Skip to main content

Full text of "De "Cyrurgie" van Meester Jan Yperman : Naar de handschriften van Brussel, Cambridge, Gent en Londen"

See other formats


— 


3GE 


BIBLIOTHEEK 

VAN 

MIDDELNEDERLANDSCHE  LETTERKUNDE 

ONDER*  REDACTIE   VAN 

Prof.  Dr.  J.  VERDAM, 

MET   MEDEWERKING    VAN 

*         Prof.  Dr.  J.  TE  WINKEL  en  Prof.  Dr.  J.  FRANCK. 


w 


DE  „CYRURGIE 


VAN 


MEESTER  JAN  YPERMAN. 


Naar  de  Handschriften  van  Brussel,  Cambridge,  Gent  en  Londen 

UITGEGEVEN 


DOOR 


Dr.  E.  C.  VAN  LEERSUM, 

Hoogleeraar  te  Leiden. 


LEIDEN.  -  A.  W.  SIJTHOFF'S  UITG.-Mij. 

1  I-I' 


J3GINIA  UNIVËRSITY 
.'_  CENTER  U.3RARY 


VERBETERING. 

Op  blz.  III  de  zinsnede  Daremberg...  1350  op  reg.  11 
en  12  v.  ond.  te  plaatsen  achter  heeft  op  reg.  8. 


WVU  -  Medical  Center  Library 

cl  WVMJ 

De  "Cyrurgie"  van  Meester  Jan  Yperm  /  Yperman,  Jan 


3  0802  000027551    9 


1 


DO  NOT  CIRCULAT 


1ECEIVEP 

:  1  9  1966 

WEST  VIRGINIA  UNIVERSITY 
REDICAL  CENTER  LIBRARY 


MEESTER  JAN  YPERMAN'S 
CHIRURGIE. 


Digitized  by  the  Internet  Archive 

in  2012  with  funding  from 

LYRASIS  Members  and  Sloan  Foundation 


http://www.archive.org/details/decyrurgievanmeeOOyper 


DE  „CYRURGIE" 


VAN 


MEESTER  JAN  YPERMAN. 


Naar  de  Handschriften  van  Brussel,  Cambridge, 
Gent  en  Londen, 

UITGEGEVEN 

DOOR 

Dr.  E.  C.  VAN  LEERSUM, 

Hoogleeraar  te  Leiden. 


LEIDEN.   -  A.  W.  SIJTHOFF'S  UITG.-Mij. 


f 
(  'T/P-' 


Aan  mijn  Vriend  J.  VERDAM. 


INHOUD. 


Blz. 

1.  Inleiding  .     .     .     .:. I. 

1.  Opmerkingen  omtrent  het  leven  en  de  Chirurgie  van 

Jan  Yperman III. 

2.  De  Handschriften  der  Chirurgie XXV. 

II.  Die  tafele  van  Meester  Jan  Ypermans  Surgie     .     .     .      XXXVIII. 

III.  Meester  Jan  Ypermans  Surgie 1. 

IV.  Aanteekeningen 215. 

V.  Lijst  van  Schrijvers,  die  door  Yperman  genoemd  worden.      223. 

VI.  Woordenlijst 234. 

VII.  Literatuurlijst 281. 

VIII.  Verbeteringen 286. 


INLEIDING. 


Meester  Yperman's  Chirurgie  roept  ons  de  tijden  voor  den  geest, 
waarin  de  geneeskunde,  na  een  langdurige  periode  van  onvrucht- 
baarheid, wederom  teekenen  van  leven  begon  te  geven.  Dat  aan  den 
oogenschijnlijk  verdorden  stam  de  loot  der  heelkunde  het  eerst  uitbotte, 
lag  in  de  natuur  der  zaak.  Wat  toch  toenmaals  tot  het  gebied  der 
Chirurgie  gerekend  werd,  waren  hoofdzakelijk  kwetsuren,  beenbreuken, 
gezwellen,  kortom  aandoeningen,  die  binnen  het  bereik  der  zintuigen 
gelegen  zijn  en  dus  gemakkelijk  toegankelijk  voor  klinische  waar- 
neming en  een  tamelijk  eenvoudige,  grootendeels  mechanische, 
behandeling.  Niet  ten  onrechte  werd  daarom  vroeger  de  heelkunst 
„chirurgia,  dats  werc,  gewrocht  metter  hand"  genoemd.  In  dit  bij 
uitstek  praktische  onderdeel  der  geneeskunde  deed  zich  het  gemis 
aan  theoretische  kennis  nog  zoo  weinig  gevoelen,  dat  het  onaanzienlijk 
geachte  handwerk  reeds  vroeg  een  vrij  hooge  vlucht  kon  nemen, 
terwijl  de  hooghartige  Medicina  nog  eeuwen  lang  in  de  kluisters  van 
gezag  en  scholastiek  bekneld  zou  blijven. 

Men  behoeft,  om  dit  verschil  in  ontwikkeling  waar  te  nemen, 
slechts  Yperman's  beide  geschriften,  zijn  Medicina  en  zijn  Chirurgia, 
met  elkander  te  vergelijken.  Het  eerste  biedt,  afgezien  van  het  feit, 
dat  het  in  de  landstaal  geschreven  werd,  luttel  oorspronkelijks  en 
zou,  zonder  nadeel  voor  de  ontwikkeling  der  geneeskunde,  gevoeglijk 
ongeschreven  hebben  kunnen  blijven;  uit  het  tweede  spreekt  daaren- 
tegen de  man  van  ervaring,  die,  met  allen  eerbied  voor  de  grieksch- 
arabische  overlevering  en  voor  zijn  onmiddellijke  voorgangers,  toch 
liefst  op  datgene  vertrouwt,  wat  hij  met  eigen  oogen  gezien  en  met 
eigen  handen  getast  heeft.  Zelfstandigheid  is  ten  allen  tijde,  dus  ook 
in  de  middeleeuwen,  het  kenmerk  van  den  wondarts  geweest  De 
middeleeuwsche  chirurgen  hebben  zich  aan  geleerdheid  niet  al  te  zeer 
bezondigd;  hun  praktisch  en  tijdroovend  beroep  weerhield  hen  van 
bespiegelingen  en  slechts  dan  wanneer  de  omstandigheden  hen  noopten, 
zich  op  het  terrein  van  de  theoretische  geneeskunde  te  wagen,  lieten 
zij  zich  door  de  oude  dogma  's  leiden.  Waar  het  echter  op  de  wond- 
heelkunst  aankwam,  hadden  zij  een  woord  mede  te  spreken.  Dit  was 
het  veld  dat  zij  zelf  ontgonnen  hadden  en  waarop  zij  de  vruchten  der 

v.  L.  A. 


II 

ervaring  konden  oogsten,  die  voor  die  der  oude  speculatieve  genees- 
kunde niet  behoefden  onder  te  doen. 

Italië  is  de  bakermat  van  deze  jonge,  aanvankelijk  zuiver  praktische, 
och  later  ook  in  theoretische  richting  zich  ontwikkelende,  tak  van 
wetenschap;  Rogerus,  de  Salernitaansche  wondarts,  Hugo  van  Lucca, 
die  in  Bologna  de  heelkunst  uitoefende,  waren  de  baanbrekers.  Gene 
vond  waardige  volgelingen  in  zijn  leerling  Roland  en  in  de  raadsel- 
achtige Quatuor  Magistri,  wier  „Glossulae  super  Rogerii  et  Rolandini" 
in  wetenschappelijk  opzicht  tot  de  beste  voortbrengselen  der  Saler- 
nitaansche school  behooren.  Van  Hugo 's  bekwaamheid  en  van  zijn  juist 
inzicht  in  de  behandeling  van  wonden  wordt  in  het  werk  van  zijn 
zoon,  den  predikheer  Theoderik,  getuigenis  afgelegd.  En  Theoderik 
moge  zelf  wat  veel  aan  den  al  te  zeer  tot  kompilatie  geneigden 
Bruno  van  Longoburgo  ontleend  hebben,  dat  hij,  op  het  voetspoor 
van  zijn  kundigen  vader  naar  vereenvoudiging  van  de  wondheelings- 
methode  streefde,  mag  hem  als  een  bizondere  verdienste  aangerekend 
worden.  Het  toppunt  van  roem  bereikte  de  Italiaansche  chirurgische 
school  in  den  persoon  van  Willem  van  Salicete,  ongetwijfeld  den  oor- 
spronkelijksten  en  vindingrijksten  wondarts  uit  de  dertiende  eeuw. 
Gedreven  door  den  „specialis  amor",  dien  hij  der  chirurgie  toedroeg, 
zocht  hij  het  aanzien  zijner  gildebroeders  te  verheffen  tot  het  maat- 
schappelijk peil  der  internisten.  En  Lanfranc  van  Milaan,  die  zich  te 
Parijs  vestigde  en  daar  den  grondslag  legde  tot  de  beroemde  Fransche 
chirurgische  school,  volgde  hem  hierin  met  woord  en  daad  na. 

Het  zou  in  Parijs,  onder  Lantranc's  leiding  geweest  zijn,  dat  Yperman 
zich  in  de  wondheelkunst  oefende.  In  hoeverre  dit  juist  is,  zal  later 
een  punt  van  bespreking  uitmaken,  maar  dat  Yperman  zich  wel  heeft 
weten  te  bekwamen  en  het  in  de  praktijk  ver  gebracht  heeft,  bewijst 
de  volksmond,  die  nog  altijd  van  hem  als  het  toonbeeld  van  een 
degelijk  arts  de  herinnering  bewaart.  En  wie  weet  of  zijn  naam  niet 
in  de  geleerde  wereld  een  even  goeden  klank  verworven  zou  hebben 
als  die  zijner  voorgangers,  indien  hij  zijn  beide  werken  in  deftig 
latijn  in  plaats  van  in  zijn  moedertaal  geschreven  had.  Maar  de  voor 
een  engen  lezerskring  bestemde  geschriften  raakten  spoedig  in  ver- 
getelheid en  niet  minder  dan  vijf  eeuwen  moesten  verloopen,  voordat 
zij  daaraan  weder  ontrukt  zouden  worden.  In  het  midden  der  vorige 
eeuw  hebben  Belgische  geleerden,  onder  wie  bovenal  Carolus  verdient 
genoemd  te  worden,  beproefd  de  beteekenis  van  hun  landgenoot,  die 
onder  de  middeleeuwsche  artsen  een  eervolle  plaats  bekleedde,  naar 
behooren  te  doen  uitkomen.  Zoo  zijn  van  Ypermans  beide  geschriften 
door  Broekx  uitgaven  bezorgd,  doch  men  kan  niet  zeggen,  dat  met 
dezen  arbeid  aan  de  nagedachtenis  en  de  verdiensten  van  den  „Vader 
der  Vlaamsche  Chirurgie"  een  passende  hulde  gebracht  is.  Daartoe 
kleven  aan  dit  werk,  inzonderheid  aan  de  uitgaaf  der  „ Chirurgie", 
zooals   ik  indertijd    aangetoond  heb  '),   te   groote   gebreken.  En  aan- 


])  Janus,  Arch.  internat,  p.  1'hist.  d.  1.  Méd.,  Xe  Ann.,  1905,  blz.  544. 


III 

gezien  mijn  afkeurend  oordeel  mij  de  verplichting  oplegde  naar  beter 
te  streven,  heb  ik  besloten  die  taak  op  mij  te  nemen  en  te  trachten 
een  getrouwer  weergave  van  het  voornaamste  der  beide  geschriften, 
de  Chirurgie  namelijk,  in  het  licht  te  geven.  Ik  vlei  mij  met  de  hoop 
dat  hiermede  Yperman  's  werk  nader  tot  den  beoefenaar  van  de 
Geschiedenis  der  Geneeskunde  zal  gebracht  worden  dan  tot  dusver 
het  geval  is  geweest. 


Broeckx  weet,  op  gezag  van  Diegerick  en  Carolus,  omtrent  het 
leven  van  Yperman  belangrijke  bizonderheden  mede  te  deelen. 

Hij  zou  in  het  laatste  kwartaal  van  de  13e  eeuw  als  zoon  van  een 
Yperschen  poorter,  en  vermoedelijk  te  Yperen,  geboren  zijn  en  zich 
omstreeks  1297—  1303  te  Parijs  onder  Lan franc 's  leiding  op  de  heel- 
kunde toegelegd  hebben,  daartoe  in  staat  gesteld  door  een  subsidie 
van  de  schepenen  van  de  stad  zijner  inwoning.  Na  den  meestertitel 
te  hebben  verworven,  moet  Jan  Yperman  zich  in  1303  of  1304  in  de 
omstreken  van  Yperen  hebben  gevestigd,  maar  ongeveer  ter  zelfder 
tijd  in  die  stad  tot  chirurgijn  van  het  hospitaal  van  Belle  benoemd 
zijn  geworden.  In  Yperen  was,  volgens  Diegerick,  zijn  moeder  Kate- 
line  aan  het  hospitaal  „sous  Ie  marchiet"  werkzaam,  die,  toen 
zij  in  1304  of  in  het  begin  van  1305  was  komen  te  overlijden,  door 
haar  dochter,  eveneens  Kateline  geheeten,  in  die  betrekking  is  opge- 
volgd. Ondanks  de  stadsbetrekking  is  Yperman  op  het  land  blijven 
wonen,  tot  het  jaar  1318,  toen  hij  door  schepenen  is  overge- 
haald om  zich  in  de  stad  metterwoon  te  vestigen.  Hij  bewoonde 
daar  een  huis  in  de  „Zuutstraete",  een  der  hoofdstraten  van  de  des- 
tijds zoo  bloeiende  en  volkrijke  stad.  In  1325,  toen  de  overheid  naar 
aanleiding  van  een  twist  tussshen  den  graaf  van  Vlaanderen,  Louis 
de  Grécy,  en  de  Bruggenaren,  een  legermacht  in  het  veld  zonden, 
werd  Yperman  met  den  geneeskundigen  dienst  der  troepen  belast  en 
hem  daarvoor  een  afzonderlijke  toelage  geschonken.  Het  zelfde 
geschiedde  in  1327,  tot  belooning  van  zijn  goede  zorgen,  aan  de 
zieke  armen  der  stad  besteed. 

Aangaande  den  tijd,  waarin  hij  zijn  Chirurgie  zou  hebben  geschreven, 
heerscht  onzekerheid;  Daremberg  noemde  het  jaar  1310,  Snellaert 
daarentegen  1350. 

Het  sterfjaar  van  Yperman  zoekt  men  tusschen  de  jaren  1329  en 
1332;  maar  het  kan  ook  zijn,  dat  hij  zich  toen  uit  het  openbare  leven 
teruggetrokken  heeft. 

Ziedaar  in  het  kort  wat  Broeckx  van  Yperman  's  leven  meent  te 
weten,  en  dat  mag  inderdaad,  van  iemand,  die  voor  ruim  zes  eeuwen 
het  levenslicht  aanschouwde,  al  zeer  veel  genoemd  worden. 

Ongelukkigerwijs  is  op  de  juistheid  van  de  voornaamste  punten 
dezer  levensschets  nog  al  wat  af  te  dingen.  De  gegevens,  die  Diegerick 
en  Carolus  ten  dienste  stonden,  waren  zeer  karig;  zij  bestaan  slechts 
uit  eenige  posten  der  stadsrekeningen  van  Yperen  en  uit  een  paar 


IV 

uitlatingen  van  Yperman  zelven,  en  geven,  zooals  blyken  zal,  allerminst 
recht  tot  de  verreikende  gevolgtrekkingen,  die  de  genoemde  biografen, 
geholpen  door  de  vlucht  hunner  verbeelding  en  misleid  door  een  al 
te  vluchtig  onderzoek,  gemeend  hebben  te  mogen  maken. 

In  werkelijkheid  is  van  Yperman 's  levensloop  zeer  weinig  bekend. 
Blijkens  eenige  rekeningen  der  stad  Yperen,  waarover  straks  meer, 
bekleedde  hij  daar  in  het  begin  der  XlVde  eeuw  een  openbare  betrekking, 
en  hieruit  mag  men  dus  afleiden,  dat  hij  in  de  laatste  helft  van  de 
XlIIde  eeuw  geboren  is.  Ik  zeg  met  opzet  en  voorzichtigheidshalve  in 
de  laatste  helft,  en  spreek  niet,  zooals  Broeckx,  van  Ie  dernier 
quart,  omdat  ik,  dankzij  de  vriendelijke  tusschenkomst  van  den  Archi- 
varis van  Yperen,  den  heer  E.  de  Sagher,  in  de  gelegenheid  ben  geweest 
kennis  te  maken  met  een  stuk,  dat,  indien  het  werkelijk  op  onzen 
meester  Jan  betrekking  heeft,  dwingt  tot  het  aannemen  van  een  veel 
vroeger  vallend  geboortejaar.  Ik  geef  dit  stuk,  dat  op  onverklaarbare 
wijze  aan  Diegerick 's  aandacht  ontsnapt  is,  of  althans  door  hem  niet 
gebruikt  is  geworden,  hier  weer. 

„Sachent  tout  chil,  ki  cheste  chartrepartie  verront et orront,  ke  Jehans 
„Yperman,  bourgois  d'Ypre,  a  enconvent  et  promis  par  se  foit 
„fiancié  a  tenir  et  h  faire  tenir  toutes  les  keures,  ki  faites  sunt 
„et  establies  par  Ie  loy  de  Ie  vile  d'  Ypre  sor  mariages.  A  cheste 
„eonnisanche  furent  eschevins  d'  Ypre:  Jehans  li  Sages  et  Jehans 
„Falais.  Chou  fu  fait  en  1'  an  de  1'  incarnation  m.  cc.  et  lxxxv,  el 
„mois  d' aoust  Ie  semmedi  après  Ie  jor  Nostre-Dame  '). 

(Chirographe  en  parchemin  endenté  par  Ie 
bas,  portant  sur  1' endenture  en  capitales  Ie 
mot:  chirographe. 

Ville  d'  Ypres,  Archives.  Collection  des  Chiro- 
graphes.  Année  1285,  18  aoüt). 
Elk  burger  van  Yperen  was  verplicht  zulk  een  belofte  af  te  leggen, 
alvorens  hij  in  het  huwelijk  trad,  en  wanneer  het  noodlot  niet  onver- 
wachts tusschenbeide  gekomen  is,  dan  is  de  genoemde  Jan  Yperman 
den  avond  van  den  18  Augustus  1285  werkelijk  getrouwd.  Maar  hij 
en  onze  meester  Jan  behoeven  daarom  niet  dezelfde  persoon  te  zijn! 
Een  naamgenoot  dan  ?  Deze  mogelijkheid  kan  niet  ontkend  worden ; 
er  zullen  allicht  in  deze  stad,  welke  gezegd  werd  toentertijde  een 
paar  honderd  duizend  zielen  te  tellen,  wel  meer  dan  één  drager  van 
denzelfden  naam  gelijktijdig  geleefd  hebben,  al  is  de  waarschijnlijkheid 
dat  zij  ook  den  voornaam  gemeen  hebben  gehad,  wederom 
minder  groot.  Ook  moet  hier  aan  Yperman 's  vader  gedacht  worden, 
want  zoogoed    als  er,    volgens  de  stadsrekeningen,  een  Kateline  èn 


l)  Doen   te    weten  allen    die    dit  eigenhandig  en  in  dubbel  geschreven  charter 
zullen  zien  en  hooren,  dat  Jan  Yperman,  burger  van  Yperen,  beloofd  heeft  op  zijn 
onder   eede   bevestigd    woord  te  zullen  houden  en  doen  houden  alle  keuren  die 
gemaakt  en  vastgesteld  zijn  op  het  huwelijk  door  de  wet  van  de  stad  van  Yperen 
Getuigen  waren  ....  Gedaan  .... 


een  Kateline  fille  Kateline  Yperman  bestaan  hebben,  kan  ook  de 
vader  van  onzen  Jan  naar  denzelfden  voornaam  hebben  geluisterd. 
Maar  aangenomen  voor  een  oogenblik  dat  het  Yperman  senior  geweest 
is,  die  op  den  genoemden  datum  in  het  huwelijksbootje  is  gestapt,  en 
verder,  dat  hij  reeds  in  het  eerste  jaar  van  zijn  huwelijk  met  de  geboorte 
van  een  zoon  verblijd  is  geworden,  dan  was  deze  in  1297  toch  zeker 
nog  te  jong  voor  de  betrekking  van  heelmeester  aan  het  hospitaal 
van  Belle.  De  onderstelling,  dat  het  de  schrijver  van  de  Chirurgie 
is  geweest,  die  in  de  akte  bedoeld  wordt,  is  dus  verre  van  ongerijmd, 
en  zij  trekt  een  streep  door  de  rekening  van  degenen,  die  Yperman 's 
geboortejaar  tusschen  1275  en  1300  stellen  en  hem  omstreeks  het 
laatste  jaar  als  student  in  Parijs  laten  vertoeven. 

Snellaert ')  heeft  het  vermoeden  geopperd,  dat  Yperman  van  Pope- 
ringen  geboortig  zou  zijn.  Hij  grondde  die  onderstelling  op  een 
dokument,  waarin  sprake  is  van  een  op  last  van  Graaf  Guy  van  Dani- 
pierre,  op  Vrijdag  vöör  Paschen  van  't  jaar  1281  (3  April  1281 ,  Nieuwe 
Stijl)  te  Poperingen  gehouden  onderzoek  naar  het  aandeel  van  eenige 
burgers  in  het  in  1280  te  Yperen  plaats  gehad  hebbend  oproer, 
dat  in  de  geschiedenis  als  Cockerulle  te  boek  staat.  In  het  proces- 
verbaal wordt  een  getuige  Jehan  Ipperman  genoemd  en  het  is  volgens 
Snellaert  niet  onmogelijk  dat  dit  Meester  Jan  geweest  is,  een  onder- 
stelling, welke  echter  al  even  vaag  is  als  die  van  Carolus  2),  volgens 
wien  Yperman 's  naam,  als  zijnde  synoniem  met  „Jan,  afkomstig  van 
Yperen",  een  aanwijzing  van  zijn  geboorteplaats  behelzen  zou. 

Dat  Yperman  in  Yperen  gewoond  en  er  de  praktijk  uitgeoefend 
heeft,  is  aan  geen  twijfel  onderhevig.  Er  wordt  in  de  stadsrekeningen 
telkens  gesproken  van  „son  service  del  Belle",  een  hospitaal  in  de 
„Zuutstraete",  tegenwoordig  Eue  de  Lille,  de  hoofdstraat,  welke  op 
de  Groote  Markt  uitkomt 3).  Ook  komt  op  de  rekeningen  van  1318  en  van 
eenige  volgende  jaren  deze  post  voor: 

„Item    al    dit    maistre   Jehan    [Yperman]    pour   son   solaire   que 
„eschevins  li  ont  otroiet  pour  qu'  il  demeure  en  Ie  vile  .... 

......  7  9  10  s.  4). 

Door  de  groote  belangstelling,  die  de  heer  de  Sagher  in  mijn  onderzoek 
koestert,  ben  ik  in  de  gelegenheid  nog  een  ander,  eveneens  tot  dusver 
onbekend  gebleven  stuk  over  te  leggen,  hetwelk  het  bewijs  levert,  dat 
Yperman  reeds  in  1310  tot  de  burgerij  van  Yperen  behoorde.  Het  betreft, 
zooals  het  afschrift  leert,  den  aankoop  van  een  huis,  door  „Maistre  Jehan 
Ypermans,bourgois  d'  Ypre,"  en  dat  hier  onze  chirurg  bedoeld  wordt, 
mag  wel  met  groote  waarschijnlijkheid  uit  den  titel  afgeleid  worden. 


')  Buil.  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand,   XXXe  Vol.,  1863,  blz.  337. 

2)  Ann.  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand,  XXXlIe  Vol.,  1854,  blz.  31. 

3)  Vandenpeereboom,  Ypriana,  I,  1878,  blz.  208,  en:  Chronique  des  Rues 
d'Ypres,  in:  Ann.  d.  1.  Soc.  d' Emulation  p.  1.  étude  d.  1'  hist.  etc.  de  Flandre, 
II.  2e  Sér.,  1844,  blz.  2. 

4)  1.  Diegerick.  Lettre  a  M.  Ie  Chanoine  Carton  etc,  Ann.  d.  1.  Soc.  hist.  d.  1. 
ville  d'Ypres  etc.  1869,  blz.  30. 


VI 

„Nous,  eschevin  d'Ypre,  faisons  savoir  a  tous  ke  maistre  Jehans 
„Yperman,  bourgois  d'  Ypre,  a  acheté  et  acquis  yritableraent 
„encontre  Nicholon  Cole,  bourgois  d'  Ypre  et  Béatrise,  se  feine 
„et  encontre  Willame  Ie  Kous  et  Gillion  del  Atrie,  bourgois 
„d'Ypre,  avoeit  de  Tierkin,  Hannekin  et  Copkin,  enfans  Nicholon 
„Cole  devandit,  el  nom  des  orphènes  et  pour  yaus,  une  maison, 
„1' yritage  desous,  tout  Ie  pourpris  et  les  apartenances  tenans  en 
„terre,  a  feir  et  a  clau,  estant  et  gisant  hors  Ie  porte  de  Boe- 
„singhes  vers  ost  outre  1'  Ypre  ')  entre  Ie  atrie  de  Nostre-Dame 
„du  Breul  d'  une  part  et  Ie  maison  Willame  delle  Velde  d'  autre 
„part;  dont  li  dit  vendeur  et  li  dit  avoeit,  el  nom  des  dis  orphènes, 
„se  tienent  bien  apaiét  et  werp  en  ont  fait  a  1'  avantdit  maistre 
„Jehan  Yperman  bien  et  a  loy,  selonc  les  us  et  costumes  delle 
„ville  d'  Ypre  et  lui  doivent  warandir  de  toutes  calainges  envers 
„tous,  parmi  chunc  saus  de  rente  yritable  par  an  hors  issant.  En 
„queil  mémoire  et  muniment  nous  avons  ceste  chartre  saielée  dou 
„saiel  delle  ville  d'Ypre.  En  tiesmoignage  de  ces,  eschevins: 
„Pieron  Poivre,  Willame  de  Haringhes,  Jehan  Morin,  Jehan  de 
„Scotes  et  Nicholon  Scorboet.  Che  fu  fait  en  1'  an  de  grace  mil  ccc 
„et  dijs,  Ie  premier  diemenche  dou  mois  de  julie  2). 

(Original  sur  parchemin.  Le  Sceau,  pendant 

a  doublé  queue,  brisé. 

Ville   d'  Ypres.    Archives.    Chartes   diverses. 

Anno  1310,  5  juillet.) 

Op     de    keerzijde:   M.   Jeh.    Yperman    deus 

deniers  d'or. 

In  XVde-eeuwsch  schrift:  Van  ene  huus  bach- 

ten  Brielen  ant  kerchof  bij  den  overdraghe. 
Ook  de  „Chirurgie"  bevat  enkele  gegevens  aangaande  Yperman  's 
woonplaats.  Op  blz.  40  (van  deze  uitgaaf),  kol.  a,  leest  men: 


1)  Eertijds  een  bevaarbaar  water,  tegenwoordig  riool. 

2)  Wij,  Schepenen  van  Yperen,  doen  te  weten  aan  allen,  dat  meester  Jan 
Yperman,  burger  van  Yperen,  gekocht  en  in  vollen  eigendom  verkregen  heeft  van 
Nicholon  Cole,  burger  van  Yperen,  Béatrice,  zijn  vrouw,  en  van  Willam  le  Rous 
en  Gillion  del  Atrie,  burgers  van  Yperen,  prokureur  (vermoedelijk  voogd)  van  Tierkin, 
Hannekin  en  Copkin,  kinderen  van  Nicholon  Cole  voornoemd,  in  naam  van  de  weezen 
en  voor  hen  [optredende],  een  huis,  den  vollen  eigendom  daarin  begrepen,  het  daarbij 
behoorende  terrein  en  al  wat  grond-,  ijzer-  en  spijkervast  daarbij  behoort,  en 
liggende  buiten  de  poort  van  Boesinghes,  aan  den  oostkant  aan  gene  zijde  van 
de  Yper  tusschen  het  plein  van  de  kerk  van  Onze  Lieve  Vrouwe  van  Breul  aan 
de  eene  en  het  huis  van  Willam  van  de  Velde  ter  andere  zijde;  waarmede  de 
voornoemde  verkoopers  en  de  voornoemde  prokureur,  in  naam  van  de  voornoemde 
weezen  genoegen  hebben  genomen  en  dat  zij  hebben  afgestaan  aan  voornoemden 
meester  Jan  Yperman,  geheel  en  al  en  volgens  de  wet,  in  overeenstemming  met 
de  wetten  en  gebruiken  der  stad  Yperen;  en  hem  moeten  beschermen  tegen  de 
aanspraken  van  allen,  tegen  een  jaarlijksche  (waarschijnlijk  een  onafkoopbare) 
rente  van  vijf  schellingen  erflijke  rente  voor  elk  jaar  dat  verloopt.  Als  herinnering 
en  ter  vaststelling  [van  deze  overeenkomst]  hebben  wij  dit  charter  gezegeld  met 
het  zegel  van  Yperen.  Als  getuigen  hiervan,  de  schepenen  ....  Gedaan 


VII 

„  .  .  .  ..ende  vele  andere  gewonden  die  ie  genas  dies  gelike.  ende 
„dit  was  in  Ypere  in  Vlaenderen  ende  daer  ontrent." 
Verder   zegt  Tperman,  op  blz.  169,  kol.  b,  naar  aanleiding  van  de 
behandeling  van  breuken  met  „cussineelen": 

„ende  ie  ghenas  vele  lieden  der  met  binnen  der  stede  van  Ypere  .'..." 
en  op  blz.  203,  kol.  b: 

„Ie  mester  Jan  Iperman  was  in  de  stede  van  Ypere  daer  was  een 
„arm  mersman  die  hadde  eenen  seeren  vede  ....  Die  welke  mersman 
„hadden  in  cueren  een  leec  meester . .  .  ende  hi  leide  an  dat  gat 
„cerrosijf . .  .  .  ende  dat  quam  in  een  ader  die  zeer  wart  bloedende 
„  . . .   ende   de  leeke   meester  ne   const  niet  ghestelpen.  Ende  ie 
„Yperman  wasser  ontboden." 
Het  zooeven  vermelde  stuk  werpt  tevens  eenig  licht  op  een  ander 
punt,  hetwelk  tot  dusver  aan  twijfel  onderhevig  was.  Hoe  rijmt  zich 
het    feit,     dat    Yperman    in     1304    in    Yperen   een    stadsbetrekking 
bekleedde,  met  de,  blijkens  de  reeds  aangehaalde  post  uit  de  rekening 
van   1318,  door  schepenen  in  het  werk  gestelde  poging  om  hem  over 
te  halen,   zich   in  de  stad  te  komen  vestigen?  Zou  Yperman  altemet 
een  tijdlang  forens   geweest   zijn?    Daartegen   zou  het  in  de  middel- 
eeuwen zoo  sterk  ontwikkelde  communalisme  zich  vermoedelijk  wel 
verzet  hebben.  Maar  zulk  een  vaart  behoefde  de  zaak  niet  te  nemen, 
want  het  is  nu  zeer  waarschijnlijk  geworden,  dat  Yperman  het  in  1310 
gekochte  huis,  waarvan  de  verkoopakte  gewaagt,  en  dat  immers  maar 
even  buiten  de  poort  gelegen  was,  ook  is  gaan  bewonen.  Maar  het 
wonen  van  den  gasthuisdokter  buiten  de  poort,  al  was  het  ook  onder 
den  rook  van  de  stad,  moet  op  den  duur  bezwaren  opgeleverd  hebben» 
die   wij  zeer  goed  kunnen  gevoelen.  Hoe  lastig  toch  moet  het  geweest 
zijn  den  meester  bij    nacht  en  on  tijd  buiten  de  poort  te  gaan  halen, 
wanneer  een   ongeval  of  de  plotselinge  verergering  van  een  zieke 
zijn  tegenwoordigheid  in  de  stad  of  in  het  gasthuis  noodig  maakte? 
Het  is   dus   alleszins  begrijpelijk  dat  Schepenen  getracht  hebben  aan 
den  verkeerden  toestand  een  eind  te  maken,  en  dat  zij  zich  daarvoor 
een  vrij  belangrijke  geldelijke  opoffering  getroost  hebben,  bewijst  dat 
men  Yperman  's  verdiensten  naar  waarde  wist  te  schatten. 

Misschien  heeft  Yperman  toen  zijn  intrek  genomen  in  het  huis  in 
de  „Zudstraete";  waarschijnlijk  is  het,  dat  hij  daar  in  1313  woonde, 
want  in  dat  jaar  hebben  Schepenen  van  hem  een  kamer  gehuurd, 
zooals  de  stadsrekening  van  1313  *)  leert: 

„Ch'  est  chou  que  on  a  donné  a  diverses  persones  et  paiét  pour 
„dettes  de  Ie  ville  par  Ie  tans  Jakeme  Trouvé  et  Jehan  deScotes, 
„tresoriers,  1' an  de  graee  M.  CCC  et  XIII,  puis  Ie  dimenche 
„devant  Ie  jour  saint  Martin  en  yver  en  encha. 


*)  Deze  post  is  Diegerick  ontgaan.  Zij  komt  voor  in  dl.  I,  op  blz.  495,  van: 
Des  Marez  et  de  Sagher,  Comptes  de  la  ville  d'Ypres  de  1267  a  1329.  Brussel 
1909.  Van  dit  belangrijke  werk  is  nog  slechts  het  eerste  deel  verschenen,  loopende 
over  de  jaren  1267—1316. 


vin 

„A  maistre   Jehan  Yperman  pour  Ie  lieuwage  de  Ie  cambre  de  se 
„maison,  la  eschevin  sient,  pour  un  an:  5  mars,  valent  8  ffi. 

Waar  Yperman  zijn  geneeskundige  kennis  zou  hebben  opgedaan? 

Volgens    Carolus    te    Parijs,   onder  leiding  van  Lanfranc,   en   hy 
grondt  zijn  meening  op  deze  zinsnede  uit  de  „Chirurgie": 
„Waerbi  ie  rade  also  Lanfranc  mi  riet  ende  leerde"  ]). 

,Ce  passage",  zegt  Carolus2),  „prouve  évidemment  que  1' auteur 
Jean  Ypermans  fut  élève  de  Lanfranc,  qui  professait  a  Paris  en  1295." 

Ik  kan  dit  niet  zoo  grif  toegeven,  immers  de  aangehaalde  woorden 
kunnen  evengoed  in  overdrachtelijken  als  in  letterlijken  zin  bedoeld 
zijn  geweest.  Bovendien  wordt  in  Yperman  's  geschriften  van  een 
verblijf  te  Parijs  met  geen  enkel  woord  gerept.  Wel  noemt  Yperman 
hier  en  daar  Lanfranc 's  naam,  een  enkele  maal  (op  blz.  75)  met  bij- 
voeging van  diens  geboorteplaats,  namelijk  „Meylanen",  maar  nergens 
leest  men,  dat  hij  tot  dezen  chirurg  in  eenige  betrekking  gestaan  heeft- 
Dit  wekt  terecht  bevreemding,  want  Lanfranc 's  uitstekend  praktisch 
onderwijs  moest  Yperman  allicht  aanleiding  gegeven  hebben  tot  ver- 
melding, in  de  Chirurgie, van  de  belangwekkende  en  leerzame  geval- 
len, die  de  leeraar  gewoon  was  te  vertoonen.  Het  eenige  voorbeeld 
echter,  dat  hij  uit  de  praktijk  van  Lanfranc  aanhaalt,  is  niet  van 
Parijs,  doch  betreft  de  Milaneesche  vrouw,  bij  wie  de  vindingrijke 
chirurg,  na  vooraf  een  diep  verborgen  absces  aan  den  hals  geopend 
te  hebben,  de  voeding  met  behulp  van  een  „zilveren  pipe"  wist  te 
bewerkstelligen  3). 

Ypermans  biografen  gaan  niettemin  verder.  Zij  meenen  uit  de  stads- 
rekening zelfs  te  mogen  afleiden,  wanneer  het  bezoek  aan  Parijs 
zou  hebben  plaats  gegrepen. 

Tot  goed  begrip  van  de  zaak  is  het  wenschelijk  eenige  oogenblikken 
bij  die  oude  stukken  stil  te  staan  *). 

Vandenpeereboom5)  geeft  er  de  volgende  beschrijving  van:  „Jus- 
ques  vers  1390,  les  sommes  payées,  a  titre  de  traitements,  étaient 
renseignées,  chaque  année,  dans  un  compte  ou  röle  spécial,  intitulé: 
„li  Rolle  dou  sallaire".  Nos  archives  possèdent  des  fragments  de 
comptes   divers,   a  partir   1280 s),  mais  notre  plus  ancien  „Rolle  dou 


')  Blz.  21,  kol.  a  van  deze  uitgaaf. 

J)  Arm.  d.  1.  Soc.  d.  Méd   d.  Gand,  XXXIIe  Vol.,  1854,  blz.  64,  noot. 

3)  Lantr.  Major.  Tract.  III,  Ooct.  II,  Cap.  5. 

4)  Diegerick  yeeft  in  zijn  brief  aan  Carton  de  posten  weer,  die  op  Yperman  en 
de  beide  Kateline's  Yperman  betrekking  hebben.  Hij  is  daarbij  echter  niet  nauw- 
keurig te  werk  gegaan  en  zijn  opgaven  zijn  geenszins  volledig.  Vandenpeere- 
boom geeft  uit  het  tijdperk,  waarmee  wij  ons  bezighouden  ,  alleen  afschriften  van 
de  salarisrollen  der  jaren  1297,  1304,  1311-1312.  By  G.  des  Marez  en  E.  de  Sagher 
vindt  men  Ypermans  naam  op  blzn.  159,  184,  210,  236,  285,  338,  378,  392,  495  en 
572  vermeld. 

s)  Ypriana,  IV,  blz.  357. 

6)  Des  Marez  en  de  Sagher  vermelden  echter  ook  een  rekening  van  1267-68. 


IX 

sallaire"  ne  date  que  de  1297;  ces  „rolles",  pour  les  années  1298  a 
1304,  puis  pour  quelques  années  encore  du  XlVe  siècle,  manquent 
dans  nos  archives*).  D' un  autre  coté,  ceux  de  ces  róles  qui  y  sont 
conservés,  ne  font  pas  connaitre  exactenient  les  fonctions  ou  emplois 
confiés  aux  serviteurs  de  la  ville  :  nos  trésoriers,  avant  1390,  n'  indiquent, 
en  effet,  sauf  pour  quelques  agents  subalternes,  que  les  noms  et  les 
traitements  de  ces  serviteurs.  Les  données  que  nous  possédons  sur  nos 
fonctionnaires  et  employés  communaux,  de  1280  a  1390.  sont  ainsi 
tres  incomplètes,  comme  nous  venons  de  Ie  dire." 
De  „Kolle  dou  Sallaire"  van  1297  draagt  tot  opschrift: 

„Che  sont  li  paiement  fait  a  cheaus  ki  prendent  salaire  dele  vile, 
„par  Ie  tans  Nichole  Ie  Pelletier  et  Nichole  de  Lo,  trésoriers,  en 
„1'an    m.    cc.    iiij3^    et   xvij,   puis    Ie   dimanche   devant    Ie   jour 
„saint  Martyn  en  yver  en  encha". 
Zij  vermeldt  o.a.  vier  uitkeeringen: 

„A  Jehan  Yperman  50  s.  Item  ...  50  s.  Item  ...  50  s.  Item  ...  50  s." 
De  eerstvolgende  rol,  waarop   Yperman 's   naam   voorkomt,  is  van 
1304  en  draagt  dit  hoofd: 

„Ce  sont  li  paiement  fait  as  clers  et  as  autres  servans  a  Ie  ville 
„d'Ypre  par  Ie  tans  Jakeme  de  Baillieul  et  Jakeme  d'  Outkerke, 
„trésoriers,   en  1'an   de  mil  ccc.  et  quatre,  puis  Ie  samedi  après 
„Ie  jour  saint  Martin  en  yver  en  encha." 
Hierop  komt  deze  post  voor: 

„Item  a  maistre  Jehan  Yperman  pour  son  solaire  delle  Belle  iij  8. 
Diegerick  heeft  er  de  aandacht  op  gevestigd,  dat  Yperman  op  deze 
rol  voor  het  eerst  „Meester"  genoemd  wordt  en  daaruit  de  gevolg- 
trekking gemaakt,  dat  hij  nè,  1297  dien  titel  verworven  moet  hebben. 
Dit  is  zeer  wel  mogelijk,  de  vraag  is  echter,  waar?  Diegerick's 
antwoord  luidt:  „Je  pense  que  les  sommes  qui  lui  sont  allouées,  pendant 
„cette  année  (1297; ,  Ie  sont  a  titre  de  gratiflcation  ou  de  subside  pour  con- 
„tinuer  ses  études  a  Paris."  Want,  vervolgt  hij,  „ce  faitn 'a  du  reste  rien 
„d'extraordinaire,  car  les  magistrats  d'Ypres.  déja  a  cette  époque, 
„avaient  1'habitude  d'  accorder  des  subsides  aux  jeunes  gens  qui 
„montraient  des  dispositions  pour  les  hautes  études.  Ainsi  nous  trouvons 
„a  chaque  instant,  au  XI Ve  et  au  XVe  siècle,  de  pareils  encoura- 
„gements  accordés  a  de  jeunes  Yprois  pour  étudier  Ie  droit  a  Paris 
„ou  la  médecine  a  Montpellier.  Remarquons  encore  que  ce  subside  alloué 
„a  Jehan  Yperman  ne  figure  pas  au  comte  des  salaires,  mais  bien  a 
„celui  avec  diversespersonnes,  et  que  c'  est  justement  cette  espéce 
„de  compte  qui  porte  toutes  les  gratifications,  subsides,  récompenses 
„et  autres  dépenses  de  cette  nature." 

Deze  laatste  bewering  is  in  strijd  met  het   opschrift   van  de  rol, 
zooals  het  door  Vandenpeereboom  en   de  Marez  en  de  Sagher  weer- 


*)    On    y  trouve  les  róles  des  années:  1304,1305-1308,  1309,  1310,  1311-1313-1315 
-1317,  1318,  1319,  1320-1322,  etc. 


gegeven  is  en  waarin  slechts  gesproken  wordt  van  „paiement  fait  a 
cheaus  ki  prendent  salaire  dele  vile";  en  zy  strookt  ook  niet  met 
den  aard  der  posten.  Vandenpeereboom  l)  zegt  daarvan:  „il  indique, 
pour  cette  année,  les  noms  des  serviteurs  et  employés  salariés  par  la  ville 
et  Ie  montant  de  leurs  s  al  air  es  ou  „traitements  fixes";  mais  il  ne 
fait  pas  connaitre  les  fonctions  ou  emplois  que  tous  ces  agents  com- 
munaux  exercaient." 

Met  dat  al  noopte  de  beslistheid,  waarmede  Diegerick  zich  over 
de  „compte  a  diverses  personnes"  en  de  daarop  voorkomende  naam 
van  Yperman  heeft  uitgelaten,  tot  een  nader  onderzoek.  Ik  heb  mij 
daartoe  gewend  tot  den  kenner  der  Ypersche  rekeningen,  den 
heer  Sagher,  die  mij  met  groote  welwillendheid  het  volgende  be- 
scheid gaf: 

„Il  n'  y  a  absolument  aucun  compte  a  tenir  de  1'  assertion  de  Die- 
„gerick  disant  que  Jehan  Yperman  recut  dans  Ie  courant  de  1'  exer- 
„cice  Novembre  1297  h  Novembre  1298  quatre  subsides  de  50  s.  p. 
„chacun.  Les  comptes  originaux,  que  je  publie,  établissent  a  toute 
„évidenceque  c'est  comme  functionaire  dela  vi  11  e  qu*  Yperman 
„recut  Ie  salaire  de  quatre  fois  50  s.  p."  De  betalingen  zijn  hetzij  in 
eens,  om  de  maand,  in  halfj  aarlij  ksche,  of  —  zooals  met  Yperman 
en  verscheidene  anderen  het  geval  is  geweest  —  in  driemaandelijksche 
termijnen  geschied.  En  nu  lijkt  het  toch  wel  zeer  onwaarschijnlijk 
dat  de  overheid  een  te  Parijs  vertoevend  persoon  een  ondersteuning 
om  het  kwartaal  zou  hebben  uitgekeerd  en  niet  aan  het  begin  van 
van  de  reis,  of  na  afloop.  Tenzij  men  mocht  meenen  dat  het  over- 
maken van  gelden  in  die  dagen  niet  veel  om  het  lijf  had  of  dat  Yperman 
zich  prompt  alle  vieren deelj aars  ten  kantore  van  den  gemeente-ont- 
vanger vervoegd  zou  hebben,  om  de  bedragen  te  innen.  Doch  zulks 
klinkt  al  even  gezocht. 

Nu  blijft  nog  de  mogelijkheid  over  dat  Yperman  niet  in  1297,  doch 
in  een  der  volgende  jaren  naar  Parijs  is  gegaan,  maar  ook  in 
dat  geval  zou  een  uitkeering  van  een  beurs  in  termijnen  geen  zin 
gehad  hebben.  Ten  overvloede  merk  ik  op  dat  de  uitgekeerde  bedragen 
voor  een  reis  naar  Parijs  en  een  eenigzins  langdurig  verblijf  aldaar 
ten  eenenmale  ontoereikend  waren 2).  De  rekeningen  bevatten  ver- 
scheidene posten  van  evenveel' livres,  als  hier  sous,  uitgekeerd  aan 
personen,  die  door  schepenen  voor  eenigen  tijd  naar  Parijs  gezonden  zijn. 

Het  is  wel  jammer,  dat  de  rollen  van  1298-1303,  die  allicht  eenige 
opheldering  hadden  kunnen  geven,  te  loor  zyn  gegaan.  Nu  zij  echter 


')  Ypriana,  IV,  blz.  369. 

')  Een  „livre  parisis",  1.  p.  of  £,  had  in  het  eind  van  de  dertiende  eeuw  een 
innerlijke  waarde  van  ruim  20  frs;  een  „sous",  s.  (1/20  livre),  van  ruim  1  fr.; 
een  „denier  parisis",  d.  p.  (1/12  sou),  van  bijna  0,09  fr.  Deze  waarden  komen  ten 
naastenbij  overeen  met  de  tegenwoordige  van  resp.  125,  6.25  en  0.52  fr. 
Ypriana,  IV,  blz.  369. 


XI 

ontbreken,  handelt  men  voorzichtig,  de  vraag,  of  Yperman  te  Parijs 
gestudeerd  heeft,  in  het  midden  te  laten.  De  argumenten,  waarmede 
Diegerick  getracht  heeft  zijn  bevestigend  antwoord  te  steunen, 
missen,  naar  mijne  meening,  allen  grond. 

De  rol  van  1305  bevat  een  herhaling  van  den  post  van  1304  Van 
de  overige  rollen,  die  nog  voorhanden  zijn,  vermeldt  die  van  1308 
een  bedrag  van  4  8'.  8  s.,  uitgekeerd  „a  maistre  Jehan  Yperman  pour 
Ie  service  que  il  fait  al  ospital  delle  Belle",  terwijl  de  rekeningen  van 
1309,  1310,  1311,  1315  en  1317  elk  een  bedrag  van  4  livres  parisis 
noemen. 

Het  salaris  lijkt  niet  groot  en  niet  in  overeenstemming  met 
Yperman 's  positie,  wanneer  men  het  vergelijkt  met  de  jaarwedden, 
die  andere  stadsgeneeskundigen  uit  dien  tijd  genoten  hebben.  Diege- 
rick 1)  noemt  op : 

„A  maistre  Servais  Ie  Cupre,  fusicien,     80  ff. 
„A  maistre  Jehan  de  Lille,  fusicien,        35  ffi. 
„A  maistre  Jehan  Ie  Clerc,  fusicien,        13  8. 
Dat  waren  echter  geneeskundigen,  belast  met  de  behandeling  van 
lijders   aan  inwendige  ziekten,    welke   veelvuldiger  zijn  dan  chirur- 
gische  gevallen.   Zij    hadden  derhalve   als  armendokter  veel  meer  te 
doen  dan  de  heelmeesters,  wien  bovendien  door  de  barbiers  nog  veel 
werk  uit  de  handen  genomen  werd.  Yperman  's  bezoldiging  als  heel- 
kundige aan  het  hospitaal  van  Belle  werd  trouwens  in  1317  tot  6  S 
verhoogd  en   hij   kreeg  voor  buitengewone  diensten  een  behoorlijke 
vergoeding.  Zoo  ontving  hij  in  1327  10  ff,  „van  een  jare  van  dat  hij 
de  arme  lieden  achter  porten  achterwart"  2). 

Ook  voor  zijn  diensten  te  velde  ontving  Yperman  een  afzonderlijke 
bezoldiging.  Hij  heeft  namelijk  een  paar  maal  als  veldarts  dienst 
gedaan.  De  eerste  keer  is  Diegerick  bij  zijn  onderzoek  der  rekeningen 
klaarblijkelijk  ontgaan.  Yperman  vergezelde  toen  een  troep,  welke 
uitgezonden  was  om  het  huis  Wijnendael  aan  de  handen  van  den 
graaf  van  ft  evers,  den  zoon  des  graven  van  Vlaanderen,  te  ontrukken. 
Er  bestaat  een  rol  over  de  jaren  1311-1312,  waarop  de  kosten  dezer 
expeditie  zijn  vermeld3): 

„Ce  sont  les  cous  fais  a  Winendale  avoec  monsingneur  de  Flan- 
„dres  pour  conquerré  Ie  maison  que  messires  de  Nevers  fist 
„tenir,  par  Ie  tans  Jehan  de  Lo  et  Willaume  de  Haringhes, 
„tresoriers. 

„Item,  pour  Ie  despens  Piere  Fouchier,  Esteven  Hauwel  et  de 
„maistre  Jehan  Yperman ....  28  den.  d'  or  et  7  gros,  valent  32  ff. 

10  s.  8  d.  1  obfole]. 

')  Hij  verzuimde  op  te  geven  van  welke  jaren  deze  posten  zijn.  Ik  vond 
deze:  A  maistre  Michiel  Coep,  fusisien,  pour  Ie  quart  d'une  année,  17  H?  10  s. 
Des  Marez  en  de  Sagher,  I,  blz.  570  (Le  Brief  du  Salaire  Nov.  1315). 

*)  Achter  porten:  overal  in  de  stad.  Achterwaren:  behandelen,  een  zieke,  een 
ziekte. 

s)  Des  Marez  en  de  Sagher,  I.  blz.  391. 


XII 

„Item,    k   maistre   Jehan  Ypreman  pour  son  solaire:  6  den.  d' or, 

valent  6  8. 
Den   tweeden  keer  volgde  Yperman  den   troep,   die  door  de  Yper- 
sche  overheid  naar  aanleiding  van  den  twist  tusschen  de  Bruggenaren 
en  den  graaf  van  Vlaanderen,  Louis  de  Grecy,  in 't  veld  gezonden  is. 
Men  leest  in  de  rekening  van  1325  '): 

, Meester   Jehan    Yperman,   van  sinen   solarissen   dat  hi  was  int 

„here  8  ti". 

De  laatste  maal,  dat  men   Yperman 's  naam  op  rollen  tegenkomt, 

is  in  1329.  De  rol  van  1332  bevat  een  post,  waaruit  men  zou  mogen 

opmaken,   dat  hij  intusschen  zijn  ontslag  genomen  heeft  of  overleden 

is.  Zij  luidt: 

,A  maistre  Henri  Ie  Bril,   pour  warder  et  garir  les  malades  del 
„ospital  del  Belle  6  vè. 

Er  zijn  nog  een  paar  punten,  welke  ik  volledigheidshalve  moet 
aanstippen,  schoon  ik  niet  in  staat  ben,  daarop  veel  licht  te  doen 
schijnen.  In  de  eerste  plaats  zij  opgemerkt,  dat  in  de  rekeningen 
ook  naamgenooten  van  Yperman  voorkomen,  en  wel  zekere  Kateline 
Yperman  en  eene  Kateline,  fllle  Kateline  Ypermans.  Zij  worden  genoemd 
in  den  „Brief  du  Salaire"  van  April  1304: 

„A  Kateline  Ypremans  pour  sen  service  del  ospital  sour  Ie  mar- 

„chiet  6  ÖJ, 
en  in  die  van  November  1304: 

„A   Kateline,  fille  Kateline  Ypermans  pour  son  solaire  del  [Hos- 

„pitael]  sour  Ie  marchiet  3  \è.  item  3  ffi'. 2). 
De  moeder  is  dus  in  den  loop  van  het  jaar  1304  om  de  eene  of  andere 
reden  door  de  dochter  opgevolgd.  Welke  diensten  zij  in  het  hospitaal 
van  „NotreDame"  op  de  groote  Markt  verleend  hebben,  wordt  niet 
vermeld.  Dat  wij  hier  met  de  moeder  en  de  zuster  van  Meester  'Jan 
te  doen  zouden  hebben,  mag  Diegerick  voor  zijn  verantwoording 
nemen;  ik  waag  het  niet  mij  daarover  uit  te  laten,  omdat  feitelijk 
elke  aanwijzing  eener  verwantschap  ontbreekt. 

Een  ander  punt  betreft  de  vraag  of  Yperman  tot  den  geestelijken 
stand  behoord  heeft.  Het  was  Carolus,  die  deze  onderstelling  opperde, 
omdat  in  de  Chirurgie  hier  en  daar  van  „leeken",  .leeke-meesters" 
„leeke  surgijns"  gewag  wordt  gemaakt,  welke  uitdrukkingen  de 
beteekenis  van  „laïcus"  of  „prophanus",  in  tegenstelling  van  „klerikus", 
kunnen  hebben  3).  Maar  hij  sluit  de  mogelijkheid  niet  buiten,  dat  met  leek: 


1)  Diegerick,  blz.  32. 

2)  Des  Marez  en  de  Sagher,  I,  blzn.  159  en  184.  Dezelfde  Kateline,  fille  Kateline, 
komt  ook  voor  op  de  rollen  van  November  1307  —  hier  heet  zij  Kateline  fille  jadis  (?) 
Kateline  Ypermans  —  van  Nov.  1308,  Nov.  1310,  Nov.  1311  en  Nov.  1315;  en  volgens 
opgaaf  van  Diegerick  ook  van  de  jaren  f317,  1318,  1319,  1320,  1322,  1323,  1324, 
1326,  1327,  1328,  1329  en  1332. 

')  Een  oogenblik  ben  ik  dezelfde  meening  toegedaan  geweest,  op  grond  van 
de  in  het  Londensche  handschrift,  op  fol.  143  r,  voorkomende  woorden :  „meester 


XIII 

„illiteratus",  „ongeletterde"  of  „ongeschoolde",  dus  iemand,  die  geen 
behoorlijke  vakopleiding  genoten  heeft,  bedoeld  kan  zijn.  Op  dit  standpunt 
plaatst  zich  Snellaert x  ',  zich  daarbij,  m.  i.  terecht,  beroepend  op  eenige 
plaatsen  uit  de  Chirurgie,  welke  aan  duidelijkheid  niet  te  wenschen 
overlaten.  Zoo  wordt  in  het  kapitel  over  spasmus  (blz.  58,  kol.  b), 
van  „leekemeesters"  gesproken  als  van  lieden  „die  niet  en  weten 
van  der  konst";  op  een  andere  plaats  (blz.  190,  kol.  b)  van  „leeke 
onbekinde..  ..  die  niet  ne  weten  van  der  saken,  ende  dat  es  omme 
datsi  gheene  kennesse  draghen  ane  de  natuere,  waer  of  datsi  niet 
geleert  siin".  In  plaats  van  Lanfranc ,  die  zelf  een  .prophanus"  was,  riep 
de  moeder  van  een  gewonde  de  hulp  in  van  een  „leekemeester"  (blz. 
19,  kol.  a),  kortom,  overal  waar  Yperman  deze  uitdrukkingen  of  die 
van  „valsche  meesters  die  leeck  siin::  bezigt,  blijkt,  dat  hij  daarbij 
het  oog  had  op  lieden,  die  geen  behoorlijke  opleiding  genoten  hadden, 
empiristen  in  den  slechtsten  zin  van  het  woord,  die  in  die  dagen, 
wegens  onvoldoende  voorziening  in  geneeskundig  onderwijs  en  gebrek- 
kig toezicht  op  de  uitoefening  der  geneeskunst,  maar  al  te  talrijk 
waren. 

Behalve   de   hierboven  besproken   officiëele   stukken,   zijn   er  in  de 

afschriften  der  Chirurgie  nog  enkele  data,  die  der  vermelding  waard  zijn. 

Op   blz.    130,  kol.   b,   treft  men  een  reeds  vroeger  vermeld  verhaal 

aan  van   een   ernstig  ziektegeval,  dat  Lanfranc  in  Milaan  behandeld 

heeft. 

Yperman  laat  daarop  volgen : 

„Dat  selve   gesciede  mij  int  jaer  ons  heeren  MCCC  ende  XXVIII 

„ten  beghinne  typeren  ane  ene  jonghe  beginne')." 

Snellaert  kon  van  deze  plaats  gebruik  maken  om  de  meening  van 

Daremberg  te  weerleggen,  dat  Yperman  in  1310  zou  gestorven  zijn, 

welke    meening    gegrond   was    op  deze   zinsnede    in    het  handschrift 

van  Cambridge  (fol.  1  v): 

„dit  (nl.  zijn  Chirurgie)  troc  hi  ende  maecte  in  dyetscher  talen 
„dewelke  dat  hi  bestont  te  maken  om  zijns  selves  zone  binnen 
„zijn  zelves  live  ende  dat  specion  3  hadde  hi  binnen  der  stede 
„ van  Yperen  in  welke  dienst  dat  hi  sterf  int  jaer  ons  heren 
„mccc  en  x  .  .  .  ." 
Snellaert,   door  het  geval  met  de  begijn  overtuigd,  dat  het  jaartal 


Jans  p  Ypermans",  waarvan  ik  de  p  voor  een  afkorting  van  „presbyter"  meende 
te  mogen  houden.  Bij  nadere  beschouwing  van  de  fotografische  afbeelding, 
waarmede  ik  mij  behelpen  moest,  omdat  het  bestuur  van  het  Britsche  Museum 
geen  handschriften  pleegt  uit  te  leenen,  is  mij  echter  gebleken,  dat  door  deze 
letter  een  fijn  streepje  gehaald  is,  zoo  dat  zij  vermoedelijk  als  een  lapsus  calami 
moet  worden  beschouwd. 

1)  Buil.  d.  J.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand.  XXXe  Vol.,  1863,  blz.  333. 

2)  De  handschriften  van  Londen  en  Cambridge  geven:  1321. 

3)  Lees:    pensioen,  in  den  zin  van  salaris.  Zie  Vandenpeereboom,  Ypriana  IV, 
blz.  356. 


XIV 

1310  onjuist  moet  zijn,  heeft  naar  een  verklaring-  gezocht  van  deze 
tegenstrijdigheid,  welke  echter,  zooals  ik  indertijd  heb  uiteengezet1), 
slechts  schijnbaar  is.  Hij  houdt  de  x  voor  een  verdraaide  ^  en  neemt 
dientengevolge  1350  als  Yperman's  sterfjaar  aan.  Maar  indien  Snellaert 
met  het  Londensche  handschrift  bekend  ware  geweest,  dan  zou  hij 
wellicht  zijn  toevlucht  tot  deze  verklaring  niet  genomen  hebben  De 
x  laat  aan  duidelijkheid  niets  te  wenschen  over,  wel  echter,  zooals 
de  lezer  heeft  kunnen  zien,  de  tekst  van  het  handschrift  van  Cambridge. 
Het  Londensche  is  hier  veel  duidelijker.  De  overeenkomstige  plaats  luidt 
daarin: 

„ende  pensioen   hadde   binnen    der  steden  van  Yperen  in  welke 

„ dienst  dat  hij  sterft  [.]  int  jaer  ons  heren  doe  men  screef  me  cc 

„ende  x.  doe  maecte  hij  dat  werc  in  die[t]sche . . ." 

Het  tweede  „doe"  heldert  de  zaak  volkomen  op  en  een  punt  achter 

„sterft"    maakt  den   zin   behoorlijk  leesbaar.   Er  is   geen  sprake  van 

eenig  sterfjaar,  doch  wel  van  het  jaar  waarin  Yperman  de  Chirurgie 

moet  hebben  geschreven,  dat  is  te  zeggen,  volgens  dengene  die  deze 

mededeeling  neergeschreven  heeft.  Of  zij  juist  is,  zou  misschien  betwijfeld 

kunnen  worden  op  grond  van  het  opschrift,  dat  zich  op  fol.  2  r  van 

het  handschrift  van  Gent  bevindt.  Dit  luidt: 

„Cijrurgie  van  meester  Jan  Iperman  int  Jaer  MCCC  ende  XXVIII." 
Maar,   dit  dient   te   worden    opgemerkt,   de  hand  is  een  andere  en 
klaarblijkelijk  jonger. 

In  geen  geval  is  de  Chirurgie  ouder  dan  1305,  want  er  wordt  op 
blz.  182,  kol.  b,  van  deze  uitgaaf,  gesproken  van  „den  bouc  van lilium 
medicus",  dat  is  Bernardus  van  Cordon  's  bekend  werk  Lilium  medi- 
cinae,  dat  in  of  na  genoemd  jaar  geschreven  moet  zijn2). 

In  de  literatuur  heerscht  de  meening  dat  Yperman  zijn  werk 
oorspronkelijk  in  het  Latijn  zou  hebben  geschreven.  Ofschoon  Carolus  3) 
reeds  verklaard  had,  dat  „Jean  Ypermans  doit  être  considéré  jusqu'ici 
comme  Ie  père  de  la  chirurgie  flamande,  parce  qu'il  est  Ie  premier 
qui  ait  écrit  ex-professo,  en  sa  langue  maternelle,  sur  la  chirurgie", 
schreef  Haeser 4):  „Die  Chirurgie  Ypermans,  ursprünglich  lateinisch 
abgefasst,  war  zunachst  für  den  noch  sehr  jungen  Sohn  desselben 
bestimmt."  Neuburger 3)  sluit  zich  hierbij  aan  en  ook  Pagel 6)  gewaagt 
van  een  latijnschen  tekst,  waarvan  nog  slechts  het  incipit  over- 
gebleven zou  zijn. 

Haeser  heeft  vermoedelijk  Broeckx'  uitgaaf  van  het  Handschrift  van 


')  Janus,  XlVe  Ann.  1909,  blz.  393.  Daar  vindt  men  ook  de  fotografische 
afbeeldingen    der    terzake  dienende   plaatsen    weergegeven. 

*)  Pagel,  Ueber  den  Theriak,  nach  einer  bisher  ungedruckten  Schrift  des  Bern- 
hard  von  Gordon.  Pharmac.  Post,  1894. 

3)  Ann.  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand  XXXII,  1854,  blz.  32. 

4)  Geschichte  der  Medizin,  I,  blz.  769. 

5)  Geschichte  der  Medizin,  II,  blz.  519. 

6)  Handbuch  der  Geschichte  der  Medizin,  I,  blz.  738. 


XV 

Cambridge  voor  zich  gehad.  Leest  men  den  daarin  voorkomenden 
latijnschen  aanhef  aandachtig  over,  dan  blijkt  evenwel  niets  van  een 
oorspronkelijk  latijnschen  tekst,  maar  alleen  van  latijnsche  werken, 
die  Yperman  bij  het  schrijven  geraadpleegd  heeft. 

„Quam  ipse  tractavit  in  flamingo  ad  utilitatem  filii  suo"  heet  het 
ook  in  laatstgenoemd  handschrift,  terwijl  dat  van  Brussel  „Quam  ipse 
compilavit  et  in  teutonico  redegit  filio  suo"  te  lezen  geeft.  Bovendien  ver- 
melden de  handschriften,  ook  het  Londensche,  dat  Yperman  de  Chirur- 
gie „getrocken"  heeft  „uut  alle  den  auctoers"  en  „uten  latine  ende 
uten  sijn  selves  verstandenisse"  en  dat  wel  „in  dyetscher  talen." 

Ik  houd  het  daarom  voor  waarschijnlijk  dat  het  latijnsche  incipit 
later  door  een  of  ander  afschrijver,  om  aan  het  werk  een  klassieken 
glimp  te  geven,  in  het  afschrift  is  opgenomen.  Dit  verklaart  dan 
tevens  waarom  in  het  afschrift  van  Cambridge  een  dubbel  incipit 
voorkomt,  eerst  een  latijnsch  en  daarna  een  vlaamsch. 

Ik  ben  in  mijn  meening  nog  versterkt  door  een  zin  in  het  hand- 
schrift van  Gent,  op  fol.  105  a  (zie  blz.  137,  noot  1),  welke  aldus  luidt: 
„Hier  wil  ie  eynde  maken  vanden  anderen  boeke  dye  es  van  den 
„halze,  wairbij  ick  bydde  alle  denghenen  diere  an  zullen  zien  ofte 
„leeren  dat  sij  zullen  bydden  over  denghenen,  die  desen  boec  trock 
„uten  latyne  int  vlaamsche." 

En  dat  hier  geen  vertaler  van  een  geschrift  van  Yperman  aan  't  woord 
is,  blijkt  uit  het  vervolg:  „want  ik  deedt  bij  [mijnre  1.  minne]  van  den- 
genen die  achter  mij  soude  bliven,"  dat  is  namelijk  zijn  zoon.  En  ten  over- 
vloede wijs  ik  nog  op  een  volzin  uit  de  copie  van  Gent  op  fol.(3)d  (zie  blz. 
145,  kol.  b),  waarin  gesproken  wordt  van  humoren,  die  volgens  Galenos 
„ter  onsochter  steden  lopen"  en  waarop  volgt:  „ende  aldus  segthijtin 
latijn:  ad  locum  dolorosum  confluent  humores",  een  toevoegsel,  dat 
in  een  latijnsch  stuk  natuurlijk  geen  zin  zou  gehad  hebben. 


Het  is  alleszins  verklaarbaar  dat  Carolus,  na  de  kennismaking  met 
Yperman's  werken,  in  opgetogenheid  over  hun  inhoud,  zijn  landsman 
den  titel  van  „Ie  père  de  la  Chirurgie  flamande"  toegekend  heeft. 

Deze  geschriften  waren  eeuwenlang  der  vergetelheid  prijs  gegeven; 
geen  der  bibliographen,  zelfs  niet  de  belgische,  waren  zich  van  hun 
bestaan  bewust1).  Wel  heeft  Van  Hulthem,  die  in  1818  het  thans  te 
Brussel  berustende  perkamenten  handschrift  van  den  Londenschen 
verzamelaar  Heber  wist  te  verkrijgen,  zich  tot  een  onderzoek  gezet, 
doch  hij  zag  zich  genoopt  dezen  arbeid  aan  Willems  over  te  laten. 
En  deze  bepaalde  zich,  wat  de  Cyrurgia  en  de  Medicina  betreft,  tot 
een  beschrijving  van  slechts  enkele  regels  *). 

Men    mag    dus   zeggen,  dat,  toen  Carolus  zich  tot  een  analyse  der 


')  In  Broeckx'  Essai   sur  l'histoire  de  la  Médecine    Beige,  Brussel,  1838,  komt 
Yperman's  naam  niet  voor. 
2)  Bibliotheca  Hulthemiana.  Gand,  1837,  Vol.  VI,  Manuscrits.  No.  193,  blz.  45. 


XVI 

Chirurgie   zette,    niemand   bevroedde,   welk   een  groote  wetenschap- 
pelijke waarde  dit  werk  bezat. 

Reeds  het  feit,  dat  beide  werken  in  de  landstaal  geschreven  waren , 
moest  het  Vlaamsche  hart  met  voldoening  vervullen.  De  Chirurgie  ge- 
tuigde bovendien  van  een  groote  belezenheid,  en,  wat  meer  zegt,  van  een 
vrij  belangrijke  mate  van  zelfstandigheid  en  ervaring  van  den 
schrijver;  deugden,  die  voor  dien  tijd  zeker  niet  tot  de  alledaagsche 
gerekend  kunnen  worden.  Carolus  vond  methoden  beschreven,  zooals 
bijvoorbeeld  het  toesnoeren  der  bloedvaten,  welker  uitvinding  hij  van 
veel  jonger  dagteekening  waande;  hij  vond  een  wijze  van  wondbe- 
handeling  aanbevolen,  die  van  een  goeden  kijk  op  het  wondheelings- 
proces  getuigde;  en  van  operaties  gewag  gemaakt,  welke  men  gewoon 
was  tot   de  vruchten   der  moderne  chirurgische  techniek  te  rekenen. 

Geen  wonder  dus,  dat  Carolus  en  zijn  landgenooten  in  Yperman  den 
man  meenden  ontdekt  te  hebben,  die  aan  de  heelkunst  in  hun  vader- 
land nieuw  leven  geschonken  en  haar  een  tijdperk  van  ontwikkeling 
geopend  had.  En  zij  achtten  zich  derhalve  wel  gerechtigd  hem  op  eene 
lijn  te  stellen  met  een0ander  waardig  vertegenwoordiger  van  den 
Vlaamschen  stam,  namelijk  Jacob  van  Maerlant,  den  „Vader  der  diet- 
scher  dichtren  algader." 

Nu  was  Yperman  buiten  kijf  een  man  van  beteekenis.  De  overheid  wist 
zijn  kundigheden  op  prijs  te  stellen  en  niet  minder  zijn  medeburgers, 
die,  zooals  wij  uit  de  Chirurgie  vernemen,  in  ernstige  gevallen  niet 
verzuimden  zijn  hulp  in  te  roepen.  Dat  de  Vlamingen  hem  nog  gaarne 
als  een  toonbeeld  van  den  heelmeester  beschouwen,  bewijst  wel  dat 
zijn  naam  een  zeer  goeden  klank  moet  bezeten  hebben.  Doch  dit  alles  geeft 
geen  antwoord  op  de  vraag  naar  zijn  wetenschappelijke  verdiensten. 
Daarvoor  zouden  wij  gaarne  willen  weten  of  Yperman  leerlingen 
gevormd,  school  gemaakt  of  op  welke  wijze  dan  ook  medegewerkt  heeft 
aan  de  ontwikkeling  der  Chirurgie.  Maar  hierover  zwijgt  de  geschiedenis 
en  alleen  zijn  geschriften  kunnen  hier  eenig  licht  verschaffen.  Carolus 
was  zich  daarvan  wel  bewust,  immers  hij  schreef  dat  , Yperman  doit 
être   considéré  jusqu'ici   comme  Ie  père  de  la  chirurgie  flamande." 

Van  eenigen  invloed  op  zijn  tijdgenooten  is  tot  dusver  geen  spoor 
gevonden.  Te  vergeefs  zoekt  men  in  de  manuskripten  der  in  1343  vol- 
tooide Chirurgie  van  Thomas  Scelling  ')  naar  Yperman  's  naam.  Dit 
werk,  dat  in  een  wetenschappelijk  opzicht  zeker  beneden  dat  van 
Yperman  staat,  vertoont  weliswaar  talrijke  punten  van  overeenkomst, 
doch  dit  komt  omdat  beide  schrijvers  uit  dezelfde  bronnen  geput  hebben. 


')  Van  deze  Chirurgie  bestaan  voorzoover  mij  bekend  is,  twee  papieren  af- 
schriften, het  eene  is  eigendom  van  het  Britsch  Museum  en  maakt  deel  uit 
van  een  bundel  Traitat.  Var.  Cirurg.  Belgice  (Hs.  Harl.  1684),  welke  door  de 
Flou  en  Gaillard  in  de  Verslagen  en  Mededeelingen  der  Kon.  Vlaamsche  Akademie 
(1897,  blz  468)  beschreven  is.  Men  zie  de  beschrijving  van  dit  Hs  aan  het  eind 
van  deze  inleiding.  Het  andere  exemplaar  is  door  Dr.  Geyll  in  de  Kon.  Biblio- 
theek te  's-Gravenhage  (No.  78  C27>  gevonden;  het  heeft  een  eenigszins  afwijkenden 
aanhef  en  een  explicit  zonder  vermelding  van  jaartal. 


XVII 

Het  is  evenmin  gebleken  of  Yperman  's  zoon,  van  wien  in  den  aan- 
hef der  Chirurgie  gewag  wordt  gemaakt,  met  de  lessen  zijns  vaders 
zijn  voordeel  heeft  weten  te  doen.  Hij  heeft  natuurlijk  kans  gehad 
zijn  vader  als  stadsheelmeester  op  te  volgen,  maar  daarvan  is  klaar- 
blijkelijk niets  gekomen,  want  de  familienaam  is  na  1329  uit  de  stads- 
rekeningen van  Yperen  verdwenen  en  men  heeft,  zooals  wij  reeds 
gezien  hebben,  aan  Meester  Henri  Ie  Bril  de  voorkeur  geschonken. 

Toch  mag  men  uit  het  aantal  der  aan  het  licht  gekomen  afschriften 
der  Chirurgie,  uit  de  orthografische  verschillen,  die  zij  vertoonen 
en  uit  hun  ouderdom  wel  afleiden,  dat  dit  werk  gezocht  en  over  een 
groot  deel  van  het  land  verbreid  was  en  nog  langen  tijd  na  de  ver- 
schijning gelezen  en  bestudeerd  werd.  Sedert  Carolus  van  hetBrusselsche 
handschrift,  dat  omtrent  1351  geschreven  moet  zijn,  een  uittreksel 
maakte,  zijn  nog  drie  papieren  exemplaren  te  voorschijn  gekomen, 
die,  naar  de  watermerken  te  oordeelen,  uit  de  15de  eeuw  dagteekenen, 
en  het  is  natuurlyk  niet  onmogelijk  dat  er  meer  bestaan  hebben  en 
hier  of  daar  nog  een  exemplaar  verborgen  ligt.  Ongetwijfeld  zal  tot 
de  verspreiding  de  omstandigheid  bijgedragen  hebben,  dat  het  werk  in  de 
landstaal  geschreven  is.  Juist  daarom  moet  het  den  talrijken  oneer- 
lijken concurrenten  der  geschoolde  chirurgen,  den  barbiers,  den 
kwakzalvers  en  anderen  empirici  van  hetzelfde  allooi ,  die  zich  van  de 
latijnsche  literatuur  spenen  moesten,  bizonder  welkom  geweest  zijn. 
Dit  volkje  geraakte  daardoor  in  de  gelegenheid  kennis  te  maken  met 
de  geneeskrachtige  kruiden  en  zeer  samengestelde  recepten,  door 
Yperman  aan  Dioskorides,  G-alenos ,  Ibn  Mesuë,  aan  Nicolaas'  Anti- 
dotarium  en  Platearius'  Circa  instans,  aan  het  zoogenaamde  Macer 
Floridus  en  andere  pharmako-therapeutische  geschriften  ontleend  en 
tevens  met  groote  verscheidenheid  van  de  dierlijke  geneesmiddelen ,  waar- 
van ook  hij ,  als  kind  van  zijn  tijd,  een  voorstander  blijkt  geweest  te  zijn. 

Men  meene  evenwel  niet  dat  het  in  Ypermans  bedoeling  gelegen 
heeft,  aan  de  behoeften  van  empirici,  tooverkollen,  oliekoopen  en 
andere  lieden  van  dat  slag  te  gemoet  te  komen.  Integendeel,  het  was 
zijn  ernstig  streven  de  heelkunst  aan  de  handen  van  onbevoegden 
te  ontrukken  en  haar  een  plaats  te  verzekeren  naast  de  verwaande 
Medicina,  die  te  lang  reeds  de  uitoefening  van  het  geneeskundig 
handwerk  beneden  hare  waardigheid  geacht  had.  Wat  die  veel  gesmade 
heelkunst  wel  vermocht,  verzuimt  hij  niet  telkenmale  te  doen  uitkomen. 
Zoo  bijvoorbeeld  in  het  relaas  over  een  door  zeker  „leeken  meester" 
verknoeid  geval,  waarin  echter  gelukkig  nog  baat  werd  gevonden 
door  den  raad  van  Lanfranc ,  tot  wien  zich  de  inmiddels  ter  hulp  geroepen , 
doch  machtelooze  „fisisijn"  gewend  had.  Hij  steekt  den  draak  met  de 
„zotte  phisysiene",  die  zich  inbeelden  het  buiten  de  operatieve  behan- 
deling van  de  grauwe  staar  te  kunnen  stellen  en  deze  aandoening, 
tevergeefs  natuurlijk,  met  „purgaciën"  trachten  te  bestrijden.  Maar  hij 
gaat  niet  minder  fel  te  keer  tegen  de  „leeken  surgijns",  de  „valsche 
meesters,  die  leec  siin"  en  tegen  de  „leeke  onbekinde,  die  niet  ne 
weten  van   der  saken,   omdat   si   gheene  kennesse  draghen  ane   de 

v  L.  B. 


XVIII 

nature,  waeraf  datsi  niet  geleert  en  siin".  Bizonder  slecht  is  hij  te 
spreken  over  zekeren  „meester  Willem  van  Ziericzee,  in  Vlaanderen," 
die  zonder  onderscheid  alle  soorten  van  wonden,  zonder  ze  toe  te 
naaien,  met  een  zalf  van  bokken-  en  schapensmout,  met  spaansch 
groen  vermengd,  placht  te  behandelen  en  zich  niet  eens  de  moeite 
gaf  de  pleisters  behoorlijk  te  ververschen.  En  over  Lise  Pauwels,  het 
„wijf  uit  Poperinghe,  die,  in  navolging  van  Cato,  alle  wonden  met 
roode  koolbladeren  bedekte,  met  dit  gevolg  dat  wel  velen  genazen, 
maar  ook  velen  stierven.  En  niet  minder  ergert  hij  zich  aan  „meester 
Anceel  van  Genuwen",  onder  wiens  behandeling  „er  meer  starf  dan 
genas".  Hoewel  deze  meester  „niet  was  van  de  genen,  die  redene 
bekenden,  maar  van  den  gemeinen  leeken  lieden",  ging  er  toch  een 
groote  roep  van  hem  uit,  en  „was  hi  vele  meer  geprijst  dan  alle 
dandere  meesters,  die  bi  der  const  wrochten".  Waaruit  men,  zoo  besluit 
meester  Jan  filosofisch,  wederom  leeren  kan,  dat  in  de  wereld  „goede 
vente"  meer  gewin  brengt  dan  „goede  ware." 

Het  beste  middel  om  de  heelkunst  te  verheffen,  zoekt  hij  in  vermeer- 
dering van  natuurwetenschappelijke  kennis  en  in  een  vereeniging  van 
de  beide  hoofdtakkenvan  de  geneeskundige  wetenschap.  „Het  ware  oec 
nuttelijc,"  zoo  schrijft  hij  in  het  hoofdstuk  over  „bocium",  „dattie  surgijn 
ware  medicijn,  ende  oec  recht,  alsi  waren  ten  beginne,  alseYpocrasende 
Galienus  ende  Avicenna,  ende  also  mer  noch  vint  in  andren  steden  opten 
dach  van  heden."  En  hij  trachtte  zijn  stelling,  dat  de  beoefening  èn  van 
genees-  èn  van  heelkunst  voor  den  enkeling  mogelijk  was,  door  het 
schrijven  van  een  leerboek  over  inwendige  ziekten  klem  bij  te  zetten. 
Ook  uit  andere  plaatsen  blijkt  hoe  Yperman  het  welzijn  van  zijn 
vakgenooten  ter  harte  hing.  Telkens  grijpt  hij  de  gelegenheid  aan, 
hun  uit  zijn  rijke  ervaring  de  middelen  aan  de  hand  te  doen,  waar- 
mede zij  het  vertrouwen  hunner  patiënten  kunnen  winnen  en  hun 
goeden  naam  bestendigen.  Het  zijn,  naar  de  gewoonte  van  dien  tijd, 
ook  wel  eens  kleine  kunstgrepen,  die  hij  den  arts  aanprijst  om  de 
zieken  en  hun  nabestaanden  voor  zich  te  winnen,  en  zelfs  een  leugentje 
om  bestwil  acht  hij  ter  bereiking  van  dit  doel  wel  geoorloofd.  „Ende 
emmer  en  segt  den  gewonden  niet  anders  dan  dat  het  wert  een 
cure.  Want  troestedine  dat  hi  soude  siin  op  enen  corten  tij tdel[i]vereret 
van  den  ysere  ende  hijt  logene  vonde,  hi  soude  u  te  min  betrouwen." 
Ook  acht  hij  het  raadzaam  de  behandeling  van  een  hopeloos  geval 
bijtijds  op  te  geven,  opdat  de  goede  naam  niet  in  opspraak  kome, 
een  raad,  die  echter  niet  nieuw  en  reeds  door  vele  voorgangers 
gegeven  was.  Staat  de  familie  niettemin  op  voortzetting  van  de 
behandeling,  verzuim  dan  in  geen  geval,  zegt  hy,  haar  van  het 
dreigende  onheil  te  rechter  tijd  in  kennis  te  stellen;  want  „cornet  ten 
archsten,  so  en  werdire  niet  met  geblamert  ende  ghij  zult  behouden 
[der]  vrienden  vrientscap." 

Welke  hooge  eischen  hij  overigens  aan  zijn  kunstbroeders  stelt, 
leert  men  uit  het  vierde  kapittel  van  het  eerste  boek  der  Chirurgie.  Dit 
geeft   in    hoofdzaken    de   in   de  toenmalige  geneeskundige  literatuur 


XIX 

algemeen  verbreide  medische  deontologie  weer,  welke  door  Yperman, 
onder  eerlijke  vermelding  van  de  bronnen,  aan  de  klassieken  en  hunne 
kommentatoren  is  ontleend. 

Het  afschrijven  van  deze  medische  fatsoensleer  doet  vanzelf  de 
vraag  ryzen,  hoe  het  met  Yperman's  oorspronkelijkheid  gesteld  is. 
Hij  heeft  ons  haar  beantwoording  zeer  gemakkelijk  gemaakt,  want 
op  enkele  uitzonderingen  na  verzuimde  hij  nimmer  de  auteurs  te 
noemen,  wier  denkbeelden  en  methoden  hij  tot  de  zijne  gemaakt  heeft. 
En  dat  waren  niet  slechts  de  allereersten,  want  een  middeleeuwsch 
geneeskundig  werk  zou  zonder  de  namen  van  een  Galenus  of  van  een 
Avicenna  al  zeer  weinig  opgang  gemaakt  hebben,  doch  ook  de  dii  mino- 
res,met  wier  werk  het  zijne  zeker  op  één  lijn  gesteld  mag  worden.  Dank 
zij  deze  ruiterlijke  handelwijze,  waaraan  menig  tijdgenoot  een  voor- 
beeld had  kunnen  nemen,  bespeuren  wij  dat  Yperman  zijn  anatomische 
en  physiologische  kennis,  zijn  theoretisch-geneeskundige  beschou- 
wingen, de  behandelingsmethoden  der  inwendige  ziekten,  de  gekom- 
pliceerde  receptuur,  alle  aan  vroegere  schrijvers  ontleend  heeft.  Maar 
het  blijkt  tevens,  dat  hij,  waar  het  op  chirurgische  zaken  aan- 
kwam, een  prijzenswaardige  mate  van  zelfstandigheid  heeft  weten  te 
bewaren,  zoodat  hij  in  dit  opzicht  bij  de  voornaamste  chirurgen  van 
zijn  tijd  niet  achter  staat.  Het  lijdt  geen  twijfel  of  hem  stond  een 
voor  dien  tijd  weivoorziene  bibliotheek  ten  dienste  ;  hij  somt  een  aantal 
geneeskundige  werken  op  en  spreekt  van  „onsen  bouc,  die  men  heet 
ebe  mesue"  of  van  „onsen  antidotarius",  uitlatingen,  die  Broeckx  op 
een  dwaalspoor  gebracht  en  tot  de  naïve  veronderstelling  geleid  hebben , 
dat  deze  werken  uit  Yperman's  pen  zouden  zijn  gevloeid.  Een  aan 
deze  uitgaaf  toegevoegde  „Lijst  van  Schrijvers",  leert  dat  Yperman, 
alvorens  zich  tot  schrijven  te  zetten,  de  literatuur  vlijtig  bestudeerd 
heeft,  maar  hij  beschikte  klaarblijkelijk  ook  over  een  groote  ervaring, 
want  hij  geeft  over  menig  punt  zijn  eigen  oordeel  onomwonden  te 
kennen  en  durft  operaties  te  ondernemen ,  die  beheersching  der  techniek 
en  veel  zelfvertrouwen  verraden.  Hij  koestert  de  overtuiging  dat  alleen 
grondige  kennis  van  de  natuur  den  grondslag  van  medische  kennis 
kan  vormen,  is  wars  van  bijgeloof  en  bezit  bovendien  den  niet  geringen 
moed  dit  openlijk  te  verkondigen.  Aangaande  het  geloof  in  de  macht  der 
Fransche  koningen  door  louter  aanraking  klierziekte  te  kunnen  genezen, 
merkt  hij  lakoniek  op:  „vele  geneester  met  haren  gelove  ende 
onderwilen  genesen  sulke  niet."  Niettegenstaande  andere  chirurgische 
werken  als  afdoend  middel  tegen  scrophulose  aan  de  hand  doen,  dat 
„men  den  sieken  leiden  soude  op  een  lopende  water  up  Sente  Jans- 
nacht in  den  somer,  ende  doene  daerop  bloeden,  so  dat  dbloet  valle 
int  water",  acht  hij  een  behandeling  met  zekere  zalf  „die  rechte 
cure,  entie  sekerste".  Dat  „scaertmonde"  of  hazelip  toegeschreven 
moet  worden  aan  het  eten  van  haas  of  eenig  ander  dier  door  de  moeder, 
noemt  hij  „grote  logene",  want,  zoo  merkt  hij  op,  „het  siin  menech 
scarde  in  lippen,  wies  moeder  noyt  en  aten  hasenvleesch  no  en  sagen 
robaerde  van  der  zee." 


XX 

Over  Yperman's  anatomie  en  physiologie  valt  niet  veel  bizonders 
te  zeggen.  Ondanks  dat  hij  als  zijn  meening  te  kennen  geeft,  „dat 
elc  surgijn  es  sculdech  te  weten  hoe  die  leden  van  den  mensce  binnen 
siin  gemaect",  vindt  men  toch  eigenlijk  alleen  in  de  eerste  boeken 
zijner  chirurgie,  die  over  de  aandoeningen  van  het  hoofd  handelen, 
eenige  zeer  oppervlakkige  mededeelingen  en  beschouwingen,  waarbij 
een  tot  in  bizonderheden  afdalende  teleologische  zienswijze  het  „leit- 
motiv"  vormt.  Zoo  vernemen  wij  dat  „thoeft  es  ront,  omdat  te  meer 
houden  soude  in  even  vele  steden,  ende  omdat  ront  ene  scone  vorme  es. 
Ende  omdat  herde  slagen  of  vallen  of  werpingen  te  min  daeraen  souden 
daken  ende  te  lichtelikere  af  souden  scieten."  Verder,  dat  de  neus  aan 
de  punt  kraakbeenig  is,  „want  ware  dende  van  den  nese  voren  been , 
het  soude  menechwerf  breken  ende  dan  soude  de  mensce  dansichte 
hebben  ontscepen";  dat  „thoeft  te  scoenre  es  omdat  haer  op  heeft," 
en   de  uitwendige  gehoorgang  gebogen,  wijl  dit  „Gode  goet  dochte". 

Yperman  's  pathologie  —  natuurlijk  is  hij  de  leer  der  humoren  toege- 
gedaan  —  kunnen  wij  stilzwijgend  voorbij  gaan,  want  zij  vormt  al 
evenmin  de  sterkste  zijde  van  het  boek  en  hetgeen  hij  op  dit  gebied  ten 
beste  geeft  is  geheel,  en  nog  wel  oppervlakkig,  aan  de  klassieken 
ontleend. 

Ook  in  de  therapie  van  de  inwendige  ziekten  —  of  beter  gezegd  van 
die  ziekten,  welke  destijds  met  inwendige  middelen  plachten  behan- 
deld te  worden  — vinden  wij  zeer  veel,  dat  aan  de  Grieken  en  aan  de 
Arabieren  herinnert.  Het  werk,  in 't  bijzonder  het  laatste  deel,  hetwelk 
alleen  in  het  handschrift  van  Cambridge  aangetroffen  wordt,  vloeit 
over  van  zeer  ingewikkelde  recepten,  van  de  soort,  die  men  in  Nicolaus' 
Antidotarium  vinden  kan.  Het  hoofddoel  is  de  „purgacie"  der  kwade 
lichaamssappen,  waartoe  artsenijen  als  yeralogodion,  Theodoricum 
anacardion,  pillen  cochias  rasis,  yera-pigra  Galieni  en  dergelijke 
aanbevolen  worden. 

Hoewel  de  drektherapie  haar  grootste  triomfen  nog  vieren  moest, 
stond  zij  toch  in  Yperman's  tijd,  en  trouwens  veel  vroeger  reeds,  in 
hoog  aanzien.  Yperman  prijst  „geets  cotelen"  tegen  „scrofulen  of  sconinx 
evel"  aan  en  „duvenmes",  „stront  van  den  osse",  „mes  van  den  mensce" 
en  „menschenquaet"  —  dit  laatste  in  zonderlinge  verbinding  met  „blaeu 
laken"  tot  asch  gebrand  -  tegen  apostemen,  fistels  en  kanker.  Het  zijn 
altegader  middelen,  welke  nog  lang  niet  uit  den  artsenijschat  der 
volksgeneeskunde  verdwenen  zijn.  Van  de  overige  middelen  van  dier- 
lijken oorsprong,  die,  het  zij  ter  loops  opgemerkt,  het  veelvuldigst 
in  het  handschrift  van  Cambridge  genoemd  worden,  noem  ik  nog 
„hasenhaer",  tot  bloedstelping  aanbevolen,  „ganzen  ,hinnen- en  hanen- 
smout",  „vetheit  van  den  beere",  en  „van  der  gheeten"  tegen  aller- 
hande soorten  van  huiduitslag;  en,  als  merkwaardig  uitvloeisel 
van  een  konsekwent  volgehouden  orgaantherapie,  „solen  van  oude 
scoen"  tegen  ontvellingen  en  brandwonden.  Yperman  bezigt  „roode 
slecken"  tegen  klieren,  miereneieren  tegen  doofheid,  slangevleesch 
en    maden    tegen    melaatschheid.  Hij    past   het   verbeende    gedeelte 


XXI 

van  het  hertenhart  op  aambeien,  de  tot  asch  verbrande  hondenkop 
en  de  padde  op  fistels  toe,  maakt  gebruik  van  „wijfsmelc"  tegen 
oogziekten,  van  duiven-  en  menschenbloed  tegen  breuken,  en,  in  navol- 
ging van  Plinius ,  van  „waeter  daer  een  doot  mensche  in  ghedwegen  is" 
tegen  beenzweer! 

Hiertegenover  staat  dat  Yperman'  s  artsenijschat  ook  zeer  rationeele 
middelen  bevatte.  Zoo  schrijft  hij  een  pasta  tegen  tandpün  voori 
waarin  hyoscyamus  het  hoofdbestanddeel  vormt.  Poeder  van  eier- 
schalen beveelt  hij  tegen  neusbloeding  aan  en  zelfs  de  eveneens  daar- 
tegen aangeprezen  prikkeling  van  de  borsten  is  niet  zoo  onzinnig 
als  het  wel  lijkt.  De  meeste  zijner  recepten  tegen  slijmvliesaandoeningen 
bevatten  samentrekkende  stoffen  en  zijn  middelen  tegen  huidpara- 
sieten zijn  dezelfde  als  thans  nog  gebruikt  worden.  Welk  een  taai  leven 
sommige  methoden  hebben,  bewijst  het  nog  niet  lang  geleden 
toegepaste  middel  om  bij  favushoofdzeer  de  haren  uit  te  trekken,  n.1. 
de  pikpleister,  welke  wij  bij  Yperman  onder  den  naam  van  „rug- 
gene  huve"  ontmoeten.  Natuurlijk  speelt  ook  de  aderlating  een  voor- 
name rol  en  dat  Yperman  al  evenmin  tegen  een  rijkelijke  aftapping 
opzag  als  later  Sydenham  en  Bouillaud,  bewijst  zijn  raad  om  bijlevens- 
gevaarlijke  keelaandoeningen  den  zieke  te  laten  „tot  hi  gaet  in 
onmacht." 

De  diëtetische  voorschriften,  welke  Yperman  nimmer  verzuimt  te 
geven,  kunnen  over  het  algemeen  onze  goedkeuring  wel  wegdragen 
en  hetzelfde  geldt  van  zijn  hygiënische  maatregelen,  als  het  mijden  van 
ongekookt  water  en  van  sneeuwwater,  het  verbod  van  den  coitus  onder 
bepaalde  omstandigheden  en  het  gebruik  van  warme  en  koude  baden. 

De  tot  dusver  opgesomde  bizonderheden  vormen  intusschen  voor 
ons  niet  het  belangwekkendste  deel  van  Yperman's  boek,  want  het 
meerendeel  is,  het  valt  niet  te  loochenen,  louter  compilatie.  Natuurlijk 
zullen  wij  meester  Jan  om  dit  soort  van  werk  niet  hard  vallen,  want 
het  afschrijven  en  het  excerpeeren  werden  nu  eenmaal  in  de  middel- 
eeuwen tot  hoogst  verdienstelijken  en  wetenschappelijken  arbeid 
gerekend,  en  het  zou  van  ondankbaarheid  getuigen,  als  wij  die  ver- 
kleinden, want  hoeveel  oude  kennis  is  daardoor  niet  voor  teloorgaan 
behoed  geworden?  Aangezien  Yperman  het  tamelijk  wel  verstond 
in  een  beknopt  bestek  een  overzicht  te  geven  van  den  stand  der 
geneeskundige  wetenschap  en  zijn  ervaring  hem  tevens  in  staat  stelde  het 
kaf  van  het  koren  te  scheiden,  heeft  hij,  in  een  tijd  dat  de  boeken 
uiterst  schaarsch  waren,  met  zijn  uittreksel  zyn  collega's  werkelijk  een 
goeden  dienst  bewezen. 

Op  ons  evenwel  oefent  het  eigenlijke  chirurgische  deel  van  het 
werk  grooter  aantrekkingskracht  uit.  Hier  doet  Yperman  zich  van 
zijn  besten  kant  kennen  en  toont  hij  zich  een  zeer  bekwaam  prak- 
tikus,  die  zijn  vak  ter  dege  beheerscht.  Aan  uitgebreide  kennis 
der  literatuur  paart  hij  een  kritischen  zin  en  een  nuchter  oordeel, 
die  hem  voor  al  te  slaafsche  navolging  van  zijn  voorgangers  behoe- 
den.   De  wondbehandeling   is    hij    volkomen   meester   en    als    opera- 


XXII 

rateur  beschikt  hij  over  den  noodigen  durf,  die  echter,  dank  zij  zijn 
bedachtzaamheid,  nimmer  tot  driestheid  overslaat.  Tevens  toont  hij 
een  hart  te  bezitten,  dat  warm  voor  zijn  patiënten  klopt.  „Hieraf", 
zoo  schrijft  hij  in  een  der  hoofdstukken  over  de  behandeling  van 
klieren,  „hieraf  so  vorsiet  u  wel,  dat  gi  den  zieken  niet  en  avontuert 
no  u  selven  niet  en  brinct  in  pelloten  J) ,  alse  menech  meester  hem  selven 
heeft  [ge]bracht,  bi  dat  hijs  niet  en  conste,  of  bi  roekeloesheiden." 
Hoe  minder  ingrijpend  de  maatregelen  des  te  beter,  en  waar  men  dus 
met  een  eenvoudige  snede  volstaan  kan,  daar  ga  men  niet  over  tot 
een  kruisge wijze,  al  werd  die  destijds  bij  het  openen  van  abscessen 
en  het  uitpeilen  van  gezwellen  gaarne  toegepast,  „want  men  es  sculdech 
den  mensce  te  genesene  metter  minster  pinen  ende  metter  minster 
lixemen."  Die  zorg  voor  „scone"  en  kleine  lixemen  of  litteekens 
verraadt  den  man,  die  zijn  beroep  niet  als  een  ruw  handwerk,  doch 
als  een  kunst  opvat.  „Piint  u  altoes  om  ene  cleine  lixeme  temaken", 
raadt  hij  aan  en  hij  doet,  door  bespreking  van  de  richting  der  huid- 
snede  en  van  de  nabehandeling,  de  middelen  aan  de  hand  om  dit 
doel  te  bereiken. 

Het  verbaast  ons  niet  dat  aan  de  wondbehandeling,  het  voornaamste 
deel  immers  van  de  toenmalige  heelkunst,  de  ruimste  plaats  is  toe- 
gekend. Zij  vormt  ontegenzeggelijk  het  uitvoerigste  en  tevens  het 
beste  deel  van  het  werk.  Het  gebruik  van  wijn  als  wondmiddel  leert 
ons  Yperman  als  een  aanhanger  van  Hugo  van  Lucca's  methode 
kennen;  welke  er  op  gericht  was  het  wondheelingsproces  door  het 
bevorderen  van  de  onmiddellijke  vergroeiing  der  wondvlakken  te 
bekorten.  Zij  was  een  groote  verbetering,  vergeleken  bij  de  handel- 
wijze van  Roger,  Roland  en  der  Vier  Meesters,  die  in  de  ettering  een 
natuurlijke  schakel  van  het  genezingsproces  zagen,  welke  derhalve 
door  prikkelende  middelen  zoomogelijk  nog  bevorderd  diende  te  worden. 

De  reinigingsmaatregelen,  door  Yperman  aanbevolen,  als  het  zorg- 
vuldig uitwasschen  der  wonde,  het  scheren  der  haren  in  de  omgeving,  het 
verwijderen  van  vreemde  voorwerpen,  verdienen,  van  een  antiseptisch 
standpunt  bezien,  toejuiching.  Zij  bewijzen,  even  als  de  hier  achter 
te  noemen  maatregelen,  dat  de  wondbehandeling  in  de  middeleeuwen 
reeds  een  vrij  hoogen  trap  van  ontwikkeling  bereikt  had.  Sterken 
nadruk  legt  Yperman  op  zorgvuldige  bloedstelping,  waartoe  hij  dezelfde 
middelen  bezigt,  als  waarvan  men  zich  thans  pleegt  te  bedienen,  namelijk 
dichtdrukking,  toeschroeiing,  onderbinding  en  omsteking  van  het  vat. 
„Die  sekerste  cure  van  bloede  te  stremmene  es  dat  men  die  arterie  of 
adere  uut  hale  ende  mense  verdraye  ende  toebinde  daerna" ,  en  nu  mogen 
er  „selke  meesters  siin  diere  op  leggen  gebernde  plumen  ende  andere 
gebernde  vilt",  maar,  verzekert  meester  Jan,  „ie  heb  u  geseit  naminen 
wetene  dbeste  dattie  oude  meesters  antierden.  Ende  ie  en  wasser  noyt 
met  bedrogen." 


l)  Opspraak. 


XXIII 

Het  toenaaien  van  de  wonde  placht  Yperman  met  groote  zorgvul- 
digheid te  verrichten.  Opdat  de  wond  overal,  ook  in  de  diepte,  goed 
sluite,  geeft  hij  den  raad  met  het  hechten  „in  de  middewaert"  te 
beginnen  en  tevens  de  steken  behoorlijk  diep  te  leggen.  Anders  ver- 
gadert zich  allicht  etter  op  den  bodem  en  dan  „so  comter  af  somwile 
lanc  werc."  Toch  zou  het  verkeerd  zijn  de  drainage  te  verwaarloozen  en 
daarom  moet  in  een  der  hoeken,  en  wel  in  de  laagst  gelegene,  een 
„wiekje"  gelegd  worden,  waarlangs  de  etter  kan  afvloeien.  Dat  aan 
de  instrumenten  hooge  eischen  gesteld  worden,  leert  de  beschrijving 
van  de  naalden,  welke  moeten  zijn  „driecantech,  entie  oge  moet 
siin  gegracht,  dattie  draet  mach  liggen  in  die  gracht,  so  en  werdet 
niet  te  dickere  an  die  oge."  Want,  dit  zij  ten  gerieve  van  den  leek 
opgemerkt,  daardoor  zou  het  steekkanaal  maar  onnoodig  wijd  en  allicht 
een  ongewenschte  verscheuring  van  het  weefsel  veroorzaakt  worden. 

In  de  diagnostiek  en  de  behandeling  van  schedelwonden,  al  of  niet 
gecombineerd  met  schedelbreuk,  moet  Yperman  een  groote  bedreven- 
heid bezeten  hebben.  De  uitvoerigheid,  waarin  hij  hier  vervalt,  verraadt 
voor  dit  onderwerp  een  bizondere  voorliefde.  Zijn  ondervinding  op 
dit  punt  blijkt  niet  gering  geweest  te  zijn,  want  hij  weet  verscheidene 
gevallen  uit  zijn  praktijk  aan  te  halen  om  zijn  inzichten  te  staven. 
Na  verteld  te  hebben  dat  Bruno,  Lanfranc  en  anderen  op  de 
ontbloote  dura  mater  een  zoogenaamden  „pulvis  capitalis"  plegen 
te  leggen,  gaat  hij  aldus  voort:  Nu  verstaat  mine  lere  en  wat  mi 
gesciede.  Ie  ruimde  die  wonde  so  dat  ie  die  scerve  al  bloot  hadde, 
ierst  thaer  afgescoren;  .ende  daerna  wiecticse "  En  om  de  doel- 
treffendheid dezer  maatregelen  nader  toe  te  lichten,  laat  hij  dan  het 
verhaal  volgen  van  een  jongen,  wiens  hoofd  zoodanig  verwond  was, 
dat  „therssenbecken  al  ontwee  was  ende  deen  been  gescoten  onder 
dander."  Fluks  een  mes  genomen  en  de  huid  zoover  gekliefd ,  dat  de 
barst  overzien  kon  worden  en  voor  de  behandeling  toegankelijk 
werd,  dit  was  de  rationeele  methode,  die  Yperman  hier  in  praktijk 
bracht  en  wel  met  zulk  goed  gevolg,  dat  de  patiënt  na  eenigen  tijd 
weer  bijkwam,  den  handigen  heelmeester  tot  diens  niet  geringe  vol- 
doening „oom"  heette  en  na  verloop  van  tijd  volkomen  genas.  Dezelfde 
behandeling  pastte  hij  nog  toe  op  een  anderen  knaap  en  op  een 
„jonfroukijn",  die  door  een  paard  tegen  het  hoofd  geslagen  waren, 
op  een  „ouden  cnape",  dien  men  met  een  „plommeye"  de  hersenpan 
ingedeukt  had,  en  op  „vele  andere  in  Ypere  in  Vlaen deren  ende 
daeromtrent". 

De  kapittels  over  de  andere  aandoeningen  van  het  hoofd,  van  oog, 
oor,  neus,  keel  en  mond,  moet  ik  kortheidshalve  stilzwijgend  voor- 
bijgaan, schoon  ik  ternauwernood  de  verzoeking  weerstaan  kan,  in 
den  breede  over  deze  belangrijke  onderwerpen  uit  te  weiden. 

Wat  de  overige  deelen  van  het  werk  betreft,  zij  opgemerkt  dat  de 
stijl  van  het  zevende  boek,  hetwelk  over  de  ledenmaten  handelt, 
allengs  een  ander  karakter  aanneemt  en  zich  kenmerkt  door  zekere 
haastigheid  in   het   beschrijven,   hetgeen   de  vraag  doet  rijzen  of  het 


XXIV 

Yperman  wellicht  aan  tijd  en  gelegenheid  ontbroken  heeft  om  zijn  arbeid 
op  denzelfden  breeden  grondslag  voort  te  zetten  als  waarop  hij  haar 
heeft  aangevangen.  Met  dit  boek  loopen  de  Brusselsche  en  Gentsehe 
handschriften  ten  einde,  en  wat  verder  volgt,  komt  alleen  in  het 
manuscript  van  Cambridge  voor.  Dit  deel,  waarin  de  ziekten  der 
buik-  en  geslachtsorganen,  melaatschheid,  pokken,  mazelen,  wondroos, 
kanker  een  beurt  krijgen,  steekt,  wat  duidelijkheid  en  uitvoerigheid 
betreft,  en  ook  in  taalkundig  opzicht  bepaald  ongunstig  bij  de  voorgaande 
boeken  af.  Maar  wie  weet  hoezeer  het  oorspronkelijke  werk  onder 
het  afschrijven,  hetgeen  immers  lang  niet  altijd  door  bevoegden 
geschiedde,  geleden  heeft?  Opmerkelijk  is  het  dat  een  groot  deel  der 
recepten  in  het  handschrift  van  Cambridge  in  het  latijn,  en  niet 
van  het  fraaiste,  vervat  zijn. 

Niettemin  bevatten  deze  laatste  boeken  nog  tal  van  merkwaardige 
zaken ,  die  de  hedendaagsche  heelkundige  in  een  middeleeuwsch 
chirurgisch  leerboek  niet  zoeken  zou.  Daaronder  is  wel  weer  veel  dat 
Yperman  aan  anderen  ontleend  heeft,  maar  hij  blijft  zich  toch  telkens 
een  eigen  oordeel  voorbehouden.  Zoo  gaat  hij  inzake  de  behandeling 
van  breuken  met  zijn  eigen  ervaring  te  rade  en  volgt  een  methode, 
welke  hem  zoo  goed  voldeed,  dat  hij  alle  meesters  „bidt"  haar  even- 
eens toe  te  passen.  „Ie  ghenas",  schrijft  hij,  „vele  lieden  der  met 
—  namelijk  „met  drancken  ende  met  plasteren  van  buten  der  op  gheleit 
ende  wel  derboven  ghecussineelt"  —  binnen  der  stede  vanYpere.die 
ghescoert  waren,  maer  alst  nieuwe  ende  versch  was".  „Maar",  zoo  gaat 
hij  voort,  „ie  doe  jou  weten  alse  de  ruptureeen  jaer  out  is,  dan  moetet 
ghesneden  wesen  metter  hant.  Ende  ie  bidde  alle  meesters  alse  die 
rupture  out  is,  datsi  hem  dat  niet  vermeten  te  ghenesen,  want  hets 
oncurable  ende  ondoenlic  ende  ongheneselic  sonder  sniden." 

Dat  hij  niet  schuwde  het  mes  te  hanteeren  waar  het  pas  gaf,  bewijst 
ook  het  bekende  geval  van  de  begijn,  die  aan  een  abces  aan  den  hals 
leed,  en  die  hij,  op  het  voorbeeld  van  Lanfranc,  na  de  operatie, 
welke  gevaarlijk  genoeg  kan  geweest  zijn,  met  behulp  van  een  zilveren 
pijpje  kunstmatig  moest  voeden.  Intusschen  verloor  hij  de  grenzen  van 
zijn  kunst  niet  uit  het  oog.  Al  beweren  velen  dat  men  afgeslagen 
lichaamsdeelen  weder  kan  doen  aangroeien,  gelooft  het  niet,  zegt  hij,  zij 
geven  „den  volke  logene  te  verstane". 

Doch  genoeg!  Beter  dan  deze  enkele  aanhalingen  vermogen,  zal 
de  studie  dezer  Chirurgie  zelve  den  lezer  een  denkbeeld  kunnen  geven 
van  de  beteekenis  van  dezen  oud-vlaamschen  heelmeester,  die,  hij 
moge  dan  voor  de  wetenschap  geen  nieuwe  wegen  gebaand  hebben, 
toch  een  eervolle  plaats  zal  blijven  innemen  in  de  annalen  der  Chirurgie, 
terwijl  hij  wegens  zijn  verdiensten  als  schrijver,  zijn  pogingen  tot  verbrei- 
ding van  chirurgische  kennis ,  zijn  streven  naar  verheffing  van  zijn  stand 
en  zijn  praktische  bekwaamheden,  zonder  twijfel  tot  de  verdienstelijkste 
vertegenwoordigers  der  heelkunst  in  Vlaanderen  gerekend  mag  worden- 


XXV 

Broeckx  heeft  voor  zijn  uitgaaf  van  Yperman's  Chirurgie  uitsluitend 
van  den  tekst  in  Ms.  A  19  van  de  Boekerij  van  S.  John's  College  te 
Cambridge  gebruik  gemaakt,  niettegenstaande  hem  het  bestaan  van  twee 
andere,  namelijk  het  perkamenten  exemplaar  van  Van  Hulthem  en  een 
papieren,  dat  aan  Dr.  Snellaert  toebehoord  heeft,  bekend  was.  Inmiddels 
is  door  de  Flou  en  Gaillard a)  op  een  vierde  afschrift  de  aandacht 
gevestigd,  hetwelk  deel  uitmaakt  van  den  bundel  Ms.  Harl.  1684  van 
het  Britsch  Museum.  Ik  laat  van  deze  handschriften,  welke  alle  voor 
mijn  uitgaaf  gediend  hebben,  hier  een  beschrijving  volgen. 

Ms.  15624-41,  Kon.  Bibl.  Brussel. 

Deze  bundel  is  in  1818  uit  de  verzameling  van  den  Londenschen 
boekenliefhebber  Heber  in  handen  van  Van  Hulthem  overgegaan  en  na 
diens  dood  in  het  bezit  van  de  Bourgondische  Bibliotheek,  thans 
Koninklyke  Bibliotheek  te  Brussel  gekomen.  J.  F.  Willems  gaf  er  een 
beschrijving  van,  welke  opgenomen  is  in:  Bibliotheca  Hulthemiana  2) 
onder  den  titel  van  „Aloude  belgische  natuerkunde  van  den  mensch, 
in  de  dertiende  en  veertiende  eeuw." 

Hij  bestaat  uit  147  goed  geconserveerde  perkamenten  bladen,  klein 
4°  formaat,  0,  21x0,15  M.  oppervlakte,  en  is,  wat  het  proza  aangaat, 
in  twee  kolommen,  elk  van  50  regels,  beschreven.  Uit  een  notitie  op 
het  achterste  schutblad  blijkt  wie  indertijd  de  eigenaar  geweest  is: 

Scriptor  qui  scripsit  cum  Christo  vivere  possit. 

Cum  nomine  aptum  Godefridus  Leonijs 

Sit  sic  vocitatum,  Notarius  et 

Aromatarius  Mechlinensis. 
Een  paar  andere  plaatsen  geven  den  tijd  aan,  waarin  het  Hs.  afge- 
schreven is.  Op  fol.  21  v.  leest  men: 

Explicit  antidotarius  scriptus  anno 

Domini  1351  in  die  beati  Ypoliti  martiri. 

Finito  libro  sit  laus  et  gloria  Christo 

Dexteram  scribentis  benedicat  lingua  legentis. 
Aan  het  einde  van  den  tweeden  kolom  op  fol.  27  r.  staat  geschreven : 
Deo  gratias  per  Johannem  de  Altre.  Deze  is  vermoedelijk  afschryver 
van  het  Ms. 

Het  schrift  is  vrij  klein,  doch  duidelijk  en  regelmatig.  Behalve  enkele 
beginletters,  die  rood  gekleurd  zijn,  bevat  het  Hs.  geen  versierselen. 
Slechts  is  van  de  eerste  letter  van  Yperman's  Chirurgie,  een  H, 
meer  werk  gemaakt.  Willems  schrijft  dat  de  dubbele  i  bestendig  ii 
en  niet  ij  is,  geschreven  hetgeen  echter  lang  niet  altijd  het  geval  is. 
Het  stelselmatig  volgehouden  afkortingsstelsel  betreft  de  uitgangen 
n,  de,aer,  er,  et,  en  de  voorzetsels  per,  con  en  sub,  benevens  ra, 
re,  ro,  ar,  er  en  or.  Zij  worden  door  de  gebruikelijke  afkortings- 
teekens  aangeduid.  De  u  en  de  v  worden  door  u,  de  dubbele  u  door 
w  weergegeven. 

l)  Verslagen  en  Mededeelingen  der  Kon.  Vlaamsche  Akademie,  1897. 
:)  Vol.  VI,  Manuscrits,  blz.  45. 


XXVI 

Voor  de  interpunctie  is  van  geen  andere  teekens  gebruik  gemaakt 
dan  de  punt  en  een  «J.  Hier  en  daar  zijn  enkele  woorden,  byv.  eigen- 
namen, onderstreept  of,  zooals  met  de  opschriften  der  hoofdstukken 
het  geval  is,  doorgehaald  De  getallen,  die  de  volgorde  der  hoofd- 
stukken aangeven,  bevinden  zich  in  margine.  Ook  vindt  men  daar 
enkele  uitdrukkingen,  die  op  den  inhoud  van  den  tekst  wijzen,  als 
colirie,  cure,  zalve,  dranc,  plaester,  enz.  Ik  heb  ze,  evenals 
enkele  in  margine  aangebrachte  verbeteringen,  weggelaten,  aangezien 
zij  van  geen  belang  zijn. 

Aan  het  hoofd  van  de  bladzijden  bevinden  zich  de  namen  van  de 
organen,  welke  besproken  worden,  als  hooft,  mont,  kele.  Na  het 
hoofdstuk  over  de  „kele"  komt  deze  inhoudsaan wijzing  niet  meer  voor. 

De  inhoud  van  den  codex  is  zeer  verscheiden,  maar  toch  hebben 
de  verschillende  geschriften  alle  in  meerdere  of  mindere  mate  betrek- 
king op  de  natuur-  en  geneeskunde,  zoodat  men  met  Willems  terecht 
van  een  „Natuerkunde  van  den  mensch"  kan  spreken. 

De  verhandelingen  zijn : 

1.  blad  1  —  6  r.  Een  soort  van  Kosmografie,  een  „natuerkunde  van 
het  heelal"',  zooals  Willems  het  stuk  noemt. 

2.  fol.  6  v.  —  8  v.  Voorschriften  ter  bereiding  van  waters,  als  oog- 
waters, en  oliën,  bijv.  olye  van  rosen,  van  vyoletten , benevens  recep- 
ten tegen  sproeten,  overmatigen  haargroei,  enz.  Het  stuk  vangt  aan 
met:  Aqua  vite.  dats  water  des  Ie  vens.  of  levende  water. 
De  laatste  kolom  wordt  bijna  geheel  in  beslag  genomen  door  een 
verhandeling  over  de  herkenning  van  de  teekenen  van  den  naderenden 
dood:  Dit  siin  tekene  daer  men  den  veygen  mede  kent. 

3.  fol.  9  v.  —  21  v.  Een  vertaling  van  Nicolaus'  Antidotarium.  De 
aanhef  luidt:  Dese  boec  heet  Nicolaus.  ende  oec  so  heefthi 
enen  andren  name  alse  antidotarius.  In  den  welken  siin 
geordineert  vele  manieren  van  confexiën,  welc  confexie 
te  verstane  es  vergaderin ge  van  velesimpelremedicinen 
ende  substanciën. 

Dit  stuk  is,  voor  zoover  mij  bekend,  de  eenige  middelnederlandsche 
vertaling  van  het  beroemde,  in  de  eerste  helft  der  Xllde  eeuw  ver- 
schenen, werk  van  den  salernitaanschen  geneeskundige  Nicolaus, 
dat  den  grondslag  vormt  van  vele  later  verschenen  pharmakopeëen 
en  herhaaldelijk  gecommenteerd  is.  Op  een  der  commentaren,  het 
„circa  instans",  kom  ik  later  terug. 

De  Biblioth.  Nat.  te  Parijs  bezit  twee  fransche  vertalingen,  die  door 
P.  Dorveaux  uitgegeven  zijn  (Zie  de  Literatuurlijst  en  tevens  de 
Lijst  van  Schrijvers  onder  Nicolaus). 

Van  de  139  voorschriften  die  het  Antidotarium  bevat,  komen  130 
in  deze  middelnederlandsche  vertaling  voor  en  zij  is  dus  vollediger 
dan  de  fransche  met  haar  85  recepten.  De  volgorde  der  confexiën, 
latuariën,  opiaten,  cyropen,  trocisken,  onguenten  etc,  is  alfabetisch. 
Het  eerst  komt  het  beroemde  „aurea  alexandrina",  het  laatst  „zin- 
giber    conditum".    Aan    het    slot    treft     men    het    reeds    genoemde 


XXVII 

jaartal  aan,  waaruit  men  den  ouderdom  van  het  Ms.  afleiden  kan. 
Het  antidotarium  wordt  op  fol.  21  v.,  Ie  kol.  onmiddellijk  gevolgd 
door  eenige  prognostieke  wenken  en  opmerkingen  aangaande  den  pols. 
Dit  stukje  beslaat  niet  meer  dan  een  kolom,  en  vangt  aldus  aan:  Die 
mensce  die  leget  in  ziecheiden  ende  men  hem  tast  sinen 
puls.  Slaet  hi  effene  ende  zoetelec.  so  es  men  in  hope 
dat  hi  sal  genesen  ende  termineren  ende  trecken  ter 
baten.  Ende  slaet  hi  oec.  2.  slage  en  ten  derden  oneffene. 
die  oneffen  slach  bediet  die  doot. 

4.  fol.  22  r.  —  27  r.  Handleiding  bij  het  onderzoek  der  urine. 
Zij  vangt  aldus  aan:  Dese  leringe  van  orinen  bescrijft  ons 
meester  Gielijs  van  Salem  e.  ende  nam  sine  materie 
uut  Ysaacs  boeke. 

Over  de  meesters  Gielijs  en  Ysaac,  zie  de  Lijst  van  Schrijvers. 
Aan  het  slot  van  deze  handleiding  treft  men  den  naam  van  den  ver- 
moedelijken  afschrijver  aan. 

5.  fol.  27  r.  —  45  v.  Een  geneeskundige  werk  aanvangende 
met:  Avicenna  die  wise  meester  seit  dat  de  mensce  es 
gemaect  van  der  Aerden.  Vooraf  gaat:  die  tafele  van 
Avicenna.  omme  elke  ziecheit  te  vindene  biden  getale 
datter  op  staet. 

Het  stuk  is  verdeeld  in  -48  hoofdstukken;  het  eerste  draagt  tot 
opschrift:  Ende  ierst  van  den  tekenen  daer  men  die  com- 
plexie  mede  bekent;  het  laatste:  van  den  vede  raet. 

Er  worden  in  deze  verhandeling  verschillende  auteurs  vermeld, 
o.a.  Jan  Braemblat,  dezelfde  die  ook  in  Yperman's  Chirurgie 
voorkomt. 

6.  fol.  46  r.  —  47  r.  De  nature  ende  manieren  van  alle 
lieden,  een  verhandeling  over  de  elementen  en  de  complexiën. 

7.  fol.  47  v.  —  48  r.  Een  „gelaetkunde"  naar  Hippokrates. 

8.  fol.  48  v.  —  51  v.  Een  tweede  geschrift  over  de  urine,  aldus 
aanvangend :  D e s e  leringe  van  orinen  bescreven  dese  mees- 
tren    alse   meester  gielijs  van  saleerne.    ende  ysaac.  ende 

heophilus. 

Met  dezen  Theophilus  is  bedoeld  Theophilus  monachos,  de  schrij- 
ver van  een  boek  over  urine  en  van  een  ander  over  de  ontlasting, 
(zie   Literatuurlijst,  v.  Töply). 

9.  fol.  52r.  — 53v.Dit  siin  .2  4.  tekene  der  doot  dieYpocras 
met  hem  dede  graven,  gevolgd  door  eenige latijnsche  geneeskun- 
dige voorschriften. 

De  „tekene"  eindigen  aldus:  Ende  dese  .24.  tekenen  waren 
vonden  in  Ypocras  graf  in.  1.  yvoren  busse. 

10.  fol.  54  r.  —  73  v.  Een  geneeskundig  geschrift,  aanvangende: 
Desen  boec  sprect  van  medicine  ende  ten  iersten.... 

Het  stuk  bevat  42  kapittels;  het  eerste  heeft  tot  opschrift:  Van 
enen  cortse  die  effimera  heet;  het  laatste:  van  dat  den  man 
sine  nature  sciet  siins  ondankens. 


XXVIII 

De  inhoudsopgaaf  bevindt  zich  achteraan  op  fol.  73  v.,  2e  kolom. 

Het  werk  eindigt  hiermede:  Explicit  medicina  magistri  io- 
hannis  dicti  Ypcrmans.  deo  gratias  Amen.  Het  is  door  C. 
Broeckx  in  1867  te  Antwerpen  bij  J.  E.  Buschman  uitgegeven. 

11.  fol.  74.  r  —  75  r.  Een  gedicht  van  484  verzen  over  gezondheids- 
regelen,  dat  door  Willems  voor  een  uittreksel  van  Jacob  Maerlant's 
Heimclijcheit  der  heimelijcheden  gehouden  wordt. 

12.  fol.  75  —  77  r.  Uittreksels  uit  Maerlant's  Naturen  Bloeme. 

13.  fol.  77  v.  —  85  r.  Een  ander  gedicht  van  2400  regels  over 
„heimelijcheden  van  mannen  en  vrouwen",  hetwelk  eindigt:  expli- 
ciunt  mulierum  secreta.  Voor  nadere  bijzonderheden  verwys  ik 
naar  Willem's  beschrijving. 

14.  fol.  85  v.  —  88  v.  Een  Chiromantie,  uit  17  kapittels  bestaande. 
Bovengenoemd  dichtwerk  en  deze  chiromantie  zijn  uitgegeven  door 

N.  de  Pauw  in  Mnl.  ged.  en  fragm.  dl.  I. 

15.  fol.  89.  Een  gedicht  van  118  regels,  „geestelijke  minne" 
geheeten. 

16.  fol.  91  r.  —  107  r.  Hier  sal  men  verstaen  in  desen  boec 
die  leringe  van  dyascorides  den  wisen  meester  ende  van 
circumins tance  den  wisen  meester,  welke  desen  boec 
gemaect  hebben,  die  geheten  es  herbar ijs.  Ende  es  leringe 
van  allen  cru  den  die  men  orbort  inmedicinenendein 
surgiën  die  nuttelijc  siin  den  lichame  o  mme  die  ziec- 
heiden  te  verweerne  ende  gesonde  te  behoudene. 

De  vertaler  dwaalt  als  hij  onder  circuminstanse  „een  wisen 
meester"  verstaat.  Zie  Platearius,  in  Lijst  van  Schrijvers. 

17.  fol.  107  r.  Dits  de  tafele  van  meester  Jan  Ypermans 
surgie. 

Fol.107v.Hic  incipit  cyrurgia  magistri  Johannis  domini 
Ypermans  etc. 

De  Chirurgie  eindigt  op  fol.  147  v.  Bovenaan  de  tweede  kolom  van 
deze  bladzijde  leest  men: 

Laus  tibi  sit  Christe 
Jam  labor  explicit  iste. 
en  op  fol.  148  r: 

Scriptor  qui  scripsit  cum  Christo  vivere  possit. 
Cum  nomine  aptum  Godefridus  Leonijs 
sit  sic  vocitatum  Notarius  et 
Aromatarius  Mechlinensis. 
Beide    notities    schijnen    volgens     het    schrift    in    de     15de    eeuw 
geschreven  te  zijn. 

Ms.  A  19,  8.  John's  College  Library,  Cam  bridge. 

Dit  goed  geconserveerde  papieren  handschrift  is,  te  oordeelen  naar 
het  watermerk,  nl.  een  ossekop,  welke  de  meeste  overeenkomst  vertoont 


met  Xo.  14198  van  Briquet's  groot  werk  over  Watermerken  '),  uit  deXVde 
eeuw  afkomstig.  De  band  bestaat  uit  hout  en  leder  en  is  versierd  met  een 
fraaien  bandstempel,  voorstellende  St.  Michiel,  den  draak  verslaande. 
Volgens  een  mededeeling  van  Prof.  W.  de  Vreese  uit  Gent  zou  deze 
stempel  op  zijn  laatst  in  1543  gebezigd  zijn. 

De  bundel  bevat  twee  gedeelten,  een  van  81  bladen  en  een  van 
19.  De  afmetingen  der  bladen  zijn  0,286  x  0,21  M.  Zij  zijn  beschreven 
in  twee  kolommen,  van  0,203  v  0,064  M.,  die  door  lijnen  begrensd 
zijn  en  elk  50  regels  tellen.  De  eerste  initiaal,  een  H,  in  blauw  met 
roode  ornamenten,  is  tamelijk  fraai.  De  overige  hoofdletters  zijn  enkel 
in  rood,  de  opschriften  der  kapittels  eveneens.  Het  schrift  is  duidelijk, 
niet  verbleekt;  de  letters  zijn  vrij  groot.  Eenige  voorbeelden  van  het 
schrift  vindt  men  in  Janus,  Xe  Ann  ,  1905.  blz.  544.  Fol.  1  r.  draagt 
tot  opschrift,  in  een  hand  van  jongeren  datum  en  staande  letter: 
Ypermannis  Medicina.  Daaronder  in  rood:  Hier  beghint  die 
Cirurgie  van  Meester  Jan  Y  per  man  (zie  blz.  5,  noot  1).  Dan 
volgt:  Hic  est  practica,  enz.  De  drie  eerste  kolommen  geven  de 
inhoudsopgaaf  van  het  eerste  boek.  Daarna  volgt  een  tweede  incipit: 
Hier  begint  die  cirurgie,  enz.  Het  werk  eindigt  op  fol.  161.  Dan 
volgen  zes  blanke  bladen  en  op  eennieuw  fol.:  Hier  beghint  die 
jon  lan  franc.  Ende  hij  begint  erst  an  dat  hooft.  Het  slot  van 
dit  gedeelte  bevindt  zich  op  fol.  17:  Explicit  lanfrancus  juvenis. 
Op  deze  bladzijde  en  op  fol.  18  en  19  komen  nog  eenige  recepten 
voor,  die  met  een  andere  hand  geschreven  zijn. 

Onder  „jon  lanfranc"  en  „lanfrancus  juvenis"'  moet  niet  anders  ver- 
staan worden  dan  de  Chirurgia  parva  van  Lanfranc  van  Milaan. 

De  in  dezen  band  voorkomende  Chirurgie  van  Yperman  is  niet 
kompleet.  Van  de  in  de  „tafel"  van  het  „bouc  van  den  quaden 
beenen"  genoemde  twaalf  kapittels  zijn  alleen  de  twee  eerste  voor- 
handen. 

Het  Handschrift  bevat  76  afbeeldingen,  meerendeels  van  chirur- 
gische instrumenten.  Zij  zijn  tamelijk  onbeholpen,  doch  geven  toch  een 
goed  denkbeeld  van  de  vormen  der  middeleeuwsche  heelkundige 
werktuigen.  Op  fol.  6  r.,  24  r.  en  80  r.  zijn  plaatsen  opengelaten,  die  klaar- 
blijkelijk voor  teekeningen  bestemd  waren,  doch  niet  ingevuld  zijn. 
Er  zijn  meer  van  die  ruimten  geweest,  doch  zij  zijn  door  een  of  anderen 
speelschen  student  met  weinig  toepasselijke  en  deels  ook  onwel- 
voeglijke schetsen  ingevuld.  Zoo  vindt  men  op  fol.  11  r.  een  naakte 
figuur  met  een  zeer  grooten  penis  afgebeeld;  op  13  r.  een  der- 
gelijke figuur  en  een  hond,  die  zijn  poot  naar  den  penis  uitstrekt. 
Er  boven  staat :  d i t  is  m ij  n  h a n t  (1.  hont).  Op  fol .  15  v.  staat  een  persoon 
afgebeeld,  die  waarschijnlijk  een  arts  moet  voorstellen,  en  daarnaast 
een  tweede,  in  wiens  anus  een  lavementspnit  steekt.  Fol.  20  v.  en  31 
v.    vertoonen    elk    een    hellebaardier    en    48    v.   een   figuur,   welke 


l)  Dietion.  Histor.  des  Marques  du  Papier. 


XXX 

volgens  een  bijschrift  zekeren  Huyghen  van  Wilghe  moet  verbeelden. 
Op  44  r.  is  een  ruimte  ingevuld  met  een  onherkenbaren  krabbel;  op 
40  v.  vindt  men  een  primitieve  schets  van  een  zweetstoof,  waarin, 
zeker  wel  door  een  ander,  een  vogeltje  geteekend  is.  Een  andere 
badstoof  is  op  fol.  27  r.  afgebeeld. 

Er  komen  in  dit  handschrift  slechts  twee  anatomische  schetsen  voor. 
Een  op  fol.  2  v.,  blijkbaar  niet  ernstig  bedoeld  en  vermoedelijk  later 
ingelascht,  stelt  een  anatomische  les  voor,  waarin  de  leeraar  zijn  leer- 
lingen een  doodskop  vertoont;  de  ander,  op  fol.  3  r.,  is  een  zeer  primi- 
tieve schets  van  de  getande  kanten,  waarmede  de  beenderen  van  de 
hersenpan  in  elkander  grijpen. 

De  afkortingen  zijn  niet  zoo  veelvuldig  en  stelselmatig  aangewend 
als  in  het  Brusselsche  handschrift;  zij  betreffen  hoofdzakelijk  de 
uitgangen  en  en  er  en  de  medeklinkers  m  en  n.  In  de  interpunktie 
wordt  voorzien  door  de  punt  en  het  teeken  §.  In  plaats  van  ge 
wordt  meestal  ghe  geschreven. 

De  stijl  staat  bij  die  van  het  Hs.  van  Brussel  achter;  de  ortho- 
grafie  laat  te  wenschen  over.  Carolus  ')  overdreef  niet  toen  hij 
schreef:  „Le  style  du  ms.  de  Cambridge  est  extrêmement  defec- 
tueux,  1'orthographe  y  est  nulle,  le  copiste  ne  connaissait  pas  le 
latin  qu'il  transcrivait  et  le  flamand  y  est  absolument  écrit  comme 
on  parle  dans  la  Flandre  occidentale  et  nous  croyons  n'  être  pas 
loin  de   la  vérité  en  attribuant  la  copie  a  un  Brugeois." 

Op  die  bewering  valt  niet  veel  af  te  dingen  en  men  vraagt  zich  daarom 
met  te  meer  verbazing  af,  hoe  Broeckx.  die  dit  oordeel  letterlijk  voor 
de  inleiding  tot  zijn  uitgaaf  nageschreven  heeft,  zijn  keus  op  dezen 
tekst  heeft  kunnen  laten  vallen.  Reeds  Snellaert 2)  heeft  daarover  zijn 
spijt  te  kennen  gegeven,  toen  hij  hem  er  aan  herinnerde  dat  in  het 
Hs.  van  Cambridge  o.m.  het  geheele  3de  boek  en  bovendien  de  laatste 
hoofdstukken,  die  over  de  kwetsuren  en  ziekten  der  ledematen  han- 
delen, ontbreken.  Ik  meen  de  reden  van  Broeckx'  voorliefde  tot 
dezen  gebrekkigen  tekst  te  moeten  zoeken  in  het  feit,  dat  Carolus 
hem  met  een  fransche  bewerking  van  het  Brusselsche  handschrift 
vóór  geweest  is  3). 

Een  korte  beschrijving  van  het  Handschrift  vindt  men  bij  Priebsch  4). 


')  Modern.  Ms.  No.  21833.  Bourgond.  Bibl.  Traite  de  Chirurgie  de  Jehan 
Yperman,  transcrit  sur  le  ms.  du  College  de  Saint-Jean  Baptiste  de  Cambrigde 
(sic).  1861,  Paris,  le  25  Déc.  (Get.  Carolus.) 

2)  Analyse  van  Broeckx' uitgaaf,  Buil.  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand.  XXXe  Vol, 
1863,  blz.  341. 

3)  La  chirurgie  de  Maitre  Jean  Ypermans,  le  père  de  la  chirurgie  flamande 
(1295-1351),  mise  au  jour  et  annotée  par  J.  Carolus.  Ann.  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  d. 
Gand,  XXXIIe  Vol.,  18.">4,  blzn.  19  en  237. 

*)  1,  1896,  blz.  38. 


XXXI 


Afs.  Harl.  1681,  British  Mus.,  Traetat.  var.  Cirurgici  Beigici. 

Van  dit  Hs.  hebben  Grailliard  en  de  Flou  *)  en  R.  Priebsch  2)  uit- 
voerige beschrijvingen  gegeven. 

Het  in  kalfsleer  gebonden,  papieren  afschrift  is  niet  jonger  dan 
de  15de  eeuw.  Het  beslaat  174  bladen  in  4o  formaat,  waarvan  de 
beide  laatste  zoo  beschadigd  zijn,  dat  een  deel  van  den  tekst  ontbreekt. 
De  afmetingen  zijn  0,24  x  0,182  M.  De  tekst  neemt  daarvan  een  opper- 
vlakte van  0,215  x  0,14  M.  in.  Het  is  in  twee  kolommen,  die  elk 
door  vertikale  en  horizontale  lijnen  begrensd  zijn,  beschreven. 

Het  schrift  is  duidelijk.  Een  proeve  vindt  men  afgebeeld  in  Janus, 
XIV,  blz.  397.  De  initialen  zijn  in  rood  en  de  hoofdletters  met  rooden 
inkt  doorgehaald;  van  dezelfde  kleur  zijn  ook  de  opschriften  der 
hoofdstukken. 

Priebsch  beschrijft  het  watermerk  als:  „Hand  mit  einer  aus  dem 
Mittelfinger  herauswachsenden  Blume."  Dit  is  een  in  de  15de  en  16de 
eeuw  veelvuldig  voorkomend  merk.  De  Stoppelaar  (zie  Li  t  ter  atuur- 
lijst)  beeldt  een  viertal  van  zulke  figuren  af  (PI.  XIII)  en  zegt  dat 
het  papier  met  de  Hand  in  Sluis  zeer  in  trek  schijnt  geweest  te  zijn. 
De  Heer  Donald  Macbeth  (Londen,  Ludgate  Hill,  66)  die  het  Hs. 
voor  mij  gefotografeerd  heeft,  zond  mij  echter  afbeeldingen  van  drie 
watermerken,   die  geen  van   alle    tot  de    genoemde    soort  behooren. 

Een  er  van,  de  veelvuldigst  voorkomende,  is  de  letter  Y  met  een 
Kruis  en  heeft  de  meeste  overeenkomst  met  de  Nos-  9182,  9183  en 
9184  van   Briquet's  DictioDnaire  *). 

Het  tweede  merk  is  de  letter  P  met  de  Lelie  en  komt  't  meest 
overeen  met  de  door  de  Stoppelaar  op  PI.  XII  onder  No  12  afgebeelde 
figuur  en  met  de  figuur  8655  van  Briquet. 

Het  derde  is  de  bekende  Ossekop,  waarvan  de  Stoppelaar  op  PI.  VI 
een  aantal  voorbeelden  geeft  en  men  eenige  honderden  door  Briquet 
afgebeeld  vindt.  Nummer  14194  heeft  er  de  meeste  overeenkomst 
mede. 

Uit  deze  watermerken  blijkt  dat  het  papier,  hetwelk  voor  het  Ms. 
gebezigd  is,  uit  de  14de  eeuw  dagteekent;  jonger  dan  de  15de  zal 
het  Handschrift  dus  wel  niet  zijn. 

Een  korte  opgaaf  van  den  inhoud  van  den  bundel  moge  hier  volgen. 

Op  fol.  1  r.  vangt  een  tractaat  aan  met:  Hier  begint  van  die 
Urinen. 

Op  fol.  2  r.  —  2  v.  bevindt  zich  een  verzameling  recepten  voor 
het  maken  van  cattaplasma. 

Op  fol.  3  r.  een  stuk:  Omme  die  tanden  uut  doen  vallen 
sonder  pijn  e. 


')  Versl.  en  Meded.  d.  Kon.  Vlaamsche  Akademie,  1897,  blz.  463. 
2)  T.  II,  blz.  7. 
»)  T.  Ille. 


XXXII 

Op  fol.  57  —   104  r.    Een    chirurgie   van   zekeren  Thomas  Scellinc. 

Het  begin  luidt  aldus: 

„Incipit  artis  Cirurgie  cum  praktika  Thome  urnbra 
medici  de  thenismonde  que  thomasio  vocatur.  Incipit prohe- 
mium.  Ie  Thomas  Scellinc  umbra  medicijn  hebbe  ghemarct  dat  have  ende 
guet  te  niet  gaet  Ende  goede  sciencie  ende  const  die  blijft  enen  al  sijn  leven 
want  alsoe  alse  aristoteles  seit  die  sciencie  is  een  deel  renten  des  syns 
Daerom  wil  ie  Thomas  Scellinc  umbra  medecijn  minen  lieven  soen 
Thomas  ende  Jan  Scellinc  sinen  broeder  ende  allen  den  genen  die 
cirurgie  volcomelic  begheren  te  doen,  scriven  ende  maken  een  boec 
van  cirurgyën  in  dyetscher  tonghen,  die  bloem  uut  alle  boeke  der 
groete  meesters  Die  menich  iaer  voir  ons  ghemaect  hebben  gheweest 
als  uut  galienus  die  der  bester  was  een,  uut  avicenna  uut  albucasim 
uut  almasorem  uut  rasim  uut  brunum  longo  burgente  uut  alafrancis 
uut  teodoricum  uut  rolande  uut  rogerium  Ende  uut  der  glosen  quatuor 
magistrorum   Ende  uut  anderen   vroeden  meesteren  . .  . ." 

Op  fol.  6  r.  worden  de  20  kapittelen  van  het  eerste  tractaat  opge- 
somd, dat  hoofdzakelijk  over  verwondingen  handelt. 

Op  fol.  42  r.  vangt  het  2e  tractaat  aan  met  een  opsomming  van 
de  39  kapittels,  waarin  het  verdeeld  is.  Dit  tractaat  handelt  over  apos- 
temen,  carbonkels,  scrophulen  en  gebroken  en  uit  het  lid  geschoten 
ledematen. 

Dan  volgt  op  fol.  66  r.  een  tractaat  van  alrehande  onghemake 
die  beide  van  binnen  ende  van  buten  co  men.  Het  handelt  over 
oog-,  neus-  en  keelziekten,  huid-  en  blaasziekten,  breuken,   aambeien 
enz.  en  bestaat  uit  24  kapittelen. 

Een  4de  tractaat  „van  antidot a"  begint  op  fol.  96  r.  Er  is  geen 
inhoudsopgave  bij.  Het  stuk  behandelt  verschillende  soorten  van  genees- 
middelen als  repercussiven,  mundificativen,  enz.  Het  eindigt  op  fol. 
104  r.  met  de  woorden:  Explicit  cirurgie  thome  umbre 
medici  te  tenismonte  que  tholia(!)  vocatur.  Daarop  volgt  nog 
een  mededeeling  van  den  schrijver: 

„Int  iaer  ons  heren  dat  men  screef  J343  in  die  meye  in  die  stat  van 
namen  ie  thomajs]  umbra  medicin  ter  hulpen  van  onsen  lieven  here  ende 
onser  sueter  vrouwen  sijnre  ghebenedider  moeder  [heb]  dit  werc  tot 
enen  guefden]  eynde  ghebrocht . . . ." 

Een  rijmpje  aan  het  slot  van  deze  mededeeling  leert  den  ouderdom 
het  handschrift  kennen: 

„Neemt  dat  hoeft  van    eenre  meuwen 
Ende  die  hoefde  van  achte  leuwen 
Ende  die  hoefde  van  twee  vincken 
Die  mogen  der  selver  tijt  gedencken 
Dat  ie  dit  boek  volscreef  sonder  sorghen  '). 

Op  fol.  104  r.  vindt  men  een  paar  met  een  andere  hand  geschreven 
recepten. 


»)  Bedoeld  is  dus  M  +  8  x    L  +2  X    V  =  1410. 


XXXIII 

Op  fol.  105  staat  de  inhoudsopgaaf  van  een  vertaling  van  de  Chirur- 
gie van  Lanfranc,  n.1.  de  aan  zijn  vriend  Bernardus  opgedragen  Chirur 
gia  parva. 

Het  eerste  boek  vangt  aldus  aan:  „Bernaert  lieve  vrient  ie  voer- 
micke  te  maken  een  boec  in  welken  ie  u  gheven  sel  bij  der  hulpen 
van  gode  des  sceppers  almachtich  volmaecte  leeringhe  die  beboert 
ten  instrumenten  van  surgyën  mit  corten  beproefden  werken." 

Het  tweede  boek  begint  op  fol.  127  r.  met: 

„Alhier  so  beghint  dat  ander  boeck  van  cleinen  lanfranke  ende 
set  eerst  van  den  vier  elementen  ende  van  den  vier  humoren  . . . ." 

Het  eindigt  op  fol.  140  r.  met  de  woorden:  Explicit.  Deo  gracias. 
Bidt  voer  die  scriver  een  Ave  Maria.  Amen, 

Nu  volgt  op  fol.  142  r.  die  ier inghe  ende  die  practike 
van  meister  Jan  Ypermanne,  welke  op  fol.  173  r.  met  een: 
Explicit  Johanne  Ypermanne  besluit. 

Op  173  v.  en  174  r.  komen  nog  eenige  recepten  voor,  geschreven 
met  een  hand  uit  een  later  tijdperk. 

Fol.  173  en  174  zijn  beschadigd. 

Over  de  indeeling  van  dit  geschrift,  dat  slechts  uit  een  gedeelte  van 
Yperman's  Chirurgie  bestaat,  behoef  ik  hier  niet  nader  te  spreken,  daar 
ik  de  inhoudsopgaven  van  de  boeken  en  kapittels  in  noten  onder  de 
overeenkomstige  plaatsen  van  het  Brusselsche  handschrift  geplaatst 
heb.  Het  is  lang  niet  zoo  uitvoerig  als  de  overige  handschriften  der 
Chirurgie;  sommige  hoofdstukken  zijn  belangrijk  besnoeid  of  ontbreken 
geheel. 

Het  handschrift  bevat  een  30-tal  afbeeldingen  van  instrumenten,  die 
echter  slechts  ruw  geschetst,  gebrekkig  en  klein  zijn,  en  op  fol.  169  v. 
een  schets  van  een  dampbad. 

De  stijl  is  draaglijk,  en  de  orthografie  vrij  goed.  De  afkortingen 
zijn  veelvuldig  en  betreffen  de  uitgangen  us,  en,  er,  et  en  iet,  en  de 
konsonanten  m  en  n.  Van  de  punt  als  leesteeken  is  een  schaarsch  gebruik 
gemaakt;  zij  is  meestal  vervangen  door  een  ^. 

Hs.  1273,  Universiteits-Bibliotheek,  Gent. 

Dit  handschrift,  afkomstig  uit  de  nalatenschap  van  F.  A.  Snellaert,  is 
geschreven  op  papier,  dat  volgens  het  watermerk  uit  het  midden  der  15de 
eeuw  afkomstig  is.  Dit  merk,  een  Y  waarboven  een  kruis,  gelijkt  het 
meest  op  de  figuren  17  en  18  op  plaat  XII  van  De  Stoppelaar's 
beschrijving.  Men  vindt  dit  papier  tusschen  de  jaren  1435  en  1465 
herhaaldelijk  in  de  Archieven  van  Holland,  Brabant  en  Zeeland  terug. 

Het  Hs.  bestaat  uit  164  bladen,  van  0,295  x  0,215  M.  oppervlakte,  be- 
schreven in  twee  kolommen,  die  door  lijnen  begrensd  zijn.  Het  schriftis 
tamelijk  slordig  doch  goed  leesbaar,  echter  minder  duidelijk  dan  dat  van 
de  andere  handschriften  en  ietwat  kleiner  van  letter  dan  het  Hs.  van 
Cambridge.  De  ietwat  onbeholpen  initialen  zijn  rood ,  evenals  de  titels 
der  hoofdstukken. 

v.  l.  c. 


XXXIV 

Het  handschrift  is  door  den  kopiist  zei  ven  met  Arabische  cijfers 
gefolieerd  en  wel  in  twee  reeksen:  van  2  tot  en  met  110,  en  daarna 
opnieuw  van  1  tot  en  met  53.  In  de  eerste  reeks  is  het  cijfer  101 
tweemaal  gebruikt;  in  de  tweede  reeks  is  het  40ste  blad  bij 't  nummeren 
overgeslagen;  ook  't  laatste  blad  van  den  codex  is  niet  genummerd. 
Merkwaardigerwijze  zijn  de  getallen  boven  de  100  geschreven  als  volgt: 
1001,  1001,  1002,  1003,  1004  enz.  tot  en  met  1009.  Er  zijn  geen  sporen 
van  signaturen ;  wel  is  elk  katern  voorzien  van  een  custode. 

De  pagineering  vangt  aan  met  2  r.  Bovenaan  staat  in  rood:  Dit 
es  die  boec  van  den  hovede  Inden  iersten.  Daaronder  in 
nagebootst  oud  schrift:  Cirurgie  van  meester  Jan  Yperman 
int  JaerMCCCendeXXVlIL  Dan  volgt  „Wij  sijn  sculdigh  .  .  .  enz." 
(zie  blz.  1). 

De  tweede  kolom  van  dit  blad  geeft  de  inhoudsopgaaf  van  het 
eerste   boek,  welke  op  fol.  2  v.  wordt  voortgezet  (zie  blz.  2). 

Aan  het  slot  van  het  laatste  hoofdstuk  „vanden  voete  te  broken" 
leest  men:  Deo  gracias.  Amen. 

Daarop  volgt  onmiddellijk  een  beschrijving  van  eenige  pleisters  en 
zalven  o.a.  „tplaetster  van  Jherusalem"  en  op  fol.  127  r.  een  nieuwe 
verhandeling  getiteld:  Dy  t  sijn  't  dorynen  dye  meester  gillys 
trecte  uter  bloemen  van  Avicenna  van  ysat  van  aristote- 
les  orinen. 

Fol.  126  v.  bevat  een  stuk  over  de  teekenen  van  den  naderenden  dood : 

Dyt  sijn  dye  tekene  vanden  veygen  lieden  ter  doot. 

Op  fol.  127  r.  volgt  een  tractaat  over  urine. 

Op  fol.  138  v.  begint  een  tractaat  over  as  tr  on  o  mi  e,  aanvangende: 

„Die  goede  vroede  Ypocras  ende  dye  behendichste  boven  alle  medi- 
cinen  dye  zeghet  dat  die  ghene  die  medicinen  willen  zijn  ende  van 
astromyën  niet  ne  can  onconstech  ende  dat  nyement  sonder  twyvel 
es  sculdech  te  doene. . . ." 

Op  fol.  164  r.:  „explycyt". 

Het  Hs.  is  van  tal  van  afbeeldingen  in  rood  en  zwart  voorzien,  die 
echter  plomper  zijn  dan  de  figuren  uit  het  handschrift  van  Cambridge.  Het 
aantal  der  afgebeelde  instrumenten  bedraagt  niet  minder  dan  98,  maar 
daaronder  bevinden  zich  eenige  die  meer  dan  eens  herhaald  zijn,  als  naal- 
den, messen,  brandijzers,  beitels  en  hamers. Behalve  deze  figuren  treft  men 
nog  eenige  andere  aan,  die  deels  op  de  anatomie,  deels  op  andere  zaken 
betrekking  hebben. 

Op  fol.  3  v.  staat  een  schematische  voorstelling  van  de  onderlinge 
ligging  der  hersenbekleedselen,  nl.  pia  mater,  dura  mater  en  cranium, 
die  evenwel  niet  overal  in  de  goede  volgorde  zijn  aangeduid.  In  het 
midden  van  de  cirkelvormige  figuur  staat  te  lezen: 

pa.  (prima,  pertie  es  vore  dander  pertie  es  diemondein 
den  middel  es  achter,  terwijl  aan  den  rand  op  vier  tegenover 
elkaar  staande  punten  de  portretten(ï)  en  de  namen  van  meester  Galienus, 
meester  Avicenna,  meester  Bruun  en  meester  Lanfranc  geplaatst  zijn. 
Een  afbeelding  van  deze  teekening  vindt  men  op  blz.  7  van  deze  uitgaaf. 


XXXV 

Op  fol.  4  r.  staat  een  schets  van  de  tanden,  waarmede  de  been- 
deren van  den  schedel  in  elkander  grijpen.  De  voorstelling  is  echter 
allerminst  natuurgetrouw.  Op  fol.  34  v.  is  een  ruimte  voor  een  teekening 
opengelaten;  op  39  v.  is  een  „zweet  stove"  afgebeeld.  Op  49  r.  zijn 
een  afbeelding  van  een  weegschaal  en  een  beschrijving  van  de  medi- 
cinale gewichten  te  vinden.  Schematische  anatomische  figuren  komen 
op  fol.  51  r.  en  70  v.  voor;  verder  op  91  r.  een  distilleertoestel  en  in 
het  tractaat  over  de  astronomie  ook  nog  een  ruwe  schets  van  „Taurus". 

Aan  het  eind  van  het  Ms.  op  de  laatste  bladzijde  zijn  drie  gespalkte 
ledematen  afgebeeld,  die  ik  merkwaardigheidshalve  heb  overgenomen. 
Zij  zijn  later  aangebracht,  zooals  uit  het  door  dezelfde  hand  geschreven 
bijschrift  duidelijk  blijkt.  Er  staat  nl. 

„Int  jaer  ons  heeren  doe  men  screef  duysent  v  hondert  ende  xlv 
den  virden  dach  van  October  doen  wert  de  kerck  van  sinte  wille- 
boorts  ghewyt  op  sinte  franciscus  dach. 

Anno  doemen  screef  duisent  v  hondert  drijen  dertych  xxij  daghe 
in  April  doen  sterf  my  huisfroue  madeleen  ende  wert  begraven  sint 
andries  op  Sint  Joris  dach." 

Bij  de  eerste  afbeelding  staat:  „een  ghebroken  been".  De  „spalken" 
en  de  „bande"  zijn  in  de  figuur  aangeduid.  In  de  tweede  figuur  zijn 
die  aanduidingen  echter  verwisseld,  terwijl  de  derde  een  been  voor- 
stelt dat  behalve  door  „spalken"  en  „banden"  nog  door  een  tweede 
paar  spalken  gesteund  is,  die  eveneens  door  banden  saamgesnoerd 
zijn.  't  Bijschrift  luidt:  „dits  ene  walke  (of  balke?)  daert  in  leet." 

De  stijl  van  dit  handschrift  is  niet  beter  of  slechter  dan  die  der 
andere.  In  de  spelling  wijkt  het  in  zooverre  van  het  Brusselsche  hand- 
schrift af,  dat  in  de  plaats  van  c  k  meestal  k  en  voor  g  e  gewoonlijk  g  h  e 
geschreven  is.  In  plaats  van  de  s  staat  dikwijls  z.  De  interpunktie  laat 
veel  te  wenschen  over.  De  afkortingen  betreffen  hoofdzakelijk  de  uit- 
gangen en  en  er. 

* 
*  * 

Thans  resten  mij  nog  enkele  mededeelingen  omtrent  de  wijze  van 
uitgaaf  van  dit  werk.  Bij  de  keuze  van  het  handschrift,  dat  aan  de 
uitgaaf  ten  grondslag  zou  liggen,  heb  ik  mij  laten  leiden  door  de 
omstandigheid,  dat  het  Brusselsche  vermoedelijk  de  oudste  rechten 
heeft.  Het  is  op  perkament  geschreven  en  dagteekent  volgens  een 
explicit  op  fol.  21  v.  uit  het  jaar  1351.  Waarschijnlijk  zijn  de  drie 
andere  kopieën  jonger,  want  zij  zijn  op  papiersoorten  geschreven,  waar- 
van de  watermerken  een  later  tijdperk  verraden.  Bovendien  verdient 
dit  handschrift  uit  een  letterkundig  oogpunt  de  voorkeur,  want  stijl 
en  spelling  zijn  er  't  best  in  verzorgd.  Slechts  in  één  opzicht  staat  het 
bij  de  andere  afschriften  ten  achter,  het  bevat  namelijk  geen  afbeel- 
dingen. Het  geschrift,  waarvan  het  op  zijn  beurt  een  kopie  is,  was  zonder 
twijfel  geïllustreerd,  want  op  verschillende  plaatsen  wordt  in  ons 
afschrift  van  teekeningen  gewag  gemaakt.  Zoo  vindt  men  op  fol.  140  v. 
(blz.  141,  kol.  a  van  deze  uitgaaf):   „Ende  es  dat  bloet  comen  tettere 


XXX  VI 

datter  binnen  es.  so  maect  dit  daergise  mede  dwaet  met  enen  instru- 
mente  als  .1.  clisteripipe  met  enen  balge  daer  an  gebonden  aldus, 
dits  ene  ceringie.  dits  ene  clisterie."  Evenwel  kon  doorover- 
neming van  afbeeldingen  uit  het  handschrift  van  Cambridge,  waartoe  de 
uitgever  welwillend  zijn  toestemming  gegeven  heeft,  in  dit  tekort 
gemakkelijk  voorzien  worden- 
Het  handschrift  van  het  Britsch  Museum  geeft  slechts  het  eerste 
boek  en  kon  dus  voor  een  uitgaafin  het  geheel  niet  in  aanmerking  komen. 
Beter  en  vollediger  is  het  Gentsche  handschrift,  schoon  het  dat  van 
Brussel  noch  wat  den  stijl  betreft,  noch  ten  opzichte  van  orthografie,  over- 
treft. De  figuren,  hoewel  talrijker,  laten  meer  te  wenschen  over  dan 
die  van  de  kopie  van  Cambridge.  Daartegenover  staat  dat  het  gedeelten 
bevat,  die  in  de  andere  rass.  ontbreken  en  deze  .konden,  waar  het 
noodig  was,  tot  aanvulling  dienen.  Hetzelfde  is  met  het  laatste 
gedeelte  van  het  handschrift  van  Cambridge  geschied,  daar  dit  stuk 
in  de  overige  ontbrak.  De  lezer  kan  nu  met  een  groot  stuk  van 
dit  handschrift  kennis  maken  en  er  uit  zien  dat  deze  tekst  te  veel 
te  wenschen  overliet  om  tot  grondslag  van  de  uitgaaf  te  dienen. 
Op  deze  gronden  heb  ik  dan  besloten  den  tekst  van  het  Brusselsche 
Ms.  uit  te  geven,  maar  tevens  gebruik  te  maken  van  de  voordeden, 
die  een  vergelijking  met  de  drie  andere  opleverde. 

Nu  bleef  mij  nog  de  vraag  te  beantwoorden  of  ik,  de  diploma- 
tische methode  volgend,  het  werk  letterlijk  zou  weergeven,  dan  wel 
den  tekst  kritisch  bewerken.  Aan  dit  laatste  bestond  echter  geen 
dringende  behoefte,  aangezien  de  tekst  over  het  algemeen  aan  duide- 
lijkheid niet  veel  te  wenschen  overlaat.  Wat  evenwel  den  doorslag 
gaf  was  mijn  onbekendheid  op  het  veld  der  letteren ;  als  leek  gevoelde 
ik  mij  niet  gerechtigd  den  tekst  naar  eigen  inzichten  te  wijzigen.  Ik 
kon  trouwens  zonder  aan  dien  tekst  te  raken,  in  de  noten  door 
aanhalingen  van  overeenkomstige  doch  duidelijker  plaatsen  uit  de 
andere  handschriften  op  betere  lezingen  de  aandacht  vestigen  en  tevens 
een  aantal  duisterheden  ophelderen.  Omtrent  een  aantal  andere  ondui- 
delijkheden ,  waarop  dit  middel  niet  toegepast  kon  worden ,  heb  ik  getracht 
in  een  afzonderlijke  lijst  van  Aan  tee  ken  in  gen,  waarnaar  met  behulp 
van  in  margine  geplaatste  f-teekens  verwezen  wordt,  een  verklaring 
geven.  Wat  in  het  handschrift  van  Brussel  ontbreekt  en  in  andere  voor- 
komt, is  daaruit  overgenomen  en  tusschen  []  in  den  tekst  gelascht. 
Andere  invoegsels,  van  mij  afkomstig,  zijn  daarentegen  tusschen  (  ) 
geplaatst  en  kursief  gedrukt. 

De  in  margine  geplaatste  letters  B,  C ,  G  en  L  zijn  afkortingen  van :  Hs. 
Brussel,  Cambridge,  Gent  en  Londen;  de  cijfers  en  kleine  letters  doelen  op 
de  overeenkomstige  bladzijden  en  kolommen  dezer  handschriften. 

Getrouw  aan  de  voorgeschreven  gedragslijn  om  den  tekst  onaan- 
geroerd te  laten,  heb  ik  ook  aan  de  interpunktie,  welke  trouwens  in 
de  Brusselsche  kopie  vrij  toereikend  heeten  mag,  niets  gewijzigd.  Alleen 
ten  opzichte  van  de  afkortingen  heb  ik  mij  eenige  vrijheid  veroorloofd, 
die  echter  niet  verder  reikte  dan  door  vervanging  in  cursief,  zoodat  de 


XXXVII 

lezer  in  geen  geval  in  twijfel  gelaten  wordt  wat  tot  den  oorspronkelijken 
tekst  behoort.  Wanneer  mijn  afschrift  hiervan  een  getrouwe  kopie 
mag  heeten,  is  dit  voor  een  groot  deel  te  danken  aan  de  zeer 
gewaardeerde  en  deskundige  hulp  van  Prof.  Verdam,  die  nog  wel  zoo 
welwillend  was  over  de  drukproeven  zijn  oog  te  laten  gaan. 

Behalve  de  reeds  genoemde  lijst  van  Aan  teeken  in  gen,  heb  ik  aan 
deze  uitgaaf  toegevoegd  een  Lijstvan  Schrijvers,  die  door  Yperman 
genoemd  en  wier  werken  door  hem  geraadpleegd  zijn  geworden. 
Verder  een  Woordenlijst,  waarin  ik  getracht  heb  van  eenige  vak- 
termen een  verklaring  te  geven ,  waartoe  ik  mij  van  de  aan  het  slot  opge- 
somde Literatuur  bediend  heb. 

Bij  het  kiezen  van  de,  wetenschappelijke  namen  der  geneeskrachtige 
kruiden,  heb  ik  mij  aan  den  Kew's  Index  gehouden.  Vele  dier 
planten  zijn  beschreven  in  de  middelnederlandsche  vertalingen  van 
Nicolaus'  Antidotarium  en  Platearius'  Circa  instans,  welke  eveneens 
in  den  Brusselschen  bundel  voorkomen.  Ik  heb  de  vrijheid  genomen 
uit  deze  nog  niet  in  druk  verschenen  interessante  vertalingen  datgene 
over  te  nemen,  wat  tot  verklaring  van  een  aantal  geneesmiddelen 
kon  bijdragen. 

De  afbeeldingen  van  de  vroeger  gebruikelijke  instrumenten  vormen 
zeker  niet  het  onbelangrijkste  deel  van  deze  Chirurgie.  Merkwaar- 
digerwijs ontbreken  zij  in  het  Brusselsche  handschrift,  hoewel  daarin 
telkenmale  het  benoodigde  instrumentarium  ter  sprake  gebracht  wordt. 
De  beste  afbeeldingen  treft  men  in  het  handschrift  van  Cambridge 
aan  en  het  zijn  deze  die  Broeckx,  echter  niet  ongerept,  in  zijn  uitgaaf 
heeft  opgenomen.  Ik  waagde  het  niet  aan  deze  eerbiedwaardige 
schetsen,  die  men  met  uitzondering  van  Albucasis' Methodus  medendi 
in  zulk  een  groot  aantal  en  verscheidenheid  in  geen  enkel  oud 
chirurgisch  werk  aantreft,  iets  te  wijzigen  en  heb  aan  een  getrouwe 
fotografische  wedergave  de  voorkeur  gegeven.  Hoewel  de  omstandig- 
heden mij  verboden  alle,  en  ook  die  uit  de  handschriften  van  Gent 
en  Londen  over  te  nemen,  heb  ik  toch  dank  zij  de  welwillendheid 
van  den  uitgever  uit  den  voorraad  eene  ruime  keuze  kunnen  doen, 
zoodat  eenige  instrumenten  zelfs  door  meer  dan  eene  afbeelding  ver- 
tegenwoordigd zijn. 

Aan  het  einde  van  mijn  taak  gekomen,  gevoel  ik  mij  gedrongen 
mijn  dank  te  betuigen,  in  de  eerste  plaats  aan  mijn  hooggeachten 
vriend  en  kollega  Prof.  Dr.  J.  Verdam,  voor  de  vele  blijken  van  zijnonver- 
flauwde  belangstelling  in  mijn  werk,  aan  de  heeren  de  Sagher,  archi- 
varis van  Yperen,  Prof.  Dr.  Salverda  de  G-rave  te  Groningen  en  Prof. 
Dr.  W.  de  Vreeze  te  Gent,  voor  de  inlichtingen  die  zij  mij  welwillend 
verstrekt  hebben,  en  aan  de  Direktiën  der  Bibliotheken  van  Brussel,  Cam- 
bridge en  Gent,  voor  de  bereidwilligheid,  waarmede  zij  de  handschriften 
van  Yperman's   Chirurgie   te  mijner  beschikking  hebben  gesteld. 

Leiden,  Wijnmaand,  1912. 

E.  C.  van  Lkersüm. 
v.  l.  c* 


DITS  DIE  TAFELE  VAN  MEESTER  JAN  YPERMANS 

SURGIE.  DEWELKE  HEEFT  IN  .7.  BOEKEN. 

Eerste  boec.  Van  den  hoofde. 

Blz. 

Cap.     1.  Van  den  hoefde  ende  van  sire  sceppenissen 5. 

Cap.     2.  In  wat  manieren  therssenbecken  gewont  mach  siin  in  die 

tekenen  van  den  liesen  gewont  alse  dura  mater  ende  pia 

mater 9. 

Cap.     3.  Hoe   thoeft   gedeilt  es  ende  hoe  men  die  deel  sal  mogen 

medicineren     ....  * 11. 

Cap.     4.  In  isto  capitulo  protestis  scire  quod  pertinet  ad  cyrurgicum 

et  quomodo  se  ipsum  habebit  et  reget  et  omnis(!)  articulo 

quos  tenetur  habere  de  jure 12. 

Cap.    5.  Dits  leringe  hoe  men  ierstwerf  sal  vermaken  en tie  wonden 

te  nayene  in  elke  stede 14. 

Cap.     6.  Van  wonden  te  stremmene  van  bloede 16. 

Cap.     7.  Van  den  hoefde  gewont  ende  niet  toten  herssenbeckene. 

ende  ierst  van  .4.  tiden  int  jaer 20. 

Cap.    8.  Die  leringe  van  buien  gevallen  of  geslegen  of  geworpen. 

of  van  wonden  optie  buien 21. 

Cap.     9.  Hier  leert  men    kennen  ende  proeven  of  therssenbecken 

ontwee  es  met  buien  of  sonder  buien  of'  met  wonden  .  .  24. 
Cap.  10.  Dits  van  gevacken  af  geslagen  sonder  been  ende  metten 

bene  ende  dore 25. 

Cap.  11.  Dits  van  gevacken   af  geslagen   met  snidender  wapinen 

so  dat  men  siet  dura  mater 26. 

Cap.  12.  Van  den  herssenbeckene  gewont  met  snidender  wapenen 

ende  dat  gescaelget 28. 

Cap.  13.  Van  dat  men  therssenbecken  wont  metten  hoeke  van  .1. 

fautsoene.  of  aex.  of  metten  orde  van  den  swerde  .  .  30. 
Cap.  14.  Van   den   buien   diemen    valt  int  herssenbecken  of  slaet 

of  worpt  swaerlike 34. 

Cap.  15.  Van  dat  men  therssenbecken  wont  so  dat  denezide  vander 

score  van  den  bene  sciet  onder  dandere.  dat  gevalt  onder- 

tiden    met    groten  scoren 35. 


XXXIX 

Blz. 

Cap.  16.  Die    leringe    van    den   herssenbeckene   tebroken   slecht 

sonder  wonde  int  vleesch 36. 

Cap.  17.  Die   leringe   vanden    .4.    meesters    ende    van    roelandine 

ende   van  vele  andere  goeder  meesters 40. 

Cap.  18.  Hoe    men   nayen  sal  int  ansichte  ende  in  andren  steden 

om    scone  lixemen  te  makene 46. 

Cap.  19.  Dits  van  kindren  die  siin  geboren  met  gespletenen  lippen 

scaertmonde 48. 

Cap.  20.  Dits  van  buien  te  doene  gesitten  die  herde  morn  siin  .  49» 
Cap.  21.  Van  wonden  die  vallen  boven  die  ogen  dweers  toten  bene.  49. 
Cap.  22.  Van  dat  die  ore  afgescoort  es  so  dat  si  hangende  blijft 

an  thooft 50. 

Cap.  23.  Van  wonden  gescoten  int  ansichte  of  in  andren  steden  52. 
Cap.  24.  Van  dornen  of  gescutte  uut  te  doen  comen  sonder  sniden.  55. 
Cap.  25.  Hoe  men  den  gewonden  es  sculdech  te  houdene  van  etene 

ende  van  drinkene  ende  waer  af  men  sal  doen  wachten.  56. 
Cap.  26.  Dits   van    spasmus.    dats    die    crampe.    ende  dit  es  vrese 

den  gewonden 57. 

Cap.  27.  Van  scorf heiden  van  den  hoofde  bi  den  rade  van  den  .4. 

meesters 60. 

Cap.  28.  Dits  van  lusen  die  wassen  op  thooft  of  in  andren  steden 

an   den  lichaem.  die  cuere  daer  iegen 65. 

Cap.  29.  Dits  van  den  wannen  opt  hooft  dat  men  heet  overbene.  66. 
Cap.  30.  Van    te  genesene  buien  opt  hooft 67. 

Tweede  boec.  Van  den  ogen.  70. 

Cap.     1.  Ierst  hoe  die  ogen  gef  ormert  siin 71. 

Cap.    2.  Nu    suldi    verstaen    van   ongemaken    in    die   ogen  ende 

hoe  dat  si  comen 73. 

Cap.    3.  Vander  minster  optalmen  entie  cure  der  iegen     ....  74. 

Cap.    4.  Vander  ander  optalmen  die  starker  es 74. 

Cap.     5.  Vander  starxster  optalmen  of  van  misseliken  ziecheiden 

die   van  optalmen  comen 76» 

Cap.  6.  Van  pusten  in  dogen  ende  wit  dat  ungula  heet  in  latine.  77. 
Cap.     7.  Vander  smetten  die  pannus  heet  ende  benemt  al  die  lucht 

vanden    ogen       77. 

Cap.  8.  Hoe  vele  manieren  van  desen  smetten  ende  tekenen  .  .  78. 
Cap.     9.  Vander  ierster  smetten  die  hare  verbaert  alse  .1.  cleine 

sandekijn 78» 

Cap.  10.  Vander  ander  smetten  die  hare  verbaert  alse  .1.  vischscelle.  79. 
Cap.  11.  Vander  derder  smetten  die  haer  verbaert  als  .1.  vlocke 

sneus 80. 

Cap.  12.  Vander  vierder  smetten  die  al  doge  heeft  bedect  .  .  .80. 
Cap.  13.  Dits  van  doeken   of   nagelen  in  latine  ungula  ende  van 

smetten        81 


XL 

BIz. 

Cap.  14.  Dits  van  brunen  doeken  of  nagelen  ende  comen  van  melan- 

coliën   ende  genesen  cuine 82. 

Cap.  15.  Van  poentkinen  die  gevallen  van  geslagenen  ogen  blau.  82. 
Cap.  16.  Van  scorfden  ogen  ende  van  rootheiden  ende  van  joocten 

in  dogen 83. 

Cap.  17.  Dits  vanden  seebel  in  die  ogeD 83. 

Cap.  18.  Van  lopenden  ogen  ende  waeraf  tranen  comen.  entie  cure 

daer  iegen 83. 

Cap.  19.  Van  leepen  ogen  of  tervenden          85. 

Cap.  20.  Van  blauwen  ogen  geslagen  of  geworpen,  etc.  .  .  .  86. 
Cap.  21.  Dits    van  .4.  catracten  in  dogen  die  men  genesen  mach 

entie  bekennen 86. 

Cap    22.  Vanden   catracten    die  men  niet  ghenesen  mach     ...  89. 

Cap.  23.  Vanden  wonden   van  den  oghen 90. 

Cap.  24.  Vanden   fistel    die  wassen  inden  sterken  vander  oghen.  91. 

Cap.  25.  Dit  es  van  nolimetangere  int  anscijn  of  an  die  lippen     .  93. 

Derde  boec.  Van  den  nese.  94. 

Cap.  1.  Van  den    nese.    ende  ierst  die  sceppenisse  van  den  nese.     95. 

Cap.  2.  Ende  ierst  van  polipus 96. 

Cap.  3.  Van   puusten    die    wassen  in  den  nese 98. 

Cap.  4.  Van    ondercootten  sweren  in  den  nese 99. 

Cap.  5.  Van    wey    vlesche  in  den  nese 99. 

Cap.  6.  Van  bloedene  ten  nese  entie  cure  daertoe 100. 

Cap.  7.  Van    stanke    in    den  nese 101. 

Vierde  boec.  Van  den  monde.  102. 

Cap.     1.  Vander    sceppenissen    van    den   mont 103. 

Cap.     2.  Vanden    huve  ....  van    siere  verstennissen 104. 

Cap.    3.  Vanden  ziecheden  die  comen  mogen  in  die  tonge     .     .     .  106. 

Cap.     4.  Van  swillingen  vander  tongen 106. 

Cap.    5.  Van  sweringen  optie  tonge 107. 

Cap.     6.  Vander   clievingen    vander   tongen 107. 

Cap.     7.  Vander  bintadren 107. 

Cap.     8.  Van    ranula  onder  die  tonge 108. 

Cap.  9.  Van  spasme  vander  tongen  dats  crampe  daerin  .  .  .  108. 
Cap.  10.  Dits  van  verlagingen  vander  tongen  dats  juchticheit  .  108. 
Cap.  11.  Dits    van   puusten  vanden  mont  ende  vanden  vlagen     .  109. 

Cap.  12.  Dits  van  den  tantvlesche 109. 

Cap.  13.  Van  canker  in  tantvlesch 109. 

Cap.  14.  Van  groten  vlesce  an  tantvleesch  alse  spenen  ....  110. 
Cap.  15.  Van  clievingen  van  lippen  of  bleinen  of  vlagingen     .     .110. 

Cap.  16.  Vanden   tantvlesce   geswollen 111. 

Cap.  17.  Hoe  dat  tantswere  toecomt 111. 


XLI 


Blz. 

Cap.  18.  Dits  die  cure  van  tanden  die  sweren  ende  sonder  gaten     .  112. 

Cap.  19.  Dits    van   den   tanden  die  siin  gegaet 113. 

Cap.  20.  Van  swarten  tanden  wit  te  makene 114. 

Vijf  te  boec.  Vanden  oren.  115. 

Cap.  1.  Ende   sprect  ierst  wat  die  ore  es     .     .     .    .• 116. 

Cap.  2.  Van  sweringen  van  der  oren 117. 

