Skip to main content

Full text of "De belgische omwenteiling in Luik en Limburg tot aan het verlies van Venlo in November 1830"

See other formats


Google 



This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project 

to make the world's books discoverablc onlinc. 

It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject 

to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 

are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover. 

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the 

publisher to a library and fmally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to 
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying. 
We also ask that you: 

+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for 
personal, non-commercial purposes. 

+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine 
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the 
use of public domain materials for these purposes and may be able to help. 

+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find 
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just 
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of 
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner 
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe. 

About Google Book Search 

Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web 

at |http: //books. google .com/l 



Google 



Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat 

doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. 

Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 

domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land 

verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van 

geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de 

lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op 
automaüsch zoeken. 
Verder vragen we u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het 
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is 
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit 
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken 

op het web via |http: //books .google .coml 



I 



I 




DH 



De Belgische Omwenteling 



IN 



LUIK EN LIMBURG 



TOT AAlï 



HET VERLIES VAN VENLO IN NOVEMBER 1830 



DOOB 

.V' 



P.^'HrVAN DER KEMP. 



MET EEN VOORWOORD VAN GENERAAL- MAJOOR 



W. E. A. WUPPERMANN 

schrijver van „De geèchiedenu van den tiendaagsehen veldtochi in Augusius 1831 



i> 



'b-Qbavekhage 
Naamloozs Vennootschap M. VAN DER BEEK's BOEKHANDEL 

1904. 



<;s\ 




VOORWOORD. 



Door den Schrijyer aangezocht om zijn hier volgend 
werk onder de aandacht van belangstellende lezers te 
brengen, wordt daaraan na kennismaking met den inhoud 
gaarne door mij voldaan. En dat in het vertrouwen, dat 
het werk vele zulke lezers zal vinden, nu zich in de laatste 
jaren eene neiging begint te openbaren om te zoeken in 
onze 'belangrijke archieven en particuliere verzamelingen. 
Daarin ligt nog zooveel belangrijks verscholen onder de 
massa van offlcieele en officieuze bescheiden, soms ver- 
borgen in kisten en op zolders van hen, die niet eens de 
waarde van hun bezit beseffen. 

Daarom mag elke poging, die gedaan wordt om licht te 
verschaffen in de duisternis van het verleden, door den 
denkenden mensch met belangstelling worden begroet, niet 
alleen om daardoor te voldoen aan een gevoel van, zij het 
dan ook eerbiedige, nieuwsgierigheid naar dat verleden, 
maar om daaruit kostbare leering te putten voor het heden 
en de toekomst. 

En men behoeft daarbij nog niet eens te gaan tot de 
geschiedenis van lang vervlogen tijden; nog omtrent de 
gebeurtenissen van de laatst verloopen eeuw ligt veel in 
het duister, meer bepaald omtrent die van de troebele 
najaarsmaanden van het jaar 1830. Veel te weinig zijn 
inzonderheid de politieke feiten, zooals ze inderdaad zijn 
ontstaan en verloopen, bij het nageslacht bekend. En toch 
hebben zij zoo eene groote waarde na«u: werkelijkheid 

366775 



IV 

bekend te worden, misschien in den tegenwoordigen tijd 
nog meer dan in dien, welke kort na die gebeurtenissen 
doorleefd werd. 

Naar werkelijkheid en naar waarheid, te meer daar in 
de meeste tijdens of onmiddellijk na de omwenteling in 
het genoemde jaar in het licht verschenen geschriften, 
zoowel van Nederlandsche als van Belgische zijde, eene 
hartstochtelijke partijdigheid de werkelijkheid verdraait 
en de waarheid verkracht. Ongetwijfeld echter is van die 
partijdigheid het minste te bespeuren in de officieele 
bescheiden, wier samenstellers uit den aard der zaak 
daaraan minder offerden dan de zoo velen, die zonder 
eenige verantwoordelijkheid aan hun eigen opvatting van 
recht of onrecht lucht gaven. 

Uit die officieele stukken, die den Schrijver, dank zij 
zijne familiebetrekking, ten dienste stonden, heeft hij in 
overvloed kunnen putten en zoo een arbeid kunnen ver- 
richten, die ons betreffende het besproken tijdperk, veel 
meer dan vroeger het geval was, tot de waarheid brengt. 
Oorspronkelijk bedoeld als eene handeling van piëteit tegen- 
over zijn grootvader, den onvergetelijken generaal Dibbets, 
kan die arbeid, wanneer hij gelezen en naar waarde geschat 
wordt, eene nuttige les worden voor de toekomst. 

Terloops zij herinnerd hoe, waar sommigen der spelers 
in het door den Schrijver ten tooneele gevoerde drama 
meedoogenloos aan de kaak gesteld worden, anderen, die 
in en na de droevige revolutiedagen werden verguisd, in 
eere worden hersteld. Hoofdstuk aan hoofdstuk toont verder 
aan^ hoe gemis aan samenwerking tusschen burgerlijke 
en militaire autoriteiten, gemis aan behoorlijk tastbare 
voorschriften en duidelijk uitgesproken bevoegdheid en 
daardoor gemis aan zelfstandigheid en initiatief leidt tot 
wanorde, smaad en nederlaag. Als eene ernstige waar- 
schuwing rijst de gedachte aan den wanhopigen toestand 
van rustige burgers, tot verzet en oproer gestuwd en opge- 



zweept door hoogere en lagere hen overheerschende 
machten, van eerlijke ambtenaren van den staat naast 
hunne gelijken, behoorende tot eene dien staat vijandig 
gezinde partij, van trouwe krijgslieden, verlaten door 
hunne makkers en minderen, soms door hunne hoog- 
geplaatste meerderen. 

En te midden van dien chaos, van eene ziedende botsing 
der losgelaten menschelijke hartstochten, vertoont zich 
£ds een onwankelbare rots de heldenfiguur van den generaal 
DiBBETS, den beleidvoUen gouverneur, die door zijn ijzeren 
wil niet alleen Maastricht wist te bedwingen, maar die 
door zijne verstandige, steeds vooruitziende maatregelen 
niet alleen veel onheil en leed wist te voorkomen, maar 
ook die hem toevertrouwde veste en daarmede eene ge- 
heele provincie voor Nederland heeft behouden, 

Zooals die beproefde krygsman een lichtend voorbeeld 
blijft voor het nageslacht, zoo — het zij nog eens her- 
haald — is het stuk geschiedenis, dat zich onder zijn oog 
afspeelde, een leerzaam onderwerp voor de toekomst 
Moge het overdacht en begrepen worden. 

WÜPPERMANN, 



INHOUDSOPGAVE. 



Blz. 

Inleiding 1 

HOOFDSTUK I. 

De organen der openbare meening te Luik 8 

Het Waalsche element: blz. 8. — Voorname Brusselsche, 
Gentsche- en Luiksche bladen: blz. 9. — „Le üourier de la 
Meuse" van Kersten: blz. 9. — „Le Politique" van Joseph 
Lebeau: blz. 9. — De waarschuwingen van „Le Oourier": 
blz. 9—10. 

HOOFDSTUK H. 

Van den opstand te Brussel 11 

De Nö verheidstentoonstelling: blz. 11. — „La Muette 
de Portici": blz. 12. — De troepenmachten onder Prins 
Frederlk en onder generaal Gort Heyligers: blz. 18. — 
Desertiên: blz. 14. 

HOOFDSTUK HL 

Luilc gerevolutionneerd op den 27° Augustus 1830 15 

De gouvenieur jonkheer Sandberg: blz. 15. — De Veilig- 
heidscommissie : blz. 16. — Burgerwapening: blz. 16. — 
Ëene petitie van grieven naai' 's-Gravenhage: blz. 17. 

HOOFDSTUK IV. 

Het Lulicsclie garnizoen naar de Citadel op den 2S^ Augs. 1830. 18 

Generaal Van Boecop: blz. 18. — Het afleggen der Oranje- 
kleuren: blz. 19. — De Citadel: blz. 20. — Tevredenheid 
der Veiligheidscommissie : blz. 21. 



VIII 

HOOFDSTUK V. biz. 

Luik in afWaolitIng op de petitie van grieven: 29—31 Augs. 1830. 21 

Luitenant Caron naar Maastricht: blz. 21. — Het weg- 
nemen der wapenschilden: blz. 22. — Uitbreiding van den 
opstand over de provincie: blz. 22. — De „Gourier de la 
Meuse" en gouverneur Sandberg vol lof over schutterij en 
burgerwacht: blz. 23. 

HOOFDSTUK VI. 

Het hek is van den dam: 1—18 September 1830 24 

Rustige rust: blz. 24. — De kazernes: Les Écoliers en 
St. Laurent: blz. 24. — Luitenant Meyer: blz. 26. — Mis- 
lukking van de commissie der Luiksche deputatie naar 
*s-Gravenhage : blz. 27. — Ontbinding der Veiligheids- 
commissie en der schutter^ : blz. 27. — Graaf De Berlaymont: 
blz. 28. — De „Courier de la Meuse" over de scheiding: 
blz. 28. — Gouverneur Sandberg b\j den bisschop: blz. 29. 

HOOFDSTUK VIL 

De ondergang van het Nederlandsch gezag in de provincie Luik: 
19—28 September 1830 29 

Versterking der Citadel onder majoor Menso: blz. 80. — 
„Moord" van Wibrin: blz. 31. — Plundering van de kazerne 
St. Laurent: blz. 32. — Vermeestering van het fort „La 
Chartreuse": blz. 32. — Verrassing bö Oreye: blz. 34. — 
Beschieting van „Ma Campagne": blz. 85. — Het „te wapen" 
te Luik: blz. 35. — Plundering van het kleedingmagazyn 
der infanterie: blz. 36. — Valsch bericht over de capitulatie 
van Brussel: blz. 36. — Vertrek van gouverneur jhr. Sand- 
berg: blz. 37. 

HOOFDSTUK VHL 

De hoofden van het burgerlijk en van het militair gezag In 
de provincie Limburg 38 

De stemming te Maastricht: blz. 38. — De gouverneur 
baron De Beeckman: blz. 39. — Luitenant-generaal Von 



HeldriDK: blz. 40. — Zyne maatregelen by bet uitbreken 
van den opstand: bl?. 41. — Z)jne vervanging door generaal- 
majoor Dibbets: blz. 42. — Diens verleden: blz. 42. 

HOOFDSTUK IX. 

Aanvang der woelingen In Limburg tot 26 September 1830. ■ 

Samanzweringen te Maaatrieht: blz. 45. — De secretaris 
van den gouverneur: blz. 46. — Vermoedens tegen den 
provincialen commandant Daine: blz. 46. — Opstoo^e aan 
de „Vrouwe-pooli" : blz. 48. — Verraad aande „Tongersche 
poort": blz. 49. — Dibbets' lastgevingen tegen rustverstoring: 
blz. 49—60. — Hetcomedie-gezelsehap vanFiévé:blz. 60. — 
Staat van Roermond; van Ëysden; van het kanton Slttard; 
van Heerlen: blz. 50—63. 

HOOFDSTUK S. 

De oerste mislukking om op den 28" September 1830 met een 
te Maastricht gereed gemaakt konvooi de Citadel van Luik 
ter hulp te komen 

Het wagenpark te Maastricht: blz. 53. — De weg naar 
Luik via Tongeren : blz. 64. — Terugzending van het kon- 
- Tooi door Gort Heyligers van Tongeren naar Maastricht: 
blz. 66. - Van Boecop's nuttelooze str^d met het oog op 
de komst van het konvooi: blz. 56. 

HOOFDSTUK XI. 

De tweede mislukking om op den 30° September 1830 net eei 
te Maastrioht gereed gemaakt konvooi de Citadel van Luik - 
ter hulp te komen 

Vertrek van het konvooi in den nacht van 29 op 30 Sep- 
tember: blz. 68. — Generaal Daine bevelhebber: blz. 69. — 
Aankomst te Tongeren op den S0° : blz. 60. — Ontmoeting 
met de muitelingen te Bocour: blz. 61. — Conventie van 
Daine met De Berlaymonl: blz. 62. ~ De kuraaaierB van 
Daine: blz. 68. - Uitval uit de Citadel: blz. 64. — Het 



Bl2. 

monument „La Tombe": blz. 65. — Verantwoording van 
De Berlaymont: blz. 67—69. 

HOOFDSTUK XII. 

Dibbets' beoordeeling van bet beleid der Daine-expeditle . . . 69 

Daine's rapport d.d. 3 October: blz. 70. — De bedenkingen 
daartegen te 's-Gravenhage d.d. 13 d.a.v.: blz. 71. — Dibbets' 
beschouwingen d.d. 20 October: blz. 73. 

HOOFDSTUK XIII. 

IMaaetricht in staat van Oorlog, daarna in staat van Beleg 
verklaard: 1-4 October 1830 77 

Gemis aan goede bepalingen voor den Oorlog- en Belegstaat: 
blz. 78. —Verschil tusschen Oorlog- en Belegstaat: blz. 78. — 
De aanleiding tot strengere maatregelen: blz. 79. 

HOOFDSTUK XIV. 
De provincie Limburg In opstand: 2—8 October 1830 ... 81 

Roermond: blz. 81. — Sittard: blz. 82. — Heerlen: blz. 82. — 
Het distiict Hasselt met Tongeren: blz. 82. — De districts- 
commissaris C. E. M. Ruys: blz. 88. — De Zuid- Willems- 
vaart : blz. 88. — Versterking te Maastricht onder generaal 
Everts: blz. 84. — Majoor Buno naar Roermond: blz. 86. — 
Ritmeester De Groote naar Maaseyck: blz. 85. — Besluit 
van Gedeputeerden in het belang der Zuid-Willemsvaait: 
blz. 85. — Generaal Bruce te Venlo: blz. 86. 

HOOFDSTUK XV. 

Dibbets' derde mielukte poging om de Citadel van Luik ter hulp 
te komen: 4—6 October 1830 86 

Correspondentie van Dibbets met Oorlog: 1—3 October: 
blz. 86. — De familie Behr: blz. 87. — Dibbets' voorstel 
aan De Berlaymont van 4 October : blz. 89. — De ArlonscKe 



gevangenen: blz. 90. — Tusscbenkoinst van Charles de 
Brouckère: biz. 91. — Mislukking der onderhandelingen: 
6 October: blz. 92. 

HOOFDSTUK XVI. 

De oapKulatla iw Cltadal van Lilk: 6 Ootober 1830 . . . 

Muiterl) in de Citadel: blz. 98. — De „Conventie" van 
den 6ö: blz. 94. — De uittocht: blz. 95. — Vreugde te 
Luik: blz. 9B. — Een -woord van Gysbert Karel van Hogen- 
dorp : blz. 96. — Nadere onderhandelingen tusschen Dibbeta 
en De Berlaymont over de uitwisseling der gevangenen: 
blz. 96. — Hunne uitwisflBling d.d. 9 : blz. 98. — Het einde 
der Lulkscbe omwentellngsgeschiedenis : blz. 99. 

HOOFDSTUK XVIl. 

Unbirrg toenBmsnd ten opstwid nalgsnd: 6-16 Ootober 1830. 

Verwildering der 2« afd. kurassiers d.d. 6: blz. 100. — 
Muitzucht van het 5» regiment lichte dragonders en van 
de 14* afdeeling infanterie: blz. 100. — Het werken van 
de advocaten Wuegtenmad en Jaminé: blz. 100. — Her- 
inneringen van Demany betrekkelijk een overval van 
Maastricht: blz. 101. ~ Een onbetrouwbaar verhaal over 
een plan tot gevangenneming van Dibbets: blz. 101. — 
Maatregelen ter beveiliging van de Zuid-WillemBvaart i 
blz. 102. — Weinige dienstvaardigheid van de Pruiaiache 
autoriteiten: blz. 102. -- De bezetting te Maaseyck ver- 
vangen d.d. 9: blz. 103.— Onrust te Roermond: blz. 104. — 
Muitery b(J de maréchauasée : blz. 104. — Heerlen en 
Kerkrade: blz. lOB. — Sittard: blz. 106. — Wanverhou- 
ding tuaachen den gouverneur en den opperbevelhebber: 
blz. 107. — Ontruiming van Maaseyck: blz. 108. — Nieuwe 
maatregelen ter beveiliging van het Kanaal: blz. 109. — 
Gerucht, dat Dibbets plundering heeft veroorloofd: blz. 
110. — Gemoedstoestand van Dibbets: blz. 110. — De 
Antwerpsche proclamatie d.d. 16 October van den Prins 
van Oranje: blz. 112. 



^ 



XII 

Blz. 

HOOFDSTUK VIII. 

Het plan tot den opstand te Maastrioht d.d. 18 Ootober 1830. 115 

Het hoofdkwartier van den opstand in de vesting: blz. 
116. — Ontwikkeling van het plan: blz. 116. — Mislukt 
door de weifelmoedigheid van Daine: blz. 118. — De ver- 
dachte houding van den gouverneur De Beeckman: blz. 
120. — De mislukking van den aanval van buiten: blz. 
120. — Belangrijke mededeelingen van Jaminé over de 
mislukking van den opstand: blz. 122. 

HOOFDSTUK XIX. 

De houding van den gouverneur De Beeckman 125 

Mededeelingen van baron De Billehé: blz. 126. — Oor- 
deel van generaal Dibbets: blz. 127. — Ontslag en vertrek 
van den gouverneur: blz. 128. — Dibbets' weigering om 
hem de vesting weder binnen te laten: blz. 130. 

HOOFDSTUK XX. 

De verwijdering van generaal Daine: 20 October 1830 ... 181 

De generaals Everts en Daine overgeplaatst : blz. 182. — 
Vervanging van Daine door generaal Van Boecop: blz. 
132. — Daine's ongenegenheid om zijne bestemming te 
volgen: blz. 133. — Zyne verdachte houding: blz. 184. — 
Zyn vertrek: blz. 184. 

HOOFDSTUK XXI. 

De uitbreiding van den opstand in de provincie Limburg: 
28—30 October 1830 185 

Dibbets' verkenningen: blz. 135. — De onmiddellijke 
omgeving van de vesting in opstand: blz. 136. — Valken- 
berg en Gulpen : blz. 136. — Bree en Reckheim : blz. 136. — 
De ingenieurs Sermoise en Gonrad: blz. 137. - Doorbraak 
bü Neeroeteren d.d. 27 op 28 October: blz. 137. — Maas- 
eyck, Eindhoven, Helmond, Weert: blz. 188-139. — Dibbets 
dringt op versterking aan : blz. 139. 



HOOFDSTUK XXII. 



XIII 
Blz. 



Verwijdering van muitende elementen uit liet garnizoen van 
IMaastricht: 24 Oot.-5 Nov. 1830 139 

Gisting wegens de verkiezingen voor het Brusselsch 
Congres: blz. 140. — Zuivering der 14® afd. infanterie: 
24 Oct.: blz. 140. - Van het regiment N«. 5 lichte dra- 
gonders: 26 Oct: blz. 140. — Het Koninkiyk besluit over 
het ontslag aan Belgische militairen: blz. 140. — Toege- 
zegde komst van kapitein De Leeuw van Coolw^jk: blz. 
141. — Muitery onder de officieren der kurassiers N®. 1: 
13 Oct.: blz. 141. — Komst van De Leeuw van Coolw\)k: 
2 Nov. : blz. 142. — Ontbinding van het regiment dragon- 
ders N". 5: 3 Nov.: blz. 143. — Vertrek van al de Bel- 
gische officieren en muiter^ onder de mindere militairen 
4/6 Nov.: blz. 143. — Muiterij onder de artillerie: 5 Nov.: 
blz. 143. — Dringend verzoek om versterking: 5 Nov.: 
blz. 144. 

HOOFDSTUK XXIH. 

Het verlies van Venio: II November 1830 145 

Generaal Bruce vervangen door Schepern: 24 October: 
blz. 145. — Bedenkelyke staat der vesting: blz. 146. — 
Daine, bevelhebber van het Belgische Maasleger: blz. 146. — 
Gevangenneming van ingenieur Gonrad: 6 Nov.: blz. 146. — 
Daine bezet Roermond: 9 Nov.: blz. 147. — Inneming 
van Venlo: blz. 147. -- Beschuldigingen tegen generaal 
Schepern: blz. 148. — Geheel Limburg, op Maastricht na, 
verloren: blz. 149. 

HOOFDSTUK XXIV. 

Naar aanleiding van Daine's overgang 150 

Beslag op z^n te Maastricht achtergelaten inboedel: 
1830—1839: blz. 150. — Daine's karakter: blz. 151. — 
Zyne oneeriyke gedragingen: blz. 160. — Zyn dood in 
1843: blz. 153. 



BIz. 



XIV 

HOOFDSTUK XXV. 

Dibbet8' en Van Boeoop's samenwerking: 1830—1839 ... 153 

Dibbets* gerustheid: blz. 154. — De wegzending zijner 
familie: blz. 154. — De ritmeester Van Golstein: blz. 
154. — Dlbbets' waardeering van Van Boecop : blz. 155. — 
Het overlyden van den opperbevelhebber: blz. 156. — 
Aftreden en overladen van Van Boecop: blz. 158— 159. 



BIJLA.GEN. 

Deze worden bij dit werk gevoegd in een af- 
zonderlijk deel. 



INLEIDING. 



By het uitbreken van den Belgischen opstand lag myn vader 
als luitenant der genie in garnizoen te Antwerpen; h^ was 
echter destijds werkzaam te Mechelen. Naar z^ne standplaats 
teruggekeerd, werd door hem de gansche Antwerpsche geschie- 
denis mede gemaakt, tot h^ by het beleg van 1882 in het 
dybeen ernstig gekwetst werd, hetgeen verplaatsing naar Hol- 
land noodzakeiyk maakte. Van Hellevoetsluis werd hy in 1884 
of 1885 gezonden naar Maastricht. Deze vesting was sinds 1880 
in staat van beleg, die eerst met den vrede in 1889 zou 
opgeheven worden. Daar huwde mljn vader in 1887 Bebnabdike 
JüLiE LouiSE DiBBSTS, mQue moeder, jongste dochter van den 
opperbevelhebber. De oudste zoon uit dat huwelQk werd naar 
den grootvader genoemd. 

Het laat zich verklaren, dat in zulk een gezin de Belgische 
gebeurtenissen nogal eens het onderwerp van gesprek en van 
verhalen waren. Het heeft op m^ van jongs invloed uitgeoefend 
tot kennisneming van hetgeen er over gepubliceerd werd; het 
deed er m^ tevens een geopend oog voor hebben, dat de Neder- 
landsche geschiedschrijver niet voldoende recht liet wedervaren 
aan generaal DmBSTs' verdiensten. Geenszins dat men die heeft 
onderschat; maar tegenover historische bedrijven als Tiendciag' 
9che veldtocht, Beleg van de citadel van Anttoerpen, enz. valt de 
uiteenzetting ervan vrijwel in het niet. Ik constateer slechts, maar 
wil er niemand een verwet van maken. De aard der menschen 
brengt mede, dat men meer gevoelt en meer kan doen gevoelen 
voor de onrust van het slagveld en van eene tot dagel^kschen 
strQd aanleiding gevende belegering, dan voor rustige hand- 
having van het bestaande; maar toch, wanneer deze handhaving 
geschiedt onder omstandigheden, die door velerlei redenen hoogst 



belangrijk z^n te kennen; wanneer eene opera- vertooning van 
den Italiaanschen vesper te Brussel den opstand doet uitbre- 
ken, en te Maastricht metterdaad een officier in arren moede 
een burger op de markt overhoop steekt, zonder dat hier de 
Amour aacrë in daden zich omzet; wanneer men te doen heeft 
met eene oproerige gemeente, met eene muitende soldaten- 
beweging, met een komplotten makend garnizoen, waaraan 
wordt deelgenomen door militairen van de laagste tot de hoogste 
rangen; wanneer de opperbevelhebber soms niet weet, hoe aan 
geld en aan levensmiddelen te komen; wanneer gouverneur, 
gedeputeerden der provincie, hoogste rechterlijke ambtenaren, 
eerste waterstaatsdienaren, bevelen gevende kadaster- en 's lands- 
geld-bewaarders , schutter^ van chef tot tamboer, neiging 
toonen zich tegen het gezag te keeren; wanneer de opperbevel- 
hebber te midden van zulk eene omgeving zich negen jaren 
lang moet opgesloten beschouwen binnen een vestingmuur met 
eene bevolking, op wie zulk een isolement loodzwaar drukt, 
met eene bezetting, voor welke de duivel der verveling, althans 
gemis aan afwisseling, ten slotte demoraliseerend moet werken; — 
dan, ja, dan verrijst voor ons onwillekeurig in steeds lichtender 
stralen het beeld van den man, die gedurende al die langzaam zich 
voortslepende jaren met schier onbeperkt gezag den menschen 
bevredigend gaf, wat hun toekwam en voor het vaderland 
zonder slagvelden en zonder bombardementen wist te behouden 
deze vesting en daarmede Nederlandsch Limburg. 

Het is zoo, wat kapitein Martin- Decaek in z\jn dagboek over 
„Cmq semainea dans VOuganda réooUée'' heeft opgeteekend — 
zie Bevtie des Deux Mondes van Mei 1902, blz. 179 — „Il n'y a 
rien d'aussi monotone qu'un joumal de siége, surtout quand on 
est bloqué, sans combattre"; nochtans niet zonder spanning 
leest men de journalen, waarin Maastrichts negenjarige beleg- 
staat wordt beschreven in allen eenvoud, met verwachtingen en 
teleurstellingen, met loffel^ke en afkeurenswaardige daden, 
met eene nooit wankelende geestkracht van den alles en allen 
bezielendeu, maar zichzelf in de eerste plaats verloochenenden 
bevelhebber, tot htj de eeuwige rust ingaat, juist in de 
dagen, dat vrede in huis en hof zou terugkeeren. 

Aan de droge rapporten een eigen leven te geven, zóó dat de 



s 

lezer tot bl^vende kennianeming worde opgewekt, is zeker niet 
zonder bezwaar; en wellicht mag men het ook daaraan toe- 
schrijven, dat zelfs een man als generaal Knoop, niet slechts 
voortreffemk militair schi^jver, doch die door ongeveer gel^ke 
omstandigheden als de m^ne, zich tot deze t^den meer persoonlek 
aangetrokken moest gevoelen, voor het werk terugschrikte. Maar 
in piëteit is eene dravende kracht gelegen, die het moeil^ke niet 
spoedig te moeiiyk telt, en zoo nam ik op my een arbeid, die 
anders beter den militairen geschiedschrijver zou toevertrouwd z^n. 

Dit werk is slechts een zeer klein, doch afgesloten deel 
van hetgeen over de jaren 1880 — 1889 van de Maastrichtsche 
krQgsgebeurtenissen valt te verhalen. Ik mag m\j niet vleien 
daarin den lezer in allen deele te kunnen doen gevoelen de 
mate van geestkracht, die noodig is geweest tot de verkrQging 
van het resultaat, hetwelk in Limburgs behoud z^ne bekroning 
vond en die Dibbets eerlang over de ziekte, waaraan hy juist 
tydens die bekroning in 1839 zou overladen, deed schreven, 
dat het lichaam door zoovele jaren van spanning was getroffen 
geworden. Op één gewichtig punt wensch ik echter aanstonds in 
het bijzonder de aandacht te vestigen. Men kan zich geene voor- 
stelling vormen van de diepe verslagenheid, van de alles verlam- 
mende moedeloosheid, die in de rangen van het leger onder 
den indruk der revolutie werd teweeggebracht en voortwoekerde 
ten gevolge van de weinige krachtsinspaning, die van de 
Begeering uitging. Dat Dibbets tegen dit kwaad bleek opge- 
wassen, is niet hoog genoeg aan te slaan. M^n vader, dest^ds 
een jonge man, heeft het in z^ne Herinfieringen opgeteekend, 
hoezeer hem ouderen van dagen onverwacht uit de hand 
vielen. Veroorloof my deze enkele bladzijde, ten aanzien van 
den gedrukten geest b\j menig militair te Antwerpen, weer 
te geven: 

„Intusschen kieeg de stad een zonderling aanzien, door al 
die vlugtende Hollanders en veel Belgische ambtenaren, met 
goederen en bagage; tevens die afzonderlijke detachementen 
troepen, gewapend en ongewapend uit de Belgische vestingen, 
zoodat de ellendigste logementen als opgepropt waren. Op alle 
gezigten was moedeloosheid en angst te lezen en alle zelfver- 
trouwen, waarvan ik veel voorbeelden zoude kunnen aanhalen, 



was verloren. Eén staaltje wil ik er toch van geven. Een hoofd- 
officier, ridder van 't Legioen van eer en van de Militaire Willems- 
orde, dus een man, die den oorlog jaren lang had bygewoond 
en mö dikwyis van ztjne feiten in 't beleg van Hamburg had ver- 
teld, ontmoette ik des avonds ten V2 10 uur in de Sociëteit; h^ 
liep als een ongelukkige rond om naar zQn logement te komen, 
daar hetzelve in eene gevaarl^ke buuit lag. Ik verzekerde hem, 
dat hy gerust door de stad kon gaan en dat niemand hem iets 
zou zeggen. Hy verzocht my toch zoo vriendelijk, om met hem 
te gaan, dat ik zulks deed. De lange straat ingegaan z^nde, 
vonden w\j daar eene zamenscholing van werklieden voor een 
huis, waar binnen twee lampen voor het raam brandden (een 
politie-maatregel, dat elkeen tot 10 uur licht voor z^n raam 
moest hebben). Op een 10 pas van die groep, schreeuwde een 
kerel : begot jongens, daar komen kaeskoppen aan, en dit hoerende, 
staat m^n Hamburger stil en wil terug. Reeds zeer gewoon aan 
dien scheldnaam, zeide ik hem, dat hij niet moest aarzelen en 
doorstappen ; de groep opende zich dan ook en liet ons ongehin- 
derd voorbti; maar een 50 pas verder, zien w^ op eenigen 
afstand, eene tweede groep, mannen en vrouwen, die om eenige 
kaarsen, waartusschen eene gekleede stroopop, den gewezen 
Minister vait Maaitek voorstellende, dansten ; in 't halve duister 
was het als iemand, dien zjj hadden opgehangen. Ik had die 
vertooning ook al meer gezien, waardoor z\j zeker minder in- 
druk op my maakte; maar m^n goede hoofdofficier, aan mijnen 
arm geklemd, kon haast geen stap meer doen en wilde m^ 
maar niet gelooven, dat het niets beteekende. Aan de groep 
gekomen en officieren ziende, trokken z^ de stroopop uit, 
schaarden zich in twee ryen, en mannen en vrouwen spotten- 
derwijze aanslaande, gingen wU er tusschen door. Nu wees ik op 
een 100 pas het logement, want zeer vermoeid, wilde ik terug, 
maar kon den arm niet los ki*ygen, zoo had de schrik den man 
bevangen; ging dus verder mede en bragt hem ter plaatse. 
Later hoorde ik, dat hü had verteld, van 't groot gevaar, het- 
welk hy op dien togt geloopen had en overleefde h^ ook niet 
lang de doorgestane angsten der revolutie; en men moge het 
gelooven of niet, veel oude yzervreters verkeerden in 't geval 
van m\jn hoofdofficier. Ik moest toen alleen den langen weg, 



wel 20 miDuten, naar myn kwartier terug, maar het was 10 uur 
geslagen en alle groepen van de straten verdwenen. Antwerpen 
had zich ter ruste begeven." 

De grondstof voor m^n arbeid vindt men in 's Ryks archief 
te Maastiicht en in het archief van het Departement van Oorlog 
te 's-Oravenhage. Het is myne bedoeling niet geweest om 
hetgeen reeds publiek domein werd, opnieuw te publiceeren. 
Waar ik het bekende andermaal mededeel, moet het uitsluitend 
dienen voor de oml^sting van myne eigen archivalische mede- 
deelingen. Slechts wanneer ik de feiten niet aan de archieven 
ontleen, geef ik de bronnen op; de eerste maal vermeld ik de 
titels ten volle, verder enkel verkort. Het veelvuldig verwezen 
naar min of meer breede noten aan den voet der bladz^den 
werkt storend op de kennisneming van den tekst; daarom heb 
ik dit, behoudens enkele uitzonderingen, vermeden en in een 
afzonderlek gedeelte den inhoud van al de noten opgenomen. 

Op een paar bronnen wensch ik hier reeds de aandacht te 
vestigen. 

Naar de niet uitgegeven Hennneringen mQns vaders zal ik nog 
een paar malen verwezen, al handelen zQ niet over Maastricht. 

In het jaar 1841 is te Amsterdam by J. C. van Kbstebek 
uitgegeven in twee deelen een „Historisch Bomaniisch tafereel, 
uit de dagen der Belgische omwenteling'', door een zich noemenden 
O. L. H. Mispelblom van db Sohbldb, en dat ten titel voert, 
„Luik in 188(y\ De schr^ver zegt, dat hQ slechts den roman- 
tischen vorm heeft verkozen om te meer den leeslust te prikkelen, 
doch dat hy overigens eene zoo volledig mogeiyke schets van 
het gebeurde gaf, dank de door hem ontvangen mededeelingen 
van „een ooggetuige, die van alles eene naauwkeurige aan- 
teekening hield, en voor wiens getrouwheid zQn karakter en 
stand ons waarborgen", 't Is wel mogelijk; er komen echter 
bijzonderheden in voor, die stellig zóó niet gebeurd zQn; hier- 
door weet men niet, wat er in aannemelijk, wat verwerpelijk 
is. Dit behoeft my evenwel niet te weerhouden, hier en daar 
op de mededeelingen van den schry ver de aandacht te vestigen, 
mits men dan slechts bedenke, dat het verhaal geene geschied- 
kundige bron is. 

Van een ander karakter en als letterkundig product van 



6 

veel meer belang, is het te Luik in 1889 hlJ Ch. Aüg. Desoeb 
uitgegeven werk van den heer J. E. Dbmabteau, directeur 
eener normaalschool, getiteld „Atix armea de Bavière^ scènes du 
vieux lAige 1829—1880", dat van bl. 186 af, de Belgische woe- 
lingen, speciaal ook de Luiksche gebeurtenissen, in novellen- 
trant behandelt op eene sarcastische, lang niet onverdiensteljyke 
w^ze. Zoo geeft hU o. a. terug de dichteriyke producten dier 
dagen, zooals ze op straat werden gezongen, en heeft h^ 
evenzeer plezier in het moedgeschreeuw z^ner l^ndgenooten • . . 
Trembkz, car ü est redotUable 

Le Lion Belgique 
Quand on le piqué! 

Ook over de spotprenten dier dagen vindt men aardige 
mededeelingen (bl. 220). Het béte in de dubbele beteekenis van 
beest en etommerik nemende, kr^gt men o. a. den prins van 
Oranje te zien, als h^ in den vorm van een giraf te Brussel 
zich waagt, waaraan al de beesten des lands hunne hulde 
komen bewezen. Alleen de oude Belgische leeuw keert grom- 
mend met den staart tusschen de beenen naar het paleis terug. . . 
Dan drukt de Giraf zich geruststellend over het bezoek uit: 
„Messieurs, il n'y a rien de changé chez vous, il n'est qu'une 
béte de plus!" 

Deze beide boeken, zoomede een nader te noemen werk over 
de geschiedenis der straten van Luik, waren niet in de biblio- 
theken van 's-Gravenhage en Leiden voorhanden; door wel- 
willende tusschenkomst der eerste, mocht ik die echter ter 
beschikking kragen uit de Luiksche universiteits-bibliotheek. 

Ook de gebeurtenissen te Maastricht hebben den roman- 
schrijver bezield, biykens een in 1851 aldaar in twee deeltjes 
uitgegeven verhaal, getiteld „L'Orpheline de MaestricM, épisode de 
la révolution de 1880". Aan dit in de Eoninkl^ke bibliotheek 
te 's-Gravenhage aanwezige, doch onbeduidend schriftuur van 
Db Poully heb ik niets ontleend. 

In deze bibliotheek is ook voorhanden eene niet onaardige 
uitgave, in 1880 en 1881 te Amsterdam bezorgd en getiteld 
„België in 1880 of faceimHés van de handteekeningen der personen 
in de gebeurtenissen aldaar betrokken, met korte aanteekeningen 
betreffende dezelve"; men denke er echter aan, dat die aan- 



teekeningen volstrekt Diet nauwkeurig zyn; in weerwil b.v. 
van z^ne handteekening, gevolgd door eene verbeterde repro- 
ductie, wordt de naam van Dibbets er verkeerd gespeld. 

Myne aandacht werd op de hiervoren vermelde Luiksche 
werken gevestigd door den heer F. van Veebdkghem, hoogleeraar 
in de Nederlandsche letterkunde aan de universiteit te Luik, die 
dus nu de plaats inneemt van den in 1880 door de Luikenaren 
weggejaagden beroemden Kinkeb. Ten einde m^ namelijk beter 
op de hoogte der gebeurtenissen te kunnen stellen, heb ik my 
van 17 tot 81 Juli 1908 te Maastricht en in zyne bekoorljyke 
omstreken opgehouden; zoo bezocht ik ook Luik, waar de 
hoogleeraar Van Vbebdbghem wel de onvolprezen welwillend- 
heid had om m^, met betrekking tot de plaatsen, die aan de 
omwenteling aldaar herinneren, tot mentor te z](|n. Nu weder 
terugziende op die aangename dagen, kan ik slechts m^n 
warmen dank ervoor herhalen. 



's-Gravenhage, December 1908. 



V. D. E. 



HOOFDSTUK I. 

De organen der openbare meenlng te Luik. 



Het Waalschx element. — Yoobname Bbttsselsghe en Oentschb 

BLADEN. — „Lb CoUEDBE DE LA MeUSE" VAN KbBSTBN. — 

„Le Politique" van Joseph Lebeaü. — De waabsohuwingen 
VAN „Le Coubiee". 



Geschiedschitjvers beweren te weten, dat het aan de Maas 
gelegen Luik zou dagteekenen van ongeveer 800 en dat destyds 
- het grootste deel der bevolking bestond uit aan de Nederland- 
sche bevolking verwante Germanen: de Eburonen. De bisschop- 
peiyke zetel in die streken was destjjds nog te Tongeren, doch 
in 908 werd deze naar Luik overgebracht. Sinds bey verden zich 
de geestel^ke vorsten om de jonge hoofdstad uit te breiden, 
zoomede de onbebouwde domeinen der kerk, z^nde het grootste 
gedeelte der provincie, te doen ontginnen. Oalliê, toenmaals 
zeer in beroering, bood een geschikt veld voor emigratie aan. 
Gehoor gevende aan de roepstem der bisschoppen, stroomden de 
Gallen of Wallen naar de Maasstad, waardoor het Germaansche 
element in toenemende mate voor het Fransche of Waalsche 
week. De omstandigheden, waaronder de provincie Luik eene 
bevolking kreeg met een van de omgeving verschillend karakter, 
moge op onderscheidene w^zen worden medegedeeld \ het valt 
niet te ontkennen, dat zy om meer dan ééne reden grooter 
sympathie moest gevoelen voor de Fransche naburen, dan voor 
de weinig toeschietel^ke Noord-Nederlanders, wier regeering in 
1814 ook aan de Belgen was opgelegd. Waar niet voor weder- 
zydsche welwillende opvattingen plaats scheen, had misschien 
w^s regeeringsbeleid banden van onderlinge waardeering en van 
vruchtdragend samengaan kunnen leggen; doch de lezer weet 
hoever men destyds zich van staatkundigen zin verwy derde, 
i ^ Met de koppigheid, aan het onverstand eigen, werden alle on- 



9 

rustbarende teekenen des tyds minachtend of als wrekende 
gerechtigheid tegemoet getreden en scheen men dus ook doof 
voor de waariyk ernstige stemmen, die uit de publieke meening 
in de ZuidelQke Nederlanden of laten wQ ze aanstonds kort- 
heidshalve Belgiö noemen, opgingen tegen de anü-nationale 
richting van het hoogste gezag. 

Daar had men te Brussel Le Beige, ^ami du roi et de la patrie", 
geredigeerd door Levae en gesteund door De Stassabt; zoo- 
mede L'ÉmandpcUion, de tegenwoordige Indépendance. Noemen 
wtj ook Gent met zQne invloedrijke bladen, de OaJtholique des 
Pays-Bas en het Journal de Gand. Geen dezer stond echter in 
uitnemendheid van redactie gelQk met het te Luik verschonend 
orgaan der Katholieken: Le Courier de la Meuse, „ Journal poli- 
tique, littéraire et commercial". Opgericht in 1820, had het tot 
redacteur gekregen een geboren Maastrichtenaar P. Eersten, 
die, vóór hij naar de bisschopsstad verhuisde, als professor 
doceerde aan het athenaeum te Maastricht, en van wlen nog in 
1860 werd getuigd, dat hU een der meest uitnemende publi- 
cisten is geweest, die Belgiö ooit gehad heeft. Bracht deze hulde 
hem een landgenoot toe *, zelfs de Nederlandsche Staatscourant 
erkende, nadat de omwenteling haar beslag had gekregen, dat 
het Luiksche blad „steeds" eene zekere gematigdheid in den strQd 
tegen onze regeering had aan den dag gelegd: een lof onge- 
twyfeld niet van beteekenis ontbloot \ 

Niet minder verdienstelijk in den strijd voor vryzlnniger 
richting werd Eebsten's orgaan bygestaan door een mede te 
Luik in 1824 opgericht liberaal blad, waarvan de weervoorspel- 
lende vreemde naam Mathieu Laensberg * vier jaren later werd 
herdoopt in dien van Le Pölüique. Zyne knappe leiders, waar- 
onder JosEPH Lebbau, Paul Devaux, de gebroeders Fismin en 
Charles Rogier, Feliz van Hulst, Henri Ligna *, deelden wel 
gansch andere opvattingen dan de Katholieke pers, doch toen 
eenmaal, In de luider wordende ontevredenheid tegen het Neder- 
landsche regeeringsbeleld, het groote verbond tusschen Katho- 
lieken en Liberalen in Belgiö was tot stand gekomen, volgden 
beide organen slechts ééne alles beheerschende, alles leidende 
leuze: aan de personeele regeering van koning Willem I een 
einde te maken. 



10 

Wat in de niet tot uitdrukking komende gedachten dier 
menschen omging, valt bezwaarl^k te zeggen; dat echter af- 
scheiding hun wachtwoord was, werd zeer zeker niet op den 
voorgrond gesteld. Maar in 1830 hadden 'sEoningd regeering 
en de voor geen politieken zin vatbare invloedrijke Noord- 
Nederlanders de ontevredenheid over de bestaande tenitoriale 
vereeniging hoog, zéér hoog doen stygen, en terwijl het alzoo 
grolde, werd koning Kabel X gedurende de Julimaand van dat 
jaar uit Frankrijk verdreven. In de centra van het Belgische 
volksleven deed deze gebeurtenis het bloed onstuimiger vloeien. 
De Courier de la Meuse van aanvang Augustus schetste hoe men 
zoowel te Brussel als te Luik de dagbladbureelen bestormde, 
het volk op straat te zamen liep om zich de berichten te hooren 
voorlezen, hoe nog nooit, stond er, de openbare belangstelling 
zóó bleek geprikkeld. Veertien dagen later z)jn de verhoudingen 
spannender geworden en geeft het blad de kalme waarschuwing 
om het toch niet tot het uiterste te laten komen. Vryheid voor 
de drukpers, voor het onderwas werd verlangd; geene stoffelijke 
macht zou in staat zjjn, meende het blad, haar aan banden te 
leggen. Frankryk had dit nu andermaal geleerd ; de Nederland- 
sche regeering moest dus in het aldaar gebeurde geene redenen 
zien, werd gewaarschuwd, om nu nog verder tot reactie over te 
gaan. Hoe ookl de Belgische natie — aldus reeds bewust of onbe- 
wust scheiding uitsprekende — toone zich wjjs en verstandig; 
wat aan de Seine werd verkregen met geweld, moest men aan 
de Senne trachten te erlangen door vreedzaam verzoeken, maar 
verzoeken met moed en met volharding. Mocht ook de mlniste- 
rieele Qazette des Paye-Bas de wisheid der Segeering waardeerend 
aan de Grondwet toetsen, de Courier las haar de les met zich 
evenzeer te stellen op de voorschriften der bestaande Grondwet. 
Erkend werden hare gebreken, maar, voegde het blad er by, 
gebrekkig als ze was, behoefde men er geen misbruik van te 
maken. Het deed er ook voor het oogenblik niet toe, dat de 
Constitutie inderdaad voor verbetering vatbaar bleek; zy sloot 
immers geenszins uit ministerieele verantwoordel^kheid, en daar- 
mede zou reeds alles gewonnen z^n 

Den 21^ Augustus eene nieuwe, hoogst opmerkelijke waar- 
schuwing van Kebstek's orgaan. Dat de Koning zich toch niet 



11 

door vleiers liet overhalen tot het nemen van nieuwe gestrenge 
maatregelen; deze raadgevers zullen het koninkr^k nog in vlam 
zetten en den troon ten halve omver doen werpen! Den 24^ en 
den 25^ luidde het op nieuw, dat de toestand meer en meer 
critiek werd; dat de storm steeds meer het eigen land naderde ! 
Dat men zich toch haaste de harten der Belgen te winnen, dat 
men zich niet verblinde met de gedachte: Frankrijk is niet geiyk 
de Nederlanden .., Le temps marche . . . Het was reeds te laat! (^) 



HOOFDSTUK U. 

Tan den opstand te Brassel. 



Db NijvssheidstbntoonsteTiLing. — „La Mubttb db PoETicf \ — 
Db trobpbnkachtex oxdeb Ped^s Fredebik bn oxdee 

GBNBBAAL GOBT HbYLIGBBS. — DbSBBTIËX. 



Brussel zou zich in feestdos tooien naar aanleiding van 
eene medio 1880 te houden ny verheidstentoonstelling. Vandaar 
eene aanschrijving d.d. 10 Juli door den generalen staf uit Gent, 
waar Bebnhard, hertog van Saksen-Weimar bevel voerde, ge- 
richt aan den chef van het 5^ Groot Militair Commando te 
Maastricht om voor het bewaren der orde een eskadron van het 
regiment Lichte Dragonders N°. 4 naar de hoofdplaats te zenden \ 

Intusschen heerschte er te 'sGravenhage ongerustheid; men 
sprak er van plannen om troepen en schutterden daar gereed 
te doen houden, ten einde op alle gebeurl^kheden voorbereid 
te kunnen z|jn. Wie de geruchten van naderenden opstand 
verbreidden, wist men niet; maar zy werden ingegeven, besliste 
de Courier des PaysBaa uit haat tegen Belgiö en de Belgen \ 

Wju vader, tydel^k in garnizoen te Mechelen, hoorde trou- 
wens ook aan tafel, speciaal van den Ofiftcier van Justitie „dat het 
in Belgiö wel eens tot opstand konde komen". Den 22° Augustus, 



(a) Zie de beUmgr^ke uittrékaels uit de couiant in noot 6 der BQlagen. 



12 

een Zondag, kwam daar uit Brussel preeken dominee Paauw, 
die tot tekst nam*. Wie ooren heeft om te hooren, die hoore. 
„Z.W.Eerw.", memoreert mfln vader, „sprak zulke geheim- 
zinnige taal, dat men elkander vroeg, wat is er toch gaande? 
en dit is toch zonderling, dat by al die bestaande geruchten, 
het Gouvernement deed, alsof het niets wist of hoorde." De 
Begeering meende te moeten toonen, dat zy zich boven al die 
bedreigingen verheven achtte. TerwQl het gevaar reeds voor de 
deur stond, gelastte ze nog den 23° terugzending van troepen 
uit Brussel, „om", zegt de geschiedschryver van Neêrlands 
Heldendaden te land, „geen argwaan te doen blaken" ^ 

Destyds behoorde La Muette de Portici tot het repertoire 
der opera's. Eene advertentie in de Staatscourant van 24 en 
26 Augustus kondigde aan, dat ze den 20^ voor de 7® maal 
te 's-Gravenhage zou opgevoerd worden. Ook te Brussel kwam 
ze ten tooneele; maar reeds weken te voren had dit daar tot 
schandaal aanleiding gegeven. De Payë-Bas schreef in ver- 
rukking, dat nog nooit het stuk met zulk een geestdrift was 
toegejuicht. Vooral de aria Amour aacré de la patrie, rende nous 
Vaudace et la fierté had zulke onstuimige bravo's ontlokt, dat 
de voorstelling een oogenblik moest gestaakt worden; het 
tooneel van den moord had een onbeschryfeiyken indruk 
gemaakt ^^ Den 26° wilde men het stuk te Brussel weder 
opvoeren. De autoriteit verbood het; stond het daarna toch toe, 
maar . . . met schrapping van het Amour sacré " .' Het publiek 
der propvolle opera joelde toen naar buiten; de opstand was 
hiermede uitgebroken. 

De luitenant der radende artillerie Voet werd in alleryinaar 
Mechelen gezonden om een regiment dragonders te ontbieden; 
tot spoed aanmanende, geloofde men hem ter nauwernood dat 
het ernst was, toen de troepen op marsch gingen; „ik meen 
zelfs zonder patronen voor hunne karab^nen en pistolen", 
schrift myn vader. Den 26° was de Jobst^ding te *s-Gravenhage 
gekomen; den volgenden dag gelastte Oorlog per expres, dat 
ook uit Antwerpen troepen moesten oprukken, „ten einde in de 
residentie tot nader order garnizoen te houden". 

Tegelijkertijd werd het belang van de Maasstreek met de ge- 
wichtige vestingen Luik en Maastricht ingezien. Uit Kampen, 



18 

Zwolle, Deventer togen versterkingen naar het zuiden, 8i>oeds- 
halve de infanterie gedeelteiyk per as ^\ Onder de uit Deventer 
opkomenden, behoorde de cadet L. C. Behr, die den 14^ Sep- 
tember 2® luitenant werd en z^ne ofiftciersloopbaan opende met 
naar de Belgen over te gaan. De Staatscourant van den 80° Augustus 
berichtte voor het eerst, dat in den avond van den 21^^ ,,emstige 
ongeregeldheden" te Brussel waren uitgebroken ; doch, werd er 
zonderling genoeg by gevoegd, „reeds eenige dagen te voren had 
men onder het gemeen aldaar vry wat gisting bespeurd''. 

Op alle zuideiyke steden was de beweging der hoofdstad van 
noodlottigen invloed ^'. Te vergeefs ook had de prins van Oranje 
getracht door zyne tegenwoordigheid te Brussel de harten der 
bevolking te winnen. De opgestane stad moetende verlaten, 
kwam hg in den avond van den 8° September te Mechelen per 
ry tuig, echter zonder eenige dekking. Op de markt van paarden 
moetende verwisseleui was hy in een oogenblik door de menigte 
omringd. Er heerschte eene diepe stilte, memoreert m^n vader, 
die daar lusteloos rondliep. De prins sprak vele burgers aan en 
men hoorde een enkel geroep van leve de prins van Oranje! — 
aanstonds echter afgebroken door vive la liberté! Bloedrood 
scheen dien avond de maan aan het hemelgewelf ; allerlei voor- 
spellingen ten voor- en nadeele der omwenteling werden eruit 
afgeleid. Het publiek verkeerde in groeten angst De ofiftcier van 
Justitie kwam m^n vader ter zQde, waarschuwde hem en nam 
met ti'anen in de oogen afscheid, onder mededeeling dat, zoo 
noodig, steeds op hem beroep kon worden gedaan. ZQ zagen 
elkaar niet weder. 

Den 4° September aanvaardde luitenant-generaal Gusbbbtus 
Mabtinus Cobt Heyliqebs het bevel over de mai^schappen, die 
uit het noorden naar de Maasstreek waren getogen ^\ Aan het 
hoofd van circa 8600 man trok hQ in de richting van Luik; 
doch zoowel deze troepenmacht, als die welke zich onder bevel 
van prins Fbedebik in de richting naar Brussel bewoog, werd 
verhinderd aanstonds krachtdadig op te treden, doordien de 
Begeering het beter achtte, dat de herstelling van het gezag 
zou uitgaan van de Staten-Oeneraal, die voor den 18° September 
waren bQeengeroepen om te beraadslagen over de middelen ter 
bevrediging van de Zuid-Nederlandsche wenschen. Zoo geschiedde 



14 

het, dat beide korpsen kanton nementen betrokken : eene om en 
bij Maastricht, het andere om en b\j Antwerpen. Tot de Lim- 
burgsche kantonnementen behoorde het op één uur van Maas- 
tricht gelegen Lana^éken met Vromhoven, waar eene afdeeling 
kurassiers was gelegen ; hare Waalsche bestanddeelen verliepen 
zóó snel, dat men zich den 11° September verplicht zag de 
afdeeling binnen de vesting Maastricht te zenden, waar ze 
intusschen door onbetrouwbaarheid grootendeels niet te gebrui- 
ken was; vier onderofficieren en tien kurassiers liepen dien 
zelfden dag met pak en zak naar de Luiksche muitelingen over, 
liefst eene verklaring achterlatende, dat zij niet langer tegen 
hunne broeders wilden dienen. Ëen detachement infanterie lag 
gekantonneerd te Freerm^ 'n drie uur van Luik, op den weg 
naar Tongeren; ook dit dreigde geheel te verloopen. Kapitein 
Pbl gaf daarom den 10° evenzeer last tot den marsch naar 
Maastricht, maar onder aanvoering van sergeant Ponin keerden 
2 sergeants, 1 korporaal, 1 vice-korporaal en 81 soldaten met 
hunne wapenen terug naar Luik, vanwaar zy herkomstig waren. 
Den 11° kwam het treurig overschot te Maastricht aan. „Een 
zoo schadelijk voorbeeld", berichtte dien dag de opperbevelhebber 
aldaar aan Oorlog^ „vooral in den tegenwoordigen staat van 
zaken, zal te meer invloed hebben, daar ik met zekerheid 
onderricht ben, dat sedert eenige dagen, zoo hier als in omlig- 
gende dorpen, zich personen uit Luik en Brussel vertoonen, 
welke trachten door aanbieding van geld, de militairen tot on- 
trouw aan hunne vanen over te halen." De Courier delaMeuBe 
hield over deze desertién geregeld triomfantel^ke berichten in, 
die natuurltjk mede ter aanmoediging tot afval strekten '•. Te 
's-Gravenhage wilde men echter de zaken aangezien hebben, 
alsof men nog onder normale omstandigheden verkeerde en 
de toekomst in handen hield ; zoo werd op last van daar eene 
commissie van hoofdofficieren uit Antwerpen naar Mechelen 
gezonden om het betrekkel\jk onbeduidende werk m\jns vaders, 
overeenkomstig de bepalingen, op te nemen. Ter nauwernood 
ontsnapten de heeren aan gevangenneming, zoo niet erger («). 



(a) Zie het aardige verhaal in noot 16 der Bijlagen. 



16 



HOOFDSTUK III. 

Lnlk gereTolutloimeerd op den S7n Augustus 1880. 



Db gottyeenetjb jonkheer Sandbskg. — De Yeiligheidscom- 

MISSIE. — BUBGERWAPBNING. — EeNE PETITIE VAN GRIEVEN 
NAAR 's-GrATBNHAGE. 



Een centrum van stadsleven in de Waalsche hoofdplaats is 
de pUice du ThécUre^ waarop uitkomt de boulevard de la Sauve- 
nière. Nog treft men daar aan het Café au Point de Vue^ een 
geliefkoosd punt voor samenkomsten in de dagen van 1830. 
Maar vooral liep het destyds druk in het nu tot een Duitsch bier- 
huis veranderde Café des Deux-Fontainea, v^ant van hier ver- 
trokken en daar kv^amen aan de diligences op Brussel, die 
dus het eerste nieuv^s van de gebeurtenissen er brachten ^\ 
Toen alzoo in den avond van den 26° geruchten te Luik zich 
verbreidden over de ongeregeldheden van den vorigen avond, 
stroomde het den 27° naar het Theaterplein om er meer van 
te vernemen. 

De toekomst van het Nederlandsch gezag zou nu in de 
eerste plaats afhangen van het beleid des hoogsten vertegen- 
woordigers aldaar, den gouverneur Jonkheer Sandbebg; maar 
kennisnemende van al het door hem verrichte, kost het moeite 
zich van hard oordeelen te onthouden. Nochtans diene men 
zich van de verschoonende omstandigheden rekenschap te 
geven, niet ook te vergeten, dat mislukken van een streven 
zoo licht tot parttjdig veroordeelen leidt ^•. 

De gouverneur was, in weerwil van ztjn Noord-Nederlander- 
schap, gezien in z^ne provincie, hetgeen ongetwijfeld voor ztjn 
beleid getuigt. De maatregelen der Eegeering, die het zaad der 
ontevredenheid in België welig deden opschieten, keurde hy 
zoozeer af, dat een en andermaal de bladen berichten inhielden 
over zün aanstaand ontslag; die tegenstand vereert des gouver- 
neurs inzicht en passend onafhankelQkheidsgevoel. Onder zulke 



16 

omstandigheden laat zich zeer wel eene opvatting verklaren en 
verdedigen, die heil zoekt in een bedachtzaam medegaan met 
de nu plotseling zoo handtasteiyk uitgesproken voikswenschen. 
Tegenover het door hem verloren proces kan men wellicht 
met eenigèn grond aanvoeren, dat een buitengewoon man de 
teekenen des tjjds anders zou hebben opgevat; maar ook dan 
vordert de biliykheid te erkennen, dat over het geheel genomen, 
de toestanden niet doorzien werden ; door de Begeering waarlijk 
het allerminst, die immers de gezaghebbers tot het nemen der 
meest zachte maatregelen vermaande. 

Reeds Saiidbebg*s eerste daad bleek eene door de uitkomst 
niet gerecht vaai'digde handeling te z\jn. 

Ziende hoezeer de Brusselsche gebeurtenissen Luik beroerden, 
riep hy reeds in den ochtend van denzelfden 27^ Augustus in 
het Oouvemementsgebouw te zamen eene Oommission de Süreié 
Publique, bestaande uit mannen, die weliswaar v^anden waren 
van alle geweld en wanorde, die ook niet bepaalde bestrQders 
van het koninkiyk huis konden geacht worden, maar die dan 
toch bekend stonden, als, geiyk Le Polüique van den volgenden 
dag rondweg te kennen gaf „cUoyens de Vopposüion'' ^\ Hare 
18 leden, waaronder advocaat Lebeau, lid der redactie van Le 
Polüique, dan de drukker van den Courier de la Meuse, verder 
fabrikant Orbait, enz. hebben zich inderdaad zeer spoedig by 
den zich vestigenden nieuwen staat van zaken aangesloten**. 
Het bedenkeiyke van den maatregel lag hierin, dat alzoo de 
gouverneur het initiatief had genomen om de bestaande wettige 
machten aanstonds op zyde te doen stellen door een college, 
dat op niets anders was gebaseerd dan op de te Brussel uit- 
gebroken omwenteling. 

Zoodra men zich geconstitueerd had, verhuisden Gouverneur 
en Commissie van het hotel der Provinciale Staten naar het 
stadhuis, waar men nu met het Gemeentebestuur samenwerkte 
om zoo allengs het Nederlandsch gezag te zien ondergaan. 
Besloten werd tot de oprichting van eene burgerwacht te 
paard; de schutter^, la garde communcUe, zou versterkt 
worden door eene burgerwacht te voet; schutters betrokken 
dadeiyk de militaire posten. 

De gouverneur gaf bj] proclamatie van denzelfden 27^ der 



17 

goede burger^ kennis van deze maatregelen. Opmerkelijk voor 
het V7elnlg doordachte ervan is, dat dit stuk reeds den 26° was 
geredigeerd. Alles diende voor het behoud der rust, heette het 
in dat ongelukkige document; daarom ook was aan de schutter^ 
bevolen ^om gezamentljjk met de militaire magt de voornaam- 
ste posten te bezetten" *\ Die samenwerking bestond daarin, 
dat de militairen door de schutters werden vervangen I De 
generaal der provincie, baron Van Bosgop, achtte zich verplicht 
om, overeenkomstig de Haagsche bevelen, aan het burgerlek 
gezag ook in deze aangelegenheid het laatste woord te laten". 

In den namiddag traden commissiên uit de burgerij de ver- 
gaderzaal der heeren binnen. Ze verlangden, dat er afgevaardig- 
den naar 's-Gravenhage gezonden zouden worden, ten einde 
den Koning eene petitie van grieven aan te bieden; het stuk 
werd kant en klaar medegebracht. De wenschen waren breedel^k 
geformuleerd; rtOpregie naleving der grondwet'' prakte er in als 
een beteekenisvol verwyt. 

De Veiligheidscommissie maakte aanstonds by proclamatie 
bekend, dat de g^neven door eene deputatie onder 'sKonings 
aandacht zouden worden gebracht „om de herstelling derzelve 
te verzoeken". Men volgde trouwens ook in dit opzicht het 
voorbeeld van Brussel". 

In de proclamatie stond bovendien de belangi'IJke mededee- 
ling, dat op aanvraag van den bevelhebber der schutterij, de 
generaal, commandant der plaats, „scherpe patronen en vuur- 
steenen" ter beschikking van deze zonderlinge rustbewaarders 
had gesteld ! Daar kregen de heeren een bericht over het naderen 
van twee eskadrons cavalerie uit Maastricht. In plaats dat de 
ordelievende Veiligheidscommissie bl\jde was met dezemachts- 
versterking, ging men verschrikt generaal Van Boegop vragen, 
of het waar was. De bevelhebber antwoordde, dat h\j er niets 
van wist, het ook niet geloofde, maar in ieder geval estafetten 
den Maastrichtschen weg zou opsturen, ten einde aan de dra- 
gonders te verbieden de stad in te komen! Zooveel wijsheid 
ontlokte warmen lof aan de Courier de la Meuee^) men kan 
het zich voorstellen 

Aldus was reeds op den eigen 27° Augustus de afval der 
provincie Luik bezegeld, zonder opstand en zonder bloedvergie- 



18 

ten; gemakkeiyker omweDteling liet zich kwaiyk denken. Wel 
had Thobbecke, destyds hoogleeraar te Gent, recht, drie dagen 
later aan Gboen vak Pbinsterer te 's-Gravenhage te schreven: 
»,Het voorbeeld te Luik gegeven, weegt m^ns inziens oneindig 
zwaarder, dan al hetgeen te Brussel is voorgevallen"; geheel in 
overeenstemming hiermede, boekstaafde in 1831 een geschied- 
schryver der omwenteling: „A Llége on fit pis encore qu'è. 
Bruxelles" «. 



HOOFDSTUK IV. 

Het Lnlksehe garnizoen naar de Citadel op den 

38n Augustus 1880. 



Gbneblaal Van Boecop. — Het afleggen der Oranje-kleuren. — 
De Citadel. — Tevredenheid der Veiligheidscommissie. 



Generaal-Majoor Cornelis Gebardus Iman baron van Boecop 
was provinciale commandant te Luik. Het is vermoedelijk niet 
te veel gezegd, wanneer men beweert, dat de zwakheden van 
den provincialen gouverneur een ongunstigen invloed op dien 
bevelhebber hebben uitgeoefend. Terwijl de omschry ving der 
bevoegdheden in gevallen, als waarvoor men nu zoo onverwacht 
werd geroepen, zeer te wenschen overliet en het burgeriyk gezag 
in ieder geval het hoogste was, moest ook de onmiskenbaie 
Nederlandsche gezindheid van den gouverneur te zwaarder 
wegen bU de maatregelen, die slechts onder medewerking van 
den generaal konden uitgevoerd worden. Toch vraagt men zich 
af, hoe deze zich verantwoord kon achten met het toevei-trou- 
wen der militaire posten aan burgerwapening en het verstrekken 
van ammunitie aan voor het gezag niet weigezinden. Zou het 
waar z^n, hetgeen een novelle-schrtJ ver opmerkt, dat Van Boecop 
ernstig ziek was geweest, en men dientengevolge de meegaand- 
heid moet toeschreven „meer aan zyne ongesteldheid, dan wel 
aan wys beraad" ?•• Hoe ook, reeds den volgenden dag konden 
de oogen voor den ernst der gebeurtenissen opengaan. 



19 

In den ochtend van den 2S^, toen de Bnisselsche Courier des 
PayS'Baa de gistende geesten had aangeblazen '^ werden schut- 
tert) ©Et burgerwacht door het volk aangesproken over het 
dragen van de by de tenue behoorende oranje-kokarde. De 
Veillgheidscommlssie riep men op, om te gelasten, dat het weer- 
zinwekkend koninkiyk zinnebeeld van oud Oranje zou vervangen 
worden door de Luiksche kleuren; en zoo waar! — „maltrisé 
par les circonstances impérieuses du moment", weende Le 
Gourier de la Meuae — de Commissie gaf zich dra gewonnen. 
Haar lid Rogier klom zelfs dadeiyk op torens en daken om de 
Luiksche vlag te doen wapperen. „ J'arbore", toekent hjj in zQne 
Herinnermgen als eene merkwaardigheid aan, „les couleurs 
liégoises, rouge et jaune, a Thötel de ville^ k la porte d'Amer- 
coeur, k la tour Saint-Paul, k la salie de spectacle"". Mocht 
soms de omwenteling niet slagen, de heeren waren immers 
door deze dringende omstandigheden van het oogenblik voldoende 
gedekt. En dan die Luiksche kleuren, „qui rappellent les glo- 
rieux souvenirs de nos ancêtres", luidde de onzin in een nader 
te noemen Zondagsnommer van het blad: Wat waren zü anders, 
werd spatieerend herinnerd, dan gemeenteiyke kleuren? 
Heelemaal dus niet „un signe de scission" ; wel foei, zonder 
dat . . . y^notre oonsdence^ notre devoir nom eussent défendu 
d^y consentir'\ Na een paar dagen reeds trad het valsche van 
dergeigke beschouwingen aan den dag, gel\jk wQ zullen zien. 

Aldus maakte de Commissie dien 28° by proclamatie bekend, 
dat binnen 24 uren schutter^ en burgerwacht zouden aanne- 
men de Luiksche banier, „Rood en Geel", — „echter", werd 
er aan toegevoegd, „met eerbiediging der kleur, welke door het 
leger wordt gedragen" '^ Generaal Van Bobcop zou tegen deze 
proclamatie z^n opgekomen; men wees hem echter op de be- 
volen eerbiediging van de door het leger gedragen kleuren ; hy 
had er dus niets mede te maken ^. 

En respectani les couleurs de Varmée. . . Dienzelfden 28>^ ver- 
toonde zich de eerste luitenant Cabon op straat, dragende de 
gamizoensdienst aanwijzende oranje-sjerp. H^ had in last om 
den 29° een detachement infanterie via Maastricht naar Venlo te 
begeleiden en begaf zich uit dien hoofde den vorigen dag naar 
den plaatseigken commandant voor de bespreking dezer aan- 



20 

gelegenheid. Het gemeen dwong hem echter, rapporteerde den 29^ 
de opperbevelhebber van Maastricht aan Oorlog , ^ on der de sterkste 
bedreigingen*' de sjerp af te leggen, ^hetgeen te meer opvallende 
is", meende de rapporteur, ^daar h^ hun verzekerde hun stad- 
genoot te zUn'\ Onder deze omstandigheden, meende Van BoEcop 
zich niet langer in de stad zelve te mogen ophouden. 

Luik strekt zich aan beide oevers van de Maas uit; het belang- 
rijkste gedeelte ligt op den linkeroever. Aan het noorden hiervan 
verheft zich op een ruim 150 meter hoogen heuvel de Citadel, die 
beide deelen over hare gansche uitgestrektheid bestrykt. In 1818 
gebouwd, heeft z\) haar langsten t\jd vermoedeiyk doorleefd, nu 
andere omstandigheden in de eischen der verdediging zich 
voordoen; destijds was z^ echter een werk van het grootste 
gewicht en kon zij voor de muitende stad eene ernstige be- 
dreiging worden. Maar onverwacht als de onlusten uitbraken, 
miste de sterkte levensvoorraden en toen het ruchtbaar werd, 
dat bevelen waren gegeven om haar in staat van verdediging 
te brengen, vorderde het gemeen, dat ook daar de posten door 
burgerwachten zouden worden vervangen. HetzQ om dit te 
beletten, gelijk Bosscha verhaalt, hetz\j dat de quaestieoverde 
kleursverandering den doorslag gaf, zooais de schr^ver elders 
mededeelt 'S den 28° ging de generaal zlJn hoofdkwartier op de 
Citadel vestigen. „Voorzichtig was dit zeker; of het goed was, 
is eene andere vraag", meent generaal Knoop "'. Ja natuurlijk, 
nadat het een muizenval zou blaken, waaruit de bevelhebber 
met z^ne soldaten weldra moest trekken, om voor alt^d het 
Nederlandsch gezag in het Waalsche land te zien prjjs gegeven, 
kan de viaag verwijtend rtjzen: of het goed t(7a«? Intusschen, 
waar eenmaal de staat van losbandigheid bleek toegelaten, niet 
ttjdig tegengegaan door de verklaring van den oorlog- of beleg- 
staat, daar had de opperbevelhebber voor ztjne verantwoording 
te nemen een onbetrouwbaar garnizoen, dat ten slotte niet 
grooter bleek dan 'n 900 man, eene macht zeer zeker te zwak in 
deze stad met nauwe straten en opgewonden bevolking. In de 
Citadel gekazerneerd, werden althans de pogingen van zoovelen 
om den militair tot afval te brengen veel moeil^ker gemaakt. 

Het kan oveilgens niet ontkend worden, dat met 's generaals 
aftocht naar de Citadel, de Veiligheidscommissie weer een 



21 

goeden dag werk achter zich had. Men moest dan ook rustig 
ztjn, vermaande ze andermaal in eene mededeellng, die den 
29», wegens den Zondag, in een extra-nommer van de Courier 
de la Meuse verscheen; afgewacht behoorde te worden, wat de 
Luiksche commissie uit 's-Gravenhage, in antwoord op de petitie 
van gileven medebracht. De Grondwet heette aller plechtanker: 
wy wenschen, werd herinnerd, niets anders dan hare volledige 
uitvoering; zoo hebben w^ het altyd gewild, maar onze kracht 
is nu grooter, omdat w^j tot grooter eenheid zyn gekomen". 
Doch nu ook was eene waardige houding jegens het garnizoen 
plicht, dat immers zoozeer getoond had van goeden wille te z^n en 
men dus niet tot loon daarvoor behoorde aan te randen *\ O neen I 
zette ook de redactie van de courant onder die mededeeling: 
.,Nous devons Ie proclamer", — dat men inzonderheid gouverneur 
Sandbebo voor z)jn groot vertrouwen erkentel^k moest zUn". 
Waarl^kl ondankbaar was men niet .... 



HOOFDSTUK V. 



Luik in afwachting op de petitie van grieven: 

39— 31 Aognstiis 1880. 



LüiTBNANT Gabon naar Maastricht. — Het weonbmbn der 

WAPENSCHILDEN. — UITBREIDING VAN DEN OPSTAND OVER DE 

PROVINCIE. — De ^^Gourier de la Meüsb" en gouverneur 
Sandbero vol lof over schutterij en burgerwacht. 



In het vorige hoofdstuk maakten w^ kennis met luitenant 
Cabon. Den 29» des ochtends 7 uur stond htj voor het gouver- 
nementshotel gereed om met z\jn detachement van 95 man 
naar Maastricht te vertrekken; slechts 6 miliciens ontbraken. 
Een detachement gewapende burger^ en de kapitein-adjudant 
van den generaal deden den troep uitgeleide langs den linker 
Maasoever over de tegenwoordige quai St. Léonard, Aan het einde 
hiervan heeft men de geschutgieterü ; ofschoon belangrijker 
inrichting dan de 's-Gravenhaagsche werkplaats, wordt sedert, 
ook in Belgiö, het geschut niet étAr, doch vooral van elders, als 



22 

van Kbupp, verkregen. Het detachement-CABON tot de geschut- 
gietery genaderd z\jnde, meende de burgerwacht naar huis te 
kunnen gaan, waarvan een met messen en steenen gewapende 
volkshoop gebruik maakte om de soldaten te dwingen naar de 
stad terug te keeren, „niettegenstaande z\j allen met den besten 
wil schenen bezield te zyn", belichtte de luitenant toen hy 
te Maastricht aankwam''; want deze had er zich met al z^ne 
onderofiftcieren en den tamboer, tot een gezamenl^k aantal van 
16; doorgeslagen. 

Op den namiddag van deze glorieryke overwinning gingen 
de goede ingezetenen wat door de stad wandelen, om alle wapen- 
schilden, waarin de Nederlandsche leeuw prakte, te vernielen. 
Leden der Veiligheidscommissie waren daarover zeer boos 
geworden en hadden het volk gewezen op „l'inconvenance et 
l'arbitraire de cette conduite'* *\ Och kom ! En opdat dan nu 
de menigte zou weten, dat de heeren der Commissie ook op 
straat wat te zeggen hadden, maakten ze bekend, dat zy zich 
zouden tooien met eene sjerp van de Luiksche kleuren '^ Burge- 
meester en Schepenen proclameerden tegeiykertyd een dringend 
verzoek aan de burger^' om toch het gemeen te beletten, een 
slag in de eigendommen van anderen te slaan '^ 

De losbandigheid verbreidde zich nu ook over de omliggende 
gemeenten. De Courier de la Meuse kon zich evenzeer niet langer 
inhouden; in hare toenemend oorlogzuchtige stemming bewie- 
rookte ze schutterij en burgerwacht, die met het geweer in den 
arm het gezag op z)jde stelden^". Ëere ook, vergat z^ niet té 
zeggen, den legerbevelhebbers, die dat alles maar aanzagen ;eere 
den generaal Van Gben te Namen, wiens „honorable résolution 
de ne pas intervenir dans nos troubles civils", de ware opvatting 
heette: navolgenswaardig voorbeeld dus voor Vait Bobgop en 
zUne Citadel met bombardeervermogen ^\ 

Het gepeupel bleef zich intusschen aan plundering en geweld 
overgeven, zoodat b|j afkondiging van den 80° door de Veilig- 
heidscommissie en het Gemeentebestuur een verbod tegen volks- 
verzamelingen eindelijk werd uitgevaardigd; om het te handha- 
ven, was het echter nu te laat. De Gourier de la Meuse voorspelde 
bovendien in haar nummer van den 81° opstand — alsof die 
er nog niet was! — indien de Koning geen gehoor verleende 



28 

aan de petitie van grieven; indien mannen als minister Van 
Maaken de regeeringsrichting bleven bepalen; indien Gboek's 
aanhitsende Nederlandsche Gedachten als de leidende politiek 
werd gehandhaafd; men moest er zich wel rekenschap van 
geven, herinnerde het artikel spatieerend, dat de leden der 
oppositie ten slotte tot handhaving van de orde waren geroe- 
pen ; en geroepen door wien ? Door het eigen hoofd van het gezag, 
door den geachten heer Sandbbbg. Het is op de uitnoodiging 
dier leden geweest, dat de gansche stad, Jong en oud, van de 
eerste iamiliën, zich toew^dend hebben gewapend om voor de 
verkr^ging der constitutioneele vryheden in toom te houden... 
„un peuple brave et indigné"! Dat de Regeeringzich hoede voor 
eene uitbarsting, wanneer zulk een edel en dapper volk z^n 
zin niet mocht kragen ^*! 

Zoo ontving de heer Sandbebg z^ne troeven t'huis; maar 
niemand minder dan de gouverneur zelf gaf op dien 81° eene 
getuigenis af over het heerlijk gedrag der schutter^ en der 
burgerwacht. Men leest het in eene circulaire aan de districts- 
commissarissen en aan de leden der gemeentelijke administratién, 
weldra in de dagbladen gepubliceerd. Van alle kanten, schrift 
de gouverneur, vraagt men wapenen om de eigendommen te 
beschermen: ik kan ze u niet geven. Z^n uwe huizen, merkt 
hy aan de vragende autoriteiten op, citadellen, in voege gy in 
staat zoudt zyn, de wapenen slechts te verstrekken aan wie 
gy vermeent ze te kunnen toevertrouwen? Wat, als men ze 
van u met geweld zou vorderen? Hoe kan ik ze ook zonder 
gevaar verzenden? Het is onmogeiyk, dat menschen, die vol- 
doende waarborgen aanbieden, geene wapenen kunnen machtig 
worden. Jachtgeweren laten alle soort van ammunitie toe en 
hunne behandeling is een ieder bekend. Indien de toestand 
der gemeente het vordert, wapent dan de goede burgers, huurt 
zelfs wapenen, en... vermakel^ke naïveteit!— volgt het schoone 
voorbeeld der gemeentelijke en burgerwachten van Luik!!*' 

Ahl Le bel exemple. De Courier weent van aandoening op 
het gezicht van al die. gewapende braven. „On est ému", staaft 
Kbbsten's blad van den 1° September, ,,de voir le patriotisme 
que montrent nos gardes communales et bourgoises"! 



8* 

HOOFDSTUK VI. 

Het hek Is Tan den dam: 1—18 September 1830. 



Rustige rust. — De kazernes : Les Écolibrs en St. Laürent. — 
Luitenant Meyer. — Misi^ukking van de oommissie der 

LUIKSCHE DEPUTATIE NAAR 'S-GrAVENHAGE. — ONTBINDING 
DER VeILIGHEIDSCOMMISSIE EN DER ScHUTTERU. — GrAAF 

De Berlatmont. — De ,^Gourier ds la Meuse'' over 

SCHEIDING. — GrOUVEBNBUR SaNDBERG. 



De illusiön van gouverneur Sandberg blaken uit de SkuUs- 
courcmt van 31 Augustus. Naar „de laatste berigten" koesterde 
men de beste verwachtingen over de gezindheid der stad. Wel 
heerschte er „groote gisting", maai* de pogingen der Veiligheids- 
commissie en der schutter^ tot het handhaven van de orde 
werden met den besten uitslag bekroond. „Ook had", werd 
verder medegedeeld, „het volk, te midden der opgewondenheid, 
op verschillende wj{jzen blaken aan den dag gelegd, dat zij 
Nederlanders bl\jven vrilden, en geenerlei andere Regering 
begeerden.'* Hoe zich die vriendeiyke stemming uitte, onder- 
vonden de militairen, die door Van Boecop in de stad waren 
achtergelaten. 

Op den rechter Maasoever ligt de kazerne Les Écoliera, waar 
verbiyf hield 'n bataljon artilleiie met kanonnen en geweren. 
Het gebouw is tegenwoordig voor cavalerie ingericht en 
onderging veranderingen. Waar zich nu uitstrekt de boulevard 
de la ConatüiUion met de place du Congres had men destyds 
een betrekkeiyk onbebouwd veld. De groote poort der kazerne 
is op den boulevard; doch voorheen was de uitgang aan den 
kant der rite devant les ÉcolierSj meer een steeg dan eene 
straat, evenals haar verlengde, de rue des Écoliers. Aan den 
toestand der woningen en krotten, geiyk men ze nog aantreft, 
zal wel zooveel niet z^jn veranderd; daar pakte zich samen, 
al hetgeen van den soldaat voordeel wist te trekken. Een 
bataljon kon zich in die engten niet vr^ bewegen, wanneer 



26 

de bevolking het er op toelegde cïbu uitgang te belemmeren, 
geiyk toenmaals geschiedde. Uit de rue des Écoliera kwam men 
ongeveer recht op de pont des Arches: tot aan Maastricht de 
eenige brug in die dagen over de beneden-Maas ; ook zy bestaat 
nog, maar is 'n drietal meters hooger op verlegd. Over de brug 
gaande, heeft men eene heele wandeling door een druk ge- 
deelte der stad naar de noordwaails gelegen Citadel; sloeg 
men daarentegen rechts af, b.v. langs de quai de la Butte 
Mo/esiricht en de reeds genoemde Quat St. Léonard dan ging 
men den weg op naar de Limburgsche sterkte. 

