatstaf 
te  meten ,  noopten  mij  zoowel  de  gestrengheid  waarmede 
een    enkele  onjuistheid   gereleveerd,  als  ook  de  weinig 

i 


Digitized  by  VjOOQIC 


vleljende  gevolgtrekking  die  hieruit  gemaakt  werd,  de 
rapporten  over  behandelde  krijgsverrigtingen  andermaal 
te  raadplegen  en  nog  meer  uitvoerige  inlichtingen  omtrent 
de  betwiste  punten  in  te  winnen.  Ik  wenschte  mijzelf 
een  duidelijk  denkbeeld  van  mijn  tekortkoming  als  krijgs- 
geschiedschrijver  te  geven. 

Inmiddels  zag  een  andere  brochure  het  licht,  onder 
den  titel  van:  »Eenige  opmerkingen,  enz."  door  den 
kapitein-luitenant  de  Haes,  —  maanden  vooraf  aangekon- 
digd door  een  kernachtig  couranten-artikel,  waarbij  voor- 
loopig  werd  medegedeeld  dat  i>de  Bandjersche  Krijg",  door 
gemis  aan  kennis  van  het  zeewezen  bij  den  schrijver,  alle 
geschiedkundige  waarde  miste. —  In  hoeverre  het  belang- 
stellende publiek,  na  dien  vriendelij  ken  wenk,  door  het 
lezen  der  brochure  overtuigd  werd  dat  men  zonder  kennis 
van  het  zeewezen,  niet  geregtigd  is  de  handelingen  van 
stoomschepen  op  rivieren  en  bij  landingen  te  beoordeelen , 
in  hoeverre  de  yoorslelling  van  een  paar  expedities  te 
water  de  geschiedkundige  waarde  van  den  bandjerschen 
krijg  bepalen,  is  mij  niet  gebleken. 

De  inhoud  dier  brochure ,  geschreven  door  iemand  die 
kennis  heeft  van  het  zeewezen  en  wiens  geschrift  dus  wèl 
aanspraak  op  geschiedkundige  waarde  kan  maken,  de  ach- 
ting die  ik  den  schrijver  persoonlijk  toedraag  en  mij  zelf 
verschuldigd  ben ,  maken  het  mij  tot  pligt  de  voornaamste 
punten  te  wederleggen^  ten  einde  het  publiek  kunne 
oordeelen  of  het  mij  gelukt  is,  ook  zonder  kennis  van 
het  zeewezen,  handelingen  van  marine-ofllcieren  op  ban- 
djersche rivieren  in  het  juiste  daglicht  te  stellen.  Bij 
die  wederlegging  zal  ik  over  het  hoofd  zien  alle  uitdruk- 
kingen, die  een  gekrenkt  gemoed  verraden;  ik  zal  mij 
niet  verdedigen  op  een  beschuldiging  van  »onze  zee- 
magt  miskend  en  verguisd  te  hebben"  omdat  een  enkel 


Digitized  by  VjOOQIC 


officier  der  zeemagt  zich  bezwaard  gevoelt  over  de 
voorstelling  zijner  handelingen  in  »de  Bandjersche  Krijg" ; 
ik  zal  niet  in  aanmerking  nemen  dat  de  Haes,  even  als 
Vandevelde,  voorgevende  geen  persoonlijke  verdediging 
te  schrijven,  eigenlijk  niets  anders  doet;  evenmin  dat  hij 
van  waarachtige  belangstelling  voor  de  zeemagt  spreekt 
en,  na  een  poging  om  zijn  eigen  zaak  te  bepleiten,  de  pen 
neerlegt  op  het  oiDgenblik  dat  zijn  eigenlijke  taak,  om  de 
verrigtingen  van  de  hem  opvolgende  zeeofficieren,  van  zijne 
brave,  flinke  makkers,  —  die  ik  niet  noemde  omdat  ik 
ze  nergens  genoemd  vond ,  —  eerst  regt  schoon  werd , 
een  taak^  zoo  gemakkelijk  voor  iemand  die  thans  als  chef 
van  den  staf  over  het  archief  kan  beschikken;  nog  min- 
der ]>dat  hij  volle  vrede  met  de  bewierooking  van  den 
chef  der  expeditie  zoude  gehad  hebben ,  indien  ik  slechts 
de  verrigtingen  der  zeemagt  niet  in  een  ongunstig  daglicht 
had  gesteld" !  Ik  zal  mij  uitsluitend  bepalen  tot  toelich* 
ting  van  het  vroeger  te  boek  gestelde. 

Op  de  later  verschenen  brochure  van  den  luitenant 
ter  zee  Jhr.  A  Meijer  is  het  bovenstaande  eenigzins  toe- 
passelijk. Door  verschil  in  de  waardering  der  diensten, 
gedurende  den  bandjerschen  krijg  door  de  marine  be- 
wezen, komt  die  oilicier  tot  het  resultaat  dat  »aan  de 
Marine  niet  dat  deel  wordt  toegekend,  hetwelk  zij  wer- 
kelijk bij  dien  oorlog  heeil  gehad",  en  dat  mijne  voor- 
stelling niet  onpartijdig  is.  Omtrent  dit  punt  nerschil 
in  waardering"  zij  mij  een  kleine  uilwijding  vergund. 

Bijna  elke  oorlogshandeling  wordt  door  verschillende 
personen  verschillend  beoordeeld.  Dat  oordeel  hangt  af 
van  het  karakter,  van  de  intelligentie  en  van  de  kennis  des 
beoordeelaars,  van  den  toestand  waarin  hij  geplaatst  is 
om  het  geheel  meer  of  min  te  overzien,  van  het  be- 
lang dat  hij  er  in  stelt,  van  het  punt  van  vergelijking» 


Digitized  by  VjOOQIC 


van  den  tijd  waarop,  de  plaats  waar  of  de  omstandig- 
heden waaronder  hij  een  oordeel  vormt.  Zoo  zal  een 
pruissisch  officier  die  den  laatsten  veldtogt  in  Bohemen 
medemaakte,  de  schouders  ophalen  over  het  weinig  be- 
teekenende  van  den  kleinen  oorlog  door  de  nederland- 
sche  landmagt  op  Bomeo  gevoerd;  zoo  zal  de  oosten- 
rijksche  admiraal  Tegethof  glimlagchen  over  het  onbe- 
duidende van  de  verrigtingen  der  nederlandsche  zeémagt 
op  de  bandjersche  rivieren.  Ook  omtrent  de  waardering 
van  de  belangrijkheid  der  gevechten  van  den  bandjer- 
schen  krijg  loopen  de  gevoelens  der  officieren  van  land- 
en zeemagt  zeer  uiteen  —  ik  was  menigmaal  in  de  ge- 
legenheid mij  daarvan  te  overtuigen.  En  niet  alleen  bij 
officieren  van  hoogeren  en  lageren  rang,  ook  bij  onder- 
geschikten is  dat  verschil  in  beoordeeling  soms  in  het 
oogvallend.  Tot  staving  dier  bewering  veroorloof  ik  mij 
een  voorbeeld  aan  te  halen  uit  het  jongste  gevecht, 
waaraan  een  eskader  der  nederlandsche  marine  deelnam. 

Een  stoomschip ,  deel  uitmakende  der  frontdivisie  die 
op  circa  2000  ellen  afstand  de  vijandelijke  batterijen  in 
straat  Simonoseki  gedurende  %  uur  beschoot,  heefl;  eenige 
kogels  in  den  romp  gekregen,  doch  overigens  geen  verlies 
geleden.  Nadat  's  vijands  geschut  tot  zwijgen  gebragt  en 
het  gevecht  dus  afgeloopen  is ,  meldt  de  opper-konstapel 
zich  bij  den  kommandant  van  het  stoomschip  aan. 

Voor  onze  lezers,  die  met  de  indeeling  der  equipage 
van  een  oorlogschip  minder  bekend  zijn,  zij  vooraf  aange- 
teekend,  dat  de  schipper  de  eer^/e  onderofficier  aan  boord 
is ,  door  wiens  tusschenkomst  alle  bevelen  van  den  kom- 
mandant aan  de  equipage,  en  omgekeerd  alle  verzoeken 
en  belangen  der  equipage  aan  den  kommandant  overge- 
bragt  worden.  De  opper-konstapel,  ook  een  adjudant- 
onderofficier, volgt  in  rang  op  den  schipper. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Na  afloop  van  het  gevecht  meldt  de  opper-konstapel 
zich  bij  den  kommandant  aan,  en  wenscht  hem  uit 
naam  der  equipage  geluk  met  de  overwinning. 

De  kommandant  bedankt  in  beleefde  termen  voor  die 
gelukwensching,  doch  vraagt  natuurlijk:  »Waarom  voert 
J7,  en  niet  de  schipper,  het  woord  voor  de  equipage?" 

>Ik  heb  het  den  schipper  gevraagd,  is  het  antwoord, 
maar  die  zegt:  »de  kommandant  zal  denken  dat  ik  hem 
voor  den  gek  houd!" 

Niettegenstaande  hooger  geplaatste  personen  aan  die 
krijgsverrigting  veel  waarde  hechtten  en  de  militaire  be- 
looningen ook  niet  uitbleven,  oordeelde  die  schipper  er 
toch  geheel  anders  over. 

Trachtte  de  schrijver  van  een  krijgskundig  werk  de 
indrukken  en  beoordeelingen  van  anderen  terug  te  ge- 
ven, hij  zou  zijn  taak  niet  begrijpen.  Uit  de  beste  bron- 
nen puttende,  stelt  hij  de  gebeurtenissen  voor,  zooals 
hij  ze  leerde  kennen;  hij  toetst  ze  aan  de  regelen  der 
krijgskunst  en  vormt  zich  daarna  een  eigen  oordeel. 

Beslaat  er  geen  reden  mij  gekwetst  te  gevoelen  door 
geschriften,  gematigd  van  toon  en  het  kenmerk  dra- 
gende van  uit  de  pen  te  zijn  gevloeid  met  het  doel  om 
een  goede  zaak  te  helpen  bepleiten,  men  zal  mij  moei- 
jelijk  opdringen  dat  de  verschijning  van  >de  Bandjer- 
sche  Krijg"  ]>een  pijnlijken  indruk"  bij  de  marine ,  d.  i. 
bij  het  geheele  korps  zeeoflBcieren  te  weeg  bragt.  Ware 
dit  het  geval  geweest,  het  zoude  een  overgevoeligheid 
verraden  die  bij  geen  wapen  mag  bestaan,  het  minst 
van  allen  bij  de  nederlandsche  marine ,  die  zich  op  een 
gevestigden  naam  beroemen  kan.  De  heer  Meijer  wete, 
dat  de  voorstelling  der  marine-handelingen  in  »de  Ban- 
djersche  Krijg"  reeds  getuigt  voor  de  gematigdheid  van 
den   schrijver,  die  vaak  genoeg  het  gewigt  der  verant- 


Digitized  by  VjOOQIC 


woordelijkheid  gevoelde  tegenover  geachte  tijdgenooten 
wier  verrigtingen  door  hem  geboekstaafd  moesten  wor- 
den; de  heer  Meijer  geloove  vrij,  dat  het  mij  hoogst 
onaangenaam  is,  door  de  betrokken  personen  zelven 
gedwongen  te  worden,  die  verrigtingen  andermaal  op 
het  tapijt  te  brengen  en  de  begane  fouten  te  preciseren. 

Dat  ik  geen  acht  sloeg  op  anonyme  couranten-artilcelen, 
waarin  een  blinde  partijgeest  doorstraalde  en  de  wel- 
voegelijkheid  uit  het  oog  werd  verloren,  zal  niemand 
mij  euvel  duiden.  Indien  ik  :»door  het  officiëele  stuk 
te  noemen,  waarin  melding  gemaakt  wordt  van  drie 
vruchtelooze  pogingen  van  de  barkas  en  sloepen  van  de 
Celebes  om  een  versperring  in  de  s.  Boentoek  te  ver- 
meesteren,"  aan  het  verlangen  voldoe  van  den  heer 
Sluijterman  van  Loo,  die  den  heer  Vandevelde  zoo  kame- 
raadschappelijk  ter  zijde  stond,  zal  hij  mij  moeten  toege- 
ven dat  het  spreekwoord:  ^dwalen  is  menschelijk"  ook 
op  zijn  toenmaligen  kommandant  toepasselijk  is. 

De  verdediging  van  den  heer  van  Hasselt,  in  de  Mi- 
litaire Spectator  3«  serie  lO""  dl.  pag.  566  opgenomen,  zal 
ik  weerleggen;  evenzoo  een  enkel  punt  van  de  meer  of 
min  kritische  aankondiging  van  i^de  Bandjersche  Krijg" 
in  >de  Gids"  door  den  majoor  Gerlach.  Déérop  toch 
doelde  waarschijnlijk  i^de  meer  bevoegde  hand  (dan  die 
van  den  heer  Sluijterman  van  Loo)  welke  door  voor- 
beelden zou  staven  dat  er  zeer  vele  feiten  onjuist  be- 
schreven zijn"  (Mil.  Speet.  3*  serie  10*  deel  pag.  783.) 
Tot  mijn  teleurstelling  vond  ik  slechts  de  vermelding 
van  één  mij  onbekend  feit:  het  lofwaardig  gedrag  van 
een  matroos  bij  den  aanval  van  Martapoera. 

De  algemeene  indruk  van  al  het  tegengeschrevene  is 
deze :  de  verschillende  schrijvers  beschouwen  hunne  han- 
delingen met  een  geheel  ander  oog  dan  de  schrijver  van 


Digitizeö  by  VjOOQIC 


^de  Bandjersche  Krijg"  en  stellen  hunne  subjectieve  be- 
schouwingen voor  de  zijnen  in  plaats;  naar  hun  in- 
zien schoot  ik  te  kort  in  het  geven  van  detailbeschrij- 
ving; naar  mijn  inzien  kwam  ik  wel  eens  te  veel  in 
details;  —  zij  waardeerden  niet,  dat  ik  opzettelijk  ver- 
meed, de  twee  belangrijkste  krljgsverrigtingen  der  ma- 
rine, waarbij  afgeweken  werd  van  de  taktische  voorschrif- 
ten, met  die  uitvoerigheid  te  beschrijven,  welke  ik  mij 
veroorloofd  zou  hebben  bij  een  gelijksoortige  oorlogs- 
handeling van  de  landmagt. 

De  oorzaak  van  dit  verschil  van  zienswijze  ligt  even- 
wel dieper. 

Teregt  zegt  de  recensent  in  de  Militaire  Spectator  i^dat 
ik  de  moeijelijkheid  heb  willen  ontgaan  in  een  openlijke 
waardering  te  treden  van  de  uiteenloopende  inzigtenvan 
twee  opvolgende  kommandanten."  Ik  vermeed  dit,  omdat 
die  verschillende  zienswijze  zich  niet  bepaalde  tot  de  po- 
litiek, maar  zich  ook  uitstrekte  tot  dienstdétails,  waaraan 
de  krijgsgeschiedenis  vreemd  moet  blijven.  Nu  men  mij 
evenwel  een  beschuldiging  van  kleinschatting  der  dien- 
sten door  de  marine  bewezen,  naar  het  hoofd  slingert, 
schroom  ik  niet  om  openlijk  te  verklaren,  dat  het  be- 
noemen van  den  kapitein-luitenant  t/z  van  Hasselt  en  la- 
ter van  den  luitenant  t/z  de  Haes  tot  kommandant  van 
het  hoofdkwartier  te  Martapoera,  een  handeling  was  van 
den  kolonel  Andresen  die  afkeuring  verdiende: 

1^.  omdat  er  even  weinig  noodzakelijkheid  bestond  om 
zeeofficieren  van  het  kommando  hunner  schepen  te  ont- 
slaan, uit  hun  werkkring  te  rukken  en  hen  in  het  bin- 
nenland (waar  zich  geen  schepen  bevonden)  in  een 
vreemden  werkkring  te'^plaatsen,  als  om,  bij  voorkomende 
gelegenheid,  een  officier  der  landmagt  het  kommando 
over  een  stoomschip  op  te  dragen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


2^.  omdat  die  maatregel  op  den  geest  der  troepen  nood- 
wendig slecht  terugwerkte;  en 

3^  omdat  daardoor  een  antecedent  in  het  leven  weed 
geroepen,  waartegenover  de  normale  en  allezins  natuur- 
lijke dienstregeling  ligtelljk  een  krenking  van  eenmaal 
verkregen  regten  (der  marine)  zou  schijnen ;  een  nade^', 
dat  Andresen's  opvolger  dan  ook  in  ruime  mate  heeft 
ondervonden. 

Het  moge  den  heer  van  Hasselt  niet  gemakkelijk  toe- 
schijnen den  werkkring  van  een  zeeofGcier  met  juist- 
heid af  te  bakenen ,  hij  had  zich  de  uitwijding  over  dit 
onderwerp  kunnen  besparen,  als  hij  geweten  had  dat  de 
kolonel  Andresen  zelf,  in  zijn  rapport  ;van  10  October 
1859,  de  uitdrukking  bezigde:  »met  diensten  belast,  die 
eigenlijk  niet  in  zijn  werkkring  vielen/'  Zonder  twijfel 
legde  de  heer  van  Hasselt  in  de  vervulling  dier  betrekking 
den  mees  ten  ijver  aan  den  dag ;  misschien  gaf  hij  wel 
groote  bewijzen  van  geschiktheid  in  het  voeren  van 'het 
kommando  te  Martapoera  —  door  den  onverwachten 
aanval  op  den  kraton,  die  op  klaarlichten  dag  an^^m^rA^ 
binnengedrongen  werd,  valt  dit  echter  minder  in  het 
oog  (1 ) ;  toch  zoude  het  in  de  toenmalige  omstandigheden 
verkieslijker  zijn  geweest,  des  noods  den  jongsten  ka- 
pitein van  het  bataillon  het  kommando  op  te  dragen.  In 
dit  gevoelen  sta  ik  niet  alleen ;  het  wordt  door  zeeoffi- 
cieren  gedeeld.  Immers  de  kapitein  t/z  Bouricius  dacht 
er  even  zoo  over,  toen  hij  na  de  verwonding  van  den 
generaal  Michiels  in  1849 ,  zich  uit  eigen  beweging  met 
zijn  landingdivisie  onder  de  bevelen, van  den  luitenant- 
kolonel der  infanterie  van  Swieten  stelde. 


(1)  In  het  rapport  dd.  5  Julij  1859,  erkent  Andresen :  »dat  bij  meer- 
dere waakzaamheid,  welb'gt  niet  het  bimiendringen ,  maarzeker  het 
ongemerkt  binnendringen  in  het  bivak  had  kunnen  belet  worden."* 


Digitized  by  VjOOQIC 


Wees  ik  er  reeds  met  een  enkel  woord  op ,  dat 
de  majoor  Verspyck,  door  een  eenvoudige  toepassing 
der  gewone  dienstverhouding,  al  dadelijk  de  marine 
tejjen  zich  innam  en  verdacht  werd  van  een  partij- 
digheid, die  men  zelfs  geneigd  was  in  zijne  verdere 
handelingen  terug  te  vinden,  het  is  niet  onnatuurlijk 
dat  de  personen ,  die  in  dit  euvel  vervielen ,  ook  bij 
de  beoordeeling  van  »de  Bandjersche  Krijg"  van  hetzelfde 
onjuiste  gezigtspunt  uitgingen  en  in  het  boek  meenden  te- 
rug te  vinden ,  wat  zij  in  de  handelingen  hadden  meenen 
op  te  merken.  Vandaar  misschien  die  hevige  afkeuring, 
die  op  het  publiek ,  dat  de  oorzaak  niet  kende  of  er 
zich  geen  rekenschap  van  gaf,  ligt  een  voor  den  schrij- 
ver min  gunstigen  indruk  moet  gemaakt  hebben,  — een 
indruk,  dien  ik  mij  verpligt  zie  zoo  mogelijk  weg  te 
nemen  door  op  de  algemeene  oorzaak  te  wijzen.  Voor 
den  schrijver  van  »de  Bandjersche  Krijg,"  wien  die  om- 
standigheid niet  onbekend  was ,  strekte  het  tot  des  te 
grooter  prikkel ,  zich  op  een  onzijdig  standpunt  te  plaat- 
sen, zich  boven  de  partijen  te  verheffen,  en  zich  vaak 
tot  een  eenvoudige  opgave  der  feiten  te  bepalen ,  daar 
waar  een  kritische  beoordeeling  zou  gepast  hebben. 

Dat  hij  in  het  oog  van  eenige  zeeofTicieren  hierin  niet 
geslaagd  is  ,  doet  hem  leed.  Een  herhaald ,  naauwkeu- 
rig  onderzoek  der  betrekkelijke  bescheiden  bevestigt  zijn 
overtuiging,  »de  Bandjersche  Krijg"  naar  pligt  en  gewe- 
ten geschreven  te  hebben.  Kan  hij  al  geen  sympathie 
voor  zijn  werk  opwekken ,  hij  kan  de  juistheid  der  te 
boek  gestelde  feiten  bewijzen,  en  gaat  hiertoe  thans 
over. 


Digitized  by  VjOOQIC 


OVER  DE  GRENSSCHEIDING  VAN  EN  DE  TROONSOPVOLGING  IN  HET 
BANDJERSCHE  RIJK.  —  TABfDJID'S  BENOEMING  TOT  SULTHAN  MOE- 
DA.  —  HET  GEZANTSCHAP  IN  APRIL  4853  NAAR  BATAVIA  AF- 
GEVAARDIGD. —  PANGERANG  PRABOE  ANOM.  —  HOE  ,O0ED  DE 
MAATREGEL  WERKTE  OM  HIDAYAT  RIJKSBESTIERDER  TE  MAKEN !  — 
WELKE  ROL  HET  MAHOMEDAANSCH  FANATISMUS  IN  DEN  OPSTAND 
SPEELDE.  —  WAT  AANLEIDING  GAF  TOT  DE  VERWOESTING  VAN 
KALANGAN.    — 

(Brochure  Jbr.  A.  Meijer ,  luitenant  t/z  V  klasse.) 

Dat  de  vroegere  geschiedenis  van  het  bandjersche  rijk 
slechts  in  weinige  bladzijden  werd  behandeld,  geschied- 
de naar  een  vast  plan.  Omdat  iic  krijgsgeschiedenis , 
geen  politieke  geschiedenis  schreef,  werd  er  aan  de  aan- 
leiding tot  den  opstand  geen  enkelen  regel  meer  gewijd 
dan  volstrekt  noodig  was. 

De  heer  Meijer  «veroorlooft  zich  zaken  te  wederleggen, 
die  hem  voorkomen  onjuist  voorgedragen  of  duidelijk- 
heidshalve  niet  uitvoerig  genoeg  behandeld  te  zijn.''  Door 
eenige  aanhalingen ,  die  onmogelijk  uit  officiëele  of  ge- 
loofwaardige bronnen  kunnen  zijn  geput ,  maar  geheel 
den  stempel  dragen  van  losse,  hier  en  daar  opgevangen 
mededeelingen ;  die  den  oningewijden  lezer  op  het  dwaal- 
spoor brengen  of  tot  verkeerde  gevolgtrekkingen  leiden  ; 
door  grove  mistastingen  in  één  woord,  noodzaakt  hij  mij 


Digitized  by  VjOOQIC 


11 


de  zaak  der  grensscheiding  en  die  der  troonsopvolging 
thans  uitvoeriger  te  behandelen,  dan  aanvankelijk  tot 
regt  begrip  van  den  bandjerschen  krijg  noodig  geoor- 
deeld werd. 

Al  dadelijk  is  het  i^zoeken  op  de  kaart  naar  de  soengej 
Messa"  een  bewijs,  dat  hij  die  geincrimineerde  grens- 
bepaling  zeer  gebrekkig  heeft  nagegaan,  en  zijn  kriti- 
sche blik  zich  niet  veel  verder  uitstrekte  dan  tot  dat- 
gene wat  regtstreeks  betrekking  had  op  de  verrigtingen 
der  marine;  anders  toch  zou  hij  hebben  geweten  dat  de 
soengej  Messa  of  Misa  een  linker  zijtak  is  van  de  Mar- 
tapoera-  of  Kayoe  Tangie-rivier,  vlak  tegenover  het  re- 
sidentiekantoor te  Bandjermasm ,  en  dus  ook  in  de  on- 
middellijke nabijheid  van  het  oorlogsvaartuig,  dat  gedu- 
rende den  krijg  meestal  ter  hoofdplaats  gestationneerd 
was. 

Juist  omdat  de  soengej  Messa  een  voornaam  deel  uit- 
maakte van  de  grensscheiding  tusschen  het  vroegere 
sulthansrijk  en  de  toenmalige  gouvernementslanden,  was 
de  naam  en  ligging  van  dat  riviertje  algemeen  bekend.  De 
kampong,  gelegen  ten  noorden  van  de  s.  Messa  en  gren- 
zende aan  de  chinesche  wijk  der  hoofdplaats ,  ontleent 
aan  dat  spruitje  den  naam  van  kampong  Soengej  Messa. 
Het  zoeken  naar  die  soengej  —  al  liet  de  schaal  waarop 
de  kaart  gemaakt  is  niet  toe  haar  op  te  nemen  — door 
iemand  die  gedurende  drie  jaren  in  de  wateren  van  Bor- 
neo  zich  ophield,  mag  dus  wel  bevreemding  opwekken. 

Het  komt  mij  voor,  dat  aanmerkingen  overeen  onvoldoen- 
de of  onbepaalde  aanduiding  der  grenzen ,  waaruit  zulke 
gewigtige  gevolgtrekkingen  zijn  gemaakt,  door  een  juiste 
opgave  der  grenzen  hadden  moeten  toegelicht  worden. 
Nu  de  heer  Meijer  in  gebreke  blijd  hieraan  te  voldoen , 
zal  ik  die  taak  overnemen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


12 


In  het  politiek  verslag  der  residentie  zuidooster  af- 
deeling  van  Borneo  over  het  jaar  1859,  zijn  de  grenzen  van 
het  vroegere  sulthansrijk  van  Bandjermasin  volgender- 
vrijze  omschreven: 

i^Dit  rijk,  geheel  ingesloten  door  de  aan  ons  afgestane 
»of  aan  ons  leenpligtige  landen,  heeft  de  navolgende 
>grensbepaling  die  aldus  is  vastgesteld  bij  ampliatie  dd. 
d8  Maart  1845  op  het  contract  dd.  4  Mei  1826  met 
Ysulthan  Adam  gesloten. 

»Yan  af  de  noordelijke  monding  der  Antassan  Ketjil,  den . 
«linkeroever  der  Barito-rivier  opwaarts  gaande  tot  tegen- 
»over  de  Koeala  Mengkatip ;  van  af  dit  punt  naar  het  oord 
«genaamd  Nanjoen,  gelegen  aan  den  oorsprong  der  soengej 
«Pakhoe,  voorts  langs  den  oorsprong  der  soengej's  Sihong 
i>en  Nappa,  die  beiden  binnen  het  bandjermasinsche 
]>grondgebied  vallen ;  vervolgens  naar  de  bronnen  van 
i>de  soengej's  Najoen,  Aloes  en  Sentalan  naar  den  berg 
ïLoeang;  zullende  de  bergen  Kamarang,  Koetan  en 
ïSentangie  eveneens  binnen  genoemd  rijk  moeten  vallen. 

«Van  den  berg  Loeang  om  de  Zuid  over  de  toppen 
«van  de  Goenoeng  Meratoes,  rakende  den  berg  Langapan 
«en  zuidwaarts  op  over  de  toppen  van  het  gebergte  dat 
«de  waterscheiding  tusschen  Oost  en  West  is ,  naar  de 
«West  tot  den  berg  Pamaton,  onder  dien  verstande  dat 
«de  bronnen  der  rivier  Batoe  Apie ,  Pinang  en  Karang 
«Intan  nog  tot  het  bandjersche  rijk  behooren. 

TiVerder  van  af  den  berg  Pantalon,  West  op  langs  den 
T^regteroever  der  rivier  Marioe-oe  (ook  Banjoe  Irang  ge^ 
T^naamd)  tot  over  den  kampong  Liang  Angan;  vandaar 
«naar  Tambak-Limik  en  voorts  naar  den  oorsprong  der 
«soengej  Loembah,  langs  de  bronnen  der  soengejsBaroc 
«en  Misa,  vervolgende  den  regieroever  der  laatstgenoemde 
T^soengej  tot  aan  den  hoek  der  Kayoe  Tangie-  of  Maria- 


Digitized  by  VjOOQIC 


13 


ipoera-rivier,  (i)  moetende  de  bronnen  der  soengej's 
>Klayan  Besar  en  Klayan  Ketjil  binnen  gouvernements 
^grondgebied  vallen. 

i>Van  den  hoek  der  Kayoe  Tangie-rivier  naar  den  over- 
>kant  of  wel  naar  de  zuidelijke  monding  der  Antassan 
ïKeljil,  verder  den  noordelijken  oever  dier  Antassan  vol- 
igende  tot  aan  hare  vereeniging  met  de  Barito,  welke 
^monding  ook  wel  Koeala  Tjeroetjoe  wordt  genoemd. 

vZooals  reeds  bij  de  afdeeling  Bandjermasin  is  ver- 
i^meld,  liggen  de  aan  het  gouvernement  afgestane  gron- 
i^den,  waar  de  kolenexploitatie  plaats  vindt,  in  het  sul- 
ïthansgebied."  — 

Omtrent  de  grenzen  der  afdeeling  Bandjermasin^  wordt 
in  dat  verslag  woordelijk  het  navolgende  vermeld: 

sDit  gouvernementsgebied,  onder  het  onmiddellijk  be- 
iheer  staande  van  den  resident,  bevat: 

>P.  Het  eiland  Tatas,  gevormd  wordende  door  den  reg- 
>teroever  der  Bandjermasin-rivier ,  namelijk  van  af  hare 
»monding  tot  aan  de  zuidelijke  monding  der  Antassan  Ketjil, 
ïverder  door  den  zuidelijken  oever  der  Antassin  Ketjil  zelve, 
Ben  door  dat  gedeelte  van  den  linkeroever  der  Barito- 
mvier ,  dat  begrepen  is  tusschen  de  noordelijke  monding 
9der  Antassan  Ketjil  (ook  wel  Koeala  Tjeroetjoe  genaamd) 
Ben  de  monding  der  Bandjermasin-rivier,  waar  de  sterkte 
sSchans  van  Thuyl  is  gelegen. 

b2^.  Het  gedeelte  lands  begrepen  tusschen  denlinker- 
Boever  der  Bandjermasin-rivier,  namelijk  van  af  hare 
BiDonding  tot  aan  de  monding  der  soengej  Misa,  (aan 
^den  linkeroever  der  rivier) ^   en  de  lijn  die  getrokken 


(1)    Dikwerf  de  Bandjermasin-rivier  genoemd,  ofschoon  de  ware  naam 
die  van  Kayoe  Tangie  is. 


Digitized  by  VjOOQIC 


14 


>wordt,  van  af  de  monding  der  Bandjermasin-rivier , 
i^langs  de  bronnen  der  soengej's  Klayan  Ketjil  en  Klayan 
»6esar  naar  den  oorsprong  der  soengej's  Loembah,  Baroe 
5>e»  Misa ,  en  verder  den  linkeroever  der  laatstgenoemde 
T>soeng€J  volgende ,  tot  daar  waar  zij  zich  in  de  Bandjer^ 
j^masin-rivier  uitmondt. 

))3^  Hel  gedeelte  van  de  delta,  gevormd  door  de 
>Barito-  en  Kleine  Dayak-rivieren ,  dat  zich  uitstrekt  van 
i>af  de  soengej  Belawang  tot  aan  de  monding  der  Bari* 
>to-rivier ;  landwaarts  in  zijn  hiervoor  geene  bepaalde 
^grenzen  aangegeven. 

iDeze  laatste  zijn  aan  het  gouvernement  afgestaan  bij 
]»contract  dd.  4  Mei  1826  met  den  toenmaligen  sulthan 
ïAdam  gesloten,  terwijl  in  de  grensbepaling  eenige  ver- 
>andering  is  gekomen  bij  ampliatie  op  dit  contract  dd.  18 
ïMaart  1845. 

i^Behalve  deze  tot  ons  gebied  behoorende  landen,  werd 
]»nog  bij  overeenkomst,  dd.  22  April  1848  met  genoemden 
ïsullhan  gesloten,  bepaald,  dat  het  gouvernement  vrljelyk 
»de  steenkolen  zoude  kunnen  ontginnen,  gevonden  wor- 
ïdende  in  den  berg  Pengaron,  evenals  in  het  Riamsche 
i>en  in  het  geheele  stroomgebied  der  soengej  Batoe  Apie. 

^Bij  procesverbaal  dd.  22  Augustus  1853,  werden  tus- 
]»schen  den  sulthan  en  den  resident  weder  eenige  bepa- 
klingen  gemaakt,  eveneens  de  ontginning  der  steenkolen 
^betreffende. 

»D6  hoofdbepalingen  daarin  vervat,  komen  hierop  neder: 
ïdat  behalve  in  het  stroomgebied  der  soengej  Batoe  Apie 
»ook  in  den  omtrek  van  Banjoe  Irang,  de  aldaar  aanwezige 
i>steenkolenlagen  konden  worden  ontgonnen  (dus  eveneens 
nn  het  sulthansrljk) ;  dat  hiertoe  de  noodige  kanalen , 
uwegen,  enz.  in  de  vorstenlanden  konden  worden  aan- 
»gelegd ,  en   dat  die  ontginning  zoowel  voor  gouverne- 


Digitized  by  VjOOQIC 

/ 


15 


»meiilsrekening  mogt  geschieden ,  als  door  elk  ander  par- 
ïticulier,  die  daartoe  de  vergunning  van  het  gouver- 
»nement  mogt  verkrijgen. 

>Als  een  gevolg  der  laatste  bepaling ,  veerden  de  gren- 
>zen  van  de  concessie  tot  ontginning  der  steenkolenmijnen 
ibinnen  het  rijk  van  Bandjermasin  (welke  concessie  ge- 
»naamd  werd  Banjoe  Irang) ,  volgenderwijze  vastgesteld: 

^Ten  Noorden  door  de  rivier  van  Bandjermasin  van 
9af  de  Schans  van  Thuyl ,  tot  op  4522  Ned.  ellen  af- 
»stand  van  den  kraton  te  Martapoera;  van  daar  door  den 
^cirkelboog  beschreven  met  genoemden  afstand  als  straal 
>en  getrokken  zuidwaarts  van  de  rivier  tot  waar  hij 
»deze  weder  ontmoet;  verder  door  de  rivier  van  Marta- 
»poera  en  de  Riam  Kiwa ,  tot  aan  den  kampong  Matta- 
sraman. 

^Ten  Oosten  door  eene  regte  lijn,  van  af  den  kampong 
^Mattaraman,  gerigt  naar  den  top  van  den  Goenong  Pan- 
>tay,  tot  waar  deze  lijn  den  linkeroever  ontmoet  der 
>Riam  Kanan  (of  rivier  van  Karang  Intan) ;  van  dit  punt 
»door  de  Riam  Kanan  tot  waar  die  rivier  de  regte  lijn 
»ontmoet,  getrokken  van  den  top  van  Goenong  Djabok, 
>naar  den  hoogsten  top  van  Boekit  Besar. 

^Ten  Zuiden,  op  den  linkeroever  der  Riam  door  de 
»regte  lijn  van  den  top  van  Goenong  Djabok,  gerigt  naar 
»den  hoogsten  top  van  Boekit  Besar;  van  daar  door  de 
»regte  lijn,  getrokken  naar  den  top  van  den  Goenong 
>Pantay;  van  dien  top  door  de  regte  lijn,  gerigt  naar 
»den  top  van  den  Goenong  Kramean,  en  verder  door 
>de  kortste  lijn  van  den  top  van  Goenong  Kramean  naar 
>de  rivier  van  Tabanio,  en  vervolgens  door  die  rivier 
»tot  aan  hare  monding  nabij  Tabanio. 

3 Ten  Westen,  van  af  de  monding  der  rivier  Tabanio 
»tot  Tandjong  Boeroeng,  door  de  Java-zee,  en  van  Tan- 


Digitized  by  VjOOQIC 


16 

ïdjong  Boeroeng  tot  de  Schans  van*  Thuyl ,  door  de  Ba- 
»rito-rivier." 

De  grenzen  der  afdeeling  Tanah  Laut  zijn  in  meer 
bedoeld  verslag  volgenderwijze  omschreven: 

iDe  grenzen  dezer  afdeeling  zijn  Noordelijk  met  de 
^gouvemements-afdeeling  Bandjermasin  in  het  sulthans- 
»rijk  van  Bandjermasin  :  de  lijn  die  getrokken  wordt  van 
laf  de  monding  der  Bandjermasin-rivier  naar  den  oor- 
i^sprong  der  soengej's  Klayan  Besar,  Klayan  Ketjil  en 
))Loembah ,  en  van  af  dien  laatsten  oorsprong  naar  Tam- 
>bak-Limik;  van  daar  naar  den  kampong  Liangar,  ook 
^genaamd  Liang-Angan,  die  op  den  linkeroever  der  Mar- 
ïloe-oe  of  Banjoe  Irang-rivier  is  gelegen;  voorts  den  reg- 
»teroever  der  genoemde  rivier  opwaarts  volgende  tol 
i^aan  den  Goenong  Pamaton;  terwijl  de  grens  met  het 
^landschap  Koesan  wordt  bepaald  door  de  lijn  getrok- 
»ken  van  den  Goenoeng  Pamaton,  naar  den  oorsprong 
>der  soengej  Kandang  Auer;  Westelijk  met  Sebamban 
»van  den  oorsprong  der  soengej  Kandang  Auer,  binnen 
>'slands  tot  Toenharan  Serai,  van  daar  naar  den  oor- 
»sprong  der  rivier  Satarap,  en  verder  die  rivier  volgende 
)tot  waar  zij  zich  in  de  Java-zee  uitmondt. 

ytTen  Zuiden:  de  Java-zee,  van  af  de  monding  derSa- 
}^tarap-rivier  tot  aan  Tandjong  Selatan. 

^Ten  Oosten:  van  af  Tandjong  Selatan  tot  aan  Tan- 
]>djong  Boeroeng,  de  Java-zee,  en  van  af  dien  laatsten  uit- 
ïhoek  tot  aan  de  monding  der  Bandjermasin-rivier,  de 
»Baritostroom." 

Valt  het  niet  te  ontkennen  dat  uit  de  eenvoudige  ver- 
melding der  landen,  die  in  vollen  eigendom  aan  Neder- 
land zijn  afgestaan  (Bladz.  9  van  »de  Bandjersche  Krijg" 


Digitized  by  VjOOQIC 


17 


Ie  DL),  moeljelijk  eenige  grensbepaling  is  af  te  lei- 
den, uit  het  bovenstaande  blijkt  daarentegen  ten  duide- 
lijkste : 

dat  het  bestek  van  i^de  Bandjersche  Krijg''  niet  tóeliet 
de  grenzen  van  alle  onderafdeelingen  der  Residentie  Z/0 
kust  van  Borneo,  zoo  uitvoerig  daarin  op  te  nemen  als 
de  heer  Meijer  dit  schijnt  gewenscht  te  hebben; 

dat  èn  het  contract  van  4  Mei  1826,  ën  de  ampliatie 
op  dat  contract  dd.  18  Maart  1845,  èn  de  overeenkomst 
dd.  22  April  1848,  èn  het  procesverbaal  van  22  Augus- 
tus 1853,  den  heer  Meijer  nimmer  onder  de  oogen  zijn 
gekomen,  ja  dat  hij  welligt  het  bestaan  van  eenige 
dier  stukken  niet  eens  vermoed  heeft; 

dat  al  hetgeen  men  hem  over  de  ligging  enz.  der 
steenkolen-ontginningen  heeft  medegedeeld ,  verdichtselen 
zijn. 

»Uit  de  verschillende  zendingen",  zoo  schrijd  de  heer 
Meijer,  ^waarmede  hij  door  den  chef  der  expeditie  belast 
werd,  ontstond  dikvsrerf  eene  persoonlijke  kennismaking  met 
de  inlandsche  vorsten  en  hoofden,  welke  hem  nog  beter  in- 
zigt  in  de  Bandjermasinsche  zaken  gaf."  —  Heeft  hij  welligt 
uit  den  mond  van  den ex-sulthanTamdjid  vernomen,  dat 
i»het  stuk  grond,"  waarop  de  concessie  tot  steenkolen- 
ontginning  werd  verleend  »deel  uitmaakte  van  Tamdjid 
lUah's  apanage"*,  en  dat  die  ^omstandigheid  ontwijfelbaar 
invloed  heeft  uitgeoefend  op  des  sulthans  verlangen  om 
het  niet  aan  het  gouvernement  af  te  staan"?  Laat  het  mij 
dan  vergund  zijn  op  te  merken,  dat  de  woorden  van  iemand 
die  bekend  stond  als  sluw  en  inhalig,  als  hoogst  geld- 
zuchtig,  die  daarenboven  bijna  dagelijks  misbruik  maakte 
van  geestrijk  vocht,  weinig  geloof  verdienen.  Zoo  veel 
althans  is  zeker,  dat  het  verzinsel  geen  enkelen  grond  van 
waarheid  heeft.  Tot  staving  hiervan ,  behoef  ik  slechts  aan 

2 


Digitized  by  VjOOQIC 


18 

te  halen,  dat  bij  de  merkwaardige  en  niet  zaakkennis 
geschreven  »Aanteekeningen  omtrent  het  rijk  van  Ban- 
djermasin,"  door  den  resident  van  der  Ven  in  Junij  1855  den 
gouverneur-generaal  aangeboden,  een  staat  was  gevoegd 
van  de  aanwezige  inlandsche  grooten  en  hoofden,  mei 
opgave  van  hunne  inkomsten;  dat  daarin  omlrentTam- 
djid  Illah  wordt  medegedeeld: 

»De  inkomsten  aan  het  rijksbestierdersambt  verbon- 
den ad  ƒ  4  2000.  —  's  jaars,  zoo  mede  die  van  Paramas- 
san  Amandit  en  AUay,  in  contanten  /*2000.  —  en  in 
goud  40  thails  ad  f  15  de  thail,  fSOOO.—;  te  zamen 
ƒ  17000.—  'sjaars"; 

en  dat  op  dien  staat  geen  woord  voorkomt  van  steen- 
kolengronden  die  aan  iemand,  wie  dan  ook,  in  apanage 
toebehoorden. 