Cap.  3.  Dits  van  sweringen  in  die  oren  ende  hoe  mense  cureren  sal.  117. 

Cap.  4.  Van    wormen   of  lusen   gelopen  in  die  oren 118. 

Cap.  5.  Van   misseliken   dingen   dat  vallet  in  doren.  etc.     .     .     .  118. 

Cap.  6.  Van  watere  gevallen  in  die  oren 119. 

Cap.  7.  Van    oren    die  lange  hebben  gelopen  ende  stinken,  ende 

daer  fistel  in  is 119. 

Cap.  8.  Van  rutingen  in  die  oren 120. 

Cap.  9.  Van    droefheiden    in    die   oren     . 120. 


Seste  boec    Van  den  halse  ende  van  der  kelen. 


122. 


Cap.  1.  Ende  ierst  die  sceppenisse  daeraf  al  toten  scoudren  .     .  123. 

Cap.  2    Van   wonden  die  in  den  hals  geslegen  of  gesteken  siin.  125. 

Cap.  3    Van   ysopagus   gewont   so   datter  die  spiss  dore  gaet     .  126. 

Cap.  4.  Van   wonden   die   vallen   in  den   roepere  achter     .     .     .  127. 

Cap.     5.  Vander    squinanciën 127. 

Cap.    6.  Van    branken  of  amandren 129. 

Cap.     7.  Dits   van   ranula   onder   die  tonge 131. 

Cap.     8.  Van   graten   of  benen  gescoten  in  de  kele 131. 

Cap  9.  Van   bocium  an  die  kele  gewassen     ........  132. 

Cap.  10.  Van  scrofulen  dienien  heet  sconinx  evel 133. 

Cap.  11.  Van  scrophulen   of  glandulen  te  snidene 135. 

Cap.  12.  Van  scrophulen  of  glandulen  uut  te  broken 135. 


Sevende  boec.    Tanden   halse   ende  vander  kelen  nederwert 
tote  allen  leden  ende  tallen  steden  vanden  lichame.        136. 


Cap.     1.  Van  datmen  wont  adren  of  arteriën  te  meneger  steden 

vanden    lichame     .     .    • 138. 

Van  den  canebene  gewont  of  daer  ontrent    .     .     .  •  .     .  140. 

Van   steken  met   kniven  of  des  gelijc 140. 

Vander     herten    gewont 142. 

Van  dootwonden  waerse  vallen  anden  live 143. 

Dits  vander  nieren  gewont 145. 

Van   musen   of  zenewen  gewont  in  den  pistel  van  den 

armen        145. 

Cap.     8.  Van    wonden   in  den  ellenboge  of  in  andren  juncturen.  147. 


Cap. 

2. 

Cap. 

o 
O- 

Cap. 

4. 

Cap. 

5. 

Cap. 

6. 

Cap. 

7. 

XLII 

Blz. 

Cap.     9.  Van  wonden  in  die  darmen 148. 

Cap.  10.  Van    te   cortene   die   darmen 148. 

Cap.  11.  Vanden  gescorden  of  die  den  steen  hebben 149. 

Cap.  12.  Van   carnofels   gelijc    gescorden 150. 

Cap.  13.  Vanden    stene  dat  ondersceet 150. 

Cap.  14.  Van   den  spenen 151. 

Cap.  15.  Van    te   genesene  die  spenen 151. 

Cap.  16.  Van   den   preparaciën 151. 

Cap.  17.  Van   der  tijt  dat  men  medicine  geven  sal  te  vorsiene     .  152. 

Cap.  18.  Van  spenen  die  comen  van  den  menisoene 152. 

Cap.  19.  Van   .3.   manieren   van   spenen    te  bekenne 153. 

Cap.  20   Van   .5.  adren  diemen  heet  spenen 153. 

Cap.  21.  Van  geswollenen   spenen   te  vorsiene 154. 

Cap.  22.  Van  handelingen  te  verstane 154. 

Cap.  23.  Van  buten  nature  te  werkene 155. 

Cap.  24.  Van   den   dyescinkele  uter  stede 158. 

Cap.  25.  Hoe   die   dyescinkele   es   gemaect  boven 158. 

Cap.  26.  Van  den  dyescinkele  te  broken 159. 

Cap.  27.  Van    den    dieskincele      .   '.     .     .  160. 

Cap.  28.  Van  te  settene  dbeen  eer  ment  spalct 161. 

Cap.  29.  Vanden    knie  uter  stede 161. 

Cap.  30.  Van   wonden  int  knie 161. 

Cap.  31.  Van  benen    te  broken 162. 

Cap.  32.  Van  benen  die  uutragen 163. 

Cap.  33.  Van  diversen  meesters 163. 

Cap.  34.  Andre  mesters 164. 

Cap.  35.  Van  den  voete  uten  lede 164. 

Cap.  36.  Van    den    voete    verwrongen 164. 

Cap.  37.  Van  den  voete  te  broken 165. 

Cap.  38.  Van  diversen  werkene  van  mesters 165. 

Cap.  39.  Ander    meesters 165. 

Cap.  40.  {zonder  titel)       166. 


Van   rudicheit  ende  scorreftheit  ane   die  mensche 168. 

Van   warten  die  toe  commen  over  al  dat  lijf 171. 

Van  den  poucken  ende  van  den  maselen 173. 

Nu  willic  jou  bescriven  van  eener  siecheit  datmen  heet  laserscap  175. 

Dit  sijn  die   teekinen   van  laseriën 175. 

Van   den  laserscap  dat  men  heet  alopicia  ofte  vulpes       .     .     .     .175. 

Van  den  laserscap  datmen  heet  leonina 176. 

Dit  sijn  de  teekinen  die  hebben  leoninus       176. 

Van  den  laserscap  datmen  heet  elefancia        176. 

Warachtige    prove   omme  dat  laserscap  te  kennen        177. 

Laserie  van  ghenoeten •     .  178. 


XLIII 

Blz. 

Van  den  tresoer  omme  te  verhoudene  laserie 179. 

Dye  ghene  die  venin  ghenomen  heft  ofte  ghedroncken  ....  180. 
Om  te   weder  slane  dat  venin  dat  men  heet  cantarides       .     .     .  181. 

Van  der  steken  of  beeten  vander  slanghen 181. 

Vander  beeten  ofte  steken  der  scorpioen 182. 

Van  der  beeten  ofte  steken  derruthelen 182. 

Die    bete    van   den  verwoeden  hont  es  quaets  van  al       ....  182 

Dits   den  armen  tresoer  jeghen  venin • 182. 

Van    clieren   datmen   heet  scrouffelen 183. 

Van  den  stancke  dat  yrcus  heet  in  die  oxelen 186. 

Van   den   clappoeren  diemen   heet  bubo  . 186. 

Van   den   siecheit   diemen  heet  fistula .  187. 

Van   apostemen   die   commen  van  colera  combusta 190. 

Van  beseautheit  van  hete  water  ofte  van  viere 192. 

Van    den   bloet  z weere   flegmon 193. 

Van  der  couwe  aposteme  die  men  heet  zimia 193. 

Leeringhe    des  Ypermans .     .  194. 

Van    den    lever  ghewont 195. 

Van  dat  den  lever  hute  hanghet 195. 

Van  wonden  in  den  nieren 195. 

Van   den  blasé  ghewont ' 195. 

Van  dat  den  darmen  ghewont  sijn       . 196. 

Van   ghescorden  te  ghenesene  sonder  snijden 196. 

Van     apostemen    die     wassen     in     de     rode    der    veden     ende 

dat    van   winde    es 198. 

Van   gaten  in    den  roeden  der  veden  199. 

Van   den   vede   die    erisipeleren    wille  ofte  ontsteken       ....  201. 
Hoemen      den      siecken     houwen      sel      van      eten     ende     van 

drincken 202. 

Van    den    cancker    in   den    vede 203. 

Van   bloet  te  stelpen  in  de  roede  der  vede 203. 

Van  apostemen  ende  zwellingge  der  cullen 205. 

Van  apostemen  van  couwe  saken 205. 

Van  eenen  siecheit  in  den  cullen  die  men  heet  erina      ....  206. 

Van  water  carnouffele 206. 

Van  den  gescorden  te  ghenesene  in  ander  maniere 207. 

Van  den  navele  ghescort  in  kinderen       . 208. 

Van  spenen  die  wassen  in  dat  fundament 209. 

Van  den  flstele  in  den  ersdarme 210. 

Van   dat  fundament  dicken  hute  gaet 211. 

Hier  beghint  dat  bouc  van  den  quaden  beenen 212. 

Van  apostemen  in  der  beenen 213. 

Van  den  cancker  die  comt  in  den  beenen 213. 


MEESTE  JAN  YPMiMANS  SURGIE1). 


G  2a 


[Wy  sijn  sculdich  onse  werck 
yerst  gode  te  beveelne  onsen  vader 
ende  den  sone  ende  den  heylighen 
gheest  In  drie  personen  .1.  war- 
achtich  god  Den  vader  sonder 
beghyn  Den  zone  comende  vanden 
vader  gheboren  vander  maghet 
marien  moeder  wesende  ende 
maghet  blivende  Den  heylighen 
gheest  comende  vanden  vader  ende 
vanden  zone  Dese  drie  persone  één 
wille  ende  één  god  Nu  biddic  der 
maghet  ende  der  moeder  alder 
werelt  Advocatigge  dye  ane  hare 
ghelovet  ende  ane  haren  zone  dat 
zy  voere  ons  bidde  ende  over  den 
dichtere  van  desen  ghedichte  dat 


hij  my  moete  gheven  den  syn  ende 
dye  conste  dat  icke  moete  nemen 
uten  auctoers  Cirurgie  die  nuttelec 
moet  wesen  den  lieden  die  ghe- 
quetsts  sijn  of  dye  ander  mesquame 
hebben  datsij  dair  mede  moeten 
ghenesen  ende  dye  bate  ontfaen 
van  haren  mesquame//  Ay  sente 
Cosme  sente  damyaen  heylege 
martelaerts  Jhesus  kerst  ende  sente 
luuc  den  flsissijn  ende  capellaen  der 
moeder  gods  heylich  ewangelyste  g  2b. 
bidt  gode  over  alle  die  ghene  dye 
wercken  zulen  met  desen  wercken 
also  zij  hier  bescreven  staen  die 
werke  vander  hant  datmen 
heet  cuijrgye  van  buten.  C]'2) 


l)  Titel    van    C:Ypermanni    Medicina.    Titel    van   CfrGjrurgie  van    meester 
Jan   lperman   int  Jaer  MCCC  en  XXVIII.  Daarboven  met  een  andere  hand 
geschreven:  Dit  es  die  boec  vanden  hovede  Inden  iersten. 
J)  De  opdracht  in  L.  luidt  : 

L  143a.  Wij  syn  sculdich  onse  werc  te  bevelen  gode  den  vader  ende  den  zoen  ende 
den  heligen  gheest  in  drie  persoen  een  waerachtich  god  den  vadre  sonder 
beghin  den  soen  comende  vanden  vader  gheboren  vander  maghet  maria  moeder 
wesende  ende  maghet  blivende  den  heiegen  geest  comende  vanden  vader  ende 
vanden  sone  ende  dese  3  persoene  comew.de  vanden  vader  één  wil  ende  één 
god  Nu    bid   ie    der   moder    ende  maghet    van    alder   werelt   [advocateringe    C] 

L  143b.  op  hoer  ontfermherticheit  dat  sy  bidde  voer  [ons  C]  Ende  voer  den  dichter 
van  desen  wereke  dat  haer  zoen  hem  moet  gheven  den  syn  ende  die  const 
dat  hy  moet  nemen  ute  den  auctoers  cyrugie  (actoors  der  cirurgiew  C.)  die 
nuttelijc  moet  wesen  den  volke  dat  ghequest  is  oft  ghequest  mach  werden 
of  dander  (andere,  C)  misqwame  der  dese  doctoren  of  leren  sal  dat  sy  met 
der  hulpen  onsheern  Ende  bider  leringen  deser  auctoren  moete  gheganst  wor- 
den ende  ghenesen  van  hare  pinen  fj  Ay  sente  cosme  ende  sente  damiane 
heilighe    mertelaren    ons    heren    ende    sente  luc    fisisien    Een    capellaen   onser 

1 


b  107b.      Dits     de     tafele    van     meester 
Jan     ypermans     surgie.     dewelke 


heelt    in    .7.    boeken. *).  Ende  dier- 
ste   boec    sprect    vande?i    hoefde 


vrouwen  heilighe  ewangelisten  ons  heren  bid  gode  voer  hem  ende  voer  hem  allen 
die  ghene  die  verken  (merken)  sullen  met  desen  werke  die  alhier  gheleert 
worden  ende  also  als  hier   hesere  ven  staet  by  goeder  ordinanciën 

l)  De  inhoudsopgaaf  van  G.  luidt : 
C  la.      Men  sal  eerst  leren  die   nature   van  den  hoefde  ende  die  anathomie  ende  die 
scippenisse  dair  of 

Hoe  dat  hoeft  is  gedeilt  in  drien  ende  eerst  van  den  voersten  dele. 

van  den  middelsten  dele 

van  den  achtersten  dele 
C  lb.      van  den  hoefde  dat  gewont  is  ende  van  der  lise 

van  der  leringe  der  naturen  des  hoefts  ende  syn  werek 

van  cyrugien  ende  wat  hem  toe  behoert 

van  wonden  ierst  te  vermaken  ende  nayen 

van  wonden  te  stem  pen  die  zeer  bloen 

van  den  hoefde  gewont  ende  ierst  van  den  vier  tiden 

van  buien  ende  gaten  int  hoeft 

hoe  men  proven  sal  of  dat  hersebecken  ontwen  is 

van  vacken  of  geslegen  tote  dura  mater 

van  den  hersenbecken  gescaeldet.  Van  den  hersenbecken  gewont 

van  buien  die  vele  zwaerden  (zwaerliken  ?)  syn 

van  dat  den  (deen)  been  schiet  onder  den  anderen 

van  den  hersenbecken  slicht  Ie  broken  sonder  wonde  int  vleysch 

van  der  teyken  der  manen 

van  der  leringe  des  meesters  van  salernen 

hoe  men  wonden  nayen  sal  intansichte 

van  geschoerden  monden  in  kinderen 

van  buien  te  done  gesittene 

van  wonden  die  vallen  boven  den  ogen  dwers  ofte  lanxs 

van  dat  de  ore  of  gescuert  is 
C  lc.      VRn  wonden  gescoten  int  aensichte 

van  gescut  wt  te  doen  sonder  sniden 

hoe  men  den  wonden  es  sculdigh  te  handelen  van  eten  ende  van  drincken  ende 
hem  dair  of  te  verbiedene 

van  der  crampen  ofte  spasmeringhen 

van  schorfde  hooffden 

van  lusen  opt  hooft  ofte  te  eldere 

van  den  wanne  opt  hoeft 

van  der  bulden  ofte  testuden  op  thoeft. 

De  inhoudsopgaaf  van  G.  luidt  : 
G  2b.      1.  Nu  moeten  wij  beghynnen  dat  Wf  rek  van  cyurgiën  yerst  opt  thovet  ende  alre 
yerst   dat  thovet  es  dye  sceppe  nysse  ende  die  nature  van  den  hovede  ende  dye 
Annathomye  rebrico  (?) 

2.  Dyt   es   hoe   dat   hersenbecken    mach    sijn   gedeylt  in  drien  ende  dye  liesen 
ende  vanden  wonden  die  moghen  vallen  in  elck  deel  verscheyden 

3.  In   wat  manieren   dat  hovet   es   ghedeelt  in  drien  pertiën  ofte  deelen  son- 
derlynghe 

4.  Capm.  es  vanden  wonden   yerst  te  vermakene  ende  te   vers(c)hene  in  wat 
steden  dat  zij 

5.  Capm.  es  van  bloede  te  stremmene  in  wonden  over  all 

6.  Capm.   es  vanden  hovede  gewont  ende  niet  toter  hersebecken  dyepe 


ende  van  den  wonden  vanden 
herssenbeckene.  ende  heeft  in  .30. 
capittele. 

.1.  Dierste  sprect  vander  scep- 
penissen  vanden  hoofde 

.2.  In    wat    manieren    therssen- 


becken  gewont  mach  siin  entie 
tekene  vander  liesen  gewont  als 
dnra  mater 

.3.  Hoe  thooft  gedeilt  es  ende 
hoemen  die  deel  sal  mogen  medi- 
cinieren 


7.  Capm.  es  van  buien  ghevallen  oft  ghesleghen  welc  dat  zij 

8.  Capm.  es  hoemen  proeven  zal  oft  thersebecken  ontwee  es 
9   Capm.  es  van  vacken  af  gesleghen 

10.  Capm.  es  van  vacken  vanden  hovede  ghesleghen  met  snydender  wapenen 
alse  sweerden 

11.  Capm.  es  vanden  hersebecken  gewont  met  snydender  wapenew 

12.  Capm.  es  vanden  hersebecken  ghewont  metter  hoeke  van  enen  fautseelne 
oft  andere  wapine  dies  ghelike 

13.  Capm.    es  vanden  hersenbecken  gheschoort  met  buien  int  vleesch  oft  gate 

14.  Capm.  es  vanden  hersenbecken  zeere  ghescoert  ende  met  cleenre  wonden 
int  vleesch 

15.  Capm.  es  vander  leeringhen  vanden  viere  meesters  van  Zaleerne 

16.  Capm.  es  hoemen  es  sculdich  te  naeyene  int  ansichte 

17.  Capm.   es   van   kynderen   dye   met  gescoerden   monden  sijn  gheboren  dye 
cuere  dair  off 

18.  Capm.  es  van  bulken  te  doene  sitten  weder  inwaert 

19.  Capm.  es  van  wonden  dye  vallen  boven  den  oghen  dweers 

G  2d.      20.  Capm.  es  vanden  oeren  of  gheslagen  oft  gheschoort  met  treckenne 

21.  Capm.  es  van  wonden  ghescoten  int  daensichte  ofte  eldere 

22.  Capm.  es  van  doemen  ofte  nagelen  ofte  quarelen  ute  te  doen  comene 

23.  Capm.   es  vanden  gheenen  die  es  ghewont  te  houdene  van  etene  ende  van 
drinckene 

24.  Capm.  es  vanden  wonden  dye  spasmeert  dats  vanden  crampe 

25.  Capm.  es  van  tynea  oft  scorfthede 

26.  Capm.  es  vanden  lusen  dye  wasset  op  thovet  ende  eldere  ane  den  lichame 
onder  tyden 

27.  Capm.  es  van  wannen  oft  overbeenen  [die]  op  thovet  wassen 

28.  Capm.  es  vanden  bulten  dye  op  thovet  wassen. 

L  142a.      Men   sal    eerst   leren   die   natuer   vanden  hoefde  ende   die  anatamie  ende  die 

sceppenisse  derof 

Hoe  dat  hoeft  is  ghedeelt  in  .3.  ende  deerste  van  den  voersten  delen 

van  den  middelsten  delen 

van  den  achtersten  deelen 

van  den  hoefde  dat  ghewont  is  ende  vander  liesen. 

van  den  deelinghew  der  naturen  des  hoves  ende  syn  werc 

van  den  cyrugien  ende  wat  dat  hem  toebehoert 

van  wonden  eerst  werf  te  vermaken  ende  te  naeyen 

van  wonden  te  stempen  die  bloden 

van  den  hoefde  ghewont  ende  eerst  vanden  .4.  tiden 

van  buien  ende  gaten  in  hoeft 

van  hoe  dat  men  proven  sal  of(i)  hersenbecken  ontween  is 
L  142b.      van  ene  vacke  of  gheslagen  met  den  vleische 

van  vachken  of  gheslagen  tot  dura  mater 

van  den  hersenbecken  gheschaebet  {ghescaeliet) 


.4.  van  dat  den  surgijn  toe  behoort 

.5.  Hoemen  ierstwerf  vermaken 
sal  die  wonde 

.6.  Van  wonden  te  stremmene 
van  bloede 

.7.  vanden  hoofde  gewont  ende 
niet  toten  hersse?ibeckene  ende 
ierst  van  vier  tiden  int  jaer 

.8.  van  buien  gevalle/i.  of  won- 
den optie  bule?i 

.9.  van  te  kenne  of  therssen- 
becken  ontwee  es  met  buien  of 
sonder 

.10.  van  gevacken  af  geslegen 
met  bene.  of  der  sonder 

.11.  van  gevacken  af.  dennen 
ziet  dura  mater 

.12.  vanden  herssenbeckene 
gewont  ende  dat  gescaelge£ 

.13.  Van  den  hsrsenbec.  ge- 
wont metten  hoeke  van  enen 
fautsoene  of  aex.  of  ort  vanden 
swerde 

.14.  vanden  herssenbec.  tebro- 
ken  sonder  wonde  int  vleesch  met 
buien 

.15.  vanden  hersenbec.  gescort. 
dat  deen  [been]  sciet  onder  dander 

.16.  vande?*  herssebec.  te  broken 
slecht  sonder  wonde 

.17.  wat  die  .4.  meesters  leren 
■vande?i  herssenbec.  etc. 


.18.  hoemen  nayen  sal  int 
ansichte  om  scone  lixemen  te 
makene 

.19.  van  die  met  gespletenen 
lippen  geboren  siin 

.20.  van  morwen  buien  te  doen 
gesitten 

.21.  van  wonden  boven  dogen 
dwers  toten  bene 

.22.  vander  oren  af  gescort.  so 
datsi  hangende  blijft  an  thooft 

.23.  va?i  wonde?*  gescoten  int 
ansichte  of  eldre 

.24.  van  dornen  of  gescutte  uut 
doen  comen  sonder  snide?i 

.25.  hoemen  den  gewonden 
sculdech  es  te  houdene  van 
etene  ende  van  drinkene  ende  te 
hoedene 

.26.  van  spasmns  dats  van 
crampe 

.27.  van  scorftheiden  vanden 
hoofde 

.28.  van  lusen  te  verdrivene 
waer  datse  siin 

.29.  van  wannen  op  thooft  of 
o  verben  e 

.30.  van  bulten  op  thooft  in  la- 
tine  testudo 

Dese  leringen  suldi  allé  vinden 
ende  elc  op  siin  proper  getal  ach- 
tervolgende 


van  dew  hersenbecken  ghewowt 

van  buien  die  veel  zwaerliken  syn 

van  dat  dat  een  been  sciet  onder  dat  ander 

Vanden  hersenbecken  ghebroken  sonder  wonde  int  hoeft  vleisch 

van  der  leringhen  der  .4.  raeisteren  hoe  men  naeyen  sal  wonden  int 
aensicht 

van  ghescaerden  monden  in  kinderen 

van  buien  te  doen  gaen  sitten 

van  wonden  die  vallen  boven  den  oghen  dwerse  of  langhes 

van  dat  ore  of  ghescoert  is 

van  wonden  ghestoten  int  aensicht 

Dit  boec  is  ghedeelt  in  drien  pertiën  als  ghi  na  horen  sult  ende  elke  pertie 
een  tafel  op  hem  selven  van  wat  stucken  dat  men  der  in  vinden  mach. 


ie  incipit  cy- 
rurgia  magi- 
stri  Johannis 
domini  yper- 
mans  quam 
ipse  compila- 
vit  et  in  teu- 
tonico  redegit 
filio  suo  1)-  Omme  dat  hi  begerde  dat 
hi  propheteren  soude  met  sire  con- 
sten  ende  met  sire  leringen  Ende 
metter  leringen  van  vele  groetere 
meesters  ende  uut  vele  goeden  auc- 
toers  getrect  also  men  hier  na 
vinden  sal  op  surgie.  Ende  oec  so 
salinen   hier   in  leren  wat  surgye 


es  ende  wat  surgye»  toebehort. 
ende  oec  wat  de?i  surgijn  toebe- 
hort CJ  Ende  men  sal  ierst  seggen 
wat  thoeft  es  ij  Surgie  es  geseit  van  l  143b. 
der  hant.  cyros  in  griex.  dats  .1. 
hant  in  dietsch  surgie.  dats  werc 
gewrocht  mester  hant  ende  es  te 
verstane  surgie  hant  werc  van  me- 
dicinen  Nu  wille  wi  beginnen  onse 
werc  van  surgien  ierst  op  thoeft 
ende  alderierst  wat  thoeft  es 

Cap.   1. 
Vande(n)  hoefde  e(nde)  va{n)  sire  c  2a- 
sceppenissen.  2) 

Verstaet  thoeft  es  ront.  om  dat  &  2d. 


c  la. 


c  lc. 


:)  Hier  beghint  die  cirurgie  van  meester  ian  yperman  ende  es 
getrocken  wt  alle  den  auctoers  der  mesteren. 

Hic  est  practica  et  doctrina  composita  a  magistro  iohanne  ypermanni  quam 
ipse  tractavit  in  flamingo  ad  utilitatem  filij  sui  in  tempore  vite  sue  sane  et 
voluit  quod  ipse  haberet  aliquid  de  opere  suo  et  doctrina  sua  a  multis  m&gistris 
scilicet  de  lanfranco  et  a  quatuor  magistris  de  salerno  eta  galieno  et  arolando  eta 
rogero  et  a  hmtto  et  a  raso  et  a  magistro  hugone  de luckes  et  a  magistro  albucaso. 

Na  de  inhoudsopgaaf  {sie  noot  1  op  bis.  2)  volgt  dan  : 

Dits  beghin  van  cirurgien 

Hier  begint  die  cirurgie  des  meesters  ioannis  ypermans  den  welke  dat  hi  uten 
latine  ende  ute  syn  selves  verstandenisse  ende  leringe  ende  wt  sine  goeder  geloefder 
werken  dit  troc  hi  ende  maecte  in  dyetscher  talen  de  welke  dat  hi  bestont  te  maken 
om  zyns  selves  zone  binnen  zyn  zelves  live  ende  dat  specion  hadde  hi  binnen  der 
stede  van  yperen  in  welke  dienst  dat  hi  sterf  int  iaer  ons  heren  mccc  en  x.  ende  hi 
maecte  dit  werck  in  dietsch  e  om  die  minne  van  zyn  zoen  die  soe  ionc  was  dat  hi  hem 
C  ld.  niet  wel  verstont  in  gramariën  al  zoe  die  boeken  leerden  die  zyns  vaders  waren  ende 
dair  ute  dat  hi  wrochte  ende  die  hi  gehoirt  hadde  lesen  ende  dair  hi  ute  zyn  werck 
voldede  ende  die  bouken  en  hadden  sinen  zoen  niet  te  goede  geworden  ende  dair 
om  maecte  hi  dit  in  vlaemscher  talen  om  dat  hi  begeerde  dat  syn  soen  profi- 
teerde dair  mede  ende  hem  bleve  van  synre  leringe  die  men  zeer  prisende  is. 

L  143a.  Hier  beghint  die  surogie  meester  jans  p  (presbyteri)  ypermans  welke  dat 
hy  uten  latijn  ende  wt  syns  selfs  verstandenis  ende  wt  synre  leringhe  Ende  wt 
synre  goeder  gheloefder  werken  iracteerde  hy  ende  maecket  in  dietscher  talew  ende 
(een)  glorieeus  werck  van  cyrurgiën  twelke  dat  hy  bestont  te  maken  om  syns  selfs 
soene  binnen  syn  selves  live  Ende  spencioen  (pensioen?)  ander  (C  :  hadde)  binnen 
der  steden  van  yperen  in  welken  dienst  dat  hy  sterft  int  jaer  ons  heren  doe  men 
scref  MCCC  ende  X*)  doe  maecte  hy  dit  werc  in  diesehc  om  die  minne  van  sinen  soen 
die  soe  jonc  was  dat  hy  hen*  niet  wael  en  verstont  in  gramariën  van  die  goede 
boeken  die  sijns  vaders  waren  daer  hy  wt  vrachte  (wrachte)  die  hy  ghehoert 
hadde  Ende  daer  ute  dat  hy  werc  vuldede  die  en  hadden  hem  niet  te  goede  ghe- 
worden  Ende  daerom  maecte  hi  dit  in  diesche  omme  dat  hy  begheerde  dat  syn  zoen 
profiteerde  daermede  ende  hem.  bleve  van  synre  leringhe  die  men  seer  prijssede 
2)  C  :  Men  sal  hier  leeren  die  natuere  van  den  hoofde  :  ende  die  anothomie  deer  of: 
ende  die  sceppenisse. 

*)  Zie  „Janus",  Archives  intern,  pour  1'Histoire  de  la  Médecine  et  la  Géographie  Médicale, 
XIV,  1909,  pag.  397. 


te  meer  houden  soude  m  even  vele 
stede?*,  ende  om  dat  ro?it  .1.  scone 
vorine  ')  es.  Ende  om  dat  herde 
slage?i  of  vallen  of  werpingen  te 
c  2b.  min  daeran  souden  daken  2).  ende  te 
lichtelikere  af  souden  sciete?i.  Ende 
wi  selen  oec  verstaen  dat  thoeft 
die  wortel  es  vanden  mensce.  uut 
L  148c.  wien  alle  die  zenuwen  nemen  haer 
wassen  ende  haer  gevoelen  :i).  dats 
g  3a.  uten  herssenen  ende  uten  marge 
van  den  rugge  bene.  dwelke  dat 
co?nt  uten  herssenen  [ende  es 
vander  zelver  naturen  ende  alsoe 
G.]  liggende  in  .2.  huden  also  die 
herssenen  doen.  ende  dat  march  heet 
in  latine.  Nucha.  «I  Thoeft  es  van 
.3.  snbstancien.  ene  van  bene  ende 
ene  van  vleesce.  ende  ene  van 
herssenen  de  welke  [hersinen  C] 
siin  march  van  den  hoefde,  ende 
musech  es  tfleesch.  die  huut  daer 
boven  es  al  vol  wortelen  van  hare. 
Musech  vleesch  dats  herde^e  dan 
ander  vleesch.  ende  moruwer  dan 
zenuwen  of  corde?i.  of  gecroes  4). 
of  been.  Wter  huut  wassen  hare 
die  de  herssenen  decken  ende 
tfleesch  van  couden-"')  dat  hem 
contrarie  mach  wesen.  de  welke 
huut  es  dorgaet  vanden  wortelen 
toten  ende.  alse  ene  kemeneye. 
dore  welke  gaetkine  die  herssenen 
steken  uut  den  rooc  of  die  hitten 
die  hem  sijn  contrarie.  Ende 
tfleesch  dat  decketf  dbeen  met  sire 
huut  al  vol  haers fi).  Ende  thaer 
es  boven  der  huut  om  .2.  sake?r7). 


dierste  om  dat  dect  die  sweet  gaten 
datter  geen  coude  in  en  come  c  2c. 
de  welke  gaten  heeten  in  latine  b  i07d. 
poros.  dat  siin  zere  nauwe  gate?i. 
Dander  es  om  dat  thoeft  te  scoenre 
es  om  dat  haer  op  heeft.  Die  huut 
van  den  hoefde  es  dicker  dan  ander 
huden.  [aen  den  lichaem  L]  sonder 
die  planten  vanden  voeten  om  dat 
mer  op  gaet.  entie  palmen  vande?i  G  3b. 
handen  [onder  L]  om  datmer  mede 
pijnt,  ende  daeromme  essi  va?i  natn-  L  I43d. 
ren  dicke  om  dat  si  es  dorgaet.  Want 
dore  elc  gat  co?nt  .1.  haer  ende 
onderwile?i  .2.  of  drie.  Entie  huut 
es  vaste  gebonden  ant  vleesch  dat 
musech  es  met  cleinen  dradekinen 
va?i  zenuwen  come»de  vanden 
herssenen.  ende  met  dradekinen 
come?ide  vanden  adren  ende  van- 
der leveren,  ende  met  dradekinen 
comende  van  cleine?z  puls  adren. 
die  men  heet  in  latine  arterien 
come?ide  vander  herte?i.  van  wel- 
ken dradekinen  nature  heeft  ge- 
weven of  gebreit  die  huut  snbti- 
like  daer.  ende  over  al  de?i  lichame 
van  den  mensce.  Ende  dbeen  van- 
den hoefde  es  van  vele  stucken 
alst  recht  es.  ende  es  .2.  vout8). 
daer  es  ene  tafele  bute?i  ende  .1. 
binnen.  Binnen  ten  herssenen  wert 
es  ene.  ende  buten  ten  vleesche 
wert  es  ene  andere  ende  daer 
tusscen  siin  vele  adren  ende  arte- 
rien die  den  bene  gewen  hitte  ende 
voetsel  ende  geest.  Die  arterie?* 
geven   hitte  ende  geest,  die  adren 


1)  G:  figure 

2)  C :  te  mijnder  an  soude  vesten.  L  :  daer  souden  wesen  of  vesten 

3)  C :  hare  beghinsele.  ende  hare  wassen  Ende  hore  ghevoelen.  G  :  bevoelen 
*)  C :  cnoes 

*)  L :  twelke  die  hersine  ende  vlesche  hoeden  van  couden 

6)  L :  vol  borstelen  ende  haers 

7)  C  en  L  geven :  om  me  3  saken,  doch  noemen  slechts  twee. 

8)  L  :  ende  is  van  .2.  dick  of  .2.  wout.  C:ende  es  van  tween  dicten  ofte  twee  vout 


geven  hitte  ende  voetsel.  Thers- 
C2d.  G3c.  senbecke?i  es  van  vele  stuc- 
ken ende  tweevout  alsoet  vor- 
seit  es  <R  Thoeft  es  van  .3.  per- 
tiën.  deen  voren,  dander  in  mid- 
den ende  terde  achter  ').  Voren 
vander  mouden  vorwert  es  thoeft 
heet  ende  droge  hebbende  vele 
geesten  ende  luttel  niarchs  2).  Die 
middewert  van  den  hoefde  heeft 
vele  niarchs  ende  vele  geesten. 
ende  es  heet  ende  versch.  ende  int 
middelste  deel  stae?i  die  oren  ende 
staen  op  .2.  been  die  men  heet 
stenech  been  3).  Dat  achteï'ste  deel 
l.  i44a.  es  cout  ende  droge  hebbende  luttel 
geests  ende  luttel  marchs.  <J  Ende 
dus  moet  men  de  nature  verstae?i 
ende  leren  om  dat  ment  aldus  moet 
genesen.  versceeden  alsosiverscee- 


den  ende  gedeilt  siin  va»  harer  natw- 
ren  ").  Dats  te  verstane,  dat  hete  ende  o  3a. 
dat  droge,  met  medicine?i  cout  ende 
versch.  dat  es  ^contrarie,  ende  also  G  3d. 
es  men  sculdech  alle  ziecheiden 
te  genesene.  *&  Int  vorste  deel  van 
den  hoefde  so  siin  die  ogen.  die 
nese.  entie  mont  Ende  boven  den 
ogen  siin  .2.  bene  die  niet  en  siin 
vanden  herssenbeckene.  mer  si 
siin  scilde  5)  vanden  ogen.  ende  lig- 
gen lanx  [ofte  dwers  C]  onder 
die  wintbrauwen  6)  Dbee?i  vanden 
hoefde  es  van  vele  stucken  dats 
[gedaen  C]  om  vele  nutscapen. 
Dierste  om  dat  daer  vergadren 
die  stucken  daer  die  zenuwen  uut 
wassen,  dander  es  om  datter  dalen 
in  die  adren  entie  arte?'iën  om  te 
gevene  de?i  herssene?*  hitte,  voetsel 


J)  G:Dat  hovet 
es  van  .3.  pertiën 
vore  es  eene  dye 
myddewaert  eene 
andere  achtere  dye 
derde  aldus :  {zie 
fig.  I) 

2)  C  :  hebben- 
de van  den  ghee- 
sten  lettelle  ende 
lettel  van  den 
marghe 

3)  G  :  dye  men 
heetet  no  been 

4)  G  :  ende  alsoe 
verscheyden  soe 
moet  men  thovet 
ghenesen  alsoe  dye 
deele  verscheeden 
zijn 

5)  C :  scedele 

6)  G:  oghe  brau- 
wen  dat  sijn  dye 
wintbrauwen 

L :  wynbrauwen 


Fig.  L 


8 


ende  geest  ende  alle  die  zenuwen 
die  comen  uten  hoefde  ')  „\ 

b  108a.  Terdde  es  om  dattie  herssenen 
hebben  hem  [zelve?*  G]  daer  dore 
te  lichtene  2J  ende  uut  te  stekene 
die  hitte  die  hem  contrarie  es. 
Tflerde  es  om  dattie  huve 3)  die 
men  heet  die  herde  moeder  es 
vast  in  die  vergaderinge  vander 
m  ouden,  ende  vanden  slape  ende 
vander  nolle,  ende  dat  an  die 
g  4a.  been.  ende  hange?i  aldaer  die 
herssenen  ant  been  onder  die 
celle 4).  de  welke  men  heet  hers- 
senbecken.  dat  de  scilt  es  van  den 
herssenen  die  moru  siin  ende  wit5). 
Waerbi  dat  selke  philosophe  seit6). 

L  144b.  dattie  herssenen  siin  cout  ende 
versch  [ne  ware  tghemeene  seyt 
datsij  sijn  heet  ende  versch  G] 
ende  ratech  tusscen.  2.  tafelen, 
daer  die  vorseide  adre?i  in  lopen. 
ende  om  dat  daer  die  hitte  van 
den  herssenen  in  spaersen  7)  soude. 
c  3b.  ende  daerna  uut  comen  8)  soude  te 
harrer  vergaderingen,  de  welke  ver- 
gaderinge siin  tanden  9).  Ende  alst 
therssenbecken  daer  ontwee  10)  es. 
dan  eist  tontsiene  dat  die  liese  ge- 
wont  es.  dan  es  tontsiene  die  doot u ). 
•I  Thoeft  es  in  drien  gedeilt  alsoet 
vorseit  es.  int  vorste  deel  lege£ 
die    kennesse    van    den    mensche. 


Alse  zien.  smaken  ende  rieken. 
Dat  zien  es  om  ondersceet  te  heb-  g  4b 
bene  of  kennesse  te  dragene  tus- 
scen wit  ende  swert.  of  donker 
ende  licht ll)  ende  des  gelike.  Die 
smaec  es  te  hebbene  ondersceet 
tussce?i  gesouten  ende  versch  ,3). 
ende  des  gelike.  Roke  es  te  hebbene 
ondersceet  tusscen  stinkende  ende 
wel  riekende  '*)  ende  des  gelike. 
«I  Int  middelste  deel  legt  die  redene 
ende  dat  horen,  die  redene  dat 
es  heesch  ende  andwerde  l5).  horen 
dats  verstaen  ende  andwerde 
geven  [van  datmen  seyt  ende 
van  G]  dattie  mensce  hort.  Ende 
daer  omme  es  in  dit  deel  tgepeins 
[ende  der  memoriën  C]  vanden  men- 
sche. €][  Int  achterste  deel  so  legt  die  c  3c. 
onthoudenisse  wat  dattie  mensce 
hort  of  gehort  heeft  dat  gaet  lig- 
gen int  achterste  deel  van  den 
hoefde.  Dus  segt  cort  rogerns  in  16) 
roelandinns  in  latij?i  In  prima  l  144c 
cellula  sit  ymago.  in  media  ratio, 
in  posteriori  memoria  <I  Die  hers- 
sene»  liggen  tusscen  .2.  huven  l7). 
daer  dene  af  heet  dura  mater,  entie 
andre  pia  mater,  dats  te  seggene 
genadege  moeder18).  Mer  herde 
moeder  es  dicke  ende  vast  om  dat 
si  legt  naest  den  bene.  ende  sleet 
daer  iegen  altoes  Ende  dese  mach 


')  G  :  omme  te    ghevene    hitte    den    hersenen,    ende  voetsel  ende  gheeste  alle 
dye  zenuwen  comew(de)  uten  hovede 
*)  G :  te  luchtene  3)  G  :  huut  4)  C  :  selle.  G  :  scelle  8)  wet  =  vochtig 

6)  G  :  alle  dye  phylosop(/i)e  segghen  7)  G  :  persen  8)  G  :  daer  ute  spruten 

9)  L :  ende  daerna  ute  comen  ten  hare  vergaderiwghew  soe  syn  die  tandenringhew 
(tandeeringen)  aldtts  (eenvoudige  schets)  ende  heet  die  comrausure.  In  G  onbe- 
holpen schets. 

10)  C  :  in  twee 

u)  L :  dat  die  liese  es  ghequest  ende  ghewont  ende  alsse  ghewowt  es  soe  is  te 
ontsien  die  doet.  G  :  dan  es  die  gewonde  in  vrese  vander  doot 

12)  C :  claer 

13)  C  :  tusschen  bitter  ende  soete.  G :  tusschen  bitter  ende  soete  tusschen  ghe- 
soutew  ende  verschs 

M)  L:  goede  luucht  lB)  G:heesschen  ende  antwerden 

16)  C  en  L  :  ende  17)  Cm  L:  huden  l8)  G  en  L :  sochte  moeder 


g  4c  siin  gewont.  of  si  mach  apostemeren. 
[oftzweeren  G]  ende  genesen  sonder 
meskief  van  den  live  den  gewon- 
den. Mer  die  genadege  moeder  es 
dunne  om  die  hersenen  diere  in 
liggen  besloten,  dese  mach  qua- 
like  wesen  gewont  ende  genesen 1). 
Nochtan  seit  galienns  dat  hi  sach 
enen  die  beide  die  liesen  hadde 
gewont.  ende  hi  genas,  maer  het 
was  so  cleine  dat  van  den  hersse- 
nen  niet  uut  en  quam  [ter  wonden 
G].  Thoderijc  seit  daer  iegen  dat 
hi  sach  ene?z  scedemakere  2)  in  die 
stat  van  luken  den  welken 

b  108b.  dat  hi  uut  dede  dat  achterste 
deel  vanden  hoefde,  ende  hine 
verloes  :i)  niet.  mer  hem  bleven 
c  3d.  alle  sine  werke  4)  van  .  natnren. 
CJ  Tusscen  dura  mater  ende  pia  ma- 
ter vergadert  .1.  materie  bi  grara- 
scapen  of  bi  vare.  entie  daerna 
wert  dicke.  ende  bi  beslotender 
hitten  diere  [in  C]  es.  ende  dit 
mach  wel  siin  [bi  natueren  ende  C] 
sonder  den  mensce  te  qnetssene. 
Ende  gevalt  dattie  mensce  wert 
gewont  int  hoeft  so  dat  therssen- 
becken  brect.  ende  dura  mater  wert 
g  4d.  gewont  of  geapostemert  waerbi 
datter  herde  humoren  uut  corner. 

L  I44d.  ende  dan  wanen  enege  leeke 
meesters  dat  herssenen  siin.  neent 
niet.  Ende  dus  siin  si  bedrogen 
ende  doen  den  lieden  ende  hen 
selven  logene  te  verstane.  Want 
die  herssenen  en  mogen  niet  siin 


gewont.  entie  zieke  daer  af  gene- 
sen. want  het  es  .1.  led  prtncipael. 
daer  al  die  beseffelicheit  5)  ute 
spruut  die  de  mewsce  over  hem 
heeft.  Hets  hier  af  gnouch  gespro- 
ken, mer  ie  wil  spreken  van  dat- 
ter  surgien  bestaet fi). 

Cap.  2. 

€[[    In    wat    maniere(n)    th(er)ssen- 

becke(n)   gewont  mach  nin  i(n) 

die    tekene(n)    vande(n)    liesen 

gewo(n)t  alse  dura  mat(er) 

e(nde)  pia  mat(er)  7). 

Het  gevalt  datmen  thoeft  mis- 
selike  wont.  Men  wonde£  onder- 
wilen  dat  dbeen  brect.  ende  onder- 
wilen  dat  niet  en  brect.  ende  onder- 
wilen  brekei  dbeen  met  cleinre  won- 
den, ende  onderwilen  met  groeter 
wonden  [ende  wyde  G].  Ende  wet 
dat  beter  es  therssenbecken  te  bro- 
ken  met  groeter  wonden  int  vleesch. 
d&n  mei  cleinre.  Want  met  cleinre  g  5a 
wonden  moet  men  de  wonde  meer- 
ren 8)  om  te  bat  den  herssenbec- 
kene  te  helpene.  Also  men  u  leren  c  4a 
sal  hier  na.  Ende  onderwilen  bre- 
ken dbeen  herde  zere  met  cleinre 
wonden,  ende  onderwilen  met 
groeten  wonden.  Maer  hoe  die 
broke  int  herssenbecken  comt.  al- 
toes  es  men  sculdech  to?itsiene 
vanden  liesen.  want  onderwilen 
wont  men  die  herde  moeder  ende 
onderwilen     die     sachte     moeder. 


*)  C :  dese  mach  qualic  ghewont  sijn  datter  die  siecke  of  mach  ghenesen 

:)  C  :  schedemaker.  L  :  scoemaker 

*)  G :  ende  hij  genassene  ende  hij  en  verloes  niet 

4)  C :  ghewerken 

5)  L :  ghevolen 

6)  C  :  toe  behoert 

7)  C :  Van    den    hoofde    ghewont  ende  van  dura  mater  dats  die  upperste  lijse. 
G :  Vanden  hersebecken  ghewont  in  elc  deel. 

s)  C  en  G:  wijden 


10 


€J  Alse  die  herde  moeder  gewcmt  es 
dat  mach  men  bekennen  bi  desen 
tekenen.  Want  die  gewonde  heeft 
groete  sweringe  int  hoeft ').  om 
dat  daer  es  versceden  datter  te 
gadere  behorde  te  sine  gevoecht. 
dansichte  root  ontsteken,  om  dat 

L  145a.  die  geesten  derwert  lopende  siin. 
entie  ogen  blakende,  die  to?ige 
brunende  om  die  cortssen.  ende 
on  verstandelij  c  te  sine  om  die 
storberinge  2)  van  den  geesten 
ende  van  den  humoren  s).  CJ  Ende 
g  5b.  alse  die  sachte  moeder  es  gequetst 

b  i08c.  so  mogedijt  bi  desen  tekenen 
bekenne?*.  Alse  bi  fauten  van 
crachten  4).  van  smake.  ende  bi 
dat  hem  niet  en  smelt  sine  spise 
onder  hem  ende  dat  hise  gene 
macht  en  heeft  te  stekene  van 
hem  met  crudene.  ende  bi  dat  hi 
niet  spreken  en  mach  bi  den  gees- 
ten enten  roeken  die  in  die  roe- 
rende lede  siin.  of  die  zenuwen 
die  de  tonge  vervullen,  dat  si 
niet  en  mach  werken  haer  werc 
vsrn  natnren. 

Cf  Om  te   wetene  of  pia  mat(er)  es 

gewo(n)t  op  sek(er)  teke(n) 

vand(er)  doot. 

Puustkine  comen  onderwilen  int 

ansichte    biden    voetsele   daer   ge- 

trect    bi   der   cracht    van  natnren. 

ende    niet    lichamlike.    ende   bloet 

ende    etter   loept   hem    onderwilen 

uten    oren    ende    uten    nese   bider 

zelver  redenen  of.  bider  fauten  der 

onthoudende  s)  natnre  ende  oec  den 

vasten  lichame  bi  den  geesten  die 

c  4b.  lopen  ter  wonden,  entie  vercranc- 


heiden  vanden  instrnmente  van- 
den leden  die  den  lichame  voeden. 
Ende  es  te  verstane  of  den  vasten 
lichame  of  den  lichte?*  lichame  hem 
lieden  volgende  es.  dat  dicken  siin 
vortekene  vander  doot.  ende  dat 
noch  arger  es  beven  ende  daerna 
hitte  van  cortssen  .3.  werf  of  .4.  G  5c. 
sdages  come?ide  den  gewonden, 
dat  siin  qnade  tekenen,  want 
die  natnerlike  hitte  sceedt  haer 
vande?i  wonden  ende  vanden 
lichame 6).  de  welke  hitte  si  moeten  l  hoi 
hebben  int  achterste,  ende  dats  .1. 
gewarech 7)  teken  vander  doot. 
Ende  alle  dien  dat  toe  comt  van- 
den vo?*seiden  .2.  laetsten  tekenen 
ontbeiden  si  die  doot  binnen  den 
ondersten  dage  8j  ende  sonder- 
linge  alse  enech  van  den  huven 
van  den  herssenen  gewont  siin. 
so  sterven  die  gewonde  int  ierste 
volle  mane.  dat  gesciet  sonderlinge 
om  dattie  lichamen  van  den  pla- 
neten hebben  heerscapie  optie 
ertsce  dingen,  werbi  dattie  mane  es 
moeder  der  wacheiden  van  ertseen 
lichamen,  ende  die  versceit  van- 
der manen  gevoege£  meer  die  versch- 
heide  vander  erden  wassende,  ende 
dan  die  verscheide  vanden  hersse- 
nen wassende,  doen  die  herssenen 
verspelen  grotelike.  ende  en  mach 
niet  onthouden  die  herssenen  sinen 
scieten  uut  haer  rechter  stede,  want  e  4c 
sine  hebben  geen  onthouden  9)  alse 
die  huve  gequetst  es.  ende  a\dms 
sterft  die  gewonde,  waerbi  grote 
vrese  es  gewont  te  sine  int  herssen- 
becken  ende  daer  behort  grote  const 


')  C :  bedi  dat  de  pacient  heft  groete  pine  inthoft  a)  G  :  verstoringe 

3)  C:ende  onverstandich  tsiene  owme  die  gheesten  ende  die  humoren  die  ver- 
stoermt  sijn.  L :  owme  die  gheesten  ende  die  humoren  die  der  verstormt  sijn 

4)  L  :  als  by  gebrec  van  smaken  5)  C :  ontfandender 

6)  C  :  bedi  die  natuerlike  hitte  stect  hare  van  den  hende  des  lichame 

')  C  en  L:  warachtich  s)  C  :  +  daghen.  G  :  hondersten.  L  :  xo  daghen 

9)  C :  onthoudenisse 


11 


g  5d.  toe  dat  herssenbeken  wel  te  medici- 
neerne  J)  ff  Mae?- bruun2)  seit.  dat 
hire  vele  genas  die  dura  mater 3)  ge- 
wont  ende  ontwee  hadden,  mer 
hebbende  die  vorseide  tekene 
en  sach  hi  noyt  en  genen  ge- 
nese?z.  Ende  noch  orcont  hi  dat 
hi  genas  die  pia  mater  hadden 
ontwee.  mer  het  was  herde  cleine  *) 
dattie  hersene?^ 
b  i08d.  niet  uut  lopen  en  mochte?i.  ff  Ende 
l  145c.  galieenorcontintco?nmentvande?i 
anphorisme.  dats  .1.  boec  vanmedi- 
cinen  die  also  heet.  dat  hi  oec  sach 
den  nienegen  die  pia  mater  hadden 
gewo;it  met  clei?ider  wonden  die 
oec  genasen.  ende  dat  bediedt  hi 
nerenstelike 5)  alse  hi  seit.  alse  die 
wonde  comt  ten  herssenen  dat  si 
uut  lopen,  sonder  twivel  dan  stervet 
die  mensce  [ende  dat  vynt  men  in 
plantegine  In  den  anderen  boec 
bescreven  ende  seyt  dat  hem  vele 
zotten  beroeme?i  dat  sij  hebben 
ghenesen  dye  de  hersenen  ute 
liepen  ende  vulden  dye  stede 
met  cottoene  twelcke  dat  valsch 
was  ende  onrechtverdich  Deo 
gracias  Gr] 


Cap.  3. 

ff   Hoe  thoeft  gedeilt  es  einde)  hoe  g  6a. 
me(ri)  die  deel  sol  moge(n) 
medicinere{n) 6). 

Het  siin  vele  ziecheide?i  int  hoeft,  c  4d. 
alse  caphalea.  monapagia.  emigra- 
nea.  ende  andere  ziecheiden  die  ter 
surgien  niet  en  behoren,  ende  daer 
af  en  willic  hier  niet  spreke?z.  mer 
dat  der  surgien  toe  behort.  ff  Thoeft 
es  ondertiden  gewont  int  vorste 
deel.  [ofte  dat  middelste  deel  ofte 
dat  achterste  deel  dat  es  bedi  te 
verstane  dat  men  elcke  stede  ende 
deel  sal  gheven  medicinen  ghelijc 
dat  ons  vorseit  es.  Alse  dat  her- 
senbecken  in  dat  voerste  deel 
ghewont  es  C]  dan  verbieden  die 
actors.  datmer  niet  op  en  legge 
heete  medicine  ende  droge  om  dat 
deel  heet  ende  droge  es.  Nochtan 
doen.  heete  medicine?i  vleesch  was- 
sen in  meneger  steden  bi  natnren. 
Want  hete  medicinen  ende  versche 
doen  bi  natnren  vleesch  wassen  bi  l  U6d. 
natnerliker  redenen.  Nochta?i  ver- 
biet hijt  bi  redenen  datmewt  niet 


1)  Wellicht  iets  duidelijker  in  L.: 

ende  namelike  als  eneghen  in  die  huve  van  der  hersenen  in  ghewont  sy  soe  sterft 
hij  inder  eerster  volle  mane  dat  geschiet  der  naturen  om  dat  die  lichame  van 
den  planeten  hebben  eerscapien  op  die  eeische  (aertsche)  dingen  waer  bi  dat 
die  mane  es  moeder  der  wacheden  vanden  aertschen  lichamen  Ende  die  verse, 
hede  vander  manen  ghevoucht  soe  met  die  verscheden  vander  aerden  wassende 
ende  dan  die  verscheden  vanden  hersinen  wassen  doen  die  hersine  ende  lopen  ute 
Ende  mach  by  verscheden  niet  onthouden  ende  verschieten  van  haerre  gherechter 
steden  bedy  sine  hebben  ne  gheen  onthoudenisse  als  die  huve  ghequest  is  Ende 
aldns  soe  stervet  die  ghewonde  biden  welke  groet  vrese  es  int  hoeft  ghewont 
te  syn  vanden  hersenbecken  Ende  hoemen  den  hersenbecken  ghevolghen  mach 
owme  te  medmneeren  der  behoert  grote  const  toe. 

2)  C  :  brune.  G  :  Galienus. 

3)  G  :  pia  mater 
*)  C  :  soe  cleene. 

5)  C  en  L  :  vasten 

8)  C :  Van  der  delinghen  der  natueren  des  hoofts  ende  sijn  werc.  G :  Van  vele 
siecheden  int  hovet. 


12 


en  legge  op  dmiddelste  deel  van- 
g  6b.  den  hoefde,  om  dat  heet  es  ende 
versch.  want  het  mochte  daer  ver- 
techeit  ')  toe  bringen.  om  dat  daer 
vele  marchs  es  in  die  stede.  Maer 
therssenbecken  te  broken  int  ach- 
terste deel.  daer  so  legt  coenlike 
versce  ende  hete  medicinen.  want 
dachterste  van  den  hoefde  es  cout 
ende  droge.  Ende  alst  herssen- 
becken  tebroken  es.  so  en  maecht 
niet  weder  volwassen  siin  en  werde 
eer  leden  .30.  dage  of  .45.  en  ware 
in  jongen  kindren2)  van  .18.  jaren 
c  5a.  of  daer  onder,  want  dese  hebben 
in  die  verscheit  van  haers  vaders 
natnre.  datmen  heet  sperma  patres. 

[Dits  een  goet  natuerlic  teeki{n). 

Ende  een  goet  natuerlic  teekin 
ende  een  goet  cappittele  wilden 
de  mesters  der  op  studeren  ende 
daer  naer  werken  sone  soude 
hem  niet  ghebreken  ende  si  sou- 
den behouden  goede  ende  wel 
wesen  metter  werke  ende  si  souden 
goede  behouden  die  ons  dire  conste 
met  sinen  bloede  ende  ghi  mesters 
laet  dat  doch  dor  sinen  wille3). 
Ende  omme  dat  exempel  te  ghevene 
dat  wy  ons  exponeren  ende  wach- 
ten van  sonderk'c '')  lieve  kinderen 
heer  (hier)  op  soesiet  ende  ebter  com- 
passie op  ende  stelt  al  uwe  gewerke 
op  gode  alre  erst  ende  ten  beghinne 
van  den  werke  soe  siet  ofte  ghijt 
met  gode  doen  moght.  ende  dat  ghi 
doen  moght  met  uwer  const  en 
der    lieder    profijt.   Dan    sel    god 


werken  met  hu  (u)  ende  metter  hul- 
pen van  hem  soe  sal  hu  werc  wel 
varen  want  gode  side  sculdich 
ane  te  roupene  met  allen  sinne  l  146a 
in  alle  uwe  beghinnen  van  uwen 
wercken.  Ende  dat  hem  toe  bevelen 
mach  want  hi  is  principal  van  der 
consten  ende  van  den  wercke 
van  der  hant.  Ende  ghi  lieden  die 
Cyrugien  wesen  wilt  ghi  moet 
hebben  dese  navolghende  pointen: 
conciënce  leeringe  gode 
wandelmge  minlike  ende 
subtijl  ende  vol  commen  van 
sinen  leden.  C] 

Cap.  4. 

In  isto  cap(itu)lo  potestis  scire  q(uo)d 

p(er)tin(et)  ad  cyrurgicu(m)  et  q(uo)- 

m(odo)  se  ip(su)m  h(ab)ebit  et  reg(et) 

et  o(mni)s  articulo  quos  tene- 

(tur)  h(ab)ere  de  jure 5). 

Wi  selen  weten  wat  orborlijc  c  6b. 
es  eiken  surgijn.  Ierst  dat  hi  si 
volmaect  van  sinen  leden,  ende 
wale  getempert  van  sire  com- 
plexiën.  Daer  bi  seget  rasis. 
wies  ansichte  dat  qnaet  ende  lelijc 
es  mach  qnalijc  siin  van  goeden 
engiene  6).  Want  der  qnader  ge- 
danen 7)  volgen  gerne  qnade  seden 
ende  qnade  complexiën.  dats  qnaet 
in  den  werken.  Dat  seit  avicenna. 
die  .1.  scoen  anscijn  heeft  hem 
en  es  niet  onmogelijc  dat  hi  si 
van  goeden  zeden.  Ende  hijs  oec 
sculdech  te  hebbene  wel  gemaecte 
handen   ende   cleine    vingren   ende 


l)  C :  verscheit 

5)  C :  Nou  soe  verstaet  dat  hersenbeckin  tebroken  ne  mach  niet  wassen 
sine  waere   eer  leeden  30  daghe   ofte  40  het  en  waren  jonghe  kinderen 

3)  L  :  Ende  si  souden  gode  behouden  dat  sine  dat  hi  diere  cocht  met  sinen 
blode  dat  ghi  dat  ghewerdicht  te  latene  dore  sinen  wille  *)  L :  sondew 

5)  C :  wat  een  cirurgien  toe  behoeren  moet.  L :  Wat  dat  oerberlijc  is  eiken 
syrugijn.  Dit  hoofdstuk  ontbreekt  in  G. 

e)  L  :  mach  qualic  goet  wesen  van  enighen  goeden  seden  ')  C  :  ghedaente 


13 


lanc.  ende  stare  van  lichamen  ende 
niet  bevende,  ende  claer  siende.  so 
dat  hi  siin  werc  wel  macht  heeft 
te  voldoene  ende  van  gestade?i 
sterken  sinne.  ende  snotyl.  ende  niet 
gierech.  [bedi  de  ghierichede  be- 
drijft den  menighen  soe  ende  ver- 
blenten  dattet  sine  versta/misse 
most.  ')  C]  «I  Galyenns  seit  dat  hi 
natnerlike  moet 

b  109a.  siin  oetmoedech.  ende  stare  in 
sinen  moet.  Ende  hine  moet  hem 
oec  allene  niet  verstaen  van  medi- 
cinen.  maer  oec  coenen  sine  boeken 
van  naturen  dat  heet  philosophie. 
Want  grammarie,  logike.  rothorike 
ende  ethike.  dese  .4.  consten  leren 
alle  dinc  met  redenen  proeven. 
Wa?it  logike  leert  ierst  proeven 
alle   dinc  met  proefliken  redenen. 

l  U6b.  Ende  hi  moet  oec  connen  sine  gra- 
marie.  die  lere£  die  bediedenisse 
van  eiken  worden  in  latijn  Ende 
sine  rethorike  want  die  const  leert 
c  6c.  begadelike  spreken  elke  redene. 
gelijc  dat  wi  horen  mogen  an  die 
taelmans.  mer  sine  hebbent  niet  uut 
consten  van  boeken  mer  bi  gewoen- 
ten.  Ende  hi  moet  oec  connen  sine 
ethike.  want  die  const  leert  goede 
zeden.  Ende  hine  moet  oec  niet 
wesen    gulsech.    mer    sober    ende 


levene.    ende   niet 
getrouwe    siin    in 


cuusch 2)  van 
nidech ;<).  ende 
allen  stucken.  Ende  hi  moet  hem 
selven  al  geven  ten  zieken,  also 
dat  an  hem  geen  gebrec  en  si.  van 
dat  hem.  of  sinen  zieken  of  der 
curen  toe  behort  om  te  voldoene 
mester  helpen  gods  *)  <J  Ende  in 
thuus  daer  die  zieke  legt  en  sal 
hi  gene  worde  spreken  dan  die  te 
siré  curen 5)  behoren  ende  om  des  zie- 
ken orbore.  ende  en  houdt  niet  vele 
talen  6)  iegen  die  vrouwe  of  iegen 
(die)  dochter  of  iege?i  diemaerte7). 
no  en  hebt  met  hem  lieden  genen 
raet  dan  om  u  cure.  Noch  en  zietse 
niet  ane  met  ydelen  ogen.  Want 
die  lieden  siin  scalc  8).  ende  sulke 
sake  maect  vele  vianden.  maer  die 
surgijn  heeft  wel  te  doene  dat  al 
die  liede  siin  vrienden  siin  9).  Waer 
bi  ie  u  oec  verbiede  dat  ghi  met 
niemen  en  bordeert.  want  men 
weet  niet  wie  wel  spel  can  ver- 
staen of  verdragen.  No  hine  sal  oec 
iegen  niemen  fellike  scelden.  mer  L  U6c. 
alle  surgine  ende  alle  clergie10)  sal 
hi  eren.  ende  niet  beniden  dat  si  wel 
varen,  ende  hem  selven  niet  pro'sen.  c  5d. 
ende  hoefscelike  wandelen,  ende  dus 
suldi  comen  in  goeden  name n). 
Ende    gene   sware    cure   en    seldi 


')  L  :  mest  2)  C  :  scuusch  a)  C :  ende  niet  ghierich  noch  nidich 

4)  C :  ende  hi  moet  hem  over  gheven  sinen  lichame  den  siecken  dat  gheen 
ghebrec  ane  hem  ne  sijn  (si)  van  dat  sire  curen  toe  behoort  omme  des  sieckes  pront 
ende  sine  cueren  te  vol  doene 

5)  L  :  consten  6)  C  en  L  :  langhe  tale 

7)  L:jeghen  die  vrouwe  of  dat  ionc  wijf  ofte  docter  of  dies  ghelike 

8)  L :  waer  om  die  lude  syn  somme  alte  grawakel  (l:  gawrdkel) 

9)  C :  ydelen  oghen  bedi  die  lieden  sijn  jackeleus  vele  van  haren  wiven  ende 
het  maect  vele  vianden  ende  lettel  wrinde  (l :  vrinde) 

10)  C :  alle  medicinen  ende  alle  clereken 

u)  C :  ende  hem  selven  ne  sal  hi  niet  prisen  maer  hi  sal  hem  andere  liede 
laten  prijse  van  sinen  goeden  werc  ende  aldws  sal  hi  commen  in  goede 
name  ende  wandelen  hoveschlike  ende  hi  sal  wesen  van  heuscher  tale  ende 
alle  die  van  uwen  ambouchten  sijn  die  doet  eere  ende  sprect  altoes  wel  after 
hem  lieden 


14 


begeren  daer  ghi  gene  hope  toe 
en  hebt ').  ende  moetij t  doen  over- 
mits  beede.  so  segt  den  vrienden 
alle  die  vrese.  ende  dat  ghire  u 
beste  met  doen  selt 2).  Ende  de?i 
zieke»  troest  altoes  wel s).  Ende 
maect  clare  ende  vaste  vorwarde 
als  de  zieke  ten  alderziecsten  es 
[ende  aller  meest  tonghemake  want 
clare  verworde  brect  alle  strijt  C] 
l  i46d.  Ende  va»  de?*  riken  nemt  wel  uwen 
salarijs.  Enten  arinen  dient  vrien- 
c  6a.  delike  om  gode  die  u  de  macht 
verleent. 

Cap.  5. 

€J  Dits  leri(n)ge  hoe  me(n)  ierstw(er)f 

sal  v(er)make(n)  entie  wondein)  te 

nayene  i(n)  elke  stede  ''). 

Alse  ghi  sijt  geroepen  teenre 
nuwer  wonden,  so  besiet  waer  met 
si  gemaect 
b  i09b.  es.  so  gevallen  so  geworpen  so  ge- 
slege?i 5).  Ende  ot'sijns  (sijs)te  doene 
heeft 6)  so  wiecse  7)  ende  legter  op 
.1.  plaester  van  stoppen  8;  genet  int 


witte  vanden  eye  ongeslagen,  want 
metten  slane  ne??it  men  hem  vele 
van  sire  coutheM  ende  van  sire G  6c- 
limachtecheden 9)  die  sweetgate  l0) 
te  stoppene  in  die  stede.  Ende  of 
ghi  t witte  van  den  eye  niet  en 
hebt.  so  nemt  siins  selfs  bloet  want 
het  dwinct  herde  zere  alst  ver- 
droecht  es.  Sulke  n)  nemen  water 
ende  aysiin  ende  netten  n)  daer  in 
haer  plaester.  Maer  ie  nam  dicken 
haers  selfs  bloet  n)  ende  bant  also 
ende  het  voer  herde14)  wel.  Ende  C  6b. 
alse  ene  wide  wonde  es  geslage?* 
met  .1.  swerde  of  dies  gelike.  essi 
te  wyt.  so  naytse.  ende  begint  in 
die  middewert  o  f  ter  .3.  poen  ten 
toe  behorden.  ende  ofter  .2.  poenten 
toe  behoren  so  naytse  slecht  ge- 
deilt.  ende  doet  der  in  ene  wieke 
daer  dat  etter  uut  lopen  mach.  ende 
stect  die  steke?i  so  diepe,  dattie 
wonde  also  wel  slute  in  den  bodem 
alse  boven,  so  datter  geen  etter  in 
en  gadere  also  na  alse  ghi  moget. 
Want  als  men  die  wonde  boven 
nayt  ende  in  den  bodem  niet  en 


')  L :  Ende  alte  zwaer  cure  en  suldi  niet  begheren  want  ghi  mocht  uwen 
goeden  naem  dermede  verliesen  waer  by  dat  ie  u  rade  dat  ghise  laet  varen 
ende  niet  aen  en  neemt  het  en  waer  by  beden  vanden  zieken  ende  van  sinen 
vrienden 

2)  L :  Ende  gheloefter  niet  meer  an  dan  dat  ghise  doet  dat  best  dat  ghi  moghet 

3)  C:Ende  aldtts  sijt  royale  ende  den  siecken  troest  altoes  wel  ende  ofte 
hi  onverduldich  es  soe  troesten  met  uwer  soeter  tale.  ende  sijt  altoes  goe- 
dertiere  jegen  uwen  siecke  Ende  ofte  ghi  hoort  uwe  onghenouchte  verdraget 
goedertierlike  van  ontscamelen  lieden  van  den  smeeckers  ende  van  den  loge- 
naers  soe  suldi  hu  wachten  waer  ghi  sijt.  Ende  sijdi  daer  onder  gheraect  soe 
maecter  hu  of  quite  soe  ghij  erst  moght  ende  antierse  hoveschelike  al  sout  over 
hu  gaen  dats  myn  raet 

4)  G :  Van  bloede  te  stelpene.  C  en  L :  Van  wonden  eerst  werf  te  vermaken, 
ende  te  naeyen.  Tekst  van  sperma  patris  af  (blz.  12  le  kolom)  tot  hier  ont- 
breekt   in  G. 

5)  In  C  ruimte  opengelaten ,  bestemd  voor  een  teekening. 
•)  C :  ende  ofte  sijt  van  doene  heeft 

7)  G:wydse  8)  L  :  werke 

°)  C :  benemt  men  hem  vele  van  siner  limicheit 

10)  C :  die  poros  dat  sijn  zwete  gaten 

")  C :  eenighe  mesters  u)  G  :  doppen 

'3)  C :  alse  ie  gheen  witte  van  eye  ne  hadde  M)  C  :  seere 


15 


slut.  so  vergadert  gerne  etter  m 
den  bodem,  ende  dan  so  comter  af 
soinwile  lanc  werc.  datmen  heet 
fistel  ').  also  mew  u  hier  na  sal 
seggen.  ende  bedieden  wat  die 
G  6d.  festel  es  ende  waer  af  si  corner. 
LU7  a.  ff  Ende  die  naelde  daer  men  won- 
den met  nayt  die  moet  siin  .3. 
cantech.  entie  oge  moet  siin  ge- 
gracht,  dattie  draet  mach  liggen 
in  die  gracht,  so  en  werdet  niet 
te  dickere  an  die  oge  2).  Ende  die 
draet  ware  goet  gewast  hi  soude 
tfleesch  te  noeder  sniden  ontwee  8). 
of  nemt  .1.  roden  zidinen  draet  of 
wit  ziden  draet 4).  Ende  ofter  enech 
splinter  in  si  van  henen,  so  doet 
ute  eer  gi  die  wonde  nayt.  Ende 
altoes  wacht  wel  datter  geen  dine 
m  en  si  eer  gise  nayt.  ff  Ende  of 
gire  met  en  sijt  toe  geroepen  van 
ierst.  ende  gise  droge  vint.  so 
verscht5)  die  wonde  ende  screept 
haer  zanten  ende  doetse  bloeden 
met  enen  sceerse  6).  ende  dan 
naytse.  Ende  of  haer  .2.  lippen 
c  6c  verre  siin  versceede?i 7).  so  doetse 
iemen  te  gadere  duwen  mei  beide 
sinen  handen,  ende  slaet  .2.  werf 
uwen  draet  omme  ter  ierster  werf 


ende  daerna  slut  uwen  cnoep  op. 
ende  cnoept  al  uwe  steken,  so 
selense  te  bat  houden.  Ende  als 
de  wonde  genayt  es.  so  stroyt  o  7a 
opten  naet  dit  pulver  dat  gi 
vore  gemaect  selt  hebben.  Wa(n)t 
het  doet  de  lippen  vanden  won- 
den, te  gadere  heilen.  also 8)  roe- 
landijn  seit.  dwelke  pulver  men 
maect  aldus:  ff  Nemt  die  wortel 
vander  confiliën  die  grote,  entie 
droge  bollen  van  hermeniën 9)  van 
eiken  .1.  3.  ende  griex  pee  dat 
men  oec  heet  colofonie  .3.  5. 
mastic  ende  cleine  wit  wieroec  van 
eiken  .s.  3. 

bloet  van  draken  ende  mummie  8  i09c. 
van  eiken  .2.  3.  stampei  ende  mbiget 
al  te  gadere.  ende  sichtei  dore  enen 
dicken  teems,  ende  bestadei  in  .1. 
busse  tote  dat  gijs  hebt  te  doene. 
hei  mach  goet  bliven  meer  dan 
.20.  jaer  in  ene  droge  busse  be- 
sloten. Ende  dit  heet  roelandijn 
trode  pulver,  hei  streemt  bloet.  ende 
oec  doet  [goet  C]  vleesch  wassen. 
Ende  oec  eist  goet  getempert  meiten 
witte  vanden  eye  ende  geleit  op 
.1.  tebroken  been  getempert  mei  l  147b. 
bloemen 10)  die  cleeft  an  die  weech  n) 


*)  L :  ende  dat  heet  vestelerew 

2)  C:ende  ghegracht   ende   dunne   naer  dese  vorme:  {Eenvoudige  teekening 
van  een  naald.  Zie  fig.  II) 

3)  C :  want  si  soude  te  mijn  sniden  dat  vlesch 

4)  In  G  en  L  vluchtige  schetsen  van  een  naald  en  draad. 

5)  G :  vernyewei 

6)  C :  aldus  ghemaect  (eenvoudige  teekening  van  een  mesje ;  sie  fig.  IV.  Ook 
in  L  een  afbeelding  van  een  mes.) 

7)  C  :  versceeden  wijde  8)  C  :  Pulvis  Roelandini. 
Nemt  die  wortel  van  der  mester  carsauden  wel  gedroghet 
bolum  armenicum  aïïa  .§.  j. 

colafonie  -5~-  ij 

masticis 

olibanum  ana  .§•  s. 

sangw*'s  draconis 

mummie  ana  -5-  üj- 

hierof  maect  poulver  alsoe  cleene  alse  ghi  moghet 

9)  G  :  bole  van  armenyen  10)  L  :  mele  n)  G  :  want 


16 


vander  wintmolen.  also  ment  visie- 
ren  sal  int  capitel  van  tebroke?men 
leden.  Dit  pulver  doet  die  huut 
wassen  daer  en   geen  en  es  ende 

G  7b.  daer  op  geleit  wegebrede  bladere 
of  andere  heilende  bladere ]).  <&  Een 
ander  pulver  wijst  albucasis.  ende 
seit  dat  ment  legge  op  den  naet 
van  .1.  wonden,  ende  wachte  dat 
me»t  niet  en  late  comen  binnen 
de?i  lippen  vander  woeden,  het  en 
verport  hem  nemmermeer  vore  die 
wonde    onder    hem   heyl   es.    ende 

c  6d.  wijst  aldus  Nemt  .3.  deel  onge- 
bluscht  calx.  datmen  heet  levende 
calc.  ende  .2.  deel  van  cleinen  witten 
wieroke.  ende  1.  deel  van  draken 
bloede,  ende  stampei  te  hoepe  ende 
sichtei  dore  .1.  nauwen  teems,  ende 
dan  bestadei.  <I  Daer  men  wonden 
nayt  daer  es  elc  steke  sculdech  te 
sine  vingers  2)  na.   Ende  en  hebdi 

G  7c.  dit  pulver  niet.  so  seit  albucasis. 
dat  ongebluscht  calc  welna  al 
tselve  doet. 

Cap.  6. 

•]]     Van   wo(ri)de(ri)   te  strem(m)ene 
va(n)  bloede  3). 

Alse  de  mensce  gewont  es  ende 
die  surgijn  vint  bloedende,  dan 
besie  in  wat  steden  dat  si.  ende 
merct  waerbi 4)  dat  hi  bloedei.  Eist 
dat  het  comt  uut  arteriën  so  comei  uut 
springende  ende  uut  scietende  ende 


dan  eist  claer  ende  licht  gevarwei. 
Ende  cornet  slecht  gelopen  ende 
bruun.  so  comei  uten  gemeinen 
adren  die  voetsel  siin  van  den 
lichame.  Ende  arteriën  come?i  van- 
der herten  ende  hebben  .2.  hude. 
daer  deen  af  es  gecnosecht  [dat 
men  heit  in  latijn  cartilaginis  L] 
entie  vervleescht  node.  want  om 
haer  du?me  bloet  ende  heet  ende  roe- 
ringe  ende  om  haer  hertheit.  Ende  l  me. 
adren  comen  vander  leveren  ende 
hebben  in  hare  bloet.  bruun.  ende 
dicke.  daer  omme  en  hebben  si 
maer  ene  huut.  entie  moru. 
Noch  tan  siin  alle  die  hude  zenuw- 
ech.  Ende  het  gevalt  dicken  dat- 
men  bloedei  ten  adren  enten  arte-  c  7a. 
riën  beide,  ende  selden  ten  arteriën 
allene.  want  si  liggen  diepere  dan  g  7d. 
die  adren  doen.  Waerbi  dat  ie  u 
lere.  dat  dbloeden 

ten  arterië?t  es  meerder  vrese  b  i09d. 
dan  ten  adren  te  bloedene.  Ende  te 
vele  te  bloedene  es  vreselijc.  daer  bi 
radic  u  dat  gi  niemen  te  vele  en  laet 
bloeden  na  uwer  macht.  Want  daer 
comt  af  groet  meskief  ende  vrese 
vander  doot.  «I  Want  daer  comt  af 
spasme  dewelke  ie  u  sal  leere?i  wat 
spasmns  es.  dat  .1.  vrese  es  vander 
doot.  Ende  ondertiden  comt  hem  oec 
toe  sicken  (lihicken)  dats  oec  .1. 
teken  vander  doot5).  Ende  esser 
onmacht   met  sicken  (hickeri)  dats 


')  G :  Dus  scrijft  men  in  latijn  ende  aldus  ghescreven  ende  gezent  ter  speceriën 
sonder  ander  spreken  ment  zalt  maken  ry>  cowsolida  maior  .1.  5-  boli  hermeny 
.1.5-  picis  gresse  3  5-  masticus  olibanys  elcs  só-  drakenbloet  mommye  ana  .2.  5. 
fiat  pulvis  oft  scryftdyt  pulver  aldus  Ro  levende  calex  terdendeel  olibany  die  twee 
deel  ende  bloet    van    draken   ende    maect    dit   pulver    aldus 

2)  C:daer  men  nayt  soe  es  elcke  stecke  sculdigh  tsine  vingers  bret  deen  van 
den  anderen 

')  C :  Van  bloet  te  stelpenen  in  wonden  waer  dat  si  ligghen  ende  waer  dat  si 
sijn.  G :  Van  den  hoofde  ghewont  ende  niet  toten  hersebecken  diepe.  L :  Hoemen 
is  sculdig  bloet  te  stempen.  4)  G  :  by  wat  redenen 

4)  L :  Ende  is  die  siechke  in  onmacht  dat  is  een  seker  teken  van  der  doet. 
Ende  heeft  hi  gheen  verstandenisse  ende  hi  niet  en  weet  wat  hi  seghet  dat 
syn  qnade  teken. 


17 


die  doot.  Ende  geen  verste??nisse. 
ende  niet  en  weet  wat  hi  segt. 
dit  siin  alle  quade  tekene??.  CJ  Nu 
me?-ct  hoe  datnie??  sculdech  es  te 
stremmene  adre??  ende  arterie??  die 
bloede??.  Die  cleine  adre??  machme?i 
stre???rnen  lichtelike  met  plaestren 
va??  stoppe??  daer  op  gebo??den  al 
droge,  of  met  hae?*s  selfs  bloede 
gesmee?*et  of  metten  witte  van  de?? 
eye.  Entie  g?-ote  adre??  es  rae?? 
sculdech  te  stremmen  e  dies  gelike. 

g  8a.  ende  en  stremmet  niet.  so  mach 
me??t  stre?nme??  metier  leri??gen  die' 
hier  na  volgel  «I  Ald?/s  es  dierste 
ina??iere  dat  gi  dlet  op  houdt  dat 
niet  en  dale.  ende  dat  dbloet  niet 
l  i47d.  lichtelec  uut  e??  sciete.  ende  drupt 

c  "b  der  op  cout  water  om  dlet  te  ver- 
coudene  ').  daer  bi  so  keert  dicke 
dat  bloet  o???  dat  tcoude  drijft  va?? 
hare  de  hitte.  Ald??s  doet  tcoude 
die  huut  ende  tfieesch  e??tie  adre?? 
cri???pe?i.  Ald?/,s  werden  die  adre?? 
nauwe  ende  hebbe??  maniere  va?? 
slutene.  Mae?*  wacht  u  dat  gi  en 
geen  water  daer  in  en  laet  come??. 
want  het  soude  deere??.  Ende  viele 

g  8b.  .1.  mensce  i??  wate?-e  alse  hi  ge- 
wont  ware.  tcoude  water  soude 
■ï  hem  vele  q?iaets  doe??.  want  het 
soude  de??  hude??  vanden  adre?? 
co??irarie  siin.  want  si  siin  zenuw- 
ech.  Ende  of  die  gewonde  die  int 
water  viele  te  nayene  ware  so 
drogei  he???  dwater  wel uter  wonde??, 
ende  doetse  bloeden  eer  gise  nayt. 
t|  Ende  of  die  bloede??de  niet  en 
stre???me£.  so  stre???tene  mester  me- 
dieinen  die  hier  na  volge£.  Wa;?t 
si  hebbens  macht  di[e]re  vele  siin. 


deen  starkere  dan  dande?-e  die  ie 
noemen  sal  hier  na  alst  point  es. 
€J  Alse  gi  siet  .1.  adre  of  een  arterie 
bloede??,  so  legt  daer  iegen  uwen 
dume  of  uwe??  vinger,  ende  stopt 
de??.  nio??t  va?ider  adre??  of  der 
arte?ië??.  datter  geen  bloet  uut  co- 
men  e?i  mach  ende  houtse  lange 
gestopt,  so  langer  so  beter.  wa??t 
dbloet  dat  sal  verstorkele??  -)  ende 
werden  hart.  Waer  bi  dat  tge- 
clonterde  bloet  sal  weren  dat  dunne 
bloet.  dat  n?'ei  ute  en  sal  moge?? 
[comen  C].  ende  dits  ene  maniere  va?? 
stre???mene.  <I  End«  daerna  so  legt  c  7c. 
daer  op  .1.  plaester  va??  droge??  stop- 
pe??. of  genet  in  borne  of  in  aysine. 
of  in  wit  va??  de??  eye  of  met  siins 
selfs  bloede.  Ierst  gestroyt  dit 
pulver,  va??  cleine;?  witte??  wiroke 
va??  aloës  epatic.  va??  bloede  g  8c. 

va??  draken  ende  va??  bollen  van  Biioa.  LH8a 
hermeine??  va??  elke??  eve??  vele. 
dit  sta???pt  al  tegadere.  ende  sichter; 
dore  ene??  dicke??  teems.  Dit  seit 
bruu??  legoburge??s?"s  3)  dat  goet  f 
es.  ende  da??  e??  bint  die  wo??de 
niet  te  vaste :  mer  slecht  dattie 
wo??de  niet  en  swe?*e.  tj[  "Want 
Galyenns  seit  dattie  geeste??  e??tie 
hu???ore??  lope??  altoes  ter  zerer 
stede??.  Waerbi  hi  seit  dat  en  geen 
dinc  e??  let  der  wonden  so  ze?'e  te 
heylne  alse  de  sweri??ge  doet  *). 
[Mester  hughes  pulver  de  legin- 
bourch. 

<I  ry>  thucis  albiscum  et  viscosi 
aloës  epatici  sang?u's  draconis 
boli  armenici.  ana  pa?-tes  eqnales 
et  inde  flat  pulvis  subtilissimi 
et    usui    rese/wa    C].     Dit    pulver 


')  G:te  vercoelene 

2)  C  :  versteken.  L  :  verdroghew 

3)  C  :  huge  de  legenbourch 

J)  C  :  waerbi   hi   yerbiet   dat   ghi  gheene  dinc  ne  leght  op  wonden  die  zweeren 
doen  ende  ald?<s  scrift  hi  in  latine 

2 


18 


minct  met  wit  van  den  eye  ende 
met  hasen  haer  wel  cleine  gesne- 
den te  stucken  met  eenre  scaren. 
ende  dit  getemperd  gelijc  der  dicte?i 
van  zeeme  ende  daer  in  genet  vele 

g  8d.  wieken  also  groet  als  amandelen 
ende  daer  af  die  wonde  wel  gevult. 
ende  opt  plaester  so  legt  van  dien 
vorseiden  dinge  redelike  vele.  ende 
boven  der  plaesteren  so  legt  vele 
droger   stoppen,    of  en  hebdi  gene 

c  7d.  stoppen,  so  maect  .1.  plaester  van 
lininen  cleeden  ende  vele  cleets 
daer  boven,  ende  bindetf  wel  ende 
slecht  alsoet  vorseit  es.  ij  Of'  nem< 
dit  pulver  dat  noch  sterker  es. 
Nemt  gebornen  calc.  dats  gebernt 
calc ').  ende  also  uten  ovene  genomen 
eer  daer  water  op  comt.  ende  bloet 
van  draken,  steene  daer  me«  af 
maect  cleine  laternekine 2).  aloes. 
wit  wierooc.  elcs  evenvele.  ende  dit 
tempert  mepten  hase  hare  alsoet 
vorseit  es.  of  met  coppen  gespin. 
<I  Een  ander  pulver  dat  galyenns 
plach  te  orborne  dats  dit.  Neem£ 
root  aterment  of  gelu  .9.  3.  cleine 
wit  wierooc  .16.  5.  aloës.  kijst  liim  :i) 
elx  .8.  5.  orpiment  .4.  3.  steene 
van  lanternen  .20.  5.  eno!e  stampt 
dit  al  te  gadere  eno3e  sichtetf  dore 
.1.  dicken  teems,  dat  si  cleine  pul- 
ver, ende  hier  af  strijct  optie  wieke 

g  9a.  ende  vult  die  wonde  daer  met.  ende 
legt  va?i  dien  pulvere  vele  optie 
wo?ide.  ij  Nu  hebdi  vele  leringen  die 
•j*  bruun  leert,  die  hi  screef  ute?i 
ouden  boeken.  Ende  theodrijc 
screef  uut  brunen  in  sinen  boeken. 
ende  si  wrochten  daer  beide  mei 
alsijs  te  doene  hadden.  Nu  willic  u 
besm'ven  van  lancfranx  leringen 


ende  wat  hem  daer  af  geviel.  Hi  was 
te  melanen  gehaelt  tenen  kinde.  dat 
was  gevallen  met 4)  ene?i  messe 5) 
.1.  wonde  in  sine  geet  adre  die 
.1.  propere6)  arterie  es.  dwelke 
kint  so  vele  gebloedt  hadde  eer 
hire  toe  quam  dat  mer  geen  lijf 
an  en  vant.  hi  taste  sinen  puuls 
ende  vanten  flau  of  cranc.  ende 
welna  met.  dbloet  dat  uter  won-  c  8a. 
den  quam  was  al  bleec.  Ende  hi  l  148b. 
leide  sinen  vinger  optie  wonde  ende 
hiltse  so  lange  dat  tkint  bego?i- 
ste  sine  ogen  op  slaen.  <I  Fi  sende 
ter  specerien7)  om  dit  pulver.  Wie- 
rooc. wit.  tay  ende  vet  .2  5.  ende 
.1.  3.  aloës  epatix.  hier  af  so  de  (dede)  G  9b- 
hi  maken  een  pulver 

Ende  tempert  metten  witten  van  b  nob. 
den  eye  in  die  dicte  van  zeeme. 
ende  mingede  daer  met  haer  van 
hasen  wel  cleine  gesneden  ende 
dat  geleit  op  die  wonde  op  .1.  plaes- 
ter van  stoppen  ende  daerna  bant 
hire  op  droge  stoppen,  ende  bant 
also  vaste  alst  weselijc  was.  ende 
liet  aldus  tote  dies  ander  dages. 
Ende  hi  q(u)ammer  toe  ende  vant  ge- 
sterct 8)  ende  niet  bloedende.  Die 
vader  vanden  kinde  bat  hem  dat 
hijt  vermaecte.  entie  meester  ont- 
seit  hem.  ende  liet  aldus  .4.  dage. 
Ende  des  vierden  dages  nam  hi 
wit  van  eye.  ende  olye  va?i  rosen 
elx  even  vele.  ende  tempert  merten 
vorseiden  pulvere.  ende  dat  dunne. 
ende  leidt  opt  pulver  dat  optie 
wonde  lach  ende  liet  deen  merten 
andren  weeken.  Dies  ander  dages 
so  qwam  hi  weder  ende  vant  die 
wonde  al  genesen  wel  ende  vaste, 
dat  den  vader  groet  wonder  dochte 


l)  G  :  onghebulst  (1 :  ongebluscht)  calc. 

s)  C:lanterkine  3)  L  :  aluun  kist  lijm 

*)  C  :  in  B)  G  :  int  poynt  van  eenen  messe 

*)  G  :  principale  ')  G :  apoticariën  8)  C  :  wel  ghestremt. 


19 


•f*  [ende  die  mester  een  deel  maer  die 
mesterzweech  (zweeg?)  als  hitsachC] 
Cg  Echter  .1.  ander  kint  van. 18.  jaren 
out.  was  gesteke?i  in  sinen  arm  van 
,1.  andren  kinde  me<  .1.  cleinen 
meskine.  ende  dore  stac  .1.  adre. 
c  8b.  g  9c.  ende  geracete  .1.  zenuwe  onder  die 
L  148c-  adre.  vanden  welken  het  gedogede 
grote  pine  in  die  zenuwen,  dbloet 
liep  recht  ter  wonden  ende  hi  was- 
ser toe  geroepen,  ende  als  hi  dit 
sach    hi    peinsede    leidi    daer   op 

■f*  siin  medicament  ')  dat  niet  goet 
daer  op  en  ware.  want  dwitte  es 
cout  ende  limech.  ende  dat  soude 
stoppen  die  sweet  gate  vander 
huut  met  sire  tayheit  Ende  hi  hiet 
datmen  den  arm  soude  pletten 2) 
ende  datmen  die  enden  van  den 
adren  ute  soude  trecken  ende  ver- 
bindense.  ende  die  zenuwen  confor- 
teren  met  olyën  van  rosen  daer  in 
gegote?i.  Die  moeder  van  dien  kinde 

•fr  dede  halen  enen  leeken  meeste?". 
die  seide  iegen  sinen  raet.  Meester 
lancfranc  ginc  wech.  entie  leke 
surgijn  bleef  daer.  ende  leider  op 
sine  medicine  daer  hi  met  was  ge- 
wone ander  wonden  te  stremmene. 
ende  en  halp  niet.  het  bloedde  altoes 
ende  swaer  ende  tkint  crancte  zere. 
g  9d.  Ende  men  sende  om  enen  ficisijn  die 
des  kints  vrient  was.  entie  sende  om 
meester  lancfranc.  ende  hine  wilder 
niet  comen.  Entie  ficisiin  ginc  selve 
te  hem  ende  vragede  hem  raets.  ende 
hi  riet  hem  also  hi  vore  geraden 


hadde  der  moeder.  Doen  ginc  die 
ficisiin  ende  vragede  den  leken 
meester  of  hijt  soude  eonnen  ge- 
doen,  ende  hi  antwerde  ja.  Ende 
hi  dede  also  ende  het  was  genesen 
in  corter  tijt.  Ende  of  iemen  vra- 
gede hoe  dat  so  lange  mochte  ge- 
dogen sonder  spasmeren,  hi  antwert 
dat  het  qnam  om  dat  [het  L]  ydelde 
van  den  bloede.  «J  Dit  es  al 

gescreven  om  dat  elc  soude  b  hoc. 
merken  wat  hi  dade  ende  waerbi 
dat  sine  curen  niet  voort  en  gaen 
na  sinen  wille.  Daer  bi  so  seggic  c  8c 
u.  eist  dat  enege  adre  es  die  gi  niet 
en  moget  stremmen  met  pulvere 
ende  met  dat  daertoe  gescreven  es. 
so  onderstecse 3)  met  .1.  naelden 
[drie  kant  dus  (volgt  een  ruwe 
schets)  L]  die  in  heeft  .1.  gewas  ten 
draet  *).  ende  stect  die  naelde  l  i48d. 
onder  die  [hemde  van  der  C]  adre. 
ende  dan  cnoopt  beide  die  enden 
wel  ende  zere  met  enen  sterken 
drade 5).  Ende  wacht  dat  gi  die  adere 
niet  en  geraect  mester  naelden  6). 
Of  hebt  .1.  plat  yser 7)  met  enen 
gate  8).  ende  dit  yser  salmen  legge?i  g  ïoa. 
over  die  wonde,  of  over  die  adere  ende 
dan  salmen  hebben  .1.  ander  yser 
daermen  met  die  adere  tingeren 
sal  datmen  steken  sal  dore  dit 
gat  wel  gegloyt.  ende  men  sal 
bernen  die  monde  vanden  adren. 
ende  wachten  dat  hi  el  niet  en  j* 
berne.  dan  hi  die  adere  doe  scrom- 
pelen  ende  sonderlinge  so  wachte 


l)  C:sijn  pulver  witte,  ,pulver'  doorgehaald. 

3)  G :  dat  men  dye  adren  soude  spletten.  L :  dat  men  den  arm  soude  banden 
ende  trecken. 

3)  G :  omme  stectse 

4)  C :  ghetwinden  draet  ende  ghewast 

*)  De  rest  van  dit  hoofdstuk  ontbreekt  in  L. 
*)  In  C  een  afbeelding.  Zie  fig.  II 

7)  In    G   afgebeeld;  fig.  III.   Ook  in  G  een  ruwe  schets  van  een 
instrument 

8)  G  :  met  enen  platten  hovede 


20 


hem  vanden  zenuwen.  Arteriën  es 
men  sculdech  te  broyene.  so  dat 
daer  dicke  scorssen  op  siin.  ende 
zeerre  dan  simpel  adren.  ende  iegen 
dattie  adere  of  arterie  groet')  es. 
so  es  men  sculdech  zere  te  berne. 
Nochtan  es  vrese  als  die  brarat 
valt.  dat  si  weder  mochte?i  werden 
bloedende.  Waer  bi  die  sekerste 
cuere  van  bloede  te  stremniene  es 
dat  men   die   arterie  of  adere  uut 

f  hale.  ende  mense  verdraye  ende 
verbinde  daerna.  t|  In  .4.  manie- 
ren machmen  stremmen  dbloet. 
Dierste  is  dat  men  verhoude 
dadere  so  lange  dat  dbloet  ver- 
storkelt  ende  hardt  wert  \,i  den 
niont  van  der  adre?i  of  arteriën. 
ende  dat  men  dlet  vercoude  daer 
c  8d.  g  10b.  die  wonde  in  es.  Dander  es  met 
pulvere  ende  met  hase  haer  ende 
datter  toe  behort  alsoet  vorseit  es. 
Terdde  es  met  brande  van  viere 
of  met  medicinen  bernende  ende 
etende  2).  Tfierde  es  mepten  ver- 
bindene die  adren  of  arteriën  alsoet 
voren  geseit  es.  of  ondersteken  ende 
verdrayen.  <I  Ende  selke  meesters 
siin  diere  op  leggen  gebernde  plu- 
men.  ende  andere  gebernden  vilt 
ende  menege  ander  maniere.  Maeric 
heb  u  geseit  na  minen  wetene  dbeste 
dattie  oude  meesters  antierden.  Ende 
ie  en  wasser  noyt  met  bedrogen. 
Maer  gi  diere  met  werken  selt  sijt 
vroet  dat  gi  u  medicamente  doet 
comen  ten  monden  vanden  adren 
of    arterië?i    ende    siere    ophouden. 

•f-  ende  dat  vele.  ende  en  doetse  niet 
af  v[o]re   dat   si   allene   af  vallen. 


Ende   daer  is  siin  te  streraniene  :5). 
daer    legse    tallen    vermakene    in 
lanc   so   meer.   Ende   en   vermaect  t 
niet    die    wonde   vore   ten  derden 
dage.   of  langere   of  sijs  te  doene 

heeft,  of  sine  swoere  alte  zere.  B  ,,0d- 
ende  da?i  besiet  wanen  hare  die  G  10c- 
sweringe  comt.  ende  als  gijs  vroet 
sijt.  so  betere^  haere  vroedelike 
na  u  macht,  [oft  ghij  wilt  lanc- 
frants  pulver  doen  maken  ter  spe- 
ceriën  so  scryft  aldus,  thuris  albi 
gommozi  et  pinguis.  3  .2.  aloës  epa- 
tici.  3  .1.  fiat  pulvis  subtilissimus  G]. 

Cap.  7. 

«I   Van  de(n)  hoefde  gewo(n)t  e(nde)  l  HSd 
n(iet)    tote(n)   h(er)ssenbeckene. 
e(nde)  ierst  va(n)  .4.  Uden 
int  jaer 4). 

Als  men  gewont  es  int  hoeft. 
ende  therssenbecken  niet  nes  on- 
twee,  enter  niet  toe  en  comt  so 
nerat  dwitte  vanden  eye.  luttel 
geslagen  of  niet.  ende  daer  in  net 
uwe  wieke.  ende  doetse  in  die  c  9a. 
wonde,  ende  daer  boven  legt  .1. 
plaester  int  selve  genet,  entie  wieke 
si  vaw  stoppen,  ende  tplaester  oec 
of  van  su veren  linen  clede.  Ende 
eist  in  den  winter,  so  net  u  wieke 
in  den  doder  allene.  Maer  in  den 
linte?*.  ende  '\n  den  herfst  saltu 
netten  dijn  wieke  int  witte 
ende  in  den  doder  tegadere.  Ende 
in  den  zomer  int  witte  allene. 
[Ende  van  den  uut  gaen  van 
sprockelmaent  tot  in  gaen  va?fc 
meye  so  menghetf  die  dodere?*  ende 


')  G :  groot. 

:)  G  :  hittende.  C  :  die  seere  heeten 

3)  G :  Ende  dair  sy  quaet  sijn  te  stremmen 

4)  C:Van  den  hoofde  ghewont  ende  eerst  van  den  iiij   tijden.  G  :  Van  dat  nie« 
ghewont  wert  int  hooft.  L :  Vanden  hoefde  ghewont  ende  eerst  vanden  iiij  tiden. 


21 


dat  witte  te  gader  ende  daerin  so 
net  dijn  wieke?i  ende  smeert  also 
u  plaester.  <I  Ende  bezegher  J) 
also  van  der  heligher  crucen 
messe     achter     augustws     (tshey- 

g  ïod.  lech  scruus  dach  na  den  oegste 
G)  tot  sente  andries  messe  want 
dat  witte  van  den  eye  es  cout  ende 
some?it  meer  slaet  somen  hem 
meer  nemt  zijn  coutheden  ende 
die  doder  is  heet  ghetempert  in 
■j-  den  .2.  graet  waerby  ie  u  rade  dat 
ghy  den  doder  te  winter  neemt 
Ende  des  somers  dat  witte  Ende 
in  die  .2.  ander  tiden  die  doder 
ende  dat  witte  ghemenghetL].  Ende 
ware  die  wonde  te  nayené  so  naytse 
Ende  ware  si  ingaewde  toten  hers- 
senbeckene.  entie  huut  die  dat 
herssenbecken  bint  entie  daerane 
cleeft  ware  gewont.  ende  men  die 
[huterste  C]  wonde  genase  buten 
entie  inderste  -)  huut  niet  en  ware 
gesuvert.  daer  af  comen  den  ge- 
l  149a.  wonde?i  menechwerven  cortsse. 
ende  sterven  daer  af.  of  men  en 
holpe  hen.  Waerbi  ie  rade  also 
lancfranc  mi  riet  ende  leerde,  dat- 
men  neme  olye  van  rosen  ende 
warmse  ende  men  nette  daerin  die 

G  ïia.  wieke  ende  legse  in  die  wonde  also 
warm  alse  de  gewonde  mach  ge- 
dogen, ende  dat  tote  die  wonde  wel 
ettert,  ende  tfleesch  begint  wassen, 
c  9b.  dan  legt  in  die  wonde  pluckelinge 
van  witten  linen  clede  3).  ende  daer 
boven  .1.  plaester  van  swertter 
zalven  gemaect  van  stoppen,  of 
gesmeert  op  .1.  linen  cleet.  ende 
daerbove/j  .1.  plaester  vaïi  stoppen. 


of  van  .2.  vout  linen  cleets.  ende  bin- 
dense  also  met  .1.  scrodee?2de  late?i 
daer  toe.  [dats  .1.  goet  piaster  ter 
sweeringen  van  wonden  te  coelne 
ende  te  zachtene  ende  dye  wonde 
te  doen  etteren  ende  te  gansene. 
I^o  tsap  van  edecke  ende  tsap  van 
apië?i  was  swine7^  smout  olie  van 
oliven  ende  wijn  elcs  even  vele  Aldy  t 
doet  te  gade?'e  spelen  ende  dairna 
myncter  in  terwen  bloemen  alsoe 
vele  alse  bedarff  datsi  alsoe  dicke  zij 
alse  zeem  Ende  dyt  legghet  op  dye 
wonde  die  swert  ware.  Wacht  u 
dat  ghijt  niet  en  legt  op  wonden 
die  in  zenuwen  zijn  bedy  die  vet- 
hede  mochte  die  wonde  te  zeere 
doen  verteren  ten  ware  opt  thovet 
oft  in  vleeschachtegher  stede  ende  g  ïib. 
legghet  coenlike  ende  dat  heter 
dan  laeu  dit  wyst  rolant.  G]  f 

Cap.  8. 

€fl  Die  leri(n)ge  va(ri)  buien  gevallein) 

of  gestegen   of  geio(or)pe(n).   of 

va(n)  wonde{n)  optie  buien.  4) 

Het  gevalt  menech  werf  datmen 
.1.  mensce  slaet  met  stocken  ende 
mei  colven.  of  met  steenen  werpt,  of 
[datmen  van  hoghen  GJ  valt  grote 
wonden  int  hoeft,  ende  niet  en 
brect  therssenbecken.  Ende  sonder 
wonde  so  datter  grote  buien  siin 
entie  moru  of  hart.  Daer  wonden 
siin  daer  sceert  ierst  thoeft5).  ende 
daer  na  wiecse.  welke  wieken  siin 
genet  int  wit  van  eye  of  gemanc  fi). 
of  in  den  doder  [allene  G].  also  die 
tijt  vande?ij are  wijst.  «I  Ten  .3.  dage. 


l)  C :  bereedet  2)  L  :  onderste 

3)  L :  linwade.  De  rest  van  dit  Cap.  ontbreekt  in  L. 

4)  C :  Van  buien  olte  gaten  ghesleghen  met  stocken  in  dat  hooft.  G :  Vanden 
houde  (hovede)  daert  hersebecken  gheheel  es.  L :  Wan  buien  of  gaten  ghesleghen 
met  stocken  int  hoeft. 

5)  C :  daer  sceeret  dat  haer  of  met  eener  scersse.  Fig.  IV. 

6)  G :  ghemengt 


22 


es  daer  grote  sweri?ige  int  hoeft, 
so    legt  die  plaester  alse  roelant 

f  wijst  bi  der  leringen  van  rogerine 
om  die  sweringe  te  benemene  '). 
«I  Nemt  soffraen  ende  leggei  in 
watere  ende  latei  daer  in  liggen 
so  la?ige  dat  dwater  gevarwt  wert. 
[ende  dan  siet  doere  eenen  douc 
C]  ende  daer  m  doet  .1.  luttel 
bloemen  van  tarwen.  ende  siedet 
te  gadere  so  dat  .1.  luttel  dicke 
[si]  ende  Iegget  o??itrent  die  wo?ide 
b  nia.  hetere  dan  lau.  dit  sacht  zere 
g  lic.  LU9b.  die  wonde2).  «I  Ende  wildi  hebben 

f  dragende  3)  die  wonde,  so  nemt  sap 
c  9c.  van  adecke  ende  sap  van  apiën. 
was  ende  smout  van  swinen.  olye 
van  oliven  ende  wiin  elx  even  vele. 
dit  doet  al  te  gadere  spelen'),  ende 
daer  na  mincter  in  tarwen  bloeme 
also  vele  alst  bedarf.  dat  si  also 
dicke  si  alse  zeem.  ende  dit  legt 
optie  wonde  die  sweret.  Maer  wacht 
dat  gijt  niet  en  legt  optie  wonden 
die  in  leden  siin  of  m  zenuwen5). 

•f"  Want  die  vetheit 6)  mochte  die 
stede  te  zere  vertte?i  ende  verrotten. 
Maer  op  thoeft.  of  op  vleeschen 
steden  so  leggei  coenlike  7) 
ende  dat  heeter  dan  lau.  dit  wijst 
roela?it  ende  het  heylt  wel.  €J  Of 
nemt  dit  plaester  also  lancfranc 
wijst  dat  gi  nemt  olye  van-  oliven 
.1.  deel  ende  .2.  deel  waters,  ende 
tarwe?i  bloeme  also  vele  als  u  goet 
dunct.  ende  dit  ziedt  over  een  dat 


si  .1.  luttel  du?ire  dan  deech.  ende 
Iegget  warm  optie  wonde,  dit  sal 
dien  wonde  doen  dragen 8).  Ende 
als  die  fritsieringe  9)  uut  gedragen 
es.  daerna  so  dwaetse  met  warmen 
wine.  ende  daerna  so  legt  der  op 
swertte  zalve.  die  wonde  tierst  ge- 
wiect  met  pluckelingen  van  witten 
linen  cleede l0).  Ende  emmer  sijtvroet 
oft  therssenbecke?i  si  [oejquetst.  eist 
gequetst  so  esser  die  plaester 
qnaet  op.  want  die  wonde  es  vet 
gnouch  vander  vetheit  vanden  hers- 
senen  al  en  leide  men  niet  daer 
op  olie  of  ander  vetheit 

<J  Aldus  maect  men  swerte 
zalve  ' l).  Nemt  olye  van  oliven  ende  l  U9c. 
wederen  roete  12)  van  eiken  .1.  'S' 
ende  scip  pee  .s.  "ft*,  ende  griexpec 
dats  colofonie.  3.  3.  was  in  den 
zomere  .3.  5.  in  den  winter  .2.  3.  c  9d. 
mastic.  olibanum.  galbanum.  armo- 
niacum.  serapinum.  oppopanacum. 
terbentine  van  eiken  .s.  3.  geconfi- 
ciëert  aldns.  Nemt  die  olye  ende 
dat  roete  ende  dat  scip  pee.  ende 
dat  was  meiten  gommen  die  men  g  lid. 
niet  en  mach  pulveren,  alse  gal- 
banum. armoniacum.  serapinum. 
oppopanac  in  een  verloodt  vat. 
[of  pot  die  wel  gheloet  is  L]  dit 
salme?i  altegadere  smelten  op  .1. 
cleine  vier.  ende  alst  wel  gesmol- 
ten es.  dan  nemt  dat  mastic  ende 
olibanum  ende  dat  griex  pee  wel 
gepulvert  ende  minget  meiter  oliën 


') 

L: 

'-') 

C: 

3) 

C: 

4) 

L: 

6) 

L: 

')C: 

") 

L: 

9) 

L: 

'") 

G: 

") 

C: 

«j 

G: 

om  die  sweringhe  gaen  doen  sitten 

Dit  saft  (sacht)  ende  soet  de  wonden.  G :  want  zij  schoent  ende  zachtet 
draghende.  L :  droghende. 
ende  dit  siedet  te  gader 
op  zenuachtich  wowden.  8)  C  :  verscheit 

stoutelic. 
droghew 
quetsure 

:  witte  line  hoeftdoecken  die  zuver  sijn.  L :  plocken  van  lijnwade 
Onguentum  fuscum 
scapen  ruet.  L :  ruet 


23 


ende  metier  andren  dingen  altoes 
roerende  metten  spatule.  Ende  dits 
teken  dat  genouch  es.  laet  .2. 
dropel  druppen  op  .1.  merbersteen. 
houde£  wel  te  gadere  ende  het  cleeft 
an  den  vinger  sonder  versceden. 
so  eist  genouch.  so  settel  van  den 
viere  ende  mineter  in  die  terben- 
tine.  Ende  alst  wel  geniinct  es.  so 
ziet  dore  een  geruum ')  gedraet 
line?i  of  camper  cleet.  ende  dan 
bestadetf  tote  gijs  te  doene  hebt. 
Ende  dese  zalve  es  goet  tallen 
nuwen  wonden.  Si  doet  goet 
f  vleesch  wassen  si  doet  cornet 
etter  ende  trect  uut  ende  heilt  de 
wonde. 

b  iiib.      «I   Of  doet   alse  teoderijc  dede. 

G  12a.  ende  wijst  alse  .1.  man  gewont  was 
in  thoeft  of  eldre.  hi  nam  suvere 
linen  stoppen')  sonder  leemenende 
hi  maecte  daer  af  .1.  plaester  ende 
nettetf  in  warmen  win  e  ende  du  wet 
[wat  L]  ute  ende  leidt  al  warm 
optie  wonde,  ende  leider  op  daerna 
.2.  poluwe r')  van  stoppen  op  elke 
side  der  wonden  enen.  ende  bant 
also  met  .1.  scroede7i.  so  dat  die 
■f*  .2.  poluwe4)  dade?i  die  wonde  te 
gadere  luken  also  wel  in  den  bodem 
alse  boven,  ende  v&nt  hi  etter  dae?' 
in.  so  dwoech  hi  die  wonde  met 
wermen  wine  ende  drogese  5)  daer- 
na. ende  leider  op  siin  plaester  alsoet 
vorseit  es.  ende  -aldus  genas  hi  sine 
wonden.  €|  Ende  alse  die  wonden 
swoeren  so  leide  hi  daer  op  dit 
plaester.  Hi  nam  pappelbladere  ende 
zootse  in  borne.  ende  daerna  leide 
hise  op  .1.  bert c)  ende  liet  uut  lopen 
haer  water,  ende  cappese  [met  enen 


messe  G]  dan  al  te  stucke?i.  ende 
daerna  stampte  hise  al  te  stucken 
in  .1.  mortier,  ende  dan  dede  hise 
in  ene  busse.  Alse  hise  wilde  be-  L  I49d. 
segen  tere  plasteren 7)  temperde 
hise  met  wine  ende  deder  toe  also  c  10a. 
vele  gestampts  gruus  ende  wel 
cleine  gesicht  also  vele  alser  pap- 
plen  was.  ende  deet  te  gadere  dat 
was  also  dicke  als  deech  of  zeem. 
ende  dat  leide  hi  optie  wonde,  also 
warm  alse  die  gewonde  gedogen 
mochte.  Dit  plaester  benam  die 
sweringe  in  die  wonde,  ende  alse 
die  sweringe  gestelpt  was.  so  genas  g  12b. 
hise  voort  alsoet  vorseit  es  mester 
plaesteren  genet  in  wine.  <I  Ende 
eist  datter  siin  geslagen  buien 
sonder  wonde,  so  legter  tierst  op 
dwit  van  eye  niet  geslagen,  ende 
dies  derds  dages  legter  op  dit 
plaester  also  warm  als  die  zieke8) 
mach  gedogen  maer  thoeft  ierst 
gescoren  van  den  hare  daer  boven 
Nemt  droge  bayen  9)  van  laurie[r]s 
gepelt  comijn.  anijs  gesuvert  wel. 
elx  .3.  oneen,  dat  anijs  ende  dat 
comijn  wel  gedroge£  in  .1.  scerf. 
ende  hier  af  maect  cleine  pulver 
altegadere  gestampt  in  1.  mortier 
ende  gesicht  dore  .1.  teems.  Noch 
nemi  mastic  ende  wierooc  van  eiken 
.1.  5.  dit  pulvert  wel  cleine  ende 
bestade£  in  .1.  busse  daert  niet 
geperst  en  wert  dat  niet  te  gadere 
en  cleve.  Dierste  .3.  pulvere  ziedt 
te  gadere  in  wine  ende  luttel, 
daerna  nemt  ende  stroyt  daer  op 
tpulver  van  den  mastike  ende  van 
den  wieroke  altoes  roerende,  daer- 
na hebt  gestampt  gruus  .2.  5.  ende 


s)  C :  werc  ')  C  :  pullekine 

s)  C :  droegdese 


')  G:wijt 

4)  C :  pulwekin 

e)  C :  bort 

')  C :  orberew  te  eenigen  plasterew 

8)  G :  geslegene  9)  G  :  blayen.  L  :  bakelaer 


24 


\n\nget  der  met  het  sal  te  ba 
6  i2c.  c\even  te  gadere.  Daerna  nemt 
b  me.  zeem  .1  deel  ende  minget  dei' 
c  ïob.  met  dat  si  also  dicke  alse  deech. 
ende  dan  spreidetf  op  .1.  cleet  ende 
legget  op  thoeft  also  heet  alst  die 
gewonde  mach  gedogen,  ende  \atet 
L  150a.  da  er  op  liggen  also  gebonden  .3. 
dage.  ende  dan  doet  af.  Ende  dan 
hebt  gereet  .1.  ander  plaester  dies 
gelike  ende  bindei  daer  op  alsoet 
vorseit  es.  Ende  doet  dit  also 
lange  alst  geswollen  es  of  swert 
of  moru  es'),  tfl  Ie  meester  Jan 
y  per  man  genasser  -met  vele  lie- 
den, dat  andre  meesters  wilden 
hebben  gesneden  [ende  ie  ghe- 
j-  nasse  sonder  sniden  L.]  Ma  eer 
seit  dat  venkel  gestampt  met  aysine 
ende  daer  af  .1.  plaester  gemaect. 
ende  geleit  op  thoeft  dat  gebuult 
es  dat  geneest.  Ende  of  thoeft  es 
geswollen  sonder  vele  belemmert- 
heide?i.  so  doet  thoeft  ierst  [thaer 
of  L]  sceeren  2).  dan  nemt  pappie 
ende  alsene  ende  ziedtse  in  watere. 
entie  legt  optie  swillinge.  dit  saelt 
sachten  ende  slanke?!.  Dit  segge?z 
•j-  die  .4.  meesters  in  hare  gelose  op 
roelandine   [ende  op  rogerine  L]. 

Cap.  9. 

G  i2d.  f[  Hier  leert  me(n)  ke(n)ne(n)  (ende) 

proeve(n)  of  th(er)ssenbecke(n) 

o(n)twee  es  m(et)  bulein)  of 

sonder  buien  of  met 

wonden  :i). 

Alse  buien  siin  geslagen  sonder 
wonde   ierst  thaer  af  gescoren  so 


legter  op  dwit  va?i  den  eye  niet 
geslagen,  ende  geeft  hem  .1.  twinen 
draet  gewast  te  houdene  tusscen 
sinen  tanden,  ende  dien  draet 
seldi  melken  tusscen  uwen  dume  c  loc. 
ende  uwe  vingeren,  eist  dat  dbeen 
ontwee  es.  ja  so  waer  dat  het  es 
die  zieke  salder  toe  scieten  met 
der  hant.  want  die  vilinge  van 
uwe?t  nagele  sal  hem  zere  wee 
doen  in  die  broke  [dair  zijn  vele 
andere  teekine  maer  diere  en  es 
engheen  sij  en  faelgeren  onder  wylen 
dit  en  faelgeert  niet  gheerne  G]. 
«I  Dits  .1.  ander  teken  dat  lanc- 
1'ranc4)  wyst.  Geeft  hem  .1.  cnoop 
van  .1.  stro  ende  en  mach  hine  l  lBOb 
niet  gebiten  met  sinen  tanden 
ontwee.  so  scinet  therssenbecken 
ontwee.  Of  en  mach  hi  niet  craken  G  13a. 
.1.  not 5)  of  en  mach  hi  niet  lanx 
dat  middelste  led  van  sinen  dume 
o vergape?i ,!  i  met  sinen  tanden.  <J  Of 
nemt  dit  plaester  ende  legget  op 
siin  hoeft  ierst  gescoren.  Nemt 
nuwe  was  .1.  8.  lapdanume  2.  ». 
wieroec  .s.  ffi.  Dit  wierooc  pulvere 
ende  minge£  met  den  lapdanumme 
ende  metten  wasse  bouwende  al  te 
gadere  bi  den  viere 7).  ende  daer 
al  so  make  alse  .1.  plate 8)  ende 
daer  in  so  legt  also  al  thoeft  .1. 
nacht  of  .1.  dach.  ende  daerna  doet 
al  snbtilike  af  al  geheel,  eist  thers- 
senbecken ontwee.  het  wert  daer 
iegen  gesmolten  also  [verre  L]  die 
broke  van  den  herssenbeckene  es. 
Ende  ot'  gi  niet  en  moget  hebbe?i 9)  b  nid. 
labdanum    ende   wierooc.   so  nemt 


l)  L:of  alst  zweert  2)  C :  mit  einen  schaerse  aldns:  Zie  fig.  V 

s)  G :  Hoe  men  proven    sal    off  dat    hersenbecken    ontween   is  of  niet.  G :  Hoe 

datmew    proeven    sal   oft  thersebecken  ontwe  es.  L :  Hoe  dat  men  proven  sal  oft 

hersenbecken  ontwen  is  of  en  is. 

')  G  :  rolant  6)  G  :  note  6)  C  :  overlanxs 

7)  G :  bouwen    iegen    een    viere.    G :  ende    met   gebouden    was    teghen    .1.    vier 
L :  ende   dan  met  den  wasse  bouwen  jeghen  .1.  viere. 

8)  G  :  palette  9)  C  :  cont  crigen 


25 


was  [van  been  L]  allene.  mer  het 
■j-  nes  niet  so  goet.  «fl  Dit  wist  w  i  1 1  e  m 
va»  congenie  ende  willew  van 
salie  te.  Alle  die  vorseide  proe- 
G  13b.  ven  van  desew  capittele  siinmenich- 
werf  valsch  vonden,  sonder  allen 
tplaester.  dat  en  faelgiert  niet. 
Entie  proeve  valden  gewastew 
drade  gehoudew  tusscew.  dien  tan- 
den alsoet  vorseit  es  dits  waer 
geproeft. 

Cap.  10. 

c  ïod.  «I  Dits  va{n)  gevacke(n)  af  geslage(n) 
sond(er)  been  e(nde)  metten  bene 
e(nde)  dore  '). 

Men  slaet  dickew  .1.  gevac  va?i 
den  hoefde  met  enen  stucke  van- 
den herssenbeckene  ende  niet  toten 
herssene?i.  ierst  so  pelt  dat  stuc 
vandew  bene  vaw  den  vlesche.  ende 
vernuut    de    wo?ide    daema    ende 

G  13c.  screepse  so  dat  si  bloede  2).  Daerna 
so  nayt  se  ende  begmt  \n  die 
f  rechte  niiddewert.  ende  stect  op 
elke  side  enen  steke  naerder  daw 
vingers  naer 3).  Ende  heefse  van 
meer  te  doene  so  stecse.  ende  em- 
mer laetse  onder  opew  daer  dat 
etter  uut  mach  lope?ï.  ende  daerm 

L  150c  stect  wiexkine.  Ende  wacht  dat 
gise  niet  en  stect  so  lange  dat 
dbeen  verdroge  4).  Ende  optew  naet 
so  legt  vaw  den  vorseidew  pulvere 
welc  dat  gi  best  hebt.  tf  Ende  of 
dat  stucke  so  na  ware  af  geslagen 
dat  geen  [natuer  of  geen  L]  voet- 
sel  en  mochte  hebbe?i  het  en  ver- 


storve  ende  vertechde 5).  so  genese^ 
metten  [roden  L]  pulvere  dat  roe- 
landijn  wijst,  ende  met  zalvew  alse 
swerte  zalve  of  agrippa.  dewelke 
staet  int  boec  die  me7i  heet  anti- 
todarius  ende  nicholauis  ende  es 
der  speciers  boec.  Ende  emmer  so 
legt  hoven  u  plaester  enen  polu 
dewelke  die  duwe£  tgevac  ant 
herssenbecke?i.  ende  dat  niet  te 
zere.  want  te  groet  bedwa?ic  mochte 
weren  dat  voetsel  te  comene  ter  G  I3d. 
wonde?z.  Ende  emmer  sijt  vorsiew. 
op  al  uwe  euren.  wat  datter  op 
mach  comew.  ende  daeran  so  legt 
al  uwew  talent,  dats  al  u  gepeins. 
so  datmew  niet  en  mach  seggew 
van  u  anders  dan  goet  na'  der 
waerheit.  [na  uwer  macht  bedy  die 
verdient  datme?i  quaet  van  hem 
zeghet  hij  verliest  zine  goede  name 
sijn  werc  ende  sine  neringhe  bedy 
men  vertrecket  .1.  dincaltoes  argere 
dant  es  ende  men  vertrect  houdene 
ene  quaetheyt  dan  eene  duecgt6) 
vele  meesters  heeft  mer  vande?i 
dye  niet  en  plaghen  te  nayene 
noch  ne  consten.  Ende  zy  vonden  .1. 
vac  afghesleghen  ende  daer  tbeen 
aan  was  zij  peildent  ute  onder- 
wilen  ende  onderwilew  betekent 
zijt  dair  ome  ende  danne  waest 
een  lanc  ende  zomwilen  en  ghe- 
neest  det  nemmermeer  Ende  teghen 
al  zulcke  cueren  wacht  u.  Want  zij 
zijn  bedrieg] lij c  ne  ware  datghevac 
af  oft  ome  gesleghen  sonder  been  g  Ha. 
ende  weder  op  gheleyt  sonder 
naeyew   ende   dat  wel   gepulment 


')  C :  Van   ene   vacke   of  geslegew   tot   den   dura  mater  toe.  G :  Vandew  vackew 

of   gheslaghen  aldus.  L  :  van  enen  vake  met  vleische  of  ghesleghen  dat  hanghet. 

'"")  L  :  Ende  scertse  ende  doetse  bloeden.  G  :  eenen  steke  naere  den  vynghers  na. 

3)  C :  die    steke    een   vinger    breet.    L :  ende   laetse  tusschen  eiken  knoep   een 
vingher  breet  viten  daer  die  eller  uut  gaen  mach. 

4)  L :  Ende  wacht  wel   dat  ghise  niet  ontsteket  so  diep  dat  been  daer  niet  of 
en  verdroghet 

5)  L  :  rotte  6)  lees  :  deugd. 


26 


ende  gehande?!  dat  vergadert  onder- 
wilen  ne  ware  het  maect  eene  lelike 
lixeme  hier  o?wine  zijt  wel  bedacht 
in  al  uwe  curen  Ende  wel  voresien 
wiselike  dat  ghij  niet  en  wordt 
gheblam?»eert  alsoe  na  alse  ghij 
moghet  soe  doet  uwe  mach  dats 
mijn  raet.  G] 

Cap.  11. 

C  Ha.  Dits  va(n)  gevacke(n)  af  geslage(n) 
m(et)  snidend{er)  wapine(ii)  so 
dat  me(n)  siet  dura  mater  '). 

Ondertiden  slaet  men  vaw  den 
hoefde  een  gevac  metten  herssen- 
beckene  tote  dura  mater,  dats  toter 
uppe'rster  huve?i  dae?'  die  herssenen 
in  liggen  besloten,  ende  dan  ziet 
f  men  die  herssenen  roeren,  dat  es 
bi  dattie  huve?i  siin  gebreit 2)  bi 
werken  van  nattwen  van  den  huden 
arteriën  die  come?i  vander  herten, 
ende  oec  siin  in  de  selve  hersse- 
nen  gele  arteriën  die  den  hers- 
senen hitte  bringen  ende  geest  bi 
welker  hitte??,  ende  geeste?!  de 
herssene?i  geve?i  de?i  zenuwen  van 

g  i4b.  de?i  haren.  Ente?i  hollen  zenuwen 
[van  den  oren  ende  der  holder 
senuwen  C]  van  den  ogen  trecke?* 
die  geeste  va?*  ziene  met  gade?-s 
de?'  claerrer  ke?-stalijnre  ende  glasine 

b  112a.  dunne  huden  dae?'  die  pupillen  va?i 
de?i  oge?i  af  siin  gemake^').  ende 
oec  van  andre?i  dinge?i  also  die 
anothonomie  in  sal  hebbe?i  vanden 
L  I50d.  ogen  hier  achte?1.  «I  Alse  die  slach  *) 
we?*t  geslage?i  met  snidender  wape- 
nen ende  tgevac  af  ha?ict  met  alle?i 


metten  bene.  so  pelt  ierst  ute  dbee?i.  c  ïib. 
ende  da?i  so  tast  met  uwen  vingere 
of  die  ca?rtkine  vanden  herssen- 
beckene  iet  scarp  sij?i 5)  ende  vindisi 
scarp.  so  suve?'tse  van  harer 
scarptheit  eer  gi  tgevac  op  nayt 
met  enen  scarpen  yseren  instru- 
mente.  [aldzw  ghemaect  onder  eene 
suver  plaetkin  ghescepen  alse 
eene  pennic  (zie  fig.  VI)  d welke 
ware  ane  een  lemmetkin  vaste 
Ende  dat  le?nmetkin  waer  vaste 
ende  breeder  dan  een  stroe.  Ende 
dat  goet  stalir  C]  Of  hebt  .1. 
plaetkijn  loods,  ende  dat  stect  tus- 
scen  dbeen  enten  he?'ssene?i.  ende  G  14c. 
suvert  de  ca?*tkine  va?i  den  bene 
van  der  scarpheit  mei  .1.  beytel- 
kine  [dwelke  si  ghescepe?*  aldus 
C;  zie  flg.  XII]  wa??t  tplaetkiin  loods 
sal  die  he?*ssenen  bescermen  va?i 
den  beitelkine  ende  v&n  den  slage?i 
die  valle?!  op  dura  mater,  de  welke 
slage6)  gi  uut  heft  met  .1.  pinche?i 
of  met  ene?i  tanxkine.  [pinsette 
aldus  ghemaect  C;  zie  fig.  VII. 
In  G  twee  afbeeldingen]  of  men 
sal  slechte?!  die  scarpe  cantkine 
met  enen  groefhake.  [die  ghe- 
maect es  in  deser  maniren  (zie  c  lic 
fig.  VIII.  Ook  in  G  een  afbeel- 
ding) ofte  men  sal  nemen  eene 
formore  die  ghemaect  is  van  Isere 
ende  van  staelle  wel  ghetempert 
daer  men  die  cante?i  van  den  her- 
senbeckin  mede  slicht  en  sel  ghe- 
maect wesen  in  deser  maniere  aldus 
(zie  fig.  IX)  Ende  dan  muegdi 
die  scavelingheen 7)  hute  nemen 
met  eene  subtiler  tanghe  die  ghe- 


')    C :  Van    enen    vacke    of  gesleghen    dat    hanghet.   G 
L :  Van  enen  facke  of  gheslegen  tot  dura  mater  toe. 
2)  L  :  ghebadet  3)  L  :  in  staen. 
A)  In  C  onbetamelijke  teekeniny. 

5)  C  :  iet  scarps  hebben. 

6)  Bedoeld  zijn:  beensplinters. 

7)  L :  screpelingen,  beensplinters. 


Vanden   vacken   al  af. 


27 


maect  es  in  deser  manieren 
{zie  fig.  X)  Ofte  met  dusdanigen 
eenen  graet  huuse  soe  suldi  die 
tanden  slichten  C]  Ende  wat 
dat  gi  werct  optie  herssenen  met 
snidende?"  instrumenten,  emmer 
wape?it  die  herssenen  ierst  met 
.1.  plaetkine  loods,  [ende  ymmer 
legt  die  plalekyn  loets  onder  her- 
senbecken  L]  Aldus  mogedi  seker 
we?'ke?i  sonde?'  sorge.  «I  Ende  als 
ghi  dus  hebt  gedaen  ende  die  cant- 
kine   van   den    bene    geslecht,    so 

G  Ud.  nayt  dat  gevac  op  ende  voentet 
wede?'  tsier  rechte?'  stede  ende 
dae?'na     elovet     tgevac.    dewelke 

L  I5ia.  lippe?i  gi  versceedt.  ende  dae?' 
dore  suve?'t  die  herssene?i  van 
de?i  ette?'e  dat  valle?i  soude 
op  dura  mater.  *R  Xe??it  nuwe 
root  sindael  ende  snide£  also 
breet  alse  tgat  of  .1.  luttel  bredere 
dan  tgat  va?i  den  bene.  ende  dat 
net  int  witte  van  den  eye.  ende  dat 
legt  optie  herssene?i.  ende  stekei 
onder  dbeen  op  elke  zide  also  dat 
tsindael  si  .2.  vout  of  3.  Men  nemt 
dat  sindael  om  dat  bat  weert  die 
natheit  dan  linen  cleet.  ende  oec 
om  dat  slechte?'  es.  Ende  daer 
boven  so  legt  linen  cleet  van 
suveren  witten  hoeft  doeken  ende 
ander  liinwaet  dat  wit  ende  suver 
si.  want  het  sal  suge?i  dat  etter 
ute.  dat  en  doet  tsindael  niet.  ende 
bove?i  den  he?'ssenbeckene  so  legt 
plaesterkine  van  stoppen,  ende  dat 
vele  genet  in  den  dode?'  van  den 

c  lid.  eye  allene  of  gemaect  met  olyen 
van  rosen  dat  bete?'  es.  Want  die 

g  15a.  dode?'S  die  gesmieden  1).  ende  olye 


conforteert.  €J  Ende  suvert  de  wonde 
met  deser  zalven.  Nemt  screpe- 
linge  van specke  va?i baec  vlesche 2). 
ende  olie  van  rosen  elx  even  vele 3). 
ende*)  soffraen5)  ende  minct  dit  wel 
in  .1.  mortier  ende  hier  met  so 
smeert  die  wonde  omtrent.  Mae?' 
opte?i  naet  so  legt  dat  rode  pulver 
[voer  ghenoemt  L].  Ende  alse 
tfleesch  o?ntre?it  tusscen  den  stuc- 
ken  wel  es  vergadert  entie  huut. 
dan  so  slecht  die  stucke?i  met  ere 
vliem  en  [ende  licht  dye  stucken  G] 
ende  doet  uut  eiken  steke  bi  hare B) 
[selve  G]  Ende  dae?*na  so  heilt  die 
wonde  met  warmen  wine.  Ende  met  b  112b. 
zwarte?*  zalve?i  of  met  ande?'e 
zalven,  [dye  u  goetdunct  G] 
•f  Ende  of  tgevac  (heel  L)  af  ware 
geslege?i  metten  bene.  ende  dat 
niet  tote  dura  mater,  ende  dbeen 
m"e£  dorescoort  7)  en  ware.  ende 
ghi  daer  af  seker  sijt.  so  pellet 
dbeen  ute  van  den  vlesche8)  ende 
nayet  tgevac  wede?'  in  sine  rechte 
stede,  ende  legte?'  op  dat  rode-  g  i5t>. 
pulve?'.  Ende  int  ha?igende  vande?' 
wonden  so  stect  .1.  wieke  daer 
dat  etter  ute  mach  pzwgiere?i.  ende  "f* 
boven  den  gevacke  so  legt  .1. 
polukij?i  dat  tfleesch  doe  tegader 
dwingen9).  Ende  dies  .4.  dages  so 
dwaet  die  wonde  met  we?'me?i 
wine  ende  daerna  so  droochse  wel. 
Ende  dae?'na  so  legt  dae?'  op  dat 
rode  pulver  tote  dat  si  genesen  es. 
Ende  alse  gi  siet  die  canten  wel 
tegade?'e  houden,  so  snijt  die  steke?i  c  12a. 
ute.  dats  te  ve?'stane  die  d?'aden 
elc  sonde?'linge.  Aldus  so  heylt  die 
wonde  alse  u  vorleert  es.  <JI  Vele 


l)  L :  suwert  ")  L  :  baken  vleisch  3)  L  :  ana  .2.  O. 

4)  G  :  terdendeel  s)  L  :  .1.  O.  6)  L  :  ende  trectse  uut  elc  bi  hem 

7)  L  :  doet  scrouden 

s)  L :  so  wint  dat  been  alsame  van  den  vlesche  dat  daer  of  ghehouden  is 
9)  G :  cleven.    L :  ende   boven  den  polukin  so  bijnt  met  enen  subtilen  bande  so 
dat  tflees  chalte  gader  duwet. 


28 


lieden  steken  tusscen  eiken  steke 
.1.  wieke.  ende  sine  weten  niet  wat 
nayen  bediet  ende  doen  iegen  haer 
ierste  meninge.  ende  sine  wete?i 
f  niet  wat  si  meynen.  Want  dat 
nayen  bediet  dat  tfleesch  te  gade?*e 
soude  houde?*.  ende  dat  si  .1.  scone 
lixeme  ')  souden  maken 2).  Want 
l  151  b.  die    huut    es    gewassen   van   des 

G  15c.  vaders  natnre.  ende  so  siin  die  been 
ende  al  dat  de  mensce  over  hem 
heeft,  sonder  allene  tfleesch  ende 
dbloet  ende  dat  smere  of  vetheit. 
Ende  hier  omme  sone  mach  die 
huut  niet  weder  vergadren  also 
si  ierst  was  sonder  lixeme.  ende 
sone  mach  te  broken  been  sonde?- 
cnoes  ende  sone  mach  zenuwe  no 
adre  sonde?"  bindinge  of  sonder 
gebint  van  vleesce  <J  Ende  hangt 
.1.  gevac  af  sonde?-  heen  gequetst 
so  nayet  weder  op  alsoet  vorseit 
es  ende  heilet  dies  gelike.  Ende 
vele  lieden  leggen  wijfs  melc  daer 
in  genet  haer  wieken  ende  also 
leggen3)  sise.  ende  al  dit  doet  die 
c?*acht  van  natnren  die  haer  min- 
gen of  verweert  met  haren  swbtilen 

l  i5ic.  werke?i  alsi  te  boven4)  es.  Maer 
alsi  tonder  es  dan  moet  men  haer 
helpe?i  bi  redenen,  dats  te  confor- 
teerne  die  gequetste  stede,  ende 
oec5)  den  zieke?!  metten  dyeten. 
dats  met  etene  ende  met  drinkene 

G  i5d.  Es  die  gewonde  te  vol.  so  moet 
men  houden  met  snbtilen  spisen. 
ende  met  dra?ike  die  licht  es.  ende 
beide  geven  te  mate?i.  Ende  es  hi 
te  flau,  dats  te  zere  verteert"),  so 


moet     mew    voede?&    met    goede?* 
machteger7)   spise?i   die   snbtyl  es.  c  12b. 
alse    kiekene?i   gesode?i   pertrisen. 
wederen 

vleesch  ende  cranken  wijn  of  b  ii2c. 
die  zieke  niet  e?*  cortsede.  ende 
onderwilen  moet  men  den  cranke?i 
verteerden  die  cortse  voeden  met 
kiekenvlesche.  Also  u  wert  geleert 
int  capittel  van  den  dyeten.  dats 
hoemen  sal  nemen  tfoetsel.  ende 
gevent  den  zieken. 

Cap.  12. 

<I     Van    de(n)    h(er)ssenbeckene   ge- 

wo{n)t  m(et)  snidender  wapene(n) 

e(nde)  dat  gescaelget*). 

Men  slaet  onderwile?i  wel  met 
enen  swe?-de  of  met  enen  fantsoene 
of  enegerande  wapenen  die  snide?ide 
es.  ende  men  daer  met  slaet  .1. 
wonde  in  eens  mensehen  hoeft. 
ende  wonde£  dbeen  .1.  luttel:  da?i 
doet  uut  die  scaelgie?i  of  dieslage?* 
wel  suverlike.  ende  daerna  so  wiecse 
ende  geneestse  met  swe?-tterzalve?i.  G  16a. 
Ende  ie  doe  u  te  wetene,  eist  dat 
sake  dat  gise  niet  en  suvert  wel 
van  haren  slage?i.  dat  si  (dan) 
node  sal  [heelen  ende  G]  luken. 
Ende  [al  C]  luucse  die  slage?i  selen 
doen  versweren  die  wonde,  ende 
dat  ware  .2.  pine?i  over  ene.  Of 
dragee 9)  dbeen  als  tfleesch  wert 
daerover'0)  gewassen,  so  selen  die 
slagen  wasse?z.  dor  dat  nuwe 
vleesch.  want  tfleesch  datte?'  boven 


l)  G :  huut 

■)  G :  bedy  alse  dye  huut  ontwee  es  mettew  vleesche  soe  moetter  blivew.  eene 
lixeme. 

3)  L  :  helen  4)  G  :  hroken  5)  L  :  boet 

6)  L :  Ende  is  hij  te  seer  verhert  7)  L  :  lichte 

")  C:  vanden  hersenbeckin  ghewont  met  snidewder  wapinen:  soe  dat  been  sceelt. 
G  :  van  dat  men  slaet  met  snidender  wapenen.  L :  Dit  is  van  den  hersenbecken 
ghewont  met  snidenre  wapen  so  dat  been  schelt.      9)  L  :  droghet      10)  L  :  daerboven. 


29 


sal  wasse?!  sal  sijn  wey  *)  vleesch. 
Ende  daer  bove?i  seldi  leggen 
tpulve?-  va?!  tidelosen.  die  men 
heet  in  latijn  herinedactelen.  dit 
verteert  wey  vieesch  sonde?'  zere 
f  te  bitene.  €J  Ie  late  u  te  wetene  so 
waer  dattie  wint  beloept  dat  blote 
l  i5id.  bee?!  dat  dbee?i  gerne  scaelgei.  ende 
luttel  ontgaeter  (l :  ontgadert)  of  met. 

c  12c.  Ende  eist  dattie  wonde  int  bee?!  gaet 
dore  die  ierste  tafle  2)  so  screepse 
met  enen  groef hake  (zie  fig.  XI; 
ook  in  G  een  schets),  ende  screepse 
■  so  diepe  dat  dbeera  gesuvert  si. 
alsoet    vorseit    es    toten    bodeme. 

g  i6b.  so  sal  uten  bodeme  (in  L  grove 
schets)  ende  uten  adren  die  lig- 
gen  tusscen  2.  tafelen  wassen 
goet  vleesch.  ende  daerna  sele?! 
die  scaelgekine  van  eiker  ziden 
diere  verdrogei  siin  of  die  tcoude 
stael  hebben  vercout  uut  comen 
sonder  meer  pinen.  ende  dits 
de  cortste  cure  entie  alderse- 
kerste.  <I  Ende  wildi  weten  oft 
si  dorgaet.  so  scrijft  m  die  clove 
met  .1.  penne?!  met  incte.  entan 
screept  tote  dat  gire  en  geen  swert 
en  vint  of  en  siet.  Wa-nt  dat  swert 
inct  soude  lopen  in  die  clove  tote?i 
bodeme.  ende  hier  met  so  sidi  \er- 
sekert  of  dore  .2.  tafelen  gaet  ende 
doet  na  dierste  screpe??.  so  screpei 
anderwerf  echt 3)  ende  ra.get  ute  mei 
stoppen  of  met  .1.  linen  clede.  ende 
siedi  daer  en  gene  swertheit 

b  ii2d.  dan  alse  .1.  haer  of  dies  gelike. 
so  eist  goet.  ende  siedire  die  vor- 
seide  sv?er(t)heit.  so  screpei  met  den 
vorseiden  groefhake  tote  diere  tijt 
dat    giere    en   geen  en  siet.  Ende 

g  i6c.  daerna  so  legt  in  die  wonde  van. 
de?!  bene  ene  wieke  genet  in  wer- 
mer    oiië?!    van  rosen.    ende  daer- 


bove?!  so  vult  die  wonde  met  ge- 
plucte  line?i  clede  dat  wit  ende 
suver  es.  ende  daer  boven  so  legt 
.1.  plaester  van  stoppen  genet  m 
swerter  zalven,  dewelke  gi  vint 
gescreven  int  vyfte  capittel  opwert 
van  de?!  buien,  of  vanden  wonde?! 
op  die  buien.  Want  die  swerte  g  i6d. 
zalve  es  goet  talie?!  nuwe?!  won- 
de?!, si  doet  wasse?!  goet  vleesch 
ende  doet  wel  etteren  wonden, 
suveren  ende  dragen.  Ende  vele  c  i2d. 
meesters  die  siin.  die  leggen  i?i  die 
wonden  wieke?!  genet  i?i  wijfs 
melke.  ende  ie  en  plachs  noyt  gerne 
want  net  dochte  mi  qnaet.  Want 
wijfs  melc  es  cout  ende  heeft  in 
verscheit.  ende  haerre  viscoesheit  l  152a 
van  harrer  botre?i  die  si  heeft  in. 
ende  thoeft  es  cout.  ende  couthet't 
deert  der  huut  daer  dbee?i  met 
gedect  es.  ende  so  doet  si  de?!  bene 
enten  raerge  dat  me?i  heet  hersse- 
nen.  <J  Ende  dits  oec  ene  goede 
zalve  die  mester  willem  visierde  van 
congenine.  ee?!  wide  vermaert  mees- 
ter. Nemt  olybanu?n.  dats  wit  wie- 
rooc  mastic  [ana  s.  o  L]  cleine  ge- 
pulverd dit  mingt  met  [2.  q  L]  ga?is-  Gi7a. 
smoute  of'  hi?men  smout,  ende  wildi 
dat  dese  zalve  si  gelu.  so  doeter 
toe  .1.  luttel  soffraens.  Ende  wildi 
datse  root  si.  so  doeter  toe  bloet 
van  drake??  .1.  luttel.  ende  aldns 
so  mogedise  verwen  also  gi  wilt. 
Her  en  smeert  de  wonde  nieuwer 
met  sonder4)  met  dese?'  zalven 
ende  legse  gesmeret  op  plaest?*en  5); 
•I  Ende  dits  ene  ander  maniere 
va?i  zalve?!  die  wonden  wel  heilt. 
Xemt  swinen  smout  [.1.  ffi  G-]  son- 
der sout.  ende  daer  in  ziedt  groene 
apie  6)  .1.  deel.  ende  da?!  werpterin 
wit  harst.  .s.  ü'.  ende  was  .s.  viren- 


l)  L  :  overtollich  ï)  L  :  ctnielen  3)  G:  wech  4I  C :  nieuwerincs  dan 

5)  G  :  leeke  meesters  heelen  wonden  met  deser  salven  ende  legghense  ghesmeert 
op  plaesteren.  6)  L  :  eppe 


30 


deel  ponts.  dat  gesmolten  overeen. 
Dan  ziet  dore  .1.  linen  cleet.  ende 

c  13a.  roeret  tote  dat  cout  es.  dat  dwas 
niet  boven  en  blivet 1).  Dit  was 
mine  gemeine  zalve.  ende  ie  ge- 
nasser mede  alle  manieren  van 
wonden,   ende  dat  was  bi  helpen 

g  17b.  va?i  natnren.  Dese  zalve  souden 
vele  [leke  L]  meesters  heten  pope- 
lioen  om  dat  si  groene  es.  Entie 
valsce  meesters  die  leec  siin  die 
heten  se  also.  Ende  laetier  uut 
die  apie.  ende  doeter  in  .1.  luttel 
soffrae?is.  so  wert  si  gelu.  ende  die 
l  152b.  heten  si 2)  gyanteit.  ende  sine  weten 
niet  wat  si  seggen  nochtan  mach- 
mer  mede  Uden  vore  vele  lieden  over 
gyanteit.  Ende  ie  heete  bei  (l.  beide) 
dese  zalven  mine  baert  makers  zalve 

Cap.  13. 

b  113a.  ^1    Van  dat  me(n)  th(er)ssenbecke(n) 

wo(n)t  m(et)te(n)  hoeke  va(n) 

.1.  fautsoene.  of  aex.  of 

m(et)te(n)   orde  van 

de(n)  swerde  3). 

Alse  men  wont  enen  mensce 
int  hoeft  met  .1.  swerde.  of  met 
.1.  andren  snidenden  wapene  die 
niet  en  heeft  de  snede  slecht,  alse 
fautsoene.  of  mepten  hoeke  van 
den  swerde  of  van  .1.  fautsoene. 
of  met  [den  becken  van  L] 
.1.  aex '')  of  dies  gelike.  so  es 
me?i  sculdech  tontsiene  die  vrese 
diere  ane  leit.  dats  dattie  hoec 
[ofte  den  bec  C]  mach  die  huve 5) 
hebben  dore  slagen  of  doresneden. 


Haesteleke  machment  weten  bi 
den  tekenen  die  gescreven  siin  g  17c. 
int  derde  capittel.  ende  da?i  so 
scuwe£  die  cure  of  gijs  niet  en 
sijt  geloent  °)  van  den  vrie?iden 7). 
ende  sonderlinge  alse  de  ge- 
wonde cortse  heeft  dats  beven 
met  couden  ende  daerna  met  hitte?i 
dan  jugierten  ter  doot.  Ende  of  hi 
en  geen  quaet  teken  en  heeft,  so 
screept  die  wonde  va?i  den  beene  c  13b. 
met  snbtilen  groefhakew.  (zie  fig. 
VIII;  in  L  grove  schets).  Ende  set 
den  zieken  so  dat  hi  thoeft  tus- 
scen  u  knien  heeft,  ende  maect  u 
sitten  boven  hem.  ende  dan  groeft 
in  dat  treckende  met  gemake  tote 
ghi  roeren  ziet  die  herde  moeder  8). 
«I  Ende  galyeen  heet  dat  men  make 
also  cleine  .1.  gat  alst  mach.  daer 
die  liese  dore  mach  suveren  van 
den  bloede  [ende  L]  datter  op  si  ge- 
vallen [alse  scaelgen  van  bene  L] 
daer  mense  dore  mach  halen  ute. 
Nochtan  ware  dat  .1.  vrese  ter 
avonturen  of  si  hakende  ware. 
Ende  of  gi  wert  geware  dat  si 
houdt,  so  screpei  dbeen  dore  der- 
wert  dat  si  houdt9).  Ende  aldws 
mogedi  werken  vroedelike  want  G  I7d. 
men  mach  niet  te  seker  spelen  ,0).  l  i52c. 
<I  Ende  vele  meesters  maken  haer 
gaten  dat  men  heet  houwen,  met 
.1.  beytele  (zie  fig.  XII;  in  L  een  c  13c. 
grove  schets)  ende  met  .1.  lodenen 
maelgette.  dat  nes  niet  goet.  Want 
metten  slagen  van  den  lode  (zie  fig. 
XIII)  so  versciet  die  zieke  M)  van- 
den herssenbeckene  daer  die  beitel 


')  G  :  gestorkelt  2)  G  :  dye  valsche  meesters  die  leec  sijn 

3)  C :  Van  den  hersenbecken  ghewont  met  zwarden  ofte  fasonen.  G  :  Van  wonden 
int  hovet.  L :  Van  wonden  die  vallen  int  hoeft  met  zwerdew. 

4)  G  :  haexts  5)  C  :  lijse  6)  G  en  L  :  gheloeft 

7)  C:da1s  hu  de  vriende  seer  baden 

8)  In   C  obscoene  teekening,   voorstellende  een  man  en  een  hond.  Baarbij 
staat  geschreven  met  een  andere  hand:  dat  is  myn  hont. 

9)  C:soe  houwet  daer  wart  dat  hout  vast  10)  G :  peluwen  ")  G  :  zide 


31 


snijt.  ende  dus  scietei  therssenbec- 
kenen  bat  voort ')  ende  maect  den 
herssenbeckene  .1.  nuwe  wonde,  of 
ene  nuwe  score,  die  arger  es  dan 
dierste  was.  Wachter  u  af  dats 
mijn  raet.  «I  Ende  of  die  herssenen 
swert  werden 2)  dats  die  liese.  so 
legter  op  dwitte  van  den  eye.  also 
u  vorseit  es  int  capittel  van  den 
gevacken.  of  legter  op  .1.  deel 
olyën  van  rosen  ot  .1.  half  deel 
zeem  van  rosen 3).  <I  Nemt  olye  van 
oliven  die  mei  ripe  en  si  dats  die 
groe?zste  die  men  vint  ende 
om  dat  (l.  opdat,  d.  i.  in  geval) 
men  en  gene  en  vint.  [die 
groene  es  C]  so  sal  men  nemen 
olye    van    nokernoten /1).    also  seit 

c  18a.  avicenna.  Mer  van  groenen  bacsi- 
nen    van    olyven    ware    si    beter. 

g  i8a.  Dese  olye  van  rosen  heet  avi- 
cenna olyura  onfacinum.  tfl  Nerat 
.2.  tt.  olyën  aldns  gedwegen.  Men 
gieter  op  wel  [2  ff'.  C]  scone  water 
ende  slaet  dwater  mester  olyën  met 
.1.  sconen  leple.  ende  alst  also  ge- 
slagen es.  so  giet  ment  in  een  teil- 
kiin  mei  .1.  gate.  of  in  .1.  trachter. 

b  113b.  Ende  uwen  vinger  hout  vore  tgat 
van  de?ï  teilkine  of  vore  die  pipe 
van  den  trachtere  ende  dan  sal- 
inen ontstoppe?i  tgat  van  den 
trachtere  ende  latent  lopen  dat 
wert    water    datter   ierst   uut    sal 

c  i3d.  lopen  want  waer  olye  ende  water 
te   gadere  es  geminct.  daer  houdt 


haere  dolye  boven  ende  dwater 
onder,  ende  daer  bi  sal  dwater 
ierst  ten  gate  uut  lopen.  Ende 
men  sal  wachten  alse  dolye  comt 
so  sal  ment  houden5).  Ende  aldns 
sal  mense  dwaen  .10.  werf  achter- 
een.  ende  emmer  nuwe  water  op 
gieten,  ende  tachterst  so  suvertse 
wel  van  den  watere fi).  Ende  doet 
in  die  2.  &•.  olyën  .ij.  fi'!  rosé  bla- 
dren  van  middelrosen.  dats  die  niet 
te  cleine  en  siin.  no  al  ontaen 7). 
ende  die  [bladere  G]  wel  siin  gevar- 
wei  die  stampt  eer  gise  mingi 
meiter  olyën.  Ende  dese  olye  met-  l  i52d. 
ten  rosen  set  ter  zonnen  .40.  dage 
in  een  glasiin  vat  (wel  L)  gestopt. 
Maer  roerse  elx  dages  al  omme 
mei  enen  roedekine.  ende  na  dien  g  18b. 
.40.  dagen  so  zijtse8)  dore  .1. 
linen  cleet  [ende  daer  nae  doeter 
ander  versche  bladeren  in  C] 
ende  latei  daerna  stae?z  ter  zon- 
nen also  lange  alse  gi  wilt.  Dese 
olye  es  [vele  C]  beter  dan  die  me« 
vint  in  de  specerie.  Want  si 9) 
zieden  die  hare  in  een  vat  geset 
op  .1.  vier  in  .1.  ander  vat  mei 
watere  [aldus  zoe  hebdij  olie 
van  rosen  dat  ick  voir  tbeste 
houde  G].  Aldus  mogedi  alle 
maniere  van  olyën  maken,  van 
wat  cruden  dat  gi  wilt  van  flnen 
bloemen,  van  vyoletten.  van  vlie- 
dere.  van  lelyen.  van  cammomillen. 
ende  deser  geliken.  Of  doet  dese 


l)  L :  wtvaert.  G :  ende  aldus  soe  splijt  thersenbeeken  voert  ende  maect  eene 
nyewe  schore. 

-)  G :  ende  ofte  dye  hersene  sweert 

3)  C :  ofte  legter  op  olie  van  rosen  een  deel  ende  met  twee  deel  oleum  rosarum. 
Ende  aldus  maect  men  oleum  rosarum. 

4)  L  :  ockernoten  5)  C  :  den  vinger  sel  houwen  voer  tgat 

6)  L :  daerna  so  ghietet  in  enen  trecter  ende  hout  uwen  vingher  voer  dat 
gat  ende  laet  dat  water  uut  lopen  ende  als  die  olie  comt  so  stopt  dai  gat  ende 
hout  den  olie  aleen  ende  doet  weder  mei  verschen  water  als  voirsezi  is. 

7)  G  :  ontdaen  8)  C :  vriftoe.  L  :  vringei 
9)  C  :  de  apotecaries 


32 


olye  in  enen  verloodden  pot.  of 
stoop,  ende  doetse  so  met  enen  dec- 
sele  datter  niet  in  en  mach  vallen 
vanboven,  ende  graefse  in  die  aerde 
.40.  dage.  ende  daerna  ontgraefse 
ende  zijtse  yewer  dore  ende  setse 
ter  zonnen  in  .1.  glasiin  vat.  dese 
wert  (l.  werd)  oec  goet  [ende  nota- 
ble  om  ter  Cirugie  te  werken  C]. 
q  Aldus  maect  men  rodomel.  ot'olye 

o  iu.  va/i  rosé».  Dit  heeten  die  grieke/i 
rodomel  aldus  gemaect  Nem£  dat 
witste  zeem  ende  dat  suverste  dat 
gi  vinden  inoge£  .10.  u;  dit  doet 
zieden  op  .1.  cranc  vier.  ende 
gadert  daer  af  die  scumen  diere 
op   gaderen   vanden  speelne.  ende 

G  18c.  daerin  werpt  .1.  H?  vaw  puren 
nuwew  rosen  gewrongen,  ende  dat 
doet  ziede?i.  ende  alst  begint  te 
ziedene.  so  werpter  in  .4.  8  rose- 
blade  verseh  ende  nuwe.  alle  die 
poentkine  die  wit  siin  afgesneden, 
entie  bladen  al  te  stucken  gesne- 
den met  .1.  scaren  of  messe.  ende 
mmcse  mepten  vorseiden  sope  ende 
zeeme.  Ende  dese  doet  so  lange 
zieden  op  .1.  eraïic1)  vier  altoes 
roerende  met  .1.  spatulen  (zie  fig. 
XIV;  in  L  en  G  onbeduidende 
teekeningen)  [tot  der  tijt  L]  dat  tsop 
versoden  si.  ende  daerna  sal  men  dit 

b  113c.  zeem  zien  ende  mingent  mes- 
ter olyën  also  vele  2)  alse  u 
vorwijst    es    dat    bestedei    meiten 

L  153a.  rosen  alsoet  daermede  gesoden  es 
in  .1.  erden  verloodt  vat  of  in  .1. 
glasiin.  Ende  soet  ouder  es  soet 
beter  es.  Dit  conforteert  die  mage 
mei  couden.  ende  het  stopt  met 
warmen  ende  suvert.  Ende  gevet 
nuchtens  ende  te  middage.  Van 
desen  conflciëert  men  dyamergarie- 
tun     ende    rubea    trocistata.     Met 


lauwe?ï     dingen    ververschet    den 
lichame    ende    doet    den    lichame 
moruen.  Ende  es  goet  iegen  droge 
borst  met  warmen  dingen  genome?^,  c  Hb. 
of  gegeven. [Ende  het  ghevalt  sulken  G  18d' 
tiden  dat  die  wapure  (l.  wapine) 3)  f 
wonden  in  eens  menschen  hoeft  so 
dat  die  een  zide.leecht  jeghen  dan- 
der of  sy  te  broke?i  waren  ende  dat 
waer  een  lettele  gheont  (gheout?) 
ende  der  hout  der  soe  telmereert 
(l.   telivereert)  subtiliken  ende  dan 
so  besiet  dat  gat  of  (l.  oft)  si  suver 
van  den    tandekine  de  welke  die 
hersene   mochten  sniden  dat  es  te 
verstaen   die   liese.   Cfl  Ende  maket 
gat  al  even  slecht  so  u  voerwijst 
is  inden  capittel  vanden  fac  afghe- 
slaghen    Ende    of   ware    gheresen 
Ende  eest  doude  vleisch  so  snidei 
tvleesch  cruyswijs  met  enen  sceertse 
(zie  fig.  XV ;  in  L  onbeduidende  teeke- 
ning)   ende    sniden   daerwaert  dat 
houdei  ende  dan  so   doer  screpet 
metten  groefhake  aldns  (zie  fig.  XVI; 
eenvoudige  schetsen  ook  in  G  en  L)  est 
die  derboren  bewijst  staen  in  vele  f 
steden  oft  boert  daervele  gaetkine 
met    enen     trepanisten    dats    een 
instrument   aldus   ghemaecht  (een- 
voudige   teekening)    t welke    dat   .3. 
sullen    wesen    deen    mi?ider   dan 
dander    ende    wacht    dat    ghi    dat 
hersenbecken   niet   doer   en  boert  l  iB3b. 
want      ghi     mocht      dura     mater  G  19a. 
quetsen    of   pia    mater    ende    also 
wordi   manslachtich.    IJ  Ende  dese 
instrumenten   heten   in  latine  tre- 
panos  dat  es  scerp  ten  pointe  ende 
wel  snidende  aen  beiden  siden  alsee 
(l.  alsoe)  die  ander  so  es  vele  meerre  jf 
dan  die  eerste  (zie  fig   XVII ;  in  L 
eenvoudige    teekening)    ende    settei 
opt  been  daer  men  dat  gat  hebben 


')  L :  traech 
3)   G  :  wapenen 


'-)  C  :  alf  een  alf  ander 


33 


wille  so  salmense  widen  (een- 
voudige schets)  metter  dorder 
(l.  derder.  Zie  fig.  XVII)  die  alre 
plomste  es  ende  die  also  diepe  ende 
deen  vast  aen  die  ander  dit  ghe- 
daen  so  suldi  hebben  enen  betel 
(grove  schets ;  zie  fig.  XVIII)  ')  ende 
met  desen  betelkine  so  snide£  die 
gaetekine  ontwee  daer  op  slaende 
met  enen  loden  hamer  (onbeholpen 
B  H3c.  schets ;  zie  fig.  XIX)  L]  €J  Ghi  selt 
altoes  die  been  delivereren  suver- 
like  van  sire  ruheit.  ende  ver- 
maect  die  wonde  voort  alsoet  u 
vorleert  es  int  capittel  van  den 
vacken  af  geslagen. 

o  19b.  Ende  ie  meester  jan  yperman 
pnse  [vele  L]  meer  tscrepen 
metten  groefhake  dan  trepaneren. 
want  daerin  nes  niet  so  groete 
vrese  alst  es  in  trepaneren.  €J  Eer 
gi  begint  boren  of  maelgetten  of 
screpen.  so  stopt  ierst  die  oren 
van  den  gewonden  met  catoene  of 
met  andren  dingen,  ende  geeft  G  19  e 

g  19c.  oec  den  gewonden  .1.  hantscoe 
tusscen  sinen  tanden,  want  mei 
screpene  of  maelgetten  e  ofboorne. 
die    luut    mochte 2)    den    gewon- 

u  ub.  den  zere  deren.  [Ende  het  ghe- 
valt  sulken  tijt  dat  de  wape- 
nen wenden  in  een  smenschen 
hant  soe  dat  die  eene  side  licht 
jegen  den  andere  ofte  si  te  broken 
waren  ende  dat  ware  een  lettel 
f  ghehovet  ende  daert  hovet  daer  soe 
triveleert  subtijlic.  ende  dat  (l.  dan) 
soe  besiet  dat  gat  oft  suver  si  van 
den  cantkine.  die  welke  die  her- 
sinen  mochten  sniden.  Dats  te 
verstane  de  lise  ende  maect  dat 
gat  al  even  slicht  alsoet  voorleert 
es  int  capittele  van  den  vacke 
of  gheslagen.    ende  oft  ware  ghe- 


resen  ende  dat  heft  onder  dat 
vleesch  soe  snidet  dat  vlesch  op 
crus  wis  met  eenen  scerse  (zie 
fig.  XV)  ende  snidet  dauwaert  -j- 
dat  houdet.  Ende  dan  doerscrepet 
metten  groufhac  aldus  ghemaect 
(zie  fig.  XVI)  dwelke  .3.  suller  wesen 
deen  meer  dan  dandere.  ende  em- 
mer hu  wacbt  dat  ghi  dat  hersen- 
beckin  niet  dore  ne  bort  want  ghi  l  i63t>. 
mocht  duramater  quitsen  ofte  pia 
mater  ende  alsoe  soudi  worden 
manslacht  ende  dese  instrumenten 
heeten  in  latine  trepanos  dat  is 
scerp  pointen  ende  wel  snidende 
ane  beede  sieden  alsoe  die  andere 
(verg.  fig.  XVII)  Ende  dat  suldi  set- 
ten  op  dat  been  daer  men  dat  gat 
hebben  wille  Ende  dat  wagghelt  c  14c. 
tusschen  (verg.  fig.  XVII)  uwen  han- 
den, ende  alse  die  gaetkin  alsoe 
sijn  ghedraeit  alsoe  vele  alsmer 
hebben  wille  dan  salmen  die  gaet- 
kin wiiden  metter  derden  trepanides 
die  ghemaect  es  in  deser  manieren 
(zie  fig.  XVII)  Ende  dese  trepanides 
sijn  alder  groets  ende  plomps  Ende 
die  gaetkine  vaste  staende  deen  g  19b. 
ane  dandere  Dit  ghedaen  soe 
suldi  hebben  een  beetel  ende 
snidet  de  cantkine  of  ontwee 
derop  slaende  met  eenen  loden 
hamere  ghemaect  in  deser  vormen 
(zie  fig.  XVIII  en  XIX)  C]  Alse 
waerbi  avicenna  ende  galyeen 
raden,  wisen  ende  bevelen  alse 
die  oren  te  stoppene  met  catoene 
ende  also  den  hantscoe  te  hou- 
dene  tusscen  die  tanden,  om 
dat  si  niet  en  souden  clappen 
te  gadere  int  maelgetten  of  int 
ander  werc.  Ende  avicenna  ende 
galyeen  bevelen  dat  men  also  luttel 
been  neme  alse  men  mach.  L  153c 


')  Van  de  hier  genoemde  instrumenten  vindt  men  ook  grove  schetsen  in  G. 
2)  C :  mescommen 


34 


want  het  sim  vele  meesters  die 
also  vele  bee?is  nemen  alsi  moge??. 
om  dat  sijs  hebben  roem  dat  el 
niet  nes  dan  sothei't.  <I  Galyemts  die 
genas  met  also  luttel  beens  te 
nemene  alse  daer  hi  dore  suve?*en 
mochte  die  liese  van  den  ettere. 
Want  dbee?i  es  scilt  va>i  den 
herssenen  alsoet  eire  vorseit  es. 
•I  D witte  van  den  eye  vele  te  leggene 
in  wonden  na  dat  si  haer  bloeden 
laten,  dat  nes  niet  goet.  wa?it 
d witte  vej'coudt  te  zere  ende  beweert 
dat  dragen  ')  van  den  wonden. 
g  i9d.  Wa?it  int  witte  blijft  die  natwerlike 
hitte,  ende  sine  couthe^Y  doetse 
versterven  of  mi??dren  zere.  Maer 
optie  liese  eist  goet  alsi  verhit  es 
ende  dats  gerne  die  ierste  .40. 
dage.  ende  daer  leggei  coenlike 
in  allen  wonden  daer  die  herssenen 
siin  o?itdect  ende  sonderlinge  op 
dura  mater.  Maer  op  dat  been  so 
en  leggei  niet  na  uwer  macht. 

B  113d.  CAP.    14. 

Van    den    buien    dieme(n)    valt 

int  h{er)ssenbecke(n)  of  slaet 

of  worpt  swaerlike  J). 

Men  slaet  onderwilen  grote  buien 
c  i5a.  int  hoeft  of  werpt  of  valt  of  stoet 
therssenbecken  swaerlee  ontwee. 
ende  dat  sonder  wonde  in  tfleesch 
van  huten.  dwelke  gi  moet  kinnen 
of  bi  uwer  vroetscap  van  uwen 
sinnen  of  bi  tekenen  van  buten  van 
den  zieken,  of  biden  vorseiden 
tekenen  daert  properleke  bewijst 
vore.  Ende  en  eist  niet  ontwee.  so 
doet   alsoet   u   vorleert  es   in  dat 


capittel.  Ende  eist  ontwee  so  doet 
tgeqnetste  vleesch  vaw  den  bene.  s  20a. 
ende  makei  therssenbecken  wel 
suver  van  den  vleesche.  Ende 
dan  vermaect 3)  die  wonde  also 
wel  als  gi  moget  mei  wieken 
gemaect  also  groet  als  amandelen  l  I58d. 
entie  van  stoppen  genet  int  witte 
van  den  eye  ende  daerbove?i  .1. 
droge,  ende  da?i  so  bint  die  wonde 
vroedelike  dattie  plaestren  niet  af 
en  mogen  gaen.  ende  dattie  wieken 
wel  vaste  bliven  liggende  in  die 
wonde.  Ende  en  vermaect  die  wonde 
niet  vore  ten  derden  dage.  en  ware 
dat  si  zere  hadde  gebloet.  ende 
bloetse  zere  so  stremse  also  u  vor- 
leert es.  Ende  ten  ende  van  den 
.3.  dage  of  vanden  .4.  so  doet  ute 
alle  die  wieken  [die  daer  in  ghe- 
daen  waren  L].  ende  hebt  den 
zieken  geset  also  u  vorleert  es.  dat 
siin  hoeft  come  tusscen  uwe  knien 
ende  da?i  screepse  met  uwen  groef- 
baken  (verg.  fig.  XVI;  ook  in  Leen 
teekening)  so  lange  dat  gi  dura 
mater  siet  roeren,  ende  maect  u 
gat  also  groet  als  u  goet  dunct  c  ïöb. 
int  herssenbecken.  Maer  emmer  g  20b. 
makei  also  cleine  als  gi  moget.  be- 
houden dat  giere  die  herssenen 
dore  suvere?i  moget  va?i  de?i  ettere 
datter  op  gevalle??,  es  ende  van  den 
bloede,  ende  wacht  emmer  datter 
geen  screpelinge  no  scaelgiën 
en  vallen  optie  herssenen4).  ende 
dan  wacht  u  oec  als  gi  wrijft  op 
dura  mater  al  bloot  dat  gise  altoes 
wape?it  meiten  lode  also  u  vor- 
leert es  [int  capittel  vanden  vac- 
ken  of  ghesleghen  L  en  C].  ende 
daerna    so    begaetse    oec   also    u 


1)  L:  benemt  dat  dragen;  C:  draghen 

2)  C :  Van    groeten    zwaren   buien  in  dat  hooft.  G  :  Van  den  buien  onder  ther- 
senbecken  ontwee. 

3)  L,  G:  vult  4)  G  en  L :  liesen 


35 


vorleert  es  [int  selve  capitele  C] 
tote  dat  si  heyl  es  ')  dwaerede  mei 
warme?i  wine  ende  drogende  daerna. 
Ende  dan  legt  op  dnra  mater  pulvis 
capitalis  [dat  men  heet  pulver  van- 
den hovede  G]  ende  daer  legt  in 
de  wonde  boven  den  pulvere  pluc- 
l  154a.  kelinge  van  witten  linen  hoeft 
doeken  also  u  vorseit  es.  ende 
heiltse  voort  alse  andre  wonden. 
Ende  pulvis  capitalis  seldi  vinden  int 
naeste  capittel  sonder  een  volgende. 

Cap.  15. 

G  20c.  <I  Va(n)  dat  me(n)  th(er)ssenbecke{n) 

wont  so  dat  dene  zide  vandier)  score 

vain)  de(n)  bene  sciet  ondier)  dan- 

dere.  dat  gevalt  ond(er)tide(n) 

meit)  g{ro)ten  score{n) 2) 

Somwile  wont  me??  int  hoeft  met 
groeter  scoren  int  he?'ssenbecken  so 
dat  onder  es  gescoten ;i).  tastei  met 
uwen  vingere  ende  ondersoeket 
daer  mede.  Wa??t  het  en  siin  geen 

c  15c.  so  zekere  proeven  alse  die  vinger 
es  dae>  hi  in  mach.  want  hi  beseft 
bider  beseffelicheide?i 4)  van  sinen 
musen  die  liggen 

B  114a.      in    den    ende    vanden   leden.    s) 

•j-  Ende  tinten G)  die  en  beseffen  niet. 

ende   daerbi    en  eist  gene  so  seker 

proeve.   Ende   alse  gi  wet  dat  te- 


broken  es.  so  snidet  in  cruus 7) 
met  enen  sceerse  8)  (verg.  fig.  IV) 
thooft  ierst  gescoren.  ende  wiekei 
also  u  vorleert  es.  Ende  daer  na 
bereckei  ft)  thooft  ende  therssen- 
becken  also  u  vorleert  es.  Cf  Ende 
of  gi  wilt  meester  lancfranx  leringe 
doen.  de  welke  hi  proevede  bi  der 
leri??gen  van  galyene  daer  hi  leert 
dat  men  make  also  cleine  .1.  gat  g  20d. 
int  herssenbecken  alse  men  mach. 
ja  dat  mer  mach  dat  etter  dore 
suveren.  so  dunct  lancfranken  dat 
men  bat  mach  etter  suveren  dore  .1. 
screve  vanden  herssenbeckene  dan 
dore  die  vergaderinge  vanden  ier- 
sten dele  of  vanden  middelsten  c  i5d. 
dele  daer  men  dore  geneest  die  in 
frenesiën  siin.  Want  galyeen  die 
wijsde  dat  men  soude  nemen  olye 
van  rosen.  ende  .1.  luttel  aysiins. 
dwelke  aysiin  soude  die  olye  doen 
gaen  dore  die  co?nmissure??.  ende 
aldus  souden  die  herssenen  wesen  l  154b. 
geconforteert.  Ende  die  aposte  10) 
wijst  ende  hi  deedt  selve  dat  me?? 
scere  thooft  dat  haer  af  daer  thers- 
senbecke?i  tebroke??  es.  of  gescoordt 
daer  dene  zide  niet  gesonken  en 
si  onder  dandre.  Ende  wijst  dat 
me?i  tfleesch  snide  alse  .1.  scilt 
die  snede  gaende  metten  hare.  ende 
datme?i  dbeen  wel  suve?*e  van 
de??   vleesce  so   dattie   score  si  al 


')  C:  tote  dat  die  wonde  is  al  geel  (geheel)  genesen. 

2)  C:  Van  den  hersenbeckin  ghewont:  dat  den  stic  sciet  onder  dandere  stijc. 
G:  Van  dat  men  thersebecken  wont.  L:  vanden  hersenbecken  ghewont  doordat 
een  stic  sciet  onder  tander.  Onderwilen  soe  wont  men  thersenbecken  met  scoren. 

3)  C,  L:  so  dat  deen  stic  onder  tander 

4)  L:  want  hi  volet  bider  ghevoelewtheit  der  nattteren  van  den  musen 
b)  C:  die  liggen  in  de  henden;  L:  in  die  eynden. 

6)  C:  tinteleye,  L:  tenten  7)  C:  cruus  wijs 

8)  L:  so  snidei  dat  vleisch  op  cruus  wijs 

9)  G:  berechtet;  L:  suvert.  In  C  bevindt  sich  hier  een  onbetamelijke  teekening, 
die  vermoedelijk  later  is  gemaakt.  Zij  stelt  voor  twee  personen,  waarvan  de 
een  een  clysteer spuit  in  den  anus  heeft  zitten. 