Onder de bedreigingen der rondwarende bevolking moest de 
bezetting trachten een goed heenkomen te zoeken. Aan 8 artillerie- 
offlcieren, zoomede aan 114 onderofficieren en kanonniers ge- 
lukte het inderdaad om in de nachtelijke duisternis van de 
vier op den 28^ volgende dagen naar de Citadel te ontsnappen. 
Het restant bleef achter onder den overste A. Petteb, toen de 
Veiligheidscommissie aan verdere versterking van de Citadel 
een einde maakte en men overeen kwam, dat de overste met 
zfjne macht naar Maastricht zou trekken. Na de achtergelaten 
geweren nog een weinig onbruikbaar gemaakt te hebben, 
begaven zich de militairen derwaarts, mede in den nacht, en 
wel van den 1° op den 2»; eene sterke burgerwacht deed haar 
uitgeleide tot het dorp Coronmeuse (Kromme Maas). De kazerne 
werd aan de zorgen van de burgerwacht toevertrouwd. 

Dienzelfden nacht heerschte er ook beweging in de kazerne 
St. Laurent. Daai* was nameltjk door generaal Van Bobcop achter- 
gelaten *n bataljon infanterie met 1500 geweren van met groot 
verlof afwezige lotelingen. Het gebouw, ook nog eene kazerne, 
ligt in het westeiyk einde in een woelig stadsdeel van den 
linker-Maasoever, dus aan dezelfde rivierz^de als de noordelQk 
gelegen Citadel. Om deze te bereiken moet men de drukke 
voorstad St. WcUburge doorgaan en de enge wegen beklimmen, 
die vandaar naar den top des heuvels leiden. Onder de be- 
staande omstandigheden viel daaraan voor onze in drang ver- 
keerende soldaten niet meer te denken. In alle stilte en gebruik 
makende van de verslapping der waakzaamheid, kroop men 
des nachts de kazerne uit, ging wel een eind noordwaarts op, 
doch om uit te komen op den groeten weg naar Tongeren. 



26 

Overeenkomstig de afspraak sDuitte men daar op twee bataljons, 
die van Tongeren waren gezonden om de Citadel te hulp te 
komen. Aldus versterkt, keerden nu ook de St Laurent-soldaten 
om en ging het gezameniyk de Citadel op, waar men in 
den ochtend van den 2^ September binnentrok. Ongeveer 
tegeiykertyd gingen de Luikenaren eens k^ken naar de kazerne 
St. Laurent, een nieuwe lauwer aan de glorie der omwenteling, 
door Chabl£s Rogier aldus gejournaliseerd: „k 6 heures du 
matin. Prise de possession avec quatre hommes de la oaseme 
Saint Laurent prés de la citadelle"^! 

Niet zonder een gevoel van weeheid leest men, wat ge- 
beurde met de twee bataljons, die van Tongeren de Citadel 
waren binnengetrokken. Ër zouden nog twee bataljons komen, 
doch toen gouverneur Sandbebg hiervan hoorde, richtte h^ een 
dringend schreven aan den bevelhebber te Vilvoorden, prins 
Fridebik, om den opmarsch niet te gedoogen, daar dan te Luik 
ongetwyfeld oproer zou uitbreken **. Men stelde zich dus steeds 
op het standpunt, dat er geen oproer was! Prins Fbedertk 
zond in antwoord dadelijk den luitenant der ai-tillerie Meter te 
paard naar Luik met een brief aan den gouverneur, waarin 
beloofd werd van de troepentoezending af te zien en de heer 
Sanoberg mede kennis kreeg, dat aan generaal Van Boegop 
bevolen was alles te vermeden, wat de raenschen kon verbitte- 
ren. Zoo werd in die rampzalige dagen van hooger hand de 
geestkracht der militaire bevelhebbers verlamd ! 

Luitenant Meter, de stad binnenr^dende, werd eenvoudig 
door het gewapende volk aangevallen en van z^jn brief beroofd, 
dien de courant terstond afdrukte ^^ Men liet hem toen wel 
naar de Citadel gaan, doch niet dan na onder doodsbedreiging 
beloofd te hebben bU den generaal te bewerken, dat de uit 
Tongeren in de Citadel gekomen bataljons .... de Citadel 
weer zouden verlaten. De ongelukkige gouverneur maakte 
zich mede tot orgaan van dit verzoek en generaal Van Boecop 
sch\jnt ook nu niet genoeg zichzelven te z\jn geweest, om dan 
toch eindeiyk eens z^ne tanden te laten zien. En zoo waar! 
Den 3° verlieten deze troepen de sterkte, waarin ze den vorigen 
dag hadden weten te komen. Het vorateiyk bevel „om met 
name alles te vermeden, dat zonder noodzaak de geesten kon 



27 

yerbitteren of de hoofden waiiu maken", miste inderdaad z^ne 
uitwerking niet. Maar de gouverneur bleek dan toch enorm 
boos, dat men 'zoo onbescheiden was geweest om den voor hem 
bestemden brief te ontrukken aan luitenant Meyeb en dien in 
de courant te plakken. Daar hy nu wilde doen weten, dat de 
goede ingezetenen zoo iets niet mochten doen, vaardigde de 
gouverneur eene origineele bekendmaking uit, die indrukwek- 
kend aldus besloot: je ne demande rien pourmoiquejen'accorde 
voUmiiera en droü ei en faU au momdre prolétaire!^'^ 

De opgewondenheid was in deze dagen vermeerderd door de 
terugkomst in den ochtend van den 2^ der Luiksche deputatie 
uit 's-Gravenhage. Haar verslag trekt de aandacht eensdeels door 
de soberheid der mededeelingen over de audiëntie by den Koning, 
die zich weigerachtig had betoond in het tegemoet komen aan 
de belangrykste wenschen, anderdeels door den onverwachten 
sprong hiervan op eene korte toespraak der heeren aan hunne 
stadgenooten, waarin zy duideiyk genoeg te kennen geven, dat 
het laatste woord nu staat gesproken te worden. De stellers zyn 
biykbaar onder den indruk van het gewicht der gebeurtenissen. 

Aanstonds werd het verslag door de Veiligheidscommissie en 
het Gemeentebestuur gepubliceerd; er stond onder het stuk 
niets anders, dan dat de openbaarmaking op last van deze 
autoriteiten geschiedde ^'. 

De Cowrier de la Meme deed het verschenen in haar nommer 
van den 9^. Ook zy nam het op zonder eenig byschrift, maar 
wel protesteerde de courant tegen het schelden der Noord- 
Nederlandsche bladen op de verraderl^ke, muitende Belgen en 
tegen het samentrekken der troepen. La Bdgiqtte n'est pas un 
paye d dompler huilde het in het gezwets van dit volk, dat 
eeuwen lang nooit anders dan de meest raogeiyke knechtschap 
onder allerlei wereldiyke en geesteiyke vorsten, baronnen, gra- 
ven, heeriykheidhouders en priesters niet te vergeten, had 
verdragen: een verleden van dorpstwisten en zonder nationale 
geschiedenis, dus nationalen band.'*^ 

De Veiligheidscommissie, nu de toestanden in het geheel niet 
meer meester, ontbond zich. De burgemeester legde eenvoudig 
zyn ambt neder. Door de straten joelde het"^: 



28 

Le LiégoiB fort honnête 

Ayant toujours payé 

Ge qui était demandé, 

Le Roi fort malhonnête 

Ne veut rien accorder. 

Il cherche le malheur 

Et il le va trouver. . . . 
De schutter^ ging uiteen, er voor bedankende om nog langer 
de Nederlandsche uniform te dragen ; de gemeentelyke burger- 
wacht hervormde zich in eene stedelijke gai'de, garde urbaine, 
die zelf hare of&cieren koos en tot commandant kreeg 'n graaf 
Ds Beblatmont, man van zeer geringe beteekenis en voor 
wien de tijd zou komen, dat hfl met zoo menig ander berouw 
gevoelde over de richting om van één belangrijk land twee 
onbeduidende rekjes te maken *\ 

De nieuwe militaire macht werd verdeeld, schrik niet, in 
legioenen, die men naar de windstreken doopte, zoodat er vier 
van die ontzagwekkende afdeelingen waren. Eene parade op 
den 12^^ September gehouden, toonde aan, verklaarden de bla- 
den — deskundige beoordeelaars! — dat een model van een 
leger was verrezen**. 

Reeds den b^ September had de Luiksche Gourier onder het 
hoofd „Grande Question" het onstaatkundige Afscheiding doen 
hooren. „Séparationy riep het blad uit, „ne craignons plus de 
prononcer ce mot." Waarom zou men nu ook vreezen, nu dat 
de offlcieele autoriteiten den steun der militaiie macht hadden 
geweigerd, ja eenmaal op de Citadel gekazerneerde troepen 
weder hadden laten vertrekken? - „Vive la Belgique!" luidde 
een volgend hoofdartikel van den &^] ^SéparcUioH! Oui, sansla 
séparation point de liberté ni de bonheur pour les Belges.*' — 
Onder deze bedrijven door gingen de goede ingezetenen weder 
een robbertje plunderen. Den 9° begon men barricades op te 
werpen en den 16nhad het gepeupel ztjn slag geslagen; maar 
de schuld dier ongeregeldheden lag niet by de brave burgers, 
maar by de ellendige Hollanders, die met hunne „infftmes 
machinations'* het heldere water van eene placide omwenteling 
troebel wisten te maken door het uitstrooien van geld! Zoo 
althans schetterde advocaat Lbbeau in de Polüique*\ 



2» 

Toch bleef men, waar het noodig werd geacht, handelen in 
naam des gouverneurs, ja men plakte in de gemeenten stukken 
aan met z^ne ondeiteekening, waaraan de heer Sanobebg pai*t 
noch deel had. Wel foei! vermaande 's gouverneurs rondschrf] ven 
van den IS^^ aan de burgerlijke en militaire autoriteiten der 
provincie **. Daar nu echter niemand meer zich zyner bekom- 
merde, riep h^ den 16^ eene krachtvolle hulp in, namelijk . . . 
van de pastoors. HU verzocht daartoe den bisschop van Luik 
om de geesteiyken uit te noodigen het volk tot rust te ver- 
manen, 't Was een best adres. Met plezier wilde men daar een 
herderiyken brief doen afgaan. De bisschop zelf was wel af- 
wezig, maar zfjn plaatsvervanger zond, geheel overeenkomstig 
's gouverneurs wenschen, een rondschrijven de provincie in". 
Toen ontstonden nieuwe plundeniitstapjes, hetgeen den gouver- 
neur aan de gemeenten den 18^ in herinnering deed brengen, 
dat zy zei ven voor de veroorzaakte schade verantwoordelijk 
waren**. Zoo al vermanende en schrijvende, werkte men het 
Nederlandsch gezag te Luik den grond in. 



HOOFDSTUK VH, 

De ondergang van het Nederlandsch gezag In de 
proTlnele Luik: 19—28 September 1880. 



Vbrstebking dek Citadel ondbb majoob Menso. — „Mookd** 
VAN WiBBiN. — Plundering van de kazerne St. Laurbnt. — 
Vbrmeestering van het fort „La Chartreuse*'. — Verras- 
sing BU Oreue. — Beschieting van „Ma Campagne'\ — 
Het „te wapen*' te Luik. — Plundering van het kijie- 

DINGMAGAZIJN DER INPANTERIE. — VaI.SCH BERICHT OVER DE 
CAPITULATIE VAN BrUSSBL. — VbRTREK VAN GOUVERNEUR JHR. 

Sandberg. 



Oeneraal Van Boeoop begon de toekomst te donkerder in te 
zien, omdat er onder z^ne eigen troepen een met den dag aan- 
groeiende slechte geest heerschte. Vuurpyien van de Citadel 



80 

opgaande, schenen van den nood in den nacht van den 7° te 
hebben kennis gegeven, gelijk de Luiksche Couner den volgen- 
den dag bekend maakte. Als antwoord werd de bevelhebber 
in den. nacht van den 12*^ op den 18»> door vier vuurpijlen op 
den Tongerschen weg gewaarschuwd, dat de hulp op komst 
was. HU haastte zich dit den gouverneur te doen weten, onder 
mededeeling, dat men er niets v^andigs in behoefde te zien, 
dat dus de ingezetenen volkomen gerust konden z\jn, en dat 
de hulp noodig was om den dienst te verlichten, daar het 
garnizoen zeer aan oogziekte leed. ledere coiTespondentie schynt 
in die dagen naai* de pers te verdwalen; de Gowrier de la Meuse 
van den l^^^ drukte ook dezen brief af *^ Inderdaad naderde een 
bataljon van 500 man uit Tongeren onder majoor Mbnso, een 
officier, die nog ruim gelegenheid zou vinden om z^ne verdien- 
sten aan den dag te doen treden. Met slaande trom kwam de 
troep de Citadel binnen •\ Ook slopen den 17° en den IB^ 16 
kanonniers met een officier en onderofficier der artillerie in de 
sterkte: eene zeer gewenschte komst tevens, wfjl het er aan 
voldoende geschutbediening ontbrak *\ 

In de muitende stad waren de militaire krachten echter 
evenzeer aangegroeid, dank het steeds grooter aantal deser- 
teurs: uit het leger overgeloopen, heette het als alt^d in de 
bladen, vol afkeer „de répandre Ie sang de leurs concitoyens 
et de leurs parents peut-être" **. Uit verveling en brooddron- 
kenheid zwierven de losbandigen by voorkeur om de wallen 
der Citadel, waar ze de militairen beleedigden. Met groote 
beleefdheid noodigde de Legioenen-bevelhebber de schooiers 
uit om dat bedrijf na te laten. De militairen verdienden 
slechts lof, proclameerde De Berlayhont den lO^^; de burgerQ 
behoorde zich op een afstand van het glacis te houden; nam 
zU deze waarschuwing niet in acht, z^zelve zou er de 
gevolgen van ondervinden *\ Het kwam inderdaad tot eene 
afdoende les. 

Als men den hoofdingang der Citadel verlaat, loopt men op 
eene herberg, die echter eerst 'n v^f jaai- geleden daar werd 
gevestigd; maar slaat men rechts om, de richting dus op van 
den Tongerschen weg, langs den voet van het glacis een paar 
minuten wandelende, dan wordt de rue St. WcUburge bereikt, 



81 

aan welker rechterzyde een particulier huis staat, dragende in 
den gevel het jaartal 1736, terwyi boven de deur met zwarte 
letters is aangegeven : Ma Campagne. Nog een tien jaar geleden 
kende men het als eene herberg, die daar reeds in 1830 als 
zoodanig bestond; de omtrek was veel minder bebouwd dan nu; 
in de nabtjheid sloot zich het glacis van de Citadel aan. 

Den 19^ had er zich weer veel volk verzameld ; men jouwde 
de schildwachten uit; te vergeefs werd het gepeupel toege- 
roepen om zich te verw^deren. Een officier gaf toen aan een 
schildwacht last tot vuren; het schot trof zekeren Wibbin, 
die dood ter nederstortte *^ En zoo had men het nu gaande: 
WiBBiN, held, martelaar! H\j had heelemaal niets gedaan, ver- 
telde de courant van den 2(P. „Les parents et les amis de 
la vlctime", luidde het geraasmakend, „étaient exasperes au 
demier point et voulaient k tout prix venger cette mort." Ze 
wilden zeker het kasteel stormenderhand innemen. Even 
schreeuwerig haastte zich de karakterlooze De Beblayhont van 
Van Boegop te eischen vervolging voor hetgeen h\j klakkeloos 
weg noemde een lagen moord; van de Citadel kreeg hy het bondige 
antwoord, dat het slechts eigen schuld was, dat men buiten 
de wallen moest biyven, dat hijzelf immers tegen de gevolgen 
had gewaarschuwd ". 

Den 21** werd de martelaar met de vereischte bombarie van 
het St. Lambertplein geleid naar het kerkhof Robermont: een 
gansche tocht van den linker Maasoever naai* het uiterste 
zuid-westeiyk gedeelte der op den rechteroever gelegen stad. 
Het kerkhof is nog steeds in gebruik ; het ligt aan den weg over 
Hervé naar Aken, destyds de eenige militaire gemeenschap over 
de pont dea Arches via Leuven, Thienen, St. Truyen, tusschen 
Brussel en Luik. Er z^n op dit kerkhof enkele gedenkteekenen, ' 
die de aandacht trekken, als van Fbèbe Obban, maar het bleek 
my niet, dat de herinnering aan de gi'af^laats van den eersten 
„martelaar" der Luiksche omwenteling bewaard bleef. De begra- 
fenis zelve was anders onbeschrijfeiyk akelig. „On peindrait 
difflcilement", schreef zelfs de courant, die anders zéér goed 
borduren kon, „rimpression triste qu'a produite ce lugubre 
spectacle et les divera sen timen ts qu'il excitait." 

Men had zich intusschen reeds een weinig weten te vei'zetten. 



82 

Den dag van den „moord", den 19^, werd de kazerne St. Laurent 
geplunderd, waar, geiyk de lezer weet, wapenen en militaire 
goederen waren achtergelaten. Vam Boecop eischte het geroofde 
op; DE Bbrlayhont antwoordde, dat de wapenen al onder de 
rustbewaarders verdeeld waren I De generaal opende de moge- 
l\jkheid van een bombardement; men liet het dreigement voor 
hetgeen het was^. De legioenen-bevelhebber had trouwens 
geenerlei gezag over de menigte. Den 20^ wendden zich de 
muitelingen naar een ander punt. 

In de nabgheid van het hiervoren genoemde kerkhof Rober- 
mont ligt evenzeer op eene hoogte als de Citadel, het fort L(i 
Chartreuse, dus aan het zuid-oosteiyk einde van het op den 
rechter Maasoever gelegen stadsgedeelte. Citadel (op den linker- 
oever), porU des Arches, fort Chartreuse trokken destyds ongeveer 
één lyn; van beide sterkten beheerschte men de stsd. Quxrtreuse 
komt mede eerlang voor slooping in aanmerking; reeds in 1880 
schynt het meer als bewaarplaats of als wachtpost dan als 
eene versterking beschouwd te z^n. Toen Van Boeoop de Citadel 
tot zyn hoofdkwartier maakte, liet hU althans er *n 10 man 
achter, die dagel^ks van de Citadel werden afgelost. Ongemoeid 
trokken deze wachten heen en weer, ofschoon de weg drie- 
kwartier gaans was '*. Zoo lagen er dan ook op den 20^ Septem- 
ber een sergeant-majoor-opzichter, een sergeant, een korporaal 
en zes man; de opzichter heette Schut, de sergeant Aktonie 
Gabrfel "•. 

Met de leuze : tvrcuik over Wibrin ! vielen in den middernacht 
van den 19° op den 20° de muitelingen het fort aan. Vandaar 
de volgende aan den generaal gerichte brief, die door zyn 
eenvoud aandoeniyk is: 

^Chartreuse, den 20 Sept' 1880. 

Dierbre Oeneraall 

„De toestand, waaiin ik m^ met de wacht bevind, is on - 
„uitsprekeiyk; gepasseerde nagt om 11 '/s uur heeft men hier 
„de . barrière van het foii; met geweld open gebroken, en kaa 
„dezelve thans niet sluiten ; men heeft de kapitale poort en 
I, werken beklommen; ik ben genoodzaakt geweest om pleton- 



88 

„vuur op deze muitelingen te maken en hierop zQn deze 
„gevlugt; evenwel komt my een vrouw in allerfjl berichten, 
„dat men onze negen hoofden heden middag door de stad 
„zal ronddragen; — dan zal men de wacht niet laten pas- 
„seren; in dezen toestand verzoek ik eerbiedig UH.Ed.6. 
„hulp, dewQl ik mf] zonder hulp niet meer weet te redden. 

„Dierbr. Generaal 

nUfvEd.G. onderd. dienaar 

„Schut 
nS.-majoor Sart'* 

In den loop van den 20i^ werd de aanval hernieuwd; na eene 
heldhaftige verdediging ging het fort over. De Beblaymont wist 
zich nog tydig van de paar menschen der bezetting meester te 
maken, die in de gevangenis van St Léonard werden opge- 
borgen, ten einde „deze brave militairen", schreef h^zelf aan 
Van Boegop tegen het grauw te beveiligen". De Luiksche 
autoriteiten toch hadden zich gehaast hare verontschuldigingen 
by den generaal aan te bieden over eene daad, die door het 
laagste gemeen en tegen de bevelen van het Legioenenhoofd 
was bedreven. Niettemin noemt het Luiksche standaardwerk 
Les rues de Liége deze vermeestering van een door tien men- 
schen verdedigde sterkte un épisode glorieux!*^ 

Van Boecop, die van het gebeurde mede bericht had gekregen 
door den korporaal, aan wien het gelukt was te ontsnappen, 
protesteerde tegen het bezet houden van het fort; de Beblaymont 
antwoordde, dat alles buiten z^jn weten plaats vond en hy te 
vergeefs den zich opgeworpen hebbenden commandant, „den 
jongen Clebmont", gelast had de sterkte te ontruimen. Evenmin 
werd voldaan aan den eisch tot uitlevering der gevangen ge- 
nomen manschappen, „niettegenstaande", leest men in de Staats- 
courant van 27 September, „sommige officieren der burgerwacht 
pogingen hadden gedaan om hen aan den generaal Van Boegop 
uit te leveren"; men scheen ze in g^zeling te willen houden, 
ook voor het geval Van Boegop er toe besloot de stad te 
bombardeeren. 

Met een triompheerend hoerah I vierde de Courier de la Meuse 

8 



34 

van den 21i^ het heldenfeit der verovering van La Chartreuse. 
Het Luiksche vaandel was er geheschen, werd verhaald, 
door den eigen broeder van Wibrin, wiens dood de aanvallers 
zóó had geprikkeld, dat niets hen had kunnen weerstaan!** 
Generaal Van Boegop, de gevangenhouding der bezetting van 
de Chartreuse aan den opperbevelhebber van Maastiicht, gene- 
raal DiBBBTs, meldende, voegde er aan toe, dat hy nu in cor- 
respondentie met generaal Cobt Hëtlioebs te Tongeren was 
getreden, ten einde in ieder geval de gemeenschap zooveel 
doeniyk open te houden ^^ Den 22i^ maakten de muiters zich 
meester van de kazerne der marechaussee, waaruit o. a. de 
paarden werden weggehaald, terwijl de kapitein, die in een 
rytuig wilde ontvluchten, zich zag aangehouden en naar het 
stadhuis gebracht ''^ Ernstiger was het, wat in den nacht van 
den 22° op den 2d° gebeurde. Ruim 19 kilometer noordwest- 
waarts van Luik, op den weg naar Brussel ligt het dorp Oreye. 
Daar had generaal Heyligbbs een detachement gevestigd, ten 
einde te verhoeden, dat Luiksche opstandelingen Bmssel te 
hulp kwamen. Men zou zeggen, dat als men zulk eene bedoeling 
heeft, het vanzelf spreekt, dat men zich hoede voor overrom- 
peling van dezelfde z^de, waai*tegen de post was gericht.... In 
den nacht van den 22i^ trok een troepje Luikenaren, waaronder 
zich bevond 'n twaalftal der uit de omgeving van Maastricht 
gedeserteerde kurassiers, naar den bewakingspost, die totaal uit 
elkander werd geslagen P* Hoerahü voor de dappere kurassiers 
juichte het in zes coupletten wêtarvan er een luidde: 

Nous sommes douze cuirassiers 
Qui donneront latte baissée 
Sur les jannes fusiliers. 
Dans la première trouée, 
Suivez les douze cuirassiers. 

Het eerste bloed is gestort, juichte mede over dezen triomf 
L*Observateur du Eainaut. „L^effet de cette expédition peut être 
immense; il a doublé la confiance et la force de nos citoyens 
armés : il leur a appris quelle puissance est aux bras qui com- 
battent pour la liberté et la patrie, et de quelle faiblesse et de 
quel découragement Ie Dieu de justice frappe les oppresseurs". *" 



35 

Ontmoediging?! Nu, dan had de courant zeker geene kennis 
genomen van het kranig optreden van generaal Cobt Hetligebs, 
die in een brief van belang d.d. 28 September durfde schryven 
aan graaf Ds Berlaïhont over de verrassing van Oreye. Alsof 
inderdaad woorden geen geld kosten, besloot het bazige stuk 
aldus: „Ik sommeer u, Manheer, om u nopens dat bedr^f te 
verklaren . . . ; om m\j dadeiyk de soldaten terug te zenden, en 
my te doen weten: of ik de stad Luik moet beschouwen als 
eene vUandel\jke stad, die zich bloot stelt aan alle gevolgen, 
welke zulk een staat van zaken moet na zich slepen*' ^^ 't Was 
werkeiyk te onnoozel. 

Generaal Vak Boegop had dit alles uit de verte van zQn 
muizen val moeten aanzien, zonder zich te kunnen bewegen; 
zonder ook eigenlek te weten, wat er aan de hand geweest 
was, gel^k hy den 2S^ aan generaal Dibbbts te Maastricht over 
de plundering der maréchaussée-kazerne en de verrassing van 
Oreye berichtte". 

Den volgenden dag waagden eenige gewapende muitelingen 
zich in dezelfde herberg Ma Campagne^ waar Wibbin zoo rustig 
zou gezeten hebben. Ze schoten op de schildwachten, dat dezen 
met hunne geweerkogels beantwoordden. Toen de herberg nog 
niet verlaten werd, gaf Van Boecop last er twee schoten uit 
het kanon op te doen; een twaalfpondskogel kwam terecht 
vlak voor het huis van den drukker der Pólüique. Sinds leed 
de Citadel geen last meer van deze bezoeken, maar dienzelfden 
24^ had eene nieuwe geschiedenis plaats, die de gansche stad 
in beweging bracht. 

Ten zuidoosten, als het ware grenzende aan den voet des 
heuvels, waarop de Citadel zich bevindt, ligt de voorstad 
Vivegnies. De generaal had vernomen, dat daar ergens in eene 
verlaten kolenmyn eene batter^ door de muiters zou z^n op- 
geworpen ; echter kwam eene in den vroegen ochtend van den 
24^ heengezonden verkenning met het geruststellend bericht 
terug, dat niets was ontdekt. Eenige landlieden, die de soldaten 
gezien hadden, zagen intusschen daarin de kornet van het Neder 
landache leger en haastten zich hiervan in de stad kennis te 
geven. Ziedaar alles in rep en roer. Het te loapen deed zich 
alom hooren. De stormklok luidde; de winkels sloten; de 



86 

straten werden opgebroken; vrouwen en kinderen vlogen met 
de mannen aan het werk der barricaden ; de dagbladen konden 
wegens gemis aan zetters niet verschy nen '^\ Van Boecop begreep 
er niets van. ^Zoo op het oogenblik wordt de generaal marsch 
in de stad geslagen en de alarmklok luidt", kon hy slechts 
mededeelen in een P.S. van een aan Dibbets gezonden schrijven. 
Eerst den volgenden dag vernam hij de oorzaak van het lawaai ; 
de Courier de la Meuse van den 25° meende het misverstand 
te moeten toeschreven aan het halen van aardappelen door 
soldaten van de Citadel uit de omliggende velden. Een schild- 
wacht der muitelingen h\j het kruitmagaz\jn Boyarda had die 
menschen aangezien voor de voorhoede van eene Nederlandsche 
troepenmacht en uit dien hoofde alarm gemaakt. 

Den 26° moest Vak Boecop aan Cobt Heyligebs berichten, 
dat nu ook het kleedingmagaz^n der infanterie was geplun- 
derd, en alzoo de mogel\jkheid niet uitgesloten, dat de muiters 
zich staken in de aldaar gevonden uniformen, ten einde zich 
zoo noodig voor soldaten van het leger te kunnen uitgeven. 
Verder kon de Citadel, die tot dusver nog steeds tegen betaling 
het noodige verkreeg, geenerlei voedingsmiddelen zonder geweld 
meer machtig worden ; reeds den 25° had men moeten beginnen 
met den rystvoorraad aan te spreken by gemis aan aardappelen. 

Daar scheen zich een lichtpunt op te doen. Den 23° waren 
onze troepen Brussel binnen getrokken en algemeen verbreidde 
zich het gerucht, dat de oproerige hoofdstad had gecapituleerd ^\ 
Generaal Dibbets te Maastricht, mede van de overwinning der 
troepen bericht ontvangende, haastte zich z^n ambtgenoot te 
Luik er van mededeeling te doen. De opwinding van zoo kort 
te voren in de bisschopsstad maakte voor eene even diepe 
verslagenheid en vrees plaats. „De ttjding, de stad Brussel door 
Zijner Majesteits troepen bezet is", antwoordde Van Boecop d.d. 
27 aan DmBETs, „heb ik dadelyk na de ontvangst, aan de 
inwoners van Luik keniyk gemaakt. Er heerscht in de stad 
eene groote stilte; eenige straten waren gedepaveerd en de 
keisteenen op de zolders gebragt; dan ik ben onderrigt, de 
regering" een bevel heeft uitgevaardigd in 24 uren alle de 
straten weder in hun vorigen staat moesten zijn, waaraan 
reeds gedeeltel^k is voldaan.*' 



87 

Het duurde niet lang of de waarheid van de ontruiming der 
Belgische hoofdstad door onze troepen trad aan den dag. Toen 
ook verdween Jhr. Sandbebg van het tooneel aana phrass, 
wegens gezondheidsredenen. Als braaf kapitein had hy zich op 
het zinkend schip van het Nederlandsch gezag te Luik zoo lang 
maar eenigszins mogeiyk was, staande gehouden. Het smarte- 
lijke der indrukken moet, dunkt me, niet te beschi^jven z^n, 
hoe men daar in slechts ééne maand z^n naam ziet verbonden, 
in de geschiedenis z^jns vaderlands, aan een roemloozen onder- 
gang. Gedeputeerden der provincie Luik deden er de volgende 
aankondiging van: 

„La dèputation des ètais de la province de Liègey 

„Informe les autorités administratives que ses séances 
„n'ont point été interrompues par Tabsence momentanée 
^pour motif de santé de Mr. Sai^dbekg, conseiller d'état, 
„gouverneur de la province, lequel a délegué Tun de ses 
^membres pour Ie suppleer. 

„En conséquence n'ayant cessé d*exercer et continuant 
„d'exercer ses pouvoirs, elle invite instamment les régences 
„des villes, les administrations des communes rurales, etc. 
„k suivre avec zèle les affaires et h ne point laisser leur 
„correspondance en souffrance. 

,yFait en séance extraordinaire k Liége, Ie 28 Septembre 
4880. 

Baron Ds Grossier, 

BSLLEFROm, 

h. boussbmart, 
Deleeuw." 

Van nu knoopt zich het verdere lot der citadel van Luik aan 
de mede te behandelen geschiedenis der beweging in Limburg. 
De driedaagsche strijd in de straten van Brussel op 24—26 
September had toch de verdrijving van prins Frederik's troepen 
tengevolge, waardoor de omwenteling te Luik mede bevestigd 
werd. „VictoireÜ" prtjkte het in de Courier delaMeusevon 
den 80^, die het overnam van de Brusselsche Pays-Baa: „Les 
hordes de brigands qui sous Ie nom de soldats avaient pénétré 



88 

dans nos murs, ont été forcés de les abandonner. Une armee de 
Tartares ne se serait pas conduite avec plus de cruauté et de 
brutalité, que Tont fait les soldats hollaudals." En zonder zich 
verder om de beschikkingen van Jhr. SanobebG) voor de tyde- 
lyke vervulling van diens ambt te bekommeren, wees het 
Voorloopig Bewind te Brussel tot gouverneur van Luik aan 
Étienke de Sauvage, den vice-president van het voormalige ()oor 
Sandberg in het leven geroepen Veiligheidsbestuur. Tegel\jker- 
tyd beloonde de nieuwe regeering ook de Luiksche advocaten 
J. Lebeau en Ratkem voor hunne diensten aan de omwenteling 
bewezen : den een door de aanstelling tot advocaat-generaal, den 
ander door de benoeming tot procureur-generaal by het Pro- 
vinciaal gerechtshof te Luik. De nieuwe gouverneur aanvaai*dde 
den 4p^ October het bestuur met eene kennisgeving, voorkomende 
in de Gourier de la Meuse van den volgenden dag, waarin hU 
nadinik legde op „les circonstances êi la fois difflciles et glorieuses 
oü se trouve notre belle patrie". 



HOOFDSTUK VIIL 

De hoofden van het burgermk en van het militair gezag 

In de proTlncle Llmbnrg. 



De stemming tb Maastricht. — Ds gouverneur baron De 

BSECKMAN. — LUITBNANT-GBNERAAL VoN HbLDRING. — ZuNE 
MAATREGELEN BU HST UITBREKEN VAN DEN OPSTAND. — VER- 
VANGING DOOR GENERAAI^MAJOOR DiBBETS. — DiENS VERLEDEN. 



Zoo er eene belangrijke gemeente was, wier bevolking aan- 
stonds groote sympathie voor de beweging, te Brussel uitgebro- 
ken, moest gevoelen, dan kon men zeker daaronder beschouwen 
de toen nog gewichtige vesting Maastilcht. Daar was sinds Jaien 
het goed geredigeerde blad L'Édaireur tegen de misstanden der 
persoonlflke regeering van koning Willem I opgekomen; daar had 



89 

het katholicisme het afgemeten en militant karakter, dat deze 
godsdienst aanneemt, wanneer het protestantsche invloeden 
moet vreezen; daar zag men reeds in 1821 het gemeentebestuur, 
met burgemeester Hennequtn aan het hoofd, opkomen tegen de 
onwettig beschouwde instelling der schutterij, waaruit een groot 
schandaalwekkend staatkundig proces voortvloeide; daar was 
slechts den ld>^ Mei 1828 het optreden van een dronken kanon- 
nier tegen een evenmin nuchteren boer noodig, om tot de meest 
venijnige uitvallen te leiden tegen het Nederlandsche juk, het- 
geen den schr^ver, advocaat Wuestenraad in de J^daireur mede 
een proces bezorgde; van deze stad zag men weldra met het 
uitbreken der omwenteling mannen van mindere of meerdere 
beteekenis op den voorgrond treden, als Chables de Brouckèbe 
Hennequin, Destouvelle, de drie gebroeders Bosch, kolonel 
NiJPELs, procureur-generaal Cbuts, de advocaten Jaminé, Van 
Couberg, Wuestekbaad, de familie Ruysch, enz« 

Gouverneur der provincie was baron M. H. G. de Beeckman en 
Libesabt, staatsraad, kamerheer des Eonings, een Zuid-Neder- 
lander met vele bezittingen in het Limburgsche en wiens 
sympathieën naar de Belgische z^jde waren. H^j heeft aan „eer 
en plicht'* niet te kort gedaan, oordeelde eerlang de opper- 
bevelhebber der vesting, maar de b^voeging, dat generaal 
Dibbets hem dit dan ook hardhandig belet heeft, zou zeker niet 
in stryd met de waarheid geweest z^n. „Het is intusschen 
buiten kyf ' — leest men dan ook in eene ongeteekende memorie 
van 15 September 1881, voorhanden in het DiBBEXS-archief van 
het departement van Oorlog, een stuk, waarnaar nog meermalen 
zal verwezen worden, omdat het geschreven sch^nt door een met 
vele by zonderheden bekenden persoon, al biykt hy niet alt^d 
juist ingelicht — „Het is intusschen buiten k^f, dat wanneer 
de gouverneur de B. zich rondborstig voor het Gouvernement 
had verklaard, de factie, die nu eenen steun in z^ne achter- 
houdendheid heeft gehad, bijzonder de priesters, zouden nooit 
het hoofd hebben durven opsteken. Hy beleed voor den Koning 
en hoogstdeszelfs huis te z^n, doch zyn afkeer voor het Gouver- 
nement straalde evenzeer door en h{j was z^n eigenlek vader- 
land Belgién met hart en ziel toegedaan. Velen met my gelooven, 
dat indien eendragt by het Provinciaal bestuur had bestaan, de 




40 

zaken welligt eene geheel andere wending zouden genomen 
hebben, maar daarin heeft veelal het kwaad gelegen. De zwak- 
heid van zynen voorganger, om zich te laten regeren, heeft zQne 
zwakheid in het politieke bevorderd ; zelf het roer van admini- 
stratie in handen nemende, vond zeker 4emand zich van z^nen 
vroegeren invloed verstoken, en werkte hy ook al nietopenlyk 
tegen, zoo was hy werkeloos. Vandaar z^n toeval tot de 
unionisten, of eigenlek tot de geestelijke party, want hy is te 
hard Roomsch om het liberalisme toegedaan te z^n, die, welke 
ook de pogingen van een weldenkend, by hem gezien ambte- 
naar geweest z^n, om zulks voor te komen, hem ongevoeliger 
w^ze in hunne belangen hadden weten over te halen." 

Het r\jk der Nederlanden was dest\jds verdeeld in 7, later 6 
Groot Müüaire Clommando% waarvan het 5® Maastricht tot hoofd- 
kwartier had met den luitenant-generaal Gebhard HEnmicH von 
Heldring tot bevelhebber. Geboortig uit het befaamde soldaten- 
land Hessen, had hU met den manneiyken leeftyd, z^jne jaren al 
strijdende doorgebracht in dienst van de republiek der Vereenigde 
Nederlanden, van Engeland, van den koning van Westfalen, van 
koning Willem I; in 1816 vereerde hem deze met het ridderkruis 
3® klasse der Militaire Willemsorde, in 1821 zelfs met het com- 
mandeurskruis ''^ Zulk een houwdegen en man van veel kr^gs- 
ervaring moest volkomen op zfjne plaats geacht worden, toen 
hö „met zeer veel leedwezen" het bericht over het gebeurde 
te Brussel b)j brief d.d. 26 Augustus van den provincialen 
commandant van Zuid-Braband zeide ontvangen te hebben en 
Maastricht het slechte voorbeeld toonde te willen volgen. Oorlog 
kon dan ook met reden hem schrijven, dat de Koning ten volle 
op hem vertrouwde voor het aannemen van ,,eene imposante en 
kalme houding", om „voorzigtigheid met energie te paren"**. 

Dit was echter gemakkel^ker gezegd dan gedaan in die 
dagen, toen de bevelhebbers nog niet de bevoegdheid hadden 
den staat van oorlog of beleg af te kondigen. „Waar geen 
inbeleg-stelling vergund werd", herinnert ook Bosscha afkeu- 
rend'*, „bekwamen de militaire bevelhebbers den stelligsten 
last om wel eene indrukwekkende houding aan te nemen, 
maar niet te vergeten, dat zQ zich in vrede bevonden en te 
midden van broeders." 



41 

Hoe ook, VoN Heldring maakte er van, wat slechts mogeiyk 
scheen. Op denzelfden 80»^ Augustus van Oortoör'saanschi-yving, 
kreeg de opperbevelhebber zóó zekere berichten, dat verkleede 
lieden het platte land rondliepen om Limburg, waartoe ook 
Tongeren behoorde, in opstand te brengen, dat hy geschut op 
den hoofdwal te Maastricht deed plaatsen om de toegangen tot 
de vesting te bestreken. Tegel^kertyd nam h^j eene hoogst 
verdiensteiyke afwijzende beschikking. 

Oorlog had nameiyk den minister van Binnenlandsche Zaken, 
C. Q. Qhislain DB LA CosTB, vorzocht, om tot de gouverneurs van 
sommige provinciën eene aanschrijving te richten betrekkelijk 
het in effectieven dienst stellen der schutterijen. De minister, 
een Zuid-Nederlander, voldeed daaraan, maar voegde er op eigen 
gezag de machtiging aan toe, om, ter ondersteuning van de 
Bchutteryen, burgerwachten op te richten. Hierdoor won de 
meening veld en werd de schijn geboren, dat de burgerwapening 
eene den Koning welgevallige daad was. De militaire bevel- 
hebbers hadden ook niet de bevoegdheid, bericht Bosscha "^ 
om de oprichting van burgerwachten tegen te gaan, wanneer 
de burgeriyke autoriteit haar wenschel^k achtte, en deze be- 
toonde in dit opzicht overal groeten ijver, geiyk wy dit te 
Luik zagen. 

Ook de gouverneur van Limburg wenschte aanstonds de 
ingezetenen te wapenen. Hoe de generaal dit heeft belet, 
is my niet bekend; maar h^ berichtte aan Oorlog, dat 
hy deze wapening „voor het tegenwoordige als onnoodig'* 
achtte, waarmede het departement zich volkomen vereenigde '^l 
Aangezien „in de burgerwachten, niet in het muitend gepeupel, 
de kiem eener revolutie" lag, merkt de geschiedschryver nog 
elders op**, was Von Hbldbing's tegenwerking eene zeer hoog 
op te teekenen daad, te hooger, wanneer men ziet, hoe overal 
elders in België de revolutie slechts haar gang ging. 

lederen dag grepen er inderdaad gebeurtenissen plaats, die de 
toestanden spannender maakten, hetgeen den opperbevelhebber 
verplichtte tot uitbreiding z^ner voorzorgsmaatregelen, waaionder 
d.d. 16 September de vaststelling van correspondentidiinen van 
Maastricht met de omgeving^'. Aldus ontwikkelde zich de 
dienst geregeld en met spoed. Dagel^ks ook onderhield men de 



42 

gemeenschap met Luik, eerst door ordonnansen en later, toen 
de revolutie de overhand kreeg» door een detachement infante- 
rie, voorgegaan door eenige ruitera. De detachementen ont- 
moetten afdeelingen uit de Citadel, die op wegen, welke den 
vorigen dag bepaald waren, van elkander de berichten over- 
namen ••. 

Wat is er dan gebeurd, dat Von Heldring nietteniin plotseling 
van het tooneel verdween? Geschiedde het op eigen aanzoek? Het 
biykt niet. Onder het barnen der omwenteling, zien w\j hem b\j 
koninkiyk besluit van 16 September 1830 op non-activiteit gesteld 
met een wachtgeld van /4000 'sjaars, „en zulks in afwachting, 
dat aan hem, het pensioen zal worden verleend", hetgeen noch- 
tans, waardoor het ontslag te vieemder wordt, eerst geschiedde in 
1886; den 19" September van dat jaar overleed hy op 84-jarigen 
leeftyd. De openbare meening sch^nt gevonden te hebben, dat 
Von Heldring in krachten te kort schoot Men leest althans 
in de hiervoren vermelde • ongeteekende Nota: „Het Militair 
Gouvernement, dat aan eenen tachtigjarigen gr^saard was 
opgedragen, werd door den Koning aan den generaal DrasETs 
gegeven en de generaal Von Heldring, die wel de oudste sol- 
daat en officier van de armee was, doch die tevens geest en 
energie niet meer bezat, om in dit critiek oogenblik den stroom 
der rebellie af te weren, kreeg zt|n sedert lang verdiend pen- 
sioen. Van dat uur af, zag men de middelen van verdediging 
aanwenden, om de innere muitzieken door gepaste middelen 
van voorzorg te bedreigen en te beteugelen.'* 

Het geslacht van den in Von Heldring's plaats benoemden 
generaal-majoor Bernardus Johannesi Cornelts Dibbbts is tot 
de 17® eeuw nagespoord'\ Men mag zich gerechtigd achten 
het eene Amhemsche, althans eene Geldersche familie te noe- 
men. De generaal werd te Arnhem den 1^ September 1782 
geboren en was dus in de dagen der revolutie 'n v^ftiger. Z\jne 
ouders heetten Gerrit Jan Dibbets en Wilhelmina Frederika 
VAN Meurs. In 1796 trad h\j als cadet in dienst; vier jaren later 
was hy luitenant; in 1807 is hy kapitein by de garde van 
koning Lodewuk en ridder der orde van de Unie* In 1809 wordt 
hy onverwacht geroepen tot het belangr^ke commandement 
van Delfzyi „Envoyez", luidde 's Konings order van 19 Augustus 



48 

aan Oorlog, „Ie lieutenantcolonel Dibbets k Delfazylj pour prendre 
Ie commandement de cette forteresse; il laissera Ie comman- 
dement provisoire de la compagnie des Veterans de ma garde 
au sous-ojfflcier Ie plus en état d'en être chargé, tant pour 
I'administration et la comptabilité que pour Ie service et la 
discipline. Le Commandant actuel de Delfszyl sera arrêté". 
Na Hollands inleving werd Dibbets majoor-commandant van het 
regiment Kweekelingen en in 1813 commandant van een regi- 
ment tirailleurs der keizeriyke garde. Den veldtocht van dat 
jaai' maakte hy mede en had er o. a. tot chef den Franschen 
generaal Barbois, weinig vermoedende, dat hy dezen officier 
in 1881 als v^and te Luik tegenover zich zou hebben. Hetzelfde 
jaar 1813 zag hy zich bevorderd tot kolonel van het regiment 
kweekelingen der garde, terwyi hem bovendien het Legioen van 
Eer gewerd."* 

Den keizer ten einde toe trouw gebleven z^nde, kreeg Dibbets 
eerst in Februari 1814 z^n eervol ontslag. Weinige weken later 
benoemde de herstelde Nederlandsche regeering hem tot kolonel- 
Inspecteur der infanterie; het volgende jaar verwierf h{j den 
rang yan generaal-majoor. Alsnu belast met het oppertoezicht 
over de te vormen infanterie-korpsen, werkte Dibbbts mede tot 
de samenstelling van het herboren Nederlandsche leger, welks 
gebreken, boekstaaft een bekend militair schrijver, hQ io z^ne 
rapporten met tal van kenmerkende feiten openhartig bloot- 
legde"^. De Militaire Willemsorde 3« klasse ontving hy in 1815; 
betzelfde jaar bezorgde hy een Reglement op de exercUiên van 
de mfanteriey inhoudende de soldaten- en pelotomschooL 

Vervolgens trad Dibbets op als provinciaal commandant van 
Limburg, daarna als inspecteur der infanterie van het 5® Groot 
Militair Commando, eindelyk als commandant der 4« divisie infan- 
terie. Hierover voerde h^ het bevel, toen de omwenteling uitbrak 
en htl, van eene inspectiereis te Maastricht lerugkomende, aange- 
wezen werd voor de vervanging van luitenant-generaal Von Hel- 
dring, z^ het dan ook met behoud van den reeds v^ftien jaren be- 
kleeden lageren rang. Het besluit, waarby Dibbets tot opperbevel- 
hebber werd benoemd, ging vergezeld van eene depêche van 
Oorlog d.d. 17 September; waarin de departementschef belichtte: 
jpik twyfel geenszins, of dit bl^k van *s Eonlngs hoog vertrouwen 



44 

zal door U naar waarde worden geschat, en door ÜHEdG. niets 
onbeproefd zal worden gelaten, om Zijner Majesteits gezag, in het 
Groot Militair Kommando en in de belangr^ke vesting Maastricht, 
thans onder üwe onmiddeiyke bevelen staande, voor zooveel 
de tegenwoordige moeyeiyke omstandigheden in het Zuidel^k 
gedeelte des R\jks zullen toelaten, je doen handhaven en eer- 
biedigen." 

Aan dat vertrouwen heeft de benoemde ten volle beantwoord. 
«Maastiicht alleen wordt behouden door de geestkracht van 
den bevelhebber", is generaal Knoop's uitspraak ^, die door 
aUe schrtjvei-s over die dagen, Nederlanders zoowel als vreem- 
delingen; wordt beaamd; dank Dibbbts bleef alzoo ook Limburg 
een deel van het koninkryk der Nederlanden. 

„'sKonings nieuw bew^s van vertrouwen", antwoordde de 
benoemde d.d. 19 September aan Oorlog , „van aan m^ het opper- 
bevel en provisioneel het 5® Groot Militair Kommando op te dra- 
gen, gevoel ik ten volle, en wordt door m^ naar waarde geschat, 
Uwer Excellentie de stelligste verzekering gevende, dat ik niets 
onbeproefd zal laten, om in den geest van uwer Excellenties 
bevelen Z^ner Majesteits gezag met nadinik te doen handhaven 
en eerbiedigen. Eendragt en veilrouwen daar te stellen, zal 
steeds de zorg mfjner handelingen zQn, en zoo de omstandig- 
heden het zuUen vorderen, zal het aan yver en standvastigheid 
niet ontbreken." 

Inderdaad, deze standvastigheid benevens, waar het slechts 
kon, groote goedheid kenmerkten negen jaren lang het tactvol 
optreden van den bevelhebber, te midden van eene tot opstand 
geneigde bevolking. In het gansche archief van den belegstaat 
over negen jaren, ontmoette ik geen enkel dreigend stuk, 
waaraan niet ten slotte uitvoering werd g^even; maar ook 
geen stuk, waaruit gemis aan begiip biykt van het lyden 
eener burgerij, wier handel en nyverheid in het pantser van den 
belegstaat moesten kwenen. En als dan ook by z^n afsterven 
in Maart 1839 het gi*oote hart ophield te kloppen, was het niet 
'n verlichtend oef! dat uit hare kringen opging, maar gevoelden 
vriend en v^and, dat een buitengewoon soldaat, een braaf burger 
en een waardig Nederlander uit haar midden was weggerukt. 



46 

HOOFDSTUK IX. 

AanTang der woelingen in Limburg tot 26 September 1830. 



Samenzweringen te Maastricht. — De secretaris yan den 
gouybrnetjr. — vermoedens tegen den pbovinciaijbn com- 
MANDANT. — Opstootje aan de „Vrouwe-poort*'. — Ver- 
raad AAN DE „TONGERSCHE POORT*\ — DiBBBTS' LASTGEVINGBN 
TEGEN RUSTVERSTORING. — HeT GOMEDIE-GEZELSGHAP VAN 

Fiivé. — Staat van Eobp^ond; van Eysden; van het 

KANTON SiTTARD; VAN HeERLEN. 



Dadeiyk na het uitbreken van den Biiiaselschen opstand, 
vormden zich in September te Maastiicht onderscheidene gesloten 
kringen, waar de wyze om zich van het Nederlandsch gezag los 
te maken, het onderwerp van beraadslaging was. Tot de leiders 
behoorden de advocaten E. Jaminé en J. F. Wüestenilaad; in 
koffiehuizen en op andere openbare plaatsen vuurden ze den on- 
tevreden geest aan. Een staf van 24 geestverwanten hield menig- 
vuldige byeenkomsten in de concertzaal onder de comedie en 
in eene herberg buiten de St. Pieterspoort, De TorentjeSy gehee- 
ten. Jongelieden, onder de aantrekkingskracht, die geheimzinnig 
samenzweren schijnt uit te oefenen, teekenden een beëedigd 
verbond om öf deel te nemen aan den te Maastricht te ver- 
wekken opstand, 5f zich naar Luik en Brussel te begeven, 
waar hun eene nadere bestemming aangewezen, zoo mede 
voor geldeiyken onderstand gezorgd zou worden. Maar er waren 
toch afscheidingsgezlnde oudei-s en bloedverwanten van de 
samengezworenen, die dat hoog spel geenszins goedkeurden en 
de verleiders der jongelingschap met verw^jtingen overlaadden ; 
beêedigden werden daarentegen door vermaningen als volgt op 
de volvoering van hun plicht gewezen : „Indien Albebt Poswick 
24jne gedane beêedigde belofte niet gestand biyft en onmiddeiyk 
de stad verlaat, om de Belgen te hulp te komen, zal hy volgens 
de wettep van den oorlog met den dood gestraft worden.'* 

Vele jongelieden verlieten inderdaad de stad ; men verspreidde 



46 

het geiTicht, dat het geschiedde uit vrees voor den nieuw opge- 
treden bevelhebber, die den 19" September het oppercommando 
had aanvaard ^\ Dibbets, destgds niet voldoende op de hoogte, 
haastte zich eene geruststellende afkondiging te doen versprei- 
den, waarin werd medegedeeld, dat zoolang de rust ongestoord 
bleef, geene maatregelen van gestrengheid zouden genomen 
worden®*. De omstandigheden drongen er echter den bevel- 
hebber wel vanzelf toe om de menschen de stad uit te zetten. 

Tot een der giootst^ onruststokers behoorde de eigen secre- 
taris van den gouverneur, zekere Misson, die dan ook al heel 
spoedig in Belgischen dienst zou overgaan. Dibbets klaagde by 
De Bebckman over de storende praatjes, die zyn secretaris op 
openbare plaatsen uitstrooide, speciaal ten aanzien der troepen- 
bewegingen van generaal Cort Hetlioers ; schriftel\jk werd den 
gouverneur in den ochtend van den 26"^ verzocht om er Misson 
over te onderhouden*'. Dadeiyk vervoegde Ds Bbsckhan zich 
by den bevelhebber; deze herhaalde strengere maatregelen te 
zullen nemen, zoo in Misson's houding geene verandering kwam 
en dat „hy zoude worden gearresteerd", geiyk Dibbets van deze 
samenkomst aan Cort Hetligers berichtte. De gouverneur 
merkte op dat, behoudens enkele kwaadwilligen, in het alge- 
meen de menschen goedgezind waren, en dat Misson geene 
mededeelingen in koffiehuizen had gedaan. De generaal ant- 
woordde, dat de plaats niets ter zake deed; dat het genoeg- 
zaam was, dat de mededeelingen in het openbaar gedaan werden 
om hoogst strafwaardig te z^n ; dat eindelijk. Indien men op 
bewezen van het aangevoerde mocht biyven staan, deze binnen 
weinige uren aangebracht konden worden, doch alsdan ook de 
arrestatie zou plaats vinden^. 

In den avond van dezen zelfden 26° ontstond er een opstootje, 
dat gelukkig bedwongen werd. Het gewicht er van is eerst door 
latere onthullingen aan den dag getreden. Daarin komt telkens 
de naam voor van des opperbevelhebbers provincialen comman- 
dant, den generaal-majoor Daine. Volgens het zoozeer besproken 
werk van den luitenant-generaal A. Eenens over in later t^d tegen 
België gerichte samenzwenngen van hoofdofficieren, was er den 
28° September ISdO tusschen de leiders der Luiksche opstande- 
lingen. De Berlaymont enz, eene afspraak tot stand gekomen 



47 

met den provincialen commandant en de meest invloedrijke 
Zuid-Nederlandsche officieren van het garnizoen te Maastricht, 
dat, zoodra de citadel van Luik zou z^n overgegaan en alzoo de 
Luiksche krachten vi-y werden, deze zich op Maastricht zouden 
richten, als wanneer by aankomst voor de vesting, de schutter^ 
en de Belgische militairen te Maastricht beloofden op te staan en 
DiBBBTS te dwingen de stad over te geven. Aan Datne zou toe- 
gezegd zQn 100.000 francs om z^ne schulden te betalen, de rang 
van luitenant-generaal en de uitkeering van een groot pensioen 
aan z^ne weduwe, zoo hy btj den opstand het leven verloor; 
de graaf Émile d'Oultbemont, president der Luiksche Veilig- 
heidscommissie stelde zich schriftelijk voor de nakoming der 
geldeiyke beloften verantwoordelijk. Het geheele plan, dat in 
October tot uitvoering moest komen, mislukte echter, dank des 
opperbevelhebbers voortreffeiyke maatregelen, „agissant avec la 
plus grande énergie" •*. 

Generaal Eenens is echter allesbehalve eene volstrekt betrouw- 
bare autoriteit, zoodat z^jne mededeelingen ten deze ook wel 
minder Juist kunnen z^jn; maar het trekt de aandacht, dat b^ 
de onthullingen over het gebeurde op den 20^ Dahte's naam 
niet ongerept is gebleven, en dat deze datum al zeer weinig ver- 
wijderd is van het door Eenens medegedeelde op den 28^. In de 
hiervoren vermelde ongeteekende memorie van September 1831 
wordt Daine als een van de stille hoofden der samenzwering 
genoemd, die geregeld de omwentelingsclub bezocht of althans 
er gemeenschap mede onderhield. Alleen bevreemdt het mfj, dat 
DiBBETS daarvan zóó volstrekt niets bleef weten, dat h^ hem zelfs, 
naar we zien zullen, eene belangr^ke expeditie naar de citadel 
van Luik durfde opdragen. In ieder geval, by het standje op 
den 2Xi^ was leider zekere Genetelle, die een onbepaalden in- 
vloed had op de kolenwerkers en andere by hem dienende dag- 
looners; verder nog de herbergier Olivier en zekere Steins, 
zoon van een expediteur te Maastricht. Zoowel op den 26» als 
den 26° konden de ingew^den by de herbergiers Gulikebs op 
het Vrtjthof en Wouters aan de Vrouwepoort vry drank krfl- 
gen; geld werd van eene Waalsche z^jde uitgekeerd. DAiNEzelf 
zou den 25» /"GO gegeven hebben aan den kolenwerker P. Dbeux 
om dit onder zQne kornuiten te verdeelen ; deze voldeed er aan. 



48 

Ten zuiden van de fraaie brug over de Maas, die Maastricht 
met de voorstad W^ck verbindt, verheft zich niet ver van de 
rivier eene in Bomaanschen styi gebouwde katholieke kerk, 
naderhand met Gothische bestanddeelen vermengd. Het is de 
alleszins bezienswaardige Ome Lieve Vrouioe; vooral het choor 
is voor hen, die nooit in de gelegenheid waren het karak- 
teristieke van den Bomaanschen styi te aanschouwen, zeer, zeer 
belangr^k. Het wandalisme van den Franschen revolutietQd 
maakte echter van het gebouw in 1794 een tuighuis en ocm- 
struc^ie-tvinkel der artillerie tot de ernstige betoogen van gene- 
raal DiBBETS er in 1837 toe leidden, dat de Begeering het 
fraaie gedenkstuk der oudheid aan de katholieken teruggaf. 
In de nabijheid dier kerk had men de sinds afgebroken Ome 
Lieve Vrouioq>oortf waarboven in 1880 geschut was geplaatst; 
het voornemen bestond nu zich hiervan meester te maken, ten 
einde het tuighuis geopend te krjjgen en zich van de wape- 
nen aldaar te bedienen. In die dagen had de generaal reeds 
bevolen, dat de poorten der stad tegen zonsondergang gesloten 
moesten worden en daar het al vroeg donker werd, zou 
het den 26^ September reeds ten 6 ure geschieden. De samen- 
gezworenen schynen daarop niet te hebben gerekend ;zU wilden 
in ieder geval de sluiting niet toelaten, ook met het oog op de 
velen, die zich nog buiten de stad bevonden. Men liep te hoop 
onder de kreten: A boa la cocarde d'Orange! Vive Napoléon! Ja 
waariyk, ook Leve Napoleon, precies als te Brussel '^ De mili- 
tairen hielden zich echter flink; de deuren gingen op den 
vastgestelden t^d dicht. Toen wilden de buitengeslotenen, zonder 
poortgeld te betalen, binnen. Eene groote menigte steenkolen- 
werkei*s trachtte langs de binnenzyde der vesting de deuren 
met geweld open te sperren, hetgeen natuurlek evenmin gelukte. 

„De imposante houding, welke het garnizoen heeft aange- 
nomen", rapporteerde Dibbbts den 21^ aan Oorlog, „was vol- 
doende tot de dadeiyke herstelling der rust; eenige personen, die 
als dryfveren dezer aanvankeiyke onlusten worden beschouwd, 
is men op het spoor; vier zyn gearresteerd, waarvan twee 
ontslagen, en de beide anderen aan den heer Procureur des 
Konings aangegeven zyn." De voor vervolging aangehoudenen 
waren de brouwersknecht Gorissen, die 10 dagen gevangenis 



49 

kreeg, en de bovengenoemde P. Drkux, die werd vrijgesproken. 

Wanneer men van de Vrouwe-kerk door de Witmakers- en 
Tongersche straten naar het zuid-westeigk punt der stad wandelt 
tot aan de Jezuietenkerk, dan is men genaderd tot een uiteinde 
der stad, waar zich verhief de Tongersche poort ^'^, Ook daar 
schuilde verraad. Tot dusver was er slechts voor iedere poort 
één officier aangewezen om de wacht te houden en voor de 
sluiting te zorgen; aan de Tongersche was er een Zuid-Neder- 
lander mede belast Generaal Dibbets vernam op het stelligst, 
dat men haar niet dacht dicht te maken, waartoe men den 
portier op het oogenblik der sluiting onder een voorwendsel 
zou trachten te verw^deren. Daar er echter onder de Zuid- 
Nederlandsche officieren van het gamis^oen reeds over het 
poortsluiten merkbaar misuoegen was, vreesde de opperbevel- 
hebber de ontevredenheid ten top te voeren, indien h'\i kortweg 
den wachthebbenden officier verviug. „Om geen opzien te ver- 
wekken", deelde Dibbets eerst in een rapport van 29 December 
1835 aan Oorlog mede, werd in den namiddag van het afge- 
sproken oogenbhk de beschikking genomen, dat de sluitingsrap- 
porten voortaan door tioee officieren zouden worden geteekend; 
hierdoor bleef de Tongersche poort evenzoo voor overrompeling 
behoed. Dibbets heeft dezen maatregel, ook toen z^ne aanlei- 
ding had opgehouden, laten voortbestaan gedurende den langen 
belegstaat van 9 jaren, en wel wegens het noodzakelijk toezicht 
op de vreemdelingen alsmede op den uit- en invoer. ,,Zonder 
deze dienst", verklaarde de opperbevelhebber d.d. 17 Juli 1835 
aan Oorlog, „had nimmer aan den uitvoer van granen, zout, 
gedistelleerd, koloniale waren enz. gedacht kunnen worden; 
eenen maatregel onberekenbaar voor de stad, en nog dagelijks 
allemadeeligst voor den Belgischen handel" **•. 

Nu dat het dus bleek, dat het ook te Maastricht tot eene 
uitbarsting dreigde te komen, droeg de opperbevelhebber den 
271^ September aan den gouverneur op om het gemeentebestuur, 
ingeval er oproerige bewegingen zouden ontstaan, dadelyk op 
het raadhuis te doen vergaderen en verder door dat bestuur 
te doen afkondigen: 

1^ Eene aanmaning aan de ingezetenen tot behoud van orde 
en rust, die tot dusver zoo volkomen hadden geheerscht; 

4 



60 

2® Een verbod tegen samenscholingen, waarby de militaire 
macht, na de derde vruchteloos gedane sommatie ze zou uiteen 
dryven ; 

3® Eene ernstige waarschuwing tegen het houden van oproerige 
voorlezingen op straat of het aanheffen van dergelijke kreten, 
daar de schuldigen onmiddellijk voor den rechter zouden worden 
gebracht; 

4® Eene bekendmaking, dat byaldien de orde en rust niet ten 
volle door gewone middelen te handhaven waren, de belegstaat 
zou afgekondigd worden, zoodat het van het hoogste belang 
zou z\jn, dat een ieder medewerkte om in het behoud der 
vrijheden te biyven, waarop de ingezetenen tot dusver alle 
recht en aanspraak hadden. 

Zoo zien we hier den opperbevelhebber aanstonds zyn gezag 
opleggen aan het burgerlijk bestuur, zonder buitengewone 
Veiligheidscommissiön en even onbetrouwbare Burgerwachten. 
De eersten, die zouden gevoelen, dat het ook de bedoeling was 
om de daad b\j het woord te voegen, waren de leden van het 
destijds bekende comedie-gezelschap van Fiévé. De directeur 
had niet slechts de brutaliteit een stuk te laten spelen zonder 
voorafgaande goedkeuring, maar de heeren hielden tevens op- 
roerige gesprekken. In een ommezien waren ze de vesting 
uitgezet. Sinds bleef voor jaren de stad van tooneelvoorstel- 
llngen beroofd, hoeveel drang er ook op den bevelhebber werd 
uitgeoefend, om hem omtrent dit onderwerp tot andere gedachten 
te brengen ••. 

Wat de toekomst van Maastricht zou geweest zijn, indien 
des opperbevelhebbers machtige hand haar niet in toom had 
kunnen houden, bl\)kt afdoende uit hetgeen in de nabij gelegen 
steden der provincie geschiedde. 

Onder de plaatsen, die in 1815, toen de souvereine vorst van 
Brussel over Luik door Limburg naar 's-Gravenhage reisde, 
zich onderscheidden in betuigingen van aanhankeiykheid, be- 
hoorde Boermond, bij den intocht op 6 Juni 1815. Met allen luister 
en geestdrift hem ontvangende, drong zich de geheele burger^, 
nadat de vorst aan de Boerbrug door het gemeentebestuur was 
begroet, om het rtJtuig, vergunning vragende de paarden af te 
spannen, om den wagen binnen t-e trekken, waartoe duizenden 



61 

de handen gereed hielden. Het verzoek niet kunnende afslaan , 
werd het rytuig onder het gejuich des volks door de menigte 
voortgetrokken tot de woning van baron Michibls van Kes- 
SBNiGH, waar door den vorst zijn intrek werd genomen. 

Sinds genoot de stad slechts voorspoed; de koophandel nam 
aanmerkelijk toe; de fabrieken vermeerderden en breidden zich 
uit; de treurige Fransche tyd werd slechts als een donkere 
achtergrond in herinnering gebracht. Toch verkeerde dit alles, 
toen eenmaal de revolutionnaire geest over de menschen hier 
vaardig werd. 

De stad was geene vesting en had ook geen garnizoen. Den 
lö^ September rapporteerde de provinciale commandant Dainb 
over oproerige geschriften en gesprekken. Den 18i^ kwam de 
agent van 'sB^jks schatkist te Roermond, Jacques Dominious 
NiJPELS, aan Dadte mededeelen, dat er zich eenige slechtge- 
zinde en gevaarlijke personen bevonden, dat de geregelde 
opbrengst der belastingen verminderde, dat alzoo de komst 
eener bezetting wenscheiyk ware. Den volgenden dag had 
DiBBSTS het opperbevel aanvaard en werd hem door Daihe 
aanbevolen een detachement dragonders onder ritmeester Van 
Aldbrwebelt naar de bedreigde plaats te zenden ^^. 

De opperbevelhebber noodigde gouverneur De Beeckman en 
procureur-crimineel Cbüts tot eene conferentie uit. Dibbets zette 
den bedenkeiyken staat van zaken uiteen en gaf z\)ne eerwon- 
dering te kennen, dat noch de plaatsel^ke autoriteit, noch 
'sKonings procureur Hsnbi de Brougkère krachtig was opge- 
treden. De heeren vonden echter de onlusten van geenerlei 
beteekenis; de standjes waren slechts toe te schrijven aan 
vreemdelingen. Het zenden van troepen achtten zy onnoodig en 
te bedenkelijkór, omdat ze dan by de burgery ingekwartierd 
moesten worden ; wat procureur De Bbouckèbe betrof, deze had 
gedaan wat h^j kon. De opperbevelhebber liet zich echter niet 
om den tuin leiden. Met de stukken in de hand toonde ht| aan, 
dat opzetteiyk verschillende zaken waren verzwegen, zoodat 
Mr, Cbuts moest beloven zyn procureur te berispen *•*. 

Db Bbouckèbe, broeder van Chables, werd het nu te warm; 
hy liep naar de Belgen over; den 2^ November volgde Mr. Cbuts 
dat loflélük voorbeeld door zich naar Luik te begeven. 



52 

Óp DiBBETS hadden dan ook de ontradende adviezen van den 
gouverneur en den procureur-crimineel geen invloed ; denzelfden 
19° schreef h^ baron De Beeckmak aan, dat het gemeentebestuur 
van Roermond zou worden gelast om alles voor de komst der 
troepen gereed te houden, die denzelfden dag waren vertrokken. 
De gouveraeur voldeed er aan, doch liet tevens in zijn bericht 
hiervan aan Dibbets, doorschemeren, dat hy den maatregel 
bleef betreuren, te meer wyl er niet alleen in de stad schutterij 
zich bevond, maar er ook eene burgerwacht was opgericht *°*. 
Het voorbeeld van Luik moest dus worden nagevolgd ! ! 

Den 22° berichtte Daine, dat Van Alderwerelt als garnizoens- 
commandant te Roermond was opgetieden; een paar dagen 
later zond deze een hoogst ongunstig rapport, dat volkomen 
Dibbets' voorstelling over den ernst van den staat der zaken 
bevestigde. 

Ten zuiden van Maastricht, nader derhalve by Luik, was het 
zoo mogelijk nog ernstiger gesteld. Het zuideHJkste dorp 
der tegenwoordige provincie Limburg is het op een kleine 
twee uur gaans gelegen Eysden^ op den weg naar Luik, met 
het fraaie aan de Maas gelegen park en goed gerestaureerd 
„kasteel" van den graaf De Geloës. In dit nest had men zich 
de vryheid veroorloofd luidruchtig feest te vieren en kanon- 
schoten te lossen ter eere van de omwenteling. Op eene aan- 
schrijving hierover van Dibbets aan den gouverneur, mede d.d. 
19 September, werd geantwoord, dat deze het gemeentebestuur 
had berispt en dat aan alle gemeenten, tusschen Luik en 
Maastricht gelegen, was bevolen om zich van «dergelyke feiten 
te onthouden *"•. 

In het kanton Sütard traden als belhamels van het verzet op 
een herbergier Frenken, verder een Tiemmens, maar vooral een 
Duitsche baron Rtebeld, zoon van een destijds in Beierschen dienst 
zanden ofl&cier, die gedurende de Fransche overheersching te 
Sittard had gelegen. De baron, wiens familie uit de omstreken van 
Dusseldorf herkomstig was, had vele goederen aan den Ryn en 
bezat in het Sittardsche den invloed, dien een man van fortuin 
zoo gemakkelijk kan krijgen. 

Halfweg Aken— Sittard, ten oosten van Maastricht, ligt het 
dorp Heerlen. Daar woelde het met zekeren Geelkerken en een 



58 

notaris Van Slupb aan het hoofd ; vooral deze naamgenoot van 
den ons getrouwen burgemeester van Maastricht in die dagen, 
beyverde zich om de hoofden warm te maken'"*. 



HOOFDSTUK X. 



De eerste mislukking om op den 38n September 1830 met 

een te Maastricht gereed gemaakt konvooi de 

Citadel van Luik ter hulp te komen. 



Het wagenfabk te Maastricht, — De weg naae Luik via 
Tongeben. — Terugzending van het konvooi dooe Ck)ET 
Hbtligebs van Tongeben naar Maastricht. — Van Bobcop's 

NÜTTELOOZE STRUD MET HET OOG OP DE KOMST VAN HET 
KONVOOI. 



Te midden van de zorgen, die den Maastrichtschen opperbe- 
velhebber voor de handhaving van het gezag in de hem toever- 
trouwde vesting drukten, wijdde hy in de eerste plaats ztjne 
aandacht aan de maatregelen om z^n zoo hooggeachten wapen- 
broeder Van Boegop te Luik hulp te doen toekomen in levens- 
middelen. 

De aanleg vaa een wagenpark met trekbeesten moest hieraan 
ten goede komen. Dank den Uver van cl^n districtscommissaris 
G. Kebens, werden er, blykens diens schreven d.d. 29 September, 
steeds gereed gehouden 6 wagens, ieder met 2 paarden bespannen, 
waardoor de dienst tot 18 October was verzekerd. Verder had 
de intendant De Ras eene opgaaf gekregen, waar wagens en 
paarden gerequireerd konden worden. 

Uit den aard der zaak liet men voor de paarden het oog 
vallen op die zware Limburgsche platvoeters, die voorzien van de 
met koper beslagen tuigen, de zich met breede raderen bewe- 
gende voertuigen der landbouwers dier streken in langzamen, 
maar vasten tred over de onvriendel^ke kei- of zware modder- 



54 

wegen heentrekken. De eigenaren vonden echter zulk eene 
onderscheiding wel wat al te vleiend ; zy meenden, dat de equi- 
pages er dan ook maar aan moesten gelooven, gelijk Burgemeester 
en Schepenen den opperbevelhebber berichtten *®*. Dibbets ant- 
woordde, dat hfl het voorstel „volkomen" biliyk vond, doch dat 
deze regeling overigens eene gemeentelijke zaak was, waar hvj 
buiten stond '^. De toeneming der eischen om transport deed 
echter reeds den 2^ October het gemeentebestuur aan Dibbets 
verklaren, dat de voldoening boven de krachten der stad ging, 
daar „bQna dagelijks tien tot vijftien karren gevraagd worden, 
welk getal zeer moegelijk te vinden is", gelijk ook de districts- 
commissaris nader in een schreven van 5 October verklaarde. 
Vandaar het voorstel des gemeentebestuurs om de voorziening 
van het wagenpark geheel aan den commissaris over te laten, 
waardoor de aanvulling van buiten de gemeente mede mogeiyk 
zou worden. Goedkeurend haastte zich de opperbevelhebber 
hiervan den gouverneur kennis te geven, „ten einde aan de 
billijke vraag der regering worde voldaan, kunnende daartoe 
des noodjg over de gewapende magt worden beschikt". Men 
ziet uit deze correspondentie, dat aan de verhouding tusschen 
den opperbevelhebber en het dagelQksch bestuur der gemeente 
niets ontbrak. 

Inmiddels had reeds b^j schrijven van 26 September generaal 
Vaj7 Boecop naar Maastricht gemeld, dat h^j zonder geweld 
geene levensmiddelen meer kon krijgen, dat zyne voorraden 
opraakten en dat hy daarom de intendance van generaal Cort 
Hetligers te Tongeren om mondbehoeften, zoomede om geld 
gevraagd had; hU verzocht Dibbets om deze aanvrage „met 
kracht te| ondersteunen'' ^^, Het verzoek was eigenlek over- 
bodig, want denzelfden 26^ had Dibbets aan generaal Cort 
Hetligers te Tongeren bericht: „De Heer Intendant De Ra.s 
heeft reeds in het noodig approvisionnement der Citadel voor 
den tfld van veertien dagen voorzien; eenige koebeesten zjjn 
al op den weg naar Tongeren; morgen zal hun aantal op 
dertig worden gebragt, en geltjk de overige levensmiddelen 
aldaar z^n aangekomen." 

De voorziening der Citadel uit Maastricht ging alzoo via 
Tongeren, Men had anders kortere wegen. Men kan althans nu, 



55 

zoowel langs den linker- als den rechter-Maasoever vrfl wat 
spoediger de reis maken. Vooral langs de bekooriyke linkerzUde 
over Biesland, Canne, Eben, heeft men slechts 'n 28 kilometers, 
een klein 6 uur gaans; daai'entegen ligt Tongeren aan den 
top eens driehoeks, waarvan Maastricht— Luik de basis is, 
met de opstaande, hier liggende zoden Maastricht— Wylré— 
Tongeren = 18 en Tongeren— Freeren— Ju prelle—St. Walburge— 
Luik = 19, dus 87 KM., dat is byna 2 uur verschil. Er 
waren echter overwegende redenen, waarom wfl steeds dezen 
langoren weg zien verkiezen. Men kon ook dest^ds wel langs 
de Maas van Maastricht naar Luik, doch de eenige militaire 
weg, geschikt voor zware en ruimte vorderende transporten, 
was over Tongeren. Afgescheiden daarvan, leidde deze weg, 
met zachte helling naar boven gaande, buiten den zoom van 
Luik, langs dèn rand van St. Walburge rechtstreeks naar de 
Citadel, terwijl men anders door de drukke voorsteden Vivegnies, 
St. Léonard, St. Walburge, slechts met moeite en langs een 
omweg den berg moest opkomen. 

Den 26^ kon Cobt Hbyligbrs nog aan Van Bobcop door een 
vermomd peisoon doen berichten, dat het konvooi den 28° in 
den ochtend Tongeren zou verlaten; het antwoord luidde, dat 
het dan met 300 man van de Citadel tegemoet zou worden 
gegaan. Helaas! Daar kr^gt de Tongersche bevelhebber de 
opdracht van prins Fbedbrik, wiens hoofdkwartier was in het 
9.6 EM. ten noorden van Brussel gelegen Vilvoorde, om eenige 
krygsmacht naar de z^de van Leuven te doen bewegen, ten 
einde een deel van de str^dkrachten der opstandelingen van 
Brussel af te leiden. Dien last ten aanzien van ^eenige kr^gs- 
macht" heeft Cobt Hbyligbrs — terecht of ten onrechte, wat 
buiten m\jne beoordeeling valt — opgevat in den zin, dat hy 
al zijjne troepen in den avond van den 21^ deed oprukken 
naar Corienberghf gelegen tusschen Leuven (11.2 KM.) en 
Brussel (14.5 EM.), waar de kr^gsmacht zich roemloos en nutteloos 
heen en weer bewoog, „evenals", is de aardige uitdrukking van 
Ehoop, ^het graf van Mahomed tusschen twee zeilsteenen" '"•; 
terwtjl het konvooi, waarvoor men te Maastricht zoo voortrefTeHjk 
had gezorgd, eenvoudig van Tongeren werd teruggezonden, 
o]ï)dat de generaal er geene dekking meer voor geven kon. 



56 

DiBBBTs' teleurstelling hierover blQkt slechts middeliyk uit zQne 
berichten aan Oorlog en aan den Pruisischen regeeringspresident 
(gouverneur) te Aken, den heer Von Rbimann, die voor de 
maatregelen op de grenzen, geregeld van den gang der Lim- 
burgsche «aken mededeeling ontving '®*. 

Onbekend met deze terugzending, maakten de muiters te Luik, 
overigens steedï^ goed op de hoogte van hetgeen in het belasg 
der Citadel beraamd werd, zich gereed om den uittocht Ier 
troepen van daar te beletten; terwyi Van Boboop er voor moest 
zorgen, dat de weg open bleef. Zoo begon men reeds in den 
nacht van den 27» op den 28» over en weer in de onmiddeJiyke 
omgeving van de Citadel te schieten, tot de muiters, vermoeid 
van het waken, een oogenblik naar de stad terugkeerden "^ 
Hiervan werd door een detachement van 300 man onder majoor 
Mekso gebruik gemaakt om den weg naar Tongéren op te gaan. 
Geiyk reeds verhsiald, moet men daartoe voor een klein deel 
door St. Walburge, een weg, die aan eene z\|de met huizen 
bezet is, waaronder het Ma Campagne, Het detachement nu 
werd uit die huizen beschoten; het drong niettemin door tot 
men op eene barricade stuitte. Van Bosoop liet toen den troep 
terugkomen en geschut op de barricade spelen, ten einde deze 
bevorens te vernietigen, hetgeen waariyk aanleiding gaf tot 
een brutaal schreven van het legioenenhoofd De Bbrlaymont. 
De bevelhebber der Citadel stoorde er zich weliswaar niet aan, 
maar onderwyi te vergeefs naar het Tongersche konvooi uit- 
ziende, eindigde ook h^ met z^ne krachten aldus te ver- 
spillen *". 

DiBBBTs vernam nog dien 28» het gebeurde van den militairen 
brlevenbode, die, tusschen de Citadel en Tongeren gaande, gene- 
raal CoBT Hetligbrs niet meer aantrof, zoodat h^ nu de reis 
naar Maastricht voortzette, om daar rapport te doen. De opper- 
bevelhebber haastte zich prins Fredebik en Von Reimann op de 
hoogte te stellen "*. 

Toen de Prins dit bericht ontving, was h\jzelf na den bekenden 
driedaagschen str^d uit Brussel verdreven geworden. 



67 
HOOFDSTUK XL 

De tweede mlslnkkliig om op den 30» September 1830 

met een te Maastricht gereed gemaakt konTool de 

CSltadel Tan Luik ter hulp te komen. 



Vertrek van het konvooi in den nacht van 29 op 30 Septem- 
ber. — Generaal Daine bevelhebber. — Aankomst te 
Tongeren op den 30» — Ontmoeting met de muitelingen 
TE BocoüR. — Conventie van Daine met De Berlaymont. — 
Overval van het konvooi. — De kurassibrs van Daine. — 
Uitval uit de Citadel. — Het monument „La Tombe''. — 
Verantwoording van De BERiiAYMONT. 