Maar  aangenomen  eens ,  dat  die  gronden ,  't  zij  geheel 
Hzij  gedeeltelijk  I  in  apanage  aan  een  der  hofgrooten  van 
bet  oude  sulthansrijk  waren  toegekend  geweest,  zonder 
twijfel  zou  deze  in  dat  geval  daarvoor  door  de  concessionna- 
rissen  behoorlijk  schadeloos  zijn  gesteld;  zonder  twijfel 
zou  de  resident  van  der  Yen  niet  verzuimd  hebben ,  daarvan 
in  zijn  naauwkeurige  opgave  te  gewagen.  Toen  eindelijk 
in  1863  het  apanagebezit  in  het  ontbonden  sulthansrijk 
door  het  gouvernement  tegen  een  billijke  schadeloosstel- 
ling werd  opgeheven,  is  bij  het  onderzoek,  dat  die  re- 
geling voorafging,  evenmin  iets  gebleken  van  hetgeen  de 
heer  Meijer  mededeelt.  Met  grond  mag  dus  worden 
aangenomen  dat  men  hem  slechts  een  sprookje  heeft  op- 
gedischt. 

Op  welke  gronden  de  heer  Meijer  beweert  >dat  de  sulthan 
niet  de  lijn  van  Banjoe  Irang  naar  den  top  van  den  Goenong 
Pamattan  als  de  zuidelijke  grens  van  zijn  gebied  be- 
schouwde ,  maar  wel  het  riviertje  Banjoe  Irang  enz."  wordt 


Digitized  by  VjOOQIC 


19 


insgelijks  door  hem  niet  opgegeven.  Toch  zou  die  opgave 
hierbij  behoord  hebben.  Het  is  trouwens  vrij  onvergchii- 
lig  welke  denkbeelden  de  vroegere  sulthan  omtrent  de 
grensbepaling  van  zijn  rijk  gehad  heeft;  dit  alleen  is 
zeker,  dat  de  bewering  van  den  heer  Meijer  geheel  in  strijd 
is  met  den  inhoud  der  contracten,  en  dus  onjuist. 

De  heer  Meijer  beschouwe  het  wederkeerig  als  een 
bewijs  der  hooge  belangstelling  waarmede  zijn  werkje  is 
gelezen ,  wanneer  hier  de  opmerking  wordt  gemaakt,  dat 
men  uit  de  beschrijving  die  hy  van  den  loop  der  rivier 
Banjoe  Irang  geeft,  zou  moeten  opmaken  dat  deze  terug- 
vloeit naar  haar  oorsprong.  — 

Dat  de  troonsopvolging  in  regte  lijn  moest  plaats  vin- 
den, wordt  door  den  heer  Meijer  erkend.  Hij  beweert 
echter  dat  die  troonsopvolging  niet  altt|d  in  regte  lijn 
gesi^ied  is,  en  haalt  tot  staving  van  zijne  bewering  de 
verheffing  van  pangerang  Natia  tot  sulthan  aan.  —  Bestaan 
er  werkelijk  meerdere  voorbeelden,  die  aangehaald  kunnen 
worden  om  de  verheffing  van  Tamdjid  Illah,  met  ter  zijde 
stelling  van  Hidayat,  te  regtvaardigen,  dan  is  het  gekozen 
voorbeeld  van  pangerang  Natta  voorzeker  niet  gelukkig. 
Immers  de  verheffing  van  Tamdjid  tot  sulthan  vond  plaats 
onder  geheel  andere  omstandigheden  als  die  van  pangerang 
Natla.  Op  bladzijde  7  van  het  1^  Dl.  van  :&de  Bandjersche 
Krijg"  kan  de  heer  Meijer  lezen,  dat  pangerang  Natta  zich 
door  geweld  van  de  sulthanswaardigheid  heeft  meester  ge- 
maakt, nadat  hij  de  regthebbenden  op  den  troon,  dat  wil 
zeggen ,  de  wettige  afstammelingen  van  den  sulthan  had 
omgebragt  of  verwijderd.  Uit  oude  documenten,  nog  in  de 
archieven  te  Bandjermasin  aanwezig  en  waaruit  dat  ver- 
haal omtrent  de  verheffing  van  pangerang  Natta  is  ge- 
put, blijkt  dat  pangerang  Amir  niet  alleen  hulp  bij  den 


Digitized  by  VjOOQIC 


20 

toenmaligen  vorst  van  Pagattan  erlangde,  maar  ook  bij 
de  bevolking  van  de  hofplaats  Martapoera  grooten  aan- 
hang kreeg,  toen  hij  zich  weder  van  het  hem  toeko- 
mend gezag  zocht  meester  te  maken.  Die  aanhang  zou 
zich  nog  meer  hebben  uitgebreid  enNatta,  dit  inziende, 
verzekerde  zich  toen  door  den  afstand  van  het  rijk,  dat 
hij  toch  in  leen  behield,  van  de  hulp  der  0.  I.  kom- 
pagnie.  Wilde  de  heer  Meijer  voor  de  verheffing  van 
Tamdjid  een  geldig  antecedent  aanhalen,  hij  had  een 
sulthan  moeten  noemen,  die  met  ter  zijde  stelling  van 
den  wettigen  troonsopvolger  tot  de  hoogste  waardigheid 
werd  verheven ,  zonder  dat  daarbij  geweld  had  pUuils 
gevonden. 

»Er  zijn  voorbeelden  op  Bomeo ,  zegt  de  heer  Meijer, 
dat  sulthans  onechte  kinderen  waren ,  terwijl  wettige  af- 
stammelingen bestonden ,"  doch  hij  blijft  in  gebreke  één 
voorbeeld  te  noemen.  Zullen  wederleggingen  eenige  waar- 
de hebben  en  bij  het  denkend  publiek  ingang  vinden,  de 
wederlegger  behoort  voor  de  juistheid  der  feiten  één  of 
meer  bewijzen  te  leveren.  Had  de  heer  Meijer  slechts  den 
naam  genoemd  van  één  der  twaalf  bandjersche  sulthans, 
die  behalve  Tamdjid  Illah  II  een  onecht  kind  was ,  met 
gelijktijdige  vermelding  èn  van  den  naam  van  den  wet- 
tigen afstammeling ,  èn  van  de  vrouw  waarbij  de  onechte 
telg  verwekt  werd ,  men  zou  daaromtrent  navorschingen 
kunnen  doen.  Hij  liet  dit  echter  na ,  waarschijnlijk  ono- 
dat  hij  daartoe  niet  bij  magte  was. 

Onder  het  sulthansbestuur  was  het  bandjersche  volk 
bijzonder  gehecht  aan  hooge  geboorte  en  adellijke  ti- 
tels. De  Bandjerezen  van  den  laagsten  adel  kenden  de 
afstamming  der  vroegere  sulthans ,  der  pangerangs ,  en 
zelfs  van  minder  hooge  adellijke  personen.  Zij  hielden 
daarvan   genealogische   staten  aan,  waarop  zelfs  de  na- 


Digitized  by  VjOOQIC 


21 

men  der  bijwijven  niet  ontbraken.  Yan  hoeveel  belang 
de  adeldom  beschouwd  werd,  zal  ik  aantoonen  door 
vermelding  der  volgende  adats. 

Een  wettige  vrouw  van  den  sulthan  kreeg  alleen  dan 
den  titel  van  Raioe,  wanneer  zij  van  adellijke  afkomst 
was.  Waren  al  de  vrouwen  van  den  sulthan  van  geringe 
afkomst,  dan  werden  zij  allen  Njahi  genoemd,  en  al- 
leen de  moeder  van  den  troonsopvolger  kreeg  in  dat 
geval  den  titel  van  Njahi  RcUoe.  Het  is  opvallend  dat 
de  moeder  van  Tamdjid  lUah  II  nimmer  dien  titel  heeft 
gekregen,  maar  altijd  Njahi  Aminah  is  genoemd,  waar- 
schijnlijk omdat  men  niet  verwachtte,  dat  Tamdjid  met 
voorbijgang  van  Hidayat  tot  troonsopvolger  zou  worden 
benoemd.  Nadat  Tamdjid  den  troon  had  bestegen,  liet  zij 
zich  wel  is  waar  in  den  kampong  harer  inwoning  den  titel 
van  Raloe  geven ,  maar  door  adellijke  personen  of  van 
bestuurswege  werd  zij  nimmer  als  zoodanig  erkend ,  en 
bleef  algemeen  bekend  als  Njahi  Aminah. 

Sulthan  Soliman  had  Hen  vrouwen,  allen  van  ge- 
ringe afkomst;  slechts  één  dezer  werd  tot  wettige 
vrouw  verheven  —  men  boude  in  het  oog  ,  dat  er  een 
groot  verschil  bestond  tusschen  gehuwde  en  ongehuwde 
bijwijven  —  en  was  de  eenige ,  die  als  moeder  van  den 
troonsopvolger  (later  sulthan  Adam)  den  titel  en  naam 
verkreeg  van  Nja/ti  Ratoe  Intan  Sarie.  Door  dat  min- 
der hoog  praedicaat  van  Njahi,  door  den  adat  voorge- 
schreven, bleef  dus  altijd  voor  een  ieder  bekend  dat  zij 
van  geen  adellijke  geboorte  was. 

Sulthan  Adam  was  het  tweede  kind  van  sulthan  Soli- 
man en  het  eerste  bij  voormelde  Njahi  Ratoe  Intan  Sarie 
verwekt.  Het  tweede  kind  bij  die  vrouw  —  volgens 
ouderdom  het  derde  kind  van  sulthan  Soliman  —  was 
pangerang  Maogkoe  Boemie  Kentjana,  later  rijksbestier- 
/ 


1 

\ 


Digitized  by  VjOOQIC 


22 


der.  Het  eerste  of  oudste  kind  van  sdtban  Adam,  was 
zekere  Ratoe  Sjerief  Akil  (vóór  haar  huwelijk  Goestie 
Oemie  genaamd) ,  bij  zijn  oudste  of  eerste  bijwijf  Njahi 
Siti  Gading  verwekt.  —  De  vijf  vrouwen  van  sulthan 
Adam  waren  allen  van  geringe  afkomst ;  alleen  de  moe- 
der van  den  later  gestorven  troonsopvolger  sulthan  Moeda 
Abdoel  Rachman,  kreeg  den  titel  en  naam  van  Njahi  Ra^ 
toe  Koemala  Sarie. 

Genoemde  sulthan  Moeda  Abdoel  Rachman  heeft  zes 
vrouwen  gehad,  van  welke  er  twee  van  adellijke  geboorte 
waren;  de  eerste,  Ratoe  Soliman  genaamd,  waarbij 
slechts  één  kind  (Ratoe  Kasoema  Indra)  is  verwekt,  over- 
leed spoedig;  de  tweede,  Goestie  Sitie  —  na  haar  hu- 
welijk Ratoe  Abdoel  Rachman  genaamd  —  was  de  moeder 
van  pangerang  Hidayat  Oellah.  De  vier  anderevrouwen 
zijn  nimmer  anders  genoemd  dan  Njahi. 

De  adat  schreef  voor,  dat  het  bij  wij  f,  niet  gehuwd 
met  den  sulthan,  zwanger  zijnde,  tot  avortatie  moest 
overgaan. 

Een  vrouw  van  adellijke  afkomst,  bgv.  een  vrouwe- 
lijke Goestie ,  met  een  Pangerang  huwende ,  werd  dade- 
lijk Ratoe;  daarentegen  kon  een  pangerangsvrouw  van 
geringe  afkomst  nooit  den  titel  van  Ratoe  krijgen. 

Poetrie  konden  genoemd  worden  de  kinderen  van  het 
vrouwelijke  geslacht,  gesproten  uit  een  huwelijk  van 
adellijke  personen ,  onverschillig  of  de  moeder  vóór  haar 
huwelijk  den  titel  van  Poetrie  of  Goestie  had.  Zelfs 
de  dochter  van  een  sulthan,  bij  een  vrouw  van  geringe 
geboorte  verwekt,  mogt  nimmer  Poetrie  genoemd  worden. 

Volgens  den  adat  was  de  titel  van  Pangerang  niet  er- 
felijk, maar  mogt  alleen  door  den  sulthan  worden  ge- 
schonken.   Hiervan  werd  echter  dikwerf  afgeweken. 

Kinderen  van   een  mannelijken  Goestie  bij  een  vrou 


Digitized  by  VjOOQIC 


23 


welijke  Goestie  verwekt,  konden  door geboorteregt nooit 
hooger  titel  krijgen  dan  dien  van  Goestie;  de  dochters 
natuurlijk  wel,  wanneer  zij  met  een  pangerang huwden. 
Kinderen  van  een  mannelijken  Goestie  bleven  in  elk 
geval,  ook  wanneer  zij  bij  een  vrouw  van  geringe  af- 
komst verwekt  waren,  den  titel  van  Goestie  behouden. 

Kinderen  van  een  vrouwelijke  Goestie  en  een  man 
van  geringe  geboorte,  werden  Andin  getiteld.  Kinderen 
van  een  mannelijken  en  vrouwelijke  Andin,  kregen  even- 
eens den  titel  van  Andin.  Huwde  echter  een  vrouwe- 
lijke Andin  met  een  man  van  geringe  afkomst,  dan  ont- 
vingen de  kinderen  den  titel  van  Nanang. 

Kinderen  van  een  mannelijken  Nanang  bleven  in  elk 
geval,  zelfs  wanneer  de  moeder  van  geringe  afkomst 
was,  den  titel  van  Nanang  behouden;  doch  huwde  een 
vrouwelijke  Nanang  met  een  man  van  geringer  afkomst, 
dan  ging  de  adellijke  titel  voor  de  nakomelmgen  ver- 
loren. 

Kwam  een  Andin  in  de  gunst  van  den  sulthan,  dan 
gebeurde  het  soms,  dat  deze  hem  tot  beloouing  voor 
bewezen  diensten,  den  titel  van  vRadin  schonk.  Er  zijn 
geen  voorbeelden  bekend,  dat  een  Andin  immer  tot  Pan- 
gerang werd  verheven. 

De  titel  van  Badin  was  bij  het  bandjersche  volk  niet 
algemeen;  hij  werd  gesteld  beneden  dien  van  Goestie, 
omdat  de  kinderen  van  den  sulthan  aanvankelijk  Goestie 
heetten,  en  omdat  een  Goestie  tot  Pangerang  kon  ver- 
heven worden. 

Na  de  ontbinding  van  het  sulthansrijk  viel  de  slaaf- 
sche  eerbied  der  bevolking  voor  personen  van  adellijke 
geboorte  nog  meer  in  het  oog.  Onbeduidende  inlanders 
zonder  magt  of  gezag  werden  nog  steeds  geëerd  als 
Pangerangs ,   Ratoe's   of  Goestie's ;  ja  zelfs  hoofden  van 


Digitized  by  VjOOQIC 


24 


fatsoenlijke  arkomst  in  gouvememenlsdienst,  konden  dien 
eerbied  voor  landgenooten  van  hoogere  geboorte  niet 
aOeggen ,  niettegenstaande  er  door  het  bestuur  krachtig 
gewerkt  werd  om  het  prestige  voor  die  kaste  te  ver- 
minderen. — 

In  strijd  met  het  gevoelen  van  den  heer  Meijer,  die 
van  oordeel  is  dat  officieren  van  land-  en  zeemagt  »geen 
leering  kunnen  trekken  uit  de  beschrijving  van  een  krijg, 
ingeval  niet  voorafgaat  eene  duidelijke  uiteenzetting  der 
aanleidende.  oorzaken",  achtte  ik  en  blijf  ik  nog  alle 
uitwijdingen  over  de  aanleiding  van  den  krijg  overbodig 
achten.  Uit  de  bijzonderheden  die  hij  althans  noemt , 
kan  geen  krijgskundige  leering  getrokken  worden.  Omdat 
ik  bijvoorbeeld  niet  vermeldde  dat  er  in  1852  pressie  op 
den  ouden  Sulthan  is  uitgeoefend  om  een  troonsopvolger 
voor  te  dragen,  zou  de  kommandant  van  een  stoomschip  er 
in  het  jaar  1860  zijn  voordeel  niet  mede  kunnen  doen,  als  hij 
>op  eigen  gezag  en  geheel  volgens  persoonlijke  inzigten 
moet  handelen !"  Ik  verklaar  het  verband  niet  te  begrijpen , 
dat  er  zou  bestaan  tusschen  twee  zoo  uiteenloopende  za- 
ken. Zelfs  voor  het  geval  dat  aan  een  zeeoflicier  een  po- 
litieke zending  werd  opgedragen,  zou  hij  niet  persoonlijke 
inzigten  j  maar  wel  die  van  den  gouvernements-conmiissa- 
ris  of  van  den  chef  der  expeditie  moeten  volgen. 

Dat  de  martapoerasche  hofkabalen,  de  inzigten  en 
handelingen  van  residenten  en  de  besluiten  van  de  re- 
gering mij  niet  onbekend  waren,  dat  ik  zooveel  moge- 
lijk vermeed  die  aan  te  i*oeren,  en  dat  het  niet  te  ont- 
gaan was  de  aanleiding  tot  den  krijg  op  te  geven  zonder 
een  enkele  maal  een  woord  van  afkeuring  te  bezigen, 
zal  niemand  bevreemden,  die  slechts  een  oppervlakkige 
kennis   heeft   van   de  bandjersche  politiek  vóór  het  uil- 


Digitized  by  VjOOQIC 


25 

barsten  van  den  opstand.  Nog  zou  ik  daarover  het  stil* 
zwijgen  bewaren ,  noodzaakte  de  heer  Meijer  mij  niet , 
bewijzen  te  leveren  voor  de  juistheid  van  het  weinige 
dat  in  >de  Bandjersche  Krijg"  werd  opgenomen;  be- 
wijzen, die  tevens  zullen  aantoonen  dat  hij  zich  op 
een  glibberig  terrein  waagde  door  als  kritikus  op  te 
treden,  zonder  goede  hulpbronnen  te  bezitten,  en  hij 
ïzich  moest  bepalen  tot  het  vermelden  van  datgene  wat 
hem  medegedeeld  werd  door  personen,  die  uit  den  aard 
der  zaak  goed  ingelicht  moesten  en  konden  wezen." 

De  woorden  gesproken  in  de  zitting  van  de  ^^  Kamer 
der  Staten-Generaal  van  29  September  1859  getuigen  niet 
tegen  den  inhoud  van  pag.  13  van  vde  Bandjersche  Krijg." 
De  aanhaling  dier  woorden  bewijst  alleen  dat  de  heer 
Meijer  niet  diep  genoeg  in  de  zaak  is  doorgedrongen. 

Zie  hier  in  korte  trekken  den  loop  der  gebeurtenissen, 
die  tot  de  benoeming  van  Tamdjid  tot  troonsopvolger 
aanleiding  gaven. 

Niettegenstaande  sulthan  Adam  van  zijne  kleinzonen , 
Tamdjid,  onder  zijn  oog  opgewassen ,  meer  liefhad  dan 
Hidayat,  die  in  arzondering  te  Karangintan  verblijf  hield, 
droeg  hij  toch  pangerang  Hidayat  voor,  op  grond  da^  de 
adat  gebood  een  anak  Ratoe,  en  geen  ander,  troonsopvol- 
ger te  maken.  De  toenmalige  resident  bragt  daai^tegen 
bezwaren  in,  merkte  den  sulthan  op  dat  Hidayat  nooit 
troonsopvolger  kon  worden,  omdat  hij  zich  jegens  het 
gouvernement  vergrepen  had  (hij  maakte  zijn  opwach- 
ting niet  bij  den  vertegenwoordiger  van  het  gouver- 
nement en  had  weggeloopen  kettinggangers  m  zijn  dienst), 
en  wist  het  dé&rheen  te  leiden ,  dat  tusschen  hem 
en  den  bijna  verkindschten  sulthan  bepaald  werd :  dat 
men  aan  het  gouvernement  zoude  overlaten  om  te 
kiezen   tusschen  pangerang   Tamdjid  en  pangerang  Hi- 


Digitized  by  VjOOQIC 


26 


dayat.  Na  lang  getalmd  te  hebben  met  het  indienen  van 
een  voordragt,  verzocht  sulthan  Adam  eindelijk  om  af- 
stand van  den  troon  te  mogen  doen,  op  voorwaarde  dat 
pangerang  Hidayat  tot  sulthan,  pangerang  Tamdjid-Illah 
tot  sulthan  Moeda,  en  pangerang  Praboe  Anom  tot  rLjksbe- 
stierder  benoemd  zouden  worden.  De  resident  bleef  even- 
wel volharden  bij  de  afspraak  om  het  gouvernement  een  keus 
.  te  laten  doen,  beval  inmiddels  Tamdjid-Illah  der  regering 
met  warmte  aan ,  schilderde  het  karakter  van  Hidayat  zeer 
ongunstig  af,  verkreeg  ten  laatste  de  verlangde  voor- 
dragt  van  den  sulthan,  en  zond  toen  een  voorstel  in :  om 
Tamdjid  te  benoemen  tot  sulthan  Moeda,  hem  tevens 
waarnemend  rijksbestierder  te  laten  blijven,  en  Praboe 
noch  Hidayat  in  aanmerking  te  doen  komen,  of,  inge- 
val dit  voorstel  minder  doelmatig  mogt  geacht  worden, 
Tamdjid  definitief  tot  rijksbestierder  te  benoemen  en  de 
betrekking  van  sulthan  Moeda  voorloopig  onvervuld  te  laten. 

Daarop  benoemde  het  gouvernement  Tamdjid  tot  sul- 
than Moeda  (Junij  1852)  en  bepaalde  dat  de  uitoefening  der 
functie  van  rijksbestierder  aan  hem  zou  opgedragen  blijven. 

Nog  geen  drie  maanden  later  schilderde  de  resident 
den  toestand  van  het  bandjersche  rijk  met  donkere  kleu- 
ren af,  en  stelde  voor  :  de  militaire  bezetting  te  ver- 
sterken, pangerang  Sjarief  Hoessin  te  verwijderen,  Hi- 
dayat gevangen  te  nemen  en  te  verbannen ,  en  sulthan 
Adam  afstand  van  den  troon  te  laten  doen  ten  behoeve 
van  Tamdjid.  Het  gouvernement  inmiddels  ingezien  heb- 
bende, hoe  onstaatkundig  en  ondoelmatig  het  gehandeld 
had  met  Tamdjid,  op  voordragt  van  den  resident,  tot 
sulthan  Moeda  te  benoemen,  ontsloeg  den  resident  en 
benoemde  een  ander  in  zijn  plaats.  — 

Ook  de  motieven,  >waarom  de  regering  zóó  handelde 


Digitized  by  VjOOQIC 


Ü7 


en  niet  anders,"  waarom  zij  het  gezantschap,  dat  in 
April  1853  naar  Batavia  werd  afgevaardigd,  niet  ontving, 
had  de  heer  Meijer  gewenscht  in  «de  Bandjersche  Krijg" 
ontvouwd  te  zien.  Weliee  krijgskundige  leering  kon 
dééruit  getrokken  worden  ? 

Hetgeen  de  heer  Meijer  er  over  schrijft,  is  volkomen 
onjuist.  Het  gezantschap  bestond  niet  uit  spangerang 
Sjarief  Hoessin,  tommongong  Boesard,  hadji  Isa  ben 
Taal  en  pangerang  Amin  Oellah."  Het  gezantschap  werd 
niet  ^geheel  buiten  voorkennis  van  het  bestuur  afgezon- 
den." Pangerang  Sjarief  Hoessin  was  niet  >de  eigenlijke 
raddraaijer  der  verschillende  kabalen."  Het  gebrek  aan 
goede  hulpbronnen,  dat  de  heer  Meijer  noodzaakte  zich 
te  laten  inlichten  door  personen ,  valt  hier  op  nieuw  en 
sterk  in  het  oog. 

Op  een  der  laatste  dagen  van  April  i853  berigtte  de 
resident  aan  den  gouverneur-generaal  het  vertrek  van  een 
gezantschap  bestaande  uit  twee  personen :  Goestie  Bagoes, 
iater  genoemd  pangerang  Mohamed  Amin  Oellah ,  zoon  van 
hadji  Achmed  en  niet  de  kleinzoon  van  sulthan  Adam,  zoo- 
als  werd  opgegeven,  en  Hadji  Isa ,  scheepsgezaghebber 
van  de  bark  Arief  Bandjarmaas,  voor  het  aannemen  dezer 
'zending  door  het  martapoerasche  hof  met  den  titel  van 
kapitein  en  den  naam  van  Djaja  Laksana  beloond.  Pan- 
gerang Sjarief  Hoessin  en  tommongong  Boesard,  door 
de  oude  Ratoe  als  dwarskijkers  medegezonden,  vertrok- 
ken wél  met  dezelfde  gelegenheid,  maar  behoorden  niet 
tot  het  gezantschap. 

Reeds  in  Maart  '1853  gaf  Tamdjid  aan  den  resident 
schriftelijk  kennis  van  het  plan  der  partij  van  Njahi  Ratoe 
Kamala  Sarie,  om  ten  behoeve  van  Praboe  Anom  —  dien 
men  tot  rijksbestierder  verlangde  —  een  brief  en  een  ge- 
zantschap naar  Batavia  te  zenden. 


Digitized  by  VjOOQIC 


28 

»Het  is  mijne  meening,  schreef  Tamdjid,  dat  wanneer 
men  zóó  te  werk  gaat,  voortaan  niemand  zich  eerst 
schriilelljk  tot  den  resident  behoeft  te  wenden  en  men 
regtstreeks  zijne  brieven  aan  den  gouverneur-generaal 
te  Batavia  kan  indienen. 

^Wanneer  deze  geschriften  dan  regtstreeks  worden 
aangenomen ,  zal  zulks  veel  moeijelijkheid  geven  en  zal 
het  zijn ,  alsof  de  plakkaten  en  kontrakten  geen  kracht 
meer  hebben  en  men  den  resident  van  Bandjermasin  niet 
meer  in  aanmerking  neemt." 

Hetzelfde  onderwerp  werd  den  24*»«°  April  andermaal 
door  Tamdjid  behandeld  in  een  brief,  waarin  onder  an- 
deren voorkomt : 

»Naar  ik  hoor  is  men  overeengekomen,  om  twee  brie- 
ven naar  Batavia  te  zenden,  waarvan  de  eene  handelt 
over  het  voorstel  om  pangerang  Praboe  Anom  tot  rijks- 
bestierder,  de  andere  om  pangerang  Hidayat  tot  pan- 
gerang Ratoe  sulthan  Moeda  te  benoemen." 

Tamdjid  gaf  daarbij  naauwkeurig  op  van  wien  hij  dat 
berigt  had  ontvangen,  en  bood  vier  dagen  later  den  re- 
sident een  afschrift  aan  van  den  brief  des  sulthans  aan 
den  gouverneur-generaal. 

In  weerwil  der  pogingen  van  den  resident  om  het 
vertrek  van  het  gezantschap  te  voorkomen ,  ging  dit  toch 
met  een  eigen  vaartuig  des  sulthans  op  reis ,  en  kwam 
den  iS*^^"  Mei  1853  te  Batavia  aan.  Niet  voorzien  van  een 
brief  van  den  resident  van  Bandjermasin,  en  bestaande  uit 
personen  van  te  lagen  rang,  kon  het  niet  door  den  gou- 
verneur-generaal ontvangen  worden.  De  resident  van 
Batavia  werd  daarop  aangeschreven ,  zich  met  de  gezan- 
ten in  betrekking  te  stellen;  na  verloop  van  bijna  een 
maand  legde  deze  de  bescheiden  over,  die  men  hem 
eindelijk  na  lang  aarzelen  had  ter  hand  gesteld.    Deze 


Digitized  by  VjOOQIC 


29 


bestonden  uit  vier  brieven ,  waarvan  twee  door  sulthan 
Adam  en  de  twee  andere  door  verschillende  bandjer- 
sche  grooten  onderteekend  waren. 

Het  gezantschap  was  dus  wél  zonder  toestemming, 
niet  ^buiten  voorkennis  van  het  bestuur"  afgezonden. 

Dat  Njahi  Ratoe  Kamala  Sarie  en  niet  Sjarief  Hoessin  »de 
eigenlijke  raddraaijer  der  verschillende  kabalen  was"  is 
boven  allen  twijfel  verheven.  In  April  4852  reeds  rap- 
porteerde de  resident  van  Bandjermasin ,  dat  sulthan 
Adam  het  bestuur  geheel  overliet  aan  zijne  vrouw ,  die 
aan  Praboe  Anom  en  Hidayat  een  groote  genegenheid 
toedroeg  en  alle  middelen  aanwendde  om  den  sulthan  te 
bewegen  hare  lievelingen  tot  de  hoogste  waardigheid 
voor  te  dragen.  In  September  van  hetzelfdejaar  werden  de 
heersch-  en  schraapzuchtige  plannen  van  Njahi  Ratoe  op- 
gegeven als  de  hoofdoorzaken  van  de  verwarring  en  re- 
geringloosheid waarin  het  bandjersche  rijk  verkeerde.  Ein- 
delijk spreekt  het  gouvernementsbesluit  van  Januarij  1853, 
-—waarbij  onder  anderen  de  voorgedragen  verwijdering  van 
pangerang  Sjarief  Hoessin  geweigerd  wordt,  omdat  hij 
altijd  als  een  ijverig  voorstander  van  's  gouvemements  be- 
langen te  boek  heeft  gestaan,  —  van  de  partij  van  Njahi 
Ratoe  Kamala  Sarie  en  hare  aanhangers  tegenover  die 
van  Tamdjid  Illah.  Even  als  Praboe  Anom,  als  pange- 
rang Mohamed  Seman ,  als  Amin  Oellah  en  als  een  aan- 
tal andere  grooten,  was  Sjarief  Hoessin  één  der  rad- 
draaijers  die  tot  de  hofpartij  behoorde  en  belang  had 
bij  de  verheffing  van  Hidayat  op  den  troon ,  niet  )de 
eigenlijke  raddraaijer."  — 

De  aanhaling  van  eenige  regelen  uit  de  «Berichte  der 
Rheinischen  Missions  Gesellschaft"  (van  den  zendeling 
van  Hoëfen?)  staat  als  bewijs  gelijk  met  «de  mecledee- 


Digitized  by  VjOOQIC 


30 

lingen  van  personen''  waarmede  de  heer  Meijer,  bij  ge- 
brek aan  betere  hulpbronnen ,  zich  heeft  moeten  behel- 
pen om  »de  Bandljersche  Krijg"  Ie  beoordeelen.  Maar 
al  bevatten  die  ^Berichte''  ook  de  zuiverste  voorstelling 
van  al  de  martapoerasche  hofkabalen,  voor  mij  was 
dat  nog  geen  reden  om  die  in  »de  Bandjersche  Krijg'' 
op  te  nemen;  mij  blijft  de  leering,  voor  den  zee- 
of  landofïicier  dé&ruit  te  trekken,  nog  steeds  raadsel- 
achtig. — 

Tot  bewijs  van  de  juistheid  der  feiten  over  pangerang 
Praboe  Anom  in  >de  Bandjersche  Krijg"  medegedeeld, 
diene  het  volgende. 

In  Junij  1855  rapporteerde  het  bestuur  dat,  volgens 
'  een  berigt  van  den  w<^.  rijksbestierder ,  sulthan  Adam 
zijn  zoon  Praboe  Anom  in  de  misdjid  te  Martapoera  met 
den  titel  van  sulthan  Moeda  had  begiftigd;  dat  dit  berigt 
aanleiding  tot  een  briefwi&seling  had  gegeven,  waarbij  de 
sulthan  het  berigt  valsch  noemde  en  verklaarde  een  ieder 
te  zullen  straffen  die  pangerang  Praboe  Anom  den  titel 
van  sulthan  Moeda  mogt  geven. 

Zes  maanden  later  vernam  de  regering,  dat  Praboe 
Anom  zich  bij  gelegenheid  van  het  Moeloedfeest  in 
het  openbaar  de  eerbewij zingen  van  sulthan  Moeda  had 
doen  geven,  en  dat  er,  ten  gevolge  van  zijne  aanma- 
tigingen, te  Kaloewa  ongeregeldheden  waren  voorge- 
vallen. In  dat  landschap ,  sedert  eenige  jaren  door  sul- 
than Adam  aan  Hidayat  afgestaan,  bevonden  zich  name- 
lijk de  pembekkels  Kamal  en  Said  om  de  hoofdgelden 
te  innen.  Praboe  Anom ,  die  zich  door  het  geheele  rijk 
sulthan  liet  noemen,  had  het  oog  op  Kaloewa  geslagen 
en  zich  een  bevelschrift  verschaft  —  iels  wat  hem  niet 
moeijelijk  viel ,  daar  het  rijkszegel  in  handen  van  Njahi 


Digitized  by  VjOOQIC 


3J 


Ratoe  Kamala  Sarie  was  en  deze  haar  geliefden  zoon 
niets  weigerde.  Daarvan  voorzien,  gingen  zendelingen 
van  hem  insgelijks  naar  Kaloewa ,  en  hieven  ten  zijnen 
behoeve  andermaal  de  hoofdgelden.  Toen  waren  er  bot- 
singen ontstaan  en  het  gevolg  hiervan  was,  dat  Saidop, 
een  even  wreedaardige  als  verraderlijke  wijze  door  Pra- 
boe's  zendelingen  werd  afgemaakt. 

De  rapporten  door  het  bestuur  in  Februarij  4856  in- 
gezonden, bevatten  een  tal  van  klaglen  over  Fraboe 
Anom's  knevelarijen.  In  de  Negara  had  hij  tweemalen 
de  hoofdgelden  doen  heffen  ,  en  ook  in  de  Benoea  Lima 
was  men  zijne  afpersingen  moede.  Wilde  men  alle  klag- 
ten  over  aangedaan  leed,  tegen  Praboeingebragt,  te  boek 
stellen,  er  zou  geen  eind  aan  komen.  Op  een  reis  door 
de  Tanah  Laut  had  hij  zijn  ouden  vader  met  getrokken 
kris  willen  dwingen  hem  in  de  misdjid  te  Tabanio  als 
troonsopvolger  te  huldigen,  en  daarna  zelfs  beproefd  den 
sulthan  van  kant  te  helpen. 

De  heer  Meijer  moge  zich  beroepen  op  de  Indische 
dépêche  van  22  April  1856,  —  bewezen  is  het  niet,  dat 
de  sulthan ,  pangerang  Praboe  tot  troonsopvolger  be- 
noemde. Door  de  bepaalde  ontkenning  van  den  sulthan 
werd  wel  niet  alle  twijfel  weggenomen,  maar  zelfs  de 
regering  was  van  oordeel:  dat  loopende  geruchten  en 
verklaringen  van  partijdige  personen  nog  minder  konden 
aangenomen  worden,  en  dat  er  op  dien  grond  geen 
aanleiding  bestond  tot  de  voorgestelde  verwijdering  van 
Praboe  Anom  te  besluiten. 

In  hoeverre  de  feiten  met  juistheid  in  >de  Bandjersche 
Krijg"  zijn  voorgedragen,  laat  ik  thans  aan  de  beoor- 
deeling over  van  een  ieder,  die  deze  officiëele  berigten 
daarmede  in  verbdnd  brengt.  — 


Digitized  by  VjOOQIC 


32 


Yroeger  is  reeds  gezegd,  dat  de  regering,  naTamdjid's 
benoeming  tot  sulthan  Moeda,  een  ander  inzigt  van  za- 
ken had  gekregen.  In  Augustus  1853  namelijk  had  de 
toenmalige  resident  een  verslag  ingediend  waaruit  bleek, 
dat  er  veel  verschooning  te  vinden  was  voor  de  fouten 
en  misdrijven  aan  Hidayat  ten  laste  gelegd.  Onder  vroe- 
gere besturen  toch  was  er  nimmer  over  Hidayat  geklaagd. 
Om  terug  te  komen  op  een  genomen  besluit,  en  Hidayat 
alsnog  tot  sulthan  Moeda  te  benoemen,  achtte  de  re- 
sident evenwel  niet  raadzaam.  Tamdjid  was  het  nu  een- 
maal en  had  als  rljksbestierder,  hoe  weinig  ook,  althans 
eenige  ervaring  opgedaan.  Hidayat  had  wel  is  waar  de 
hofpartij  op  zijn  hand ,  maar  daaraan  moest  niet  te  veel 
waarde  gehecht  worden ;  men  vleide  zich ,  dat  het  hof , 
onder  een  gepaste  leiding,  zou  eindigen  zich  naar  den 
wil  van  het  gouvernement  te  schikken.  Hidayat  was 
bovendien  arm  en  weinig  in  aanraking  geweest  met  het 
europeesch  bestuur.  Mogt  de  verhefling  van  zijn  mede- 
dinger hem  al  een  bittere  teleurstelling  zijn,  hij  zou 
die  minder  voelen  zoo  hem  de  tweede  waardigheid  des 
rijks  ten  deel  viel. 

Ongeveer  een  jaar  daarna  toonde  de  regering  zich  be- 
reid, Hidayat  tot  rljksbestierder  aan  te  stellen,  indien 
namelijk  sulthan  Adam  een  voordragt  wilde  doen.  De 
onderhandelingen  om  den  sulthan  daartoe  te  brengen, 
leden  nogtans  schipbreuk  op  de  stijfhoofdigheid  der 
oude  Njahi  Ra  toe,  die  al  haar  invloed  gebruikte  om  haar 
gemaal  hiervan  terug  te  houden.  In  het  algemeen  on- 
dervond de  resident  meer  tegenkanting  bij  het  hof  dan 
hij  verwacht  had;  hij  leerde  Hidayat  van  gunstiger  zijde 
kennen,  constateerde  dat  hij  meer  aanhangers  telde  dan 
een  der  bandjersche  prinsen,  en  stelde  voor:  —  ingeval 
de  regering  niet  geneigd  mogt  zijn,  na  sulthan  Adam's 


Digitized  by  VjOOQ IC  / 


33 

overlijden  het  bandjersche  rijk  in  Ie  lijven  en  de  pre- 
tendenlen  op  den  troon  te  mediatiseren  —  de  benoeming 
van  Tamdjid  tot  sulthan  Moeda  in  te  trekken  en  Hidayat 
als  zoodanig  te  erkennen. 

De  regering  vond  echter  geen  termen,  aan  dit  voor- 
stel gevolg  te  geven. 

In  het  begin  van  18^6  herhaalde  het  bestuur  zijne 
voorstellen,  en  meende  dat  orde  en  rust  alleen  te  her- 
stellen zouden  zijn  door  verheffing  van  den  bij  het  volk 
zoo  zeer  beminden  pangerang  Hidayat  tot  rijksbestierder. 
In  Febniarij  schreef  het,  dat  in  belang  van  land  en  volk 
tot  rijksbestierder  in  aanmerking  moest  komen  iemand 
van  het  karakter  van  Hidayat,  die  alleen  in  staat  was 
het  wankelende  rijk  op  beteren  voet  te  brengen.  Het 
bestuur  van  den  ouden  sulthan ,  heette  het ,  moest 
krachtdadig  ondersteund  worden  en  tot  dat  einde  Tam- 
djid een  werkzaam  aandeel  in  de  regering  houden,  doch 
het  rijksbestier  behoorde  in  handen  te  komen  van  een 
bij  het  volk  beminden  prins,  van  den  zich  zoo  waardig 
gedragenden  pangerang  Hidayat! 

Toen  nam,  in  April  daaropvolgende,  de  regering  het 
besluit,  aan  Tamdjid  een  acte  te  doen  uitreiken  van 
de  goedkeuring  van  zijn  keuze  tot  sulthan  Moeda ,  met 
last  aan  den  resident,  daaraan  door  plegtige  afkondi- 
ging de  noodige  openbaarheid  te  geven.  Toen  werd 
sulthan  Adam  gedwongen  aan  den  drang  der  regering 
toe  te  geven  en  Hidayat  tot  rijksbestierder  te  kiezen ; 
toen  benoemde  de  regering  den  man,  vroeger  onwaar- 
dig geacht  om  den  troon  te  bestijgen ,  tot  Mangkoe  Boe- 
mi  of  rijksbestierder  1 

Hoewel  ik  de  noodzakelijkheid  niet  inzie,  dat  land- 
en zeeofficieren  deze  bijzonderheden  moeten  weten  om 
ïde  Bandjersche  Krijg"  te  verstaan,  was 't  mij  aangenaam 

3 


Digitized  by  VjOOQIC 


34 


aan  den  wensch  van  den  heer  Meijer  te  kunnen  voldoen, 
omdat  het  mij  in  de  gelegenheid  stelt  mijne  afkeuring 
van  die  regeringshandeling,  nog  duidelijker  dan  in  >de 
Bandjersche  Krijg"  te  formuleren. 

Het  spreekwoord  »beter  ten  halve  gekeerd,  dan  ten 
heele  gedwaald"  is  op  een  regering  even  toepasselijk  als 
op  een  individu.  Men  noemde  het  terugkeeren  op  een 
genomen  besluit  :  onbillijk  (voor  Tamdjid),  minder  met 
de  waardigheid  van  het  gouvernement  overeenkomend! 
Maar  was  dat  besluit  nog  niet  onbillijker  voor  Hidayat, 
die  regl  had  op  den  troon ;  bevorderde  dat  onbillyk  be- 
sluit dan  de  waardigheid  van  het  gouvernement;  bukte 
het  martapoerasche  hof  dan  het  hoofd  voor  dat  waar- 
dige gouvernement?  Immers  neen!  het  verzette  er  zich 
tegen  met  hand  en  tand,  het  greep  naar  de  wapens, 
het  offerde  goed  en  bloed,  vier  jaren  lang,  totdat  het 
eindelijk,  uitgeput  en  magteloos,  het  hoofd  voor  geweld 
moest  bukken! 

Die  maatregel  werkte  goed,  zegt  de  heer  Meijer;  in 
het  bijblad  der  Staats-Gourant  leest  men  immers  :  »de 
uitslag  dezer  maatregel  was  gunstig,  enz."! 