10)  G:  apostelen 


36 


suver  vanden  vleesce  met  .1. 
scerse.  [niet  eene?i  formoere  aldus 
gheinaect  C :  eenvoudige  schets,  verg: 
fig.  XVIII].  ')  Ende  dan  newt  olye 

g  21a.  va?*^  rosen  .2.  deel.  ende  .1.  deel 
rodoniels  [ende  dat  wermet  C,  L] 
ende  dopter  in  plaesterkine  van 
stoppen,  ierst  dat  geminsel  ver- 
warmt, ende  dat  so  legt  optie  score. 
ende  daer  af  so  legter  .3.  vout  of 
.4.  vont.  ende  daer  op  so  legt 
plaesterkine  genet  in  doders  van 
eyeren.  ende  daer  met  so  tempert 
oliën  van  rose?i.  Ende  boven  alle 
dese  plasteren  so  legt  .1.  groet 
plaester  van  stoppen  genet  in  wer- 
men  winc.  ende  ierst  gesnieert 
omtrent  die  wonde  mester  vorsei- 
der  zalven  int  capittel  van  de?i 
vacke?r.  daer  hi  wyst  nemt  scre- 
pelinge  van  bake?i  specke.  ende  al 
dandere.  2)  Ende  dat  bint  met 
.1.  langer  scroden  menechwerf  ge- 
wimpelt  omtrent  thooft.  ende  dat 
so  vroedelike  dat  niet  ontbinde?*. 
en  mach.  Ende  dit  doet  tote  diere 

c  16a.  tijt  dat  gi  siet  dat  uter  scoren 
comt  gewassen  goet  vleesch.  Ende 
daerna  so  legt  in  de  wonde  dit 
pulver,    d  welke    heet   thoriec  pul- 

g  2ib.  ver.  ende  dit  wijst  meester  bruun 
van  legoburgens.  Alse  die  liese 
sweert 3)  dats  towtsiene  dat  si  apos- 
tema  si 4)  dat  sorchlijc 

b  ii4b.  es  ten  live  wert.  het  en  ware  bi 
der  cracht  van  der  medicinen  diere 
op  leit  ware  esso  niet  corosijf  so 
en  betere^  met  ane  en  ware  essoe 


corosijf.    so    es    die    zieke    doot. 
Wach    u    daer    af    dats    mijn  raet 

Cap.  16. 

tfl  Die  leri(n)ge  va{n)  de{n)  h(er)ssen-  l  154c. 
beckene  tebroke(n)  slecht  sond(er) 
wo(n)de  int  vleesch.  •"') 

Nu  hort  hier  ene  goede  leringe 
vande?i  hoofde  gewont  daerdbeen 
ontwee  es.  Ende  dits  geproeft  van 
meester  janne  ypermanne  bi  der 
leringen  van  lancfranken  ende  bi 
den  bewise  van  galyene  ende  van 
Avicenna.  ende  serapyoene  ende  van 
ypocras.  die  welke  wijsden  dat 
men  also  luttel  nemen  soude  van 
den  herssenbeckene  alse  men  mach. 
ende  omme  tende  met  mach  mens 
onsitten.  ende  bider  redenen fi)  die  f 
daer  vorseit  es.  want  therssen- 
hecken  es  scilt  [ende  wachtere  G] 
van  den  edelen  lede  7).  dwelke  es 
.1.  led  van  der  nieren  praicipael 8) 
ende  es  ute  hem  sprutende  alle  die  g  2ic. 
beseffinge  va?i  den  mensce  die  c  16b. 
hi  heeft  over  hem.  Waerbi  hem 
allen  nuttelec 9)  es  dat  mense 
houde  gedect  met  haren  scilde 
die  hem  natwre  heeft  gegeven 
also  na  alse  men  mach.  fl  Ende  dits 
haer  leringe.  daer  therssenbecke?i 
es  gescoort  lu)  ende  sonderlinge 
daer  deen  stuc  niet  en  sciet  onder 
dander.  of  daer  beide  die  canten 
even  hoge  bliven.  M)  Want  lanc- 
fra?ic  van  melanen  houdt  dit  over 


')  Jm  L  een  onbeholpen  schets  van  een  mes,  rysore  genoemd. 

2)  L:  ende  dat  ander  3)  C:  ende  es  die  lijse  zwart 

4)  G:  dat  zij  apostemeren  zal 

5)  C:   Van   den   hersenbeckin   te   broken   slicht  sonder  wonde  en...  L:  Vanden 
hersenbecken  ghebroken  slicht  sonder  wonden  int  hoeftvleisch 

6)  C:  niet  ontgaen  bi  redenen  7)  L:  hersenen 

8)  L:  de  welke  syn  eens  van  den  .4.  principaele  leden 

9)  C:  alder  best  10)  L:  ontwee  es  ll)  G:  bliven  al  even  hoghe  staende. 


37 


die  beste  cure.  ende  daer  minst 
vresen  in  es.  Nochtan  seit  hi  datter 
vrese  in  es  groet  in  alle  herssen- 
beckene  ontwee.  ende  sonderlinge 
alse  deen  been  sciet  onder  dander. 
of  alser  scaelgiën  siin  gescote?* 
onder  dbeen  die  quetssen  mogen 
die  herde  moede?-,  «I  Alle  die  slechte 
broken  of  scoren  siin  best  te  gene- 
sene sonder  houwen  of  sonder  scre- 
pen  ')'.  Int  dore  houwen  ende  int 
dore  screpen  es  vrese.  wa?zt  vele 

G  2id.  liede?i  of  kindere  of  wijf  of  blode 
L  i54d.  mans  die  iegen  dat  houwen  so  zere 
duchten  dat  hem  comt  die  corts 
van  vare.  Ende  dan  ontgater  luttel 
die  met  hooft  wonden  cortsen.  Of 
.1.    ander,    die    houwers    en    siin 

c  16c.  niet  so  snbtijl  sine  houwen  met 
vresen.  entie  sekerst  waent  wesen. 
es  meest  onderwilen  bedrogen. 
•E  Maer  aldns  wrochte  meester  lanc- 
franc  ende  ie  na  hem  dwelke  dat 
ie  seker  vant.  Ierst  so  doet  den 
gewonden  thaer  af  sceren  (verg. 
fig.  IV)  Ende  dan  sal  me?i  hebben 
.1.  sceers.  ende  men  saelt  sniden 
dapperlike.  ende  scolent  tfleesch 
van  den  herssenbeckene  gereet. 
ende  wiect  die  wonde  also  vol  alse 
ghi  moge£  die  wieke  genet  int  wit  van 
den  eye  ende  daer  boven  .1.  plaes- 
ter  van   stoppen,   ende  dan  binde£ 

b  ii4c  thooft  met  langen  scroden  om- 
wimpelt  dattie  wieken  wel  houde?i 
entie  plaester  daerop.  Dies  derds 
dages  so  vermaken  en  ware  dat 
zere  bloedde,  so  latetf  daerop  toten  .4. 
dage.   Ende   of  die   wonde    bloedt 

g  22a.  zere.  so  stremse  mester  leringen  die 
leert  int  capittel  van  bloede  te 
streramene.  Ende  alse  gi  snijt  so 
snidetf   also   verre   alse  die  screve 


gaet.  Ende  ten  iersten  vermakene 
na  dien  snidene  so  nemt  olye  va?* 
rosen  ende  zeem  geminct  tegadere 
die  .2.  deel  olye  van  rosen  ende  .1. 
deel  zeems  also  vorseit  es.  ende  daer 
in  net  u  wieke  ende  legse  in  de 
wonde  opt  herssenbecken.  Ende 
daerna  so  legt  in  de  wonde  van 
den  vlesche  wieken  gene£  in  .2. 
deel  olyën  van  rosen  ende  .1  deel 
doders  van  eyeren.  Ende  boven 
der  wonde?i  so  legt  .1.  plaester 
gemaect  van  zeeme  van  rose?i 
ende  van  .1.  luttel  gerstijnre  2)  c  i6d. 
bloemen,  dit  plaester  suvert  ende 
cemforteert.  Ende  alst  wel  gesuvert 
es  entie  wonde  geen  sweringe 
en  heeft  no  gevoelt,  ende  die  wonde 
heeft  gedragen  3)  entie  score  ver- 
wassen 4)  es  met  [goeden  G]  vlesce 
daer  op  comende.  so  legter  in 
pluckelinge  van  linen  hooft  cleden  G  22b. 
[die]  versleten  [sijn  L]  Ende  boven  L  155a 
optie  wonde  so  legt.  1.  plaester  va?i 
swerter  zalven,  ende  dwaetse  telken 
vermakene  mei  warmen  wine.  ende 
daerna  droochse  telken  [met  saften 
linwade  C]  eer  giere  die  pluckelinge 
in  legt.  ende  sddus  heiltse  tote  die 
wonde  al  heyl  si  mester  hulpen  van 
gode  dits  heylen  s  onder  hou  wen  ende 
dat  sekerste  dat  mi  dunct.  €J  Ende  of 
.1.  gat  es  int  herssenbecken  toter 
liesen  die  geheten  es  dura  mater,  so 
begade^3)  also  u  vorleert  es  int  capit- 
tel van  den  vacke?i  [af  ghesleghen] 
ende  peulen^ 6)  also  die  hersse- 
nen  stekende  tusscen  den  bene 
ende  dura  mater  sindael  ende 7) 
wit  suver  linen  cleet.  mer  nuwe 
root  sindael  es  best.  Ende  oft  so 
ware  dattie  hersenen  lichten  wilden 
ten  gaten  ute.  dat  [het  C]  scène8) 


*)  L:  creponeren  ")  L:  gheersten  3)  G:  gedreghen,  L:  ghedroghew 

4)  L:  volwassen,  G:  bewassen  5)  G:  legghet  6)  G:  peluwet 

7)  G  :  ofte  8)  C:  scijnt 


38 


dat    si    lagen    boven    den   canten 

g  22c.  van  de?i  herssenbeckene  alsoet  vele 
gevalt  alse  de  mane  es  int  was- 
sende of  vol.  so  peuluutse  met 
sindale.  ende  daerna  so  hebt  .1. 
dunne   plaetkiin    loods  dat   luttel 

c  i7a.  meerre  es  dan  tgat  vanden  bene. 
ende  dat  nebbe  in  de  middewert 
.2.  gaetkine  daer  .1.  twinen  draet 
dore  gaen  mach.  dewelke  .1.  draet  es 
daer  inent  bi  mach  doen  gliden  daer- 
wert  dat  men  wille,  ende  dat  stect 
tusscen  den  sindale  enten  bene. 
Of  nemt  .1.  plaetkiin  va?i  enen 
dnnnen  maserinen  nappe  dat  beter 
l  155b.  es  op  dat  ment  vinde?i  mach 
dunne  gnouch.  want  te  dunne  en 
maecht  niet  sijn.  dit  so  ware  bete?' 
3  ii4d  dan  lood.  om  dat  warmer  es 
dan  lood  ende  om  dat  niet  so  zere 
en  weecht.  dit  stecter  tussce?i  tote 
dat  die  herssenen  nemmer  ute 
eonien  en  willen,  ende  dus  ver- 
maect  den  gewonden  .2.  werf  sda- 
ges.    ende    telker    werf    legter    in 

g  22d.  nuwe  sindael  ende  doet  dat  oude 
ute.  ende  suvert  u  plaetkiin  van 
den  ettere  ende  drogetf  wel  €J  Ende 
alse  de  mane  es  wassende  of  vol 
dan  eist  merre  vrese  te  sine  ge- 
wont  int  hooft  dan  alsi  wanende 
es  of  volwaent.  Want  alse  de  mane 
vol  es  dan  liggen  die  herssenen 
met  haren  liese/t  vaste  gebonden 
ant  been.  ende  so  de  mane  volre  ') 
es.    so  si  vaster  liggen.  Ende  alse 

c  )7b.  de  mane  wanende  es.   dan  liggen 

f  die  herssenen  ende  wanen  [so  rume 

L].  so  dat  men  soude  mogen  steken 

enen    vinger    tusscen    den    bene 

enter    herder    moeder,   waerbi   die 


herssenen  wanen  bi  der  manen 
ende  wassen.  Ende  so  doet  oec  alle 
die  verscheit  ane  den  mensce.  alse 
ane  die  herssenen.  Ende  hier  bi  so 
besiet  altoes  alse  de  mensce  int  hooft 
es  gewond  weder  de  mane  es  int 
wasse?ide.  so  vol.  so  int  wane?ide.  so 
volwaent2)  [Dit  is  van  den  tee- 
kinen  die  de  mane  doereloept, 
C]  <I  Ende  ie  scrive  u  vanden  teke- 
nen van  der  manen  also  alse  astro-  G  23a 
nomine  houden,  also  si  segge?i  in 
tekenen  vanden  wedre  dat  men 
heet  in  latine  aries.  dan  so  eist 
vreselijc  te  sine  gewont  int  hooft 3). 
Want  dan  heeft  de  mane  heer- 
scapie  int  hooft,  ende  dat  geduert 
in  elc  maenscijn  2.  dage  ende  .'/2. 
luttel  min  of  luttel  meer.  Ende 
aldns  so  siinre  .12.  tekenen,  ende 
elc  teken  heeft  .2.  dage  ende 
.'/2.  luttel  min  of  luttel  meer  die 
welke  hebbe?i  heerscapie  optie 
leden  vanden  menseen.  Ende  al- 
dus  es  de  mensce  gedeilt  in  .12. 
na  den  jugeme?ite  van  den  mees- 
ters van  astronomiën.  entie  .12 
siin  gepareert  iegen  die  .12.  teke- 
nen van  den  firmamente.  want 
dats  oec  gedeilt  in  .12.  delen,  ende 
elc  heeft  .1.  teken,  ende  heeft  sinen 
name  bi  hem.  ende  so  doet  oec  an 
den  niensce  so  heeft  elc  siin  led 
ende  sine  proper  stede,  tfl  Gi  selt 
weten  dat  aries  heve£  thooft  ende 
dansichte  die  ke/mebacken  ende 
daer  omtrent.  Ende  taurtts  heeft 
die  stortte  ende  dien  hals.  Ende  c  i7c. 
gemini  die  armen  entie  handen. 
Ende  cancer  die  borst  toter  mage?i. 
Ende    leo    de  mage   die   lendenen 


')  C :  meerder 

2)  L:  weder  die  mane  is  wassende  of  wenende  Hetgeen  verder  over  den  invloed 
van  de  maan  gezegd  wordt,  ontbreekt  in  L  en  gedeeltelijk  ook  in  G. 

:))  G:  lek  scrive  u  vanden  tekinen  vander  manen  alsoe  alse  astromenyen 
segghen  also  zij  houden  in  tekinen  van  den  wedere  dat  in  latine  heet  aries  Alse 
dye  mane  dair  inne  es  dan  eyst  vreselijc  te  zine  gewont  int  hovet . . . 


39 


ende  omtrent  dat  herte.  Ende  vir- 
go  den  lichame  ende  dat  ingewant  ') 
Ende  libra  die  billen  entie  hoe- 
pen. Ende  scorpio  die  menscelijc- 
heit  enten  eers.  Ende  sagittarins 
de  dyen.  Ende  capHcornws  de 
kniën.  Ende  aqwarins  die  been 
toten  voeten,  Ende  pisces  heeft 
die  voeten.  [Ende  ie  sal  hu  hier 
toghen  de  figure  des  mans  omme 
dat  men  te  bet  mach  scauwen  hore 
stede  ende  de  teekin.  Dit  es  die 
man  die  toghet  die  vij  tee- 
kinen  elc  staende  te  siner 
stede  C;  ruimte  opengelaten]. 
Ende  hierbi  seggen  meesters  dat- 
te?*  vrese  ane  es.  ende  dat 

b  H5a.  een  surgijn  es  sculdech  te  we- 
tene ten  minsten  van  der  manen 
ende  vanden  tekenen,  ende  welc 
tijt  dat  si  haren  loop  in  elc  teken 
heeft,  ende  dan  dat  teken  te  scu- 
wene  van  snidene  ende  van  an- 
dren  werken,  om  die  redene  dat- 
tie  mane  ende  teken  sende?i  groete 
swaerheit  dien  leden,  of  in  die 
steden  ende  merretf  die  quetsure 
ende  verswaert.  Ende  daeromme 
sijt  vorsien  in  allen  dingen  radic 
u.  ende  merct  die  tekenen  alsoet 
•j-  vorseit  es  ende  elc    getoent  sine 

c  i7d.  stede  ende  siin  proper  led.  «I  Ende 
alse  dura  mater  bloot  es  ende  dan 
wijst  bruun  ende  lancfranc  ende 
andere  auctores  datmen  daer  op 
legge   dit  pulver  dat  men  heet  in 

.G23t>.  latine  pul  vis  capitalis.  ende  dat 
maect  me»  aldus :  Nerat  scariole  2). 
cleine  wit  wierooc  .mirre.  drake?z 
bloet.  mele  van  vitssen  elx  even 
vele.  ende  hieraf  so  maect  cleine 
pulver    ende   stampei    in    .1.  suve- 


?'en  motalinen  mortier,  ende  sich- 
tet  dore  .1.  vout  suver  linen  cleets.  ) 
ende  dit  legt  onder  tsindael.  Ende 
of  dura  mater  wert  al  bruun  om 
tpulver.  sone  legter  n  emmer  op. 
maer  legter  op  rodomel.  ende  .3. 
deel  [oliën  ende  G]  omfacijns  su- 
ver linen  cleet  daer  in  genet.  Ende 
heylt  die  wonde  voort  alst  vleesch 
begint  wassen  met  pluckelingen 
van  su  veren  linen  hooftcleden. 
[Die  leeringhe  van  mester 
j  an  yperman  C,  L] 
<I  Nu  verstaet  mine  lere  ende  wat 
mi  gesciede.  Ie  ruumde  die  wonde 
so  dat  ie  die  scerve4)  al  bloot  hadde 
ierst  thaer  af  gescoren.  ende  daerna 
wiecticse  wel  dunne,  ende  genaest 
mester  olyen  van  rosen  ende  met-  l  155c. 
ten  rodomelle  alsoet  vorseit  es.  c  18a. 
€f  Eens  was  gewont  een  cnape  g  23c. 
int  hooft  met  enen  stave  also  dat 
therssenbecken  al  ontwee  was.  ende 
deen  been  gescoten  onder  dander. 
ende  hi  hadde  al  siin  kewnesse 
verloren.  Ende  ie  nam  .1.  sceers 
ende  snetene  ende  ontdecte  [hem 
dat  L]  herssenbecken  5)  ende  vant 
zere  ontwee.  ende  [gheschoten 
G]  deen  onder  dander.  Ten 
iersten  vermakene  na  der  snede 
berechticken  met  olyen  ende  met 
zeme  dwelke  vorseit  es.  Ende  ie 
voedene  met  moruwen  doders  van 
eyeren.  ende  met  kere?ider  melc 6) 
met  gortte  gespeelt.  7)  ende  met 
gebradenen  apple?i  entie  suure. 
ende  hi  dranc  tyseine  gesoden  op 
gersten.  Ie  en  dorste  hem  al 8)  niet 
doen  om  dat  hi  so  cranc  was.  Die 
scerven 9)  wiesen  al  vol  vleeschs 
ende    hi    wert    sprekende    ter    .6. 


*)  C:  tgheboedelte  2)  C:  sarcacolle 

3)  C:  teims  die  cleene  es  ende  dan  dore  eenen  douc 

4)  C:  screven  5)  G:  dat  thersen  cappew  6)  L:  kernemelc 
7)  L  en  G:  ghesoden              ")  L:  anders              9)  G:  schoren 


40 


weken  ende  hiet  mi  oom.  hi  ge- 
creech  sine  sprake  so  lanc  so  bat. 
Mer  hine  wiste  niet  wien  ')  so  zere 

G  23d.  hadde  gequetst.  Nochtan  verga- 
f  derde  hi  iegen  de?i  genen  met 
vorsienen  sinne  J).  ende  bi  berade- 
nen  rade  met  swerde  ende  met 
bokelare.  Hi  genas  ende  wert  wel 
opt    sine.    ende    versoende    iegen 

b  iiBb.  den  genen  dien  hadde  geslage?*. 
Dbeen  dat  boven  den  andren  was 
daer  dander  onder  scoet.  dat  dro- 
gede.  die  upperste  taflen  3)  enten 
cantenwert.  ende  nature  dat  staect 
van   hare   bider   hulpen   van  den 

c  ïsb.  vleesce  dat  wies  uten  adren  die  lig- 
gen tusscen  dbeen  enter  taflen.  Ende 
dus  wert  die  lichame  4)  vander  won- 
de/i also  slecht  sonder  groet  dal  5) 
ende  sonder  grote  butse.  <I  Een  cnape 
wert  geslegen  van  .1.  perde  int 
achterste  deel  van  sinen  hoofde 
l  i55d.  al  te  stucken.  Ie  ruurade  hem  die 
wonde,  ende  ie  genassen  also  ge- 
like.  ende  hine  verloes  met  van 
f  sinen  bene  meer  dan  die  wint  be- 
liep, ende  dat  in  die  dicte  van 
enen  nagle.  «I  Oec  genasic  .1. 
jonfroukijn   dat  geslegen  was  oec 

g  24a.  van  .1.  perde  voren  in  siin  vor- 
hooft:  ie  genaest  dies  gelike.  IJ  Oec 
enen  ouden  cnape  geslegen  met 
ere  plommeye  besiden  der  com- 
missuren  ende  ie  genassen  oec  dies 
gelike.  Ende  vele  andre  gewonde 
die  ie  genas  dies  gelike.  ende  dit 
was  in  ypere  in  vlaendren  ende 
daer  omtrent.  6)  <I  Alse  gi  hebt 
gesneden  enege  wonde  7)  int  hooft, 
so  stect  in  elc  qnartier  .1.  sterken 


line?i  draet  of  ziden  draet  (in  G 
grove  schets  van  naald  en  draad) 
ende  alse  gi  die  wonde  hebtgewiect. 
so  trect  die  qwartiere  mepten  draden 
tegadere  ende  vergadertse  also  na 
alse  gi  moge/,  ende  also  doet  tote 
allen  vermakene.  so  seldi  hebben  g  24b. 
.1.  scone  lixeme.  ende  dit8)  en  sal 
niet  laten  die  qnartieren  crirnpen. 
Ende  siin  si  ontcrompen  so  ruuratse 
van  onder,  endeen  snijt  niet&ï  also 
somege  sotten  [meesters  G]  doen. 

Cap.  17. 

€[  Die  leringe  vande(n)  .4.  meest(er)s 

einde)  va{n)   roelandine  e(nde)   van 

vele  and(er)e  goedier)  meesters  !l). 

Nu  hoort  die  leringe  van  roe-c  i8c. 
landine  ende  van  vele  meesters, 
of  van  den  .4.  meesters  die  welke 
die  glosen  daer  op.  dewelke  roe- 
lant  begint  in  latine:  Medicina  equm  ƒ 
vocatwr  ad  nonuo.  Ende  roege- 
rij n  daer  roelant  op  maecte 
sine  adicië?i.  die  begint :  Post  mun- 
di  fabricarw.  Ende  die  glose  der 
.4.  ?neesters  begint:  sic  dixit  con- 
stantinns.  Cj[  Ende  rogerns  ende 
roelandinws  die  wisen  daer  thers- 
senbecken  es  ontwee  te  nemene 
.1.  sceers  ende  daer  met  sniden  in 
cruus  dat  vleesch  iegen  dattie 
broke  groet  es.  Ende  vint  mentso 
zere  ontwee  dat  men  die  stucken  g  24c. 
vorvoets  uut  mach  doen.  so  doetse 
ute.  of  en  ware,  dat  u  !0)  dbloet  con-  l  156a. 
trarie  ware.  ende  dan  ontbeit  toten 
andren  vermakene.  ende  dan  deli- 
vereertse   also  snbtilike 


l)  L:  wie  hem  2)  L:  voirsieniche/  3)  L:  canelen 

4)  L  en  C:  lixeme  6)  C:  dael 

6)  In   G  volgt  hier  nog  een  recept  voor  Pulvis  Capitalis 

7)  G:  eenen  gewonden  8)    C:    deze   draden 

s)  G:  Dit  es  die  leeringhe  van  den  4  mesters  van  salernen.  G:  vanden  4  mees- 
ters ende  van  anderen.  L:  Dit  is  die  leringhe  vanden  meesters  van  salaerne 
10)  L:  hem. 


41 


b  ii5c.  alse  gi  moget.  Ende  es  dbeen 
te  scerven')  na  uwer  snede,  so 
screpei  therssenbecken  al  dore.  ende 
maketf  tgat  wel  suver  ende  slechtei 
nietten  [groef  L]  hake  (verg.  fig.  XI. 
In  L  een  grove  schets)  ende  dan  legter 
in  root  suver  sindaelof  suver  line?i 
cleet  genet  int  wit  vanden  eye. 
ende  daerna  heilet  mei  pluckelingen 
van  ouden  line7i  cleeden.  Ende  of 
die  wonde  niet  vele  en  bloedt  en- 

c  I8d.  tie  zieke  sweringe  heeft  int  hooft, 
so  doeten  bloet  laten  in  die  hooft  - 
adre.  of  die  gewonde  en  si  te 
cranc.  of  te  jonc.  of  te  out.  ende 
dus  so  wijst  hi  van  allen  wonden 
die  niet  vele  en  bloeden  in  wat 
lede  dat  es.  so  salmen  bloet  laten 
in  die  adren  die  heerscapie  hebben 
op  dat  led.  Ende  ziedi  dattie 
[wonden  haer   Gr]  lippen  zere  dic- 

G  24d.  ken  ende  root  werden  ende  wel 
beginnen  dragen,  dats  een  goet 
teken,  so  sciint  dat  natnre  macht 
heeft  der  wonden  haer  voetsel  te 
sendene.  Mer  vindi  die  lippen  van- 
der  wonden,  dunne  ende  bleec.  so 
sciint  dat  natnre  so  cranc  es  dat 
si  en  gene  macht  en  heeft  in  hare 
te  hulpene.  Ende  dit  es  wantroes- 
telijc  ende  seker  teken  vander 
doot.  Ende  delivereretf 2)  dbeen  dat 
gi  die  herssenen  moget  suveren 
van  haren  ettere  ende  van  haren 
bloede  datter  op  gevallen  es.  in 
den  zomer  binnen  .7.  dagen  in  den 
winter  binnen  .10.  dagen.  Welc  dat 
es  en  laet  den  gewonden  niet  te 
helpene  in  den  zomer  langere  dan 
"f-  .7.  dagen,  want  te  zomere  dragen 3) 
die    wonden  eer  dan   te  wintere. 


[Dits    de   glose  der  iiij  mes-Li56b. 
ters  van  salernenC].  f  Nu  v«r- 
staet  die  leringe  van  roegerine  ende 
va?iroelandine  ende  vanden.  4.  mees-  G  25a- 
ters.   Roeland  ende  rogerijn  willen 
datmen    den    gewonden    die    hers- 
senbecken    ontwee    heeft,    dwelke 
dat  ...... 4)  n  es.  si  wisen  dat  men 

den  gewonde?i  [sal  verhouden]  den 
nese  enten  mont.  ende  dat  [men 
blasé  v]aste  dan.  eist  dat  dbeen  al 
do[re  es  ende  ontweje.  men  sal 
sien  comen  den  adren 5)  [ute  den 
wondjen  alse  .1.  smooc.  ende  daer- 
ute  sal  co[men  bl]oet  dat  gevallen 
leget  optie  liese.  [Ende]  dan  wil-  c  19a. 
len  si  dat  ment  dore  bore.  dat 
[he]et  trepaneren  metten  instru- 
menten, ende  [m]en  sal  daermet 
maken  vele  gaetkine  ane  die  zide 
vander  broken.  of  scerve.  ende 
met  cleinen  instrumenten  sal  men 
ierst  boren,  ende  widen  metten 
meerren  6).  Ende  dan  hebt  .1.  bey-  f 
telkiin  ende  .1.  loden  maelget  (zie  fig. 
XX  en  XXI)  ende  dan  houwen  van 
enen  gate  in  dander.  ende  heffen  dat 
stuc  ute  al  geheel,  so  datmendaer 
dore  suveren  mach  die  herssenen 
van  haren  ettere.  ende  van  hare?i 
bloede  dat  gevalle?i  leget  optie 
liese.  <I  Memt  ware7)  die  glose 

wijst,  waer  dat  deen  been  onder  b  ii5d. 
dander   es    gescoten.  datmen  also 
begade?i      sal      dupperste      stuc.  g  25b. 
want     dupperste    es    gelijc    dicke 
wils   Of  in  welc   dattie   broke  es  -j- 
datmen  dat   trepanere.   ende  dan- 
der  niet.   Aldns    begaet  datter  te- 
broken  es.  dit  willen  de  .4.  mees- 
ters  in    haer   glose  op  roelandine. 


')  L:  cloven.  2)  L:  bereet  3)  L:  droghen 

4)  Hier  is  een  scheur  die  de  schrijver  met  een  lapje  perkament 
hersteld,  en  waarop  hij  geschreven  heeft.  Het  lapje  is  verloren 
gegaan. 

5)  C  en  G:  adem  6)  L:  meesten  7)  L:  Mer 


42 


Nochtavi  segge?i  die  .4.  meesters, 
alse  gi  sult  werken  opt  hooft  dat 
gi  sult  wachten  dien  nacht  daer 
te  vore?i  dat  gi  mei  genen  wive 
en  sult  siin.  Ende  dat  gi  niet  en 
sprect  iegen  geen  wijf  die  haer 
vloet ')  heeft,   ende  dat  gi  niet  en 

l  156c.  eet  geen  looc  noch  onioen 2)  no 
gene  scarpe  sause.  [gheen  onganse 

c  19b.  spisen  L]  ende  uwe  handen  suverlike 
gedwegen.  <I  Ende  alse  gi  comt 
ter  wonden  ten  ierste?i  vermakene 
na  dat  gi  dbeen  uut  daet  so  doet 
den  gewonden  zere  blasen  also  u 
vorwijst  es.  Ende  siedi  dan  etter 
comen  uter  liesen.  dats  .1.  qwaet 
teke».  Ende  en  heeft  hi  geen 
cortse.  hi  salne  hebbe?i  cortelike 
daerna.    Ende    comter  etter  so  su- 

G  25c.  verei  mei  gedwegender  spoengiën. 
ende  daer  na  so  legt  coenlike  optie 
herssenen  wel  cleine  pulver  van 
witten  wieroke  dat  men  heet  oli- 
banuwi.  Ende  of  die  wonde  wert 
te  heet  so  smeertse  met  popelioe- 
ne  die  gi  gemaect  selt  hebben,  of 
gehaelt  in  die  specerië?i.  Ende 
men  makei  aldns:  <I  Nerat  cnop- 
pen  vanden  popeliere  onder  .|.  8, 
die  blade  van  witten  mecopine 3) 
ende  van  swertten  ende  van  man- 
dragora, die  cropkine  *)  va?i  roden 
bramen,  die  bladren  van  belrike. 
vander  nachtscaden.  van  penninc 
crude  elcs  .4.  oneen  wegende, 
versch  swinen  smout  .3.  ir.  Ende 
maecse  aldus,  stampt  die  croppe?i 
vanden  popeliere  zere  wel  mepten 
smoute.  ende  maecter  af  ronde  bol- 
len, ende  legse  also  en  wech  te 
vertegene.     ende    daerna    so    leest 


dandere  crude?i.  ende  als  gise  al 
hebt.  so  starapse  mepten  vorseiden 
bollen,  ende  laetse  liggen  in  bol- 
len also  .9.  dagen  daerna  sobrec- 
se  al  te  stucken  in  enen  ketel. 
ende  gieter  op  .1.  u;  wiins  zere 
riekende,  ende  latei  al  te  gadere 
zieden  tote  die  wijn  al  versoden  g  25d. 
si.  ende  die  crude  dalen  te  bode- 
me.  ende  altoes  roerende  met  ere 
spatule.  Ende  daerna  so  persset 
dore  .1.  suver  linen  cleet.  ende  be- 
stadei m  .1.  suver  vat.  dits  pope- 
lioen.  ende  es  goet  iegen  alle  scar- 
pe hitte  vaw  cortsen. 5)  Ende  den- 
genen die  niet  en  mogen  slape?i. 
dien  so  smeret  daer  mei  den  slaep. 
enten  puls  vanden  arme  entie 
planten  vanden  voeten,  entie  pal- 
men vander  hant.  dat  mei  olyen 
van  violette 

gemi?ict  ende  daer  mei  gesmeert  b  ii6a. 
bluscht  hitte  wonderlike  zere.  Ende 
optie    navele    gesmeret  doet  swe- 
ten.    §  Ende   of  enech    been   sciet 
deen  onder  dander  ende  versceden 
es.  so  wijst  die  glose  [der  iiij  mesters 
C]  dat  gi  dat  been  uut  hael(i)  mei 
.1.  tangen6),  ende  men  saelt rechte  g  26a. 
uut  trecken.  [slechtelinge  vore  wert  c  19c. 
G].  ende  niet  wankelende  her  wert 
noch   derwert.   Ende   wacht   u  dat 
mei   ru    en    si    no  hakende  wa?ït 
hei    mochte    wonden    dura    mater. 
ende    dan    ware    die    gewonde    in 
groter  avonturen  vander  doot.  Maer 
sijt    altoes    vorsie?i    met    gehelen 
sinne.    ende   altoes   besiet  dat  tus-  l  i5<5d. 
scen    der    liesen    enten    bene    en 
gene   ruheit7)    en    si.   Ende    esser 
ruheiï   so   suvertse    snbtilike    ende 


')  L  en  G:  bloem  2)  G:  ayune  3)  L:  papaver 

4)  G:  cnopkine  5)  C:  ende  vercoelt  seer  wel  alle  die  stede. 

6)  G:  mit  eener  pinsehen  (zie  fig.  XXII)  aldus  ghemaect  ofte  met  eener  tanghen 
die  ghemaect  is  in  deser  manieren  (ruwe  schets  van  een  getande  tang;  ook 
in  G  twee  dergelijke  schetsen). 

1)  C:  rotheit 


43 


dan  so  peuleut  1)  die  herssene?i 
met  sindale  genet  int  wit  vande?i 
eye.  of  met  linen  clede  also  vor- 
wijst  es.  ende  heilt  die  wonde 
voort  als  u  vorleert  es.  <&  T  he  o  do- 
rij  c  ende  huge  van  luken 
die  beide  goede  meesters  waren 
die  beste  die  mew  wiste  of  vant 
'm  haren  tiden.  Ende  si  leiden  dit 
plaester  op  wonden  die  root  ende 
geswollen  waren  entie  zere  swoe- 
ren  ende  sonderlinge  op  thooft 
ende  in  zeneweger 2)  stede?i.  Si  so- 
de?i  pappelbladre  ende  daerna 
capten   sise    ontwee.    ende   daerna 

g  26b.  stamptensise  wel  ende  namen  der 
also  vele  alse  tenen  plaestere  be- 
dorste.  ende  dat  soden  si  in  wine. 
ende  daerna  hadden  si  gestampt 
gruus  ende  dat  gesicht.  ende  daer- 
af    namen    si  also  vele   alse  hen 

c  I9d.  goet  dochte.  also  dat  tplaester  en 
was  te  dicke  no  te  dunne  Ende 
dat  leidense  optie  wonde  elcs 
dages  heeter  dan  laeu  tote  dattie 
wonde  was  in  goeden  pointe  van 
sweringe?i  ende  van  swillingen. 
EncZe  daerna  heilden  si  die  wonde 
met  warmen  wine  ende  onderwilen 
met  zalven.  <&  Th  e  o  do  rij  c  ;!)  or- 
cont  dat  hi  sach  meester  hu  gen 
van  lukew  enen  man  heilen 
die  dat  achterste  deel  va?iden 
herssenen  al  ute  waren,  entie 
stede  genas  ende  wies  vol  vleeschs. 
ende  hi  behilt  sine  gedinkenisse. 
ende  hi  was  .1.  gereydemakere 
ende  hi  dede  daerna  siin  ambacht 
also     hi     tevoren    dede.    dwelke 

g  26c.  meester  hugen  selve  zere  wonder- 
de hoe  dat  mochte  siin  bi  rede- 
ne?i.  Want  het  dochte  hem  we- 
sende  iegen  al  der  ouder  meesters 


vonnesse.  Want  si  orconden  wel 
dat  dnra  mater  ende  pia  mater 
mochten  siin  ontwee.  maer  si  seg- 
gen  datter  geen  herssenen  ute 
mochten  comen.  die  wonde  en 
ware  ierst  genesen.  mer  dattie 
herssenen  ute  souden  lopen,  entie 
wonde  genesen  dat  ware  iegen 
natttre.  daerbi  wondert  meester 
hugen  ende  seit  alsoe. 

•I  Ende  dandere  meesters  orcon-  b  ii6b. 
den  wel.  dat  alse  die  herde  moe-  l  157a. 
der  gewont  es.  dat  onderwilen 
daelt  tussceïi  der  herder  moeder 
enter  sachter  moeder  etter :  dwelke 
dat  bi  natnrliker  hitten  verstijft. 
ende  alst  ute  stect.  dan  waent 
men '')  dat  herssenen  siin.  om  dat 
dicke  es  ende  wit  also  die  hersse- 
nen siin.  Maer  dat  meester  huge 
sach  dat  rechte  herssenen  waren 
dat  verwonderde  hem.  want  hen 
was  noyt  eer  gesien.  Want  hine  g  26d. 
was  niet  sot.  hi  was  een  goet  c  20a. 
naturijn.  ende  flsisiin.  ende  surgiin. 
Waerbi  hi  seit  dat  hem  geen 
surgijn  en  soude  te  barenteren 
van  en  genen  wonden.  het  en 
ware  dat  hi  sage  die  qnade  teke- 
nen die  den  gewonden  overcomen 
alsoet  in  surgie  es  bescreven  van 
roelandine  die  .1.  goet  meester 
was.  Waerbi  die  surgijn  es  scul- 
dech  altoes  te  hebbene  goeden 
troest  op  gode.  Want  hets  vele 
dincs  in  vresen  dat  niet  verloren 
en  es.  waerbi  elc  meester  hebbe 
in  gode  troest  ende  in  die  hulpe 
der  naturen  dewelke  die  van 
gode  comt.  €J  Meester  huge  van 
luk  en  die  ordineerde  enen  ge- 
wonden sine  dyeten.  den  sterke?i 
enten   vollen    van    humoren,  dien 


l)  G:  poluut  2)  C:  senuachtich  3)  G:  Diederijc 

4)  G:  leeckemesters 


44 


gaf  hi  cranke  dycten.  Ende  den 
cra?iken  enten  ydelen  va?i  humo- 
ren, dien  so  gaf  hi  beter  dyeten. 
dewelke  waren  goet  te  verteerne. 
Ende  hi  leide  op  thooft  daer  thers- 
senbecken  o?itwee  was  of  niet 
ontwee  .1.  plaester  van  stoppe?i 
genet   iw   warmen   wine   uutgedu- 

G  27a.  wet  ende  daerboven  .1.  ander  van 
droge?i  stoppen  om  die  naturlike 
hitte  te  behoudene,  ende  bantse 
also  met  .1.  langer  scroeden  om 
thooft  wimpelende  vroedelike.  so 
dattie  plaestren  niet  af  en  mochten 
gaen  no  verscieten  vander  wonden. 
Ende  doen  gaf  hi  den  gewonden 
die  niet  en  cortsten  [of  den  rede  had- 
den L]  van  desen  clareite  geini?ict 
mei  desen  pulvere  [nuchteren.  Ende 
l  157b.  te  middaghe  ende  tsavons  .1.  lepel 
vol  te  gader  L]  ende  makei  aidua 
<J  Nemt  goede  canele.  goet  wit 
gingebere.  elcs  .1.  S.galigaen.  carda- 

c  20b.  mome  van  goeder  smake.  lanc 
peper  elx.  1.  3.  groffels  nagle  wel 
riekende  ende  versch  tgewichte 
va,n  .12.  tarwen  coornen  of  .14. 
comijn.  pepergrane  .15.  tarwen 
coorne  swaer.  van  al  desen  inaect 
cleine  pulver  stampende  in  enen 
motalinen  mortier,  ende  sichtei  dore 
.1.    dicken  teems.  Ende  dit  pulver 

g  27b.  bestaedt  in  .1.  houtine  busse. 
<I  Ende  aldns  maect  men  clareit  van 
den  vorseiden  pulvere.  Nemt  .5.  ft 
wiins  ende  die  wit  ende  goet.  ende 
zeems  .1.  'ft.  wel  gescuumt.  dwelke 
dat  gi  doet  spelen  mepten  wine 
vorseit.  ende  doet  vanden  viere 
ende  minct  daermede  dat  vorseide 
pulver,  ende  wacht  dat  giere  te 
vele  pulvers  niet  in  en  doet.  dat 
te  stare  mochte  wesen.  Mer  pijnt 
u  om  te  mak  ene  van  goeden 
smake  ende 


bequamelijc  te  drinkene.  Desen  B  116c- 
clareit  doet  leken  dore  .1.  sac  so 
dattie    clareit   wel   claer   si.  Daer 
na    so   nemt   valeriane.    genciane. 
gariofllate.  pinpenelle  ende  piocelle 
also  vele  alse  va?i  al  den  andren. 
dese   cruden   drogei  ende  stampse 
wel    cleine.   ende  sichtse  wel  dore 
.1.   cleine?i   teems  die   cleine  pul- 
ver   maect.   Van   dese?i  vorseiden  G  27c- 
pulvere   so   doet  in  den  vorseide?i 
clareit   na    dat    hi    clareit  es.  sei- 
nende   in    cruus   ende    sprekende 
dit   orisoen:    „In  nomme  patris  et 
filij   et   spiriti  saneti  et  individuae 
trim'tatis.    dextera     domini     fecit 
v/rtutem  dextera  dommi  exaltavit 
me.    Non    moriar    sed    vivam    et 
narrabo  mirabilia  domini  castigans 
castigavit   me   dommus   et  mortui 
(l:  morti)   non  tradidit".   Dit    segt 
[3  werf  L]  mingende  tpulver  mei- 
ten  clareite  vorseit.  oetmoedelike 
te   gode   wert   waerbi  metter  vor-  c  20c. 
seider    mingingen     die     gewonde 
mochte  genesen  bi  der  hulpe?ivan 
gode.    Aldus    leret  meester  hu  ge 
van    luk  en.    ende    deedt     selve 
ende    hi   gaeft   oec   in  allen   won- 
den ja  hoe  dat  de  me?isce  gewont  l  157c. 
was.   Desen   dranc  begonste  hi  te 
gevene  alse  de  gewonde  bego?iste 
tetene.   dat  was  gerne  ten  iersten  f 
vermakene.  na  dierste  werf.  <J  G  i  1 1  e- 
beert  die  wijst  ene  andre  ma?üere. 
die    die   [van    ouerberch   ende    L] 
vanden  rine  vele  plegen.  Hi  wijst 
te   lesene   dese   carmine   over  den 
gewonden,   ende    optie   wonde    te 
leggene  wolle  metter  yeken  genet 
in  warme  olye  van  olyven.  Eüde  dit  g  27d. 
leest  men  over  luut.  Entie  va?i  Oost 
[waert  L]  seggen  dat  mer  genen  loe?i 
af  en  sal  nemen  dan  den  gods  loen. 
maer  dat  doet  hem  die  vrecheit  ') 


')  L  :  nauhede.  G  :  scoershede. 


45 


van  haren  gelde.  Ende  hoe  dat 
vaert  sine  lachterens  niet  varei 
wel  si  seggen  hets  goet.  ende 
varei  qnalike.  so  seggen  si  hets 
qnalike    gelesen  l).     ende     daerbi 

c  20d.  willet  god  also  hebben,  q  Nu 
beginnen  wi  lesen  2).  Drie  goede 
gebroedere  gingen  .1.  wech  de- 
welke ontmoete  onse  here  J.  C. 
ende  hi  seide  te  hem.  drie 
goede  gebroedren  waer  gadi.  die 
.1.  andwerde  wi  gaen  ten  berge 
van  oliveten  lesen  cruden  te  ge- 
nesene den  gewonden.  Ende  onse 
here  J.  C.  seide  te  hen.  Comt  na 
mi  drie  goede  gebruedren.  ende 
sweert  mi  bi  den  gecruusten  here. 
ende  bi  den  melke  siere  moeder 
der   mage£ 3).   dat  gi  niet   en   selt 

g  28a.  seggen  dese  worde  stillekine  noch 
loen  daer  af  nemen.  Ende  nemt 
wolle  meiter  yeken  van  scapen 
ende  doopse  of  netse  also  in  die 
olye  van  olyven  ende  legse  also 
in  die  wonde.  Ende  gelooft,  ende 
segt.  Also  longinns  die  ebreeusche 
metten  spere  stac  onsen 

B  U6d.  here  jhesum  christum.  die  niet 
lange  en  bloedde  no  drawonkelde. 

l  i57d  no  zeer  en  was  no  vertechde.  so  en 
moet  oec  dese  wonde.  In  den 
name  des  vaders  ende  des  zoons 
ende  des  heilechs  geestes.  ende  segt 
3.  werven   pater  noster.  [ende  ave 


marien  L.]  4).  Gillebeert  wijst  c  2ia, 
dat  men  hier  met  werke  op  alle 
wonden,  sonder  op  hooftwonden. 
daer  verbiedt  hijt.  dor  die  vetheit 
vander  olyen  die  contrarie  es  den 
herssenen.  Si  en  ware  niet  also 
goet  den  hoofde  alse  olye  van 
rosen.  ende  dat  es  om  dat  si  confor- 
terende  es  bi  der  cracht  vander 
rosen.  Ende  sine  es  niet  vertegende 
om  dat  si  es  gemaect  van  olyven 
die  niet  ripe  en  siin.  daer  mense 
gerecht  maect  also  avicenna  wijst. 
Hier  latic  vanden  hooft  wonden 
die  gevallen  omtrent  die  scilden 
vanden  hersssenbeckene  ende  ga 
voort  in  mine  andere  surgie.  g  28a. 

[Meister  ancels  leringhe. 

Meister  anceel  van  genuwen  die 
so  genas  alle  syn  hoeftwonden 
met  eenre  salven  sonder  ander5) 
ende  wasser  seer  mede  gheprijst. 
Ende  hy  hiet  sine  sieken  eten  c  2ib. 
die  beste  spise  die  sy  wonden 
(l:  vonden)  ende drincken  den beste?i 
winen  die  sy  wonden  ende  dit  was 
teghen  alle  die  actoers  van  medi- 
cinen  ende  van  cirugiën  ende  l  158a. 
dit  was  sijn  salve  wast  heet  of 
wast  cout  .  een  salve  tot  hoeft 
wonden.  Nem£  wit  herse  6)  een  'S? 
ende  olie  van  rosen  .5.  ^  ende 
wit  was  3.  §.  dit  so  smelte  hy  in 
een    panne   ende    alst   begonst   te 


')  In  C  bevindt  zich  hier  een  afbeelding  van  een  heileb  ar  dier. 

5)  L  e»  C:  Dit  is  die  segheninghe  daermew  die  wonden  mede  gheneest  binnen 
ende  buten.  3)  L :  ende  bider  melke  wijfts  ende  maecht 

4)  L :  dit  is  dat  latijn  daerof.  Tres  boni  fatres  per  viaw  unaw  ibant  et  obviamt 
eis  dommus  meister  (l:  noster)  jhesws  christus  et  dixit  eis  Tres  boni  fatres  quo  itis? 
unws  ait  imtts  ad  monten  {m)  oliveti  colligendo  herbas  percussionis  perplagaconis 
(C :  et  plagas  communes)  et  dixit  dominus  jhesws  christus  venite  post  me  tres 
boni  fatres  et  jurate  michi  per  crucifixuw  deum  et  per  Jac  mulieris  v«'rginis  ne 
in  abscondito  dicatis  nee  inde  mercedem  accipiatis  et  accipe  lanaM  succidam 
(C :  siccidam)  et  olium  olive  et  ponite  in  plagis  credite  et  dicite  sicttt  longius 
ebreus  in  latere  domini  nostri  jhesu  christi  pulsavit  necdum  sanguinavit  nee 
reductavit  (C :  recludavit)  nee  doluit  nee  putredinew*  fecit  nee  faciat  ista  plaga 
quam  carmino  in  nowine  patris  et  filii  et  sp*r^t*s  sancti.  Ook  in  C. 

8)  G:  anijs.  6)  C:  harst. 


46 


siede?*  ende  bina  ghenoech  was 
.3.  pinte  goets  wijns  ende  soet  alte 
gader    ende  daerin   doepte   hi  een 

g  28c.  linnew  cleet  ende  lat  doer  goette 
(l:  doorgaette)  hy  met  1  scere  ende 
so  leid  hij t  op  thoeft  ende  dae?'bove?* 
een  plaester  va?*  stoppe?*  ghenet  in 
werme?*  wine  ende  bant  se  so  dat 
si  niet  of  en  mochte?*  gae?*  ende 
was  die  wonde  wijt  hy  naeise 
weder  aldns  ghenas  hi  alle  syn  wom- 
de?*  sonder  anijs  ende  veel  meer  so 
sterfter  die  int  thoeft  ghewo?*t  was 
dan  daer  ghenas.  L]  [G.  gaat  aldus 
voort:  ende  diere  storven  dye  groef 
men  ende  hare  sterf  vele  meere  danre 

G  28c.  genas.  Nochtan  was  hij  vele  zeerdere 
geprijst  danne  alle  dandere  die  bij 
redene  wrochten.  Ne  ware  dat  was 
niet  bij  dien  dye  de  redene  kenne?* 
ne  ware  met  ander  lieden  Ende 
f  aldus  es  beter  goede  vente  dan  waer. 
Het  was  oeck  .1.  meester  in  vlaen- 
deren van  ziericzee  uut  zeelant  die 
hiet  meester  willam  hij  maecte  eene 
cyrone  hij  nam  wederijn  ruuet ') 
dat  smalt  hij  ende  mengede  dair 
mede  al  luttel  was  ende  .1.  deel 
verde  grisen  dair  (l :  dat)  men  heet 

g  28d.  spaensche  groene  dat  ziede  hij  dore 
eene?*  doeck  endedopter  in  .1.  line?* 
cleet  dair  of  snijt  hij  een  stic  ende 
leyt  op  alle  die  wondö?*  dye  tote 
hem  quamen  Ende  alst  vul  was 
hij  keeret  omme  ende  vagede  datter 
(den  etter)  af  ende  leyde  dander  zide 
op  de  wonde  ende  ghenas  al 
zine  wonde?*  aldus  Hij  en  nayde 
gheene  wonden  ne  ware  hij  dwaetse 
met  wermen  wijne  dair  na  dro- 
gende hijse  ende  leyder  sijn  plaester 
op    alsoe    ick    u    voirseyt    hebbe 


ende  wasser  zeere  mede  vernaemt 
dit  es  algelijc  sonder  redene?*  Sulck  f 
was  in  poperinghen  een  wijf  hiet 
lise  pauwels  die  ghenas  alle  won- 
den met  drancke  Ende  leyder  op 
.1.  luttel  stoppen  ende  dair  boven 
rode  coelbladere  vele  ghenasser  hij 
(bij?)  ende  vele  storvenre  ende  vele 
moeste?*  andere  meesters  besoeken 
war  bij  ick  segghe  ende  bewyze 
ende  al  ziedij  eenen  meester  die 
niet  en  wert  verhueven  (l :  verheven)  g  29a. 
ne  wondert  u  niet  dair  aflf  bedij 
hets  beter  geluckech  eers  dan  ver- 
pijnt  alle  boge  (?)  G] 

Cap.  18. 

Hoe  me(n)  naye(n)  sal  int  ansichte  b  ii6d. 

(ende)  i(n)  andre(n)  stede(n)  o(m) 
scone  lixime(n)  te  maken.  2) 

Alse  de  mensce  es  gewont  [int 
aensicht  L]  met  swerden  of  met 
andren  wapene?*  dies  gelike.  so 
besiet  of  die  wonde  dwers  gaet 
of  lanx.  Ende  hebt  ene  gecantte 
naelde  die  cleinste  van  den  .3.  ende  c  2ic 
daer  in  sal  siin  .1.  lange  oge  ge- 
gracht  ende  daer  in  sal  siin  .1. 
deinen  gewaste?*  zidene?*  draet. 
of  .1.  cleine?*  gewaste?*  twinen 
draet  ende  slecht  3).  Ende  me?*  sal 
naye?*  die  wonde  dee?*  stuc  iege?* 
dander.  Maer  en  stect  die  steken 
niet  te  diepe  in  de  canten  vander  g  29b. 
wonde?*  no  int  vleesch.  Wa?*t 
staectise  te  diepe,  si  souden  te  lelyc 
lixeme?*  maken.  Ende  aldus  so  nayt 
al  omme  in  die  stede?*  die  bliken. 
alse  dansichte.  die  oren  ende  die 
hande?*.  ende  de?*  vede  *)  vanden 
man    alse    hi    gewo?*t    es.    Es    hi 


')  u  met  o  er  boven. 

2)  C  :  Van  den  ansichte  ghewont  met  snidender  wapinen.  G :  Vanden  wonden  in 
daenscijn.  L :  Vanden  aensicht  ghewont  dwers  of  lawx. 

3)  In  Gr.  schets  van  een  naald.  4)  C :  voeten. 


47 


gewont  in  die  lippen  lanx  of 
dweers.  so  voege£  die  lippe?i  suver- 
like  vander  wonde?i  also  si  ge- 
voege^  waren  [te  voren  G].  ende  dan 
naytse  nauwe  ende  ondiepe,  ende 
dan  legter  op  dat  vorseide  pulver 
van  calke.  ende  van  olybanum  ende 
ya.n   draken  bloede,    of  dat   rode 

l  i58b.  pulver.  Maer  dat  legter  op  .9.  dagen 
telken  vermakene  ende  daer  boven 
wegebrede  bladren  of  rode  cool- 
bladren.  Ende  es  die  nese  dweers 
[of  lanx  L]  afgeslagen  so  dat  se 
hange£  bi  den  veile  so  naytse  weder 
ane.  ende  poentse  *)  te  harer  rechter 
stede  also  si  was  eer  si  af  was  ge- 

g  29c.  slagen,  ende  legter  op  deen  vanden 
t ween  vorseiden  pulveren,  ende  stect 
in  die  nesegaten  gansen  pipen  of 
swanen  pipen.  entie  bewimpelt !) 

b  ina.  met  .1.  luttel  stoppen  entie  stect 
in  die  nese  gaten  om  datter  die 
adem  soude  dore  gaen.  Ende  daerna 
legt  an  elke  zide  vanden  nese 
.1.  polu  die  den  nese  dwingei  dat 
si  wel  daect  ane  elke  zide  int  holle, 
[vanden  nese  Gr].  Die  polu  we  sullen 
den   nese    wel   doen    voegen   eist 

c  2id.  dat  me?ise  vroedelike  lege£.  Ende 
dan  bintse  daerna  met  .1.  langer 
•j-  scroden.  entie  ontbrect  in  de  mid- 
dewert  van  der  scroden  so  doet 
dalen  dien  point  vande?i  nese.  ende 
dan  legt  die  .2.  ziden  vander 
scroden  boven  den  oren.  ende  ach- 
ter den  hoofde  so  draytse  [eene  warf 
achter  den  oren  ende  den  hovede 
ende  dan  cnoepze  G]  of  naytse. 
Ende  emmer  so  hout  pipe?z  stekende 
in  den  nese  of  wieken,  ende  die 
gesmeert  met  zwarter  zalven  of 
geleyt  in  olyën  van  rosen.  dewelke 

g  29d  wieken  liden  die  wonde  binnen 
dat  si  niet  en  luuct.  si  en  blive 
open  datter   die  adem  dore  mach 


gaen  tote  die  wonde  genesen  sal 
siin.  Ende  na  die  .9.  dagen  so  heilt 
die  wonde  met  plaesterkinen  ge- 
smeert  met  swarter  zalven,  ende 
dwaetse  telken  vermakene  met 
warmen  wine.  ende  daerna  droochse 
met  .1.  sachten  linen  cleede.  ende 
daerna  so  legter  op  van  uwen  vor- 
seiden plaesterkinen.  ende  si  sal 
wel  heilen  meiter  hulpen  van  gode. 
CJ  Ende  lanc franc  wijst  die 
wonde  te  nayene  alsoet  vorseit 
es.  ende  hi  wijst  te  bindene  .1.  ander 
scrode  dweers  opten  nese.  de  welke 
scrode  houden  soude  die  polukine 
die  liggen  op  elke  zide  vanden 
nese.  Ende  hi  wijster  op  tpulver 
vanden  levenden  calke  meiten 
andren  dingen,  ende  daerop  .1.  g  30a. 
plaester  genet  int  wit  vanden  eye 
ende  olye  van  rosen  te  gadere 
geminct  ende  wel  geslage?i  in  den 
nese  te  stekene  .1.  wieke  van 
wasse  in  elc  nese  gat  entie  lide 
die  wonde,  of  en  ware  niewer  toe 
goet  dat  men  die  wieken  daer  in 
stake.  Waert  dat  mense  met  en 
stake  lidende  die  wonde,  om  dattie 
wonde  te  gadere  soude  crimpen.  l  i58c. 
ende  also  soude  die  nese  stoppen 
ende  verluken  datter  geen  adem 
ute  en  soude  gaen  mogen,  no  oec 
en  genen  wint  in  soude  mogen  c  22a. 
trecken.  ende  dan  so  ware  verloren 
die  lucht  van  natnren.  ende  dat 
soude  comen  te  grieve  der  longenen. 
die  haelt  haren  wint  ten  nese  enten 
monde  daer  si  mede  minstreert 
der  herten  ende  coelt  hare  hitte. 
Want  therte  es  so  heet  en  hadde 
si  genen  wint  vander  longenen.  g  30b. 
si  soude  verteren  alle  die  verscheit 
vanden  lichame.  ende  dan  soude 
die  mensce  werden  so  mager,  dat  hi 
soude   sterven   van  droocheiden  b  117b. 


')  C :  pointen. 


L :  bewijnt. 


48 


dewelke  droocheit  heet  tysike. 
Nochtan  comt  tysike  in  .2.  manie- 
ren nier  hier  en  behoorter  mei  af 
te  sprekene  want  hei  en  behort 
niet  ter  surgiën.  <I  Het  siin  sulke 
meesters  die  steken  die  wonde  al 
vol  naelden  ontrent  ende  bewim- 
pelen se  met  draden,  ende  latense 
daerin  steken  .9.  dagen,  ende  dan 
zie?t  si  dattie  wonde  vergadert  es 
dan  doen  sise  ute. 

Cap.   19. 

Dits  van  kindre(n)  die  siin  gebore{n) 

■m(et)  gespletene(n)  lippe(n) 

scaert  monde  l). 

Enege  kindere  siin  gebore?r  met 
gespletene?i  [monden  of'L]  lippen  in 
ene  stede  onder  dat  nese  gat.  Ende 
onderwilen  onder  beide  dat  scaerde 
monde    heeten    mei    vele    lieden. 

G  30c.  diemen  aldus  sal  helpen.  <&  Nemt 
.1.  scare  *)  ende  snijtter  met  af  die 
cantkine  vander  gebreclijcheide 
also  luttel  alse  gi  moget.  behoude 
dattie  cantkine  hebben  en  gene 
huut  en  ware  al  orame  versch 
vleesch.  Ende  dan  so  nayt  die 
lippen  vander  verscher  wonden 
tegadere  met  ere  drie  canter  naelde 
ende  mei  .1.  gewasten  twinen  drade 
ende  slecht,  ende  nayter  met  die 
wonde  alsoet  u  vorwijst  es.  Ende 
doet  also  dattie  wonde  also  wel 
slute  binnen  in  dien  bodem  alse 
buten  die  canten.  Ende  dan  so 
stect  .1.  lange  naelde  dore  die 
lippen   verre  vander  wonden  ende 

c  22b.  die  bewimpelt  met  enen  drade.  ende 


daerna  so  "legter  op  tpulver  vande?i 
calke  of  trode  pulver,  ende  daer 
boven  .1.  plaester  genet  int  wit 
vanden  eye  ende  in  olye  van  rose?i 
tegadere  geminct.  Ende  of  die 
canelen  gebarsten  so  berecket  also  Q  30d. 
u  vorleert  es.  :')  Want  ane  die  f 
canelen  en  mogedi  niet  doen  da?i 
qnaet.  wa?it  si  selen  wassen  meiten 
kinde  bi  naturen.  Ende  alse  die 
canelen  siin  gesplete?i.  so  siin  die 
lippen  te  spleten,  ende  dat  al  tote 
bi  den  nese.  Maer  wercter  op  also 
u  vorleert  es.  ende  heiltse  voort 
also  gi  doet  andre  wonden.  Ende 
alse  gi  ziet  dattie  wonde  vaste 
tegadere  cleeft.  dan  doet  ute  die  L  158d- 
naelde.  <I  Enege  meesters  siin  diese 
altoes  besteken  mei  naelden  ende 
anders  mei  en  nayen.  Ende  andere 
sniden  in  elke  cake  .1.  wonde 
om  die  lippen  vanden  scaerde  bat 
tegadere  te  bringene.  ende  dat  es 
alser  groie  faute  es  van  vleesche. 
ende  dat  es  alse  .1.  die  caneel 
gebrect.  Ende  dat  en  dunct  mi 
en  geen  goet  werc  wa?zt  hei  scijnt 
herde  zere  int  ansichte. 4)  Waer  bi  g  3ia. 
ie  u  rade  dat  gi  u  wacht  van  sulken 
werken  wa?it  .1.  meester  soude 
siin  herde  zere  begrepe?i.  Ende 
oec  welc  tijt  dat  hijt  niet  en 
doet  dwerc 

ter  lieder  gevoege.  die  liede  en  b  ii7c. 
willen  mei  geweten  trecht.  mer  si 
willent  hebben  also  sijt  peinsen. 
Want  men  mach  niet  maken  also 
scone  lixeme  daer  gï'oete  faute 
van  vlesche  es  alse  daer  si 
cleine  es. 


1)  G:Van  ghespleten  ende  gheschode   monde.  G:  In  scaerden  monden.  L:  Van 
ghespleteM  monden  of  ghescoerde. 

2)  In  G  eenvoudige  schetsen  van  schaar  en  naald. 

3)  C :  Ende    oft   ieuwers    an    eenen    cant    ghebrake    so    doet   bloeden    alsoet  hu 
vorleert  es. 

4)  G:  want  het  ontsiert  daensichte  herde  zeere 


49 


Cap.  20. 

g  39b.  <J  Dits  va(n)  bule(n)  te  doene  gesitte(n) 
die  h(er)de  moru  siin.1) 

Ende  waert  dat  enech  mensce 
ware  gequetst  int  hooft  sonder 
wonde  van  vleesce.  ende  hi  hadde 
.1.  grote  bule  ende  si  ware  wel 
sachte  int  tasten,  of  hoe  dat  ware. 
so  legter  op  stoppen  genet  in  war- 
men wine  ende  daer  met  .1,  luttel 
souts.     ende    dat   legt   optie   bule 

g  40a.  also  warm  alse  die  gequetste  mach 
gedogen.  <I  Ende  of  die  sweringe 
hier  met  niet  en  mach  geliggen  2) 
m  gere  (l:  geenre)  manieren,  so 
geeft      den     zieken     des     avens 

c  22c.  spade  [ende  smorghe?is  L]  nuwe^ 
len  genet  in  clareite.  pillen  die 
men  heet  cochie  [rasis  L]  tote  onder 
.y2.  3.  ende  doet  hem  thooft  scere?^. 
ende  legter  op  dit  plaester  gemaect 
aldns.  Speelt  goeden  wijn  ende 
sout  al  te  stucken  gestampt  ende 
alst  begint  zieden,  so  hebt  te  voren 
gemakei  dit  pulver  ende  gestampt 
elc  sonderlinge  ende  worpter  in 
van  eiken  van  desen  dingen,  nemt 
.3.  3.  ende  suvert  die  backen  van 
lauriers  van  hare?i  peulen,  ende 
comijn.  ende  anijs  vanharen  stocken 
of  stalen,  ende  dese  drogei  in.  1. 
vat  op  tfier.  ende  dan  stampei  ende 
maecter  af  pulver  wel  cleine  in 
.1.  mortier.  <I  Noch  .1  ander.  Make 
pulver  in  .1.  mortier  van  mastike 
ende   van    wieroke    elcs    .1.  3.    dit 

g  40b.  doet  in  .1.  goede3)  busse  so  dat 
niet  en  cleeft  te  gadere.  dit  roeree 
merten  vorseiden  pulvere.  dat  ge- 
minct  in  den  wijn.  Ende  alse  dit 
wel  geminct  es.  so  hebt  gruus  wel 


cleine  gestampt  ende  gesicht.  ende 
mingei  daer  mei  so  dat  niet  en  si 
te  dz'cke  no  te  dmine  mer  wel 
slecht.  Ende  dan  so  doet  dat  vat 
van  den  viere  ende  doeter  in  zeem 
.1.  deel  ende  roerei  so  dat  slecht 
si.  Ende  hier  af  so  legt  op  thooft 
datter  gequetst  es  also  warm  alse 
die  zieke  mach  gedogen,  ende  bin-  L  159a 
dei  also  waerbi  dat  niet  af  en 
mach  gaen.  ende  deckei  thooft  wel 
ende  warm.  ende  latei  also  daerop 
liggen  .5.  dagen.  Ende  oft  hier 
mei  niet  en  es  gelaect  of  gesaecht. 
so  legt  dies  gelike  vanden  selven 
plaestere  vernuut  tote  dat  genesen 
es.  Maer  en  verporrei  niet  dan  van 
.5.  dagen  ten.  5.  dagen.  «I  Macer  seit 
dat  venkel  gestampt  mei  aysine  g  <joc. 
ende  geplaestert.  dat  geneest  also 
gelike.  Mer  dat  en  proefdic  noyt. 
Mer  dander  proefdic  diaken 

ende  menech  werf.   ende  en  be-  b  ii7d. 
drooch  mi  noyt    Ende  dat  screef 
[lancfranc  ende   L]   meester  huge 
van  lnken  Ende  hei  screef  meester 
diederijc  die  predecare. 

Cap.  21. 

<j[  Vanwonde(n)  die  valle{n)  bove(n) 
die  oge(n)  dweers  totein)  bene. '') 

Wert  enech  mensce  gewont  g  3ia. 
dweers  boven  die  ogen  ende  dbeen 
gequetst  es.  so  besiet  ot  tgat  aldore 
gaet.  Ende  gaet  al  dore  so  doet  als  u 
vorleert  es  int  (capittel  van  den)  hers-  c  220. 
senbecken  te  broken  Ende  of  dat 
stucke  an  tgevac  houdt  so  pellet 
ute  vanden  vlesche.  ende  daerna 
so  nayet  tgevac  weder  an  te 
siere  steden.   Ende  latei  .1.   luttel 


')  C :  Van   groete   quetsinghe  in  der  hooft  sonder  wowde.  L :  Van  groter  quet- 
singhe  int  hoeft  sonder  wowde.  G :  Van  buien  weder  te  doen  keerne. 

2)  L :  wil  gaen  sitten.  3)  G :  droege 

4)  C :  Van  dat  een  mensche  es  ghewont  dwers  bovenden  oeghen.  L:  Vanden 
wonden  boven  den  oghen  duuers  gesleghen.  In  G  sonder  titel. 

4 


50 


open  so  dat  daer  die  wcmde  haer 
mach  purgieren  van  haren  ettere. 

g  3ib.  Ende  pullet  ')  die  wonde  so  on- 
derstecse  so  datter  geen  etter 
in  en  mach  luuschen  ')  m  den 
bodem  van  der  wonden.  €J  Ie 
late  u  te  wetene  dat  dbeen  daer 
die  wintbrauwen  op  stae?i  dat 
been  en  es  niet  van  den  hers- 
senbeckene.  Meter  natttre  hevet 
gestelt  om  te  scoenre  te  formeer- 
ne  da?isichte.  ende  dit  dede  god 
'm  den  iersten  menscen  adame 
ende  yeven  bi  harer  natnren 
kindere  te  winnene.  Ende  also  gaf 
hi  bi  naturen  den  enen  mensee  te 
comene  van  den  andren.  ende 
also  geformeert  va?i  mensceliken 
leden.  Of  en  ware  dat  de  vader 
te  vele  saets  gave.  dan  hevet 
tkint  te  vele  leden,  [ende  alse  hij 
gheeft  te  luttel  zo  hevet  tkint  te 
luttel  lede  G]  Maer  staen  die  leden 
erom.  dat  comt  bi  dien  dat  haer 
de  moeder  qnalike  wacht  alsi  dat 
kint  dragee  Ende  oec  macht  wel 
comew  bider  moeder  van  de?i  wive 
die    enege    faute    heeft    in    hare. 

g  3ic.  Ende  gerne  slacht  tkint  der  moe- 
der of  den  vader,  heefter  enech 
enege  faute.  tkint  heft  gerne 
tselve  dit  ziet  men  dicken  geval- 
len, ende  menechwerven  oec  fael- 
gieren.  ende  dats  geen  wonder. 
Want  faute  van  natnren  es  me- 
nechwerven  in  enen  mensee  die 
niet  en  es  in  siin  kint.  Ende  som- 
wile  heve£  tkint  faute  dattie  vader 
niet  en  heeft.  Ende  alse  die  moeder 
ontfaet    dat   saet   van    den    ma?i. 


die  ymaginacie  3)  die  der  moeder 
dan  comt  te  voren,  dat  gesciet 
menechwerven  den  kinde.  Ende 
dits  de  redene  dat  tkint  es  scaert- 
mondech.  Nochtan  seggen  sulke 
dat  comt  bi  dat  de  moeder  heeft 
gete?i  van  ene?i  hase  of  van  enen 
robarde 4)  vander  zee.  doen  si 
tkint  droech.  dwelke  grote  logene 
es.  Wan*  het  siin  menech  scarde 
in  lippen,  wies  moeder  noyt  en 
ate?i  hasen  vleesch  no  en  sage?i 
robaerde  vander  zee. 

Cap.  22. 

<I  Van  dat  die  ore  afgescoort  es  so  G  sid. 
dat  si  hangende  blijft 
an  thooft s). 

Alsemen    scoort   die  ore    af  so  b  iisa. 
dat  si  blivet  hangende  an   thooft.  l  159b. 
of  dat   .1.    [mensche    L]   vallet  te 
meskieve    van   hogen   neder 6)    so 
dat  sine  ore  si  begrepen  yewerinc 
tusscen   alse   in    enen  stake  of  in 
ene  splintere. 7)  so  besiet  wel  of  die 
snbstancie  diere  bleven  es  geheel 
daer  die  ore  bi  hangeJ.  oft  so  groet 
es  dat  siin  voetsel  daer  dore  mach 
gecrigen.  so  nayet  snbtilike  weder 
ane.  Ende  legt  opten  naet  pulver  c  23a. 
van  calke   mepten  andmi  .2.  din- 
gen  geminct.  of  root  pulver.  Ende 
der   bat  op  so  legt  .1.  piaster  van 
stoppen  blivet  die  ore  wel  gevarwt 
so  blivet    daer    an.   so  dwaei  met  g  32a. 
warmen  wine  ende  daerna  so  leg- 
ter  op  trode  pulver  telke?i  verma- 
kene  tote   .9.  dagen.  Ende  daerna 


x)  L  :  pelue£.  ")  C  :  vergaderen. 

3)  G  :  ymagie.  *)  G  :  roebaerse. 

6)  C :  Van  dat  den  oere  of  es  ofte  hanghet.  G :  Vander  ore  af  ghescoert  oft 
ghetrocken.  L:  Vanden  ghenen  die  de  oren  of  ghescoert  esofbyna  of. 

6)  G :  van  een  huus  oft  van  enen  bome  of  eldere. 

')  G :  es  begrepen  van  enen  tacke  van  enen  bome  oft  van  enen  nagle  vanden 
huyse  oft  splentere  van  enen  poste  ofte  ane  eenen  staken  bij  ongevalle. 


51 


so  volheylt  die  wonde  vort  met 
plaesteren  genet  in  wine.  Ende  vele 
meesters  heilent  met  zalven,  waerbi 
mi  dunct  dat  de  zalve  niet  goet 
en  es  also  die  oude  meesters  juge- 
ren.  of  sine  ware  constripatijf.  dat 
es  te  seggene  dwingende  of  stop- 
pende, dat  en  doet  gene  zalve  die 
gemaect  es  [van  swinen  smoute  L] 
ten  wonden  alse  swerte  zalve. 
ende  sonderlinge  zalve  die  gemaect 
es  met  oliën  van  rosen.  of  met 
oliën  van  mastike.  of  met  oliën 
van  mirtellen.  Ende  da£  met  spe- 
ciën dwingende  dies  gelike.  alse 
mastic.  of  wierooc.  drakenbloet. 
of  aloës  epatic.  of  noten  cypres- 
siin.  of  pulver  van  gebernt  teelix. !) 
of  met  gallen,  of  met  balaustiën.  of 
met  vele  des  gelike.  Want  in  cnoese- 
gen   steden,    of  in  zeneweger  ste- 

g  32b.  ^n  siin  qnaet  geleit  medicinen 
die  vertegen. 2)  alse  ripe  olive  olie. 
of  oliven.  of  half  ripe.  ofenegerande 
smout.  Ende  dit  settic  in  exemple 
in  dese  stede  om  dat  gijs  altoes  vor- 
sien  siit  in  allen  steden.  Ende  dat  ghi 
comt  spreken  manierlike  van  eiker 
steden,  ende  dat  redelike  ende  na- 
tnrlike  ende  namelike  werken. 
IJ  Ende  eist  geslagen  met  energeran- 
de  [snidenre  L]  wapenen  alse  swert. 
fautsoen  of  mes  ende  het  af  hange£ 
metier 3)  caken.  of  met  enen  stucke 
van  den  beene  of  sonder  dheen. 
so  nayet  wel  tsire  stede  [ende 
stect  C]  in  die  ore  altoes  ene 
wieke  die  dore  op  houdt  so  dat 
tgat  vandor  oren  niet  en  verheile4). 

l  159c.  want  verheilet  het  soude  scaden 
int  horen,  ende  dat  ware  u  [scande 
ende  L]  achterdeel  ende  u  lachter 5) 


waerbi  dat  ghi  stelt  alle  die  leden 
te  harer  rechter  steden  ende  na- 
ture gewijst  also  na  alse  ghi  mo- 
get  na  u  macht.  €1  Het  siin  selke 
lieden  die  den  volke  geven  logene 
te  verstane,  ende  seggen  Ie  sach  dat 
.1.  man  die  sijn  ore  [endeneseC]  af  c  23b. 
was   geslagen,    ende  hi  vinct  eert 

op  deerde  quam  ende  hi  ginc  B  118b- 
tenen  goeden  meester  diet  hem  G  32c- 
nayde  weder  an.  ende  hi  genassen 
wel.  Dese  siin  onbecommert  te 
vi?*dene  enen  logenare.  want  si 
makene  van  hem  selven.  want  wat 
dat  versceden6)  es  van  den  lichaem 
wat  lede  dat  si.  dat  verliest  also 
dapperlike  sine  geesten7).  Ende 
dat  doot  es  dat  en  mach  niet 
werden  levende,  het  en  werde 
levende  van  miraclen.  ende  dat  en 
gesciet  hier  niet.  Want  men  siet 
dicwile.  daer  men  .1.  gevac  afsleet, 
eist  int  ansichte  of  waer  dat  si. 
en  heve£  niet  so  vele  gehele  steden 
datter  tfoetsel  dore  mach  comen 
met  den  geesten,  so  verderft  dat 
stuc  ende  vertecht  af.  Ende  som- 
wile  heve£  luttel  spaciën  dat  siin 
adren  comende  vander  leveren  die 
den  stucke  voetsel  geven  ende 
arteriën  dewelke  hem  geven  gees- 
ten vander  herten,  ende  natnrlike 
hitte.  Ende  in  tgrote  stuc  dat  vor- 
der es  daer  en  siin  gene  adren  no 
arteriën.  Ende  men  bint  oec  onder- 
wilen  die  wonde  der  dat  stucke 
af  es  so  vaste  ende  persset  tstuc  g  32d. 
so  zere  met.  datmen  dbloet  oec 
daer  ute  duwet  biden  bedwange. 
ende  dus  bederve^  tstuc  bi  scoude 
vanden  meesters.  Waerbi  ie  mane 
eiken  meester  dat  hijs  hem  wachte 


*)  L:  cedix:  G:  tectyx;  C:tedicken;  s)  L:  vertichen 

3)  C :  neffens  der  *)  L :  verstop 

5)  L:  ende  het  soude  den  mester  seer  achteren. 

8)  L:  verstorven 

')  L:  oft  dat  gheen  voetsel  in  en  heeft  dat  moet  corrumperen  ende  verderven 


52 


dore  siere  eren  wille,  ende  tprofijt 
van  der  zielen  ende  van  sinen  zie- 
ken, so  en  sal  hi  hem  gene  bla- 
meringe  doen  sonder  redene. 

Car  23. 

(I      Van    wonde{n)   gescotein)   int 
ansichte  of  i(n)  andre(n)  steden  1). 

Het  gevalt  dicken  dat  .1.  mensce 
gescoten  es  int  ansichte  [of  an- 
derswaer  L]  met  enen  gescutte  *). 
dwelke  yzer  heeft  enen  buuc  daer 
thooft  in  gescut  es 3).  ende  daer 
es  die  meeste  hoop  af  optie  zide 
ter  zuut  zee  ende  sonderlinge  m 
romeinen  in  spaengiën.  invranke- 
rike.  in  ingelant.  in  scollant  ende 
m  waelsch.  ende  in  vlaendren 
brabant  Lj.  Waerbi  mine  lere  es 
c  23c.  alse  .1.  man  es  gescoten  dat  hi 
g  33a.  besie  hoe  hi  (l :  die)  scoet(es)  diere 
gescoten  es.  Ende  vindi  de?z 
scote  uut  getrect  so  sijt  seker 
dat  dyser  met  uut  si  getrect 4). 
l  i59d.  Ende  es  hi  van  onder  gescoten 
opwerk  so  eist  vreseliker.  dan  oft 
ware  van  boven  nederwert.  Dits 
die  proeve.  Alse  me?i  sciet  va?i 
onder  enen  casteel b)  of  dies  gelike. 
ende  sonderlinge  int  hooft,  ende 
vanden  gordele  6)  tote  beneden  der 
lieschen  7).  so  es  te  duchtene  dat- 
tie  scote  gaet  toten  hersenen,  of 
tote?i  darmen  of  toten  andren  [lee- 
den  C]  die  daer  ligge?z  binnen,  alse 


levere.  longere.  blasé,  milte.  mage. 
Nochtan  en  soude  die  wonde  daer 
bi  niet  gerne  sacken 

want  si  soude  hebben  haren  b  H8c. 
mont  nederwert  omme  haer  wel 
te  pnrgeerne.  Nochtan  esser  vrese 
ane  om  die  vorseide  redene.  <I  Ende 
oft  tgescutte 8)  daer  in  stect  tote 
dat  giere  toe  corat  so  tast  oft  thout  G  331> 
wel  si  int  yzer.  ende  dan  so  tree- 
kei  ute  beide  te  gadere  so  scoen- 
kine n)  dat  gi  niet  bi  uwer  haest 
thout  uut  en  trect  sonder  dyser  ,0). 
Ende  wacht  u  dat  thout  niet  en 
si  omme  gekeert ").  want  dyser 
soude  bliven  binnen  den  vlesche 
ende  dan  waert  tonsiene  dat  ment 
niet  uut  en  gecrege  sonder  tfleesch 
te  snidene.  ende  dat  ware  te  piin- 
lijc  den  gewonden:  Nochtan  waert 
beter  gesneden  dan  dyser  der  in 
gelaten  want  net  moeste  uutwert 
[voren  ofte  nae  C]  want  natnre  en 
maget  niet  gedogen  in  den  lichame 
also  machtech  sine  stekel  ute. 
Waerbi  men  siet  dicken  gescien  c  23d. 
dat  .1.  dragee  in  siin  lijf  .1.  ge- 
scutte of  een  ander  dinc  [of  qua- 
rele  of  1  stic  van  eenre  spillen  of 
ander  dinc  dies  ghelike  dat  niet 
en  was  uut  ghetoghen  van  niement 
die  daerby  was  d.oe(t)  den  mensche 
inghinc  Ende  dus  so  blijft  in  den  g  33c. 
mensche  onderwilen  L]  .1.  jaer  of  l  ieoa. 
meer.  ende  alse  tfleesch  es  ver- 
tech  12)    daert    in    stect.  of  dbeen 


')  C  Van  dat  een  mensche  wert  ghescoeten  int  ansichte.  G:  Van  ghescutte  uten 
wonden  te  doene  die  ghescoten  sijn.  L:  Van  den  ghescutte  int  aensicht  of  anders- 
waerindew  lichaem  is. 

!)G:  schichte  3)C:  daer  dat  hout  in  stect 

4)  C:  soe  sijt  emmer  versekert  dat  dat  iser  mede  hut  quam 

5)C:  quarel;  L:  pijl  6)  C :  gorden  rieme  neder  wart 

7)  G:  navele 

8)  G:  die  schichte  ofte  quareel  9)  L:  suverliken 

10)  C:   dat  ghi  sou  niet  verhaest  soe  dat  dat  hout  hute  mocht  cowmen  ende  dat 
iser  niet 
")  G:  ontwee  ghekarst   langhes  den  ysere  l:)  L:  verrot 


53 


es  verdroocht  of  [die  C]  zenewe 
daert  in  stect  so  comt  natnre 
die  uut  stect  ende  stekel  va?i 
hare  ende  dan  heeft  die  mensce 
menechwerf  daeriegen  g?*ote  joocte. 
ende  crauwei  so  dat  hijt  beseft  ende 
treckei  ute.  ende  dan  heylt  die 
wonde  wel.  €J  Of  es  die  mensce 
gescote?i   met  ingels   gescutte  die 

g  33d.  men  maect  met  baerden  ende  .2. 
ane  elke  zide.  of  mei  ere  hase- 
scichte  des  gelike.  so  doet  aldits. 
Men  sal  sloeve?i  over  die  baerde- 
kine  ene  ganspipe  of  ene  swanew- 
pipe.  ende  dan  doet  dyser  ute.  Ende 
doedijt  andersins  die  baerden  selen 
ga.en  int  vleesch.  ende  dan  sout 
den  gewonden  swerlike  gaen ')'. 
entie  wo?ide  vele  argere  siin  dan 
si  was  tevoren  ende  oec  en  ge- 
c?'egedijt  ne?nmermeer  uut  sonder 
sniden  de  wonde  bat  widere.  Ende 
men  saelt  trecken  [met  eener  tan- 
ghen die  subtijlic  ghemaect  es 
alsoe  in  deser  manieren  (eenvoudige 
schets  van  een  getande  tang)  C] 
rechtevort  opwert  sonde?'  wanke- 
len. wa?it  dae?"  af  soude  comen 
der  wonden  meskief  van  meer  te 
widene  ende  te  vernuwene.  Ende 
men  saelt  trecke?i  metter  hant  op- 
dat ment  geerigen  mach  meiten  .2. 
vorsten  vingere?i  ende  metten  dume 

g  H4a.  vander  rechterha?it  of  mei  ere  tan- 

gen 2).   Cjj   Ende   eist  dat  tgescutte 

so  diepe  in  es  of  iet  anders,  of  alst 

gescutte  es  van  enen  boge  of  van 

l  i60b.  enen   springale    diep    gescoten  in 

c  24a.  .1.  groet  led.  alse  .1.  dye.  so  neme 

G  34b.  .1.  tange    die  vaste    slut  gemaect 


mei  .1.  vise  daeran  te  wi?idene  ende 
also  uuttrecken.  (Zie  fig.  XXIII)3) 
Ende  eist  te  vaste,  so  salment  uut 
doen  bi  den  rade  vanden  vriende?i 
behendelike.  enten  zieken  yerst 
berechten  heeft  hijs  noet.  Men 
sal  nemen  die  vorseide  tange  mei- 
ten vise  ende 

slaense  wel  vaste  ane  tgescutte  b  nsd. 
entie  tange  sal  siin  so  vaste  ge- 
maect dat  se  mei  en  mach  fael- 
gieren  en  moete  met  comen.  €J  Ende  c  24:b- 
eist  dat  .1.  groet  gescutte  es  ge-  G  34c- 
scote?i  in  .1.  groet  led  stekende 
ent  so  verre  dore  es  dat  die  vede- 
ringe  dore  siin.  of  so  verre  datse 
met  weder  en  moge?i  keerew.  so 
salment  vorwert  slaen. 4)  [met  enen 
hamer  ende  dat  achier  uut  sal 
come?i  L]  €fl  Ende  of  .1.  men- 
sce  es  gescoten  mei  .1.  gescutte 
alse  .1.  eisene5)  gedaen.  ende 
dyser  gescicht  6)  es  int  hout 
alse  .1'.  eisene  es  gescicht  in 
haren  hecht,  datmen  plegt  in 
vele  landen,  alse  in  ho?igeriën 
ende  in  heydenisse.  so  sijt  des  G  34d. 
zeker  dat  dyser  uut  come  meiten 
houte.  Ende  sidijs  versekert  so 
hulpt  der  wonden  mei  desen  dran- 
ke  wsait  hi  es  goet  alle?i  wonde?i- 
die  gescoten  siin  te  heylene  son- 
der wyeke.  [Dit  doet  iser  ende 
ghescut  uut  comew  ter  wo?iden. 
polipodium  quersini  ende  diptan- 
mis  flores  fabermos  cardones  te 
gader  ghesoden  mei  olie  van  oli- 
ven.  Noch  even  vele  ende  enciane 
ende  alsen  te  gader  ghestoten 
ende  ghesode?i  mei  seem  ende  dai  l  160c, 


*)  C  en  L:  seer  letten 
•)  In  G  afgebeeld. 

3)  Afbeelingen  in  G  (Zie  fig.  XXV)  en  L.  In  C  ruimten  voor  teekeningen 
opengelaten. 

4)  In  G  ruimte  voor  een  afbeelding  opengelaten, 

5)  L:  pijl  ghetant  ghelijc  d'alsenen 

6)  L:  ghevest 


54 


gheplasteri  daerop  . .  et(?)  pyn  met 
wijn  ghedronken  doet  yser  doern 
splinteren  uut  wonden  comew 
zeem  met  spae?isgroen  ende  met 
asine  ghemenghet  doet  been  uut 
comen  dat  verrot  is  ten  gaten.  Dit 
doet  been  uut  comen  tot  wat  gate 
dat  men  willen  Nemt  vighen  te 
broken  met  wilden  mancopijnzade 
of  sape  daervan  dit  doet  yser  uut 
comew  win(?)chworte  ende  gaghel 
ziedet  in  witten  wyn  ende  drin- 
ket  neghe?i  daghen.  Een  wonden 
dranc  L]  <I  Nemt  tente  die  men 
heet  reynevane.  ende  gariofilate. 
hete  netelen,  rode  colen.  honts- 
rebbe.  dien  erop  vander  roder 
bramen,  elx  ene  hantvol  ende 
campsaet  .'/2-  t£-  ende  ziedet  al  te- 
gadere  in  .3.  pekei  ')  wiins  tote 
dat  die  .2.  pekei  versoden  siin. 
Dan  ziet  dore  .1.  cleet  ende  tem- 
pert met  gescuumden  zeeme  so 
vele  dat  zoete  si  ende  beqi^amelijc 
te  drinkene.  ende  daerna  so  slater 
in  dwitte  va?i  .5.  eyeren  alst  coel 
es.  ende  dan  iningei  wel  overeen 
altoes  roerende  ende  wel  blut- 
sende J)  ende  daerna  doet  zieden 
sonder  roeren,  ende  dan  ziet 3)  dor 
g  35a.  .i,  die  linew  cleet.  Ende  hier  af 
c  24c.  geeft  drinken  den  gewonden  nuch- 
tens  ende  navens  telken  enen  lepel 
vol.  ende  legt  optie  wonde  rode 
coolbladien.  dit  doet  heylen  die 
wonde  sonder  wieke  opdat  si  niet 
es  gescoten  sackende  of  gestoken 
met  ere  glaviën.  of  met  kniven  of 
met  andren  wapinen  die  cleyne 
siin.  Desen  dranc  ordineerde  avi- 
cenna  ende  ie  hebber  met  gewrocht 
in  [meneghe  G]  sconen  curen  vaw 
dorstekenen  wonden  die  waren 
l  ïeod.  gesteken   dore    den   arm.   dat  ter 


ander  ziden  dore  qnam.  ende  dore 
die  dyen.  Ende  dese  cwre  wert 
voldae?i  binnen  .15.  dagen.  CJ  Desen 
dranc  ordineerden  die  .4.  mees- 
ters [van  Salernen  C]  in  haer 
tractaet  op  meester  roeland  ijns 
surgie.  Ende  es  dierste  dranc 
wonden  met  te  heylene  sonder 
wyeke.  Nemt  wortele  va/i  meeden, 
wegebrede.  hontsrebbe.  camp  of 
tsaet 4)  rode  coolen.  apie.  mer  van-  o  85b. 
der  meeden  noch  also  vele  dan 
vanden  andren  cruden.  ende  minc- 
tse  mei  wine.  ende  doetse  zieden 
tote  dat  terdendeel  versoden  si 
vanden  wine.  ende  daerna  gieter 
op  ander  wiin  also  vele  alse  van- 
den iersten  was.  ende  doet  ander- 
werven  terden 

deel  verzieden,  dus  doet  .3.  wer-  b  ii9a. 
ven.  ende  dan  ziet  dor  .1.  cleet 
ende  bestadei.  Van  desen  dranke 
geeft  den  zieken  gewonden  .3. 
werf  sdags  nuchtens.  te  middage. 
ende  navens.  ende  en  stect  en  gene 
wieke  in  de  wonde,  mer  legterop 
rode  coolbladre.  <I  Een  ander  dranc. 
Nemt  gariofilate.  alsene.  pigle. 
buggle.  herba  robberti.  elx  even 
vele.  ende  dit  doet  in  wine 
alsoet  vorseit  es  in  den  andren  c  24d. 
dr&ne.  hi  sal  comen  uter  wonden, 
alsone  de  gewo?ide  drinct.  €J  Een 
ander  dranc.  Nemt  croppen  van 
campe  ende  van  bramen  ende  reyn- 
vane.  elx  .1.  hantvol.  entie  wortel 
vander  meeden  also  vele  alse  van 
alden  andren.  ende  stampse  alte  G  3öc. 
gadere  ende  maecter  af  bollekine 
also  groet  alse  .1.  stoet 5).  so  dat  ghi 
tsop  niet  uut  en  duwei.  ende  droochse 
wel  ter  sonnen.  Ende  als  giere 
met  werken  wilt.  so  tempert  .1.  (?)  l  161a. 
met  wine.  ja  en  heeft  de  gewonde 


')  L: 
3)  L: 


sloepe 
seighet 


2)  G :  blusschende 
4)  G :  kampsaet 


6)  C  en  L :  haselnote. 


55 


en  genen  corts.  Ende  eist  dat  hi 
corts  heeft,  so  tempert  met  cyrope 
van  vyoletten.  of  met  watere  [of 
suker  L].  Ende  hier  af  geeft  den 
gewonden  drinken  alsoet  vorseit 
es  telken  .3.  lepel  vol.  [ende  dat  .3. 
werven  daghes  L]  ende  legt  altoes 
optie  wonde  rode  coolbladere. 
<I  Een  ander  dranc.  Nerat  meede 
camp.  of  tsaet  daeraf.  tente.  rode 
colbladere,  elx  even  vele.  Mer 
vander  meeden  noch  also  vele 
als  e  van  al  den  andren  cruden. 
ende  stampei  altegadere.  ende  tem- 
pert met  wine.  ende  daerna  ziet 
wel.  ende  geeft  drinken  .3.  werf 
g  35.  sdages  telken  .1.  eydop  vol.  ende 
legt  coolbladere  optie  wonde.  Ende 
keert  de  gewonde  desen  dranc 
dats  teken  vander  doot. 

Cap.  24. 

L  i67d  €J  Van  dorne(n)  of  gescutte 

uut  te  doe(n)  corae(n) 
aondier)  sniden. !) 

Het  siin  vele  lieden  alse  ge- 
scutte of  dornen  of  naglen  of 
ander  dinc  bliven  in  haer  wonde?! 
c  25a.  so  ontsien  si  tsniden.  2)  Hiertoe  so 
es  goet  dyptamnns  optie  wonde 
geleit  ende  polipodium  ende  tsop 
van  hasele  3).  dit  tempert  te  gadere 
ende  doeter  toe  swinensmout  .1. 
luttel  ende  hier  af  maect  een 
plaester  ende  legget  opte  wonden. 


dit  esser  zere  goet  toe.  «I  Ende  es 
yser  bleven  in  die  wonde  entie 
gewonde  niet  wille  gedogen  dat  G  36a. 
gine  snijdt,  so  legter  op  die  medi- 
cine  vorgenoemt.  Nochtan  ware 
beter  .1.  piaster  dat  dade  vertegen 
entie  stede  al  omtrent  versweren, 
dewelke  doen  sweren  dat  etter 
uut  te  comen.  ende  doen  die  swere 
versweren  ende  gesmieden  die 
swercnge.  Ende  emmer  en  segt 
den  gewonden  niet  anders  dan 
dat  het  wert  .1.  lange  cwre.  Want 
troestedine 

dat  hi  soude  siin  op  enen  corten  b  ii9b. 
tijt  delvereret 4)  vanden  ysere  ende 
hijt  logene  vonde.  hi  soude  u  te 
min  betrouwen.  Entie  vorseide 
plastere  die  tgescutte  uuthaelt  dats 
in  vleeschen  steden,  want  alst  int  l  168a . 
been  es.  dan  moet  uut  siin  gehaelt 5) 
met  .1.  tangen  of  uutgehouwen  me£ 
sw-btijlheiden  fi).  €][  Ende  die  mensce 
gescoten  int  hooft  so  dattie  scote 
gaet  tusscen  den  vleesche  enten 
herssenbeckene.  so  nemt  .1.  sceers 
ende  snijt  de  wonde  vanden  enen 
gate  toten  andren  gate  op.  Of  en 
gaet  de  wonde  niet  dore.  so  snijtse  g  36b. 
toten  bodeme  vander  scote.  ter 
avonturen  of  daer  enege  scaelgiën 
bleven  siin  die  gi  uut  selt  doen. 
ende  maect  die  wonde  wel  suver 
ende  daerna  so  heyltse  alse  .1. 
ander  wonde  also  u  voreleert  es. 
«I  Ende  of  die  scote  ginge  tusscen  c  25b. 


1)  C :  Van  ghescutte  hute  te  doen  commen  sonder  sniden.  G  :  Van  scichtew  of 
ander  dinc  ute  te  doene.  L :  Van  ghescutte  uut  doen  comen  sonder  sniden  of 
doem  of  naghelen 

2)  G :  ende  si  hebben  vele  liever  dat  ment  hute  doet  sonder  sniden  ende  hem 
ne  rouct  hofe  langhe  dat  men  der  toe  doet  ende  omme  dit  hute  brenghene 
soe  maect  dese  piaster .... 

3)  C :  aseleeren.  G :  ende  hebben  liever  dat  zij  den  doren  oft  dat  yser  ofte 
tquareel  uut  doet  comen  met  anderen  behendicheden. 

*)  G  :  li vereert. 

B)  C:  dan  moet  ment  hute  halen  met  eener  tanghe  aldns:  sie  fig.  XXIV. 

6)  C:  ofte  het  moette  hute  sijn  ghehouden  met  subtijlen  instrumenten. 


56 


den  herssenbeckene  ende  dura  ma- 
ter so  snijt  die  wcmde  also  alse 
haer  recht  es  ende  dorebore£  dbee?i 
daerna  ierst  tfleesch  afgepelt  van- 
den herssenbeckene  entie  wonde 
wel  geruumt  int  vleesch  so  dat 
ghi  hebt  goede  delivera?icie  x)  den 
bene  te  hulpene  waerbi  dat  ghi 
moge£  scichten  of  quareelen  uut 
doen  sonde?'  dura  mate?*  te  quets- 
sene.  Ende  of  ghi  ziet  quade  teke- 
nen so  -vliet  die  eure  of  gine  wordes 
gebeden  van  des  gewonden  vrien- 
den. Ende  dan  segt  hen  die  vrese 
die  giere  ane  wet  als  u  vorleert  es. 

Cap.  25. 

G  36c.  *&  Hoe  me(n)  den  gewondeiii)  es  scul- 

dech  te  hondene  va(n)  etene  {ende) 

va(n)  dri(n)kene  (ende)  w(aer) 

[af]  rae(n)  sal  doe(n) 

wachte(n) 2). 

Nu  hort  hoe  men  enen  gewon- 
den es  sculdech  te  houdene  [van 
eten  ende  van  drinken  L]  na  dat  hi 
gewont  es  3).  Heeft  hi  vele  gebloet. 
so  geeft  hem  [spijse  C]  dat  siin  bloet 
weder  wassen  doet  met  ate  ende 
met  dranke.  IJ  Es  die  gewonde 
cranc  ende  heeft  hi  reden 4).  so 
geeft  hem  amandel  melc  met  .1. 
luttel  gruus  gemaect 5).  Of  hine 
ware  gewont  int  hooft  daer  ware 
L  168b.  si  hem  qnaet.  ende  melc  van  noker- 
noten  oec  ende  melc  van  hasel- 
noten.  Want  si  hebben  macht  te 
makene  qnaede  fumeyen 6)  die  ze?*e 
dere?i  den  hoofde.  Maer  geeft  hem 


gebraden  zuur  applen.  Of  geeft 
hem  pureye  van  witten  erweten. 
ende  wachten  vanden  erweten.  Of 
geeft  hem  wellinge  met  .1.  luttel 
aysiins  of  geeft  hem  tetene  geke-  c  25c. 
rende  melc  met  gortte  gesoden G  36d- 
entie  niet  dicke.  Ende  geeft  hem 
drinken  tyseine.  of  bierkiin  son- 
der  cruut  of  rou  amandel  melc 
gemaect  met  gesode?i  borne 

dits  al  goet  gedronken  gewon-  b.  ii9c. 
den  lieden  die  den  rede  7)  hebbe?t 
of  die  hem  ontsien  van  reden. 
€J  Dese  dranc  conforteert  die  mage. 
ende  weert  oec  dat  die  humoren 
niet  en  clemmen s)  ten  hoofde  ende 
hine  stopt  niet  den  lichaem.  ende 
hi  Joluscht  hitte.  Nemt  gesuverde 
gerste  .2.  5.  crumen  van  tarwen- 
brode.  .1.  3.  ende  .10.  prumen  van 
damas.  dit  doet  al  te  gadere  zie- 
den in  .10.  8'.  waters  al  tote  die 
helft  versoden  es.  dan  ziet  dor  .1. 
Ymen  cleet  ende  bestadetf  in  .1. 
gelasiin  vat.  ende  drinken  cout  .\ 
•I  Een  ander  dranc.  Nemt  scone 
water  .1.  J/2.  peketf  ende  gesuverde 
gerste  .3.  5.  juiube.  sebesten  elx 
.y2.  5.  droge  prumen  van  damas. 
.1.  5.  beyeren  van  prume?*  gerna- 
ten  .1.  3.  suker  van  rosen  .3.  3  .*.  g  37a. 
hier  af  doet  versieden  J/2,  peket. 
of  luttel  min  desen  doet  also  u 
vorleert  es  in  den  andren  dranc. 
•I  Of  heeft  hi  vele  gebloet  ende  hi 
niet  en  cortset.  so  geeft  hem  tetene 
hoendren  gesoden.  of  wederen 
vleesch  ende  nuwelkine  int  sop  l  168c. 
ende    swinen  voete?i   ende   dit    al 


')  C  e«L:  macht 

2)  C :  Van  den  ghewonde  te  houden  van  eten  ende  van  drincken.  G :  Wat  men 
zal  eten  ende  drincken.  L :  Vanden  ghewonden  te  houden  sonder  eten. 

3)  C:  van  eetene  ende  van  drinckene  ende  dat  naerdien  dat  de  (l:  hi)  ghewontes. 

4)  C :  ende  heft  hi  vele  curtsen. 

B)  L:  metten  rise  .1.  luttel  ghesoden  weitengruus. 
6)  L  :  fumacie.  ')  G:  coortsen. 

8)  G :  comen. 


57 


wel  gesoden.  ende  geeft  hem  tetene 
moruwe  eyeren.  Ende  geeft  hem 
drinken  gete?nperden  wiin.  ende 
dit  niet  so  vele  dat  hi  sat  si.  Wawt 
satheit  belemmert  so  de  nature 
dat  si  gene  macht  en  heeft  te 
werkene  daers  noet  es.  ende  si 
verget  te  verteerne  dat  daer  in  es. 
en  moet  siin  bi  der  hulpe?z  vander 
leveren  van  harer  hitten,  ende 
dus  so  cortst  die  mensce  va?i  ver- 
u  25d.  vultheiden.  ])  ff  Wacht  oec  den 
g  37b.  gewo?iden  van  swinen  vleeschee?ide 
van  rentvleesche  ende  van  herten 
[ende  van  gheiten  ende  van  ossen 
van  coien  C]  ende  van  hasen.  va?i 
coninen.  van  gansen.  van  swane?i. 
van  enden,  ende  va?i  allen  manieren 
van  gevochelte  die  geloken  voete?i 
hebben 2).  Ende  van  palinge.  va.n 
carpers.  va?i  tincke?i.  ende  van  allen 
vische?i  die  hare  voetsel  nemen  in 
die  wasen.  Mer  men  sal  eten  cleine 
vischen  die  wel  gescelt  siin  alse 
rootsen  3).  blieke?i.  baersen.  cleine 
snoeken.  Ende  ete  hoendren  geso- 
den ende  kiekine.  ende  jonge  ca- 
poene,  jonge  hanen  pertrice?i.  vin- 
ken, leeuwerken.  ende  alle  cleine 
gevochelte  met  gespletene??,  voete?i. 
of  met  scieren  plunien.  of  met 
valuwe?i. 

Cap.   26. 

^Dits  va(n)  spasmus,  dats  die 

cra(m)pe.  enide)    dit   es 

vrese  den  gewonden. k) 

Spasmus   dats    ene  ziecheit  die 
vreselijc  es   alsi    comt    opte?i   ge- 


wonden, ende  daer  af  sterfte?-  [vele 
C]  meer  dan  geneest.  Ende  daeraf  G  37c. 
esser  .2.  manieren  die  onderwilen 
comen  van  vervultheide?i.  Ende 
onderwile?i  van  ydelheide?i.  Van 
ve?vultheide?i.  alse  men  wont  enen 
ve?'vulden  man  ende  hi  niet  en 
bloet  also 

vele  als  hem  bedarf  na  sire  b  H9d. 
vervultheit.  Ende  oec  bedarf  hem 
meer  bloede?is  als  hi  gewo?it  es  c  26a. 
[met  stocke?i  oft  dies  ghelike  da?i 
alse  hij  gewont  es  G]  mei  sniden- 
de?'  wapenen  alse  met  swerden  of  L  i68d. 
dies  gelike.  Ende  bloet  hi  min  da??, 
hi  bedarf  so  doete?i  bloet  laten 
ter  adre?i.  of  hine  ware  te  flaeu. 
ende  dat  in  die  a,dren  die  dlet  ru- 
men  of  y  delen  datter  gewo?it  es. 
Ende  eist  int  hooft,  so  doeten  laten 
in  die  hooftadre  an  die  selve  zide 
van  den  hoofde  daer  hi  gewont  es. 
Ende  eist  in  .1.  bee?i.  so  doeten 
laten  in  die  nede?'ste  adre  van 
den  arme  an  die  selve  zide  der 
hi  gewont  es.  Ende  es  hi  gewont 
in  de?ï  lichaem  of  in  die  scoudre??. 
of  i?i  den  rugge.  so  doeten  laten  o  37d. 
in  den  arm  an  die  selve  side  i?i 
die  melte  ad  ere 5)  op  dat  hi  gewont 
es  van  den  navele  opwert.  Ende 
es  hi  gewont  van  den  navele  ne- 
derwert.  so  doete?i  late?i  in  die 
nederste  adre  vande?i  drie?r  die  es 
in  den  rechte?i  arm  [ende  L]  [dye 
nedeste  adere  dats  G]  die  levere  adre 
ende  in  den  slinken  arm  die  milte 
adre.  Ende  als  hi  gewo??.t  es  met 
stocken    of  dies    gelike.    so   moet 


')  Cew  L  :  daert  not  is  want  daer  curts  die  mensche  daer  omme  eist  seere 
goet  datmen  den  ghewonden  gheeft  lettel  tetene  niet  dan  tweewerf  ofte  iij  werf 
sdaghes  ghematelijc. 

2)  L :  dat  heel  voeten  heeft.  3)  C  :  grodelinge. 

4)  C  :  Van  der  crampen  dat  men  spasmen  heet.  G  :  Vander  cueren  van  den  wonden. 
L :  Van  cra?wpen  die  men  heit  spasme. 

5)  C:  ter  adere  van  mediana;  G:  myddel  adere. 

4* 


58 


men  [te  L]  meer  laten  om  dat  die 
humoren,  dan  meer  lopen  ter  ge- 
brokender ')  stede,  ende  dan  so  sou- 
den si  keren  weder  ter  stede  die 
geydelt  ware  metten  bloet  latene. 
Ende  dits  dierste  regement  optie 
gewo?ide  ende  dat  nuttelec  es  de?? 
genen  die  gewont  es.  ende  ver- 
vult ende  spasmeert.  ^  Die  gene 
die  gewont  es  ende  van  ydelhei- 
den  spasmeert.  so  en  esser  gene 
cure    toe.    wa?it   men    mach    den 

G  88a.  lichaem  niet  vervulle??.  want  hine 
mach  niet  verteeren  wat  dat  men 
hem  geeft.  Want  die  mage  en  mach 
niet  zieden  -)  dat  in  hare  es.  want 
die    levere   es  vercranct  ende  ver- 

c  26b.  coelt.  waer&i  dat  si  niet  en  mach 
zieden  dat  in  de  mage  es  bi  harer 
vercoutheit.  dus  so  en  mach  si  niet 
trecken  tote  hare  tfoetsel  van  der 
magen,  wasr  met  si  vort  mach  sen- 
den  den  lichaem  siin.  voetsel  van 
natnren.  ende  dus  so  blijft  die 
lichaem  ongevoet.  Aldns  so  comt 
dattie  nie?isce  es  verydelt  in  sine?t 
lichame.  «I  Spasmns  van  vervult- 
heiden  C07nt  dapperlike  '*).  ende 
spasmns  die  van  ydelheide?i  comt. 
die  comt  traechelike  ende  in  lanc 
so  meer  wassende,  waerbi  dat  spas- 

l  169a.  mus  comt  bi  .3.  manieren,  ende 
comt  oec  bi  .3.  saken.  dewelke  .3. 
manieren    heeten    aldus    in   latie?? 

g  38b.  eraprestonos  empistonos.  tetanus. 
<I  In  emprestonos  so  treek  e??,  dieze- 
newen  thooft  vorwert.  so  dat  die  kin- 
ne  daelt  optie  borst  entiemontstaet 
geloken  so  vaste  dat  men  niet  en 
mach  ontdoen  met  .1.  messe.  entie 
vingren  luken  in  die  hant  so  dat 
mense    niet   en    mach 

a  120a.  ontdoen  no  gerechten.  «I  In 
empistonos  trecken   die   zenewen 


')  C:  ghefrossierder;  L:  ghequester. 
3)  L:  rasche 


thooft  achterwert  entie  mont  blijft 
open  staende  altoes  sonder  luken. 
Die  caken  metten  tanden  verscee- 
den  dat  si  niet  tegadere  en  mogen 
luken.  entie  vingere  rechten, 
entie  hande  en  mogen  niet 
luken.  <ff  Tetanus  so  heet  die 
spasme  die  alden  lichame  van 
eiker  ziden  eve?i  vele  of  even 
zere  trect  so  dattie  hals  en  mach 
en  geensins  keere?i.  so  dat  die 
lichaem  es  also  stijf  vanden  holen 
vande?i  hoofde  toten  planten  van- 
den voeten  alse  ofter  in  gesteken  g  38c. 
ware  .1.  stoc.  <I  Dit  evel  eist  dat- 
men  spasnms  heet  dat  comt  opten 
gewonde?*  bi  .4.  maniere?*,  dats  bi 
vervultheide?i.  of  bi  ve?ydeltheiden  c  26c. 
alst  nu  vorseit  es.  of  bi  dat  die 
zenuwen  hebben  etter  omtrent, 
dwelke  dat  hem  vartecheit  toe- 
brinct  ende  sweringe.  ende  tormen- 
te.  Of  bi  vertecheide?i  va?i  ene- 
gerande  vetheiden  alse  van  zalven 
die  ve?*tech  es  alsi  meest  al  es. 
of  sine  ware  gemaect  van  oliën 
van  rosen  die  gerecht  gemaect 
ware  also  avicenna  leert,  of  plas- 
te?^ van  smoute  van  botren.  of 
van  oliën  van  oliven  of  dies  gelike. 
Of  bi  dat  die  coude  lucht  comt  an 
die  zenewen  dat  hare  sere  con- 
trarie es.  coude  wint  of  coude  medi- 
cine  nattwlike  cout  of  coude 
plaeste?'e  of  zalve  daer  op  geleit. 
Dus  siin  dese  4.  manieren  te 
bringene  spasme.  Dat  van  ver- 
vultheiden  comt.  die  comt  dapper- 
like. die  van  ydelheide?i  comt  die 
comt  t?'agelike.  Ende  die  .3.  andre 
maniere??.  come?i  oec  bide?i  meester  g  3Sd. 
bi  roekeloesheiden  ende  meest  dat  l  169b. 
si  niet  en  weten  vander  const. 
Want    het    siin    al    leeke  meeste?*s 

2)  G:  versyden 


59 


diet  geleert  hebben  an  leeke 
meesters.  Want  die  hem  vmgede 
om.  enege  surgye.  sine  souden 
hem  anders  niet  antworde?i.  dan 
ie  doe  also  ie  sach  doen  mine?ï 
meester  diet  mi  leerde  also  iet 
can.  ende  ie  doe  alsi  daden,  ende 
t  dats  noch  leeker. 

ff  Nu  gaen  wi  ter  curen  also  die 
meesters  wisen  van  surgye?i.  ge- 
nomen ute?i  boeken  van  medici- 
ne?i  [dye  segghen  G]  dat  goet  es 
bloet  late?i  in  alle  die  [speciën  van 
C]  spasmen.  ende  meest  in  die  die 
comt  van  vervultheiden.  ende  daer- 
na  in  dandre  .3.  ^  Maer  die  comt 
van  ydelheiden  daer  in  en  wilt  niet 
bloet  laten,  of  luttel.  In  alle  die 
wonden  die  comen  siin  in  zenu- 
weger  stede?i  so  gieter  in  olie  va?i 
G  89a.  rosen  entie  warm.  Ende  al  u  medi- 
c  26d.  cinen  die  legt  op  wonden  warm. 
Ende  smeert  den  hals  enten  nacke 
en  trugge  been.  entie  occele  entie 
liesche  met  oliën  van  lauriers 
b  120b.  die  sulke  lieden  heeten  olie  van 
bayen.  olie  van  euforbie  of  olie 
van  castiin.  olie  nardum.  rute  olie. 
olie  van  lelyën.  of  olie  b(e)nedictum. 
of  peterolie.  of  enegerande  hete 
olie.  ende  so  si  heeter  es  so  si  beter 
es.  alse  olie  b(e)nedictum  die  heetst 
es.  of  peterolie.  mer  si  nes  niet  so 
heet.  €|  Of  maect  dese  zalve  die 
niaeete  meester  bruun  van  lego- 
burgens.  Nemt  castorie  dats  be- 
vereul.  euforbie.  elx  .3.  3.piretrnm. 
thuris.  dats  wierooc.  mirre,  aloës. 
mastic.  elx  .5. 3.  oliën  van  bayen.  van 
vliedere.  van  doeken  ').  van  pope- 
lioene.  elx  .1.  3.  ende  was  also  vele 
alst  bedarf.  Maecse  dus.  datmen 
pulveren  mach  dat  salmen  pul- 
veren   in     .1.     motalijn    mortier 


ende  mi?igent  al  te  gadere  mester 
oliën  vorseit.  ende  dan  wermet  al 
tegadere  op  .1.  vier.  dan  doeter  G  39b. 
in  dat  was.  dits  goede  salvejege?i 
al  sulc  evel.  «]]  Noch  ten  selven 
die  gespasmeerde  sal  drinken  l  169c. 
van  desen  dra?ike  die  gi  maect 
aldns.  Nemt  bevercul.  caneel.  spijc. 
peper,  calamente.  maiorane.  sael- 
gie  i).  rute  elx  even  vele  Meester 
hugo  van  luken  die  maecter 
af  .1.  goet  clareit.  ende  gaeft  drin- 
ke?i  den  zieke?i  .1.  luttel  te  make  3).  t 
ende  hi  seide  dat  goet  was.  <I  Noch 
maec£  ene  gargarisacie  aldus.  Nemt 
mostaert  saet.  piretrn?™.  stansagrza. 
dit  ziedet  in  wine  met  zeeme.  ende 
ziet  door  .1.  cleet  ende  dit  sal  die 
zieke  gargariseren.  <I  Noch  maect 
hem  oec  .1.  niesinge  datten  doet  c  27a. 
niesen.  Nemt  bevercul.  ende  peper, 
gepulvert  in  enen  mortier,  ende 
werpe£hem  in  den  nese.  dit  doet  zere 
niesen.  «I  Noch  men  sal  hem  ma- 
ke» .1.  stove  daer  in  dat  hi  s weten  G  39c. 
sal.  in  ene  cupe  sittende4).  Ende 
men  sal  in  den  pot  zieden  hete 
cruden  alsene.  saelgie.  rute.  ven- 
kel, persiin.  mente  ende  deser 
gelike  sal  men  zieden  in  enen 
pot  wel  gedect  dat  die  doem5) 
niet  uut  en  mach  slaen.  sonder 6) 
van  den  potte  in  die  cupe  [ghemaect 
in  deser  manieren  (zie  fig.  XXVI)  C] 
dore  daer  die  zieke  in  sal  sitten. 
Ende  men  sal  maken  vier  jege« 
dat  men  wille  entie  zieke  gedo- 
gen mach  dat  hi  wel  sweete.  Ende 
daerna  so  smerten  metier  vorseider  l  ïeod. 
zalven,  ende  wachten  dat  hem 
geen  coude  en  belope.  ende  legten 
dan  op  .1.  sacht  bedde.  Ende  als 
hi  .1.  luttel  gerust 7)  heeft  so  doeten 
weder  in  die  stove.   ende  dit  doet 


')  L:  dockew;  C:oleum  sanbuciin  2)  C:  salvia  3)L:  lepelvol  te  gader 

4)  In  Gr  en  L  schetsen  van  een  dampbad.  5)   C:  adem 

6)  C :  anders  dan  ')  C  en  L:  ghezweet;  in  G  gherust 


60 


dicken  tote  hi  genesen  es  bider 
o  2Vb.  hulpen  Gods.  Ende  stect  tusscen 
stee  tande?i  enen  stoc  dat  hi  met 
en  bite  sine  tonge  dat  gerne  gevalt. 
€fl  Dits  goet  plaester  jege?i  spasme 
dat  comt  van  vervulten.  Nemt 
polyoen.  alsene.  bayen  van 
b  120c  lauriers.  comijn.  [ana  partes  equa- 
les  C]  dit  stampt  al  tegadere  ende 
maecter  af  pulver  wel  cleine.  ende 
daerna  minget  met  zeerae.  ende  doet 
.1.  luttel  spelerc  so  dat  si  .1.  luttel 
dicke.  ende  daer  af  so  moet  men 
leggen  .1.  luttel  optie  stede  die 
zeer  es.  ende  dat  warm  ende  niet 
te  heet  no  te  cout.  dit  sal  sachten 
g  39b.  die  zeerhei t.  «I  Een  ander  dat  goet 
es  kindren  die  gespasmeert  siin 
also  avicenna  leert.  Nemt  anijs, 
soffraen.  zeem.  ende  .1.  piaster 
hier  af  gemaect  alsoet  vorseit  es- 
dat  legt  op  tkant  daert  hem  zeer 
es.  «I  Die  (van)  verydeltheide  comt 
van  te  vele  te  bloedene,  of  van  te 
vele  ter  cameren  te  gane.  of  van 
te  vele  te  cortsene. 

Cap.  27. 

ij  Va(n)  scorfheide(n)  va(n)  de(n) 

hoofde  bi  de(n)  rade  va(n) 

d(en)  .4.  meest(er)s  ') 

Van  scorftheiden  op  thooft. 
daer  siin  sulke  manieren  die  men 
mach  genesen.  ende  sulke  niet. 
Ende  dat  siin  die  de  huut  vaste 
hebben  ant  been  staende  entie 
niet  en  mach  riden.  entie  hart  es. 
ende  werpet  vele  sulferen2)  dewelke 
C  27a.  eten  thaer.  Ende  of  ghi  u  wilt 
onderwinden  van  scorfden  hoofden 


te  genesene.  so  en  begrijpt  met 
die  dus  gedaen  siin.  Maer  dese 
andre  mach  men  genesen  die  dus 
gedaen  siin.  ende  derre  siin  van 
2.  manieren,  die  ene  werpen  uut. 
goet  haer  ende  dat  vele.  ende  ö  -»0d. 
men  heetet  stincstox  entie  huut  es 
goet.  mer  sine  houdet  niet  an  dbeen. 
ende  si  en  es  niet  hart.  «I  Ende 
andre  siin  die  de  huut  hebben 
goet  ende  droge 3)  entie  hebben 
vele  joocte?ï.  ende  werpt  ute  luttel 
haers.  Ende  welc  van  desen  tween 
dat  es.  so  moeti  jerst  dat  hooft 
moruwen  met  smeerne.  met  botren. 
ende  da?i  moeti  die  stincstox  uut 
trecken.  ende  daerna  genesen 
als  u  geleert  wert  hier  na. 
Maer  moruwet  met  deser  zalven. 
CJ  Newt  wit  elleborns.  of  tsop  van 
doeken  die  de  bladere  lanc  [ende 
scerp  G]  hebben  ende  stamp  voren, 
dat  sulke  heeten  rode  doeken.  In 
latine  lapacium  acutum.  daeraf  nemt 
.1.  3. ende  scippec.  1.3.datsmorupec 
ende  keernelen  va?i  nokernoten.  6. 3. 
dit  stampt  al  te  gadere  ende  maec- 
ter  af  .1.  zalve.  'Ende  oft  es  in 
den  winter,  so  maect  van  desen 
noten  olie  ende  moruwetf 4)  thooft 
daermetf  .8.  dage  lanc  of  .9.  of 
meer  of  min.  also  u  dunct  dats  te 
doene  es  om  thaer  uut  te  treckene.  Q  4ia. 
ende  alse  u  dunct  dat  moru  gnouch 
es.  dan  trecketf  thaer  ute  meiten 
wortelen,  [met  eener  tanghen  ghe- 
maect  aldus  in  deser  manieren 
C]  (Zie  fig.  XXVII ;  ook  in  G  enL 
afbeeldingen)  Ende  daer  ghijt  hebt 
uut  getrect.  daer  smeert  die 
stede  weder  mester  selve?i  5)  daer  s  i20d. 


')  C:    Van  scorfden  hoofden   te    ghenesen.   G:  Vander  scorftheden.  L:  Vanden 
scorfden  hoefden 

')  Lees:  scüferen;  G:  sculderen;  C  en  L:  scelphen 
)  L:  grof  ende  hert  ende  droghe 
4)   C  en  L:  salvet  5)L:   salven 


61 


ment  tevoren  met  moruwede 1). 
IJ  Ende  of  thaer  weder  wast  so 
dwaet  thooft  met  ere  starker 2) 
logen.  Ende  alst  thooft  droge  es. 
so  smererf  metfdesen  dingen  dwelke 
heet  cylotrum  ende  es  gemaect 
aldus:  Nemt  ongebluscht  calc  .4. 
o.  ende  doet  spelen  in  watere.  ende 
daerna  doeter  in  operment  .2.  3. 
ende  doet  al  tegader  zieden.  Teken 
dat  gnouch  es  gesoden.  stecter  in 

G  4ib.  .1.  ganse  vedre.  ende  daer  na 
l  170b.  trecse  weder  ute.  ende  g&en  de 
plumen  lichtelike  af  [van  der 
vederen  G]  so  eist  gnouch  ge- 
soden hier  mei  so  smeret  thooft 
so  lange  dat  die  huut  bloot3)  es.- 
Ende  wet  dat  na  dat  thaer  uut 
es.  so  smeert  mew  thooft  so  lange 
dat  die  stede  niet  root  en  si. 
maer  al  wit.  Entie  wortelen  van 
den  hare  natnrlijc  werden  ende 
met  hart.  dats  teken  van  genese- 
ne. Ende  wert  dat  hooft  te  droge 
dats  te  verstane  dattie  scorfthe/t 
wert  te  droge  bi  droger  naturen,  so 
doet  int  cylotrum  .1.  luttel  oliën 
van  oliven.  dat  tcylotrum  niet  te 
zere  en  vertere  die  verhertheide 
van  den  hoofde.  Ende  eist  [.1.  scerpe 
drope  of  L]  ene  versce  scorfheit. 
so  smeret  coenlike  metten  cylotrum 
alsoet  gemaect  es  sonder  olie  <I  Die 

c  28a.  gelose  vanden  .4.  meesters  leert 
ende  seit  aldus,  dat  die  scorftheü 
comt  menechwerf  bi  scult  van  den 
meesters,  datsi  menechwerf  plaes- 
tren  op  leggen  die  te  heet  siin  ende 

g  4ic.  te  droge.  Want  si  verteren  die  na- 
tnrlike  [hitte  C]  (ende)  verscheit 
vander  huut  ende  maecse  droger 
dan  si  sculdech  es  te  sine  bi  na- 
turen.    Ende    dus   wert    si  hart  bi 


roekeloesheiden  van  den  meester. 
ende  om  dat  hi  niet  en  weet  wat 
hi  doet.  so  vallet  thaer  ute  dat 
nemmermeer  weder  en  mach  was- 
sen want  die  droge  plaestren  entie 
heete  hebben  verteert  die  wacheit. 
Entie  hitte  van  den  plaestren  heeft 
die  huut  so  verhart  datter  geen 
haer  uut  en  mach  come?i.  wa,nt 
daer  nes  gene  verscheit.  Wa?zt  so  L  i?00» 
waer  enech  dinc  wassen  sal. 
daer  moet  siin  getemperde  hitte 
ende  getemperde  wacheit.  wa?it 
daert  te  heet  es  daer  ver- 
berne£4)  ende  verdrogen  te  zere. 
ende  daert  te  wac  es.  daer  ver- 
drinken te  zere.  want  daer  wacheit 
te  vele  es.  Noch  seit  die  glose  als 
men  plaestren  leit.  liggen  si  te  ö  4id. 
lange  op  .1.  zeer  so  comter  af 
alsoet  vorseit  es.  f  Dese  scorft- 
heit  comt  onderwilen  van  souter 
fleumen.  ende  dan  heeft  hi  grote 
joecte  daer  in.  ende  daer  af  comew 
grote  scorftheiden  ende  vele  [scul- 
ferenG].  Noch  esser  ene  die  comt 
va?i  melancoliën.  entie  en  jooken  c  28b- 
niet  so  zere  om  die  eontheit  van- 
de?    materiën  entie  drooeheit. 

Mer  siin  die  humoren  gorssem.  B  121a 
so  come?i  daer  af  grote  puusten 
ende  sonderlinge  vele  etende 5) 
ende  niet  pinende  ende  niet  baden- 
de, entie  van  diversen  ma?iieren. 
<I  Hier  bi  mogedi  kennen  den 
mensche  van  wat  humoren  dat  hi 
es.  Also  o?is  bescrijft lancfranc. 
entie  oude  vroede  meester  ypocras 
ende  galyeen.  Avicenna.  ende  ra- 
sis.  ende  vele  andre  meesters.  Dit 
siin  tekene  vande?z  sangwijn  dat 
siin  die  gene  die  va?i  bloede  siin 
ende  siin  wel  gevleescht  ende  vet 


')  C:    Ofte   men    sal  dat    haer  hute  trecken  met  eener  tanghen  aldus  ghemaect 
(grove  schets) 

2)  C:  scerper  3)  C:  blec;  G:raeu;  L:bleec 

4)  C:  versmoret  5)  C:  etterende 


62 


g.  42a.  ende  wel  gevarwt  root.  ende  heeft 
den  mont  zoete,  ende  hi  heeft 
puuste/i  vol  etters.  Ende  hi  heeft 
die  orine  root  ende  dicke.  ende 
van  jonge/ï  jaren  onder  .30.  Ende 
spise  eet  hi  dewelke  siin  voetsel 
es  bi  gewoenten.  alse  goet  vleesch 
goet  broot.  ende  dies  gelike  ende 
drinct  goeden  dranc  alse  goeden 
wijn.  dit  siin  alle  tekene  dat  hi 
es  van  bloede.  §  Ende  die  van 
coleren  siin.  die  siin  mager  ende 
hebben  grote  handen  ende  gevarwt 
rootachtech  [of  geluachtech  ende 
hare  orine  es  root  gheverwet 
G].  ende  hebben  luttel  ')  hon- 
gers  ende  luttel  becorningen  in 
hare  spise.  ende  in  die  stede 
van  den  puusten  die  si  hebben  es 
gelu.  entie  puusten  droge  ende 
herde  zeer.  dits  teken  van 
den .  colerijn     <I    Ende   sulke   siin 

l  i70d.  die  hebben  den  lichame  wit.  ende 
witte  puusten  sonder  varwe. 
mer   witte  cleine   adren.   ende  die 

g  42b.  menscen  siin  swaer.  ende  hebben 
vele  spekels  ende  dat  taey.  Ende 
die  orine  wit  ende  bleec  ende  rou 
ende  dicke.  [hebbende  dorst  G]  ende 
spade  *)  haer  spise  verterende.  Entie 
zere  stede?i  siin  wit.  of  moru.  of 
sachte  te  tastene,  ende  vele  ver- 
scheiden sonder  hitte,  dits  teken 
vande?*.  fleumaet  <I  Die  nielan- 
colijn  heeft  den  lichame  mager 
ende  bruunachtech.  ende  siin  orine 
es  brumi  ende  bleec  ende  dunne,  of 

c  28c.  onder  swerte  varwe  ende  groenach- 
tech  ende  dunne.  Ende  hi  eet  wel.*. 
Ende  siin  bloet  es  bruunachtech  ende 
dicachtech.  Ende  dits  hemquaet  ge- 
ten.  coyen 3 1  vleesch.  gey ten  vleesch . 
warmoes  van  colen  ende  alle  pot- 


eten  van  roden  zade  gemaect  want 
dit  doet  wassen  rode  coleren  dat 
es  mela?icolie.  Ende  die  zieke  stede 
wert  bruunachtech  ende  rootach- 
tech ende  hartachtech  ende  dits 
teken  va?i  melancoliën.  <][  Ende  of 
die  materie  es  van  mela?2coliën.  so 
es  men  sculdech  meer  te  morwene 
die  stede  ende  te  verschene  die  huut 
met  dwane  van  wate/-e  daerin  ge-  G  42c 
soden  siin  violet  bladre  ende  gri- 
secom  in  latie?i  funiws  terre.  Ende 
daerna  mei  smeringe??.  van  oliën 
van  violetten  tote  die  materie 4) 
gemorwt  si. 

entie  huut  geverscht  si.  «I  Den  b  121b 
zieken  voedet  met  verscen  voet- 
sele.  alse  goet  wederiin  vleesch. 
gesoden  kiekenen.  roems 5)  war- 
moes, moruwe  eyeren.  gekerende 
melc  metten  gortte  gewelt.  Ende 
alle  versce  spise  sonder  die  vorseit 
es  die  doet  wasse?i  melancolie. 
•I  Dit  siin  die  name?»  van  diver- 
sen manieren  va?i  puusten  was- 
sende op  thooft  ende  in  andren 
steden  vanden  lichame  va?i  mene- 
ger  manieren  ende  misselike  ge- 
formeert,  ende  dese  heet  meester 
gilbeert  waterbelle??.,  also  mere 
op  dwater  mach  sien  bi  wilen  alst 
reynt 6).  Maer  siin  si  hart.  so  heet 
hi  die  ziecheit  spidecie.  ende  siin  g  42d. 
recht  onderwasse?»  oft  benetelt 
ware.  fl  Onderwilen  so  wassen 
puustkine  op  thooft  hier  ende  gens. 
ende  daer  wast  haer  ute  oft  swi- 
nenborstelen  waren,  ende  dese 
heten  caries.  Ende  na  die  puust-  l  ma. 
kine  bliven  cleine  gaetkine  on- 
derwilen. uten  welke?i  corat  lin- 
gene7)  also  dicke  oft  ware  zeem. 
ende   dese   heete?i  raten.  CJ  Onder- 


>)C:  vele 
s)  L:  coeyew 
6)  G:  goet  gans 


2)  G:  qualike 
')  G:  stede 
*)  C :  regent 


7)  C :  vullnisse 


63 


c  28d.  wilen  verschet  die  huut  m  mene- 
ger  steden  met  scorftheiden.  ende 
met  groter  jbocten.  vanden  welken 
come??  vele  sculferen.  ende  daer 
ute  comen  .4  grote  haren  meer. 
of  min  [alse  zwine  borstelen  Gr]. 
ende  dese  heeten  tines.  ff  Alse  die 
huut  root  es.  dats  van  bloede.  Ende 
esser  vele  hitten  entie  huut  gelu. 
dats  van  coleren.  Ende  essi  bruun- 
achtech  ende  die  scorften *)  siin 
gevarwt  loodachtech  dat  siin  van 
swerter  coleren.  Ende  essi  wit  ende 
moru.  entie  versceit  diere  uut  comtsi 

g  43a.  gelijc  dat  olie  es.  so  eist  fleumen .'. 
ff  Nu  gae??  wi  ter  rechter  cu- 
ren  ende  weten  onthouden  dat 
ons  vorleert  es.  In  scorftheiden 
van  kindre?!,  of  diet  niet  geweest 
en  hebben  .1.  jaer  2).  siet  die  ge- 
neest ten  iersten  dat  ghi  moget 
met  dat  hier  achterwert  gescreven 
wert.  In  ouden  lieden  ende  in 
diere  in  veroudert  siin.  so  kent 
die  zieche?t.  als  u  vorleert  es.  ende 
purgeert  ierst  die  hun? oren.  ff  Es 
die  scorfthe?'£  van  bloede  dewelke 
u  es  geleert  kennen,  so  digereert 
die  materie  met  oxisaeum  nemen- 
de nuchtens  .3.  lepel  vol  met  .5. 
lepel  vol  warms  waters  geminct 
tegadere.  ende  dit  drinct  nuchtens 
ende  navens.  ende  doeten  bloet 
laten  ter  middelster  adre??  3)  van- 
den arme.  ende  daerna  geeft  hem 
desen  dranc  gemaect  aldns  ff  Nemt 
violetten  .1.  3.  prumen  van  damas 

G  43b.  .12.  sebesten  .15.  juiubas  .20.  dese 
doet  zieden  in  .4.  fê  waters  tote 
ene??  ponde. 

b  i2ic.      Ende    dit    ziedt    ende  doeter    in 


van  dat  [march  C]  (dat)  in  cas- 
sia  fistula  es  .1.  o.  tamarinden  c  29a. 
ende  ma??nen  elx  .\.  5.  dit  doet 
tegader  ziede??  .2.  walme  *)  of 
.3.  Ende  dae?ma  ziet  int  welke  l  i7ib. 
gezi(e)de  gi  doet  navens  .\.  3. 
geluwer  mirabolanen  gepulverd 
ende  also  gelike  .1.  3.  rebarbe??. 
Nuchte??s  tilike  so  ziede^5)  ende 
doeter  in  \.  3.  sukers  rosaet.  ende 
dat  geeft  drinken  heeter  dan  laeu. 
Dies  ander  dages  navens  so  bade 
dat  hi  wel  swete  ende  elx  dages  so 
drinke  cyroop  va??  gn'secom  Ende 
ware  dattie  fleume 6)  ware  van 
souter  fleume??.  so  diger(er)et  die 
materie  met  oximelle  ende  daerna, 
pwrgeertene  met  .2.  3.  ende  \.  3. 
yerasiin  7).  of  hi  hart  es  in  de??  G  43c. 
lichame  ende  gaet  hi  wel  ter  came- 
ren  bi  gewoente??.  wa??t  dese  medi- 
cine  pnrgeert  ve?,bernde  humoren. 
Dies  derds  dages  so  stove  ende 
swete  wel  ende  daerna  so  dwa  siin 
hooft  met  gesoutene??  borne  want 
net  suvert  ende  ontdoet  ende  dro- 
get.  Ende  dies  ander  dages  doeten 
bloet  laten  in  die  middeladre  dit 
es  men  sculdech  te  doene  in  ver- 
bernden  humore??.  ende  daerna  sal- 
inen moruwe??  thooft  met  desen  < 
dingen,  ff  Nemt  pappie  entie  wor- 
tel van  hoemste  ende  dat  ziedt  in 
borne  ende  daer  met  wasscet  thooft. 
ende  legt  vanden  crude  op  thooft 
ende  doedire  in  versche  botere  [soe 
vele  C]  hets  te  bete?'.  Ende  dit  doet 
dicken  de??  zieke??  wel  gebaedt. 
Ende  trect  hem  uut  die  qwade  haer  C  29b. 
met  enen  tanxkine  s)  of  suvert  hem 
thooft  met  silotrum.  Ende  wert  hem 


')  G:  sulferen  (scilferen?)  ")  C:  ofte  dat  niet  vuljaert  en  is 

3)  L:  mediana  4)  G,  L:  walle. 

*)  G :  hierof  soe  maect  warme  eenen  toghe  smorges 

6)  C,  L:  materie  7)  C:  yera  rufflni 

8)  In  Gr  een  afbeelding. 


64 


thooft  te  heet l)  of  dat  hem  te  zere 
sweert.  so  smeertene  met  deser  zal- 

g  43d.  ven  <I  Nemt  olie  van  violetten  ende 
va?i  rosen.  ende  .2.  doders  van 
eyeren.  ende  versch  swinen  smout 

l  i7ic.  ende  minget  te  gadere.  ende  smer- 
tene  hier  met.  dit  benemt  die 
sweringe  entie  hitte  ende  ge- 
smiedt.  Ende  daerna  so  comt  die 
drogende  zalve.  «I  Nemt  mostert 
saet.  ende  stafisagn'a  saet.  dit 
niaelt  wel  cleine  ende  maecter  af 
cleine  pulver  dan  minge£  met  zeme 
ende  smeert  daer  op.  Mer  en  latetf 
daer  niet  lange  op.  het  mochte  den 
zieken  doen  cortsen.  €J  Noch  ene 
ander:  Nemt  duven  mes  ende 
tempert  met  wine  of  met  aysine 
ende  met  zeme  even  slecht  dit 
doet  tselve.  Ende  es  oec  goet  ge- 
leit  op  geswollen  voeten  dengenen 
die  dwater  in  hebben.  IJ  Noch 
ene  ander.  Nemt  zepe.  levende 
sulfer,  peper,  piretrum.  staflsagrea 
quicselver  gebluscht  met  nuchte- 
ren  mans  spekele?i.  elx  even  vele 
vanden  cruden.  Mer  vanden  quic- 
zilvere  die  belft  minst,  dit  minget 
wel   met   verscen    swinen    smoute 

b  i2id.      ende   smeert   daermede    tscorfde 

g  44a.  hooft  dit  es  goet  mede  te  suverne 
•I  Noch  .1.  ander  die  goet  es  jegen 
dat  moermael.  want  het  droget 
sere.  Nemt  leve/ide  calc  ende 
operme?it  elx  even  vele.  ende  dit 
pulvert  wel  cleine  ende  tempert 
met  zepen  ende  olie  van  oliven 
ende  smert  daer  met.  §  Noch  .1. 
ander  die  geneest  scorftheit  ent 
moermael  ende  alle  coude  drope. 
Nemt  litargirum  .2.  o-  ende  pulvert 
wel  cleine  ende  minget  met  oliën 
van  oliven.  ende  met  aysine  tem- 
perende in  enen  motalinen  mortier 


wrivende  onderwilen  daerin  doende  c  29c. 
die  olie  onderwilen  den  aysiin. 
ende  wrivet  alse  .1.  s&use.  dat  si 
also  cleine  alst  mach  siin  ende 
also  dunne  alse  zeem.  ende  also 
slecht,  dese  zalve  es  goet  alsoet 
vorseit  es.  «I  Noch  .1.  ander 
Nemt  leve?ide  calc  ende  operment, 
dese  pulvert  ende  tempert  met 
olië?i  ende  met  aysine.  alsoet  vor- 
seit es  vander  andren  zalven, 
dese  geneest  scorfde  hoofde  son-  g  ub. 
der  thaer  uut  te  doen  vallen 
<I  Wildi  make?i  .1.  ruggene  huve 
thaer  met  uut  te  treckene.  Nemt 
sceppec  ende  smelten  ende  dan 
mincter  in  cleine  pulver  van  wit- 
ten  wieroke  ende  van  mastic  ende 
.1.  luttel  rous  zeems.  ende  dit  min- 
get  al  te  gadere  ende  dan  smerei 
op  .1.  leder  of  op  .1.  campen  cleet 
ende  dat  maect  met  sterken  lit- 
sen  die  niet  breken  en  mogen. 
ende  dat  legt  laeu  op  siin  hooft,  l  7 ui. 
Ende  alster  op  heeft  gelegen  .3. 
dage  of  .4.  so  doeten  staen  op  enen 
stoel,  ende  maect  .1.  sterA-e  corde 
vast  an  enen  balken  ende  die  maect 
vaste  mepten  litsen.  ende  dan  trect 
den  stoel  van  onder  sinen  voe- 
ten [dan  sal  hi  blivende 2)  han- 
ghende  ende  C]  Aldus  sal  die  zieke 
quite  wesen  van  sinen  stincstox. 
ende  dit  heet  ene  ruggene  huve. 
<I  Nu  verstaet  int  genesen  van 
scorfden  hoofden,  dits  die  gerechte  G  44c. 
cnre.  Int  ierste  die  stede  te  moru- 
wene  als  u  vorleert  es.  dat  ghi  niet  en 
legt  op  thooft  silotrum.  Want  die 
wortelen  vanden  qnaden  haren 
en  soudenre  niet  met  uut  gaen 
die  stede  en  ware  tierst  gemoru- 
wet.  Maer  alst  gemoruwetf  es  ende 
gi    werken    wilt    mester    ruggenre 


')  C:hart 
2)  l:  bliven 


65 


huven.  so  werct  met  diere  vorseit 
es.  Of  met  deser  gemaect  van 
desen  dingen  ende  gespreit  op  .1. 
leder  of  op  .1.  linen  cleet  alsoet 
vorseit  es.  §  Nemt  swert  pee.  ende 
c  29d.  herst.  terbentine  [tarwin  blo??zme 
C]  ende  dit  smelt  op  1..  cleine 
vier  so  dat  wel  geminct  si.  ende 
dan  legget  opt  lede?'  of  opt  cleet 
ende  doet  alsoet  vorleert  es. 


B  122a.  CAP.    28. 

q  Dits  vande(n)  luse(n)  die  wasse(n) 

op  thooft  ofi{n)  andre{n)  stede(n) 

an  de(n)  lichae(m)  die  c{ur)e 

d{aer)  iege(n). l) 

Dicwile    heeft    die   mensce   lnsen 
ende  neten   [op  thovet   oft  G]  an 

g  44d.  sinen  lichame  ende  dat  es  om  dat 
natnre  dat  hare  werct  ende  stect 
van  hare  die  overtullecheit 2)  die 
es  tusscen  der  huut  enten  vlesche. 
ende  dat  siin  verrotte  humoren 
ende  verkeren  in  wormen  die  lusen 
heeten  ende  neten.  Ende  alse  die 
heete  lichame  heeft  dusgedane 
wormen,  so  salmen  dus  cureren. 
<I  Ne?nt  quiczilver  of  asscen  ge- 
bernt  van  vilten  ende  aysiin  ende 
olie  van  oliven.  ende  hier  af  maect 
.1.  zalve  getempert  altegadere. 
ende  besmertene  hier  mede  €jj  Een 

l  172a.  ander.  Nemt  litargirum.  quiczilver. 
olie  ende  aysiin.  ende  tempert  te 
gadere  ende  besmerei  daerme£ 

<I    Een    ander   zalve   in   coude?i 
lichamen.  Nemt  wit  ellebornm.  sta- 


flsagWa.  nitrum.  operment  root.  dit 
tempert  met  aysine  hier  met  so 
smeret  thooft  «J  Item  root  oper- 
ment met  oliën  getempert  doet 
tselve  <I  Item  zeewater  met  aysine 
geminct.  of  gesouten  water,  doet 
tselve.  €J  Noch  ne?nt  quiczilver 
gebluscht  met  nuchteren  spekele  g  45a. 
ende  swine?i  smout  ende  asscen  van 
houte  ende  beter  ware  van  vilte  [on- 
ghebulst  calc  C].  hier  met  so  minct 
pulver  gestampt  vanden  sade  van 
staflsagn'a  ende  dit  gedaen  in  enen 
holen  broecrieme.  Of  gesmert  daer- 
raet  .1.  wollen  gordelkijn  ende  daer- 
met  gegordt.  alle  die  die  (sic)  luse  c  30a. 
die  .1.  mensce  heeft  sullen  daertoe 
lopen.  Ende  also  sulle?i  si  doen. 
mingdi  tpulver  van  stafisagrt'a  ende 
terbentine.  ende  windel  daeromme 
catoen  ende  draget  in  uwen  boesem 
€|  Noch  nemt  quiczilver  gebluscht 
ende  asscen  van  menscen  hare 
gebernt.  ende  gemi?ict  te  gadere. 
«|  Meester  gillebeert  seit  dat 
luse  comen  vanvortten3)  humoren 
als  u  vorleert  es.  Mer  die  comen 
van  melancoliën  die  siin  swert. 
alse  die  wasse?i  int  haer  vanden 
hoofde.  Ende  die  van  fleumen 
comen.  die  siin  wit.  entie  van 
bloede  comen  die  siin  root.  Ende 
sulke  comen  van  swete.  ende  sulke 
van  vulen  *)  cledren  [ende  van  g  46b. 
wollen  clederen  G]  Ende  onderwi- 
len  comen  si  dien  lieden  die  ziec 
siin  ende  siin  vorboden  vander 
doot.  Ende  sulken  en  mach  mense 
niet  beneme?i.  ende  dats  gerne  .1. 
voorbode  van  laserscepe. 


')  G :  Van  den  lusen  ende  neten  die  wassen  op  dat  hooft.  G 
L :  Van  den  lusen  die  wassen  opt  hoeft. 
a)  G:  superfluiteit 

3)  G:  vertichedew;  L:  verrotten. 

4)  G :  linen 


Vanden  lusen. 


66 


Cap.  29. 

«J  Dits  va(n)  de(n)  wa(n)ne(n)  opt 

hooft    datme(n)    heet 

ov(er)bene  '). 

Het  wassen  opt  hooft  onderwi- 
\en  ene  maniere  van  sweren  dat- 
men  heet  in  dietsche  wannen  of 
overbeene. 

b  122b.      die  herde  zere  mes(s)itten  ende 

l  172b.  daer  en  wast  geen  haer  uter  huut 
diere  boven  es.  Dese  wasse?i  van 
fleunien  verhardt  met  materiën 
van  melancoliën.  Ende  als  ghi  siit 
geroepen  tote  enegen  inensce  ende 
hi  wilt  dat  gijs  hem  quite  maect ï). 
so  nemt  .1.  sceers  ende  snijt 
die  huut  nauwelike  o?itwee.  {zie 
fig.  XXVIII;  ook  in  G  een  schets) 
ende  wacht  dat  ghi  met  en  wont 
den  sac  vanden  wanne,  ende  dan 

g  45c.  pelte?i  uut  al  geheel,  of  trecten 
uut  met  enen  hake  {zie  fig.  XXIX ; 
ook  in  G  en  L  schetsen)  vroedelike. 

c  30b.  Ende  snijt  die  huut  overlanx:  ende 
niet  overdweers.  dats  alsoet  thaer 
wast.  Ende  als  gine  al  geheel  uut 
hebt  ende  ghi  dies  zeker  siit.  so 
nayt  die  wonde  eist  dats  noot  es 
met  ere  driecanter  naelden  ende 
daer  in  .1.  gewasten  twinen  draet. 
ende  heilt  vort  die  wonde  sonder 
wieke  altoes  wachtende  datse  niet 
en  werde  ondercotech.  Ende  aldus 
geneest  alle  wanne  over  alden 
lichame  snidende  overlancs  die 
lede.  «I  Ende  eist  in  die  lede  van 
den  ogen  so  en  snijtene  niet  op 
no  neder  gaende  dat  ware  dweers 
den   oge   mer  lancs.   dats  vanden 


nese  ten  slape  wert  also  die  wint- 
brauwen.  gaen. 

Ende  int  lier  sal  men  snide?i 
op  ende  nedergaende  vanden  liere 
ten  ogen  wert.  Ende  piint  u  altoes 
ow  ene  cleine  lixeme  te  makene. 
ende  nayt  de  wo?*de  weder  me£ere 
naelden  3)  met  .1.  zidenen  drade  g  45d. 
die  cleine  es.  ende  daerna  so  legt 
optie  wonde  albucasis  pulver,  ende 
niet  daer  binnen,  dwelke  u  geleert 
es  int  capittel  vanden  wonden  te 
nayene.  Ende  emmer  wacht  u  dat 
gi  niet  en  laet  van  der  saken  van 
den  wanne  in  den  mensce.  want 
lieti  daen'n  also  groet  alse  .1.  ziere,  l  172c. 
die  wan  soude  weder  wassen.  €J  Maer 
hout  die  wan  so  vaste  dat  hi  brect 
ende  gine  niet  uut  en  moget  heb- 
ben al  geheel,  so  legt  in  die  wonde 
van  dese?i  pulvere.  ende  dan  en 
nayt  de  wonde  niet.  Dit  pulver  es  c  30c. 
goet  in  allen  steden  daer  ghi  iet  uut 
wilt  doen  vallen.  Mer  legget  alsoet 
noet  es.  daers  luttel  es  te  doene  daer 
legges  luttel  ende  daers  vele  es  te 
doene  daer  legges  vele.  wanthetfdoet 
tstuc  uut  vallen  binnen  .9.  dagen  g  46a. 
op  dat  ment  daer  op  leit  .2.  werf  des 
dages  ende  versch  swinewsmout  of 
versce  botere.  Dits  tpulver  «I  Nem£ 
vilinge  van  ysere.  ende  gebernt 
copper.  ende  gelu  operment,  ende 
coperroot.  elx  even  vele  [ana  *•  j.  C] 
levende  calc  .2.  werf  also  vele  als 
enech  vanden  andren.  dit  pulvert 
wel  te  gadere  in  ene?i  matalinen 
mortier  ende  maecter  af  wel  cleine 
pulver 

sichtende    dore    .1.    linen    cleet.  b  122c. 
ende   dit   tempert   met  zeeme   dat 


')  C :    W(?)an    wannen   die  wassen   op  thovet  boven.   G :  Vanden  wannen   opt 
hovet.  L  :  Vanden  wennen  die  wast  opt  hoeft  boven. 
■)  G :  ute  doet. 
8)  In  G  eenvoudige  teekening  van  een  naald  en  draad. 


67 


gescuumt  es  ende  maecter  af  bolle- 
kine  ende  droochse  ter  zonnen, 
ende  daerna  so  maecter  weder 
pulver  af  also  ghi  daet  te  voren, 
ende  dan  temperse  also  ghi  daet 
te  voren  ende  droochse  noch.  Ende 
also  doet  .3.  werf  achtereen,  ende 
ter  derder  werf  so  drochse  wel 
ende  bestaetse  in  ene  droge  stat l) 
daer  en  gene  wacheit  an  comen 
mach.    ende    daeraf  so   nemt    also 

g  46b.  vele  als  ghi  wilt  besegen  2)  ende 
pulveret  yewer  op  daert  droge  si. 
ende  wercter  met  also  u  vorleert 
es.  <I  Een  ander  pulver  dat  werct 
dies  gelike.  Nemt  sop  van.  eelido- 
niën  ende  dat  moet  siin  vander 
wortelen,  ende  orine  van  enen 
jongen  kinde  van  .5.  jaren  of  daer- 
omtrent  elx  .4.  3.  levende  calc 
.3.    3.    operment    .1.    3.    tcalc    ent 

L  I72d.  operment  dat  pulvert  wel  cleine 
elc  bi  hem  selven.  tcalc  entie 
orine  ende  dat  sap  minct  al  tega- 
dere  ende  doet  zieden  op  .1.  cleine 
vier.    ende    alst    heeft   gesoden   .1. 

c  30d.  stuc  altoes  roerende,  so  doeter  in 
dat  operment  ende  roeret  wel  tega- 
dere  altoes.  ende  latei  luttel  sieden 
daerna.  Wan£  dat  operment  verlore 
sine  cracht  int  ziede?£.  Ende  hier  af 
so  maec  bollekine  alsoet  vanden 
andren  es  vorseit  ende  droochse 
wel  in  die  zonne.  dan  bestaet  dese 
bollekine  alsoet  es  vorseit.  €fl  Ende 
of  .1.  mensce  quite  wille  siin  van 
sinen  wanne  op  thooft  ende  hi  niet 

g  46c.  en  wille  gedogen  dat  ghi  ne  snijt. 
so  legt  opten  wan  .1.  linen  cleet 
.2.  vout  ende  daerin  so  snijt  .1.  gat 
daer  die  wan  dore  blike.  ende 
daerop  so  legt  dit  piaster  dus  ge- 


maect.  €J  Nemt  zepe  ende  mincter 
in  operment  .1.  luttel  gepulvert 
ende  levende  calc  1.  deel  so  dat 
si  versch  ende  niet  te  dicke.  ende 
daerboven  so  legt  .4.  vout  line?i 
cleets  ende  bintene  vaste  [met  eenre 
scroede  G]  ende  verbiet  hem  dat 
tuere  niet  toe  en  doet.  ende  dit 
laeter  op  van  nuchtens  toter  ves- 
pertijt.  dit  sal  die  huut  ontwee 
eten.  ende  sal  siin  swert.  ende  dan 
legter  op  versch  swinen  smout  of 
botere.  dit  saelt  doen  vortten.  Ende 
alst  open  es  so  legter  in  van  uwen 
pulvere  dat  ghi  vore  gemaect  hebt. 
dit  so  heet  men  ruptorium.  Ende  legt 
also  u  pulver  tote  dat  die  materie 
van  den  wanne  no  verteert  es.  als  u 
vorleert  es.  datter  niet  af  en  blive 
vanden  wannene  van  den  sacke. 
Ende  als  gi  dies  seker  sijt.  so  heilt 
die  wonde  als  u  vorleert  es  van 
andren  wonde??,  int  capittel  van- 
den wonde?i.  €J  Ende  waert  dat  die 
wan  wiese  optie  moude  van 

den  hoofde  ende  vaste  hilde  ant  b  i22d. 
been.   so   wacht  u  dattie  wan  niet 
en  si  vaste  an  dura  mater,  alsoet 
wel  mochte   gescien.  Waerbi  ie  u 
segge,  waert  dat  giere  op  wrocht 
waert  met  snidene  waert  met  rup- 
toriën.    ghi   mocht  lichtelike   dan 
dien  mensce  doden,  ende  dat  soude  L  173a. 
comen     bi    roekeloesheiden.    Sijt  c  3ia. 
hieraf  vorsien   dat   radic  u.   want 
het  es  noot. 

Cap.  30. 
ff  Van  te  genesene  buien  opt  hooft 3).  q  46d. 

Heeft    enech    mensce    ene?i  bult 
op    thooft.    of   ene    vercappe 4)    in  f 


')  C:  stede  2)  C:  als  jou  bedarf;  G:  orberen. 

3)  C :  Van   bult   ofte    crampen  op   dat  hooft.  G :  Van  bulte  opt  hovet.  L :  Van 
bulten  of  crampen  opt  hoeft. 

4)  C  en  L :  cramp. 


68 


latine  testudo.  ende  dats  .1.  swerc 
die  hem  spreit  tussce?*  den  vlesce 
enten  bene.  dewelke  huut  brect 
ende  wast  weder,  dwelke  gesciet 
bi  dat  tfleesch  herdre  es  dant 
eldre  in  andren  steden  es  vanden 
lichaem  als  u  vorleert  es  int  begin 
van  desen  boeke  int  capittel  van- 
den hoofde,  dwelke  gevalt  meest 
in  kindren  of  in  jongen  lieden 
hebbende  onder  .10. ')  jaer.  <I  Dits 
die  cure  te  genesene.  Ghi  selt  ne- 
men .1.  sceers  ende  sniden  die 
huut  dore  vanden  zwere  op  ende 
neder  van  den  enen  ende  toten 
andren.  also  lanx  alse  thaer  gaet. 
ende  al  uut  halen  dat  etter  ende 
breken  den  sac  daer  detter  in  leit 
gegadert  [dan  doet  hutedernaC]. 
Ende  daerna  so  wiecse  wel  vol. 
ende  legter  bove?i  .1.  piaster  van 
werke2)  ende  bintse  also  tote  dies 
ander  dages.  ende  daerna  so  heiltse 
sonder  wieken.  1$  Of  essi  groet 
ende  si  vele  heeft  hare  gespreidt:!) 
dat  si  niet  en  mach  siin  gesuvert 
bi    barer    groetheiden.    so    snijtse 

G  47a.  cruus  wijs  ende  dan  doet  als  u  vor- 
leert es.  Mer  daer  gise  genesen 
moget  sonder  crucen  daer  en  snijt 
mer  enen  snede.  Want  men  es 
sculdech  den  mensce  te  genesene 
mester  minster  pinen  ende  metter 
minster  lixemen.  Ende  dese  zwe- 
ren    siin     al     vol     geuulcereert. 

c  3ib.  dats  qnaet  vul  wey  vleesch.  dat 
detter  heeft  gemaect  qwaet.  dat 
doet  ute  mepten  pulvere  van 
coperrode.  ende  dat  ierst  gebernt 
in  enen  scarf  ende  daerna  we- 
173b.  der  gepulvert.  Dit  verteert  quaet 
vleesch  in  den  mensce  4).  ende  son- 


derlinge  in  den  man.  ende  doet  die 
wonden  heilen.  Ende  in  dwijf  so 
verteret  tfleesch.  mer  en  helpt  niet 
der  wonden  alst  doet  in  den  man. 
dats  om  dat  dwijf  cout  es  ende 
versch.  ende  dat  nes  niet  die  man. 
en  ware  dat  hi  ware  te  jonc  Ende 
wacht  wel  dese  wonde  dat  si  niet 
ondercotech  en  werde.  ende  dat 
soude  comen  bi  dat  mense  soude 
stoppen  met  wieken  so  dat  detter  g  47b. 
niet  ute  en  soude  mogen  comen. 
ende  aldus  sout  hem  spreiden  ende 
onder- 
cotech worden.  Mer  piint  u  b  123a. 
altoes  om  die  wonde  te  suverne 
vanden  ettere  ende  vanden  qnaden 
vleesche  mepten  pulvere  van  coper- 
root  of  met  soute.  Ende  geneest 
die  wonde  also  u  vorleert  es  van 
andren  wonde?r.  Ende  van  desen 
bulten  so  volget 3)  thaer  also  verre 
als  detter  gevortecht  was  gespreidt. 
dat  sal  weder  wassen,  het  en  ware 
dat  detter  daer  te  lange  in  hadde 
geweist  gelaten,  ende  dat  ware  bi 
dat  detter  hadde  gevort  of  verteert 
die  wortelen  vanden  hare.  dan  en 
maecht  niet  weder  wassen.  [Explicit 
Johanne  Ypermanne  L.  6)] 
Ende  hier  met  si  ons  gnouch  geseit 
vanden  hoofde  ende  van  siere 
siecheit. 

[der  iiii  meesters  salve 
Deze    salve    vysierden    die    .4. 
meesters    van    zalerne.    men   zal 
nemen  litargurum  ende 

dat  zalmen  pulveren,  ende  dan  G  ^c 
zsdmen   oeck    nemen   loodasschen 
ghebrent  van  lode  .*/,.  once  dye  sal- 
inen  wel  pulveren  ende  wyt  van 
spaengen  .1.  »/,.  5  dat  ghewreven 


l)  G :  20  2)  C:  van  den  wijtte  van  den  eye 

3)  C:  essi  groet  wijde  ghespreel  *)  fol  L  173  beschadigd.  *)  C:  vallet 

6)  Hier  eindigt   Hs.  L.    Op  fol.   173  c/d  staan  nog  eenige  voorschriften, 
gedeeltelijk  met  een  andere  hand  geschreven. 


69 


in  .1.  mortier  met  oliën  van  rosen 
ende  met  aysile  te  gadere  ghewre- 
ven  ende  maect  slechte  zalve  es  goet 
in  heeten  tyden  ende  in  heten  won- 
de?» ende  soe  droegt  ende  heelt  won- 
den met  goeden  ettere  ende  coelt. 

Dits    meester    jan    bree in- 
Mat  zalve. 

Dits  dye  zalve  dye  maecte  mees- 
ter jan  breemblat  Ende  hij  zeyt 
dat  hijse  gaf  tetene  alse  hij  dye 
wonden  verbonden  heeft  ende  ge- 
dweghen  met  wijne  ofte  met 
aysine  ende  danne  gheeft  hise 
tetene  ende  men  maecte  aldus. 
Men  zal  nemen  hontsrebbe 
ende  sansucum  (?)  ende  smeerwor- 
tel  ende  pimpenelle 
47d  ende  dye  cruyde  zalmen  stoten 
elcs  .10.  S'.  ende  danne  zalmen 
dat  zap  ute  wringen  ende  men  sal 
dat  post  weder  te  vuren  doen  met- 
ter  soute  boteren  voirseit  ende 
danne  zalmen  dyt  zieden  eenen 
langhen  tijt  met  enen  soeten  viere 
ende  danne  salment  dair  na  wrin- 
gen dore  eenen  stareken  douck 
ende  danne  zalmen  die  cruden 
f  echter  warmen  ja  porst  vanden 
cruden  ende  dan  zalmen  nemen 
dat  dair  ute  ghewronghen  was  dat 
zap  zalmen  doen  zieden  langhe 
wyle  met  zoeten  viere  ende  danne 
salmenÊ  vanden  viere  doen  ende 
men  zalt  ghieten  op  eouden 
borne  ende  alsoe  coelen  ende 
twater  alsoe  ute  droeghen  ende 
bestedent  in  .1.  verloed  vat  in 
couder  steden. 

Van  eenre  plaesteren   die 
men  heet  dye  gracie  godes 
g  48a  Gracia  dei. 

Een  plaester  dat  men  heet  dye 


gracie  gods  dye  so  maect  men 
hier  ane.  Nemet  die  blade  vande?i 
eglentiere  dye  roede  bloemen  dra- 
get  ende  duetse  in  .1.  glazijn  vat 
ende  ghieter  in  .1.  vierendeel  ft 
oliën  van  oliven  ende  latet  .3. 
maende  staen  ter  zonnen  ende 
dair  na  nemt  mageden  was  ende 
nempt  dye  croppen  van  roden  rosen 
van  roden  eglantiere  (die)  zijn  ge- 
vallen omtrent  zente  Jans  mysse 
ende  droeghetse  ter  zonnen  ende 
maecter  af  sub  tij  1  pulver,  ende  dan 
nemt  .1.  vierendeel  vander  voir- 
screven  wasse  ende  dye  olie  vore 
genoemt  ende  .2.  3.  vanden  voir- 
seiden  pulvere  vanden  voirseyden 
croppen  ende  smeltet  alte  gadere 
in  eene  panne  op  .1.  cranck  viere 
ende  alst  al  gesmelten  (sic)  es  doet 
af  ende  latet  colen  ende  daer  na 
nempt  betenye  verbena  pimpenelle 
oft  over  dye  pimpenelle  zoe  neemt  g  48b 

roet l)  dat  men  naden  latyne 

noemt 2)    wel  ghedweghen 

ende  vanden  watere  wel  versopen 
ende  gestampt  zo  zieden  in  enen 
nyewen  pot  met  eenen  stope 
wits  wijns  den  staresten  ende  den 
besten  die  ghij  moghe(i)  vynde?i 
den  pot  vaste  ghestopt  Ende  laet 
den  pot  vaste  gestopt  ende  laet 
den  wijn  versieden  toten  derden 
deele  ende  danne  laet  dye  ziedin- 
ghe  staen  tote  sander  daghes  dien 
tijt  ende  dan  heet  dien  pot  wel 
sonder  zieden  ende  danne  wringt 
die  zode  uut  zuver  ende  doet  ute 
in  een  panne  over  tfier  ende  alst 
beghint  te  zieden  zo  werpter  in 
alleyskijn  stucken  .3.  §•  harst  altoes  f 
roei  ende  tote  dat  tplaestere  al  vol- 
maect   zjj    daer   na   so  doetter  in 


')  woord  onleesbaar. 

3)  moord   onleesbaar,  misschien:  muse  culle.  Dan  volgt   vermoedelijk  ah, 
waarna  een  teeken  dat  doorgehaald  is,  en  nog  een  onleesbaar  teeken. 


70 


voirseit  was  (?)  metter  oliën  gemen- 
ghet  Ende  daer  na  pulver  va?*, 
mastieke  alst  genouch 
g  48c.  ghezoden  es  doettet  vanden  viere 
ende  doetter  in  terebenty  ne  1  ff",  ende 
altoes  roerende  tote  dat  cout  es  dyt 
tnlaesler  hout  altoes  in  ledere. 

Dese     wercke    van    desen 
plaesteren 

Men  >zal  weete?i  dat  dit  plaester 
es  goet  tallen  wonde?*  alsoe  wel 
ten  ouden  alze  ten  jonghen  ende 
boven  alle  dinghen  zo  es  zij  vagende 
ende  zuverende  ende  oeck  vleesch  te 
doene  wasse(n)  Ja  ende  meer  heelen 
in  eenre  weken  dan  alle  andere 
medicine?i  in  eenre  maent  Ja  ende 
sij  en  laet  gheen  quaet  vleesch  in 
wonden  wassen  ende  zij  is  goet 
den  zenuwen  dye  ontcrow.pen  sijn 
oft  ghesneden  zijn  in  wonden  in 
sweeren  ende  zij  trect  alle  maniere 
van  scutte  Ja  op  dat  weder  keren 
mach  ten  gate  dart  inne  gescoten 
g  43d.  was  Ende  zij  es  oeck  goet  op 
steden  van  gevenijnden  beten  en  zij 
trecken  tfenijn  ute  Ende  zij  rijpt 
zeere  alle  alle  manyeren  van  zwee- 
ren  ende  heelt  zonder  wyeken.  Ende 
zij  es  oec  goet  tegen  cancker  ende 
fistele  ende  mormalen  ende  alle  ma- 
nieren van  quaden  zeeren  ende  zwe- 
ren ende  sij  es  alte  goet  op  sweeren 
ende  clieren  die  wassen  in  den  hals 
want  zij  scoertse  ende  heeltse  ende 
zij  es  goet  op  dye  sweeren  die  wast 
andye  levere  ende  ane  dye  mylte 
ende  onder  dye  rebben  Ja  op  dat 
mense  int  dierste  dair  op  plaesters 
(l.  plaestert)  bedij  zij  trecken  buten 
int  vleesch  ende  scoertse  ende 
heelse  ende  dat  so  orcont  een 
dye  meester  was  dat  hyse  lede  op 
een  hovet  dat  op  gheblasen  was 
ende  dye  zieke  genas  Sy  es  goet 
op  spenen  ende  alse  dye  meesters 
dye   warheyt  willen  beliën  soe  es 


zij  meer  orberlec  dannc  eene  g  49a. 
mensche  mach  begripen  want  zij 
es  ongebrechlec  ende  hare  wercken 
sijn  ghewarich  vanden  namen  dat 
mense  heet  gracia  dey  ende  der 
heylicheden. 

( Volgt  een  opsomming  van  de 
medicinale  gewichten  en  de  daarvoor 
gebruikelijke  teekens.  Tevens  een 
grove  schets  van  een  weegschaal)  GJ 


Hier    begint    die    talie    vanden  b  123a 
andren  boeke  ende  sprect  vanden 
ogen  ende  heeft  in  .25.  capitelen 

1.  Ierst  hoe  die  ogen  geformertsiin 

2.  van  ongemaken  in  die  oge?j 
ende  hoe  datsi  comen 

3  vander  minster  optalmen  van 
driën 

4.  vander  ander  optalmen  die 
sterkere  es 

5.  vander  meester  optal.  ende  van 
misseliken  ziecheiden  die  van  op- 
talme?i  comen 

6.  van  puuste?t  in  dogen  ende 
wat  dat  ungula  heet 

7.  van  ere  smetten  dat  pannus 
heet 

8.  van  hoe  vele  ma?iieren  van 
tekenen  siin  van  desen  smetten 

9.  vander  ierster  die  verbaert 
als  .1.  zant. 

10.  vander  andere  die  verbaert 
als  .1.  vischscelle 

11.  vander  derder  die  verbaert 
als  .1.  vlocke  snees 

12.  vander  vierder  smetten  die 
al  doge  bedect 

13.  van  doeken  of  van  nagelen 

14.  Eene  ander  maniere  va?» 
doeken  of  na.  die  bruu?i  sijn 

15.  va?i  poe?itkine?i  die  onder- 
wilen  gevalle?i  in  ogen 

16.  van  scorftheit  ende  rootheif 
ende  van  joocte?i  i?i  doge?i 

17.  van  seebel  in  die  ogen 


71 


18.  van      tranende?!      ogen      of 
lopende?! 

19.  van  leepen  ogenoftervenden 
die  leden 

20.  van   blauwe?z  ogen  gevallen 
of  gewe?-pen  (sic)  etc. 

21.  van    .4.    karacte?!   die    men 
mach  genesen 

22.  van  3.  karacten  die  me?!nie£ 
en  mach  genesen 

23.  van  wonden  in  die  ogen 

24.  van  fistelen  onder  die  ogen 

25.  van    noli     me     tangere    int 
anscijn  of  an  de  lippen  '). 


G  49b 


ier  begint  die  ander  per- 
tie  van  den  boeke  int 
welke  me?!  sal  leren 
vanden  ogen  ende  van 
haren  ziecheiden  te  cureernen 
(l.  cureerne)  also  alse  meester  jan 
yperma?!    raet  2).     Nu    verstaet 


vanden  ogen  hoe  dat  si  gewrocht 
siin.  Die  oge  es  gemaect 

bina  als  een  pijnappel,  achter  b  123b 
scarp  ende  voren  .1.  luttel  blonc  ende 
slecht  ende  in  die  middewert  rond 
omme  te  bat  tontfane  sine  geesten, 
ende  ane  dechterste  ende  ene 
zenuwe  die  hol  es  entie  gaet  in 
die  herssene?!.  dore  dwelke  die  zien- 
de geeste?!  gae?i.  ende  alsi  bestopt 
es  va?i  humoren  so  es  die  mensce 
blint  met  sconen  ogen.  Int  hole 
vanden  ogen  es  .1.  claer  waterkiin 
puur  datmen  hu??zore?i  heet  va?!  f 
eiken  belemmertheide?!.  dwelke 
o?!tfange£  die  lucht  va?!  buten  dore 
.3.  hude  die  siin  zere  claer.  Dierste 
heet  uvea  die  naest  es  den  water- 
kine.  dandere  heet  cristaline.  die 
uterste  heet  cornea.  Die  inreste  es 
gelijc  enen  peulekine  daer  tsteen- 
kiin  van  .1.  rosinen  in  es  gewim- 
pelt.    dats    i?!    latine    uva    passa. 


e  49b      l)    1.  Hier  beghint  dye  bouck  van  den  oghen  Ende  ten  yersten  wat  dat  doghe 
es  ende  dye  sceppenesse  hoe  dat  zij  gemaect  es  ende  van  wat  naturen  dat  zij  es. 
hoe  vele  siecheden  dat  comew  indie  oghen  ende  hoe  dat  optalmen  toe  coemen 
vanden  welken  toe  comew  zijn  drie  manieren 

2  vander  ander  optalmen 

3  vanden  derder  optalmen 

4  van  dat  in  latine  heet  pannys  op  doghen 

5  van  puustkine  ende  wit(?)kine 
G  49c      7  vander  yerster  smitten 

8  vander  ander  smetten 

9  vander  derden  smetten  dye  comt  van  melancoliën 

10  vanden  poyntkinen 

11  vanden  rooden  oghen 

12  vanden  scorfden  oghen 

13  van  datmen  heet  zebel 

14  vanden  lopende  oghen  oft  tranen 

15  van  oghen  die  gelopen  sijn  oft  terven 

16  vanden  blauwen  oghen. 

17  van  .4.  tracten  diemen  genesen  mach 

18  vanden  .4.  diemen  niet  genesen  mach 

19  vanden  wonden  in  doghen. 

20  vanden  fistele  in  dye  stertte 

vande  oghen  ende  welke  hem  verbaert  onder  tyden  int  daenzichte  onder  tiden 
bynnen  den  belokenen  vanden  oghen  ende  wat  hier  af  ghesciet  es  vroede  meesters 
Hier  beghint  dye  bouc  van  den  oghen 
INu  zalmen  verstaen  hoe  (dat}  oghe  ghescapen  es. 
")  Het  boek  „van  den  ogen"  ontbreekt  in  C  en  L. 


72 


g  60a  die  middelste  es  geheten  cerstael  ') 
om  datsi  gelikt  den  cristale.  die 
uterste  es  geheten  hore?i  om  dat 
si  es  claer  ende  gelijc  den  hoorne 
dat  si  gelei .  .  ent  (?)  als  1.  horen 
ende  buget  dies  gelike.  Dese  sim  lig- 
gende deen  an  dandere  dore  de- 
welke die  lucht  gaet  int  vorseide 
waterkiin.  ende  daerna  ontfange£ 
dat  lucht  die  zenewen  die  intscarpe 
vanden  ogen  hout  vaste  an  elke 
huut  die  es  vanden  zenewen  die 
ten  ende  siin  van  den  oge  diere 
heet  ene  sclirotica  die  comt  van 
dura  mater,  ende  dandere  heet 
secondina  entie  comt  van  pia 
mater.  €J  Dese  .2.  huden  beluken 
de  swbstancie  vanden  ogen.  bi  hem 
leiden ;)  die  ene  van  binnen  den 
vorseiden  waterkine  ende  dandere 
van  buten  tfleesch.  d welke  heet 
dwitte    vanden    ogen    daer    inne 

G  60b  lopen  arteriën.  adren  die  voetsel 
bringen  den  ogen.  Ende  daer  es 
ene  andre  huut  dat  dnetkiin  heet  dat 
comt  ende  wast  van  pia  mater,  ende 
dwitte  van  den  ogen  dats  al 
v(£)eeschachtech  binnen  dat  beslo- 
ten heeft  dwaterkiin  bi  hem.  Mer 
daer  siin  tusscen  .2.  meer  huden 
dan  ene  als  u  hierna  geseit  wert. 
die  welke  huden  ontdoen  ende  luken 
het  ontdoet  alst  o?itfaen  heeft.     .     . 