De geschiedkundige b\j zonderheden, die in dit hoofdstuk wor- 
den weergegeven, behooren in het kader van ons onderwerp 
tot een der meest belangryke. Psychologisch begr^pt men niet 
den man, die uitdnikkeiyk vraagt aan het hoofd eener expeditie 
geplaatst te worden, die ook geene enkele handeling pleegt, 
welke eenigermate het vermoeden van verraad wettigt, maar 
niettemin handelt in str^d met zQn geheele verleden, dat hem 
als een dapper en doortastend kr^gsman van tamboer tot generaal- 
majoor had doen opklimmen. Het eenige, wat men er van sch\jnt te 
kunnen zeggen, is dat de bevelhebber zedeiyk gestemd was 
voor de omwenteling, die hU feitelijk had te bestreden. Deze 
tweeslachtigheid, afgescheiden van alle andere karakter-ondeug- 
den, die by generaal Daine zeker niet gering waren, maakte 
den bevelhebber zwak; — zwak, evenals de bevelhebbers van 
Napoleon in de honderd dagen het waren, toen z^ voor eene 
zaak streden, waarvan zU konden vermoeden, dat het streden 
zonder succes zou z^n 

Denzelfden 27^ September der heillooze opbraak van generaal 
CoBT Hetlioebs, had Oorlog aan generaal Dibbets herinnerd, 
dat de positie van Maastricht er te gewichtiger door werd en 
dat de belangen der Citadel van Luik niet minder de aandacht 
moesten trekken "*. BQ een schreven van den 20^, handelende 



58 

over het approvisionnement van Maastricht, vulde Oorlog dit 
aan, met de mededeeling, dat boven de behoefte dezer vesting, 
ook moest gerekend voorden op eene zekere hoeveelheid levens- 
middelen in reserve „ten einde de citadel te Luik, by iedere 
gunstige gelegenheid, v^elke zich daartoe opdoet, te voorzien, 
en zoo mogeiyk, aldaar ook eenen voorraad van zes maanden, 
berekend volgens de sterkte der bezetting b\jeen te brengen.*' 
Dien eigen dag was reeds eene nieuv^e poging tot het verleenen 
van hulp in het .werk gesteld. 

Men had in de Limburgsche hoofdstad 10 karren met levens- 
middelen en f 15000 aan specie gereed gemaakt, die onder 
begeleiding van 600 man infanterie onder majoor Bekius, 120 
kurassiers en tv^ee zesponders met dubbele bediening onder 
den luitenant F. Doobman, bestemd waren om in den nacht 
van den 29° op den 30°, des avonds ten elf uur, de vesting te 
verlaten. Te Tongeren moest het eskadron kurassiers door een 
ander, aldaai* in garnizoen, worden vervangen, om vervolgens 
naar de Citadel door te gaan. UitdrukkelQk verbood de opper- 
bevelhebber, dat men zich in Tongeren zou ophouden; buiten 
de Maastrichtsche poort aldaar zouden de in garnizoen liggende 
eskadrons het konvooi afwachten, gezameniyk dan de stad 
doortrekken, tot men by de Luiksche poort uitkwam, terwQlde 
troepen, die niet naar de Citadel mede oprukten, buiten ver- 
melde pooi*t de wacht moesten bleven houden, tot de behouden 
aankomst ter bestemming was bericht. 

Generaal Vak Boeoop had mede reeds de tyding van het 
naderend konvooi vernomen. Hy zou, zoodra het op nagenoeg 
een uur afstand van de voorstad St.Walburge was genaderd, 
gewaarschuwd worden : over dag met twee kanonschoten of indien 
het nog donker was met vuurpijlen; Van Boegop moest dan 
andermaal trachten troepen tegemoet te zenden. 

Werd het konvooi aangevallen, dan behoorde het tot op 
halfweg Tongeren terug te trekken, terwyl men op dat punt 
positie moest nemen. 

Geene middelen tot slagen behoorden onbeproefd gelaten te 
worden, luidde verder Dibbets' order aan den bevelhebber van 
het konvooi, al het mogelijke zou daartoe aangewend worden: 
,^nder iets anders in aanmerking te nemen, dan het behoorlek 



69 

en zoo spoedig doenl^k uitvoeren der expeditie, z^nde het van 
het grootste gewigt, tot behoud der Citadel, binnen de 24 uren, 
levensmiddelen daar te doen komen." De leider werd ten slotte 
persoonlek verantv^oordeltjk gesteld voor de opvolging en ge- 
heimhouding van DiBBETs' instructiên. 

Als bevelhebber voor dezen belangr^ken tocht konden drie 
hoofdofficieren in aanmerking komen, nameiyk de provinciale 
commandant, generaal-majoor Daine, de plaatseiyke comman- 
dant, kolonel BradE; eindelijk de commandant der 14^ afdee- 
ling infanterie, kolonel vak Ditynen. 

Op zichzelf genomen, v^as de begeleiding niet zóó moeiiyk, 
dat een generaal gevorderd werd ; maar Daikb vroeg er met aan- 
drang om. Geboren den IS^ October 1782 te Andenne in de 
provincie Namen, deed hü bfl den opperbevelhebber ztjn Zuid- 
Nederlanderschap gelden, in verband met tegen hem loopende 
praatjes; op hoogen prQs verklaarde h^ het te stellen, den 
Koning eens te kunnen bewezen, dat men op hem vertrouwen 
kon. Het belang der expeditie in aanmerking nemende, had 
Dibbets -geenerlei reden z^n provincialen commandant deze gunst 
te weigeren. Daine mocht geen ontvnkkeld man zyn — zóó weinig, 
dat hy ter nauwernood scheen te kunnen schrUven, terwfll hfl 
moeite had eene kaart te lezen ! — maar van de laagste 
rangen zoo hoog opgeklommen in de Napoleontische oorlogen, 
had hü daarmede z^ne dapperheid beloond gezien en was h\] 
den 2C^ December 1826 provinciale commandant van Limburg 
geworden, zonder dat hQ ooit aanleiding scheen gegeven te 
hebben, om hem als ongeschikt te beschouwen. Met dat al is 
DiBBETS niet voetstoots op Daine's aandrang ingegaan, doch 
eerst na een breed onderhoud; ten slotte meende h^ hem voor 
de leiding van het konvooi te moeten aanwezen, ook in aan- 
merking nemende, z^ne „langdurige ondervinding en y ver voor 
's Eonings dienst*', geUjk Daine medegedeeld werd, in des opper- 
bevelhebbers schrijven d.d. 29 September, waarb^ tevens aan 
hem de zeer in bUzonderheden tredende, afdoende instructie 
voor de uitvoering der expeditie werd toegezonden "\ 

Tegen den nacht van den 29^ stonden we] al de tien kaïTen 
gereed, maar aan de requisitiën voor de levering van trekpaar- 
den bleek niet geheel voldaan. Op het vernemen hiervan 



60 

yide DiBBBTS zelf naar de woning van den gouverneur, waar 
eene vrij hevige woordenwisseling plaats had, wegens dit gebrek 
aan medewerking. De gouverneur beleed z^ne onschuld en zorgde 
intusschen voor de nog t\jdige komst der trekbeesten. Zoo kon 
men nu op marsch gaan, maar daar bedacht zich Daine, dat 
de weg b\j St. Walburge en de Citadel opgebroken kon z\jn en 
dus herstelling behoefde. Dadel\jk zond Dibbets op het ontvangen 
verzoek om 1 genie-officier met 40 mineurs en sapeurs, zoomede de 
noodige gereedschappen, een detachement met kapitein O. D. Vajl: 
LAKT als chef, verder den kapitein J. B. Hulst en den 2^ luitenant 
P. Habtinq. Tegelykertijd liet de opperbevelhebber Daine weten, 
dat hy, zoo noodig, over meer kon beschikken; verder dat, 
indien h^ zich verplicht zag terug te trekken, dan daarvan 
dadeiyk kennis te geven, als wanneer hem een half bataljon 
zou ter hulp gezonden worden langs binnenwegen tusschen 
Tongeren en Freeren ; eindelijk zond Dibbets nog eenige oogen- 
blikken vöör het vertrek der expeditie een biief aan Daine, die 
dè strekking had om de tusschen deze en Van Boeoop bestaande 
oneenigheden by hunne ontmoeting als uit den weg geruimd 
te beschouwen. 

In den ochtend van den 30° ten v^f ure bereikte de expeditie 
Tongeren. Hier moest ze eenige karren aantreffen, ten einde 
de belading der Maastrichtsche voertuigen te verlichten, speciaal 
van belang by het stagen van den nu te volgen weg. Hierdoor 
sch\jnt eenige vertraging te z\jn ontstaan, waardoor, naar Dainb's 
later beweren, de muitende stad tydig werd gewaarschuwd. 
Men kan echter wel zeker zeggen, dat het daaraan toch niet 
zou hebben ontbroken; reeds gedurende eenige dagen waren 
de muiters gelegen in de open grasvlakte aan de stadszyde, 
waar de straat niet was aangebouwd. „Sur l'avis de Tarrivée 
d'un convoi de ravitaillement pour Tennemi", zegt Demabteau 
op bl. 250 van z^n aantrekkelijk verhaal, „tous les volontaires 
des quatres légions urbaines, regagnèrent leur poste sur la 
hauteur, se séparant ensuite pour surveiller la plaine de Liége 
èr Rocour." Hoe ook, Dadste de mogelijkheid voorziende, dat de 
tegenstand grooter kon z\jn, dan oorspronkeiyk verwacht was, nam 
de drie eskadrons, die te Tongeren in gai*nizoen lagen, mede, 
terwijl hy het uit Maastricht herkomstige eskadron niet opdroeg 



61 

om, by bericht van behouden aankomst van het konvooi, naar 
Maastricht terug te keeren, doch beval te Tongeren te verblij- 
ven. Dit alles was in strijd met hetgeen men hem bevolen had ; 
echter getuigt deze voorzichtigheid van het ernstig voornemen 
de expeditie te doen slagen. Wat hem dan bezield heeft om, 
van bet oogenblik, dat h\) voor de opstandelingen stond, geheel 
in afwijking daarvan te handelen, biyft een raadsel. 

Versterkt met de Tongersche eskadrons ging het den vier uur 
langen eentonigen weg naar Luik op, tot men tegen 12 uür in den 
middag ter hoogte van Rocour — nu een station van den tram- 
weg van Luik op Tongeren, vöör Juprelle — ongeveer één uur nog 
vAn St. Walburge, op Luiksche benden stuitte, die in eeneuitge- 
strekte linie van bataljons en échelon, alle hoogten vöör de voor- 
stad hadden besset en door geschut werden gesteund. Vak Boegop in 
den vroegen ochtend de herrie in de stad waarnemende en kanon- 
nen hoerende rijden, dacht dat de muiters het op de Citadel 
gemunt hadden, waarom hy alvast een levendig geschutvuur 
op de stad deed openen. Het is mogeiyk, dat dit Daine weer- 
houden heeft om züne nadering met kanonschoten, gelijk hem 
bevolen was, aan Van Boeoop te doen weten. Bosscha, zeer 
goed ingelicht, maakt op bl. 478 der Heldendaden den expe- 
ditie-commandant er een ernstig verwijt van; als echter gene- 
raal DiBBETS verplicht wordt, naar wy nog zullen lezen, om 
over het gebem'de critiek uit te oefenen, zwtJgt hy over hetgeen 
toch anders als een hoogst bezwarend verzuim zou beschouwd 
moeten worden. 

Daike op de muitelingen stuitende, bevond zich, volgens de 
deftige mededeeling van de Gourier de la Meuse aan den zoom 
van yyhet kamp" te Xhovémont; hy werd er gecomplimenteerd 
door een bendehoofd, wiens naam voor de geschiedenis verloren 
schQnt gegaan. Het ware nu goed geweest, indien de expeditie- 
commandant zich beter herinnerd had dat gedeelte zQner 
instructie om er naar te streven, den tocht ten einde te brengen 
zonder iets in aanmerking te nemen; men zie het belangrijke stuk 
in de Bijlagen onder noot 114. Op dit gewichtig en beslissend 
oogenblik scheen de bevelhebber echter meer te gevoelen voor 
's Konings voorschrift, dat de officieren zich moesten beschouwen 
als te midden van broeders en in tjjd van vrede te z^n. 



62 

Nauw toch had het bendehoofd medegedeeld, dat men bet 
konvooi niet zou doorlaten of dit gaf dadeiyk tot eene gezellige 
gedachtenwlsseling aanleiding. Daine deed het beleefd verzoek 
om den legioenenbevelhebber, dus graaf De Beblaymont, de 
komst van het konvooi te doen weten en dezen uit te noodigen 
zelf te verschijnen om gezamenlijk te onderhandelen. Dit was 
ten eenenmale in strijd met de door Dibbets gegeven instructie 
en kan alleen wellicht verklaard worden door den weerzin, dien 
de bevelhebber gevoelde om een geweld aan te wenden, dat 
hem misschien het overgaan voorgoed onmogelijk maakte. 

Het bendehoofd gaf goedgunstig z^ne toestemming, maar 
eerst moest dan Daine aan Van Bobgop bevelen, dat vervelende 
schieten te doen ophouden; en zoo waar! dadeiyk schrift de 
expeditie-commandant met potlood het volgend briefje, biykens 
de noot op blz. 479 der Heldendaden: 

„Mon cher Général, Me trouvant devant Ie Faubourg 
„avec un convoy de vivres -pour votre citadelle et en 
„négotiation avec les autorités pour épargner de verser Ie 
„sang ni de part ni de l'autre, veuillez cesser Ie feu de 
„V06 pièces de canon de la citadelle." 

Daine's adjudant, kapitein Uhbgbove^ moest dat leuke ver- 
zoek gaan overbrengen; de samenrottende menigte verplichtte 
hem evenwel terug te keeren. Toen beproefde men het met 
een man te paard, die inderdaad ten 12 ure de Citadel bereikte. 
Het vuren hield aanstonds op. 

Toen eerst verscheen Ds Bbrlaymont. ... De expeditie-com- 
mandant maakte z\jn verlangen . bekend om de karren in de 
Citadel te brengen en persoonlek met genersial Van Boecop te 
spreken; h^ beloofde, dat de Citadel dan de stad niet zou 
bombardeeren. De legioenenbevelhebber begon met te weigeren, 
week echter voor den vernieuwden aandrang, doch veroorloofde 
slechts de toelating van v^jf karren; hierin berustte Daine. 
Men ging nu eene overeenkomst aan — let wel, men sloot 
eene overeenkomst — en voor de stipte opvolging ervan ver- 
pandde niet alleen De Beblaymont z\jn eerewoord, doch het- 
zelfde deden de hem omringende officieren. Militaire dekking 
mocht niet medegaan, maar wel Daine, z^n adjudant en twee 



68 

andere Nederlandsche officieren; verder zou als begeleiding 
strekken iets wat wel een leger waard scheen, nameiyk De 
Beblaymokt zelf en drie zyner officieren. De overeenkomst 
bepaalde verder, dat de bevelhebber der Citadel zou worden 
uitgenoodlgd niet meer te vuren, zoolang h|j zich van leeftocht 
zou kunnen voorzien. 

Zoo ging de stoet op weg. . . Daine, Uhbgrove, de luitenant 
der marechaussee Majonette en de luitenant der kurassiers 
Evers, reden aan het hoofd der v^f karren; dan volgde het 
legioenenhoofd met een paar onbekende lieden, die zich voor 
officieren uitgaven! Het treurspel te Brussel, toen den 2^^ Sep- 
tember zich de prins van Oranje te midden van een muitend 
gemeen, zonder militaire dekking, zich gewaagd had, werd 
hier herhaald. De karren met geld en levensmiddelen waren 
dan ook zoo'n verleideiyke prooi voor tuchtelooze, deels honge- 
rige benden, dat deze klad in het boek der Heldendaden den 
8chr\jver op blz. 480 niet ten onrechte doet vragen, of Daine 
plotseling „onnoozel" geworden was. 

Het konvooi de Citadel genaderd zijnde, had men aan de 
karren slechts eene kleipe rechtsche beweging te geven, 
om, in plaats van vooruit naar de bestemming te voeren, de 
sterke hellingen van nie Montagne St, WaXburge en rue Pierreuae 
af te dalen; een enkele ruk aan de paarden was daartoe vol- 
doende. Demarteau verhaalt evenzeer op blz. 262: „Quelques 
pillards n'eurent qu'è, tirer un peu èl la bride droite des che- 
veaux pour que tout Ie train füt en un instant engagé sur la 
pente rapide de Xhovémont" "* 

Deze verleiding konden de goede Walen niet weerstaan. Er 
werd ook wat bU geschoten en het scheelde weinig of graaf 
De Beblathokt zelf zou onder de kogels van zQne eigen hel- 
denscbaren z^jn gevallen. De nu ter elfder uur aanrukkende 
troepen bleken niet bestand tegen de algemeene verwarring. 
Het verkeerde evenwel, toen Dainb z^ne kurassiers onder de 
ritmeesters Morbotter en Vak Golstein last gaf hun plicht te 
doen; 'n klein dertigtal muiters werd neergehouwen ; onze 
geschiedschr^vers getuigen van eene ^groote slachting", van 
het „totaal verslaan der muiters" "•. De op onze troepen ge- 
richte battery werd vermeesterd, de commandant Lxtegebs gedood; 



64 

men vond z^n lyk terug, zegt het opgeschroefd verslag van de 
Gourier de la Meuse van 2 October ^horriblement mutilé". Zulke 
wreedaards I 

De cavalerie had natuuriyk, schrijft de courant, een groot 
voordeel tegenover de braven zonder paarden; nochtans deden 
deze dapperen verat^ieidene kuraaaiers in het stof byten, en evenzoo 
waren er verscheidene kurassiers onder het moordend lood van 
de batterU gevallen I Couranten-onzin ; by de batter^ viel slechts 
de opperwachtmeester Slewaoen met één kurassier; verder 
sneuvelden er nog vier. En dan de bravoure-daden ! ! "' Over het 
gepleegd verraad zelf echter geen woord van afkeuring; de aan- 
vallers waren dan ook zoo erg verbitterd over het gebeurde 

te Brussel "". 

Te midden van die aanvallen onzer kurassiers, deelt verder 
het Luiksche blad mede, kwam een detachement burgerwacht 
aanzetten. La vue de cette colonne jeta Ie trouble parmi les cuiras- 
siers „qui se débandèrent aussitöt et s'enfuirent tout, abandon- 
nant les charettes chargées de vivres et trois canons, qui sont 
tombes en notre pouvoir", nameiyk die eerst op de muiters 
zelven veroverde kanonnen ^^M Een feit is het, dat de karren 
ons ontgaan waren en Daine geen heil er in zag den strijd 
voort te zetten. Zoo gelastte hy den terugtocht naar Tongeren. 

En terwyi aldus roemloos werd weggereden, meende Van 
BoBGOP, dat het oogenblik daar was om de onzen ter hulp te snellen. 
Onder kolonel Hbnbt Théodore DAvm de Favauoe yide men in 
de richting van den str^d. Ofschoon van alle kanten uit de 
huizen beschoten, drong men door, begaande volgens het Luiksche 
courantenverslag natuurlek allerlei wreedheden — het gewone 
thema van de Belgische bladen dier dagen — , ja men had... 
ces soldais indisciplinés ont brisé les croisés des maisons '^.'/ Al 
voortgaande ontwaarde echter De Favauge van Daine*s macht 
niets meer; de troep moest dus nu alleen weer terug naar de 
Citadel» hetgeen natuurlek met groote moeilijkheden gepaard 
ging ^*\ Luitenant Longhienne, een Luikenaar, sneuvelde daarbjj. 
„C'était un brave militaire*', schreef de Gourier de la Meuse, 
j^qui n'avait pas craint de faire connaltre plusieurs fois sa fagon 
de penser, touchant la guerre que les Hollandais font auz 
Belges." 



es 

Na nog een weinig uit de huizen hier en daar beschoten te zyn, 
kon Dainb's troepenmacht zonder hinder den weg naar Tongeren 
den 3(P September ten einde brengen. Volgens de Luiksche 
Ckmrier was inzonderheid het eskadron kurassiers zeer gedund, 
niet alleen door het gevecht, geiyk reeds medegedeeld, maar 
ook door desertie '**. Adjudant Uhbgboye zette onmiddeliyk de 
reis naar Maastricht voort, waar hU des middernachts aankwam. 
DiBBiTS ontving uit z^n mond de t\jding der rampspoedige 
mislukking, zoomede het bericht, dat Tongeren nu ook in staat 
van oproer verkeerde. De opperbevelhebber gaf uit dien hoofde 
last, dat ook de aldaar in garnizoen liggende eskadrons zich 
naar Maastricht moesten begeven. Den l^^ October des middags 
ten 12 ure was Dah^e met zQne troepen in de vesting terug. 
Onze StaaUcourant van den 4^ d. a. v. deelde in sobere bewoor- 
dingen het ellendig verloop der expeditie mede. 

Ter plaatse ongeveer, waar de charge van Daine's kurassiers 
'n dertigtal muiters deed sneven, by de w^k Xhovémoni, is op 
een onaanzleniyk grasplateautje, omringd door st^ve populieren, 
een monument verrezen, in de wandeling enkel genoemd La 
Tombe. De gewone bezoeker van St. Walburge zou het onge- 
merkt voorbQgaan, ter zQde als het ligt en den indruk makende, 
dat het zich schaamt voor de herinnering, dat de 24 mannen, 
waaronder Luegebs, die daar begraven zouden liggen, behoor- 
den tot benden, die verraad pleegden tegenover eene stelL'g 
aangegane overeenkomst Het gedenkteeken bestaat uit eene 
door een krans gekroonde zuil, waarop met gouden letters prykt: 

307bre 

1830. 

Daameven zouden onder de eenvoudige grasbedekking de 
enkele kurassiers liggen, die in de vervulling van hun plicht 
waren gesneefd. De Waalsche gemeente sch^nt echter niets 
te gevoelen voor het weinig hartverhefTende, dat gelegen is in 
het oneeriyk verbreken van afspraken, en zoo trekken jaarlQks 
fvroeger op den 80^ September, sedert enkele Jaren den laatsten 
zondag van die maand) leden van de Société littéraire Wallonne, 
van oud-gedienden en van andere Waalsche vereenlgingen met 
de chasaeurS'éclaireura de la garde civiqtie, naar La Tomben om de 



66 

heldendaden van dien groeten dag daar te vieren, '„oü reposent 
les braves qui combaltirent pour assurer notre autonomie natio- 
nale", herinnert het Journal de Liége van 28 September 1903, 
en om zich op te winden voor eene altyd smartelyke, politiek 
te veroordeelen scheiding van twee kleine volken. Le pélerinage 
d la tombe de St^ Walburge, zooals de Luiksche bladen die 
plechtigheid noemen, wordt begonnen met aan het stadhuis 
af te halen „le drapeau d'honneur accordé è, la ville de Liége 
par décret du gouvernement, le 28 mai 1831". De vlag is dan 
met rouwkrip gesierd. . . Rouwen voor gevallen helden, op wie 
het vaderland zich moet verhoo vaardigen, in vreugde over hun 
bezit moet verkeeren ? .... Of, ziehier de eigen woorden van 
het Journal de Liége: 

„Le cortège s'ébranlait, en route vers St® Walburge; les 
^gendarmes aux bonnets féroces, les Sociétés aux tuyaux 
^de poêle reluisants, la musique dont les éclats de cuivxe 
„ébranlent les poitrines et les vitrines. Un gai soleil avivait 
„toutes les couleurs, viviflant les roses des chapeaux fémi- 
„nins, versant de Tor et de Tardeur, et la marche fan fa- 
„ronne de Sambre et Meuse s*éclaboussait en heroïsme dans 
„le cosur des citadins, 

„Dans ce fracas pompeux et clinquant, il y eut soudain 
„une tache lugubre; a la hampe du premier drapeau, qui 
„passa, un crêpe découragé pendait. La valeur de ce S3rm- 
„bole, son aspect, étaient tels qu*ils changeaient en céré- 
„monie mortuaire la fête glorieuse. Ah Qa! pourquoi ce 
„crêpe? pourquoi ce deuil que Tattitude de la foule, la 
„clameur des fanfares, le soleil et la terre démentaient. Je 
„sais, il y a des restes mortels è, Sainte-Walburge et c'est 
„vers un tombeau que ce cortège processionnait, mals ces 
„restes mortels sont des dépouilles de héros, mais cette 
„tombe est un piëdestal d'apothéose et Thumanité doit-elle 
„pleurer, comme de vulgaires trépassés, ceux que sa volonté 
„installe parmi les dieux? 

„Devant ïeur fosse, au jour des funérailles, plus tard aux 
„pélerinages annuels, combien de fois un orateur ne leur 
„a-t-il pas dit: — Non, vous n'êtes pas morts, héros, malgré 



67 



„la nature, malgré Ie temps, k jamais voub vivez I — Pour- 
i,quoi les crêpes aux hampes des drapeaux démentent-ils 
„rorateur blen inspiré? 

„L'Église catholique, pleure-t-elle ses martyrs? Pourquoi 
„la Patrie pleureralt-elle les siens? Tls ont vécu Ie destin 
„qu'ils ont voulu, ils ont eu la part qu'ils ont choisie, leurs 
„yeux avant de se clore ont vu la réalisation du rêve qu'ils 
„avaient élu; oü y a-t-il Ie motif k sanglots et è, lamenta. 
„tions défaillantes? Peut-être quand, de suite après la mort, 
„leurs families les pleuraient, fut-11 bon de calmer Texal- 
„tatlon des fanfares et de mettre en berne les drapeaux 
„tentés de s'enflammer au vent de Théroïsme, mals 
„aujourd'hui, les douleurs humainesse sonttuées, lesplaies 
„se sont cicatrisées. . . . 

„Pélerins du maüsolée de Sainte-Walburge, la flerté gonfle 
„vos coeurs, laissez s'évanouir dans Ie soleil les signes de 
„deuil, et pour entendre la legon virile qui émane dutom- 
„beau, soyez debout, soyez joyeux !' 



I»» 



Tegenover dergelQken, jaarlijks terugkeerenden nonsens, 
zy het voor het behoud der geschiedkundige waarheid goed, 
aan de vergetelheid te ontrukken de feiten, niet zooals ze 
geboekstaafd werden door oppervlakkige, hartstochteiyke cou- 
ranten, noch door wellicht eenzydige voorstellingen van Neder- 
landsche schr^vers, doch door den man, wiens verantwoorde- 
IQkheid hier zwaar moest wegen, den graaf De Beklatmont. 

Op den terugtocht naar Tongeren en Maastricht was door de 
onzen medegenomen een tot de muiters behoorende notabele, 
die zich voor de nakoming van de afspraak over het konvooi 
als g^zelaar had gesteld. De Berlaymont waagde het den- 
zelfden 8C^ een brief aan Dtbbets te schreven om dien man 
weer los te laten. Het totaal gemis aan eergevoel in deze overi- 
gens juiste uiteenzetting van het gebeurde spreekt er zoodanig 
uit, dat alle verder commentaar overbodig wordt De opperbe- 
velhebber achtte het beneden zich er op te antwoorden, maar 
het stuk zelf is overigens, wegens z^ne overeenstemming met 
de waarheid, belangr\jk. Het volge daarom hier: 

- Ayant été informé qu'une colonne de troupes se dirigeait 



68 

„vers la Citadelle par la route de Tongres, et que Ie Général, 
„qui la commandait, désirait avoir une entre vue avec moi, 
;,Je me suis empressé de me rendre aux avant-postes oü 
„j'ai eu rhonneur de rencontrer monsieur Ie Général Daine 
„èr la téte de sa colonne qui avait fait halte. 

„D m'a demandé de faire entrer dans la Citadelle un convoi 
;,de vivres sous sa garde et d'y aller lui-même pour s'abou- 
„cher avec Ie Commandant; il motivait sa demande sur la 
„promesse que la viUe ne serait pas bombardée, et sur ce 
„que, dans l'état oü les choses étaient h Bruxelles, 11 ne 
„convenait pas de commettre de nouvelles hostilités. 

„J'ai d'abord refusé d'accéder h cette demande, mais sur 
„de nouvelles 'observations de Monsieur Ie Général Daine, 
„je crus devoir consentir k laisser entrer dans la citadelle 
„cinq charrettes du convoi: J'ai engagé ma parole et celle 
„de mes officiers. 

„Pour exécuter cette convention, je pris la précaution 
„d'en faire prévenir les commandants des corps de la colonne 
„d'observation. Je m'acheminai ensuite vers la Citadelle 
„avec Monsieur Ie Général Daine, Tun et Tautre accom- 
„pagnés de plusieurs de nos officiers respecüfs: nous pré- 
„cédions de dix pas les cinq charrettes. 

„Arrivés prés de la Bascule, une bande d'hommes indisci- 
„plinés, méconnaissant la voix de ses chefs, s'opposa k 
„rexécution des mesures loyalement arrêtées. 

„Il a été impossible k mes officiers et k mol de les em- 
„pêcher de faire usage de leurs armes; nos jours ont été 
„menacés; plusieurs fois, nous avons été couchés au joue; 
„des cris d la trahison se faisant entendre, ce n'est même 
„qu'en courant Ie plus grand danger, que nous sommes 
„parvenus k dégager la personne de Monsieur Ie Général 
„Dains et celles de ses officiers; il ne nous est resté qu*k 
„déplorer les suites funestes d'une insubordination que nous 
„n'avons pu contenir. 

„Tel est, Monsieur Ie Général, l'exposé fidele de ce qui 
„s'est passé aujourd'hui devant la Citadelle; je ne crains 
„pas avoir besoin de pretester de ma loyauté et de la 
„pureté de mes intentions. 



69 

„D'après ces explications vous m'accorderez, General, que 
Je suis en droit de réclamer, au nom de la ville, Monsieur 
„Jaoqubs Bbhb, qui s'est volontairement et de lui-mê.me 
ffConstitué en ötage comme garantie de notre bonne foi. 

„Agréez etc." 

Het is deze roemrijke gebeurtenis, die jaariyks herdacht 
wordt by La Tombe^ b\j deze in steen gehouwen strophen van 
Vak Maeblakt's Spieghel Historiael^ waar hy het WcUsh en VcUsh 
als nagenoeg hetzelfde doet hooren, om te dichten: 

Die scone Walache yaleche poëten. 
Die meer ilmen dan si weten 
Beliegen .... 



HOOFDSTUK XH. 

Dlbbets' beoordeellng ran het beleid der Dalne-expedltle. 



DaINe's rapport D.D. 3 OCTOBBR. — Db bbdbnkingbn daar- 
TB&XN TB VQrAVBNHAGB D.D. 13 D. A. V. — DiBBBTS' 
BB8CH0XTWINGBN D.D. 20 OOTOBBR. 



Den dag, dat Dajke te Maastricht geslagen terugkwam, 
dus den l^^ October, zond Dtbbets eene depêche aan Oorlog^ 
waarin het volgende voorkwam : 

„Tot gnsteren laat in den avond, was de hoop niet geheel 
„verdwenen, om te kunnen vermoeden, dat de expeditie, 
nten geleide van het convooi levensmiddelen onder het 
^bevel van den heer generaal-majoor Daine, zoo al niet 
„geheel of immers ten deele was geslaagd, zich in zeker- 
,heid bevond. Omstreeks twaalf uren dezen nacht, bragt 
„de kapt-adjudant van voornoemden Generaal mQ voor- 
„loopig de tyding, dat, de kolonne op een korten afstand 
„van de faubourg St. Walburge genaderd zijnde, en eene 
„sterke magt belet hebbende door te dringen, er onder- 
„handelingen waren geopend, dat de graaf De Beblaymokt, 
„op de verzekering er alleen beoogd werd de bezetting der 



70 

„Citadel van levensmiddelen te voorzien, zyn woord van 
„eer had gegeven, het convooi op zich zelve aldaar vryeiyk 
„zoude worden toegelaten; dat men, zich daarop berust 
„hebbende, hetzelve, ter hoogte van de voorstad gekomen 
„zynde, door de muitelingen in bezit was genomen. 

^Om 12 uur, dezen morgen, z^n de heer gen.-majoor 
„Daine en z^n onderhebbend escorte alhier teruggekeerd. 

„In mtjn order, waarvan afschrift by deze gevoegd, wordt 
„hoegenaamd van geene onderhandelingen gewag gemaakt, 
„en bö het 5® punt wordt voorzien hoedanig te handelen, 
„in geval er geene zekerheid bestond, het convooi ^üne 
„bestemming te doen bereiken. Ik zal van den heer gen.- 
„majoor Daine een schriftelyk rapport ontvangen van al 
„hetgeen door hem ten dezen verrigt zal z\jn, hetwelk ik 
„nog heden avond met de post aan Ü.E. zal verzenden." 

Den S^ antwoordde het Departement „met zeer veel leed- 
wezen" het bericht te hebben ontvangen ; doch men zou „het ge- 
detailleerde rapport van genoemden Generaal inwachten, om met 
opzigt tot het gebeurde mijne intentiën nader te doen kennen" t<*>. 

Daine zond zyne verantwoording niet in den l^^, gelyk h^j be- 
loofd had, noch den 2'^, doch eerst den S^. De opperbevelhebber 
bood het stuk dadelijk, met de rapporten der ondergeschikte chefs 
van de expeditie. Oorlog aan by het volgende korte schryven: 
„Ik haast mö Uwe Exc. hierby te doen toekomen, het op dit 
oogenblik ontvangen rapport van den heer generaal-majoor 
Daine, betrekkeiyk de expeditie tot het vervoer van levens- 
middelen voor de citadel te Luik." 

Om het schrijfwerk zooveel mogeltjk te beperken had het 
hoofdkwartier te Maastricht niet de gewoonte van het aanhou- 
den van afschriften der van derden ontvangen stukken, die 
naar Oorlog werden opgezonden; vandaar dat in het Dibbbts- 
archief van het departement van Oorlog niet onbelangrijke ge- 
gevens voorkomen, die men mist in de Dtbbets- verzameling 
van 'sR^ks archief te Maastricht; trouwens ook omgekeerd 
vult het eene het andere aan. Zoo laat het zich wel verklaren, 



00 Het belangitlke Btuk van Oorlog is eerst door mtj in z^jn geheel teruggegeven 
in de Bffiagen onder No. 142, om redenen, die nader uit hoofdstuk XV znUen bl^en. 



71 

dat Daine's verantwoording niet te Maastricht wordt aangetrof- 
fen; maar het was tot zekere mate eene teleurstelling haar ook 
te 's-Gravenhage niet te vinden, 't Is wel vreemd ; men vraagt zich 
onwillekeurig af: hoe kunnen zulke belangrijke documenten in het 
ongereede zyn geraakt? Intusschen leest men uit de hierna te 
noemen stukken van Oorlog en van Dibbets zelf, wat Daine 
ter verdediging van zfln beleid in het midden heeft gebracht, 
waardoor eenigermate de ontstane leemte wordt aangevuld; 
doch ook ten deze is te betreuren, dat evenzeer gemist worden 
de byiagen, waarnaar men in Dibbets' antwoord ziet verwezen. 
Te 's-Gravenhage kon men zich namel^k niet vereenigen 
met den korten aanbiedingsbrief des opperbevelhebbers; men 
verlangde zUn advies. Dientengevolge zond Oorlogeen 19^ October 
Dainb's verantwoording met de bylagen terug onder uitnoodiging 
er een oordeel over uit te spreken, te meer wyl er tegenstrij- 
digheden in voorkwamen en in sommige opzichten de houding 
van den expeditie-chef moeiiyk te verdedigen scheen. Voor 
onze geschiedenis der omwenteling z^jn deze depêche en Dibbets' 
antwoord mede te belangr^k om niet beide brieven hier in hun 
geheel t-e doen volgen: 

Missive d,d, IS October 18S0 van Oorlog aan generaal Dibbets 

in zake Daine's expeditie naar Luik, 

„Ik heb met Uwe missive van den 4° dezer N°. 80, de eer 
„gehad te ontvangen, het rapport van den heer generaal- 
„majoor Daine, betrekkelyk de expeditie, tot het vervoer 
„van levensmiddelen, voor de citadel van Luik. 

„Dit rapport aan den Koning overgelegd hebbende, heeft 
„Z. M. my, onder terugzending van hetzelve, gemagtigd, 
„dat stuk, met de daartoe behoorende bijlagen, aan UHEd. 
„Gestr. terug te doen geworden, ten einde daarop te dienen 
„van consideratien en advies, daar het Zijner Majesteit, na 
„de lezing van het verslag van den generaal-majoor Daine, 
„twijfelachtig is gebleven of hij van geene genoegzame 
„magt was voorzien, om zich al aanstonds, door kracht 
„van wapenen, een doortogt tot aan de citadel van Luik te 
„banen, daar hy toch naderhand, met die zelfde magt, aan" 
„vallQnder w^ze heeft kunnen handelen. 



72 

„ÜHEdGestr. zal zeer wel gevoelen, dat, om de gedra- 
I, gingen van den kommandant van het bedoeld convooi te 
jykunnen beoordeelen, niet alleen eene volledige kennis wordt 
„ vereischt van de aan hem gegeven bevelen, maar ook van 
„alle middelen, hoe ook genaamd, welke te zijner beschik- 
^king of onder z^n bereik waren, om de hem opgedragen 
„taak te volbrengen. 

„Volgens het rapport van den generaal Daine, zou men 
„moeten verondersteUen, dat het gebrek aan trekpaarden 
„den optogt heeft vertraagd, doch dat hy eindeiyk met slecht 
„bespannen en te zwaar geladen karren, is uitgerukt, en 
„dat hQ te Tongeren geene andere paarden of karren heeft 
„kunnen bekomen. Intusschen moet dit laatste allezins 
„vreemd schenen, daar Tongeren, door de troepen bezet 
„zynde, men geene redenen kan vinden, waarom niet reeds 
„daags te voren, onder e^nig voorwendsel, het benoodigd 
„getal paarden en karren kon zyn b^een gebragt 

„Toen de generaal Dainb zich overtuigd had, dat hQ met 
„geene mogeiykheid konde doordringen, ware het, m^ns 
„inziens, verkieslQker geweest om met het convooi terug 
„te trekken. 

„De redenen welke hem hebben bewogen, om, door 
„middel van overreding, z^n voornemen te volvoeren, z^n 
„voorzeker op zich zelve zeer pr^zenswaardig, maar hy 
„schynt uit het oog te hebben verloren, met welke men- 
„Bchen hU te doen had, en de uitkomst heeft maar al te 
„zeer aangetoond, welk vertrouwen aan het woord, de eer- 
„lykheid en de beloften der muitelingen, kan en mag worden 
„gehecht. 

„De aandachtige vergeiyking der rapporten van de ver- 
„schillende ofBcieren, die by genoemde expeditie, de onder- 
„scheiden wapenen aanvoerden, geeft aanleiding tot het 
„opmerken van een aantal tegenstrydigheden, waarvan de 
„volgende het meest in het oog valt. De generaal Daikb 
„zegt, dat hy, gedurende z^ne retraite, tot op. een kleinen 
„afstand van het dorp JVdre, door geweervuur uit de dorpen, 
„vooral uit die op zjjnen regter flank gelegen, beschoten 
„werd, terwyi, uit de overige berigten niet bl^kt, dat de 



73 

„terugtogt is ontrust geworden, en de Generaal ook zelf 
„getuigt, geene manschappen gedurende denzelven te hebben 
„verloren. 

„Ook is het mQ niet duideljjk gebleken, hoedanig en 
„wanneer de wanorde by de infanterie ontstaan is, welke 
„het verlies der stukken heeft veroorzaakt of ten gevolge 
„heeft gehad. 

„Onder mededeeling dezer bedenkingen, verzoek ik 
„DHEdGestr. die in aandachtige overweging te nemen, en 
„deswegens Uwe consideratien en advies uit te brengen, 
„met byzondere vermelding, in hoeverre de generaal Daine, 
„naar Uw gevoelen, al dan niet kan geacht worden, aan 
„zQne missie te hebben voldaan, terw^l ik UHËdGestr. 
„verder noodig, om m^ a]le zoodanige consideratien en toe 
„lichtingen mede te deelen, als welke te dezer zake, ter 
„beoordeeling kunnen strekken; zuUende het m^j w^ders 
„aangenaam z^n, in het door UHËdGestr. uit te brengen 
„rapport, eenige vermelding aan te treffen, nopens het 
„gedrag der officieren, die het, convooi hebben vergezeld, 
„hetzy dat die vermelding te hunnen voordeele of te hunnen 
„nadeele mogt wezen." 

Het antwoord van generaal Debbets van 20 October 1880: 

„Bfl Uwer Excellentie's depêche van den 18 dezer N®. 33, 
„wordt bevolen m^ne consideratien en advies uit te brengen, 
„omtrent het hiernevens gaand rapport en byiagen, van den 
„heer gen.-majoor Daine, betrekkelijk de expeditie, tot het 
„vervoer van levensmiddelen, voor de citadel te Luik. 

„Alvorens tot de behandeling van het rapport zelve over 
„te gaan, zal het welligt niet overbodig zj(jn, de aandacht 
„van UJ!. te vestigen op eenige voorafgaande omstandig- 
„heden, die echter daarmede in een onmiddel^k verband 
„staan. 

„By het aanvaarden van m^jn tegenwoordig kommande- 
„ment,' ben ik dadel^k werkzaam geweest in de behoefte 
„van de citadel te Luik tydig te doen voorzien; reeds op 
„26 September 11. bevond zich het convooi levensmiddelen 



( 



74 

„beschikbaar te Tongeren, doch werd uithoofde van den 
„spoedig opgekomen marsch der troepen van de 1® divisie 
„infanteriOi op den 27° van daar naar Maastricht terugge- 
„zonden. De ter dier gelegenheid ontvangen kennisgeving | 

„van Z. E. den heere luit.-generaal Cobt Heyligsbs is i 

„hierbö gevoegd, sub N°. 1. 

„Ik vond mö alzoo verpligt, op andere maatregelen he- 
rdacht te z\jn, en in de eerste plaats r^pel^k te ovei*wegen, 
„aan wie eene expeditie, waarvan het allezins belangrijk 
„behoud der Citadel afhing, het voegzaamst konde worden 
„opgedragen. 

„Myne keuze kon zich alleen bepalen, tot den heergen.- 
„majoor Daine, den kol. plaats, kommandant Brade, dan 
„wel den luit.-kol. Van Düynen, kommanderende de 14® af- 
„deeling inf. ; veronderstellende in hen die ondervinding en 
„onwankelbaarheid van karakter, welke tot eene onderne- 
„ming als deze, gebiedend wordt vereischt. De verheven 
„rang, door eerstgenoemde bekleed, en voornamelijk de 
„waarde, welke h\j aan een zoodanig bew\]s van vertrouwen 
„hechtte, hebben mij, na een breedvoerig onderhoud, doen 
„besluiten, z^n aanbod, tot het volbrengen dezer expeditie, 
„niet af te wijzen. 

„Na deze consideratien op den voorgrond te hebben ge- 
„steld, zal ik alsnu U. E. mvjne denkw^ze mededeelen, over 
„die punten, voorkomende in het rapport van den heer 
„gen.-majoor Daine, waaromtrent, blykens Hare reeds aan- 
„gehaalde depêche, verschillende bedenkingen z\jn ontstaan. 

„1". Volgens de door m\j ingewonnen informatien, was 
„het escorte genoegzaam berekend, om, gecombineerd met 
„een gedeelte der bezetting van de Citadel, met vrucht 
„eenen aanval op de faubourg St. Walburge te doen; mfl 
„wijders refererende aan de order sub N^ 2 («), waaromtrent 
„echter te bemerken valt: Dat 's avonds vóór het vertrek, 
„de generaal Daine m^j verzocht heeft, dat een detachement 
„van 1 officier en 40 mineurs en sappeurs, van de noodige 
„gereedschappen voorzien, aan het escorte werd toegevoegd, 



ia) In de Bfftagen onder No. 114 opgenomen. 



75 

„hetgeen dadelijk is bewilligd, met aanbod tevens, van 
„zoodanige meerdere versterking, als hy noodig zoude 
„achten; voorts, dat indien het convooi verpligt wierd, 
„terug te trekken, de Oeneraal een ordonnance aan my 
„zoude zenden, en alsdan een half bataillon zoude worden 
„gedirigeerd langs de binnenwegen, op de bevolen positie, 
„tusschen Tongeren en het dorp Frère; ook is in plaats 
„van één escadron, geiyk de order vermeldt, dadeiyk he- 
rschikt geworden over de drie escadrons kurassiers te 
„Tongeren, t^rwyi het escadron der afd. kurassiers N®. 2, 
„hetwelk, na afgelost te z^n, herwaarts moest terugkeeren, 
„in afwachting van den uitslag der expeditie, te Tongeren 
„is verbleven. 

^2®. Het geopperd bezwaai' omtrent het gebrek aan 
„trekpaarden vereischt eenige toelichting. 

„Tot dat einde is t\jdig eene requisitie aan den Distrikts- 
„kommissaris alhier gedaan, en stellig daarby gelast, dat 
„de vereischte bespanningen ten vier ure des namiddags 
„zich ter aangewezen plaatse moesten bevinden, waaraan 
„evenwel niet is voldaan. Alstoen hebben de heer intendant 
„De Kas en de Plaatseiyke Eommissaris alle mogel\jke 
„middelen in het werk gesteld om de paarden te verkregen, 
„en dit alles vruchteloos blijvende, ben ik verpligt ge- 
„weest, m\j 's nachts ten twaalf ure ten huize van den 
„heer Gouverneur te begeven, ten einde in 's Konings 
„dienst zonder uitstel te doen voorzien. Zulks heeft aan- 
„leiding tot eene vry hevige woordenwisseling gegeven, 
„doch ztjn de paarden alstoen verstrekt, behalve echter de 
„bespanning van ééne kar, met meel beladen, welk eerst 
„des morgens ten vier ure, onder gelei ie van een sergeant 
„en eenige manschappen, het convooi is gevolgd. 

„8^ De kapitein Umbgbove, adjudant van den generaal 
„Dadte, heeft zich den 29'^ September naar Tongeren be- 
„geven, tot het requireren van eenige kaïTen en paarden, 
„om het convooi te volgen, en, zoo noodig, by het door- 
„trekken van de faubourg St. Walburge de zwaar beladen 
„karren te verligten. 

„Zoodra ik te dier zake, van gemelden Generaal, het 



76 

„berigt N®. 8 ontvingi heb ik den heer Grouverneur yer- 
„zocht, het stedeiyk bestuur aldaar, ten ernstigste te 
„gelasten, zonder het minste yerw\jl^ het noodige beschik- 
„baar te stellen, bl^kens afschrift sub N^*. 4. 

„Welke bezwaren men evenwel moge inbrengen, hetzvl 
„over de slechte bespanning, dan wel oyer de zwaarte der 
„wagens, bewast het rapport van den generaal Daink, het 
„convooi 's middags 12 ure, het dorp Bocour had bereikt. 

„4^ De mogelijkheid, dat het convooi door over magt belet 
„zoude worden, zj(jne bestemming te bereiken, is b^ het 
„6^ punt m\jner order voorzien ; hetgeen in zoodanig geval 
„wordt bevolen, zal U. Ë. overtuigen, ik volkomen in Haar 
„gevoelen deel. 

nb^. Het in onderhandeling treden met den graaf Ds 
„Beblaymokt, heb ik ten hoogste afgekeurd, daar de pleg- 
„tigste verklaring van de z^de der muitelingen, zelfs geen 
„schijn van vertrouwen kan, noch behoort in te boezemen; 
„ook wordt daarvan in mvjn order volstrekt geen gewag 
„gemaakt. 

„6^ De majoor Bekius, welke de infanterie kommandeerde, 
„heeft bevestigd, dat het escorte, geljjk in het rapport van 
„den generaal DAmE voorkomt, gedurende den terugtogt, 
„op een kleinen afstand van het dorp Frère, door geweer- 
„schoten uit de dorpen, vooral die op den regterflank gele- 
„gen, verontrust is geworden. 

„7^ Diezelfde HoofdofBcier, gehoord hebbende omtrent de 
„wanorde, welke b^ de infanterie is ontstaan, heeft m^ 
„woordeiyk verklaard: — Dat op het oogenblik h^ met 
„het regter halfbataillon den ingang van de faubourg St 
„ Walburge bereikte, een sterk geweervuur, zoo uit de huizen 
^als tuinen, op de troep werd gerigt, waarop de regter- 
„vleugel van dit halfbataillon temgtrok, terw^l het overige 
„zich gedeeltel^'k met het wegvoeren van het veroverde 
„geschut bezig hield. Het geweervuur heviger wordende, 
„vond men zich genoodzaakt, op het buiten de faubourg in 
„reserve staande linkerhalf bataillon te repliêren. — 

„8<^. U. £. verlangt w^ders te vernemen, in hoeverre 
„de generaal Dapte, naar m^n gevoelen, al dan niet 



77 

„kan geacht worden aan zQne missie te hebben voldaan. 

„Het l^dt geen tw^fel, dat indien de door mQ gegeven 
„order letteriyk was opgevolgd, het convooi nimmer in 
y^handen der muitelingen zoude z^n geraakt. Doch hierbij 
„moet ik my bepalen, daar de heer generaal Daine in z^n 
„berigt stellig verklaart, er geene mogeiykheid bestond, de 
„magt der insurgenten te doen wQken, hetgeen alleen door 
„een bevoegde ooggetuige kan worden bevestigd of weder- 
„legd. Om deze reden moet ik my ook onthouden, eenige 
„melding te maken, nopens het gedrag der officieren, die 
„het convooi hebben vergezeld, waaromtrent echter niets 
„ongunstigs by my is bekend. 

„Ten bewyze eindeiyk, dat van myne zyde in alles zoo- 
„veel mogeiyk was voorzien, strekt de brief sub No. 5, ge- 
„schreven met inziet, om bestaande oneenigheden tusschen 
„de heeren gen.-majoors Daine en Van Boegop by die 
„gelegenheid een einde te doen nemen, welken brief ik 
„aan eerstgenoemde, eenige oogenbllkken vóór zyn vertrek 
„heb ter hand gesteld." 



HOOFDSTUK XHI. 

■aastrieht In stuit van Oorlog, dauna fn staat van Beleg 

verklMTd: 1—4 Oetober 1880. 



GSMIS AAN GOBDB BBPALINGSN OVBR DBN BbLBGSTAAT. ' VeRSOHIL 

TÜSSCHBN OoilLOG- BN BbLBGSTAAT. — Db AANLBIDING TOT 
STUINGBBB MAATBBGBLBN. 



Voor generaal Dibbbts moest de jammeriyke afloop der Dainb- 
expeditie eene te grooter teleurstelling zyn, omdat de indruk 
ervan te Maastricht onder de tot opstand gezinde burgery en 
militairen buitengewoon was; al zyne geestkracht werd nu 
vereischt om de bevolking in toom te houden. 



78 

Een der oorzaken, dat de revolutie zich zoo gemakkelijk 
had ontwikkeld, lag in het weinig bestemde van het samen- 
stel der bepalingen, die de verhouding tusschen het militair 
gezag en de burgerlijke autoriteiten regelden. Er bestond eene 
Fransche wet van 1791, een keizerlyk Napoleontisch decreet 
van 1811 en eene instnictie van 1815 over deze aangele- 
genheid;' maar men achtte de bepalingen deels niet voor 
Nederland van toepassing, deels waren ze in vergetelheid ge- 
raakt. Ook nadat de illusie over het zich bevinden onzer mili- 
tairen onder broeders en vrienden, moest verdwenen zyn, ging 
er van Oorlog eene aanschryving uit, die aan het burgerlijk 
gezag nog altyd het laatste woord liet "'. Eerst toen het oproer 
langer dan drie weken aan den gang was geweest en er dien- 
tiengevolge voor het militair gezag nog maar in weinige Zuid- 
Nederlandsche plaatsen gelegenheid bestond tot zelfstandig 
optreden, verscheen : 

„In aanmerking nemende, dat in onderscheidene vestingen 
„van de Zuidelijke provinciën van het koninkrijk aan de 
„burgerlijke magt de kracht ontbreekt, om de bedrijven van 
„kwaadwilligen te beteugelen; 

„Wijders in aanmerking nemende, dat eene der opgemelde 

„vestingen met openbaar geweld is aangevallen, welke 

„aanval echter door de dapperheid der Nederlandsche troepen 

„is verijdeld geworden" 

een koninklijk besluit van 28 September 1880 No. 48, dat 

de bevelvoerende officieren in vestingen (dus nog slechts dé^r, 

b.v. niet in open plaatsen en op het platteland) machtigde: 

„de vesting te verklaren in staat van oorlog oi in staat van héleg, 

naar mate zulks door hen noodig zal worden bevonden**. 

De eerste staat legde de vesting onder geringer dwang dan 
de tweede; in beide gevallen kreeg de opperbevelhebber het 
hoogste gezag en werd hij geroepen tot het instellen „eener 
temporaire krijgsraad", en andere orde handhavende voorzie- 
ningen, die nader werden aangewezen in eene door Oorlog d.d. 
24 September 1880 vastgestelde instructie. 

Reeds een week te voren liep te Maastricht het gerucht over 
hetgeen de stad boven het hoofd hing. „On disait hier", werd 
althans d.d. 11 September uit devesting aan deLuiksche Cbuner 



79 

geschreven, ^que Maestricht sera incessamment déclaré en état 
de siége. Nous ne croyons pas h cette nouvelle, car nous ne 
savons k quoi servirait une mesure aussi violente dans une 
ville oü tout est tranquille et qui n'a rien è. craindre de Tin- 
térieur." Zoo'n zoete gemeente! — Met het bericht der misluk- 
king van de DAiNE-expeditie was de toepassing van genoemd 
koninkiyk besluit nog slechts eene quaestie van eenige uren. „In 
den loop van dezen morgen/'rapporteerde de opperbevelhebber d.d. 
1 October aan Oorlog, „zal ik met de heeren Gouverneur en 
Burgemeester dezer stad confereren, en m^n voornemen bekend 
maken, om in den tegenwoordigen staat van zaken: 1® van de 
zeven poorten drie te sluiten; 2** welligt nog heden dan wel 
morgen de stad in staat van oorlog te stellen; 3® indien de 
opstand zich verder uitbreidt en meerder Maastricht mogt 
naderen, gelijk Tongeren en omstreken, alsdan de vesting in 
staat van beleg te verklaren." Tegelykeiiyd noodigde Dibbbts 
den Gouverneur uit om met den burgemeester in den ochtend 
tegen 9 uur gezameniyk eene vergadering te houden, hetz^ ten 
huize van den generaal, hetzy in het gouvernementshotel "*. 

Het resultaat was, dat nog denzelfden dag de staat van 
oorlog werd afgekondigd ; een ra^ van defensie zou voortaan 
den opperbevelhebber ter z^de staan "*. Een temporairen kr^gs- 
rocM^werd mede het leven gegeven, d.w.z. eene tydelyke rechtbank, 
die ook de burgers voor zich trok en negen jaren lang is 
werkzaam geweest, maar met groote eerlQkheid en zonder 
overdreven gestrengheid. Aan het gemeentebestuur richtte 
Dtbbets een schryven over het toezicht op vreemdelingen, 
daarby het vertrouwen uitdrukkende steeds op krachtdadige 
medewerking te mogen rekenen in de moeiiyke tyden, die 
men nu tegemoet ging **•. 

Den volgenden dag, den 2^^, had de installatie van den raad 
van defensie en van den krygsraad plaats; alleen de opper- 
bevelhebber met zyne organen zouden nu het hoogste woord 
hebben ; voor het belangryke, maar mede tot gisting opwekkende 
Maastrichtsche dagblad VÉclaireur was nu ook geene vryheid 
meer; het werd een nederdrukkend zwygen opgelegd, weldra 
door vrywiUige begraving gevolgd. 

Op het bericht van de bevolen voorzieningen, antwoordde Oorlog 



80 

den &^ : „dat alle maatregelen door U genomen, m^ne bvjzondere 
goedkeuring wegdragen, speciaal die omtrent de uitgave van 
den Edaireur, het samenstellen van den raad van defensie en 
van den temporairen kr^gsraad". 

Intusschen was de gisting binnen de vesting steeds toege- 
nomen. Onverwijld ontbood de opperbevelhebber, gelijk we nog 
in het volgende hoofdstuk zullen zien, de dragonders uit 
Roermond terug en nam h\i den 9^ October den belangryken 
maatregel om te verbieden, dat zonder zQne toestemming de 
schuttert) onder de wapens zou komen. Maar vooral ook 
had de opperbevelhebber te duchten het voortwoekeren van 
den kanker der desertie, die aan het garnizoen knaagde. 
Toen hy dan ook b^ proclamatie van den d^, aan de troepen 
van den 4° af, veldvivres, d.w.z. het oorlogsrantsoen, toestond 
pUit aanmerking van de menigvuldige werkzaamheden en 
moe^eiyke diensten", bracht Dibbbts wel by dagorder de bezet- 
ting lof toe wegens haar „voorbeeldig gedrag" ^^\ maar tegeljj- 
kertyd, ten einde met meer kracht te kunnen optreden tegen 
de vele pogingen om de militairen tot ontrouw over te halen, 
zag hy zich verplicht den oorlogstaat by proclamatie van den 
4&te vervangen door den staat van beleg, uit overweging: „dat 
de genomen maatregel ontoereikend is, om naar vereischte te 
kunnen voldoen aan alle die pllgten, welke in het tegenwoordig 
moetjeiyk t^dsgewrigt op Ons rusten, en voor welker voldoe- 
ning Wy persooniyk verantwoordel^k zQn gesteld" ^". Zoo was 
het nu reeds tot die strmgere macUregelen gekomen, waarvan 
DmsBTS gewag maakte aan het slot van z^jn op de vorige 
bladzijde aangehaald schrQven d.d. 1 October aan het Gemeente- 
bestuur, toen hy het vertrouwen uitsprak, dat hy buiten de 
noodzakeiykheid ervan zou worden gehouden, dank „de kracht- 
dadige medewerking der burgerlijke magten, tot behoud van 
rust en vrede, binnen deze muren, en tot daarstelling van al 
hetgeen de tQdsomstandigheden mogten gebieden". Den ^^ 
October werden ook de reeds vermelde voorzorgen tegen vreem- 
delingen verscherpt „Ik stel ü verantwoordeiyk MQne Heeren", 
luidde het bQ de opdracht tot afkondiging, „voor de goede 
en onvertraagde uitvoering van dit besluit, waaraan ik, in 
het belang van openbare rust en zekerheid, hoogen pr^s hecht" 



81 

Aan prins Fredebik de noodzakel^kheid van den belegstaat 
betoogende, vestigde de opperbevelhebber er mede de aandacht 
op, dat het d.d. 26 September te Brussel gevormde Gouveme- 
ment Provisoire ook aan de ambtenaren in Limburg bevelen 
was gaan geven '^. Trouwens denzelfden ^'^ October, dat Dibbbts 
zijn belangrijk besluit nam, had het Brusselsch bewind een 
congres b\)eengeroepen, onder afkondiging van België als zelf- 
standigen staat: ^Les provinces belges, violemment détachés 
de la HoUande, constitueront un état indépendant". £n gansch 
Limburg werd mede tot die Belgische provinciën gerekend. 

Door de tydige afkondiging van den belegstaat is Maastricht 
in die dagen voor het vaderland behouden. Op ongeveer dezelfde 
hoogte in het westen des lands waagde de opperbevelhebber 
van eene nog gewichtiger vesting, Antiverpen toch, niet verder 
te gaan dan tot de verklaring des oorlogsstaats, hetgeen m^n 
vader, die dat alles aanzag, met volkomen rechtmatige bitterheid 
deed schreven: „zoo de militaire maatregelen die van eenen 
Cabkot of van eenen Dibbets te Maastricht waien geweest, 
Antwerpen ware niet gevallen" "\ Om echter ook buiten Maas- 
tricht het gezag in Limburg te handhaven, daarvoor ontbrak 
de noodige troepenmacht, geiyk w^ in het vervolg van dit 
verhaal zullen lezen. 



HOOFDSTUK XIV. 

De proTlncle Limburg in opstand : S—'S October 1880. 



ROSRMONI). — SiTTARD. — HeEBLSN. — HbT DISTRICT HaSSELT 

MET Tongeren. — De districtscommissaris C. E. M. Rurs. 
— De Zuid- Willemsvaart. — Versterking tb Maastricht 

ONDER GENERAAL EVERTS. — MaJOOR BuNO NAAR RoER- 

MOND. — Ritmeester De Groote naar Maaseyck. — Besluit 
VAN Gedeputeerden in het belang der Zuid- Willemsvaart. 
Generaal Brugs te Venlo. 



W\i zullen ons uit het aangeteekende op blz. 51—52 herinne- 
ren, dat troepen naar Roermond waren gezonden. De geest des 

6 



82 

opstands zich steeds krachtiger toonende, achtte de opperbevel- 
hebber het voorzichtiger voor het behoud van zyn gezag op de 
hoofdplaats, dat de dragonders hier medewerkten voor de ver- 
dediging der sterkte. „Het detachement te Roermond, gecom- 
mandeerd door den ritmeester Alderwerelt, heb ik geraden 
geacht te doen terugkeeren", rapporteerde hy d.d. 2 October aan 
Oorlog j „uit hoofde te Sütard en te Heerlen biyken van opstand 
ztjn gegeven." Den volgenden dag verzocht 'de gouverneur den 
opperbevelhebber om hem „zoodra mogelijk wel te willen laten 
weten of het garnizoen van Roermond aldaar nog aanwezig is, 
en in geval hetzelve uit de stad moest trekken, wanneer zulks 
geschied is." Dibbets antwoordde, dat hij zich, wegens de in 
de vesting dreigende omstandigheden, verplicht had gezien de 
dragonders te doen terugkomen. Dan kon, gaf de gouverneur 
andermaal bescheid, door verdeeling der ambtenaren de inning 
der belastingen nog wel verzekerd blyven, indien slechts op 
requisitie van hem, gouverneur, of van den districtscommissaris 
te Roermond, hulp van de troepen ware te verkrijgen tot het 
uitzenden van patrouilles. De opperbevelhebber keurde dit goed, 
mits de verzoeken om patrouilles aan hem werden gericht "*. 

Ook zorg voor de westelyk van de vesting gelegen streken 
omvatte het voorstel van den gouverneur in zijn schryven d.d. 
3 October. 

Vooreerst geheel de lyn Maastricht -Bilsen— Hasselt, wegens 
„het belang en- de, zoo het schijnt, bestaande mogelijkheid om 
's Eonings gezag en het inkomen' der openbare belastingen 
welligt nog voor eenigen tyd, ook in het noordelyk gedeelte der 
provincie te handhaven, ten gevolge van den rustigen geest der 
inwoners van Hasselt en Tongeren, zelfs van SL Truyen'\ De 
gouverneur wenschte dit doel te bereiken „door de beide eerst- 
genoemde steden, of althans Hasselt met Beeringen en de linie 
van kommunikatie tusschen Maastricht en Hasselt over Bilsen 
op eene minzame wyze door brigades Marechaussee te doen 
bezetten, welke uit andere meer zuidelijk gelegen oorden, zooals 
St. Truyen^ Borgloon enz. zamen getrokken worden". - Waar 
echter de opperbevelhebber reeds door gebrek aan troepen zich 
verplicht zag. Roermond te doen ontruimen, kon hy aan dit 
deel des voorstels van den gouverneur niet denken, zoodat 



88 

Hasselt weldra in de revolutie was medegesleept. Deze over- 
gang naar het Belgisch gezag ging echter geheel rustig toe, 
precies dus alsof men zich in vrede en onder broeders bevond. 
Voor het district Hasselt resideerde als Nederlandsch vertegen- 
woordiger de commissaris G. Ë. M. Ruys. In deze dagen kwam 
hem zekere Piteurs, namens het Brusselsch bewind, gelasten 
om de administratie over te geven. De heer Ruys wist niet 
beter te doen dati dadelijk te gehoorzamen en alzoo werd 
het zaakje overgedaan, ^ja zelfs*', schreef DmnsTS later nog 
aan prins Fbedebik, namel\jk in een brief van 26 Febi*uari 1831, 
nOp eene vriendschappelijke wfjze overgegeven, zonder eenige de 
minste vertogen of tegenstand te doen, evenmin voorzieningen te 
nemen, van welken aard ook, of daarop indachtig te z\jn, zoodat 
hy mede de oorzaak is, 's lands kas, bedragende ruim f 20.000, 
aldaar door den heer Kobinet. agent der Bank te Brussel, ook 
gereedel\jk is overgegeven; beide deze ambtenaren hebben zich 
door dit hun gedrag in een zeer slecht daglicht gesteld." 

Eindeiyk beoogde het schreven van den gouverneur het belang 
van de Zuid-Wül^im^vaart, Dit in 1828 geopende kanaalloopt van 
Maastricht noordwaarts aan den linker Maasoever, zich daarvan 
steeds in westeiyke richting verwijderende, op een kleinen 
afstand van het door de revolutie Belgisch geworden Maaseyckj 
welke plaats zich ongeveer halfweg Maastricht— Roermond be- 
vindt. Op de hoogte, waar de vaart nog westelijker buigt, ligt aan 
het kanaal het doi'p Neeroeteren, mede van belang als een punt 
in den gemeenschapsweg Hasselt — Maaseyck— Venlo. Daar gaat 
de vaart met eene scherpe bocht naar het op de hoogte van 
Roermond gelegen Weertj om vervolgens op 's-Hertogenbosch 
uit te loopen. Het lag in den aard der zaak, dat de muitelingen 
vroeg of laat zouden streven om dezen waterweg tusschen 
Maastricht en Holland onbruikbaar te maken, zoodat het zich 
mede aanbeval, dat te Weert en te Maaseyck troepen werden 
gelegd. De voorzorg klemde te meer, omdat het water van het 
kanaal b^j Neeroeteren tot Eysden hooger dan het omliggende 
land stond; dat Eysden verwaire echter de lezer niet met het 
op blz. 62 genoemde dorp; de gel^knamige gemeente aan het 
Kanaal bevindt zich halfweg Maastricht— Maaseyck, volgende 
op Reckheim; even vóór dit Eysden ligt eene brug over de 



84 

Zuid- Willemsvaart. Op zichzelf genomen, was het alzoo geenszins 
irrationeel, dat de gouverneur voorstond vrtj te houden: „den 
weg van N^megen naar Maastricht over Maaseyck, op den linker 
Maasoever, alsmede de scheepvaart op de Zuid-Willemsvaart, 
waarvan het water, van Neeroeteren tot Eyeden hooger dan het 
omliggende land staande, tot groot nadeel van het laatste, zoude 
kunnen worden doorgelaten, ten gevolge van eene doorbraak, 
welke ieder kwaadwillige kan bewerken, zooals de ondervinding 
van het verleden jaar heeft bewezen". Uit dien hoofde wilde h\J 
de gemeenten aanschryven voor de beveiliging van wegen vaart 
het noodige te verrichten „bvjaldien de brigades Marechaussee 
van Maaseyck en Beckheim werden versterkt of des noods door 
eenïge patrouilles ondersteund". Dienovereenkomstig deed de 
opperbevelhebber den kapitein der marechaussee opdragen aan 
het verlangen van den gouverneur te voldoen "*. 

Had DiBBETS zich verplicht gezien de vesting te versterken 
met de dragonders van Roermond en op *s gouverneurs voor- 
stellen tot behoud van de rust in de provincie slechts gedeel- 
tel^k in te gaan, terzelfdert]jd kreeg de opperbevelhebbereenige 
troepen, die hem wat meer vryheid van beweging schenen te 
kunnen geven. Geiykwijweten, had de tocht van Gort Heyligebs 
in de richting van Leuven en Brussel tot niets anders dan tot 
schade en schande geleid. Den 8** October was hem door prins 
Fr£debik bevel gegeven, om den generaal Hendrik Petrus 
EvERTs naar Maastricht te doen vertrekken met drie bataljons 
van de 8® afdeeling infanterie, de battery van kapitein Brai>e 
en het regiment dragonders N^ 5. In den namiddag van den 
b^ kwamen deze troepen binnen de vesting "*. Ware het echter 
maar eene versterking geweest, die in alle opzichten viel te 
vertrouwen. Met de infanterie ging dit wel, als grootendeels 
uit Noordeljjken samengesteld, doch het 8® bataljon veldartil- 
lerie liet te wenschen over en de dragonders, voornameiyk 
bestaande uit Luikenaren en Limburgers, stonden slechts gereed 
om uit den band te springen. Aan den Akenschen president 
VoN Reimann de komst dezer troepen berichtende, zoodat nu de 
vesting ongeveer eene bezetting van 8000 man telde, verheelde 
de opperbevelhebber uit dien hoofde z^ne zorgen over den zich 
steeds uitbreidenden opstand niet "•. 



86 

Roermond was ternauwernood door onze troepen ontruimd 
of de stad ging tot verklaarden opstand .over, hetgeen den 
gouverneur by schryven van den 6^^ andermaal om militaire 
macht deed vragen, speciaal ook met het oog op de gevolgen, 
die de beweging voor de gansche provincie noordwaarts kon 
hebben. Denzelfden dag vertrok onder majoor Büno eene macht 
van 260 man, dragonders en infanterie, derwaarts, „alwaar 
dezelve tot handhaving van orde en rust zal verbiy ven", meldde 
DiBBETS den gouverneur "^ Nu ook konden betere maatregelen 
genomen worden ter verzekering van de Zuid- Willemsvaart. 
Daartoe marcheerde den 7^^ een detachement van 100 dragonders 
onder ritmeester De Groote naar Maaseyck^ zoo ,,tot het ver- 
zekeren der gemeenschap met Roermond en ter dispositie te 
blijven voor het behoud der sluis te Weert en anderen, als 
voor de veiligheid van het kanaal", lichtte Dibbets den gouver- 
neur b\) brief van den 6^ in "'. Intusschen werden reeds door 
de muiters pogingen aangewend om het Kanaal te bederven. 
DmBETS verzocht btj schreven van den S^ den gouverneur om 
zoo spoedig mogeljyk de veroorzaakte schade te doen herstellen, 
onder mededeeling, dat alsnog troepen zouden gezonden worden, 
indien zulks voor de veiligheid der vaart noodig mocht blijken *". 
Gedeputeerden namen dientengevolge een besluit, waarbij o. a. 
in beginsel werd aangenomen het benoemen eener speciale 
EanaalcommissJe, zoomede de Indienststelling van nachtwachten 
in de streken, waar de djjken gevaar schenen te loopen "®. „Je 
puis assurer h Votre Excellence", schreef naar aanleiding dezer 
maatregelen den 8^^ Dibbets aan Von Reimann, „que des mesures 
ont été prises, pour garantir les digues du Ganal (Zuid- Willems- 
vaart) de toute entreprise malveillante ; je me plais k croire 
qu'elles seraient sufQsantes; cependant on ne peut repondre de 
rien dans Ie temps que nous sommes. A juger Tavenir par Ie 
présent, il n'est guère propre a rassurer, surtout depuis la défec- 
tion si manifeste dans Tarmée. Je joigne mes voeux èi ceux de 
Votre Excellence, pour que tout s'arrange bientöt au mieux." 
Dat alle voorzorgen te vergeefs zouden zj^'n, trad weldra aan 
den dag. 

De noordelijk gelegen vesting Venlo bleek zich nog altyd 
kalm te houden. Daar fungeerde als bevelhebber de generaal 



86 

Bbücb, die in den avond van den 7^^ aan den provincialen com- 
mandant Dainb meldde, dat het er rustig was, in weerwil van de 
beroeringen te Koermond ; htJ verzocht echter tevens aanvulling 
van het garnizoen K Denzelfden 1^ voldeed Dibbbts er aan, 
door de toezending van 'n 360 man onder kapitein Voet 
Pannbkobk "'. 



HOOFDSTUK XV. 

Dibbets* derde mislukte poKtng om de Citadel van Luik 
te hulp te komen: 4 — 6 October 1830. 



CORBJBSFONDBNTIB VAN DiBBBTS MBT Oo&LOG : 1 — 8 OcTOBER. — 

Db PAMiiiiB Bbhb. — Dibbbts' vooestbl aan Db BbbiiAykont 
VAN 4 Octobbr. — Db Ablonschb gbvangbnbn. — Tus- 

8CHBNK0M8T VAN ChABLBS DB BBOUCKiRB. — MiSLXTKKINO 
DBR ONDERHANDBLINGBN : 6 OcTOBBR. 



DiBBBTS had in z^n op blz. 69 vermelden brief van den 
1^ October niet slechts aan Oorlog mededeeling gedaan van de 
mislukking der DAUSB-expeditie, doch tevens als volgt nadere 
bevelen gevraagd ten aanzien van de toekomst der Citadel van 
Luik: „Volgens het mtj medegedeelde door twee vertrouwde 
personen, z^n nog vóórgisteren twee koebeesten binnen de 
Citadel gebragt, en veronderstel derhalve, dat de heer gen.-majoor 
Van Bobcop uiteriyk tot den S^ of 4:^ dezer van levensmiddelen 
zal z^jn voorzien. Er blijft, volgens mjg, aan genoemden Generaal 
maar één middel overig om het zoo doenljgk een paar dagen 
langer te rekken, namelijk door de helft of een derde van het 
garnizoen zich eenen weg naar Maastricht te doen banen, doch 
men verzekert dat daartoe de mogel^kheld thans is wegge- 
nomen. In dezen zoo hagcheiyken toestand van de bezetting 
der Citadel, en van m^ne zyde alles hebbende aangewend, zoo 



(a) Zie het belangrtJk rapport in Biflagm No. 140. 



87 

tot de gemeenschap, als het doen inbrengen van levensmiddelen, 
grieft het mtj Uwer Excellenties bevelen te moeten vragen, 
omtrent hetgeen alsnu te doen staat." 

Het schrijven was in alleryl door Dibbets' adjudant, den 
kapitein Van Wintershovbn, naar 's-Gravenhage gebracht, met 
last aan hem, stond verder in den brief, om nopens de gesteldheid 
der zaken te Maastricht en de expeditie naar de Citadel in meer 
b^zonderheden te treden. 

Het departement antwoordde by brief van den S^, waarin, 
naai' wy mede uit blz. 70 weten, leedwezen over het mislukken 
der expeditie betuigd werd. Hulde brengende aan des opperbe- 
velhebbers zorgen, genomen in het belang der Citadel, ver- 
klaarde het antwoord, dat men zich niet in staat achtte nu 
verder ten deze bevelen te geven, zoodat Oorlog de aangelegen- 
heid uitsluitend overliet aan Dibbets' „doorzigt en kunde"; 
mocht het behoud der sterkte volstrekt onmogeiyk biyken, dan 
hoopte men er, dat althans „de brave troepen voor 'sKonings 
dienst mogen worden behouden" («). — Aldus werd aan den 
opperbevelhebber, geiyk deze zelf prins Frederik berichtte, 
geheel vrijgelaten „om op de eene of andere wöze den braven 
generaal Van Boecop en zflue onderhebbenden, uit hunnen zoo 
neteligen toestand te redden". 

Aan het door Oorlog geopperd denkbeeld om, dank de met 
generaal Everts aangekomen versterking, alsnog te trachten de 
Citadel met geweld te ontzetten, kon onmogelijk gevolg worden 
gegeven wegens den staat van Limburg en de onbetrouwbaar- 
heid van een deel der troepen ; er scheen zich echter een ander 
middel aan te bieden. 

Wlj hadden in het leger een generaal-majoor Behr, die ons 
trouw bleef, doch wiens drie zonen geduchte oproerkraaiers 
werden. De oudste, geboren te Maastricht, heette Jacqües en 
was industrieel te Luik, toen de revolutie uitbrak; de tweede, 
Charles, was oflEicier blJ de infanterie geweest en woonde als 
rentenier mede te Luik in die dagen; hij werd commandant 
van een der „legioenen", waarin, naar wy lazen, de Luiksche 
burgerwapening werd verdeeld; de derde was 'n L. C. Behr, 



(a) Zie den belangr^l^i^ ^n^^ ^ ^^ B^lagm onder N». 142. 



88 

die, geiyk op blz. 18 medegedeeld, z^ne intree als oflbcier by het 
leger inwydde met dadel^k naar de revolutie over te loopen; 
straks zullen wü hem opnieuw ontmoeten te Heerlen en Kerk- 
radO; waar hy zoozeer onrust stookte, dat generaal Daike, toen 
ons voor nog een paar weken getrouw, aan Dibbbts een deta- 
chement kurassiers verzocht om hem gevangen te nemen. „De 
familie Behr", schreef de opperbevelhebber naar aanleiding 
hiervan aan prins Fredebik, „doet zich in de tegenwoordige 
omstandigheden byzonder kennen" ^*\ Inzonderheid heeft de 
oudste, Jacques, zich in de Belgische twisten onderscheiden, 
zoodat hg ter belooning hiervoor tot baron is verheven. Z^n 
y veren om Maastricht tot de Zuideiyken te brengen, bleef wel- 
iswaar zonder succes, maar in de tot veel verdeeldheid aanlei- 
ding gevende vlaggenquaestie te Luik trad h\j met vrucht op. 
Uit het op blz. 19 medegedeelde zal men zich herinneren, dat 
in die stad door de omwenteling de Luiksche kleuren waren 
aangenomen; by het voortschi*yden van de beweging werd dit 
provinciaal karakter een bedenkeiyk voorbeeld voor de andere 
opgestane gewesten. Ten einde als nationale vlag de Brabantsche 
kleuren te doen aannemen, had het Voorloopig Bewind te Brussel 
in commissie gesteld den tot gouverneur benoemden De Sau- 
VAGE en den als generaal der provincie aangewezen Chables 
DE Bbougkère. Sommigen te Luik wilden echter eerst tot de 
erkenning dezer autoriteiten overgaan, wanneer Maastricht voor 
de revolutie was gewonnen. Men geloofde toch, dat De Beblay- 
MOKT, destyds zoowel provinciaal gouverneur als provinciaal 
commandant en zeer bevriend met den te Maastricht invloed- 
r^ken graaf Émile d'Oultbemont, president der voormalige 
Luiksche Veiligheldscommissie, gemakkeiyker zou slagen om de 
Limburgsche hoofdstad te doen overgaan dan wanneer De Beou- 
CKÈRE zich voor de vesting vertoonde. Aan deze verdeeldheid 
nu maakte Jagques Behb een einde, door dadel\jk de erkenning 
by z^ne stadgenooten van het gezag te Brussel te bewerken. 
„Mieux vaut", merkte hy op '**, „la quasi-certitude de consti- 
tuer la Belgique indépendante sans Maestricht, ma ville natale, 
que la certitude d*un inévitable échec, si, pour avoir Maestricht, 
nous refusons d'adopter la cocarde braban^onne et Ie Gouverne- 
ment provisoire de Bruxelles." 



89 

Een van z^ne andere eeretitels was, dat hy als martelaar der 
revolutie een tydlang door den opperbevelhebber van Maastricht 
gevangen is gehouden. Hoe dit eigenlek toegegaan is, bl^kt 
niet duideiyk. In de offlcieele berichten over de onderhandelin- 
gen tusschen Daine en De Beblaymont voor de doorlating van 
het konvooi lezen w^j wel van ofl&cieren, die hun eerewoord 
verpandden voor de getrouwe nakoming der conventie (blz. 62), 
maar van gijzelaars wordt niet gesproken. Eerst in De Berlay- 
mont's schreven aan Dibbets zien wjj medegedeeld (blz. 69), dat 
Behb zichzelf als gijzelaar in onze handen stelde en dit wordt ook 
gezegd door Bosscha op blz. 480 der Heldendaden. In de Gourier 
de la Meuse van 1 October leest men daarentegen: „Pendant 
qu'on parlementait hier è, la citadelle, M. J. Behb, qui était sur 
les lieux, a été saisi et conduit prisonnier è, Maestrioht." 
DiBBBTs berichtte in z^n rapport van 2 October aan Oorlog: 
^dat de heer Jagques Behb, oudste zoon van den Generaal- 
Majoor, zich als gijzelaar der muitelingen, alhier in verzekerde 
bewaring bevindt, z^nde hy gewapend geweest met een dolk 
en twee pistolen". Eenigszins origineel stelden zich de Luike- 
naren voor deze gevangenhouding schadeloos. Z\) legden namelyk 
de hand op een eenvoudigen professor aan de Luiksche univer- 
siteit. Mr. Johannes Einkeb, waarna twee personen door De 
Beblaymont naar Maastricht werden gezonden om over z^jne 
uitwisseling tegen Jacques Behb te onderhandelen; zQ waren 
begeleid door den adjudant van generaal Van Boegop, den kapi- 
tein PlSÜISSE "•. 

