Google
This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project
to make the world's books discoverablc onlinc.
It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and fmally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web
at |http: //books. google .com/l
Google
Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automaüsch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via |http: //books .google .coml
I
I
DH
De Belgische Omwenteling
IN
LUIK EN LIMBURG
TOT AAlï
HET VERLIES VAN VENLO IN NOVEMBER 1830
DOOB
.V'
P.^'HrVAN DER KEMP.
MET EEN VOORWOORD VAN GENERAAL- MAJOOR
W. E. A. WUPPERMANN
schrijver van „De geèchiedenu van den tiendaagsehen veldtochi in Augusius 1831
i>
'b-Qbavekhage
Naamloozs Vennootschap M. VAN DER BEEK's BOEKHANDEL
1904.
<;s\
VOORWOORD.
Door den Schrijyer aangezocht om zijn hier volgend
werk onder de aandacht van belangstellende lezers te
brengen, wordt daaraan na kennismaking met den inhoud
gaarne door mij voldaan. En dat in het vertrouwen, dat
het werk vele zulke lezers zal vinden, nu zich in de laatste
jaren eene neiging begint te openbaren om te zoeken in
onze 'belangrijke archieven en particuliere verzamelingen.
Daarin ligt nog zooveel belangrijks verscholen onder de
massa van offlcieele en officieuze bescheiden, soms ver-
borgen in kisten en op zolders van hen, die niet eens de
waarde van hun bezit beseffen.
Daarom mag elke poging, die gedaan wordt om licht te
verschaffen in de duisternis van het verleden, door den
denkenden mensch met belangstelling worden begroet, niet
alleen om daardoor te voldoen aan een gevoel van, zij het
dan ook eerbiedige, nieuwsgierigheid naar dat verleden,
maar om daaruit kostbare leering te putten voor het heden
en de toekomst.
En men behoeft daarbij nog niet eens te gaan tot de
geschiedenis van lang vervlogen tijden; nog omtrent de
gebeurtenissen van de laatst verloopen eeuw ligt veel in
het duister, meer bepaald omtrent die van de troebele
najaarsmaanden van het jaar 1830. Veel te weinig zijn
inzonderheid de politieke feiten, zooals ze inderdaad zijn
ontstaan en verloopen, bij het nageslacht bekend. En toch
hebben zij zoo eene groote waarde na«u: werkelijkheid
366775
IV
bekend te worden, misschien in den tegenwoordigen tijd
nog meer dan in dien, welke kort na die gebeurtenissen
doorleefd werd.
Naar werkelijkheid en naar waarheid, te meer daar in
de meeste tijdens of onmiddellijk na de omwenteling in
het genoemde jaar in het licht verschenen geschriften,
zoowel van Nederlandsche als van Belgische zijde, eene
hartstochtelijke partijdigheid de werkelijkheid verdraait
en de waarheid verkracht. Ongetwijfeld echter is van die
partijdigheid het minste te bespeuren in de officieele
bescheiden, wier samenstellers uit den aard der zaak
daaraan minder offerden dan de zoo velen, die zonder
eenige verantwoordelijkheid aan hun eigen opvatting van
recht of onrecht lucht gaven.
Uit die officieele stukken, die den Schrijver, dank zij
zijne familiebetrekking, ten dienste stonden, heeft hij in
overvloed kunnen putten en zoo een arbeid kunnen ver-
richten, die ons betreffende het besproken tijdperk, veel
meer dan vroeger het geval was, tot de waarheid brengt.
Oorspronkelijk bedoeld als eene handeling van piëteit tegen-
over zijn grootvader, den onvergetelijken generaal Dibbets,
kan die arbeid, wanneer hij gelezen en naar waarde geschat
wordt, eene nuttige les worden voor de toekomst.
Terloops zij herinnerd hoe, waar sommigen der spelers
in het door den Schrijver ten tooneele gevoerde drama
meedoogenloos aan de kaak gesteld worden, anderen, die
in en na de droevige revolutiedagen werden verguisd, in
eere worden hersteld. Hoofdstuk aan hoofdstuk toont verder
aan^ hoe gemis aan samenwerking tusschen burgerlijke
en militaire autoriteiten, gemis aan behoorlijk tastbare
voorschriften en duidelijk uitgesproken bevoegdheid en
daardoor gemis aan zelfstandigheid en initiatief leidt tot
wanorde, smaad en nederlaag. Als eene ernstige waar-
schuwing rijst de gedachte aan den wanhopigen toestand
van rustige burgers, tot verzet en oproer gestuwd en opge-
zweept door hoogere en lagere hen overheerschende
machten, van eerlijke ambtenaren van den staat naast
hunne gelijken, behoorende tot eene dien staat vijandig
gezinde partij, van trouwe krijgslieden, verlaten door
hunne makkers en minderen, soms door hunne hoog-
geplaatste meerderen.
En te midden van dien chaos, van eene ziedende botsing
der losgelaten menschelijke hartstochten, vertoont zich
£ds een onwankelbare rots de heldenfiguur van den generaal
DiBBETS, den beleidvoUen gouverneur, die door zijn ijzeren
wil niet alleen Maastricht wist te bedwingen, maar die
door zijne verstandige, steeds vooruitziende maatregelen
niet alleen veel onheil en leed wist te voorkomen, maar
ook die hem toevertrouwde veste en daarmede eene ge-
heele provincie voor Nederland heeft behouden,
Zooals die beproefde krygsman een lichtend voorbeeld
blijft voor het nageslacht, zoo — het zij nog eens her-
haald — is het stuk geschiedenis, dat zich onder zijn oog
afspeelde, een leerzaam onderwerp voor de toekomst
Moge het overdacht en begrepen worden.
WÜPPERMANN,
INHOUDSOPGAVE.
Blz.
Inleiding 1
HOOFDSTUK I.
De organen der openbare meening te Luik 8
Het Waalsche element: blz. 8. — Voorname Brusselsche,
Gentsche- en Luiksche bladen: blz. 9. — „Le üourier de la
Meuse" van Kersten: blz. 9. — „Le Politique" van Joseph
Lebeau: blz. 9. — De waarschuwingen van „Le Oourier":
blz. 9—10.
HOOFDSTUK H.
Van den opstand te Brussel 11
De Nö verheidstentoonstelling: blz. 11. — „La Muette
de Portici": blz. 12. — De troepenmachten onder Prins
Frederlk en onder generaal Gort Heyligers: blz. 18. —
Desertiên: blz. 14.
HOOFDSTUK HL
Luilc gerevolutionneerd op den 27° Augustus 1830 15
De gouvenieur jonkheer Sandberg: blz. 15. — De Veilig-
heidscommissie : blz. 16. — Burgerwapening: blz. 16. —
Ëene petitie van grieven naai' 's-Gravenhage: blz. 17.
HOOFDSTUK IV.
Het Lulicsclie garnizoen naar de Citadel op den 2S^ Augs. 1830. 18
Generaal Van Boecop: blz. 18. — Het afleggen der Oranje-
kleuren: blz. 19. — De Citadel: blz. 20. — Tevredenheid
der Veiligheidscommissie : blz. 21.
VIII
HOOFDSTUK V. biz.
Luik in afWaolitIng op de petitie van grieven: 29—31 Augs. 1830. 21
Luitenant Caron naar Maastricht: blz. 21. — Het weg-
nemen der wapenschilden: blz. 22. — Uitbreiding van den
opstand over de provincie: blz. 22. — De „Gourier de la
Meuse" en gouverneur Sandberg vol lof over schutterij en
burgerwacht: blz. 23.
HOOFDSTUK VI.
Het hek is van den dam: 1—18 September 1830 24
Rustige rust: blz. 24. — De kazernes: Les Écoliers en
St. Laurent: blz. 24. — Luitenant Meyer: blz. 26. — Mis-
lukking van de commissie der Luiksche deputatie naar
*s-Gravenhage : blz. 27. — Ontbinding der Veiligheids-
commissie en der schutter^ : blz. 27. — Graaf De Berlaymont:
blz. 28. — De „Courier de la Meuse" over de scheiding:
blz. 28. — Gouverneur Sandberg b\j den bisschop: blz. 29.
HOOFDSTUK VIL
De ondergang van het Nederlandsch gezag in de provincie Luik:
19—28 September 1830 29
Versterking der Citadel onder majoor Menso: blz. 80. —
„Moord" van Wibrin: blz. 31. — Plundering van de kazerne
St. Laurent: blz. 32. — Vermeestering van het fort „La
Chartreuse": blz. 32. — Verrassing bö Oreye: blz. 34. —
Beschieting van „Ma Campagne": blz. 85. — Het „te wapen"
te Luik: blz. 35. — Plundering van het kleedingmagazyn
der infanterie: blz. 36. — Valsch bericht over de capitulatie
van Brussel: blz. 36. — Vertrek van gouverneur jhr. Sand-
berg: blz. 37.
HOOFDSTUK VHL
De hoofden van het burgerlijk en van het militair gezag In
de provincie Limburg 38
De stemming te Maastricht: blz. 38. — De gouverneur
baron De Beeckman: blz. 39. — Luitenant-generaal Von
HeldriDK: blz. 40. — Zyne maatregelen by bet uitbreken
van den opstand: bl?. 41. — Z)jne vervanging door generaal-
majoor Dibbets: blz. 42. — Diens verleden: blz. 42.
HOOFDSTUK IX.
Aanvang der woelingen In Limburg tot 26 September 1830. ■
Samanzweringen te Maaatrieht: blz. 45. — De secretaris
van den gouverneur: blz. 46. — Vermoedens tegen den
provincialen commandant Daine: blz. 46. — Opstoo^e aan
de „Vrouwe-pooli" : blz. 48. — Verraad aande „Tongersche
poort": blz. 49. — Dibbets' lastgevingen tegen rustverstoring:
blz. 49—60. — Hetcomedie-gezelsehap vanFiévé:blz. 60. —
Staat van Roermond; van Ëysden; van het kanton Slttard;
van Heerlen: blz. 50—63.
HOOFDSTUK S.
De oerste mislukking om op den 28" September 1830 met een
te Maastricht gereed gemaakt konvooi de Citadel van Luik
ter hulp te komen
Het wagenpark te Maastricht: blz. 53. — De weg naar
Luik via Tongeren : blz. 64. — Terugzending van het kon-
- Tooi door Gort Heyligers van Tongeren naar Maastricht:
blz. 66. - Van Boecop's nuttelooze str^d met het oog op
de komst van het konvooi: blz. 56.
HOOFDSTUK XI.
De tweede mislukking om op den 30° September 1830 net eei
te Maastrioht gereed gemaakt konvooi de Citadel van Luik -
ter hulp te komen
Vertrek van het konvooi in den nacht van 29 op 30 Sep-
tember: blz. 68. — Generaal Daine bevelhebber: blz. 69. —
Aankomst te Tongeren op den S0° : blz. 60. — Ontmoeting
met de muitelingen te Bocour: blz. 61. — Conventie van
Daine met De Berlaymonl: blz. 62. ~ De kuraaaierB van
Daine: blz. 68. - Uitval uit de Citadel: blz. 64. — Het
Bl2.
monument „La Tombe": blz. 65. — Verantwoording van
De Berlaymont: blz. 67—69.
HOOFDSTUK XII.
Dibbets' beoordeeling van bet beleid der Daine-expeditle . . . 69
Daine's rapport d.d. 3 October: blz. 70. — De bedenkingen
daartegen te 's-Gravenhage d.d. 13 d.a.v.: blz. 71. — Dibbets'
beschouwingen d.d. 20 October: blz. 73.
HOOFDSTUK XIII.
IMaaetricht in staat van Oorlog, daarna in staat van Beleg
verklaard: 1-4 October 1830 77
Gemis aan goede bepalingen voor den Oorlog- en Belegstaat:
blz. 78. —Verschil tusschen Oorlog- en Belegstaat: blz. 78. —
De aanleiding tot strengere maatregelen: blz. 79.
HOOFDSTUK XIV.
De provincie Limburg In opstand: 2—8 October 1830 ... 81
Roermond: blz. 81. — Sittard: blz. 82. — Heerlen: blz. 82. —
Het distiict Hasselt met Tongeren: blz. 82. — De districts-
commissaris C. E. M. Ruys: blz. 88. — De Zuid- Willems-
vaart : blz. 88. — Versterking te Maastricht onder generaal
Everts: blz. 84. — Majoor Buno naar Roermond: blz. 86. —
Ritmeester De Groote naar Maaseyck: blz. 85. — Besluit
van Gedeputeerden in het belang der Zuid-Willemsvaait:
blz. 85. — Generaal Bruce te Venlo: blz. 86.
HOOFDSTUK XV.
Dibbets' derde mielukte poging om de Citadel van Luik ter hulp
te komen: 4—6 October 1830 86
Correspondentie van Dibbets met Oorlog: 1—3 October:
blz. 86. — De familie Behr: blz. 87. — Dibbets' voorstel
aan De Berlaymont van 4 October : blz. 89. — De ArlonscKe
gevangenen: blz. 90. — Tusscbenkoinst van Charles de
Brouckère: biz. 91. — Mislukking der onderhandelingen:
6 October: blz. 92.
HOOFDSTUK XVI.
De oapKulatla iw Cltadal van Lilk: 6 Ootober 1830 . . .
Muiterl) in de Citadel: blz. 98. — De „Conventie" van
den 6ö: blz. 94. — De uittocht: blz. 95. — Vreugde te
Luik: blz. 9B. — Een -woord van Gysbert Karel van Hogen-
dorp : blz. 96. — Nadere onderhandelingen tusschen Dibbeta
en De Berlaymont over de uitwisseling der gevangenen:
blz. 96. — Hunne uitwisflBling d.d. 9 : blz. 98. — Het einde
der Lulkscbe omwentellngsgeschiedenis : blz. 99.
HOOFDSTUK XVIl.
Unbirrg toenBmsnd ten opstwid nalgsnd: 6-16 Ootober 1830.
Verwildering der 2« afd. kurassiers d.d. 6: blz. 100. —
Muitzucht van het 5» regiment lichte dragonders en van
de 14* afdeeling infanterie: blz. 100. — Het werken van
de advocaten Wuegtenmad en Jaminé: blz. 100. — Her-
inneringen van Demany betrekkelijk een overval van
Maastricht: blz. 101. ~ Een onbetrouwbaar verhaal over
een plan tot gevangenneming van Dibbets: blz. 101. —
Maatregelen ter beveiliging van de Zuid-WillemBvaart i
blz. 102. — Weinige dienstvaardigheid van de Pruiaiache
autoriteiten: blz. 102. -- De bezetting te Maaseyck ver-
vangen d.d. 9: blz. 103.— Onrust te Roermond: blz. 104. —
Muitery b(J de maréchauasée : blz. 104. — Heerlen en
Kerkrade: blz. lOB. — Sittard: blz. 106. — Wanverhou-
ding tuaachen den gouverneur en den opperbevelhebber:
blz. 107. — Ontruiming van Maaseyck: blz. 108. — Nieuwe
maatregelen ter beveiliging van het Kanaal: blz. 109. —
Gerucht, dat Dibbets plundering heeft veroorloofd: blz.
110. — Gemoedstoestand van Dibbets: blz. 110. — De
Antwerpsche proclamatie d.d. 16 October van den Prins
van Oranje: blz. 112.
^
XII
Blz.
HOOFDSTUK VIII.
Het plan tot den opstand te Maastrioht d.d. 18 Ootober 1830. 115
Het hoofdkwartier van den opstand in de vesting: blz.
116. — Ontwikkeling van het plan: blz. 116. — Mislukt
door de weifelmoedigheid van Daine: blz. 118. — De ver-
dachte houding van den gouverneur De Beeckman: blz.
120. — De mislukking van den aanval van buiten: blz.
120. — Belangrijke mededeelingen van Jaminé over de
mislukking van den opstand: blz. 122.
HOOFDSTUK XIX.
De houding van den gouverneur De Beeckman 125
Mededeelingen van baron De Billehé: blz. 126. — Oor-
deel van generaal Dibbets: blz. 127. — Ontslag en vertrek
van den gouverneur: blz. 128. — Dibbets' weigering om
hem de vesting weder binnen te laten: blz. 130.
HOOFDSTUK XX.
De verwijdering van generaal Daine: 20 October 1830 ... 181
De generaals Everts en Daine overgeplaatst : blz. 182. —
Vervanging van Daine door generaal Van Boecop: blz.
132. — Daine's ongenegenheid om zijne bestemming te
volgen: blz. 133. — Zyne verdachte houding: blz. 184. —
Zyn vertrek: blz. 184.
HOOFDSTUK XXI.
De uitbreiding van den opstand in de provincie Limburg:
28—30 October 1830 185
Dibbets' verkenningen: blz. 135. — De onmiddellijke
omgeving van de vesting in opstand: blz. 136. — Valken-
berg en Gulpen : blz. 136. — Bree en Reckheim : blz. 136. —
De ingenieurs Sermoise en Gonrad: blz. 137. - Doorbraak
bü Neeroeteren d.d. 27 op 28 October: blz. 137. — Maas-
eyck, Eindhoven, Helmond, Weert: blz. 188-139. — Dibbets
dringt op versterking aan : blz. 139.
HOOFDSTUK XXII.
XIII
Blz.
Verwijdering van muitende elementen uit liet garnizoen van
IMaastricht: 24 Oot.-5 Nov. 1830 139
Gisting wegens de verkiezingen voor het Brusselsch
Congres: blz. 140. — Zuivering der 14® afd. infanterie:
24 Oct.: blz. 140. - Van het regiment N«. 5 lichte dra-
gonders: 26 Oct: blz. 140. — Het Koninkiyk besluit over
het ontslag aan Belgische militairen: blz. 140. — Toege-
zegde komst van kapitein De Leeuw van Coolw^jk: blz.
141. — Muitery onder de officieren der kurassiers N®. 1:
13 Oct.: blz. 141. — Komst van De Leeuw van Coolw\)k:
2 Nov. : blz. 142. — Ontbinding van het regiment dragon-
ders N". 5: 3 Nov.: blz. 143. — Vertrek van al de Bel-
gische officieren en muiter^ onder de mindere militairen
4/6 Nov.: blz. 143. — Muiterij onder de artillerie: 5 Nov.:
blz. 143. — Dringend verzoek om versterking: 5 Nov.:
blz. 144.
HOOFDSTUK XXIH.
Het verlies van Venio: II November 1830 145
Generaal Bruce vervangen door Schepern: 24 October:
blz. 145. — Bedenkelyke staat der vesting: blz. 146. —
Daine, bevelhebber van het Belgische Maasleger: blz. 146. —
Gevangenneming van ingenieur Gonrad: 6 Nov.: blz. 146. —
Daine bezet Roermond: 9 Nov.: blz. 147. — Inneming
van Venlo: blz. 147. -- Beschuldigingen tegen generaal
Schepern: blz. 148. — Geheel Limburg, op Maastricht na,
verloren: blz. 149.
HOOFDSTUK XXIV.
Naar aanleiding van Daine's overgang 150
Beslag op z^n te Maastricht achtergelaten inboedel:
1830—1839: blz. 150. — Daine's karakter: blz. 151. —
Zyne oneeriyke gedragingen: blz. 160. — Zyn dood in
1843: blz. 153.
BIz.
XIV
HOOFDSTUK XXV.
Dibbet8' en Van Boeoop's samenwerking: 1830—1839 ... 153
Dibbets* gerustheid: blz. 154. — De wegzending zijner
familie: blz. 154. — De ritmeester Van Golstein: blz.
154. — Dlbbets' waardeering van Van Boecop : blz. 155. —
Het overlyden van den opperbevelhebber: blz. 156. —
Aftreden en overladen van Van Boecop: blz. 158— 159.
BIJLA.GEN.
Deze worden bij dit werk gevoegd in een af-
zonderlijk deel.
INLEIDING.
By het uitbreken van den Belgischen opstand lag myn vader
als luitenant der genie in garnizoen te Antwerpen; h^ was
echter destijds werkzaam te Mechelen. Naar z^ne standplaats
teruggekeerd, werd door hem de gansche Antwerpsche geschie-
denis mede gemaakt, tot h^ by het beleg van 1882 in het
dybeen ernstig gekwetst werd, hetgeen verplaatsing naar Hol-
land noodzakeiyk maakte. Van Hellevoetsluis werd hy in 1884
of 1885 gezonden naar Maastricht. Deze vesting was sinds 1880
in staat van beleg, die eerst met den vrede in 1889 zou
opgeheven worden. Daar huwde mljn vader in 1887 Bebnabdike
JüLiE LouiSE DiBBSTS, mQue moeder, jongste dochter van den
opperbevelhebber. De oudste zoon uit dat huwelQk werd naar
den grootvader genoemd.
Het laat zich verklaren, dat in zulk een gezin de Belgische
gebeurtenissen nogal eens het onderwerp van gesprek en van
verhalen waren. Het heeft op m^ van jongs invloed uitgeoefend
tot kennisneming van hetgeen er over gepubliceerd werd; het
deed er m^ tevens een geopend oog voor hebben, dat de Neder-
landsche geschiedschrijver niet voldoende recht liet wedervaren
aan generaal DmBSTs' verdiensten. Geenszins dat men die heeft
onderschat; maar tegenover historische bedrijven als Tiendciag'
9che veldtocht, Beleg van de citadel van Anttoerpen, enz. valt de
uiteenzetting ervan vrijwel in het niet. Ik constateer slechts, maar
wil er niemand een verwet van maken. De aard der menschen
brengt mede, dat men meer gevoelt en meer kan doen gevoelen
voor de onrust van het slagveld en van eene tot dagel^kschen
strQd aanleiding gevende belegering, dan voor rustige hand-
having van het bestaande; maar toch, wanneer deze handhaving
geschiedt onder omstandigheden, die door velerlei redenen hoogst
belangrijk z^n te kennen; wanneer eene opera- vertooning van
den Italiaanschen vesper te Brussel den opstand doet uitbre-
ken, en te Maastricht metterdaad een officier in arren moede
een burger op de markt overhoop steekt, zonder dat hier de
Amour aacrë in daden zich omzet; wanneer men te doen heeft
met eene oproerige gemeente, met eene muitende soldaten-
beweging, met een komplotten makend garnizoen, waaraan
wordt deelgenomen door militairen van de laagste tot de hoogste
rangen; wanneer de opperbevelhebber soms niet weet, hoe aan
geld en aan levensmiddelen te komen; wanneer gouverneur,
gedeputeerden der provincie, hoogste rechterlijke ambtenaren,
eerste waterstaatsdienaren, bevelen gevende kadaster- en 's lands-
geld-bewaarders , schutter^ van chef tot tamboer, neiging
toonen zich tegen het gezag te keeren; wanneer de opperbevel-
hebber te midden van zulk eene omgeving zich negen jaren
lang moet opgesloten beschouwen binnen een vestingmuur met
eene bevolking, op wie zulk een isolement loodzwaar drukt,
met eene bezetting, voor welke de duivel der verveling, althans
gemis aan afwisseling, ten slotte demoraliseerend moet werken; —
dan, ja, dan verrijst voor ons onwillekeurig in steeds lichtender
stralen het beeld van den man, die gedurende al die langzaam zich
voortslepende jaren met schier onbeperkt gezag den menschen
bevredigend gaf, wat hun toekwam en voor het vaderland
zonder slagvelden en zonder bombardementen wist te behouden
deze vesting en daarmede Nederlandsch Limburg.
Het is zoo, wat kapitein Martin- Decaek in z\jn dagboek over
„Cmq semainea dans VOuganda réooUée'' heeft opgeteekend —
zie Bevtie des Deux Mondes van Mei 1902, blz. 179 — „Il n'y a
rien d'aussi monotone qu'un joumal de siége, surtout quand on
est bloqué, sans combattre"; nochtans niet zonder spanning
leest men de journalen, waarin Maastrichts negenjarige beleg-
staat wordt beschreven in allen eenvoud, met verwachtingen en
teleurstellingen, met loffel^ke en afkeurenswaardige daden,
met eene nooit wankelende geestkracht van den alles en allen
bezielendeu, maar zichzelf in de eerste plaats verloochenenden
bevelhebber, tot htj de eeuwige rust ingaat, juist in de
dagen, dat vrede in huis en hof zou terugkeeren.
Aan de droge rapporten een eigen leven te geven, zóó dat de
s
lezer tot bl^vende kennianeming worde opgewekt, is zeker niet
zonder bezwaar; en wellicht mag men het ook daaraan toe-
schrijven, dat zelfs een man als generaal Knoop, niet slechts
voortreffemk militair schi^jver, doch die door ongeveer gel^ke
omstandigheden als de m^ne, zich tot deze t^den meer persoonlek
aangetrokken moest gevoelen, voor het werk terugschrikte. Maar
in piëteit is eene dravende kracht gelegen, die het moeil^ke niet
spoedig te moeiiyk telt, en zoo nam ik op my een arbeid, die
anders beter den militairen geschiedschrijver zou toevertrouwd z^n.
Dit werk is slechts een zeer klein, doch afgesloten deel
van hetgeen over de jaren 1880 — 1889 van de Maastrichtsche
krQgsgebeurtenissen valt te verhalen. Ik mag m\j niet vleien
daarin den lezer in allen deele te kunnen doen gevoelen de
mate van geestkracht, die noodig is geweest tot de verkrQging
van het resultaat, hetwelk in Limburgs behoud z^ne bekroning
vond en die Dibbets eerlang over de ziekte, waaraan hy juist
tydens die bekroning in 1839 zou overladen, deed schreven,
dat het lichaam door zoovele jaren van spanning was getroffen
geworden. Op één gewichtig punt wensch ik echter aanstonds in
het bijzonder de aandacht te vestigen. Men kan zich geene voor-
stelling vormen van de diepe verslagenheid, van de alles verlam-
mende moedeloosheid, die in de rangen van het leger onder
den indruk der revolutie werd teweeggebracht en voortwoekerde
ten gevolge van de weinige krachtsinspaning, die van de
Begeering uitging. Dat Dibbets tegen dit kwaad bleek opge-
wassen, is niet hoog genoeg aan te slaan. M^n vader, dest^ds
een jonge man, heeft het in z^ne Herinfieringen opgeteekend,
hoezeer hem ouderen van dagen onverwacht uit de hand
vielen. Veroorloof my deze enkele bladzijde, ten aanzien van
den gedrukten geest b\j menig militair te Antwerpen, weer
te geven:
„Intusschen kieeg de stad een zonderling aanzien, door al
die vlugtende Hollanders en veel Belgische ambtenaren, met
goederen en bagage; tevens die afzonderlijke detachementen
troepen, gewapend en ongewapend uit de Belgische vestingen,
zoodat de ellendigste logementen als opgepropt waren. Op alle
gezigten was moedeloosheid en angst te lezen en alle zelfver-
trouwen, waarvan ik veel voorbeelden zoude kunnen aanhalen,
was verloren. Eén staaltje wil ik er toch van geven. Een hoofd-
officier, ridder van 't Legioen van eer en van de Militaire Willems-
orde, dus een man, die den oorlog jaren lang had bygewoond
en mö dikwyis van ztjne feiten in 't beleg van Hamburg had ver-
teld, ontmoette ik des avonds ten V2 10 uur in de Sociëteit; h^
liep als een ongelukkige rond om naar zQn logement te komen,
daar hetzelve in eene gevaarl^ke buuit lag. Ik verzekerde hem,
dat hy gerust door de stad kon gaan en dat niemand hem iets
zou zeggen. Hy verzocht my toch zoo vriendelijk, om met hem
te gaan, dat ik zulks deed. De lange straat ingegaan z^nde,
vonden w\j daar eene zamenscholing van werklieden voor een
huis, waar binnen twee lampen voor het raam brandden (een
politie-maatregel, dat elkeen tot 10 uur licht voor z^n raam
moest hebben). Op een 10 pas van die groep, schreeuwde een
kerel : begot jongens, daar komen kaeskoppen aan, en dit hoerende,
staat m^n Hamburger stil en wil terug. Reeds zeer gewoon aan
dien scheldnaam, zeide ik hem, dat hij niet moest aarzelen en
doorstappen ; de groep opende zich dan ook en liet ons ongehin-
derd voorbti; maar een 50 pas verder, zien w^ op eenigen
afstand, eene tweede groep, mannen en vrouwen, die om eenige
kaarsen, waartusschen eene gekleede stroopop, den gewezen
Minister vait Maaitek voorstellende, dansten ; in 't halve duister
was het als iemand, dien zjj hadden opgehangen. Ik had die
vertooning ook al meer gezien, waardoor z\j zeker minder in-
druk op my maakte; maar m^n goede hoofdofficier, aan mijnen
arm geklemd, kon haast geen stap meer doen en wilde m^
maar niet gelooven, dat het niets beteekende. Aan de groep
gekomen en officieren ziende, trokken z^ de stroopop uit,
schaarden zich in twee ryen, en mannen en vrouwen spotten-
derwijze aanslaande, gingen wU er tusschen door. Nu wees ik op
een 100 pas het logement, want zeer vermoeid, wilde ik terug,
maar kon den arm niet los ki*ygen, zoo had de schrik den man
bevangen; ging dus verder mede en bragt hem ter plaatse.
Later hoorde ik, dat hü had verteld, van 't groot gevaar, het-
welk hy op dien togt geloopen had en overleefde h^ ook niet
lang de doorgestane angsten der revolutie; en men moge het
gelooven of niet, veel oude yzervreters verkeerden in 't geval
van m\jn hoofdofficier. Ik moest toen alleen den langen weg,
wel 20 miDuten, naar myn kwartier terug, maar het was 10 uur
geslagen en alle groepen van de straten verdwenen. Antwerpen
had zich ter ruste begeven."
De grondstof voor m^n arbeid vindt men in 's Ryks archief
te Maastiicht en in het archief van het Departement van Oorlog
te 's-Oravenhage. Het is myne bedoeling niet geweest om
hetgeen reeds publiek domein werd, opnieuw te publiceeren.
Waar ik het bekende andermaal mededeel, moet het uitsluitend
dienen voor de oml^sting van myne eigen archivalische mede-
deelingen. Slechts wanneer ik de feiten niet aan de archieven
ontleen, geef ik de bronnen op; de eerste maal vermeld ik de
titels ten volle, verder enkel verkort. Het veelvuldig verwezen
naar min of meer breede noten aan den voet der bladz^den
werkt storend op de kennisneming van den tekst; daarom heb
ik dit, behoudens enkele uitzonderingen, vermeden en in een
afzonderlek gedeelte den inhoud van al de noten opgenomen.
Op een paar bronnen wensch ik hier reeds de aandacht te
vestigen.
Naar de niet uitgegeven Hennneringen mQns vaders zal ik nog
een paar malen verwezen, al handelen zQ niet over Maastricht.
In het jaar 1841 is te Amsterdam by J. C. van Kbstebek
uitgegeven in twee deelen een „Historisch Bomaniisch tafereel,
uit de dagen der Belgische omwenteling'', door een zich noemenden
O. L. H. Mispelblom van db Sohbldb, en dat ten titel voert,
„Luik in 188(y\ De schr^ver zegt, dat hQ slechts den roman-
tischen vorm heeft verkozen om te meer den leeslust te prikkelen,
doch dat hy overigens eene zoo volledig mogeiyke schets van
het gebeurde gaf, dank de door hem ontvangen mededeelingen
van „een ooggetuige, die van alles eene naauwkeurige aan-
teekening hield, en voor wiens getrouwheid zQn karakter en
stand ons waarborgen", 't Is wel mogelijk; er komen echter
bijzonderheden in voor, die stellig zóó niet gebeurd zQn; hier-
door weet men niet, wat er in aannemelijk, wat verwerpelijk
is. Dit behoeft my evenwel niet te weerhouden, hier en daar
op de mededeelingen van den schry ver de aandacht te vestigen,
mits men dan slechts bedenke, dat het verhaal geene geschied-
kundige bron is.
Van een ander karakter en als letterkundig product van
6
veel meer belang, is het te Luik in 1889 hlJ Ch. Aüg. Desoeb
uitgegeven werk van den heer J. E. Dbmabteau, directeur
eener normaalschool, getiteld „Atix armea de Bavière^ scènes du
vieux lAige 1829—1880", dat van bl. 186 af, de Belgische woe-
lingen, speciaal ook de Luiksche gebeurtenissen, in novellen-
trant behandelt op eene sarcastische, lang niet onverdiensteljyke
w^ze. Zoo geeft hU o. a. terug de dichteriyke producten dier
dagen, zooals ze op straat werden gezongen, en heeft h^
evenzeer plezier in het moedgeschreeuw z^ner l^ndgenooten • . .
Trembkz, car ü est redotUable
Le Lion Belgique
Quand on le piqué!
Ook over de spotprenten dier dagen vindt men aardige
mededeelingen (bl. 220). Het béte in de dubbele beteekenis van
beest en etommerik nemende, kr^gt men o. a. den prins van
Oranje te zien, als h^ in den vorm van een giraf te Brussel
zich waagt, waaraan al de beesten des lands hunne hulde
komen bewezen. Alleen de oude Belgische leeuw keert grom-
mend met den staart tusschen de beenen naar het paleis terug. . .
Dan drukt de Giraf zich geruststellend over het bezoek uit:
„Messieurs, il n'y a rien de changé chez vous, il n'est qu'une
béte de plus!"
Deze beide boeken, zoomede een nader te noemen werk over
de geschiedenis der straten van Luik, waren niet in de biblio-
theken van 's-Gravenhage en Leiden voorhanden; door wel-
willende tusschenkomst der eerste, mocht ik die echter ter
beschikking kragen uit de Luiksche universiteits-bibliotheek.
Ook de gebeurtenissen te Maastricht hebben den roman-
schrijver bezield, biykens een in 1851 aldaar in twee deeltjes
uitgegeven verhaal, getiteld „L'Orpheline de MaestricM, épisode de
la révolution de 1880". Aan dit in de Eoninkl^ke bibliotheek
te 's-Gravenhage aanwezige, doch onbeduidend schriftuur van
Db Poully heb ik niets ontleend.
In deze bibliotheek is ook voorhanden eene niet onaardige
uitgave, in 1880 en 1881 te Amsterdam bezorgd en getiteld
„België in 1880 of faceimHés van de handteekeningen der personen
in de gebeurtenissen aldaar betrokken, met korte aanteekeningen
betreffende dezelve"; men denke er echter aan, dat die aan-
teekeningen volstrekt Diet nauwkeurig zyn; in weerwil b.v.
van z^ne handteekening, gevolgd door eene verbeterde repro-
ductie, wordt de naam van Dibbets er verkeerd gespeld.
Myne aandacht werd op de hiervoren vermelde Luiksche
werken gevestigd door den heer F. van Veebdkghem, hoogleeraar
in de Nederlandsche letterkunde aan de universiteit te Luik, die
dus nu de plaats inneemt van den in 1880 door de Luikenaren
weggejaagden beroemden Kinkeb. Ten einde m^ namelijk beter
op de hoogte der gebeurtenissen te kunnen stellen, heb ik my
van 17 tot 81 Juli 1908 te Maastricht en in zyne bekoorljyke
omstreken opgehouden; zoo bezocht ik ook Luik, waar de
hoogleeraar Van Vbebdbghem wel de onvolprezen welwillend-
heid had om m^, met betrekking tot de plaatsen, die aan de
omwenteling aldaar herinneren, tot mentor te z](|n. Nu weder
terugziende op die aangename dagen, kan ik slechts m^n
warmen dank ervoor herhalen.
's-Gravenhage, December 1908.
V. D. E.
HOOFDSTUK I.
De organen der openbare meenlng te Luik.
Het Waalschx element. — Yoobname Bbttsselsghe en Oentschb
BLADEN. — „Lb CoUEDBE DE LA MeUSE" VAN KbBSTBN. —
„Le Politique" van Joseph Lebeaü. — De waabsohuwingen
VAN „Le Coubiee".
Geschiedschitjvers beweren te weten, dat het aan de Maas
gelegen Luik zou dagteekenen van ongeveer 800 en dat destyds
- het grootste deel der bevolking bestond uit aan de Nederland-
sche bevolking verwante Germanen: de Eburonen. De bisschop-
peiyke zetel in die streken was destjjds nog te Tongeren, doch
in 908 werd deze naar Luik overgebracht. Sinds bey verden zich
de geestel^ke vorsten om de jonge hoofdstad uit te breiden,
zoomede de onbebouwde domeinen der kerk, z^nde het grootste
gedeelte der provincie, te doen ontginnen. Oalliê, toenmaals
zeer in beroering, bood een geschikt veld voor emigratie aan.
Gehoor gevende aan de roepstem der bisschoppen, stroomden de
Gallen of Wallen naar de Maasstad, waardoor het Germaansche
element in toenemende mate voor het Fransche of Waalsche
week. De omstandigheden, waaronder de provincie Luik eene
bevolking kreeg met een van de omgeving verschillend karakter,
moge op onderscheidene w^zen worden medegedeeld \ het valt
niet te ontkennen, dat zy om meer dan ééne reden grooter
sympathie moest gevoelen voor de Fransche naburen, dan voor
de weinig toeschietel^ke Noord-Nederlanders, wier regeering in
1814 ook aan de Belgen was opgelegd. Waar niet voor weder-
zydsche welwillende opvattingen plaats scheen, had misschien
w^s regeeringsbeleid banden van onderlinge waardeering en van
vruchtdragend samengaan kunnen leggen; doch de lezer weet
hoever men destyds zich van staatkundigen zin verwy derde,
i ^ Met de koppigheid, aan het onverstand eigen, werden alle on-
9
rustbarende teekenen des tyds minachtend of als wrekende
gerechtigheid tegemoet getreden en scheen men dus ook doof
voor de waariyk ernstige stemmen, die uit de publieke meening
in de ZuidelQke Nederlanden of laten wQ ze aanstonds kort-
heidshalve Belgiö noemen, opgingen tegen de anü-nationale
richting van het hoogste gezag.
Daar had men te Brussel Le Beige, ^ami du roi et de la patrie",
geredigeerd door Levae en gesteund door De Stassabt; zoo-
mede L'ÉmandpcUion, de tegenwoordige Indépendance. Noemen
wtj ook Gent met zQne invloedrijke bladen, de OaJtholique des
Pays-Bas en het Journal de Gand. Geen dezer stond echter in
uitnemendheid van redactie gelQk met het te Luik verschonend
orgaan der Katholieken: Le Courier de la Meuse, „ Journal poli-
tique, littéraire et commercial". Opgericht in 1820, had het tot
redacteur gekregen een geboren Maastrichtenaar P. Eersten,
die, vóór hij naar de bisschopsstad verhuisde, als professor
doceerde aan het athenaeum te Maastricht, en van wlen nog in
1860 werd getuigd, dat hU een der meest uitnemende publi-
cisten is geweest, die Belgiö ooit gehad heeft. Bracht deze hulde
hem een landgenoot toe *, zelfs de Nederlandsche Staatscourant
erkende, nadat de omwenteling haar beslag had gekregen, dat
het Luiksche blad „steeds" eene zekere gematigdheid in den strQd
tegen onze regeering had aan den dag gelegd: een lof onge-
twyfeld niet van beteekenis ontbloot \
Niet minder verdienstelijk in den strijd voor vryzlnniger
richting werd Eebsten's orgaan bygestaan door een mede te
Luik in 1824 opgericht liberaal blad, waarvan de weervoorspel-
lende vreemde naam Mathieu Laensberg * vier jaren later werd
herdoopt in dien van Le Pölüique. Zyne knappe leiders, waar-
onder JosEPH Lebbau, Paul Devaux, de gebroeders Fismin en
Charles Rogier, Feliz van Hulst, Henri Ligna *, deelden wel
gansch andere opvattingen dan de Katholieke pers, doch toen
eenmaal, In de luider wordende ontevredenheid tegen het Neder-
landsche regeeringsbeleld, het groote verbond tusschen Katho-
lieken en Liberalen in Belgiö was tot stand gekomen, volgden
beide organen slechts ééne alles beheerschende, alles leidende
leuze: aan de personeele regeering van koning Willem I een
einde te maken.
10
Wat in de niet tot uitdrukking komende gedachten dier
menschen omging, valt bezwaarl^k te zeggen; dat echter af-
scheiding hun wachtwoord was, werd zeer zeker niet op den
voorgrond gesteld. Maar in 1830 hadden 'sEoningd regeering
en de voor geen politieken zin vatbare invloedrijke Noord-
Nederlanders de ontevredenheid over de bestaande tenitoriale
vereeniging hoog, zéér hoog doen stygen, en terwijl het alzoo
grolde, werd koning Kabel X gedurende de Julimaand van dat
jaar uit Frankrijk verdreven. In de centra van het Belgische
volksleven deed deze gebeurtenis het bloed onstuimiger vloeien.
De Courier de la Meuse van aanvang Augustus schetste hoe men
zoowel te Brussel als te Luik de dagbladbureelen bestormde,
het volk op straat te zamen liep om zich de berichten te hooren
voorlezen, hoe nog nooit, stond er, de openbare belangstelling
zóó bleek geprikkeld. Veertien dagen later z)jn de verhoudingen
spannender geworden en geeft het blad de kalme waarschuwing
om het toch niet tot het uiterste te laten komen. Vryheid voor
de drukpers, voor het onderwas werd verlangd; geene stoffelijke
macht zou in staat zjjn, meende het blad, haar aan banden te
leggen. Frankryk had dit nu andermaal geleerd ; de Nederland-
sche regeering moest dus in het aldaar gebeurde geene redenen
zien, werd gewaarschuwd, om nu nog verder tot reactie over te
gaan. Hoe ookl de Belgische natie — aldus reeds bewust of onbe-
wust scheiding uitsprekende — toone zich wjjs en verstandig;
wat aan de Seine werd verkregen met geweld, moest men aan
de Senne trachten te erlangen door vreedzaam verzoeken, maar
verzoeken met moed en met volharding. Mocht ook de mlniste-
rieele Qazette des Paye-Bas de wisheid der Segeering waardeerend
aan de Grondwet toetsen, de Courier las haar de les met zich
evenzeer te stellen op de voorschriften der bestaande Grondwet.
Erkend werden hare gebreken, maar, voegde het blad er by,
gebrekkig als ze was, behoefde men er geen misbruik van te
maken. Het deed er ook voor het oogenblik niet toe, dat de
Constitutie inderdaad voor verbetering vatbaar bleek; zy sloot
immers geenszins uit ministerieele verantwoordel^kheid, en daar-
mede zou reeds alles gewonnen z^n
Den 21^ Augustus eene nieuwe, hoogst opmerkelijke waar-
schuwing van Kebstek's orgaan. Dat de Koning zich toch niet
11
door vleiers liet overhalen tot het nemen van nieuwe gestrenge
maatregelen; deze raadgevers zullen het koninkr^k nog in vlam
zetten en den troon ten halve omver doen werpen! Den 24^ en
den 25^ luidde het op nieuw, dat de toestand meer en meer
critiek werd; dat de storm steeds meer het eigen land naderde !
Dat men zich toch haaste de harten der Belgen te winnen, dat
men zich niet verblinde met de gedachte: Frankrijk is niet geiyk
de Nederlanden .., Le temps marche . . . Het was reeds te laat! (^)
HOOFDSTUK U.
Tan den opstand te Brassel.
Db NijvssheidstbntoonsteTiLing. — „La Mubttb db PoETicf \ —
Db trobpbnkachtex oxdeb Ped^s Fredebik bn oxdee
GBNBBAAL GOBT HbYLIGBBS. — DbSBBTIËX.
Brussel zou zich in feestdos tooien naar aanleiding van
eene medio 1880 te houden ny verheidstentoonstelling. Vandaar
eene aanschrijving d.d. 10 Juli door den generalen staf uit Gent,
waar Bebnhard, hertog van Saksen-Weimar bevel voerde, ge-
richt aan den chef van het 5^ Groot Militair Commando te
Maastricht om voor het bewaren der orde een eskadron van het
regiment Lichte Dragonders N°. 4 naar de hoofdplaats te zenden \
Intusschen heerschte er te 'sGravenhage ongerustheid; men
sprak er van plannen om troepen en schutterden daar gereed
te doen houden, ten einde op alle gebeurl^kheden voorbereid
te kunnen z|jn. Wie de geruchten van naderenden opstand
verbreidden, wist men niet; maar zy werden ingegeven, besliste
de Courier des PaysBaa uit haat tegen Belgiö en de Belgen \
Wju vader, tydel^k in garnizoen te Mechelen, hoorde trou-
wens ook aan tafel, speciaal van den Ofiftcier van Justitie „dat het
in Belgiö wel eens tot opstand konde komen". Den 22° Augustus,
(a) Zie de beUmgr^ke uittrékaels uit de couiant in noot 6 der BQlagen.
12
een Zondag, kwam daar uit Brussel preeken dominee Paauw,
die tot tekst nam*. Wie ooren heeft om te hooren, die hoore.
„Z.W.Eerw.", memoreert mfln vader, „sprak zulke geheim-
zinnige taal, dat men elkander vroeg, wat is er toch gaande?
en dit is toch zonderling, dat by al die bestaande geruchten,
het Gouvernement deed, alsof het niets wist of hoorde." De
Begeering meende te moeten toonen, dat zy zich boven al die
bedreigingen verheven achtte. TerwQl het gevaar reeds voor de
deur stond, gelastte ze nog den 23° terugzending van troepen
uit Brussel, „om", zegt de geschiedschryver van Neêrlands
Heldendaden te land, „geen argwaan te doen blaken" ^
Destyds behoorde La Muette de Portici tot het repertoire
der opera's. Eene advertentie in de Staatscourant van 24 en
26 Augustus kondigde aan, dat ze den 20^ voor de 7® maal
te 's-Gravenhage zou opgevoerd worden. Ook te Brussel kwam
ze ten tooneele; maar reeds weken te voren had dit daar tot
schandaal aanleiding gegeven. De Payë-Bas schreef in ver-
rukking, dat nog nooit het stuk met zulk een geestdrift was
toegejuicht. Vooral de aria Amour aacré de la patrie, rende nous
Vaudace et la fierté had zulke onstuimige bravo's ontlokt, dat
de voorstelling een oogenblik moest gestaakt worden; het
tooneel van den moord had een onbeschryfeiyken indruk
gemaakt ^^ Den 26° wilde men het stuk te Brussel weder
opvoeren. De autoriteit verbood het; stond het daarna toch toe,
maar . . . met schrapping van het Amour sacré " .' Het publiek
der propvolle opera joelde toen naar buiten; de opstand was
hiermede uitgebroken.
De luitenant der radende artillerie Voet werd in alleryinaar
Mechelen gezonden om een regiment dragonders te ontbieden;
tot spoed aanmanende, geloofde men hem ter nauwernood dat
het ernst was, toen de troepen op marsch gingen; „ik meen
zelfs zonder patronen voor hunne karab^nen en pistolen",
schrift myn vader. Den 26° was de Jobst^ding te *s-Gravenhage
gekomen; den volgenden dag gelastte Oorlog per expres, dat
ook uit Antwerpen troepen moesten oprukken, „ten einde in de
residentie tot nader order garnizoen te houden".
Tegelijkertijd werd het belang van de Maasstreek met de ge-
wichtige vestingen Luik en Maastricht ingezien. Uit Kampen,
18
Zwolle, Deventer togen versterkingen naar het zuiden, 8i>oeds-
halve de infanterie gedeelteiyk per as ^\ Onder de uit Deventer
opkomenden, behoorde de cadet L. C. Behr, die den 14^ Sep-
tember 2® luitenant werd en z^ne ofiftciersloopbaan opende met
naar de Belgen over te gaan. De Staatscourant van den 80° Augustus
berichtte voor het eerst, dat in den avond van den 21^^ ,,emstige
ongeregeldheden" te Brussel waren uitgebroken ; doch, werd er
zonderling genoeg by gevoegd, „reeds eenige dagen te voren had
men onder het gemeen aldaar vry wat gisting bespeurd''.
Op alle zuideiyke steden was de beweging der hoofdstad van
noodlottigen invloed ^'. Te vergeefs ook had de prins van Oranje
getracht door zyne tegenwoordigheid te Brussel de harten der
bevolking te winnen. De opgestane stad moetende verlaten,
kwam hg in den avond van den 8° September te Mechelen per
ry tuig, echter zonder eenige dekking. Op de markt van paarden
moetende verwisseleui was hy in een oogenblik door de menigte
omringd. Er heerschte eene diepe stilte, memoreert m^n vader,
die daar lusteloos rondliep. De prins sprak vele burgers aan en
men hoorde een enkel geroep van leve de prins van Oranje! —
aanstonds echter afgebroken door vive la liberté! Bloedrood
scheen dien avond de maan aan het hemelgewelf ; allerlei voor-
spellingen ten voor- en nadeele der omwenteling werden eruit
afgeleid. Het publiek verkeerde in groeten angst De ofiftcier van
Justitie kwam m^n vader ter zQde, waarschuwde hem en nam
met ti'anen in de oogen afscheid, onder mededeeling dat, zoo
noodig, steeds op hem beroep kon worden gedaan. ZQ zagen
elkaar niet weder.
Den 4° September aanvaardde luitenant-generaal Gusbbbtus
Mabtinus Cobt Heyliqebs het bevel over de mai^schappen, die
uit het noorden naar de Maasstreek waren getogen ^\ Aan het
hoofd van circa 8600 man trok hQ in de richting van Luik;
doch zoowel deze troepenmacht, als die welke zich onder bevel
van prins Fbedebik in de richting naar Brussel bewoog, werd
verhinderd aanstonds krachtdadig op te treden, doordien de
Begeering het beter achtte, dat de herstelling van het gezag
zou uitgaan van de Staten-Oeneraal, die voor den 18° September
waren bQeengeroepen om te beraadslagen over de middelen ter
bevrediging van de Zuid-Nederlandsche wenschen. Zoo geschiedde
14
het, dat beide korpsen kanton nementen betrokken : eene om en
bij Maastricht, het andere om en b\j Antwerpen. Tot de Lim-
burgsche kantonnementen behoorde het op één uur van Maas-
tricht gelegen Lana^éken met Vromhoven, waar eene afdeeling
kurassiers was gelegen ; hare Waalsche bestanddeelen verliepen
zóó snel, dat men zich den 11° September verplicht zag de
afdeeling binnen de vesting Maastricht te zenden, waar ze
intusschen door onbetrouwbaarheid grootendeels niet te gebrui-
ken was; vier onderofficieren en tien kurassiers liepen dien
zelfden dag met pak en zak naar de Luiksche muitelingen over,
liefst eene verklaring achterlatende, dat zij niet langer tegen
hunne broeders wilden dienen. Ëen detachement infanterie lag
gekantonneerd te Freerm^ 'n drie uur van Luik, op den weg
naar Tongeren; ook dit dreigde geheel te verloopen. Kapitein
Pbl gaf daarom den 10° evenzeer last tot den marsch naar
Maastricht, maar onder aanvoering van sergeant Ponin keerden
2 sergeants, 1 korporaal, 1 vice-korporaal en 81 soldaten met
hunne wapenen terug naar Luik, vanwaar zy herkomstig waren.
Den 11° kwam het treurig overschot te Maastricht aan. „Een
zoo schadelijk voorbeeld", berichtte dien dag de opperbevelhebber
aldaar aan Oorlog^ „vooral in den tegenwoordigen staat van
zaken, zal te meer invloed hebben, daar ik met zekerheid
onderricht ben, dat sedert eenige dagen, zoo hier als in omlig-
gende dorpen, zich personen uit Luik en Brussel vertoonen,
welke trachten door aanbieding van geld, de militairen tot on-
trouw aan hunne vanen over te halen." De Courier delaMeuBe
hield over deze desertién geregeld triomfantel^ke berichten in,
die natuurltjk mede ter aanmoediging tot afval strekten '•. Te
's-Gravenhage wilde men echter de zaken aangezien hebben,
alsof men nog onder normale omstandigheden verkeerde en
de toekomst in handen hield ; zoo werd op last van daar eene
commissie van hoofdofficieren uit Antwerpen naar Mechelen
gezonden om het betrekkel\jk onbeduidende werk m\jns vaders,
overeenkomstig de bepalingen, op te nemen. Ter nauwernood
ontsnapten de heeren aan gevangenneming, zoo niet erger («).
(a) Zie het aardige verhaal in noot 16 der Bijlagen.
16
HOOFDSTUK III.
Lnlk gereTolutloimeerd op den S7n Augustus 1880.
Db gottyeenetjb jonkheer Sandbskg. — De Yeiligheidscom-
MISSIE. — BUBGERWAPBNING. — EeNE PETITIE VAN GRIEVEN
NAAR 's-GrATBNHAGE.
Een centrum van stadsleven in de Waalsche hoofdplaats is
de pUice du ThécUre^ waarop uitkomt de boulevard de la Sauve-
nière. Nog treft men daar aan het Café au Point de Vue^ een
geliefkoosd punt voor samenkomsten in de dagen van 1830.
Maar vooral liep het destyds druk in het nu tot een Duitsch bier-
huis veranderde Café des Deux-Fontainea, v^ant van hier ver-
trokken en daar kv^amen aan de diligences op Brussel, die
dus het eerste nieuv^s van de gebeurtenissen er brachten ^\
Toen alzoo in den avond van den 26° geruchten te Luik zich
verbreidden over de ongeregeldheden van den vorigen avond,
stroomde het den 27° naar het Theaterplein om er meer van
te vernemen.
De toekomst van het Nederlandsch gezag zou nu in de
eerste plaats afhangen van het beleid des hoogsten vertegen-
woordigers aldaar, den gouverneur Jonkheer Sandbebg; maar
kennisnemende van al het door hem verrichte, kost het moeite
zich van hard oordeelen te onthouden. Nochtans diene men
zich van de verschoonende omstandigheden rekenschap te
geven, niet ook te vergeten, dat mislukken van een streven
zoo licht tot parttjdig veroordeelen leidt ^•.
De gouverneur was, in weerwil van ztjn Noord-Nederlander-
schap, gezien in z^ne provincie, hetgeen ongetwijfeld voor ztjn
beleid getuigt. De maatregelen der Eegeering, die het zaad der
ontevredenheid in België welig deden opschieten, keurde hy
zoozeer af, dat een en andermaal de bladen berichten inhielden
over zün aanstaand ontslag; die tegenstand vereert des gouver-
neurs inzicht en passend onafhankelQkheidsgevoel. Onder zulke
16
omstandigheden laat zich zeer wel eene opvatting verklaren en
verdedigen, die heil zoekt in een bedachtzaam medegaan met
de nu plotseling zoo handtasteiyk uitgesproken voikswenschen.
Tegenover het door hem verloren proces kan men wellicht
met eenigèn grond aanvoeren, dat een buitengewoon man de
teekenen des tjjds anders zou hebben opgevat; maar ook dan
vordert de biliykheid te erkennen, dat over het geheel genomen,
de toestanden niet doorzien werden ; door de Begeering waarlijk
het allerminst, die immers de gezaghebbers tot het nemen der
meest zachte maatregelen vermaande.
Reeds Saiidbebg*s eerste daad bleek eene door de uitkomst
niet gerecht vaai'digde handeling te z\jn.
Ziende hoezeer de Brusselsche gebeurtenissen Luik beroerden,
riep hy reeds in den ochtend van denzelfden 27^ Augustus in
het Oouvemementsgebouw te zamen eene Oommission de Süreié
Publique, bestaande uit mannen, die weliswaar v^anden waren
van alle geweld en wanorde, die ook niet bepaalde bestrQders
van het koninkiyk huis konden geacht worden, maar die dan
toch bekend stonden, als, geiyk Le Polüique van den volgenden
dag rondweg te kennen gaf „cUoyens de Vopposüion'' ^\ Hare
18 leden, waaronder advocaat Lebeau, lid der redactie van Le
Polüique, dan de drukker van den Courier de la Meuse, verder
fabrikant Orbait, enz. hebben zich inderdaad zeer spoedig by
den zich vestigenden nieuwen staat van zaken aangesloten**.
Het bedenkeiyke van den maatregel lag hierin, dat alzoo de
gouverneur het initiatief had genomen om de bestaande wettige
machten aanstonds op zyde te doen stellen door een college,
dat op niets anders was gebaseerd dan op de te Brussel uit-
gebroken omwenteling.
Zoodra men zich geconstitueerd had, verhuisden Gouverneur
en Commissie van het hotel der Provinciale Staten naar het
stadhuis, waar men nu met het Gemeentebestuur samenwerkte
om zoo allengs het Nederlandsch gezag te zien ondergaan.
Besloten werd tot de oprichting van eene burgerwacht te
paard; de schutter^, la garde communcUe, zou versterkt
worden door eene burgerwacht te voet; schutters betrokken
dadeiyk de militaire posten.
De gouverneur gaf bj] proclamatie van denzelfden 27^ der
17
goede burger^ kennis van deze maatregelen. Opmerkelijk voor
het V7elnlg doordachte ervan is, dat dit stuk reeds den 26° was
geredigeerd. Alles diende voor het behoud der rust, heette het
in dat ongelukkige document; daarom ook was aan de schutter^
bevolen ^om gezamentljjk met de militaire magt de voornaam-
ste posten te bezetten" *\ Die samenwerking bestond daarin,
dat de militairen door de schutters werden vervangen I De
generaal der provincie, baron Van Bosgop, achtte zich verplicht
om, overeenkomstig de Haagsche bevelen, aan het burgerlek
gezag ook in deze aangelegenheid het laatste woord te laten".
In den namiddag traden commissiên uit de burgerij de ver-
gaderzaal der heeren binnen. Ze verlangden, dat er afgevaardig-
den naar 's-Gravenhage gezonden zouden worden, ten einde
den Koning eene petitie van grieven aan te bieden; het stuk
werd kant en klaar medegebracht. De wenschen waren breedel^k
geformuleerd; rtOpregie naleving der grondwet'' prakte er in als
een beteekenisvol verwyt.
De Veiligheidscommissie maakte aanstonds by proclamatie
bekend, dat de g^neven door eene deputatie onder 'sKonings
aandacht zouden worden gebracht „om de herstelling derzelve
te verzoeken". Men volgde trouwens ook in dit opzicht het
voorbeeld van Brussel".
In de proclamatie stond bovendien de belangi'IJke mededee-
ling, dat op aanvraag van den bevelhebber der schutterij, de
generaal, commandant der plaats, „scherpe patronen en vuur-
steenen" ter beschikking van deze zonderlinge rustbewaarders
had gesteld ! Daar kregen de heeren een bericht over het naderen
van twee eskadrons cavalerie uit Maastricht. In plaats dat de
ordelievende Veiligheidscommissie bl\jde was met dezemachts-
versterking, ging men verschrikt generaal Van Boegop vragen,
of het waar was. De bevelhebber antwoordde, dat h\j er niets
van wist, het ook niet geloofde, maar in ieder geval estafetten
den Maastrichtschen weg zou opsturen, ten einde aan de dra-
gonders te verbieden de stad in te komen! Zooveel wijsheid
ontlokte warmen lof aan de Courier de la Meuee^) men kan
het zich voorstellen
Aldus was reeds op den eigen 27° Augustus de afval der
provincie Luik bezegeld, zonder opstand en zonder bloedvergie-
18
ten; gemakkeiyker omweDteling liet zich kwaiyk denken. Wel
had Thobbecke, destyds hoogleeraar te Gent, recht, drie dagen
later aan Gboen vak Pbinsterer te 's-Gravenhage te schreven:
»,Het voorbeeld te Luik gegeven, weegt m^ns inziens oneindig
zwaarder, dan al hetgeen te Brussel is voorgevallen"; geheel in
overeenstemming hiermede, boekstaafde in 1831 een geschied-
schryver der omwenteling: „A Llége on fit pis encore qu'è.
Bruxelles" «.
HOOFDSTUK IV.
Het Lnlksehe garnizoen naar de Citadel op den
38n Augustus 1880.
Gbneblaal Van Boecop. — Het afleggen der Oranje-kleuren. —
De Citadel. — Tevredenheid der Veiligheidscommissie.
Generaal-Majoor Cornelis Gebardus Iman baron van Boecop
was provinciale commandant te Luik. Het is vermoedelijk niet
te veel gezegd, wanneer men beweert, dat de zwakheden van
den provincialen gouverneur een ongunstigen invloed op dien
bevelhebber hebben uitgeoefend. Terwijl de omschry ving der
bevoegdheden in gevallen, als waarvoor men nu zoo onverwacht
werd geroepen, zeer te wenschen overliet en het burgeriyk gezag
in ieder geval het hoogste was, moest ook de onmiskenbaie
Nederlandsche gezindheid van den gouverneur te zwaarder
wegen bU de maatregelen, die slechts onder medewerking van
den generaal konden uitgevoerd worden. Toch vraagt men zich
af, hoe deze zich verantwoord kon achten met het toevei-trou-
wen der militaire posten aan burgerwapening en het verstrekken
van ammunitie aan voor het gezag niet weigezinden. Zou het
waar z^n, hetgeen een novelle-schrtJ ver opmerkt, dat Van Boecop
ernstig ziek was geweest, en men dientengevolge de meegaand-
heid moet toeschreven „meer aan zyne ongesteldheid, dan wel
aan wys beraad" ?•• Hoe ook, reeds den volgenden dag konden
de oogen voor den ernst der gebeurtenissen opengaan.
19
In den ochtend van den 2S^, toen de Bnisselsche Courier des
PayS'Baa de gistende geesten had aangeblazen '^ werden schut-
tert) ©Et burgerwacht door het volk aangesproken over het
dragen van de by de tenue behoorende oranje-kokarde. De
Veillgheidscommlssie riep men op, om te gelasten, dat het weer-
zinwekkend koninkiyk zinnebeeld van oud Oranje zou vervangen
worden door de Luiksche kleuren; en zoo waar! — „maltrisé
par les circonstances impérieuses du moment", weende Le
Gourier de la Meuae — de Commissie gaf zich dra gewonnen.
Haar lid Rogier klom zelfs dadeiyk op torens en daken om de
Luiksche vlag te doen wapperen. „ J'arbore", toekent hjj in zQne
Herinnermgen als eene merkwaardigheid aan, „les couleurs
liégoises, rouge et jaune, a Thötel de ville^ k la porte d'Amer-
coeur, k la tour Saint-Paul, k la salie de spectacle"". Mocht
soms de omwenteling niet slagen, de heeren waren immers
door deze dringende omstandigheden van het oogenblik voldoende
gedekt. En dan die Luiksche kleuren, „qui rappellent les glo-
rieux souvenirs de nos ancêtres", luidde de onzin in een nader
te noemen Zondagsnommer van het blad: Wat waren zü anders,
werd spatieerend herinnerd, dan gemeenteiyke kleuren?
Heelemaal dus niet „un signe de scission" ; wel foei, zonder
dat . . . y^notre oonsdence^ notre devoir nom eussent défendu
d^y consentir'\ Na een paar dagen reeds trad het valsche van
dergeigke beschouwingen aan den dag, gel\jk wQ zullen zien.
Aldus maakte de Commissie dien 28° by proclamatie bekend,
dat binnen 24 uren schutter^ en burgerwacht zouden aanne-
men de Luiksche banier, „Rood en Geel", — „echter", werd
er aan toegevoegd, „met eerbiediging der kleur, welke door het
leger wordt gedragen" '^ Generaal Van Bobcop zou tegen deze
proclamatie z^n opgekomen; men wees hem echter op de be-
volen eerbiediging van de door het leger gedragen kleuren ; hy
had er dus niets mede te maken ^.
En respectani les couleurs de Varmée. . . Dienzelfden 28>^ ver-
toonde zich de eerste luitenant Cabon op straat, dragende de
gamizoensdienst aanwijzende oranje-sjerp. H^ had in last om
den 29° een detachement infanterie via Maastricht naar Venlo te
begeleiden en begaf zich uit dien hoofde den vorigen dag naar
den plaatseigken commandant voor de bespreking dezer aan-
20
gelegenheid. Het gemeen dwong hem echter, rapporteerde den 29^
de opperbevelhebber van Maastricht aan Oorlog , ^ on der de sterkste
bedreigingen*' de sjerp af te leggen, ^hetgeen te meer opvallende
is", meende de rapporteur, ^daar h^ hun verzekerde hun stad-
genoot te zUn'\ Onder deze omstandigheden, meende Van BoEcop
zich niet langer in de stad zelve te mogen ophouden.
Luik strekt zich aan beide oevers van de Maas uit; het belang-
rijkste gedeelte ligt op den linkeroever. Aan het noorden hiervan
verheft zich op een ruim 150 meter hoogen heuvel de Citadel, die
beide deelen over hare gansche uitgestrektheid bestrykt. In 1818
gebouwd, heeft z\) haar langsten t\jd vermoedeiyk doorleefd, nu
andere omstandigheden in de eischen der verdediging zich
voordoen; destijds was z^ echter een werk van het grootste
gewicht en kon zij voor de muitende stad eene ernstige be-
dreiging worden. Maar onverwacht als de onlusten uitbraken,
miste de sterkte levensvoorraden en toen het ruchtbaar werd,
dat bevelen waren gegeven om haar in staat van verdediging
te brengen, vorderde het gemeen, dat ook daar de posten door
burgerwachten zouden worden vervangen. HetzQ om dit te
beletten, gelijk Bosscha verhaalt, hetz\j dat de quaestieoverde
kleursverandering den doorslag gaf, zooais de schr^ver elders
mededeelt 'S den 28° ging de generaal zlJn hoofdkwartier op de
Citadel vestigen. „Voorzichtig was dit zeker; of het goed was,
is eene andere vraag", meent generaal Knoop "'. Ja natuurlijk,
nadat het een muizenval zou blaken, waaruit de bevelhebber
met z^ne soldaten weldra moest trekken, om voor alt^d het
Nederlandsch gezag in het Waalsche land te zien prjjs gegeven,
kan de viaag verwijtend rtjzen: of het goed t(7a«? Intusschen,
waar eenmaal de staat van losbandigheid bleek toegelaten, niet
ttjdig tegengegaan door de verklaring van den oorlog- of beleg-
staat, daar had de opperbevelhebber voor ztjne verantwoording
te nemen een onbetrouwbaar garnizoen, dat ten slotte niet
grooter bleek dan 'n 900 man, eene macht zeer zeker te zwak in
deze stad met nauwe straten en opgewonden bevolking. In de
Citadel gekazerneerd, werden althans de pogingen van zoovelen
om den militair tot afval te brengen veel moeil^ker gemaakt.
Het kan oveilgens niet ontkend worden, dat met 's generaals
aftocht naar de Citadel, de Veiligheidscommissie weer een
21
goeden dag werk achter zich had. Men moest dan ook rustig
ztjn, vermaande ze andermaal in eene mededeellng, die den
29», wegens den Zondag, in een extra-nommer van de Courier
de la Meuse verscheen; afgewacht behoorde te worden, wat de
Luiksche commissie uit 's-Gravenhage, in antwoord op de petitie
van gileven medebracht. De Grondwet heette aller plechtanker:
wy wenschen, werd herinnerd, niets anders dan hare volledige
uitvoering; zoo hebben w^ het altyd gewild, maar onze kracht
is nu grooter, omdat w^j tot grooter eenheid zyn gekomen".
Doch nu ook was eene waardige houding jegens het garnizoen
plicht, dat immers zoozeer getoond had van goeden wille te z^n en
men dus niet tot loon daarvoor behoorde aan te randen *\ O neen I
zette ook de redactie van de courant onder die mededeeling:
.,Nous devons Ie proclamer", — dat men inzonderheid gouverneur
Sandbebo voor z)jn groot vertrouwen erkentel^k moest zUn".
Waarl^kl ondankbaar was men niet ....
HOOFDSTUK V.
Luik in afwachting op de petitie van grieven:
39— 31 Aognstiis 1880.
LüiTBNANT Gabon naar Maastricht. — Het weonbmbn der
WAPENSCHILDEN. — UITBREIDING VAN DEN OPSTAND OVER DE
PROVINCIE. — De ^^Gourier de la Meüsb" en gouverneur
Sandbero vol lof over schutterij en burgerwacht.
In het vorige hoofdstuk maakten w^ kennis met luitenant
Cabon. Den 29» des ochtends 7 uur stond htj voor het gouver-
nementshotel gereed om met z\jn detachement van 95 man
naar Maastricht te vertrekken; slechts 6 miliciens ontbraken.
Een detachement gewapende burger^ en de kapitein-adjudant
van den generaal deden den troep uitgeleide langs den linker
Maasoever over de tegenwoordige quai St. Léonard, Aan het einde
hiervan heeft men de geschutgieterü ; ofschoon belangrijker
inrichting dan de 's-Gravenhaagsche werkplaats, wordt sedert,
ook in Belgiö, het geschut niet étAr, doch vooral van elders, als
22
van Kbupp, verkregen. Het detachement-CABON tot de geschut-
gietery genaderd z\jnde, meende de burgerwacht naar huis te
kunnen gaan, waarvan een met messen en steenen gewapende
volkshoop gebruik maakte om de soldaten te dwingen naar de
stad terug te keeren, „niettegenstaande z\j allen met den besten
wil schenen bezield te zyn", belichtte de luitenant toen hy
te Maastricht aankwam''; want deze had er zich met al z^ne
onderofiftcieren en den tamboer, tot een gezamenl^k aantal van
16; doorgeslagen.
Op den namiddag van deze glorieryke overwinning gingen
de goede ingezetenen wat door de stad wandelen, om alle wapen-
schilden, waarin de Nederlandsche leeuw prakte, te vernielen.
Leden der Veiligheidscommissie waren daarover zeer boos
geworden en hadden het volk gewezen op „l'inconvenance et
l'arbitraire de cette conduite'* *\ Och kom ! En opdat dan nu
de menigte zou weten, dat de heeren der Commissie ook op
straat wat te zeggen hadden, maakten ze bekend, dat zy zich
zouden tooien met eene sjerp van de Luiksche kleuren '^ Burge-
meester en Schepenen proclameerden tegeiykertyd een dringend
verzoek aan de burger^' om toch het gemeen te beletten, een
slag in de eigendommen van anderen te slaan '^
De losbandigheid verbreidde zich nu ook over de omliggende
gemeenten. De Courier de la Meuse kon zich evenzeer niet langer
inhouden; in hare toenemend oorlogzuchtige stemming bewie-
rookte ze schutterij en burgerwacht, die met het geweer in den
arm het gezag op z)jde stelden^". Ëere ook, vergat z^ niet té
zeggen, den legerbevelhebbers, die dat alles maar aanzagen ;eere
den generaal Van Gben te Namen, wiens „honorable résolution
de ne pas intervenir dans nos troubles civils", de ware opvatting
heette: navolgenswaardig voorbeeld dus voor Vait Bobgop en
zUne Citadel met bombardeervermogen ^\
Het gepeupel bleef zich intusschen aan plundering en geweld
overgeven, zoodat b|j afkondiging van den 80° door de Veilig-
heidscommissie en het Gemeentebestuur een verbod tegen volks-
verzamelingen eindelijk werd uitgevaardigd; om het te handha-
ven, was het echter nu te laat. De Gourier de la Meuse voorspelde
bovendien in haar nummer van den 81° opstand — alsof die
er nog niet was! — indien de Koning geen gehoor verleende
28
aan de petitie van grieven; indien mannen als minister Van
Maaken de regeeringsrichting bleven bepalen; indien Gboek's
aanhitsende Nederlandsche Gedachten als de leidende politiek
werd gehandhaafd; men moest er zich wel rekenschap van
geven, herinnerde het artikel spatieerend, dat de leden der
oppositie ten slotte tot handhaving van de orde waren geroe-
pen ; en geroepen door wien ? Door het eigen hoofd van het gezag,
door den geachten heer Sandbbbg. Het is op de uitnoodiging
dier leden geweest, dat de gansche stad, Jong en oud, van de
eerste iamiliën, zich toew^dend hebben gewapend om voor de
verkr^ging der constitutioneele vryheden in toom te houden...
„un peuple brave et indigné"! Dat de Regeeringzich hoede voor
eene uitbarsting, wanneer zulk een edel en dapper volk z^n
zin niet mocht kragen ^*!
Zoo ontving de heer Sandbebg z^ne troeven t'huis; maar
niemand minder dan de gouverneur zelf gaf op dien 81° eene
getuigenis af over het heerlijk gedrag der schutter^ en der
burgerwacht. Men leest het in eene circulaire aan de districts-
commissarissen en aan de leden der gemeentelijke administratién,
weldra in de dagbladen gepubliceerd. Van alle kanten, schrift
de gouverneur, vraagt men wapenen om de eigendommen te
beschermen: ik kan ze u niet geven. Z^n uwe huizen, merkt
hy aan de vragende autoriteiten op, citadellen, in voege gy in
staat zoudt zyn, de wapenen slechts te verstrekken aan wie
gy vermeent ze te kunnen toevertrouwen? Wat, als men ze
van u met geweld zou vorderen? Hoe kan ik ze ook zonder
gevaar verzenden? Het is onmogeiyk, dat menschen, die vol-
doende waarborgen aanbieden, geene wapenen kunnen machtig
worden. Jachtgeweren laten alle soort van ammunitie toe en
hunne behandeling is een ieder bekend. Indien de toestand
der gemeente het vordert, wapent dan de goede burgers, huurt
zelfs wapenen, en... vermakel^ke naïveteit!— volgt het schoone
voorbeeld der gemeentelijke en burgerwachten van Luik!!*'
Ahl Le bel exemple. De Courier weent van aandoening op
het gezicht van al die. gewapende braven. „On est ému", staaft
Kbbsten's blad van den 1° September, ,,de voir le patriotisme
que montrent nos gardes communales et bourgoises"!
8*
HOOFDSTUK VI.
Het hek Is Tan den dam: 1—18 September 1830.
Rustige rust. — De kazernes : Les Écolibrs en St. Laürent. —
Luitenant Meyer. — Misi^ukking van de oommissie der
LUIKSCHE DEPUTATIE NAAR 'S-GrAVENHAGE. — ONTBINDING
DER VeILIGHEIDSCOMMISSIE EN DER ScHUTTERU. — GrAAF
De Berlatmont. — De ,^Gourier ds la Meuse'' over
SCHEIDING. — GrOUVEBNBUR SaNDBERG.
De illusiön van gouverneur Sandberg blaken uit de SkuUs-
courcmt van 31 Augustus. Naar „de laatste berigten" koesterde
men de beste verwachtingen over de gezindheid der stad. Wel
heerschte er „groote gisting", maai* de pogingen der Veiligheids-
commissie en der schutter^ tot het handhaven van de orde
werden met den besten uitslag bekroond. „Ook had", werd
verder medegedeeld, „het volk, te midden der opgewondenheid,
op verschillende wj{jzen blaken aan den dag gelegd, dat zij
Nederlanders bl\jven vrilden, en geenerlei andere Regering
begeerden.'* Hoe zich die vriendeiyke stemming uitte, onder-
vonden de militairen, die door Van Boecop in de stad waren
achtergelaten.
Op den rechter Maasoever ligt de kazerne Les Écoliera, waar
verbiyf hield 'n bataljon artilleiie met kanonnen en geweren.
Het gebouw is tegenwoordig voor cavalerie ingericht en
onderging veranderingen. Waar zich nu uitstrekt de boulevard
de la ConatüiUion met de place du Congres had men destyds
een betrekkeiyk onbebouwd veld. De groote poort der kazerne
is op den boulevard; doch voorheen was de uitgang aan den
kant der rite devant les ÉcolierSj meer een steeg dan eene
straat, evenals haar verlengde, de rue des Écoliers. Aan den
toestand der woningen en krotten, geiyk men ze nog aantreft,
zal wel zooveel niet z^jn veranderd; daar pakte zich samen,
al hetgeen van den soldaat voordeel wist te trekken. Een
bataljon kon zich in die engten niet vr^ bewegen, wanneer
26
de bevolking het er op toelegde cïbu uitgang te belemmeren,
geiyk toenmaals geschiedde. Uit de rue des Écoliera kwam men
ongeveer recht op de pont des Arches: tot aan Maastricht de
eenige brug in die dagen over de beneden-Maas ; ook zy bestaat
nog, maar is 'n drietal meters hooger op verlegd. Over de brug
gaande, heeft men eene heele wandeling door een druk ge-
deelte der stad naar de noordwaails gelegen Citadel; sloeg
men daarentegen rechts af, b.v. langs de quai de la Butte
Mo/esiricht en de reeds genoemde Quat St. Léonard dan ging
men den weg op naar de Limburgsche sterkte.
Onder de bedreigingen der rondwarende bevolking moest de
bezetting trachten een goed heenkomen te zoeken. Aan 8 artillerie-
offlcieren, zoomede aan 114 onderofficieren en kanonniers ge-
lukte het inderdaad om in de nachtelijke duisternis van de
vier op den 28^ volgende dagen naar de Citadel te ontsnappen.
Het restant bleef achter onder den overste A. Petteb, toen de
Veiligheidscommissie aan verdere versterking van de Citadel
een einde maakte en men overeen kwam, dat de overste met
zfjne macht naar Maastricht zou trekken. Na de achtergelaten
geweren nog een weinig onbruikbaar gemaakt te hebben,
begaven zich de militairen derwaarts, mede in den nacht, en
wel van den 1° op den 2»; eene sterke burgerwacht deed haar
uitgeleide tot het dorp Coronmeuse (Kromme Maas). De kazerne
werd aan de zorgen van de burgerwacht toevertrouwd.