:1)  die 

vorseide  holle  zenuwen  sijn  van 
hem  .3.  gemaect  bi  natnren  als  u 
vorleert  es  van  dura  mater  ende 
van  pia  mater  ende  vanden  netkine 
die  siin  gebinde  vanden  herssenen 
die  welke  versceeden  die  substantie 
van  den  herssenen.  Waerbi  dat 
men  ziet  menech  werf  dat  .1.  mensce 


es  ziec  int  vorhooft  ende  eldre 
niet.  dat  doet  dnetkijn  dat  dore- 
loopt 

die  herssenen.  Ende  verstaet  wel  B  123« 
dat  en  es  niet  dura  mater  no  pia 
mater.  Ende  eddus  siet  men  dicken 
dat  .1.  mensce  ziec  esindene  stede  g  öoc 
vanden  hoofde  ende  'm  dandere 
niet.  Ende  tusscen  den  huworen 
dat  te  voren  es  geheten  waterkijn 
enten  vleesce  es  .1.  rinc.  die  rinc 
tusscen  vlesche  enter  ziene  daer 
die  heet  de  huut  daer  des  menscen 
varwe  in  leit.  onderwilen  grau. 
onderwilen  scier  onderwilen  bruun. 
ende  menge/tieren.  entie  heet  glas. 
Dese  stede  bescerme^  dbloet  dat 
niet  ten  vleescen  steden  en  mach 
lopen  no  ter  ziene  bi  natnren.Mer 
bi  andren  ongevalle  alse  bi  slagen 
of  dies  gelike.  of  bi  vervulten  van 
naturen  de  welke  bi  reumen  natnre 
daer  sendet  ende  dan  comen  daeraf 
sware  ziecheiden.  <I  In  den  rinc 
es  noch  .1.  ander  huut  die  heet 
aranea  in  latine.  in  dietsch  coppen- 
gespin.  ende  dats  dunne  ende  snbtijl. 
ende  dits  vast  ant  netkiin  dat  in 
die  ziene  es.  dat  wel  stare  es  hoe 
snbtijl  dat  es.  ende  heeft  die  oge 
al  omme  bewimpelt  sonder  vore 
die  zie.  Nature  heeft  gemaect  ene  g  BOd 
sonderlinge  huut  die  dect  ende  bint 
al  die  oge  sonder  allene  vore  die 
zie.  ende  dats  die  uterste  huut 
ende  heet  coniunctiva.  dat  alle  dan- 
dere te  gadere  hout  gevoecht. 
deckende  dese  die  ziene.  so  werde  f 
den  oge  appel ')  dat  es  dat  brune 
dat  ront  es  datter  geen  licht  in 
soude  mogen  comen.  Mer  si  es  an 
die  .3.  vast  die  siin  dat  men  weren 


')  G:  cristaline  2)  1:  lieden.  G:  bij  hem  zelvew 

')  In   B  een  hiaat   van  ongeveer  een  regel.  In  G  is  „laet  gaen"  ingevuld, 

aldus:  alse  het  ontf'aen  heeft  laet  gaen.  die  vorseyde  holle  zenuwe  zijn 

*)  appel  in  margine,  met  een  andere  hand  geschreven. 


73 


vore  dwaterkiin.  dewelke  alle  .3. 
sere  claer  ende  suver  siin  bi  naturen. 
Die  zenewe  die  es  ant  rechter  ende 
vanden  rechten,  oge  ende  vande?i 
luchte?*e  die  en  siin  niet  vanden 
zenewen  die  behoren  ten  gemeine?^ 
lichame.  want  si  wassen  uten  hers- 
senen  van  voren  met  .2.  andren 
zenewen  die  gaen  ten  nese  omme 
tontfane  die  roke.  si  siin  gescepen 
ten  ende  alse  .2.  wortekine  van 
vrouwen  borsten.  Mer  die  ten  ogen 

g  5ia.  behoren  die  helsen  manlijc  andren 
in  die  herssenen  ende  dbeen  ').  ende 
dat  heeft  natnre  gedaen  om  een 
nuttelijc  profijt  den  gemeinen  crea- 
turen. Want  als  me»  niet  en  mach 
zien  met  .1.  oge  ende  men  ziet 
meiten  andere,  so  sent  natwre  te 
dien  haer  beider  werc  also  aris- 
totilis  seit.  datmen  verliest  in  .1. 
oge  of  in  .1.<  ander  led.  dat  dobbe- 
leert  int  dandere.  Ende  men  maecht 
zien  alse  in  ene  oge  es  limpinositas. 
dat  in  vlaemsche  heet  drope.  dat 
stect  die  reume  uten  herssenen  ten 
ogen  onderwilen  ten  enen  onder- 
wilen  ten  beiden  ogen.  Mer  stect 
sijt  ten 

b  i23d.  enen.  men  ziet  dat  onderwile?z 
comt  ten  andren  emmer,  ende  dats 

G  5ib.  om  dat  die  zenewen  hebben  manlijc 
andre7ï  gehelst.  als  gi  gehort  hebt 
€J  Voort  verstaet  die  doge£  vander 
helsingen.  Alse  .1.  oge  es  belem- 
mert dat  ander  ontfangetf  harer 
beider  geesten  om  te  sterker  te 
sine  in  haer  werc.  ende  dats  sonder 
dandere  te  quetsene.  Ende  als  .1. 
man  luuct  siin  .1.  oge.  so  ontfaet 
die    opene   harer   beider    geesten 


sonder  dandere  te  quetsene.  Noch 
.1.  ander  so  es  die  helsinge.  Alse 
.1.  me?isce  ziet  met  beiden  ogen 
.1.  dinc.  so  ziet  hi  dat  nes  maer 
.1.  dinc.  Ende  verstect  hi  met 
sinen  vingere  deen  oge.  so  dunckter 
he7?2  .2.  of  meer.  dats  om  dat  hi 
dan  luuct  .1.  luttel  te  ziene  optie 
zenewe  van  den  oge2).  ende  dan 
mogen  niet  die  geesten  hebben 
haren  natnrliken  ganc.  Dits  ge- 
sproken vanden  ogen  bi  naturen 
daer  die  oge  gesont  es 

Cap.  2. 

t|  Nu  suldi  v(er)stae(n)  va(n)  o(n)ge-  G  5ic. 
make(n)  in  die  ogeiji)  en(de) 
hoe  dat  si  comen  3). 

Vele  ziecheiden  comen  in  die 
ogen  bi  natnren.  ende  bi  ve?-vulten4) 
van  humoren  entie  comen  onder- 
wilen va?i  buten  ende  onderwilen 
van  binnen.  Van  buten  alse  van 
hitten  vander  lucht,  ende  van  cou- 
der  lucht,  van  zande.  van  rooke. 
van  winde  ende  desgelike.  Van 
binnen  alse  van  qitader  complexiën 
van  humoren,  va»  buten  te  slane. 
of  te  wandelne  metten  genen  die 
zeer  ogen  hebben  dat  .1.  smettende 
ziecheit  es.  <I  Het  siin  vele  ziec- 
heiden in  die  ogen'  ende  omtrent 
die  ogen  alse  optalnien.  puustkine. 
smetkine.  rode  plexkine.  witkine. 
joocte.  scorfthezt.  sebel.  nagle.  tra- 
ninge  van  ogen.  cataracten.  sicoe7i. 
hespinge  vanden  ogenleden.  wan-  g  5id. 
kinge.  brauwen  te  wassene  inwert 
dewelke  altoes  prekele?-*.  fistelen  in 
die  sterte  vanden  ogen.  <I  Ende  noch 


')  G:  onder  tbeen  aldus:  schets. 

")  G:  omme  dat  hi  luucht  .1.  luttel  die  zie  ofte  die  zenuwe  vander  oghe 

3)  G:   Nu  zelen   wij   spreken   van  zeeren   oghen   oft  van  mysseliken  ziecheden 

die    comen   indie    oghe    onder    tyden.    Vele  ziecheden   comen   uten  oghen.  Ont- 

breeM  in  C  en  L.  4)  G:  verwyntheden. 


74 


siin  andere  ziecheiden  ondertiden. 
alse  gebrec  va?i  ziene  ende  menege 
andre  die  niet  en  mogen  siin  ge- 
nese?! bider  hulpen  vande?*  surgijn. 
[maer  nieeste?-s  van  medicine?i 
nioghen  daer  raet  toe  geven  G]. 
Biden  welke?!  ie  u  .1.  luttel  sal 
geven  vanden  genen  die  me?i  ge- 
nesen  mach  of  geven  .1.  luttel 
reniediën.  ende  sal  u  ierst  leeren 
vander  optalme?!.  dat  siin  swermgen 
in  dogen.  vande?i  welken  siin  .3. 
ma?iiere«.  die  minste,  die  starke. 
ende  die  alderstarcste  of  die 
meeste. 

Cap.  3. 

<§  Vand(er)  mi(n)st(er)  optalme(n) 
entte  c(ur)e  d{er)  iege(n)  '). 

Die  [lichte  oft  dye  G]  minste 
optalme  dat  es  alse  die  oge  es 
root  [ende  hitte  hebbende  G]  ende 
heeft  .1.  luttel 
b  124a.  steecten  [dair  in  G]  ende  en  gene 
g  52a.  swillinge  2)  en  si  zere  cleine.  entie 
comt  van  buten,  alse  van  warmen 
winde  of  van  couden.  of  van  roke 
of  van  zande.  of  van  wakene  of 
van  pinen.  ende  die  eure  es  licht. 
«I  Of  die  sake  si  alsulc  als  ie  geseit 
hebbe  dat  mogedi  kennen  bider 
hitten.  rootheide?!.  sinerte.  Dese 
mogedi  genese?*  mepten  witte  van 
den  eye  cort  geslagen  allene  ende 
gescuurat.  Dat  clare  droppel  in 
die  oge?i.  [aldus  met  eene?i  lepel- 
kine  ofte  met  enen  instrnmente 
dair  toe  gemaect  aldus  gescapen: 
schets,  G]  entie  zieke  sal  liggen 
over  sinen  rugge  me£te?i  ansichte 
opwert.  Dits  ene  goede  colirie  ende 


zere  geprijst.  wa?it  si  es  sonder 
vrese  ende  si  blijft  lange  i?i  die 
ogen.  ende  si  vercoelt  ende  suvert  G  52b. 
ende  benemt  die  sweri?ige  vande?i 
oge?i.  ende  dit  doet  sine  limechede 
[ende  dair  orame  blivet  langhe  int 
doghe  G]  «I  Ende  of  die  optalme 
comt  va?i  ve?*coutheiden.  so  salme?i 
.1.  luttel  suvers  wiins  geven  te 
drinkene.  e?zdestove?i  in  watere  daer 
rosebladere  in  gesode?*  siin  ende 
camamille  ende  venigriec.  Ende 
en  hulpt  hem  dit  niet  so  doetse 
bloet  late?i  ter  hooftadren.  ende 
ydeltse  vaw  hare?i  humoren  die 
dat  doen.  Ende  werpt  in  die  ogen 
witte  colirie.  dewelke  u  wert  ge- 
leert  maken  hier  achter  in  de 
specie  vander  optalmen  hier  na. 

Cap.  4. 

<I   Vand(er)   and(er)   optalme(ri)  die 
starker  es 3). 

Starke  optalme?i  siin  zere  root. 
dwitte  entie  zie.  entie  adren  van 
den  witten  al  vol  bloets.  die  sterte 
vande?*  ogen  die  tranen  ende  heb- 
be?ï  grote  sweri?igen  ende  grote 
steecte?i.  ende  doen  die  oge  leden  g  52c. 
[te  gadere  G]  cleven.  ende  onder, 
wilen  hebben  [dese  liede  G]  cleine 
witte  plexkine  [indye  ziene  G]. 
In  die  g?'ote  so  en  blict4)  onder- 
tide?i  niet  die  ziene  sine  es  al 
verdect 5)  metten  [roetheden  oft  G] 
roden  humoren,  ende  hebbe?*  die 
oge??.  lede?!  ve?"terft.  ende  sterke 
sweringe.  ende  dese  siin  meest  mei 
puuste?!  ende  groet  blickende.  van- 
den [welken  G]  es  al  eens  die  eure 
van  allen  optaline??.   ü  Ende  dits 


')  G:  Die  clene  optalme.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

:)  G:  zweeringhe  3)  G:  Dander  die  sterkere  es.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

4)  G:  ende  dye  grote  optalme  sine  bluscht  s)  G:  albedect 


75 


dierste  cure  dat  men  weren  sal  die 
sweringe  alse  u  hierna  wert  geleert. 
Die  sweringe  .1.  deel  gesmiedt 
doeten  bloet  laten  ter  hooft  adren  in 
den  arm  in  die  selve  zide  alst  es  in 
.1.  oge  allene.  Mer  alst  es  in  beiden 
ogen  so  nemt  te  meer  bloets.  es  hi 
ionc.  Mer  es  hi  out  te  min.  q  ~Kn.de 
es  hi  jonc  doeten  venteusen  tusscen 

g  52d.  den  scoudren.  ende  dat  alse  de 
materie  es  van  bloede,  dat  gi  moget 
kennen  bi  der  groter  rootheiden. 
€J  Ende  es  die  materie  van  coleren 
so  kentse  bider  groter  sweringen 
ende  bider  cleinre  swillingen  ende 
bider  geluheit 
b  124b.  van  den  ogen.  ende  bider  luttel 
peidingen')  van  den  ogen.  ende 
doeten  mer  .1.  luttel  bloets  laten 
want  .1.  luttel  bloet  latens  [in 
coleren  G]  hulpt  wel.  Ende  pur- 
geertene  daerna  mei  geluwer  mira 
bolanen.  En  of  die  materie  es  van 
coleren  geminct  met  .1.  deel  gor- 
semer materiën  dat  dicken  gevalt, 
so  nes  geen  medicine  eist  .1.  deel 
veroudert  so  goet.  alse  rasis  pillen, 
die  men  heet  cocias  rasis.  €Jj  Dit 
es  dierste  dat  men  sculdech  es  te 
doene  in  die  ogen  jegen  grote 
sweringe.  Nemt  enen  doder  van 
.1.  eye.  ende  also  vele  oliën  van 
rosen.  ende  also  vele  vanden  sape 
van  verbena,  ende  ene  9  van  sof- 

g  53a.  frane.  ende  .1.  9  opië?i  ende  hieraf 
maect  .1.  plaester  altegader  ge- 
minct. ende  legget  optie  oge  ierst 
.1.  linen  cleet  ende  daerna  tplaester 
daer  op.  Ende  binnen  in  doge  so 
doet  witte  colirie  getempert  met 
wijfs  melke  die  .1.  meyskiin  zoget. 
dits  .1.  witte  colirie  dat  galienns 
hiet  die  grote  hulpe.  want  om 
wien  dat  gemaect  was  hi  wasser 


bi  genesen  te?'  ierster  werven  in 
te  doene  sonder  meer  toe  te  doene. 
ende  men  maecse  aldus  ff  Nemt 
cerusa  .3.  3.  dats  wit  van  spaengièn. 
dat  pulvert  wel  cleine  ende  sichtei 
dore  .1.  teems  ende  da?i  wrivet  met 
scone?i  wate?'e  op  enen  steen,  die 
su ver  es.  als  een  scrivein  wrivei 
sinen  varwe.  ende  latei  daer  op 
liggen.  10.  dage  wel  gedect  datter 
geen  zant  in  mach  vallen  no  on- 
suverheit.  daerna  so  ne??it  gomme 
van  arabië?i.  2.  3.  ende  .£.  ende 
laetse  liggen  in  sconen  watere  tote 
si  al  gesmolten  si.  ende  gietse  optie 
vorseide  ceruse  ende  minctse  wel.  g  53b. 
ende  alsi  es  als  deech  wel  geminct 
so  doeter  in  tpulver  van  dese?z 
dingen  also  cleine  gepulvert  als 
men  mach.  Nemt  amidtts  .3.  3.  sar- 
cocolle.  apie.  soffrae?i  elcs  tfieren- 
deel  van  ere  .3.  dit  mingei  al  te 
gadre  ende  maecter  af  cleine  pil- 
lekine  [alsoe  cleene  G]  alse  erweten. 
dese  drogei  wel  suverlike  ende 
bestaetse.  Ende  als  giere  met  we?\ke?i 
wilt.  dan  doet  ene  smelte?i  \n  wijfs 
melc  die  .1.  meyskiin  zoget  luttel 
dicke  geterapert  als  most.  ende 
doetse  den  zieken  in  dogen.  Ende 
doet  daarna  als  u  vorleert  es  mette?i 
plaestren  ligge?ide  daer  op  ver- 
nuwende.  2.  we?'f  sdages  tote  die 
oge  genesen  es.  dit  leerde  mester 
lancfranc  van  meylane?i. 
ü  Mer  meester  bevenoud  leert 
dit.  ende  ie  hebber  mede  gewracht 
ende  waer  vonde?i.   Ende  hi  wijst 

dat  men  make.  1.  cleine  pulver  b  i24c. 
van  sarcocollen.  ende  dat  wel  cleine  g  B3c. 
gesicht  dore  .1.  hooftcleet  .2.  vout 
of  .3.  of  dore  .l.sindael  ende  hier 
af  doet  in  doge  die?'e  ziec  es  .3.  we?'f 
des  dages.  entie  zieke  ligge  opwert 


G:  poedinghen 


76 


metten  ansichte  tote  dat  pulver 
wel  gesmolten  es.  Ende  legt  optie 
oge  .1.  plaester  van  stoppen  genet 
in  couden  borne.  dat  benemt  die 
sweringe  ende  doet  den  zieken 
rusten.  Dit  pulver  heet  godbene 
diende,  dit  visierde  bevenoud  son- 
der  bloet  laten,  ende  sonder  den 
zieke»  te  purgeerne  met  rnedicine?i. 
«I  Dyeta.  des  zieken  spise  sal  siin 
wellinge.  amandelen  melc.  moruwe 
eyeren.  gebraden  appelen,  rosiin. 
Ende  wachten  van  rentvlesce ')  ende 
van  alle?i  herden  vlesce  dat  node 
verteert,  ende  van  alre  scarper.spi 
sen.  alse  peper.  looc.  silte  mostaert. 
g  53d.  Ende  en  drinke  en  genen  wijn  hi 
en  si  zere  gebornt.  ende  wachten 
van  meede  ende  vajj  gecruudden 
biere  ende  van  clareyte.  Ende  alsi 
siin  opten  wech  van  genesene:  so 
geeft  hem  tetene  wermoes  van 
bornagiën  ende  van  beetcoolen  ende 
van  persine.  ende  gesoden  kiekine. 
ende  wederijn  vleesch  ende  swinen 
voeten  wel  gesoden  visch  gesoden 
plaetkine.  tongen  baerskine.  snoe- 
ken, blieken,  ende  des  gelike  cleine 
visscen  wel  gescelt.  Ende  wachten 
van  stupene  ,  ende  van  liggen  e 
over  die  oge.  ende  li gge  met  enen 
hogen  hooftende  ende  ruste  so 
hi  meest  mach  ende  houden  int 
donkere,  ende  en  sie  met  iegen 
dlicht. 

Cap.  5. 

<I  Vand(er)  starxst(er)  optalme(n)  of 

va{ri)  misselike{n)  zeicheiden  die 

va(n)  optalme(ii)  comen  *). 

Noch  seggen  some  auctoren  van 


vele  qnader  ziecheiden  in  die  ogen 
die  van  den  optalme?!  porrende  siin. 
alse  diegene  die  qnalike  genesen  g  64a. 
siin.  ende  dat  comt  bi  den  dullen 
meesters  die  altoes  doen  der  zeer- 
heiden meer  zeerheiden,  bi  dat  si 
hem  onderwinden  vanden  ogen 
ende  sine  weten  niet  wat  si  doen. 
ende  daer  bi  so  comt  dien  ogen 
toe  dat  si  werden  al  wit.  ende  heffen 
uten  oge  putten  ende  uten  ogeleden 
so  dat  die  zie  niet  en  siet.  Waer 
bi  dat  ie  segge  datter  geen  bate 
an  en  es.  want  sine  zien  niet.  no 
en  sullen  nemmermeer  zien  mogen. 
Ende  oec  siin  sulke  die  hem  so 
qnalike  wachten  van  etene  ende 
van  drinkene.  so  dat  bi  diere 
redenen  bliven  die  ogen  ewelike 
lopende,  waerbi  dat  &us  gedane 
comera  tote  uwer  curen.  so  nnrgeert 
hem  thooft 

met  deser  medicinen.  <J  Nemt  b  i24d. 
polipodium  esula.  mirabolani.  elx 
.1.  5.  mastic.  cubeben.  soffraen. 
spica  nardi.  neute  van  inde.  canele 
elx  .1.  3.  ende  met  melke  van 
sicamore  so  maecter  af  pillen,  ende  G  54b. 
geefter  af  den  zieken  jegen  dat  hi 
gedogen  mach.  dats  te  verstane 
nadat  hi  cracht  heeft.  Ende  gevet 
smorgens  ende  savons.  dyaoliba- 
num.  dwelke  staet  int  .3.  capittel 
vanden  cataracten.  Ende  doet  in 
doge  pulver  van  nabeten.  dwelke 
u  wert  geleert  wat  es.  Ende  vanden 
pulvere  alexandriin.  dat  u  oec  wert 
gewijst  wat  es.  Ende  doet  in  doge 
tote  dat  si  genesen  es.  Ende  hout 
wel  die  dyëten  alst  u  vorleert  es. 
[dats  watmen  eten  ende  drincken 
zal  altoes  G]. 


1)  G:  coyen  vleesche 

2)  G:  Noch  van  vele  quader  ziecheden.  Ontbreekt  in  C  en  L. 


77 


Cap.  6. 

•I   Van  puste(n)  i(n)  doge(n)  e(ndé) 
wit  dat  ungula  heet  in  latine  '). 

Dicwile  gevalt  dat  die  sweringe?i 
van  optalmen  niet  en  geliggen  *). 
dat  comt  bi  dat  in  die  ogen  siin 
puuste?i  entie  siin  daer  in  ge  wasser?. 
Eer  ghi  enech  van  desen  remediëri 
in    doet.    dats    eer    dat    si    tot    u 

g  bic.  qnamen 3).  eist  also.  so  doet  dit 
maken  ene  colirie  van  wieroke 
aldus.  €J  Nemt  wit  wierooc  wel  su- 
ver  .10.  penninc  wegens,  antiuraom. 
sarcocolle  elx  tgewichte  va?i  .5. 
penningen,  dit  minct  met  musilla- 
ginen  van  venigrieke  ende  maecter 
af  pillen  entie  droget  ende  besteedse 
m  droger  steden.  Ende  als  giere 
met  werken  wilt.  so  nemt  .1.  pille 
ende  tempertee  met  mussillaginen 
van  venigrieke.  ende  maect  .1. 
lanc  wiexkijn  van  catoene  ende 
inakei  daer  met  dore 4)  nat.  ende  dat 
bindei  optie  oge.  ende  dat  vermaect 
.3.  werf  onder  dach  ende  nacht 
ende  dat  doet  so  lange  dat  die 
plaestren  werden  be-ettert.  entie 
sweringe  si  welna  te  nieute. 
ende  daerna  so  legter  in  dese  colirie 
die  maect  men  dus.  ff  Nemt  ge- 
bernt   lood   te  pnlvere.  antimonie. 

g  54d.  tuchie  gedwegen.  gebernt  coper. 
gomme  vara  arabiëri.  dragant. 
elcs  .8.  penninc  wegens,  apii.  enen 
helliric  wegens,  van  alle  desen 
make  wel  cleine  pulver  ende  maec- 
ter af  pillen  met  vegen  watere.  of 
mei   lood  watere   dat  suver  es.  of 


met  rosé  watre  dese  besteedt 
droge  5).  Ende  als  giere  met  werken 
wilt  so  te?npert  ene  van  desen 
pillen  metten  vorseiden  watere 6). 
ende  daerin  so  net  .1.  piaster  van 
catoene  ende  iegget  optie  oge.  Want 
dese  colirie  heilt  ende  doet  [hert  G] 
tfleesch  wassen.  Ende  wert  dat 
achter  tgenesen  bleve  enech  witte, 
so  legter  in  dit.  dat  in  latine  heet  1f 
macula. 

Mer  sulke  seggen  smette  allene.  b  125a. 
dat  siin  witte  poentkine 7)  in  die 
zie.  entie  comen  meest  van  ouden 
optalmen  ten  welke?!,  es  goet  witte 
colirie.  ja  die  vorseide.  Ende  so  es 
oec  dese  colirie  renes  dewelke  gi  g  55a. 
maect  aldus.  <I  Nemt  epatic.  aloës. 
soffraevi  elx  tgewichte  van  .8. 
permingen,  gebernt  coper.  ge- 
dwegen. gomme  van  arabiën.  opii 8). 
elx  tge wicht  van  .16.  penninge?i. 
mirre  van  .12.  penningen,  wierooc 
van  .8.  penningen,  dit  stampt  al 
wel  te  gadere  ende  maecter  af 
cleine  pulver  ende  minget  met 
zoeten  wine.  ende  maecter  af  ene 
colirie.  dese  siin  goet  beide  te 
gadere  geminct  omme  nuwen  smet- 
ten mede  af  te  doene. 

Cap.  7. 

<I   Vand{er)  smette{n)  die  pa(n)n(us) 

heet  en(de)  benemt  al  die  lucht 9) 

vande(n)  ogen  ,0). 

Ene  ander  smette  comt  onder- 
tiden  op  die  ogen  diemen  in  latine 
heet  pannws  in  dietsche  cleet.  Dese 


*)  G:  Van  puystkine  die  wassen  en  doghen  van  opta(Z)men.  Ontbreekt  in  Gen  L. 

2)  G:  gheliket  3)  G:  eer  dat  ghire  toe  quaemt 

4)  G:  doghe 

B)  G:  dese  droegt  ende  danne  besteetse 

6)  G:  den  vorseiden  pillen  metten  watere 

7)  G:  puystkine  s)  G:  apie  9)  l:  licht. 

10)  G:  Dat  men  heet  pannis  in  latijn.  Ontbreekt  in  C  en  L. 


verdect  die  zie  in  die  oge  so  dat 
g  65b.  men  niet  wel  zien  en  mach  ende 
onderwilen  en  ziet  hi  niet.  Waerbi 
het  eomt  dat  sal  ie  u  seggen  .1. 
deel  in  dit  capittel.  Talder  ierst  es 
bi  qwalike  te  wachtene  die  ogen. 
dander  bi  vele  sweringen  comende 
in  thooft.  bi  welke?i  comen  emi- 
gramen  ' )  entie  daelt  in  den  slaep 
vanden  hoofde,  ende  in  die  oge- 
brauwen.  ende  doet  die  adre»  entie 
arteriën  vanden  slape  slaen  ende 
swere?i 2).  biden  welke?2  die  ogen 
verstorberen 3).  bide?i  welken  dat 
die  smetten  wassen  ende  verbliken 
hem  menegertieren. 

Cap.  8. 

€fl  Hoe  vele  ma(n)iere{n)  va(?i)  dese(n) 
smette(n)  e(nde)  tekene(n) 4). 

Dierste  smette  die  verbaert  hare 
als  .1.  clein  ront  sandekiin  optie 
zie.  ende  dat  doet  vervulte  van 
bloede  dat  loopt  ten  ogen  met 
sweringen  geminct.  Dandre  ver- 
licht5) hare  optie  zie  alse  .1.  scelle 
G  55c.  van  enen  vissche.  die  derde  ver- 
blict  hare'  an  deen  zide  vanden 
oge  alst  ware  ene  vlocke  snees 
verdrinkende  int  water.  Die  vierde 
es  alse  hem  al  die  oge  verblijct 
wit.  so  dat  men  niet  en  mach  gesien 
vander  zie.  dwelke  es  swert  bi 
naturen.  Nu  wetti  hoe  die  smetten 
comen  in  die  ogen.  ende  in  hoe 
meneger  manieren  die  zie  si  besmet 
es  geseit  in  groeten.  Nu  willic 
spreken  bescedenlike  van  elke?i 
sonderlinge. 


Cap.  9. 

€fl  Vand(er)  ierst(er)  smette(n)  die 

ha(re)  v(er)baeri  alse  .1.  cleine 

sandekij(n) 6). 

Dierste  smette  die  haer  verbaert 
alse  .1.  cleine  sandekijn.  die  en 
geneest 

niet  met  medicinen  die  ter  ca-  b  125b. 
meren  doen  gaen  no  met  pulvere. 
no  met  coliriën  [no  met  syrope  G]. 
no  met  latuariën  no  met  branden, 
want  dit  soude  hem  al  deren,  mer 
doet  hem  dese  cure.  C|  Nemt  .40. 
wel  moruwe  croppen  van  bramen 
ende  stampse  al  te  sticken  wel 
cleine.  ende  .2.  'vè.  goets  wits  wijns.  G  55d. 
ende  doet  dese  .2.  tegadere  in  enen 
nuwen  pot.  ende  met  hem  leiden 
(d.i.  lieden)  ene  hantvol  rute  bladren. 
ende  alabauster  .\.  'ft',  dats  .1. 
steen  ende  venkel  saet  ,\.  3.  ende 
olie  van  rose?i  .\.  ïè.,  datmen 
stampen  mach  dat  salmen  stampen 
te  gadere  ende  ziedent  in  wine 
alsoet  vorseit  es  'm  enen  nuwen 
pot  op  .1.  cranc  vier  tote  die  wiin 
bi  na  versoden  si.  ende  dan  hebt 
camomille  droge  of  groene  .4.  .5 
ende  daerna  alst  welna  versoden 
es.  so  doeter  in  camomil  bloemen 
wel  gestampt,  ende  nuwe  was. 
.1.  3.  ende  alst  wel  gemi?ict  es 
ende  .1.  luttel  gecoelt  so  doeter  in 
dwitte  van  .6.  eyeren.  ende  dit 
minge£  wel  tegadere.  ende  daerna 
so  ziet  dore  een  suver  linen  cleet. 
dat  daer  ute  comt  dats  precieuse 
zalve.  Ende  hier  met  so  suvert7) 
hem  tforhooft  enten  slaep  toten 
wintbrauwe?i     al     omme.     sonder  g  58a. 


l)  G:  epigmmew  2)  G:  zwellen  3)  G:  versterberen 

*)  G:  Vander  iersier  smetten  die  haer  verbaert.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

5)  G:  verblycht 

6)  G:  Dierste  smette  die  cuere  daer  af.  Ontbreekt  in  C  en   L. 

7)  G:  smeert 


79 


meer  toe  te  doene.  si  sal  genesen. 
q  Dese  ierste  specie  of  zalve  heeft 
vele  crachte?i.  want  si  geneest 
wonden  suverende  ende  heilende 
dappe?'like.  ende  verdrijft  die  swe- 
ringe.  Ende  hadde  enech  me?ische 
den  tantswe?'e.  of  int  tantvleesch 
zeerheit  smeert  hie?*e  he?n  met.  het 
gesmiedt  vorvoets.  Ende  hadde  .1. 
vrouwe  torcioen  ende  sweri?ige  in 
die  moede?',  ende  mense  hare  gave 
tetene  alse  ene  latuarie.  si  ware 
vorvoets  delivereert.  Ende  alse 
enech  me^sce  heeft  den  rede '). 
smert  hem  die  mage  entie  handew 
ende  die  voeten  entie  lendene?i. 
vorvoets  valt  sine  ziecheide.  Ende 
si  es  goet  iegen  alle  ziecheit  van- 
g  56b.  den  hooftswere  daer  met  gesmert 
dat  vorhooft  tote?i  wintbrauwen 
enten  slaep  so  sacht  die  swere. 

Cap.  10. 

€|  Vand{er)  and(er)  smetten  die  hare 
v(er)baert  alse  .1.  vischscelle  2). 

Dits  die  leringe  vander  smetten 
die  hare  verbaert  alse  .1.  scelle 
van  enen  vissche.  Ende  wert  si 
niet  genesen  met  deser  curen  die 
ie  u  nu  wise?i  sal  hierna  so  en  wert 
si  niet  genesen  met  geenre  cure?i. 
dats  om  dat  die  smette  es  verhardt 
ende  vervleescht  optie  zie.  Ende 
wildise  lichten  met  enen  hakelkine 
ende  sniden  met  enen  sceerse.  gi 
sout  snide?i  die  huut  die  men  heet 
die  horen- 
b  125c.  huut.  ende  dus  so  soudi  destruere?i 
g  56c.  al  die  ogen  wacht  u  hier  af  want 


dus  soudi  verliesen  uwen  goede?* 
name.  waerbi  ie  u  verbiede  die 
huut  aldns  af  te  doene  in  deser 
manieren.  «I  Maer  dits  die  gerechte 
cnre  van  deser  ander  smetten. 
Maect  ene??,  brant  in  den  slaep 
vande?i  hoofde,  dwelke  es  met  enen 
ronde?i  ysere  gemaect  alse  .1. 
erwete  cleine.  ende  dit  sal  me7i 
geloyen.  ende  men  sal  oec  hebbe?i 
.1.  ander  plat  yseren  instrume?it 
ende  saelt  leggen  op  die  huut  ende 
daer  dore  .1.  gaetkiin  daer  men 
dander  heete  yser  dore  sal  steken 
aldws 3).  Dese  brant  doet  smelten 
die  humoren  ende  doet  ve?*teren  die 
mate?ïe  daer  die  smette  af  wast. 
ende  en  laetse  niet  vervleeschen 
optie  zie.  Want  also  die  brant  uute 
trect  ende  verdrijft  ende  doet  smelten 
die  hu???oren.  also  ve?-teert  die  G  56d. 
smette  biden  brande  ende  verclaert 
die  oge  metter  medicinen  die  ie 
hier  toe  sal  sette?i.  Achter  den 
brant  so  doeter  dicke  pulver  in 
van  candite  dat  men  heet  pulver 
van  nabeet.  Ende  op  dander  side 
so  hebt  gereet  enen  sure?i  appel 
gebrade?i  die  pelle?* 4)  wel  gesuvert 
vanden  assce?i.  die  pelle?i  entie 
sluus  stampt  wel  met  den  witten 
va?i  den  eye  geminct  wel  slecht 
alse  ene  zalve.  Van  dese??  plaeste?*e 
legt  optie  oge.  ja  die  oge  geloken 
ende  dat  vermaect  .2.  we?-f  sdages. 
Altoes  ierst  gedaen  in  die  ogen 
van  desen  pulve?"e  vorseit.  ende 
dan  dat  plaeste?*  daer  op  gebonde?i 
sachtelike  met  enen  Ymen  clede. 
Aldns  so  suldi  die  smette  benemen5) 
in  dien  datse  nuwe  es. 


')  G:  coorts 

l)  G:  Vander  smetten  die  haer  verbaert.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

3)  In  G  ruwe  schets. 

4)  G:  scellen 

5)  G:  verdrivew 


80 


Cap.  11. 

«I    Vand(er)  derd(er)  smetteen)  die 

h(aer)  v(er)baert  als 

.1.  vlocke  sneus  '). 

g  57a.  Die  derde  smette  es  te  siene 
alse  .1.  vlocke  sneus  verdrinkende 
int  water,  daertoe  so  doet  alsoet 
vorseit  es  vanden  brande  in  de 
smette  die  haer  verbaert  als  .1. 
visch  scelle  leggende  in  doge  dat 
vorseide  also  gelike.  sonder  tpul- 
ver  vorseit  dat  seldi  mingen 
aldus.  Nemt  .1.  nuwe  erden  vat 
ende  doeter  in  hout  colen.  ende 
doetse  wel  bernen  ende  daerop 
bernt  .4.  5.  aloës  houts.  ende  dan 
hebt  een  suver  becke?i  ende  welvei 
opt  vier  so  dat  ontfange  al  den 
rooc  vanden  viere.  ende  daerna 
ne?nt  candijt  ende  pulveret  int  vor- 
seide becken  mei  enen  yseren 
mortier  stoc.  ende  maect  dat  pulver 
wel  cleine.   ende  wel   slecht,  ende 

G  57b.  dat  doet  in  doge  achter  den  brant 
als  u  vorleert  es  in  dander  smette 
ende  legter  op  tplaester  vande?i 
apple.  ende  doet  alsoet  vorleert  es 
in  dander.  ende  te  vermakene 

b  i25d.  .2.  werf  sdages  ende  bindei  [zoete- 
like  G].  Aldns  suldi  genesen  die 
derde  smette  bider  hulpen  Gods. 
<I  Nu  hoort  die  cracht  van  desen 
pulvere  dat  men  heet  nabeti.  dat  ge- 
maect  es  van  claren  candite  ende 
van  suveren  ende  dat  gepulvert. 
Ierst  eist  goet  met  af  te  doene 
dwitte  vanden  ogen  dat  ie  hier 
smette  heete.  Dander  het  gesmiedt 
die  sweringe.  Terde  het  drijft  wech 
die  sweringe.  Tfierde  het  verteert 
dwitte    entie    smette.    Tfijfte    het 


cemforteert  dogen  entie  zie  scarpei 2). 
Tseste  het  dwingei  die  tranen  op 
dat  si  comen  van  coude?i  humoren. 
Dus  seker  .1.  pulver  eist  tallen 
siecheiden  vande?ï  ogen.  ende  en 
mach  niet  deren  den  oge?i.  Het  g  57c. 
verdrijft  die  rootheit  owme  sin  e 
suver  hitte,  ende  verteert  dwitte 
van  siere  hartheide?i.  wa?*t  het 
smelt  ende  keert  m  watere.  ende 
verteert  al  dwitte  of  die  smette. 
ende  het  conforteert  want  esser 
enege  hitte  in  doge.  het  suvertse 
ende  claert  die  zie.  ende  maect 
levende  die  ziende  geesten.  Ende 
dat  seste  dwinct  die  tranen  op  dat 
si  siin  van  couden  humoren,  want 
sine  wermheide  tempert  die  coude 
humoren.  1c  hebbe  u  geleert  hoe 
gi  dit  pulver  sijt  sculdech  te  tem- 
perne  meiten  roke  van  houte  van 
aloës  omme  die  derde  smette  te 
genesene. 

Cap.   12. 

•I   Vand{er)    vierd(er)  smette(n)   die 
al  doge  heeft  bedect :!). 

Die  vierde  smette  die  al  doge  g  57d. 
heeft  bedect  so  datme?i  niet  en 
mach  gesien  ende  al  die  zie  es 
wit  ende  dat  rechte  witte  es  root- 
achtech.  enten  zieken  dunct  aldie 
werelt  wit  wese?i.  <I  Doet  hem 
dese  cnre.  Maect  hem  brande  in 
dat  moruwe  vanden  hoofde,  dats 
in  den  slaep.  Ende  daerna  nemt 
dwitte  van  ,12.  eyeren  in  ene 
suvere  scotele.  ende  dat  slaet  so  G  58a. 
lange  met  enen  gespletene»  stocke4). 
so  dat  al  wert  scumende.  Ende  alst 
.1.  stuc  sal  hebbe?i  gestaen  so  saelt 


')  G:  Vander  derder  smette  die  cuere  daer  af.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

2)  l:  scarpet  die  zie. 

3)  G:  vander  4'!r  smetten.  Ontbreekt  in  C  en  L.  A)  Grove  schets  in  G. 


81 


onder  siin  cort  water,  ende  daer  in 
so  net  .1.  plaester  van  catone  ende 
dat  legt  optie  oge.  ende  emmer  die 
oge  geloken,  ende  vernuwende  onder 
dach  ende  nacht  .20.  werf.  ende  dit 
doet  tote  die  zieke  genesen  si. 
Aldws  seldi  genesen  die  .4.  ma- 
wieren,  also  bevenoud  seit  niet 
anders  toe  te  doene. 

Cap.  13. 

•I  Dits  va(n)  doeke(n)  of  nagele(n) 

i(n)  latine  ungula  einde)  va(n) 

smetten  '). 

Doeken  of  nagelen  die  eomew  in 
dogen  die  siin  dus  gedaen.  ende 
van  dien  siin  .2.  manieren.  Doeken, 
die  siin  dunne  ende  wassen  uten 
sterten  vanden  ogen.  ende  heten 
in  latine  pannis 2).  entie  wassen 
alse  coppen  gespin.  Ende  die 
dickere  siin  ende  vleeschachteger 
die  heetmen 
b  126a.  gemeinlike  nagelen  in  latine 
g  58b.  ungula  die  men  genesen  mach  met 
desen  coliriën  ;i).  <I  Nemt  ematisten. 
gebernt  vitreoel  elx  tgewichte  van 
.6.  penningen,  gebernt  coper  tge- 
wichte van  .4  d. 4)  mirre.  soffrae?i. 
elx  tgewichte  van  .2.  d.  lanc  peper 
tgewichte  van  .1.  d.  wel  gepulvert 
altegadere  in  .1.  motalijn  mortier 
ende  wel  cleine  gesicht  ende  maecter 
af  pillen  met  goeden  ouden  wine. 
dese  [droghet  ende  G]  bestoet5). 
Ende  als  giere  mei  werken  wilt. 
so  tempert  ene  met  goede?i  claren 
ouden  wine.  dits  goet  in  doeke?i. 
<fl  Ende  te  nagelen  so  maect  dese 
colirie  die  sterker  es  ende  heet  die 
groene  colirie.   Nemt  groene  van 


spaengiën  dewelke  heet  verde  grise 
tgewichte  va?i  .3.  d.  gebernt 
vitreoel  tgewichte  van  .6.  d.  root 
arsenicum,  boraes  spume  vander 
zee  elx  tgewichte  van  .2.  d.  armo- 
niac  also  vele.  darmoniac  weyket  g  58c. 
met  zape  van  ruten.  en  mach  ment  "f 
niet  pulvere?i.  Ende  men  sal  al  die 
vorseide  dingen  pulveren  ende 
mingen  metten  zape  van  ruten. 
ende  maken  pillen  [ende  die  droget 
Gr].  Ende  als  giere  met  werken  wilt 
so  minge£  ene  [van  den  voir  seyden 
pillen  G]  met  ruten  zape  ende 
maecter  ave  coliriën.  In  dat  vor- 
seide rute  zap  moet  siin  rute  water 
gemaect  met  ere  clocken  also  men 
rosé  water  maect.  ende  hier  af  doet 
dicke?i  in  dogen.  Ende  alle  colirië?z 
willen  dicke  siin  alse  most.  Ende  of 
gi  den  nagel  niet  en  moge£afgedoe?i 
hiermee  so  doeten  af  aldus.  <I  Ghi 
sulte?z  lichten  met  enen  cleinen 
hake  also  cleine  als  ment  gemaken 
mach 6).  [ende  met  dustanerege 
eenre  naelden  machmen  oeck  hel-  G  58b. 
pen  lichten  ende  heet  eenen  dra- 
giner  naelde  ende  dye  steel  zal 
wesen  aldus  gedrayt  alse  hier 
(schets)  ende  lichtelike  af  ane 
deene  zide  G]  of  snidei  met  enen 
sceerse  7).  Ende  emmer  wachtu  dat 
gi  niet  te  diepe  en  snijdt  no  te  na 
den  sterte  vander  ogen.  Want 
sneedi  iet  vanden  vleesche  dat 
natnrlijc  es  in  den  steert  va?i  dei- 
ogen  die  oge  soude  hem  ewelike 
tranen  ende  lope?z.  tjj  Het  es  nutte- 
lijc  alle  ziecheiden  van  ogen.  dat 
men  purgiere  die  bernde  humoren. 
ende  so  eist  oec  bloet  laten.  Ende 
dat    hem    die   zieke    wachte    van 


1)  G:  Vanden  af  naghele.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

2)  l:  pannus  3)  G:  zalven 
4)  l:  penningen                *)  G:  besteedt 

6)  In  G  een  schets.  7)  In  G  nog  twee  grove  schetsen  van  messen. 


82 


alre  scarper  spise/i.  want  alle  ziec- 
heiden  corner  van  verberrenden 
bloede,  ende  dat  maken  die  scarpe 
g  59a.  spisen.  Ende  alse  die  nagelen  siin 
genesen  so  legter  op  tpulver  van- 
den candite.  of  enege  vanden 
vorseider  (l :  vorseiden)  coliriën  tot 
die  oge  genesen  si. 

Cap.  14. 

•I  Dits  va(n)   brune(n)   doeke{n)  of 

nagele{n)  e(nde)  come(n)  va(n) 

melancolië(n).  e{nde) 

genese(n)  cume  '). 

Ene  smette  comt  ondertiden  m 
die  zie  die  heet  die  horen  [huutG]. 
ende  si  es  swert  ende  bruunachtech. 
dats  .1.  teken  dat  si 

b  126b.  van  melancoliën  es.  ende  dan 
en  geneest  si  ter  avonturen  nera- 
mermeer.  Dwitte  dat  die  smette  J) 
veroudert,  pannis  dat  ie  daer  vore 
hebbe  gehete?*  doec  die  comt  van 
tayen  humoren  ende  daerin  werct 
als  u  vorleert  es.  Die  nagel  die 
comt  vanden  selve?*  humoren  daer 
die  doec  af  comt.  of  hi  comt  van- 
den optalmen.  dats  volmaecte  swe- 
ringe.   so   en  esser  gene  eure  toe 

g  5%.  te  doene.  want  hei  siin  liixeme?t. 
hei  en  es  no  pannis  no  ungula. 
Me?'  die  menege  hetent  doeken, 
hier  met  so  hout  u  gepayt  dese  werf. 
<I  Meester  bruun  leert  datmen  neme 
tsap  morwen  chele  dat  in  coorne 
staet  ende  dragee  rode  bloemen  in 
latine  heet  mense  papaver  rubeum. 
ende  wilde  carden  3).  in  latine  virga 
pastoris.  elx  van  dese?*  sapen  even 
vele.  Ende  doet  in  die  ogen.  dits 
goede  colirie  iegen  nuwe  doeken. 


Ende  so  es  oec  dit.  <$  Nemt  vilinge 
van  finen  copere.  ende  dat  te?npert 
met  sterken  witten  aysine.  ende 
latei  daer  in  liggen  .7.  dage  ter 
sonnen.  ende  droogei  wel.  Ende 
wildij t  starker  hebben,  so  nemt 
sarcocolle.  amidus.  candijt.  canfer. 
elx  even  vele  ende  maect  hier  af 
wel  snbtijl  pulver. 

Cap.  15. 

<I  Va(n)  poe(n)tkine(n)  die  gevalleen)  G  59c. 
va(n)  geslagenein)  oge{n)  hlau  4). 

Het  werde?*  poentkine  in  doge 
onderwile?*  van  datme?*  de?*  liede?* 
slaet  blauwe  ogen.  ende  dan  so 
bliven  daer  na  dat  si  siin  genesen 
onderwile?*  rode  poentkine.  of  bi 
sterken  optalmen.  of  bi  vervult- 
heiden  van  bloede,  bi  den  welken 
dat  ene 5)  nionde?*  vanden  adre?* 
ontdoen  ende  maken  poentkine  in 
doge?*  die  root  siin.  Ten  welke?* 
es  goet  dbloet  van  jongen  duven 
dat  me?*t  doet  drupen  al  heet  in 
die  ogen  uut  .1.  adren  die  es  onder 
den  vledric  ende  dat  doet  lopen 
met  ere  naelde?*.  Ende  oec  es  hem 
goet  dat  .1.  wijf  melke  in  siin  oge 
met  haren  borsten.  «I  Die  droocheide 
vanden  ogen  eomt  onderwilen  van 
joocten.  entie  geneest  meiten  witte 
van  eye  wel  cort  geslagen  ende 
dat  cortte  daer  'm  gedaen.  Ende  g  59d. 
men  genesei  oec  meiter  witter  co- 
lirie?* remes.  die  u  es  gelerei  maken 
hier  voren.  €J  Entie  joocte  geneest 
men  mei  aloës  epatic  gepulvert 
ende  dat  gedaen  in  .1.  cleine  sac- 
kelkiin  ende  geleit  in  witten  wine. 
ende  die  wiin  gedrupt  in  doge  mei 
enen  deinen  lepele. 


')  G:  Vander  smetten  in  doghe.  Ontbreekt  in  C  en  L. 
2)  G:  op  dye  scelle  3)  G:  coerden 

4)  G:  Vanden  puijsten  die  op  die  oghen  wassen.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

5)  G:  enege 


83 


Cap.  16. 

•I  Van  scorfde(n)  oge(n)  e(nde)  va(n) 

rootheide{n)  e(nde)  va(n)  joocten 

i(n)  doge{n)  '). 

Dits  van  scorftheiden  vanden 
ogen  dat  si  binnen  root  siin  ende 
zere  jooken.  ende 

b  126c  si  siin  .1.  luttel  geswollen  of  si 
siin  zere  root  entie  swillen  met 
groter  joecten  ende  lopen  ende 
joken2).  Ende  onderwile/i  cornet 
vanden  optalmen  vaw  den  oge 
appelen  die  gi  moge£  kennen  bi 
dat    dwitte   vanden   ogen   root   es 

G  60a.  so  dat  al  doge  verstormt.  «I  Dierste 
c^re  es  datmen  die  optalmen  ge- 
nesen  sal  mepten  coliriën  ende 
meiten  andren  werken  alst  vorseit 
es.  Ende  of  die  optalme  cleine  es 
mester  joocten  ende  met  der  scorft- 
heit.  so  mach  me?ise  hier  met  ge- 
nesen.  €J  Nemt  groene  coperroet 
ende  \egget  'm  witten  wine.  dat 
esser  goet  toe  doge  daer  met  ge- 
dwegen.  «I  Ende  en  helpt  dit  met. 
so  nemt  die  rode  colirie.  die  u 
voren  geleert  es.  Ende  en  helpt 
dit  niet.  so  nemt  die  groene  die 
starker  es.  ende  doeter  met  als  u 
vorleert  es. 

Cap.  17. 

€J  Dits  vande(n)  seebel  i{n) 
die  ogen  3). 

Seebel  dats  alse  die  adren  vander 

uterster  huut  die  men  heet  te  gader 

voegende,  entie  horen  huut  in  die 

g  60b.  vergaderinge  van  hem  beiden,  die 

werden  al  vol  bloets  ende  swillen 


so  datter  af  wast  die  nagel  [dye 
men  heet  in  latine  ungula  G]  ende 
die  doec.  [dat  pannis  heet  G]  Ten 
welken  [cueren  G]  es  goet  die  rode 
colirie  of  die  groene  vorleert.  Ende 
onderwilen  eist  noet  dat  men  die 
vorseide  adren  lichte  met  enen 
hake.  of  snijtse  4).  ende  daerna  ge- 
neest datter  blijft  mester  vorseider 
coliriën.  ij  Van  dat  die  zie  es  worden 
al  wit  so  en  makic  u  niet.  want 
het  ware  u  al  te  belemmerlijc.  ende 
te  lange  ene  cnre.  entie  meest 
faelgiert  in  die  beste  meesters  ende 
hier  omme  so  latict.  ende  en  wille 
u  niet  belemmeren  daer  met.  ende 
ga  voort  tere  ander  curen  ende 
ierst  vanden  ogen  die  tranen. 

Cap.  18. 

CJ   Va(n)   lope(n)de(n)   oge(n)  e(nde)  G  60c. 
w(aer)af  t(ra)ne(n)  come(n).  entie 
c{ur)e  d(ae)r  iegen5). 

Die  wille  leren  van  tranen  die 
comen  gelopen  ten  ogen  hi  hore 
ende  ontfhoude  die  leringe  vanden 
ouden  meesters  ende  namelike  van 
meester  brunen  van  legoburge?rs. 
die  ons  wijst  ende  leert  dat  .2. 
manieren  siin  v&n  tranen  die  ten 
ogen  comem  gelopen.  Vanden 
welken  .1.  maniere  es  die  comen 
vanden  adren  die  liggen  tusscen 
dat  herssenbecken  ende  dura  mater, 
die  niet  en  behoren  ter  .surgiën. 
Mer  ten  meesters  van  medicinen 
die  moger  raet  op  geven.  Ende 
dat  soude  siin  dat  si  die  propere 
humoren  souden  drogen  met  nur- 
gaciën.    bi    den    welken    die   zie 


J)  G:  Vanden  scorftheden  van  den  oghen.  Ontbreekt  in  C  en  L. 
")  In  G  schets  van  een  instrument,  zonder  nadere  beschrijving. 

3)  G:  Van  4  tracten  die  men  ghenesen  mach. 

4)  In  Gr  schetsen  van  een  mes  en  een  haak. 

5)  G :  Vanden  oghen  die  zeere  tranen  die  cuere  daer  af.  Ontbreekt  in  C  en  L. 


84 


daer  met  belet  wert.  ende  dat  met 
preparaciën  vore»,  ende  daerna  met 

G  eod.  medicinen  die  properlike  souden 
piwgierew 
i26d.  dio  huwiorew  daer  die  lopen  ')  af' 
comew  ten  ogen.  Ende  noch  siin 
andre  adren  die  siin  tusscen  .2. 
tafelen  die  daer  dragen  tfoetsel 
alsoe  het  vorseit  es  in  die  anothomie 
vanden  hoofde  int  proper  capittel 
int  begin  vanden  boeke.  dewelke 
ad  ren  vervullen  onderwilen  ende 
dan  so  steken  si  haer  vervulthert 
ute.  vanden  welken  het  es  die  raet 
alsoet  vorleert  es  vanden  andren 
adren  vorseit.  Dit  siin  die  adre?i 
die  van  binnen  comew.  Ende  dese 
mach  men  kennen  bi  dat  de  zie  2) 
vele  veselingen  gevoelt  el  niegren 
(l:  nigeren)  af.  sonder  dat  hi  dicken 
heeft  dien  reunie,  ende  dat  comt 
van  vervultheiden3).  Ende  alse  die 
tmne?i  comen  uten  adren  die  sijn 
buten  den  bene  int  vleesch.  dan 
gevoelt  die  zieke  veselinge  alse  of 

g  eia.  ene  amete  liepe  daer.  Ende  onder- 
wilen lopen  dogen  vern  dat  si 
hebben  in  doge  brauwen  crora- 
mende  inwert.  ende  prekeien  die 
lede  entie  oge  apple  so  dat  bi  wilen 
dogen  tranen.  <]J  Dits  die  cnre  daer 
iegen.  Trect  uut  die  haer  met  enen 
tanxkine 4)  ende  alser  nemmer  in 
en  prekele?ï.  so  en  selen  dogen 
ne?ttineer  lopen.  <J  Ende  alst  comt 
bi  den  adren  int  vleesch  die  ghi 
kent  bi  *den  vorseiden  tekene.  so 
maect  .1.  piaster  [van  den  witten 
G]  vanden  eye  ende  van  roden 
pulvere.  dat  geseit  es  int  capittel 
vanden  bloede  te  strenimene.  ende 
doeter  toe  .1.   luttel  bloemen  die 


cleeft  an  die  want s)  vander  molen, 
dit  tempert  al  te  gadere  also  dicke 
alse  zee?n.  ende  dan  spreiden  op 
.1.  linen  cleet  also  breet  al(s)  tfor- 
hooft  breet  es.  ja  gaende  van  der  g  eib. 
ere  oren  toter  andere,  ende  binde£ 
daer  op  [met  eenre  scroeden  G]  ende 
l&tet  also  liggen  .3  dage.  ende  also 
doet  van  den  vierden  dage  ten 
vierden  dage.  Ende  doet  in  die  oren 
spekels  van  gecuweden  comine. 
<I  Ende  en  genese^  hier  met  niet.  so 
maect  hem  in  den  pistel  vanden 
arme  .1.  brant  in  eiken  arm  op  dat 
es  in  beide?i  oge?i.  Ende  en  eist  mer 
in  deen  oge.  sone  maect  mer. 
.1.  brant  ane  die  selve  zide.  ende 
also  sal  men  doen  vanden  plaes- 
tere.  Eist  mer  deen  oge  sone 
sal  men  die  plaester  leggen  mer 
toter  helft  van  den  vorhoofde. 
<1I  Ende  en  helpt  dit  niet.  so  nemt 
ene  hantdwale  [oft  enen  hoeft- 
douck  G]  ende  wintse  omtrent  die 
kele.  ende  dwincter  dien  hals  entie 
kele  mede  so  vaste,  dat  die  adren 
die  siin  int  vorhooft  ende  in  den 
slaep  heffen  ende  verbliken.  Ende  G  6ic. 
dan  so  hebt  .1.  naelde  daer  in  si 
.1.  stare  gewast  ziden  draet fi). 
ende  stect  die  naelde 

onder  die  huut 7).  ende  wacht  wel  b  127a. 
dat  gi  met  en  wont  die  huut  van- 
der adren.  ende  haelt  die  naelde 
ute  op  dander  zide.  Dus  so  stect 
beide  dadren  die  siin  anden  slaep 
elc  .2.  werf.  so  dat  tusscen  elc  .2. 
steken  spacie  blive  va?i  .1.  vingere 
breet.  Ende  also  bestect  dadere 
die  es  in  de  middel  vanden  vor- 
hoofde. ende  laet  in  elke  stede 
steken  die?i  draet  so  la?ic  dat  gie?'e 


')  G:  lepe 

3)  G:  verwaechthedew  ofte  van  wachedew 

8)  G:  weech 

6)  In  G  ee»  eenvoudige  schets. 


*)  G :  zieke 

4)  In  G  een  schets. 

')  G:  adre 


85 


met  moget  vercnopen  die  adren 
alse  gi  wilt.  Ende  dan  snijt  dadren 
dwers  ontwee  met  enen  scerse x) 
ende  laetse  bloeden  also  vele  als 
gi  wilt.  Ende  dan  verbint  die  adren 

g  61  d.  metten  draden  diere  onder  siin 
laten  hangen  als  ie  u  vorleert 
nebbe.  Ende  legt  m  die  wonde 
wieken  van  stoppen  genet  int 
witte  vanden  eye.  ende  daer  boven 
plaestren  des  gelike  toten  derden 
dage.  ende  daerna  so  heilt  die 
wonde  also  men  heilt  andere 
wonden.  Ende  doet  die  drade  uut 
achter  die  .9.  dage.  Ende  aldns  sal 
hi  verliesen 2)  die  lopen  die  hem 
qnamen  in  dogen  op  dat  si  qnamen 
uten  adren  die  buten  [den  G]  bene 
[in  't  vleesch  G]  siin.  ü  Die  moruwe 
ogen  heeft  of  cranke  hi  wachtem 
hier  af.  want  dits  haer  contrarie 
also  avicenna  seit.  Dierste  es  vele 
te  sine  met  wiven.  ende  vele  te 
lesene  cleine  letteren.  Ende  te 
slapen  e  met  volle7i  buke  want  men 
sculdech  es  tontbeidene  tot  die 
spise  .1.  deel  gesniolte7i  es.  Ende 
dits  oec  goet  dien.  die  reumachtech 
siin    [ende   allen   dye    ghene   die 

g  62a.  crancke  ziene  hebben  ende  hen 
dye  te  vele  eten  ende  drincken 
ne  ware  tusschen  tween  G].  Ende 
hem  deert  den  vasten  lichaem. 
ende  alle  spisen  die  maken  gorsem 
bloet.  Ende  hem  deert  keren  ter 
kele?i.  Mer  het  hulpt  der  magen, 
want  in  tkeren  verroeren  die  ma- 
teriën  vanden  hoofde.  Ende  baden 
na  vervulthez't  deert  oec  den  ogen. 
ende  weenen.  ende  vele  bloet  laten. 
ende  sonderlinge  met  bussen.  Ende 
alle  spise  die  den  mont  deert  van- 


der magew.  die  deert  oec  den  ogen. 
Ende  gorsem  wiin.  ende  looc  ende 
enioen.  ende  poret  looc.  dille,  rode 
colen.  bonen,  erweten.  rooc.  wint. 
zant.  lange  te  ziene  op  cleine  dinc 
ende  vele  te  ziene  op  witte  dinge?i. 
Men  sal  zien  op  swerte  dingen. 
Ende  die  brande  die  ghi  maect  en 
draechse  niet  langer  open.  dan  tot 
.40.  dagen. 

Cap.  19. 

<I   Va(n)  leepe(n)  oge(n)  of 
t(er)ve(n)de(n) ;!). 

Het  comen  sulke  lieden  die  haer 
ogeleden  gelepen  of  ter  ven.  ende 
dat  comt  bi  dat  si  tranen  of  lopen,  g  62b. 
ende  dat  comt  biden  souten  hu- 
moren toe.  die  doge  leden  vlaen 
ende  ope?i  maken,  bi  den  welken 
datter  wast  wey  vleesch.  ende 
werden  die   oge   lede?i  ges  wollen. 

ff  Die  cure  daer  af  es  dat  ghi  b  127b. 
.1.  naelde  *)  stect  int  vleesch.  ja 
in  dat  wey  vleesch  so  sztbtijlijc  dat 
gi  niet  en  quetst  dat  nattcrlike  led. 
ende  snijdt  dat  vleesch  uut  met  al 
metier  naelde?i.  met  ere  vlieme?i 
of  met  enen  scerse  5).  Ende  daerna 
destrueert  dat  wey  vleesch  datter 
blijft,  ende  legt  vor  den  appel  va?i 
der  ogen  .1.  linen  cleet  genet  int 
witte  vande?i  eye.  so  dat  gene 
bitende  medicine  en  come  an  den  g  62c. 
appel.  CJ  Ende  sulke  liede  siin  die 
niet  en  souden  mogen  gedoge?z  dat 
gise  sneedt  dien  doet  dese  cnere 
mer  si  es  lanc.  Nemt  een  stoxkiin 
ende  duwe£  daer  met  dweers  onder 
doge  in  den  ogeput.  so  dat  dled 
omme  kere.  ende  dan  so  hebt  smout 


')  In  G-  eenvoudige  schets  van  een  mes.  ")  G:  genesen  van 

3)  G:  Van  Iepen  oghen  ende  tranenden  oghen.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

4)  In  G  een  schets. 

5)  G:  aldus  es  dye  vorme  der  tanghen  dus:  schets. 


86 


van  ganse??,  of  sal  gemine.  of  sal 
armoniac.  ende  daer  met  so  bestrïket 
dicke??  totc  .5.  werven  sdages.  ende 
dit  so  lange  dat  gnouch  es.  Aldws 
so  suldi  moge??  dat  wey  vleesch 
verteren.  Ende  altoes  so  dwaet 
daerna  die  lede  met  wate?-e  daer 
venkel  in  gesode?i  es.  ende  dat 
cout.  Ende  al  dat  gi  doet  m  dogen. 
dat  doeter  cout  in.  Ende  wat  gi 
in  die  oren  doet.  dat  wille??  dore?? 
heet  hebben  in  gedae??.  Want  si 
siin  zenuwech  ende  cnoesech. 
€J  Ende  alse  dogen  glepen  bi  won- 
den die  qnalike  geheilt  siin.  of  bi 
bescoudene  so  es  dit  die  cure 
aldws.  Nemt  .1.  scers  ende  snijt  die 
lijxeme  ute.  ende  dan  heilt  die 
wonde  also  u  vorleert  es.  Of  snijt 
.1.  wonde  onder  doge  lede??  dweers. 
g  62d.  ende  geneestse  metten  wieke??  die 
gi  legt  in  die  wonde.  Ende  haelt 
dan  die  lede??  opwert  mepten  drade?? 
die  gi  hebt  gesteken  dore  die  oge 
lede??.  ende  maecse  vaste  an  .1. 
scrode  die  gi  gebonden  hebt  om 
thooft.  Ende  heilt  die  wonde  met 
wijfs  melke  daer  gi  in  net  plaster- 
kine  dwelke  besmert  siin  met  zalven 
die  niet  en  dwinct.  ende  doet  dit 
tot  die  wo??de  genesen  es.  Ende 
sulke  siin  die  doge??  geleepe??  diet 
souden  [gherne  G]  gedoge??  om  dat 
haer  ogen  niet  soude??  glepe??.  Ende 
sulke  siin  die  liever  hadden  dat 
haer  ogen  noch  also  zere  glepede??. 

Cap.  20. 

<I    Van   blauwe(n)   oge(n)  geslage(n) 
of  gewerpe{n).  etc.  x). 

Alse  enen  mensce  geslagen  siin 

blauwe    oge??   so    es    goet  dat  hi 

bloet   late   ter  hooftadren  an   die 

g  63a.  zelve    zide.    Ende    legt    he?n   ierst 


daerop  dwit  van  de??  eye  niet  ge- 
slagen. Wantslaenbene?>?the???  vele 
van  siere  limecheiden  ende  va??siere 
coutheide??..  Ende  dae??na  legter  op 
sap  van  donde?'baert  .1.  cleet  daerin 
genet,   ende   dat   dicke??   ve?'maect 

f$  Ende  en  wilt  hier  met  niet  ver-  b  127c 
gae??.  so  ne?«t  nu  was  ende  minge£ 
met  comine  wel  gepulvert.  ende 
daer  af  so  maect  .1.  plate  die  gi 
dicken  selt  verwerme??  bi  den  viere. 
ende  also  warm  geleit  daerop  als 
die  zieke  mach  gedogen  over 
al  doge.  ja  doge  geloken.  Dit 
piaster  doet  spaerse??  dbloet  ende 
smelte?i.  €[  Maer  dits  ene  corte 
cue?-e.  Nernt  zepe  ende  mingter 
met  popelioen  elx  eve??  vele  hier 
mei  besmert  .1.  plaester  van 
stoppe??.  of  .1.  line??  cleet  also 
groet  alst  swert  es.  ende  legge£  G  63b. 
daerop  dit  sal  tswerte  verdriven. 
Mer  het  sal  die  stede  al  root  maken 
ende  verwermen.  Alse  gi  dit  siet 
so  nemt  laeu  water  ende  dwater 
doge  met.  ja  doge  geloken  dat 
vander  scarpheit  niet  en  come  in 
doge  vander  zepe??.  wa??t  het  soude 
ze?'e  biten  ende  dat  e??  ware  niet 
goet.  Ende  daerna  so  hebt  rose- 
water  ende-  wijfs  melc  geminct. 
ende  daer  in  so  net  .1.  die  plaester 
van  werke  of  .1.  line??  doec  daer 
in  genet,  ende  legget  optie  oge. 
dat  saelt  genesen  ende  sueten.  ende 
coelen  van  sie?*e  verscheit.  dits  die 
beste  raet  die  icker  op  can  geven. 

Cap.  21. 

€]J  Dits  va(n)  .4.  catracte{n)  i(n) 

doge\n)  die  me(n)  genese(n)  mach 

entie  bekennen  2). 

Wat  ma??iere??  va??  caracte??  dat 
men    genese??   mach    of  niet.    der 


')G:  Van  blaeuwen  oghen  ghesleghen.  Ontbreekt  in  C  en  L. 

'-)  G:  Vanden  4  catracten  diemen  ghewesen  mach  vore  die...(?)  Ontbreekt  in  CenL. 


87 


caracten  siin  .7.  manieren,  die  .4. 
machines  genesen  entie  .3.  niet. 
Menechwerf  comt  ene  ziecheit  in 
g  63c.  dogen  diemen  in  latine  heet  ca- 
racten.  in  dietsche  gelijc  ere  sluus. 
Ene  sluus  wert  dat  water,  dat  niet 
en  mach  lopen  daert  heeft  te  dalene. 
alse  vore  ene  watermolen  of  vore 
enen  vivere.  of  elder  daert  te  doene 
es.  Als  men  water  wilt  laten  gaen 
so  haelt  men  de  sluus  op.  ende 
dan  lopei  ute.  also  doet  hier  te 
f  bediedene.  Eist  dat  die  humoren 
dalen  dore  die  zenewen  die  an 
dogen  siin  vast  daer  die  ziende 
geesten  dore  gaen  tote  in  die 
herssenen.  ende  verstopt  die  zie. 
dat  siin  die  pupillen  dewelke 
humoren  siin.  also  daelt  dat  vor- 
seide  waterkiin  dat  natnrlijc  es  in 
die  ogen.  Ende  also  die  humore?i 
siin  gnouch  gewrongelt.  dats  hart 
ende  stijf  gnouch.  so  en  machmense 
f  met  gen  es  en  in  proeve?!  van  sur- 
giën.     Ende    men    machse    al&its 

g  63d.  proeven.  Luket  die  ene  oge  toe. 
ende  legt  uwen  dume  op  dander 
oge  led  ende  .1.  deel  vaste,  ende 
dan  o?itdoet  gereet.  eist  dat  water 
es  gesprait ' )  ende  weder  comt  van 
eiker  side  ende  weder  vergadert 
alsoet  te  voren  was  ende  dat  gereet. 
so  eist  curabel:  Ende  en  doet  so 
met.  so  neist  met  gnouch  gefor- 
meert.  ende  dan  so  en  doeter 
niet  toe. 

b  i27d.  <j  Dierste  die  men  mach  genesen. 
die  es  wit  alse  calc.  entie  comt 
van  slagen  van  risenof  vanstocken. 
of  van  scaelkinen  van  enegen 
dingen,  of  van  werpingen  van 
stenen  of  van  sneeclatten  of  dies 
gelike.  Dese  siin  goet  ende  licht 
te    genesene.    mer   sine   zien   niet 


also  claer  alsi  te  voren  daden  eer 
si  geslagen  waren.  Want  bi  den 
slagen  die  si  moesten  gedogen  so 
liepen  die  humoren  in  die  .3.  huden 
die  vore  die  zie  siin.  bi  den  welken 
si  niet  en  mogen  keren  al.  daer  g  64a. 
en  blijft  .1.  belemmertheit  in  die 
zie.  dat  siin  die  clare  huden  de- 
welke siin  sculdech  te  sine  onbe- 
lemmert  bi  natwren.  <J  Dandere  es 
wit  kerende  ten  blauwen  wert. 
ende  dit  comt  bi  ocsune  2)  vander 
magen,  die  ontfangen  heeft  qnade 
spisen.  biden  welken  af  comen 
qnade  fumeyen.  die  risen  uter 
magen  ten  herssenen  wert.  ende 
dan  vallen  also  vore  die  ogen 
ende  maken  daer  gewro?zgelde 
humoren,  ende .  1 .  luttel  blauachtech. 
Es  dese  wel  gevellet  metfternaelden. 
men  ziet  daerna  wel  also  claer 
alst  te  voren  dede  eer  si  quam. 
Ende  oec  so  ziet  men  bat  achter 
haer  cure.  dan  achter  enege  van 
al  den  andren  drien.  ende  dat  comt 
bide?i  puren  humoren  ende  bider 
vervulten  vanden  ziende?!  geeste?i 
die  in  dogen  siin.  «I  Die  derde  es 
wit  .1.  luttel  kerende  in  asscher  g  64b. 
varwen.  entie  co?nt  van  hooftswere 
ende  onderwilen  comt  si  van  alte 
grote?'  couthe^  die  de  herssene?i 
hebben,  ende  van  te  vele  te  wenene 
of  te  wakene.  Dese  en  sal  niet 
lange  bliven  in  haren  staet.  sine 
sal  weder  blint  werden,  sine  werde 
gecureert  mei  deser  latuariën.  van- 
der welker  men  sal  nemen  nuchtern 
also  groet  alse  .1.  kerstaengie.  ende 
navens  als  men  slapen  gaet.  Ende 
wachten  van  spise?*  die  hem  con- 
trarie siin.  alse  rent  vleesch.  geyten 
vleesch.  boeken  vleesch.  palinge. 
[bonen    G]    erweten.   enioe?z.   dese 


1)  G:  gesparset 

2)  G:  occusoene 


deren  den  ogen  ende  wachten  va?i 
wive?i  van  badene  van  stovene. 
Mer  riemt  lichte  spise  ende  sapech 
ende  natwrlike  heet.  Ende  wachten 
van  spise/i  die  natnrlike  cout  es. 
Dits  die  latuarie.  €J  Nerat  olibanum 
.2.  3.  groffelsnagle.  noten  inuscaten. 
f  in  dit  soffraen  van  elke>i  .1.  ^  .3. 

g  64c.  goet  castor  .1.5.  pulveret  te  gadere 
ende  ziet  wel  cleine.  ende  confi- 
eieret  met  zeeme  wel  gescuurat. 
ende  maecter  af  .1.  latuarie.  ende 
nutse  als  u  vorleert  es.  In  den 
winter  so  drinct  witte?i  wiin  warm 
in  den  welke?i  si  geleit  saelgie 
ende  rute.  Dese  latuarie  nes  niet 
allene  goet  hier  toe.  mer  sijs  goet 
iw  alle  ziecheiden  vanden  hoofde, 
alse  hooftswere  die  van  vercout- 
heiden  comt.  Ende  oec  essi  goet 
iegen  ogen  die  tranen  '). 

[Dye  vierde  die  es  wit  kerende 
in  een  luttel  geluwer  varuwen  dese 
comt  van  te  vele  te  drinckene  ende 
van  te  vele  tetene  ende  bij  groter 
pinen  te  doene.  Ick  segge  dat  dese 
comt  va?i  rnelancoliën  ende  men 
vynter  niet  vele  van  deser  vierder 
speciën.  Dese  es  herder  dan  alle 
dandere  ende  rondere  dan  alle 
dandere  alse  mense  wille  villen. 
Zo  wacht  u.  want  ghyse  niet  scul- 
dich    zijt    te    villene   neder   waert 

g  G4d.  alsoe  men  dye  andere  doet.  Want 
zine  blever  niet  omme  hare  ront- 
hede  ende  herthede  maer  dryvetse 
ten  steertte  vander  oge  waert  ten 
slape  vanden  hoefde  waert  ende 
dair  zo  villetse  wel  Ende  alse  ghij 
uwe  naelde  uut  wilt  trecken  so 
keert  uwe  hant  ter  nese  waert 
ende  trecse  ute  al  drayende  alsoe 
u  vore  leert  werdt  hier  na.  Nu 
hebbic  ick  u  geseyt  vanden  vieren 
wair  bij  men  ghenese?*  mach  dye 


zake  ende  nu  sullen  wij  leeren 
hoe  mense  ghenesen  mach  ne  ware 
nemtter  toe  zine  worde  geconfir-  if 
meert  ende  achter  dat  zij  zijn 
gheconformeert  dat  es  dat  zij  niet 
en  sijn  onder  tlichte  vander  zonnen 
inden  dach  ofte  vandtr  lanternen 
inder  nacht.  Ende  eneghe  zotte 
phisijsiene  die  wanense  genesen 
met  purgaciën  dat  zij  purgeren 
dye  hurnoren  bedij  zij  moetens 
myssen  bedij  catracten  geconfor- 
meert  die  werden  n emmermeer  G  65a. 
ghenesen  met  purgaciën  no  met 
pulveren  no  met  coleriën  no  met 
latuariën  bedij  die  materie  es 
onder  dye  hude  int  hole  vanden 
oghen  bij  den  welken  dye  humoren 
dye  zijn  metten  voirscreven  water- 
kine  ende  dye  weirden  veertich  f 
ende  verkeren  in  herthede?i  biden 
voirseyden  zaken  dye  welke  vallen 
indye  ende  weeren  dat  dye  ziende 
gheeste  niet  moghen  gaen  dair  zij 
sculdich  waren  te  gane  by  naturen 
dye  welcke  niet  moghen  zijn 
ghenesen  sonder  metter  hant  van- 
den surgieïi  dye  welcke  moet  doen 
ten  yersten  aldus,  daer  toe  doeten 
zieken  sitten  op  eene  banc  dan- 
sichte  ten  lichte  wert  scerdelinghe. 
Dye  meester  zalre  tegen  sitten  dies 
gelike  den  rugghe  ter  lucht  waert 
op  dye  selve  banc  maer  dye 
meester  zal  .1.  luttel  hoger  sitten 
dan  dye  zieke.  Ende  en  heeft  hij 
die  catracte  int  deen  oge  zo  ver-  g  65b. 
bynt  hem  dander  oghe  Ende  dair 
na  so  heft  hem  tiet  op  vander 
ander  oge  dat  dair  ziec  es  ende 
hebbe  indye  hant  eene  naelde  dye 
aldus  gemaect  zij  (schets)  Ende 
zij  sal  zijn  zilveren  oft  gulden  want 
van  ysere  oft  van  stale  zijn  zij  te 
duchtene    dat   dye   point   mochte 


')  In  Hs.  B  is  hier  een  hiaat;  het  ontbrekende  is  uit  Hs.  G  overgenomen. 


89 


breken  ende  dat  ware  vreese  want 
doghe  mochte  ute  zweeren  ne  ware 
van  züvere  ende  van  goude  sijn 
zij  soete  ende  tay  waer  by  dat  zij 
best  zijn  bij  vele  redenen  Dye 
meester  heeft  dye  naelde  indie  hant 
doghe  ontdaen  ende  hij  zal  dye 
naelde  steken  int  dwitte  vanden 
oghe  ende  dander  zide  ten  slape 
waert  indye  mydde  wart  vanden 
oghe  drayende  tussce?z  vinghere 
ende  dunne  (l.  dume)  so  lange  dat 

g  65c.  hij  ziet  dat  point  vander  naelden  oft 
vandese  instrwmente  vander  siene 
bynnen.  Ende  emmer  wacht  dat 
ghij  gee?i  en  quetst  vande?i  .8. 
hu  den  dye  zijn  vore  dye  siene 
dye  welcke  u  dair  voren  waren 
geseyt  hoe  zij  heten.  Ende  valle 
dye  verwrongene  humore  ten  hole 
wert  vanden  oghen  dat  es  achter- 
waert  ende  hout  dat  instrument 
int'  doghe  alsoe  langhe  dat  men 
mochte  spreken  .i.  pa£er  noster  ofte 
.ii.  dat  hij  siet  ende  dan  trect  de 
naelde  oft  dynstnraient  ute  alsoe 
roerende  alse  ghijt  dair  in  daedt 
alsoe  zoetelike  ende  hebt  inden  mont 
venckel  so  dat  u  adem  dair  af  rieke 
ende  ademt  den  zieken  altoes  int 
doghe  ende  dair  na  soe  en  laeten 
niet  sien  want  dye  vorseyde  hu- 
moren mochte  lichte  weder. .  . . ') 
die  siene  vanden  oghen  byder 
grooter  begherten  van  ziene.  Ende 
dair  na  so  hebbet  cottoen  genet  int 

g  65d.  witte  vanden  eye  ende  dan  legghet 
op  doghe  ende  liseliken  gebonden. 
Ende  legtene  op  een  zachte  bedde 
met  ene?2  hoeft  eynde  ende  legten 
op  waert  metten  ansichte  .9.  daghen 
in  .1.  doncker  stede  dair  ne  geen 
luut  en  ware  no  en  zij  ende  ver- 
maecten    niet   vore    den    .4.    dach 


des  vierde  daghes  soe  laette?i  zien 
aliuttelkyn.  Ende  dair  na  so  luuct 
hen  weder  tdage  oft  bade  op  dat 
ghij  hebt  gewrocht  int  beyde  ende 
legt  dair  op  altoes  dwitte  vanden 
eye  .2.  werf  sdages  ofte  .9.  (I.  3) 
al  tote  .9.  dagen  toe  ende  dair 
na  gaet  hij  dair  hij  wille.  Ende 
ete  dye  wile  dat  hij  ligge  moru 
eyeren  metten  broede  ende  es  hij 
jonc  so  drinct  teysene  (l.  teseyne) 
oft  claer  water.  Es  hij  out  so 
drincke  gebernder  wijn.  Eneghe 
zegghen  dat  sij  wel  moghen  eten 
wedere  vleesch  ende  gesodene 
hoenre  meester  benedvout  (l.  beve- 
nout)  verbiedt  want  tvleesch  dat 
maect  groet  bloet  ende  groet 
voetsel  biden  welcken  dair  mochte  G  66a. 
comen  vervulte  van  bloede  ende 
doen  comen  in  die  oghen  zwee- 
ringhe  welcke  ware  teghen  dye 
gerechte  cure. 

Cap.  22. 

Vanden  catracten  die  men  (niet) 
ghenese(n)  mach. 

Het  zijn  catracten  dye  men  ghe- 
nesen  mach  niet  vanden  welcken 
datter  sijn  .3.  manieren.  Dyeyerste 
dye  men  niet  mach  genesen  es 
geheten  gutta  sterena  die  welcke 
ghij  moghet  kennen  bij  dat  dye 
siene  es  al  zwart  ende  claer  alse 
of  der  ne  gheene  smette  in  en 
ware.  Ende  int  hole  vanden  ogen 
schijnt  ofte  in  liepe  quic  zilver 
doghe  altoes  roerende  ende  dye 
oghe  leden,  dit  gesciet  inder  moeder 
lichame  bij  eniger  corrupsiën  dye 
der  domineert  ende  dair  owme  sijn 
zij  geboren  vander  moeder  sonder 


')  Woord  onleesbaar. 


6* 


90 


kennisse  oft  met  .1.  luttel  ken- 
G  66b.  nisse/i  dye  welke  zien  die  claerhej/t 
vanden  dage  ende  gaen  achter 
straten  ondaentder  oghen  oft  zij 
zaghen  ende  eneghe  dye  sien  dye 
welcke  wij  heeten  bijziende  die 
welcke  gerne  blijft  gherne(sic)  hare 
licht  also  langhe  al(s)  zij  leven. 
Enege  zijn  van  desen  dien  on- 
lange (?)  blijft  ende  werden  blint 
oft  zij  gheene  oghen  en  hadden- 
van  dese  worden  gheene  gebetert 
bij  meesters  rade  al  wouden 
ziere  orame  gheven  alle  dye  werelt 
hen  ware  oft  hem  god  sien 
woude  geven  bij  ziere  godlikcr 
gift  bedij  dye  hole  zenuwen  die 
sijn  bestopt  ende  verdorven  biden 
welcke?i  hem  nyemant  mach 
gehelpen  waer  bij  zij  heten  ca- 
tracten  sterena.  Dander  dye  onghe- 
neseleec  es  dat  es  dye  hare  ver- 
blijct  int  doghe  bynnen  die  welke 
ghij  ziet  gheverwetf  op(?)  enech 
water.  In  vaste  steden  waer  bij 
ghij  moghet  verstaen  dat  dese 
g  66c.  catracte  es  ongheneselec  want 
zine  comt  niet  lanczame  maer  sij 
comt  dapperlike  uten  hersenen  so 
dat  dye  zieke  dair  na  en  siet 
nemmermeer  niet  te  meeten  dan 
oft  ghij  gheene  oghen  en  hadt 
wair  bij  wij  segghen  dat  dit  es 
dalre  achterste  specie  vanden  drie 
catracten  ongheneselijc  want  zij 
comt  van  thegter(?)  ziecheyt  co- 
mende  uten  hersenen  van  te  vele 
te  weenne  van  te  vele  te  wakene 
van  te  smete  vele  (l.  vele  smete) 
geslagen  omtrent  thovet  ende  van 
te  vele  te  vastene  ende  van  dies 
gelike  dye  derde  specie  dye  on- 
geneselec  es  dat  es  dye  de  ziene 
hebben  al  verdwenen  zo  datsij 
niet  nemoghen  sien  vanden  brunen 
vanden  oghen  datmen  heet  dye 
ziene.  Waer  bij  schijnt  doghe  al  wit 


biden  welckew  dat  dese  catracten 
zijn  ongheneseleec. 

Cap.  23. 
Vanden  wonden  van  den  oghen.     G  66d. 

Het  gevallet  menech  werf  dat 
men  wont  doge  bij  onghevallen 
ende  bij  mysselike  sak(e)  alse  men 
werct  ane  doghe  metter  naelden 
omme  dye  catracten  te  vilne  oft 
doecke  oft  nagle.  Oft  jonghe 
kyndren  die  hen  steken  met  greffen 
al  spelende  deen  den  anderen  int 
doghe  met  onghevalle  oft  slaeten 
oft  dies  gelike  soe  cureert  dan 
doghe  metten  witten  vanden  eye 
cort  geslegen  so  dat  al  scumende 
werd  ende  vanden  cortten  water- 
kine  dat  onder  sal  ghezitten  alst 
.1.  stuc  gedaen  heeft  zo  legghet 
dat  in  doghe  vernyewende  .4. 
werfs  daghes  ende  .2.  werven 
tsnachts  ghenet  dair  incottoenende 
op  doghe  geleyt  tote  .14.  daghen 
ende  es  dye  rechte  siene  gewont 
soe  doet  int  doghe  vander  gods- 
giften dye  welke  ghij  maect  aldns.  g  67a. 
R,  tghevoechgelte  van  .12.  eyeren 
d  welke  eene  witte  ente(?)  henne 
leyde  Ende  dye  so  wrivet  in  enen 
lodenen  mortier  met  enen  lodenen 
mortier  stocke  soe  langhe  dat  zij 
wel  cleene  ende  ghemyngt  ende 
wel  slecht  zij  alse  eene  zalve.  Dyt 
so  besteedt  in  een  glazijn  vat  ende 
hier  af  so  doet  int  doghe  .3.  werven 
sdaghes  dye  in  die  ziene  es  dit 
genese^  wonden  int  doghe  alse 
andere  wonden  ghenesen  met 
zalven  ende  legghet  altoes  op 
doghe  dwitte  vanden  eye  metten 
cottoene  alse  u  vore  seyt  es.  Dese 
zalve  heet  benevout  die  gifte 
gods  dat  is  ghegeven  van  gode. 
tfoirseyde   witte   met   enen  stocke 


91 


gesleghen  aldus  dit  es  goet  in 
.3.  manieren  al  soet  voirseit  es 
{schetsje)   dierste  het  is  ghesmiedt 

g  67b.  de  sweeringhe  vanden  oghen  danne 
het  dwynghet  dye  humoren  van- 
den oghen  terde  het  purgiert  dye 
humoren —  no  gheeste  in  comen 
waer  bij  men  name  met  rechte 
tclare  vanden  eye  bedij  het  so 
claert  doghen  ende  saechse  eiade 
purgeertse  dye  zeerhede  vanden 
oghen  die  comen  van  slapen  ofte 
dies  gelike  ende  dat  doet  metter 
zachte  vander  naturen  bedij  het 
es  zachte  oft  dies  ghelike  ende 
dat  doet  metter  natnren  bedij  het 
en  zoch(t)et  bider  naturen  bedij  het 
es  schoen  ende  contbrteert  zine 
gelike  dat  es  doghe.  Ende  dwater- 
kijn  datter  in  es  ende  es  enech 
mensche  gewont  inden  oghe  appel 
zoe  ghenesettene  alsoet  u  vore- 
leert  es.  Ende  anders  niet  want 
eneghe  meesters  legghen  dair 
op  plaesteren  van  wasse  ende 
van  comyne.  Ende  sij  doen  quaet 
want  zijn  dye  huden  vanden  oghen 
gewont 

G  67c.  dit  was  zoe  trect  ute  dye  substan- 
ciën  vanden  oghen  dus  so  dwingt 
doghe  water  tkomijn ....  heet 
dese  drie  graciën.  Tander  het  doet 
dye  oghe  Iepen  ende  verteert  die 
substancie  vanden  ogen.  Terde 
het  verhit  doghe  ende  doet  smelten 
die  coude  humoren  die  bij  naturen 
willen  sijn  geconfirmeert  met  cou- 
der  medicinen.  Nu  vermanyck  u 
yerst  eest  dat  enech  mensche  zij 
gewont  indie  ogen  dat  ghine  niet 
medich  meret  (l.  medicineret)  met 
heeter  medicinen  Ne  ware  met 
couden  alsoe  es  dwitte  vanden 
eye  geslegen  cort  alst  oft  water 
ware  ende  dat  moet  zijn  (s)onder 
dye  scume  twelke  dwitte  heeft 
vele  crachten  alst  vore  seyt  es. 


Cap.  23. 

Vanden  fistel  die  wassen  inden 
sterten  vander  oghen. 

Nu  hoert  ende  leert  vanden  fis- 
telen die  wassen  in  dye  stertte 
vander  oeghen  Ende  namelike  ter  g  67d. 
nese  waert  dese  fistele  comen  van 
humoren  dye  welcke  vervulte  van 
natnren  dair  sent  die  welke  hu- 
moren niet  moghen  uut  comen. 
Ende  dat  es  bij  dij  dat  zij  zijn 
gorsem  G]  ende  grof  ende  vele.  b  128a. 
die  maken  int  ende  van  den  ogen 
an  die  zide  ten  nese  wert.1.  boots- 
kiin  also  groet  alse  .1.  vitse.  de- 
welke humoren  daer  vertegen  ende 
maken  etter  der  uutlopende  ten 
bootskine.  Ende  onderwilen  so 
breken  dboot(s)kiin  binnen  den  ogen. 
ende  dan  cornet  detter  lopende  van 
binnen  den  ogen.  entie  stede  daer 
dbootskijn  was  valt  neder  mer  die 
huut  wert  daer  ontvarwt  in  root- 
heiden,  ende  alse  mew  daer  leget 
den  dume  op.  so  comt  dat  etter 
ten  sterte  vander  ogen  ute  ten 
nese  wert.  van  den  welken  ie  u 
hier  .1.  deel  wil  leeren  vander  g  68a. 
curen.  ende  vander  vresen  daer  gi 
u  af  sijt  sculdech  te  wachtene. 
tf  De  eure  es  dat  gi  sijt  sculdech 
die  wonde  dats  den  mont  vanden 
fistel  te  widene  met  marge  vanden 
vliedere.  of  met  gedrogeder  wortelen 
van  gencianen.  ende  daeraf  ene 
wieke  gesneden  na  dat  de  mont 
wert  ront  gnouch.  so  stecter  in  .1. 
wieke  van  stoppen  gemaect  ende 
genet  in  pulvere  dat  geseit  es  int 
capittel  vanden  wannen.  Mer  wacht 
u  dat  giere  niet  en  doet  in  te  vele. 
want  het  soude  maken  te  groet 
.1.  gat.  ende  dat  soude  al  tansichte 
ontmaken  entie  ogen  doen  lopen. 
tl  Mer  meester  bevenoud  wille  dat 
men  taste   an  den  nese  waer  die 


92 


G  68b.  bootse  was.  ende  dat  men  daer  snide 
.  1 .  wondekijn  metten  hoeke  ')  van  .1. 
scerse  *).  ende  dat  de  snede  overlanx 
den  nese(si)gaende.  Ende  wacht  dat 
gi  niet  en  snijdt  dat  oge  led  ontwee. 
want  doge  soude  Iepen.  Ende  legt 
m  de  wonde  .1.  erwete  tote  sander 
dages.  ende  dan  so  doetse  ute.  ende 
doet  in  de  wonde  van  den  vor- 
seiden  pulvere  emmer  wachte?ide 
dat  gijs  te  vele  niet  daer  in  en  doet. 
want  het  mochte  te  verre  werken 
ende  dan  soude  dansichte  te  zere 
ontsienen.  want  me?i  es  sculdech 
te  genesene  alle  mesqimme  waer 
dat  es  mester  minster  lixemen  dat 
men  mach  ende  sonderlinge  int 
ansichte.  Daerna  so  legter  op  .1. 
plaester  gesmert  met  gesmoltenen 

G  6Sc.  swinensmoute  of  met  verscher 
botren  tote  dat  vleesch  gedoot  es 
mepten  pulvere  vorseit  ende  uut- 
valle£.  Ende  dan  so  legt  in  die 
wonde  .1.  stuc  van  ere  spoengiën. 
ende  vermakei  .2.  werf  sdages  tote 
die  wonde  wel  gesuvert  es.  Want 
die  spoengie  heeft  in  .2.  werken, 
si  rumetf  die  wonde,  ende  si  verteert 
etter  entie  andere  huworen.  €J  Alse 
die  wonde  wel  gesuvert  es.  so 
heiltse  daerna  met  pluckelingen 
van  ouden  linen  cledren  entie 
su ver.  Ende  legter  op  .1.  plaesterkiin 
gesmert  mester  .12.  apostelen  zalve 
die  avicenna  componerde  ende  heet 
unguentum  veneris  sive  duodecira 
ixpostoioruni. 

b  i28b.      Dese  zalve  es  goet  mede  te  gene- 

g  68d.  sene  fistelen  na  dat  si  siin  gedodei 
ende  gesuvert.  Si  suvert  scorftheit 
ende  wonden  van  weyen  vleesche. 
ende  daerna  so  heilt  sise  wel.  Ende 
dese  zalve  maectmen  aldns.  fl  Nerat 
wit  was.  scip  pee.  harst,  armoniac. 


van  elkc?i  .14.  3.  oppopanac.  groene 
vaw  spaen.giën  van  eiken  .2.  3. 
galbanu?».  mirre  elx  .4.  3.  litar- 
giru?n  .8.  3.  aristologia  longa. 
wierooc.  mastic.  bolle  van  erme- 
niën.  'bedellium.  elx  .6.  3.  dat 
armoniac.  galbanmn  oppopanac. 
dit  doet  smelten  op  .1.  cleine  vier 
in  starken  aysine.  daerna  so  nemt 
olie  van  oliven  in  den  zomer 
.2.  ff',  ende  maectise  iegen  winter. 
so  nemter  .3.  t£.  oliën,  ende  daer 
in  doet  smilten  dat  was  ent  pee 
ende  tharst.  Ende  daertoe  so  ziedt 
die  vorseide  gommen  gesmolte?i 
inden  aysiin.  ende  dan  so  hebt  alle  g  t;(Ja 
die  andere  dingen  wel  gepulvert 
cleine  ende  geteemst  dore  .1.  buitel 
ende  doetse  daertoe.  ende  roeret  wel 
al  te  gadere  so  dat  al  wel  geminct 
si.  Ende  hier  af  so  legt  optie  wonde 
vorseit.  Ende  of  gi  wilt  so  smeert 
daer  met  u  wieke  die  gi  stect  in  de 
wonde,  dese  [zalve  G]  es  goet  seit 
avicenna  alsoet  vorseit  es.  <J  Meester 
bevenoud  die  ontraet  dat.  dat  men 
en  genen  fistel  omtrent  en  berne. 
want  die  brant  soude  verdrogen  die 
zenewen  daer  die  geesten  vander 
zie  dore  comen  ten  ogen.  <I  Maer 
meester  roelant  raet  datmen 
hebbe  .1.  pipe.  van  ysere  of  van 
copere  3).  Ende  dese  salmen  steke?i 
in  den  fistel  toten  bodeme  ierst 
den  fistel  geruumt  met  den  vor- 
seiden  wieken.  Ende  dan  so  hebtG6"b. 
.1.  yser4)  daer  in  gaende  ende  dat 
ende  sal  wel  wesen  gegloyt  ende 
dat  stect  in  de  vorseide  pipe  tote?* 
bodeme  van  den  fistele.  ende  dat 
gereet.  Wa?it  lietijt  iet  lange  daerin. 
het  soude  doen  also  meester  beve- 
noud seit.  Ende  daerna  stecter  in 
wieke?i  genet  int  wit  vanden  eye 


')  G:  poynte 

3)  In  G  grove  schets. 


-)  In  G  ruwe  schets. 
4)  In  G  grove  schets. 


93 


om  te  coelne  den  brant.  Ende 
daerna  so  doet  also  u  vorleert  es 
metten  smoute.  ende  daerna  mester 
spoengiën.  Ende  daerna  so  heilt 
den  fistel  metter  vorseider  zalve?i. 
of  metter  zalven  diemen  u  hier  na 
leren  sal.  ende  dese  staet  in  die 
glose  vanden  A.  meesters  op  die 
surgie  van  roelandine.  ^  Xemt 
groene  van  spaengiën  .1.  5.  sal 
gemine  .\.  5.  out  swinen  smout 
.2.  tl',  dit  doet  smelte?i.  ende  daerna 
ziet    dore    .1.     suver    linen    cleet. 

g  69c.  daerna  so  mincter  met  dat  vorseide 
groene  ende  dat  zout  wel  cleine 
gepulvert.  ende  maect  daeraf  .1. 
zalve.  met  der  welker  gi  smert  .1. 
wieke  die  gi  stect  in  die  wonde, 
dat  sal  de;i  fistel  genesen  vol- 
maectelike. 

b  i28c.  <I  Xoch  een  ander  uter  selver 
glosen.  Xemt  mirre,  aloës.  tsapvan 
langer  sporiën  ende  van  celidoniën 
ende  out  swinen  smout,  dit  zieden 
al  tegadere  ende  doeter  met  also 
u  vorleert  es  vander  andere  zalve?i. 
Si  doet  tselve.  €fl  Xoch  doet  tselve 
herba  robberti  geplaestert  opt  fistel, 
of  tsap  daerin  gegoten.  Of  van 
gariofilaten.  hier  met  so  geneest 
nuwe  fistelen  sonder  anders  toe  te 
doene.  <I  Dits  ene  goede  colirie  m 
de?i  fistel  te  doene.  of  in  dogen 
die  roet  siin.  Xemt  groene  va?i 
spae??giën  ,\.  5.  ende  .\.  pinte  wiins 
claer    ende    suver    ende    wit.    ende 

g  69d.  minct  dit  te  gadere  wel  ende  roeret 
dicken  dit  colirie  wert  groene, 
hieraf  so  doet  in  doge  die  heeft 
de?i  fistel.  <I  Meester  Willem 
van  congeinne  wijst  dit  colirie. 
dewelke  doodt  den  fistel,  ende 
stremmen  lopende  ogen  ende  ver- 
teert wey  vleesch  van  den  oge?i- 


leden.    ende    het    doet    vele    meer 
goets. 

Xe?nt  .i.  ffi.  wits  wiins.  ende 
groene  van  spaengiën.  ende  sal  ge- 
mine  elx  .1.  5.  dit  pulvert  wel  ende 
temperet    meiten   vorseiden    wine. 

«I  Dit  wijst  meester  lanc'ranc 
ende  avice?ma.  Xemt  mirre  wel 
suver  .2.  5.  gomme  van  arabiën 
.1.  5.  dit  pulvert  wel  cleine  ende 
minget  metter  gallen  van  den  osse 
gete?npert  also  dicke  alse  .1.  zalve. 
ende  dit  legt  Opt  fistel  gespreit  op 
.1.  linen  cleet.  Dit  heilt.  ende  suvert. 
ende  werei  datter  geen  humoren  &  TOa. 
mogen  comen  no  bliven:  <I  Ende 
eist  dat  niet  en  heilt  van  deser 
plaestren  ende  weder  uut  brect.  dats 
.1.  teke?i  dat  dbeen  daer  onder  es 
geraect  ende  verdroocht.  Eist  also. 
so  doet  als  u  vorleert  es  me£te7i 
pijpkine  ende  mepten  gloyende?i 
ysere.  ende  daerna  so  doet  achter- 
volgende die  cure?i  also  u  vorleert 
es.  C[  Avicenna  ende  lancfranc 
prisen  den  brant.  wa?it  hine  ver- 
teert niet  vordere  dan  hi  geraect. 
mer  bernde  rnedicine?i  »gaen  me; 
nechwerven  vordre  dan  me?i  wille, 
so  dat  men  sal  scuwen  in  avontur- 
liken  steden  daer  men  mach.  want 
het  doet  dicken  vresen  vande?i 
leden  daer  inent  leit.  ende  ten 
minsten  comter  dicken  af  lanc  werc. 

Cap.  25. 

<I  Dit  es  va(n)  nolimeta(yn)g(er)e 

int  a(n)scij{n)  of  an  die 

lippe(n) '). 

Xolimetangere  dats  .1.  swere  ende 
wast  vande?&  kinne  opwert  int  an- 
schijn.  Ende  es  .1.  evel  dwelke 
sulke   seggen   dat   den  enen  co??it 


')  Dit  hoofdstuk  ontbreekt  in  C,  Gr  en  L. 


94 


vanden  andren.  Dit  cvcl  es  vaw 
.•_'.  manieren  van  coleren.  dat  ene 
dats  verbernde  colere.  ende  dat 
nes  dander  niet.  Die  ve?'berrende 
colere  es  omtre?it  die  stede  gevarwt 
ende  bevaen  met  ere  dicker  swerter 
varwen.  Ende  die  colere  die  niet 
verbernt  en  es.  die  trect  haer 
p  i28d.  'm  1.  rode  varwe  omtre?it  den 
wortel,  hets  ene  gemeine  regule. 
dat  alle  opene  gaten  die  binne?i 
vertech  sijn  of  verteerd  alse  in 
nolimetangere.  in  cankeren  in  fis- 
telen, dat  si  piinlijc  siin  te  genesene 
daer  si  veroudert  siin.  Ende  can- 
kere  siin  van  meerre  ende  van 
bernder  colere.  da?i  nolimeta?* geve 
siin.  €J  In  die  ierste  maent  dats 
die  alderierste  raet.  datmen  die 
mate?'ie  verduwen  sal  met  oxisacnm 
entie  humore?i  die  gereet  siin  ton- 
stekene.  datmen  die  suvere  met 
colagogen.  wa?it  colagogen  ende 
oxisacnra  siin  .2.  medicinen  daer- 
men  bloet  ende  colere  met  suvert. 
Op  den  derden  dach  salment  stoven 
met  couden  cruden  in  .1.  cupe  met 
ere  pipen  wilmen  also  men  dede 
daer  voren  in  den  boec.  Ende  dan 
alst  gestooft  es.  so  sal  men  hem 
geven  tn'acle  met  watere  daer  in 
es  gesoden  linaria.  Ende  denandren 
dach  daerna  salme?i  laten  die  levere 
adre.  want  wer  dat  qnade  humoren 
siin  haer  begi?isel  corat  emmer 
vander  leveren  gegenereert.  ende 
daerna  salme?z  laten  die  hooft 
adren.  ende  dan  comt  men  ten 
plaestren.  €J  Aldus  salmen  werken 
van  buten.  Men  sal  af  doen  die 
rove  diere  boven  es.  ende  dan 
salme?i  make?i  ene  loge  van  asscen 
van  wijngerthoute.  ende  minge?i 
daer  in  pulver  va?i  zoute  van 
levenden  calke.  van  atremente.  van 
wiinsteene.  van  eiken  even  vele. 
ende   mingen  dese  pulvere  metter 


loge?*  te  maten  dicke  ende  leggent 
daerop  .1.  nacht,  ende  men  sal  die 
stede  al  omme  bestreken  met  pope- 
lioene.  ende  des  ander  dages  salmen 
dit  af  doen.  ende  men  saelt  wachte?* 
van  zere  so  men  naest  mach  met 
hulte?i  instrumente(n).  Dan  salmen 
ternpere?i  plaestren  van  ouden 
smere  int  sap  van  wegebreden  te 
rnaten  dicke  ende  legge??t  daer  op. 
Ende  dan  salmen  wegebrede  stoten 
ende  bestr?!ke?it  mepten  zape  ende 
belegge?it  metten  bladren  ende  dan 
salme?it  dwaen  metier  logen  vanden 
wijngerthoute.  ende  beleggent 
mester  wegebreden  .10.  dage  of  .12. 
<ï  Ende  alse  dan  dat  ongemac  doot 
es  ende  gesuvert.  so  sal  hem  open- 
baren .1.  scoen  root  vleesch  ende 
onverteert.  dan  salmer  op  leggevi 
linaria  gestote??.  tsap  enen  dach. 
daerna  salme?*t  dwaen  mester  logen 
elx  dages.  Ende  men  saelt  droge?i 
met  enen  ouden  sachten  linen  clede. 
ende  stroyen  der  in  pulver  van 
mastic.  van  wieroke  ende  vanrosen. 
Alse  dat  vervult  es  met  goeden 
vleesche.  so  salment  hicke?i  al 
omtrent.  Die  zieke  sal  he>n  hoeden 
van  alder  scarper  spisen.  ende  van 
soute.  ende  van  allen  dingen  daer 
bloet  af  verwarmen  mach.  Explicit. 

Finito    libro    sit   laus   et   gloria 
cftristo 


.1.  Dits  die  tafele  vanden  derden  b  129a. 
boeke  ende  sprect  ierst  vanden 
nese  ende  vaw  siere  sceppenissen. 
ende  van  hoe  vele  ziecheiden  dat 
come?i  in  den  nese.  ende  heeft  in 
.7.  capittelen 

.2.  Van  ere  ziecheit  die  polipns 
heet  die  wast  in  (den)  nese 

.3.  Van  puuste?i  in  den  nese 

.4.  Van    ondercote?i    sweren   in 
de?i  nese 


95 


.5.  Van  wey  vleesche  'm  den  nese 

.6.  Van  bloeden  ten  ?iese 

.7.  Van  stanke  in  den  nese  ]). 


Cap.  1. 

■■<•<  ■  ier  begint  die  boec  van- 

den nese.  ende  ierst  die 
sceppenisse  vanden  nese. 
Ende  es  te  verstane  dat 
c  3ic.  vorera    uten    herssenen   corat   ene 
zenewe   [dye  siende  zenuwen   G] 
die  es   hol  alsoet  geseit  es  in  die 
anathomia  vanden  ogen.  So  wassen 
.2.    worten    entie   geliken   worten 
van  vrouwenborsten.   Die  wassen 
c  3id.  nier  snbstanciëra  vandew  herssenen 
ende   heten  zenewen.   het  en  siin 
gene  zenewen.  het  siin  instrumente 
van  roke.  Alse  dese  vervullen  met 
humoren  van  couden  of  vaw  hitten. 
g  70c  so   belettet  den  mensce  van   sire 


roke  of  van  sinen  riefcene.  Ende 
onderwilen  so  siin  si  so  zere 
[belemmert  ende  C]  vervult  van 
humoren  dat  men  niet  en  riect. 
fl  Bi  desen  vorseiden  spenen  of 
worten  of  uutganc  vanden  herssen- 
beckene  so  heeft  natnre  geordi- 
neert  een  dal  dwelke  dat  heet 
tsigat.  int  welke  vergadert  die  lucht, 
dwelke  bi  hulpen  vander  trecken 
der  cracht  ontfangetf  dat  rieken, 
int  welke  vergadert  die  over- 
vloyenthe^  vanden  herssenen  ende 
purgieren  daer.  dwelke  men  heet 
snotte.  In  welc  dal  vorseit  es  .1. 
deel 2)  dwelke  gaet  ten  monde, 
tenwelken  dale  begint  die  nese 
ende  hebben  haer  sceppenisse. 
dwelke  es  geformeert  van  .2.  henen 
gemaect  van  .3.  hoeken,  die  hoeken 
vanden  uppersten  bene 3)  vanden 
vorhoofde  mester  vergaderingen  G  70d. 
vanden  ogebene.  so  voegen  si  int 


C  31b.      l)Hier    beghint   den    bouc    van    der   nesen. 

Hier  beghint  den  bouc  van  der  nesen  ende  oec  dat  den  nese  toe  behoert  ende 
van  datter  toe  vallen  mach  alse  van  evelen  ende  der  ghelike 
C  sic  (Grove  schets  van  een  hellebardier  met  gevelde  lans.) 

Aller  erst  soe  salmen  leeren  die  scippenisse  van  der  nese  en(de)  hoere  natuere. 
Van   diverschen    siecheeden   die    comen    moghen   in    de  nese  ende  hoe  mennich 
siecheit  datter  es. 
Van  polipus  in  de  nese  wassende 
Van  puusten  die  in  de  nese  wassen 
Van  onder  cocten  zweeren  in  de  nese 
Van  weyen  vleesch  in  de  nese 
Van  bloeden  huuter  nesen 
Van  den  stanc  huuter  nese. 
Ende  alder  erst  leermei*  hoe  dat  de  nese  es  ghescepen  ende  ghemaect. 

G  70a.      2   Hier    endt    dye    boec    vanden    oghen    ende    beghint   dye    boeck 
vander  nesen  ende  haren  dienst. 
3  Dyt  es  van  polipus  om  die  nese  dat  veye  vleesch  datter  ondertidew  wast 
G  70b.      4  Vander  puusten  dye  wassen  indie  nese 

5  Van  overtullighen  vleesche  dat  wast  indye  nese 

6  Vanden  bloedene  ter  nesen  ende  hoe  dat  toe  comt 

7  Vanden  stancke  vander  nese 

Men   sal   yerste   verstaen   dit   (Z.  die)    scepenesse    vander   nese. 


2)  G:  dal 

3)  In  Gr  ruwe  schets. 


96 


upperste  deel.  so  heeft  elc  been 
gecnoes.  Ende  in  der  middewert 
so  es  .1.  ander  gecnoes.  d welke 
de?i  nese  versceet  in  tween  dat 
harde?*  ende  starker  es  dan  enech 
vanden  andrew  tween.  die  siin  in 
dende  vanden  nese.  Die  hulpe 
vanden  middelstee  gecnoes  es  of 
deen  nesegat  werde  verstopt  bi 
[humoren    oft   bij    G]   eneger  ma- 

c  32a.  niere?i.  dat  die  ade?n  dore  dander 
soude  moge?i  uut  ende  ingaen  om 
te  werkene  der  natwren  werc.  Die 
.2.  bene  voegen  te  gadere  ende 
maken  die  sceppenisse  vanden  nese 

b  i29b.  dewelke  hebben  vele  nutscapen. 
Dierste  es  dat  hol  es  ende  decsel 
vander  vervloyentheiden  die  come?t 
ute?i  herssenen.  Dander  es  dat 
ontfaet   die   lucht   die   middel    es 

g  71a.  vander  roke?i.  Terde  es  dmeeste 
deel  vander  lucht  diet  trect  gaet 
ter  longene?^.  nochtan  so  trect  .1. 
deel  ten  gaten  vanden  herssenen. 
Dierste  es  als  die  mont  es  geloken, 
dat  de  longene  mach  dore  den 
nese  trecken  die  lucht  te  hare. 
Dander  es  dat  tforderste  deel  van- 
den herssenen  hem  daerdore  mach 
[suveren  ende  C]  purgieren.  Terde 
dat  men  hiden  nese  gate?ï  die  open 
siin  den  mont  lukende  ende  ont- 
doende die  to?ige  haer  streckende 
ende  voudende.  formeren,  soude 
haer  word  verscedelike.  dat  si  niet 
en  soude  inoge?i  doen  waren  die 
nesegaten  verstopt,  fl  Dits  dat  werc 
vanden  nese.  Aldus  so  es  hi  van 
benen  hol  ende  gecnoesech  want 
ware  dende  vanden  nese  voren 
been.  het  soude  menechwerf  breken 
ende  dan  soude  de  mensce  dan- 
sichte  hebben  ontscepe?i.  dit  en 
mach  niet  siin  o?ndat  gecnoesich 


es  ende  tay  ende  voudende.  dus  so  g  7ib. 
blijft  de  mensce  o?igescent  van 
sinen  ansichte.  en  ware  gedaen 
met  snidender  wapenen,  of  tge- 
cnoes  en  vertechde  bi  vervulten 
van  verlegen  humoren.  Ende  meest 
bi  vervulte?i  van  melancoliën  de-  c  82b. 
welke  doen  versterven  dled  daer 
si  te  vele  in  siin  of  vercranken. 
Ende  dats  omdat  melancolie  es  cout 
ende  droge.  «I  Nu  merct  hoe  vele 
ziecheiden  dat  comen  in  den  nese. 
daer  comt  in  poliptts  ende  canker. 
puisten,  ondercootte  sweren.  wey 
vleesch.  bloede?i  ten  nese  ende 
stanc.  Dese  sal  men  elc  sonderlinge 
besceden.    entie   cure   daer  iegen. 

Cap.  2. 

En{de)  ierst  van  polip(us)   ). 

Polipus  es  ene  zieeheit  die  comt 
in  den  nese.  entie  dalende  bi 
reumen  die  daelt  uten  hoofde  in 
den  nese.  Ende  es  vleesch  opwas-  g  7ic. 
sende  bove?i  rechte  van  natnren. 
ende  heet  wey  vleesch.  dwelke 
stopt  die  nesegaten.  so  datter  geen 
adem  dore  en  mach  conien  ute 
ende  in.  Ende  onderwile  so  eist 
[bestopt  G]  ende  dat  meest  van 
fleumen  glasiin.  dwelke  es  van 
couden  humoren  ende  versch.  Ende 
onderwilen  so  cornet  van  melan- 
coliën die  cout  siin  ende  droge. 
ende  dat  es  .1.  ma?iiere  van  cankere. 
waerbi  dat  die  adem  niet  en  mach 
siin  getrect  dan  biden  monde.  Ende 
in  dus  gedane  so  verdrogen  die 
longere.  bi  de?i  welke?i  men  es 
sculdech  tontsiene  dat  die  mensce 
mach  werden  tysike.  ende  onder- 
wilen lasers.  Ende  dat 

soude   siin  bi   die?i  dat  tvoetsel  b  129c. 


')  C:    Van   polipus   dat  in  der  nese  comt  G.  Vanden  vveijen  vlerse  {l.  ylesche) 
popilus.  Ontbreekt  in  L. 


97 


vanden  mensce  soude  voeden  die 
lede  met  vertegen  voetsele  bi 
ocsune  vorseit.  ende  dit  corat  van 

c  32c.  couder  naturen  x)  ende  selden  van 

g  7id.  hitten,  «J  Polipits  es  geseit  na 
enen  visch.  want  hi  co?nt  an  enen 
man  hi  laette?n  node  gaen.  so  doe£ 
dit  evel.  Het  stopt  onderwile?i 
dee?i  nesegat  ende  onderwilen  dan- 
dere  of  beide,  ende  dicwile  stinken 
Dicke  vleesch  wast  onderwilen  so 
groet,  dat  daelt  onder  uten  nese 
ende  hangei  opten  lippe.  Ende 
onderwilen  wasset  so  zere  datter 
die  nese  met  wert  groet.  'Ende 
onderwilen  wert  si  van  bruunre 
varwen  ende  luttel  gevoelende  ende 
zere  hert.  dats  bi  dat  die  materie 
es  van  melancolië?i.  ende  dan  so 
en  dalet  tfleesch  niet  ute?i  nese  of 
luttel,  ende  dan  sone  onde?'wint  u 
niet  hem  te  genesene.  Want  het 
es   dan  ene  maniere  van  cankere 

g  72a.  alsoet  vorseit  es.  Maer  alse  die 
nese  es  moru.  ende  niet  ontvarwt. 
dan  so  ne?ntse  coenlike  te  genesene. 
ende  g&eter  toe  alsic  u  hier  nu 
leren  sal.  ende  wacht  u  van  mes- 
doene  so  dat  gijt  doet  sitbtiliKe 
<I  Hoort  hier  die  cure.  Ontdoet 
de;i  nese  vanden  zieken,  ende  van- 
gei  tfleesch  dat  in  den  nese  es  ende 
halet  ute  met  enen  hake  (fig.  XXX». 
ende  snidei  eenx  ende  eenx  tote  gijt 
al  hebt  also  na  als  gi  inoge£ 2).  ende 
daerna  so  stre?nme£  dbioet  met 
stoppene  dien  nese  of  so  gi  best 
moget    ende    cleefter    iet    vanden 

c  32d.  vlesce 3)  so  screpet  af  met  enen 
cleine?*  ysere  so   gi  naest  moget. 


Ende  daerna  so  bescoudei  dien 
wortel  met  .1.  gloyenden  ysere.  ende 
wacht  emmer  tgecroes  (l.  gecnoes) 
[vanden  nese  dat  ghijt  (schets)  niet  g  72b. 
bescout  want  daensichte  ware  zere 
ghescent  G]  ff  Of  cureertene  aldns. 
doet  dat  vleesch  verteren  met  uwen 
pulvere  dat  u  es  geleert  int  capittel 
vande?t  wannen,  mer  wacht  u  dat 
gijs  te  vele  niet  daer  in  en  doet. 
want  het  mochte  ontdecken  te  vele 
dat  been  of  tgecroes.  ende  daerna 
en  souder  nemmemeer  geen  vleesch 
willen  wassen,  ende  dan  dbeen 
lichte  uutvallen  of  tgecnoes.  ende 
dit  soude  dansichte  scende?i.  daerna 
so  stect  daer  in  .1.  wieke  gesmert 
met  swine?i  smoute  of  met  verscher 
botren  tote  dat  bescoude  stuc  uut 
vallet  of  tfertege  dat  tpulver  heeft 
gevertecht.  ende  daerna  heiltse  met 
drogender  medicinen  tote  dat  al 
heel  es.  Cfl  Ende  onderwilen  so  wast 
dat  vleesch  opwert  dats  alst  van 
hogen  wast.  so  dat  bestopt  daer  g  72c. 
die  adem  uten  monde  in  den  nese 
gaet  bi  natnren.  Ende  dan  so  stect 
in  de?i  nese  .1.  wieke  van  stoppen 
wel  gemaect  hart  ende  stide  ierst 
gelade?i 

te  poente  met  uwen  bernenden  b  i29d. 
pulvere 4)  toten  vlesche 5)  ende 
daerna  smout  of  botere.  ende  dae?'na 
weder  tpulver  tote  dat  tfleesch  si 
al  verteert.  Ende  daerna  so  hebt 
enen  sterken  twinen  draet.  ende 
dien  stect  [metten  heinde  C]  in  c  33a. 
den  nese  ende  doeten  he?n  i?ihalen 
met  sinen  ademe.  hi  sal  te?imo?zde 
in  vallen,    entie   draet   si   so  lanc 


*)  G:  humoren 

;)  G:  ende  snydet  al  lanc  den  goeden  vleesche  af  ende  den  gecnoese  vander 
nese  tote  dat  ghijt  al  ute  hebt  met  eenen  sceerde  aldus  ende  halet  alsoe  reyne 
ute  oft  ghij  moget  [met  schetsen  van  een  haak  en  een  mes). 

3)  G:  ane  tgoede  vleesch  4)  C:  metten  corrosive 

5)  G:    verst   dye  wreken   gheladen  te  pulvere  te  pointe  dat  tvleesch  af  bernet. 

7 


98 


datmer  vele  cnopevi  an  raach  maken 
deen  vande?i  andre?i  .1.  dumael. 
dewelke  cnopen  sniden  dat  vleesch 
ontwee  dat  gewassen  es  in  de 
natnrlike  gate  daer  die  adem  (Zore 
co?nt  alsoet  vorseit  es.  Diere  draet 
salme/£  halen  ende  keren  ten  nese 
uut  ende  ten  monde  in.  Ende 
daerna   so   coppelt   daeran    .1.  an- 

g  72d.  deren  draet  sonder  cnoep.  dewelke 
werdeÊ  dore  drinct  met  uwen 
pulvere.  ende  dien  haelter  dore. 
dat  pulver  sal  verteren  tfleesch 
datter  gewassen  es.  dwelke  te 
broken  es  mestere  cnopen  die  waren 
an  den  iersten  draet  die  sneet  alse 
ene  sage.  Ende  daerna  so  heyltse  met 
drogende?-  zalven  ende  pulveren. 
Alse  der  .12.  apostelen  zalve  [ofte 
groene  zalve  G].  Ende  die  hier  na 
volgetf  ende  andere  die  ie  hier  sal 
maken  ende,  wisen.  <I  Dit  wijst  die 
glose  vanden  .4.  meesters  [van 
salernen  C].  Newt  fabula  lupine. 
ende  wilt  lijn  ende  hete  netelen, 
van  eiken  tsap  .2.  5.  of  .3.  ende 
dan  so  hebt  levende  calc.  sal  ge- 
mine,  groene  van  spaengiën  van 
eiken  .1.  3.  wel  gepulvert.  ditnmict 
metten  vorseiden  sape.  daerna 
doeter  toe  roete  van  boeken  of 
van  hertten  of  swinen.  dit  mingetf 
al    te    gadere    op    .1.    cleine   vier. 

g  73a.  Van  deser  zalven  maect  .1.  cleine 
lange  wieke  ierst  gedwegen  den 
nese  binnen  wel  met  wine  of  met 
aysine  ende  dat  laeu.  daerna  so 
stect  die  wieke  in  den  nese.  ende 
laetse  daerin  toten  avonde  van 
smorgens.  Dus  so  doet  tot  die  nese 
begint  te  swillene.  ende  si  vaste 
bloet   so   dat  die  nese  wert  ydel 


vanden  vorseiden  quaden  vlesche. 
ende  dits  .1.  teken  van  genesene. 
Ende  daerna  so  geneesten  met 
deser  zalven.  C|  JNemt  tsap  van 
meeden,  van  wegebreden.  van 
hondert  blade  ').  van  apiën  van 
Sint  jans  crude  J)  van  eiken  1.  3. 
daerna  nemt  \.  ®.  zeems  ende  dat 
ziedt  wel  so  dat  begint  te  dicken 
daerna  doeter  toe  .1.  3.  aterments. 
ende  ziedeZ  al  te  hope  tote  (dat)  be- 
gint dicken.  Van  deser  zalven,  doet 
in  den  nese  ende  stoppet  buten  dat  g  73b. 
si  niet  en  mach  uutlopen.  ende 
dus  doet  tote  dat  al  heel  si.  «I  Ende 
verstaet  wel  dat  tsap  vander  wede- 
winden in  den 

nese  gegoten,  het  geneest  nuwe  b  130a. 
polipus  ende  nuwe  cankere  ende  C  33b. 
nuwe  fistele.  <I  Noch  ene  wieke 
gemaect  van  aposteliker  surgiën 
daerop  gestroyt  pulver  van  anti- 
moniën.  die  es  goet  gesteken  in 
den  nese  omme  te  genesene  die 
zeerheit. 

Cap.  3. 

<I   Van  puuste{n)  die  wasse(n) 
i(n)  de(n)  nese  3). 

Puusten  wassen  in  den  nese 
ende  meest  van  verbernden  hu- 
moren. Ende  siin  met  steecten  ende 
met  hitte?!.  Ende  haer  cure  es  bloet 
laten  ter  hooftadren.  ende  dat  men 
thooft  pnrgiere  ende  al  den  lichame 
met  yerapigra  galieni.  of  pillen 
auree.  Ierst  die  materie  gedigeree(r)t 
met  oxisacam  ende  dies  gelike.  G  73c. 
Ende  daerna  so  giet  men  in  den 
nese  dwitte  vanden  eye  geminct 


')  C:  mille  folium 

2)  C:  herba  perforata 

3)  G:  Vanden  puijsten  in  den  nuese.  Ontbreekt  in  C. 


99 


met  oliën  van  rosen.  Die  puusten 
tebroken  genesen  metier  witter 
zalven  diemeïi  heet  rasis  witte 
zalve. 

Cap.  4. 

<J   Van  ond(er)cootte(n)  sw(er)en 
i(n)  dein)  nese  '). 

Ondercootte  sweren  in  den  nese. 
Alsi  siin  van  heeten  humore?i  so 
genesen  si  al  dies  gelike  dat  vorseit 
es  vanden  puusten  Ende  alsi  siin 
van  coude?i  humoren,  so  genesen 
si  met  dwaïnge??  van  wine  ende 
van  zeme  te  gadere  gesoden  .1. 
luttel  ende  metter  .12.  apostelen 
zalve.  of  met  deser  groenre  zalven 
diemen  heet  der  surgine  zalve.  die 
maecte  mester  roelant  in  siin 
tractaet.  entie  maect  men  aldns. 
CJ  Nemt  celidonie.  coccox  looc.  dat 
es  gescepen  alse  clavere.  die  steel- 
kine  siin  root  die  blade  entie 
g  73d.  steelkine  siin  suer  alse  surkele. 
die  wortele  entie  bladere  van 
gallitri.  comijn.  louessce.  scabiose. 
agrimonie.  van  eiken  .1.  hantvol. 
dese  cruden  stampt  al  te  gadere 
ende  mincse  (met)  wederen  roete 
ende  .1.  S  oliën  van  oliven.  ende 
also  laetse  liggen  .9.  dage  of  .11. 
tegadere  wel  geminct.  daerna  so 
zietse  op  .1.  cranc  vier  in  een 
verlood  vat.  so  dat  tcruut  sinct  te 
bodeme.  daerna  so  ziet  wel  dore 
.1.  linen  cleet  in  een  erijn  vat 
ende  stellet  opt  vier.  ende  doeter 
in  .2.  3.  was.  ende  na  dat  gesmolten 
es  so  doeter  in  pulver  van  wel 
cleinen  witten  wieroke  dat  men 
heet  olybanum.  ende  van  mastike 
ende    van    groene    van    spaengiën 


van  eiken  .\.  3.  Mer  eer  giere  in 
doet  dat  groene  van  spae?igiën  so 
proeft  of  si  te  gader  hout.  ende 
hout  si  haer  te  gadere  so  doeter 
in  tgroene.  Ende  daerna  so  proeft  G  74a- 
echter  of  si  haer  varwe  gewisselt 
heeft  so  dat  si  es  groene,  so  doetse 
vanden  viere.  ende  doeter  toe  .\.  3. 
aloës  epatic.  dwelke  gi  ierst  hebt 
gepulvert.  dat  doet  smelten,  ende 
dan  so 

ziet   dore   .1.   suver  cleet  toten  b  130b. 
vorseiden  saken  ende  dese  zalve 
tso  besteet.  Dese  zalve  es  goet  ten 
ouden  wonden,  want  si  doet  wassen 
goet  vleesch  ende  heilt. 

Cap.  5. 
CJ  Van  wey  vlesche  i(n)  de(n)  nese 2).  c  33b. 

Wey  vleesch  so  doet  wech 
merten  pulvere  dat  geseit  es  int 
capittel  vanden  wannen,  ende  daer- 
na geneest  die  stede  met  groenre 
zalven  [veneris  C]  of  mester  .12. 
apostelen  zalve.  of  metter  zalven 
die  es  geseit  daer  voren  int  capittel 
vanden  hooft  wonden.  Of  mester 
witter  zalven  van  rasis.  dewelke  G  74b. 
gi  sult  hebben  leringe  hoe  dat 
mense  maect  die  goet  es  in  allen 
steden  daer  hitte  es.  ende  in  allen 
vlagingen,  entie  maect  aldus. 
•I  Nemt  olie  van  roscn  .4.  5  nuwe 
was  .\.  3.  wit  van  spaengiën  dat 
cerusa  heet  .1.  3.  canfer  .1.  5. 
dwitte  van  .2.  eyeren.  Dus  maket 
ierst  so  stampt  .2.  of  .3.  amandelen 
in  een  motaliin  mortier  die  gepelt 
siin.  ende  alsi  gestampt  siin  so 
werpe£  tpast  en  wech  ende  vaget 
den  mortier  ende  dan  so  doeter  in 
canfer.    ende   daerna   so   hebt  ge- 


1)  G:  Vanden  zweeren  inden  nese.  Ontbreekt  in  G. 

2)  C:    Van  weyen   vleesch    dat  in  der  nesen  wast;  G:  Vander  veijen  vleesche 
inden  nese. 


100 


smolten  was  mester  oliën,  ende 
minget  al  wel  te  hope  met  enen 
ysere?i  mortier  stocke.  ende  alst 
begint  [te  G]  couden  so  doeter  in 
d witte  van  de?i  eyere?i.  ende  wrivet 
wel  overeen,  ende  so  gijt  bat  wrijft 
g  74c.  soet  beter  es.  dits  rasis  witte  salve 
Ende  sulke  meesters  makense  aldns. 
<I  Si  neme»  vander  cerusen.  vander 
oliën,  vanden  canfre.  vande?*  witte?* 
va?i  den  eyeren  .6.  5.  van  eiken. 
ende  si  doenre  in  .3.  3.  van  litar- 
girum.  ende  makense  alsoet  vorseit 
es  vander  ander  zalven  te  voren. 
Dese  drogei  wel. 

Cap.  6. 

ij   Van  bloedene  ten  nese  entte 
cure  d{aer)toe  '). 

Het  siin  vele  lieden  die  bi  cos- 
tumen  plegen  te  bloedene  ten  nese 

g  33c.  bi  eneger  mauieren  alsoet  u  geleert 
wert  hierna  redelike  proevende 
want  bloeden  ten  nese  es  onder- 
tiden  nuttelec  ende  ondertiden 
quaet.  Hets  nuttelec  alse  .1.  mensce 
wert  bloedende  ende  hi  heeft  .1. 
sucht  diemen  heet  thete  evel.  Of 
alse  hem  toecomt  frenesie,  of  alse 
ene    vrouwe    heeft    verloren    haer 

g  74d.  stonden  2).  of  alse  enen  toe  comen 
caracte?i  in  die  ogen  ende  dat  van 
heter s)  materie?*,  of  datse  toe 
comen  van  pine?i  die  hi  doet  of 
van  vervulten  van  bloede.  ij  Alse 
.1.  me?*sce  wert  bloedende  bi  te 
vele  hitten  die  hi  heeft  buten  in 
sinen  lichame  so  wert  siin  bloet 
binnen  ziedende  in  sinen  lichame 


dewelke  verziedinge  doet  die 
fumeye?i  clemmen  te?i  hoofde  entie 
vervullen  die  adren  ende  doense 
spliten.  Aldws  bloet  men  te?*  nese. 
Ende  onderwile?*  so  spliten  die 
adren  int  hooft  allene.  ende  dus  so 
werde?i  si  bloedende.  Ende  eist  dat 
dbloet  te 

te  guls  es  ende  cornet  uten  rechten  b  130c 
nese  gate  so  doeten  bloet  laten 
ter  hooft  adren  in  de?*  rechten 
arm.  Mer  cornet  ute?i  luchtren  *) 
nesegate.  so  late  die  hooft  adre 
in  den  luchtren  arm.  Ende  bint 
mei  scroden  van  linen  cledren  die 
!  enden  van  den  lichame.  dats  te 
verstane  die  arme  entie  been.  g  75a. 
ij  Ende  en  es  hi  niet  gestrew?me£ 
hier  mede  so  berne£  eyerscalen  te 
pulvere.  ende  dat  blaest  int  nese 
gat  daer  dbloet  uut  corat.  Of  stecter  g  33d. 
in  ene  wieke  genet  in  incte  ge- 
maect  van  gallen  ende  van  ater- 
mente  5).  <I  Noch  .1.  ander  maniere. 
Nerat  starke?i  aysiin  lau  gemaect 
ende  daermet  so  bestrijct  den  vede 
vanden  bloedenden  me?*sce B).  Of 
eist  .1.  wijf.  so  bestrijct  haer  borsten. 
ende  bint  die  armew  entie  been 
als  u  vorleert  es.  €J  Noch  een 
ander,  pulver  van  roden  roseblade?i 
gemaect  in  enen  mortier,  dat 
geminct  met  gerste?*mele  ende  ge- 
tempert  met  .1.  luttel  aysiins. 
daertoe  gedaen  zap  van  wege- 
breden.  ende  dwitte  van  de?i  eye. 
Dit  plaester  legt  opt  vorhooft  ende 
opten  slaep  vanden  hoofde,  op  dat 
vanden  hoofde  comt7).  Maer  eomet 
vander     leveren     so     legse    optie 


')  G:  Van  datmen  bloet  ter  nesen.  G:  Vanden  bloede  ter  nese. 
2)  G:  saken  3)  C:  etterach(tig)her 

*)  C:  slincken 
*)  G:  vitriyeole 

6)  C:  Maect  warme  sterke  wiin  eeck  daer  in  badet  de  cullen  van  den  man 

7)  C:  eist  dat  comt  van  den  hoofde  liet  sal  sesseren 


101 


g  75b  rechter  zide  vanden  hoofde  ')  optie 
levere.  Mer  cornet  vander  milten, 
so  legse  optie  slinker  zide  vanden 
hoofde  optie  milte.  Ende  cornet 
vander  vrouwe;imoeder  2).  so  sal- 
mere  tplaester  leggen  tusscen  den 
navel  ente?i  lijchare.  Nochta^ 
soude  men  dat  bat  moge?i  stremmen 
dade  men  die  vrouwe  laten  in  die 
.  adre  onder  tancluwen  binnen  voets. 
Of  stelde  men  .1.  venteuse  opten 
navel  der  vrouwen  sonder  scarpen 
of  op  die  wortte/i  van  haren 
borsten,  q  Wacht  dat  die  bloedt 
niet  en  si  gegordt.  ende  geeft  hem 
in  dene  hant  .1.  cruut  dat  dragee 
borsekine.  dit  stre?nme£  menech- 
werf  bloeden  ten  nese.  <I  Noch 
dbloet  dat  uten  nese  gaet  gedrogef 
op  ene  warme  tiechle  3)  dat  gepul- 
vert  blaest  he??i  in  den  nese.  dit 
stremmen  bloet  menechwerf.  Noch 
zalve  geminct  met  aysine.  ende  dit 
plaste?'  geleit  op  des  mans  cullen. 
stre?nine£  dbloet. 

«I  Dits  ene  va?i  galienns  verholen- 

g  75c.  heit 4).  Legt  den  bloedenden  al 
naect  opwaert  metten  a?isichte. 
ende  doet  hem  drupen  cout  water 
met  aysine  in  dansichte.  dit  strem- 
met  dbloet.  <I  Noch  .1.  ander.  Nemt 
haer  va?i  hasen  ende  maecter  af 
.1.  wieke  genet  in  watere  ende  in 
aysine.  entie  gesteken  in  den  nese 
[dyt  G]  stremmet  dbloet  «I  Noch 
cuwei  den  bloedenden  wortel  va?i 

c  3ia.  netelen  so  dat  ment  mach  swilgen. 

ende  houdse  also  in  den  mont.  dit 

stremmet  dbloet. 

i30d.      <J   Noch   euwet  den  wortel  van 

vincworten    ende   houde£   al   stille 


in  den  mont.  dit  stremmet  staphans 
dbloet  ten  nese.  «I  Nu  merct  die 
tekenen  wanen  dbloet  comt  ten 
nese.  Alse  dbloet  uut  comt  van 
vervultheide?i  van  bloede  of  vanden 
hoofde,  dat  kent  men  bider  swe- 
ringe?i  vande?i  hoofde  ende  van 
den  ogen.  Ende  cornet  vander 
leveren,  dat  bekent  bi  dat  die 
rechter  zide  es  zeer  onde?'  die  corte 
rebben  ende  daer  omtrent  ende  dat 
bloet  comt  uten  rechten  nese  gate. 
Ende  cornet  vander  milte?i  so  es 
die  zeerneit  in  die  slinke  zide.  ende 
dat  bloet  comt  uten  slinken  nese- 
gate.  <J  Ende  eist  dat  comt  den-  g  75d. 
genen  die  theet  evel  heeft  of  die 
beginne?i  vallen  in  frenesiën  of 
diere  in  siin.  laetse  bloeden  een 
goet  deel.  wa?it  hets  dicwile  haer 
bekeringe.  of  sine  waren  te  flaeu 
of  te  cranc.  Ende  heeft  die  vrouwe 
verlor  en  haren  tijt.  ende  si  bloede^, 
so  laetse  bloede?i  een  goet  deel. 
ende  daerna  so  stremmet  datse  niet 
en  werde  te  cranc. 

Cap.  7. 

<I   Va(n)  sta(ri)ke  i(n)  de{n)  nese 5). 

Die  stanc  vande?i  nese  also 
meester  galleen  seit  comt  van  ver- 
vulten  van  hmnoren  die  dalen 
uten  hoofde  In  die  hoolkine  B)  van  c  34b. 
den  nese.  ende  daer  clevende  lange 
sto?it  blive?ide  ende  werden  dae>- 
stikkende  bi  vertichede?i  diere 
fumeye?*  mitgaders  de?'  lucht  van  g  76a. 
bute?i  daer  si  mede  minge^  bringeÊ 
den  stanc  toe.  Ende  puusten  die 
wassen  oec  in  den  nese  bi  scarp- 


*)  G:  borst  ■)  C:  ende  eist  dat  de  vrouwen  bloeden 

3)  G:  tegle  4)  C:  verholike  medicine 

5)  C:  Van    den    stancke    dat    comt    huter   nesen   ende    dat   daelt  huter  nesen. 
G:  Vanden  stancke  ter  nese. 

6)  G:  hoeken 


102 


heiden  van  humoren.  Also  doet 
polipws.  ende  wey  vleesch  wast 
oec  in  den  nese  bi  vervulten  van 
humoren,  ende  dese  machmen  alle 
kennen  bi  verscedene?i  tekenen. 
Ende  den  stanc  vanden  nese  alsoet 
vorseit  es  bi  dat  deen  nesegat  es 
verstopt,  ende  onderwilen  beide. 
ende  onderwile?*  so  lopen  daerute 
gecorumperde  humoren  Ende  die 
puuste?i  ke?it  me?i  bider  hitten  die 
in  den  nese  es.  polipns  so  machmen 
zien  dwelke  es  hart  vleesch.  €J  Ende 
vanden  stancke  te  genesene  so  es 
dit  die  raet  datmen  die  humore?i 
ptwgiere  bi  rade  van  enen  vroeden 
g  76b.  fisisiin.  Alse  met  yeralogodion.  of 
met  theodoricum  anacardion.  of 
met  pillen  van  zelven  gemaect. 
ierst  die  materie  gedigereert  [metter 
rechter  digestiven.  G]  Gedaen  die 
digestive  so  smere£  thooft  vanden 
zieken  met  oliën  van  oliven.  of 
gerechte  olie  muskelijn  gedaen  in 
die  nesegate.  ierst  geruumt  met 
pillen  va?i  dyacastoreum  geminct 
met  warmen  wine.  ende  daerna 
geeft  hem  aurea  alexandrina  met 
wine  daer  in  gesoden  es  wit  wie- 
rooc  dat  men  heet  olibastrura. 
«I  Ende  en  vergaet  de  stanc  niet 
aldns.  so  ruumt  den  nese  met 
wortelen  van  gencianen.  ende  met 
oliën  vorseit  gesmeert 
b  i3ia.  ende  also  gesteken  in  den  nese 
c  34c.  ende  daerin  gelaten  die  spacie  van 
.2.  uren  of  van  .3.  ende  aldns  mo- 
gedi  den  stanc  uten  nese  trecken. 


«I  Explicit.   [Hier  endt  dye  bouck  G  76c. 
vander    nese    ende    beghint    dye 
bouck  vander  mont  metten  tanden 
ende   metter  tonghen  ende  met  al 
dat  in  de?i  mont  es.  G] 


Dits  die  tafele  vanden  vierden 
boeke  ende  tractert  vanden  monde 
ende  heeft  in  .20.  capittelen.  Ende 
ierst  vander  sceppenissen  van 
den  mont. 

.2.  van  den  huve  in  die  kele 
.3.  van    den   ziecheide?i    die    in 
die  tonge  comen 

.4.  vander  swillingen  vander 
tongen 

.5.  van   sweringen  op  die  tonge 
.6.  van  clievingen  vander  tonge?* 
.7.  vander  bint  adren 
.8.  van  ranula  onder  die  tonge 
.9.  va?i  spasme  vander  tongen 
.10.  van  verlagen  vander  tonge?i 
.11.  van  puusten  van   den  mont 
ende  van  den  vlagen 

.12.  van  ziecheiden  van  den  tant- 
vlesce 
.13.  van  cankere   int  tantvleesch 
.14.  van   groeten   vlesce  an  tant- 
vleesch alse  spenen 
.15.  van  clievingen  vanden  lippe?i 
.16.  van  den  tawtvlesce  geswollen 
.17.  va?i    hoe    die    tantswere    toe 
comt 

.18.  van    te    genesene    ta?itswere 
s  on  der  gaten 
.19.  van  tanden  met  gaten 
.20.  van  tande?i  wit  te  makene  '). 


G  76c.  !)  1  Yerst  dye  scepenesse  van  der  mont  bynnen 

2  vanden  liuden  biden  rade  van  plateariusse 

3  vander  tonghen  ende  van  der  ziechedew  dye  comen  indye  tonge 

4  vanden  puusten  oft  bleynen  op  dye  longhe  inden  mont 

5  van  swellinge  oft  zweeringhe  op  dye  tonghe 

6  van  clievynge  op  die  tonge 

7  vander  bynt  adere 

8  van  ranula  ane  die  tonge  dats  eene  aposteume  alse  dieren  geswollen 

9  van  spasme  vander  tongen  dats  wedertreckinghe 


103 


G  77a. 
C  34d. 


ie  mont  es  hol  ende 
binnen  alomme  verhuut. 
dewelke  huut  es  vaste 
an  die  mage  ende  dat 
binnen,  waerbi  dat  somwile  so  comt 
enege  dinc  ant  palas  vslii  den  mont 
dwelke  doet  den  mensce  spuwen. 
Ter  holheiden  vanden  mont  so 
comen  .2.  wegen  vanden  welken 
die?it  deen  van  swilgene.  ende  dan- 
der van  ademene.  dats  den  adem 
mei  in  te  halene  ende  uut  te  sendene. 


bi  den  welken  dat  de  mensce 
sprect  ende  ademt  ende  es  gefor- 
mert  van  cartillagen.  vanden 
welken  deen  es  geheten  met  sulke?i 
lieden  die  cnop  ')  vander  kelen 
ende  dander  es  achterwert  iegen 
dbeen  vanden  halscnocke.  ende 
hee(f)t  en  genen  name  hebbende  g  77b. 
ende  terde  es  gehete?i  cunnele 
of  deckinge  2)  ende  dit  es  gevoucht 
meiten  gecnoese  dat  geheten  es 
die   cnop   vander    keln.   Ende  dits 


10  van  verlaginghe  dat  soe  heet  Joechteyt  vander  tongen 

11  van  puusten  vander  mont  ende  van  vlayinghen 

12  vander  siecheyt  vanden  tantvleesche 

13  vanden  kanckere  int  tantvleesch  oft  eldere 

14  van  groten  vleesche  ant  tantvleesch  alse  spenen 

15  van  clievynghen  vanden  lippen  oft  vlayinghen 

16  vanden  tantvleesche  dat  geswollen  ende  gesceden 

17  vanden  anderen  oft  van  den  lippen 

18  van  dat  dye  sweeringe  vanden  tanden  toe  compt 

19  vanden  tanden  dye  cuere  dye  sweeren  sondergaten 

20  vanden  tanden  dye  sijn  gegaet  dye  cnere  dair  off 

21  vanden  tanden  die  sweert  zijn  wit  te  makene. 

Dye    scorpnisse    vander   mont   ende   dair   binnen 

C  34c.      Hier  beghint    den   bouc   van   der   mont 

Hier  ent  den   bouc   van  der  nesen  ende  hier  comt  ane  den  bouc  vander  mont 
ende  van  al  datter  binnen  es. 

„Die   taf  f  el  e    der   of" 

Van  den  huve  bi  den  rade  van  platearins 

Van  der  thongen  ende  horen  siecheit 

Van  puusten  ofte  bleinen  op  der  tonghen 

Van  der  zweeringe  der  tongen 

Van  der  cleevinge  der  tongen 

Van  der  bint  aderen  ane  de  thonge  hebbende 

Van  ranula  onder  den  tonge 

Van  den  crampen  in  der  tongen 

Van  der  yichticheeden  der  tongen 

'Van  puusten  des  monts  in  comende  binnen 

Van  den  siecheden  des  tantvleesch 

Van  den  cancker  ane  dat  tantvleesch  dore 

Van  cleevinghen  der  lippen  ofte  vlaminghen 

Van  den  tantvleeseh  ghezwollen 

Hoe  die  zweeringe  der  tanden  toe  comt 

Die  cuere  der  tanden  van  der  zweeringhen 
C  34d.      Van  zwarten  tanden  wit  te  makene  ende  te  suveren. 

Hier   beghint    dat   cappittele   van    den    monde.   Ende    van    al 
datter    binnen    es. 

')  C:  erop  2)  C:  decsele 


104 


c  35a  dat  cmmele  heet  dat  roert  bi  siins 
muskeien  bi  den  welken  alse  de 
mensce  sprect.  so  luuct  die  wech 
vander  longenen  ende  o?itdoe(t)  den 
wech  van  den  geswilge.  dat  geheten 
es  ysopagws  oi  binnen  op  dende  !). 
Want  alse  de  mensce  sprect 

b  131b.  ende  eet.  so  gevallet  onderwilen 
dat  de  spise  daer  in  gaet.  ende 
dan  so  moet  hijt  uuthoesten  bi 
crachte.  Boven  desen  lede  gaet  of 
hangetf  die  huuf.  binnen  den  huve 
so  siin  gaten  van  den  nese.  dewelke 
huuf  es  boven  dicke  ende  onder 
smal  ende  scarp.  dwelke  den  luut 

g  77c.  blouwe£  ende  sceppenisse  geeft 
comende  uter  lo?rgenen  dore  den 
roepere.  Waerbi  dat  men  vint 
lieden  die  spreken  dore  den  nese 
bi  natwren  die  en  genen  huuf  en 
hebben,  dore  welke?i  huuf  die 
herssenen  hem  pnrgieren  van  harer 
overvloyentheden.  tfl  In  die  holheit 
vanden  monde  so  es  gecoppelt  die 
•j-  tonge.  dat  een  led  es  van  vul  ten 
ende  moru  vleesch  ende  van  adren 
meer  dern  bedarf  andere  leden. 
Ende  si  heeft  in  haer  wortele.  dats 
int  begin  ter  kelen  wert  2.  fon- 
teynen.  in  dwelke  si  vergadert  haer 
speecsel  dat  die  tonge  verscht. 
dewelke  tonge  dient  der  spisen  te 

c  35b.  keerne  onder  die  tanden  alse  de 
mensce  cuwe£.  bi  welken  enen 
mensce  toe  comt  smake.  Ende  si 

G  77d.  snijt  oec  den  luut  die  comt  uten 
roepere  ende  formeren  dwort.  waerbi 
die  dicke  tongen  hebben  en  spreken 
niet  also  claerlike  haer  word  alse 
die  hebben  dunne  tongen.  <I  Ende 
daer  siin  oec  die  tanden  binnen. 
ende  sulke  siin  diere  hebben  .32. 
.16.    onder   ende   .16.    boven.  Ende 


sulke  hebbender  .28.  .14.  onder 
ende  .14.  boven,  dewelke  tanden 
siin  van  den  geslachte  vanden 
benen  Ende  si  hebben  beseffelijc- 
heiden  in  maer  dat  en  doen  ander 
been  niet.  €J  Ende  bute?i  den  tande?i 
so  siin  lippen,  die  sijn  die  doren 
vanden  mont  ende  oec  hulpe  vander 
spraken,  dat  behoort  al  de?i  mont. 
in  welke  vorseide  dingen  mogen 
comen  vele  ziecheiden  ende  in  elc  G  78a. 
sonderlinge.  van  welken  men  hier- 
na sal  wisen  van  eiker  zieeheit 
sonderlinge  .1.  deel. 

Cap.  2. 

ff  Vande(n)  huve  bi -)  va{n) 

si{er)e  v(er)ste(n)nissen  3). 

Die  huuf  alse  platearms  seit  die 
verswaert  menechwerf  bi  vervulten 
van  humoren,  ende  onderwilen  so 
verlangen  hi.  Ende  hi  versweert 
onderwilen  bi  heten  humoren  ende 
onderwilen  bi  vervultheiden  die 
comen  van  couden  humoren.  •!  Die 
comen  van  heten  hu?«oren.  dien 
doe  bloet  laten  onder  die  tonge 
in  die  .2.  blauwe  adren.  ende  maect 
hem  ene  gargarisacie  van  sumacke.  c  35c. 
van  balaustiën.  van  gallen,  ende 
van  rosebladren.  die  gesoden  in 
watere  ende  geziet  ende  getempert 
met  dyamoron.  Of  nemt  dwater 
vorseit  ende  doeter  toe  .1.  luttel 
aysiins.  of  doeten  gargariseren  G  78b. 
met  dyamoron  allene.  «I  Ende  eist 
dat  die  huuf  verlangen  bi  couden 
humoren 

of  versweert.  dewelken  men  mach  B  i3ic. 
kennen  bi  dat  die  mont  geeft  vele 
speecsels.  of  dat  die  stede  si  onder4) 
rootheide    dat   es    bleec.    so    doet 


')  G:  etende  2)  Woord  onleesbaar. 

3)  C:  Van  den  huve  ende  datter  toe  behoert.  G:  Vanden  huven  die  verlanghet 
of  zwellet.  4)  G:  sonder 


105 


hem  dese  cure.  <I  Purgiert  ierst 
den  zieken  met  pillen  diemen  heet 
pillen  cochie  l)  ende  yere  pigra 
galieni.  of  g-i  cont.  dat  qztalike 
mach  siin.  of  gine  wert  vroet  van 
medicinen.  daerna  so  maect  dese 
gargarisacie.  Nemt  asiin  .1.  deel 
zee?n  .ij.  deel.  dit  doet  spelen.  Ende 
daerin  so  doet  zaet  van  mirtillen 
ende  rode  rosé  bladen,  piretrum 
gingbere.  vanden  welken  gi  maect 
pulver  stampende  in  enen  mortier. 
ende  daerna  so  maect  pulver  van 
swerten  pepere,  ende  vavi  zoute 
armoniac.    ende    van    antimoniëw. 

G  73c-  ende  van  gallen,  dit  so  blaest  met 
ere  pipen  (zie  fig.  XXXI)  opten  huuf. 
€f  Ende  es  u  dit  te  pijnlijc.  so  nemt2) 
gallen  van  balaustie.  ende  sumac 
[ana  partes  equales  C]  die  doet 
spelen  in  regen  watere 3).  ende 
temperet  met  dyamoromme  heeter 

c  35d.  da^  laeu.  ende  dat  gargarisere. 
<I  Ende  en  hulpt  dit  niet  ende  men 
moet  snide?i.  so  kent  den  welken 
men  es  sculdech  te  snidene.  Enten 
welken  men  niet  sniden  en  mach. 
Ende  dat  siin  dese  die  groet  ende 
dicke  siin  ende  swertachtech  ende 
root.  ten  swerten  wert  kerende,  die 
en  snijt  niet.  Mer  die  cleine  siin 
ende  lanc  als  .1.  muserasteert  scarp 
dalende  tote  op  die  tonge.  die  sal 
men  sniden  met  enen  sizoor  aldns 

g  78d.  (zie  fig.  XXXII) 4).  [Ofte  C]  doet 
make?i  .1.  lange pipealse.l.floyte5). 
ende B)  vaste  gestopt  mei  ene?i  plaet- 
kine  daeran  gesaudeert  wel  vaste. 
ende  bi  den  ende  so  sal  siin  .1.  gat 
daer  die  huuf  in  dalen  mach7),  ende 
daertoe  so  hebt  enen  priem  ten  ende 
scarp  stalijn   ende  .1.   luttel  breet 


ende  wel  snidende.  dien  stect  in 
die  pipe  tote  biden  gaetkine.  ende 
die  pipe  stect  in  den  mont  ende 
doet  so  dat  die  huuf  vallet  int 
gaetkiin  vander  pipe?i  vorseit  toten 
bodeme.  Dit  sal  af  sniden  den  huuf 
die  es  gedaelt  binnen  der  pipen.  g  ?9a. 
(zie  fig.  XXXIII)  Dan  so  hebt  dit  pul- 
ver gemaect.  ^  Ne?nt  mastic.  canele. 
gebernt  zout.  hier  af  so  maect  .1.  c  36a 
pulver  stampende  wel  cleine.  ende 
van  desen  pulvere  so  duwet  opten 
huuf  wel  vaste  met  uwen  dume. 
dit  sal  stremme?i  dbloet  ende  heilen 
die  wonde.  <I  Ende  als  gi  den  huuf 
snijt.  so  wacht  wel  dat  gine  niet 
en  snijt  te  cort  no  te  lanc.  mer 
tsiere  natnrliker  sceppenissen.  Want 
int  sniden  vanden  huve  so  vallei 
vele  a.vonture?i  also  avicenna  seit8). 
dat  vele  pinen  comen  vander  snede. 
Dierste  es  faute  vanden  lude  of 
vander  ste??zmen.  Dander  es  be- 
dructheit  vander  longene?i  of 
dat  si 

vercout  wert.  Terde  es  die  hoeste  b  i3id. 
altenen.  End^  tflerde  es  dorst  son- 
der  verdriven.  Ende  dat  vijfte  es 
dattie  mag  e  wert  ontreint  van  der 
complexiën  vanden  stove  ende  van 
roke  datse  ontfaet.  Ende  tseste 
ontsiet  men  meest  tsniden  omme 
tcoude  vander  lucht  dat  men  niet 
gedogen  en  mach.  Tsevende  es 
om  dattie  lucht  in  de?i  zieken 
ontempert  wert.  Dachtende  es.  dat 
hem  tcoude  stect  in  die  borst  al 
tote  hi  doot  es.  Die  .9.  pine  es 
dat  men  bloet  spuwet.  dat  ment 
cume  of  niet  o?ithouden  en  mach. 
Ende  daeromme  eist  grote  vrese 
den   huuf  te  snidene.   Daer  omme 


x)  C:  cochias  rasis  2)  Schets  in  G. 

3)  C:  in  water  dat  van  loode  valt.  G:  water  alst  reghent  van  eenen  \odenen  dacke. 

4)  Ook  in  G  een  schets.  5)  In  C  en  G  eenvoudige  schetsen. 
6)  C:  ten  hende  7)  In  C  eenvoudige  schets. 

s)  De  rest  van  dit  hoofdstuk  ontbreekt  in  C  en  in  G. 

7* 


106 


seit  ypocms  vanden  huven  die 
geswollen  siin  ende  root.  die  siin 
sorchlijc  te  snidenè.  omme  detter 
datter  na  volge£.  of  vloyinge  va?i 
bloede,  ende  daeromme  saliner  met 
andren  werken  toe  gaen.  ende 
scuwen  tsniden.  <I  Ende  en  mach 
nie?i  de?i  snidene  niet  ontgaen. 
ende  die  huuf  hangeÊ  tote  in  die 
kele.  so  sal  men  sniden.  Mer  men 
sal  ierst  den  lichame  pwrgieren. 
Ende  daer  af  seit  avicenna.  den 
huuf  te  snidene  met  vollen  lichame 
v&n  humoren,  dats  grote  vrese. 
Es  die  huuf  snbtijl  ende  lanc  alse 
die  steert  van  ere  muus.  dat  hi  sit 
optie  tonge  ende  hi  niet  root  en  es 
no  swert.  so  en  es  des  snidens  gene 
vrese.  alsoet  vorseit  es.  te  snidene 
af  dat  hi  langer  es.  dan  die  huuf 
es  sculdech  te  sine  bi  naturen. 

Cap.  3. 

g  79b.  «j    Vande(n)  ziechede(n)  die  come(n) 
moge(n)  in  die  tonge  '). 

Dits  vander  tongen  also  medicine 
wijst  ende  boeke?i  van  ersateriën 
vanden  ongemaken  die  mogen 
comen  in  die  tonge  die  misselijc 
siin.  alse  puuste?i  ende  swillinge. 
ende  clievinge.  cortinge  die  men 
heet  bintadere.  ende  ranula.  ende 
spasme.  ende  verlanginge  of  blein- 
kine.  van  eiken  salmen  sonderlinge 
spreken. 

Cap.  4. 
<I  Van  swilli?ige(n)  vand(er)  tongen i). 

C  36b       Die  swillinge  of  die  sweringe  die 
op    de    tonge    comen    entie    van 


heeten  humoren  siin.  die  mogedi 
ke?men  bider  hitten  ende  bider 
rootheiden.  Ende  die  mogedi  ge- 
nesen  met  bloetlatene  te?'  hooft- 
adre?i.  ende  bi  ve?iteasen  te  stelne 
onder  den  kin.  mepten  welken  gi 
doet  uuttrecken  vele  bloets.  Ende 
bi  ziedingen  van  frute  3)  ende  met  G  79c 
dwaningen.  €J  Siedinge  van  frute. 
Nemt  mirabolani  citn'ni.  vanden 
vlesche  .1.  \  .5.  dese  siedetf  met 
rouwen  case  weye.  ende  dat  drinke 
nuchtren  tere  toge.  dit  sal  pur- 
gieren  die  colere  bi  den  funda- 
mente.  Ende  daerna  sodwaetdicke?i 
gargariserende  al  den  mont 

met  desen  watere  dat  men  hier  B  132a- 
af  sal  maken  [ende  dat  laeu  des 
daghes  .ij.  warf  ofte  .iij.  warf  C]. 
Nemt  lentilgen.  balaustiën.  scorssen 
van  prnmen  gernaten.  gallen,  rosen. 
sumac.  dese  doet  zieden  in  die  .2. 
deel  waters  ende  terdendeel  aysiins 
hier  met  so  gargarisere.  ^  Ende 
doet  dit  pulver  cleven  dicke  ant 
palas  vanden  mont.  <&  Nemt  rode 
rosebladere.  sandalen  wit  ende  root 
balausten  [ana  partes  equales  C] 
ende  .1.  luttel  canfers.  dit  so  duwet 
met  enen  lepele  ant  palas  vanden 
mont.  Ende  dit  selve  hulpt  alse  c  36c- 
die  huuf  es  verlangen  bi  heten 
humoren.  <I  Ende  hierna  so  nemt  dit 
pulver  merten  welken  gi  wrijft  vaste  G  79d- 
an  den  mont  binne?i.  Ne?ntspodium. 
rode  roseblade.  sumac.  coriandren 
droge  gepelde  lentilgen.  semen 
porceleine.  van  eiken  even  vele 
ende  .1.  luttel  canfers.  dit  pulvert 
in  .1.  motaliin  mortier  wel  cleine. 
ende   doet   als  u  vorleert  es.  Ende 


1)  C:    Van    den   onghemake   der  tonghen.    G:    Vander   tonghew    ende  van  der 
ziechede. 

2)  C:  Van  der  zweeringhen  ofte  zwellinghe  der  tonghen.  G:  Vander  zwellinghe 
vaw  der  tongriem. 

3)  C:  ruten,  G:  froute 


107 


daerna  so  dwaet  den  mont  met 
rosé  watere  ende  met  aysine  ge- 
niinct  ')  [ana  partes  equales  C]. 
fj  Eist  dat  si  comen  van  couden 
humoren,  so  purgiert  ten  iersten 
den  mont  met  pillen  van  cochiën. 
ende  daerna  so  wrijft  den  mont 
binnen  met  zeme  ende  met  ater 
me?rte.  ende  dwaten  oec  dicken 
daer  met.  Ende  dwaet  oec  den 
mont  met  oximelle.  ende  houdet 
daema.  in  den  mont  met  mirabo- 
lanen  van  kebulen  ende  piretrum. 
met  elke/i  even  vele  te  gadere 
gedaen 

Cap.  5. 

g  80a.  Cj  Va(n)  sweringein)  optie  to[n)ge  -). 

Xoch  van  der  swillinge-n  vander 
tongen  of  vander  sweringen  op  die 
tonge.  Esser  hitte  so  kennel  also  n 
vorleert  es  [ende  dan  so  doet  den 
zieken  bloet  laten  G]  [ter  hooft 
aderen  C].  ende  purgerten  [dye 
materie  G]  ierst  met  mirabolanen 
citrinen  ende  met  rouwen  case  weye 
also  daervoren  steet  int  naeste 
capittel.  Ende  daerna  so  maect  ene 
gargarisacie  van  balaustiën.  ende 
va;;  psidiën.  va«  gallen,  van  rosen. 
va/z  sumacke.  dewelke  gi  stampt 
.1.  luttel  ontwee.  ende  doetse  zieden 
in  de  .2.  deel  waters  ende  terden- 
deel  aysiins.  ende  daermet  garga- 
riseert.  Ende  daerna  so  nemt  dit 
pulver  ende  stroyet  op  die  tonge. 
Xe??zt  rode  roseblade.  sandalen  wit 
ende  rode.  balaustiën  [ana  partes 
equales  C]  ende  .1.  luttel  canfers. 
G  sob.  Ende   omtende  3)  so  doeter  toe  die 


curen  die  vorleert  siin  vanden 
huve  ').  fj  Ende  siin  die  swilli?ige>< 
of  die  s  weringen  van  couden 
hmnoren  so  purgeertse  also  u 
vorleert  es  met  pillen  van  cochiën. 
Ende  daerna  so  doet  den  zieken 
gargaiïseren  metten  vorseiden 
watere  ende  metten  dyamoru?nme 
also  gi  gehort  hebt  int  capittel 
vanden  huve. 

Cap.  6. 

CJ  Yand(er)  clievi(n)ge(n)  va(n)d(er)  c  36d. 
to(n)ge(n) 5). 

Hier  sal  men  leren  vande?'  clie- 
vingen  van  der  tongen,  dat  salmen 
genesen  aldus. 

CJ  Xemt  gestampt  dragant  te  e  132b. 
pulvere  ende  musselage  van  pop- 
plen.  ende  psilliën  geminct  met 
sukere.  ende  wriftse  vaste  te  gadere 
so  dat  si  scumen.  ende  daermetf  so 
sniert  die  tonge.  Cf  Ende  dits  oec  G  80c. 
goet  drinke  tyseine.  ende  eete  wel 
gesoden  swinen  voete?i.  of  scaeps 
dauwen.  Ende  wrijft  die  tonge  met 
wel  gesodenen  zenewen  vanden 
vorseiden  voeten. 

Cap.  7. 

CJ   Yander  bintadren  6). 

Alse  die  bintadre  wast  den 
mensee  onder  die  to?ige.  die  sulke 
lieden  heeten  corti??ge.  Die  vorseide 
bintadre  wast  bi  wilen  lieden  onder 
die  tonge.  ende  meest  kindren  die 
nieboren  siin  of  ionc.  Die  suldi 
cureren  aldns.  CJ  Xemt  .1.  sceers  7) 


l)  De  rest  ontbreekt  in  ft. 

'-)  C :  Van  zweeringhe  der  tonghen  met  hitten.  G :  S weeringhe  vander  tonghen  aldus. 

3]  G:  Int  eynde  *)  De  rest  ontbreekt  in  C  en  in  G. 

3)  C:  Van  der  cleevmghen  der  tonghen.  G:  Die  clievinghe  van  der  tonghen. 

6)  C:  Hoemen  die  bint  adere  ghenesen  sal.  G:  Vander  bint  adren. 

")  In  G  schets  van  een  mes. 


108 


ende  snijt  die  adre  dweers  ontwee. 
Ende  bloede  dan  te  zere.  so  es 
ment  sculdech  tebernemeJ  goude1). 
Mer  dat  en  gevallet  niet  dicken. 
g  80d.  soudt  gevallen,  dat  soude  siin  in 
geouderden  kindren,  of  in  oude?* 
lieden. 

Cap.  8. 
<J  Van  ranula  ond(er)  die  to{n)ge  2). 

C  37a.  Ranula  dat  es  .1.  aposteme  onder 
die  tonge  die  es  van  coude/i  hu- 
moren alse  va?i  fleumen.  entie  siin 
gevarwe£  wit.  of  van  melancoliën 
entie  siin  gevarwt  swert  ende  hart. 
An  die  en  comt  met.  Mer  die  van 
fleumew  siin.  die  wrijft  vaste  met 
soute  tote  datter  bloet  ute  comt. 
Ende  en  hulpt  dit  niet.  so  wrivet 
met  vitreole.  dats  groene  coperroot. 
€J  Ende  en  hulpt  dit  niet.  dat  soude 
siin  om  datse  te  groet  es  ende  te 
vol  van  humoren,  so  es  dan  dit 
die  cwre.  Nemt  .1.  sceers 3)  {Zit 
fig.  IV)  of  .1.  vlieme.  ende  snijtse 
uut  ende  daerna  sal  men  die  wonde 
wriven    met    oprimente    root.    (en) 

G  8ia.  gelu  elx  .\.  3.  alium  ').  gingebere. 
sout.  peper,  van  eiken  .1.  3.  ende 
mac  hieraf  pulver,  ende  daerme£ 
wrivet  vaste.  Ende  proevet  oft 
hulpen  mach  daermet  gewreven, 
eer  mense  snijt.  «I  Of  minge  dit 
vorseide  pulver  met  aysine  ende 
daermet  so  maect  nat  .1.  wieke 
van  catoene  ende  wrivet  daer  met. 
Of  maecter  af  trocisken.  Ende  alst 
noot  ware  so  nemt  ene  ende  bresce 


ende  wrijfse  daer  in  metter  tongen. 
Ende   daerna   so   doet   den  zieken 
houden  olie  van  rosen  in  den  mo?it 
tote  die  sweringe  gestelpt  vander  c  37b. 
scarphede  vanden  trocisken. 

Cap.  9. 

CJ   Van   spasme   vand(er)   to(n)ge(n) 
dats  cra(m)pe  d(aer)i{n) 5). 

Spasme  vander  tongen  die  comt 
misselike  toe.  ende  dats  weder- 
treckinge  van  der  tongen  in  den 
wortel  ende  meersinge.  die  welke  g  8ih. 
cure  es  dus.  <J  Nemt  olie  van  rosen 
of  van  camomillen.  ende  die  warm 
hout  in  den  mont. 

Ende  smere£  thooft  enten  necke  b  132c 
mester  oliën  vorseit  ende  met  war- 
men watere.  te  gadere  geminct. 
Piretrum  ende  mastic  te  gadere 
gepulvert  ende  gehouden  in  de?ï 
mont.  die  trect  die  fleume  uten 
mont  ende  uter  tongen. 

Cap.  10. 

<J  Dits  van  v(er)laginge(n)  vand(er) 
tongen  dats  juchticheit 6). 

Dit  es  die  cure.  Ierst  purgiert 
den  zieken  mei  stinkenden  pillen 7). 
of  met  trocisken  van  turbitte 8). 
Ende  daerna  so  doet  maken  dese 
medicine  aldus.  <&  Nemt  .6.  tarwe?*, 
cornen  wegens  van  clare?*  nuwen 
euforbie.  ende  also  vele  wege?is 
drogere  ende  vetter  vigen  wel  suver 
gepelt  van  haren  pellen  ende  haer  g  sic 
steerte   ende    alle  die  hertheit.  Dit 


')  In  Gr  een  schets. 

:)  C:  Van  apostemen  onder  die  tonge.  G:  Van  apostemen  onder  die  oghen. 

3)  In  G  ook  een  schets.  4)  C:  aluinen 

6)  C:  Van  der  crampen  ofte  spasmeringhen  der  tonghen.  G:  Vander  spasme 
onder  die  tonghe  gheheten  den  crampe. 

6)  C:  Van  yechticheit  der  tongen.  G:  Vander  niectcn  (mecten?)  oft  verlang  hinghen 
onder  die  tonghe. 

')  G:  pillen  fetidas  8)  C:  cucurbite 


109 


stampt  wel  te  hope.  Daerna  so 
stampter  mede  .1.  luttel  wits  zeems 
rou.  dit  niifict  wel  te  gadere.  ende 
dat  wert  te  siene  alse  .1.  latuarie 
vanden  welken  die  zieke  houde 
onder  siin  to?ige  nuchtern  also 
groet  als  .1.  bone.  Hier  met  hebben 
c  37c.  vele  lieden  gecrege?i  die  bate  ende 
haer  sprake. 

Cap.  11. 

«I  Dits   va{n)  puuste(n)   va(n)de{n) 
mo(n)t  ende  vande(n)  vlageiji)  '). 

Die  geneest  also  u  vorleert  es 
int  capittel  vanden  puusten  [ende 
vanden  vlayinge  vander  tonghe  G]. 

Ende  esser  hitte,  so  doetse  also 
bloet  laten  in  die  hooft  adre.  ende 
met  venteusen  onder  den  kin.  op 
dat  si  siin  van  heeter  materiën  of 
hete  humoren,  die  gi  bekent  also 
g  8id.  u  vorleert  es  het  en  ware  of  die 
zieke  ware  te  flau  of  te  cranc. 
ende  doet  vort  also  u  in  tselve 
capittel  vorleert  es  2).  Ende  na  dat 
die  zieke  gepurgiert  es.  so  wrivet 
sinen  mont  binnen  met  desen  pul- 
vere  aldus.  <J  Nemt  spodium  ende 
datter  toe  behort.  Ende  cornet  van 
couden  humoren  so  doet  also  u 
vorleert  es.'  [Ende  dair  na  wrivette 
metten  zeeme  ende  metten  ater- 
mente  ende  dair  na  dwaet  den  mont 
alsoet  achter  volghet  G]. 

Cap.  12. 
<I  Dits  van  den  tantvlesche 3). 

Dits  vanden  tantvlesche  daer 
dicken    vele    ongemacx   in   comt 


ende  sonderlinge  dat  men  heet 
canker  int  gemeine.  Maer  gecon- 
firmeert  canker  van  melancoliën 
en  wert  nemmermeer  genesen.  Ende  G  82a. 
dat  es  alse  die  dingen  siin  swe?'t 
ende  moru.  dat  comt  van  humoren 
van  bloede,  ende  van  coleren  ge- 
mmct.  Ende  onderwilen  van  fieu- 
men.  ende  dan  so  en  siin  si  niet 
so  swart.  dan  so  siin  si  bleeker 
vele  ende  haer  tanden  4)  stinken. 
want  si  vallen  uten  hoofde  dmeeste 
deel.  Ende  het  es  oec  omdat  si  siin 
bestopt  binne?i  den  mont.  want 
wat  dat  bestopt  es  dat  stinct 
saen.  dat  doet  onse  naturlike  hitte. 
Ende  dat  proeft  dus.  stoket  u 
tanden.  he£  sal  stinken  dat 

gier  e  uutbrinct.  b  1321 

Cap.  13. 

<I   Van  canker  in  tantvlesch 5). 

Dits  vande?*  tantvlesche  daer  die 
canker  in  es.  Het  gevalt  menech- 
werf  dat  die  humore?i  reumatizeren 
dats  vallen  uten  hooide  int  tant- 
vleesch  ende  wert  dat  tantvleesch 
al  vertich  ende  swert  ende  stinkende  G  82b. 
ende  moru  ende  bloedt  gerne.  ende 
dan  so  wert  tpalaes  vanden  ruont 
menechwerf  oec  qnaet  ende  stin- 
kende ende  al  gevlegen  dese  cure 
es  aleens  aldus.  CJ  Doet  so  dat  u 
de  zieke  niet  en  bite  es  hi  ionc 
of  out.  daerna  so  dwaet  den  nio?it 
vanden  zieke?i  met  soute?i  warmen 
watere.  of  met  aysine.  Maer  aysiin  c  37d. 
nes  niet  so  goet.  want  hijs  con- 
trarie5) den  tande?i  want  hi  loopt 


')  C:  Van  puusten  in  den  mont.  G:  Vanden  puusten  vander  mont. 
-)  De  rest  ontbreekt  in  C. 

3)  Ontbreekt  in  C  G:  Vanden  onghemake  int  tantvleesch. 

4)  G:  materiën 

5)  C:  Van  vulen  tantvleesche.  G:  Vanden  cancker  int  tantvleesch. 

6)  C:  peneteratijf 


110 


lichtelike  ter  wortelen  van  den 
tanden,  ende  dat  deert  den  tanden, 
want  het  droge  es  ende  cout  bi 
naturen,  ende  het  doreloopt  met 
siere  coutheide?i  die  in  hem  es 
ende  bi  siere  sttbtilre  natnren.  Mer 
sout  water  dat  suvert  ende  droget. 
Ende  daerna  so  suvert  den  rno?it 
van  den  bloede,  ende  vanden  on- 
suveren  vlesce  dat  daer  contrarie 
ende  qwaet  ende  verrot  es.  dat  so 
suldi  ave  steke?i  entie  tanden  daer 
af  rume»  met  enen  stalinen  instru- 
mente  l).   Ende   alse   gi   de?i   niont 

G  82c.  gesuvert  hebt.  so  legter  op  met 
uwen  vingere  van  desen  pulvere 
aiomine  daert  quaet  es  .3.  werf 
sdages.  dit  es  tpulver.  fi  Nemt 
gedrogede  wortels  van  groeter 
confiliën 2).  groffels  nagle.  canele 
rode  rosé  blade  droge,  niet  daer 
water  af  gemaectes.  Wa?itsi  hebben 
al  haer  cracht  verloren,  scorssen 
van  prumen  gernaten.  van  eiken 
even  vele  wegens,  ende  hier  af  so 
maect  een  pulver  stampende  in  .1. 
rnotaliin  mortier  ende  wel  gesicht 
dore  .1.  teems,  dits  goet  pulver  daer 
toe.  want  het  droget  ierst  ende 
daerna  heilet.  ^  Ende  dicwile  so 
durkelt  de  mensce  of  bi  vare  of 

G82d.  bi  scaersheiden  so  laüge  dat  het 
wert  ene  ma?üere  van  kankere  ol 
fistelen.  Ende  dit  o?igeniac  so  suldi 
wel  dwaen  also  u  vorleert  es.  ende 
suveret  ende  droget  ende  daertoe 
so  besecht  dit  pulver  gemaect  also 
(1  ander  vorseide  pulver  was. 