De onverwachte komst dezer commissie deed den opperbevel- 
hebber, voorgelicht door Pisüisse over den nood, WEiarin de Citadel 
verkeerde, een licht opgaan. Het volgende belangr^ke stuk stelde 
hy nameiyk aan de heeren ter hand: 

Nou8, GénércU-MajoTf Commandant Supérieur de la forterease de 
Maestricht et du 5^ Qrand Commandement Müüaire, 

Déclarons p^r la présente: 
„Le sieur Jacques Behb sera élargé aux conditions ci- 
aprèa: 

10 On fournira h la Citadelle en une fois, les vivres pour 
la consommation de quinze jours. 






90 

2^ Monsieur Ie professeur Eineeb, actuellement détenu 
k Liège, sera mis immédiateiDeDt en liberté. 

30 II sera produit une déclaration de Monsieur Ie Général- 
Major Van Bobcop, pour constater, qu'il a été satisfait en 
tous points a la teneur des articles 1 et 2. 

Quartier-Général k Maastricht, 
Ie 4 Octobre 1830. 

Le Q^tércU'Major, 

DiBBETS. 

Hiermede liet de opperbevelhebber de commissie vertrekken; 
ht) bracht haar tevens onder het oog, dat hy niet alleen eene 
aanzienlijke versterking wachtende was, gelijk de vesting inder- 
daad met de komst van generaal Evebts kreeg, maar dat Luik 
ook een aanval van het Pruisische leger te vreezen had ; verder 
herinnerde hij nog aan zijne diensten, in 1815 der stad bewezen, 
en dat hy nog veel tot haar welz^n en rust zou kunnen bij- 
dragen. DiBBETS hield zich overtuigd, schreef hij prins Fredebik, 
dat een en ander „den verwachten indruk op hen zal hebben 
teweeg gebragt" ^*\ Dat zou misschien ook wel hebben plaats 
gevonden, ware er niet ook nu eene ongelukkige omstandigheid 
tusschenbeiden gekomen. 

Te Arlon, provincie Luxemburg, lag het reserve-bataljon der 
12® afdeeling infanterie. Tengevolge van den opstand, die even- 
zeer daar was uitgebroken, moest de troep aftrekken. TeNeuf- 
chdteau nachtkwartier nemende, had men dien ontwapend en de 
officieren gevankely k naar Luik gebracht, waar ze in het academie- 
gebouw onder dak gebracht werden. Dibbets kreeg hiervan den 
&^ October bericht, dus nadat de Luiksche commissie met ztjn 
voorstel Maastricht had verlaten. „Z^j betuigen", berichtte de 
opperbevelhebber over deze gevangenen aan prins Frederik by 
brief van 6 October, „eene goede behandeling te ondervinden, 
doch het lot hunner te Arlon achtergelaten vrouwen en kinde- 
ren, zonder geldmiddelen, vereischt eene spoedige voorziening, 
waarmede de heer Gouverneur van Luxemburg zich zoude kun- 
nen belasten. Ik neem de vrijheid hen in de welwillende zorg 
van U. K. H. aan te bevelen." **' 

Deze nieuwe gewelddaad verzwakte natuurlek Dibbets' vor- 



91 

deriDgen ten behoeve der Citadel, aangezien h^j nu tevens voor 
de loslating der Arlonsche gevangenen diende te zorgen. 

De gang der zich verder ontwikkelende onderhandelingen bl^kt 
niet In allen deele; het volgende treedt echter aan den dag. 

De persoon, die zich onder deze omstandigheden de Neder- 
landsche belangen tot zekere mate aantrok, was de reeds 
genoemde, maar nog destyds niet als revolutionnair op den 
voorgrond getreden Chables de Brougkèbe, een vriend van 
Jacqubs Behb, woonachtig onder M£tastricht en lid der 2® Kamer 
van de Staten-Qeneraal. Tijdens het uitbreken der omwenteling 
bevond htj zich te 's-Gravenhage. Als een der voorname hoofden 
van de oppositie tegen het onverstandig regeeringsbeleid van 
koning Willem I, waagde hfl zich, na zfln vertrek uit Holland, 
niet meer in Maastricht, waar z^n gezin was, omdat men, 
volgens hem, lasterpraatjes verbreidde over z^ne plannen en 
hy allerlei bedreigingen ontving. Alzoo zich naar Luik bege- 
vende, ontving hy daar van Dibbets eene uitnoodiging om. 
naar Maastricht te komen, ten einde z\jne tusschenkomst te 
verleenen voor de zorgen der Luiksche gevangenen en de 
oplossing der BEHB-quaestie ; het zou de eenigste keer z^jn, 
gedurende de Belgische oneenigheden, dat Dibbets zich met de 
familie De Bbougkère verstond. Chables gaf dadeiyk aan de 
uitnoodiging gevolg. De opperbevelhebber stelde hem toen eene 
nieuwe overeenkomst ter hand, waarvan het hoofdpunt was, 
dcU de Citadel zou loorden ontruimd. Alle waarborgen waren 
gestipuleerd, dat de bezetting vrfl met wapenen en al naar 
Maastricht kon gaan. De Citadel, de Chartreuse, de geschut- 
gietery, kleedingmagaz^nen, kortom alle militaire gebouwen, 
zouden, zonder bezetting door een der partyen afgesloten en 
tot nader bewaakt worden. Loslating der gevangenen over en 
weer werd mede als voorwaarde opgenomen. Met dit stuk 
ging De Bbougeèbe naar Luik terug (^). In den ochtend van 
den 6^ ten 9 ure werd hy tot De Berlaymont toegelaten; 
eenige opening over den aard der voorstellen werd den graaf 
gedaan, zonder echter het ontwerp te laten zien ; De Bbougkèbe 
verzocht toch, bevorens in nadere byzonderheden te treden, 



{a) Zie het belangrQke ontvrerp in de Bjflagm onder No. 148. 



92 

het ontwerp met generaal Van Boecop te mogen bespreken. De 
Berlaymont weigerde, tenz^ eerst stelliger de mededeelingen 
van den Maastrichtschen opperbevelhebber werden vernomen. 
De Bbouckèbe gaf te kennen, dat des generaals bedoeling was 
bloedvergieten te voorkomen, terwyi htj zich verplicht zou zien 
geweld te gebruiken, indien men toonde niet tot eene overeen- 
komst te willen geraken. Dat Dxbbets daartoe de machtiging 
van Oorlog had, weten w\| uit het op blz. 87 aangehaald en 
onder N®. 142 der Bijlagen wedergegeven schrijven ;Dibbet8 had 
De Brouckère daarmede niet onbekend gelaten. Maar juist 
deed de onderhandelaar zich hierover hooren, of ziedaar alles 
viel ten bodem door de aanmelding van parlementairs uit de 
Citadel. . . . 

Het waren nu de nieuwe bezoekers, die in de eerste plaats 
gehoor kregen, zoodat De Bbouckèbe voorloopig kon heengaan. 
Daarna vernam deze, dat eene capitulatie voor de overgave 
van de Citadel was ondei*teekend, zoodat voor De Bbouckèbe 
nu niets meer te doen viel. Nog dien voormiddag van den 
6^ berichtte hy den opperbevelhebber de mislukking van zyn 
pogen; hjg deelde tevens mede, van zich het lot der Arlonsche 
gevangenen te hebben aangetrokken; verzocht aan z^n gezin 
te doen weten, dat hjj behouden te Luik was aangekomen; 
riep eindelijk Dibbets* welwillendheid in voor den gevangen 
vriend Behb en hiervoor wel zoo noodig des nachts een 
koerier te zenden; car par Ie tems qui court on ne dispose paa du 
lendemaiitf eindigde beteekenisvol dit belangrijk en sympathiek 
schrijven '**. Nog in den namiddag werd door De Bbblaymont 
een voorstel aan Dibbets gezonden om Behb tegen de Ailonsche 
gevangenen uit te wisselen. De Bbouckèbe gaf den brenger van 
dat stuk een brief aan den opperbevelhebber mede, waarin 
bericht werd, dat door zfjn toedoen 800 francs aan de vier te 
Arlon achtergelaten gezinnen waren gezonden en hy vermoe- 
delijk den volgenden ochtend vroeg Luik zou verlaten "°. Het 
was het laatste vnendschappel^jk woord. Naar Brussel ging de 
reis om van nu af mede in de omwenteling op te gaan. Dibbets' 
taak ten behoeve van de Citadel liep tevens hiermede af; wat 
daar geschied was, zullen w^j in het volgende hoofdstuk zien. 



98 
HOOFDSTUK XVI. 

De capitulatie der Citadel Tan Luik: 6 October 1830. 



Muiterij in db Citadel. — De „Conventie" van den 6"^. — 
De uittocht. — Vreugde tb Luik. — Een woord van 

GUSBERT KaREL VAN HoGEÏiDORP. — NaDERE ONDERHANDE- 
LINGEN TÜ8SCHEN DiBBETS EN Db BsRIiAYMONT OVER DE XHT- 

wissbling der gevangenen. — hunnb uitwisseling d.d. 9, 

Het binde der Luikschb omwentblingsgeschiedenis. 



Na de mislukking der DAiNs-expeditie had Van Boecop op 
den 2^ October ^met goed gevolg" een uitval gedaan, deelt 
Bosscha mede, om zich met geweld van levensmiddelen te 
voorzien; dooden en gekwetsten waren, volgens de Luiksche 
Courier, daarbjjj gevallen "^ Den volgenden dag maakte de bevel- 
hebber opnieuw beschikkingen tot een algemeenen uitval ter 
bekoming van leeftocht. Nu moest hy het echter aanhooren, 
dat tot onder ztJne officieren het verzet was uitgebroken. De 
soldaten der 11® afdeeling, heette het, zouden niet meer de Hol- 
landsche z\jde houden en zeker op die der tot deze behoorende 
18® afdeeling vuren. Tot de voornaamste belhamels van deze 
muitert) behoorde de majoor L'Olivibr, die nog in den nacht 
van den 5^ op den 6^ het garnizoen tot opstand trachtte te 
bewegen. Van Boecop verklaarde zich toen bereid, al de Zuid- 
Nederlandsche soldaten met groot verlof te doen vertrekken, 
maar ook dit plan stuitte af op den weerstand van ontrouwe 
officieren en hunne soldaten; zoo althans leest men op blz. 
482 — 488 der JSddendaden, zonder dat er verklaard wordt, waarom 
men zich daartegen verzette en wat de oorzaak was, dat men 
zulk een verzet niet kon breken. 

In ieder geval zag de bevelhebber geene kans zichzelf langer 
te helpen en onbekend er mede, dat juist De Brougkèbe voor 
generaal Dibbets zich met onderhandelingen ten behoeve der 
Citadel onledig hield, deed h\j, naar wy lazen, op denzelfden 
6» October, besprekingen tot overgave der sterkte openen. Z^) 



94 

leidden dien dag tot eene overeenkomst, bestaande uit elf arti- 
kelen, welke men eene conventie heette; het stuk hield het 
volgende in '•-. Het garnizoen kon de Citadel verlaten „avec 
armes et bagages" en zich over den groeten weg via Tongeren 
naar Maastricht begeven; Van Boegop stond er met zijn eere- 
woord voor in, dat geene gewelddaden zouden gepleegd worden 
(art. 1). De bevelhebber zou de sterkte in handen laten van den 
majoor L'Olivier, behoorende tot de muitende 11® afdeeling. De 
man, die zyn bevelhebber in de eerste plaats ontrouw was gewor- 
den, stond er ook al met zyn eerewoord voor in : „è, conserver et 
commander Ie fort au nom et pour Ie roi des Pays Bas pendant 
les dix jours, que cette conservation est obligatoire (art. 2). 
Achter bleef al het. oorlogsmaterieel, behalve drie veldstukken 
(art. 3). Alle tot het garnizoen behoorende Belgen zouden op 
de Citadel blijven, ^ceux d'entre eux qui croient de leur hon- 
neur de devoir suivre jusqu'è Maestricht, pourront Ie faire'' 
(art. 4). Slechts twee ofl&cieren — eere zy hun naaml — hiel- 
den zich aan hun eed, namelijk de majoor Db Villebs en de 
plaatselijke commandant van Luik, de luitenant-kolonel, ridder 
J. V. Pestiaux "*. In de by art. 2 bedoelde tien dagen mocht 
de Citadel niet versterkt worden (art. 6). Acht rytuigen zouden 
voor het transport der ofl&cieren verstrekt worden „par la ville en 
payant" (art. 6). Vier Hollandsche ofl&cieren mochten in de sterkte 
bl\jven om de vrouwen en kinderen der militairen met scheeps- 
gelegenheid naar Maastricht te begeleiden (art. 7). Zieken en ge- 
wonden zouden eerst na herstel teruggezonden worden (ait.8). „En 
échange de tous les prisonniers de guerre qui sont è. la Citadelle 
ainsi que les chevaux", zouden de door de muitelingen nog 
altyd in bewaring gehouden gevangenen van de op blz. 33 mede- 
gedeelde schitterende verovering van La Chartreuse naar de 
Citadel kunnen gaan en vandaar naar Maastricht vertrekken(art.9). 
Eene escorte van Luiksche notabelen zoude onze troepen en 
de bagage begeleiden: Jusqu'au dehors de la limite des demiers 
avant-postes de la garde urbaine" (art. 10). Twee uren na de 
levering der transportmiddelen behoorde de conventie tot uit- 
voering te komen (art. 11). 

Keeds in den namiddag van dien 6» October verscheen Van 
BoKCOP's adjudant, de kapitein Sutherland, te Maastricht, met 



95 

de mededeeling, dat de Citadel had gecapituleerd, dat de bezet- 
ting haar eervol zou verlaten, den nacht van den 6^^ op den 
7^ te Tongeren verbleef en den 7° te Maastricht kwam. Dibbets 
haastte zich deze treurige tyding aan prins Fredekte te rap- 
porteeren '•*. 

Dadel\jk na de onderteekening van de conventie had De Beb- 
LAYMONT eene proclamatie uitgevaardigd, waaiin hy ten drin- 
gendste de ingezetenen verzQCht onze militairen nu rustig te 
laten aftrekken; de edele gevoelens der Luiksche bevolking, 
luidde het met de gebruikelijke bombast, stonden hem er voor 
in, dat den troep geen leed zou geschieden *". De vlek, die deze 
zelfde bevolking pas eene week te voren op 's mans bezoedeld 
eerewoord had geworpen, was al spoedig, naar het scheen, ver- 
geten. De Gourier de la Meuae, de conventie opnemende, zette 
in een onderschrift uiteen, dat men den ganschen dag aan het 
onderhandelen was geweest; dat alle voorzorgen genomen waren 
om den toevoer van levensmiddelen af te sneden; maar dat 
overigens de stad voortdurend aan het gevaar van een bom- 
bardement was blootgesield, zoodat het legioenenhoofd in Rade 
verstandig had gedaan de conventie te sluiten, waarbjy aan de 
bezetting een eervolle aftocht werd toegezegd '". 

Des namiddags ten 2 ure van den 0°^ October, verliet generaal 
Vak Bobcop aan het hoofd van 900 man, zoo officieren als solda- 
ten, de Citadel. De burgerwacht, ten getale van 5000 hoofden, 
stond onder de wapenen en vormde over de gansche uitgestrekt- 
heid der voorstad St. Walburge eene dubbele rtj, waartusschen 
de onzen heentrokken . . . Mispelblom gaf in deel II blz. 266 van 
ztjn roman, eene phantastische beschrijving van dezen uittocht. 

Nauw had de bezetting de stad achter den rug, of in Luik 
begonnen twee militaire muziekkorpsen onder het algemeen 
gejubel een volkslied te spelen en drong het publiek naar de 
Citadel, in welker nabijheid men zich nu veilig kon bewegen. 
Op La Chartreuse gaf het kanon saluten, de klokken luidden 
hare vrooiykste tonen; kortom de gansche stad verkeerde in 
feestroes, deelde de Gourier de la Meuse mede *'\ Geenszins ten 
onrechte ook gaf deze courant, een paar dagen later nog de 
gebeurtenissen vermeldende, te kennen, dat met den val der cita- 
del van Luik de afscheiding eene besliste zaak was geworden "*. 



96 

Hier is van pas eene herinnering aan Gusbert Kabel vak 
HoGENDORP, ontleend aan dl. V, blz. 159 zjgner in 1901 uitge- 
geven Brieven en Gedenkschriften. In 1820 deed deze w^ze 
eene reis door de zuidelijke provinciën. Vervuld met weerzin 
tegen den fortenbouw, door de mogendheden als eene bescher- 
ming tegen Fransche veroveringszucht opgelegd, toekende hy 
zuchtend aan: „Te Luik al wederom eene citadel, en buiten 
de stad de Chartreuse en het Jeger van Gesar. Dit ziJn twee 
bergen zoo als de citadel en aan wederz^de do Maas gelegen, 
waarvan Goddank de laatste nog onaangeraakt bliyft. Op de 
citadel hoorde ik gemeenzaam praten van het nut derzelve 
om de stad desnoods in bedwang te houden. Zulke praatjes in 
den mond van militairen zgn niet onnatuuriyk . . •" Slechts 
tien jaren gingen voorbij om te leeren, dat dit inderdaad 
praatjes waren I Maastricht zonder citadel zou zich beter weten 
te helpen, dan èn Luik, èn Antwerpen, èn Namen, èn zoo vele 
andere steden. 

Op generaal Dibbets bleef intusschen de zorg rusten het 
noodige te verrichten voor de bevrijding der te Luik gevangen 
gehouden officieren uit Arlon en van den hoogleeraar Kinker. 
De Berlaymont had, blijkens het slot van het vorige hoofdstuk, 
enkel voorgesteld om de Arlonsche gevangenen los te laten 
tegen Jacques Bbhr. De opperbevelhebber weigerde hierin toe 
te stemmen; hy wilde niet slechts ook de loslating van Einksr 
hebben, waartegen vermoedel^k wel geen bezwaar zou z|jn, 
maar tevens, althans voor een deel, gerestitueerd de gestolen 
waarde van het DAiKE-konvooi ; dit lag ook opgesloten in de 
door hem op blz. 89 vermelde voorwaarde, dat de Citadel voor 
veertien dagen van levensmiddelen door Luik moest worden 
voorzien; daargelaten de geldquaestie zelve, viel de aanneming 
van eene dergelijke voorwaarde te beschouwen als eene erken- 
ning, dat er roof was gepleegd. Alzoo ging De Berlaymont's 
bode terug met het volgende antwoord d.d. 7 Oct. van Dibbets: 

„Le Général-Major, Commandant Supérieur de la Forte- 

„resse de Maestricht et du 5® Grand Commandement Militaire, 

„Informe Monsieur Ie Comte De Berlaymont, Commandant- 

■ 

,Général de la Garde Urbaine Liégoise, que la mise en 



\ I 



97 

„liberte du sieur Jacques Behr aux conditions proposées 
„en date d'hier, ne peut-être consentie; 

„La libératiori des neuf officiers Hollandais, ainsi que 
,,celle de Monsieur Ie professeur Einker reste établie, 
;,comme clause primitive. 

pPour indemnité de la perte du convoi et des espèces, 
„représentant ensemble une valeur de irente müle florina 
„des Pays-Bas, on stipule 20.000 florins des P.-B., ou bien 
„une assignation pour cette somme, payable k quime jours 
„de date, êi Tordre du Gouvernement et garantie par la 
„signature de deux des premiers notables de la vllle de 
„Liége, agréés par nous, et qui se constitueront solidaire- 
„ment responsables. 

„Cette proposition, basée sur Téquité et la modération, 
„a été communiquée au sieur Behr. Il adresse è, Monsieur 
„Ie comte De Berlaymont la lettre ci-jointe. 

„D'après les informations, Ie convoi et les espèces se 
„trouvent, une partie du moins, è, la dlsposltion de mon- 
„sieur Ie Comte De Berlaymont, ce qui facilitera rexécution 
„de la présente." 

De Berlaymont antwoordde in dit voorstel te willen berusten, 
mits de gevorderde /" 20.000 betaald werd op de w\J ze als Dibbets 
vroeger had opgegeven (bl. 89); immers, ofschoon de Citadel door 
de Nederlandsche troepen was ontruimd, moest z\j volgens de 
Conventie beschouwd worden als nog tien dagen lang in het 
bezit te z^n van den koning der Nederlanden, zoodat ook de 
kosten van onderhoud harer bezetting op het Nederlandsch 
gezag behoorden te vallen; ter goedmaking dier kosten stelde 
De Berlaymont voor om de gevorderde /*2Ó.000 te doen strekken. 
Hierop gaf de opperbevelhebber d.d. 8 October het volgend toe- 
stemmend antwoord: 

I 

I 

„Le Qénéral-Major, Commandant Supérieur de la forteresse 
' „de Maestricht et du ö^e Grand Commandement Militaire, 

„Vu les propositions, faites par monsieur le Comte De 
i „Berlaymont, Commandant-Général de la Garde Urbaine 

- „Liégoise, dans sa lettre du 7™® de ce mois; 

i 7 



98 

^Consent k rélaxgissement du sieur Jagqubs Bshb aux 
„oonditions ci-après : 

„l^. La liberte du Major et des autres officiers hollandais, 
„ainsi que celle de monsieur Ie professeur Kinker; 

„2^ L*entretieD de la Garnison de la Oitadelle aux frais 
„de monsieur Ie Comte De Berlatmont, d'après son offire; 

„30. L'inviolabilité et Ie libre transport è. Maestricht ou 
„ailleurs, de toutes les propriétés, laissées ó. Liége, par mes- 
„sieurs les officiers, fonctionnaires et employés hollandais, 
„seront garantls düment par une déclaration de monsieur 
„Ie Comte De Berlaymont." 

De uitwisseling der gevangenen kon dientengevolge bepaald 
worden op den 9°. Partyen ontmoetten elkander te Tongeren, 
als plaats van overgave aangewezen. DmBETs' adjudant Van 
Wintershoven begeleidde Jacques Behb. Nauw echter had deze 
de Luiksche commissie ontmoet, of h^ liet zich* zóó hard uit 
over de te Maastricht ondervonden behandeling, dat, lezen we 
in de onder N**. 147 vermelde herinneringen van majoor Boelen, 
de Arlonsche gevangenen nog gevaar liepen van niet uitge- 
leverd te worden; kapitein Van Wintershoven wist echter de 
opgewonden standjes tot bedaren te brengen. Ieder kon dus 
zijns weegs gaan. 

De Arlonsche officieren bleken evenwel te Maastricht over- 
bodig, zoodat ze op last van Oorlog hunne reis naar Qorinchem 
voortzetten, tegeiyk met de van de Citadel herkomstige officie- 
ren en onderofficieren van het 1® bataljon artillerie Nationale 
Militie, d. w. z. vestingartillerie, mede te Maastricht niet noodig. 
De hoogleeraar Kinker keerde naar z^ne studeerkamer te Luik 
als goedig geleerde terug. Jacques Behr werd door eene caval- 
cade van Luiksche jongelui op den Tongerschen weg tegemoet 
gereden, natuuriyk als held en martelaar der revolutie met de 
gebruikelijke luidruchtigheid ingehaald. 

De waardige Kinker nam eerst later afscheid van de stad, waar 
de hoogleeraar had gehoopt Nederlandsche taal- en letterkunde 
te doen leven en bloeien; met deze verloren illusie toog hy naai" 
Amsterdam. Hö overleed er in 184B op 81-jarigen leeftyd; maar 
de bestuurders der Luiksche universiteit .misten de hoogheid 



99 

van opvatting ora dezen Noord-Nederlandschen Kantiaan ooit 
eervol nog bij zijn leven te gedenken. 

Aan de bepaling der Conventie tot het behouden der Citadel 
voor den koning der Nederlanden gedurende nog tien dagen 
hield men de hand; immers eerst den 16^^ October 1880 des 
middags werd de sterkte plechtig door de Luikenaren in bezit 
genomen. Onze Staatscourant van den 20i^ deelde het mede, 
gelijk ze al dergelyke berichten over de omwenteling met groote 
gemoedel^kheid opnam tot zelfs de door het Revolutionnair 
Bewind te Brussel gedane benoemingen! 

Zoo eindigde het Luiksche heldendicht der lauwerrijke ge- 
schiedenis van het Waalsche land over de revolutie van 1880. 



HOOFDSTUK XVII. 

Limburg toenemend ten opstand neigend: 6 — 16 Oct. 1830. 



VbBWIJDBEING DBE 2® APD. KURASSIKRS Ü.D. 6. — MUITZÜOHT VAN 
HBT 5^ BBG. LICHTS DRAG(»fD£RS EN VAN DE 14® AFD. IN7AN- 

TE£iE. — Het werken van de advocaten Wuesteneaad en 
Jamine. — Ueeinnebingen van Demany betrekkelijk een 

OVERVAL VAN MAASTRICHT. — EeN ONBETROUWBAAR VERHAAL 
OVER BEN PLAN TOT GEVANGBNNEMINO VAN DiBBETS. — MAAT- 
REGELEN TBR BEVEILIGING VAN DE ZuiD- WILLEMSVAART. — WeI- 
NIGE DIENSTVAARDIGHEID VAN DE PrüISISCHE AUTORITEITEN. — 
De BEZETTING TE MaASEYGK VERVANGEN D.D. 9. — OnRUST TB 

Roermond. — Muiterij bij de marechaussee. — Heerlen 
EN Kbrkrade. — Sittard. — Wanverhouding tusschen den 
gouverneur en den opperbevelhebber. — ontruiming van 
Maaseyck. — Nieuwe maatregelen ter beveiliging van het 
Kanaal. — Gerucht, dat Dibbets plundering heeft veroor- 
loofd. — Gemoedstoestand van Dibbets. — De Antwerp- 

SCHE proclamatie D.D. 16 OCT. VAN DEN PRINS VAN OrANJE. 



Van de versterkingen ontvangen, zoowel met de komst van 
generaal ëvebts als met die van generaal Van Boscop, maakte 



100 

DiBBBTS handig gebruik om een der vele onrust verwekkende 
elementen uit de vesting te verw^deren. Ofschoon namel^k de 
afdeeling kurassiers N*^. 2 in het geheel niet te vertrouwen 
bleek, had de opperbevelhebber haar niet naar Holland durven 
terugzenden, w\jl hü vreesde, dat daartegen feitelijk verzet zou 
ontstaan. Met de nieuwe troepen, waaronder het regiment lichte 
dragonders N^. 5, steeg het aantal cavalerie-paarden tot 'n dui- 
zend, waarvoor geene voldoende stalling bestond, zoodat voor een 
deel moest gebivakkeerd worden. Alzoo rees er eene openbaar 
erkende aanleiding om zich van de kurassiers N<^. 2 te ontdoen, 
welke uit dien hoofde den 6n October over Brée, Eindhoven en 
Tilburg naar Breda werden gezonden ^ten einde", rapporteerde 
DiBBETS dien dag aan Oorlog, „alle kwade vermoedens hier- 
omtrent weg te nemen en alzoo de te vooraiene defectie van 
bedoeld korps, zooveel mogeiyk voor te komen". Het kon nog 
juist; niet lang daaina zou de aangewezen weg geene gemeen- 
schap met Holland meer opleveren. 

Op het punt van trouw bleek het intusschen met de nieuwe 
troepen voor een deel oud lood om oud ^zer. „Ik acht het van 
mynen pligt te berigten", schreef reeds d.d. 8 October de opper- 
bevelhebber aan prins Fkederik, ,,dat de desertie by het reg. 
Ligte Dragonders N". B en 14® afdeeling Infanterie van oogen- 
blik tot oogenblik toeneemt, en zelfs by de artillerie aanvangt. 
Dit kwaad is alleen toe te schrijven, dat men zoo binnen als 
buiten, als het ware van verraad omgeven is. Ik heb ook niet 
geaarzeld, openiyk het gevoelen te uiten, dat de helft der be- 
zetting, uit vertrouwde soldaten zamengesteld, my liever was, 
dan een dubbel aantal, onder welke verraders schuilen." En 
vervolgde hy den 9"^: „De zamenstelling van de bezetting te 
Maastricht, heeft my, in de tegenwoordige oogenblikken, gera- 
den doen achten, de korpsen van de Noordeiyke provinciën, 
zooveel doeniyk, onverdeeld te behouden." 

Deze rapporten treden dus niet in byzonderheden omtrent 
feiten, die op verraad wyzen. In het op blz. 39 vermelde onge- 
teekende stuk wordt o. a. medegedeeld, dat de Maastrichtsche 
advocaat J. F. Wuestenraad, op uitnoodiging van het Voor- 
loopig Bewind te Brussel, in stilte derwaarts was gegaan, ten 
einde inlichtingen te verstiekken over het beloop der zaken 



101 

te Maastricht. Den 7° October in de Belgische hoofdstiad aangeko- 
men, gaf hy de meest gunstige berichten, tevens verzekerende, 
dat door hem met advocaat Jaminé reeds eene gi'oote som gelds 
was bQeengebracht om den opstand te bewerken. Toen hij echter 
aan de Brusselsche heeren meer vroeg, kreeg h\j ten antwoord* 
„Si Ie patriotisme est tel que vous me dites, alors l'argent que 
vous demandez sera inutile." — In de Qazette de Liége van 16 en 
17 Januari 1886 komen van zekeren Dkmany over deze dagen 
voor jiSouvenira de 1880 et 1881 par un témoinoculaire''; het stnk 
werd overgedrukt in De Mcuxsgouw voor Lmburgsche geschiedenis, 
taal- en letterkunde van 20 Februari 1886 N^4. De schrijver over- 
leed dat jaai* 1886 als hoofdcommissaris van politie. Hij vertelt, 
dat de Maastrichtsche uitgewekenen de Luikenaren opriepen 
om de Limburgsche hoofdstad van het juk der Hollanders te 
bevr\jden. Toen werd gevormd eene vrywilligerscompagnie van 
187 Luiksche en Maastrichtsche tirailleurs, die tot kapitein 
kozen den bevelhebber van het Luiksche „Zuiderlegioen'*, den 
heer Vercken. Den 8» October deed deze heldenschaar, waartoe 
Dëmany als luitenant behoorde, een aanval op de vesting aan 
den linker Maasoever, die, hm! mislukte, maar... door verraady 
zoodat de opperbevelhebber tijdig z^ne maatregelen wist te 
nemen. — Ook de ongeteekende Nota draagt voor de geschie- 
denis van deze dagen een steentje b^. Belgischgezin de officie- 
ren der dragonders van het garnizoen te Maastricht hadden 
besloten den opperbevelhebber, ter gelegenheid van eene op 
den 9» door hem te houden inspectie, te omsingelen en dan te 
dwingen het commando aan generaal Dainb over te geven; 
ook van deze zaak kwam niets, doordien van de inspectie 
werd afgezien. 

Wat van dit alles aan is, kan niet worden gezegd. In ieder geval 
is bij Dbmany foutief, dat de citadel van Luik den 5"^ October 
werd ontruimd; ook vermoed ik, dat het ganache verhaal, zoo- 
als het daar staat, aan tw^fel onderhevig is, en de w\jze, waarop 
de Nota de samenzwering, om Dibbets gevangen te nemen, ver- 
haalt, strekt zeer zeker evenmin om het vertrouwen op de juist- 
heid van dit stuk te doen rijzen. Immers wfl lezen: „De opper- 
bevelhebber, die met grond vermoedde, dat de generaal Daine 
van dit voornemen niet onkundig was, zond in den namiddag van 



102 

den 8^ October een vertrouwd persoon, den graaf Bobchgravb, 
ten huize van eerstgenoemde, ten einde op eene omzigtige wQze 
te onderzoeken, in hoeverre hy van gezegd ontvirerp kennis 
droeg. De generaal ontkende niet den opperbevelhebber van 
dienst te kunnen zQn en gaf tevens z\jne geldel^ke behoefte 
niet onduideiyk te kennen, waarin dadelijk voorzien werd, door 
hem eene som van 7 k 800 gulden ter goeder rekening toe te 
i^llen, onder voorwaarde van den opperbevelhebber diensten te 
bewijzen. Na de ontvangst dezer penningen hield de generaal 
DAmB zich tydel^k onzedig. Door bekomende omstandigheden 
kon de inspectie van den 9^ October geen plaats vinden, waar- 
door het gemaakte ontwerp der muitelingen geheel vernietigd 
werd." — Slechts kan bevestigd worden, dat De Bobchgrave 
inderdaad een vertrouwde van Dibbets was en dat de opper- 
bevelhebber f 700 ter goeder rekening aan Daine heeft gegeven, 
doch voor een doel, gelijk wü nader zullen lezen, dat niets 
uit te staan had met een streven om Daine's goede diensten 
te koopen: zooals het er staat, is het onzin. 

Bü de overgave van J aoqübs Behb te Tongeren aan de Luik- 
sche commissie hadden de muiters, onder al hun geschetter, ook 
verkondigd, dat ze den d^k van de Zuid-Willemsvaart zouden 
doorsteken. „Ofschoon", berichtte Dkeets denzelfden 9"* aan 
prins Fbedebik, „een dergeiyk gezegde weinig afdoet, en eerder 
als grootspraak te beschouwen is, gebiedt evenwel de voor- 
zigtigheid in oogenblikken, gel\jk deze, geene maatregelen van 
voorzorg te verzuimen. Ik heb derhalve nog heden, den heer 
Provincialen Kommandant van Noord-Braband verzocht, om de 
waakzaamheid der Maiéchaussée langs het Kanaal te ver- 
dubbelen, en tot meerdere zekerheid, zelfs tot op het grond- 
gebied der provincie Limburg te doen uitstrekken, te meer, 
daar, gelyk U. K. H. reeds bekend is, de sluizen en dijken in 
de omstreken van Weert, dezer dagen bedreigd z^n geworden. 
Gelijktijdig heb ik den heer Regeringspresident Von Reimann te 
Aken, met vden ik sedert eenigen tyd in relatie ben, hiervan 
onderrigt. Welligt heeft de Kommissaris-Generaal aldaar instruc- 
tiên, om in het onderhavig geval, gemeenschappeiyk met m\ji 
zoodanige poging te keer te gaan." — Nimmer echter zouden de 
Pruisische autoriteiten zich iets aan onze belangen gelegen laten 



103 

liggen. DiBBBTs' verzekering aan Zyne Excellentie VonRbimann, 
dat het niet aan goeden wil zou ontbreken om die autoriteiten 
ten dienste te zyn: — „Je la prie de vouloir compter sur mes 
bons offices en toutes circonstances, dépendant de mei", had 
toch de opperbevelhebber den 7"* October aan Von Reimann ge- 
schreven — deze toezegging werd uit polltieken zin steeds 
nagekomen. Toen dan ook de commissaris medio 1834 vervan- 
gen werd door graaf Von Abnim en deze van ztjn optreden by 
brief d.d. 23 Augustus 1834 aan Dtbbets kennis gaf, voegde de 
berichtgever er aan toe: ,de bien vouloir continuer les relations 
de voisinage et de confiance, qui ont eu lieu entre vous et 
mon prédecesseur". Maar nooit kwamen de Akensche heeren 
er toe om eenige tot daden leidende bereidwilligheid te toonen, 
zoodat, als acht jaren later, men van daar, met een beroep op 
de gemeene zcuik den opperbevelhebber om hulp vroeg, Dibbets 
18 Mei 1838 niet zonder bitterheid aan Oorlog meldde: „Het 
zoude te wenschen z^n geweest, dat in 1880 en volgende jaren 
de thans gebezigde uitdrukking cause commune daadzakeiyk 
ware behartigd geworden; dan, wat Maastricht betreft, zyn 
hoegenaamd geene diensten, van die z\]de ondervonden." 

Voor het Kanaal dreigde te eerder gevaar, omdat het op blz. 85 
vermeld detachement-DE Groots, dat te Maaseyck gevestigd 
was, evenmin bruikbaar bleek. De dragonders N^. 5 waren toch 
grootendeels Zuid-Nederlanders en wilden van geene gehoor- 
zaamheid meer weten. Reeds in den avond van den 8° October 
ontving Dibbets van den eskadrons-commandant het bericht 
over eene deseriie van twee wachtmeesters en elf dragonders, 
met wapenen en paarden, terwyl het te voorzien was, dat b\)na 
allen het voorbeeld zouden volgen. Dadelijk liet h\j de ontrou- 
wen terugkomen en vervangen door 150 man der 14® afdeeling 
infanterie, die onder kapitein Gabel Druez denzelfden 9^» Octo- 
ber, dat de Luiksche gevangenen de vesting binnenkwamen, 
uit de vesting naar Maaseyck marcheerden. Kapitein Druez 
zelf verliet echter den 4° November het vaandel, weliswaar na 
door Dibbets verleend ontslag; doch wat kon men van flink 
optreden by deze menschen verwachten, waar ze vervuld 
waien met de gedachte, dat zy Belg wilden worden? 

Hoe inderdaad Dibbets' troepen in staat van ontbinding dreig- 



104 

den over te gaan, bewees ook de ontrouw der op blz. 85 ver- 
melde macht, die naar Roermond was gezonden. Onderweg 
waren er reeds verscheidene dragonders met pak en zak ge- 
deserteerd, tot groote voldoening natuurlek van de Courier de 
la Meu8e^*\ De infanterie onder kapitein Ghislain had zich 
onderweg bevredigend gehouden, doch te Boermond aangeko- 
men, moesten zü met de cavalerie onder hetzelfde dak ver- 
bltjven, waardoor de muitzucht werd overgebracht. Den 9" 
deserteerden er zeven infanteristen, deels met de wapenen; in 
den nacht op den 10" scheen de helft van plan met geweld uit 
te breken, hetgeen door des kapiteins maatregelen althans voor- 
komen werd. Op straat doolden ze rumoerig rond, schreeuwende: 
Vive de Roermonders ! Als je begint^ helpen we je! Wilde men 
de dragonders tot hun plicht brengen, met pistool en sabel 
werden onderofl&cieren en ofl&cieren ten antwoord bedreigd, zoo- 
dat slechts een enkele vonk nog noodig zou z^n, rapporteerde 
de kapitein den commandant zijner af deeling, overste Yah 
DüYNBN, om het tot eene finale uitbarsting te doen komen '•*. 
Ghislain's chef, de majoor Buno, zond een expres naar den 
opperbevelhebber met het bericht over den bedenkeiyken staat 
DiBBETs ontving het in den nacht van den 9° op den 10°. 
Dadeiyk gelastte hy de ontruiming der stad, gel\jk hji den lO^^ 
prins Fredebik mededeelde; doch beducht voor den demora- 
liseerenden invloed dezer troepen in het gistend Maastricht, 
beval h\j, dat ze naar Maaaeyck moesten teruggaan, of, zooals 
de omstandigheden zouden eischen, naar Venlo behoorden te 
trekken. De infanterie ging dientengevolge onder Ghislain naar 
Venlo, maar de dragonders weigerden te gehoorzamen, sloegen 
aan het muiten en liepen giootendeels weg ^•M Er bleef nog 
eene brigade marechaussee te Roermond; deze, het ten slotte 
evenmin kunnende houden, kreeg bestemming naar Weert; ook 
de tocht derwaarts geschiedde onder desertiên, gel^k de chef 
van het korps te Maastricht, de majoor Pelêrin, den 16» October 
aan den opperbevelhebber rappoiiieerde "*. Het was mede een 
van de treurigste omstandigheden, dat de marechaussee, op wie 
men vooral nu had moeten bouwen, de verwachtingen ten 
diepste te leur stelde; immers in korten t\]d was van het korps 
zoo goed als niets meer over. Hoe het zich gedroeg, bleek ook 



105 

uit hetgeen te Heerlen gebeurde, evenzeer, naar op blz. 82 werd 
opgeteekend, een gistend nest. 

By een octrooi van keizerin Maria Thebesia d.d. 22 Januari 
1728 was het recht van exploitatie der kolenbekkens te Heerlen 
toegekend aan de abdy van Kloosterrade; de revolutie van 1795 
bracht deze onderneming aan den Staat. In 1826 vestigde onze 
regeering den hoofdzetel dezer zaak in het naburige Kerkrade. 
Het Amortisatie-Syndicaat beheerde ze in de dagen, die wy 
hier beschry ven *•". 

Den 9° October 1830 vertoonde zich voor den administrateur, 
den heer A. Pairon, de op blz. 87—88 vermelde jongste der drie 
Behr's, door het Revolutionnair Bewind te Brussel aangesteld 
tot ontvanger der registratie te Dixmuiden. Aan het hoofd 
eener bende uit Gent, was hy eerst te Heerlen gekomen en 
had het gansche dorp met den burgemeester incluis tot de 
omwenteling doen overgaan, daarin gesteund door de brigade 
marechaussee met haar chef, den brigadier Wellens, nog wel 
expresselyk derwaarts van Maastricht gezonden om het Neder- 
landsch gezag te helpen handhaven! Daarop waren de muiters 
naar Kerkrade getogen, en had zich Pairon gedwongen gezien 
het Revolutionnair Bewind te erkennen. De administrateur 
haastte zich een schreven er over naar het bestuur van het 
Syndicaat te Amsterdam te zenden, met dringend verzoek om 
eene bezetting; Dibbets rapporteerde het voorgevallene aan 
prins Prederik, onder mededeeling dat nu ook twee officieren 
der marechaussee gedeserteerd waren. Den 15^^ October liep 
brigadier Wellens weg — dus toen eerst, in weerwil van het 
gebeurde op den 9nl — uit vrees, berichtte majoor Pelebin, 
van gestraft te zullen worden; hetzelfde rapport maakte van 
nog meer desertiên melding. '** 

Om zooveel mogelyk in het gebrek aan betrouwbare troepen 
te voorzien, liet de opperbevelhebber aan de Pruisische gienzen 
patrouilleeren, waarbij de commandanten strikte orders kregen, 
gelyk generaal Daine d.d. 12 October nog voorschreef, om „de 
landbouwers met vriendeiykheid en zachtmoedigheid te behan- 
delen, ten einde hen overtuigend te bewyzen, dat de marsch 
zvjner troep, alleeniyk dient tot hunne persooniyke bescher- 
ming, tegen benden partjygangers, dewelken voornemens z|jn 



106 

hen te ontrusten en in het verdeif te stoiten"; strenge krijgs- 
tucht moest daarom in acht genomen worden, als z\jnde „het 
voornaamste middel om den goeden geest onder de landbouwers 
in stand te houden, en van hen, nopens den maisch en voor- 
.nemens der partijgangers van de oproerlingen, alle inlichtingen 
en zelfs hulp te verkrygen". — Maar geene welwillendheid 
mocht baten zonder permanente militaire vestigingen, en hiertoe 
ontbraken aan den opperbevelhebber de middelen. 

In den nacht van den H^ op den 15» stak Sütard andermaal 
het hoofd op, tot groole ergernis van den aldaar in garnizoen 
liggenden 2» luitenant, chef van een detachement infanterie. 
Vreezende het er op den duur niet te kunnen houden, wees 
hü zljn chef, kapitein Kbans, commandant van de aldaar op de 
grenslinie liggende troepen, op den ernst der toestanden"*; 
de kapitein kon hem echter niet helpen. 

Den 16» weigerden verscheidene manschappen der 14® afdee- 
ling infanterie te Maastricht de wachten te betrekken. In plaats 
van zich naar de wachtparade te begeven, trokken zQ in 
troepjes van 10 en 12 man in straten en huizen, waar men ze 
het minst kon opsporen en tot rede brengen. Het gelukte noch- 
tans aan eenige detachementen van het gestadig op de hoofd- 
wacht zich bevindend piket om de kwaadwilligen te dwingen 
naar hunne kazernen terug te keeren. 

In den nacht van den 17» op den 18» vonden er opnieuw relle- 
tjes te Heerlen plaats, zooals majoor Pelebin den opperbevelhebber 
moest melden, onder aanbeveling derwaarts troepen te zenden '". 
Ook het bestuur van het Amortisatie-Syndicaat te Amsterdam 
schreef d.d. 14 October een vertoog: „om, zooveel van UHgEdG. 
mogt afhangen, de noodige bescherming door middel van den 
gewapenden arm aan de ambtenaren van de meergemelde doma- 
niale kolenmijnen, bij voortduring wel te willen verleenen, ten 
einde daardoor dit belangrijk etablissement van verderen overlast 
van kwaadwilligen beveiligd worde". De opperbevelhebber moest 
antwoorden, „dat de verlangde by stand der gewapende magt tot 
veiligheid der domaniale kolenmyn te Kerkrade voor het oogen- 
blik niet kan worden verstrekt, doch dat, indien de omstandig- 
heden zulks eenigszins toelaten, ik bedacht zal zyn, op de daartoe 
vereischt wordende maatregelen, gelyk nog onlangs is geschied". 



107 

Tegel\jkei*tyd kreeg Dibbets het, helaas! weder te kwaad met 
gouverneur De Beeckman. Gel\jk het alt\jd gaat met menschen, 
die moeten samenwerken, doch door gansch verschillende dr^f- 
veeren bewogen worden, kleine oneenigheden rezen onophou- 
del\jk ; w^j kregen er o. a. eenig zicht op, by het verhaal der 
hevige tDoordentüisselingf toen bespanning moest geleverd worden 
voor de kaïTen der DAiNE-expeditie (blz. 75). — Zoo ook toen den 
9° kapitein Dbuez naar Maaseyck vertrok (blz. 103) en Dibbets 
dit den gouverneur meldde, waagde deze per omgaande te ant- 
woorden, dat indien men zyn op blz. 82—84 vermeld patrouille- 
advies van den S^ gevolgd had, men lang zooveel moeiiykheden 
niet zou hebben ondervonden ; tevens beval hy aan alsnog 
sterke patrouilles langs den linker Maasoever te doen trekken. 
Rustiger dan men zou verwacht hebben, gaf Dibbets destijds 
tot bescheid, dat immers indert^d gemis aan troepen hem belet 
had om naar eisch op te treden, terw\jl wat de nu aanbevolen 
zending betrof, de soldaten niet zoover als Hasselt enz. konden 
vertrouwd worden, by de voortdurende pogingen, die men aan- 
wendde om ze tot desertie over te halen "\ Een paar dagen 
later kwam het tot eene bepaalde uitbarsting. Niettegenstaande 
de gouverneur dan toch reeds den 10" de ontruiming van 
Roermond had vernomen, nam hy eerst den 13" een besluit 
voor de verzending van de ryksgelden aldaar naar Venlo, terwijl 
de agent Nijpels, evenzeer door gemis aan initiatief om te 
verhuizen, gelyk te Hasselt (blz 83), ook al 'n ƒ 20.000 in han- 
den der muiters liet. Het besluit van den gouverneur, aan- 
vangende met de zonderling gestelde overweging, dat, bl\jkens 
Roermondsche rapporten, de uit Maastiicht naar Roermond 
gezonden militaire macht : „plotseling dezelve verlaten en alzoo 
wederom aan onlusten blootgesteld heeft", bevatte in art. 6 een 
voorschrift ter voorziening in het geval, dat de districtscom- 
missaris van Roermond alzoo niet in staat zou blaken z^n 
gezag uit te oefenen ; de burgemeester van Venlo werd dan 
daartoe gemachtigd, terwöl in art. 6 de gouverneur zich voor- 
behield om over de van Roermond en van elders, krachtens 
het besluit, te ontvangen fondsen te beschikken „voor de 
behoeften van 'sKonings dienst in de provincie, inzonderheid 
in de vesting Maastricht" "*. De gouverneur zond afschrift van 



108 

dit onhandig gesteld besluit eerst den 15» den opperbevelhebber, 
en schreef daarby : „Behalve de strekking van derzelver bepa- 
lingen tot welz\jn van het algemeen belang des Ryks, zal 
ÜHgEdGestr., uit de lezing van de ö^ en de 6® artikels ontwaren, 
dat 's Konings dienst in de Provincie, inzonderheid in deze ves- 
ting, niet minder beoogd is geworden." — Ten diepste geërgerd, 
antwoordde de opperbevelhebber: „Met UHgEdG. missive van 
gisteren, kabinet N**. 1059», heb ik mededeeling ontvangen van 
de resolutie door UHgEdG. den 13» te voren genomen, onder 
hetzelfde nommer, ook met beooging van *8 Konings dienst in de 
Provincie en inzonderheid in deze vesting genomen. My voor het 
tegenwoordige onthoudende van alle beoordeeling over den door 
UHgEdG. genomen maatregel, als ook over hetgeen in dat 
opzigt, elders had kunnen en behoeven te worden verrigt, vermag 
ik intusschen niet af z^n, UHgEdG. in bedenking te geven, dat 
de min gepaste en evenmin gegronde aanvoering der militaire 
operatiën, en de gevolgtrekking daaruit, zooals een en ander 
in de eerste zinsnede van ÜHgEdGestr. resolutie voorkomt, niet 
zeer geschikt z^n, om aan de daarbij betrokken autoriteiten, de 
mede-instemming en harmonie tusschen de gezagvoerende 
magten, welke vooral in oogenblikken als deze, voor 's Konings 
dienst zoo zeer wenscheiyk moeten geacht worden, kennelijk 
te maken." 

De gouverneur scheen zich echter niet beter te kunnen 
uitdrukken. Toen toch ook de op blz. 103 vermelde bezetting 
van Maaseyck wegens de aanhoudende desertie in deze dagen 
moest ingetrokken worden, schreef baron Db Beegkman d.d. 
16 October andermaal den volgenden vreemden brief aan 
DiBBETs: „Ingevolge onze onderlinge briefwisseling, en wel 
bepaaldelijk UHgEdG. drie depêches van 6, 8 en 9 dezer maand, 
N<>8. 53, 66 en 75, had ik, boven en behalve de kommissie, 
ingerigt b\) het aan UHgEdG. op 9 October medegedeeld besluit 
van Gedeputeerde Staten van denzelfden dag, den noodigen last 
opgedragen aan de administratieve autoriteiten, en bQzonderiyk 
aan den Hoofdopziener der Zuid-Willemsvaart en aan den Hoofd- 
ingenieur van den Waterstaat, om een eenvoudig systema van 
bewaking en beveiliging der dyken van voormelde vaart te 
beramen, door het bezigen der door UHgEdG. te Maaseyk ge- 



109 

plaatste militaire magt, der brigades Marechaussee teReckheim 
en Maaseyk gevestigd, en der burgerwachten uit de inwo- 
ners der onderscheidene naburige gemeenten zamengesteld. 
Nu dat ik onderrigt geworden ben, dat voornoemde militaire 
magt alhier binnengetrokken is, terw\jl boveugemelde kommissie 
hare handbieding geweigerd heeft, en sommige gemeenten 
geene nachtwachten willen inrigten, alles by gevolg van de in 
den publieken dienst ontstane wanorde, vind ik my in de 
noodzakelijkheid gesteld te verklaren, dat ik de bewaking dei* 
dyken van opgemelde vaart door geene administratieve mid- 
delen, in afwezigheid van den militairen onderstand, langer 
kan waarborgen." — Dibbets deed intusschen het mogelyke 
om ongelukken te voorkomen, door, zoo goed en zoo kwaad 
als het ging; het Kanaal van Maastricht uit tot Neeroeteren te 
doen bewaken. In deze dagen, gelijk ik nader zal verhalen, 
kwam generaal Van Boecop van eene reis naar 's-Gravenhage 
te Maastricht terug. Weert doortrekkende, kreeg hy er de diepe 
overtuiging, dat alle krachten ingespannen moesten worden, 
om deze plaats andermaal te bezetten, teneinde de Zuid- Willems- 
vaart voor gevaar te behoeden. Des generaals mededeelingen 
aan den opperbevelhebber leidden er toe, dat d.d. 18 October 
kapitein Duycker met 2 luitenants, 16 onderofficieren en korpo- 
raals, zoomede 150 man der 11® afdeeling infanterie derwaarts 
trok. De kapitein kreeg in last langs het Kanaal te marcheeren 
naar Neeroeteren^ aldaar nachtkwartier te houden en in dit dorp 
achter te laten : 1 luitenant, 1 sergeant, 8 korporaals, 1 tamboer 
of hoornblazer en 40 soldaten. De luitenant moest speciaal het 
Kanaal van Neeroeteren tot Eysden gadeslaan en voorts de 
gemeenschap met den hoofdpost Weert, waar Dutcker zich 
zou vestigen, openhouden. De kapitein diende het Kanaal 
tusschen Neeroeteren en de gienzen van Noord-Braband te 
bewaken, terwyi opnieuw de provinciale commandant aldaar 
werd uitgenoodigd om de vaart te bewaken tusschen Helmond 
en de grenzen van Limburg. „De verdere instructiên aan 
hem verstrekt", berichtte Dibbets d.d. 18 October aan Oorlog 
over de opdracht aan Dutcker, „houden in substantie, dat 
vooral 's nachtS; en voomamel^k tusschen Neeroeteren en EisdeUy 
eene onafgebroken waakzaamheid op het ernstigste wordt 



110 

aanbevolen ; dat in de omstandigheden, die dit vorderen, geweld 
met geweld zal worden te keer gegaan; dat alle personen, 
welke van schuldige voornemens overtuigd kunnen worden, 
dadelijk in verzekerde bewaring gesteld, en herwaarts zullen 
worden overgebragt; eindeiyk niets uit het oog te verliezen, 
wat tot het wel volbrengen der hem toevertrouwde allezins 
belangr\jke missie zal kunnen bevorderlyk z\jn." Ten einde 
nog grootere kracht aan deze maatregelen by te zetten „en de 
veiligheid van het Kanaal al meer en meer te verzekeren*', 
gelastte de opperbevelhebber tevens den 11^ October aan majoor 
Pelübin, om den volgenden dag te detacheeren in Neeroeteren 
1 brigadier met 6 marechaussees en in Weert 1 wachtmeester 
met 10 marechaussees, die zich ondergeschikt hadden te be- 
schouwen aan den luitenant en den kapitein op die plaatsen. 
Inmiddels hadden onderscheidene inwoners de vesting ver- 
laten, sinds er op den 12'^ October het gerucht was verspreid, 
dat de opperbevelhebber z^ne soldaten zou toegestaan hebben 
om by zekere gelegenheid, gedurende 24 uren de stad te plunde- 
ren I Den 14^^ schreef hy eene logenstiafl&ng van dit onzinnig 
gerucht aan den burgemeester, met verzoek de verspreiders zoo 
mogeiyk op te sporen en voor hem te brengen "'. Hoe zwaar 
de taak om het gezag te handhaven allengs ging drukken, blijkt 
op treffende wijze uit ondervolgend rapport d.d. 14 October 1830, 
dat de opperbevelhebber aan Oorlog richtte: 

„De rapporien, welke ik de eer heb gehad, in m^ne 
„tegenwoordige betrekking aan Uwe Excellentie in te zen- 
dden, zullen Haar tot eene overtuigende blyk hebben ge- 
„strekt, dat de gesteldheid van zaken daarin steeds, zonder 
„eenige bewimpeling, is opengelegd, 

„Thans, daar het uitzicht in de toekomst, zich wezenlijk 
„verontrustend voordoet, gebieden myn pligt en de ver- 
„antwoordeltjkheid, die op my rust, de allezins bedenkeiyke 
„positie, waarin ik geplaatst ben, in hare ware kleuren aan 
„U. E. af te schilderen. 

„De desertie onder de bezetting neemt blykbaar de over- 
„hand, en alle, zelfs de krachtdadigste maatregelen worden 
„door eene onderhandsche medewerking der inwoners, na- 



111 

„genoeg veredeld. Aanvankeiyk hebben eenige soldaten, 
„geboren Walen, hunne vanen verlaten; alsnu openbaart 
„zich de defectie by de 13® en 14® afd. infanterie; vele 
„manschappen, meestal uit de provincie Limburg, zyn, met 
„of zonder wapenen, en eenige van de buitenposten, gede- 
„serteerd. De Marechaussee, waarop in oogenblikken, gelyk 
„deze, vooral moest worden gerekend, kan ook geen ver- 
„trouwen meer inboezemen. Volgens rapport van den majoor 
„Pelbbin, zt|n sedert gisteren ééo opperwachtmeester, twee 
„wachtmeesters, één brigadier en zes marechaussees met 
„wapenen en paai'den gedeserteerd; drie hunner van een 
„observatiepost in de nabyheid der vesting. 

„Een kwaadgezinde, tot opstand overhellende geest doet 
„zich by sommige inwoners duidelijker bespeuren, en wordt 
„door de zoodanigen niets onbeproefd gelaten, eene alge- 
„meene gisting in de gemoederen te verwekken; nog gis- 
„teren werd met zekerheid het gerucht verspreid, dat aan 
„de ti'oepen btj zekere gebeurtenis, eene plundering gedu- 
„rende vier en twintig uren zoude worden toegelaten; ook 
„dat het voornemen bestond, de Waalsche militairen van 
„het garnizoen te ontwapenen. Een en ander heeft reeds 
„een aantal de stad doen verlaten. 

„Omgeven van verraad en mistrouwen, weinig of geene 
„werkdadige hulp van de civiele autoriteiten te wachten 
„hebbende, ben ik als het ware geheel aan m|j zelven 
„overgelaten. De buitengewone, hoog noodige veerkracht, die 
„aan alle dlenstverrigtingen is b^gezet, heeft de boog, in 
'„zekeren zin, overspand, en kan niet anders dan eene zede- 
„I\jke krachteloosheid ten gevolge hebben. 

,Ik verklaar dan ook in gemoede aan U. E. het hoogtijd 
„is, men op middelen van uitkomst bedacht zy. Deheeren 
„Generaals, Chefs en verdere officieren, betrachten allen 
„hunnen pligt, doch dat gedeelte der infanterie, waarop 
„geene verdenking rust, bestaat byna uitsluitend uit mih- 
^tairen, welke door gebrek aan ondervinding, physieke en 
„morele kracht, niet voor hunne tegenwoordige dienst be- 
„rekend 'z^n. De artillerie is meestal uit Maastrichtenaren 
„zamengesteld, zoodat, behalve de bataillons Mineurs en 



112 

„Sappeurs, alleen de afdeeling Kurassiers N". 1 overblijft, waar- 
„in echter een onbeperkt vertrouwen kan worden gesteld." 

Twee dagen later, dus den 16°, zond de opperbevelhebber 
den graaf De Bobchgrave naar Antwerpen, waar de prins van 
Oranje met een staf ministers enz. residentie had genomen om 
van daar uit door zijne populariteit de bevrediging der Zuide- 
lyken tot stand te brengen. De zendeling nam een brief van 
DiBBETS aan den prins mede, waarin evenzeer stond : „Hoewel 
sedert vier weken, eene onophoudeiyke inspanning en het aan- 
wenden van krachtdadige maatregelen genoegzaam zyn geweest, 
om het wettig gezag te doen handhaven, wordt evenwel m^ne 
positie van dag tot dag bedenkeiyker, niet door hetgeen van bui- 
ten te wachten staat, maai* veeleer door kwaadgezinde pogingen 
van binnen, gepaard bö de steeds toenemende desertie, vooral 
by de 14® afdeeling Infanterie, en regiment Ligte Dragonders 
N<>. 5. Ik veronderstel dat de heer Graaf De Borchgkave, de eer 
zal hebben U. K. H. miJne dépêche te overhandigen en Hoogst- 
denzelve met den waren staat van zaken bekend te maken." 

Wat zal er in het gemoed van den helderzienden, hoog siaanden 
briefschrijver zyn omgegaan, toen zich met zijne depêche kruiste 
's Prinsen proclamatie van denzelfden 16°, waarin de vorst ver- 
klaarde zich aan het hoofd der beweging te stellen, terwijl aan 
de gouverneurs hun zelfstandig burgerlyk gezag in de opge- 
stane provinciën werd teruggegeven en Maastricht werd uitver- 
koren tot plaats voor eene groote kiesvergadering om over de 
toekomst te beslissen! Dit aangrypend incident is door mij 
beschreven in De T^dspiegel van October 1902 N". 10, bl. 200 
vv., zoomede met welken waardigen brief aan den Prins het 
stuk is beantwoord geworden. Tegelykertijd had echter Dibbets 
in alleryi majoor Sybers naar *s-Gravenhage gezonden, teneinde 
met den meesten spoed instructiën van Oorlog te erlangen. In 
den avond van den 22° October was de zendeling teruggekomen 
met de volgende hoogst belangrijke depêche: 

„Zoo even ontvang ik. Mijnheer de Generaal, Uw rapport 
„van gisteren N**. 140, waarmede m^ wordt overgelegd een 
„brief aan ü van Z. K. H. den prins van Oranje, gedag- 
„teekend den 11^ te voren, waaiby üHgEdG. wordt ver- 



118 



i^zocht de civiele autoriteiten van de provincie Limburg in 
„staat te stellen om te voldoen aan eene magtiging van 
„Z. E. H. om namelijk op zekere w\jze verkozen gedepu- 
„teerden naar het zoogenaamd Nationaal Congres te Brussel 
,yte zenden. 

„Beantwoordende de vraag, in Uwen brief vervat, hoe 
„door ü in dit geval zal moeten worden gehandeld, aarzel 
„ik niet, Manheer de Generaal, CJ nogmaals te herhalen, 
„dat het opperbevel in de vesting Maastricht en de ver- 
„dediging van de sterkte U door den Koning aUeen is 
„aanvertrouwd en dat Z. M. van U en Uwe trouw verwacht, 
„dat de veiligheid van Maastricht, de eenige leiddraad van 
„alle Uwe handelingen zal z^jn. 

„Het is in naam des Konlngs, dat ik U gelast geene 
„bevelen te gehoorzamen dan die, welke U door het departe- 
„ment van Oorlog zullen worden gegeven en aan geene 
„aanzoeken, z^ mogen komen van waar z^ willen, een 
„gunstig oor te verleenen, die het veilig behoud der U 
„toevertrouwde vesting in de waagschaal zouden kunnen 
„stellen. 

„Het is niet te ontkennen, dat de volksvergaderingen, in 
„de aanschr^ving van den prins van Oranje bedoeld, de 
„allergevaariykste gevolgen voor de veiligheid derzelve 
„zouden kunnen na zich slepen; geene zoodanige verga- 
„deringen zullen dus door U binnen de muren der stad 
„mogen worden gedoogd. 

„De provincie Limburg is groot genoeg, om, moet het 
„z^n, die elders te doen houden, eene verrigting, waarmede 
„UHgEd.0. in allen geval geene bemoeienis heeft. 

„De Koning beschouwt U, Manheer de Generaal, als Zffnen 
„officier; Maastricht is aan U door Hem en door Hem cUleen 
„toevertrouwd, en UHgEd.Q. kan nooit dwalen, door alle 
„middelen, die tot het veilig behoud dier vesting kunnen 
„leiden, met ki*acht aan te wepden. 

„Ten slotte verzeker ik U, dat Z. M. vol vertrouwen is, 
„in de middelen, die door U tot dat einde zullen worden 
„in het werk gesteld.' 



8 



»> 



114 

« 

Erkenteiyk antwoordde de opperbevelhebber den 28° op deze 
depêche : 

„Het hoog bewys van 's Konings vertrouwen, hetwelk ik 
„daarin heb mogen aantreffen, doet m^ de vrijheid nemen 
„Uwe Excellentie, op nieuw, ten plegtigste te verzekeren, 
„ik onvermoeid werkzaam zal z^jn, hetzelve te regtvaardigen. 
„Steeds heb ik my beschouwd als officier des Konings, en 
„in alle omstandigheden mijnen pligt naar geweten, vol- 
„bragt. Nog onlangs heb ik den Heere Gouverneur der pro- 
„vincie Limburg, op zyne mededeeling der Proclamatie van 
„Z. K. H. den Prins van Oranje, en daartoe betrekkelyke 
„depêche verklaard, dat de daarin bedoelde kies vergadering 
„in geen geval, binnen deze muren kan worden toegelaten; 
„hebbende ik my echter; ter wegneming van allen moge- 
„lyken tw\jfel, aan Uwe Excellentie ten dien opzigte ge- 
„adresseerd. Van die zQde is het alzoo niet te duchten, 
„dat de veiligheid der vesting in de waagschaal zal wor- 
„den gesteld. Wat overigens de inwendige gesteldheid be- 
„treft, deze is Uwe Excellentie, uit vorige rapporten, ge- 
„noegzaam bekend. Dagel^ks raken de gemoederen meer 
„aan het gisten, en in geiyke mate verdubbelt onze waak- 
„zaamheid. Het z^n de pogingen der kwaadwilligen, die zoo 
„binnen als buiten, alleen wachten op het oogenblik, dat zy 
„elkander wederzQds de hand zullen kunnen bieden." 

Hoe het inderdaad binnen de vesting broeide en men plannen 
smeedde voor dit wederzijds de hand reiken, zullen wij nader 
in het volgende hoofdstuk lezen. 



115 
HOOFDSTUK XVIIL 

Het plan tot den opstand te Maastricht d.d. 18 Oct. 1830. 



Het hoofdkwartier van den opstand in de vesting. — 
Ontwikkeling van het plan. — Mislukt door de weifel- 
moedighsid van Daine. — De verdachte houding van 

DEN GOUVERNEUR De BeECKMAN. — Db MISLUKKING VAN 
DEN AANVAL VAX BUITEN. — BeLANGRUKE MEDEDEELINGEN 
VAN JaMINÉ over de MISLUKKING VAN DEN OPSTAND. 



Ten aanzien van de plannen der samenzweerders moeten 
wij weder onze toevlucht nemen tot de op blz. 39 vermelde 
Nota van het departement van Oorlog. Misschien dat Dibbets 
zelfs haar opgezonden .heeft en dat dit zou bljjken uit den 
aanbiedingsbrief, voorhanden wellicht in het archief van Maas- 
tricht; doch daar ik eerst dit archief raadpleegde en er het 
aangeboden stuk miste, heb ik niet geweten, waarover het 
handelde en uit dien hoofde van den aanbiedingsbrief niet 
voldoende notitie genomen. In verband met myne op blz. 101— 
102 voorkomende opmerkingen, is het evenzeer wel mogelyk, 
dat wat in de Nota blijkens het hieronder volgende wordt 
medegedeeld, niet volkomen juist is; maar al zou nu ook 
alles niet zoo precies z\jn, als de schr^ver bericht, aan het 
algemeen beeld van den toestand behoeft men niet te twijfelen. 

Sedert den 16^^ October dan vereenigden zich des avonds na 
6V2 uur tot 9 uur in eene bovenkamer van den kofflehuishouder 
H0EBÈBËCHT8 op het Vrythof verscheidene slechtgezinde officieren 
en eenige weinige burgers, welke door niemand dan door den 
koffiehuishouder zelven bediend mochten worden. Het was het 
zoogenaamd Hoofdkwartier van den te verwekken opstand^ waar- 
van het uitbreken bepaald was geworden op den 18^ des avonds 
ten 7V2 uur, terwtjl generaal Daine het hoofd zou zyn. Het 
ontwerp, opgemaakt met gemeen overleg van dezen en een 
aantal officieren der 14® afdeeling infanterie, van het regiment 
lichte dragonders N^. 5 en van de artillerie, bevatte in hoofdzaak 



116 

de volgende punten. In de comedie op de Breestraat, waar een 
gedeelte van het flankbataljon der 8« afdeeling infanterie geka- 
zerneerd lag, moest een hevige brand gesticht worden, ten einde 
de ons getrouwe soldaten by de kazerne te houden. Deze 
kregen dan een aanval van de dragonders, terwyi twee voor de 
hoofdwacht geplaatste stukken door kapitein La Coste zouden 
worden veimeesterd, om die mede op de 8« afdeeling te doen 
vuren. In het magazijn van den houtkooper Stevens en vöör 
diens woning lag houtwerk gereed, bestemd om tegeljjkertyd bar- 
ricades op te werpen in de Bok-, Maria- en Hondsstraten, alsmede 
langs den wal; aldus wilde men beletten het optreden van dein 
de Augustynerkazerne gehuisveste en aan het gezag geti'ouwe 
kurassiers. Hiervan lagen er mede in de Jekerstraat; eenige 
pelotons van de 14^ afdeeling moesten deze in bedwang houden. 

De verdere plannen hielden verband met gelijktydige hulp 
van buiten. Op den 16» October bevond zich daartoe te Brussel 
Pêtbüs Nypels. Hy deelde aan de leden van het Voorloopig 
Bewind Gendebien en Félix de Mérode mede, dat alles te 
Maastricht in gereedheid was om den 18»^ eene omkeering te 
bewerken, maar dat men troepen noodig had ten einde de 
vesting van de buitenzede aan de Brusselsche, Tongersche en 
Pieterspoorten te bedreigen, waarop Gendebien antwoordde: „Il 
y a longtemps que nous avons désiré que Maestricht serait 
d'accord avec la Belgique. La demande que vous nous faites, 
k regard de Tenvoi des troupes, sera accordée." Dadeiyk werden 
koeriers naar alle naby Maastricht gelegen en door Belgische 
troepen bezette plaatsen gezonden, met last zich in het dorp 
Bilsen te vereenigen en zich te stellen onder de bevelen van 'n 
DE Brouckère («). Dientengevolge waren in den ochtend van 
den 18^1 'n 8 è. 4000 man op dit slechts één uur afstands van de 
vesting gelegen punt tot achter het dorp Wolderen vereenigd, 
hetgeen men in de vesting des ochtends tusschen 9 en 10 ver- 
nam, zoodat de opperbevelhebber last gaf tot het innemen van 
de reeds op den 8» October vastgestelde alarmplaatsen. 

Binnen de vesting zouden zich, volgens het plan van den 



(a) De nota schrift K. M. I. O. Dx BRoucKiiRS. Ik ken slechts Charles (Karel??) 
en Hjehri. 



117 

opstand, naar de Tongersche poort begeven manschappen van de 
14® afdeeling; als dan de 1^ luitenant Dutilleül van het 3® bataljon 
veldartillen'e drie schoten had gedaan met een der stukken 
geschut op de kat de Ijskelder, zoo moest de Brouceère dadelyk 
voortrukken, de avance-wachten der Tongersche en Brussel- 
sche poorten bestormen, terwfll een ander gedeelte zich ter 
verontrusting op de St. Pieterspoort zou richten. De 1® luitenant 
Vbbspyck van het 3® bataljon veldartillerie, die ons inderdaad 
ontrouw is geworden, had zich belast met twee 6-ponders links 
van de Tongersche pooi^ te plaatsen, ten einde deze open te 
schieten en alzoo aan de Brougkère toegang te verschaffen. Tege- 
lykertyd zouden dragonders met eene menigte burgers de mineurs, 
twee bataljons van de 8® en het bataljon van de 13® afdeeling 
overvallen ; Kapitein Van Mons van het 3® bataljon veldartil- 
lerie had op zich genomen 's B\jks tuighuis te openen, ten einde 
de burgerij van geweren en andere blanke wapenen te voorzien. 
Voor het welslagen van dezen aanval, zoomede voor het open- 
maken der poorten deed deze kapitein, belast met het materieel 
der vesting, reeds in het begin van October, de sleutels door 
een z\jner ondergeschikte kanonniers namaken; Van Mons had 
daartoe de grootte der sleutels geteekend en afdruk in lak 
van het werk genomen. Op dezelfde w^jze zou men zich meester 
maken van de scherpe infanterie-patronen, opgeborgen in het 
kruitmagaz^n de VU f Iwppen, het bastion, dat men by de latere 
slechting der vestingwallen nog bewaard heeft, en welks naam 
herkomstig is van eene executie in 1638, toen er de hoofden 
werden tentoongesteld van gevonnisden, beschuldigd van de 
stad aan de Spanjaarden te hebben willen verraden. De kapitein 
had er mede voor gezorgd, dat by een smid dolken en andere 
schei'pe werktuigen, verder geweren en pistolen in voorraad 
lagen; tegen den dag, dat de opstand zou uitbreken, werden 
deze wapenen overgebracht naar het Hof van Tüly in de Brus- 
selsche straat. 

Toen de 18® aanbrak, voerde kapitein La Coste het bevel 
op de hoofdwacht, beschikkende daar over manschappen, die 
slechts op een teeken wachtten om te beginnen. Verder hadden 
de advocaten Jaminé en Wuestenraad, de boekverkoopers Bukt 
en Lefebvbe, zoomede de hoedenmaker Toisé 'n 62000 francs 



118 

verzameld, die nu onder de geringere volklasse verdeeld wer- 
den of moesten worden. 

Aan den avond van dezen dag waren in het zoogenaamd 
Hoofdkwartier een aantal der samenspannende officieren van 
verschillende wapenen vereenigd, waaronder ook de onder- 
intendant Du Faüre Vercoürs. Evenzoo waren in het Hof wm 
Tüly 'n 150 burgers samengeslopen met eenige militairen, 
ten einde er zich te wapenen en dan op het afgesproken teeken 
zich in drie afdeelingen te splitsen: eene tot omsingeling der 
Sociëteit voor het gevangennemen der officieren aldaar; eene 
andere om kapitein La Costk te steunen en zich meester te 
maken van hen, die aan den opstand geen deel wilden nemen ; 
eene derde om het piket aan de St Janskerk te ontwapenen. 
Nog waren er 23 andere huizen in de stad, waar ontevredenen 
samen zaten om den stryd te beginnen. Dat al die groote 
verzamelingen konden plaats vinden, zonder Dibbets' politie er 
een stokje voor stak, wekt . eenigen twyfel of het alles wel 
precies zoo gegaan is ; intusschen wist de opperbevelhebber, 
dat er samenkomsten plaats grepen. 

Nu echter het oogenblik van handelen naderde, vroegen som- 
migen op het hoofdkwartier zich af, of het wel geraden was te 
beginnen, terwijl 's Prinsen proclamatie van den 16»^ den weg 
voor eene vreedzame oplossing baande. Men had den tyd, om 
dit nog eens rypeiyk te overwegen, daar de aanvoerder van den 
te verwekken opstand, nameiyk generaal Datne, zich niet aan 
het uur der samenkomst bleek te houden. Toen het kwart voor 
zeven was geworden, ging advocaat Jamtné naar zyne woning 
om hem af te halen ; maar de generaal bleek by den post- 
meester BoNHOMME zóó zwaar gemiddagmaald te hebben, dat 
Jamiké henï zeer sterk door den drank bevangen aantrof en 
tot bescheid kreeg: „Le moment n'est pas encore lè,, que nous 
devons commencer. Attendez jusqu'è demainetjevousenverrai 
des ordres h eet égard au quartier général." —Van Daine kan 
men ongetwijfeld alles verwachten ; toch vraagt men zich af, 
of het wel waar zou zyn. 

Aan de allerwegen vergaderden en ingewyden werd dienten- 
gevolge zoo goed mogeiyk bericht, dat het plan dien 18^ niet 
zou doorgaan. De Brouceèbe kon natuurlijk de tijding niet 



119 

kragen. Den nacht wachtte h\j dus tevergeefs op het afgespro- 
ken teeken; toen deed h\j z^ne bende naar Tongeren terug- . 
gaan, waar voor hare inkwartiering werd gezorgd en h^zelf 
intrek nam in het hotel De Paauw. „Le coup a manqué'*; was 
de teleurstellende tyding, waarmede hy aan de aldaar op hem 
wachtenden het resultaat der expeditie berichtte. Van de ver- 
borgen wapenen werden den 21° October twee kisten heimel^k 
de Tongersche poort uitgevoerd; in Juni 1831 volgde eene andere 
kist, onder voorwendsel van kleederen te bevatten, die aan een 
comediant te Luik behoorden. Dit alles ging dus der vooral 
destyds zeer strenge politie voorbij; ik kan er niet meer van 
zeggen, dan dat de Nota het staaft. En ie Brussel dacht men 
waarlijk, dat de Brabandsche vlag reeds te Maastricht wapperde, 
of liever men deed alsof men het aldus moest beschouwen. 
Immers den 20° ontving baron De Beeckhan den volgenden 
brief, gericht A Monsieur Ie Chuvemeur de la Province de Limbourg 
d MaeatricM. 

Bruxelles, Ie 16 Octobre 1880. 

Monsieur Ie Gouverneur ! 

Informe par la lettre de Mr. Ie Gommissaire des Finances, 
en date du 6 octobre courant, que dans plusieurs places 
fortes, qui se sont successivement rendues indépendantes, 
il se trouve des fonds dans les caisses militaires, et qu'il 
est urgent que ces fonds soient immédiatement versés, 
soit h la banque, soit chez les agens de cette société, j*ai 
l'honneur 'de vous prier de vouloir bien donner les ordres 
nécessaires pour que cette mesure soit mise en exécution 
dans toutes les places, qui se trouvent dans la circonscrip- 
tion de votre Gouvernement. 

En m'accusant réception de cette lettre, je vous serai 
obligé de me faire connattre les dispositions, que vous 
aurez prises k ce sujet. 

Le membre du Gouvernement Proviaoire, 
Chef du Comité de la Guerre, 
16 Oct. 1880. JoLLY. 

NO. 8. 



1 



' 



120 

De gouverneur vloog volstrekt niet op bö de ontvangst van 
dit brutale stuk. H^ deelde aan Dibbets mede, dat het schreven 
hem gezonden was ... „gewis by abuis"!! waarom hyhet^als 
niet ontvangen" zou beschouwen, doch hy bood er een afschrift 
van aan „als betrekking hebbende tot militaire zaken". 

De opperbevelhebber wist overigens, wat hy van dit alles te 
denken had. Het was hem bekend, dat voorname ambtenaren 
en ofQcieren der stad ten huize van den gouverneur en elders 
vergaderden ; dat ook generaal Daine op verraad zon, betwQfelde 
hö niet meer. Goed te vertrouwen officieren en onderadjudanten 
bewaakten geregeld het hotel van den gouverneur des daags en 
des nachts; zelfs in diens woning had Dibbëts berichtgevers. 
De nederlagen van onze troepen werden in deze vergaderingen 
met warme toejuiching vernomen, en zich van tevredenheid in 
de banden wr^vende, hadden De Beeckman's gasten het gou- 
vernementshötel verlaten met hunne vreugde er over uit te 
spreken, dat ze verslagen waren en het dus goed ging, gelijk 
Dibbets' bewakers opvingen. Een trouw bezoeker was de baron 
T. J. DE BiLLEHÉ DE Valensabt, lid der Provinciale Staten. Van 
Brussel had deze de uitnoodiging ontvangen om als comman- 
dant der burgerwacht te Maastricht op te treden, wanneer het 
tot de omwenteling kwam. De Billehé had het stuk den gou- 
verneur ter hand gesteld, maar deze gaf hiervan — „gewis 
by abuis"? — gemt kennis aan den opperbevelhebber. Zoo 
broedde het verraad tot op de hoogste sporten van de Maas* 
trichtsche burger^. 

Over de oorzaak der mislukking des opstands d.d. 18 October 
1880 kreeg Dibbets in 1838 eene mededeeling, waaraan h^ 
weliswaar alle waarde ontzeide, doch die niettemin het feit 
van het bestaan der plannen bevestigt. Een van onze spionnen 
uit den omtrek, zekere Hekbabd, vernam nameiyk dest^ds van 
een Belgischen douanier, dat de mislukking van het plan der 
muiters om in October 1880 de vesting te vermeesteren, alleen 
toe te schryven was geweest aan de reeds tot Laf eld genaderde 
bende van De Brouckèbe, wiens troep dermate in dronkenschap 
verkeerde, dat aan het vooi*tzetten der expeditie niet te denken 
viel. Volgens dat verhaal was zulks te meer te betreuren, om- 
dat juist op den afgesproken dag het Maastrichtsche fort Si. 



121 

Pieier door een Belgischgezind officier werd gecommandeerd, 
die by het uitbreken van den opstand steun beloofd had. 