Dienzelfden nacht heerschte er ook beweging in de kazerne
St. Laurent. Daai* was nameltjk door generaal Van Bobcop achter-
gelaten *n bataljon infanterie met 1500 geweren van met groot
verlof afwezige lotelingen. Het gebouw, ook nog eene kazerne,
ligt in het westeiyk einde in een woelig stadsdeel van den
linker-Maasoever, dus aan dezelfde rivierz^de als de noordelQk
gelegen Citadel. Om deze te bereiken moet men de drukke
voorstad St. WcUburge doorgaan en de enge wegen beklimmen,
die vandaar naar den top des heuvels leiden. Onder de be-
staande omstandigheden viel daaraan voor onze in drang ver-
keerende soldaten niet meer te denken. In alle stilte en gebruik
makende van de verslapping der waakzaamheid, kroop men
des nachts de kazerne uit, ging wel een eind noordwaarts op,
doch om uit te komen op den groeten weg naar Tongeren.
26
Overeenkomstig de afspraak sDuitte men daar op twee bataljons,
die van Tongeren waren gezonden om de Citadel te hulp te
komen. Aldus versterkt, keerden nu ook de St Laurent-soldaten
om en ging het gezameniyk de Citadel op, waar men in
den ochtend van den 2^ September binnentrok. Ongeveer
tegeiykertyd gingen de Luikenaren eens k^ken naar de kazerne
St. Laurent, een nieuwe lauwer aan de glorie der omwenteling,
door Chabl£s Rogier aldus gejournaliseerd: „k 6 heures du
matin. Prise de possession avec quatre hommes de la oaseme
Saint Laurent prés de la citadelle"^!
Niet zonder een gevoel van weeheid leest men, wat ge-
beurde met de twee bataljons, die van Tongeren de Citadel
waren binnengetrokken. Ër zouden nog twee bataljons komen,
doch toen gouverneur Sandbebg hiervan hoorde, richtte h^ een
dringend schreven aan den bevelhebber te Vilvoorden, prins
Fridebik, om den opmarsch niet te gedoogen, daar dan te Luik
ongetwyfeld oproer zou uitbreken **. Men stelde zich dus steeds
op het standpunt, dat er geen oproer was! Prins Fbedertk
zond in antwoord dadelijk den luitenant der ai-tillerie Meter te
paard naar Luik met een brief aan den gouverneur, waarin
beloofd werd van de troepentoezending af te zien en de heer
Sanoberg mede kennis kreeg, dat aan generaal Van Boegop
bevolen was alles te vermeden, wat de raenschen kon verbitte-
ren. Zoo werd in die rampzalige dagen van hooger hand de
geestkracht der militaire bevelhebbers verlamd !
Luitenant Meter, de stad binnenr^dende, werd eenvoudig
door het gewapende volk aangevallen en van z^jn brief beroofd,
dien de courant terstond afdrukte ^^ Men liet hem toen wel
naar de Citadel gaan, doch niet dan na onder doodsbedreiging
beloofd te hebben bU den generaal te bewerken, dat de uit
Tongeren in de Citadel gekomen bataljons .... de Citadel
weer zouden verlaten. De ongelukkige gouverneur maakte
zich mede tot orgaan van dit verzoek en generaal Van Boecop
sch\jnt ook nu niet genoeg zichzelven te z\jn geweest, om dan
toch eindeiyk eens z^ne tanden te laten zien. En zoo waar!
Den 3° verlieten deze troepen de sterkte, waarin ze den vorigen
dag hadden weten te komen. Het vorateiyk bevel „om met
name alles te vermeden, dat zonder noodzaak de geesten kon
27
yerbitteren of de hoofden waiiu maken", miste inderdaad z^ne
uitwerking niet. Maar de gouverneur bleek dan toch enorm
boos, dat men 'zoo onbescheiden was geweest om den voor hem
bestemden brief te ontrukken aan luitenant Meyeb en dien in
de courant te plakken. Daar hy nu wilde doen weten, dat de
goede ingezetenen zoo iets niet mochten doen, vaardigde de
gouverneur eene origineele bekendmaking uit, die indrukwek-
kend aldus besloot: je ne demande rien pourmoiquejen'accorde
voUmiiera en droü ei en faU au momdre prolétaire!^'^
De opgewondenheid was in deze dagen vermeerderd door de
terugkomst in den ochtend van den 2^ der Luiksche deputatie
uit 's-Gravenhage. Haar verslag trekt de aandacht eensdeels door
de soberheid der mededeelingen over de audiëntie by den Koning,
die zich weigerachtig had betoond in het tegemoet komen aan
de belangrykste wenschen, anderdeels door den onverwachten
sprong hiervan op eene korte toespraak der heeren aan hunne
stadgenooten, waarin zy duideiyk genoeg te kennen geven, dat
het laatste woord nu staat gesproken te worden. De stellers zyn
biykbaar onder den indruk van het gewicht der gebeurtenissen.
Aanstonds werd het verslag door de Veiligheidscommissie en
het Gemeentebestuur gepubliceerd; er stond onder het stuk
niets anders, dan dat de openbaarmaking op last van deze
autoriteiten geschiedde ^'.
De Cowrier de la Meme deed het verschenen in haar nommer
van den 9^. Ook zy nam het op zonder eenig byschrift, maar
wel protesteerde de courant tegen het schelden der Noord-
Nederlandsche bladen op de verraderl^ke, muitende Belgen en
tegen het samentrekken der troepen. La Bdgiqtte n'est pas un
paye d dompler huilde het in het gezwets van dit volk, dat
eeuwen lang nooit anders dan de meest raogeiyke knechtschap
onder allerlei wereldiyke en geesteiyke vorsten, baronnen, gra-
ven, heeriykheidhouders en priesters niet te vergeten, had
verdragen: een verleden van dorpstwisten en zonder nationale
geschiedenis, dus nationalen band.'*^
De Veiligheidscommissie, nu de toestanden in het geheel niet
meer meester, ontbond zich. De burgemeester legde eenvoudig
zyn ambt neder. Door de straten joelde het"^:
28
Le LiégoiB fort honnête
Ayant toujours payé
Ge qui était demandé,
Le Roi fort malhonnête
Ne veut rien accorder.
Il cherche le malheur
Et il le va trouver. . . .
De schutter^ ging uiteen, er voor bedankende om nog langer
de Nederlandsche uniform te dragen ; de gemeentelyke burger-
wacht hervormde zich in eene stedelijke gai'de, garde urbaine,
die zelf hare of&cieren koos en tot commandant kreeg 'n graaf
Ds Beblatmont, man van zeer geringe beteekenis en voor
wien de tijd zou komen, dat hfl met zoo menig ander berouw
gevoelde over de richting om van één belangrijk land twee
onbeduidende rekjes te maken *\
De nieuwe militaire macht werd verdeeld, schrik niet, in
legioenen, die men naar de windstreken doopte, zoodat er vier
van die ontzagwekkende afdeelingen waren. Eene parade op
den 12^^ September gehouden, toonde aan, verklaarden de bla-
den — deskundige beoordeelaars! — dat een model van een
leger was verrezen**.
Reeds den b^ September had de Luiksche Gourier onder het
hoofd „Grande Question" het onstaatkundige Afscheiding doen
hooren. „Séparationy riep het blad uit, „ne craignons plus de
prononcer ce mot." Waarom zou men nu ook vreezen, nu dat
de offlcieele autoriteiten den steun der militaiie macht hadden
geweigerd, ja eenmaal op de Citadel gekazerneerde troepen
weder hadden laten vertrekken? - „Vive la Belgique!" luidde
een volgend hoofdartikel van den &^] ^SéparcUioH! Oui, sansla
séparation point de liberté ni de bonheur pour les Belges.*' —
Onder deze bedrijven door gingen de goede ingezetenen weder
een robbertje plunderen. Den 9° begon men barricades op te
werpen en den 16nhad het gepeupel ztjn slag geslagen; maar
de schuld dier ongeregeldheden lag niet by de brave burgers,
maar by de ellendige Hollanders, die met hunne „infftmes
machinations'* het heldere water van eene placide omwenteling
troebel wisten te maken door het uitstrooien van geld! Zoo
althans schetterde advocaat Lbbeau in de Polüique*\
2»
Toch bleef men, waar het noodig werd geacht, handelen in
naam des gouverneurs, ja men plakte in de gemeenten stukken
aan met z^ne ondeiteekening, waaraan de heer Sanobebg pai*t
noch deel had. Wel foei! vermaande 's gouverneurs rondschrf] ven
van den IS^^ aan de burgerlijke en militaire autoriteiten der
provincie **. Daar nu echter niemand meer zich zyner bekom-
merde, riep h^ den 16^ eene krachtvolle hulp in, namelijk . . .
van de pastoors. HU verzocht daartoe den bisschop van Luik
om de geesteiyken uit te noodigen het volk tot rust te ver-
manen, 't Was een best adres. Met plezier wilde men daar een
herderiyken brief doen afgaan. De bisschop zelf was wel af-
wezig, maar zfjn plaatsvervanger zond, geheel overeenkomstig
's gouverneurs wenschen, een rondschrijven de provincie in".
Toen ontstonden nieuwe plundeniitstapjes, hetgeen den gouver-
neur aan de gemeenten den 18^ in herinnering deed brengen,
dat zy zei ven voor de veroorzaakte schade verantwoordelijk
waren**. Zoo al vermanende en schrijvende, werkte men het
Nederlandsch gezag te Luik den grond in.
HOOFDSTUK VH,
De ondergang van het Nederlandsch gezag In de
proTlnele Luik: 19—28 September 1880.
Vbrstebking dek Citadel ondbb majoob Menso. — „Mookd**
VAN WiBBiN. — Plundering van de kazerne St. Laurbnt. —
Vbrmeestering van het fort „La Chartreuse*'. — Verras-
sing BU Oreue. — Beschieting van „Ma Campagne'\ —
Het „te wapen*' te Luik. — Plundering van het kijie-
DINGMAGAZIJN DER INPANTERIE. — VaI.SCH BERICHT OVER DE
CAPITULATIE VAN BrUSSBL. — VbRTREK VAN GOUVERNEUR JHR.
Sandberg.
Oeneraal Van Boeoop begon de toekomst te donkerder in te
zien, omdat er onder z^ne eigen troepen een met den dag aan-
groeiende slechte geest heerschte. Vuurpyien van de Citadel
80
opgaande, schenen van den nood in den nacht van den 7° te
hebben kennis gegeven, gelijk de Luiksche Couner den volgen-
den dag bekend maakte. Als antwoord werd de bevelhebber
in den. nacht van den 12*^ op den 18»> door vier vuurpijlen op
den Tongerschen weg gewaarschuwd, dat de hulp op komst
was. HU haastte zich dit den gouverneur te doen weten, onder
mededeeling, dat men er niets v^andigs in behoefde te zien,
dat dus de ingezetenen volkomen gerust konden z\jn, en dat
de hulp noodig was om den dienst te verlichten, daar het
garnizoen zeer aan oogziekte leed. ledere coiTespondentie schynt
in die dagen naai* de pers te verdwalen; de Gowrier de la Meuse
van den l^^^ drukte ook dezen brief af *^ Inderdaad naderde een
bataljon van 500 man uit Tongeren onder majoor Mbnso, een
officier, die nog ruim gelegenheid zou vinden om z^ne verdien-
sten aan den dag te doen treden. Met slaande trom kwam de
troep de Citadel binnen •\ Ook slopen den 17° en den IB^ 16
kanonniers met een officier en onderofficier der artillerie in de
sterkte: eene zeer gewenschte komst tevens, wfjl het er aan
voldoende geschutbediening ontbrak *\
In de muitende stad waren de militaire krachten echter
evenzeer aangegroeid, dank het steeds grooter aantal deser-
teurs: uit het leger overgeloopen, heette het als alt^d in de
bladen, vol afkeer „de répandre Ie sang de leurs concitoyens
et de leurs parents peut-être" **. Uit verveling en brooddron-
kenheid zwierven de losbandigen by voorkeur om de wallen
der Citadel, waar ze de militairen beleedigden. Met groote
beleefdheid noodigde de Legioenen-bevelhebber de schooiers
uit om dat bedrijf na te laten. De militairen verdienden
slechts lof, proclameerde De Berlayhont den lO^^; de burgerQ
behoorde zich op een afstand van het glacis te houden; nam
zU deze waarschuwing niet in acht, z^zelve zou er de
gevolgen van ondervinden *\ Het kwam inderdaad tot eene
afdoende les.
Als men den hoofdingang der Citadel verlaat, loopt men op
eene herberg, die echter eerst 'n v^f jaai- geleden daar werd
gevestigd; maar slaat men rechts om, de richting dus op van
den Tongerschen weg, langs den voet van het glacis een paar
minuten wandelende, dan wordt de rue St. WcUburge bereikt,
81
aan welker rechterzyde een particulier huis staat, dragende in
den gevel het jaartal 1736, terwyi boven de deur met zwarte
letters is aangegeven : Ma Campagne. Nog een tien jaar geleden
kende men het als eene herberg, die daar reeds in 1830 als
zoodanig bestond; de omtrek was veel minder bebouwd dan nu;
in de nabtjheid sloot zich het glacis van de Citadel aan.
Den 19^ had er zich weer veel volk verzameld ; men jouwde
de schildwachten uit; te vergeefs werd het gepeupel toege-
roepen om zich te verw^deren. Een officier gaf toen aan een
schildwacht last tot vuren; het schot trof zekeren Wibbin,
die dood ter nederstortte *^ En zoo had men het nu gaande:
WiBBiN, held, martelaar! H\j had heelemaal niets gedaan, ver-
telde de courant van den 2(P. „Les parents et les amis de
la vlctime", luidde het geraasmakend, „étaient exasperes au
demier point et voulaient k tout prix venger cette mort." Ze
wilden zeker het kasteel stormenderhand innemen. Even
schreeuwerig haastte zich de karakterlooze De Beblayhont van
Van Boegop te eischen vervolging voor hetgeen h\j klakkeloos
weg noemde een lagen moord; van de Citadel kreeg hy het bondige
antwoord, dat het slechts eigen schuld was, dat men buiten
de wallen moest biyven, dat hijzelf immers tegen de gevolgen
had gewaarschuwd ".
Den 21** werd de martelaar met de vereischte bombarie van
het St. Lambertplein geleid naar het kerkhof Robermont: een
gansche tocht van den linker Maasoever naai* het uiterste
zuid-westeiyk gedeelte der op den rechteroever gelegen stad.
Het kerkhof is nog steeds in gebruik ; het ligt aan den weg over
Hervé naar Aken, destyds de eenige militaire gemeenschap over
de pont dea Arches via Leuven, Thienen, St. Truyen, tusschen
Brussel en Luik. Er z^n op dit kerkhof enkele gedenkteekenen, '
die de aandacht trekken, als van Fbèbe Obban, maar het bleek
my niet, dat de herinnering aan de gi'af^laats van den eersten
„martelaar" der Luiksche omwenteling bewaard bleef. De begra-
fenis zelve was anders onbeschrijfeiyk akelig. „On peindrait
difflcilement", schreef zelfs de courant, die anders zéér goed
borduren kon, „rimpression triste qu'a produite ce lugubre
spectacle et les divera sen timen ts qu'il excitait."
Men had zich intusschen reeds een weinig weten te vei'zetten.
82
Den dag van den „moord", den 19^, werd de kazerne St. Laurent
geplunderd, waar, geiyk de lezer weet, wapenen en militaire
goederen waren achtergelaten. Vam Boecop eischte het geroofde
op; DE Bbrlayhont antwoordde, dat de wapenen al onder de
rustbewaarders verdeeld waren I De generaal opende de moge-
l\jkheid van een bombardement; men liet het dreigement voor
hetgeen het was^. De legioenen-bevelhebber had trouwens
geenerlei gezag over de menigte. Den 20^ wendden zich de
muitelingen naar een ander punt.
In de nabgheid van het hiervoren genoemde kerkhof Rober-
mont ligt evenzeer op eene hoogte als de Citadel, het fort L(i
Chartreuse, dus aan het zuid-oosteiyk einde van het op den
rechter Maasoever gelegen stadsgedeelte. Citadel (op den linker-
oever), porU des Arches, fort Chartreuse trokken destyds ongeveer
één lyn; van beide sterkten beheerschte men de stsd. Quxrtreuse
komt mede eerlang voor slooping in aanmerking; reeds in 1880
schynt het meer als bewaarplaats of als wachtpost dan als
eene versterking beschouwd te z^n. Toen Van Boeoop de Citadel
tot zyn hoofdkwartier maakte, liet hU althans er *n 10 man
achter, die dagel^ks van de Citadel werden afgelost. Ongemoeid
trokken deze wachten heen en weer, ofschoon de weg drie-
kwartier gaans was '*. Zoo lagen er dan ook op den 20^ Septem-
ber een sergeant-majoor-opzichter, een sergeant, een korporaal
en zes man; de opzichter heette Schut, de sergeant Aktonie
Gabrfel "•.
Met de leuze : tvrcuik over Wibrin ! vielen in den middernacht
van den 19° op den 20° de muitelingen het fort aan. Vandaar
de volgende aan den generaal gerichte brief, die door zyn
eenvoud aandoeniyk is:
^Chartreuse, den 20 Sept' 1880.
Dierbre Oeneraall
„De toestand, waaiin ik m^ met de wacht bevind, is on -
„uitsprekeiyk; gepasseerde nagt om 11 '/s uur heeft men hier
„de . barrière van het foii; met geweld open gebroken, en kaa
„dezelve thans niet sluiten ; men heeft de kapitale poort en
I, werken beklommen; ik ben genoodzaakt geweest om pleton-
88
„vuur op deze muitelingen te maken en hierop zQn deze
„gevlugt; evenwel komt my een vrouw in allerfjl berichten,
„dat men onze negen hoofden heden middag door de stad
„zal ronddragen; — dan zal men de wacht niet laten pas-
„seren; in dezen toestand verzoek ik eerbiedig UH.Ed.6.
„hulp, dewQl ik mf] zonder hulp niet meer weet te redden.
„Dierbr. Generaal
nUfvEd.G. onderd. dienaar
„Schut
nS.-majoor Sart'*
In den loop van den 20i^ werd de aanval hernieuwd; na eene
heldhaftige verdediging ging het fort over. De Beblaymont wist
zich nog tydig van de paar menschen der bezetting meester te
maken, die in de gevangenis van St Léonard werden opge-
borgen, ten einde „deze brave militairen", schreef h^zelf aan
Van Boegop tegen het grauw te beveiligen". De Luiksche
autoriteiten toch hadden zich gehaast hare verontschuldigingen
by den generaal aan te bieden over eene daad, die door het
laagste gemeen en tegen de bevelen van het Legioenenhoofd
was bedreven. Niettemin noemt het Luiksche standaardwerk
Les rues de Liége deze vermeestering van een door tien men-
schen verdedigde sterkte un épisode glorieux!*^
Van Boecop, die van het gebeurde mede bericht had gekregen
door den korporaal, aan wien het gelukt was te ontsnappen,
protesteerde tegen het bezet houden van het fort; de Beblaymont
antwoordde, dat alles buiten z^jn weten plaats vond en hy te
vergeefs den zich opgeworpen hebbenden commandant, „den
jongen Clebmont", gelast had de sterkte te ontruimen. Evenmin
werd voldaan aan den eisch tot uitlevering der gevangen ge-
nomen manschappen, „niettegenstaande", leest men in de Staats-
courant van 27 September, „sommige officieren der burgerwacht
pogingen hadden gedaan om hen aan den generaal Van Boegop
uit te leveren"; men scheen ze in g^zeling te willen houden,
ook voor het geval Van Boegop er toe besloot de stad te
bombardeeren.
Met een triompheerend hoerah I vierde de Courier de la Meuse
8
34
van den 21i^ het heldenfeit der verovering van La Chartreuse.
Het Luiksche vaandel was er geheschen, werd verhaald,
door den eigen broeder van Wibrin, wiens dood de aanvallers
zóó had geprikkeld, dat niets hen had kunnen weerstaan!**
Generaal Van Boegop, de gevangenhouding der bezetting van
de Chartreuse aan den opperbevelhebber van Maastiicht, gene-
raal DiBBBTs, meldende, voegde er aan toe, dat hy nu in cor-
respondentie met generaal Cobt Hëtlioebs te Tongeren was
getreden, ten einde in ieder geval de gemeenschap zooveel
doeniyk open te houden ^^ Den 22i^ maakten de muiters zich
meester van de kazerne der marechaussee, waaruit o. a. de
paarden werden weggehaald, terwijl de kapitein, die in een
rytuig wilde ontvluchten, zich zag aangehouden en naar het
stadhuis gebracht ''^ Ernstiger was het, wat in den nacht van
den 22° op den 2d° gebeurde. Ruim 19 kilometer noordwest-
waarts van Luik, op den weg naar Brussel ligt het dorp Oreye.
Daar had generaal Heyligbbs een detachement gevestigd, ten
einde te verhoeden, dat Luiksche opstandelingen Bmssel te
hulp kwamen. Men zou zeggen, dat als men zulk eene bedoeling
heeft, het vanzelf spreekt, dat men zich hoede voor overrom-
peling van dezelfde z^de, waai*tegen de post was gericht.... In
den nacht van den 22i^ trok een troepje Luikenaren, waaronder
zich bevond 'n twaalftal der uit de omgeving van Maastricht
gedeserteerde kurassiers, naar den bewakingspost, die totaal uit
elkander werd geslagen P* Hoerahü voor de dappere kurassiers
juichte het in zes coupletten wêtarvan er een luidde:
Nous sommes douze cuirassiers
Qui donneront latte baissée
Sur les jannes fusiliers.
Dans la première trouée,
Suivez les douze cuirassiers.
Het eerste bloed is gestort, juichte mede over dezen triomf
L*Observateur du Eainaut. „L^effet de cette expédition peut être
immense; il a doublé la confiance et la force de nos citoyens
armés : il leur a appris quelle puissance est aux bras qui com-
battent pour la liberté et la patrie, et de quelle faiblesse et de
quel découragement Ie Dieu de justice frappe les oppresseurs". *"
35
Ontmoediging?! Nu, dan had de courant zeker geene kennis
genomen van het kranig optreden van generaal Cobt Hetligebs,
die in een brief van belang d.d. 28 September durfde schryven
aan graaf Ds Berlaïhont over de verrassing van Oreye. Alsof
inderdaad woorden geen geld kosten, besloot het bazige stuk
aldus: „Ik sommeer u, Manheer, om u nopens dat bedr^f te
verklaren . . . ; om m\j dadeiyk de soldaten terug te zenden, en
my te doen weten: of ik de stad Luik moet beschouwen als
eene vUandel\jke stad, die zich bloot stelt aan alle gevolgen,
welke zulk een staat van zaken moet na zich slepen*' ^^ 't Was
werkeiyk te onnoozel.
Generaal Vak Boegop had dit alles uit de verte van zQn
muizen val moeten aanzien, zonder zich te kunnen bewegen;
zonder ook eigenlek te weten, wat er aan de hand geweest
was, gel^k hy den 2S^ aan generaal Dibbbts te Maastricht over
de plundering der maréchaussée-kazerne en de verrassing van
Oreye berichtte".
Den volgenden dag waagden eenige gewapende muitelingen
zich in dezelfde herberg Ma Campagne^ waar Wibbin zoo rustig
zou gezeten hebben. Ze schoten op de schildwachten, dat dezen
met hunne geweerkogels beantwoordden. Toen de herberg nog
niet verlaten werd, gaf Van Boecop last er twee schoten uit
het kanon op te doen; een twaalfpondskogel kwam terecht
vlak voor het huis van den drukker der Pólüique. Sinds leed
de Citadel geen last meer van deze bezoeken, maar dienzelfden
24^ had eene nieuwe geschiedenis plaats, die de gansche stad
in beweging bracht.
Ten zuidoosten, als het ware grenzende aan den voet des
heuvels, waarop de Citadel zich bevindt, ligt de voorstad
Vivegnies. De generaal had vernomen, dat daar ergens in eene
verlaten kolenmyn eene batter^ door de muiters zou z^n op-
geworpen ; echter kwam eene in den vroegen ochtend van den
24^ heengezonden verkenning met het geruststellend bericht
terug, dat niets was ontdekt. Eenige landlieden, die de soldaten
gezien hadden, zagen intusschen daarin de kornet van het Neder
landache leger en haastten zich hiervan in de stad kennis te
geven. Ziedaar alles in rep en roer. Het te loapen deed zich
alom hooren. De stormklok luidde; de winkels sloten; de
86
straten werden opgebroken; vrouwen en kinderen vlogen met
de mannen aan het werk der barricaden ; de dagbladen konden
wegens gemis aan zetters niet verschy nen '^\ Van Boecop begreep
er niets van. ^Zoo op het oogenblik wordt de generaal marsch
in de stad geslagen en de alarmklok luidt", kon hy slechts
mededeelen in een P.S. van een aan Dibbets gezonden schrijven.
Eerst den volgenden dag vernam hij de oorzaak van het lawaai ;
de Courier de la Meuse van den 25° meende het misverstand
te moeten toeschreven aan het halen van aardappelen door
soldaten van de Citadel uit de omliggende velden. Een schild-
wacht der muitelingen h\j het kruitmagaz\jn Boyarda had die
menschen aangezien voor de voorhoede van eene Nederlandsche
troepenmacht en uit dien hoofde alarm gemaakt.
Den 26° moest Vak Boecop aan Cobt Heyligebs berichten,
dat nu ook het kleedingmagaz^n der infanterie was geplun-
derd, en alzoo de mogel\jkheid niet uitgesloten, dat de muiters
zich staken in de aldaar gevonden uniformen, ten einde zich
zoo noodig voor soldaten van het leger te kunnen uitgeven.
Verder kon de Citadel, die tot dusver nog steeds tegen betaling
het noodige verkreeg, geenerlei voedingsmiddelen zonder geweld
meer machtig worden ; reeds den 25° had men moeten beginnen
met den rystvoorraad aan te spreken by gemis aan aardappelen.
Daar scheen zich een lichtpunt op te doen. Den 23° waren
onze troepen Brussel binnen getrokken en algemeen verbreidde
zich het gerucht, dat de oproerige hoofdstad had gecapituleerd ^\
Generaal Dibbets te Maastricht, mede van de overwinning der
troepen bericht ontvangende, haastte zich z^n ambtgenoot te
Luik er van mededeeling te doen. De opwinding van zoo kort
te voren in de bisschopsstad maakte voor eene even diepe
verslagenheid en vrees plaats. „De ttjding, de stad Brussel door
Zijner Majesteits troepen bezet is", antwoordde Van Boecop d.d.
27 aan DmBETs, „heb ik dadelyk na de ontvangst, aan de
inwoners van Luik keniyk gemaakt. Er heerscht in de stad
eene groote stilte; eenige straten waren gedepaveerd en de
keisteenen op de zolders gebragt; dan ik ben onderrigt, de
regering" een bevel heeft uitgevaardigd in 24 uren alle de
straten weder in hun vorigen staat moesten zijn, waaraan
reeds gedeeltel^k is voldaan.*'
87
Het duurde niet lang of de waarheid van de ontruiming der
Belgische hoofdstad door onze troepen trad aan den dag. Toen
ook verdween Jhr. Sandbebg van het tooneel aana phrass,
wegens gezondheidsredenen. Als braaf kapitein had hy zich op
het zinkend schip van het Nederlandsch gezag te Luik zoo lang
maar eenigszins mogeiyk was, staande gehouden. Het smarte-
lijke der indrukken moet, dunkt me, niet te beschi^jven z^n,
hoe men daar in slechts ééne maand z^n naam ziet verbonden,
in de geschiedenis z^jns vaderlands, aan een roemloozen onder-
gang. Gedeputeerden der provincie Luik deden er de volgende
aankondiging van:
„La dèputation des ètais de la province de Liègey
„Informe les autorités administratives que ses séances
„n'ont point été interrompues par Tabsence momentanée
^pour motif de santé de Mr. Sai^dbekg, conseiller d'état,
„gouverneur de la province, lequel a délegué Tun de ses
^membres pour Ie suppleer.
„En conséquence n'ayant cessé d*exercer et continuant
„d'exercer ses pouvoirs, elle invite instamment les régences
„des villes, les administrations des communes rurales, etc.
„k suivre avec zèle les affaires et h ne point laisser leur
„correspondance en souffrance.
,yFait en séance extraordinaire k Liége, Ie 28 Septembre
4880.
Baron Ds Grossier,
BSLLEFROm,
h. boussbmart,
Deleeuw."
Van nu knoopt zich het verdere lot der citadel van Luik aan
de mede te behandelen geschiedenis der beweging in Limburg.
De driedaagsche strijd in de straten van Brussel op 24—26
September had toch de verdrijving van prins Frederik's troepen
tengevolge, waardoor de omwenteling te Luik mede bevestigd
werd. „VictoireÜ" prtjkte het in de Courier delaMeusevon
den 80^, die het overnam van de Brusselsche Pays-Baa: „Les
hordes de brigands qui sous Ie nom de soldats avaient pénétré
88
dans nos murs, ont été forcés de les abandonner. Une armee de
Tartares ne se serait pas conduite avec plus de cruauté et de
brutalité, que Tont fait les soldats hollaudals." En zonder zich
verder om de beschikkingen van Jhr. SanobebG) voor de tyde-
lyke vervulling van diens ambt te bekommeren, wees het
Voorloopig Bewind te Brussel tot gouverneur van Luik aan
Étienke de Sauvage, den vice-president van het voormalige ()oor
Sandberg in het leven geroepen Veiligheidsbestuur. Tegel\jker-
tyd beloonde de nieuwe regeering ook de Luiksche advocaten
J. Lebeau en Ratkem voor hunne diensten aan de omwenteling
bewezen : den een door de aanstelling tot advocaat-generaal, den
ander door de benoeming tot procureur-generaal by het Pro-
vinciaal gerechtshof te Luik. De nieuwe gouverneur aanvaai*dde
den 4p^ October het bestuur met eene kennisgeving, voorkomende
in de Gourier de la Meuse van den volgenden dag, waarin hU
nadinik legde op „les circonstances êi la fois difflciles et glorieuses
oü se trouve notre belle patrie".
HOOFDSTUK VIIL
De hoofden van het burgermk en van het militair gezag
In de proTlncle Llmbnrg.
De stemming tb Maastricht. — Ds gouverneur baron De
BSECKMAN. — LUITBNANT-GBNERAAL VoN HbLDRING. — ZuNE
MAATREGELEN BU HST UITBREKEN VAN DEN OPSTAND. — VER-
VANGING DOOR GENERAAI^MAJOOR DiBBETS. — DiENS VERLEDEN.
Zoo er eene belangrijke gemeente was, wier bevolking aan-
stonds groote sympathie voor de beweging, te Brussel uitgebro-
ken, moest gevoelen, dan kon men zeker daaronder beschouwen
de toen nog gewichtige vesting Maastilcht. Daar was sinds Jaien
het goed geredigeerde blad L'Édaireur tegen de misstanden der
persoonlflke regeering van koning Willem I opgekomen; daar had
89
het katholicisme het afgemeten en militant karakter, dat deze
godsdienst aanneemt, wanneer het protestantsche invloeden
moet vreezen; daar zag men reeds in 1821 het gemeentebestuur,
met burgemeester Hennequtn aan het hoofd, opkomen tegen de
onwettig beschouwde instelling der schutterij, waaruit een groot
schandaalwekkend staatkundig proces voortvloeide; daar was
slechts den ld>^ Mei 1828 het optreden van een dronken kanon-
nier tegen een evenmin nuchteren boer noodig, om tot de meest
venijnige uitvallen te leiden tegen het Nederlandsche juk, het-
geen den schr^ver, advocaat Wuestenraad in de J^daireur mede
een proces bezorgde; van deze stad zag men weldra met het
uitbreken der omwenteling mannen van mindere of meerdere
beteekenis op den voorgrond treden, als Chables de Brouckèbe
Hennequin, Destouvelle, de drie gebroeders Bosch, kolonel
NiJPELs, procureur-generaal Cbuts, de advocaten Jaminé, Van
Couberg, Wuestekbaad, de familie Ruysch, enz«
Gouverneur der provincie was baron M. H. G. de Beeckman en
Libesabt, staatsraad, kamerheer des Eonings, een Zuid-Neder-
lander met vele bezittingen in het Limburgsche en wiens
sympathieën naar de Belgische z^jde waren. H^j heeft aan „eer
en plicht'* niet te kort gedaan, oordeelde eerlang de opper-
bevelhebber der vesting, maar de b^voeging, dat generaal
Dibbets hem dit dan ook hardhandig belet heeft, zou zeker niet
in stryd met de waarheid geweest z^n. „Het is intusschen
buiten kyf ' — leest men dan ook in eene ongeteekende memorie
van 15 September 1881, voorhanden in het DiBBEXS-archief van
het departement van Oorlog, een stuk, waarnaar nog meermalen
zal verwezen worden, omdat het geschreven sch^nt door een met
vele by zonderheden bekenden persoon, al biykt hy niet alt^d
juist ingelicht — „Het is intusschen buiten k^f, dat wanneer
de gouverneur de B. zich rondborstig voor het Gouvernement
had verklaard, de factie, die nu eenen steun in z^ne achter-
houdendheid heeft gehad, bijzonder de priesters, zouden nooit
het hoofd hebben durven opsteken. Hy beleed voor den Koning
en hoogstdeszelfs huis te z^n, doch zyn afkeer voor het Gouver-
nement straalde evenzeer door en h{j was z^n eigenlek vader-
land Belgién met hart en ziel toegedaan. Velen met my gelooven,
dat indien eendragt by het Provinciaal bestuur had bestaan, de
40
zaken welligt eene geheel andere wending zouden genomen
hebben, maar daarin heeft veelal het kwaad gelegen. De zwak-
heid van zynen voorganger, om zich te laten regeren, heeft zQne
zwakheid in het politieke bevorderd ; zelf het roer van admini-
stratie in handen nemende, vond zeker 4emand zich van z^nen
vroegeren invloed verstoken, en werkte hy ook al nietopenlyk
tegen, zoo was hy werkeloos. Vandaar z^n toeval tot de
unionisten, of eigenlek tot de geestelijke party, want hy is te
hard Roomsch om het liberalisme toegedaan te z^n, die, welke
ook de pogingen van een weldenkend, by hem gezien ambte-
naar geweest z^n, om zulks voor te komen, hem ongevoeliger
w^ze in hunne belangen hadden weten over te halen."
Het r\jk der Nederlanden was dest\jds verdeeld in 7, later 6
Groot Müüaire Clommando% waarvan het 5® Maastricht tot hoofd-
kwartier had met den luitenant-generaal Gebhard HEnmicH von
Heldring tot bevelhebber. Geboortig uit het befaamde soldaten-
land Hessen, had hU met den manneiyken leeftyd, z^jne jaren al
strijdende doorgebracht in dienst van de republiek der Vereenigde
Nederlanden, van Engeland, van den koning van Westfalen, van
koning Willem I; in 1816 vereerde hem deze met het ridderkruis
3® klasse der Militaire Willemsorde, in 1821 zelfs met het com-
mandeurskruis ''^ Zulk een houwdegen en man van veel kr^gs-
ervaring moest volkomen op zfjne plaats geacht worden, toen
hö „met zeer veel leedwezen" het bericht over het gebeurde
te Brussel b)j brief d.d. 26 Augustus van den provincialen
commandant van Zuid-Braband zeide ontvangen te hebben en
Maastricht het slechte voorbeeld toonde te willen volgen. Oorlog
kon dan ook met reden hem schrijven, dat de Koning ten volle
op hem vertrouwde voor het aannemen van ,,eene imposante en
kalme houding", om „voorzigtigheid met energie te paren"**.
Dit was echter gemakkel^ker gezegd dan gedaan in die
dagen, toen de bevelhebbers nog niet de bevoegdheid hadden
den staat van oorlog of beleg af te kondigen. „Waar geen
inbeleg-stelling vergund werd", herinnert ook Bosscha afkeu-
rend'*, „bekwamen de militaire bevelhebbers den stelligsten
last om wel eene indrukwekkende houding aan te nemen,
maar niet te vergeten, dat zQ zich in vrede bevonden en te
midden van broeders."
41
Hoe ook, VoN Heldring maakte er van, wat slechts mogeiyk
scheen. Op denzelfden 80»^ Augustus van Oortoör'saanschi-yving,
kreeg de opperbevelhebber zóó zekere berichten, dat verkleede
lieden het platte land rondliepen om Limburg, waartoe ook
Tongeren behoorde, in opstand te brengen, dat hy geschut op
den hoofdwal te Maastricht deed plaatsen om de toegangen tot
de vesting te bestreken. Tegel^kertyd nam h^j eene hoogst
verdiensteiyke afwijzende beschikking.
Oorlog had nameiyk den minister van Binnenlandsche Zaken,
C. Q. Qhislain DB LA CosTB, vorzocht, om tot de gouverneurs van
sommige provinciën eene aanschrijving te richten betrekkelijk
het in effectieven dienst stellen der schutterijen. De minister,
een Zuid-Nederlander, voldeed daaraan, maar voegde er op eigen
gezag de machtiging aan toe, om, ter ondersteuning van de
Bchutteryen, burgerwachten op te richten. Hierdoor won de
meening veld en werd de schijn geboren, dat de burgerwapening
eene den Koning welgevallige daad was. De militaire bevel-
hebbers hadden ook niet de bevoegdheid, bericht Bosscha "^
om de oprichting van burgerwachten tegen te gaan, wanneer
de burgeriyke autoriteit haar wenschel^k achtte, en deze be-
toonde in dit opzicht overal groeten ijver, geiyk wy dit te
Luik zagen.
Ook de gouverneur van Limburg wenschte aanstonds de
ingezetenen te wapenen. Hoe de generaal dit heeft belet,
is my niet bekend; maar h^ berichtte aan Oorlog, dat
hy deze wapening „voor het tegenwoordige als onnoodig'*
achtte, waarmede het departement zich volkomen vereenigde '^l
Aangezien „in de burgerwachten, niet in het muitend gepeupel,
de kiem eener revolutie" lag, merkt de geschiedschryver nog
elders op**, was Von Hbldbing's tegenwerking eene zeer hoog
op te teekenen daad, te hooger, wanneer men ziet, hoe overal
elders in België de revolutie slechts haar gang ging.
lederen dag grepen er inderdaad gebeurtenissen plaats, die de
toestanden spannender maakten, hetgeen den opperbevelhebber
verplichtte tot uitbreiding z^ner voorzorgsmaatregelen, waaionder
d.d. 16 September de vaststelling van correspondentidiinen van
Maastricht met de omgeving^'. Aldus ontwikkelde zich de
dienst geregeld en met spoed. Dagel^ks ook onderhield men de
42
gemeenschap met Luik, eerst door ordonnansen en later, toen
de revolutie de overhand kreeg» door een detachement infante-
rie, voorgegaan door eenige ruitera. De detachementen ont-
moetten afdeelingen uit de Citadel, die op wegen, welke den
vorigen dag bepaald waren, van elkander de berichten over-
namen ••.
Wat is er dan gebeurd, dat Von Heldring nietteniin plotseling
van het tooneel verdween? Geschiedde het op eigen aanzoek? Het
biykt niet. Onder het barnen der omwenteling, zien w\j hem b\j
koninkiyk besluit van 16 September 1830 op non-activiteit gesteld
met een wachtgeld van /4000 'sjaars, „en zulks in afwachting,
dat aan hem, het pensioen zal worden verleend", hetgeen noch-
tans, waardoor het ontslag te vieemder wordt, eerst geschiedde in
1886; den 19" September van dat jaar overleed hy op 84-jarigen
leeftyd. De openbare meening sch^nt gevonden te hebben, dat
Von Heldring in krachten te kort schoot Men leest althans
in de hiervoren vermelde • ongeteekende Nota: „Het Militair
Gouvernement, dat aan eenen tachtigjarigen gr^saard was
opgedragen, werd door den Koning aan den generaal DrasETs
gegeven en de generaal Von Heldring, die wel de oudste sol-
daat en officier van de armee was, doch die tevens geest en
energie niet meer bezat, om in dit critiek oogenblik den stroom
der rebellie af te weren, kreeg zt|n sedert lang verdiend pen-
sioen. Van dat uur af, zag men de middelen van verdediging
aanwenden, om de innere muitzieken door gepaste middelen
van voorzorg te bedreigen en te beteugelen.'*
Het geslacht van den in Von Heldring's plaats benoemden
generaal-majoor Bernardus Johannesi Cornelts Dibbbts is tot
de 17® eeuw nagespoord'\ Men mag zich gerechtigd achten
het eene Amhemsche, althans eene Geldersche familie te noe-
men. De generaal werd te Arnhem den 1^ September 1782
geboren en was dus in de dagen der revolutie 'n v^ftiger. Z\jne
ouders heetten Gerrit Jan Dibbets en Wilhelmina Frederika
VAN Meurs. In 1796 trad h\j als cadet in dienst; vier jaren later
was hy luitenant; in 1807 is hy kapitein by de garde van
koning Lodewuk en ridder der orde van de Unie* In 1809 wordt
hy onverwacht geroepen tot het belangr^ke commandement
van Delfzyi „Envoyez", luidde 's Konings order van 19 Augustus
48
aan Oorlog, „Ie lieutenantcolonel Dibbets k Delfazylj pour prendre
Ie commandement de cette forteresse; il laissera Ie comman-
dement provisoire de la compagnie des Veterans de ma garde
au sous-ojfflcier Ie plus en état d'en être chargé, tant pour
I'administration et la comptabilité que pour Ie service et la
discipline. Le Commandant actuel de Delfszyl sera arrêté".
Na Hollands inleving werd Dibbets majoor-commandant van het
regiment Kweekelingen en in 1813 commandant van een regi-
ment tirailleurs der keizeriyke garde. Den veldtocht van dat
jaai' maakte hy mede en had er o. a. tot chef den Franschen
generaal Barbois, weinig vermoedende, dat hy dezen officier
in 1881 als v^and te Luik tegenover zich zou hebben. Hetzelfde
jaar 1813 zag hy zich bevorderd tot kolonel van het regiment
kweekelingen der garde, terwyi hem bovendien het Legioen van
Eer gewerd."*
Den keizer ten einde toe trouw gebleven z^nde, kreeg Dibbets
eerst in Februari 1814 z^n eervol ontslag. Weinige weken later
benoemde de herstelde Nederlandsche regeering hem tot kolonel-
Inspecteur der infanterie; het volgende jaar verwierf h{j den
rang yan generaal-majoor. Alsnu belast met het oppertoezicht
over de te vormen infanterie-korpsen, werkte Dibbbts mede tot
de samenstelling van het herboren Nederlandsche leger, welks
gebreken, boekstaaft een bekend militair schrijver, hQ io z^ne
rapporten met tal van kenmerkende feiten openhartig bloot-
legde"^. De Militaire Willemsorde 3« klasse ontving hy in 1815;
betzelfde jaar bezorgde hy een Reglement op de exercUiên van
de mfanteriey inhoudende de soldaten- en pelotomschooL
Vervolgens trad Dibbets op als provinciaal commandant van
Limburg, daarna als inspecteur der infanterie van het 5® Groot
Militair Commando, eindelyk als commandant der 4« divisie infan-
terie. Hierover voerde h^ het bevel, toen de omwenteling uitbrak
en htl, van eene inspectiereis te Maastricht lerugkomende, aange-
wezen werd voor de vervanging van luitenant-generaal Von Hel-
dring, z^ het dan ook met behoud van den reeds v^ftien jaren be-
kleeden lageren rang. Het besluit, waarby Dibbets tot opperbevel-
hebber werd benoemd, ging vergezeld van eene depêche van
Oorlog d.d. 17 September; waarin de departementschef belichtte:
jpik twyfel geenszins, of dit bl^k van *s Eonlngs hoog vertrouwen
44
zal door U naar waarde worden geschat, en door ÜHEdG. niets
onbeproefd zal worden gelaten, om Zijner Majesteits gezag, in het
Groot Militair Kommando en in de belangr^ke vesting Maastricht,
thans onder üwe onmiddeiyke bevelen staande, voor zooveel
de tegenwoordige moeyeiyke omstandigheden in het Zuidel^k
gedeelte des R\jks zullen toelaten, je doen handhaven en eer-
biedigen."
Aan dat vertrouwen heeft de benoemde ten volle beantwoord.
«Maastiicht alleen wordt behouden door de geestkracht van
den bevelhebber", is generaal Knoop's uitspraak ^, die door
aUe schrtjvei-s over die dagen, Nederlanders zoowel als vreem-
delingen; wordt beaamd; dank Dibbbts bleef alzoo ook Limburg
een deel van het koninkryk der Nederlanden.
„'sKonings nieuw bew^s van vertrouwen", antwoordde de
benoemde d.d. 19 September aan Oorlog , „van aan m^ het opper-
bevel en provisioneel het 5® Groot Militair Kommando op te dra-
gen, gevoel ik ten volle, en wordt door m^ naar waarde geschat,
Uwer Excellentie de stelligste verzekering gevende, dat ik niets
onbeproefd zal laten, om in den geest van uwer Excellenties
bevelen Z^ner Majesteits gezag met nadinik te doen handhaven
en eerbiedigen. Eendragt en veilrouwen daar te stellen, zal
steeds de zorg mfjner handelingen zQn, en zoo de omstandig-
heden het zuUen vorderen, zal het aan yver en standvastigheid
niet ontbreken."
Inderdaad, deze standvastigheid benevens, waar het slechts
kon, groote goedheid kenmerkten negen jaren lang het tactvol
optreden van den bevelhebber, te midden van eene tot opstand
geneigde bevolking. In het gansche archief van den belegstaat
over negen jaren, ontmoette ik geen enkel dreigend stuk,
waaraan niet ten slotte uitvoering werd g^even; maar ook
geen stuk, waaruit gemis aan begiip biykt van het lyden
eener burgerij, wier handel en nyverheid in het pantser van den
belegstaat moesten kwenen. En als dan ook by z^n afsterven
in Maart 1839 het gi*oote hart ophield te kloppen, was het niet
'n verlichtend oef! dat uit hare kringen opging, maar gevoelden
vriend en v^and, dat een buitengewoon soldaat, een braaf burger
en een waardig Nederlander uit haar midden was weggerukt.
46
HOOFDSTUK IX.
AanTang der woelingen in Limburg tot 26 September 1830.
Samenzweringen te Maastricht. — De secretaris yan den
gouybrnetjr. — vermoedens tegen den pbovinciaijbn com-
MANDANT. — Opstootje aan de „Vrouwe-poort*'. — Ver-
raad AAN DE „TONGERSCHE POORT*\ — DiBBBTS' LASTGEVINGBN
TEGEN RUSTVERSTORING. — HeT GOMEDIE-GEZELSGHAP VAN
Fiivé. — Staat van Eobp^ond; van Eysden; van het
KANTON SiTTARD; VAN HeERLEN.
Dadeiyk na het uitbreken van den Biiiaselschen opstand,
vormden zich in September te Maastiicht onderscheidene gesloten
kringen, waar de wyze om zich van het Nederlandsch gezag los
te maken, het onderwerp van beraadslaging was. Tot de leiders
behoorden de advocaten E. Jaminé en J. F. Wüestenilaad; in
koffiehuizen en op andere openbare plaatsen vuurden ze den on-
tevreden geest aan. Een staf van 24 geestverwanten hield menig-
vuldige byeenkomsten in de concertzaal onder de comedie en
in eene herberg buiten de St. Pieterspoort, De TorentjeSy gehee-
ten. Jongelieden, onder de aantrekkingskracht, die geheimzinnig
samenzweren schijnt uit te oefenen, teekenden een beëedigd
verbond om öf deel te nemen aan den te Maastricht te ver-
wekken opstand, 5f zich naar Luik en Brussel te begeven,
waar hun eene nadere bestemming aangewezen, zoo mede
voor geldeiyken onderstand gezorgd zou worden. Maar er waren
toch afscheidingsgezlnde oudei-s en bloedverwanten van de
samengezworenen, die dat hoog spel geenszins goedkeurden en
de verleiders der jongelingschap met verw^jtingen overlaadden ;
beêedigden werden daarentegen door vermaningen als volgt op
de volvoering van hun plicht gewezen : „Indien Albebt Poswick
24jne gedane beêedigde belofte niet gestand biyft en onmiddeiyk
de stad verlaat, om de Belgen te hulp te komen, zal hy volgens
de wettep van den oorlog met den dood gestraft worden.'*
Vele jongelieden verlieten inderdaad de stad ; men verspreidde
46
het geiTicht, dat het geschiedde uit vrees voor den nieuw opge-
treden bevelhebber, die den 19" September het oppercommando
had aanvaard ^\ Dibbets, destgds niet voldoende op de hoogte,
haastte zich eene geruststellende afkondiging te doen versprei-
den, waarin werd medegedeeld, dat zoolang de rust ongestoord
bleef, geene maatregelen van gestrengheid zouden genomen
worden®*. De omstandigheden drongen er echter den bevel-
hebber wel vanzelf toe om de menschen de stad uit te zetten.
Tot een der giootst^ onruststokers behoorde de eigen secre-
taris van den gouverneur, zekere Misson, die dan ook al heel
spoedig in Belgischen dienst zou overgaan. Dibbets klaagde by
De Bebckman over de storende praatjes, die zyn secretaris op
openbare plaatsen uitstrooide, speciaal ten aanzien der troepen-
bewegingen van generaal Cort Hetlioers ; schriftel\jk werd den
gouverneur in den ochtend van den 26"^ verzocht om er Misson
over te onderhouden*'. Dadeiyk vervoegde Ds Bbsckhan zich
by den bevelhebber; deze herhaalde strengere maatregelen te
zullen nemen, zoo in Misson's houding geene verandering kwam
en dat „hy zoude worden gearresteerd", geiyk Dibbets van deze
samenkomst aan Cort Hetligers berichtte. De gouverneur
merkte op dat, behoudens enkele kwaadwilligen, in het alge-
meen de menschen goedgezind waren, en dat Misson geene
mededeelingen in koffiehuizen had gedaan. De generaal ant-
woordde, dat de plaats niets ter zake deed; dat het genoeg-
zaam was, dat de mededeelingen in het openbaar gedaan werden
om hoogst strafwaardig te z^n ; dat eindelijk. Indien men op
bewezen van het aangevoerde mocht biyven staan, deze binnen
weinige uren aangebracht konden worden, doch alsdan ook de
arrestatie zou plaats vinden^.
In den avond van dezen zelfden 26° ontstond er een opstootje,
dat gelukkig bedwongen werd. Het gewicht er van is eerst door
latere onthullingen aan den dag getreden. Daarin komt telkens
de naam voor van des opperbevelhebbers provincialen comman-
dant, den generaal-majoor Daine. Volgens het zoozeer besproken
werk van den luitenant-generaal A. Eenens over in later t^d tegen
België gerichte samenzwenngen van hoofdofficieren, was er den
28° September ISdO tusschen de leiders der Luiksche opstande-
lingen. De Berlaymont enz, eene afspraak tot stand gekomen
47
met den provincialen commandant en de meest invloedrijke
Zuid-Nederlandsche officieren van het garnizoen te Maastricht,
dat, zoodra de citadel van Luik zou z^n overgegaan en alzoo de
Luiksche krachten vi-y werden, deze zich op Maastricht zouden
richten, als wanneer by aankomst voor de vesting, de schutter^
en de Belgische militairen te Maastricht beloofden op te staan en
DiBBBTS te dwingen de stad over te geven. Aan Datne zou toe-
gezegd zQn 100.000 francs om z^ne schulden te betalen, de rang
van luitenant-generaal en de uitkeering van een groot pensioen
aan z^ne weduwe, zoo hy btj den opstand het leven verloor;
de graaf Émile d'Oultbemont, president der Luiksche Veilig-
heidscommissie stelde zich schriftelijk voor de nakoming der
geldeiyke beloften verantwoordelijk. Het geheele plan, dat in
October tot uitvoering moest komen, mislukte echter, dank des
opperbevelhebbers voortreffeiyke maatregelen, „agissant avec la
plus grande énergie" •*.
Generaal Eenens is echter allesbehalve eene volstrekt betrouw-
bare autoriteit, zoodat z^jne mededeelingen ten deze ook wel
minder Juist kunnen z^jn; maar het trekt de aandacht, dat b^
de onthullingen over het gebeurde op den 20^ Dahte's naam
niet ongerept is gebleven, en dat deze datum al zeer weinig ver-
wijderd is van het door Eenens medegedeelde op den 28^. In de
hiervoren vermelde ongeteekende memorie van September 1831
wordt Daine als een van de stille hoofden der samenzwering
genoemd, die geregeld de omwentelingsclub bezocht of althans
er gemeenschap mede onderhield. Alleen bevreemdt het mfj, dat
DiBBETS daarvan zóó volstrekt niets bleef weten, dat h^ hem zelfs,
naar we zien zullen, eene belangr^ke expeditie naar de citadel
van Luik durfde opdragen. In ieder geval, by het standje op
den 2Xi^ was leider zekere Genetelle, die een onbepaalden in-
vloed had op de kolenwerkers en andere by hem dienende dag-
looners; verder nog de herbergier Olivier en zekere Steins,
zoon van een expediteur te Maastricht. Zoowel op den 26» als
den 26° konden de ingew^den by de herbergiers Gulikebs op
het Vrtjthof en Wouters aan de Vrouwepoort vry drank krfl-
gen; geld werd van eene Waalsche z^jde uitgekeerd. DAiNEzelf
zou den 25» /"GO gegeven hebben aan den kolenwerker P. Dbeux
om dit onder zQne kornuiten te verdeelen ; deze voldeed er aan.
48
Ten zuiden van de fraaie brug over de Maas, die Maastricht
met de voorstad W^ck verbindt, verheft zich niet ver van de
rivier eene in Bomaanschen styi gebouwde katholieke kerk,
naderhand met Gothische bestanddeelen vermengd. Het is de
alleszins bezienswaardige Ome Lieve Vrouioe; vooral het choor
is voor hen, die nooit in de gelegenheid waren het karak-
teristieke van den Bomaanschen styi te aanschouwen, zeer, zeer
belangr^k. Het wandalisme van den Franschen revolutietQd
maakte echter van het gebouw in 1794 een tuighuis en ocm-
struc^ie-tvinkel der artillerie tot de ernstige betoogen van gene-
raal DiBBETS er in 1837 toe leidden, dat de Begeering het
fraaie gedenkstuk der oudheid aan de katholieken teruggaf.
In de nabijheid dier kerk had men de sinds afgebroken Ome
Lieve Vrouioq>oortf waarboven in 1880 geschut was geplaatst;
het voornemen bestond nu zich hiervan meester te maken, ten
einde het tuighuis geopend te krjjgen en zich van de wape-
nen aldaar te bedienen. In die dagen had de generaal reeds
bevolen, dat de poorten der stad tegen zonsondergang gesloten
moesten worden en daar het al vroeg donker werd, zou
het den 26^ September reeds ten 6 ure geschieden. De samen-
gezworenen schynen daarop niet te hebben gerekend ;zU wilden
in ieder geval de sluiting niet toelaten, ook met het oog op de
velen, die zich nog buiten de stad bevonden. Men liep te hoop
onder de kreten: A boa la cocarde d'Orange! Vive Napoléon! Ja
waariyk, ook Leve Napoleon, precies als te Brussel '^ De mili-
tairen hielden zich echter flink; de deuren gingen op den
vastgestelden t^d dicht. Toen wilden de buitengeslotenen, zonder
poortgeld te betalen, binnen. Eene groote menigte steenkolen-
werkei*s trachtte langs de binnenzyde der vesting de deuren
met geweld open te sperren, hetgeen natuurlek evenmin gelukte.
„De imposante houding, welke het garnizoen heeft aange-
nomen", rapporteerde Dibbbts den 21^ aan Oorlog, „was vol-
doende tot de dadeiyke herstelling der rust; eenige personen, die
als dryfveren dezer aanvankeiyke onlusten worden beschouwd,
is men op het spoor; vier zyn gearresteerd, waarvan twee
ontslagen, en de beide anderen aan den heer Procureur des
Konings aangegeven zyn." De voor vervolging aangehoudenen
waren de brouwersknecht Gorissen, die 10 dagen gevangenis
49
kreeg, en de bovengenoemde P. Drkux, die werd vrijgesproken.
Wanneer men van de Vrouwe-kerk door de Witmakers- en
Tongersche straten naar het zuid-westeigk punt der stad wandelt
tot aan de Jezuietenkerk, dan is men genaderd tot een uiteinde
der stad, waar zich verhief de Tongersche poort ^'^, Ook daar
schuilde verraad. Tot dusver was er slechts voor iedere poort
één officier aangewezen om de wacht te houden en voor de
sluiting te zorgen; aan de Tongersche was er een Zuid-Neder-
lander mede belast Generaal Dibbets vernam op het stelligst,
dat men haar niet dacht dicht te maken, waartoe men den
portier op het oogenblik der sluiting onder een voorwendsel
zou trachten te verw^deren. Daar er echter onder de Zuid-
Nederlandsche officieren van het gamis^oen reeds over het
poortsluiten merkbaar misuoegen was, vreesde de opperbevel-
hebber de ontevredenheid ten top te voeren, indien h'\i kortweg
den wachthebbenden officier verviug. „Om geen opzien te ver-
wekken", deelde Dibbets eerst in een rapport van 29 December
1835 aan Oorlog mede, werd in den namiddag van het afge-
sproken oogenbhk de beschikking genomen, dat de sluitingsrap-
porten voortaan door tioee officieren zouden worden geteekend;
hierdoor bleef de Tongersche poort evenzoo voor overrompeling
behoed. Dibbets heeft dezen maatregel, ook toen z^ne aanlei-
ding had opgehouden, laten voortbestaan gedurende den langen
belegstaat van 9 jaren, en wel wegens het noodzakelijk toezicht
op de vreemdelingen alsmede op den uit- en invoer. ,,Zonder
deze dienst", verklaarde de opperbevelhebber d.d. 17 Juli 1835
aan Oorlog, „had nimmer aan den uitvoer van granen, zout,
gedistelleerd, koloniale waren enz. gedacht kunnen worden;
eenen maatregel onberekenbaar voor de stad, en nog dagelijks
allemadeeligst voor den Belgischen handel" **•.
Nu dat het dus bleek, dat het ook te Maastricht tot eene
uitbarsting dreigde te komen, droeg de opperbevelhebber den
271^ September aan den gouverneur op om het gemeentebestuur,
ingeval er oproerige bewegingen zouden ontstaan, dadelyk op
het raadhuis te doen vergaderen en verder door dat bestuur
te doen afkondigen:
1^ Eene aanmaning aan de ingezetenen tot behoud van orde
en rust, die tot dusver zoo volkomen hadden geheerscht;
4
60
2® Een verbod tegen samenscholingen, waarby de militaire
macht, na de derde vruchteloos gedane sommatie ze zou uiteen
dryven ;
3® Eene ernstige waarschuwing tegen het houden van oproerige
voorlezingen op straat of het aanheffen van dergelijke kreten,
daar de schuldigen onmiddellijk voor den rechter zouden worden
gebracht;
4® Eene bekendmaking, dat byaldien de orde en rust niet ten
volle door gewone middelen te handhaven waren, de belegstaat
zou afgekondigd worden, zoodat het van het hoogste belang
zou z\jn, dat een ieder medewerkte om in het behoud der
vrijheden te biyven, waarop de ingezetenen tot dusver alle
recht en aanspraak hadden.
Zoo zien we hier den opperbevelhebber aanstonds zyn gezag
opleggen aan het burgerlijk bestuur, zonder buitengewone
Veiligheidscommissiön en even onbetrouwbare Burgerwachten.
De eersten, die zouden gevoelen, dat het ook de bedoeling was
om de daad b\j het woord te voegen, waren de leden van het
destijds bekende comedie-gezelschap van Fiévé. De directeur
had niet slechts de brutaliteit een stuk te laten spelen zonder
voorafgaande goedkeuring, maar de heeren hielden tevens op-
roerige gesprekken. In een ommezien waren ze de vesting
uitgezet. Sinds bleef voor jaren de stad van tooneelvoorstel-
llngen beroofd, hoeveel drang er ook op den bevelhebber werd
uitgeoefend, om hem omtrent dit onderwerp tot andere gedachten
te brengen ••.
Wat de toekomst van Maastricht zou geweest zijn, indien
des opperbevelhebbers machtige hand haar niet in toom had
kunnen houden, bl\)kt afdoende uit hetgeen in de nabij gelegen
steden der provincie geschiedde.
Onder de plaatsen, die in 1815, toen de souvereine vorst van
Brussel over Luik door Limburg naar 's-Gravenhage reisde,
zich onderscheidden in betuigingen van aanhankeiykheid, be-
hoorde Boermond, bij den intocht op 6 Juni 1815. Met allen luister
en geestdrift hem ontvangende, drong zich de geheele burger^,
nadat de vorst aan de Boerbrug door het gemeentebestuur was
begroet, om het rtJtuig, vergunning vragende de paarden af te
spannen, om den wagen binnen t-e trekken, waartoe duizenden
61
de handen gereed hielden. Het verzoek niet kunnende afslaan ,
werd het rytuig onder het gejuich des volks door de menigte
voortgetrokken tot de woning van baron Michibls van Kes-
SBNiGH, waar door den vorst zijn intrek werd genomen.
Sinds genoot de stad slechts voorspoed; de koophandel nam
aanmerkelijk toe; de fabrieken vermeerderden en breidden zich
uit; de treurige Fransche tyd werd slechts als een donkere
achtergrond in herinnering gebracht. Toch verkeerde dit alles,
toen eenmaal de revolutionnaire geest over de menschen hier
vaardig werd.
De stad was geene vesting en had ook geen garnizoen. Den
lö^ September rapporteerde de provinciale commandant Dainb
over oproerige geschriften en gesprekken. Den 18i^ kwam de
agent van 'sB^jks schatkist te Roermond, Jacques Dominious
NiJPELS, aan Dadte mededeelen, dat er zich eenige slechtge-
zinde en gevaarlijke personen bevonden, dat de geregelde
opbrengst der belastingen verminderde, dat alzoo de komst
eener bezetting wenscheiyk ware. Den volgenden dag had
DiBBSTS het opperbevel aanvaard en werd hem door Daihe
aanbevolen een detachement dragonders onder ritmeester Van
Aldbrwebelt naar de bedreigde plaats te zenden ^^.
De opperbevelhebber noodigde gouverneur De Beeckman en
procureur-crimineel Cbüts tot eene conferentie uit. Dibbets zette
den bedenkeiyken staat van zaken uiteen en gaf z\)ne eerwon-
dering te kennen, dat noch de plaatsel^ke autoriteit, noch
'sKonings procureur Hsnbi de Brougkère krachtig was opge-
treden. De heeren vonden echter de onlusten van geenerlei
beteekenis; de standjes waren slechts toe te schrijven aan
vreemdelingen. Het zenden van troepen achtten zy onnoodig en
te bedenkelijkór, omdat ze dan by de burgery ingekwartierd
moesten worden ; wat procureur De Bbouckèbe betrof, deze had
gedaan wat h^j kon. De opperbevelhebber liet zich echter niet
om den tuin leiden. Met de stukken in de hand toonde ht| aan,
dat opzetteiyk verschillende zaken waren verzwegen, zoodat
Mr, Cbuts moest beloven zyn procureur te berispen *•*.
Db Bbouckèbe, broeder van Chables, werd het nu te warm;
hy liep naar de Belgen over; den 2^ November volgde Mr. Cbuts
dat loflélük voorbeeld door zich naar Luik te begeven.
52
Óp DiBBETS hadden dan ook de ontradende adviezen van den
gouverneur en den procureur-crimineel geen invloed ; denzelfden
19° schreef h^ baron De Beeckmak aan, dat het gemeentebestuur
van Roermond zou worden gelast om alles voor de komst der
troepen gereed te houden, die denzelfden dag waren vertrokken.
De gouveraeur voldeed er aan, doch liet tevens in zijn bericht
hiervan aan Dibbets, doorschemeren, dat hy den maatregel
bleef betreuren, te meer wyl er niet alleen in de stad schutterij
zich bevond, maar er ook eene burgerwacht was opgericht *°*.
Het voorbeeld van Luik moest dus worden nagevolgd ! !
Den 22° berichtte Daine, dat Van Alderwerelt als garnizoens-
commandant te Roermond was opgetieden; een paar dagen
later zond deze een hoogst ongunstig rapport, dat volkomen
Dibbets' voorstelling over den ernst van den staat der zaken
bevestigde.
Ten zuiden van Maastricht, nader derhalve by Luik, was het
zoo mogelijk nog ernstiger gesteld. Het zuideHJkste dorp
der tegenwoordige provincie Limburg is het op een kleine
twee uur gaans gelegen Eysden^ op den weg naar Luik, met
het fraaie aan de Maas gelegen park en goed gerestaureerd
„kasteel" van den graaf De Geloës. In dit nest had men zich
de vryheid veroorloofd luidruchtig feest te vieren en kanon-
schoten te lossen ter eere van de omwenteling. Op eene aan-
schrijving hierover van Dibbets aan den gouverneur, mede d.d.
19 September, werd geantwoord, dat deze het gemeentebestuur
had berispt en dat aan alle gemeenten, tusschen Luik en
Maastricht gelegen, was bevolen om zich van «dergelyke feiten
te onthouden *"•.
In het kanton Sütard traden als belhamels van het verzet op
een herbergier Frenken, verder een Tiemmens, maar vooral een
Duitsche baron Rtebeld, zoon van een destijds in Beierschen dienst
zanden ofl&cier, die gedurende de Fransche overheersching te
Sittard had gelegen. De baron, wiens familie uit de omstreken van
Dusseldorf herkomstig was, had vele goederen aan den Ryn en
bezat in het Sittardsche den invloed, dien een man van fortuin
zoo gemakkelijk kan krijgen.
Halfweg Aken— Sittard, ten oosten van Maastricht, ligt het
dorp Heerlen. Daar woelde het met zekeren Geelkerken en een
58
notaris Van Slupb aan het hoofd ; vooral deze naamgenoot van
den ons getrouwen burgemeester van Maastricht in die dagen,
beyverde zich om de hoofden warm te maken'"*.
HOOFDSTUK X.
De eerste mislukking om op den 38n September 1830 met
een te Maastricht gereed gemaakt konvooi de
Citadel van Luik ter hulp te komen.
Het wagenfabk te Maastricht, — De weg naae Luik via
Tongeben. — Terugzending van het konvooi dooe Ck)ET
Hbtligebs van Tongeben naar Maastricht. — Van Bobcop's
NÜTTELOOZE STRUD MET HET OOG OP DE KOMST VAN HET
KONVOOI.
Te midden van de zorgen, die den Maastrichtschen opperbe-
velhebber voor de handhaving van het gezag in de hem toever-
trouwde vesting drukten, wijdde hy in de eerste plaats ztjne
aandacht aan de maatregelen om z^n zoo hooggeachten wapen-
broeder Van Boegop te Luik hulp te doen toekomen in levens-
middelen.
De aanleg vaa een wagenpark met trekbeesten moest hieraan
ten goede komen. Dank den Uver van cl^n districtscommissaris
G. Kebens, werden er, blykens diens schreven d.d. 29 September,
steeds gereed gehouden 6 wagens, ieder met 2 paarden bespannen,
waardoor de dienst tot 18 October was verzekerd. Verder had
de intendant De Ras eene opgaaf gekregen, waar wagens en
paarden gerequireerd konden worden.
Uit den aard der zaak liet men voor de paarden het oog
vallen op die zware Limburgsche platvoeters, die voorzien van de
met koper beslagen tuigen, de zich met breede raderen bewe-
gende voertuigen der landbouwers dier streken in langzamen,
maar vasten tred over de onvriendel^ke kei- of zware modder-
54
wegen heentrekken. De eigenaren vonden echter zulk eene
onderscheiding wel wat al te vleiend ; zy meenden, dat de equi-
pages er dan ook maar aan moesten gelooven, gelijk Burgemeester
en Schepenen den opperbevelhebber berichtten *®*. Dibbets ant-
woordde, dat hfl het voorstel „volkomen" biliyk vond, doch dat
deze regeling overigens eene gemeentelijke zaak was, waar hvj
buiten stond '^. De toeneming der eischen om transport deed
echter reeds den 2^ October het gemeentebestuur aan Dibbets
verklaren, dat de voldoening boven de krachten der stad ging,
daar „bQna dagelijks tien tot vijftien karren gevraagd worden,
welk getal zeer moegelijk te vinden is", gelijk ook de districts-
commissaris nader in een schreven van 5 October verklaarde.
Vandaar het voorstel des gemeentebestuurs om de voorziening
van het wagenpark geheel aan den commissaris over te laten,
waardoor de aanvulling van buiten de gemeente mede mogeiyk
zou worden. Goedkeurend haastte zich de opperbevelhebber
hiervan den gouverneur kennis te geven, „ten einde aan de
billijke vraag der regering worde voldaan, kunnende daartoe
des noodjg over de gewapende magt worden beschikt". Men
ziet uit deze correspondentie, dat aan de verhouding tusschen
den opperbevelhebber en het dagelQksch bestuur der gemeente
niets ontbrak.
Inmiddels had reeds b^j schrijven van 26 September generaal
Vaj7 Boecop naar Maastricht gemeld, dat h^j zonder geweld
geene levensmiddelen meer kon krijgen, dat zyne voorraden
opraakten en dat hy daarom de intendance van generaal Cort
Hetligers te Tongeren om mondbehoeften, zoomede om geld
gevraagd had; hU verzocht Dibbets om deze aanvrage „met
kracht te| ondersteunen'' ^^, Het verzoek was eigenlek over-
bodig, want denzelfden 26^ had Dibbets aan generaal Cort
Hetligers te Tongeren bericht: „De Heer Intendant De Ra.s
heeft reeds in het noodig approvisionnement der Citadel voor
den tfld van veertien dagen voorzien; eenige koebeesten zjjn
al op den weg naar Tongeren; morgen zal hun aantal op
dertig worden gebragt, en geltjk de overige levensmiddelen
aldaar z^n aangekomen."
De voorziening der Citadel uit Maastricht ging alzoo via
Tongeren, Men had anders kortere wegen. Men kan althans nu,
55
zoowel langs den linker- als den rechter-Maasoever vrfl wat
spoediger de reis maken. Vooral langs de bekooriyke linkerzUde
over Biesland, Canne, Eben, heeft men slechts 'n 28 kilometers,
een klein 6 uur gaans; daai'entegen ligt Tongeren aan den
top eens driehoeks, waarvan Maastricht— Luik de basis is,
met de opstaande, hier liggende zoden Maastricht— Wylré—
Tongeren = 18 en Tongeren— Freeren— Ju prelle—St. Walburge—
Luik = 19, dus 87 KM., dat is byna 2 uur verschil. Er
waren echter overwegende redenen, waarom wfl steeds dezen
langoren weg zien verkiezen. Men kon ook dest^ds wel langs
de Maas van Maastricht naar Luik, doch de eenige militaire
weg, geschikt voor zware en ruimte vorderende transporten,
was over Tongeren. Afgescheiden daarvan, leidde deze weg,
met zachte helling naar boven gaande, buiten den zoom van
Luik, langs dèn rand van St. Walburge rechtstreeks naar de
Citadel, terwijl men anders door de drukke voorsteden Vivegnies,
St. Léonard, St. Walburge, slechts met moeite en langs een
omweg den berg moest opkomen.
Den 26^ kon Cobt Hbyligbrs nog aan Van Bobcop door een
vermomd peisoon doen berichten, dat het konvooi den 28° in
den ochtend Tongeren zou verlaten; het antwoord luidde, dat
het dan met 300 man van de Citadel tegemoet zou worden
gegaan. Helaas! Daar kr^gt de Tongersche bevelhebber de
opdracht van prins Fbedbrik, wiens hoofdkwartier was in het
9.6 EM. ten noorden van Brussel gelegen Vilvoorde, om eenige
krygsmacht naar de z^de van Leuven te doen bewegen, ten
einde een deel van de str^dkrachten der opstandelingen van
Brussel af te leiden. Dien last ten aanzien van ^eenige kr^gs-
macht" heeft Cobt Hbyligbrs — terecht of ten onrechte, wat
buiten m\jne beoordeeling valt — opgevat in den zin, dat hy
al zijjne troepen in den avond van den 21^ deed oprukken
naar Corienberghf gelegen tusschen Leuven (11.2 KM.) en
Brussel (14.5 EM.), waar de kr^gsmacht zich roemloos en nutteloos
heen en weer bewoog, „evenals", is de aardige uitdrukking van
Ehoop, ^het graf van Mahomed tusschen twee zeilsteenen" '"•;
terwtjl het konvooi, waarvoor men te Maastricht zoo voortrefTeHjk
had gezorgd, eenvoudig van Tongeren werd teruggezonden,
o]ï)dat de generaal er geene dekking meer voor geven kon.
56
DiBBBTs' teleurstelling hierover blQkt slechts middeliyk uit zQne
berichten aan Oorlog en aan den Pruisischen regeeringspresident
(gouverneur) te Aken, den heer Von Rbimann, die voor de
maatregelen op de grenzen, geregeld van den gang der Lim-
burgsche «aken mededeeling ontving '®*.
Onbekend met deze terugzending, maakten de muiters te Luik,
overigens steedï^ goed op de hoogte van hetgeen in het belasg
der Citadel beraamd werd, zich gereed om den uittocht Ier
troepen van daar te beletten; terwyi Van Boboop er voor moest
zorgen, dat de weg open bleef. Zoo begon men reeds in den
nacht van den 27» op den 28» over en weer in de onmiddeJiyke
omgeving van de Citadel te schieten, tot de muiters, vermoeid
van het waken, een oogenblik naar de stad terugkeerden "^
Hiervan werd door een detachement van 300 man onder majoor
Mekso gebruik gemaakt om den weg naar Tongéren op te gaan.
Geiyk reeds verhsiald, moet men daartoe voor een klein deel
door St. Walburge, een weg, die aan eene z\|de met huizen
bezet is, waaronder het Ma Campagne, Het detachement nu
werd uit die huizen beschoten; het drong niettemin door tot
men op eene barricade stuitte. Van Bosoop liet toen den troep
terugkomen en geschut op de barricade spelen, ten einde deze
bevorens te vernietigen, hetgeen waariyk aanleiding gaf tot
een brutaal schreven van het legioenenhoofd De Bbrlaymont.
De bevelhebber der Citadel stoorde er zich weliswaar niet aan,
maar onderwyi te vergeefs naar het Tongersche konvooi uit-
ziende, eindigde ook h^ met z^ne krachten aldus te ver-
spillen *".
DiBBBTs vernam nog dien 28» het gebeurde van den militairen
brlevenbode, die, tusschen de Citadel en Tongeren gaande, gene-
raal CoBT Hetligbrs niet meer aantrof, zoodat h^ nu de reis
naar Maastricht voortzette, om daar rapport te doen. De opper-
bevelhebber haastte zich prins Fredebik en Von Reimann op de
hoogte te stellen "*.
Toen de Prins dit bericht ontving, was h\jzelf na den bekenden
driedaagschen str^d uit Brussel verdreven geworden.
67
HOOFDSTUK XL
De tweede mlslnkkliig om op den 30» September 1830
met een te Maastricht gereed gemaakt konTool de
CSltadel Tan Luik ter hulp te komen.
Vertrek van het konvooi in den nacht van 29 op 30 Septem-
ber. — Generaal Daine bevelhebber. — Aankomst te
Tongeren op den 30» — Ontmoeting met de muitelingen
TE BocoüR. — Conventie van Daine met De Berlaymont. —
Overval van het konvooi. — De kurassibrs van Daine. —
Uitval uit de Citadel. — Het monument „La Tombe''. —
Verantwoording van De BERiiAYMONT.