<I  Xemt    canele.    groffels   nagle. 
noten  muscaten.  rosé  bladen,  aluun 


succarium.  piretruwi.  die  hoofden 
entie  scaren  van  zee  crabben.  daden-  c  38a. 
stene  gebernt.  scorssen  van  prumen 
gernaten.  va?i  eiken  even  vele. 
Ende  maect  dit  pulver  also  u  vor- 
leert es  vanden  andren  pulvere 
ende  doet  also. 

«I  Ende  eist  dat  hier  met  niet  b  i33a. 
heilen  en  wille  so  wisen  ons  oude 
meesters,  dat  men  die  stede  berne 
met  heten  goude.  toten  bodeme 
vander  zieeheit  :i).  Ende  en  genese^ 
niet  na  dit  hemen.  sobedarfdatme?i 
die  stede  ontvlesce  ende  ontdecke  G  83a. 
dbeen  datter  vertich  es  ende  droge 
ende  dat  uutdoe  [metten  instrumen- 
ten C].  anders  so  en  genese^  niet. 

Cap.  14. 

ij    Va(n)  g(ro)ten   vlesce  an  ta{n)t- 
vleesch  alse  spene(7i) 4). 

Het  wast  menechwerf  groet 
vleesch  an  dat  tantvleesch  alse 
spenen,  dat  men  moet  uut  sniden 
ende  latent  uut  bloeden  niet  te 
vele5).  Ende  daerna  so  legter  op 
vanden  ierste?i  roden  pulvere.  Ende 
somwilen  so  en  diedeÊ  niet  dat 
ment  uut  snijt  het  en  wast  weder, 
waerbi  ons  oude  meesters  leren 
van  surgiën.  dat  wi  die  stede  souden 
bernen.  ende  dat  bi  crachte  of  het 
wast  altoes  weder. 

Cap.  15. 

<I  Va(n)  clievi{ri)gé)ri)  va(n)  lippe(n) 
of  bleine(n)  of  vlagingen  ,!). 

Dits  van  dat  die  lippen  dieven,  g  83b. 
het  gevalt  menechwerf  dat  groene  c  38b. 


')  In  G  drie  schetsen.  2)  C:  kersouden 

')  In  G  een  schets. 

')  C:  Van  overtullighen  vleesche  in  den  mont  binnen.  G:  Vanden  spenen  ane 
tantvleesch  binnen  in  den  mont. 

*)  In  G  een  schets  van  een  mes. 

6)  C:  Van  clevinghe  der  lippen.  G:  Van  clievinglie  of  bleijnen  of  ane  lichtinghe 
aende  lippen  anden  mont. 


111 


humoren  van  scarper  coleren  te?i 
lippe?i  (lopen),  waerbi  dat  si  vlaen 
of  bleinen.  ende  dat  met  hitten. 
Ende  daer  toe  es  dit  experiment 
naturael  orame  te  d?-ogene  entie 
hitte  te  coelne.  eDtie  bleinen  entie 
vlagingen,  ff  Ne?«t  dragant.  ami- 
dura.  peniden  va?!  witten  sukere. 
va?!  eiken  even  vele.  ende  dit 
pulvert  te  gadere  in  enen  mortier 
herde  wel  ende  dan  so  temperet 
met  rosé  watere  alse  .1.  sauce.  ende 
daer  met  so  smert  die  lippen  vor- 
seit.  Of  smertse  met  oliën  van 
rosen.  ff  Of  nemt  sumac.  scalen 
van  nokernoten  tasscen  gebernt. 
ende  pulver  van  porceleinen  wortele 
elx  even  vele  ende  minget  met  ge- 
scuumden  zeme.  Of  berne£  die 
scalen  ende  gadert  die  olie  diere 
g  83c  uut  comt.  dits  oec  goet  daertoe. 
ff  Ende  en  wil  die  clove  hier  met 
niet  genese?!,  so  bescoutse  tote?! 
bodeme  met  goude ').  en  daerna 
so  heilt  die  wonde. 

Cap.  16. 

ff  Vanden  tantvlesce  geswollen  ï). 

Men  siet  onderwilen  dat  tant- 
vleesch  swilt  ende  versceet  van  de?! 
lippen  ende  van  den  tanden,  bi 
welken  dat  si  vele  bloeden  ende 
onderwilen  so  stinke?!  si  ende 
werden  oec  al  swert  of  al  vertich. 
Ter  welker  mesqnamen  men  doet 
dit  pulver  maken,  ff  Nemt  groffels 
nagle.  canele.  psidie.  dade?i  stene. 
aluun.  succarijn.  ende  olive  blade?i 
[ana  partes  equales  C].  dit  stampt  al 
tegadere  ende  maecter  af  .1  pulver 


sichtende    dor    .1.    zeve.    Ierst   so 
dwaet  den  mont  wel  met  aysine  c  38c. 
ende  met  desen  wine  aldns  gemaect. 
Nemt  wiin  .1.  deel  aysiin  .2.  deel.  g  83d. 
ende  zeem   .^.   de(e)l.   ende  wortel 

van  slariën.  diemen  heet  in  latine  b  133b. 
tapsns  barbatzts.  scorsse?i  va?! 
pritmen  gernaten  dieme?!  heet 
psidia  in  latine.  gingbere.  peper, 
piretrnm.  van  eiken  even  vele. 
dese  dingen  so  stampt  gersemlike. 
ende  siedei  al  te  hope  .2.  walme 
of  .3.  dan  ziet  dor  .1.  linen  cleet 
of  -dor  .1.  stramijn.  hier  met  so 
dwaet  den  mont.  ende  daerna  so 
legt  an  tantvleesch  dat  vorseide 
pulver. 

Cap.  17. 
ff  Hoe  dat  tantswere  toecomt s). 

Dits  van  ongemaken  van  tande?! 
die  sweren.  dat  comt  ondertiden 
bider  magen  scout 4)  ende  onder- 
wile?ï  vanden  herssenen.  of  van 
hitten  of  van  couden.  van  he?K 
beide?i  comende  bi  druppinge?!. 
dewelke  conie?i  storttende  na  lanx  g  84a. 
den  zenewen  die  siin  vaste  an  die 
tande?!.  vanden  welke?i  hem  comew 
die  beseflij cheiden.  ff  Ende  comt 
dese  zeerheide  va?!  humore?!  da- 
lende va?i  den  hoofde,  so  es  die 
sweri?!ge  scarp  ende  steke?ide  met 
steecte?!.  ende  met  hitten  int  an- 
sichte.  ende  luttel  swille?!.  Ende 
cornet  van  de?!  hoofde  va?!  couden 
huniore?!.  so  es  die  swe?'inge  mi?!dre  c  3Sd. 
met  sweringe?!  vanden  hoofde  ende 
met  bleecheiden  vande?!  ansichte. 
ende  luttel  swillinge?!.  ff  Ende  comt 


l)  G:  aldus  ghesceden  (schets) 

3)  C:    Van    dat    tantvleesch    zwellet.  G:  Vanden  tantvleesche  ghezwollew  ende 
ghescedew  vander  lippen. 

3)  C:  Van  zweeringe  der  tawden.  G:  Hoe  die  tande  zweerew  ende  waer  af. 

4)  C  e«  G:  sculden  vander  mage 


112 


die  sweringe  vander  mag-en  ende 
dat  bi  vervulte?i  ende  v&n  hitten 
so  swe?-en  die  tanden  zere  met 
droochte?i  ende  met  scarpheiden  in 
die  kele.  ende  dorst  mei  bitterheide?* 
in  den  mont.  ende  dat  doen  die 
coleren  die  haer  prmcipale  humore?i 
sijn.  <&  Ende  comtse  va»  vercout- 
heiden  vander  mag-en  so  comt  hem 
dicken  suerheit  uter  magen  ende 
vele  spekels.  Ende  alsi  vanden 
herssenen  comen.  dan  gedurei  si 
bi  wilen  .10.  uren.  of  onderwilen 
alde?i  dach  sonder  vergaen.  Ende 
comtse  van  der  magen,  so  en  ge- 
G84b.  duert  die  zeer  heit  maer  .1.  ure  of 
onderwilen  .2.  ende  dan  so  stelpse. 
Ende  onderwilen  so  comtse  weder. 

Cap.  18. 

*J  Dits  die  c{ur)e  va[n)  tande(n)  die 
sweren  (ende)  sond(er)  gaten  '). 

Alse  die  tanden  sweren  entie 
sweringe  comt  van  heten  humoren 
ende  van  heter  spisen  dan  hout 
cout  water  in  den  mont.  dit  sal 
die  sweringe  veriagen  dapperlike. 
<I  Ende  comt  si  van  couden  hu- 
moren, of  van  couder  spise^.  so 
doet  hem  olie  van  oliven  houden 
in  den  niont  entie  warm  daerin 
gedaen.  dat  sal  die  tanden  ver- 
warmen   entie    sweringe    stelpen. 

c  39a.  Ende  werden  u  tanden  eggelich 
dats  bomich.  so  eet  case.  of  [groene 
C]  perceleine.  of  cuwe£  warm  was. 
•I  Ende  comt  die  sweringe  van 
hitte?*  ute?i  hoofde  comende  van 
reumen.  dewelke  die  humore?i  doet 
dalen   also   u   vorleert  es.  dwelke 

G  84c  gi  mogei  kenne?i 


bider  verhitheit  vande?i  a?isichte  b  133c. 
ende  bider  rootheit  vande?i  tant- 
vlesce  ende  swillinge?*.  dan  so  doet 
de?i  zieke?i  bloet  laten  i?i  die  hooft 
adre.  Ende  dies  ander  dages  i?i  de 
.2.  blauwe  adren  onder  die  to?*ge. 
Of  en  ware  dat  hi  hem  niet  en 
plage  te  bloetlatene.  of  hine  ware 
te  jonc  of  te  cranc.  Ende  daerna 
houde  i?i  de?*  mont  olie  van  rosen 
gemi?ict  met  aysine.  ende  alst  ver- 
warmt so  vernuwe£  met  couden. 
Ende  hem  hulpt  wel  datmen  he?n 
gietet  in  die  ore  an  die  selve  zide 
daer  die  sweringe  hout  warme 
olie  va?i  rosé?*.  gemi?ict  metten 
virendele  aysiins.  «I  Ende  comt  die 
tantswere  van  heten  humoren  ende 
dat  swerlike.  so  es  dese  raet  boven 
allen  andren  medicine?i.  ende  dits 
menechwerf  geproeft.  Nemt  zaet G  841 
van  belrike  in  latine  jusquiamns 
ende  dat  wit.  niet  tswerte.  opie. 
van  eiken  .2. 3.  ende  .1  9  apiesaets 2).  c  89b- 
die  stampt  al  tegade?-e  te  stucken 
ende  tempert  met  aysine  dickere 
dan  zeem  hieraf  maect  bollekine 
also  groet  alse  bonen,  van  den 
welken  gi  sult  leggen  .1.  opten 
tant  diere  sweert.  ende  dat  duwe£ 
vaste  mette?i  tande  diere  iege?ï 
staet  bite?ide.  dit  verdrijft  die 
sweringe  ende  maect  de?i  ta?it 
eggerech  ende  onbeseflijc.  waeraf 
gene  vrese  en  es.  nochtan  dattie 
tanden  beseffelijc  siin  hoe  dat  si 
siin  bene.  ende  corner  van  des 
vader  nature  alse  dandere  been 
siin.  Alse  mense  verliest  si  comen 
onderwilen  weder,  maer  ander  been 
en  comen  niet  weder,  mer  daer 
comt  in  die  stede  vande?i  verloornen 


')  C:  Van  groeten  zweeringhen  der  tanden.  G:  Die  cuere  vanden  tanden  die 
zweeren  sonder  gate. 

*)  C:  Nemt  saet  van  belden  crude.  wit  raancapinsaet  apitwt  elcxs  -3.  2.  3emen 
apium  .3.  i« 


113 


G  85a.  bene?i  bi  den  voetsele  van  natnren 
.1.  gecnoes  m  latine  porus  car- 
noydes.  Ende  na  den  .4.  dach  so 
hout  in  den  mont  olie  van  rosen 
daer  mastic  in  gesmolten  es. 
€J  Ende  eist  dat  co.ude  humoreii 
come?i  in  die  tanden  of  daer  om- 
trent, dat  kent  bi  der  leliker  ') 
varwen.  dan  en  eomet  geen  hitte, 
no  int  ansichte  no  int  vleesch. 
vanden  welken  tanden  gi  dese 
humoren  selt  pt^rgieren  mei  pillen 
cochiën.  of  met  yera  pigra  galieni. 
Ende  houde  daemsi  in  den  mont 
triacle  dycessarum  diemen  aldus 
maect.  «I  Nemt  genciane.aristologia 
longa  -).  mirre,  lauwers  backen,  dit 
pulvert  wel  in  .1.  mortier  cleine 
ende  daerna  so  temperet  met  ge- 
scuumden    zeme    ende   van    desen 

G  85b.  so  hout  in  den  mo?it.  Ende  van 
deser  selver  raedicinen  so  doet  .3 
drople  drupen  m  dore  an  die  side 
daer  die  tanden  s weren.  §  Nemt 
olie  van  oliven  .2.  3.  aysiin  .1.  5. 
coloqtantide.  peper,  elx  .1  .5.  dit 
doet  zieden  in  .1.  vat  opt  vier 
staende  in  .1.  ander  vat  met  watere. 
hieraf  so  doet  drupen  [int  doghe  G] 
als  u  vorleert  es. 

b  1334  *$  Noch  piretrum  gecuwe£  ende 
gehouden  in  den  mont  tusscen 
dien  tanden  die  sweren.  het  ver- 
teert die  humoren  ende  trect  die 
reume  uter  magen.  C|  Noch  rute 
gesoden  in  wine  ende  dat  ge- 
plaestert  optie  sweringe  vander 
caken.  benemt  die  sweringe  ende 
droget  die  humoren,  ij  Noch  pire- 
trum. stasifagre  zaet.  ende  groene 
van  spaengiën.  elx  even  vele  wel 

G  85c.  cleine  tegadere  gestoten.  Ende  dat 
gedaen  in  .1.  sackelkiin  van  nu  wen 


linen  clede?i  also  groet  als  dat 
vorste  deel  va?i  enen  dume.  Ende 
cuwei  tusscen  de  tande?i  diere 
sweren.  dit  sal  doen  die  humoren 
uutlope?i  by  scotel  vollen,  ende 
emmer  en  swilgei  dit  niet.  «I  Noch 
cu  we  .1.  dij  ster  loocs  ende  bmt 
die  opten  arm  an  die  zide  daer 
die  sweringe  es  bider  hant  opten 
puls.  dat  sal  trecken  alle  die  hu- 
moren entie  sweringe  uten  tanden. 
Ende  daer  en  geen  gat  in  en  es. 
daer  eist  proper,  ja  ende  al  dat 
hier  vorscreven  es.  [Een  poeder  dat 
alderbest  es  jeghen  die  tantz weere. 
<I  Nemt  piretrum  ende  dat  saet  c  89c. 
van  staphisagria.  ende  spaens  groen 
partes  equales  dit  wel  cleene  ghe- 
malen.  ende  ghedaen  in  een  cleen 
sackijn  van  nieuwen  lijnwade  alsoe 
groet  alse  dat  vorste  ledt  van 
uwen  dume  ende  dat  leght  tuschen 
den  tanden.  Dat  sal  de  humoren 
hute  doen  loepen  ende  emmer 
spuwet  die  humoren  hute  ende  hoet 
datsi  niet  ne  gaen  in  dinen  lichame. 
ende  al  dit  ende  dat  vorleert  es 
dat  es  seer  goet  den  tanden  so?zder 
gaten  C]. 

Cap.  19. 

<J  Dits  van  den  tanden  die  siin 
gegaet 3). 

Het  gevalt  menechwerf  dat 
tanden  siin  gegaet.  dewelke  reume  g  85d. 
sendei  die  vertege  humoren  diere 
gaten  in  maken.  Ende  onderwilen 
doent  worme  diere  in  wassen. 
dewelke  gi  moget  kennew.  want 
alse  die  worme  stille  ligge?i.  dan 
so  en  sweren  die  tanden  niet.  Mer 
alsi  roeree  so  swere??se  *)  <I  Ende 


')  G:  bleeker  2)  G:  rotunda 

3)  C:  Van  quadew  gaten  in  der  tanden.  G:  Vanden  tanden  die  ghegaet  sijn. 

4)  G :  dan  heeft  men  pine 

8 


114 


eist  dat  twevout  tanden  siin  dor- 
gaet  ende  niet  en  sweren  no  wan- 
kele», so  wert  grote  vrese  dien 
tant  uut  te  treckene.  ende  daer 
heeft  menech  af  gehadt  groet 
meskief  dat  hijs  nemmermeer  en 
genas,  ende  vele  sijnre  bleven  doet. 

c  39d.  Ende  diere  bliven  levende  haer 
caken  versweren  menechwerven. 
ende  da?i  comender  uut  scaelgiën 
vanden  cakebene.  ende  daer  bliverc 
in  lope?zde  fistelen,  entie  caken 
bliven  ewelike  groet.  Maer  daer 
wakelen  sijn.  daer  en  es  geen  vrese 
an.  «I  Ende  en  wildise  niet  doen 
trecke»    ende    si    vaste    staen.    so 

e  86a.  doet  also  ons  oude  meesters  leren. 
Nemt  olie  van  oliven  .1. 3.  maiorane. 
tsaet  van  coocten.  in  latine  cycuta. 
elx  .\.  5.  dit  doet  spelen  al  te 
gadere.  Ende  daerna  so  hebt  .1. 
cleine  yseren  pipe.  ende  in  die 
pipe  sal  gaen  .1.  yseren  priemkijn 
Ifig.  XXXIV)  «).  dat  an  dende  sal 
wesen  gegloyt  ende  dan  gesteken 
in  die  olie  vorseit.  Ende  dan  dat 
priemkiin  steken  dor  die  vorseide 
pipe  int  gat  vanden  tande  .7.  werf. 
ende  wacht  dat  niet  en  berne  die 
lippe?i  no  dat  tantvleesch.  Ende 
bi  desen  sal  vele  waters  lopen 
uten  tanden  ende  uten  mont. 
<J  Ende  eist  dat  gi  emmer  desen 
b  134a.  tant  wilt  doen  trecken.  so  nemt 
die  scorssen  vanden  moerbesibome. 
ende  piretrum  elx,  even  vele.  dit 

c  40a.  stampt  met  aysine  in  die  zonne. 

g  86b.  ende  latei  drogen  daer  in.  dit  pulver 
doet  omtrent  den  tant.  dien  gi 
wilt  doen  trecken.  ierst  den  tant 
ontscoyt  van  sinen  vlesce  met  .1. 


instrnmente  (fig.  XXXV)2).  €J  Noch 
nemt  die  melc  van  sporiën  ende 
tempertse  met  amidumme.  dit  doet 
tselve.  «I  Echter  piretrum  gepulvert 
ende  getempert  mei  starken  aysine 
.40.  dage  in  den  zomer  'i).  ende 
gestreke?i  tusscen  die  tanden  enten 
tantvlesce.  dit  doet  den  tant  so 
wankelen  dat  hi  goet  es  uut  te 
halene  ende  oec  onderwilen  son- 
der  tang  *). 

Cap.  20. 

*3   Van  swarte(n)  tanden  wit  te 
makene 5). 

Heeft  iemen  swerte  tanden  ende 
lelijc.  die  salse  suveren  ende  witten  G  86c. 
eist  dat  hise  dicken  vrijvet  hier 
met.  <I  Nemt  gerste?i  mele  ende 
also  vele  zouts.  ende  maecter  af 
deech  met  zeme.  ende  dit  bewimpelt 
in  panpiere.  entie  bernet  in  enen 
oven.  van  welken  gi  nemt  terden- 
deel.  crede  vitsen  gebernt  te 
poedre.  calc  van  eyer  scalen.  ciperi. 
aluum.  van  eiken  .2.  deel.  die  C  40b. 
scorsen  vanden  coden  in  latine 
citrus.  entie  droge,  canfer.  van 
eiken  .1.  deel.  dat  es  vanden  iersten 
.3.  5.  van  den  andren  .2.  vanden 
derden  ene.  van  al  desen  maect 
pulver  stampende  in  .1.  mortier, 
ende  zichtende  dor  .1.  zeve.  Met 
welke?z  gi  wrivet  dat  tant  vleesch 
daer  die  tanden  swert  siin.  het 
suvertse  ende  maecse  wit 6).  €J  Een 
ander  pulver  omme  swerte  tanden 
wit  te  makene  ende  te  genesene 
dat  tantvleesch  dat  geten  es  van  Q  86d. 
humoren,  dewelke  die  quenen  heten 


')  G:  aldus  gemaect:  2  schetsen.  *)  Ook  in  G  een  schets. 

3)  C:  sonne  4)  In  G  schets  van  een  tang. 

")  C:    Van   leelicken   tanden   te    zuveren    ende    schoen  te  maeken.  G:  Vanden 
zwarten  tanden. 
6)  De  rest  van  dit  Cap.  ontbreekt  in  C. 


115 


canker.  ende  seggen  onderwilen 
wittere  canker.  ende  onderwilen 
roden  canker.  ende  onderwilen 
water  canke?-.  Ende  hieraf  so  en 
maken  die  auctore  geen  gedinke- 
nesse.  nier  si  spreken  vare  canker 
ende  seggen  wat  canker  es  bi 
proefeliken  redenen,  alsic  u  sal 
leren  als  die  tijt  sal  comen  daeraf 
te  leerne.  CJ  Dits  tpulver  daer  ie 
af  begonste.  Ne?nt  canele.  groffels- 
nagle.  antofolij.  spica  nardi.  wie- 
rooc.  mastic.  wel  witte  tarwe,  die 
voeten  van  credevitsen.  dade?i 
stene  gebernt  van  olive  stene.  dit 
stampt  al  te  gadre  ende  maecter 
af  .1.  cleine  pulver  sichte?ide  dor 
.1.  teems.  Hier  met  so  wrijft  die 
tanden,  ende  legget  op  tantvleesch 
dat  daer  geten  es.  €f  Noch  .1. 
ander   dat    nuttelijc    es    de?i   tant- 

G  87a.  vlesce   dat  geten  es.  ende  daer  de 

mont  stinct. 
B  134b.  Ende  oec  daer  die  tanden  uut- 
vallen.  <J  Nemt  levende  calc. 
leve?ide  sulfer,  operment  elx  .\.  5. 
peper  gebernt.  scorsen  van  cau- 
worden.  van  eiken  .2.  5.  root  wolliin 
cleet  cleine  gesnede?i  te  stucken 
in  driën.  een  blat  outs  percaments 
wel  te  stucken  gesneden,  dit  so 
ziede£  in  enen  nuwen  erdenen  pot 
'\n  starken  aysine.  ende  alst  heeft 
gesoden  een  stuc.  so  salmen  tcalc 
in  doe?i  ende  dat  operment  ge- 
pulvert  vanden  sulfere  daerin.  ende 
daerna  tpulve?'  vanden  pepere  ende 
vanden  scorse?i  daerin  nu  deen 
nu  dander.  Ende  alst  al  geminct 
es  so  set  den  pot  vande?i  viere. 
Ende  alst  begint  ve?*couden.  so 
doeter    in    dat   vorseide    cleet   te 

G  87b.  stucke?i  gesneden,  ende  dat  so  roert 
wel  ove?-een.  Ende  van  deser  ge- 
mingder  so  maect  bollekine  ende 
droochse  in  die  zorene.  Ende  als 
gijs   hebt   te   doene.  so  pulvert  .1. 


bollekijn  in  enen  mortier,  met 
welken  pulvere  gi  wrijft  wel  beide 
tanden  ende  tantvleesch.  Ende 
dae?*na  over  een  lanc  stuc  so  hebt 
aysiin  daer  in  gesoden  es  die 
wortel  va?i  slariën  in  latine  tapsus 
barbatns.  Ende  daermetf  so  dwaet 
wel  den  mont.  dit  doodt  den  canker. 
Ende  alse  die  canker  gedode^  es. 
so  legt  op  ta?itvleesch  dit  pulver. 
(&  Nemt  rode  roseblade.  canele. 
groffelsnagle  elx  even  vele.  hier 
af  so  maect  .1.  pulver  sta?npe?ide 
in  enen  mortier  ende  sichtende  dor 
.1.  teems,  dit  heilt  ende  benemt 
den  stanc  vanden  mont. 

•I  Ende  alse  de  mont  binnen  es 
gevlegen  entie  tonge.  so  nem  die  G  87c. 
gomme  die  loopt  uten  kersbome. 
ende  uten  pruumbome.  ende  dese 
doet  smelten  in  rosé  watere.  ende 
dat  hout  in  de?i  mont.  het  salne 
doe?i  genesen.  CJ  Dits  oec  goet. 
zeem  .1.  deel  ende  aysiin  .1.  deel 
ende  daerin  .1.  luttel  spaens  groene 
gepulvert. 

•J  Explicit  liber  de  ore  etc. 

Hier  soe  eyndt  dye  bouck  vander 
mont  ende  begint  dye  bouck  van- 
den oren.  Ende  alre  verst  wat 
dore  es  ende  dye  scepenesse  ende 
dye  ziechede  diere  in  mogen  conien.  g  87a. 


Dits  die  tafele  vanden  vijften 
boeke  ende  sprect  vanden  oren 
ende  heeft  9  capitlen. 

.1.  Ende  sprect  ierst  wat  die 
ore  es. 

.2.  Van  s weringen  vanden  oren. 

.8.  Hoeme?i  die  sweringe  cu- 
ren  sal. 

.4.  Van  wormen  gelopen  in  die 
oren. 

.5.  Van  dingen  die  valle?i  of 
risen  in  doren. 

.6.  Vavi  watere  gevallen  -in  doren. 


116 


.7.  Van  lopenden  oren  encle  stin- 
kende, va/i  fistelen. 

.8.  Van  rutingen  in  die  oren. 

.9.  Van  doofheiden  vanden  oren 
ende  dat  es  dat  leste  capittel 1). 


ie  oren  vanden  mensce 
heeft  God  gemaect  ende 
gestelt  an  thooft  omme 
daer  met  te  hoorne. 
beide  van  datter  verre  es  ende  van 
datter  bi  es.  Ende  tgat  vanden 
oren  dats  int  herssenbecken.  ende 
c  40c.  daeraf  es  .1.  an  2)  die  rechter  zide 
vanden  hoofde  ende  .1.  an  die 
luchter  zide.  dewelke  gaten  siin 
gewasse?i  erom  alsoet  gode  goet 
G  88a.  dochte  Ende  aldns  so  maecti  dit 
werc.  ende  met  allene  i?^  den  mensce 
mer  oec  in  alle  creaturen.  Die 
herssenen    vanden   mensce   die   .1. 


led  siin  vanden  principalen  leden, 
vanden  welken  datter  siin  .4.  alsoet 
vorleert  es  int  capittel  vanden 
herssenen.  int  welke  siin  die  vijf 
sinne.  zien.  hore?i.  rieken,  smaken 
ende  beseffelijchezt.  dwelke  es  ge- 
dinkenisse  ende  gepeins,  tj  Die 
gaten  vanden  oren  die  siin  erom. 
dats  om  dat  de  luut  niet  vloge- 
linge  in  en  soude  moge?i  vliegen, 
want  het  soude  dicwile  quetsen  die 
zenewen.  bi  wies  bevoelenisse  wi 
horen.  Dese  zenuwen  comen  uten 
herssene?i.  also  dandere  zenewen 
doen  die  de  mensce  over  hem  heeft. 
Mer  dese  zenewen  maken  daer  .1. 
nette  nauwe  gebreit.  dat  natnre 
doet.  Ende  alse  dit  net  suver  es 
van  humoren  ende  onbelemmert.  g  88b. 
so  hoort  die  creatnre  wel.  Ende 
soet  meer  belemmert  es  so  de 
creature  qualiker  hoort,  want  alse  c  40d. 


')G:Hier    beghynt   den    bouck    van    den    oren 

2  Vander  sweeringhe  dye  raoghe  comen  in  die  oren 

3  vander  zweerne  int  doren  ende  hoemense  cuereren  zal 

4  van  lusen  oft  van  wormen  dies  ghelike  die  int  doren  lopen 

5  van  enegen  dingen  dat  valt  int  dore  als  coren  oft  sant  ofte  steene  oft  ander  dinck 

6  van  watere  gevallen  int  dore 

7  van  dat  dore  lange  heeft  ghelopen  ende  stinct  twelke  men  heet  fistel  int  dore 

8  vander  rutingen  in  doren 

9  van  doefheden  int  doren 
10  vanden  bulten  op  thovet 

Dye   s  c  e  p  (p)  e  n  i  s  s  e    vanden   oeren,    haren    dienst    voren 

C:    Hier    beghint    den    bouc    van    der    oren 

Hier  ent  den  bouc  van  den  monde.  Ende  hier  nae  comt  den  bouc  van  den  oren 
ende  alder  erst  wat  dat  die  ore  es  ende  die  sceppenisse  der  of. 

Die    taffele    der    of 

van  de  zweeringhe  der  oren 

van  de  cuere  die  zweeringe  in  de  oeren 

van  de  wormen  in  de  oeren 

van  dat  yet  ghevallen  es  in  der  oren 

van  water  in  der  oeren 

van  den  fistelen  in  de  oeren 

van  rutinge  in  de  oeren 

van  der  doeftheden  in  der  oeren  toe  comende 

Die    mesquame    der   oeren 

2)  In  C  ruimte  opengelaten,  waarin  later  is  geteekend  een  ruwe  schets 
van  een  stoombad. 


117 


dat  net  es  alse  .1.  dicke  vel.  so 
en  hoort  die  mensce  niet.  Ende 
dese  crorame  gaten  int  herssen- 
becke»!  die  maecte  nattere  om  «.latte»' 
geen  hitte  e  o  coude  en  soude  m 
comew  haestelike  no  luut.  wa»rt 
het  soude  te  zere  quetsen  die  be- 
seffelijcheit  vande»!  zenewe»!  vor- 
seit.  Ende  die  ore  es  buten  den 
herssenbeckene  gecnoesich  niet 
been  no  puur  vleesch.  want  het 
soude  te  lichte  luken.  ende  waert 
beinen  en  soude  niet  mogen  vouden. 
Dus  heve£  nature  gemaect  cnoesich, 
dwelke  niet  en  es  te  hart  alse 
dbeen.  ende  niet  te  moru  alse 
tfleesch  es.  Ende  aldws  behoret. 
want  het  moet  altoes  oven  siin  om 
te  bat  te  hoorne. 

Cap.  '2. 

G  88c.      <I   Van  d(er)  sweringe{n)  va(n) 
der  oren  '). 

Die  s weringen  vande»!  oren  die 
siin  onderwilen  sonder  sweren  die 
men  heet  in  latine  apostema.  of 
sonder  fistelen.  Eiste»'  sonder  so 
eist  met  quader  complexiën.  die 
va»i  ve»'hitheide»i  comew.  dwelke 
gi  moget  kennen  bi  scarper  swe- 
ri»igen  die  in  dore  es.  ende  bider 
hitten,  ende  bider  rootheide?i. 
<U  Ende  alst  also  es  van  hitten,  so 
ziedet  bonen  die  gepelt  siin  in  een 

b  i34d.  potkiin  met  wate»'e  wel  gestopt, 
so  datter  geen  wasem  uut  en  mach. 
ende  daerover  so  stooft  die  ore 
met  enen  trachte»'e  die  pipe  hou- 
dende   in   die    ore.    Ende   eist  bi 

c  4ia.  vercoutheiden.  so  sietse  in  wine 
ende  stooft  die  ore  alst  vorleert 
es  daert  corat  van  hitte»».  €fl  Noch 
gewarmde  evene.  entie  gedaen  in 


een  sackelkiin.  ende  dat  benoude»!  g  88d. 
ende  geduwe£  in  dore  also  warm 
alse  die  zieke  mach  gedogen,  dits 
sonde»'linge  goet.  <f  Noch  doet 
spele»i  in  .1.  potkiin  water,  ende 
doet  vanden  viere.  ende  doeter  in 
een  hantvol  bladere  va»i  roden 
rose»i  ende  bloemen  van  violetten. 
ende  ontfaet  dien  doom  in  dore 
met  enen  trachte»'e.  Of  es  die 
materie  van  couden  hu»nore»!.  so 
doet  dat  vorseide  mei  wine  dies 
gelike.  <i  Dit  plaester  es  goet  ge- 
wisselt  alsoet  vorseit  es.  Ne»nt  rosé 
blade»'e.  alsene.  bivoet.  €f  Noch  olie 
van  bittren  amandele»!.  of  olie  van 
muscelij»!  .2.  drople  of  3  warm 
gegote»!  in  die  ore.  dats  goet. 
€J  Noch  die  crume»!  van  ge- 
wrachten 2)  brode  gebriselt  ende 
gesode»i  in  borne  ende  daer  met 
gedae»!  doders  van  eyeren  ende 
olie  van  rosen  dit  wel  geminct  al 
tegadere  entie  ore  gestovet.  ende 
dit  warm  daer  op  geleit.  es  goet. 
CJ  Noch  aende»i  smout  .2.  drople  ö  89a. 
of  .3.  daerin  gedrupt  warm.  dats 
goet.  Ende  legt  die  zere  ore  opwert. 
ende  legt  lange  optie  goede  ore 
so  sal  die  medicine  mogen  lopen 
daer  die  zeerheit  si.  Ende  eist  in 
beide»!  oren.  so  medicineert  onder- 
wilen  deen  ende  onderwilen  dan- 
dere.  Ende  wat  gi  doet  in  die  ore. 
dat  doeter  in  warm.  Ende  wat  gi 
doet  in  doge»»  dat  doeter  in  cout. 

Cap.  3. 

<f  Dits  hoe  datme(n)  die  sweringen 

i(n)  die  ore(n)  curere(n)  sal 3). 

Dits  van  sweren  in  die  ore»i  ende 
hoe  mense  curere»!  sal.  Ierstmerct 
of  die  ore  es  bestopt.  ende  eist  .1. 


*)  C:   Vander  zweeringlie  der  oeren  ende  der  pinen.  G:  Vander  pinew  in  dore 
te  versiene.  ')  C:  ghebacken 

3)  C:  Van  die  zweeren  die  wassen.  G:  Vander  zweeringhe»»in  dore  die  cuere  daertoe. 


118 


swere.  dan  legter  op  dit  plaester 
aldus,  <I  Nemt  versce  vigen  entie 
stampt  ende  tarwenbloeme.  ende 
rosiin  sonder  steen  va?i  eiken  eve?i 
c  4ib.  vele.  ende  doeter  toe  .1.  deel  zeems 
G  89b.  ende  botren.  dat  niet  te  dimne  en 
si  no  te  dicke.  Ende  dit  legt  optie 
ore  heeter  dan  laeu.  dits  goet. 
<fl  Noch  nemt  vette  figen  ende 
rosiin  sonder  stene.  swinen  smout. 
ende  zeem  hiermee  doet  als  u  vor- 
leert  es  met  den  andere  plaestren. 
€J  Ende  alse  die  swere  tebroken  es 
ende  daer  etter  uut  loopt,  so  mac  dese 
salve  aldus.  Nemt  .1.  luttel  smouts 
van  glase.  ende  noch  vele  zeems  ende 
B  135a.  dat  vergadert  tere  zalven,  ende 
smeerter  met  .1.  wieke  gemaect  van 
stoppe?i  of  van  linen  cledren.  ende 
stecse  in  die  ore.  dese  zalve  suvert 
ende  heilt  ende  drogen  «I  Noch  bernt 
essce?i  hout  [metten  eenen  hende 
int  vier  C]  entie  wacheit  diere 
tenden  uut  loopt,  die  houdt  ende 
bestadef  in  .1.  glasiin  viole.  dit 
verdrijft  die  zeerheit  van  den  oren. 

Cap.  4. 

«I  Van  worme(ri)  of  luse(n)  gelope(n) 
in  die  ore(n) '). 

Q  89c  Alse  enech  worm  si  gelopen  in 
die  oren  so  stampt  die  [groene  C] 
scorsen  van  nokernoten  ende  dat 
sap  daer  ute  geduwei  dat  dropet  in 
die  ore  al  vol  <I  Of  nemt  sap  van 
alsenen  of  van  persekers  bladren. 
elc  doet  dies  gelike.  die  bitterheit 
doodt  die  wormen,  siint  orwormen. 
lusen  of  vloyen  ende  dies  gelike 
van  misseliken  andren  wormen. 


Cap.  5. 

fl   Va(n)   misselike(n)    dinge(n)   dat  c  4ic. 
valliet)  i(n)  doren.  etc. J). 

Alse  enech  dinc  valt  in  die  oren. 
alse  coren  of  stene  of  dies  gelike 
van  andren  dingen,  so  salmen  doen 
ademen  enegen  vrient  van  dien 
zieken  in  die  ore  daert  in  es  so 
dat  die  ore  al  nat  si  gemaect 
binnen  met  denlauwenademe.  Ende 
daerna  so  hale  sinen  adem  zere 
in.  of  tote  hem  sugende.  aldns  so 
sal  hi  mogen  sugen  ute  dat  daer 
in  die  ore  gevallen  es.  Of  gieten 
olie  van  rosen  in  die  ore  al  warm. 
eist  een  kerselsteen  of  .1.  ander 
stee?i  dat  sal  die  ore  maken  al 
glat.  Mer  eist  een  tarwen  coren 
of  erwete  of  vitse  of  bone  citri 
lupini.  of  ander  di?ic  alse  grane. 
so  en  gietter  niet  in  die  olie.  wa?it 
het  souder  met  te  zere  wassen  bi 
der  wachetï  vander  oliën.  Ende  daer  G  89d. 
na  so  nemt  .1.  lange  naelde  entie  si 
gevouden  alse  ene  cricke  3).  Ende 
de  cricke  stect  in  die  ore  tote 
dattie  cricke  of  haec  leden  si  den 
steen,  ende  dan  so  kere£  die  naelde 
so  dat  die  cricke  si  onder  den 
steen,  ende  also  doet  den  steen 
comen  treckende  opwe/t  ute. 
<I  Dits  ene  ander  maniere.  Nemt 
.1.  wel  slecht  stroëlkiin  of  stoxkijn. 
ende  dat  blonc  ende  slicht  ten  ende 
gemaect 4).  ende  net  dat  slicht 
endekiin  vanden  stoxkine  in  ter- 
bentine  die  tay  es  ende  houdende 
alse  lijm.  dit  so  stect  in  die  ore. 
eist  graen  of  steen,  hef  salre  an  c  4id. 
cleven.    Het    staet    so    onderwilen 


^  C:  Van  wormen  in  der  oeren.  G:  Van  wormen  in  dore. 

2)  C:    Van    dat    eenich    dinc    valt    in    de    oere.  G:  Van  steene  tande  corne  die 
onder  tijden  vallen  int  doren. 

3)  In    C   een   grove   schets;   in  G:  langhe    naelde  ende  dye  zij  gevouden  ten 
eynde  dair  die  poynt  es  aldus:  schets  van  een  naald  met  omgebogen  punt. 

* )  In  Gr  een  schets. 


119 


dat  ment  niet  uut  geen  gen  en  mach 
om  dat  so  diepe  es  daerin  gesteken 

e  90a.  mef  onwisen  handen,  dar  men 
den  genen  diet  heeft  in  dore  moet 
sniden  iDt  hole  vander  ore  met 
enen  seerse.  Ende  men  moet  sniden 
so  diepe,  darmen  die  dingen 

i  i35b.      die  in  die  ore  siin  mach  o] 

lichten  van  onder,  mer  hieran  es 
grote  vrese  .  Nochtans  so  es  beter 
quaet  dan  noch  arger. 

Cap.  6. 

<I   Van    wat  er  e  gevalle  n    in 
die  oren  !). 

Alse  water  valt  in  die  oren  hier 
op  wijs"  gallens  «iir.  C[  Sernt  .1. 
droge  bies.  of  een  wilgen  roedekiin 
wel  gepelt  [aldus  (schets)  ende  dat 
stect  int  dore  G].  Ende  an  dende  3 
dat  buten  der  ore  es  sal  siin  was. 
ende  dat  doet  bernen  [met  eenre 
Q  90b.  kersen  aldus  schets  G].  dat  vier 
sal  dat  water  al  tote  hem  trecken. 

Cap.  7. 

CJ   Va  n    ore  n    die  lan~\ge  hebbeen) 

gelopen)  (ende)  stinkefo).  (ende) 

da  er)  fistel  in  is  *). 

Het  gevalt  dicken  dat  die  ore 
loopt  ende  dat  van  langren  tulen. 
C  42a.  so  dat  stinct  datter  uut  loopt, 
vanden  welken  die  zieke  heeft 
grote  niesqï^anie  ende  sweringe 
ende  seofieringe.  dit  heet  .1.  fistel 
in  die  ore.  dese  man /eren  5  liggen 
int  hole  van  den  oren  daer  men 
niet  toe  en  mach  comen  met  wieken. 
Ende  dat  etter  dat  hier  uut  comt 
soet  meer   verkeert  vander  witter 


varwen.  soet  arger  es  want  eist 
gelu.  so  eist  van  coleren.  ende  eis: 
-  fcech    so   eist   van  melan- 

coliën.  ende  rootachtech  eist  van 
bloede,  ende  eist  witachtech.  ~ : 
eist  "an  fleumen.  Hiertoe  so  be- 
hoefde den  zieken  dat  hi  hadde 
enen  meester  die  wel  conste  sur- 
giën  ende  phisike.  bi  medicinen 
te  pnrgierne  die  hu?noren  die  desen  g  9öc 
loop  houden.  Ende  daerna  die 
surgie  die  wijslike  sonde  suveren 
die  bu?noren.  of  die  stede  daer  die 
loop  uut  C07nt.  ende  daerna  drogen. 
dats  heilen  purgieren  alse  met 
pillen  eochias  ende  met  yerapigra. 
dwelke  ware  vreselije  enen  oncon- 
s:egen  meester  te  bestane.  t[  Ga- 
lieen  die  verbiet  dat  men  gene 
vertege  zalve  den  zieken  en  doe 
in  siin  ore.  bi  welken  hi  raet  den 
surgijn  mentiche.  dit  cruut  C07nt 
uut  spaengiën.  EncZe  es  gemaect 
ende  gedrogef  va/2  enen  crude  heet 
celidonia  agreste.  dit  ne/nt  ende 
■et  mef  aysine  wel  slecht. 
dit  so  giet  in  die  ore  al  warm. 
C[  Entfe  alse  dese  loop  es  nuwe  so 
mogedi  nemen  tsap  van  witte/2 
wilgenbladen.  ende  gietet  daer  in 
dies  gelike.  CJ  Of  tempen  rasis  c  42b. 
[witte  C]  zalve  met  oliën  van  rosen  G  90d. 
wel  dunne,  ende  gieter  oec  warm 
daer  inne.  C[  Ende  eist  dat  lange 
heeft  gelopen,  so  dat  ment  heet 
in  latine  egmudo  eronica.  so  nemt 
mirre,  aioës.  olibanu?n.  sarcocolla. 
sanguis  draconis.  els  even  vele. 
dit  pulvert  cleine  in  .1.  motalen 
mortier,  ende  siehtef  dore  .1.  die 
linen    cleet.   dit   so   stroyt  in    een 


•i  Jn  G-  een  seliets  van  een  mes. 

')  C:  Van  groete  enghetempertheit  in  der  oeren.  G:  Daer  water  valt  in  dore. 

sl  G:  dat  ander  ende 

4    C:  Van  groeter  lopinghen  der  oeren.  G:  Vander  fistel  in  doren  ende  lopet  aldus. 

- 1  C:  materie 


120 


wieke  die  gesuvert  es  met  suveren 
zeme.  dese  wieke 

b  135c.  so  stect  dicwile  in  die  ore.  Enrfe  eist 
dat  niet  en  mach  conien  ter  stede 
daer  die  zeerheid  es.  so  tempert  dit 
vorseidc  pulver  met  aysine.  ende  met 
borne.  ende  giete£  in  die  ore.  €J  Enrfe 
eist  al  te  out  ende  het  al  te  lange 
gelopen  heeft,  so  maect  dit  aldus. 
Xe/xt  dat  roestege  van  ysere  ge- 
screpen.  ende  dit  pulvert  wel  cleine. 
ende  tempert  met  starken  aysine. 
ende  dit  doet  zieden  in  een  yseren 

g  91a.  vat  tote  dat  al  versode?i  es.  Dus 
so  doet  versieden  .7.  werf  deen 
achter  dander.  Ende  daerna  so 
pulveret  wel  cleine.  ende  ziedei 
met  aysine  tote  dat  becomt  also 
dicke  alse  zeem.  Hier  af  so  doet 
in  die  ore  so  datter  in  lope  toter 
steden  daer  die  zeerheid  es.  of 
daer  si  vergadert  es.  Dit  heilt  ende 
droge£  oude  lopinge  va?i  ore?i.  ende 
benemt  die   sweringe   diere  in  es. 

Cap.  8. 

q   Van  rutingen  i{n)  die  oren*). 

c  42c.  Het  comt  dicken  rutinge  in  die 
oren.  van  den  welken  goet  ware 
dat  hem  thooft  ware  wel  gepurgiert 
met  pillen  cochijs  ende  met  pigra 
[enrfe  die  pillen  salmen  hem  gheven 
des  snachts  alsi  hi  eenen  slaep 
gheslapen  heft.  alse  die  mage  ydele 
es  enrfe  dan  weder  der  op  slapen. 
Enrfe  dit  suldi  hem  gheven  CJ  op 
dat  hijt 2)  niet  en  heeft  gehadt  van 
dat  hi  was  gebore?i.  want  heeft 
hijt  so  lange  gehadt.  so  verliest 
die  meester  sine  pine  entie  zieke 
sinen  cost  [enrfe  die  stonde  C]. 
<I   Die   ruti?ige   heeft  enrfe  qualike 


hoort,  dit  ware  hem  goet.  Xemt  g  9ib. 
olie  va?i  bittren  amandelen,  enrfe 
daer  in  so  tempert  ene  van  desen 
pillew  gemaect  aldns.  Xe  wit  die 
sculpen  van  coloqn/ntiden  .1.  3. 
bevers  cul.  aristologiarotunda.  tsap 
va»  alsenen.  va?i  eiken  .-£.  5. 
euforbie  .1.  9  of  15  tarwe?i  cornen 
swaer  wegens  enrfe  elc  siin  ge- 
wichte  hebbende,  dat  men  pulveren 
mach.  dat  salmen  wel  cleine  pul- 
veren.  enrfe  daerna  so  maecter  af 
pillekine  mepten  vorseiden  zape. 
dit  droopt  i?i  die  ore.  Mer  te  voren 
so  hebt  gesode?i  maiorana.  alsene. 
enrfe  sticados  arabic  in  watere 
gesoden.  enrfe  stovet  den  ziekew 
wel  die  ore.  of  beide  es  hi  in 
beiden  oren  ziec  3).  €J  Dits  oec  goet. 
Xemt  wel  wit  wierooc  .1.  5.  hier 
af  so  maect  du?ine  zalve  wel  cleine  g  9ic. 
gepulvert  enrfe  getewipert  met  su- 
veren  zeme  gescuuwit.  dit  so  droopt 
in  die  oren.  het  esser  goed  in  ge- 
daen  al  laeu. 

Cap.  9. 
fl  Van  doefheide(n)  i(n)  die  oren  i).  c  42d. 

Alse  die  me?isce  doof  es  enrfe 
dat  geduerei  .2.  jaer  of  .3.  hewi  en 
es  niet  goet  te  hulpene.  want  die 
humoren  hebben  so  belemmert  die 
zenewen  daer  wi  bi  horen,  dat 
mense  niet  en  mach  afgetrecke?i 
no  bi  medicinen  die  men  geeft 
eist  ten  mont  no 

bi  dat  men  giet  in  de  oren.  b  i36d. 
Xochtan  so  esser  vele  af  gescreven 
dat  den  menegen  heeft  geholpen. 
Dus  so  eist  goet  geproeft  ter  avon- 
turen oft  hulpe?i  mach.  <$  Ende 
rade/i    enege    meesters,    dat    men 


')  C:  Van  rating he  in  der  neren.  G:  Van  rutinghe  in  die  ore. 

'-)  G:  die  rutinghe  3)  G.  metter  potte  aldus:  schets  van  een  instrument. 

')  C:  Van    doet  heit  der  oerew.  G:  Vanden  doef  heden  die  vanden  ouden  comt. 


121 


neme  amete  eyere?i.  tectiken.  blade 
van  rutew.  dit  gestampt  wel  te 
gadere   ende  gesode?i   in   olie  van 

g  9id.  olive?i.  dan  gewrongen  dor  .1. 
linen  cleet.  Hier  af  so  droopt  in 
die  ore?i  .1.  dropel.  daer  na  so 
stopt  die  oren  al  met  catoene. 
ende  smerei  die  ore?i  buten  met 
der  vorseider  oliën,  dit  doet  den 
doven  horen.  CJ  Noch  ne?nt  enen 
enioen.  ende  snijt  die  herte  ute. 
ende  dan  vullet  dat  gat  mei  oliën 
van  oliven.  ende  laettene  &\dus 
staen  tote  dat  gi  vint  tusscen 
scorsse?i  of  pellen  cortte  worme- 
kine  ende  ront  met  swertten  hoofden. 

c  43a  dit  so  doet  zieden  in  olie  van 
oliven.  dit  droopt  den  zieken  in 
doren,  dats  goet.  CJ  Sulke  meesters 
seggen  dat  smout  van  haselpuden 
alse  me?ise  ziedt,  dat  smout  ge- 
droopt  in  die  oren  die  doof  siin. 
dit  es  proper  om  met  te  genesene 
die  doofheit.  Cfl  Noch  pelt  ene 
clijster  loox.  ende  daer  met  so  doet 
terdendeel     wiinstee?i.     ende    een 

g  92a.  luttel  aluuns  dit  so  sta?npt  al  wel 
te  gadere  ende  cleine.  ende  dan 
doet  .1.  luttel  ziede?i  in  aysine. 
daerna  so  latei  coelen.  ende  alst 
tsap  gaet  te  gro?zde  vanden  vate 
daert  in  gesode?i  es.  so  ziet  ende 
bestadei  '\n  een  glasiin  vat.  ende 
van  desen  aysine.  so  droop  warm 
in  die  oren  dits  goet  iegen  doof- 
heiden van  oren.  [Noch  een  ander. 
Nemt  ruta.  absincij  recentes.  ana. 
ende  dese  twee  cruden  vorseit 
salmen  sieden  in  wine  petou 
ende  alst  ghesoeden  is  dan  dat 
in  een  eerden  vat  ende  doeter 
den  siecken  sine  oere  over  stoven 
een  huere  ofte  .2.  ende  altoes 
warme.  Ende  is  hem  de  doefheit 
toe   co?nmen  van  buten,   hi  salse 


verliesen.  ende  comt  hem  de  doef- 
heit van  binnen  het  en  sal  hem 
niet  helpen  maer  het  en  scaet  niet 
dat  ment  prouft.  het  mach  helpen 
ende  niet  deeren  ende  ie  yper- 
man  placher  mede  te  werkene 
jeghen  doefheit  die  van  buten  c  43b. 
commen  was  C]. 

Ende  hier  mei  si  ons  nu  gnouch    ■ 
hier  af. 

[  Van  te  ghenesene  bulte  opt  hovet l).  g  92a. 

Die  leeringhe  van  te  ghenesene 
bulten  op  thovet  dair  nes  ander 
redene  toe  dan  dat  men  neme  .1. 
sceers  aldus  ende  dat  men  snyde  2) 
eenen  snede  alsoe  lanc  dye  bult 
es  groet  ende  al  ute  te  halene  detter 
datter  in  es  ende  te  brekene  den 
zack  dair  detter  in  heeft  gheleghen. 
Ende  stect  vol  dye  wonde  van 

cope?Tode  gepulvert  oft  van  G  92b. 
zoute  orame  te  verteerne  dat  weye 
vleesch  dai  detter  heeft  gemaect 
zo  quaet.  Eneghe  meesters  die 
snyden  .1.  cruus  maer  beter  es 
dye  mynste  lixeme  wair  dat  zij 
danne  dye  meeste,  van  desen  bulte 
zo  vallet  thaer  ute  alsoe  verre 
alse  detter  gheleghen  heeft  dat 
sal  weder  wassen  het  ne  ware 
datment  te  lange  hadde  gelate?z 
dair  in  also.  wair  bij  dat  detter 
hadde  geverticht  die  wortel  van 
den  hare.  Dese  wo?ide  so  geneest 
zoe  ander  wonden  ne  ware  wacht 
u  vanden  weyen  vleesche  datter 
gerne  in  wont  dair  zijt  u  altoes 
vore  wachtende  dai  ghijt  so  destru- 
weert  te  tijde  dat  ne  gheene  macht 
en  heeft  te  groyen. 

Hier  endt  die  bouck  vanden 
hovede.  Ende  hier  begint  dye 
boeck  vander  keelen. 

Hier    endt    den   boeck    manden  g  92c. 


Ontbreekt  in  B  en  G. 


2)  Schets  van  een  mes. 


s* 


122 


hovede  bynnen  haren  eynde.  Ende 
dairna  vanden  oghen  ende  dair 
na  vander  nese.  Ende  dair  na 
vander  mont  Ende  dair  na  vanden 
oeren  beyde  van  wonden  ende  van 
ziecheden  vanden  leden  elc  bij 
hem  zelven.  Ende  es  dye  eerste 
pertye  vanden  boeke.  Bydt  over  dye 
ziele  vanden  ghenen  dye  en  maecte 
dat  hij  moet  met  gode  wonen  G.] 


L  ]6ia.  Dits  die  tafele  vande?i  sesten 
boeke  int  welke  men  sal  spreken 
van  den  halse  ende  vander  kelen. 

.1.  Ende  ierst  die  sceppenisse 
daer  af  al  toten  scoudren.  Ano- 
thonomie. 

.2.  Van  wonden  in  den  hals  ge- 
steken of  geslegen. 


.3.  Van  ysopagns  gewont  daer 
de  spise  dore  gaet. 

.4.  Van  wonden  in  den  roepere 
achter. 

.5.  Vander  squinanciën  van 
welker  siin  .3.  manieren. 

.6.  Van  branken  of  amandren. 
dats  swillinge. 

.7.  Van  ranula  onder  die  tonge. 

.8.  Van  grane  of  bene  gescoten 
in  die  kele. 

.9.  Van  bocium  an  de  kele.  dats 
.1.  aposteme. 

.10.  Van  scrofulen  datmen  heet 
sconinx  evel. 

.11.  Van  scrofulen  of  glandulen 
te  snidene. 

.12.  Van  scrofulen  of  glandulen 
uit  tebroken  l). 


C  43b.  ')  C:  Hier  enden  alle  de  boucken  van  den  hoofde  ende  hier  beghint  die  ander 
pertie  des  boucs.  ende  alder  erst  van  der  kelen  ende  den  halse.  ende  alder  erst 
die  scippenisse  daer  binnen. 

Die    taffele    der   of. 

Van  den  wonden  in  den  hals 

Van  den  wonden  in  den  roupere 

Van  der  squinanciën 

Watter  lancfranc  of  ghevel 

Van  brancken  ofte  amandelen 

Van  der  apostemen  heet  ranula  (?) 

Van  eenighen  dinghen  in  der  kelen 

Van  der  bootsen  ofte  perfijt 

Van  sconincxs  evele 

Van  scrouffelen  ofte  glandulen  te  snidene 

Van  hute  brokene  scrouffelen 

Van    der    mesquame    der    kelen. 

G  92c.      G:    Hier   beghint    die    andere    partie    vanden    bouke 

Hier   beghint    die    ander   pertye    vanden    boeke    vanden    halse  ende  yerst  die 
scep(p)enesse  dair  af  toten  scouderen. 

1  Vanden  wonden  dye  mogen  vallen  inden  hals  geslagen 

2  ende  vanden  vreeseliken  wonden  inden  hals  ghesteken 

3  ofte  in  dye  (kele?)  ofte  van  ysopagws  gewont  dair  dye  spise  ende  dranck  dore  gaet 
G  92d.      4  vander  wonden  dye  vallen  in  den  roepere  bachter  ott  voren 

5  vander  (s)quinantiën  van  den  welken  zijn  .3.  manieren 

6  vanden  huve  dye  es  verlenghet  ende  te  zwellen 

7  van  branden  ofte  amanderen 

8  vander  quynancie  ende  wat  lancfrancken  geviel  indye  stede  van  mylanen 

9  van  eenre  aposteumen  dye  men  heet  ranula  onder  die  tonghe 

10  van   enen   grade    van    enen   vissche   ofte  been  verscoten  of  verwerct  in  dye 
keele  bij  onghevalle  wat  men  daertoe  doen  zal 


123 


Cap.  1. 
«I   Van  der  kelen. 

ore  die  noot  dat  elc 
surgijn  es  sculdech  te 
wetene  hoe  die  leden 
van  de?i  mensce  binnen 
siin  gemaect.  waerbi  dat  hi  mach 
kenne?i  hoe-  die  vresen  sijn  die 
daer  mogen  vallen  of  gescien  van 
wonden,  so  scrivic  u  voren  de 
sceppenisse  vander  kelen  vore?i. 
ende  vande?i  halse  achtere.  Ende 
segge  ierst  dat  siin  m  den  hals 
.7.  been  elc  van  den  sevenen 
versceden  bi  hem.  Dese  siin  ge- 
voucht  an  therssenbecken  met  vele 
c  43c  gebinden.  diewelke  alsulc1)  siin  bi 
naaren  dat  si  moge?i  cri?npen 
ende  recken  omme  thooft  tekeerae 
ter  ere  zide?i  ende  ter  andere  alsoet 
g  93b.  noot  es.  Ende  daer  siin  oec  vele 
starker  gebinde.  bi  welker  stare- 
heit  die  me?zsce  mach  dragen  op 
thooft  swaren  last.  dat  die  cranke 
niet  souden  niogen  dragen,  ff  Dat 


ierste  been  en  sterkelike  gebonden 
met  den  andren  [dat  hem  naeste 
es  C].  ende  dander  es  also  gebonden 
mepten  derde?*,  ende  terde  metten 
.4.  ende  tfierde  mepten  vijften.  ende 
tfijfte  meiten  sesten  ende  tseste 
metten  seve?iden.  Ende  tsevende 
metten  gebeinte  vande?i  scoudren. 
of  van  den  rugbene.  dwelke  sevende 
es  oec  slaplike  gebonde?z  an  dach- 
tende.  dwelke  es  dierste  vanden 
rugbene.  «I  Ende  uut  desen  .7. 
vergaderingen  va?i  desen  .7.  bene?i 
so  comew  .7.  paer  zenewen.  dewelke 
oec  ierst  comen  van  tusscen  den 
herssenbecken  enten  ierste?i  bene 
vanden  halse  [ende  alsoe  tusschen 
deerste  ende  den  anderen  ende 
alsoe  voert  ten  zevenden.  Ende 
ten  yersten  beene  dat  bekent  es 
ter  rugghebeene  G].  dewelke  g  93c. 
zenewe?i  natnre  deilt  ende  sprayt 
over  al  thooft  -).  den  hals.  die  kele. 
danscijn  entie  borst,  ten  scoudren 
ende  ten  armen,  menechfoudelee 
hem  verseedende  in  enege  vande?i 


11  van  apostemen  van  herden  vleesche  dye  men  heet  bocium  in  latijn 

12  vanden  scroefulen  dye  men  sconinx  evel  heet  in  vlaemsche 

13  van  scrofulen  ende  van  glandulen  te  snydene 

14  van  scroefulen  ende  van  glandulen  ute  te  doen  brekene 

G  93a.      Dyt  es  nu  vore  die  scepenisse  vander  keelen  ende  vanden  halse 

L  161a.      Dander  partie    vanden   boek  e. 

Hier    beghint   die    ander   pertie    vanden  boecke  ende  aldereerst  vander  kelen 
ende  vanden  halsen.  Ende  aldereerst  die  sceppenisse  vander  binnen 

2  vanden  wonden  in  den  hals. 

3  van  den  wonden  ghescoten  of  ghesteken 

4  vanden  wonden  inden  roper 

5  vander  squinancie 

6  watter  lancfranc  of  gheviel 

7  van  branken  of  amandelen 

8  vander  apostemen  die  men  heit  anula 
•    9  van  eneghen  dinghen  in  die  kele 

10  vander  boetsen  ofte  perfijt 

11  van  des  coninx  evel 

12  van  scrofulen  of  glandulen  te  sniden 

13  van  uut  brekende  scrofelen 
Vander  mesqname  ter  kelen. 


:)  C:  scult 


2)  De  rest  van  dit  Cap.  ontbreekt  in  C  en  L. 


124 


vorseiden  stede?i.  so  versceden  si 
hem  in  cleine?i  zenewen.  dewelke 
siin  geminct  meiten  gemingde  die 
comew  vanden  hoofde.  Dewelke  ge- 
mingde zenewen  hete?i  roerende 
zenewen.  nochtan  en  verliesen  si  niet 
haer  bevoelen  of  beseffen  alse  doe?i 
die  zenewen  vande?i  hoofde,  noch- 
tan en  verliesen  si  niet  haer  roeren. 
Van  welken  zenewen  die  comen 
van  tusscen  den  vorseiden  benen 
vanden  halse.  so  formeert  natnre 
die  musen  die  daer  sijn.  bi  wies 
natnre  het  comt  dat  daer  es  roeren, 
die  welke  roeringe  heet  wille  van 
roerne.  €J  Ende  in  den  hals  achter 
so  es  ene  grote  zenewe.  ende  daer- 
onder  es  een  grote  adere  die  comt 
vander  leveren  clemmende  ten 
hoofde,  onder  diewelke  siin  grote 
arteriën    comende    vander    herten. 

g  93d.  die  oec  clemmen  ten  hoofde,  alsoet 
vorseit  es  int  capittel  vanden 
hoofde,  omme  daer  te  doene  nut- 
scap  alsoet  vorseit  es.  Ende  alse 
dese  hebben 
b  i36b.  gedaen  haer  natnrlijc  werc  in 
thooft.  so  dalen  si  achter  die  oren. 
dor  dewelke  daelt  des  mans  nafrnre 
datmen  heet  tsmans  zaet  [dwelke 
heet  in  latijn  sperma  patris  G]. 
dewelke  daelt  toten  cullen  wert. 
Ende  waert  datmen  die  adren  snede 
ontwee.  so  en  soude  die  man  geen 
natnre  scieten.  Ane  die  rechter 
side  ende  ane  die  slinker  zide  so 
ordineert  natnre  .2.  instrnmente 
diemen  heet  cervix.  dat  men  heet 
vas.  dits  vander  natnren  dat  siin 
gebinde  vanden  leden,  dewelke 
en    hebben    geen   beseffenisse    of 

G  94a.  luttel.  Ende  dese  sendet  nature 
uten  bene  vanden  hoofde  ende  van 
den  rugbene  liggende  vaste  opt 
rugbee?i.  opt  welke  liggen  die 
zenewen  die  comen  uten  marge 
vande?*.   rugbene.   dewelke  march 


es  van  der  natnren  vanden  hers- 
sene?i  ende  also  ge  wimpelt  in  .2. 
huden.  <I  Voren  so  es  tgeswilch. 
dat  es  die  kele  entie  roepere  daer 
die  adem  uut  gaet  ende  weder  in 
trect.  Ende  dit  es  vanden  kinne 
toten  caenbene.  Tusscen  den  halse 
enten  roepere  binnen  so  es  tge- 
swilch datmen  heet  ysopagus.  die 
es  gescepen  als  .1.  darmkijn. 
dwelke  upperste  ende  es  vaste  an 
die  huut  van  den  mont.  ende  also 
dalende  toter  magen  daer  dander 
ende  vaste  ane  es  ende  dat  va?i 
binnen  want  wat  dat  wi  eten  ende 
drinken  gaet  uten  mont  dor  dat 
darmkijn  tote  in  de  mage.  Dit 
daelt  achter  den  roepere  na  lancs 
den  bene  vanden  halse  toten  vijften 
bene.  van  den  welken  datter  siin 
.14.  getelt  vanden  sesten  bene  van  g  94b. 
den  halse.  Daer  so  kere£  vorwert 
ende  dorgaet  die  craye  die  heet 
in  latine  dyafragma  tote  in  die 
mage.  dwelke  vorseide  darmkijn 
dat  ysopagns  heet  ende  es  van 
tween  huden.  dwelke  dierste  huut 
es  een  muus.  die  es  lanx.  dewelke 
trect  die  spise  nederwert.  In  die 
uterste  siin  musen  die  breetachtech 
siin.  dewelke  breetheide  niet  en 
doet.  mer  de  platheit  houdt  den 
wech  so  ontdae?^  dattie  spise  lich- 
telike  lide  tote  in  die  mage.  €1  Dat 
vor  dit  darmkijn  \eget  es  die 
roepere,  ende  es  gemaect  van 
vingerlinen  die  en  siin  van  vlesce 
no  van  bene.  maer  van  gecnoese 
te  gadere  gebonden  met  huden. 
dewelke  huden  die  binnen  siin. 
die  siin  zere  sachte  die  de  vinger- 
line  te  gade?-e  houden.  Dese  vorseide 
vingerline  siin  al  geheel,  mer  si  g  94c 
siin  versceden  si  \eget  (l.  leidet)  dien 
darm  daer  die  spise  dor  gaet  tote 
in  de  mage.  Dese  verscedinge  es 
daero?nme  alse  de  mensce  swilgei 


125 


enege  grote  spise  of  harde,  dat  si 
lichtelike  mach  lide»  ende  hebben 
weeh  te  gane  tote  in  de  mage. 

b  136c.  <I  Ende  bove»  desen  twee»  con- 
dute»  die  tegadere  siin  gevoucht 
int  begin  vander  kele».  dat  es 
die  roepere  daer  die  ade??i  dore 
gaet  ende  den  darm  daer  die  spise 
dor  gaet  in  de  mage.  daer  es  een 
val.  dat  natztre  heeft  geordineret 
va»  .3.  gecnoese».  dwelke  licht 
alse  de  me»sce  haelt  sine»  adem 
in  of  ute.  Ende  als  de  me»sce  eet 
ende  swilcht.  so  vallet  vore  den 
roepene  so  datter  geen  spise  no 
dra?ic   in   en    mach  come».   wa.nt 

g  94d.  alse  spise  of  dra»c  of  spekels  daer 
an  comt  eert  gevalle?i  es.  so  moet 
die  me»sce  hoeste»  tote  dat  ge- 
valle?z  es  in  sij»  natwrlijc  ruste. 
Ü  Ende  bute?i  an  dese»  roepere 
so  ligge»  .2.  grote  arteriën  dierae» 
heet  die  geet  adre».  dewelke  siin 
va»  .2.  hude».  waerbi  dattie  in- 
derste  huut  es  gecnoesicht.  ende 
dat  es  omme  dbloet  dat  m  die 
adre»  es.  om  dat  es  du»ne  ende 
heet.  Ende  also  eist  in  allen  arteriën. 
dewelke  men  mach  hete»  in  al 
hare»  stede»  puls  adre».  wawt 
waer  dat  si  siin.  si  hebbe»  haer 
begin  vander  herten,  van  welke?i 
die  uterste  huut  es  zenewech  ende 
dats  wel  noot  wa»t  haer  bedarf 
dat  si  tay  si.  <I  Dese  grote  arteriën 
alse  me»se  wowt  so  es  de  me?isce 
in  vrese»  va»  sine»  live.  wa»t 
namelike  als  me»se  wo»t  dweers. 
so   es   de  me»sce  haestelike  doot. 

G  95a.  Ende  dat  es  om  dat  bloet  comt 
vander  herte»  dat  die  arteriën 
hebbe?i  in  omme  te  voedene  ende 
te  troestene  die  stede,  so  sciete» 
ute  ende  dat  dapperlike  beide  den 


geest  ende  dbloet.  dwelke  so  es 
dalder  vrie?idelijcste  gebint  tussce» 
der  zielen  ente»  lichame. 

Cap.  2. 

•I    Van   wonden  die  in  den  hals  l  ïtic. 
geslegen  of  gesteken  isijn) x). 

Die  wonde»  in  de»  hals  die  siin 
onderwile??  vreselijc  wa»t  si  siin 
onder  (wilen)  stervelijc.  ende  daer 
siin  enege  geneselijc.  Alse  dat 
march  vande»  halse  es  gewo»t. 
da»  so  eist  doot  wonde,  ende 
namelike  alse  de  wonden  valle» 
dwers  met  snidender  wapene».  dan 
so  eist  te  duchtene  dat  dmarch  es 
gewo»t.  Ende  dierste  vrese  es  alse 
me»  wo»t  ene??  me»sce  in  de»  g  95b. 
hals  mei  snidender  wapene?i.  alse 
swert.  fautsoe»  ende  andere  dies 
gelike  ende  dat  dweers  so  besiet 
of  enech  heen  vande»  halse  si 
gewont.  of  die  slach  viel  tussce» 
bene»  dwelke  siin  gebonde»  also 
u  vorleert  es.  Ende  dan  so  sijt 
vroet  oft  in  gaet  tote?i  marge. 
Ende  oft  dmarch  gewont  es  dat 
uut  loopt,  so  stervet  die  me»sce  na 
de»  gemeine»  vonnisse  va» 

meesters,  om  dat  ee»  es  van  der  b  i36d. 
natawen    vande»    herssene».    Ende 
eist  gewont  ende  niet  uut  en  lonet 
so   lere»   ons    oude   meesters  ende 
jugere»   dat    degene   die   sulc   .1. 
wonde  heeft,  dat  hi  sal  siin  juchtech 
i»  dene  zide.  of  i»  alle  sine  lede. 
dit   es   om   dat   daer  es   die  stede 
daer  alle  die  zenewe»  nemen  haer  c  44a. 
begin,   als  u  vorleert   es   [int  ca-  G  95c. 
pittael    vander    anathomye»   van- 
de» halse  naast  voren  G].  <R  Ende 
of  gi  niet  en  sijt  versekert  va»  der 
wonde»   bi   ziene.   so   stect  uwe» 


*)  C:    Van   wonden    die   vallen    in  den  hals.  G:  Vanden  wonden  in  den  halse- 
L:  Vande»  wonde»  inde»  hals  die  vallen  dwers. 


126 


vinger  m  de  wonde  essi  so  ruum 
dat  hiere  in  mach.  ende  tast  hoet 
metten  bede  staet.  Eist  dat  been 
niet  en  si  ontwee.  of  dat  die  wowde 
niet  en  si  in  tgeslach  tussce?i  die 
benen,  ende  die  gewonde  niet  en 
beseft  geen  sweringe.  so  nayt  die 
wo?ïde.  Ende  essi  vercout  eer  giere 
i6id.  toe  comt.  so  vernuut  se  screpende *) 
die  lippen  2)  eer  giere  iet  toe  doet. 
ende  dan  so  naytse  met  ere  drie- 
canter  naelden  ende  daer  in  enen 
twinen  draet  gewast,  <j[  Ende  bloetsi 
so  zere  dat  de  gewonde  wert  te  flau. 
so  streemt  hem  siin  bloet.  alsoet  vor- 
leert  es  int  capittel  vanden  bloede 
te  strenimene.  Ende  als  gise  hebt 
genayt.  so  legt  opten  naet  van 
den  pulvere  dat  u  es  vorleert  int 

g  95d.  capittel  vanden  pulvere.  Of  nemt 
albicasis  pulver,  dwelke  dat  hi 
zere  prijst  ende  so  doen  oec  ander 
meesters,  ende  voort  so  heilt  die 
wo?ide  alse  men  doet  andere  won- 
den. Ende  oft  dmarch  es  gewont.  so 
geeft  des  zieken  vriende  die  vrese 
te  kenne.  comei  ten  archsten  so  en 
werdire  (der)  niet  met  geblameert 3) 
[ende  ghij  zult  behouden  vriende 
vrientscap  G].  €J  Ende  heeft  die 
gewonde  sweringen  in  siin  wo?*den 

c  44b.  so  doet  dit  om  die  sweringe  te 
stelpene  4).  Giet  hem  olie  van  rosen 
in  de  wonde?*  warm  ende  daer 
boven  legt  .1.  piaster  gemaect  van 
doders  van  eyeren  geminct  met 
oliën  van  rosen  ende  dat  warm 
gespreit    op    .1.    linen    doec.    ende 

g  96a.  daerna  so  binde£  so  dat  wel  dakei 
daerop.  Alse  die  wonde  ettert,  so 
geneestse  met  deserzalven.  dewelke 


es  goet  in  allen  steden  daer  zenewen 
siin  gewont.  «I  Neemt  zeem  van 
rosen  geziët  .3.  3.  was.  harst,  elx 
.2.  3.  terbentinen  .3.  3.  wierooc. 
mastic.  elcs  .1.3.  mirre,  sarcocolle. 
mumie.  elx  4.  3.  olie  van  mastike 
.3.  3  [gerstene  bloemen  .3.  3.  G] 
dit  roert  al  te  gadere  op  .1.  cleine 
vier  so  dat  gesmolte?i  si  wel  te 
gadere  ende  gemmct.  dit  so  spreit 
op  .1.  linen  cleet  ende  \egget  optie 
wonde. 

Cap.  3. 

•I  Va(n)  ysopag(us)  gewo(n)t  so  dat- 
eer) die  spise  dore  gaet  5). 

Die  wonde  die  men  stect  of  sciet  c  44c. 
in  den  hals  of  in  die  kele.  so  besiet 

dat  gi  versekert  sijt  hoet  staet  b  137a. 
metter  wonden.  Gaet  die  wonde  g  96b. 
int  march.  so  doeter  toe  als  u 
vorleert  es.  Ende  gaet  die  wonde 
in  ysopagws  so  datter  die  spise 
dore  gaet  [alse  dye  gewonde  et 
oft  alse  hij  drinct  G].  dese  wonde  l  162a 
geneest  node.  of  niet.  dats  daerbi 
dat  led  es  zenewech.  Nochtan  so 
radic  dat  gi  legt  dwingende  pulver 
daer  op.  alse  trode  pulver  es  ende 
dander  dat  daer  na  volge£.  ende 
dat  daerop  bint  wel  dakende.  ende 
daerna  so  o^thoude  hem  die  ge- 
wonde lange  van  etene  ende  van 
drinkene  also  lange  alse  hi  mach 
ende  so  langer  so  beter.  Want 
natnre  si  verwerct  hare  onderwilen 
bi  haerre  snbtijlre  cracht  dat  si 
doet  cleven  die  lippen  te  gadere  G  96c. 
vander  wonden  alse  me?'  niet  in 
en  stect.  dwelke  doet  versceeden 
die    lippen    vander    wonden    ende 


')  In  C  schets  van  een  mes;  zie  fig.  IV.  2)  L.  cawten  s)  L.  bescaemt 

4)  In  C  ruimte  voor  teekening  opengelaten,  waarin  een  paar  krabbels  sijn 
geplaatst. 

5)  C:  Van  ghescoten  wonde.  G:  Vanden  wonden  ghescoten  oft  ghesteken  inden 
hals.  L:  Van  ghescoten  wonden. 


127 


dit  geerijcht  nature  bi  des  vader 
zade  dat  in  den  mensee  es.  ende 
dat  namelike  in  ion  gen  lieden, 
dewelke  niet  siin  ve?*sceden  of 
verteert  van  des  vader  nature. 
Dese  wonde  keilt  sonder  wieken, 
nie"  ziedi  dat  si  hem  doet  te  hei- 
lene  weret.  dats  datter  niet  uten 
wonden   en   come   no   van  ate  no 

c  44d.  van  dranke.  dan  so  geeft  he?» 
drinken  desen  dranc  dus  gemaect. 
<ï  Xe/nt  glorifllate.  hete  netelen, 
tente.  rode  colen.  honts  rebbe,  elcs 
.1.  kantvol.  campzaet  .^.  S?.  Ende 
al   tcrunt  dat   stampt   wel   sonder 

g  96d.  tcampsaet.  dat  en  stampt  niet  want 
het  soude  geren  olie.  dit  doet 
zieden  in  .3.  stopen  wijns.  ende 
doet  versieden  tote  .1.  stope.  ende 
daerna  so  ziet  dor  .1.  linen  cleet 
ende  dan  doeter  in  .1.  luttel  zeems 
om  te  zoetene.  dat  die  zieke  te  bat 
sonde  mogen  drinken.  Ende  legt 
optie  wonde  .1.  root  coolblat  genet 

l  162b.  in  den  selven  dranc.  ende  dan  so 
bint  die  wonde  wel.  Dese  dranc 
es  goet  in  allen  wonden  gesteken 
of  geslagen  met  te  heilne  sonder 
wieken.  <I  Ende  ware  n  dese  vor- 
seide  dra/ic  te  costelijc  van  wine 
so  ne?nt  die  vorseide  cruden  ende 
groenen  ca?np  .1.  hantvol.  dit  stampt 
al  te  gadere  ende  gieter  op  .1.  peket 

g  97a.  wijns  sonder  meer.  dit  so  sal  staen 
driven  sonder  zeem  ')  desen  dranc 
mach    men   oec   geven   gewonden 

c  45a.  lieden.  Mer  hi  nes  niet  alse  nuttelijc 
alse  dierste.  Xochtan  so  werct  hi 
wel  alsoet  vorseit  es. 


Cap.  4. 

<I   Va{n)    ivonde(ri)  die  valle{n)  i(n) 
de{n)  roep{er)e  achtier)  2). 

Alse  een  mensee  es  gewont  in 
den  roepere  dats  daer  die  adem 
uut  gaet  ende  in  ter  longene. 
dewelke  longere  es  dienst- 

wijf  der  herten.  o?nme  dat  dese  b  137b. 
roepere  es  een  vanden  gecnoesde?^ 
vingerlinen.  dewelke  houden  te 
gadere  bi  gebinden  van  hu&en 
beide  buten  ende  binnen,  die  adem 
diere  gaet  ute  ende  in.  die  en  laet 
die  wonde  niet  genesen  no  luken. 
Xochtan  so  pijnter  u  omme  te  ge- 
nesene na  uwer  macht  alse  u  vor- 
leert  es  int  naeste  capittel  vande?i 
ysopagz^s.  Ende  altoes  so  wantroest  G  97b. 
die  vrienden  ende  dat  met  scone?? 
worde/i  behendelike. 

Cap.  5. 
<I   Vand{er)  sq(ui)nanciën  3). 

Het  es  ene  ziechert  dewelke  co?nt 
den  lieden  in  den  kele  int  ge- 
swilch.  van  welken  het  siin  .3. 
manieren 4).  vanden  welken  dene 
heet  squinancie.  dandere  sinancie. 
terde  quihancie.  Dese  quinancie 
also  hetende,  also  daer  siin  .3. 
speciën,  dats  o?ndat  men  dese 
swillinge  mach  heten  apostemen 
die  siin  in  ve?'scedenen  steden. 
Dese  quinancie  wast  tusscen  tge- 
swilch  enter  pipe?i  vander  longene?i 
die  de  roepere  es  geheten,  ende 
dat  in   ene   stede  die  in  latine  es 


')  L:  dese  dranc  laet  staen  sonder  sieden. 

2)  C:  Van  wonden  in  den  roupere.  G:  Vanden  wonden  inden  roeper  aldus. 
L:  Van  wonden  ieden  roeper. 

:)  C:  Van  squinanciën  in  der  keien.  G:  Vanden  quintane  vanden  welken  sijn 
.3.  manieren.  L:  Siecheden  der  kelen.  Van  dit  hoofdstuk  sijn  alleen  de  eerste 
regels  in  L  aanwezig. 

*)  Be  rest  van  dit  Cap.  ontbreekt  in  G.  Er  staat  slechts:  Die  medicine  ende 
die  cuere  der  of  staet  in  de  medicine  van  mester  jan  yperman. 


128 


geheten  ysmcm  dewelke  swillinge 
G  97c.  haer  niet  en  baert  buten,  dewelke 
cwe  me»  es  sculdech  te  bevelene 
gode.  Nochtan  so  doeter  toe  also 
u  geleret  wert  in  die  eure  vander 
sqtmianciën.  ij  Ende  dander  ma- 
niere heet  sinancie.  van  welker 
die  humore?i  siin  som  binnen  ende 
som  bute?ï.  ende  dese  maniere  en 
es  niet  so  vreselijc  alse  die  vor- 
seide  es.  Cjj  Ende  die  derde  maniere 
heet  squinancie  der  welker  humo- 
ren siin  welna  buten  ende  luttel 
binnen.  Dese  maniere  es  onvreselijc. 
of  van  minster  vresen.  Nochtan  so 
esser  in  vrese  groet,  alse  die  kele 
verstopt  so  dattie  adem  niet  en 
mach  uutgaen.  no  in.  dan  es  die 
mensce  in  vresen  vanden  live.  ende 
het  deert  den  zieken  dat  hi  swilgei 
siins  selves  spekele.  Ende  hine 
mach  niet  swilge/i  no  spise  no 
dranc.  ende  hi  mach  qnalike  ver- 
a,demen.  Van  welker  mesqnamen 
G  97d.  men  es  sculdech  aldns  te  beginnen 
omme  den  zieken  te  hulpene. 
<I  Doeten  ierst  late?i  in  die  hooft 
adre  van  den  arme  an  welke  zide 
dat  het  es  die  ziecheit  ten  meesten. 
of  oec  in  beiden  armen,  dit  es  men 
sculdech  te  doene  tote  die  zieke 
gaet  m  onmacht.  Ende  dies  ander 
dags  in  die  .2.  blauwe  adren  die 
hem  verbliken  onder  die  tonge. 
Ende  dit  doet  of  die  zieke  stare 
gnouch  es.  Ende  men  doene  gar- 
gariseren  met  dyamoronne  getem- 
pert  met  wegebrede  watere.  of  met 
desen  watere  dus  gemaect. 
b  137c.  <I  Nemt  sumac.  gallen,  balaustia. 
rode  rosé  blade.  dese  dinge?*  ge- 
stampt doet  zieden  in  rosé  watere. 
dit  gesoden  ende  geziët.  dan  tem- 


peret  met  dyamoronne.  ende  gar- 
garisere  daer  met.  Dese  gargari- 
sacie  dwingen  die  hu?noren  ende 
werct  haer  lieder  lopinge  ter 
onsochter  steden.  Ende  int  ierste  g  98a. 
siin  Avi  sculdech  te  gargariseerne 
met  couden  gargarisaciën  alse 
dierste  es  vanden  wegebrede 
watere  want  si  vercout  die  dinc 
die  comt  van  reumegen  humoren 
dat  meeste  deel.  Dan  gargariseret 
dander  gargarisacie.  warat  si  es 
verterende  ende  verdickende.  Ende 
smeret  die  kele  met  dyanteide. 
ende  daerboven  legt  wolle  metter 
yeken.  Ende  dit  plaester  es  oec 
goet  daer  op  geleit.  •[  Nemt  wortel 
van  hoensele  ).  puelen  van  len- 
tilgen.  dit  doet  zieden  wel  in  borne. 
daerna  stampei  in  .1.  mortier  met 
swinen  smoute.  dit  plaester  legt 
al  warm  onder  die  kele.  <I  Noch 
.1.  ander  plaester  dat  vele  meesters 
zere     prisen.    Nemt    verbena    die 

stoet ■)    [ende    stampse    met 

zwinen  smoute  Gr]  ende  leggeÊ  g  98b. 
alwarm  optie  sqmnancie.  hier  met 
so  es  menech  genesen  die  waren 
in  groter  vresen  vande?i  live  vander 
sqnmancië?z.  <I  Ende  dit  plaester 
es  oec  goet.  Nemt  wortel  van  adeke 
ende  va?i  poret  loke  dat  noyt  en 
was  versneden,  alsene.  sinsuun.  dit 
stampt  alte  gadere  ende  duweitsap 
daer  ute.  ende  minget  met  gerstenre 
bloeme?i  ende  van  lijosade.  so  dat 
.1.  deel  dunne  blive.  daertoe  doet 
gesmouten  smere.  ende  doet  in  een 
panne  opt  fier  ende  doeter  toe  also 
vele  zeems.  dit  tempert  te  gadere 
ende  doet  zieden  dat  het  begint 
dicken  altoes  roerende,  dit  piaster 
legt  op   die  sqnmancie  al  warm. 


')  G:  heemsche 

2)  Ruimte,  waarboven  met  andere  hand :   en  s i e t 


129 


[Vanden  huve  inde  Jcele. 

g  98c.  Die  tmuf  dye  entlanghet  dicke 
ende  zwellet  dicke.  ten  welcken 
es  goet  bloet  laten  alsoet  u  vore- 
leert  es  int  capittel  van  squi?ianciën. 
Ende  dair  na  maect  dyt  pulver 
ende  wrivet  dair  mede.  fy>  gallen, 
bloemen  vander  prumen  gernate 
f  die  men  heet  in  latijn  indie.  peper, 
canele.  dyt  pulver  legghet  opten 
huuff  met  eenre  dore  gater  pipen 
oft  met  enen.  anderen  instrumente. 
den  huuff  opheffende  ende  dair 
nae  zo  maect  hem  dit  gargarisacie 
aldus,  ^o  Zoeten  wijn.  zeem  ende 
aysil.  van  elcken  eve?i  vele.  dit  (doet) 
te  gader  zieden.  Dye  cruyde  wel 
gepulvert  in  enen.  mortier  matalen 
peper.  piretrura.  stafisagria.  zoet 
balausten.  dit  ziedt  alte  hope  ende 
gargarisere  nochtens  ende  tsavens. 
Ende  maect  oec  dit  pulver 

g  98d.      bayen    van   lauweriers.   comijn. 

puleg gumme  van  arabiën.  dit  so 

mengel  met  warmew  zeeme  dyt  soe 
legghet  op  dye  crune  vanden  hove- 
de  op  stoppen.  Oft  dit  niet  ne  ziedt 
(1.  dient  of  diedt)  so  maect  hem  enen 
brant  met  enen  gloyenden  ysere 
inden  necke.  Noch  dyt  pulver  dair  op 
geleyt  op  dien  necke  es  oeck  goet 
omme  te  treckene  die  humoren  uter 
kelen.  Re  pee.  dit  doet  smelte?i  op  .1. 
cleene  vier  dair  toe  dit  pulver  gema- 
ket  van  witten  wyeroke.  dy.t  wel 
gemenghet  te  gadere.  dit  pulver  dit 
legt  alsoet  voirseit  es.  Dient  (of 
diedt)  dit  niet  so  snyttene  alsoe  u 
vore  leert  es  dair  voren  metter 
pipen  te  snydene  G-]. 


Cap.  6. 

<I  Va(n)  brarikein)  of  ama^drein)1). 

Het  wast  onderwilen  in  die  kele 
ene  swillinge  ende  dat  achter  an  g  99a 
die  tonge  alse  .2.  amandren.  Ende 
dats  bi  humoren  die  dalen  uten 
hoofde  bi  reuinen.  dewelke  swil- 
linge bestopt  menechwe/'f  die  stede 
daer  die  adem  uut  gaet.  dewelke 
stat  heet  in  latien  arteria.  dewelke  "f* 
moete?i  ierst  siin  geholpen  met 
medicinen  dewelke  purgieren  die 
humoren.  Ende  daerna  doet  den 
zieke?i  sitten  vore  u  anschijn  ten 
lichte  wert.  ende  vellef  hem  die 
tonge  met  ere  tinten  [ofte  metten 
stertte  van  enen  lepelle  G]  ende  doet 
so  dat  gi  moget  zien  in  die  kele. 
Ende  doetse  ierst  gargarisere?i  hier 
met.  ^  Nemt  gingebere.  peper,  c  46a. 
pireter.  droge  figen.  dit  stampt 
ende  doet  zieden  in  zoeten  wine. 
ende  ziet  alst  gesoden  es.  ende 
doeten   gargariseren   dit.  Ende  en 

hulpeÊ  den  zieke  niet.  so  besiet  b  i37d. 
also  u  vorleret  es.  ziedi  ten  ende  g  99b. 
vander  tongen  die  .2.  alse  ama(n)- 
dren.  want  dats  hare  rechte  stede, 
so  hebt  met  u  .1.  ysere?i  hakelkiin 
[flg.  XXXVI)  of  coperijn  2).  ende 
haeltse  ute  deen  achter  dandere 
ende  snijtse  elc  sonderlinge  of 
met  ere  vliemen  (flg.  XXXVII) 3). 
of  met  enen  andren  instrumente 
daer  toe  gemaect.  Dander  hudekine 
diere  in  bliven  die  laet  daer  inne  *). 
Mer  doet  den  zieken  gargariseren  l  163a. 
met  deser  gargarisacië?i.  «I  Nemt 
rosé  water  ende  aysiin  te  gadere 
geminct.  ende  mi?icter  met  sap  van 


')  C:    Van  der  apostemen  onder  die  tonghe.  G:  Van  den  amandele.  L:  Van  .1. 
zwere  onder  die  tonghe. 
-)  In  G  schets  van  een  haakje. 

3)  In  G  schets  van  een  mes. 

4)  In  G  een  schets. 

9 


130 


g  99c.  wegebreden.  Ende  eist  dat  zere 
bloet.  so  doeter  toe  gescuuwit  zee?n. 
Ende  eist  datter  af  corat  stanc.  so 
snijt  die  veile  uut  diere  in  bleven- 
ende  dan  bescoudt  die  stede  dor 
.1.  pipe  met  enen  instrunie?ite  va?i 
goude  gemaect  {ftg.  XXXVIII)1)- 

[Vande  quinancie  ende  wat 
lanfranke  gheviel  in  de  ste- 
de van  melane. 

c  45b.  Ie  zal  u  scriven  eene  goede 
leeringe  ende  dat  bij  exemplen  wat 
dat    meester    lancfranc    gesciede 

l  i62c.  indye  stad  van  melanen  van  eener 
ouwer  vrouwen  wel  van  49  jaren 
die  hadde  eene  squinancie  (?)  van 
fleuinew  die  welke  hadde  al  be- 
grepen dye  beyde  ....  buten  ende 
binne?ï   ende  zine  mochte  spreken 

g  99d.  no  s weigen.  dese  hadde  .1.  jongen 
meester  onder  handen  de  welke 
der  vrouwen  beterde  hare  zeerhede 
ende  hare  zwellinge  meerde  hare. 
Ende  meester  lancfranck  wasser 
ontboden  dye  de  vrouwe  vont 
cranc  ende  en  hadde  niet  gheten 
bynnen  9  dagen  no  ne  dorste  niet 
slapen  omme  dat  zij  versmort 
waende  hebben  der  welker  vrouwen 
puls  was  cranc.  hij  taste  dye  stede 
onder  dye  kin  ende  hij  vant  die 
stede,  liggende  zere  diepe  die  na- 
ture, wair  bij  hem  dochte  dat  zij 
soude  moghen  versmoren  eert 
ute  ware  te  broken  uut  waert  oft 
inwaert  wair  bij  hij  riet  dat  mem 
hair  .1.  gat  soude  maken  onder 
den  kin  mei  eenen  scerse  aldus  2). 
Dye  vriende  consenteerdent  ende 
g  ïooa.  hij   deedt  ute.  ute  welker  wonden 


liep  vele  vertegen  s)  materiën  ende  c  45c. 
hij  lieter  vele  in  meneger  stede 
ende  u  geleert  heeft  cortelike  *).  t 
dair  na  begonste  hare  dye  vrouwe 
bat  te  bevoelne  ende  haren  adem 
te  hebbene  ende  haren  puls  dye 
sterckede.  dair  na  so  gaf  hij  hare 
een  luttel  coxthe  5)  vanden  welke?* 
hare  vele  liep  ute  der  wonden. 
Ende  hij  leyde  op  dye  wonde 
plaesteren  van  apiën  ende  van 
terwene  bloeme?i  ende  van  zeemen. 
hebdijt  niet  hier  voren  het  wert 
u  geleert  int  capittel  vanden  an- 
traxiën  ende  geseyt  zine  virtuut. 
Dat  leyde  hij  soe  lange  dat  uter 
wonden  die  altoes  stanc  quam 
ene  taye  arterie  ende  zere  stin- 
ke?zde  dwelke  was  oft  ware  .1. 
stic  van  enen  derme  al  soe  lanc 
ende  alsoe  groet,  dye  welke  was 
van  vleesche  dat  vertech  was.  dye 
welke  stede  nemmermeer  en  stanc.  g  ïoob. 
Alse  dat  ute  comen  was  hij  gaf 
hare  haer  voetsel  ende  dat  so  l  i62d. 
dynne  dat  zijt  mochte  zupen  met 
eenen  zilveren  pipe  dye  welke  zo 
stac  zo  diepe  dat  hare  hare  drincken 
niet  mochte  uut  comew  ter  wonden 
(fig.  XXXIX).  Alse  dat  vorseyde  c  45c. 
stuck  uut  was  ende  dye  stanc  was 
geleden  hij  dwoech  die  wonde  met 
warmen  wijne  ende  dair  na  so 
leyde  hij  dair  op  swerte  zalve  dye 
welke  ghij  hebt  int  capittel  van- 
den hoeftwonden  al  dair  genas 
die  vrouwe.  Dat  selve  gesciede 
mij  int  jaer  ons  heeren  MCCC 
ende  XXVIII  ten  beghinne  type- 
ren ane  eene  jonghe  beghine  G]. 


l)  Ook  in  Gr  schetsen  van  een  „pipe"  en  van  een  „brant". 
*)  In  G  schets  van  een  mes. 

3)  L:  verrotter 

4)  C:  ende  hi  lieter  oec  wat  in  ende  dat  bi  redenen  die  men  jou  sel  leeren 
6)  C:  colitse 


131 


Cap.  7. 

<I  Dits  va(n)  ranula  ond(er) 
die  tong  e  '). 

c  46b.  Onderwilen  so  wast  onder  die 
tonge  .1.  aposteme  van  vlesce 
g  ïooc.  diemen  heet  in  latine  ranula.  dats 
in  vlaerasce  .1.  puut 2)  dewelke 
were£  der  tongen  haer  werc  te 
doene.  dats  te  formeerne  die  wort. 
Ja  hi  wast  ondertiden  so  groet 
datter  die  mont  met  es  al  vervult. 
Van  welke?i  es  mijn  raet.  dat  als 
die  aposteme  cleine  es  so  maecter 
toe  dit  plaester.  <I  Nemt  operment, 
trode  ende  tgeluwe  ,\.  5.  gingbere. 
zout.  gallen3),  peper,  pireter.  van 
eiken  .1.  5.  dit  tempert  met  aysine. 
ende  maec  daerin  catoen  nat.  ende 
daer  met  wrivetf.  Ende  wildiere  af 
-|-  maken  cockelkine  getempert  met 
aysine.  entie  droocht.  ende  haddi 
daer  af  te  doene.  dan  so  wrijfter 
.1.  ontwe  ende  doet  daer  met  also 
u  vorleert  es.  Ende  dae?'na  so  houde 
die  zieke  in  den  mont  olye  van 
g  lood.  rosen  tote  dat  die  swéringe  es 
leden,  dewelke  hi  hadde  bi  der 
wrivinge?i  vanden  pulvere.  C|[  Ende 
of  dit  niet  en  hulpt  entie  aposteme 
si  so   groet,   so  bedarf  dat  mense 

c  46c.  snide  met  enen  scerse  aldns.  ende 
trect  uut  met  enen  hakelkine  aldns 
{zie  fig.  XXIX)  ')■  <I  Maer  siedi  dat 
die  aposteme  bruun  of  swert  of  hart 
es.  ende  si  niet  beseffelijc  en  es 
den  zieken,  so  en  comter  niet  an. 
want  si  soude  siin  vander  materiën 


van  melancoliën.  ende  dan  so  en 
genasen  si  nemmermeer.  Die  gene  l  i63t>. 
die  gi  moge£  sniden  sonder  vrese 
die  siin  moruachteeh  ende  kerende 
ter  w'itheit  wert.  dewelke  niet  ydelt 
van  harre  wache^.  optie  welken 
men  es  sculdech  dus  te  werkene 
(zie  fig.  XXIX).  Slaet  daer  in  een 
hakelk^  onder  die  tonge  5)  ende  G  ïoia. 
haeltse  ute  ende  versceetse 

vanden  [goeden  G]  vlesce  vander  b  138a. 
tongen  met  enen  scerse  (zie  fig. 
XXXVIII 6)  ende  treckei  al  ute  mei- 
ten hakelkine.  ende  daerna  so  dwaet 
den  'mont  met  aysine  ende  met  borne. 
ende  daerna  so  heiltse  also  u  vorleert 
es  int  capittel  vanden  tantvlesce. 

Cap.  8. 

<I    Va(n)   g(ra)te(n)   of  bene(n)   ge- 
scote(ri)  i(n)  de  kele 7). 

Alse  een  been  of  graet  van  enen 
vissche  verwert  in  der  me?iscen 
kele.  dan  so  stelt  den  mensce  dat 
sine  kele  es  in  die  lucht  of  in  die 
zonne.  waerbi  dat  gi  moge£  zien  G  ïoib. 
te  diepere  in  die  kele.  ende  velle£  c  46d. 
die  tonge 8)  [met  enen  houtken 
of  L]  met  uwen  dume.  also  u  vor- 
leert es.  ende  alse  gijt  ziet  so 
stekei9)  ute  so  gi  ierst  moget. 
Ende  het  es  oec  goet  dat  gi  den 
mensce  doet  eten  so  gi  meest  moget. 
ende  dan  doeten  keren  die  spise 
eer  si  begint  verteren  in  die  mage. 
€][  Ende  en  wert  die  mensce  niet 
delivereert    vanden    bene   merten 


')  C:  Van  apostemen  inder  kelen  wassende  ter  tonghen  waert.  G:Vanranulen 
onder  die  tonghe.  L:  Van  apostemen  die  wassen  onder  die  tonghe. 

:)  C  en  G:  puud;  L:  padde  3)  G:  galligaen 

A)  In  Gr  schets  van  een  haakje.  5)  In  Gt  een  schets,  ook  in  L. 

R)  In  Gr  schets  van  een  mes. 

1)  G:  Van  dat  een  been  ofte  een  graet  verwerret  in  der  keelen.  G:  Alse  een 
been  oft  grate  van  vysche  ghescoten  es  in  die  kele.  L:  Van  bene  of  van  grate 
die  verwaert  in  die  kele. 

8)  L:  duwet  die  tonghe  neder  9)  L:  trect 


132 


keerne.  so  maect  vaste  an  enen 
sterken  draet  .1.  cleine  stiekelkijn 
van  ere  spoengiën.  dewelke  gi 
doet  de?i  mensce  swilgen  die  dat 
vorseide  been  in  heeft,  dewelke 
spoengie  gi  selt  uut  trecken  mepten 
drade  diere  an  es  gecoppelt.  Ende 
dus  sal  dbeen  of  graet  verwerren 
i/i  die  ruheit  vander  spoengiën. 
Of  hi  swilge  .1.  herde  corste  brodes. 
g  ïoic.  dewelke  hertheit  te  rechte  sal 
doen  dalen. 

Cap.  9. 

<I    Van  bociu(m)  an  die  kele 
gewassen  '). 

Bociura  es  .1.  aposteme  van 
vlesce  die  wast  an  die  kele  buten, 
die  welke  hout  vaste  ondertiden  an 
die  geet  adre.  ende  onderwilen  an 
die  zenewen  van  den  halse  of 
vander  kele.  Ende  dan  so  eist  vrese 
daer  an  te  comene.  want  waerse 
vast  an  die  geet  adere.  diere  an 
quame  omme  te  genesene.  hi 
c  47a.  doodde  den  mensce.  ende  dat  also 
L  163c  houde  alse  hi  wonde  die  geet- 
adere.  want  die  aposteme  esser  so 
vaste  ane  gecoppelt.  dat  mense  in 
gere  ma?iieren  soude  mogen  sceden 
sonder  grote  vrese.  Ende  waerse 
andie  zenewen  men  soudse  niet 
mogen  sceden  sonder  die  zenewen 
G  ïoid.  te  qnetsene.  Ende  dlichtste  datter 
den  zieke?i  af  stonde  te  comene. 
dat  ware  dattie  zieke  soude  werden 
croï^halsende.  Ende  dese  aposteme 
comt  vaw  ere  reumen  dewelke 
dalen  uten  hoofde  in  die  kele. 
•ï  Dese  aposteme  versterft  gerne 
opt  kint  [vanden  vader  oft  vander 


moeder  C  L  G]  of  op  enech  van  haren 
geslachte.  Also  doettisike.  artetyke. 
laserscap.  apostumacia.  dat 

es  die  grote  litargie.  Ende  vele  b  138  b. 
ziecheiden  die  me«  heeft  in  die 
ogen.  «I  Ende  alse  ghi  wilt  genesen 
dese  aposteme?i.  of  raet  daer  op 
geven  orarae  te  genesene.  so  moeti 
ierst  so  doen.  dat  gi  die  humoren 
die  hier  toe  lopen  bi  costumen 
van  natnren  siin  gedigereert.  ende 
daerna  gepitrgiert  met  medicinen 
die  pnrgieren  dese  humoren,  diere 
te  vele  siin  entie  gemindert.  ende  g  ïoibis  a. 
dit  bi  rade  van  enen  vroeden 
flsisiin.  ende  het  ware  oec  nuttelijc 
dattie  surgijn  ware  medicijn  ende 
oec  recht,  alsi  waren  ten  beginne 
alse  ypocras  was  ende  galienus 
ende  avicenna.  ende  also  mer  noch 
vint  in  saleerne.  overberch  te 
monpelier.  ende  te  parijs,  ende  also 
mer  noch  vint  in  andren  steden 
opten  dach  van  heden.  Ende  dese 
plaestren  siin  vonden  om  die  hu- 
moren te  doen  smilten.  of  dat 
vleesch  dat  hart  es  af  te  doene. 
q  Nemt  die  wortels  van  radeke. 
van  cucumer  agrest.  van  saxifragen. 
dese  wortels  doet  zieden  in  borne  c  47b. 
ende  daerna  so  stootse  met  swinen 
smoute  of  met  roete  van  boeken, 
dit  plaester  legt  lange  optie  wonde 
of  op  die  bootse.  §  Ende  maect 
oec  desen  dranc.  Ontdelft  al  sin-  G  ïoibis  b. 
gende  pater  noster.  die  wortel  van 
enen  okerbome 2).  die  noyt  noten 
en  droech.  desen  wortel  so  stampt 
met.  200.  pepercoornen.  doet  dit 
al  wel  zieden  in  goeden  wijn  tote 
die  helft  es  versoden.  van  desen 
wine  so  drinct  alle  dagen  nuch  teren 


')  G:  Van  een  stic  vleesch  wassende  ane  die  kele  dat  men  heet  bocium.  G:  Van 
apostemen  van  vleesche.  L :  Van  een  stic  vleesch  wassende  an  die  kele  of  der  omtrent. 
')  G:  noetboeme 


133 


tote  hi  si  verloost  vander  bootsen. 
ij  Ete  oec  tarwenbroet  met  allen 
ripe  ende  niebacken.  ende  drinke 
goeden  suveren ')  wijn.  Ende 
wachtera  van  wiven  .1.  jaer.  No 
l.  i63d.  en  ete  geen  coude  spisen  no  en 
drinke  genen  borne 2).  want  dese 
ziecheit  corat  in  menech  lant  van- 
den watere  vanden  lande,  want 
dat  water  dat  men  daer  heeft  dat 
corat  van  sneuwe.  waerbi  ie  jugiere 
dat   sneeu  water  es  qnaet 3).  Ende 

G  ïoibis  c.  wildi  werken  met  surgiën.  so  ont- 
hout  mine  lere  want  dese  boec  es 
surgie.  €J  Siedi  dattie  bootse  niet 
en  houdt  vaste  an  zenewen  no 
an  die  geetadere.  so  salmen  nemen 
.1.  scers ')  ende  sniden  die  huut 
ontwee  boven  optie  bootse.  ende 
peltse  uut  of  gi  moget  sonder  den 
zieke  te  zere  te  pinene.  Ende  en 
mogedi  niet  dit  doen.  so  legt  op 
dat  rouwe  vleesch  .1.  luttel  realgars 
ende  dat  niet  te  vele.  want  legt 
diere  op  iet  te  vele 
b  i38c.  gi  doodt  den  mensce  die  de 
bootse  heeft,  of  legter  op  vanden 
pulvere  dat  gi  vint  int  capittel 
vanden  wannen  die  siin  op  thooft 
ende  daerna  so  legter  op  smout  of 
botere  also  u  vorseit  es  int  selve 
capittel.  Ende  dus  doet  tote  gi 
hebt  tfieesch  ute.  Alse  gi  ziet  dat 
tfleesch  mindert,  so  legt  in  lanc 
so  min  van  uwen  bernenden 
pulvere  daer  op.  want  en  wrochti 

g  ïoibisd.  niet  behendelike.  gi  mocht  die 
geetadere  bernen.  ende  daer  orame 
soude  die  mensce  sterve?i.  Maer 
alse  al  tfleesch  es  ute  entie  wonde 


wel  es  gesuvert.  so  heiltse  also  u 
vorleert  es  in  dierste  partie  van 
desen  boeke  dewelke  leert  vele 
vanden  hoofde  gewont. 

Cap.  10. 

«I   Van  scrofule(ri)  dieme(n)  heet 
sconinx  evel 5). 

Scrophula  in  latine  es  of  bediet  l  i63d. 
in  vlaerasce  soch  want  also  die  c  47c. 
soch  werpt  vele  verkenen  also 
werpt  dit  ongemac  vele  dieren, 
die  wassen  onder  die  oren  oratrent 
die  kele  ende  onder  die  kele  [ende 
onder  die  kinne  L].  onder  die  ocsele. 
ende  in  die  liesche  orame  die  3. 
leden  prmcipael  die  hem  daer  pnr-  g  102a. 
gieren,  also  ie  u  noch  hier  na  sal 
maken  vroeder  int  capittel  vanden 
sweren.  ende  van  desen  daer  dit 
capittel  af  sal  leren.  So  sijnre  beide 
grandulen  ende  scrophulen.  Ende 
grandula  es.  .1.  cliere.  die  es  meest 
van  huraoren  diemen  heet  fleuma. 
Ende  scrophulen  die  siin  meest  van 
huraoren  die  men  heet  melancolie. 
Ende  glandulen  die  siin  moru  ende 
scrophulen  die  siin  hart.  Ende  si  di 
daertoe  geroepen  orame  te  gene- 
sene, so  sijt  vroet  weder  si  siin 
out  of  nuwe.  Also  avicenna  seit. 
Men  es  sculdech  ierst  dengenen 
te  pnrgierne  diese  heeft,  ende  siin 
voetsel  te  minderne.  Purgieren 
dat  es  keren  ter  kelen  dat  zere 
hulpt  den  genen  die  scrophulen  of 
dieren  hebben.  Ende  en  hulpt  dit  G  1021» 
niet  wel.  so  moet  menne  pnrgieren 
met  medicinen  die  macht  hebbe?z 


x)  L:  rijnsse  2)  L:  cout  water 

')  Be  rest  van  dit  Capittel  ontbreekt  in  C  en  L. 

*)  In  Gr  een  schets  van  een  mes. 

5)  C :  Van  scrouffelen  dat  es  eene  mainere  van  dieren  ende  si  heeten  na  die 
soghe.  G :  Van  dat  men  in  vlaemsche  heet  sconincs  evel  dus.  L :  Van  scorften 
of  dieren  an  die  kele. 


134 


te  piwgierne  gorseme  humore?i  van 
fleumen.  also  dit  pulver  doet. 
€J  Nemt  turbith.  gingbere.  wit  su- 
ker.  van  eiken  even  vele  te  gadere 
gepulvert.  van  desen  pulvere  en 
geeft  niet  den  zieke?*  boven  .2.  5. 
of  ene  .5.  na  siere  cracht.  Ende  dit 
so  geeft  hem  ter  middernacht  of 
een  deel  daer  achter,  ende  slaper 
op  .1.  luttel,  dat  es  tote  hi  begint 
ter  cameren  gaen.  ende  dan  en 
c  47d.  slape  niet  meer.  so  dat  hi  heeft  al 
gegaen.  Ende  wachte?»  wel  so  dat 
hi  niet  sat  en  ete.  no 

b  i38d.  en  ete  niet  nave?is.  no  en  dri?*ke 
genen  borne.  No  niet  dat  cout  es 
op  siin  spise.  Ende  he?n  es  goet 
dat  hi  gedoge  vele  hongers.  Ende 

G  i02c.  wachtem  van  vele  te  stupene.  want 
dat  ver  willet  thooft  va»  humoren. 
ende  en  kniele  niet  vele  op  sine 
knie>i.  dat  hi  hem  doet  venteusen. 
dat  nes  niet  goet.  want  die  ven- 
teuse  ydelt  die  sw&tile  natwre  ende 
laet  die  gorseme.  ij  Nu  weten  gaen 
ter  curen  van  desen  scrophulen  of 
glandulen  of  wanne.  Men  es  scul- 
dech  ten  iersten  te  proevene  of 
men  dese  evele  mach  doen  ver- 
gae?i.  ende  smelten  mei  plaestren. 
dien  men  sal  leggen  optie  gehele 
huut.  Nochtan  so  en  mickender 
niet  op  vele  liede  sine  ware  uut 
tebroken.  Ende  sulke  siin  diere  op 
micken.  Ende  diere  op  micken  ende 
verdriet  dat  sise  hebben,  dien 
salmen  maken  dese  plaestere  ende 

i.  'ii.  leggc?ise  daer  op.  <J  Nemt  rode 
slecke?i  die  ziedt  met  swine?* 
smoute.    ende  doeter  toe  zeem  dit 

G  iü2d.  so  minct  wel  te  gadere.  Ende  dit 
piaster  so  legt  op  die  scrophule  ge- 
heelder huut.  «I  Een  ander.  Nemt 
wortel      van     hoensce      gestoten. 


ende  gesode?i  met  swinen  smoute. 
of  hoendren  smout  ende  met  wine. 
hier  af  maect  .1.  plaester  dits  oec 
goet.  q  Noch  geets  cotelen  geminct 
met  aysine  ende  met  zeme.  dats  oec 
goet.  q  Nemi  armoniac.  bedelli. 
galbanum.  van  eiken  even  vele. 
dit  stelt  .3.  dage  te  smeltenc  in 
sterke7i  aysine.  ende  daerna  so  tem- 
pert daer  met  sulfer,  ende  maecter 
af  .1.  plaester.  dits  oec  goet.  q  Avi- 
cenna  seit  dat  dit  plaester  es  won- 
derlike  goet  dat  men  maect  aldns. 
Nemt  wortele  vaw  lelyën  ende  lijn- 
saet.  duvenmes  ende  al  dit  tem- 
pert wel  met  wine.  Of  die  niensce 
die  de  scrophulen  of  glandule/i  of  g  ïosa. 
wannen  heeft  es  van  zere  couder 
natnren.  ende  si  niet  ontvarwei  en  c  J8a. 
siin.  so  doet  te  meer  van  den 
duve?imesse  daer  in  ').  Maer  oft 
also  niet  en  si.  so  doeter  in  temin 
vanden  duven  messe.  Ende  eist  in 
kindren  oft  in  vrouwen,  so  en  doe- 
ter in  maer  tfirendeel  duven  mes. 
CJ  Dits  een  zeer  geprijst  plaester 
van  avicenna.  ende  dit  piaster  pri- 
sen  alle  meesters,  dewelke  es  quaet 
te  makene.  of  gine  siter  op  so  wel 
berecht  als  gijt  maect.  dat  gi  wacht 
dat  gijt  niet  en  bernt.  no  en  laet 
ontlopen  int  vier.  dit  plaester  heet 
in  latine  emplaustrum  dyaquilon. 
Hets  goet  op  gehele  scrophulen 
ende  op  wannen,  ende  op  alle  herde 
sweren. 

Ende  men  maket  aldus.  fl  Nemt  b  u4c 
venigreic.  lijnsaet  wortel  van 
hoensce.  elx  een  .«'.  dese  dingen  g  ïosb. 
doet  elc  in  enen  nuwen  erden  pot 
bi  hem  versceden.  ende  giet  op  elc 
sonderlinge  .3.  ft.  speel  heets  wa- 
ters, ende  latei  also  stae?i  enen  dach 
ende   enen   nacht,   daerna  so  doet 


')  De  rest  van  dit  Cap.  ontbreekt  in  C  en  L. 


135 


elc  spelen  bi  hem  .1.  luttel,  ende 
daerna  so  wringet  elc  bi  hem  dor 
een  linen  cleet.  so  gi  elc  meer 
pijnt,  soet  beter  es.  Ende  maect 
van  eiken  bi  hem  een  die  lijm. 
daerna  so  nemt  onder  .J.  'S',  litar- 
girum.  dit  stampt  wel  cleine  ende 
sichte£  dor  .1.  gedichte  zeve  so 
dat  wel  cleine  pulver  si.  dan  nemt 
oude  olie  van  oliven  entie  suver 
ende  claer  .2.  fg.  daer  met  ziedt 
litargirum  altoes  roerende  op  .1. 
cleine  vier  tote  dat  .1.  luttel  si  die 
verwe  verkeert.  Ende  wildijt  proe- 
ft 103c.  ven  oft  gnouch  es.  so  laet  een 
dropel  drupen  op  enen  steen  of 
op  ten  bodem  van  *enen  beckene. 
houde£  te  gadere  sonder  versceden. 
so  eist  gnouch  gesoden.  so  doet 
die  panne  vanden  viere  ende  l&tet 
vercouden.  .1.  stuc.  Ende  dan  hebt 
van  den  lime  dat  gi  hebt  vor- 
maect  also  u  vorleert  es  .1.  ft',  ende 
een  virendeel.  dat  mlnget  metter 
oliën  ende  nietten  litargiru?n  dat  te 
gadere  es  gesoden.  daerna  so  stel- 
let op  tvier  ende  doet  zieden  al- 
soet  u  vorleert  es.  dit  roert  altoes 
met  enen  spatule  solange  ziedende, 
dat  becomt  dicke  als  was.  dan  so 
stellet  van  den  viere  ende  walke£ 
ende  bouwet  met  uwen  handen, 
dewelke  gesmeret  selen  siin  met 
oliën  van  oliven  dat  die  plaester 
g  i03d.  an  u  hande  niet  en  cleve.  so  gijt 
langer  pijnt,  soet  beter  es.  Dit 
plaester  es  goet  alsoet  vorseit  es 
Ende  al  dat  hier  es  geleert  es  goet 
op  daer  die  huut  es  geheel.  Ende 
dit  plaester  dat  gi  hebt  nu.  dat 
es  goet  op  sweringe.  ende  dusen- 
tech  werven  beter  dan  treyt  es. 


Cap.  11. 

<I  Va{n)  scrophule(n)  of  glandule(n) 
te  snidene  '). 

Eist  dat  ghi  sijt  geroepe?i  te 
scrophule?i  of  te  glandulen  die 
men  sniden  moet.  so  besiet  wel. 
of  si  houden  vaste  an  die  zenewew 
of  an  die  geetadre.  snidise  da?i  gi 
avontuert  den  mensce.  Ende  wil- 
dise  sniden  so  hout  die  cliere  of 
wanne  of  glandule  tusscen  uwe  G  104a. 
vingeren  ende  uwen  dume.  ende 
dat  so  seker  dat  si  u  niet  en  mo- 
gen ontvlien.  Ende  dan 

so  hebt  in  u  hant  .1.  scers  ende  b  139b. 
snijt  die  huut  nauwelike  ontwee. 
ende  dat  op  ende  neder  die  snede 
lanx  den  lede.  so  dat  gi  dled  niet  en 
dweerst.  Ende  wacht  dat  gi  niet 
en  snijdt  den  sac  vanden  vorsei- 
den  dieren,  ende  dan  so  scole£  van 
den  vlesce  ende  vander  huut  ende 
pelet  ute  also  voort  dat  gijt  al 
geheel  uut  doet.  eist  scorphule 
glandule  of  wanne,  treckende  met 
enen  hakelkine  dat  giere  toe  hebt 
gedaen  aldus  (fig.  XL) 2).  Ende  of 
dbloet  verwint,  so  stremmet  als  u 
vorleert  es.  Ende  ofter  iet  in  blivet  G  i04b. 
vanden  sacke.  so  doet  ute  alsoet  l  i64b. 
u  geleert  wert  vroedelike  int  capit- 
tel  na  volgende. 

Cap.  12. 

<I   Van  scorphulefn)  of  glandule(n) 
uut  te  broken  3). 

Het  hebbe?i  vele  lieden  geloven  c  48b. 
ane    den   coninc  van   vrankerike. 
dat   hem  god  heeft   gegeven  [dye 


')  C :  Van    scrouffelen   te    snidene.   G :  Van  scrofulen  of  glandulen  te  snidene. 
L :  Om  scroffelen  te  sniden. 

2)  Ook  in  G-  en  L  een  schets. 

3)  C  :  Van  des  conincs  evele.  G  :  Vanden  scrofulen  de  cuere.  L  :  Des  coninx  evel. 


136 


gracie  G]  te  genesene  die  lope?*de 
scorphule??.  Ende  dat  es  allene  met 
sine/i  begr/pene  met  siere  hant 
ende  dan  te  besiene.  Jlet  genees- 
ter vele  met  hareri  gelove  ende 
onderwilew  genese??  sulke  niet. 
€J  Eenperlike  seggen  menege  boeke 
va??  surgië?*  dat  enech  meester 
viseert,  dat  me»  den  zieken  leide?? 
soude  op  .1.  lopende  water  op  sente 
Jans    nacht    in    den    zomer,    ende 

G  104c.  doene  daer  op  bloeden,  so  dat 
dbloet  valle  int  water,  ende  hi  seit 
oec  datter  vele  souden  genesen. 
€fl  Alst  al  es  geseit  so  dunct  mi 
dit  die  rechte  cure  entie  zekerste. 
Nemet  tpulver  dat  gescreven  es 
int  capittel  van  de?*  wannen  int 
boec  vande??  hoofde,  van  den  wel- 
ken gi  doet  .1.  luttel  optie  scör- 
phule??  op  elc  sonderlinge.  Ende 
dies  ander  dages  so  hebt  swinen 
smout,  daer  in  gesode??  siin  rode 
coolen.  ende  dat  legt  daer  op  tote 
dat  die  dieren  uut  valle??.  Ende 
comter  een  ander  i?i  die  stede  lig- 
gen, so  doeter  also  toe.  tote  dat 
dae?"  netnmeer  en  comt.  ende  da?? 
heilt  die  wo??de  alse  ene  ander- 
wonde.  Ende  also  doet  die  gene 
die  gi  snijt.  legt  dat  pulver  opten 
sac  die  gi  snijt  ende  die  daer  in 
c  48a.  blijft.  Hier  af  so  vorsiet  u  wel.  dat 

g  HMd.  gi  den  zieke??  niet  en  avo??tuert. 
no  u  selve??  niet  en  brinct  i??  pel- 
lote??  ').  alse  menech  meester  hem 
selve??  heeft  bracht,  bi  dat  hijs  met 
en  co??ste.  of  bi  roekeloesheiden. 

Ende  hier  met  si  o??s  nu  gnouch 
hier  af. 


b  139c.      Dits  die  tafele  vanden  sevende?* 

l  164c  boeke.    dwelke   sal   gaen   vande?* 

halse  ende  vander  kele?*  nederwert 


tote  allen  leden  ende  tallen  stede?? 
vande??  lichame.  Ende 

1.  ierst  van  datme??  wont  adren 
of  arteriën  te  meneger  stede  anden 
lichame.  Ende  dat  men  die  stelpe?* 
moet  vande?*  bloede  sddus 

2.  Van  den  canebene  gewo?*t  of 
d«e?'omtrent 

3.  Van  wonde??  gesteke??  met 
knive?*  of  etc. 

4.  Vander  he?*ten  gewont 

5.  Van  doot  wonde??  waer  datse 
vallen  ant  lijf 

6.  Van  der  niere??  gewont 

7.  Va??  musen  of  zenewen  ge- 
wont in  de??  pistel 

8.  Vanden  ellenboge  gewont  of 
ande?*e  ju??cture?? 

9.  Van   wonden  in  die    darnie?* 

10.  Van  te  corttene  die  darme?* 

11.  Van  den  gescorde??  of  die 
de?*  steen  hebben 

12.  Van  carnoffels  gelijc  de?? 
gescorde?? 

13.  Vande??  stene  dat  ondersceet 

14.  Van  den  spene?? 

15.  Van  te  genesene  die  spene?* 

16.  Van  den  praeparaciën 

17.  Van  der  tijt  datme??  medici?*e 
geven  sal  te  vorsiene 

18.  Van  spenen  die  comen  van 
den  menisoene 

19.  Va??  .3.  manieren  va??  spene?? 
te  bekenne 

20.  Van  .4.  adren  die  men  heet 
spenen 

21.  Va?*  geswollene??  spenen  te 
vorsiene 

22.  Van  handelinge??  te  verstane 

23.  Van  bute?*  nature  te  werkene 

24.  Vande??  dyescinkele  uter 
stede 

25.  Hoe  die  dyescinkele  es  ge- 
maect  boven 

26.  Vanden  dyesci?*kele  te  broken 


>)  G:  pilote 


137 


27.  Noch  vanden  dyescinkele  te 
geDesene 

28.  Van    te   settene    dbeen   eer 
ment  spalct 

29.  Vanden  Knie  uter  stede 

30.  Van  wonden  int  knie 

31    Van  den  bene  te  broker. 
32.  Va,n  benen  die  uutragen 


33.  Van  diversen  meesters 

34.  Van  andren  meesters 

35.  Vanden  voete  uten  lede 

36.  Van  den  voete  verwrongen 

37.  Van  den  voete  te  broken 

38.  Van    diversen   we?rkene   van 
meesters 

39.  Noch  van  andren  meesters  ') 


:)  G:  Hier  willic  eynde  maken  vanden  anderen  boeke  dye  es  vanden  halze  wair- 
bij  ick  bydde  alle  denghenen  diere  an  zullen  zien  ofte  leeren  dat  sij  zullen  byd- 
den  over  den  ghenen  die  desen  boek  troc  uten  latyne  int  vlaemscbe  want  ick 
deedt  bij  mijnre  vanden  genen  die  achter  mij  soude  bliven  omme  dat  sij  niet 
en  souden  zijn  puer  leec  want  die  meeste  hoep  die  hem  onder  wynden  op  den 
dach  van  heden  dye  wetender  mynst  of  wat  dat  sij  doen  dat  es  .1.  groote  vreese 
hem  lieden 
G  105a.  ende  aventueren  zeere  hare  ziele  omme  te  hebbene  dat  erdsche  goet.  god  moetse 
allen  bewaren. 

Hier  eynt  die  ander  part  ij  e  vanden  bouke. 

Hier  eyndt  dye  ander  partije  vanden  boecke.  ende  es  dye  boec  van  desen  halse 
ende  vander  clieren  ende  vander  kelen. 

Ende   hier  beghint  dye  derde  boeck  die  zo  gaet  tallen  leden  vanden  mensche 
ende  es  comen  tallen  steden  vanden  lichame 

Het  gevallet  dat  men  snijt  dweers  ontwee  aderen  oft  arteriën  in  menegher  steden. 

1  vanden  lichame 

2  vanden  canebeene  gewont  oft  enech  ander  been  omtrent 

3  van  dat  een  mensche  es  ghesteken  met  cniven  oft  met  anderen  wapenen. 
G  105b.      4  vander  hertten  gewont  die  tekine  daer  af 

5  van  allen  doot  wonden  ende  wair  zij  vallen 

6  vander  nyeren  gewont 

7  vanden  musen  oft  zenuwen  gewont  inden  aren  oft  eldere 

8  van  datmen  .1.  mensche  wont  inden  ellenboge  oft  dair  omtrent 

C:  Hier  soe  hent  die  andere  pertie  des  boucs.  Ende  hier  beghint  de  derde  pertie 
in  gods  namen 

Ende  het  ghevalt  menichwarf  dat  men  snijt  arteriën  ofte  aderen  van  den  kake- 
been ghewont 

Van  dat  een  mensche  es  ghesteken  met  kniven 

Van  der  herten  ghewont 

Van  den  wonden  in  den  nieren 

Van  rudichhede  over  al  dat  lijf 

Van  worten  die  comen  in  tansichte  ende  elder  overal  dat  lij! 

Van  den  .iiij.  speciën  van  laseriën 

Van  der  speciën  alopicia 

Van  der  speciën  leonina 

Van  der  speciën  elefancia 

Van  tyrasis 

Die  proper  cuere  in  alle  die  speciën 

Hoe  laserie  toe  corat  van  ghenoten 

Van  den  tresoer  omme  te  verhoedene  lazeriën 

Van  den  ghenen  die  venin  genomen  heeft 

Van  teekin  der  slangen 

Van  beeten  van  scorpiloene 

9* 


138 


G  105c. 


C  49a. 


L  lt.4d. 


CAP.    1  '). 

el  gevalt  dat  men  snijt 
dweers  adren  on  twee  of 
arteriën  in  ineneger  stede 
^  an  den  lichame.  uut  wel- 
ken adren  of  arteriën  loopt  also 
vele  bloeds  dattie  zieke  valt  in 
o?iinacht  ende  siin  anscijn  wert  al 
wit.  ende  het  scijnt  dat  die  ge- 
wonde stervet.  Ende  dat  es  om  dat 
hi  heeft  te  vele  bloets  gelate?i.  bi 
welken  dat  dit  es  mijn.  raet.  dat 
gi  legt  op  die  wonde  pulveren  die 
stremmen  also  u  vorleert  es  int 
proper  capittel  van  den  stremmene 
dbloet.  dewelke  staet  in  die  ierste 
partie  van  den  hoofde.  «I  Ende  het 
gesciet  dicken  dat  natnre  haer  ver- 
recht,  die  welke  vervult  die  adren 
bi  bloede  dat  si  sendei  vander 
leveren,  entie  gewonde  wert  weder 
bloedende  in  onmacht.  Of  bi  dat 
hem  die  gewonde  so  piint  of  roert 
sijn  led.  daer  hi  in  gewont  es  dat 
daer  bi  comt.  alst  dicwile  gesciet 
es  die  gebloet  laet  sij?i 2)  van  wel- 
ken gi  sijt  altoes  so  berecht  op  u 
wachte  dat  gijt  in  tijts  niogetf 
weren.  Want  pulver  no  coniuraciën 
no  cracht  van  stenen  so  en  mach 


hem  niet  stelpen.  Waerbi  mij?i  raet 
es.  ende  ooec  die  leringe  van  mees-  g  i05d 
ter  hugen  van  luken.  datmen  hebbe 
vormaect  die  scrode  daer  inen  mede 
bint.  ende  dat  dwingende  even 
effene.  ende  niet  te  zere.  Ende  doet 
die  wile  houden  ene?i  andren 
mensce  sinen  vinger  optie  adere 
of  arterie  diere  ontwee  es.  so  dat 
daer  geen  bloet  uut  en  come.  Dese 
redene  es  bi  dat  verstorkelt  ende 
wert  dicke  onder  den  vinger,  om 
dat  men  lange  daer  op  hout.  so 
langer  so  beter,  ende  daerna  so 
bintene  also  u  vorleert  es.  [Ende 
meester  hughe  van  lukes  die 
seit  alsmen  den  vingere  of  doet 
van  den  wonden  dat  men  op  den 
wonden  sal  stroien  dit  naevol 
ghende  pulver.  Cfl  R^,  aloë  epa- 
ticum  .5.  ij.  boli  armenici  !%.\.  san- 
guis  draconis  .5.  i.  thuris  albi  et 
pinguis  .5.  iij.  misceantur  et  fiat 
pulvis  subtijlis  ende  boven  desen 
poeder  stroiet  een  lettel  tarwin 
blomme  ende  daer  boven  lecht 
eenen  piaster  ghemaect  van  stop- 
pen ghenet  in  dat  wijtte  van  den 
eye  ende  asiin  tegader  gheminget 
ende  alsoe  verbindet  ende  men  sal 
dat  ledt  hoegghe  leg- 


Van  der  armer  tresoer. 

L:  Hier  so  ent  die  ander  pertie  des  bukes  ende  beghint  die  dorde  pertie 
in  goeds  namen. 

1  Het   ghevalt  menichwerf  dut  men  snijdt  ontwee  aderen  ende  arteriën  dwers 

2  Vanden  kanebeen  gbewont 

3  Van  dat  een  mensche  es  gestekew  met  knive» 

4  Van  allen  doetwonden 

5  Vanden  wonden  in  die  nieren 

6  Vander  mnus  ghewont  in  den  arm 

7  Vanden  wonden  inden  ellenboghen 

8  Van  doren  of  pyl  in  derme 

9  Van  eten  ende  drinken  der  ghewonden 

10  Van  spasmen  ende  crampe 

])  In  C  staat  boven  dit  Cap.  een  mansfiguur  geteekend,  waarbij  volgens 
Broeckx  geschreven  staat:  Henri  Van  Wilghe. 

-)  L:  ende  daerbi  so  ghesciet  dieken  dat  natnre  in  den  ghenen  die  gelaten  sijn 
dat  si  worden  weder  blodende. 


139 


c  49b.  ghen.  Een  ander,  mester  hughe 
van  lukes  die  seit  dat  men  den 
vinghere  houde  op  den  wonden. 
ende  datmen  ghiete  op  dat  ledt  cout 
water  daer  met  sal  die  spelinge  ende 
die  hitte  van  den  bloede  weder 
keeren  ende  hoemen  die  vinger 
langer  der  op  hout  hoe  beter  is  ende 
als  men  ten  vingerewert  stroit  van 
den  vorseiden  poeder  der  op  ende 
der  boven  leght  een  piaster  ghe- 
net  in  aisiin  ende  dwitte  van  den 
eye.  Ende  alse  de  siecke  ghevoelt 
de  hitte  in  de  wonde  men  sal 
hastelic  of  doen  den  piaster  ende 
men  sal  der  op  legghen  eene  ver- 
sche  piaster  ghenet  in  aisiin  ende 
dwitte  van  den  eye  ende  dit  doet 
altoes  tote  dat  die  ghewo?iden  seght 
datti  niet  meer  hitte  ghevoelt  no 
verspringhinge  van  bloede.  Ende 
hi  serijft  oec  datmen  die  stede  sel 
vercoelen  van  datme?i  der  op  sal 
werpen  aisiin  ende  water  te  gader 
gheminget  alsoet  vorleert  is  int 
cappittele  van  den  wonden  testrem- 
mene  van  bloede  ende  dan  heelt 
de  wonde  ghelijc  dat  jou  dicke 
gheleert  is  voren  ende  nare  C]  '). 
«I  Meester  hugen  van  luken 
seit  eer  hi  stremmen  dat  lopen 
vanden  bloede,  dat  hi  ierst  bluscht 
die  verspelinge  of  die  hitte  die  in  die 
adren  siin.  ende  dat  met  couthei- 
den  van  couder  medicinen.  alse 
es  aysiin  en  twitte  van  den  eye. 
g  106a.  Ende  als  die  gewonde  beseft  die 
hitte  in  die  adren  of  arteriën  ende 
hijt  u  seit.  vorvoets  so  doet  af  die 
plaestren  die  liggen  optie  wonde?* 
ende  legter  op  nuwe  plaestren  van 
aysine  ende  van  witte  vanden  eye. 
Ende  alsi  verwarmen  so  vernuwe£se 
al  tote  dat  die  gewo?ide  seit  dat 
hi    niet   en  beseft  verspelinge  no 


hitte  van  bloede.  Of  vercoudt  die 
stede  mei  daerop  te  werpene  cou- 
den borne.  ende  aysijn  te  gadere 
<E  Ende   het  siin   sulke   lieden  die 

seggen  dat  cout  warm  verhit,  b  uoa 
ende  dat  warm  vercoudt.  sine  weten 
niet  wat  si  seggen.  want  dat  cout 
es.  dat  doet  dbloet  vlien.  dwelke 
es  onse  natnrlike  hitte,  ende  warm 
water  dat  verhit.  wa?it  gelike  ver- 
blijt  hem  van  sinen  gelike.  Die 
baertmakere  en  laet  niet  in  couden 
borne.  no  die  gene  die  cout  heeft 
en  verwarmt  niet  in  couden  watere.  g  106b. 
Alse  .1.  mensce  hem  dwaet  in 
couden  watere  so  slutew  die  porosse. 
dewelke  siin  dor  nauwe  gaetkinen 
in  die  huut.  entie  siin  daer  o?ise 
sweet  dore  comt.  Ende  om  dat  die 
siin  beslote?£  metïen  couden  borne. 
so  en  mach  geen  natnrlike  hitte  daer 
ute  scieten.  ende  dus  so  dunct  hem 
dat  tcoude  water  verwarmt.  Ende 
dat  warm  water  ontdoet  die  porosse. 
ende  dan  so  sciet  daer  ute  die 
naturlike  hitte,  dus  so  en  mach 
si  niet  verhitten  die  stede,  also  &  io6c. 
den  mensce  du?ict  in  den  winter 
die  baedt  in  warmew  watere  hi 
hevet  te  coudere  daeraf  memch- 
werven. ...  dage daerna.  Daer  omme 
dwaet  hem  die  ribaut  in  den  win- 
ter met  coude?i  watere  smorge?is 
die  qualike  gecleet  es  of  naect 
wille  gaen.  dus  so  slut  hi  dan  sine 
porosse.  dus  so  behout  hi  dan  te 
bat  sine  natnrlike  hitte.  Ende  als 
.1.  mensce.  badet  den  zomer  in 
couden  watere  ende  hi  vercout. 
daerna  als  hi  gecleet  es  so  heeft 
hi  meer  hitte?i  dan  hi  hadde  te 
voren  eer  hi  ginc  baden.  Ende 
blijft  hi  in  couden  watere.  hem 
salder  af  hongeren,  ende  dats  om 
dat  tcoude  water  drijft  die  natnr- 


:)  De  rest  van  dit  Gap.  ontbreekt  in  G  en  L. 


140 


like  hitte  iuwert  in  den  licharae. 
welke  hitte  doet  vertere?*  die  spise 
die  in  de  mage  es.  dits  al  geproeft 

g  i06d.  ende  merkei  wel  gi  vindet  waer. 
CJ  Ende  alse  dit  bloet  es  gestre?n- 
met.  so  legt  optie  wonde  die  pias- 
ter van  stoppe?i  die  genet  siin  in 
co  uden  water  e  ende  in  aysine  ge 
mi  net  te  gadere.  ende  laet  die  plaes- 
tere  met  daerop  verwarmen.  Daer- 
na  so  legt  optie  wonde  u  rode 
pulver,  ende  genesei  also  u  vorleert 
es.  <&  Ende  voort  wert  gewijst  hier 
na  hoe  rne?ise  sculdech  es  te  ge- 
nesene in  misseliken  steden  eldre. 
Ende  die  dus  hebben  verloren  haer 
bloet  alst  vorseit  es  alse  gi  ver- 
sekeri  sijt  dat  si  nemmeer  en  bloe- 
den, so  voedse  met  dra?*ken  ende 
met  spisen  die  goet  bloet  make?* 
alse  capoene  hoe?idren  kiekine 
pertricen     wedren     vleesch     ende 

g  107a.  daerin  gesoden  persiin  ende  daeraf 
gemaect  .1.  sover  mei  doders  van 
eyeren  ende  drinke  goeden  su ve- 
ren wiin.  dus  ete  ende 

b  i4ob  drinke  hi  es  al  genesen  metier 
hulpen  van  natrwen.  wien  god  die 
cracht  heeft  gegeven,  want  sonde?- 
hulpe  van  gode  en  heeft  natnre 
gene  macht. 

Cap.  2. 

fl    Va(n)  de(n)   canebene  gewont  of 
daer  o(m)trent  '). 

Het   gevalt  menechwerf  datmen 

wont   ene?i  mensce  met  snidender 

wapenen  alse  sweert  of  diesgelike 

optie  scoudren  dat  men  slaet  toten 

c  49a.  canebene   ontwee  of  enech  ander 


[beenen  C]  daer  omtrent.  Esser  l  i65a 
enech  been  ontwee  of  gequetst.  so 
doet  ierst  die  scaelgiën  ute  die 
gi  vint  in  die  wonde,  ende  sij t  ver- 
sekeri  of  die  wonde  niet  dore  en  g  107b. 
gaet.  ende  sidijs  versekert  so  naytse 
ende  dat  diepe  stekende  mester 
naelden  *).  waerbi  dat  die  bodem 
vander  wonden  niet  en  blive  ver- 
sceden.  mer  wel  voegende  binnen 
so  datter  geen  etter  in  mach  bli- 
ven  no  wassen  no  luusscen.  Ende 
dese  steken  siin  vingers  verre  ver- 
sceden  deen  vanden  andren.  so 
so  datter  dende  •  van  den  vinger 
tusscen  mach  liggen,  [niet  de 
langde  van  den  vinger  maer  de 
breede  C]  Ende  stect  int  hangende 
vander  wonde?*  .1.  wieke  gemaect 
van  oude?*  suveren  linen  cledre?* 
of  va?i  stoppen  datme?*  oec  heet 
werc.  Ende  legt  opten  naet  vander 
wonden  trode  pulver  dat  oec  vor- 
leert es.  of  albucasis  pulver,  dat  G  107c 
oec  root  es  gemaect.  alsoet  vor- 
leert es.  dae?'na  so  heiltse  mester 
swarter  zalven. 

Cap.  3. 

Van  steke(n)  m('.i)  knive(n)  of 
des  gelijc  :i). 

Alse  men  stect  ene?i  mensce  met 
enen  knive  of  met  andren  wape- 
nen, alse  misericorden.  steeesweert. 
glavie.  pieke.  vorke.  priem,  of 
gaveloten.  of  gescote?*  met  qnare- 
le??,  of  scichten  of  daergiën.  so  dat  c  49b. 
die  wonde  gaet  dore  die  weech. 
ende  dat  dor  die  craye.  in  latine 
dyafragma.   in  welke  stede  es  die 


')  C:  Van  dat  dat  cac(e)been  ghewont  wert.  G:  Vanden  eakebeene  ghewont. 
L  :  Van  den  kaenbene  dat  ghewont  wort. 

2)  In  Gr  schets  van  een  naald. 

B)  G  :  Van  dat  een  mensche  es  ghewont  met  kniven.  G  :  Vanden  wonden  ghe- 
steken  inden  lichaem  oft  daer  dore.  L :  Van  wonden  die  ghesteken  sijn  met 
kniven. 


141 


herte  entie  longere  ende  ysopagt^s 
[dat  es  dye  darm  ende  leegt 
onder  den  roepere  dye  heet  Gr] 
in  latine  cann.*  pulmonis  [dore 
welke   darem   gaet  die  spise  ende 

g  i07d.  dye  dranck  dye  de  mensche  neemt 
ter  mont  in  dye  mage  ende  dore 
dien  roepere  zo  trect  dye  longene 
de  wynt  te  hare  ende  steect  weder 
ute  ten  welken  men  heet  den  adem 
G].  Ende  alst  gevalt  datmen  den 
mensce  also  wont.  so  besiet  of  dat 
bloet  valt  binnen  der  borst  optie 
craye.  eist  also  so  besiet  hoe- 
me?i   dbloet  uut  gecrige  also  ie  u 

l  i65o.  hier  na  sal  leeren.  <I  Maect  u  wieke 
cleine  voren  ende  achter  groet,  so 
datse  niet  en  mach  vallen  binnen 
der  weech.  want  viel  siere  binne?i 
so  waerse  qnaet  uut  te  gec?'t'gene. 
Ende  dese  wieke  moet  genet  siin 
in  warme  olie  van  rosen.  ende 
hebtse  telken  vermakene  eer  gi 
dandere   uuttrect.  ende  stecse  also 

g  108a.  dapperlike  in  die  wonde  als  gi 
c  50a.  dandere  uut  t?'ect  want  het  gin  ge 
iege?ï  den  gewonden  zere 

b  uoc  ginger  uut  van  sine?i  ademe.  of 
ginge  in  die  wonde  enege  lucht 
van  buten.  Ende  es  dat  bloet  comen 
tettere  datter  binne?i  es.  so  maect 
dit  daer  gise  mede  dwaet  met 
enen  instrnmente  als  .1.  clisteri 
pipe  mei  ene?i  balge  daer  an  ge- 
bonden aldzts  ').  dits  ene  ceriengie. 
dits  ene  clisterie.  Ende  stect  die 
pipe  in  de  wonde  ende  dan  gietei 
in  den  balch.  ende  doet  also  lope?i 
inwert.  ende  hutsei  de?i  gewonden 
wel.  daerna  so  keertene  over  die 
wonde  so  dat  al  uut  mach  lopen 
g  i08b.  dat  gi  in  de  wonde  hebt  *).  ff  Nemt 
zee??i  van  rosen  .3.  5.  dat  doet 
zieden 'mei  pulvere  van  mirre.  van 


venigrieke.  van  mele.  van  lupine?i 
van  eiken  .^.  5.  in  .1.  ft",  zoets 
zeems  ende  .2.  H'.  waters  dit  doet 
zieden  tote  dat  terdencleel  es  ver- 
soden, dan  so  ziet  dor  .1.  scone 
linen  cleet.  so  dat  wel  claer  si 
ende  suver.  ende  doeter  met  also  u 
vorlerei  es.  €J  Daerna  so  legt  optie 
wonde  .1.  piaster  gespreit  op  .1. 
linen  cleet  gemaect  dat  plaester 
aldus.  Nemt  zeem  van  rosen  geziet 
.1.  'tt*.  van  gerste?i  bloemen  .4.  5. 
mirre  ende  meel  va?i  venigrieke 
elcs  .1.  3.  dit  doet  ziede?i  [op  .1.  g  i08c. 
cranc  vier  C.  G-  L.]  altoes  roerende  c  50b 
met  enen  spatule.  ende  alst  begint 
dicken  ende  wel  es  geminct  te 
gadere  so  doet  vanden  viere  ende 
mincter  met  .3.  5.  terbentinen 
dewelke  si  ierst  ged wegen  ende  l  i65c. 
wel  gesuvert.  dit  so  roert  al  te 
hope.  Dit  piaster  so  legt  optie 
wonde  alsic  u  vorleert  hebbe.  Of 
net  u  wieke  in  olie  van  oliven 
alsoet  vorleert  es  emmer  wiekende. 
Dit  doet  tote  detter  dat  binnen  der 
weech  es  gevallen  si  wel  gesuvert. 
dwelke  gi  moget  kennen  bi  dat 
de  gewonde  niet  en  hoest,  ende  bi 
dat  hi  hem  selven  wel  gevoelt 
ende  sine  cracht  wast.  ende  bi  dat 
hi  sinen  adem  wel  draget.  Ende 
ziedi  dat  geen  etter  meer  en  comt  g  ïosd. 
van  binne?i  so  en  dwaeter  ne?n- 
meer  ende  mindert  u  wieke  ende 
laet  de  wonde  luke»  manierlike. 
<I  Ende  eist  dat  detter  niet  en 
mindert  so  eist  te  duchtene  datter 
die  gewonde  sal  af  sterven.  Ende 
eist  dat  hi  siin  hoesten  niet  en 
laet  ende  sine  sweringe  niet  en 
mindert  ende  hi  ve?-liest  sinen  slaep 
ende  sinen  appetijt,  dit  es  wantros-  c  50c. 
telijc.    Hierop    so    nes    meer  geen 


')  L:  eene  synngew  aldus  ghemaect:  schets;  ook  in  G  een  eenvoudige  schets. 
2)  In  Cf  een  onbeholpen  schets. 


142 


nuwe  au/re  Dier  dwaettene  ende 
wiectene  ende  plaestertene  als  u 
vorleert  es.  ende  stelt  u  hop(c) 
in  die  genadecheit  gods.  «I  Maer 
blijft  hi  in  sine  cracht  ende  hi  swilt 
tusscen  de?*  vierder  ribben  enter 
vijf  ter.  dewelke  minst  es.  so  inaect 
b  i40d.  tussce??  .2.  rebben  in  die  swil- 
G  ïo'ia.  ünge  daer  si  morust  es  ene  wonde 
[snydende  met  enen  sceerse  G] ')  {zie 
fig.  XXVIII)  toten  ettere.  die  so 
vermaect  als  u  vorleert  es.  dwaende. 
wiekende,  plaesterende  ende  laet 
die  wonde  heile??.  Want  het  gevalt 
menechwerf  dat  detter  ende  dbloet 
valt  op  die  craye.  dwelke  men 
niet  en  mach  uutgecngen  te?'  ierster 
wonden,  men  en  moet  make?i  .1. 
ander  wonde,  alsoet  vorseit  es. 
Welke  wonde  die  groete  vrese  es. 
nochta?i  moet  ment  avonturen 
l  i65d.  omme  argere  te  beletten  e.  Ende 
nets  merder  vrese  te  sine  dorwont 
achter  da?i  voren,  want  die  craye 
es  achter  zenewech  ende  sijs  voren 
vleesich.  Gevielt  also  ie  hebbe 
g  i09b.  vorseit.  hi  mochter  bi  genesen 
c  50b-  alsoet  menechwerf  es  gesciet.  Ende 
en  doet  ment  niet  also  ie  vorleert 
hebbe.  die  gewonde  soude  ewelijc 
werpen  etter  uten  monde  met  groten 
tormente  van  hoestene.  ende  soude 
sterven  enpiens.  dats  .1.  ziec- 
he/t  dat  men  uutwerpt  die  longere 
in  snbstanciën  van  ettere.  €J  Ende 


eist  datmen  wont  enen  mensce  in 
die  borst  of  daer  omtrent  entie 
wonde  niet  dore  en  gaet.  so  heilt 
de  wonde  mepten  plaestere  ende 
mester  swarter  zalven  also  men 
andere  wonde?i  heilt. 

Cap.  4. 

<I  Vand(er)  h(er)te{n)  gewont'1). 

Die  herte  gewont  en  wert  nem- 
mermeer  genesen.  want  si  es  dup- 
perste  led  van  den  mensce.  dwelke 
ierst  ontfaet  lijf  ende  spaetst  sterft.  G  109c. 
Alle  die  leden  vanden  mensce  die 
nemen  haer  begin  van  haren  levene 
van  der  herten.  Avaerbi  essi  gewont 
of  enech  van  den  adren  of  arteriën 
die  haer  siin.  dat  siin  pulsadren. 
dat  bloet  dat  gaet  van  hare  ende 
si  verliest  haer  hitte  ende  bluscht 
als  .1.  lement  ■)  va7t  ere  kerssen 
of  van  ere  lampten.  alse  dat  lement 
verliest  si  smout  so  gaet  tfier  uut 4). 
Also  eist  vander  herten  alsi  /erliest 
haer  bloet  so  blussce?i  [die  hitte 
endeL]  die  geesten  vanden  lichame. 

<I  Alse  dat  herte  es  gewont. 
dbloet  datter  uut  eomt  ter  wonden 
dats  zere  bruun.  ende  die  enden 
vanden  lichame  alse  handen,  voe- 
ten, nese  werden  al  cout.  entie 
lippen  werden  bleec.  Dese  wonden 
die  vallen  bider  luchter  borst  of 
bachten5)  daer  iegen  ende  hem 
brect  uut  sweet  tallen  leden.  l  i66a. 


')  In  Gf  een  schets  van  een  mes. 

2)  C:  Van  der  herte  ghewont  dats  doot  wonde.  G:  Van  der  herten  ghewont 
dats  de  doot.  L:  Vanden  wonden  die  vallen  nnt  herte. 

C  geeft  van  dit  cap.  slechts: 

Om  te  leeren  te  kennen  ofte  dat  hert  ghewont  es  dat  salmi'ii  hekennen  hi 
zwarten  bloede  bi  diepe  versuchtene  ende  suerlic  met  onmachte,  ende  met 
vercoudene  ten  hutersten  leden  want  het  is  dat  fundament  ende  fonteine  des 
herts  hloets  ende  des  levens,  ende  hets  sonder  twiffele  haestich  doot  ende  die 
dat  herte  ghewont  heeft  ne  wert  nemmermeer  ghenesen  want  si  es  dat  opperste 
ledt  van  den  mensche  dwelke  erst  ontfaet  lijf  ende  aller  achterst  sterft. 

3)  G:  een  levement 

4)  L:  ende  verliest  hare  gheste  ghelijc  een  kerse  die  haer  vlammen  verliest 
ende  haer  smoute  *)  G,  L:  achter 


143 


Cap.  5. 

g  i09d.  fj  Van  dootwonde(ri)  w{aer)sevalle(n) 
ancien  live  '). 

Nu  es  geseit  van  der  herten  alsi 
gewon t  es  dat  doot wonde  es  ende 
dat  de  mewsce  sterft.  Entie  hers- 
senen  gewont  es  oec  dootwonde 
want  die  gewonde  scijnt  vallende 
vanden  [groote  L] 

b  141a.  evele.  ende  hi  pist  \n  siin  bedde 
dat  hijs  niet  en  weet.  hi  keert,  hi 
spasineert.  dat  es  om  dat  die  he?'S- 
senew  siin  wortel  va?i  alle?*  zenewen. 
Ende  dat  naaren  vanden  rugge- 
bene  [toten  steertbeene  G].  dwelke 
ligge?ide  es  binnen  .2.  huden  alse 

G  (i)a.  die  herssenen  doen.  waerbi  alse  dat 
gewont  es.  so  eist  oec  dootwonde. 
q  Die  longe?'e  gewont  es  oec 
dootwonde.  ende  sonderlinge  dup- 
pe?'ste  blat.  want  donderste  mach 
men  genesen.  ende  dats  om  dat 
niet  en  roert  also  vele  als  dupperste 
doet.  Mer  alse  die  longere  es  ge- 
wont van  ere  reumen  diere  binnen 
valt  so  en  mach  me?'  geen  medicine 
toe  doe?i  comen.  ende  dan  moet 
de  mensce  sterven  tysike. 

Die  longere  wert  gewont  in  die 
borst  ende  daer  comt  valu  bloet 
ute  ende  seinende  •)  licht  root  ende 
vele  bloets.  Ende  hi  heeft  ene?i 
dapperen  adem.  entie  gewonde 
wert  verweloes.  •?  Die  longere  ge- 
wont. es  die  wonde  nauwe  int 
vleesch.  so  ruumtse  ende  werpt  in 
die   wonde  dit  pulver.  Mastic.  oli- 

g  (i)b.  banum.  dragant.  go?nme  van  ara- 
biën     ve?iigriec.    dit    wel    cleine 


gepulvert.  Ende  geeft  den  gewonde?* 
te  supene  dese  spise.  «J  ïsemt  l  166b. 
tarwengruus  gete?npe?'t  met  borne 
ende  luttel  gesode??,  ende  daerna 
geziët  dor  .1.  linen  cleet  ende  daer 
met  gete?npert  peniden.  Ende 
wachten  van  vele  sprekene  ende 
va?i  gramscape  [ende  van  lachen  LJ 
ende  van  den  lichame  te  pinene. 
Ende  en  laet  die  wonde  niet  heilen 
bute?i.  vore  datse  heel  es  binne?i 
in  die  longere.  Ende  oft  noot  es 
so  dwaetse  wel  also  u  vorleert  es 
int  capittel  vander  borst.  €J  Ende 
die  leve?'e  gewont  die  en  geneest 
niet  of  en  si  die  wonde  wel  cleine. 
ende  dan  geneestse  dapperlike.  Mer 
die  levere  comt  onderwile?i  ute?' 
wonden,  ende  si  swillei  so  dat 
me?ise  niet  weder  in  en  kan  gedoen  g  (i)c. 
waerbi  die  .4.  meeste?'S  rade?i  dat 
men  make  dit  piaster  ende  leget 
optie  geswollen  leve?'e.  <I  Ne??it 
sop  va?i  alsenen  van  adeke.  va?i 
vliede?'e.  zeem.  aysiin.  tarwen 
bloeme.  van  eiken  even  vele.  ende 
siede£  al  overeen,  dat  si  also  dicke 
alse  dicke  zeem.  Dit  plaeste?-  legt 
optie  geswollen  leve?'e  also  warm 
alse  die  lichame  si.  dit  sal  helpe?* 
der  natn?'en.  die  geesten  sele?i  die 
leve?'e  weder  i?itrecken  het  en  si 
dat  de  wonde  si  al  te  nauwe,  eist 
so.  so  wijdt  de  wonde  met  enen 
scerse  3)  vroedelike.  Dit  piaster  sal 
de  wonde  stelpen  die  de  levere 
heeft  die  geswolle?i  es  ende  gewont.  g  (i)d. 
«I  Die  craye  gewont  es  oec  doot-  b  i*ib. 
wonde,  die  valled  in  die  corte 
rebbe?i  of  daer  omtrent  dan  so  es 


')  G:  Vanden  doot  wonden  wanen  sy  comen  hier.  L:  Van  allen  doet  wonden. 
Alles  wat  verder  volgt  ontbreekt  in  C.  Daarentegen  komen  in  C  een  groot 
aantal  hoofdstukken  voor,  die  in  B  ontbreken  en  die  aan  het  eind  van 
het  Hs.  B.  een  plaats  krijgen. 

2)  G:  scietende 

3)  In  Gr  schets  van  een  mes. 


144 


die  adem  groet  ende  dicke.  den- 
welken  hi  geeft  met  groter  pine?i 
ende  ve?-sickende. ende  zere  roerende 
beide  die  borsten,  opdat  die  wonde 

l  166c.  si  in  zenuwe(ge)n  steden.  Mer  alse 
die  wonde  si  in  vleseger  steden  die 
machmen  genesen.  dit  proeft  ga- 
lienns.  <I  Die  blasé  gewont.  dals 
dootwonde.  alse  die  wonde  vallet 
int  dmine  vander  blasen.  want  sijs 
zenewech  ende  zenewen  en  mogen 
niet  genesen.  Me/*  essi  gewont  in 
den  hals  daer  si  vleeschachtech 
es  daer  geneest  si  wel.  Alse  men 
mach  zien  van  kindren  diemen 
snijt  vanden  stene  opdat  die  steen 
cleine    si.    uter    wonden    so    loopt 

g  (2)a.  die  orine.  «I  Die  mage  gewont  es 
doot wonde  want  die  spise  comt 
uter  magen  ter  wonden  ute.  entie 
dranc.  Es  die  mage  gewont.  entie 
wonde  in  den  buuc  si  nauwe  so 
wijtse.  Ende  men  naye  die  wonde 
vander  magen  met  .1.  gecanter 
naelden  met  enen  cleinen  gewasten 
drade  daer  in.  Ja  ware  die  wonde 
m  vleeschachteger  stede??,  vander 
mage?i.  Boven  so  essi  zenewech 
daer  en  diedeÊ  niet  toe  gedaen. 
men  verlore  de  pine.  Opten  naet 
so  stroye  trode  pulver,  dats  int 
capittel  vanden  wonde?i  te  nayene. 
Cfl  Die  darmen  gewont  ende  son- 
derlinge  die  dunne  darmen  dits 
dootwonde.  daer  ute  so  comen  die 
stronten.  Mer  wert  men  gewont  in 
die     vleeschachtege    darmen    dat 

G  (2)b.  mocht  men  genese??.  Ende  daeraf 
so  suldi  hebbe?z  .1.  proper  capittel 
wat  giere  met  hebt  te  doene. 
Maer  onderwilen  so  e?i  comen  niet 
die  tekene  vander  doot.  ende  dan 
so  es  men  sculdech  te  hopene  optie 


goetheit  gods.  Want  het  en  es  niet 
al  verlore?i  dat  in  vresen  es  onder- 
wilen. <I  Galienns  seit.  wie  dat 
gewont  es  in  den  buuc  comt  hem 
vele  ganssen  op  ende  sicken  die 
dunne  lichame  die  sterft ').  Ende 
es  iemen  gewont  in  die  borst  dor- 
gaende.  entie  ade?n  daer  uut  comt. 
ende  comt  hem  toe  beven  vander 
herten,  ende  corten  adem.  dit  siin  l  i66d. 
oec  tekene  vander  doot.  «I  Die 
wonden  die  gevallen  bove?i  den 
knie  .3.  vingere?i  entie  dwers  ende 
onder  dat  knie  int  begin  vander 
muus  2)  vande?i  leden.  Entie  valle?i 
boven  die  lede?i  vander  hant.  Ende 
tussce?i  den  ellenboge  enten  g  (2)c 
scoudren.  dit  siin  alle  vreselike 
wonden  ende  geiugiertdootwonden. 
ende  dat  van 

Galiene  [ende  avicenne  L]  ende  b  hic 
van  Amazore.  Want  musen  siin 
geco?iformeert  va?i  vleeschachtegen 
zenewen  ende  van  gebinde?i.  de- 
welke siin  de  wille  van  roerne. 
Want  dat  roert  dat  geneest  node. 
Want  de  wonde?i  begeren  meer 
ruste  dan  ander  dinc.  weent  die 
gebinde?*  ende  zenewe?i  comew  .1. 
deel  vanden  herssene?i  ende  .1. 
deel  van  der  herten  gewassen,  want 
als  men  comt  op  spasme.  dustane 
wonden  lace?-tosege  sine  o?itfae?i 
geen  genese?*,  men  snide  die  ze- 
newen ontwee.  dat  seit  avicenna. 
Ende  dus  so  we?*t  de  mensee  ver- 
mi?ict.  wae?'bi  hi  jugiert  dat  bete?' 
es  .1.  ve?*mi?ïct  me?isce  dan  .1.  doot 
me?isce.  waerbi  avicenna  ende 
galienns  jugieren  dat  die  wo?iden  G  (2)d. 
die  vallen  in  die  steden  daer  siin 
vele  zenewen  of  adre?i  of  dae?-  bi. 
die     siin    vreselijc    ont    dongeval 


')  L:  Galienws  seit  wie  dat  ghewont  is  in  den  buke  comt  hem  op  vele  sick< 
of  rupsinghen  dats  teken  vander  doet 
2)  L:  musen 


145 


datter  dicken  toe  comt  alse  spasme 
of  twivelinge  van  spraken.  In  die 
capittele  die  hier  na  siin.  so  salinen 
in  ele  scriven  sonderlinge  steden, 
als  u  geseit  es  hier  voren. 

Cap.  6. 

•I  Dits  vander  niere(n)  gewont  '). 

Die  nieren  gewont  dat  siin  doot- 
wonden  entie  nemmermeer  genesen. 
Want  si  siin  natnrlike  nat  ende 
wac.  want  daer  scede£  dbloet  dat 
comt  vander  leveren  dore  die  adren 
diemen  heet  hilis.  die  liggen  ant 
ruggebeen  coinewde  vander  leveren 

G  (3)a.  gaende  toten  nieren,  daer  stect  die 
stekende  natnre  dat  dunne  vanden 
bloede    ter    blasen  in   sit&stanciën 

l  i67a.  van  orinen.  <J  Nochtan  so  wisen 
sulke  meestren  van  surgiën  dat 
men  steke  in  die  wonden  wieken 
van  stoppen  genet  int  witte  van 
den  eye.  Ende  men  den  gewonden 
geve  desen  dranc.  den  welken  si 
seggen  dat  hi  heilt  ende  suvert  die 
vortege  humoren,  ende  men  maect- 
en  dus.  €J  Nemt  sap  van  vogels 
tongen,  van  piglen  va?j  bugglen. 
van  glorifilaten.  men  geve  dit  den 
zieken,  het  sal  comen  uter  wonden 
sulc  alst  die  zieke  drinct 2).  <|  Of 
men  doe  maken  desen  dranc  in 
de  specerie  van  desen  couden 
saden.   Nemt  citrulli  melonis.  cu- 

g  (3)b.  cumeris.  cucurbite.  boli  armenici. 
dragaganti  albi.  vsm  eiken  even 
vele.  men  siede  dit  in  watere  ende 
maker  af  .1.  cyroop.  ende  geeft 
drinken  den  gewonden  te  besiene 
of  men  mach  helpen  der  natnren. 


dart  bi  rechte  niet  en  mach  siin. 
Nochta?i  so  es  ment  sculdech  te 
proevene. 

Cap.  7. 

<I   Va(n)  muse(n)   of  zenewe(n)  ge- 
wont in  den  pistel  va(n)de(n) 
arme(n) s). 

Eest  datmen  wont  enen  mensce 
in  den  pistel  van  den 

arme  of  eldre  ende  dat  dwers  b  uid. 
der  muus.  dat  es  groete  avontawe 
vanden  live.  ende  merder  dan  die 
arm  al  of  ware  geslagen,  ende  dats 
om  die  wedertreckinge.  vanden 
zenewen.  dwelke  torment  den  ge- 
wonden doet  spasmeren,  ende  dats  g  (3)c. 
.1.  teken  vander  doot.  Want  die 
musen  siin  gewrocht  van  drade- 
kinen  vanden  zenewen.  ende  van 
herden  vlesce  vanden  herssenen 
ende  vander  herten  als  u  vorleert 
es  int  capittel  van  dootwonden. 
<E  Ons  leren  oude  mesters  van 
salerne.  alse  die  zenewe?i  siin 
o?itwee  geslege?i  dweers  datmen 
die  enden  vanden  zenewen  be- 
scoude  met  enen  gloyenden  instrn- 
mente 4).  ende  wacht  dat  gi  niet 
en  eomt  ant  vleesch  so  gi  best 
moge£.  want  dat  bernen  sal  die  g  (3)d. 
zenewen  delivereren  doen  van 
hami  humoren  die  si  tote  hem 
trecken  bi  haerre  beseffelijclmt. 
Want  galienns  seit.  die  geesten 
entie  humore?z.  die  lopen  altoes  l  167b. 
ter  onsochter  steden  [ende  aldus 
seyt  hijt  in  latijn  ad  locum  dolo- 
rosum  confluunt  humoresG].  Ende 
legt  optie  wonde  dit  plaester  ge- 


')  G:  Vanden  wonden  van  den  nieren.  L:  Van  wonden  in  die  nieren. 

2)  De  rest  ontbreekt  in  L. 

3)  G:  Vanden    wonden  inden  arm  pistel  der  muus.  L:  Van  wonden  die  vallen 
inden  pestele. 

4)  In  Gr  en  L  schetsen  van  een  brandijzer. 

10 


146 


maect.  IJ  Nemt  tectike?!  die  hoofden 
af  gedaen  ende  suvertse  vander 
erden  die  si  ane  hebben,  dese 
tectiken  so  stampt  metten  witte?! 
vanden  eye.  ende  legt  dit  plaester 
optie  wonde,  dit  sal  die  zenewe??. 
doen  vergadre?!  naerder  da?i  enech 
ander  plaester.  dits  optie  zenewe?! 
geseit  die  dwers  gewont  siin  of 
ontwee.  Maer  die  zenewen  die  ge- 

G  (*)»•  splete?!  siin  of  es  die  wonde  lanx. 
die  en  heeft  gene  noot  van  gebernt 
te  sine.  Ende  wacht  die  gewonde 
zenewe  van  warmen  watere.  wa?it 
het  soude  die  zenewen  verrotte?!. 
want  die  zenewen  siin  gewassen 
van  wacheiden.  welke  wachetY  heeft 
bider  coutheit  te  gadere  gewron- 
gelt  die  zenewen  over  al  den 
lichame  vanden  mensce.  <I  Nu  hort 
hier  .1.  exempel  dat  mester  galie- 
nus  orcont.  Een  man  was  gewont 
in  sinen  vinger  met  enen  inst?'n- 
mente  als  .1.  naelde.  die  huut 
vanden  vingere  verherdde  entie 
wonde  sloet.  die  vinger  swoer  hem 
so  zere  dat  hi  niet  en  conste  ge- 
duren.    Hi    ontboet   enen  meester 

g  (4)b.  diere  op  leide  plaestren  die  vet 
ware?!,  die  vinger  hi  vertechde. 
die  zieke  spasmeerde.  ende  was 
doot  binnen  .7.  dagen.  Ende  hadde 
hire  op  geleit  dat  die  wonde  ont- 
daen  hadde.  dat  dmes  hadde  mogen 
comen  ute.  hine  hadde  niet  ge- 
storven. <I  Waerbi  die  meesters 
van  medecinen  die  raden  datmen 
wachte  die  wonde  in  zenewegen 
steden,  van  warmen  watere  ende 
van  couden  watere.  ende  van  oliën. 
het  en  ware  gerechte 

b  i42a.  olie  van  rosen  gemaect  van 
groenre  oliën  va?i  oliven.  dat  siin 
van  oliven  die  niet  ripe  en  siin  of 
van  oliën  van  nokernoten.  «I  Eist 
dat  enech  mensce  wert  gesteken 
met  ere  naelden  of  dies  gelike  in 


sine  zenewen.  so  legter  op  ter- 
bentine  gespreit  op  .1.  line??  cleet 
ende  dat  warm.  dat  salse  zere  ge-  G  (4)G 
smieden.  <I  Noch  maect  .1.  piaster 
dies  gelike  van  euforbiën  ende  van 
wasse.  <&  Noch  .1.  ander.  Nemt 
galbanum.  armo?iiacu?n.  cerapinum. 
oppopanacum.  dit  mingt  wel  over- 
een.  dits  goet  optie  steke  van 
naelde?i  van  griffie??,  van  eisene?! 
ende  des  gelike.  <§  Ende  sulke 
meesters  siin  alse  meester  lancfranc 
die  wille??  aldns  voortgae?!.  si 
rade??  alse  die  wo?!de  es  dwers  in 
de??  arm.  Eist  dat  in  die  muus 
vande??  arme  die  pistele??  siin 
ontwee  of  die  zenewen  datine?? 
die  ende?i  vanden  zenewen  naye 
tegadere  met  .1.  driecanter  naelden. 
Ende  dat  men  legge  op  de?i  naet 
pulver  va?!  leve?ïden  calke  ende 
olibanum  ende  vande??  bloede  van  g  (4)d. 
draken  alsoet  wijst  int  capittel 
vande??  nayene.  Ende  eist  dat  die 
wonde  daer  met  verstormt,  so 
wille?!  si  dat  mew  de??  naet  ontwee 
snide.  ende  dat  me?!  die  wonde 
giete  al  vol  warmer  oliën  van  rosen  l  167c. 
gemi?!Ct  met  doders  van  eyeren. 
Ende  eist  dat  het  wert  bloedende 
alsoet  gerne  plege£.  want  daer  siin 
vele  adre?!  ende  arte?ïën  dae?*  af 
si  ze?'e  es  tontsiene.  dat  ware  qnaet 
te  stre?nmene  sonde?'  met  berne. 
Men  mach  qnalike  wonden  die 
arme?!.  me??  moet  zenewe?!  ende 
adren  ende  arteriën  wonden,  mer 
boven  alle  dese  so  es  men  sculdech 
to?ïtsiene  van  spasme?!.  dewelke 
vreselijc  es  alsoet  gescreven  staet 
int  capittel  vander  spasme?!.  €J  Ende 
gi  moet  oec  manierlike  bi??den  g  (5)a. 
dese  wonde  ende  an  elke  side  be- 
smere?!  mei  deser  zalve?!.  dewelke 
weret  die  humoren  dat  si  niet  en 
lopen  te?"  wonde?!,  het  en  ware 
datter  te  vele  waren  entie  waren 


147 


stare.  Maect  deze  zalve  aldus '). 
Nemt  bole  van  ermeniën  .\.  5. 
olie  va?i  rosé  .2.  5.  aysiin.  dese 
maect  also  u  vorleert  es  niaken 
die  witte  zalve  die  holen  wel  cleine 
gepulvert  m  .1.  motalen  mortier, 
dan  doeter  in  .1.  luttel  oliën  ende 
wrivei  wel.  daerna  mei  .1.  luttel 
aysiins.  ende  doet  dus  wrivende 
dat  si  slechte  zalve.  Dit  es  geseit 
optie  wonden  die  mogen  valle?i 
in  die  pistele  vande?i  armen,  [oft 
in  dye  muse  vanden  armen.  G]  of 
in  den  ellenboge.  of  om  tende 

b  i42b.      in  dyen  of  in  benen  onder  tknie. 

g  (5)b.  Of  om  tende  in  allen  steden  daer 
musen  of  zenewen  of  adren  of 
arteriën  of  corden  siin.  die  den 
zenewen  hulpen  haren  last  dragen, 
welke  zenewen  niet  en  mogen 
haren  last  dreigen  bi  haerrer  groeter 
beseffelijchez't.  want  die  corden  en 
beseffen  niet  dies  gelike.  f  Ende 
eist  datme?z  enech  been  slaet  ont- 
wee  dwers.  so  moet  men  studeren 
datmen  dat  led  ontwee  legge  op 
.1.  effen  velt  of  plaetkijn  of  spae?i- 
kijn 2).  die  dat  been  houden  dat 
niet  en  mach  verporren :1).  anders 
so  en  vergadert  niet.  Ende  studeert 
dat  gi  den  gewonden  legt  so  sachte 
dat  hi  ende  sine  wonden  rusten 
mogen.  Ende  heilt  die  wonde  als 
l  i67d.  u   vorleert   es    altoes    smerende 4) 


ende  dwaende  met  warmen  wine.  g  (5)c 
ende    daerna    wel    drogende    met 
stoppen  of  met  linen  cledren. 

Cap.  8. 

<I  Van  wonde(n)  i(n)  de(n)  ellen- 
boge of  i(n)  andre{n)  ju(n)cture(n) 5). 

Het  gevalt  dat  men  den  mensce 
slaet  in  den  ellenboge.  of  daer 
omtrent,  of  int  led  vander  hant. 
welke  wonde?i  avonturlijc  siin. 
ende  sonderlinge  in  den  ellenboge. 
om  dat  natnre  daer  sendeÊ  ene 
wacheit  om  dled  te  houdene  wac. 
dese  wacheit  heetmen  zeever.  Dese 
wonde  moet  men  nayen  also  u 
vorleert  es  ende  legt  opten  naet 
trode  pulver  dat  vorseit  es  int 
naeste  capittel.  Ende  daerboven 
een  piaster  van  stoppen  genet  in 
dwit  vanden  eye  in  den  zomer. 
Ende  in  den  linter  ende  in  den 
herfst  geminct  dwitte  metien  dodre.  G  (5)d. 
Ende  in  den  winter  allene  die 
doder.  Want  dit  doder  es  heeter 
allene.  dan  alser  dwit  met  es.  daer 
omme  salmen  in  den  winter  nemen 
den  doder  allene.  omme  die  cout- 
heit.  Ende  in  den  zomer  dwitte 
allene  omme  die  hitte,  want  dwitte 
es  cout  om  te  verdrivene  die  hu- 
moren ende  dbloet  vander  stede 
daert  deren  mach  6). 