Henbard vertelde deze en andere b^ zonderheden over aan z^n 
chef in dezen spionnendienst, den gepensionneerden Belgischen 
kolonel RottssbS; die té Eupen in Pruisen op onze grenzen 
woonde en Dibbets mede van den gang der zaken in de latere 
jaren van den Belgischen str^d placht op de hoogte te houden. 
BoTTisHS deelde' den opperbevelhebber by schreven d.d. 4 April 
1888 het gehoorde mede, onder byvoeging, dat Henrabd zelf te 
Maastricht zou komen voor het verteUen van meer by zonder- 
heden. Maar Dibbets, niet byzonder op zyne betrekkingen met 
BoTTiEBS en de door dezen bezoldigden gesteld, antwoordde den 
12^ d. a. V. : „Par rapport a votre lettre du i^^^^ Mr. H. n'a rien 
pu me communiquer que ce qui est dejè, généralement connu. 
Gependant il est sür que l'entreprise pour se rendre maltre de 
Maestricht, n'a pas failli par Tivrognerie, mais par TefiTet des 
dispositions tres energiques, prises de longue main, qui seraient 
exécutées de tout point. C'est donc la peur, è. bien dire, qui 
leur a lié les mains." 

Er is bovendien een ander belangryk licht over deze gebeurte- 
nissen opgegaan. Wy hebben kunnen lezen, dat, volgens de 
Nota, generaal Daine in het plan tot opstand was betrokken; 
dat hy er op het oogenblik der beslissing van afzag en dat er 
verdeeldheid in het z.g. Hoofdkwartier van den opstand was 
ontstaan tengevolge der proclamatie des prinsen van Oranje. 
Deze mededeelingen zyn van eene volkomen betrouwbare zyde 
bevestigd geworden. Toen nameiyk in 1881 de Conferentie der 
Mogendheden te Londen aan Nederland en België de XXIV 
Artikelen wilde opdringen, werd deze aangelegenheid in de 
Belgische Vertegenwoordiging, op verlangen van het Ministerie, 
met gesloten deuren behandeld. De Begeerïng achtte het tevens 
in het belang des lands, dat het voorstel der Conferentie zou 
worden aangenomen, hetgeen echter een ernstig verzet by vele 
leden uitlokte, inzonderheid van de Limburgsche afgevaardigden, 
omdat dan de tegenwoordige Nederlandsche provincie Limburg 
voor België verloren zou gaan. In weerwil van het geheime 
der zittingen, werden vele der redevoeringen, waaronder heel 
wat bombast, nog in diezelfde dagen door de bladen gepubli- 



122 

ceerd, en zoo ook die gehouden op den 21^ October door een 
der hoofdleiders van den Maastrichtschen ontwerp-opstand van 
18 October 1880, advocaat Jaminé. „De heer Jaminé'', leest men 
o. a. in de Opregte Haarlemsche Courant van 1 November 1881 , 
„heeft tegen de vredea-artikelen gesproken, en, zoo men zegt, 
de vergadering tot tranen geroerd, zoo dat de heeren Lebeau 
en Lehon hem de hand z\jn gaan drukken, met verzoek, om 
zgne woonplaats bjj hen te vestigen." In die redevoering weer- 
legde Jaminé het aan de Maastrichtenaren gedaan verwet, dat 
het verlies van Limburg de schuld was van de laksheid der 
Maastrichtenaren zelven, doch wat hy ten dezen aanzien zeide, 
vindt men in al de Belgische bladen verzwegen, wel te ver- 
staan op deze w^ze: 

(JJü de gedrukte rede). „Mais Maestricht! Les deputésqui 
„pla<;aient jadis nos droits è, Tindépendance dans la part 
„plus OU moins grande que nou& avions prise è, Tinsurrection, 
„récusaient Maestricht; il est temps de parier; oui je l'es- 
„père, les murs n'auront pas d'oreilles; on a voulu Ie 
„comité secret, je m'en saisis 



„Toute résistance devenue inutile, la jeunesse abandonna 
„ses foyers pour venir gi*ossir vos bataillons (vervolg van 



4e rede.) 



Op deze plaats der door de bladen gepubliceerde redevoering 
staan dus stippels, geiyk men zich o. a. kan overtuigen by de 
Brusselsche Émancipation van 81 October 1881, 2® bladzyde, 
o. a. aanwezig op de Koninkl^ke bibliotheek te 's-Gravenhage. 

Die stippels gaven dest^ds tot allerlei gissingen te Maastricht 
aanleiding ; velen waren van meening, dat Jaminé het zooge- 
naamd Comité Secret te Brussel verweten had van niet de gelden 
te hebben verstrekt, die d.d. 7 October 1880 Wuestenraad, 
biykens het op blz. 101 medegedeelde had gevraagd voor het 
bewerken van den opstand, en dat hy alzoo op deze commissie 
de schuld had teruggeworpen, dat Limburg verloren ging. 
Hierin werd een paar jaren later door de volgende eigenaardige 
omstandigheid licht ontstoken. 



123 

In den avond van den 16^ Mei 1833, na het sluiten der 
poorten; vernam de commandant van fort St. Pieter, kapitein 
HoEKSEMA; dat in de nab^z^nde buitenherberg, het nog zoo 
vriendeiyk gelegen Slavante, zich ophielden de in Tongeren 
woonachtige Belgische heeren : Verstraeten, arrondissements- 
inspecteur der belastingen; Nypels, rechter; Ruys, substituut- 
procureur; NiEBSTEAsz, gnffler; en Jaminé. De kapitein deed ze 
dadeiyk oppakken en naai* het fort voeren. 

Den 22° Juli 1903 bracht ik een bezoek b^ den burgemeester 
van Tongeren, den heer Meuers, gehuyrd met eene dochter 
van den heer Jaminé. De burgemeester v^as uitstedig, doch ik 
had het genoegen met groote voorkomendheid ontvangen te 
worden door den zoon, advocaat te Luik. ZËd. begon zelf over 
die gevangenschap, waaromtrent hy erkende, dat de heeren 
onvoorzichtig waren geweest en goed behandeld waren geworden. 

Op het bericht der arrestatie had de opperbevelhebber aan- 
vankel^'k het plan gevormd om ze, in afwachting van bevelen 
uit 's-Gravenhage, gevangen te houden ; doch daaitegen viel in 
te brengen, dat dan zeer zeker represailles zouden genomen 
worden, ten aanzien van enkele nog met verlof afwezige ofb- 
eieren der bezetting en van ambtenaren, die om de eene of 
andere reden zich kortstondig in de omstreken moesten op 
houden. Vandaar dat Dibbets er eerst nog eens de te Maas- 
tricht aanwezige generaals en den auditeur-militair over hoorde, 
ten gevolge waarvan werd besloten, rapporteerde Dibbets den 
volgenden dag, dus 17 Mei 1833, aan Oorlog: „dat, aangezien 
Slavante buiten een rayon van 1100 ellen gelegen is, en bo- 
vendien geene bewezen bestaan, dat z\j met kwade oogmerken 
aldaar ztjn gekomen, hen in vr^heid te doen stellen". 

Terwyl nu deze beslissing hangende was, wist Dibbets' voor- 
treffeiyk politiehoofd, kapitein Hennequin, den heer Jaminé over 
te halen, om ten aanzien van het niet gepubliceerde in diens 
redevoering van 1831 op schrift te brengen de* volgende: 

„EXPLICATION 

„donnée par Mr. Jaminé concernant la lacune laissée dans 
„son discours, prononcé par lui dans la séance du Comité 
„Secret de la Chambre des représentans du 27 Octobre 1881. 



124 

rtNota. Répéter littéralement, ce qui a été dit k la tribune 
„est impossibl6; pai'oe que les trois quarts de ce discours 
„ont été improvisés; mais en voici la substance et même 
^les tours des phrases. 

Je m'en saisis. 

„La plupart des habitans avaient salué la révolution de 
„leurs acclamations; ceux-lè, auraient agi. Que leur manqalt- 
„il? L^ aussi il y avait du courage et des armes. Mais un 
„chef militaire était en rélation avec Ie Gouvernement Pro- 
„visoire; mais ce chef faisait assez entendre a ceux, qui 
„n'attendaient peut-être qu'une étincelle pour se décider, 
„que Thonneur en revenaitauxmilitaii'es. L'honneurlC'était 
„è. cinquante mille florins, une pension, un brevet qu'il 
„avait évalué son patriotisme. L'honneur! Entendez vous? 
„Il demandait de l'argent. Le Gouvernement Provisoire fit 
„des promesseS; h ce qu'il parait; faute de mieux; le Chef 
„allait se contenter. 

„Mais le jour même oü le plan düt recevoir son exécution, 
„arriva la fameuse proclamation du Prince d'Orange. Les 
„conjurés militaires se réunirent et certains d'entre eux, 
„qui alors flrent Torateur pour montrer la révolution comme 
„terminée, qui s'écrièrent de toutes leurs forces, pas de 
„sang d repandre, le Prince est d la tête du mouvement^ ceux- 
„lè vous les voyez aujourd'hui se pavaner en grosses épau- 
„lêttes sur les marches du tröne. Ne me force pas de nom- 
„mer. Tout fut bientöt connu, le chef partit. Le général 
„Dtbbets eut le tact de licencier par pelotons de dix, de vingt 
„hommes la garnison beige. Les bourgeois furent désarmés 
„et Ton oserait nous faire des reproches. 

„Toute résistance .... 

Niet zonder eenige zelfvoldoening zal de opperbevelhebber 
deze Eocplication naar 's-Gravenhagè gezonden hebben, geiyk hy 
deed by brief d.d. 23 Mei 1883. "^ 



125 
HOOFDSTUK XIX. 

De houding ran den gouTemeur De Beeckman< 



MbDEDESLINGSN van BABON De Bn.LEH£. — OoBDEEIi VAN 6BNE- 
EAAL DiBBETS. — OnTSLAG EN VERTEEK VAN DEN GOÜVEENEUR. 
— DiBBETS' WEIGERING OM HEM DE VESTING WEDER BINNEN 
TE LATEN. 



Over het gehee] genomen; zal de lezing van een geschiedver- 
haal het aangenaamste z^jn, wanneer de schr^ver het hoogste 
woord biyft houden; maar er kunnen zich omstandigheden 
voordoen, waar het nuttig voorkomt letterlijk mede te deelen 
op welke wtJze de personen zelven zich over de ontvangen in- 
drukken hebben uitgelaten; dit is o. a. soms wenschel^k waar 
het loopt over hunne beoordeelingen, speciaal veroordeelingen, 
van anderen. Uit dien hoofde geef ik hier enkele stukken van 
DiBBETS terug, die belangr^k zyn, eensdeels omdat ze ons nauw- 
gezetter doen kennen de afkeurenswaardige houding van den 
gouverneur, waardoor de taak des opperbevelhebbers zoozeer 
verzwaard is geworden, anderdeels doordien z^ nader licht 
werpen op de dreigende dagen van October 1830. 

In 1881 ontzeide de opperbevelhebber de toelating tot de 
vesting aan den baron T. J. de Billehé de Valensabt, een 
vriend van den gouverneur. In 1838 werd dit verbod opgeheven, 
waarvoor De Billehé generaal Dibbets kwam dank zeggen. Het 
gesprek, dat zich dientengevolge ontspon, maakte het onderwerp 
uit van een rapport aan Oorlog d.d. 2 Februari 1888, hetwelk 
aldus luidt: 

„De baron De Billehé, inwoner dezer stad, lid der Pro- 
„vlnciale Staten, tot de ultramontaansche party behoorende, 
„was van den aanvang, dat de gewezen gouverneur baron 
„De Beeckhan alhier is gekomen, met hem op een bijzonder 
„vertrouweltjken voet, als ztjnde dezelfde grondbeginselen 
„toegedaan, en bestonden er ook wel redenen, een wakend 
„oog op hem te houden. 



'- »; 



126 

„In het begin der onlusten begaf hij zich dagel^ks des 
„avonds met zgnen schoonzoon Vilain XIV by den (ïou- 
„verneur, alwaar de procureur-crimineel Cruts, Rüys, Du 
„Faure en anderen zich bevonden; het Gk)uvemementshuls 
„werd destydS; zoo binnen als buiten, van naby gadegesla- 
„gen, en zelfs of&cieren en onderadjudanten, als schild- 
„wachten aldaar geplaatst; dezen hebben Vtlain XIV aan 
„den baron De Bjllehé, z\jnen schoonvader, by het uitgaan 
„hooren zeggen, zich daarby in de handen wrijvende: cela 
„va bim^ Ü8 ont été baitus. 

„De meer en meer toenemende strenge maatregelen, en 
„de weinige hoop op de overgave der vesting, geboden bun 
„voorzigtiger te zQn en zich van alle opvallende deelneming 
„te onthouden; terwyi met het vertrek van den Gouverneur, 
„ook de aanleiding gevende oorzaak doende ophouden, nader 
„niets meer van den heer De Billehé bespeurd werd. 

„In de maand Juli 1831, vroeg de heer De Billbhé ver- 
„gunning, om zich, gedurende veertien dagen, te begeven 
„naar het buitengoed Leutk, aan z\jnen schoonzoon toebe- 
„hoerende; opmerkzaam is het, dat juist in dit tydvak, de 
„kiesvergadering te Tongeren is gehouden; dat alstoen de 
„komst van Leopold te Luik plaats had, en hy, Billehé, 
„zich gelijktijdig aldaar bevond; dit alles in verband gebragt 
„met ztjne vertraagde terugkomst, eerst in het einde van 
„Aug74stit8f zeker met voornemen den uitslag des Tien daag- 
„schen veldtogts af te wachten, gaf voldoende reden, hem 
„niet meer in de stad toe te laten. 

„Sedert dien heeft hy en z^ne familie zich te Beekf twee 
„uren van hier, opgehouden, met niets bemoeid, en stil ge- 
„dragen; daarb\) onderrigt z^nde, dat hy, aan zijnen schoon- 
„zoon Vilain XIV had geweigerd bij hem te logeren, om geen 
„achterdocht te geven, gaf m\j dit aanleiding, aan zyn ver- 
„zoek, om weder binnen de stad te komen, gehoor te geven. 

„De heer De Billbhé, by mij komende, om deszelfs dank 
„te betuigen, was zyn eerste woord iQ^nércU, je suis indigne- 
„ment trahi, vous êtes instruü d*une certaine lettre; waarop 
„ik zeide, alles is met verraad begonnen, en blijven de 
„middelen daartoe gebezigd, ook niet verborgen. 



127 

„J)e ten deze, slechts voor weinige weken geleden, door 
Mm|j ontvangene mededeeling, komt, in substantie, hierop 
j^neder. 

„In het laatst van October 1830, ontving de heer De 
„BiLLEHÉ eenen naamloozen brief uit Brussel, in een zeer 
„hevigen en opgewonden styi geschreven, waarb^' hem 
„gevraagd werd, of hy zich wel, by eene eventuele over- 
„rompeling der vesting, of inneriyken opstand; met het 
„kommando der burgerwacht wilde belasten, en dat men 
„hieromtrent z^ne intentie zoude te gemoet zien. 

„De baron De Billehé heeft my bekend dezen brief 
„werkeiyk te hebben ontvangen, maar niet den schr^ver 
„te kennen, geiyk men my onderrigt had; doch zich met 
„zoodanig voorstel, als str^dig met z^ne denkwijze, niet 
„te hebben willen inlaten. 

„Toen ik hem de gevolgen deed inzien, van dergeiyk 
„stuk onder zich gehouden, en niet dadeiyk aan my bekend 
„te hebben gemaakt, verklaarde hy, daarvan niet alleen 
„onmiddeiyk aan den Gouverneur opening te hebben ge- 
„geven, maar dat bedoelde brief twee k drie dagen onder 
„zyne berusting was gebleven. 

„Ik bragt den heer De Billehé onder het oog, dat de 
„baron De Beegkman geen opregt dienaar des Konings was, 
„en hy als dageiyks omgang met den Gouverneur hebbende, 
„daarvan niet onbewust kunnende zyn, het te meer als 
„een pligt moest hebben beschouwd, my, vooral in die 
„oogenblikken, dadeiyk daarvan kennis te geven. 

„De heer De BillehÉ; verschoonde zich met te zeggen^ 
„in het denkbeeld te zyn geweest, dat die mededeeling, 
„door den Gouverneur aan my was geschied; voorts, dat 
„zoodanig achterhouden onbegrypeiyk voorkwam, en hem 
„'s mans inborst, als het ware, nu meer klaar openlag. 

„Het gedrag in deze, door den baron De Beeckhan ge- 
„houden, bevestigt op nieuw, dat zyne bedoelingen, van den 
„aanvang der onlusten; nimmer zuiver zyn geweest, en 
„te regt, als by zonder verdacht werden beschouwd; ook is, 
„sedert zyne verwydering; alles van gedaante veranderd." 



128 

Sedert zfjne venoif dering : de gouverneur had nameiyk reeds 
in December 1830 een verzoek om verlof naar 's-Gravenhage 
gedaan, dat meer bepaald de strekking had, om zich over de 
handelingen des opperbevelhebbers te kunnen beklagen. De 
omsingeling der vesting door de muiters maakte echter destijds 
het reizen gevaarlijk; zoodat pas in het eerste kwartaal 1881 
van de verwezenlijking van het plan quaestie kon zyn. Dibbets 
steunde toen by Oorlog des gouverneurs verlangen tot heengaan, 
doch drong er tevens op aan, hem niet meer te laten terug- 
komen. Ter nadere motiveering hiervan schreef de opperbevel- 
hebber d.d. 24 Februari 1831 het volgend rapport aan prins 
Fredebik: 

^Indien ik in m^'ne aan het Departement van Oorlog 
„ingezonden rapporten, opvolgend in het detail mtjner 
„werkkring ben getreden, scheen het mij ondoelmatig, in 
„dezelfde behandeling personen en zaken te doen voor- 
tkomen. Ongaai'ne roer ik een punt aan, welks gevolg- 
„trekking voor sommige familien noodlottig zoude kunnen 
„worden ; nogthans gebiedt het hoog vertrouwen door Z. M. 
„den Koning aan mij geschonken, om in deze der waarheid 
„hulde te . doen, en de zaken, onder hare ware Icleuren 
„daar te stellen. 

„Deze pljgtsbetrachting op den voorgrond stellende, z^j 
„het my veroorloofd U. K. H. met de door my gemaakte 
„aanmerkingen bekend te maken. 

„Eeeds in de geboorte der onlusten, bespeurde men b^j 
„eenige Hoofdambtenaren, eene zekere neiging tot den 
„aangroey enden staat van zaken; onder openlijke betuiging 
„van verkleefdheid aan den Koning, liet men het zich 
„welgevallen, in het geheim, de oorzaak van den opstand 
„aan Zijner Majesteits Gouvernement te wijten en daarin 
„een regtvaardig beginsel te erkennen. 

„Met de meer en meer klimmende zon der rebellie, rezen 
„ook hare acüen by derzelver voorstanders hier ter stede, 
„totdat eindeiyk de onderneming op Brussel; hen tot eene 
„meer dadelijke deelneming scheen te roepen^ en de Procla- 
„matie van Z. K. H. den Prins van Oranje, van den 



129 

„16° October, hen tot een geheel afschudden van verplig- 
„ting en verbindtenis aan het Oud- Vaderland en den Koning 
„scheen te magtigen. 

„Van dat oogenblik af, vonden geheime bijeenkomsten 
„plaats, waarvan verscheiden hooge ambtenaren deel maak- 
„ten, of daarmede in verbinding stonden. Onder dezen telde 
„men den procureur-crimineel ObutS; die later, evenals de 
„heer Wynand Mockbl Junior, advocaat van de administratie 
„der belastingen, door het aanvaarden van posten by het 
„Geregtshof van Luik, den mantel geheel afwierp; den 
„inspecteur der registratie Soester, die b)j alle gelegen- 
„heden de Belgen voorstond, en hun oorlogskreet billijkte ; 
„den heer Buys, administrateur van 's Ktjks schatkist, einde- 
„l\)k, de weldaden aan hem en aan zijne familie, door den 
„Koning bewezen, vergetende, stond door z\jne houding 
„en woorden, den oproer der Belgen niet minder dan de 
„anderen voor. 

„Het door den Heer Staatsraad Gouverneur gehouden 
„gedrag moet ik opregt bekennen, mij steeds dubbelzinnig 
„voorgekomen te z)jn. In de zuidel^ke provinciën geboren, 
„was z^ne positie, in de laatste t^den, moe)jeli)k ; in deze 
„hoedanigheid, en als bezitter van veel grondeigendommen 
„in België, kon h\j met die kracht niet handelen, welke 
„eene tJverige pligtvervulling vordert. Gedurig gaf hy te 
„kennen personeel aan Zjjne Majesteit gehecht te zijn; de 
„akten van het Gouvernement daarentegen werden grooten- 
„deels door hem gemisbilljjkt; in de behandeling van zaken 
„bemerkte men eene groote angstvalligheid, z\j droegen 
„steeds de kenmerken van eene gedwongen medewerking, 
„terwyi zijne geheime raadplegingen met en dageiyksche 
„receptie van de navermelde personen als: 

„Daine; 

„onder-intendant Dü Paüre Vercoürs; 

n majoor Mertens; 

„ritmeester 0'Sullivan; 

„procureur-crimineel Crüts ; 

„lid der Gedept. Staten Julliot; 

„adm. van 'sBtJks schatkist A. Kuts; 

9 



130 

„en anderen de revolutie toegedaan, z^n staatkundig gevoelen, 
„by my in groote verdenking hebben gebragt. 

„Zekere Misson en Van de We yer waren zijne vertrouwde 
„secretarissen ; reeds eenige dagen voortvlugtig, en daar- 
„door met grond verdacht, hield de heer Gouverneur 
,,het echter daarvoor, dat z|j den Koning opregt waren 
„ toegedaan. 

„Uit dien hoofde zoude het, mijns erachtens, ongeraden 
„zjjn, wanneer eenmaal de Provinciale Administratie, tot 
„den algemeenen kiing harer werkzaamheden werd terug- 
„gebragt, derzelver leiding aan ZHEdG. te blijven opgedra- 
„gen ; voor het overige vermeent men, dat h^ aan z^ne 
„eer en pligt niet te kort heeft gedaan, en in de Belgische 
„beroeringen het uiterste heeft gedaan om de Dynastie aan 
„het hoofd der Regering te behouden, en Z. K. H. den 
„Prins van Oranje op den troon van België te plaatsen." 

Van het door den gouverneur aangevraagd verlof kwam 
echter niets, maar den 5» Mei 1831 legde hy zjjne betrekking 
neder en vei-trok dadeiyk naar Aken met een buitenlandsch 
paspoort voor Amsterdam, Kassei en Bordeaux. B\j schreven 
van den 20» September d. a. v. verzocht hU Dibbets om met 
zyne familie Maastricht te mogen bezoeken, hetgeen den vol- 
genden dag tot onderstaand afw^zend antwoord leidde: 

Monsieur Ie Baron ! 

Je ne m'attendais pas è la demande, que me communiqué 
votre lettre d'hier, vous ayant fait pressentir que la posi- 
tion, dans laquelle vous vous êtes trouvée, fait naltre des 
obstacles h votre rentree dans cette viUe. Cependant celle 
de Madame De Beegkman, de Mademoiselle Boüchelst, et 
des personnes désignées pour Ie service, ne souffrira 
aucune difflculté. 

J'ai rhonneur d'être, Mr. Ie Baron, 

Votre tree humble et obéieeant Sermteur 

DmBETS. 



131 

's Oouverneurs zeer nederige en gehoorzame dienaar zette in 
zyne depdche aan Oorlog d.d. 20 September 1831 uiteen, waarom 
het verzoek werd geweigerd; wy lezen daarin nameiyk: 

„Heden morgen is m)j het verzoek gedaan, om toelating 
„in de vesting, voor den heer baron De Beeckman, z^ne 
„echtgenoote, de bj) hen wonende jufvrouw Boüchelbt en 
„verdere dienstboden. 

„Het gedrag van den gewezen Gouverneur, tijdens z^n 
„verblijf alhier, doch vooral de hoogst laakbare algemeen 
„bekende gevoelens, welke h|j te Aken ten opzigte der 
„Nederlandsche zaak, zich veroorlooft te uiten, hebben 
„verpligt het verzoek, voor zooveel hem betreft, af te 
„wyzen; daarentegen is aan Mevrouw De Beeckman, 
„Mejufvrouw Bouchelet en kamenier, de terugkeer alhier 
„vergund; omtrent de mannelijke dienstboden, waai'onder 
„de koetsier voornamelijk verdacht is, heb ik nadere inlich- 
„tingen verlangd." 



HOOFDSTUK XX. 

De verw^dering van generaal Dalne: 20 October 1830. 



De generaals Evbrts en Daine overgeplaatst. — Vervanging 
VAN Daine door generaal Van Boecop. — Daine's ongb- 

NSGENHBID OM ZUNE BESTEMMING TE VOLGEN. — ZuNE VER- 
DAOHTB HOUDING.. — ZiJN VERTREK. 



Geliyk de lezer zich uit blz. 94 hennneren zal, had Dibbets 
den 6^ October vernomen, dat generaal Van Boecop den vol- 
genden dag met z^ne troepen te Maastricht zou z^n en was 
dit door hem dadelQk aan prins Fredbrik gerapporteerd. Biy- 
kens het slot der onder N®. 154 der Bijlagen wedergegeven 
missive^ achtte Dibbets het gewicht der gesloten capitulatie 



132 

van dien aard, dat Van Bobcop zich naar 's-Gravenhage zou 
begeven „ten einde al het voorgevallene omstandig aan Z^jne 
Majesteit te rapporteren". Aldus geschiedde inderdaad. De 
gewezen Luiksche bevelhebber werd in de hofstad gunstig ont- 
vangen en onderscheiden met de Militaire Willemsorde 3® Klasse. 
Bovendien zond de Kegeering hem naar Maastricht terug; hij 
kwam er den 16"^ October aan *'*, voorzien van geld voor het 
garnizoen, waaraan dringend behoefte was, en van eene hoogst 
belangi*\jke depêche van Oorlog aan Dibbbts, gedagteekend 11 
October. Het stuk was van den volgenden inhoud: 

„Ik heb de eer UHgEdG. te informeren, dat de Koning, 
,,het noodzakelijk oordeelende, dat er in de Noordeiyke 
„provinciën, eenige generaals aanwezig z\jn, voor de uit- 
„ voering van verschillende militaire maatregelen en wape- 
„ningen, bt| dispositie van den 11^ dezer N**. 101, my 
„gemagtigd heeft, om de Heeren generaal-majoors Daine 
„en EvERTS tot het bedoeld einde op te ontbieden. Dien ten- 
„gevolge noodig ik UHgEdG. uit genoemde generaal-majoors 
„te gelasten, om zich te begeven, de eerste naar ütrechi, 
„ten einde aldaar ter beschikking van het departement 
„van Oorlog te verbiyven, en de tweede naar QYoningen, 
„om aldaar het kommandement der provincie van dien 
„naam op zich te nemen. Genoemde generaals zullen bij 
„hunne komst op de plaatsen hunner bestemming, mij 
„daarvan behooren kennis te geven.. Wyders heb ik ter 
„verdere uitvoering van Z\jner Majesteits voorschreven be- 
„ schikking, op heden, den generaal-majoor Vak Boeoop 
„gelast om zich te begeven naar Maastricht, en zich aldaar 
„ter dispositie van UHgËdGestr. te stellen, zullende tevens 
„aan dien Generaal, provisioneel het kommandement der 
„provincie Limburg kunnen worden opgedrEigen. Ten slotte 
„heb ik nog de eer UHgËdGestr. te informeren, dat ge- 
„noemde Generaal-Majoor overbrenger is, eener somma van 
„/* 70.000, welke door hem, by z^ne komst te Maastricht 
„zal worden overgestort, hjj zoodanig ambtenaar van 's Byks 
„schatkist, als daartoe door UHgEdG. zal worden aange- 
„wezen." 



133 

Generaal Evebts behoefde zich deze beschikking vermoedeiyk 
niet aan te trekken; h|j kreeg z\jn vroeger commando terug; 
doch voor Daine was zj) eene hinderlijke vei*wy dering van 
het oorlogstooneel, te meer daar h\j nu door Van Bobcop werd 
vervangen. Ook de woorden der mededeeling gaven te denken; 
terw^l toch Evbrts aanstonds een bepaalde werkkring werd 
aangewezen, luidde het voor Daine, dat hy te Utrecht nadere 
bevelen moest afwachten. Tot de grieven der Zuid-Nederlanders 
behoorde, dat niet slechts de gewichtigste betrekkingen hun 
onthouden werden, maar dat ook „Ie siège de tous les grands 
établissements*' in het eigenlijke Holland gevestigd was. Nothoüb, 
die zich o. a. tot orgaan dezer grieven heeft gemaakt, noemt 
het Hoog Müüair Oerechtehofy waarmede Utrecht werd begiftigd, 
als éen dier inrichtingen *'". Het kan z^n, wat vermoed is ge- 
worden, dat Daine in de aanw^zing van zjjne nieuwe stand- 
plaats eene poging heeft gezien om hem met een zoet lijntje 
voor dien hoogen militairen rechter te brengen; zeker is het, 
dat h\j, op het bericht der overplaatsing, zich tegenover den 
opperbevelhebber ten zeerste verstoord toonde, bewerende te 
Maasüicht betere diensten dan te Utrecht te kunnen bewezen 
en aanstonds zyn voornemen te kennen gevende tot eene reis 
naar Anhverpen, waar, naar w\j weten, de prins van Oranje 
met het hoogste gezag was bekleed; hy zou dan trachten ver- 
andering in de genomen beslissing by dezen te bewerken "'. 

Niettegenstaande de opperbevelhebber generaal Van Boegop 
den 17^ had aangeschreven: „om in afwachting van nadere 
beschikkingen, al dadeiyk het archief van het provinciaal kom- 
mandement van Limburg van voornoemden Generaal over te 
nemen", maakte Daine geene aanstalten tot veiirek. Wy weten 
uit de vorige hoofdstukken hoe juist in deze dagen binnen de 
vesting de geest des opstands vaardig was geworden en dat 
Daine voor den militairen leider er van was aangewezen* 
DiBBBTS ook geenerlei vertrouwen meer in hem stellende, drong 
Daine tot vertrek. Het antwoord luidde, dat hy door geldgebrek 
nog niet kon heengaan. Toegevende aan 's mans ernstige 
verzoeken, stelde de opperbevelhebber ter zjjner beschikking 
flOO, de mtrée de campagne, die verondersteld werd eerlang 
de troepen in het algemeen zouden ontvangen, en die voor een 



184 

generaal-majoor deze som bedroeg. Dat is dus heel wat anders, 
dan de Nota, blijkens blz. 102, omtrent geldverstrekking door 
DiBBETS mededeelt. 

In den vroegen ochtend van den 19° had Daine buiten de 
Oude Wyckerpoort eene geheime samenkomst met den Maas- 
trichtschen uitgeweken advocaat A. Bosch, die korten tyd daarna 
door het Voorloopig Bewind te Brussel benoemd werd tot griffier 
by het Hoog Militair Gerechtshof aldaar ^'^. Denzelfden ochtend 
tot 9 uur bracht hy door in het hoofdkwartier van Hoebebechts 
in het gezelschap van met tot opstand genegen officieren; hy 
nam daar van hen afscheid, zoo althans de ongeteekende Nota ten 
aanzien van deze mededeelingen juist is. Van 9 uur 's avonds 
tot half twee soupeerde Daine met *n twaalftal burgers en 
officieren van het regiment lichte dragonders N^ 5 bfj den 
herbergier Woutebs; toen werd hQ naar huis geleid door de 
ritmeesters 0'Sullivan en Mobsl, zoomede door een derde, dien 
men gehouden heeft voor den niet in de stad toegelaten, doch 
heimeiyk teruggekeerden Henbi Bosch: Aan hen werden bg deze 
gelegenheid door Daine eenige papieren vertoond, die, naar 
men heeft geloofd, de bevorderingsbesluiten waren van eenige 
officieren van het garnizoen, indien z^j naar het Belgische 
leger wilden overloopen. Op den 2(P October des morgens ten 
7 ure had, nu ten huize van Daine zelf, weder eene samen- 
komst plaats met de ritmeesters 0*Sullivan 'en Mobel, en den 
1° luitenant Pbins, allen van het regiment lichte dragonders N**. B, 
verder met den onder-intendant Dufaube Vebcoubs en den 
administrateur van *s R^ks schatkist Buts. In hoever de 
Nota hier juist is, valt niet te bevestigen; wèl dat in dien 
zelfden morgen van den 20^ de opperbevelhebber had besloten 
er een eind aan te maken en uit dien hoofde andermaal steUlg 
Daine deed afvragen, of hy al dan niet gezind was de bevelen 
,van het departement van Oorlog op te volgen. Toen eerst, dus 
op den 20» October ten elf ure, verliet hy Maastricht "»: „na- 
dat"', leest men in de Nota, „hy in den nacht van z^n vertrek 
nog een der klubs had bUgewoond, waarin wel de beraadslaging 
tot een dadel^ken aanval op het tap^t kwam, doch de zamen- 
gezworenen, onderrigt, dat de politie op het punt was hen te 
betrappen, sprongen uiteen, en het kwam tot geen uitbarsten.'* 



136 

Tenzelfden dage verscheen de dagorder, houdende de vervanging 
van Dainb door Van Boboop als provinciale commandant"*. 

De stad verlaten hebbende, of misschien nog in de vesting, 
diende generaal Daine een vei'zoek om eervol ontslag by den 
Koning in; daar nog niets positiefs tegen hem te zeggen viel, 
werd het bö besluit van 7 November gegeven. Met z^jn vertrek 
ging eene aanzienl\jke kracht voor de Maastrichtsche omwen- 
telingsgezinden verloren ; eene zekere neerslachtigheid was 
hierdoor b\j hen ontstaan, groot genoeg, dat het voor Dibbets' 
politie niet onopgemerkt bleef. 



HOOFDSTUK XXI. 

De ultbreldJng van den opstand In de provincie LI mbnrg: 

38—30 Oetober 1880. 



DiBBBTS' VBEKBNNINGEN. — Db ONMIDDBLLIJKB 0M6BVIN6 VAN' DB 
VESTING IN OPSTAND. — VaLEENBERG EN GuLPBN. — BrBB 

EN Beckheih. — De ingenieurs Sbrmoisb en Gonrad. — 
Doorbraax: bu Nberobterbn d.d. 27 op 28 0ct. — Maas- 
EYCK, Eindhoven, Helmond, Weert. — Dibbets dringt 
OP versterking aan. 



Was nu ook de buitenaanval van den 18° Oetober niet door- 
gegaan, Luiksche benden, waaronder vele Maastrichtsche uitge- 
wekenen, kwamen in toenemende mate dreigend tegen de 
vesting op. Weliswaar liep zy daardoor niet rechtstreeks gevaar, 
maar de geest van verzet in de stad werd er door geprikkeld, 
hetgeen ten zeerste werkte op de ontrouw der bezetting "". 

De beweging in de provincie ten gunste van den opstand 
kreeg gedurende den loop dezer dagen ook een toenemend ern- 
stig aanzien. De opperbevelhebber miste wel genoegzame macht 
om haar tegen te gaan, dringend noodig was het intusschen, 
dat de v^and zich niet in de onmiddell^ke omgeving der stad 
vastzette. Vandaar aanhoudende, door hem bevolen verkenningen, 



136 

die geen ander doel hadden, dan om door het dagel^ksch ver- 
schenen onzer militaire macht op het platteland, het nestelen 
van den v^and zooveel doeniyk te voorkomen ; dan werden de 
gemeenten verplicht hare op de torens geheschen Brahandsche 
vlaggen neer te halen en althans voor het oogenblik het 
Nederlandsch gezag weder te aanvaarden. Zulk eene verkenning 
op den 23° October bracht aan het licht; dat alle de om Maas- 
tiicht gelegen dorpen de opstandsvlag hadden uitgestoken, zelfs 
het niet verder dan een half uur noordoostwaarts gelegen dorp 
Amby^'^\ Den 25» rapporteerde majoor Pelerin, dat aangezien 
allerwegen het platteland zich by de omwenteling aansloot, het 
noodzakelijk voorkwam de verspreid liggende kleine detache- 
menten marechaussee naai* de vesting te doen komen, wilde 
men geen gevaar loopen om ze allen te verliezen. Valkenbergy 
9 K.M. ten oosten van de vesting, en de geheele omtrek op den 
weg naar het Akensche hadden zich aan Belgische zyde gevoegd; 
den 21^ kon de brigade te Ghüpen b^ Valkenberg het niet 
meer uithouden. Aan het hoofd der beweging stond daar een 
practizUn Willemsen. De procureur des Konings, de heer 
Vebloben, had hem doen aanhouden, maar de twee gebroeders 
Vlieren, wier schoonvader, de gewezen burgemeester HAimAEDS, 
te Maastricht woonde, namen de plaats in met den apotheker 
Arbacks, die ook de functiën van postmeester vervulde. De chefs 
der Oulpensche brigade, vernemende dat men ze dacht op te lichten, 
verlieten eigener autoriteit hunne posten en kwamen den 28° te 
Maastricht, echter zonder ondergeschikten, die vermoedelijk waren 
overgeloopen *'' ! Dit gold den rechter Maasoever. Aan de andere 
z|jde was, werd gemeld, de brigade te BreCf 15 K.M. ten westen 
van Maa&eyck, zoo niet reeds gevangen genomen, althans aange- 
vallen; Reckheim, aan de Zuid-Willemsvaart, met eene in gisting 
komende bedelaarskolonie op den weg van Maaseyck naar Maas- 
tricht, slechts 8 K.M. van de vesting, verkeerde in vollen opstand, 
zoodat de brigade aldaar ook met oplichting bedreigd werd ^'^. 
DiBBETS gelastte, om ongelukken aan de dyken te voorkomen, 
dat den 27° een detachement der 14® afdeeling infanterie, be- 
staande uit 1 officier en 45 man, naar het op blz. 83 vermelde 
Eysden zoude vertrekken „ten einde de gemeenschap der Zuid- 
Willemsvaart al meer en meer te verzekeren". Eene mobiele 



137 

colonne, onder den ritmeester J. H. W. E. T. baron van Golstein 
VAN HoEKSNBURG — to Onderscheiden van de zich spellende 
familie Van Goltstein — had tevens in last langs het Kanaal 
op Neeroeteren zich te dirigeeren, toen de opperbevelhebber 
den 29° aan Oorlog berichtte, dat het voor hem „grievend^' 
was mede te deelen, dat het den kwaadwilligen gelukt bleek, 
in den nacht van den 27>^ op den 28° den djjk over eene lengte 
van 25 el op twee plaatsen door te graven, een half um* van 
het reeds meergenoemde Neeroeteren. Zelfs uit Sittard en Heerlen 
was men een handje komen helpen ^"^ ; ook een Maastrichtsche 
hoofdambtenaai' had in dit betreurenswaardige vernielingswerk 
de hand gehad. 

Onder de landsdienaren namelijk aldaai*, die in stilte met de 
revolutie medegingen, behoorde de hoofdingenieur van den 
Waterstaat in de provincie Limburg, de heer Ssbmoise. H^' had 
zich in de tot dit gewest behoorende stad Tongeren gevestigd, doch 
bleef uiteriyk op onze z^de, ofschoon Dibbets vernomen had, 
dat hy reeds tot de muitehngen was overgegaan; een vermoeden, 
hetwelk temeer grond had, omdat feitel\jk Tongeren zich niet 
langer onder het Nederlandsch gezag rekende. Den 25° October 
kwam hy met z^n zoon te Maastricht, onder mededeeling, dat 
eene inspectie van het Kanaal doel zijner reis was. De opper- 
bevelhebber, ingelicht z\jnde, dat Sebmoisb van de hoofden der 
Luiksche oproerlingen de opdracht had gekregen om in de 
vesting voor de omwenteling werkzaam te z^n, ontbood hem 
bU zich. De hoofdingenieur gaf daaraan geen gevolg en wist 
de stad uit te komen. Dibbets verving hem door den ingenieur 
Jan Willem Conrad"'*; aan Sermoise deed h\j weten, dat orders 
waren gegeven hem by mogeiyke terugkomst „dadel^k uit de 
stad te doen verwijderen", geiyk de opperbevelhebber den 
26° October aan Oorlog rapporteerde. De ingenieur wendde zich 
toen naar het Kanaal, waar vervolgens, geiyk wy lazen, de 
doorbraak plaats vond. Hiervan terugkeerende, was h^ in den 
ochtend van den 28° op een half uur van Neeroeteren aan de 
Maastrichtsche zjjde ontmoet geworden door den op dienstreis 
zanden 1® luitenant van den artillerie-transpoittrein Zbhelin; 
Sebmoise had hem vei'teld, den vorigen dag eene inspectiereis te 
hebben gemaakt en dat h^ nu terugkeerde van eene sluis, waaivan 



138 

hem de herstelling was opgedragen door den gouverneur. Daar 
hy echter reeds deo 26° officieel kennis had gekregen van de 
laötgeving om zich met 'slands werken niet meer in te laten, 
was z\jn praatje met Zehelin eene groote onwaarheid, die Dibbets 
bevestigde in het vermoeden, gel\jk deze d.d. 29 October aan 
Oorlog rapporteerde, „dat de heer hoofd-ingenieur Sebmoise niet 
geheel is vry te spreken van eene directe of indirecte mede- 
pligtigheid van den bedoelden aanslag". Sebmoise wilde zich 
komen verontschuldigen, waarom h|j toelating tot de vesting 
verzocht. De opperbevelhebber handhaafde echter het verbod. 
„Indien", zette h^ nader aan Oorlog uiteen, „deze Heer goed- 
gezind ware geweest, zoude hy, met ter z\jde stelling van de op 
hem lustende kwade vermoedens, b\j de doorbraak z^n ge- 
bleven, en uit eigen beweging, herstellingen en redmiddelen 
hebben aangewend, in stede van terug te keeren naar Maastricht, 
alwaar hem de toegang ontzegd was. Inliggende brief van den 
heer Sebmoise verdient hoegenaamd geene attentie ; het verbod 
alhier te komen, is hem echter weder hernieuwd." 

Gedurende de negen jaren van den Belegstaat bleef het 
Kanaal onbruikbaar. De kosten tot dichting van de doorbraak 
waren ten tyde van het ongeval geraamd op f 3000, terwyi 
de Waterstaat in het vooruitzicht stelde, dat niet vóór den 
6» November 1830 het werk zou voltooid zvjn. Kerst echter den 
21'^ April d. a. v. berichtte ingenieur Cokbad, dat de werken 
„zoo goed als" voltooid waren. Toen echter was geheel Limburg, 
behoudens dan de hoofdplaats, in het bezit der Belgen gekomen 
en werd het voor hen van meer belang het bevaarbaar houden 
der vaart dan voor Maastricht, zoodat op eene mededeeling van 
den opperbevelhebber d.d. 8 September 1831 aan Oorlog, dat 
de v^and zelf zich met het dichtmaken van de doorbraak 
onledig hield, Dibbets er aan toevoegde: „doch de vaai-t door 
dat kanaal kan geen plaats hebben, zoolang de dam, die tot 
het ophouden van het inundatie-water in de grachten der 
vesting niet is weggenomen, en welke voor alsnog niet kan 
opgeruimd worden, vermits de grachten zouden droog loopen*'. 

In dezelfde dagen van de doorbraak ging ook Mctaseyck zoo 
goed als verloren. Zekere Andbeas Pamen, een schrijnwerker,, 
had er den baas gespeeld. „In die stad", rapporteerde 's Konings 



139 

procureur Verlorbn d.cl. 30 October 1880 aan den opperbevel- 
hebber, „waar het gemeen meester is, is men den 2Q^ over- 
gegaan tot het kiezen van Burgemeester en Regering ; de keus 
gevallen z^nde op den ouden Burgemeester en leden van de 
Regering, heeft het volk zich daar niet mede vereenigd en zal 
den 80» eene nieuwe kiezing plaats hebben." — Den 80» October 
rapporteerde de opperbevelhebber aan Oorlog over den toenemend, 
critieken staat. Reeds waren zelfs Eindhoven en Helmond in 
verzet; te Weert lag het op blz. 109 vermeld detachement van 
kapitein Duyokeb; maar men deserteerde er in massa; het 
detachement dragonders was zoo goed als ontbonden ; in troepen 
verliet men het vaandel ; wilde men ze achterhalen, ze schroom- 
den niet om terug te vuren; dringend verzocht de opperbevel- 
hebber om versterking"'. 



HOOFDSTUK XXII. 

Yerw^dering van muitende elementen uit het garnizoen 
van Maastricht: 34 Oct— 5 Nov. 1880. 



Gisting wegens de verkiezingen vooe het Brusselsch Congres. — 
Zuivering der 14' aïd, infanterie : 24 Oct. — Van het 

REGIKENT N^ 5 LICHTE DRAGONDERS: 25 OcT. — HeT 

Koninklijk besluit over het oNTSiiAG aan Belgische mili- 
tairen. — Toegezegde komst van kapitein De Leeuw van 
CooLwijK. — Muiterij onder de officieren der kurassibrs 
N^ 1: 31 Oct. — Komst van De Leeuw van Coolwuk: 

2 Nov. — Ontbinding van het regiment dragonders N®. 5 : 

3 Nov. — Vertrek van al de beixïische officieren en 

MUITERU ONDER DE MINDERE MILITAIREN : 4/5 NoV. — Mui- 
TERIJ ONDER DE ARTILLERIE : 5 NoV. — DrINGEND VERZOEK 
OM VERSTERKING: 5 NoV. 



Hand aan hand met de uitbreiding van den opstand in de 
provincie, nam de spanning binnen hare hoofdplaats toe. 
Had het Voorloopig Bewind de afgescheiden provincién opge- 



140 

roepen tot de verkiezing van een Nationaal Congres te Brussel, 
bestemd om nader over de toekomst te beslissen, het voor- 
bereiden tot deze verkiezingen bracht het gansche land in 
beweging en werkte mede op Maastricht terug, waar vooral de 
advocaat Destouvellbs zich beijverde om de bevolking tot het 
deelnemen er aan op te wekken; eene daartoe strekkende 
oproerige proclamatie werd in de Nieuwstraat aangeplakt 
gevonden '•*. 

De opperbevelhebber zag nu de noodzakeiykheid in, om het 
garnizoen, hoe zwak het ook onder de gegeven omstandigheden 
mocht geacht worden, nader te zuiveren van zvjne muitende 
bestanddeelen. Met buitengewonen, ook door den v^and bewon- 
derden tact heeft hy deze hoogst teere en gevaariyke aan- 
gelegenheid tot uitvoering weten te brengen. 

Hy ving aan met de Zuidel^ken der 14® afdeeling infanterie, 
bevattende de zwakke overblijfsels van de bezetting der citadel 
van Luik. De daaronder z\jnde militairen der lichting van 1826 
hadden recht op groot verlof; de erkenning hiervan kon niet 
als een buitengewone, tegen ontrouw gerichte maatregel worden 
uitgelegd, althans niet een tot beweging brengend motief hebben. 
In den vroegen ochtend van den 24° October werden ze dus een- 
voudig naar huis gezonden, zonder dan ook, dat de Belgisch gezinde 
officieren waagden zich er tegen te vei*zetten, geiyk men eeniger- 
mate geducht had, rapporteerde de opperbevelhebber dien dag 
aan Oorlog '•*. Tegeltjkertyd meldde hy, dat „indien zich daartoe 
eene geschikte gelegenheid aanbiedt*', ook het regiment lichte 
dragonders No. 5 zou gezuiverd worden. „Ik durf", besloot het 
rappoil, „op de goedkeuring van Uwe Excellentie eenigermate 
rekenen, daar de bezetting, hoezeer in personeel verminderd, 
in kracht gewonnen heeft'* Reeds den volgenden dag bood 
zich een geschikt oogenbUk aan. Na zich verzekerd te hebben, 
schreef Dibbets den 2b^ aan Oorlog, „dat deze maatregel geene 
reden van bedenking opleverde, hetwelk zich dan ook volkomen 
bevestigd heeft*', liet hy alsnog 62 miliciens van het regiment 
met groot verlof gaan. 

Intusschen verscheen er een Eoninkl\jk besluit, ingevolge 
waarvan de Zuid-Nederlanders het leger konden verlaten, zonder 
als deserteur te worden beschouwd; maar deze regeling was 



141 

daardoor niet van toepassing noch op de vreemdetingen, in het 
leger dienende, als de Zwitsers, noch op de lAmburgera zelven, 
immers door onze Begeering als Noord-Nederlanders beschouwd. 
Dit deed een oogenblik Dibbets* zuiveringsmaatregel op- 
schorten. Het garnizoen toch bestond juist voor een groot deel 
uit van de stad en omstreken herkomstige mannen ; hield hy nu 
dezen aan, terw^l de Zuideiyken werden weggezonden, dan 
stond eene uitbarsting van de Limburgsche elementen te vreezen. 
En al had ook de opperbevelhebber over het Eoninkl^k besluit, 
de omstandigheden in aanmerking genomen, willen heenstappen, 
dus ook de Limburgers laten gaan, hy kon onmogeiyk dit toe- 
staan, wanneer hem niet eerst versterking van het garnizoen 
was geworden '*^ Te eerder scheen dit uitstel wenschel^jk, 
omdat DiBBBTS de verlangde aanvulling dagelijks kon verwachten. 
Immers den 2&^ October had generaal L. Vermaesbn te 's-Hertogen- 
bosch aan den opperbevelhebber geschreven, dat den 26^ kapitein 
De Leeuw van Coolwuk vau de 13® afdeeling infanterie naar 
Maastricht zoude vertrekken met 5 officieren, 9 onderofficieren, 9 
korporaals, 2 tamboers en 616 soldaten van de 8® en 18® afdeelingen 
infanterie. Van deze gelegenheid zou men dan tevens gebioiik 
maken om de vesting van hoog noodig approvisionnement ten 
behoeve van het garnizoen te voorzien, waartoe twee de Zuid- 
Willemsvaart opgaande schepen waren beladen. Ter begeleiding 
dier vaartuigen was speciaal aangewezen de ritmeester Von 
Kbbtschmab met 1 ' officier en 56 onderofficieren en lanciers, 
die van Helmond moest marcheeren; de beide expeditiön. 
Ds Lbsxtw— Von Kbetschmab zouden elkander den 21^ te Weert 
ontmoeten en dan verder gezamenlijk den tocht naar Maastricht 
vervolgen *"\ Eene ongelukkige omstandigheid vertraagde echter 
de komst dezer troepen: de uitbreiding toch van den opstand 
en de daarmede verband houdende doorgraving van den d^lk der 
Zuid-Willemsvaart. Zoo konden nu ook de victualie-schepen 
niet naar Maastricht opkomen; Dibbets raadde Oorlog aan, de 
levensmiddelen per stoomschip te doen vervoeren. De zuideiyke 
elementen van het garnizoen toonden nu echter niet langer 
op hunne aflossing te willen wachten. Den 81° October werd 
dientengevolge Dibbets in de benarde omstandigheid geplaatst, 
dat zich al de uit de zuidelQke provinciën herkomstige officieren 



142 

van het regiment kurassiers N^ 1, op twee na, zich by den 
opperbevelhebber vervoegden, met den eisch om onmiddellifk ze 
te laten vertrekken^ alzoo zonder eei-st af te wachten het door 
hen aan den Koning verzocht ontslag. Dibbrts bleef echter 
de ontevredenheid beheerschen. Vóór er versterking kwam, kon 
hy het garnizoen niet doen verminderen, benoodigd voor het 
gaande houden van den dienst ; gaf hy echter aan de vordering 
der officieren toe, dan viel onder de vele zuidel^ke bestand- 
deelen der bezetting eene algemeene uitbarsting te vreezen, ten 
einde de officieren te mogen volgen. Hy moest dus dezen hun 
verzoek weigeren, bracht ze daarom tot bedaren en wist ze 
over te halen geduld uit te oefenen <^). 

Eindeiyk kon het tot eene oplossing komen. Den 2° November 
rukte kapitein Ds Leeuw van Coolwijk de vesting binnen. De 
cavalerie onder Von Eretschmab was zeker met de victualie-sche- 
pen teruggekeerd ; althans de aangekomen manschappen beston- 
den slechts uit infanterie, daar „er ook volstrekt geene artillerie- 
troepen meer disponibel zUn", berichtte Oorlog d.d. 6 November 
den teleurgestelden opperbevelhebber. „Hoe gaarne ik dan ook", 
besloot dit schreven, „aan de aanvrage van UHEdG. zoude 
voldoen, is m)j zulks voor het tegenwoordige door den drang 
der omstandigheden onmogel\jk." Bovendien was de aange- 
komen versterking hoogst luttel, immers slechts 450 man "*; 
de commandant echter bleek eene biyvende aanwinst. Toen na 
den Tiendaagschen veldtocht, generaal Dibbets d.d. 28 Augustus 
1881 een voorstel deed tot het toekennen van onderscheidingen, 
werd van kapitein De Leeuw getuigd : „Verdienstemk en kundig 
officier, die steeds aan het hoofd der Schoolcompagnie is ge- 
weest; dient ongelukkig door de gevangenschap in Spanje; is 
bvj de gedane uitvallen tegenwoordig geweest, en onder de 
officieren der infanterie, als een der gedistingueerdste aan te 
merken, wordende h)j bepaaldel^k, tengevolge van het rapport van 
den generaal-majoor Va^ Boscop, tot de Militaire Willemsorde 
voorgedragen.*' Aan deze voordracht gaf de Regeering gevolg. 

Intusschen hadden de op blz. 184 vermelde officieren 0*Sullivak 



(a) Zie het belangr^k rapport over den hachelQken toestand in de Bfflagm 
onder N^. 188. 



148 

en Morel niets onbeproefd gelaten om de onderofficieren en 
minderen van het regiment lichte dragonders N^. 5 op te zetten. 
Krachtens eene instructie van Oorlog d.d. 20 October zou de 
regeling van het ontslag der Zuideiyken uit de cavaleiie plaats 
hebben door den luitenant-generaal Jhr. A. D. Tbip, opperbevel- 
hebber van dat wapen en als zoodanig aan prins Fredebik 
toegevoegd. Maar Dibbets kon op de uitvoering van deze den 
29^^ ontvangen bevelen niet wachten. Na alle voorzorgsmaat- 
regelen genomen te hebben, liet de opperbevelhebber den 
8^ November de uit het Zuiden herkomstige cavaleristen van 
het dienstweigerend regiment opkomen en hen, voor zoover ze 
niet den officiersrang bekleedden, de keuze tot vertrek ; slechts 
Vi van het regiment bleef daardoor over; 11 onderofficieren, 
30 korporaals en 226 dragonders trokken de stad uit^*". Het 
regiment werd ontbonden ; aan z\jne Belgische officieren moest 
mede verlof tot heengaan worden gegeven. 

Aan den avond van dien 3^ had Dibbets mede ontvangen de 
opgave der oveiige uit de Belgische provinciën herkomstige 
officieren, die de vesting wilden verlaten. Zy kregen daartoe 
den 4^ verlof; doch dientengevolge ontstond er in den ochtend 
van den b^ muiterfj : de mindere militairen der Zuidel^ken nu 
luidruchtig verklaiende, hunne officieren te willen volgen. De 
opperbevelhebber liet toen ongewapend appèl blazen; hU ver- 
klaarde aan de ontevredenen, dat ook z|j weldra zouden kunnen 
heengaan, maar er geduld moest uitgeoefend worden en dat op 
weigering en verzet de binnen 24 uren te voltrekken doodsti'af 
stond; onder den indruk dezer toespraak gingen ze uitwendig 
rustig naar hunne kazernen terug (<>). Onder hen, die mede ver- 
zochten de vesting te mogen verlaten, behoorden manschappen 
van het korps mineurs en sapeurs,' niettegenstaande z^ uit de 
provincie en uit Maastricht zelf gebooitig waren ; z\j verlangden 
hun paspoort als Zuidelijken. 

In deze bange dagen was ook het 3® bataljon veld-artilleiie 
onrustig geworden; 48 miliciens, rappoiteerde Dibbets mede 
den 5^ November, ontbraken des ochtends op de exercitie en 
des middags was nog niet bekend^ waar ze zaten. Tegeiykertjjd 



(a) Zie het belangrijk rapport in de Bfflagen onder N^ 191. 



144 

drong de vyand meer de stad op, zoodat deze welhaast ingesloten 
zou worden. ^Indien de artillerie z^n pligt betracht", schreef 
de opperbevelhebber in verband hiermede, „is voor de vesting 
niets te duchten; doch zoo deze, by eene v\jandeiyke poging 
dienst weigert, zullen de gevolgen daaiuit te ontstaan, alleen 
te wyten z^n, dat in het gebrek aan Hollandsche kanonniers 
niet tijdig is voorzien. Uwe Excellentie zal voorzeker Qp grond 
van dit een en ander de noodzakel^kheid inzien, om m^ne ten 
dien opzigte by herhaling gedane aanvraag, zoo spoedig immer 
mogeiyk, gevolg te geven." Oorlog kon by zfjne depêches van 
9 en 10 November op de dringende aanvragen om infanterïe 
en artillerie slechts antwoorden, dat op het oogenblik de moge- 
lykheid niet bestond om versterking aan infanterie, „hoe nood- 
zakeiyk die ook z^n moge*', te zenden ; de bataljons moesten nog 
gevormd worden; was men daarmede ten einde, dan zou men 
niets onbeproefd laten om de vesting te helpen ; aan artillerie 
werd slechts 180 man gezonden: „z^nde dit alles wat van dat 
wapen in de andere vestingen, en zulks ter naauwernood, nog 
kan worden ontbeerd". Niets zou overïgens onbeproefd gelaten 
worden, herhaalde Oorlog, „om aan het biliyk vei*zoek van 
ÜHËdQ. te voldoen*'. — Nog slechts inderdaad 14 dagen 
moest de opperbevelhebber in p^niyke oninist verkeeren over 
de kracht z^ner bezetting; want den 21^ November werd hvj 
verrast door de onverwachte komst van den hertog van Saxen- 
Welmar, die de noodige hulp binnen de veste voerde; deze 
gebeurtenis behoort echter niet meer tot het kader van dit 
werk. 

By schry ven van den 29^ November kon Dibbets aan de van 
hem heengegaan z^nde Belgische officieren de Eoninkiyke 
ontslagbesluiten, geadresseerd aan den ons bekenden samen- 
zweerder Du Faube Vebcoubs, te Hasselt zenden. De ontvangst 
ervan erkennende, bedankte de man voor „ces marques hono- 
rables de nos anciens services" '•' ! 



146 

hoofdstük'xxiii. 

Het yerlies Tan Yenlo: 11 NoTember 1830. 



Generaal Brücs vervangen door Schepern: 24 October. — 
Bedenkelijke staat der vesting. — Dainb, bevelhebber 
VAN het Belgische Maasleger. — Gevangenneming van 
ingenieur Conrad: 6 Nov. — Daine bezet Roermond: 
9 Nov. — Inneming van Venlo. — Beschuldigingen tegen 

GENERAAL ScHEPERN. — GeHEEL LiMBURG, OP MaASTRICHT 
NA^ VERLOREN. 



Hiervoren op blz. 85—86 werd medegedeeld; dat generaal Bbuce 
het gezag te Venlo wist te handhaven, blQkens z\jn rappoit 
van 7 October ; doch evenals b^ het op blz. 42 vermeld ontslag 
van generaal Von Heldring, ontmoetten wy ook nu onverwacht 
een Koninkiyk besluit van 11 October, waarby Bruce zich op non- 
activiteit zag gesteld en vervangen werd door generaal-majoor 
F. J. J. Schepern. Deze was plaatsel^k commandant van Ostende 
geweest, toen hy voor de revolutie had moeten w^ken, zonder 
dat daardoor het vertrouwen in z\jn beleid, naar het scheen, 
werd geschokt. Den 24° October nam hy het commando te 
Venlo over. Gedurende de 15 jaren, dat Bruce er bevel voerde, 
had deze, leest men in eene Geschiedenis en Beschrüving van 
Venlo, „de liefde, achting en het vertrouwen der ingezetenen 
verworven" ; hfl bleef te Venlo wonen "•. 

Den 28^ October zond de nieuwe bevelhebber een hoogst 
ongunstig rapport over den staat, waarin htj de vesting bevond. 
Vele officieren bleken van geenerlei waarde, de stukken stonden 
niet eens op de affuiten, niets was gereed, werklieden waren 
niet te kragen, het garnizoen viel voor een deel niet te ver- 
trouwen reeds met den dag der overneming was men begonnen 
het hoofd op te steken; de bevelhebber zeide verder z^ne 
maatregelen genomen te hebben, doch hy vroeg ten zeerste 
om hulp«>). Volgens de aangehaalde geschiedenis van Venlo 

(a) Zie het belangr^k rapport in de Belagen ouder No. 194. 

10 



146 

verspeelde bovendien Sghbpern de genegenheid der burger^ „door 
het nemen van strenge maatregelen op den 28i^ October en 
den 9" November'*; dat aan dergelijke praatjes waarde valt te 
hechten, mag betwijfeld worden. Een feit is het, dat de Bel- 
gische omwenteling slaagde door gemis aan gestrengheid. 

Den 81^ October kwam de generaal andermaal op de onbe- 
trouwbaarheid van een deel der bezetting terug; ook hier 
waren het de 14® afdeeling infanterie en de artillerie, die be- * 
zorgdheid baarden "*. 

Intusschen was Daine nog vóór h)j met z\jn op blz. 185 ver- 
meld eervol ontslag bekend kon z\jn, naar de Belgische party 
overgegaan en was door hem in den aanvang van November 
het opperbevel aanvaard over hetgeen men, met de bombast, 
aan die dagen eigen, het Maasleger noemde. Als zoodanig richtte 
h\j d.d. 7 November eene onbeschaamde proclamatie tot de 
ingezetenen der provincie Limbm'g, waarin deze uitgenoodigd 
werden zich vi*y te maken: „de ces HoUandais arrogans, qui 
exploitent depuis 16 ans votre beau pays comme une colonie 
et vous traitent en esclave" *"*. 

Adjudant van deze ellendige militaire figuur werd de op blz. 184 
genoemde overgeloopen genie-officier Henbi Bosch. Onder de 
punten, die z)j in de eerste plaats op het oog hadden, behoorde 
het voorkomen der herstelling van de op blz. 187 medegedeelde 
doorbraak der Zuid- Willemsvaart; doch, ofschoon dit Dibbets 
geenszins onbekend was — daarvoor werd er voldoende ge- 
schetterd — zag hU zich door gemis aan troepen in de vol- 
strekte onmogeiykheid gesteld versterking naar de bedreigde 
punten te zenden ^^\ Het gevolg was, dat den 6^ November het 
bU de doorbraak werkzaam personeel, waaronder hun chef, 
de heer Conbad, aangevallen en gevangen genomen werd. De 
opperbevelhebber haastte zich het gebeurde den 7^ aan Oorlog 
te rapporteeren; de depêche was echter nog niet verzonden, 
toen h\j er aan kon toevoegen, dat ingenieur Conbad dien dag 
in de vesting was teruggekeerd, daar generaal Dadüe zijne 
loslating dadel^k had bevolen *'". 

Terwyi de muitelingen Maastricht begonnen te omsingelen, 
trok de bevelhebber van het Maasleger noordwaai-ts, teneinde 
het Belgisch gezag in Limburg te vestigen, speciaal om zich 



UI 

meester te maken van Venlo "*. Den 9^^ November stond hy 
vóór het open Roermond. By de Roode brug halt gemaakt 
hebbende, liet hy den bewoners weten van de stad te zullen 
beschieten, zoo ze hem niet met muziek kwamen inhalen! 
Volgens de Belgische bladen had h(j de ingezetenen, die Hol- 
landsch gezind waien, met vernietiging bedreigd. Eerst drie 
dagen later vernam Dtbbets, dat de stad zou z^jn overgegaan, 
wèl een bew^s, hoe geïsoleerd intusschen Maastricht was 
geworden. *^ 

Den 10»* November trok Daine's corps daarmee, zooals de 
ÉmancipcUion zQne ordelooze bende noemde, naar Venlo. £ene 
opeisching tot overgave werd door een weigerend antwoord 
gevolgd. Hierop begon men uit houwitsers de stad te beschieten ; 
zy waren voor het reeds lang smeulend verraad het sein 
om met de aanvallers gemeene zaak te maken. De burgerij, 
daaronder de schutterij, kwam in vollen opstand; de zwakte 
van het garnizoen had generaal Sghepern de t^dige ontwapening 
van de schutter^ niet mogelijk gemaakt, zoodat de bevelhebber 
getracht had ze door vertrouwen te winnen. Het tuighuis werd 
geplunderd, maar de muiters vonden er geene bruikbare wapenen, 
doordien de sloten der geweren, de bajonetten en de kogels van 
7000 patronen elders opgeborgen waren. Buiten weten van generaal 
Sghepern bevonden zich echter op het stadhuis nog 400 geweren, 
die wel in orde waren en mede een buit van de opstandelingen 
werden. 

Toen alle tegenstand hopeloos scheen, wilde de bevelhebber 
met zyne bezetting van 300 man er zich doorslaan om op 
Pruisisch gebied te komen; de desertie van 1 officier met 50 
man aan de Maaspoortf die Daike den toegang tot de stad 
mogeiyk maakte, belette dezen uitval; op 50 man na, werd 
het geheele garnizoen met den bevelhebber overmand en ge- 
vangen genomen. Aldus ging ook de vesting Venlo op den 
lli* November 1830 verloren, naar Bosscha aanteekent, „door 
den invloed der ontmoedigende omstandigheden, waarin* 
'8 Konings kr\jgsmagt door den opstand was gebracht ge- 
worden". *•* 

Was de indinik, dien de Noord-Nederlandsche houding tegen- 
over de Belgen in militair' opzicht maakte, b^ den vreemdeling 



148 

allei*treurigst, het verlies van Venlo deed ons aanzien tot het 
laagste peil dalen, vooral by den Pruisischen nabuur. Generaal 
ScHEPEBN moest ook in ons vaderland nog jaren daarna een 
goed deel van den last der schande dragen. „De ellendige 
Schepebn" had het gedaan, was de onwillekeurige uiting van 
het in 1834 uitgegeven ^yGedenkboek van Neerlands Trouw en 
Moed"j gelyk de hoogleeraar N. G. van Kampen op blz. 377 
boekstaafde. Maar de beschuldigde leefde toen nog en kwam 
tegen de hinderlijke aantyging op. De aanklager bestudeerde 
nader de hem toegezonden stukken, dat hem een brief aan den 
heer Schepbrn deed schryven d.d. 8 Juli 1834, waarin de be- 
schuldigingen werden herroepen en de hoogleeraar verklaarde: 
„dat UHgEdG. van Ostende naai* Venlo verplaatst, in den korten 
tijd van achttien dagen, waarin ÜEd. dat bevel hebt uitgevoerd, 
alles gedaan hebt om zoo lang mogeiyk eene plaats te behouden, 
die en door de zwakheid der Hollandsche bezetting, na de af- 
danking der Belgen, en door de kwal\jk gezinde schutter^ daar 
binnen, niet lang te houden was, en ook in den schakel der 
toenmalige krygsverrigtingen als een verloren post moest be- 
schouwd worden, terwyl er bovendien nog eenige honderd 
Belgen in het geheim waren binnengeslopen". De brief werd 
gepubliceerd in De Militaire Spedaior van 1835, dl. III, blz. 20 ; 
maar Mr. J. van Lennbp bleef vermoedelijk dit eereherstel 
onbekend, en zoo leest men mede op blz. 319, deel IV van diens 
jfVoomaamste geschiedenissen van Noord-Nederland", dat generaal 
ScHEPERN de stad deed verloren gaan door z^ne fUmwfiartigheid. 
Het was zeker geene gelukkige ingeving om zonder voldoende 
kennis van zaken den bevelhebber van eene pr^sgegeven stad 
als een „ellendige*' te schetsen, doch evenmin komt juist 
voor de betuiging in het eereherstel, dat Venlo „in den schakel 
der toenmalige krygsverrigtingen als een verloren post moest 
beschouwd worden" ; slechts twee weken had men het behoeven 
uit te houden, dan zien we Saxen- Weimar de veste naderen, 
die haar had kunnen versterken en alleen van het plan tot 
hare herneming werd teruggehouden door het juist ontvangen 
bericht, dat de Conferentie te Londen een wapenstilstand aan 
beide partyen had opgelegd met den last, dat Nederland zou 
bezet houden, hetgeen het in 1814 bezat en daaronder behoorde 



149 

Venlo. Nu ech£er de stad eenmaal in 's v^ands hand was, lieten 
de Belgen de Conferentie maar praten, terwyl tot diepe teleur- 
stelling van Saxen- Weimai' het verboden werd de vesting met 
geweld te hernemen. En ook de heer Van Lennep bl\jkt niet 
op de hoogte, of althans de zetter heeft zich vergist, als h\j de 
inneming der stad op 11 December stelt ; toen zou het zeker 
niet gebeurd kunnen z^n. 

Met den val van Venlo was Limburg, behoudens dan Maastricht, 
verloren, de gemeenschap van de hoofdplaats met Holland 
verbroken ; de beide oevers van de Maas waren nu door de 
muitelingen bezet ^. Alleen eene zeer kleine strook om de veste, 
in den regel van nog geen uur op de uiterste grens, bleef 
Maastrichts gebied^ doch ook nog slechts, zoolang Dibbets* 
straffende hand ze kon treffen. Negen jaren lang heeft dat zoo 
geduurd. Zelfs in het dorpje St, Pieter, gelegen onder het vuur 
van het geiyknamige fort, waagde men het de bevelen van het 
Brusselsch bewind op te volgen'®'. 

Zéér heeft in die negen jaren, doch vooral in de eerste tijden, 
het platteland der Maastrichische omgeving moeten lyden van 
de tuchteloosheid der Belgische benden, die de vesting dachten 
te veroveren. Niet alleen dat Dibbets hierover herhaaldelijk 
rapporteert, doch ook van Belgische ztjde wordt dit gaaf erkend "*. 
Evenwel vindt men de getuigenis van zekeren heer Van dek 
Boom, die in De Maasgouw van 1 Mei 1886 bericht, dat welis- 
waar het vrykorps van Mellinet een bandelooze troep was, 
maar dat in het algemeen de bewoners van Limburg van de 
vrybuiters geen last hadden: „zy waren hun zeer broederl^k 

en sympathiek gestemd'* Een bandelooze troep, waarvan 

de ingezetenen pleizier beleven, schijnt alleen te kunnen voor- 
komen in de heldengeschiedenis van de Belgische omwenteling. 



150 
HOOFDSTUK XXIV. 

Naar aanleiding Tan Dalne*8 oyergang. 



Beslag op zun te Maastricht achtergelaten inboedel: 
1830 — 1839. — Daine's karakter, — Zune oneerlijke 
gedragingen. — zun dood in 1843. 



Daine's glorie in Belgischen dienst is slechts van zeer korten 
duur geweest: het onbeduidend wapenfeit van Venlo was het 
begin en het einde. 

Daar htj, nog vóór hem het eervol ontslag uit Nederlandschen 
dienst kon bekend z^jn, naar de Belgen was overgegaan, werd 
hy bü besluit van onzen Koning d.d. 14 November uit het 
leger afgevoerd als deserteur; de Staatscourant van 11 Novem- 
ber 1830 bepaalde er zich toe van te berichten, dat Dafne 
den last om zich naar Utrecht te begeven „in den wind gesla- 
gen" had. Het is karakter-kenschetsend, dat hij de f 700 voor- 
schot, biykens het op blz. 138 — 134 medegedeelde, hem verstrekt 
op zyne entree de campagne, althans niet teruggaf; volgens eene 
officieele „Nota van hetgeen de gedeserteerde Generaal-Majoor 
Daine is schuldig gebleven**, hadden de militaire kassen nog 
meer vorderingen op hem, tot een totaal bedrag van f 1150. 
Ter verzekering hiervan gaf generaal Dibbets, blijkens zyn 
rapport aan Oorlog d.d. 3 September 1831, den vrederechter 
last om het door Dainb bewoonde huis te verzegelen. Hierdoor 
kon de eigenaar der woning, J. D. Nijpbls, er niet over beschikken; 
doch de pogingen van deze aan den weggeloopen generaal 
verwante en gedeeltel\jk Belgisch gezinde familie, om hierin 
verandering te brengen, slaagden eerst in 1835, toen tot ont- 
zegeling werd overgegaan met overbrenging van Daine*s goe- 
deren naai' 's B^ks arsenaal; daar bleven z\j weer *n viertal 
jaren. Eerst toch na de uitwisseling der ratificatiên d.d. 8 Juni 
1839 van het den 19^ April van dat jaar te Londen gesloten 
vredestractaat, werd by schreven d.d. 12 Juni 1839 door Oorlog 
aan den opperbevelhebber gelast: ,,om de goederen, door den 



151 

voormaJigen generaal-majoor Daine indertyd te Maastricht 
achter gelaten, en vermeld in den inventaris, gevoegd by Uwe 
missive van den 31ii Mei 1.1. N**. 67, ter beschikking te doen 
stellen van dengenen, die van wege genoemden gewezen Generaal 
tot het overvoeren derzelve mogt zyn gequalificeerd". ^ 

üit den aan onedele figuren zoo r^ken tyd der Belgische 
omwenteling, behoort Daine zeer zeker tot eene der minst 
sympathieke. De Belgische geschiedschryvers, die gaarne van 
dat zotte t^dvak van bombast en grootspreker^ een epos 
maken, gelUk Nothoiab het zoo typisch en dwaseiyk in z^n 
Esmi heeft gedaan, zitten met zulke helden vooral in verlegen- 
heid. Om er toch iets van te maken, heeft een z^ner levens- 
beschrijvers er o. a. dit van gezegd: „Dès les premiers jours 
de la révolution, Ie général Daine se mit k la disposition du 
gouvernement provisoire, et se rendit maltre de la forteresse 
de Venlo Ie 11 novembre. Il obtient, en récompense de ce 
service, Ie grade de lieutenant-général (27 décembre 1880)"*". 
Waariyk, de Brusselsche Academie van Wetenschappen had 
deze onware voorstelling der daden van een zeer ver- 
achteiyk man niet door den beugel moeten doen gaan. In 
omstandigheden, als waarin de omwenteling van 1880 de Bel- 
gische landsdienaien onverwacht plaatsten, mag men geen 
volstrekten maatstaf aanleggen ten aanzien van hetgeen men 
als zyn plicht behoort te beschouwen, en wanneer Daine, Zuid- 
Nederlander als hy was, werkel^k in de eerste dagen der 
opwinding eenvoudig zyn eervol ontslag had aangeboden, dan 
ware het in ieder geval van Belgische zyde te beschouwen 
geweest als eene daad van vaderlandsliefde. Maar we ont- 
moeten hier niets anders dan de venegaande karakterloosheid, 
die in moeiiyke tijden zoo licht de menschen tot ven*aders 
maakt. Provinciale commandant biyvende, heult hy met de 
muiters; verkoopt zich, gel^k Jaminé hem in de Brusselsche 
volksvertegenwoordiging tegemoet slingert, biykens het op blz. 124 
medegedeelde ; koopt zich ook den rang van luitenant-generaal, 
die hem alleen eerst toegekend wordt na de inneming van 
Venlo, om aan de bevordering eenige gloire by te zetten. De 
mislukking z^ner expeditie naar Luik kon hy niet verant- 
woorden, omdat hjj de hem gegeven bevelen had overtreden; 



152 

doch, aangenomen dat hy hiermede eene onwillekeurige fout 
beging, voor hem diende het nu een heilige plicht te worden 
om het verkeerde zooveel doenl^k uit te wisschen door trouw 
te biyven aan het vaandel; volvoerende de pünlü'ke reis naar 
utrecht. Overgegaan z\jnde, moest hy dan toch iets gevoelen 
voor het gezag van de stad en van de provincie, dat hy zoo 
vele jaren had gediend; maar zoozeer schudt de man alle 
begrip van kieschheid uit, dat z\jne eerste proclamatiên slechts 
verachteiyke smaadredenen inhouden. 

De Nemesis bleef niet uit. Zeker, na Venlo was Daine voor 
de Belgen de held, de held van het Maasleger, maar geroepen 
tot organiseeren en bezielen, daar bleek ook aan het van nature 
schreeuwerige volk van die dagen, dat het een kat in den ^ak 
had gekocht. Ik spreek niet van den t\jd gedurende en na den 
Tiendaagschen veldtocht; bevelhebbers, die veldslagen en steden 
verliezen, vinden in den regel weinig genade, maar vóór dien 
tyd reeds zag men met de grootste minachting op hem neder. 
Niemand minder dan z^n collega, generaal Mellinet, die, 
volgens de couranten, den anderen held eenige weken te voren, 
in wederzydsche roerende bewondering de hand had gedrukt 
en toegedronken, schreef over hem in een door de bladen ge- 
publiceerden brief aan kolonel Ntjpels te Brussel, gedagteekend 
Maaseyck 5 Maart 1831 : „ce traUre escroc aam moyens et sans 
conaidération; toute 8on armee Ie méprièe^' ! ! Escroc: sloeg dit 
soms mede op een crimineel proces, waarin Daine in 1821 werd 
betrokken, ter zake van het in omloop brengen van een valschen 
wissel op den naam van Vogeleb & Co., gedisconteerd aan 
het huis van Vak den Berg ds Kat te Brussel? Dronkaard 
als hy was, wist hy zeker zeer wel met wissels om te springen. 
Tei*wyi generaal Dibbets den nood der hem toevertrouwde vesting 
trachtte te lenigen o. a. door den uit- en invoer van katoenen 
stoffen en granen in handen te houden, hield zyn gewezen 
onderbevelhebber zich onledig met zich te Tongeren té bedrinken 
en over de katoentjes van Dibbets te spotten. Deze toch rappor- 
teerde aan Oorlog d.d. 18 Maart 1881, alzoo in dezelfde maand 
van Mellinet's opzien wekkend schryven: „Daine leidt te 
Tongeren een zeer sterk leven, zynde na den middag meest 
bedronken. Een koopman van hier, voor een paar dagen, by 



158 

hem komende, zeide hy : <7e ne fais pas la guerre^ aux toües 
ni aux graifis. Je ne fais pas tant d'histoirea que votre Qénéral; 
si ka ?i08tüüéB recommencent^ en irois jours Maestricht est d moi, 
OU on pourra m'arracJier les épaulettes. Ëenige dagen te voren, 
werd hU onderrigt, dat zekere jood, met name Wungabde, 
alhier woonachtig, en aan wien 'h\j een wissel had afgegeven, 
zich te Tongeren bevond, om betaling te erlangen, en deed hem 
aanzeggen, hy als spion van my werd beschouwd, en niet dadelijk 
de stad verlatende, zoude worden gearresteerd. ~* 

Na 's mans smadeiyke vlucht in den Tiendaagschen veldtocht, 
wordt hy ter verantwoording geroepen ; doch hem treft dan 
enkel hetzelfde verwet, dat Dibbets in de Luiksche expeditie 
had ten laste gelegd, namel^k dat h^ gegeven orders niet had 
opgevolgd^. Als eindelijk in 1889 de vrede tot stand komt en 
Daike als conimandant van het nu aan Nederland terugkomende 
Venlo wordt overgeplaatst naar Jfona, ontdekt men daar, buiten 
hem om, in 1840 een Orangistisch komplot, waarvan hy sch\jnt 
geweten te hebben. Men pensionneerde hem toen maar. Het 
ellendig leven eindigende te Charleroi den 10"» October 1843, 
liet hy niets anders na dan een besmetten naam, die nooit 
aan iemand achting en vertrouwen sinds z^n overgang had 
ingeboezemd en die evenmin als Belgisch aanvoerder een zede- 
lyken invloed had kunnen uitoefenen op hen, die hy had te 
bevelen **. 



HOOFDSTUK XXV. 

Dibbeto* en Yan Boecop's samenwerUng : 1830—1839. 