Weet  de  heer  Meijer  dan  niet  hoe  gunstig  die  uitslag  was  ? 
Ik  zal  het  hem  zeggen.  Hidayat  mokte ,  verkropte  zijn 
teleurstelling,  en  wilde  zijn  betrekking  neerleggen,  omdat 
zijn  verheffing  lot  rljksbestierder  hem  voorgoed  den  weg  lot 
den  troon  afsneed ;  en  Tamdjid  verborg  zich  angstig  onder 
de  vleugelen  van  het  bestuur.  Allerlei  geruchten  omtrent 
kabalen  te  Martapoera  gesmeed  en  die  een  verandering 
in  de  troonsopvolging  ten  doel  hadden,  woeijen  naarde 
hoofdplaats  over ;  en  ofschoon  het  bestuur  daaraan  niet  veel 
waarde  hechtte,  meende  het  toch  den  sulthan  Tamdjid  on- 
dershands  te  moeten  waarschuwen,  daartegen  op  zijne 
hoede  te  zijn.    De  toenadering  van  Njahi  Raloe  en  Hi- 


Digitized  by  VjOOQIC 


35 

dayai  met  Tamdjid  bleek  niet  gemeend  te  zijn;  het  hu- 
welijk tusschen  Tamdjid  en  Ratoe  Bandjermaas ,  weduwe 
van   den  vorigen  rijksbestierder  en  nicht  van  sulthan 
Adam,   hetwelk   als  middel  ter  verzoening  zou  dienen, 
werd   niet  voltrokken,   maar  gaf  aanleiding  tot  nieuwe 
krenking ,   daar   de  prinses  de  voorkeur  gaf  aan  pange- 
rang  Mohamed  Amin-Oellah.  —  Pangerang  Praboe  Anom, 
wien  op  hooger  last  de  hoofdplaats  tot  verblijf  was  aan- 
gewezen,  begaf  zich  toch  naar  Marlapoera;  de  rijksbe- 
stierder Hidayat,   bevolen   om   Praboe  op  te  vatten  en 
terag  te  brengen,  gaf  aan  dien  last  geen  gevolg. 
Zóó  goed  werkte  die  maatregel! 
Intusschen  sterft  sulthan  Adam.    Alles  wordt  voor  de 
krooning  van  Tamdjid  in   gereedheid  gebragt.    Het  eu- 
ropeesch  bestuur ,  een  tal  van  prinsen ,  een  onafzienbare 
menigte  is  te  Martapoera  vergaderd ,  en  wacht.   Waarop 
wacht  men  ?  Wel,  de  Njahi  Ratoe,  door  den  rijksbestier- 
der ondersteund ,   weigert  de  rijkssieraden  af  te  staan ! 
Zonder   deze  is  geen  krooning  denkbaar.    Eindelijk  na 
lang  dralen  wordt  zij  verpligt  die  af  te  geven.  —  Na  af- 
loop  der  plegtigheid  mislukt   een  poging  van  het  be- 
stuur om   Praboe  gevangen  te  nemen.    Nogmaals  ont- 
vangt  Hidayat   strenge  bevelen  om   Praboe   te  vatten. 
Hidayat  slaat  er   geen  acht   op,  beantwoordt  de  aan- 
schryving  niet ,   en  laat  een  deputatie  van  Bandjer  ge- 
komen ,  onverrigter  zake  teruggaan.    Het  blijkt  dat  hij 
zelf  Praboe  huisvesting  verleent !  Ernstig  met  's  gouver- 
nements  ongenoegen  bedreigd,   gaat  hij  ten  laatste  tot 
de  arrestatie  over. 

Zóó  goed  werkte  die  maatregel ! 
Het  is  een  onbetwistbare  waarheid,  schreef  het  bestuur 
in    November  1857,  dat  de  onlangs  opgetreden  sulthan 
Tamdjid  tot  dus   verre  niet  veel  invloed  bezit,  dat  er 


Digitized  by  VjOOQIC 


36 


Tele  prinsen  zijn  die  hem  geen  bijzonder  goed  hart  toe- 
dragen y  en  dat  ook  de  bevolking  niet  dien  eerbied  voor 
hem  koestert ,  dien  men  gewoon  is  waar  te  nemen  bij 
andere  volken  van  den  archipel  ten  opzigte  hunner  vor- 
sten. Wat  voor  de  toekomst  van  het  bandjersche  ryk 
is  weggelegd  onder  de  regering  van  den  vorst,  wiens 
voornaamste  steun  bestaat  in  het  gouvernement,  is  raad- 
selachtig ;  maar  te  betwijfelen  is  het ,  of  hij  zonder  da- 
delijken bijstand  het  rijk  zal  kunnen  regeren.  —  Vermits 
de  staat  van  zaken  zeer  ongunstig  is,  zou  een  ruime 
werkkring  voor  hem  openstaan,  ingeval  hij  toegerust 
ware  met  de  noodige  kennis  en  énergie.  —  Politie  wordt 
volstrekt  niet  uitgeoefend ,  de  misdrijven  nemen  toe,  en 
straffen  worden  slechts  bij  uitzondering  opgelegd. 

Zóó  goed  werkte  die  maatregel ! 

In  February  1858  beproefde  men  driemalen  een  aanslag 
op  het  leven  van  den  sulthan,  de  eerste  maal  door  middel 
van  vergift,  de  beide  laatste  malen  door  middel  van  sluip- 
moord. Bovendien  liepen  er  geruchten,  dat  het  voorne- 
men bestond  een  aanval  op  het  europeesch  bestuur  te 
doen. 

Zóó  goed  werkte  die  maatregel! 

Eindelijk  in  1859  brak  een  opstand  uit,  die  met  de 
grootste  hardnekkigheid  vier  jaren  werd  volgehouden, 
die  schatten  gelds  en  stroomen  bloeds  verslond  I 

Zóó  goed  werkte  die  maatregel !  — 

]>Er  zijn  bewijzen  genoeg  voorhanden ,  dat  het  maho- 
medaansche  fanatismus  reeds  in  den  aanvang  des  op- 
stands  een  grooten  rol  speelde,'*  zegt  de  heer  Meijer  en 
haalt  daarbij  de  woorden  aan  door  den  heer  Rochussen 
in  de  2*  Kamer  gesproken. 

In   1859  kan  de  heer  Rochussen  geloofd  hebben,  dat 


Digitized  by  VjOOQIC 


37 

het  fanatismus  een  der  oorzaken  der  onlusten  was ,  hij 
heeft  hel  door  geen  enkel  woord  bewezen.  Er  bestaan 
ook  geen  bewijzen  voor ;  het  bandjersche  archief  levert 
er  geen  enkel  op.  Vóór  den  opstand  liet  het  bestuur  zich 
niet  met  de  godsdienst  in.  Njahi  Ratoe  Kamala  Sarie 
zelve  was  niet  godsdienstig ;  doch  zoodra  het  zwaard  ge- 
trokken was ,  trok  zij  de  priesters  tot  zich ,  en  maakte 
deze  tot  hare  bondgenooten ,  hetgeen  te  gemakkelijker 
ging,  omdat  Tamdjid  slecht  mahomedaan  was.  Bij  eiken 
opstand ,  in  den  geheelen  archipel ,  ziet  men  dien  hef- 
boom gebruiken.  Tusschen  de  bofpartij  en  de  geestelijk- 
heid werd  nu  een  overeenkomst  gesloten  om  alle  fakirs 
af  te  maken ,  eri  de  eerste  handeling  der  priesters  was 
zigtbaar  in  de  zelfverheffing  van  sulthan  Koening. 

Uit  de  woorden  gesproken  in  1859,  toen  er  nog  ge- 
brek aan  licht  was,  pertinente  gevolgtrekkingen  te  maken 
aangaande  de  oorzaak  van  den  opstand,  was  voorbarig 
en  verkeerd.  Die  oorzaak  kon  men  eerst  later  pertinent 
opgeven ;  zij  lag  in  de  bandjersche  dynastie ,  die  ontze- 
nuwd, versleten  was,  geen  inwendige  kracht  meer  bezat, 
geen  magt  meer  uitoefende;  in  de  bandjersche  aristocra- 
tie, die  geheel  verdorven,  alleen  voor  kuiperijen  nog 
goed  was ;  in  de  bandjersche  bevolking  ,  die  diep  ge- 
zonken, uitgemergeld,  tot  alles  in  staat  was.  Zij  lag 
verder  in  de  uitéénloopende  inzigten  van  te  vaak  zich 
afwisselende  besturen;  in  de  maatregelen  eener  rege- 
ring, die  haar  prestige  meende  te  bewaren  door  baar 
steun  niet  te  onttrekken  aan  een  vorst,  die  geen  regt 
op  dien  steun  had  en  bij  zijn  eigen  volk  geen  steun 
vond.  —  • 

Als   de  heer  Meijer  bij  deze  verneemt,   dat  men  te- 
genwoordig nog  in  het  geheele  stroomgebied  der  Kapoeas, 


Digitized  by  VjOOQIC 


38 


ia  dat  van  de  Kahayan  en  nog  meer  westwaarts,  Dayaks 
in  vaste  woonplaatsen  aantreft;  dat  men  er  niet  één  zui- 
ver mabomedaanschen  (maleischen)  kampong  vindt,  en  dat 
in  het  uitgestrekte  binnenland  van  Bomeo,  duizende 
Dayaks  een  zwervend  leven  leiden ,  Dayaks  die  nimmer 
door  vreemdelingen  gestoord  zijn  geworden ,  dan  zal  hij 
moeten  toegeven  dat  zijne  voorstelling  van  de  geschie- 
denis der  oorspronkelijke  bevolking  voor  ernstige  tegen- 
spraak  vatbaar  is.  — 

Waarom  zonder  eenige  commentariên  werd  medege- 
deeld, dat  de  last  tot  verwoesting  van  Kalangan  van 
Hidayat  was  uitgegaan  ?  —  Eenvoudig  omdat  die  in  mijn 
bestek  niet  pasten. 

Waarom  ik  niet  trachtte  op  te  sporen  wat  toch  Hi- 
dayat aanleiding  gaf,  de  verwoesting  van  Kalangan  te 
gelasten?  Die  vraag  beantwoord  ik  met  een  andere: 
op  welken  grond  veronderstelt  de  heer  Meijer ,  dat  ik 
dit  niet  opspoorde?  Ik  gaf  het  resultaat  mijner  naspo- 
ringen,  en  dat  was  voldoende  voor  >de  Bandjersche 
Krijg." 

Er  werden  in  der  tijd  verschillende  hypothesen  gemaakt ; 
de  een  schreef  de  aanleiding  tot  den  moord  van  Kalang- 
an toe  aan  ontevredenheid  der  mijnwerkers,  de  andere  aan 
de  behoefte  van  Tamdjid  om  zich  op  zijn  broeder  te 
wreken.  De  eerste  '  veronderstelling  miste  allen  grond : 
dfe  mijnwerkers  toch  bestonden  deels  uit  Dayaks  van  de 
Kapoeas  en  Kahayan,  die  niets  met  het  sulthansrljk  ge- 
meen hadden;  deels  uit  vrije  Javanen  door  de  onderne- 
mers op  Java  geworven,  van  wie  evenmin  oproer  te  ver- 
wachten was;  deels  uit  bandjersche  pandelingen,  lieden 
zonder  invloed ,  gewoon  onder  hun  eigen  pandhouders  in 
een  toestand  van  slavernij  te  verkeeren,  zoo  als  het  met  % 


Digitized  by  VjOOQIC 


39 


der  bevolking  het  geval  v^as.  De  laatste  veronderstelling  v\^as 
gegrond  op  het  feit,  dat  er  een  zendeling  van  Tamdjid 
was  gevat,  die  een  tjap  (brieQe)  bij  zich  droeg  van 
den  volgenden  inhoud :  ïAl  het  )iwaad  wat  gij  doet,  moet 
gij  in  naam  van  Hidayat  doen;"  doch,  omdat  men  veel 
in  valsche  tjaps  handelde,  werd  de  echtheid  dier  tjap 
door  sommigen  betwijfeld.  Neemt  men  evenwel  in  aan- 
merking ,  dat  eerst  een  poging  gedaan  werd  om  Penga- 
ron  te  overrompelen ,  dat  daarna  eenige  Europeanen 
op  de  Martapoera-rivier  vermoord  werden,  vervolgens 
die  van  Goenong  Djabok  en  Kalangan,  dat  toen  de  post- 
houder  te  Tabanio  werd  afgemaakt,  en  de  opstandelingen 
verder  naar  de  Kapoeas  en  Rahayan  trokken;  heeft  men 
daarenboven  nog  hooren  beweren,  dat  Antassari  in  over- 
weging zou  gegeven  hebben  met  het  uitmoorden  der 
hoofdplaats  te  beginnen ,  —  dan  komt  men  van  zelf  tot 
de  gevolgtrekking,  dat  i^.  de  moord  te  Kalangan  geen 
op  zich  zelf  staand  feit  was ,  maar  een  onderdeel  van 
een  uitgebreid  plan  van  den  pretendent  op  de  kroon, 
om  alle  Europeanen  van  kant  te  maken ;  2^  dal  niet  on- 
tevredenheid der  mijnwerkers ,  maar  de  politieke  toestand 
van  het  bandjersche  rijk  de  oorzaak  van  den  moord  was. 
De  uitwijding  over  de  pandelingen ,  door  den  heer 
Meijer  noodzakelijk  geacht,  is  meer  interessant  dan  juist. 
Ik  spreek  niet  tegen ,  dat  misleiding  van  den  heer  Wyn- 
malen  mede  oorzaak  kan  geweest  zijn  van  het  deelnemen 
der  pandelingen  aan  het  afloopen  van  het  mijn-etablisse- 
ment; maar  te  Kalangan,  noch  te  Pengaron  bevonden 
zich  gepreste  bandjersche  pandelingen ;  allen  hadden  zich 
óf  vrijwillig  verpand ,  óf  waren  van  andere  pandhouders 
gekocht.  Dat  zij  mede  moordden  en  plunderden  toen  de 
slagting  begon ,  laat  zich  begrijpen  van  lieden  die  zeker 
tot  het  minst  ontwikkelde  deel  der  natie  behoorden ;  van 


Digitized  by 


Google 


40 


hunne  onbeschaafdheid  wasniet  te  verwachten,  dat  zij  de 
gelegenheid  onbenut  zouden  laten  om  hunne  vrijheid  te 
stelen  en  zich  door  plunderen  te  verrijken. 

De  minister  van  koloniën,  die  in  September  1859  in 
de  2«  Kamer  verkondigde  »dat  de  aanwezigheid  van  zoo- 
vele Europeanen  in  het  hart  van  het  rijk  met  leede 
oogen  werd  gezien  en  aanstoot  gaf  aan  de  bevolking , 
die  bovendien  nog  door  de  pogingen  der  zendelingen  om 
het  Christendom  te  verspreiden  bevreesd  was  hare  na- 
tionaliteit te  verliezen ,"  —  die  minister ,  zeg  ik ,  kon 
toen  het  ware  van  de  zaak  nog  niet  weten.  Het  is  la- 
ter gebleken,  dat  te  Poeloe  Petak  verscheiden  Christen- 
Dayaks  aan  den  opstand  deelnamen.  De  bevolking  was 
bovendien  niet  ingenomen  tegen  het  mijnwerk,  dat  Hidayat 
bij  elke  voorkomende  gelegenheid  bevorderde  en  bescherm- 
de. In  1856  schreef  het  bestuur  reeds ,  dat  Hidayat  een 
hoog  belang  stelde  in  en  een  waar  voorstander  vsras  van  de 
daarstelling  en  ontwikkeling  van  europesche  industrie ! 

Het  diepzinnige  plan  om  Tamdjid  te  doen  vallen ,  ons 
door  den  heer  Meijer  medegedeeld,  draagt  al  te  duidelijk 
den  stempel  van  onwaarschijnlijkheid,  om  er  eenig  geloof 
aan  te  kunnen  hechten. 

Verbeeld  u ,  lezer !  omdat  Ondaatje  en  Wynmalen,  Hi- 
dayat's  vrienden ,  zoo  ijverig  zijn  partij  namen ,  liet  Hi- 
dayat hen  vermoorden  ! !  I  Maar  waarom  werd  dan  Pen- 
garon  nog  vóór  Kalangan  aangevallen?  Had  de  moord 
te  Kalangan  vooraf  plaats  gehad ,  men  zou  kunnen  den- 
ken dat  de  opgewonden,  bloeddronken  moordenaars, 
naar  meer  bloed  dorstende ,  zich  toen  op  Pengaron  wier- 
pen ;  maar  neen ,  men  begon  met  een  poging  om  Pen- 
garon af  te  loopen ,  en  tastte  daarna  Kalangan  aan ! 
Waarom,  als  er  alleen  kwestie  was  het  etablissement 
van  Wynmalen  te  vernielen ,  de  onschuldigen  te  Goenong 


Digitized  by  VjOOQIC 


41 

Djabok,  te  Tabanio,  te  Tangohan,  te  Boentaai  vermoord? 
Men  kan  nog  aannemen  dat  Hidayat,  bij  het  beramen 
eener  algemeene  slagting  van  Europeanen,  voor  de  nood- 
zakelijkheid heeft  gebukt  en  ook  zijne  vrienden  aan  het 
groote  doel  opofferde;  maar  dat  hij  van  al  de  Europea- 
nen ,  de  twee  eenigen  die  het  wèl  met  hem  meenden  zou 
laten  vermoorden  voor  de  onzekere  kans  van  zijn  mede- 
dinger in  verdenking  te  brengen ,  is  onaanneembaar.  Er 
bestaat  trouwens  hoegenaamd  geen  twijfel  meer  omtrent 
deze  zaak;  het  afloopen  van  Kalangan  was  begrepen  in 
het  plan  van  den  algemeenen  moord,  geenszins  het  hoofd- 
doel. Het  gecompliceerde,  diepzinnige  en 'allerkunstigst 
gesponnen  zamenweefsel,  waarvan  de  heer  Meijer  spreekt, 
bestond  alleen  in  de  verbeelding  van  den  een  of  anderen 
hofgroote,  die  misschien  goed  ingelicht  kon  en  moest 
wezen,  maar  het  bepaald  niet  was,  die  althans  den 
heer  Meijer  al  zeer  verkeerde  inlichtingen  gaf. 

Daar  thans  de  redenen  niet  meer  bestaan ,  die  mij 
vroeger  noopten  de  aanleiding  tot  den  opstand  slechts 
in  weinige  bladzijden  te  behandelen ,  ben  ik  den  heer 
Meijer  dankbaar  voor  zijn  tegenschrift ,  waarvan  bijna 
elke  regel  over  de  politiek  handelende,  mij  de  gelegen- 
heid schonk  om  de  eerste  hoofdstukken  van  »de  Ban- 
djersche  Krijg"  nader  toe  te  lichten. 


Digitized  by  VjOOQIC 


NADERE  BIJZONDERHEDEN  OVER  DE  KOTTA  MARA  S.  —  HET  GE- 
VECHT VAN  DE  CELEBES  MET  EEN  KOTTA  MARA.  —  DE  BLIJ- 
VENDE EN  KRACHTIGE  INDRUK  VAN  DE  MARINE  OP  DB  BEVOL- 
KING, AANGETOOND  DOOR  EEN  EXTRACT  UIT  EEN  OFFICIEEI* 
RAPPORT  OVER  VRUCHTELOOZE  AANVALLEN  OP  VERSPERRINGEN 
IN  DE  SOENGEJ  BOENTOEK. 

(Verh.  en  Ber.  betrekkelijk  het  Zeewezen  enz.  Jaarg. 
1865  no.  3  pa«.  225-233.  MU.  Speet.  iO^  deel 
pag.  782—784. 

J,  A.  Yandevelde  en  W.  Sluijterman  van  Loo.) 


De  heer  Yandevelde,  v^riens  naam  niet  voorkomt  in 
de  orticiëele  stukken  die  den  schrijver  van  >de  Bandjer- 
sche  Krijg"  tot  raadpleging  werden  afgestaan ,  gaf  het 
sein  tot  de  hevige  polemiek  over  dat  werk,  door  een 
geschrift  waarvan  de  strekking  was  om  aan  te  toonen, 
hoe  —  op  grond  van  de  onjuiste  voorstelling  van  één 
der  honderd  gevechten  —  de  feiten  in  dat  werk  spra- 
ken. Dat  ééne  gevecht  was  natuurlijk  een  gevecht  dat 
hij   leidde   en  hierop  neerkwam: 

Aan  den  oever  eener  rivier  ligt  eenkotta  mara  of  ver- 
sterkt vlot  —  een  drijvende  batterij  van  wier  weerstands- 
vermogen men  wonderen  vertelde  —  en  daarnaast  een 
houten  versterking  nagenoeg  van  dezelfde  constructie. 
Twee  stoomschepen  begeven  zich  derwaarts,  verjagen 


Digitized  by  VjOOQIC 


43 

den  vijand  door  eenige  schoten,  vernielen  de  batterij 
aan  wal,  en  voeren  de  drijvende  batterij  mede  naar  de 
naast  bij  zijnde  benting. 

Naar  mijne  beschrijving  werden  die  schoten  op  de 
drijvende  batterij  gelost  en  was  de  expeditie  in  vier 
uren  afgeloopen;  volgens  het  rapport  van  den  heer  Vande- 
velde  vuurde  men  op  de  vaste  batterij  en  eindigde  de  affaire 
in  drie  uren.    Zfedaar  het  verschil,  ziedaar  mijn  dwaling. 

De  wijze  waarop  de  heer  Vandevelde  evenwel  over 
dat  versterkte  vlot  schrijft,  heeft  die  uitwerking  gehad, 
dat  het  publiek  onwillekeurig  moet  gelooven  aan  verre- 
gaande onjuistheid,  aan  een  verdichte  voorstelling  door 
den  schrijver  van  »de  Bandjersche  Krijg".  Immers  de 
majoor  Gerlach  geeft  ér  het  bewijs  van,  wanneer  hij 
zegt  ^gaarne  een  der  mooiste  plaatjes  uit  >de  B.  K."  te 
willen  missen,  voor  de  naauwkeurige  teekening  vaneen 
dier  vlotten"   (Gids   3e  Serie  4e  Jaarg.  pag.  57). 

Juist  omdat  ik  dat,  in  het  rivierrijke  Bandjer,  zoo 
eigenaardig  verdedigingsmiddel,  ten  hoogste  merkwaar- 
dig vond,  gaf  ik  er  bij  gebreke  eener  teekening  een  korte 
beschrijwng  van. 

fiij  de  Bandjerezen  waren  de  kotta  mara's  reeds  voor 
eeuwen  bekend.  Dit  is  mij  onlangs  gebleken  uit  een  boek, 
getiteld :  ^Hachelijke  reijstogt  van  Jacob  Jansz.  de  Roy  na 
Bomeo  en  Atchin,  in  sijne  vlugt  van  Batavia,  derwaards 
ondernomen  in  het  jaar  1691  en  vervolgens"  uitgegeven  te 
Leijden  bij  Pieter  van  der  Aa,  Boekverkooper.  Op  bladz. 
61 — 62  vindt  men  een  uitvoerige  beschrijving  van  eeu 
drijvend  Water-Kasteel,  aldus  eindigende: 

>Yan  den  bodem  af  tot  de  soldering  was  een  ruijmte 
van  12  voeten,  waaragter  200  koppen  met  musquetterij 
konden  vuur  geeven,  en  onder  waren  16  stukken  kanon 
op  haar  Ram-paarden ,  water-pas  gesteld." 


Digitized  by  VjOOQIC 


44 


>Dil  water-gebouw  was  soo  sterk,  dat  ik  selfs  een 
stuk  metale  kanon  van  8  pond  kogel,  wel  ende  behor- 
lijk  met  scherp  gelaaden  zijnde ,  daar  op  heb  geschooten, 
maar  konde  het  door  deselve  niet  beschaadigen,  welkers 
afbeeltsel  niet  ondienstig  geagt  hebbe,  hier  neevens  tot 
U  Hoog  Edele  te  voegen." 

Tegenover  bladz.  62  bevindt  zich  een  uitslaande  plaat 
met  een  duidelijke  teekening  van  het  waterkasteel. 

In  mijne  voorloopige  beantwoording  (Nieuwe  Spec- 
tator 20***  Jaarg.  S^  afl.)  vermeldde  ik,  dat  debeschrlf- 
ving  der  kotta  mara  geput  was  uit  de  papieren  van  den 
luitenant  Bichon,  kommandant  te  Poeloe  Petak.  De  vol- 
gende meer  omstandige  beschrijving  is  arkomstig  van 
een  zeeofficier,  die  aan  de  ontmoetingen  van  27  Julij  en 
6  Augustus  1859  een  werkzaam  deel  nam. 

uDe  algemeene  inrigting  der  kotta  mara's  was  nage- 
noeg dezeirde;  de  eerste,  die  van  soengej  Kayoe  was 
5  ned.  el  lang,  5  ned.  el  breed  en  3.5  ned.  el  hoog, 
en  voorzien  van  8  schietgaten,  die  even  boven  den  wa- 
terspiegel gelegen ,  gevaarlijke  schoten  konden  toebrengen. 
De  groote  kotta  mara  (die  van  Poeloe  Kanamit)  is  met 
een  zekere  mate  van  naauwkeurigheid  opgenomen;  het 
zal  dus  voldoende  zijn  alleen  deze  te  beschrijven." 

nOp  een  zwaar  vlot ,  uit  groote  boomen  zamengesteld, 
is  een  langwerpig  vierkant  raam  gelegen.  De  binnen- 
ruimte van  dit  raam  is  met  zware  deelen  in  de  lengte 
en  breedte  zoodanig  voorzien ,  dat  er  van  gespleten  bam- 
boe een  dek  overgelegd  kan  worden  om  den  vloer  te  vor- 
men en  tevens  om  op  die  deelen  stevige  jukken  en 
schragen  op  te  rigten  waartegen  de  palissadering  van 
boven  zal  rusten,  terwijl  de  voeten  der  palen  door  bo- 
vengenoemd raam  belet  worden  van  onder  uit  te  glijden. 


Digitized  by  VjOOQIC 


45 


De  wand  van  de  sterkte  is  tweeledig;  de  buitenbeklee- 
ding  bestaat  uit  vertikaal,  eenigzins  binnenwaarts  hel* 
lende  boomen  die,  digt  tegen  elkander  geplaatst,  reeds 
op  zich  zelven  eene  borstwering  daarstellen  van  nage- 
noeg 5  ned.  palmen  dikte;  een  tweede  wand  van  ijzer- 
houten  balken,  insgelijks  van  eene  dikte  van  nagenoeg 
0.5  ned.  ellen.,  ligt  horizontaal  binnen  deze  buitenbe- 
kleeding.  Door  middel  van  beankeringen  en  schooren 
wordt  deze  muur  belet  achterover  te  vallen  of  uit  elk- 
ander te  geraken." 

i»Het  toestel  wordt  gesloten  door  een  dek  van  tame- 
lijk zware  deelen,  die  evenwel  niet  sterk  genoeg  zijn 
om,  zeirs  voor  granaten  van  12  duim,  bomvrij  genoemd 
te  worden," 

)In  de  lange  zijde  zijn  op  gelijken  afstand  4  nisvor- 
mige  schietgaten  gemaakt,  zeer  laag  aan  het  water  en 
bijna  allen  met  polders  (zware  stukken  hout)  aan  de 
binnenzijde  voorzien  om  er  lilla's  op  te  plaatsen;  in  de 
korte  zijde  zijn  2  schietgaten,  zoodat  de  kotta  mara 
met  12  lilla's  kon  bewapend  worden." 

%De  buitenste  bekleeding  was  zoodanig  ingerigt,  dat 
het  gat  door  een  indringenden  kogel  gemaakt ,  onmid- 
dellijk weder  gesloten  werd  door  het  links  en  regtsnaar 
elkander  toerollen  van  eenige  ligtere  stukken,  die  geheel 
los  tegen  de  buitenste  palen  waren  aangezet.'' 

i»Het  bovendek  ligt  nagenoeg  0.75  ned.  ellen  beneden 
den  boveurand  dér  palissadering,  welke  op  die  hoogte 
niet  verdubbeld  is  met  ijzerhout.  Op  het  dek  waren 
twee  kleine  huisjes  opgerigt;  in  een  dier  huisjes  werd 
een  blok  gevonden ,  ingerigt  om  5  of  6  gevangenen  te 
kunnen  bewaren.  De  spionnen  verzekerden  ons,  dat 
Djoeragan  Kaut  dit  toestel  bestemd  had  voor  de  officie- 
ren die  hij  gevangen  zou  nemen." 


Digitized  by  VjOOQIC 


l 


1  ,w     .   r.NüX   AND 


liDg  over  die  drijvende  batterij  schrijven,  als  zij 


Digitized  by  VjOOQIC 


47 


niet  bestand  stegen  het  uren  lang  trotseren  van  het  vuur 
zijner  SOponders  /'  ik  zou  te  kort  doen  aan  zijne  kennis 
als  ik  hem  nog  wilde  uitleggen ,  dat  het  weerstandsver- 
mogen van  een  drijvend  ligchaam  even  groot ,  zoo  niet 
grooter  is  dan  van  een  ander  van  dezelfde  constructie  aan 
den  vasten  wal.  Hecht  hij  derhalve  eenig  gewigt  aan  het 
vuurgevecht  van  de  Celebes  legen  een  houten  batterij 
aan  den  oever,  de  strijd  tegen  de  kotta  mara  van  nage- 
noeg dezelfde  constructie. —  indien  deze  verdedigd  was  ge- 
worden —  zou  hij  althans  even  belangrijk  moeten  ge- 
acht hebben.  Volgens  het  eigen  rapport  van  den  heer 
Vandevelde  (dd.  28  Julij  1859  n«.  215)  i>kon  in  de  ben- 
ting  niet  dan  op  geringen  afstand  (door  zijn  SOpon- 
ders)  een  gat  gemaakt  worden" ;  had  de  vijand  derhalve 
een  kotta  mara  (een  half  ijzerhouten  borstwering  aan- 
biedende ,  van  meer  dan  een  ned.  el  dikte)  zoodanige 
stelling  gegeven  dat  die  slechts  op  verren  afstand  te  beschie- 
ten ware  geweest,  dan  zou  zij  wèl,  volgens  het  eigen  rap- 
port van  den  heer  Vandevelde  i^uren  lang  het  vuur  der 
30ponders  van  de  Celebes  getrotseerd  kunnen  hebben." 
Ook  de  beer  de  Haes  noemt  ze  >zéér  sterk  en  goed  te 
verdedigen."  Ik  beweer  dat  de  heer  Vandevelde  zelf 
die  kotta  mara's  merkwaardige  gewrochten  vond;  hij 
liet  er  een  gedetailleerde  teekening  van  maken  —  het 
is  mij  gelukt  daarvan  de  copij  te  krijgen,  die  ik  het 
genoegen  heb  den  heer  Gerlach  hierbij  aan  te  bie- 
den (1) ;  —  hij  veroorloofde  niet  —  zoo  is  mij  althans 
door  ofBcieren,  die  den  bandjerschen  krijg  hebben  mede- 
gemaakt, medegedeeld  —  dat  er  een  enkele  der  ijzerhou- 
ten balken,  waaruit   het  was   zamengesteld ,   werd  af- 


(1)  De  veronderstelling  van  den  heer  Vandevelde,  dat  de  teekeningen 
mij  b\j  het  schrijven  van  sde  Ban^jerscbe  Krijg*'  wèl  bekend  waren , 
is  oiquisU 


Digitized  by  VjOOQIC 


48 


genomen  om  tot  een  ander  doel  gebruikt  te  worden. 
Ongeschonden  werd  het  naar  de  hoofdplaats  gebragt, 
waar  men  het  bewonderde  als  een  zegeteeken  der  laat- 
ste roemrijke  krijgsverrigtingen  te  water. 

Waarom  de  heer  Yandevelde  die  teekening  niet  liet 
drukken  tot  toelichting  van  zijn  geschrift  ;  waarom  bij 
onder  den  naam  van  copie,  slechts  een  uittreksel  gaf  van 
het  rapport  dd.  7  Aug.  1859  n^.  227  ;  waarom  hij  de 
laatste  bladzijde  wegliet  van  dat  rapport  —  beginnende 
met  een  beschrijving  van  het  inwendige  der  kotta  mara 
en  eindigende  met  het  berigt  dat  bij  dat  wapenfeit  nie- 
mand gewond  of  getroffen  werd  (1)  —  ik  weet  het  niet; 
zeker  niet ,  om  zoodanige  Voorstelling  van  zaken  te  ge- 
ven, als  alleen  dienen  kan  om  zijn  beschuldiging  krach- 
tiger te  maken.  Er  niet  aan  te  denken,  dat  er  altijd 
personen  zijn  zullen  die  eischen  dat  iemand,  die  een 
ander  beschuldigt  van  gevechten  te  verdichten ,  zich  zelf 
wachten  moet  voor  tekortkomingen ,  pleit  voorzeker  in 
zijn  voordeel.  Op  mij  maken  die  tekortkomingen  den 
indruk,  alsof  zij  behooren  tot  die  feiten,  waartoe  hem 
volgens  zijn  eigen  woorden  i^de  bekwaamheid  als  schrij* 
ver  ontbreekt ,  om  zonder  over  zijne  eigene  handelingen 
te  spreken  ze  genoegzaam  te  doen  uitkomen  ,"  en  die 
welligt  op  ééne  lijn  gerangschikt  moeten  worden  met 
den  zonderlingen  titel ,  met  de  tastbare  overdrijving  by 
het  weerleggen  van  één  onbeduidende  onjuistheid,  en  met 
den  ironischen  toon  ,  die  in  zijn  opstel  heerscht  en  die 
zelfs  zijn  krijgsmakker  jonkheer  A.  Meijer  doet  vragen: 
is  het  (hem)  ernst? 

Hulde  doende  aan  de  zedigheid  des  schrijvers,  ver- 
klaar ik  nogtans  de  !*'«  alinea  van  bladz.  238  der  Verh.  en 
Ber.  niet  te  begrijpen.    De  heer  Yandevelde  zegt :  >raeer 

(1)  Zie  Bijlage  A. 


Digitized  by  VjOOQIC 


49 

dan  hem  lief  was  over  zijne  eigene  handelingen  gespro- 
ken te  hebben"  en  laat  er  op  volgen  »dat  hem  de  be- 
kv^aamheid  als  schrijver  ontbreekt,  om,  zonder  dat  (dat 
is,  zonder  meer  dan  hem  lief  was  over  zijne  eigene  han- 
delingen te  schrijven)  de  feiten  genoegzaam  te  doen  uit- 
komen."   't  Was  i^zijne  bedoeling  niet  eene  persoonlijke 
verdediging  te  schrijven."  Volgens  den  heer  Sluijterman 
van  Loo  ook  niet  om  tot  de  gevolgtrekking  te  komen  — 
die  de  titel  aanduidt  —  dat  de  feiten  (allé?)  op  die  wijze 
spreken.    Waarom  schreef  hij  dan  ?  alleen  om  mede  te 
deelen,  dat  niet  op  de  kotta  mara  geschoten  werd  ?    Mij 
dunkt ,  iemand  die  zoo  ongaarne  over  eigen  handelingen 
spreekt,  had  daartoe  geen  28  bladzijden  noodig  te  schrijven. 
Nog  één  uittreksel  uit  hetzelfde  ofliciëele  stuk ,  waar- 
in de  hierboven  medegedeelde  naauwkeurige  beschrijving 
der   kotta  mara  voorkomt,   laat  ik  volgen.    Het  handelt 
over  de  verrigtingen  der  Celebes  op  dèn  6<*«  Augustus 
en  is  in  tegenspraak  met  het,  in  een  noot  op  bladz.  249 
der   Verband,   en  Ber.   bedoelde  éénige  schot,  dat  uit 
den  SOponder  der  Celebes  op  een  kotta  mara  zoude  ge- 
daan zijn. 

>De  barkas  onder  bevel  van  den  luitenant  t/z  Clifford 
Kocq  van  Breugel  beschermde  de  sloepen,  die  trossen  uit- 
bragten,  en  wisselde  eenige  geweer-  en  kartetskogels  met 
den  vijand,  die  zich  in  het  struikgewas  schuil  hield. 
Eindelijk  kwam  de  barkas  in  het  gezigt  van  de  kotta 
mara ,  l<)ste  uit  de  carronnade  van  12  pond  een  kartets- 
schot, zonder  evenwel  het  minste  effect  te  hebben; 
de  kogels  vielen  als  zandkorrels  langs  de  palen  der  borst- 
wering. De  vyand  bleef  terugvuren  totdat  de  Celebes  of 
liever  het  achterste  middelbare  kanon  mede  begon  te 
werken.    Het  eerste  5cAot  met  kogel ,  nam  den  kop  van 


Digitized  by  VjOOQIC 


50 


£en  der  hoekpalen  weg ;  een  tweede  schot  vernielde  een 
paar  palen.  Het  derde  schot  met  granaat  d  16  dm. 
trof  midden  in  de  lange  zijde ,  drong  door  de  buitenste 
bekleeding  heen  en  is,  zoo  als  later  gebleken  is,  tegen 
de  binnenbekleeding  van  ijzerhout  blijven  zitten  en  daér 
gesprongen.  Over  eene  lengte  van  nagenoeg  8  N.  el 
werden  de  buitenpalen  uit  elkander  geworpen,  de  stuk- 
ken hoog  in  de  lucht  gegooid ,  en  een  groot  gat  ont- 
stond." 

Volgens  deze  lezing  is  er  derhalve  meer  dan  één  schol 
uit  den  SOponder  der  Celebes  op  een  kotta  mara  gelost. 
Ik  kan  mij  zeer  goed  voorstellen ,  dat  de  twee  eerste 
schoten ,  die  een  ondergeschikt  officier  zich  herinnerde , 
den  kommandant  uit  het  geheugen  zijn  gegaan ,  en  't  is 
daarom  verre  van  mij ,  van  die  onjuistheid  een  verwijt  te 
willen  maken.  Toch  acht  ik  het  niet  onbelangrijk  die 
twee  kogelschoten  te  constateren ,  schoten  zoo  te  zeggen 
d  boutportant*aangebragt  zonder  door  de  borstwering  te 
kunnen  dringen ,  schoten  die  een  nieuw  bewijs  leveren 
voor  de  waarschijnlijkheid  dat  sop  verren  afstand  de 
kotta  mara  wel  het  vuur  der  Gelebes  uren  lang  zou  kun- 
nen trotseren." 

Op  de  titelplaat ,  aan  het  penseel  van  een  ooggetuige 
te  danken,  is  de  uitwerking  van  de  granaat  aanschou- 
welijk voorgesteld. 

Tot  slot  mijner  toelichtingen  op  het  geschrift  van  den 
heer  Yandevelde,  voldoe  ik  thans  aan  het  verlangen 
door  den  heer  Sluljterman  van  Loo  uitgedrukt. 

Den  belangstellenden  lezer  herinner  ik  vooraf,  dat 
onder 'de  weinige  regelen  van  het  tijdschrift-artikel  van 
eerstgenoemden  heer,  die  niet  over  de  versterkte  vlotten 
handelen,    er  eenige  voorkomen   die   gewijd   zyn  aan 


Digitized  by  VjOOQIC 


51 


het  zenden  van  de  barkas  over  zee  naar  de  Kahayan-ri- 
vier  (November  1860),  aan  welke  daad  de  heer  Yande- 
velde  het  vrijwillig  verlaten  der  s.  Karawa  toeschrijft. 
Naar  aanleiding  van  die  gebeurtenis  en  omdat  hij  i^geen 
enkel  voorbeeld  wist  aan  te  wijzen,  dat  de  vijand  nog 
stand  heeft  gehouden  op  die  plaatsen,  waar  eene  oor- 
logssloep kon  komen"  komt  hij  tot  de  overtuiging,  dat 
de  handelingen  der  zeeofficieren  een  blijvenden  en  krach- 
tigen  indruk  op  de  bevolking  hadden  gemaakt;  hij 
vindt  dit  zelfs  >natuurlijk"  omdat  teen  goed  gewapende 
sloep  tegenover  een  inlandschen  vijand,  toch  eene  vrij 
sterke  en  zeer  geconcentreerde  magt  daarstelt."  >Maar 
het  niet  meer  weerstand  bieden  van  den  vijand,  zegt  hij 
verder,  op  die  plaatsen,  waar  gewapende  sloepen  konden 
verwacht  worden,  op  denzelfden  tijd  dat  hij  nog  hard- 
nekkig wederstand  biedt  aan  zeer  sterke  kolonnes  der 
landmagt,  is  een  feit^  hetwelk  ik  voor  mij  maar  niet 
kan  overeenbrengen  met  de  oordeelvellingen  van  den 
heer  van  Rees  over  vele  handelingen  der  zeeofficieren 
op  Borneo."  Eindelijk  dit  nog  :  i^Ik  vlei  mij  dan  ook 
met  de  hoop ,  dat  de  heer  van  Rees  dit ,  door  mij  mede- 
gedeelde feity  zal  laten  medespreken  wanneer  er  even- 
tueel een  tweede  druk  van  den  Bandjermasinschen  krijg 
mogt  noodig  worden." 

Dat  de  heer  Yandevelde  geen  enkel  voorbeeld  meer  wist 
aan  te  vnjzen  dan  het  door  hem  aangehaalde,  wil  ik  gaarne 
aannemen.  Door  zich  een  oordeel  te  vormen  naar  hetgeen 
hij  wist,  bevestigt  hij  hetgeen  ik  op  blz.  3 — 5  zeide  over  de 
waarde  eener  beoordeeling,  zoo  afhankelijk  van  het  stand- 
punt waarop  de  beoordeelaar  is  geplaatst.  De  gezigteinder 
van  den  heer  Yandevelde,  die  op  Borneo  was,  bepaalde  zich 
tot  het  begin  van  het  jaar  1861 ;  de-  mijne ,  niettegen- 
staande ik  mij  in  Europa  bevond,  strekte  zich  over  den 


Digitized  by  VjOOQIC 


52 


geheelen  duur  van  den  krijg  uit.  Tot  mijn  leedwezen  moet 
ik  den  heer  Vandevelde  een  illusie  over  dien  ïblijvenden 
en  krachtigen  indruk  door  de  handelingen  der  zeeofiicie- 
ren  op  de  bevolking  gemaakt"  ontnemen. 

Reeds  in  mijne  voorloopige  beantwoording  (nieuwe 
Spectator  3^  ad.  20«  jg.)  wees  ik  vlugtig  op  de  bladz. 
108  en  109  van  het  2«  deel  van  »de  Bandjersche  Krijg", 
waar  melding  gemaakt  wordt  van  drie  vruchtelooze  po- 
gingen van  de  barkas  en  sloepen  der  Celebes  om  een 
versperring  in  de  s.  Boentoek  te  vermeesteren. 

D&ar  toch  staat  te  lezen :  »De  kommandant  der  Cele- 
bes (1),  uitgezonden  om  de  s.  Boentoek  te  onderzoeken, 
liet  (18^*°)  de  barkas  en  sloepen  onder  de  luitenants 
ter  zee  van  Broekhuisen  en  van  der  Star  de  rivier  op- 
gaan. Een  half  uur  binnenslands  stuit  men  op  een  ver- 
sperring; men  hoort  den  vijand  het  krijgsgeschreeuw 
aanheffen  en  wisselt  met  hem  eenige  kogels,  waardoor 
twee  matrozen  gewond  werden.  Zich  niet  sterk  genoeg 
achtende,  keerden  de  vaartuigen,  zonder  te  landen  or 
de  versperring  te  vernielen,  naar  de  Celebes  terug.  Den 
22steii  en  24pien  rocideu  de  gewapende  sloepen  andermaal 
de  s.  Boentoek  in.  Ook  bij  die  gelegenheid  bepaalde 
men  zich  tot  een  vuurgevecht,  waarbij  geen  verlies 
werd  geleden." 