])  L:  Unguentum  defensivura  2)  G:  spalken 

3)  G:   dye   dat    been  effene  houden  effene  liggende  die  dat  niet  mach  verkeret 

4)  G  e»  L:  zuverende 

5)  G:  Dits  vanden  wonden  in  den  elleboghe  oft  elder  in  iuncturen.  L:  Vanden 
wonden  die  vallen  inden  ellenboghe 

6)  In  G  volgt  nu  dese  opgaaf. 

1  vanden  wonden  te  verziene 

2  vanden  getale  vanden  derm  ende  hoevele  menre  mach  wonden 

3  vanden  leden  uter  stede 

4  van  den  kane  bene  uter  stede 

5  vanden  kane  bene  te  broken 

6  vanden  halse  uten  lede 

7  vanden  scoudren  uter  stede 

8  vanden  ellenboghe  uter  lede  te  voresiene 


148 


Cap.  9. 
G  (6)a.  <I  Van  ivonde(n)  i(n)  die  darme(n) '). 

Somtij  t  gevalt  datmen  wont  in 
den  lichame  met  kniven  of  met 
swerden  waerbi  die  darmen  vallen 
uter  wonden.  Sijn  si  niet  ontwee 
gesneden  of  gesteken.  men  es 
sculdech  te  nemene  warm  melc 
ende  te  warmene  die  darmen  bi 
diere  hitte?i  met  ere  spoewgiën  of 
met  .1.  sachten  clede  in  dat  melc 
gedae?*  ende  optie  darmen  geleit. 
ende  dat  so  dicken  waerbi  dattie 
darmen  keren  weder  te  harer 
rechter  stat.  Ende  eist  dat  die 
darme?i  niet  en  mogen  weder  in- 
keren, ende  die  wonde  te  nauwe 
es.  bi  dat  de  darmen 
b  142c.  te  reten  2)  siin  bi  der  vercoutheit 
g  (6)b.  ende  bi  den  digesten  diere  binnen 
siin  vergadert,  men  wide  die  wonde 
met  enen  scerse.  ende  emmer  wacht 
die  darmen  dat  mense  niet  en 
quetse.  si  selen  keren  bi  dat  die 
wonde  gewijt  es  ter  stede  daer  si 
met  rechte  sculdech  siin  te  wesene. 
Ende  dan  die  wonde  genayt  in  .2. 
steden  of  in  drien  steden,  dat  si 
niet  uut  en  keren  €J  Eist  dat  enech 
smere  uter  wonden  puult.  men  eist 


sculdech  af  te  snidene  met  enen 
scerse.  ende  plaestren  gemaect  van 
stoppen,  ende  genet  int  wit  vanden 
eye.  daer  boven  gedaen  .1.  cussen- 
neel  of  .2.  ende  gebonde?i  als  betaemt 
tote  in  den  .3.  dach.  In  den  derden 
dach  als  men  ter  wonden  comt  al 
gemackelijc  te  doene  af  datter  g  (6)c. 
boven  gedaen  was  waerbi  die 
draden  niet  werden  geporrei.  Ende 
te  suverne  met  warme?i  watere  ende 
weder  te  drogene.  Ende  zalvet  met 
popelioene.  binnen  der  wonden 
unguentum  fuscum  gedaen.  ende 
daer  boven  coolbladere  also  vele 
als  men  wille.  Ende  gene  wieke 
in  die  wonde  te  doene.  ende  te 
achterwaerne  van  tiden  te  tiden 
met  zalven  mei  coolbladen  met 
wonden  dranke  so  dat  si  luken. 
[ende  heelen  G]. 

Cap.  10. 
§   Van  te  cortene  die  darmen  3). 

Men  sal  verstaen  van  den  darmen 
der  welker  es  sesse.  dat  es  te 
wetene,  jeninus.  miraet.  longans. 
ghierbus.  duodena.  lyens.  de  .3. 
en  mogen  niet  gedogen  dat  mense 
quetst.  dandere  .3.  siin  si  gesteken 


9  vander  hant  uter  stede 

10  vanden  vingeren  uter  steden 

11  vanden  armen  te  broken 

12  vanden  scinkelle  uter  stede 

13  vanden  ribben  te  broken 

14  vanden  dien  te  broke  uter  lede 

15  vanden  dien  te  broken  ende  dye  been 

16  vanden  cnie  uter  steden 

17  vanden  beene  te  broken  dye  ute  raghen  oft  wonden  hebben 

18  vanden  voeten  uter  steden 

19  vanden  voeten  verwronghen 
G  (6)a.    20  vanden  teen  te  broken 

21  dyts  vanden  dermen  te  vore  ziene  dus 


')  G:  Dats  vanden  dermen  te  versiene  dus. 

')  G:  geswollen  es  of  gedront(en) 

3)  G:  Vanden  dermen  te  voresiene  ende  te 


(woord  onleesbaar). 


149 


g  (6)d.  of  geslagen,  men  machse  genesen 
bi  rade.  Gevallet  da.tm.en  enen 
mensce  stect  of  slaet  in  den 
lichame.  entie  darmen  uter  wonden 
vallen,  so  es  men  sculdech  te 
besiene  welke  ontwee  siin  of  en 
siin.  Eist  dat  jeninus  of  miraet 
of  longans  enech  van  den  .3. 
uppersten  siin  ontwee  gesteken. 
bi  den  welken  men  mach  verstae?^ 
sicken.  walgen,  men  moet  sterven. 
Dandere  drie  darmen  die  geheten 
siin  gierbns.  duodena.  lyens.  al 
dorstake  mense  si  mochten  genesen 
in  dien  dat  men  vroedelike  daer 
toe  vaert.  «I  Men  es  sculdech  die 
darmen  te  nemene  in  die  hant. 
ende  te  wendene  ende  te  kerne 
ende  te  besiene  hoe  die  darmen 
ontwee  syn.  Dicken  gevalt  datmen 
waent  daer  in  vinden  .1.  gat  of  .2. 

g  (7)a.  Men  vinter  somwile  .3.  of  4.  Tselve 
datter  ontwee  es  geslagen  of  ge- 
steken. men  eist  sculdech  af  te 
snidene  ende  wech  te  werpene. 
Entie  .2.  gehele  enden  te  gadere 
te  bringene.  ende  hebbe  gereet  .1. 
pipe  van 

b  H2d.  vliedre  *)  vingers  lanc  of  langere. 
ende  wel  scone  gemaect  buten  ende 
binnen,  ende  in  den  darm  gesteken. 
ende  die  2  enden  over  die  pipe 
geslove£  ende  gevoeget  te  gadere 
in  .4.  steden  of  in  .5.  genayt  ende 
gecnocht.  so  dat  tusscen  eiken 
cnope  spacie  blive  .1.  vingermael 
of  meer.  die  cnopen  te  bezalvene 
ende  te  spalkene  die  darmen  boven 
der  pipen  also  behendelike  als  men 

G  (7)b.  mach.  waerbi  die  .2.  siden  ver- 
gadren  mogen,  den  lichame  ton- 
doene  entie  darmen  weder  in  te 


doene.  Es  die  wonde  te  cleine 
men  esse  sculdech  te  widene  waer- 
bi  die  darmen  weder  inkeren 
sonder  quetssinge.  Entie  wonde 
so  lange  open  boven  te  houdene. 
dat  men  wel  weet  dat  die  darmen 
siin  verheilt.  Ende  te  besiene  elx 
dages  ende  te  vermakene  die  dar- 
men entie  wonde  boven,  waertdat 
sake  dat  die  wonde  genase  ende 
loke  eer  die  darmen  verheilt  waren, 
bi  den  winde  ende  bi  den  venine 
die  vergadren  soude  omtrent  die 
darmen  buten  ende  binnen  so 
souden  die  darmen  vorten  ende 
deen  vanden  andren  varen,  dan 
waert  arger  dan  te  voren  van  den 
iersten  dage  was.  Ende  men  moest 
weder  breken  ende  sniden  of  hi 
moester  omme  sterven.  <&  Jegen  G  (7)c. 
den  dertechsten  dach  datmen  seit 
dattie  darmen  verheilt  siin  tega- 
dere  ende  men  dies  seker  es.  af 
te  doene  datter  boven  was  gedaen. 
die  draden  vallen  ute  bi  hem 
selven  ende  suveren  ter  wonden 
ute.  daer  na  te  verheilene  die 
wonden,  die  pipe  die  in  die  darmen 
es  valt  dore  die  darmen  biden 
digesten  nederwert.  ende  die  gene 
geneest  al. 

Cap.  11. 

t|  Vande(n)  gescorde(n)  of  die  de{n) 
steen  hebben %). 

Van  den  genen  die  gescort  siin 
of  die  den  steen  hebben  so  siin 
.2.  redenen  van  diverser  manieren 
bi  enen  veile  dat  cifat  geheten  es. 
ende  \eget  binnen  den  lichame 
iegen  den  broeerieme  gelijc  enen 


*)  In  G  een  ruwe  schets. 

")  Gap.  11  tot  en  met  23  ontbreken  in  G.  In  de  plaats  daarvan  treft  men 
in  Hs.  G.  eenige  hoofdstukken  aan,  die  in  B.  gemist  worden.  Deze  zijn 
geplaatst  vóór  Cap.  24. 


150 


solre.  so  welken  tijt  dat  persse 
heeft,  eist  bi  springene  eist  bi 
scridene.  of'  ionge  kindere  bi 
wenene.  het  split  ontwee.  entie 
darmen  vallen  neder,  ter  stede 
daer  si  uut  comen  blijft  .1.  gat. 
waerbi  die  darmeïi  mogen  inkeren 
ende  uutkeren.  In  dien  dat  die 
kindren  jonc  ware?i  entie  gescort- 
heit  versch.  men  mochte  hem 
hulpen  met  cussenelen  ende  met 
dranke.  diere  toebehort.  €][  Men  neme 
oocmonde  confilie.  vriesewonde. 
fenicle.  selfhele.  va?i  eiken  .1.  hant- 
vol  te  gadere  gedaen  ende  wijn 
b  i43a.  daerop  gegoten,  ende  gedronken 
elx  dages  .2.  werf  telken  .1.  lepel 
vol  si  mogen  genesen  vaert  menre 
vroedelike  toe.  emmer  dat  cusse- 
neel  vaste  perssende  die  darmen 
te  blivene  binnen  int  gat.  dat  gat 
vernauwen  bi  dien  dranke.  ende  bi 
die?i  cussenele.  Ende  si  genesen 
binnen  .8.  weken.  <I  Eist  dat  si  bi 
desen  stucken  niet  en  mogen  ge- 
nesen. men  moetse  sniden.  So  ga 
te  „post  mundi  fabricam"  dies  te 
doene  heeft  hi  sal  hem  leren  wat 
men  doen  sal  daer  toe. 

Cap.  12. 
<I  Van  carnofels  geitje  gescorden. 

Het  siin  sulke  lieden  die  gelike?i 
of  si  gescoort  waren,  ende  niet  en 
siin.  ende  hebben  een  evel  dat 
carnofels  heet  sinkende  van  den 
lendenen  nederwert.  ende  es  water. 
Dwelke  dat  men  uut  sal  laten  met 
ere  vlieme?i  te  stekene  1.  gat  of 
■  met  ere  naelden  dat  dore  te  ste- 
kene met  enen  wollenen  drade 
daer  in  te  latene  ende  te  treckene 
elcs  dages  achter  ende  voort  tote 
dier  tijt  dat  dwater  uut  geleke?i 
es  al.  Ende  dan  die  wonde  te 
heilne  alse  ene  ander  wonde. 


Cap.  13. 

<I    Vandein)   stene   dat  ond(er)sceet. 

Actor  seget  vande?i  stene  die  in 
die  blasé  wast.  dat  nes  al  niet  dan 
ene  vergaderinge  van  humoren 
zipende  uten  lendenen  in  die  blasé 
ende  vergadert  tenen  stene.  Int 
begin  siint  gravele.  ende  men 
machse  genese?i  met  cruden  tetene. 
of  bi  medicinen.  om  der  gravele 
coutheide.  «I  Men  neme  gremilsaet. 
petercelle  saet.  venkelsaet.  apisaet. 
kerssesaet.  kernelen  van  kersel- 
stene?i.  ende  van  perse(r)kers.  per- 
siinsaet  van  marcedoniën.  van  eiken 
.1.  hantvol  pietede  gracie  .2.  stene- 
kine.  dbloet  vanden  bocke  twalefste 
deel.  ende  dbloet  vanden  drake 
also  vele.  dit  te  gadere  gestampt 
metten  draken  bloede,  want  het 
es  droge,  ende  werpt  tpulver  daer 
toe  dbloet  vanden  bocke.  want  het 
mingt  hem  te  gadere  mepten  sade 
ende  wert  pulver,  ende  also  vele 
zukers  daer  in  dat  het  soete  becomt. 
ende  wijn  daer  op  gegote?i.  ende 
elx  dag(e)s  genut.  dus  so  maecht 
siin  pulver  of  dranc  welc  mew 
wilt.  CU  Ende  eist  dat  si  niet  en 
mogen  genesen  daer  met.  die  gra- 
velen  siin  dan  vergadert  in  die 
blasé  tenen  stene.  Die  trechte  wille 
weten  daer  af.  soect  in  den  derden 
boec  van  ,,universis  passionibns 
galyeni".  die  salne  leeren  waeraf 
die  steen  mach  wassen,  ende  wat 
die  steen  es.  ende  hoe  hi  leget. 
ende  watter  af  mach  comen. 

<I  Oec  seit  ons  een  boec  die  heet  b  U3b. 
liber  aureus  sine  doget  daer  toe. 
hoemen  die  gravelen  verdriven 
mach  met  medicine?i.  Medicine 
suvert  den  mensce  binne?i  van  al 
dien  dies  hi  tongemake  mach  siin. 
Eist  dat  hi  niet  genesen  en  mach 
siin    met   medicinen    met   pulvere 


151 


met  dranke  gemaect.  ende  eenper- 
like  ziec  blijft  daer  af.  so  eist  te 
wetene  dat  .1.  steen  in  hem  es. 
post  mmidi  fabricam  gebiettene  te 
snidene.  ende  seit  datter  toe  bestaet. 

Cap.  14. 
1$   Van  den  spenen. 

Het  siin  sulke  liede?i  die  spenen 
hebben  die  vele  bloeden.  Eist  dat 
mense  stremmen  mew  doodt  die?i 
me?isce.  Ende  dat  es  om  dat  die 
venine  va?i  alden  leden  nederwert 
sinkende  siin.  entie  leden  verlossen 
valden  qnaden  humoren  lopende 
ten  spenen  uut.  bi  dat  mense 
stre?72me£.  kere£  tquade  bloet  opwert 
dat  gewone  was  te  lopene  ten 
spene?i.  ende  versmoort  die  leden 
binnen,  dat  die  gene  daeraf  sterft. 

Cap.  15. 
<I    Van  te  genesene  die  spenen. 

So  wie  den  genen  wille  genesen 
die  de  spene?i  heeft  hi  es  sculdech 
te  wetene  wat  ziecheiden  hem 
deert,  waer  af  dat  si  wassen  ende 
risen.  Ende  te  besiene  des  zieken 
orine.  bi  der  ormen  machment 
verstaen  ende  bi  den  mensce  of  hi 
vasten  lichame  heeft  dat  die 
digesten  niet  neder  en  mogen  te 
verlosene  die  lede  van  den  quaden 
humoren  ter  cameren.  bi  der  pers- 
singen  die  hi  heeft  als  hi  pissen 
soude.  valt  al  dat  quade  bloet 
neder,  ende  bi  dier  perssen  die 
dadren  dan  hebben  diere  beneden 
siin  en  mogen  si  niet  gedogen  dat 
bloet  in  hem  bider  perssingen  van- 
den bloede  scieten  daer  .5.  adren 
ute.  ende  siin  geheten  spenen, 
waerbi  si  drinten  vanden  bloede. 
dat  die  gene  grote  pine  heeft.  Bi 
dat  die  pine  meest  es.  so  es  men 


sculdech  die?i  mensce  te  gevene 
cyroop  te  dri?ikene  van  cassia 
flstula  gemaect  ende  datter  toe- 
bestaet  alst  vorseit  es.  den  lichame 
daerbi  te  coelene  van  den  qwaden 
humoren  diere  in  siin  waerbi  dat 
hi  vele  ter  cameren  gaet.  biden 
cyrope  verdrogen  sine  lede  van 
binnen  die  te  vet  waren  bi  den 
humoren,  waerbi  die  leden  die 
verdroocht  siin.  dat  si  te  hem 
trecken  dbloet  dat  si  gaven  ten 
spenen,  waerbi  dat  die  spenen 
sla?iken  ende  te  nieute  werden 
ende  geneest,  ff  Men  geve  hem 
.3.  niedicinen  also  vele  meer  te 

verdrogene  die  lede  va?i  binne?*  b  h3c 
hem  te  gemake  te  blivene. 

Cap.  16. 

<I   Van  de(n)  p(re)paraciën. 

In  den  derden  dach  vanden 
cyropen  so  es  men  sculdech  te 
gevene  preparaciën  van  aloë  of 
van  rebarben.  of  van  scamoniën. 
of  te  gadere  gedaen  elcs  even  vele 
gepulvert.  ende  gemaect  pillen. 
ende  in  nuwelen  genet  in  borne 
of  in  biere  warm  daer  in  gewonde?i 
ende  gegeven  te  swilgene.  Dierste 
es  men  sculdech  te  gevene  dies 
ander  dags  na  der  preparaciën. 
Ende  dander  medicine  opten  .viij. 
dach.  Es  dan  die  mensce  so  stare 
opte?i  .3.  dach  na  der  ierster  medi- 
cinen.  dandere  in  den  .7.  dach 
daer  na.  Dits  die  .3.  medicine  ter 
welker  es  esula  catapusia.  de  .3. 
deel  esula  ende  de  .4.  deel  cata- 
pusia. «I  Actor  mochte  medicine 
hebbe?i  bescreve?i  in  nutscape?i 
den  mensce.  maer  dat  si  te  swaer 
hadde?i  geweist  te  geerzgene  al 
sonder  ander  medicine  mach  mense 
genesen  wien  datmen  wille  sonder 
ander   medicine   in   dien  dat  mer 


152 


vroedelike  toe  vaert.  «I  Proeve  so 
wie  diet  proeve?i  wille.  Alle  die 
gene  die  dwitte  water  in  hebben 
men  machse  genesen  bi  deser 
medicine?i.  ja  oec  hoe  vele  dat  si. 
bider  orinen  te  verstane  die  wit 
es  alse  wey  of  wit  water.  Ter 
medicinen.  diese  maken  wille,  hi 
es  sculdech  te  nemene  esulen  v.  d. 
,\.  il',  ende  stampense  also  cleine 
als  mew  mach.  ende  sichtense  also 
cleine  als  men  mach  dor  .1.  nauwe 
zeve  dat  die  esule  es  also  cleine 
als  bloeme.  Entie  catapusie  salinen 
pelle?i  die  upperste  pellen  af.  ende 
te  nemene  die  dogei  van  .20. 
cornen.  ende  te  stampene  wel  cleine. 
ende  daer  toe  te  doene  vander 
esulen  int  gevouch  te  belukene 
optie  .5.  vingeren  mede  op  te 
heffene.  ende  suker  gestampt  also 
vele  daer  toe  dat  die  medicine 
zoete  becomt  te  nuttene.  Oec  mach 
mense  mingen  met  warmen  wine 
of  mei  wermen  biere.  of  in  stucken 
nuwelen  genet  daer  omme  gewon- 
den, ende  geswolge?i.  Ende  te 
wachtene  der  tidingen  dat  si  niet 
te  cout  en  si  no  te  heet  alse  men 
medicine  geven  sal. 

Cap.  17. 

«5   Vand(er)   tijt  datme(n)  medicine 
geve(n)  sal  te  vorsiene. 

In  die  dageraet  es  men  sculdech 
te  gevene  medicine.  ende  een  hooft- 
cleet  in  couden  borne  genet  ende 
om  den  hals  gewonden  vaste.  Ende 
enen  stoet  gemaect  van  linen 
cleden  genet  in  aysine  vore  den 
erop  gedaen  vander  kelen 
b  H3d.  onder  thooftcleet.  enen  rouwen 
appel  te  hebbene  in  die  hant  daeran 
te  bitene  of  men  walgei.  cout  water 
int  anscijn  te  slane  ende  te  werpene 


of  te  sparsene  meiten  vinger.  Te 
gebiedene  den  zieke?i  dat  hi  hem 
warm  houde.  Ende  niet  en  drinke. 
no  nutte,  no  slape  vor  vespertij  t 
of  daerachter.  ende  dat  hi  hem 
houde  in  wandelingen  buten  lichte 
ende  buten  winde.  Eist  dat  hi  ter 
cameren  gaet  .7.  werf  of  .10.  hets 
gnouch.  €&  Daerna  te  gebiedene  din- 
gen te  nuttene  die  versch  siin.  alse 
kiekene  gesoden  in  borne  mei 
petercelle?i  ende  met  saelgiën.  of 
versch  swinenvleesch.  een  candeel 
van  wine  of  van  biere  jege?i  dien 
dat  die  hitte  groet  es  in  diere  tijt. 
ende  bi  diere  gelike  hitte  te  ver- 
stane in  sine  orine  Te  etene  broot 
ende  botere.  ende  alle  dingen  die 
versch  siin  hem  mei  te  versoen  e 
mei  te  vele  genut.  ende  te  wachtene 
van  te  vele  drancs.  waerbi  die 
leden  van  binnen  verswaert 
mochten  siin. 

Cap.  18. 

€J    Van  spenen  die  comen  va{n) 
de{n)  me(n)isoene. 

Sulke  lieden  moge?i  spenen 
hebben  comende  vanden  meni- 
soene.  dor  die  verscheit  bi  dat  die 
lichame  verteert  es  bi  den  meni- 
soene.  so  comt  hem  .1.  evel  toe 
ende  heet  die  bete.  Biderperssingen 
die  hi  heeft  dor  der  beten  wille 
valt  dat  bloet  van  boven  neder. 
ende  beneden  den  lichame  te 
drenten.  entie  adren  en  mogen 
mei  gedogen  die  perssinge.  waerbi 
dat  bloet  stect  die  adren  ute  ende 
becomen  groet  dat  die  gene  groten 
rouwe  heeft  ter  stede.  §  Medicine 
es  men  hem  sculdech  te  gevene 
die  den  lichame  verclaren  vanden 
veninen  diere  binne?i  siin.  bi  dattie 
lichame  geclaert  ware  bi  der  medi- 
cinen    beco?wt    die    lichame    vast. 


153 


ende  werden  alle  die  lede  te  gemake . 
Ende  te  gebiedene  desen  mensce 
dat  hi  nutte  spise  diene  vast  maect 
in  den  lichame.  alse  wederen 
vleesch  gebraden  ende  gesoden 
peren  van  scruwelen  of  van  ang- 
wissen  gelardeert  mei  wasse.  Ende 
gesoden  melc  met  bloemen  ende 
was  daer  in  ged&en.  Ende  geeft 
hem  drinken  wijn  van  gasscoen- 
giën  tote  hi  te  hemselven  comt. 
CJ  Achter  diere  tijt  dat  de  lichame 
gesuvert  es  so  es  mew  sculdech  te 
doene  dingen  boven  die  spenen  die 
dwinen  doen.  alse  popelioen  ge- 
minct  mei  coperrode  ende  met  sukere 
cleiDe  gemalen  also  vele  vanden 
enen  alse  vanden  andren  op  .1. 
piaster  van  stoppen  genet  in  borne 
ende  uut  geduwei.  ende  optie  spenen 
b  144a.  geleit.  si  selen  daerbi  verdwinen. 
IJ  Of  wierooc  ende  aluwe  gestampt 
elx  even  vele  geminct  met  aysine 
ende  meiten  witten  vanden  eye. 
zalve  gemaect  hieraf  ende  gespreit 
op  een  plaester  van  stoppen  boven 
die  spenen  gedaen  si  werden 
daerbi  verdreven.  <I  Of  sout  ende 
stoppen  verbernt  te  gadere  van 
eiken  even  vele  gewichts  pulver 
daer  af  gemaect  mei  honege  ge- 
maect zalven  gelijc  bove7i  een 
plaester  gespreit  ende  optie  spenen 
geleit.  si  verdriven.  <I  Apie.  croppe 
van  weede.  out  quaet  honech. 
scapen  roete.  eniuun.  van  eiken 
even  vele  int  gewichte  gestampt 
ende  te  gadere  gedaen  ende  gemaect 
.1.  plaester  daer  af.  also  heet  als 
hijt  gedogen  mach  geleit  boven 
die  spenen,  si  verdwinen.  Ende  te 
gebiedene  dat  hi  hem  doe  late?i 
ter  hooftadren.  Opten  sesten  dach 
daerna  ter  venteusen  uut  te  trec- 
kene  dbloet  te  hem  wert.  daer  bi 
die  spenen  voeden,  so  dwinen  die 
spenen  ende  genesen. 


Cap.  19. 

<I   Van  .3.  ma(n)iere{n)  va(n) 
spene(n)  te  beke{n)ne. 

Spenen  siin  van  .3.  manieren, 
sulke  sijn  binnen  in  die  darmen 
dat  die  gene  niet  ter  cameren  en 
mach  gaen  en  si  mei  groeier  ninen. 
Sulke  siin  die  den  mensce  bringen 
gefisteleert.  entie  liggen  opten  cant 
van  den  lichame.  Sulke  siin  buten 
ende  swillen  ende  drinten  alsi 
nemmeer  mogen  gedoge?z  dat  bloet 
verteert  den  mensce.  Eist  dat  mense 
stremmei  mei  zalven  of  mei  plaes- 
tren  eer  de  mensce  gepnrgiert  es 
mei  preparaciën  met  cyropen  mei 
medicinen.  hi  valt  in  watere  daer 
hi  af  sterft. 


Cap.  20. 

<j[   Van  5  adre(n)  dieme(n)  heet 
spenen. 

Van  .5.  adren  die  uten  lichame 
comen  vor  hem  leidende  al  dat 
bloet  van  den  live  vallende  opten 
lichame  neder  bi  vasten  lichame 
of  bi  menisoene.  bi  der  persse?z 
die  hi  heeft  volgei  deen  bloet  den 
andren  ter  stede  daer  die  pine  es. 
waerbi  die  adren  steken  uut  ende 
werden  spenen.  Deen  twee  siin  an 
die  rechter  zide.  ende  dander  .2. 
siin  an  die  slinker  zide.  Die  vijfte 
adre  op  dbeen.  die  es  de  fistel 
boven  alle  dandere  ende  quaetst 
te  genesene.  Dicken  geneest  mense 
mei  plaestren.  •!  Men  stampe 
bivoet  ende  alsene  ende  stampse 
mei  lijnsaetoliën  ende  spreidei  op 
.1.  cleet  also  heet  als  ment  ge- 
dogen mach  daer  op  geleit.  si 
verdrive?i  ende  genesen. 

10* 


154 


Cap.  21. 

•I   Va{ii)  geswollene(ri)  spene(n) 
te  vorsiene. 

Dicken  gevalt  dat  die  spenen 
groet  siin  geswollen  dat  si 
a  i44b.  niet  lichtelike  en  mogen  ver- 
dwine?i.  men  steecse  ontwee  mei 
ere  vliemeii.  so  loopt  dat  bloet  ute 
ende  si  genesen  cortelinge  daer  na. 
Actor  seit  dat  hi  wel  heeft  geweten 
van  lieden  die  ziec  waren  dat  si 
daer  bigenasen.  ff  Sulke  meesters 
gebieden  dat  mense  afcnope  met 
gewasten  draden,  in  dien  dat  die 
lichame  gepurgiert  ware  also  men 
hier  voren  geseit  heeft  met  medi- 
cinen  ende  datter  toe  behort.  men 
machse  genesen  daerbi.  Ende  waert 
dat  mense  ave  cnochte  eer  die 
lichame  gepnrgiert  ware.  men 
daden  ter  avonture?i  sterven  want 
die  dmet  soude  vorten  die  spenen 
daer  bi  af  vallen,  bi  dat  hi  niet 
gepnrgiert  en  es.  dat  bloet  dat 
daer  gewone  was  te  lopene  ten 
spenen  neder,  bi  dattie  spenen  af 
siin  maect  .1.  gat  dat  bloet  ter 
stede,  so  dat  die  gene  geflsteleert 
blijft.  Waert  datter  geen  gat  en 
ware.  dat  bloet  soude  opkeren 
ende  versmoren  die  lede  van  binnen, 
entie  gene  daer  bi  sterven.  Daer 
bi  radic  elke?i  te  wesene  vorsien 
eer  hi  enege  dingen  doet.  <R  Hier 
bi  seit  ons  natnre.  so  watmenscen 
to?rgemake  es  in  enech  led  of  in 
enege  stede  van  sinen  live  van 
misseliken  humoren  comende  van- 
den hoofde  toten  voeten  purgiert 
men  sinen  lichame  hi  es  te  sekere  te 
genesene.  <I  Sulke  meesters  siin  die 
nemen  een  lanc  yser.  an  deen  ende 
eist  geitje  enen  nagele  plat.  ende  ge- 
gloytent  (l.  gegloyt)  ende  stekent 
iegen  elke  spene  in  dien  dat  die 
lichame  gepnrgiert  ware  si  daden 


wel  ende  genasen  daer  met.  Ware  die 
lichame  niet  gepm-giert  bi  der  hitten 
van  den  ysere  comende  iegen  die 
spenen  die  bloedende  die  heet  siin  bi 
dat  die  spenen  scoren,  bider  hitten 
vanden  ysere  so  verhit  dat  bloet 
binne?i.  dat  die  gene  cort  daer  af 
sterft.  En  si  bi  vroeden  rade  te 
gevene  cyroop  den  licha??2e  te 
vercoelene.  dbloet  te  verteerne  bi 
den  cyrope  ter  cameren  met  te 
gane.  die  lendenen  met  te  drogene 
binnen  ende  dbloet  te  vercoelene. 
dat  hi  daer  bi  te  gemake  hlivet 
ende  geneest,  zoete  dingen  boven 
die  spenen  te  leggene.  alse  plaes- 
tren  van  lijnsaet  oliën,  van  verscen 
swine?ismoute.  van  honege  bloeme 
daer  in  gedaen  bi  dat  dicke  becornt 
int  gevouch.  het  sal  die  spenen 
verteren  ende  versoeten  entie  spenen 
verslaen  dat  die  gene  daer  bi 
geneest. 

Cap.  22.  b  i44c. 

<I  Van  handelingen  te  v(er)stane. 

Galienws  seit  ons  dat  men  alle 
dinc  es  sculdech  te  handelene  int 
begin  ten  sachsten.  want  van  tween 
bordenen  es  de  lichtste  swaer 
gnouch.  omme  dat  hi  wiste  die 
macht  vander  menscelijchez't  en 
messeide  hi  niet  daer  an.  al  hadde 
hi  mesdaen  hi  const  wel  betren. 
Het  heeft  dicken  geweist  gesien. 
dat  lieden  hebben  geweist  tonge- 
make  dat  si  so  lange  geacht(er)wert 
siin  met  sachten  dingen,  dat  si 
daer  bi  bleven  verloren.  Oec  dede 
men  andere  int  begin  so  harde 
handelingen  ende  so  sware  dat 
siere  bi  storven  ende  bleven 
verlore?i.  Daer  bi  radic  eiken 
mensce  die  werken  wille,  dat  hi 
so  niet  en  doe.  dat  hi  dat  dogen 
meerre. 


155 


Cap.  23. 

CJ  Va(n)  bute(n)  nat(ur)e  te  w(er)kene. 

Twee  dage  buten  nature  te 
werkene  den  mensce  te  destru- 
weerne  daer  bi  me«  werptene  \n 
cortse.  En  si  bi  vroeden  rade  alsoet 
vorseit  es.  of  hi  bliveÊ  doot.  Al  es 
natwre  herde  edel  dat  si  bi  harer 
cracht  menegen  geneest  indien 
datraen  haer  volget  te  rechte,  gelijc 
si  gebieden  bi  den  .4.  elementen, 
hitte  te  verslane  bi  coutheiden. 
coutheit  bi  hittere,  ve/scheide  bi 
droochtere.  droochte  bi  verscheiden. 
Waert  dat  men  hete  dingen  dade 
tote  hitten,  men  versloege  dien 
mensce.  want  natrere  soude  ver- 
hittere so  dat  men  soude  vallen  in 
cortse  ende  daerbi  sterven.  Dade 
men  oec  verscheit  tote  verscheiden, 
natrere  soude  so  verladen  werden 
bi  der  overvloet.  dat  die  gene  daer 
bi  soude  sterven.  Ende  gelijc  dade 
men  droge  dingen  tote  drogen, 
die  natrere  soude  verliesen  haer 
doge£  ende  daerbi  sterven.  Hier  bi 
es  elc  mensce  sculdech  te  vorsiene 
den  mensce  omme  te  bringene  uten 
vernoye  ten  alderiersten  datme?i 
mach  bi  contrariën.  elc  bi  dat  hem 
toe  bestaet  hitte  te  verslane  met 
coutheiden.  ende  coutheit  bi  hittere, 
droochte  bi  verscheden,  ende  verse 
heide  bi  droochten.  dus  mach 
mense  genesen. 

g  (7)c      [Vanden    ledere   uten   ste- 
deghen   steden. 

Het  ghevalt  menechwerf  dat  men 
den  lieden  steect  wonden  of  dra- 
wen^)  soe  dat  sij  gaere  uut  haren 
rechten  stedere.  Ende  dat  comt  bij 
menegerande  zake  alse  bij  springene 
alse  bij  valne.  Ofte  mere  gaept  soe 
dat  dye  kake  gaet  uut  hare  rechter 

©  (7)d.  stede  ende  ne  mach  niet  weder  in 
keren  bij  haer  zelven  sonder  raet 


van    meesters    ende    van    anderen 
wondenden  leden.  f 

Vanden      cakebene      uter 
stede. 

Eist  dat  zake  dat  het  zij  kake- 
been een  man  soe  vaste  houden  '|* 
thovet  vande?i  zieken^  ende  dan  so 
zal  die  dienst  mare  steken  vinger  oft 
dume  indere  mont  ende  dan  zal  hij 
dat  let  nederwaert  trecken.  Ende 
metter  ander  bant  zal  hij  duwen 
op  tiet  buten  soe  dat  weder  kere 
tote  ziere  rechter  steden. 

Vanden     cakebeene     te 
broken. 

Alse  vanden  kake  beene  te 
brokere  dat  zal  die  dienstman 
trecken  af  telker  zide  ende  voegen 
deen  deel  teghen  dandere  ende 
men  zaelt  verbinden  mettere  zelvere  g  (8)a. 
scroeden  dat  mere  wysen  zal  int 
capittel  van  te  broken  beenen. 
Hierna  ende  dair  boven  salmere  leg- 
ghen  .1.  cusseneel  ende  te  byndene 
ende  te  latene  te  vermakene  alse 
mere  wijst  int  proper  capittel  vanden 
te  broken  beenen  vore  volgende. 

Vanden    halse    uter   stede. 

Ende  vanden  halse  uter  leden 
die  dienstman  zal  steken  tusschen 
zine  tanden  eene  wage  van  houte 
gemaect  alse  eene  korste  broets. 
zo  dat  dye  lucht  uut  ende  in  mach 
gaen.  Ende  dan  zo  salmen  legghen 
op  elke  scoudere  cussenele?i  ende 
dair  na  bovere  so  doet  enen  man  oft 
.2.  staen  dye  warren  (?)  ende  enen  g  (8)t>. 
oft  .2.  diene  neder  trecke?i  bidere 
armere  ende  die  dienstmare  biden 
hare  oft  biden  kinne  backe?i  trecken 
soe  dat  let  weder  keere  te  ziere 
rechter  stede  ende  hantieret  soet 
betaemt  van  anderen  beenen. 

Vanden     scuderen     uter 
steden. 

Ende  vander  scoudren  uter  stede 
men   zal   den    zieken   eenere  man 


156 


doen  houden  wel  vaste  omtrent 
dye  myddewaert  ende  men  zal 
eene?i  anderen  doen  trecken  die 
arme  ende  die  dienstman  zal  tiet 
wysen  te  wegewaerd  ende  steken 
deene  hant  onder  doxele  op  ward 
ende  metter  hant  zal  men  dye 
scoudere  perssevi  nederwaerd  zo 
dat  let  weder  kere  in  sine  stad. 
g  (8)c.  Vanden  elleboghe  uter 
stede. 

Ende  vanden  elleboge  uter  lede 
een  man  zal  hem  houden  den  arm 
reckende  ende  die  dienstman  zal 
houden  den  arm  bogende  dan  zal 
hij  metten  dume  vander  rechter 
hant  steken  indye  buginghe  soe 
dat  tiet  weder  keere  te  ziere  steden. 

Vander    hant    uter    stede. 

Vander  hant  uter  steden  men 
zal  doen  houden  enen  man  den 
arm  reckende  ende  danne  zal  die 
dienstman  bughen  ende  steken  soe 
dat  let  weder  kere  te  ziere  steden. 

Vanden  vingher e  uter 
stede. 

Ende  vanden  vingeren  uter  leden 
men  zal  een  man  doen  houden 
dye  hant  ende  dye  dienstman  zal 
tiet  zo  rechten  ende  crommen  dat 
g  (8)d.  weder  zal  keeren  te  ziere  rechter 
steden. 

Vanden  arm  pistele  te 
broken    aldus. 

Vanden  arm  pistel  te  broken 
aldus  ofte  arm  welc(?)  es  ende  zal 
weeten  dat  die  arme  hebben  .2. 
beenen  ende  niet  eens  want  dat 
opperste  es  erom  van  enen  beene 
ende  dat  onderste  es  rechte  van 
.2.  beene?i  ghemaect.  Ende  vanden 
.2.  soe  brect  zomwilen  teen  ende 
zomtijt  beyde  ende  somtij t  zonder 
wonde  ende  het  es  meer  tonsiene 
dat  crorame  dan  dat  rechte  ende 
darre  .2.  breken  dat  es  oeck  meer 
tonsiene   dan    offer   maer   een    en 


brake  ende  met  wonden  eyst  meer 
.tonsiene  danne  sonder  wonde.  Ende 
soe  hoe  dat  es  te  broken  men  zal 
ane  elke  zijde  vanden  lede  enen  G  (Na- 
doen zetten  ende  elc  zal  recken 
sijn  deel  algemackelike  ende  die 
dienstman  zal  voegen  deel  tegen 
deel  ende  dat  geve  een  luut  ende 
dat  es  teken  dat  es  tsiere  steden 
gescoten  ende  aldus  doet  Ende 
danne  zalmen  hebben  die  scroeden 
ende  dat  cusseneel  ende  let  te 
broken  mei  wonden  dat  eesche 
.4.  corte  scroeden  elc  dat  let 
omme  gaende  niet  langere  dan 
enen  vinger  ende  eene  spanne  breet 
oft  .1.  halve  spanne  breet  vander 
braeke  vander  wonden  van  eiker 
zide  ofte  .3.  cussenele  van  linen 
cleede  elx  .4.  vout  ende  een  spanne 
lanc  ende  soe  breet  dat  sij  ane 
elke  zide  vander  wonde  vergadere 
Ende  dair  ne  gheene  wonde  sijn  dair 
zijn  sculdech   te  zine  .8.  scroeden 

oft  .3.  cussenele  ende  elcs  .4.  g  o)b. 
vout  ende  dair  dat  let  clenst  es 
dair  es  men  sculdech  te  leggene 
meest  oft  zoe  vele  te  meer  dat 
effene  become  ende  danne  ghenet 
in  borne  ende  dat  ute  geperst  ende 
dan  int  dwitte  vanden  eye  genet 
ende  dan  salmen  onder  elc  let  zine 
scroede  steken  gebreet  te  gevou- 
ghen  soe  dat  let  ligge  op  de  mydde 
waert  dair  hem  tiet  meest  open- 
baert.  Ende  eyst  dat  zake  dat  het 
niet  belette  stervelee  let  zo  salmen 
dair  in  legghen  .1.  cusseneel  ende 
.2.  instrumente  vingers  lanc  ende 
enen  vinger  breet.  Ende  dye  salme?* 
netten  int  witte  vanden  eye  ende 
dat  ute  gheperst.  Ende  men  [sal]  dye 
eene  zide  walken  in  roden  pulvere 
ende  dan  zalmen  tiet  rechte  hel- 
pen houden  ende  men  zal  ane  elcke  g  (9)c. 
zide  vanden  lede  heffen  op  dye 
eene    scroede    nader  andere  ende 


157 


dan  zalmen  se  voeghen  deen  boven 
den  anderen  al  gemackelike  oft 
men  zal  legghen  die  cusseneele 
in  langes  den  leden  soe  dat  dye 
stede  dair  dye  wonde  es  bliken 
moghen  vanden  clederen  ontdect. 
Ende  dair  boven  met  linenen 
scroeden  steken  moghen  dinne 
houten  spalken  enen  vinger  breet 
ende  eene  spanne  lanc  cortere 
danne  dat  let  es  soe  dat  ne  gheen 
vleesch  omtrent  [si]  ende  dair  zo 
salmen  legghen  also  vele  spalken 
alst  noot  es  so  dat  tusschen  eiken 
.2.  spalken  blive  spacie  van  eenre 
daer  dat  lecht  dore  wesen  mach 
ghelucht  soe  dat  ieet  verderve 
g  (9)d.  noch  verhitte  dat  zere  deren  mach 
want  bij  te  vaste  te  byndene  ende 
te  spalkene  te  dicke  soe  comt  onder- 
tyden  ende  by  quaden  meesters 
grote  vreese  ende  erysipyla.  Ende 
daer  ne  gheene  wonde  nes  dair 
salment  (l.  salmen)  doen  boven  den 
clederen  een  velt  (l.  vilt)  oft  .1.  effen 
vellen  cleet  ende  dat  niet  breedere 
no  niet  langhere  dan  die  vore  ge- 
seedeghe  scroede  ende  danne  salmen 
nayen  ten  gevoege  ende  dair  boven 
zalmen  leggen  .3.  corden  oft  snare 
soe  dat  ter  myddewaerd  eene  ligge 
ende  wel  na  op  elc  eynde  eene. 
Ende  danne  zalment  cnopen  so 
dat  men  dair  onder  spalken  steken 
mach  .4.  oft  .5.  alsoet  noot  es  ende 
danne  zalmen  voeghen  langes 
den  lede  zoe  dat  tusschen  elke  .2. 
g  (io)a.  spalken  spacie  blive  van  eenre 
alsoet  voirseyt  est  soe  dat  let  dair 
dore  wese  gelucht.  Ende  danne 
zoe  ontbint  dye  myddelste  bindinge 
ende  byntse  weder  slap  soe  datmen 
dair  onder  mach  steken  een  pipe 
eens  vingers  lanc  zilverijn  oft 
coperijn  oft  vliederijn  oft  coperijn. 
ende  gesmeert  bynnen  oft  buten 
beyde  ende  drayt  omme   te  ghe- 


voegene  ende  op  dende  eene  pipe 
dies  gelike  ende  legghet  dye 
spalken  effene  ende  danne  so  drayt 
dye  myddelste  pipe  westwart  ende 
dye  .2.  pipen  optye  eynden  drayt 
oestwert.  Ende  dan  stect  daer  dye 
drie  pipen  eenen  houtenen  oft 
yseren  priem  ende  dus  salmen  doen 
van  beenen  ende  van  armen 

ende  van  allen  leden  dye  men  g  (io)b. 
spalken  wille.  Ende  eyst  den  arm  so 
salmen  hangen  anden  hals  te  gevoe- 
gene  vore  dye  borst  aldus.  Ende 
eyst  .1.  been  zo  salmen  legghen 
effene  ende  dan  wet  effelijc(?)  hoghe 
in  ene  lade  ofte  men  wille  dair 
toe  gemaket  es  ofte  legget  daert 
zachte  es  tusschen  .2.  walmen  van 
gluye  elc  alsoe  groot  alse  een  arm 
aldus.  Ende  men  zaelt  laten  ligghen 
aldus  toten  verbyndene  aldus  alsoe 
ment  zal  leeren  hier  na  wert  tachter- 
waerne  tote  dat  ghenesen  es  eest 
arm  ofte  been  te  broken. 

Vanden  cakebeene  (l. 
canebeene)    te    broken. 

Ende  vanden  kanebeene  te  bro- 
ken uter  stede  dat  zal  dye  dienstman 
trecken  af  elke  zide  ende  voeghen 

deel  teghen  deel.  Ende  dan  g  (ïo)c. 
zo  salmen  legghen  .1.  dick  cus- 
seneel  dair  boven  ende  men  zal 
legghen  1  ront  onder  doxele. 
Ende  es  dat  kanebeen  entwee  zo 
salmen  dan  den  arm  op  waert 
houden  ende  draghen  dat  het  te 
bat  vergaderen  soude  ende  dan 
zal  men  maken  .1.  piaster  van 
stoppen  ende  dat  genet  int  dwitte 
vanden  eye  ende  dye  scroede  yerst 
in  borne  ute  gheperst.  Ende  men 
zal  weten  dat  die  scroede  vanden 
kanebeene  es  sculdech  te  zine  so 
lanc  ende  so  breet  dat  so  bevaet 
dat  cusseneel  dat  onder  doxele  leyt 
ende  boven  den  scouderen  inden 
hals.  Ende  int  cruus  gaende  boven 


158 


der    andere    scoudere   alsoe   omme 
ender  (l.  onder)  arm  .6.  vout  ofte 

g  (iO)d.  .8.  vout  omme  gaende  ende  danne 
zalment  nayen  ende  latent  liggen  te 
gevoege  ende  voert  hanteren  ende 
heele?i  met  subtijlheden  metten  zel- 
ven  dat  me«  heelt  te  broken  been. 
Vanden  ribben. 
Ende  vander  rebben  die  dienst- 
maw  zal  sinre  (l.  sine)  hande  besme- 
ren met  dicke  zeeme  oft  hij  zalse 
bepecken  met  herse  deser  gelijc  Oft 
me»  zalre  zetten  venteusen  so  dicke 
op  dye  stede  dat  sij  verwarmen  die 
stede.  Ende  danne  zalmense  ghe- 
reet  of  trecken  dat  zalmen  doen 
so  dicke  om  dende  oft  zo  dat  dye 
rebbe  weder  keeren  te  haren 
rechten  steden  ende  dair  boven 
zalmen,  legghen  apostolicum  op 
een  leder  gebreet  ende 

a  (H)a.  ne  gheen  cusseneel  ne  ware  eene 
scroede  dye  dat  plaester  houden 
zal  genayt  te  gevougen  GJ. 

Cap.  24. 

<I    Va{n)  de(n)  dyescinkele 
ut(er)  stede  '). 

Die  dyescinkel  mach  uter  stede 
gaen  bi  valne  of  bi  springene  -). 
Eist  dat  ment  met  en  bnnge£  in 
sine  rechte  stede  weder  eer  die 
derde  dach  lidetf.  hi  blijft  ewelike 
manc.  <][  Men  es  sculdech  te  nemene 
den  genen  bi  den  voeten,  ende  te 
hangene  met  ere  dwalen  an  enen 
balke.  Ende  een  [ander  man  G] 
ligge  overdweers  des  gee?is  lichame 
ende  treckene  nederwert  dbee?i 
daer  bi  te  treckene  [ende  te  rech- 
tene ende  G]. 
b  i44d.  die  meester  staende  besiden  den 
g  (ii)b.  zieken,   heffende   die  vust  slaende 


iegen  dbeen  datter  uut  es.  het 
sprinct  weder  in  sine  rechte  stede, 
op  te  heftene  dbeen  ende  te  besiene 
oft  op  ende  neder  gaet.  te  wesene 
seker  daeraf  oft  wel  in  sine  stede  es. 
scroden  genet  int  wit  vanden  eye  of 
iegen  dat  die  tijt  eischt  als  vorseit 
es.  ende  die  so  lanc  datse  al  om  den 
lichame  werden  gewonde?i.  te  pers- 
sene  dbeen  iegen  dander  dat  het  in 
sine  stede  blijft,  ende  also  te  latene 
toten  derden  dage  liggen.  <&  Alse 
men  daer  toe  comt  at  te  doene  die 
scroden  ende  te  besiene  oft  op 
ende  neder  rijt.  Ende  te  badene 
dien  pacient  ende  te  zalvene  [ende  g  (ii)c. 
G]  ene  scrode  geleit  op  die  quets- 
singe.  ende  gebonden  met  lange?i 
scrode?i.  viertien  dage  te  achter- 
waerne.  die  scrode  te  veranderne 
va?i  drien  dagen  te  .3.  dagen  ende 
dan  op  te  gevene  genesen.  Eist 
dat  hi  in  hem  gevoelt  enegerande 
quetssinge  daeraf  te  gebiedene  te 
badene  ende  te  zalvene  tote  hi 
genesen  es. 

Cap.  25. 

fl  Hoe  die  dyesci(n)ke(len)  es  gemaect 
boven  3). 

Die  dyescinkel  es  .1.  led  bove?i 
ront  gelijc  ere  bolle?i.  ter  midde- 
wert  cleinst.  boven  es  .1.  zenewe 
cort  vestende  in  die  hanke  die 
hol  es  gelijc  enen  grade.  daer  die 
dyescinkel  in  plegt  te  stekene,  so 
welc  tijt  dled  uut  siere  steden  comt  G  (ii)d. 
die  zenewe  lanct  hare.  Eist  dat  de 
dyescinkel  binnen  den  iersten  .3. 
dagen  niet  en  wert  gedaen  in  sine 
rechte  stede.  Te  diere  stede  daer 
de  pine  es  comt  al  dat  bloet  van- 
den live  ende  vergadert  daer.  Ende 


')  G:  Vanden  scinckel  uter  stede.  2)  G:  verspringene 

3)  G:  Hoe  dat  die  scinckel  ghemaect  es. 


159 


somtijt  vorten  die  zenewen  daer 
bi.  so  dat  die  gene  gefisteleert 
f  blijft  daer  bi.  Eist  dat  si  niene 
vaet.  dat  bloet  datter  gevallen  es 
nederwert  vergadert  te  vlesce  ende 
wast  in  die  hanke  daer  dbeen  in 
stac.  want  dat  vol  vleeschs  es 
gewassen,  so  en  mach  nemmermeer 
dat  bee?i  comew  m  sine  rechte 
stede,  dore  dat  tfleesch  buten  hout. 
ende  om  dat  van  ierst  niet  wel 
was  berecht,  so  blijft  die  gene 
ewelijc  manc  gaende.  so  wat  menre 
g  (i2)a.  daerna  toe  doet  het  blijft  verloren. 
«I  Sulke  meesters  gebieden  te 
badene  ende  te  zalvene  ende  cironen 
daer  op  te  leggene.  Ende  si  doen 
quaet.  Want  die  zenewen  sijn  cout 
bi  natnren.  bi  dat  men  badetf  ende 
zalvet  recke?i  die  zenewen.  of  die 
proper  zenewe  daert  an  gevest  es 
wert  also  vele  te  langere  dore  der 
verscheit  wille  vander  zalven,  dat 
de  gene  also  vele  te  meer  blijft 
manc  gaende. 

B  145a.  CAP.   26. 

•I   Van  den  dyescinkele  tebroken  1). 

Die  dyescinkel  mach  breken 
ontwee.  daer  siin  si  .2.  sculdech 
te  wesene  ten  bene.  Deen  hebbende 
den  pacient  begrepen  sinen  lichame 
vaste  te  houdene  dbeen  vaet  beide?z 
g  (i2)b.  handen,  dander  dat  knie  treckende 
deen  iegen  den  andren.  die  meester 
es  sculdech  te  stane  besiden  den 
bene.  ende  te  leerne  dien  tween 
hoe  si  trecken  selen  int  gevouch 
niet  te  lanc.  dan  den  dyescinkel 
te  nemene  in  de  hant  te  tastene 
mepten  vingeren  of  dee?i  been  iegen 
dander  es.  te  walkene  mester  hant 
dat  effene  blive.  te  merkene  bi  den 
andren    oft   al   even    lanc   es.    te 


zalvene  daer  omtrent  met  pope- 
lioene.  .10.  scroden  elc  es  sculdech 
lanc  te  sine  .2  ,\.  spa?ine  genet 
int  wit  vanden  eye  omtrent  dbeen 
gewonden  boven  den  scroden  .1. 
vilt  daer  omme  genayt  boven  den 
vilte  .7.  spalken  daer  omme  .3. 
corden  elc  hebbende  ene  pipe  van 
vliedere.  Ende  men  sal  die  corden 
en  open  slanc  ende  effenen  dat  op 
elc  ende  vanden  spalke?i  ene  ligge 
ende  op  die  middewert  ene.  Ende 
onder  elke  salmen  steken  .1.  pipe 
entie  .2.  die  optie  enden  liggen  die 
salmen  drayen  westwaert.  ende  die 
middelste  oostwaert  te  gevoegene 
vaste  so  dat  die  spalken  ende  die 
cledere  wel  houden.  Ende  da?i 
salmen  hebben  enen  houtenen 
priem  of  ander  wille  men.  ende 
steken  dor  die  .3.  pipen  daermei 
eist  gesloten.  Ende  dat  hi  die  dingen 
hout  e7ide  been  rechte  houde  lig- 
ge?ide.  Ende  te  verbiedene.  dat 
hiere  niet  toe  en  doe  dbee?i  liggende 
rechte  .9.  dagen  of  .10.  dagen.  Eist 
dyescinkel  ende  alle  been  die 
tebroken  siin.  die  siin  sculdech  te 
liggene  ten  iersten  eer  ment  port 
in  den  .12. sten  dach  af  te  doen  e  g  (i2)c. 
dat  om  dien  scinkel  was  gedaen 
met  warmere  watere  te  verscene 
datter  verdrogei  was  bi  den  witten 
van  den  eye  ende  bat  af  te  doene 
die  scrode?i.  dat  dbeen  te  bat  met 
gemake  blive.  Ende  emmer  te 
wachtene  datmen  dien  dyescinkel 
niet  en  handele  onsachte.  waerbi 
die  been  dee?i  beziden  andren 
mogen  comen.  den  genen  ewelijc 
manc  bliven  gaende  daer  bi. 
t]I  Dbeen  es  sculdech  te  sine  gesu- 
vert  met  enen  sachten  linen  clede 
in  warmew  watere  genet,  ende 
daerna  te  zalvene  ierst  gedrogetf. 


G:  Dat  knie  vander  stede  te  versiene. 


160 


dan  met  popelioene  gezalft  daer 
omme  ene  cirone  ende  scroden  .10. 
daer  boven  een  vilt.  bat  op  die 
spalke?i  .3.  corden  daer 

b  H5b.  omme  gaende  die  pipen  alst  vorseit 
es  te  perssene  die  spalken  die  scro- 
den an  dbeen.  dbee?i  daer  bi  vaste 
te   houdene  ende  rechte  te  bliven 

g  (i2)d.  ligende.  [aldus]  te  vermakene  achter- 
den  .12.sten  dach  ten  .9. sten  daerna. 
ten  .7. sten  daerna  ten  .5. sten  daerna 
tote  hi  sinen  dyescinkel  op  mach 
houden  of  heffee  bi  hem  selven 
uut  sinen  bedde  te  bugene  siin 
been  te  merkene  of  hi  stare  daer 
in  es.  te  gebiedene  met  crucke?i 
te  gane  niet  te  stoutelijc  daer  op 
te  terdene  int  begin  mer  al  gemac- 
kelijc.  te  badene  te  zalvene  die 
cirone  daer  omme  te  windene, 
tote  dat  al  genesen  es  metter 
hulpen  Gods. 

Cap.  27. 
<I  Van  de(n)  diescinkele  '). 

Dat  die  dyescinkel  es  .1.  led  .2. 
spanne?i  lanc  bogende  bi  natnren 
eens  deels  ront  mer  in  de  midde- 
wert  eist  ronst  ende  cleinst  ende 
daer  breke£  liefst  ontwee.  jegen 
daer  dbeen  cleinst  es  bi  natnren. 
daer  eist  tfieesch  meest  omme.  daer 
bi  es  ment  sculdech  te  walkene 
want  bi  den.  walkene  voegen  deen 
bee?i  iege?i  dandere  dat  mens  te 
bat  seker  es  daer  bi  te  blivene 
met  gemake.  Die  scroden  die  men 
daer  omme  wint  conforteren  dbeen 
datter  bi  vergadert  ende  cnoopt. 
Elke  scrode  die  es  sculdech  niet 
langer  te  sine  dan  .2.  \.  spanne, 
daer  omme  dat  dbeen  cranc  es 
ende  niet  en  mach  gedogen  vele 
handelingen,   ten  vermakene  ont- 


doet men  die  scroden  boven  ende 
leggense  over  elke  side  neder  van 
den    bene    ende    so    blive£    dbeen 
liggende  te  gemake  bide?i  scroden. 
dat   niet   en  soude  mogen  wesen 
wilde  mer  lange  scroden  om  winde?i 
bi  mense  af  soude  moeten  doen  te 
vermakene  soude  men  dbeen  ver- 
porren biden  ontwindene.  dat  daer- 
bi  dbeen  lichte  mochte  comen  uut 
siere  steden  ende  die  gene  soude 
manc  bliven  gaende.  Hier  bi  prijst 
Actor  bat  die  corte  scroden  dan 
die  lange.  •!  Ten  .12. sten  dage  aise 
men  daer  toe  comt  te  merkene  oft 
dbeen    rechte    lege£    ende    effene. 
Ende  eist  dat  an  deen  side  hoger 
\eget  dan  an  dandere.  of  oneffen  der 
es  bi  der  broke?i  dan  ane  .1.  ander 
stede   te  ziene  biden  bene   eldre. 
Men  es  sculdech  een  cusseneel  van 
linen  cledren  daer  iegen  te  leggene. 
te    perssene    dbeen   nederwert   in 
sine  sceppenisse  te  bringene  daer 
omme    .1.    cirone.   Men  mach   dat 
cusseneel     also     wel    boven    der 
cironen    doen    alse    daer    onder. 
€1  Men  es  die  scroden  diere  boven 
siin  sculdech  te  leggen  wech 

diere  genet  waren  int  wit  vanden  b  146c. 
eye  achter  den  .12. sten  dach.  Voort- 
meer  es  mense  altoes  sculdech  te 
nettene  in  wine  of  in  watere  uut- 
geperst.  boven  der  cironen  ge- 
wonden .1.  vilt.  daer  boven  spalken 
so  vele  dat  mer  late  spacie  tusscen 
eiker  spalke?i  die  breide  van  ere 
spalken  omme  dat  dbee?i  daerbi 
lucht  mach  hebbe?i.  Waert  dat  men 
so  vele  spalken  om  dbeen  dade. 
dat  de  vilt  daermede  bedect  ware. 
so  ware  dbeen  in  groeter  avon- 
turen, want  het  mochte  ontsteken. 
Ende  en  bluschte  men  niet  dat 
vier   te   tide.   die   mensce  mochter 


')  De  hoofdstukken  27  en  28  ontbreken  in  G. 


161 


orame  sterven  of  verliesen  dbeen 
beneden  dat  knie.  <fl  Enröe  dbeen 
en  es  men  niet  sculdech  te  porne 
vor  den  .12.sten  dach.  want  port 
ment  eer.  men  maect  den  zieken 
nuwe  pine.  ende  dbeen  en  mach 
niet  vergadren  om  dat  ment  so 
dicken  verhandelt.  Het  es  gesciet 
datmew  dbeen  so  diaken  heeft 
verhandelt  dat  niet  en  mochte  ver- 
gadren.  Alse  die  gene  wae?ide  gaen 
ende  genesen  siin.  dat  been  hmc 
ane  hem  slaende  een  sins  ende 
andersins  alse  een  vlegel. 

Cap.  28. 

fl   Va{n)  te  settene  dbee(n)  eer 
ment  spalct. 

In  so  wat  steden  van  den  live 
dat  dbee7i  mach  breken  es  men 
sculdech  te  besiene  dbeen  eer  ment 
spalct  dled  boven  of  beneden  oft 
uten  lede  es  of  niet.  Eist  uten  lede. 
men  trect  weder  in  ende  achter- 
waerne  toter  tijt.  dat  hi  genesen 
es  met  cironen  ende  met  zalven. 
•I  Men  heeft  lieden  geheilt  die 
broken  vanden  bene  daert  dbee?z 
uten  lede  was  ende  bleef,  ende  als 
die  gene  waende  genesen  siin. 
bleef  hi  manc  gaende  omdat  dled 
niet  tiersten  en  was  gestelt  in 
sine  stede. 

Cap.  29. 
€J   Vande(n)  knie  ut(er)  stede !). 

Dat  knie  mach  uut  siere  stede 
comen  bi  valne  of  bi  treckene. 
Ten  iersten  datmen  daer  toe  comen 
mach  es  die  meester  sculdech  te 
g  (is)a.  leggene  sinen  arm  in  dat  bugende 
vander    knie    onder.    EneZe   doent 


trecken  hem  tween  elc  been  over 
elc  zide  over  sinen  arm  opwert 
heffende  ende  dragee,  dat  knie  keert 
weder  in  siin  stede,  te  proevene  bi 
dat  op  ende  neder  gaet.  €J  Oec  mach 
die  kniescive  uut  sire  ste  [aldus] 
becomen.  ende  daer  toe  es  pine 
dled  te  doen  keerne  ende  te  stekene 
dat  kniescive  opwert  te  stekene 
mester  hant  weder  in  siin  rechte 
stede.  Ende  van  eiker  zide  den 
knie  een  cusseneel  dicke  genet 
int  wit 

vanden  eye.  scroden  daer  omme  b  i45d. 
genet  oec  int  wit  vanden  eye  tote 
inden  vijfsten  dach   af  te   doene. 
cironen  daer  omme  gewonden  te  g  (i3)b. 
badene    ende    te    zalvene    tot    hi 
genesen  es. 

Cap.  30. 

*I  Va(n)  wonde(n)  int  knie  2). 

Dat  knie  es  .1.  led  dat  niet  en 
mach  gedogen  quetsinge  teneger 
stede  het  en  comt  al  te  zere  ton- 
poe?ite.  Eist  datter  wonde  in  comt 
bi  der  roeringen  va?i  den  lede 
ende  bider  qwetsingen  diere  es  bi 
den  slage  of  bi  den  steke  valt 
dbloet  ten  knie  neder.  Eist  dat  si 
hem  niet  en  wachten  si  mochten 
sterven  of  gefisteleert  bliven. 
Comende  ter  wonden  stremmende 
met  wieken  genet  int  wit  va?i  den 
eye  ende  gebonden  alst  betaemt. 
Ten  derde?i  dage  af  te  doene  met 
warmen  watere  in  die  wonde  te 
doene  wieken  vsüi  linen  cledren 
of  va?i  stoppen,  of  wolle  mester 
yeken  in  oliën  van  oliven  genet, 
of  wieken  van  coolbladen.  die 
wonde  omtrent  gezalft  met  pope- 
lioene.  daer  bove?i  drie  coolbladere. 


x)  G:  Dat  knie  vander  stede  te  versiene. 
2)  Ontbreekt  in  G. 


n 


162 


wondendranc  te  geven  drinken. 
Ende  te  achterwaerne  van  tide  te 
tide  tote  si  genesen  siin  altemale. 

Cap.  31. 
f|   Van  benen  te  brok  en  '). 

So  welken  tijt  men  comt  tenege?i 
mensce  die  dbeen  ontwee  heeft 
tebroken.  men  es  sculdech  dled  te 
nemene  in  die  hant  te  merkene 
ende  te  tastene  waer  dbeen  ontwee 
es.  Si  twee  sitten  of  knielen  an 
elke  zide  des  zieken  so  dat  deen 
heeft  den  zieken  bevangen,  ende 
dbeen  houdende  vaste  te  treckene 
iegen  den  andren  die  de?i  voet 
hout.  Die  meester  es  sculdech  te 
knielene  in  die  middewert  dat  been 
in  de  hant  hebbende  ende  te  voe- 
gene  deen  been  iegen  dander.  ende 
walkende  mei  beiden  handen  ebeen. 
want  ware  enege  scaelgie  af  te 
broken  van  den  bene  die  stake 
int  vleesch.  bi  dat  men  dbeen  wel 
walct  vergadrera  die  scaelgiën 
weder  ant  been  biden  walkene 
ende  voeget  weder  te  gadere.  €J  Men 
neme  linen  scroden  half  ellen  lanc. 
ene  spanne  breet.  het  ware  beter 
waren  die  scroden  maer  .\.  spanne 
lanc  dan  langere  alsoet  vorseit  es. 
Ende  netse  int  wit  vanden  eye.  of 
in  wijfs  melc.  of  in  warmen  wine 
of  in  warmen  watere.  of  in  un- 
guentura  fuscum.  of  in  popelioene 
omtrent  dbeen  gewonden  .7.  vout 
of  .10.  daer  boven  een  vilt  gedaen 
langer 
Bi46a.  dan  een  spanne,  boven  den  vilte 
.7.  spalken  elke  vingers  breet  ende 
spannen  lanc  of  een  luttel  langere, 
drie  corde?i  boven  den  spalken, 
die  ene  in  die  middewert  der  broken 
dandere  .2.  op  elc  ende.  drie  pipe?i 


van  vliedere  elke  corde  ene  heb- 
bende, te  wringene  om  die  spalken 
die  perssen  daerbi  die  cledere  omnie 
dbeen.  ende  dbeen  blijfter  bi  rechte 
ende  gevoucht  dore  die  pipen.  die 
roede  gemaect  van  ere  spillen, 
dore  die  pipen  gesteken  deen  iege?i 
dandere  te  houdene.  Te  leggene 
deen  been  biden  andre?i  waerbi  si 
even  lanc  siin  liggende.  Tonder- 
stekene  dbeen  datter  tebroken  es 
met  cledren  dat  effene  blive  lig- 
gende in  ene  lade  va?i  drie?i  bar- 
dren  gemaect  tote  opten  .9.  dach. 
€J  Elcs  dags  es  sculdech  die  meester 
te  comene  toten  zieken  ende  te 
merkene  hoe  dbeen  legt.  Ende  te 
verbeterne  eist  corde  te  slappene 
of  te  stivene.  Ende  te  zalvene  de?i 
voet  ende  tknie  met  popelioene  te 
slinkene  daerbi  datter  geswolle?i 
es.  Een  cleet  genet  in  aysine  ende 
omme  den  voet  gewonden  tknie 
enten  voet  te  vercoelne  also  vele 
te  bat  daer  bi  te  gemake  te  wesene. 
•I  Ten  .12. steil  dage  alse  men  daer 
toe  comt  te  vermakene  met  warmen 
watere  te  vervarsene.  waerbi  men 
mach  die  scroden  af  doen  gemac- 
kelike  so  datmen  dbeen  niet  en 
quetse.  Gedwegen  dbee?i  ende  ge- 
droget.  dbeen  gezalvei  al  omme 
ende  ene  cirone  gemaect  dats  .1. 
plaester  van  linen  cleden  genet  in 
wasse  in  swinensmere  in  witten 
harste  in  roete  va?i  eiken  ee?i  deel 
in  een  panne  gedaen  smelten,  ende 
daer  in  genet  tcleet  uter  pannen 
gedaen  ende  een  deel  gecoelt  om- 
trent dbeen  geleit.  daerna  scrode?* 
also  vele  als  men  wille  op  dbeen 
.8.  vout  of  .10.  Ende  daerbove?i  .1. 
vilt  bat  optie  spalken  gebonden 
met  corden  bider  pipen  enter  spillen 
die  dore  dte  pipe  gaet  alst  vorseit 


')  Ontbreekt  in  G. 


163 


es.  Ende  te  achterwaerne  aldus  .8. 
weken  of  .10.  jegen  dien  dat  me% 
dbeen  siet  dat  cracht  gecrijcht 
bider  spisen  di(e)  hi  nut  ende  bi  der 
manen  dat  dbee?i  cnoopt  te  gadere. 
Te  gebiedene  den  zieken  met 
crucken  te  gane  iege?i  dien  dat 
hi  hem  kent  stare  ende  vermach 
int  been.  daer  jegen  den  voet  ter 
erden  te  doene.  ende  niet  te  wesene 
te  stout.  Wa?it  men  hevet  gesien 
dat  liede?i  hadden  dbeen  tebroken 
om  dat  si  te  stoutelijc  wilden  gaen 
dat  sijt  daer  bi  wede?' 
b  U6b.  braken  ontwee.  Oec  siin  sulke 
die  te  tijtlike  over  dbeen  torden 
dat  daerbi  cortte  ende  ewelijc 
bleef  manc. 

Cap.  32. 
g  (i3)b.  €]J   Va(n)    benein)   die  uutrage{n)  l). 

Het  siin  sulke  lieden  die  hal- 
been breken  waerbi  deen  zide 
vande?i  bene  steect  ten  vlesce  ute. 
ende  maect  ter  stede  ene  grote 
wonde.  Daer  so  es  men  sculdech 
dbeen  te  treckene  alsoet  vorseit 
es.  Eist  dat  dat  bee?i  niet  en  volget 
den  groten  bene  binne?i  bi  den 
treckene.  so  es  men  sculdech  dbeen 
uut  te  treckene  met  ere  pinche. 
g  (i3)c.  Ende  eist  noot  so  salmen  de  wonde 
widen  met  enen  scerse  om  te  sachter 
dbeen  uter  wonden  te  doene.  EncZe 
te  berechtene  dbeen  ende  te  spalkene 
alsoet  vorseit  es  2).  ij  Maer  bove7i 
der  wonde?i  so  en  es  men  sculdech 
gene  spalke  te  leggene  no  cleet. 
want  waer  die  wonde  daer  mede 
bedect  gelijc  den  bene.  men  soudse 
niet  mogen  vermaken  elx  dags. 
ende  si  soude  blive?*  versmoort 
biden  venine  datter  toe  comt.  omme 


dat  ifenijn  niet  ute  en  soude  mogen. 
ende  tfier  soude  slaen  ten  bene  bi 
der  hitte?z.  dat  die  gene  daer  af 
soude  sterven.  Dat  been  te  spalkene 
alsoet  vorseit  es.  ende  iegen  die  g  (i.3)d. 
wonde  .1.  gat  te  snidene.  waerbi 
men  mach  die  wonde  vermaken 
elcs  dages  .2.  werf  in  den  zomer 
ende  in  den  winter  een  werf  met 
wieke?^  van  stoppen  of  va?i  linen 
clede  genet  in  wijfs  melc.  omtrent 
die  wonde  gezalft  met  poplio(e)ne. 
daer  boven  .3.  coolblade  ende  ge- 
bonden met  scroden  te  gevoege 
gelijc  ere  ander  wonde.  EneZe  men 
mach  .1.  spalke  bove?z  der  wonden 
doen  veran  vermakene  te  verma- 
kene  (?)  maer  beter  waert  gelaten. 
Ende  te  achterwaerne  van  tide  te 
tide  met  wonde?i  dranke  te  gevene 
tote  die  gene  genesen  es.  ja  de 
wonde  geloken  es  te  spalkene  ende 
te  verspalkene  van  .12.  dage?i  te  g  (H)a. 
.9.  dagen,  van  .9.  te  .7.  van  .7.  te 
.5.  tote  hi  genesen  es. 

Cap.  33. 
ü   Van  diversen  meesters 3). 

Meesters  siin  van  diverser  ma- 
nieven  dbeen  te  spalkene.  Het  siin 
sulke  die  nemen  tiersten  .1.  cleet 
dat  si  om  dbeen  winden  ende  net- 
tent  int  wit  vanden  eye.  dandere 
diere  boven  selen  liggen  in  watere 
omdat  die  scrode  was  van  iersten 
int  witte  genet  dat  het  dbee?i  te 
vastere  soude  houde?i.  dat  niet  en 
soude  ontswinge?r  no  ontstricken 
deen  been  vanden  andren.  no  be- 
siden  die  scroden  diere  boven  siin 
genet  int  water  dore  dat  dbeen 
niet  en  werde  geperst  bi  den  witte 
vande?i  eye.  dat  water 


J)  G:  Vanden  beenen  te  brokew  die  ute  raghen 

a)  In  G  een  schets  van  een  mes.  3)  Ontbreekt  in  Gr. 


164 


b  146c.  ververscet  dwitte  so  dat  dbeen 
te  bat  met  gemake  blivet.  hier  doen 
si  wel.  q  Maer  alle  die  scroden 
genet  int  wit  vande?i  eye.  die 
mensce  en  sout  niet  mogen  gedogen 
dor  die  persse  entie  dwingi?rge 
vander  droochte?i  van  den  eye. 
dat  die  gene  soude  carmen  nacht 
ende  dach  also  lange  alse  die 
scroden  daer  omme  souden  wesen. 
Ende  dbeen  soude  verstormen  ende 
werpen  dat  bloet  in  den  voet  ende 
soude  daer  bi  groet  swillen  ende 
menege  pine  daer  in  gedogen  tote 
die  voet  weder  geslanct  si.  Hier 
doen  si  quaet. 

Cap.  34. 
q  Andre  mest(er)s  l). 

Sulke  meesters  siin  die  nemen 
dwit  vanden  eye  va?i  .2.  of  van 
drien  eyeren  ende  also  vele  waters 
ende  slaent  te  gadere  ende  netten 
die  scroden  daerin.  ende  windense 
omtrent  dbeen.  dat  tebroken  es. 
Hier  doen  si  wel.  Het  ware  beter 
waren  die  .2  scroden  genet  entie 
.4.  droge  dan  si  alle  waren  genet, 
omdat  dbeen  te  vaster  soude  siin 
geperst  biden  scroden.  etc. 

Cap.  35. 
g  (i3)a.    q  Van  de(n)  voete  ute(n)  lede  2). 

Eist  dat  die  voet  uten  lede  es. 
men  essen  sculdech  te  reckene 
ende  te  streckene  ende  weder  te 
bringene  tsire  rechter  stede,  ende 
te  besiene  bi  den  andren  voete. 
Ende  scroden  genet  int  wit  vanden 
eye.  daer  boven  dandere  scrode?i 
genet  in  borne  of  in  melke  of  in 
warmen  wine  uut  gewrongen.  Ende 


omme  den  voet  gedae?i  ende  ge- 
wonden, tote  in  de?ï  .5.  dach  te 
latene  also  liggen  tote  opten  sesten 
dach  te  hermakene.  te  zalvene  den 
voet.  ene  cirone  daer  omme  ge-  g  (I4)b. 
wonden,  daer  boven  scroden  genet 
in  watere  uut  geperst.  Ende  tachter- 
waerne  van  .5.  dage?i  te  .5.  dagen. 
tes  hi  hem  gevoelt  dat  hi  sinen 
voet  ter  erden  mach  bringen  tote 
dat  hi  genesen  si. 

Cap.  36. 

q  Van  de(n)  voete  v(er)mro(n)gen3). 

Sulke  lieden  hebben  den  voet 
verwrongen,  niet  al  uten  lede. 
maer  .1.  deel  ongevoegelijc  staende. 
dicwile  laet  men  dien  voet  bi 
roekeloesheiden  also  bliven  staen- 
de. dat  de  gene  daerbi  bliveimanc 
gaende.  Ende  dicke?i  gevalt  dat 
dbloet  dat  ter  quetsingen  gevallen 
es.  verbernt  in  hem  selven  ende 
verkeert  in  lingenen  4).  dat  hi  ge- 
fisteleret  blijft  langen  tijt  daerna. 
Waerbi  die  venine  die  daer  wassen  g  (i<t)c. 
tusscen  den  .2.  leden  verteren  die 
been.  zenewen  ende  adren.  ende 
vleesch.  ende  werden  vele 

gaten  omtrent  den  enckel  dat  b  i46d. 
ter  fisteleringen  uut  gaet  been  som 
cleine  som  groet.  Sulke  meesters 
seggen  ons  dat  sente-loys-evel  es. 
Actor  seit  en  es  niet.  hadde  hi  te 
tijt  vroeden  raet  gehadt  hi  ware 
genesen.  dies  hi  smertte  heeft  bi 
siere  roekeloesheiden.  n  Ter  steden 
daer  die  gaten  siin  es  men  sculdech 
te  makene  .1.  gat  met  enen  scerse 
so  wijt.  dat  men  tasten  mach  merten 
vingere  hoet  binnen  es  merten 
bene.  Ende  dore  de  wonde  ge- 
worpen zeele   gemaect  met  linen 


')   Ontbreekt  in  Gr.  2)  G:  Vanden  voete  uten  voeghe  ghescoten. 

3)  G:  Vanden  voete  verwronghen.  4)  G:  in  quade. 


165 


cledren.  te  suverne  elx  dags  den 
g  (i4)d.  voet  bi  den  zeelen  met  aysine  of 
met  starker  logen,  te  drogene  ende 
te  zalvene  den  voet.  coolbladere 
boven  der  wonden  te  leggene  ende 
gebonden  alst  betaemt.  wonden- 
dranc  te  gevene  van  tide  te  tide 
enen  lepel  vol.  telken  vermakene. 
ende  dus  tachterwaerne  tote  hi 
genesen  es.  €J  Elc  zeel  es  sculdech 
te  liggene  .14.  nacht  m  de  wonde 
of  meer  jegen  dien  dattie  vulheit 
groet  es  ende  die  quetsinge.  Also 
vele  te  langer  laten  liggen  daerin. 
wel  te  suverne  die  vulheit  van 
binnen,  ende  daerna  tachterwaerne 
alsoet  vorseit  es. 

Cap.  37. 
•I  Van  de(n)  voete  tebroken '). 

Die  voet  mach  breken  in  die 
middewert  ontwee  in  die  worst. 
Dien  voet  es  men  sculdech  te 
g  (i5)a.  reckene  gelijc  alst  vorseit  es.  te 
zalvene  ende  te  nemene  .1.  scrode 
ende  te  nettene  int  wit  vanden  eye. 
daerboven  scroden  genet  in  borne 
uutge wrongen,  daer  boven  .1.  vilt 
bat  op  spalkevi  .4.  onder  ende  .4. 
boven,  ende  besiden  gebonden  mei 
corden  ende  geperst  met  pipen  te 
vergadren  met  ere  roeden  gemaect 
van  ere  spillen  alst  vorseit  es. 
Den  mensce  te  wachtene  van  on- 
ganser spisen.  dat  sine  pine  niet 
en  werde  gemerei  daer  bi.  te  leggen 
in  stede  daer  die  voet  rusten  mach. 
Ende  niet  te  vermakene  vore  den 
.12.  sten  dach.  ende  tachterwaerne 
tes  hi  genesen  es  2). 


Cap.  38. 

€J   Van  div(er)se(n)  w{er)kene  va(n) 
mest(er)s. 

Sulke  meesters  netten  die  scroden 
in  wine  die  si  winden  om  dbeen 
dat  te  broken  es.  Si  doen  wel. 
want  si  hebben  daer  redene  toe. 
Om  dat  ter  broken  dbloet  sinct. 
dat  heet  ende  versch  bi  natnren 
es.  bi  den  persene  vander  scrode?i 
ende  die  wijn  es  heet  ende  droge 
bi  natnren  so  slanke^  dled.  Ende 
dbloet  keert  weder  ter  stede  danen 
het  quam  entie  zieke  blijft  te 
gemake. 

Cap.  39. 

•J  And(er)  meest(er)s.  b  147a. 

Sulke  meesters  bezalven  dbeen 
met  poplione  al  omtrent  of  met 
unguentura  fuscum.  welc  datmen 
wille.  Ende  netten  haer  scroden 
in  warmen  watere  of  in  zoete  melc. 
die  doen  wel  ende  hebben  redene 
daertoe.  Want  water  ende  melc  es 
cout  ende  versch  bi  natnren.  end? 
ter  stede  daer  dbeen  tebroken  es. 
daer  valt  dat  bloet  neder  dat  heet 
ende  versch  es  bi  natnren.  bi  datter 
te  vele  bloets  in  corat  verkeren 
si  in  droochten  bider  groeier  hitten 
vanden  bloede,  bi  der  coelheit 
van  den  melke  ende  vande?i 
watere  verslaet  die  hitte  vanden 
bloede  ende  ververscht  die  droocheit 
waerbi  dat  bloed  keert  weder 
danen  het  quam.  bi  der  perssingen 
vanden  scroden  ende  van  de?i 
spalken  datter  toe  behoort  alst 
vorseit  es. 


')  G:  Vanden  voete  te  broken. 

2)  Hier   eindigt  in  Gr  de    Chirurgie   van  Yperman  met  de  woorden :  Deo 
G  (l5)a.  gracias  in  nomine  Christi.  Op  de  laatste  bis.  van  het  Hs.  komen  nog  3  teeke- 
ningen  voor  naar  gespalkte  ledematen.  Zie  Afbeeldingen. 


166 


Cap.  40'). 

Sulke  meesters  make?i  ene  cirone 
\slii  wasse  van  swinen  smere.  van 
scapen  roete  van  harste  van  pecke. 
van  elke?i  .1.  deel  maer  vanden 
harste  minst.  Men  werpet  al  in  ene 
.  panne  ende  smelten  ende  net  daer 
in  een  linen  cleet.  ende  windent 
omtre?it  dbeen  dat  tebroken  es.  Ende 
si  mesdoen  bi  deser  redenen.  Alse 
die  cirone  es  omtrent  dbeen  gewon- 
den ende  men  dbben  (l.  dbeen)  verhit. 
f  te  meer  dled  ontoedt  ende  rijt  om 
dbeen.  waerbi  dbeen  uter  stede 
gaet  ende  daer  bi  cortei.  hetsjege?i 
natnre  wa?it  deen  bee?i  lege£  dan 
besiden  den  andren.  niet  iegen 
dander.  ende  blijft  also.  al  werde 
hi  genesen  bi  avonture?i  hi  bleve 
ewelijc  manc  gaende.  En  es  mewsce 
ne  geen  die  led  brect  ontwee.  eist 
dat  deen  been  van  den  andren 
\eget.  niet  deen  iegen  dander  dat 
hi  nemmermeer  so  te  gemake  moge 
wesen.  Alle  die  been  die  tebroken 
siin.  die  siin  sculdech  dee?i  iegen 
dander  te  liggene.  niet  deen  be- 
siden den  andren.  sal  hi  te  gemake 
bliven.  «I  Hier  bi  prijst  actor  dwitte 
va?i  den  eye  boven  al  den  andren. 
so  meer  dbeen  verhit,  so  meer 
dwitte  verdrogen  ende  clingetf  an 
dbeen  bi  den  scroden.  so  dat  deen 
been  rechte  iegen  dander  blijft 
staende  entie  zieke  sine  gansinge 
mach  gecrigen.  Hier  doet  elc 
meester  sine  gewoente.  <J  Dicken 
gevalled  alse  diverse  meesters  comen 
tenen  werke.  dat  elc  anders  werc 
mesprijst.  Nochtan  doense  alle  wel. 
maer  die  meiter  cironen  die  hi  win- 
det  om  dbeen  dat  te  broken  es  opten 
iersten  dach.  dat  ware  hi  sculdech 
te  doene  opten  .12.  sten  dach 


of  opten  .18.  dach  dat  verbiet  b  H7b. 
actor.  maer  alle  dandere  vorseit 
doen  wel.  fl  Maer  en  ware  dbeen 
niet  tebroken.  maer  gequetst.  men 
ware  die  cirone  sculdech  te  win- 
dene daer  omtrent,  om  uut  tesugene 
die  quetsure  diere  inne  es.  Maer 
om  dat  dbeen  ontwee  es.  so  es 
men  sculdech  dingen  daer  omme 
te  doene  die  dbeen  stijf  houden 
ende  rechte  tote  in  den  .12.  sten 
dach  of  in  den  .18.  dach  dat  dbeen 
gevoecht  si.  Ende  daerna  cironen 
omme  te  doene.  te  badene  dbeen 
ende  te  drogene.  te  zalvene  met 
popelioene.  ende  weder  daer  op  te 
doene  die  cironen.  die  scroden. 
dat  vilt.  die  spalken,  ende  datter 
toe  behort.  Ende  te  besiene  van 
tide  te  tide  tote  dat  been  genesen  si. 

Meester  anceel  van  geneven 
die  genas  alle  siin  hooftwonden 
met  ere  zalven  sonder  anijs.  Ende 
hi  wasser  zere  met  geprijst  in  die 
stede  van  geneven.  Hi  verboet 
alle?i  sinen  zieken  dat  si  el  niet 
en  souden  drinken  dan  vande?i 
staresten  wine  dien  si  vonden,  ende 
dat  si  niet  el  en  aten  dan  dbeste 
vleesch.  Ende  dit  was  iegen  alle 
auctoors  van  medicinen  ende  van 
surgiën.  Also  gi  horen  moget  int 
capittel  vanden  dyeten.  dewelke 
leri?ige  es  wat  men  sal  eten  ende 
drinken.  Ende  waeraf  men  den 
zieken  sal  doen  wachten  tetene  of 
te  drinkene.  CJ  Met  deser  zalven 
waest  dat  meester  anceel  wrochte 
hadde  hi  recht  of  onrecht,  hi  nam 
altoes  wit  harst  .1.  $è.  ende  olie 
van  rosen  .5.  3.  ende  wit  was  .3.  5. 
dit  smalt  hi  in  een  erden  panne 
verloodt.  ende  alst  cout  gnouch 
was  so  goet  hiere  in  een  deel  goets 


')  Zonder  titel. 


167 


wits  wijns  ende  zoodt  te  gadere 
ende  daerin  doopte  hi  een  linen 
cleet.  ende  dat  doorgaette  hi  met 
ere  scaren  in  vele  steden,  ende 
leit  also  op  thooft.  Ende  daerboven 
so  leide  hi  .1.  plaester  van  stoppen 
genet  m  warmen  wine  ende  dat 
uut  geduwen.  Ende  daerboven  .1. 
van  drogen  stoppe?i.  Ende  aldns 
so  bant  hi  thooft  entre  plaestren 
daerop  so  dat  se  met  en  mochten 
af  gaen.  Ende  was  die  wonde  wijt. 
hi  nayese  te  gadere.  Aldus  genas 
hi  die  wonden  sonder  anijs  Entie 
daer  storven»  die  grouf  men.  Ende 
het  starfer  meer  dan  genas.  Nochtan 
was  hi  vele  meer  geprest 
b  147c.  dan  alle  dandere  meesters  die 
bi  der  const  wrochten.  Maer  dat 
en  was  niet  van  den  genen  die 
redene  bekenden,  maer  hi  was 
vanden  gemeinen  leken  lieden. 
Ende  aldus  so  es  beter  goede  vente 
dan  goede  ware.  «I  Het  was  oec  een 
meester  in  Vlaendren  van  ziericzee 
in  zeelant  geboren  ende  hiet  meester 
willem.  hi  maecte  ene  cirone  aldus. 
Hi  nawi  wederen  roete  ende 
scapen  roete  dat  smalt  hi.  ende 
mingde  daerme^  .1.  luttel  was  ende 


.1.  deel  spaensch  groen,  dit  zide 
hi  dore  een  linen  cleet.  ende  doopte?- 
in  een  linen  cleet.  Ende  sneter  af 
.1.  stuc  ende  leit  op  alle  die  wonde?i 
die  tote  hem  quamen.  Ende  alst 
vul  was  hi  keretf  omme  ende  va- 
gede  dat  etter  af.  ende  leide  weder 
dander  zide  optie  wonde.  Ende 
genas  aldns  alle  sine  wonden.  Ende 
hine  nayde  gene  wonden  mer  hi 
dwouchse  met  warmen  wine  ende 
drogese  ende  daerna  leide  hi  daer- 
op siin  plaester  also  ie  u  vorseit 
hebbe.  ende  wasser  zere  met  ver- 
naemt.  Dits  al  gelue  sonder  redene. 
^  Het  was  oec  in  poperingen  een 
wijf  ende  hiet  lise  pauwelijns  die 
genas  alle  die  wonden  met  dranke. 
ende  leide  optie  wonde  .1.  luttel 
stoppen,  ende  daer  boven  rode 
coolbladre.  Vele  genasser  ende  vele 
storvender.  Ende  nochtan  wassi 
geprijst  boven  goede  constege 
meesteren.  Waerbi  dat  ie  u  segge. 
Al  siedi  enen  meester  die  niet 
en  wert  verheven,  en  laet  u  niet 
verwondren  daer  af.  Mer  van  desen 
namen  die  si  geerigen.  dat  mach 
wel  heten  gelue  sonder  recht  ende 
sonder  redene  1). 


')  Op  lol.  B  147d  staat  alleen  met  een  andere  hand  geschreven 

Laus  tibi  sit  Christe 

Quia  labor  explicit  iste. 
Op  fol.  B  148,  eveneens  met  een  andere  hand: 

Scriptor  qui  scripsit  cum  Christo  vivere  possit. 

Gum  nomine  aptum  Godefridus  Leonys. 

Sit  sic  vocitatum,  Nolarius  et 

aromatarius  Mechliniensis. 


Van  rudicheit  en(de)  scorreftheit 
ane  die  mensche  '). 

Nou  wilic  jou  gaen  scriven  van 
rudicheit  ende  scorreftheit  wat  het 
es  van  den  ghemeenen  siechede?ï 
c  sia.  toe  hoerende  Cyrugie  ende  oec 
medicine  maer  omme  dat  wel 
voughet  dat  hier  in  staen  sal.  soe 
willic  wat  medicinen  der  of  scriven 
dwelke  ie  hebbe  ghetrocken  hute 
Galienus  ende  hute  y  poer  as. 
€J  Item  soe  int  erste  soe  comt  die 
rudichede  ende  scorreftheit  toe 
orame  dat  die  natuere  van  binnen 
te  cranc  es  die  quade  materie  hute 
te  drivene  ende  dat  valt  meest  in 
houde  lieden  ende  die  rudicheit 
vorseit  in  houden  lieden,  ne  can- 
men  niet  ghenesen.  €][  Ende  voert 
selnien  weten  datter  eene  maniere 
van  rudicheden  is  ende  die  comt 
in  lieden  die  op  siin  ghestaen  van 
groeter  siecheit  ende  die  rudicheit 
mach  men  wel  ghenesen.  Een 
ander  maniere  van  rudicheden  is 
die  den  lieden  toecomt  van  quaet- 
heit  der  spijse?i  ende  van  quaetheit 
der  drancken.  «I  Een  ander 
maniere  van  ruden  comt  van 
spijsen  dat  mense  qualic  verduwen 
mach  alse  die  spijse  vervult  wert 
in  den  lichame.  Ende  aldws  sal- 
inen gaen  ter  cueren.  Int  erste 
salmen  die  materie  ende  die  ver- 
rotte humoren,  evacueren.  Item 
ende  alse  die  materie  is  ghedige- 
reert  met  sirupen  diere  toe  hoeren 


ghemixtert  met  aq.  fumi  terre  ofte 
andere  water  naer  dat  de  men- 
sche jonc  es.  Dan  salmen  hem  c  6ib. 
gheven  een  laxatij f  dat  de  humoren 
purgieren  mach  als  men  wel  vinden 
sal  in  onsen  antidotarius  ende  als 
hi  ghepurgiert  es  dan  sal  men 
smeeren  sinen  puls  van  sinen  hant 
ende  de  elliboghen  ende  die  hamen 
van  der  beenen  bachten  jeghen 
dat  vier  tsavons  als  hi  slapen 
gaet  met  deser  Da  volgeden  salve 
JJ  n  guentum  ad  scabiem. 
]^o  calex  viva  oloen  (l.  aloë)  cicotrmi 
olej  olivarnra  misceantur  insit  et 
fiat  onguentum  ponatur  in  pixide. 
Een  ander  salve :  Nemt  aloë  epa- 
ticon  .^  j-  dat  minghet  met  aysiin 
alte  samen  ende  daer  mede  salvet 
den  puls  ellibogen  ende  die  hamen 
van  den  beenen  ghelic  dat  vorseiï 
es.  Een  ander  jeghen  scorreft- 
heit ende  joecte.  Ro  olei  nucis 
.§.  ij.  aceti  vini  .^  j.  daer  toe  doet 
pulvis  litargirum  auri  pulvis  se- 
ruce  .ana.  §.  j.  dit  siedt  over  een 
altoes  roere?ide  dat  niet  ne  berne. 
ende  alst  dicke  si  dan  doet  in  dine 
bosse  ende  orboret  alsoet  jou  vor- 
leert  es  ende  alse  dese  salve  cout 
is  mi?ighet  der  toe  een  lettele  quic- 
silvers.  Een  ander  salve  ten 
selven:  Avicenna  ons  leert  eer 
men  den  siecken  bestriken  sel  met 
deser  naer  volghende  salven  dat 
men  den  pols  van  den  hant  ende 
delliboghe  ende  de  hanien  van  den 
beenen  erst  bayen  sal  met  warmen 


')  Hetgeen  verder  volgt  komt  alleen  voor  in  C. 


169 


water  ofte  dat  de  siecke  sal  gaen 
in  een  badt 
c  sic.      ofte  in  een  stove  ende  dan  sel  hem 
de  siecke  bestriken  niet  deser  salve 

<I  ^o  pulvis  litargirum  aurum 
pulvis  sulferi  vini  pulvis  aluinen. 
Dit  siedt  over  dat  vier  altoes  roe- 
rende cum  spatula  met  aceti  vini 
tote  dat  dicke  becomt  alse  salve 
et  ponatur  in  pixide  oneste. 

Een  ander  salve  ten  selvew. 
Ro  olmm  nucis  .q-  ij.  succi  scabioso 
.%.  j.  et  \  aceti  boni  .§.  ij.  Dit  siedt 
over  een  altoes  roerende  dat  niet 
ne  berne  tote  dat  dicke  becomt 
alse  salve  ponatwr  in  pixide  cerata 
ende  doet  alsoe  jou  vorleert  es. 
Dese  vorseide  salve  es  goet jeghen 
scorftheit  ende  jeghen  serpigo  ende 
(i)mp(e)tigo  ende  jeghew  smette 
in  tansichte  plecken  ceterew  ende 
op  al  dat  lijf. 

ff  Een  ander:  smelt  pee  in 
water  ende  colert  suver  .§.  j-  ende 
in  die  coleringe  doet  oleuw  nucis 
.%.  ij.  pulveris  tartari  sal  nitri.  Dit 
smelt  al  over  een  et  fiat  onguewtum 
fluxibile  ponatur  in  pixide  cerate. 

«I  Een  ander  dat  ons  wijset 
mester  gillebert.  Nemt  alliura 
excoria  dat  stot  al  ontwe  ende 
alst  ontwe  es  dan  doeter  toe 
exmigia  porcina  fiat  unguentum 
ponatur  in  pixide  cerate  ende  or- 
boret  alsoet  jou  vorsen  es.  ^  Een 
ander  dat  ons  galienus  scrijft 
ende  dit  unguent  gheneset  scorreft- 
heit  met  .iij.  warf  der 
c  5id.  op  te  legghene.  ende  doet  seer 
rijpen  ende  laxeren  metter  urine. 
Ende  avicenna  seit  dit  naervol- 
ghende  ungue?it  es  goet  jeghen 
dat  mormal  sic  fit.  «I  fy>  sulfer 
vini  .3.  2.  eleborj  nigri  argentura 
vivura  thimi  .ana.  5.  2.  staffisagrea 
.3.  \.  hier  of  maect  poeder  subtijl 
ende  dan  nemt  exuwgia  poursina 


.\.  j.  misceantur  ad  ignem  fiat 
ungue?ztum  ponatn?*  in  pixide.  Ende 
daer  mede  jou  salvet  gelijc  dat 
jou  voerleert  es. 

Een  ander  unguentum  ten 
selven  sic  fit.  fy  succis  vitellini 
succus  raphani  .ana.  .§.  6.  aceti 
vini  olei  nucis  ana  .§.  3.  pulvis 
aloë  cicotn'm'  .§.  \.  misceantur  et 
fiat  unguentum  ponatwr  in  pixide 
cerate. 

Ende  pulvius  (l :  Plinius)  die  ons 
bescrijft  eist  dat  men  dwaet  die 
stede  van  den  mormal  mettew 
water  daer  die  doot  mensche  in 
ghedweghen  is  dat  mormal  sel 
ghenesen  bi  den  crachten  van  den 
watere  als  plunius  ons  leert.  Item 
dat  mormael  ende  die  vuile  rudich- 
eit  es  goet  ghedweghen  met  desen 
naer  volgenden  water  tweewarfs 
daghes,  ^o  radim  brionie  rece?itis 
lib  ,\,  die  salmen  stampen  al  in 
sticken  in  eenen  mortier  ende  dan 
sal  mense  sieden  in  scoenew  water 
ende  dat  salmen 

wel  scumen  dan  salment  coeleren  c  52a. 
dore  een  cleet  ende  metten  claren 
selmen  dwaen  die  stede  alsoet 
vorseit  is.  «J  Exper(i)  ment  at  or 
die  seit  die  wortelen  van  poreiden 
loec  ghebo?iden  op  de  clieren  van 
den  welken  dat  mormael  comt 
ende  dese  naer  volgende  salve  op 
dat  gat  gheleit  gheneset.  Salve. 
fy>  olium  nucis  .§.  ij.  cere  .§.  \. 
succus  van  poreiden  .§.  j.  misce- 
antur ad  ignem  fiat  unguentum. 
ponatur  in  pixide  cerate.  D  i  t  i  s 
eene  goede  preciuse 
salve.  Willem  van  medicke. 
die  ordinerdese  erstwarf  ende  is 
wel  gheprouft  jeghen  scorfthede 
want  al  scinse  wonderlic  nochta?z 
es  hore  daden  ende  horen  ghe- 
werken  seer  goet  ende  seeker  ende 
wel  dicke  gheprouft. 

n* 


170 


S  a  1  v  e.  \lo  argentum  vivum 
.§.  2.  pulvis  litargirum  aurum  .3.  iij. 
euforbium  staphisagroa.  ana.  o.  ij. 
exungie  porsine  sine  sale  lib.  \. 
misceantur  et  fiat  unguentum.  ad 
ignem  ponatur  in  pixide  cerate. 
Ende  dits  eene  salve  metten  wel- 
ken men  smeer  den  siecken  van 
den  elleboge  tote  .3.  vingheren 
naer  den  voeten  ende  in  den  somer 
sal  men  den  siecken  salven  in  den 
sonne  des  after  middich.  Ende  in 
den  winter  sal 
c  52b.  men  den  siecken  salven  bi  den 
vier.  Ende  eist  datti  der  naere  .5. 
daghe  zwelt,  ende  eist  datti  niet 
ne  wert  ghenesen  soe  selmen  die 
maghe  besten  met  wiine  daer  in 
ghesoeden  is  rosmarijn  ende  sailge 
ende  op  die  stede  die  ghesuvert 
siin  legghen  eenen  douc  van 
rauwen  liinwade  dat  die  salve  niet 
De  comt  ten  anderen  leeden  van 
den  lichame.  Ende  met  deser  salve 
hebbe  ie  ghenesen  mennich  men- 
sche  die  rappich  was  over  al  siin 
lijf  die  heb  ie  wel  ende  suverlic 
ghenesen.  Ja  si  waren  soe  rappich 
datsi  schenen  seer  lasers. 

Mester  hugones  van  lukes 
die  heft  dese  salve  dicke  ghe- 
prouft  eist  datmer  mede  smeert 
die  palmen  van  den  handen  ende 
die  pulsen  van  den  hant  ende  die 
planten  van  den  voeten  dese  salve 
doet  of  alle  alle  rudichede  ende 
scorfthede  ende  die  materie  wert 
scier  ghenesen  binnen  eene??  dage. 
Ende  ie  yperman  vant  waer  binnen 
eenen  dage  ende  daer  naer  selmen 
bloet  laten  ter  lever  aderen  Dats 
in  mediana.  Dits  de  salve. 
Ro  oleum  laurini  .%.  iij.  pulvis  oli- 
bani  albi  .%.  j.  sal  commune  wel 
ghewreven  -o  -8.  succi  plantag. 
succi  fumiterre  .ana.  quantum  vis 
exmigie  pourcine  lib.  ^.  Dit  siedt 


over  een  op  dat  vier  ende  alst  al 
ghesmolten  is   over  een  dan  doet 

van    den    viere    ende    alse   dese  c  52c. 
salve   binaer   cout   is   dan  minget 
der   in   pulvis   olibani   ponatur  in 
pixide  cerate  et  usui  reserva  Ende 
vele  lieden  makense  aldns.  Re  olium 
laurini    .%.  3.  pulvis  aloë  cicotn'ni. 
pulvis     arcenici     succum    radicis 
enula  co?npana   .ana.    %.  \.  et  fiat 
unguentum  ad  ignem  additur  argen- 
tum vivum  mortificatum  cum  sputo 
•o-  j-  misceantur  ponatnr  in  pixide 
cerate.  Dits  een  unguentum. 
jeghen    alle    scorreftheit 
ende  rudecheit  de  welke  ons 
bescrift  mester  hughones  <I  Re  succi 
celidonie  succi  fumiterre  succi  sca- 
biose  succi  lapacium  aurum  pulvis 
seruse  lote  pulvis  elebori  nigri  et 
albi  ana.  %.  \.  oleum  laurini  lib.  \. 
misceantur   et   fiat  unguentum.  po- 
natur in   pixide   cerate.   Hier  met 
salmen  salven  de  planten  van  den 
voeten,    ende   dat   holle    van    den 
hant.   Ende  is   die  rudicheit  over 
alle  den  lichame   soe  smeert  den 
pols  van  der  hant  ende  die  hamen 
van    den    beenen    ghelijc  dat  jou 
vorleert  es.   «J  Item  mi  seide  een 
mensche  van  consiëncie  datti  hem 
seer  wert  crouwende  ende  hi  ghinc 
ende  nam  ertvelt  ende  dat  stampte 
hi    ende    nam    daer   hute   dat   sap 
ende  telken  alsse  hi  hem  crauwe(n) 
woude  soe  nette  hi  sinen  nagelen 
in  dat  sop  ende  daer  met  hi  genas. 
Ende    hi    hadde    dropige    beenen 
ende    hi    leider    op    die    bladeren 
van  hertvelde.  ende  si  ghenasen. 
Een  ander.  Ende  dat  staet  ghe- 
screven  in  den  gulden 

bouc  t|  Rf>  oleum  rosamm  .%.  iij.  c  62d. 
oleum  lauri  .^.  j-  cere  quantum  suf- 
ficit  et  fiat  unguentum  ende  in  dat 
unguentum  minget  argentum  vivum 
■o-  j-  mortificato  (l.  -turn)  cum  sputo 


171 


et  ponatur  in  pixide  cerate.  Een 
ander  goede  puls  salve. 
Die  ons  leert  mester  Willem 
van  Congennia..  ff  ï^o  oleum 
laurini  .§.  üj-  exmigia  poursina 
antiqtms  .§.  ij.  argentum  vivum.§.  j. 
mortif.  salis  commune  .iiij-or  succi 
fumiterre  succi  plaütagis  ana  .§.  iij. 
Dit  siedt  op  tvier  over  een  tote 
dat  die  soppen  versoden  siin  altoes 
roerende  dat  niet  ne  berne  dan  doet 
van  den  viere  ende  alst  binae  coutis 
dan  minget  der  in  jouwen  argentura 
vivum  fiat  miguentum.  ponatur  in 
pixide  cerate.  Avicenna  seit 
succis  apium  silvestre  daer  met 
bestreken  dat  helpt  de  drogher 
(l.  droghe)  ruden  ende  joecten. 
Avicenna  seit  men  sel nemen 
apium  ende  snidense  intwe.  ende 
windense  in  eenen  douc  ende  die 
salmen  braden  met  soute  ende  daer 
met  sel  men  wriven  den  siecken 
in  dat  badt.  ff  Item  aqua  sul- 
fer is  helpt  abstringere?zde  resol- 
verende. «I  Item  abrotanum 
gheberrent  helpt  alstringerende 
resolverende  ende  subtijlt  ende  ont- 
pluuct.  <ff  Item  vetheit  van  den 
beere  ende  van  der  gheeten  seer 
helpt.  Een  ander  Bp  plumbumus- 
tum  -o-  iiij-or  fiat  pulvis  subtilis.  Dit 
C  53a.  mi?iget  met  seem  et  fiat  in  modum 
nnguentum.  (I.  unguenti)  ponatur  in 
pixide.  ff  Item  scoria  argentum  dat 
helpt  zeer  der  ruden.  Een  ander 
crocus  ghepulveriseert  dat  ghe- 
nnnghet  met  aisiin  dat  helpt  der 
ruden.  ff  Item  heet  water  es  seer 
goet  der  ruden.  ende  gheavacuert 
(l.  evacueert)  materie,  ff  Item 
celidonie  ghenomen  met  evacuaciën 
helpt  met  sinre  propertheit  seit  ons 
avicenna.  Ite?n  puuden  te  pulver 
gheberrent.  ende  dat  pulver  ghe- 
minget  met  aisiin  dat  helpt  der 
ruden.  ff  Item  calame?ztum  mon- 


tanum  reeen tis  der  met  die  lieden 
ghewreven  in  den  bade  helpt. 
ff  Item  olie  van  eruca  es  goet  der 
rudicheden  in  de  sonne  gesmeert 
ofte  jeghen  dat  vier  ghelijc  dat 
jou  vorleert  es.  Een  ander 
ff  Nemt  dat  sop  van  coriander 
succus  aneti  feces  vini  .ana  .§.  ij- 
dese  backet  in  eenen  oven  te  gader 
ende  dan  maecter  of  pulver  subtijl 
ende  minget  dat  pulver  met  olium 
eruca.  Ende  daer  mede  smeert 
rude  ende  joecte  si  sel  ghenesen 
probatum  est.  Een  ander  Nemt 
galle  die  mmghet  met  succum 
ruthe  ende  aceti  vini  bulia?itur 
misce  (misceantur?)fiat  nnguentum 
ponatur  in  pixide  cerate.  Een 
ander.  Nemt  oleum  olivarwm  .§.  ij. 
succum  calame?iti  .§.  ij.  cere 
quantum  suffiicit  fiat  nnguentum 
ponatur  in  pixide  cerate  hier  met 
salvet  jou  gelijc  (l.  gelijc  jou)  dat 
vorleert  es.  Dit  helpt  seer  der 

boeser  ruden.  ff  Item  succum c  53b- 
coriandrie  dat  verdrijft  sterkelic 
rudicheit.  alsoe  ons  leert  Avicenna. 
ff  Item  porret  dat  helpt  der  drogher 
rudicheit  ende  resolvert.  Item 
sinapis  helpt  seer  der  rudtheden. 
ff  Item  oude  orine  verdrijft  joecte. 
*&  Item  dat  huten  wiin  stocke 
drupet  alsmen  berrent  es  seer  goet 
der  ruden.  Avicenna  ons 
leert  bussen  gheset  ane  beede 
die  beenen  verdrijft  die  stinkende 
rude  ende  joecte. 

Van  taarten  die  toe  co{m)me{n) 
over  al  dat  lijf. 

Ande  (ende?)  worten  die  toe  eom- 
men  int  ansichte  ane  die  handen 
ende  ane  al  dat  lijf.  Ende  worten 
commen  toe  van  superfluitheit  der 
melancoliën.  Avicenna.  Die  wijst 
ons  een  experment  dicke  gheprouft 
om  warten  of  te  doene.  Ro  Nemt 


172 


groene  heekelen.  die  salmen  seer 
wel  stoeten  met  smoute  van  eenen 
vette?ï  hane  ende  dat  sieden  over 
een  ende  dan  coleret  dore  een 
lijnen  cleet.  ende  der  mede  selmen 
dicken  smeeren  die  wartew  si  sullen 
vergaen.  Een  ander.  Item  ende 
eenighe  mesters  segghen  vette  erde 
ghedaen  huten  grave  van  eenen 
doode  ende  daermede  die  warten 
ghe  wreven  si  vergaen.  Een 
ander,  ^o  galbanum  dat  leght 
op  de  warten  die  warten  boven  erst 
of  ghesneden  ende  dat  galbanum 
c  53c.  doet  vergaen  exteroegen  Een 
ander  om  worten  of  te  doen 
men  sel  stoeten  sol  sequinum  met 
aceti  vini  ende  dat  legghen  der 
op  si  sullen  vallen.  Item  die  melc 
van  titimalli  doet  al  et  selve.  Een 
ander.  Nemt  anacardus  dats  een 
vrucht  van  overzee  die  pulverisert 
ende  dat  mmghet  metten  sap  van 
engunen  ponatur  in  pixide  hier  of 
soe  plastert  ontrint  ende  op  de 
worten.  Een  ander.  Nemt  succus 
aristologia  rotowda  ofte  nemt 
radicis  aristologia  rofamda  die  pul- 
veriseert  ende  dat  mmghet  metten 
sape  van  engune  dit  abstringiert 
ende  ontpluct  ende  versubtijlt. 
Item  petroselini  dat  helpt  seer 
de  wortelen  met  sinre  propertheit. 
Een  ander.  Exprementator  die 
seit  braet  op  die  coelen  die  voeten 
van  eene?i  hoene  tote  datsi  pellen 
ende  met  dien  pellen  soe  wrivet 
die  worten  .3.  warf  ofte  .iiij.  sdages 
ende  si  sullen  daer  met  vallen. 
Een  ander.  Ende  dat  seit  de 
selve  mester  eist  dat  de  worten 
bi?inen  siin  hi  sel  drincken  dat 
sap  van  pimpenellen.  Ende  siin 
die  worten  bnten  slicht,  drincke 
dat  sap  ende  plastert  der  op.  Item 
avicenna  seit  porceleine  ghewreven 
ende  op   de   worten   geleit  doetse 


vergaen.  Ende  avice?ina  seit  men 
sel  nemen  dat  mes  van  den  haront 
ende  men  sel  wriven  de  worten 
der  mede  ende  si  sullen  te  nieuten 
gaaen  (l.  gaen).  Een  ander.  Ende 
dat  leert  ons 

mester  gillebert.  Nemt  c  58d. 
roode  slacken  ende  perse  datter 
sap  hute  comt.  ende  daer  met 
inmghet  een  lettel  souts  ende  der 
mede  soe  salvet  de  worten  sdages 
.ij.  ofte  .iij.  warf  ende  die  worten 
sullen  te  nieutew  gaen.  Een 
ander  dat  ons  leert  mester  gil- 
lebert men  sal  dwaen  die  worten 
mettew  watere  daer  in  dat  een 
doot  mensche  ghedweghen  was 
ende  die  worten  sullen  alle  ver- 
gaen. Item  dat  selve  doet  rostrum 
pourcinum.  Een  ander  dat  ons 
wijset  cowstantinus.  Nemt 
blo?»men  van  wilgen  die  stampt 
ende  duwet  der  hute  dat  sap  ende 
daer  mede  smeert  die  warten  si 
sullen  vergaen.  Een  ander  ende 
dat  seit  ende  leert  petrus 
1  u  c  r  a  t  o  r  dat  men  sel  nemen 
melc  van  flghen  der  ontrint  ghe- 
smeert  dat  doetse  vergaen.  Een 
ander  dat  onse  selve  mester 
wijset.  Nemt  operment  al  te  sticken 
ghewreven  met  aisiin  ende  op  de 
worten  geleit  doetse  hute  gaen. 
Een  ander  dat  ons  scrijft  mester 
cowstantinws  ende  somighe 
andere  philosophen  ende  es  een 
goede  boete  jeghen  de  worten  al 
eist  dat  eenighe  lieden  hauden 
over  boerde,  nochten  scriveüt 
(l.  scriven)  sijt  over  waer.  Nemt 
ciceren  ende  met  elcker  ciceren 
noept  eene  worte  ende  leght  alsoe 
vele  ciceren  alse  ghi  ghenoept  hebt 
worten  ende  werpse  achter  dinen 
rugghe  in  een  cleedekin  ghecnoept 
alle  die  ciceren  ende  daer  me 
selmew  verliese?i 


173 


de  worten. 
c  54a.  Een  ander  dat  ons  leert 
mester  gillebert  du  sult  of  sniden 
de  worten  ende  daer  op  suldi 
legghen  die  melc  van  titimallus 
dit  doetse  te  nieuten  gaen.  C  Een 
ander.  Dit  es  een  vraye  corrosijf 
te  hant  worten  ende  andere  onsu- 
verheden  of  te  doene  ende  te 
makene  gaten.  <I  Ro  loeghe  van 
boom  asschen.  ende  daer  in  leght 
weeasschen  .3.  daghe  dan  minghet 
in  eene  scelpe  der  mede  levende 
calc  dit  tempert  alsoe  dicke  alse 
seem  ende  soe  wanne(e)r  datdroghe 
is  dan  selmen  weder  verschen  der 
oplegghen.  ende  dit  doen  .xx.  ofte 
.xxx.  warf  ende  dan  salmense  of 
striken  ofte  wriven.  Ende  men 
doetse  oec  ondertiden  of  met  bin- 
dende (l.  bindene)  met  eenen  drade. 
Item  den  lichame  diere  te  vele 
heeft  ende  toe  comt  die  moetmen 
purgieren  die  overtulligen  humoren 
cum  sero  capn'no  .2. 

Van  den  poucken  enidé)  van 
den  maselen. 

Hier  nae  soe  willic  jou  gaen 
leeren  van  den  pocken  Die  jonghe 
lieden  ende  ouwe  lieden  over- 
commen  ende  dat  heeten  die 
mesters  variolaria  ende  heeft 
een  mensche  purringhe  der  pocken 
ende  dan  heeft  den  mensche  noe- 
pinghe  van  den  curts  besloten 
met  hitte  ende  hi  heeft  groet  wee 
c  54b.  in  den  rugghe  ende  joecte  in  der 
nese  ende  hi  heeft  vaer  in  den 
slape  Daer  omme  als  jou  ghiement 
besiet  met  curtsen  besloten  groet 
wee  in  den  rugghe  Dan  weet  dat 
horen  beghincel  es  variolaria 
ende  meest  esser  mede  joecte  in 
der  nese  ende  vaer  in  den  slape. 
Die  cuere  variolaria  dats  te 
segghen  van  den  pocken  ende  als 


dese  teekinen  beghinnen.  Jnt  erste 
soe  selmen  bloet  laten  ter  aderen, 
maer  helpt  dat  niet  ofte  dat  de 
pocken  beghinnen  huute  commen. 
Danne  selmen  niet  laten.  Int  erste 
gheeft  hem  ghesoden  fighen  dat 
spoeden  si  om  hute  gaen.  Ofte 
gheeft  dit  drincken  den  siecken 
warme  smorgens  ende  savons  ende 
te  nonens  Dwelke  men  maect  aldus. 
R^>  droghe  fighen  blommen  van 
lupinen  .ana  .3.  10.  gum.  draganti 
.3.  5.  a,qua  fontis.  lib.  iiij-or  Dit  siedt 
tote  dat  comt  op  .3.  stope  Dan 
coleeret  dore  een  lijnen  cleet  ende 
ghevet  drincken  gelijc  dat  jou 
vorseit  es  ende  doeter  toe  pulvis 
croci  .3.  j.  Dit  soe  drinct  alsoet 
vorseit  es  tote  dat  die  pocken  hute 
commen  sijn.  Een  ander  alle 
cleedere  in  greine  ghevarwet 
die  hebben  macht  pocken  hute 
te  doen  commen.  Item  die  de 
pocken  hebben  die  moetmen  hem 
wachten  van  allen  dinghen  die 
den  lichame  binnen  vercouden 
waer  bi  dat  dat  bloet  dat  in  den 
siecken  es  van  binnen  vercout 
ende  verdict 

ende  verclontert.  ende  daer  omme  c  54c. 
alse  de  pocken  alle  hute  sijn  doetse 
ripen  met  regeme?ite  ende  met 
wasem  van  heeten  water,  daer  met 
brecken  die  pocken  ende  eist  dat 
daer  blijft  eenighe  smette  in  der 
oegen  soe  selmen  der  in  drupen 
aqua  rosarum  ende  daer  ier  in  ghe- 
goten  si  ghieter  in  succum  rute 
ende  alse  in  die  withede  der  ogen 
siin  gevallen  roode  stede  ofte  joecte 
ofte  wit  in  hore  roothede  maer  is 
dat  niet  ende  die  variolarium 
cleene  siin.  sone  seltu  des  niet 
behouwen  maer  vinstu  joecte  in 
der  oeghen  niet  ghesachte?ide  ende 
die  stecten  merder  ende  stercter 
(l.  stercker)  commen  dant  was.  dan 


174 


drupe  daer  in  van  albu  muri  ende 
brine  van  boeteren  Ende  die  oeghen 
sel  men  bewasemen  met  heetew 
water  e  dicwile  Ende  hets  te  weten 
dat  morbillus  siin  van  meerder 
vreesen  dan  variolen  sonder  in 
den  oegen  daer  o?rane  m  o  r  b  i  1 1  e  s 
comt  van  colera  met  lichticheden 
sonder  haestelic  te  sceedene. 
int  [erste]  men  sel  hera  gheven 
drincken  aqwa  poinorwra  grana- 
torum  et  aqua  ordei  et  aquamiWo- 
num  cucumem  cucurbite  ghemin- 
ghet  met  mussilagim's  psillij  Ende 
siedi  den  siecken  ane  cowimen  naer 
dese  medicinen  seerhede  ende 
anxen  bi  ghevalle  lincopi.  Dan 
gheeft  hera  drincken  aqwa  furai- 
terre  ende  dan  wrivet  sinen  lichame 
ende  dan  decten  wel  tote  dat  hem 
ghesaft  sijn  die  morbilles.  ende 
naer  de  morbiles  uutganc  daer  naer 
soe  keert  weder  ten  lich- 
c  54d.  ame  ende  ter  cueren  ende  hout 
de  orine  ende  jugiertse.  int  erste 
men  sel  ontbinden  den  lichame 
ende  vint  den  siecken  zweetenghe 
van  bloede  huten  hutersten  mor- 
billen  dan  doeten  sitten  over  doen 
(l.  doem)  van  watere  ende  men  sel 
weten  dat  die  morbilen  siinruquaet 
violent  Dese  siecheit  is  quaet 
ende  deerende  varioli  si  es  gelue 
ende  cleene  ende  hart  bewonder 
naer  vele  roets  ende  naer  groete 
roetheit  ende  violencie.  ende  si 
maken  dat  ansichte  des  mensche 
alse  oft  te  hope  crerapen  soude 
ende  alle  siin  si  quaet  ende  doodelic. 
Ende  als  men  weet  dat  siin  vario- 
lara  dan  selmen  den  siecken  doen 
gargariseren  cura  aqwa  rosar?«ra 
ende  eist  dat  mindert  in  sine  sturte 
dan  salnien  ghieten  in  sinen  oere 
scief  .4.  Dit  geminget  met  water 
ende  met  aisiin  dat  gemindert  wert 
tuutgaen   in   sine    oere   ende  dan 


doetene  sughen  vore  der  nesen 
metter  mont  want  als  dat  ghedaen 
is.  sal  de  pacient  ruste  hebben 
van  al  horen  mester  quitssen  ende 
van  groeten  deeren  ende  hi  wert 
ghesacht  van  prekelingen  onder 
den  plant  van  den  voeten  ende 
dat  holle  van  sinen  palmen  met 
datmen  dicke  der  in  wriven  sel 
met  eenen  doucke  heet  water 
Daermede  sullen  si  verlicht  werden 
horen  huut  gaen  ende  ne  spijst 
den  siecken  in 

eenich  van  desen  tween  siecten  c  55a. 
niet  te  seere  maer  seere  soberlic 
te  gader  tetene  toter  tijt  dat  wech 
gaet  die  quaetheit  des  adems  ende 
des  goems  die  in  heeft  de  siecheit 
de  morbiles  Ende  daeromme 
naer  dat  die  scorssen  gevallen  siin 
soe  selmen  dicken  antieren  baden 
die  den  lichame  versoeten  ende 
den  lichaem  gheven  regement  ende 
aldus  sullen  die  voetstappen  ende 
horen  diepheit  of  werden  gedaen. 
ende  als  die  vo(e)tstappen  gheheffent 
siin  men  bestriken  met  desen 
naevolgewde  sal  ven.  <I  Ro  pulvis 
lithargiri  .§•  ij-  bulliantur  cura 
oliura  rosarnra  .%.  iij.  et  semen 
millonura  et  farina  rij  si  et  pulvis 
ossibns  antiquis.  ana  .§.  ^.  mis- 
ceantur  cura  aqua  ordei.  ende 
hiermet  bestricten  alsoet  vorleert 
es.  Ende  sijn  die  voetstapen  ghe- 
heelt  ter  zwaerheeden  soe  selmen 
gheven  drincken  cum  vino  albo 
pt  epitemi  naer  den  bade  ofte  ghi 
sulten  doen  bewasemen  met  heeten 
water  ende  daer  toe  salmen  doen 
starke  medicine  alse  serusa  rafa- 
nanum  costura  ende  siin  si  cleene 
ghelijc  granis  Inpinoram  dan  sal- 
men der  op  striken  cleene  sach- 
tende  medecine  alse  medicine 
dactilis  sic  fit. 

§    fy)    carnis    dactilorura    muw- 


175 


datorwra  dit  stoet  al  ontwee  in 
modum  onguentura  Daer  met  be- 
striket  dat  der  op  c  1  e  v  e  Ofte  men 
sel  nemew  dat  hier  nae  volghet 

<I  fy>  vette  fighen  meilis  cutn 
semen 
c  55b.  lini  mussilagin/s  .ana  .§.  iij.  met 
welken  ghi  sult  conficieren  melc 
van  bonen  ponatwr  in  pixide  ende 
hier  mede  salment  besalven  ende 
men  salt  ondertuschen  salven  met 
heeten  smoute  van  hinnen  ende 
haenden  vergadert. 

Nu  willicjou  bescriven  van 
eener  siecheit  datmen  heet 
laserscap. 

Van  lepra  ofte  laserscap.  dat 
es  eene  vuile  siecheit  en(de)  van 
laseriën  siin  .iüj.  manieren  ofte 
speciën,  ende  men  selse  bekennen 
alsoe.  Daer  es  eene  maniere  van 
speciën  commende  van  verrotte 
Hamen  ende  die  heet  tyria  naer 
een  serpent  dat  woent  in  jerico 
het  is  van  hem  gesproken  ende 
heet.  tyria.  dats  siine  name  ofte 
vipera.  Tyri  dat  serpent  heeft 
eene  maniere  dat  hem  dat  vel  of 
gaet  ende  alst  oud  es  dan  wasset 
hem  weder  ende  eist  soe  dat  hem 
siin  lijf  of  gaet  ende  magher  ghe- 
nouch  is  dan  vindet  hem  tusschen 
.ij.  hauten  dat  daer  in  blijft  siin 
vel.  dwelke  vel  men  heet  spoliura 
spienter  in  latine  dwelke  vel  es 
seer  medicinael  in  vele  siecheeden. 
•I  Nou  selmen  leeren  ke?inen  dese 
manieren,  van  desen  evele  dats  bi 
den  oegen  te  siene  ende  bi  der 
materiën  ende  oec  maniere  des 
lichams  Dese  specie  van  laserscap 
diemen  heet  tyri  soe  comt  van 
manieren  van  spijsen  vele  nuttende 
Die  van  coraplexiën  es  flumatic 
ende  die  van 
c  55c.     usagen  eeten  werrotten  visschen 


van  humoren  van  flumen  van 
aelen  ende  palingen  carpers  her- 
ders ende  die  hoere  voetsele  halen 
in  de  wase.  Item  soete  melc  gansen 
zwanen  ende  alsoe  wie  hier  mede 
leeft  het  en  is  gheen  wonder  sine 
worden  lasers  ende  sonderlinghe 
die  flumatijc  sijn. 

Dit  sijn  die  teekinen  van 
laseriën. 

Horen  wintbrauwen  vallen  hem 
ende  wassen  weder  sulken  tijt  Hore 
drogeleiden  (l.  ogeleden)  werden 
dicken  horen  ogen  tranen  hem  ofte 
si  seinen  altoes  tranen  in  hebbende 
ende  de  nesegaten  geloken  ofte 
ghestopt  dat  sire  met  pine  doer 
ademen  ende  hore  lippen  ende 
hore  tantvleesch  is  verrot  bi  den 
welken  dat  si  gherne  bloeden, 
ende  si  siin  ter  borst  becommert. 
ende  si  hebben  heeuschen  voes. 
Ende  soemen  dit  e  vel  meer  dwaet 
in  dwatere  soet  arghere  es  ende 
dese  nae  volghende  medicine  helpt 
ter  vorseideïi  speciën,  ende  siin 
haestelic  wech. 

Van  den  laserscap  dat  men 
heet  alopicia  ofte  vulpes. 

Daer  es  eene  andere  specie  des 
laserscaps  die  men  heet  alopicia 
ofte  vulpes  ende  dit  laserscap  comt 
van  verrotten  bloede,  commende 
van  vervultheden  van  spijsen  ende 
die  vele  bloets  winnen. 

Int  erste  de  siecke  sel  hem  c  55d. 
doen  bloet  laten  ende  dese  specie 
selmen  sddus  bekennen.  Horen 
ansichte  es  al  vul  ghezwollen 
gheverwet  root  verkeerende  ter 
verwen  waert  ghelijc  ter  hasen 
varwen  waert.  De  siecke  sal  hem 
huwen  van  vrouwen  valle  hore 
oghen  werde  hem  dicke  ende  horen 
oghen   die   seinen   al   vol   tranen 


176 


die  aderen  ontrint  die  ogen  ende 
dat  ansichte  die  zwellen,  die  nese- 
gaten  werden  bestopt  ende  dat 
tantvleesch  wert  verrottich  haes- 
telic  met  datmen  der  ane  comt. 
Hij  es  bele??anert  ter  borst  ende  in 
den  lichame  co?mnende  vele  cleen- 
der  pleckine  ende  gaen  weech  ende 
daer  naer  coramen  si  lichte  weder 
ende  hore  orine  es  root  ende  vet 
ende  bi  natueren  es  horen  bloet 
commende  huten  aderen  dicke  ende 
dat  wert  bruun  ende  seer  tay  int 
vercoelen.  ende  men  tast  in  hore?* 
lijf  veel  clierkine  ende  wankine 
ende  horen  vleesch  es  morwe  ende 
safte.  horen  huut  es  wit  ende  over 
al  den  lichame  versaftende  ende 
over  alle  den  lichaem  zweetich  dese 
verrotten  vele  cleederen  ende  al  dat 
ane  sinere  lichaem  comt  verrot  wat 
dat  is.  Ende  dese  twee  teekinen 
die  vorseit  süd  die  siin  wel  naer 
alleens  ende  dats  bedi  dat  si  beede 
commen  van  wacken  huworen. 

Van  den  laserscap  datmen 
heet  leonina. 

c  56a.  L  e  o  n  i  a  is  gheseit  die  derde  pocie 
(l.  specie)  in  den  colorijn  ende  es 
ghenaemt  leonina  naer  den  lie- 
b  a  e  r  t.  die  welke  es  heet  ende 
droghe  van  natueren  ende  daer 
bi  soe  heefti  die  groete  stancheden 
ende  hi  seer  ghelijct  den  mensche 
c  o  1  e  r  i  n  die  welke  die  van  dien 
coraplexiën  siin  die  bi  natueren 
gherne  eeten  ende  useeren  scarpe 
spijse  ende  starke  ghesouten  ende  hi 
ouffent  starken  dranc.  wijn  loec  pe- 
per die  welke  heete  spijse  doet  ver- 
sieden ende  doet  verrotten  col  e  ra. 

Dit  sijn  de  teekinen  die 
hebben  leoninus. 

Dat  haer  van  den  wiinbrauwen 
valt  hut  die  verwe   des   ansichte 


es  ghele  ende  den  lichame  keerende 
ter  rootheeden  ende  in  bede  die 
ogen  es  prekelinge  ende  stecten 
ende  op  ghescort  soe  dat  die  oegen 
scine?i  ront  ende  vliegende  van 
horen  scarpheit  ende  die  nese 
gaten  vernauwen  ende  stoppe?* 
ende  horen  tantvleesch  verteert 
die  lippen  cleven.  de  borst  es 
dwingende  den  lichame  ghestopt 
horen  urine  gheverwet  roede 
plecskine  ende  joecte  Dat  bloet 
dat  huten  aderen  comt  es  gheel 
ende  dunne  vierschs  dwclke  node 
daelt  ende  alsmen  dat  bloet  dwaet 
dan  smeltet  damperlic.  Ende  dese 
specie  leonina  die  wast  op  den 
mensche  seer  alsi  beghint  te  porren 
ofte  te  rijsen. 

Van  den  laserscap  datmen 
heet  Elefancia. 

Die  vierde  specie  van  laserscap  c  56b. 
die  comt  van  melancoliën  en  heet 
Elefancia  Dats  den  name  nae 
den  olifant,  ende  omme  dat  de 
hornen  siin  dicke  soe  eist  te  langer 
eer  hem  dat  evel  ope?ibaart. 

Dat  teekin  der  of  die  varwe 
van  den  ansicht  bruun  blec  ende 
die  varwe  van  al  den  licham  de 
wiinbrauwen  vallen  de  ogen  ronden 
de  nese  ververwet  die  tonghe  vol 
bollekine  al  warent  cleene  vortkine 
(Z.  wort-)  ende  dat  vleesch  tusschen 
den  dume  ende  den  vinger  verdwi- 
nen  Dat  ghevalt  die  ghene  die  ele- 
fancie  werden  Dese  sijn  gheteekent 
bi  den  serpente?i  ende  bi  den  vos 
Si  maken  urine  lettele  ende  dinne 
met  asscher  varwen  ende  als  hi 
ghelaten  heeft  bloet  het  wert  haes- 
telic  dicke  ende  hoemen  dat  bloet 
meer  dwaet  int  water  hoet  harder 
wert.  Ende  als  ment  dwaet  soene 
verbliket  niet  met  dwane.  Ende 
in   dat   bloet   ligghen    alse   of  het 


177 


cleene  aderkine  waren  ofte  einden 
van  senuwen.  Ende  alse  dit  evel 
toe  comt  soe  wassen  in  den  handen 
cloven  ende  in  den  lichame  ende 
in  den  wiinbrauwen  ende  in  me- 
nigher  steden  des  lichamen. 

Warachtige  prove  o  mm  e  dat 
laser scap  te  kennen. 

Ie  sel  jou  leere?z  die  warachtige 
ende    propere    proeve    omme   alle 
die  vorseide  speciën 
c  56c.      te    kennen,    <I    Int    erste    hem 
commen  toe  vele  prekelingen  ende 
die  gaen  ghereet  wech  ende  com- 
men weder  ende  oec  siin  si  onghe- 
volic  van  den  billen  toten  voeten 
ende    hande?i    ende    alsmen   stect 
int    tafterste    va?i    der   dien   met 
naelden    ofte    met    eener   griffel  e 
ofte    desghelike    hine   ghevoel   es 
niet  ende  ondertijden  den  anderen 
leeden     daer     naest     si     hebben 
gherne    cout   ende   dan   slapen   si 
ende    aldus    verliesensi    dat   ghe- 
voelen  bi  horen  verrotten  humoren. 
Een     ander    prove.    Nemt 
horen   bloet  alsi  ghelaten  siin  ter 
adere?i.    ende   daer   op    leght   .iij. 
chornen  souts  dat  sout  sel  smelten 
te  hans  Dat  en   selt  niet  op  dat 
bloet  van  eene?i  ghesonden  mensch. 
Noch  een  ander.  Nemt  van 
den   bloede    ende   wrivet  in  dine 
palmen  ontwe  ende  merct  of  dat 
bloet  vet  is  Dats  teekin  va?i  ver- 
rotten hu(m)oren.  Noch  horen  huut 
es  seer  dinne  ende  glise  ende  dat 
namelic  int  vorhooft  ende  in  dat 
ansichte  ende  in  de  rechtinge  ghe- 
"f  lecker  ghelijc  oft  ware  besmeert. 
Van    ceteren.    Ende   alsme?i 
ceteren  gheneset  die  si  plegen  te 
hebben  si  comme?i  haestelic  weder 
ende     hem     wassen    botsen    alse 
wannen     ende    alse    een    mester 
cuerert  si  commen  haestelic  weder 


ende  ware  datmen  dat  lijf  nat 
maecte  met  watere  nat  het  es  hans 
(l.  tehans)  droghe  alse 

ofte   dat  lijf  vet   ware.   ende  si  c  56d. 
spreken  doere  horen  nese  ende  si 
moghen    qualic    verademen.    ende 
horen    adem   stinct   Dat   siin    die 
teekinen  maer  men  sel  weten  dat 
somtijts    stinct    den    ademe    ende 
dat    comt   somtijts   huter  maghen 
ende  somtijts  huter  hersinen  ende 
horen  zweet,  ende  men  mach  hem  f 
wel  branden  dat  si  luttel  ghevoelen 
der  of  ofte  niet.  Ende  in  elefancie 
horen  haer  valt.   Ende   aldns  seit 
Avicenna  eist  dat  laserie  si  bekent 
over  alle   den   lichame   Dit   es  de 
laseriën  natuere.  si  siin  met  diver- 
schen  oghen.  ende  sine  betrrouwen 
niement  ende  si   siin   seer  nidich 
si  wouden  wel  dat  al  de  werrelt 
lazers    ware    si    werden    lichtelic 
gram  ende  si  zweeren  quade  heeden 
ende  si  cortsen  luttele  ofte  niet  al 
waert    dat    si    cortsen    dats    seer 
onlange    Want    quame    hem    den 
vierderj    dach    de    corts    ende   dat 
iet  lanc  duerden  si  waren  ghenesen. 
Die    handen    van    den    laserschen 
mensche    soude     den     ghesonden 
menschen  lasers  maken  ende  omme 
die  vreese  versetmense  van  onder 
de  lieden  dats  gheordineert  in  dat 
oude  stestament  ende  in  dat  nieuwe. 
Avicenna  seit  dat  de  natuere 
van  den  laseresman   es   dat  aller 
beste    bloet    datti    heeft   in   sinen 
lichame    ende    hi    prouft    dat    bi 
robbaert  diet  scrijft  dat  die  lasers- 
man  die  verrot  es  over  al  siin  c  57a. 
lijf  dat  die  natuere  subtijl  es.  wint 
soe  vele  goets  bloets  in  den  lichame 
van  den  laserschen.  datti  wint  een 
gans  kint.  Ende  hiero??ïme  raet  hi 
den  laserschen  man  die  wesen  wil 
in  langhe  leven   datti  niet  ne  si 
met   wiven   ende   dat   ne  mach  hi 

12 


178 


niet  ontbeeren  alsoe  lange  als  hi 
ghesont  es  nederwart.  Hierbi  soe 
raet  Avicenna  ende  vele  ander 
mesters  dat  de  laseres  mensche 
sal  hute  doen  sinen  cullen  ende  dit 
sel  hi  doen  omme  sinen  lijf  te 
verlangene  ende  wilde  men  oec 
doen  de  cuere  die  welke  niet  mach 
siin  in  de  ghecemformerde  laserie 
ende  soude  men  dat  scriven  dat 
selmen  doen  bi  eenen  vroeden 
physisien. 

Laserie    van   ghenoeten. 

Die  laserie  die  comt  dicken  toe 
van  ghenoetene  aldus  Eist  dat  een 
ghesont  man  heeft  te  doene  ofte 
brudet  een  lasers  wijf  daer  of  soe 
sel  hem  wassen  een  quade  rnfexcie 
(l.  infexcie)  ende  dat  comt  somtijts 
van  eenen  heeten  laserschen  ende 
somtijts  van  eenen  coude?z  laser- 
schen  ende  daer  bi  soe  verandert 
die  cuere  in  den  diverschen  infi- 
xiën  ende  teekinen.  Ende  somtijts 
soe  wert  een  mensche  besiect  nae 
dat  bruden  van  den  flumatijc  ofte 
melancolin  ende 
c  57b.  dat  bekent  men  bi  den  leeliken 
ansichte.  In  den  ersten  daghe  in 
deser  siecheit  alse  hem  quade 
teekinen  toegen  van  infexiën. 
Ende  die  ghene  die  dat  toecomt 
van  bloede  ofte  van  colera  die  sijn 
besiecter.  danne  danclere  speciën 
ende  spadere  te  ghenesen.  Daer 
omme  in  heete  saken  soe  werden 
die  teekinen  te  hans  ghevoelt  naer 
den  ghenoetene.  Ende  eist  dat  sake 
dat  is  van  colera  men  beke?^net 
bi  der  hitten  dienien  diepe  inwaert 
ghevoelt.  ende  die  huut  wert  sper- 
sende  ende  al  omme  soe  ghevoelt 
hi  stecten  met  hitten  somtijts  met 
couwe  ende  somtijts  met  bevingen 
ende  dicke  soe  verwandelen  sinen 
varwew  van  den  witten  int  roode 


ende  van  rooden  int  (l.  in)  dat  witten. 

Cl  Item  ende  hi  ghevoelt  quade 
gheveninose  materie  tusschen  vel 
ende  vleesch  ende  ontrint  dat  an- 
sichte ghevoelt  hi  ofte  daer  mieren 
liepen  die  dat  ansichte  trecken 
ende  hi  heeft  in  dat  ansichte  preke- 
lende  hitte  ende  dicken  heeft  hi 
vaer.  €J  Item  ende  alst  comt  bi  den 
couden  saken  vorseit  dat  ansichte 
zwelt  ende  de  huut  ende  in  alle 
die  leeden  comt  hem  zwaerheit 
ende  cume  mach  hi  hem  verporren 
van  der  stede  daer  hi  sit.  ende  hi 
ghevoelt  couwe  tusschen  vel  ende 
vleesch  al  omme  ende  sonderlingho 
int  ansichte  ende  in  dat  vorhooft. 
<J  Dus  selmen  gaen  ter  cueren  van 
desen  die  comt 

van  hitten.  €J  Int  erste  men[sel]se  c  57c. 
laten  in  bede  die  armen  ende  die 
materie  selmen  rijpen  met  desen 
drancke  die  hier  nae  volghet.  cj  Ro 
oxisaccra  .§.  ij.  sirupus  defumoterre 
•o-  üj.  additur  aqua  fumiterre  .% 
iiij-or.  aqua  scabiose  boragi?iis  .ana 
■  o.  ij.  misceantw  et  fiat  julepDaerof 
ghevet  drincken  savons  ende  smor- 
ghens  telken  eenen  toghe  warme 
ende  datmen  daer  op  vaste  .ij .  hueren 
ende  alse  desen  dranc  alghegeven 
is  dan  selmen  laxeren  met  oxisaccra 
laxativa  .3.  ij.  ende  yera  ruffini  .5.  j. 
Ten  derden  dage  selmen  stoven 
met  couden  cruden  ende  daer  na 
gheeft  hem  rubea  trosiscata  .2.  deel 
ende  derdendeel  tiriaca  magna  met 
succus  fumiterre  laeu  selment  drin- 
cken ende  aldus  selmen  doen  .8. 
[daghe]  anfter  (l.  after)  een.  €J  Item 
ten  vierden  daghe  selmen  weder 
laten  in  den  lever  adere  ende  des 
ander  daghes  in  de  hooft  adere 
ende  laten  van  den  bloede  hute 
nae  den  craft  van  den  me?ische 
ende  tallen  .iij.  daghen  suldi  hem 
stoven  ende  gheven  hem  van  den 


179 


opiaten  vorseit  ende  doetene  laten 
alsoe  .iij.  maenden  lanc  Item  men 
screpew  int  been  ende  dan  ventosen 
setten  onder  den  kin  ende  men  sel 
ruptoriën  setten  opt  been  tote  den 
vorseiden  tijt  Ende  des  smorgens 
selmen  hem  gheven  diaprunus  ende 
dya-anthos  ofte  suker  rosaet  ende 
daer  nae  nutten  de  sirupe  vorseit  de 

c  57d.  fumiterre.  Item  ende  de  weke  twee- 
warf  selmen 'temperen  unguentum 
citrinum  met  rosé  water  ende  daer 
mede  dat  ansichte  smeeren  ende 
dan  decket  met  wegebre  bladeren 
ende  dat  laet  liggen  alden  nacht 
ende  doet  des  smorghens  of.  Dit 
es  de  cuere  jeghen  den  couwe  specie 
commen  van  flumatijc  ofte  van 
melancoliën.  ff  Int  erste  men  sel 
hem  die  materie  ripen  doen  met 
desen  drancke.  «I  Rp  oximel  diure- 
ticu??i  .q.  ij.  sirupus  fumiterre  .§.  j. 
aqua  hor  Rginis  aqua  fumiterre 
.ana  .§.  iiij-or.  misceantwr  ende  dit 
gheft  smorgens  ende  savons  alsoet 
jou  vorleert  es.  Ende  als  den  dranc 
hute  es  dan  suldine  purgiere?i  met 
desen  laxative.  ff  Ro  yera  logodion 
.5.  ij.  jera  ruffini  .5.  j.  ende  twe 
dagen  selmen  stoven  ende  daer  toe 
selmen  doen  bladeren  van  vlien- 
deren  van  edicke  van  scabiosen 
van  fumiterre  ende  lapacium.  Ende 
naer  den  badene  selmen  hem 
gheven  tyriaca  magna  galeni  met 
sop  van  fumiterre  laeu.  Ten  derden 
daghe  salmen  laten  ter  lever  aderen 
ofte  in  den  hooft  adere.  Ende  men 
sel  doen  scarificacie  ende  ventosen 
onder  den  kin.  Ende  jeghen  die 
quade  varwe  selmen  elcke  daghe 
wiin  daer  in  dat  ghelegen  heeft 
te  weike  pulvis  van  reubarbaro 
ende   twee   warf  de   weke  selmew 

c  53a.  savons  dat  ansichte  dwaen  met 
wiine  daer  in  ghesoeden  is  rebar- 
barum. 


Van    den     tresoer    o  mme    te 
ver  houd  ene    laser  ie. 

Dit  es  dat  tresoer  o?mne  te  ver- 
hoedene  laserie  ende  hem  te 
dwinghene  datsi  haere  niet  ne 
barse.  Int  erste  nemt  vilinge  van 
puere?i  goude  ende  pulveriseert 
subtijl  ende  dat  minghet  mette?i 
sape  boragis.  ff  Een  ander. 
Nemt  dat  beenkin  dat  men  heet 
ossis  de  cornu  cervi  dat  selmen 
pulveriseren  subtijl  ende  dat  sel- 
men gheven  drincken  met  succo 
scabiose.  ff  Een  ander.  Theo- 
d  o  r  i  c  u  s  die  wij  set  o?mne  laserie 
te  verdrivene  datsi  niet  wede[r]  ne 
commet.  ff  Nemt  eene  slange  van 
eenen  droghen  berghe  commende 
in  droge  steden  ghevoet  ende  hout 
hem  dat  hooft  of  ende  dan  strecket 
ende  latent  wel  weintelen  ende 
bloeden  tote  datsi  versterreft  is 
ende  stille  leit.  Ende  dan  doeten 
dat  vel  of  ende  suvert  binnen  van 
der  vulheit  ende  dat  vleesch  sel 
men  sieden  ende  daer  of  selmen 
den  siecken  gheven  alle  daghe 
een  stic  datti  niet  ne  wete  wat  es 
want  anders  ne  hate  hijt  nemmer- 
meer  ende  hi  sel  drincken  den 
wiin  daert 

in  ghesoeden  was  ende  dit  sel  c  58b. 
men  doen  toter  tijt  dat  de  siecke 
zwelt  ende  beghint  onthudene  ende 
te  bladereïine  dan  selmen  den 
siecken  legghen  in  eene  stove 
ende  men  saine  smeeren  met  olië?i 
in  de  welke  olie  ghesoeden  siin 
vipera  ende  aldus  sel  hi  ghenesen 
ende  hi  sel  vernieuwen  vel  ende 
vleesch  ende  dit  is  wel  gheprouft 
dicken.  ff  Een  ander  dat  ons 
leert  A  v  i  c  e  n  n  a.  ij  Ende  vele 
anders  auctors.  ff  Nemt  eene  serpent 
ende  men  doe  hem  of  dat  hooft 
ende    den   stert   ende  men   gravet 


180 


in  eene  stede  tote  datsi  vol  worme/i 
si  ende  dan  men  selt  droghen  ende 
dan  sieden  in  wijne  ende  dat  sel- 
uien  gheven  den  siecken  drincken 
alle  daghe  met  sirup  van  seeme. 
<1  Een  ander  ende  dit  seit 
die  selve  mester  men  neme  water 
daer  eene  serpent  in  ghesoeden 
si.  ende  daer  in  selmen  dicken 
baien  den  bart  van  den  siecken 
ende  hi  sel  ghenesen.  <&  Een 
ander  men  sel  tarwe  weiken  in 
water  daer  eene  serpent  in  ghe- 
soeden  is  ende  met  dien  tarwe 
selmen  hoenderen  opvoeien  ende 
men  sel  hem  gheven  drincken 
van  dien  water.  Ende  alse  die 
plunien  van  den  hoenderen  of 
ghevallen  siin  dan  sel  men  die 
hoenderen  scoene  maken  ende 
siedense  in  water  ende  die  selmen 
den  laserschen  gheven  tetene  ende 
hi  sel  van 
c  58c  den  water  oec  drincken  Daer 
dat  hoen  in  ghesoeden  was  ende 
hi  sel  dwaen  sinen  ansichte  in  dat 
selve  water  ende  sine?i  handen. 
Ende  men  sal  hem  doen  laten 
achter  den  vierden  dach.  §  E  e  n 
ander.  Om  tselve  me?i  neme  een 
serpent  ende  men  legghet  in  een 
vatkin  wijns  wel  ghestopt  tote 
datti  wel  verrot  is  der  in  Ende 
van  dien  wiin  sel  den  siecken 
drincken  altoes  ende  anders  niet. 
•I  Een  ander.  Nemt  een  serpent 
ende  men  bradet  met  soute  in 
eenen  pot  ende  daer  of  maect 
pulver.  Dat  sel  de  siecke  eten. in 
alle  sine  spijse  ende  drincken 
ondertijden  der  of  want  het  is 
goet  jeghen  laserscap  ende  jeghen 
vele  vulder  siecheit  den  (l.  slee- 
heiden) die  den  mensche  dicken 
en  meranichwarf  over  cowmen. 

Ende  dese  naer  volghende  cruden 
helpen  oec  den  laserscap:  amig- 


delarum.  borago.  Calamen- 
tura.  Diptanus.  Dragu?itea. 
raphanus.  se a bios a.  Tarta- 
rum.  yera  ruffini.  Tyriaca 
magna  galieni. 

Dye  ghene  die  venin  gheno- 
men  heft  ofte  ghedroncken. 

Die  ghene  die  venin  ghenomen 
heeft  ofte  ghedroncken.  Int  erste 
nemt  warme  water  daerin  minghet 
olie  ende  dat  gheeft  hem  drincken 
des  smorghens  ende  doetene  keeren 
tweewarf  deen  naer  dander  maer 
enige  luden  drincken  melc  met 
oliën    ende   boeter  properlic   want 

dat  saft  van  der  quaetheit  des  o  58d. 
venin s.  Ende  men  merke  naer 
dat  wat  teekin  dat  comt  in  den 
lichame  want  ghevalt  hem  cortsen 
ende  rootheit  des  ansichten  ende 
gheelheit  des  oeghen.  ende  quaden 
stanc  ende  roke  des  monts  men 
sel  hem  gheven  in  drancke  ver- 
coelende  dinghen  ende  blusschende. 
ende  eist  dat  hem  vercranct  die 
slaep  ende  hem  verschenheit  open- 
bare, men  gheven  (7.  gheve)  hem  in 
dranken  heete  dinghen  alse  medi- 
cine  van  assa  ende  diere  ghelike. 
Ende  het  helpt  den  ghenen  seer  die 
hem  ducht  datti  venin  in  ghenomen 
heeft  in  drancke  ghenomen  dicken 
fighen  ende  noten  ofte  hi  neme 
alle  morghen  stonde  Tyriaca  magna 
galieni  cum  terra  sigilata  want 
die  propertheit  van  die  inedicine?i 
es  alsmen  ducht  dat  venin  es  in 
der  spijsen.  Dat  ment  hute  leit  met  f 
keerne.  Ende  als  men  drincketdat 
venij?i  des  sincopis  ghevalt  enperlic 
den  ghenen  diemen  helpen  mach 
ende  dat  ane  de  craft  stect  eist  van 
quaden  venine  contrarie  der  com- 
plexie  der  herten  alse  die  substan- 
cie  luttel  helpt  ende  die  cuere  men 
neme   bas  nar   dat   weder   staet. 


181 


ende  ie  ebt  gesien  dat  weder  stont 
nap  e  pollen  dwelke  dat  is  van 
den  arsten  venine.  Ende  somtijts 
helpt  hem  diamuscus  ende 
c  59a.  Tyriaca  magna  galieni  ende 
diaciniinum  (l.  -cuminum)  al. 

Om  te  weder  slane  dat 
venin  dat  men  heet  Can- 
t  a  r  i  d  e  s. 

Dit  siin  de  medicinen  omme  te 
verslane  alle  die  ghene  die  venin 
ghedroneken  hebben  ofte  canta- 
rides  Item  men  sel  hem  gheven 
drincken  in  drancke  oleum  amyg- 
delarum  ende  teekin  is  datti  bloet 
oec  hem  es  sine  blasé  zwart  ende 
daer  nae  gheneset  die  zweeringe 
der  blasen.  «I  Item  men  sel  hem 
gheven  drincken  succum  apii  ende 
men  sel  hem  gheven  medicine  de  asa 
fetida  ende  tyriaca  magna  galieni. 
Ende  die  ghene  die  melc  drinckt 
ende  hem  daer  nae  comtmorwenisse 
ofte  walghmge  die  sel  nemen 
aisiin  ende  daer  in  nemen  een 
luttel  asa  ofte  succum  calamento 
ghemi?iget  met  sirupo  acetose 
.§.  j.  Dit  doet  tweewarf  deen  naer 
dander. 

«I  Een  ander.  Nemt  spillium 
dat  selmen  drincken  in  drancke 
dat  doet  al  tselve.  Ende  ghevielt 
alsoe  dat  die  mewsche  ate  Cori- 
andrie  onghepreparert  dats  veni- 
nosa  ende  dat  selmen  wel  rucken 
bi  den  ademen  van  den  pacient. 
Men  sel  den  pacient  gheven  drin- 
cken gium  psillium  gelijc  dat  vor- 
leert  es  dat  sel  hem  seer  helpen. 
Ende  somtijts  ghevallet  ende  comt 
toe  den  lieden  van 
c  59b.  ghebraden  dinghen  dat  si  dat  eten 
te  heet  ofte  alsmen  hute  eenighen 
hoven  ofte  viere  trect  eenich  dinc 
ende  ment  niet  laet  verslaen  ende 
men  etet  dats  urtigo  filis  epilie. 


•I  Nemt  in  drancke  rob  stpticorum  (?) 
nnmdatorwm  ende  dan  ghaet  slapen 
der  op  ende  gaet  der  nae  in  een 
badt.  Ende  comt  oec  somtijts  van 
vissche  eene?i  dach  ofte  twee  ende 
eist  dat  sake  dat  hem  valt  datti 
heeft  gheten  dusdanich  spijse  hi 
sel  nemen  in  drancke  ende  in 
suveren  wiin  pulvis  pipem  ende 
men  sal  nutten  kernen  van  avel- 
lanen  ende  somtijts  slaen  der  toe 
quade  toevallen  ende  dien  pacient 
salmen  gheven  nutten  robcitomo- 
rum  Ende  men  sel  hem  gheven  onder 
tusschen  elcm  (l.  electuarium)  dia- 
teron  piperion  ende  men  sel  die 
pacient  gheven  drincken  suveren 
wiin  ende  men  sel  die  maghe  van 
buten  besmeeren  cum  olio  nardino 
savens  alsmen  slapen  gaet  ende  daer 
op  sel  men  legghen  een  warme  cleet. 

Van  der  steken  ofte  beeten 
vander  slanghen. 

Alse  een  mensche  es  ghesteken 
ofte  ghebeten  van  eener  slanghen 
soe  selmew  nutten  mirabolanorwm 
citnnorara  ende  alsmen  die  stecten 
ofte  beeten  niet  ne  weet  waer  of 
dat  es  dan  selmen  persen  op  die 
stede  ende  dan  selmer  ventousen 
op  setten  die  dat  seer  sughen.  Dats 
omme  datment  der  mede  beroere 
ende  dan  selmer  op  bestiïken 

pullica  ende  men  leggher  op  g  59c. 
cancri  contrici  ende  alsmen  siet 
dat  die  stede  beghint  te  volne 
te  zwellene  te  verhittene  dats 
teekin  dat  die  punctuere  daer  es 
van  eenen  quaden  deerenden  diere 
ende  alst  beghint  te  verrottene  al 
zwart  dats  teekin  dat  noch  niet 
doere  ne  comen  si  in  den  lichame 
dan  nes  noch  tvernoye  niet  van 
den  lichame  maer  hets  ten  aller 
quaesten  alse  die  punture  valt  bi 
der    herten    ofte    dat    daer   eene 


182 


groete  arterie  si  die  welke  dat 
dracht  ter  herte  <I  Ende  men  sel 
weten  dat  men  sel  nemen  jeghen 
punture  der  slanghen:  go  et 
tiryaca  magna  galieni 
ende  goet  metridatwm  magnum 
ende  men  sel  oec  gheven  medica- 
menten de  a  s  a  ende  medicine  de 
hermodactali  ende  de  pacient  sel 
altoes  drincken  suveren  wiin. 

Van  der  beeten  ofte  steken 
der    scorpioen. 

Als  een  mensche  es  ghebeten 
van  eenen  scorpioe?*  ofte  ghe- 
steken  int  erste  men  sel  hem 
gheven  nutten  Tyriaca  magna 
Galieni  smorgens  ende  daer  op 
drincken  een  lettele  suveren  wiin 
ende  men  sel  eten  poma  acetosa 
'  et  folia  eorum  ende  taraxaton  ende 
alchinabacium  ende  screpellacio  in 
die  stede  der  punctueren.  ende 
sughinge  oraine  hute  te  trec- 
c  59d.      kene. 

Van  der  beeten  ofte  steken 
der  ruthelen. 

Ende  men  sal  weten  alse  een 
man  es  ghebeten  ofte  ghesteken 
van  der  rutelen.  int  erste  men 
sal  gaen  in  een  badt  ofte  men  sel 
dat  ledt  baien  daer  die  steke  in 
is.  <I  Een  ander,  men  sel  dat 
ledt  graven  ofte  bewinden  met 
sande  ofte  der  op  legghen  heete 
asschen. 

•jEen  ander,  nemt manipulum 
.j.  nigelle.  sencen.  apij  .^.  misce- 
antur  et  fiat  pulvis  ende  dat  leght 
der  op  Ende  jeghen  punctuere  der 
bien  ofte  vespen.  Die  puntuere 
suldi  der  mede  besalven  al  ontrint 
met  desen  nae  volgende  salve. 
<ï  Rd  Bolo  armenicum  .%.  j  aceti 
vini  .%.  \.  olei  violarwra  .5.  ij. 
misceantw  et  fiat  Mnguentum  Ende 


eist  dat  die  tanden  van  den  bien 
in  der  beten  ghebleven  is  soe 
behouft  dat  men  dat  wriven  cuwi 
olio  violarum.  ende  wrivet  die  bete 
met  asschen  ende  daer  naer  soe 
plastert  die  olie  der  op  ende  suveret 
tote  si  hute  gaen. 

Die  bete  van  den  verwoe- 
den  hont   es   quaets  vaw   al. 

Ende  dat  selmen  weten  ofte  hi 
verwoet  was  ende  dat  bi  teekinen 
die  gheseit  siin  ende  die  vele  in 
den  bouc  van  lilium  medicus  Int 
erste  men  sel  op  die  stede  setten 
ventousen  dat  die  corripcie  hute 
trecken  mach.  Ende  men 

seller  op  legghen  medicineneruca  c  60a. 
ende  canfora  gheminget  cm» 
buturo  vaccino  sine  sale  ende  men 
sel  drincken  drancken  de  canckere 
alse  aqua  caprrtbli  ofte  des  gelike 
ende  men  sel  den  sicken  abstineren 
met  goeder  diëten. 

Dits  den  armen  tresoer 
jeghen    venin. 

Dit  es  den  armen  tresoer  jeghen 
venijn  Int  erste  men  sel  nemen 
succus  agr/monie  ende  dat  drincken 
met  witten  wine  ende  dat  es  seer 
goet  jeghen  ghe  venin  de  beten  van 
serpenten  van  honden  van  lieden 
ende  van  gheven  inde  z  weeren. 

Ite»i  ten  selven.  €fl  Nemt  radicis 
diptannis  radict's  tonnen tilla  .ana. 
.%.  j.  hier  of  maect  polver  subtijl 
ende  van  dien  pulver  vorseit  gheeft 
drincken  een  5  te  gaeder  met 
witten  wijne  Dat  doet  te  hans  hute 
sceeden  venijn  probatum  est.  Een 
ander,  de  wortele  van  gencianen 
geleit  in  een  vat  wijns.  bewaert 
die  diïnckers  van  venij?*  sonder 
twiffel.  E  en  ander  Nemt  de 
wortele  van  affodilli  die  suldi  pul- 
vcriseren    ende   gheve?i    drincken 


183 


dat  verwaert  die  mewsche  van 
venine  en  [de]  van  quaeden  spijsen 
ende  drancken.  Ende  dese  navol- 
ghende  speciën  ghenonien  helpen 
jeghen  venine  ende  beten  van 
veni?ide  dieren.  Affo 
c  eob.  dilli.  asa  fetïda.  alliumbd[e]llium. 
balsamum  bdegar.  centaurea.  Dra- 
guwtea.  menta.  Daucus  creticus. 
diptanuw.  gewciana.  radim  yreos 
liliuw.  mei.  oppopenac  pix  liqm'da. 
rafanus.  ruta.  spicanardi.  ^  Solse- 
quinura  squilla.  sal.  sansuci^s. 
Cicorrea  <I  terra  sigilata.  zedoarii. 
Dit  siin  elcm  (l.  electuarium)  ten  sel- 
ven  die  men  heet  opiata.  C[Esdra 
o p i a t a  lito?ztripon  ^  jera  fortissima 
galieni.  Metridatum  opiata.  Tyriaca 
magna. 

Hier  soe  hent  den  bouc  van 
laseriën  ende  rude»  ende  pocken 
ende  van  ghevenmde  besten  ende 
hier  nae  soe  comt  den  bouc  van 
der  navele  ende  van  den  cullen 
ende  van  den  ghescordew  ende  oec 
van  fistelen  hoe  dat  die  ghescepen 
siin  ende  die  cuere  van  elcken 
ende  hier  na  soe  volget  die  taffele. 

Die    taffele    der    of. 

Van  clieren 

Van  stancke  dat  yrcus  heet 

Van  clapphoren 

Van  fistulen 

Van  apostemen 

Van  flegmon 

Van  wonden  zymia 

Van  ruptura 

Van  apostemen  in  der  rooden 

Van  ulceriën  ofte  gate  der  roeden 

Van  apostemen  der  cullen 

Van  erina  in  testiculi  in  der 
cullew 

Van  den  ghescorden  sonder  snidew 


Van  der  scorringen  der  navelew 

Van  den  speneft.  int  set 

Van  fistulen 

Van  den  fondamewte 

Van  clieren  datmen  heet 
scrouffelen  '). 

Van  clieren  diemen  heet  scrouf-  c  60c 
felen  anfter  (l.  after)  de  soge  ende 
gelijc  dat  die  soghe  werpt  verkine 
alsoe  doet  dit  evel  vele  gaetkine 
ende  ghelijc  dat  die  verkine  vroeten 
in  dat  mes  achter  ende  voert  alsoe 
doen  dese  clieren  int  vleesch  van 
der  eener  stede  ten  anderen  ende 
dese  clieren  siin  hardt  overmidts 
dat  si  siin  van  materiëw  van  me- 
lancoliën.  Ende  si  wassen  meest 
in  den  hals  ontrent  den  kelen 
ontrint  den  kakeïi  onder  de  oxsele. 
ende  dese  clieren  werden  onder- 
wilen  versworen  ontrint  de  kele 
ende  si  maken  loepende  geiten  ende 
dan  heetent  eenighe  meesters  des 
sconincs  evele.  Ende  sulke  mensche 
gheloeft  dat  dit  de  conmc  van 
vranckeric  mach  ghenesen  ende 
dat  dit  es  werc  (l.  waer?)  ende  dat 
alleene  metten  over  gripene  van 
sire  hant  ende  dat  eenighe  lieden 
der  of  ghenesen  overmidt  horen 
gheloeven  want  dat  gheloeve  con- 
forteert  den  lichaem  ende  die  con- 
forteringe  verwint  den  lichame 
Ende  dit  es  alse  die  materie  niet 
te  groet  nes  maer  alse  de  materie 
out  es  ende  groet  zwaer  der  na- 
tueren sterc  tonder  te  bringhende 
soene  werden  si  niet  .  alsoe  ghe- 
nesen. «I  Noch  een  ander 
expen'ment  dat  eenighe  mesters 
hebben  ghevisiteert  ende  men  useret 
te  somigher  steden  ende  gheloeft 
Men    leit    den     siecken     op    een 


')  Dit  hoofdstuk  heeft  eenige   overeenkomst  met    Capp.    10,  11  en  12  Vh. 
6e  Boek.  Zie  bis.  133. 


184 


spri?igende  water  huten  gronde 
c  60d.  op  sinte  jans  nackte  midden 
somers  ende  den  siecken  seline?* 
bloet  laten  soe  dat  dat  bloet  valle 
int  water  ende  hi  seghet  datter  vele 
mede  ghenesen  siin  maer  naer 
datsi  van  swaren  doghene  siin  soe 
*{"  de  liede?i  vele  moinessen  mede 
ende  si  soucken  vele  raden  ende 
te  horer  ghenesinghen  behoort 
vele  subtijlnissen.  Want  dese  clieren 
commen  gherne  in  denghenen 
daer  si  noode  in  droghen  ende 
in  den  ghenen  die  vol  limicheden 
siin  ende  vol  humoren.  Ende  in 
den  ghenen  die  vele  eten  ende 
vele  drincken.  meer  dan  hore 
verduwinge  verdraghen  mach 
waer  bi  dat  natuere  overblijft  ende 
on  verteert  wert  ende  dese  over- 
tullicheit  sterct  dese  clieren 
f  menich  sins  van  hore  daermewse 
best  begheerew  mach.  Ende  onder- 
wilen  metten  clieren  ende  onder- 
wilen  niettew  apostemen  Die  welke 
overtullicheit  gheerne  maeken  in 
clieren  ende  in  apostemen  lope?ide 
fistulen  onderwilen  oec  in  spenen 
ende  onderwilen  anders  Ende  daer 
bi  in  dese  hute  broeken  clieren 
diese  hebben  es  vervulte  ende  alle 
overtullicheit  van  spijsen  ende  van 
drancken  quaet.  Ende  men  sel  weten 
datsi  dicken  sullen  liden  ende 
ghedoghen  honger  dats  hem  goet 
medicine.  ende  die  dat  niet  weten 
wille  noch  regement  houwen  ne 
willen  die  siin  quaet  te  ghenesene 
Int  erste  men  sel  den  siecken  doen 
hoeden  te  stupen  vele 
o  eia.  metten  hoofde  nederwert  ende 
hi  sel  hem  wachten  van  roupene 
van  weenen  ende  van  walgene 
Ende  men  sel  die  materie  su  veren 
met  Electuarium  diaturbit  constelic 
ghenomen.  dewelke  electuarium 
pur  giert  flumen  ende  melancolië??. 


Ende  men  sal  weten  dat  scrouf- 
felen  commen  meest  van  melan- 
coliën  ende  glandulen  die  commen 
meest  van  flumen.  Ende  dit  nae 
volghende  medicine  es  hem  goet 
ghegeven  want  het  purgiert  fluma 
properlic  ende  melancolia.  fl  Ro  tur- 
bith  bn(?)  gomosi  .5.  iij.  zuccari  albi 
•o-  \.  dit  selmen  pulverijseeren 
subtijl  deen  in  dander.  ende  hierof 
selmen  den  siecken  gheven  .3.  ij. 
ende  is  hi  cranc  men  saels  hem 
gheven  .3.  j.  Dit  selmen  gheven 
ten  midder  nacht  ende  dan  selmen 
der  op  slapen  tote  dat  beghint  te 
werkene  ende  den  pacient  ne  sel 
ghene  water  drincken  noch  niet 
dat  cout  is  op  sine  spijse  ende 
ventousen  ne  siin  oec  dese  siecken 
niet  goet  want  si  ydelen  dat 
subtijle.  Ende  eenighe  mesters 
segghen  dat  beeter  is  datmen  ven- 
tousen setten  ende  naer  die  yde- 
linghe  der  materiëw  esmen  sculdich 
te  prouvene  oft  mense  mach  doen 
sceeden  eersi  hute  breken  ende 
datsi  niet  soe  doere  hout  siin  datsi 
moghen  smelten.  Maer  men  vint 
vele  lieden  diere  niet  op  ne  hachten 
vor  dat  si  hute  te  broken  siin. 
Dits  eene  piaster 

omme  te  doen  sceeden  scrouf-  c  6ib. 
felen.  ende  niet  hute  te  brekene. 
ij  Nemt  rode  slacken  die  siedt 
met  zwiinen  smout  ofte  met  hoen- 
deren smout  ende  met  wijne  hier 
of  maect  eene  piaster  ende  leghet 
op  die  cliere.  Een  ander.  «I  Nemt 
gheiten  cotelen  die  mmghet  met 
seme  ende  aisine  ende  siedtse.  ende 
leghtse  der  op  laeu.  Een  ander 
dat  ons  scrijft  avicenna.  dat  seere 
wonderlic  goet  es.  i&  Nemt  de  wor- 
telen vander  leliën  lijnsaet  duven 
mes  dit  tempert  al  met  wijne  over 
een  ende  siedet.  ende  eist  dat  de 
clieren    ofte    glandulen    siin    van 


185 


couder  eoraplexiën  ende  si  siin 
bleec  soe  doeter  toe  te  meer  van 
der  messe  vorseit.  ende  eist  een 
kint  ofte  een  wijf  dat  vierendeel 
sel  wesen  mes  vorseit.  €J  Een 
ander.  Dit  es  een  goet  piaster 
otn  clieren  te  ghenesen  eersi  hute 
breken  «I  ^o  seinen  lini  .§.  ij. 
sulfer  .§•  ij.  et  \.  seem  .§.  j.  Dit 
minghet  ende  siedt  over  een  ende 
maect  een  piaster  legghet  der  op 
laeu.  «I  Een  ander  «I  Nemt  de 
wortele  van  brionien  duvenmes. 
ana.  .§.  iij.  barghin  smeer  Dit  siedt 
over  een  ende  legghet  der.  op  laeu 
dit  doet  de  clieren  resolveren  ende 
crempen  weder  in.  «I  Een 
ander  dat  ons  leert  Diasco- 
r  i  d  e  s.  f  Nemt  de  wortele  van 
lapacium  ende  die  siedt  in  wijne 
ende  leght  laeu  der  op  «J  Een 
ander  dat  ons  leert  macer. 
Nemt 
C  6ic.  levende  sulfer  ende  duvenmes. 
liinsaet  nigellen  saet.  ana.  partes 
equales  Dit  stoet  al  over  een  met 
warmen  wijne  dit  siedt  over  een 
ende  hier  of  maect  plasteren  leghtse 
warme  der  op  si  gaen  te  nienten. 
«I  Een  ander  dat  ons  leert 
meester  gillebeert.  <J  Nemt  een 
ey  anabulba  ende  dat  ey  wel  ghe- 
braden  ende  dat  gheeft  drincken 
met  wijne  smorgens  ende  savons 
.iij.  daghe  lanc  after  eens  met 
lettel  etens  ende  hier  mede  hi 
verliestse  Dats  wel  gheprouft. 
ij  Een  ander.  Ende  dit  segghe 
ie  ende  ie  mester  Jan  Iperman 
hebbe  dit  nae  volghende  dicke 
gheprouft  «J  l*o  mes  van  duven 
van  gheeten  van  ossen  ende  dat 
al  droghe.  ana.  lithargirum  cimini 
de  wortelen  van  coelen  seme?z 
apii  galbani  bitter  ama?idelen  dit 
minghet  met  pecke  ende  met  een 
lettele  olium  oliva  ende  out  barghin 


smout  Dit  leght  der  op  Dit  doet 
den  scrouffelem  te  nienten  gaen 
erst  moet  men  den  pacient  pur- 
gieren  met  pillen  de  turbith  ofte 
pulver  ghemaect  van  turbith  gelijc 
dat  vorseit  is.  «I  Een  ander 
«I  Nemt  seinen  sinapis  Dat  stoetet 
met  overjarich  barghin  smeer  Dit 
selmen  der  op  legghen  warme 
ende  dit  doetse  vergaen  te  nienten 
eist  dat  men  den  pacient  erst  te 
voren  purgiert  met  pulvis  de 
turbith.  «1  Een  ander 

Nemt  de  wortelen  van  wegebree  c  6id. 
die  selmen  braden  ende  die  sel 
den  pacient  altoes  draghen  over 
hem  Dit  selse  houden  ende  be- 
dwingen, datsi  niet  sullen  moghen 
wassen,  f  Een  ander  «J  Nemt 
wegebre  ende  die  gh[e]  wreven  met 
soute  ende  der  op  gheleit  dat 
doetse  te  nienten  gaen.  ^  Een 
ander.  Dat  ons  leert  a  v  i  c  e  n  n  a 
•I  Nemt  die  blowme  van  boenen 
die  selmen  stoeten  ende  daer  op 
legghen  ende  si  sullen  vergaen. 
Mester  gillebert  seit  dat 
bloet  van  der  slecken  op  de  clieren 
gheplastert  doetse  te  nienten  gaen. 
€J  Een  ander  Nemt  succi  ruthe 
abrotonum  .ana.  partes  equales 
dese  sapen  ghedroncken  die  cru- 
den op  dat  gat  geleit  gheneset. 
€J  Een  ander  <I  Nemt  diaquilon 
dat  leght  der  op  dat  es  ghepriset 
van  vele  mesters.  <I  Een  ander. 
«I  Nemt  musselagis  (l.  -ginis)  fenu- 
greci  mussel  (Z.  -aginis)  lini.  mus- 
selagim's  bismalve.  ana.  lib.  j. 
litargirum  lib.  j.  olei  olivarnm 
lib.  ij.  hier  of  maect  erwplastrum. 
Ende  ie  mester  jan  yperman 
plach  dit  piaster  te  makene  ende 
het  dinct  mi  wel  alsoe  goet  alse 
eenich  dat  iet  (l.  ie)  vaut  Ie  nam 
van  elcken  crude  j.  pont  ende 
doen   maecte  icker  of  mussilagis 

12' 


186 


(l.  -go)  daer  of  nam  ie  een  pont. 
litargirum  subtylissime  pulverisati 
lib.  j.  et  .£. 
c  62a  oleum  olivarwm  lib.  ij.  cere  lib. 
\.  dit  vergaderde  ie  alsoet  behoert. 
Dit  is  een  water  om  te  ontbinden  e 
scrouffele?i  ende  glandulen.  ende 
het  brect  den  steen  in  den  blasé 
ende  mor  wet  die  hartheit  in  den 
levere  ende  nieren,  ende  binnen 
.3.  daghe  elc  metael  tj  B^>  radiez's 
celidonie  jusquiami  titimalli  cicute 
squille  marine  rute  silvestris  mali- 
terre  affodilli  Dit  stampt  al  over 
een  ende  dit  sublimeert  .iij.  [werf] 
doere  eene  halembic  ende  hoet  jou 
daer  af  want  dat  watere  es  venijn. 