DiBBBTS' OBRÜSTHBID. — Db WB6ZBNDIN6 ZIJNBR FAMFLIB. — Db 
RITMBBSTB& VaN GoLSTBIN — DiBBBTS' WAABDBBBINO VAN VaN 

BoBCOP. — Hbt ovbrludbn van DBN OPPBRBBVBLHBBBBR. — 
Aftrbdbn bn ovbrludbn van Van Bobcop. 



Met de inneming van Venlo op den 11^^ November 1880 is 
de reeks der gebeurtenissen afgesloten, die aan onze toekomst 
scheen te doen wanhopen. Dank de handhaving van het gezag 



154 

te Maastricht, zou het Nederlandsch gedeelte der provincie I*im- 
burg toch behouden bleven; dank de wegzending allengs van 
de onwillige elementen, werd het leger gezuiverd, kon het van 
nu af zichzelf z\jn en zou het den Nederlandschen naam weder 
doen eerbiedigen! Bustïg dan ook zag de opperbevelhebber de 
toekomst der vesting tegemoet. In weerwil van het schokkend 
verlies van Venio op den 11^^, dat wil zeggen van de gansche 
provincie, rapporteerde hvj den 19^ d. a. v. bemoedigend aan 
Oorlog, dat nog nooit Maastricht zoo sterk was geweest; en in 
een rapport van den volgenden dag doet hy het even ware als 
karakteristieke hooren: vreezen doe ik niets, maar men vreest 
mij. „Als een helt, sonder vreesen", zingt het in Wilhelmus 
van Nassauen!**' 

Een paar dagen te voren had men hem te Aken gehuldigd, 
als een der weinige generaals, die destijds de eer van het 
Nederlandsche leger omhoog hielden in hun stryd tegen mui- 
tende benden. Door den opperbevelhebber was het namelyk 
voor de vryheid zijner eigen bewegingen noodig geacht, z^jne 
echtgenoote met zes kinderen den 17^ November naar de oude 
keizersstad te zenden. Een eskadron kurassiers, onder bevel 
van den op blz. 137 vermelden ritmeester Van Golsteik, geleidde 
het gezin door de opgestane streek tot het dorp VouiIb aan de 
Pruisische grenzen, vanwaar het onverlet zjyne bestemming 
bereikte. Daar werd de wakkere opperbevelhebber met eene 
serenade van de Pmisische officieren aan z\jne echtgenoote 
geëerd, daar ook zag zich de familie verder met groote onder- 
scheiding behandeld ; trouwens, meende Dibbets in latere jaren, 
de eenige welwillendheid, die h\j van de Duitsche grens- 
autoriteiten ooit had ontvangen -*". 

Van Golstein overleed te Arnhem in 1836, zyn gezin in 
geldelijk ongunstige omstandigheden achterlatende. Een zQner 
vrienden, graaf Von Ranzow, beijverde zich daaraan tegemoet 
te komen, waartoe hy ook Dtbbets' hulp inriep. Toen her- 
innerde zich de opperbevelhebber den tocht naar Vaals, hetgeen 
hem d.d. 17 September 1836 aan Von Ranzow deed schryven: 

„Het was my b\)zonder aangenaam door ÜHgWelGeb.in 
„staat te z\jn gesteld, voor de ongelukkige familie van 



156 

„den overleden ritmeester Van Golstetn iets te kunnen 
^ bedragen, vooral daar ik z\jne bewezen diensten ten volle 
„erken. Bö alle buiten-expeditiën was de brave ritmeester 
„Van Qolstbin tegenwoordig en verdiende allen lof. In de 
„maand November 1880, aan het hoofd zijner kompagnie 
„kurassiers, geleidde hy m^jne vrouw en zes kinderen, 
„door de gewapende muitende benden tot naby Vaals, aan 
„de Pruisische grenzen, eene dienst hoogst belangrijk voor 
„mtjzelven, en voorzeker niet buiten invloed op de omstan- 
„digheden te dier t^de. Met genoegen heb ik van de aan- 
„geboden gelegenheid gebruik gemaakt, om tot UHgWelGeb. 
„menschlievende inzigten ten deze naar vermogen mede 
„te werken, door hierby in te sluiten een wissel, groot f 160." 

DiBBETs heeft het voorrecht gehad, gedurende den ganschen 
langen t\jd van den Belegstaat, als zijn eersten ondergeschikte 
nevens zich te hebben een man, wiens welverdienden lof htj 
gaarne verkondigde. „De heer generaal Van Bobcop", berichtte 
de opperbevelhebber den 8» Februari 1881 aan Oorlog f „assisteert 
my als een opregt vriend en kameraad, niets blijft tusschen 
ons verborgen, wat de veiligheid der vesting betreft, hetgeen 
een wederkeerig vertrouwen daarstelt. Eenmaal het groote 
werk volbragt ztjnde, namelijk het eervol behoud der vesting, 
hoop ik zyne diensten mede zullen erkend worden." Gedurende 
den Tiendaagschen veldtocht in Augustus 1881 onderscheidde 
Van Bobcop zich door zyne expeditie naar Tongeren ;doch sinds 
trad eene soort van vredestoestand in, waardoor er voor hem 
als commandant eener provincie, waaiTan alleen Maastricht in 
onze macht was, niet veel meer te doen zou zijn. Nu en dan 
wordt dientengevolge aan Oorlog gerapporteerd, dat Van Bobcop 
met werkzaamheden is belast, die anders niet tot het provinciaal 
commando gerekend konden worden. Als bü missive d.d. 28 
Augustus 1881 de opperbevelhebber aan Oorlog het toekennen 
van onderscheidingen voorstelde, wegens den gelukkigen afloop 
van den veldtocht, schreef hy over zyn onderbevelhebber: 
„Deszelfs militaire loopbaan is gedistingueerd en eervol, heeft 
als onmiddeltjk op mij volgend chef tot voorbeeld van onder- 
geschiktheid gestrekt, en steeds eene ^verige deelnemende 



156 

m«dewerkmg aan den dag gelegd. Op grond van dlén, en wel 
voornamelyk uit hoofde der, onder zyn bevel, volbragte be- 
langrijke uitvallen op den weg van Tongeren den 6° en 7^ dezer 
maand, en het bezetten van deze stad, in den nacht van den 
S^ daaraan volgende, heeft voornoemd Generaal geregte aan- 
spraak op beloning, en wordt tot het kommandeurskruis der 
Orde van den Nederlandschen leeuw voorgedragen." 

Tot groote teleurstelling van Dibbbts ging de Regeering 
hierop niet in. 

In April 1836 werd de trouwe onderbevelhebber doodziek: 
Dibbbts berichtte den 4:^ dier maand aan Oorlog, dat het hem 
smarttef dit mede te deelen. Van Boecop herstelde echter. Op 
zoo'n ziekbed of in oogenb]ikken tot zich zelven gekeerd, zal 
de Luiksche geschiedenis wel als een floers voor zijne oogen 
z\jn heengegaan, vooral sinds h\j dag aan dag had kunnen 
aanschouwen de werking eener hooge persoonl\jke macht, die, 
onder de meest ongunstige omstandigheden, eene vesting als 
Maastricht voor het vaderland deed behouden. Van veel, neem 
aan van alles, moet men het slagen der revolutie te Luik toe- 
schreven aan onzen gouverneur Sandbebg, die van den beginne 
af, de zaken verkeerd biykt ingezien te hebben ; maar toch . . . 
als Van Boecop de zonderlinge houding waarnam van den in 
Maastricht zetelenden gouverneur en van de wyze, waarop 
Dibbbts de toestanden niettemin bleef beheerschen, dan kon de . 
beschuldigende vraag aan zichzelven niet uitbleven: Had ook 
ik my niet wat krachtiger kunnen doen gelden? 

Daar nadert in 1839 de heugelijke gebeurtenis, dat de vrede 
zal worden hersteld en Limburg aan Nederland moet terug- 
komen; maar tevens ook gevoelt de opperbevelhebber de moge- 
lijkheid van z\jn weldra naderend einde, de mogel\jkheid, dat 
h\j dus de bekroning van dit schoone werk zijner handen, 
loon van negen jaren zelfopoffering en toew\jding aan den 
roem van z\]n land, niet zal mogen beleven. Den 2S^ Februari 
1839 was er groote parade te Maastricht wegens den veijaardag 
van prins Frederik. De opperbevelhebber had er niet kunnen 
heengaan. „M^ne jichtige ongesteldheid", luidde het tragisch 
in zijn brief aan Oorlog d.d. 1 Maart, „heeft niet toegelaten 
gisteren de groote paiade b\j te wonen, en de heeren generaals 



167 

ft 

en hoofdofi&cieren ten mynent te ontvangen. Ik hoop, dat de 
aangewende middelen m^ spoedig weder in staat zullen stellen, 
te paard te stagen; het zoude m\j, inderdaad, een groot ver- 
driet verwekken, by het einde der zaken niet in allen deele, 
beschikbaar te zyn." Dat groote verdriet zou hem beschoren 
blaken. 

Drie weken later, den 21^ Maart, — den dag nadat de Kamer 
der Volksvertegenwoordigers te Brussel en den dag voordat de 
Senaat aldaar het verlies van Maastricht en Limburg homolo- 
geerden — schreef- DiBBETS andermaal: „M\jn toestand niet ver- 
beterd zjjnde, acht ik het pligtmatig, hierover iets te zeggen. 
Nu b\jna drie weken geleden, nam dezelve den sch^n van een 
waterzuchtigen aard, zoodat de heer chirurgijn Mohb, die m^ 
behandelt, het mede niet ongeraden vond, een tweeden genees- 
heer als consult in te roepen. De oudste der geneesheeren hier 
ter stede, de heer Gebhain, werd daartoe aangezocht; de beide 
Heeren behandelden de ziekte met gemeen overleg. Niet veel 
beterschap bespeurende, kwam ik op het denkbeeld, om den 
welbekenden doctor Stevens te Tongeren te raadplegen. Deze, 
een persoon zonder eenige de minste vormen, stelde ons drie 
achtereenvolgende dagen te leur, zoodat men hem den vierden 
dag by het openen der poort voor z^ne dienst bedankte. De 
wezeniyke staat der ziekte is omschreven in de verklaring 
hierbU overgelegd. Ik hoop steeds in staat te bleven, m^jae 
dienst te kunnen volbrengen.'* Doch reeds den 26^ Maart ver- 
volgde de lyder: „Ofschoon het my, volgens het rapport van 
den 211^ dezer maand, niet erger gaat, vermeerdert evenwel de 
hoope niet, ik moet het erkennen, steeds in staat te bliiiven 
m^ne diensten naar eisch te vervullen. In den loop der vol- 
gende maand zal men hierover met meer kennis van zaken 
kunnen oordeelen, en mjj zelven beter in staat gevoelen, ten 
deze den heer Chirurgen-Majoor Mohb te raadplegen en ü. E. 
met den uitslag naar behooren bekend te maken." 

Dien zelfden 26° maakte h^ toebereidselen om het opperbevel 
den provincialen commandant over te geven, hetgeen inderdaad 
den volgenden dag geschiedde. Bezetting en burger^ werden 
van den verergerden staat der ziekte onderricht. Den 29^ was 
het Goede Vr^dag en werd er in de kerken voor z^n herstel 



158 

• 

firebeden. Dien ochtend rapporteerde Van Boecop aan Oorlog: „Ten- 
gevolge de rapporten van den behandelenden geneesheer van 
heden, heb ik de eer U. E. te berigten, dat de toestand van Z^ne 
Excellentie den Heere Luitenant-Generaal Opperbevelhebber, 
steeds verergert; ZHgEdG. sedert verscheidene dagen door de 
toeneming der ziekte, zich in een staat van yihoofdigheid, 
grenzende aan agonie, bevindt, en er weinig hoop is op herstel." 
Aan den avond van dien dag blies Dibbets den laatsten adem 
uit in den ouderdom van 57 jaren, 6 maanden, 22 dagen. De 
treurmare werd nog des avonds per estafette naai* 's-Qraven- 
hage gezonden. „Ik heb", meldde Van Boecop aan Oorlog, „het 
verdriet Uwer Excellentie te berigten, dat de luit.-gen. baron 
Dibbets, heden avond, om zeven uren, aan de gevolgen eener 
zamengestelde ziekte van het hart, is overleden, na vei'scheidene 
dagen reeds, in een zeer verzwakten staat van ligchaam en 
geest verkeerd te hebben, zooals Uwe Excellentie heeft kunnen 
ontwaren, uit de dagorder van den 21^ dezer maand." 

Alzoo nu ket groote werk voUrracht was, geiyk de waardige 
overledene had geschreven, zou het eene schoone gelegenheid 
geweest z\jn, om generaal Van Boecof's diensten te erkennen 
en aldus ook aan Dibbets' nagedachtenis eene warmer hulde 
te bewezen dan de Staatscourant van 2 April 1839, zelfs met 
verkeerde spelling van den naam ! ! goed vond op te nemen. 
„De Luitenant-Generaal Dibbbtz", leest men er, „die sedert 
eenige jaren, ook in de moeyeiykste omstandigheden, met 
groeten lof den post van Opperbevelhebber der vesting Maastricht 
vervuld heeft, is den 29° Maart aldaar overleden." Soberder 
kon het niet. 

Tot Dibbets' opvolger werd echter by Koninklijk besluit d.d. 
1 April benoemd de luitenant-generaal baron Van deb Capellen. 
Den 511 d. a. v. gaf Van Boecop het oppercommando over, 
vermoedelijk met hartzeer vervuld, dat de by Koninkiyk besluit 
d.d. 29 Juli 1831 tot luitenant-generaal bevorderde hier moest 
voorgaan. Hoe ook, Van Boecop vroeg aanstonds zyn pensioen, 
dat hem by Koninklijk besluit van 21 April 1839 verleend werd. 
Baron Van der Capellen het bericht hiervan den &^ Mei aan 
belanghebbende toezendende, betuigde er z^n leedwezen over. 
Den volgenden dag antwoordde de gepensionneerde : 



169 

„Het was mQ hoogst aangenaam van Uwe Excellentie de 
verzekering te bekomen, het Haar leed deed, onze onderlinge 
dienstbetrekkingen zullen ophouden. 

„Ik ook, herinner mü met genoegen, m^ne tegenwoordige 
en vroegere betrekkingen onder uwer Excellenties bevelen 
doorgebragt; de omstandigheden noopten m^ m^ne tegenwoor- 
dige levenswyze met eene gerustere te verwisselen, en eindig 
deze met m\) in de welwillendheid en aandenken Uwer Excel- 
lentie aan te bevelen." 

Den 10>^ Mei gaf Van Boëcop het provinciaal commando 
over; reeds in 1841 maakte de dood aan z^ne „gerustere" 
levenswQze evenzeer een einde. 



IAM251<^?1 



BIJLAOEN 

BEHOORENDE TOT 

„D<^ Belgische omwenteling In Luik en Limburg tot 
aan het rerlles ran Yenlo In Xorember 1830**. 

DOOR 

P. H. VAN DER KEMP. 



BIz. 8 noot I. Over de eerste geschiedenis van Luik bestaan 
onderscheidene verhalen. Breedvoerig wordt het gansche ver- 
leden der stad ontwikkeld op blz. 1—20 van een bijzonder 
fraai en uitgebreid werk : Le» ruea de lAége door Théodore GoberT; 
waarin de .straten alphabetisch geschiedkundig worden behan- 
deld: een model van opzet. Van het werk verschenen tot 
dusver 8 lyvige deelen, waarmede men nog niet gekomen is 
tot de u. — Het door mU in den tekst medegedeelde ontleende 
ik aan eene verhandeling: Diplomaiieke beschouwingen van den 
hoogleeraar te Leuven L. G. Visscher, aanwezig in de Ver- 
zamelfng-V AS Maanen op het Ryksarchief te 's-Gravenhage. — 
Voor eene w^sgeerige opvatting der eerste geschiedenis van 
België tot de 14^ eeuw, waann ook veelvuldig Luik en Limburg 
ter sprake wordt gebracht, moet men lezen Henri Pirenne's 
Hi8toire de Belgique, in het Dultsch vertaald door Frits Arnheim. 
Ik sprak daareven van een model van opzet: deze geschiedenis 
is er ook een. 

Blz. 9 noot 2. L. Jottrand op blz. 85 van z^jn werk „Louis 
de Potter" over F. Kersten: „un des publicistes les plus éminents 
que la Belgique ait eu jusqu'ici". 

Blz. 9 noot 8. Zie de Staatscourant van 4 Mei 1881: „De 
Ckmrier de la Meuse, de bekende tolk van de party der geeste- 






l^jkheid in België, doch die daarby steeds eene zekere gematigd- 
heid heeft doen blaken." 

BIz. 9 noot 4. Een legendarische weervoorspeller, als de Don 
Antonio Magina van onzen vroegeren Enkhuizer Almanak: 
W. J. Knoop, ,,Herinneringen aan de Bélgisdie omwenteling van 
1880*\ in 1886 in de Guldens-editie verschenen. Te voren 
vaaren ze opgenomen in De Tijdspiegel van 1884. 

BIz. 9 noot 5. Verg. blz. 106 der „Souvenira personnels" van 
Lbbeau (1883); blz. 6 der Préface aldaar van Armand Fbeson; 
blz. 95 van y^La révolution beige de 18S(y* door Théodore Juste 
(1872) — De in den tekst genoemde broeders Rooier hadden 
eene zuster, die getrouwd was met den heer De Grelle. Een 
zoon van dit echtpaar heet De Grelle Rogier en is de in 
1903 afgetreden Belgische ambassadeur in Nederland. — Voorts 
had de in den tekst op blz. 16 te noemen fabrikant Orban eene 
dochter, die met den advocaat Frère trouwde; deze noemde 
zich sinds Frèbe Orban en was de latere bekende liberale 

staatsman. 

• 

Blz. II noot 6. De zeer lezenswaardige Gourier de kt Meuse 
uit 'die dagen is o. a. voorhanden in de Koninklijke bibliotheek 
te 'a-Oravenhage. Ziehier enkele uittreksels van de artikelen, in 
den tekst door my vermeld; 

Den 14^ Augustus gaf het blad van den 15" de volgende 
kalme waarschuwing: 

„Nos lecteurs ont vu hier ie laiigage de deux journaux 
catholiques francais. Est-il nécessaire que nous parlons après 
eux? Les Belges catholiques sont connus; l'Europe entière 
semble approuver et admirer leur conduite. Nous n'avons qu'^ 
continuer comme nous avons commencé. Les circonstances sont 
graves; elles peuvent devenir plus graves encore; mais nous 
n'avons pas k changer de langage ni de tactique. Liberté civile 
et religieuse, liberté pour tout Ie monde, liberté pour nos 
ennemis comme pour nos amis, tel est notre principe en peu 
de mots, et ce principe est bien simple. Liberté surtout pour 
la presse et pour Tenseignement; sans cette liberté-lêi, nous ne 
voyons qu'esclavage. . . . 



8 

„Ge n'68t pas que renchalnement de la pensee nous paraisse 
fort k craindre dans ce moment ; cette oppression est désormais 
impossible ; et quelle que soit la force physique qu'on prétende 
employer pour entraver la libre manifestation des opinions, on 
ii'y gagnera rien. L'on vient de voir en France que les moyens 
violens sont excessivement dangereiix. 

„Ce que nous craignons particulièrement, c'est que, malgré 
les évènemens de France, on ne s^aveugle dans notre pays. 
Nous dlrons plus; nous craignons (chose pourtant Inconce- 
vable) que ce ne soient ces évènemens mêmes, qui poussent 
certains hommes et qui augmentent leur témérité. Et si nous 
sommes bien instruits, voilêl oü en est la politique chez nous. 

„Que la nation beige se montre sage en déplt de ces aveugles. 
Ce qu'on a demandé et emporté k coup de fusils et de canons 
sur les bords de la Seine, continuons h Ie demander paisible- 
ment, mais avec courage et avec persévérance, sur les bords 
de la Meuse et de la Senne . . . ." 

Den 181^ Augustus een even waardig woord tegen de ministe- 
rieele Qcusette des Paya-Bas: 

„• . . . nous avons besoin d'une garantie spéciale, garantie qui 
tournera au profit du tróne lui-même: c'est la responsabilité 
ministériêlle, clairement et fortement organisée. Le comble de la 
sagesse pour nous, sera de nous attacher h la Lol fondamentale. 
Notre constitution a des défauts sans doute; elle présente des 
dispositions dont on a fait de grands abus. Mais comme tout 
changement aux institutions polltiques d'un pays a ses dan- 
gers, nous dirons que la Lol fondamentale dolt nous suffire — 
Encore un coup, nos vceux se bornent h la Loi fondamentale. 
Mais que la Loi fondamentale solt enfin une vérité." 

Den 21n Augustus de volgende opmerkeiyke waarschuwing: 

„Il nous parait évident maintenant qu'il se préparé de grands 
changemens dans les destinées des empires et des royaumes. . . . 
On veut être libre, voile tout; c'est un simple sentiment, 
mals un sentiment qui a jeté de profondes racines et qui veut 
être satlsfait, a quelque prix que ce soit 

„La plupart des gouvernemens ont jusqu'aujourd'hui résisté 
è ce sentiment; peu s'y sont laissé . en trainer, peu Tont 
suivi; et encore ne Tont-ils suivi que de loin. Le vieux abso- 



lutisme s'est défendu avec opinifttreté ; cette opiniAtreté semble 
méme augmenter avec Ie danger. Chose qui s'explique. Le 
premier afflranchissement, obtenu par la révolution k la fin du 
siècle dernier, a été accompagné de grands désordres et de 
longs malheurs — 

lyLa résistance cependant nous semble plus inutile que jamais. 
Les gouverneniens qui voudraient la prolonger, finiraient indu- 
bitablement par s'isoler au milieu des peuples qui leur ont 

obéi jusqu'aujourd'hui Après ce qui vient de se passer en 

France, il serait superflu de chercher des exemples 

„Il y a maintenant des fiatteurs qui disent aux autres princes 
qu'ils n'ont rien de semblable h craindre. A quelle condition 
donc les autres princes n'ont-ils rien k craindre? Nous n'ose- 
rions nous mêler de faire des prédictions; mais il nous est 
permis de dire qu'on ne doit pas se fier aux moyens qui ont 
été mis en usage par Charles X. Ge sont de dangereux con- 
seiUers, ceux qui osent prêcher la violence aujourd'hui et dans 
les circonstances oü nous nous trouvons; et malheureusement 
ces conseillers ne sont pas rares aux Pays-Bas. Il ne tientpas 
k eux que dans ce moment encore, les gendarmes, les condam- 
nations, les prisons, les manifestes, les circulaires et les desti- 
tutions, ne soient regardes comme le principal auxiliaire de la 
légitimité, comme le boulevard de la liberté! lis veiTaient le 
royaume en feu et le tróne k moitié renversé, qu'ils n'adopte- 
raient pas des sentimens plus modérés." 

Den 24*1 schreef de redactie in de Ckmrier van den 25°, dat 
de storm naderde: 

„Les circonstances sont critiques, qui oserait le nier? La 
Qazette dea Pays-Bas ellemême ne le nie pas; car elleconvient 
que la tempête mugit prés de nous, Mais elle ne veut pas avouer 
qu'il y ait du danger pour le royaume des Pays-Bas; a l'en- 
tendre nous sommes aussi étrangers que les Ghinois k tout 
ce qui se passé en France " 

En den volgenden dag: 

,,Nous répéterons donc ce que nous avons déjè* dit: qu'onse 
hftte de gagner les coeurs des Belges. . . . 

,,11 nous tarde de voir nos chambres réunies ; car il est temps 
et plus que temps que les voix généreuses et indépendantes 



de no8 députés fassent enlendre la vérité tout entière, et éclai- 
rent Ie gouvernement sur les dangers de sa position.L'expérience 
è. la vérité vlent de parier plus haut qu'elle ne Ta Jamais fait ; 
des évènemens terribles sont tout-a-coup venus instruire les 
puissances. Mais on est rarement ému des malheurs anivés k 
autrui ; on ne proflte presque jamais des loQons données h son 
voisin. Telle chose est arrivée en Prance; oui, mais la Prance 
ne ressemble pas aux Pays-Bas. Voila comme on raisonne, 
volle, comme on se flatte. Et cependant, Ie temps mai'che." 

BIz. II noot 7. Brief d.d. 10 Juli 1880 van den generalen staf 
uit Gent aan den chef van het 5» Groot Militair Commando te 
Maastricht : 

„Ik heb de eer aan Uwe Excellentie kennis te geven, dat — 
naar aanleiding van 's Konings dispositie van den 5° dezer n^. 52 
en overeenkomstig de bevelen van Zjjne Exellentie den heer 
Directeur-Generaal van Oorlog van den 8° jl. n®. 7, v^aarby gelast 
wordt, om bQ gelegenheid der ophanden z^nde tentoonstelling 
der voortbrengselen van nationale ny verheid en de daarmede 
gepaaid gaande feesten te Bmaself de bezetting te dier stede 
door één bataillon der 8^ afdeeling Infanterie, waarvan de kom- 
pagniên uit tachtig dienstdoende manschappen zullen worden 
zamengesteld; benevens met één escadron van het regiment 
Ligte Dragonders n°4, te doen versterken, en om die troepen 
aldaar te doen verbleven, tot na den afloop der genoemde 
tentoonstelling en feesten, als wanneer dezelve naar hunne 
respeetive garnizoenen zullen moeten terugkeeren — de voor- 
melde troepen alzoo op den 15° dezer maand te Brussel zullen 
aankomen, zonder hunne nachtlegers mede te nemen, dewelken, 
ingevolge de opgedachte bevelen, aan hen, door het 2^ bataillon 
der afdeeling Grenadiers, te Brussel in garnizoen, zullen ver- 
strekt worden." 

BIz. II noot 8. Het bericht uit de Gourier des Pays Bas vindt 
men overgenomen in de Maastrichtsche Éclaireur van den 
18° Augustus 1830 en is van dezen inhoud : 

„Depuit hult jours, les bruits les plus absurds circulent k la 
Haye, tantót il y a eu tumulte au spectacle k Bruxelles, et Ie 
salon d*exposition y a été incendié, tantót on a arboré Ie drapeau 



6 

et la cocarde tricolore h Namur (de Fransche kleuren?); on va 
jiisqu'a dire que des troupes sont en mouvement, et la garde 
nationale du Nord commandée pour réprimer Ie Midi. On ne 
connait pas Torigine de ces mensonges dictés par un esprit de 
haine contre la Belgique et les Belges/' 

BIz. 12 noot 9. Zie blz. 417 dl. III. Herziene en verbeterde 
uitgaaf (1875) van J. Bosscha's werk. 

Blz. 12 noot 10. Ziehier het bericht van de Courier des Paya Bas: 
„Nous ne savons pas par quel heureux h propos, l'affiche du 
spectacle annon^ait hier la Muette de Portid; jamais cettepièce, 
si fertile en allusions, n'a été applaudie avec plus d'enthousiasme, 
ni Jouée avec plus de feu; spectateurs et acteurs semblaient 
s'animer mutuellement. Le bel air: Amour sacré de la pairiej 
rends-notis Vaudace et la fieriéf a été redemandé, et couvert de 
bravos au point que le spectacle paraissait suspendu; la scène 
du massacre a produit dans toute la salie une vive sensation 
qu'il serait impossible de décrire." 

De Courier de la Meuse van 4 Augustus nam het bericht 
onder datum van den vorigen dag over. 

Blz. 12 noot II. „Par mesure de prudence ou plutót d'impru- 
dence, on avait défendu la représentation de la Muette et de 
Masaniello; pour remédler aux murmures on a laissé jouer la 
pièce, mais on voulait faire passer le duo amour sacré de la 
patrie et d'autres passages qui font allusion aux circonstances 
actuelles. Le public s'est vivement prononcé, et la pièce n'a pas 
été k sa fin.'* Journal d'Anvers^ waaruit de Courier de la Meuse 
van 28 Augustus het overnam. 

Blz. 13 noot 12. Zie over deze troepenbewegingen o. a. Ekoop's 
„Krvjgs- en Geschiedkundige geschriften,** dl. IV, blz. 127 en De 
Militaire Spectator, 8® serie, 1® dl. (1856), blz. 842 w. 

Blz. 13 noot 13. Zoodra het gebeurde bekend werd te Mechelen, 
ondervond m^n vader er allerlei onaangenaamheden van men- 
schen, met wie h^j tot dusver genoegeltjk omging. In zyne 
op blz. 8 van den tekst aangehaalde Herinneringen lees ik o. a. 
over den kastelein van het logement, waar hy dineerde, — „een 



vToljjke gast, die, dewyi ik nog al sier maakte, een zeker 
respect voor my had" — het volgende: 

,,Het eerst persoonlek v^andige, dat my bejegende, was op 
den dQi^ Augustus by den doortogt der Grenadiers; ik zat juist 
aan tafel. By het voorbytrekken; zag ik verscheidene oude 
kennissen; het was zeer warm en de geheele troep zag ervan 
den vier uur verren marsch zeer afgemat uit. Op den weg 
buiten Mechelen zoude halt worden gehouden en kwam ik alzoo 
op het denkbeeld eene mand met w^n gevuld, aan m^ne ver- 
moeide vrienden te brengen en ziedaar dat de kastelein; van 
wien ik hiervoren gesproken heb en dien ik al eenige dagen 
aan tafel niet had gezien, ongenegen was, my daarin te helpen 
en zoo de knecht en m\)ne tafelvrienden er niet anders over 
gedacht hadden, had ik het verlangde niet gekregen. Zeer ont- 
stemd kwam ik echter met müne mand naar buiten, werd 
terstond door miine kennissen omringd, in een oogenblik waren 
de flesschen geledigd en zelfs de Generaal Schuurman zette de 
flesch, die ik hem overreikte, aan den mond en mjj de hand 
drukkende, zeide hy: Vriend! die teug heeft goed gesmaakt, 
harteiyk dank. — In 't logement teruggekeerd, werd my door 
myn gewezen vriend, den kastelein, na eene hevige woorden- 
twist, te kennen gegeven, ik beter deed niet meer te komen. . . . 

„Gedurig passeerden er nu troepen door de stad en nadat eene 
battery was doorgetrokken, in de Sociëteit gaande, vond ik de 
jonge lieden — die als dollen schreeuwden, dat men Brussel wilde 
plat schieten — in zeer opgewonden toestand; ik kreeg toen 
groote onaangenaamheden; ook daar werd my niet onduideiyk 
te kennen gegeven, dat ik my maar niet meer moest vertoonen; 
alle myne vroegere kennissen draaiden my den rug toe; ik voelde 
my zoo op eenmaal als een verlatene daar staan, eene gewaar- 
wording, die men moet ondervonden hebben, om er het onaan- 
gename van te gevoelen. — Eiken dag werd nu myn toestand 
onaangenamer. De aannemer had het werk aan *t Arsenaal ge- 
staakt, ik had dus daar niets meer te verrigten en toch ontving 
ik myne terugroeping naar Antwerpen^ die ik gevraagd had, niet. 
Alleen vond ik troost by myne huislieden, die alles voor my 
deden en de eenige getrouwen waren. Het was my ondoeniyk 
op myne kamer te biyven en liep maar op de markt, onderde. 



8 

menigte rond ; de massa van *t volk was stil, doch men hoorde 
naai* de praatjes die werden rondgestrooid ; onder anderen had- 
den de Hollanders ~ een ooggetuige had het bevestigd — een 
vondelinghuis geplunderd en op elke bajonet een kind gestoken 
en honderde andere vertelsels meer om de goede Mechelaars 
maar in beweging te brengen." 

BIz. 13 noot 14. Volgens blz. 128 dl. IV van de hiervoren 
onder noot 12 vermelde Knoop's „Geschriften", was generaal 
CoRT Heyligbrs een der vele opperofl&cieren uit de treurige 
dagen van 1830, die niet op de hoogte van hunne taak zouden 
z^jn gebleken. 

Blz. 14 noot 15. Zoo hield de Courier d. L Jf. inhaarnommer 
van 12 September in: „Il arrive k Liége des militaires detoute 
arme que Thorreur de répandre Ie sang de leurs concitoyens 
et de leurs parens peut-être, a fait déserter les corps auxquels 
ils appartiennent. Cette désertion a lieu, è, ce qu'il paralt, sur 
tous les points du royaume." En in het nummer van 15 Sep- 
tember onder den 14^: „Hier dans Taprès-midi, trente sept 
militaires liégois, qui avaient abandonné leur corps et qui 
venaient de la dlrection de Maestricht, sont arrivés iel avec 
armes et bagages. Ils ont aussitöt quitte Ie costume militaire 
pour reprendre Thabit bourgeois. Quinze autres miliciens, venant 
des environs de Luxembourg et qu'on dirigeait sur Maestricht, 
sont également airivés hier èl Liége; ils retoument dans leurs 
foyers, ne voulant pas porter les armes contre leurs concitoyens." 

Zie ook over de desertiên Heldendaden blz. 446. 

Blz. 14 noot 16. Ziehier wat m^n vader over deze commissie 
voor het opnemen van een werk aan het Arsenaal, dat tot 
hospitaal werd ingericht, schrift: 

• „Ik was eenige dagen te Antioerpen teruggekeerd, toen er 
nog bevel uit Den Haag aankwam om met den Kolonel-Directeur 
en Ëerstaan wezenden Ingenieur, eene opneming van m\jn veriigt 
werk te doen en hoewel de zaken reeds zeer kritiek stonden 
en onze tegenwoordigheid te Antioerpen zoo dringend noodig 
was, werd toch van dien togt niet afgezien. Wy vertrokken 
met een afzonderlyk i*\jtuig des morgens ten 10 uur, maar 



9 

nog geen half uur buiten de stad of men kon reeds aan de 
brutale gezigten der menschen zien, hoe de zaken stonden 
en hoe meer wy Mechelen naderden, hoe meer het rytuig werd 
nagescholden, kaaskoppen dit en kaaskoppen dat, neuzen ge- 
trokken enz. Aangekomen zynde, had de stad een akelig aan- 
zien; alle huizen waren digt en behalve eenige groepen volk, 
druk pratende, heerschte er eene diepe stilte. In 't logement 
aangekomen, trof ons dadelijk een zekere onwil om ons te 
helpen, hetgeen de drift m\jner beide chefs in hoogen graad 
gaande maakte, maar toch in den wind was geschermd; aan 
het doen en laten der menschen was het duidelijk te bespeuren, 
dat de beweging op 't punt stond van in de stad los te breken 
en het zaak was om spoed te maken. Wy spoedden ons dus 
naar het Arsenaal, waar het zien van al die zwaar gewonden, 
waar ik al een weinig aan gewoon was geworden, op ons een 
diepen indruk maakte, waardoor de lust tot opneming by 
myne chefs, het doel onzer reis, verging, en dus besloten werd 
maar zoo spoedig doeniyk weer af te reizen. Het verlangen 
om m^ne huislieden nog even te groeten, bragt my op de 
markt; ik had deze gezien, wemelende van menschen, nu geen 
burger te zien, maar daarentegen eene afdeeling infanterie, 
op de stoepen der huizen liggende en hadden alzoo reeds een 
groot gedeelte van den nacht gelegen; officieren en soldaten 
moede en afgetobd, in den meest neerslachtigen toestand; de 
huizen werden door de burgers pot digt gesloten gehouden en 
elk oogenblik was een verraderlijke aanval te verwachten. — 
In 't logement teruggekeerd, vond ik m^jne chefs alles behalve 
op hun gemak; zy hadden terstond willen wegi'Uden, maar 
onze koetsier was gedeserteerd en had de paarden zonder eten, 
aan de krib vastgemaakt en nu, noch in 't logement onder de 
wel twintig koetsiers en postillons, die er rondliepen, noch 
onder de troepen volk, die voor de deur van 't logement stonden, 
was er één te vinden, die ons als koetsier wilde dienen, noch 
de paarden inspannen. De Eerstaanwezende Ingenieur besloot 
dus, epauletten op en sjerp om, zich zelven te helpen, want 
het denkbeeld werd nu levendig, dat er een plan bestond, om 
ons gevangen te nemen; ik was er echter niet mede tevreden, 
maar ging naar buiten en met wat meer bedaardheid en vriende- 



10 

lykheid eene groep aansprekende, was er een aai'dige knappe 
jongen van een 16 jaar, die verklaarde, dat h\j den Prins wel 
met 6 paarden voor het r^tulg kon r\jden; die werd onze 
koetsier, toen kwam er een knecht te voorsch^n, die hielp 
inspannen, en reden voort, gelukkig de stad achter den rug te 
hebben, en zonder verdere tegenspoeden kwamen wQ te Ant- 
werpen terug." 

BIz. 15 noot 17. „En eet endroit, au pied de la Haute-Sauve- 
nière, on était également bien place pour savoir ce qui se 
passait sur Ie plateau vers Bruxelles, ou du c6té de Maestricht. 
Tous les messages arrivaient lè, et quelle que füt la nouvelle 
apportée, on y buvait d'autant, soit pour se réjouir, soit 
pour se réconforter." Demabtsau, (zie blz. 6 m^ner Inleiding) 
blz. 224. 

Blz. 15 noot 18. Naar aanleiding van Enoop's ongunstig oor- 
deel over gouverneur Sanoberq, schreef ik eenige opmerkingen 
in myne verhandeling: „IToe het beroep van koning Wiüem lin 
Oct. 1880 op de groots mogendheden uittip op den Tiendcuigachen 
veldtocht", geplaatst in De I^dspiegel van September en October 
1908; zie blz. 4—5 aldaar. — Ten onrechte staat op blz. 3, 4 
en 7 een accent op de e in Pbbson; op blz. 8, r. 18 v. o. voor 
VoERMANCK, VoEBMANCH ; op blz. 7, r. 7 V. b. voor (1881; : „(1881)". 

Blz. 16 noot 19. Zie o. a. dl. I, blz. 188 v.v. van het werk 
van Ebnest Discaillbs over „Chablbs Rogibb (1800—1886)", 
waar men ook zeer goed de aanvangsdata der Luiksche bewe- 
ging kan verilieeren. 

Blz. 16 noot 20. Zie de namen der leden o. a. in de StacUs- 
courant van 80 Augustus en blz. 28 der Bijdragen tot de Geschie- 
denis der Nederlanden, aanvang nemende 26 Augustus 1880, 
bevattende de oorzaak van den Belgischen opstand, deszetfs begin^ 
voortgang, einde, en gevolgen voor geheel Nederland (1880) van 
F. I. Hallo. 

Blz. 17 noot 21. De Proclamatie kan men o. a. vinden in de 
Staatscourant van 80 Augustus 1830 en op blz. 27 van Hallo 
t. a. p.; zie ook blz. 186 Rogieb. 



11 

BIz. 17 noot 22. „Les postes occupés par la troupe de ligne*', 
verhaalde de Courier de la Meuae van den 29^ betrekkelijk de 
vervanging door de schutterij, „lui furent alors conflés, et toute 
la troupe de ligne se retira k la Citadelle." — Op blz* 438 der 
Heldendaden staat, dat generaal Van Boegop tot het opgeven 
der posten werd overgehaald door de Veiligheidscommissie. 

BIz 17 noot 28. De Luiksche en Brusselsche petitiën van 
grieven, zoomede de proclamatie der Luiksche Veiligheidscom- 
missie zvjn afgedrukt by Hallo t. a. p. blz. 32, 33 en 40. In 
Bosscha's y^Leven van Willem IF' is de Brusselsche petitie op 
blz. 425 substantieel weergegeven. 

BIz. 17 noot 24. Onder d.d. 28 leest men nameiyk in de Courier 
de ld 'Meuse van den 29^: „Jusqu*au moment oü nous écrivons, 
aucune troupe n'est anivée de Maestricht. On doit louer l'auto- 
rité de la précaution qu'elle a prise; cai* si des militaires étaient 
arrivés hier au soir, il eüt fallu s'attendre aux scènes les plus 
désolables. Déjd; l'on pailait de barricades, et Ton se disposait 
k disputer chèrement Ie terrain." 

Blz. 18 noot 25. Zie blz. 14 der „Brieven van Tkorbecke 
1830-1832" (1873); en dl. I blz. 81 van het te Parys gedrukte 
werk : „La Bélgique en 1880 ou Documena pour servir d Vhistoire 
de son insurrection'\ 

Blz. 18 noot 26. Zie het in m^jne Inleiding op blz. 5 vermelde 
werk van Mispelblom, dl. I blz. 156. 

Blz. 19 noot 27. Zie Heldendaden, blz. 488. 

Blz. 19 noot 28. Zie blz. 28 van het in noot 19 aangehaald 
W6{k over Chables Rogiëb. 

Blz. 19 noot 29. De kleuren -proclamatie o. a. by Hallo blz. 36. 

Blz. 19 noot 30. Heldendaden blz. 438. 

Blz. 20 noot 31. Heldendaden blz. 429 en 439. 

Blz. 20 noot 32. Herinneringen blz. 120. 

Blz. 21 noot 33. Ziehier de eigen woorden der mededeeling, 
niet van eene courant, maar van de Veiligheidscommissie, over 
de Grondwet: 



12 

„Cette pétition exprime fidèlement nos voeux ; n'en détruisons 
point l'effet par trop d'irapatience, en nous précipitant hors 
des voies de la légalité. La JiOi Fondamentale est notre ancre 
de salut; nous en voulons la franche et entière exécution : lien 
de plus. Nous venons de Ie demander au Roi dans les termes 
les plus clairs et les plus énergiques. Nous sommes assez 
heureux pour avoir toujours eu, depuls quinze ans, Ie Droit et 
la Raison pour nous; toujours nous avons tenu Ie même lan- 
gage; seulement notre Porce est plus giande, parceque nous 
sommes maintenant unanimes. Le succes est certain; cooser- 
vons eet inestimable avantage, dignes Concitoyens! 

BIz. 21 noot 84. „Nous croyons devolr rappeler encore a votre 
souvenir la sage et noble conduite de la garnison: elle a droit 
de notre part k une réciprocité de procédés et d'égards. Vous 
êtes témoins que ses dignes chefs vous ont donné des marques 
d'une confiance entière, et qu'ils ne se sont refusés h aucune 
de nos demandes dans des vues de concilation. Mais n'oublions 
pas que le militaire a, comme nous, ses devoirsè,remplir;qu'il 
est lié comme nous par la religiën du serment et de Thonneur. 
Toute apparence d'agression serait k Tinstant et unanimement 
réprimée par vous: nous en avons la certitude, nous en avons 
pris l'engagement en votre nom; vous ne nous démentirez pas! 
N'ayant d'autre force que le pouvoir purement moral dont nous 
sommes investis, et Tavantage de marcher d'accord avec les 
autorités provinciale et communale, vous sentez que cette force 
serait k Tinstant détruite, si vous ne daigniez considérer les 
difflcultés de notre position, si vous ne coopériez franchement 
avec nous k Tintérêt commun, qui est le majntien de la paix 
publique, de l'union entre tous les Citoyens, et le redressement 
de nos griefs par les voies constitutionnelles." 

BIz. 21 noot 35. Uit het naschrift van de Gourier de la Meuse: 
^Nous devons le proclamer, la conservation de la tranquillité 
publique est due a la mesure prise par M. le Gouverneur, qui 
a nommé, dans les premiers momens ou une agitation sourde 
se manifestait, la Commission de süreté publique. M. le Gouver- 
neur a compris que des noms populaires tels que ceux des 
citoyens qui composent cette Commission, étaient propres k 



18 

inspirer la plus grande conflaDce. Tous les bons citoyens lui 
en savent gié.*' 

BIz. 22 noot 36. In het rapport van den Maastrichtschen 
opperbevelhebber, vermeld op blz. 20 van den tekst. 

BIz. 22 noot 37. In de Courier de la Meuse van 80 Aug. 1880. 

Blz. 22 noot 38. „Considérant que, dans les circonstances oü 
se tj-ouve la ville, des membres de la commission peuventêtre 
dans la nécessité de se mettre publiquement en coromunication 
avec les citoyens." 

Blz. 22 noot 39. Proclamatie van het Lulksche gemeentebestuur 
d.d. 29 Augustus 1830 : 

Villo do Liégo. 
Le Bourgemeatre et ka Échevins A lours oonoltoyons: 

Les mesures sages qui ont été prises Jusqu'^ ce jour par 
la Commission de süreté publique ont puissamment contribué 
k maintenir le bon ordre parmi vous. 

La garde communale e^ les gardes bourgeoises rivalisent de 
zèle et de dévouement pour concourir au but que nous nous 
proposons tous ; mals nous avons besoin du concours de tous 
les bons citoyens. 

Nous croyons donc, de commun accord avec la dite Commission, 
devoir adresser d tous les habitans de cette vllle Tinvitation 
la plus pressante de réunir leurs efforts h ceux des citoyens 
incorporés dans les gardes, pour maintenir la tranquillité publique. 
Que les pères de familie circulent dans leurs quartiers et se 
tiennent en communication avec leurs voisin8;qu'ilsne cessent 
d'exhorter les habitans h entretenir l'ordre ; qu'ils empêchent 
tout exces. C'est par les effoits de tous que nous parviendrons 
è, garantir nos libertés et nos propriétés. 

Fait h THötel-de- Ville, le 29 aoüt 1880. 

Le college des Bourgemestre et Échevins, 

Le Chevalier de Mélottb— D'Envoz. 

roüvbboy. 
Xhaflaibe. 
Beaujean. 
Le secrétaire^ Dbspa. 



14 

BIz. 22 noot 40. „Notre ville", leest men m de Gourier de la 
Meuae van den 31i^, „offre maintenant un aspect extraordinaire; 
i'ordre y règne; mais c'est en quelque sorte Tordre d'un vaste 
camp. Les citoyens sont armés et s'arment de plus en plus. 
La garde bourgeoise est admirable ; les cadres de ses compagnies 
sont doublés ; il est k désirer qulls augmentent encore, afin 
que les braves citoyens, qui se dévouent pour Ie blen commun, 
puissent prendre quelque repos. La garde communale est animée 
du meilleur esprit. Nous venons d'apprendre que les communes 
rurales commencent également è. prendre les armes; cela peut 
devenir utile et nécessaiie en beaucoup d'endroits." 

BIz. 22 noot 41. Zie de courant van den SO^^. 

BIz. 23 noot 42. Ziehier uit het artikel van de Courier de la 
Meuse van 31 Augustus 1881 een extract: 

„A Liége, ce sont dea membres de Vopposüion qui ont été 
appelés pour maintenir la tranquillité. Par qui ont-ils été 
appelés? Par Ie chef de l'autorité locale, par Thonorable M. 
Sandbero. A leur voix, la partie la plus respectable de la ville 
de Liége accourt, s'arme, se dévoue, se fatigue. Nous nous 
attendrissons, nous nous enorgueillissons en voyant, Ie sabre 
h, la main ou Ie fusil sur Tépaule, non seulement Télite de 
notre jeunesse, mais les pères de familie les plus distingués 
par leur fortune et par leur probité. . . . Voici donc Télit^ de 
Topposition, dans la province la plus avancée en doctiine 
constitutionnelle, qui se sacnfie pour maintenir Tordre menacé, 
pour contenir un peuple brave et indigné. La Gommiisum de 
aüreté publique de la ville de Liége, répond de la tranquillité, 
mais h une condition unique; et cette condition est que Ie 
gouvernevnent se wontre désormaxs franchement canstüiUionnel, 
quHl renonce sincèrement atix principes du message du 11 décemi>re, 
que les doctrines de M, van Maanen et des f^Nederlandsche Oe- 
dachten*' soient répudiéès sans restrictionj que Ie gouvernement se 
tienne parfaitement neutre et impartial entre les différens cultes 
qui divisent Ie royaume, et surtout que la Belgiqu^ soit trcutée 
comme la Hollande^ qu'ü n'y ait plus de préférences,ni de faveurs; 
que les vceux enfin exprimés par notre députation d Sa Majesté, 
soient écoutés et accomplis.** 



15 

BIz. 28 noot 43. Ziehier het schreven van gouverneur Sandberg 
aan de districtscommissarissen en leden der gemeentel^ke 
administratiên d.d. 31 Augustus 1830; men vindt heto.a. afge- 
drukt in de Courier de la Meuae van 3 September 1830. 

Liége, Ie 31 aoüt 1830. 

Meaeieurs^ 

De toute part on reclame des armes pour protéger les 
propriétés: je ne puls vous en donner. Connaissez-vous assez 
les gens qui vous les demanderaient ? Vos maisons sont-elles 
des cltadelles pour que vous puissiez donner ou refuser des 
ai'mes k volonté? Et ne devriez-vous pas ceder è. ceux qui 
bioitalement viendralent réclamer une conflance non méritée? 
Gomment transporteriez-vous ces armes avec süreté? 

Il est impossible que des gens offrant des garanties n'aient 
pas d'armes ou ne puissent s'en procurer. Des fusils dechasse 
admettent tout espèce de munitions et leur maniement est 
connu de tout Ie monde. 

Que chacun reste tranquille, sans voir des dangers oü lis ne 
sont pas; que Ton ne se tremble pas è. chaque faux bruit, 
mais si Tétat de la commune Texige, armez les bons citoyens, 
louez même des armes. Que Ton imite Ie bel exemple des gardes 
communale et bourgeoise de Liége, qui depuis«cinq jours 
resistent è toutes fatigues, h toutes privations; qui, alliant Ie 
courage h la modération, se jetant sans hésiter dans des groupes 
oü lis sont un contre vingt, sont parvenus k sauver la vllle 
d'afnreuses calamités, et ont suffi jusqu'ici par leur seule con- 
tenance et leur baïonnettes k réprimer de gi'aves exces. Engagez 
surtout quelques personnes k monter k cheval, nous en voyons 
ici les bons effets. 

Sandberg. 

BIz. 26 noot 44. Zie de b\j zonderheden in Heldendaden blz. 
439—441 ; Courier de la Meuae van 3 September; Rogier, blz. 189. 
De inneming van St. Laurent wordt door Rogier gesteld op 
1 September. 

Blz. 26 noot 45. Zie Heldendaden blz. 444. 



i 



16 

BIz. 26 noot 46. Zie de Courier de la Meuae van den 4^^ Sep- 
tember 1830. De, naar ik vermoed, uit het HoUandsch ver- 
taalde brief aan gouverneur Sandbebq luidde aldus : 

Vilvorde Ie 2 Septembre 1880. 

Monsieur Ie gouverneur! 

Le lieutenant Meyer du corps d'artillerie h cheval est chargé 
par moi de vous remettre la présentei par laquelle je vous 
informe que S. A. R. le prince d*Orange, qui est entre seul hier 
k Bruxelles, accompagné de son état-major, s'y trouve encore 
et que je suis resté k Vilvorde. 

Aussitót après avoir pris lecture de votre lettre d'hier, je me 
suis empressé de donner les ordres nécessaii'es, pour que la 
marche de la 18°^® division d'infanterie sur Liége soit provisoi- 
rement suspendue. 

Le général Boegop (commandant de la citadelle de Liége) qui 
vient d'être prévenu de eet ordre est invite en même temps par 
moi, è. agir k la vérité avec fermeté, mais cependant avec toute la 
précaution que nécessite les circonstances actuelles, et aéviter 
principalement tout ce qui pourrait sans nécessite aigrir les 
esprits ou échauffer les têtes. 

Recevez, etc. 

Vamiral et coUmel-général, 
Fréderic. 

BIz. 27 noot 47. Zie het stuk in het HoUandsch bij Eülllo, 
t. a. p. blz. 94 en in de SiacUacourant van 8 September 1880. 

BIz. 27 noot 48. Verslag d.d. 2 September 1830 van de 
Luiksche commissie naar 's-Gravenhage over hare audiëntie 
bij den Koning: 

Rapport k la Commlsslon de sOrotè publique. 

Le vingt-neuf aoüt, k notre arrivée k la Haye, nous nous 
sommes rendus chez M. le ministre de Tintérieur et chez le 
ministre secrétaire-d'état, afin d'obtenir une audience de Sa 
Majesté. 

Dans Tentretien que nous avons eu avec eux, nous leur 
avons exposé les deux objets principaux de notre mission: 
1^. La convocation des États-Généraux, k refTet de s'occuper 



^1 

de commun accord, des mesures k prendre; 2". Ie renvoi de 
M. VAN Maansn. 

Le lendemain, nous avons eu une audience de Sa Majesté. 
Le Boi nous a reQus et écoutés avec la plus grande bienveil- 
lance, pendant une heure. 

Nous lui avons exposé les deux objets de notre mission. 
Nous lui avons témoigné notre vive satisfaction de ce que 
Sa Majesté avait prévenu, sur le premier point, le voeu des 
habitans de Liége. 

Nous lui avons exprimé le désir de voir redresser, d'un 
commun accord avec les États-Généraux, les griefs tant de fois 
signalés. 

Quant au second objet, nous avons renouvelé le voeu de 
voir écarter le ministre de la Justice. 

Nous avons fait observer au roi que les habitans de Liége 
savaient apprécier le méilte des personnes, sans aucune haine 
des localités; que, tout en reclamant Texécution de la Loi 
fondamentale et des traites pourlajusterépartitiondesemplois, 
ils savaient rendre justice au méiite de M. le gouverneur de 
la province, de M. le général-commandant et autres fonctlon- 
naires hoUandais, tandis que des fonctionnaires, nés Belges, 
s'étaient attiré Tanimadversion publique. 

Le roi est entre dans plusieurs détails avec nous. „En résumé, 
a-t-il dit; des deux objets principaux que vous m'exposez je 
suis heureux, quant h Tun, d'avoir prévenu les voeiix des 
habitans de Liége en convoquant les États-Généraux." 

Quant k nos vodux ardents, relatifs è, Téloignement du 
Ministère de Thomme qui a trop ouvertement repoussé la 
responsabilité de ses actes, pour se retrancher derrière Tinvio- 
labilité royale, Sa Majesté nous a répondu qu'il était Roi 
constitutionnel, qu'il devait conserver tous ses droits constitu- 
tionnels, que son serment et sa devise étaient de maintenir la 
Loi fondamentale ; quMl n'entendait pas qu'on lui imposftt k 
eet égard des lois. 

Sire, avons-nous dit, loin de nous la pensee de contester 
aucun des droits constitutionnels de Votre Majesté. Soyez 
persuadé que ce ne sont que des voeux déja plusieurs fois 
exprimés k Votre Majesté, mais que nous venons renouveler 

8 



18 

aujourd'hui, au nom de nos commettans, et d'une maniere 
plus pressante è. cause des circonstances graves et critiques 
oü nous sommes. — „Eh bienl" a répliqué Ie Roi, Je vous 
répondrai que je prendrai cette demande en considération." 

Liégeois! L'ordre légal et Ie respect pour les personnes et 
les propriétés que vous avez su maintenir dans les circonstances 
actuelles ont été partout en Belgique l'objet d'une sincère 
admiration. Partout sur notre passage, mais surtout ^ Malines, 
nous en avons eu des preuves, qui ont rempli nos coeurs de 
la plus douce satisfaction. 

Fait h Liége Ie deux septembre 1830, h neuf heures du 

matin. 

Raikem. 

Deleeuw. 

Deghahps. 

Onder stond : „La commission de süreté publique et Ie conseil 
de régence, d*un commun accord, ont ordonné que Ie rappoit 
qui précède, serait pubJié, affiche et inséré dans les journaux." 

BIz. 27 noot 49. „Een volk zonder eenheid van politieke lot- 
gevallen, zonder eenheid van stam en taal", „dat in staatkun- 
digen zin eeuwen lang geen volk mocht heeten*'. Dr. G. W. 
Kernkamp: Vragen des Tijde, November 1908, blz. 96. 

BIz. 27 noot SO. Zie Demarteau blz. 188. 

Blz. 28 noot SI. Den 1^ April 1888 berichtte Oorlog den opper- 
bevelhebber van Maastricht: „dat de graaf de Berlaymont van 
Luik, sedert eenigen tyd zeer goede intentiên heeft aan den 
dag gelegd, en alzoo van zyne vroeger geuite beginselen schynt 
te z^jn terug gekomen." 

Blz. 28 noot S2. De organisatie der Garde ürbaine vindt men 
o. a. in de Courier de la Meitse van 7 en 19 September 1880; 
het verslag der wapenschouwing in het nommer van den 15^^. 

Blz. 28 noot 53. ^L*argent de la Hollande a été semé . . . ." 
Het stuk is overgenomen door de Courier de la Meuse van den 
201^ September 1880. 



19 

BIz. 29 noot 54. De circulaire d.d. 13 September 1830 werd 
gepubliceerd in de Luiksche Courier van den volgenden dag en 
ia van dezen inhoud: 

Messieurs, 

Plus d'une fois on a donné verbalement des ordres en mon 
nora, je ne m'en suis guère occupé; mals on vient de me 
signaler un fait plus grave. 

Un citoyen honorable a été nommé commandant de la garde 
bourgeoise dans une grande commune rurale 1 L'arrêté qui Ie 
nomme est signé de mon nom et du nom de Mr. Deleeuw, 
membre des états-députés, pour M. Ie Greffier. 

Cette pièce, Messieurs, est matériellement fausse. On me dit 

qu'il en circule d'autres dans Ie même genre, et je vous prie 

de vouloir bien examiner soigneusement Tauthenticité de tout 

ce qui vous arriverait en mon nom. 

Sandbebg. 

BIz. 29 noot 55. Zie de stukken in het HoUandsch in de 
StacUscourafU van 20 September 1880 en by Hallo blz. 178-180. 

BIz. 29 noot 56. Het stuk in de Staatscourant van 21 Sep- 
tember 1830. 

BIz. 80 noot 57. De brief van Van Boecop aan Sandberq d.d. 
18 September 1830: 

„Je viens d'être informé qu'un bataillon est en route pour 
renforcer la garnison de la Citadelle pour alléger Ie service, 
puisque beaucoup de soldats sont attaques d'opthalmie. Je vous 
prie d'assurer, que ce mouvement n*a rien d*hostile, et que les 
habitans peuvent être entièrement tranquilles.'* 

Onder stond nog als P.S. : „Je prie V.Exc. de vouloir en donner 
connaissance è M. Ie commandant de la force armee." 

BIz. 80 noot 58. Zie het artikel: „De Divisie Gort Heyligers van 
den ö** Septewber tot den 8^ October** in De Militaire Spectator van 
1857, 8® serie, 2® deel ; en de Staatscourant van 16 September 1880. 

BIz. 80 noot 59. Zie Heldendaden blz. 445. 

BIz. 30 noot 60. Zie de Gourier de la Meuse van 12 en 14 
September 1830. Verg. blz. 14 van den tekst. 



20 

BIz. 80 noot 61. Vermaning d.d. 10 September 1880 (in de 
Courier de la Meuse van den 12n) van den commandant Db Bkb- 
LATMONT om het garnizoen en de Citadel van Luik te ontzien: 

Villa de Liège. 

Le commandant en chef de la garde urbaine llégoise, 

Informé que certains Individus se rendent sur les glacis de 
la Citadelle et y insultent les militaires qui y font le service. 

Croit de son devoir de défendre tels procédés: la conduite 
tenue jusqu'è. ce jour pai* les militaires ne pouvant mériter que 
des éloges. 

Il invite donc tous ses concitoyens ^ se tenir h distance des 
glacis; ils n'auront ^ imputer qu'è. eux-mêmes les suites de 
leur opind,treté. 

Liége, le 10 septembre 1880. 

Le commandant en chef, 
Le comte Ds Beelatmont. 
Par le commandant, 
Le secr^airCj 

J. FOBGSUB. 

BIz. 31 noot 62. Eene plastische voorstelling van de wijze, 
waarop Wibbdi, door z^n partes posteriores den schildwacht te 
laten zien, zich aanstelde, leze men b^ Mispelblom I blz. 226 vv. 
In de Nederlandsche rapporten heet Ma campagne een ,, landhuis". 
Het was 'n guingtiette, zooals ook b^ Demabtbau op blz. 248 
wordt vermeld. Guinguette vind ik in een woordenboek vermeld, 
zoowel als *n „petit cabaret hors de la viUe", geiyk het hier 
was, als „petite maison de campagne", dus optrekje. 

Blz. 31 noot 63. Briefwisseling tusschen Van Boecop en De 
Beblaymont over Wibbin. 

De Beblaymont: „ün jeune homme, nommé Wibrin, tout-è-fait 
inoffensif, qui se trouvait sur le pavé de la grande route prés 
de la maison dite Ma Campagne a éte tué d'un coup de fusil 
qui n'a été tiré par la sentinelle que sur Tordre d*un oflftcier, 
poste au parapet. Nous vous demandons justice d*une acte 
aussi coupable que nous osons qualifier de léLche assassinat." 

Antwoord van Van Boecop: „Ce n'est qu'après que la patience 



21 

des militaires a été épuisée, qui ont été en butte è. plusieurs 
insultes, et qu'on a crié plusieurs fois aux groupes, qui se 
formajent sur les glacis, de se retirer ou de passer leur chemin, 
qu'oD a tiré et celui qui a été victime ne Ta été que par sa témé- 
rite. Il faut qu'on se fasse respecter, et c'est vous-mêmey 
Monsieur Ie Comte, qui k déjèi averti de ne pas insulter les 
militaires, ni de se porter sur les glacis. PeVsonne ne sera lésé, 
si on passé paisiblement son chemin; j'en suis garant. Le fait, 
tel qu'on vous Ta rapporté, est entièrement faux," 

BIz. 82 noot 64. Van Boecop aan De Berlaymont over de 
teruggave der in St. Laurent geplunderde militaire goederen: 
„Les conséquenoes du reflis de mettre d. ma disposition la pro- 
priété de la llième division d'infanterie, compromêt la süreté 
des propriétés des bons et palsibles habltans de Liége; toute 
la responsabilité pèse sur ceux, qui ont refusé de satisfaire d. 
cette juste réclamation." 

BIz. 82 noot 65. Mispelblom I bl. 192. 

BIz. 32 noot 66. Bosscha op blz. 453 Heldendaden noemt 
enkel den sergeant, niet den opzichter. 

BIz. 88 noot 67. Minder juist sch^nt het door EEallo medege- 
deelde, op bl. 185: „Het twintigtal manschappen, hetwelk de 
sterkte bewaakte, heeft geen weerstand geboden/' In ieder geval 
waren er geen 20. — Zie ook Heldendaden blz. 463. — De gevan- 
genis van St. Léonard, op den linkeroever gelegen, bestaat nog. 

Blz. 88 noot 68. Zie voce Chartreuse. 

Blz. 84 noot 69. De Courier de la Meuee van den 22 September 
1830 over de inneming van La Chartreuse: 

„Hier, au moment oü nous venions de mettre sous presse, 
nous avons appris, que le fort de la Charti*euse, situé è. l'oppo- 
site de la Citadelle, avait été occupé par environ soixante 
bourgeois armés, faisant pour le plus grand nombre partie de 
la compagnie d'artilleurs. Une tentative avait été faite pendant 
la nuit, pour s'en emparer, mais les assaillans étant peu nom- 
breux et n'ayant point d'échelles, ils s'étaient bomés d. détruire 
une barrière. Un poste de dix militaires, qui occupaient le fort, 



22 

fut fait prisonnier. On conduisit ces militaires premièrement k 
rhötel-de-ville, d*oü on les a fait passer dans la prison civile. 
La garde bourgeoise a prétendu qu*on devait retenir ces hommes, 
et qu'lls serviraient comme ötages pendant les négociations, 
qui ont lieu au sujet du meurtre comme, avant-hier, sur un 
bourgeois, par une sentinelle de la citadelle. 

^Le drapeau aux couleurs liégeoises a été aussitöt arboré sur 
Ie fort par Ie frère du nommé Wkbin. La mort de eet infortuné 
avait tellement exalté les esprits, que rien n'aurait pu retenir 
l'ardeur de ceux qui se sont emparés du fort de la Chartreuse. 

,,Le commandant de la Citadelle, ayant eu connaissance de eet 
evenement a fait, dit-on, des représentations è la régence, et l'a 
engagée k faire abandonner Ie fort, si non qu*il tirerait sur la 
ville. La régence doit avoir répondue entr'autres qu'il serait de la 
plus grande injustice de se venger sur la ville d'un acte isolé, 
auquel elle n'avait pas piis part. Le commandant s'est rendu k 
ces raisons, et le fort continue d'être occupé par les bourgeois." 

BIz. 34 noot 70. Brief d.d. 22 September 1830 van generaal 
Van Boeoop aan den opperbevelhebber te Maastricht : 

„De sergeant en 6 man, welke voorgisteren van de wacht aan 
de Chartreuse zijn afgekomen, benevens de aldaar zich bevindende 
opzigter, z^n voor alsnog in de stad en de poort St. Léonard in 
verzekerde bewaring gebracht. De kommandant der garde urbaine 
geeft voor, h\i gedwongen was, dezen maatregel te nemen, daar 
zonder dat, deze brave militairen, (alzoo drukt h\j zich uit), 
gewis door het gemeen gemassacreerd zouden z^n geworden. — 
Een wachtmeester des treins, welke voorgister avond, depêches 
naar Tongeren heeft overgebragt, is den volgenden morgen terug- 
komende, boven Frère gearresteerd, en te Luik in de gevangenis 
gebragt. Ik ben met den Heer L^ Generaal Cobt Heylioebs 
in correspondentie getreden, ten einde alle die middelen te 
beramen, welke de communicatie tusschen hier en Tongeren 
zal verzekeren. — Gebrek aan hout voor de bakkerij heeft my 
genoodzaakt, hetzelve door een detachement uit het faubourg 
St. WcUburge tegen betaling te doen halen, welke ook dadeiyk 
en zonder moeite is medegebragt. — Ik heb nog geene berigten 
uit de stad ontvangen." 



23 

BIz. 34 noot 71. Uit de Courier de la Meuse van den 28». 

BIz. 34 noot 72. Één kilometer is 12 minuten gaans. Over de 
gedeserteerde kurassiers, zie men blz. 14 van den tekst. — Over 
de verrassing van Oreye leze men; Heldendaden blz. 475—476; 
Knoop dl. 4, blz. 180; J. K. H. de Roo van Alderwerblt: 
Geschiedenis van het zevende regiment infanterie (1857), blz. 120 vv. ; 
De Militaire Spectator van 1856 (8® serie, 1® deel), blz. 844 vv. 
en van 1867 (3® serie, 2® deel), blz. 898 vv.; De Maasgouw, 
Orgaan voor lAmburgsche OeschiedeniSf Taal- en Letterkunde van 
6 Maart 1886; enz. 

Blz. 34 noot 73. Het versje biJ Demabteau, blz. 229. — Het 
dagbladartikel in de Observateur van 26 September 1880. 

Blz. 35 noot 74. Zie den geheelen brief in de Staatscourant 
van 28 September 1880 en by Hallo, blz. 198. 

Blz. 35 noot 75. Brief d.d. 28 September 1880 van generaal 
Van Bobcop aan den opperbevelhebber: 

,;Naar de bewegingen, welke er aan de kazerne der Mare- 
chaussees hebben plaats gehad, moet ik opmaken, het gemeen 
zich van dezelve en de daarin zich bevindende goederen en 
paarden heeft meester gemaakt; wat er van de manschappen 
is geworden, is m\] onbekend, daar hoegenaamd niets officieels 
daaromtrent aan m\j is medegedeeld. — Er heeft dezen nacht 
veel beweging in de stad plaats gehad ; eene groote menigte was 
onder de wapenen en de mouvementen nagaande, vermeen ik 
men verkenningen naar den weg van Oreye heeft uitgezonden; 
langs de poort SJ^. Léonai'd heeft men ook den geheelen nacht 
sterk gepatrouilleerd. Wat aanleiding tot deze mesure heeft 
gegeven, is m\j onbekend, daar al meer en meer de communi- 
catie met de stad vermindert en ik tot op dit oogenblik nog geene 
tijding uit dezelve heb bekomen." 

Blz. 36 noot 76. De Oourier de la Meuse van 25 September 
1880 beschreef de agitatie te Luik aldus: 

„La générale bat, Ie tocsin sonne dans la plupart des églises 
de la ville et des faubourgs; les boutiques se ferment, les 
hommes courent avec leurs fusils et se rassemblent aux difPé- 
rens postes désignés, les femmes et les enfans se mettent è. 



24 

dépaver les rues; on arrive avec des canons; les chariots et 
les diligences, qui se trouvent en chemin, sont arrêtés; on en 
détèle les chevaux pour les employer aux différens usages que 
réquiert Ie besoin; des chaixettes sont mises en travers des 
rues, des barricades s'élèvent dans tous les endroits par oü l'on 
peut pénétrer dans Tintérieur de la ville." 
Van Boecop schreef nog dien 26» aan Dibbbts: 
„Ik heb het raadzaam geoordeeld, gisteren geen detachement 
uit te zenden, daar alles in de stad gewapend was, en zich in 
groote menigte links en regts langs de route verspreidt. Deze en 
meer andere brieven worden onder geleide van 2 kapiteins, 4 offi- 
cieren en 200 man naar Tongeren overgebragt en ik ben met Zjjne 
Excellentie den Luitenant-Generaal, kommanderende de 1® divisie 
infanterie, in correspondentie, ten einde die middelen te beramen, 
welke de communicatie zullen verzekeren. — Ten slotte heb ik de 
eer UHEdG. te informeren, dat gisteren tegen den middag te Luik 
zou z^n binnen gemarcheerd een 40tal menschen, volgens ge- 
ruchten, komende van Verviers en z^n bestemd om de Luikenaren 
te hulp te komen; aan hun hoofd bevond zich een groot vaandel." 

BIz. 36 noot 77. „Ie bruit en courait généralement è la firon- 
tière", werd gezegd van de Pransch-Belgische grens. „ . . . . la 
triste nouvelle de la reddition de Bruxelles, qui ne paraissait 
plus alors faire de doute pour personne. Les avis parvenus è eet 
égard étaient si nombreux et revêtus d*un cachet de vérité tel 
que moi-même qui étais venu pour affirmer Ie conti*aire, je me 
laissais tromper": Generaal Niellon, die dest^ds was te Leuze. 
Zie blz. 31 z^ner Mémoires in de Eistoire de8 évènements mili- 
taires et des conspircUiona orangietes de la BévohUion en Belgique 
(1868). — Ook de Bijenkorf deelde mede, dat majoor Db Pbstbbs, 
den 24^^ 's avonds uit het leger van prins Frbdbrik was geko- 
men, met de gelukkige t^ding, dat geheel Brussel, zoo beneden- 
als bovenstad, zich Donderdagavond had onderworpen. 

Blz. 36 noot 78. Met de regeering (la régence) wordt hier be- 
doeld het gemeentebestuur. De uitdrukking treft men dikwerf 
in de stukken aan. 

Blz. 40 noot 79. Zie nader over generaal Von Heldring het 
Biographisch Woordenboek van A. J. van der Aa (1867) in voce. 



25 

BIz. 40 noot 80. Brief van Oorlog d.d. 30 Augustus 1830: 
„Daar b\j de tegenwoordige gebeurtenissen, in eenige der 
Zuideiyke gewesten dezes R^ks, de waakzaamheid der mili- 
taire autoriteiten niet te sterk kan aanbevolen worden, heb ik 
de eer UHEdG. te noodigen, om bü al hetgeen zou kunnen 
voorvallen, eene imposante en kalme houding aan te nemen 
en by het nemen van maatregelen, wanneer de omstandigheden 
die mogten vorderen, voorzigtigheid met energie te paren. — 
De Koning rekent, M\jnheer de Oeneraal, op Uwe medewerking, 
en op den ^ver van Hoogst deszelfs troepen, en vertrouwt dat 
door U alles zal worden aangewend, tot handhaving der orde, 
en tot het met nadruk doen eerbiedigen van Z^ner Majesteits 
gezag. — Uwe rapporten nopens alle eenigszins belangrijke 
gebeurtenissen, die soms mogten plaats grijpen, zullen voortaan 
in duplo moeten worden opgemaakt, zullende een der rapporten 
regtstreeks aan Z^ne Koninklijke Hoogheid den Admiraal en 
Kolonel-Generaal te Antwerpen behooren te worden gezonden, 
terwyl het andere aan my moet worden gerigt." 

BIz. 40 noot 81. Zie Heldendaden blz. 432. Zie ook aldaar 
den stelligen last aan Cobt Hbtlioers, blz. 454. 

Biz. 41 noot 82. Zie Heldendaden blz. 427. 

Blz. 41 noot 83. Correspondentie van 31 Augustus en 4 Sep- 
tember 1830. 

Blz. 41 noot 84. Leoen van Willem II, blz. 423. 

Blz. 41 noot 85. Op de ondervolgende cursief gedrukte plaatsen 
en half weg op de sub 5 vermelde l\}n, waien ordonvumce-poaten 
met een korporaal of wachtmeester en 3 tot 6 cavaleristen. 
De depêches, die het teeken X voerden, moesten in draf, doch 
anders in stap, aangebracht worden. 

1^. Van Maastricht door de Brusselsche poort, westwaarts 
over Mopertingen naar Büsen (2% uur), en verder over Be verst 
en Diepenbeek, naar Hasselt (2V2 uur). 

2^. Van Maastricht zuidwestwaarts over den IAndenboom{Vli 
uur) naar Tongeren (l'/i uur) en vervolgens 5MVuyen (272 uur). 

3*^. Op drie kwaiüer van Tongeren, naar het dorp Frère. 



26 

4®. Van Tongeren noord westwaarts via Cortesseni (2Va uur) 
naar Hasselt. 

5^ Van Hasselt zuidwestwaarts via Heeck, St. Lambert naar 
St. Truyen. 

BIz. 42 noot 86. Zie De Divisie Gort Heyligers blz. 396-397. 

Blz« 42 noot 87. Zie het artikel over het DiBSETS-geslacht 
van Mr. Peter van Meürs op blz. 95 vv. van den Oelderschen 
VoUcS'Almanak voor 1897. 

Blz. 43 noot 88. Over Dibbets' verleden, zie o. a. Van deb 

Aa*8 Woordenboek in voce. De aanschryving van Koning Lode- 
wuK om naar De]fz\jl te gaan, vindt men echter op blz. 105 
der Bedragen tot de Vaderlandscke geschiedenis van de belangr^ke 
jaren 1609 en 1810 door baron Keayenhopf (1851). 

Blz. 43 noot 89. Zie blz. 18 vv. der Geschiedenis van het 
zevende regiment infanterie door J. K. H. de Roo van Aldebwerelt 
(1857). 

Blz. 44 noot 90. ^jKr^gs- en geschiedkundige geschriften** dl. IV 
(1862) blz. 89. 

Blz. 46 noot 91. Dibbets* dagorder d.d. 19 September*. 

„De Generaal-Majoor, kommanderende de 4® divisie infanterie, 
brengt b^j deze ter kennis van de troepen en verdere militaire 
autoriteiten in het 5® Groot Militair Kommando, dat het Zyne 
Majesteit behaagd heeft, bij Hoogstdeszelfs besluit van den 16^^ 
dezer n«. 85, het departement van Oorlog te magtigen, aan hem 
op te dragen, het opperbevel in de vesting Maastricht, met 
behoud tevens van het kommando der 4® divisie infanterie, 
en gel\jkt\jdig provisioneel te belasten, met het bevel in het 
5® Groot Militair Kommandement; ztJnde deze onderscheidene 
betrekkingen, heden door denzelven aanvaard. 

„Vereerd met dezen biyk van Z^ner Majesteits hoog vertrou- 
wen, houdt de ondergeteekende zich ten volle overtuigd, van 
de medewerking der militaire autoriteiten en chefs der korpsen, 
tot het doen handhaven en eerbiedigen van *s Konings gezag.'' 

Blz. 46 noot 92. „Ayant été instruit que la malveillance a 
répandu que Tarrestation de quelques jeunes gens aurait été 



27 

projetée, et qui par suite ont abandonné la maison paternelle, 
(Ie soussigné?) croit certifier la fausaeté de ce bruit. Tant que 
Ie bon ordre et la tranquillité continueront èl régner dans cette 
ville, aucune mesure de rigueur ne sera prise que de commun 
acoord avec les autorités constiiuées." 

Biz. 46 noot 93. Brief d.d. 26 September 1830 van Dibbets 
aan den gouverneur: 

„Verscheidene inwoners dezer stad hebben zich dezen morgen 
bjj my beklaagd over den heer Missok, die gisteren avond in 
eenige koff^huizen valsche zeer verontrustende tijdingen omtrent 
den stand van zaken te Brussel verspreid heeft. Van de zQde van 
een ambtenaar en vertrouwd persoon van UHEdG. kan zulks 
niet dan eenen schadeiyken invloed verwekken, zoo op de troe- 
pen der vesting als op de weigezinden dezer stad. Hetz\j dat het 
gedrag van dien heer aan onvoorzigtigheid, dan wel aan andere 
oorzaken te w^ten is, zal UHgEdGestr. voorzeker met mt) eene 
ernstige vermaning en waarschuwing als hoogst noodig beschou- 
wen, alzoo, by de hernieuwingen van soortgelijke handelingen, 
strengere maatregelen ter beteugeling, welligt zouden worden 
vereischt," 

BIz. 46 noot 94. Dibbets' rapport d.d, 27 September 1830 aan 
prins Frederik. 

BIz. 47 noot 95. Zie blz. 93—96 dl. II (1875) van Eenens' 
„GonspircUions müitaires", 

BIz. 48 noot 96. „et ce cri [van Leve Frankrijk, Leve de Fran- 
seken] partait de la bouche des meneurs, car la populace criait 
vive tout Ie monde, tantöt De Potter^ tantöt Napoléon, tellement 
il est vrai, que tout est paiodie chez ces singes perpétuels de la 
Prance, comme elle criait vive la liberté, vive la république, et 
vive OU meure tout ce qui lui passait par la tête." Dl. I, bl. 12 
van La Belgiqtie en 1630 ou Documens pour servir d Vhietoire de 
8on insurrection (1831). — Voor het malle van een beroep op 
den tyd der Fransche dwingelandij hadden anders Zuid-Neder- 
landers in die dagen ook wel een geopend oog; zie b.v. het 
IVe hoofdstuk Be omwenteling van 1880 in de Indrukken en 
Ervaringen van D. Sleeckx (Gent 1903). 



28 

BIz. 49 noot 97. Een goed plaatje vande Tongerscliepoortin 
de by Leiter-Nypblb te Maastricht verschenen uitgave van 
Zuid-Limburg : ^Oids voor wandelaars en wiélr^derB'\ 

BIz. 49 noot 98. Voor de politie-wachten aan de poorten 
moesten de gewone militairen van het garnizoen uitgekozen 
worden, wyl de daartoe als vanzelf aangewezen afdeeling mare- 
chaussee door desertie verloopen was. Eerst in Mei 1834 kwam 
een nieuw detachement marechaussee te Maastricht, dat toen 
ook met den dienst der poorten is belast. 

BIz. 50 noot 99. Eenige data over het verbod, in 1830 uitge- 
vaai'digd, tot het opvoeren van comedie-stukken : 

Toen de vredesstaat wat meer was ingetreden, namelijk na 
1833, kreeg de opperbevelhebber herhaalde verzoeken van 
Pransche theaterdirecteuren te Verviers en te Luik om te 
komen spelen, maar altyd werd het zonder opgave van 
redenen geweigerd. Als aanleiding tot dergelijke verzoeken gaven 
belanghebbenden voor, dat ziy door officieren der vesting waren 
uitgenoodigd ! In November 1833 wendde zich vriend Fibvé 
persoonlek tot Dibbets, maar ook nu kreeg hy ten antwoord, 
dat zoolang de belegstaat duurde, geene tooneelvoorstellingen 
geduld konden worden. In den aanvang van 1835 opnieuw een 
verzoek, waaromtrent Dtbbets d.d. 1 April 1835 het volgende 
aan Oorlog rapporteerde: 

„Nu dezer dagen ontving ik eenen brief van den directeur te 
Verviers^ verzoekende toegelaten te worden, ten einde eene over- 
eenkomst te treffen om aan het verlangen der ingezetenen en 
van het garnizoen te voldoen, tot het vertoonen van eenige 
tooneelstukken. Ik heb hem door den kapitein, belast met de 
algemeene politie, doen antwoorden, dat z^ne vraag b^ de 
militaire autoriteit niet in aanmerking kon worden genomen 
en alle verdere pogingen vruchteloos zouden z^n. De voort- 
durende toestand der stad gebiedt zoodanig aanzoek te weigeren, 
dat ik voor my dan ook beschouw, als niet van b\joogmerken 
vry te z^n." 