De geschiedkundige b\j zonderheden, die in dit hoofdstuk wor-
den weergegeven, behooren in het kader van ons onderwerp
tot een der meest belangryke. Psychologisch begr^pt men niet
den man, die uitdnikkeiyk vraagt aan het hoofd eener expeditie
geplaatst te worden, die ook geene enkele handeling pleegt,
welke eenigermate het vermoeden van verraad wettigt, maar
niettemin handelt in str^d met zQn geheele verleden, dat hem
als een dapper en doortastend kr^gsman van tamboer tot generaal-
majoor had doen opklimmen. Het eenige, wat men er van sch\jnt te
kunnen zeggen, is dat de bevelhebber zedeiyk gestemd was
voor de omwenteling, die hU feitelijk had te bestreden. Deze
tweeslachtigheid, afgescheiden van alle andere karakter-ondeug-
den, die by generaal Daine zeker niet gering waren, maakte
den bevelhebber zwak; — zwak, evenals de bevelhebbers van
Napoleon in de honderd dagen het waren, toen z^ voor eene
zaak streden, waarvan zU konden vermoeden, dat het streden
zonder succes zou z^n
Denzelfden 27^ September der heillooze opbraak van generaal
CoBT Hetlioebs, had Oorlog aan generaal Dibbets herinnerd,
dat de positie van Maastricht er te gewichtiger door werd en
dat de belangen der Citadel van Luik niet minder de aandacht
moesten trekken "*. BQ een schreven van den 20^, handelende
58
over het approvisionnement van Maastricht, vulde Oorlog dit
aan, met de mededeeling, dat boven de behoefte dezer vesting,
ook moest gerekend voorden op eene zekere hoeveelheid levens-
middelen in reserve „ten einde de citadel te Luik, by iedere
gunstige gelegenheid, v^elke zich daartoe opdoet, te voorzien,
en zoo mogeiyk, aldaar ook eenen voorraad van zes maanden,
berekend volgens de sterkte der bezetting b\jeen te brengen.*'
Dien eigen dag was reeds eene nieuv^e poging tot het verleenen
van hulp in het .werk gesteld.
Men had in de Limburgsche hoofdstad 10 karren met levens-
middelen en f 15000 aan specie gereed gemaakt, die onder
begeleiding van 600 man infanterie onder majoor Bekius, 120
kurassiers en tv^ee zesponders met dubbele bediening onder
den luitenant F. Doobman, bestemd waren om in den nacht
van den 29° op den 30°, des avonds ten elf uur, de vesting te
verlaten. Te Tongeren moest het eskadron kurassiers door een
ander, aldaai* in garnizoen, worden vervangen, om vervolgens
naar de Citadel door te gaan. UitdrukkelQk verbood de opper-
bevelhebber, dat men zich in Tongeren zou ophouden; buiten
de Maastrichtsche poort aldaar zouden de in garnizoen liggende
eskadrons het konvooi afwachten, gezameniyk dan de stad
doortrekken, tot men by de Luiksche poort uitkwam, terwQlde
troepen, die niet naar de Citadel mede oprukten, buiten ver-
melde pooi*t de wacht moesten bleven houden, tot de behouden
aankomst ter bestemming was bericht.
Generaal Vak Boeoop had mede reeds de tyding van het
naderend konvooi vernomen. Hy zou, zoodra het op nagenoeg
een uur afstand van de voorstad St.Walburge was genaderd,
gewaarschuwd worden : over dag met twee kanonschoten of indien
het nog donker was met vuurpijlen; Van Boegop moest dan
andermaal trachten troepen tegemoet te zenden.
Werd het konvooi aangevallen, dan behoorde het tot op
halfweg Tongeren terug te trekken, terwyl men op dat punt
positie moest nemen.
Geene middelen tot slagen behoorden onbeproefd gelaten te
worden, luidde verder Dibbets' order aan den bevelhebber van
het konvooi, al het mogelijke zou daartoe aangewend worden:
,^nder iets anders in aanmerking te nemen, dan het behoorlek
69
en zoo spoedig doenl^k uitvoeren der expeditie, z^nde het van
het grootste gewigt, tot behoud der Citadel, binnen de 24 uren,
levensmiddelen daar te doen komen." De leider werd ten slotte
persoonlek verantv^oordeltjk gesteld voor de opvolging en ge-
heimhouding van DiBBETs' instructiên.
Als bevelhebber voor dezen belangr^ken tocht konden drie
hoofdofficieren in aanmerking komen, nameiyk de provinciale
commandant, generaal-majoor Daine, de plaatseiyke comman-
dant, kolonel BradE; eindelijk de commandant der 14^ afdee-
ling infanterie, kolonel vak Ditynen.
Op zichzelf genomen, v^as de begeleiding niet zóó moeiiyk,
dat een generaal gevorderd werd ; maar Daikb vroeg er met aan-
drang om. Geboren den IS^ October 1782 te Andenne in de
provincie Namen, deed hü bfl den opperbevelhebber ztjn Zuid-
Nederlanderschap gelden, in verband met tegen hem loopende
praatjes; op hoogen prQs verklaarde h^ het te stellen, den
Koning eens te kunnen bewezen, dat men op hem vertrouwen
kon. Het belang der expeditie in aanmerking nemende, had
Dibbets -geenerlei reden z^n provincialen commandant deze gunst
te weigeren. Daine mocht geen ontvnkkeld man zyn — zóó weinig,
dat hy ter nauwernood scheen te kunnen schrUven, terwfll hfl
moeite had eene kaart te lezen ! — maar van de laagste
rangen zoo hoog opgeklommen in de Napoleontische oorlogen,
had hü daarmede z^ne dapperheid beloond gezien en was h\]
den 2C^ December 1826 provinciale commandant van Limburg
geworden, zonder dat hQ ooit aanleiding scheen gegeven te
hebben, om hem als ongeschikt te beschouwen. Met dat al is
DiBBETS niet voetstoots op Daine's aandrang ingegaan, doch
eerst na een breed onderhoud; ten slotte meende h^ hem voor
de leiding van het konvooi te moeten aanwezen, ook in aan-
merking nemende, z^ne „langdurige ondervinding en y ver voor
's Eonings dienst*', geUjk Daine medegedeeld werd, in des opper-
bevelhebbers schrijven d.d. 29 September, waarb^ tevens aan
hem de zeer in bUzonderheden tredende, afdoende instructie
voor de uitvoering der expeditie werd toegezonden "\
Tegen den nacht van den 29^ stonden we] al de tien kaïTen
gereed, maar aan de requisitiën voor de levering van trekpaar-
den bleek niet geheel voldaan. Op het vernemen hiervan
60
yide DiBBBTS zelf naar de woning van den gouverneur, waar
eene vrij hevige woordenwisseling plaats had, wegens dit gebrek
aan medewerking. De gouverneur beleed z^ne onschuld en zorgde
intusschen voor de nog t\jdige komst der trekbeesten. Zoo kon
men nu op marsch gaan, maar daar bedacht zich Daine, dat
de weg b\j St. Walburge en de Citadel opgebroken kon z\jn en
dus herstelling behoefde. Dadel\jk zond Dibbets op het ontvangen
verzoek om 1 genie-officier met 40 mineurs en sapeurs, zoomede de
noodige gereedschappen, een detachement met kapitein O. D. Vajl:
LAKT als chef, verder den kapitein J. B. Hulst en den 2^ luitenant
P. Habtinq. Tegelykertijd liet de opperbevelhebber Daine weten,
dat hy, zoo noodig, over meer kon beschikken; verder dat,
indien h^ zich verplicht zag terug te trekken, dan daarvan
dadeiyk kennis te geven, als wanneer hem een half bataljon
zou ter hulp gezonden worden langs binnenwegen tusschen
Tongeren en Freeren ; eindelijk zond Dibbets nog eenige oogen-
blikken vöör het vertrek der expeditie een biief aan Daine, die
dè strekking had om de tusschen deze en Van Boeoop bestaande
oneenigheden by hunne ontmoeting als uit den weg geruimd
te beschouwen.
In den ochtend van den 30° ten v^f ure bereikte de expeditie
Tongeren. Hier moest ze eenige karren aantreffen, ten einde
de belading der Maastrichtsche voertuigen te verlichten, speciaal
van belang by het stagen van den nu te volgen weg. Hierdoor
sch\jnt eenige vertraging te z\jn ontstaan, waardoor, naar Dainb's
later beweren, de muitende stad tydig werd gewaarschuwd.
Men kan echter wel zeker zeggen, dat het daaraan toch niet
zou hebben ontbroken; reeds gedurende eenige dagen waren
de muiters gelegen in de open grasvlakte aan de stadszyde,
waar de straat niet was aangebouwd. „Sur l'avis de Tarrivée
d'un convoi de ravitaillement pour Tennemi", zegt Demabteau
op bl. 250 van z^n aantrekkelijk verhaal, „tous les volontaires
des quatres légions urbaines, regagnèrent leur poste sur la
hauteur, se séparant ensuite pour surveiller la plaine de Liége
èr Rocour." Hoe ook, Dadste de mogelijkheid voorziende, dat de
tegenstand grooter kon z\jn, dan oorspronkeiyk verwacht was, nam
de drie eskadrons, die te Tongeren in gai*nizoen lagen, mede,
terwijl hy het uit Maastricht herkomstige eskadron niet opdroeg
61
om, by bericht van behouden aankomst van het konvooi, naar
Maastricht terug te keeren, doch beval te Tongeren te verblij-
ven. Dit alles was in strijd met hetgeen men hem bevolen had ;
echter getuigt deze voorzichtigheid van het ernstig voornemen
de expeditie te doen slagen. Wat hem dan bezield heeft om,
van bet oogenblik, dat h\) voor de opstandelingen stond, geheel
in afwijking daarvan te handelen, biyft een raadsel.
Versterkt met de Tongersche eskadrons ging het den vier uur
langen eentonigen weg naar Luik op, tot men tegen 12 uür in den
middag ter hoogte van Rocour — nu een station van den tram-
weg van Luik op Tongeren, vöör Juprelle — ongeveer één uur nog
vAn St. Walburge, op Luiksche benden stuitte, die in eeneuitge-
strekte linie van bataljons en échelon, alle hoogten vöör de voor-
stad hadden besset en door geschut werden gesteund. Vak Boegop in
den vroegen ochtend de herrie in de stad waarnemende en kanon-
nen hoerende rijden, dacht dat de muiters het op de Citadel
gemunt hadden, waarom hy alvast een levendig geschutvuur
op de stad deed openen. Het is mogeiyk, dat dit Daine weer-
houden heeft om züne nadering met kanonschoten, gelijk hem
bevolen was, aan Van Boeoop te doen weten. Bosscha, zeer
goed ingelicht, maakt op bl. 478 der Heldendaden den expe-
ditie-commandant er een ernstig verwijt van; als echter gene-
raal DiBBETS verplicht wordt, naar wy nog zullen lezen, om
over het gebem'de critiek uit te oefenen, zwtJgt hy over hetgeen
toch anders als een hoogst bezwarend verzuim zou beschouwd
moeten worden.
Daike op de muitelingen stuitende, bevond zich, volgens de
deftige mededeeling van de Gourier de la Meuse aan den zoom
van yyhet kamp" te Xhovémont; hy werd er gecomplimenteerd
door een bendehoofd, wiens naam voor de geschiedenis verloren
schQnt gegaan. Het ware nu goed geweest, indien de expeditie-
commandant zich beter herinnerd had dat gedeelte zQner
instructie om er naar te streven, den tocht ten einde te brengen
zonder iets in aanmerking te nemen; men zie het belangrijke stuk
in de Bijlagen onder noot 114. Op dit gewichtig en beslissend
oogenblik scheen de bevelhebber echter meer te gevoelen voor
's Konings voorschrift, dat de officieren zich moesten beschouwen
als te midden van broeders en in tjjd van vrede te z^n.
62
Nauw toch had het bendehoofd medegedeeld, dat men bet
konvooi niet zou doorlaten of dit gaf dadeiyk tot eene gezellige
gedachtenwlsseling aanleiding. Daine deed het beleefd verzoek
om den legioenenbevelhebber, dus graaf De Beblaymont, de
komst van het konvooi te doen weten en dezen uit te noodigen
zelf te verschijnen om gezamenlijk te onderhandelen. Dit was
ten eenenmale in strijd met de door Dibbets gegeven instructie
en kan alleen wellicht verklaard worden door den weerzin, dien
de bevelhebber gevoelde om een geweld aan te wenden, dat
hem misschien het overgaan voorgoed onmogelijk maakte.
Het bendehoofd gaf goedgunstig z^ne toestemming, maar
eerst moest dan Daine aan Van Bobgop bevelen, dat vervelende
schieten te doen ophouden; en zoo waar! dadeiyk schrift de
expeditie-commandant met potlood het volgend briefje, biykens
de noot op blz. 479 der Heldendaden:
„Mon cher Général, Me trouvant devant Ie Faubourg
„avec un convoy de vivres -pour votre citadelle et en
„négotiation avec les autorités pour épargner de verser Ie
„sang ni de part ni de l'autre, veuillez cesser Ie feu de
„V06 pièces de canon de la citadelle."
Daine's adjudant, kapitein Uhbgbove^ moest dat leuke ver-
zoek gaan overbrengen; de samenrottende menigte verplichtte
hem evenwel terug te keeren. Toen beproefde men het met
een man te paard, die inderdaad ten 12 ure de Citadel bereikte.
Het vuren hield aanstonds op.
Toen eerst verscheen Ds Bbrlaymont. ... De expeditie-com-
mandant maakte z\jn verlangen . bekend om de karren in de
Citadel te brengen en persoonlek met genersial Van Boecop te
spreken; h^ beloofde, dat de Citadel dan de stad niet zou
bombardeeren. De legioenenbevelhebber begon met te weigeren,
week echter voor den vernieuwden aandrang, doch veroorloofde
slechts de toelating van v^jf karren; hierin berustte Daine.
Men ging nu eene overeenkomst aan — let wel, men sloot
eene overeenkomst — en voor de stipte opvolging ervan ver-
pandde niet alleen De Beblaymont z\jn eerewoord, doch het-
zelfde deden de hem omringende officieren. Militaire dekking
mocht niet medegaan, maar wel Daine, z^n adjudant en twee
68
andere Nederlandsche officieren; verder zou als begeleiding
strekken iets wat wel een leger waard scheen, nameiyk De
Beblaymokt zelf en drie zyner officieren. De overeenkomst
bepaalde verder, dat de bevelhebber der Citadel zou worden
uitgenoodlgd niet meer te vuren, zoolang h|j zich van leeftocht
zou kunnen voorzien.
Zoo ging de stoet op weg. . . Daine, Uhbgrove, de luitenant
der marechaussee Majonette en de luitenant der kurassiers
Evers, reden aan het hoofd der v^f karren; dan volgde het
legioenenhoofd met een paar onbekende lieden, die zich voor
officieren uitgaven! Het treurspel te Brussel, toen den 2^^ Sep-
tember zich de prins van Oranje te midden van een muitend
gemeen, zonder militaire dekking, zich gewaagd had, werd
hier herhaald. De karren met geld en levensmiddelen waren
dan ook zoo'n verleideiyke prooi voor tuchtelooze, deels honge-
rige benden, dat deze klad in het boek der Heldendaden den
8chr\jver op blz. 480 niet ten onrechte doet vragen, of Daine
plotseling „onnoozel" geworden was.
Het konvooi de Citadel genaderd zijnde, had men aan de
karren slechts eene kleipe rechtsche beweging te geven,
om, in plaats van vooruit naar de bestemming te voeren, de
sterke hellingen van nie Montagne St, WaXburge en rue Pierreuae
af te dalen; een enkele ruk aan de paarden was daartoe vol-
doende. Demarteau verhaalt evenzeer op blz. 262: „Quelques
pillards n'eurent qu'è, tirer un peu èl la bride droite des che-
veaux pour que tout Ie train füt en un instant engagé sur la
pente rapide de Xhovémont" "*
Deze verleiding konden de goede Walen niet weerstaan. Er
werd ook wat bU geschoten en het scheelde weinig of graaf
De Beblathokt zelf zou onder de kogels van zQne eigen hel-
denscbaren z^jn gevallen. De nu ter elfder uur aanrukkende
troepen bleken niet bestand tegen de algemeene verwarring.
Het verkeerde evenwel, toen Dainb z^ne kurassiers onder de
ritmeesters Morbotter en Vak Golstein last gaf hun plicht te
doen; 'n klein dertigtal muiters werd neergehouwen ; onze
geschiedschr^vers getuigen van eene ^groote slachting", van
het „totaal verslaan der muiters" "•. De op onze troepen ge-
richte battery werd vermeesterd, de commandant Lxtegebs gedood;
64
men vond z^n lyk terug, zegt het opgeschroefd verslag van de
Gourier de la Meuse van 2 October ^horriblement mutilé". Zulke
wreedaards I
De cavalerie had natuuriyk, schrijft de courant, een groot
voordeel tegenover de braven zonder paarden; nochtans deden
deze dapperen verat^ieidene kuraaaiers in het stof byten, en evenzoo
waren er verscheidene kurassiers onder het moordend lood van
de batterU gevallen I Couranten-onzin ; by de batter^ viel slechts
de opperwachtmeester Slewaoen met één kurassier; verder
sneuvelden er nog vier. En dan de bravoure-daden ! ! "' Over het
gepleegd verraad zelf echter geen woord van afkeuring; de aan-
vallers waren dan ook zoo erg verbitterd over het gebeurde
te Brussel "".
Te midden van die aanvallen onzer kurassiers, deelt verder
het Luiksche blad mede, kwam een detachement burgerwacht
aanzetten. La vue de cette colonne jeta Ie trouble parmi les cuiras-
siers „qui se débandèrent aussitöt et s'enfuirent tout, abandon-
nant les charettes chargées de vivres et trois canons, qui sont
tombes en notre pouvoir", nameiyk die eerst op de muiters
zelven veroverde kanonnen ^^M Een feit is het, dat de karren
ons ontgaan waren en Daine geen heil er in zag den strijd
voort te zetten. Zoo gelastte hy den terugtocht naar Tongeren.
En terwyi aldus roemloos werd weggereden, meende Van
BoBGOP, dat het oogenblik daar was om de onzen ter hulp te snellen.
Onder kolonel Hbnbt Théodore DAvm de Favauoe yide men in
de richting van den str^d. Ofschoon van alle kanten uit de
huizen beschoten, drong men door, begaande volgens het Luiksche
courantenverslag natuurlek allerlei wreedheden — het gewone
thema van de Belgische bladen dier dagen — , ja men had...
ces soldais indisciplinés ont brisé les croisés des maisons '^.'/ Al
voortgaande ontwaarde echter De Favauge van Daine*s macht
niets meer; de troep moest dus nu alleen weer terug naar de
Citadel» hetgeen natuurlek met groote moeilijkheden gepaard
ging ^*\ Luitenant Longhienne, een Luikenaar, sneuvelde daarbjj.
„C'était un brave militaire*', schreef de Gourier de la Meuse,
j^qui n'avait pas craint de faire connaltre plusieurs fois sa fagon
de penser, touchant la guerre que les Hollandais font auz
Belges."
es
Na nog een weinig uit de huizen hier en daar beschoten te zyn,
kon Dainb's troepenmacht zonder hinder den weg naar Tongeren
den 3(P September ten einde brengen. Volgens de Luiksche
Ckmrier was inzonderheid het eskadron kurassiers zeer gedund,
niet alleen door het gevecht, geiyk reeds medegedeeld, maar
ook door desertie '**. Adjudant Uhbgboye zette onmiddeliyk de
reis naar Maastricht voort, waar hU des middernachts aankwam.
DiBBiTS ontving uit z^n mond de t\jding der rampspoedige
mislukking, zoomede het bericht, dat Tongeren nu ook in staat
van oproer verkeerde. De opperbevelhebber gaf uit dien hoofde
last, dat ook de aldaar in garnizoen liggende eskadrons zich
naar Maastricht moesten begeven. Den l^^ October des middags
ten 12 ure was Dah^e met zQne troepen in de vesting terug.
Onze StaaUcourant van den 4^ d. a. v. deelde in sobere bewoor-
dingen het ellendig verloop der expeditie mede.
Ter plaatse ongeveer, waar de charge van Daine's kurassiers
'n dertigtal muiters deed sneven, by de w^k Xhovémoni, is op
een onaanzleniyk grasplateautje, omringd door st^ve populieren,
een monument verrezen, in de wandeling enkel genoemd La
Tombe. De gewone bezoeker van St. Walburge zou het onge-
merkt voorbQgaan, ter zQde als het ligt en den indruk makende,
dat het zich schaamt voor de herinnering, dat de 24 mannen,
waaronder Luegebs, die daar begraven zouden liggen, behoor-
den tot benden, die verraad pleegden tegenover eene stelL'g
aangegane overeenkomst Het gedenkteeken bestaat uit eene
door een krans gekroonde zuil, waarop met gouden letters prykt:
307bre
1830.
Daameven zouden onder de eenvoudige grasbedekking de
enkele kurassiers liggen, die in de vervulling van hun plicht
waren gesneefd. De Waalsche gemeente sch^nt echter niets
te gevoelen voor het weinig hartverhefTende, dat gelegen is in
het oneeriyk verbreken van afspraken, en zoo trekken jaarlQks
fvroeger op den 80^ September, sedert enkele Jaren den laatsten
zondag van die maand) leden van de Société littéraire Wallonne,
van oud-gedienden en van andere Waalsche vereenlgingen met
de chasaeurS'éclaireura de la garde civiqtie, naar La Tomben om de
66
heldendaden van dien groeten dag daar te vieren, '„oü reposent
les braves qui combaltirent pour assurer notre autonomie natio-
nale", herinnert het Journal de Liége van 28 September 1903,
en om zich op te winden voor eene altyd smartelyke, politiek
te veroordeelen scheiding van twee kleine volken. Le pélerinage
d la tombe de St^ Walburge, zooals de Luiksche bladen die
plechtigheid noemen, wordt begonnen met aan het stadhuis
af te halen „le drapeau d'honneur accordé è, la ville de Liége
par décret du gouvernement, le 28 mai 1831". De vlag is dan
met rouwkrip gesierd. . . Rouwen voor gevallen helden, op wie
het vaderland zich moet verhoo vaardigen, in vreugde over hun
bezit moet verkeeren ? .... Of, ziehier de eigen woorden van
het Journal de Liége:
„Le cortège s'ébranlait, en route vers St® Walburge; les
^gendarmes aux bonnets féroces, les Sociétés aux tuyaux
^de poêle reluisants, la musique dont les éclats de cuivxe
„ébranlent les poitrines et les vitrines. Un gai soleil avivait
„toutes les couleurs, viviflant les roses des chapeaux fémi-
„nins, versant de Tor et de Tardeur, et la marche fan fa-
„ronne de Sambre et Meuse s*éclaboussait en heroïsme dans
„le cosur des citadins,
„Dans ce fracas pompeux et clinquant, il y eut soudain
„une tache lugubre; a la hampe du premier drapeau, qui
„passa, un crêpe découragé pendait. La valeur de ce S3rm-
„bole, son aspect, étaient tels qu*ils changeaient en céré-
„monie mortuaire la fête glorieuse. Ah Qa! pourquoi ce
„crêpe? pourquoi ce deuil que Tattitude de la foule, la
„clameur des fanfares, le soleil et la terre démentaient. Je
„sais, il y a des restes mortels è, Sainte-Walburge et c'est
„vers un tombeau que ce cortège processionnait, mals ces
„restes mortels sont des dépouilles de héros, mais cette
„tombe est un piëdestal d'apothéose et Thumanité doit-elle
„pleurer, comme de vulgaires trépassés, ceux que sa volonté
„installe parmi les dieux?
„Devant ïeur fosse, au jour des funérailles, plus tard aux
„pélerinages annuels, combien de fois un orateur ne leur
„a-t-il pas dit: — Non, vous n'êtes pas morts, héros, malgré
67
„la nature, malgré Ie temps, k jamais voub vivez I — Pour-
i,quoi les crêpes aux hampes des drapeaux démentent-ils
„rorateur blen inspiré?
„L'Église catholique, pleure-t-elle ses martyrs? Pourquoi
„la Patrie pleureralt-elle les siens? Tls ont vécu Ie destin
„qu'ils ont voulu, ils ont eu la part qu'ils ont choisie, leurs
„yeux avant de se clore ont vu la réalisation du rêve qu'ils
„avaient élu; oü y a-t-il Ie motif k sanglots et è, lamenta.
„tions défaillantes? Peut-être quand, de suite après la mort,
„leurs families les pleuraient, fut-11 bon de calmer Texal-
„tatlon des fanfares et de mettre en berne les drapeaux
„tentés de s'enflammer au vent de Théroïsme, mals
„aujourd'hui, les douleurs humainesse sonttuées, lesplaies
„se sont cicatrisées. . . .
„Pélerins du maüsolée de Sainte-Walburge, la flerté gonfle
„vos coeurs, laissez s'évanouir dans Ie soleil les signes de
„deuil, et pour entendre la legon virile qui émane dutom-
„beau, soyez debout, soyez joyeux !'
I»»
Tegenover dergelQken, jaarlijks terugkeerenden nonsens,
zy het voor het behoud der geschiedkundige waarheid goed,
aan de vergetelheid te ontrukken de feiten, niet zooals ze
geboekstaafd werden door oppervlakkige, hartstochteiyke cou-
ranten, noch door wellicht eenzydige voorstellingen van Neder-
landsche schr^vers, doch door den man, wiens verantwoorde-
IQkheid hier zwaar moest wegen, den graaf De Beklatmont.
Op den terugtocht naar Tongeren en Maastricht was door de
onzen medegenomen een tot de muiters behoorende notabele,
die zich voor de nakoming van de afspraak over het konvooi
als g^zelaar had gesteld. De Berlaymont waagde het den-
zelfden 8C^ een brief aan Dtbbets te schreven om dien man
weer los te laten. Het totaal gemis aan eergevoel in deze overi-
gens juiste uiteenzetting van het gebeurde spreekt er zoodanig
uit, dat alle verder commentaar overbodig wordt De opperbe-
velhebber achtte het beneden zich er op te antwoorden, maar
het stuk zelf is overigens, wegens z^ne overeenstemming met
de waarheid, belangr\jk. Het volge daarom hier:
- Ayant été informé qu'une colonne de troupes se dirigeait
68
„vers la Citadelle par la route de Tongres, et que Ie Général,
„qui la commandait, désirait avoir une entre vue avec moi,
;,Je me suis empressé de me rendre aux avant-postes oü
„j'ai eu rhonneur de rencontrer monsieur Ie Général Daine
„èr la téte de sa colonne qui avait fait halte.
„D m'a demandé de faire entrer dans la Citadelle un convoi
;,de vivres sous sa garde et d'y aller lui-même pour s'abou-
„cher avec Ie Commandant; il motivait sa demande sur la
„promesse que la viUe ne serait pas bombardée, et sur ce
„que, dans l'état oü les choses étaient h Bruxelles, 11 ne
„convenait pas de commettre de nouvelles hostilités.
„J'ai d'abord refusé d'accéder h cette demande, mais sur
„de nouvelles 'observations de Monsieur Ie Général Daine,
„je crus devoir consentir k laisser entrer dans la citadelle
„cinq charrettes du convoi: J'ai engagé ma parole et celle
„de mes officiers.
„Pour exécuter cette convention, je pris la précaution
„d'en faire prévenir les commandants des corps de la colonne
„d'observation. Je m'acheminai ensuite vers la Citadelle
„avec Monsieur Ie Général Daine, Tun et Tautre accom-
„pagnés de plusieurs de nos officiers respecüfs: nous pré-
„cédions de dix pas les cinq charrettes.
„Arrivés prés de la Bascule, une bande d'hommes indisci-
„plinés, méconnaissant la voix de ses chefs, s'opposa k
„rexécution des mesures loyalement arrêtées.
„Il a été impossible k mes officiers et k mol de les em-
„pêcher de faire usage de leurs armes; nos jours ont été
„menacés; plusieurs fois, nous avons été couchés au joue;
„des cris d la trahison se faisant entendre, ce n'est même
„qu'en courant Ie plus grand danger, que nous sommes
„parvenus k dégager la personne de Monsieur Ie Général
„Dains et celles de ses officiers; il ne nous est resté qu*k
„déplorer les suites funestes d'une insubordination que nous
„n'avons pu contenir.
„Tel est, Monsieur Ie Général, l'exposé fidele de ce qui
„s'est passé aujourd'hui devant la Citadelle; je ne crains
„pas avoir besoin de pretester de ma loyauté et de la
„pureté de mes intentions.
69
„D'après ces explications vous m'accorderez, General, que
Je suis en droit de réclamer, au nom de la ville, Monsieur
„Jaoqubs Bbhb, qui s'est volontairement et de lui-mê.me
ffConstitué en ötage comme garantie de notre bonne foi.
„Agréez etc."
Het is deze roemrijke gebeurtenis, die jaariyks herdacht
wordt by La Tombe^ b\j deze in steen gehouwen strophen van
Vak Maeblakt's Spieghel Historiael^ waar hy het WcUsh en VcUsh
als nagenoeg hetzelfde doet hooren, om te dichten:
Die scone Walache yaleche poëten.
Die meer ilmen dan si weten
Beliegen ....
HOOFDSTUK XH.
Dlbbets' beoordeellng ran het beleid der Dalne-expedltle.
DaINe's rapport D.D. 3 OCTOBBR. — Db bbdbnkingbn daar-
TB&XN TB VQrAVBNHAGB D.D. 13 D. A. V. — DiBBBTS'
BB8CH0XTWINGBN D.D. 20 OOTOBBR.
Den dag, dat Dajke te Maastricht geslagen terugkwam,
dus den l^^ October, zond Dtbbets eene depêche aan Oorlog^
waarin het volgende voorkwam :
„Tot gnsteren laat in den avond, was de hoop niet geheel
„verdwenen, om te kunnen vermoeden, dat de expeditie,
nten geleide van het convooi levensmiddelen onder het
^bevel van den heer generaal-majoor Daine, zoo al niet
„geheel of immers ten deele was geslaagd, zich in zeker-
,heid bevond. Omstreeks twaalf uren dezen nacht, bragt
„de kapt-adjudant van voornoemden Generaal mQ voor-
„loopig de tyding, dat, de kolonne op een korten afstand
„van de faubourg St. Walburge genaderd zijnde, en eene
„sterke magt belet hebbende door te dringen, er onder-
„handelingen waren geopend, dat de graaf De Beblaymokt,
„op de verzekering er alleen beoogd werd de bezetting der
70
„Citadel van levensmiddelen te voorzien, zyn woord van
„eer had gegeven, het convooi op zich zelve aldaar vryeiyk
„zoude worden toegelaten; dat men, zich daarop berust
„hebbende, hetzelve, ter hoogte van de voorstad gekomen
„zynde, door de muitelingen in bezit was genomen.
^Om 12 uur, dezen morgen, z^n de heer gen.-majoor
„Daine en z^n onderhebbend escorte alhier teruggekeerd.
„In mtjn order, waarvan afschrift by deze gevoegd, wordt
„hoegenaamd van geene onderhandelingen gewag gemaakt,
„en bö het 5® punt wordt voorzien hoedanig te handelen,
„in geval er geene zekerheid bestond, het convooi ^üne
„bestemming te doen bereiken. Ik zal van den heer gen.-
„majoor Daine een schriftelyk rapport ontvangen van al
„hetgeen door hem ten dezen verrigt zal z\jn, hetwelk ik
„nog heden avond met de post aan Ü.E. zal verzenden."
Den S^ antwoordde het Departement „met zeer veel leed-
wezen" het bericht te hebben ontvangen ; doch men zou „het ge-
detailleerde rapport van genoemden Generaal inwachten, om met
opzigt tot het gebeurde mijne intentiën nader te doen kennen" t<*>.
Daine zond zyne verantwoording niet in den l^^, gelyk h^j be-
loofd had, noch den 2'^, doch eerst den S^. De opperbevelhebber
bood het stuk dadelijk, met de rapporten der ondergeschikte chefs
van de expeditie. Oorlog aan by het volgende korte schryven:
„Ik haast mö Uwe Exc. hierby te doen toekomen, het op dit
oogenblik ontvangen rapport van den heer generaal-majoor
Daine, betrekkeiyk de expeditie tot het vervoer van levens-
middelen voor de citadel te Luik."
Om het schrijfwerk zooveel mogeltjk te beperken had het
hoofdkwartier te Maastricht niet de gewoonte van het aanhou-
den van afschriften der van derden ontvangen stukken, die
naar Oorlog werden opgezonden; vandaar dat in het Dibbbts-
archief van het departement van Oorlog niet onbelangrijke ge-
gevens voorkomen, die men mist in de Dtbbets- verzameling
van 'sR^ks archief te Maastricht; trouwens ook omgekeerd
vult het eene het andere aan. Zoo laat het zich wel verklaren,
00 Het belangitlke Btuk van Oorlog is eerst door mtj in z^jn geheel teruggegeven
in de Bffiagen onder No. 142, om redenen, die nader uit hoofdstuk XV znUen bl^en.
71
dat Daine's verantwoording niet te Maastricht wordt aangetrof-
fen; maar het was tot zekere mate eene teleurstelling haar ook
te 's-Gravenhage niet te vinden, 't Is wel vreemd ; men vraagt zich
onwillekeurig af: hoe kunnen zulke belangrijke documenten in het
ongereede zyn geraakt? Intusschen leest men uit de hierna te
noemen stukken van Oorlog en van Dibbets zelf, wat Daine
ter verdediging van zfln beleid in het midden heeft gebracht,
waardoor eenigermate de ontstane leemte wordt aangevuld;
doch ook ten deze is te betreuren, dat evenzeer gemist worden
de byiagen, waarnaar men in Dibbets' antwoord ziet verwezen.
Te 's-Gravenhage kon men zich namel^k niet vereenigen
met den korten aanbiedingsbrief des opperbevelhebbers; men
verlangde zUn advies. Dientengevolge zond Oorlogeen 19^ October
Dainb's verantwoording met de bylagen terug onder uitnoodiging
er een oordeel over uit te spreken, te meer wyl er tegenstrij-
digheden in voorkwamen en in sommige opzichten de houding
van den expeditie-chef moeiiyk te verdedigen scheen. Voor
onze geschiedenis der omwenteling z^jn deze depêche en Dibbets'
antwoord mede te belangr^k om niet beide brieven hier in hun
geheel t-e doen volgen:
Missive d,d, IS October 18S0 van Oorlog aan generaal Dibbets
in zake Daine's expeditie naar Luik,
„Ik heb met Uwe missive van den 4° dezer N°. 80, de eer
„gehad te ontvangen, het rapport van den heer generaal-
„majoor Daine, betrekkelyk de expeditie, tot het vervoer
„van levensmiddelen, voor de citadel van Luik.
„Dit rapport aan den Koning overgelegd hebbende, heeft
„Z. M. my, onder terugzending van hetzelve, gemagtigd,
„dat stuk, met de daartoe behoorende bijlagen, aan UHEd.
„Gestr. terug te doen geworden, ten einde daarop te dienen
„van consideratien en advies, daar het Zijner Majesteit, na
„de lezing van het verslag van den generaal-majoor Daine,
„twijfelachtig is gebleven of hij van geene genoegzame
„magt was voorzien, om zich al aanstonds, door kracht
„van wapenen, een doortogt tot aan de citadel van Luik te
„banen, daar hy toch naderhand, met die zelfde magt, aan"
„vallQnder w^ze heeft kunnen handelen.
72
„ÜHEdGestr. zal zeer wel gevoelen, dat, om de gedra-
I, gingen van den kommandant van het bedoeld convooi te
jykunnen beoordeelen, niet alleen eene volledige kennis wordt
„ vereischt van de aan hem gegeven bevelen, maar ook van
„alle middelen, hoe ook genaamd, welke te zijner beschik-
^king of onder z^n bereik waren, om de hem opgedragen
„taak te volbrengen.
„Volgens het rapport van den generaal Daine, zou men
„moeten verondersteUen, dat het gebrek aan trekpaarden
„den optogt heeft vertraagd, doch dat hy eindeiyk met slecht
„bespannen en te zwaar geladen karren, is uitgerukt, en
„dat hQ te Tongeren geene andere paarden of karren heeft
„kunnen bekomen. Intusschen moet dit laatste allezins
„vreemd schenen, daar Tongeren, door de troepen bezet
„zynde, men geene redenen kan vinden, waarom niet reeds
„daags te voren, onder e^nig voorwendsel, het benoodigd
„getal paarden en karren kon zyn b^een gebragt
„Toen de generaal Dainb zich overtuigd had, dat hQ met
„geene mogeiykheid konde doordringen, ware het, m^ns
„inziens, verkieslQker geweest om met het convooi terug
„te trekken.
„De redenen welke hem hebben bewogen, om, door
„middel van overreding, z^n voornemen te volvoeren, z^n
„voorzeker op zich zelve zeer pr^zenswaardig, maar hy
„schynt uit het oog te hebben verloren, met welke men-
„Bchen hU te doen had, en de uitkomst heeft maar al te
„zeer aangetoond, welk vertrouwen aan het woord, de eer-
„lykheid en de beloften der muitelingen, kan en mag worden
„gehecht.
„De aandachtige vergeiyking der rapporten van de ver-
„schillende ofBcieren, die by genoemde expeditie, de onder-
„scheiden wapenen aanvoerden, geeft aanleiding tot het
„opmerken van een aantal tegenstrydigheden, waarvan de
„volgende het meest in het oog valt. De generaal Daikb
„zegt, dat hy, gedurende z^ne retraite, tot op. een kleinen
„afstand van het dorp JVdre, door geweervuur uit de dorpen,
„vooral uit die op zjjnen regter flank gelegen, beschoten
„werd, terwyi, uit de overige berigten niet bl^kt, dat de
73
„terugtogt is ontrust geworden, en de Generaal ook zelf
„getuigt, geene manschappen gedurende denzelven te hebben
„verloren.
„Ook is het mQ niet duideljjk gebleken, hoedanig en
„wanneer de wanorde by de infanterie ontstaan is, welke
„het verlies der stukken heeft veroorzaakt of ten gevolge
„heeft gehad.
„Onder mededeeling dezer bedenkingen, verzoek ik
„DHEdGestr. die in aandachtige overweging te nemen, en
„deswegens Uwe consideratien en advies uit te brengen,
„met byzondere vermelding, in hoeverre de generaal Daine,
„naar Uw gevoelen, al dan niet kan geacht worden, aan
„zQne missie te hebben voldaan, terw^l ik UHËdGestr.
„verder noodig, om m^ a]le zoodanige consideratien en toe
„lichtingen mede te deelen, als welke te dezer zake, ter
„beoordeeling kunnen strekken; zuUende het m^j w^ders
„aangenaam z^n, in het door UHËdGestr. uit te brengen
„rapport, eenige vermelding aan te treffen, nopens het
„gedrag der officieren, die het, convooi hebben vergezeld,
„hetzy dat die vermelding te hunnen voordeele of te hunnen
„nadeele mogt wezen."
Het antwoord van generaal Debbets van 20 October 1880:
„Bfl Uwer Excellentie's depêche van den 18 dezer N®. 33,
„wordt bevolen m^ne consideratien en advies uit te brengen,
„omtrent het hiernevens gaand rapport en byiagen, van den
„heer gen.-majoor Daine, betrekkelijk de expeditie, tot het
„vervoer van levensmiddelen, voor de citadel te Luik.
„Alvorens tot de behandeling van het rapport zelve over
„te gaan, zal het welligt niet overbodig zj(jn, de aandacht
„van UJ!. te vestigen op eenige voorafgaande omstandig-
„heden, die echter daarmede in een onmiddel^k verband
„staan.
„By het aanvaarden van m^jn tegenwoordig kommande-
„ment,' ben ik dadel^k werkzaam geweest in de behoefte
„van de citadel te Luik tydig te doen voorzien; reeds op
„26 September 11. bevond zich het convooi levensmiddelen
(
74
„beschikbaar te Tongeren, doch werd uithoofde van den
„spoedig opgekomen marsch der troepen van de 1® divisie
„infanteriOi op den 27° van daar naar Maastricht terugge-
„zonden. De ter dier gelegenheid ontvangen kennisgeving |
„van Z. E. den heere luit.-generaal Cobt Heyligsbs is i
„hierbö gevoegd, sub N°. 1.
„Ik vond mö alzoo verpligt, op andere maatregelen he-
rdacht te z\jn, en in de eerste plaats r^pel^k te ovei*wegen,
„aan wie eene expeditie, waarvan het allezins belangrijk
„behoud der Citadel afhing, het voegzaamst konde worden
„opgedragen.
„Myne keuze kon zich alleen bepalen, tot den heergen.-
„majoor Daine, den kol. plaats, kommandant Brade, dan
„wel den luit.-kol. Van Düynen, kommanderende de 14® af-
„deeling inf. ; veronderstellende in hen die ondervinding en
„onwankelbaarheid van karakter, welke tot eene onderne-
„ming als deze, gebiedend wordt vereischt. De verheven
„rang, door eerstgenoemde bekleed, en voornamelijk de
„waarde, welke h\j aan een zoodanig bew\]s van vertrouwen
„hechtte, hebben mij, na een breedvoerig onderhoud, doen
„besluiten, z^n aanbod, tot het volbrengen dezer expeditie,
„niet af te wijzen.
„Na deze consideratien op den voorgrond te hebben ge-
„steld, zal ik alsnu U. E. mvjne denkw^ze mededeelen, over
„die punten, voorkomende in het rapport van den heer
„gen.-majoor Daine, waaromtrent, blykens Hare reeds aan-
„gehaalde depêche, verschillende bedenkingen z\jn ontstaan.
„1". Volgens de door m\j ingewonnen informatien, was
„het escorte genoegzaam berekend, om, gecombineerd met
„een gedeelte der bezetting van de Citadel, met vrucht
„eenen aanval op de faubourg St. Walburge te doen; mfl
„wijders refererende aan de order sub N^ 2 («), waaromtrent
„echter te bemerken valt: Dat 's avonds vóór het vertrek,
„de generaal Daine m^j verzocht heeft, dat een detachement
„van 1 officier en 40 mineurs en sappeurs, van de noodige
„gereedschappen voorzien, aan het escorte werd toegevoegd,
ia) In de Bfftagen onder No. 114 opgenomen.
75
„hetgeen dadelijk is bewilligd, met aanbod tevens, van
„zoodanige meerdere versterking, als hy noodig zoude
„achten; voorts, dat indien het convooi verpligt wierd,
„terug te trekken, de Oeneraal een ordonnance aan my
„zoude zenden, en alsdan een half bataillon zoude worden
„gedirigeerd langs de binnenwegen, op de bevolen positie,
„tusschen Tongeren en het dorp Frère; ook is in plaats
„van één escadron, geiyk de order vermeldt, dadeiyk he-
rschikt geworden over de drie escadrons kurassiers te
„Tongeren, t^rwyi het escadron der afd. kurassiers N®. 2,
„hetwelk, na afgelost te z^n, herwaarts moest terugkeeren,
„in afwachting van den uitslag der expeditie, te Tongeren
„is verbleven.
^2®. Het geopperd bezwaai' omtrent het gebrek aan
„trekpaarden vereischt eenige toelichting.
„Tot dat einde is t\jdig eene requisitie aan den Distrikts-
„kommissaris alhier gedaan, en stellig daarby gelast, dat
„de vereischte bespanningen ten vier ure des namiddags
„zich ter aangewezen plaatse moesten bevinden, waaraan
„evenwel niet is voldaan. Alstoen hebben de heer intendant
„De Kas en de Plaatseiyke Eommissaris alle mogel\jke
„middelen in het werk gesteld om de paarden te verkregen,
„en dit alles vruchteloos blijvende, ben ik verpligt ge-
„weest, m\j 's nachts ten twaalf ure ten huize van den
„heer Gouverneur te begeven, ten einde in 's Konings
„dienst zonder uitstel te doen voorzien. Zulks heeft aan-
„leiding tot eene vry hevige woordenwisseling gegeven,
„doch ztjn de paarden alstoen verstrekt, behalve echter de
„bespanning van ééne kar, met meel beladen, welk eerst
„des morgens ten vier ure, onder gelei ie van een sergeant
„en eenige manschappen, het convooi is gevolgd.
„8^ De kapitein Umbgbove, adjudant van den generaal
„Dadte, heeft zich den 29'^ September naar Tongeren be-
„geven, tot het requireren van eenige kaïTen en paarden,
„om het convooi te volgen, en, zoo noodig, by het door-
„trekken van de faubourg St. Walburge de zwaar beladen
„karren te verligten.
„Zoodra ik te dier zake, van gemelden Generaal, het
76
„berigt N®. 8 ontvingi heb ik den heer Grouverneur yer-
„zocht, het stedeiyk bestuur aldaar, ten ernstigste te
„gelasten, zonder het minste yerw\jl^ het noodige beschik-
„baar te stellen, bl^kens afschrift sub N^*. 4.
„Welke bezwaren men evenwel moge inbrengen, hetzvl
„over de slechte bespanning, dan wel oyer de zwaarte der
„wagens, bewast het rapport van den generaal Daink, het
„convooi 's middags 12 ure, het dorp Bocour had bereikt.
„4^ De mogelijkheid, dat het convooi door over magt belet
„zoude worden, zj(jne bestemming te bereiken, is b^ het
„6^ punt m\jner order voorzien ; hetgeen in zoodanig geval
„wordt bevolen, zal U. Ë. overtuigen, ik volkomen in Haar
„gevoelen deel.
nb^. Het in onderhandeling treden met den graaf Ds
„Beblaymokt, heb ik ten hoogste afgekeurd, daar de pleg-
„tigste verklaring van de z^de der muitelingen, zelfs geen
„schijn van vertrouwen kan, noch behoort in te boezemen;
„ook wordt daarvan in mvjn order volstrekt geen gewag
„gemaakt.
„6^ De majoor Bekius, welke de infanterie kommandeerde,
„heeft bevestigd, dat het escorte, geljjk in het rapport van
„den generaal DAmE voorkomt, gedurende den terugtogt,
„op een kleinen afstand van het dorp Frère, door geweer-
„schoten uit de dorpen, vooral die op den regterflank gele-
„gen, verontrust is geworden.
„7^ Diezelfde HoofdofBcier, gehoord hebbende omtrent de
„wanorde, welke b^ de infanterie is ontstaan, heeft m^
„woordeiyk verklaard: — Dat op het oogenblik h^ met
„het regter halfbataillon den ingang van de faubourg St
„ Walburge bereikte, een sterk geweervuur, zoo uit de huizen
^als tuinen, op de troep werd gerigt, waarop de regter-
„vleugel van dit halfbataillon temgtrok, terw^l het overige
„zich gedeeltel^'k met het wegvoeren van het veroverde
„geschut bezig hield. Het geweervuur heviger wordende,
„vond men zich genoodzaakt, op het buiten de faubourg in
„reserve staande linkerhalf bataillon te repliêren. —
„8<^. U. £. verlangt w^ders te vernemen, in hoeverre
„de generaal Dapte, naar m^n gevoelen, al dan niet
77
„kan geacht worden aan zQne missie te hebben voldaan.
„Het l^dt geen tw^fel, dat indien de door mQ gegeven
„order letteriyk was opgevolgd, het convooi nimmer in
y^handen der muitelingen zoude z^n geraakt. Doch hierbij
„moet ik my bepalen, daar de heer generaal Daine in z^n
„berigt stellig verklaart, er geene mogeiykheid bestond, de
„magt der insurgenten te doen wQken, hetgeen alleen door
„een bevoegde ooggetuige kan worden bevestigd of weder-
„legd. Om deze reden moet ik my ook onthouden, eenige
„melding te maken, nopens het gedrag der officieren, die
„het convooi hebben vergezeld, waaromtrent echter niets
„ongunstigs by my is bekend.
„Ten bewyze eindeiyk, dat van myne zyde in alles zoo-
„veel mogeiyk was voorzien, strekt de brief sub No. 5, ge-
„schreven met inziet, om bestaande oneenigheden tusschen
„de heeren gen.-majoors Daine en Van Boegop by die
„gelegenheid een einde te doen nemen, welken brief ik
„aan eerstgenoemde, eenige oogenbllkken vóór zyn vertrek
„heb ter hand gesteld."
HOOFDSTUK XHI.
■aastrieht In stuit van Oorlog, dauna fn staat van Beleg
verklMTd: 1—4 Oetober 1880.
GSMIS AAN GOBDB BBPALINGSN OVBR DBN BbLBGSTAAT. ' VeRSOHIL
TÜSSCHBN OoilLOG- BN BbLBGSTAAT. — Db AANLBIDING TOT
STUINGBBB MAATBBGBLBN.
Voor generaal Dibbbts moest de jammeriyke afloop der Dainb-
expeditie eene te grooter teleurstelling zyn, omdat de indruk
ervan te Maastricht onder de tot opstand gezinde burgery en
militairen buitengewoon was; al zyne geestkracht werd nu
vereischt om de bevolking in toom te houden.
78
Een der oorzaken, dat de revolutie zich zoo gemakkelijk
had ontwikkeld, lag in het weinig bestemde van het samen-
stel der bepalingen, die de verhouding tusschen het militair
gezag en de burgerlijke autoriteiten regelden. Er bestond eene
Fransche wet van 1791, een keizerlyk Napoleontisch decreet
van 1811 en eene instnictie van 1815 over deze aangele-
genheid;' maar men achtte de bepalingen deels niet voor
Nederland van toepassing, deels waren ze in vergetelheid ge-
raakt. Ook nadat de illusie over het zich bevinden onzer mili-
tairen onder broeders en vrienden, moest verdwenen zyn, ging
er van Oorlog eene aanschryving uit, die aan het burgerlijk
gezag nog altyd het laatste woord liet "'. Eerst toen het oproer
langer dan drie weken aan den gang was geweest en er dien-
tiengevolge voor het militair gezag nog maar in weinige Zuid-
Nederlandsche plaatsen gelegenheid bestond tot zelfstandig
optreden, verscheen :
„In aanmerking nemende, dat in onderscheidene vestingen
„van de Zuidelijke provinciën van het koninkrijk aan de
„burgerlijke magt de kracht ontbreekt, om de bedrijven van
„kwaadwilligen te beteugelen;
„Wijders in aanmerking nemende, dat eene der opgemelde
„vestingen met openbaar geweld is aangevallen, welke
„aanval echter door de dapperheid der Nederlandsche troepen
„is verijdeld geworden"
een koninklijk besluit van 28 September 1880 No. 48, dat
de bevelvoerende officieren in vestingen (dus nog slechts dé^r,
b.v. niet in open plaatsen en op het platteland) machtigde:
„de vesting te verklaren in staat van oorlog oi in staat van héleg,
naar mate zulks door hen noodig zal worden bevonden**.
De eerste staat legde de vesting onder geringer dwang dan
de tweede; in beide gevallen kreeg de opperbevelhebber het
hoogste gezag en werd hij geroepen tot het instellen „eener
temporaire krijgsraad", en andere orde handhavende voorzie-
ningen, die nader werden aangewezen in eene door Oorlog d.d.
24 September 1880 vastgestelde instructie.
Reeds een week te voren liep te Maastricht het gerucht over
hetgeen de stad boven het hoofd hing. „On disait hier", werd
althans d.d. 11 September uit devesting aan deLuiksche Cbuner
79
geschreven, ^que Maestricht sera incessamment déclaré en état
de siége. Nous ne croyons pas h cette nouvelle, car nous ne
savons k quoi servirait une mesure aussi violente dans une
ville oü tout est tranquille et qui n'a rien è. craindre de Tin-
térieur." Zoo'n zoete gemeente! — Met het bericht der misluk-
king van de DAiNE-expeditie was de toepassing van genoemd
koninkiyk besluit nog slechts eene quaestie van eenige uren. „In
den loop van dezen morgen/'rapporteerde de opperbevelhebber d.d.
1 October aan Oorlog, „zal ik met de heeren Gouverneur en
Burgemeester dezer stad confereren, en m^n voornemen bekend
maken, om in den tegenwoordigen staat van zaken: 1® van de
zeven poorten drie te sluiten; 2** welligt nog heden dan wel
morgen de stad in staat van oorlog te stellen; 3® indien de
opstand zich verder uitbreidt en meerder Maastricht mogt
naderen, gelijk Tongeren en omstreken, alsdan de vesting in
staat van beleg te verklaren." Tegelykeiiyd noodigde Dibbbts
den Gouverneur uit om met den burgemeester in den ochtend
tegen 9 uur gezameniyk eene vergadering te houden, hetz^ ten
huize van den generaal, hetzy in het gouvernementshotel "*.
Het resultaat was, dat nog denzelfden dag de staat van
oorlog werd afgekondigd ; een ra^ van defensie zou voortaan
den opperbevelhebber ter z^de staan "*. Een temporairen kr^gs-
rocM^werd mede het leven gegeven, d.w.z. eene tydelyke rechtbank,
die ook de burgers voor zich trok en negen jaren lang is
werkzaam geweest, maar met groote eerlQkheid en zonder
overdreven gestrengheid. Aan het gemeentebestuur richtte
Dtbbets een schryven over het toezicht op vreemdelingen,
daarby het vertrouwen uitdrukkende steeds op krachtdadige
medewerking te mogen rekenen in de moeiiyke tyden, die
men nu tegemoet ging **•.
Den volgenden dag, den 2^^, had de installatie van den raad
van defensie en van den krygsraad plaats; alleen de opper-
bevelhebber met zyne organen zouden nu het hoogste woord
hebben ; voor het belangryke, maar mede tot gisting opwekkende
Maastrichtsche dagblad VÉclaireur was nu ook geene vryheid
meer; het werd een nederdrukkend zwygen opgelegd, weldra
door vrywiUige begraving gevolgd.
Op het bericht van de bevolen voorzieningen, antwoordde Oorlog
80
den &^ : „dat alle maatregelen door U genomen, m^ne bvjzondere
goedkeuring wegdragen, speciaal die omtrent de uitgave van
den Edaireur, het samenstellen van den raad van defensie en
van den temporairen kr^gsraad".
Intusschen was de gisting binnen de vesting steeds toege-
nomen. Onverwijld ontbood de opperbevelhebber, gelijk we nog
in het volgende hoofdstuk zullen zien, de dragonders uit
Roermond terug en nam h\i den 9^ October den belangryken
maatregel om te verbieden, dat zonder zQne toestemming de
schuttert) onder de wapens zou komen. Maar vooral ook
had de opperbevelhebber te duchten het voortwoekeren van
den kanker der desertie, die aan het garnizoen knaagde.
Toen hy dan ook b^ proclamatie van den d^, aan de troepen
van den 4° af, veldvivres, d.w.z. het oorlogsrantsoen, toestond
pUit aanmerking van de menigvuldige werkzaamheden en
moe^eiyke diensten", bracht Dibbbts wel by dagorder de bezet-
ting lof toe wegens haar „voorbeeldig gedrag" ^^\ maar tegeljj-
kertyd, ten einde met meer kracht te kunnen optreden tegen
de vele pogingen om de militairen tot ontrouw over te halen,
zag hy zich verplicht den oorlogstaat by proclamatie van den
4&te vervangen door den staat van beleg, uit overweging: „dat
de genomen maatregel ontoereikend is, om naar vereischte te
kunnen voldoen aan alle die pllgten, welke in het tegenwoordig
moetjeiyk t^dsgewrigt op Ons rusten, en voor welker voldoe-
ning Wy persooniyk verantwoordel^k zQn gesteld" ^". Zoo was
het nu reeds tot die strmgere macUregelen gekomen, waarvan
DmsBTS gewag maakte aan het slot van z^jn op de vorige
bladzijde aangehaald schrQven d.d. 1 October aan het Gemeente-
bestuur, toen hy het vertrouwen uitsprak, dat hy buiten de
noodzakeiykheid ervan zou worden gehouden, dank „de kracht-
dadige medewerking der burgerlijke magten, tot behoud van
rust en vrede, binnen deze muren, en tot daarstelling van al
hetgeen de tQdsomstandigheden mogten gebieden". Den ^^
October werden ook de reeds vermelde voorzorgen tegen vreem-
delingen verscherpt „Ik stel ü verantwoordeiyk MQne Heeren",
luidde het bQ de opdracht tot afkondiging, „voor de goede
en onvertraagde uitvoering van dit besluit, waaraan ik, in
het belang van openbare rust en zekerheid, hoogen pr^s hecht"
81
Aan prins Fredebik de noodzakel^kheid van den belegstaat
betoogende, vestigde de opperbevelhebber er mede de aandacht
op, dat het d.d. 26 September te Brussel gevormde Gouveme-
ment Provisoire ook aan de ambtenaren in Limburg bevelen
was gaan geven '^. Trouwens denzelfden ^'^ October, dat Dibbbts
zijn belangrijk besluit nam, had het Brusselsch bewind een
congres b\)eengeroepen, onder afkondiging van België als zelf-
standigen staat: ^Les provinces belges, violemment détachés
de la HoUande, constitueront un état indépendant". £n gansch
Limburg werd mede tot die Belgische provinciën gerekend.
Door de tydige afkondiging van den belegstaat is Maastricht
in die dagen voor het vaderland behouden. Op ongeveer dezelfde
hoogte in het westen des lands waagde de opperbevelhebber
van eene nog gewichtiger vesting, Antiverpen toch, niet verder
te gaan dan tot de verklaring des oorlogsstaats, hetgeen m^n
vader, die dat alles aanzag, met volkomen rechtmatige bitterheid
deed schreven: „zoo de militaire maatregelen die van eenen
Cabkot of van eenen Dibbets te Maastricht waien geweest,
Antwerpen ware niet gevallen" "\ Om echter ook buiten Maas-
tricht het gezag in Limburg te handhaven, daarvoor ontbrak
de noodige troepenmacht, geiyk w^ in het vervolg van dit
verhaal zullen lezen.
HOOFDSTUK XIV.
De proTlncle Limburg in opstand : S—'S October 1880.
ROSRMONI). — SiTTARD. — HeEBLSN. — HbT DISTRICT HaSSELT
MET Tongeren. — De districtscommissaris C. E. M. Rurs.
— De Zuid- Willemsvaart. — Versterking tb Maastricht
ONDER GENERAAL EVERTS. — MaJOOR BuNO NAAR RoER-
MOND. — Ritmeester De Groote naar Maaseyck. — Besluit
VAN Gedeputeerden in het belang der Zuid- Willemsvaart.
Generaal Brugs te Venlo.
W\i zullen ons uit het aangeteekende op blz. 51—52 herinne-
ren, dat troepen naar Roermond waren gezonden. De geest des
6
82
opstands zich steeds krachtiger toonende, achtte de opperbevel-
hebber het voorzichtiger voor het behoud van zyn gezag op de
hoofdplaats, dat de dragonders hier medewerkten voor de ver-
dediging der sterkte. „Het detachement te Roermond, gecom-
mandeerd door den ritmeester Alderwerelt, heb ik geraden
geacht te doen terugkeeren", rapporteerde hy d.d. 2 October aan
Oorlog j „uit hoofde te Sütard en te Heerlen biyken van opstand
ztjn gegeven." Den volgenden dag verzocht 'de gouverneur den
opperbevelhebber om hem „zoodra mogelijk wel te willen laten
weten of het garnizoen van Roermond aldaar nog aanwezig is,
en in geval hetzelve uit de stad moest trekken, wanneer zulks
geschied is." Dibbets antwoordde, dat hij zich, wegens de in
de vesting dreigende omstandigheden, verplicht had gezien de
dragonders te doen terugkomen. Dan kon, gaf de gouverneur
andermaal bescheid, door verdeeling der ambtenaren de inning
der belastingen nog wel verzekerd blyven, indien slechts op
requisitie van hem, gouverneur, of van den districtscommissaris
te Roermond, hulp van de troepen ware te verkrijgen tot het
uitzenden van patrouilles. De opperbevelhebber keurde dit goed,
mits de verzoeken om patrouilles aan hem werden gericht "*.
Ook zorg voor de westelyk van de vesting gelegen streken
omvatte het voorstel van den gouverneur in zijn schryven d.d.
3 October.
Vooreerst geheel de lyn Maastricht -Bilsen— Hasselt, wegens
„het belang en- de, zoo het schijnt, bestaande mogelijkheid om
's Eonings gezag en het inkomen' der openbare belastingen
welligt nog voor eenigen tyd, ook in het noordelyk gedeelte der
provincie te handhaven, ten gevolge van den rustigen geest der
inwoners van Hasselt en Tongeren, zelfs van SL Truyen'\ De
gouverneur wenschte dit doel te bereiken „door de beide eerst-
genoemde steden, of althans Hasselt met Beeringen en de linie
van kommunikatie tusschen Maastricht en Hasselt over Bilsen
op eene minzame wyze door brigades Marechaussee te doen
bezetten, welke uit andere meer zuidelijk gelegen oorden, zooals
St. Truyen^ Borgloon enz. zamen getrokken worden". - Waar
echter de opperbevelhebber reeds door gebrek aan troepen zich
verplicht zag. Roermond te doen ontruimen, kon hy aan dit
deel des voorstels van den gouverneur niet denken, zoodat
88
Hasselt weldra in de revolutie was medegesleept. Deze over-
gang naar het Belgisch gezag ging echter geheel rustig toe,
precies dus alsof men zich in vrede en onder broeders bevond.
Voor het district Hasselt resideerde als Nederlandsch vertegen-
woordiger de commissaris G. Ë. M. Ruys. In deze dagen kwam
hem zekere Piteurs, namens het Brusselsch bewind, gelasten
om de administratie over te geven. De heer Ruys wist niet
beter te doen dati dadelijk te gehoorzamen en alzoo werd
het zaakje overgedaan, ^ja zelfs*', schreef DmnsTS later nog
aan prins Fbedebik, namel\jk in een brief van 26 Febi*uari 1831,
nOp eene vriendschappelijke wfjze overgegeven, zonder eenige de
minste vertogen of tegenstand te doen, evenmin voorzieningen te
nemen, van welken aard ook, of daarop indachtig te z\jn, zoodat
hy mede de oorzaak is, 's lands kas, bedragende ruim f 20.000,
aldaar door den heer Kobinet. agent der Bank te Brussel, ook
gereedel\jk is overgegeven; beide deze ambtenaren hebben zich
door dit hun gedrag in een zeer slecht daglicht gesteld."
Eindeiyk beoogde het schreven van den gouverneur het belang
van de Zuid-Wül^im^vaart, Dit in 1828 geopende kanaalloopt van
Maastricht noordwaarts aan den linker Maasoever, zich daarvan
steeds in westeiyke richting verwijderende, op een kleinen
afstand van het door de revolutie Belgisch geworden Maaseyckj
welke plaats zich ongeveer halfweg Maastricht— Roermond be-
vindt. Op de hoogte, waar de vaart nog westelijker buigt, ligt aan
het kanaal het doi'p Neeroeteren, mede van belang als een punt
in den gemeenschapsweg Hasselt — Maaseyck— Venlo. Daar gaat
de vaart met eene scherpe bocht naar het op de hoogte van
Roermond gelegen Weertj om vervolgens op 's-Hertogenbosch
uit te loopen. Het lag in den aard der zaak, dat de muitelingen
vroeg of laat zouden streven om dezen waterweg tusschen
Maastricht en Holland onbruikbaar te maken, zoodat het zich
mede aanbeval, dat te Weert en te Maaseyck troepen werden
gelegd. De voorzorg klemde te meer, omdat het water van het
kanaal b^j Neeroeteren tot Eysden hooger dan het omliggende
land stond; dat Eysden verwaire echter de lezer niet met het
op blz. 62 genoemde dorp; de gel^knamige gemeente aan het
Kanaal bevindt zich halfweg Maastricht— Maaseyck, volgende
op Reckheim; even vóór dit Eysden ligt eene brug over de
84
Zuid- Willemsvaart. Op zichzelf genomen, was het alzoo geenszins
irrationeel, dat de gouverneur voorstond vrtj te houden: „den
weg van N^megen naar Maastricht over Maaseyck, op den linker
Maasoever, alsmede de scheepvaart op de Zuid-Willemsvaart,
waarvan het water, van Neeroeteren tot Eyeden hooger dan het
omliggende land staande, tot groot nadeel van het laatste, zoude
kunnen worden doorgelaten, ten gevolge van eene doorbraak,
welke ieder kwaadwillige kan bewerken, zooals de ondervinding
van het verleden jaar heeft bewezen". Uit dien hoofde wilde h\J
de gemeenten aanschryven voor de beveiliging van wegen vaart
het noodige te verrichten „bvjaldien de brigades Marechaussee
van Maaseyck en Beckheim werden versterkt of des noods door
eenïge patrouilles ondersteund". Dienovereenkomstig deed de
opperbevelhebber den kapitein der marechaussee opdragen aan
het verlangen van den gouverneur te voldoen "*.
Had DiBBETS zich verplicht gezien de vesting te versterken
met de dragonders van Roermond en op *s gouverneurs voor-
stellen tot behoud van de rust in de provincie slechts gedeel-
tel^k in te gaan, terzelfdert]jd kreeg de opperbevelhebbereenige
troepen, die hem wat meer vryheid van beweging schenen te
kunnen geven. Geiykwijweten, had de tocht van Gort Heyligebs
in de richting van Leuven en Brussel tot niets anders dan tot
schade en schande geleid. Den 8** October was hem door prins
Fr£debik bevel gegeven, om den generaal Hendrik Petrus
EvERTs naar Maastricht te doen vertrekken met drie bataljons
van de 8® afdeeling infanterie, de battery van kapitein Brai>e
en het regiment dragonders N^ 5. In den namiddag van den
b^ kwamen deze troepen binnen de vesting "*. Ware het echter
maar eene versterking geweest, die in alle opzichten viel te
vertrouwen. Met de infanterie ging dit wel, als grootendeels
uit Noordeljjken samengesteld, doch het 8® bataljon veldartil-
lerie liet te wenschen over en de dragonders, voornameiyk
bestaande uit Luikenaren en Limburgers, stonden slechts gereed
om uit den band te springen. Aan den Akenschen president
VoN Reimann de komst dezer troepen berichtende, zoodat nu de
vesting ongeveer eene bezetting van 8000 man telde, verheelde
de opperbevelhebber uit dien hoofde z^ne zorgen over den zich
steeds uitbreidenden opstand niet "•.
86
Roermond was ternauwernood door onze troepen ontruimd
of de stad ging tot verklaarden opstand .over, hetgeen den
gouverneur by schryven van den 6^^ andermaal om militaire
macht deed vragen, speciaal ook met het oog op de gevolgen,
die de beweging voor de gansche provincie noordwaarts kon
hebben. Denzelfden dag vertrok onder majoor Büno eene macht
van 260 man, dragonders en infanterie, derwaarts, „alwaar
dezelve tot handhaving van orde en rust zal verbiy ven", meldde
DiBBETS den gouverneur "^ Nu ook konden betere maatregelen
genomen worden ter verzekering van de Zuid- Willemsvaart.
Daartoe marcheerde den 7^^ een detachement van 100 dragonders
onder ritmeester De Groote naar Maaseyck^ zoo ,,tot het ver-
zekeren der gemeenschap met Roermond en ter dispositie te
blijven voor het behoud der sluis te Weert en anderen, als
voor de veiligheid van het kanaal", lichtte Dibbets den gouver-
neur b\) brief van den 6^ in "'. Intusschen werden reeds door
de muiters pogingen aangewend om het Kanaal te bederven.
DmBETS verzocht btj schreven van den S^ den gouverneur om
zoo spoedig mogeljyk de veroorzaakte schade te doen herstellen,
onder mededeeling, dat alsnog troepen zouden gezonden worden,
indien zulks voor de veiligheid der vaart noodig mocht blijken *".
Gedeputeerden namen dientengevolge een besluit, waarbij o. a.
in beginsel werd aangenomen het benoemen eener speciale
EanaalcommissJe, zoomede de Indienststelling van nachtwachten
in de streken, waar de djjken gevaar schenen te loopen "®. „Je
puis assurer h Votre Excellence", schreef naar aanleiding dezer
maatregelen den 8^^ Dibbets aan Von Reimann, „que des mesures
ont été prises, pour garantir les digues du Ganal (Zuid- Willems-
vaart) de toute entreprise malveillante ; je me plais k croire
qu'elles seraient sufQsantes; cependant on ne peut repondre de
rien dans Ie temps que nous sommes. A juger Tavenir par Ie
présent, il n'est guère propre a rassurer, surtout depuis la défec-
tion si manifeste dans Tarmée. Je joigne mes voeux èi ceux de
Votre Excellence, pour que tout s'arrange bientöt au mieux."
Dat alle voorzorgen te vergeefs zouden zj^'n, trad weldra aan
den dag.
De noordelijk gelegen vesting Venlo bleek zich nog altyd
kalm te houden. Daar fungeerde als bevelhebber de generaal
86
Bbücb, die in den avond van den 7^^ aan den provincialen com-
mandant Dainb meldde, dat het er rustig was, in weerwil van de
beroeringen te Koermond ; htJ verzocht echter tevens aanvulling
van het garnizoen K Denzelfden 1^ voldeed Dibbbts er aan,
door de toezending van 'n 360 man onder kapitein Voet
Pannbkobk "'.
HOOFDSTUK XV.
Dibbets* derde mislukte poKtng om de Citadel van Luik
te hulp te komen: 4 — 6 October 1830.
CORBJBSFONDBNTIB VAN DiBBBTS MBT Oo&LOG : 1 — 8 OcTOBER. —
Db PAMiiiiB Bbhb. — Dibbbts' vooestbl aan Db BbbiiAykont
VAN 4 Octobbr. — Db Ablonschb gbvangbnbn. — Tus-
8CHBNK0M8T VAN ChABLBS DB BBOUCKiRB. — MiSLXTKKINO
DBR ONDERHANDBLINGBN : 6 OcTOBBR.
DiBBBTS had in z^n op blz. 69 vermelden brief van den
1^ October niet slechts aan Oorlog mededeeling gedaan van de
mislukking der DAUSB-expeditie, doch tevens als volgt nadere
bevelen gevraagd ten aanzien van de toekomst der Citadel van
Luik: „Volgens het mtj medegedeelde door twee vertrouwde
personen, z^n nog vóórgisteren twee koebeesten binnen de
Citadel gebragt, en veronderstel derhalve, dat de heer gen.-majoor
Van Bobcop uiteriyk tot den S^ of 4:^ dezer van levensmiddelen
zal z^jn voorzien. Er blijft, volgens mjg, aan genoemden Generaal
maar één middel overig om het zoo doenljgk een paar dagen
langer te rekken, namelijk door de helft of een derde van het
garnizoen zich eenen weg naar Maastricht te doen banen, doch
men verzekert dat daartoe de mogel^kheld thans is wegge-
nomen. In dezen zoo hagcheiyken toestand van de bezetting
der Citadel, en van m^ne zyde alles hebbende aangewend, zoo
(a) Zie het belangrtJk rapport in Biflagm No. 140.
87
tot de gemeenschap, als het doen inbrengen van levensmiddelen,
grieft het mtj Uwer Excellenties bevelen te moeten vragen,
omtrent hetgeen alsnu te doen staat."
Het schrijven was in alleryl door Dibbets' adjudant, den
kapitein Van Wintershovbn, naar 's-Gravenhage gebracht, met
last aan hem, stond verder in den brief, om nopens de gesteldheid
der zaken te Maastricht en de expeditie naar de Citadel in meer
b^zonderheden te treden.
Het departement antwoordde by brief van den S^, waarin,
naai' wy mede uit blz. 70 weten, leedwezen over het mislukken
der expeditie betuigd werd. Hulde brengende aan des opperbe-
velhebbers zorgen, genomen in het belang der Citadel, ver-
klaarde het antwoord, dat men zich niet in staat achtte nu
verder ten deze bevelen te geven, zoodat Oorlog de aangelegen-
heid uitsluitend overliet aan Dibbets' „doorzigt en kunde";
mocht het behoud der sterkte volstrekt onmogeiyk biyken, dan
hoopte men er, dat althans „de brave troepen voor 'sKonings
dienst mogen worden behouden" («). — Aldus werd aan den
opperbevelhebber, geiyk deze zelf prins Frederik berichtte,
geheel vrijgelaten „om op de eene of andere wöze den braven
generaal Van Boecop en zflue onderhebbenden, uit hunnen zoo
neteligen toestand te redden".
Aan het door Oorlog geopperd denkbeeld om, dank de met
generaal Everts aangekomen versterking, alsnog te trachten de
Citadel met geweld te ontzetten, kon onmogelijk gevolg worden
gegeven wegens den staat van Limburg en de onbetrouwbaar-
heid van een deel der troepen ; er scheen zich echter een ander
middel aan te bieden.
Wlj hadden in het leger een generaal-majoor Behr, die ons
trouw bleef, doch wiens drie zonen geduchte oproerkraaiers
werden. De oudste, geboren te Maastricht, heette Jacqües en
was industrieel te Luik, toen de revolutie uitbrak; de tweede,
Charles, was oflEicier blJ de infanterie geweest en woonde als
rentenier mede te Luik in die dagen; hij werd commandant
van een der „legioenen", waarin, naar wy lazen, de Luiksche
burgerwapening werd verdeeld; de derde was 'n L. C. Behr,
(a) Zie den belangr^l^i^ ^n^^ ^ ^^ B^lagm onder N». 142.
88
die, geiyk op blz. 18 medegedeeld, z^ne intree als oflbcier by het
leger inwydde met dadel^k naar de revolutie over te loopen;
straks zullen wü hem opnieuw ontmoeten te Heerlen en Kerk-
radO; waar hy zoozeer onrust stookte, dat generaal Daike, toen
ons voor nog een paar weken getrouw, aan Dibbbts een deta-
chement kurassiers verzocht om hem gevangen te nemen. „De
familie Behr", schreef de opperbevelhebber naar aanleiding
hiervan aan prins Fredebik, „doet zich in de tegenwoordige
omstandigheden byzonder kennen" ^*\ Inzonderheid heeft de
oudste, Jacques, zich in de Belgische twisten onderscheiden,
zoodat hg ter belooning hiervoor tot baron is verheven. Z^n
y veren om Maastricht tot de Zuideiyken te brengen, bleef wel-
iswaar zonder succes, maar in de tot veel verdeeldheid aanlei-
ding gevende vlaggenquaestie te Luik trad h\j met vrucht op.
Uit het op blz. 19 medegedeelde zal men zich herinneren, dat
in die stad door de omwenteling de Luiksche kleuren waren
aangenomen; by het voortschi*yden van de beweging werd dit
provinciaal karakter een bedenkeiyk voorbeeld voor de andere
opgestane gewesten. Ten einde als nationale vlag de Brabantsche
kleuren te doen aannemen, had het Voorloopig Bewind te Brussel
in commissie gesteld den tot gouverneur benoemden De Sau-
VAGE en den als generaal der provincie aangewezen Chables
DE Bbougkère. Sommigen te Luik wilden echter eerst tot de
erkenning dezer autoriteiten overgaan, wanneer Maastricht voor
de revolutie was gewonnen. Men geloofde toch, dat De Beblay-
MOKT, destyds zoowel provinciaal gouverneur als provinciaal
commandant en zeer bevriend met den te Maastricht invloed-
r^ken graaf Émile d'Oultbemont, president der voormalige
Luiksche Veiligheldscommissie, gemakkeiyker zou slagen om de
Limburgsche hoofdstad te doen overgaan dan wanneer De Beou-
CKÈRE zich voor de vesting vertoonde. Aan deze verdeeldheid
nu maakte Jagques Behb een einde, door dadel\jk de erkenning
by z^ne stadgenooten van het gezag te Brussel te bewerken.
„Mieux vaut", merkte hy op '**, „la quasi-certitude de consti-
tuer la Belgique indépendante sans Maestricht, ma ville natale,
que la certitude d*un inévitable échec, si, pour avoir Maestricht,
nous refusons d'adopter la cocarde braban^onne et Ie Gouverne-
ment provisoire de Bruxelles."
89
Een van z^ne andere eeretitels was, dat hy als martelaar der
revolutie een tydlang door den opperbevelhebber van Maastricht
gevangen is gehouden. Hoe dit eigenlek toegegaan is, bl^kt
niet duideiyk. In de offlcieele berichten over de onderhandelin-
gen tusschen Daine en De Beblaymont voor de doorlating van
het konvooi lezen w^j wel van ofl&cieren, die hun eerewoord
verpandden voor de getrouwe nakoming der conventie (blz. 62),
maar van gijzelaars wordt niet gesproken. Eerst in De Berlay-
mont's schreven aan Dibbets zien wjj medegedeeld (blz. 69), dat
Behb zichzelf als gijzelaar in onze handen stelde en dit wordt ook
gezegd door Bosscha op blz. 480 der Heldendaden. In de Gourier
de la Meuse van 1 October leest men daarentegen: „Pendant
qu'on parlementait hier è, la citadelle, M. J. Behb, qui était sur
les lieux, a été saisi et conduit prisonnier è, Maestrioht."
DiBBBTs berichtte in z^n rapport van 2 October aan Oorlog:
^dat de heer Jagques Behb, oudste zoon van den Generaal-
Majoor, zich als gijzelaar der muitelingen, alhier in verzekerde
bewaring bevindt, z^nde hy gewapend geweest met een dolk
en twee pistolen". Eenigszins origineel stelden zich de Luike-
naren voor deze gevangenhouding schadeloos. Z\) legden namelyk
de hand op een eenvoudigen professor aan de Luiksche univer-
siteit. Mr. Johannes Einkeb, waarna twee personen door De
Beblaymont naar Maastricht werden gezonden om over z^jne
uitwisseling tegen Jacques Behb te onderhandelen; zQ waren
begeleid door den adjudant van generaal Van Boegop, den kapi-
tein PlSÜISSE "•.