Van   den  stancke  dat  yrcus 
heet  in  de  oxelen. 

Nu  soe  willen  wi  leeren  ende 
scriven  van  stancke  der  oxcelen 
datmen  heet  yrcus.  Om  dat  te 
verdrivene  daertoe  selmen  doen 
aldus.  In  dat  erste  men  sel  hem 
dat  haer  of  sceren  ende  men  se[l] 
die  oxcelen  wel  wriven  met  goeden 
wine  ende  met  rosé  water  deen  in 
dander  ende  met  siedinghen  van 
cassilen.  «I  Een  ander.  €|  Nemt 
witten  wiin  wel  ruckende  ende 
daer  in  tempert  een  luttel  muscus 
ofte  amber  gris  ende  daer  mede 
besalvet  de  oxcelen  savons  alsmen 
slapen  gaet.  Jeghen  zwellinge  ende 
zweeringe  der  tanden,  siedt  in 
wine  cuminum  ende  droge  ghe- 
wreven  fighen  ende  daer 
c  62b.  of  maect  eene  piaster  ende  leg- 
ghet  warme  op  der  stede. 

Van  den  clappoeren  diemew 
heet  bubo. 

Van  bubo  dat  siin  clappoeren 
ende  si  heeten  alsoe  achter  die 
hule  die  welke  altoes  woenen  in 
de    gaten   daert   doncker  is   ende 


in  heimelicke  steden  In  bomen  in 
husen  in  kerken  ende  dese  appos- 
teme  si  ghelijct  want  si  verkiest 
heimelicke  steden  alse  onder  de 
oeren  onder  de  occelen.  ende  in 
de  liesschen  ende  dese  aposteme 
ne  selmen  niet  weder  slaen  met 
coude  plasteren.  omme  deser  nae 
volghende  redene  wille.  Ende  men 
sel  weten  dese  aposteme  die  onder 
den  oerew  commen  metter  apos- 
temen  soe  suveren  hem  die  hersinen 
van  horen  overtullingen  humoren 
die  daer  waert  loepen  alse  eene 
fontein  e.  Ende  de  bubo  die  onder 
die  oxcelen  rijsen  bi  hem  purgieren 
dat  herte  ende  die  longhen  ende 
die  borst  Ende  die  in  de  liesschen 
staen  daer  suveren  hem  die  onder- 
sten leden  van  den  buucke  alse 
levere  milte  niere  ende  darme  ende 
omme  deser  reden  vorseit  ne  esmen 
gheene  sculdich  te  wederslane 
noch  van  der  steden  te  verdrivene 
met  couwen  medicinen.  want  die 
materiën  die  hem  souden  suveren 

bi  bubo  der  apostemen.  verslouch  c  62c. 
men  die  Die  mensche  waer  in 
groete  vreese  daer  te  laden  in  dat 
lijf  groete  siecheit  ende  apostemen 
zwellmge  ende  menisoen  beleet 
(l.  belet)  van  wel  te  horne  ende  vele 
andere  dolingen  in  der  leedew  vor- 
seit Ende  daer  omme  selmense 
doen  hute  breken  ende  suveren 
ghelic  andere  apostemen.  Int  erste 
omme  dese  aposteme  hute  te  doen 
breken  soe  leght  er  op  dit  molli- 
ficatijf  ff  ]^o  mussilagi?u's  semew 
lini  fenugreci.  r&dicis  malve.  bis- 
malve  .ana.  %.  ij.  exuwgie  porcine 
quoad  sufficit  Dit  minget  ende 
siedt  over  een.  ende  dit  leght  der 
op  wel  warme  smorghens  ende 
savons  tote  die  bubo  morwe  ende 
altoes  baiense  met  lauwen  water 
eermen    den   piaster   der   opleght 


187 


ende  als  jou  dinct  dat  si  es  morwe 
dan  nemt  eene  vlieme  alsoe  (schets) 
ghemaect  en.de  snitse  op  in  de 
langde  dan  su verse  wel  dan  ebt 
ghemaect  eene  wiecke  van  stoppen 
ende  stectse  der  in  ende  daer 
boven  soe  leght  eene  piaster  die 
vorscreven  staet  int  capittelum 
van  den  hoofde  die  men  heet 
unguentum  fuscum  ende  alsoe  sel- 
ment  laten  ligghen  tote  des  ander 
daghes.  Dan  selmen  den  plasteren 
of  doen  ende  baient  ende  suverent 
met  lauwen  water  ende  dan  drogent. 
Dan  selmen  der  in  steken  eene 
wiecke  ghenet  met  mow- 
c  62d.  dificative  dat  hier  nae  volghet 
ende  daer  boven  leght  eene  piaster 
van  xinguentum.  fuscum  «J  ]^>  suc- 
cum  apium  recentis  .3.  iij.  meilis 
.§.  j.  blomme  van  tarwen  .§.  \. 
dit  minget  over  een  ende  siedt 
een  wilken  ende  daer  met  besalvet 
diene  wieken  Dits  een  goet  mun- 
dificatijf  want  het  suvert  ende  doet 
vleesch  wassen.  Avicewna.  die 
placher  op  te  leggene  dese  nae 
volgende  salve  Ja  alsi  wel  droughen 
ende  etterden.  «jSalve€|[]^o  resine 
albe.  lib.  \.  cere  .§.  v.  aceti  vini 
.§.  ij-  Dit  siedt  over  een  tote  dat  de 
wiin  ec  il.  oec)  versoeden  is  ende 
dan  doet  of  ende  doet  in  dine  bosse 
Dit  was  sine  salve  daer  hi  met  vele 
wo?iden  cuererden  ende  ghenas  ja 
die  versch  waren. 

Van  den  siecheit  diemen 
.    heet    fistul  a. 

Fistula  ofte  fistele  dats  eene 
ghegate  siecheit  binnen  wider  dan 
buten  ende  de  mesters  segghen 
dat  fistele  siin  menichrande  maer 
die  ouwe  mesters  die  segghen 
fistelen  die  gerechtich  siin  die 
hebben  harte  (l.  harde)  ghezwollen 
boorde  alse  eene  penne  ofte  pipe 


alsoe  .Avicenna.  seit  ende  daer 
achter  heeft  hi  sinen  properen 
name  achter  die  pipe 

fistula.  Die  fistule  comt  onder-  c  63a, 
wile  van  saken  van  buten  ende 
onderwilen  van  saken  van  binnen 
alse  van  aposteme  ende  van 
zweeringhe  ende  quetsingen  die 
qualic  waren  van  binnen  gheheelt 
alse  van  verrotten  overtullingen 
humoren  van  der  virtuut  daer 
waert  stekende  natuere  te  weike  lei- 
den gesent  ofte  datsi  siin  ghesteken 
te  eener  canker  steden  ende  datse 
die  stede  moet  ontfaen  bi  bedwange 
Nou  soe  willen  wij  gaen  toter 
werken  der  cueren.  Int  erste  men 
sel  bekennen  die  quade  ghecor- 
rumperde  humoren  die  de  me?ische 
in  heeft,  ende  die  humoren  selmen 
hut  suveren  met  sinen  properen 
medicinen  dats  te  segghen  datmen 
sel  gheven  voren  een  preperatijf 
dats  een  bereetsele  die  de  humoren 
ripen  ende  daer  nae  alse  de  humoren 
ripe  sijn  selmen  gheven  een  laxatijf 
daer  dienende,  ende  daer  nae  sel- 
men gheven  pillen  der  toe  dienende 
diemen  sal  useren  over  ander 
dach  ende  die  pillen  ende  die 
medicinen  vinden  wij  ghenouch  in 
onsen  antidotarium  ghescreven. 
Ende  eist  dat  dese  fistule  comt 
van  bloede  ende  dat  te  vele  bloets 
es  in  den  mensche  soe  selmen  dat 
bloet  ydelen  ter  aderen  die  welke 
aderen  selmen  nemen  die  beste 
mach  suveren  dat  siecke  ledt  ofte 
men  maecht  suveren  met  ventousen 
op  dat  van  node  si 

Ende  men  sel  weten  dat  den  fistele  c  63b. 
somtij  t  comt  ende  wert  in  vleesch- 
achtich  steden  ende  somtijts  in 
senuachtigen  steden  ende  oec  in 
senuwen  ende  somtijts  soe  wert  hi 
in  der  beene  in  sine  bome  ghevort-  f 
heet  (l.  ghevortheit)  ende  dan  ne 


188 


mach'  den  fistel  e  niet  ghenese?i  die 
verrotthe  beenen  ne  werden  erst 
hute  ghedaen  of  ghescrepet  ende 
ghesuvert  van  den  gansen  beene 
met  instrumenten  daet  Cyrugie 
mede  werct  aldws  gemaect  met 
eenen  haecke  in  desen  maniere  (zie 
fig.  XXXIX)  ende  daer  met  salmen 
dat  quade  been  of  screpew  van  den 
goeden.  Ende  ypocras  ons  wel  leert 
ghi  meesters  va,n  Cyrugiën  siet  wel 
dat  ghi  wel  rumt  dat  quade  van 
den  goede  want  blever  iet  an  van 
den  quaden  die  fistele  souder  weder 
of  wassen  ende  groien.  ende  som- 
tij ts  eist  al  verrot  ende  somtij  ts 
maer  een  deel.  Ende  eist  dat  sake 
dat  tgat  van  den  fistele  buten  te 
nauwe  is  soe  nemt  maren  van  j. 
vliender  ende  dat  stect  der  in  daer 
mede  salt  wijden  seer  of  temen 
snidene  daer  men  toe  mach.  ende 
dat  mer  in  doen  mach  pulveren 
diere  in  behouven  ofte  lavasien 
ghemaect  van  wine  ende  van  seeme 
ofte  andere  lavacia  dat  soete  be- 
houft  Dit  doot  den  fistele.  ende 
f  etter  of  dat  quade  vule  vlesch. 
Ro  levende  calc  atrament  floris 
erts  alumen  hier  of 
c  63c.  soe  maect  subtij  1  pulver  ende 
van  desen  pulver  op  de  wieke 
gestroit  ende  te  voren  de  wieken 
ghenen  (Z.  ghenet)  in  dwitte  van 
den  eye.  Ofte  poeder  ghestroit 
van  spaens  groen  op  de  wiecke 
ghenet  erst  in  aisiin.  <I  Een 
ander  <I  Nemt  spaens  groe?ï  wit 
alume?i  hier  of  maect  pulver  ende 
dat  ghemmget  met  seeme.  fl  Een 
ander  €fl  Nemt  gheberrent  sout 
spaens  groen  .ana.  hier  of  soe 
maect  pulver  subtij  1.  <J  Een 
ander  •][  Nemt  een  eyere  scale 
ende  die  eyere  scale  vult  met 
opermente  ende  coperoet  ende 
menschen  drec  .ana.  partes  aequales 


Dit  al  over  een  gheberrent  ende 
hier  of  ghemaect  subtijl  pulver. 
Dit  pulver  ghedaen  op  de  wiecke 
gheneset  den  fistele.  Ofte  die 
wortele  van  anabula  ghepulvert 
gheneset  den  fistulen,  «J  Een 
a  n  cl  e  r  €fl  ]^  Nemt  eene  levende 
padde  ende  canep  volle  wort  sap 
van  rute  ende  van  boenen  Dit 
stopt  in  eenen  erden  pot  met  leeme 
ende  met  parts  torten  ghemmget 
ende  daer  of  berrent  pulver  in 
eenen.  oven  ende  dan  latent  coelen 
ende  dan  ontdecten  ende  maecter 
of  pulver  cleene  ende  doet  in  den 
fistele  metter  wiecken  ghelijc  dat 
vorseit  es.  €J  Item  men  sel  weten 
daermew  tpulver  leit  dat  ment  sel 
laten  legghen  tote  dat  hute  drijft. 
<IEenander<I  Constantinus  seit 

Dat  hooft  van  den  hont  ghe-  c  63d. 
berrent  te  asschen.  gheleit  in  den 
fistele  gheneset.  <E  Een  ander. 
Dit  segghen  de  .iiij.  mesters  dat 
dit  es  een  seeker  pulver  om  fistulen 
te  ghenesene.  CJ  ^o  agmnonie. 
pimpernelle.  arnaglossa.  centum 
galli.  tartari  viridis  eris  .ana.  5.  j. 
ende  alse  die  stede  van  den  fistele 
ghesuvert  is  dan  stect  dit  pulver 
der  in  met  eenen  wiecken  §  Een 
ander,  ende  siedi  dat  die  fistule 
es  met  vele  gaeten  ende  dattene 
de  medicine  met  rechte  niet  ghe- 
drogen  can.  dan  nemt  den  stront 
van  der  gheit  laeu  met  seeme 
ghemi?ighet  der  op  gheleit  Dit 
bewert  die  zweeringe  ende  trect 
te  hem  die  verrothede  ende  het 
gheneset  canker  fistulew  ende  vuile 
seer.  «I  Een  ander  «I  Nemt  dat 
mes  van  den  rne?£sche  gheberrent 
te  pulver  .%.  ij.  pulver  piper  longi 
.%.  \.  dit  mmghet  te  gader  met 
seeme  ende  bove?i  alle  dinghe?i 
verslaet  dat  canckere  ende  fistule. 
<I  Een  ander  Es  de  fistule  buten 


189 


nemt  pes  columbini  dat  stampt 
ende  duwet  tsap  der  hute  Dat  sap 
doet  der  in.  Ende  is  den  fistule 
binnen  dat  sop  selmen  drincken. 
ff  Een  ari  der  jeghen  den  fistule 
ende  cankere  ff  Xemt  dat  sop  van 
titimallus  ende  smout  barghin 

C  64a.  dit  siedt  over  een  ende  doeter 
toe  mirre,  ende  daer  in  soe  net 
dine  wiecke  dit  stect  in  den  fistule 
dit  selse  met  allen  droghen  Dits 
dicken  seer  gheprouft. 

fj  Een  ander.  Xemt  witte?i 
wiin  daer  anabula  in  ghesoden  is 
dat  gedaen  in  den  fistele  dat 
droechten  ende  mester  gillis  seit 
dat  die  wormen  der  in  doot. 
ff  Een  ander  «I  Xemt  duven 
mes  ghesoeden  met  melc  van  ghee- 
ten.  Dit  gheleit  op  den  fistele 
droechten  ende  suvertene.  ff  E  e  n 
a  n  d  e  r.  Xemt  dat  sap  van  tapsus 
barbatns  dat  ghesoeden  met  seeme 
gescumt  over  een  toter  consumpcie 
van  den  sape.  Dan  doet  der  in 
pulver  van  spidei  en  [de]  van  den 
geluen  mirabolani.  Dit  minghet 
over  een  ende  doet  op  den  fistele. 
ff  Een  ander.  Xe??it  serpillum 
ende  dat  met  sout  ghewreven  ende 
dat  op  den  fistele  gheleit  ghe- 
neset.  ff  Een  ander.  Mester 
gillis  seit  in  eenen  bouc  heet  d  i  n  a  s 
dat  titimalli  met  sinen  wortelen 
gbedroeghet  in  eenen  houen  ende 
daer  nae  maecter  pulver  of  ende 
dat  met  eener  wiecken  in  den 
fistele  leit  dat  gheneset.  ff  E  e  n 
a  n  d  e  r.  Xemt  operme[n]t  leven.de 
sulfur  ende  levende  calc  Dit  mi?iget 
met  seeme  ende  hier  of  leght 

c  64b.  .3.  ofte  vierwarf  op  den  fistele. 
ff  Een  ander.  Xemt  wit  peper, 
droghe  figen  wortelen  van  petro- 
celini  dit  minghet  te  gader  ende 
leght  op  den  fistele.  ff  Een 
ander.   Mester  gillebert  seit  dat 


bloet  van  den  slecke?i  dat  in  den 
fistele  ghedaen  gheneset  den  fistele. 
ff  Een  ander.  Xemt  olibanmn 
ende  maect  subtijl  pulver  Dit 
mi?iget  met  witten  wijne  ende  dat 
stect  in  den  fistele.  Dat  droghet 
den  fistele.  ff  Die  werke  der 
cueren:  omme  die  fistele  van 
binnen  ende  dits  een  goet  wonderlic 
dranc  jeghen  den  fistele  van  binnen 
dicke  gheprouft  te  dodene  ende 
die  verrotte  beenen  hute  te  stekene. 
ff  Ro  de  wortelen  van  arnaglossa 
fragoria  kemp  ofte  dat  saet  lapa- 
ciu?n  acutuni  tormentilla  jacea 
alba  jacea  nigri  rode  coelen.  ana. 
m[anipulus]  j.  tanacetum.  m.  ij.  Dese 
vergadertende  siedtsein  eenen  stoep 
witten  wiine  tote  dat  comt  op  de 
helft  ende  dan  doeter  toe  meilis  dis- 
pumati.  ende  hier  of  soe  gheeft  hem 
drincken  tweewarfs  sdaghes  telken 
.2.  lepelen  vol  smorgens  ende 
savons.  ff  Een  ander  Dranc. 
ff  Ro  roode  coelen  feniculi  abro- 
tanmrc  tenacetu?n  fragaria  cubia 
fictorum.  herba  roberti.  arnaglossa 
apium  canabns.  ana.  m.  j.  Dit 
selmen  sieden  in  een  stoep  wit 
wijns  met  meilis  dispumato  tote 
dat  den  (l.  deen)  helft  versoeden 
si  ende  daer  nae  coeleret  ende  van 
desen  drancke  gheeft 

drincken  .2.  warf  sdages  ghelijc  &  64c 
dat  vorleert  es  ff  Een  ander. 
ff  Ro  succi  betonice  succi  &gri- 
monie  abrotanmn  succi  ruthe  succi 
marubrium  .ana  .§-  j-  Dit  sap 
minghet  met  wijne  ende  ghevet 
drincken  tweewarf  sdages  alsoet 
vorsen  es. 

ff  Een  ander  ff  Re  canep 
ofte  dat  saet  radicis  arnaglossa 
anacetum  fragaria.  agrmionie  ga- 
riofilata  spragus  herba  roberti 
croppen  van  bramen  .ana.  m.  j. 
rode  meede.  m.  j.  et  \.  Dit  siedt  in 

12- 


190 


witten  wijne  ende  doeter  toe  meilis 
dispuniato.  Dit  siedt  in  een  stoep 
wiins  tote  dat  den  (l.  deen)  helft 
versoeden  si  Dan  coleret  ende  dat 
selmen  gheven  drincken  gelijc  dat 
jou  vorleert  es.  <&  Eenander. 
C|  Nenit  wilde  saelge  die  selmen 
stampe?i  met  wine  ende  dat  ghe- 
droncken  ghelijc  dat  vorseit  is. 
Ende  van  den  crnden  gheleit  op 
den  fistele.  Dit  gheneset  bi  lanc- 
heit  van  tide.  Item  ende  eenighe 
mesters  segghen  dat  sap  van  der 
netelen  ghedroncken  doet  datselve. 
«I  Een  ander.  'Ende  dit  leert 
ons  mester  albrecht  van 
c  o  1  e  n  e.  Dat  pulver  aristologia 
rotonda  ghegheven  drincken  een 
5.  \.  met  witten  wijne  des  smorghens 
ende  savons  ende  te  middage.  ofte 
pillen  der  of  ghemaect  doet  die 
materie  van  den  fistule  hute  gaen 
bi  camer  gange  ende  gheneset  al. 
tjf  Een  ander,  ende  dat  selve 
doe(t)  gariofilata  dat  ghestampt 
met  wijne  ende  van  dien  sape  ghe- 
droncken .iiij.  warf 
c  64d.  sdaghes  ende  van  den  crude 
op  dat  gat  gheleit.  <I  Een  ander. 
<I  ^d  Succi  pollum  montanum 
sucei  herba  benedicta.  succi  agn- 
monie  Dit  sap  mi?iget  met  wijne 
ende  ghevet  drincken  als  vorleert 
es.  Ende  men  sel  weten  dat  agre- 
monie  es  een  van  den  besten 
cruden  die  ten  fistele  toe  hoeren. 

Van  apostemew  die  coramen 
van  colera  combusta. 

Van  apostemen  die  commen  van 
colera  combusta  ende  die  mesters 
heeten  se  erissipila.  orame  dat  dese 
es  meer  onghetempert  ende  droge 
ende  si  ontstect  gherne  ende  wert 
zwart  bi  hore  selven  over  midts 
den  brant  ende  berrende  hitte  der 
coleren  in   wat  aposteme  Daer  si 


toe  vloit  daer  maect  si  soe  groete 
zweeringe  met  hitten  datsi  zwart 
wert  ende  si  sciint  medallen  oft 
waer  verberrent  ende  onderwilen 
datsi  hute  valt  essi  niet  met  sub- 
tijlheden  met  medicinen  versteken 
ende  vercoelt  ende  si  maect  int 
beghinsele  groete  rootheid  zwee- 
rende  hitte  ende  met  stijfheden 
ende  die  stede  wert  haestelic  ge- 
maturert  ende  ghebroken  hute 
haestelic  overmidts  horen  groeter 
hitte  ende  horen  cleenen  substan- 
ciën  van  verscheden  diet  beledt 
ende  daer  bi  es  die  stede  haestelic 
ghevult  ende  gheulcerert  ende  dan 
dit  leeke 

onbekinde  siende  die  niet  ne  c  65a. 
weten  van  der  saken  ende  dat  es 
orame  datsi  gheene  kennesse  dra- 
ghen  ane  de  natuere  waer  of  datsi 
niet  geleert  ne  siin.  ende  onder- 
winden hem  met  horen  valschen 
stoutheit  ende  si  gheven  stappans 
vonnisse  dat  is  der  scult  ofte  van 
der  kerssen  van  atrecht.  ende  dit  f 
doen  eenighe  mesters  de  lieden  te 
verstane,  ende  si  makens  hem  daer 
mede  quit.  ende  si  besscuden  (Z. 
bescuden)  hem  ende  aldus  dolen 
dicken  de  lieden  bi  onmerkende 
mesters,  hem  onderwinden  van  seg- 
ghene  datsi  niet  ne  weten.  Ende  si 
laten  natuerlike  hitte  varen  ende 
gaen  dolen  voer  eenen  sant.  met 
stocken  ofte  kersen  ende  dat  hem  die 
santen  willen  beraden  ende  willen 
die  santen  niet  soe  wert  die  natuere 
hulpeloes  soe  datterdesieckeomme 
sterreft.  Item  ghelijc  is  ditte  dat 
een  mensche  liet  tetene  ende  te 
drinckene  eenen  dach  ende  beiden 
often  god  voeden  soude^ende  voeden 
niet  god  hi  mochter  wel  omme 
sterven  ende  groet  meskief  hebben. 
Ende  alsoe  eist  van  den  siecken 
eist  dat  den  siecheit  es  soe  groet 


191 


datse  natuere  niet  onderdoen  ne 
can.  ende  men  hoer  oec  met  medi- 
cinen  niet  ne  helpt  soe  sel  den 
siecke  sterven.  Maer  es  de  hu- 
moren ende  den  siecheitsoe  cleene 
datse  natuere  verwin  - 
c  65b.  nen  mach  die  welke  hore  pint 
altoes  te  makene  daer  si  mach. 
dan  sel  den  siecken  te  bate  slaen 
ende  ghenesen.  Int  aller  erst  soe 
sullen  wij  roupen  ane  god  almach- 
tig ende  cosmas  ende  damianus 
ons  werc  bevelen  ende  als  wij  siec 
siin  wij  sellen  natuere  helpen  met 
medicinen  ende  alse  de  siecke  soe 
cranc  es  datti  niet  drincken  ne 
mach  noch  eten  Dan  siin  wijt 
sculdich  al  te  bevelen  gode  ende 
de  natuere  te  helpene  van  buten 
soe  dat  wij  best  mogen.  Dese 
coleric  aposteme  die  men  scelt 
erissipila  die  es  int  beghincel  al 
omme  roet.  ende  seer  hittich  van 
den  verwoeden  colera  ende  zware 
zweeringe  der  in  ende  felhede 
ende  alst  es  ghematureert  dan  wert 
die  zweer  sochte  van  allen  apos- 
temen  ende  sulken  tijt  soe  loept 
dit  opwart  ende  nederwart  in  der 
leden  naer  den  groeten  felheit  der 
materiën  ghespreet  ende  sulken 
tijt  soe  blivet  staende  alse  die 
materie  niet  te  groet  nes  ende 
dan  blussche  bi  hore  sel  ven.  Ende 
sulken  tijt  ghevallet  alse  dese 
aposteme  hute  brecket  dat  etter 
datter  hute  comt  es  alsoe  zwart 
alse  eene  coele  ende  ghelijc  sticken 
vleesch  soe  seer  eist  verhit  van 
der  hitte,  erissipila.  Ende  onder- 
tijden commet  oec  van  quade?i 
wercken.  ende  bi  onversienlicheit 
van  den  mesters  alse  in  ghebroken 
beene  in  wonde  in  andere  steden 
alsoe  datsise  te  vaste  binden  ende 
te  stercke  strictoriën  ligghen  (l. 
legghen)  ende  dat  meest 


vuile  jonghe  lieden  datsi  dat  c  65c. 
bloet  soe  vaste  der  hute  persen 
bi  dat  van  der  quetsinghen  zwellet 
ende  soet  meer  zwellet  die  banden 
vaster  werden,  omme  dwelke  dat 
daer  versterven  moet  ende  zwart 
alse  eene  cole.  ende  bi  overgaende 
coude  ende  wacheden.  alse  die 
riden  gaen  ende  loepen  int  water 
ende  daer  nae  die  beene  vercouwen 
ende  warden  zwart  stinken  ende 
versterven.  Dus  selmen  gaen  ter 
cueren  eist  dat  sake  dat  ghi  comt 
in  eene  stede  daer  een  leedt  ont- 
steken wille  soe  dat  zwart  beghint 
te  werdene  ende  al  ontrint  root 
si  Dan  eist  een  luttel  te  langhe 
gebeit.  maer  alst  es  seer  root  heet 
ende  oec  gheswollen  met  vele 
materiën.  men  sel  dan  daer  ontrint 
striken  van  desen  navolgende 
defensatijf.  Bo  boli  armenici  .;>  ij- 
sanguis  draconis  .§•  i-  terre  sïg-ï- 
late  .§.  j.  olei  rosarum  aqua  rosarum 
aceti  boni  .iiij.  minget  al  te  samen 
in  eenen  mortier  et  usui  reserva 
ende  van  desen  defensatijf  strict 
der  omtrint.  maer  niet  der  op. 
Ende  eenige  mesters  comen  ende 
legghen  boren  der  op  dat  aposteme 
coude  plasteren  ende  doen  die 
hitte  die  hute  slaen  soude  die  doen 
si  slaen  in  wart  ende  si  wanen 
met  couwe  dese 

aposteme  te  verslaen.  ende  aldus  c  65d. 
soe  meerdere?z  si  die  hitte  Exempel 
bi  eenen  potte  die  staet  ende  siedt 
op  tvier  onghedect.  dat  die  wasem 
hute  mach  slaen  dien  pot  en  sel 
niet  over  loepen.  Ende  oec  mach 
men  merken  eenen  mensche  die 
gaet  baden  in  cout  water  ofte  valt 
in  cout  water  ende  sine  handen  in 
den  winter  der  mede  dwaet  sine 
handen  ende  des  smorgens  alsoe 
die  ribaude?i  doen  die  lettele  ane 
te  doen  hebben   die  coutheit  van 


192 


den  water  die  stopt,  ende  gaetnien 
in  baden  ofte  in  der  stoven  ende 
die  doere  open  gaet  die  hitte  slaet 
der  hute.  Die  porres  die  metter 
gheberrender  hitten  open  gedaen 
werden  ende  daer  bi  wert  die 
spijse  tongelic  verteert.  Om  de 
welke  Ypocras  seit  met  vullen 
buucken  in  heete  baden  te  baien 
maect  corts  over  midts  die  spijse 
in  den  maghen  onghesoden  bli- 
vende  bi  ghebreke  der  hitten  diere 
ghetreden  is  ende  bi  deser  redene 
soe  siin  lieden  die  bet  verteren 
hoeren  spijse  ende  meer  heten 
winters  dages  dan  te  somer.  want 
dat  coude  buten  bestopt  die  hitte 
binnen.  Ende  contrarie  te  somere 
soe  werden  die  zweet  gaten  ghe- 
opent.  Ende  aldus  eist  te  verstane 
in  deser  dingen  couwe 
C  66a.  dinghen  der  op  gheleit  die  siin 
stoppende  daer  binnen  die  hitte. 
Ende  op  der  apostemen  selmen 
leggen  mitigativen  ghetempert  die 
heet  siin  die  de  zweeringe  sachten 
dat  die  hitte  hut  slaen  mach  ende 
die  grouve  wacheit  vaporen  in 
die  piaster  dat  sel  die  materie 
mindere?i  ende  die  stijfheit  ver- 
lichten slaken  sachten.  Ende  dit 
es  een  goed  mitigatijf  sachtende 
ende  een  prepaeratijf  te  legghe?i 
op  die  stede  daer  die  materie  es 
Nemt  crumen  van  brunen  brode, 
wiin  effene  hier  of  een  piaster 
ghemaect  ofte  een  papkin  ende  dat 
daer  op  geleit  al  warme.  Een 
ander  mitigatijf.  Nemt  crumen 
van  tarwin  brode  ghesoden  met 
soete  melc  ende  dat  selmen  warme 
der  op  legghen.  Een  ander. 
Nemt  gherstin  mele  dit  siedt  met 
soete  melc  ende  legget  der  op  laeu. 
Een  ander.  Nemt  ghersten 
mele  wiin  boetere  dit  siet  al  over 
een  ende  maect  piaster  endelegghet 


der  op.  Ende  men  sal  bloet  laten 
ter  aderen  daer  dat  ledt  aller  naest 
es.  daer  met  sel  dat  bloet  minderen, 
ende  men  sel  weten  dat  ventosen 
te  settene  op  sulc  danich  stede  es 
verbodeü. 

Van  bescautheit  van  hete 
water  ofte   van   vier  e. 

Nou  willen  wi  jou  leeren  van  c  66b. 
bescauwinghen  ende  alse  die 
mensche  es  bescaut  van  viere  ofte 
van  water  of  andersins.  Cuere 
dertoe :  Nemt  haer  van  hasen  wel 
cleene  ghesneden  dat  leght  der  in 
al  vol.  Een  ander:  eist  van 
viere  gheberrent.  Nemt  de  wortelen 
van  der  wilgen  die  snit  cort  in 
tween  ende  stampse  ende  dat 
minget  met  de(n)  witte  van  den  eye 
ende  legghet  der  in  dat  voet  wel. 
Een  ander.  Mester  diere  seit 
Nemt  calc  ende  dwaet  9warf.  dan 
doeter  toe  alsoe  vele  oliën  alser 
calxs  es  dit  minghet  al  over  een 
in  moduwi  unguentum  ende  daer 
met  besalvet  dat  seer.  dat  ghe- 
neset.  Een  ander.  Ende  experi- 
mentator ons  leert:  Nemt  olie  van 
doders  van  eyeren.  ende  met  een 
vederkin  salvet  dat  seer  dit  trect 
hute  den  brant  ende  gheneset. 
Een  ander  dat  die  selve  mester 
seit  Nemt  atramentum  hier  of 
maect  poeder  subtijl  dat  minget 
cum  albuum  ovornm  et  olium 
rosaceura  in  modu?n  unguentum 
daer  mede  smeert  dat  seer.  die 
brant  sel  hute  gaen  ende  ghenesen. 
Een  ander.  Nemt  een  dinne 
platkin  lodts  dat  leght  op  dat 
seer  het  gheneset.  Een  ander. 
Nemt  slechusen.  ende  die  berrent 
te  pulver  dat  minghet  met 

line    olie    ende   smeeret  der   op  o  66c. 
dat  ghenest  «I  Experimentator, 
seit    alse   een    dinc  verberrent  is 


193 


men  seller  te  hans  lauwen  wiin  op 
legghen  ende  dien  brant  saller  te 
hans    utslaen.    Ofte    men    leggher 
op   mes   van  eenen  osse  laeu  ofte 
olie  van   doderew  van  eyerew  dat 
gheneset.  «J  Een  ander.  <J  Nemt 
pou(r)celeine  ende  die  siedt  in  water- 
ende  van   dien'  cruden   leght  der 
op.  IJ  Een  ander  salve  seere  goet 
ende    notable   jeghen    verberrent- 
heit.     €J    Nemt    solen    van    ouwe 
schoen    was    olie    rosaet    dit    soe 
smelt  al   over  een  in  modum  uw- 
guentum   ende   daer   met  besalvet 
dat   seer  Dit   sacht   ende    ghenest 
alle  verberrentheit.  ende  gheneest 
daer    dat    vel    of    g-bevlogen    es. 
CJ  Experimentator  seit.  «J  Nemt 
.ij.  dodere?i  van  eyeren  ende  daer 
mede   minget   oleivm   olivaruwi  dit 
wel   ghemmget  te  gader  ende  dat 
selmen  bestriken  op  tseer.  f  Een 
ander.   «I  Nemt  rapew.  smout  dat 
slaet  wel  met  water  tote  dat  dicke 
si  dan  smeert  dat  seer  met  eenen 
vederkin   ende  daer  boven   geleit 
een  dinne  hooft  cleet  het  gheneest. 
<I    Een    ander.    Dat    ons   leert 
Galienus      ende      is      warachtich. 
<&  Nemt  scorsse  van  groene?z 
c  66d.      linden   dit   snijt  in  vele  sticker 
ende    siedtse    in    een    lettel    wate?1 
wel  lange  Dan  nemt  die  scorsse 
hute  ende  strijct  dat  water  of  ende 
dat  ghi  der  of  strijct  Daer  mede 
bestriket  dat  seer  met  eenen  veder- 
kine.    ende    dan   leght   der   boven 
eenen    floers    cleedekin.    CJ    Een 
ander    u  n  g  u  e  n  t  u  m.   Dat  or di- 
nerden    de     viere    mesters    van 
salernew    ende    es    seer    goet   op 
bescouwinghe  ofte  op  verberringe. 
€J  Bjo  calx  viva  dat  selmen  dwaen 
.ix.  warf  dat  sine  scarpheit  verliese 
Daer  nae  minget  der  mede  oleum 
rosaru??i  ende  dwitte  van  eenen  eye 
Dil  slaet  al  over  een  in  modum  nn- 


guentum  ende  daer  met  bestrijctdat 
seer  met  eenen  vederkine.  f  Een 
ander.  €][  Nemt  linden  scorsse  die 
siedt  in  watere  lange  dan  nemtse 
hute  ende  strijct  of  dat  vette  met 
uwen  vingeren  daer  met  mmget 
smout  van  coevoete  ende  olie  van 
ke?ipe  dat  rainghet  al  over  een 
dan  maket  warme  ende  bestrijct 
dat  seer  met  eenen  vederkine.  dit 
saelt  ghenesen. 

Van  den  bloet  zweere 
f  1  e  gm  o  n. 

Flegmon  dats  die  bloetzweer 
ende  comt  van  groven  bloede. 
Teekin  van 

hore  dat  is  datsi  root  is  maer  c  67a. 
niet  bruuw  roet  ghelijc  herisipila. 
€J  Noch  soe  verwoet  het  overmidts 
datsi  in  heeft  meer  verscheden 
van  sinen  ghetemperden  bloede 
ende  si  wert  oec  groet  ende  ront 
alse  eene  stoc.  ende  alsi  ghema- 
turert  es  ende  open  daer  comt 
bloet  hute  ende  wit  ettere  ende 
hine  brect  niet  gherne  maer  hi 
werpt  gherne  vele  gaten  ende 
eenighe  lieden  heetent  allers  ofte 
.iiij.  oeghen  ende  om  dese  aposteme 
te  sachtene  selmen  bloet  laten  ter 
aderen  die  ten  leden  dient  daer 
die  aposteme  staet  Ende  alsmen 
se  wille  hute  doen  brecke?i  dan 
salmen  der  op  legghen  mittiga- 
tiwen.  ende  doen  alsoet  jou  vor- 
leert  es  in  die  aposteme  herissipila 
ende  die  cuere  van  erissipila.  ende 
van  den  aposteme  flegmon  dat 
werc  es  al  eens. 

Van  der   couwe   aposteme 
dieme?i   heet   Zimia. 

Zymia  es  eene  coude  aposteme 
ende  comt  van  flume  in  de  junc- 
turen ende  in  de  voudende  leeden 
ende    meest    in    coude    flumatike 

13 


194 


lieden,  ende  dese  aposteme  hoe 
seere  datsi  sweert 

c  6Tb.  sine  becomt  niet  root  ende  essi 
root  dat  duert  onlange  ende  dat 
comt  bitiden  alsser  wat  colera  toe 
scieten  Die  hore  hout  in  dat  hue- 
verste  ofte  der  buten.  Daer  of  dat 
hier  varwen  mochte  ende  dese 
aposteme  ne  sel  bi  hore  selve?* 
niet  hute  breken  want  dese  vor- 
seide  aposteme  die  zweert  altoes 
inwaert  ende  hi  wint  ende  maect 
gherne  fistulen  owme  datti  con- 
rumpert  die  aderen  ende  arteriën 
Ende  wilmen  dese  aposteme  ripen 
Dat  moet  wesen  met  heete  medi- 
cinen  die  welke  die  coude  materie 
verwarmen  Ende  men  seller 
gheene  viscose  materie  noch  din- 
ghen op  legghen  die  de  materie 
binnen  meerderen  mogen  ende 
dooden  dwelke  soutse  doen  ver- 
wandelen in  wacheden  ende  daer 
of  commen  gherne  lange  zweeren 
ende  fistelen,  ende  alle  dese  nae 
volghende  inedicinen  siin  viscos 
ende  seer  limich  ende  dese  ne 
selmen  niet  der  oplegghen.flSemen 
lini  malvavisci  bismalva  wortelen 
van  leliën  psillium  fenigriec.  ende 
diere  gelike  selmen  scuwen  in  coude 
apostemen  commende  van  flumen 
Maer  me?(  sel  orberen  heete  droghe 
medicine  alse  loeghe  ghemaect  van 
wingaert  asschen  ende  loghe  van 
eekin  hout  asschen  ghemaect  ende 
daer  in  ghenet  een  cleet  .x.  vout 

c  C7c.  ende  dat  warme  der  op  gheleit 
es  seer  goet.  Ofte  men  sel  nemen 
eene  scers  ende  snidense  (Zie  fig. 
XXVIII)  op  ende  dan  selmen  der 
in  legghen  eene  wiecke  van 
stoppen  ghenet  in  doderen  van 
eye  ende  daer  boven  eene  piaster 
van  stoppen  ghenet  in  warme» 
wijn  ende  des  ander  daghes  sel- 
ment  vermaken  ende  suverelnlt  met 


wanne?*  water  ende  daernae  met 
warmen  wiin  ende  dan  droghent 
ende  dat  ebt  desen  nae  volghende 
mondificatijf  ende  dit  es  dat  mun- 
dificatijf.  ^o  succun?.  apij  .^.  ij. 
meilis  .^  j.  blowimen  van  tarwin 
paruw.  Dit  mmghet  over  een  ende 
doet  sieden  altoes  roerende  dan 
doet  van  den  viere  ende  doet  in 
dine  bosse  ende  hiermede  besalvet 
dine  wiecken  Dan  soe  leght  daer 
boven  eene  piaster  ghemaect  van 
n?igue?itum  fuscura  dats  die 
zwarte  salve  ende  de  recepte  hoe- 
mense  maect  staet  in  onsen  antitota- 
rium  (l.  antid-)  ende  es  seer  nuttelic 
in  Cyrugiën  ende  aldus  maect 
mense.  fy>  olij  olivarnra.  lib.  j.  et 
^.  galbanura  mastic  wieroec  terben- 
tine.  ana.  .;>  j.  cere.^.  iiij.  colofonie 
•o-  ij-  piscis  (l.  picis)  navalis.  dat 
wel  ghesuvert  si.  .*.  iij.  giun?  (/. 
unguentum)  serapini  .^.  j.  Die  olie 
selmen  setten  op  dat  vier 

metten  wasse  ende  latent  smel-  c  67d. 
ten  dan  doeter  in  die  colofonie 
ende  dat  piscis  navalis.  ende  latent 
smelten  Daer  nae  doeter  in  un- 
guentum.  serapini  ende  daer  nae 
de  terebentine  ende  alst  ghesmolten 
is  dan  doet  of  ende  latet  coelen 
ende  bloet  laeu  si  Dan  minget  der 
in  jou  mastic  ende  jou  wieroec.  wel 
subtij  1  ghepoedert.  Dit  minget  wel 
over  een  tote  dat  cout  si  dan 
doet  in  dine  bosse  ende  dese 
salve  es  heet  ende  droghende  ende 
wij  orborense  dicken  in  Cyrugie 
ende  men  vinter  te  cope  altoes  in 
apoteken. 

Leeringhe   des   y  per  mans. 

Ie  meester  jan  yperman  sel  jou 
leeren  van  den  rugghen  been 
ghewont  ende  dat  die  wonde  doer 
gaen  ende  dat  maren  es  ghewont 
daer    of  es   de    siecke   in    vreese 


195 


van  stervene  ende  die  quetsinge 
van  nucha  eommewde  van  den 
hersinew  omme  den  groetew  pine 
wille  maer  het  mach  wel  alsoe 
gescien  sonder  quetsinghe  va™ 
nucha.  maer  die  quetsinge  van  den 
senuwen  daer  hute  commendei 
ende  prikende  des  langaovis(?)  ende 
geluwede  die  daer  ghestrect 
c  68a.  leit  ane  beide  de  siden  van  den 
rugghebeene  Ende  is  die  wonde 
dwers  ghesneden  dat  is  doodelic 
omme  dat  eydel  der  hersinen  daer 
die  nucha  hute  vloit.  Die  cuere 
der  of  es  alse  in  cuerew  van  anderen 
wonden  van  den  senuwen  die  doere 
dat  been  ghewont  siin  ende  dat 
vindi  staende  hier  voren  ghe- 
screven  int  cappitele  der  of. 

Van  den  lever  ghewowt. 

Alse  een  mensche  is  ghewont  in 
den  lever  ja  in  den  substanciëw  den 
lever  (l.  des  levers)  soe  wie  dat  alsoe 
ghewont  is  die  wonde  is  vorwaer 
stervelic  Want  si  verliest  al  hoer 
werc  ende  dat  bloet  destruert 
omme  dat  huut  gaen  die  gheesten 
des  levens  ende  dat  fundament 
ende  dan  moet  die  mensche  siin 
virtuut  verliesen  ende  sterven, 
maer  es  die  wonde  in  eenigher 
tacken  soe  machmense  wel  cue- 
reren in  den  ersten  als  men  cuerert 
ander  wonden  in  den  buuc. 

Van    dat    den    lever    hute 
h  an  g  h  e  t. 

Wat  men  doen  sel  alse  die  lever 
huut  hanghet  ghezwollew 
c  68b.  men  sel  der  op  legghen  dat  die 
lever  doet  ontzwellen  ghelijc  dit 
•J  Nemt  succum  alsene  van  adicke 
seem  ende  aisiin  ende  tarwin 
blomme  .ana.  partes  equales  ende 
dan  settet  op  dat  vier  ende  latet 
sieden   tote    dattet   dicke   becomt 


alse  seem  ende  maect  der  een 
piaster  of  ende  legghet  der  op. 
Ende  helpt  dit  niet  soe  maect  die 
wonde  wider.  ende  dan  doet  die 
lever  in  ende  die  wonde  gheneset 
ghelijc  ander  woeden  in  dewbuuc. 

Van   wonden   in  den  nierew. 

Alse  een  mensche  es  ghewont 
in  den  nieren  die  can  der  of  niet 
ghenesen  want  het  siin  droghe 
harde  leden  com(?)  mager  ende  si 
sceiden  die  urine  dat  hem  comt 
toe  van  den  lever  ende  al  eist  dat 
is  doot  wonde  nochtan  selmen  hem 
goet  hant  werc  [doen?]  ende  gheven 
hem  goeden  dranc  suverewde  ende 
heelende  maer  si  werden  selvew 
wel  ghenesen  ende  die  wonde 
salmen  van  buten  ghenesen  alse 
ander  wonden  in  den  buuc  ghelijc 
dat  jou  vorleert  es  van  den  wijsen 
mesters  van  Cirugie  ende  medicus. 

Van   den   blasé  ghewowt. 

Alse  die  blasé  es  ghewont  in 
den  mensche  die  ne  selmen  niet 
nemen  in 

gheener  cueren  het  en  ware  c  68g. 
ane  den  hals  daer  si  vleesachtich 
is  daer  ghenese  maer  boven  daer 
si  dinne  is  daer  ne  mach  si  nem- 
mermeer  ghenesen  ende  alsi  ghe- 
wont es  in  den  hals  men  sel  den 
siecke  houwen  ligghen  op  den 
rugge.  ende  de  siecke  sel  lettel 
drincken  ende  men  sel  op  de 
wonden  legghen  dit  nae  volgende 
poeder.  ^>  boli  armenici  .§.  j. 
sanguis  draconis  .5.  ij.  aloë  epatici 
.5.  \.  thuris  mastim.  ana.  .§.  i-. 
ende  hier  of  maect  subtijl  poeder 
ende  da7^  suldi  daer  op  legghe?i 
plasteren  constrijctijf  ghelijc  dat 
ghi  vint  ghescrevew  int  cappitele 
van  den  oren  of  gheslegen  ofte 
int  capittele  van  den  nese. 


196 


Van   dat   den  darmen  ghe- 
w  o  n  t    s  ij  n . 

Alse  lieden  ghewont  siin  in  de 
darmen,  daer  of  soe  willie  jou  wat 
scriven  ende  alsoe  vant  ie  ghe- 
screven  in  de  Uirugie  van  rolan- 
dine.  In  dat  erste  alse  die  cleenen 
darme  ghewont  is  ende  dien  stront 
der  hute  gaet.  dats  oncurable  ende 
dootwonde.  Maer  als  den  groeten 
vleesch  darme  es  ghewont  die 
es  gheneselic  ende  dien  selmen 
simperlic 
C  68d.  cureren  met  drancken  ghelijc 
wonden  dranc  ende  drancke  vindi 
ghenouch  ghescreven  int  cappitele 
van  den  ghescutte  hutte  te  doene 
ende  is  die  wonde  groet  in  den 
darme  soe  selmense  toe  nayen 
ende  laten  den  draet  hanghen 
buten  op  den  buuc  en(/e  men  sel 
die  darmen  in  legghen  in  hore 
gherechte  stede,  ende  men  sel  die 
wonden  des  buucs  open  houwen 
tote  die  darmen  heel  si  ende  als 
ghi  erst  der  toe  comt  doet  die 
darmen  in  ende  siin  si  buten  ver- 
cout  ende  gheswollen  soe  selmense 
weder  verwarmen  met  warmen 
wijne  of  met  anderen  warmen 
dinghen  ende  eist  dat  sake  datsi  niet 
alsoe  moghen  ingaen  soe  moetmen 
die  wonde  wijden  met  eenenscersse. 
(zie  fi;/.  XXVIII)  ende  dan  doen 
die  darmen  weder  in  ende  dan 
cucrere?t  alse  ander  wonden  in 
den  buuc. 

Van    ghescorden    te    g  h e  ne- 
sene   sonder   snijden. 

Het  ghevalt  dicke  dat  de  lieden 
werden  ghescort  met  cleender 
pinen  ende  dat  heeten  de  mesters 
ruptura. 
c  69a.  In  cypac.  ende  als  dat  niewelic 
ghescort  is  dan  eist  gheneselic  met 


drancken  ende  met  plastercn  van 
buten  der  op  gheleit  ende  wel  der 
bove?i  ghecussineelt.  ende  ie  ghenas 
vele  lieden  der  met  binneu  der 
stede  van  ypere  die  ghescoerl 
waren  maer  het  was  alst  nieuwe 
ende  versch  was.  «J  Ende  ie  doe 
jou  weten  alse  de  rupture  een  jaer 
out  is  ende  dat  gheboert  es.  Dan 
moetet  ghesneden  wesen  metter 
hant.  Ende  ie  bidde  alle  mesters 
alse  die  rupture  out  is  ende  ghe- 
boert es  Datsi  hem  dat  vermoeten 
(l.  [niet]  vermeeten)  te  ghenesen 
want  hets  oncurable  ende  ondoenlic 
ende  ongheneselic  sonder  sniden. 
<I  Int  erste  den  siecke  sel  legghen 
.vj.  weken  lanc  op  siin  bedde  ende 
hi  sel  eten  alle  spijse  die  vleesch 
doet  wassen  alse  warme  melc 
eyeren  daden  boetere  ende  vlesch 
rentvleesch  backons  vlesch  wederin 
vlesch.  boeter  ende  appelen  ghe- 
braden.  ende  men  sel  hem  dicke 
doen  eten  coucken  ghemaect  van 
groenen  crude.  ende  die  in  boeter 
ghebacken.  €J  Ende  met  desen 
drancke  soe  ghenas  ie  vele  rup- 
turen dat  nieuwe  was  ghescort. 
€J  Ro  radicj's  osmanda  ccmsolida 
major  seniele 

bruscus  buggla  .ana.  mfanipulus]  c  69b. 
j.  Dese  cruden  stoet  ende  sietse  in 
eenen  stoep  witten  wijne  ofte  wiin 
bastart  tote  dat  die  helft  versoeden 
si  dan  selment  coeleren  doere  een 
lijnen  cleet  ende  hier'of  selmen  ghc- 
ven  drincken  eenen  cleenen  toghe 
warme  smorghens  ende  savons 
ende  des  achter  noens  ende  dat 
selmen  doen  tote  dat  dat  nieuwe 
rupture  toe  es  en[de]  ghenesen. 
<I  Ende  buten  selmen  der  op  leg- 
ghen eene  piaster  diemen  heet 
cmplastrum  rupturam  ende  daer 
boven  vaste  binden  den  bant  dat 
niet  hute  comme. 


197 


Een  anderen  dranc.  Nemt 
tremorsike  matefeloene  osmonde 
senickel  herba  robberti  .ana.  m.  j. 
Dese  cruden  stampt  al  in  sticken 
ende  sietse  in  een  stop  wiins  tote 
dat  die  helft  versoeden  si  Dan 
coeleret  ende  g-heeft  drincken 
alsoet  vorleert  es.  Een  wijf  die 
woende  bute  der  stede  van  Ipere 
ende  si  hadde  een  kint  van  2.  jaren 
dat  was  gescort  dat  hem  siin 
darmkins  vielen  in  den  cullen- 
balch  ende  dat  wijf  nam  horen 
kint  ende  si  dede  sine  darmen  in 
ende  si  leit  te  bedde,  ende  si  ghinc 
ende  nam  herba  roberti.  ende  dat 
stamptese  met  wijne.  ende  dat 
gafse  hem  drincken  smorgens  ende 
savons.  ende  si  ghenaest  der 
c  69c.  mede  binnen  een  maent  sonder 
binden  ende  sonder  cussineelen. 
Ende  dit  ghesciede  omme  dat  kint 
jonc  was.  ende  die  rupture  nieuwe 
was.  Een  ander.  Daer  mede  dat  ie 
eenen  man  van  .40.  jarew  cuererde 
ende  die  ie  cuererde  binnen  xiiij. 
daghen. 

flj  Bjo  jacea  alba  ende  wede- 
windew  cruut  ende  de  blommen 
.ana.  m.  iiij-or.  Dit  stoet  al  over 
een  wel  cleene  ende  dan  siedt  in 
een  viere?ideel  soete  wiin  tote  dat 
comt  op  een  pinte  ende  dan  coe- 
lerent  ende  daer  of  ghevet  drincken 
smorghens  ende  savons  te  male 
.v.  lepelen  vol  ende  daer  met 
ghevet '  drincken  va?i  desen  nae 
volgende  pulver  alsoe  vele  als 
ligghen  mach  op  een  menschen 
nagel.  Dat  mmghet  metten  vor- 
seiden  .v.  lepelen.  <I  I^>  Canele 
galigaen  nucis  cipressi  garioffels 
nagel  valeriane  .ana.  5.  j.  ende 
hier  of  maect  pulver  subtijl  ende 
mmget  van  desen  pulver  in  den 
dranc  geitje  dat  vorseit  is  ende 
dit  geeft  drincken  nuchtens  ende 


savons  ende  dan  leght  op  de 
rupture  eene  piaster  ende  heelet 
gelijc  dat  jou  vorseit  is.  Ende  dit 
piaster  heelt  ghe- 

scorde  sonder  gat  te  macken  ja  c  69d. 
dat  nieuwe  es  ghescort.  Bp  Colo- 
fonie  was.  ana.  lib.  j.  bolum  arme- 
nicum.  wieroec  mastic  gheberrent 
papier,  ana.  3.  ij.  terebentine  5.  iij. 
ende  vergadert  dese  salve  ende 
maect  hier  of  plasterew  ende  bindet 
op  de  siecke  stede  de  siecken 
legghewde  over  rugghe.  Een 
ander  Dat  ons  bescrivet  r  o  g  e  - 
rus.  l^o  piscis  navalis  resine.  ana. 
lib.  j.  wieroec.  mastic.  ana.  .§.  i. 
sanguis  draconis  sanguis  humani 
ana.  -o-  i-  terebentine  lote  .3.  iij. 
misceawtur  et  fiat  emplastru?7ï  ende 
va?i  desen  emplastrum  selmen 
legghen  op  de  rupture.  Een 
ander  Dat  ons  bescrivet.  Galie- 
n  u  s.  ende  met  desen  nae  volgenden 
drancke  ende  plastere?*,  ghenas 
hi  vele  lieden  die  gescort  waren 
nieuwe  in  die  stat  van  melane 
ende  dits  dat  piaster. 

Dits  een  piaster  jeghew.  alle 
ghesc  ortheit. 

Ro  Piscis  navalis  roet  was  colo- 
fonie.  ana.  .§•  iij.  litargiriarmoniac 
galbani  oppopenac  sumac  bd[e]llij 
serapini  masticis  radicis  consolida 
majora  et  minora.  gummi 

arabicum  pilontra  leport*?u  com-  c  70a. 
bustorwm  ana.  .%.  j.  visci  querciai 
lapz's  ematice  terra  sigillata  gipsi 
mirri  .ana.  .§•  vj.  psidie  gallarwm 
balaustie  berberis  aloës  cicotrinum 
aristologia  longa  et  rotonda.  esculi 
ana.  .%.  v.  momie  boli  armenici 
ana.  .§.  viij.  terbentine  .5.  iij.  san- 
guis humani.  lib.  j.  confice  cum 
decoctiowe  pellis  arietini(?)  succide 
et  cum  gluten  piscm?n  .^.  iiij-o?-. 
ende    hier    of  maect    emplastrum. 


198 


van  desen  leght  op  de  rupturc 
ende  daer  boven  eenera  goeden 
bant  alsoet  behoort  ende  daernae 
soe  gheeft  hem  drincken  sraorghens 
ende  savons  van  desera  navolgende 
drancke  te  male  .v.  lepelen  vol. 
Dranc.  Ify  Sigille  beate  marie, 
sigille  salomonis.  radici's  prunice 
et  foliorwm  eius  herbe  fergule. 
ana.  m.  ,j.  bulliaratrar  in  aqua  plu- 
viali  et  fiat  decoctio  additur  modieus 
panis  succari.  ende  met  desen  vor- 
seiden  drancken  ende  plastemi 
ghenas  ie  vele  lieden  in  de  stat 
van  melanen  dat  nieuwe  ghe- 
scort  was. 

Van  ap  os  terne  ra  die  wassen 
in  de  rode  der  veden  ende 
dat   van    winde   es. 

c  70b.  Ende  onderwilera  soe  hebben  die 
lieden  in  de  roede  der  vedera 
apostemew  ende  dat  comt  toe 
overmidts  wintachtichede  ende 
wasems  in  die  welke  es  cleene 
hitte.  Dese  vervullen  op  blasen 
ende  recken  de  roede  als  eene 
eorde.  ende  es  zeer  groet  in  de 
lanchede  breethede  ende  dichede. 
Ende  het  comt  ondertiden  datter 
in  co»ime«  morwe  apostemera. 
Maer  die  differencie  tusschen  den 
morwen  apostemen  ende  tusschen 
den  opgheblasera  apostemen.  die 
vol  siin  va/i  winden  ende  van 
waseme  diese  vervult  Dat  selmera 
beke/men  aldus  men  sel  metten 
vingere?i  tasten  ende  duwen  der 
op  ende  bliver  .iij.  staende  putten 
dats  teeken  dat  is  van  wasseme 
ende  van  obblasinge  Die  cuere 
van  apostemera  der  opblasinghen 
ende  vol  wasems  dat  dicken  ghe- 
valt  in  jonghe  lieden  Die  waseme 
srlmcn  laten  int  erste  men  sel  die 
rode  ende  die  cullen  bestriken  met 
cautoene   aldws   ]^>   Olei  rosarrara. 


.%.  iij.  cere  ."%.  j.  Dat  was  ende 
olie  selmen  over  een  [smelten]  ende 
dan  ghieterat  in  eenera  mortier  ende 
dat  wriven  over  een  al  warme 
ende  dan  selmen  ghieten  der  op 
cout  water  ende  dat  roeren  over  een 

tote  dat  niet  meer  water  ontt'ae.  c  70c. 
ende  dan  doet  in  eene  bosse.  ende 
daer  met  bestriket  de  cullen  ende 
de  roede  met  cauton  alsoet  jou 
vorseit  es  ende  alsmera  de  roede 
daer  nae  vermaect  dan  selmen 
den  roede  baien  met  lauwen  water 
wel  ende  seer.  daerna  bestrikense 
binnen  den  sloeve  ende  buten  wel 
alsoet  vorse/£  es.  «I  Ende  men  sel 
cleederen  netten  in  aqua  nenufari 
ende  warme  der  op  legghen. 

Cuere  der  morwer  apostemen. 

Die  wiken  den  tast  ende  dat  den 
tast  der  in  blijft  staende  dan  werct 
met  desen  medicinen.  «I  Rp  win- 
gaert  blader  .30.  bi  getale  thuris 
amidi  et  serusa  .ana.  5.  ij.  aqua 
rosarram  dat  genouch  si.  hier  of 
maect  een  soete  ende  sachte  un- 
guentuw.  ende  daermede  bestriket 
die  roede  tweewarf  sdages  maer 
erst  selmen  die  roede  baien  met 
lauwen  water  Ende  somtijts  soe 
maectmen  in  die  zwellinge  de  veden 
met  pinen  ende  met  smerten  urine. 
•I  Int  erste  men  selne  steken  in 
warmew  water  als  men  pist.  ende 
men  selne  dara  bayen  in  warmew 
water  ende  daer  nae  omme  be- 
striken met  desen  nae  volgende 
deffensatijf  aldws  ghemaect. 

Def  f  en  sa  tij  f.  Ify  Olei  rosarum  c  70d. 
."%.  j.  et  \.  aceti  vini  een  once.  olei 
violarum  een  alf  once  boli  armenici 
•  o-  ij-  sanguis  draconis  .%  \.  mis- 
ceantur  in  simul  cum  modicuwt 
aqwa  rosaruw  ende  maect  een 
deffensatijf  ende  men  sel  den  roeden 
baie?i  in  warme  water,  daer  coude 


199 


cruden  in  ghesoeden  siin.  alse 
violetten  cruut  nachtscadue.  men- 
telicum  cruut  ende  des  ghelike. 
Ende  eenighe  mesters  baien  in 
warme  soete  melc.  Ende  eist  dat 
sake  dat  die  zwellinge  si  hart 
ende  blec  soe  selmen  salve?*  ende 
plasteren  metten  ungue?*ten  van 
alsenew  dat  in  die  zwellinge  der 
cullen  staet  ende  men  sel  weten 
telken  alsmen  den  vede  verbint 
dan  sel  men  verbinden  met  eener 
scoender  bandt  alsoe  breet,  alse 
eenen  vingere.  ende  beghinne?i 
vore?*  ane  dat  hooft  ende  hoe 
voerder  ten  bucke  waert.  hoe 
slapper  ghebonden.  Ende  dat  omme 
tghezwel  te  verdrivene  opwaert 
ende  dat  bloet.  Ende  eist  dat  sake 
datmew  ontsiet  hitte  ende  dat  ont- 
steken men  sel  laten  die  lever  ader 
onder  den  inclouwen  des  voets  om 
te  sceedene  ende  te  resolvererene 
wintachticheit  van  den  lichame 
o  7ia.      diere  toe  slaen  mochte. 

•I  Dits  een  goet  unguentum 
ten(!)  voer  de  seeren  veden  enfde] 
roeden.  CJ  ]^>  succi  solatri  succi 
barba  jovis  .ana  .§.  iiij-or.  oleum  ro- 
sarura  .%.  ij.  ende  dit  siedt  al  over 
een  met  gherstin  mele.  toter  dicten 
van  seeme  ende  dan  doet  in  dine 
bosse.  ende  bayet  de  roede  erst  als 
jou  vorleert  es  ende  dan  selmen 
der  mede  besalven  sdages  .ij.  warf. 
ende  dit  vorseit  salve  zacht  ende 
ontzwelt.  Een  ander,  ende  alst 
is  in  den  winter  ende  datmen 
gheene  nachtscadue  vint  soe  selme?* 
dit  doe?*.  «I  Rf>  Die  crumen  van 
witten  broede  die  wrivet  al 
ontwee  in  een  mortier  met  mei 
rosaet  ende  met  oleum  rosarum. 
Dit  siedt  al  over  een  altoes  roe- 
rende tote  dat  slecht  si  ende 
doeter  in  een  luttel  waters  dat  niet 
ne  berne.  ende  maect  hier  of  pias- 


teren  ende  laeu  der  op  geleit. 
fl  Een  ander,  siedt  liinsaet  met 
pappie  in  water  ende  daer  of  ge- 
maect  mussilagims.  dat  mussela- 
ginis  gemmget  met  oleum  rosarum 
ende  daer  of  maect  plastere?*  ende 
die  leght  der  op  laeu. 

Van  gaten  in  den  roeden 
der  veden. 

Alse  van  gaten  ofte  ulceriën  in 
den  roede  der 

veden  die  moetme?*  cuerere?*  c  7it>. 
met  droghender  medicinen  ende 
met  suverende.  Int  erste  eist  dat 
ghi  sijt  gheroupen  in  seere  veden 
daer  gaeten  in  siin  buute?*  ofte 
binnen.  €J  Int  erste  salmen  den 
vede  bayen  met  laeuwen  water 
ofte  met  water  daer  nachtscadue 
ende  violettencruut  in  ghesoeden 
is  ende  daer  nae  selmen  binnen 
in  de  slove  wel  suveren  meteene?* 
sachten  liinwade  ende  da?*  selmen 
stroien  dit  nae  volghende  poeder 
daer  alle  die  gaten  siin  in  elc  gat  een 
lettele.  Dits  dat  poeder.  €j  R?  ra- 
dicis  aristologia  roto?*da  .%.  ij. 
ende  daer  of  maect  subtijl  poeder 
hoe  subtijler  hoe  beter  ende  doet 
in  dine  bosse.  Ende  ie  mester  Jan 
Jperman  ie  placher  met  desen  nae 
volgeden  poeder  te  ghenesene 
gaten  in  seere  veden  dat  hier  nae 
volget  Ro  ertnetelen  die  selme?* 
droghen  in  eene?i  ove?*  alse  dat 
broet  hute  es  ende  dat  selmen 
pulveriseeren  subtijl  ende  van  dien 
poeder  leide  ie  in  de  gate?*  ende 
der  boven  soe  leide  ie  plasteren 
van  desen  navolge(n)den  salve. 
€J  Salve.  €J  Ro  serusa  een  vieren- 
deel litargirum  .§.  ^.  loot  asschen 
ee?*  once.  hier  of  maect  subtijl 
poeder  ende  dat  poeder  doet  in 
een  mortier  Dan  nemt  olie  van 
i'osen    was    ghesmolten    over   een 


200 


dat  ghenouch  si  ende  ghietent  in 
c  7ic.  den  mortier  altoes  roerende  cum 
pistello  tote  dat  dieke  becomt. 
Dan  doet  in  dine  bosse  ende  siner 
«aten  op  dat  hooft  van  den  vede 
men  doet  dat  veile  achter  ende  men 
bestrike  der  mede  die  gate?i  het 
sel  te  bet  ghenesen.  Item  ende  eist 
dat  sake  dat  de  roede  soe  zeer  ghe- 
z wollen  is  dat  men  dat  vel  achter 
[ne]  can  ghecrighen  ende  die  bolle 
bloet  hebben,  daer  toe  selmen  aldws 
gaen.  <J  Int  erste  soe  nemt  water 
daer  cruden  in  ghesoeden  siin  als 
violetten  cruut  mentelicum  cruut 
ende  daermede  soe  selmen  bayen 
.ij.  warf  sdaghes  ende  men  sal 
nemen  eene  speyte  aldus  ghemaect 
(fig.  XL)  in  deser  manieren  ende 
ghi  sult  in  den  roede  speyten 
scoen  warme  water  daer  in  ghe- 
soeden is  mentelicum  cruut  ende 
daermede  suldine  binnen  wasschen 
ende  suveren  als  ghi  best  moghet. 
ende  als  ghine  aldus  ghewasschen 
hebt  driewarf  Dan  soe  nemt  de 
vierste  warf  aqua  plantagin/s  ofte 
water  van  wedewinden  ende  dat 
speit  hem  in  den  vede  laeu  ende 
daer  met  wasschen  wel  ende  seer 
ende  aldus  soe  des  dages  twee- 
warf  ende  eist  dat  de  roede  boven 
int  vel  heeft  gaten  soe  doeter  in 
van  den  poeder  vorseit  ende  daer 
boven  soe  leght  een  piaster  van 
den  sal- 
c  ?id.     ve  vorseit. 

Dit      leerde      ons      mester 
h  u  g  o  n  e  s. 

Alse  eene  vede  ghezwollen  es 
ende  hi  es  vol  gaten  buten  ende 
binnen  ende  dat  de  sloeve  van 
den  vede  niet  achter  mach  gaen. 
Int  erste  soe  hebt  laeu  water  ende 
daer  in  bayen  wel  ende  seere.  dan 
nemt  jouwe  tentele  ende  dat  cleene 


einde  stect  tusschen  den  vede  ende 
de  sloeve  ende  alsoe  doetse  rowt 
omme  gaen  Daer  nae  bewimpelt 
dine  tentele  voren  met  eene?i 
scroedekin  (fig.  XLI)  van  linwade 
dfnne  ende  dat  stect  tusschen  den 
slove  ende  den  vede  ende  [daer]- 
mede  suvertene  omme  gaende  ende 
alsoe  doet  tweewarf  ofte  .iij.  warf. 
Dan  nemt  dine  tentele  netse  in 
olie  van  rosen  ende  die  stect  ront 
omme  der  in  gelijc  te  vore?*  Dan 
nemt  een  cleen  sticken  ghenet  in 
olie  van  rosen  dat  stect  vore?i  in  den 
sloeve  dat  die  olie  der  in  blive.  ende 
sinder  (of  snider?)  boven  eenighe 
gaten  daer  in  soe  doet  van  dien 
poeder  vorseit  ende  daer  boven  soe 
leght  eene  piaster  van  den  witte 
salve  vorseit  ofte  van  desen  salve 
die  hier  nae  volghet.  Salve. 
l^o  olium  rosarum  .§.  ij.  magden  was 

een  once  sap  van  nachtscaduen  c  72a. 
."%.  iij.  sap  van  mentelicum  cruut 
een  once  Dit  siet  al  over  een  tote 
die  sapen  beghinnen  te  vertherne 
Dan  doet  van  den  viere  et  ponataw 
in  pixide.  Ende  ie  hebbe  hier  mede 
somtijts  ghewrocht  ende  ghenesen 
vreeselike  veden  maer  die  cuere 
van  den  speiten  bi?men  der  in 
ende  te  ghenesen  metten  witte 
salve  ghelijc  dat  jou  vorlert  es 
Dats  beter  da?i  dit.  ende  de  pacient 
vele  eer  ghenesen.  Ie  hebt  ghe- 
prouft. 

«I  Noch  een  ander  manier. 
Dat  ons  leert  een  phisisius  (/.  phisi- 
cus  of  phisisijn)  ende  hi  seit  datmen 
sel  nemen  water  van  weghebree 
ofte  watere  Daer  in  wegebree  in 
ghesoeden  is  ende  men  sal  met  eene 
speite  dat  water  der  in  speiten  ende 
wasschen  der  mede  alsoe  men  best 
mach.  Dan  selmen  dat  ettere  al  hute 
melken  metten  vingeren  ende  naer 
dat   wassche?i   ende   nae   dat   hute 


201 


C  72b. 


melken  soe  selmen  sniden  cleene 
scroedekin.  ende  dat  winden  omme 
die  tentele  aldus  ghemaect  (fig. 
XLII)  ende  dat  steken  tussehen 
den  sloeve  ende  den  vede  ende 
dat  salmen  doen  .iij.  warf  ofte 
.iiij.  warf  tote 

datti  binnen  wel  ghesuvert  si 
ende  dan  maect  dine  tentele  nat 
in  olie  rosarwm.  warme  die  stect 
der  in  ront  omme  ende  dan  ebt 
ghenet  een  doucskin  ghenet  in 
olie  van  rosen  dat  stect  voren  in 
de  slove  dat  die  olie  der  in  blive 
ende  dan  soe  maect  eenen  piaster 
der  boven  op  ligghen  van  desen 
navolgende  salve.  die  men  heet 
unguentum  rasis. 

TJnguentum.  rasis.  T^o  serusa 
.§.  ij.  oleum  rosarmra  .§.  j.  et^.  cera 
alba  .o- .]'•  pulvis  thuris  pulvis  mirre 
.ana.  .3.j.  et  flat  unguentum.  ponatiw 
in  pixide  ende  aldus  soe  selmen 
vermaken  sdages  tweewarf. 

Van  den  vede  die  erisipeleren 
wille  ofte  ontsteken. 

Alse  ghi  sijt  gheroupen  tote 
eenen  vede  die  erisipeleren  wille 
ofte  datti  ontsteken  wille  ende  ghi 
daer  toe  sijt  gheroupen  soe  nemt 
int  erste  eenen  pomum  garnata 
(l.  granati)  die  snidet  in  twee  ende 
dien  salmen  sieden  met  aisiin  ende 
doet  dat  in  een  mortier  stampen  al 
in  twee  ende  daer  of  maect  plasteren 
ende  legghet  der  op  laeu.  Ende  ghi 
sult  nemen  deffensatijf  van  dat  hier 
nae  volget  ende  daer  mede  be- 
salven  al  ontrint  seer  (l.  tseer) 
dat  die  hitte  niet  ten  buucke  wart 
ne  slae.  Dit  es  dat 
c  72c.  deffensatif.  ff  Ro  boli  armenic 
.§.  iij.  terra  sigilata  -o-  \-  sanguis 
draconis  .3.  ij.  olei rosarmw  .§. iiij-or. 
aceti  vini  .§.  j.  a,<\ua  rosaram  .§.  \. 
fiat    deffensatijf    in    mortario     et 


ponattw  in  pixide.  €fl  Een  ander. 
Dat  men  sal  doen  alsmen  gheen 
deffensatijf  ne  heeft.  Nemt  dat  sap 
van  den  pourceleine  der  in  m\n- 
ghet  een  luttel  pulvis  canfora  ende 
dat  doet  in  dine  bosse  ende  daer 
mede  bestriket  ontrint  dat  seer. 
Ende  machment  niet  gheblusschen 
ende  dat  erissipelert  dat  dat  hooft 
van  der  vede  al  zwart  wart  daer 
salmen  al  ontrint  oplegghen  dit 
nae  volghende  piaster  waer  bi  dat 
dat  zwarte  ende  dat  quade  verrotte 
of  sel  vallen  van  den  goeden 
ff  Piaster.  ]^>  mussilagim's  seme?i 
lini  et  musselagim's  semera  fenu- 
greci  .q.  j.  seem  een  alf  once 
ongesouten  boeter  ofte  verschel 
smeer  een  once.  olei  violarura  .q.  j. 
et  ^.  hier  of  maect  een  unguentum 
ende  daer  of  maect  plasteren  ende 
legghet  der  op.  Hier  of  soe  sal  dat 
quade  vleesch  hute  vallen  ra,n  den 
goede,  ff  Een  ander  piaster. 
Nemt  tarwin  blomme  .3.  iij.  dodere?! 
van  eyeren  olie  van  rosen  .ana. 
.§.  ij.  tsap  van  donderbaer  .g.  ij. 
vin  aisiin  .§.  j.  dit 

mmget  al  te  samen  sonder  sieden  c  72d. 
ende  hier  of  maect  plasteren  op  werc 
ende  dat  soe  leght  er  op  laeu  toter 
tijt  dat  die  stede  van  den  hittew  ghe- 
bulst  (l.  geblust)  si  ende  dat  zwarte 
hute  gevallen  si.  Ende  daer  nae 
salmen  die  stede  dwaen  met  lauwen 
wijne  ende  daer  nae  maken  wel 
droghe.  Ende  dan  stroien  der  op 
dit  nae  volghende  pulver,  ja  op 
dat  seer.  ff  Pulvis.  tff  I^>  aloë 
epatici  masticis  mirre  .ana.  .;>  £. 
hier  of  soe  maect  poeder  subtijl 
ende  stellet  in  dine  bosse.  ff  Een 
ander.  Ende  Rolandinws  die  ons 
leert  als  dat  quaet  verrot  vleesch 
of  ghevallen  was  Doe  nam  hi  rosé 
water  twee  deel  ende  aisiin  een 
deel  Dit  maecti  warme  ende  daer 

13* 


202 


mede  dwouchine.  Ende  hi  wijst  ons 
datti  pi  ach  te  nemene  dese  naevol- 
gende decoctie  ende  daer  mede  plach 
hi  te  suveren  dat  seer  §  l^o  wiin 
een  vierendeel  daer  in  alumen  .o-  j. 
floris  eris  .5.  \.  Dit  soet  hi  al  over- 
een een  luttel  ende  daer  in  nette 
hi  cleedekin  ende  wieken,  ende  die 
leide  hi  der  in  ende  die  droughen 
wel  hute  die  vulhede  ende  si  heelde 
die  vuile  (l.  vule)  gaten.  ^  Een 
a  n  d  e  r.  Dat  ons  scrivet  ende 
leert ').  Men  sal  oec  dwaen  dat  seer 
met  desen  naevolgende  lavament 
want  dit  suvert  ende  heelt, 
c  73a.  Lavementum.  E^  aqua  rosa- 
rum  lib.  j.  aceti  vini  lib.  %.  Dit 
mmget  te  gader  ende  dan  werpt 
der  in  dese  nae  volgende  pulveren, 
serusa  .5.  iiij-or  litargirum  .5.  x. 
asschen  van  loede  mastic  wieroec 
.ana.  .5.  j.  hier  of  maect  subtijl 
poeder  ende  werpt  int  vorseide 
ros[e]  water  ende  latent  alsoe  staen 
tote  dat  ment  orbort.  Dan  salmen 
dat  claere  of  ghieten  ende  daer 
mede  dwaen  laeu  gelijc  dat  vorseit 
es.  t|  Item  ende  waert  soe  datter  te 
vele  doot  vleesch  in  ware  dat  een 
Cyrugiën  wel  kennen  moet  dan 
soe  suldi  der  op  legghen  van  desen 
naevolgende  poeder.  «E'  l^o  tarta- 
ruw  calxs  viva  affodilli  .ana.  partes 
equales  ende  hier  of  maect  pulver 
subtijl  Dit  pulver  mmget  met  loegen 
gheinaect  van  sloessen  van  boen- 
scalen.  Dit  salmen  der  op  legghen 
tote  dat  dat  doodevleesch  al  hute 
gheten  is.  Ende  eist  dat  sake  dat 
ghi  dat  vorseit  pulver  niet  ne  ebt 
soe  selmen  dit  pulver  nemen  dat 
hier  na  volget  §  P  u  1  v  i  s.  fy>  Aluin 
de  glaetse.  lib.  J.  dat  selmen  leg- 
ghen op  eene  heete  tegele  int  vier 
ende  dat  alumen  laten  smelten  op 


die  tegel  ende  alst  gesmolten  is 
ende  dat  al  droge  si  ende  al  wit 
leit  dan  doet  van  den  tegel  in 
eenen  mortier  ende  maecter  of 
subtijl  pulver. 

Dit  pulver  stelt  in  dine  bosse  c  73b. 
ende  van  desen  pulver  suldi  leg- 
ghen daer  quaet  vleesch  es.  Dit 
selt  doen  smelten  ende  droghen. 
Ende  ie  yperman  plach  te  orberen 
dat  pulver  vorseit  ghemaect  van 
alumen  ende  is  alsoe  goet  alse  dat 
voren  staet  van  den  calcke  ghe- 
maect. Dat  es  seer  vreeselic  owme 
te  legghen  ontrint  aderen  men 
sal  weten  dat  den  vede  es  al  vol 
aderen  ende  groet  corrosijf  an 
aderen  geleit  dat  soudese  maken 
bloedende.  Ende  alse  dat  doot 
vleesch  al  hute  is  dan  heelet  met 
pulveren  ende  met  salven  gelijc 
dat  jou  vorleert  es.  Ende  somtijts 
ghevallet  dat  daer  blijft  hanghende 
een  styc  (L  stic)  van  den  vede  ofte 
van  den  capproene  Dat  salmen  of 
sniden  met  eenen  scersse  (zie  fig. 
V)  ende  dat  bloet  selmen  stelpen 
metten  pulver  datmen  heet  lan- 
francs  pulver.  Dat  voren  staet 
ghescreven  int  capittel  van  den 
hoofde. 

Hoemen  den  siecken  hou- 
wen sel  van  eten  ende  van 
drincken. 

Den  siecke  esmen  sculdich  te 
wachtene  van  allen  onganser  spijse 
ende  yan  allen  spijse  ende  drancke 

die  hitte  maken  Alse  van  c  73c. 
loecke  peper  engoen  sterken  wiin 
case  arinck  versch  vleesch  ende 
hi  sel  hem  houwen  van  vele  te 
drinckene  ende  van  allen  ghesouten 
spijse  tetene.  Ende  de  siecke  sal 
drincken  soe  hi  minst  mach  hi  sal 


')  Hier  ontbreekt  iets. 


203 


drincken  cleen  bier  ende  tisane 
ende  hi  sal  drincken  cleene?z  witten 
wijn  die  sel  men  fonteinen.  ff  Item. 
Ende  hi  sel  eten  eyerera  boete?* 
ende  wederin  vleesch  ghesouten 
ende  versch  rëntvleesch  .lij .  ofte 
.iiij.  daghe  ghespringet  ende  hi 
sal  eten  alle  eleene  visschen  die 
witte  scellen  hebben  alse  carpers 
bliecken  snoucken  barsen  gronde- 
linge  ende  der  gelike.  ff  Ende 
alle  spijse  die  hi  etet  die  selmen 
hem  lettel  souten  omme  datti  te 
min  drincken  sal  ende  men  sal 
hem  wachten  van  spijsen  die  dat 
bloet  verhieten  (Z.  verhitten)  ende 
de  siecke  sal  hem  houwen  van 
vele  pinens  van  gane  ende  van 
ongansen  roke.  Ende  de  siecke  sel 
dragen  sinen  vede  in  een  sackin 
hanghende  ghegort  ontrent  sinerc 
lendinew. 

Van  den  cancker  in  den  vede. 

Ende  eist  dat  sake  dat  men  die 
vorseide  medicinen  niet  ne  helpen 
op  de  gaten  ende  op 
c  73d.  dat  dode  vleesch  vorseit  soe  eist 
canckere  dat  in  den  vede  es.  Ende 
omme  dit  canckere  te  ghenesene 
soe  salmen  bernen  den  canckere 
in  den  hals  al  ontrint  met  eener 
cauteriën  aldus  ghemaect  in  desen 
manier  (fig.  XLIII).  ende  dese  soe 
sal  men  in  dat  vier  wel  heet  maken 
ende  gloien  ende  daer  mede  die 
corrupcie  tingieren  ende  daer  op 
legghen  tweewarf  sdages  onge- 
souten  boeter  ofte  onghesouten 
smeer  ende  daer  of  sal  den  brant 
vallen  ende  dan  voert  suveret  ende 
heelet  alsoet  jou  vorleert  es. 

Noch  een  ander  manier  jeghen 
den  cancker  in  den  vede. 

Ende     jegen     viscose     materie 
te    verdrivene   ende    te    droghene 


ende  te  helne.  ff  Rp  arcenicum 
alumen  .ana.  .3.  j.  bernetse  te 
samoi  in  eenen  scerf  Daernae 
nemt  blaeu  laken  ende  mewschen 
quaet  .ana.  .5.  4.  ende  bernet  die 
al  gelicke  Daer  nae  nemt  .5  j. 
pulvere  van  der  scorssen  garnaten 
ende  dan  pulveriseert  al  te  gader 
in  een  mortier 

ende  van  dien  pulver  stroit  op  c  7Ja. 
dat  seer  ende  daer  mede  sal  den 
cancker  sterven  ende  als  hi  doot 
is  dat  saltu  weten  ane  dat  vleesch 
root  ende  scoene  si  ende  dan  suldi 
dat  heelen  met  desen  nae  volgende 
pulver,  ff  Rp  aloës  epatici  masticis 
olibani  .ana.  .3.  iij.  sanguis  draconis 
.5.  j.  loot  asschen  seruse  .ana.  .3.  \. 
hier  of  maect  subtij  1  poeder  ende 
stellet  in  dine  bosse.  Ende  van 
desen  poeder  stroit  tweewarf  sda- 
ges op  dat  seer  ende  daer  boven 
soe  leght  plasteren  van  witte 
salve  gelijc  dat  hier  nae  volget. 
f!  ^o  serusa  .3.  ij.  oleum  rosarum 
.§.  j.  et  \.  cera  alba  .%.  j.  pulvis 
thuris  pulvis  mirre  .ana.  .5.  j.  fiat 
ungitentum  ponatwr  in  pixide  ende 
hier  of  maect  plasteren  ghelijc  dat 
jou  vorleert  es  Ende  eist  dat  sake 
dat  ghi  meer  manieree  van  salven 
hebben  wilt  die  dienen  ende  ghe- 
nesen  in  desen  saken.  soe  gaet  in 
dat  capittel  van  den  gaten  ende 
ulceriëwin  den  vede.  Daer  vindire  in 
staen  ghenouch  van  vele  manieren. 

Van  bloet  te  stelpen  in  de 
roede   der   vede. 

Ie  hebbe  gheweten  dicwille  alse  c  74b. 
den  brant  hute?z  vede  ofte  huten 
roede  viel  dat  die  aderen  seer 
worden  bloedende  ende  datter  de 
siecke  seer  cranc  of  was  eer  de 
mester  toe  quam.  Ie  mester  jan 
Iperman  was  in  de  stede  van  ypere 
daer   was  een  arm  mersman  die 


204 


hadde  eenen  seeren  vede  ende  die 
boven  op  den  rugghe  op  eenen 
vinger  nae  den  hoofde  hadde  een 
groet  diep  gat  al  vol  quaet  vleesch 
Diewelke  mersman  hadde  in  cueren 
ende  onder  handen  een  leec  meester 
Die  niet  vele  van  Cyrugie  ne  wist 
ende  hi  leide  an  dat  gat  corrosijf 
ende  dat  quam  in  een  ader  die 
zeer  wart  bloedende  die  adere 
des  midder  nacht  ende  bloede  tote 
den  dach  tote  .x.  hueren  ende'  de 
leeke  mester  ne  const  niet  ghe- 
stelpen.  Ende  ie  yperman  wasser 
ontboden,  ende  ie  vant  den  pacient 
bi  naer  doot  sittende  op  een  leeder. 
ende  hi  kende  niement.  ende  hi 
bloede  teener  ader  huten  seere 
Ie  nam  den  pacient  ende  ie  deden 
legghen  op  een  bedde,  ende  ie 
nam  minen  dume  ende  leiden  in 
dat  gat  op  de  adere  ende  ie  hilt 
minen  dume  der  op  een  stickin  ende 
doen  [quam]  die  mersman  ane  sine 
kennisse  die  hie  tevoren  hadde 
verloren  ende  ie  nam  van  desen 
c  74c.  roden  poeder  dat  hier  nae  volget 
ende  dat  leide  ie  op  die  adere. 
ende  dat  gat  van  den  vede  al  vol 
ende  boven  dien  poeder  soe  stroide 
ie  blommen  van  tarwin  ende  doe 
nam  ie  een  viervout  doucskin  van 
suveren  liinwade  ende  dat  leide 
ie  op  dat  gat.  ende  daer  boven 
bant  ie  wijselic  met  eener  scroeden 
ende  eer  ie  ghinc  van  daen  de 
siecke  hadde  weder  alle  sine 
kennisse.  ende  des  ander  dages 
soe  ghinc  ie  daer  ende  verbantene. 
<I  Ie  nam  laeu  water,  ende  ie  su- 
verdene  wel  van  den  bloede,  ende 
ie  wecte  (l.  weecte)  die  plasteren 
der  mede  of  Doen  maecte  icken 
droghe  ende  ie  leide  dat  gat  vol 
van  den  vorseiden  poeder  ende  daer 
boven  een  piaster  van  stoppen 
ghenet  in  warme  aqua  plan tagim's. 


ende  ie  verbant  met  eener  scroeden 
ghelic  dat  jou  vorseit  es. 

Dit  is  dat  pulver,  ende 
het  heet  mester  huges  pul- 
ver. «I  Ro  Thuris  albissimi  et 
viscosi  aloë  epatici  sanguis  dra- 
conis  bolum  armenicum  .ana. 
partes  equales.  et  fiat  pulvis  sub- 
tylissimus  et  ponatnr  in  pixide  ende 
met  desen  poeder  vorseit  stelpte 
ie  hem  dat  bloet  ende  ie  decle  dat 
gat  al  vol  vleesch  wassen  der 
mede.  Ende  te  allen  vermaken 
soe  suverde  icken  in  warmen  borne 
ende  daer  nae  in  wijne  ende  doen 

droegde    icken    ende   doen   be-  c  74d. 
streec  icken  al   omme  van  boven 
ane    den   buuc    tote  ane  dat    gat 
met  desen  nae  volgede  deffensatijf. 

«I  Deffensatijf  j^o  oleum 
rosarum  .%.  iij.  boli  armenici  .o-  ij- 
terra  sigillata  .§.  j.  aceti  vini  .%.  ^. 
aqua  rosaram  5.  iij.  misciantnr 
in  mortario  et  fiat  deffensativnra 
ponatnr  in  pixide.  <R  Een  ander. 
Ende  mester  hugones  scrijft  datti 
plach  boven  dien  pulver  te  legghen 
eene  piaster  ghemaect  van  desen 
naevolgende  salve.  <I  ^o  olei  ro- 
sarum .%.  iij.  cere  alba  .%.  j.  serusa 
quantum  suMcit  \.  terra  sigilata  q.  s. 
loodt  asschen  litargirum  .ana.  .5.  ij. 
hier  of  maect  salve  ende  doetse  in 
dine  bosse.  «I  Mester  lanfrancs 
pulver.  Ende  hi  leert  ons  om 
bloet  te  stelpene  ende  omme  te 
doen  wassen  dat  vleesch  in  den 
vede  des  gats.  <I  J^o  wit  wieroec 
tay  ende  vet  .§.  iij.  aloë  epatici 
.§.  j.  masticis  .%.  \.  mirra  .5.  ij. 
Dit  mi?zget  al  over  een  ende  maecter 
of  pulver  subtijl  ende  doet  in  cline 
bosse.  ende  daer  boven  soe  plach 
lanfranc  te  legghen  pluckelinge 
van  lijnwaede  ende  daer  boven 
eene  piaster  van  den  witte  salve 
ghemaect  ende  boven  die  piaster 


205 


een    cleedekin   ghenet   in   warme 
wegebree  water, 
c  75a.      Ende    alsoet    vorseit    es    ghenas 
hijet. 

Van    ap  os  tarnen    ende   zwel- 
1  i  n  g  h  e    der    e  uil  en. 

Apostemen  ende  zwelling-e  der 
cullen  comt  somtijts  toe  van  hitten 
ende  somtijts  van  quetsingen  ende 
van  bloede  datter  toeloept  Ende 
alse  die  zweeringe  comt  van  hitten 
Die  teekinen  siin  roetheit  der 
verwen,  heet  in  den  tast.  starke 
zweeringe  ende  stecten.  ende  die 
cueren  der  of  dat  willen  wij  seriven. 
Int  erste  salmen  bloet  laten  in  die 
adere  die  men  heet  baselica  ane 
die  selve  side.  ende  eist  dat  sake 
dat  si  siin  beede  geapostemeert  soe 
selmen  laten  in  die  rechte  side 
ende  men  sel  der  oplegghen  ver- 
coelende  cruden  alse  herba  viola- 
vum  edrea  terrestrea  ende  solatrum. 
Dese  cruden  selmen  sieden  in 
watere  ende  doen  se  huten  watere 
ende  latense  versupen  van  den 
water  Dan  selmen  die  cruden  al 
in  twee  stampen  met  een  lettel 
tarwin  gruus  ende  siendense  il. 
siedense)  met  een  lettel  wiins  ende 
waters  ende  olie  van  rosen  ende 
daer  of  maken  plasteren  ende  dat 
selmen  legghen  laeu  der 
c  75b.  op.  Ende  aldus  salmen  des  dages 
vermaken  tweewarf  ende  eermen 
de  piaster  der  op  legghen  sel  soe 
selmen  altoes  de  cullen  bayen 
metten  vorseiden  water  daer  die 
vorseide  cruden  in  ghesoden  waren. 
«I  Item  ende  hi  sel  sitten  in  watere?z 
die  vercoelen.  «I  Een  ander, 
men  sal  nemen  scroeden  ende  die 
selmen  netten  in  wiin  aisiin  ende 
in  rosé  water  te  gader  ghemmget. 
ende  dat  salmen  laeu  der  op  leg- 
ghew  tweewarf  sdages   ende  men 


sallet  bestriken  met  coelende  un- 
guewten  die  ten  heeten  apostemen 
gaen  alse  ghi  voren  in  de  apostemen 
vinde?*.  sult.  f$  Een  ander.  Ende 
eist  dat  daer  mede  niet  ne  betert 
soe  leghter  op  dit  nae  volgende 
piaster  ende  hier  mede  saelt  sachten 
ende  betere?!.  <I  Ro  niussilagim's 
seniew  lini  et  psillii  et  fenugreci 
.ana  .§.  iiij-.or.  gummi  bdellii.  armo- 
niacum  .ana.  .%.  \.  furfuris  .§.  v. 
Dit  stoet  ende  siedt  al  over  een 
ende  daer  of  maect  een  piaster 
ende  dat  leght  al  warme  der  op. 
Ende  men  sal  weten  datmen  altoes 
die  cullen  vor  den  vermaken  sal 
bayen. 

Van  apostemen  van  couwe 
saken. 

Ende  alse  apostemen  cojnmew 
van  couwe  saken  in  der  (l.  den) 
cullen  dat  selmen  bekennen 

bi  der  bleecheden  ende  bi  der  c  75c. 
hartheden  der  cullen  ende  cleen 
wee  ofte  stectew  Ende  siin  die 
cullen  seer  hart  ende  zwaer  soe 
nemt  dit  piaster.  Piaster.  «J  ~Rp 
absinciura  molle  de  stront  van  der 
gheeten  den  stront  van  den  osse 
ende  duven  mes  Dit  mmghet  al 
over  een  ende  siedet  in  een  lettel 
wiins  altoes  roerende  ende  dan  doet 
of.  ende  hier  of  maect  plasteren. 
ende  legghet  der  op  warme  Ende 
men  sal  erst  die  culle?i  baien 
eermew  die  piaster  der  op  leit  ende 
dwaen  ende  stoven  in  dit  nae- 
volgeden  decoctie.  €f  Nemt  foliorum 
bismalva  m.  ij.  malva  m.  j.  Dit 
selmen  siede?i  in  drie  stoepe  waters 
eene  langhe  wile  ende  dan  doent 
of  ende  stovew  der  over  ende  bayen 
de  cullen  der  in  altoes  eer  men 
de  piaster  der  op  legghet.  IJ  Noen 
een  ander.  <I  E^  absincium  re- 
eentis  kersse   abrotanum  betonica 


206 


sambuci  ebuli  .ana.  m.  j.  sout  seem 
gherstin  niele  Dit  stampt  al  over 
een  dan  siedet  niet  wiin  van  peitau 
over  dat  vier  dan  doet  of  ende 
daerof  soe  maect  plasteren  ende 
legghet  laeu  der  op  gelic  dat  jou 
vorseit  es.  f  Een  ander  ten 
s  e  1  v  e  n.  C|  Nemt  mele  van  boe- 
nen ghestampt 

c  75d.  wel  cleene  ende  dat  siedt  met 
aisiin  al  slecht  altoes  roerende 
dat  niet  ne  berne  Dan  doet  of  ende 
maect  plasteren  ende  leghtse  der 
op  gelijc  dat  jou  vorseit  is  ja 
alsoe  heet  alsmen  liën  mach. 
•I  Een  ander  jeghen  zwellinge 
ende  zweeringhe  der  cullen.  <I  Bf> 
succi  benedictum.  idem  cecuta 
.•5.  iiij-or.  aisiin  .%.  iij.  bonen  mele 
subtij  1  ghemalen  Dit  siedt  al  over 
een  op  dat  vier  altoes  roerende 
dat  niet  ne  berne  ende  doet  of 
ende  maect  der  of  plasteren  ende 
die  leght  heet  der  op  Dit  doet 
sceeden  certissime.  ^  Een  ander 
ten  selven.  <J  Ro  tapsum  barba- 
tum  urtica  parvam  herba  violarum 
malvam  furfuram  .ana.  manipulum 
.j.  Dese  cruden  snit  al  in  cleene 
sticke?i  ende  doeter  toe  de  bladeren 
van  ebuli  sambuci  absincii  ende 
rosen  et  pallias  alliorwm  .ana.  m.  \. 
Dit  stampt  al  over  een  ende  siedet 
in  wine  tote  dat  slecht  is.  Dan 
legghet  warme  der  op  gelijc  dat 
vorleert  es  Dat  sel  wel  de  siecheit 
sceeden.  •}  Een  ander.  €fl  Noch  ten 
zwellinghe  den  cullen  commende 
van  couwe  humoren.  «I  Rp  Nemt 
bonen  venigriec  liinsaet  anijs 
coriandre  camamillen  blommen 
.ana.  partes  equales.  Dit  stoet  in 
pulver 

c  76a.  ende  dan  siedet  in  witten  wine 
peitou  ende  dit  plaste?'  der  op 
gheleit  sceet.  Hier  an  scrijft  van 
mester  louic  van  macke. 


Van    eenen   siecheit    in   den 
cullen   die   men  heet. Er  in  a. 

Van  Erina.  in  den  cullen  daer 
of  siin  twee  manieren  alse  Erina 
Carnosa  dats  te  segghen  in 
vlaemsche  vleesch  carnouffel.  ende 
daer  es  een  ander  manier  dat  heet 
men  Erina  ventosa  dats  te  seg- 
ghen in  vlaemsche  wint  carnouffel 
Ende  men  sal  weten  wint  carnouffels 
niet  en  eist  omme  ghenesen  Dan 
datment  hutesniitsubtijlic  gelijc  dat 
men  siin  (/.  snijt)  van  den  ghescorden 
cullen  balch  dore  ende  dat  langes 
den  lichame  ende  dan  salment 
hute  pellen  ende  snident  van  den 
darmen  daer  die  cullen  mede 
hanget.  ende  dat  selmen  dore 
steken,  ende  dore  cnoepen  alsoe- 
men  doet  van  den  ghescorden. 
ende  die  siecke  sel  ligghen  al  in 
den  maniere  ghelijc  datti  leit  van 
den  ghescorden  ende  hi 

sel  alsoe  eten  ende  drincken  c  76b. 
maer  men  sel  die  wonde  heelen 
al  eens  gelijc  dat  heelt  in  ghe- 
scorden diemen  sniit  hets  al  eens. 
Ende  men  es  sculdich  dat  einde 
van  den  darme  te  cauterizeere?i 
met  eenen  gloyenden  heeten  ysere 
ende  dat  selmen  doen  omme  dat 
die  carnouffels  niet  weder  soude 
groyen.  Ende  men  sel  wachten 
den  draet  ende  den  cnoep  buten 
hanghende  tote  datti  ofvallet.  ende 
vermaken  ghelijc  ghescorde. 

Van  water  carnouffele. 

Van  waters  carnouffels  die  in  de 
cullen  somtij  ts  wassen  Daer  of  willic 
jou  scriven.  Ende  dat  wort  ghewow- 
nen  in  de  holle  sone  ofte  diuidimws 
(l.  epididymus).  dats  daer  die  cullen 
anwe  hanghet.  Nou  willic  daer  of 
gaen  ter  cuere  omme  dat  water 
hute  te  doene.  ende  dan  commen 


207 


eenighe  leeke  mesters  die  hute 
sniën  den  cul  gelijc  ofte  hi 
ware  ghescort  maer  dat  es  seere 
valsch  ende  sine  weten  niet  wat 
si  doen  Ende  aldns  in  desen 
manier  selmen  gaen  ten  werke. 
•J  Int  erste  men  sal  nemen  eene 
groete  driecante  naelde  ende  die 
naelde  selmen  drommen  ende  die 
naelde  selmen  steken  in  dat 
c  76c.  onderste  van  den  cullenbalge 
ende  dore  dat  didimus  ende  die 
naelde  weder  (fig.  XLIV)  hute 
commende  ter  huut  ende  dien  draet 
selmew.  der  dore  trecken  ende  der 
in  laten  hangen  tote  dat  hem 
dwater  hute  gheloepen  si  ende 
aldus  selment  laten  .vij.  daghe 
lanc  ende  daernae  soe  selmen  die 
wonde  suverlic  heelen  alsoet  be- 
hoort. Ende  eenighe  mesters  siin 
die  de  wint  carnouffels  oec  plegen 
hute  te  latene  met  eenen  naelde 
ende  eenen  drade  alsoet  vorseit 
es  (zie  fig.  XLIV)  ghelijc  datmen 
hute  laet  water  carnouffels  ende 
eenighe  meesters  snidense  hute  met 
eenen  vlime  ghemaect  in  desen 
manieren  aldus  (fig.  XLV)  Ende 
daermede  doen  si  sceeden  den 
wint  ende  die  zwellinghe. 

Van   den  gescordew  te  ghe- 
nesene  in   ander  maniere. 

Meer  voren  hebben  wij  gheseit 
van  ghescorden  te  ghenesene  met 
drancken  ende  plasteren  ende  dat 
sonder  sniden  Dat  nieuwe  es  te 
ghenesene  met  banden  ende  dran- 
cken. Ende  nou  willen  wij  hier 
een  ander  manier 
c  76d  leeren  van  heelne  Die  metten 
vorseiden  drancke  niet  moghen 
geheelt  werde?i  die  soe  selmen 
helpen  in  desen  maniere  sonder 
den  cul  te  verliesene  noch  gheen 
leedt    CJ    l^o    Nemt   levende   calc. 


tweedeel  artament  (l.  atrament)  een 
deel.  dit  pulvert  Dan  selmen  nemen 
zeepe  die  swart  es  ende  daer  mede 
dat  vorseit  pulver  mingen  alsoe  stijf 
als  dech  ende  daer  of  formere  eene 
ruptorie  ende  die  legghen  dore 
een  gat  van  eenen  leder  aldns 
ghemaect  in  desen  maniere  (fig. 
XL VI)  ende  dit  ruptorium  selmen 
legghen  ter  steden  daer  tgat  van 
den  ghescorden  si  ende  dit  selmen 
laten  legghen  eenen  dach  sonder 
of  doen  op  dan  tijsbeen  selmen 
der  op  striken  boter  ofte  smout 
tote  dat  daer  een  stic  hute  valt 
dat  daer  ghedoot  es  ende  eist  dat 
sake  dat  ghi  den  darme  bloet 
vindet  daer  den  cul  an  hanget. 
ende  dat  vleesch  of  es  Soe  suldi 
met  eenen  scersse  den  darme 
clieven  toten  beene  (zie  fig.  V) 
in  de  middel  lancxs  Dan  suldi 
hebben  een  gloiende  isere  ende 
daer  mede  cauteriseren  ende  be- 
scauwen  den  darme  alsoe  ver[r]e 
alse  den  snede 

gaet  toten  beene  toe  ende  doedijt  c  77a. 
niet  alsoe  ver[r]e  als  die  snede  gaet. 
ende  bernen  toten  beene  toe  heet  (l. 
het)  en  sal  niet  helpen  Dan  bestri- 
cket  dat  verbernefde]  met  smeere 
onghesouten  tote  dat  den  brant  hute 
valt  Dan  salmen  int  gat  van  den 
senuwen  doen  wassen  vleesch  ende 
dat  vleesch  sel  wesen  met  cnoepen 
Die  weke  (l.  welke)  cnoepen  sullen 
beweren  dat  huut  gaen  van  den 
darmen  dat  nemmermeer  der  nae 
darmen  ne  sullen  hute  cownien. 
Ende  daernae  sulmen  (l.  salmen)  die 
wonde  van  buten  doen  vleesch  was- 
sen ende  heelen  ghelijc  ander  won- 
den vorseit.  Die  siecke  sal  moeten 
legghen  .xl.  dage  over  rugghe.  ende 
hi  moet  hem  hoeden  seere  van  vele 
pinen  ende  van  ghenoten  met  wrou- 
wen  (l.  vr-)  ende  van  grove  spijsen 


208 


die  wint  maecken  tetene  drie 
daghen  ofte  .iiij.  te  voren  eer  mer 
an  werken  sel.  ende  men  selne  te 
voren  wel  diëterew  ende  houwen 
met  lijchte  spijsen.  ende  den  lichame 
wel  ydel  maecken  ende  die  darmen 
selmen  wel  in  doen  ende  datsi  wel 
nioghen  in  bliven  ende  datsi  in- 
wart  niet  ne  verwarren  daer  vreese 
of  commen  mochte  Ende  eenighe 
mesters  doen  dat  werc  van  rup- 
toriën  met  cauton  ende  si  ber- 
c  77b.  nent  met  ysere  ende  bescouwent 
toten  ysbeene  ende  dan  heelent 
alsoet  ons  vorleert  es  ende  dit  es 
eene  vaste  cuere  daert  wel  ghe- 
daen  es  sonder  verlies  der  cullen. 
al  eist  den  pacient  pine  omme 
ghedoghen  ende  menich  pacient 
ne  sout  niet  wille[n]  ane  gaen  noch 
menich  mesters  ne  souwent  willen 
doen.  Ende  ie  mester  jan  y per- 
man  ne  deet  noint  want  hets  te 
aventuerlic  ende  te  aventuerlic 
omme  den  pacient. 

Van  den  navele  ghescort  in 
kinderen. 

Die  navele  wert  in  kinderen 
groot  ghescort  ende  hute  buiende 
ende  qualicke  ghesloten  ende  dat 
mach  men  wel  ghenesen  sonder 
sniden  Ende  ghevalt  somtijts  dat 
daer  gadert  vele  materie  ende  dat 
salinen  purgieren  aldtts.  €J  Nemt 
dat  heinde  van  den  navele  met 
.ij.  vingeren  ende  metten  anderen 
hant  soe  dructen  inwart  dat  in 
den  navele  es  tote  in  den  lichame 
ende  coendi  dit  ghedoen  soe  es 
den  navele  ghescort  ende  ne  willet 
niet  ingaen  ende  dat  kint  seer 
trect  ende  screit  soe  eist  materie 
soene  suldi  niet  der  toe  doen.  Ende 
is  de  varwe  van  der  navele  gelijc 
de  varwe  van  den  huut  ende  dat 
in  gaet  alsment 


tast  gelijc  alst  vorleert  es  dan  c  77c. 
suldi  maken  eenen  bant  met  eenen 
cussenkin  in  de  middel  genayet 
ende  daer  mede  subtijlic  binden 
ende  onder  den  bant  op  den  navele 
salmen  legghen  gheberrende  lu- 
pinen  ende  lijnen  doucke  ghe- 
berrende .ana.  partes  equales  ende 
dit  salmen  temperen  met  wiin 
aisiin  ende  maect  der  of  een  piaster 
op  stoppen  ende  der  op  geleit  ende 
der  boven  op  binden  een  cussinkin 
alle  dage.  €J  Een  ander  der  toe 
orborlic.  €J  Nemt  zwart  pee  .§. 
iiij-or  pulver  mastiek,  pulver  van 
wieroec  pulver  van  bolum  arme- 
nicum  .ana.  elcxs  .§.  \-  dat  pee 
salmen  smelten  op  dat  vier  alleene 
ende  alst  ghesmolten  is  dan  doet 
of  ende  minget  der  in  de  pulveren 
vorseit  ende  maect  eene  piaster 
van  eenen  canepen  doucke  ende 
dat  leght  der  op  .3.  daghe  ofte 
meer  ende  doet  alsoe  tote  datti 
ghenesen  is.  Ende  macht  niet  der 
mede  ghenesen  soe  salmen  wereken 
a\dus  tfl  Int  erste  men  sal  met 
eener  spletten  die  navele  begripen 
ende  inwart  steken  tote  datti  in 
es  ende  alst  al  in  es  dan  salmen 
vaste  duwen  ane  den  buuc  ende 
die  splette  in  houwen  die  darmen 
ende  die  pacient  die 

sal  sinen  navele  soe  hi  mest  c  77d. 
mach  inwaert  trecken  Ende  dan 
salmen  nemen  eenen  naelde  met 
eenen  starken  drade  alsoe  ghe- 
maect  in  desen  vorme  (zie  fig. 
XLIV)  Ende  dor  steken  den 
navele  al  vaste  ane  de  splette  ende 
dan  salmen  den  draet  een  warf 
omme  slaen  ende  cnoepen  alsoe 
men  eenen  sac  bint.  ende  dan  den 
navele  weder  dore  steken  cruus- 
wijs  jeghen  die  erste  steke.  ende 
dan  weder  omme  slaen  ende 
cnoepent  noch  een  warf  ende  dan 


209 


salmen  dat  einde  des  drats  (l.  draets) 
of  sniden  ende  dan  doen  die  splette 
of.  ende  latent  daer  in  den  draet 
tote  datti  of  valt  ende  vort.  Dan 
selment  heelen  alse  eene  ander 
wonde  met  drogender  salve  ende 
die  selmen  wel  heelen  ende  dat 
houwet  emmer  wel  ghecussinelt 
ende  oec  goet  regement  houwen. 

Van  spenen  die  wassen  in 
dat  fundament.- 

Amoroïdes  dat  siin  spenen  ende 
siin  vaste  heelende  ane  die  aderen 
in  dat  fundament.  Die  welken 
spenen  onderwilen  zwellen  over 
midts  huworen  diere  toe  vloien. 
ende  mest  (meest?)  grof  bloet  dat 
doetse  onderwilen 
o  78a.  spliten  ende  besten  (l.  bersten) 
Dit  siin  die  teekinen  Dat  aensichte 
geluwe  werdende  ofte  bleec  wint- 
sele  in  den  lichame  ende  in  den  rug- 
ghe.  ende  groete  zwaerheit  in  den 
beenen.  «I  Item  men  sal  weten  dat 
der  spenen  siin  .iij.  manieren  Sulke 
spenen  siin  lanc  ende  breet  ghelijc 
worten.  ende  dat  siin  die  harechste. 
ende  sulken  gheliken  morbesiën. 
ende  die  ne  siin  niet  soe  quaet 
allinge.  Sulke  geliken  wiinbesiën 
ende  dat  siin  die  alder  beste.  Sulke 
spenen  die  wassen  voren  ten  cullen 
wart  Ende  sulke  spenen  wassen 
achtere  ten  lendinen  waert  Ende 
sulke  spenen  breken  hute  ende 
leken  altoes  ende  sulke  breken  hute 
ende  leken  niet.  Die  spenen  com- 
men  mest  van  bloede  ende  van 
melancoliën.  ende  selden  commen 
die  spenen  van  colera.  Ende  alder 
minst  commen  si  van  fluma.  Ende 
men  sal  weten,  spenen  die  van 
melancoliën  commen  die  geliken 
worten  Ende  die  spenen  die  van 
bloede  commen  gheliken  mor- 
besiën  Ende  die   spenen  die  van 


flumen  commen  die  geliken  win- 
besiën.  Ende  die  spenen  die  wassen 
gherne  in  lieden  die  heet  siin  ende 
versch  ende  in  tiden  die  heet  sin 
ende  versch  ende  in  landen  geli- 
kende.  Ende  eist  dat  die 

flumen  commen  van  limeghen  o  78b. 
humoren  alse  van  flumen  men 
ghevoelt  in  den  lichame  wint  ende 
rommelinghe.  Eist  datsi  vloien  soe 
tingiertse  met  eenen  heeten  isere 
[t]  horen  hoofde. 

<I  Ende  ons  bescrijft  ga- 
lienus  eist  dat  een  mensche  spenen 
heeft  ende  hebben  si  langhe  ghe- 
loepen  Dat  men  eene  spene  sal 
laten  open  sel  dat  die  materie  der 
dore  purgieren  mach  van  horen 
humoren.  Want  Avisenna  seit 
oec  ende  orcont  eist  dat  men  die 
spenen  alle  stopt,  het  ware  te  ont- 
siene.  dat  de  siecke  dat  water  laden 
mochte  ofte  datti  mochte  werden 
tisicos  ofte  man  ia  ende  dat 
soude  commen  overmidts  dat  hore 
de  natuere  niet  mochte  purgieren 
ghelijc  te  voren.  Daer  omme  soe 
selmen  eene  hopen  (open?)  laten 
heves  de  natuere  te  doene.  Ende 
men  sal  laten  den  lever  ader  in 
den  rechten  arme.  Ende  nae  den 
purgaciën  ende  suveringhe  salmen 
van  buten  werken  met  desen  na- 
volgende cruden  die  droghen. 

CJ  Rf>  loodt  asschen  scellen 
van  ysere  van  elcxs  even  vele 
hier  of  maect  sub  tij  1  poeder  ende 
stellet  in  dinen  bosse  ende  van 
dien  poeder  doet  dicken  der  op. 
«I  Een  ander.  *&  Nemt  acacia 
.3.  iij.  seruse  draganti  van  elcxs 
.5.  ij.  hier  of  maect  pulver  subtij  1 
ende  temperet  met 

succi   arnaglossa  in  modum  un-  c  78c. 
guentum    et     ponatnr    in    pixide 
ende  daer  met  bestriket  de  spenen 
sdages  tweewarf.  tfl  Een  ander. 

14 


210 


<I  Nemt  tapsus  barbatws.  dat  sal- 
men  droghen  ende  pulveriseeren 
subtij  1  et  ponatwr  in  pixide  ende 
dat  leght  op  de  spenen  des  dages 
tweewarfs.  €|  Een  ander  ten 
selven.  fl  Nemt  mille  folium 
centrum  galli  van  elcxs  even  vele 
dit  droget  ende  daer  of  maect 
poeder  subtij  1  ponatnr  in  pixide. 
ende  hier  of  doet  op  de  spenen, 
tweewarfs  sdaghes.  €][  Een  ander 
dat  rogerus  scrijft  ende  leert.  Nemt 
de  scorssen  van  garnaten  die 
pulveriseert  subtijl  ende  dat  minget 
met  aisiin  in  modum  xmguentum 
ende  dat  leght  op  der  spenen  dat 
selse  drogen  ende  ghenesen  ende 
staen  die  spenen  diepe  in  dat 
fundament  men  sal  wieken  der  in 
steken  met  desen  salve  ende  met 
cleederen.  €J  Item  ysaac  seit 
men  sel  boenen  een  lettele  sieden 
ende  dat  legghen  op  stoppen  ende 
voert  legghen  op  die  spenen  die 
zwellen  ende  zweeren  ende  niet 
ne  loepen.  i£  Een  ander,  ij  Nemt 
doderen  van  eyeren  paritaria  ab- 
sinciura  Dat  absincium  ende  pari- 
taria salmen  wel  cleen  stampe?i 
ende  sieden  in  water  dan  pueren 
dat  water  of  ende  siedense  met 
een  lettel  olie  van  rosen  Dan  doet 
van  den  vier  ende  minget  der  mede 
doderen  van  eyeren 
C  78d.  in  modum  nnguentum.  ponatnr 
in  pixide  ende  dit  piaster  geleit 
op  spenen  die  niet  ne  loepen  ende 
zweeren.  <I  Een  ander.  <J  Nemt 
wortelen  van  spyen(?)  dit  stampt  al 
in  sticken  ende  nemt  was  ende 
pee  ende  dit  siedt  deen  over  dan- 
dere  et  fiat  unguentum  ponatnr  in 
pixide  ende  leght  dat  der  op  ende 
latent  ligghen  .iij.  daghe  lanc 
Ende  men  sal  laten  die  lever  adere 
ende  men  sal  ventousen  setten 
soemen     naest     mach.      «J     Een 


ander.  f&  Nemt  apium  emorroi- 
darura  die  ghesoden  in  wine  ende  dat 
geplastert  der  op  sceet  die  speneD 
ende  die  zweeren.  €J  Een  ander. 
«B  l^o  oleum  nucis  Dat  salmen 
dicken  stricken  op  de  spenen. 
<$  Een  ander.  «I  Nemt  pulver 
van  den  selven  eppen  daer  of 
maect  pulver  ende  dat  mi?zget  met 
seeme  in  modum  unguentum.  Dat 
stricket  op  die  spenen  die  lopen 
si  sullen  drogen  der  mede.  f  Een 
ander.  «I  Nemt  pulver  van  netelen 
ende  dillen  poeder  Dat  minget.  met 
seeme  ende  bestriken  het  sal 
ghenesen.  «I  Een  ander  jeghen 
spenen  commende  van  melancoliën. 
€fl  Nemt  pulver  van  den  beene 
der  herten  van  den  hert  dat 
drincket  in  met  wine  daer  seeme 
in  ghesoeden  is  ofte  met  diasene. 
<I  Een  ander  jeghe?i 

spenen  bi  fauten  van  den  ghes-  c  79a. 
teliken  leden.  «I  Bp  Corali  rubi 
et  albi  dat  pulveriseert  subtijl 
pulvis  draganti.  pulvis  ordei  .ana. 
ende  daer  of  maect  pulver  ende 
dat  hout  onder  die  tonghe  ende 
latent  smelten  onder  den  tonghe 
ende  zwelget  maer  eist  bi  fauten 
der  voedender  leden  soe  gheeft 
van  den  vorseiden  pulvere  drinc- 
ken  met  sape  van  wegebree. 

Van  den  fi stele  in  den  ers 
darme. 

Van  den  fistule  die  comt  in  ani  dat 
dat  [is]  in  den  ers  darme.  Daer  of 
dat  somenghe  (l.  sommeghe)  dor- 
gaende  sin  ende  teekinen  daer  of  es 
dat  hut  hem  lieden  gaet  vachede 
(l.  wac-)  ende  meests  wints  ende 
sulke  ne  siin  niet  dore  gaende  ende 
huten  welken  ne  gaen  no  wint  no 
stront.  Ende  die  fistulen  die  dore 
gaen  ne  ghenesen  niet  met  medeci- 
nen.  €J  Maer  sulke  werden  ghenesen 


211 


metten  werke  des  hants  «I  Cirugie 
met  bindene  ontwee  ofte  huut  tree- 
ken  met  sickelen  ende  daer  nae 
heelen  ende  vleesch  maken  met 
U7iguentum  .ba'ziliconis.  maer  in 
de  werkinge  der  dore  gaende.  ~EB.de 
het  wert  onderwilen  geloset  met 
messe  sonder  luust  ofte  wille  waer 
bi  datmen  scuwet  die  bande  op 
die  materie  ofte  maniere  Maer  den 
fistulen  die  siin  neder  datmen 
ghecrigen  mach  bi  den  vingeren 
ende  die  mach  mew  ghenesen  met 
scerpen  medicinen 
c  79b.  alsoe  jou  vorleert  es  in  dat 
capittel  van  den  fistule.  Daer  vindi 
medicinen  van  den  fistule  genouch 
te  ghenesene  ende  dat  met  scarpen 
medicinen  die  suveren  ende  dit 
unguentum.  es  goed  der  toe. 
TJnguentum  viridis.  Dats 
lichtelic  corrumpert  ende  ghenest 
den  fistule  ende  doet  vleesch  wassen 
<R  l<o  zwinen  smout  coelert  lib.  4 
viridis  eris  .§.  j.  sal  gemine  .§.  \. 
ende  dit  vergadert  in  een  mortier 
ende  stellet  in  dine  bosse  ende 
dese  salve  doot  den  fistule  ende 
verdrijft  quaet  vleesch. 

Van  dat  fundament  dicken 
hu  te  gaet. 

Dat  fundament  es  den  ers  darme 
ende  die  gaet  hute  ende  dat  gaet 
overmidts  der  clappingen  van  den 
senuwen  in  den  fondament  ofte 
in  vul  va.  Ende  dit  es  de  cuere 
welc  datter  hute  gaet  soe  vul  va 
soe  dat  andere.  In  dat  erste  soe 
suldine  doen  sitten  metten  sette 
in  water  daer  dese  naevolgende 
cruden  in  ghesoeden  siin.  €j  I^o  ba- 
laustia  gallen  corticis  mali  granati 
eekelen  ypoquistidos  .ana.  partes 
equales  Dit  doet  sieden  in  water 
ende  doeten  daer  in  sitten  metten 
stertte. 


^  Een  ander.  €f  Nemt  dewor- 
tele  van  serpentines  mele  van 
tarwin  dit  ininghet  al  overeen  met 
water  ende  bact  broet  onder  die 
asschen  ende  eet  dit  broet  fruit 
dit  in  de  panne  Ende  es 

dat  set  hute  smeert  die  handen  c  79c. 
met  warmen  borne  daer  psillium 
in  ghesoden  is  ofte  geweict  es. 
ende  dan  doet  dat  set  in  Ende  is 
dat  set  vercout  dat  niet  in  gaen 
mach.  soe  salment  bayen  in  rooden 
win  ende  dan  doen  dat  set  weder 
in  ende  erst  stroiter  op  dit  naevol- 
gende pulver.  •!  ^o  balaustia  ci- 
pressi  .ana.  .5.  2.  corticis  lentissi 
.3.  3.  serusa  .5.  j.  van  desen  poeder 
stroit  der  op. 

Dit   es  een  supposit orium. 

Omme  in  dat  set  te  stekene. 
U  Nemt  pulver  van  gallen  ciminura 
.ana.  .§.  iiij-or  Dit  stampt  ende 
maect  der  of  suppositorium.  ende 
stectse  int  set.  Ofte  maect  dit  nae 
volgende  sackin  twee  ende  vultse 
met   deser  nae   volgende  cruden. 

CJ  Bf>  pulver  van  gallen  pulver 
van  cuminum  .ana.  .§.  v.  Hier  mede 
vullet  de  twee  sackin.  ende  dan 
setse  in  reghenwater.  ende  men 
salse  warme  der  in  steken  ofte  der 
op  sitten.  ende  als  deen  coel  es 
dan  salmen  dan  der  sacskin  warme 
nemen  ende  alsoe  doen  dicken 
menichwarf.  Een  ander.  Nemt 
rancken  van  wingaert  met  serpen- 
tinen  die  bernet  te  asschen.  ende 
dat  leght  in  roode  win  ende  daer 
of  maect  loege  ende  van  diere  loge 
doeter  in  lopen  met  eener  clistere. 
Ofte  men  sal  metten  sette  der  op 
sitten  ende  laten  den  wasem  der 
ingaen  dats  seer  goet. 

Een    ander.    «I    Nemt    gallen  c  79d. 
eekelen      balaustie     ypoquistidos. 
sumac.      cortim      male      granati 


212 


scorssen  van  mespillen  Dit  stoet 
ende  siedt  in  eenen  pot  over  dat 
vier  ende  dan  sal  de  siecke  hem 
sitten  ende  stoven  over  den  pot 
ende  men  sal  dan  gheven  den 
siecken  dyacitoniton  ende  diacos- 
tura  et  cetra. 

Hier  beghint  dat  bouc  van 
den  quaden  beenen. 

Hier  henden  de  boucken  van 
alle  de  clieren  ende  clappoeren 
ende  van  den  ghescorden.  Nou 
soe  comt  hier  an  den  bouc  van 
den  quaden  beenen. 

Den   taf  f  el  Ie  der  of. 

Van  malamortuura  in  der  beenen 

Van   apostemen  in  der   beenen 

Van  herdicheit  crusteren  in  der 
beenen 

Van  groete  ader  in  der  beenen 
ende  te  corten 

Van  wonden  in  der  knie 

Wat  men  doen  sal  eenen  te 
broken  beene  ofte  een  te  broken 
leedt 

Hoe  men  kennen  sal  dese  broke 

Ende  hoemen  ghebroken  been 
vermaken  sal 

Van  te  broken  beene  met  open 
wonde 

Van  quade  ghesteken  sceenen 
c  80a.      ane  de  beene 

Van  te  broken  vingeren  ane  den 
hant.  ende  van  te  broken  teen  ane 
de  voeten  '). 

Van  vortinghen  der  beenen 
willic  jou  scriven  dat  de  mesters 
heeten  malamortuum.  Dats  te 
segghene  vortinge  der  beenen. 
ende  si  vallen  gherne  beneden 
den  knie  ende  dat  heeten  vele 
lieden  mormale.  ende  het  werden 
groete  zweeren  ende  pusten  in  der 


beene.  ende  roven  ende  si  werpen 
vele  gaten  want  die  materie  comt 
van  humoren  van  melancoliën. 

fl  Int  erste  omme  te  gaene  ter 
cuere  ghi  sult  gheven  den  pacient 
desen  naevolgende  dranc  smorgens 
ende  savons  omme  die  materie  te 
ripene.  «I  Ro  nemt  oximel  diureti- 
cum  .5.  iüj-or.  aqna  fontós 

vini  albi  aqwa  fumiterre  .ana  c  80b. 
.5.  ij.  misceantnr  ende  hier  of  gheeft 
drincken  smorgens  ende  savons 
te  gader  .iiij.  lepelkins  vol  ende 
alse  desen  dranc  hute  es  dan  sal- 
inen daer  nae  purgieren  met  iera 
ruffini  ende  salmen  gheven  nae  die 
leeringe  van  onsen  antidotharinra. 
Ende  men  sal  de  siecke  hoeden  van 
alle  spijse  die  melancoliën  winnen 
ende  maken  alle  spijse  die  laseerie 
(l.  laser-)  ende  cancker  deeren 
mach.  Ende  daer  na  men  sal  laten 
die  miltadere  in  den  slincken 
arme.  ende  men  sal  houwen  dat 
men  die  voeten  niet  wasschen  sal 
ende  alle  de  puusten  ende  seeren 
salmen  suvere?i  van  horen  vul- 
licheit  ende  dan  wel  droghen.  ende 
dan  gelmer  op  legghen  plasteren 
van    desen    naevol gender   salven. 

TJnguentum  I^>  litargirum  .§.  ij. 
seruse  .%.  j.  olei  rosarum  .§.  iij.  aceti 
vini  .;>  \-  cere.§.j.misceanturetfiat 
miguentum  ponatnr  in  pixide  ende 
hiêrof  maect  i  dinne  plasteren. 
ende  altoes  suveren  wel  de  seere» 
eer  ghi  de  salve  der  op  leght. 
fj  Ende  men  sal  weten  dat  daer 
toe  goet  is  oleum  fraxini  dat  es 
olie  ghemaect  van  esschen  houte. 
Ende  die  olie  maect  men  met  tween 
potten  deen  op  dander  staende 
ghelijc  dat  men  maect  oleuw  van 
jeniverbesiën.  alsoe  men  ons  leert 
in  onsen  bouc  die  men  heet  .eb e 


J)  Open  ruimte,  klaarblijkelijk  bestemd  voor  een  teekeniny. 


213 


mesue  etc.  Die  olie  van  fraxinij 
es  seer 
c  80c  goet  orame  drope  ende  ceteren 
ende  singulen  ende  hier  of  vindi 
ghenouch  ghescrevenV  bescreven 
in  dit  bouc. 

S  a  1  v  e.  Dits  een  notabel  salve 
jeghen  joec  te. 

U  ^o  barghin  smout  .j.  pont.  ceruse 
.j.  pont  brine  va.n  maischer  boeter 
Dit  doet  te  gader  in  eenen  mortier 
soe  langhe  dat  dicke  si  ende  hier 
of'  maect  plasteren  et  cetra. 

«E  Item.  boeter  brine  es  super- 
latijf  jeghen  joecte  ontrint  wonde 
ende  seerheede  gedaen  laeu  der  op 
met  eenen  doucskin.  probatum  est. 

Van  apostemen  in  derbeenew. 

Van  apostemen  in  der  beenen 
ende  in  der  kniën  ende  in  der 
voet  ende  eist  dat  vaste  ghemaect 
ende  dat  groot  hute  blij  et  soe  ne 
hevet  ghene  cuere.  Maer  int  be- 
ghinsele  alse  den  knie  ende  den 
voet  beghint  te  -werdene  groet 
omme  te  apostemeren  dats  pijnlic 
omme  te  ghenesen.  <I  Ende  als 
ghi  siet  dat  is  van  groeten  drouf  heit 
van  bloede  dat  suldi  bekennen  bi 
den  varwe  ende  bi  der  hitten,  fj  Int 
erste  suldi  beghmnen  jeghen  over- 
tullicheit  des  bloets  ende  men  sal 
hem  milderen  sine  spijse  ende  men 
sal  antieren  alle  weken  dat  keeren 
nae  vervulthede  ende  men  sal  mitten 
(l.  nutten)  trifera  minor  tgewicht 
van  .3.  2.  thuris  zinzibri  .ana.  .3.  \. 
Dit  mmget  over  een  ende  ghevet 
drinckew 
c  80d.  smorgens  tilike.  in  aurora.  Ende 
men  sal  bestriken  die  aposteme 
met  desen  naevolgende  unguent. 
<I  ^o  pulvis  aloë  pulvis  mirra 
acacia  .ana.  .%.  j.  Dit  mmget  te 
gader  cura  vino  stiptico  ende  cum 
aqwa  foliorwra   cipressus  ofte  qa 


(l.  aqua)  van  hertnoten,  ende  in  die 
hitte  salment  bestriken  gelic  heete 
podagram.  Ende  eist  dat  sake  dat  die 
apostemen  hute  breken  willen  ofte 
hute  breken,  soe  doet  ende  gheneese 
alsoe  jou  vorscreven  es  in  dat 
capittel  hier  vore  van  den  apos- 
temen. cuererse  ende  ghenestse 
gelijc  dat  men  daer  leert  ende 
scrivet. 

Van  den  Cancker  die  comt 
in  den  beenen. 

Van  herdicheit  crusteren  in  der 
beenen  ende  canckeren  die  eommew 
meest  van  salsum  fluma.  ofte  van 
verberrende  melancoliën  Ende 
dese  siin  seer  quaet  te  cuererene. 
Die  teekin  en  dat  si  siin  van  salsum 
fluma  dats  joecte  ende  crusteren 
vele  ende  sculferen.  ende  men 
salse  cuererew  weder  si  siin  met 
ulceren  ofte  sonder  ulceren  in 
desen  manieren  <I  Int  erste  men 
sal  den  siecken  gheven  des  nachts 
alse  die  maghe  ydele  es 

soe  salmen  hem  gheven  pillen  c  81a. 
fetide  daer  of  es  dosis  2.  3.  tote 
eenen  alver  oneen.  Ofte  met  desen 
navolgende  pillen,  flf  Ro  ellebori 
nigri  .3.  j.  scamonea  .3.  \. 
mirabolanorura  indorwm  sene  api 
.ana.  .3.  j.  turbith  papaveris 
.ana.  .3.  ij.  fiat  pillen  cum  succo 
furaiterre  ofte  met  wine  daer  fumi- 
terre  in  ghesoden  is  fiat  pillen  in 
modum  ciceris.  ende  men  saller 
gheven  altoes  oneffene.  Dosz's  eius 
est  .3.  ij.  vel  .3.  j.  ende  als  men 
desen  vorseiden  pillen  ghenomen 
heeft  dan  salmen  laten  in  die  ader 
diemen  basilica  [heet]  die  es  tusschen 
den  cleenen  tee  ende  den  anderen 
tee.  Want  dese  vorseide  latinghe 
trect  hute  dat  bloet  van  melan- 
coliën ende  van  alle  den  lichame 
ende  doetse  purgieren   ende  dese 


214 


latinghe  behoort  ghedaen  te  wesen 
daer  vore  int  capittele  van  mala- 
mortuum  der  beenen.  Ende  de 
siecke  sal  hem  houwen  van  spijsen 
te  nutten  die  bloet  maken  van 
melancoliën  Ende  men  sal  voert 
gaen  in  der  cueren.  ff  Int  erste  soe 
suvert  alle  die  seere  scone  ende 
dan  leght  der  op  dese  nae  volgende 
salve.    Daer   mede    ghenestse. 

ff  Ro  oleum  rosarum  .%.  iiij-or. 
seruse  sulfuris  .ana.  .%.  j.  a.rgen- 
c  8ib.  tuw  vivum  -o-  i-  et  flat  unguen- 
tum ende  ten  achtersten  doeter  in 
twitte  van  den  tween  eyeren  et 
pauco  aceto  misceantwr  et  ponatur 
in  pixide.  Ende  eist  dat  sake  dan 
(l.  dat)  siin  stinkende  ulceriën  die 
men  heet  canckeren  die  salmen 
ghenesen  met  unguentum  veneris 
ende   suveren    ende   aldus   salmen 

make?i  unguentum  veneris. 

• 

Dit   es    unguentum   veneris. 

ff  Rp  olei  olivarwra  in  den  somer 
.lib.  ij.  ende  in  den  winter  .lib.  iij. 


scapin  roet  .lib.  j.  cere  .§.  v.  piscis 
(l.  pixis)  navalis .%.  vj.  gum  armoniac 
oppopenac  galbanum  Die  gummen 
salmen  pulveriserew  subtijl  ende 
die  andere  gumme  salmen  weiken 
in  warmen  aisijn  ende  dan  salmen 
maken  unguentum.  ponatwr  in 
pixide  ende  orborse.  ff  Ende  daer 
nae  salment  consolideren  met  desen 
nae  volgende  pulver.  Desen  pacient 
wert  dickew  ghepurgiert  ende 
dicken  ghelaten  in  de  adere  van 
bazilico7i  in  den  voet  alsoe 
voren  gheseit  es.  ff  Een  ander. 
In  de  blanceren(?)  ende  scolpen 
ende  rudicheit.  ff  Nemt  starken  win 
aisiin  ende  die  maect  warme  ende 
daermede  dwaet  die  stede  alle 
dage  Ende  daer  op  gheleit  eene 
piaster  aldus  ghemaect.  Piaster. 
ff  fy>  meilis  .lib.  \.  doderew  van 
eyeren  viere  Dit  slaet  al  over  een 
ende  doeter  toe  farina  ordei  dat 
dicke  si  mede  te  vermakene 
ende  metter  salve/i  vorseit  salment 
mondificeren  ende  in  carnerew. 


HIER  EINDIGT  HS.  C. 


215 


AANTEEKENINGEN. 


■j"  BIz.  17,  kol.  a.  Nog  steeds  koestert  het  volk  te  recht  groote  vrees  voor  de 
aanraking  van  wonden  met  water. 

"f"  „  17,  „  b.  Bruun  legoburgensis,  1.  Bruno  Longoburgensis.  In 
Hs.  C  (noot  3)  is  sprake  van  Hu  go:  dit  moet  zijn  Bruno. 
Zie  L  (ijst)    v  (a  n)    S  (chrij  v  er  s). 

■f"  „  18,  „  a.  Dat  Yperman  Bruno  goed  gelezen  heeft,  blijkt  uit  zijn  ken- 
schetsende opmerking  „dat  bruun  (vele  leringen) 
screef  uten  ouden  boeken".  Zie  L.  v.  S. 
In  Ypermans  meening  dat  ook  „theodrijc  screef  uut 
brunen  in  sinen  boeken"  werd  ook  door  andere 
schrijvers  o.  a.  Guy  de  Chauliac  gedeeld.  Zie  L.  v.  S. 
Over   Lanfranc,  zie  L.  v.  S. 

t  »  19,  „  a.  Vermoedelijk:  die  meester  eveneens,  maar  hij  nam  den  schijn 
aan  alsof  hij  niet  anders  verwacht  had. 

"j"  „  19,  „  a.  Hij  kwam  na  overleg  tot  de  slotsom  dat  het  niet  goed  zou  zijn 
zijn  medicament  er  op  te  leggen. 

"f"  „  19,  „  a.  Leeken  meester.  Onder  leek  verstond  men  in  het  algemeen 
een  met-geestelijke,  maar  ook  een  ongeleerde,  ongeletterde 
of  onkundige  in  de  eene  of  andere  tak  van  wetenschap. 
Willem  van  Salicete  bedoelt  met  „leekemeesters"  zoowel 
personen,  die  geen  geneeskundige  opleiding  genoten  hebben, 
als  hen,  wier  ervaring  en  kennis  van  de  geneeskunde 
slechts  luttel  is.  Yperman  spreekt  (blz.  190,  kol.  b)  van 
„leeke  onbekende....  die  niet  ne  weten  van  der  sake  ende 
dat  es  omme  datsi  gheene  kennesse  draghen  ane  de  natuere 
waer  of  datsi  niet  geleert  ne  siin.  ende  onderwinden  hem 
met  horen  valschen  stoutheit,  etc."  En  op  eene  andere  plaats 
van   „dye   valsche  meesters  die  leec   sijn''.  (blz.  30,  noot  2). 

t     n      19,     „      b.    Hij    moet    zorgen    met   het   branden   niet   verder   te   gaan    dan 
noodig  is   om  de  ader  te  doen  samenschrompelen  en  vooral 
geen    andere    weefseldeelen   raken. 
El     niet   beteekent:    niet  anders. 

Verstandig  is  de  raad  om  bij  het  branden  rekening  te  houden 
met  de  soort  en  de  grootte  van  het  bloedvat.  De  onder  sterker 
druk  verkeerende  slagaderen  moeten  met  een  dikker, 
steviger  korst  van  geschroeid  weefsel  gesloten  worden  dan 
de  aderen. 

t  »  20,  „  a.  Het  verdrayen  der  bloedvaten,  om  de  bloeding  te  stelpen, 
bestaat  daarin  dat  het  vat  bij  het  uiteinde  met  een  knijp- 
tang  wordt  gevat  en  eenige  malen  om  zijn  lengte-as  gedraaid. 
De  methode  wordt  nog  toegepast  en  maakt  bij  kleine  bloed- 
vaten het  verbinden  of  toebinden  overbodig. 
Over  de  bloedstelping  en  het  „onderbinden"  van  bloedvaten 
zie  K.   P  r  i  n  s,  De  Ligatuur  vóór  Ambroise  Pare.  N  e  d  e  r  1. 


216 

Tijdschr.  v.  Gcneesk.,  1900,  II,  797,  en  E.  A  I  b  e  r  t, 
Blutstillungsmethoden  iin  Miltelalter.  Beitr.  zur  Ge- 
schicht  e    der    Chirurgie,    W  i  e  n,    1877. 

t  Blz.  20,  kol.  a.  De  raad  om  de  „medicamente"  niet  te  verwijderen,  doch  te 
wachten  tot  zij  vanzelf  afvallen,  spruit  voort  uit  gegronde 
vrees  voor  een  nieuwe  bloeding. 

f  „  20,  ,,  b.  Hoe  langer  de  wond  met  rust  gelaten  wordt,  des  te  beter, 
tenzij  zich  ontstekingsverschijnselen  openbaren,  waartegen 
natuurlijk  maatregelen  genomen  moeten  worden. 

f  „  21,  „  a.  De  leer  van  de  graden  der  gen ee smid  (I  e  1  en  is  door  Gal e- 
nos  (lib.  5  de  simplicibus)  gegrondvest  op  de  hypothese  van  de 
grondkwaliteiten  der  elementaire  vloeistoffen  of  lichaams- 
sappen (humores),  met  namen:  warmte  (bloed),  koude  (slijm), 
vochtigheid  (gele  gal)  en  droogte  (zwarte  gal,  een  hypothe- 
tische vloeistof).  Deze  „kwaliteiten"  komen  volgens  Galenos 
in  zekere  mate  in  de  enkelvoudige  geneesmiddelen  voor: 
het  is  nu  deze  kwantiteit  eener  kwaliteit  welke  de 
werkingsgraad  bepaalt. 

Een  matige  warmte  in  een  medicament  werkt  verwarmend, 
bevordert  de  vloeibaarheid,  doet  vervluchtigen  en  opent  de 
afvoerkanalen ;  een  overmatige  warmte  daarentegen  werkt 
opdrogend,  veroorzaakt  ontsteking,  zelfs  verbranding. 
Matige  koude  koelt  af,  verdicht  en  verstopt,  sterke  koude 
verdooft  en  kan  tot  versterf  leiden.  Een  matige  vochtigheid 
verzoet  en  verzacht,  overmatige  veroorzaakt  windachtigheid 
en  verstopping.  De  droogte  daarentegen  kan,  zoolang  zij 
middelmatig  is,  opdrogend  werken,  doch  in  sterken  graad 
doet  zij  samentrekken,  veroorzaakt  zij  kramp  en  zelfs  scheu- 
ring en  afschilfering. 

De  Ie  graad  eener  kwaliteit  doet  zich  ter  nauwernood  gevoelen  ; 
in  den  2den  graad  is  een  kwaliteit  duidelijk  merkbaar.  De 
3de  graad  uit  zich  reeds  in  een  schadelijke  werking,  terwijl 
de  hoogste  of  4de  graad  vernietigend  werkt,  of,  zooals  Pare 
zegt:  een  kwaliteit  in  den  eersten  graad  is  „duyster  ende 
onbevoelijck",  in  den  tweeden  „openbaer",  in  den  derden 
„gheweldigh"  en  in  den  vierden  „onmatigh  ende  uytnemende". 
Aangezien  ook  de  ziekten  zich  door  graden  kenmerken,  is  de 
kennis  van  de  graden  der  geneesmiddelen  onmisbaar  om  te 
kunnen  beoordeelen,  in  welke  verhoudingen  deze  toegediend 
moeten  worden.  „Tot  een  heete  sieckte  in  den  tweeden 
graet",  zegt  Ambroise  Pare,  „moeten  oock  koude  remediën 
in  den  selven  graet  gheappliceert  werden".  Bij  de  keuze  van 
de  kwaliteit  gaf  de  regel  van  het  „contraria  contrariis 
curantur"  den  doorslag. 

De  „gradenleer"  is  door  de  arabische  artsen,  vooral  door 
Jacob  ben  Ischak  al  Kini,  vulgo  Jacob  Alkindus, 
(813—873  ?)  in  zijn  De  medicinarum  compositarum 
gradibus  in  den  breede  uitgesponnen.  Zie  in  Lijst  van 
geraadpleegde  werken  onder:  Pare  en  Go  r  don. 

f     „      21,     „      b.    Rolant,    d.  i.  Rolando  Capelluti.  Zie  L.v.  S. 

"f"  „  22,  „  a.  L  er  in  ge  v  a  n  r  o  g  e  r  i  n  e,  d.  i.  de  Practica  Chirurgiae  van 
Rogerus.  Zie  L.  v.  S. 

•j"  „  22,  „  a.  In  den  tekst  staat  dragende  (van  een  wond);  hetzelfde  in 
Hs.  C;  daarentegen  droghende  in  Hs.  L.  Dit  laatste  is 
juist,  hetgeen  ook  uit  de  „qualiteiten"  der  kruiden,  die  hier 


217 

aanbevolen  worden,  afgeleid  kan  worden.  „Ebulus  dats  adec 
ende  es  heet  in  den  andren  graet",  en  „Apiura.  of  marke. 
of  apie.  of  eppe  dats  al  eens.  ende  es  heet  min  dan  in  den 
.3.  graet.  droge  in  den  middel  van  den  .3.  graede  (Herbarius). 
Het  min  en  middel  is  kenmerkend  voor  de  verdere  spits- 
vondige verdeeling  der  graden,  waarin  men  ten  slotte  ver- 
vallen is. 

f  Blz.  22,  kol.  a.  Vetheit.  In  Hs.  C  staat  „verscheit",  vochtigheid,  wat  beter 
bij    verten  en  verrotten  past. 

T  H  23,  „  a.  G  o  e  d  v  1  e  e  s  c  h  w  a  s  s  e  n,  d.  w.  z.  granulatieweefsel  vormen. 
Doet  c  o  ra  e  n  e  1 1  er,  d.  i.  bevordert  de  ettering,  waarin  men 
iets  heilzaams  zag,  omdat  daarmede  de  kwade  vochten  uit 
het  lichaam  verwijderd  zouden  worden.  Henri  de  Mon- 
de v  i  1 1  e,  de  bekende  fransche  chirurg  ("f"  omstreeks  1320) 
heeft  zich  tegen  deze,  de  ettering  bevorderende,  manier  van 
wondbehandeling  met  kracht  verzet  en  op  de  voordeden  van 
een    genezing    „per  primam  intentio"  de  aandacht  gevestigd. 

T  „  23,  „  a.  De  bedoeling  is  dat  de  beide,  aan  weerskanten  van  de  wond 
geplaatste,  proppen  een  zoodanigen  druk  uitoefenen  dat  de 
wonde,  ook  in  de  diepte,  gesloten  wordt,  de  beide  wondvlakten 
dus  tegen  elkaar  gedrukt  worden,  waardoor  de  vorming  van 
een  zoogenaamde  „doode"  ruimte,  die  slechts  tot  ophooping 
van   wondsecreet   gelegenheid  bieden  zou,  voorkomen  wordt. 

t  »  24,  „  a.  Macer  d.  i.  Macer  Floridus  de  Viribus  (of :  virtutibus)  herbarum; 
uitgegeven  door  L.  Choulant,  Leipzig,  1832.  Een  uit  2269 
hexameters  bestaand  latino-barbaarsch  leerdicht,  waarin 
de  geneeskrachtige  werking  van  77  planten  behandeld  wordt 
en  dat  vermoedelijk  in  het  eind  van  de  11de  eeuw  in  Frankrijk 
is  geschreven.  Men  vermoedt  dat  of  zekere  Odo  van  Meudon 
uit  Meune  sur  Loire  öf  de  Cistercienser  Odo  van  Mori- 
mont  in  Bourgondië  de  schrijver  is.  De  naam  van  het 
gedicht  moet  aan  den  romeinschen  dichter  Aem.  Macer 
herinneren.  Het  werk,  dat  langen  tijd  in  hoog  aanzien  heeft 
gestaan  en  in  verschillende  talen  overgezet  is,  steunt  op 
Plinius,  Dioskorides  en  tal  van  andere  auteurs, 
a.  die  .4.  meesters  in  hare  gelose.  Glossulae  quatuor 
magistrorum  super  chirurgiam  Rogerii  et  Rolandi.  Zie  L.  v.  S. 
a.    Willem  van  Congenie  ,1.  Congeinna.  Zie  L.  v.  S. 

Willem  van  Saliete  ,1.  Saliceto.  Zie  L.  v.  S. 
a.  Beginnen  in  de  middewert,  beteekent  hier  met  het 
hechten  van  de  wond  in  het  midden  beginnen,  omdat  dit 
zekerheid  geeft  dat  de  wondranden  dan  overal  tegen  elkaar 
komen  te  liggen. 
Ook  is  de  maatregel  om  de  wond  van  onderen  open  te 
houden  (draineering  van  de  wond)  voortreffelijk. 

"f"     „      26,      „      a.    Hersenen  roe  ren,  wil  zeggen  bewegen,  kloppen,  pulseeren. 

t  )<  27,  „  b.  Met  purgeeren  van  den  etter,  wordt  bedoeld  de  drai- 
nage. Deze  wordt  bevorderd  door  het  gebruik  van  de  „wieke", 
een  middel  dat  thans  ook  toegepast  wordt. 

t  ,i  28,  „  a.  De  opmerking  is  juist.  Het  naaien  heeft  tot  strekking  de  wond- 
randen tegen  elkander  te  brengen,  dus  heeft  het  geen  zin 
bovendien  „wieken"  tusschen  de  naden  te  steken,  met  uit- 
zondering dan  van  de  „wieke",  welke  in  de  vorige  opmer- 
king bedoeld  is.  Wanneer  de  wondranden  niet  wel  sluiten, 
dan   kan    de   wond   alleen    door    woekering    van  granulatie- 


t 

n 

24, 

f 

» 

25, 

t 

B 

25, 

218 

weefsel     gevuld     en     gesloten    worden,    hetgeen    een   breed 
litteeken   nalaat. 

"f"  Blz.  32,  kol.  b.    G  h  e  o  n  t,    misschien:    g  h  e  o  u  t,   een  weinig  ouder  geworden. 
Iets    lager    staat    telmereert   ,1.   telivereert. 
Daert  hout  daer  so  delivereert,  beteekent  vermoe- 
delijk: waar  't  vast  zit,  maak  het  voorzichtig  los. 

"f    „     32,     „     b.    der   boren,  1.  d[a]er  voren. 

"f"  „  32,  „  b.  Die  ander  soes  vele  meerr  e.  Bedoeld  wordt  van  een 
andere   afmeting,  een  ander  nummer  van  het  instrument. 

•f  „  33,  „  a.  De  beteekenis  van  hoven  en  gehovet  is  duister.  Misschien 
wil  de  schrijver  zeggen  dat  door  het  wenden  in  de  hand 
het  wapen  niet  loodrecht  indringt,  doch  schuin,  en  dat  dien- 
tengevolge een  gedeelte  van  de  hersenpan  opgeheven  wordt. 
Suver  si  van  den  canlkine,  wil  zeggen  dat  onderzocht 
moet  worden  of  de  kanten  van  het  stukgeslagen  been  glad 
zijn.  Zijn  zij  ruw  of  scherp,  dan  loopt  het  hersenvlies  gevaar 
van    gewond  te  worden. 

t     „     33,     „     b.    De  beteekenis  van  dauwaert  is  duister. 

.3.    groefhaken     deen     meer    dan     de    andere     wil 
zeggen:  van  verschillende  afmetingen. 

•j"  „  35,  „  a.  Het  gebruik  van  een  t  i  n  t  e  of  sonde  tot  het  peilen  van  de 
wond  wordt  ontraden,  omdat  die  niet,  zooals  de  vingers, 
van  gevoelszenuwen  voorzien  is  en  men  er  dus  minder  goed 
mede  voelen  kan. 

"f"  „  i6,  „  b.  Zoo  weinig  mogelijk  van  het  hersenbekken  afnemen  en  in  't 
geheel  niets,  als  men  er  buiten  kan. 

f  „  38,  „  a.  Yperman  wil  doen  uitkomen  dat  het  volumen  der  hersenen 
de  phasen  der  maan  volgt.  Bij  volle  maan  zijn  de  hersenen 
het  sterkst  opgezet  en  vullen  zij  dus  de  schedelholte  geheel. 
Bij  afnemende  maan  neemt  ook  de  omvang  der  hersenen  af, 
zoodat  men  den  vinger  tusschen  hersenpan  en  hersenen  kan 
steken. 

•f  „  39,  „  a. .  De  arts  moet  kennis  hebben  van  de  astrologie.  De  organen, 
die  geacht  werden  onder  den  invloed  van  de  maan  te  staan, 
zijn:  hersenen,  mond,  ingewanden,  blaas,  teeldeelen,  het 
linker  oog  van  den  man  en  het  rechter  oog  der  vrouw,  de 
lever  der  vrouw  en  de  geheele  linker  lichaamshelft,  benevens 
de  smaak  en  de  vrucht  in  de  7de  maand. 
Onder  tekenen  moet  worden  verstaan  de  teekens  van  den 
dierenriem,  of  „huizen"  zooals  men  placht  te  zeggen,  welke 
tijdelijk,  al  naar  gelang  van  den  tijd  des  jaars,  door  de 
planeten  —  waarvan  men  destijds,  behalve  zon  en  maan,  ook 
Jupiter,  Saturnus,  Mars,  Venus  en  Mercurius  kende  — 
bewoond   worden. 

In  het  algemeen  gold  de  invloed  van  de  maan  op  den  mensch 
als  gunstig,  doch  hij  kon,  door  een  bepaalden  stand  ten 
opzichte  van  andere  hemellichamen,  in  ongunstigen  zin 
gewijzigd  worden.  De  arts  diende  daarmede  rekening  te 
houden,  wilde  hij  zijn  therapeutische  maatregelen  met  goeden 
uitslag  bekroond  zien  (Magnus). 
t     „      40,     „     a.    Toen    hij    vocht    met    zwaard  en   schild,  was  hij  evenwel  goed 

bij  zijn  verstand  en  wist  heel  goed  wat  hij  deed. 
T     „      40,     „      a.    De    zin    is    onduidelijk,    ook    al    leest    men  voor  wint:  wind. 
Misschien  beteekent  die  wint  beloopt  iet:  een  kleinig- 
heid, zoo  goed  als  niets. 


219 

f  Blz.  40,  kol.  b.  Yperraan  is,  voor  zoover  bekend  is,  de  eerste  onder  de 
niiddeleeuwsche  chirurgen,  die  van  de  „vier  meesters  van 
Salerno"  gewaagt. 

„Medicina  aequivocatur  duobus  modus."  Libellus  de  Chirurgia 
editus  sive  compilatus  magistro  Rolando  felicitur  incipit. 
Ars  Chirurgica  Guidonis  Gauliaca  medici, 
Venetiis,  MDXLVI. 

"f*  „  41,  „  a.  Over  dragen  en  drogen  zie  de  Aanteekening  blz. 
22,  kol.  a. 

t  „  41,  „  b.  Een  „trepaan"  is  een  metalen  koker,  welke  aan  het  uiteinde 
evenals  een  zaag  van  tanden  is  voorzien.  Door  het  op  den 
schedel  geplaatste  toestel  rond  te  draaien,  boort  men  een 
rond  stuk  uit  de  hersenpan.  Men  kan  de  opening  grooter 
maken  door  een  wijder  trepaan  te  gebruiken,  maar  het  is 
natuurlijk  eenvoudiger  als  men  terstond  het  vereischte 
nummer  neemt.  De  raad  van  te  widen  metten  meer- 
ren is  derhalve  niet  praktisch.  Goed  is  daarentegen  de 
raad  om  met  behulp  van  een  beitel  de  hersenpan  tusschen 
twee  of  meer  boorgaten  te  klieven. 

t  „  41,  „  b.  De  zin  is  gebrekkig.  Vermoedelijk  wordt  bedoeld  dat  men 
het  bovenste  stuk  onder  handen  zal  nemen.  Veel  aan  het 
onder  gelegen  stuk  te  doen,  zoo  lang  men  daar  niet  be- 
hoorlijk bij  kan,  zou,  wegens  de  kans  op  beschadiging  van 
de  hersenen,  niet  raadzaam  zijn. 

j*  „  44,  „  b.  Gerne  beteekent:  gewoonlijk.  De  zin  is  gebrekkig.  Hs.  L 
geeft:  dese  dranc  begonst  hire  (1.  hi  te)  maken 
als  de  sieke  begonst  tetene  [,]  dat  was  op- 
ten  4.  d  a  c  h. 

f    „      46,     „     a.    Zie  Woordenlijst  op  vent  e. 

"f"  „  47,  „  b.  D  i  t  e  s  a  1  g  e  1  ij  c  (eveneens)  sonder  redenen.  Onder 
„redene"  moet  worden  verstaan:  verstand  van  de  zaak;  cf. 
kol.  a,  reg.  20  v.  boven:  de  liede  die  de  redene 
kennen.  De  meester  van  Ziericzee  toonde  dit  al  in 
geringe  mate  te  bezitten. 

f  „  47,  „  a.  De  bedoeling  zal  wel  zijn  een  zwachtel,  waarin  in  het  midden 
een  opening  is  om  de  neusgaten   vrij  te  laten. 

•j"  „  48,  „  b.  C  a  n  e  1  e  n.  Yperman  noemt,  over  hazelip-operatie  sprekende, 
het  woord  „canelen".  Met  dit  woord  kan  niet  anders  bedoeld 
zijn  dan  de  onderrand  van  de  bovenkaak,  welke  kan 
gebersten  (ontbreken)  of  siin  gespleten,  zooals  dat 
inderdaad  bij  gecompliceerde  hazelip  het  geval  is.  Daarmede 
strookt  echter  niet  de  eigenlijke  beteekenis  van  caneel 
canel  of  caniel,  n.  1.  die  van  „waterloop,  bedding  of 
kanaal"  (V  e  r  d  a  m). 

Te  Winkel  geeft  (N  e  d  e  r  1.  T  ij  d  s  c  h  r.  v.  G  e  n  e  e  s  k., 
52e  jaarg.  1908,  Ie  helft,  B.,  blz.  1699)  de  emendatie,  dat  in 
plaats  van  canelen  „cauelen"  of  „cavelen"  gelezen  zou 
mogen  worden,  op  grond  dat  „het  Handschrift  niet  best 
schijnt  te  zijn." 

In  Hs.  B.  staat  intusschen  ontwijfelbaar  „canelen";  in  Hs.  L. 
lees  ik  tweemaal  „canelen"  en  eenmaal  „cauele",  Hs.  G. 
daarentegen  geeft  alleen  „canele"  en  ook  in  Hs.  C.  doet 
de  letter  in  kwestie  meer  aan  u  dan  aan  n  denken.  Er  is 
dus  veel  voor  te  zeggen  het  woord  als  „cauelen"  of,  wat 
hetzelfde    is,    „cavelen"    te    lezen,    en    indien   dit   geoorloofd 


220 

is,  dan  levert  de  verklaring  geen  moeielijkheid  meer  op,  want 
„cavelen"  is  het  meervoud  van  „kavel",  dat  „kaak"  beteekent. 
Ik  mag  echter  niet  nalaten  op  te  merken  dat  in  Hs.  L. 
tweemaal  het  woord  „canelen"  gebezigd  wordt  in  plaats 
van  „tafle"  of  „tafele"  in  Hs.  B.  en  wel  op  blz.  29,  noot  2, 
en  blz.  40,  noot  3.  De  uitdrukking  „tafle"  wordt  daar  ge- 
bezigd om  de  beide  compacte  lagen  aan  te  duiden,  waaruit, 
met  een  daartusschen  gelegen  poreuze  laag,  de  platte 
beenderen  van  den  hersenpan  bestaan.  Tegenwoordig  spreekt 
men  van  lamina  externa,  diploë,  en  lamina  interna  sive 
vitrea.  Hier  moet  c  a  n  e  1  e  als  een  Yerkeerde  schrijfwijze 
van  „tauele"  d.  i.  „tavele"  opgevat  worden.  De  C  en  de  t,  en 
de  u  en  de  V  zijn  in  deze  en  andere  Hss.  dikwijls  niet  uit 
elkander  te  houden. 

f  Blz.  59,  kol.  a.  Dats  noch  leeker.  „Leec",  hier  als  bijv.  nw.  in  den 
vergr.  trap  gebezigd,  beduidt:  nog  meer  onontwikkeld  dan 
de  leekemeesters  al  zijn. 

t     n      59,     „     b.   1.    1  u  1 1  el    t  e    m  a  k  e.    Waarschijnlijk:    „te    mate",    dus:   een 
klein  beetje. 
H  s.  L.  geeft:  lepelvol  te  gader. 

f     „     67,     „     b.    V  e  r  c  a  p  p  e.  Komt  niet  voor  bij  Verdam,  H  a  n  d  w  b  k. 

Testudo  heeft  twee  beteekenissen:  1°.  die  van  een 
gezwel,  waarvan  de  oppervlakte  aan  de  teekening  van  het 
schild  van  den  schildpad  doet  denken.  2°.  die  van  schilddak 
of  schutdak.  Daarmede  komt  wel  cappe  overeen,  doch 
dan  blijft  ver-  onduidelijk. 

t  n  69,  „  a.  Porst  en  7  regels  hooger:  post.  (in  't  Westvlaamsch  wordt 
de  r  vóór  s  niet  uitgesproken).  Beide  zijn  wisselvormen  van 
past(e),    pas  (amandel-)deeg  of  kneedsel. 

t  n  69,  „  b.  Alleyskijnstucken  wil  zeggen:  bij  kleine  stukken,  stukje 
voor  stukje  (Middel  n.  Woorden  b.  op  „alleenkine"). 

t  n  71,  „  b.  Een  claer  waterkijn  puur,  een  claer  ende  puur 
waterkijn,  humor  vitreus. 

Men  onderscheidde    verder  nog  humor  crystallinus  (oculi)  of 
lens   crystallina   en    humor   aquaeus  (oculi)  of  het  vocht  der 
voorste  oogkamer, 
puur    van    eiken   belemmertheden,    beteekent :  vol- 
komen helder. 

t  n  72,  „  b.  S  o  1.  soe,  deze  (nl.  de  „huut").  Eigenlijk:  zij  werde  = 
beschermde,  vrijwaarde. 

T  »  77,  „  b.  Ende  wert  dat  achter  tgenesen  bleve  enech 
witte  (d.  i.  ware  het  dat  na  de  genezing  eene  witte  vlek 
achter  bleef)  dat  in  latine  heet  macula...  so  legt- 
er  in  dit  enz. 

t  n  81,  „  b.  D  ar  m  o  n  i  a  c,  1.  Ammoniacum,  een  gomhars,  welke,  dankzij 
het  gehalte  aan  gom,  met  water  gewreven  kan  worden 
tot  een  gelijkmatig  mengsel  of  emulsie. 

t  n  87,  „  a.  De  uitlegging  is  niet  duidelijk.  Yperman  wilde  zeggen  dat 
cataract  (troebelheid  van  de  lens)  zou  ontstaan  door  neerdaling 
van  vochten  uit  de  hersenen  langs  de  oogzenuw  naar  het  oog. 

t     n      87,     „     a.    De  wijze  van  behandeling  hangt  af  van  de  „ rijpheid"  van  het 
cataract. 
Niet  is  hier  misplaatst. 

t  »  81,  „  a.  In  d  i  t,  1.  ende  dit,  en  deze  woorden  te  plaatsen  voor 
pulveret  in  den  volgenden  regel. 


221 

Reg.  15  v.  ond.  Tusschen  dandere  en  alse  men  se  een  punt 
te  plaatsen.  Daarentegen  moet  achter  v  i  1 1  e  n  de  punt  vervallen. 
•f"  Blz.  88,  kol.  1).    Er    ontbreekt   hier    het   een    en   ander  aan   den   tekst.  Waar- 
schijnlijk  heeft   de   zin   geluid:  „hoe  mense  ghenesen  mach. 
nemtter    toe    (hier    is     iets     uitgevallen)   . .  . ,     ne     ware    zi 
(tenzij    dat    zij,    iets    dat    in    het    uitgevallene    gezegd    is) 
ne  worde  . .  . 
t    „     88,     „     b.    Na   waterkine   is  waarschijnlijk  een  woord  uitgevallen  en 
zeker  ook  een  na  i  n  d  y  e. 
Veertich    zou   kunnen    zijn    „vertich'',    rot,    doch   dit  past 
minder  goed  bij  verharden. 
"j"     „      104     „     a.    V  u  1 1  e  n.  De  beteekenis  van  dit  woord  is  duister.  In  Hs.  G 
staat :    een   let  gecompeneert    van  wlten.  Hs.  C 

geeft:  een  ledtghecompeneertvan  ublten. 

•f"  „  129  „  a.  Bloemen  van  der  prumengernate  die  men  heet 
in  1  a t ij n  i n d i e.  De  schrijver  vergist  zich ;  de  bloemen  van  den 
wilden  granaatboorn,  Punica  Granatum,  L.  heetten  Balaustiën. 

"f  n  129,  „  b.  Art  er  ia,  de  oude  benaming  voor  luchtpijp,  ook  „aspera 
arteria",  wegens  de  door  de  kraakbeenringen  veroorzaakte 
oneffenheid.  Tegenwoordig  spreekt  men  van  „trachea",  de 
Franschen  van  „trachée  artère". 

"f"  „  130,  „  b.  De  zin  is  niet  in  orde.  Uit  het  verhaal  mag  afgeleid  worden 
dat  Lan  franc  bij  een  patiënte  een  diep  abces  onder  de 
kin  geopend  heeft,  dat  door  drukking  op  het  strotten- 
hoofd haar  dreigde  te  verstikken.  Uit  de  omstandigheid 
dat  het  gedronkene  gedeeltelijk  naar  buiten  vloeide,  volgt  dat 
het  absces  in  verbinding  stond  met  den  slokdarm  of  den  pharynx. 
a.  C  o  e  k  e  1  k  i  n  e,  1.  coekelkine,  verklw.  van  „coeke",  hier  een 
voorwerp  in  vorm  op  een  koekje  gelijkend. 
Wondenden   is   onverstaanbaar.  Leden  zal  wel  moeten 

gelezen  worden:  „lieden". 
Er   ontbreekt   iets  aan   den   tekst.  In   plaats  van  een  man 
soe    vaste   houden,    zal    wel    mogen   gelezen  worden : 
een   man   sal... 

De   beschrijving  van  de  kunstbewerking  is  overigens  duide- 
lijk genoeg. 

"f  „  159,  „  a.  De  tekst  is  ook  hier  zeer  gebrekkig.  Hs.  G.  geeft:  ter 
stede  dair  dye  pipe  (1.  pine)  es  comt  al  dat 
tbloet  van  den  live  ende  vergadert  en  de  soe- 
in  (I.  som-)  tijts  so  vaert  dye  zenuwe  dat  die- 
ghene  gefisteleert  wordt  dairbij  ende  al 
eyst  dat  zij  niet  ne  vort,  dat  bloet  dat  dair 
vergadert  dat  wordt  geformeert  te  vleesche 
ende  wast  int  gat  daer  tbeen  instack,  ende 
bij  datter  dat  volle  vleesch  in  gewassen  es 
zo  ne  mach  dat  been  nemmer  comen  te  ziere 
rechter   ziden... 

t  „  166,  „  a.  De  zin  is  onduidelijk,  de  beteekenis  van  o  n  t  o  e  d  t  moeilijk 
te  raden.  De  zaak  komt  hier  op  neer  dat  men  zorg  moet 
dragen  de  uiteinden  van  de  beide  beenstukken  in  eikaars 
verlengde  te  plaatsen. 

f  „  177,  „  a.  De  zin  is  zeer  duister.  Misschien  heeft  de  afschrijver  zich 
vergist  en  „ghelickerwijs"  willen  schrijven. 

f  „  177,  „  b.  Vermoedelijk  moet  achter  horen  zweet  gelezen  worden 
„stinct". 


t 

r> 

131, 

H 

a. 

t 

r> 

155, 

!! 

b. 

t 

n 

155, 

» 

b. 

222 

f  Blz.  180,  kol.   b.    Als  men  vreest  dat  de  spijs  vergiftig  is,  dan  moet  men  braking 

opwekken  (keren)  en  zoo  bet  gegetene  naar  buiten  brengen 

(u  t  e  leiden). 
"j"     „      184,     „     a.    Er  ontbreekt  hier  iets  aan  den  tekst  dat  niet  te  gissen  is. 
"j"     „      184,     „      a.    Vóór  hore  staat  horen,  dat  doorgehaald  is.  Er  moet  achter 

hore  bepaald  een  woord  ontbreken, 
f     „      187,     „      b.    Vermoedelijk     te   lezen:  „somtijts  so  wert  (hi)  in  der  (1.  den) 

beene  in  sinen  borne  (bodeme?)  gevortheit". 
"f"     „      188,     „     a.    Etter  of  d.  i.  [vrjeet  (verteert)  er  van. 
*h    „      190,     „     b.   Tusschen    der   en    scult  schijnt  een  woord  uitgevallen.  Er 

ontbreekt  bovendien  nog  meer  aan  den  tekst. 


228 


LIJST  VAN  SCHRIJVERS,  DIE  DOOR  YPERMAN 
GENOEMD  WORDEN. 


Actor.  Omtrent    dezen,    eenige    maten    —    blz.    150    kol.    b,    154  a, 

160  b,  164  b,  en  166  a  —  genoemden  schrijver  vond  ik  in 
de  literatuur  niets  vermeld.  Misschien  heeft  men  hier 
met  een  verbastering  van  A  1 1  o  te  doen,  welke  gedachte 
bij  mij  opgekomen  is  onder  het  lezen  van  Pagel's  Inlei- 
ding tot  de  Cyrurgia  Johannis  Mesuë.  Pagel  wijst  er  op 
dat  in  het  59e  Kap.  van  het  111e  Boek  van  dit  werk 
sprake  is  van  een  medicus  „de  prima  secta  Acon"  en 
hij  acht  het  niet  onmogelijk,  dat  daarmede  bedoeld  is 
A  1 1  o,  geneesheer  en  kapellaan  van  keizerin  Agnes,  die 
de  geschriften  van  zijn  leermeester  Constantinus  Africanus 
in  romaansche  verzen  overgezet  moet  hebben. 

Albrecht  van  Colene.  Albrecht,  graaf  van  Bollstadt,  bijgenaamd  Albertus 
MagDUS,  Geb.  1193  te  Lauingen  a/d  Donau,  gestorven 
te  Keulen,  in  1280.  Hij  geldt  voorden  voornaamsten  vertegen- 
woordiger der  scholastiek  en  als  de  beste  middeleeuw- 
schen  kenner  der  geschriften  van  Aristoteles.  Van  zijn 
natuurkundige  werken  verraden  de  natuurhistorische, 
inzonderheid  de  plant-  en  dierkundige,  een  omvangrijke, 
ook  op  eigen  waarneming  steunende  kennis.  Tot  zijn 
werken  is  ook  „de  naturis  rerum"  gerekend,  waaruit 
Jacob  van  Maerlant  voor  de  samenstelling  van  de  „Naturen 
Bloeme"  rijkelijk  heeft  geput,  maar  dat  later  gebleken  is 
van  Albrecht's  leerling  Thomas  van  Cantimpré  afkomstig 
te  zijn.  Evenmin  behoort  het  welbekende  „de  secretis 
mulierum",  dat  onder  den  naam  van  „Der  Vrouwen  heyme- 
licheit"  in  het  middelnederlandsch  vertaald  is,  tot  Albrecht's 
geschriften.  Yperman  noemt  Albrecht  slechts  eenmaal, 
nl.  op  blz.  190  kol.  a. 

Albucasis,  eigenlijk    Albu-Casim    Chalaf    Ben    Abbas    el    Zahraw. 

Zooals  de  naam  aanduidt,  afkomstig  van  Zahra,  nabij 
Gordova.  Hij  leefde  in  de  lüde  of  11de  eeuw  en  is  de  schrijver 
van  het  voornaamste  heelkundige  werk  der  arabische  school, 
waarvoor  echter  de  stof  gedeeltelijk  aan  Paulus  van 
Aegina  ontleend  is.  Overigens  heeft  hij  zich  doen  kennen 
als  een  wondarts  van  groote  ervaring.  Zijn  beteekenis 
is  eerst  later  door  de  Italiaansche  en  Fransche  middel- 
eeuwsche  chirurgen,  o.  a.  Lanfranc,  naar  waarde  geschat. 
De  talrijke  afbeeldingen  van  chirurgische  instrumenten 
verhoogen  de  waarde,  welke  Albucasim's  werk  voor  de 
geschiedenis  der  heelkunde  heeft.  Het  is  daarom  opmerke- 
lijk dat  in  de  Hss.  van  Yperman  waarin  zoo  dikwijls 
van     instrumenten     sprake     is    en     die    ook     afgebeeld 

15 


224 


worden,  Albucasim  slechts  eenmaal  —  blz.  16  kol.  a  — 
genoemd  wordt. 

Amazore  Bedoeld    wordt    Rhazes'  geschrift  Kilaab  al  tib  al  Mansury 

(liber  medicinae  Mansuricus),  in  de  wandeling  ad  Mansorem 
genoemd  Yperman  haalt  „ad  Mansorem"  slechts  eenmaal 
aan,  nl.  op  blz.  144  kol.  b.  Niet  te  verwarren  met 
Abu  Mansur  Muwaffak  een  veelbereisd  per- 
zisch  arts  uit  de  10de  eeuw,  schrijver  van  een  genees- 
middelleer, welke  ook  voor  de  kennis  der  indische  genees- 
kunst van  belang  is.  Een  duitsche  vertaling  van  diens  werk 
dankt  men  aan  den  arts  Abdul-Chalig  Achundow  uit 
Bakoe;  zij  is  onder  den  titel  „Die  Pharmakologischen 
Grundsatze  des  Abu  Mansur  Muwaffak  bin  Ali  Harawi" 
verschenen  in  Bd.  III  van  de  Hist.  Stud.  a.  d.  Pharmakol. 
Instit.    der  K.  Univers.  Dorpat.  1893. 

Anceel  van  Geneven,  vermoedelijk  Genua;  in  Hs.  L.  staat:  Genuwen.  Haeser 
wees  er  reeds  op  dat  door  Yperman  een  aantal 
geneeskundigen  voor  de  eerste  maal  genoemd  worden, 
waaronder  ook  Meester  Anceel,  wiens  diëtetische  voor- 
schriften zeer  afgeweken  moeten  hebben  van  de  destijds 
gebruikelijke.  Mij  is  van  dezen  „meester"  niet  meer 
bekend  dan  Yperman  van  hem  zegt  en  dat  oordeel  luidt  niet 
zeer  gunstig,  want  Anceel  was,  zooals  men  op  blz.  167,  kol.  a 
lezen  kan,  een  „van  den  gemeinen  leken  lieden",  die, 
ondanks  dat  door  zijn  bijzondere  opvatting  der  wondbehande- 
ling  vele  zijner  patiënten  kwamen  te  sterven,  „vele  meer 
geprijst  was  dan  alle  dandere  meesters  die  bi  der  conste 
wrochten." 