Mij  dunkt,  dit  was  in  volkomen  tegenspraak  met  idien 
blijvenden  en  krachtigen  indruk"  van  de  marine  op  de  be- 


(1)  De  naam  van  den  toenmaligen  kommandant  van  de  Gelebes  is 
m\j  niet  bekend  en  komt  in  geen  officieel  stuk  voor.  In  het  iZakdijke 
Verslag  van  de  verrigtingen  der  nederlandsche  marine  in  Oost-Indië** 
vooriLomende  in  het  T^dschrüt  van  Jacob  Swart  (Verhandelingen  en 
Berigten  betrekkelijk  het  Nederlandsche  zeewezen  enz.)  van  officiëele 
kleur ,  zoekt  men  insgelijks  te  vergeefs  naar  de  namen  der  komman- 
danten  van  oorlogschepen.  Het  scbynt  dus  b\j  de  marine  niet  de  ge* 
-woonte  te  zijn  de  kommandanten  te  noemen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


53 

volking;  in  tegenspraak  met  de  gevolgtrekking  uit  het 
feit^  dat  de  heer  Yandevelde  wenscht  te  Blaten  me- 
despreken." Doch  die  aanhaling  uit  het  werk  zelf  dat 
onder  verdenking  ligt  van  verdichte  gevechten  te  bevatten, 
(waarom  toch?  waren  er  geen  ecAfa  gevechten  genoeg?)  is 
geen  geldig  bewijs  voor  de  waarheid.  iWelligt ,"  roept  de 
heer  Sluijterman  van  Loo  reeds  uit ,  iwelligt  berust  ook 
diemededeeling  op  particuliere  berigten."  —  Gelukkig  niet! 
Zij  berust  op  het  officieel  rapport  van  den  chef  der  ex- 
peditie dd.  30  Julij  1861  L»  V.  9,  handelende  over  den 
algemeenen  toestand  en  de  jongste  kiljgsveriïgtingen. 
Ten  einde  de  gevolgtrekking  uit  het  door  den  heer 
Yandevelde  medegedeelde  feit  teilaten  medespreken/' 
—  trouwens  niet  op  de  wijze  waarop  hij  het  bedoelde,  — 
zal  ik  reeds  nu  een  uittreksel  uit  dat  rapport  laten  vol- 
gen, zonder  te  wachten  op  een  onzekere  2^  uitgaaf 
van  9de  Bandjersche  KHjg."  Gaarne  getroost  ik  mij  de 
moeite  van  het  afschrijven;  want  dit  lezende,  zal  de 
heer  Yandevelde  overtuigd  worden,  èn  van  de  juist- 
heid mijner  voorstellingen  van  marine-handelingen,  èn 
van  de  moeijelijkheid  om  niet  te  falen  in  een  werk  van 
eenigen  omvang,  daar  hij  thans  zelf  ondervindt  nog  geen  28 
pagina's  te  kunnen  schrijven  zonder  onjuistheden  te  be- 
gaan ;  het  zal  hem  doen  zien  dat  zijn  oordeel  over  de 
handelingen  van  vele  zeeofBcieren  te  gunstig,  het  zal 
hem  uit  den  waan  brengen  dat  mijn  oordeel  daarover 
te  gering  was;  het  zal  hem,  zoowel  als  den  heer  Sluij- 
terman van  Loo,  welligt  tot  meer  toegevendheid  stem- 
men voor  geringe  tekortkomingen  van  anderen. 
Het  bedoelde  uittreksel  luidt  aldus: 

^Aangezien  ik  reeds   vroeger  had  vernomen ,  dat  de 
vijand  zich  vermoedelijk  te  soengej  Boentoek  bevond,  was 


Digitized  by  VjOOQIC 


54 


aan  de  Celebes  bij  hei  vertrek  opgedragen,  om  dezesoen- 
gej  Ie  onderzoeken." 

iDen  18^°  (Julij  1861)  onderzocht  de  koramandant  der 
Celebes  de  soengej  Boentoek  en  stuitte  op  eene  scheeps- 
lange  versperring  die  de  rivier  sloot,  tervrtjl  ook  was 
versperd  een  kleinen,  meer  om  den  noord  loopenden  zij- 
tak ;  echter  werden  geene  vijanden  bespeurd.  Den  vol- 
genden morgen  werd  nogmaals  de  soengej  door  gewa- 
pende whaleboot  en  jol,  onder  den  luitenant  ter  zee 
P.  C.  van  der  Star  onderzocht.  Als  sein  van  assistentie 
was  afgesproken  drie  onmiddellijk  op  elkander  volgende 
geweerschoten.  Nadat  de  twee  genoemde  sloepen  een 
half  uur  weg  waren ,  wer<J  het  sein  gegeven  en  de  ge- 
wapende barkas  alsnu  nagezonden  onder  den  luitenant  ter 
zee  ^^"^  kl.  H.  J.  van  Broekhuisen ,  die  al  spoedig  de 
terugkeerende  whaleboot  en  jol,  de  soengej  afzakkende,  (1 ) 
ontmoette.  De  barkas  deed  nu  een  schot  met  de  draai- 
bas  in  het  bosch  en  allen  keerden  naar  boord  terug.  Een 
inlandsch  matroos  had  twee  kogel-wonden  en  een  euro- 
peesch  matroos  een  schampschot." 

^Hoewel  de  onzen  weinig  van  den  vijand  gezien 
maar  een  hevig  krijgsgeschreeuw  hadden  gehoord,  had- 
den zij  niettemin  het  vuur  goed  beantwoord.  De  ver- 
sperring  werd  niet  genomen  en  dewijl  de  kommandant 
der  Celebes  zijne  magt  te  gering  achtte,  om  dezelve  aan 
te  tasten  en  op  te  ruimen,  vertrok  ZEdG.  naar  Meng- 
katip,  om  van  daar  rapport  te  zenden.  De  versperringen 
in  de  soengej  Boentoek  liggen  %  urn*  stroomafwaarts  en  Va 
uur  stroomopwaarts   van   de   Barito.    Onder  weg  ren- 


(i)  De  woorden  in  dit  officiëele  stuk  en  de  volgende  stukken  ?an 
dien  aard,  >^aarop  ik  bijzonder  de  aandacht  van  den  lezer  wensch  te 
vestigen,  z\jn  met  cursieve  letters  gezet. 


Digitized  by  VjOOQIC 


55 


centreerde  hij  evenwel  eene  postsloep  nabij  de  Karrau- 
rivier ,  waarmede  hij  zijn  rapport  afzond. 

sOp  den  ^^*^^^  roeide  de  kommandant  der  Celebes  mei 
de  twee  gewapende  sloepen  nogmaals  de  Boentoek  in^ 
kwam  tot  bij  de  versperring,  doch  ontmoette  niets  bij- 
zonders" 

>In  den  namiddag  van  den  24^'«°  werd  hetzelfde  weder 
herhaald,  doch  toen  men  halfweg  de  versperring  was,  kreeg 
men  hevig  vuur,  zonder  daarvan  iets  te  lijden,  hetgeen 
goed  beantwoord  werd ;  —  en  nadat  bem  eenige  schoten 
uit  de  draaibas  waren  toegegooid,  staakte  de  vijand 
zijn  vuur." 

^De  sloepen  kregen  order  om  terug  te  komen  en  na  haar 
retour  liet  de  kommandant  der  Celebes  twee  kogelschoten 
üit  het  middelbaar  kanon  en  één  granaatschot  in  de 
rigting  des  vijands  doen."  (1) 

Ieder,  die  dit  uittreksel  vergelijkt  met  het  door  mij 
te  boek  gestelde  op  pag.  108  en  109  van  het  2***^  dl.  van 
i>de  Bandjersche  Krijg ,"  beslisse  nu  : 

of  er  partijdigheid  in  doorstraalt ; 

of  de  feiten  niet  juist  (maar  beknopter)  wedergege- 
ven zijn; 

of  het  prestige  der  zeemagt  zoo  groot  was  als  door  den 
heer  Vandevelde  werd  opgegeven. 

Het  zoude  mij  niet  moeijelljk  vallen  uit  hetzelfde  of- 
ficiëele  stuk  aan  tetoonen,  —  en  dit  als  eennieuw  bewijs 
mijner  gematigdheid  te  laten  gelden ,  —  dat  de  handelingen 
der  Ceiebes  aan  de  s.  Boentoek ,  de  goedkeuring  noch  van 
den   chef  der   expeditie  noch  van  den  kommandant  der 

(i)  Dat  die  versperringen  eerst  in  Augustus  1861  genomen  werden, 
vindt  men  op  pag.  127  en  128  van  de  »fiandjersche  Kr\jg*'  II  Dl.  —  Zie 
verder  Bijlage  B. 


Digitized  by  VjOOQIC 


56 


maritime  middelen  mogten  Ivegdragen ;  maar  ook  zonder 
dat,  meen  ik  het  geschrift  van  den  heer  Yandevelde  reeds 
voldoende  beantwoord  te  hebben. 

Op  mijn  beurt  eindig  ik  met  den  wensch ,  dat  de  beer 
Yandevelde  mijne  toelichting  moge  beschouwen  als  een 
zwakke  poging  om  een  misverstand  te  herstellen,  en  te- 
vens als  een  blijk  van  het  groote  gewigt  dat  ik  hecht 
aan  zijne  belangrijke  bijdrage. 


Digitized  by  VjOOQIC 


DE  YERMEBSTBRING  VAN  TABA.NIO. 

(Mü.  Speet.  40*«  deel  pag.  166-177). 
Kapitein  yi  van  Hasselt 

Was  ik  verpligt ,  in  de  vorige  bladzijden  mij  te  verant- 
woorden op  een  enkele  onnaauv^keurigheid  en  te  beletten 
dat  daaruit  verkeerde  gevolgtrekkingen  over  de  waarde 
van  >de  Bandjersche  Krijg''  gemaakt  werden ,  bij  de  be- 
antwoording van  bovengemeld  tijdschrift-artikel  geldt  het 
de  bezwaren  te  wederleggen ,  die  de  kapitein  t/z  van 
Hasselt  tegen  de  beschrijving  van  de  vermeestering  van 
Tabanio  heeit  ingebragt ,  en  die  hierop  nederkomen : 

iDoor  het  verzwijgen  van  het  waarom  van  dezen  of 
genen  maatregel,  zouden  de  feiten  niet  alleen  geheel 
uit  hun  verband  gerukt ,  maar  ook  een  aantal  mogelijke, 
doch  vrij  onwaarschijnlijke  gevolgen  er  uit  afgeleid  zijn ; 

^daardoor,  door  een  onjuiste  opgave  van  gesneuvelde 
vijanden,  door  het  verzwijgen  van  gemaakte  krijgsge- 
vangenen, en  door  het  bekend  maken  eener  dagorder, 
zou  ik  den  schijn  van  iets  weinig  beduidends  op  die 
vermeestering  geworpen  hebben; 

)niet  omdat  de  kapitein  t/z  van  Hasselt  van  oordeel 
was,  zijne  magt  niet  te  moeten  splitsen,  maar  een 
tegengevallen  berekening ,  was  de  reden  waarom  zeker 
punt  niet  werd  bezet." 


Digitized  by  VjOOQIC 


58 


Den  21""*  Augustus  verkende  de  chef  der  expeditie 
in  persoon  het  fort  Tabanio  en  schreef  daaromtrent  aan 
den  legerkommandant : 

:»De  gedane  verkenning  gaf  mij  niet  alleen  de  zeker- 
heid, dat  de  landingsdivisie  door  de  hier  aanwezige 
oorlogsschepen  te  leveren  ,  versterkt  met  een  zeventigtal 
bajonetten,  twee  12ponders  met  bediening,  ondersteund 
door  het  zware  geschut  van  de  Celebes  en  Montrado  — 
de  Ardjoeno  moest  te  ver  van  den  wal  blijven  —  volko- 
men in  staat  zoude  kunnen  zijn  het  fort  te  nemen  niet 
alleen ,  maar  dat  de  gunstige  gesteldheid  van  het  terrein 
tevens  de  gelegenheid  gaf,  het  ontsnappen  der  vijande- 
lijke bezetting  te  beletten ,  en  dus  alles  over  de  kling 
te  jagen.  En  hierop  moest  ik  te  meer  prijs  stellen,  om- 
dat mij  was  berigt  dat  Kiay  Demang  Leman ,  na  de 
nederlaag  bij  Goenong  Lawak  naar  Tabanio  was  getrok- 
ken, het  bevel  in  die  sterkte  voerde  en  onder  hem  nog 
Kiay  Lang-lang  en  Radja  Moesa  —  een  Boeginees  — 
die  beide  de  bevolking  van  Tanah  Laut  in  opstand  hiel- 
den, door  de  bedreiging  van  de  kampongs  te  verbranden  die 
geene  gewapenden  wilden  leveren ;  uit  de  in  het  fort 
gevonden  maleische  brieven ,  is  dat  berigt  bevestigd  ge- 
worden.''   (Zie  Bijlage  C.) 

in  aanmerking  nemende  de  nederlaag  bij  een  vroegere 
verkenning  (zie  pag.  91  van  »de  Bandjersche  Krijg'')  door 
de  marine  geleden,  en  sde  uitmuntende  diensten  door 
haar  bij  de  bandjersche  expeditie  bewezen'',  (zie  de  Haas 
en  ClifTord  te  s.  Besaran  pag.  83—84;  Yandevelde 
te  s.  Kayoe  pag.  85;  van  Hasselt  te  Martapoera  pag.  89) 
achtte  kolonel  Andresen  het  zich  tot  pligt,  de  marine  in  het 
bijzonder  in  dit  geval  de  gelegenheid  te  geven,  die  neder- 
laag te  wreken.  Hij  draagt  daarom  van  Hasselt  op,  met  vier 


Digitized  by  VjOOQIC 


.^ 


:f 


tP»'^^ 


JTm 
ei»  ^ 


Kiunponq  apii 
JOoTiuil-nl 


i^,j6,  Vr^9^'  £  SpjjSsr  &  ^  hth  dJCjyjr.z^- 


Digitized  by  VjOOQIC 


^(SUf^ 


■i"  >"U3R^ 


l      ^'='^"5'»oUHD'^' 


h.^r.«n\«A 


•riT-D 


fcN 


Digitized  by  LjOOQIC 


59 


stoomschepen ,  70  man  infanterie  en  twee  i^pondersop 
belegerings-affuiten ,  het  fort  Tabanio  te  bemagtigen  en 
geeft  hem  een  uitgebreide  nota  voor  de  operatiën.  Ik 
laat  die  nota  spreken;  mijne  pogingen  om  de  daarbij- 
behoorende  terreinkaart  te  verkrijgen  vruchteloos  geweest 
zijnde ,  bepaal  ik  mij  tot  verwijzing  naar  bijgaande  figu- 
ratieve schets,  waarop  het  den  intelligenten  lezer  gemak- 
kelijk zal  vallen  zelfde  ontbrekende  hoofdletters  te  plaatsen. 

Nota  voor  de  operatiën  tegen  Tabanio. 

-bZoodra  de  beweging  begint,  een  detachement  sterk  1 
officier  en  50  man  aan  wal  zetten  bij  het  punt  A  ;  tot 
steun  de  kruisboot,  die  voortdurend  in  vlot  water  blijft. 
Dat  detachement  heeft  last  om ,  buiten  het  bereik  van  het 
vuur  blijvende,  te  beletten  de  communicatie  tusschen  het 
fort  en  de  kampong  ook  met  Klein  Pagattan.  Ret  ter- 
rein  is  daartoe  gunstig ,  vermits  de  strook  lands  gevormd 
of  ingesloten  door  de  zee  en  den  linker  rivieroever  ge- 
heel begaanbaar  is,  en  geene  grootere  breedte  heeft  dan 
van  400  tot  800  ellen. 

»De  Montrado  moet  gestationneerd  worden  tegenover 
het  fort  bij  punt  B  en  zoo  nabij  mogelijk  den  wal;  ver- 
moedelijk zal  hij  dan  nog  het  fort  onder  het  bereik  van 
den  langen  i2ponder  hebben.  Zoodra  het  detachement 
zooeven  bedoeld  aan  den  wal  is  gezet,  opent  de  Mon- 
trado het  vuur  op  het  fort  en  onderhoudt  dit  van  tijd 
tot  tijd. 

iDes  nachts  moeten  de  beide  iSponders  in  de  ijzeren 
laadschouw  geladen ,  en  in  de  nabijheid  van  de  monding 
onder  bescherming  van  de  Celebes  geplaatst  worden; 
met  het  aanbreken  van  den  dag  begint  het  debarkement 
aan  het  punt  C,  onder  bescherming  van  den  vooraf  aan 


Digitized  by  VjOOQIC 


60 


den  wal  gebragten  houwitser  van  1  i  V^  duim  en  van  100  ^e- 
weerdragende  manschappen;  een  25tal  daarvan  wordt  in 
de  nabijzijnde  struiken  en  ligt  houtgewas  en  tirailleur 
opgesteld,  om  te  beletten  dat  het  werkend  personeel 
door  enkele  met  geweer  gewapende  opstandelingen  be- 
kropen kan  worden. 

>Hierna  wordt  het  punt  D  gekozen ,  waar  de  beide 
12ponders  in  batterij  moeten  worden  gesteld;  dat  punt 
moet  in  ieder  geval  liggen  buiten  de  directe  werking 
van  het  vuur  van  het  fort,  hetgeen  te  beter  kan  geschie- 
den, vermits  de  opstandelingen  slechts  zeer  ligt  geschut 
hebben.  Tot  het  gemakkelijk  vervoer  van  de  12pondei*s 
zijn  aan  boord  van  de  Montrado  en  Boni  medegegeven 
planken  van  2  duim  (dik)  en  1  Vs  a  2  voet  breed,  die  als  rail 
of  spoor  door  het  mulle  .zand  gebruikt  moeten  worden ; 
ook  zijn  er  ribben  aanwezig  voor  het  oprollen  der  stuk- 
ken uit  de  laadschouw  aan  den  wal.  Het  houtwerk  voor 
4  compleete  beddingen  is  aanwezig  op  de  Montrado ;  twee 
daarvan  kunnen  tot  hetzelfde  einde  (transport  der  12pon- 
ders)  gebruikt  worden. 

>Het  punt  D  moet  en  kan  zoodanig  gekozen  worden, 
dat  het  vuur  der  beide  12ponders,  dat  onmiddellijk  ge- 
opend moet  worden  zoodra  de  beddingen  gelegd  zijn, 
gelijktijdig  gerigt  kan  worden  op  de  poorten,  die  zich 
in  de  Noord-Ooster  en  Noord- Wester  courtine  bevinden. 
Vermoedelijk  zullen  die  beide  poorten ,  nadat  eenige  ko- 
gelschoten  getroffen  hebben,  wijken,  en  is  dit  het 
geval,  dan  moet  onverwijld  tot  de  bestorming  langs 
de  beide  avenues  overgegaan  en  alles  over  de  kling  ge- 
jaagd worden  wat  zich  nog  in  het  fort  bevindt^  ook 
dan  zelfs,  wanneer  gedurende  het  vuur,  of  vóór  de  at- 
taque aanzoek  tot  onderwerping  mogt  worden  gedaan. 
Het  personeel,  dat  binnen  het  fort  te  Tabanio  is,  behoort 


Digitized  by  VjOOQIC 


61 


zander  den  minsten  twijfel  tot  dat,  wat  aan  de  moorden 
te  Kalangan  en  Goenong  Djabok  deel  heeft  genomen;  het 
verdient  dtis  geen  genade. 

pHeden  is  onderzocht  of  de  Celebes  de  bank  bij  Ta- 
banio  kan  passeren;  kan  dit,  dan  moet  dat  stoomschip 
zoodra  het  belegeringsgeschut  gedebarkeerd  wordt,  in 
de  rivier  doorstoomen,  tot  het  voorschip  het  punt  E 
bereikt ,  zoodat  het  vuiir  van  den  SOponder  geheel  op  de 
hoofdpoort  en  op  het  Ooster-baslion  gerigt  kan  worden ; 
dat  gedeelte  is  mij  vooral  in  zeer  vervallen  toestand 
voorgekomen;  zoodat  het  zich  laat  aanzien  dat  in  het 
metselwerk  spoedig  eene  practicabele  bres  zal  kunnen 
worden  geschoten. 

jBij  het  punt  F  is  eene  versperring  in  de  rivier  ge- 
maakt ,  die  veel  het  aanzien  h^eil  alsof  zij  dienen  moet 
om  de  opstandelingen,  die  thans  het  fort  bezetten,  het 
ontkomen  langs  het  ontoegankelijk  bosch,  dat  zich  aan 
den  regteroever  bevindt,  mogelijk  temaken;  hierop  moet 
dus  het  schrootvuur  van  de  Gelebes  gerigt  worden, 
zoodra  het  beschieten  der  sterkte  gestaakt  is,  om  het 
ontkomen  langs  die  zijde  te  beletten. 

i^Met  de  Montrado  moet  een  sein  afgesproken  worden 
dat  van  dien  bodem  gegeven  wordt,  wanneer  het  beschie- 
ten der  sterkte  ophoudt,  en  wel  om  als  waarschuwing  te 
dienen  voor  het  detachement  bij  A  gedebarkeerd,  om 
zoo  snel  mogelijk  langs  de  linker  rivierzijde  naar  het 
fort  te  trekken ,  en  te  vuren  op  al  hetgeen ,  wat  langs 
die  zijde  mogt  trachten  te  ontsnappen  en  gelijktijdig  de 
kampongshuizen,  welke  op  dien  weg  liggen,  doorzoeken. 
Al  wat  dat  detachement  daar  ontmoet ,  moet  worden  af- 
gemaakt. Het  spreekt  van  zelf  dat  gedurende  het  vuur 
op  het  fort  dat  detachement  zich  bepaalt  tot  het  afsnij- 
den der  gemeenschap  met  de  kampong  Klein  Pagattan 


Digitized  by  VjOOQIC 


62 


zooals  boven  gezegd  is,  zonder  zich  naar  de  zijde  van 
het  fort  voorwaarts  te  bevt^egen ,  vermits  het  anders  bloot- 
gesteld zou  kunnen  zijn 'aan  de  kogels,  die  te  hoog  ge- 
rigt,  over  het  fort  heen  zouden  kunnen  vliegen. 

»Kan  de  Gelebes  de  rivier  niet  binnen,  dan  neemt  de 
Boni  positie  bij  het  punt  F  en  voor  dat  geval  wordt  de 
houwitser  daar  aan  boord  gebragt,  zoodra  de  beide 
i2ponders  in  batterij  staan ,  en  het  schroot-  en  geweervuur 
op  het  overgangspunt  in  de  rivier  gerigt  De  Gelebes 
neemt  dan  positie  zoo  digt  mogelijk  aan  het  strand ,  op 
een  punt  van  waar  het  vuur  van  den  SOponder  op  de 
Westerpoort  gerigt  kan  worden. 

»De  disponibele  magt,  welke  kan  worden  gedebarkeerd, 
bestaat  uit  172  geweer- en  50  lansdragende  manschappen. 
Hierboven  is  slechts  gesproken  van  150  man;  de  li 
overblljvenden  (behalve  de  artilleristen)  moeten  dienen  voor 
het  debarkement  der  12ponders;  is  dat  debarkement 
eenmaal  geëffectueerd,  dan  kan  dat  personeel  gebruikt 
worden  déér,  waar  men  den  vijand  het  meest  afbreuk 
kan  doen. 

»Bij  de  12ponders  kunnen  in  batterij  gesteld  worden 
2  handmortieren,  om  van  tijd  tot  tijd  een  granaat  in  het 
fort  te  werpen ;  evenwel  is  van  dat  vuur  weinig  resul- 
taat te  wachten,  vermits  de  opstandelingen,  die  het  fort 
bezet  houden,  op  het  banket  geschaard  staan  en  in  de 
binnenruimte  de  springende  granaten  dus  weinig  effect 
zullen  doen. 

>Kan  de  Gelebes  de  rivier  binnen,  dan  is  het  nuttig, 
dal  de  Boni  met  den  houwitser  naar  het  punt  A  wordt 
gezonden  en  die  vuurmond  d&ér  wordt  aan  den  wal  ge- 
bragt, ten  einde  bij  het  vervolgen  der  vlugtelingen  be- 
nuttigd te  worden. 

i^Het  doel  der  expeditie  is  tweeledig ,  namelijk  het  ne- 


Digitized  by  VjOOQIC 


63 


men  en  bezetten  van  het  fort  te  Tabanio  en  het  beletten 
dat  de  vijandelijke  bezetting  ontsnapt;  de  maatregelen 
hierboven  in  groote  trekken  aangegeven  kunnen  dat  doel 
volkomen  doen  bereiken;  het  wordt  echter  aan  den  ka- 
pitein-luitenant ter  zee  van  Hasselt  natuurlijk  geheel 
overgelaten  die  naar  gelang  der  omstandigheden  door 
betere  te  wijzigen.  Dringend  wordt  aanbevolen  snel  te 
ageren  en  zoo  maar  eenigzins  mogelijk  denzelfden  dag, 
dat  het  belegeringsgeschut  gedebarkeerd  wordt,  ook  het 
fort  te  nemen ;  vermits  het  anders  te  vreezen  is ,  dat  de 
opstandelingen  van  den  nacht  gebruik  maken  om  te  ont- 
snappen ,  hetgeen  dan  niet  belet  zou  kunnen  worden. 

lYoor  alle  eventualiteiten  zijn  aaii  boord  van  de  Mon- 
trado  en  Boni  ingescheept  5  dubbele  stormladders,  200 
bamboezen  tot  het  maken  van  sassakken  tot  het  passeren 
der  gracht ,  150  schanskorven  en  een  SOOtal  bossen  pray 
tot  dekkingsmiddel. 

»Den  kapitein-luitenant  ter  zee  wordt  opgedragen  om  na 
de  verovering  van  het  fort  den  2^*°  luitenant  Yan  Dam 
Yan  Isselt  met  50  man  inranterie  en  5  artilleristen  die 
sterkte  te  doen  bezetten ,  de  beide  ISponders  in  het 
Zuider  en  Noorderbastion  in  batterij  te  plaatsen,  de 
Ardjoeno  ter  reede  van  Tabanio  achter  te  laten,  met  de 
Montrado ,  Gelebes  en  kruisboot  naar  de  Koeala  Maloekka 
Ie  stoomen,  daar  met  de  gewapende  sloepen  en  dedis- 
ponibele  magt  eene  landing  te  doen,  de  opstandelingen, 
zoo  die  daar  mogten  zijn,  te  verdrijven  en  vervolgens 
de  Celebes  onverwijld  naar  Bandjermasin  terug  te  zen- 
den; de  Montrado  zal  dan  voor  de  Koeala  Maloekka 
station  houden  en  nadere  bevelen  afwachten. 

»Yan  het  nemen  en  bezetten  van  Tabanio  zal  de  kapi- 
tein-luitenant ter  zee  voornoemd  onverwijld  rapport  zen- 
den aan  den  chef  der  expeditie  met  de  Boni  en  vervolgens 


Digitized  by  VjOOQIC 


64 


op   de  Montrado  of  Ardjoeno  nadere  bevelen   afwach- 
ten. 

»Het  detachement  te  Tabanio  moet  door  de  Ardjoeno 
voor  eene  maand  van  vivres  worden  voorzien ;  mogt  de 
munitie  voor  de  12ponders  te  veel  verbruikt  zijn,  dan 
moet  die  tot  400  schoten  (half  kartetsen)  van  den  voor- 
raad van  de  Montrado  worden  aangevuld ,  kunnende  die 
bodem  het  afgegevene  aan  de  Schans  van  Thuyll  terug 
bekomen. 

»De  gezaghebber  van  Tabanio,  die  aan  boord  der  Ar- 
djoeno is  toegevoegd  aan  den  kapitein-luitenant,  zal  zoodra 
het  fort  bezet  is ,  onmiddellijk  trachten  de  bevolking  in 
de  kampongs  terug  te  doen  keeren.  Een  loods  en  man- 
doer van  de  Schans  van  Thuyll  beide  te  Tabanio  be- 
kend, welke  zich  aan  boord  der  Montrado  en  Boni  be- 
vinden, kunnen  daarbij  nuttig  wezen." 

De  Chef  der  Expeditie. 
Andresën. 


Laat  ons  nu  nagaan  wat  den  kapitein  ter  zee  bewoog 
van  de  instructie  af  te  wijken. 

a.  Hij  ^vermeende"  op  het  fort  nog  een  paar  zware 
stukken  in  batterij  te  zien  staan; 

b.  Hij  »vermoedde"  dat  er  in  het  bosch  aan  den  reg- 
ter-rivieroever  een  versterking  was  opgeworpen,  omdat 
hij  rapport  had  ontvangen,  dat  er  den  vorigen  dag  van 
die  zijde  op  de  landende  sloepen  was  geschoten; 

0.  Hij  )was  van  gevoelen"  dat  het  in  batterij  bren- 
gen der  beide  i^ponders  niet  bij  daglicht  ^oude  kunnen 
afloopen ; 

d.  Hij  ibeschouwde"  het  daarom  ondoelmatig  de  50 
infanteristen  aan  wal  te  zetten;  en  instelde  zich  bepaald 


Digitized  by  VjOOQIC 


65 


voor"  dat  die  50  infanteristen ,  bet  te  kwaad  krijgende , 
verwarring  zouden  doen  ontstaan. 

e.  Hij  ^veronderstelde*'  een  ernstige  tegenweer  te 
zullen  ondervinden;  en 

f.  Het  was  >zijn  voornaam  streven"  een  geleden 
échec  met  het  minst  mogelijk  verlies  te  herstellen. 

Was  het  gebleken  dat  die  meeningen,  vermoedens, 
beschouwingen  en  veronderstellingen  gegrond  waren,  de 
uitkomst  zou  die  afwijking  geregtvaardigd  hebben;  maar 
de  zware  stukken  die  men  ivermeende"  te  zien  (a), 
werden  niet  gevonden;  de  versterking  aan  den  regter- 
oever,  wier  aanwezen  ivermoed"  werd  (6),  bestond  niet; 
het  in  batterij  brengen  der  beide  i2ponders,  dat  men 
Bvan  gevoelen  was"  niet  bij  daglicht  te  kunnen  afloopen  (c), 
geschiedde  in  weinige  morgenuren;  de  ^beschouwing" 
over  het  ondoelmatige  om  een  /  detachement  van  50 
infanteristen  aan  wal  te  zetten,  en  de  i^bepaalde  meening'' 
dat  dit  detachement  het  te  kwaad  zoude  krijgen  {d)y 
waren  geheel  subjectief  en  stonden  lijnregt  tegenover 
het  gevoelen  en  de  voorschriften  van  den  kolonel  An- 
dresen;  de  »veronderstelling'*  van  een  ernstigen  tegen- 
stand te  zuUen  ondervinden  (e),  werd  niet  bevestigd ;  en 
het  Dvoornaam  streven"  om  een  geleden  échec  te  her- 
stellen (/),  was  niet  in  den  geest  der  instructie ,  die  be- 
paald voorschreef:  het  fort  te  nemen  en  de  bezetting 
het  ontsnappen  te  beletten. 

Met  het  rapport  van  den  kapitein  ter  zee*  dd.  29 
Aug.  4849  n^.  122  L^  A  vóór  mij ,  zoek  ik  te  vergeefs 
naar  één  geldige  reden  voor  het  afwijken  van  de  in- 
structie ; 

pomdat  er  een  europeesch  vraagstuk  voor  hem  lag, 
ontveinst  hij  niet"  dat  hij  >de  zaak  zoo  gemakkelijk  niet 
inzag"  als  de  kolonel  Andresen; 

5 


Digitized  by  VjOOQIC 


omdat  al  het  werk  door  de  matrozen  gedaan  moest  wor- 
den i^die  zich  niet  met  hunne  geweren  konden  bemoeijen, 
wanneer  zij  misschien  uit  het  zoogenaamde  ontoeganke- 
lijke bosch  konden  verontrust  worden  /'  besluit  hij  de 
landtroepen  op  hetzelfde  punt  tot  dekking  der  marine 
te  doen  ontschepen; 

omdat  de  ruimte  van  den  kampong  tot  het  door  ko- 
lonel Andresen  bepaalde  ontschepingspunt  niet  zoo  ge- 
ring was  als  in  de  nota  werd  opgegeven  (hoeveel  groo- 
ter?)  en  omdat  de  kruisboot,  in  vlot  water  blijvende, 
als  een  onzekere  steun  moest  beschouwd  worden,  kwam 
hem  dat  detachement  infanterie  vooral  gedurende  den 
nacht,  »vrij  verlaten  voor'*; 

het  was  hem  igeruster  alles  geconcentreerd  te  heb- 
ben''; 

hij  Brekende  de  beschikbare  magt  te  gering  om  die 
te  versnipperen" ; 

hij  idurfde  het  ten  minste  niet  wagen"  zonder  dat 
detachement  het  fort  te  laten  bestormen ,  en  was  van 
oordeel  dat  de  matroos,  hoe  ^uitmuntend  moedig,  on- 
dernemend en  braaf  ook,  geregelder  en  zekerder  werkt 
met  zijne  broeders  landsoldaten." 

De  beschikbare  magt  die  ontscheept  kon  worden,  be- 
stond uit  172  geweer-  en  50  lansdragende,  te  zamen 
222  gewapende  manschappen.  Laat  ik  buiten  rekening 
de  matrozen,  die  van  de  Onrust  —  den  avond  vóór 
den  aanval  geheel  onverwachts  tot  versterking  aangeko- 
men —  bij  de  landingdivisie  gevoegd  konden  worden, 
dan  waren  er: 

72  man,  voor  het  aan  wal  brengen  der  i2ponders, 

100  man  tot  dekking,  en  bleven  er 

50  man  over,  om  in  den  rug  van  het  fort  te  ageren. 

Vreesde  de  kapitein  ter  zee  dat  die  50  man  het  te  kwaad 


Digitized  by  VjOOQIC 


67 


zouden  krijgen,  waarom  detacheerde  hij  er  dan  niet  meer? 
Beschermd  door  het  geschut  der  schepen,  door  de  overige 
l)ajonetten  aan  wal,  waren  de  manschappen  die  het  ge- 
schut op  400  el  van  het  fort  aan  wal  bragten  geheel 
vrij  in  hunne  bewegingen,  behoefden  althans  geen  uitval 
te  vreezen  die  niet  gemakkelijk  kon  worden  afgeslagen. 
Achtte  de  kapitein  ter  zee  het  onraadzaam  het  deta- 
chement infanterie  's  nachts  aan  wal  te  laten,  waarom 
liet  hij  'i  dan  niet  kort  voor  het  aanbreken  van  den  dag 
ontschepen?  het  hoofddoel  was  immers  de  bezetting  niet 
te  laten  ontkomen.  Dit  werd  echter  geheel  uit  het  oog 
verloren. 

Hoe  de  kapitein  ter  zee  aan  het  cijfer  van  500  man 
bezetting  komt,  weet  ik  niet.  Reeds  in  December  1859 
was  men  meester  van  de  Tanah  Laut;  uit  de  verklarin- 
gen, van  een  aantal  inlanders  dé&r  woonachtig,  uit  het 
verhoor  van  het  inlandsch  hoofd  Idis  die  in  de  gevan- 
genis stierf,  en  naar  de  getuigenis  van  den  Hoofd-Djaksa 
Soeria  Winata,  bleek  het,  dat  het  fort,  aanvankelijk  sterk 
bezet,  door  de  meesten  ontruimd  werd  toen  men  aan- 
stalten maakte  om  het  aan  te  vallen ;  en  dat  er  gedurende 
den  aanval  geen  vijftig  manschappen  ter  verdediging  over- 
bleven. De  mogelijkheid  bestaat  dat  er  een  enkel  man 
zoude  ontkomen  zijn,  ook  indien  er  een  detachement 
in  den  rug  had  gestaan;  was  evenwel  de  histructie  ge- 
volgd, nagenoeg  de  geheele  bezetting  zou  in  onze  han- 
den zijn  gevallen. 

BWat  echter  tot  mijn  leedwezen  niet  gelukt  is,"  schrijft 
de  kolonel  Andresen  in  zijn  rapport  van  10  October, 
i^dat  ik  mij  als  een  der  groote  voordeelen  in  deze 
operatie  voorstelde^  is  het  over  de  kling  jagen  der  vij- 
andelijke bezetting.  Door  het  niet  opvolgen  van  een  der 
voornaamste  punten  van  de  nota  van  instructie,  totwij- 


Digitized  by  VjOOQIC 


68 


ziging  waarvan  overigens  de  kommandant  de  vrijheid  had, 
heeft  men  dit  voordeel  gemist;  de  oorzaak  daarvan  is 
geweest  groote,  doch  weliigt  van  zijn  gezigtspunt  niet 
af  te  keuren ,  bezorgdheid  van  den  kommandant,  die  zijne 
magt  op  één  punt  meende  vereenigd  te  moeien  houden. 
Dit  is  te  meer  te  betreuren,  omdat  een  tweede  gelegen- 
heid om  zoo  bepaald  den  vijand  te  kunnen  afsluiten,  als 
het  terrein  hier  aanbood,  zeker  niet  meer  gevonden  zal 
worden.  De  toelichting  die  de  overste  van  Hasselt  om- 
trent dit  punt  in  zijn  gedetailleerd  tweede  rapport  geeft, 
strekt  ter  wederlegging  van  mijne  bemerking,  die  ik 
hieromtrent,  na  de  ontvangst  van  de  eerste  tijding  van 
de  verovering  gemaakt  heb." 

])Die  wederlegging  heeft  mij  echter  niet  van  mijne 
meening  kunnen  terugbrengen.  Het  begin  der  operatiën 
tegen  Tabanio  had  behooren  te  zijn,  het  aan  den  wal 
brengen  van  het  detachement  infanterie  op  het  aange- 
geven punt.  Dat  detachement,  sterk  50  bajonetten,  kon 
met  eene  vrije  beweging  naar  zee,  niet  in  gevaar  ko- 
men en  de  magt  bij  de  iSponders  aanwezig,  was 
ruim  genoeg  èn  om  het  debarquement  én  om  het  ge- 
schut en  personeel  dat  met  het  in  batterij  plaatsen  be- 
last moest  worden,  te  beschermen.  Het  gevolg  van  dit 
verzuim  is,  dat  thans  de  Tanah  Laut  in  verzet  en  op- 
stand gehouden  wordt,  iets  dat  zeker  niet  het  geval 
zoude  zijn,  indien  men  kiay  Demang  Lehman,  Hadji 
Boyasin  en  Kiay  Lang-Lang  —  de  laatste  is  het  door  het 
bestuur  vroeger  aangesteld  districtshoofd  van  Tabanio, 
dat  sedert  lang  een  zeer  actief  deel  aan  den  opstand  ge- 
nomen heeft;  de  tweede  is  een  der  hevigste  fanatieke 
priesters  —  had  kunnen  gevangen  nemen  of  afmaken.'" 

Bik  heb  dit  gevoelen  aan  den  overste  van  Hasselt  medege- 
deeld en  meen  dit  ook  hier  niet  te  moeten  verzwijgen/' 


Digitized  by 


Google 


69 


In  hetzelfde  rapport,  dat  tot  grondslag  mijner  be- 
schrijving strekte,  komt  het  cijfer  der  verliezen  van 
's  vijands  zijde  niet  voor;  het  lijk  van  den  inlander  dat 
in  het  fort  werd  gevonden,  hield  ik  voor  het  eenige 
verlies.  Mogelijk  is  het,  dat  de  10  lijken  later  in  den 
kampong  gevonden  —  een  bijzonderheid  die  mij  onbe- 
kend was  —  slagtoffers  van  de  verdediging  van  het  fort 
geweest  zijn;  maar  veel  waarschijnlijker  is  het,  dat  het 
lijken  van  inlanders  waren  die  buiten  het  fort  door  de 
kanonkogels  getrofifen  werden. 

De  37  gevangenen  waarvan  de  kapitein  ter  zee  ge- 
waagt, hebben  bepaald  niet  aan  de  verdediging  deel  ge- 
nomen. Het  waren  inlandsche  handelaren  van  Mandhar, 
die  op  hunne  vaartuigen  (vier  tjomplongs)  het  gevecht 
aanzagen.  Dat  de  kapitein  ter  zee  hen  gevangen  liet  ne- 
men, was  natuurlijk;  men  kon  het  hun  niet  aanzien  of 
zij  vrienden  of  vijanden  waren;  maar  krijgsgevangenen, 
mannen  die  met  het  zwaard  in  de  vuist  in  onze  handen 
vielen  en  men  in  de  verslagen  der  gevechten  als  zegetee- 
kenen  pleegt  op  te  geven,  Afn/^^^evan^^nm  waren  zij  niet. 
Beschuldigd  van  buskruid  aan  den  vijand  te  hebben  ver- 
kocht, vertoefden  zij  een  geruimen  tijd  in  de  gevange- 
nis te  Bandjermasin,  en  werden  later,  bij  gebrek  aan 
bewijzen,  op  vrije  voeten  gesteld. 

Dat  ik  eindelijk  door  het  bekend  maken  van. een  dag- 
order  »den  schijn  van  onbeduidendheid  op  de  vermees- 
tering  van  Tabanio  wierp"  verklaar  ik  niet  te  begrijpen ; 
de  inhoud  dier  dagorder  getuigt  juist  voor  het  tegen- 
deel. Had  ik  echter  geweten  hoe  de  kapitein  ter  zee 
zelf  over  dat  stuk  dacht;  ware  het  mij  mogelijk  geweest 
de  commentaridn ,  die  de  kapitein  ter  zee  op  zijn  eigen 
dagorder  publiceerde,  vooraf  te  lezen,  ik  zou  het  ver- 
zoek van  den  zeeoflicier  die  mij  dat  stuk  ter  hand  stelde, 


Digitized  by  VjOOQIC 


70 

argeslagen,  de  dagorder  niet  in  »de  Bandjersche  Krijg'' 
opgenomen  hebben.  Het  rapport  van  den  kapitein  ter 
zee  dat  ik  niet  publiceer,  om  niet  andermaal  (even  als 
door  de  dagorder)  de  gevoeligheid  van  den  heer  de  Haes 
op  te  wekken,  moet  op  iedereen  denzelfden  indruk  maken : 
vóór  het  gevecht,  te  groote  dunk  van  's  vijands magt en 
geringschatting  van  eigen  krachten;  gedurende  het  ge- 
vecht, verrassing  over  de  uitwerking  van  het  geschut- 
vuur;  na  het  gevecht,  opgewondenheid  over  den  uitslag. 
Had  ik  van  dat  rapport  vroeger  inzage  gekregen,  ik  zou 
mij  in  »de  Bandjersche  Krijg"  waarschijnlijk  niet  bepaald 
hebben  tot  de  eenvoudige  mededeeling  der  feiten,  maar 
welligt  in  bijzonderheden  zijn  getreden,  die  thans  eerst 
door  het  tijdschrift-artikel  van  den  kapitein  ter  zee  zijn 
uitgelokt. 