De onverwachte komst dezer commissie deed den opperbevel-
hebber, voorgelicht door Pisüisse over den nood, WEiarin de Citadel
verkeerde, een licht opgaan. Het volgende belangr^ke stuk stelde
hy nameiyk aan de heeren ter hand:
Nou8, GénércU-MajoTf Commandant Supérieur de la forterease de
Maestricht et du 5^ Qrand Commandement Müüaire,
Déclarons p^r la présente:
„Le sieur Jacques Behb sera élargé aux conditions ci-
aprèa:
10 On fournira h la Citadelle en une fois, les vivres pour
la consommation de quinze jours.
90
2^ Monsieur Ie professeur Eineeb, actuellement détenu
k Liège, sera mis immédiateiDeDt en liberté.
30 II sera produit une déclaration de Monsieur Ie Général-
Major Van Bobcop, pour constater, qu'il a été satisfait en
tous points a la teneur des articles 1 et 2.
Quartier-Général k Maastricht,
Ie 4 Octobre 1830.
Le Q^tércU'Major,
DiBBETS.
Hiermede liet de opperbevelhebber de commissie vertrekken;
ht) bracht haar tevens onder het oog, dat hy niet alleen eene
aanzienlijke versterking wachtende was, gelijk de vesting inder-
daad met de komst van generaal Evebts kreeg, maar dat Luik
ook een aanval van het Pruisische leger te vreezen had ; verder
herinnerde hij nog aan zijne diensten, in 1815 der stad bewezen,
en dat hy nog veel tot haar welz^n en rust zou kunnen bij-
dragen. DiBBETS hield zich overtuigd, schreef hij prins Fredebik,
dat een en ander „den verwachten indruk op hen zal hebben
teweeg gebragt" ^*\ Dat zou misschien ook wel hebben plaats
gevonden, ware er niet ook nu eene ongelukkige omstandigheid
tusschenbeiden gekomen.
Te Arlon, provincie Luxemburg, lag het reserve-bataljon der
12® afdeeling infanterie. Tengevolge van den opstand, die even-
zeer daar was uitgebroken, moest de troep aftrekken. TeNeuf-
chdteau nachtkwartier nemende, had men dien ontwapend en de
officieren gevankely k naar Luik gebracht, waar ze in het academie-
gebouw onder dak gebracht werden. Dibbets kreeg hiervan den
&^ October bericht, dus nadat de Luiksche commissie met ztjn
voorstel Maastricht had verlaten. „Z^j betuigen", berichtte de
opperbevelhebber over deze gevangenen aan prins Frederik by
brief van 6 October, „eene goede behandeling te ondervinden,
doch het lot hunner te Arlon achtergelaten vrouwen en kinde-
ren, zonder geldmiddelen, vereischt eene spoedige voorziening,
waarmede de heer Gouverneur van Luxemburg zich zoude kun-
nen belasten. Ik neem de vrijheid hen in de welwillende zorg
van U. K. H. aan te bevelen." **'
Deze nieuwe gewelddaad verzwakte natuurlek Dibbets' vor-
91
deriDgen ten behoeve der Citadel, aangezien h^j nu tevens voor
de loslating der Arlonsche gevangenen diende te zorgen.
De gang der zich verder ontwikkelende onderhandelingen bl^kt
niet In allen deele; het volgende treedt echter aan den dag.
De persoon, die zich onder deze omstandigheden de Neder-
landsche belangen tot zekere mate aantrok, was de reeds
genoemde, maar nog destyds niet als revolutionnair op den
voorgrond getreden Chables de Brougkèbe, een vriend van
Jacqubs Behb, woonachtig onder M£tastricht en lid der 2® Kamer
van de Staten-Qeneraal. Tijdens het uitbreken der omwenteling
bevond htj zich te 's-Gravenhage. Als een der voorname hoofden
van de oppositie tegen het onverstandig regeeringsbeleid van
koning Willem I, waagde hfl zich, na zfln vertrek uit Holland,
niet meer in Maastricht, waar z^n gezin was, omdat men,
volgens hem, lasterpraatjes verbreidde over z^ne plannen en
hy allerlei bedreigingen ontving. Alzoo zich naar Luik bege-
vende, ontving hy daar van Dibbets eene uitnoodiging om.
naar Maastricht te komen, ten einde z\jne tusschenkomst te
verleenen voor de zorgen der Luiksche gevangenen en de
oplossing der BEHB-quaestie ; het zou de eenigste keer z^jn,
gedurende de Belgische oneenigheden, dat Dibbets zich met de
familie De Bbougkère verstond. Chables gaf dadeiyk aan de
uitnoodiging gevolg. De opperbevelhebber stelde hem toen eene
nieuwe overeenkomst ter hand, waarvan het hoofdpunt was,
dcU de Citadel zou loorden ontruimd. Alle waarborgen waren
gestipuleerd, dat de bezetting vrfl met wapenen en al naar
Maastricht kon gaan. De Citadel, de Chartreuse, de geschut-
gietery, kleedingmagaz^nen, kortom alle militaire gebouwen,
zouden, zonder bezetting door een der partyen afgesloten en
tot nader bewaakt worden. Loslating der gevangenen over en
weer werd mede als voorwaarde opgenomen. Met dit stuk
ging De Bbougeèbe naar Luik terug (^). In den ochtend van
den 6^ ten 9 ure werd hy tot De Berlaymont toegelaten;
eenige opening over den aard der voorstellen werd den graaf
gedaan, zonder echter het ontwerp te laten zien ; De Bbougkèbe
verzocht toch, bevorens in nadere byzonderheden te treden,
{a) Zie het belangrQke ontvrerp in de Bjflagm onder No. 148.
92
het ontwerp met generaal Van Boecop te mogen bespreken. De
Berlaymont weigerde, tenz^ eerst stelliger de mededeelingen
van den Maastrichtschen opperbevelhebber werden vernomen.
De Bbouckèbe gaf te kennen, dat des generaals bedoeling was
bloedvergieten te voorkomen, terwyi htj zich verplicht zou zien
geweld te gebruiken, indien men toonde niet tot eene overeen-
komst te willen geraken. Dat Dxbbets daartoe de machtiging
van Oorlog had, weten w\| uit het op blz. 87 aangehaald en
onder N®. 142 der Bijlagen wedergegeven schrijven ;Dibbet8 had
De Brouckère daarmede niet onbekend gelaten. Maar juist
deed de onderhandelaar zich hierover hooren, of ziedaar alles
viel ten bodem door de aanmelding van parlementairs uit de
Citadel. . . .
Het waren nu de nieuwe bezoekers, die in de eerste plaats
gehoor kregen, zoodat De Bbouckèbe voorloopig kon heengaan.
Daarna vernam deze, dat eene capitulatie voor de overgave
van de Citadel was ondei*teekend, zoodat voor De Bbouckèbe
nu niets meer te doen viel. Nog dien voormiddag van den
6^ berichtte hy den opperbevelhebber de mislukking van zyn
pogen; hjg deelde tevens mede, van zich het lot der Arlonsche
gevangenen te hebben aangetrokken; verzocht aan z^n gezin
te doen weten, dat hjj behouden te Luik was aangekomen;
riep eindelijk Dibbets* welwillendheid in voor den gevangen
vriend Behb en hiervoor wel zoo noodig des nachts een
koerier te zenden; car par Ie tems qui court on ne dispose paa du
lendemaiitf eindigde beteekenisvol dit belangrijk en sympathiek
schrijven '**. Nog in den namiddag werd door De Bbblaymont
een voorstel aan Dibbets gezonden om Behb tegen de Ailonsche
gevangenen uit te wisselen. De Bbouckèbe gaf den brenger van
dat stuk een brief aan den opperbevelhebber mede, waarin
bericht werd, dat door zfjn toedoen 800 francs aan de vier te
Arlon achtergelaten gezinnen waren gezonden en hy vermoe-
delijk den volgenden ochtend vroeg Luik zou verlaten "°. Het
was het laatste vnendschappel^jk woord. Naar Brussel ging de
reis om van nu af mede in de omwenteling op te gaan. Dibbets'
taak ten behoeve van de Citadel liep tevens hiermede af; wat
daar geschied was, zullen w^j in het volgende hoofdstuk zien.
98
HOOFDSTUK XVI.
De capitulatie der Citadel Tan Luik: 6 October 1830.
Muiterij in db Citadel. — De „Conventie" van den 6"^. —
De uittocht. — Vreugde tb Luik. — Een woord van
GUSBERT KaREL VAN HoGEÏiDORP. — NaDERE ONDERHANDE-
LINGEN TÜ8SCHEN DiBBETS EN Db BsRIiAYMONT OVER DE XHT-
wissbling der gevangenen. — hunnb uitwisseling d.d. 9,
Het binde der Luikschb omwentblingsgeschiedenis.
Na de mislukking der DAiNs-expeditie had Van Boecop op
den 2^ October ^met goed gevolg" een uitval gedaan, deelt
Bosscha mede, om zich met geweld van levensmiddelen te
voorzien; dooden en gekwetsten waren, volgens de Luiksche
Courier, daarbjjj gevallen "^ Den volgenden dag maakte de bevel-
hebber opnieuw beschikkingen tot een algemeenen uitval ter
bekoming van leeftocht. Nu moest hy het echter aanhooren,
dat tot onder ztJne officieren het verzet was uitgebroken. De
soldaten der 11® afdeeling, heette het, zouden niet meer de Hol-
landsche z\jde houden en zeker op die der tot deze behoorende
18® afdeeling vuren. Tot de voornaamste belhamels van deze
muitert) behoorde de majoor L'Olivibr, die nog in den nacht
van den 5^ op den 6^ het garnizoen tot opstand trachtte te
bewegen. Van Boecop verklaarde zich toen bereid, al de Zuid-
Nederlandsche soldaten met groot verlof te doen vertrekken,
maar ook dit plan stuitte af op den weerstand van ontrouwe
officieren en hunne soldaten; zoo althans leest men op blz.
482 — 488 der JSddendaden, zonder dat er verklaard wordt, waarom
men zich daartegen verzette en wat de oorzaak was, dat men
zulk een verzet niet kon breken.
In ieder geval zag de bevelhebber geene kans zichzelf langer
te helpen en onbekend er mede, dat juist De Brougkèbe voor
generaal Dibbets zich met onderhandelingen ten behoeve der
Citadel onledig hield, deed h\j, naar wy lazen, op denzelfden
6» October, besprekingen tot overgave der sterkte openen. Z^)
94
leidden dien dag tot eene overeenkomst, bestaande uit elf arti-
kelen, welke men eene conventie heette; het stuk hield het
volgende in '•-. Het garnizoen kon de Citadel verlaten „avec
armes et bagages" en zich over den groeten weg via Tongeren
naar Maastricht begeven; Van Boegop stond er met zijn eere-
woord voor in, dat geene gewelddaden zouden gepleegd worden
(art. 1). De bevelhebber zou de sterkte in handen laten van den
majoor L'Olivier, behoorende tot de muitende 11® afdeeling. De
man, die zyn bevelhebber in de eerste plaats ontrouw was gewor-
den, stond er ook al met zyn eerewoord voor in : „è, conserver et
commander Ie fort au nom et pour Ie roi des Pays Bas pendant
les dix jours, que cette conservation est obligatoire (art. 2).
Achter bleef al het. oorlogsmaterieel, behalve drie veldstukken
(art. 3). Alle tot het garnizoen behoorende Belgen zouden op
de Citadel blijven, ^ceux d'entre eux qui croient de leur hon-
neur de devoir suivre jusqu'è Maestricht, pourront Ie faire''
(art. 4). Slechts twee ofl&cieren — eere zy hun naaml — hiel-
den zich aan hun eed, namelijk de majoor Db Villebs en de
plaatselijke commandant van Luik, de luitenant-kolonel, ridder
J. V. Pestiaux "*. In de by art. 2 bedoelde tien dagen mocht
de Citadel niet versterkt worden (art. 6). Acht rytuigen zouden
voor het transport der ofl&cieren verstrekt worden „par la ville en
payant" (art. 6). Vier Hollandsche ofl&cieren mochten in de sterkte
bl\jven om de vrouwen en kinderen der militairen met scheeps-
gelegenheid naar Maastricht te begeleiden (art. 7). Zieken en ge-
wonden zouden eerst na herstel teruggezonden worden (ait.8). „En
échange de tous les prisonniers de guerre qui sont è. la Citadelle
ainsi que les chevaux", zouden de door de muitelingen nog
altyd in bewaring gehouden gevangenen van de op blz. 33 mede-
gedeelde schitterende verovering van La Chartreuse naar de
Citadel kunnen gaan en vandaar naar Maastricht vertrekken(art.9).
Eene escorte van Luiksche notabelen zoude onze troepen en
de bagage begeleiden: Jusqu'au dehors de la limite des demiers
avant-postes de la garde urbaine" (art. 10). Twee uren na de
levering der transportmiddelen behoorde de conventie tot uit-
voering te komen (art. 11).
Keeds in den namiddag van dien 6» October verscheen Van
BoKCOP's adjudant, de kapitein Sutherland, te Maastricht, met
95
de mededeeling, dat de Citadel had gecapituleerd, dat de bezet-
ting haar eervol zou verlaten, den nacht van den 6^^ op den
7^ te Tongeren verbleef en den 7° te Maastricht kwam. Dibbets
haastte zich deze treurige tyding aan prins Fredekte te rap-
porteeren '•*.
Dadel\jk na de onderteekening van de conventie had De Beb-
LAYMONT eene proclamatie uitgevaardigd, waaiin hy ten drin-
gendste de ingezetenen verzQCht onze militairen nu rustig te
laten aftrekken; de edele gevoelens der Luiksche bevolking,
luidde het met de gebruikelijke bombast, stonden hem er voor
in, dat den troep geen leed zou geschieden *". De vlek, die deze
zelfde bevolking pas eene week te voren op 's mans bezoedeld
eerewoord had geworpen, was al spoedig, naar het scheen, ver-
geten. De Gourier de la Meuae, de conventie opnemende, zette
in een onderschrift uiteen, dat men den ganschen dag aan het
onderhandelen was geweest; dat alle voorzorgen genomen waren
om den toevoer van levensmiddelen af te sneden; maar dat
overigens de stad voortdurend aan het gevaar van een bom-
bardement was blootgesield, zoodat het legioenenhoofd in Rade
verstandig had gedaan de conventie te sluiten, waarbjy aan de
bezetting een eervolle aftocht werd toegezegd '".
Des namiddags ten 2 ure van den 0°^ October, verliet generaal
Vak Bobcop aan het hoofd van 900 man, zoo officieren als solda-
ten, de Citadel. De burgerwacht, ten getale van 5000 hoofden,
stond onder de wapenen en vormde over de gansche uitgestrekt-
heid der voorstad St. Walburge eene dubbele rtj, waartusschen
de onzen heentrokken . . . Mispelblom gaf in deel II blz. 266 van
ztjn roman, eene phantastische beschrijving van dezen uittocht.
Nauw had de bezetting de stad achter den rug, of in Luik
begonnen twee militaire muziekkorpsen onder het algemeen
gejubel een volkslied te spelen en drong het publiek naar de
Citadel, in welker nabijheid men zich nu veilig kon bewegen.
Op La Chartreuse gaf het kanon saluten, de klokken luidden
hare vrooiykste tonen; kortom de gansche stad verkeerde in
feestroes, deelde de Gourier de la Meuse mede *'\ Geenszins ten
onrechte ook gaf deze courant, een paar dagen later nog de
gebeurtenissen vermeldende, te kennen, dat met den val der cita-
del van Luik de afscheiding eene besliste zaak was geworden "*.
96
Hier is van pas eene herinnering aan Gusbert Kabel vak
HoGENDORP, ontleend aan dl. V, blz. 159 zjgner in 1901 uitge-
geven Brieven en Gedenkschriften. In 1820 deed deze w^ze
eene reis door de zuidelijke provinciën. Vervuld met weerzin
tegen den fortenbouw, door de mogendheden als eene bescher-
ming tegen Fransche veroveringszucht opgelegd, toekende hy
zuchtend aan: „Te Luik al wederom eene citadel, en buiten
de stad de Chartreuse en het Jeger van Gesar. Dit ziJn twee
bergen zoo als de citadel en aan wederz^de do Maas gelegen,
waarvan Goddank de laatste nog onaangeraakt bliyft. Op de
citadel hoorde ik gemeenzaam praten van het nut derzelve
om de stad desnoods in bedwang te houden. Zulke praatjes in
den mond van militairen zgn niet onnatuuriyk . . •" Slechts
tien jaren gingen voorbij om te leeren, dat dit inderdaad
praatjes waren I Maastricht zonder citadel zou zich beter weten
te helpen, dan èn Luik, èn Antwerpen, èn Namen, èn zoo vele
andere steden.
Op generaal Dibbets bleef intusschen de zorg rusten het
noodige te verrichten voor de bevrijding der te Luik gevangen
gehouden officieren uit Arlon en van den hoogleeraar Kinker.
De Berlaymont had, blijkens het slot van het vorige hoofdstuk,
enkel voorgesteld om de Arlonsche gevangenen los te laten
tegen Jacques Bbhr. De opperbevelhebber weigerde hierin toe
te stemmen; hy wilde niet slechts ook de loslating van Einksr
hebben, waartegen vermoedel^k wel geen bezwaar zou z|jn,
maar tevens, althans voor een deel, gerestitueerd de gestolen
waarde van het DAiKE-konvooi ; dit lag ook opgesloten in de
door hem op blz. 89 vermelde voorwaarde, dat de Citadel voor
veertien dagen van levensmiddelen door Luik moest worden
voorzien; daargelaten de geldquaestie zelve, viel de aanneming
van eene dergelijke voorwaarde te beschouwen als eene erken-
ning, dat er roof was gepleegd. Alzoo ging De Berlaymont's
bode terug met het volgende antwoord d.d. 7 Oct. van Dibbets:
„Le Général-Major, Commandant Supérieur de la Forte-
„resse de Maestricht et du 5® Grand Commandement Militaire,
„Informe Monsieur Ie Comte De Berlaymont, Commandant-
■
,Général de la Garde Urbaine Liégoise, que la mise en
\ I
97
„liberte du sieur Jacques Behr aux conditions proposées
„en date d'hier, ne peut-être consentie;
„La libératiori des neuf officiers Hollandais, ainsi que
,,celle de Monsieur Ie professeur Einker reste établie,
;,comme clause primitive.
pPour indemnité de la perte du convoi et des espèces,
„représentant ensemble une valeur de irente müle florina
„des Pays-Bas, on stipule 20.000 florins des P.-B., ou bien
„une assignation pour cette somme, payable k quime jours
„de date, êi Tordre du Gouvernement et garantie par la
„signature de deux des premiers notables de la vllle de
„Liége, agréés par nous, et qui se constitueront solidaire-
„ment responsables.
„Cette proposition, basée sur Téquité et la modération,
„a été communiquée au sieur Behr. Il adresse è, Monsieur
„Ie comte De Berlaymont la lettre ci-jointe.
„D'après les informations, Ie convoi et les espèces se
„trouvent, une partie du moins, è, la dlsposltion de mon-
„sieur Ie Comte De Berlaymont, ce qui facilitera rexécution
„de la présente."
De Berlaymont antwoordde in dit voorstel te willen berusten,
mits de gevorderde /" 20.000 betaald werd op de w\J ze als Dibbets
vroeger had opgegeven (bl. 89); immers, ofschoon de Citadel door
de Nederlandsche troepen was ontruimd, moest z\j volgens de
Conventie beschouwd worden als nog tien dagen lang in het
bezit te z^n van den koning der Nederlanden, zoodat ook de
kosten van onderhoud harer bezetting op het Nederlandsch
gezag behoorden te vallen; ter goedmaking dier kosten stelde
De Berlaymont voor om de gevorderde /*2Ó.000 te doen strekken.
Hierop gaf de opperbevelhebber d.d. 8 October het volgend toe-
stemmend antwoord:
I
I
„Le Qénéral-Major, Commandant Supérieur de la forteresse
' „de Maestricht et du ö^e Grand Commandement Militaire,
„Vu les propositions, faites par monsieur le Comte De
i „Berlaymont, Commandant-Général de la Garde Urbaine
- „Liégoise, dans sa lettre du 7™® de ce mois;
i 7
98
^Consent k rélaxgissement du sieur Jagqubs Bshb aux
„oonditions ci-après :
„l^. La liberte du Major et des autres officiers hollandais,
„ainsi que celle de monsieur Ie professeur Kinker;
„2^ L*entretieD de la Garnison de la Oitadelle aux frais
„de monsieur Ie Comte De Berlatmont, d'après son offire;
„30. L'inviolabilité et Ie libre transport è. Maestricht ou
„ailleurs, de toutes les propriétés, laissées ó. Liége, par mes-
„sieurs les officiers, fonctionnaires et employés hollandais,
„seront garantls düment par une déclaration de monsieur
„Ie Comte De Berlaymont."
De uitwisseling der gevangenen kon dientengevolge bepaald
worden op den 9°. Partyen ontmoetten elkander te Tongeren,
als plaats van overgave aangewezen. DmBETs' adjudant Van
Wintershoven begeleidde Jacques Behb. Nauw echter had deze
de Luiksche commissie ontmoet, of h^ liet zich* zóó hard uit
over de te Maastricht ondervonden behandeling, dat, lezen we
in de onder N**. 147 vermelde herinneringen van majoor Boelen,
de Arlonsche gevangenen nog gevaar liepen van niet uitge-
leverd te worden; kapitein Van Wintershoven wist echter de
opgewonden standjes tot bedaren te brengen. Ieder kon dus
zijns weegs gaan.
De Arlonsche officieren bleken evenwel te Maastricht over-
bodig, zoodat ze op last van Oorlog hunne reis naar Qorinchem
voortzetten, tegeiyk met de van de Citadel herkomstige officie-
ren en onderofficieren van het 1® bataljon artillerie Nationale
Militie, d. w. z. vestingartillerie, mede te Maastricht niet noodig.
De hoogleeraar Kinker keerde naar z^ne studeerkamer te Luik
als goedig geleerde terug. Jacques Behr werd door eene caval-
cade van Luiksche jongelui op den Tongerschen weg tegemoet
gereden, natuuriyk als held en martelaar der revolutie met de
gebruikelijke luidruchtigheid ingehaald.
De waardige Kinker nam eerst later afscheid van de stad, waar
de hoogleeraar had gehoopt Nederlandsche taal- en letterkunde
te doen leven en bloeien; met deze verloren illusie toog hy naai"
Amsterdam. Hö overleed er in 184B op 81-jarigen leeftyd; maar
de bestuurders der Luiksche universiteit .misten de hoogheid
99
van opvatting ora dezen Noord-Nederlandschen Kantiaan ooit
eervol nog bij zijn leven te gedenken.
Aan de bepaling der Conventie tot het behouden der Citadel
voor den koning der Nederlanden gedurende nog tien dagen
hield men de hand; immers eerst den 16^^ October 1880 des
middags werd de sterkte plechtig door de Luikenaren in bezit
genomen. Onze Staatscourant van den 20i^ deelde het mede,
gelijk ze al dergelyke berichten over de omwenteling met groote
gemoedel^kheid opnam tot zelfs de door het Revolutionnair
Bewind te Brussel gedane benoemingen!
Zoo eindigde het Luiksche heldendicht der lauwerrijke ge-
schiedenis van het Waalsche land over de revolutie van 1880.
HOOFDSTUK XVII.
Limburg toenemend ten opstand neigend: 6 — 16 Oct. 1830.
VbBWIJDBEING DBE 2® APD. KURASSIKRS Ü.D. 6. — MUITZÜOHT VAN
HBT 5^ BBG. LICHTS DRAG(»fD£RS EN VAN DE 14® AFD. IN7AN-
TE£iE. — Het werken van de advocaten Wuesteneaad en
Jamine. — Ueeinnebingen van Demany betrekkelijk een
OVERVAL VAN MAASTRICHT. — EeN ONBETROUWBAAR VERHAAL
OVER BEN PLAN TOT GEVANGBNNEMINO VAN DiBBETS. — MAAT-
REGELEN TBR BEVEILIGING VAN DE ZuiD- WILLEMSVAART. — WeI-
NIGE DIENSTVAARDIGHEID VAN DE PrüISISCHE AUTORITEITEN. —
De BEZETTING TE MaASEYGK VERVANGEN D.D. 9. — OnRUST TB
Roermond. — Muiterij bij de marechaussee. — Heerlen
EN Kbrkrade. — Sittard. — Wanverhouding tusschen den
gouverneur en den opperbevelhebber. — ontruiming van
Maaseyck. — Nieuwe maatregelen ter beveiliging van het
Kanaal. — Gerucht, dat Dibbets plundering heeft veroor-
loofd. — Gemoedstoestand van Dibbets. — De Antwerp-
SCHE proclamatie D.D. 16 OCT. VAN DEN PRINS VAN OrANJE.
Van de versterkingen ontvangen, zoowel met de komst van
generaal ëvebts als met die van generaal Van Boscop, maakte
100
DiBBBTS handig gebruik om een der vele onrust verwekkende
elementen uit de vesting te verw^deren. Ofschoon namel^k de
afdeeling kurassiers N*^. 2 in het geheel niet te vertrouwen
bleek, had de opperbevelhebber haar niet naar Holland durven
terugzenden, w\jl hü vreesde, dat daartegen feitelijk verzet zou
ontstaan. Met de nieuwe troepen, waaronder het regiment lichte
dragonders N^. 5, steeg het aantal cavalerie-paarden tot 'n dui-
zend, waarvoor geene voldoende stalling bestond, zoodat voor een
deel moest gebivakkeerd worden. Alzoo rees er eene openbaar
erkende aanleiding om zich van de kurassiers N<^. 2 te ontdoen,
welke uit dien hoofde den 6n October over Brée, Eindhoven en
Tilburg naar Breda werden gezonden ^ten einde", rapporteerde
DiBBETS dien dag aan Oorlog, „alle kwade vermoedens hier-
omtrent weg te nemen en alzoo de te vooraiene defectie van
bedoeld korps, zooveel mogeiyk voor te komen". Het kon nog
juist; niet lang daaina zou de aangewezen weg geene gemeen-
schap met Holland meer opleveren.
Op het punt van trouw bleek het intusschen met de nieuwe
troepen voor een deel oud lood om oud ^zer. „Ik acht het van
mynen pligt te berigten", schreef reeds d.d. 8 October de opper-
bevelhebber aan prins Fkederik, ,,dat de desertie by het reg.
Ligte Dragonders N". B en 14® afdeeling Infanterie van oogen-
blik tot oogenblik toeneemt, en zelfs by de artillerie aanvangt.
Dit kwaad is alleen toe te schrijven, dat men zoo binnen als
buiten, als het ware van verraad omgeven is. Ik heb ook niet
geaarzeld, openiyk het gevoelen te uiten, dat de helft der be-
zetting, uit vertrouwde soldaten zamengesteld, my liever was,
dan een dubbel aantal, onder welke verraders schuilen." En
vervolgde hy den 9"^: „De zamenstelling van de bezetting te
Maastricht, heeft my, in de tegenwoordige oogenblikken, gera-
den doen achten, de korpsen van de Noordeiyke provinciën,
zooveel doeniyk, onverdeeld te behouden."
Deze rapporten treden dus niet in byzonderheden omtrent
feiten, die op verraad wyzen. In het op blz. 39 vermelde onge-
teekende stuk wordt o. a. medegedeeld, dat de Maastrichtsche
advocaat J. F. Wuestenraad, op uitnoodiging van het Voor-
loopig Bewind te Brussel, in stilte derwaarts was gegaan, ten
einde inlichtingen te verstiekken over het beloop der zaken
101
te Maastricht. Den 7° October in de Belgische hoofdstiad aangeko-
men, gaf hy de meest gunstige berichten, tevens verzekerende,
dat door hem met advocaat Jaminé reeds eene gi'oote som gelds
was bQeengebracht om den opstand te bewerken. Toen hij echter
aan de Brusselsche heeren meer vroeg, kreeg h\j ten antwoord*
„Si Ie patriotisme est tel que vous me dites, alors l'argent que
vous demandez sera inutile." — In de Qazette de Liége van 16 en
17 Januari 1886 komen van zekeren Dkmany over deze dagen
voor jiSouvenira de 1880 et 1881 par un témoinoculaire''; het stnk
werd overgedrukt in De Mcuxsgouw voor Lmburgsche geschiedenis,
taal- en letterkunde van 20 Februari 1886 N^4. De schrijver over-
leed dat jaai* 1886 als hoofdcommissaris van politie. Hij vertelt,
dat de Maastrichtsche uitgewekenen de Luikenaren opriepen
om de Limburgsche hoofdstad van het juk der Hollanders te
bevr\jden. Toen werd gevormd eene vrywilligerscompagnie van
187 Luiksche en Maastrichtsche tirailleurs, die tot kapitein
kozen den bevelhebber van het Luiksche „Zuiderlegioen'*, den
heer Vercken. Den 8» October deed deze heldenschaar, waartoe
Dëmany als luitenant behoorde, een aanval op de vesting aan
den linker Maasoever, die, hm! mislukte, maar... door verraady
zoodat de opperbevelhebber tijdig z^ne maatregelen wist te
nemen. — Ook de ongeteekende Nota draagt voor de geschie-
denis van deze dagen een steentje b^. Belgischgezin de officie-
ren der dragonders van het garnizoen te Maastricht hadden
besloten den opperbevelhebber, ter gelegenheid van eene op
den 9» door hem te houden inspectie, te omsingelen en dan te
dwingen het commando aan generaal Dainb over te geven;
ook van deze zaak kwam niets, doordien van de inspectie
werd afgezien.
Wat van dit alles aan is, kan niet worden gezegd. In ieder geval
is bij Dbmany foutief, dat de citadel van Luik den 5"^ October
werd ontruimd; ook vermoed ik, dat het ganache verhaal, zoo-
als het daar staat, aan tw^fel onderhevig is, en de w\jze, waarop
de Nota de samenzwering, om Dibbets gevangen te nemen, ver-
haalt, strekt zeer zeker evenmin om het vertrouwen op de juist-
heid van dit stuk te doen rijzen. Immers wfl lezen: „De opper-
bevelhebber, die met grond vermoedde, dat de generaal Daine
van dit voornemen niet onkundig was, zond in den namiddag van
102
den 8^ October een vertrouwd persoon, den graaf Bobchgravb,
ten huize van eerstgenoemde, ten einde op eene omzigtige wQze
te onderzoeken, in hoeverre hy van gezegd ontvirerp kennis
droeg. De generaal ontkende niet den opperbevelhebber van
dienst te kunnen zQn en gaf tevens z\jne geldel^ke behoefte
niet onduideiyk te kennen, waarin dadelijk voorzien werd, door
hem eene som van 7 k 800 gulden ter goeder rekening toe te
i^llen, onder voorwaarde van den opperbevelhebber diensten te
bewijzen. Na de ontvangst dezer penningen hield de generaal
DAmB zich tydel^k onzedig. Door bekomende omstandigheden
kon de inspectie van den 9^ October geen plaats vinden, waar-
door het gemaakte ontwerp der muitelingen geheel vernietigd
werd." — Slechts kan bevestigd worden, dat De Bobchgrave
inderdaad een vertrouwde van Dibbets was en dat de opper-
bevelhebber f 700 ter goeder rekening aan Daine heeft gegeven,
doch voor een doel, gelijk wü nader zullen lezen, dat niets
uit te staan had met een streven om Daine's goede diensten
te koopen: zooals het er staat, is het onzin.
Bü de overgave van J aoqübs Behb te Tongeren aan de Luik-
sche commissie hadden de muiters, onder al hun geschetter, ook
verkondigd, dat ze den d^k van de Zuid-Willemsvaart zouden
doorsteken. „Ofschoon", berichtte Dkeets denzelfden 9"* aan
prins Fbedebik, „een dergeiyk gezegde weinig afdoet, en eerder
als grootspraak te beschouwen is, gebiedt evenwel de voor-
zigtigheid in oogenblikken, gel\jk deze, geene maatregelen van
voorzorg te verzuimen. Ik heb derhalve nog heden, den heer
Provincialen Kommandant van Noord-Braband verzocht, om de
waakzaamheid der Maiéchaussée langs het Kanaal te ver-
dubbelen, en tot meerdere zekerheid, zelfs tot op het grond-
gebied der provincie Limburg te doen uitstrekken, te meer,
daar, gelyk U. K. H. reeds bekend is, de sluizen en dijken in
de omstreken van Weert, dezer dagen bedreigd z^n geworden.
Gelijktijdig heb ik den heer Regeringspresident Von Reimann te
Aken, met vden ik sedert eenigen tyd in relatie ben, hiervan
onderrigt. Welligt heeft de Kommissaris-Generaal aldaar instruc-
tiên, om in het onderhavig geval, gemeenschappeiyk met m\ji
zoodanige poging te keer te gaan." — Nimmer echter zouden de
Pruisische autoriteiten zich iets aan onze belangen gelegen laten
103
liggen. DiBBBTs' verzekering aan Zyne Excellentie VonRbimann,
dat het niet aan goeden wil zou ontbreken om die autoriteiten
ten dienste te zyn: — „Je la prie de vouloir compter sur mes
bons offices en toutes circonstances, dépendant de mei", had
toch de opperbevelhebber den 7"* October aan Von Reimann ge-
schreven — deze toezegging werd uit polltieken zin steeds
nagekomen. Toen dan ook de commissaris medio 1834 vervan-
gen werd door graaf Von Abnim en deze van ztjn optreden by
brief d.d. 23 Augustus 1834 aan Dtbbets kennis gaf, voegde de
berichtgever er aan toe: ,de bien vouloir continuer les relations
de voisinage et de confiance, qui ont eu lieu entre vous et
mon prédecesseur". Maar nooit kwamen de Akensche heeren
er toe om eenige tot daden leidende bereidwilligheid te toonen,
zoodat, als acht jaren later, men van daar, met een beroep op
de gemeene zcuik den opperbevelhebber om hulp vroeg, Dibbets
18 Mei 1838 niet zonder bitterheid aan Oorlog meldde: „Het
zoude te wenschen z^n geweest, dat in 1880 en volgende jaren
de thans gebezigde uitdrukking cause commune daadzakeiyk
ware behartigd geworden; dan, wat Maastricht betreft, zyn
hoegenaamd geene diensten, van die z\]de ondervonden."
Voor het Kanaal dreigde te eerder gevaar, omdat het op blz. 85
vermeld detachement-DE Groots, dat te Maaseyck gevestigd
was, evenmin bruikbaar bleek. De dragonders N^. 5 waren toch
grootendeels Zuid-Nederlanders en wilden van geene gehoor-
zaamheid meer weten. Reeds in den avond van den 8° October
ontving Dibbets van den eskadrons-commandant het bericht
over eene deseriie van twee wachtmeesters en elf dragonders,
met wapenen en paarden, terwyl het te voorzien was, dat b\)na
allen het voorbeeld zouden volgen. Dadelijk liet h\j de ontrou-
wen terugkomen en vervangen door 150 man der 14® afdeeling
infanterie, die onder kapitein Gabel Druez denzelfden 9^» Octo-
ber, dat de Luiksche gevangenen de vesting binnenkwamen,
uit de vesting naar Maaseyck marcheerden. Kapitein Druez
zelf verliet echter den 4° November het vaandel, weliswaar na
door Dibbets verleend ontslag; doch wat kon men van flink
optreden by deze menschen verwachten, waar ze vervuld
waien met de gedachte, dat zy Belg wilden worden?
Hoe inderdaad Dibbets' troepen in staat van ontbinding dreig-
104
den over te gaan, bewees ook de ontrouw der op blz. 85 ver-
melde macht, die naar Roermond was gezonden. Onderweg
waren er reeds verscheidene dragonders met pak en zak ge-
deserteerd, tot groote voldoening natuurlek van de Courier de
la Meu8e^*\ De infanterie onder kapitein Ghislain had zich
onderweg bevredigend gehouden, doch te Boermond aangeko-
men, moesten zü met de cavalerie onder hetzelfde dak ver-
bltjven, waardoor de muitzucht werd overgebracht. Den 9"
deserteerden er zeven infanteristen, deels met de wapenen; in
den nacht op den 10" scheen de helft van plan met geweld uit
te breken, hetgeen door des kapiteins maatregelen althans voor-
komen werd. Op straat doolden ze rumoerig rond, schreeuwende:
Vive de Roermonders ! Als je begint^ helpen we je! Wilde men
de dragonders tot hun plicht brengen, met pistool en sabel
werden onderofl&cieren en ofl&cieren ten antwoord bedreigd, zoo-
dat slechts een enkele vonk nog noodig zou z^n, rapporteerde
de kapitein den commandant zijner af deeling, overste Yah
DüYNBN, om het tot eene finale uitbarsting te doen komen '•*.
Ghislain's chef, de majoor Buno, zond een expres naar den
opperbevelhebber met het bericht over den bedenkeiyken staat
DiBBETs ontving het in den nacht van den 9° op den 10°.
Dadeiyk gelastte hy de ontruiming der stad, gel\jk hji den lO^^
prins Fredebik mededeelde; doch beducht voor den demora-
liseerenden invloed dezer troepen in het gistend Maastricht,
beval h\j, dat ze naar Maaaeyck moesten teruggaan, of, zooals
de omstandigheden zouden eischen, naar Venlo behoorden te
trekken. De infanterie ging dientengevolge onder Ghislain naar
Venlo, maar de dragonders weigerden te gehoorzamen, sloegen
aan het muiten en liepen giootendeels weg ^•M Er bleef nog
eene brigade marechaussee te Roermond; deze, het ten slotte
evenmin kunnende houden, kreeg bestemming naar Weert; ook
de tocht derwaarts geschiedde onder desertiên, gel^k de chef
van het korps te Maastricht, de majoor Pelêrin, den 16» October
aan den opperbevelhebber rappoiiieerde "*. Het was mede een
van de treurigste omstandigheden, dat de marechaussee, op wie
men vooral nu had moeten bouwen, de verwachtingen ten
diepste te leur stelde; immers in korten t\]d was van het korps
zoo goed als niets meer over. Hoe het zich gedroeg, bleek ook
105
uit hetgeen te Heerlen gebeurde, evenzeer, naar op blz. 82 werd
opgeteekend, een gistend nest.
By een octrooi van keizerin Maria Thebesia d.d. 22 Januari
1728 was het recht van exploitatie der kolenbekkens te Heerlen
toegekend aan de abdy van Kloosterrade; de revolutie van 1795
bracht deze onderneming aan den Staat. In 1826 vestigde onze
regeering den hoofdzetel dezer zaak in het naburige Kerkrade.
Het Amortisatie-Syndicaat beheerde ze in de dagen, die wy
hier beschry ven *•".
Den 9° October 1830 vertoonde zich voor den administrateur,
den heer A. Pairon, de op blz. 87—88 vermelde jongste der drie
Behr's, door het Revolutionnair Bewind te Brussel aangesteld
tot ontvanger der registratie te Dixmuiden. Aan het hoofd
eener bende uit Gent, was hy eerst te Heerlen gekomen en
had het gansche dorp met den burgemeester incluis tot de
omwenteling doen overgaan, daarin gesteund door de brigade
marechaussee met haar chef, den brigadier Wellens, nog wel
expresselyk derwaarts van Maastricht gezonden om het Neder-
landsch gezag te helpen handhaven! Daarop waren de muiters
naar Kerkrade getogen, en had zich Pairon gedwongen gezien
het Revolutionnair Bewind te erkennen. De administrateur
haastte zich een schreven er over naar het bestuur van het
Syndicaat te Amsterdam te zenden, met dringend verzoek om
eene bezetting; Dibbets rapporteerde het voorgevallene aan
prins Prederik, onder mededeeling dat nu ook twee officieren
der marechaussee gedeserteerd waren. Den 15^^ October liep
brigadier Wellens weg — dus toen eerst, in weerwil van het
gebeurde op den 9nl — uit vrees, berichtte majoor Pelebin,
van gestraft te zullen worden; hetzelfde rapport maakte van
nog meer desertiên melding. '**
Om zooveel mogelyk in het gebrek aan betrouwbare troepen
te voorzien, liet de opperbevelhebber aan de Pruisische gienzen
patrouilleeren, waarbij de commandanten strikte orders kregen,
gelyk generaal Daine d.d. 12 October nog voorschreef, om „de
landbouwers met vriendeiykheid en zachtmoedigheid te behan-
delen, ten einde hen overtuigend te bewyzen, dat de marsch
zvjner troep, alleeniyk dient tot hunne persooniyke bescher-
ming, tegen benden partjygangers, dewelken voornemens z|jn
106
hen te ontrusten en in het verdeif te stoiten"; strenge krijgs-
tucht moest daarom in acht genomen worden, als z\jnde „het
voornaamste middel om den goeden geest onder de landbouwers
in stand te houden, en van hen, nopens den maisch en voor-
.nemens der partijgangers van de oproerlingen, alle inlichtingen
en zelfs hulp te verkrygen". — Maar geene welwillendheid
mocht baten zonder permanente militaire vestigingen, en hiertoe
ontbraken aan den opperbevelhebber de middelen.
In den nacht van den H^ op den 15» stak Sütard andermaal
het hoofd op, tot groole ergernis van den aldaar in garnizoen
liggenden 2» luitenant, chef van een detachement infanterie.
Vreezende het er op den duur niet te kunnen houden, wees
hü zljn chef, kapitein Kbans, commandant van de aldaar op de
grenslinie liggende troepen, op den ernst der toestanden"*;
de kapitein kon hem echter niet helpen.
Den 16» weigerden verscheidene manschappen der 14® afdee-
ling infanterie te Maastricht de wachten te betrekken. In plaats
van zich naar de wachtparade te begeven, trokken zQ in
troepjes van 10 en 12 man in straten en huizen, waar men ze
het minst kon opsporen en tot rede brengen. Het gelukte noch-
tans aan eenige detachementen van het gestadig op de hoofd-
wacht zich bevindend piket om de kwaadwilligen te dwingen
naar hunne kazernen terug te keeren.
In den nacht van den 17» op den 18» vonden er opnieuw relle-
tjes te Heerlen plaats, zooals majoor Pelebin den opperbevelhebber
moest melden, onder aanbeveling derwaarts troepen te zenden '".
Ook het bestuur van het Amortisatie-Syndicaat te Amsterdam
schreef d.d. 14 October een vertoog: „om, zooveel van UHgEdG.
mogt afhangen, de noodige bescherming door middel van den
gewapenden arm aan de ambtenaren van de meergemelde doma-
niale kolenmijnen, bij voortduring wel te willen verleenen, ten
einde daardoor dit belangrijk etablissement van verderen overlast
van kwaadwilligen beveiligd worde". De opperbevelhebber moest
antwoorden, „dat de verlangde by stand der gewapende magt tot
veiligheid der domaniale kolenmyn te Kerkrade voor het oogen-
blik niet kan worden verstrekt, doch dat, indien de omstandig-
heden zulks eenigszins toelaten, ik bedacht zal zyn, op de daartoe
vereischt wordende maatregelen, gelyk nog onlangs is geschied".
107
Tegel\jkei*tyd kreeg Dibbets het, helaas! weder te kwaad met
gouverneur De Beeckman. Gel\jk het alt\jd gaat met menschen,
die moeten samenwerken, doch door gansch verschillende dr^f-
veeren bewogen worden, kleine oneenigheden rezen onophou-
del\jk ; w^j kregen er o. a. eenig zicht op, by het verhaal der
hevige tDoordentüisselingf toen bespanning moest geleverd worden
voor de kaïTen der DAiNE-expeditie (blz. 75). — Zoo ook toen den
9° kapitein Dbuez naar Maaseyck vertrok (blz. 103) en Dibbets
dit den gouverneur meldde, waagde deze per omgaande te ant-
woorden, dat indien men zyn op blz. 82—84 vermeld patrouille-
advies van den S^ gevolgd had, men lang zooveel moeiiykheden
niet zou hebben ondervonden ; tevens beval hy aan alsnog
sterke patrouilles langs den linker Maasoever te doen trekken.
Rustiger dan men zou verwacht hebben, gaf Dibbets destijds
tot bescheid, dat immers indert^d gemis aan troepen hem belet
had om naar eisch op te treden, terw\jl wat de nu aanbevolen
zending betrof, de soldaten niet zoover als Hasselt enz. konden
vertrouwd worden, by de voortdurende pogingen, die men aan-
wendde om ze tot desertie over te halen "\ Een paar dagen
later kwam het tot eene bepaalde uitbarsting. Niettegenstaande
de gouverneur dan toch reeds den 10" de ontruiming van
Roermond had vernomen, nam hy eerst den 13" een besluit
voor de verzending van de ryksgelden aldaar naar Venlo, terwijl
de agent Nijpels, evenzeer door gemis aan initiatief om te
verhuizen, gelyk te Hasselt (blz 83), ook al 'n ƒ 20.000 in han-
den der muiters liet. Het besluit van den gouverneur, aan-
vangende met de zonderling gestelde overweging, dat, bl\jkens
Roermondsche rapporten, de uit Maastiicht naar Roermond
gezonden militaire macht : „plotseling dezelve verlaten en alzoo
wederom aan onlusten blootgesteld heeft", bevatte in art. 6 een
voorschrift ter voorziening in het geval, dat de districtscom-
missaris van Roermond alzoo niet in staat zou blaken z^n
gezag uit te oefenen ; de burgemeester van Venlo werd dan
daartoe gemachtigd, terwöl in art. 6 de gouverneur zich voor-
behield om over de van Roermond en van elders, krachtens
het besluit, te ontvangen fondsen te beschikken „voor de
behoeften van 'sKonings dienst in de provincie, inzonderheid
in de vesting Maastricht" "*. De gouverneur zond afschrift van
108
dit onhandig gesteld besluit eerst den 15» den opperbevelhebber,
en schreef daarby : „Behalve de strekking van derzelver bepa-
lingen tot welz\jn van het algemeen belang des Ryks, zal
ÜHgEdGestr., uit de lezing van de ö^ en de 6® artikels ontwaren,
dat 's Konings dienst in de Provincie, inzonderheid in deze ves-
ting, niet minder beoogd is geworden." — Ten diepste geërgerd,
antwoordde de opperbevelhebber: „Met UHgEdG. missive van
gisteren, kabinet N**. 1059», heb ik mededeeling ontvangen van
de resolutie door UHgEdG. den 13» te voren genomen, onder
hetzelfde nommer, ook met beooging van *8 Konings dienst in de
Provincie en inzonderheid in deze vesting genomen. My voor het
tegenwoordige onthoudende van alle beoordeeling over den door
UHgEdG. genomen maatregel, als ook over hetgeen in dat
opzigt, elders had kunnen en behoeven te worden verrigt, vermag
ik intusschen niet af z^n, UHgEdG. in bedenking te geven, dat
de min gepaste en evenmin gegronde aanvoering der militaire
operatiën, en de gevolgtrekking daaruit, zooals een en ander
in de eerste zinsnede van ÜHgEdGestr. resolutie voorkomt, niet
zeer geschikt z^n, om aan de daarbij betrokken autoriteiten, de
mede-instemming en harmonie tusschen de gezagvoerende
magten, welke vooral in oogenblikken als deze, voor 's Konings
dienst zoo zeer wenscheiyk moeten geacht worden, kennelijk
te maken."
De gouverneur scheen zich echter niet beter te kunnen
uitdrukken. Toen toch ook de op blz. 103 vermelde bezetting
van Maaseyck wegens de aanhoudende desertie in deze dagen
moest ingetrokken worden, schreef baron Db Beegkman d.d.
16 October andermaal den volgenden vreemden brief aan
DiBBETs: „Ingevolge onze onderlinge briefwisseling, en wel
bepaaldelijk UHgEdG. drie depêches van 6, 8 en 9 dezer maand,
N<>8. 53, 66 en 75, had ik, boven en behalve de kommissie,
ingerigt b\) het aan UHgEdG. op 9 October medegedeeld besluit
van Gedeputeerde Staten van denzelfden dag, den noodigen last
opgedragen aan de administratieve autoriteiten, en bQzonderiyk
aan den Hoofdopziener der Zuid-Willemsvaart en aan den Hoofd-
ingenieur van den Waterstaat, om een eenvoudig systema van
bewaking en beveiliging der dyken van voormelde vaart te
beramen, door het bezigen der door UHgEdG. te Maaseyk ge-
109
plaatste militaire magt, der brigades Marechaussee teReckheim
en Maaseyk gevestigd, en der burgerwachten uit de inwo-
ners der onderscheidene naburige gemeenten zamengesteld.
Nu dat ik onderrigt geworden ben, dat voornoemde militaire
magt alhier binnengetrokken is, terw\jl boveugemelde kommissie
hare handbieding geweigerd heeft, en sommige gemeenten
geene nachtwachten willen inrigten, alles by gevolg van de in
den publieken dienst ontstane wanorde, vind ik my in de
noodzakelijkheid gesteld te verklaren, dat ik de bewaking dei*
dyken van opgemelde vaart door geene administratieve mid-
delen, in afwezigheid van den militairen onderstand, langer
kan waarborgen." — Dibbets deed intusschen het mogelyke
om ongelukken te voorkomen, door, zoo goed en zoo kwaad
als het ging; het Kanaal van Maastricht uit tot Neeroeteren te
doen bewaken. In deze dagen, gelijk ik nader zal verhalen,
kwam generaal Van Boecop van eene reis naar 's-Gravenhage
te Maastricht terug. Weert doortrekkende, kreeg hy er de diepe
overtuiging, dat alle krachten ingespannen moesten worden,
om deze plaats andermaal te bezetten, teneinde de Zuid- Willems-
vaart voor gevaar te behoeden. Des generaals mededeelingen
aan den opperbevelhebber leidden er toe, dat d.d. 18 October
kapitein Duycker met 2 luitenants, 16 onderofficieren en korpo-
raals, zoomede 150 man der 11® afdeeling infanterie derwaarts
trok. De kapitein kreeg in last langs het Kanaal te marcheeren
naar Neeroeteren^ aldaar nachtkwartier te houden en in dit dorp
achter te laten : 1 luitenant, 1 sergeant, 8 korporaals, 1 tamboer
of hoornblazer en 40 soldaten. De luitenant moest speciaal het
Kanaal van Neeroeteren tot Eysden gadeslaan en voorts de
gemeenschap met den hoofdpost Weert, waar Dutcker zich
zou vestigen, openhouden. De kapitein diende het Kanaal
tusschen Neeroeteren en de gienzen van Noord-Braband te
bewaken, terwyi opnieuw de provinciale commandant aldaar
werd uitgenoodigd om de vaart te bewaken tusschen Helmond
en de grenzen van Limburg. „De verdere instructiên aan
hem verstrekt", berichtte Dibbets d.d. 18 October aan Oorlog
over de opdracht aan Dutcker, „houden in substantie, dat
vooral 's nachtS; en voomamel^k tusschen Neeroeteren en EisdeUy
eene onafgebroken waakzaamheid op het ernstigste wordt
110
aanbevolen ; dat in de omstandigheden, die dit vorderen, geweld
met geweld zal worden te keer gegaan; dat alle personen,
welke van schuldige voornemens overtuigd kunnen worden,
dadelijk in verzekerde bewaring gesteld, en herwaarts zullen
worden overgebragt; eindeiyk niets uit het oog te verliezen,
wat tot het wel volbrengen der hem toevertrouwde allezins
belangr\jke missie zal kunnen bevorderlyk z\jn." Ten einde
nog grootere kracht aan deze maatregelen by te zetten „en de
veiligheid van het Kanaal al meer en meer te verzekeren*',
gelastte de opperbevelhebber tevens den 11^ October aan majoor
Pelübin, om den volgenden dag te detacheeren in Neeroeteren
1 brigadier met 6 marechaussees en in Weert 1 wachtmeester
met 10 marechaussees, die zich ondergeschikt hadden te be-
schouwen aan den luitenant en den kapitein op die plaatsen.
Inmiddels hadden onderscheidene inwoners de vesting ver-
laten, sinds er op den 12'^ October het gerucht was verspreid,
dat de opperbevelhebber z^ne soldaten zou toegestaan hebben
om by zekere gelegenheid, gedurende 24 uren de stad te plunde-
ren I Den 14^^ schreef hy eene logenstiafl&ng van dit onzinnig
gerucht aan den burgemeester, met verzoek de verspreiders zoo
mogeiyk op te sporen en voor hem te brengen "'. Hoe zwaar
de taak om het gezag te handhaven allengs ging drukken, blijkt
op treffende wijze uit ondervolgend rapport d.d. 14 October 1830,
dat de opperbevelhebber aan Oorlog richtte:
„De rapporien, welke ik de eer heb gehad, in m^ne
„tegenwoordige betrekking aan Uwe Excellentie in te zen-
dden, zullen Haar tot eene overtuigende blyk hebben ge-
„strekt, dat de gesteldheid van zaken daarin steeds, zonder
„eenige bewimpeling, is opengelegd,
„Thans, daar het uitzicht in de toekomst, zich wezenlijk
„verontrustend voordoet, gebieden myn pligt en de ver-
„antwoordeltjkheid, die op my rust, de allezins bedenkeiyke
„positie, waarin ik geplaatst ben, in hare ware kleuren aan
„U. E. af te schilderen.
„De desertie onder de bezetting neemt blykbaar de over-
„hand, en alle, zelfs de krachtdadigste maatregelen worden
„door eene onderhandsche medewerking der inwoners, na-
111
„genoeg veredeld. Aanvankeiyk hebben eenige soldaten,
„geboren Walen, hunne vanen verlaten; alsnu openbaart
„zich de defectie by de 13® en 14® afd. infanterie; vele
„manschappen, meestal uit de provincie Limburg, zyn, met
„of zonder wapenen, en eenige van de buitenposten, gede-
„serteerd. De Marechaussee, waarop in oogenblikken, gelyk
„deze, vooral moest worden gerekend, kan ook geen ver-
„trouwen meer inboezemen. Volgens rapport van den majoor
„Pelbbin, zt|n sedert gisteren ééo opperwachtmeester, twee
„wachtmeesters, één brigadier en zes marechaussees met
„wapenen en paai'den gedeserteerd; drie hunner van een
„observatiepost in de nabyheid der vesting.
„Een kwaadgezinde, tot opstand overhellende geest doet
„zich by sommige inwoners duidelijker bespeuren, en wordt
„door de zoodanigen niets onbeproefd gelaten, eene alge-
„meene gisting in de gemoederen te verwekken; nog gis-
„teren werd met zekerheid het gerucht verspreid, dat aan
„de ti'oepen btj zekere gebeurtenis, eene plundering gedu-
„rende vier en twintig uren zoude worden toegelaten; ook
„dat het voornemen bestond, de Waalsche militairen van
„het garnizoen te ontwapenen. Een en ander heeft reeds
„een aantal de stad doen verlaten.
„Omgeven van verraad en mistrouwen, weinig of geene
„werkdadige hulp van de civiele autoriteiten te wachten
„hebbende, ben ik als het ware geheel aan m|j zelven
„overgelaten. De buitengewone, hoog noodige veerkracht, die
„aan alle dlenstverrigtingen is b^gezet, heeft de boog, in
'„zekeren zin, overspand, en kan niet anders dan eene zede-
„I\jke krachteloosheid ten gevolge hebben.
,Ik verklaar dan ook in gemoede aan U. E. het hoogtijd
„is, men op middelen van uitkomst bedacht zy. Deheeren
„Generaals, Chefs en verdere officieren, betrachten allen
„hunnen pligt, doch dat gedeelte der infanterie, waarop
„geene verdenking rust, bestaat byna uitsluitend uit mih-
^tairen, welke door gebrek aan ondervinding, physieke en
„morele kracht, niet voor hunne tegenwoordige dienst be-
„rekend 'z^n. De artillerie is meestal uit Maastrichtenaren
„zamengesteld, zoodat, behalve de bataillons Mineurs en
112
„Sappeurs, alleen de afdeeling Kurassiers N". 1 overblijft, waar-
„in echter een onbeperkt vertrouwen kan worden gesteld."
Twee dagen later, dus den 16°, zond de opperbevelhebber
den graaf De Bobchgrave naar Antwerpen, waar de prins van
Oranje met een staf ministers enz. residentie had genomen om
van daar uit door zijne populariteit de bevrediging der Zuide-
lyken tot stand te brengen. De zendeling nam een brief van
DiBBETS aan den prins mede, waarin evenzeer stond : „Hoewel
sedert vier weken, eene onophoudeiyke inspanning en het aan-
wenden van krachtdadige maatregelen genoegzaam zyn geweest,
om het wettig gezag te doen handhaven, wordt evenwel m^ne
positie van dag tot dag bedenkeiyker, niet door hetgeen van bui-
ten te wachten staat, maai* veeleer door kwaadgezinde pogingen
van binnen, gepaard bö de steeds toenemende desertie, vooral
by de 14® afdeeling Infanterie, en regiment Ligte Dragonders
N<>. 5. Ik veronderstel dat de heer Graaf De Borchgkave, de eer
zal hebben U. K. H. miJne dépêche te overhandigen en Hoogst-
denzelve met den waren staat van zaken bekend te maken."
Wat zal er in het gemoed van den helderzienden, hoog siaanden
briefschrijver zyn omgegaan, toen zich met zijne depêche kruiste
's Prinsen proclamatie van denzelfden 16°, waarin de vorst ver-
klaarde zich aan het hoofd der beweging te stellen, terwijl aan
de gouverneurs hun zelfstandig burgerlyk gezag in de opge-
stane provinciën werd teruggegeven en Maastricht werd uitver-
koren tot plaats voor eene groote kiesvergadering om over de
toekomst te beslissen! Dit aangrypend incident is door mij
beschreven in De T^dspiegel van October 1902 N". 10, bl. 200
vv., zoomede met welken waardigen brief aan den Prins het
stuk is beantwoord geworden. Tegelykertijd had echter Dibbets
in alleryi majoor Sybers naar *s-Gravenhage gezonden, teneinde
met den meesten spoed instructiën van Oorlog te erlangen. In
den avond van den 22° October was de zendeling teruggekomen
met de volgende hoogst belangrijke depêche:
„Zoo even ontvang ik. Mijnheer de Generaal, Uw rapport
„van gisteren N**. 140, waarmede m^ wordt overgelegd een
„brief aan ü van Z. K. H. den prins van Oranje, gedag-
„teekend den 11^ te voren, waaiby üHgEdG. wordt ver-
118
i^zocht de civiele autoriteiten van de provincie Limburg in
„staat te stellen om te voldoen aan eene magtiging van
„Z. E. H. om namelijk op zekere w\jze verkozen gedepu-
„teerden naar het zoogenaamd Nationaal Congres te Brussel
,yte zenden.
„Beantwoordende de vraag, in Uwen brief vervat, hoe
„door ü in dit geval zal moeten worden gehandeld, aarzel
„ik niet, Manheer de Generaal, CJ nogmaals te herhalen,
„dat het opperbevel in de vesting Maastricht en de ver-
„dediging van de sterkte U door den Koning aUeen is
„aanvertrouwd en dat Z. M. van U en Uwe trouw verwacht,
„dat de veiligheid van Maastricht, de eenige leiddraad van
„alle Uwe handelingen zal z^jn.
„Het is in naam des Konlngs, dat ik U gelast geene
„bevelen te gehoorzamen dan die, welke U door het departe-
„ment van Oorlog zullen worden gegeven en aan geene
„aanzoeken, z^ mogen komen van waar z^ willen, een
„gunstig oor te verleenen, die het veilig behoud der U
„toevertrouwde vesting in de waagschaal zouden kunnen
„stellen.
„Het is niet te ontkennen, dat de volksvergaderingen, in
„de aanschr^ving van den prins van Oranje bedoeld, de
„allergevaariykste gevolgen voor de veiligheid derzelve
„zouden kunnen na zich slepen; geene zoodanige verga-
„deringen zullen dus door U binnen de muren der stad
„mogen worden gedoogd.
„De provincie Limburg is groot genoeg, om, moet het
„z^n, die elders te doen houden, eene verrigting, waarmede
„UHgEd.0. in allen geval geene bemoeienis heeft.
„De Koning beschouwt U, Manheer de Generaal, als Zffnen
„officier; Maastricht is aan U door Hem en door Hem cUleen
„toevertrouwd, en UHgEd.Q. kan nooit dwalen, door alle
„middelen, die tot het veilig behoud dier vesting kunnen
„leiden, met ki*acht aan te wepden.
„Ten slotte verzeker ik U, dat Z. M. vol vertrouwen is,
„in de middelen, die door U tot dat einde zullen worden
„in het werk gesteld.'
8
»>
114
«
Erkenteiyk antwoordde de opperbevelhebber den 28° op deze
depêche :
„Het hoog bewys van 's Konings vertrouwen, hetwelk ik
„daarin heb mogen aantreffen, doet m^ de vrijheid nemen
„Uwe Excellentie, op nieuw, ten plegtigste te verzekeren,
„ik onvermoeid werkzaam zal z^jn, hetzelve te regtvaardigen.
„Steeds heb ik my beschouwd als officier des Konings, en
„in alle omstandigheden mijnen pligt naar geweten, vol-
„bragt. Nog onlangs heb ik den Heere Gouverneur der pro-
„vincie Limburg, op zyne mededeeling der Proclamatie van
„Z. K. H. den Prins van Oranje, en daartoe betrekkelyke
„depêche verklaard, dat de daarin bedoelde kies vergadering
„in geen geval, binnen deze muren kan worden toegelaten;
„hebbende ik my echter; ter wegneming van allen moge-
„lyken tw\jfel, aan Uwe Excellentie ten dien opzigte ge-
„adresseerd. Van die zQde is het alzoo niet te duchten,
„dat de veiligheid der vesting in de waagschaal zal wor-
„den gesteld. Wat overigens de inwendige gesteldheid be-
„treft, deze is Uwe Excellentie, uit vorige rapporten, ge-
„noegzaam bekend. Dagel^ks raken de gemoederen meer
„aan het gisten, en in geiyke mate verdubbelt onze waak-
„zaamheid. Het z^n de pogingen der kwaadwilligen, die zoo
„binnen als buiten, alleen wachten op het oogenblik, dat zy
„elkander wederzQds de hand zullen kunnen bieden."
Hoe het inderdaad binnen de vesting broeide en men plannen
smeedde voor dit wederzijds de hand reiken, zullen wij nader
in het volgende hoofdstuk lezen.
115
HOOFDSTUK XVIIL
Het plan tot den opstand te Maastricht d.d. 18 Oct. 1830.
Het hoofdkwartier van den opstand in de vesting. —
Ontwikkeling van het plan. — Mislukt door de weifel-
moedighsid van Daine. — De verdachte houding van
DEN GOUVERNEUR De BeECKMAN. — Db MISLUKKING VAN
DEN AANVAL VAX BUITEN. — BeLANGRUKE MEDEDEELINGEN
VAN JaMINÉ over de MISLUKKING VAN DEN OPSTAND.
Ten aanzien van de plannen der samenzweerders moeten
wij weder onze toevlucht nemen tot de op blz. 39 vermelde
Nota van het departement van Oorlog. Misschien dat Dibbets
zelfs haar opgezonden .heeft en dat dit zou bljjken uit den
aanbiedingsbrief, voorhanden wellicht in het archief van Maas-
tricht; doch daar ik eerst dit archief raadpleegde en er het
aangeboden stuk miste, heb ik niet geweten, waarover het
handelde en uit dien hoofde van den aanbiedingsbrief niet
voldoende notitie genomen. In verband met myne op blz. 101—
102 voorkomende opmerkingen, is het evenzeer wel mogelyk,
dat wat in de Nota blijkens het hieronder volgende wordt
medegedeeld, niet volkomen juist is; maar al zou nu ook
alles niet zoo precies z\jn, als de schr^ver bericht, aan het
algemeen beeld van den toestand behoeft men niet te twijfelen.
Sedert den 16^^ October dan vereenigden zich des avonds na
6V2 uur tot 9 uur in eene bovenkamer van den kofflehuishouder
H0EBÈBËCHT8 op het Vrythof verscheidene slechtgezinde officieren
en eenige weinige burgers, welke door niemand dan door den
koffiehuishouder zelven bediend mochten worden. Het was het
zoogenaamd Hoofdkwartier van den te verwekken opstand^ waar-
van het uitbreken bepaald was geworden op den 18^ des avonds
ten 7V2 uur, terwtjl generaal Daine het hoofd zou zyn. Het
ontwerp, opgemaakt met gemeen overleg van dezen en een
aantal officieren der 14® afdeeling infanterie, van het regiment
lichte dragonders N^. 5 en van de artillerie, bevatte in hoofdzaak
116
de volgende punten. In de comedie op de Breestraat, waar een
gedeelte van het flankbataljon der 8« afdeeling infanterie geka-
zerneerd lag, moest een hevige brand gesticht worden, ten einde
de ons getrouwe soldaten by de kazerne te houden. Deze
kregen dan een aanval van de dragonders, terwyi twee voor de
hoofdwacht geplaatste stukken door kapitein La Coste zouden
worden veimeesterd, om die mede op de 8« afdeeling te doen
vuren. In het magazijn van den houtkooper Stevens en vöör
diens woning lag houtwerk gereed, bestemd om tegeljjkertyd bar-
ricades op te werpen in de Bok-, Maria- en Hondsstraten, alsmede
langs den wal; aldus wilde men beletten het optreden van dein
de Augustynerkazerne gehuisveste en aan het gezag geti'ouwe
kurassiers. Hiervan lagen er mede in de Jekerstraat; eenige
pelotons van de 14^ afdeeling moesten deze in bedwang houden.
De verdere plannen hielden verband met gelijktydige hulp
van buiten. Op den 16» October bevond zich daartoe te Brussel
Pêtbüs Nypels. Hy deelde aan de leden van het Voorloopig
Bewind Gendebien en Félix de Mérode mede, dat alles te
Maastricht in gereedheid was om den 18»^ eene omkeering te
bewerken, maar dat men troepen noodig had ten einde de
vesting van de buitenzede aan de Brusselsche, Tongersche en
Pieterspoorten te bedreigen, waarop Gendebien antwoordde: „Il
y a longtemps que nous avons désiré que Maestricht serait
d'accord avec la Belgique. La demande que vous nous faites,
k regard de Tenvoi des troupes, sera accordée." Dadeiyk werden
koeriers naar alle naby Maastricht gelegen en door Belgische
troepen bezette plaatsen gezonden, met last zich in het dorp
Bilsen te vereenigen en zich te stellen onder de bevelen van 'n
DE Brouckère («). Dientengevolge waren in den ochtend van
den 18^1 'n 8 è. 4000 man op dit slechts één uur afstands van de
vesting gelegen punt tot achter het dorp Wolderen vereenigd,
hetgeen men in de vesting des ochtends tusschen 9 en 10 ver-
nam, zoodat de opperbevelhebber last gaf tot het innemen van
de reeds op den 8» October vastgestelde alarmplaatsen.
Binnen de vesting zouden zich, volgens het plan van den
(a) De nota schrift K. M. I. O. Dx BRoucKiiRS. Ik ken slechts Charles (Karel??)
en Hjehri.
117
opstand, naar de Tongersche poort begeven manschappen van de
14® afdeeling; als dan de 1^ luitenant Dutilleül van het 3® bataljon
veldartillen'e drie schoten had gedaan met een der stukken
geschut op de kat de Ijskelder, zoo moest de Brouceère dadelyk
voortrukken, de avance-wachten der Tongersche en Brussel-
sche poorten bestormen, terwfll een ander gedeelte zich ter
verontrusting op de St. Pieterspoort zou richten. De 1® luitenant
Vbbspyck van het 3® bataljon veldartillerie, die ons inderdaad
ontrouw is geworden, had zich belast met twee 6-ponders links
van de Tongersche pooi^ te plaatsen, ten einde deze open te
schieten en alzoo aan de Brougkère toegang te verschaffen. Tege-
lykertyd zouden dragonders met eene menigte burgers de mineurs,
twee bataljons van de 8® en het bataljon van de 13® afdeeling
overvallen ; Kapitein Van Mons van het 3® bataljon veldartil-
lerie had op zich genomen 's B\jks tuighuis te openen, ten einde
de burgerij van geweren en andere blanke wapenen te voorzien.
Voor het welslagen van dezen aanval, zoomede voor het open-
maken der poorten deed deze kapitein, belast met het materieel
der vesting, reeds in het begin van October, de sleutels door
een z\jner ondergeschikte kanonniers namaken; Van Mons had
daartoe de grootte der sleutels geteekend en afdruk in lak
van het werk genomen. Op dezelfde w^jze zou men zich meester
maken van de scherpe infanterie-patronen, opgeborgen in het
kruitmagaz^n de VU f Iwppen, het bastion, dat men by de latere
slechting der vestingwallen nog bewaard heeft, en welks naam
herkomstig is van eene executie in 1638, toen er de hoofden
werden tentoongesteld van gevonnisden, beschuldigd van de
stad aan de Spanjaarden te hebben willen verraden. De kapitein
had er mede voor gezorgd, dat by een smid dolken en andere
schei'pe werktuigen, verder geweren en pistolen in voorraad
lagen; tegen den dag, dat de opstand zou uitbreken, werden
deze wapenen overgebracht naar het Hof van Tüly in de Brus-
selsche straat.
Toen de 18® aanbrak, voerde kapitein La Coste het bevel
op de hoofdwacht, beschikkende daar over manschappen, die
slechts op een teeken wachtten om te beginnen. Verder hadden
de advocaten Jaminé en Wuestenraad, de boekverkoopers Bukt
en Lefebvbe, zoomede de hoedenmaker Toisé 'n 62000 francs
118
verzameld, die nu onder de geringere volklasse verdeeld wer-
den of moesten worden.
Aan den avond van dezen dag waren in het zoogenaamd
Hoofdkwartier een aantal der samenspannende officieren van
verschillende wapenen vereenigd, waaronder ook de onder-
intendant Du Faüre Vercoürs. Evenzoo waren in het Hof wm
Tüly 'n 150 burgers samengeslopen met eenige militairen,
ten einde er zich te wapenen en dan op het afgesproken teeken
zich in drie afdeelingen te splitsen: eene tot omsingeling der
Sociëteit voor het gevangennemen der officieren aldaar; eene
andere om kapitein La Costk te steunen en zich meester te
maken van hen, die aan den opstand geen deel wilden nemen ;
eene derde om het piket aan de St Janskerk te ontwapenen.
Nog waren er 23 andere huizen in de stad, waar ontevredenen
samen zaten om den stryd te beginnen. Dat al die groote
verzamelingen konden plaats vinden, zonder Dibbets' politie er
een stokje voor stak, wekt . eenigen twyfel of het alles wel
precies zoo gegaan is ; intusschen wist de opperbevelhebber,
dat er samenkomsten plaats grepen.
Nu echter het oogenblik van handelen naderde, vroegen som-
migen op het hoofdkwartier zich af, of het wel geraden was te
beginnen, terwijl 's Prinsen proclamatie van den 16»^ den weg
voor eene vreedzame oplossing baande. Men had den tyd, om
dit nog eens rypeiyk te overwegen, daar de aanvoerder van den
te verwekken opstand, nameiyk generaal Datne, zich niet aan
het uur der samenkomst bleek te houden. Toen het kwart voor
zeven was geworden, ging advocaat Jamtné naar zyne woning
om hem af te halen ; maar de generaal bleek by den post-
meester BoNHOMME zóó zwaar gemiddagmaald te hebben, dat
Jamiké henï zeer sterk door den drank bevangen aantrof en
tot bescheid kreeg: „Le moment n'est pas encore lè,, que nous
devons commencer. Attendez jusqu'è demainetjevousenverrai
des ordres h eet égard au quartier général." —Van Daine kan
men ongetwijfeld alles verwachten ; toch vraagt men zich af,
of het wel waar zou zyn.
Aan de allerwegen vergaderden en ingewyden werd dienten-
gevolge zoo goed mogeiyk bericht, dat het plan dien 18^ niet
zou doorgaan. De Brouceèbe kon natuurlijk de tijding niet
119
kragen. Den nacht wachtte h\j dus tevergeefs op het afgespro-
ken teeken; toen deed h\j z^ne bende naar Tongeren terug- .
gaan, waar voor hare inkwartiering werd gezorgd en h^zelf
intrek nam in het hotel De Paauw. „Le coup a manqué'*; was
de teleurstellende tyding, waarmede hy aan de aldaar op hem
wachtenden het resultaat der expeditie berichtte. Van de ver-
borgen wapenen werden den 21° October twee kisten heimel^k
de Tongersche poort uitgevoerd; in Juni 1831 volgde eene andere
kist, onder voorwendsel van kleederen te bevatten, die aan een
comediant te Luik behoorden. Dit alles ging dus der vooral
destyds zeer strenge politie voorbij; ik kan er niet meer van
zeggen, dan dat de Nota het staaft. En ie Brussel dacht men
waarlijk, dat de Brabandsche vlag reeds te Maastricht wapperde,
of liever men deed alsof men het aldus moest beschouwen.
Immers den 20° ontving baron De Beeckhan den volgenden
brief, gericht A Monsieur Ie Chuvemeur de la Province de Limbourg
d MaeatricM.
Bruxelles, Ie 16 Octobre 1880.
Monsieur Ie Gouverneur !
Informe par la lettre de Mr. Ie Gommissaire des Finances,
en date du 6 octobre courant, que dans plusieurs places
fortes, qui se sont successivement rendues indépendantes,
il se trouve des fonds dans les caisses militaires, et qu'il
est urgent que ces fonds soient immédiatement versés,
soit h la banque, soit chez les agens de cette société, j*ai
l'honneur 'de vous prier de vouloir bien donner les ordres
nécessaires pour que cette mesure soit mise en exécution
dans toutes les places, qui se trouvent dans la circonscrip-
tion de votre Gouvernement.
En m'accusant réception de cette lettre, je vous serai
obligé de me faire connattre les dispositions, que vous
aurez prises k ce sujet.
Le membre du Gouvernement Proviaoire,
Chef du Comité de la Guerre,
16 Oct. 1880. JoLLY.
NO. 8.
1
'
120
De gouverneur vloog volstrekt niet op bö de ontvangst van
dit brutale stuk. H^ deelde aan Dibbets mede, dat het schreven
hem gezonden was ... „gewis by abuis"!! waarom hyhet^als
niet ontvangen" zou beschouwen, doch hy bood er een afschrift
van aan „als betrekking hebbende tot militaire zaken".
De opperbevelhebber wist overigens, wat hy van dit alles te
denken had. Het was hem bekend, dat voorname ambtenaren
en ofQcieren der stad ten huize van den gouverneur en elders
vergaderden ; dat ook generaal Daine op verraad zon, betwQfelde
hö niet meer. Goed te vertrouwen officieren en onderadjudanten
bewaakten geregeld het hotel van den gouverneur des daags en
des nachts; zelfs in diens woning had Dibbëts berichtgevers.
De nederlagen van onze troepen werden in deze vergaderingen
met warme toejuiching vernomen, en zich van tevredenheid in
de banden wr^vende, hadden De Beeckman's gasten het gou-
vernementshötel verlaten met hunne vreugde er over uit te
spreken, dat ze verslagen waren en het dus goed ging, gelijk
Dibbets' bewakers opvingen. Een trouw bezoeker was de baron
T. J. DE BiLLEHÉ DE Valensabt, lid der Provinciale Staten. Van
Brussel had deze de uitnoodiging ontvangen om als comman-
dant der burgerwacht te Maastricht op te treden, wanneer het
tot de omwenteling kwam. De Billehé had het stuk den gou-
verneur ter hand gesteld, maar deze gaf hiervan — „gewis
by abuis"? — gemt kennis aan den opperbevelhebber. Zoo
broedde het verraad tot op de hoogste sporten van de Maas*
trichtsche burger^.
Over de oorzaak der mislukking des opstands d.d. 18 October
1880 kreeg Dibbets in 1838 eene mededeeling, waaraan h^
weliswaar alle waarde ontzeide, doch die niettemin het feit
van het bestaan der plannen bevestigt. Een van onze spionnen
uit den omtrek, zekere Hekbabd, vernam nameiyk dest^ds van
een Belgischen douanier, dat de mislukking van het plan der
muiters om in October 1880 de vesting te vermeesteren, alleen
toe te schryven was geweest aan de reeds tot Laf eld genaderde
bende van De Brouckèbe, wiens troep dermate in dronkenschap
verkeerde, dat aan het vooi*tzetten der expeditie niet te denken
viel. Volgens dat verhaal was zulks te meer te betreuren, om-
dat juist op den afgesproken dag het Maastrichtsche fort Si.
121
Pieier door een Belgischgezind officier werd gecommandeerd,
die by het uitbreken van den opstand steun beloofd had.
Henbard vertelde deze en andere b^ zonderheden over aan z^n
chef in dezen spionnendienst, den gepensionneerden Belgischen
kolonel RottssbS; die té Eupen in Pruisen op onze grenzen
woonde en Dibbets mede van den gang der zaken in de latere
jaren van den Belgischen str^d placht op de hoogte te houden.