Nu het niet by Dibbets zelf gelukte, hadden belanghebbenden 
de onnoozelheid, zich rechtstreeks tot de Begeering te wenden, 



29 

geiyk in Mei 1836 FiÉvé deed. By missive d.d. 31 Mei 1836 
bracht de opperbevelhebber het volgend advies er over uit : 

„Het is aan het departement van Oorlog bekend, dat sedert 
nu b^na zea jai*en, door onderscheidene tooneeldirecteuren, al 
het mogeiyke is beproefd om een dergeiyk oogmerk te bereiken ; 
aan alle die fransche protestatiën, hoe schoonsch^nend ook, is 
nim6ier gehoor gegeven. M^ne verantwoording en dageiyksche 
bezorgdheid z\jn, in de daad, groot genoeg, om niet, uit eigen 
beweging, het aanwezen van even zoo vele spions binnen de 
vesting te dulden ; daarb^ z^n alle publieke vereenigingen in 
den voortdurenden staat van zaken, alhier ongeraden. De troep («) 
behoort steeds t)eschikbaar te z^n, en daar byna alle de oflEicieren 
der bezetting, b\j zoodanige gelegenheid zich ligteiyk in één 
locaal kunnen bevinden, zouden er omstandigheden mogel^k 
z^n, die my konden compromitteren. De betrekkingen der 
inwoners met 'België z^n steeds groot, en het kan niet worden 
ontkend, dat men altyd op z^ne hoede behoort te bl\jven. 

„Indien ik de zaak niet dermate pligtshalve inzag, had ik 
voorzeker, ook voor het genoegen mijner familie, daarin kunnen 
toegeven; de ondervinding heeft echter overtuigend de nood- 
zakelijkheid bewezen, zoodanig en niet anders te handelen. Ik 
moet alzoo tot het afwezen van het onderhavig verzoek in 
gemoede adviseren." 

Den 2^ April 1888 rapporteerde Dibbets andermaal aan 
Oorlog: „Alweder is by my aanzoek gedaan door de tooneel- 
directie te Luik, om hier in Mei aanstaande eenige voorstellingen 
te geven, doch zulks is, gel\jk vroeger, van de hand gewezen." 

Tot het einde van den belegstaat in 1839 is het verbod 
gehandhaafd gebleven. 

BIz. 61 noot 100. Nameiyk, luidde Daine's voorstel d.d. 19 Sep- 
tember 1830: „om indien UHËdQestr. mogt goed vinden, eenig 
garnizoen in Roermond te leggen, alsdan derwaarts te deta- 
cheren den ritmeester Van Aldebwebelt met de 3 oflEkcieren, 
de manschappen en remontepaarden van het depot van het 5^ 
regiment ligte dragonders, dewelke alhier door het afstaan hun- 



(a) Bedoeld worden de militairen. 



30 

ner kazernen, stallen en nachtlegers aan de 2^ afdeeling kuras- 
siers, zeer slecht gekazerneerd en gestald z\jn." 

Het 5« regiment ligte dragonders bevond zich met generaal 
CoRT ELbtliqers te Tongeren en omgeving; het depot was 
echter te Maastricht gelaten. 

BIz. 61 noot. 101. Rapport van generaal Dibbets d.d. 25 Sep- 
tember 1880 aan prins Fbederik over het zenden van troepen 
naar Roermond: 

„Alvorens te besluiten troepen derwaarts te doen vertrekken, 
heb ik eene breedvoerige conferentie daaromtrent gehouden met 
den heer Gouverneur der Provincie en den heer Procureur 
Crimineel Crüts. Beide verzekeren, dat de onlusten, welke zich 
te dier stede geopenbaard hadden, niet aan de inwoners, maar 
aan de vreemdelingen moesten worden toegeschreven. Hierop 
door my in het midden z\jnde gebragt, zulks eene reden te 
meer van bevreemding opleverde, dat de geconstitueerde auto- 
riteiten, gel^k de distilcts-kommissaiis, stedelijke regering en 
vooral de procureur des Konings geene krachtdadige maatregelen 
tegen de rustverstoorders hadden in het werk gesteld, trachtte 
de heer Cruts, in den beginne, den procureur des Konings 
Brouceère vry te spreken; dan weldra bleek overtuigend by 
het nazien der rapporten van den heer Brouceère, ter dier gele- 
genheid aan ons voorgelegd, dat verschillende daadzaken geheel 
met stilzwegen waren voorby gegaan, hetwelk den Procureur 
Crimineel verpligt heeft, hem daarover te onderhouden en tot 
het beter betrachten zijner pligten aan te manen. 



I 



BIz. 62 noot 102. Bericht d.d. 20 September 1880 van den 
gouverneur De Bsece:mak aan generaal Dibbets over het zenden 
van troepen naar Roermond: 

„Ten gevolge van ÜHgEdGestr. missive van 19 dezer n". 3, 
heb ik de regering der stad Roermond kennis gegeven der 
aanstaande komst van de derwaarts gezonden troepen. 

„Daar de geest en het gedrag der autoriteiten en der inwo- 
ners der gemelde stad onveranderiyk uitmuntend z^n geweest, 
en de opgevatte vrees wegens het behoud der openbare orde 
alleen kan toegeschreven worden aan een zeer klein getal per- 



81 

sonen, welke schenen zich te willen beroeren, en aan de na- 
buurschap der grenzen over welke kwaaddenkende personen 
beproeven kunnen zich in te voeren, zoo acht ik het van my- 
nen pligt UHgEdGestr. in bedenking te geven of het niet wen- 
scheiyk ware, dat UHgEdGestr. stellige orders gave, ten einde 
er van wege het nieuwe voor deze stad bestemde garnizoen 
niets verzuimd wofde om tusschen het en de inwoners de 
gelukkige eendragt, welke immer met de vorige garnizoenen 
bestaan heeft, te behouden. 

„Ten overvloede acht ik het niet onnoodig UHgEdGestr. te 
berigten, dat buiten en behalve de nog in werking zijnde schut- 
terij, er te Roermond eene speciale, wettelijk geconstitueerde 
burgerwacht bestaat, welke gezameld k met voorz. schutterij, by 
middel van nachtpatrouilles, tot behoud der orde en gerustheid 
werkzaam is." 

BIz. 52 noot 103. „Overeenkomstig", luidde nl. des gouver- 
neurs antwoord van den 80», „UHEdG. missive van gisteren, 
is het plaatselyk bestuur van Eysden door mU berispt geworden 
om de openbare rust, door het schieten van kanons, aan stooring 
blootgesteld te hebben, en heb ik aan de tusschen Luik en 
Maastricht gelegen gemeenten den last doen opleggen, om zich 
van soortgeiyke feiten te wederhouden." 

BIz. 53 noot 104. „De laatste vooral is gevaarlek, daar hy in 
de omliggende kantons oproer stookt." Bapport d.d. 80 October 
1880 van 'sKonings procureur Vbbloren aan Dtbbets. 

BIz. 54 noot 105. Brief van het Gemeentebestuur aan Dibbets 
d.d. 2 October 1880: 

„Dezen morgen hebben zich eenlge der voornaamste land- 
bouwers bö ons vervoegd, welke ons verklaard hebben, gewillig 
te ztjn om op hunne beurt de noodige paarden voor de mili- 
taire transporten te leveren, maar dat het bill\jk zoude wezen, 
dat de rQtuigpaai'den, zoo van de koetsenverhuurders, als van 
de particulieren, ook beurtelings tot de dienst wierden opge- 
roepen. Deze reclame, ons gegrond voorkomende en daarover 
met Zyne Excellentie den heere Gouverneur geraadpleegd 
hebbende, welke zich met ons heeft vereenigd, nemen w^ de 



82 

vryheid te verzoeken, UHoogEdelGestrenges gevoelen daaiom- 
trent te willen mededeelen, ten einde deswege de noodige Procla- 
matie te kunnen doen uitvaardigen." 

BIz. 54 noot 106. Uit een schreven d.d. 2 October 1830 van 
DiBBETS aan het Gemeentebestuur: 

„Evenwel behoort zulks tot de zaken^ welke eene administra- 
tieve overweging vereischen, en welke ik mitsdien verzoek aan 
UEdAchtb. te moeten overlaten." 

BIz. 64 noot 107. Schreven d.d. 26 September 1830 van gene- 
raal Van Boecop aan Dibbets: 

„Ik doe heden aan den intendant door tusschenkomst van 
voornoemden Luitenant-Generaal (Cobt Hetlioers) de vraag, om 
r^8t, zout en geld. Ik verzoek ÜHEdG. m^n verzoek ten deze met 
kracht te ondersteunen, daar ik gisteren by gebrek aan aard- 
appelen, reeds verpligt ben geweest, r^st te distiibuëren. In deze 
omstreken kan men zonder gewéld niets bekomen, daar alle 
menschen gedreigd z^n met verlies van hun leven te zullen 
betalen, zoo zy zich onderstaan om in de behoefte van levens- 
middelen voor de citadel te voorzien." 

BIz. 56 noot 108. Zie Knoop's y^Eennneringen'' blz. 129; zie 
ook Heldendaden blz. 467, 471, 486. 

BIz. 56 noot 109. „Ik heb vermeend*', luidde het schrijven 
d.d. 28 September 1830 aan Oorlog^ „üwe Ëxc. mededeeling te 
moeten geven, van begaand afschrift eener missive van den 
heer luit-gen. Cort Heyligebs, waaruit biykt, dat het convooi 
levensmiddelen voor de Citadel zich reeds den 2^ dezer te 
Tongeren bevond, en dat alzoo het onverwacht opbreken van 
de 1^ divisie infanterie, de grondooi-zaak is, dat dit vervoer 
züne bestemming niet heeft kunnen bereiken." — En aan Von 
Reimann: „D'après Ie désir de Votre Excellence, je m'empresse 
de lui communiquer les nouvelles, recues cette nuit. La division 
sous les ordres de S. E. Ie Lieutenant-Général Gort Hetltgebs, 
cantonnée k St. Trond, Hasselt et Tongres, a regu l'ordre de 
se diilger immédiatement sur Oortenberg, prés de Bruxelles; 
de lè. resulte, k ce qu'il paralt, qu'on n'est pas encore tout-£t-fait 
maltre de la ville. — Au départ des troupes de Hasselt tout 



88 

était pret pour rinsurrection, qui peut-être s'étendra dans 
rarrondissement entier. — La communication avec la Citadelle 
de Liége deyiendra de moment au moment difficille; un convoi 
de vivres pour Ie besoin de 15 jours, que j'y avais envoyé, n'a 
pu y arriver, vu Ie mouvement précité. — Votre Excellence 
voudra considérer les nouvelles, que j'ai l'honneur de lui 
communiquer, comme confidentielles." 

BIz. 56 noot 110. ^Deux è. trois mille hommes de gardes 
bourgeoises sont alles cette nuit faire des reconnaissances dans 
les environs de la Citadelle; les troupes ont tiré des coups de 
fusil pendant toute la nuit." Gcmrier de la Meuae van 29 Sept. 1880. 

BIz. 66 noot III. Heldendaden blz. 467. Zie ook Misp^lblom J, 
blz. 254 vv. 

BIz. 66 noot 112. Brief van Dibbets d.d. 28 September 1880 
aan prins Fbederik: 

„Op het oogenblik arriveert alhier de sergeant-facteur der 
lie afdeeling infanterie, belast z^nde met het afhalen der 
brieven uit Tongeren, en van daar, als gewooniyk, onder geleide 
eener escorte, naar de Citadel terug te keeren. De troepen van 
de 1^ divisie infanterie dezen nacht opgebroken zynde, beeft 
hij het gewaagd, den terugweg alleen af te leggen ; om zeven 
uren heden morgen hoorde hy reeds een hevig kanonvuur in de 
rigting van de Citadel, en weldra werd hy ondemgt, dat gis- 
teren in den avond, de voorstad St. Walburge, door de muite- 
llngen bezet was, z^nde twee stukken geschut aan den ingang, 
en twee in het midden, bU de kerk geplaatst. Ik onderstel alzoo, 
dat de heer generaal-majoor Van Boecop, volgens overeenkomst, 
een detachement van 2 h 800 man ter te gemoet koming van het 
convooi heeft willen zenden, en zulks aanleiding gegeven heeft, 
men handgemeen is geraakt. — Deze onderofficier naar Tongeren 
zynde teruggekeerd, heeft in de directie van St. Truyen eene 
sterke kanonnade gehoord, waarsch\]niyk een engagement van 
een gedeelte der 1^ divisie infanterie." 

Bericht van generaal Dibbets aan den avond van den 28^^ Sep- 
tember 1880 aan president Von Reimann te Aken over de mis- 
lukking van het plan om dien dag de Citadel te Luik van 
levensmiddelen te voorzien: 

8 



34 

„ Après avoir expédié, ce matin ma dépêche è. Votre Excellence («)^ 
j'ai été tnstruit que les insurgés k Liége, dans Ie but d'enlever 
un convoi de vivres pour la Citadelle, ont occupé Ie faubourg 
St Walburge, attenant è. la Citadelle; ce matin ils ont été 
attaques et delogés; on pretend que Ie faubourg est détruit 
en partie par Ie feu de la Citadelle. Le projet dont il s'agit 
avait écboué d'ailleurs; déjè. Tordre avait été donné h Tongres, 
d'arrêter le convoi, et de le faire rétrograder en partie sur Maes- 
tricht. Vers le 7 heures du matin, une foi-te canonnade, dans 
la direction de St. Trond, a été entendue k Tongres ; tout porte 
è croire è. un engagement des troupes de la l^* division. — Le 
foyer de l'insurrection s'étend de plus en plus; on apprend 
aujourd'hui qu'il se manifeste è. Heerlen. — Des nouvelles de 
BruxelleS; recues è. Tinstant même par Anvers, annoncent que 
la bonne cause triomphera incessamment." 

BIz. 57 noot 113. Brief d.d. 27 September 1880 van Oorlog aan 
generaal Dibbets: 

„Naai' aanleiding Uwer berigten aan Z. K. H. den Admiraal 
en Kolonel-Generaal, m\j medegedeeld by missive van den 
25^ dezer N^. 24, wegens de geestgesteldheid te Hasselt, en 
in het arrondissement van dien naam, waardoor er verder 
niet aan gedacht kan worden, om eenige magt uit Maas- 
tricht te trekken, als aldaar zeer benoodigd zUnde, heb ik 
thans de eer Uwe aandacht te bepalen, op de orders, welke aan 
den Heer Luitenant-Generaal Cort Hsyligers gegeven z^n, om 
met z\jne divisie op Brussel te marcheren. Daardoor wordt de 
zorg voor de veiligheid en zekerheid der vesting Maastricht 
dubbel noodzakeiyk, en hoezeer ik niet noodig heb UHEdG. die 
aan te bevelen, acht ik my echter verpligt daarop aan te 
dringen, in het belang hetwelk daardoor ook, voor het behoud 
der Citadel te Luik verbonden is, om de communicatie zooveel 
mogeiyk open te houden, en daartoe de meest geschikte maat- 
regelen te nemen." 

BIz. 69 noot 114. Oordeel van generaal Niellon over Dainx, 
zoomede DmsETs' lastgevingen aan dezen in zake het konvooi 
naar Luik: 



(a) Zie noot 109. 



85 

In de „HisMre des éoènemente müüaires et des conspircUions 
orangistes de la Béoolution en Belgique*\ bewerkt naar de Mémoires 
van generaal Ndbllon (1868), leest men op blz. 260: „Le général 
DainS; qui commandait Tarmée de la Meuse, était parvenu 
sous Tempire de simple tambour au grade de colonel; il était 
donc evidemment un des plus intrépldes parmi ces soldats qui, 
h, cette époque, ont étonné Ie monde par leurs glorieux faits 
d*armes. Il serait peut-être devenu un excellent général sabreur 
sous un chef qui aurait su utiliser son genre de talent. Mais, 
dépourvu de rinstruction la plus élémentaire, il était incapable 
de lire une carte et encore moins d'y puiser ses inspirations. 
La nature ne lui avait donné aucun de ces instincts qui ont 
poussé £t la méme époque d*autres de ses pareils h une illu- 
stration méritée. D'un caractère falble, sans initiative, il devait 
subir les influences de son entourage oü il y avait cependant 
des oflEiciers distingués, capables de lui donner un bon conseil; 
mais malheureusement il avait la manie de donner k ceux-Ul 
mêmes des missions précisément dans les moments les plus 
critiques et cela sans une nécessité absolue." 

DiBBETS' brief d.d. 29 September 1830 aan Daine luidt in z^n 
geheel: „Het is UHEdG., even als my bekend, dat sedert het 
opbreken van de troepen onder bevel van Z. E. den Heere L^-Gen. 
CoBT Heyliosbs, de toestand van de citadel te Luik, in eenige 
opzigten, bedenkel^k is geworden, en dat de dringende nood- 
zakelijkheid daar is, om zonder uitstel in de behoefte van levens- 
middelen voor de bezetting te voorzien. — UHEdG. langdurige 
ondervinding en yver voor *s Konings dienst hebben my doen 
besluiten, het opperbevel dezer expeditie, uit aanmerking van 
het hoog gewigt daaraan verbonden, aan UHEdG. zorg en beleid 
toe te vertrouwen. De order ter uitvoering heb ik de eer hierby 
aan UHEdG. te doen toekomen." 

Ziehier de bedoelde order, dus de belangr^ke Instrtictie d.d. 
29 September 1880 van generaal Dibbets a^n den generaal Daine 
voor de begeleiding van het konvooi naar de citadel van Luik: 

Hoofdkwaitier Maastricht, den 29 September 1880. 

De Generaal-Majoor Opperbevelhebber der vesting Maastricht, 
kommanderend in het 6® Groot Militaii* kommando. 



86 

QelaBt mits deze aan den Heer Generaal-Majoor Dains voor 
heden nacht om elf uren, — onder deszelfs bevelen hebbende: 

een bataillon infanterie sterk 600 man, 

een escadron kurassiers sterk 120 man (te vervangen te 
Tongeren door een ander escadron) en 

twee zesponders met eene dubbele bediening van kanonniers, — 

van hier over Tongeren, naar de Citadel te geleiden, een 
convooy, bestaande uit tien karren, beladen met levensmiddelen 
voor de bezetting aldaar; daarby de volgende voorzieningen en 
maatregelen, in acht te nemen en stiptelljk na te komen, als: 

1^. In de stad Tongeren zich hoegenaamd niet op te houden, 
maar te voeren, hetzy aan deze, of aan gene z\jde, naar gelang 
de omstandigheden dit zullen medebrengen. De troep zal by 
het voeren niet uiteen gaan, maar eene positie, tot dekking en 
zekerheid nemen. 

2^ De drie escadrons te Tongeren, zullen zich buiten de 
Maastrichtache poort onder de wapenen bevinden, vereenigen 
zich, by het doortrekken van Tongeren, bij het escorte, en 
vatten post buiten de Luiksche poort, b\j de brug, naby de 
basculef blijvende aldaar onder de wapenen, totdat zekerheid zal 
bekomen z^n, dat het convooy in de Citadel aangekomen is. 

8®. Het convooy nagenoeg op een uur afstand van defaubourgSt. 
Walburge gekomen zijnde, zal zulks aan de Citadel aangekondigd 
worden by dag door twee kanonschoten, en by nacht door vuurpy- 
len, op welk sein, zoo mogeiy k, uit deCitadel een sterk detachement, 
het convooy zal te gemoet komen om het geleide te versterken. 

Na alles behooriyk in de Citadel te hebben afgeladen en over- 
gegeven, zullen de wagens dadeiyk, op zich zelven, over de 
chaussée, naar Tongeren terugkeeren. 

50. Het escorte zal den terugmarsch aannemen over Vorottx, 
Fesche en Baaaanye, in de veronderstelling evenwel, deze weg 
voor de twee zesponders practicabel is. 

Indien echter de gemeenschap op Tongeren vry en zeker is, 
kan het escadron kurassiers, over de chaussée naar Tongeren 
tei-ugmarcheren. 

50. In geval van een aanval, zal het convooy terugtrekken, 
tot half weg Tongeren, daar waar eene positie het best tot 
zekerheid kan genomen worden. De troep zal bivouacqueren. 



87 

gestadig verkenningen uitzenden, en eenen tweeden doortocht, 
naar tyd en omstandigheden beproeven, kunnende in zoodanig 
geval, des noodig, over de beide escadrons te Tongeren be- 
schikt worden. 

De Qeneraal-Majoor zal voor het overige geene middelen on- 
beproefd laten, en al het mogeiyke in het werk stellen, zonder 
iets in aanmerking te nemen, dan het behoorlek en zoo 
spoedig doeniyk uitvoeren dezer expeditie, alzoo van het hoogste 
gewigt is, tot behoud der Citadel, om binnen de vier en twintig 
uren, levensmiddelen te bekomen. 

Voornoemd Qeneraal-Majoor wordt eindeiyk personeel verant- 
woordeiyk gesteld, voor de behoorltjke opvolging en geheim- 
houding van dezen onzen last. 

De GeneracU'Majoor v^., 

DlBBETS. 

In denzelfden ochtend van den 29^ schreef Dibbets aan prins 
Fredebie : 

nTot nog toe z\jn geene nadere berigten van den heer gene- 
raal-majoor Van Boecop ontvangen; het geschut heeft zich in 
de directie der citadel doen hooren tot gisteren namiddag drie 
uren. Ik ben alleen wachtende op twee vertrouwde personen, 
derwaarts gezonden, om het convooi levensmiddelen voor de 
bezetting bestemd, van hier te doen vertrekken. Het hoog ge- 
wigt aan deze expe4itie verbonden, heeft mij eenigen t\jd in 
beraad gehouden, aan wien dezelve zoude behooren te worden 
opgedragen; na alles rypel\)k te hebben overwogen, heeft zich 
myne keuze op den heer generaal-majoor Daike bepaald, en 
houde mö overtuigd, dat ZHgEdG., met wien ik heden morgen 
breedvoerig heb gesproken, en inliggende missive van m^ be- 
komen heeft, deze zoo belangrijke onderneming gelukkig zal 
volbrengen, welke dan ook, vertrouw ik, niet onbeloond zal 
blijven. 

„Bygevoegd concept-order behelst de hoofdbeschikkingen, welke 
voorloopig en behoudens nadere wijziging ten deze, voorgeschre- 
ven z^n. 

„De infanterie zal z\Jn zamengesteld uit 800 man der 14® af- 
deeling infanterie en een detachement van 800 man der 7^ afdee- 
ling Infanterie, gisteren alhier binnen^ gekomen. ' 



88 

„Naar alle gedachten zal deze expeditie aanstaanden nacht 
plaats hebben." 

BIz. 63 noot 116. De nie Montagne St. Walburge is de weg, die 
van Tongeren ter z\jde van de Citadel naar de flbc/t^-poort leidde; 
by deze poort, die niet meer bestaat; begon de stad en was 
het bureel van de accijnzen gevestigd. De me de Gampine 
is een e straat, die nevens de genoemde en de rue Pond Pirette, 
ongeveer uit hetzelfde punt ten noord-oosten van St. Laurent 
de Citadel opgaan, maar de Campine is door mindere steilheid 
berydbaar; z\j bestond echter in 1880 nog niet. 

BIz. 68 noot 116. Zie blz. 19 van De Veteraan' 8 Kr^gsbedr^ven 
der Hollanderê in Bélgié (1887) door kol. C. A. Gbiswbit van 
DER Nbtten en Heldendadenf blz. 686—687. 

BIz. 64 noot 117. (Jit de Gourier deto3fet<«6van2 0ctober 1830: 
„M. Édoüard Piette, de Fraipont, docteur en médecine, qui 
était è. cheval, a lutté pendant plusieurs minutes contre un 
cuirassier qu'il a abattu. Il s'est armé de sa cuirasse, s'est 
emparé de son cheval et est rentré en ville avec ses trophées. 
A Tafifaire précédente, qui a eu lieu è. St. Walburge, M. Pestte 
était encore couru au secours d'un de ses compagnons d'armes 
au milieu de la mitraille. — Un canonnier, dont Ie nom 
nous est échappé, a combattu lui seul contre trois cuirassiers 
et n'a re^u qu'une blessure k la tête qui n'est pas mortelle. — 
Le jeune Laghman a fait preuve du plus grand courage; il a 
été recueilli tout criblé de blessures." — Afgaande op de ge- 
lijkheid van woorden, zal de verslaggever wel geweest zflu een 
uitgeweken Maastrichtenaar, F. X. Voermanck, die in 1860 deed 
uitgeven een Coup-d'oeil sur le règne de OuiUaume I^ en zich 
noemde „£x-sous-officier de Tarmée belge'\ Zie aldaar het ver- 
haal van het gebeurde, dat h^ bewoonde, op blz. 76 vv. 

Blz. 64 noot 118. Uit de Gourier de la Meusevm 2 OctoherlSSO: 
„Cependant nos soldats se mutinaient, pleins du souvenir des 
massacres et des horreurs commis è. Bruxelles, et serappelant 
rinsigne mauvaise foi et la duplicité, dont la troupe hollandaise 
avait donné Texemple dans cette capitale. Nos soldats voulaient 



89 

en venir aux mains et empêcher Tentrée du convoi dans la 
Citadelle. Exaspérés au demier point et sourds h la voix de 
leurs chefs, ils commencèrent Ie combat." 

BIz. 64 noot 119. Zie nog Heldendaden blz. 482. 

BIz. 64 noot 120. Extract van een verslag uit de Gourier de 
la Meuse d.d. 2 October 1880 over het op den SO^ September 
geleverd gevecht bU de citadel van Luik: 

,,La gainison de la Citadelle a fait une sortie pour opérer une 
diversion ; elle a parcouru Ie faubourg de St. Walburge, en se 
livrant è, des actes de cruauté et laissant partout des traces 
de dévastation. Les soldats, ayant pénétré dans la maison de 
M. Ie médecin Fouarche, Temmenèrent avec deux auti*es per- 
sonnes. Sur la représentation de leur chef; qui connaissait 
M. FouABCHE, ils les Idx^hèrent premièrement. Les deux com- 
pagnons de M. FouARGHB prirent la fuite, mais celui-ci fut 
repris et percé d'un coup de baïonnette dans la poitrine; non 
content d'avoir immolé èl leur fureur ce paisible citoyeU; les 
soldats frappèrent encore de coups de sabre son corps inanimé; 
et détruisirent tout ce que se trouvait dans sa maison. 

„Yoici un autre trait horrible de la part des soldats, qui com- 
posaient Ie detachement sorti de la Citadelle. Arrivés chez Ie 
sleur BoLSÉE, maréchal ferrant, qui s'était réfugié dans la cave 
avec sa familie, ils flient Ty chercher ; fendirent la tête d'un 
coup de sabre au flls de eet homme et lui tirèrent un coup de 
fusil dans la poitrine; Ie père re<;ut une blessure dans lecöté 
qui met ses jours en péril. Voilêi comment se conduisent ces 
soldats, tandis que leurs compatriotes sont protégés ici et n'ont 
éprouvé aucun ressentiment de la part du peuple, et qu'on 
traite les prisonniers et les blessés avec la plus grande humanité. 

„En descendant Ie faubourg de St. Walburge, ces soldats indis- 
ciplinés ont brisé les croisées des maisons. Nos tirailleurs en 
ont tué OU blessé plusieurs; mais on ignore combien. On a 
recueilli hier au soir un sergent blessé, qu'ils avaient oublié 
d'enlever. 

„Nous avons eu un grand nombre de blessés danslajoumée 
d'hier ainsi que quelques hommes tués ; nous ignorons encore 



. 40 

Ie nombre des uns et des autres. De leur cöté les cuirassiers ont 
eu beaucoup de blessés et de tués; on n'en connait pas Ie 
nombre non plus. Un voyageur en a rencontre des charettes 
chargées du cöté de Tongres. Dans leur füite, ils ont dü en 
abandonner plusieurs dans les campagnes. 

„On dit qu'on a trouvé une somme d'argent parmi les vivres, 
dont nous nous sommes emparés." 

BIz. 64 noot 121. Zie nog Heldendaden blz. 482-488. Zooals 
de verhalen luiden, krijgt men den indruk, dat Van Boecop 
eerst troepen uitzond, nadat de affaire- Daine reeds was afge- 
loopen ; maar van den stryd kon toch op de Citadel wel 
vroeger vernomen z^n, tenzvj die op een grooteren afstand ervan 
plaats vond, dan ik my voorstel. Er is hier nog eene leemte, die 
verdient aangevuld te worden. 

Blz. 65 noot 122. Uit de Gourier delaMeuse van 4 October 1880: 

„Lorsqu'on a fait l'appèl des cuirassiers d, Tongres, a leur 

retour du combat de St Walburge^ il en manquait un grand 

nombre; il parait que des paysans en avaient tué plusieurs sur 

la route et que d'autres ont déserté.'* 

Blz. 78 noot 123. In voldoening aan art. 187 onzer tegenwoor- 
dige Grondwet, kwam eerst d.d. 28 Mei 1899, Stbl. N». 25 eene 
wet tot stand, houdende regeling van den staat van Oorlog en 
van Beleg. Er bestaat eene afzonderlijke uitgave van, voorzien 
met aanteekeningen enz. door F. E. L. A. Abel. — Over een 
d.d. 27 April 1890 ingediend wetsontwerp heeft in 1891 de heer 
J. M. A. Lisman een uitnemend proefschrift gegeven. 

De in den tekst vermelde aanschr^ving van Oorlog aan den 
bevelhebber van het 5® Groot Militair Commando over de ver- 
houding van het Militair tot het Burgerlek gezag is van 
9 September 1880 en van den volgenden inhoud: 

„Bjy m\jnen brief van den 80>> Augustus 11. N®. 8, had ik reeds 
de eer, (Jwe Excellentie aan te bevelen, om, in zoodanige om- 
standigheden, waarin dit mogt worden gevorderd, eene impo- 
sante houding aan te nemen, voorzigtigheid met energie te paren, 
alles aan te wenden tot handhaving van ordO; en tot het met 
nadruk doen eerbiedigen van 'sEonings gezag. 



-41 

„Thans nader door den Koning gelast, Uwe Excellentie, met 
Hoogstdeszeifs intentie, te dien aanzien, bekend te maken, heb 
ik de eer UHEdG. te doen opmerken: dat Z\jne Majesteit als 
algemeen beginsel raststelt, dat de militaire magt zich met 
burgerlijke aangelegenheden niet mag inlaten, dan op aanzoek 
van de bevoegde magt. 

„Dat diensvolgens de stedelijke regeringen, volgens art. 91 
der stedelijke reglementen, verpligt zijn, tegen alle oproerigheid 
te waken en tegen alles wat de rust en veiligheid hunner stad 
zou kunnen storen. Te welken einde zy over de schuttery en 
bezetting kunnen beschikken. 

^Dac ook de Gouverneurs, die naar hunne instructie, mede 
voor het behoud der rust, verantwoordelijk ztjn, daaromtrent, 
aan de stedelijke besturen, de noodige bevelen kunnen geven. 

„Dat in zoo verre echter de stedelijke regeringen, door eene 
oproerige magt, mogten z^n vervangen, of zelven van de onder- 
geschiktheid aan den Koning mogten z\jn afgevallen, of zoo- 
danig door muitelingen mogten z\jn vermeesterd, dat de bepaling 
van het hier voren aangehaald art. 91 der stedelijke reglementen 
niet meer kan worden uitgevoerd, en wanneer alzoo daardoor 
een staat van zaken ontstond noch b\j die reglementen, noch 
b\j de Grondwet voorzien, in dat geval, de militair^ bevelhebbers 
volkomen geregtvaardigd zullen z^n, wanneer zy ook zonder 
voorloopige requisitie, dat gene doen, waartoe zy anders redeiyker- 
wyze zouden z^n gerequireerd geweest. 

„Dat alvorens, vermits de onderscheiden autoriteiten zich in 
het belang van de dienst, wederkeerig hulp schuldig z\jn, een 
konlmandant, wanneer hy bemerkt, dat er oproer uitbarst, 
zonder dat daarin, door het administratief gezag, naar behooren 
wordt voorzien, zich alsdan, met de stedelflke regering, of des- 
noods, met den Gouverneur, behoort te verstaan, hun, zflne 
medewerking aanbieden, de maatregelen opgeven, die hem, het 
meest aan te raden voorkomen, en op het nemen der noodige 
voorzorgen met kracht aandringen. 

„Dat overigens de Kommandant in allen gevalle, voor de 
veiligheid der vesting moet zorgen, als zynde dit voor hem, 
.de hoogste wet. 

„Dat b^aldien h\j ziet, dat door de stedelijke regering, de 



42 

middelen worden voorbtjgegaan, om oproer te dempen, en dat 
daardoor de veiligheid der vesting in de waagschaal wordt 
gebragt, h\j, alsdan, na alle middelen van overreding en 
onderhandeling vinchteloos te hebben beproefd, en met al de 
omzigtigheid, die door de menschlievendheid wordt aangeraden, 
de oproerigen, als menschen behoort te beschouwen, die de 
vesting willen vermeesteren, en alzoo derzelver aanval behoort 
te keer te gaan. 

„Op grond van al deze consideratiên, ben ik speciaal door den 
Koning gelast, Uwe Excellentie te doen kennen, dat Uwe zorgen, 
zoowel als die van de militaire bevelhebbers, aan U onderge- 
schikt, zich voornamelijk moeten bepalen, tot het krachtdadig 
behouden van den tegenwoordigen staat van zaken, totdat 
daaraan, door den uitslag der beraadslagingen van de Staten- 
Generaal en van 'sKonings eigen overwegingen een einde zal 
z\jn gemaakt; mitsgaders, dat Zyne Majesteit al verder begeert: 
dat de militaire overheden zich steeds bereid toonen, om tot 
herstel der rust, de hand te leenen, zoodra zulks, door de be- 
voegde burgeriyke magt, wordt verlangd. 

^Uwe Excellentie alzoo de bU my ontvangen bevelen des 
Eonings, vertrouwelijk medegedeeld hebbende, verzoek ik ÜHEdG. 
deze, in alle voorkomende omstandigheden, tot regel van Uw 
gedrag te doen strekken, en de vereischte orders te stellen, dat 
ook de Heeren Provinciale en Plaatseiyke of Vestingkomman- 
danten, onder Uwe bevelen, zich daarnaar stipteiyk gedragen.*' 

Men zie ook over het gemis aan bepalingen Heldendaden^ 
blz. 431-432. 

BIz. 79 noot 124. By het volgend briefje aan den Gouverneur 
had de uitnoodiging ter conferentie plaats: „La non réussite de 
Texpédition du convoi de vivres pour la Citadelle de Liége, 
requiert qu'on commence è. prendre des mesmes extraordinaires 
pour la süreté de la Foiteresse sous mon commandement. A cette 
fin, j'ai rhonneur de proposer ^ Votre Excellence, une conférence 
conjointement avec Mr. Ie Bourgemaistre de la ville, ce matin vers 
les neuf heures, soit chez moi, soit è. Thötel du Gouvernement.*' 

Blz. 79 noot 125. Verklaring d.d. 1 Octber 1830 van Maastricht 
in staat van Oorlog: 



48 

Proolamatiê. 

De Geüeraal-Majoor, Opperbevelhebber der vesting Maastricht, 
kommaoderende in het 6® Groot Militair kommando : 

Gezien 's Konings besluit van den 2S^ September jl. N°. 48, 
waarby aan de bevelhebbers in de vestingen, de bevoegdheid 
gegeven, en zelfs de verpligting opgelegd wordt, om de vesting 
te verklaren in staat van oorlog of in ataat van beleg. 

En overwegende, dat er thans omstandigheden aanwezig z^n, 
welke dringend gebieden, de b^ welgemeld besluit voorgeschre- 
ven maatregelen, aanvankel^k, ten deele op deze vesting toe te 
passen: 

Verklaart de stad en vesting Maastricht in staat van Oorlog ^ te 
rekenen van heden. 

En zal de tegenwoordige ter kennis van den heer Gouverneur 
der provincie, en door middel van openbare afkondiging door 
het stedeiyk bestuur, ter kennis van de inwoners dezer stad 
worden gebragt. 

Gegeven in ons Hoofdkwartier te Maastricht, den l^^ October 

1880. 

De Generadl-Majoor v^, 

DiBBETS. 

Schrüven d.d. 1 October 1880 van den opperbevelhebber van 
Maastricht aan den provincialen commandant, over de instel- 
ling van een Defensieraad: 

„Overeenkomstig art. 54 van het zesde hoofdstuk der Instructie 
voor de plaatselijke kommandanten van den ll^^ Januai-y 1816, 
heb ik de eer UHEdGestr. te verzoeken, last te doen geven, dat 
zich morgen ten tien uren ten mynen huize bevinden, behalve 
UHgEdGestr., 

de plaatsel^ke kommandant; 

de heer directeur der Genie ; 

de heer directeur der Artillerie; 

de chefs van alle corpsen; en 

de Intendant; 
ten einde den by voorschreven artikel bedoelden raad van defensie 
daar te stellen." 

BIz. 79 noot 126. Schreven d.d. 1 October 1880 van den 



44 

opperbevelhebber van Maastricht aan het gemeentebestuur om 
maatregelen te nemen, naar aanleiding van den verklaarden 
staat van Oorlog: 

„Ik heb de eer UEdAchtb. uit te noodigen om nevensgaande 
verklaring dadelijk door middel van openbare afkondiging ter 
kennisse van de inwoners te brengen. 

„Het Eeizeriyk decreet van 24 December 1811 bepaalt de open- 
bare betrekkingen in dewelke wy ons wederzijds bevinden. 

„Ten gevolge van dit een en ander, noodig ik U uit, Myne 
Heeren, om m\j binnen de tnèr dn ^unn^^ uren te doen toekomen, 
eene naauwkeurige lyst van alle vieemdelingen, welke zich 
thans binnen deze stad bevinden, en niet als ingezetenen kun- 
nen worden beschouwd. Deze lyst kolomsgewyze ingerigt, zal 
aangeven den naam, voornaam, ouderdom, beroep, geboorte en 
woonplaats; het tijdstip en de oorzaak van de aankomst binnen 
deze stad; mitsgaders naam en beroep van den bewoner van 
het huis, waarin z\j huisvesten; en eindelyk in de laatste kolom 
zoodanige aanmerkingen, door de wijkmeesters en de politie 
gefourneerd, als in *t belang van de zekerheid der stad en ves- 
ting zouden kunnen strekken. 

„Vooits zullen UEdAchtb. zorg dragen, datergeene vreemde- 
lingen meer metterwoon alhier worden geadmitteerd, en dat 
zelfs geene reizigers alhier vernachten, dan voor zoo verre dezelve 
van behooriyke paspoorten voorzien z\jn; zullende mij telken 
dag, te rekenen van heden, voor negen uur des avonds bezorgd 
worden, een naauwkeurig rapport, ingerigt naar de lyst hier- 
boven vermeld, van alle vreemden binnen deze stad, daar dien 
dag aangekomen, met opgave van den dag, waarop zü denken 
te verirekken, en de plaats hunner bestemming. 

,Ik vertrouw op Uwe goede gezindheid voor 's Konings dienst 
in het belang dezerstad, en vle\jem\j, dat de krachtdadige mede- 
werking der burgerlijke magten, tot behoud van rust en vrede, 
binnen deze muren, en tot daarstelling van al hetgeen de t\jds- 
omstandigheden mogten gebieden, m\J buiten de noodzakelijk- 
held zal houden, om van strengere maatregelen gebruik te 
maken." 

BIz. 80 noot 127. Dagorder van den opperbevelhebber van 



45 

Maastricht d.d. 8 October 1880, houdende tevredenheidabetuiging 
aan het garnizoen : 

De Generaal-Majoor, opperbevelhebber der vesting Maastricht, 
komraan derende in het 5e Groot Militair Komman do, betuigt 
mits deze aan de korpsen, uitmakende deze bezetting, z^jne 
volkomen tevredenheid, zoo over het voorbeeldig gedrag, tot 
dusverre gehouden, als over de meer en meer naauwkeurige 
uitvoering der in deze oogenblikken zoo belangiyke dienst. 

De bevelen voorden geëerbiedigd, naar behooren opgevolgd, en 
alles beantwoordt aan hetgeen verwacht kan worden van troepen, 
door pligt en tjver voor 'sKonings dienst bezield. 

De Generaal'Majoor v^-, 

DiBBSTS. 

BIz. 80 noot 128. Dibbets' besluit van 4 October 1880, waarby 
Maastricht in staat van beleg werd verklaard : 

Proclamatie. 

Wy, Generaal-Majoor, Opperbevelhebber der vesting Maastricht, 
kommanderende in het 5® Groot Militair Kommando : 

Gelet op Zyner Majesteits besluit van den 23 September jl. 
N". 48, waarby de bevelhebbers in de vestingen de bevoegdheid 
gegeven en zelfs de verpligting opgelegd wordt, om naar mate 
zulks door hen zal noodig bevonden worden, de vesting te ver- 
klaren in staat van oorlog of in staat van beleg; 

Herzien Onze afgekondigde dispositie van den 1®^ dezer maand, 
waarby de hier voor aangehaalde voorschriften aanvankeiyk 
door Ons ten uitvoer zyn gebragt geworden, door deze staden 
vesting in staat van oorlog te verklaren; 

En overwegende, dat de ondeiTinding Ons heeft doen ontwaren, 
dat de genomen maatregel ontoereikend is, om naar vereischte 
te kunnen voldoen aan alle die pligten, welke in het tegenwoordig 
moeyeiyk tydsgewricht, op Ons rusten, en voor welker voldoening 
Wö persoonlek verantwoordelijk ztJn gesteld; 

Besluiten als volgt: 
1^ De stad en vesting Maastricht wordt verklaard in atcuUvan 

beleg, te rekenen van heden ; 
2^. De bepalingen, waarnaar Wy ons in de uitoefening onzer 



46 

magt zullen regelen, z^n vervat in het Eeizerl^k besluit 

van den 24 December 1811 ; 
3^. De reeds bestaande Temporalre Krijgsraad, binnen deze stad, 

zal kennis nemen van alle delicten, welke Wg zullen oor- 

deelen, ter zjjner kennis te moeten brengen ; 
4**. De tegenwoordige zal dadelijk door de zorg van het stedel^k 

bestuur, b\j openbare afkondiging, aan de inwoners dezer 

stad worden bekend gemaakt ; 
5^ En zal voorts deze ter kennis worden gebragt van den heer 

Gouverneur der provincie, van de regtbank van Eersten 

aanleg en van den bestaanden Temporairen Er^'gsraad 

binnen deze stad. 

Gegeven in ons Hoofdkwartier te Maastricht 
den 4n October 1830, 

De Qeneraal'Majoor v^, 

DlBBETS. 

BIz. 80 noot 129 (»). Inhoud van een besluit d.d. 4 October 1880 
door den opperbevelhebber van Maastricht tegen de vreemde- 
lingen genomen: 

„1^. Alle vreemdelingen binnen deze stad, zonder onderscheid, 
zullen zich binnen vier en twintig uren, na de afkondiging dezer, 
by het stedelijk bestuur van een bewijs van verbiyf of veüig- 
heidakaart behooren te voorzien, en tot verkrijging daarvan de 
van hen gevorderde opgaven fourneren; 

„2^ Dit bewys, ten biyke dat de houder daarvan zich naar 
behooren heeft bekend gemaakt, zal door één lid van het ste- 
delijk bestuur geteekend, vervolgens op het bureau van den 
heer Kolonel, Plaatselijke Kommandant gecontrasigneerd, en op 
het bureau der stedelijke politie genummerd en aangeteekend 
worden ; 

„3<*. ledere vreemdeling, welke vier en twintig uren, na de afkon- 
diging dezer, zonder het voorgeschreven bewys ontmoet wordt, 
zal in verzekerde bewaring genomen, en op het bureau van den 
Plaatselljken Kommandant gebragt worden, ten einde omtrent 
hem gestatueerd te worden als naai' behooren; 

„4^ Het wordt aan een elk en een ieder strengelljk verboden, 



(a) Het cUfer 129 dezer noot is abusievel^k niet afgedrukt achter den laatsten regel 
▼an bis. 80 yan den tekst 



47 

om vreemdelmgen te huisvesten, welke niet aan de hiervoor 
omschreven verordeningen voldaan hebben; zullende de over- 
treders dadelijk in verzekerde bewaring kunnen genomen, e^ ter 
hoogere beschikking gesteld worden ; 

„5®. En zal de tegenwoordige, door het stedelyk bestuur, by 
openiyke afkondiging, aan de inwoners bekend worden gemaakt." 

Het model der Veiligheidskaart was aldus: 

Afgegeven den 

Aan , oud . . . jaren, laatst gewoond hebbende te ... . 

beroep .... gehuwd, b\j zich hebbende vrouw en . . kinderen, 
gelogeerd in de straat N°. 

Handt. Handt. Handt, 

v/d houder. v/h lid v/h Gemeentebest. v/d Kol. PI. Ck)mm. 

BIz. 81 noot 130. Brief van den opperbevelhebber van Maas- 
tricht d.d. 5 October aan prins Fbedbrik, houdende mededeeling, 
dat de vesting in staat van beleg is verklaard: 

„Het verklaren in staat van beleg dezer stad en vesting, werd 
sedert gisteren gebiedend vereischt. 

„De pogingen van verleiding tot desertie vermeerderden dage- 
IQks, terwyi de steeds toenemende kwade indruk der dagbladen 
van de gelnsurgeerde steden, eerst alsnu krachtig kan worden 
tegengegaan. 

„Het zoogenaamd Gouvernement Provisoire te Brussel heeft 
bovendien aangevangen, bevelen aan 's Rjjks ambtenaren alhier 
uit te vaardigen; ten biyke daarvan strekt nevensgaande brief 
aan den heer Postdirecteur geiigt. 

„Onderscheidene maatregelen van politie z^n reeds door my 
bevolen, welke ik de eer heb U.E.H. door toezending van inlig- 
gende stukken, mede te deelen, vertrouwende zy de goedkeuring 
van Hoogstdenzelven zullen mogen verwerven." 

BIz. 81 noot 181. ri^ntioerpen'\ schrift m^n vader, „was nu 
wel in staat van Oorlog, maar nog niet in staat van Beleg ver- 
klaard ; de Prins daar zynde, scheen dit niet te kunnen ; van 
daar dan ook waarschyniyk, de weinige politiemaatregelen, die 
er van wege den Opperbevelhebber, als tegen zamenscholingen, 



48 

tegen de drukpers, die even onbeschaamd bleef, als aoderzins 
genomen veerden; men sprak van oneenigheden tusschen den 
Prins en den Opperbevelhebber, welke laatste, toen de zaken 
een meer bedenkelijk aanzien begonnen te kr\jgen, veiligheids- 
halve, met eenige troepen op de esplanade bivakkeerde 

Regtstreeksche maatregelen van verdediging tegen oproer in de 
stad werden, voor zoo veel een oningewijde daarover kon oor- 
deelen, niet genomen, b^v. men konde vry de stad in en uit; 
zoo werd die dan ook opgevuld met een tal van vreemde blaauw- 
kielen en wat zoo vreemd was, men hield zich aan de poorten 
nog aan 't oude garnizoensreglement: die met een rijtuig binnen 
kwam, moest z^n naam opgeven. Zoo kwam aan de Borger- 
houtsche poort eens eene bezending van een viertal diligences 
en b\jwagens te gelijk, alle gevuld met blaauwkielen, barre 
gezigten. De zotste namen werden opgegeven en aller beroep 
was schoenmaker van Xier, eene bezending aan den Prins, zeiden 
zij, om van hunne gehechtheid te doen blijken, en die formali- 
teit verrigt, reden zy, onder een oorverdovend hoerah, de stad 
binnen. Ja, het moet gezegd worden, er heerschte in die oogen- 
blikken eene militaire regeringloosheid, waarvan men zich 
naauwl\jks een denkbeeld kan maken. Vele officieren wisten niet 
eens waar hunne troep gehuisvest was en niettegenstaande al die 
verwarring en alle die elementen om 't oproer in de hand te 
werken, zag men nog nergens eene belgische vlag of hoorde 
men bepaalde oproerkreten en zoo de militaire maatregelen, 
die van eenen Cabnot of van eenen DmnSTS te Maastricht 
waren geweest, Antwerpen ware niet gevallen, want toen was 
nog de massa der burger^, op lange na niet, afscheidingsgezind.'* 

BIz. 82 noot 182. Correspondentie over de door den gouverneur 
aan generaal Dibbets d.d. 3 October 1880 gestelde vraag of 
Roermond ontruimd was geworden : 

Antwoord van Dibbets d.d. 3: „Het detachement te Roermond 
aldaar temporair z^nde geweest, is hetzelve ingetrokken, uit 
hoofde de omstandigheden gebiedend vorderden, deze vesting 
in staat van beleg te verklaren." 

Bericht hierop van den gouverneur: 

nik heb de eer ÜHEdG. te berigten, dat ik mü vlei, door 



49 

eene nieuwe dislokatie van het gewapend personeel van de 
dienst der in- en uitgaande regten en acc\jnsen, althans nog 
eenigen tyd, 'sKonings gezag, de werking der wetten en de 
betaling der belasting, op den regter Maasoever te kunnen hand- 
haven, uitgenomen welligt in eenige der naby Visé gelegene 
gemeenten; en alzoo de kommunicatie tusschen Maastricht en 
Aken, alsmede tusschen Roermond, Venlo en Nijmegen te 
verzekeren; voorts zoo verre mogeiyk de garnizoenen van 
Maastricht en Venlo des noods door militaire patrouilles en 
andere krachtdadige middelen op m^ne rekwisitie of die van 
den heer Distriktskommissaris te Roermond (welke echter zoo 
min mogeiyk zal plaats hebben) tot noodzakeiyk erkende maat- 
regelen van veiligheid bulten voormelde steden, mogten kunnen 
medewerken. 'Het zal m|j zeer aangenaam z^n, door ÜHgEdG. 
te worden onderrigt of door mij op zoodanige medewerking 
kan worden gerekend?" 

DiBBETS antwoordde d.d. 4 October: „Dat de daarin voorge- 
stelde uitzending van patrouilles geschieden kan, doch alleen 
door het garnizoen van Maastricht, op eene van UHgEdG. 
of van den heer Distriktskommissaris by mU te ontvangen 
schrifteiyke aanvraag, houdende tevens de noodig geoordeeld 
wordende sterkte, om naar gelang van omstandigheden, ter 
beschikking te stellen.'' 

BIz. 84 noot 188. Dibbëts had d.d. 4 October den gouverneur 
geantwoord, dat de kapitein der Marechaussee zich bjj den 
gouverneur zou vervoegen : „om, zoo doeneiyk, de daarbtj voor- 
gestelde maatregelen in werking te brengen". De kapitein maakte 
echter bezwaar, hetgeen den gouverneur d.d.. 5 October aan 
den opperbevelhebber deed schrüven: 

„ZynEdl. heeft toegestemd in de versterking van den post 
Beckheim^ maar heeft verklaard zelfs geen z^ner manschappen 
te Maaseyk te kunnen behouden, tenzy op een schrifteiyk bevel, 
hetwelk ik geloof in de tegenwoordige omstandigheden van 
UHgEdQ. te moeten uitgaan. Beschouwende de daarstelling van 
een dusdanig bevel als onontbeeriyk In het openbaar belang, 
zoo heb ik de eer ÜHgEdG. ter justificatie van müne tegenwoor- 
dige vraag van zulk een bevel, een besluit mede te deeien, welke 

4 



60 

Gedeputeerde Staten heden morgen deswegene komen te nemen, 
en welks executie van de inwilliging van voormelde vraag 
afhangt." 

Hierop antwoordde Dibbgts denzelfden dag, dat den kapitein 
de machtiging was gegeven „om de brigade te Maaseyk zoo- 
danig te versterken, als zulks tot de verzekering der aan mij 
medegedeelde veiligheidsmaatregelen door UHgËdG. noodig zal 
worden beschouwd". 

BIz. 84 noot 134. Den b^ toch berichtte Dibbets aan Oorlog: 
„dat heden namiddag deze vesting z^n binnen gemarcheerd 
de 8® afdeeling infanterie, het regiment ligte dragonders N®. B, 
benevens eene battert) van het 3® bataillon veldartillerie, heb- 
bende aan het hoofd den heer generaal-majoor Evbkts." Verg. 
Van der Netten, blz. 109 en De Militaire SpectcUor van 1857, 
8® serie II® dl., blz. 402—405. 

Blz. 84 noot 185. Brief van generaal Dibbbts d.d. 6 October 
1830 aan president Von Reimann te Aken over den bedenkel^ken 
staat van de beweging: 

„La marche de l'insurrection se complique de plus en plus 
et prend une couleur alarmante, dans toute la provlnce de 
Limbourg. On apprend que Ie foyer, qui se manifeste a Rure- 
monde et environs, s'étendra tres prochainement jusqu'aux 
confins de la province de Gueldre. 

^Monsieur Ie Gouverneur Givil vient de m'instruire, que les 
digues du canal d'ici è. Bois-le-Duc, dit Zuid-Willemsvaart, sont 
menacées dans Ie but d'empêcher l'approvisionnement de Maes- 
tricht; aujourd'hui on fera marcher de la cavalerie et de 
rinfanterie dans cette direction ; cependant on n'est pas certain, 
qu*elle puisse y arriver. 

„Il est h prévoir que bientöt la communication avec Aix-la- 
Chapelle sera coupée; ainsi je me h&te de transmettre ces in- 
formations h Votre Excellence, qui verra par \h que Ie présent 
et Tavenir s'oflfrent sous un aspect défavorable. 

„Hier une colonne d'environ quatre mille hommes, tant 
infanterie que cavalerie, et une batterie d'artillerie de campagne, 
est venue renforcer notre garnison, qui s'élève k 8000 hommes 
OU approchant." 



j; — I 



51 

BIz. 85 noot 186. Brief d.d. 6 October 1880 van den gouverneur 
te Maastricht aan generaal Dtbbets: „Het veitrek van het 
garnizoen en nader van de Marechaussee uit Roermond, 
zonder dat eenige maatregel om derzelver afwezigheid te dekken, 
z\j kunnen genomen worden, heeft ten gevolge gehad, dat het 
gepeupel opgestaan is tegen de ambtenaren van de administratie 
der belasting, welke ook vermeend hebben zich te moeten verwij- 
deren. In dien stand van zaken zQn de financiële wetten buiten 
werking, en zal het schier ontstane oproer, waarsch^niyk van toe- 
komenden Zondag of Maandag af, eene onlrustende wending aan- 
nemen, zoowel in voormelde stad, als in de gansche naburige 
landstreek tot aan de grenzen van Gelderland toe, en misschien 
nog verder, in geval niet onmiddel\jk eene militaire magt, b.v. 
van 150 of zelfs van 100 mannen, vooral paarden volk, naar 
Roermond gezonden worden. Ik neem de vrijheid ÜHgEdG. te ver- 
zoeken, my te laten weten of het, ter voorkoming van wezenlyke 
onheilen, niet mogel^k is, dat er van op den 6^ dezer maand 
dergelijke magt naar voormelde stad gerigt worde." 

Generaal Dibbets, hieraan voldoende, berichtte bü schrijven 
van den Q^ aan prins Frederik het volgende: 

„De heer Gouverneur der provincie Limburg berigt my dezen 
morgen, dat de ambtenaren van de administratie der belastingen 
te Roermond, ten gevolge van een tegen hen uitgebroken 
opstand der volksklasse, zich van daar hebben verwijderd, en dat 
alzoo de financiële wetten thans geheel werkeloos zyn. Op grond 
van dien en het bestaande vermoeden, deze oproerige beweging 
waaischyniyk Zondag of Maandctg aanstaande een ernstigen 
keer zal nemen, zoo te Roermond als in de geheele naburige 
landstreek, tot aan de grenzen der provincie Gelderland, ver- 
zoekt de heer Gouverneur, dat tot handhaving van orde en 
rust, eenige kavallerie derwaarts worde gezonden. Tot dat einde 
marcheert op heden daarhenen de majoor Büno, vijf officieren 
en 100 onderofficieren en manschappen van het regiment Ligte 
Dragonders N°. 5, benevens 1 kapitein, 2 officieren en 150 onder- 
officieren en manschappen der 14® afdeeling Infanterie.'' 

BIz. 85 noot 187.^ Tegeiykert^d rapporteerde Dibbets den 6^^ 
October 1880 aan prins Frederik : „Een detachement, bestaande 



52 

uit drie officieren, 100 onderofficieren en manschappen, van het 
regiment Ligte Dragonders N°. 5, gekommandeerd door den 
ritmeester Db Qboote, vertrekt morgen den 7** dezer naar 
Maeseyk, insgei^ks op aanvraag van den heer Gouverneur, en 
met oogmerk, te voorzien in het behoud van de sluis te Weert 
en anderen, als ook tot vrijwaring van de dijken der Zuid- 
Willemsvaart, welke tot stremming van het approvisionnement 
dezer vesting schenen bedreigd te worden. Het bezetten van 
Maeaeyk verzekert ook de gemeenschap met Roermond, en deze 
bezetting bereikt het dubbel oogmerk, om de l\jn der posten 
over Roermond en Maeseyk voor alsnog te verzekeren." 

BIz. 85 noot 138. Brief d.d. 8 October 1880 van Dibbets aan 
den gouverneur van Limburg: „Ik heb de eer UHgEdG. hiernevens 
te adresseren een rapport met b\jlaag van den Eersten Kapitein- 
Ingenieur S. Valtee, houdende opneming der veroorzaakte 
gebreken aan de sluis en sluisdeuren N*'. 17 der Zuid- Willems- 
vaart biy Weert en wat verder aanleiding kan geven tot 
stremming van de scheepvaart op bedoeld kanaal, met verzoek, 
dat UHgEdG. van Uwe z^de, alles zal aanwenden, wat in de tegen- 
woordige omstandigheden tot soortgelijke reparatiên- zoude 
kunnen worden verrigt en de scheepvaart vr^j kan bl\|ven. Voorts 
kan UHgEdG. thans, buiten de reeds naar Maeseyk vertrokken 
troepen, steeds over andere beschikken, byaldien zulks de 
veiligheid van het kanaal en omstreken, alsmede de commu- 
nicatie op 's Bosch zoude kunnen bevorderen." 

BIz. 85 noot 189. Besluit d.d. 9 October 1880 van Gedeputeer- 
den van Limburg in het belang der Zuid -Willemsvaart : 

„Herzien het Reglement van beheer der waterwerken aan de 
Maas, gearresteerd by Koninklyk besluit van 18 November 1825 
N^. 119 (adstr. mem. 1825 N^ 66); 

„Overwegende, dat verscheidene thans bestaande dringende 
omstandigheden, buitengewone maatregelen vorderen tot bevei- 
liging van het grondgebied langs den linker Maasoever en de 
Zuid-Willemsvaart gelegen, in de uitgestrektheid der gemeenten, 
deel makende van de 4® en 6® Maasdistricten ; 

„Gelet op de onderscheidene berigten b\j het Provinciaal Be- 
stuur ingekomen, nopens de gesteldheid van het land en 



58 

speciaal der stad Maastricht, in verband met de scheepvaart 
der Zuid- Willemsvaart; 

„Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen: 

„Art 1. Overeenkomstig art. 5, 6 en 8 van opgemeld regle- 
ment, gearresteerd b\j Eoninkl^jk besluit van 13 November 1829 
No. 119, zullen de Maascollegién in het 4® en 6® district zich 
den 11° dezer op het Gemeentehuis te Dilsen vergaderen, ten 
einde te raadplegen over de middelen om het land langs den 
linker Maasoever en de Zuid-Willemsvaart in voorgenoemde 
uitgestrektheid, alsmede de d\jken van die vaart definitief te 
bevestigen voor alle overstroomingen en schade, door zoodanige 
reglementaire bepalingen of maatregelen van voorzorg, als doel- 
matig mogten bevonden worden, en ook ten einde over te gaan tot 
benoeming eener kommissie van drie leden uit derzelver midden, 
welke met de toepassing dier bepalingen, na derzelver goedkeu- 
ring en de uitvaardiging dier maatregelen, zullen belast worden. 

„Art. 2. Er zal nopens het resultaat der werkzaamheden van 
voorschreven kommissie uiterlyk den 31 October aan Gedepu- 
teerde Staten rapport worden gedaan; zullende in afwachting 
der te nemen beschikkingen, tegen alle daadzaken, welke over- 
stroomingen of schade ten gevolge zouden kunnen hebben, 
worden gewaakt door nachtwachten in al de gemeenten, onder 
de 4® en 6^ Maascollegién behoorende, en door detachementen 
der publieke magt te Reckheim en te Maeseyck gestationeerd. 

„En zal afschrift enz." 

BIz. 86 noot 140. Rapport d.d. 7 October 1830 van generaal 
Brüce, commandant te Venlo, over den staat dier vesting, aan 
den provincialen commandant te Maastricht: 

„Tot op heden avond is alles rustig in deze stad, zonder dat 
wtl eenigen overlast hebben geleden van onze onrustige Roer- 
mondsche naburen. 

„De kommandant der brigade Marechaussees, gestationeerd te 
Roermond, heeft zich geregtigd gerekend (tot eigen veiligheid) zich 
van daar terug te trekken; de wachtmeester met eenige Mare- 
chaussees te Kessel gestationeerd, is op zj^n post en had geen 
nieuws noch te Kessel, noch in de omstreken. 

«Sedert eergister avond z\)n de wachten aan de Bo€mKmd9c?ie 



54 

en Keulache poorten versterkt geworden, zoodat van de man- 
schappen van het reserve-bataillon der 14® afd. inf. de eene 
helft op de wacht is, en van de andere helft een gedeelte als 
piquet des nachts gekleed zich in de kazerne bevindt. 

„Ik heb order gegeven, dat de ophaalbruggen aan de poorten, 
dewelke zich in staat bevinden, zouden worden opgehaald, en 
de overigen in staat gesteld; die aan de Greldersche en KeuJtsdie 
poorten over de kapitale gracht waren buiten staat; de balans 
aan die van de Keulsche poort mankeert geheel sedert meer dan 
ruim • een geheel jaar ; die aan de Qeldersche poort, hoewel deze 
brug een jaar geleden vernieuwd is, zoo is de ophaalbrug nog 
niet in een completen staat gebragt geworden, alzoo het gewigt 
en de balans niet voldoende is, en ook een paar kettingen man- 
keren; doch deze brug zal mogeiyk nog op heden in staat ge- 
steld worden. 

„Ik heb den Heer Eerst aan wezenden Ingenieur Officier gein- 
viteerd de uitgangen aan de Roermondsche en Keulsche poorten 
door paUssaderingen of anderszins zoodanig te verzekeren, dat 
men niet van buiten op de stadswallen kan komen, zonder door 
de poorten te moeten ingaan. 

„Op dat artikel en het in staat stellen van de ophaalbrug aan 
de Keulsche poort, heb ik tot antwoord gekregen, dat de Heer 
Eerst aanwezende Ingenieur Officier orders zoude aanvragen by 
den Heer Directeur deswegens, doch dat geene fondsen voor- 
handen waren." 

BIz. 86 noot 141. Rapport van Dibbets d.d. 7 October 1880 aan 
prins Fredebik: „De oproerige bewegingen te Roermond en om- 
streken hebben m\j noodig doen achten, de bezetting te Venlo, 
op aanzoek van den heer generaal-majoor Bbuge te versterken. 
Heden vertrekt derwaarts het zich hier bevindend detachement 
der 7^ afdeeling infanterie, gekommandeerd door den kapitein 
Voet Pannekoek, sterk twee officieren en 360 onderofficieren en 
manschappen, met last aldaar tot nader order te verbleven; 
hetzelve neemt route over Maeseyk.'* 

BIz. 87 noot 142. Depêche van Oorlog d.d. 8 October 1880 
aan generaal Dibbets, naar aanleiding van de mislukking der 
DAiNE-expedltie : 



56 

„Ik heb met zeer veel leedwezen, Mynheer de Generaal, Uw 
rapport van den 1*^ N^. 14 ontvangen, betrekkeiyk het mis- 
lukken der expeditie, aan den gen.-majoor Daine toevertrouwd, 
ten einde de Citadel van Luik op nieuw van levensmiddelen te 
voorzien. Ik zal het gedetailleerde rapport van genoemden 
Generaal inwachten, om met opzigt tot het gebeurde m\}ne 
intentiën nader te doen kennen, en bepaal my derhalve de 
aanvrage te beantwoorden, welke in opgemelde Uwe missive 
is vervat, tot het bekomen van verdere bevelen, omtrent deze 
zeer aangelegen zaak. 

„Het valt moevjeiyk, om deswegens van hier stellige voor- 
schriften te geven. Alle nadere pogingen tot approviandering 
van de Citadel hangen volstrekt af van de middelen welke 
hiertoe aan UHEdQ. overblöven en van de gesteldheid waarin 
de troepen zich bevinden. De tydingen, welke daaromtrent van 
andere plaatsen, en van verschillende kanten inkomen, z^n 
betreurenswaardig, en wanneer ik üHgEdG. derhalve van hier 
een bepaald mouvement voorschreef^ met designatie van corpsen, 
zou het welligt op de plaats zelf onraadzaam of onuitvoerl^k 
z\jn. Volgens berigten, intusschen van het Hoofdkwartier van 
Zyne Koninkiyke Hoogheid, den Admiraal en Kolonel-Generaal 
ontvangen, zyn de 8^ Afdeeling Infanterie en het regiment 
Ligte Dragonders N^. 6, benevens eene battery der veld-artillerie 
op marsch naar Maastricht (<>), waardoor de mogeiykheid zal 
bestaan om thans met eene veel imposanter magt het ravitail- 
leren andermaal te beproeven, waaitoe het my voorkomt, dat 
op nieuw, alles met den meesten spoed, moet worden byeen- 
gebragt. Dit echter ook dan nog onmogeiyk zynde, zullen de 
pogingen van UHgEdG. daarheen moeten strekken, om het 
garnizoen der Citadel te redden, waartoe eene demonstratie 
tegen de stad Luik zou kunnen worden gemaakt, welke de 
generaal Van Boegop (daarvan onderrigt zynde) zich zal moeten 
ten nutte maken, om zich buiten de Citadel te begeven, en 
zich aan de troepen van Maastricht aan te sluiten. Het biy ft aan 
UHgEdG. echter geheel overgelaten, dat plan van operatie 
zoodanig te wyzigen of in te rigten, als UHgEdG. dit zal 



(a) Bedoeld wordt de komst van genental Eybbts, yermeld op biz. 84 van den tekst 



66 

noodig oordeelen. Ik verlaat my daaromtrent geheel op 
ÜHgEdG. doorzlgt en kunde. Zeer zeker zou het van zeer 
vee] gewigt z^n, indien het garnizoen der Citadel, door eene 
krachtige poging, uit den toestand van gebrek aan leeftogt 
kon worden gered, doch niets zal m\j aangenamer wezen, dan 
dat, geen weerstand langer mogelyk zijnde, de brave troepen 
voor 'sKonings dienst mogen worden behouden. Ik doe intus- 
schen regt wedervaren, M\jnheer de Generaal, aan de gepastheid 
der maatregelen, welke door UHgËdG. omtrent de zekerheid 
van het verloren convooi waren genomen, en het is op grond 
daarvan, dat ik de eer heb ÜHgEdG. de verzekering te geven, dat 
Uwe y vorige pogingen ten goede, door my op prjjs worden gesteld." 

BIz. 88 noot 143. Er was ook nog een Désiké Behb, referen- 
daris in Neder] andschen dienst, die naar de revolutie overging 
en d.d. 9 Februari 1832 gevolmachtigd minister van Belgié in 
de Vereenigde Staten werd. Zie onze Staatscourant van 20 
Februari 1832. 

BIz. 88 noot 144. Zie over deze kleurenquaestie blz. 94—96 
der Conapirations milüaires van Eenens. Verg. mede blz. 430 der 
Heldendaden. 

Blz. 89 noot 145. Zie over Kineek ook myne mededeelingen 
in de verhandeling: „Hoe het beroep van Koning Wükm I in 
October 1830 op de groote mogendheden uitliep op den Ttendaag- 
schen Veldtocht''-, in De Tijdspiegel van September 1903, blz. 4. 
— De heer P. H. Subinga te Assen had de vriendelijkheid my, 
naar aanleiding van het daar geschrevene, de volgende mede- 
deeling te doen; men denke hierby aan het op blz. 6 van den 
tekst opgemerkte over de dubbele beteekenis van bUe: 

„Ik weet niet of Gy er belang in stelt, eene derde lezing te 
kennen van het verhaal omtrent prof. Kinkbr, door ü medege- 
deeld in den Tijdspiegel van Sept. blz. 4. — Kinkeb had den 
bynaam ësope. Toen nu eenige dames zich niet ontzagen om 
KiNKER te lachen, en hoorbaar den naam ësope achter hem 
fluisterden, keerde Ktkkeb zich om en vroeg: 'Kennen de dames 
wel het onderscheid tusschen ësopus en my?' En toen de 
dames verschrikt het stilzwygen bewaarden, zei hy: 'ësope 



67 

faisait parier les bêtes: mol je les fais rire.' — Zoo werd het 
mü vei'teld door m\jn leermeester J. Graeff, docent aan het 
gymnasium te Maastricht, die in 1830 student was te Luik." 

BIz. 90 noot 146. Brief d.d. 5 October 1830 van generaal 
DiBBETS aan prins Fbederik over de loslating van den gijze- 
laar J. Behr: 

„De dringende behoefte van de bezetting der Citadel, als aan 
vleesch, zout en weldra hrood^ bereids op Va ration gesteld, heeft 
mü doen besluiten het ontslag van den heer Behb te bewilli- 
gen, onder de stellige hoofdvoorwaarde, alvorens levensmidde- 
len voor een tydverloop van veertien dagen in eens te verstrek- 
ken, geiyk in de hierby gevoegde declaratie wordt bepaald. 

^Ik heb bedoelde afgevaardigden bedreigd met een op handen 
zanden sterken aanmarsch van troepen en hunne aandacht tevens 
gevestigd op de Pruissische magt, die zich te Aken verzamelt, 
welker hulp ik ais niet onwaarsch\jniyk heb doen voorkomen, 
en houde my overtuigd, dat zulks, gel\jk mede de afschildering 
van hetgeen Luik bvj een aanval te duchten heeft, den ver- 
wachten indruk op hen zal hebben te weeg gebi-agt. 

,, Voorts heb ik hen indachtig gemaakt aan de gioote dien- 
sten, welke door mtj in den jare 1816 aan de stad Luik zijn 
bewezen, en dat in deze oogenblikken ik m^ niet minder in 
staat gesteld zag veel tot hun welz^n en rust by te dragen, 
wanneer ik zal ondervinden, dat in myne raadgevingen ver- 
trouwen wordt gesteld. 

^Zoodra doenlijk zal ik de eer hebben, U. K. H. omtrent het 
voorgaande nader berigt in te zenden ; in afwachting heb ik allen 
toevoer naar Luik, hetz\) langs de Maas of per as, verboden.'* 

BIz. 90 noot 147. De gevangen genomen ofi&cieren waren: 
majoor Boelen; ofQcier van gezondheid 2® klasse Redemagki; 
kapiteins Schelt en Fontbnbaü; 1® luitenants Wennigbe en 
Retkalda; Tfi luitenants Van deb Schalk en baron Von Hoen. 

Men leze de b\j zonderheden der Arlonsche geschiedenis in de 
mededeelingen van majoor Boelen zelven, gepubliceerd door 
De MüOaire Spectator van December 1902* 

BIz. 91 noot 148. DraBETs' nader voorstel tot loslating van 
J. Behr: 



58 

Nous, Général-Major, Commandant supérieur de la Forteresse 
de Maestricht et du 5® Grand Commandement Militaire 

et 

Avons de commun accord, conclu et arrêté ce qui suit: 

Art. 1. La Gamison de la Citadelle sortira avec tous les hon- 
neurs de la guerre, armes, les pièces de campagne et bagages. — 
Les moyens de transport seront fournis par larégencedeLiége. 

Art. 2. Le faubourg St. Walburge sera évacuée la veille du 
départ de la gamison et ne pouira être occupé de nouveau, 
que lorsque la troupe aura fait, au moins une lieu de chemin. 

Art. 8. La troupe logera k Tongres et arrivera lejoursuivant 
èr Maestricht. 

Art. 4. Avant le départ, remise sera faite de tout le matériel 
de Tartillerie et du génie, magasins de guerre, de même que 
les effets appartenant h la gamison et qu'elle préférera y laisser. 
Le tout y restera en dépöt et h la disposition du Gouvernement 
et des propriétaires. 

Art. 5. La Citadelle restera intacte, et ne sera point occupée ; 
les portes fermées et les ponts levés. — Une garde sera établie, au 
dehors, par les soins de la régence, pour empêcher toute dégrada- 
tion aux ouvrages avances. 

Art. 6. Le fort de La Chartreuse sera de même evacué ; on 
observera d'ailleurs, k cèt égard, toutes ]es disposiüons relatées 
dans le precedent article 5. 

Art. 7. La fonderie de canons, tout établissement militaire, 
les magasins d'armes et d'habillement des troupes, ayant fait 
partie de la garnison de Liége, seront fermés; des postes de la 
garde communale y seront établis pour süreté. 

Art. 8. Les propriétés du Gouvernement, Tétablissement de 
Seraing y compris, ainsi que celles des personnes, arrêtées ou 
refugiées, seront respectées en tout point. 

Art. 9. Toute personne arrêtée par les deux parties contrac- 
tantes, sera mise en liberté, dès que la présente aura été ratiflée. 



59 

Art. 10. La Bégence de Liége foumira de suite des vivres aux 
ti'oupes de la Citadelle, et pourvoira a leur subsistance, jusqu'èi 
ce qu'il soit définitlvement statué sur la présente. 

Art. 11. En contre, et pour Ia süreté des habitans de Liége 
toutes les pièces en batterie èrlaCitadelleserontimmédiatement 
retirées. 

Art. 12. Nous, Général-Major, offrons pour garantie qu'aucune 
troupe sous nos ordres ne sera dirigée sur Liége. 

D'autre part, cinq des premiers notables de la ville de Liége 
agrées par nouS; apposeront leur signature k la présente cpn- 
ventioD, dont l'exécution ponctuelle est placée d'ailleurs sous 
la garantie de Thonneur et de la foi publique. 

Ainsi fait et conclu h 

BIz. 82 noot 149. Brief d.d. 6 October 1830 van Charles de 
Brouckère aan generaal Dibbsts: 

„Après avoir passé trois semaines k La Haye, j'éprouvais 
une grande répugnance k reparaitre k Maestricht oü des hommes 
étrangers è, la ville se plaisent a répandre les calomnies les 
plus absurdes, jointes aux menaces les plus dégoutantes. Un 
mot de vous suffit pour me faire quitter Liége en toute hftte; 
j'avais la conviction que vous ne pouviez me charger que 
d'une mission honorable. J'ai accepté vos propositions, décidé k 
répondre è, Tappèl de conflance que vous m*aviez fait. 

„Ce matin, Monsieur Ie Général, avant neuf heures, je fus 
présenté a Monsieur Ie comte De Berlaymont; je lui fis part 
de la nature des propositions dont j'étais porteur et lui 
demandai, avant de m'expliquer plus amplement, k montrer Ie 
projet de convention au général Boekhop. Cette demande me 
fut refusée sauf plus ample explication. Je fis observer que 
votre intention était d'éviter Teffusion du sang, que si Ton 
ne voulait entrér en arrangement vous seriez forcé derecourir 
k la force et communjquai la teneur de Tordre que vous aviez 

reQU, aussi fldèlement que Ie compoitait ma mémoire Au 

même moment on annonce des parlementaires de la Citadelle 
et Jboute fut ajournée. J'apprends k Tinstant que la convention 
présentée par Ie Général Boekhop est acceptée. Comme 11 rentte 



I 



60 

ce soir k Maestricht, il vous communiquera les arrangemens 
pris. Je crois que les Belges conservent Ie fort au nom du Bol 
et que les troupes hoUandaises partent avec armes et bagages 
ainsi que plusieurs pièces de canon. 

^ Je n'ai conflé vos projets en gros qu'è. Monsieur De Beblatmont 
et k mon introducteur auprès de lui. Je me flatte que vous 
n'aurez aucun regret de m'avoir pris pour intermediaire. 

„ J'ai cru, Monsieur Ie Général,' par humanité devoir faire une 
visite k Messieurs les officiers d'Arlon et leur offrir mes services ; 
parmi les 9 trots ont femmes et enfans: Ie major Boelen laisse 
k Arlon une femme enceinte et 8 enfans enbasd.ge;lecapitaine 
Fonteneau femme et 4 enfans ; Ie lieutenant Wenniger femme 
et 4 enfans; enfin Ie capitaine Schelt, veuf, a abandonné 4 
enfans. Partls Ie 80 septembre, avant d'avoir touche leur solde, 
ces MM. n'ont pu laisser d'argent k leurs families. Je viens, 
Monsieur Ie Général; m'intéresser au sort des malheureux de- 
meurés k Arlon. Quant aux prisonniers, ils se louent de la 
maniere dont ils-^ont traites qu'atteste la lettre ci-jointe. 

J'ose de mon cöté, Monsieur Ie Général, faire un appèl d.vos 
sentimens en faveur de mon ami J. Behb, victirae innocente 
de sa bonne foi. Si è. eet égard vous aviez quelqu'ouverture 
k me faire je désirerais voir un courrier dans la nuit, car par 
Ie tems qui court on ne dispose pas du lendemain. 

„Veuillez etc." 

(Onder de handteekening :) J'écris en grande h&te et prie Mon- 
sieur Ie Général, de faire savoir aux miens que je suis bien 
arrivé; demain je renverrai les 2 pièces." 

DiBBETs zond by de volgende depêche d.d. 6 October afschrift 
van dit schreven en van de nieuwe ontwerp-conventie aan prins 
Fredbbik: ,,Na al het voor en tegen der onderscheidene mid- 
delen r\jpeiyk te hebben overwogen, heb ik eene onderhandeling 
met den graaf De Beblatmont geopend, door tusschenkomst 
van den heer De Brouckère, lid der Tweede Kamer ;bygevoegde 
project-conventie, mitsgaders afschrift van den brief van genoemd 
Heer, en van m^n antwoord, zal U.K.H. inlichten, omtrent het- 
geen ik my voorstelde, en het daarop gevolgd resultaat." — 
Het in dit schreven bedoelde atUvooord trof ik niet aan by de 
stukken. 



61 

BIz. 92 noot 150. Nader schreven in den avond van den 
Q^ October 1830 van Charles de Brougkère aan generaal 
Dtbbets over de Arlonsche gevangenen: 

„Par suite de ma lettre de ce matin, j'ai l'honneur de vous 
informer que j'ai vu k différentes reprises M.M. les offïciers 
composant la garnison d*Arlon; que j'ai obtenu que huit cents 
francs seraient envoyés de suite aux 4 families abandonnées h 
Arlon, qu*elles seraient recommandées k Tautorité; je viens de 
demander des passeports pour qu'ils puissent avec Ie secours 
envoyé regagner leurs foyers. Ce secours, Monsieur Ie Général, 
n'a rien qui compromette la delicatesse des officiers ; c'est un 
pret fait et remboursablequandlescirconstanceslepermettront; 
Ie remboursement se ferait k Tautorité de la ville et au proflt 
d'autres victimes. 

„Le porteur de ces lignes est chargé, me dit-on, de vous proposer 
réchange de mon ami contre les neuf officiers hoUandais ; je 
vais leur faire part de cette démarche rassurante pour euz ; 
j'en ai donné Tidée et je crois qu'elle entre dans vos vues. 