Digitized  by  LjOOQIC 


DE  MONTRADO  TE  S.  BESARAN.  —r  DE  MONTRADO  ,  DE  TJIPANNAS 
EN  GEWAPENDE  BARKAS  TEGENOVER  IJZEREN  LAADPRAAUWEN.  — 
NATUURLIJKE  REDEN  WAAROM  SOMMIGE  HELDBNFEITEN  NIET  MEDE- 
GEDEELD WORDEN.  —  HET  AFLOOPEN  DER  ONRUST.  —  WAAROM 
DE  MONTRADO  NIET  DADELIJK  DE  ONRUST  GING  WREKEN.  —  DB 
MONTRADO  GESTATIONNEERD  AAN  DE  MENGKATIP.  —  MEER  BIJ- 
ZONDERHEDEN OMTRENT  EEN  AANVAL  MET  100  MAN  OP  EEN  BEN- 
TING  BEZET  DOOR  50  MAN.  —  TOGT  NAAR  LONTONTOEÖR.  — 
HOE  DE  HAES  KRIJGSGESCHIEDENIS  ZOU  SCHRIJVEN.  —  WAAROM 
DE  KINGSBERGEN  DE  S.  THEWÉ  IN  APRIL  d860  NIET  OPVOER. 
(Brochure  van  R.  L.  de  Haes,  kapt.-lalt.  t/z  en  J.  A. 
Meijer,  luit.  t/z  ^*  ^l») 


Een  der  hoofdgrieven  van  den  kapitein-luitenant  de  Haes 
tegen  den  schrijver  van  i>de  Bandjersche  Krijg"  is ,  >dat 
deze  zich  bepaalde  tot  het  raadplegen  der  ofBciëele  rappor- 
ten van  de  chefs  der  expeditie,  die  geen  kennis  van 
het  zeevtrezen  hadden,  en  dat  hij  niet  gerust  heefl  voor- 
dat alle  oflQciëele  bescheiden  der  zeemagt  in  zijne  han- 
den waren ;  eerst  dan  zou  hij  zijn  roeping  als  geschied- 
schrijver begrepen  hebben." 

De  heer  de  Haes  boude  mij  ten  goede  dat  ik  volhard 
bij  een  ander  gevoelen.  Kennis  van  bet  zeevfezen 
hadden  de  chefs  der  bandjersche  expeditie  niet  noodig,  om 
taktische  of  strategische  handelingen  van  stoomschepen 


Digitized  by 


Google 


72 

Op  de  bandjersche  rivieren  te  beoordeelen;  met  de  ma- 
noeuvres der  schepen  lieten  zij  zich  niet  in.  De  chef  der 
maritime  middelen,  ondergeschikt  aan  den  chef  der  expe- 
ditie, was  verpligt  hem  alle  verrigtingen  der  marine 
mede  te  deelen.  In  het  algemeen  kon  men  dus  verwach- 
ten dat  de  raiQ>orten  van  de  chefs  der  expeditie,  die  van 
hun  hooger  standpunt  het  geheel  beter  overzagen,  juis- 
ter  waren  dan  de  speciale  rapporten  van  ondergeschikte 
chefs,  die  onwillekeurig  de  beste  voorstelling  van  hunne 
handelingen  gaven.  —  Het  raadplegen  van  speciale  rap- 
porten, opgewekt  door  de  tegenschriften ,  heeft  mijn 
beoordeeling  dan  ook  over  geen  enkele  oorlogshandeling 
gewijzigd. 

Was  de  reclame  van  den  kapitein-luitenant  gegrond, 
ieder  kolonne-,  benting-  of  patrouille-kommandant,  had 
evenveel  regt  om  te  vergen  dat  de  geschiedschrijver  ook 
zijne  rapporten  raadpleegde. 


Het  eerste  betwiste  punt  in  de  brochure  de  Haes, 
betreft  de  eerste  oorlogshandeling  van  den  kapitein-lui- 
tenant als  kommandant  van  de  Montrado. 

Nadat  hij  een  stuk  geschut  voor  de  benting  te  P.  Petak 
heett  ontscheept,  inmaakte  (hij)  daarna  een  verkenning 
naar  een  versterking  te  s.  Besaran ,  en  beschoot  die  ge- 
durende IVa  uur  zonder  uitslag"  (pag.  83). 

Ik  meende  die  zaak  zoo  discreet  mogelijk  voorgesteld 
te  hebben  en  bevroedde  niet,  dat  ik  reeds  bezig  was  >de 
marine  te  miskennen." 

>Het  medegedeelde  is  niet  juist"  zegt  de  kapitein- lui- 
tenant. Hij  was  niet  op  ^verkenning"  naar  s.  Besaran 
uitgezonden,  maar  wel  >om  zich  zooveel  mogelijk  bekend 


Digitized  by  VjOOQIC 


73 


te  stellen  met  de  rivieren  en  stroomen  in  deze  afdeeling 
en  ten  einde  den  stand  van' zaken  op  die  rivier  op  te 
nemen."    Eilieve!  waar  is  het  verschilt 

Een  schoon  veld  staat  voor  de  Haes  open.  Aan  een 
vaartuig  als  de  Montrado  biedt,  in  de  maand  Junij ,  de 
Kapoeas  bij  een  diepte  van  30  voet  onder  de  kiel  en 
een  breedte  van  350  Ned.  el  de  gelegenheid  aan,  om 
minstens  twee  dagen  naar  boven  te  stoomen.  De 
Haes  stoomt  hoogstens  een  uur  de  rivier  op,  ziet  niet, 
dat  er  aan  de  s.  Besaran  een  benting  ligt,  neemt  den 
karapong  P.  Teloe  in  oogenschouw,  die  in  de  maand  Mei 
door  den  civielen  schooner  van  Os  was  verbrand,  en  keert 
terug.  Onder  het  stroomafwaarts  stoomen  wordt  de 
benting  echter  ontdekt  en  dadelijk  aangevallen.  De  uit- 
werking van  het  kanonvuur  voldoet  niet  aan  de  ver- 
wachting, is  evenwel  belangrijk  genoeg  om  een  tweede 
versterking  —  een  reduit  —  te  demaskeren.  >Er  zal 
gedebarkeerd  moeten  worden,''  zegt  de  Haes,  »maar  daartoe 
ben  ik  niet  sterk  genoeg.  Het  vernielen  der  bentings 
door  geschutvuur  kost  tijd ,  buskruid  en  projectilen;  ga 
ik  nu  weg,  dan  versterkt  de  vijand  er  zich  welligt  nog 
meer  en  dan  zal  ik  hem  later  des  te  meer  afbreuk  kun- 
nen doen."  Hij  herinnert  zich  in  last  te  hebben  zoo- 
dra mogelijk  op  de  Negara-rivier  te  zijn  en  stoomt  weg. 

>0m  zich  te  overtuigen  of  de  sterkte  verdedigd  werd" 
loste  de  kapitein-luitenant  eenige  kanonschoten;  der- 
halve met  plan  den  vijand  te  verdrijven  als  hij  er  was 
en  zich  verdedigde;  waarom  hervatte  hij  anders  het 
vuur,  toen  zijn  eerste  schoten  beantwoord  werden? 
toch  niet  om  noodeloos  munitie  te  verspillen !  Had  hij 
opgegeven  hoe  sterk  de  bemanning  der  Montrado  was 
(op  bladz.  10  der  brochure  staat  te  lezen,  dat  van 
een   op  de  Montrado   ingescheept  detachement,   i  ser- 


Digitized  by  VjOOQIC 


74 


geant  en  15  manschappen  aan  den  luitenant  Bichon  tot 
aanvulling  zijner  magt  werd  afgegeven)  en  hoe  sterk  hij 
den  vijand  schatte,  men  zou  over  het  gewaagde  van  een 
debarkement  kunnen  oordeelen ;  de  kapitein-luitenant  deed 
dit  evenwel  niet.  Het  vooruitzigt  dat  de  vyand  zioh  nog  meer 
versterken  zou,  moest  hem  nog  meer  tot  doortasten  aan- 
zetten ,  want  natuurlijkerwijs  zouden  er  bij  een  volgende 
gelegenheid  ook  meer  strijdmiddelen  noodig  zijn  dan  één 
Montrado.  Eenmaal  den  aanval  begonnen,  had  hij  dien 
behooren  door  te  zetten ;  het  ontschepen  eener  landing- 
divisie, ondersteund  door  een  vuur  k  bout  portani  uit 
het  betrekkelijk  zwaar  geschut,  kon  hier  onder  de  gun- 
stigste omstandigheden  geschieden.  De  vijand  was  dé&r; 
op  de  Negara-rivier  moest  hij  nog  gezocht  worden ;  van 
munitie  zal  de  Montrado  wel  even  ruim  voorzien  geweest 
zijn  als  ieder  oorlogschip ;  laat  de  verovering  een  halven  dag 
tijds  gekost  hebben,  die  tijd  zou  goed  besteed  geweest 
zijn.  Maar  nu  het  gevecht  werd  opgegeven,  was  het 
evenmin  te  verwonderen  dat  de  vijand  overmoedig  werd 
en  een  uitnoodiging  zond  om  nog  eens  ^met  kogels  te 
spelen"  als  dat  de  goedgezinde  bevolking  het  vertrou- 
wen in  onze  magt  verloor.  — 


Hetgeen  de  Haes  mededeelt  van  het  gevecht  van  de 
Tjipannas  met  een  aantal  praauwen  nabij  Poeloe  Petak 
(pag.  84),  strekt  alleen  om  de  slechte  bewaking  der  soengej 
Petak  te  releveren,  (door  den  schrijver  van  de  >Bandjersche 
Krijg"  verzwegen)  hetgeen  op  rekening  komt  óf  van  de 
Tjipannas  óf  van  de  Montrado.  Verder  blijkt  er  uit,  dat  de 
vijand  die  twee ,  drie  weken  vroeger  te  magtig  was  om 
er  tijd  of  munitie  aan  te  verspillen,  zich  thans  zoo  laf* 
hartig  gedroeg,  dat  twee  kanonschoten  voldoende  waren 


Digitized  by  VjOOQIC 


75 


om  hem  ^met  ontzetting''  de  vaartuigen  te  doen  verlaten. 
Bij  de  ^^belangrijke  verwoesting  die  deze  twee  schoten 
schijnen  verwekt  te  hebben,"  ontbreekt  weder  een  op- 
gave van  's  vijands  sterkte  en  verlies.  Van  bloedsporen 
is  hier  zelfs  geen  sprake. 

Het  is  niet  onwaarschijnlijk  dat  het  aantal  menschen, 
dat  zich  's  anderen  daags  nog  op  de  Ijzeren  laadpraauwen 
bevond,  zeer  gering  was.  Volgens  de mededeelingen toch 
van  Radin  Akah,  later  Tommonggong  Singa  Djaja,  die 
zich  aan  boord  der  Tjipannas  bevond,  hielden  depraau- 
wen ,  van  de  Kapoeas  komende ,  digt  onder  den  wal  Toen 
de  Tjipannas  er  heen  stoomde ,  voeren  de  kleine  vaartui- 
gen de  soengej  Petak  binnen,  terwijl  drie  ijzeren  laad- 
schouwen ,  voorzien  van  een  rij  regtstaande  balken ,  bij 
wijze  van  borstwering,  den  ingang  der  soengej  bescherm- 
den. Door  het  halen  en  vieren  van  rottan-talies,  aan  de 
oevers  uitgebragt,  liet  men  de  laadschonwen  wenden,  om 
zoodoende  de  borstwering  steeds  naar  het  op  en  neder 
stoomende  vaartuig  te  houden  en  de  verdedigers  te 
dekken. 

De  Tjipannas  bepaalde  zich  er  toe,  den  ganschen  dag  op  een 
afstand  van  ±  600  N.  E.  op  en  neer  te  stoomen  en  het 
geschut  los  te  branden ,  wanneer  zij  dwars  voor  de  laad- 
schouwen  kwam.  Tegen  6  uur  's  avonds  naar  P.  Petak 
terug  stoomende,  werd  overeengekomen  dat  de  Tjipan- 
nas iets  beneden  de  s.  Petak,  en  een  gedeelte  van  de 
bezetting  der  redoute  aan  het  uiteinde  van  kampongPa- 
langkie,  het  ontkomen  der  laadschouwen  zouden  beletten. 
Tegen  8  uur  kondigde  het  gefluit  der  Tjipannas  de  komst 
van  de  Montrado  aan.  De  vijand ,  hoewel  weinig  schade 
geleden  hebbende  en  aanvankelijk  van  plan  's  anderen 
daags  het  gevecht  te  hervatten ,  achtte  het  thans,  bij  die 
overmagt,  raadzamer  een  goed  heenkomen  te  zoeken. 


Digitized  by  VjOOQIC 


76 


De  meerdere  of  mindere  juistheid  dier  mededeelingen 
in  het  midden  latende  en  zonder  in  beschouwingen  te 
treden  over  de  verrigtingen  van  de  Tjipannas,  meen  ik 
evenwel  op  de  groote  gematigdheid  mijner  voorstelling 
op  pag.  84  te  mogen  wijzen.  — 


Mag  het  minder  bevreemdend  heeten ,  dat  de  schrijver 
van  »de  Bandjersche  Krijg'"  geen  melding  maakte  van  den 
matroos  S^^  klasse  Van  der  Velde,  dan  dat  de  Haes  zelf 
het  feit  niet  mededeelt ,  dat  >tot  de  meest  gunstige  uit- 
komsten heeft  geleid*'  ?  Dat  feit,  hoe  belangrijk  ook,  maar 
voor  mij  nog  langen  tijd  met  zekere  geheimzinnigheid 
omsluljerd ,  werd  niet  geboekstaafd,  omdat  het  den  schrij- 
ver van  )de  Bandjersche  Krijg"  niet  bekend  was.  Had  de 
Haes  het  betreurd ,  dat  ik  de  namen  niet  noemde  van 
mannen  die  zich  buitengewoon  onderscheidden,  ik  zou 
de  billijkheid  dier  klagte  erkennen.  Hoe  gaarne  toch  zou  ik 
de  naam  van  den  artillerist  genoemd  hebben ,  die  het  amok 
op  de  Tjipannas  (Mei  1 859)  voorkwam ;  hoe  gaarne  de  namen 
der  boeginesche  soldaten,  die  onwankelbaar  trouw  bleven, 
toen  de  vijand  hen  met  goud  en  belofte  van  grootheid 
tot  desertie  trachtte  over  te  halen !  —  ik  was  er  echter 
niet  toe  in  staat.  Het  is  mij  bewust  dat  er  menig  schoon 
feit  onvermeld  bleef;  maar  de  kapitein-luitenant  die  er 
een  kent  en  het  niet  mededeelt ,  mag  mij  daarvan  geen 
verwijt  maken.  Hij  noemt  den  naam  en  verzwijgt  het 
feit.  Dat  hij  den  naam  noeme  van  den  sergeant  der  sap- 
peurs,  die  op  Benschops  togt  naar  Moening,  bij  een  pa- 
niek alleen  stand  hield  toen  ieder  week,  en  met  zeven 
wonden  overdekt,  sneuvelde,  —  het  publiek  zou  den 
kapitein-luitenant  dank  weten.  En  het  gedrag  èn  de  naam 


Digitized  by  VjOOQIC 


T7 


van  dien  sergeant  waren  mij  vroeger  evenmin  bekend  als 
het  feit  van  den  matroos  Van  der  Velde»  dat  ik  eerst  door 
het  artikel  van  den  majoor  Gerlach  in  de  Gids  leerde 
kennen  (1).  — 


Over  de  vermeestering  van  Tabanio  meen  ik  genoeg 
gezegd  te  hebben.  De  togt  van  Yerspijck  naar  Pleiharie 
kon  daarmede  niet  vergeleken  voorden.  Met  nog  geen 
300  man  onderwierp  Yerspijck  het  landschap  Tanah  Laut ; 
de  wildernis  alleen  bleef  den  verstrooiden  vijand  tot  eenig 
toevlugtsoord  over.  Yan  het  insluiten  der  hoofden  was 
dééi*  geen  sprake ;  die  zeldzame  gelegeaheid  deed  zich  te 
Tabanio  alleen  voor. 

Ook  de  dagorder  laat  ik  rusten.  Als  alle  dagorders> 
aan  het  euvel  lijden  dat  de  kapitein-luitenant  de  Haes 
in  de  bewuste  ziet ,  wenschte  ik  dat  hij  er  eenige ,  tij* 
dens  den  bandjerschen  krijg  uitgegeven,  in  zijn  bro* 
chure  had  opgenomen.  — 


Met  de  meeste  naauwkeurigheid  werd  in  weinige  re- 
gelen het  afloopen  der  Onrust  in  »de  Bandjersche  Krijg" 
beschreven.  Ten  einde  niet  verpligt  te  zijn  dit  onder- • 
werp  tweemaal  te  behandelen,  zal  ik  de  aanmerkingen 
van  den  kapitein-luitenant  de  Haes  en  die  van  den  lui- 
tenant ter  zee  \^  klasse  Jhr.  Meijer  zamen vatten  en  ge- 
lijktijdig beantwoorden. 


(1)  Deze  matroos  verdedigde  een  kamer,  waarin  vele  vrouwen  gevlugt 
waren,  zoo  moedig,  dat  het  geen  enkelen  vijand  gelukte  er  binnen  t& 
dringen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


78 


De  heer  Meijer  wraakt  niet  de  bewering  dat  er  aan 
boord  van  de  Onrust  een  blind  vertrouwen  heeft  geheerscht, 
maar  zegt  >dat  de  chef  der  expeditie  destijds  in  den 
Tommonggong  Soerapati  nog  vertrouwen  stelde;  dat  uit 
het  doel  der  zending  dat  vertrouwen  voldoende  bleek.'' 

Waaruit  bleek  dit  7  Hoe  kon  men  den  man  vertrouwen 
die  Antassari  herbergde !  Indien  men  Soerapati  had  ver- 
trouwd ,  dan  zou  de  gouvemements-commissaris  hem  niet 
/'SOOO  en  den  rang  van  Pangerang  hebben  doen  aanbieden 
voor  de  uillevering  van  Antassari.  Noch  de  gouvemements- 
commissaris,  noch  de  chef  der  expeditie  (die  destijds  een 
krijgstogt  in  Tanah  Laut  maakte)  stelden  eenig  vertrou- 
wen in  Soerapati ;  zij  wilden  alleen  een  poging  doen 
om  hem  tot  de  partij  van  het  gouvernement  over  te  ha- 
len, en  droegen  tot  dat  einde  den  kommandant  der  On- 
rust en  den  luitenant  Bangert  op,  om  Soerapati  over  te 
halen  een  blijk  van  zijne  trouw  te  geven.  Uit  het  doet 
der  zending  bleek  dus  dat  er  geen  vertrouwen  bestond. 

»Dat  Bangert  een  blind  vertrouwen  heeft  gehad,  is 
maar  al  te  waar"  zegt  de  luitenant  t/z  Meyer.  —  Waaruit 
blijkt  dat?  vraag  ik  al  weder;  weet  men  wat  er  tusschen 
van  de  Velde  en  Bangert  besproken  is?  Die  het  De- 
cembernummer van  >de  Gids"  3^  serie  4^jaarg.  in  han- 
den neemt,  vindt  daarin  een  verklaring  van  den  1««*» 
luitenant  Perelaer,  toenmaals  militair  kommandant  van 
•Poeloe  Petak.  Toen  de  Onrust,  op  weg  naar  Lonton- 
toeör,  Poetoe  Petak  aandeed,  verzocht  Bangert  aan  Pe- 
relaer, hem  eenige  manschappen  mede  te  geven,  daar 
hij  in  dien  logt  een  zwaar  hoofd  had.  Perelaer  aan  dit 
verzoek  niet  kunnende  voldoen,  vroeg:  waarom  hij  van 
Bandjer  geen  troepen  had  medegenomen,  en  kreeg 
ten  antwoord :  »dat  de  kommandant  der  Onrust  zulk  een 
:»gunstig    tafereel    van    den    vreedzamen    toestand  van 


Digitized  by  VjOOQIC 


79 

»de  Boven-Doessonstreken  bij  de  vorige  reis  ondervon- 
>den,  opgehangen  en  zich  zoozeer  tegen  het  weder 
^medenemen  van  een  detachement  inranterie  aangekant 
»had,  dal  hij  Bangert  er  niets  aan  kon  doen;  maai' 
vdat  hij  zich  volstrekt  niet  op  zijn  gemak  bevond.'' 
Dit  is  dus  een  bepaalde  tegenspraak  van  het  i^blind  ver- 
trouwen" dat  de  luitenant  ter  zee  Meijer  ernaar  al  te 
waar"  vindt.  Doch  aangenomen  eens,  dat  Bangert 
werkelijk  geen  wantrouwen  koesterde,  bleef  op  van  de 
Velde  niet  altijd  de  verantwoordelijkheid  voor  zijn  vaar- 
tuig rusten?  Achtte  men  uiterlijk  vertoon  van  wantrou- 
wen onraadzaam,  men  behoefde  daarom  nog  niet  alle 
veiligheids-maatregelen  te  veronachtzamen. 

»De  ware  toedragt  zullen  wij  welligt  nimmer  met  juist- 
heid te  weten  komen,''  schrijft  de  Haes.  Maar  wij  weten 
er  thans  alles  van !  Ons  tegenwoordig  hoofd  der  Thewé, 
Mangko  Saharie,  heeft  de  vroegere  door  den  gouverne- 
ments-commissaris  ingewonnen  berigten  ten  volle  beves- 
tigd; het  is  gebleken,  dat  hetgeen  in  i»de  Bandjersche  Krijg" 
werd  medegedeeld,  volkomen  juist  was.  (zie  Bijl.  D— E) 

»De  schrijver  van  ]>de  Bandjersche  Krijg",  vervolgt  de 
Haes,  spreekt  een  onderstelling  uit,  gegrond  op  berigten 
van  een  leugenachtigen  vijand ,  waardoor  een  smet  wordt 
geworpen  op  de  nagedachtenis  van  de  slagtoffers ;  alleen 
daardoor  verliest  hij  alle  aanspraak  op  vertrouwen  als 
geschiedschrijver." 

Dat  de  Haes  partij  trekt  voor  een  gevallen  makker,  deet 
hem  eer  aan;  dat  partij  trekken  moet  hem  echter  niet  te 
zeer  verblinden. 

Ja ,  ik  beschreef  den  Bandjerees  als  logenachtig  en  vol 
kwade  trouw;  maar  belet  dit,  dat  de  waarheid  van  een 
gebeurtenis,  door  een  scherpzinnig  onderzoek  en  door 
confrontaties   aan  het  licht   komt?  Trachtten  dieven  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


80 


moordenaars  niet  altijd  en  overal,  door  logens  en  ont- 
kenning de  waarheid  te  beman  telen?  Als  de  geschied- 
schrijver van  ]>de  Bandjersche  Krijg"  dé&rdoor  alle  aan- 
^praaic  op  vertrouwen  verliest ,  schande  dan  over  elk  lid 
van  een  krijgsraad,  schande  over  alle  vonnissen  met  on- 
verantwoordelijke voorbarigheid  geslagen! 

i^Is  het  wel  zoo  bepaald  zeker  dat  de  Onrust  te  Lon- 
tontoeör  is  afgeloopen?"  vraagt  Meijer. 

Ja!  bepaald  zeker,  ontwijfelbaar! 

Te  Lontontoeör  lag  het  wrak;  men  liet  het  daar  sprin- 
gen en  vond  het  er  in  december  4862  nog.  Het  trans- 
port van  den  SOponder  moge  den  luitenant  ter  zee  onuit- 
voerbaar schijnen,  het  heeft  niettemin  plaats  gehad.  Dit 
werd  reeds  verklaard  door  de  gevangenen,  die  tijdens 
den  togt  op  de  Thewé  in  onze  handen  vielen  en  van  welke 
er  drie  aan  het  afloopen  der  Onrust  hadden  deel  geno- 
men; thans  kan  het  de  halve  bevolking  van  Moeara 
Thewé  bevestigen,  want  honderde  menschen  moesten  er 
aan  medehelpen.  Te  Lahey  werd  een  hellend  vlak  gemaakt 
van  de  ijzerhouten  balken,  die  vóór  de  onlusten  reeds 
gereed  en  bestemd  waren  om  aan  ons  bestuur  te  Ma- 
rabahan  afgeleverd  te  worden;  toen  het  stuk  geschut 
te  Lahey  was  aangebragt ,  werd  het  langs  die  helling  op 
den  oever  gesleept  en  in  batterij  gebragt. 

Ten  einde  te  betoogen,  dat  de  schrijver  van  )de  Bandjer- 
sche Krijg"  toegevender  is  in  zijne  beoordeelingen  over 
handelingen  van  de  landroagt,  stelt  Meijer  de  >laconische" 
vermelding  van  de  mislukte  aanvallen  op  Schans  van 
Thuyl  en  Bandjermasin  tegenover  den  ^omhaal  van 
woorden"  gebezigd,  om  de  zorgeloosheid  van  den  kom- 
mandant  der  Onrust  aan  te  toonen.  Toch  kon,  dunkt 
mij,  de  luitenant  ter  zee  niet  verwachten  dat  het  afloopen 
der  Onrust  in  i>de  Bandjersche  Krijg"  slechts  terloops  werd 


Digitized  by  VjOOQIC 


81 


behandeld,  't  Was  noodig  dat  een  gebeurtenis,  zoo  ge- 
wigtig  als  deze,  in  het  breede  besproken  werd;  dat  de 
schrijver  er  zijn  oordeel  over  uitsprak.  Van  mislukte 
aanvallen ,  als  die  op  Schans  van  Thuyl  en  Bandjenna- 
sin ,  in  belangrijkheid  en  gevolgen  zoo  geheel  verschil- 
lend ,  was  hel  voldoende  de  feiten  te  constateren.  Op 
Schans  van  Thuyl  kommandeerde ,  door  gebrek  aan  offi- 
cieren, een  onderofficier,  de  sergeant  Saboe;  op  de 
Onrust,  een  luitenant  ter  zee  Ie  klasse.  De  aanval  op  Schans 
van  Thuyl  werd  afgeslagen;  de  Onrust  ging  te  gronde. 
Ware  het  Saboe  niet  gelukt  zijn  onverantwoordelijke 
fout  (de  stukken  en  geweren ,  tegen  hooger  last  in ,  on- 
geladen  te  laten)  te  herstellen ,  in  weerwil  van  zijn  dap- 
per gedrag,  in  weerwil  van  al  zijne  wonden,  zou  de 
krijgsraad  hem  streng  gevonnisd  hebben.  —  De  zooge- 
naamde aanval  op  de  hoofdplaats  kwam  niet  eens  tot 
uitvoering;  't  was  niet  meer  dan  een  poging  tot  aanval. 
Dat  de  vijand  tot  aan  de  eerste  huizen  van  den  boegi- 
neschen  kampong  doordrong ,  kon  niet  belet  worden. 
Kampong  Kween  werd  toenmaals  oneigenlijk  gerekend  tot 
Bandjermasin  te  behooren ;  later  zelfs ,  toen  er  meer 
troepen  waren ,  bepaalde  men  zich  tot  het  stalionneren 
van  een  paar  vaartuigen  aan  de  s.  Messa.  —  Een  onpar- 
tijdige beoordeelaar  kan  daarom  noch  den  mislukten  aanval 
op  Schans  van  Thuyl,  noch  de  poging  tot  aanval  op 
Bandjermasin  in  vergelijking  brengen  met  hetafloopen 
der  Onrust. 

Juist  de  >even  laconische  vermelding,"  dat  luitenant- 
kolonel Boon  terugkeerde  i^zonder  iets  verrigt  te  heb- 
ben" bewijst  de  consequentie  in  »de  Bandjersche  Krijg." 
De  luitenant  ter  zee  gelieve  die  uitdrukking  te  vergelij- 
ken bijv.  met  »de  Montrado ,  enz.  beschoot  die  (de  ver- 
sterking) ,  gedurende  IV9  uur  zonder  uitslag."  — 

6 


Digitized  by  VjOOQIC 


82 


De  kommandant  der  maritime  middelen  >was  het  vol- 
strekt niet  eens  met  den  chef  der  expeditie ,  toen  deze 
de  oorlogschepen  meende  te  moeten  bezigen  om  vaste 
punten  op  de  rivieren  te  bezetten." 

Het  gebeurt  meermalen  dat  een  ondergeschikt  officier 
in  meening  verschilt  met  zijn  chef;  hl]  is  evenwel  verpligt 
oot:  dan  nog  de  bevelen  te  volgen.  Dergelijke  offers  van 
zelfverloochening  worden  dagelijks  in  *s  lands  dienst  ge- 
vorderd; zij  zijn  onmisbaar  om  de  krijgstucht  te  hand- 
haven en  tot  groote  resultaten  te  komen.  De  Haes  zegt : 
»de  oudst  aanwezend  zeeofficier  trachtte  zooveel  in 
zijn  vermogen  was  te  zorgen  voor  de  goede  nakoming 
van  de  door  den  chef  der  expeditie  gegevene  bevelen/' 
In  hoe  verre  hij  daarin  slaagde,  kan  ons  het  volgende 
voorbeeld  doen  zien. 

Den  ^S*^^  Februarij  ontvangt  de  kommandant  der  ma- 
ritime middelen  een  aanschrijving  om  den  volgenden  dag 
een  stoomschip  te  laten  vertrekken,  dat  in  last  heeft  de 
Kapoeas  tot  aan  Towana  op  te  stoomen ,  den  vijand  die 
zich  daar  begon  te  verzamelen  te  verjagen,  en  daarna 
station  te  gaan  houden  aan  de  noordelijke  monding  der 
Mengkatip,  ten  einde  er  de  gemeenschap  lusschen  de 
Boven-  en  Beneden-Barito  te  beletten. 

De  Haes  bestemt  daartoe  de  Montrado,  tijdelijk  gekom- 
mandeerd  door  den  luitenant  ter  zee  2«  klasse  Dronkers, 
die  ook  den  volgenden  dag  vertrekt. 

Den  A"^"  Maart  komt  het  stoomschip  Bali  van  Java  tot 
vervanging  van  de  Montrado ,  een  order  medebrengende 
dat  de  kommandant  en  eerste  officier  van  de  Bali  op  de 
Montrado,  de  Haes  en  Dronkers  van  de  Montrado  op  de 
Bali  moeten  overgaan.  De  Haes  stelt  voor,  de  Montrado 


Digitized  by  VjOOQIC 


83   . 

naar  Bandjerraasin  te  laten  terugkeeren  en  daér  de  ver'- 
wisseling  te  doen  plaats  hebben;  doch  de  chef  der  expe- 
ditie acht  de  zending  aan  de  Montrado  opgedragen  te 
dringend,  om  die  zeiïs  tijdelijk  te  staken,  en  bepaalt  dat 
de  Bali  de  Montrado  zal  achterna  stoomen  om  haar 
taak  over  te  nemen,  nadat  op  de  plaats  waar  zij  de  Mon- 
trado inhaalt  de  verwisseling  van  ofBcieren  zal  geschied 
zijn. 

Niettegenstaande  de  stellige  bevelen  van  den  chef  der 
expeditie,  kwamen  toch  den  44«°  Maart  de  Bali  en  Mon- 
trado te  gelijk  te  Bandjermasin  terug;  als  reden  werd 
opgegeven,  >dat  de  luitenant  ter  zee  Dronkers  ongesteld 
was  geworden ,  terwijl  de  Haes  zijn  eigene  tegenwoor- 
digheid op  de  hoofdplaats  noodzakelijk  achtte  voor  de 
behandeling  der  maritime  aangelegenheden" ! 

Ik  laat  aan  het  oordeel  mijner  lezers  over,  in  hoe- 
verre de  ongesteldheid  van  een  officier,  die  door  een 
ander  had  kunnen  vervangen  worden,  opwoog  tegen 
het  belang  dat  de  chef  der  expeditie  stelde  in  h^t  sta- 
tionneren van  een  stoomschip  aan  de  Mengkatip-mon- 
ding;  doch  ik  teeken  hier  aan,  dat,  werd  van  dergelijke 
afwijkingen  van  gegeven  bevelen  al  geen  melding  gemaakt 
in  >de  Bandjersche  Krijg,"  het  bij  de  beantwoording 
der  brochure  mij  thans  noodzakelijk  voorkomt,  een 
begrip  te  geven  van  de  wijze  waarop  de  kommandant 
der  maritime  middelen  —  )die  het  volstrekt  niet  eens 
was  met  den  chef  der  expeditie ,  toen  deze  de  oorlog- 
schepen  meende  te  moeten  bezigen  om  vaste  punten  op 
de  rivieren  te  bezetten"  —  trachtte,  de  bevelen  vanden 
€hef  der  expeditie  na  te  komen. 

De  Haes  moge  volgens  zijn  overtuiging ,  goed ,  in  het 
belang  der  dienst  gehandeld  hebben,  —  wie  zal  het 
betwijfelen?  —  hij  moge  zich  beroepen  op  eenige  be- 


Digitized  by  VjOOQIC 


84 

sparing  van  steenkolen,  op  de  mogelijkheid  van  langer 
op  de  Kapoeas  te  zijn  opgehouden,  —  mij  strekt  dit 
voorbeeld  niet  tot  bewijs  dat  hij  bijzonder  gelukkig  was 
in  zijne  pogingen  om  ^zooveel  in  zijn  vermogen  was  de 
bevelen  van  zijn  chef  na  te  komen." 

Op  pag.  46  en  47  der  brochure  releveert  de  Haes  de 
eigendunkelijke  handeling,  die  ik  opzettelijk  verzweeg. 
Mijn  streven  om  in  »de  Bandjersche  Krijg"  alles  te  ver- 
mijden wat  naar  een  weerschijn  geleek  van  vroegere 
oneenigheden  tusschen  de  chefs  van  land-  en  zeemagt,  werd 
niet  gewaardeerd  en  aan  gebrek  aan  argumenten  toegeschre- 
ven. Als  ik  mij  bepaalde  tot  den  enkelen  volzin :  »Door  de 
expeditie  naar  Poeloe  Kanamit  was  de  monding  der  Mengka- 
tip  twee  a  drie  etmalen  langer  dan  noodzakelijk  was  onbe- 
waakt gebleven"'  geloofde  de  Haes  dat  het  mij  aan  licht  ont- 
brak om  dien  volzin  op  te  helderen.  Na  lezing  der  vorige 
bladzijden  zal  hij  van  het  tegendeel  overtuigd  zijn.  De  ver- 
overing van  de  benting  achter  P.  Kanamit  behoefde  men 
voorzeker  niet  achterwege  te  laten  om  een  schip  naar  de 
Mengkatip  te  zenden ,  maar  de  Bali  had  niet  te  zamen 
met  de  Montrado  naar  de  hoofdplaats  terug  moeten  kee- 
ren.  Déérin  lag  de  fout ,  d&érdoor  bleef  de  Mengkatip- 
monding  twee  d  drie  etmalen  onbewaakt ,  en  het  zenden 
der  Suriname  herstelde  die  fout,  dat  tijdverlies  niet. 
Indien  de  «bescheiden  meening"  van  de  Haes  »dat  de 
militaire  bevelhebber  alleen  dan  onvoorwaardelijke  op- 
volging van  gegeven  bevelen  kan  verwachten  of  eischen, 
zoodra  hij  op  de  plaats  zelve  aanwezig  is  om  de  om- 
standigheden te  beoordeelen  onder  welke  de  uitvoering 
moet  plaats  hebben,"  juist  ware,  dan  zou  een  militair 
Departement  als  dat  in  Indië,  hetwelk  voortdurend  van 
uit  zijn  hoofdkwartier  Batavia  bevelen  moet  zenden  naar 
de  meest  verwijderde  plaatsen ,  al  zeer  weinig  kans  heb- 


Digitized  by  VjOOQ IC 


85 


ben  die  bevelen  ooit  opgevolgd  te  zien;  dan  zou  zelfs  in 
engeren  zin,  te  velde  nooit  eenig  gecombineerd  plan  uil- 
voerbaar zijn.  Alléén  de  bevelhebber,  die  op  onvoorv^aarde- 
lijke  gehoorzaamheid  rekenen  kan,  zal  goede  resultaten 
verkrijgen.  Omstandigheden  kunnen  wel  is  waar  een  afwij- 
king noodig  maken,  doch  daarvoor  moeten  dan  geldige 
redenen  bestaan.  En  die  ontbraken  hier.  De  ongesteld- 
heid van  een  officier,  die  zich  aan  boord  bevond  van 
het  stoomschip  dat  naar  de  hoofdplaats  terugkeerde  ,  en 
wiens  bagage  alleen  op  de  Bali  zoude  overgebragt  moe- 
ten worden,  was  geen  geldige  reden  om  de  strategische 
plannen  van  den  chef  der  expeditie  in  duigen  te  doen 
vallen. 

Onder  de  toelichtingen  die  de  Haes  noodig  achtte  om 
ïde  onjuistheden  te  verbeteren  en  verkeerde  gevolgtrek- 
kingen te  voorkomen"  van  pag.  190 — 192  van»de  Bandjer- 
sche  Krijg,"  vindt  men,  dat  i^met  den  meesten  lof  in  het 
officiële  rapport  gesproken  wordt  over  dit  mihtaire  feit" 

—  de  vermeestering   eener   beuling  achter  P.  Kanamit 

—  ]>en  vermeld  dat  allen  die  aan  de  vermeestering  der 
beuling  deel  namen  zich  hebben  beijverd  om  uit  te 
munten,  enz."  Hierin  moet  dus  een  verwijt  opgesloten  lig- 
gen, dat  dit  feit  niet  genoeg  door  mij  geroemd  werd.  —  Uit 
het  officiële  rapport  zie  ik,  dat  de  logt  goed  geleid  werd, 
maar  verder  niets  buitengewoons  opleverde.  Met  100  ma- 
trozen en  infanteristen  nïarcheert  de  luitenant  ter  zee 
Buyskes  naar  de  benting,  bezet  >naar  gissing  door  50  a 
60  Dayakkers."  Op  de  voorhoede,  26  man  sterk,  wordt 
gevuurd  door  voorvechters  »met  roode  pluimen."  Dat 
vuur  wordt  levendig  beantwoord.  «Onder  het  blazen  van 
den  stormmarsch  en  het  geven  van  een  flink  hoerah,  dat 
de  vijand  met  schreeuwen  beantwoordde,  was  de  benting 
in  een  oogenblik  bestormd,"  gelijktijdig  van  twee  kanten. 


Digitized  by  VjOOQIC 


86 


De  bezetting  wacht  den  storm  niet  ar,  nam  ^overhaast 
de  vlugt"  en  »verdween  in  een  oogenblik  tijds  in  het 
bosch.''  De  benting  werd  dus  genomen  met  verlies  van  één 
man  die  vóór  de  bestorming  viel;  het  verlies  van  's  vijaods 
zijde  ? . . . .  ^hoewel  geene  lijken  zijn  gevonden ,  luidt  bet 
rapport,  veronderstel  ik  dat  de  vijand  verscheidene  ge- 
blesseerden moet  hebben,  in  aanmerking  genomen  zoowel 
de  korte  afstand  van  ons  hevig  geweervuur,  als  de  sporen 
van  kogels  in  de  benting  en  boomen  rondom  F'  (zie  Bijl.  F). 
Die  veronderstelling  moge  door  de  Haes  gedeeld  worden, 
de  geschiedschrijver  vindt  er  geen  aanleiding  in,  over  dat 
reit  meer  te  schrijven  dan  in  i^de  Bandjersche  Krijg"  te 
lezen  staat. 

»Met  voordacht"  ondernam  de  Haes  geen  tweeden  togt 
naar  den  kampong,  die  den  vorigen  dag  niet  was  be- 
reikt ,  daar  men  verwachtte  door  het  hooge  water  te 
worden  overvallen,  >omdat  het  voordeel  hierdoor  te  be- 
halen niet  opwoog  tegen  den  tijd,  die  er  aan  besteed 
zou  worden."  Ik  ben  verpligt  hier  op  te  merken ,  dat 
op  nagenoeg  hetzelfde  oogenblik,  waarop  er tt/c^ ontbrak 
om  den  vijand  op  te  zoeken,  er  noodeloos  een  stoom- 
schip naar  Bandjer  vertrok,  voornamelijk  in  het  belang  van 
een  ongesteld  officier,  die  gelukkig  korten  tijd  daarna 
weder  hersteld  was.  »Den  vijand  daar  (te  P.  Kanamit) 
nog  aan  te  treffen ,  vervolgt  de  Haes ,  was  niet  te  ver- 
wachten, terwijl  de  geheele  kampong,  zooals  zoo  velen 
met  dien  naam  bestempeld  op  de  Kapoeas  en  Boven- 
Doesson ,  wel  bestaan  zal  hebben  uit  twee  of  drie  ver- 
laten woningen."  De  vijand  was  den  vorigen  dag  in  de 
rigting  van  den  kampong  teruggetrokken  en  daar  dus  wel 
te  verwachten ;  de  kampong  bestond  en  bestaat  nog,  niet 
uit  twee  of  drie ,  maar  uit  verscheidene  woningen.  Het 
was  derhalve  een  verzuim,  hem  daar  ongemoeid  te  laten. 


Digitized  by  VjOOQIC 


87 


De  juistheid  mijner  voorstelling  in  i>de  Bandjersche 
Krijg"  wordt  door  het  bovenstaande  weder  volkomen 
bewezen.  Gaf  een ,  misschien  door  te  veel  discretie  niet 
genoeg  volledige  voordragt  van  feilen  aanleiding  tot  scherpe 
kritiek ,  in  de  wederlegging  hoop  ik  mij  duidelijker  uit- 
gedrukt en  de  gronden  aangetoond  te  hebben  waarop 
mijne  bemerkingen  steunen.  — 


De  uitdrukking  »dat  tot  nog  toe  geen  stoomschip  ver- 
der  dan  Pebangan  had  durven  gaan"  is  met  geen  andere 
bedoeling  gebruikt,  dan  om  op  te  merken  dat  geen 
stoomschip  zijne  verkenningen  verder  dan  tot  Pebangaa 
had  uitgestrekt.    En  hierin  heb  ik  gedwaald. 

't  Zal  onnoodig  zijn  de  Haes  de  verzekering  te  geven  ^ 
dat  ik  nimmer  geloofd  heb  dat  een  nederlandsch  ofli* 
cier  niet  zoude  durven  gaan,  werwaarts  hij  last  ontvangt 
om  te  gaan. 