BoTTisHS deelde' den opperbevelhebber by schreven d.d. 4 April
1888 het gehoorde mede, onder byvoeging, dat Henrabd zelf te
Maastricht zou komen voor het verteUen van meer by zonder-
heden. Maar Dibbets, niet byzonder op zyne betrekkingen met
BoTTiEBS en de door dezen bezoldigden gesteld, antwoordde den
12^ d. a. V. : „Par rapport a votre lettre du i^^^^ Mr. H. n'a rien
pu me communiquer que ce qui est dejè, généralement connu.
Gependant il est sür que l'entreprise pour se rendre maltre de
Maestricht, n'a pas failli par Tivrognerie, mais par TefiTet des
dispositions tres energiques, prises de longue main, qui seraient
exécutées de tout point. C'est donc la peur, è. bien dire, qui
leur a lié les mains."
Er is bovendien een ander belangryk licht over deze gebeurte-
nissen opgegaan. Wy hebben kunnen lezen, dat, volgens de
Nota, generaal Daine in het plan tot opstand was betrokken;
dat hy er op het oogenblik der beslissing van afzag en dat er
verdeeldheid in het z.g. Hoofdkwartier van den opstand was
ontstaan tengevolge der proclamatie des prinsen van Oranje.
Deze mededeelingen zyn van eene volkomen betrouwbare zyde
bevestigd geworden. Toen nameiyk in 1881 de Conferentie der
Mogendheden te Londen aan Nederland en België de XXIV
Artikelen wilde opdringen, werd deze aangelegenheid in de
Belgische Vertegenwoordiging, op verlangen van het Ministerie,
met gesloten deuren behandeld. De Begeerïng achtte het tevens
in het belang des lands, dat het voorstel der Conferentie zou
worden aangenomen, hetgeen echter een ernstig verzet by vele
leden uitlokte, inzonderheid van de Limburgsche afgevaardigden,
omdat dan de tegenwoordige Nederlandsche provincie Limburg
voor België verloren zou gaan. In weerwil van het geheime
der zittingen, werden vele der redevoeringen, waaronder heel
wat bombast, nog in diezelfde dagen door de bladen gepubli-
122
ceerd, en zoo ook die gehouden op den 21^ October door een
der hoofdleiders van den Maastrichtschen ontwerp-opstand van
18 October 1880, advocaat Jaminé. „De heer Jaminé'', leest men
o. a. in de Opregte Haarlemsche Courant van 1 November 1881 ,
„heeft tegen de vredea-artikelen gesproken, en, zoo men zegt,
de vergadering tot tranen geroerd, zoo dat de heeren Lebeau
en Lehon hem de hand z\jn gaan drukken, met verzoek, om
zgne woonplaats bjj hen te vestigen." In die redevoering weer-
legde Jaminé het aan de Maastrichtenaren gedaan verwet, dat
het verlies van Limburg de schuld was van de laksheid der
Maastrichtenaren zelven, doch wat hy ten dezen aanzien zeide,
vindt men in al de Belgische bladen verzwegen, wel te ver-
staan op deze w^ze:
(JJü de gedrukte rede). „Mais Maestricht! Les deputésqui
„pla<;aient jadis nos droits è, Tindépendance dans la part
„plus OU moins grande que nou& avions prise è, Tinsurrection,
„récusaient Maestricht; il est temps de parier; oui je l'es-
„père, les murs n'auront pas d'oreilles; on a voulu Ie
„comité secret, je m'en saisis
„Toute résistance devenue inutile, la jeunesse abandonna
„ses foyers pour venir gi*ossir vos bataillons (vervolg van
4e rede.)
Op deze plaats der door de bladen gepubliceerde redevoering
staan dus stippels, geiyk men zich o. a. kan overtuigen by de
Brusselsche Émancipation van 81 October 1881, 2® bladzyde,
o. a. aanwezig op de Koninkl^ke bibliotheek te 's-Gravenhage.
Die stippels gaven dest^ds tot allerlei gissingen te Maastricht
aanleiding ; velen waren van meening, dat Jaminé het zooge-
naamd Comité Secret te Brussel verweten had van niet de gelden
te hebben verstrekt, die d.d. 7 October 1880 Wuestenraad,
biykens het op blz. 101 medegedeelde had gevraagd voor het
bewerken van den opstand, en dat hy alzoo op deze commissie
de schuld had teruggeworpen, dat Limburg verloren ging.
Hierin werd een paar jaren later door de volgende eigenaardige
omstandigheid licht ontstoken.
123
In den avond van den 16^ Mei 1833, na het sluiten der
poorten; vernam de commandant van fort St. Pieter, kapitein
HoEKSEMA; dat in de nab^z^nde buitenherberg, het nog zoo
vriendeiyk gelegen Slavante, zich ophielden de in Tongeren
woonachtige Belgische heeren : Verstraeten, arrondissements-
inspecteur der belastingen; Nypels, rechter; Ruys, substituut-
procureur; NiEBSTEAsz, gnffler; en Jaminé. De kapitein deed ze
dadeiyk oppakken en naai* het fort voeren.
Den 22° Juli 1903 bracht ik een bezoek b^ den burgemeester
van Tongeren, den heer Meuers, gehuyrd met eene dochter
van den heer Jaminé. De burgemeester v^as uitstedig, doch ik
had het genoegen met groote voorkomendheid ontvangen te
worden door den zoon, advocaat te Luik. ZËd. begon zelf over
die gevangenschap, waaromtrent hy erkende, dat de heeren
onvoorzichtig waren geweest en goed behandeld waren geworden.
Op het bericht der arrestatie had de opperbevelhebber aan-
vankel^'k het plan gevormd om ze, in afwachting van bevelen
uit 's-Gravenhage, gevangen te houden ; doch daaitegen viel in
te brengen, dat dan zeer zeker represailles zouden genomen
worden, ten aanzien van enkele nog met verlof afwezige ofb-
eieren der bezetting en van ambtenaren, die om de eene of
andere reden zich kortstondig in de omstreken moesten op
houden. Vandaar dat Dibbets er eerst nog eens de te Maas-
tricht aanwezige generaals en den auditeur-militair over hoorde,
ten gevolge waarvan werd besloten, rapporteerde Dibbets den
volgenden dag, dus 17 Mei 1833, aan Oorlog: „dat, aangezien
Slavante buiten een rayon van 1100 ellen gelegen is, en bo-
vendien geene bewezen bestaan, dat z\j met kwade oogmerken
aldaar ztjn gekomen, hen in vr^heid te doen stellen".
Terwyl nu deze beslissing hangende was, wist Dibbets' voor-
treffeiyk politiehoofd, kapitein Hennequin, den heer Jaminé over
te halen, om ten aanzien van het niet gepubliceerde in diens
redevoering van 1831 op schrift te brengen de* volgende:
„EXPLICATION
„donnée par Mr. Jaminé concernant la lacune laissée dans
„son discours, prononcé par lui dans la séance du Comité
„Secret de la Chambre des représentans du 27 Octobre 1881.
124
rtNota. Répéter littéralement, ce qui a été dit k la tribune
„est impossibl6; pai'oe que les trois quarts de ce discours
„ont été improvisés; mais en voici la substance et même
^les tours des phrases.
Je m'en saisis.
„La plupart des habitans avaient salué la révolution de
„leurs acclamations; ceux-lè, auraient agi. Que leur manqalt-
„il? L^ aussi il y avait du courage et des armes. Mais un
„chef militaire était en rélation avec Ie Gouvernement Pro-
„visoire; mais ce chef faisait assez entendre a ceux, qui
„n'attendaient peut-être qu'une étincelle pour se décider,
„que Thonneur en revenaitauxmilitaii'es. L'honneurlC'était
„è. cinquante mille florins, une pension, un brevet qu'il
„avait évalué son patriotisme. L'honneur! Entendez vous?
„Il demandait de l'argent. Le Gouvernement Provisoire fit
„des promesseS; h ce qu'il parait; faute de mieux; le Chef
„allait se contenter.
„Mais le jour même oü le plan düt recevoir son exécution,
„arriva la fameuse proclamation du Prince d'Orange. Les
„conjurés militaires se réunirent et certains d'entre eux,
„qui alors flrent Torateur pour montrer la révolution comme
„terminée, qui s'écrièrent de toutes leurs forces, pas de
„sang d repandre, le Prince est d la tête du mouvement^ ceux-
„lè vous les voyez aujourd'hui se pavaner en grosses épau-
„lêttes sur les marches du tröne. Ne me force pas de nom-
„mer. Tout fut bientöt connu, le chef partit. Le général
„Dtbbets eut le tact de licencier par pelotons de dix, de vingt
„hommes la garnison beige. Les bourgeois furent désarmés
„et Ton oserait nous faire des reproches.
„Toute résistance ....
Niet zonder eenige zelfvoldoening zal de opperbevelhebber
deze Eocplication naar 's-Gravenhagè gezonden hebben, geiyk hy
deed by brief d.d. 23 Mei 1883. "^
125
HOOFDSTUK XIX.
De houding ran den gouTemeur De Beeckman<
MbDEDESLINGSN van BABON De Bn.LEH£. — OoBDEEIi VAN 6BNE-
EAAL DiBBETS. — OnTSLAG EN VERTEEK VAN DEN GOÜVEENEUR.
— DiBBETS' WEIGERING OM HEM DE VESTING WEDER BINNEN
TE LATEN.
Over het gehee] genomen; zal de lezing van een geschiedver-
haal het aangenaamste z^jn, wanneer de schr^ver het hoogste
woord biyft houden; maar er kunnen zich omstandigheden
voordoen, waar het nuttig voorkomt letterlijk mede te deelen
op welke wtJze de personen zelven zich over de ontvangen in-
drukken hebben uitgelaten; dit is o. a. soms wenschel^k waar
het loopt over hunne beoordeelingen, speciaal veroordeelingen,
van anderen. Uit dien hoofde geef ik hier enkele stukken van
DiBBETS terug, die belangr^k zyn, eensdeels omdat ze ons nauw-
gezetter doen kennen de afkeurenswaardige houding van den
gouverneur, waardoor de taak des opperbevelhebbers zoozeer
verzwaard is geworden, anderdeels doordien z^ nader licht
werpen op de dreigende dagen van October 1830.
In 1881 ontzeide de opperbevelhebber de toelating tot de
vesting aan den baron T. J. de Billehé de Valensabt, een
vriend van den gouverneur. In 1838 werd dit verbod opgeheven,
waarvoor De Billehé generaal Dibbets kwam dank zeggen. Het
gesprek, dat zich dientengevolge ontspon, maakte het onderwerp
uit van een rapport aan Oorlog d.d. 2 Februari 1888, hetwelk
aldus luidt:
„De baron De Billehé, inwoner dezer stad, lid der Pro-
„vlnciale Staten, tot de ultramontaansche party behoorende,
„was van den aanvang, dat de gewezen gouverneur baron
„De Beeckhan alhier is gekomen, met hem op een bijzonder
„vertrouweltjken voet, als ztjnde dezelfde grondbeginselen
„toegedaan, en bestonden er ook wel redenen, een wakend
„oog op hem te houden.
'- »;
126
„In het begin der onlusten begaf hij zich dagel^ks des
„avonds met zgnen schoonzoon Vilain XIV by den (ïou-
„verneur, alwaar de procureur-crimineel Cruts, Rüys, Du
„Faure en anderen zich bevonden; het Gk)uvemementshuls
„werd destydS; zoo binnen als buiten, van naby gadegesla-
„gen, en zelfs of&cieren en onderadjudanten, als schild-
„wachten aldaar geplaatst; dezen hebben Vtlain XIV aan
„den baron De Bjllehé, z\jnen schoonvader, by het uitgaan
„hooren zeggen, zich daarby in de handen wrijvende: cela
„va bim^ Ü8 ont été baitus.
„De meer en meer toenemende strenge maatregelen, en
„de weinige hoop op de overgave der vesting, geboden bun
„voorzigtiger te zQn en zich van alle opvallende deelneming
„te onthouden; terwyi met het vertrek van den Gouverneur,
„ook de aanleiding gevende oorzaak doende ophouden, nader
„niets meer van den heer De Billehé bespeurd werd.
„In de maand Juli 1831, vroeg de heer De Billbhé ver-
„gunning, om zich, gedurende veertien dagen, te begeven
„naar het buitengoed Leutk, aan z\jnen schoonzoon toebe-
„hoerende; opmerkzaam is het, dat juist in dit tydvak, de
„kiesvergadering te Tongeren is gehouden; dat alstoen de
„komst van Leopold te Luik plaats had, en hy, Billehé,
„zich gelijktijdig aldaar bevond; dit alles in verband gebragt
„met ztjne vertraagde terugkomst, eerst in het einde van
„Aug74stit8f zeker met voornemen den uitslag des Tien daag-
„schen veldtogts af te wachten, gaf voldoende reden, hem
„niet meer in de stad toe te laten.
„Sedert dien heeft hy en z^ne familie zich te Beekf twee
„uren van hier, opgehouden, met niets bemoeid, en stil ge-
„dragen; daarb\) onderrigt z^nde, dat hy, aan zijnen schoon-
„zoon Vilain XIV had geweigerd bij hem te logeren, om geen
„achterdocht te geven, gaf m\j dit aanleiding, aan zyn ver-
„zoek, om weder binnen de stad te komen, gehoor te geven.
„De heer De Billbhé, by mij komende, om deszelfs dank
„te betuigen, was zyn eerste woord iQ^nércU, je suis indigne-
„ment trahi, vous êtes instruü d*une certaine lettre; waarop
„ik zeide, alles is met verraad begonnen, en blijven de
„middelen daartoe gebezigd, ook niet verborgen.
127
„J)e ten deze, slechts voor weinige weken geleden, door
Mm|j ontvangene mededeeling, komt, in substantie, hierop
j^neder.
„In het laatst van October 1830, ontving de heer De
„BiLLEHÉ eenen naamloozen brief uit Brussel, in een zeer
„hevigen en opgewonden styi geschreven, waarb^' hem
„gevraagd werd, of hy zich wel, by eene eventuele over-
„rompeling der vesting, of inneriyken opstand; met het
„kommando der burgerwacht wilde belasten, en dat men
„hieromtrent z^ne intentie zoude te gemoet zien.
„De baron De Billehé heeft my bekend dezen brief
„werkeiyk te hebben ontvangen, maar niet den schr^ver
„te kennen, geiyk men my onderrigt had; doch zich met
„zoodanig voorstel, als str^dig met z^ne denkwijze, niet
„te hebben willen inlaten.
„Toen ik hem de gevolgen deed inzien, van dergeiyk
„stuk onder zich gehouden, en niet dadeiyk aan my bekend
„te hebben gemaakt, verklaarde hy, daarvan niet alleen
„onmiddeiyk aan den Gouverneur opening te hebben ge-
„geven, maar dat bedoelde brief twee k drie dagen onder
„zyne berusting was gebleven.
„Ik bragt den heer De Billehé onder het oog, dat de
„baron De Beegkman geen opregt dienaar des Konings was,
„en hy als dageiyks omgang met den Gouverneur hebbende,
„daarvan niet onbewust kunnende zyn, het te meer als
„een pligt moest hebben beschouwd, my, vooral in die
„oogenblikken, dadeiyk daarvan kennis te geven.
„De heer De BillehÉ; verschoonde zich met te zeggen^
„in het denkbeeld te zyn geweest, dat die mededeeling,
„door den Gouverneur aan my was geschied; voorts, dat
„zoodanig achterhouden onbegrypeiyk voorkwam, en hem
„'s mans inborst, als het ware, nu meer klaar openlag.
„Het gedrag in deze, door den baron De Beeckhan ge-
„houden, bevestigt op nieuw, dat zyne bedoelingen, van den
„aanvang der onlusten; nimmer zuiver zyn geweest, en
„te regt, als by zonder verdacht werden beschouwd; ook is,
„sedert zyne verwydering; alles van gedaante veranderd."
128
Sedert zfjne venoif dering : de gouverneur had nameiyk reeds
in December 1830 een verzoek om verlof naar 's-Gravenhage
gedaan, dat meer bepaald de strekking had, om zich over de
handelingen des opperbevelhebbers te kunnen beklagen. De
omsingeling der vesting door de muiters maakte echter destijds
het reizen gevaarlijk; zoodat pas in het eerste kwartaal 1881
van de verwezenlijking van het plan quaestie kon zyn. Dibbets
steunde toen by Oorlog des gouverneurs verlangen tot heengaan,
doch drong er tevens op aan, hem niet meer te laten terug-
komen. Ter nadere motiveering hiervan schreef de opperbevel-
hebber d.d. 24 Februari 1831 het volgend rapport aan prins
Fredebik:
^Indien ik in m^'ne aan het Departement van Oorlog
„ingezonden rapporten, opvolgend in het detail mtjner
„werkkring ben getreden, scheen het mij ondoelmatig, in
„dezelfde behandeling personen en zaken te doen voor-
tkomen. Ongaai'ne roer ik een punt aan, welks gevolg-
„trekking voor sommige familien noodlottig zoude kunnen
„worden ; nogthans gebiedt het hoog vertrouwen door Z. M.
„den Koning aan mij geschonken, om in deze der waarheid
„hulde te . doen, en de zaken, onder hare ware Icleuren
„daar te stellen.
„Deze pljgtsbetrachting op den voorgrond stellende, z^j
„het my veroorloofd U. K. H. met de door my gemaakte
„aanmerkingen bekend te maken.
„Eeeds in de geboorte der onlusten, bespeurde men b^j
„eenige Hoofdambtenaren, eene zekere neiging tot den
„aangroey enden staat van zaken; onder openlijke betuiging
„van verkleefdheid aan den Koning, liet men het zich
„welgevallen, in het geheim, de oorzaak van den opstand
„aan Zijner Majesteits Gouvernement te wijten en daarin
„een regtvaardig beginsel te erkennen.
„Met de meer en meer klimmende zon der rebellie, rezen
„ook hare acüen by derzelver voorstanders hier ter stede,
„totdat eindeiyk de onderneming op Brussel; hen tot eene
„meer dadelijke deelneming scheen te roepen^ en de Procla-
„matie van Z. K. H. den Prins van Oranje, van den
129
„16° October, hen tot een geheel afschudden van verplig-
„ting en verbindtenis aan het Oud- Vaderland en den Koning
„scheen te magtigen.
„Van dat oogenblik af, vonden geheime bijeenkomsten
„plaats, waarvan verscheiden hooge ambtenaren deel maak-
„ten, of daarmede in verbinding stonden. Onder dezen telde
„men den procureur-crimineel ObutS; die later, evenals de
„heer Wynand Mockbl Junior, advocaat van de administratie
„der belastingen, door het aanvaarden van posten by het
„Geregtshof van Luik, den mantel geheel afwierp; den
„inspecteur der registratie Soester, die b)j alle gelegen-
„heden de Belgen voorstond, en hun oorlogskreet billijkte ;
„den heer Buys, administrateur van 's Ktjks schatkist, einde-
„l\)k, de weldaden aan hem en aan zijne familie, door den
„Koning bewezen, vergetende, stond door z\jne houding
„en woorden, den oproer der Belgen niet minder dan de
„anderen voor.
„Het door den Heer Staatsraad Gouverneur gehouden
„gedrag moet ik opregt bekennen, mij steeds dubbelzinnig
„voorgekomen te z)jn. In de zuidel^ke provinciën geboren,
„was z^ne positie, in de laatste t^den, moe)jeli)k ; in deze
„hoedanigheid, en als bezitter van veel grondeigendommen
„in België, kon h\j met die kracht niet handelen, welke
„eene tJverige pligtvervulling vordert. Gedurig gaf hy te
„kennen personeel aan Zjjne Majesteit gehecht te zijn; de
„akten van het Gouvernement daarentegen werden grooten-
„deels door hem gemisbilljjkt; in de behandeling van zaken
„bemerkte men eene groote angstvalligheid, z\j droegen
„steeds de kenmerken van eene gedwongen medewerking,
„terwyi zijne geheime raadplegingen met en dageiyksche
„receptie van de navermelde personen als:
„Daine;
„onder-intendant Dü Paüre Vercoürs;
n majoor Mertens;
„ritmeester 0'Sullivan;
„procureur-crimineel Crüts ;
„lid der Gedept. Staten Julliot;
„adm. van 'sBtJks schatkist A. Kuts;
9
130
„en anderen de revolutie toegedaan, z^n staatkundig gevoelen,
„by my in groote verdenking hebben gebragt.
„Zekere Misson en Van de We yer waren zijne vertrouwde
„secretarissen ; reeds eenige dagen voortvlugtig, en daar-
„door met grond verdacht, hield de heer Gouverneur
,,het echter daarvoor, dat z|j den Koning opregt waren
„ toegedaan.
„Uit dien hoofde zoude het, mijns erachtens, ongeraden
„zjjn, wanneer eenmaal de Provinciale Administratie, tot
„den algemeenen kiing harer werkzaamheden werd terug-
„gebragt, derzelver leiding aan ZHEdG. te blijven opgedra-
„gen ; voor het overige vermeent men, dat h^ aan z^ne
„eer en pligt niet te kort heeft gedaan, en in de Belgische
„beroeringen het uiterste heeft gedaan om de Dynastie aan
„het hoofd der Regering te behouden, en Z. K. H. den
„Prins van Oranje op den troon van België te plaatsen."
Van het door den gouverneur aangevraagd verlof kwam
echter niets, maar den 5» Mei 1831 legde hy zjjne betrekking
neder en vei-trok dadeiyk naar Aken met een buitenlandsch
paspoort voor Amsterdam, Kassei en Bordeaux. B\j schreven
van den 20» September d. a. v. verzocht hU Dibbets om met
zyne familie Maastricht te mogen bezoeken, hetgeen den vol-
genden dag tot onderstaand afw^zend antwoord leidde:
Monsieur Ie Baron !
Je ne m'attendais pas è la demande, que me communiqué
votre lettre d'hier, vous ayant fait pressentir que la posi-
tion, dans laquelle vous vous êtes trouvée, fait naltre des
obstacles h votre rentree dans cette viUe. Cependant celle
de Madame De Beegkman, de Mademoiselle Boüchelst, et
des personnes désignées pour Ie service, ne souffrira
aucune difflculté.
J'ai rhonneur d'être, Mr. Ie Baron,
Votre tree humble et obéieeant Sermteur
DmBETS.
131
's Oouverneurs zeer nederige en gehoorzame dienaar zette in
zyne depdche aan Oorlog d.d. 20 September 1831 uiteen, waarom
het verzoek werd geweigerd; wy lezen daarin nameiyk:
„Heden morgen is m)j het verzoek gedaan, om toelating
„in de vesting, voor den heer baron De Beeckman, z^ne
„echtgenoote, de bj) hen wonende jufvrouw Boüchelbt en
„verdere dienstboden.
„Het gedrag van den gewezen Gouverneur, tijdens z^n
„verblijf alhier, doch vooral de hoogst laakbare algemeen
„bekende gevoelens, welke h|j te Aken ten opzigte der
„Nederlandsche zaak, zich veroorlooft te uiten, hebben
„verpligt het verzoek, voor zooveel hem betreft, af te
„wyzen; daarentegen is aan Mevrouw De Beeckman,
„Mejufvrouw Bouchelet en kamenier, de terugkeer alhier
„vergund; omtrent de mannelijke dienstboden, waai'onder
„de koetsier voornamelijk verdacht is, heb ik nadere inlich-
„tingen verlangd."
HOOFDSTUK XX.
De verw^dering van generaal Dalne: 20 October 1830.
De generaals Evbrts en Daine overgeplaatst. — Vervanging
VAN Daine door generaal Van Boecop. — Daine's ongb-
NSGENHBID OM ZUNE BESTEMMING TE VOLGEN. — ZuNE VER-
DAOHTB HOUDING.. — ZiJN VERTREK.
Geliyk de lezer zich uit blz. 94 hennneren zal, had Dibbets
den 6^ October vernomen, dat generaal Van Boecop den vol-
genden dag met z^ne troepen te Maastricht zou z^n en was
dit door hem dadelQk aan prins Fredbrik gerapporteerd. Biy-
kens het slot der onder N®. 154 der Bijlagen wedergegeven
missive^ achtte Dibbets het gewicht der gesloten capitulatie
132
van dien aard, dat Van Bobcop zich naar 's-Gravenhage zou
begeven „ten einde al het voorgevallene omstandig aan Z^jne
Majesteit te rapporteren". Aldus geschiedde inderdaad. De
gewezen Luiksche bevelhebber werd in de hofstad gunstig ont-
vangen en onderscheiden met de Militaire Willemsorde 3® Klasse.
Bovendien zond de Kegeering hem naar Maastricht terug; hij
kwam er den 16"^ October aan *'*, voorzien van geld voor het
garnizoen, waaraan dringend behoefte was, en van eene hoogst
belangi*\jke depêche van Oorlog aan Dibbbts, gedagteekend 11
October. Het stuk was van den volgenden inhoud:
„Ik heb de eer UHgEdG. te informeren, dat de Koning,
,,het noodzakelijk oordeelende, dat er in de Noordeiyke
„provinciën, eenige generaals aanwezig z\jn, voor de uit-
„ voering van verschillende militaire maatregelen en wape-
„ningen, bt| dispositie van den 11^ dezer N**. 101, my
„gemagtigd heeft, om de Heeren generaal-majoors Daine
„en EvERTS tot het bedoeld einde op te ontbieden. Dien ten-
„gevolge noodig ik UHgEdG. uit genoemde generaal-majoors
„te gelasten, om zich te begeven, de eerste naar ütrechi,
„ten einde aldaar ter beschikking van het departement
„van Oorlog te verbiyven, en de tweede naar QYoningen,
„om aldaar het kommandement der provincie van dien
„naam op zich te nemen. Genoemde generaals zullen bij
„hunne komst op de plaatsen hunner bestemming, mij
„daarvan behooren kennis te geven.. Wyders heb ik ter
„verdere uitvoering van Z\jner Majesteits voorschreven be-
„ schikking, op heden, den generaal-majoor Vak Boeoop
„gelast om zich te begeven naar Maastricht, en zich aldaar
„ter dispositie van UHgËdGestr. te stellen, zullende tevens
„aan dien Generaal, provisioneel het kommandement der
„provincie Limburg kunnen worden opgedrEigen. Ten slotte
„heb ik nog de eer UHgËdGestr. te informeren, dat ge-
„noemde Generaal-Majoor overbrenger is, eener somma van
„/* 70.000, welke door hem, by z^ne komst te Maastricht
„zal worden overgestort, hjj zoodanig ambtenaar van 's Byks
„schatkist, als daartoe door UHgEdG. zal worden aange-
„wezen."
133
Generaal Evebts behoefde zich deze beschikking vermoedeiyk
niet aan te trekken; h|j kreeg z\jn vroeger commando terug;
doch voor Daine was zj) eene hinderlijke vei*wy dering van
het oorlogstooneel, te meer daar h\j nu door Van Bobcop werd
vervangen. Ook de woorden der mededeeling gaven te denken;
terw^l toch Evbrts aanstonds een bepaalde werkkring werd
aangewezen, luidde het voor Daine, dat hy te Utrecht nadere
bevelen moest afwachten. Tot de grieven der Zuid-Nederlanders
behoorde, dat niet slechts de gewichtigste betrekkingen hun
onthouden werden, maar dat ook „Ie siège de tous les grands
établissements*' in het eigenlijke Holland gevestigd was. Nothoüb,
die zich o. a. tot orgaan dezer grieven heeft gemaakt, noemt
het Hoog Müüair Oerechtehofy waarmede Utrecht werd begiftigd,
als éen dier inrichtingen *'". Het kan z^n, wat vermoed is ge-
worden, dat Daine in de aanw^zing van zjjne nieuwe stand-
plaats eene poging heeft gezien om hem met een zoet lijntje
voor dien hoogen militairen rechter te brengen; zeker is het,
dat h\j, op het bericht der overplaatsing, zich tegenover den
opperbevelhebber ten zeerste verstoord toonde, bewerende te
Maasüicht betere diensten dan te Utrecht te kunnen bewezen
en aanstonds zyn voornemen te kennen gevende tot eene reis
naar Anhverpen, waar, naar w\j weten, de prins van Oranje
met het hoogste gezag was bekleed; hy zou dan trachten ver-
andering in de genomen beslissing by dezen te bewerken "'.
Niettegenstaande de opperbevelhebber generaal Van Boegop
den 17^ had aangeschreven: „om in afwachting van nadere
beschikkingen, al dadeiyk het archief van het provinciaal kom-
mandement van Limburg van voornoemden Generaal over te
nemen", maakte Daine geene aanstalten tot veiirek. Wy weten
uit de vorige hoofdstukken hoe juist in deze dagen binnen de
vesting de geest des opstands vaardig was geworden en dat
Daine voor den militairen leider er van was aangewezen*
DiBBBTS ook geenerlei vertrouwen meer in hem stellende, drong
Daine tot vertrek. Het antwoord luidde, dat hy door geldgebrek
nog niet kon heengaan. Toegevende aan 's mans ernstige
verzoeken, stelde de opperbevelhebber ter zjjner beschikking
flOO, de mtrée de campagne, die verondersteld werd eerlang
de troepen in het algemeen zouden ontvangen, en die voor een
184
generaal-majoor deze som bedroeg. Dat is dus heel wat anders,
dan de Nota, blijkens blz. 102, omtrent geldverstrekking door
DiBBETS mededeelt.
In den vroegen ochtend van den 19° had Daine buiten de
Oude Wyckerpoort eene geheime samenkomst met den Maas-
trichtschen uitgeweken advocaat A. Bosch, die korten tyd daarna
door het Voorloopig Bewind te Brussel benoemd werd tot griffier
by het Hoog Militair Gerechtshof aldaar ^'^. Denzelfden ochtend
tot 9 uur bracht hy door in het hoofdkwartier van Hoebebechts
in het gezelschap van met tot opstand genegen officieren; hy
nam daar van hen afscheid, zoo althans de ongeteekende Nota ten
aanzien van deze mededeelingen juist is. Van 9 uur 's avonds
tot half twee soupeerde Daine met *n twaalftal burgers en
officieren van het regiment lichte dragonders N^ 5 bfj den
herbergier Woutebs; toen werd hQ naar huis geleid door de
ritmeesters 0'Sullivan en Mobsl, zoomede door een derde, dien
men gehouden heeft voor den niet in de stad toegelaten, doch
heimeiyk teruggekeerden Henbi Bosch: Aan hen werden bg deze
gelegenheid door Daine eenige papieren vertoond, die, naar
men heeft geloofd, de bevorderingsbesluiten waren van eenige
officieren van het garnizoen, indien z^j naar het Belgische
leger wilden overloopen. Op den 2(P October des morgens ten
7 ure had, nu ten huize van Daine zelf, weder eene samen-
komst plaats met de ritmeesters 0*Sullivan 'en Mobel, en den
1° luitenant Pbins, allen van het regiment lichte dragonders N**. B,
verder met den onder-intendant Dufaube Vebcoubs en den
administrateur van *s R^ks schatkist Buts. In hoever de
Nota hier juist is, valt niet te bevestigen; wèl dat in dien
zelfden morgen van den 20^ de opperbevelhebber had besloten
er een eind aan te maken en uit dien hoofde andermaal steUlg
Daine deed afvragen, of hy al dan niet gezind was de bevelen
,van het departement van Oorlog op te volgen. Toen eerst, dus
op den 20» October ten elf ure, verliet hy Maastricht "»: „na-
dat"', leest men in de Nota, „hy in den nacht van z^n vertrek
nog een der klubs had bUgewoond, waarin wel de beraadslaging
tot een dadel^ken aanval op het tap^t kwam, doch de zamen-
gezworenen, onderrigt, dat de politie op het punt was hen te
betrappen, sprongen uiteen, en het kwam tot geen uitbarsten.'*
136
Tenzelfden dage verscheen de dagorder, houdende de vervanging
van Dainb door Van Boboop als provinciale commandant"*.
De stad verlaten hebbende, of misschien nog in de vesting,
diende generaal Daine een vei'zoek om eervol ontslag by den
Koning in; daar nog niets positiefs tegen hem te zeggen viel,
werd het bö besluit van 7 November gegeven. Met z^jn vertrek
ging eene aanzienl\jke kracht voor de Maastrichtsche omwen-
telingsgezinden verloren ; eene zekere neerslachtigheid was
hierdoor b\j hen ontstaan, groot genoeg, dat het voor Dibbets'
politie niet onopgemerkt bleef.
HOOFDSTUK XXI.
De ultbreldJng van den opstand In de provincie LI mbnrg:
38—30 Oetober 1880.
DiBBBTS' VBEKBNNINGEN. — Db ONMIDDBLLIJKB 0M6BVIN6 VAN' DB
VESTING IN OPSTAND. — VaLEENBERG EN GuLPBN. — BrBB
EN Beckheih. — De ingenieurs Sbrmoisb en Gonrad. —
Doorbraax: bu Nberobterbn d.d. 27 op 28 0ct. — Maas-
EYCK, Eindhoven, Helmond, Weert. — Dibbets dringt
OP versterking aan.
Was nu ook de buitenaanval van den 18° Oetober niet door-
gegaan, Luiksche benden, waaronder vele Maastrichtsche uitge-
wekenen, kwamen in toenemende mate dreigend tegen de
vesting op. Weliswaar liep zy daardoor niet rechtstreeks gevaar,
maar de geest van verzet in de stad werd er door geprikkeld,
hetgeen ten zeerste werkte op de ontrouw der bezetting "".
De beweging in de provincie ten gunste van den opstand
kreeg gedurende den loop dezer dagen ook een toenemend ern-
stig aanzien. De opperbevelhebber miste wel genoegzame macht
om haar tegen te gaan, dringend noodig was het intusschen,
dat de v^and zich niet in de onmiddell^ke omgeving der stad
vastzette. Vandaar aanhoudende, door hem bevolen verkenningen,
136
die geen ander doel hadden, dan om door het dagel^ksch ver-
schenen onzer militaire macht op het platteland, het nestelen
van den v^and zooveel doeniyk te voorkomen ; dan werden de
gemeenten verplicht hare op de torens geheschen Brahandsche
vlaggen neer te halen en althans voor het oogenblik het
Nederlandsch gezag weder te aanvaarden. Zulk eene verkenning
op den 23° October bracht aan het licht; dat alle de om Maas-
tiicht gelegen dorpen de opstandsvlag hadden uitgestoken, zelfs
het niet verder dan een half uur noordoostwaarts gelegen dorp
Amby^'^\ Den 25» rapporteerde majoor Pelerin, dat aangezien
allerwegen het platteland zich by de omwenteling aansloot, het
noodzakelijk voorkwam de verspreid liggende kleine detache-
menten marechaussee naai* de vesting te doen komen, wilde
men geen gevaar loopen om ze allen te verliezen. Valkenbergy
9 K.M. ten oosten van de vesting, en de geheele omtrek op den
weg naar het Akensche hadden zich aan Belgische zyde gevoegd;
den 21^ kon de brigade te Ghüpen b^ Valkenberg het niet
meer uithouden. Aan het hoofd der beweging stond daar een
practizUn Willemsen. De procureur des Konings, de heer
Vebloben, had hem doen aanhouden, maar de twee gebroeders
Vlieren, wier schoonvader, de gewezen burgemeester HAimAEDS,
te Maastricht woonde, namen de plaats in met den apotheker
Arbacks, die ook de functiën van postmeester vervulde. De chefs
der Oulpensche brigade, vernemende dat men ze dacht op te lichten,
verlieten eigener autoriteit hunne posten en kwamen den 28° te
Maastricht, echter zonder ondergeschikten, die vermoedelijk waren
overgeloopen *'' ! Dit gold den rechter Maasoever. Aan de andere
z|jde was, werd gemeld, de brigade te BreCf 15 K.M. ten westen
van Maa&eyck, zoo niet reeds gevangen genomen, althans aange-
vallen; Reckheim, aan de Zuid-Willemsvaart, met eene in gisting
komende bedelaarskolonie op den weg van Maaseyck naar Maas-
tricht, slechts 8 K.M. van de vesting, verkeerde in vollen opstand,
zoodat de brigade aldaar ook met oplichting bedreigd werd ^'^.
DiBBETS gelastte, om ongelukken aan de dyken te voorkomen,
dat den 27° een detachement der 14® afdeeling infanterie, be-
staande uit 1 officier en 45 man, naar het op blz. 83 vermelde
Eysden zoude vertrekken „ten einde de gemeenschap der Zuid-
Willemsvaart al meer en meer te verzekeren". Eene mobiele
137
colonne, onder den ritmeester J. H. W. E. T. baron van Golstein
VAN HoEKSNBURG — to Onderscheiden van de zich spellende
familie Van Goltstein — had tevens in last langs het Kanaal
op Neeroeteren zich te dirigeeren, toen de opperbevelhebber
den 29° aan Oorlog berichtte, dat het voor hem „grievend^'
was mede te deelen, dat het den kwaadwilligen gelukt bleek,
in den nacht van den 27>^ op den 28° den djjk over eene lengte
van 25 el op twee plaatsen door te graven, een half um* van
het reeds meergenoemde Neeroeteren. Zelfs uit Sittard en Heerlen
was men een handje komen helpen ^"^ ; ook een Maastrichtsche
hoofdambtenaai' had in dit betreurenswaardige vernielingswerk
de hand gehad.
Onder de landsdienaren namelijk aldaai*, die in stilte met de
revolutie medegingen, behoorde de hoofdingenieur van den
Waterstaat in de provincie Limburg, de heer Ssbmoise. H^' had
zich in de tot dit gewest behoorende stad Tongeren gevestigd, doch
bleef uiteriyk op onze z^de, ofschoon Dibbets vernomen had,
dat hy reeds tot de muitehngen was overgegaan; een vermoeden,
hetwelk temeer grond had, omdat feitel\jk Tongeren zich niet
langer onder het Nederlandsch gezag rekende. Den 25° October
kwam hy met z^n zoon te Maastricht, onder mededeeling, dat
eene inspectie van het Kanaal doel zijner reis was. De opper-
bevelhebber, ingelicht z\jnde, dat Sebmoisb van de hoofden der
Luiksche oproerlingen de opdracht had gekregen om in de
vesting voor de omwenteling werkzaam te z^n, ontbood hem
bU zich. De hoofdingenieur gaf daaraan geen gevolg en wist
de stad uit te komen. Dibbets verving hem door den ingenieur
Jan Willem Conrad"'*; aan Sermoise deed h\j weten, dat orders
waren gegeven hem by mogeiyke terugkomst „dadel^k uit de
stad te doen verwijderen", geiyk de opperbevelhebber den
26° October aan Oorlog rapporteerde. De ingenieur wendde zich
toen naar het Kanaal, waar vervolgens, geiyk wy lazen, de
doorbraak plaats vond. Hiervan terugkeerende, was h^ in den
ochtend van den 28° op een half uur van Neeroeteren aan de
Maastrichtsche zjjde ontmoet geworden door den op dienstreis
zanden 1® luitenant van den artillerie-transpoittrein Zbhelin;
Sebmoise had hem vei'teld, den vorigen dag eene inspectiereis te
hebben gemaakt en dat h^ nu terugkeerde van eene sluis, waaivan
138
hem de herstelling was opgedragen door den gouverneur. Daar
hy echter reeds deo 26° officieel kennis had gekregen van de
laötgeving om zich met 'slands werken niet meer in te laten,
was z\jn praatje met Zehelin eene groote onwaarheid, die Dibbets
bevestigde in het vermoeden, gel\jk deze d.d. 29 October aan
Oorlog rapporteerde, „dat de heer hoofd-ingenieur Sebmoise niet
geheel is vry te spreken van eene directe of indirecte mede-
pligtigheid van den bedoelden aanslag". Sebmoise wilde zich
komen verontschuldigen, waarom h|j toelating tot de vesting
verzocht. De opperbevelhebber handhaafde echter het verbod.
„Indien", zette h^ nader aan Oorlog uiteen, „deze Heer goed-
gezind ware geweest, zoude hy, met ter z\jde stelling van de op
hem lustende kwade vermoedens, b\j de doorbraak z^n ge-
bleven, en uit eigen beweging, herstellingen en redmiddelen
hebben aangewend, in stede van terug te keeren naar Maastricht,
alwaar hem de toegang ontzegd was. Inliggende brief van den
heer Sebmoise verdient hoegenaamd geene attentie ; het verbod
alhier te komen, is hem echter weder hernieuwd."
Gedurende de negen jaren van den Belegstaat bleef het
Kanaal onbruikbaar. De kosten tot dichting van de doorbraak
waren ten tyde van het ongeval geraamd op f 3000, terwyi
de Waterstaat in het vooruitzicht stelde, dat niet vóór den
6» November 1830 het werk zou voltooid zvjn. Kerst echter den
21'^ April d. a. v. berichtte ingenieur Cokbad, dat de werken
„zoo goed als" voltooid waren. Toen echter was geheel Limburg,
behoudens dan de hoofdplaats, in het bezit der Belgen gekomen
en werd het voor hen van meer belang het bevaarbaar houden
der vaart dan voor Maastricht, zoodat op eene mededeeling van
den opperbevelhebber d.d. 8 September 1831 aan Oorlog, dat
de v^and zelf zich met het dichtmaken van de doorbraak
onledig hield, Dibbets er aan toevoegde: „doch de vaai-t door
dat kanaal kan geen plaats hebben, zoolang de dam, die tot
het ophouden van het inundatie-water in de grachten der
vesting niet is weggenomen, en welke voor alsnog niet kan
opgeruimd worden, vermits de grachten zouden droog loopen*'.
In dezelfde dagen van de doorbraak ging ook Mctaseyck zoo
goed als verloren. Zekere Andbeas Pamen, een schrijnwerker,,
had er den baas gespeeld. „In die stad", rapporteerde 's Konings
139
procureur Verlorbn d.cl. 30 October 1880 aan den opperbevel-
hebber, „waar het gemeen meester is, is men den 2Q^ over-
gegaan tot het kiezen van Burgemeester en Regering ; de keus
gevallen z^nde op den ouden Burgemeester en leden van de
Regering, heeft het volk zich daar niet mede vereenigd en zal
den 80» eene nieuwe kiezing plaats hebben." — Den 80» October
rapporteerde de opperbevelhebber aan Oorlog over den toenemend,
critieken staat. Reeds waren zelfs Eindhoven en Helmond in
verzet; te Weert lag het op blz. 109 vermeld detachement van
kapitein Duyokeb; maar men deserteerde er in massa; het
detachement dragonders was zoo goed als ontbonden ; in troepen
verliet men het vaandel ; wilde men ze achterhalen, ze schroom-
den niet om terug te vuren; dringend verzocht de opperbevel-
hebber om versterking"'.
HOOFDSTUK XXII.
Yerw^dering van muitende elementen uit het garnizoen
van Maastricht: 34 Oct— 5 Nov. 1880.
Gisting wegens de verkiezingen vooe het Brusselsch Congres. —
Zuivering der 14' aïd, infanterie : 24 Oct. — Van het
REGIKENT N^ 5 LICHTE DRAGONDERS: 25 OcT. — HeT
Koninklijk besluit over het oNTSiiAG aan Belgische mili-
tairen. — Toegezegde komst van kapitein De Leeuw van
CooLwijK. — Muiterij onder de officieren der kurassibrs
N^ 1: 31 Oct. — Komst van De Leeuw van Coolwuk:
2 Nov. — Ontbinding van het regiment dragonders N®. 5 :
3 Nov. — Vertrek van al de beixïische officieren en
MUITERU ONDER DE MINDERE MILITAIREN : 4/5 NoV. — Mui-
TERIJ ONDER DE ARTILLERIE : 5 NoV. — DrINGEND VERZOEK
OM VERSTERKING: 5 NoV.
Hand aan hand met de uitbreiding van den opstand in de
provincie, nam de spanning binnen hare hoofdplaats toe.
Had het Voorloopig Bewind de afgescheiden provincién opge-
140
roepen tot de verkiezing van een Nationaal Congres te Brussel,
bestemd om nader over de toekomst te beslissen, het voor-
bereiden tot deze verkiezingen bracht het gansche land in
beweging en werkte mede op Maastricht terug, waar vooral de
advocaat Destouvellbs zich beijverde om de bevolking tot het
deelnemen er aan op te wekken; eene daartoe strekkende
oproerige proclamatie werd in de Nieuwstraat aangeplakt
gevonden '•*.
De opperbevelhebber zag nu de noodzakeiykheid in, om het
garnizoen, hoe zwak het ook onder de gegeven omstandigheden
mocht geacht worden, nader te zuiveren van zvjne muitende
bestanddeelen. Met buitengewonen, ook door den v^and bewon-
derden tact heeft hy deze hoogst teere en gevaariyke aan-
gelegenheid tot uitvoering weten te brengen.
Hy ving aan met de Zuidel^ken der 14® afdeeling infanterie,
bevattende de zwakke overblijfsels van de bezetting der citadel
van Luik. De daaronder z\jnde militairen der lichting van 1826
hadden recht op groot verlof; de erkenning hiervan kon niet
als een buitengewone, tegen ontrouw gerichte maatregel worden
uitgelegd, althans niet een tot beweging brengend motief hebben.
In den vroegen ochtend van den 24° October werden ze dus een-
voudig naar huis gezonden, zonder dan ook, dat de Belgisch gezinde
officieren waagden zich er tegen te vei*zetten, geiyk men eeniger-
mate geducht had, rapporteerde de opperbevelhebber dien dag
aan Oorlog '•*. Tegeltjkertyd meldde hy, dat „indien zich daartoe
eene geschikte gelegenheid aanbiedt*', ook het regiment lichte
dragonders No. 5 zou gezuiverd worden. „Ik durf", besloot het
rappoil, „op de goedkeuring van Uwe Excellentie eenigermate
rekenen, daar de bezetting, hoezeer in personeel verminderd,
in kracht gewonnen heeft'* Reeds den volgenden dag bood
zich een geschikt oogenbUk aan. Na zich verzekerd te hebben,
schreef Dibbets den 2b^ aan Oorlog, „dat deze maatregel geene
reden van bedenking opleverde, hetwelk zich dan ook volkomen
bevestigd heeft*', liet hy alsnog 62 miliciens van het regiment
met groot verlof gaan.
Intusschen verscheen er een Eoninkl\jk besluit, ingevolge
waarvan de Zuid-Nederlanders het leger konden verlaten, zonder
als deserteur te worden beschouwd; maar deze regeling was
141
daardoor niet van toepassing noch op de vreemdetingen, in het
leger dienende, als de Zwitsers, noch op de lAmburgera zelven,
immers door onze Begeering als Noord-Nederlanders beschouwd.
Dit deed een oogenblik Dibbets* zuiveringsmaatregel op-
schorten. Het garnizoen toch bestond juist voor een groot deel
uit van de stad en omstreken herkomstige mannen ; hield hy nu
dezen aan, terw^l de Zuideiyken werden weggezonden, dan
stond eene uitbarsting van de Limburgsche elementen te vreezen.
En al had ook de opperbevelhebber over het Eoninkl^k besluit,
de omstandigheden in aanmerking genomen, willen heenstappen,
dus ook de Limburgers laten gaan, hy kon onmogeiyk dit toe-
staan, wanneer hem niet eerst versterking van het garnizoen
was geworden '*^ Te eerder scheen dit uitstel wenschel^jk,
omdat DiBBBTS de verlangde aanvulling dagelijks kon verwachten.
Immers den 2&^ October had generaal L. Vermaesbn te 's-Hertogen-
bosch aan den opperbevelhebber geschreven, dat den 26^ kapitein
De Leeuw van Coolwuk vau de 13® afdeeling infanterie naar
Maastricht zoude vertrekken met 5 officieren, 9 onderofficieren, 9
korporaals, 2 tamboers en 616 soldaten van de 8® en 18® afdeelingen
infanterie. Van deze gelegenheid zou men dan tevens gebioiik
maken om de vesting van hoog noodig approvisionnement ten
behoeve van het garnizoen te voorzien, waartoe twee de Zuid-
Willemsvaart opgaande schepen waren beladen. Ter begeleiding
dier vaartuigen was speciaal aangewezen de ritmeester Von
Kbbtschmab met 1 ' officier en 56 onderofficieren en lanciers,
die van Helmond moest marcheeren; de beide expeditiön.
Ds Lbsxtw— Von Kbetschmab zouden elkander den 21^ te Weert
ontmoeten en dan verder gezamenlijk den tocht naar Maastricht
vervolgen *"\ Eene ongelukkige omstandigheid vertraagde echter
de komst dezer troepen: de uitbreiding toch van den opstand
en de daarmede verband houdende doorgraving van den d^lk der
Zuid-Willemsvaart. Zoo konden nu ook de victualie-schepen
niet naar Maastricht opkomen; Dibbets raadde Oorlog aan, de
levensmiddelen per stoomschip te doen vervoeren. De zuideiyke
elementen van het garnizoen toonden nu echter niet langer
op hunne aflossing te willen wachten. Den 81° October werd
dientengevolge Dibbets in de benarde omstandigheid geplaatst,
dat zich al de uit de zuidelQke provinciën herkomstige officieren
142
van het regiment kurassiers N^ 1, op twee na, zich by den
opperbevelhebber vervoegden, met den eisch om onmiddellifk ze
te laten vertrekken^ alzoo zonder eei-st af te wachten het door
hen aan den Koning verzocht ontslag. Dibbrts bleef echter
de ontevredenheid beheerschen. Vóór er versterking kwam, kon
hy het garnizoen niet doen verminderen, benoodigd voor het
gaande houden van den dienst ; gaf hy echter aan de vordering
der officieren toe, dan viel onder de vele zuidel^ke bestand-
deelen der bezetting eene algemeene uitbarsting te vreezen, ten
einde de officieren te mogen volgen. Hy moest dus dezen hun
verzoek weigeren, bracht ze daarom tot bedaren en wist ze
over te halen geduld uit te oefenen <^).
Eindeiyk kon het tot eene oplossing komen. Den 2° November
rukte kapitein Ds Leeuw van Coolwijk de vesting binnen. De
cavalerie onder Von Eretschmab was zeker met de victualie-sche-
pen teruggekeerd ; althans de aangekomen manschappen beston-
den slechts uit infanterie, daar „er ook volstrekt geene artillerie-
troepen meer disponibel zUn", berichtte Oorlog d.d. 6 November
den teleurgestelden opperbevelhebber. „Hoe gaarne ik dan ook",
besloot dit schreven, „aan de aanvrage van UHEdG. zoude
voldoen, is m)j zulks voor het tegenwoordige door den drang
der omstandigheden onmogel\jk." Bovendien was de aange-
komen versterking hoogst luttel, immers slechts 450 man "*;
de commandant echter bleek eene biyvende aanwinst. Toen na
den Tiendaagschen veldtocht, generaal Dibbets d.d. 28 Augustus
1881 een voorstel deed tot het toekennen van onderscheidingen,
werd van kapitein De Leeuw getuigd : „Verdienstemk en kundig
officier, die steeds aan het hoofd der Schoolcompagnie is ge-
weest; dient ongelukkig door de gevangenschap in Spanje; is
bvj de gedane uitvallen tegenwoordig geweest, en onder de
officieren der infanterie, als een der gedistingueerdste aan te
merken, wordende h)j bepaaldel^k, tengevolge van het rapport van
den generaal-majoor Va^ Boscop, tot de Militaire Willemsorde
voorgedragen.*' Aan deze voordracht gaf de Regeering gevolg.
Intusschen hadden de op blz. 184 vermelde officieren 0*Sullivak
(a) Zie het belangr^k rapport over den hachelQken toestand in de Bfflagm
onder N^. 188.
148
en Morel niets onbeproefd gelaten om de onderofficieren en
minderen van het regiment lichte dragonders N^. 5 op te zetten.
Krachtens eene instructie van Oorlog d.d. 20 October zou de
regeling van het ontslag der Zuideiyken uit de cavaleiie plaats
hebben door den luitenant-generaal Jhr. A. D. Tbip, opperbevel-
hebber van dat wapen en als zoodanig aan prins Fredebik
toegevoegd. Maar Dibbets kon op de uitvoering van deze den
29^^ ontvangen bevelen niet wachten. Na alle voorzorgsmaat-
regelen genomen te hebben, liet de opperbevelhebber den
8^ November de uit het Zuiden herkomstige cavaleristen van
het dienstweigerend regiment opkomen en hen, voor zoover ze
niet den officiersrang bekleedden, de keuze tot vertrek ; slechts
Vi van het regiment bleef daardoor over; 11 onderofficieren,
30 korporaals en 226 dragonders trokken de stad uit^*". Het
regiment werd ontbonden ; aan z\jne Belgische officieren moest
mede verlof tot heengaan worden gegeven.
Aan den avond van dien 3^ had Dibbets mede ontvangen de
opgave der oveiige uit de Belgische provinciën herkomstige
officieren, die de vesting wilden verlaten. Zy kregen daartoe
den 4^ verlof; doch dientengevolge ontstond er in den ochtend
van den b^ muiterfj : de mindere militairen der Zuidel^ken nu
luidruchtig verklaiende, hunne officieren te willen volgen. De
opperbevelhebber liet toen ongewapend appèl blazen; hU ver-
klaarde aan de ontevredenen, dat ook z|j weldra zouden kunnen
heengaan, maar er geduld moest uitgeoefend worden en dat op
weigering en verzet de binnen 24 uren te voltrekken doodsti'af
stond; onder den indruk dezer toespraak gingen ze uitwendig
rustig naar hunne kazernen terug (<>). Onder hen, die mede ver-
zochten de vesting te mogen verlaten, behoorden manschappen
van het korps mineurs en sapeurs,' niettegenstaande z^ uit de
provincie en uit Maastricht zelf gebooitig waren ; z\j verlangden
hun paspoort als Zuidelijken.
In deze bange dagen was ook het 3® bataljon veld-artilleiie
onrustig geworden; 48 miliciens, rappoiteerde Dibbets mede
den 5^ November, ontbraken des ochtends op de exercitie en
des middags was nog niet bekend^ waar ze zaten. Tegeiykertjjd
(a) Zie het belangrijk rapport in de Bfflagen onder N^ 191.
144
drong de vyand meer de stad op, zoodat deze welhaast ingesloten
zou worden. ^Indien de artillerie z^n pligt betracht", schreef
de opperbevelhebber in verband hiermede, „is voor de vesting
niets te duchten; doch zoo deze, by eene v\jandeiyke poging
dienst weigert, zullen de gevolgen daaiuit te ontstaan, alleen
te wyten z^n, dat in het gebrek aan Hollandsche kanonniers
niet tijdig is voorzien. Uwe Excellentie zal voorzeker Qp grond
van dit een en ander de noodzakel^kheid inzien, om m^ne ten
dien opzigte by herhaling gedane aanvraag, zoo spoedig immer
mogeiyk, gevolg te geven." Oorlog kon by zfjne depêches van
9 en 10 November op de dringende aanvragen om infanterïe
en artillerie slechts antwoorden, dat op het oogenblik de moge-
lykheid niet bestond om versterking aan infanterie, „hoe nood-
zakeiyk die ook z^n moge*', te zenden ; de bataljons moesten nog
gevormd worden; was men daarmede ten einde, dan zou men
niets onbeproefd laten om de vesting te helpen ; aan artillerie
werd slechts 180 man gezonden: „z^nde dit alles wat van dat
wapen in de andere vestingen, en zulks ter naauwernood, nog
kan worden ontbeerd". Niets zou overïgens onbeproefd gelaten
worden, herhaalde Oorlog, „om aan het biliyk vei*zoek van
ÜHËdQ. te voldoen*'. — Nog slechts inderdaad 14 dagen
moest de opperbevelhebber in p^niyke oninist verkeeren over
de kracht z^ner bezetting; want den 21^ November werd hvj
verrast door de onverwachte komst van den hertog van Saxen-
Welmar, die de noodige hulp binnen de veste voerde; deze
gebeurtenis behoort echter niet meer tot het kader van dit
werk.
By schry ven van den 29^ November kon Dibbets aan de van
hem heengegaan z^nde Belgische officieren de Eoninkiyke
ontslagbesluiten, geadresseerd aan den ons bekenden samen-
zweerder Du Faube Vebcoubs, te Hasselt zenden. De ontvangst
ervan erkennende, bedankte de man voor „ces marques hono-
rables de nos anciens services" '•' !
146
hoofdstük'xxiii.
Het yerlies Tan Yenlo: 11 NoTember 1830.
Generaal Brücs vervangen door Schepern: 24 October. —
Bedenkelijke staat der vesting. — Dainb, bevelhebber
VAN het Belgische Maasleger. — Gevangenneming van
ingenieur Conrad: 6 Nov. — Daine bezet Roermond:
9 Nov. — Inneming van Venlo. — Beschuldigingen tegen
GENERAAL ScHEPERN. — GeHEEL LiMBURG, OP MaASTRICHT
NA^ VERLOREN.
Hiervoren op blz. 85—86 werd medegedeeld; dat generaal Bbuce
het gezag te Venlo wist te handhaven, blQkens z\jn rappoit
van 7 October ; doch evenals b^ het op blz. 42 vermeld ontslag
van generaal Von Heldring, ontmoetten wy ook nu onverwacht
een Koninkiyk besluit van 11 October, waarby Bruce zich op non-
activiteit zag gesteld en vervangen werd door generaal-majoor
F. J. J. Schepern. Deze was plaatsel^k commandant van Ostende
geweest, toen hy voor de revolutie had moeten w^ken, zonder
dat daardoor het vertrouwen in z\jn beleid, naar het scheen,
werd geschokt. Den 24° October nam hy het commando te
Venlo over. Gedurende de 15 jaren, dat Bruce er bevel voerde,
had deze, leest men in eene Geschiedenis en Beschrüving van
Venlo, „de liefde, achting en het vertrouwen der ingezetenen
verworven" ; hfl bleef te Venlo wonen "•.
Den 28^ October zond de nieuwe bevelhebber een hoogst
ongunstig rapport over den staat, waarin htj de vesting bevond.
Vele officieren bleken van geenerlei waarde, de stukken stonden
niet eens op de affuiten, niets was gereed, werklieden waren
niet te kragen, het garnizoen viel voor een deel niet te ver-
trouwen reeds met den dag der overneming was men begonnen
het hoofd op te steken; de bevelhebber zeide verder z^ne
maatregelen genomen te hebben, doch hy vroeg ten zeerste
om hulp«>). Volgens de aangehaalde geschiedenis van Venlo
(a) Zie het belangr^k rapport in de Belagen ouder No. 194.
10
146
verspeelde bovendien Sghbpern de genegenheid der burger^ „door
het nemen van strenge maatregelen op den 28i^ October en
den 9" November'*; dat aan dergelijke praatjes waarde valt te
hechten, mag betwijfeld worden. Een feit is het, dat de Bel-
gische omwenteling slaagde door gemis aan gestrengheid.
Den 81^ October kwam de generaal andermaal op de onbe-
trouwbaarheid van een deel der bezetting terug; ook hier
waren het de 14® afdeeling infanterie en de artillerie, die be- *
zorgdheid baarden "*.
Intusschen was Daine nog vóór h)j met z\jn op blz. 185 ver-
meld eervol ontslag bekend kon z\jn, naar de Belgische party
overgegaan en was door hem in den aanvang van November
het opperbevel aanvaard over hetgeen men, met de bombast,
aan die dagen eigen, het Maasleger noemde. Als zoodanig richtte
h\j d.d. 7 November eene onbeschaamde proclamatie tot de
ingezetenen der provincie Limbm'g, waarin deze uitgenoodigd
werden zich vi*y te maken: „de ces HoUandais arrogans, qui
exploitent depuis 16 ans votre beau pays comme une colonie
et vous traitent en esclave" *"*.
Adjudant van deze ellendige militaire figuur werd de op blz. 184
genoemde overgeloopen genie-officier Henbi Bosch. Onder de
punten, die z)j in de eerste plaats op het oog hadden, behoorde
het voorkomen der herstelling van de op blz. 187 medegedeelde
doorbraak der Zuid- Willemsvaart; doch, ofschoon dit Dibbets
geenszins onbekend was — daarvoor werd er voldoende ge-
schetterd — zag hU zich door gemis aan troepen in de vol-
strekte onmogeiykheid gesteld versterking naar de bedreigde
punten te zenden ^^\ Het gevolg was, dat den 6^ November het
bU de doorbraak werkzaam personeel, waaronder hun chef,
de heer Conbad, aangevallen en gevangen genomen werd. De
opperbevelhebber haastte zich het gebeurde den 7^ aan Oorlog
te rapporteeren; de depêche was echter nog niet verzonden,
toen h\j er aan kon toevoegen, dat ingenieur Conbad dien dag
in de vesting was teruggekeerd, daar generaal Dadüe zijne
loslating dadel^k had bevolen *'".
Terwyi de muitelingen Maastricht begonnen te omsingelen,
trok de bevelhebber van het Maasleger noordwaai-ts, teneinde
het Belgisch gezag in Limburg te vestigen, speciaal om zich
UI
meester te maken van Venlo "*. Den 9^^ November stond hy
vóór het open Roermond. By de Roode brug halt gemaakt
hebbende, liet hy den bewoners weten van de stad te zullen
beschieten, zoo ze hem niet met muziek kwamen inhalen!
Volgens de Belgische bladen had h(j de ingezetenen, die Hol-
landsch gezind waien, met vernietiging bedreigd. Eerst drie
dagen later vernam Dtbbets, dat de stad zou z^jn overgegaan,
wèl een bew^s, hoe geïsoleerd intusschen Maastricht was
geworden. *^
Den 10»* November trok Daine's corps daarmee, zooals de
ÉmancipcUion zQne ordelooze bende noemde, naar Venlo. £ene
opeisching tot overgave werd door een weigerend antwoord
gevolgd. Hierop begon men uit houwitsers de stad te beschieten ;
zy waren voor het reeds lang smeulend verraad het sein
om met de aanvallers gemeene zaak te maken. De burgerij,
daaronder de schutterij, kwam in vollen opstand; de zwakte
van het garnizoen had generaal Sghepern de t^dige ontwapening
van de schutter^ niet mogelijk gemaakt, zoodat de bevelhebber
getracht had ze door vertrouwen te winnen. Het tuighuis werd
geplunderd, maar de muiters vonden er geene bruikbare wapenen,
doordien de sloten der geweren, de bajonetten en de kogels van
7000 patronen elders opgeborgen waren. Buiten weten van generaal
Sghepern bevonden zich echter op het stadhuis nog 400 geweren,
die wel in orde waren en mede een buit van de opstandelingen
werden.
Toen alle tegenstand hopeloos scheen, wilde de bevelhebber
met zyne bezetting van 300 man er zich doorslaan om op
Pruisisch gebied te komen; de desertie van 1 officier met 50
man aan de Maaspoortf die Daike den toegang tot de stad
mogeiyk maakte, belette dezen uitval; op 50 man na, werd
het geheele garnizoen met den bevelhebber overmand en ge-
vangen genomen. Aldus ging ook de vesting Venlo op den
lli* November 1830 verloren, naar Bosscha aanteekent, „door
den invloed der ontmoedigende omstandigheden, waarin*
'8 Konings kr\jgsmagt door den opstand was gebracht ge-
worden". *•*
Was de indinik, dien de Noord-Nederlandsche houding tegen-
over de Belgen in militair' opzicht maakte, b^ den vreemdeling
148
allei*treurigst, het verlies van Venlo deed ons aanzien tot het
laagste peil dalen, vooral by den Pruisischen nabuur. Generaal
ScHEPEBN moest ook in ons vaderland nog jaren daarna een
goed deel van den last der schande dragen. „De ellendige
Schepebn" had het gedaan, was de onwillekeurige uiting van
het in 1834 uitgegeven ^yGedenkboek van Neerlands Trouw en
Moed"j gelyk de hoogleeraar N. G. van Kampen op blz. 377
boekstaafde. Maar de beschuldigde leefde toen nog en kwam
tegen de hinderlijke aantyging op. De aanklager bestudeerde
nader de hem toegezonden stukken, dat hem een brief aan den
heer Schepbrn deed schryven d.d. 8 Juli 1834, waarin de be-
schuldigingen werden herroepen en de hoogleeraar verklaarde:
„dat UHgEdG. van Ostende naai* Venlo verplaatst, in den korten
tijd van achttien dagen, waarin ÜEd. dat bevel hebt uitgevoerd,
alles gedaan hebt om zoo lang mogeiyk eene plaats te behouden,
die en door de zwakheid der Hollandsche bezetting, na de af-
danking der Belgen, en door de kwal\jk gezinde schutter^ daar
binnen, niet lang te houden was, en ook in den schakel der
toenmalige krygsverrigtingen als een verloren post moest be-
schouwd worden, terwyl er bovendien nog eenige honderd
Belgen in het geheim waren binnengeslopen". De brief werd
gepubliceerd in De Militaire Spedaior van 1835, dl. III, blz. 20 ;
maar Mr. J. van Lennbp bleef vermoedelijk dit eereherstel
onbekend, en zoo leest men mede op blz. 319, deel IV van diens
jfVoomaamste geschiedenissen van Noord-Nederland", dat generaal
ScHEPERN de stad deed verloren gaan door z^ne fUmwfiartigheid.
Het was zeker geene gelukkige ingeving om zonder voldoende
kennis van zaken den bevelhebber van eene pr^sgegeven stad
als een „ellendige*' te schetsen, doch evenmin komt juist
voor de betuiging in het eereherstel, dat Venlo „in den schakel
der toenmalige krygsverrigtingen als een verloren post moest
beschouwd worden" ; slechts twee weken had men het behoeven
uit te houden, dan zien we Saxen- Weimar de veste naderen,
die haar had kunnen versterken en alleen van het plan tot
hare herneming werd teruggehouden door het juist ontvangen
bericht, dat de Conferentie te Londen een wapenstilstand aan
beide partyen had opgelegd met den last, dat Nederland zou
bezet houden, hetgeen het in 1814 bezat en daaronder behoorde
149
Venlo. Nu ech£er de stad eenmaal in 's v^ands hand was, lieten
de Belgen de Conferentie maar praten, terwyl tot diepe teleur-
stelling van Saxen- Weimai' het verboden werd de vesting met
geweld te hernemen. En ook de heer Van Lennep bl\jkt niet
op de hoogte, of althans de zetter heeft zich vergist, als h\j de
inneming der stad op 11 December stelt ; toen zou het zeker
niet gebeurd kunnen z^n.
Met den val van Venlo was Limburg, behoudens dan Maastricht,
verloren, de gemeenschap van de hoofdplaats met Holland
verbroken ; de beide oevers van de Maas waren nu door de
muitelingen bezet ^. Alleen eene zeer kleine strook om de veste,
in den regel van nog geen uur op de uiterste grens, bleef
Maastrichts gebied^ doch ook nog slechts, zoolang Dibbets*
straffende hand ze kon treffen. Negen jaren lang heeft dat zoo
geduurd. Zelfs in het dorpje St, Pieter, gelegen onder het vuur
van het geiyknamige fort, waagde men het de bevelen van het
Brusselsch bewind op te volgen'®'.
Zéér heeft in die negen jaren, doch vooral in de eerste tijden,
het platteland der Maastrichische omgeving moeten lyden van
de tuchteloosheid der Belgische benden, die de vesting dachten
te veroveren. Niet alleen dat Dibbets hierover herhaaldelijk
rapporteert, doch ook van Belgische ztjde wordt dit gaaf erkend "*.
Evenwel vindt men de getuigenis van zekeren heer Van dek
Boom, die in De Maasgouw van 1 Mei 1886 bericht, dat welis-
waar het vrykorps van Mellinet een bandelooze troep was,
maar dat in het algemeen de bewoners van Limburg van de
vrybuiters geen last hadden: „zy waren hun zeer broederl^k
en sympathiek gestemd'* Een bandelooze troep, waarvan
de ingezetenen pleizier beleven, schijnt alleen te kunnen voor-
komen in de heldengeschiedenis van de Belgische omwenteling.
150
HOOFDSTUK XXIV.
Naar aanleiding Tan Dalne*8 oyergang.
Beslag op zun te Maastricht achtergelaten inboedel:
1830 — 1839. — Daine's karakter, — Zune oneerlijke
gedragingen. — zun dood in 1843.
Daine's glorie in Belgischen dienst is slechts van zeer korten
duur geweest: het onbeduidend wapenfeit van Venlo was het
begin en het einde.
Daar htj, nog vóór hem het eervol ontslag uit Nederlandschen
dienst kon bekend z^jn, naar de Belgen was overgegaan, werd
hy bü besluit van onzen Koning d.d. 14 November uit het
leger afgevoerd als deserteur; de Staatscourant van 11 Novem-
ber 1830 bepaalde er zich toe van te berichten, dat Dafne
den last om zich naar Utrecht te begeven „in den wind gesla-
gen" had. Het is karakter-kenschetsend, dat hij de f 700 voor-
schot, biykens het op blz. 138 — 134 medegedeelde, hem verstrekt
op zyne entree de campagne, althans niet teruggaf; volgens eene
officieele „Nota van hetgeen de gedeserteerde Generaal-Majoor
Daine is schuldig gebleven**, hadden de militaire kassen nog
meer vorderingen op hem, tot een totaal bedrag van f 1150.
Ter verzekering hiervan gaf generaal Dibbets, blijkens zyn
rapport aan Oorlog d.d. 3 September 1831, den vrederechter
last om het door Dainb bewoonde huis te verzegelen. Hierdoor
kon de eigenaar der woning, J. D. Nijpbls, er niet over beschikken;
doch de pogingen van deze aan den weggeloopen generaal
verwante en gedeeltel\jk Belgisch gezinde familie, om hierin
verandering te brengen, slaagden eerst in 1835, toen tot ont-
zegeling werd overgegaan met overbrenging van Daine*s goe-
deren naai' 's B^ks arsenaal; daar bleven z\j weer *n viertal
jaren. Eerst toch na de uitwisseling der ratificatiên d.d. 8 Juni
1839 van het den 19^ April van dat jaar te Londen gesloten
vredestractaat, werd by schreven d.d. 12 Juni 1839 door Oorlog
aan den opperbevelhebber gelast: ,,om de goederen, door den
151
voormaJigen generaal-majoor Daine indertyd te Maastricht
achter gelaten, en vermeld in den inventaris, gevoegd by Uwe
missive van den 31ii Mei 1.1. N**. 67, ter beschikking te doen
stellen van dengenen, die van wege genoemden gewezen Generaal
tot het overvoeren derzelve mogt zyn gequalificeerd". ^
üit den aan onedele figuren zoo r^ken tyd der Belgische
omwenteling, behoort Daine zeer zeker tot eene der minst
sympathieke. De Belgische geschiedschryvers, die gaarne van
dat zotte t^dvak van bombast en grootspreker^ een epos
maken, gelUk Nothoiab het zoo typisch en dwaseiyk in z^n
Esmi heeft gedaan, zitten met zulke helden vooral in verlegen-
heid. Om er toch iets van te maken, heeft een z^ner levens-
beschrijvers er o. a. dit van gezegd: „Dès les premiers jours
de la révolution, Ie général Daine se mit k la disposition du
gouvernement provisoire, et se rendit maltre de la forteresse
de Venlo Ie 11 novembre. Il obtient, en récompense de ce
service, Ie grade de lieutenant-général (27 décembre 1880)"*".
Waariyk, de Brusselsche Academie van Wetenschappen had
deze onware voorstelling der daden van een zeer ver-
achteiyk man niet door den beugel moeten doen gaan. In
omstandigheden, als waarin de omwenteling van 1880 de Bel-
gische landsdienaien onverwacht plaatsten, mag men geen
volstrekten maatstaf aanleggen ten aanzien van hetgeen men
als zyn plicht behoort te beschouwen, en wanneer Daine, Zuid-
Nederlander als hy was, werkel^k in de eerste dagen der
opwinding eenvoudig zyn eervol ontslag had aangeboden, dan
ware het in ieder geval van Belgische zyde te beschouwen
geweest als eene daad van vaderlandsliefde. Maar we ont-
moeten hier niets anders dan de venegaande karakterloosheid,
die in moeiiyke tijden zoo licht de menschen tot ven*aders
maakt. Provinciale commandant biyvende, heult hy met de
muiters; verkoopt zich, gel^k Jaminé hem in de Brusselsche
volksvertegenwoordiging tegemoet slingert, biykens het op blz. 124
medegedeelde ; koopt zich ook den rang van luitenant-generaal,
die hem alleen eerst toegekend wordt na de inneming van
Venlo, om aan de bevordering eenige gloire by te zetten. De
mislukking z^ner expeditie naar Luik kon hy niet verant-
woorden, omdat hjj de hem gegeven bevelen had overtreden;
152
doch, aangenomen dat hy hiermede eene onwillekeurige fout
beging, voor hem diende het nu een heilige plicht te worden
om het verkeerde zooveel doenl^k uit te wisschen door trouw
te biyven aan het vaandel; volvoerende de pünlü'ke reis naar
utrecht. Overgegaan z\jnde, moest hy dan toch iets gevoelen
voor het gezag van de stad en van de provincie, dat hy zoo
vele jaren had gediend; maar zoozeer schudt de man alle
begrip van kieschheid uit, dat z\jne eerste proclamatiên slechts
verachteiyke smaadredenen inhouden.
De Nemesis bleef niet uit. Zeker, na Venlo was Daine voor
de Belgen de held, de held van het Maasleger, maar geroepen
tot organiseeren en bezielen, daar bleek ook aan het van nature
schreeuwerige volk van die dagen, dat het een kat in den ^ak
had gekocht. Ik spreek niet van den t\jd gedurende en na den
Tiendaagschen veldtocht; bevelhebbers, die veldslagen en steden
verliezen, vinden in den regel weinig genade, maar vóór dien
tyd reeds zag men met de grootste minachting op hem neder.
Niemand minder dan z^n collega, generaal Mellinet, die,
volgens de couranten, den anderen held eenige weken te voren,
in wederzydsche roerende bewondering de hand had gedrukt
en toegedronken, schreef over hem in een door de bladen ge-
publiceerden brief aan kolonel Ntjpels te Brussel, gedagteekend
Maaseyck 5 Maart 1831 : „ce traUre escroc aam moyens et sans
conaidération; toute 8on armee Ie méprièe^' ! ! Escroc: sloeg dit
soms mede op een crimineel proces, waarin Daine in 1821 werd
betrokken, ter zake van het in omloop brengen van een valschen
wissel op den naam van Vogeleb & Co., gedisconteerd aan
het huis van Vak den Berg ds Kat te Brussel? Dronkaard
als hy was, wist hy zeker zeer wel met wissels om te springen.
Tei*wyi generaal Dibbets den nood der hem toevertrouwde vesting
trachtte te lenigen o. a. door den uit- en invoer van katoenen
stoffen en granen in handen te houden, hield zyn gewezen
onderbevelhebber zich onledig met zich te Tongeren té bedrinken
en over de katoentjes van Dibbets te spotten. Deze toch rappor-
teerde aan Oorlog d.d. 18 Maart 1881, alzoo in dezelfde maand
van Mellinet's opzien wekkend schryven: „Daine leidt te
Tongeren een zeer sterk leven, zynde na den middag meest
bedronken. Een koopman van hier, voor een paar dagen, by
158
hem komende, zeide hy : <7e ne fais pas la guerre^ aux toües
ni aux graifis. Je ne fais pas tant d'histoirea que votre Qénéral;
si ka ?i08tüüéB recommencent^ en irois jours Maestricht est d moi,
OU on pourra m'arracJier les épaulettes. Ëenige dagen te voren,
werd hU onderrigt, dat zekere jood, met name Wungabde,
alhier woonachtig, en aan wien 'h\j een wissel had afgegeven,
zich te Tongeren bevond, om betaling te erlangen, en deed hem
aanzeggen, hy als spion van my werd beschouwd, en niet dadelijk
de stad verlatende, zoude worden gearresteerd. ~*
Na 's mans smadeiyke vlucht in den Tiendaagschen veldtocht,
wordt hy ter verantwoording geroepen ; doch hem treft dan
enkel hetzelfde verwet, dat Dibbets in de Luiksche expeditie
had ten laste gelegd, namel^k dat h^ gegeven orders niet had
opgevolgd^. Als eindelijk in 1889 de vrede tot stand komt en
Daike als conimandant van het nu aan Nederland terugkomende
Venlo wordt overgeplaatst naar Jfona, ontdekt men daar, buiten
hem om, in 1840 een Orangistisch komplot, waarvan hy sch\jnt
geweten te hebben. Men pensionneerde hem toen maar. Het
ellendig leven eindigende te Charleroi den 10"» October 1843,
liet hy niets anders na dan een besmetten naam, die nooit
aan iemand achting en vertrouwen sinds z^n overgang had
ingeboezemd en die evenmin als Belgisch aanvoerder een zede-
lyken invloed had kunnen uitoefenen op hen, die hy had te
bevelen **.
HOOFDSTUK XXV.
Dibbeto* en Yan Boecop's samenwerUng : 1830—1839.
DiBBBTS' OBRÜSTHBID. — Db WB6ZBNDIN6 ZIJNBR FAMFLIB. — Db
RITMBBSTB& VaN GoLSTBIN — DiBBBTS' WAABDBBBINO VAN VaN
BoBCOP. — Hbt ovbrludbn van DBN OPPBRBBVBLHBBBBR. —
Aftrbdbn bn ovbrludbn van Van Bobcop.