„Je crains, Monsieur Ie Général, de ne pouvoir attendre Ie retour 
du courrier, je quitte Liége, probablement demain k 6heures." 

BIz. 93 noot 151. Zie Heldendadm blz. 482, en de Caurier de 
la Meuse van 80 October 1880, die het volgende berichtte : 

„Aujourd'hui, nos soldats ont eu un engagement avec les 
troupes de la Citadelle, qui s'étaient répandues pour marauder 
sur la montagne vis-&-vis du faubourg Vivegnis et du cöté des 
Tawes; ils leur ont tué plusieurs hommes. Les HoUandais ont 
mis Ie feu è. deux maisons, dont Tune appartient, dit-on, k 
M. Ie conseiUer Dupont-Fabry. On rapporto aussi qu'ils ont tué 
une femme, qui se lamentait et jetait des hauts cris au moment 
oü ils lui enlevaient sa vache." 

Blz. 94 noot 152. Men vindt o. a. de overeenkomst der over- 
gave van de Citadel te Luik in haar geheel afgedrukt in de 
Caurier de la Meuae van 7 October; den substantieelen inhoud 
op blz. 121; 3« serie, dl. III (1858) van De MüUaire Spectator, 

Blz. 94 noot 158. J. P. J. Ds VaLERs kreeg biykens de Staats- 
courant van 9 December 1880 de Nederlandsche Leeuw. — Ridder 
Pbstiauz werd op z^n verzoek bU besluit d;d. 9 October 1880 



62 

van den opperbevelhebber van Maastricht toegestaan zich, tot 
nader bericht van Oorlog, te begeven naar Marchienne au pont 
in Henegouwen, waai* zyne familie woonde. By ministerieele 
depêche van 12 October d, a. v. werd hem voor drie maanden 
verlof gegeven op half traktement, waarna belanghebbende zich 
opnieuw voor verlenging tot Oorlog kon wenden. Blijkens eene 
algemeene legerorder van 24 November 1884 werd hem door 
den Koning non-activiteitstraktement toegekend. 

BIz. 9S noot 154. Dibbets' bericht d.d. 6 October 1880 aan 
prins Fredebik over de conventie der Citadel van Luik: 

„Heden in den namiddag heeft de kapitein-adjudant Suther- 
LAND der 11® afdeeling infanterie m^ voorloopig verbaall\jk berigt^ 
dat de Citadel te Luik, uit hoofde van volstrekt gebrek aan 
levensmiddelen, eene overeenkomst heeft aangegaan. De bezet- 
ting zal met kr^gseer uittrekken, behoudt de wapenen, twee 
veldstukken en de bagages; nog dezen avond logeren de 
HoUandsche officieren, onderofficieren en manschappen te Ton- 
geren en zullen morgen alhier binnenwaarts rukken; de Belgen, 
enkelen uitgezonderd, onder anderen de majoor De Villers, zijn 
te Luik gebleven. 

„De Citadel zal gedurende tien dagen, volgens de conventie, 
door hen, in naam van Zjjne Majesteit, worden bewaakt. De 
majoor Olivieb, waarover men zich ten sterkste beklaagt en die 
's nachts te voren zelfs getracht heeft muitery onder het garni- 
zoen van de Citadel te verwekken, voert thans het bevel aldaar. 

„Het gewigt van bedoelde overeenkomst zal medebrengen, 
dat de heer generaal-majoor Van Bobcop zich naar 's Hage begeve, 
ten einde al het voorgevallene omstandig aan Z^ne Majesteit 
te rapporteren. Zyn adjudant zal tot hetzelfde einde gel\jktydig 
naar het hoofdkwartier van ü. K. H. vertrekken." 

BIz. 9S noot IS5. Proclamatie d.d. 6 October 1830 van den 
graaf De Bbrlaymont, naar aanleiding der overgave van de 
Luiksche Citadel (Courier de la Meuae van 7 October 1830): 

Le Commandant-GéBéral aux habKans de Llégel 

Chera Goncüoyena! 
Les troupes hollandaises vont évacuer la Citadelle. 
EUe sera occupée par nos frères, les militaire belges. 



68 

La garde urbaine, appréciant lesdevolrsqu'imposentlajustice 
et rhumanité, accorde aux militaires, qui se retirent, les egards 
que reclame Ie droit des gens. 

Il y va de i'honneur de notre belle cause, de rhonneur de 
la garde, que les conventions arrêtées avec la Citadelle soient 
religieusement respectées. Les nobles seutlmens de la popula- 
tion liégoise sont une garantie dans laquelle je place toute ma 
confiance. 

Fait h rHötel-de-Ville, Ie 6 octobre 1880. 

Le commandant-général, Ie comte C. de Berlaymomt. 
Lea secrétaires f M. L. PolaiN; A. Dejaeb. 

BIz. 95 noot 156. Onderschrift van de Oourier de la Meuse b^ 
de publicatie van de overeenkomst in zake de Luiksche citadel : 

„La nouvelle de la capitulation de notre Citadelle a causé 
une joie générale; chacun se félicite de eet evenement; la 
joumée d'hier avait été employee en négociations infructueu- 
ses. Nos troupes étaient allées camper prés de St. Walburge 
pour empêcher toute introduction de vivres dans le fort; car 
Ton n'était par sans inquiétude sur une nouvelle tentative de 
la part de la gainison de Maestricht oü Ton savait quil était 
arrivé un renfort de troupes. 

„Gette considération et celle de la position de la ville, exposée 
au feu de la Citadelle, ont déterminé M. le commandant-général 
de la garde urbaine et son conseil è. prendre le parti le plus 
sage et k donner leur assentiment è. la capitulation ci-dessus. 
Par \kf les habitans sont délivrés d'un sujet d'inquiétude con- 
tinuelle qui alarmait toutes les classes et faisait fuir une ville 
qu'on supposait pouvoir être canonnée et bombardée k chaque 
instant. Or&ces soient rendues è, M. le commandant et k son 
conseil ! " 

BIz. 96 noot IS7. Bericht van de Courier de la Meuse in het 
nommer van 8 October 1830 over de vreugde te Luik bj) de ont- 
ruiming der Citadel op 6 October: ,,A peine le dernier hollandais 
avait-il quitte le fort, qu*une foule innombrable de personnes de 
la ville et des environS; qui s'étalent rassembleés dans le fau- 
bourg, se sont répandues sur les glacis de la Citadelle qui en 



64 

ont été couverts en un instant. Sien de plus animé que ce mou- 
vement: la joie était peinte sur toutes les figures. Aussitöt Ie 
canon du fort de la Chartreuse, qui est depuis longtemps pn 
notre pouvoir, s'est fait entendre ; (j'a été Ie signal d'une décharge 
générale et spontanée des gardes bourgeoises que la curiosité 
avait amenées aux environs de la Citadelle. Le son de toutes 
les clocheB de la vllie s'est fait entendre immédiatement et 
pendant toute la soiree. La ville présentait le spectacle d'un jour 
de fête oü tout le monde circule d'un air gai et content." 

BIz. 9S noot 158. Uit de nabetrachting van de Courier de la 
Meme van 9 October 1880 over de ontruiming der citadel van 
Luik: „L'édiflce politique, élevé en 1815 dans nos provinces, 
croule de toutes parts; il n'est plus au pouvoir de personnede 
le soutenir. C'est un fait qui sera probablement reconnu par 
tout le monde; et le gouvernement de Guillaurae 1®^ lui-même 
n'oserait en disconvenir." — En uit het volgend nommer: „La 
question entre le peuple beige et le gouvernement hollandais 
est décidée; le peuple a vaincu." 

Met de nummers van 9 en 10 October 1830, sluit de 
verzameling van de Courier de la Meuse op de Koninkl^ke 
bibliotheek te 's-Gravenhage. 

BIz. 194 noot IS9. „Un regiment de dragons beiges", berichtte 
een briefschrijver uit Maastricht den 7^^ aan de Gourier de la 
Meuse van 9 October, .,a été dirigé sur Ruremonde; un giande 
nombre a déserté en route.*' — „Il est arrivé", leest men in het 
nummer van den 8^^, „dans les environs de Maestricht un mare- 
chal de logis, un brigadier et trois soldats, faisant parti du regi- 
ment des dragons N°. 5, en garnison k Venlo. Ces braves ont fait 
au moins 25 lieues pour se rendre parmi les défenseurs de la 
patrie. Il sont arrivés entièrement montés. Ces militaires ont 
fait leur entree è Liége ; leur nombre s'est grossi en route ; ils 
étaient quinze". 

BIz. 104 noot 160. Brief d.d. 10 October 1830 van kapitein 
Ghislain over den staat van Roermond: „Ik heb de eer UHEdG. 
te informeren, dat m^jne onderhebbende manschappen op de 
doelmatigste wijze in het zelfde gebouw van het escadron z^n 
gecaserneerd ; van dit moment af sch^nt de insubordinatie bij 



65 

myne kompagnie toe te nemen; gisteren nacht zQn er zeven 
man, waarvan twee met volle wapenrusting, gedeserteerd ; zoo 
ik ter z^de onderrigt was, zoude den gepasseerden nacht, de 
helft m^ner onderhebbenden, des noods met geweld z^n weg- 
gegaan; echter z^n er maatregelen genomen, en heb m\| den 
geheelen nacht in de kazerne op de been gehouden; op het 
laatst ging alles in rust en de nacht is vervolgens nog al wel 
afgeloopen ; de geringste onlusten, welke b^ de burgers mogten 
voorvallen, vrees ik, dat dit noodlottige gevolgen na zich zullen 
slepen ; de troepen hebben over luid op sti*aat geroepen : Vive de 
Boermondera! Ala je begint, helpen we je; indien men hen tot 
pligt en rust wil brengen; wordt men door de dragonders met 
pistool en sabel bedreigd, welke laatsten dan ook de oorzaak 
van alle deze 4.^sordres z\jn; ware de kompagnie alleen hier 
gekomen, kan ik UHEdG. verzekeren, dat de geringste ongere- 
geldheid niet zoude voorgevallen hebben. De heer majoor Buno 
heeft gisteren avond per ordonnans aan den Generaal geschreven, 
ten einde te vernemen, hoedanig in deze omstandigheden te 
handelen. — De sergeant Kennis, welke goed zijn pligt betrachtte, 
is door de soldaten bedreigd, van mishandeld te worden ; een 
groot gedeelte heeft het op hem voorzien, en ter voorkoming 
van dit, heb ik, met overleg van den majoor en den plaatskom- 
mandant, goed gevonden dezen onderofficier met reisw^zer naar 
Maastricht te zenden, ten einde aldaar z^ne dienst te verrigten." 

BIz. 104 noot 161. Rapport van Dibbets d.d. 12 October 1880 
aan Prins Frederik: „De onderofficieren en manschappen van 
het regiment Dragonders N^ 5, hebben stellig geweigerd zich 
op marsch te begeven, en nadat de insubordinatie ten top was 
gestegen, zQn tachtig derzelve of daaromtrent met wapenen 
en paarden gedeserteerd." 

BIz. 104 noot 162. Rapport d.d. 14 October van majoor Pelbrin 
aan Dibbets: „J'ai Thonneur de vous informer que la brigade 
de Ruremonde a été obligée de se replier sur Weert; elle y 
fera Ie service pour maintenir la circulation par Ie Canal. 
J'ai donné des ordres è, Mr. Ie capitaine Leboutte, afin qu'il ait 
soin de lui faire procurer Ie logement nécessaire. — Le maréchal 
des logis, chef Nettelet de la compagnie du Liipbourg est déserté 

6 



66 

hier, laissant son cheval k la brigade. Le marechal des logis 
Jacobs de la même compagnie est également déserté le même 
jour avec son cheval d'un poste avance oü il avait été place. — J'ai 
tout lleu de croire que le marechal des logis HuÉ de la com- 
pagnie de Liège est déserté avec le marechal des logis, chef 
prénommé; une personne, digne de foi, les ayantvuèiEysden". 

BIz. 105 noot 183. Zie o. a. over de ontginning van de kolen- 
mijnen te Kerkrade de lezing van den mijningenieur N. M. H. 
DoppLER d.d. 7 Juli 1900 in het T^dschrift der Nederlandache 
Maatschappij ter bevordering van Nvjverfieid, 

BIz. 105 noot 184. Correspondentie over den staat van Heerlen 
en omstreken : 

Rapport d.d. 10 October 1830 van den administrateur der 
kolenm^nen te Kerkrade over den inval der opstandelingen, 
aan het Amortisatie-syndicaat te Amsterdam: 

^Je trouve un moment de loisir, pour vous informer d'un 
attentat épouvantable dirigé contre les houillères domaniales. 
Hier vers 7 heures du matin, Mr. Behr, receveur de Tenregis- 
trement ^ Dixmuiden (Flandres) est venu s'emparer de Téta- 
blissement au nom du Gouvernement Provisoire. Il s'est présenté 
ici avec une bande de gens armésde Heerlen, et accompagné 
du Bourgemestre de cette commune, d'un assesseur ainsi que 
du secrétaire de celle de Kerkrade; ainsi que de la brigade de 
marechaussee de Heerlen, qui lui prêtalt main forte. 

„Nous ayant exhibé la commission, dont il était rapporteur, 
signée par les membres du Gouvernement Provisoire k Bruxel- 
les, appuyée, comme je viens de le dire, de la force armee et 
de' l'autorité locale, nous avons dü ceder k la force et nous 
sommes tous restés k notre porste en vertu des ordres qui 
m'aient été donnés par la lettre de Mr. 1' Inspecteur en chef en 
date du 6 de ce mois. Mr. Rigtenstaal, qui s'était réfugié en 
PrussO; est revenu k l'établissement sur la promesse de Mr. Bshb, 
de ne pas attenter k sa liberté. 

„Mr. Behr nous a tout maintenu dans nos postes respec- 
tives et s'est ensuite occupé de Tinventaire du matériel; 
mais son séjour, qu'il avait d'abord annoncé devoir durer 3 
jours, ne s'est prolongé que jusqu'è. 5 heures du soir. Il s'est 



67 

échappé après avoir mis tout en mouvement et en désordre 
ici et è, Heerlen. Notre position était teiTible, mais Ie général 
Daine ayant été informé de ce qui se passait, a envoyé un 
detachement de cuirassiers et de troupes de ligne. Ces l)raves 
nous ont délivrés. lis ont passé au bivouac et au moment oü je 
vous écris, 11 heures du matin, ils sont toujours lei. Le Comman- 
dant de ce corps attend pourtant Tordre de retourner d'un moment 
è. Tautre; je Ie supplie de rester, car s'U part avec sa troupe nous 
sommes perdus. Heerlen nous menace; notre position est horri- 
ble; n'importe, je tiendrai bon jusqu'^ la dernière extrémité." 

Brief d.d. 11 October 1880 van generaal Dibbets aan prins 
Fbederik over den inval der opstandelingen te Eerkrade: 

„Ik heb de eer hiernevens aan U. E. H. over te leggen, een 
rappoit van den heer generaal-majoor Daine, provincialen kom- 
mandant van Limburg, betrekkelijk het zenden van een deta- 
chement kurassiers naar Heerlen en Eerkrade tot het arres- 
teren van zekeren Mebckelbach en den heer Behr, om redenen 
daarin omschreven. 

,,De familie Bbhb doet zich in de tegenwoordige omstandig- 
heden b^zonder kennen; de oudste zoon is onlangs als g^ze- 
laar der muitelingen, alhier in hechtenis geweest; de tweede, 
voorheen of&cier b^ de 1® afd. inf., kommandeert thans te Luik, 
de zoogenaamde Légion du Nord; terwyi van den derden zoon, 
in het onderhavig rapport wordt gewag gemaakt. 

„Tevens heb ik de eer, by deze te voegen, het rappoi-t wegens 
de desertie van twee of&cieren der Marechaussee, behoorende 
tot de kompagnie van Limburg." 

Happort d.d. 18 October 1880 van majoor Pelerim aan generaal 
Dibbets over Heerlen: 

„ J'ai Thonneur de vous informer que Ie brigadier Wellens de 
la brigade de Heerlen, craignant sans doute d'essuyer des 
reproches et une punition, qu'il avait méritées, en obtempérant 
& un réquisitoire illégal du Bourgemestre de cette commune, 
a pris ie parti de déserter avec Ie marechaussee Quaed vlieg. Cette 
brigade, & cause de sa situation, nécessitant qu'elle soit com- 
mandée par un sous-officier intelligent, j'ai donné des ordres pour 
qu'il soit pourvu de suite au remplacement du prédit Wellens 
et afin que la brigade soit tenue au complet. — Les cavaliers de 



68 

rarme Golltn, Rbmière et Ebnould, qui avaient été places en 
reconnaissance hors la ville, sont désertésavecleurschevaux.— 
Les marechaussees k pied Fraipont et Chonüt, qui étaient k 
Maestricht, sont également désertés. 

Bladz. 196 noot I6S. Brief d.d. 16 October 1880 van den deta- 
chementscommandant te Sittard aan den commandant, kapitein 
Krans, over de onlusten aldaar: 

„By deze informeer ik UEdG., dat gedurende den nacht van den 
l^^ op den Ib^ dezer, verregaande ongeregeldheden te Sittard 
hebben plaats gehad, tei-w^jl eene massa van ongeveer 70 man al 
schreeuwende (bvj zich hebbende eene nationale vlag) van Vive 
de Potter^ Vive Napoleorif den ganschen nacht door de stad 
kruisende, waarby nog eenige vechtpaitijen by die gelegenheid 
z\jn ontstaan; de belhamels of de aanstokers van dit komplot 
van deze oproermakers zünBiESMANs,FRANCKEN, beiden herberg 
hier houdende, Houben, barbier, en Salden, leeglooper, allen 
woonachtig te Sittard; dat nog op dien zelfden nacht in ettelijke 
burgerhuizen, alsook by m\j, waar ik logeer, eenige glasruiten 
met groote straatsteenen z^jn ingeworpen, terwijl in dezen afge- 
loopen nacht hetzelfde heeft plaats gehad, doch zonder iemand 
molest aan te doen ; derhalve verzoek ik UEdG., dat hei zeer 
goed zoude zyn, van ten minste 100 man militairen naar hier 
te dirigeren, om alle onheilen voor te komen, en van dit voor- 
gevallene ten spoedigste daarvan rapport te maken, dewyi de 
aanhang der oproermakers van dag tot dag toeneemt, zelfs ziet 
men hen op klaarlichten dag van dat gemeene ras met twee- 
kleurige kokarden al schreeuwende door de stad gaan; dat 
indien de burgemeester van genoemde stad niet zoo onachtzaam 
was en meer voorzorg gebruikte (daar ik hem gewaarschuwd 
heb) zoo zoude deze baldadigheden niet hebben plaats gehad." 

BIz. 106 noot 166. Brief d.d. 18 October 1880 van majoor 
Pelerin aan Dibbets over Heerlen : 

„J'ai rhonheur de vous rendre compte que dans la nuit du 
17 au 18 de ce mois, un attroupement de plusieurs personnes 
ont parcouru la commune de Heerlen, en criant Vive de Potter ; 
on a brisé la caisse, qui était k la porte du commissaire de 
police, oü on a af&ché les annonces, et Ton a porté et peodu è. 



69 

la Bonnette Teffigie de Mr. Ie ministre du culte protestant. Je 
pense, mon Général, qu'il conviendrait que Ton envoy&t dans 
ceite commune un detachement de quelques hommes de la 
gamison pour y maintenir la tranquillité.' 



A »» 



Bb. 107 BOOt 167. Correspondentie tusschen den gouverneur 
van Maastricht en den opperbevelhebber op 9 October 1880 
over de beveiliging van Limburg voor den opstand: 

Brief van DiBB£Ts:;,Heden marcheert van hier naar Maaseyk een 
detachement der 14^ afdeeling infanterie onder bevel van den 
kapitein Druez^ bestaande uit twee officieren en 144 onderofficieren 
en manschappen, ter aflossing van het aldaar gestationeerd z^nde 
detachement van het regiment Ligte Dragonders N°. 5. Eerst 
genoemd detachement is hoofdzakelük bestemd, om alle zoo- 
danige posten te bezetten en assistentie te verstrekken, als tot de 
behoormke bewaking en veiligheid van de Zuid-Willemsvaart 
door de ambtenaren, die zulks concerneert, zal worden noodig 
geacht. De kapitein Druez zal zich, ten voorschreven einde, 
onmiddel^k by z^ne aankomst in relatie stellen met den heer 
Hoofdopziener van het Kanaal te Weert,** 

Antwoord van den gouverneur: 

„UHoogEd.Qestr. missive van 8 en 9 dezer maand N^s. 66 en 
75 betreffende het gebruik van troepen buiten de vesting tot 
bewaring van het platteland beantwoordende, refereer ik mt| 
in de eerste plaats tot mtjn schrijven van 3 bevorens N^ 1059^ 
houdende namel\jk dat de linie van Beeringen, Hasselt, Bilsen en 
Maastricht had moeten bewaard bUjven, ten minste door ver- 
sterkte Marechaussee, hetgeen toereikend zou z\|n geweest om 
geheel het Noordeiyk gedeelte der Provincie te dekken en den 
oproer te stuiten, die nu in al de gemeenten is uitgebroken 
en zich ongetwijfeld nog verder zal uitstrekken. 

„Thans zoude er, luiden de bekomen narigten, in die streken, 
tot het doen ophouden der beweging, eene sterkere magt ver- 
eischt worden, dan welligt alhier beschikbaar zal zyn. 

„Dan na het verlies der voors. door m\j voorgestelde land- 
streek, komt het mij belangrijk voor eene andere te bezetten, 
welke van Herenthals en Moll de verbinding met Antwerpen 
daarsteile, en de gemeenten Lommei, Hechtel* Peer, Bree 



70 

en Weert, zoude betreffen, die öf door vaste öf ten minste 
door aanzieniyke patrouilles zoude kunnen bezet worden, ten 
einde, gezamenlijk met het garnizoen van Roermond, de scheep- 
vaart op de Zuid -Willemsvaart, den weg naar Venlo op het 
linker-Maasoever, dien naar 's-Hertogenbosch over Achel en 
geheel het tusschenland te beschermen. 

„Ik onderwerp dit denkbeeld; in het belang des lands, aan 
ÜHEdG. onderzoek en doorzigt, zullende het mji aangenaam 
ztjn van ÜHEdG. beslissing mededeeling te ontvangen." 

Wederantwoord van Dibbbts: 

„In antwoord op ÜHEdG. missive van gisteren, N^ 1059, 
heb ik de eer te informeren, dat wat betreft, de eerste paragraaf 
derzelve, het my alstoen, door gebrek aan genoegzame troepen, 
onmogeiyk is geweest, de gemeenten Beringen f Hasselt en Büsen 
te doen bezetten; terwijl wat aangaat de tweede paragraaf 
dezer missive; voor het tegenwoordige zeer moe\jeiyk valt eenige 
troepen met vertrouwen en zekerheid derwaarts te zenden, 
daar men dezelve door alle mogelijke middelen zoekt te ver- 
leiden ; het zoude dus alleenlijk in hoogst gewigtige omstandig- 
heden z^n, dat ik tot het verzenden van eenige troepen zoude 
kunnen overgaan." 

BIz. 107 noot 168. Besluit d.d. 13 October 1830 van den gouver- 
neur van Limburg in zake het overbrengen der r^kskas van 
Roermond naar Venlo: 

„De Staatsraad, Gouverneur der provincie Limburg: 

Op het ingekomen berigt van de heeren Districts-commlssaris 
en Prokureur des Eonings te Roermond d.d. 9 dezer, waaruit 
bltjkt, dat de militaire magt van hier naar gemelde stad ge- 
zonden, plotseling dezelve verlaten en alzoo wederom aan on- 
lusten blootgesteld heeft; 

Willende zoo veel doenl^k 'sR^ks regten en inkomsten be- 
veiligen en derzelver ontvangst bevorderen; 

Gelet op de tegenwoordige diingende tydsomstandigheden, op 
het koninkiyk besluit van 15 December 1820 N®. 80, en andere 
bepalingen, aangaande de pligten van de Gouverneurs der pro- 
vinciën; mede op de dezerz^jdsche resolutie van 11 dezer 
N<>. 1059, by welke b^zondere maatregelen worden daargesteld 



71 

ten opzigte der o verstorting van 'sB^jks belastingen in de 
kantoren Maaseyk en Sittard; 

Gehoord den heer Provincialen Inspecteur der registratie, de 
Provinciale- en Hoofd-inspecteurs der belastingen, der ambtenaren 
belast met het Hoofdopzigt van de Zuid-Willemsvaart, enz.; 
Heeft goed gevonden en verstaan te bepalen: 

Art. 1. De agent van 'sR^ks kassier te Roermond zal zich 
onmiddeiyk met z\jne kas en bureaux naar Venlo begeven, om 
aldaar zyne ontvangsten te verrigten. 

Art. 2. Voor zoover de voorafgaande bepaling niet tot uitvoer 
gebragt wordt, zal de ontvanger der in- en uitgaande regten 
en accynsen te Venlo, de aan den agent van 'sR\jks kassier 
te Roermond opgedragen ontvangsten, voorloopig en op last 
van behooriyke rekening verrigten. 

Art. 3. Alle ontvangers van directe belastingen, in- en uit- 
gaande regten en acc^jnsen, registratie, alsmede der tollen op 
de Maas en op de Zuid-Willemsvaart, en de kantoren Roermond, 
Venloo, Bree, Achel, Weert en Horst, zullen ingevolge de onlangs 
gegevene of herinnerde instructiön, en wel ten minste tweemaal 
per maand, hunne inkomsten by gemelden R\)ks kassier, of des- 
zelfs vervanger, art. 2, te Venlo en niet elders hebben te storten. 

Art. 4. De Hoofd-inspecteur der directe belastingen, in- en 
uitgaande regten en accynsen in de provincie, zal onmiddelijk 
den zetel zyner werkzaamheden te Venlo vestigen, wordende 
hy by deze gemagtigd, om ten aanzien van de dienst met 
overleg van den arrondissements-inspecteur en van den districts- 
commissaris, al zulke wettelijke maatregelen in het belang van 
de algemeene dienst te beramen en ter executie te leggen, als 
de tydsomstandigheden en 's Rjjks welz^n zullen doen nood- 
zakeiyk voorkomen, mits hem Gouverneur er telkens onmid- 
deltJk over te berigten. 

Art. 5. Voor zooveel de Districts-commissaris verhinderd mogt 
wezen, zyne functièn, met betrekking tot de in hettegenwoor 
dig bedoelde dienstzaken uit te oefenen, zal daarin worden 
voorzien door den burgemeester van Venlo, tot dat einde by 
deze gemagtigd. 

Art. 6. Het biyft aan hem Gouverneur expresseiyk voor- 
behouden, later naar behooren te beschikken over de fondsen. 



72 

welke krachtens het tegenwoordig besluit gestort zullen worden, 
en zulks voor de behoeften van *s Konings dienst in de provin- 
cie, inzonderheid in de vesting Maastricht. 
En zal enz. 

BIz. 110 noot 169. Schreven d.d. 14 October 1830 van den opper- 
bevelhebber aan den burgemeester: 

„Sedert twee dagen wordt alhier het gerucht verspreid, dat 
er by het garnizoen een opzet zoude bestaan om by zekere 
gelegenheid, eene plundering aan te ilgten, en het schijnt, dat 
dit gerucht verscheidene inwoners heeft doen besluiten om deze 
stad te verlaten. — Ik behoef U niet te zeggen, Manheer de 
Burgemeester, dat dit gerucht een nieuw uitvloeisel is van 
kwaadwillige personen, welke niets meer verlangen, als de tot 
hiertoe bestaande orde en rust te zien verstoren. — AUeen 
wilde ik UEdAgtb. Heer maar aanbevelen, om aan de stedelgke 
politie de sterkste orders te geven, ten einde de verbreiders van 
het bedoeld gerucht op te zoeken, en voor m\j te brengen, om 
ten hunnen aanzien gestatueerd te kunnen worden, zoo en als 
het behoort." 

BIz. 124 noot 170. De Staatacourant van 1 November 1831 en 
volgende nommers houdt extracten in van sommige redevoe- 
ringen, die in de geheime vergadering te Brussel over de XXIV 
Artikelen werden gehouden, doch niet de redevoering van Jamiké. 

Het schi^jven d.d. 28 Mei 1838 van Dibbets aan Oorlog luidt 
als volgt: 

„Op den 28^^ October 1831 werd in de kamer der volksver- 
tegenwoordiging te Brussel, door den bekenden advokaat I. L, 
Jaminé, eene breedvoerige aanspraak gehouden, overgenomen 
in de Moniteur van den 30 daaiaanvolgende, hierbij overgelegd. 
In het büzonder over Maastricht sprekende, heeft JAMmé in z^ne 
aanspraak een gedeelte verduisterd en slechts met punten aan- 
gehaald, hetgeen aanleiding gegeven heeft tot onderscheidene 
gissingen; velen waren van meening, dat h\j het zoogenaamd 
Comité Secret beschuldigd had, de gelden op den 7 October 1830 
door WuESTENRAAD aangevraagd tot het verwekken van opstand, 
niet verleend te hebben, en dat het dienvolgens aan hen te 
wyten bleef, dat Maastiicht niet met Belgid vereenigd was. 



78 

„Men heeft dezerz^ds voortdurend, doch vruchteloos getracht 
op de eene of andere w^ze van dit gedeelte der aanspraak 
kennis te bekomen ; dan eerst als nu, by gelegenheid der onlangs 
plaats gehad hebbende arrestatie van jAMmÈ, is het den kapitein 
ELENNEQUicr gelukt, zulks van hem zelven te verkregen. Dit stuk, 
hetwelk ik de eer heb kopyeiyk hierby aan ü. E. te doen toe- 
komen, verspreidt nog al eenig licht over den toenmaligen stand 
van zaken, en zal, om die reden, welligt eenige aandacht 
waardig zün." 

BIz. 132 noot 171. Met het oog op Van Boegop's verwachte 
komst, zond Dibbets den 14° October 1830 de voFgende lastge- 
ving aan majoor Pelebin: „De kommandant der Marechaussee 
van Maaseyk wordt gelast zich op morgen den 15° dezer met 
vyf of zes marechaussees, vroegtydig te Bree te bevinden, ten 
einde den heer Generaal-Majoor Van Boegop, die aldaar moet 
arriveren, naar herwaarts te geleiden." 

BIz. 133 noot 172. Blz. 68 dl. I van Nothomb*s „EssaC* over de 
Belgische revolutie (1876). 

Blz. 133 noot 173. Over Daine's gedachte van voor den rechter 
te worden getrokken, zie Heldendaden blz. 525; over z^ne 
ergernis wegens de overplaatsing, rapporteerde Dibbets d.d. 
17 October 1830 het volgende aan Oorlog: 

„De heer generaal Va» Boecop heeft my gisteren avond ter 
hand gesteld Uwer Excellenties depêche van den 11^^ dezer 
N^ 25, waarop aan de heeren generaals-majoor Daine en ëvebts 
eene bestemming wordt aangewezen. Voornoemde generaals 
hebben de vereischte aanschry ving des wegen van niy bekomen. 
— De heer generaal-majoor Daine was uiterst verwonderd, en 
niet minder gevoelig over de wjjze, waarop thans over hem 
wordt beschikt, te meer, daar hy zich overtuigd houdt, in deze 
vesting, onder myne bevelen, meerdere diensten aan den Koning 
te kunnen bewyzen, dan wel in de Noordeiyke provinciën. Zyn 
HoogEdelGestrenge schynt voornemens te zyn de reis over Ant- 
werpen te nemen en zich aldaar by Z.K.H. den prins van Oranje 
te presenteren, met oogmerk, zoo mogeiyk, eene verandering 
van destinatie te verkrygen.'* 



74 

BIz. 184 noot 174. Van deze geheime samenkomst bericht 
DiBBETS aan Oorlog in een rapport van 17 Juli 1881. 

BIz. 184 noot I7S. Biykens het rapport van 17 Juli 1881. 

BIz. 135 noot 176. Dagorder d.d. 20 October 1880, waarby 
generaal Van Boegop te Maastricht optrad als provinciale com- 
mandant, in plants van Daine: 

Hoofdkwartier Maastricht, den ^^ October 1880. 
Dagorder. 
Krachtens *s Konings dispositie van den IV^ dezer maand 
N^ 101 en naar aanleiding eener daartoe betrekkeiyke aanschr^- 
ving van het departement van Oorlog van dien zelfden datum 
N». 26, wordt by deze het kommando der Provincie provisioneel 
opgedragen aan den Heere Generaal-Majoor Baron Vak Boecop, 
kommanderende de 1® Brigade der A» Divisie infanterie en zulks 
ter vervanging van den Heere Qeneraal-Majoor Daime, die eene 
andere bestemming bekomen heeft. 

De Oeneraal-Majoor, Opperbevelhebber der vesting 
Maaatrichi, kommanderende in het 5' Groot 
Militair kommando, 

Dtbbbts. 

BIz. 135 noot 177. ^Soortgeiykedemonstratiên", schieefDiBBBTs 
aan Oorlog over de beweging des v\jands, medegedeeld in zyne 
rapporten van ^1, 22 en 23 October 1880, „zouden als het ware 
geene attentie verdienen, indien^ zjj op de inwendige rust geen 
invloed hadden.'* 

Bladz. 136 noot 178. In den nacht van den 21^ op den 22° 
October, omstreeks 4 ure, was kolonel Brade met twee com- 
pagnieën en één eskadron kurassiers uitgetrokken op den Ton- 
gerschen weg, tot halfweg Tongeren, nab^ Heerderen; een half 
bataljon infanterie vatte bovendien post te Vroonhoven, om zoo 
noodig Brade te steunen. Men wachtte bt) Heerderen in eene hin- 
derlaag, maar om 11 uur in den ochtend van den 22^ rukte men 
weer binnen, zonder eenige ontmoeting te hebben gehad. By 
deze gelegenheid vernam Brade, dat te Tongeren *n troep was 
van 'n 1000 man, aan het hoofd hebbende den graaf de Bsr- 



76 

LAYMONT, DE Bbougkèbe 611 doQ gowezen 2® luitenant der 1^ afd. 
infanterie Behb. — In den nacht van den 22° op den 23° bi- 
vakkeerden 'n 600 hunner b^j den z.g. Lindeboomy halfweg 
Tongeren— Meiastricht, nu een herberg van dien naam. Toen 
DiBBETs echter den 23° weer een troep hun te gemoet zond, 
waren ze verdwenen. 

BIz. 136 noot 179. Rapport van majoor Pelebin aan generaal 
DiBBBTs: „J'ai Thonneur de vous rendre compte, que Ie maré- 
chal des logis Sghbiekx et Ie brigadier Bosman, qui étaient en 
station è. Galoppe (^), sont rentrés k Maestricht aver quatre Mare- 
chaussees ; les cavaliers Bbsman, Vassen, Oostaegen et Glaesen, 
places sous les ordres de ces deux sous-of&ciers, ont refusé k 
les sujvre. D'après ce que rapporto Ie maréchal des logis pré- 
nommé, i] paralt que cinquante révoltes avaient projeté de 
venir les arrêter, et que c'est lèi Ie motif qui les avait en- 
gages de se replier sur Maestricht. On présume que les quatre 
Marechaussees, qui sont restés en amère, ne rejoindront pas. 
Le même maréchal des logis Schbiekx fait rapport que les 
bourgeois n'ont pas voulu accepter le logement, même avec 
billets du bourgemestre. 

BIz. 136 noot 180. Biief van Pelebin d.d. 25 October 1830 aan 
DiBBETs: „Ik heb de eer ÜHEd.G. te informeren, dat de ge- 
meente Reckheim in volle insunectie is; dat reeds een gedeelte 
der bedelaars uit het gesticht aldaar, ten getale van dne-en- 
twintig, tot voorkoming van opstand in gemeld gesticht, van daar 
getransporteerd worden en heden in Maastncht aankomen, om 
verder te worden övergebragt of in vr^heid te worden gesteld. Het 
is te vreezen, dat de aldaar gestationeerde bngade eerstdaags zal 
worden opgeligt. Ofschoon ik nog geen officieel rapport ontvangen 
heb van het gevangen nemen van de brigade Marechaussee 
van Bree, schQnt het echter zeker te wezen, dat deze brigade 
aangevallen is geworden. Te ValkenJ)urg, volgens ingewonnen 
rapporten aan my gekomen, is ook insurrectie, zooals in alle om- 
liggende gemeenten. Daar het hoogst te vreezen is, dat de nog 
buiten liggende brigades over en na zullen worden opgeligt, 



(a) Oade naam van Qu^om in het Franach of Waalach. 



76 

Deern ik de viijheid ÜHgEdQestr. orders te vragen, ten 
einde UHgËdGestr. het goed moge vinden, om nog buiten 
liggende brigades binnen de vesting te doen rukken." 

BIz. 137 noot 181. Men leest namelijk in het rapport van den 
procureur des Koni'ngs Vebloben : „Het SGh\jnt, dat onder de 
kwaadwilligen, welke het kanaal doorgestoken hebben, er ge- 
weest zvjn van de Heerlerheide en van Sittard; dit zou eenig 
vermoeden kunnen geven tegen Van Slupe van hieiin niet 
vreemd te z^n.'* Over dien Van Slupe, zie nog blz. 53 van den 
tekst. 

Blz. 137 noot 182. De heer Conrad, geb. in 1795, overleed in 
1858 als hoofdingenieur. Zie over het ingenieursgeslacht Gonrad, 
een artikel van R A. van Sandigk op blz. 171 van Eigen Haard, 
HÜ. 14 Maart 1903 vv. Op blz. 196 der afl. van 28 Maart de levens- 
beschrtjving van Jan Willem; deze was de vader van den in 
1902 overleden Johan Fbedebik, vele jaren lid der 2^ Kamer. 

Blz. 139 noot 183. Bapport d.d. 30 October 1830 van generaal 
DiBBETS 6ian Oorlog over den oproerlgen staat der provincie : 

„In deze streken is de volksgeest b^ zonder opgewonden. Eind- 
hoven en Helmond zyn reeds oproerig, en zoodra Weert door de 
troepen ontruimd wordt, zal het zelfde plaats hebben; dagel^ks 
komen aldaar muitellngen uit Maaseyck en SUtard; om in het 
bezit van Weerl te bleven zoude ten minste 300 goede soldaten 
worden vereischt.— Het detachement onder bevel van den kapitein 
DuYCKBB, heeft veel desertie gehad, voornamelyk manschappen 
der l^^afdeeling infanterie. Het detachement dragonders is by na 
geheel ontbonden, en op de o verbiy venden is geen staat tema- 
ken. De militairen verw^deren zich komplotsgewüze, en ontzien 
niet te vuren op hen, die hen trachten te achterhalen. — Ik 
zal last geven tot het binnenrukken der troepen, gestationeerd 
langs het Kanaal, in afwachting hetzelve weder bevaarbaar zal 
z^n, of wel de militaire magt te Neeroeteren of in de nabijheid 
door de beambten van den Waterstaat, tot bijstand of dekking van 
den arbeid wordt gerekwireerd. Eene vermeerdering van garni- 
zoen alhier is hoog noodig ; de 14® afdeeling infanterie is nage' 
noeg tot niet gebragt, en hebben de militairen thans maar 



77 

2 d. 8 nachten ruBt, hetwelk op den duur te vermoedend is, 
en het getal zieken in dit saizoen doet vermeerderen." 

BIz. 140 noot 184. Rapport d.d. 80 October 1880 van generaal 
DiBBETs aan Oorlog: „Ik heb nog niet kunnen ontdekken, wie 
de oproerige proclamatie hier gisteren in de Nieuwstraat aan- 
geplakt heeft; men heeft eenlg vermoeden, dat die gedrukt zou 
z\jn te St. Truyen; het zou belangrijk z\jn een gedrukt exem- 
pl6iai* te hebben; men zou mogel^k door het karakter der letters 
zich hiervan kunnen overtuigen. — Het meest sch^nt zich hier 
met de electiên voor het Congres te bemoeflen de advocaat Des; 
TouvËLLBS; zoo mon verzekert, zoekt hy het die wending te 
doen nemen, dat Z, E. H. de piins van Oranje gekozen wordt. 
Men zegt, dat gisteren avond in het kolfghuis b\j Kotheij eene 
voorloopige bijeenkomst voor hetgeen die electiên betreft, ge- 
weest is; hiervan zal ik van avond of morgen ochtend naauw- 
keuriger inlichtingen hebben." 

BIz. 140 noot 185. Dibbets' rapport aan Oorlog d.d. 24 October 
1880: „Als een voorzigtigheids maatregel, zoo tot het staken 
der desertie, als om andere beweegredenen van hooger belang, is 
het mij noodzakelijk voorgekomen, om by de drie veldbataillons 
der 14^ afdeeling Infanterie, de miliciens der ligting van 1826, 
tot groot verlof geregtigd. naar hunne haardsteden te zenden, 
hetgeen dezen morgen vroegtydig heeft plaats gehad. Men was 
eenigzins beducht, dat deze maatregel van de zjjde der Belgische 
officieren, openiyk misnoegen zoude te weeg brengen, doch is 
zulks met die omzigtigheid beraamd en ten uitvoer gebragt, 
dat de tevredenheid, zoo by de vertrekkenden als biy venden, 
bewaard is geworden." 

BIz. 141 noot 186. Rapport van Dibbbts d.d. 27 October 1880 
aan Oorlog : „De manschappen, behoorende tot het 8^ bat. veld- 
artillerie, de beide kompagniën van het 1® bat. nat. militie, 
zoomede de komp. art.-transporttrein, zQn b^na alle Maastrich- 
tenaren of uit de ommestreken herkomstig dan wel Walen; het 
zoude derhalve evenzeer noodig zQn, dat Hollandsche artil- 
lerie zich alhier bevond, alvorens met de scheiding een begin 
te maken." 



78 

BIz. 141 noot 187. n^l^ heb beide deze kommanderende officieren*', 
schreef Vebmaësek d.d. 24 October 1880 aan Dibbets over De 
Leeuw van Coolvttk en Von Kbetschmar, „de noodige voor- 
schriften gegeven, ten einde alle voorzorgen te nemen, welke 
op hunne marsch noodzakel^k z^n, en hen tevens voorgeschre- 
ven, den 28n dezer vereenigd tp marcheren op Neeroeteren en 
hunnen weg nadien, naar den voortgang der schepen te regelen. 
B\j het detachement infanterie heb ik doen voegen 5 officieren, 
4 onderofficieren en 8 korporaals uit dit garnizoen, ten einde 
hetzelve behoorlijk te doen encadreren; ik verzoek ÜHEdG. 
echter, aangezien dezelven, zooals UHËdG. wel zal z\jn bewust, 
alhier aller noodzakelijkst z^n, den dag na hunne komst te 
Maastricht, onder geleide van den ritmeester Von Rbbtsghmab, 
die wederom met z^ne manschappen naar z\|ne vorige stand- 
plaats moet retourneren, naar herwaarts terug te zenden.'* 

BIz. 142 noot 188. Rapport d.d. 1 November 1880 van Dibbets 
6ian Oorlog over muiter\| onder z^ne officieren: 

„Uitgezonderd de majoor De Villers der 11^ afdeeling infanterie 
en de majoor Nupels der afdeeling kurassiers N^ 1, hebben de 
officieren, behoorende tot de Zuid-Nederlandsche provinciën, 
welker aantal vrjj aanmerkelijk is, gisteren algemeen het 
verlangen te kennen gegeven, hunne eervolle demissie uit 
'sKonings dienst al dadel^k te erlangen. 

„Gesteld ook, dat in deze buitengewone tijdsomstandigheden, 
aan die officieren had kunnen vergund worden, in afwachting 
Zyner Majesteits beschikking, naar hunnent terug te keeren, 
ware een dergeiyke maatregel hoogst ongeraden geweest. De 
over bekende heerschende geest van misnoegen by het regiment 
Ligte Dragonders N'. 5 en 14^ afdeeling Infanterie zoude hier- 
door ten top zijn gestegen, en buiten twijfel zich hebben mede- 
gedeeld aan het 3^ bataillon Veldartillerie, bjjna uitsluitend uit 
Limburgers en Brabanders zamengesteld, te meer, daar ik met 
zekerheid onderrigt ben, dat gedurig pogingen in het werk 
worden gesteld, deze militairen tot insubordinatie en defectie 
over te halen. 

„Om dit een en ander voor te komen, heb ik reeds bedoelde 
officieren onder het oog gebragt, dat voorzeker de voorgenomen 



79 

scheidingr der Noord- en Zuid-Nederlandsche troepen weldra tot 
stand zoude komen en z\j alsdan volkomen vr\jheid zouden 
hebben, al dan niet in bunne tegenwoordige betrekking te 
bl\jven; en alzoo uit eigen belang en tot zelfvoldoening dit 
tydstip gerustelyk behoorden af te wachten. Deze redenen 
hebben bvj hen ingang gevonden, en is het m^ gelukt, de 
gemoederen, zoo al niet tebevredigen, immers tot meer bezadigd- 
heid terug te brengen. 

„Hoe lang dit zal volharden, is zeer onzeker, daar binnen en 
buiten niets verzuimd wordt, om de woelzieke gezindheid, by 
de Belgische inboorlingen door alle middelen aan te wakkeren. 
Uwe Excellentie zal derhalve met mjj inzien, dat alle uitstel 
in het opzenden yan Hollandsche troepen herwaards, hoogst 
bedenkeiyk, ja zelfs voor de veiligheid der vesting gevaarlijk 
wordt. De belangrijke pligten, welke aan mfl zyn opgelegd, en 
boven al het welzfln van 's Konings dienst, gebieden mU Uwe 
Excellentie aller dringendst te verzoeken, zoodra immer doeniyk, 
last te geven, dat 1500 infanteristen, 4 h BOO artilleristen en 
800 onbereden manschappen der kavallerie op Maastricht worden 
gedirigeerd, hetwelk voor het behoud der vesting van een 
wezentiyk belang moet worden geacht te zijn.'*(«). 

BIz. 142 noot 189, Het detachement De Leeuw van Coolwijk 
bestond uit: 

8^ afd. Inf.: 2 luitenants, 2 korporaals, 1 tamboer, 152 soldaten. 
13® afd. Inf : 8 luitenants, 6 sergeanten, 7 korporaals, 1 tam- 
boer, 285 soldaten. 

BIz. 143 noot 190. In verband met de opdracht aan luitenant- 
generaal Trip, rapporteerde generaal Dibbsts 6ian Oorlog den 
3^^ November: ^De voorzigtigheid gebood evenwel om by het 
regiment Ligte Dragonders N'^. 5 dit tijdstip niet af te wachten, 
daar de insubordinatie reeds dermate toenam, dat onderofficieren 
en manschappen openlijk weigerden dienst te doen. Ik heb 
dus, met ter z\jde stelling van alle bekomende redenen, my 
vérpligt gezien, om na rflp overleg met den heer generaal- 



(a) Het groot aantal dragonders, dat deels gedeserteerd was, deels als ZuideUken 
ontslag zou kragen, veroorzaakte, dat er paarden over waren; vandaar het verzoek 
om onbereden dragonders. 



80 

majoor Vak Bobcop, de ontbinding van voorschreven regiment 
op heden vroeg in den morgen te doen plaats hebben, en wel 
op den voet en de wjjze, als in Uwer Excellentie reeds aan- 
gehaalde Instructie is omschreven." 

BIz. 143 noot 191. Dibbets* rappoi-t van 5 November 1830 aan 
Oorlog over het ontslag der Belgische ofiftcieren : „Ik had eenige 
reden te verwachten, dat deze maatregel, hoe noodzakelijk 
ook, evenwel min of meer onrust zoude verwekken, hetwelk zich 
dan ook bevestigd heeft. Heden morgen vroegtydig ontving ik 
rapport, dat vele Zuid-Nederlanders der 14® afdeeling infanterie, 
en bvjna eene geheele kompagnie van Uet flankbataillon, ge- 
kommandeerd geweest z^nde door den kapitein De la Mabck, 
luidruchtig eischten hunne officieren te volgen. Dadelyk heb ik 
over de afdeeling een ongewapend appèl doen houden, en de man- 
schappen onder het oog gebragt,dat de scheiding op de zelfde w^ze, 
als bU de dragonders, binnen kort tot stand zal komen, doch dat 
alles zljn tyd moest hebben en zy deze met geduld moesten 
afwachten. Ter bedwinging, in zooverre noodig, heb ik de 
gevaarlijke gevolgen van insubordinatie, in oorlogstyd, voorge- 
houden, met bijvoeging, dat de schuldigen, zonder oogluiking, 
aan den temporairen krijgsraad zullen worden overgegeven, en 
zich blootstellen om zelfs, naar bevind van zaken, binnen de 
vier-entwintig uren de doodstraf te ondergaan. De indruk, hier- 
door te weeg gebragt, waarborgt my, naar het schijnt, voor het 
tegenwoordige, het behoud van rust by dit korps." 

BIz. 144 noot 192. Dankbetuiging aan generaal Dibbbts van 
ontslagen Belgische officieren: 

Hasselt, 2 décembre 1880. 
Qénéral^ 

J'ai roQu la lettre que vous m'avez fait Thonneur de m'écrire 
Ie 29 du mois dernier, en m'adressant ma démission, ainsi que 
celles de douze ofQciers Belges, appartenant, ci-devant, ^ la 14^ 
division. Je vous remercie de la solücitude que vous avez 
apportée h solliciter de votre Gouvernement ces marques hono- 
rables de nos anciens services. Ci-joint Tétat nominatif des 
officiers que les démissions intéressoient, je Tai revêtu de ma 



81 

signature au gré de vos désirs. Je ferai remettre k chacun de 
ces Messieurs la pièce qui Ie conceme. 
Veuillez bien agréer, Général, 1 'hommage de mon respect. 

L'Inspecteur atix revties, 
Intendant de Varmée Beige de la Meuse, 

Du Padre Vebcoües. 

BIz. 145 noot 198. De geschiedenis van Venlo, in den tekst 
aangehaald, is van L. J. E. Keulleb (1848). — Zie ook over 
ScHEPSBN, Heldendaden blz. 497. 

BIz. 145 noot 194. Rapport d.d. 28 October 1880 van den generaal 
ScHEPEBN 6ian DiBBETS ovor den staat, waarin hjj Venlo bevond: 

„Sedert den 28^ des avonds alhier aangekomen, heb ik deze 
vesting in den treurigst mogeiyken toestand gevonden, van alle 
kanten voor den lompsten boer toegankeiyk. Een eerstaanwezend 
officier-ingenieur, de kapitein Blanken, nul; die der artillerie 
BooMKENs idem; enzv.; geen stuk op afiTuit, geene lading gereed, 
een gedeelte van het garnizoen der 14fi afd. inf. niet vertrouwd ; 
de 26 man artillerie, alle uit deze omstreken, niet veel beter. 

„Van stonde af aan mijner komst, heb ik twee officieren 
der genie van het garnizoen aan het werk gesteld om te 
trachten, mjj voor een coup de main te dekken ; dan er komen 
geene werklieden op, zelfs per belofte van hoog loon en ook 
is er geen geld. 

„Uit dit kort verslag zal UHgEdG. blaken, dat mjjne situatie 
zeer zorgel^k is, en bid dus instanteiyk zoo mogelijk m^ door 
het toezenden van een aantal mineurs en artillerie eenigzlns 
te willen bestaan, want zonder deze is het nutteloos stukken 
op de wallen te brengen, welke niet kunnen bediend worden. 

„Van den dag mijner aankomst heb ik de gesteldheid dezer 
vesting aan den directeur-generaal van Oorlog voorgelegd; dan 
tot heden niets troostrfjks vernomen. 

„Den 24° dezer heeft men hier getracht al vrU verregaande 
de rust in de stad te verstooren; dan eenige genomeue mili- 
taire maatregelen hebben dit vr\j uitvoerljjke plan veredeld en 
Xtet heeft zich bU wat schreeuwen bepaald." 





d2 

BIz. 146 noot 195. Bapport van generaal Sghepebn te Venlo 
d.d. 31 Octx)ber 1830 aan generaal Dibbets: „Acht van mflnen 
pligt UHgËdG. bevelen te solliciteren betrekkelijk een aantal 
officieren, onderofficieren en manschappen der 14^ afd. infanterie, 
welke mU niet zeer vertrouwd voorkomen, en zoo mtj verzekerd 
houde, zouden wenschen behandeld te worden, gelijk andere 
Walen en Belgen. Ook bij het detachement van 26 man artil- 
lerie dezer bezetting bevinden zich veracheidene, welke geen 
Hollanders ztjn." 

BIz. 146 noot 196. Zie Heldendaden. In de Bijdragen tot de 
Oeschiedenis der Nederlanden, door F. J. Hallo, in 1831 uitge- 
geven — dus in een ander boekdeel, dan de verzameling op 
blz. 10 dezer Byiagen N^. 20 vermeld, waaruit tot dusver door 
my geput werd — wordt als datum der aanvaarding door Dainb 
van het commando van het Maasleger genoemd 2 November en 
in de Aanteekeningen N^ 1, die als belagen z^'n toegevoegd, vind 
ik eene proclamatie van hem aan de „Dappere bewoners van 
Limburg", waarin de hierboven aangehaalde woorden niet voor- 
komen. Daine heeft echter in die eerste tyden zulk een stroom 
van proclamatiên doen afgaan, dat er de lachlust door is op- 
gewekt geworden. 

BIz. 146 noot 197. Rappoit d.d. 5 November 1830 van generaal 
Dibbets aan Oorlog: „Na de ontbinding der 14® afd. Infanterie, 
het regiment Ligte dragonders N^ 5, een gedeelte van het 
3® bataillon Veldartillerie en van het korps Mineurs en Sappeurs, 
waardoor reeds meer dan 30 Belgische officieren met demissie 
z\jn afgegaan, is er niet te denken aan het kanaal te Weerten 
by Neeroeteren te bezetten, vooral sedert een paar dagen daar 
de generaal Daine en zekere Niellon met hunne benden ver- 
wacht worden tot het blokkeren, en, zoo zy rond strooien, 
bombarderen der vesting." — Over die bombardementsplannen 
zie ook mijn op blz. 10 hiervóór noot 18 vermeld IH^dapiegel- 
ai-tikel October 1903, blz. 160. 

Blz. 146 noot 198. Bapport van generaal Dibbets d.d. 7 Novem- 
ber 1830 aan Oorlog: „Eene bende van ongeveer 300 muitelingen 
heeft gisteren in den namiddag, ter hoogte van den doorbraak 
aan het Kanaal, zich meester gemaakt van den heer Conrad, 



fungerend hoofd-ingenieur der Waterstaat, den opzigter van 
het 8® en 4® perceel der Zuid-Willemsvaart Van der Hoeve, 
een brugwachter te Neeroeterefif en den aannen;ier der publieke 
werken J. van 't Hopf, terwyi het den opzigter van de groote 
sluis alhier, met name Knoop, gelukt is te ontvlugten. Zoo men 
verneemt, z\)n de gearresteerden naar Bree overgebragt. Het 
zoude niet bezwaail^jk vallen van onze zyde represailles te 
nemen, en ik zal de eerste geschikte gelegenheid daai1x)e niet laten 
voorbygaan. Eene dadeiyke voorziening in de dienst van den 
heer Conbad vereischt z^nde, heb ik zulks opgedragen aan den 
heer L. van deb Kun, ingenieur der Waterstaat, laatstel^k in 
de provincie West- Vlaanderen geömployeerd, en thans met onbe- 
paald verlof alhier aanwezig." 

Onder stond: „Zoo op het oogenblik is de heer fung. hoofd- 
ingenieur Conbad alhier teruggekomen. ZWelEdG. is te Hasselt 
door den generaal Daine een pas afgegeven. Beeds was ik 
voornemens z^ne vr\jlating b^ den heer baron De Loë, benoemd 
gouverneur van Limburg van wege het Provinciaal Gouverne- 
ment, te' reclameren, met bijvoeging, dat indien hieraan niet 
dadeiyk werd voldaan, ik middel zoude vinden, om het regt 
van wedervergelding uit te oefenen." 

BIz. 147 noot 199. Rapport van generaal Dibbets d.d. 16 Novem- 
ber 1880 aan Oorlog: „Den 8"^ dezer maand is op de route van 
Bree naar Maeseyck ontmoet eene kolonne van 800 man infan- 
terie, met vier stukken geschut en drie wagens. Aan het hoofd 
bevond zich de generaal Daine, vergezeld van Henbi Bosch, als 
officier dienst doende, en nog andere Maastrichtenaren ; dezelven 
hebben te Maeseyck vernacht. Eene dergel^ke kolonne, bestaande 
uit 8 è 400 man infanterie en 20 kavalleristen, is den 9^ dezer 
waargenomen tusschen Néeroeteren en Sel{?). Deze en de voor- 
gaande dirigeren zich op Venlo.'' 

BIz. 147 noot 200. Over de inhaling te Roermond door de 
muziek, zie Poell blz. 222. — Over de bedreiging der Hol- 
landsch gezinde ingezetenen, leest men in de Bfusselsche 
Émancipation van 16 November 1830: „Des nouvelles de Rure- 
monde annoncent que Ie général Daine est entre, Ie 9 de ce 
mois, dans cette ville, et qu'il y a été parfaitement re<ju. On 



84 

lui avait fourni de faux renseignements sur Tesprit de ses 
habitans; c*est ce qui explique les paroles qu'on lui prête, que 
s'il avait trouvé des cceurs hoUandais k Kuremonde, il aurait 
envoyé 100.000 Liégeois pour les extirper jusqu'au dernier.'* 

Aan Oorlog schreef generaal Dibbets d.d. 12 November 1830: 
„Een gepasporteerd onderofficier van het regiment Ligte Dra- 
gonders N®. 6, uit de Waalsche provincie geboortig, heeft mü 
verzekerd, dat Daine zich te Roermond bevond met ruim 1000 
man en vier stukken geschut." 

BIz. 147 noot 201. Zie over de gevangenneming van de be- 
zetting te Venlo De Müüaire Spectator, dl. in (1835), blz. 
20. — De aangehaalde woorden van Bosscha, zie Héfdendaden 
blz. 618. — Hallo behandelt de inneming van Venlo op blz. 
9—14 z\]ner Bedragen van 1831; in een Aanhangsel Daine's 
proclamatiên enz. — Men leze er ook over onze StacUscourant 
van 16 November en speciaal van 13 December 1830. — De 
Émancipation van 16 November schreef: „La nouvelle de la 
prise de Venlo est arrivé au gouvernement. Toute la gamison 
est prlsonnière. Il s*y trouve deux généraux et un colonel; 
115 pièces de canon, 800 fusils, des munitions en tout genre, 
800 tonneaux de poudre arrêtés Ie long de la Meuse par la 
compagnie de Tillt ; tous les magasins d'habillement font partie 
de la prise. Notre perte est insignifiante. On cite comme s'étant 
distingués, les deux MM. Lucas, Ie capitaine Hardt, Ie lieute- 
nant Büdbman." — In het nummer van 27 November leest men 
nog: „M. Ie chevalier Lucas, nommé commandant de Huy, 
a assisté comme simple volontaire k la prise de Venlo; la 
conduite de ce brave militaiie a été appréciée par Ie gouverne- 
ment provisoire, qui Ta nommé capitaine attaché k Tétat-major 
du général Daine, è. la promesse de Télever au grade de msgor 
lorsqu'il prendra possession du commandement de la place de 
Huy." — - Wy zien in het eerste courantenbericht gesproken 
van twee generaals; bedoeld werden Sghspebn en Bbuce. — 
Volgens Hallo had Bbuge „zich op Pruissisch grondgebied 
begeven"; volgens Poell deed Daine hem voor zich roepen, 
doch zou de bevolking zich tegen z^ne gevangenneming hebben 
verzet. 



85 

BIz. 149 noot 202. Rapport d.d. 18 November 1880 van Dibbets 
aan Oorlog: „Uwer Exc. heden ontvangen depêche van denl2n 
dezer N*. 8, verpligt m^ in bedenking te geven, dat de daarbij 
bevolen opzending naar *3 Bosch van de hier afte halen paarden, 
overblijvend personeel en magazijnsgoederen van het regiment 
Ligte Dragonders N°. 5, mitsgaders het dirigeren op Nijmegen 
van een zestigtal artillerie-trekpaarden; in de tegenwoordige 
oogenblikken geenszins zoude te raden zijn^ daar alle gemeen- 
schap met de Noordelijke provinciën, tenzij over Pruissisch 
grondgebied, zoo te water als te land, in den volsten zin on- 
veilig is. Ook is het te denken, dat de met ongeduld verwachte 
Hollandsche artilleristen Maastricht niet zullen bereiken, en 
men dus op eigen krachten zal moeten steunen. Ter bevesti- 
ging strekt, dat op den regter Maasoever Beek, Sittard en 
Roermond, en op den linker Maasoever Tongeren, Hasselt, Asch, 
Bree, Weert en Maeseyck, door de muitelingen ztjn bezet. Voor- 
gisteren zijn te ürmondj op 2Vi uren afstand van hier, aan- 
gekomen twee schepen, beladen met hooi en stroo, behoorende 
aan den aannemer der fourrage Schbammen; niettegenstaande 
mijne uitdiiikkelijke bedreiging om de gemeente vijandelijk te 
beschouwen, zijn dezelve tot nog toe niet vrij gegeven.'* — Den 
12° November had namelijk de opperbevelhebber de volgende 
Nota aan het hoofd van ürmond gericht : „De schout der ge- 
meente Urmond wordt bij deze ten ernstigste gelast, op ont- 
vangst dezes vrij te geven, en onverhinderd de bestemming naar 
Maastricht te laten volgen de twee aldaar aangehouden schepen 
met hooi en stroo, behoorende aan den aannemer Sghra^mmen; 
biJ gebreke van dien, zal de gemeente ürmond^ als vijandelijk 
beschouwd en als zoodanig behandeld worden en hij, schout, de 
gevolgen daarvan ter zijner persoonlijke verantwoordelijkheid 
hebben." 

BIz. 149 noot 203. Vandaar deze lastgeving van den opper- 
bevelhebber te Maastricht d.d. 10 November 1880 aan den gou- 
verneur : „De schout der gemeente St. Pieter, voldaan hebbende 
aan de bevelen van het zoogenaamd Provinciaal Gouvernement 
ten opzigte der volkswapening van 20 tot 50 jaren, heb ik de 
eer UHEdG. te verzoeken genoemden schout dadelijk te doen 



86 

vervangen, en my van de executie dezes, met opgave van den 
nieuw benoemden schout, wel te willen onderrigten." 

BIz. 149 noot 204. Keeds den 19" November 1830 schreef Dib- 
BETS aan Oorlog: „De bende onder Dainb heeft zich volgens 
berigten meer in de nabyheid der vesting zamen geti*okken, als 
Sittardf Heerlen, Valkenburg en Beek, Heden morgen heb ik ter 
hoogte van laatst gemelde gemeente eene sterke verkenning 
gezonden, waardoor ik ben onderrigt geworden, dat zich aldaar 
3 k 400 muiters ophouden, slecht uitgerust en gewapend, zonder 
eenige de minste discipline, en de ingezetenen op alle wyzen 
mishandelende." Volgens den op blz. 101 van den tekst ver- 
melden Demant, wekten de troepen van Melliket, „dont la 
majorité était étrangère", door hun wangedrag een gi'ooten 
weerzin onder „la brave population du Limbourg". 

Blz. 151 noot 204^^18.; Over de afvoering van Datne als deserteur, 
op blz. 626 van Heldendaden. — Ziehier de in den tekst vermelde: 

NOTA van hetgeen de gedeserteerde Generaal-Majoor Daine 
is schuldig gebleven. 

Aan het Ri^k: 

Op het voorschot van f 9000,— verleend bij be- 
sluit van den 4» October 1824 f 626,— 

Aan het 3^ Bataillon Veld- Artillerie : 

Wegens voorschot, verstrekt op last van den 
Opperkommandant te Maastricht «1160, — («) 

Aan de 10^ Afdeding Infanterie: 

Op quitantie van den Heer Generaal-Majoor Oldbn- 
NEBL, bü wyze van voorschot op z^ne tafelgelde n. ^ 160,— 

f 1925,— 
Daarentegen zou Daine nog te goed hebben over 

20 dagen van October 1880: 

Voor tractement . f 287,67 

fourragegeld „24,— 

311,67 



n 

n 



Biyft schuldig .... /• 1618,83 



(a) Was voor ingang Tan campagne . . f 700 

Op tafelgeld » 160 

Op tractement, fourr. etc „ 800 

Tlïêö 



87 

Ook volgen hier eenige data over de in beslag genomen 
goederen van Daine te Maastricht: 

DiBBRTS was eigenaar van een paar schilderden, die tijdens 
de revolutie zich te Brussel bevonden; hö had ze toevertrouwd 
aan de goede zorgen van den Belgischen majoor Capiaumont. 
Te vergeefs verzocht Dibbets hare opzending. Eindelijk riep hy 
daarvoor de tusschenkomst van den Franschen divisie-generaal 
HüBEL te Hasselt in. Deze vroeg er den Belgischen minister 
van Oorlog, generaal Évain, naar, die d.d. 21 November 1833 
het volgend antwoord gaf, hetwelk Hubel aan Dibbets zond: 

„J'ai Thonneur de vous inforraer que je vous adresserai tres 
incessamment, par une occasion une caisse renfermant les deux 
tableaux reclames par M. Ie Général Dibbets. Je vous piie de 
vouloir bien les lui faire parvenir d'une maniere süre. 

,,Ces tableaux sont dans Tétat oü ils ont été remis k M. Ie 
major Capiaumont. Cet officier m*expose qu'il n'a pas répondu 
aux deux lettres que lui a fait écrire M. Ie général Dibbets, 
Tune par son aide-de-camp, Tautre pai' un aide-de-camp du 
Ministre de la Guerre de HoUande, parce que la réponse inter- 
ceptée dans les circonstances oü se trouvait la Belgique, n'eut 
pas manqué de Ie compromettre, les expressions de marckand 
et de tableaii^ ayant une acception particuliere dans la corres- 
pondance des personnes opposées a la Révolution. (^) 

„M. Ie Major Capiaumont a chargé, a dlfférentes fois, des per- 
sonnes de Maestricht de faire connaltre k M. Ie Général Dibbets, 
qu'il se tenait pret k restituer les tableaux, dès qu'une occasion 
süre lui serait offerte; mais deux habitans de cette ville, k 
qui 11 a proposé de se charger de cette commission, n^ont osé 
accepter sa proposition. 

„M. Ie major Capiaumont, qui n'a pas oublié la bienveillance 
que M. Ie Général Dibbets lui a temoignée quand il sei-vait 
sous ses ordres, s'est vu avec regret dans la position de ne 
pouvoir faire droit k la réclamation du Général, aussi prompte- 
ment qu'il Teut désiré." 

Het was onder herinnering dezer schildereen-geschiedenis, 
dat d.d. 10 Februari 1884 generaal Hubel te Brussel aan 



(a) M. a. w. de uitdrukkiiigen badden eene OTereengekomen yemderl^ke beteekenis. 



88 

DiBBETS het volgende schreef over de te Maastricht achtergelaten 
goederen van Daine: 

„Les bonnes dispositions que vous m'avez assurées dans les 
dlverses relations qui se sont établies entre nous et les oflïes 
que vous m'avez faites, ont dans ce monaent une occasion de 
recevoir leur eflTet. 

„Mr. Ie Général Daine possède dans la forteresse de Maestricht 
des meubles et des elB^ets. Depuis longtems j^avais été informé 
que eet officier général avait des interets dans cette forteresse, 
raais de diverses circonstances, un voyage que j'ai fait, ne 
s'étaient pas montrées jusqu'è présent k ce que j'eusse c») 
assez de détails sur cette affaire pour pouvoir vous adresser 
une demande spéciale. Aussi lorsque j'eus Thonneur de vous 
renvoyer les tableaux qui vous appartenaient, je ne mis aücune 
condition h eet envoi, d'abord, pour ne pas perdre de tems 
et vous montrer par lè. mon empressement h satisfaire vos 
désirs, en second Jieu, pai'ce que j*étais persuadé que dans Ie 
cas oü Ie Général Daine aurait quelques affaires è, regier a 
Maestricht, je trouverais auprès de vous toute la bonne volonté 
et Tempressement que vous rencontreriez chez moi, si vous 
réclamez mon intervention pour les interets de quelque habitant 
de Maestricht. 

^J*ai eu k me féliciter de ma conflance par les assurances 
que vous avez bien voulu me donner: les circonstances me 
mettent a même dans ce moment de les invoquer. 

„Je viens vous prier d'autoriser une personne de conflance 
que Ie Général Daine désignerait a Maestricht, k faire emballer 
les meubles et les effets de ce Général, et k les expédier k 
Binixelles. Il est bien entendu que cette personne se chargerait 
de regier tous les comptes et de rempllr toutes les formalités 
auxquels cette affaire pourrait donner lleu. 

„Le Gouvernement Hollandais pas plus que Ie Gouvernement 
Beige ne peut avoir rien a gagner a léser les interets de quel- 
ques particuliers. L'affaire du Général Daine est tout-èi-fait dans 
Ie cercle des questions privées; je ne doute pas que vous trou- 



(a) Dit staat zoo In de copie. De woorden pcu montrées heb ik er tusschengevoegd 
om van den zin althans iets te maken. 



89 

viez ma réclamation juste et que vous raccueilliez favorablement 
comme je Tai fait et comme je ferais sans hésiter en pareille 
circonstance." 

DiBBETS antwoordde d.d. 18 Febi'uari 1884 aan Hurel: 

„J'ai rhonneur de vous transraettre ci-jointe une Note, regue 
dans Ie temps du Département de la Ouerre, qui se rapporto 
h l'objet de votre lettre du 10 de ce mois. 

^La sortie des effets, dont il est question n'éprouvera aucune 
difficulté, dès que les comptes auront été régies par une personne 
de cette ville, qu'on désignera k eet effet. 

„ J'ai fait en cette circonstance tout ce qui a dépendu de mol, 
pour satisfaire au désir que vous me témoignez; etje vousprie, 
Monsieur Ie Général, d*agréer de nouveau Tassurance de ma 
haute considération." 

Eindelijk kon Dibbets d.d. 10 Juli 1834, naar aanleiding van 
een bilef uit 's-Gravenhage, aan Oorlog berichten : 

„B\j apostillaire dispositie van den 8° dezer maand, N^ 16, 
heeft U.Ë. in mijne handen gesteld het hier nevens teruggaand 
rekwest, door de weduwe Nijpels en Jacobüs Dominicüs Nijpbls 
aan Z. M. ingediend, om daarop, in verband met m\jn rapport 
d.d. 10 Julö 1888 N**. 828, te dienen van consideratlên en 
advies. 

„De vryheid nemende, my aan voorschreven rapport te refe- 
reren, hetwelk eene uitvoerige behandeling van het onderwerp 
bevat, vermeen ik aan de bedoeling van Ü.E. te beantwoorden : 

1^ Door toezending van inliggend authentiek afschrift van het 
proces-verbaal der verzegeling van het huis, door Daine bewoond 
geweest, en van de zich daarin bevindende goederen, en van 
het kopy der pretentie, ten z\jnen laste van 's R^jks wege be- 
staande; als kunnende deze bescheiden, om reeds opgegeven 
reden, dezerz^ds niet voegzaam aan adressanten worden uit- 
gereikt («) ; 

r2^. Ten aanzien der verlangde overbrenging van bedoelde 
goederen, naar een of ander landsgebouw, adressanten te doen 
bekend maken, op welke voorwaarden zulks, blükens m\jn 



(a) Ten einde geene beecheiden voor proceduree in handen van Belgisch gezinden te 
geven. 



■f . 



90 

voren aangehaald rapport, ten hunnen laste, zou kunnen worden 
bewerkstelligd, tenz\j echter kon worden goedgevonden, om in 
dit bijzonder geval en onverminderd de pretensie, welke zg op 
de huurpenningen kunnen hebben verkregen, die goederen, ten 
voordeele van den lande, publiek te doen verkoopen, in geval 
Daine de door hem verschuldigde f 1613.33 vóór een daartoe 
te bepalen tijdstip, als b.v. 1 September a.s., zal hebben af- 
betaald. 

„3". Uwer Excellenties aandacht wederom te vestigen op het 
gehouden gedrag van J. D. Ntjpels, als voormalig agent van 
den Eyks kassier te Roermond, en daaruit voortgesproten nadeel 
van ruim f20.000 voor het Gouvernement <«), hetwelk dus, myns 
inziens, buiten aanmerking kan doen brengen de schadever- 
goeding, die thans door adressanten wordt verlangd." 

Bij dispositie van Oorlog d.d. 14 Januail 1885 werd Dtbbets 
gemachtigd tot de ontzegeling over te gaan en de meubelen 
op 'sRyks kosten naar een ander lokaal te doen brengen. 
Dientengevolge droeg de opperbevelhebber d.d. 26 Januari den 
„Vrederegter van het Zuideiyk gedeelte der stad Maastricht" 
op, om het huis te ontzegelen. 

Nadat het had plaats gevonden, de meubelen van Daine naar 
het arsenaal waren overgebracht, en Nupels* huis aan den 
Maastrichtschen advocaat Van Sassen was overgegaan, ontving 
de kapitein, belast met de algemeene politie, het volgend schre- 
ven d.d. 17 Februari van Dibbets: 

„Hierby ontvangt U, mjjnheer de Kapitein, om in het archief 
der Politie te worden gedeponeerd, de na vermelde bescheiden, 
als: 

„l^ Authentiek afschrift der akte van ontzegeling der meu- 
belen, behoorende aan den voormaligen generaal-majoor Daine, 
plaats gehad hebbende in het laatstelijk door hem alhier be- 
woond huis, op de St. Pieieretraai; 

^2^ Afschrift der Inventaris daarvan opgemaakt door den 
notaris Nierstrasz, waaiop ten slotte gesteld, het bericht van 
ontvangst, afgegeven door den kapitein Van Thielen, magazijn- 
meester der Artillerie; en 



Zie blz. 107 van den tekst 



91 

„3°. Verklaring van don advocaat Jacob van Sassen nopens 
het overnemen van bedoeld huis en sleutels." 

Den volgenden dag, den 18° Februari, rapporteerde Dibbets 
aan Ooilog: 

„Al dadelijk by de ontvangst Uwer Excellentie's aanschrij- 
ving, godagteekend 14 Januai^tj 1.1. N^ 37, heb ik tot de daarin 
bevolen ontzegeling doen overgaan. 

^De goederen van Daink z^jn, na behoorl^ke inventaris, naar 
het arsenaal in een daartoe geschikt locaal overgebragt. Te dion 
opzigte ]ieb ik de eer b^ i\e7,e over te leggen : 

„1*. Afschilft mijner dispositie van den 26^^ der afgeloopen 
maand Januar\j; 

„2". Afschrift der missive van den notaris Nierstbasz in d.d. 
17 dezer jnet vier bijlagen; en 

^3^ Afschrift m\jner missive aan den Kapitein, belast met de 
algemeene politie d.d. 17 de7.er N^ 87. 

„Het ontruimd huis is ter beschikking van den eigenaar 
J. ï). NiJPJCLS gesteld, en a^m z\jnen zaakgelastigde de door 
Ü.E. voorgeschreven kennisgeving verbdlijk gedaan t«). 

„Blijkens inliggende nota, medegedeeld bij Uwer Excel! entie's 
missive d.d. 14 September 1881 N". 96 is Daine nog aan het 

Rijk schuldig / 1613.33 

en 
volgens bijgaand afschrift der missive van den 
waarnemend Gouverneur der provintie Limburg 
wegens verschuldigde personele belasting over het 
jaar 1830 „ 128.73 

Te zamen ... ƒ 1742.06 

„De bedoelde goederen, door verloop van tijd nog aan ver- 
mindering van waarde onderhevig, zijn voorbedachtelijk laag 
getaxeerd, zoodat het Rijk zich voor schade zal kunnen dekken." 

BIz. 151 noot 205. De levensbeschrijving komt voor in de 
Biographie NcUioncUe^ uitgegeven door de Koninklijke Academie 
van wetenschappen enz. te Brussel (1873), voce Daine, dl. TV, 
2« gedeelte. — Over Notho^cb's opvatting van de Belgische 



(a) Verbaaü^Tc: om de reden, opgegeven hiervoor l)i noot a blz. 89. 



92 

revolutie zie m\jD tydschrift-artikel in De Tijdspiegel van Sep- 
tember 1908 blz. 2-3. 

BIz. 168 noot 206 K Zie Mellinet's bilef o. a. in de Émcmd' 
pation van 9 Maart 1831. — De geschiedenis van den valschen 
wissel by Hallo in z^ne Bedragen van 1831. — Eenige jaren na 
die geschiedenis van 1821 zou „de snoodaard*' een voorschot van 
f 43,000 ontvangen hebben „van den braven Vorst'* en niet 
lang hierna roept „de onverlaat" het volk te wapen „tegen den 
besten der koningen". Hm! — Gelykluidende verhalen op 
blz. 181 dl. I van „Xa Belgique en 18SÖ*\ Er is geen twyfel aan, 
dat Daine nogal ééns op voorschotten werkte. 

Blz. 158 noot 207. Zie over Daine's ^verraad" in 1831 het werk 
van Eenens, in het by zonder dl. II (1875), blz. 81 vv.-— Verder 
nLe gén&al Daine en 188V' van denzelfden in 1878 uit de Bel- 
gique militaire; zoomede de Mémoires van Niellon (1868). 

Blz. 158 noot 208. Verg. W. J. Kkoop: ^Kr^gs- en Geschied- 
kundige geschriften'', dl. IV (1862), blz. 60. 

Blz. 154 noot 209. Rapport van Dibbets aan Oorlog d.d. 19 
November 1830: .,Dageiyks en nog heden morgen, heb ik met 
den kolonel Verkouteren, luitenant-kolonel Ninaber en majoor 
EngeleN; alle de werken en batter^en bezigtigd, en steeds de 
middelen van defensie vermeerderd, vooral tegen overrompeling 
door verraad. Zoo lang Maastricht staat, z^n de hoofdwal en 
voorliggende werken tot dekking van de toegangen der poorten, 
als het inwendige der stad nimmer dermate versterkt en 
gearmeerd geweest als op dit oogenblik. Over de activiteit en 
werkzaamheden van de Genie, korpsen Mineurs en Artillerie 
kan ik niet dan m\jne hoogste voldoening betuigen." 

Rapport van Dibbets aan Oorlog d.d. 20 November 1830: „De 
Militaire policie bl^ft steeds waakzaam; diegenen op welke 
zelfs een schijnbaar kwaad vermoeden rust, worden onop- 
houdeiyk van nabU gade geslagen, en by de minste reden 
gearresteerd, of verpligt de stad te verlaten; eenige burgers 



(a) Op blz. 168 van den tekst staat abusievemk noot 20&. De aldaar genoemde 
WiJNOABDS heette misschien Wixngartbh. 



93 

ztJD in hechtenis gesteld, doch de oorzaken niet van genoeg 
zaam belang, om ter kennis van Uwe Excellentie te worden 
gebragt. Het inwendige der stad is nu, zooals ik het sedert 
lang verlangd heb; vreezen doe ik niets, maar men vreest my." 

BIz. 154 noot 210. Verg. blz. 102—103 van den tekst. — De 
serenade by Van peb Nbttkn blz. 226. — Op president Von 
Reimank's mededeeling, dat hy voor de ontvangst der familie 
zou zorgen, had Dibbbts d.d. 17 November geschreven: „Je 
m'empresse de témoigner è Votre Excellence mes sincères 
remercimens d^avoir accueilli la demande, que j'eus Thonneur 
de lui adresser, relativement au voyage de mon épouse; au- 
jourd'hui elle arrive è Aix-la-Chapelle, et j'accepte avec recon- 
naisaance votre oflfre obligeante de lui être utile Ie cas échéant."