Tot  nadere  toelichting  van  bl.  134  en  135  diene 
het  volgende : 

Er  is  niet  bepaald  geweest ,  dat  de  Montrado ,  »door 
de  Boni  geholpen,"  de  Barito  zou  op  varen  om  het  ver- 
raad  van  Soerapati  te  straffen. 

De  chef  der  expeditie  wilde  onmiddellijk  alleen  de  Montrado 
met  100  bajonetten  naar  Lontontoeor  zenden ,  opdat  zon- 
der uitstel  de  gevallen  makkers  gewroken  werden.  De 
kommandant  der  maritime  middelen  maakte  evenwel  zwa- 
righeden ;  hij  meende  dat  de  Montrado ,  door  hare  lengte 
en   diepgang ,   er   niet   komen  kon ;  dat  het  eenige  mid- 


Digitized  by  VjOOQIC 


88 


del  zou  zijn  haar  door  de  Boni  Ie  laten  voorstoomen , 
maar  dat  er  dan  nog  alk  waarschijnlijkheid  bestond 
van  het  doel  niet  te  bereiken.  (Later  bleek  het  evenwel,  dat 
de  Montrado  zeer  goed  te  Lontontoeor  kon  komen).  Daar 
er  echter  een  stoomschip  tot  assistentie  van  den  sleeper 
van  Os  naar  Kwalla  Kapoeas  moest  gezonden  worden  , 
waar  spoedige  hulp  noodig  was,  om  te  beletten  dat  P. 
Petak  aangevallen  en  het  geheele  landschap  in  onrust 
gebragt  werd ;  daar  de  Boni,  geen  batterij  voerende  en  geen 
verschansing  hebbende,  ongeschikt  was  om  alleen  den 
togt  te  maken ;  daar  de  Celebes  aan  de  Mengkatip  gestation- 
neerd  en  bovendien  nog  langer  dan  de  Montrado  was,  (ook 
dit  schip  stoomde  later  tot  Lontontoeor  op)  was  de  chef 
der  expeditie  verpligt  een  keuze  te  doen  tusschen  een 
twijfelachtig  resultaat  op  de  Barito  en  een  zeker  op  de 
Kapoeas;  hij  koos  het  laatste  en  verdaagde  de  wraak- 
oefening tot  tijd  en  wijle  de  Suriname,  die  inmiddels  door 
den  kommandant  der  maritime  middelen  ontboden  werd, 
van  Java  zou  gekomen  zijn. 

Voor  den  togt  naar  de  Kapoeas,  die  anders  aan  de 
Boni  zou  opgedragen  zijn ,  indien  de  Montrado  onmid- 
dellijk de  Barito  ware  opgestoomd,  werd  nu  laatstge- 
melde  bodem  bestemd. 

Hetgeen  de  Haes  tot  toelichting  van  het  vastzitten  der 
Montrado  mededeelt ,  is  slechts  op  één  punt  in  tegen- 
spraak met  het  door  mij  te  boek  gestelde.  Men  ziet  er 
in  bevestigd  het  oproepen  van  drie  stoomschepen ,  om 
de  Montrado  te  hulp  te  komen :  de  van  Os  van  P.  Petak, 
waar  dat  vaartuig  waarlijk  niet  overtollig  was,  de  Celebes 
die  de  Mengkatip  afsloot,  en  de  Boni,  het eenige stoom- 
schip dat  aan  de  hoofdplaats  beschikbaar  bleef,  om  naar 
eenig  bedreigd  punt  gezonden  te  kunnen  worden.  De 
kwestie  bepaalt   zich   tot   de   al-  of  niet  schorsing  der 


Digitized  by  VjOOQIC 


89 


arsluiiing  van  de  Kapoeas,  door  het  ontbieden  der  Celebes 
van  de  Mengkatip-monding.  De  Haes  beweert  dat  door  de 
plaatsing  van  de  Celebes  aan  den  noordelijken  ingang 
dier  rivier,  de  afsluiting  niet  bereikt  werd;  ik  ben  van 
het  tegendeel  overtuigd,  omdat  zoolang  de  Mengkatip 
bewaakt  werd,  er  nimmer  eenig  vijandelijk  transport  of 
eenige  strijdmagt  langs  is  gekomen,  en  omdat  tijdens 
het  station  door  de  Celebes  verlaten  was ,  vier  vijande- 
lijke rangkangs  uit  de  Boven-Doesson  zijn  gekomen,  die 
de  Mengkatip,  Poeloe  Petak  en  Beneden-Barito  van  half 
Januarij  tot  aan  het  einde  van  Februarij  onveilig  maakten. 

De  s.  Sihong  was  op  last  van  Soeta  Ono  versperd  en 
werd  in  het  belang  harer  eigene  veiligheid  zorgvuldig 
door  de  bevolking  bewaakt,  't  Kon  zijn ,  dat  kleine  djoe- 
kongs  in  de  nabijheid  van  Mengkatip  over  den  oever  ge- 
sleept werden,  met  groote  djoekongs  of  rangkangs  was 
dit  ondoenlijk.  De  Mengkatip  kon  men  niet  binnenvaren, 
dan  door  de  Mengkatip-monding. 

Wel  is  waar  bestond  er  gelegenheid  om  veel  hooger- 
op,  door  de  s.  Uiang  in  de  Kapoeas,  dan  in  de  Mentangej 
en  verder  aan  de  zuider-monding  der  Mengkatip  uit  te 
komen;  maar  dien  verbazenden  omweg  zou  de  vijand  wel 
niet  nemen,  te  meer  daar  de  s.  Hiang  en  Mentangej 
niet  altijd  bevaarbaar  zijn.  Even  goed  kon  men  ver- 
wachten, dat  hij  in  de  Kahayan  kon  komen  en  vandaar 
over  zee  op  Bandjer  zou  afgaan !  — 


Ten  einde  een  juiste  beschrijving  te  geven  van  den  togt 
naar  Lontontoeor  werden  door  mij  niet  alleen  de  speciale 
rapporten,  maar  bovendien  ooggetuigen  geraadpleegd.  Vol- 
komen ingelicht  omlrent  alle  bijzonderheden,  trachtte  ik 


Digitized  by  VjOOQIC 


90 


mijne  aanmerkingen  op  de  leiding  van  dien  togt  in  de 
zachtst  mogelijke  termen  uit  te  drukken.  Nu  echter  de  Haes 
een  tiental  bladzijden  zijner  brochure  wijdt  aan  een  poging 
om  tebetoogen,  dat  hij  (met  een  enkele  uitzondering)  han- 
delde zooals  in  de  gegeven  omstandigheden  gehandeld 
moest  voorden ;  nu  hij  daardoor  de  juistheid  der  voor- 
stelling van  een  der  belangrijkste  oorlogshandelingen  der 
marine  in  verdenking  brengt;  nu  Meijer  onbewimpeld 
het  woord  ^verwijt"  uitspreekt,  dat  hij  meer  dan  eens 
in  mijne  beschrijving  van  dien  togt  las,  nu  weerhoudt 
mij  ook  niets  meer,  even  rond  met  mijn  opinie  voorden 
dag  te  komen. 

Ja!  ik  keur  af,  dat  de  Haes  niet  reeds  in  het  begin 
van  Januarij  beproefde  om  met  de  Montrado  de  Barito 
op  te  varen ,  ten  einde  zijne  gevallen  makkers  zoo  spoe- 
dig mogelijk  te  wreken.  Had  hij  het  beproefd,  de  vijand 
zou  zich  geen  zes  weken  lang  hebben  kunnen  verheugen 
over  de  zegepraal  te  Lontontoeor  behaald ,  zou  niet  in  de 
gelegenheid  zijn  geweest  om  het  kanon  van  de  Onrust 
in  batterij  te  brengen.  Ware  het  al  gebleken  dat  de 
Montrado,  door  hare  lengte  en  diepgang  belet  werd  tot 
Lontontoeor  op  te  stoomen;  welnu,  er  zou  niets  mede 
verbeurd  geweest  zijn,  het  stoomschip  slechts  een  verloren 
reis  gemaakt  hebben ;  maar  het  zou  niet  gebleken  zijn.  Den 
chef  der  expeditie  kan  men  er  geen  verwijt  van  maken, 
dat  hij  tegen  het  advies  van  den  kommandant  der  ma- 
ritime  middelen  in  —  die  twijfelde  met  de  Montrado, 
zelfs  voorgestoomd  door  de  Boni,  het  doel  te  kunnen 
bereiken  —  geen  bepaalde  orders  tot  den  togt  gaf,  vooral 
toen  de  Boni  niet  gemist  kon  worden. 

Ik  keur  af,  dat  de  Haes  zich  onderweg  ophield  met 
kampongs  aan  te  doen,  toen  hij  eindelijk  naat*  Lonton- 
toeor stevende  om  het  afloopen  der  Onrust  te  wreken. 


Digitized  by  VjOOQIC 


91 


Zelfs  al  ware  de  Dineening"  waarvan  hij  hierbij  uitging 
idal  door  een  overhaaste  vlugt  der  bewoners  misschien 
nog  het  een  of  ander  van  het  geroofde  der  Onrast  in 
zijne  handen  zou  komen'*  gegrond  geweest,  stond  dit  voor- 
deel dan  eenigzins  in  verhouding  tot  de  nadeelen  van  het 
oponthoud  ?  Wat  beleekenen  de  bezwaren  »van  het  anke- 
ren en  onder  stoom  gaan  tijdens  de  afvaart"  in  vergelij- 
king met  het  nadeel  van  het  object  eenige  dagen  later  te 
bereiken?  Al  meet  de  Haes  die  bezwaren  nog  zoo  breed 
uit,  geldige  argumenten  tegen  het  verlies  van  tijd  zijn  het 
niet.  >0f  ik  werkelijk  meen,  dat  de  verschijning  eener 
bestraffende  magt  vier  dagen  vroeger  of  later  van  eenig 
belang  is?"  —  Ja,  van  het  grootste  belang,  als  die  magt 
zich  althans  niet  bepaalde  tot  verschijnen,  maar  ook 
dadelijk  bestrafte.  Bovendien,  Lontontoeor  kon  in  zes 
dagen  bereikt  worden;  de  Haes  gebruikte  l^y^  etmaal; 
er  had  dus  een  tijdverlies  plaats  van  ruim  Q  etma- 
len. Elk  uur  vroeger  zou  winst  zijn  geweest,  elk  uur 
laler  was  verlies.  Wie  verzekert  ons,  dat  juist  in  die 
laatste  zes  dagen  niet  de  SOponder  van  de  Onrust  in 
batterij  werd  gebragt?  En  dan  spreek  ik  nog  niet  eens 
van  den  morelen  invloed  eener  vroege  verschijning.  Het  is 
mogelijk,  dat  de  Haes  kampong  Lontontoeor  vier  of  zes 
dagen  vroeger  ook  verlaten  gevonden  zou  hebben ;  maar 
als  er  kans  had  bestaan,  den  vijand  daar  te  vinden, 
dan  liep  hij  die  kans  mis  door  er  vier  of  zes  dagen  la- 
ter te  komen. 

Ik  keur  af:  de  verkenning  met  de  Suriname,  zonder 
orders  achter  te  laten.  Het  laatste  wordt  door  de  Haes 
zelf  als  een  fout  erkend.  Meijer  zegt,  dat  het  al  of  niet 
doelmatige  van  met  de  Suriname  te  verkennen  een  kwestie 
is  van  technischen  aard ,  op  een  gebied  liggende  waarop 
hij  zich  beter  t'huis  gevoelt.  Ik  geef  dit  gereedelijk  toe , 


Digitized  by  VjOOQIC 


92 


doch  had  gewenscht  dat  hij  zich  niet  tot  dien  volzin  be- 
paald, maar  aangetoond  had  of  en  waarom  het  doelmatig  was. 
De  Haes  heeft  het  zenden  van  een  sloep  in  overweging 
genomen ,  maar  er  van  afgezien ,  omdat  hij  dat  vaartuig 
zou  moeten  blootstellen  aan  geweervuur,  rangkangs  als 
anderzins !  —  Oorlog  voeren  londer  zich  bloot  te  stellen , 
behoort  tot  nog  toe  onder  de  onmogelijkheden.  Bij  elke 
verkenning  bestaat  er  kans  door  overmagt  aangevallen  te 
worden  en  in  's  vijands  handen  te  vallen ;  op  de  Barito, 
bij  Lahey  nog  200  ellen  breed ,  ^vas  die  kans  niet  grooter 
dan  elders.  Zich  zoo  min  mogelijk  bloot  te  stellen,  is 
een  eerste  regel  bij  elke  oorlogshandeling ;  maar  een  ver- 
kenning na  te  laten  omdat  men  zich  daarbij  zou  moeten 
blootstellen,  is  de  voorzigtigheid  te  ver  gedreven.  De  Haes 
vervalt  in  een  ander  uiterste  en  gebruikt  één  der  twee 
stoomschepen  —  dat  is  de  helft  zijner  stoommagt  —  om 
te  verkennen.  Hoewel  Meijer  beweert  dat  men  den  30- 
ponder  daar  wèl  verwachtte ,  geloof  ik  juist  ingelicht  ge- 
weest te  zijn ,  toen  ik  schreef  dat  men  den  SOponder 
dé&r  niet  verwachtte.  (1)  Ook  de  Haes  zou  het  dan 
wel  weersproken  hebben.  Had  hij  het  geweten,  de  Su- 
riname zou  roekeloos  aan  het  vuur  van  dat  stuk  blootge- 
steld zijn  geworden ;  ik  zeg  roekeloos ,  omdat  het  alge- 
meen bekend  is  dat  het  grootste  gebrek  van  het  vijan- 
delijk geschut  bestaat  in  de  slechte  aifutage ,  en  dat  het 
aan  rottan-talies  opgehangen  ot  op  een  zwaar  blok  ge- 
plaatst ,  zich  alleen  eigent  tot  het  vuur  in  ééne  rigting. 
Bestond  er  dus  geen  twijfel  omtrent  het  aanwezen  van 
den  SOponder ,  door  de  Suriname  tweemalen  in  de  vuur- 
lijn  te  brengen,  werd  dat  stoomschip  —  tevens  het  middel 
van  beweging  van  vier  vaartuigen  der  flotille  die  stoom 

(1)    Wèl  op  een  hoog  gelegen  punt  op  den  wal.  (Zie  Verh.  en  Berig. 
Jaargang  1865  n».  1  pag.  70). 


Digitized  by  VjOOQIC 


93 


mislen  —  noodeloos  in  de  waagschaal  gesteld.  Dit  is  de 
reden ,  waarom  mijns  inziens  de  verkenning  niet  met  de 
Suriname  had  moeten  geschieden. 

Ik  keur  af,  dat  de  Haes  geen  orders  per  sloep  naar 
de  flotille  zond ,  maar  met  de  Suriname  ten  tweede  male 
langs  de  benting  stoomde.  Stroom  en  duisternis  zouden 
zeirs  de  vaart  der  sloep  begunstigd  hebben.  Bovendien 
»een  goed  gewapende  sloep  tegenover  een  inlandschen 
vijand,  stelt  een  vrij  sterke  en  goed  geconcentreerde 
magt  daar'',  zegt  Yandevelde  immers I  Maar  aangeno- 
men eens,  dat  die  hoofdofficier  zich  hierin  vergist  ener 
geen  sloep  aan  gewaagd  mogt  worden,  ware  het  dan 
niet  raadzamer  geweest  den  volgenden  morgen  de  Suri- 
name tot  digt  bij  de  benting  te  brengen  —  alleen  zorg- 
dragende dat  men  buiten  de  vuurlijn  van  den  SOponder 
bleef  —  en  dan  de  houten  borstwering  met  het  zwaar 
geschut  te  vernielen?  Welligt  waren  hiertegen  weder 
bezwaren  van  technischen  aard ,  doch  Yandevelde  maakte 
wel  met  9  schoten  een  bres  in  een  dergelijke  versterking ! 
Ik  houd  het  er  voor,  dat  een  Ravesteijn,  oök  zonder  orders 
te  ontvangen,  begrepen  zou  hebben,  dat  hij  niet  voor 
niets  aan  het  hoofd  van  ruim  200  bajonetten  tegenover  den 
vijand  stond;  dat  "hij  wel  op  eigen  autoriteit  ontscheept 
zou  hebben. 

Ik  keur  af,  dat  de  Haes  zijne  magt  te  gering  achtte, 
toen  de  machine  der  Suriname  stilstond.  —  Stroom,  sterk 
wisselende  waterstand  spoorden  hem  tot  zóó  grooteom- 
zigtigheid  aan,  dat  hij  *tniet  waagde  200  infanteristen 
te  laten  óntschepen.  Ik  begrijp  dat  wagen  niet.  De  Haes 
zal  toch  niet  bedoelen,  dat  de  stroom  het  óntschepen 
belette?  In  het  eictract  journaal  der  expeditie  lees  ik, 
dat  ér  op  den  42^  Februarij  met  praauwen  tusschen  de 
benting  en  den  anderen  oever  druk  heen  en  wéér  gevaren 


Digitized  by  VjOOQIC 


94 


werd;  buitendien  werd  er  later  wel  gedebarkeerd.  Ik  be- 
grijp alleen,  dat  die  sterkwisselende  waterstand  hem  moest 
aansporen  om  dadelijk  te  doen  debarkeren,  zonder  uil- 
stel.  —  Hij  verwachtte  »eene  groote  ontwikkeling  van 
magt  van  de  zijde  des  vijands/'  Goedl  daarom  stond 
hij  zelf  aan  het  hoofd  van  een  aanzienlijke  magt ;  hg  ge- 
bruikte die  magt  echter  niet,  omdat  i^het  zijn  vaste  over- 
tuiging is,  dat  voordeden  op  den  vijand  behaald  ten 
koste  van  aanzienlijke  verliezen,  niet  kunnen  bijdragen 
om  het  ontzag  voor  onze  wapenen  te  vermeerderen." 
Al  weder  hetzelfde  verlangen  om  verliezen  te  voorkomen, 
dat  hem  vroeger  geen  gebruik  deed  maken  van  sloepen 
tot  verkenning  en  overbrenging  van  orders!  Zou  hel 
ontzag  voor  onze  wapenen  dan  nu  vermeerderd  zijn  door 
het  heen-  en  weêrstoomen  der  kwetsbare  Suriname  voorbij 
de  benting,  door  de  daaropvolgende  werkeloosheid  en 
verderen  aftogt  der  tlotiüe  tot  beneden  Talot? 

De  Haes  beroemt  zich  op  het  succes  dat,  dank  zijn 
groote  omzigtigheid,  slechts  drie  dooden  van  onze  zyde 
heeft  gekost;  hij  >houdt  het  er  bepaald  voor,  dat  de 
aanzienlijke  verliezen  welke  de  Bandjermasinsche  krijg  ons 
gekost  heeil,  almede  moeten  beschouwd  worden  als  de 
voorname  redenen  voor  de  volharding' waarmede  de  be- 
volking van  de  Z.  en  0.  afdeeling  van  Bomeo  dezen  krijg 
heeft  volgehouden!" 

Ik  betwijfel  of  die  opinie  door  iemand  ter  wereld  zal 
gedeeld  worden;  de  mijne  althans  staat  er  lijnregt  tegen- 
over. Indien  de  geheele  oorlog  gevoerd  was  op  de  wijze 
als  de  togt  naar  Lahey,  als  't  ware  met  het  hoofddoel 
om  zich  voor  verliezen  te  wachten,  het  eerste  bedrijf  van 
den  bandjerschen  krijg  zou  thans  nog  niet  afgespeeld  zijn. 

Of  »de  uitwerking  door  deze  expeditie  bij  den  vijand 
te  weeg  gebragt  niet  groot  was?"    Neenl  de  uitwerking 


Digitized  by  VjOOQIC 


95 


was  luUel;  men  sla  slechts  een  oog  op  den  toestand  der 
Thewd ,  Lahey  en  Bovei^Barito  na  de  expeditie.  Het  ont- 
zag voor  onze  wapenen  was  er  niets  grooler  door  gewor- 
den ;  ook  de  onderschepte  brief  van  Antassari  aan  den  vorst 
van  Koetei  toont  het  aan.  Die  brieflijdtzigtbaaraanhet 
gewone  euvel  van  overdrijving;  maar  men  kan  aanne- 
men, dat  de  vorst  van  Koetei  zich  over  de  juistheid  der 
cijfers  weinig  bekommerd  en  de  hoofdzaken  geloofd  zou 
hebben.  Ook  bij  rapporten  van  onze  zijde,  die  in  het 
algemeen  spreken  van  'svijands  aanmerkelijke  verliezen 
(alleen  aangeduid  door  bloedsporen),  wordt  een  groot  veld. 
aan  de  verbeelding  overgelaten. 

Ten  slotte  keur  ik  af,  dat  eerst  den  13^°  de  Montrado 
ontboden  werd,  toen  den  il®°  de  ketels  der  Suriname  bleken 
doorschoten  te  zijn  en  men  zich  niet  sterk  genoeg  achtte 
om  de  benting  aan  te  vallen.  Weder  een  tijdverlies  van 
twee  etmalen!  Men  had  toch  geen  twee  dagen  tijd  noo- 
dig,  om  de  onbruikbaarheid  van  de  machine  te  consta- 
teren. Toen  er  inmiddels  geen  poging  gedaan  werd  om 
de  troepen  onder  Ravesteijn  de  batterij  te  laten  nemen, 
toen  men  de  rivier  afzakte,  en  eerst  tien  dagen  later, 
met  twee  stoomschepen  versterkt ,  den  aanval  ondernam, 
toen  miste  de  vijand  ten  eenemale  de  gelegenheid  om 
ontzag  voor  onze  strijdkrachten  te  krijgen,  en  was  het 
denkbeeld  van  wraakoefening,  zelfs  na  het  nemen  der 
benting,  hersenschimmig  geworden.  Ik  herhaal  hetgeen 
ik  in  »de  Bandjersche  Krijg"  schreef:  een  enkel  stoomschip 
met  een  detachement  infanterie  voor  Lahey  komende  en 
de  benting  op  de  gewone  wijs,  zonder  dralen,  aantas- 
tende, zou  een  goede  uitwerking  gehad  hebben.  Men 
had  waarschijnlijk  eenige  verliezen  geleden,  maar  men 
had  overwonnen,  ontzag  ingeboezemd.  Zonder  infante- 
rie, alleen  met  de  Celebes,  werd  een  gelijksoortige  ben- 


Digitized  by  VjOOQIC 


96 

ting  door  Vandevelde  genomen.  Te  Lahey  stond  wel  is 
waar  een  SOponder  in  batterij ,  maar  men  kon  ook  over 
tienmaal  meer  strijdkrachten  beschikken.  De  sgroole 
magt,  die  men  verwachtte  dat  zich  hier  zou  ontwikkelen," 
was  zoo  groot  niet;  want  toen  Ravesteijn  zich  in  den 
rug  der  batterij  vertoonde,  vloog  zij  als  kaf  voor  den 
wind  uiteen. 

De  Haes  moge  zich  beroepen  op  de  volkomen  goed- 
keuring van  den  toenmaligen  vlootvoogd  (te  Batavia  re- 
siderende) op  al  het  door  hem  verrigte ,  die  goedkeuring 
.  heeft  niet  den  minsten  invloed  op  mijn  oordeel.  De  schry- 
ver  van  »de  Bandjersche  Krijg"  beroept  zich  op  het  oor- 
deelkundig publiek. 

i^Was  de  expeditie  onder  Schuak  geschikt  om  de  roagt 
des  vijands  te  fnuiken ,  of  heeft  zij  niet  meer  dan  eenige 
vroegere  den  overmoed  van  Antassari  en  Soerapati  ver- 
sterkt, en  het  vertrouwen  op  onze  magt  bij  de  aan  ons 
gelrouw  geblevenen  geschokt?'* 

Op  die  vraag  dient  het  volgende.  Het  is  later  gebleken 
dat  de  togt  naar  Tongka  niet  goed  werd  aangevoerd; 
dat,  bij  een  betere  leiding,  Tongka  bereikten  genomen 
had  kunnen  worden.  Ook  nu  de  expeditie  mislukte,  le- 
verde zij  althans  het  resultaat  op ,  dat  de  vijand  zag  tot 
welke  volharding  onze  soldaten  in  staat  waren.  Dat  de 
sihongsche  hulpbenden  bijna  allen  in  's  vijands  handen 
vielen ,  was  haar  eigen  schuld ;  niettegenstaande  de  strenge' 
bevelen  der  officieren  en  inlandsche  hoofden  om  op  de 
vlotten  te  blijven ,  zwommen  zij  naar  den  oever  en  werden 
overvallen.  Gewaagd  u/as  de  togt  naar  Tongka ,  maar  het 
gezegde :  »trois  quart  d'audace  et  un  quarl  de  talent"  is 
in  den  oorlog  van  toepassing  en  werd  in  den  bandjerschen 
krijg  door  den  chef  der  expeditie  met  succes  toegepast. 
Waagde  hij  zich  niet,  in  Februarij  1860,  met  ongeveer 


Digitized  by  VjOOQIC 

/ 


97 


150  man,  een  klein  stoombootje  (de  Bennet)  en  een  kruis- 
boot,  in  het  hart  van  het  vijandelijk  gebied,  te  Amoen- 
thay?  —  de  Kingsbergen  kon  op  het  beslissend  oogenblik 
niet  verder  — ,  en  bragt  hij  niet  door  één  gevecht  een 
hoogstgevoeligen  slag  aan  den  opstand  toe  ?  —  Was  de  togt 
naar  de  Thewé ,  in  December  1862 ,  geen  stoute  onder- 
neming ? 

Zeer  ten  onregte  zoekt  de  majoor  Gerlach  in  den  togt 
naar  Tongka  een  geldige  reden  om  Verspijck  te  verwijten, 
ddat  hij  den  uitgebreiden  wrerkkring ,  dien  Andresen  aan 
•  de  zeemagt  had  toegewezen,  te  zeer  beperkte."  Zijne 
bewering ,  dat  men  iDdoor  middel  onzer  maritieme  magt, 
zeker  gemakkelijker  en  met  minder  opoffering  langs  de 
Mantallat-rivier  tegen  Tongka  had  kunnen  opereren"  steunt 
op  geen  enkelen  redelijken  grond.  Tongka  toch  is  voor 
de  marine  onbereikbaar.  De  Mantallat-rivier  waaraan 
Tongka  ligt ,  is  zoo  kronkelig  en  ondiep ,  dat  reeds  bij 
s.  Palingan  de  kleinste  sloep  haar  niet  verder  kan  op- 
roeijen.  Had  de  majoor  Gerlach  den  togt  van  van  Vlo- 
ten met  de  vereischte  aandacht  gelezen ,  hij  zou  gezien 
hebben  (bladz.  188  2**«  Dl.)  dat  de  gewapende  sloep  van 
de  Celebes  onder  van  Hogendorp,  die  den  30*^^°  Oclober 
de  kolonne  vergezelde,  halverwege  Tongka  moest  ach- 
terblijven en,  —  terwijl  de  kolonne  verder  oprukte,  — 
tot  dekking  diende  voor  de  vivres-praauwen ,  die  men 
eveneens  verpïigt  was  daar  achter  te  laten.  —  Slechts 
in  de  veronderstelling  (die  ik  trouwens  niet  deel)  dat 
Andresen  van  plan  was  den  werkkring  der  marine  te 
land  gaandeweg  uit  te  breiden ,  en  Gerlach  dat  plan  toe- 
juichte, kon  hij  Verspijck  van  de  beperking  een  ver- 
wijt maken.  Mij  is  echter  nimmer  een  klagte  der  ma- 
rine ter  oore  gekomen,  dat  Verspijck  Z.  M.  stoomsche- 
pen   werkeloos   voor   de  hoofdplaats  "liet   liggen;   inte- 

7 


Digitized  by  VjOOQIC 


98 


gendeel ,  hei  is  algemeen  bekend  dat  de  werkzaamheden 
der  marine  gedurende  den  krijg,  even  als  die  der  land- 
magt ,  talrijk  ,  hoogst  vermoeijend  en  vaak  ondankbaar 
waren. 

»Tot  op  den  huidigen  dag  staat  een  groot  gedeelte  der 
bevolking  van  de  Boven-Doesson  en  Teweh  nog  vijandig 
tegenover  ons ,"  zegt  de  Haes.  Maar  dit  is  zeer  onjuist. 
De  togt  naar  de  Thewé  onder  onmiddellijke  leiding  van 
den  luitenant-kolonel  Yerspijck  heeft  volkomen  aan  de 
verwachting  beantwoord.  Sedert  dien  togt  is  de  bevol- 
king rustig  en  gehoorzaam ,  de  gehoorzaamste  van  de  ge- 
heele  Boven-Barito.  Mangko  Saharie ,  vroeger  het  vijan- 
delijk hoofd  der  Thewé ,  is  thans  in  dienst  van  het  gou- 
vernement en  wijdt  zelfs  al  zijn  invloed  aan  het  bevre- 
digen der  bevolking  van  noordelijker  gelegen  streken.  De 
Boven-Doesson  komt  langzamerhand  geheel  in  onderwer- 
ping, van  vijandelijkheden  is  geen  sprake  meer.  — 


Als  voorbeeld  van  de  oppervlakkigheid  mijner  mede- 
deelingen  over  marine-handelingen,  haalt  de  Haes  een  feit 
aan ,  dat  naar  zijn  meening  tot  in  de  geringste  bijzonder- 
heden in  >de  Bandjersche  Krijg"  had  moeten  vermeld  wor- 
den. Mij  dunkt,  de  zinsnede  >de  Bali  bragt  van  de  reede 
van  Pagatlan  een  vaartuig  op,  dat  142 geweren  eneenige 
lilla's  geladen  had"  paste  juist  in  mijn  kader ;  hoe  menige 
togt  van  patrouilles  of  detachementen  die  zich  halfdood 
liepen ,  werd  in  minder  woorden  of  in  't  geheel  niet  me- 
degedeeld !  Niet  alzoo ,  zegt  de  Haes.  Ik  had  moeten 
beschrijven,  hoe  de  Bali  op  de  reede  van  Pagattan  komende, 
daar  een  vaartuig  rustig  vond  liggen ;  hoe  de  kommandant 
de  papieren  en  lading  van  dat  vaartuig  onderzocht,  en 
hoe   hij  vond ,   niet  142  geweren  ,  maar  >140  geweren. 


Digitized  by  VjOOQIC 


99 


i  donderbus  en  1  buks'*;  nieteenige  lilla's,  maar  >101ila's 
(groot  en  klein)'* ;  daarenboven  nog  >3  vaatjes  kruit,  2 
kisten  met  gev.  kruithorens  (Eng.  maaksel)  en  100  kogels 
van  lila's."  Ik  had  moeten  vertellen  :  hoe  hij  verder  han- 
delde ,  hoe  hij  dien  gezagvoerder  een  pas  gaf;  hoe  hij 
de  lading  in  beslag  nam ,  en  hoe  hij  die  later  aan  het 
bestuur  overgaf.  —  Waarlijk ,  door  zulke  belangrijke  ma- 
rine-handelingen op  te  nemen,  zou  de  DBandjersche  Krijg'* 
wel  veel  lijviger  zijn  geworden,  doch  ik  twijfel  er  aan 
of  één  zijner  lezers  —  die  van  de  marine  niet  uitgezon- 
derd —  er  bij  gewonnen  zou  hebben! 

Ik  maakte  in  't  geheel  geen  melding  van  de  vriend- 
schappelijke ontmoeting  der  Bali  met  een  andere  handels- 
praauw  in  de  Passir-rivier.  Die  praauw ,  zegt  de  Haes , 
was  voorzien  van  een  uitklaringsbewijs ,  behoorlijk  ge- 
teekend  door  den  havenmeester  van  Pontianak.  Inventaris 
en  lading  worden  stuksgewijze  opgenoemd. 

Ik  twijfel  er  geen  oogenblik  aan ,  dat  de  Haes  goed 
handelde  met  de  lading  na  te  zien ,  den  gezagvoerder 
«enige  wapens  af  te  nemen  ^  hem  er  andere  te  laten 
houden,  enz. ;  maar  ik  acht  dergelijke  marine-handelingen, 
zelfs  had  ik  die  ergens  vermeld  gevonden,  volstrekt  over- 
tollig in  een  geschiedenis  van  i»de  Bandjersche  Krijg." 
Het  schijnt ,  dat  er  tusschen  den  chef  der  expeditie  en 
den  kommandant  van  de  Bali  is  gecorrespondeerd  over 
de  wettigheid  dier  confiscatiën ,  over  de  kwestie  of  wy 
al  of  niet  regt  hadden ,  iets  van  vaartuigen  van  onafhan- 
kelijke rijken  weg  te  nemen;  mij  was  het  evenwel  ten 
eenemale  onbekend  en  is  't  ook  heden  nog  tamelijk  on- 
verschillig. — 

Van  geen  enkelen  togt  werd  een  juister  beschrijving 
gegeven  dan  van  dien,  welken  de  Kingsbergen in  April 


Digitized  by  VjOOQIC 


100 


1860  onder  leiding  van  den  luitenant  ter  zee  van  Gen- 
nep maakte.  Toch  vsraagt  het  de  Haes  die  beschrijving 
onjuist  te  noemen  en  noodzaakt  mij  afdoende  bewijzen  ie 
geven. 

De  instructie  van  den  chef  der  expeditie  luidde : 

»1«  enz. 

»2®  om,  zoo  de  waterstand  het  toelaat,  nog  een 
bestraffenden  togt  te  doen  naar  de  Boven-Doesson.  Mijne 
instructiën  voor  de  eerste  expeditie  tegen  Lontontoeor, 
bij  missive  dd.  26  Januarij  n°.  379  gegeven,  zullen  hier 
tot  rigtsnoer  moeten  genomen  worden,  alleen  in  zoo 
verre  gewijzigd  als  de  mindere  sterkte  van  de  expeditie 
zal  vorderen." 

Van  het  bepalen  van  een  termijn ,  waarop  de  stoom- 
schepen  moesten  terugkeeren,  was  natuurlijk  geen 
sprake.  De  Haes  schrijft  echter  voor,  dat  zij  deniö***^ 
April  terug  moeten  keeren.  Tot  zijn  leedwezen  heeft 
hij  die  instructie  niet  meer ;  ik  heb  die  nimmer  gehad , 
maar  lees  in  het  rapport  der  expeditie  van  van  Gennep 
gerigt  aan  de  Haes  : 

iWas  de  terugkomst  niet  door  UEdG.  op  den  15**«» 
bepacUd,  ik  had  getracht  de  Thewé  met  de  Boni  en 
gewapende  barkas  op  te  varen,  daar  Antassari  zich 
aldaar  volgens  zeggen  moet  ophouden;  doch  nu  moest 
ik  daarvan  afzien.'' 

Hij  dunkt,  dit  is  duidelijk  genoeg!  Indien  dat  be- 
palen van  een  datum  ëen  doel  had  gehad,  de  Haes 
moest  dat  doel  bekend  gemaakt  hebben.  Daarvan  toch 
hing  af,  of  van  Gennep,  in  het  onzekere  of  hij  be- 
langrijke voordeden  zou  behalen ,  op  eigen  gezag  van 
de  ontvangen  bevelen  mogt  afwijken.  Nu  de  Haes  de 
reden  niet  opgaf  waarom  hij  de  schepen  den  45*» 
terug  verlangde,  had  van  Gennep  gelijk  met  terug  te 


Digitized  by  VjOOQIC 


101 


komen.  De  Thewé,  die  zich  in  de  Barito  uitstort,  be- 
hoort tot  de  Boven-Doesson  en  was  het  algemeen  bekende 
woonoord  van  Antassari  en  Soerapati.  Van  Gennep  wist 
dit  ook  en  hield  zich  wijselijk  aan  de  instructie  van  de 
Haes ,  —  niettegenstaande  de  Uaes  zegt , .  hem  zoo  »goed 
te  kennen ,  dat  hij  zoo  iets  niet  (van  hem)  zou  kunnen 
gelooven."  Ik  herhaal  het:  door  een  termijn  te  bepa- 
len, belette  de  Haes  den  bestraffenden  togt  naar  de 
Boven-Doesson,  werkte  hij  de  bevelen  van  den  chef  der 
expeditie  tegen. 

Waarom  deze  hem  geen  opheldering  vroeg,  waarom 
hem  geen  aanmerkingen  werden  gemaakt  ?  Niet  omdat 
hij  zijn  handeling  goedkeurde,  maar  omdat  het  hem 
verdroot  andermaal  aanmerkingen  te  maken;  omdat  hij 
de  goede  verstandhouding  niet  op  nieuw  wilde  verbreken 
en  gehoor  gaf  aan  den  raad  van  hét  legerhoofd ,  om  in 
het  belang  der  medewerking  van  de  zeemagt  zich  zoo- 
veel mogelijk  van  kritiek  te  onthouden ,  vooral  met  het 
oog  op  de  spoedig  uit  Nederland  verwacht  wordende 
bevordering  van  dien  officier,  wiens  vervanging  dan  van 
zelf  noodig  werd.  Ik  kan  de  Haes  de  verzekering  geven, 
dat  de  chef  der  expeditie  zijne  opmerkingen  aan  het 
legerhoofd  niet  onthield ;  in  het  rapport  van  2i  April 
1860  L.  No.  40  staat  de  afkeuring  duidelijk  en  krachtig 
uitgedrukt. 

Aangaande  de  voorstellen  door  de  Haes  gedaan,  waarop 
hij  nimmer  eenig  antwoord  heeft  ontvangen,  kan  ik  hem 
mededeelen ,  dat  zij  noch  door  den  chef  der  expeditie , 
noch  door  den  kommandant  van  het  leger  goedgekeurd 
werden.  Het  afzonderen  van  150  man  infanterie  gedu- 
rende zes  maanden,  alleen  met  het  doel  om  het  gezon- 
ken wrak  der  Onrust  te  bewaken ,  in  een  jaargetijde 
waarin  de  troepen  zich  te  land  het  best  konden  bewegen 


Digitized  by  VjOOQIC 


102 


en  de  grootste  slagen  tot  bedwinging  van  den  opstand 
moesten  aangebragt  worden,  was  geheel  in  strijd  met 
gezonde  beginselen  van  oorlogvoeren  en  van  oeconomie. 
Opmerkelijk  is  het  slot  van  het  rapport  van  den  1*^ 
luitenant  Faure  Beeckman,  militair  en  civiel  gezagheb- 
ben van  Bekompay  en  Doesson,  die  aan  het  hoofd  van 
60  man  inranterie  dien  togt  medemaakte.  Dit  luidt  als 
volgt : 

»Ten  slotte  vereer  ik  mij  UHEdGestr.  kortelljk  mede 
te  deelen  eenige  opmerkingen,  te  beschouwen  als  het 
resumé  van  die,  welke  door  mij  op  de  reis  zijn  gedaan 
en  waarvan  sommige  nog  niet  in  dit  verslag  zijn  opge- 
nomen : 

bP.  Verschillende  hoofden  hebben  mij  verzocht,  dat 
het  bestuur  van  tijd  tot  tijd  een  stoomschip  mogt  zen- 
den, om  de  goedgezinde  bevolking  te  beveiligen  tegen 
de  wraak  der  muitelingen. 

»2^.  Dat,  wanneer  UHEdGestr.  mij  opdraagt  mijne 
onderhebbende  ardeeling  te  bezoeken,  ter  mijner  be- 
schikking wordt  gesteld  een  particuliere  boot.  Oorlog- 
schepen  toch,  welligt  om  hunne  groote  verantwoordelijk- 
heid, brengen  immer  bezwaren  te  berde,  van  welke  men  op 
particuliere  booten  nimmer  hoort;  de  dienst  lijdt  hier 
altijd  min  of  meer  door. 

iSo.    enz.''  — 

De  enkele  opmerkingen  van  de  Haes  over  het  tijdvak 
dat  hij  niet  bijwoonde  (April  1860  tot  aan  het  begin 
van  1863),  zijn  in  drie  bladzijden  vervat  en  te  weinig 
belangrijk  voor  de  krijgsgeschiedenis ,  om  er  lang  by 
aiil  te  staan. 

Alleen  teeken  ik  aan,  dat  het  als  een  nieuw  bewijs 


Digitized  by  VjOOQIC 


103 


van  gematigdheid  kan  gelden,  nu  ik  op  bladz.  327 van 
het  1®  Dl.  mij  van  kritiek  onthield.  De  instructie  voor 
van  Gennep  luidde: 

>0m  te  beproeven  het  wrak  der  Onrust  nog  te  red- 
den of  in  drijvenden  toestand  te  brengen ,  dan  wei  het 
te  vernielen.  Hierbij  zal  geobserveerd  worden ,  dat  van 
af  kampong  Riong  tot  zoo  ver  als  men  met  de  vaartui- 
gen zal  kunnen  komen  op  de  Boven-Doesson ,  alle  be- 
woners als  vijanden  moeten  beschouwd  worden  en  ge- 
tracht dezen  zooveel  mogelijk  afbreuk  te  doen  en  hunne 
eigendommen  of  bezittingen  te  verdelgen  of  te  vernie- 
len." 

ïYoor  dezen  togt  is  gedesigneerd  Z.  M.  stoomschip 
Kingsbergen,  de  van  Os,  de  gewapende  barkas  meteen 
detachement  van  12  mariniers  en  25  infanteristen  onder 
den  2ea  luitenant  de  Brauw,  eenige  duikers  en  15  ket- 
tinggangers." 

Met  deze  magt  had  van  Gennep ,  vooral  toen  het 
springen  van  de  Onrust  reeds  den  5**«°  November  was 
afgeloopen ,  zeer  goed  de  Thewé  kunnen  opgaan.  Maakte 
de  chef  der  expeditie  al  geen  aanmerkingen,  toen  de 
expeditie  reeds  den  9***"  November  te  Bandjermasin  terug- 
kwam ,  het  bewijst  volstrekt  niet  dat  hij  het  goedkeurde  ; 
het  pleitte  alleen  voor  zijn  weerzin  om  andermaal  op 
een  marine-handeling  aanmerkingen  te  maken. 

Dat  de  togt  van  derf  luitenant  ter  zee  Rijk  geen  dood 
en  verderf  op  de  oevers  der  Thewé  aanbragt ,  verwachtte 
niemand.  Sedert  het  afloopen  der  Onrust  was  er  een 
jaar  verloopen  en  de  bevolking  der  Thewé  had  zich  voor 
het  grootste  gedeelte  in  het  binnenland  teruggetrokken. 