Met de inneming van Venlo op den 11^^ November 1880 is
de reeks der gebeurtenissen afgesloten, die aan onze toekomst
scheen te doen wanhopen. Dank de handhaving van het gezag
154
te Maastricht, zou het Nederlandsch gedeelte der provincie I*im-
burg toch behouden bleven; dank de wegzending allengs van
de onwillige elementen, werd het leger gezuiverd, kon het van
nu af zichzelf z\jn en zou het den Nederlandschen naam weder
doen eerbiedigen! Bustïg dan ook zag de opperbevelhebber de
toekomst der vesting tegemoet. In weerwil van het schokkend
verlies van Venio op den 11^^, dat wil zeggen van de gansche
provincie, rapporteerde hvj den 19^ d. a. v. bemoedigend aan
Oorlog, dat nog nooit Maastricht zoo sterk was geweest; en in
een rapport van den volgenden dag doet hy het even ware als
karakteristieke hooren: vreezen doe ik niets, maar men vreest
mij. „Als een helt, sonder vreesen", zingt het in Wilhelmus
van Nassauen!**'
Een paar dagen te voren had men hem te Aken gehuldigd,
als een der weinige generaals, die destijds de eer van het
Nederlandsche leger omhoog hielden in hun stryd tegen mui-
tende benden. Door den opperbevelhebber was het namelyk
voor de vryheid zijner eigen bewegingen noodig geacht, z^jne
echtgenoote met zes kinderen den 17^ November naar de oude
keizersstad te zenden. Een eskadron kurassiers, onder bevel
van den op blz. 137 vermelden ritmeester Van Golsteik, geleidde
het gezin door de opgestane streek tot het dorp VouiIb aan de
Pruisische grenzen, vanwaar het onverlet zjyne bestemming
bereikte. Daar werd de wakkere opperbevelhebber met eene
serenade van de Pmisische officieren aan z\jne echtgenoote
geëerd, daar ook zag zich de familie verder met groote onder-
scheiding behandeld ; trouwens, meende Dibbets in latere jaren,
de eenige welwillendheid, die h\j van de Duitsche grens-
autoriteiten ooit had ontvangen -*".
Van Golstein overleed te Arnhem in 1836, zyn gezin in
geldelijk ongunstige omstandigheden achterlatende. Een zQner
vrienden, graaf Von Ranzow, beijverde zich daaraan tegemoet
te komen, waartoe hy ook Dtbbets' hulp inriep. Toen her-
innerde zich de opperbevelhebber den tocht naar Vaals, hetgeen
hem d.d. 17 September 1836 aan Von Ranzow deed schryven:
„Het was my b\)zonder aangenaam door ÜHgWelGeb.in
„staat te z\jn gesteld, voor de ongelukkige familie van
156
„den overleden ritmeester Van Golstetn iets te kunnen
^ bedragen, vooral daar ik z\jne bewezen diensten ten volle
„erken. Bö alle buiten-expeditiën was de brave ritmeester
„Van Qolstbin tegenwoordig en verdiende allen lof. In de
„maand November 1880, aan het hoofd zijner kompagnie
„kurassiers, geleidde hy m^jne vrouw en zes kinderen,
„door de gewapende muitende benden tot naby Vaals, aan
„de Pruisische grenzen, eene dienst hoogst belangrijk voor
„mtjzelven, en voorzeker niet buiten invloed op de omstan-
„digheden te dier t^de. Met genoegen heb ik van de aan-
„geboden gelegenheid gebruik gemaakt, om tot UHgWelGeb.
„menschlievende inzigten ten deze naar vermogen mede
„te werken, door hierby in te sluiten een wissel, groot f 160."
DiBBETs heeft het voorrecht gehad, gedurende den ganschen
langen t\jd van den Belegstaat, als zijn eersten ondergeschikte
nevens zich te hebben een man, wiens welverdienden lof htj
gaarne verkondigde. „De heer generaal Van Bobcop", berichtte
de opperbevelhebber den 8» Februari 1881 aan Oorlog f „assisteert
my als een opregt vriend en kameraad, niets blijft tusschen
ons verborgen, wat de veiligheid der vesting betreft, hetgeen
een wederkeerig vertrouwen daarstelt. Eenmaal het groote
werk volbragt ztjnde, namelijk het eervol behoud der vesting,
hoop ik zyne diensten mede zullen erkend worden." Gedurende
den Tiendaagschen veldtocht in Augustus 1881 onderscheidde
Van Bobcop zich door zyne expeditie naar Tongeren ;doch sinds
trad eene soort van vredestoestand in, waardoor er voor hem
als commandant eener provincie, waaiTan alleen Maastricht in
onze macht was, niet veel meer te doen zou zijn. Nu en dan
wordt dientengevolge aan Oorlog gerapporteerd, dat Van Bobcop
met werkzaamheden is belast, die anders niet tot het provinciaal
commando gerekend konden worden. Als bü missive d.d. 28
Augustus 1881 de opperbevelhebber aan Oorlog het toekennen
van onderscheidingen voorstelde, wegens den gelukkigen afloop
van den veldtocht, schreef hy over zyn onderbevelhebber:
„Deszelfs militaire loopbaan is gedistingueerd en eervol, heeft
als onmiddeltjk op mij volgend chef tot voorbeeld van onder-
geschiktheid gestrekt, en steeds eene ^verige deelnemende
156
m«dewerkmg aan den dag gelegd. Op grond van dlén, en wel
voornamelyk uit hoofde der, onder zyn bevel, volbragte be-
langrijke uitvallen op den weg van Tongeren den 6° en 7^ dezer
maand, en het bezetten van deze stad, in den nacht van den
S^ daaraan volgende, heeft voornoemd Generaal geregte aan-
spraak op beloning, en wordt tot het kommandeurskruis der
Orde van den Nederlandschen leeuw voorgedragen."
Tot groote teleurstelling van Dibbbts ging de Regeering
hierop niet in.
In April 1836 werd de trouwe onderbevelhebber doodziek:
Dibbbts berichtte den 4:^ dier maand aan Oorlog, dat het hem
smarttef dit mede te deelen. Van Boecop herstelde echter. Op
zoo'n ziekbed of in oogenb]ikken tot zich zelven gekeerd, zal
de Luiksche geschiedenis wel als een floers voor zijne oogen
z\jn heengegaan, vooral sinds h\j dag aan dag had kunnen
aanschouwen de werking eener hooge persoonl\jke macht, die,
onder de meest ongunstige omstandigheden, eene vesting als
Maastricht voor het vaderland deed behouden. Van veel, neem
aan van alles, moet men het slagen der revolutie te Luik toe-
schreven aan onzen gouverneur Sandbebg, die van den beginne
af, de zaken verkeerd biykt ingezien te hebben ; maar toch . . .
als Van Boecop de zonderlinge houding waarnam van den in
Maastricht zetelenden gouverneur en van de wyze, waarop
Dibbbts de toestanden niettemin bleef beheerschen, dan kon de .
beschuldigende vraag aan zichzelven niet uitbleven: Had ook
ik my niet wat krachtiger kunnen doen gelden?
Daar nadert in 1839 de heugelijke gebeurtenis, dat de vrede
zal worden hersteld en Limburg aan Nederland moet terug-
komen; maar tevens ook gevoelt de opperbevelhebber de moge-
lijkheid van z\jn weldra naderend einde, de mogel\jkheid, dat
h\j dus de bekroning van dit schoone werk zijner handen,
loon van negen jaren zelfopoffering en toew\jding aan den
roem van z\]n land, niet zal mogen beleven. Den 2S^ Februari
1839 was er groote parade te Maastricht wegens den veijaardag
van prins Frederik. De opperbevelhebber had er niet kunnen
heengaan. „M^ne jichtige ongesteldheid", luidde het tragisch
in zijn brief aan Oorlog d.d. 1 Maart, „heeft niet toegelaten
gisteren de groote paiade b\j te wonen, en de heeren generaals
167
ft
en hoofdofi&cieren ten mynent te ontvangen. Ik hoop, dat de
aangewende middelen m^ spoedig weder in staat zullen stellen,
te paard te stagen; het zoude m\j, inderdaad, een groot ver-
driet verwekken, by het einde der zaken niet in allen deele,
beschikbaar te zyn." Dat groote verdriet zou hem beschoren
blaken.
Drie weken later, den 21^ Maart, — den dag nadat de Kamer
der Volksvertegenwoordigers te Brussel en den dag voordat de
Senaat aldaar het verlies van Maastricht en Limburg homolo-
geerden — schreef- DiBBETS andermaal: „M\jn toestand niet ver-
beterd zjjnde, acht ik het pligtmatig, hierover iets te zeggen.
Nu b\jna drie weken geleden, nam dezelve den sch^n van een
waterzuchtigen aard, zoodat de heer chirurgijn Mohb, die m^
behandelt, het mede niet ongeraden vond, een tweeden genees-
heer als consult in te roepen. De oudste der geneesheeren hier
ter stede, de heer Gebhain, werd daartoe aangezocht; de beide
Heeren behandelden de ziekte met gemeen overleg. Niet veel
beterschap bespeurende, kwam ik op het denkbeeld, om den
welbekenden doctor Stevens te Tongeren te raadplegen. Deze,
een persoon zonder eenige de minste vormen, stelde ons drie
achtereenvolgende dagen te leur, zoodat men hem den vierden
dag by het openen der poort voor z^ne dienst bedankte. De
wezeniyke staat der ziekte is omschreven in de verklaring
hierbU overgelegd. Ik hoop steeds in staat te bleven, m^jae
dienst te kunnen volbrengen.'* Doch reeds den 26^ Maart ver-
volgde de lyder: „Ofschoon het my, volgens het rapport van
den 211^ dezer maand, niet erger gaat, vermeerdert evenwel de
hoope niet, ik moet het erkennen, steeds in staat te bliiiven
m^ne diensten naar eisch te vervullen. In den loop der vol-
gende maand zal men hierover met meer kennis van zaken
kunnen oordeelen, en mjj zelven beter in staat gevoelen, ten
deze den heer Chirurgen-Majoor Mohb te raadplegen en ü. E.
met den uitslag naar behooren bekend te maken."
Dien zelfden 26° maakte h^ toebereidselen om het opperbevel
den provincialen commandant over te geven, hetgeen inderdaad
den volgenden dag geschiedde. Bezetting en burger^ werden
van den verergerden staat der ziekte onderricht. Den 29^ was
het Goede Vr^dag en werd er in de kerken voor z^n herstel
158
•
firebeden. Dien ochtend rapporteerde Van Boecop aan Oorlog: „Ten-
gevolge de rapporten van den behandelenden geneesheer van
heden, heb ik de eer U. E. te berigten, dat de toestand van Z^ne
Excellentie den Heere Luitenant-Generaal Opperbevelhebber,
steeds verergert; ZHgEdG. sedert verscheidene dagen door de
toeneming der ziekte, zich in een staat van yihoofdigheid,
grenzende aan agonie, bevindt, en er weinig hoop is op herstel."
Aan den avond van dien dag blies Dibbets den laatsten adem
uit in den ouderdom van 57 jaren, 6 maanden, 22 dagen. De
treurmare werd nog des avonds per estafette naai* 's-Qraven-
hage gezonden. „Ik heb", meldde Van Boecop aan Oorlog, „het
verdriet Uwer Excellentie te berigten, dat de luit.-gen. baron
Dibbets, heden avond, om zeven uren, aan de gevolgen eener
zamengestelde ziekte van het hart, is overleden, na vei'scheidene
dagen reeds, in een zeer verzwakten staat van ligchaam en
geest verkeerd te hebben, zooals Uwe Excellentie heeft kunnen
ontwaren, uit de dagorder van den 21^ dezer maand."
Alzoo nu ket groote werk voUrracht was, geiyk de waardige
overledene had geschreven, zou het eene schoone gelegenheid
geweest z\jn, om generaal Van Boecof's diensten te erkennen
en aldus ook aan Dibbets' nagedachtenis eene warmer hulde
te bewezen dan de Staatscourant van 2 April 1839, zelfs met
verkeerde spelling van den naam ! ! goed vond op te nemen.
„De Luitenant-Generaal Dibbbtz", leest men er, „die sedert
eenige jaren, ook in de moeyeiykste omstandigheden, met
groeten lof den post van Opperbevelhebber der vesting Maastricht
vervuld heeft, is den 29° Maart aldaar overleden." Soberder
kon het niet.
Tot Dibbets' opvolger werd echter by Koninklijk besluit d.d.
1 April benoemd de luitenant-generaal baron Van deb Capellen.
Den 511 d. a. v. gaf Van Boecop het oppercommando over,
vermoedelijk met hartzeer vervuld, dat de by Koninkiyk besluit
d.d. 29 Juli 1831 tot luitenant-generaal bevorderde hier moest
voorgaan. Hoe ook, Van Boecop vroeg aanstonds zyn pensioen,
dat hem by Koninklijk besluit van 21 April 1839 verleend werd.
Baron Van der Capellen het bericht hiervan den &^ Mei aan
belanghebbende toezendende, betuigde er z^n leedwezen over.
Den volgenden dag antwoordde de gepensionneerde :
169
„Het was mQ hoogst aangenaam van Uwe Excellentie de
verzekering te bekomen, het Haar leed deed, onze onderlinge
dienstbetrekkingen zullen ophouden.
„Ik ook, herinner mü met genoegen, m^ne tegenwoordige
en vroegere betrekkingen onder uwer Excellenties bevelen
doorgebragt; de omstandigheden noopten m^ m^ne tegenwoor-
dige levenswyze met eene gerustere te verwisselen, en eindig
deze met m\) in de welwillendheid en aandenken Uwer Excel-
lentie aan te bevelen."
Den 10>^ Mei gaf Van Boëcop het provinciaal commando
over; reeds in 1841 maakte de dood aan z^ne „gerustere"
levenswQze evenzeer een einde.
IAM251<^?1
BIJLAOEN
BEHOORENDE TOT
„D<^ Belgische omwenteling In Luik en Limburg tot
aan het rerlles ran Yenlo In Xorember 1830**.
DOOR
P. H. VAN DER KEMP.
BIz. 8 noot I. Over de eerste geschiedenis van Luik bestaan
onderscheidene verhalen. Breedvoerig wordt het gansche ver-
leden der stad ontwikkeld op blz. 1—20 van een bijzonder
fraai en uitgebreid werk : Le» ruea de lAége door Théodore GoberT;
waarin de .straten alphabetisch geschiedkundig worden behan-
deld: een model van opzet. Van het werk verschenen tot
dusver 8 lyvige deelen, waarmede men nog niet gekomen is
tot de u. — Het door mU in den tekst medegedeelde ontleende
ik aan eene verhandeling: Diplomaiieke beschouwingen van den
hoogleeraar te Leuven L. G. Visscher, aanwezig in de Ver-
zamelfng-V AS Maanen op het Ryksarchief te 's-Gravenhage. —
Voor eene w^sgeerige opvatting der eerste geschiedenis van
België tot de 14^ eeuw, waann ook veelvuldig Luik en Limburg
ter sprake wordt gebracht, moet men lezen Henri Pirenne's
Hi8toire de Belgique, in het Dultsch vertaald door Frits Arnheim.
Ik sprak daareven van een model van opzet: deze geschiedenis
is er ook een.
Blz. 9 noot 2. L. Jottrand op blz. 85 van z^jn werk „Louis
de Potter" over F. Kersten: „un des publicistes les plus éminents
que la Belgique ait eu jusqu'ici".
Blz. 9 noot 8. Zie de Staatscourant van 4 Mei 1881: „De
Ckmrier de la Meuse, de bekende tolk van de party der geeste-
l^jkheid in België, doch die daarby steeds eene zekere gematigd-
heid heeft doen blaken."
BIz. 9 noot 4. Een legendarische weervoorspeller, als de Don
Antonio Magina van onzen vroegeren Enkhuizer Almanak:
W. J. Knoop, ,,Herinneringen aan de Bélgisdie omwenteling van
1880*\ in 1886 in de Guldens-editie verschenen. Te voren
vaaren ze opgenomen in De Tijdspiegel van 1884.
BIz. 9 noot 5. Verg. blz. 106 der „Souvenira personnels" van
Lbbeau (1883); blz. 6 der Préface aldaar van Armand Fbeson;
blz. 95 van y^La révolution beige de 18S(y* door Théodore Juste
(1872) — De in den tekst genoemde broeders Rooier hadden
eene zuster, die getrouwd was met den heer De Grelle. Een
zoon van dit echtpaar heet De Grelle Rogier en is de in
1903 afgetreden Belgische ambassadeur in Nederland. — Voorts
had de in den tekst op blz. 16 te noemen fabrikant Orban eene
dochter, die met den advocaat Frère trouwde; deze noemde
zich sinds Frèbe Orban en was de latere bekende liberale
staatsman.
•
Blz. II noot 6. De zeer lezenswaardige Gourier de kt Meuse
uit 'die dagen is o. a. voorhanden in de Koninklijke bibliotheek
te 'a-Oravenhage. Ziehier enkele uittreksels van de artikelen, in
den tekst door my vermeld;
Den 14^ Augustus gaf het blad van den 15" de volgende
kalme waarschuwing:
„Nos lecteurs ont vu hier ie laiigage de deux journaux
catholiques francais. Est-il nécessaire que nous parlons après
eux? Les Belges catholiques sont connus; l'Europe entière
semble approuver et admirer leur conduite. Nous n'avons qu'^
continuer comme nous avons commencé. Les circonstances sont
graves; elles peuvent devenir plus graves encore; mais nous
n'avons pas k changer de langage ni de tactique. Liberté civile
et religieuse, liberté pour tout Ie monde, liberté pour nos
ennemis comme pour nos amis, tel est notre principe en peu
de mots, et ce principe est bien simple. Liberté surtout pour
la presse et pour Tenseignement; sans cette liberté-lêi, nous ne
voyons qu'esclavage. . . .
8
„Ge n'68t pas que renchalnement de la pensee nous paraisse
fort k craindre dans ce moment ; cette oppression est désormais
impossible ; et quelle que soit la force physique qu'on prétende
employer pour entraver la libre manifestation des opinions, on
ii'y gagnera rien. L'on vient de voir en France que les moyens
violens sont excessivement dangereiix.
„Ce que nous craignons particulièrement, c'est que, malgré
les évènemens de France, on ne s^aveugle dans notre pays.
Nous dlrons plus; nous craignons (chose pourtant Inconce-
vable) que ce ne soient ces évènemens mêmes, qui poussent
certains hommes et qui augmentent leur témérité. Et si nous
sommes bien instruits, voilêl oü en est la politique chez nous.
„Que la nation beige se montre sage en déplt de ces aveugles.
Ce qu'on a demandé et emporté k coup de fusils et de canons
sur les bords de la Seine, continuons h Ie demander paisible-
ment, mais avec courage et avec persévérance, sur les bords
de la Meuse et de la Senne . . . ."
Den 181^ Augustus een even waardig woord tegen de ministe-
rieele Qcusette des Paya-Bas:
„• . . . nous avons besoin d'une garantie spéciale, garantie qui
tournera au profit du tróne lui-même: c'est la responsabilité
ministériêlle, clairement et fortement organisée. Le comble de la
sagesse pour nous, sera de nous attacher h la Lol fondamentale.
Notre constitution a des défauts sans doute; elle présente des
dispositions dont on a fait de grands abus. Mais comme tout
changement aux institutions polltiques d'un pays a ses dan-
gers, nous dirons que la Lol fondamentale dolt nous suffire —
Encore un coup, nos vceux se bornent h la Loi fondamentale.
Mais que la Loi fondamentale solt enfin une vérité."
Den 21n Augustus de volgende opmerkeiyke waarschuwing:
„Il nous parait évident maintenant qu'il se préparé de grands
changemens dans les destinées des empires et des royaumes. . . .
On veut être libre, voile tout; c'est un simple sentiment,
mals un sentiment qui a jeté de profondes racines et qui veut
être satlsfait, a quelque prix que ce soit
„La plupart des gouvernemens ont jusqu'aujourd'hui résisté
è ce sentiment; peu s'y sont laissé . en trainer, peu Tont
suivi; et encore ne Tont-ils suivi que de loin. Le vieux abso-
lutisme s'est défendu avec opinifttreté ; cette opiniAtreté semble
méme augmenter avec Ie danger. Chose qui s'explique. Le
premier afflranchissement, obtenu par la révolution k la fin du
siècle dernier, a été accompagné de grands désordres et de
longs malheurs —
lyLa résistance cependant nous semble plus inutile que jamais.
Les gouverneniens qui voudraient la prolonger, finiraient indu-
bitablement par s'isoler au milieu des peuples qui leur ont
obéi jusqu'aujourd'hui Après ce qui vient de se passer en
France, il serait superflu de chercher des exemples
„Il y a maintenant des fiatteurs qui disent aux autres princes
qu'ils n'ont rien de semblable h craindre. A quelle condition
donc les autres princes n'ont-ils rien k craindre? Nous n'ose-
rions nous mêler de faire des prédictions; mais il nous est
permis de dire qu'on ne doit pas se fier aux moyens qui ont
été mis en usage par Charles X. Ge sont de dangereux con-
seiUers, ceux qui osent prêcher la violence aujourd'hui et dans
les circonstances oü nous nous trouvons; et malheureusement
ces conseillers ne sont pas rares aux Pays-Bas. Il ne tientpas
k eux que dans ce moment encore, les gendarmes, les condam-
nations, les prisons, les manifestes, les circulaires et les desti-
tutions, ne soient regardes comme le principal auxiliaire de la
légitimité, comme le boulevard de la liberté! lis veiTaient le
royaume en feu et le tróne k moitié renversé, qu'ils n'adopte-
raient pas des sentimens plus modérés."
Den 24*1 schreef de redactie in de Ckmrier van den 25°, dat
de storm naderde:
„Les circonstances sont critiques, qui oserait le nier? La
Qazette dea Pays-Bas ellemême ne le nie pas; car elleconvient
que la tempête mugit prés de nous, Mais elle ne veut pas avouer
qu'il y ait du danger pour le royaume des Pays-Bas; a l'en-
tendre nous sommes aussi étrangers que les Ghinois k tout
ce qui se passé en France "
En den volgenden dag:
,,Nous répéterons donc ce que nous avons déjè* dit: qu'onse
hftte de gagner les coeurs des Belges. . . .
,,11 nous tarde de voir nos chambres réunies ; car il est temps
et plus que temps que les voix généreuses et indépendantes
de no8 députés fassent enlendre la vérité tout entière, et éclai-
rent Ie gouvernement sur les dangers de sa position.L'expérience
è. la vérité vlent de parier plus haut qu'elle ne Ta Jamais fait ;
des évènemens terribles sont tout-a-coup venus instruire les
puissances. Mais on est rarement ému des malheurs anivés k
autrui ; on ne proflte presque jamais des loQons données h son
voisin. Telle chose est arrivée en Prance; oui, mais la Prance
ne ressemble pas aux Pays-Bas. Voila comme on raisonne,
volle, comme on se flatte. Et cependant, Ie temps mai'che."
BIz. II noot 7. Brief d.d. 10 Juli 1880 van den generalen staf
uit Gent aan den chef van het 5» Groot Militair Commando te
Maastricht :
„Ik heb de eer aan Uwe Excellentie kennis te geven, dat —
naar aanleiding van 's Konings dispositie van den 5° dezer n^. 52
en overeenkomstig de bevelen van Zjjne Exellentie den heer
Directeur-Generaal van Oorlog van den 8° jl. n®. 7, v^aarby gelast
wordt, om bQ gelegenheid der ophanden z^nde tentoonstelling
der voortbrengselen van nationale ny verheid en de daarmede
gepaaid gaande feesten te Bmaself de bezetting te dier stede
door één bataillon der 8^ afdeeling Infanterie, waarvan de kom-
pagniên uit tachtig dienstdoende manschappen zullen worden
zamengesteld; benevens met één escadron van het regiment
Ligte Dragonders n°4, te doen versterken, en om die troepen
aldaar te doen verbleven, tot na den afloop der genoemde
tentoonstelling en feesten, als wanneer dezelve naar hunne
respeetive garnizoenen zullen moeten terugkeeren — de voor-
melde troepen alzoo op den 15° dezer maand te Brussel zullen
aankomen, zonder hunne nachtlegers mede te nemen, dewelken,
ingevolge de opgedachte bevelen, aan hen, door het 2^ bataillon
der afdeeling Grenadiers, te Brussel in garnizoen, zullen ver-
strekt worden."
BIz. II noot 8. Het bericht uit de Gourier des Pays Bas vindt
men overgenomen in de Maastrichtsche Éclaireur van den
18° Augustus 1830 en is van dezen inhoud :
„Depuit hult jours, les bruits les plus absurds circulent k la
Haye, tantót il y a eu tumulte au spectacle k Bruxelles, et Ie
salon d*exposition y a été incendié, tantót on a arboré Ie drapeau
6
et la cocarde tricolore h Namur (de Fransche kleuren?); on va
jiisqu'a dire que des troupes sont en mouvement, et la garde
nationale du Nord commandée pour réprimer Ie Midi. On ne
connait pas Torigine de ces mensonges dictés par un esprit de
haine contre la Belgique et les Belges/'
BIz. 12 noot 9. Zie blz. 417 dl. III. Herziene en verbeterde
uitgaaf (1875) van J. Bosscha's werk.
Blz. 12 noot 10. Ziehier het bericht van de Courier des Paya Bas:
„Nous ne savons pas par quel heureux h propos, l'affiche du
spectacle annon^ait hier la Muette de Portid; jamais cettepièce,
si fertile en allusions, n'a été applaudie avec plus d'enthousiasme,
ni Jouée avec plus de feu; spectateurs et acteurs semblaient
s'animer mutuellement. Le bel air: Amour sacré de la pairiej
rends-notis Vaudace et la fieriéf a été redemandé, et couvert de
bravos au point que le spectacle paraissait suspendu; la scène
du massacre a produit dans toute la salie une vive sensation
qu'il serait impossible de décrire."
De Courier de la Meuse van 4 Augustus nam het bericht
onder datum van den vorigen dag over.
Blz. 12 noot II. „Par mesure de prudence ou plutót d'impru-
dence, on avait défendu la représentation de la Muette et de
Masaniello; pour remédler aux murmures on a laissé jouer la
pièce, mais on voulait faire passer le duo amour sacré de la
patrie et d'autres passages qui font allusion aux circonstances
actuelles. Le public s'est vivement prononcé, et la pièce n'a pas
été k sa fin.'* Journal d'Anvers^ waaruit de Courier de la Meuse
van 28 Augustus het overnam.
Blz. 13 noot 12. Zie over deze troepenbewegingen o. a. Ekoop's
„Krvjgs- en Geschiedkundige geschriften,** dl. IV, blz. 127 en De
Militaire Spectator, 8® serie, 1® dl. (1856), blz. 842 w.
Blz. 13 noot 13. Zoodra het gebeurde bekend werd te Mechelen,
ondervond m^n vader er allerlei onaangenaamheden van men-
schen, met wie h^j tot dusver genoegeltjk omging. In zyne
op blz. 8 van den tekst aangehaalde Herinneringen lees ik o. a.
over den kastelein van het logement, waar hy dineerde, — „een
vToljjke gast, die, dewyi ik nog al sier maakte, een zeker
respect voor my had" — het volgende:
,,Het eerst persoonlek v^andige, dat my bejegende, was op
den dQi^ Augustus by den doortogt der Grenadiers; ik zat juist
aan tafel. By het voorbytrekken; zag ik verscheidene oude
kennissen; het was zeer warm en de geheele troep zag ervan
den vier uur verren marsch zeer afgemat uit. Op den weg
buiten Mechelen zoude halt worden gehouden en kwam ik alzoo
op het denkbeeld eene mand met w^n gevuld, aan m^ne ver-
moeide vrienden te brengen en ziedaar dat de kastelein; van
wien ik hiervoren gesproken heb en dien ik al eenige dagen
aan tafel niet had gezien, ongenegen was, my daarin te helpen
en zoo de knecht en m\)ne tafelvrienden er niet anders over
gedacht hadden, had ik het verlangde niet gekregen. Zeer ont-
stemd kwam ik echter met müne mand naar buiten, werd
terstond door miine kennissen omringd, in een oogenblik waren
de flesschen geledigd en zelfs de Generaal Schuurman zette de
flesch, die ik hem overreikte, aan den mond en mjj de hand
drukkende, zeide hy: Vriend! die teug heeft goed gesmaakt,
harteiyk dank. — In 't logement teruggekeerd, werd my door
myn gewezen vriend, den kastelein, na eene hevige woorden-
twist, te kennen gegeven, ik beter deed niet meer te komen. . . .
„Gedurig passeerden er nu troepen door de stad en nadat eene
battery was doorgetrokken, in de Sociëteit gaande, vond ik de
jonge lieden — die als dollen schreeuwden, dat men Brussel wilde
plat schieten — in zeer opgewonden toestand; ik kreeg toen
groote onaangenaamheden; ook daar werd my niet onduideiyk
te kennen gegeven, dat ik my maar niet meer moest vertoonen;
alle myne vroegere kennissen draaiden my den rug toe; ik voelde
my zoo op eenmaal als een verlatene daar staan, eene gewaar-
wording, die men moet ondervonden hebben, om er het onaan-
gename van te gevoelen. — Eiken dag werd nu myn toestand
onaangenamer. De aannemer had het werk aan *t Arsenaal ge-
staakt, ik had dus daar niets meer te verrigten en toch ontving
ik myne terugroeping naar Antwerpen^ die ik gevraagd had, niet.
Alleen vond ik troost by myne huislieden, die alles voor my
deden en de eenige getrouwen waren. Het was my ondoeniyk
op myne kamer te biyven en liep maar op de markt, onderde.
8
menigte rond ; de massa van *t volk was stil, doch men hoorde
naai* de praatjes die werden rondgestrooid ; onder anderen had-
den de Hollanders ~ een ooggetuige had het bevestigd — een
vondelinghuis geplunderd en op elke bajonet een kind gestoken
en honderde andere vertelsels meer om de goede Mechelaars
maar in beweging te brengen."
BIz. 13 noot 14. Volgens blz. 128 dl. IV van de hiervoren
onder noot 12 vermelde Knoop's „Geschriften", was generaal
CoRT Heyligbrs een der vele opperofl&cieren uit de treurige
dagen van 1830, die niet op de hoogte van hunne taak zouden
z^jn gebleken.
Blz. 14 noot 15. Zoo hield de Courier d. L Jf. inhaarnommer
van 12 September in: „Il arrive k Liége des militaires detoute
arme que Thorreur de répandre Ie sang de leurs concitoyens
et de leurs parens peut-être, a fait déserter les corps auxquels
ils appartiennent. Cette désertion a lieu, è, ce qu'il paralt, sur
tous les points du royaume." En in het nummer van 15 Sep-
tember onder den 14^: „Hier dans Taprès-midi, trente sept
militaires liégois, qui avaient abandonné leur corps et qui
venaient de la dlrection de Maestricht, sont arrivés iel avec
armes et bagages. Ils ont aussitöt quitte Ie costume militaire
pour reprendre Thabit bourgeois. Quinze autres miliciens, venant
des environs de Luxembourg et qu'on dirigeait sur Maestricht,
sont également airivés hier èl Liége; ils retoument dans leurs
foyers, ne voulant pas porter les armes contre leurs concitoyens."
Zie ook over de desertiên Heldendaden blz. 446.
Blz. 14 noot 16. Ziehier wat m^n vader over deze commissie
voor het opnemen van een werk aan het Arsenaal, dat tot
hospitaal werd ingericht, schrift:
• „Ik was eenige dagen te Antioerpen teruggekeerd, toen er
nog bevel uit Den Haag aankwam om met den Kolonel-Directeur
en Ëerstaan wezenden Ingenieur, eene opneming van m\jn veriigt
werk te doen en hoewel de zaken reeds zeer kritiek stonden
en onze tegenwoordigheid te Antioerpen zoo dringend noodig
was, werd toch van dien togt niet afgezien. Wy vertrokken
met een afzonderlyk i*\jtuig des morgens ten 10 uur, maar
9
nog geen half uur buiten de stad of men kon reeds aan de
brutale gezigten der menschen zien, hoe de zaken stonden
en hoe meer wy Mechelen naderden, hoe meer het rytuig werd
nagescholden, kaaskoppen dit en kaaskoppen dat, neuzen ge-
trokken enz. Aangekomen zynde, had de stad een akelig aan-
zien; alle huizen waren digt en behalve eenige groepen volk,
druk pratende, heerschte er eene diepe stilte. In 't logement
aangekomen, trof ons dadelijk een zekere onwil om ons te
helpen, hetgeen de drift m\jner beide chefs in hoogen graad
gaande maakte, maar toch in den wind was geschermd; aan
het doen en laten der menschen was het duidelijk te bespeuren,
dat de beweging op 't punt stond van in de stad los te breken
en het zaak was om spoed te maken. Wy spoedden ons dus
naar het Arsenaal, waar het zien van al die zwaar gewonden,
waar ik al een weinig aan gewoon was geworden, op ons een
diepen indruk maakte, waardoor de lust tot opneming by
myne chefs, het doel onzer reis, verging, en dus besloten werd
maar zoo spoedig doeniyk weer af te reizen. Het verlangen
om m^ne huislieden nog even te groeten, bragt my op de
markt; ik had deze gezien, wemelende van menschen, nu geen
burger te zien, maar daarentegen eene afdeeling infanterie,
op de stoepen der huizen liggende en hadden alzoo reeds een
groot gedeelte van den nacht gelegen; officieren en soldaten
moede en afgetobd, in den meest neerslachtigen toestand; de
huizen werden door de burgers pot digt gesloten gehouden en
elk oogenblik was een verraderlijke aanval te verwachten. —
In 't logement teruggekeerd, vond ik m^jne chefs alles behalve
op hun gemak; zy hadden terstond willen wegi'Uden, maar
onze koetsier was gedeserteerd en had de paarden zonder eten,
aan de krib vastgemaakt en nu, noch in 't logement onder de
wel twintig koetsiers en postillons, die er rondliepen, noch
onder de troepen volk, die voor de deur van 't logement stonden,
was er één te vinden, die ons als koetsier wilde dienen, noch
de paarden inspannen. De Eerstaanwezende Ingenieur besloot
dus, epauletten op en sjerp om, zich zelven te helpen, want
het denkbeeld werd nu levendig, dat er een plan bestond, om
ons gevangen te nemen; ik was er echter niet mede tevreden,
maar ging naar buiten en met wat meer bedaardheid en vriende-
10
lykheid eene groep aansprekende, was er een aai'dige knappe
jongen van een 16 jaar, die verklaarde, dat h\j den Prins wel
met 6 paarden voor het r^tulg kon r\jden; die werd onze
koetsier, toen kwam er een knecht te voorsch^n, die hielp
inspannen, en reden voort, gelukkig de stad achter den rug te
hebben, en zonder verdere tegenspoeden kwamen wQ te Ant-
werpen terug."
BIz. 15 noot 17. „En eet endroit, au pied de la Haute-Sauve-
nière, on était également bien place pour savoir ce qui se
passait sur Ie plateau vers Bruxelles, ou du c6té de Maestricht.
Tous les messages arrivaient lè, et quelle que füt la nouvelle
apportée, on y buvait d'autant, soit pour se réjouir, soit
pour se réconforter." Demabtsau, (zie blz. 6 m^ner Inleiding)
blz. 224.
Blz. 15 noot 18. Naar aanleiding van Enoop's ongunstig oor-
deel over gouverneur Sanoberq, schreef ik eenige opmerkingen
in myne verhandeling: „IToe het beroep van koning Wiüem lin
Oct. 1880 op de groots mogendheden uittip op den Tiendcuigachen
veldtocht", geplaatst in De I^dspiegel van September en October
1908; zie blz. 4—5 aldaar. — Ten onrechte staat op blz. 3, 4
en 7 een accent op de e in Pbbson; op blz. 8, r. 18 v. o. voor
VoERMANCK, VoEBMANCH ; op blz. 7, r. 7 V. b. voor (1881; : „(1881)".
Blz. 16 noot 19. Zie o. a. dl. I, blz. 188 v.v. van het werk
van Ebnest Discaillbs over „Chablbs Rogibb (1800—1886)",
waar men ook zeer goed de aanvangsdata der Luiksche bewe-
ging kan verilieeren.
Blz. 16 noot 20. Zie de namen der leden o. a. in de StacUs-
courant van 80 Augustus en blz. 28 der Bijdragen tot de Geschie-
denis der Nederlanden, aanvang nemende 26 Augustus 1880,
bevattende de oorzaak van den Belgischen opstand, deszetfs begin^
voortgang, einde, en gevolgen voor geheel Nederland (1880) van
F. I. Hallo.
Blz. 17 noot 21. De Proclamatie kan men o. a. vinden in de
Staatscourant van 80 Augustus 1830 en op blz. 27 van Hallo
t. a. p.; zie ook blz. 186 Rogieb.
11
BIz. 17 noot 22. „Les postes occupés par la troupe de ligne*',
verhaalde de Courier de la Meuae van den 29^ betrekkelijk de
vervanging door de schutterij, „lui furent alors conflés, et toute
la troupe de ligne se retira k la Citadelle." — Op blz* 438 der
Heldendaden staat, dat generaal Van Boegop tot het opgeven
der posten werd overgehaald door de Veiligheidscommissie.
BIz 17 noot 28. De Luiksche en Brusselsche petitiën van
grieven, zoomede de proclamatie der Luiksche Veiligheidscom-
missie zvjn afgedrukt by Hallo t. a. p. blz. 32, 33 en 40. In
Bosscha's y^Leven van Willem IF' is de Brusselsche petitie op
blz. 425 substantieel weergegeven.
BIz. 17 noot 24. Onder d.d. 28 leest men nameiyk in de Courier
de ld 'Meuse van den 29^: „Jusqu*au moment oü nous écrivons,
aucune troupe n'est anivée de Maestricht. On doit louer l'auto-
rité de la précaution qu'elle a prise; cai* si des militaires étaient
arrivés hier au soir, il eüt fallu s'attendre aux scènes les plus
désolables. Déjd; l'on pailait de barricades, et Ton se disposait
k disputer chèrement Ie terrain."
Blz. 18 noot 25. Zie blz. 14 der „Brieven van Tkorbecke
1830-1832" (1873); en dl. I blz. 81 van het te Parys gedrukte
werk : „La Bélgique en 1880 ou Documena pour servir d Vhistoire
de son insurrection'\
Blz. 18 noot 26. Zie het in m^jne Inleiding op blz. 5 vermelde
werk van Mispelblom, dl. I blz. 156.
Blz. 19 noot 27. Zie Heldendaden, blz. 488.
Blz. 19 noot 28. Zie blz. 28 van het in noot 19 aangehaald
W6{k over Chables Rogiëb.
Blz. 19 noot 29. De kleuren -proclamatie o. a. by Hallo blz. 36.
Blz. 19 noot 30. Heldendaden blz. 438.
Blz. 20 noot 31. Heldendaden blz. 429 en 439.
Blz. 20 noot 32. Herinneringen blz. 120.
Blz. 21 noot 33. Ziehier de eigen woorden der mededeeling,
niet van eene courant, maar van de Veiligheidscommissie, over
de Grondwet:
12
„Cette pétition exprime fidèlement nos voeux ; n'en détruisons
point l'effet par trop d'irapatience, en nous précipitant hors
des voies de la légalité. La JiOi Fondamentale est notre ancre
de salut; nous en voulons la franche et entière exécution : lien
de plus. Nous venons de Ie demander au Roi dans les termes
les plus clairs et les plus énergiques. Nous sommes assez
heureux pour avoir toujours eu, depuls quinze ans, Ie Droit et
la Raison pour nous; toujours nous avons tenu Ie même lan-
gage; seulement notre Porce est plus giande, parceque nous
sommes maintenant unanimes. Le succes est certain; cooser-
vons eet inestimable avantage, dignes Concitoyens!
BIz. 21 noot 84. „Nous croyons devolr rappeler encore a votre
souvenir la sage et noble conduite de la garnison: elle a droit
de notre part k une réciprocité de procédés et d'égards. Vous
êtes témoins que ses dignes chefs vous ont donné des marques
d'une confiance entière, et qu'ils ne se sont refusés h aucune
de nos demandes dans des vues de concilation. Mais n'oublions
pas que le militaire a, comme nous, ses devoirsè,remplir;qu'il
est lié comme nous par la religiën du serment et de Thonneur.
Toute apparence d'agression serait k Tinstant et unanimement
réprimée par vous: nous en avons la certitude, nous en avons
pris l'engagement en votre nom; vous ne nous démentirez pas!
N'ayant d'autre force que le pouvoir purement moral dont nous
sommes investis, et Tavantage de marcher d'accord avec les
autorités provinciale et communale, vous sentez que cette force
serait k Tinstant détruite, si vous ne daigniez considérer les
difflcultés de notre position, si vous ne coopériez franchement
avec nous k Tintérêt commun, qui est le majntien de la paix
publique, de l'union entre tous les Citoyens, et le redressement
de nos griefs par les voies constitutionnelles."
BIz. 21 noot 35. Uit het naschrift van de Gourier de la Meuse:
^Nous devons le proclamer, la conservation de la tranquillité
publique est due a la mesure prise par M. le Gouverneur, qui
a nommé, dans les premiers momens ou une agitation sourde
se manifestait, la Commission de süreté publique. M. le Gouver-
neur a compris que des noms populaires tels que ceux des
citoyens qui composent cette Commission, étaient propres k
18
inspirer la plus grande conflaDce. Tous les bons citoyens lui
en savent gié.*'
BIz. 22 noot 36. In het rapport van den Maastrichtschen
opperbevelhebber, vermeld op blz. 20 van den tekst.
BIz. 22 noot 37. In de Courier de la Meuse van 80 Aug. 1880.
Blz. 22 noot 38. „Considérant que, dans les circonstances oü
se tj-ouve la ville, des membres de la commission peuventêtre
dans la nécessité de se mettre publiquement en coromunication
avec les citoyens."
Blz. 22 noot 39. Proclamatie van het Lulksche gemeentebestuur
d.d. 29 Augustus 1830 :
Villo do Liégo.
Le Bourgemeatre et ka Échevins A lours oonoltoyons:
Les mesures sages qui ont été prises Jusqu'^ ce jour par
la Commission de süreté publique ont puissamment contribué
k maintenir le bon ordre parmi vous.
La garde communale e^ les gardes bourgeoises rivalisent de
zèle et de dévouement pour concourir au but que nous nous
proposons tous ; mals nous avons besoin du concours de tous
les bons citoyens.
Nous croyons donc, de commun accord avec la dite Commission,
devoir adresser d tous les habitans de cette vllle Tinvitation
la plus pressante de réunir leurs efforts h ceux des citoyens
incorporés dans les gardes, pour maintenir la tranquillité publique.
Que les pères de familie circulent dans leurs quartiers et se
tiennent en communication avec leurs voisin8;qu'ilsne cessent
d'exhorter les habitans h entretenir l'ordre ; qu'ils empêchent
tout exces. C'est par les effoits de tous que nous parviendrons
è, garantir nos libertés et nos propriétés.
Fait h THötel-de- Ville, le 29 aoüt 1880.
Le college des Bourgemestre et Échevins,
Le Chevalier de Mélottb— D'Envoz.
roüvbboy.
Xhaflaibe.
Beaujean.
Le secrétaire^ Dbspa.
14
BIz. 22 noot 40. „Notre ville", leest men m de Gourier de la
Meuae van den 31i^, „offre maintenant un aspect extraordinaire;
i'ordre y règne; mais c'est en quelque sorte Tordre d'un vaste
camp. Les citoyens sont armés et s'arment de plus en plus.
La garde bourgeoise est admirable ; les cadres de ses compagnies
sont doublés ; il est k désirer qulls augmentent encore, afin
que les braves citoyens, qui se dévouent pour Ie blen commun,
puissent prendre quelque repos. La garde communale est animée
du meilleur esprit. Nous venons d'apprendre que les communes
rurales commencent également è. prendre les armes; cela peut
devenir utile et nécessaiie en beaucoup d'endroits."
BIz. 22 noot 41. Zie de courant van den SO^^.
BIz. 23 noot 42. Ziehier uit het artikel van de Courier de la
Meuse van 31 Augustus 1881 een extract:
„A Liége, ce sont dea membres de Vopposüion qui ont été
appelés pour maintenir la tranquillité. Par qui ont-ils été
appelés? Par Ie chef de l'autorité locale, par Thonorable M.
Sandbero. A leur voix, la partie la plus respectable de la ville
de Liége accourt, s'arme, se dévoue, se fatigue. Nous nous
attendrissons, nous nous enorgueillissons en voyant, Ie sabre
h, la main ou Ie fusil sur Tépaule, non seulement Télite de
notre jeunesse, mais les pères de familie les plus distingués
par leur fortune et par leur probité. . . . Voici donc Télit^ de
Topposition, dans la province la plus avancée en doctiine
constitutionnelle, qui se sacnfie pour maintenir Tordre menacé,
pour contenir un peuple brave et indigné. La Gommiisum de
aüreté publique de la ville de Liége, répond de la tranquillité,
mais h une condition unique; et cette condition est que Ie
gouvernevnent se wontre désormaxs franchement canstüiUionnel,
quHl renonce sincèrement atix principes du message du 11 décemi>re,
que les doctrines de M, van Maanen et des f^Nederlandsche Oe-
dachten*' soient répudiéès sans restrictionj que Ie gouvernement se
tienne parfaitement neutre et impartial entre les différens cultes
qui divisent Ie royaume, et surtout que la Belgiqu^ soit trcutée
comme la Hollande^ qu'ü n'y ait plus de préférences,ni de faveurs;
que les vceux enfin exprimés par notre députation d Sa Majesté,
soient écoutés et accomplis.**
15
BIz. 28 noot 43. Ziehier het schreven van gouverneur Sandberg
aan de districtscommissarissen en leden der gemeentel^ke
administratiên d.d. 31 Augustus 1830; men vindt heto.a. afge-
drukt in de Courier de la Meuae van 3 September 1830.
Liége, Ie 31 aoüt 1830.
Meaeieurs^
De toute part on reclame des armes pour protéger les
propriétés: je ne puls vous en donner. Connaissez-vous assez
les gens qui vous les demanderaient ? Vos maisons sont-elles
des cltadelles pour que vous puissiez donner ou refuser des
ai'mes k volonté? Et ne devriez-vous pas ceder è. ceux qui
bioitalement viendralent réclamer une conflance non méritée?
Gomment transporteriez-vous ces armes avec süreté?
Il est impossible que des gens offrant des garanties n'aient
pas d'armes ou ne puissent s'en procurer. Des fusils dechasse
admettent tout espèce de munitions et leur maniement est
connu de tout Ie monde.
Que chacun reste tranquille, sans voir des dangers oü lis ne
sont pas; que Ton ne se tremble pas è. chaque faux bruit,
mais si Tétat de la commune Texige, armez les bons citoyens,
louez même des armes. Que Ton imite Ie bel exemple des gardes
communale et bourgeoise de Liége, qui depuis«cinq jours
resistent è toutes fatigues, h toutes privations; qui, alliant Ie
courage h la modération, se jetant sans hésiter dans des groupes
oü lis sont un contre vingt, sont parvenus k sauver la vllle
d'afnreuses calamités, et ont suffi jusqu'ici par leur seule con-
tenance et leur baïonnettes k réprimer de gi'aves exces. Engagez
surtout quelques personnes k monter k cheval, nous en voyons
ici les bons effets.
Sandberg.
BIz. 26 noot 44. Zie de b\j zonderheden in Heldendaden blz.
439—441 ; Courier de la Meuae van 3 September; Rogier, blz. 189.
De inneming van St. Laurent wordt door Rogier gesteld op
1 September.
Blz. 26 noot 45. Zie Heldendaden blz. 444.
i
16
BIz. 26 noot 46. Zie de Courier de la Meuae van den 4^^ Sep-
tember 1830. De, naar ik vermoed, uit het HoUandsch ver-
taalde brief aan gouverneur Sandbebq luidde aldus :
Vilvorde Ie 2 Septembre 1880.
Monsieur Ie gouverneur!
Le lieutenant Meyer du corps d'artillerie h cheval est chargé
par moi de vous remettre la présentei par laquelle je vous
informe que S. A. R. le prince d*Orange, qui est entre seul hier
k Bruxelles, accompagné de son état-major, s'y trouve encore
et que je suis resté k Vilvorde.
Aussitót après avoir pris lecture de votre lettre d'hier, je me
suis empressé de donner les ordres nécessaii'es, pour que la
marche de la 18°^® division d'infanterie sur Liége soit provisoi-
rement suspendue.
Le général Boegop (commandant de la citadelle de Liége) qui
vient d'être prévenu de eet ordre est invite en même temps par
moi, è. agir k la vérité avec fermeté, mais cependant avec toute la
précaution que nécessite les circonstances actuelles, et aéviter
principalement tout ce qui pourrait sans nécessite aigrir les
esprits ou échauffer les têtes.
Recevez, etc.
Vamiral et coUmel-général,
Fréderic.
BIz. 27 noot 47. Zie het stuk in het HoUandsch bij Eülllo,
t. a. p. blz. 94 en in de SiacUacourant van 8 September 1880.
BIz. 27 noot 48. Verslag d.d. 2 September 1830 van de
Luiksche commissie naar 's-Gravenhage over hare audiëntie
bij den Koning:
Rapport k la Commlsslon de sOrotè publique.
Le vingt-neuf aoüt, k notre arrivée k la Haye, nous nous
sommes rendus chez M. le ministre de Tintérieur et chez le
ministre secrétaire-d'état, afin d'obtenir une audience de Sa
Majesté.
Dans Tentretien que nous avons eu avec eux, nous leur
avons exposé les deux objets principaux de notre mission:
1^. La convocation des États-Généraux, k refTet de s'occuper
^1
de commun accord, des mesures k prendre; 2". Ie renvoi de
M. VAN Maansn.
Le lendemain, nous avons eu une audience de Sa Majesté.
Le Boi nous a reQus et écoutés avec la plus grande bienveil-
lance, pendant une heure.
Nous lui avons exposé les deux objets de notre mission.
Nous lui avons témoigné notre vive satisfaction de ce que
Sa Majesté avait prévenu, sur le premier point, le voeu des
habitans de Liége.
Nous lui avons exprimé le désir de voir redresser, d'un
commun accord avec les États-Généraux, les griefs tant de fois
signalés.
Quant au second objet, nous avons renouvelé le voeu de
voir écarter le ministre de la Justice.
Nous avons fait observer au roi que les habitans de Liége
savaient apprécier le méilte des personnes, sans aucune haine
des localités; que, tout en reclamant Texécution de la Loi
fondamentale et des traites pourlajusterépartitiondesemplois,
ils savaient rendre justice au méiite de M. le gouverneur de
la province, de M. le général-commandant et autres fonctlon-
naires hoUandais, tandis que des fonctionnaires, nés Belges,
s'étaient attiré Tanimadversion publique.
Le roi est entre dans plusieurs détails avec nous. „En résumé,
a-t-il dit; des deux objets principaux que vous m'exposez je
suis heureux, quant h Tun, d'avoir prévenu les voeiix des
habitans de Liége en convoquant les États-Généraux."
Quant k nos vodux ardents, relatifs è, Téloignement du
Ministère de Thomme qui a trop ouvertement repoussé la
responsabilité de ses actes, pour se retrancher derrière Tinvio-
labilité royale, Sa Majesté nous a répondu qu'il était Roi
constitutionnel, qu'il devait conserver tous ses droits constitu-
tionnels, que son serment et sa devise étaient de maintenir la
Loi fondamentale ; quMl n'entendait pas qu'on lui imposftt k
eet égard des lois.
Sire, avons-nous dit, loin de nous la pensee de contester
aucun des droits constitutionnels de Votre Majesté. Soyez
persuadé que ce ne sont que des voeux déja plusieurs fois
exprimés k Votre Majesté, mais que nous venons renouveler
8
18
aujourd'hui, au nom de nos commettans, et d'une maniere
plus pressante è. cause des circonstances graves et critiques
oü nous sommes. — „Eh bienl" a répliqué Ie Roi, Je vous
répondrai que je prendrai cette demande en considération."
Liégeois! L'ordre légal et Ie respect pour les personnes et
les propriétés que vous avez su maintenir dans les circonstances
actuelles ont été partout en Belgique l'objet d'une sincère
admiration. Partout sur notre passage, mais surtout ^ Malines,
nous en avons eu des preuves, qui ont rempli nos coeurs de
la plus douce satisfaction.
Fait h Liége Ie deux septembre 1830, h neuf heures du
matin.
Raikem.
Deleeuw.
Deghahps.
Onder stond : „La commission de süreté publique et Ie conseil
de régence, d*un commun accord, ont ordonné que Ie rappoit
qui précède, serait pubJié, affiche et inséré dans les journaux."
BIz. 27 noot 49. „Een volk zonder eenheid van politieke lot-
gevallen, zonder eenheid van stam en taal", „dat in staatkun-
digen zin eeuwen lang geen volk mocht heeten*'. Dr. G. W.
Kernkamp: Vragen des Tijde, November 1908, blz. 96.
BIz. 27 noot SO. Zie Demarteau blz. 188.
Blz. 28 noot SI. Den 1^ April 1888 berichtte Oorlog den opper-
bevelhebber van Maastricht: „dat de graaf de Berlaymont van
Luik, sedert eenigen tyd zeer goede intentiên heeft aan den
dag gelegd, en alzoo van zyne vroeger geuite beginselen schynt
te z^jn terug gekomen."
Blz. 28 noot S2. De organisatie der Garde ürbaine vindt men
o. a. in de Courier de la Meitse van 7 en 19 September 1880;
het verslag der wapenschouwing in het nommer van den 15^^.
Blz. 28 noot 53. ^L*argent de la Hollande a été semé . . . ."
Het stuk is overgenomen door de Courier de la Meuse van den
201^ September 1880.
19
BIz. 29 noot 54. De circulaire d.d. 13 September 1830 werd
gepubliceerd in de Luiksche Courier van den volgenden dag en
ia van dezen inhoud:
Messieurs,
Plus d'une fois on a donné verbalement des ordres en mon
nora, je ne m'en suis guère occupé; mals on vient de me
signaler un fait plus grave.
Un citoyen honorable a été nommé commandant de la garde
bourgeoise dans une grande commune rurale 1 L'arrêté qui Ie
nomme est signé de mon nom et du nom de Mr. Deleeuw,
membre des états-députés, pour M. Ie Greffier.
Cette pièce, Messieurs, est matériellement fausse. On me dit
qu'il en circule d'autres dans Ie même genre, et je vous prie
de vouloir bien examiner soigneusement Tauthenticité de tout
ce qui vous arriverait en mon nom.
Sandbebg.
BIz. 29 noot 55. Zie de stukken in het HoUandsch in de
StacUscourafU van 20 September 1880 en by Hallo blz. 178-180.
BIz. 29 noot 56. Het stuk in de Staatscourant van 21 Sep-
tember 1830.
BIz. 80 noot 57. De brief van Van Boecop aan Sandberq d.d.
18 September 1830:
„Je viens d'être informé qu'un bataillon est en route pour
renforcer la garnison de la Citadelle pour alléger Ie service,
puisque beaucoup de soldats sont attaques d'opthalmie. Je vous
prie d'assurer, que ce mouvement n*a rien d*hostile, et que les
habitans peuvent être entièrement tranquilles.'*
Onder stond nog als P.S. : „Je prie V.Exc. de vouloir en donner
connaissance è M. Ie commandant de la force armee."
BIz. 80 noot 58. Zie het artikel: „De Divisie Gort Heyligers van
den ö** Septewber tot den 8^ October** in De Militaire Spectator van
1857, 8® serie, 2® deel ; en de Staatscourant van 16 September 1880.
BIz. 80 noot 59. Zie Heldendaden blz. 445.
BIz. 30 noot 60. Zie de Gourier de la Meuse van 12 en 14
September 1830. Verg. blz. 14 van den tekst.
20
BIz. 80 noot 61. Vermaning d.d. 10 September 1880 (in de
Courier de la Meuse van den 12n) van den commandant Db Bkb-
LATMONT om het garnizoen en de Citadel van Luik te ontzien:
Villa de Liège.
Le commandant en chef de la garde urbaine llégoise,
Informé que certains Individus se rendent sur les glacis de
la Citadelle et y insultent les militaires qui y font le service.
Croit de son devoir de défendre tels procédés: la conduite
tenue jusqu'è. ce jour pai* les militaires ne pouvant mériter que
des éloges.
Il invite donc tous ses concitoyens ^ se tenir h distance des
glacis; ils n'auront ^ imputer qu'è. eux-mêmes les suites de
leur opind,treté.
Liége, le 10 septembre 1880.
Le commandant en chef,
Le comte Ds Beelatmont.
Par le commandant,
Le secr^airCj
J. FOBGSUB.
BIz. 31 noot 62. Eene plastische voorstelling van de wijze,
waarop Wibbdi, door z^n partes posteriores den schildwacht te
laten zien, zich aanstelde, leze men b^ Mispelblom I blz. 226 vv.
In de Nederlandsche rapporten heet Ma campagne een ,, landhuis".
Het was 'n guingtiette, zooals ook b^ Demabtbau op blz. 248
wordt vermeld. Guinguette vind ik in een woordenboek vermeld,
zoowel als *n „petit cabaret hors de la viUe", geiyk het hier
was, als „petite maison de campagne", dus optrekje.
Blz. 31 noot 63. Briefwisseling tusschen Van Boecop en De
Beblaymont over Wibbin.
De Beblaymont: „ün jeune homme, nommé Wibrin, tout-è-fait
inoffensif, qui se trouvait sur le pavé de la grande route prés
de la maison dite Ma Campagne a éte tué d'un coup de fusil
qui n'a été tiré par la sentinelle que sur Tordre d*un oflftcier,
poste au parapet. Nous vous demandons justice d*une acte
aussi coupable que nous osons qualifier de léLche assassinat."
Antwoord van Van Boecop: „Ce n'est qu'après que la patience
21
des militaires a été épuisée, qui ont été en butte è. plusieurs
insultes, et qu'on a crié plusieurs fois aux groupes, qui se
formajent sur les glacis, de se retirer ou de passer leur chemin,
qu'oD a tiré et celui qui a été victime ne Ta été que par sa témé-
rite. Il faut qu'on se fasse respecter, et c'est vous-mêmey
Monsieur Ie Comte, qui k déjèi averti de ne pas insulter les
militaires, ni de se porter sur les glacis. PeVsonne ne sera lésé,
si on passé paisiblement son chemin; j'en suis garant. Le fait,
tel qu'on vous Ta rapporté, est entièrement faux,"
BIz. 82 noot 64. Van Boecop aan De Berlaymont over de
teruggave der in St. Laurent geplunderde militaire goederen:
„Les conséquenoes du reflis de mettre d. ma disposition la pro-
priété de la llième division d'infanterie, compromêt la süreté
des propriétés des bons et palsibles habltans de Liége; toute
la responsabilité pèse sur ceux, qui ont refusé de satisfaire d.
cette juste réclamation."
BIz. 82 noot 65. Mispelblom I bl. 192.
BIz. 32 noot 66. Bosscha op blz. 453 Heldendaden noemt
enkel den sergeant, niet den opzichter.
BIz. 88 noot 67. Minder juist sch^nt het door EEallo medege-
deelde, op bl. 185: „Het twintigtal manschappen, hetwelk de
sterkte bewaakte, heeft geen weerstand geboden/' In ieder geval
waren er geen 20. — Zie ook Heldendaden blz. 463. — De gevan-
genis van St. Léonard, op den linkeroever gelegen, bestaat nog.
Blz. 88 noot 68. Zie voce Chartreuse.
Blz. 84 noot 69. De Courier de la Meuee van den 22 September
1830 over de inneming van La Chartreuse:
„Hier, au moment oü nous venions de mettre sous presse,
nous avons appris, que le fort de la Charti*euse, situé è. l'oppo-
site de la Citadelle, avait été occupé par environ soixante
bourgeois armés, faisant pour le plus grand nombre partie de
la compagnie d'artilleurs. Une tentative avait été faite pendant
la nuit, pour s'en emparer, mais les assaillans étant peu nom-
breux et n'ayant point d'échelles, ils s'étaient bomés d. détruire
une barrière. Un poste de dix militaires, qui occupaient le fort,
22
fut fait prisonnier. On conduisit ces militaires premièrement k
rhötel-de-ville, d*oü on les a fait passer dans la prison civile.
La garde bourgeoise a prétendu qu*on devait retenir ces hommes,
et qu'lls serviraient comme ötages pendant les négociations,
qui ont lieu au sujet du meurtre comme, avant-hier, sur un
bourgeois, par une sentinelle de la citadelle.
^Le drapeau aux couleurs liégeoises a été aussitöt arboré sur
Ie fort par Ie frère du nommé Wkbin. La mort de eet infortuné
avait tellement exalté les esprits, que rien n'aurait pu retenir
l'ardeur de ceux qui se sont emparés du fort de la Chartreuse.
,,Le commandant de la Citadelle, ayant eu connaissance de eet
evenement a fait, dit-on, des représentations è la régence, et l'a
engagée k faire abandonner Ie fort, si non qu*il tirerait sur la
ville. La régence doit avoir répondue entr'autres qu'il serait de la
plus grande injustice de se venger sur la ville d'un acte isolé,
auquel elle n'avait pas piis part. Le commandant s'est rendu k
ces raisons, et le fort continue d'être occupé par les bourgeois."
BIz. 34 noot 70. Brief d.d. 22 September 1830 van generaal
Van Boeoop aan den opperbevelhebber te Maastricht :
„De sergeant en 6 man, welke voorgisteren van de wacht aan
de Chartreuse zijn afgekomen, benevens de aldaar zich bevindende
opzigter, z^n voor alsnog in de stad en de poort St. Léonard in
verzekerde bewaring gebracht. De kommandant der garde urbaine
geeft voor, h\i gedwongen was, dezen maatregel te nemen, daar
zonder dat, deze brave militairen, (alzoo drukt h\j zich uit),
gewis door het gemeen gemassacreerd zouden z^n geworden. —
Een wachtmeester des treins, welke voorgister avond, depêches
naar Tongeren heeft overgebragt, is den volgenden morgen terug-
komende, boven Frère gearresteerd, en te Luik in de gevangenis
gebragt. Ik ben met den Heer L^ Generaal Cobt Heylioebs
in correspondentie getreden, ten einde alle die middelen te
beramen, welke de communicatie tusschen hier en Tongeren
zal verzekeren. — Gebrek aan hout voor de bakkerij heeft my
genoodzaakt, hetzelve door een detachement uit het faubourg
St. WcUburge tegen betaling te doen halen, welke ook dadeiyk
en zonder moeite is medegebragt. — Ik heb nog geene berigten
uit de stad ontvangen."
23
BIz. 34 noot 71. Uit de Courier de la Meuse van den 28».
BIz. 34 noot 72. Één kilometer is 12 minuten gaans. Over de
gedeserteerde kurassiers, zie men blz. 14 van den tekst. — Over
de verrassing van Oreye leze men; Heldendaden blz. 475—476;
Knoop dl. 4, blz. 180; J. K. H. de Roo van Alderwerblt:
Geschiedenis van het zevende regiment infanterie (1857), blz. 120 vv. ;
De Militaire Spectator van 1856 (8® serie, 1® deel), blz. 844 vv.
en van 1867 (3® serie, 2® deel), blz. 898 vv.; De Maasgouw,
Orgaan voor lAmburgsche OeschiedeniSf Taal- en Letterkunde van
6 Maart 1886; enz.
Blz. 34 noot 73. Het versje biJ Demabteau, blz. 229. — Het
dagbladartikel in de Observateur van 26 September 1880.
Blz. 35 noot 74. Zie den geheelen brief in de Staatscourant
van 28 September 1880 en by Hallo, blz. 198.
Blz. 35 noot 75. Brief d.d. 28 September 1880 van generaal
Van Bobcop aan den opperbevelhebber:
,;Naar de bewegingen, welke er aan de kazerne der Mare-
chaussees hebben plaats gehad, moet ik opmaken, het gemeen
zich van dezelve en de daarin zich bevindende goederen en
paarden heeft meester gemaakt; wat er van de manschappen
is geworden, is m\] onbekend, daar hoegenaamd niets officieels
daaromtrent aan m\j is medegedeeld. — Er heeft dezen nacht
veel beweging in de stad plaats gehad ; eene groote menigte was
onder de wapenen en de mouvementen nagaande, vermeen ik
men verkenningen naar den weg van Oreye heeft uitgezonden;
langs de poort SJ^. Léonai'd heeft men ook den geheelen nacht
sterk gepatrouilleerd. Wat aanleiding tot deze mesure heeft
gegeven, is m\j onbekend, daar al meer en meer de communi-
catie met de stad vermindert en ik tot op dit oogenblik nog geene
tijding uit dezelve heb bekomen."
Blz. 36 noot 76. De Oourier de la Meuse van 25 September
1880 beschreef de agitatie te Luik aldus:
„La générale bat, Ie tocsin sonne dans la plupart des églises
de la ville et des faubourgs; les boutiques se ferment, les
hommes courent avec leurs fusils et se rassemblent aux difPé-
rens postes désignés, les femmes et les enfans se mettent è.
24
dépaver les rues; on arrive avec des canons; les chariots et
les diligences, qui se trouvent en chemin, sont arrêtés; on en
détèle les chevaux pour les employer aux différens usages que
réquiert Ie besoin; des chaixettes sont mises en travers des
rues, des barricades s'élèvent dans tous les endroits par oü l'on
peut pénétrer dans Tintérieur de la ville."
Van Boecop schreef nog dien 26» aan Dibbbts:
„Ik heb het raadzaam geoordeeld, gisteren geen detachement
uit te zenden, daar alles in de stad gewapend was, en zich in
groote menigte links en regts langs de route verspreidt. Deze en
meer andere brieven worden onder geleide van 2 kapiteins, 4 offi-
cieren en 200 man naar Tongeren overgebragt en ik ben met Zjjne
Excellentie den Luitenant-Generaal, kommanderende de 1® divisie
infanterie, in correspondentie, ten einde die middelen te beramen,
welke de communicatie zullen verzekeren. — Ten slotte heb ik de
eer UHEdG. te informeren, dat gisteren tegen den middag te Luik
zou z^n binnen gemarcheerd een 40tal menschen, volgens ge-
ruchten, komende van Verviers en z^n bestemd om de Luikenaren
te hulp te komen; aan hun hoofd bevond zich een groot vaandel."
BIz. 36 noot 77. „Ie bruit en courait généralement è la firon-
tière", werd gezegd van de Pransch-Belgische grens. „ . . . . la
triste nouvelle de la reddition de Bruxelles, qui ne paraissait
plus alors faire de doute pour personne. Les avis parvenus è eet
égard étaient si nombreux et revêtus d*un cachet de vérité tel
que moi-même qui étais venu pour affirmer Ie conti*aire, je me
laissais tromper": Generaal Niellon, die dest^ds was te Leuze.
Zie blz. 31 z^ner Mémoires in de Eistoire de8 évènements mili-
taires et des conspircUiona orangietes de la BévohUion en Belgique
(1868). — Ook de Bijenkorf deelde mede, dat majoor Db Pbstbbs,
den 24^^ 's avonds uit het leger van prins Frbdbrik was geko-
men, met de gelukkige t^ding, dat geheel Brussel, zoo beneden-
als bovenstad, zich Donderdagavond had onderworpen.
Blz. 36 noot 78. Met de regeering (la régence) wordt hier be-
doeld het gemeentebestuur. De uitdrukking treft men dikwerf
in de stukken aan.
Blz. 40 noot 79. Zie nader over generaal Von Heldring het
Biographisch Woordenboek van A. J. van der Aa (1867) in voce.
25
BIz. 40 noot 80. Brief van Oorlog d.d. 30 Augustus 1830:
„Daar b\j de tegenwoordige gebeurtenissen, in eenige der
Zuideiyke gewesten dezes R^ks, de waakzaamheid der mili-
taire autoriteiten niet te sterk kan aanbevolen worden, heb ik
de eer UHEdG. te noodigen, om bü al hetgeen zou kunnen
voorvallen, eene imposante en kalme houding aan te nemen
en by het nemen van maatregelen, wanneer de omstandigheden
die mogten vorderen, voorzigtigheid met energie te paren. —
De Koning rekent, M\jnheer de Oeneraal, op Uwe medewerking,
en op den ^ver van Hoogst deszelfs troepen, en vertrouwt dat
door U alles zal worden aangewend, tot handhaving der orde,
en tot het met nadruk doen eerbiedigen van Z^ner Majesteits
gezag. — Uwe rapporten nopens alle eenigszins belangrijke
gebeurtenissen, die soms mogten plaats grijpen, zullen voortaan
in duplo moeten worden opgemaakt, zullende een der rapporten
regtstreeks aan Z^ne Koninklijke Hoogheid den Admiraal en
Kolonel-Generaal te Antwerpen behooren te worden gezonden,
terwyl het andere aan my moet worden gerigt."
BIz. 40 noot 81. Zie Heldendaden blz. 432. Zie ook aldaar
den stelligen last aan Cobt Hbtlioers, blz. 454.
Biz. 41 noot 82. Zie Heldendaden blz. 427.
Blz. 41 noot 83. Correspondentie van 31 Augustus en 4 Sep-
tember 1830.
Blz. 41 noot 84. Leoen van Willem II, blz. 423.
Blz. 41 noot 85. Op de ondervolgende cursief gedrukte plaatsen
en half weg op de sub 5 vermelde l\}n, waien ordonvumce-poaten
met een korporaal of wachtmeester en 3 tot 6 cavaleristen.
De depêches, die het teeken X voerden, moesten in draf, doch
anders in stap, aangebracht worden.
1^. Van Maastricht door de Brusselsche poort, westwaarts
over Mopertingen naar Büsen (2% uur), en verder over Be verst
en Diepenbeek, naar Hasselt (2V2 uur).
2^. Van Maastricht zuidwestwaarts over den IAndenboom{Vli
uur) naar Tongeren (l'/i uur) en vervolgens 5MVuyen (272 uur).
3*^. Op drie kwaiüer van Tongeren, naar het dorp Frère.
26
4®. Van Tongeren noord westwaarts via Cortesseni (2Va uur)
naar Hasselt.
5^ Van Hasselt zuidwestwaarts via Heeck, St. Lambert naar
St. Truyen.
BIz. 42 noot 86. Zie De Divisie Gort Heyligers blz. 396-397.
Blz« 42 noot 87. Zie het artikel over het DiBSETS-geslacht
van Mr. Peter van Meürs op blz. 95 vv. van den Oelderschen
VoUcS'Almanak voor 1897.
Blz. 43 noot 88. Over Dibbets' verleden, zie o. a. Van deb
Aa*8 Woordenboek in voce. De aanschryving van Koning Lode-
wuK om naar De]fz\jl te gaan, vindt men echter op blz. 105
der Bedragen tot de Vaderlandscke geschiedenis van de belangr^ke
jaren 1609 en 1810 door baron Keayenhopf (1851).
Blz. 43 noot 89. Zie blz. 18 vv. der Geschiedenis van het
zevende regiment infanterie door J. K. H. de Roo van Aldebwerelt
(1857).
Blz. 44 noot 90. ^jKr^gs- en geschiedkundige geschriften** dl. IV
(1862) blz. 89.
Blz. 46 noot 91. Dibbets* dagorder d.d. 19 September*.
„De Generaal-Majoor, kommanderende de 4® divisie infanterie,
brengt b^j deze ter kennis van de troepen en verdere militaire
autoriteiten in het 5® Groot Militair Kommando, dat het Zyne
Majesteit behaagd heeft, bij Hoogstdeszelfs besluit van den 16^^
dezer n«. 85, het departement van Oorlog te magtigen, aan hem
op te dragen, het opperbevel in de vesting Maastricht, met
behoud tevens van het kommando der 4® divisie infanterie,
en gel\jkt\jdig provisioneel te belasten, met het bevel in het
5® Groot Militair Kommandement; ztJnde deze onderscheidene
betrekkingen, heden door denzelven aanvaard.
„Vereerd met dezen biyk van Z^ner Majesteits hoog vertrou-
wen, houdt de ondergeteekende zich ten volle overtuigd, van
de medewerking der militaire autoriteiten en chefs der korpsen,
tot het doen handhaven en eerbiedigen van *s Konings gezag.''
Blz. 46 noot 92. „Ayant été instruit que la malveillance a
répandu que Tarrestation de quelques jeunes gens aurait été
27
projetée, et qui par suite ont abandonné la maison paternelle,
(Ie soussigné?) croit certifier la fausaeté de ce bruit. Tant que
Ie bon ordre et la tranquillité continueront èl régner dans cette
ville, aucune mesure de rigueur ne sera prise que de commun
acoord avec les autorités constiiuées."
Biz. 46 noot 93. Brief d.d. 26 September 1830 van Dibbets
aan den gouverneur:
„Verscheidene inwoners dezer stad hebben zich dezen morgen
bjj my beklaagd over den heer Missok, die gisteren avond in
eenige koff^huizen valsche zeer verontrustende tijdingen omtrent
den stand van zaken te Brussel verspreid heeft. Van de zQde van
een ambtenaar en vertrouwd persoon van UHEdG. kan zulks
niet dan eenen schadeiyken invloed verwekken, zoo op de troe-
pen der vesting als op de weigezinden dezer stad. Hetz\j dat het
gedrag van dien heer aan onvoorzigtigheid, dan wel aan andere
oorzaken te w^ten is, zal UHgEdGestr. voorzeker met mt) eene
ernstige vermaning en waarschuwing als hoogst noodig beschou-
wen, alzoo, by de hernieuwingen van soortgelijke handelingen,
strengere maatregelen ter beteugeling, welligt zouden worden
vereischt,"
BIz. 46 noot 94. Dibbets' rapport d.d, 27 September 1830 aan
prins Frederik.
BIz. 47 noot 95. Zie blz. 93—96 dl. II (1875) van Eenens'
„GonspircUions müitaires",
BIz. 48 noot 96. „et ce cri [van Leve Frankrijk, Leve de Fran-
seken] partait de la bouche des meneurs, car la populace criait
vive tout Ie monde, tantöt De Potter^ tantöt Napoléon, tellement
il est vrai, que tout est paiodie chez ces singes perpétuels de la
Prance, comme elle criait vive la liberté, vive la république, et
vive OU meure tout ce qui lui passait par la tête." Dl. I, bl. 12
van La Belgiqtie en 1630 ou Documens pour servir d Vhietoire de
8on insurrection (1831). — Voor het malle van een beroep op
den tyd der Fransche dwingelandij hadden anders Zuid-Neder-
landers in die dagen ook wel een geopend oog; zie b.v. het
IVe hoofdstuk Be omwenteling van 1880 in de Indrukken en
Ervaringen van D. Sleeckx (Gent 1903).
28
BIz. 49 noot 97. Een goed plaatje vande Tongerscliepoortin
de by Leiter-Nypblb te Maastricht verschenen uitgave van
Zuid-Limburg : ^Oids voor wandelaars en wiélr^derB'\
BIz. 49 noot 98. Voor de politie-wachten aan de poorten
moesten de gewone militairen van het garnizoen uitgekozen
worden, wyl de daartoe als vanzelf aangewezen afdeeling mare-
chaussee door desertie verloopen was. Eerst in Mei 1834 kwam
een nieuw detachement marechaussee te Maastricht, dat toen
ook met den dienst der poorten is belast.
BIz. 50 noot 99. Eenige data over het verbod, in 1830 uitge-
vaai'digd, tot het opvoeren van comedie-stukken :
Toen de vredesstaat wat meer was ingetreden, namelijk na
1833, kreeg de opperbevelhebber herhaalde verzoeken van
Pransche theaterdirecteuren te Verviers en te Luik om te
komen spelen, maar altyd werd het zonder opgave van
redenen geweigerd. Als aanleiding tot dergelijke verzoeken gaven
belanghebbenden voor, dat ziy door officieren der vesting waren
uitgenoodigd ! In November 1833 wendde zich vriend Fibvé
persoonlek tot Dibbets, maar ook nu kreeg hy ten antwoord,
dat zoolang de belegstaat duurde, geene tooneelvoorstellingen
geduld konden worden. In den aanvang van 1835 opnieuw een
verzoek, waaromtrent Dtbbets d.d. 1 April 1835 het volgende
aan Oorlog rapporteerde:
„Nu dezer dagen ontving ik eenen brief van den directeur te
Verviers^ verzoekende toegelaten te worden, ten einde eene over-
eenkomst te treffen om aan het verlangen der ingezetenen en
van het garnizoen te voldoen, tot het vertoonen van eenige
tooneelstukken. Ik heb hem door den kapitein, belast met de
algemeene politie, doen antwoorden, dat z^ne vraag b^ de
militaire autoriteit niet in aanmerking kon worden genomen
en alle verdere pogingen vruchteloos zouden z^n. De voort-
durende toestand der stad gebiedt zoodanig aanzoek te weigeren,
dat ik voor my dan ook beschouw, als niet van b\joogmerken
vry te z^n."