Digitized  by  VjOOQIC 


104 

Op  de  vraag:  >of  de  bevaarbaarheid  der  s.  Karawa 
(bladz.'  341  1«  Dl.)  ontstaan  was  sedert  de  oprichting 
der  benting",  vertrouw  ik  dat  de  Haes  zich  zelf  wel  het 
antwoord  zal  kunnen  geven.  Neen  I  die  soengej  was 
niet  op  eenmaal  voor  groote  praauwen  bevaarbaar  ge- 
worden; maar  in  het  begin  van  den  oorlog  dacht  de 
vijand,  dat  wij  alleen  met  groote  vaartuigen  vochten  en 
bouwde  daarom  een  benting  op  een  ongenaakbaar  punt. 
Toen  hij  echter  vernam ,  dat  men  hem  met  kleine  vaar- 
tuigen wilde  aantasten,  nu  de  groote  schepen  er  niet 
konden  komen,  achtte  hij  zich  aan  de  s.  Karawa  niet 
meer  veilig  en  verliet  de  benting. 

Die  het  slot  der  brochure  van  de  Haes  leest,  zal  hem 
niet  verwijten  van  pogingen  te  hebben  aangewend  om  den 
schrijver  van  >de  Bandjersche  Krijg"  trotsch  op  zijn  ar- 
beid te  maken;  uitdrukkingen,  die  alleen  gekrenkte 
eigenliefde  verraden,  bewijzen  echter  niets.  Dat  ik  in 
de  vervulling  mijner  taak  een  enkele  maal  te  kort  schoot, 
weet  ik;  maar  dat  ik  geen  partijdige  voorstelling  van 
feiten  gaf,  bewees  ik. 

Waar  gehandeld  wordt ,  worden  ook  fouten  gemaakt ; 
door  de  fouten  van  enkelen  wordt  evenwel  geen  korps, 
geen  geheel  wapen  gestigmatiseerd. 

Vatte  ik  met  weerzin  de  pen  op,  omdat  men  mij 
dwong  mij  bij  het  publiek  te  verantwoorden,  ik  leg  die 
neer  met  het  bewustzijn  mijn  pligt  betracht,  niet  in  het 
denkbeeld  mijn  tegenpartij  overtuigd  te  hebben.  Pogin- 
gen om  het  gunstige  oordeel  van  iemand  over  zijn  eigene 
handelingen  te  wijzigen,  gelukken  in  den  regel  niet. 
Het  verkeerde  dier  handelingen  blijft  niettemin  bestaan. 
Wars  van  verder  geschrijf  over  dit  onderwerp,  verwijs 
ik  voor  het   vervolg   ieder,  die  nog  geloof  mogt  slaan 


Digitized  by  VjOOQIC 


105 


aan  belangrijke  marine-feilen  die  ik  niet  meldde  of  niet 
genoeg  waardeerde,  naar  het  tijdschrift:  Verhandelingen 
en  Berigten  betrekkelijk  het  zeewezen  enz. ,  jaargang 
1865  n^  1.  Dtór  vindt  men  het  ^Zakelijke  verslag  van 
de  verriglingen  der  Nederlandsche  marine  in  Oost-Indië 
gedurende  het  jaar  1860,"  opgemaakt  aan  het  ministerie 
van  marine.  Dat  verslag  heeft  dus  een  oiBciëel  karak- 
ter, en  bevat  al  hetgeen  de  marine  te  Bandjermasin 
presteerde.  Laat  men  d^&rin  meldingswaardige  feiten 
opsporen,  die  niet  in  »de  Bandjersche  Krijg"  voorkomen; 
ik  zocht  ze  er  te  vergeefs! 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC 


BULA&Elf. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC 


No.   B7. 
Rg  lagen  drie 

Aan  boord  van  Z.  M.  stoomschip  Celebes , 
Marabahan  7  Augustus  1859. 

Omtrent  mijne  verrigtingen  met  Z.  M.  stoomschip  Celebes , 
na  het  verzenden  mijner  letteren  3  Augustus  No.  223 ,  heb 
ik  de  eer  XJHEdG.  het  hiernavolgende  te  rapporteren. 

Toen  bg  de  berigten  van  den  luitenant  ter  zee  Jhr.  J. 
M.  Clifford  Eocq  van  Breugel  de  tgding  kwam ,  dat  men  van 
Ban^ermasin  de  bezetting  van  Poeloe  Petak  nog  niet  van  le- 
vensmiddelen had  voorzien,  en  de  door  ons  verstrekte  voorraad 
nagenoeg  verbruikt  was,  besloot  ik  weder  eens  naar  die  plaats 
te  stoomen,  ten  einde  met  een  en  ander  te  helpen. 

Daar  aankomende,  deelde  de  gezaghebber  mij  mede,  dat 
er  nog  een  kotta  mara  te  Tongoehan  of  Poeloe  Palangkie  was. 
Ik  stoomde  daarop  den  5  Augustus  de  Kapoeas  op  tot  Palangka , 
zonder  ergens  eenig  spoor  van  eene  benting  of  v^andel^'kheid 
te  ontdekken;  terugkomende  zond  ik  den  luitenant  ter  zee 
2^  klasse  W.  Sieffens  met  de  gewapende  barkas  op  ver- 
kenning uit  y  om  vooreerst  tusschen  PI.  Eanamit  en  den  wal 
door  te  roegen.  Daar  het  echter  reeds  bijna  vgf  uur  namid- 
dag was ,  gaf  ik  ZEG.  last ,  om  zich  krachtdadig  te  verdedi- 
gen ,  indien  de  vtjand  aanviel ,  doch  geen  gevecht  te  be- 
ginnen. 

Na  een  klein  half  uur  kwam  genoemde  ofScier  terug  en 
bragt  de  tgding  dat  de  barkas  gestuit  was  op  eene  kotta  mara 
die  de  geheele  ruimte  der  passage  opvulde ,  dat  eene  groote 


Digitized  by  VjOOQIC 


110 

massa  volk  op  die  versterking  nieuwsgierig  de  barkas  had 
aangestaard ,  zonder  Y^andol^'kheden  te  beginnen  »  en  dat  het 
misschien  mogel^k  zonde  zgn,  om  de  {Oelebes  achteruit  zooTer 
in  de  passage  te  halen,  dat  de  kotta  mara  op  een  paar  honderd 
ellen  afstand^  met  den  achtersten  dertigponder  konde  beschoten 
worden,  's  Avonds  te  Plankey  terugkomende,  vernam  ik  van 
den  heer  Maks,  dat  het  waarschgnlijk  onmogelgk  zoude  zgn,  om 
met  de  Celebes  in  de  passage  te  komen.  De  bekomene  tg- 
ding,  dat  de  Fembukal  op  deze  kotta  mara  woonde,  deed  mg 
echter  besluiten  de  zaak  te  beproeven,  doch  ik  nam  tevens 
14  bajonetten  der  bezetting  te  Plankey ,  en  een  vgflien 
Dayakkers  van  den  heer  Maks  mede ,  om ,  indien  het  mislak- 
te  de  Celebes  in  de  passage  te  halen,  dan  eenen  weg  over  het 
eiland  te  kappen,  en  de  kotta  mara  tegelijk  met  de  gewapende 
sloepen  en  over  den  wal  met  de  twee  mortieren  en  een  25 
geweerdragende  mannen  aan  te  vallen. 

*s  Morgens  ten  %^l^  uur  van  6  Augustus  kwam  ik  met  de 
Celebes  voor  de  passage  ten  anker,  stak  zooveel  geschikte 
trossen  als  wij  vinden  konden  op  elkander,  en  begon  er 
achter  uit  in  te  halen.  Deze  manoeuvre  gelukte  volkomen. 
De  gewapende  barkas  der  Ar^joeno  onder  bevel  van  den 
luitenant  ter  zee  Clifiord,  beschermde  de  troepen,  die  de  tros- 
sen uitbragten.  De  vijand  schoot  met  geweren  op  de  sloe- 
pen, zoolang  hy  die  alleen  konde  zien,  doch  verliet  met  over- 
haasting de  versterking,  zoodra  eenig  gedeelte  der  Celebea 
voor  hem  zigtbaar  werd.  Waarschijnlijk  had  het  vorig  ge- 
vecht met  onze  dertigponders »  op  een  vjjf  en  dertig  el  af- 
stands  (1)  hem  niet  bevallen.  Ik  zond  toen  de  gewapende 
sloep,  onder  bevel  van  den  luitenant  ter  zee  W.  Steffens, 
om  de  versterking  te  nemen.  Ten  elf  uur  woei  de  holland- 
sche  vlag  op  de  kotta  mara  en  's  avonds  ten  9  ure  lag  deze 
versterking  te  Plankey  aan  den  wal. 

Den  volgenden  morgen  liet  ik  de  bezetting  weder  voor  drie 
weken  van  levensmiddelen  voorzien  en  ging  naar  Marabahan 
terug. 

(1)  Op  pag.  249  der  Hand.^  en  Berigten  leest  men  «vijftig  el.*' 


Digitized  by  VjOOQIC 


111 

Eene   hierbij  gaande   teekening  der  kotta  mara,   gemaakt  1 

door  den  Initenant  ter  zee  W.  Steffena  zal ,  naar  ik  vertrouw ,  \ 

üHEdG.  een  dnidelgk  denkbeeld  geven  van  de  inrigting  de- 
zer versterkte  vlotten, 

üit  de  inwendige  verdeeling  der  laatstgenoemde  kotta  mara 
bleek  genoegzaam ,  dat  zjj  door  vele  menschen  bewoond  werd. 
Een  magazijntje  van  levensmiddelen,  blokken  en  boegen  om 
krijgsgevangenen  in  te  bewaren,  een  dakje  om  onder  te  sla- 
pen en  nog  vele  andere  gemakken  waren  er  aanweaïg. 

De  ontvangst  Uwer  voor  ons  zoo  vereerende  letteren  dd.  1 
Augustus  1859  N^.  75  L».  A.  erkennende,  heb  ik  de  eer  ÜHEdG. 
kennis  te  geven,  dat  door  mij  zal  voldaan  worden  aan  de 
daarin  gegeveue  bevelen ,  zoo  spoedig  als  ik ,  na  eenigen  tijd 
tot  overweging,  daartoe  in  staat  zal  zijn.  Intusschen  is  het 
voor  m^  een  groot  genoegen  ÜHEdG.  te  kunnen  rapporteren, 
dat  ook  op  den  6  Augustus  allen  zich  uitmuntend  hebben 
gedragen ,  —  zoodra  ik  daartoe  meer  tgd  zal  hebben ,  hoop 
ik  ÜHEdG.  van  een  en  ander  een  meer  gedetailleerd  rapport 
te  kunnen  aanbieden. 

Ik  heb  tevens  de  eer  ÜHEdG.  hierbij  over  te  leggen  een 
brief  van  de  Pangerangs  Djaya  Simitra  en  Hamin  aan  den  ko- 
lonel. 

In  verband  met  het  schrijven  van  ÜHEdG.  dd.  30  Julij  N®.  68 
L^.  A.  en  m^'n  schrijven  dd.  3  Augustus  N^.  223  vermeen  ik  voor- 
alsnog de  Negara  niet  te  moeten  opstoomen,  ten  einde  de 
twee  in  Commissie  zgnde  Pangerangs  niet  te  hinderen.  Het 
zal  mij  evenwel  zeer  aangenaam  zgn  het  gevoelen  of  de  be- 
velen van  ÜHEdG.    daaromtrent  later  te  mogen  vernemen. 

Met  de  twee  geblesseerde  Javanen  gaat  het  zeer  naar  wensch; 
Op  den  6  Augustus  is  er  niemand  gewond  of  getroffen.  — 
De  kommandant  van  voornoemd  stoomschip, 
(w.  g.)  J.  A.  Yandevsldb. 
Aan 
den  kapitein-luiienanl   ter    zee   kom- 
mandant  der   maritime  magt   in   de 
zuid-  en  ooster-afdcéLmg  van  Borneo, 


Digitized  by  VjOOQIC 


BX^JLAGTl     B. 


extbagt-jouskaal 

van   den  1»"»  Luitenant  Chef  van  den  Staf  in  de  Zuid-  en 

Ooster-afdeeling  van  Bomeo,  van  en  met  den  l**» 

tot  en  met  den  16<ï«>  Augustus  1861. 

2  Augustus.    Afdeeling  Bandjermasin. 

De  kommandant  van  Telang  meldt  dat  den  25  Julg  Soeto- 
Ono  van  Pakoe  was  teruggekeerd  en  het  volgende  had  mede- 
gedeeld : 

Si-Dabok  had  2  ^joekongs  en  1  rankang  op  den  vgand 
veroverd  y  benevens  20  lansen  en  schilden  en  de  brandals 
10  gekwetsten  en  3  dooden  toegebragt;  zijne  vrouw  en  kin* 
deren  waren  bg  die  gelegenheid  vermoord.  Soeto-Ono  was 
met  70  volgelingen  de  bosschen  nog  ingegaan ,  doch  had  geen 
vijand  gezien.  Op  zgnen  terugweg  ontmoette  hg  drie  be- 
woonde huizen,  waaruit  de  vrouwen  en  kinderen  vlugtten ; 
de  mannen  verweerden  zich  met  gevelde  lansen;  twee  wer- 
den doodgeschoten  en  hunne  hoofden  meegenomen.  Volgens 
zgn  raad  moesten  de  omstreken  van  Bodok  schoongeveegd 
worden  en  zouden  er  ±  600  muitelingen  te  Moentai  zitten 
aan  de  soengej  Earrauw,  bij  de  soengej  Boentoek. 

7  Augustus.    Afdeeling  Martapoera. 

Een  rapport  van  den  kommandant  van  Z.  M.  stoomschip 
Oelebes  luidt  als  volgt : 

Op  den  2  Augustus  was  de  soengej  Boentoek  door  een 
gewapende  sloep  verkend;  het  water  was  vallende,  de  oevers 
hoog  en  slikkerig,   doch  bg  de  versperring  eenigzins  hooger. 


DigitizedbyVjOOglC 


113 

I>e  sloep  had  geene  vijandelijkheden  ondervonden.  Boven  de 
soengej  waren  nit  het  bosch  3  geweerschoten  gevallen  op  Z. 
M.  stoomschip  Oelebes,  en  beantwoord,  waarop  het  vuur 
eindigde;  den  3<>«  werd  de  Suriname  ontmoet,  de  kolen  en 
victualie  en  ook  de  mariniers,  en  soldaten  overgenomen ,  en 
de  Boven-Doesson  weer  opgestoomd. 

13  Augustus.    Afdeeling  Bandjermasin. 

Den  9<*e°  Augustus  had  de  waarnemend  militaire  kom- 
mandant  van  Mengkatip  een  schrijven  van  den  kommandant 
van  Z.  M.  stoomschip  Celebes  ontvangen  van  den  volgenden 
inhoud : 

Deze  kommandant  was  den  5<^°  's  morgens  om  6^^  ^^^ 
met  de  gewapende  groote  sloep  en  barkas ,  met  den  luitenant 
2^®  klasse  Hoogendorp  en  den  adjunct-administrateur  Hane- 
graeff  uitgerukt,  om  de  soengej  Boentoek  te  verkennen. 

De  versperringen  werden  opgeruimd»  de  flanken  werden 
gedekt  door  de  ontscheepte  infanterie ,  mariniers  en  matrozen. 

Door  den  lagen  waterstand  was  het  vervoer  allerlangzaamst. 
Een  djoekong  werd  naar  boord  gezonden  om  talies  etc.  te 
halen;  op  deze  werd  door  den  vijand  gevuurd,  waarbjj  de 
korporaal  der  marine  Ei'onenberg  door  3  kogelschoten  ge- 
wond werd. 

De  soengej  Boentoek  werd  verderop  verkend  en  nog  twee 
praauwtjes  ontmoet ,  waarvan  de  bemanning  echter  ontvlugtte ; 
ook  overland  werd  het  terrein  onderzocht ,  de  inlandsche  ma- 
troos Njamin  werd  in  het  been  geblesseerd,  daar  van  tijd 
tot  t^d  uit  het  digte  boach  op   die  koloune  gevuurd  werd. 

De  luitenant  Hoogendorp  werd  ziek  en  door  den  luitenant 
ter  zee  2^  klasse  van  Manen  afgelost ;  's  nachts  werd  daar 
gebivouacqueerd  en  den  volgenden  dag,  om  de  vele  zieken 
naar  boord  teruggekeerd. 

14  Augustus.    Afdeeling  Ban^ermasin. 

De  kommandant  van  Z.  M.  stoomschip  Celebes  had  op 
den  lO^l^»  Augustus  aan  den  kommandant  der  expeditie  in 
de  Boven-Doesson  nagenoeg  het  volgende  gemeld  : 

Den  9<^  was  de  kommandant  wedr  in  de  soengej  Boentoek 

8 


Digitized  by  VjOOQIC 


lU 

gedebarkeerd ;  de  yersperringen  werden  overgetrokken  en  in 
djoekongs,  waarin  o.  a.  de  mortier  h  12  duim,  de  togt  voort- 
gezet. 

Aan  de  oerers  werd  daarop  yoortgemarcbeerd  en  het 
bosch  aan  weerskanten  gedurig  onderzocht;  later  werd  een 
linker-zijtak  gevolgd,  omdat  daaraan,  volgens  ingewonnen 
berigt,  eenige  kampongs  moesten  liggen;  doormarcherende, 
stuitte  de  kolonne  op  het  meerDanau-Sadar,  waar  ook  eenige 
huizen  en  eene  kampong  stonden,  die  echter  in  haast  en  sints 
zeer  kort  schenen  verlaten  te  zgn.  De  huizen  werden  ver- 
brand en  de  padie  en  de  overige  levensbehoeften  vernield. 

Ook  de  luitenant  ter  zee  2^^  klasse  van  Manen »  die  meer 
links  had  aangehouden,  had  eenige  huizen  (ook  verlaten)  be- 
speurd, die  hetzelfde  lot  ondergingen. 

Op  die  plaats  werd  gebivouacqueerd. 

Den  volgenden  morgen  werd  al  patrouillerende  de  terug- 
marsch  aangenomen.  Noch  van  den  vijand,  noch  van  zgne 
versterkingen,  werd  iets  bespeurd,  en  ten  10%  uur  was  de 
kolonne  aan  de  versperring  gekomen. 

De  luitenant  van  Manen  was  met  eenige  manschappen 
langs  den  regter-oever  gezonden,  terwgl  de  kolonnekom- 
mandant  (luitenant  ter  zee  1*^  klasse  Hackstroh)  langs  den 
linker-oever  had  gemarcheerd. 

's  Middags  werd  de  Celebes  wederom  bereikt. 


Digitized  by  VjOOQIC 


EXTRACT. 

Ezp«diti«  in  d«>  Zuid- 
M  Oo6t«r«fdflelm0 
ran  Borneo. 


B  U  IL.  A.  O  £2     O. 


Bandjermasin  den  10  October  1859. 


Sedert  enz. 

Bij  mijne  terugkomst  van  Martapoera  in  den  avond  van 
den  6  Augustus  ontving  ik  het  Gouvemementsbesluit  van 
den  29  Julij  1859  no.  2 ,  waarbij  werd  bevolen  de  terugzen- 
ding van  Z.  M.  stoomschip  Ardjoeno,  met  het  op  dien  bodem 
te  huis  behoorend  personeel  en  materieel,  dat  nu  nog  overal 
verspreid  was,  en  tot  de  vereeniging  van  hetwelk,  nog  ver- 
scheidene dagen  noodig  zouden  zijn. 

Inmiddels  werd  den  waamemenden  kommandant  van  dien 
bodem  opgedragen,  de  kust,  in  het  bijzonder  tusschen  de 
monding  van  de  Barito  en  Tabanio ,  waar  naar  luid  van  ont- 
vangene berig^en  kruid,  wapens  en  Boeginezen,  ter  onder- 
steuning der  opstandelingen,  werden  ingevoerd.  Sedert  het 
vertrek  van  de  Ardjoeno  naar  Java  was  geen  oorlogschip  be- 
schikbaar, om  de  kust  te  bewaken. 

Aan  dien  kommandant  werd  tevens  opgedragen,  om  met 
de  Boni  en  twee  gewapende  sloepen  eene  verkenning  in  de 
rivieren  Tabanio  en  Moelukko  te  laten  doen  ;  daartoe  werd 
een  te  Bandjermasin  aanwezig  gedeelte  der  equipage,  benevens 
een  twintigtal  infanteristen  naar  boord  gezonden.  De  berigten 
omtrent  Tabanio  luidden,  dat  het  door  ons  in  1854  verlaten 
maar  gaaf  gelaten  steenen  fort ,  door  eenige  weinige  opstan- 
delingen bezet  was ,  en  de  kampongbewoners  sedert  den  moord 
op  den  gezaghebber  gepleegd  die  plaats  geheel  verlaten  had- 


Digitized  by  VjOOQIC 


116 


den.  Zoolang  aan  de  riyiermonding  tegen  den  invoer  gewaakt 
konde  worden,  had  Tabanio  geene  waarde,  integendeel  de  be- 
zetting van  dat  punt  zonde  mij  noodzaken ,  de  magt  die  door 
de  vele  zieken  reeds  niet  toereikende  was  om  vrij  te  kunnen 
ageren ,  nog  meer  te  versnipperen  en  dus  nog  grootere  moeije- 
lijkheden  om  de  communicatie  te  onderhouden  veroorzaken , 
en  dit  deed  m^  den  bepaalden  last  geven  het  fort  niet  te  ne- 
men, maar  bloot  eene  verkenning  te  doen. 

Beeds  vroeger  had  ik  het  voornemen ,  van  nit  Martapoera 
door  Ealangan  en  Fleiarie  op  Tabanio  aan  te  rakken  ,  doch 
had  bg  de  woelingen  die  er  in  het  vorstengebied  bleven  heer- 
schen  dit  plan  moeten  opgeven ,  omdat  ik  dan  geen  vol- 
doende magt  te  Martapoera  konde  achterlaten,  om  zoo  noodig 
de  communicatie  met  Pengaron  tegen  ernstige  aanvallen  te 
beschermen.  Voor  het  vertrek  van  de  Ardjoeno  wilde  ik  echter 
zekerheid  hebben ,  hoe  het  er  daar  uitzag ,  om  ook  daarna  de 
versterking  te  regelen,  die  ik  in  plaats  daarvan  zoude  moeten 
aanvragen.  Bg  het  uitvaardigen  van  de  instructie  voor  die 
verkenning  heeft  echter  eene  onduidelijkheid  plaats  gehad , 
die  tot  misverstand  aanleiding  heeft  gegeven ;  in  plaats  van 
zich  bloot  tot  eene  verkenning  te  bepalen,  meende  de  kom- 
mandant  door  die  instructie  tevens  gehouden  te  zijn,  de  op- 
standelingen uit  het  fort  te  moeten  veijagen,  wanneer  daartoe 
kans  bestond.  Zonder  dat  de  opstandelingen  een  schot  ge- 
daan hadden,  was  de  Boni  met  de  gewapende  sloepen  en 
eene  kruisboot  het  fort  gepasseerd ;  men  had  de  rivier  onver- 
sperd  gevonden ;  met  hoog  water  kon  de  Boni  de  voorlig-» 
gende  bank  passeren,  en  ware  men  toen  teruggekeerd,  dan 
was  aan  mgn  last  voldaan  geworden.  De  zoo  even  bedoelde 
onduidelgkheid  in  de  instructie  en  vermoedelijk  het  ook  on- 
gehinderd passeren  onder  het  bereik  van  het  fort,  dat  zeer 
nabij  den  linker  rivieroever  ligt,  verleidden  den  luitenant  ter 
zee  von  Cronenthall  eene  attaque  op  het  fort  te  beproeven ; 
hg  liet  zijne  magt  debarqueren  op  een  punt,  waar  hg  door 
een  niet  bezet  bastion  van  het  fort  gedekt  dacht  te  z|jn,  en 
in   een   oogenblik  werd  hg,    do  luitenant  ter  zee  2^  klasse 


Digitized  by  VjOOQIC 


117 


de  Swart,  benevens  7  manschappen  ernstig  verwond  en  sneu- 
velden 2  man.  Vermits  de  twee  aanwezige  officieren  verwond 
^waren,    moest   men    terugtrekken.    Het    hierbij    overgelegd 
rapport  van  die  verkenning,  zal  het  hier  aangeteekende  nstder 
toelichten.    De  verkenning  die  aanvankelijk  als  volkomen  ge- 
lukt konde  beschouwd  worden,  eindigde  door  eene  onduide- 
lijkheid  in   de   instructie   en  te  veel  moed  en  ^'ver  van  den 
kommandant  in  eene  nederlaag.  Dit  had  nog  met  geene  out- 
moeting   met    de  opstandelingen  plaats  gehad;  overal  waren 
zg ,  met  welke  overmagt  ook  opgekomen ,  door  onze  troepen 
op    de   vlugt  gejaagd ,  nergens  waren  die  voor  hen  terugge- 
trokken. Zoo  de  aanwezige  middelen  toereikend  waren,  moest 
dit   worden   hersteld ,   want  zeer  zeker  zoude  men  anders  de 
opstandelingen  overal  met  nieuwen  moed  het  hoofd  zien  op- 
steken.   Doch   om   geene   tweede  nederlaag  op  de  eerste  te 
doen  volgen,  besloot  ik  de  positie  te  Tabanio  in  persoon  te 
▼erkennen  en  de  middelen  te  begroeten,  die  tot  het  nemen  der 
-versterking,  waartoe  ik  nu  gedwongen  werd,  noodig  zouden  zijn. 
Vooraf  wilde  ik  echter  mij  van  den  stand  van  zaken  bg  de 
Foeloe  Petak  en  op  de  Eapoeas  overtuigen. 
De  Celebes  enz. 

Den  20»'«»  des  morgens  vertrok  ik  naar  de  reede  van  Ta- 
banio ;  de  Celebes  en  Boni  kwamen  aldaar  den  2l8ten  'q  mor- 
gens in  de  nabijheid  van  Z.  M.  stoomschip  Ar  dj  oeno  ten  anker. 
De  verkenning  welke  ik  den  volgenden  morgen  langs  het 
strand  en  in  de  monding  der  rivier  deed  ,  gaf  bevredigende 
uitkomsten.  De  muren  van  het  fort,  een  gebastionneerde 
vierhoek ,  dat  zeer  goed  bezet  scheen ,  waren  onbeschadigd  en 
naar  gissing  12  voet  hoog ,  en  omgeven  door  eene  gracht ;  de 
schietgaten  waren  gaa£  Twee  poorten  dienden  tot  toegang; 
zij  schenen  echter  aan  de  binnenzijde  verzekerd  te  zgn.  De 
gemeenschap  scheen  onderhouden  te  worden  door  middel 
van  een  ladder  over  de  muren.  Het  terrein  bood  de  gele- 
genheid aan,  om  twee  12ponders  op  belegeringsaffuit,  die 
ik  van  de  bewapening  van  Schans  van  Thuyl—  die  post  is  met 
vier  12ponder8  gewapend  —  naar  de  reede  van  Tabanio  had 


Digitized  by  VjOOQIC 


118 


doen  brengen ,  op  eenen  afstand  van  twee  tot  400  ellen  yan 
bet  fort  op  te  stellen.  De  gedane  verkenning  gaf  mg  niet  al- 
leen de  zekerheid ,  dat  men  met  de  landingsdiyisie  door  de  hier 
aanwezige  oorlogscbepen  te  leveren,  versterkt  met  een  70tal 
bajonetten,  twee  12ponders  met  bediening,  ondersteund  door 
het  zware  geschat  van  de  Oelebes  en  Montrado  -^  de  Ar- 
djoeno  moest  te  ver  van  den  wal  bljjven  —  volkomen  in  staat 
zoude  kunnen  zijn  het  fort  te  nemen  niet  alleen ,  maar  dat 
de  gunstige  gesteldheid  van  het  terrein  tevens  de  gelegenheid 
gaf  9  het  ontsnappen  der  vgandelgke  bezetting  te  beletten,  en 
dus  alles  over  de  kling  te  jagen.  £n  hierop  moest  ik  te 
meer  prijs  stellen,  omdat  mij  was  berigt  dat  fiiay  Demaug 
Leman ,  na  de  nederlaag  bij  Goenoeng  Lawak  naar  Tabanio 
was  getrokken,  het  bevel  in  die  sterkte  voerde  en  onder  hem 
nog  Eiay  Lang-lang  en  Badja  Moesa,  een  Boeginees  —  die  beide 
de  bevolking  van  Tanah  Laut  in  opstand  hielden,  doordebe- 
dreiging  van  de  kampongs  te  verbranden,  die  geene  gewa- 
penden  'wilden  leveren ;  uit  de  in  het  fort  gevonden  maleische 
brieven,  is  dat  berigt  bevestigd  geworden.  De  nederla^bij 
de  verkenning  waarvan  boven  gesprokenis,  was  geleden  door 
de  Marine;  de  uitmuntende  diensten  door  haar  ook  bij  deze 
expeditie  bewezen,  maakten  het  mg  tot  pligt,  haar  in  het 
bijzonder  in  dit  geval  de  gelegenheid  te  geven ,  die  neder- 
laag te  wreken ,  om  welke  reden  ik  besloot  Z.  M.  schroef- 
stoomer  Montrado  die  tijdelijk  te  Bandjermasin  gestationneerd 
was ,  naar  Tabanio  te  doen  stoomen ,  en  het  bevel  over  deze 
operatie  aan  den  kapitein-luitenant  ter  zee  J.  A.  E.  van  Has- 
selt op  te  dragen.  Die  hoofdofficier  voerde  het  bevel  te  Mar- 
tapoera  gedurende  mijne  afwezigheid ;  met  de  meeste  bereid- 
willigheid en  met  den  meesten  ijver  had  hg  zich  met  diensten 
belast,  die  eigeulgk  minder  in  zijne  werkkring  vielen,  en  het 
kwam  mij  daarom  niet  meer  dan  billijk  voor  hg  het  bevel 
voerde  daar  waar  de  geheele  maritieme  magt  vereenigd  zoude 
handelen.  Ik  kon  echter  het  bevel  te  Martapoera  niet  aan 
den  kapitein  Sterke  overlaten  en  droeg  dit  op  aan  den  luite- 
nant  ter   zee  1*^^  klasse  kommandant  van  Z.  M.  stoomschip 


Digitized  by  VjOOQIC 


119 


MontradOy  die  door  zijne  anciënniteit  boven  dien  kapitein 
geplaatst  was  en  die  ik  door  zgne  verrigtingen  bg  Poeloe  Petak 
had  leeren  kennen  als  een  solied  en  kundig  officier,  aan  wien 
ik  gerust  het  bevel  te  Martapoera  konde  overlaten.  Den  22s^«» 
was  ik  met  de  Boni  te  Bandjermasin  terug ,  zond  onmiddell^'k 
den  Heer  de  Haes  ter  vervanging  van  den  overste  van  Has- 
selt naar  boven ,  welke  hoofdofficier  den  volgenden  avond  voor- 
zien van  eene  Nota  van  instructie  met  de  Boni  naar  Tabanio 
vertrok  en  daar  den  24"«»  aankwam. 

Den  27»'«"  daaropvolgende  werd  het  steenen  fort  te  Ta- 
banio stormenderhand  ingenomen. 

Omtrent  dit  wapenfeit  zal  ik  de  vrijheid  nemen  te  verw^'zen 
naar  de  rapporten  van  den  overste  van  Hasselt  waarvan  af- 
schrift onder  letter  A.  en  B.  worden  aangeboden  en  onder 
letter  C.  een  afschrift  van  de  nota  van  instructie  aan  den 
zoo  evengenoemden  hoofdofficier  uitgereikt.  Op  eene  uitmun- 
tende wijze  is  daar  weder  door  de  marine  en  de  landmagt 
de  eer  onzer  wapenen  gehandhaafd.  De  vijand  heeft  daar  vele 
verliezen  geleden  (1),  zooals  ik  later  vernam  is  daarbij  de 
kapitan  Moesa  gesneuveld. 

Daarbij  zgn  veroverd  twee  van  het  fort  wapperende  vlag- 
gen, namelijk  eene  roode  met  een  witte  balk  in  het  midden  — 
de  oorlogsvlag  —  en  eene  gele  of  vorstenvlag,  veel  kruid, 
blanke  wapens ,  eenige  geweren  en  15  stukken  geschut  van 
1  tot  3  pond,  waarvan  de'  zwaarste  kalibers  echter  geheel 
onbruikbaar  zijn.  Nog  zgn  daarbij  buit  gemaakt  vier  boeginee- 
sche  praauwen ,  welke  de  opstandelingen  hadden  bijgestaan.  (2) 
De  1*'®  luitenant  van  Dam  van  Isselt  en  de  sergeant  hoorn- 
blazer van  Laar  waren  het  eerst  door  de  bres  binnen  de  ver- 
sterking. Een  boegineesch  soldaat  werd  met  een  der  vlugtelingen 
handgemeen,  die  de  oorlogsvlag  wilde  redden,  en  vermees- 
terde  dezelve;  hij  is  als  voorloopige  belooning  bevorderd  tot 

(i)    Dit  is  later  niet  bevestigd. 

De  Schrijyer. 
(2)    Ook  dit  is  niet  bewezen.    Zie  bladz.  69. 

De  Schryver. 


Digitized  by  VjOOQIC 


120 


korporaal.  De  overste  van  Hasselt  roemt  zeer  den  luitenant 
ter  zee  1»'<*  klasse  J.  A.  Vandevelde,  J.  N.  Slegt  en 
J.  C.  H.  Van  de  Velde,  kommandanten  van  de  Celebes, 
landingsdivisie  en  Onmst ,  zoomede  den  tgdel^ken  komman- 
dant  van  de  Montrado ,  Initenant  ter  zee  2^  klasse  A.  Dron- 
kers,  de  luitenants  ter  zee  2<ie  klasse  F.  H.  P.  van  Alphen^ 
W.  Sluyterman  van  Loo  en  W.  Steffens  en  den  1«*«°  luitenant 
der  Infanterie  van  Dam  van  Isselt,  zoo  ook  nog  den  gezag- 
voerder van  de  Boni  A.  E.  Kuipers ,  die  zich  ook  vroeger  bg 
de  gedane  verkenning,  na  het  verwonden  der  beide  officieren, 
door  bedaarden  moed  heeft  onderscheiden,  even  als  de  offi- 
cier van  gezondheid  2^^  klasse  Visser,  van  welke  bgzonderheid 
boven  geene  melding  is  gemaakt.  Deze  overwinning  kostte 
ons  slechts  twee  geblesseerden. 

Wat  echter  tot  mgn  leedwezen  niet  gelukt  is  y  dal  ik  m^ 
<üs  een  der  groote  voordeeHen  in  deze  operaJtie  voorstede  /  w  ha 
over  de  Mmg  jagen  der  vijandelijke  bezetting.  Door  het  niet 
opvolgen  van  een  der  voornaamste  punten  van  de  nota  van 
instructie,  tot  wijziging  waarvan  overigens  de  kommandant  de 
vrijheid  had ,  heeft  men  dit  voordeel  gemist ;  de  oorzaak  daar- 
van is  geweest  groote,  doch  welligt  van  zgn'gezigtspunt  niet 
af  te  keuren,  bezorgdheid  van  den  kommandant,  die  zijne 
magt  op  één  punt  meende  vereenigd  te  moeten  houden.  Dit 
is  te  meer  te  betreuren  omdat  een  tweede  gelegenheid  om 
zoo  bepaald  den  vijand  te  kunnen  afsluiten ,  als  het  terrein 
hier  aanbood,  zeker  niet  meer  gevonden  zal  worden.  De  toe- 
lichting die  de  overste  van  Hasselt  omtrent  dit  punt  in  zgn 
gedetailleerd  tweede  rapport  geeft,  strekt  ter  wederlegging 
van  m^ne  bemerking,  die  ik  hieromtrent,  na  de  ontvangst 
van  de  eerste  t^ding  van  de  verovering,  gemaakt  heb. ' 

Die  wederlegging  heeft  mij  echter  niet  van  mgne  meening 
kunnen  terugbrengen.  Het  begin  der  operatiön  tegen  Taba- 
nio  had  behooren  te  zijn,  het  aan  den  wal  brengen  van  het 
detachement  infanterie  op  het  aangegeven  punt.  Dat  deta- 
chement sterk  .50  bajonetten  kon,  met  eene  vrije  beweging 
naar  zee ,   niet  in  gevaar  komen ,    en  de  magt  bg  de  12pon- 


Digitized  by  VjOOQIC 


121 

ders  aanwezig,  was  rnim  genoeg  èn  om  het  debarque- 
ment  èn  om  bet  gesobut  en  personeel  dat  met  het  in  batterg 
plaatsen  belast  moest  worden ,  te  beschermen.  Het  gevolg 
van  dit  verzuim  is  ,  dat  thans  de  Tanah  Laut  in  verzet  en 
opstand  gehouden  wordt ,  iets  dat  zeker  niet  het  geval  zoude 
zijn,  indien  men  Kiaj  Demang  Lehman,  Hadji^  Bojasin  en 
Eiay  Lang-lang  —  de  laatste  is  het  door  het  bestuur  vroeger 
aangsteld  districtshoofd  van  Tabanio ,  dat  sedert  lang  een  zeer 
actief  deel  aan  den  opstand  genomen  heeft;  de  tweedeiseen 
der  hevigste  fanatieke  priesters  —  had  kunnen  gevangen  ne- 
men of  afmaken. 

Ik  heb  dit  gevoelen  aan  den  overste  van  Hasselt  medege- 
deeld, en  meen  dit  ook  hier  niet  te  mogen  verzwijgen. 

Na  het  nemen  van  Tabanio  hebben  zich  twee  handelaren 
van  Ban<^ermasin ,  verwanten  van  Hadji  Isa  aangeboden,  om 
in  iedere  kampong  van  Tanah  Laut  bevelschriften  rond  te 
brengen  bevattende  de  aanmaning  om  geen  der  kwaadwilli- 
gen in  de  kampongs  te  dulden,  en  de  hoofden  zooals  Eiay 
Demang  Lehman  enz.  tegen  eene  geldelijke  belooning  op  te 
vatten  en  uit  te  leveren. 

Be  kóhnd  adj.  des  Koninga  in  b.  d,,  Oom,- 
Commisaarie,  müücdre  commandant  en  Chef  der  Ex- 
peditie in  de  Zuid-  en  Ooster  afdeeUng  van  Borneo, 
(w.  g.)  Andbesen. 


Digitized  by  VjOOQIC 


B  IJ  IL.  A.  o  £1     I>. 


NOTA. 