Nu het niet by Dibbets zelf gelukte, hadden belanghebbenden
de onnoozelheid, zich rechtstreeks tot de Begeering te wenden,
29
geiyk in Mei 1836 FiÉvé deed. By missive d.d. 31 Mei 1836
bracht de opperbevelhebber het volgend advies er over uit :
„Het is aan het departement van Oorlog bekend, dat sedert
nu b^na zea jai*en, door onderscheidene tooneeldirecteuren, al
het mogeiyke is beproefd om een dergeiyk oogmerk te bereiken ;
aan alle die fransche protestatiën, hoe schoonsch^nend ook, is
nim6ier gehoor gegeven. M^ne verantwoording en dageiyksche
bezorgdheid z\jn, in de daad, groot genoeg, om niet, uit eigen
beweging, het aanwezen van even zoo vele spions binnen de
vesting te dulden ; daarb^ z^n alle publieke vereenigingen in
den voortdurenden staat van zaken, alhier ongeraden. De troep («)
behoort steeds t)eschikbaar te z^n, en daar byna alle de oflEicieren
der bezetting, b\j zoodanige gelegenheid zich ligteiyk in één
locaal kunnen bevinden, zouden er omstandigheden mogel^k
z^n, die my konden compromitteren. De betrekkingen der
inwoners met 'België z^n steeds groot, en het kan niet worden
ontkend, dat men altyd op z^ne hoede behoort te bl\jven.
„Indien ik de zaak niet dermate pligtshalve inzag, had ik
voorzeker, ook voor het genoegen mijner familie, daarin kunnen
toegeven; de ondervinding heeft echter overtuigend de nood-
zakelijkheid bewezen, zoodanig en niet anders te handelen. Ik
moet alzoo tot het afwezen van het onderhavig verzoek in
gemoede adviseren."
Den 2^ April 1888 rapporteerde Dibbets andermaal aan
Oorlog: „Alweder is by my aanzoek gedaan door de tooneel-
directie te Luik, om hier in Mei aanstaande eenige voorstellingen
te geven, doch zulks is, gel\jk vroeger, van de hand gewezen."
Tot het einde van den belegstaat in 1839 is het verbod
gehandhaafd gebleven.
BIz. 61 noot 100. Nameiyk, luidde Daine's voorstel d.d. 19 Sep-
tember 1830: „om indien UHËdQestr. mogt goed vinden, eenig
garnizoen in Roermond te leggen, alsdan derwaarts te deta-
cheren den ritmeester Van Aldebwebelt met de 3 oflEkcieren,
de manschappen en remontepaarden van het depot van het 5^
regiment ligte dragonders, dewelke alhier door het afstaan hun-
(a) Bedoeld worden de militairen.
30
ner kazernen, stallen en nachtlegers aan de 2^ afdeeling kuras-
siers, zeer slecht gekazerneerd en gestald z\jn."
Het 5« regiment ligte dragonders bevond zich met generaal
CoRT ELbtliqers te Tongeren en omgeving; het depot was
echter te Maastricht gelaten.
BIz. 61 noot. 101. Rapport van generaal Dibbets d.d. 25 Sep-
tember 1880 aan prins Fbederik over het zenden van troepen
naar Roermond:
„Alvorens te besluiten troepen derwaarts te doen vertrekken,
heb ik eene breedvoerige conferentie daaromtrent gehouden met
den heer Gouverneur der Provincie en den heer Procureur
Crimineel Crüts. Beide verzekeren, dat de onlusten, welke zich
te dier stede geopenbaard hadden, niet aan de inwoners, maar
aan de vreemdelingen moesten worden toegeschreven. Hierop
door my in het midden z\jnde gebragt, zulks eene reden te
meer van bevreemding opleverde, dat de geconstitueerde auto-
riteiten, gel^k de distilcts-kommissaiis, stedelijke regering en
vooral de procureur des Konings geene krachtdadige maatregelen
tegen de rustverstoorders hadden in het werk gesteld, trachtte
de heer Cruts, in den beginne, den procureur des Konings
Brouceère vry te spreken; dan weldra bleek overtuigend by
het nazien der rapporten van den heer Brouceère, ter dier gele-
genheid aan ons voorgelegd, dat verschillende daadzaken geheel
met stilzwegen waren voorby gegaan, hetwelk den Procureur
Crimineel verpligt heeft, hem daarover te onderhouden en tot
het beter betrachten zijner pligten aan te manen.
I
BIz. 62 noot 102. Bericht d.d. 20 September 1880 van den
gouverneur De Bsece:mak aan generaal Dibbets over het zenden
van troepen naar Roermond:
„Ten gevolge van ÜHgEdGestr. missive van 19 dezer n". 3,
heb ik de regering der stad Roermond kennis gegeven der
aanstaande komst van de derwaarts gezonden troepen.
„Daar de geest en het gedrag der autoriteiten en der inwo-
ners der gemelde stad onveranderiyk uitmuntend z^n geweest,
en de opgevatte vrees wegens het behoud der openbare orde
alleen kan toegeschreven worden aan een zeer klein getal per-
81
sonen, welke schenen zich te willen beroeren, en aan de na-
buurschap der grenzen over welke kwaaddenkende personen
beproeven kunnen zich in te voeren, zoo acht ik het van my-
nen pligt UHgEdGestr. in bedenking te geven of het niet wen-
scheiyk ware, dat UHgEdGestr. stellige orders gave, ten einde
er van wege het nieuwe voor deze stad bestemde garnizoen
niets verzuimd wofde om tusschen het en de inwoners de
gelukkige eendragt, welke immer met de vorige garnizoenen
bestaan heeft, te behouden.
„Ten overvloede acht ik het niet onnoodig UHgEdGestr. te
berigten, dat buiten en behalve de nog in werking zijnde schut-
terij, er te Roermond eene speciale, wettelijk geconstitueerde
burgerwacht bestaat, welke gezameld k met voorz. schutterij, by
middel van nachtpatrouilles, tot behoud der orde en gerustheid
werkzaam is."
BIz. 52 noot 103. „Overeenkomstig", luidde nl. des gouver-
neurs antwoord van den 80», „UHEdG. missive van gisteren,
is het plaatselyk bestuur van Eysden door mU berispt geworden
om de openbare rust, door het schieten van kanons, aan stooring
blootgesteld te hebben, en heb ik aan de tusschen Luik en
Maastricht gelegen gemeenten den last doen opleggen, om zich
van soortgeiyke feiten te wederhouden."
BIz. 53 noot 104. „De laatste vooral is gevaarlek, daar hy in
de omliggende kantons oproer stookt." Bapport d.d. 80 October
1880 van 'sKonings procureur Vbbloren aan Dtbbets.
BIz. 54 noot 105. Brief van het Gemeentebestuur aan Dibbets
d.d. 2 October 1880:
„Dezen morgen hebben zich eenlge der voornaamste land-
bouwers bö ons vervoegd, welke ons verklaard hebben, gewillig
te ztjn om op hunne beurt de noodige paarden voor de mili-
taire transporten te leveren, maar dat het bill\jk zoude wezen,
dat de rQtuigpaai'den, zoo van de koetsenverhuurders, als van
de particulieren, ook beurtelings tot de dienst wierden opge-
roepen. Deze reclame, ons gegrond voorkomende en daarover
met Zyne Excellentie den heere Gouverneur geraadpleegd
hebbende, welke zich met ons heeft vereenigd, nemen w^ de
82
vryheid te verzoeken, UHoogEdelGestrenges gevoelen daaiom-
trent te willen mededeelen, ten einde deswege de noodige Procla-
matie te kunnen doen uitvaardigen."
BIz. 54 noot 106. Uit een schreven d.d. 2 October 1830 van
DiBBETS aan het Gemeentebestuur:
„Evenwel behoort zulks tot de zaken^ welke eene administra-
tieve overweging vereischen, en welke ik mitsdien verzoek aan
UEdAchtb. te moeten overlaten."
BIz. 64 noot 107. Schreven d.d. 26 September 1830 van gene-
raal Van Boecop aan Dibbets:
„Ik doe heden aan den intendant door tusschenkomst van
voornoemden Luitenant-Generaal (Cobt Hetlioers) de vraag, om
r^8t, zout en geld. Ik verzoek ÜHEdG. m^n verzoek ten deze met
kracht te ondersteunen, daar ik gisteren by gebrek aan aard-
appelen, reeds verpligt ben geweest, r^st te distiibuëren. In deze
omstreken kan men zonder gewéld niets bekomen, daar alle
menschen gedreigd z^n met verlies van hun leven te zullen
betalen, zoo zy zich onderstaan om in de behoefte van levens-
middelen voor de citadel te voorzien."
BIz. 56 noot 108. Zie Knoop's y^Eennneringen'' blz. 129; zie
ook Heldendaden blz. 467, 471, 486.
BIz. 56 noot 109. „Ik heb vermeend*', luidde het schrijven
d.d. 28 September 1830 aan Oorlog^ „üwe Ëxc. mededeeling te
moeten geven, van begaand afschrift eener missive van den
heer luit-gen. Cort Heyligebs, waaruit biykt, dat het convooi
levensmiddelen voor de Citadel zich reeds den 2^ dezer te
Tongeren bevond, en dat alzoo het onverwacht opbreken van
de 1^ divisie infanterie, de grondooi-zaak is, dat dit vervoer
züne bestemming niet heeft kunnen bereiken." — En aan Von
Reimann: „D'après Ie désir de Votre Excellence, je m'empresse
de lui communiquer les nouvelles, recues cette nuit. La division
sous les ordres de S. E. Ie Lieutenant-Général Gort Hetltgebs,
cantonnée k St. Trond, Hasselt et Tongres, a regu l'ordre de
se diilger immédiatement sur Oortenberg, prés de Bruxelles;
de lè. resulte, k ce qu'il paralt, qu'on n'est pas encore tout-£t-fait
maltre de la ville. — Au départ des troupes de Hasselt tout
88
était pret pour rinsurrection, qui peut-être s'étendra dans
rarrondissement entier. — La communication avec la Citadelle
de Liége deyiendra de moment au moment difficille; un convoi
de vivres pour Ie besoin de 15 jours, que j'y avais envoyé, n'a
pu y arriver, vu Ie mouvement précité. — Votre Excellence
voudra considérer les nouvelles, que j'ai l'honneur de lui
communiquer, comme confidentielles."
BIz. 56 noot 110. ^Deux è. trois mille hommes de gardes
bourgeoises sont alles cette nuit faire des reconnaissances dans
les environs de la Citadelle; les troupes ont tiré des coups de
fusil pendant toute la nuit." Gcmrier de la Meuae van 29 Sept. 1880.
BIz. 66 noot III. Heldendaden blz. 467. Zie ook Misp^lblom J,
blz. 254 vv.
BIz. 66 noot 112. Brief van Dibbets d.d. 28 September 1880
aan prins Fbederik:
„Op het oogenblik arriveert alhier de sergeant-facteur der
lie afdeeling infanterie, belast z^nde met het afhalen der
brieven uit Tongeren, en van daar, als gewooniyk, onder geleide
eener escorte, naar de Citadel terug te keeren. De troepen van
de 1^ divisie infanterie dezen nacht opgebroken zynde, beeft
hij het gewaagd, den terugweg alleen af te leggen ; om zeven
uren heden morgen hoorde hy reeds een hevig kanonvuur in de
rigting van de Citadel, en weldra werd hy ondemgt, dat gis-
teren in den avond, de voorstad St. Walburge, door de muite-
llngen bezet was, z^nde twee stukken geschut aan den ingang,
en twee in het midden, bU de kerk geplaatst. Ik onderstel alzoo,
dat de heer generaal-majoor Van Boecop, volgens overeenkomst,
een detachement van 2 h 800 man ter te gemoet koming van het
convooi heeft willen zenden, en zulks aanleiding gegeven heeft,
men handgemeen is geraakt. — Deze onderofficier naar Tongeren
zynde teruggekeerd, heeft in de directie van St. Truyen eene
sterke kanonnade gehoord, waarsch\]niyk een engagement van
een gedeelte der 1^ divisie infanterie."
Bericht van generaal Dibbets aan den avond van den 28^^ Sep-
tember 1880 aan president Von Reimann te Aken over de mis-
lukking van het plan om dien dag de Citadel te Luik van
levensmiddelen te voorzien:
8
34
„ Après avoir expédié, ce matin ma dépêche è. Votre Excellence («)^
j'ai été tnstruit que les insurgés k Liége, dans Ie but d'enlever
un convoi de vivres pour la Citadelle, ont occupé Ie faubourg
St Walburge, attenant è. la Citadelle; ce matin ils ont été
attaques et delogés; on pretend que Ie faubourg est détruit
en partie par Ie feu de la Citadelle. Le projet dont il s'agit
avait écboué d'ailleurs; déjè. Tordre avait été donné h Tongres,
d'arrêter le convoi, et de le faire rétrograder en partie sur Maes-
tricht. Vers le 7 heures du matin, une foi-te canonnade, dans
la direction de St. Trond, a été entendue k Tongres ; tout porte
è croire è. un engagement des troupes de la l^* division. — Le
foyer de l'insurrection s'étend de plus en plus; on apprend
aujourd'hui qu'il se manifeste è. Heerlen. — Des nouvelles de
BruxelleS; recues è. Tinstant même par Anvers, annoncent que
la bonne cause triomphera incessamment."
BIz. 57 noot 113. Brief d.d. 27 September 1880 van Oorlog aan
generaal Dibbets:
„Naai' aanleiding Uwer berigten aan Z. K. H. den Admiraal
en Kolonel-Generaal, m\j medegedeeld by missive van den
25^ dezer N^. 24, wegens de geestgesteldheid te Hasselt, en
in het arrondissement van dien naam, waardoor er verder
niet aan gedacht kan worden, om eenige magt uit Maas-
tricht te trekken, als aldaar zeer benoodigd zUnde, heb ik
thans de eer Uwe aandacht te bepalen, op de orders, welke aan
den Heer Luitenant-Generaal Cort Hsyligers gegeven z^n, om
met z\jne divisie op Brussel te marcheren. Daardoor wordt de
zorg voor de veiligheid en zekerheid der vesting Maastricht
dubbel noodzakeiyk, en hoezeer ik niet noodig heb UHEdG. die
aan te bevelen, acht ik my echter verpligt daarop aan te
dringen, in het belang hetwelk daardoor ook, voor het behoud
der Citadel te Luik verbonden is, om de communicatie zooveel
mogeiyk open te houden, en daartoe de meest geschikte maat-
regelen te nemen."
BIz. 69 noot 114. Oordeel van generaal Niellon over Dainx,
zoomede DmsETs' lastgevingen aan dezen in zake het konvooi
naar Luik:
(a) Zie noot 109.
85
In de „HisMre des éoènemente müüaires et des conspircUions
orangistes de la Béoolution en Belgique*\ bewerkt naar de Mémoires
van generaal Ndbllon (1868), leest men op blz. 260: „Le général
DainS; qui commandait Tarmée de la Meuse, était parvenu
sous Tempire de simple tambour au grade de colonel; il était
donc evidemment un des plus intrépldes parmi ces soldats qui,
h, cette époque, ont étonné Ie monde par leurs glorieux faits
d*armes. Il serait peut-être devenu un excellent général sabreur
sous un chef qui aurait su utiliser son genre de talent. Mais,
dépourvu de rinstruction la plus élémentaire, il était incapable
de lire une carte et encore moins d'y puiser ses inspirations.
La nature ne lui avait donné aucun de ces instincts qui ont
poussé £t la méme époque d*autres de ses pareils h une illu-
stration méritée. D'un caractère falble, sans initiative, il devait
subir les influences de son entourage oü il y avait cependant
des oflEiciers distingués, capables de lui donner un bon conseil;
mais malheureusement il avait la manie de donner k ceux-Ul
mêmes des missions précisément dans les moments les plus
critiques et cela sans une nécessité absolue."
DiBBETS' brief d.d. 29 September 1830 aan Daine luidt in z^n
geheel: „Het is UHEdG., even als my bekend, dat sedert het
opbreken van de troepen onder bevel van Z. E. den Heere L^-Gen.
CoBT Heyliosbs, de toestand van de citadel te Luik, in eenige
opzigten, bedenkel^k is geworden, en dat de dringende nood-
zakelijkheid daar is, om zonder uitstel in de behoefte van levens-
middelen voor de bezetting te voorzien. — UHEdG. langdurige
ondervinding en yver voor *s Konings dienst hebben my doen
besluiten, het opperbevel dezer expeditie, uit aanmerking van
het hoog gewigt daaraan verbonden, aan UHEdG. zorg en beleid
toe te vertrouwen. De order ter uitvoering heb ik de eer hierby
aan UHEdG. te doen toekomen."
Ziehier de bedoelde order, dus de belangr^ke Instrtictie d.d.
29 September 1880 van generaal Dibbets a^n den generaal Daine
voor de begeleiding van het konvooi naar de citadel van Luik:
Hoofdkwaitier Maastricht, den 29 September 1880.
De Generaal-Majoor Opperbevelhebber der vesting Maastricht,
kommanderend in het 6® Groot Militaii* kommando.
86
QelaBt mits deze aan den Heer Generaal-Majoor Dains voor
heden nacht om elf uren, — onder deszelfs bevelen hebbende:
een bataillon infanterie sterk 600 man,
een escadron kurassiers sterk 120 man (te vervangen te
Tongeren door een ander escadron) en
twee zesponders met eene dubbele bediening van kanonniers, —
van hier over Tongeren, naar de Citadel te geleiden, een
convooy, bestaande uit tien karren, beladen met levensmiddelen
voor de bezetting aldaar; daarby de volgende voorzieningen en
maatregelen, in acht te nemen en stiptelljk na te komen, als:
1^. In de stad Tongeren zich hoegenaamd niet op te houden,
maar te voeren, hetzy aan deze, of aan gene z\jde, naar gelang
de omstandigheden dit zullen medebrengen. De troep zal by
het voeren niet uiteen gaan, maar eene positie, tot dekking en
zekerheid nemen.
2^ De drie escadrons te Tongeren, zullen zich buiten de
Maastrichtache poort onder de wapenen bevinden, vereenigen
zich, by het doortrekken van Tongeren, bij het escorte, en
vatten post buiten de Luiksche poort, b\j de brug, naby de
basculef blijvende aldaar onder de wapenen, totdat zekerheid zal
bekomen z^n, dat het convooy in de Citadel aangekomen is.
8®. Het convooy nagenoeg op een uur afstand van defaubourgSt.
Walburge gekomen zijnde, zal zulks aan de Citadel aangekondigd
worden by dag door twee kanonschoten, en by nacht door vuurpy-
len, op welk sein, zoo mogeiy k, uit deCitadel een sterk detachement,
het convooy zal te gemoet komen om het geleide te versterken.
Na alles behooriyk in de Citadel te hebben afgeladen en over-
gegeven, zullen de wagens dadeiyk, op zich zelven, over de
chaussée, naar Tongeren terugkeeren.
50. Het escorte zal den terugmarsch aannemen over Vorottx,
Fesche en Baaaanye, in de veronderstelling evenwel, deze weg
voor de twee zesponders practicabel is.
Indien echter de gemeenschap op Tongeren vry en zeker is,
kan het escadron kurassiers, over de chaussée naar Tongeren
tei-ugmarcheren.
50. In geval van een aanval, zal het convooy terugtrekken,
tot half weg Tongeren, daar waar eene positie het best tot
zekerheid kan genomen worden. De troep zal bivouacqueren.
87
gestadig verkenningen uitzenden, en eenen tweeden doortocht,
naar tyd en omstandigheden beproeven, kunnende in zoodanig
geval, des noodig, over de beide escadrons te Tongeren be-
schikt worden.
De Qeneraal-Majoor zal voor het overige geene middelen on-
beproefd laten, en al het mogeiyke in het werk stellen, zonder
iets in aanmerking te nemen, dan het behoorlek en zoo
spoedig doeniyk uitvoeren dezer expeditie, alzoo van het hoogste
gewigt is, tot behoud der Citadel, om binnen de vier en twintig
uren, levensmiddelen te bekomen.
Voornoemd Qeneraal-Majoor wordt eindeiyk personeel verant-
woordeiyk gesteld, voor de behoorltjke opvolging en geheim-
houding van dezen onzen last.
De GeneracU'Majoor v^.,
DlBBETS.
In denzelfden ochtend van den 29^ schreef Dibbets aan prins
Fredebie :
nTot nog toe z\jn geene nadere berigten van den heer gene-
raal-majoor Van Boecop ontvangen; het geschut heeft zich in
de directie der citadel doen hooren tot gisteren namiddag drie
uren. Ik ben alleen wachtende op twee vertrouwde personen,
derwaarts gezonden, om het convooi levensmiddelen voor de
bezetting bestemd, van hier te doen vertrekken. Het hoog ge-
wigt aan deze expe4itie verbonden, heeft mij eenigen t\jd in
beraad gehouden, aan wien dezelve zoude behooren te worden
opgedragen; na alles rypel\)k te hebben overwogen, heeft zich
myne keuze op den heer generaal-majoor Daike bepaald, en
houde mö overtuigd, dat ZHgEdG., met wien ik heden morgen
breedvoerig heb gesproken, en inliggende missive van m^ be-
komen heeft, deze zoo belangrijke onderneming gelukkig zal
volbrengen, welke dan ook, vertrouw ik, niet onbeloond zal
blijven.
„Bygevoegd concept-order behelst de hoofdbeschikkingen, welke
voorloopig en behoudens nadere wijziging ten deze, voorgeschre-
ven z^n.
„De infanterie zal z\Jn zamengesteld uit 800 man der 14® af-
deeling infanterie en een detachement van 800 man der 7^ afdee-
ling Infanterie, gisteren alhier binnen^ gekomen. '
88
„Naar alle gedachten zal deze expeditie aanstaanden nacht
plaats hebben."
BIz. 63 noot 116. De nie Montagne St. Walburge is de weg, die
van Tongeren ter z\jde van de Citadel naar de flbc/t^-poort leidde;
by deze poort, die niet meer bestaat; begon de stad en was
het bureel van de accijnzen gevestigd. De me de Gampine
is een e straat, die nevens de genoemde en de rue Pond Pirette,
ongeveer uit hetzelfde punt ten noord-oosten van St. Laurent
de Citadel opgaan, maar de Campine is door mindere steilheid
berydbaar; z\j bestond echter in 1880 nog niet.
BIz. 68 noot 116. Zie blz. 19 van De Veteraan' 8 Kr^gsbedr^ven
der Hollanderê in Bélgié (1887) door kol. C. A. Gbiswbit van
DER Nbtten en Heldendadenf blz. 686—687.
BIz. 64 noot 117. (Jit de Gourier deto3fet<«6van2 0ctober 1830:
„M. Édoüard Piette, de Fraipont, docteur en médecine, qui
était è. cheval, a lutté pendant plusieurs minutes contre un
cuirassier qu'il a abattu. Il s'est armé de sa cuirasse, s'est
emparé de son cheval et est rentré en ville avec ses trophées.
A Tafifaire précédente, qui a eu lieu è. St. Walburge, M. Pestte
était encore couru au secours d'un de ses compagnons d'armes
au milieu de la mitraille. — Un canonnier, dont Ie nom
nous est échappé, a combattu lui seul contre trois cuirassiers
et n'a re^u qu'une blessure k la tête qui n'est pas mortelle. —
Le jeune Laghman a fait preuve du plus grand courage; il a
été recueilli tout criblé de blessures." — Afgaande op de ge-
lijkheid van woorden, zal de verslaggever wel geweest zflu een
uitgeweken Maastrichtenaar, F. X. Voermanck, die in 1860 deed
uitgeven een Coup-d'oeil sur le règne de OuiUaume I^ en zich
noemde „£x-sous-officier de Tarmée belge'\ Zie aldaar het ver-
haal van het gebeurde, dat h^ bewoonde, op blz. 76 vv.
Blz. 64 noot 118. Uit de Gourier de la Meusevm 2 OctoherlSSO:
„Cependant nos soldats se mutinaient, pleins du souvenir des
massacres et des horreurs commis è. Bruxelles, et serappelant
rinsigne mauvaise foi et la duplicité, dont la troupe hollandaise
avait donné Texemple dans cette capitale. Nos soldats voulaient
89
en venir aux mains et empêcher Tentrée du convoi dans la
Citadelle. Exaspérés au demier point et sourds h la voix de
leurs chefs, ils commencèrent Ie combat."
BIz. 64 noot 119. Zie nog Heldendaden blz. 482.
BIz. 64 noot 120. Extract van een verslag uit de Gourier de
la Meuse d.d. 2 October 1880 over het op den SO^ September
geleverd gevecht bU de citadel van Luik:
,,La gainison de la Citadelle a fait une sortie pour opérer une
diversion ; elle a parcouru Ie faubourg de St. Walburge, en se
livrant è, des actes de cruauté et laissant partout des traces
de dévastation. Les soldats, ayant pénétré dans la maison de
M. Ie médecin Fouarche, Temmenèrent avec deux auti*es per-
sonnes. Sur la représentation de leur chef; qui connaissait
M. FouABCHE, ils les Idx^hèrent premièrement. Les deux com-
pagnons de M. FouARGHB prirent la fuite, mais celui-ci fut
repris et percé d'un coup de baïonnette dans la poitrine; non
content d'avoir immolé èl leur fureur ce paisible citoyeU; les
soldats frappèrent encore de coups de sabre son corps inanimé;
et détruisirent tout ce que se trouvait dans sa maison.
„Yoici un autre trait horrible de la part des soldats, qui com-
posaient Ie detachement sorti de la Citadelle. Arrivés chez Ie
sleur BoLSÉE, maréchal ferrant, qui s'était réfugié dans la cave
avec sa familie, ils flient Ty chercher ; fendirent la tête d'un
coup de sabre au flls de eet homme et lui tirèrent un coup de
fusil dans la poitrine; Ie père re<;ut une blessure dans lecöté
qui met ses jours en péril. Voilêi comment se conduisent ces
soldats, tandis que leurs compatriotes sont protégés ici et n'ont
éprouvé aucun ressentiment de la part du peuple, et qu'on
traite les prisonniers et les blessés avec la plus grande humanité.
„En descendant Ie faubourg de St. Walburge, ces soldats indis-
ciplinés ont brisé les croisées des maisons. Nos tirailleurs en
ont tué OU blessé plusieurs; mais on ignore combien. On a
recueilli hier au soir un sergent blessé, qu'ils avaient oublié
d'enlever.
„Nous avons eu un grand nombre de blessés danslajoumée
d'hier ainsi que quelques hommes tués ; nous ignorons encore
. 40
Ie nombre des uns et des autres. De leur cöté les cuirassiers ont
eu beaucoup de blessés et de tués; on n'en connait pas Ie
nombre non plus. Un voyageur en a rencontre des charettes
chargées du cöté de Tongres. Dans leur füite, ils ont dü en
abandonner plusieurs dans les campagnes.
„On dit qu'on a trouvé une somme d'argent parmi les vivres,
dont nous nous sommes emparés."
BIz. 64 noot 121. Zie nog Heldendaden blz. 482-488. Zooals
de verhalen luiden, krijgt men den indruk, dat Van Boecop
eerst troepen uitzond, nadat de affaire- Daine reeds was afge-
loopen ; maar van den stryd kon toch op de Citadel wel
vroeger vernomen z^n, tenzvj die op een grooteren afstand ervan
plaats vond, dan ik my voorstel. Er is hier nog eene leemte, die
verdient aangevuld te worden.
Blz. 65 noot 122. Uit de Gourier delaMeuse van 4 October 1880:
„Lorsqu'on a fait l'appèl des cuirassiers d, Tongres, a leur
retour du combat de St Walburge^ il en manquait un grand
nombre; il parait que des paysans en avaient tué plusieurs sur
la route et que d'autres ont déserté.'*
Blz. 78 noot 123. In voldoening aan art. 187 onzer tegenwoor-
dige Grondwet, kwam eerst d.d. 28 Mei 1899, Stbl. N». 25 eene
wet tot stand, houdende regeling van den staat van Oorlog en
van Beleg. Er bestaat eene afzonderlijke uitgave van, voorzien
met aanteekeningen enz. door F. E. L. A. Abel. — Over een
d.d. 27 April 1890 ingediend wetsontwerp heeft in 1891 de heer
J. M. A. Lisman een uitnemend proefschrift gegeven.
De in den tekst vermelde aanschr^ving van Oorlog aan den
bevelhebber van het 5® Groot Militair Commando over de ver-
houding van het Militair tot het Burgerlek gezag is van
9 September 1880 en van den volgenden inhoud:
„Bjy m\jnen brief van den 80>> Augustus 11. N®. 8, had ik reeds
de eer, (Jwe Excellentie aan te bevelen, om, in zoodanige om-
standigheden, waarin dit mogt worden gevorderd, eene impo-
sante houding aan te nemen, voorzigtigheid met energie te paren,
alles aan te wenden tot handhaving van ordO; en tot het met
nadruk doen eerbiedigen van 'sEonings gezag.
-41
„Thans nader door den Koning gelast, Uwe Excellentie, met
Hoogstdeszeifs intentie, te dien aanzien, bekend te maken, heb
ik de eer UHEdG. te doen opmerken: dat Z\jne Majesteit als
algemeen beginsel raststelt, dat de militaire magt zich met
burgerlijke aangelegenheden niet mag inlaten, dan op aanzoek
van de bevoegde magt.
„Dat diensvolgens de stedelijke regeringen, volgens art. 91
der stedelijke reglementen, verpligt zijn, tegen alle oproerigheid
te waken en tegen alles wat de rust en veiligheid hunner stad
zou kunnen storen. Te welken einde zy over de schuttery en
bezetting kunnen beschikken.
^Dac ook de Gouverneurs, die naar hunne instructie, mede
voor het behoud der rust, verantwoordelijk ztjn, daaromtrent,
aan de stedelijke besturen, de noodige bevelen kunnen geven.
„Dat in zoo verre echter de stedelijke regeringen, door eene
oproerige magt, mogten z^n vervangen, of zelven van de onder-
geschiktheid aan den Koning mogten z\jn afgevallen, of zoo-
danig door muitelingen mogten z\jn vermeesterd, dat de bepaling
van het hier voren aangehaald art. 91 der stedelijke reglementen
niet meer kan worden uitgevoerd, en wanneer alzoo daardoor
een staat van zaken ontstond noch b\j die reglementen, noch
b\j de Grondwet voorzien, in dat geval, de militair^ bevelhebbers
volkomen geregtvaardigd zullen z^n, wanneer zy ook zonder
voorloopige requisitie, dat gene doen, waartoe zy anders redeiyker-
wyze zouden z^n gerequireerd geweest.
„Dat alvorens, vermits de onderscheiden autoriteiten zich in
het belang van de dienst, wederkeerig hulp schuldig z\jn, een
konlmandant, wanneer hy bemerkt, dat er oproer uitbarst,
zonder dat daarin, door het administratief gezag, naar behooren
wordt voorzien, zich alsdan, met de stedelflke regering, of des-
noods, met den Gouverneur, behoort te verstaan, hun, zflne
medewerking aanbieden, de maatregelen opgeven, die hem, het
meest aan te raden voorkomen, en op het nemen der noodige
voorzorgen met kracht aandringen.
„Dat overigens de Kommandant in allen gevalle, voor de
veiligheid der vesting moet zorgen, als zynde dit voor hem,
.de hoogste wet.
„Dat b^aldien h\j ziet, dat door de stedelijke regering, de
42
middelen worden voorbtjgegaan, om oproer te dempen, en dat
daardoor de veiligheid der vesting in de waagschaal wordt
gebragt, h\j, alsdan, na alle middelen van overreding en
onderhandeling vinchteloos te hebben beproefd, en met al de
omzigtigheid, die door de menschlievendheid wordt aangeraden,
de oproerigen, als menschen behoort te beschouwen, die de
vesting willen vermeesteren, en alzoo derzelver aanval behoort
te keer te gaan.
„Op grond van al deze consideratiên, ben ik speciaal door den
Koning gelast, Uwe Excellentie te doen kennen, dat Uwe zorgen,
zoowel als die van de militaire bevelhebbers, aan U onderge-
schikt, zich voornamelijk moeten bepalen, tot het krachtdadig
behouden van den tegenwoordigen staat van zaken, totdat
daaraan, door den uitslag der beraadslagingen van de Staten-
Generaal en van 'sKonings eigen overwegingen een einde zal
z\jn gemaakt; mitsgaders, dat Zyne Majesteit al verder begeert:
dat de militaire overheden zich steeds bereid toonen, om tot
herstel der rust, de hand te leenen, zoodra zulks, door de be-
voegde burgeriyke magt, wordt verlangd.
^Uwe Excellentie alzoo de bU my ontvangen bevelen des
Eonings, vertrouwelijk medegedeeld hebbende, verzoek ik ÜHEdG.
deze, in alle voorkomende omstandigheden, tot regel van Uw
gedrag te doen strekken, en de vereischte orders te stellen, dat
ook de Heeren Provinciale en Plaatseiyke of Vestingkomman-
danten, onder Uwe bevelen, zich daarnaar stipteiyk gedragen.*'
Men zie ook over het gemis aan bepalingen Heldendaden^
blz. 431-432.
BIz. 79 noot 124. By het volgend briefje aan den Gouverneur
had de uitnoodiging ter conferentie plaats: „La non réussite de
Texpédition du convoi de vivres pour la Citadelle de Liége,
requiert qu'on commence è. prendre des mesmes extraordinaires
pour la süreté de la Foiteresse sous mon commandement. A cette
fin, j'ai rhonneur de proposer ^ Votre Excellence, une conférence
conjointement avec Mr. Ie Bourgemaistre de la ville, ce matin vers
les neuf heures, soit chez moi, soit è. Thötel du Gouvernement.*'
Blz. 79 noot 125. Verklaring d.d. 1 Octber 1830 van Maastricht
in staat van Oorlog:
48
Proolamatiê.
De Geüeraal-Majoor, Opperbevelhebber der vesting Maastricht,
kommaoderende in het 6® Groot Militair kommando :
Gezien 's Konings besluit van den 2S^ September jl. N°. 48,
waarby aan de bevelhebbers in de vestingen, de bevoegdheid
gegeven, en zelfs de verpligting opgelegd wordt, om de vesting
te verklaren in staat van oorlog of in ataat van beleg.
En overwegende, dat er thans omstandigheden aanwezig z^n,
welke dringend gebieden, de b^ welgemeld besluit voorgeschre-
ven maatregelen, aanvankel^k, ten deele op deze vesting toe te
passen:
Verklaart de stad en vesting Maastricht in staat van Oorlog ^ te
rekenen van heden.
En zal de tegenwoordige ter kennis van den heer Gouverneur
der provincie, en door middel van openbare afkondiging door
het stedeiyk bestuur, ter kennis van de inwoners dezer stad
worden gebragt.
Gegeven in ons Hoofdkwartier te Maastricht, den l^^ October
1880.
De Generadl-Majoor v^,
DiBBETS.
Schrüven d.d. 1 October 1880 van den opperbevelhebber van
Maastricht aan den provincialen commandant, over de instel-
ling van een Defensieraad:
„Overeenkomstig art. 54 van het zesde hoofdstuk der Instructie
voor de plaatselijke kommandanten van den ll^^ Januai-y 1816,
heb ik de eer UHEdGestr. te verzoeken, last te doen geven, dat
zich morgen ten tien uren ten mynen huize bevinden, behalve
UHgEdGestr.,
de plaatsel^ke kommandant;
de heer directeur der Genie ;
de heer directeur der Artillerie;
de chefs van alle corpsen; en
de Intendant;
ten einde den by voorschreven artikel bedoelden raad van defensie
daar te stellen."
BIz. 79 noot 126. Schreven d.d. 1 October 1880 van den
44
opperbevelhebber van Maastricht aan het gemeentebestuur om
maatregelen te nemen, naar aanleiding van den verklaarden
staat van Oorlog:
„Ik heb de eer UEdAchtb. uit te noodigen om nevensgaande
verklaring dadelijk door middel van openbare afkondiging ter
kennisse van de inwoners te brengen.
„Het Eeizeriyk decreet van 24 December 1811 bepaalt de open-
bare betrekkingen in dewelke wy ons wederzijds bevinden.
„Ten gevolge van dit een en ander, noodig ik U uit, Myne
Heeren, om m\j binnen de tnèr dn ^unn^^ uren te doen toekomen,
eene naauwkeurige lyst van alle vieemdelingen, welke zich
thans binnen deze stad bevinden, en niet als ingezetenen kun-
nen worden beschouwd. Deze lyst kolomsgewyze ingerigt, zal
aangeven den naam, voornaam, ouderdom, beroep, geboorte en
woonplaats; het tijdstip en de oorzaak van de aankomst binnen
deze stad; mitsgaders naam en beroep van den bewoner van
het huis, waarin z\j huisvesten; en eindelyk in de laatste kolom
zoodanige aanmerkingen, door de wijkmeesters en de politie
gefourneerd, als in *t belang van de zekerheid der stad en ves-
ting zouden kunnen strekken.
„Vooits zullen UEdAchtb. zorg dragen, datergeene vreemde-
lingen meer metterwoon alhier worden geadmitteerd, en dat
zelfs geene reizigers alhier vernachten, dan voor zoo verre dezelve
van behooriyke paspoorten voorzien z\jn; zullende mij telken
dag, te rekenen van heden, voor negen uur des avonds bezorgd
worden, een naauwkeurig rapport, ingerigt naar de lyst hier-
boven vermeld, van alle vreemden binnen deze stad, daar dien
dag aangekomen, met opgave van den dag, waarop zü denken
te verirekken, en de plaats hunner bestemming.
,Ik vertrouw op Uwe goede gezindheid voor 's Konings dienst
in het belang dezerstad, en vle\jem\j, dat de krachtdadige mede-
werking der burgerlijke magten, tot behoud van rust en vrede,
binnen deze muren, en tot daarstelling van al hetgeen de t\jds-
omstandigheden mogten gebieden, m\J buiten de noodzakelijk-
held zal houden, om van strengere maatregelen gebruik te
maken."
BIz. 80 noot 127. Dagorder van den opperbevelhebber van
45
Maastricht d.d. 8 October 1880, houdende tevredenheidabetuiging
aan het garnizoen :
De Generaal-Majoor, opperbevelhebber der vesting Maastricht,
komraan derende in het 5e Groot Militair Komman do, betuigt
mits deze aan de korpsen, uitmakende deze bezetting, z^jne
volkomen tevredenheid, zoo over het voorbeeldig gedrag, tot
dusverre gehouden, als over de meer en meer naauwkeurige
uitvoering der in deze oogenblikken zoo belangiyke dienst.
De bevelen voorden geëerbiedigd, naar behooren opgevolgd, en
alles beantwoordt aan hetgeen verwacht kan worden van troepen,
door pligt en tjver voor 'sKonings dienst bezield.
De Generaal'Majoor v^-,
DiBBSTS.
BIz. 80 noot 128. Dibbets' besluit van 4 October 1880, waarby
Maastricht in staat van beleg werd verklaard :
Proclamatie.
Wy, Generaal-Majoor, Opperbevelhebber der vesting Maastricht,
kommanderende in het 5® Groot Militair Kommando :
Gelet op Zyner Majesteits besluit van den 23 September jl.
N". 48, waarby de bevelhebbers in de vestingen de bevoegdheid
gegeven en zelfs de verpligting opgelegd wordt, om naar mate
zulks door hen zal noodig bevonden worden, de vesting te ver-
klaren in staat van oorlog of in staat van beleg;
Herzien Onze afgekondigde dispositie van den 1®^ dezer maand,
waarby de hier voor aangehaalde voorschriften aanvankeiyk
door Ons ten uitvoer zyn gebragt geworden, door deze staden
vesting in staat van oorlog te verklaren;
En overwegende, dat de ondeiTinding Ons heeft doen ontwaren,
dat de genomen maatregel ontoereikend is, om naar vereischte
te kunnen voldoen aan alle die pligten, welke in het tegenwoordig
moeyeiyk tydsgewricht, op Ons rusten, en voor welker voldoening
Wö persoonlek verantwoordelijk ztJn gesteld;
Besluiten als volgt:
1^ De stad en vesting Maastricht wordt verklaard in atcuUvan
beleg, te rekenen van heden ;
2^. De bepalingen, waarnaar Wy ons in de uitoefening onzer
46
magt zullen regelen, z^n vervat in het Eeizerl^k besluit
van den 24 December 1811 ;
3^. De reeds bestaande Temporalre Krijgsraad, binnen deze stad,
zal kennis nemen van alle delicten, welke Wg zullen oor-
deelen, ter zjjner kennis te moeten brengen ;
4**. De tegenwoordige zal dadelijk door de zorg van het stedel^k
bestuur, b\j openbare afkondiging, aan de inwoners dezer
stad worden bekend gemaakt ;
5^ En zal voorts deze ter kennis worden gebragt van den heer
Gouverneur der provincie, van de regtbank van Eersten
aanleg en van den bestaanden Temporairen Er^'gsraad
binnen deze stad.
Gegeven in ons Hoofdkwartier te Maastricht
den 4n October 1830,
De Qeneraal'Majoor v^,
DlBBETS.
BIz. 80 noot 129 (»). Inhoud van een besluit d.d. 4 October 1880
door den opperbevelhebber van Maastricht tegen de vreemde-
lingen genomen:
„1^. Alle vreemdelingen binnen deze stad, zonder onderscheid,
zullen zich binnen vier en twintig uren, na de afkondiging dezer,
by het stedelijk bestuur van een bewijs van verbiyf of veüig-
heidakaart behooren te voorzien, en tot verkrijging daarvan de
van hen gevorderde opgaven fourneren;
„2^ Dit bewys, ten biyke dat de houder daarvan zich naar
behooren heeft bekend gemaakt, zal door één lid van het ste-
delijk bestuur geteekend, vervolgens op het bureau van den
heer Kolonel, Plaatselijke Kommandant gecontrasigneerd, en op
het bureau der stedelijke politie genummerd en aangeteekend
worden ;
„3<*. ledere vreemdeling, welke vier en twintig uren, na de afkon-
diging dezer, zonder het voorgeschreven bewys ontmoet wordt,
zal in verzekerde bewaring genomen, en op het bureau van den
Plaatselljken Kommandant gebragt worden, ten einde omtrent
hem gestatueerd te worden als naai' behooren;
„4^ Het wordt aan een elk en een ieder strengelljk verboden,
(a) Het cUfer 129 dezer noot is abusievel^k niet afgedrukt achter den laatsten regel
▼an bis. 80 yan den tekst
47
om vreemdelmgen te huisvesten, welke niet aan de hiervoor
omschreven verordeningen voldaan hebben; zullende de over-
treders dadelijk in verzekerde bewaring kunnen genomen, e^ ter
hoogere beschikking gesteld worden ;
„5®. En zal de tegenwoordige, door het stedelyk bestuur, by
openiyke afkondiging, aan de inwoners bekend worden gemaakt."
Het model der Veiligheidskaart was aldus:
Afgegeven den
Aan , oud . . . jaren, laatst gewoond hebbende te ... .
beroep .... gehuwd, b\j zich hebbende vrouw en . . kinderen,
gelogeerd in de straat N°.
Handt. Handt. Handt,
v/d houder. v/h lid v/h Gemeentebest. v/d Kol. PI. Ck)mm.
BIz. 81 noot 130. Brief van den opperbevelhebber van Maas-
tricht d.d. 5 October aan prins Fbedbrik, houdende mededeeling,
dat de vesting in staat van beleg is verklaard:
„Het verklaren in staat van beleg dezer stad en vesting, werd
sedert gisteren gebiedend vereischt.
„De pogingen van verleiding tot desertie vermeerderden dage-
IQks, terwyi de steeds toenemende kwade indruk der dagbladen
van de gelnsurgeerde steden, eerst alsnu krachtig kan worden
tegengegaan.
„Het zoogenaamd Gouvernement Provisoire te Brussel heeft
bovendien aangevangen, bevelen aan 's Rjjks ambtenaren alhier
uit te vaardigen; ten biyke daarvan strekt nevensgaande brief
aan den heer Postdirecteur geiigt.
„Onderscheidene maatregelen van politie z^n reeds door my
bevolen, welke ik de eer heb U.E.H. door toezending van inlig-
gende stukken, mede te deelen, vertrouwende zy de goedkeuring
van Hoogstdenzelven zullen mogen verwerven."
BIz. 81 noot 181. ri^ntioerpen'\ schrift m^n vader, „was nu
wel in staat van Oorlog, maar nog niet in staat van Beleg ver-
klaard ; de Prins daar zynde, scheen dit niet te kunnen ; van
daar dan ook waarschyniyk, de weinige politiemaatregelen, die
er van wege den Opperbevelhebber, als tegen zamenscholingen,
48
tegen de drukpers, die even onbeschaamd bleef, als aoderzins
genomen veerden; men sprak van oneenigheden tusschen den
Prins en den Opperbevelhebber, welke laatste, toen de zaken
een meer bedenkelijk aanzien begonnen te kr\jgen, veiligheids-
halve, met eenige troepen op de esplanade bivakkeerde
Regtstreeksche maatregelen van verdediging tegen oproer in de
stad werden, voor zoo veel een oningewijde daarover kon oor-
deelen, niet genomen, b^v. men konde vry de stad in en uit;
zoo werd die dan ook opgevuld met een tal van vreemde blaauw-
kielen en wat zoo vreemd was, men hield zich aan de poorten
nog aan 't oude garnizoensreglement: die met een rijtuig binnen
kwam, moest z^n naam opgeven. Zoo kwam aan de Borger-
houtsche poort eens eene bezending van een viertal diligences
en b\jwagens te gelijk, alle gevuld met blaauwkielen, barre
gezigten. De zotste namen werden opgegeven en aller beroep
was schoenmaker van Xier, eene bezending aan den Prins, zeiden
zij, om van hunne gehechtheid te doen blijken, en die formali-
teit verrigt, reden zy, onder een oorverdovend hoerah, de stad
binnen. Ja, het moet gezegd worden, er heerschte in die oogen-
blikken eene militaire regeringloosheid, waarvan men zich
naauwl\jks een denkbeeld kan maken. Vele officieren wisten niet
eens waar hunne troep gehuisvest was en niettegenstaande al die
verwarring en alle die elementen om 't oproer in de hand te
werken, zag men nog nergens eene belgische vlag of hoorde
men bepaalde oproerkreten en zoo de militaire maatregelen,
die van eenen Cabnot of van eenen DmnSTS te Maastricht
waren geweest, Antwerpen ware niet gevallen, want toen was
nog de massa der burger^, op lange na niet, afscheidingsgezind.'*
BIz. 82 noot 182. Correspondentie over de door den gouverneur
aan generaal Dibbets d.d. 3 October 1880 gestelde vraag of
Roermond ontruimd was geworden :
Antwoord van Dibbets d.d. 3: „Het detachement te Roermond
aldaar temporair z^nde geweest, is hetzelve ingetrokken, uit
hoofde de omstandigheden gebiedend vorderden, deze vesting
in staat van beleg te verklaren."
Bericht hierop van den gouverneur:
nik heb de eer ÜHEdG. te berigten, dat ik mü vlei, door
49
eene nieuwe dislokatie van het gewapend personeel van de
dienst der in- en uitgaande regten en acc\jnsen, althans nog
eenigen tyd, 'sKonings gezag, de werking der wetten en de
betaling der belasting, op den regter Maasoever te kunnen hand-
haven, uitgenomen welligt in eenige der naby Visé gelegene
gemeenten; en alzoo de kommunicatie tusschen Maastricht en
Aken, alsmede tusschen Roermond, Venlo en Nijmegen te
verzekeren; voorts zoo verre mogeiyk de garnizoenen van
Maastricht en Venlo des noods door militaire patrouilles en
andere krachtdadige middelen op m^ne rekwisitie of die van
den heer Distriktskommissaris te Roermond (welke echter zoo
min mogeiyk zal plaats hebben) tot noodzakeiyk erkende maat-
regelen van veiligheid bulten voormelde steden, mogten kunnen
medewerken. 'Het zal m|j zeer aangenaam z^n, door ÜHgEdG.
te worden onderrigt of door mij op zoodanige medewerking
kan worden gerekend?"
DiBBETS antwoordde d.d. 4 October: „Dat de daarin voorge-
stelde uitzending van patrouilles geschieden kan, doch alleen
door het garnizoen van Maastricht, op eene van UHgEdG.
of van den heer Distriktskommissaris by mU te ontvangen
schrifteiyke aanvraag, houdende tevens de noodig geoordeeld
wordende sterkte, om naar gelang van omstandigheden, ter
beschikking te stellen.''
BIz. 84 noot 188. Dibbëts had d.d. 4 October den gouverneur
geantwoord, dat de kapitein der Marechaussee zich bjj den
gouverneur zou vervoegen : „om, zoo doeneiyk, de daarbtj voor-
gestelde maatregelen in werking te brengen". De kapitein maakte
echter bezwaar, hetgeen den gouverneur d.d.. 5 October aan
den opperbevelhebber deed schrüven:
„ZynEdl. heeft toegestemd in de versterking van den post
Beckheim^ maar heeft verklaard zelfs geen z^ner manschappen
te Maaseyk te kunnen behouden, tenzy op een schrifteiyk bevel,
hetwelk ik geloof in de tegenwoordige omstandigheden van
UHgEdQ. te moeten uitgaan. Beschouwende de daarstelling van
een dusdanig bevel als onontbeeriyk In het openbaar belang,
zoo heb ik de eer ÜHgEdG. ter justificatie van müne tegenwoor-
dige vraag van zulk een bevel, een besluit mede te deeien, welke
4
60
Gedeputeerde Staten heden morgen deswegene komen te nemen,
en welks executie van de inwilliging van voormelde vraag
afhangt."
Hierop antwoordde Dibbgts denzelfden dag, dat den kapitein
de machtiging was gegeven „om de brigade te Maaseyk zoo-
danig te versterken, als zulks tot de verzekering der aan mij
medegedeelde veiligheidsmaatregelen door UHgËdG. noodig zal
worden beschouwd".
BIz. 84 noot 134. Den b^ toch berichtte Dibbets aan Oorlog:
„dat heden namiddag deze vesting z^n binnen gemarcheerd
de 8® afdeeling infanterie, het regiment ligte dragonders N®. B,
benevens eene battert) van het 3® bataillon veldartillerie, heb-
bende aan het hoofd den heer generaal-majoor Evbkts." Verg.
Van der Netten, blz. 109 en De Militaire SpectcUor van 1857,
8® serie II® dl., blz. 402—405.
Blz. 84 noot 185. Brief van generaal Dibbbts d.d. 6 October
1830 aan president Von Reimann te Aken over den bedenkel^ken
staat van de beweging:
„La marche de l'insurrection se complique de plus en plus
et prend une couleur alarmante, dans toute la provlnce de
Limbourg. On apprend que Ie foyer, qui se manifeste a Rure-
monde et environs, s'étendra tres prochainement jusqu'aux
confins de la province de Gueldre.
^Monsieur Ie Gouverneur Givil vient de m'instruire, que les
digues du canal d'ici è. Bois-le-Duc, dit Zuid-Willemsvaart, sont
menacées dans Ie but d'empêcher l'approvisionnement de Maes-
tricht; aujourd'hui on fera marcher de la cavalerie et de
rinfanterie dans cette direction ; cependant on n'est pas certain,
qu*elle puisse y arriver.
„Il est h prévoir que bientöt la communication avec Aix-la-
Chapelle sera coupée; ainsi je me h&te de transmettre ces in-
formations h Votre Excellence, qui verra par \h que Ie présent
et Tavenir s'oflfrent sous un aspect défavorable.
„Hier une colonne d'environ quatre mille hommes, tant
infanterie que cavalerie, et une batterie d'artillerie de campagne,
est venue renforcer notre garnison, qui s'élève k 8000 hommes
OU approchant."
j; — I
51
BIz. 85 noot 186. Brief d.d. 6 October 1880 van den gouverneur
te Maastricht aan generaal Dtbbets: „Het veitrek van het
garnizoen en nader van de Marechaussee uit Roermond,
zonder dat eenige maatregel om derzelver afwezigheid te dekken,
z\j kunnen genomen worden, heeft ten gevolge gehad, dat het
gepeupel opgestaan is tegen de ambtenaren van de administratie
der belasting, welke ook vermeend hebben zich te moeten verwij-
deren. In dien stand van zaken zQn de financiële wetten buiten
werking, en zal het schier ontstane oproer, waarsch^niyk van toe-
komenden Zondag of Maandag af, eene onlrustende wending aan-
nemen, zoowel in voormelde stad, als in de gansche naburige
landstreek tot aan de grenzen van Gelderland toe, en misschien
nog verder, in geval niet onmiddel\jk eene militaire magt, b.v.
van 150 of zelfs van 100 mannen, vooral paarden volk, naar
Roermond gezonden worden. Ik neem de vrijheid ÜHgEdG. te ver-
zoeken, my te laten weten of het, ter voorkoming van wezenlyke
onheilen, niet mogel^k is, dat er van op den 6^ dezer maand
dergelijke magt naar voormelde stad gerigt worde."
Generaal Dibbets, hieraan voldoende, berichtte bü schrijven
van den Q^ aan prins Frederik het volgende:
„De heer Gouverneur der provincie Limburg berigt my dezen
morgen, dat de ambtenaren van de administratie der belastingen
te Roermond, ten gevolge van een tegen hen uitgebroken
opstand der volksklasse, zich van daar hebben verwijderd, en dat
alzoo de financiële wetten thans geheel werkeloos zyn. Op grond
van dien en het bestaande vermoeden, deze oproerige beweging
waaischyniyk Zondag of Maandctg aanstaande een ernstigen
keer zal nemen, zoo te Roermond als in de geheele naburige
landstreek, tot aan de grenzen der provincie Gelderland, ver-
zoekt de heer Gouverneur, dat tot handhaving van orde en
rust, eenige kavallerie derwaarts worde gezonden. Tot dat einde
marcheert op heden daarhenen de majoor Büno, vijf officieren
en 100 onderofficieren en manschappen van het regiment Ligte
Dragonders N°. 5, benevens 1 kapitein, 2 officieren en 150 onder-
officieren en manschappen der 14® afdeeling Infanterie.''
BIz. 85 noot 187.^ Tegeiykert^d rapporteerde Dibbets den 6^^
October 1880 aan prins Frederik : „Een detachement, bestaande
52
uit drie officieren, 100 onderofficieren en manschappen, van het
regiment Ligte Dragonders N°. 5, gekommandeerd door den
ritmeester Db Qboote, vertrekt morgen den 7** dezer naar
Maeseyk, insgei^ks op aanvraag van den heer Gouverneur, en
met oogmerk, te voorzien in het behoud van de sluis te Weert
en anderen, als ook tot vrijwaring van de dijken der Zuid-
Willemsvaart, welke tot stremming van het approvisionnement
dezer vesting schenen bedreigd te worden. Het bezetten van
Maeaeyk verzekert ook de gemeenschap met Roermond, en deze
bezetting bereikt het dubbel oogmerk, om de l\jn der posten
over Roermond en Maeseyk voor alsnog te verzekeren."
BIz. 85 noot 138. Brief d.d. 8 October 1880 van Dibbets aan
den gouverneur van Limburg: „Ik heb de eer UHgEdG. hiernevens
te adresseren een rapport met b\jlaag van den Eersten Kapitein-
Ingenieur S. Valtee, houdende opneming der veroorzaakte
gebreken aan de sluis en sluisdeuren N*'. 17 der Zuid- Willems-
vaart biy Weert en wat verder aanleiding kan geven tot
stremming van de scheepvaart op bedoeld kanaal, met verzoek,
dat UHgEdG. van Uwe z^de, alles zal aanwenden, wat in de tegen-
woordige omstandigheden tot soortgelijke reparatiên- zoude
kunnen worden verrigt en de scheepvaart vr^j kan bl\|ven. Voorts
kan UHgEdG. thans, buiten de reeds naar Maeseyk vertrokken
troepen, steeds over andere beschikken, byaldien zulks de
veiligheid van het kanaal en omstreken, alsmede de commu-
nicatie op 's Bosch zoude kunnen bevorderen."
BIz. 85 noot 189. Besluit d.d. 9 October 1880 van Gedeputeer-
den van Limburg in het belang der Zuid -Willemsvaart :
„Herzien het Reglement van beheer der waterwerken aan de
Maas, gearresteerd by Koninklyk besluit van 18 November 1825
N^. 119 (adstr. mem. 1825 N^ 66);
„Overwegende, dat verscheidene thans bestaande dringende
omstandigheden, buitengewone maatregelen vorderen tot bevei-
liging van het grondgebied langs den linker Maasoever en de
Zuid-Willemsvaart gelegen, in de uitgestrektheid der gemeenten,
deel makende van de 4® en 6® Maasdistricten ;
„Gelet op de onderscheidene berigten b\j het Provinciaal Be-
stuur ingekomen, nopens de gesteldheid van het land en
58
speciaal der stad Maastricht, in verband met de scheepvaart
der Zuid- Willemsvaart;
„Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen:
„Art 1. Overeenkomstig art. 5, 6 en 8 van opgemeld regle-
ment, gearresteerd b\j Eoninkl^jk besluit van 13 November 1829
No. 119, zullen de Maascollegién in het 4® en 6® district zich
den 11° dezer op het Gemeentehuis te Dilsen vergaderen, ten
einde te raadplegen over de middelen om het land langs den
linker Maasoever en de Zuid-Willemsvaart in voorgenoemde
uitgestrektheid, alsmede de d\jken van die vaart definitief te
bevestigen voor alle overstroomingen en schade, door zoodanige
reglementaire bepalingen of maatregelen van voorzorg, als doel-
matig mogten bevonden worden, en ook ten einde over te gaan tot
benoeming eener kommissie van drie leden uit derzelver midden,
welke met de toepassing dier bepalingen, na derzelver goedkeu-
ring en de uitvaardiging dier maatregelen, zullen belast worden.
„Art. 2. Er zal nopens het resultaat der werkzaamheden van
voorschreven kommissie uiterlyk den 31 October aan Gedepu-
teerde Staten rapport worden gedaan; zullende in afwachting
der te nemen beschikkingen, tegen alle daadzaken, welke over-
stroomingen of schade ten gevolge zouden kunnen hebben,
worden gewaakt door nachtwachten in al de gemeenten, onder
de 4® en 6^ Maascollegién behoorende, en door detachementen
der publieke magt te Reckheim en te Maeseyck gestationeerd.
„En zal afschrift enz."
BIz. 86 noot 140. Rapport d.d. 7 October 1830 van generaal
Brüce, commandant te Venlo, over den staat dier vesting, aan
den provincialen commandant te Maastricht:
„Tot op heden avond is alles rustig in deze stad, zonder dat
wtl eenigen overlast hebben geleden van onze onrustige Roer-
mondsche naburen.
„De kommandant der brigade Marechaussees, gestationeerd te
Roermond, heeft zich geregtigd gerekend (tot eigen veiligheid) zich
van daar terug te trekken; de wachtmeester met eenige Mare-
chaussees te Kessel gestationeerd, is op zj^n post en had geen
nieuws noch te Kessel, noch in de omstreken.
«Sedert eergister avond z\)n de wachten aan de Bo€mKmd9c?ie
54
en Keulache poorten versterkt geworden, zoodat van de man-
schappen van het reserve-bataillon der 14® afd. inf. de eene
helft op de wacht is, en van de andere helft een gedeelte als
piquet des nachts gekleed zich in de kazerne bevindt.
„Ik heb order gegeven, dat de ophaalbruggen aan de poorten,
dewelke zich in staat bevinden, zouden worden opgehaald, en
de overigen in staat gesteld; die aan de Greldersche en KeuJtsdie
poorten over de kapitale gracht waren buiten staat; de balans
aan die van de Keulsche poort mankeert geheel sedert meer dan
ruim • een geheel jaar ; die aan de Qeldersche poort, hoewel deze
brug een jaar geleden vernieuwd is, zoo is de ophaalbrug nog
niet in een completen staat gebragt geworden, alzoo het gewigt
en de balans niet voldoende is, en ook een paar kettingen man-
keren; doch deze brug zal mogeiyk nog op heden in staat ge-
steld worden.
„Ik heb den Heer Eerst aan wezenden Ingenieur Officier gein-
viteerd de uitgangen aan de Roermondsche en Keulsche poorten
door paUssaderingen of anderszins zoodanig te verzekeren, dat
men niet van buiten op de stadswallen kan komen, zonder door
de poorten te moeten ingaan.
„Op dat artikel en het in staat stellen van de ophaalbrug aan
de Keulsche poort, heb ik tot antwoord gekregen, dat de Heer
Eerst aanwezende Ingenieur Officier orders zoude aanvragen by
den Heer Directeur deswegens, doch dat geene fondsen voor-
handen waren."
BIz. 86 noot 141. Rapport van Dibbets d.d. 7 October 1880 aan
prins Fredebik: „De oproerige bewegingen te Roermond en om-
streken hebben m\j noodig doen achten, de bezetting te Venlo,
op aanzoek van den heer generaal-majoor Bbuge te versterken.
Heden vertrekt derwaarts het zich hier bevindend detachement
der 7^ afdeeling infanterie, gekommandeerd door den kapitein
Voet Pannekoek, sterk twee officieren en 360 onderofficieren en
manschappen, met last aldaar tot nader order te verbleven;
hetzelve neemt route over Maeseyk.'*
BIz. 87 noot 142. Depêche van Oorlog d.d. 8 October 1880
aan generaal Dibbets, naar aanleiding van de mislukking der
DAiNE-expedltie :
56
„Ik heb met zeer veel leedwezen, Mynheer de Generaal, Uw
rapport van den 1*^ N^. 14 ontvangen, betrekkeiyk het mis-
lukken der expeditie, aan den gen.-majoor Daine toevertrouwd,
ten einde de Citadel van Luik op nieuw van levensmiddelen te
voorzien. Ik zal het gedetailleerde rapport van genoemden
Generaal inwachten, om met opzigt tot het gebeurde m\}ne
intentiën nader te doen kennen, en bepaal my derhalve de
aanvrage te beantwoorden, welke in opgemelde Uwe missive
is vervat, tot het bekomen van verdere bevelen, omtrent deze
zeer aangelegen zaak.
„Het valt moevjeiyk, om deswegens van hier stellige voor-
schriften te geven. Alle nadere pogingen tot approviandering
van de Citadel hangen volstrekt af van de middelen welke
hiertoe aan UHEdQ. overblöven en van de gesteldheid waarin
de troepen zich bevinden. De tydingen, welke daaromtrent van
andere plaatsen, en van verschillende kanten inkomen, z^n
betreurenswaardig, en wanneer ik üHgEdG. derhalve van hier
een bepaald mouvement voorschreef^ met designatie van corpsen,
zou het welligt op de plaats zelf onraadzaam of onuitvoerl^k
z\jn. Volgens berigten, intusschen van het Hoofdkwartier van
Zyne Koninkiyke Hoogheid, den Admiraal en Kolonel-Generaal
ontvangen, zyn de 8^ Afdeeling Infanterie en het regiment
Ligte Dragonders N^. 6, benevens eene battery der veld-artillerie
op marsch naar Maastricht (<>), waardoor de mogeiykheid zal
bestaan om thans met eene veel imposanter magt het ravitail-
leren andermaal te beproeven, waaitoe het my voorkomt, dat
op nieuw, alles met den meesten spoed, moet worden byeen-
gebragt. Dit echter ook dan nog onmogeiyk zynde, zullen de
pogingen van UHgEdG. daarheen moeten strekken, om het
garnizoen der Citadel te redden, waartoe eene demonstratie
tegen de stad Luik zou kunnen worden gemaakt, welke de
generaal Van Boegop (daarvan onderrigt zynde) zich zal moeten
ten nutte maken, om zich buiten de Citadel te begeven, en
zich aan de troepen van Maastricht aan te sluiten. Het biy ft aan
UHgEdG. echter geheel overgelaten, dat plan van operatie
zoodanig te wyzigen of in te rigten, als UHgEdG. dit zal
(a) Bedoeld wordt de komst van genental Eybbts, yermeld op biz. 84 van den tekst
66
noodig oordeelen. Ik verlaat my daaromtrent geheel op
ÜHgEdG. doorzlgt en kunde. Zeer zeker zou het van zeer
vee] gewigt z^n, indien het garnizoen der Citadel, door eene
krachtige poging, uit den toestand van gebrek aan leeftogt
kon worden gered, doch niets zal m\j aangenamer wezen, dan
dat, geen weerstand langer mogelyk zijnde, de brave troepen
voor 'sKonings dienst mogen worden behouden. Ik doe intus-
schen regt wedervaren, M\jnheer de Generaal, aan de gepastheid
der maatregelen, welke door UHgËdG. omtrent de zekerheid
van het verloren convooi waren genomen, en het is op grond
daarvan, dat ik de eer heb ÜHgEdG. de verzekering te geven, dat
Uwe y vorige pogingen ten goede, door my op prjjs worden gesteld."
BIz. 88 noot 143. Er was ook nog een Désiké Behb, referen-
daris in Neder] andschen dienst, die naar de revolutie overging
en d.d. 9 Februari 1832 gevolmachtigd minister van Belgié in
de Vereenigde Staten werd. Zie onze Staatscourant van 20
Februari 1832.
BIz. 88 noot 144. Zie over deze kleurenquaestie blz. 94—96
der Conapirations milüaires van Eenens. Verg. mede blz. 430 der
Heldendaden.
Blz. 89 noot 145. Zie over Kineek ook myne mededeelingen
in de verhandeling: „Hoe het beroep van Koning Wükm I in
October 1830 op de groote mogendheden uitliep op den Ttendaag-
schen Veldtocht''-, in De Tijdspiegel van September 1903, blz. 4.
— De heer P. H. Subinga te Assen had de vriendelijkheid my,
naar aanleiding van het daar geschrevene, de volgende mede-
deeling te doen; men denke hierby aan het op blz. 6 van den
tekst opgemerkte over de dubbele beteekenis van bUe:
„Ik weet niet of Gy er belang in stelt, eene derde lezing te
kennen van het verhaal omtrent prof. Kinkbr, door ü medege-
deeld in den Tijdspiegel van Sept. blz. 4. — Kinkeb had den
bynaam ësope. Toen nu eenige dames zich niet ontzagen om
KiNKER te lachen, en hoorbaar den naam ësope achter hem
fluisterden, keerde Ktkkeb zich om en vroeg: 'Kennen de dames
wel het onderscheid tusschen ësopus en my?' En toen de
dames verschrikt het stilzwygen bewaarden, zei hy: 'ësope
67
faisait parier les bêtes: mol je les fais rire.' — Zoo werd het
mü vei'teld door m\jn leermeester J. Graeff, docent aan het
gymnasium te Maastricht, die in 1830 student was te Luik."
BIz. 90 noot 146. Brief d.d. 5 October 1830 van generaal
DiBBETS aan prins Fbederik over de loslating van den gijze-
laar J. Behr:
„De dringende behoefte van de bezetting der Citadel, als aan
vleesch, zout en weldra hrood^ bereids op Va ration gesteld, heeft
mü doen besluiten het ontslag van den heer Behb te bewilli-
gen, onder de stellige hoofdvoorwaarde, alvorens levensmidde-
len voor een tydverloop van veertien dagen in eens te verstrek-
ken, geiyk in de hierby gevoegde declaratie wordt bepaald.
^Ik heb bedoelde afgevaardigden bedreigd met een op handen
zanden sterken aanmarsch van troepen en hunne aandacht tevens
gevestigd op de Pruissische magt, die zich te Aken verzamelt,
welker hulp ik ais niet onwaarsch\jniyk heb doen voorkomen,
en houde my overtuigd, dat zulks, gel\jk mede de afschildering
van hetgeen Luik bvj een aanval te duchten heeft, den ver-
wachten indruk op hen zal hebben te weeg gebi-agt.
,, Voorts heb ik hen indachtig gemaakt aan de gioote dien-
sten, welke door mtj in den jare 1816 aan de stad Luik zijn
bewezen, en dat in deze oogenblikken ik m^ niet minder in
staat gesteld zag veel tot hun welz^n en rust by te dragen,
wanneer ik zal ondervinden, dat in myne raadgevingen ver-
trouwen wordt gesteld.
^Zoodra doenlijk zal ik de eer hebben, U. K. H. omtrent het
voorgaande nader berigt in te zenden ; in afwachting heb ik allen
toevoer naar Luik, hetz\) langs de Maas of per as, verboden.'*
BIz. 90 noot 147. De gevangen genomen ofi&cieren waren:
majoor Boelen; ofQcier van gezondheid 2® klasse Redemagki;
kapiteins Schelt en Fontbnbaü; 1® luitenants Wennigbe en
Retkalda; Tfi luitenants Van deb Schalk en baron Von Hoen.
Men leze de b\j zonderheden der Arlonsche geschiedenis in de
mededeelingen van majoor Boelen zelven, gepubliceerd door
De MüOaire Spectator van December 1902*
BIz. 91 noot 148. DraBETs' nader voorstel tot loslating van
J. Behr:
58
Nous, Général-Major, Commandant supérieur de la Forteresse
de Maestricht et du 5® Grand Commandement Militaire
et
Avons de commun accord, conclu et arrêté ce qui suit:
Art. 1. La Gamison de la Citadelle sortira avec tous les hon-
neurs de la guerre, armes, les pièces de campagne et bagages. —
Les moyens de transport seront fournis par larégencedeLiége.
Art. 2. Le faubourg St. Walburge sera évacuée la veille du
départ de la gamison et ne pouira être occupé de nouveau,
que lorsque la troupe aura fait, au moins une lieu de chemin.
Art. 8. La troupe logera k Tongres et arrivera lejoursuivant
èr Maestricht.
Art. 4. Avant le départ, remise sera faite de tout le matériel
de Tartillerie et du génie, magasins de guerre, de même que
les effets appartenant h la gamison et qu'elle préférera y laisser.
Le tout y restera en dépöt et h la disposition du Gouvernement
et des propriétaires.
Art. 5. La Citadelle restera intacte, et ne sera point occupée ;
les portes fermées et les ponts levés. — Une garde sera établie, au
dehors, par les soins de la régence, pour empêcher toute dégrada-
tion aux ouvrages avances.
Art. 6. Le fort de La Chartreuse sera de même evacué ; on
observera d'ailleurs, k cèt égard, toutes ]es disposiüons relatées
dans le precedent article 5.
Art. 7. La fonderie de canons, tout établissement militaire,
les magasins d'armes et d'habillement des troupes, ayant fait
partie de la garnison de Liége, seront fermés; des postes de la
garde communale y seront établis pour süreté.
Art. 8. Les propriétés du Gouvernement, Tétablissement de
Seraing y compris, ainsi que celles des personnes, arrêtées ou
refugiées, seront respectées en tout point.
Art. 9. Toute personne arrêtée par les deux parties contrac-
tantes, sera mise en liberté, dès que la présente aura été ratiflée.
59
Art. 10. La Bégence de Liége foumira de suite des vivres aux
ti'oupes de la Citadelle, et pourvoira a leur subsistance, jusqu'èi
ce qu'il soit définitlvement statué sur la présente.
Art. 11. En contre, et pour Ia süreté des habitans de Liége
toutes les pièces en batterie èrlaCitadelleserontimmédiatement
retirées.
Art. 12. Nous, Général-Major, offrons pour garantie qu'aucune
troupe sous nos ordres ne sera dirigée sur Liége.
D'autre part, cinq des premiers notables de la ville de Liége
agrées par nouS; apposeront leur signature k la présente cpn-
ventioD, dont l'exécution ponctuelle est placée d'ailleurs sous
la garantie de Thonneur et de la foi publique.
Ainsi fait et conclu h
BIz. 82 noot 149. Brief d.d. 6 October 1830 van Charles de
Brouckère aan generaal Dibbsts:
„Après avoir passé trois semaines k La Haye, j'éprouvais
une grande répugnance k reparaitre k Maestricht oü des hommes
étrangers è, la ville se plaisent a répandre les calomnies les
plus absurdes, jointes aux menaces les plus dégoutantes. Un
mot de vous suffit pour me faire quitter Liége en toute hftte;
j'avais la conviction que vous ne pouviez me charger que
d'une mission honorable. J'ai accepté vos propositions, décidé k
répondre è, Tappèl de conflance que vous m*aviez fait.
„Ce matin, Monsieur Ie Général, avant neuf heures, je fus
présenté a Monsieur Ie comte De Berlaymont; je lui fis part
de la nature des propositions dont j'étais porteur et lui
demandai, avant de m'expliquer plus amplement, k montrer Ie
projet de convention au général Boekhop. Cette demande me
fut refusée sauf plus ample explication. Je fis observer que
votre intention était d'éviter Teffusion du sang, que si Ton
ne voulait entrér en arrangement vous seriez forcé derecourir
k la force et communjquai la teneur de Tordre que vous aviez
reQU, aussi fldèlement que Ie compoitait ma mémoire Au
même moment on annonce des parlementaires de la Citadelle
et Jboute fut ajournée. J'apprends k Tinstant que la convention
présentée par Ie Général Boekhop est acceptée. Comme 11 rentte
I
60
ce soir k Maestricht, il vous communiquera les arrangemens
pris. Je crois que les Belges conservent Ie fort au nom du Bol
et que les troupes hoUandaises partent avec armes et bagages
ainsi que plusieurs pièces de canon.
^ Je n'ai conflé vos projets en gros qu'è. Monsieur De Beblatmont
et k mon introducteur auprès de lui. Je me flatte que vous
n'aurez aucun regret de m'avoir pris pour intermediaire.
„ J'ai cru, Monsieur Ie Général,' par humanité devoir faire une
visite k Messieurs les officiers d'Arlon et leur offrir mes services ;
parmi les 9 trots ont femmes et enfans: Ie major Boelen laisse
k Arlon une femme enceinte et 8 enfans enbasd.ge;lecapitaine
Fonteneau femme et 4 enfans ; Ie lieutenant Wenniger femme
et 4 enfans; enfin Ie capitaine Schelt, veuf, a abandonné 4
enfans. Partls Ie 80 septembre, avant d'avoir touche leur solde,
ces MM. n'ont pu laisser d'argent k leurs families. Je viens,
Monsieur Ie Général; m'intéresser au sort des malheureux de-
meurés k Arlon. Quant aux prisonniers, ils se louent de la
maniere dont ils-^ont traites qu'atteste la lettre ci-jointe.
J'ose de mon cöté, Monsieur Ie Général, faire un appèl d.vos
sentimens en faveur de mon ami J. Behb, victirae innocente
de sa bonne foi. Si è. eet égard vous aviez quelqu'ouverture
k me faire je désirerais voir un courrier dans la nuit, car par
Ie tems qui court on ne dispose pas du lendemain.
„Veuillez etc."
(Onder de handteekening :) J'écris en grande h&te et prie Mon-
sieur Ie Général, de faire savoir aux miens que je suis bien
arrivé; demain je renverrai les 2 pièces."
DiBBETs zond by de volgende depêche d.d. 6 October afschrift
van dit schreven en van de nieuwe ontwerp-conventie aan prins
Fredbbik: ,,Na al het voor en tegen der onderscheidene mid-
delen r\jpeiyk te hebben overwogen, heb ik eene onderhandeling
met den graaf De Beblatmont geopend, door tusschenkomst
van den heer De Brouckère, lid der Tweede Kamer ;bygevoegde
project-conventie, mitsgaders afschrift van den brief van genoemd
Heer, en van m^n antwoord, zal U.K.H. inlichten, omtrent het-
geen ik my voorstelde, en het daarop gevolgd resultaat." —
Het in dit schreven bedoelde atUvooord trof ik niet aan by de
stukken.
61
BIz. 92 noot 150. Nader schreven in den avond van den
Q^ October 1830 van Charles de Brougkère aan generaal
Dtbbets over de Arlonsche gevangenen:
„Par suite de ma lettre de ce matin, j'ai l'honneur de vous
informer que j'ai vu k différentes reprises M.M. les offïciers
composant la garnison d*Arlon; que j'ai obtenu que huit cents
francs seraient envoyés de suite aux 4 families abandonnées h
Arlon, qu*elles seraient recommandées k Tautorité; je viens de
demander des passeports pour qu'ils puissent avec Ie secours
envoyé regagner leurs foyers. Ce secours, Monsieur Ie Général,
n'a rien qui compromette la delicatesse des officiers ; c'est un
pret fait et remboursablequandlescirconstanceslepermettront;
Ie remboursement se ferait k Tautorité de la ville et au proflt
d'autres victimes.
„Le porteur de ces lignes est chargé, me dit-on, de vous proposer
réchange de mon ami contre les neuf officiers hoUandais ; je
vais leur faire part de cette démarche rassurante pour euz ;
j'en ai donné Tidée et je crois qu'elle entre dans vos vues.
„Je crains, Monsieur Ie Général, de ne pouvoir attendre Ie retour
du courrier, je quitte Liége, probablement demain k 6heures."
BIz. 93 noot 151. Zie Heldendadm blz. 482, en de Caurier de
la Meuse van 80 October 1880, die het volgende berichtte :
„Aujourd'hui, nos soldats ont eu un engagement avec les
troupes de la Citadelle, qui s'étaient répandues pour marauder
sur la montagne vis-&-vis du faubourg Vivegnis et du cöté des
Tawes; ils leur ont tué plusieurs hommes. Les HoUandais ont
mis Ie feu è. deux maisons, dont Tune appartient, dit-on, k
M. Ie conseiUer Dupont-Fabry. On rapporto aussi qu'ils ont tué
une femme, qui se lamentait et jetait des hauts cris au moment
oü ils lui enlevaient sa vache."
Blz. 94 noot 152. Men vindt o. a. de overeenkomst der over-
gave van de Citadel te Luik in haar geheel afgedrukt in de
Caurier de la Meuae van 7 October; den substantieelen inhoud
op blz. 121; 3« serie, dl. III (1858) van De MüUaire Spectator,
Blz. 94 noot 158. J. P. J. Ds VaLERs kreeg biykens de Staats-
courant van 9 December 1880 de Nederlandsche Leeuw. — Ridder
Pbstiauz werd op z^n verzoek bU besluit d;d. 9 October 1880
62
van den opperbevelhebber van Maastricht toegestaan zich, tot
nader bericht van Oorlog, te begeven naar Marchienne au pont
in Henegouwen, waai* zyne familie woonde. By ministerieele
depêche van 12 October d, a. v. werd hem voor drie maanden
verlof gegeven op half traktement, waarna belanghebbende zich
opnieuw voor verlenging tot Oorlog kon wenden. Blijkens eene
algemeene legerorder van 24 November 1884 werd hem door
den Koning non-activiteitstraktement toegekend.
BIz. 9S noot 154. Dibbets' bericht d.d. 6 October 1880 aan
prins Fredebik over de conventie der Citadel van Luik:
„Heden in den namiddag heeft de kapitein-adjudant Suther-
LAND der 11® afdeeling infanterie m^ voorloopig verbaall\jk berigt^
dat de Citadel te Luik, uit hoofde van volstrekt gebrek aan
levensmiddelen, eene overeenkomst heeft aangegaan. De bezet-
ting zal met kr^gseer uittrekken, behoudt de wapenen, twee
veldstukken en de bagages; nog dezen avond logeren de
HoUandsche officieren, onderofficieren en manschappen te Ton-
geren en zullen morgen alhier binnenwaarts rukken; de Belgen,
enkelen uitgezonderd, onder anderen de majoor De Villers, zijn
te Luik gebleven.
„De Citadel zal gedurende tien dagen, volgens de conventie,
door hen, in naam van Zjjne Majesteit, worden bewaakt. De
majoor Olivieb, waarover men zich ten sterkste beklaagt en die
's nachts te voren zelfs getracht heeft muitery onder het garni-
zoen van de Citadel te verwekken, voert thans het bevel aldaar.
„Het gewigt van bedoelde overeenkomst zal medebrengen,
dat de heer generaal-majoor Van Bobcop zich naar 's Hage begeve,
ten einde al het voorgevallene omstandig aan Z^ne Majesteit
te rapporteren. Zyn adjudant zal tot hetzelfde einde gel\jktydig
naar het hoofdkwartier van ü. K. H. vertrekken."
BIz. 9S noot IS5. Proclamatie d.d. 6 October 1830 van den
graaf De Bbrlaymont, naar aanleiding der overgave van de
Luiksche Citadel (Courier de la Meuae van 7 October 1830):
Le Commandant-GéBéral aux habKans de Llégel
Chera Goncüoyena!
Les troupes hollandaises vont évacuer la Citadelle.
EUe sera occupée par nos frères, les militaire belges.
68
La garde urbaine, appréciant lesdevolrsqu'imposentlajustice
et rhumanité, accorde aux militaires, qui se retirent, les egards
que reclame Ie droit des gens.
Il y va de i'honneur de notre belle cause, de rhonneur de
la garde, que les conventions arrêtées avec la Citadelle soient
religieusement respectées. Les nobles seutlmens de la popula-
tion liégoise sont une garantie dans laquelle je place toute ma
confiance.
Fait h rHötel-de-Ville, Ie 6 octobre 1880.
Le commandant-général, Ie comte C. de Berlaymomt.
Lea secrétaires f M. L. PolaiN; A. Dejaeb.
BIz. 95 noot 156. Onderschrift van de Oourier de la Meuse b^
de publicatie van de overeenkomst in zake de Luiksche citadel :
„La nouvelle de la capitulation de notre Citadelle a causé
une joie générale; chacun se félicite de eet evenement; la
joumée d'hier avait été employee en négociations infructueu-
ses. Nos troupes étaient allées camper prés de St. Walburge
pour empêcher toute introduction de vivres dans le fort; car
Ton n'était par sans inquiétude sur une nouvelle tentative de
la part de la gainison de Maestricht oü Ton savait quil était
arrivé un renfort de troupes.
„Gette considération et celle de la position de la ville, exposée
au feu de la Citadelle, ont déterminé M. le commandant-général
de la garde urbaine et son conseil è. prendre le parti le plus
sage et k donner leur assentiment è. la capitulation ci-dessus.
Par \kf les habitans sont délivrés d'un sujet d'inquiétude con-
tinuelle qui alarmait toutes les classes et faisait fuir une ville
qu'on supposait pouvoir être canonnée et bombardée k chaque
instant. Or&ces soient rendues è, M. le commandant et k son
conseil ! "
BIz. 96 noot IS7. Bericht van de Courier de la Meuse in het
nommer van 8 October 1830 over de vreugde te Luik bj) de ont-
ruiming der Citadel op 6 October: ,,A peine le dernier hollandais
avait-il quitte le fort, qu*une foule innombrable de personnes de
la ville et des environS; qui s'étalent rassembleés dans le fau-
bourg, se sont répandues sur les glacis de la Citadelle qui en
64
ont été couverts en un instant. Sien de plus animé que ce mou-
vement: la joie était peinte sur toutes les figures. Aussitöt Ie
canon du fort de la Chartreuse, qui est depuis longtemps pn
notre pouvoir, s'est fait entendre ; (j'a été Ie signal d'une décharge
générale et spontanée des gardes bourgeoises que la curiosité
avait amenées aux environs de la Citadelle. Le son de toutes
les clocheB de la vllie s'est fait entendre immédiatement et
pendant toute la soiree. La ville présentait le spectacle d'un jour
de fête oü tout le monde circule d'un air gai et content."
BIz. 9S noot 158. Uit de nabetrachting van de Courier de la
Meme van 9 October 1880 over de ontruiming der citadel van
Luik: „L'édiflce politique, élevé en 1815 dans nos provinces,
croule de toutes parts; il n'est plus au pouvoir de personnede
le soutenir. C'est un fait qui sera probablement reconnu par
tout le monde; et le gouvernement de Guillaurae 1®^ lui-même
n'oserait en disconvenir." — En uit het volgend nommer: „La
question entre le peuple beige et le gouvernement hollandais
est décidée; le peuple a vaincu."
Met de nummers van 9 en 10 October 1830, sluit de
verzameling van de Courier de la Meuse op de Koninkl^ke
bibliotheek te 's-Gravenhage.
BIz. 194 noot IS9. „Un regiment de dragons beiges", berichtte
een briefschrijver uit Maastricht den 7^^ aan de Gourier de la
Meuse van 9 October, .,a été dirigé sur Ruremonde; un giande
nombre a déserté en route.*' — „Il est arrivé", leest men in het
nummer van den 8^^, „dans les environs de Maestricht un mare-
chal de logis, un brigadier et trois soldats, faisant parti du regi-
ment des dragons N°. 5, en garnison k Venlo. Ces braves ont fait
au moins 25 lieues pour se rendre parmi les défenseurs de la
patrie. Il sont arrivés entièrement montés. Ces militaires ont
fait leur entree è Liége ; leur nombre s'est grossi en route ; ils
étaient quinze".
BIz. 104 noot 160. Brief d.d. 10 October 1830 van kapitein
Ghislain over den staat van Roermond: „Ik heb de eer UHEdG.
te informeren, dat m^jne onderhebbende manschappen op de
doelmatigste wijze in het zelfde gebouw van het escadron z^n
gecaserneerd ; van dit moment af sch^nt de insubordinatie bij
65
myne kompagnie toe te nemen; gisteren nacht zQn er zeven
man, waarvan twee met volle wapenrusting, gedeserteerd ; zoo
ik ter z^de onderrigt was, zoude den gepasseerden nacht, de
helft m^ner onderhebbenden, des noods met geweld z^n weg-
gegaan; echter z^n er maatregelen genomen, en heb m\| den
geheelen nacht in de kazerne op de been gehouden; op het
laatst ging alles in rust en de nacht is vervolgens nog al wel
afgeloopen ; de geringste onlusten, welke b^ de burgers mogten
voorvallen, vrees ik, dat dit noodlottige gevolgen na zich zullen
slepen ; de troepen hebben over luid op sti*aat geroepen : Vive de
Boermondera! Ala je begint, helpen we je; indien men hen tot
pligt en rust wil brengen; wordt men door de dragonders met
pistool en sabel bedreigd, welke laatsten dan ook de oorzaak
van alle deze 4.^sordres z\jn; ware de kompagnie alleen hier
gekomen, kan ik UHEdG. verzekeren, dat de geringste ongere-
geldheid niet zoude voorgevallen hebben. De heer majoor Buno
heeft gisteren avond per ordonnans aan den Generaal geschreven,
ten einde te vernemen, hoedanig in deze omstandigheden te
handelen. — De sergeant Kennis, welke goed zijn pligt betrachtte,
is door de soldaten bedreigd, van mishandeld te worden ; een
groot gedeelte heeft het op hem voorzien, en ter voorkoming
van dit, heb ik, met overleg van den majoor en den plaatskom-
mandant, goed gevonden dezen onderofficier met reisw^zer naar
Maastricht te zenden, ten einde aldaar z^ne dienst te verrigten."
BIz. 104 noot 161. Rapport van Dibbets d.d. 12 October 1880
aan Prins Frederik: „De onderofficieren en manschappen van
het regiment Dragonders N^ 5, hebben stellig geweigerd zich
op marsch te begeven, en nadat de insubordinatie ten top was
gestegen, zQn tachtig derzelve of daaromtrent met wapenen
en paarden gedeserteerd."
BIz. 104 noot 162. Rapport d.d. 14 October van majoor Pelbrin
aan Dibbets: „J'ai Thonneur de vous informer que la brigade
de Ruremonde a été obligée de se replier sur Weert; elle y
fera Ie service pour maintenir la circulation par Ie Canal.
J'ai donné des ordres è, Mr. Ie capitaine Leboutte, afin qu'il ait
soin de lui faire procurer Ie logement nécessaire. — Le maréchal
des logis, chef Nettelet de la compagnie du Liipbourg est déserté
6
66
hier, laissant son cheval k la brigade. Le marechal des logis
Jacobs de la même compagnie est également déserté le même
jour avec son cheval d'un poste avance oü il avait été place. — J'ai
tout lleu de croire que le marechal des logis HuÉ de la com-
pagnie de Liège est déserté avec le marechal des logis, chef
prénommé; une personne, digne de foi, les ayantvuèiEysden".
BIz. 105 noot 183. Zie o. a. over de ontginning van de kolen-
mijnen te Kerkrade de lezing van den mijningenieur N. M. H.
DoppLER d.d. 7 Juli 1900 in het T^dschrift der Nederlandache
Maatschappij ter bevordering van Nvjverfieid,
BIz. 105 noot 184. Correspondentie over den staat van Heerlen
en omstreken :
Rapport d.d. 10 October 1830 van den administrateur der
kolenm^nen te Kerkrade over den inval der opstandelingen,
aan het Amortisatie-syndicaat te Amsterdam:
^Je trouve un moment de loisir, pour vous informer d'un
attentat épouvantable dirigé contre les houillères domaniales.
Hier vers 7 heures du matin, Mr. Behr, receveur de Tenregis-
trement ^ Dixmuiden (Flandres) est venu s'emparer de Téta-
blissement au nom du Gouvernement Provisoire. Il s'est présenté
ici avec une bande de gens armésde Heerlen, et accompagné
du Bourgemestre de cette commune, d'un assesseur ainsi que
du secrétaire de celle de Kerkrade; ainsi que de la brigade de
marechaussee de Heerlen, qui lui prêtalt main forte.
„Nous ayant exhibé la commission, dont il était rapporteur,
signée par les membres du Gouvernement Provisoire k Bruxel-
les, appuyée, comme je viens de le dire, de la force armee et
de' l'autorité locale, nous avons dü ceder k la force et nous
sommes tous restés k notre porste en vertu des ordres qui
m'aient été donnés par la lettre de Mr. 1' Inspecteur en chef en
date du 6 de ce mois. Mr. Rigtenstaal, qui s'était réfugié en
PrussO; est revenu k l'établissement sur la promesse de Mr. Bshb,
de ne pas attenter k sa liberté.
„Mr. Behr nous a tout maintenu dans nos postes respec-
tives et s'est ensuite occupé de Tinventaire du matériel;
mais son séjour, qu'il avait d'abord annoncé devoir durer 3
jours, ne s'est prolongé que jusqu'è. 5 heures du soir. Il s'est
67
échappé après avoir mis tout en mouvement et en désordre
ici et è, Heerlen. Notre position était teiTible, mais Ie général
Daine ayant été informé de ce qui se passait, a envoyé un
detachement de cuirassiers et de troupes de ligne. Ces l)raves
nous ont délivrés. lis ont passé au bivouac et au moment oü je
vous écris, 11 heures du matin, ils sont toujours lei. Le Comman-
dant de ce corps attend pourtant Tordre de retourner d'un moment
è. Tautre; je Ie supplie de rester, car s'U part avec sa troupe nous
sommes perdus. Heerlen nous menace; notre position est horri-
ble; n'importe, je tiendrai bon jusqu'^ la dernière extrémité."
Brief d.d. 11 October 1880 van generaal Dibbets aan prins
Fbederik over den inval der opstandelingen te Eerkrade:
„Ik heb de eer hiernevens aan U. E. H. over te leggen, een
rappoit van den heer generaal-majoor Daine, provincialen kom-
mandant van Limburg, betrekkelijk het zenden van een deta-
chement kurassiers naar Heerlen en Eerkrade tot het arres-
teren van zekeren Mebckelbach en den heer Behr, om redenen
daarin omschreven.
,,De familie Bbhb doet zich in de tegenwoordige omstandig-
heden b^zonder kennen; de oudste zoon is onlangs als g^ze-
laar der muitelingen, alhier in hechtenis geweest; de tweede,
voorheen of&cier b^ de 1® afd. inf., kommandeert thans te Luik,
de zoogenaamde Légion du Nord; terwyi van den derden zoon,
in het onderhavig rapport wordt gewag gemaakt.
„Tevens heb ik de eer, by deze te voegen, het rappoi-t wegens
de desertie van twee of&cieren der Marechaussee, behoorende
tot de kompagnie van Limburg."
Happort d.d. 18 October 1880 van majoor Pelerim aan generaal
Dibbets over Heerlen:
„ J'ai Thonneur de vous informer que Ie brigadier Wellens de
la brigade de Heerlen, craignant sans doute d'essuyer des
reproches et une punition, qu'il avait méritées, en obtempérant
& un réquisitoire illégal du Bourgemestre de cette commune,
a pris ie parti de déserter avec Ie marechaussee Quaed vlieg. Cette
brigade, & cause de sa situation, nécessitant qu'elle soit com-
mandée par un sous-officier intelligent, j'ai donné des ordres pour
qu'il soit pourvu de suite au remplacement du prédit Wellens
et afin que la brigade soit tenue au complet. — Les cavaliers de
68
rarme Golltn, Rbmière et Ebnould, qui avaient été places en
reconnaissance hors la ville, sont désertésavecleurschevaux.—
Les marechaussees k pied Fraipont et Chonüt, qui étaient k
Maestricht, sont également désertés.
Bladz. 196 noot I6S. Brief d.d. 16 October 1880 van den deta-
chementscommandant te Sittard aan den commandant, kapitein
Krans, over de onlusten aldaar:
„By deze informeer ik UEdG., dat gedurende den nacht van den
l^^ op den Ib^ dezer, verregaande ongeregeldheden te Sittard
hebben plaats gehad, tei-w^jl eene massa van ongeveer 70 man al
schreeuwende (bvj zich hebbende eene nationale vlag) van Vive
de Potter^ Vive Napoleorif den ganschen nacht door de stad
kruisende, waarby nog eenige vechtpaitijen by die gelegenheid
z\jn ontstaan; de belhamels of de aanstokers van dit komplot
van deze oproermakers zünBiESMANs,FRANCKEN, beiden herberg
hier houdende, Houben, barbier, en Salden, leeglooper, allen
woonachtig te Sittard; dat nog op dien zelfden nacht in ettelijke
burgerhuizen, alsook by m\j, waar ik logeer, eenige glasruiten
met groote straatsteenen z^jn ingeworpen, terwijl in dezen afge-
loopen nacht hetzelfde heeft plaats gehad, doch zonder iemand
molest aan te doen ; derhalve verzoek ik UEdG., dat hei zeer
goed zoude zyn, van ten minste 100 man militairen naar hier
te dirigeren, om alle onheilen voor te komen, en van dit voor-
gevallene ten spoedigste daarvan rapport te maken, dewyi de
aanhang der oproermakers van dag tot dag toeneemt, zelfs ziet
men hen op klaarlichten dag van dat gemeene ras met twee-
kleurige kokarden al schreeuwende door de stad gaan; dat
indien de burgemeester van genoemde stad niet zoo onachtzaam
was en meer voorzorg gebruikte (daar ik hem gewaarschuwd
heb) zoo zoude deze baldadigheden niet hebben plaats gehad."
BIz. 106 noot 166. Brief d.d. 18 October 1880 van majoor
Pelerin aan Dibbets over Heerlen :
„J'ai rhonheur de vous rendre compte que dans la nuit du
17 au 18 de ce mois, un attroupement de plusieurs personnes
ont parcouru la commune de Heerlen, en criant Vive de Potter ;
on a brisé la caisse, qui était k la porte du commissaire de
police, oü on a af&ché les annonces, et Ton a porté et peodu è.
69
la Bonnette Teffigie de Mr. Ie ministre du culte protestant. Je
pense, mon Général, qu'il conviendrait que Ton envoy&t dans
ceite commune un detachement de quelques hommes de la
gamison pour y maintenir la tranquillité.'
A »»
Bb. 107 BOOt 167. Correspondentie tusschen den gouverneur
van Maastricht en den opperbevelhebber op 9 October 1880
over de beveiliging van Limburg voor den opstand:
Brief van DiBB£Ts:;,Heden marcheert van hier naar Maaseyk een
detachement der 14^ afdeeling infanterie onder bevel van den
kapitein Druez^ bestaande uit twee officieren en 144 onderofficieren
en manschappen, ter aflossing van het aldaar gestationeerd z^nde
detachement van het regiment Ligte Dragonders N°. 5. Eerst
genoemd detachement is hoofdzakelük bestemd, om alle zoo-
danige posten te bezetten en assistentie te verstrekken, als tot de
behoormke bewaking en veiligheid van de Zuid-Willemsvaart
door de ambtenaren, die zulks concerneert, zal worden noodig
geacht. De kapitein Druez zal zich, ten voorschreven einde,
onmiddel^k by z^ne aankomst in relatie stellen met den heer
Hoofdopziener van het Kanaal te Weert,**
Antwoord van den gouverneur:
„UHoogEd.Qestr. missive van 8 en 9 dezer maand N^s. 66 en
75 betreffende het gebruik van troepen buiten de vesting tot
bewaring van het platteland beantwoordende, refereer ik mt|
in de eerste plaats tot mtjn schrijven van 3 bevorens N^ 1059^
houdende namel\jk dat de linie van Beeringen, Hasselt, Bilsen en
Maastricht had moeten bewaard bUjven, ten minste door ver-
sterkte Marechaussee, hetgeen toereikend zou z\|n geweest om
geheel het Noordeiyk gedeelte der Provincie te dekken en den
oproer te stuiten, die nu in al de gemeenten is uitgebroken
en zich ongetwijfeld nog verder zal uitstrekken.
„Thans zoude er, luiden de bekomen narigten, in die streken,
tot het doen ophouden der beweging, eene sterkere magt ver-
eischt worden, dan welligt alhier beschikbaar zal zyn.
„Dan na het verlies der voors. door m\j voorgestelde land-
streek, komt het mij belangrijk voor eene andere te bezetten,
welke van Herenthals en Moll de verbinding met Antwerpen
daarsteile, en de gemeenten Lommei, Hechtel* Peer, Bree
70
en Weert, zoude betreffen, die öf door vaste öf ten minste
door aanzieniyke patrouilles zoude kunnen bezet worden, ten
einde, gezamenlijk met het garnizoen van Roermond, de scheep-
vaart op de Zuid -Willemsvaart, den weg naar Venlo op het
linker-Maasoever, dien naar 's-Hertogenbosch over Achel en
geheel het tusschenland te beschermen.
„Ik onderwerp dit denkbeeld; in het belang des lands, aan
ÜHEdG. onderzoek en doorzigt, zullende het mji aangenaam
ztjn van ÜHEdG. beslissing mededeeling te ontvangen."
Wederantwoord van Dibbbts:
„In antwoord op ÜHEdG. missive van gisteren, N^ 1059,
heb ik de eer te informeren, dat wat betreft, de eerste paragraaf
derzelve, het my alstoen, door gebrek aan genoegzame troepen,
onmogeiyk is geweest, de gemeenten Beringen f Hasselt en Büsen
te doen bezetten; terwijl wat aangaat de tweede paragraaf
dezer missive; voor het tegenwoordige zeer moe\jeiyk valt eenige
troepen met vertrouwen en zekerheid derwaarts te zenden,
daar men dezelve door alle mogelijke middelen zoekt te ver-
leiden ; het zoude dus alleenlijk in hoogst gewigtige omstandig-
heden z^n, dat ik tot het verzenden van eenige troepen zoude
kunnen overgaan."
BIz. 107 noot 168. Besluit d.d. 13 October 1830 van den gouver-
neur van Limburg in zake het overbrengen der r^kskas van
Roermond naar Venlo:
„De Staatsraad, Gouverneur der provincie Limburg:
Op het ingekomen berigt van de heeren Districts-commlssaris
en Prokureur des Eonings te Roermond d.d. 9 dezer, waaruit
bltjkt, dat de militaire magt van hier naar gemelde stad ge-
zonden, plotseling dezelve verlaten en alzoo wederom aan on-
lusten blootgesteld heeft;
Willende zoo veel doenl^k 'sR^ks regten en inkomsten be-
veiligen en derzelver ontvangst bevorderen;
Gelet op de tegenwoordige diingende tydsomstandigheden, op
het koninkiyk besluit van 15 December 1820 N®. 80, en andere
bepalingen, aangaande de pligten van de Gouverneurs der pro-
vinciën; mede op de dezerz^jdsche resolutie van 11 dezer
N<>. 1059, by welke b^zondere maatregelen worden daargesteld
71
ten opzigte der o verstorting van 'sB^jks belastingen in de
kantoren Maaseyk en Sittard;
Gehoord den heer Provincialen Inspecteur der registratie, de
Provinciale- en Hoofd-inspecteurs der belastingen, der ambtenaren
belast met het Hoofdopzigt van de Zuid-Willemsvaart, enz.;
Heeft goed gevonden en verstaan te bepalen:
Art. 1. De agent van 'sR^ks kassier te Roermond zal zich
onmiddeiyk met z\jne kas en bureaux naar Venlo begeven, om
aldaar zyne ontvangsten te verrigten.
Art. 2. Voor zoover de voorafgaande bepaling niet tot uitvoer
gebragt wordt, zal de ontvanger der in- en uitgaande regten
en accynsen te Venlo, de aan den agent van 'sR\jks kassier
te Roermond opgedragen ontvangsten, voorloopig en op last
van behooriyke rekening verrigten.
Art. 3. Alle ontvangers van directe belastingen, in- en uit-
gaande regten en acc^jnsen, registratie, alsmede der tollen op
de Maas en op de Zuid-Willemsvaart, en de kantoren Roermond,
Venloo, Bree, Achel, Weert en Horst, zullen ingevolge de onlangs
gegevene of herinnerde instructiön, en wel ten minste tweemaal
per maand, hunne inkomsten by gemelden R\)ks kassier, of des-
zelfs vervanger, art. 2, te Venlo en niet elders hebben te storten.
Art. 4. De Hoofd-inspecteur der directe belastingen, in- en
uitgaande regten en accynsen in de provincie, zal onmiddelijk
den zetel zyner werkzaamheden te Venlo vestigen, wordende
hy by deze gemagtigd, om ten aanzien van de dienst met
overleg van den arrondissements-inspecteur en van den districts-
commissaris, al zulke wettelijke maatregelen in het belang van
de algemeene dienst te beramen en ter executie te leggen, als
de tydsomstandigheden en 's Rjjks welz^n zullen doen nood-
zakeiyk voorkomen, mits hem Gouverneur er telkens onmid-
deltJk over te berigten.
Art. 5. Voor zooveel de Districts-commissaris verhinderd mogt
wezen, zyne functièn, met betrekking tot de in hettegenwoor
dig bedoelde dienstzaken uit te oefenen, zal daarin worden
voorzien door den burgemeester van Venlo, tot dat einde by
deze gemagtigd.
Art. 6. Het biyft aan hem Gouverneur expresseiyk voor-
behouden, later naar behooren te beschikken over de fondsen.
72
welke krachtens het tegenwoordig besluit gestort zullen worden,
en zulks voor de behoeften van *s Konings dienst in de provin-
cie, inzonderheid in de vesting Maastricht.
En zal enz.
BIz. 110 noot 169. Schreven d.d. 14 October 1830 van den opper-
bevelhebber aan den burgemeester:
„Sedert twee dagen wordt alhier het gerucht verspreid, dat
er by het garnizoen een opzet zoude bestaan om by zekere
gelegenheid, eene plundering aan te ilgten, en het schijnt, dat
dit gerucht verscheidene inwoners heeft doen besluiten om deze
stad te verlaten. — Ik behoef U niet te zeggen, Manheer de
Burgemeester, dat dit gerucht een nieuw uitvloeisel is van
kwaadwillige personen, welke niets meer verlangen, als de tot
hiertoe bestaande orde en rust te zien verstoren. — AUeen
wilde ik UEdAgtb. Heer maar aanbevelen, om aan de stedelgke
politie de sterkste orders te geven, ten einde de verbreiders van
het bedoeld gerucht op te zoeken, en voor m\j te brengen, om
ten hunnen aanzien gestatueerd te kunnen worden, zoo en als
het behoort."
BIz. 124 noot 170. De Staatacourant van 1 November 1831 en
volgende nommers houdt extracten in van sommige redevoe-
ringen, die in de geheime vergadering te Brussel over de XXIV
Artikelen werden gehouden, doch niet de redevoering van Jamiké.
Het schi^jven d.d. 28 Mei 1838 van Dibbets aan Oorlog luidt
als volgt:
„Op den 28^^ October 1831 werd in de kamer der volksver-
tegenwoordiging te Brussel, door den bekenden advokaat I. L,
Jaminé, eene breedvoerige aanspraak gehouden, overgenomen
in de Moniteur van den 30 daaiaanvolgende, hierbij overgelegd.
In het büzonder over Maastricht sprekende, heeft JAMmé in z^ne
aanspraak een gedeelte verduisterd en slechts met punten aan-
gehaald, hetgeen aanleiding gegeven heeft tot onderscheidene
gissingen; velen waren van meening, dat h\j het zoogenaamd
Comité Secret beschuldigd had, de gelden op den 7 October 1830
door WuESTENRAAD aangevraagd tot het verwekken van opstand,
niet verleend te hebben, en dat het dienvolgens aan hen te
wyten bleef, dat Maastiicht niet met Belgid vereenigd was.
78
„Men heeft dezerz^ds voortdurend, doch vruchteloos getracht
op de eene of andere w^ze van dit gedeelte der aanspraak
kennis te bekomen ; dan eerst als nu, by gelegenheid der onlangs
plaats gehad hebbende arrestatie van jAMmÈ, is het den kapitein
ELENNEQUicr gelukt, zulks van hem zelven te verkregen. Dit stuk,
hetwelk ik de eer heb kopyeiyk hierby aan ü. E. te doen toe-
komen, verspreidt nog al eenig licht over den toenmaligen stand
van zaken, en zal, om die reden, welligt eenige aandacht
waardig zün."
BIz. 132 noot 171. Met het oog op Van Boegop's verwachte
komst, zond Dibbets den 14° October 1830 de voFgende lastge-
ving aan majoor Pelebin: „De kommandant der Marechaussee
van Maaseyk wordt gelast zich op morgen den 15° dezer met
vyf of zes marechaussees, vroegtydig te Bree te bevinden, ten
einde den heer Generaal-Majoor Van Boegop, die aldaar moet
arriveren, naar herwaarts te geleiden."
BIz. 133 noot 172. Blz. 68 dl. I van Nothomb*s „EssaC* over de
Belgische revolutie (1876).
Blz. 133 noot 173. Over Daine's gedachte van voor den rechter
te worden getrokken, zie Heldendaden blz. 525; over z^ne
ergernis wegens de overplaatsing, rapporteerde Dibbets d.d.
17 October 1830 het volgende aan Oorlog:
„De heer generaal Va» Boecop heeft my gisteren avond ter
hand gesteld Uwer Excellenties depêche van den 11^^ dezer
N^ 25, waarop aan de heeren generaals-majoor Daine en ëvebts
eene bestemming wordt aangewezen. Voornoemde generaals
hebben de vereischte aanschry ving des wegen van niy bekomen.
— De heer generaal-majoor Daine was uiterst verwonderd, en
niet minder gevoelig over de wjjze, waarop thans over hem
wordt beschikt, te meer, daar hy zich overtuigd houdt, in deze
vesting, onder myne bevelen, meerdere diensten aan den Koning
te kunnen bewyzen, dan wel in de Noordeiyke provinciën. Zyn
HoogEdelGestrenge schynt voornemens te zyn de reis over Ant-
werpen te nemen en zich aldaar by Z.K.H. den prins van Oranje
te presenteren, met oogmerk, zoo mogeiyk, eene verandering
van destinatie te verkrygen.'*
74
BIz. 184 noot 174. Van deze geheime samenkomst bericht
DiBBETS aan Oorlog in een rapport van 17 Juli 1881.
BIz. 184 noot I7S. Biykens het rapport van 17 Juli 1881.
BIz. 135 noot 176. Dagorder d.d. 20 October 1880, waarby
generaal Van Boegop te Maastricht optrad als provinciale com-
mandant, in plants van Daine:
Hoofdkwartier Maastricht, den ^^ October 1880.
Dagorder.
Krachtens *s Konings dispositie van den IV^ dezer maand
N^ 101 en naar aanleiding eener daartoe betrekkeiyke aanschr^-
ving van het departement van Oorlog van dien zelfden datum
N». 26, wordt by deze het kommando der Provincie provisioneel
opgedragen aan den Heere Generaal-Majoor Baron Vak Boecop,
kommanderende de 1® Brigade der A» Divisie infanterie en zulks
ter vervanging van den Heere Qeneraal-Majoor Daime, die eene
andere bestemming bekomen heeft.
De Oeneraal-Majoor, Opperbevelhebber der vesting
Maaatrichi, kommanderende in het 5' Groot
Militair kommando,
Dtbbbts.
BIz. 135 noot 177. ^Soortgeiykedemonstratiên", schieefDiBBBTs
aan Oorlog over de beweging des v\jands, medegedeeld in zyne
rapporten van ^1, 22 en 23 October 1880, „zouden als het ware
geene attentie verdienen, indien^ zjj op de inwendige rust geen
invloed hadden.'*
Bladz. 136 noot 178. In den nacht van den 21^ op den 22°
October, omstreeks 4 ure, was kolonel Brade met twee com-
pagnieën en één eskadron kurassiers uitgetrokken op den Ton-
gerschen weg, tot halfweg Tongeren, nab^ Heerderen; een half
bataljon infanterie vatte bovendien post te Vroonhoven, om zoo
noodig Brade te steunen. Men wachtte bt) Heerderen in eene hin-
derlaag, maar om 11 uur in den ochtend van den 22^ rukte men
weer binnen, zonder eenige ontmoeting te hebben gehad. By
deze gelegenheid vernam Brade, dat te Tongeren *n troep was
van 'n 1000 man, aan het hoofd hebbende den graaf de Bsr-
76
LAYMONT, DE Bbougkèbe 611 doQ gowezen 2® luitenant der 1^ afd.
infanterie Behb. — In den nacht van den 22° op den 23° bi-
vakkeerden 'n 600 hunner b^j den z.g. Lindeboomy halfweg
Tongeren— Meiastricht, nu een herberg van dien naam. Toen
DiBBETs echter den 23° weer een troep hun te gemoet zond,
waren ze verdwenen.
BIz. 136 noot 179. Rapport van majoor Pelebin aan generaal
DiBBBTs: „J'ai Thonneur de vous rendre compte, que Ie maré-
chal des logis Sghbiekx et Ie brigadier Bosman, qui étaient en
station è. Galoppe (^), sont rentrés k Maestricht aver quatre Mare-
chaussees ; les cavaliers Bbsman, Vassen, Oostaegen et Glaesen,
places sous les ordres de ces deux sous-of&ciers, ont refusé k
les sujvre. D'après ce que rapporto Ie maréchal des logis pré-
nommé, i] paralt que cinquante révoltes avaient projeté de
venir les arrêter, et que c'est lèi Ie motif qui les avait en-
gages de se replier sur Maestricht. On présume que les quatre
Marechaussees, qui sont restés en amère, ne rejoindront pas.
Le même maréchal des logis Schbiekx fait rapport que les
bourgeois n'ont pas voulu accepter le logement, même avec
billets du bourgemestre.
BIz. 136 noot 180. Biief van Pelebin d.d. 25 October 1830 aan
DiBBETs: „Ik heb de eer ÜHEd.G. te informeren, dat de ge-
meente Reckheim in volle insunectie is; dat reeds een gedeelte
der bedelaars uit het gesticht aldaar, ten getale van dne-en-
twintig, tot voorkoming van opstand in gemeld gesticht, van daar
getransporteerd worden en heden in Maastncht aankomen, om
verder te worden övergebragt of in vr^heid te worden gesteld. Het
is te vreezen, dat de aldaar gestationeerde bngade eerstdaags zal
worden opgeligt. Ofschoon ik nog geen officieel rapport ontvangen
heb van het gevangen nemen van de brigade Marechaussee
van Bree, schQnt het echter zeker te wezen, dat deze brigade
aangevallen is geworden. Te ValkenJ)urg, volgens ingewonnen
rapporten aan my gekomen, is ook insurrectie, zooals in alle om-
liggende gemeenten. Daar het hoogst te vreezen is, dat de nog
buiten liggende brigades over en na zullen worden opgeligt,
(a) Oade naam van Qu^om in het Franach of Waalach.
76
Deern ik de viijheid ÜHgEdQestr. orders te vragen, ten
einde UHgËdGestr. het goed moge vinden, om nog buiten
liggende brigades binnen de vesting te doen rukken."
BIz. 137 noot 181. Men leest namelijk in het rapport van den
procureur des Koni'ngs Vebloben : „Het SGh\jnt, dat onder de
kwaadwilligen, welke het kanaal doorgestoken hebben, er ge-
weest zvjn van de Heerlerheide en van Sittard; dit zou eenig
vermoeden kunnen geven tegen Van Slupe van hieiin niet
vreemd te z^n.'* Over dien Van Slupe, zie nog blz. 53 van den
tekst.
Blz. 137 noot 182. De heer Conrad, geb. in 1795, overleed in
1858 als hoofdingenieur. Zie over het ingenieursgeslacht Gonrad,
een artikel van R A. van Sandigk op blz. 171 van Eigen Haard,
HÜ. 14 Maart 1903 vv. Op blz. 196 der afl. van 28 Maart de levens-
beschrtjving van Jan Willem; deze was de vader van den in
1902 overleden Johan Fbedebik, vele jaren lid der 2^ Kamer.
Blz. 139 noot 183. Bapport d.d. 30 October 1830 van generaal
DiBBETS 6ian Oorlog over den oproerlgen staat der provincie :
„In deze streken is de volksgeest b^ zonder opgewonden. Eind-
hoven en Helmond zyn reeds oproerig, en zoodra Weert door de
troepen ontruimd wordt, zal het zelfde plaats hebben; dagel^ks
komen aldaar muitellngen uit Maaseyck en SUtard; om in het
bezit van Weerl te bleven zoude ten minste 300 goede soldaten
worden vereischt.— Het detachement onder bevel van den kapitein
DuYCKBB, heeft veel desertie gehad, voornamelyk manschappen
der l^^afdeeling infanterie. Het detachement dragonders is by na
geheel ontbonden, en op de o verbiy venden is geen staat tema-
ken. De militairen verw^deren zich komplotsgewüze, en ontzien
niet te vuren op hen, die hen trachten te achterhalen. — Ik
zal last geven tot het binnenrukken der troepen, gestationeerd
langs het Kanaal, in afwachting hetzelve weder bevaarbaar zal
z^n, of wel de militaire magt te Neeroeteren of in de nabijheid
door de beambten van den Waterstaat, tot bijstand of dekking van
den arbeid wordt gerekwireerd. Eene vermeerdering van garni-
zoen alhier is hoog noodig ; de 14® afdeeling infanterie is nage'
noeg tot niet gebragt, en hebben de militairen thans maar
77
2 d. 8 nachten ruBt, hetwelk op den duur te vermoedend is,
en het getal zieken in dit saizoen doet vermeerderen."
BIz. 140 noot 184. Rapport d.d. 80 October 1880 van generaal
DiBBETs aan Oorlog: „Ik heb nog niet kunnen ontdekken, wie
de oproerige proclamatie hier gisteren in de Nieuwstraat aan-
geplakt heeft; men heeft eenlg vermoeden, dat die gedrukt zou
z\jn te St. Truyen; het zou belangrijk z\jn een gedrukt exem-
pl6iai* te hebben; men zou mogel^k door het karakter der letters
zich hiervan kunnen overtuigen. — Het meest sch^nt zich hier
met de electiên voor het Congres te bemoeflen de advocaat Des;
TouvËLLBS; zoo mon verzekert, zoekt hy het die wending te
doen nemen, dat Z, E. H. de piins van Oranje gekozen wordt.
Men zegt, dat gisteren avond in het kolfghuis b\j Kotheij eene
voorloopige bijeenkomst voor hetgeen die electiên betreft, ge-
weest is; hiervan zal ik van avond of morgen ochtend naauw-
keuriger inlichtingen hebben."
BIz. 140 noot 185. Dibbets' rapport aan Oorlog d.d. 24 October
1880: „Als een voorzigtigheids maatregel, zoo tot het staken
der desertie, als om andere beweegredenen van hooger belang, is
het mij noodzakelijk voorgekomen, om by de drie veldbataillons
der 14^ afdeeling Infanterie, de miliciens der ligting van 1826,
tot groot verlof geregtigd. naar hunne haardsteden te zenden,
hetgeen dezen morgen vroegtydig heeft plaats gehad. Men was
eenigzins beducht, dat deze maatregel van de zjjde der Belgische
officieren, openiyk misnoegen zoude te weeg brengen, doch is
zulks met die omzigtigheid beraamd en ten uitvoer gebragt,
dat de tevredenheid, zoo by de vertrekkenden als biy venden,
bewaard is geworden."
BIz. 141 noot 186. Rapport van Dibbbts d.d. 27 October 1880
aan Oorlog : „De manschappen, behoorende tot het 8^ bat. veld-
artillerie, de beide kompagniën van het 1® bat. nat. militie,
zoomede de komp. art.-transporttrein, zQn b^na alle Maastrich-
tenaren of uit de ommestreken herkomstig dan wel Walen; het
zoude derhalve evenzeer noodig zQn, dat Hollandsche artil-
lerie zich alhier bevond, alvorens met de scheiding een begin
te maken."
78
BIz. 141 noot 187. n^l^ heb beide deze kommanderende officieren*',
schreef Vebmaësek d.d. 24 October 1880 aan Dibbets over De
Leeuw van Coolvttk en Von Kbetschmar, „de noodige voor-
schriften gegeven, ten einde alle voorzorgen te nemen, welke
op hunne marsch noodzakel^k z^n, en hen tevens voorgeschre-
ven, den 28n dezer vereenigd tp marcheren op Neeroeteren en
hunnen weg nadien, naar den voortgang der schepen te regelen.
B\j het detachement infanterie heb ik doen voegen 5 officieren,
4 onderofficieren en 8 korporaals uit dit garnizoen, ten einde
hetzelve behoorlijk te doen encadreren; ik verzoek ÜHEdG.
echter, aangezien dezelven, zooals UHËdG. wel zal z\jn bewust,
alhier aller noodzakelijkst z^n, den dag na hunne komst te
Maastricht, onder geleide van den ritmeester Von Rbbtsghmab,
die wederom met z^ne manschappen naar z\|ne vorige stand-
plaats moet retourneren, naar herwaarts terug te zenden.'*
BIz. 142 noot 188. Rapport d.d. 1 November 1880 van Dibbets
6ian Oorlog over muiter\| onder z^ne officieren:
„Uitgezonderd de majoor De Villers der 11^ afdeeling infanterie
en de majoor Nupels der afdeeling kurassiers N^ 1, hebben de
officieren, behoorende tot de Zuid-Nederlandsche provinciën,
welker aantal vrjj aanmerkelijk is, gisteren algemeen het
verlangen te kennen gegeven, hunne eervolle demissie uit
'sKonings dienst al dadel^k te erlangen.
„Gesteld ook, dat in deze buitengewone tijdsomstandigheden,
aan die officieren had kunnen vergund worden, in afwachting
Zyner Majesteits beschikking, naar hunnent terug te keeren,
ware een dergeiyke maatregel hoogst ongeraden geweest. De
over bekende heerschende geest van misnoegen by het regiment
Ligte Dragonders N'. 5 en 14^ afdeeling Infanterie zoude hier-
door ten top zijn gestegen, en buiten twijfel zich hebben mede-
gedeeld aan het 3^ bataillon Veldartillerie, bjjna uitsluitend uit
Limburgers en Brabanders zamengesteld, te meer, daar ik met
zekerheid onderrigt ben, dat gedurig pogingen in het werk
worden gesteld, deze militairen tot insubordinatie en defectie
over te halen.
„Om dit een en ander voor te komen, heb ik reeds bedoelde
officieren onder het oog gebragt, dat voorzeker de voorgenomen
79
scheidingr der Noord- en Zuid-Nederlandsche troepen weldra tot
stand zoude komen en z\j alsdan volkomen vr\jheid zouden
hebben, al dan niet in bunne tegenwoordige betrekking te
bl\jven; en alzoo uit eigen belang en tot zelfvoldoening dit
tydstip gerustelyk behoorden af te wachten. Deze redenen
hebben bvj hen ingang gevonden, en is het m^ gelukt, de
gemoederen, zoo al niet tebevredigen, immers tot meer bezadigd-
heid terug te brengen.
„Hoe lang dit zal volharden, is zeer onzeker, daar binnen en
buiten niets verzuimd wordt, om de woelzieke gezindheid, by
de Belgische inboorlingen door alle middelen aan te wakkeren.
Uwe Excellentie zal derhalve met mjj inzien, dat alle uitstel
in het opzenden yan Hollandsche troepen herwaards, hoogst
bedenkeiyk, ja zelfs voor de veiligheid der vesting gevaarlijk
wordt. De belangrijke pligten, welke aan mfl zyn opgelegd, en
boven al het welzfln van 's Konings dienst, gebieden mU Uwe
Excellentie aller dringendst te verzoeken, zoodra immer doeniyk,
last te geven, dat 1500 infanteristen, 4 h BOO artilleristen en
800 onbereden manschappen der kavallerie op Maastricht worden
gedirigeerd, hetwelk voor het behoud der vesting van een
wezentiyk belang moet worden geacht te zijn.'*(«).
BIz. 142 noot 189, Het detachement De Leeuw van Coolwijk
bestond uit:
8^ afd. Inf.: 2 luitenants, 2 korporaals, 1 tamboer, 152 soldaten.
13® afd. Inf : 8 luitenants, 6 sergeanten, 7 korporaals, 1 tam-
boer, 285 soldaten.
BIz. 143 noot 190. In verband met de opdracht aan luitenant-
generaal Trip, rapporteerde generaal Dibbsts 6ian Oorlog den
3^^ November: ^De voorzigtigheid gebood evenwel om by het
regiment Ligte Dragonders N'^. 5 dit tijdstip niet af te wachten,
daar de insubordinatie reeds dermate toenam, dat onderofficieren
en manschappen openlijk weigerden dienst te doen. Ik heb
dus, met ter z\jde stelling van alle bekomende redenen, my
vérpligt gezien, om na rflp overleg met den heer generaal-
(a) Het groot aantal dragonders, dat deels gedeserteerd was, deels als ZuideUken
ontslag zou kragen, veroorzaakte, dat er paarden over waren; vandaar het verzoek
om onbereden dragonders.
80
majoor Vak Bobcop, de ontbinding van voorschreven regiment
op heden vroeg in den morgen te doen plaats hebben, en wel
op den voet en de wjjze, als in Uwer Excellentie reeds aan-
gehaalde Instructie is omschreven."
BIz. 143 noot 191. Dibbets* rappoi-t van 5 November 1830 aan
Oorlog over het ontslag der Belgische ofiftcieren : „Ik had eenige
reden te verwachten, dat deze maatregel, hoe noodzakelijk
ook, evenwel min of meer onrust zoude verwekken, hetwelk zich
dan ook bevestigd heeft. Heden morgen vroegtydig ontving ik
rapport, dat vele Zuid-Nederlanders der 14® afdeeling infanterie,
en bvjna eene geheele kompagnie van Uet flankbataillon, ge-
kommandeerd geweest z^nde door den kapitein De la Mabck,
luidruchtig eischten hunne officieren te volgen. Dadelyk heb ik
over de afdeeling een ongewapend appèl doen houden, en de man-
schappen onder het oog gebragt,dat de scheiding op de zelfde w^ze,
als bU de dragonders, binnen kort tot stand zal komen, doch dat
alles zljn tyd moest hebben en zy deze met geduld moesten
afwachten. Ter bedwinging, in zooverre noodig, heb ik de
gevaarlijke gevolgen van insubordinatie, in oorlogstyd, voorge-
houden, met bijvoeging, dat de schuldigen, zonder oogluiking,
aan den temporairen krijgsraad zullen worden overgegeven, en
zich blootstellen om zelfs, naar bevind van zaken, binnen de
vier-entwintig uren de doodstraf te ondergaan. De indruk, hier-
door te weeg gebragt, waarborgt my, naar het schijnt, voor het
tegenwoordige, het behoud van rust by dit korps."
BIz. 144 noot 192. Dankbetuiging aan generaal Dibbbts van
ontslagen Belgische officieren:
Hasselt, 2 décembre 1880.
Qénéral^
J'ai roQu la lettre que vous m'avez fait Thonneur de m'écrire
Ie 29 du mois dernier, en m'adressant ma démission, ainsi que
celles de douze ofQciers Belges, appartenant, ci-devant, ^ la 14^
division. Je vous remercie de la solücitude que vous avez
apportée h solliciter de votre Gouvernement ces marques hono-
rables de nos anciens services. Ci-joint Tétat nominatif des
officiers que les démissions intéressoient, je Tai revêtu de ma
81
signature au gré de vos désirs. Je ferai remettre k chacun de
ces Messieurs la pièce qui Ie conceme.
Veuillez bien agréer, Général, 1 'hommage de mon respect.
L'Inspecteur atix revties,
Intendant de Varmée Beige de la Meuse,
Du Padre Vebcoües.
BIz. 145 noot 198. De geschiedenis van Venlo, in den tekst
aangehaald, is van L. J. E. Keulleb (1848). — Zie ook over
ScHEPSBN, Heldendaden blz. 497.
BIz. 145 noot 194. Rapport d.d. 28 October 1880 van den generaal
ScHEPEBN 6ian DiBBETS ovor den staat, waarin hjj Venlo bevond:
„Sedert den 28^ des avonds alhier aangekomen, heb ik deze
vesting in den treurigst mogeiyken toestand gevonden, van alle
kanten voor den lompsten boer toegankeiyk. Een eerstaanwezend
officier-ingenieur, de kapitein Blanken, nul; die der artillerie
BooMKENs idem; enzv.; geen stuk op afiTuit, geene lading gereed,
een gedeelte van het garnizoen der 14fi afd. inf. niet vertrouwd ;
de 26 man artillerie, alle uit deze omstreken, niet veel beter.
„Van stonde af aan mijner komst, heb ik twee officieren
der genie van het garnizoen aan het werk gesteld om te
trachten, mjj voor een coup de main te dekken ; dan er komen
geene werklieden op, zelfs per belofte van hoog loon en ook
is er geen geld.
„Uit dit kort verslag zal UHgEdG. blaken, dat mjjne situatie
zeer zorgel^k is, en bid dus instanteiyk zoo mogelijk m^ door
het toezenden van een aantal mineurs en artillerie eenigzlns
te willen bestaan, want zonder deze is het nutteloos stukken
op de wallen te brengen, welke niet kunnen bediend worden.
„Van den dag mijner aankomst heb ik de gesteldheid dezer
vesting aan den directeur-generaal van Oorlog voorgelegd; dan
tot heden niets troostrfjks vernomen.
„Den 24° dezer heeft men hier getracht al vrU verregaande
de rust in de stad te verstooren; dan eenige genomeue mili-
taire maatregelen hebben dit vr\j uitvoerljjke plan veredeld en
Xtet heeft zich bU wat schreeuwen bepaald."
d2
BIz. 146 noot 195. Bapport van generaal Sghepebn te Venlo
d.d. 31 Octx)ber 1830 aan generaal Dibbets: „Acht van mflnen
pligt UHgËdG. bevelen te solliciteren betrekkelijk een aantal
officieren, onderofficieren en manschappen der 14^ afd. infanterie,
welke mU niet zeer vertrouwd voorkomen, en zoo mtj verzekerd
houde, zouden wenschen behandeld te worden, gelijk andere
Walen en Belgen. Ook bij het detachement van 26 man artil-
lerie dezer bezetting bevinden zich veracheidene, welke geen
Hollanders ztjn."
BIz. 146 noot 196. Zie Heldendaden. In de Bijdragen tot de
Oeschiedenis der Nederlanden, door F. J. Hallo, in 1831 uitge-
geven — dus in een ander boekdeel, dan de verzameling op
blz. 10 dezer Byiagen N^. 20 vermeld, waaruit tot dusver door
my geput werd — wordt als datum der aanvaarding door Dainb
van het commando van het Maasleger genoemd 2 November en
in de Aanteekeningen N^ 1, die als belagen z^'n toegevoegd, vind
ik eene proclamatie van hem aan de „Dappere bewoners van
Limburg", waarin de hierboven aangehaalde woorden niet voor-
komen. Daine heeft echter in die eerste tyden zulk een stroom
van proclamatiên doen afgaan, dat er de lachlust door is op-
gewekt geworden.
BIz. 146 noot 197. Rappoit d.d. 5 November 1830 van generaal
Dibbets aan Oorlog: „Na de ontbinding der 14® afd. Infanterie,
het regiment Ligte dragonders N^ 5, een gedeelte van het
3® bataillon Veldartillerie en van het korps Mineurs en Sappeurs,
waardoor reeds meer dan 30 Belgische officieren met demissie
z\jn afgegaan, is er niet te denken aan het kanaal te Weerten
by Neeroeteren te bezetten, vooral sedert een paar dagen daar
de generaal Daine en zekere Niellon met hunne benden ver-
wacht worden tot het blokkeren, en, zoo zy rond strooien,
bombarderen der vesting." — Over die bombardementsplannen
zie ook mijn op blz. 10 hiervóór noot 18 vermeld IH^dapiegel-
ai-tikel October 1903, blz. 160.
Blz. 146 noot 198. Bapport van generaal Dibbets d.d. 7 Novem-
ber 1830 aan Oorlog: „Eene bende van ongeveer 300 muitelingen
heeft gisteren in den namiddag, ter hoogte van den doorbraak
aan het Kanaal, zich meester gemaakt van den heer Conrad,
fungerend hoofd-ingenieur der Waterstaat, den opzigter van
het 8® en 4® perceel der Zuid-Willemsvaart Van der Hoeve,
een brugwachter te Neeroeterefif en den aannen;ier der publieke
werken J. van 't Hopf, terwyi het den opzigter van de groote
sluis alhier, met name Knoop, gelukt is te ontvlugten. Zoo men
verneemt, z\)n de gearresteerden naar Bree overgebragt. Het
zoude niet bezwaail^jk vallen van onze zyde represailles te
nemen, en ik zal de eerste geschikte gelegenheid daai1x)e niet laten
voorbygaan. Eene dadeiyke voorziening in de dienst van den
heer Conbad vereischt z^nde, heb ik zulks opgedragen aan den
heer L. van deb Kun, ingenieur der Waterstaat, laatstel^k in
de provincie West- Vlaanderen geömployeerd, en thans met onbe-
paald verlof alhier aanwezig."
Onder stond: „Zoo op het oogenblik is de heer fung. hoofd-
ingenieur Conbad alhier teruggekomen. ZWelEdG. is te Hasselt
door den generaal Daine een pas afgegeven. Beeds was ik
voornemens z^ne vr\jlating b^ den heer baron De Loë, benoemd
gouverneur van Limburg van wege het Provinciaal Gouverne-
ment, te' reclameren, met bijvoeging, dat indien hieraan niet
dadeiyk werd voldaan, ik middel zoude vinden, om het regt
van wedervergelding uit te oefenen."
BIz. 147 noot 199. Rapport van generaal Dibbets d.d. 16 Novem-
ber 1880 aan Oorlog: „Den 8"^ dezer maand is op de route van
Bree naar Maeseyck ontmoet eene kolonne van 800 man infan-
terie, met vier stukken geschut en drie wagens. Aan het hoofd
bevond zich de generaal Daine, vergezeld van Henbi Bosch, als
officier dienst doende, en nog andere Maastrichtenaren ; dezelven
hebben te Maeseyck vernacht. Eene dergel^ke kolonne, bestaande
uit 8 è 400 man infanterie en 20 kavalleristen, is den 9^ dezer
waargenomen tusschen Néeroeteren en Sel{?). Deze en de voor-
gaande dirigeren zich op Venlo.''
BIz. 147 noot 200. Over de inhaling te Roermond door de
muziek, zie Poell blz. 222. — Over de bedreiging der Hol-
landsch gezinde ingezetenen, leest men in de Bfusselsche
Émancipation van 16 November 1830: „Des nouvelles de Rure-
monde annoncent que Ie général Daine est entre, Ie 9 de ce
mois, dans cette ville, et qu'il y a été parfaitement re<ju. On
84
lui avait fourni de faux renseignements sur Tesprit de ses
habitans; c*est ce qui explique les paroles qu'on lui prête, que
s'il avait trouvé des cceurs hoUandais k Kuremonde, il aurait
envoyé 100.000 Liégeois pour les extirper jusqu'au dernier.'*
Aan Oorlog schreef generaal Dibbets d.d. 12 November 1830:
„Een gepasporteerd onderofficier van het regiment Ligte Dra-
gonders N®. 6, uit de Waalsche provincie geboortig, heeft mü
verzekerd, dat Daine zich te Roermond bevond met ruim 1000
man en vier stukken geschut."
BIz. 147 noot 201. Zie over de gevangenneming van de be-
zetting te Venlo De Müüaire Spectator, dl. in (1835), blz.
20. — De aangehaalde woorden van Bosscha, zie Héfdendaden
blz. 618. — Hallo behandelt de inneming van Venlo op blz.
9—14 z\]ner Bedragen van 1831; in een Aanhangsel Daine's
proclamatiên enz. — Men leze er ook over onze StacUscourant
van 16 November en speciaal van 13 December 1830. — De
Émancipation van 16 November schreef: „La nouvelle de la
prise de Venlo est arrivé au gouvernement. Toute la gamison
est prlsonnière. Il s*y trouve deux généraux et un colonel;
115 pièces de canon, 800 fusils, des munitions en tout genre,
800 tonneaux de poudre arrêtés Ie long de la Meuse par la
compagnie de Tillt ; tous les magasins d'habillement font partie
de la prise. Notre perte est insignifiante. On cite comme s'étant
distingués, les deux MM. Lucas, Ie capitaine Hardt, Ie lieute-
nant Büdbman." — In het nummer van 27 November leest men
nog: „M. Ie chevalier Lucas, nommé commandant de Huy,
a assisté comme simple volontaire k la prise de Venlo; la
conduite de ce brave militaiie a été appréciée par Ie gouverne-
ment provisoire, qui Ta nommé capitaine attaché k Tétat-major
du général Daine, è. la promesse de Télever au grade de msgor
lorsqu'il prendra possession du commandement de la place de
Huy." — - Wy zien in het eerste courantenbericht gesproken
van twee generaals; bedoeld werden Sghspebn en Bbuce. —
Volgens Hallo had Bbuge „zich op Pruissisch grondgebied
begeven"; volgens Poell deed Daine hem voor zich roepen,
doch zou de bevolking zich tegen z^ne gevangenneming hebben
verzet.
85
BIz. 149 noot 202. Rapport d.d. 18 November 1880 van Dibbets
aan Oorlog: „Uwer Exc. heden ontvangen depêche van denl2n
dezer N*. 8, verpligt m^ in bedenking te geven, dat de daarbij
bevolen opzending naar *3 Bosch van de hier afte halen paarden,
overblijvend personeel en magazijnsgoederen van het regiment
Ligte Dragonders N°. 5, mitsgaders het dirigeren op Nijmegen
van een zestigtal artillerie-trekpaarden; in de tegenwoordige
oogenblikken geenszins zoude te raden zijn^ daar alle gemeen-
schap met de Noordelijke provinciën, tenzij over Pruissisch
grondgebied, zoo te water als te land, in den volsten zin on-
veilig is. Ook is het te denken, dat de met ongeduld verwachte
Hollandsche artilleristen Maastricht niet zullen bereiken, en
men dus op eigen krachten zal moeten steunen. Ter bevesti-
ging strekt, dat op den regter Maasoever Beek, Sittard en
Roermond, en op den linker Maasoever Tongeren, Hasselt, Asch,
Bree, Weert en Maeseyck, door de muitelingen ztjn bezet. Voor-
gisteren zijn te ürmondj op 2Vi uren afstand van hier, aan-
gekomen twee schepen, beladen met hooi en stroo, behoorende
aan den aannemer der fourrage Schbammen; niettegenstaande
mijne uitdiiikkelijke bedreiging om de gemeente vijandelijk te
beschouwen, zijn dezelve tot nog toe niet vrij gegeven.'* — Den
12° November had namelijk de opperbevelhebber de volgende
Nota aan het hoofd van ürmond gericht : „De schout der ge-
meente Urmond wordt bij deze ten ernstigste gelast, op ont-
vangst dezes vrij te geven, en onverhinderd de bestemming naar
Maastricht te laten volgen de twee aldaar aangehouden schepen
met hooi en stroo, behoorende aan den aannemer Sghra^mmen;
biJ gebreke van dien, zal de gemeente ürmond^ als vijandelijk
beschouwd en als zoodanig behandeld worden en hij, schout, de
gevolgen daarvan ter zijner persoonlijke verantwoordelijkheid
hebben."
BIz. 149 noot 203. Vandaar deze lastgeving van den opper-
bevelhebber te Maastricht d.d. 10 November 1880 aan den gou-
verneur : „De schout der gemeente St. Pieter, voldaan hebbende
aan de bevelen van het zoogenaamd Provinciaal Gouvernement
ten opzigte der volkswapening van 20 tot 50 jaren, heb ik de
eer UHEdG. te verzoeken genoemden schout dadelijk te doen
86
vervangen, en my van de executie dezes, met opgave van den
nieuw benoemden schout, wel te willen onderrigten."
BIz. 149 noot 204. Keeds den 19" November 1830 schreef Dib-
BETS aan Oorlog: „De bende onder Dainb heeft zich volgens
berigten meer in de nabyheid der vesting zamen geti*okken, als
Sittardf Heerlen, Valkenburg en Beek, Heden morgen heb ik ter
hoogte van laatst gemelde gemeente eene sterke verkenning
gezonden, waardoor ik ben onderrigt geworden, dat zich aldaar
3 k 400 muiters ophouden, slecht uitgerust en gewapend, zonder
eenige de minste discipline, en de ingezetenen op alle wyzen
mishandelende." Volgens den op blz. 101 van den tekst ver-
melden Demant, wekten de troepen van Melliket, „dont la
majorité était étrangère", door hun wangedrag een gi'ooten
weerzin onder „la brave population du Limbourg".
Blz. 151 noot 204^^18.; Over de afvoering van Datne als deserteur,
op blz. 626 van Heldendaden. — Ziehier de in den tekst vermelde:
NOTA van hetgeen de gedeserteerde Generaal-Majoor Daine
is schuldig gebleven.
Aan het Ri^k:
Op het voorschot van f 9000,— verleend bij be-
sluit van den 4» October 1824 f 626,—
Aan het 3^ Bataillon Veld- Artillerie :
Wegens voorschot, verstrekt op last van den
Opperkommandant te Maastricht «1160, — («)
Aan de 10^ Afdeding Infanterie:
Op quitantie van den Heer Generaal-Majoor Oldbn-
NEBL, bü wyze van voorschot op z^ne tafelgelde n. ^ 160,—
f 1925,—
Daarentegen zou Daine nog te goed hebben over
20 dagen van October 1880:
Voor tractement . f 287,67
fourragegeld „24,—
311,67
n
n
Biyft schuldig .... /• 1618,83
(a) Was voor ingang Tan campagne . . f 700
Op tafelgeld » 160
Op tractement, fourr. etc „ 800
Tlïêö
87
Ook volgen hier eenige data over de in beslag genomen
goederen van Daine te Maastricht:
DiBBRTS was eigenaar van een paar schilderden, die tijdens
de revolutie zich te Brussel bevonden; hö had ze toevertrouwd
aan de goede zorgen van den Belgischen majoor Capiaumont.
Te vergeefs verzocht Dibbets hare opzending. Eindelijk riep hy
daarvoor de tusschenkomst van den Franschen divisie-generaal
HüBEL te Hasselt in. Deze vroeg er den Belgischen minister
van Oorlog, generaal Évain, naar, die d.d. 21 November 1833
het volgend antwoord gaf, hetwelk Hubel aan Dibbets zond:
„J'ai Thonneur de vous inforraer que je vous adresserai tres
incessamment, par une occasion une caisse renfermant les deux
tableaux reclames par M. Ie Général Dibbets. Je vous piie de
vouloir bien les lui faire parvenir d'une maniere süre.
,,Ces tableaux sont dans Tétat oü ils ont été remis k M. Ie
major Capiaumont. Cet officier m*expose qu'il n'a pas répondu
aux deux lettres que lui a fait écrire M. Ie général Dibbets,
Tune par son aide-de-camp, Tautre pai' un aide-de-camp du
Ministre de la Guerre de HoUande, parce que la réponse inter-
ceptée dans les circonstances oü se trouvait la Belgique, n'eut
pas manqué de Ie compromettre, les expressions de marckand
et de tableaii^ ayant une acception particuliere dans la corres-
pondance des personnes opposées a la Révolution. (^)
„M. Ie Major Capiaumont a chargé, a dlfférentes fois, des per-
sonnes de Maestricht de faire connaltre k M. Ie Général Dibbets,
qu'il se tenait pret k restituer les tableaux, dès qu'une occasion
süre lui serait offerte; mais deux habitans de cette ville, k
qui 11 a proposé de se charger de cette commission, n^ont osé
accepter sa proposition.
„M. Ie major Capiaumont, qui n'a pas oublié la bienveillance
que M. Ie Général Dibbets lui a temoignée quand il sei-vait
sous ses ordres, s'est vu avec regret dans la position de ne
pouvoir faire droit k la réclamation du Général, aussi prompte-
ment qu'il Teut désiré."
Het was onder herinnering dezer schildereen-geschiedenis,
dat d.d. 10 Februari 1884 generaal Hubel te Brussel aan
(a) M. a. w. de uitdrukkiiigen badden eene OTereengekomen yemderl^ke beteekenis.
88
DiBBETS het volgende schreef over de te Maastricht achtergelaten
goederen van Daine:
„Les bonnes dispositions que vous m'avez assurées dans les
dlverses relations qui se sont établies entre nous et les oflïes
que vous m'avez faites, ont dans ce monaent une occasion de
recevoir leur eflTet.
„Mr. Ie Général Daine possède dans la forteresse de Maestricht
des meubles et des elB^ets. Depuis longtems j^avais été informé
que eet officier général avait des interets dans cette forteresse,
raais de diverses circonstances, un voyage que j'ai fait, ne
s'étaient pas montrées jusqu'è présent k ce que j'eusse c»)
assez de détails sur cette affaire pour pouvoir vous adresser
une demande spéciale. Aussi lorsque j'eus Thonneur de vous
renvoyer les tableaux qui vous appartenaient, je ne mis aücune
condition h eet envoi, d'abord, pour ne pas perdre de tems
et vous montrer par lè. mon empressement h satisfaire vos
désirs, en second Jieu, pai'ce que j*étais persuadé que dans Ie
cas oü Ie Général Daine aurait quelques affaires è, regier a
Maestricht, je trouverais auprès de vous toute la bonne volonté
et Tempressement que vous rencontreriez chez moi, si vous
réclamez mon intervention pour les interets de quelque habitant
de Maestricht.
^J*ai eu k me féliciter de ma conflance par les assurances
que vous avez bien voulu me donner: les circonstances me
mettent a même dans ce moment de les invoquer.
„Je viens vous prier d'autoriser une personne de conflance
que Ie Général Daine désignerait a Maestricht, k faire emballer
les meubles et les effets de ce Général, et k les expédier k
Binixelles. Il est bien entendu que cette personne se chargerait
de regier tous les comptes et de rempllr toutes les formalités
auxquels cette affaire pourrait donner lleu.
„Le Gouvernement Hollandais pas plus que Ie Gouvernement
Beige ne peut avoir rien a gagner a léser les interets de quel-
ques particuliers. L'affaire du Général Daine est tout-èi-fait dans
Ie cercle des questions privées; je ne doute pas que vous trou-
(a) Dit staat zoo In de copie. De woorden pcu montrées heb ik er tusschengevoegd
om van den zin althans iets te maken.
89
viez ma réclamation juste et que vous raccueilliez favorablement
comme je Tai fait et comme je ferais sans hésiter en pareille
circonstance."
DiBBETS antwoordde d.d. 18 Febi'uari 1884 aan Hurel:
„J'ai rhonneur de vous transraettre ci-jointe une Note, regue
dans Ie temps du Département de la Ouerre, qui se rapporto
h l'objet de votre lettre du 10 de ce mois.
^La sortie des effets, dont il est question n'éprouvera aucune
difficulté, dès que les comptes auront été régies par une personne
de cette ville, qu'on désignera k eet effet.
„ J'ai fait en cette circonstance tout ce qui a dépendu de mol,
pour satisfaire au désir que vous me témoignez; etje vousprie,
Monsieur Ie Général, d*agréer de nouveau Tassurance de ma
haute considération."
Eindelijk kon Dibbets d.d. 10 Juli 1834, naar aanleiding van
een bilef uit 's-Gravenhage, aan Oorlog berichten :
„B\j apostillaire dispositie van den 8° dezer maand, N^ 16,
heeft U.Ë. in mijne handen gesteld het hier nevens teruggaand
rekwest, door de weduwe Nijpels en Jacobüs Dominicüs Nijpbls
aan Z. M. ingediend, om daarop, in verband met m\jn rapport
d.d. 10 Julö 1888 N**. 828, te dienen van consideratlên en
advies.
„De vryheid nemende, my aan voorschreven rapport te refe-
reren, hetwelk eene uitvoerige behandeling van het onderwerp
bevat, vermeen ik aan de bedoeling van Ü.E. te beantwoorden :
1^ Door toezending van inliggend authentiek afschrift van het
proces-verbaal der verzegeling van het huis, door Daine bewoond
geweest, en van de zich daarin bevindende goederen, en van
het kopy der pretentie, ten z\jnen laste van 's R^jks wege be-
staande; als kunnende deze bescheiden, om reeds opgegeven
reden, dezerz^ds niet voegzaam aan adressanten worden uit-
gereikt («) ;
r2^. Ten aanzien der verlangde overbrenging van bedoelde
goederen, naar een of ander landsgebouw, adressanten te doen
bekend maken, op welke voorwaarden zulks, blükens m\jn
(a) Ten einde geene beecheiden voor proceduree in handen van Belgisch gezinden te
geven.
■f .
90
voren aangehaald rapport, ten hunnen laste, zou kunnen worden
bewerkstelligd, tenz\j echter kon worden goedgevonden, om in
dit bijzonder geval en onverminderd de pretensie, welke zg op
de huurpenningen kunnen hebben verkregen, die goederen, ten
voordeele van den lande, publiek te doen verkoopen, in geval
Daine de door hem verschuldigde f 1613.33 vóór een daartoe
te bepalen tijdstip, als b.v. 1 September a.s., zal hebben af-
betaald.
„3". Uwer Excellenties aandacht wederom te vestigen op het
gehouden gedrag van J. D. Ntjpels, als voormalig agent van
den Eyks kassier te Roermond, en daaruit voortgesproten nadeel
van ruim f20.000 voor het Gouvernement <«), hetwelk dus, myns
inziens, buiten aanmerking kan doen brengen de schadever-
goeding, die thans door adressanten wordt verlangd."
Bij dispositie van Oorlog d.d. 14 Januail 1885 werd Dtbbets
gemachtigd tot de ontzegeling over te gaan en de meubelen
op 'sRyks kosten naar een ander lokaal te doen brengen.
Dientengevolge droeg de opperbevelhebber d.d. 26 Januari den
„Vrederegter van het Zuideiyk gedeelte der stad Maastricht"
op, om het huis te ontzegelen.
Nadat het had plaats gevonden, de meubelen van Daine naar
het arsenaal waren overgebracht, en Nupels* huis aan den
Maastrichtschen advocaat Van Sassen was overgegaan, ontving
de kapitein, belast met de algemeene politie, het volgend schre-
ven d.d. 17 Februari van Dibbets:
„Hierby ontvangt U, mjjnheer de Kapitein, om in het archief
der Politie te worden gedeponeerd, de na vermelde bescheiden,
als:
„l^ Authentiek afschrift der akte van ontzegeling der meu-
belen, behoorende aan den voormaligen generaal-majoor Daine,
plaats gehad hebbende in het laatstelijk door hem alhier be-
woond huis, op de St. Pieieretraai;
^2^ Afschrift der Inventaris daarvan opgemaakt door den
notaris Nierstrasz, waaiop ten slotte gesteld, het bericht van
ontvangst, afgegeven door den kapitein Van Thielen, magazijn-
meester der Artillerie; en
Zie blz. 107 van den tekst
91
„3°. Verklaring van don advocaat Jacob van Sassen nopens
het overnemen van bedoeld huis en sleutels."
Den volgenden dag, den 18° Februari, rapporteerde Dibbets
aan Ooilog:
„Al dadelijk by de ontvangst Uwer Excellentie's aanschrij-
ving, godagteekend 14 Januai^tj 1.1. N^ 37, heb ik tot de daarin
bevolen ontzegeling doen overgaan.
^De goederen van Daink z^jn, na behoorl^ke inventaris, naar
het arsenaal in een daartoe geschikt locaal overgebragt. Te dion
opzigte ]ieb ik de eer b^ i\e7,e over te leggen :
„1*. Afschilft mijner dispositie van den 26^^ der afgeloopen
maand Januar\j;
„2". Afschrift der missive van den notaris Nierstbasz in d.d.
17 dezer jnet vier bijlagen; en
^3^ Afschrift m\jner missive aan den Kapitein, belast met de
algemeene politie d.d. 17 de7.er N^ 87.
„Het ontruimd huis is ter beschikking van den eigenaar
J. ï). NiJPJCLS gesteld, en a^m z\jnen zaakgelastigde de door
Ü.E. voorgeschreven kennisgeving verbdlijk gedaan t«).
„Blijkens inliggende nota, medegedeeld bij Uwer Excel! entie's
missive d.d. 14 September 1881 N". 96 is Daine nog aan het
Rijk schuldig / 1613.33
en
volgens bijgaand afschrift der missive van den
waarnemend Gouverneur der provintie Limburg
wegens verschuldigde personele belasting over het
jaar 1830 „ 128.73
Te zamen ... ƒ 1742.06
„De bedoelde goederen, door verloop van tijd nog aan ver-
mindering van waarde onderhevig, zijn voorbedachtelijk laag
getaxeerd, zoodat het Rijk zich voor schade zal kunnen dekken."
BIz. 151 noot 205. De levensbeschrijving komt voor in de
Biographie NcUioncUe^ uitgegeven door de Koninklijke Academie
van wetenschappen enz. te Brussel (1873), voce Daine, dl. TV,
2« gedeelte. — Over Notho^cb's opvatting van de Belgische
(a) Verbaaü^Tc: om de reden, opgegeven hiervoor l)i noot a blz. 89.
92
revolutie zie m\jD tydschrift-artikel in De Tijdspiegel van Sep-
tember 1908 blz. 2-3.
BIz. 168 noot 206 K Zie Mellinet's bilef o. a. in de Émcmd'
pation van 9 Maart 1831. — De geschiedenis van den valschen
wissel by Hallo in z^ne Bedragen van 1831. — Eenige jaren na
die geschiedenis van 1821 zou „de snoodaard*' een voorschot van
f 43,000 ontvangen hebben „van den braven Vorst'* en niet
lang hierna roept „de onverlaat" het volk te wapen „tegen den
besten der koningen". Hm! — Gelykluidende verhalen op
blz. 181 dl. I van „Xa Belgique en 18SÖ*\ Er is geen twyfel aan,
dat Daine nogal ééns op voorschotten werkte.
Blz. 158 noot 207. Zie over Daine's ^verraad" in 1831 het werk
van Eenens, in het by zonder dl. II (1875), blz. 81 vv.-— Verder
nLe gén&al Daine en 188V' van denzelfden in 1878 uit de Bel-
gique militaire; zoomede de Mémoires van Niellon (1868).
Blz. 158 noot 208. Verg. W. J. Kkoop: ^Kr^gs- en Geschied-
kundige geschriften'', dl. IV (1862), blz. 60.
Blz. 154 noot 209. Rapport van Dibbets aan Oorlog d.d. 19
November 1830: .,Dageiyks en nog heden morgen, heb ik met
den kolonel Verkouteren, luitenant-kolonel Ninaber en majoor
EngeleN; alle de werken en batter^en bezigtigd, en steeds de
middelen van defensie vermeerderd, vooral tegen overrompeling
door verraad. Zoo lang Maastricht staat, z^n de hoofdwal en
voorliggende werken tot dekking van de toegangen der poorten,
als het inwendige der stad nimmer dermate versterkt en
gearmeerd geweest als op dit oogenblik. Over de activiteit en
werkzaamheden van de Genie, korpsen Mineurs en Artillerie
kan ik niet dan m\jne hoogste voldoening betuigen."
Rapport van Dibbets aan Oorlog d.d. 20 November 1830: „De
Militaire policie bl^ft steeds waakzaam; diegenen op welke
zelfs een schijnbaar kwaad vermoeden rust, worden onop-
houdeiyk van nabU gade geslagen, en by de minste reden
gearresteerd, of verpligt de stad te verlaten; eenige burgers
(a) Op blz. 168 van den tekst staat abusievemk noot 20&. De aldaar genoemde
WiJNOABDS heette misschien Wixngartbh.
93
ztJD in hechtenis gesteld, doch de oorzaken niet van genoeg
zaam belang, om ter kennis van Uwe Excellentie te worden
gebragt. Het inwendige der stad is nu, zooals ik het sedert
lang verlangd heb; vreezen doe ik niets, maar men vreest my."
BIz. 154 noot 210. Verg. blz. 102—103 van den tekst. — De
serenade by Van peb Nbttkn blz. 226. — Op president Von
Reimank's mededeeling, dat hy voor de ontvangst der familie
zou zorgen, had Dibbbts d.d. 17 November geschreven: „Je
m'empresse de témoigner è Votre Excellence mes sincères
remercimens d^avoir accueilli la demande, que j'eus Thonneur
de lui adresser, relativement au voyage de mon épouse; au-
jourd'hui elle arrive è Aix-la-Chapelle, et j'accepte avec recon-
naisaance votre oflfre obligeante de lui être utile Ie cas échéant."