Omtrent  bet  gebeurde  met  Z.  M.  stoomscbip  Onrust  kan 
volgens  de  verklaring  van  Aboe  Talip,  in  verband  tot  de 
opgaven  der  verder  ter  zake  geboorde  personen  aangenomen 
worden  : 

Dat  na  de  aankomst  van  Z.  M.  stoomscbip  Onrust  teLon- 
tontoeor,  de  beide  volgelingen  van  badjie  Mobamad  Td!(b, 
Aboe  Talip  en  Takol  genaamd,  zgn  afgezonden  met  op- 
roepingsbrieven  van  den  heer  Bangert,  de  eerste  naar  de 
tommongongs  Earta  Pattj,  Aria  Patty  en  Mas  Anom»  de 
laatste  naar  den  tommongong  Soerapatie ; 

dat  beiden  behalve  die  brieven,  ook  nog  werden  voorzien 
door  badjie  Mobamad  Taïb  van  brieven  zijnentwege  aan  ge- 
noemde hoofden; 

dat  het  er  voor  kan  worden  gehouden ,  dat  de  heer  Ban- 
gert  met  den  inhoud  der  brieven  van  badjie  Mobamad  TaXb 
aan  de  tommongongs  Karta  Patty,  Aria  Patty  en  Mas  Anom 
is  bekend  geweest,  doch  dat  door  niets  blijkt,  of  de  brief 
van  genoemden  badjie  aan  tommongong  Soerapatie ,  al  dan 
niet  met  zijn  voorweten  afgezonden  is ; 

dat  terw^l  Aboe  Talip  met  zijne  brieven  niet  verder  is 
kunnen  doorkomen  dan  tot  b^  tommongong  Karta  Patty, 
die  hem  voorhield,  dat  het  niet  geraden  was  hooger  op  te 
gaan,  naardien  de  pangerang  Antassarie  zich  daar  ophield  en 
deze,  dan  wel  z(jne  volgelingen,  hem  welligt  dooden  zouden» 
wanneer   zg   vernamen  dat  hy  een  zendeling  van  het  stoom- 


Digitized  by  VjOOQIC 


123 

schip  was,  Takol,  met  z^ne  aan  Soerapatie  gerigte  brieven 
slechts  is  gekomen  tot  Lahey,  alzoo  de  daar  aanwezige  pem- 
bakals  Djagau  en  Semoedin  hem  in  bedenking  gaven,  om 
liever  niet  verder  te  gaan,  daar,  zoo  hij  tot  tommongong 
Soerapatie  zoude  willen  doordringen,  hom  znlks  welligt 
slecht  zoude  bekomen; 

dat  intusschen  de  brieven,  van  welke  Aboe  Talip  en  Ta- 
kol  de  overbrengers  waren,  behoorlijk  zijn  bezorgd  door  de 
bemiddeling,  redpectieveiijk  van  tommongong  Earta  Patty  en 
pembakals  Djagau  en  Semoedin,  blykens  de  op  dezelve  aan 
de  zendelingen  ter  hand  gestelde,  dan  wel  regtstreeks  naar 
het  stoomschip  doorgezonden  antwoorden ; 

dat  zoowel  Aboe  Talip  als  Takol  zich  bij  hun  wederkeeren 
te  Lontontoeor,  eenvoudig  hebben  bepaald,  om  van  het 
bezorgen  der  hen  toevertrouwde  brieven  te  rapporteren,  zon- 
der daarbij  melding  te  maken  van  het  hun  in  het  bijzonder 
wedervarene ; 

dat  daarop  in  den  morgen  van  Dingsdag  den  27  December  1859 
te  Lontontoeor  is  verschenen,  de  tommongong  Soerapatie, te 
zamen  met  den  tommongong  Mas  Anom  en  tommongong  Boepa; 

dat.  deze  hoofden  werden  gevolgd  door  ±  100  djoekongs, 
waarin  ±  1000  opvarenden  geweest  zullen  zgn; 

dat  voort  na  aankomst,  ter  plaatse  van  tommongong 
Soerapatie,  hadjie  Mohamad  Taïb  zich  op  last  van  den  heer 
Bangert  naar  hem  heeft  begeven;  en  na  eenige  oogenblikken 
oponthoud  op  des  tommongongs .  praauw ,  aan  boord  van  het 
stoomschip  is  teruggekeerd;  dat  hadjie  Mohamad  Taüb  kort 
daarop ,  andermaal  op*  last  van  den  heer  Bangert ,  naar  tom- 
mongong Soerapatie  is  gegaan  en  niet  lang  daarna,  gevolgd 
door  dezen,  echter  in  eene  andere  djoekong ,  aan  boord  der 
Onrust  is  teruggekomen ; 

dat  het  toen  ongeveer  10  uren  voor  den  middag  zal  z|jn 
geweest ; 

dat  tommongong  Soerapatie  bij  zijn  komst  aan  boord  van 
Z.  M.  stoomschip  Onrust,  vergezeld  werd  door  zijne  zonen 
Eomel  en  Ladah,  door  zijn  schoonzoon  Boerahman  Ando  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


124 

nog  wel  twintig  andere  inlanders ,  wier  namen  niet  bekend  zijn; 

dat  hij  bij  die  aankomst  is  gerecipieerd  geworden  door  den 
kommandant  van  Z.  M.  stoomschip  Onrust  en  den  l^^»  lui- 
tenant Bangert; 

dat  zoowel  tommongong  Soerapatie  als  alle  zgne  volgelin- 
gen waren  gewapend  met  mandouws  (lange  dajaksche  kle- 
wangs)  en  gekleed  met  korte  broekjes,  zonder  sarongs  (waarin 
sommigen  eene  toerusting  tot   gevecht  vermeenden  te  zien)  ; 

dat  na  aankomst  aan  boord  van  Z.  M.  stoomschip  Onrust , 
tommongong  Soerapatie ,  vergezeld  van  zijne  zonen  en  gevolgd 
door  eenige  kawans ,  met  den  kommandant  en  den  1*^°  lui- 
tenant Bangert  naar  de  kajuit  zgu  gegaan; 

dat  intusschen  de  doctor  en  de  officier  van  administratie 
het  op  het  dek  gebleven  gevolg  hebben  onthaald  op  drank, 
die  een  bruine  kleur  had,  uit  kleine  glaasjes  gedronken  werd 
en  waarvan  zy  2  flesschen  hebben  uitgedronken; 

dat  na  ruim  een  uur  in  de  kajuit  te  hebben  doorgebragt, 
tonmiongong  Soerapatie  met  zijne  zonen  en  volgelingen,  ver- 
gezeld van  den  kommandant  van  het  stoomschip  en  den  heer 
Bangert ,  wedr  z^n  boven  gekomen  en  het  schip  gaan  bezigtigen ; 

dat  terwijl  zg  daarmede  op  het  voorschip  onledig  waaren,  de 
doctor  die  aan  den  kcguitstrap  stond,  op  het  onverwachts  van 
achteren  over  den  regterschouder  een  houw  met  een  mandonw 
door  een  der  volgelingen  van  Soerapatie  werd  toegebragt ; 
na  het  bekomen  van  welken  die  officier  is  naar  beneden  ge- 
sprongen ; 

dat  schier  op  hetzelfde  oogenblik,  immers  zoodra  Aboe 
Talip  zijne  oogen  van  het  voorvallende  aan  den  kajuitstrap 
wendde  naar  het  voorschip,  waar  tommongong  Soerapatie 
met  zijne  zonen  en  volgelingen,  benevens  de  kommandant 
van  het  schip  en  de  1**®  luitenant  Bangert  zich  bevonden, 
doch  zonder  dat  ecnig  seinkreet  was  gehoord,  daar  alles 
in  eene  verwarde  beweging  geraakte,  van  welke  de  hoogst 
vijandige  kenteekenen  maar  al  te  duidelijk  waren ,  door  de 
algemeen  getrokkene  mandouws ; 

dat  op   het  waarnemen   daarvan   Aboe  Talip,  die  zich  tot 


Digitized  by  VjOOQIC 


125 

dusverre  had  opgehouden  op  het  achterdek  nevens  het  roer^ 
het  schip  is  ontvlngt  langs  den  achtersteven  en  door  middel 
van  een  daar  aanwezige  tros,  waaraan  een  klein  anker  bo- 
ven water  hing; 

dat  terw^l  hij  onledig  was  om  eene  djoekong  los  te  ma- 
ken, die  vastgebonden  lag  aan  een  der  scheepsbooten ,  welke 
nab^  het  achterschip  bevestigd  lag,  ten  einde  met  dit  vaar- 
tuig verder  te  vingten,  Iqj  hadjie  Mohamad  Taïb  langs  den- 
zelfden weg  als  hij  was  gevolgd,  overhaast  het  schip  zag 
verlaten  en  daarop  hem  in  de  djoekong  opnam,  waarna 
zij  zich  voortbegaven  naar  het  op  60  k  70  vadem  afstand  ge- 
legen rakit,  waarop  hadjie  Mohamad  TaTb  gedurende  het  op- 
onthoud van  Z.  M.  stoomschip  Onrust  te  Lontontoeor  zjjn 
verblijf  hield ; 

dat  middelerwjjl  hij  invoege  als  voren  bezig  was,  om  zich 
van  een  vaartuig  tot  ontvlugting  te  voorzien,  eene  djoekong 
bemand  met  twee  inlanders ,  waarvan  één ,  een  volgeling  van 
hem  en  de  andere  een  volgeling  van  ha^ie  Mohamad  Taïb, 
naar  het  stoomschip  was  afgestoken  om  hen  te  redden ,  van 
welke  z^  echter  geen  gebruik  hebben  gemaakt; 

dat  )uist  toen  deze  djoekong  nabij  het  stoomschip  kwam, 
daaruit  over  boord  en  te  water  sprong  een  oppasser  (Becom- 
payer  van  geboorte),  die  den  heer  Bangert  van  Marabahan 
was  gevolgd,  welke  oppasser  alstoen  door  de  evenbedoelde 
djoekong  opgenomen  en  gebragt  werd  op  het  rakit,  door 
hadjie  Mohamad  Taïb  gebruikt  wordende; 

dat  ongeveer  V4  uur  later,  mede  op  het  rakit  teregtkwam 
de  bediende  (Javaan)  van  den  officier  van  administratie,  heb- 
bende Aboe  Talip  echter  niet  gezien  hoe  hjj  daar  gekomen 
is^  doch  vernomen  dat  hij  door  Bilal-Anyoe  (een  ter  plaatse 
aanwezigen  handelaar  van  Marabahan)  uit  het  water  zoude 
z^n  gehaald; 

dat  intusschen  en  voort  na  het  eerste  sein  tot  vgan- 
delijkheid ,  de  om  en  nabij  het  stoomschip  gelegene  vaartuigen 
op  zgde  van  hetzelve  gekomen  zijn  en  het  volk  uit  die  vaar- 
tuigen op  het  stoomschip  overgegaan  is; 


Digitized  by  VjOOQIC 


126 

dat  dientengevolge  de  opeenhooping  yan  het  volk  op  het 
stoomschip  zoo  digi  en  zoo  verward  werd,  dat  van  het  ge- 
vecht, van  de  plaats  waar  Aboe  Talip  zich  bevond,  niets  hoe- 
genaamd viel  te  onderscheiden ; 

dat  a%aande  op  den  tijd  gedurende  welken  mmoer  aan  boord 
van  het  stoomschip  werd  vernomen,  de  overrompeling  Tan 
hetzelve  eerst  te  3  ure  na  den  middag  zoude  zijn  afge- 
loopen ,  hoezeer  niet  kan  worden  gezegd,  dat  de  strijd  tot  zoo- 
lang heeft  geduurd,  wordende  het  veeleer  voor  waarsch^n- 
Ijjk  gehouden ,  dat  lang  voor  dien  tijd  de  slagting  der  be- 
manning afgeloopen  zal  zijn  geweest  en  de  Dayakkers  zich 
na  dien  met  plundering  hebben  onledig  gehouden; 

dat  intusschen  het  schip  was  beginnen  te  zinken  en  wel  in 
die  mate ,  dat  het  water  te  3  ure  na  den  middag  bereids  vras 
gestegen  tot  aan  de  poorten  der  hutten  ^  op  het  zien  waar- 
van de  Dayakkers  bevreesd  geraakten  en  ontvlugtten; 

dat  een  half  uur  later,  en  wel  toen  het  water  tot  aan 
de  verschansing  was  gestegen,  is  gehoord  het  rammelen  van 
een  zwaren  ketting  en  Aboe  Talip  vermeent  te  hebben  ge- 
zien ,  dat  het  schip  driftig  was ; 

dat  zeer  spoedig  daarna  5  Europeanen  uit  het  schip  zgn  te 
voorschijn  gekomen,  die  na  van  de  raderkasten  op  de  Dayak- 
kers met  pistolen  te  hebben  gevuurd  te  water  zijn  gegaan , 
doch  in  e^n  ommezien  door  dezen,  die  van  alle  kanten  in 
djoekongs  toeschoten,  zijn  afgemaakt  geworden; 

dat  wordt  vermeend  dat  deze  5  Europeanen  matrozen  zgn 
geweest,  naar  dien  zij  gekleed  waren  in  het  wit  en  met  dayaksche 
stroohoeden,  hoedanig  hoofddeksel  Aboe  Talip  alleen  den  officier 
van  administratie  gedurende  de  reis  heeft  zien  gebruiken; 

dat  volgens  beweren  Van  Aboe  Talip,  zoowel  dekommandant 
van  het  stoomschip  als  de  1^  Luitenant  Bangert ,  bg  gelegenheid 
der  ontvangst  aan  boord  van  Tommongong  Soerapatie,  onge- 
wapend waren,  doch  hij  er  zgne  aandacht  niet  op  heeft  ge- 
vestigd had,  of  zulks  ook  het  geval  was  toen  bedoelde  heeren^ 
na  afloop  der  conferentie  in  de  k^uit  met  dien  Tommongong 
op  het  dek  kwamen; 


Digitized  by  VjOOQIC 


127 

dat  gedurende  den  ganschen  loop  van  het  voorral  geen  ge- 
brtiik  van  weerskanten  van  vuurwapenen  is  gemaakt ,  anders 
dan  bg  gelegenheid  der  verschijning  van  de  5  Europeanen 
vorenbedoeld ; 

dat  eenige  der  djoekongs,  die  met  de  8  Tommongongs  zijn 
verschenen,  voorzien  waren  van  vuurwapenen  en  overigens 
even  als  de  hoofden  en  het  volk  die  daarmede  waren  afgeko- 
men, geen  zeer  vredelievend  aanzien  hadden,  waaromtrent 
eerst  tusschen  Aboe  Talip  en  hadjie  Mohamad  Taïb  en  daarna 
tusschen  'deze  en  den  heer  Bangert  zoude  zijn  van  gedachten 
gewisseld,  zonder  dat  zulks  evenwel  tot  kenbare  maatrege- 
len van  voorzorg  heeft  geleid ; 

dat  Aboe  Talip  zelf  niets  heeft  gezien  van  het  wederva- 
ren van  den  kommandant  van  hot  stoomschip  en  den  l**^  lui- 
tenant Bangert ,  doch  van  hadjie  Mohamad  Taïb  vernam  dat 
eerstgenoemde  is  afgemaakt  bij  het  stuk  op  den  boeg  en 
laatstgenoemde  op  het  voorschip  nabij  den  stoomketel; 

dat  bij  het  begin  der  vijandelijkheden  behalve  de  reeds  ge- 
noemde officieren  nog  op  het  dek  waren  een  kort  gezet  of- 
ficier met  zwarte  bakkebaarden  en  de  officier  van  administratie  ; 

dat  het  stoomschip  te  Lontontoeor  heeft  ten  anker  ge- 
legen met  den  steven  naar  boven,  dus  tegen  den  stroom  in, 
en  dat  zoowel  op  den  dag  van  de  overrompeling  als  de  beide 
dagen  te  voren  door  Aboe  Talip  is  gezien  dat  er  stoom  werd 
gemaakt ;  den  dag  van  de  overrompeling,^  zooals  het  hem  toe- 
scheen, echter  voel  minder  dan  de  beide  dagen  te  voren ; 

dat  niet  bepaald  gebleken  is  wanneer  Tommongong  Soera- 
patie  het  schip  heeft  verlaten ,  noch  werd  vernomen  w^lke 
offers  hem  de  overrompeling  van  hetzelve  heeft  gekost; 

dat  tegen  zonsondergang  van  den  dag  waarop  de  overrom- 
peling plaats  vond  ha<^ie  Mohamad  Taïb  te  zamen  met  Aboe 
Talip,  Takol,  Pagie  Ngayoen,  Bilal-Anyoe,  een  inlander  wiens 
naam  niet  bekend  is,  mitsgaders  den  oppasser  van  Maraba- 
han  (Tamin- genaamd)  en  de  bediende  van  den  officier  van  ad- 
ministratie van  het  stoomschip,  Lontontoeor  verlaten  en  zich 
op  reis  naar  Marabahan  begeven  hebben; 


Digitized  by  VjOOQIC 


128 


dat  beide  deze  laatsfce  bedoelde  personen  evenwel  z^n  ach- 
tergebleven te  Siekan^  zooals  Aboe  Talip  beweert  van  ha^ie 
Mohamad  Taïb  te  hebben  vernomen ,  op  diens  last  en  onder 
aanbeveling  aan  zekeren  Lamboet  daar  terplaatse^  om  te  zorgen 
dat  hij  niet  vermoord  werd. 
Bano^jermasin ,  den  26  JantMnrij  1860. 

De  reaidmt  van  Soerakarta  Gouvememmts  Cammissct- 
m  van  de  Zuid-Ooster  afdeding  van  Bomeo. 

(W.    g.)    NiEUWENHUTZEN. 


Digitized  by  VjOOQIC 


BJJX^A.GilS^   JE. 


«o.  sa    BQlage. 


Bandjermasin  den  22*ten  October  1864. 


Bjj  uwe  missive  15  October,  jl.  n^  1665/20  werd  mij  opge- 
dragen een  streng  onderzoek  in  te  stellen  omtrent  de  han- 
delingen vóór,  gedurende  en  na  het  afloopen  der  Onrast  van 
Hadjie  Mohamad  Taïb ,  den  man  die  het  eerst  de  tgding  van 
die  noodlottige  gebeurtenis  te  Bandjermasin  bragt  en  welke 
persoon ,  door  de  destgds  tengevolge  van  dat  vreesel^k  voor- 
val overspannene  publieke  opinie ,  werd  beschuldigd  van  ver- 
raad; de  omstandigheden  die  tot  deze  beschuldiging  aanlei- 
ding gaven  waren: 

1^.  de  vertrouwde  voet,  waarop  Mohamad  Taïb  stond  tot  den 
len  luitenant  Bangert,  aan  wien  het  hoofdbeleid  der  zending 
der  Onrust  in  December  1859  was  opgedragen ; 

2^.  de  zooals  later  gebleken  is ,  gedeeltelijk  valsohe  voor- 
stelling van  het  gebeurde  door  Mohamad  Taïb  gegeven ,  en 
.    3^.    zgne  viugt  in  Maart  1860  naar  de  Boven-Doesson. . 

Men  vermoedde  namelijk  dat  Mohamad  Taïb,  die  zooals 
het  heette  de  raadsman  was  van  luitenant  Bangert,  dezen  niet 
had  ingelicht  omtrent  of  gewaarschuwd  voor  de  verraderlgke 
plannen  van  Tommongong  Soerapatie ,  het  groote  dayaksche 
hoofd ,  dat  op  27  December  1859  de  Onrust  afliep ,  ja ,  men 
ging  zelfs  verder  en  beschuldigde  hem  van  opzettelgke  mis- 
leiding van  luitenant  Bangert  en  misdadige  verstandhouding 
met    genoemd  hoofd;  op  welke  wgze  of  waarom,  werd  toen, 

9 


Digitized  by  VjOOQIC 


130 


eYenmin  als  thans  gezegd,  en  na  het  zoo  naauwkenrig  mo- 
gelgk  gehondene  onderzoek  dnrf  ik  thans  die  beschuldiging 
gereedeljjk  eene  uit  de  lucht  gegrepene  noemen  en  zal  ik 
trachten  zulks  aan  te  toonen. 

Op  voorstel  yan  luitenant  Bangert»  kommandant  van  Mara- 
bahan,  stoomde  de  Onrust  op  den  15<^  December  1859 
naar  de  Boven-Doesson ,  alwaar  de  beruchte  opstandeling 
Pangerang  Antassarie  zich  destgds  ophield;  dezen  laatsten 
hoopte  men ,  dood  of  levend ,  in  handen  te  kragen  en  dat  wel 
door  behulp  van  de  hoofden  der  Boven-Doesson,  onder  welke 
Tommongong  Soerapatie  een  eerste  plaats  bekleedde ;  beloften 
van  rang  en  geld,  gevoegd  b^  den  personelen  invloed  dien 
luitenant  Bangert  op  Soerapatie,  wiens  bloedzoon  hg  was, 
meende  uit  te  oefenen,  moesten  daartoe  de  middelen  zgn. 

Ha^ie  Mohamad  Tatb,  een  aanzieniyk  en  welgesteld  han- 
delaar te  Marabahan  werd,  als  bekend  met  plaatsen  en  per- 
sonen ,  door  luitenant  Bangert  uitgenoodigd  den  togt  mede  te 
maken. 

Den  19^<>  December  liet  de  Onrust  het  anker  vallen  in  de 
nabgheid  der  kampong  Lontontoeor ;  de  luitenant  Bangert  liet 
geenen  tgd  verloren  gaan  en  zond  onmiddellgk  eene  uitnoo- 
diging  aan  Tommongong  Soerapatie  (die  aan  anderehoofden 
gerigt ,  vermeid  ik  niet  en  zal  ik  ook  wegens  hunne  mindere 
belangrijkheid  in  casu  geene  verdere  melding  van  hen  maken) 
om  aan  boord  der  Onrust  te  komen ;  op  zgnen  last  vo^de 
Mohamad  Talb  daarbg  eenen  gelgkluidenden ,  doch  eigenhan- 
dig geschreven  brief  ter  geruststelling  van  Soerapatie,  welke 
dan  ook  werkelgk  in  den  morgen  van  27  December  1859, 
vergezeld  van  een  talrgk  gewapend  gevolg,  te  Lontontoeor  aan- 
kwam. —  Wat  daarop  voorviel  is  voldoende  bekend  nit  de 
nieuwsbladen  van  dien  tjjd  (Zie  Java  Couranten  van  11 ,  14 
en  18  Januarg,  alsmede  van  8  Februarg  1860);  hier  zg  alleen 
gezegd ,  dat  met  uitzondering  van  den  verdachte ,  zgn  be- 
dienden Talip  en  Takoel,  den  oppasser  van  luitenant  Bangert, 
Tamin,  en  den  javaanschen  matroos  of  bediende  Sidin,  geen 
enkele  der  opvarenden  der  Onrust  aan  den  vreeselgken  moord 


Digitized  by  VjOOQIC 


131 


ontkwam,  waartoe  bl^'kens  de  officiëele  rapporten  en  later 
ingewonnen  berigten,  Soerapatie,  die  zich  met  Pangerang 
Antagsarie  verstaan  had,  op  aandringen  van  en  uit  vrees  voor 
laatstgenoemden,  had  last  gegeven.  —  Nog  in  den  avond  van 
den  dag  waarop  het  bloedbad  plaats  greep ,  nam  Mohamad 
Tatb  met  de  overige  geredden «  don  temgtog^  naar  Ban^'er- 
masin  aan,  met  het  doel  om  aan  den  Resident  kennis  te 
geven  van  het  voorgevallene ,  hetwelk  hij  getrouwelijk  over- 
bragt ,  daarbg  echter  verklarende  dat  h$  voor  het  begin  van 
den  amok  het  schip  verlaten  had;  die  leugen,  welke  trou- 
wens weinig  ter  zake  van  het  afioopen  der  Onrust  afdeed , 
vindt  zgne  opheldering  in  de  wel  is  waar  niet  gegronde,  edoch 
echter  niet  geheel  te  misbillijken  vrees  van  alle  de  geredde 
inlanders,  dat  namelijk  hunne  enkele  tegenwoordigheid  aan 
boord  der  Onrust  hen  als  medepligtigen  aan  den  moord  zoude 
doen  beschouwen. 

Na  uitgebragt  rapport,  bleef  Mohamad  TaXb  zich  gedurende , 
ongeveer  twee  maanden  te  Bandjermasin»  op  zjjn  aldaar  lig- 
gend  schip,  genaamd  Bau  Tatoel  Djenna,  ophouden  en  nam 
toen  plotseling  de  vlugt,  zooals  hg  zegt,  uit  angst. 

Die  angst  moge  overdreven  geweest  zijn,  zoo  geheel  on- 
verklaarbaar is  hjj  niet  met  het  oog  op  de  toenmalige  tgds- 
omstandigheden,  welligt  ook  dat  de  overtuiging,  dat  zgn 
leugen  ontdekt  was  of  ontdekt  zoude  worden,  daartoe  bij- 
droeg. 

De  verdachte  hield  zich  eerst  op  te  Babay,  en  trok  later 
op  het  vernemen  dat  zgne  vrouw  en  kinderen  gearresteerd 
waren,  hoogerop  naar  de  wildernissen  der  Boven-Doesson, 
alwaar  h|j  gedurende  vier  jaren  ron^jswierf ;  geen  spoor  in 
dien  tusschentijd ,  evenmin  als  vroeger  of  later,  van  ver- 
standhouding met  den  v^'and,  tot  welken  hij  zich  al  ligt 
ware  h|j  hun  landgenoot  geweest,  om  hulp  zoude  gewend 
hebben,  ja  bij  wien  zgne  veronderstelde  medepligtigheid  aan 
den  moord  van  zoovele  Europeanen,  gevoegd  bg  zgne  gees- 
tel^'ke  waardigheid,  hem  al  zeer  geleidelijk  den  weg  totmagt 
en  aanzien  zoude  geopend  hebben.   Eindelgk  echter  werd  het 


Digitized  by  VjOOQIC 


132 


dolen  in  de  bosschen  en  moerassen  hem  langer  onuitstaan- 
baar  en  besloot  hij  zich  op  genade  of  ongenade  over  te  ge- 
ven; Yooraf  echter  zocht  hij  andere  mede-voortvlagtigen  op 
en  haalde  hen  over  tot  z^n  yoomemen,  als  wanneer  h^  ge- 
zamenlijk met  hen  zijne  onderwerping  te  Montallat  aan  den 
secretaris  der  residentie  kwam  aanbieden  en  daarbjj  ook  ge- 
trouwelijk volhardde ,  niettegenstaande  de  hem  gevolgde  per- 
sonen spoedig  weder  de  wijk  namen  naar  het  binnenland ; 
eene  omstandigheid  welke  voor  z^n  zuiver  geweten  getuigt. 
Uit  de  verklaringen  van  de  door  mij  gehoorde  getuigen 
Talip,  Takoel  en  Tamin  (welke  hiernevens  worden  aangebo- 
den) ,  alsmede  uit  die  van  de  vroeger  gehoorde  opstandelingen 
Doerahim,  Aripoedin,  Tamboek  Koewah,  Agaauw,  Tembok 
en  Angat,  en  eindelijk  uit  de  officiëele  rapporten  van  den 
resident  Yerspijck  en  den  luitenant  Bangert,  blgkt  kortelings 
het  volgende  : 

1^.  Dat  hadjie  Mohamad  Taïb  vóór  z^ne  vlugt  was  een 
zeer  welgesteld  persoon,  en  dus  reeds  alleen  om  die  redea 
belang  had  bij  de  instandhouding  van  ons  *gezag ; 

2^.  dat  hjj  meermalen  goede  diensten  aan  het  bestuur  be- 
wezen had,  waarbij  hij  steeds  de  meest  mogeiyke  goede  trouw 
aan  den  dag  legde,  wordende  nergens  &natisme  als  een  ka- 
raktertrek van  hem  genoemd ; 

3^.  dat  Soerapatie  voor  de  komst  der  Onrust  te  Lonton- 
toeor  geaboucheerd  had  met  Antassarie,  wiens  vijandige  ge- 
zindheid voldoende  bekend  is ;  willende  ik  hiermede  zeggen  , 
dat  Soerapatie  niet  door  anderen  behoefde  aangezet  te  wor- 
den om  verraad  te  plegen ; 

4^.  dat  dezelfde  Soerapatie  evenmin  aan  verstandhouding 
met  den  verdachte  behoefte  had,  om  te  worden  ingelicht  om- 
trent de  str^'dkrachten  van  de  Onrust;  zijnde  het  tegendeel 
aanneembaar,  dat  eene  juiste  bekendheid  met  dezelve  hem. 
zoude  teruggehouden  hebben  van  zijn  hoogst  gevaarlijk  over- 
rompelingsplan ,  hetwelk  alleen  konde  gelukken ,  bgaldien  zoo 
als  in  casu  de  eerste  voorzorgsmaatregelen  waren  verzuimd; 
5^.  dat  Mohamad  Taïb  herhaaldelijk  den  luitenant  Bangert 


Digitized  by  VjOOQIC 


133 

«n  de  officieren  der  Onrast  heeft  gewaarschuwd  en  aange- 
spoord tot  behoorlijke  wapening,  hetgeen  hij  toch  wel  niet 
zoude  gedaan  hebben,  indien  de  verraderlijke  plannen  van 
Soerapatie  hem  welkom  waren  geweest;  doende  ik  hierbij 
opmerken,  dat  door  de  getuigen  Talip  en  Tamin  (welke  in 
geen  latere  aanraking  met  den  verdachte  zijn  geweest),  het 
antwoord  van  den  luitenant  Bangert  op  de  ontvangene  waar- 
schuwing in  dezelfde  bewoordingen  >tra  mengapa"  wordt  over- 
gebragt,  hetgeen  m.  i.  veel  bewgst  voor  de  waarheid  van 
dat  gedeelte  hunner  verklaringen; 

6^.  dat  Mohamad  Taïb  wel  is  waar  de  getuigen  Talip  en 
Takoel  heefb  overgehaald  om  eene  valsche  verklaring  af  te 
leggen  ten  opzigte  van  hunne  en  z^*ne  aanwezigheid  aan  boord, 
tijdens  de  amok  begon,  alsmede  omtrent  die  van  Soerapatie 
doch  dat  het  eerste  een  noodzakelgk  gevolg  was  van  de 
door  hem  zelven  te  vertellen  leugen,  en  het  tweede  in  ver- 
band stond  met  de  vrees,  dat  de  magtige  Soerapatie  hem 
welligt  zoude  doen  vermoorden,  indien  hem  mogt  ter  oore 
komen,  dat  Mo^iamad  Taïb  (welke  daarenboven  handelsbe- 
langen had  in  de  Boven-Doesson)  zijn  aanklager  was  ge- 
weest. 

Ten  overvloede  breng  ik  hier  nog  in  het  midden,  dat  de 
tegenwoordigheid  aan  boord  van  den  verdachte  in  het  begin 
van  den  amok,  niet  alleen  niets  tegen  hem  bewast,  maar  daaren- 
boven in  onafscheidbaar  verband  staat  met  de  voorgaande 
gebeurtenissen ; 

7^.  dat  Mohamad  Taïb,  toen  hij  het  schip  verliet,  was 
ongewapend  en  niet  bebloed  of  verwond,  hetgeen  14j  echter 
ligtelijk  had  kunnen  zijn,  indien  hij  aan  het  gevecht  had  deel- 
genomen ; 

8^^  dat  Mohamad  Taïb  zich  na  zijne  vlugt  aan  boord  en 
na  het  gelukken  van  den  vermetelen  aanslag  heeft  schuilge- 
houden, hetwelk  hij  niet  had  behoeven  te  doen,  indien  hij 
medepligtige  ware  geweest  van  Soerapatie;  en  eindeljjk, 

9^.  dat  geen  der  genoemde  getuigen,  waaronder  zoowel  aan 
ons  gezag  getrouw  geblevenen,  als  opstandelingen,  hadjie  Mo- 


Digitized  by  LjOOQIC 


134 


hamad  verdenken  kon  van  medepligtigheid  aan  den  opstand 
in  het  algemeen  of  aan  den  moord  op  de  Onrast  in  het  b§- 
zonder ;  makende  ik  hier  sleohts  ter  loops  melding  yan  de  yoor 
den  yerdachte  ongunstige  yerklaring  yan  den  getaige  Aboe » 
omdat  diens  inzigten  in  de  onderwerpelgke  zaak  op  geeiie 
goede  gronden  steunen. 

En  alsnu  lettende  op  alle  de  aangohaalde  feiten  en  bg* 
zonderheden,  daaronder  ook  begrgpende  de  opheldering  der  mo- 
tieyen yan  's  mans  leugen,  angst  en  ylugt ,  yraag  ik  thans: 
waar  of  welke  aanduidingen ,  laat  staan  bewezen ,  yan  had- 
jie  Mohamad  Tatb's  schuld  gevonden  worden? 

Besumerende,  heb  ik  dus  de  eer  voor  te  stellen  alle  ver- 
dere vervolging  tegen  Mohamad  TaXb  te  staken  en  hem  on- 
midilellgk  uit  zgn  voorloopig  arrest  te  doen  ontslaan ,  tenzg 
hg  om  andere  redenen  daarin  behoore  te  verbleven.  — 

De  AudUeur  Müitair , 

(W.   g.)   H.    C.  M.    VAH  ESRVBL. 


Digitized  by  VjOOQIC 


B  IJ  Xu  A.  GE     V. 


BzUtet 

Z.  M.  SchroefBtoomschip  Bali,  Kapoeasrivier 
bij  P.  Kanamit,  12  Maart  1860. 

Ingevolge  üwelEd.  Oestr.  mondelinge  order  belast  zgnde 
met  het  bevel  over  de  landingsdivisie ,  bestemd  om  de  ben* 
ting  en  kampong,  gelegen  aan  de  Soengej  bewesten  Poeloe 
Kanamit,  in  de  Eapoeasrivier  te  vernielen,  heb  ik  de  eer 
UwEO.  omtrent  den  afloop  van  den  mg  opgedragen  veree- 
renden  last  het  volgende  te  rapporteren. 

Op  den  11  Maart  's  morgens  te  6  uur  30  min.  begaf  ik  n4j 
met  de  gezamentl^ke  magt  op  1  kruisboot ,  2  gewapende 
barkassen  en  2  gewapende  sloepen  van  de  Montrado  en  Bali 
verdeeld,  naar  de  monding  der  Soengej  ,  debarkeerde  ten 
spoedigste  in  de  monding  aan  den  regteroever  en  rukte  op 
in  de  vooraf  bepaalde  orde,  volgens  aanw^zing  der  vier  gid- 
sen m$  door  üwËG.  toegevoegd. 

De  voorwacht  sterk  26  geweren,  zamengesteld  uit  sergeant- 
majoor  Bausch,  12  inlandsche  soldaten ,  1  kwartiermeester 
en  6  matrozen  van  de  Montrado  en  6  matrozen  van  de  Bali , 
werd  aangevoerd  door  den  luitenant  t/z  2^«  klasse  F.  C.  Gobée 
die  bekend  was  met  het  terrein;  20  h  30  passen  daarop 
volgende  voerde  ik  de  hoofdmagt  aan,  sterk  59  geweren, 
insluitende  een  mortier  h  12  duim  met  2  munitiekisten  en 
de  ambulance. 

De  hoofdmagt  bestond  uit  2  pelotons ,  het  eerste  matrozen, 
als   2   onderofficieren   en  15  matrozen  van  de  Montrado  en 


Digitized  by  VjOOQIC 


136 


1  onderofficier  en  10  matrozen  van  de  Bali ,  gekommandeerd 
door  den  luitenant  t/z  2^  klasse  C.  A.  Jeekel «  reeds  e  enig- 
zins  met  het  terrein  bekend. 

Op  het  eerste  peloton  volgde  de  mortier  k  12  duim  yan 
de  Bali ,  1  konstabel  en  hulp  met  4  Inlandsche  matrozen , 
dragers;  2  munitiekisten  elk  met  twee  dragers,  Inlandsche 
matrozen.  Daar  achter  de  ambulance ,  uit  een  ziekenop- 
passer  en  4  Inlandsche  matrozen  bestaande ,  onder  opzigt  van 
den  officier  van  gezondheid  J.  de  Clercq  Zubli. 

Het  2«  peloton  soldaten ,  als  1  Europ.  korporaal ,  1  Inl. 
korporaal,  1  Inl.  sergeant  en  25  Inlandsche  soldaten,  werd 
aangevoerd  door  den  onder-adjudant  Schippers. 

Een  20tal  passen  achter  de  hoofdmagt,  volgde  de  achter- 
wacht  sterk  12  geweren,  zamengesteld  uit  1  korporaal  en 
de  mariniers  der  Montrado  en  Bali,  gekommandeerd  door 
den  luitenant  ter  zee  2«  klasse  G.  d  C.  Thierens. 

De  machinist  1®  klasse  A.  Hardes  van  de  Bali  fungeerde 
als  adjudant ,  terwijl  mij  nog  was  toegevoegd  een  Inlandsche 
korporaal  hoornblazer. 

Te  7V4  uur  des  morgens  van  den  11<*«»  Maart  rukte  ik 
met  behoedzaamheid  landwaarts  in,  terwijl  de  sloepen  en 
kruisboot  zich  voor  de  monding  der  Soengej  posteerden,  om 
den  vijand  die  zich  mogt  vertoonen  afbreuk  te  doen. 

Het  pad  aanvankelijk  vrij  goed,  was  zoo  smal,  dat  twee, 
tusschenbeide  slechts  één  man  in  front  vooruit  kon  mar- 
cheren ,  en  voerde  over  verscheidene  kreeken ;  het  overtrekken 
daarvan  veroorzaakte  veel  oponthoud;  die  welke  te  diep  om 
te  doorwaden  waren ,  moesten  over  omgehakte  boomen  ge- 
passeerd  worden  ,  waarby  de  mortier  met  ammunitiekisten 
bgzondere  zorg  vereischten.  Het  terrein  werd  gaande  weg 
meer  en  meer  modderig ,  ook  door  den  aanhoudenden  regen ; 
een  en  ander  noodzaakte  m^  nu  en  dan  halt  te  houden,  om 
behoorlijk  te  laten  opsluiten. 

De  verbrande  kampong  en  verlaten  ladang,  die  reeds  on- 
derzocht is,  even  gepasseerd  zijnde,  werd  door  de  voorwacht, 
in  de  digt  bjj  het  pad  ^ich  kronkelende  kreek ,  eene  naderende 


Digitized  by  VjOOQIC 


137 


sampang  met  zeven  man  ontdekt ;  b§  de  eerste  schoten  vielen 
de  meesten  en  verdwenen  allen  spoorloos  in' de  Soengej. 

De  sampang  waarin  behalve  eenige  kleinigheden,  twee 
pieken  en  eene  parang  gevonden  werden ,  liet  ik  zoo  spoedig 
mogelijk  onbruikbaar  kappen,  en  vervolgde  den  togt  naar 
de  benting,  welke  ten  9%  unr  ongeveer,  volgens  waarschu- 
wing der  gidsen  niet  ver  af  moest  z^n.  Ik  maakte  halt  om 
goed  te  laten  sluiten  en  trachtte  de  benting  te  verkennen , 
welke  in  de  ladang  moest  liggen,  aan  welks  kant  onzemagt 
zich  bevond. 

De  gidsen  wezen  de  benting  aan ,  waarvan  enkele  toppen 
van  palissadering  zigtbaar  waren  tusschen  het  kreupelhout  en 
de  struiken  op  ongeveer  120  pas.  Met  voorzigtigheid  liet  ik 
voorwaarts  trekken,  de  Soengej  aan  den  rand  der  ladang 
doorwadende,  om  links  af  de  benting  om  ie  trekken  en  in 
den  rug  te  nemen.  De  voorhoede  geene  beweging  hoegenaamd 
bespeurende,  naderde  kruipende  de  flank  der  benting, toen 
eensklaps  de  voorvechters  met  roode  pluimen  zich  vertoonden 
en  vuur  op  de  voorhoede  gaven,  dat  levendig  werd  beantwoord. 
De  sergeant-majoor  Bausch  van  de  voorwacht  werd  door 
een  der  eerste  schoten,  in  het  hoofd  gewond,  tengevolge 
waarvan  l^j  den  volgenden  nacht  te  3  uur  aan  boord  der 
Montrado  is  overleden.  Hij  viel  als  een  dapper  soldaat, aan 
den  voet  der  vgandelgke  borstwering  die  h|j  het  eerste  van 
allen  trachtle  te  overrompelen. 

Onder  het  blazen  van  den  stormmarsoh  en  het  geven  van  een 
flink  hoerah ,  dat  de  vyand  met  schreeuwen  beantwoordde  , 
was  de  benting  in  een  oogenblik  bestormd ,  gel^ktijdig  door 
de  omtrekkende  voorhoede  en  het  l'e  peloton  aan  den  achter- 
kant en  het  2«  peloton  en  achterhoede  in  de  flank,  te  10  uur 
des  morgens.  De  zich  in  de  benting  bevindende  vijand ,  naar 
gissing  50  h  60  Dayakkers,  nam  overhaast  de  vlugt,  gedeelte- 
Igk  den  achterkant  uit,  gedeeltelijk  de  vrije  flank  over,  onder 
een  algemeen  geweervuur  van  onze  zijde,  en  verdween  in  een 
oogenblik  tgds  in  het  bosch. 
Hoewel  geene   lijken   zgn  gevonden,  veronderstel  ik  dat 


Digitized  by  VjOOQIC 


138 


de  v^and  yersoheidene  geblesseerden  moet  hebben,  in  aan- 
merking genomen,  zoowel  den  korten  a&tand  van  ons  heyig 
geweervnur ,  als  de  sporen  van  kogels  in  de  benting  en  boo- 
men  rondom. 

De  benting  y  een  open  yierkant  in  eene  ladang  gelegen , 
welke  door  kleine  soengejs  was  begrensd,  bestond  nit  eene 
2  a  3  el  hooge  palissadering,  zamengesteld  uit  stnkken  versch 
hont  naar  binnen  hellende ;  het  front  of  de  zgde  nagenoeg 
op  het  pad  gerigt ,  bestond  nit  eene  dubbele  r^'  hont ,  te 
zamen  4  èt  5  palm  dik ;  een  paar  embrasores  waren  hierin 
gemaakt.  Alles  droeg  de  sporen  van  slechts  binnen  kort  te  zgn 
begonnen;  geene  wapening  werd  gevonden,  slechts  een  paar 
pieken,  eenige  patronen  en  tinnen  geweerkogels  van  klein 
kaliber  werden  bg  het  doorzoeken  opgeraapt. 

Over  de  soengej  aan  den  achterkant  der  benting  lag  eene 
onlangs  opengehakte  ladang  met  padie  beplant,  waarbg  een 
soort  van  wachthuis. 

Nadat  den  geblesseerden  sergeant-majoor,  welke  inmiddels 
in  de  benting  was  gebragt ,  de  noodige  hulp  was  verleend  , 
droog  ik  de  bewaking  van  mortier,  bgbehoorende  munitie 
en  bemanning,  en  van  den  geblesseerde  op  aan  de  achter- 
wacht,  onder  bevel  van  den  luitenant  ter  zee  2e  klasse  G.  C. 
C.  Thierens,  en  vervolgde  te  10  Va  nïir  den  togt,  om  volgens 
aanw^zing  der  gidsen  den  kampong,  welke  een  uur  gaans  verder 
landwaarts  in  moest  liggen,  op  te  zoeken.  Daar  de  gekwetste 
vooreerst  geene  hulp  noodig  had ,  oordeelde  ik  het  raadzaam , 
de  ambulance  onder  dón  officier  van  gezondheid  te  doen  mede* 
gaan.    Het   2^  peloton  vormde  alsnu  tevens  de  aohterwacht. 

De  genomen  weg  was  lastiger  dan  tot  nog  toe  het  geval 
was  geweest ,  liep  eerst  over  de  meer  genoemde  nieuwe  la- 
dang met  padie  beplant ,  vol  struiken  en  omgehakte  boomen , 
en  daarna  door  een  moeras  alwaar,  hoewel  het  lang  geen 
hoog  water  was ,  de  manschappen  ruim  een  uur  lang  mar- 
cheerden tot  aan  de  knieën  en  dieper  in  het  water. 

Een  matroos  welke  zijne  voeten  stuk  had  geloopen ,  zond 
ik  bij  tgds  onder  bedekking  naar  de  benting. 


Digitized  by  VjOOQIC 


189 


Bg  eene  kreek  werd  eene  schoone  groote  ^zerhouten  sam- 
pang  gevonden  en  onbmikbaar  gekapt ;  de  gidsen  meenden 
die  te  herkennen  als  den  zendeling  Bayer  toebehoord  te  hebben. 

Wat  verder  werd  het  bosch  minder  dik,  en  aan  den  over- 
kant der  soengej  waarlangs  de  troep  waadde»  een  ladangen 
wachthuis  zigtbaar ;  van  tgd  tot  tgd  hoorde  men  schreeuwen, 
doch  te  12  uur  het  moeras  steeds  moegelgker  te  begaan 
zijnde  en  vernemende  van  de  gidsen,  dat  de  kampong  nog 
wel  een  uur  af  lag,  zoo  besloot  ik  na  rgp  overleg,  met 
hoeveel  tegenzin  ook,  onverrigter  zake  terug  te  keeren,  om 
niet  op  denzelfden  weg  als  dezen  dag  van  's  morgens  circa 
7  uur  tot  's  middags  12  uur  afgelegd,  door  den  donker  te 
verdwalen  of  door  den  y^and  des  nachts  te  worden  veront- 
rust op  een  smal  pad  waar  meesttgds  slechts  man  voor  man 
vooruit  kon,  en  het  geheel  dus  een  langen  sleep  vormde,  belem- 
merd door  het  dragen  van  een  mortier  met  2  munitiekisten 
en  van  den  geblesseerde;  het  rgzende  water  deed  mg  insge- 
Igks  denken  aan  de  moegel^kheden  om  denzelfden  weg  met  hoog 
water  terug  te  gaan. 

Te  12  uur  gaf  ik  bevel  tot  den  terugtogt  in  dezelfde 
orde,  en  keerde  onder  een  stortregen  naar  de benting terug. 

De  en^. 

De  luitenant  ter  zee  1«  klasse 

P.  J.   BUIJSKXS. 

Aan 
dm  luitenant  ter  zee  1^  klasse  belast  mei 
de  leidmg  der  maritieme  aangdegenheden 
in  de  Zuid-  en  Oosterafdeeting  van  Borneo. 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC  j- 


Digitized  by  VjOOQIC 


Digitized  by  VjOOQIC 


V       , 


'Digitizedby  VjOOQIC 


THE  NEW  YORK  PUBLIC  LIBRARY 
RSFERBNCE   DEPARTMENT 

Th»  baok  U  under  ao  ctroumflt&aoes  to  bc 
tdkeo  f  ram  tb  e  Buildïa^ 

- 

« 

t*l:1ll4it 

Digitizedby  VjOI 


\ 


Digitized  by 


Godble