Avicenna,  eigenlijk  Ibn  Sina,  geb.  in  980  te  Afschena  in  Chorasan,  opge- 

voed te  Bochara  en  gest.  in  1037,  is  de  voornaamste 
vertegenwoordiger  der  Arabische  geneeskunde  en  werd 
in  de  middeleeuwen  met  Galenos  op  één  lijn  gesteld, 
schoon  hij  met  dezen  in  oorspronkelijkheid  niet  ver- 
geleken kan  worden.  Zijn  voornaamste  werk,  Kanün 
(Kanon),  vormt  het  inbegrip  der  griekscharabische  genees- 
kundige kennis.  Op  heelkundig  gebied  staat  echter  dit 
gezaghebbende  geneeskundige  wetboek  bij  Albucasim's 
werk  achter.  Yperman  citeert  Avicenna  van  alle  auteurs 
het  meest,  n.  1.  op  blzn:  12  kol.  b,  31  a,  33  b,  36  b,  45  b, 
54  a,  58  b,  61  b,  85  a,  92  a,  93  b,  106  a,  132  b,  134  b, 
144  b,  168  b,  169  a,  171  a,  171  b,  172  b,  177  b,  178  a, 
179  b,  180  a,  184  b,  185  b,   187  a,  187  b  en  209  b. 

Bevenoud.  Benevenutus     Grapheus,    een    uit   Jerusalem    atkomstig    en 

zeer  beroemd  oogheelkundige.  Pagel  zegt  dat  hij  uiterlijk 
in  de  13e-14e  eeuw  geleefd  moet  hebben,  op  grond  dat 
Guy  Chauliac  hem  noemt.  Dat  hij  later  dan  in  de  13e  eeuw 
geleefd  zou  hebben  is  onwaarschijnlijk,  want  ook  Yperman 
haalt  hem  eenige  malen  —  blzn.  75  kol.  b,  89  b,  91  b  en 
92  b  —  in  het  boek  „van  den  ogen"  aan.  Benevenutus  schreef 
een  Practica  Oculorum,  een  onder  arabischen  invloed  staand, 
doch  ook  eigen  ervaring  verradend  werk,  dat  zich  langen 
tijd  in  hoog  aanzien  heeft  mogen   verheugen. 

Jan  Breemblat.  Van  dezen  „meester"  —  zie  blz.  69,  kol.  a  —  is  mij  niets  bekend. 
In  Snellaert's  Rapport  over  Carolus'  vertaling  van  Yper- 
man's  Chirurgie  (Ann.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand,  20e  Ann.  1854, 


225 


Vol.  XXXII,  blz.  151)  treft  men  het  volgende  aan :  Ce  fut 
surtout  a  1'époque  de  Maerlant  (XHIe  et  XlVe  siècles)  que  les 
sciences  médicales  brillèrent  d'un  vif  éclat  en  Flandre. 
Les  beaux  jours  des  communes,  les  beaux  jours  de  la 
bonne  et  belle  poésie  flamande  furent  riches  aussi  en 
hommes  qui  représentaient  1'art  médical.  Je  ne  parlerai 
ici  ni  de  Claeskyn,  ni  de  Henri  van  Hollant,  ni  du  euré 
de  Hamme,  ni  de  Braemblat,  ni  de  quelques  anonymes, 
qui,  pour  avoir  caché  leurs  noms  n'en  sont  pas  moins 
des  auteurs  de  grand  mérite.  An  point  de  vue  de  1'art, 
une  figure  domine  tout  cette  belle  phalange  d'hommes 
de  science,  c'est  Jean  Yperman .  . .  ."  Men  zou  hieruit 
mogen  afleiden  dat  Snellaert  van  Jan  Braemblat  wel  meer 
geweten  moet  hebben.  Ik  vond  echter  den  naam  noch  in 
Paquot's  Mémoires,  noch  in  de  Biographie  Nat.  de  Belgi- 
que  vermeld. 

Bruno  legoburgensis  1.  L  o  n  g  o  b  u  r  g  e  n  s  i  s.  In  Hs.  C.  —  zie  blz.  5,  noot  1  — 
wordt  verkeerdelijk  van  b  r  u  1 1  o  gesproken.  De  hier 
bedoelde  meester  is  afkomstig  van  het  tegenwoordige 
Longobucco  in  Kalabrië.  Van  dezen  chirurg  is  niet 
veel  meer  bekend  dan  dat  van  zijn  werken,  de  chirurgia 
magna  en  de  ch.  parva,  het  eerste  in  1252  ge- 
schreven moet  zijn.  Pagel  noemt  Bruno  „die  verkörperte 
Autoritatenglaubigkeit''  Hij  vermeldt  trouwens  zelf  de 
de  auteurs,  wier  werken  hij  geëxcerpeerd  heeft,  en  op 
welk  een  wijze  blijkt  genoegzaam  uit  de  telkens  herhaalde 
uitdrukkingen:  sicut  dicit  Avicenna,  inquit  Galenus, 
testante  Albucase,  dico  igitur  secundum  modum  Avicenna, 
enz.  Niettemin  heeft  Bruno  de  verdienste  van  de  droge 
wondbehandeling  bepleit  te  hebben.  Yperman  citeert 
Brunus  8  maal,  nl.  blzn  11  kol.  a,  17  b,  18  a,  36  a.  39  a, 
59  a,  82  a  en  83  b. 

Constantinus,  bijgenaamd    Afer    of  Africanus,    vanwege   zijn    carthageen- 

sche  afkomst.  Hij  moet  in  het  begin  der  11e  eeuw  geboren 
zijn.  Uitgestrekte  reizen  brachten  hem  in  aanraking  met 
de  oostersche,  in  't  bizonder  de  arabische  wetenschap,  het- 
geen op  zijn  werkzaamheid  als  leeraar  in  Salerno  van 
overwegenden  invloed  geweest  is.  Constantinus  heeft  nl. 
door  vertaling  in  het  Latijn  van  arabische  geschriften  — 
meestal  eehter  zonder  vermelding  van  den  auteur  — 
veel  tot  de  verbreiding  van  de  arabische  geneeskunde 
bijgedragen. 
De  naam  van  Constantinus  wordt  in  de  Hss.  van  Yperman 
slechts  tweemaal  genoemd  en  wel  op  blzn.  172  kol.  b 
en  188  b. 

Diere  de  predicare.  Zie  Theoderik. 

Dioskorides.  Pedanios    Dioskorides,    afkomstig    van  Anazarba  in  Kilikië, 

was  een  tijdgenoot  van  Nero  en  Vespasianus  en  heeft 
als  arts  in  hunne  legers  gelegenheid  gehad  vele  landen 
te  doortrekken  en  daarbij  een  uitgebreide  kennis  van 
geneesmiddelen  op  te  doen.  Zijn  „Geneesmiddelleer", 
welke  gedurende  eeuwen  in  hoog  aanzien  stond  en  voor 
den  beoefenaar  van  de  Geschiedenis  der  artsenijen  een 
onmisbare  bron  is,  is  grootendeels  oorspronkelijk  en 
bewijst  een  ongemeene  kennis  van  plantaardige  en  andere 


226 


Ebe  Mesue, 


Experimentator. 


geneesmiddelen.  Van  het  voornaamste  Handschrift,  den 
te  Weenen  berustenden,  uit  de  5de  eeuw  dagteekenenden 
Codex  Constantinopolitanus  is,  als  Xde  deel  van  SijthofFs 
Codices  Graeci  et  Latini,  onder  toezicht  van  prof.  S.  de 
Vries,  een  schoone  fotografische  reproductie  verschenen. 
Een  duitsche  vertaling:  „Des  Pedanios  Dioskurides  aus 
Anazarbos  Arzneimittellehre  in  fünf  Büchern,"  Stuttgart, 
1902,  dankt  men  aan  J.  Berendes.  Dioskorides  wordt 
door  Yperman  slechts  eenmaal  —  op  blz.  185  a  — 
genoemd. 

In  den  bundel  Mss.  der  Biblioth.  royale  te  Brussel,  waar- 
toe ook  Ypermans  Chirurgie  behoort,  komt  een  middel- 
nederlandsch  stuk  voor  met  het  Incipit:  „Hier  sal  men 
verstaen  in  desen  boec  die  leringe  van  dyascorides  den 
wisen  meester  ende  van  circuminstance  den  wisen 
meester."  Circa  instans  is  nota  bene  het  incipit  van  een 
werk  van  Matthaeus  Platearius  jun.:  „circa  instans 
negotium  de  simplicibus  medicinis  nostrum  versatur 
propositum." 

1.  Ibn  Mesuë.  Joannes  Nazarenus  filius  Mesue,  Johannes 
Mesuë  Damascenus,  zijn  alle  namen  oogenschijnlijk  van 
een  arabischen  geneesheer,  doch  waarachter  vermoedelijk 
een  in  't  Latijn  schrijvend  auteur  der  11de  of  12de  eeuw 
schuilt,  wiens  werken  eeuwen  lang  als  leerboeken  dienst 
gedaan  en  tal  van  drukken  beleefd  hebben.  In  geen  van 
de  uitgaven  der  „Opera"  wordt  van  een  „Chirurgie" 
gerept,  zoodat  het  vermoeden  voor  de  hand  ligt,  dat  onder 
bovenbedoelden  Mesuë  en  den  schrijver  van  het  door 
Pagel,  onder  den  titel  van:  Die  angebliche  Chirurgie  des 
Johannes  Mesuë  jun.,  nach  einer  Handschrift  der  Pariser 
Nationalbibliothek,  Berlin,  1893,  gedeeltelijk  uitgegeven 
geschrift,  niet  een  en  dezelfde  persoon  verstaan  moet 
worden.  Dit  geschrift  heeft  tot  titel:  „Cyrurgia  Johannis 
Mesuë,  quam  magister  Ferrarius  Judaeus  cyrurgicus 
transtulit  in  Neapoli  de  Arabico  in  Latinum." 

Yperman  spreekt  —  op  blz.  212,  kol.  b  —  van  „onsen  bouc 
die  men  heet  ebe  mesue."  Naar  aanleiding  van  dezen 
zin  merkte  Broeckx,  wien  de  naam  van  den  apokriefen 
schrijver  blijkbaar  onbekend  was,  op:  Yperman  indique 
ici  un  ouvrage  dont  il  semble  être  I' auteur  et  qui  jusqu'a 
ce  jour  n'a  pas  encore  été  retrouvé  (C.  Broeckx,  La  Chi- 
rurgie de  M.  Jehan  Yperman,  2me  Ed.  p.  202).  Het  werk, 
dat  Yperman  met  „onsen  bouc"  aanduidde  en  waarmede 
hij  natuurlijk  het  oog  had  op  een  hem  toebehoorend 
exemplaar,  is,  te  oordeelen  naar  het  verband,  waarin  de 
naam  gebezigd  wordt,  nl.  de  bereiding  van  jeneverbessen- 
olie,  het  Antidotarium  sive  Grabadin  medicamentorum 
compositorum.  Dit  werk  behandelt  de  toebereiding  der 
geneesmiddelen  en  genoot  in  de  middeleeuwen  het  gezag 
van  een  officiëele  pharmakopee. 

Van  dezen  apokriefen  schrijver  valt  niet  veel  te  zeggen. 
Yperman  noemt  hem  viermaal,  nl.  op  blzn.  169  kol.  b,  172  a, 
192  b  en  193  a.  Het  eenige  wat  ik  van  hem  weet  te  vertellen, 
is  dat  zijn  naam  genoemd  wordt  in  Thomas  van  Cantimpré's 
„de  naturis  rerum",  in  verband  met  een  anoniem  natuur- 


227 


Galenos 


Gillebert 


kundig  werk  1).  Jacob  van  Maerlant,  die,  zooals  men  weet, 
voor  de  samenstelling  van  zijn  Naturen  Bloeme  hoofd- 
zakelijk uit  „de  naturis  rerum"  geput  heeft,  laat  zich  in 
dezer  voege  uit: 

Een  boec  oec,  waer  mene  weet 
Wiene  makede  ghereet, 
Es  ghetelt  onder  hem  somen: 
Experimentator  horewine  nomen. 
Sine  worde  settewi  hier  mede, 
Alst  noet  es,  te  raenigher  stede  2). 

Dit  is  ook  inderdaad  het  geval;  niet  minder  dan  20  maal 
haalt  Maerlant  hem  aan  en  opmerkelijk  is  het,  dat  hij  dit 
alleen  doet  in  de  7  eerste  boeken,  welke  aan  dierkundige 
onderwerpen  gewijd  zijn. 

wordt,  zooals  vanzelf  spreekt,  door  Yperman  dikwijls  aan- 
gehaald. Men  vindt  zijn  naam  op  blzn.  11,  kol.  a,  13  a, 
17  b,  18  a,  30  b,  33  b,  34  a,  35  b,  36  b,  61  b,  101  a,119a, 
132  b,  144  a,  144  b,  145  b,  146  a,  150  b,  154  b,  168  a, 
169  a,  193  a,  197  b  en  209  b. 

Waar  Yperman  spreekt  van  het  „comment  van  den  apho- 
rismen"  bedoelt  hij  Galenos'  Kommentaren  op  eenige 
van  Hippokrates'  geschriften. 

Voor  plantegine  leze  men :  pantechne.  Zie  Woor- 
denlijst. 

wordt  door  Yperman  vrij  dikwijls  genoemd,  nl.  op  blzn. 
44  kol.  b,  45'  b,  62  b,  65  b,  169  a,  172  b,  173  a,  185  a, 
185  b  en  189  a. 

Bedoeld  wordt  Gilbertus  Anglicus,  een  schrijver  uit 
de  13de  eeuw,  die  een  „Compendium  medicinae"  in  het  licht 
gegeven  heeft,  dat  onder  den  naam  van  Rosa  anglicana  of 
Laurea  —  niet  te  verwarren  met  Johannes  Gaddesden's 
Rosa  anglica  —  bekend  stond.  Tot  kenschetsing  van  dit 
werk  moge  Kurt  Sprengel's  oordeel  (UI.  II.  blz.565)  volgen. 
„In  seinem  Compendium  der  Medicin  findet  man  sehrzahl- 
reiche  Beyspiele  von  der  scholastischen  Bearbeitung  der 
medicinischen  Theorie  und  Praxis.  Bestandige  Antithesen, 
subtile  Auflösungen  subtiler  Fragen,  spitzfindige  Dis- 
tinctionen,  die  gar  kein  ende  nehmen,  machen  dem 
denkenden  Arzt  das  Lesen  dieses  seltenen  Buchs  bald 
überdrüssig.  Alles  dreht  sich  bey  Gilberts  Theorie  bestandig 
um  die  vier  Kardinalsafte,  um  die  Elementar-Qualitaten 
und  um  den  Geschmack  jener  Safte  her.  Keine  Krankheit 
beschreiht  er,  wo  er  sie  nicht  in  unzShlige  Gattungen 
nach  diesen  materiellen  Ursachen  eintheilt,  und  für  jede 
derselben  auch  eigenthümlichen  Zeichen  zu  finden  weiss. 
Sogar  die  Lause  bleiben  von  dieser  Eintheilung  nicht 
ausgenommen:  einige  entstehen  aus  Blut,  andere  aus 
Schleim,  andere  aus  gelber,  und  noch  andere  aus  schwarzer 
Galle." 


*)  Inveni  etiam  librum  quendam  suppresso  auctoris  nomine,  quem  modernis  temporibus 
compilatum  audivi,  cuius  sententias  ubicumque  reppereris,  ex  hoc  cognosces  quod  hoc 
nomen  Experimentator  subsequentibus  invenies  praelibatum.  Jacob  van  Maerlanfs 
Naturen  Bloome,  uitge^eveu  door  Dr.  Eelco  Verwijs.  1878.  Inleiding,  blz.  XX. 

3)  Naturen  Bloeme.  Ed.  Verwys.  Prologhe,  blz.  2. 


228 

Het    is    ook  wegens  die  verschillende  soorten  van  luizen, 
dat     Yperman    zich     op     blz.    65,    kol.     b    op    Gillebert 
beroept. 
Gillis,  nl.  Pierre  Gillis,  afkomstig  van  Corbeil  bij  Parijs,  meer 

bekend  als  Aegidius  Corboliensis.  Hij  leefde  in  de  12de 
eeuw,  studeerde  in  Salerno  en  werd  later  lijfarts  van 
koning  Philippe  Auguste  van  Franrijk.  Yperman  noemt 
Gillis  op  blz.  189,  kol.  a  en  spreekt  daar  van  diens 
boek  d  i  n  a  s,  dat  ik  voor  een  verbastering  van  den  titel 
van  G  i  1  i  s'  werk:  „Liber  de  u  r  i  n  i  s,  carmina  de 
urinarum  judiciis"  houd.  Een  middelnederlandsche  bewer- 
king van  dit,  uit  352  hexameters  bestaand,  geschrift 
komt  voor  in  Hs.  Nos.  15624-41.  Kon.  Bibl.  Brussel. 

Deze  vertaling  vangt  aldus  aan.  „Dese  leringe  van  orinen 
bescrijft  ons  meester  gielijs  van  salerne.  ende  nam  sine 
materie  uut  ysaacs  boeke.  ende  hi  deilt  desen  boec  in 
.2.  deel.  In  den  iersten  dele  leert  hi  vonnesse  geven 
vander  varwen  vander  orinen.  In  den  andren  dele  leert 
hi  vanden  contenten.  dat  es  van  alle  dien  dingen  diemen 
in  der  orinen  ziet,  dat  nochtan  orine  niet  en  es." 

Men  leest  hierin  o.  a. 
„Meester  gielijs  van  saleerne  seit  dat  .20.  varwen  siin  van 
orinen.  ende  van  eiker  varwen  geeft  hi  een  gelike.  Daer 
es  witte  orine  alse  water  dat  wel  claer  es  ende  dese  heet 
albus  color.  Daer  es  glittende  orine  alse  .1.  wit  horen 
van  enen  osse  ende  heet  glaucu3  color.  Die  .3.  varwe 
heet  men  melcachtege  varwe  als  wey.  ende  heet  in 
latine  lacteus  color.  Die  vierde  varwe  heet  karopos.  ende 
es  gedaen  alse  die  vlechten  van  enen  kemel.  Die  .5. 
varwe  heet  men  subpallidus  color.  ende  es  gedaen  als 
vleesch  sop  dat  half  gesoden  es.  Die  .6.  varwe  heetmen 
pallidus  color.  ende  es  gedaen  als  vleesch  sop  dat  vol- 
soden es.  Die  .7.  varwe  heetmen  subcitrinus  color.  ende 
es  gedaen  als  .1.  gelu  appel.  Die  .8.  heetmen  citrinu9 
color.  ende  es  gedaen  als  .1.  meer  gelu  appel.  Die  .9. 
varwe  heetmen  subruffus  color.  ende  es  gedaen  alse  gout 
dat  min  dan  vosroot  es.  Die  .10.  varwe  heetmen  ruffus 
color  ende  es  gedaen  als  puur  gout.  Die  .11.  varwe  heet 
men  subrubeus  ende  es  gedaen  als  soffraen  van  westen. 
Die  .12.  varwe  heetmen  rubeus.  ende  es  gedaen  alse 
soffraen  van  oosten  ende  es  meer  root.  Die  .13.  heetmen 
subrubicundus  color.  ende  es  gedaen  alse  ene  min  bernde 
vlamme.  Die  .14.  heet  men  rubicundus.  ende  es  gedaen 
alse  ene  in  vierege  bernde  vlamme.  Die  .15.  heet  men 
ynops  ende  es  gedaen  alse  purper,  of  alse  swert  wijn  of 
alse  ene  levere  varwe  gedaen.  Die  .16.  heetmen  kyanos. 
ende  es  gedaen  als  verrot  bloet.  Die  .17.  heetmen  viridus 
color.  ende  es  gedaen  alse  groene  coolbladere.  of  alse 
tsap  daeraf.  Die  .18.  varwe  heetmen  lividus  color.  ende 
es  gedaen  als  lood.  Die  .19.  varwe  heetmen  niger  color. 
ende  es  min  swert  ende  es  gedaen  alse  inct.  Die  .20. 
varwe  heetmen  meer  swart  ende  es  gedaen  alse  een  wel 
swert  horen." 

De  oorsprokelijke  tekst  van  dit  werk  en  een  fransche  ver- 
taling   van    de   hand    van    G.    Vieillard    komen    voor   in: 


229 

L'Urologie  et  les  médecinsurologues  dans  la  médecine 
ancienne.  Paris  1903. 

Hugo  de  luckes  1.    Hugo  van  Lucca;  ook  wel  H.  Borgognoni  genoemd. 

Van  dezen  vertegenwoordiger  van  de  Bologneesche 
school  is  men,  hoewel  hij,  voor  zoover  men  weet, 
geen  geschriften  nagelaten  heeft,  vrij  goed  op  de 
hoogte.  Hij  werd  geboren  te  Lucca,  omstreeks  het 
midden  van  de  12de  eeuw,  was  gemeente-arts  te 
Bologna,  volgde  een  kruistocht,  maakte  daarbij  het 
beleg  van  Damiette  mede  en  stierf  op  bijna  honderd- 
jarigen leeftijd.  Door  zijn  zoon  den  beroemden 
Theoderik  weet  men  dat  hij  een  bekwaam  chirurg 
was.  Hij  was  een  voorstander  van  eenvoudige  wond- 
behandeling  en  van  wasschingen  der  wonden  met 
wijn,  waarover  ook  Yperman  het  dikwijls  heeft. 
Bovendien  heeft  hij  nog  andere  vooorschriften  gegeven, 
o.  a.  wat  het  onderzoek  van  wonden  betreft,  waar- 
mede de  moderne  chirurg  zeker  zal  instemmen.  Zoo 
verzette  hij  zich  tegen  het  destijds  veel  in  praktijk 
gebrachte  pijlen  der  wonden,  waarmee  in  dien  niet- 
aseptischen  tijd  natuurlijk  veel  onheil  gesticht 
moet  zijn. 
Yperman  noem  Hugo  11  maal,  nl.  op  blzn.  17,  kol.  b, 
43  a,  43  b,  44  b,  49  b,  59  b,  138  b,  139  a,  170  a, 
200  a  en  204  b. 

Isaac,  nl.   Isaac  Judaeus,  een  joodsch  arts  uit  de  Xde  eeuw, 

afkomstig  uit  Egypte,  schrijver  van  een  werk  over 
dietetika  en  van  een  „Gids  voor  artsen",  waarin 
aan  de  medische  ethica  een  ruime  plaats  is  afgestaan. 

Lanfranc  van  Melaneu,  Lanfranchi  of  Alenfranc,  een  leerling  van  Willem  van 

Salicete  en  stichter  van  de  fransche  chirurgische 
school.  Levensbizonderheden  omtrent  dezen  arts 
vindt  men  aan  het  eind  van  zijn  Chirurgia  magna. 
L.  is  te  Milaan  geboren  en  heett  daar  ook  gestu- 
deerd en  de  praktijk  uitgeoefend,  tot  een  geschil 
met  Matteo  Visconti  hem  noopte  Milaan  te  verlaten. 
Hij  begaf  zich  toen  eerst  naar  Lyon,  daarna,  in 
1295,  naar  Parijs,  waar  hij  zich  ook  met  het  onder- 
wijs bezighield  en  als  leermeester  een  naam  ver- 
wierf, welke  ver  over  de  grenzen  bekend  werd.  Yper- 
man zou,  volgens  Carolus,  tot  zijn  leerlingen  behoord 
hebben  en  heeft  in  alle  geval  voor  zijn  werk 
veel  aan  hem  ontleend.  Hij  noemt  hem  dan  ook 
verscheidene  malen,  nl.  op  blzn.  18  kol.  a,  20  b, 
22  a,  24  b,  35  b,  36  b,  37  a,  39  a,  47  b,  49  b,  61  b, 
75  b,  93  b,  130  a,  146  b,  202  b  en  204  b. 
Het  onderwijs  van  Lanfranc  was  in  hooge  mate  prak- 
tisch; hij  verlangde  van  den  chirurg  een  grondige 
kennis  van  de  geneeskunde  in  haren  ganschen 
omvang  en  hetzelfde  van  den  internist.  Guy  de 
Chauliac  dacht  evenwel  minder  gunstig  over  hem 
en  heeft  hem  gebrek  aan  oorspronkelijkheid  verweten. 
Maar  in  alle  geval  was  hij  man  van  groote  ervaring, 
die  misschien  juist  daarom,  en  voor  dien  tijd  niet  ten 
onrechte,    ongaarne    terstond    zijn    toevlucht   tot  het 


230 


Louis  de  Macke. 

Macer  Floridus. 
Nicolaus, 


Petrus  lucrator. 
Platearius. 


mes  nam.  Lanfranc  schreef  een  Chirurgia  magna  en 
een  Chirurgia  parva.  In  het  te  Cambridge  in  S. 
John's  College  Library  aanwezige  Ms.  A  19,  waarin 
ook  een  der  Hss.  van  Yperman  opgenomen  is, 
komt  voor  een  middelnederlandsche  Chirurgie,  welke 
aldus  aanvangt: 

„Hier  beghint  den  jon  Lanfranc  Ende  hi  beghint  erst 
an  dat  hooft. 

Ie  jonghe  lanfranc  wille  u  leren  hoe  men  wonden 
behandelen   sal." 

Carolus,  misleid  door  dien  aanhef,  heeft  zich  afge- 
vraagd of  men  in  dit  geschrift  wellicht  een  vertaling  van 
een  werk  van  een  zoon  van  Lanfranc  heeft  te  zien. 
Het  slot:  Explicit  lanfranc  juvenis,  is  wel  geschikt 
die  meening  te  versterken,  te  meer  omdat  Lanfranc 
een  zoon  Bonetus  had,  die  in  Montpellier  de  chirur- 
gische praktijk  uitgeoefend  heeft.  Het  is  mij  evenwel 
gebleken  dat  het  werkje  niet  anders  is  dan  een 
gebrekkige  vertaling  van  de  Chirurgia  parva.  Onder 
het  vertalen  en  afschrijven,  dat  stellig  niet  aan 
bevoegde  handen  toevertrouwd  geweest  is,  is  het 
„parva"  van  den  titel  eerst  in  „klein"  en  daarna  in 
„jong"  gemetamorfoseerd! 

Omtrent  dezen,  op  blz.  206,  kol.  a  genoemden  persoon 
heb   ik  in  de  literatuur  niets  kunnen  vinden. 

Zie  Woordenlijst. 

door  velen  verkeerdelijk  Nicolaus  Praepositus  :)  uenoemd, 
salernitaansch  geneeskundige  uit  het  begin  der  12de 
eeuw,  schreef  het  wijd  en  zijd  beroemde  Antido- 
turium,  een  receptenboek,  waarin  tal  van  meestal  zeer 
samengestelde  artsenijen  en  hun  gebruik  opgenomen 
zijn.  Een  oud-fransche  vertaling  is  door  P.  Dorveaux 
uitgegeven.  Zie  Literatuurlijst  onder  Nicolaus. 
Kenschetsend  voor  de  beteekenis  van  het  Antidota- 
rium  in  de  Middeleeuwen  is  een  artikel  uit  een  Keur  der 
Stad  Yperen,  tegen  het  eind  der  XlIIe  eeuw: 
Art.  5.  Chascun  espiciers  apothicaires  convient  avoir 
sen  (son)  livre  con  apiele  anthidotaire  nichoulaus 
tout  un  et  vrai.  (Bulletin  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand. 
21e  Ann.,  1855,  Vol.  XXII,  blz.  52). 

Voor  de  toelichting  van  een  aantal  door  Yperman 
genoemde  geneesmiddelen  heb  ik  gebruik  gemaakt 
van  een  middelnederlandsche  vertaling,  voorkomende 
in   Hs.  15624—41.  Kon.  Bibl.  Brussel. 

Yperman  noemt  Nicolaus  op  blz.  25,  kol.  b.  Waar 
hij  spreekt  van  onzen  antidotarius,  bedoelt  bij 
niet  een  door  hem  zelven  geschreven  werk,  zooals 
Broeckx  veronderstelde,  doch  een  in  zijn  boekerij 
voorhanden    exemplaar    van  het  werk  van  Nicolaus. 

Omtrent  dezen  arts  is  mij  niets  bekend. 

Matthaeus  Platearius  jun.,  zoon  van  Johannes  Platearius 
II,    is   een  auteur  uit  de   12de  eeuw,  die  Glossen  op 


')    Zie  E   Wickersheimer,  Nicolaus  Prepositi,  ein  franzüsischer  Arzt  ums  Jahr  1500.  Aich. 
f.  d.  Gesch.  d.  Medizin.  Bd.  V,  1911,  blz.  302. 


231 


Plinius, 


Quatuor  magistri  de 
Salerno. 


het  hierboven  genoemde  Antidotarium  geschreven 
heeft,  en  vermoedelijk  ook  nog  een  ander  werk, 
waarin  een  groot  aantal  geneeskrachtige  kruiden 
opgesomd  en  beschreven  worden.  Dit  vangt  aan 
met  de  woorden:  „Circa  instans  negotium 
de  simplicibus  medicinis  nostrum  versatur  propo- 
situm."  Een  in  Hs.  15624—41  Kon.  Bibl.  Brussel 
voorkomende  bewerking  spreekt  van:  Circuminstanse 
den  wisen  meester!  Is  in  de  Literatuurlijst 
vermeld  onder  Herbarius. 

Yperman  haalt  Platearius  eenmaal  aan,  nl.  opblz. 
104,  kol.  b. 
nl.  C.  Plinius  Secundus,  23—79  na  Chr.  Schrijver  van 
de  alom  bekende  Encyclopedie  „Naturalis  historia." 
Yperman  noemt  hem  op  blz.  169  kol.  b. 


Vier  onderstelde  meesters,  aan  wie  worden  toe- 
geschreven „Glossulae  quatuor  magistrorum  super 
chirurgiam  Rogerii  et  Rolandi",  een  van  de  beste 
werken  uit  den  salernitaanschen  tijd.  Daremberg 
zocht  achter  de  vier  meesters  slechts  een  enkelen 
auteur.  Yperman  noemt  hen  niet  minder  dan  13 
maal  en  wel  op  blzn.  24  kol.  a,  40  b,  41  b,  42  a, 
42  b,  54  b,  60  a,  68  b,  93  a,  98  a,  143  b,  188  b 
en  193  a. 

Rasis  of  Rhazes,  voluit  Abu  Bekr  Mohammed  ben  Zakariya 

al-Razi,  geb.  omstreeks  850  te  Raj  in  Chorasan;  legde 
zich  betrekkelijk  laat  op  de  geneeskunde  toe,  maar 
werd  niettemin  de  eerste  klinikus  van  zijn  tijd. 
Hij  stierf  omstreeks  het  jaar  930.  Een  zijner  hoofd- 
werken is  „al-Hawi' ,  in  de  wandeling  „Continens" 
genoemd,  waarvan  een  kompleet  arabisch  handschrift, 
uit  70  boeken  bestaande,  in  het  Escuriaal  berust. 
Een  ander  bekend  werk  is  het  „liber  medicinalis 
Almansoris",  dus  genaamd  wijl  het  den  vorst  van 
Chorasan,  el  Mansur  Ibn  Johak  opgedragen  is. 
Yperman  spreekt  op  blz.  144  b  van  Amazore  en 
doelt  daarmee  vermoedelijk  op  dit  werk. 

Een  geschrift  van  hem  over  blaas-  en  niersteen  is 
door  Dr.  P.  de  Koning  in  het  Fransch  vertaald  onder  den 
titel:  Traite  sur  Ie  Calcul  dans  les  reins  dans  la  vessie. 
Leiden,  1896. 

Yperman  noemt  merkwaardigerwijs  Rhases  slechts 
een  paar  maal,  nl.  op  blz.  12  b  en  61  b,  en  hier  en 
daar  nog  een  naar  Rhazes  genoemde  zalf.  Dit  is 
gedeeltelijk  daardoor  te  verklaren  dat  Rhazes  meer 
internist  dan  heelkundige  was.  Overigens  blijkt 
uit  Ypermans  geschrift,  dat  hij  zich  de  ethische 
wenken  van  Rhases  goed  ingeprent  heeft. 

Robbaert  is  een  mij  niet  bekende  meester. 

Rogerus  of  Rogerinus,  bijgenaamd  Parmensis,  doch  ook  wel  Salernitanus  ge- 
noemd, leefde  in  het  eind  van  de  12de  eeuw.  Opmerking 
verdient  dat  in  zijn  werk  „Practica  Chirurgiae",  dat  naar 
het  incipit  door  gaansmet  „Post  mundi  fabricam"  aange- 
duid wordt,  de  arabische  invloed  nog  niet  merkbaar  is 

15* 


232 


Yperman  noemt  Rogerinus  op  blzn.  8  b,  40  b,  41  b, 
197  b  en  210  a. 
Roelant  of  Rolaudilius,    Rolando   Gapelluti  of  Pannensis,  een  arts  uit  de  13de 

eeuw,  leerling  van  Rogerinus.  Zijn  „Libellus  de 
Cyrurgia"  is  een  bewerking  van  de  Chirurgie  van 
zijn  meester,  doch  verraadt  tevens  den  invloed 
der  Arabieren.  Roelant  wordt  door  Yperman  ver- 
scheidene malen  genoemd,  nl.  op  blz.  8  kol.  b,  15  b, 
21  b,  22  a,  25  b,  40  b,  41  b,  32  b,  196  a  en  210  b. 
Serapyoene.  Er   zijn  drie  auteurs  van  dezen  naam,  nl.: 

Serapion    van    Alexandrië,    uit    de  derde  eeuw  v.  Chr., 
een  der  stichters  van  de  Empirische  School ; 

Serapion  de  Oude,  eigenlijk  Jahja  ben  Serabi  of  Ibn 
Serafioen,  en 

Serapion  de  jonge. 

De  laatste  is  een  apokrief  persoon,  op  wiens  naam  een 
„Liber  medicamentis  simplicibus"  staat,  waarvan  tot 
dusver  geen  arabisch  origineel  gevonden  is.  Uit  het 
verband,  waarin  Yperman,  op  blz.  36  kol.  b,  van 
Serapioen  naar  aanleiding  van  de  behandeling  van 
niet  gekompliceerde  schedelbreuken  spreekt,  zou  men 
mogen  afleiden  dat  hij  dezen  Serapion  niet  bedoeld 
heeft. 

Evenmin  is  het  waarschijnlijk,  dat  Yperman  het  oog 
op  den  eerst  genoemden  gehad  heeft. 
Blijft  dus  over  Serapion  de  Oude,  een  syrisch  arts  uit 
de  9de  of  10de  eeuw,  die  meermalen  genoemd 
wordt  door  Rhazes.  Van  zijn  beide  werken,  die  in  het 
arabisch  vertaald  zijn,  komt  hier  in  aanmerking  de 
„Pandectae"  of  „Practica",  waarin  de  ziekten  van 
het  hoofd  behandeld  worden. 
Teoderijc  of  Thoderijc.    Theodoricus     Cerviensis     of     Borgognoni,     de    reeds 

genoemde  zoon  van  Hugo  van  Lucca,  leefde  van 
1206—1298,  was  bisschop  van  Cervia  en  tevens  chirurg 
van  groote  bekwaamheid.  Guy  de  Chauliac  beoordeelt 
hem  echter  niet  gunstig.  „Post  ipsum  [Brunum],"  zegt 
Guy,  „immediate  venit  Theodoricus,  qui  rapiendo 
omnia  quae  dixit  Brunus,  cum  quibusdam  fabulis 
Hugonis   de  Luca,  magistri  sui,  librum  edidit." 

Doch  reeds  Yperman  had  zich  in  denzelfden  geest 
uitgelaten.  Op  blz.  18  kol.  a  leest  men:  „Nu  hebdi 
vele  leringen;  die  bruun  leert,  die  hi  screef  uten 
ouden  boeken.  Ende  theodrijc  screef  uut  brunen 
sinen  boeken." 

Guy's  oordeel  is  volgens  Gurlt  volkomen  gerecht- 
vaardigd, „denn  es  findet  sich  in  demselben,  wie 
aus  den  nachfolgenden  Auszügen  unzweideutig 
hervorgeht,  die  Chirurgie  des  Bruno  von  Longoburgo 
in  unerhörtester  Weise  und  vielfach  wörtlich 
ausgeschrieben,  ohne  dass  dessen  Name  auch  nur 
ein  einziges  Mal  genannt  wird.  Er  hat  sich  sogar 
Manches,  dass  Bruno  als  selbst  gesehen  schildert, 
oder  wo  Derselbe  genüber  anderen  Autoren  eine 
abweichende  Meinung  aiissert,  selbst  angedichtet. 
(I,  blz.  742). 


233 


Willem  van  Congeine, 


Willem  van  Medicke. 
Ypocras 

Willem  van  Saliete, 


Willem  van  Zierikzee. 


Aangezien  het  onwaarschijnlijk  is  dat  Guy  Ypermans 
middelnederlandsche  Chirurgie  zou  hebben  kunnen 
lezen  —  een  latijnsche  heeft  m.  i.  nooit  bestaan  — 
zoo  mag  men  dus  wel  aannemen,  dat  beider  oordeel- 
velling een  uiting  is  van  een  destijds  algemeen 
heerschende  meening.  Pagel  heeft  voor  Theoderik  partij 
getrokken,  doch  niet  op  zeer  overtuigende  gronden.  De 
overeenkomst  tusschen  Bruno  en  Theoderik,  die 
volgens  hem  alleen  de  inleiding  hunner  werken 
betreffen  zou,  zou  haar  oorsprong  vinden  in  het 
putten  uit  een  en  dezelfde  bron. 

Men  vindt  in  de  Hss.  van  YpermanTheoderik's  naam 
vermeld  op  blzn.  9,  kol.  a,  18  a,  23  a,  43  a  en  179  b. 

1.  W.  van  Congeinna.  Hij  wordt  door  Yperman  „een 
wide  vermaert  meester"  genoemd  —  blzn.  25  kol.  a, 
29  a,  93  a,  177  a  —  en  toch  weet  men  niets  omtrent 
zijn  leven,  zelfs  niet  van  waar  hij  afkomstig  was. 
Pagel  heeft  onder  den  naam  van :  Die  Chirurgie 
des  Wilhelm  von  Congeinna  (Congenis).  Fragment 
eines  Collegienheftes,  Berlin,  1891,  een  in  de  Erfurter 
Bibliotheca  Amploniana  aanwezigen  codex  uit- 
gegeven, welke  als  „Wilhelmi  de  Congenis  modus 
et  consuetudo  operandi  a  quodam  discipulo  ejus 
descripti"  te  boek  staat.  Dit  geschrift  is  niet  veel 
meer  dan  een  compilatie  uit  Rogerus'  Chirurgie. 

Van  dezen  arts  is  mij  niet  anders  bekend,  dan  wat 
Yperman,  op  blz.  169,  kol.  h,  van  hem  zegt. 

is  de  bekende  verbastering  van  Hippokrates.  Yperman 
vermeld  zijn  naam  op  blz.  36,  kol.  b,  61  b,  106  a, 
132  b,  168  a,  188  a  en  192  a. 

1.  Guilielmo  de  Saliceto,  afkomstig  uit  Piacenza, 
leefde  in  het  begin  van  de  dertiende  eeuw.  Hij  is  een 
van  de  weinige  artsen  uit  die  periode,  die  door  Guy 
de  Chauliac  met  onderscheiding  —  valens  homo 
noemt  hij  hem  —  genoemd  worden.  Deze  ken- 
schetsing is  ten  volle  verdiend,  want  Willem  is 
inderdaad  de  kundigste  chirurg,  en  internist  tevens, 
van  zijn  tijd.  Niet  te  verwonderen  is  het  dus,  dat 
niet  alleen  zijn  Chirurgia,  doch  ook  zijn  Compendium 
der  geneeskunde:  „summa  conservationis  et  cura- 
tionis",  zich  gunstig  van  de  werken  zijner  tijd- 
genooten  onderscheiden. 

Yperman  noemt  hem  echter  slechts  eenmaal,  nl.  op 
blz.  25,  kol.  a.  Zie  ook  Literatuurlijst  onder 
P  i  f  t  e  a  u. 

Van  dezen  meester  is  mij  niets  bekend.  Yperman 
noemt  hem  op  blz.  46,  kol.  a  en  oordeelt  niet 
gunstig  over  hem. 


Ten  slotte  zij  nog  vermeld,  dat  Yperman  op  blz.  44,  kol.  b  spreekt  van 
„die  [meesters]  van  Overbergh,  van  den  rine  ende  van  oost- 
w  a  e  r  t"  en  op  200.  kol.  b  van  een  „p  h  i  s  i  c  u  s." 


WOORDENLIJST. 


A. 


Abrotanum, 


Acacia, 
Acetose, 


Artemisia     abrotanum,    L.,    Citroenkruid.     „Abrotanum.     dats 
averone  of  iagerande"  (Herbarius). 

Abstringerende,  vermoedelijk  een  verbastering  van:  adstringeerende,  „samentrek, 
kende";  misschien  ook  van:  abslergeerende,  „reinigende." 
Gummi  acaciae,  arabische  gom.   Afkomstig  van  Acacia  arabica 

Willd.,  Mimosa  nilotica,  L. 
Rumex  Acetosa  L.,    Veldzuring.    „Acetosa.    dats    surkele"  (Her- 
barius).   Ook    de    witte    klaverzuring,    Oxalis  Acetosella  werd 
„surckel"  genoemd  (Kiliaen). 

Acetum,  azijn.  De  uit  zuren  wijn  bereide  heet  Acetum  vini. 

Achterdeel,        nadeel,  schade. 

Achterwaren,   verzorgen,  van  een  wond  of  van  een  zieke. 

Adec,  Sambucus      Ebulus,      L.,      Kruidvlier.      „Ebulus 

(Herbarius). 

Aendensmout,  eendenvet. 


dats     adec'' 


Aex, 

Affodille, 

Agrimonie, 

Agrippa, 


bijl. 


Alabauster, 


Albu  muri, 
Alium, 


Aspiiodelus  tenuifolius,  Cav.,  Heggelelie. 

Agrimonia  Eupatoria,  L. 

Unguentum  Agrippae  regis,  „swarte  salve",  genoemd  naar 
Agrippa,  koning  van  Judaea,  die  deze  zalf  zou  hebben  uit- 
gevonden. 

1.  alabastrum,  alabastritis.  Albast  is  fijnkorrelig,  kristallijn 
calciumsulfaat  of  gips. 

„Omtrent   dese    zee    (de  Doode)  wast  vele  aluuns  ende  alabas- 
tere"  (Mandeville,  blz.  84,  39). 
zie    Muri. 

1.    Allium.     Allium    sativum,     L.,    Knoflook,     „Allium    dats 

looc Ende  es  van  .2.  manieren,  deen  es  wilt  ende  tander 

tam.  ende  wast  in  den  hof  daer  ment  poot.  ende  es  dit  dat 
wi  gemeinlike  orboren.  Ende  dander  wast  opt  velt.  Ende 
heet  scerdion.  dit  en  es  niet  also  fel  als  tander.  daeromme 
orbort  ment  meest  in  phisiken.  Ende  dit  gadert  men  int 
ende  van  den  lintere.  ende  droget.  Also  mach  ment  .2. 
jaer  orboren.  Mer  hets  beter  dat  ment  alle  jare  vernuwe" 
(Herbarius). 

Of   met  scerdion:    scordium,    Teucrium  scorclium,  waterlook, 
bedoeld  is? 
Aloë  epatica,     I.  Hepatica,  leverkleurige  aloë. 

A.  is  het  ingedikte  sap  van  verschillende  Aloë-soorten.  o.a. 
A.\  ferox,  Mills;  A.  vulgaris,  Lam.;  A.  africana,  MUI.  en 
A.  succotrina,  Lam.  Bij  langzame  indroging  ontstaat  een 
glanzig  produkt,  de  aloë  lucida. 

„Aloë  est  succus  herbae  et  ex  eo  melius  est  medium  inter 
rubeum     et     citrinum,     sed     antiquum     nigrum     est     malum. 


235 


Aloës  hout, 


Alopecia, 


Alsene,  Alsine, 

Aluun, 
Amandelen,  bittre-, 

Ambergris, 


Habet  3  species:  cicotrinum,  epaticum  et  cabalinum 
(St.  Amando). 

Lignum  aloës,  hout  \an]  Aquilaria  Agallocha, Boxburgh. 
Het  hout  werd,  wegens  zijn  welriekend  harsachtig 
bestanddeel,  als  reukwerk  gebezigd. 

een  haarziekte,  vroeger  ook  wel  Vulpes  genoemd,  zich 
kenmerkend  door:  „een  uytvallen  des  hayrs  van  den 
hoofde,  ende  somtijdts  der  wijnbrauwen,  des  baerts 
ende  van  andere  partyen,  het  welcke  men  ghemeynelick 
de  Palade  noemt.  Dit  ghebreck  wordt  also  van  de 
Medicijns  ghenoemt,  ghelij«k  als  de  siecte  van  oude 
vossen,  om  dat  de  selve  alsulcken  uytvallen  des 
hayrs  onderworpen  zijn,  midts  eenige  schurften  die 
sy  in  haren  ouderdom  ghekrijghen"  (Pare). 

Artemisia  Absinthium,  L.,  Alsem,  Absinth. 

„Absincium.  dats  alsene ....  ende  men  salse  gadren 
in  den  uitgange  van  den  linte  ende  drogen,  ende  dan 
geduert  si  .1.  jaer  goet"  (Herbarius). 

Alumen,  Kalium-aluminium-sulfaat.  Alumen  faecis, 
vini :  Aluminium-tartraat. 

Amygdala  amara,  de  vrucht  van  een  variëteit,  van 
Prunus  Amygdalus,  Stokes  s.  Amygdalus  com- 
munis, L. 

1.  Ambra  chrysea,  goudkleurige  amber.  Een  uit 
het  darmkanaal  van  cetaceën,  in  't  bizonder  van 
Macrocephalus  physeter,  de  Cachelot  of  Potvisch 
afkomstig  concrement,  dat  in  klompen  van  zelfs  tien 
kilogram  zwaarte,  drijvende  in  de  Japansche  zee,  de 
Indische  en  den  Atlantischen  Oceaan  wordt  aangetroffen 
De  amberklompen  bestaan  uit  concentrische  lagen 
van  vettige,  wasachtige,  opake,  grijze  of  gele  stof,  welke 
veel  overeenkomst  heeft  met  cholesterine  en  een 
aangenamen,  muskusachtigen  geur  bezit. 

Ambre  presente  aux  grans  seigneurs 
Pour  composer  bonnes  odeurs, 
Car  il  est   moult  aromatique, 
Gracieulx,   noble  et  magnifique, 
D'odeur  souefve  et  excellente, 
Amoureuse,  doulce  et  plaisante. 

(Lespleigney). 
Als  de   beste  Ambra  gold  de  goudkleurige,  de  Ambra 
chrysea. 

In  de  oudheid  was  de  herkomst  van  Amber  onbekend. 
Sommigen  hielden  hem  voor  sperma  van  denwalvisch, 
en  spraken  daarom  van  sperma  ceti.  Tegenwoordig 
verstaat  men  daaronder  een  ander  produkt  van  den 
cachelot. 

Het  therapeutisch  gebruik  berustte  op  dezelfde  begin- 
selen als  dat  van  muskus  en  castoreum,  aan  welke 
riekende  stoffen  een  krampstillende  en  zenuwkal- 
meerende  werking  werd  toegeschreven.  Tinctuur  van 
Ambergris  kwam  nog  niet  lang  geleden  in  de  Phar- 
macopeeën  voor.  Het  middel  staat  bij  het  volk  nog 
als  middel  ter  bevordering  van  het  tandenkrijgen 
te  boek  (Zie  ook  Peters). 


236 


Amete, 
Amiduni, 


Anabula, 
Anacardus, 


Anetum, 

Aneti  succus, 
Anguisse,  Angwisse, 
Ancluwen, 
Autidotarius, 


Antimonium, 


Antofolij, 


Anijs, 

Apie,  Apium, 


mier. 

A  ra  y  I  u  ra,  tarwezetmeel, 
„Amidum  es  heet  ende  wac.  ende  men  maket  aldus. 
Men  leit  tarwe  in  couden  borne  enen  dach  ende  .1. 
nacht,  ende  men  salt  dicwile  roeren  tote  dat  root. 
ende  dan  salment  puren  van  watere  ende  zere  stoten, 
ende  tsap  zien  dore  .1.  cleet.  Dan  salment  setten  in 
die  hete  sonne  so  dat  dwater  verdroge.  ende  dan 
salmer  weder  cout  water  in  gieten  ende  latent  sinken.  ende 
dan  weder  af  puren.  Ende  dat  beneden  in  den  bodem 
blijft  dat  salmen  setten  ter  sonnen.  ende  latent  drogen, 
ende  witten  ende  hardden.  Dits  amidum"  (Herbarius). 

Alphita  noemt  als  synoniemen  van  anabulla  major: 
spurga  en  mezereon  en  van  a.  minor:  titimallus,  verru- 
caria.  Zie  Spurga,  titimallus  enverrucaria 

noot  van  Semecarpus  Anacardium,  L.  Fil.,  Oost- 
Indische  olifantsluis  of  O.-I.  acajounoot.  De  schaal 
van  de  niervormige  noot  bevat  in  alveolen  een 
scherpe,  blaartrekkende  stof,  mei  anacardii  of  (tegen- 
woordig) cardol  vesicans. 

De  West-Indische  Olifantsluizen  zijn  afkomstig  van  den 
ook  in  Oost-Indië  gekw nekten  Anacardium  occidentale , 
L.  Het  middel  maakt  het  hoofdbestanddeel  uit  van  het 
Theodoriton  anacardinum.  Zie  Theodoricon. 

Peucedanum  graveolens,  Benth  &  Hook  s.  Anethum 
graveolens,  L.  Dille. 

sap  van  de  hierboven  genoemde  plant. 

benauwdheid,   pijn,   doodsangst,   doodstrijd. 

enkel  van  den  voet. 

Nu  eens:  A.  in  Nicholaus,  dan  weer:  onsen  Antido- 
darius  genoemd.  Y.  bedoelt  met  dit  laatste  waar- 
schijnlijk een  exemplaar  van  Nicolaus'  Antidotarium. 
parvum.dat  in  zijn  bezit  was.  Zie  Lijst  van  Schrijvers 
onder  Nicolaus. 

stibium,  antimonium  regulus,  het  element  antimonium. 
De  uitsluitend  uit  A.  bestaande,  laxeerend  werkende 
pillen  heetten  „pilulae  perpetuae",  omdat  zij  vele  malen 
achtereen  voor  hetzelfde  doel  gebezigd  konden  worden. 
Antimonium  crudum  is  het  spiesglans. 
Antimonium  diaphoreticum  resp.  ablutum  en  non  ab- 
lutum  is  gewasschen  en  ongewasschen  zweetdrijvende 
spiesglans,  hoofdzakelijk  antimoonzure  kali.  Antimo- 
nium praeparatum  is  zwavelantimonium, 

1.  Anthophylli. 

„Anthophylli    sunt    grandes  Caryophilli,  qui  ad  matu- 

riatem     pervenerunt,     nucleo     intus    duro      bilidoque, 

sapore    non    tam    acri    ut  Caryophylli,  praeterquam  in 

superficie"  (Valerius  Cordus). 

Antofili    =    majores    gariofili    (Alphita).    Zie    Gario- 

filate. 

vrucht  van  Pimpinella.  Anisum,  L. 

Apium  graveolens,  L.  Selderie. 
„Apium.    of    marke.    of  apie.  of  eppe.  dats  al  eens... 
Ende   si   es   van  .3.   manieren   Apium  reninum.  Apium 
ermoroydarum Een   ander  geslachte  van  apiën  es 


237 


Apostema, 

Apostenieeren, 
Aranea, 


Argentum  vivum, 


Arinc, 

Aristologia  Ion  ga. 
Aristologia  rotunda, 


Armoniac, 
Armoniac,  Sal-, 
Arnaglossa, 
Arsenicum,  rood-, 


dattie  meesters  heeten  cerfolium.  entie  lieden  sceldent 

kervel Ende  noch  es  .1.  geslachte  van  apiën.  dat  men 

heet  petrocilium.  ende  som  die  lieden  heetent  persiin" 
(Herbarius).  Alphita  onderscheidt  5  soorten:  domes- 
ticum,  ranarum,  risus,  hemorrhoydarum,  trifolium. 

ontstekingsgezwel,  ettergezwel,  absces,  phlegmone,  puist 
Een  overzichtelijke  tabel  geeft  Pare,  blz.  199. 

in  ontsteking  geraken,  veretteren. 

1.  Arachnoïdea,  een  inwendig  oogvlies,  door  den 
een  voor  synoniem  met  de  Retina  gehouden,  door  den 
ander  daarvan  onderscheiden  en  als  een  deel  van 
de  Choroïdea  beschouwd.  Zie  Hyrtl. 

kwikzilver.  Het  met  speeksel  behandelde  Argentum 
vivum  —  extinctum  cum  saliva  hominis  ieiuni  — 
heette  mortificatum  cum  sputo  en  was  waarschijnlijk 
sublimaat.  Onder  „dood"  kwikzilver  verstonden  de  oude 
indische  en  perzische  artsen  alle  kwikzilververbindingen, 
die  geen  gelijkenis  met  het  „levende"  kwik  meer  ver- 
toonen. 

haring. 

Aristolochia  parviflora,  Sibth. 

A.  pallida,   Willd. 

„Aristologia  dats  sarasine  cruut.  endees  van  .2.  manieren, 
deen  scelt  men  aristologia  longa.  ende  dandere  scelt  men 
aristologia  rotunda.  Ende  es  geheten  holewortele  in 
dietsche.  ende  wast  meest  oostwert ....  Die  ronde  gaet  in 
medicine meest  ende  sonderling  die  wortelen"  (Herbarius). 

1.    Ammoniacum.  De  gom  van  Dorema   Ammoni- 
acum,  Don.  en  Ferula  tingitana,  L. 
salmiak,      chloorammonium.     Zie     over     Armoniac:      v. 
Lippmann,  Chem.  Zeitung,  1909,  Bd.  33,blz.  117 

Plantago  major,  L.  s.  Plantago  asiatica,  L. 

„Arnaglossa  of  plantago.  dats  wegebrede"  (Herbarius). 

Arseendisulfide,  realgar,  het  sandarak  der  oude 
Grieksche  artsen. 

In  de  Middeleeuwen  kende  men,  behalve  het  element 
arsenicum,  de  beide  verbindingen  met  zwavel:  het 
gele  arseentrisulfide  of  auripigment,  As203  en  het 
roode  arseendisulfide  of  realgar,  As202.  Zie  over 
deze  verbindingen  v.  Grot.  Niet  altijd  werd  tusschen 
den  naam  van  arsenicum  en  dien  van  zijn  verbindingen 
veel  onderscheid  gemaakt ;  John  Arderne  schrijft  ( blz. 
82) :  Arsenic  &  auripigment  bene  bo^e  one,  bot  arsenic  is 
nojt  so  fair  as  auripigment ;  ne^erlesse  bq/>e  haue  a  jalow 
colour,  but  auripigment  is  gretter  and  more  schynyng, 
and  more  disesy  for  to  grynde  for  his  jöredinej;  for 
in  substance  he  is  hke  vnto  plaistre  ot  paris.  Bot 
arsenic  is  as  it  war  puluer  in  reward  of  auripigment 
and  it  is  more  li.ytly  broken;  And  when  it  is  broken 
it  ha£e  as  it  war  vermilion  within  it,  of  rede  colour 
and  ajour  colour;  which  vnkunnyng  men  sai^>  to  be 
realgre,  &  J>at  is  false.  ffor  whi ;  realgre  is  ane  artificial 
confection  made  of  alkenemistre/ï  bi  sublimacion,  as 
arsenic  sublimed,  And  for  certayn  j5ai  ar  nojt  different 
in  operacion  any  ^ing,  out-take  ^at  realgre  is  of  rede 


238 


colour,  and  arsenic  sublimed  is  of  white  colour;  bol 
ne^erlej  arsenic  entre/i  in  confeccion  of  realgre,  And 
iorfii  realgre  is  called  of'  som  men  rede  auripigment: 
of  f>e  namej  is  no  strynying  so  /at  we  vnderstond  'Je 

Arterie,  slagader,    welke    echter   in  den  tijd   vóór  Harvey 

verondersteld  werd  een  geheel  andere  functie  te  hebben. 
De  venae  of  aderen,  meende  men,  dienden  tot  voeding 
met  bloed  van  de  onderscheidene  deelen  en  organen, 
de  arteriën  voor  het  transport  van  het  spiritueuze  of 
pneuma-rijke  bloed.  Pare  schrijft:  De  aderen  dat  zijn 
de   vaten    ofte   pijpkens  des  bloets,  die  van  een  sper- 

matijcke    bloet  ghegenereert  worden De  Arteriën 

die  zijn  van  gelijcken  ooc  vaetjens  des  bloets,  dan 
al-sulcken  bloet  der  Arteriën  is  veel  dunder,  veel 
levendiger,    ende   oock    volder  van  levendige  geesten, 

ende    daer    toe    oock    wat  geelder  van  coleure ;  de 

Tunijcke  der  Arteriën  is  veel  dicker  als  de  Tunijcke  der 
aderen,  uyt  oorsake  om  dat  in  de  selve  gehouden 
wort  een  zeer  heet,  sutbijl  ende  geestrijck  bloet, 
d'welck  hem  stadich  beweecht  ende  roert,  dat  doch 
anders  fichtelick  uyt-bersten  soude,  ten  ware  dattet 
in  stercke  eade  dicke  Tunijcken  besloten  lage.  So 
veel  de  rechte  aderen  belanght,  daer  is  in  besloten 
een  swaer,  traech  ende  swaer-roerich  bloet,  daerom 
so  verre  als  haer  Tunijcke  dicht  ende  dicke  waren, 
soo  en  soude  het  voorsz.  bloet  in  de  om-leggende 
partijen  niet  konnen  verdeelt  worden,  waer  door  dat 
dan  deses  bloets  nutbaerheyt  geheel  onvruchtbaar 
wesen  soude." 

Artetike,  art  rit  ik  e,  voeteuvel,  jicht,  podagra. 

Asa  fetida,  melksap    van    Ferula    Assa   foetida,   L.    Duivelsdrek. 

Aterment  root  gelu,  1.  Atramentum,  eigenlijk  zwarte  vloeistof,  in  't 
bizonder  inkt.  Onder  Encaustum  verstond  men  een 
purperkleurigen  inkt.  Het  zijn  vloeistoffen,  waarin 
behalve  poeder  van  galnoten,  ijzer-  en  koperverbin- 
dingen, als  ferro-  en  ferrisulfaat,  en  kopersulfaat  voor- 
kwamen. Het  aterment  werd,  behalve  als  plaatselijk 
aan  te  wenden  adstringens,  gebezigd  om  de  lijnen  te 
trekken,  waarlangs  bij  amputaties  de  huidsneden  ge- 
maakt moesten  worden  (Henri  de  Mondeville); 
ook  om  breuken  in  de  hersenpan  op  te  sporen 
(Willem  van  Salicete). 

Aurea  Alexandrina,  een  recept,  uitgevonden  door  Alexander,  en  als  goud 
zoo  edel.  „Aurea  est  dit  por  aurea  de  or;  alexandrina 
est  dit  de  Alexandre  Ie  sage  philosophe  qe  Ie  trova" 
(Nicolaus). 

Het  in  de  Middelnederl.  vertaling  van  het  Antidotarium 
Nicolai  voorkomende  recept  bevat  ruim  40  bestand- 
deelen. 

Avellane,  noot  van  den   Corylus  Avellana,  L.  Hazelaar. 

Avontuurlijc,  hachelijk. 


239 


B. 


Baecvleesch,  baken 
Baerde, 

Baertmaker, 
Backe, 


Balaustiën, 
Barba  Jovis, 


Barenteren, 
Barginsmeer, 


Basilieon, 
Basnar, 


Bat,  bet, 
Bate,  baet, 
Baye, 
Bdegar, 


Bdellium, 
Beetcole, 
Begaden, 
Belrike, 


varkensvleesch. 

van    een    gescutte,    weerhaak,    of'  scherpe  rand;  verklw. 
baerdekijn. 

barbier. 

bes,  in  't  bizonder  laurierbes,  de  vrucht  van  Laurus 
nobilis,  L. 

„Laurus.  hier  op  wassen  die  bayen.  beide  vrucht  ende 
blade  gaen  in  medicinen.  Entie  blade  hebben  meerder 
cracht  dan  die  bayen.  om  hare  bitterheit  so  verduwen 
si  wel.  Ende  die  bayen  duren  goet  .1.  jaer"  (Herbarius). 
Olie  van  bayen  of  olie  van  laurier  is  laurierolie, 
oleum  lauri,  door  het  volk  nog  Olie  van  Baay 
genoemd. 

1.  balaustrium,  Flos  Granati,  bloesem  van  Ptinica 
Granatum,  L.,  den  Wilden  Granaatboom. 

In  Sinonoma  Bartholomei:  sticados  citrinum 
(Tschirch).  Volgens  H.  C  1  o  q  u  e  t  (Dictionn.  Béclard)  is 
B.  j.  een  Anthyllis.  Anthyllis  vulnerarias,  L.,  Wond- 
klaver,  bij  Dodonaeus  Anthyllis  prior,  wordt  in  Frankrijk 
door  het  volk  tegen  wonden  gebezigd. 

zie  Tebarenteeren. 

spek  of  smout  van  't  speenvarken. 
v.   Fischer-Benzon,    noemt    Jovis   barbam  :  Sem- 
pervivum   tectorum,    L.,  huislook. 

Ocimum   Basilicum,   L.  Zie   v.    Fischer-Benzon. 

Basmar?  In  dat  geval  Opobalsem,  Mekkabalsem, 
hars  van  Balsamodendron  Gileadense,  Kunth, 
Commiphora  Opobalsamum,  Engl.  s.  Balsamo- 
dendron Opobalsamum,  Kunth.  Zie  N  i  c  o  1  a  s. 

beter. 

baat,  beterschap  van  een  ziekte. 

hetz.  als  backe. 

Rosa  rubiginosa,  L.  Egelantier. 

„Bedegar  dats  eglentier"  (Herbarius). 
H.    Cloquet  (Dict.  Béclard)  verstaat  onder  Bedegar  of 
Bédéguard,    een   soort   van  gal,  een  nieuwvorming  op 
de    wilde   roos,   veroorzaakt   door   den    steek  van  een 
wesp,  Cynips  rosae,  L. 

bedellium,  gomhars  van  Commiphora  africanum,  Engl. 

Bèta  vulgaris,  L.  Biet. 

behandelen,  verzorgen,  dichtmaken,  b.  v.  van  een  wond- 

Hyoscyamus  niger   L.,   Bilzenkruid.   „Iusquiamus  dats 

beelde  of  belseme Ende  dit  zaet  es  van  .3.  manieren. 

wit.  root.  ende  swart.  Ende  dat  swartte  es  gevenijnt. 
ende  daeraf  salmen  [hem]  wachten,  want  hi  brinct  in  die 
doot  Ende  dandere  .2.  doet  men  in  medicinen.  Ende  tsaet 
heeft  meer  crachts  dan  tcruut"  (Herbarius).  Iusquiamus 
is  een  verbastering  van  Hyoscyamus. 
Niet  te  verwarren  met  Belléric:  de  vrucht  van  Termi- 
nalia  Bellerica,  Roxb. 

16 


240 


Beuedicta.  Geum      Urbanum,     L.     Nagelkruid,     benediktenkruid, 

ook  wel  gariofilata  geheeten. 

In  Antidotarius  Nicolai,  zoowel  in  de  Fransche 
als   in   de  Holl.   vertaling,  is  een  beschrijving  van  een 
„benedicta"  te   vinden:   „Bénoite   est  dite,  qar  ceus  qui 
la  receivent  la  beneissent." 
Benemen,  een  eind    aan    iets    maken,    iets    beletten  of  tegengaan, 

b.  v.  ontsteking. 
Berberis,  Berberis  vulgaris,  L.  Zuurbes. 

Berecken,  berechten,   verzorgen,  b.  v.  een  wond. 
Beseffelijcheit,  gevoel. 

Besegen,  besigen  bezigen,  gebruiken. 

Bescouden,  schroeien,  branden. 

Bestaden,  opbergen,  wegzetten 

Betenye,  zie  Betonie. 

Betonie,  Betonica  offlcinalis,  L. 

Bevercul.  zie  Castoreum. 

Bewimpelen,  met  verbandstof  omwinden. 

Beyeren,  bessen;  ook:  pitten,  b.  v.  beyeren  van  prumen  gernaten. 

Bierkijn  sonder  cruut,    een  soort  van  bier.  Zie  Dodonaeus. 
Bintadere,  tongriem. 

Bismalve,  Althaea   offlcinalis,   L.    Heemst.;    altea    bij    Ba  rt  ho- 

lome u  s. 
Artemisia,  L.  Bijvoet,  St.  Jant kruid, 
schitteren,  b.  v.  van  de  oogen. 

lastering,  berisping, 
blaar,  blaartje. 
zichtbaar    zijn,    van    bloote    plekken    v.-  h.    lichaam,    als 

bijv.  't  aangezicht, 
laf. 

zie  Drakenbloed, 
stomp, 
slaan. 

slaan,  kloppen, 
houden     over    boerde,    houden     voor    een     grap, 

voor  onwaar, 
baat,  genezing;  geneesmiddel, 
beukelaar,  schild, 
kropgezwel,    struma. 
Bollen  van  Heruieinen,  bolus    armenicus,    b.    rubra,    een  soort  van   aluinaarde, 
o.      a.     uit     Armenië     afkomstig     en      roodbruin    ge- 
kleurd     door    de    aanwezigheid    van   ijzeroxyde.    Bo- 
lus  alba,  de  witte  bolus    of   Argilla,    een    aluminium- 
silicaat,   is    hier   te   lande    officinaal    en  wordt  in  den 
laatsten       tijd      wederom      als      wondpoeder     aanbe- 
volen, 
zie  B  o  c  i  u  m. 
bultje. 

„spume  van  der  zee",  spuma  marina,  meerschuim. 
Borago  offlcinalis,  L.  Bernagie. 

„Borago  dats  bornagie"  (Herbarius). 
last. 

Borderen,  boerderen,  met  iemand  schertsen  of  gekheid  maken. 
Borne,  bronwater,  drinkwater. 

Bouwen,  kneden,  mengen. 


Bi  voet, 
Blaken, 

Blameringe,  -eeriuge 
Blein,  bleinkijn, 
Bliken, 

Blode, 

Bloet  van  draken, 

Blonc, 

Blouwen, 

Blutsen, 

Boerde, 

Boete, 
Bokelare, 

Borium,  butiuin, 


Bootse, 

Bootskijn, 

Boraes, 

Borago,  Bornagie, 

Borde, 


241 


Bouc,  gulden- 


Brame, 
Brauwe, 
Brine, 
Brione, 

Briselen, 
Buggle, 


Buitel  (bulteel), 

Busse, 

Butse  (boot se), 


Liber  aureus,  de  reraediorum  et  aegretudinum  cogni- 
tione,  een  aan  Constantinus  Afer  s.  Africanus 
("j"  1087)  toegeschreven  werk.  Uitgegeven  in:  Opera, 
Basil.  1536.  Zie  over  de  werken  van  C.  Atr. :  S  t  e  i  n- 
schneider,  Constantinus  Africanus  und  seine 
arabische  Quellen,  Virchow's  Archiv,  Bd.  XXXVII, 
blz.  353. 

vrucht    van   Bubus  spp.  div.  o.  a.  Eubus  fruticosus,  L. 

wenkbrauw,  wimper. 

pekel. 

Bryonia  dioica,  L.  Heggerank. 

„Brionia  of  oude  rapé  of  corpentaes"  (Herbarius). 

kruimelen,  b.  v.  van  brood. 

Prunella  Vulgaris  L.  s.  Brunella  Vulgaris  L.  Brunei 
of  Ajuga  L.  Zenegroen.  Dodonaeus  noemt  Conso- 
lida  major:  Bugula  of  buggle. 

coleerdoek. 

laatbus,  instrument  om  ader  te  laten. 

verdikking,  verhevenheid. 


c. 


Cataputhia, 
Celedonie, 


Centum  galle, 

Cerapinum, 
Cera, 

Ceriengie, 
Cerusa, 

Cetere, 

Cicer, 

Cifac, 

Cycuta,  Coocte, 


Cylotrum, 
Citrus, 


zaad  van  Croton  Tiglium,  L.  Crotonboon. 

Chelidonium  majus,  L.  Stinkende  Gouwe,  schelwortel, 
„Celidonia  dats  scelleworte  . . .  .  Ende  men  vinter  van 
.2.  manieren,  dene  heet  indicum  ende  heeft  gelu 
wortele.  ende  es  die  beste.  Ende  dandere  vint  men 
in  vele  steden,  entie  en  es  niet  also  goet.  Maer  deen 
leit  men  vore  dandere.  Ende  alse  mense  vint  gescreven 
in  recepten,  so  sal  men  nemen  die  wortele.  Ende  men 
houtse  goet  .1.  jaer"  (Herbarius). 

C.  ind.  =  Chel.  majus.  Onder  de  andere  moet  worden 
verstaan  Banunculus  Ficaria,  L.,  de  Kleine  Cheli- 
donium,   ook    wel    scrophularia  genoemd  (Lespleigny). 

centum  galli,  centum  grana  —  herba  cancri 
(Alphita).  Plumbago  Europaea. 

zie  S  e  r  a  p  i  n  u  m. 

was.    Men    onderscheidde    c.    alba,  c.  citrina  en  c.  rubea. 

1.  syrinx,  syringue,  spuit. 

Cerussa,  loodwit,  loodcarbonaat.  Cerussa  citrina,  citroen- 
kleurig  loodwit  =  loodoxyde. 

schurft. 

cicer   nigrum,  vrucht  van    Cicer   arietinum,    L.  Keker. 

ook  sipach  of  zyphac,  buik  vlies,  peritoneum. 

Conium  maculatum,  L.  Gevlekte  Scheerling,  Dolle 
kervel.  „Cycuta  dats  sceerlinc  . . . .  Men  wercter  nu  niet 
met.  want  si  es  te  zere  gevenijnt.  wilen  dede  mense 
in  medicinen  doen  die  menscheit  starker  was" 
(Herbarius). 

Solathrum?  Zie  aldaar. 

pomum  citrinum,  de  vrucht  van  Gitrus  decumana, 
Murr.  Zie  Dioskurides. 


242 


Cypac, 
Cirone, 


Coocte, 


zie  C  i  f  a  c. 

ceroenum,     waspleister.    „Emplastrum    seronium    heeft 

sinen    name   na   was"   (Antidotarius).  „Cerone  es  eene 

compositie,  die  herder,  ende  dicker  is  als  een  salve,  ende 

weeker  als  een  plaester  (Pare). 

zie  C  y  c  u  t  a. 


D. 


Dactile, 

Daergie 

Dadensteen, 

Daken, 

Dal, 

Dapper,  dapperlike, 

Daucus  creticus, 


Deli  vereren, 
Defensatijf, 


Dia-anthos, 


Diachylon,  Emplastrum 

Diacinumum, 
Diacitoniton, 
Diasitonium. 
Diacastoreum, 


dadel,    vrucht  van  Phoenix  dactylifera,  L. 
werpspiets. 
dadelpit. 
neerkomen  op. 
deuk,  kuiltje  in  het  vleesch. 
snel,  b.  v.  dappere  adem,  pols. 

Daukos  of  Daukeion.  „Daucus.  dats  die  distele  . . . . 
Ende  es  van  .2.  manieren.  Deen  heet  daucus  creticus. 
om  dat  gerne  wast  in  cretegen  lande,  ende  es  die 
beste.  Dander  heet  aysinus.  omdat  die  ezels  gerne 
eten.  ende  des  vindt  men  overal  gnouch  ane  grachten 
opten  oever.  Ende  men  mach  deen  wel  nemen  vor 
dander"  (Herbarius). 

In  de  Alphita-lijst  (Tschirsch)  wordt  genoemd  daucus 
agrestis  et  creticus  (usininus). 

Daucus   creticus   is  Athamanta  cretensis,  L.  Augen- 
wurz.  Niet  te  verwarren  met  Daucus  Carota,  L.  de  peen 
of  karote  =  pastinaca. 
bevrijden. 

afwerend  geneesmiddel.  Defensieven  of  repercus- 
sieven: middelen,  die  het  toevloeien  van  vochten  naar 
zieke  deelen  en  de  vorming  van  abscessen  beletten. 
Pare  (p.  843)  spreekt  van  repelleerende  of  terug- 
drijvende medicamenten. 

van  óia :  met,  en  a  n  t  h  o  s :  de  bloemen  van  den  Rosmarijn, 
Rosmarinus  offtcinalis,  L.;  dus  een  geneesmiddel  waar- 
van flores  rosmarini  dr  basis  of  het  hoofdbestand- 
deel vormen.  Zie  Rosmarijn. 

-.emplastrum  lithargyri  simplex,  loodpleister.  Oorspron- 
kelijk een  pleister  uit  plantensap  — /uioc —  bestaande. 
1.    diacuminum.  Zie  aldaar. 
1.    diacitonium.  Zie  aldaar, 
citonium,  kwee,  de  vrucht  van  Pyrus  Cydonia,  L. 
Een  middel,  waarin  het  hoofdbestanddeel  is  Castoreum, 
bevergeil,  het  secreet  uit  de  door  het  praeputium  gevorm- 
den  zak  van  Castor  fiber,  L.  „Dyacastoreum  essinename 
om  dat  Castoreum  in  de  confexie  gaet.  Hets  goet  iegen 
swaerheit    van    den    hoofde.    Ende    iegen    tgroet    evel. 
ende    jegen    swendelinge.   ende  jegen  gedeilden  hooft- 
swere.    ende   jegen    scoten  die  int  hoeft  scieten.   ende 
jegen    sweren.    ende    iegen    juchtecheit.  Ende  confor- 
teert  alle  die  lede.  Ende  meest  ten  hoofde.  Hets  goet 
iegen     verstoptheit     vander     meiten     ende     van     der 


243 


Diacuminum, 
Diaphragma, 
Diamergarietum, 


Diamoron, 

Diaolihanum, 

Diaprunum, 

Diaquilou, 
Diasene, 

Diateron  piperion, 


Diaturbit, 


Dille, 


Diptanmus, 
Docke, 


nieren  ende  wederstaet  die  ziecheit  die  van  couden 
comt."  Volgt  een  opsomming  van  ruim  70  bestand- 
deelen  (Antidot.).  L'Antidotaire  Nicolas  geeft  ruim  50 
bestanddeelen  op. 

cuminurn,  komijn,  vrucht  van  Guminum  Cyminum,  L. 
middenrif,  mndl.  craeye. 
1.  dia  mar  g-,  Paarlenmiddel. 

„Diamargariton  es  also  geheten  na  .2.  manieren  van 
perlen  met  gaten  ende  sonder  gaten"  (Antidot.). 
Zie  over  Margaritae  Joh.  Schroeder  (p.  348) 
Valer.  Cordus  noemt :  Diamargariton  frigidum 
incerti  autoris,  cuius  est  frequens  usus,  Diamargariton 
frigidum  aliud  en  Diamargariton  calidum,  secundum 
Avicennam. 

Over  Petrothérapie,  zie  o.  a.  Cabanès. 
een  vruchtengelei  —  rob  —  waarin  moerbezie,  morus,  de 
vrucht     van    Morus    nigra,    L.het   hoofdbestanddeel 
vormt. 

behoorde  tot  de  Compositiones  magnae  et  opiatae  en 
had  tot  basis  olibanumhars. 

pruimenlikkepot.    „Heeft   sinen    name    na  prumen  van 
damas  die  men  d(a)er  vint"  (Antidot.), 
zie  D  i  a  c  h  y  1  o  n. 

i.  diasena,  sennelikkepot,  waarin  folia  sennae,  de 
bladeren  van  verschillende  Cassia-soorten,  o.  a.  Cassia 
acutifolia,  Delile,  en  Cassia  angustifolia,  Vahl. 
1.  Diatrion  pipereon.  , Een  mengsel  van  anijs, 
thijm,  gemberwortel  en  witte,  zwarte  en  lange 
piper.  Antidot.  geeft:  Dyatrion  piperion  magnum 
Galyeni  en  Dyateron  piperion  minor.  Cordus 
spreekt  van  Diatrion  Pipereon  Galeni  en  Diatrion 
Pipereon  Mesuae. 

Een  laxeerend  werkende  likkepot,  bereid  uit  turbith, 
de  bladeren  van  de  in  Zuid-Europa  voorkomende 
G-lobularia  Alypum,  L.  Men  kende  nog  een  andere 
Turbith,  n.  1.  de  wortel  van  Ipomoea  Turpethum, 
B.  Brown.,  welke  in  O.-Indië  en  Australië  groeit. 
Peucedanum  graveolens,  Benth  &  Hook  s.  Anethum 
graveolens,  L.  „Anetum  dats  dille,  beide  zaet  ende 
cruut  es  heet  ende  droge  in  den  .2.  graet.  some  seggen 
in  den  .3.  graet  Ende  dat  saet  behoort  ter  medicinen 
entie  wortele  oec.  Ende  als  men  vint  bescreven  anetum 
so  nemt  tsaet.  Ende  men  saelt  gadren  ende  drogen 
ende  .3.  jaer  maechi  goet  duren.  Mer  hets  beter  dat 
ment  alle  jare  vernuwet"  (Herbarius). 
Origanum  Dictamnus,  L.  „Dyptamnus.  dats  peper- 
wortele  ....  Ende  heeft  lange  witte  wortelen,  ende 
lange  groene  bladere"  (Herbarius). 

benaming  voor  verschillende  hoefbladsoorten,  o.  a. 
Petasites  Toum.  Groot  Hoefblad;  Tussüago  Tar- 
fara,  L.,  Klein  Hoefblad.  Bumex  Acetosa,  L.  Echte 
Veldzuring,  Lappa,  Toum.,  Klis  en  Nymphea  alba, 
L.,  Waterlelie  worden  ook  Docke  genoemd.  Op  blz. 
60  kol.  b.  wordt  gesproken  van  „doeken  die  de  bladere 
lanc  [ende  scerp]  hebben  ende  stamp  (1.  stomp)  voren. 


244 


Doec, 

Doem,  doom, 

Donderbaert, 

Doreseoren, 

Dorgaet,  doregegaet, 

Dragant, 


Draguntea,  dracontea, 

Drakenbloet, 

Drawonkelen, 
Drec,  menschen- 


Drinten, 

Drope, 

Droppe, 

Dul, 

Dumael, 

Duodenum, 

Dura  mater, 

Durkelen, 

Duvenmes, 

Dwaen, 

Dwale, 

Dwingen, 

Diescinkel, 


dat  zulke  heetenrodedocken.In  latinelapacium  acutum." 
In  Herbarius  leest  men:  „Lapacium  acutum  ea 
lanc  ende  strect  hem  oft  maluwe  ware.  ende  es  heet 
ende  dro[ge]  in  den  .3.  graet.  Ende  der  esser  drie- 
rande.  Deen  heet  men  lapacium  acutum  ende  heeft 
scarpe  bladere  ende  es  die  beste.  Ende  dander  heet 
lapacium  rotundum.  ende  heeft  brede  bladere  daer 
men  botere  in  draecht.  Entie  derde  heet  lapacium 
domesticum  dats  tamme  maluwe,  ende  wast  in  der 
lieden  hove.  ende  men  doetse  int  moes." 
Met  maluwe  kan  bedoeld  zijn  Malva,  kaasjeskruid,  of 
Atriplex  patuia,  melde. 

Onder  docke  moet  hier  Zuring  worden  verstaan, 
zie  Nagel, 
damp. 

Sempervivum  tectorum,  L„  Huislook. 
doorscheuren. 

met  openingen,  opengewerkt. 

ook  wel  Draganthus  mollificativus  genoemd;   I.  Traga- 
cantha,  een  gom,  van  Astralagus  adscendens,  Boiss. 
et  Hauskn.  en  andere  Astralagus-soorïen. 
Arum  maculatum,  L. 

„Dragontea.  of  colombina.  of  serpentina"  (Herbarius). 
sanguis  draconis,    een    hars,  geleverd  door  Daemono- 
drops  Draco,  Blume  s.  Calamus  Draco,  Willd. 
ontstoken  zijn,  zweren. 

Tot  de  van  den  mensch  afkomstige  geneesmiddelen  be- 
hoorden o.  a.  Cranium  humanum,  menschelijke  hersen- 
pan; Mumia  of  mummie ;  Pinguedo  hominis,  menschenvet ; 
Sanguis  hominis,  menschenbloed;  Urina  hominis,  men- 
schenurine  en  Muscus  cranii  humani,  menschen- 
schedelmos,  Physcia  pulverulenta  Fries ? of  Pamelia 
saxatilis  Ach.  var.  omphalodes. 
opzwellen,  b.v.  van  aambeien, 
schurft. 

coude-,  druiper  (?) 
dom,  b.v.  dulle  meesters, 
lengte  van  een  duim. 
twaalfvingerige  darm.  Zie  Hyrtl. 

harde    hersenvlies,    de  buitenste  der  „matres   cerebri." 
Zie  Hyrtl. 

aarzelen,  tegen  iets  opzien, 
duivendrek. 

wasschen,  zuiveren,  reinigen, 
handdoek. 

drukken,  tegen  elkander  drukken,  b.v.  van  wondranden, 
met  behulp  van  een  verband;  ook:  bloedstelpen. 
dijbeen. 


E. 


Ebulus, 
Edec, 


zie  Adec. 
zie  Adec. 


245 


Edrea  terrestrea, 


Eggerich, 

Eglentier, 

Egritudo, 

Ekel, 

Eleboris, 

Electuarium, 

Elefancia, 


Ellebox, 
Eisene, 
Ematiste, 
Emigrane, 

Empistonos, 

Emplastrum  dyaquilon 
Emprestouos, 

Enciane, 

Engin, 

Enguuii, 

Enioen, 

Enpicus, 

Enula  campana, 


Epididymus, 

Eriua, 

Erijn, 

Eris,  Flores-, 


Ermeinen, 
Ersaterie, 
Eruca, 


Esculus, 


1.  edera  terrestris,  Hedera  helix,  L.  klimop,  aerd- 
veyle  (Kiliaen).  Maar:  „Edera  terrestre,  dats  dresene  of 
goudeware".     (Herbarius).     Glechoma   hederacea,   L., 
Hondsdraf,  Vlaamsch:  Dreesem.  Ar  derrie  noemt  edere 
terrestris:  hayhoue,  horshoue,  foJefote. 
eggich,  stomp,  van  tanden, 
wilde  roos,  Rosa  rubeginosa,  L.,  Egelantier. 
1.  Aegritudo,  ongesteldheid,   ziekte, 
eikel, vrucht  van  Quercus,  L. 
zie  Helleborus. 
likkepot. 

1.   Elephantia,  Elephantiasis,   een  ziekte  van  zekere 
lichaamsdeelen,  vooral  van  het  scrotum,  doch  ook  van 
de  vulva,  de  mammae,  de  armen,  veroorzaakt  door  een 
parasiet,   de   Filaria,   welke  de   lymphwegen  aantast 
en  den  lymphstroom  belemmert,  hetgeen  zwelling  dier 
deelen  ten  gevolge  heeft. 
Grieksche  Elephantiasis  is  Lepra, 
zie  Helleborus. 
els,  priem.  Zie  ook  als  en  e. 
zie  lapis  ematicine. 

I.    Hemicrania,    pijn    aan   eene  zijde  van  het  hoofd, 
in  't  bijzonder  de  voorste  helft;  migraine. 
1.  opisthotonus,  stijf  kramp,  tetanus,  hoofdzakelijk  van 
de  strekspieren. 
,  zie  D  iac  hylon. 

1.  Emprosthotonus,  stijfkramp  tetanus,  hoofdzakelijk 
van  de  buigspieren. 
zie  Gentiana. 
geest. 

zie  Enioen. 
Allium  Cepa,  L.  Ui. 

1.  Empyema,  etterige  borstvliesontsteking. 
Inula  Helenium,  L.  Alant. 

„Enula  campana  of  hallant  es  heet  in  den  middel  van 
den  derden  graede  ende  wac  in  den  iersten.  Entie 
wortel  gaet  in  medicinen.  ende  men  gader[tjse  int 
begin  van  den  zomere  ende  snijtse  in  deinen  stucken 
ende  hancse  met  enen  drade  in  die  sonne  dat  se  niet 
en  corumperen.  Ende.  2.  jaer  hout  mense  goef' 
(Herbarius). 

1.  Epididymis,  bijbal. 
1.  Hernia.  Erina  in  testiculi:  zakbreuk. 
metalen,  koperen. 

1.  Flores  viridis  Aeris,  Groenspaan.  Aerugo, 
Verdegris  (Vert-de-gris)  is  een  azijnzuur-koperoxyde  ver- 
binding. 

zie  Bollen  van  Hermeinen. 
1.  arsaterie,  heelkunde,  geneeskunde. 
Eruca   Sativa,    L.  „Eruca,  dats  hadrec  ende  wast  op 
dat   velt"  (Herbarius).  Wordt  door  Stanpeiss  Weis- 
ser    Seniff  genoemd,   doch  hij  merkt  op  dat  deze  niet 
identiek   is   met    Sinapis    alba.    De    zaden    van  Eruca 
hebben  overeenkomst  met  mosterdzaad. 
Pyrus  Sorbus,  Gartn.  s  Sorbus  domestica,  L. 


246 


Fsdra  opiata, 


Esula, 


Euforbie, 
Evel,  sconinx-, 

Evene, 

Exungia  porcina, 


behoorde  tot  de  Confectiones  magnae  et  opiatae.  „Esdra 
lieeft  sinen  name  na  esdras  den  prophete  diese  ierst 
vant"  (Antidot.). 

Deze  confectie  bestond  uit  145  bestanddeelen. 
Cortex    radicis    Esulae,    van   Euphorbia   Helioscopia 
Auct.  ? 

„Herba  est  et  est  similis  Tithymallo,  habet  enim  lac 
in  virgis  et  foliis  si  indicandur  aut  rumpantur . . .  ." 
(St.  Amand). 

„Esula  es.  1.  cruut  dat  gelijct  linaria  dats  padde  vlas. 
Ende  es  ene  specie  van  titimallus.  Die  wortele  es 
medicinael.  entie  stelen  sin  root.  ende  es  van  2. 
manieren,  die  mindere  entie  meerdere.  Ende  beide  doense 
sciten  ende  siin  laxatijf.  Ende  men  orbort  die  scorsse 
van  den  wortele  met  andren  medicinen  . . . ."  (Herbarius). 
De  „mindere''  is  Esula  minor  of  Euphorbia  Gyparis- 
sias,  L.,  de  „meerdere"  Esula  major  of  Euphorbia 
palustris,  L. 

Onder  Titimalus  geeft   Herbarius  „T.  es  heet  ende 
droge  in  den  3.  graet.  Ende  dits.  1.  groene  cruut  ende 
heeft  blade  als  wilgen,   ende  als  men  brect  of  sniit  so 
vloyt  melc  daer  uut.  Ende  dats  heet  ende  wac." 
1.  Euphorbia,  hars  van  Euphorbia- of  Wolfsmelksoor- 
ten,  o.  a.  Euphorbia  resinifera,  Berg. 
Scrophulosis,    klierziekte.   De   naam   doelt    op   de   ver- 
meende   kracht  der  Engelsche  koningen,  van  door  aan- 
raking de  ziekte  te  kunnen  genezen. 
Avena,    L.   Haver  „Avena  dats  evene.  si  sachtet  ende 
verslaet  ende  si  maect  raoru  alle  hardde  geswille.  ende 
daeromme  ordeneert  men  wel  dat  meele"  (Herbarius). 
I.  axungia.  Onder  Axungia  of  Adeps  verstaat  men  alle 
dierlijke  vetten  die  de  weekheid  van  zalf  hebben.  Hier 
wordt  varkensreuzel:  Adeps  suillis,  bedoeld.  Overigens 
bezigde  men  Axungia  sanis,   vulpis,  taxi,  ursi,  leporis( 
colli    equi,    muris    alpini,   phocae,    anseris,    anatis,    vi- 
perina  en  Adeps  hominis. 


F. 


Fabula  lupine, 
Faelgeren, 
Farina  risi, 

Faute, 
Fautseel, 
Feces  vini, 


Fisieijn, 
Fleuina, 


1.  Fa  ba  e  lupini,  de  boonen  van  Lupinus  albus,  L. 
missen,  mislukken,  slecht  uitvallen. 
1.  farina  risi,  rijstemeel,  het  meel  van  de  rijst,  Oryza 
sativa,  L. 
gemis. 

fautsoen,  ponjaard,  degen,  zwaard. 
1.    Faeces   vini.  Afzetsel  of  bezinksel,  hier  in  wijn; 
Faex  usta   is  een  mengsel  van  gist,  kleurstof,  zure  wijn- 
steenzure  kali  en  verontreinigingen.  Dit  bezinksel  werd 
vóór    het   gebruik   gebrand,   waarbij    een   mengsel  van 
koolzure   en    bijtende   kali    ontstaat.    Dit  produkt  heet 
Faecula. 
doctor,  arts. 
snot.  Van  Phlegma,  of  Pituite,  een  der  vier  cardinale 


247 


lichaamssappen  of  hutnores;  zijn  karakter  was  koud 
en  vochtig,  en  was  overheerschend  in  den  winter. 

„Het  Phlegma  is  van  de  natuere  des  waters,  kout 
ende  vochtigh,  van  consistentie  dunne,  ende  vloeyende, 

van  coleure  wit,  van  smake  soet wordt  van  kout 

ende  rou  voetsel  vergadert,  ende  dat  principalick  in 
den  Winter,  ende' in  den  ouderdom,  van  wegen  der 
kouder  en  vochtiger  constitutiën  des  voorschreven 
tijts,  ende  des  ouderdoms.  Het  maeckt  den  mensche 
slaperich,  traech,  ende  vet,  ende  ooc  het  hayr  seer 
haestigh  wit 

De  werckinghen  der  selver  (humeuren)  worden 
oock  onghelijk  bevonden,  so  wel  by  hare  qualiteyten, 
als  in  de  voedinghe  des  lichaems,  ende  in  de 
generatie  der  siekten,  tot  welcke  eynde  datter  een 
seker  proportie,  ende  mate  onder  de  voorschreven 
Humeuren  is,  de  welcke  soo  langhe  als  sy  in  haer 
wesen  behouden  worden,  so  blyft  het  lichaem  ghe" 
sondt:  Maer  soo  verre  als  daer  eenighe  veranderinge 
in  komt,  so  causeren  daer  siecten  uyt  ....  De  onna- 
tuerlicke  humeuren  zijn  de  gene  die  bedorven  zijnde, 
oock  onse  lichaem  bederven,  ende  alle  de  partijen,  al- 
daer  sy  onthouden  worden,  ende  daerenboven  oock 
stadighe  ghebreken  veroorsaecken.  Sy  behouden  oock 
de  selve  namen,  van  natuerlicke  voedende  Humeuren: 
De  welcke  al  t'  samen  door  hare  verrottinghe  ontsteken 
worden,  niettegenstaende  dat  eenighe  van  hen  kout 
van  naturen  zijn:  Ende  sommighe  der  selver  komen 
alleene  in  de  aderen  te  verrotten,  ende  de  andere  buy- 
ten  de  selve.  Degene  die  binnen  in  de  aderen  komen  te 
verderven,  dat  zijn  dese,  het  bloet,  ende  de  Melancholie. 
Maer  de  Golera,  ende  het  Phlegma,  die  konnen  so 
wel  in  de  aderen  als  buyten  de  selve  verrotten  ende 

verderven  

Het   Phlegma,   welc  tegens  natueren  is,  dat  wort 
gegenereert,   gelijc   als   wy  geseyt  hebben, 
ofte  in  de  aderen: 

het  suere  ende  seer  rouwe  Phlegma,  het  welck  geen 
veranderinghe  ghekreghen  en  heeft,  boven  de 
ghene  die  het  in  de  mage  ontfanghen  heeft,  ofte 
seer  kleyne. 

het  soute  Phlegma,  dat  komt  van  het  soete,  verrot 
ende     verbrant     wesende,      omdat     eenige    daer   af 
met  de  verbrande  portie  vermenghelt  was; 
ofte  buyten  de  aderen : 

worden  de  Excrementen  ghegenereert  die  het  Phlegma 
ghelijckende  zijn,  waervan: 

dat  d'  eene  subtijl  is,  ghelijck  als  het  water  dat  uyt 
de  herssenen  door  de  neuse  druypt, 
het   andere  is  de  snotte,  de  welcke  dickachtigh  ghe- 
worden  is,  door  eenighe  kleyne  hitte, 
noch     isser    een    ander    soorte   van    Phlegma,   dat 
by    het     ghesmolten     glas    gheleken    wort,    ofte    by 
het  witte  van  den  eye,  d'  welck  zeer  kout  is, 
de   vierde  soorte  wort  bij  den    Gipsus   vergheleken, 

16* 


248 


Fleumaet, 
Flores  cris. 
Fonteinen. 
Formore, 
Fragaria, 


Fragoria, 
Fraxinij,  01- 


Frenesie, 


Fritsieringe, 
frotseringe, 
Fruit, 
Fruut, 


om    dattet    soo    vast   ende    aenklevende    is,    ghelijck 
als  men  sien  kan  in  de  Joncturen  der  handen,  der 
vingheren,  ende  in  de  Loose." 
(Pare,  Van  de  humeuren,  ofte  vochtigheden). 

hij  rlie  onder  invloed  van  fleuma  staat. 

zie  Eris. 

verdunnen,  aanlengen  met  water,  b.  v.  wijn. 

scalpel,  ontleedmes;  ook:  holle  beitel. 

Fragaria  vesca,  L.  Aardbei. 

„Fragaria.    dats    biercruut"  (Herbarius).  Bij  Heukels 
komt  het  woord  „biercruut''  niet  voor. 

vermoedelijk:  Fragaria. 

Fraxinus  =  Fraxinus  excelsior,  L.,  gewone  Esch. 
Fraxinus  =  Fraxinus  Ornus,  L.,  Manna  Esch. 
Geen  van  beide  levert  echter  een  Olie  op. 
In  de  aan  Mesuë  Jun.  toegeschreven  Chirurgie 
wordt  onder  „Tractatus  in  quo  docet  ponere  quid  pro 
quo"  savina  als  succedaneum  van  F  ra  xin  o  genoemd. 
Savina,  lees:  Sabina,  Juniperis  Sabina,  L.,  levert 
een  oleum  Juniperi.  Wellicht  schuilt  de  verklaring  in 
een  verwisseling  van  beide  planten. 

1.  Phrenesie.  Waanzin,  delirium,  een  verschijnsel 
dat  ook  Phrenitis,  hersenontsteking,  vergezelt.  Is  afge- 
leid van  Phrenes,  middenrif.  Aanvankelijk  hield  men 
het  middenrif,  de  hartekuil,  de  lever-  en  maagstreek 
voor   den  zetel  der  geestelijke  processen. 


kneuzing,  verwonding, 
van  „fruten"  (fruiten),  roosten,  braden, 
fruit?    Zoo  ja,  dan  is  „ziedinge  van  frute"  vermoedelijk: 
afkooksel    of   moes  van  vruchten. 
Fumeye,  damp,  walm. 

Fumiterre, Fumoterre,  1.  Fumusterrae,  Fumaria  officinalis,  L. Duivenkervel. 

„Fumus  terre  dats  grisecom"  (Herbarius). 
Furfur,  zemelmeel. 


G. 


Gaetkijn, 

Gaghel, 

Galbanum, 

Galigaen, 


Galle, 

Gallitri, 
Gargarisacie 


Verklw.  van  gat.  Opening,  porie. 

Myrica,  L.  Gagel,  mirtedoorn, 

Moederhars,  gomhars  van  Ferula  Galbaniflua,  Boissier 

et  Buhse. 
galanga,   galgant;  wortel    van    Alpinia    Galanga,  Sw., 

een   welriekende  wortel,  die  evenals  gember  genuttigd 

werd. 
Galappel,       gezwel     op    de     bladeren     en    twijgen     van 

Quercus    lusitanica,    Lam.   s.    Quercus   infectoria. 

Oliv.,    veroorzaakt    door   den   steek    van    de    eikengal- 

wesp,    Cynips   Gallae   tinctoriae,    Oliv.,  die   daarbij 

haar  eieren  in  het  weefsel  van  de  plant  legt. 
misschien     van     Gal  litrichum,    Salvia    Horminum 

L.     „Gallitrieum.     of    centum    galle"    Herbarius)     Zie 

Centum  galle. 
1.  Gargarisma,  gorgeldrank. 


249 


Garioffel,  Geroffel. 


Gariotilate, 

Gavelote, 

Gawrakel, 

Gebreit, 

Gecnoesich, 

Gecroes,  gecroos, 

Gedichte, 

Gedinkenisse, 
Gedwegen, 
Geets  cotele, 
Geganst, 

Gelasiin,  glasijn, 
Gelepen,  glepen, 
Geliggen, 
Geloeft, 
Geloken, 

Gelo§e,  glose, 


Genadige  moeder, 
Genceane, 
Genoten, 
Gentiana, 


Gepeins, 
tiepulment, 

Gerechten, 

Gereydemakere, 

Gernate, 

Gerstijn  bloemen, 
Gesc-, 

Geschaeldet, 
Gesehaerd, 

Geschaliet, 
Geschort, 
Geschuert, 
Geschutte, 


Garyophylli,  kruidnagelen;  de  gedroogde,  nog  niet  ont- 
loken bloemen  van  Eugenia  Caryophyllata,  Thunb. 
„Gariofllate.  dats  glorifilate.  ende  es  he[et]  ende  drofgej. 
in  den  .2.  graet.  Die  wortele  gaen  in  medicinen.  ende 
hebben  meer  crachten  groene  dan  droge.  Nochtan 
hout  mense  goet.  1.  jaer.  Ende  daer  omme  heet  mense 
gariofilaet  om  dat  si  bina  riect  alse  garoffels  nagelen" 
(Herbarius). 

Ook  de  Folia  Caryop  hyll  i  verspreiden  een  sterken 
aromatischen  geur.  Zie  Antofolii. 

zie  Garioffel. 

speer. 

spoedig  tot  wraak  geneigd? 

van  breiden,  weven. 

kraakbeenachtig,  zenig. 

kraakbeen. 

gedicht.  Ook:  al  wat  te  boek  gesteld,  op  schrift  ge- 
bracht wordt. 

melding. 

zie  D  waen. 

geitenkeutel. 

hersteld,  gezond. 

glazen. 

zie  Iepen. 

bedaren,  kalm  worden,  slinken,  b.v.  van  zweren. 

geprezen  ;  b.v.  „geloofde  werken",  gezaghebbende  werken. 

aaneengesloten.  „Vogels  met  geloken  voeten",  vogels 
met  zwemvliezen. 

glosse;  b.v.  „die  glose  van  den  .4.  meesters",  Glossulae 
quatuor  magistrorum  super  chirurgiam  Rogerii  et 
Rolandi. 

een  hersenvlies,  pia  mater.  Zie  Du  ra  mater. 

zie  Gentiana. 

coire,  coitus. 

Gentiana  lutea,  L.  Duizendschoon,  „Genciane  es  heet 
ende  droge  in  den  .3.  graet.  Ende  cruut  ende  wortele 
heet  genciane.  Entie  wortele  gaet  in  medicinen.  ende 
.4.  jaer  hout  mense  goet.  Entie  bitterste  siin  die 
beste"  (Herbarius). 

gedachte. 
1.   gepeluet,  gepoluet,  gepuluet,  van  „poluwen,"  een 
wond  met  een  poluwe  (kussentje)  bedekken. 

rechtuitbrengen,  recht  maken,  b.v.  vingers. 

zadelmaker. 

van  granatum  malum  en  pomum.  Granaatappel,  vrucht 
Punica  granatum,  L. 

gerstebloem,  bloem  van  gerstemeel. 

zie  Ge  sch  .- 

geschilferd. 

gescoerd,  geschoord,  gescheurd,  gespleten,  b.v.: 
„geschoerde  monde,"  hazelip. 

zie  geschaeldet. 

een  breuk  hebbende. 

gescheurd,  vaneen  gereten. 

al  wat  geschoten  wordt;  werptuig,  pyl. 


250 


Gesitten, 

Gesmiedeu, 

Gespringet, 

Gevac, 

Gevlogen, 

Ghe-. 

Ghierbus, 

Gingebere, 

Gipsum, 


Glandule, 


Glorifilate, 

Glasiin, 

Glavie, 

Gum  me  van  Arabiën, 

Goom,  Goem, 

Gorsem, 

Goud, 

Gracht,  gegracht, 

Graet, 

Granate, 


Grana  lupinorum, 

Grenielsaet, 
Griex  pee, 
Gri«»ecom, 
Groefbake, 

Groen  van  Spaengiën, 

Gruffelsnagele, 

Groot, 

Gruus, 

Gulden  bouc, 

Guls, 

Gutta  stère ua, 


van  builen:  slinken. 

verzachten. 

met  zout  besprenkeld,  gezouten. 

vark,  stuk,  een  deel  dat  van  het  lichaam  geslagen  is. 

van  vla  en,  villen;  b.v.  dat  vel  afgevlogen. 

zie  Ge-. 

zie  Zir bus. 

Gember,  wortelstok  van  Zingiber  officinale,  Roscoe. 

de  natuurlijke  en  de  gebrande  Gips,  Cal  cium  sulfaat ; 
komt  in  de  natuur  voor  als  Mariënglas  (groote  kris- 
tallen), Albast  (fijne  kristallen)  en  Gipssteen  (grof 
kristallijn),  alle  drie  met  kristalwater.  Bij  verhitting 
(branden)  tot  120°C  ontstaat  de  „gebrande"  gips,  welke 
de  eigenschap  heeft  met  water  tot  een  harde  massa  te 
verstijven  (gipsverband).  Bij  verhitting  op  300°  vormt 
zich  „doodgebrande"  gips,  welke  bovengenoemde 
eigenschap  mist. 

klier,  zoowel  in  anatomischen  als  in  pathologischen  zin 
gebezigd.  Yperman  maakt  onderscheid tusschen glan- 
dulen  en  scrophulen  (blz.  133,  kol.  b.). 

zie  Garioffel. 

zie  Ge  la  si  i  n. 

metalen  punt  van  een  lans. 

Gummi  Arabicum,  gom  van  verschillende  Acacia-soorten, 
o.a.  Acacia  Senegal,  Willd. 

aandacht,  opmerkzaamheid. 

dik,  drabbig,  b.v.  „gorsem  wiin'',  „gorseme  humoren." 

Aurum  ignitum,  werd  gebruikt  om  mede  te  branden, 
groeve,  gegroefd,  b.v.  „gegrachten  naelde." 
graat,  als  in  „ruggegraaf. 

zie  Gernate.  Onder  granaatzijn  ook  te  verstaan  de  edel- 
gesteenten van  verschillende  samenstelling,  doch  hoofd- 
zakelijk uit  kiezelzuur  bestaande. 

zaden  van  de  lupine,  vermoedelijk  de  gekweekte;  Lupinus 
hirsutus,  L. 

steenzaad,  parelkruid.  Lithospermum,  Tourn. 

zie  Colophonie. 

zie  F  umi  t  erre. 

een  instrument  om  weefsel  weg  te  krabben,  raspatorium 

genoemd, 
zie  V  er  de  gr  is  e. 

zie  Garioffel. 

b.v.  „in  groeten,"  in  het  algemeen,  in  groote  trekken. 

grof  gemalen  koren,  zemelen. 

zie  Bouc. 

welig,  overvloedig,  b.v.  van  bloed. 

1.  g.  s  er  e  na,  de  zwarte  staar,  amaurosis;  berust  niet 
op  een  aandoening  van  de  lens,  doch  van  den  gezichts- 
zenuw. 


251 


H. 


Halembie, 

Hame, 

Hanke, 

Hantdwale, 

Haront, 

Hars,  Wit- 

Hasele,  haselnote, 
Hasenhaer, 
Heekel, 
Heemst, 
Heeschen,  eischen, 

Heydenisse, 
Helleborus  uiger, 


Hellinc,  hallinc, 
Herba  Robberti, 
Herde,  harde, 
Hermedactele, 
Hert, 


Hertnote, 
Hertvelt, 
Hespiuge, 

Hiera, 

Hilis, 

Hinnen  smout, 

Hoemste, 


alembijt,  destilleer-kolf.  Zie  Schel  enz. 

schenkel. 

heup. 

handdoek. 

1.  arent,  b.v.  in  „mes  (1.  mest)  van  den  haront",  ver- 
moedelijk arendsdrek. 

Resina  communis,  pijnhars.  Resina  alba  wordt  door 
smelten  van  gewoon  hars  met  water  verkregen. 

zie  Avellane. 

zie  Pili  Leporis. 

kan  zijn :  eekel,  eikel. 

Althaea  officinalis,   L. 

vragen,  b.v.  in  „heeschen  ende  antwerden,"  vragen  en 
antwoorden. 

het  Heidensche    land,  het  Oosten. 

Helleborus  niger,  L.,  kerstroos,  zwarte  nieswortel. 
Rhizorna  Hellebori  albi,  witte  nieswortel.  is  afkomstig 
van  Veratum  album,  L.  „Elleborus  nigrus.  dats  swartte 
scamponie.  Ende  heeft  die  selve  cracht  die  de  witte 
heeft.  Maer  si  nes  niet  also  laxatijf.  Ende  heeft  enen 
swarten  wortel  alse  figebome  doen"  (Herbarius.)  Scam- 
phonia,  hetz.  als  scampina,  vermoedelijk  de  wortel 
van  Veratrum  album  L.  In  Sumerlaten,  Mittelhd. 
Glossen,  Hoffman  von  Fallersleben,  leest  men :  Sum  66. 
14,  elleborum,  scamponie.  Sum.  66.  15,  elleborum  nigrum 
suart  scamponie. 

halve  penning. 

Geranium  Bobertiannm,  L.  Robbertskruid. 

zeer,  in  hooge  mate. 

de  bol  van  Colchicum  autumale,  L.  Herfsttijloos. 

b.v.  in  „pulver  van  den  beene  der  herten  van  den  hert," 
Ossa  de  corde  cervi,  een  klein  been  dat  bij  vele  her- 
kauwers en  dikhuidigen,  in  het  hart,  dicht  bij  den 
oorsprong  van  den  hoofdslagader,  aangetroffen  wordt. 
„De  osse  de  corde  cervi  abusent  noz  pharmacopoles, 
car  ilz  nous  vendent  les  os  de  cheval  et  de  beufaulieu 
de  osse  de  corde  cervi.  Et  en  trouverez  plus  a  Lyon  a 
vendre  que  n'a  de  cerfz  en  toute  France,  Italië  et  Es- 
paigne,  et  sont  larges  comme  ung  grant  blanc,  la  ou 
os  de  corde  cerve  n'  est  non  plus  grand  que  ung  noyau 
de  amande,  et  donnent  Ie  cent  pour  vingt  solz,  la  oü  cou- 
steroient  dix  francs  s'ilz  estoyent  vrayes"  (Champier). 
ertnote,  aardnoot;  Carum  Bulbo  castanum  Koch,  aardaker'? 

Eerdtveyl,  aardveil,  Grlechoma  hederacea,  L.  Hondsdraf? 

het  niet  kunnen  stil-  óf  niet  kunnen  openhouden  (van  de 
oogleden). 

zie  Yera. 

Hilus  of  beter: 

hoendervet. 

zie  Heemst. 


Hilum  renis,  nierbekken. 


252 


Hondertblade, 

Honichbloeme, 
ttontsrebbe, 


Houwer, 

II uiten,  houtijn, 

Hu  ut, 

Huve,  huuf, 


Idel, 

Idelen, 
Idelhede, 
Ieite,  Yeke, 
Yera, 


Yera  logodion, 
Yera  ruffini, 
Iewerinc,  Yewerinck 
IJsbeeu,  isebeen, 
Inclouwe,  anclau, 
Iugelsch,  ingels, 
Instrument, 

Ypoquistidos, 

Yrcus. 

Iser,  yser, 
Yreos, 

Yris, 


Centifolium,  Rosa  gallica,  L.  Een  tijd  lang,  tot  de  12e  eeuw. 

hebben  bloemen  van  den  Granaatappel  evenzoogeheeten. 
Lamium  album,  L.  Witte  doovenetel. 
Wegerick,    Plantago,    L.    Weegbree.  Men  onderscheidt 

o.a.    Plantago    lanceolata,    L.,    de    smalle  weegbree; 

Plantago  major,  L.,  de  groote  weegbree. 
chirurg. 

houten,  b.v.  „bulten  instrumenten." 
huid,  vel. 
bekleedsel,   b.v.    van   de    hersenen,   het    hersen vlies;  ook 

huig  in  de  keel. 

I.  (Y). 

arm,  b.v.  van  humoren:  arm  aan  humoren,  of  aan  bloed, 
eig.  leeg. 

zuiveren  door  bloeden. 

leegte,  gebrek  aan  bloed,  bloedarmoede. 

vettigheid  van  de  wol. 

hiera  (heilig),  naam  vooreen  electuarium,  uitgevonden 
door  Themison,  waaraan  bovennatuurlijke  kracht 
werd  toegeschreven.  Ook  Hiera  picra  genoemd, 
van  wege  den  bitteren  smaak,  door  aloë  er  aan  gegeven. 
Verschillende  geneeskundigen  hebben  aan  bizondere 
toebereidingen  van  hiera  hun  naam  gegeven,  o.a. 
Rufus,  Logadius,  Galen  os,  Pachius  v.  a. 
Cordus  noemt:  Hiera  Picra  vel  ex  Aloë  simplex  Galeni; 
Hiera  Picra  cum  Agarico;  Hiera  Picra  composita  Nicolai; 
Hiera  Logadii  Nicolai,  Hiera  Pachii  Nicolai  Alexandr. 
Anti  dot.  geeft  Yera  pigra  galyeni,  Yera  logadion, 
Yera  rufini,  Yera  pigra  Gonslantini,  Yera  pigra  albacis. 

zie  Yera. 

1.  Yera  Rufi.  Zie  Yera. 
ergens. 

heupbeen. 

enkel. 

engelsch.  „Ingels  gescutte",  een  soort  van  pijl. 

werktuig,  maar  ook:  inrichting  van  een  lichaamsdeel 
of  van  een  orgaan. 

1.  Hypocistis.  Cytinus  Hypocistis,  L.  Ook  Arderne 
geeft  „ypoquistid." 

I.  H  ircus.  H  ir  ei  zijn  de  okselharen.  Hircosus:  iemand 
wiens  okselzweet  stinkt. 

ijzer. 

zie  Yris.  „Yreos  draget  ene  witte  bloeme.  Endeesgelyc 
yris"  (Herbarius). 

Iris  germanica,  L.  en  Iris  florentina,  L.  „Yreos  est 
radix  herbae  quae  dicitur  lilialis  habens  2  species; 
una  habens  tlores  purpereos  et  dicitur  yris,  alia  habens 
albos  et  dicitur  yreos,  et  habens  florem  album  est  debilior 
in  omnibus,  et  in  istis  est  melior  illa,  cujus  radix  est 
alba  participans  rubedinem,  aliquantulum  grossa,  dura, 
spissa,  aromatica  ut  violae,  acuti  saporis  linguam  mordi- 
cans,  habens  nodos  collectos,  et  radix  est  melior  pars 
plantae"  (St.  Amand). 


Ysmon, 
Ysopagus, 


253 


„Yris  purpur.  es.  .1.  cruut  ende  wast  alse  lisch  in  hoven, 
ende  heelt  lange  brede  blade.  ende  draget  bloemen  die 
purper  root  siin.  gelijc  lelyën  van  maecsele  ....  Ende 
si  seggen  oec  dat  Iris  draget  enen  groete  blauwe  bloeme. 
die  men  heet  in  vlaemsche  floordeiijs  Ende  si  wast 
op  eenrehande  lisch.  ende  es  yreos  gelijc  van  bladen, 
ende  van  crachten.  maer  yreos  draget  ene  witte  bloeme. 
Entie  wortel  doet  men  in  medicinen.  In  aprille  ende  in 
meye  sal  mense  gadren  die  wortelen  ende  latense  drogen. 
Ende    .5.   jaer  mach  mense  goet  houden"  (Herbarius). 

van  Isthmus,  d.  i.  de  opening  tusschen  mond- en  keel- 
holte; beteekent  keelontsteking. 

1.  oesophagus,  slokdarm. 


J. 


Jacea  nigri, 


Jackeloos,-  eus, 
Jejinus, 

Juchtich,  gichtich, 
Juchtheyt,  juechs- 
Jujuba, 


Juncture, 
Jusquiamus, 


Centaurea  nigra,  L.  Zwart  Knoopkruid.  „Jacea  nigra 
es  van  .2.  manieren,  wit  ende  swert.  Entie  witte  scelden 
sulke  tremorseke.  of  duvels  bete.  Entie  swarte  scelt 
men  Matefelloene"  (Herbarius.) 

jaloersch. 

1.  Jejunum,  de  nuchtere  darm. 

jichtig. 

jicht. 

gedroogde  vrucht  van  Zizyphus  satioa,  Graertn.  Borstbes 
„Jujubes  sont  en  medicine 
Pour  la  toux  et  pour  la  poictrine"  (LespleignyJ. 

gewricht,  articulus.  Ook :  naad,  sutuur,  b.v.  junetura  cranei. 

lat.  barb.  voor  hyoscyamus.  Zie  Belrike. 


C.  (K). 


Calamentum. 


Calc,,  Calx,  leveude- 


I.      Calamintha,     Calaminthe    officinalis,    Moench . 
Bergsteentijm. 

„Calamentum  of  nepita  of  ackermente ....  ende  3i  es 
beter  groene  dan  droge,  ende  alsi  bloyt  sal  mense 
gadren.    Een   jaer   geduert    si  goet  diese    hanct  in  de 

scaduwe Men    vint  menegerande  mente.  het  es 

ene   tamme    ende    wast    in   der  liede  hove Ende 

dandere  heet  men  scastrum  (?).  ende  dese  heeft  die 
meerre  cracht  te  verwarmene.  Ende  ene  andere  vint 
men   die   heeft  lange  bladere,  entie  heet  men  roemsce 

mente Mer    dierste   tamme   mente    doet    men    in 

medicinen"  (Herbarius). 

In  Herbarius  wordt  nog  besproken:  „Calamentis.  es 
van  .3.  manieren  daer  es  .1.  dat  altoes  wast  in  ripa  fluminis 
ende  in  waterachtegen  steden.  Ende  een  ander  in  droge 
steden  van  watere.  Ende  noch  een  ander  dat  men  vint 
in  droger  steden  op  bergen.  Ende  om  dat  het  wast  in 

vele   steden    so  hevet  vele  namen Dat  op  bergen 

wast  heet  petrosa  ende  es  gelijc  den  anderen.  Ende 
dat  in  effenen  lande  wast  heet  terrestris.  Ende  aquosa 
dat  in  watere  wast."  Hiermede  is  wel  de  Meniha  bedoeld. 

Calx  viva  of  calaria  usta,  gebrande  kalk. 


254 


Camomille, 

Campsaet, 
Caiicri, 

Candijt, 

Canebeen,  Canefbeen, 


Canele, 
Canep, 
Canfer, 


Canna  pulmonis, 
Cantarides, 


Caphalea, 


Capellaen, 
Capproen, 
Caprifolium, 


Caract, 
Cardamome, 
Carde,  Caerde, 

Carnofel, 
Carnouffel. 
Cartillago, 
Caseweye, 
Cassia  fistula, 
Cassia  lignea, 
Castiin,  Olie  van 
Castorie, 


Matricaria  chamomilla,  L.  Echte  kamille. 
„Camomille  of  abec"  (Herbarius). 

Cannabis  sativa,  L.  Hennep. 

vermoedelijk  Oculi  cancrorum,  „kreeftsoogen";  kalkafzet- 
tingen ;  in  de  maag  van  de  kreeft. 

kandijsuiker. 

luchtpijp.  Hss.  C  en  G  geven:  kakebeene.  Uit  hetgeen 
op  blz.  157,  kol.  b  te  lezen  staat,  valt  af  te  leiden, 
dat  ook  „sleutelbeen"  bedoeld  kan  zijn. 

zie  de  Aanteekening  op  blz.  48,  kol.  b. 

zie  Campsaet. 

Camphora.  Volgens  Flückiger  was  de  in  de  middel- 
eeuwen gebruikte  kamfer  afkomstig  van  Dryobalanops 
aromatica,  G-aertn.  s.  D.  Camphora,  Golebr. 

luchtpijp. 

1.  Cantharides.  Lytta  vesicatoria ,  L.  Spaansche  Vlieg. 
„Cantharides,  faulce  vermine 
Habitent  en  la  cacumine 
Des  fresnes  dessus  la  prarie"  (Lespleigney). 

1.  Cephalea.  Aanhoudende  zware  hoofdpijn.  Ook  werd 
er  wel  onder  verstaan :  bij  aanvallen  voorkomende 
hoofdpijn. 

kapellaan. 

voorhuid. 

Lonicera,   L.  Kamperfoelie.   „Caprifolium  of  wedewinde 

die  draget  rode  besiën Ende  tsop  heet  licium 

Ende  men  persset  tsap  uter  wederwinden,  ende  men 
latet  drogen  ende  men  brenget  uut  anderen  landen  in 
de  speceriën"  (Herbarius). 

„Licium  is^e  iuyse  of  caprifoile,J>at  is  called  wodebynde, 
and  it  growe/5  in  wodej  and  wijnde/»  strongly  aboute 
tree^ ;  and  it  berej5  swete  rede  beriej  (Arderne). 
Licium  is  het  Lykion  van  Dioskorides.  Uit  de  aan- 
haling uit  Herbarius  zou  men  mogen  afleiden  dat  er 
sprake  is  van  een  inheemsch  product  en  een  uit  andere 
landen.  Het  vreemde  product  zou  dan  kunnen  zijn  het 
Lyciumindicum.  Welke  daarvan  de  moederplant  is,  is 
nog  niet  uitgemaakt.  Berendes  houdt  Bhamnus  infec- 
toria,  L.  voor  de  stamplant  van  Lykion. 

zie  Catract. 

vrucht  van  Elettaria  Cardamomum,   White-Maton. 

Dipsacus  Tourn.,  Dipsacus  sylvestris,  Mill.  Kaardebol. 
„Wilde  carde.  in  latine  virga  pastoris." 

netbreuk. 

Dianthus,    L.  Anjelier. 

kraakbeen. 

wei. 

bolster    van  de  vrucht  van  Cassia  fistulas,  L. 

kaneel,  bast  van  de  twijgen  van  Laurus  Cassia,  Ait. 

Oleum  Costinum  Mesuë  (Cordus)? 

1.  Castoreum  bevervel,  bevergeil,  afkomstig  van  Castor 
fiber, L.  Het  wordt  gevormd  in  een  paar  zakjes,  welke  tot 
de  uitwendige  geslachtsorganen  behooren,  en  die  hun  in- 
houd ontledigen  onder  de  voorhuid  of  in  de  scheede. 
In  de  middeleeuwen  hield  men  castoreum  voor  de  testi- 


255 


Catapusia, 


Catract, 

Cauwoerde,-  worde, 

Kebuleu, 

Kemeneye, 

Keren, 

Kerende  melc, 

Kersboom, 

Kerst, 

Kerstal  i  ju, 

Kist  lijm, 

Clapoer,  Clapphoor, 

Clareit 

Cleet, 

Clemmen, 

Clergie, 

Clerc, 


Cliester,  Clyster, 
Cnoes, 
Cnoesich, 
Coccoxlooc, 
Cochie  rasis, 

Code. 


culi  van  den  bever. 

„Gastoreon    sont    testicule   de  certaine  beste"  (Guy  de 

Chauliac,  Grande  Chirurgie,  Antidot.). 

„Castoreum,    chur    comme    1'  or,  Est  faict  des  couillons 

de  castor,  Qui  est  une  beste  saulvaige,  Laquelle  est  de 

noble  couraige"  (Lespleigney). 

I.  cataputia  minor. 
Euphorbia  Lathyris,  L.  Kruisbladwolfsmelk,  Spring- 
kruid    of    Roerkruid,    wegens    de   afvoerende  werking 
ook  Schijtkruid  genoemd. 
„Catapusia    of   sporie.    of  sciteheye.    of  roercruut  hets 

al   eens Ende    tsaet  es   al   soe  groot  alse  peper. 

ende  heeft  march  inne  ende  daerboven  scorssen.  ende 
dmarch  es  wit  ende  vet.  Ende  men  mach  tsaet  goet 
houden    .1.   jaer  of  meer.  Ende  als  ment  in  medicinen 

doet.  sal  men  die  scorsse  af  doen.  ende  pellent  scone 

Ende  men  rnaecter  af  oleum  catapusiarum.  die  sere 
doet  sciten.  aldus.  Men  sal  stoten  vele  sporiën.  ende  dan 
winden  in  coolbladen.  ende  leggense  onder  heete  colen 
ende  latense  wel  braden,  dan  sal  men  dat  uutperssen. 
ende  dat  wert  olie.  ende  men  saelt  bestaden"  (Herbarius). 
Semen     Cataputiae     majoris,    die    de     Oleum     Ricini 

t  (wonderolie)  s.  Castoris  s.  Palmae  Christi  leveren,  zijn 
afkomstig  van  Binicus  Communis,  L. 
Niet  te  verwarren  met  „sporie"  (Kiliaen),  Spergula  ar- 
vensis,  L..  de  Spurrie. 

katarrakt,  de  grauwe  of  lens-staar,  troebeling  van  de 
lens.  C.  nigra,  zie  gutta  se  re  na. 

Curcubita,  L.  Pompoen. 

zie  Mirabolanen. 

stookplaats,  schoorsteen. 

braken. 

karnemelk. 

Prunus  avium,  L.  Zoete  kers. 

Christus. 

van  kerstael,  kristal. 

kastemakerslijm. 

bubo,  venerische  klierzwelling  in  de  lies. 

kruidenwijn. 

pannus:  troebeling  van  het  hoornvlies. 

opstijgen,  b.v.  van  humoren  „ten  hoofde". 

geestelijkheid. 

geestelijke,  in  't  bijzonder  hij,  die  alleen  de  lagere  geeste- 
lijke wijdingen  heeft  ontvangen.  Ook:  al  wie  zich 
met  wetenschappelijke  studie  bezighoudt,  geleerde, 
natuurkundige,  dus  ook :  geneeskundige. 

ui  of  bol  van  look. 

kraakbeen,  zeen. 

kraakbeenachtig,  zenig. 

Oxalis  Acetosella,  L.  Witte  Kla verzuring.  Zie  Acetose 

1.  Pilulae  Co chiae  Rh asis,  pillen,  waarin  Hiera  picra, 
Coloquint  en  andere  bestanddeelen  voorkwamen. 

Verdam  geeft:  Kwee.  In  den  tekst,  blz.  114  kol. b  staat 
echter:  „scorsen  van  coden  in  latine  citrus".  Met  citrus 
kan  citrullus  bedoeld  zijn.  „De  citrino  cucumere,  quem 

17 


256 


Colagoge, 
Colerijn, 


Colirie, 


Colofonie, 


Coloquintide, 

Colsequium, 
Columbini,  pes- 
Comment, 
Commissure, 

Complexio, 


Comijii, 
Confilie, 


Conforteren, 
Conjunctiva, 
Consolida  major, 
Consolida  minor, 
Coocte, 


Coolblad,  rode- 
Coperroot, 
Coppengespin, 
Corali  rubri  et  albi, 


alii  Citriolum,  alii  Citrulluni,  vulgo  Citrion,  etc."  O  tto 
Brunfels,  zie  v.  Fischer  Benzon. 

galdrijvend  middel. 

Cholera,  een  der  vier  temperamenten.  „Uit  den  bloede 
worden  wy  gevoet,  't  welck  voorwaer  niet  geschieden 
en  soude,  ofte  ten  ware  dattet  vooreerst  van  tweederley 
onsuyverheydt  gereynicht  wierde,  waer  van  de  eerste 
onsuyverheyt,  van  de  Galle-blase  uyt-ghetrocken  wordt, 

d'  welck  wy  de  Cholera  noemen 

De  Cholera,  die  is  ghelijck  een  furie  der  Humeuren, 
die  met  den  bloede  in  de  Lever  gegenereert  is,  ende 
alsoo  voorts  in  de  aderen,  ende  in  de  Arteriën  ghe- 
voert  wort "  Pare,  blzn.  10  en  11. 

1.  Collyriumj  tegenwoordig  oogmiddel,  oogwater,  oog- 
druppels. Oorspronkelijk  geneesmiddelen  van  zekeren 
vorm,  langwerpig,  op  den  staart  van  een  rat  gelijkend 
(Oribasius).  Zij  werden  gebezigd  als  suppositoriën,  pes- 
sariën,  in  holten,  als  neus-  en  oorholte,  anus,  vagina.  Zie 
Le  Cl  ere,  blz.  612. 

Griex  pee,  pix  graeca,  Resina  colophonia,  vioolhars,  het 
residu  na  de  destillatie  van  terpentijn,  de  hars 
van  verschillende  Pmws-soorten,  Pinus  Laricio, 
Poiret,  P.  sylvestris,  L.,  palustris,  MUI.  s.  P.  australis, 
Michaux,  en  a.  Genoemd  naar  de  voornaamste 
uitvoermarkt,  Kolophon,  in  Klein-Azië.  Ook  de 
hars  van  Convolvulus  Scamonia,  L.  werd  aldus 
geheeten. 

vrucht  van  Citrullus  Colocynthis,  Schracl.  s.  Cucumis 
Colocynthis,  L. 

zie  Solsequium. 

voet  van  Columba  livia.  Duif. 

commentaar. 

commissura,  verbinding,  b.v.  tusschen  de  beenderen 
van  de  hersenpan. 

temperament,  een  hoedanigheid  van  gestel,  welke  voort- 
vloeit uit  vermenging  van  de  humoren,  of  lichaamssap- 
pen, en    hunne  werking  op  elkander. 

Cuminum  Cljminum,  L.  Komijn. 

Symphytvm  offlcinale,  L.  Smeerwortel.  „Consolida  major 
dats  grote  confilie".  „Consolida  minor  dats  zelf- 
heile.  of  brunelle"  (Herbarius).  Bij  He  uk  els  komen 
„Confilie"  en  „Zelfheile"  niet  voor.  Brunelle  heet  bij 
hem  Brunella  vulgaris,  L. 

versterken. 

oogslijmvlies. 

zie  Confilie. 

zie  Confilie. 

„in  latien  cycuta".  Conium  maculatum,  L.  Gevlekte  Scheer- 
ling. „Cycuta  dats  sceerlinc Men  wercter  nu  niet 

met.  Want  si  es  te  zere  gevenijnt.  Wilendede  mense  in 
medicinen.  doen  die  menscheit  starker  was"  (Herbarius). 

Brassica  oleracea,  L.,  Kool,  Roode  Kool. 

vitriool,  zinksulfaat.  Ook :  Ijzersulfaat. 

spinrag. 

Corallium  rubrum  et  album.  Gorgonia  nobüis  en  Madri- 


257 


Corde,  coorde. 
Coriaudre, 
Cornea, 
Cornu  cervi, 

Corrosijf, 

Cors, 

Costuni, 

Craeye, 

Credevitse, 

Cricke, 

Cristael,  cristalline, 

Crocus, 

Crouwen, 

Cubeben, 

Cucumer  agrest., 


Cureurbita, 

Cul, 

Cume, 


pora  oculita.  Koraalsnoeren  worden  nog  door  het 
volk  gebezigd  om  het  doorbreken  der  tanden  te  be- 
vorderen. 

touw,  snoer,  pees. 

Coriandrum  sativum,  L.  Koriander. 

hoornvlies  van  het  oog. 

hertshoorn,  gewei  van  Cervus  elaphus.  Bizonder  krach- 
tig zouden  de  punten,  cornu  cervi  es  apicibus,  werken. 

corrosivus,  etsend,  bijtend. 

Lepidium,  L.  Tuinkers. 

Costus  speciosus,  Sm.  s.  arabicus,  L. 

middenrif. 

kreeft  (fransch:  écrévisse). 

kruk,  haak. 

1.  Lens  crystallina,  kristallens,  van  het  oog. 

Crocus  sativa,  L.  Saffraan. 

krabben. 

vrucht   van  Piper   Cubeba,  L.  s.  Cubeba  offtcinalis,  L. 

1.  cucumisagrestis,  Wilde  Augurk.  Momordica  Bal  sa- 
mina,  L.  s.  Cucumis agrestis, Mill.oS Ecballium Ela- 
terium,  A.  Bich.  s.  Cucumis  agrestis,  Reichenb. 

Cucurbita  Pepo,  L. 

testikel. 

nauwelijks,  met  moeite. 


Lacertosich, 
Lachteren, 

Laken, 

Langaovis, 

Lapacium, 


Lapdamim, 
Lapis  ematicine, 

Laserscap, 


muskuleus,  vleezig. 

van  iemand  of  iets  kwaad  spreken,  zich  ongunstig  over 
iets  uitlaten. 

minder  worden,  kleiner  worden,  slinken,  b.v.  van  een 
buil. 

misschien  een  verbastering  van  Ion  ga  on,  rechte  darm. 
rectum. 

Lapacium  Pitra;  vermoedelijk  Rumex obtusifolius,  L, 
De  wortel  werd  ook  wel  met  den  naam  van  Radix 
Lapathi  acuti  aangeduid. 

„Lapacium  acutum  es  lanc  ende  strect  hem  oft  maluwe 
ware.  ende  is  he[et]  ende  drofghe]  in  den  .3.  graet. 
Ende  daer  esser  drierande.  Deen  heet  men  lapacium 
acutum  ende  heeft  scarpe  bladere  ende  es  die  beste. 
Ende  dandere  heet  lapacium  rotundum.  ende  heeft  brede 
bladere  daer  men  botere  in  draecht.  Entie  derde  heet 
lapacium  domesticum  dats  tamme  maluwe,  ende  wast  in 
der  lieden  hove.  ende  men  doetse  int  moes"  (Herbarius). 

hars  van  Cistus  polymorphus.  Willk.s.  C.  creticus,L. 
of  C.  monspeliensis,  L.  Ook  wel  laudanum  genoemd  t 

lapis    emathitis,    1.     lapi  s  haema  titis,   bloedsteen, 

Colcothar,  een  ijzer-oxyde,  Fe  s  0  3.  Het  gebruik  blijkt  uit  de 

praeparaten :  Praeparatio  in  Sanguinolentis  Ulceribus,  Pr. 

Haematitis   in   menstruis,  Pr.  in  Profluviis  non  maturis. 

Pr.  in  Dysenteria  laxa. 

meiaatschheid. 


258 


Laternekiue, 


Latuarie, 
Lauweriers, 
Lauwersbacke, 
Lavacia, 
Laxatijf, 
Leder,  ladere, 
Leeke  meesters, 
Lelye, 


Lement,  lenemeiit, 
Lentilgen, 


Lentisci,  cortex- 


Leonina, 
Lepen, 

Liber  aureus, 
Lycium, 
Lijens, 
Lier, 

Liesche,  lieze,  lijse, 
Lijf, 

Liju,  witt- 
ig ijnsaet, 

Lilium  medicus, 


Limich, 
Liniposinitas, 


Liuaria, 

Lingene, 
Linter,  lintijn, 
Liselike, 
Litargia,  lithar- 
girum  aurum, 
Liturgie, 
Litotripon, 


in  „steene  daer  men  af  maect  cleinc  1.-"  Welke  steen  daartoe 
gebezigd  werd,  is  niet  recht  duidelijk;  misschien  wel 
speksteen,  waarvan  men  thans  ook  kleine  snuis- 
terijen vervaardigd  ziet,  o.a.  kleine  huisjes,  waarin 
nachtpitjes  gebrand    worden. 

electuarium,  likkepot. 

bayen  van-,  zie  Backe. 

zie  Backe. 

lavatie,  spoeling,  lavament. 

zacht  werkend  afvoermiddel. 

ladder. 

zie  Aanteeke  nin  g,  blz.  19,  kol.  a. 

Lilium  candidum,  L.  Witte  Lelie. 
„Lilya   es    heet    ende  wac  ende  siin  van  .3.  manieren, 
deen    es    tam.   ende  dandere  .2.  siin  wilt.  deen  draget 
.1.    blau    bloeme.    tander   .1.    gelu.    ende  dat  derde  .1. 
wit  bloeme"  (Herbarius). 

lampepit,  lampekous. 

vermoedelijk  Lentigo  aquatia,  Lemna  minor,  L. 
Waterlinze. 

„Lentigines    aque.    dats    rey    dat    op    dwater   vlietet" 
(Herbarius). 

v.  F  isch  er-Ben  zon  vermoedt  Mastixboom,  Pistacia 
Lentiscus,  L.  In  Alphita  vindt  men  „Lentisci  semen 
folia  corium  et  rami."  Misschien  wordt  ook  een  soort 
van  eik  bedoeld,  waarmee  het  voorschrift  „cortex" 
zeker  niet  in  strijd  zou  zijn. 

Leontiasis,  lepra  van  het  aangezicht. 

tranen,  van  de  oogen. 

zie  Bouc. 

zie  Caprifolium. 

1.  Heus,  een  gedeelte  van  den  dunnen  darm. 

wang,  koon. 

dun  vlies,  hersenvlies,  pia-  en  dura  mater. 

leven. 

zie  Li  nar  ia. 

zaad  van  Linum  usitatissimum,  L.  Vlas.  Hiervan  :lijn- 
saet-olie,  lijnolie. 

bouc  van-,  Lilium  medicinae,  sive  de  morborum  prope 
omnium  curatione,  van  Bernard  u  s  deGordonio.Deze 
schreef     dit     herhaaldelijk     gedrukte     werk     in    1305. 

slijmerig. 

„in  vlaemsche  drope".  Verdam  geett  voor  drope:  jicht, 
schurft,  waterzucht.  Het  woord  wordt  gebezigd  in  ver- 
band met  het  oog. 

Linum  catarcticum,  L.  Purgeer- Vlas.  „Linaria  dats 
wilt  vlas"  (Herbarius). 

vuilnis, 

lente. 

zacht. 

lithargyrum,  Ioodoxyde,  ook  loodglid,  goudglid  geheeten. 
1.  lethargia,  bewusteloosheid. 

1.  lithotrypterion,  steen(-verbrijzelend)middel.  „Li- 
contripon    (1.    lith)    brect   den  steen  in  de  blasé  ende 


259 


Lixeme,  lijcseine, 
Longans, 
Looc,  loec, 


Lovesche, 

Loys  evel,  Sente- 

Lupiue, 

Luuschen, 


in  de  lendenen."  Volgt  een  opsomming  van  de  talrijke 
bestanddeelen,  waaronder  ook  „saxefrage",  Saxifragus, 
L.  Steenbreek  (Antidot.).  De  levenswijs  van  deze 
gold  als  aanwijzing  voor  haar  geneeskrachtige  werking. 
Leer  der  Signaturen. 

litteeken. 

rechte  darm,  rectum. 

Allium  Porrum,  L.  Prei.  „  Alium  dats  looc Ende  es  van 

.2.  manieren,  deen  es  wilt  en[dej  tander  tam.  Ende  wast  in 
den  hof  daer  ment  poot.  ende  es  dit  dat  wi  gemeynlike  or- 
boren.  Ende  dander  was  op  't  velt.  Ende  heet  scordion. 
dit  en  es  niet  also  fel  als  tander.  daer  omme  orbort  ment 
meest  in  phisiken.  Ende  dit  gadert  men  int  ende  van  den 
lintere.  ende  droget.  Also  mach  ment  .2.  jaar  orboren. 
Mer  hets  beter  dat  ment  alle  jaren  vernuwe"  (Herbarius). 
Herbarius  spreekt  ook  van:  „Looc  dat  in  bosscen  wast." 
Dit  zal  vermoedelijk  zijn:  Boschlook,  Allium ursinum, 
L.  Prei  wordt  ook  aangeduid  met  poret  looc,  porret, 
poreiden. 

Levesche,  Levestoc.  Levisticum  officinale,  Koch. 

podragra,  jicht?  Zie  bij  e  vel  (mnl.  wdb.). 

Lupinus,  Toum. 

zich  verbergen,  schuilen. 


M. 


Macula, 
Maechdenwas, 

Maelget, 
Maencopijnzaet 


Maerte, 

Maiorane, 

Maisch,  meisch, 

Maliterre, 

Malve, 

Malvaviscum, 


Maiicopijnzaet, 
Mandragora, 


vlek  op  de  huid  of  op  het  hoornvlies, 
cera  virginea,  de   wasachtige  stof  welke  aan  den  ingang 
van  bijenkorven  voorkomt. 

looden  of  houten  hamer. 

maencopzaet,   papaverzaad,    zaad   van  Papaver  Som- 

niferum,  L.  „Papaver  dats  oele  of  olyecruut Ende 

papaver  ende  mancopijn  siin  al  eens.  Ende  dit  saet 
es  van  .2.  manieren,  wit  ende  bruun"  (Herbarius). 
Papaverzaad  is  niet  giftig. 

dienstmaagd. 

Origanum  Majorana,  L.  Marjolijn. 

in  „raaische  boeter",  eerste  grasboter. 

1.  Malum  terra  e,  Aristolochia  strongyle. 

Malva  sylvestris,  L. 

AHhaea   officinalis,  L.   Witte  Maluwe  of  Heemst,  ook 
bismalva  genoemd. 
„Maluwe  of  pappele"    (Herbarius).  De  Malva  wordt  in 

het  Mnl.  ook  Bappele,  Peppel,  Pappelcruut  genoemd. 

zie  Maenc- 

Alruin  wortel.  Wortel  van  Atropa  officinarum,  L.  s.  A. 
Mandragora,  L.  „Mandragora  siin  wortelen  van  cruden. 
ende  siin  tweerande.  ende  wast  alse  man  ende  wijf. 
Ende  dat  mannekijn  heeft  bladere  als  beetcolen.  ende 
dwijfkiin  alse  latuwe.  Ende  diet  uter  erden  trect 
hi  moest  sterven.  Ende  daert  steet  siet  men  bi  nachte 
groet  licht.  Ende  dmannekijn  helpt  den  man.  ende 
dwijikijn  den  wive"  (Herbarius). 


260 


Manipulus, 


March, 
Mar  librium, 
Maseriju, 
Mas  tic, 


Matefeloene, 
Mecopijn, 
Medallen, 
Mede,  meede, 

Meerren,  meren, 

Meersinge, 

Mei, 

ftlel  despumatum, 


Melte, 

Menisoen, 

Meute, 

Meutiche, 

Mersman , 

Mesdoen, 

Meskief,  meskief, 

Mespil, 
Mesquame, 

Messe, 

Messitten, 

Metridatum, 

Micken, 

Middewaert 

Ministrereu, 

Mirabolane, 


Zie  over  Mandragora:  P.J.  Ve  th.  De  leer  der  signatuur. 
Intern.  Arch.  f.  Ethnogr.  Bd.  VII,  1894.  en  O.  v. 
Ho  v  orka  und  A.  Kronfeld,  Vergleichende  Volks- 
Medizin,  I  Bd.  blz.  14.  Kenmerkende  afbeeldingen  vindt 
men  in:  English  Medicine  in  the  Anglo-saxon  Times,  by 
J.  F.  Payne,  Oxford,  1904. 

handvol,  Romeinsche  maat,  doorgaans  met  letter  M  aan- 
geduid. Over  maten  en  gewichten,  zie  o.a. :  The  Seven 
books  of  Paulus  Aegineta,  by  Francis  Adams,  Vol- 
III.  Sect.  XXVI,  blz.  609. 

merg,  ruggemerg. 

Marrubrium  oulgare,  L.  Longekruid. 

ahorn houten. 

Pistacta,  L.  s.  Lentiscus,  L.  „In  dit  eylant  (eylant  van 
sylo)  wasset  mastic  op  cleine  boemkine  ende  comt 
uten  boomkine  als  gomme  doet  uten  krieketeren  ofte 
kersselteren  oft  prumelteren."  J.  v.  Mand  e  vill  e,  blz.  17. 

zie  Jacea  nigri. 

zie  Maencopijn. 

geheel  en  al. 

Bubia  tinctotum,  L.  meekrap.,  „Rubea  dats  meede" 
(Herbarius). 

verwijden,  verlengen  van  een  wond. 

zwelling,    vermoedelijk  ook  vastlegging  door  een  kramp. 

honig. 

„Mei  depuratum.  Meilis,  q.  v.  affunde  V  (aqua)  porlionem, 
aequalem  vel  duplam,  triplamvè,  si  valdè  impurum  fuerit, 
vel  si  alienae  rei  expers  sit,  sine  additione,  coque  &  des- 
puma  cochleari  pertuso"  (Schroeder). 

milt. 

buikloop,  roode  loop,  dysenterie. 

Ment  ha,  L.  Munt. 

zie  Celidonia. 

marskramer. 

misdoen,  verkeerd  handelen. 

ongeval.  „Te  meskieve  komen":  gevaarlijk  worden,  b.v.  voor 
het  leven. 

Mespilis,  L.  Mispel. 

ongemak,  letsel,  pijn;  ook  lichaamsgebrek. 

Mis.  „Heylige  Cruce  Messe",  de  „exaltatio  sanctae  crucis" 
14  Sept.  „Sente  Andries  Messe",  30  Nov. 

misstaan. 

zie  Mithridatum. 

op  iets  letten,  erg  in  iets  hebben. 

het  midden. 

d.  i.  administeeren,  voorzien  van. 
„Sunt  5  species:  citrini,  indi,  kebuIi,bellerici,emblici"(St. 
Amand;  evenzoo  Agilon). 

De  drie  eerstgenoemde  zijn  de  vruchten  van  Termi~ 
nalia  Chebula,  Bets,  in  verschillende  graden  van 
rijpheid.  Mir.  enibl.  is  de  vrucht  van  Phyllanthus 
Emblica,  L.,  Mir.  bell.  van  Terminalia  Bellerica, 
Boxb.  De  Mir.  indi  werden  ook  wel  met  den  naam 
mir.  nigri  aangeduid.  „En  la  confection  hamec:  myra- 
bolani  nigri,  indi  et  chebulorum,  dont  est  advenuque 


261 


Miraet, 

Mirre, 
Mirtelle, 
Mitigatief, 
Mithridatuin, 


Misericorde, 
Moeder,  her  de- 
Moeder,  sachte- 
Moerbesie  boom, 
Moermael, 
Mommye, 
Monapagia, 
Mondificatio, 
Moru,  morwe, 
Mor  uwen, 
Morwen  chele, 


Morwenisse, 

Most, 

Mostaertsaet, 

Motalijn, 

Moude, 

Mummie, 


aucuns  apoticaires  indoctes  prennent  troys  especes  de 
myrabolans  pour  faire  Ia  confection  hamec,  combien 
que  myrabolani  nigri  indi  ne  soit  qu'une  espece  de 
chebulorum.  L' autre,  les  chebules  et  myrabolans 
cih-ins  sont  d'ung  mesme  arbre  et  ne  different 
sinon  que  les  citrins  ne  sont  pas  tant  meurs  que  les 
chebules.  Les  myrabolans  indi  ne  sont  noirs  sinon 
pour  la  grande  demeure  qu'ilz  font  en  1'  arbre,  et  sont 
plus  gras  et  gommeux  que  les  citrins.  Ceux  qui  sont 
cuilliz  encores  aigres  et  esventés  sont  les  citrins  (Lisset 
Benancio,  bij  Mini  me  blz.  293). 

1.  Mirach,  abdomen,  buik,  door  den  schrijver  op  blz.  148, 
kol.  b  verkeerdelijk  tot  den  darm  gerekend. 

I.  Myrrhe,  gomhars  van  Balsamea  Myrrha,  Engl. 

vrucht  van  Myrtus  communis,  L. 

verzachtend,  kalmeerend  middel. 

een  uit  ruim  50  bestanddeelen  bereid  geneesmiddel,  dat 
door  Mithridates  van  Pontus  is  uitgevonden.  Werd 
oorspronkelijk  als  tegengif  gebezigd,  gold  later  als  middel 
tegen  velerlei  kwalen.  „Metridatum  es  moeder  boven  alle 
medicinen.  Ende  es  goet  iegen  alle  saken  die  van  couden 
comen  ende  meest  van  melancoliën.  Ende  iegen  pine 
vanden  ogen  ende  iegen  geruut  (gegons,  suizen)  van  den 
oren.  Ende  iegen  apostemen  van  den  tantvleesce.  ende 
iegen  tantswere.  Ende  iegen  alle  deren  van  dercroeste 
boven  ende  so  wat  dat  den  monde  deren  mach.  Ende  iegen 
die  mammen  eist  dat  ment  daer  op  leit  optie  swere  eist  bu- 
ten of  van  binnen.  Ende  ane  den  slaep  iegen hooftswere 
ende  iegen  menisoen  daer  die  spise  al  geheel  dore  gaet 
met  dranke  daerin  gesoden  es  balaustie.  Iegen  venijn  sal 
ment  geven  met  sope  van  menten.  Ende  men  saelt  plaes- 
teren  op  beten  van  gevenijnden  dieren.  Ende  hets  proper- 
like  goet  iegen  .4.  dach  corts,  etc."  (Antidot.).  Volgt  een 
opsomming  van  de  talrijke  bestanddeelen. 

ponjaard. 

Dura  mater,  een  hersenvlies. 

Pia  mater,  een  hersenvlies. 

Morus,  Tm. 

beenzweer. 

zie  Mummie. 

pijn  in  een  plek  aan  den  schedel. 

zie  Mundificati  o. 

week,  zacht. 

week  maken. 

„dat  in  coorne  staet  ende  draget  rode  bloemen  in  latine 
heet  mense  papaver  rubeum."  Papaver  Bhoeas,  L. 
Klaproos.  Of  „chele"  een  verbastering  is  van  heul? 
Bij  Dodonaeus  heet  de  klaproos:  wilde  heul. 

weekheid. 

waarschijnlijk  te  lezen-,  mest  (v.  messen,  missen) 

Brassica  nigra,  Koch. 

metalen. 

schedel,  hersenpan. 

Sch roeder  geeft  4  soorten: 
„1.  Mummiam  Arabum,  quae  estliquamen  s.  liquor  con- 


262 


Muiidificatio, 


Muri    albi, 


Muscaten,  note- 

Muscerulle, 

Muscelijn,  olie  v. 

Muse,  miiiis, 

Musich, 

Muscus, 

MusNilagine, 


cretus  exudans  in  sepulchro  è  cadaveribus  Aloë,  Myrrha, 
Balsamoque  conditis. 

2.  Aegyptiorurn,  quae  est  liquamen  ex  cadaveribus 
pissasphalto  conditis.  Nimirum,  hoc  condiebantur  cada- 
vera  vilioris  sortes,  adeoque  &  ipsamet  cadavera 
nonnunquam  eo  modo  condita  prostant. 

3.  Pissasphaltum  factitium,  i.  e.  mixtum  pici  bitumen, 
quod    pro    Mumia    venditant. 

4.  Cadaver  sub  arena  Solis  aestu  torrefactum.  Fitque 
in  Hammoniorum  Regione,  quae  est  inler  Cyrenarum 
Regionum  &  Alexandriam,  ubi  arenarum  Syrles 
Ventor,  turbine  sublatae  incautos  viatores  obruunt,  unde 
horum  cadavera  a  flagrante  Solis  aestu  torrentur  & 
excrescunt." 

Zie  over  Mummie:  A.  Wiedemann.  Mumie  als 
Heilmittel.  Zeitsch.  desVereins  f.  rhein.u.  west- 
fa  1.  Volkskunde.  3.  Jahrg.,  1906,  blz.  1. 
„M.  intestinoium":  zuivering  van  den  darm,  door 
middel  van  een  afvoermiddel.  Mundificatieven  heetten 
ook  middelen  om  ulcerate  reinigen.  Zij  behoorden  tot  de 
groep  der  abstergentia  remedia  of  medicinae  abstersivae. 

1.  mori  albi,  moerbeziën,  de  vruchten  van  Morusnigra,  L., 
ook  wel  mora  celsi  of  mora  domestica  (Herbarius)  ge- 
noemd. Morus  a  1  ba  w.irdt  gekweekt  om  de  bladeren, die 
tot  voeder  voor  de  zijrups  dienen,  Morus  beteekent 
ook  een  op  een  moerbezië  gelijkend  gezwel,  dat  aan  de  uit- 
wendige geslachtsdeelen  voorkomt.  „Morum  est  callus, 
aut  eminentia  quaedam  facta  in  modum  mori  (Willem 
van  Salicete,  liber.  quint.,  Cap.  X)". 

nuces  moschatae,  vruchten  van  Myristica  fragrans, 
Houtt. 

vermoedelijk  verbastering  van  Muskaatsalie,  Salvia 
Sclarea,  L. 

1.  oleum  Moschelinum  sive  Nicolaï,  een  zalf,  waarin 
tal  van  aromatische  bestanddeelen. 

gevoelszenuw;  ook  spier. 

zenuwig,  vol  zenuwen  en  spieren. 

het  product  van  een  zich  tusschen  navel  en  penis  be- 
vindende klier  bij  Moschus  moschiferus,  het  Mus- 
kusdier. 

1.  mucilago,  slijmdrank. 


N. 


Nabete,  candite, 
Nachtscade, 


Naerder, 
Nagel, 


kandijsuiker. 

ook    solatrum,    strigio    morel  la,     uva  lupina  genoemd. 
Solanum  nigrum  L.  Nachtschaduw. 
„Solatrum   of  stringimen.  of  morella   of  uvalupina.  dats 
nachtscade"  (Herbarius). 

van  na  er,  eerder. 

ugula  of  ungula  of  doek,  pterygion,  een  oogvlies,  vleu- 
gelvlies, wijl  het  zich  vleugelvormig  van  den  traan- 
klier  af  over  het  oog  uitbreidt. 


263 


Nappe, 
Nardus, 


Nennphar, 


Netele,  heete 
Netten, 
Neut  e, 
Niegeren, 
Nigelle, 

Niene, 
Niewer  toe, 
Niewerincs, 

Nitrum, 

Nobeen, 

Nokeruote, 

Noli  me  tangere, 


Nolle. 

Noot,  noet, 

Notabel, 

Note  van  Inde, 

Note  cypressiin, 

Nucha, 


Met  ungula,  unguis,  onyx,  nagel  wordt  ook  aangeduid 
een  ophooping  van  etter  tusschen  de  lager  gelegen 
lamellen  van  liet  hoornvlies,  welke  eenige  gelijkenis 
heeft  men  de  lunula  van  den  nagel.  Zie  ookPannus. 
vaatwerk,  kroes, 
spica  indica,  spijk-narde,  Nardostachys  Jatamansi,  D. 
C.  Gebruikt  werden  de  wortel  en  de  „Nardinum 
oleum." 
Nymphaea  alba,  L.  Waterlelie,  „Nenufar  of  caliinbloemen 
of  aplompen.  dat  siin  tremeer  bloemen  ende  staen  in  wa- 

tere  ; die  witte  dat  siin  die  beste,  entie  gelu  en  siin 

niet  so  goet.  Ende  men  sal  de  bloemen  drogen,  so  mach 
mense  .2.  jaer  goet  houden.  Ende  men  maect  der  af  cyroop 
den    genen    die   liggen   in    die    sucht.   Entie    sarasine 
leggense  des  avonts  in  watere.  Ende  smorgens  drinken 
si    dwater  jegens  die  hitte  van  dien  lande.  Ende  men 
maecter  oec  water  af  also  als  men     van    rosen    doet." 
(Herbarius). 
ürtica,  Tourn.  Brandnetel, 
drenken, 
zie  Note. 
1.  nigeren,  in:  el  niegren  af  =  nergens  anders  van. 

Nigella  sativa,  L.  „Nigella  ofnigle.  wast  int  coren 

Ende  dit  saet  hout  men  wel  .4.  jaer  goet"  (Herbarius). 
uit:  niet  ne,  d.i.  niet,  of  nie  ne,  d.  i.  nooit, 
nergens  toe. 
nergens, 
natron,  soda,  koolzure  natron.  Er  werd  ook  wel  Potasch 

onder  verstaan, 
zie  Stenech  been. 

okkernoot,  de  vrucht  van  Juglans  regia,  L.  Noteboom. 
Een    hardnekkige,    om   zich    heen   vretende   zweer ;  ook 
kankerzweer  in  het  aangezicht. 

sMen  noemt  desen  kancker  wel  een  fenynige,  rebelle, 
ende  onhantsame  ulceratie,  die  seer  furieus  ende  wreet 
onder  de  hant  wort:  ende  so  verre  alsmen  eenighe  scher- 
pe corrosyvighe  remediën  daer  op  leght,  soo  wort  hy 
daer  door  noch  meer  vererghert,  soo  dat  de  pyne,  de 
koortse,  ende  andere  accidenten  daer  door  vermeerdert, 
ende  de  natuerlicke  krachten  vermindert  ende  ge- 
swackt  worden,  ende  het  lichaem  ten  lesten  uyt- 
teerende,  vergaen,  ende  sterven  moet.  Daeromme  dat 
sommige  desen  kancker  Noli  me  tangere  ghenoemt 
hebben,  dat  is  te  segghen,  en  raeckt  my  niet  met 
eenighe  scherpe,  of  stercke  dinghen,  op  dat  ick  niet 
ergher,  ende  furieuser  en  worde.  (Pare,  de  kuere  van 
den  openen,  ende  geulcereerden  kancker.  Cap.  30,  7 
Boeck.  blz.  225.) 
kruin,  achterhoofd, 
noodzakelijk,  noodig. 
bizonder 

Nux  Indica,  de  vrucht  van  Cocos  nucifera,  L. 
Gal  la  cupressi,  van  Cupressus  sempervirens,  L. 
Hieronder  werd  in  de  middeleeuwen  het  „verlengde  merg" 
en     „ruggemerg"     verstaan.    „Medulla    spinae,    nucha 

17» 


264 


dicitur"  (M.  Hundt.)  ,,Nucha,  medulla  spina  e9t"  (Mon- 
dino).  Zie  Hyrtl,  Onomat.  anat.  blz.  356. 


O. 


Ocsuun,  oecusoen, 
Olibanum, 


Oliebastrum, 
Olie  van  baj en, 
Olie  van  benedictine, 


Olie  van  castiin, 


Olie  van  euforbie, 

Olie  van  laurier, 
Olie  van  leliën, 


gelegenheid. 

wierook.  De  gestolde  harsachtige  emulsie,  welke  uit  de 
aangesneden  bast  van  Bosruellia  Carterii,  (Birdw.?) 
druipt.  De  fijnste  korrels  of  „tranen"  zijn  de  witte,  die 
geplukt  worden.  Minderwaardige  korrels  zijn  de  van 
den  grond  opgeraapte,  met  zand  en  aarde  verontreinigde. 

vermoedelijk:  Alabaustrum. 

zie  Backe. 

Dit  middel  komt  voor  bij  Mesuë.  „Natura:  calidum  et 
siccum  in  3°.  Operationes  et  proprietates :  in  eo  est 
subtilitas  et  resolutio  et  calefactio  in  artetica  de  ma- 
teria  frigida  et  est  in  ea  ultimum  remedium"  (Mesuë 
jun.  Lib.  sec,  blz.  62).  In  den  Bundel  van  Genees-  en 
natuurk.  geschriften,  welke  Hs.  B.  vormen  (zie  Inlei- 
ding) komt  een  geschrift  voor,  waarvan  het  begin  luidt: 
Aqua  vita  dats  water  des  levens  of  levende 
water.  Het  geeft  voorschriften  van  eenige  waters  en 
oliën,  o.a.  van. 

„olye  die  men  heet  gebenedide  omme  die  groete  doget 
entie  cracht  die  an  hare  geleget.  entie  maect  men  aldus. 
Nemt  rode  nuwe  tiechelen.  die  voorvoets  comen  uten 
ovene.  eer  datter  regen  of  enege  verscheit  op  comen  es. 
ende  brecse  in  cleinen  stucken  also  groet  alse  hasel- 
noten.  Ende  legse  in  tfier  ende  doetse  geloyenen  de 
werpse  in  olye  van  oliven  al  gloyende  wel  claer  ende 
laetse  daerin  liggen  toter  wilen  dattie  olye  wel  cout 
es.  entie  stucken  wel  doredronken  met  der  olyen. 
ende  dan  nemt  andere  stucs  van  tiechelen  ende  doet 
also  ghi  nu  daet.  Ende  doet  tot  dier  wilen  dat  al  die 
olye  gedronken  es  in  die  stucken  van  dien  tiechelen. 
Ende  altoes  doet  die  coude  stucs  ute  eer  ghi  die  andere 
heete  in  doet.  Ende  dan  nemt  alle  die  stucken  ende 
doetse  in  .1.  orinael.  ende  setse  in  .1.  teste  met  asscen. 
ende  set  daer  op  u  alembijc.  Ende  maect  .1.  stare  vier 
in  den  oven  daer  die  teste  op  staet.  Ende  stopt  tusscen 
den  crage  enten  orinael.  ende  datter  ute  gaet  ontfaet 
in  .l.fiole.  Maer  datter  iersten  uut  sal  comen  dat  wert 
water,  ende  dat  en  hout  niet.  Maer  daerna  salre  herde 
rode  olye  ute  comen.  ende  herde  goede  te  meneger 
dinc. 
Oleum  Costinum?  Een  middel,  waarin  Costus specio- 
sus,  Sm.  s.  C.  arabicus,  L.  de  basis  vormde.  Over  de 
samenstelling  zie  Cordus. 
Oleum  de  Euphorbio  Mesuae.  Over  de  samenstelling  zie 
Cordus. 

zie  Backe. 

Oleum  liliarum  of  Oleum  Lilinum  Mesuae  simplex,  Over  de 
samenstelling  zie  Cordus. 


265 


Olie  van  muscelijn. 
Olie  nardum, 

Olie  van  olive, 
Olie  van  rosen. 


Olie  van  ruten, 
Olie  van  violetten, 
Olive, 
Omfacijn, 


Ondercotech, 
Ondercootte, 
Ongebreelijc, 
Ongenoechte, 

Onscamel,    ont-, 

Onsnchte, 

Ontcrimpen, 

Ontbeiden, 

Ontfaen,  ontvaen, 

Outsien, 

Ontstricken, 

Ontswingen, 

Ontwee, 

Opopanacum, 

Optalme, 

Orberen, 

Orbore, 

Orborlijc, 

Ordeum, 

Orisoen, 

Orpiment, 

Ort,  oort, 

Osmonde, 

Overbeen, 

Overberch, 

O  vervloeyenthede, 

Oximelle, 

Oxisacum. 


Oleum  Moschelinum.  Over  de  samenstelling  zie  C  or dus. 
Oleum   Nardinum   simplex  Mesuae    en  Oleum  Nardinum 

compositum  Mesuae.  Over  de  samenstelling  zie  Cordus. 
zie  Omfacijn. 
Cordus    noemt  twee  soorten:  Oleum  Rosaceum  usitatum 

en  Oleum  Rosatum  completum.  Over  de  samenstelling 

zie  Cordus. 
Oleum  Rutae.  Over  de  samenstelling  zie  Cordus. 
Oleum  Violaceum.  Over  de  samenstelling  zie  Cordus. 
vrucht  van  Olea  europaea,  L. 
oleum   onphacinum,    oleum  acerbum.  de  olie  van  groene, 

niet  rijpe  olijven.  Op  blz.  31,  kol,  a,  wordt  gezegd  :„dese 

Olye  van  rosen  heet  Avicenna  Olyum  onfacinum."  Dit 

moet  zijn:  olye  van  oliven. 
onder  de  huid  voortzwerende. 
onderhuidsch  absces. 
zonder  gebreken,  volmaakt. 

onaangenaam  gevoel ;  „o.  horen,"  iets  hooren  dat  onaan- 
genaam is. 
onfatsoenlijk, 
pijnlijk, 
samenkrimpen. 
wachten, 
ontvangen. 

bang  zijn  voor,  duchten, 
los  gaan. 
losgaan. 

vaneen,  in  tweeën. 
Opopanax,    sap    van    Opoponax  hispidum,   Griseb.   s. 

Ferula  Opoponax,  Sprengel. 
Ophthalraie,    verschillende    soorten    van    ontsteking  van 

oogvlies  en  hoornvlies, 
gebruiken,  aanwenden,  b.v.  een  geneesmiddel, 
nut,  belang, 
nuttig,  betamelijk. 

Hordeum    Vulgare,   L.  Gerst.  Gerstenwater:  Krithinon. 
gebed, 
auripigmentum,  naam  van  het  mineraal  arseentrisulfide, 

arsenicum  sulfuratum  citrinum. 
spits,  punt;  het  scherp  van  een  wapen. 
Osmunda  regalis,  L.  Koningsvaren, 
wan,  uitwas, 
gene  zijde  der  Alpen, 
overvloed. 

mengsel  van  azijn,  honig  en  water. 
1.  Oxisaccarum,  stroop,  met  azijn,  granaatappelsapen 

suiker  bereid. 


P. 


Padde, 


Bufo  vulgaris.  Diende  ter  bereiding  van  verschillende 
geneesmiddelen,  en  is  o.a.  tegen  waterzucht  aanbevolen. 
Men  bezigde  Bufones  exsiccati,  Bufones  combusti,  Aqua 


266 


Palas, 

Pallia*  alliorum, 

Pannu», 


Papaver  album, 
Papaver  rubeum, 
Papier  (gheberrent), 

Pappelblat, 


Paritaria, 
Pareren, 

Partstorte, 
Payen,  paeyen, 

Peidinge, 

Peket, 

Pellis  arietien, 


Pellote, 
Penide, 
Penaincruut, 
Peper  lanc. 

Peper  wit, 

Pepergraen, 
Perseker, 

Persiin, 

Persinaet  van 
Macedoniên, 


bufonura  cosmetica,  Electuarium  hydropicum  enSal  hufo- 
num  volatile. 
verheraelte. 
misschien    verbastering    van    Pellis   =    huid  of  vlies,  en 

dan  wellicht:  of  rokken  van  knoflook, 
pannus  corneus,  een  soort  van  ontsteking  van  het  hoorn- 
vlies, ook  „sebel"  genoemd. 

„Sebel  est,  selon  Avicenne,  un  pannicule  qui  advient 
è  1'  oeil,  del'  enfleure  de  ses  veines  apparentes  en  la 
superficie  de  la  conjonctive  et  cornée:  et  entre  Ie 
tissu  d  icelles,  y  a  apparence  comme  d'une  nuée  fu- 
meuse.  Il  est  avec  demangeaison,  larmes,  ulceres,  gros- 
seur  et  rongne  de  paupière,  avec  ce  que  la  lumière 
1'offence  (Guy  de  Chauliac,  Gr.  Chir.  6e  traite,  doet. 
I.  ch.  II.) 

zie  Maencopijnsaet. 
Papaver  Bhoeas,  L.  Klaproo3. 

Charta.  Gebezigd  als  mundificatief,  consolidatief  en  exsic- 
catief. 

blad  van  Populus,  Tm.  Populier.  Kan  ook  zijn  van:  Malva 
L.  Kaasjeskruid,  waarvan  de  bladeren  ook  „pappelblaren" 
genoemd  werden.  „Maluwe  of  pappele"  (Herbarius). 

1.  Parietaria,  Convolvulus  arvensis,  L.  Akkerwinde. 

betrekking  hebben  op,  b.v.  van  teekens  van  den  dierenriem 
op  lichaamsdeelen.         « 

1.  pertstorte,  paarde  vijg. 

tevreden  stellen,  b.v.  „hem  gepayt  houden",  met  iets 
genoegen  nemen. 

van  peiden,  tranen  van  de  oogen. 

een  vloeistofmaat. 

ranrevel,  dat  ter  bereiding  van  Ceratum  ex  pelle  arie- 
tina  Arnoldi  de  Villanova  gebezigd  werd.  Het  vel 
werd  langen  tijd  met  water  gedigereerd,  het  water 
ingedampt  en  met  een  groot  aantal  andere  middelen 
tot  een  zalf  verwerkt. 

opspraak. 

„van  sukere",  stang  van  geraffineerde  suiker. 

Lysimachia  Nummularia,  L.  Penningkruid. 

piper  longura,  vrucht  van  Piper  Chaba,  Hunter  s.  Cha- 
vica  officinarum,  Miquel  s.  Piper  longunt,  L. 

de  rijpe  en  van  de  schil  ontdane  vrucht  van  Piper 
nigrum,  L. 

peperkorrel. 

Prunus  Persica,  Stokes  s.  Persica  vulgaris,  MUI. 
Perzik.  „Persica  dat  siin  persekers"  (Herbarius). 

Carum  Petroselinum,  Benth.  et  Hook  s.  Petroselinum 
sativum,  Hoffm.  Peterselie.  Zie  Apie. 

Athatnanta  macedonia  Spr. 
„Petrocilium  macedonicum.  dats  persiin  van  mace- 
donie  of  alexander"  (Herbarius).  „Item  il  est  manifeste 
que  plusieurs  apoticaires  au  jourd'  huy  ignorent  Ie 
vray  persil,  lequel  facillement  nous  ne  pouvons  pas  bien 
trouver,  car  ce  que  vulgairement  en  toute  1'  Europe  nous 
appelons  persil,  il  est  si  apertement  different  du  persil  des 


267 


Pes  Columbini, 

Petercelle, 
Peterolie, 
Petou,  wijn  van 
Peulen,  peluwen, 
Pia  mater, 
Pigle, 

Pili  leporis, 
Pillen  auree, 


Pimpinelle, 
Pinen, 
Pinguis, 
Pioeelle, 


Piretrum, 


Piscium  glutes, 
Pix,  pix  navalis, 
Pix  graeca, 
Plantage, 
PI  ante, 
Plantegine, 


anciens  qu'il  n'a  nulle  indigence  d'autre  demonstration, 
car  la  semence  du  vray  persil  est  si  grandement  amere, 
tellement  qu'il  est  advenuque,  icelle  mise  dedans  Ie  the- 
riaque,  elle  y  cause  une  plus  grande  amaritude  que  ne 
sc,auroient  pas  toutes  les  autres  herbes  araères,  comme 
est  la  plante  d'aloès,  Ie  myrrhe,  Ie  prasium,  la  chasnette  et 
la  petite  centaurie,  ainsi  qu'on  peult  voir  en  Galien  au  Li vre 
des  Antidotes.  Doncques  il  fault  croire  que  1'herbe  que 
nous  appellons  petroselinon  est  ce  que  nous  disons 
selinon,  qui  vulgairement  est  dicte  ache  (Apium);  et 
1'on  la  appelle  petroselinon  d'autant  qu'elle  ayme 
les  lieux  des  jardins  les  plus  p[i]erreux,  aussi  naturel- 
lement  vous  la  verrez  venir  sur  les  murailles;  et  ce 
que  nous  appellons  petroselinon  macedonicum,  c'est  la 
grande  ache:  et  la  petite  ache  est  ce  que  nous pansons 
estre  persil.  Doncques  Ie  vray  persil  ne  se  trouve  pas 
si  aysement"  (Declaration  des  abuz,  etc.  p.  Lisset 
Benancio;  Zie  Minime,  blz.  372). 

Geranium  columbinum,  L.  Duivepoot.  „Pes  columbinus 
dats  duvenvoet ....  ende  dit  wast  int  coren"  (Herbarius). 

zie  Persiin. 

aardolie. 

wijn  van  Poitou. 

[een  wond]  met  een  kussentje  [van  verbandstof]  bedekken. 

dunne  hersenvlies,  een  van  de  „matres  cerebri." 

Bryonia,  L.  Heggerank. 

hazenhaar.  Geliefd  middel  tot  bloedstelping. 

1.  Pilulae  Aureae  Nicolai. 

„Pillule  auree.  om  die  redene  van  der  rootheit  heet 
ment  pillule  aure  ende  heeft  sinen  name  vanden 
goude"  (Antidot.).  In  den  latijnschen  tekst  van  het  Anti- 
dot, staat:  aureae  ab  excellentia  auri  dicuntur;  sicut 
enim  aurum  inter  cetera  metalla  pretiosus  habetur,  sic 
pilulae  istae  inter  alias  meliores  approbantur." 

Pimpinella  Saxifraga,  L.  Steenbreek.  Zie  Saxifraga. 

zijn  best  doen. 

van  pinguedo,  vet. 

1.  Pilos  elle.  Hieracium  Pilosella,  L.  Havikskruid. 
„Piocella    of  nepita  of  musore.  dats  tcrudekijn  metten 
hare  dat  plat  op  deerde  lecht"  (Herbarius). 
In    de    apotheken    vond  men  Herba  et  Flores  Pilosel- 
lae  s.  Auriculae  muris. 

Anacyclus  Pyrethrum,  D.  C.  s.  Anthemis  Pyrethrum 

L.  „Piretrum.  of  pertram.  of  pertrec.  ende  selke  sceldent 
bertram.  hets  al  eens.  Ende  het  es  heet  ende  drofge].  in 
den  .4.  graet.  ende  die  wortelen  gaen  in  medicinen. 
In  den  winter  sal  meuse  gadren  ende  geduren  .5.  jaer 
goet"  (Herbarius). 

vischlijm. 

pix  nigra,  pik,  scheepspek. 

kolophonium.  Zie  Colofonie. 

Plantago  major,  L. 

voetzool. 

1.  Pantegni.  Uit  't  geen  op  blz.  11,  kol,  a,  te  lezen  staat, 
zou     men     afleiden     dat     dit    werk    van     Galeno? 


268 


Plommeye,  plombeye, 

Pluckelinge, 

Plumbum  ustum, 

Plume, 

Poenten, 

Polipodium  quersine, 


Polipus, 

Pollum  montanum, 

Polukijn, 

Pomum  acetosum, 

Pomum  granatum, 

Populiere,  cnoppen 

van  — 
Popelioen, 


Porceleine, 

Poreide, 

Poret  looc,  porret, 

Porren, 

Poros, 

Porringe,  purringe, 

Porrus, 

Porrus  virgae, 

Poteten,  potage, 

Prumen  van  Damas, 


Pruumboom, 
Psidie, 
Psillie, 
Pullen, 

Pullica, 
Puuice,  radix- 
Puut,  puud, 


Quareel, 
(Ju  ene, 


afkomstig  is.  Dit  is  echter  niet  het  geval.  Het  is  een 
in 't  Arabisch  geschreven  werk  van  Isaak  den  Jood, 
dat  groote  overeenkomst  vertoont  met  den  „Khitaab 
el  malikhi"  van  Ali  ben  el-Abbas.  Constantinus 
Africanus  vertaalde  I zaaks  werk  in  het  Latijn. 

ploertendooder. 

pluksel. 

loodoxyde. 

veer. 

iets  recht  zetten. 

Polypodium    vulgare,    L.    Eikvaren.    „Polipodium,  dats 

wilt    varen dit    wast   an    ouden    dyken   ende  an 

ouden  maysieren  die  droge  siin.  Ende  wast  oec  op 
eyken  ende  dats  dbeste.  tander  ne  doech  niet  in  medi- 
cinen.  Ende  dat  op  eyken  wast  die  wortelen  siin  medi- 
cinael.  ende  siin  buten  root  ende  binnen  groene" 
(Herbarius). 

1.  Pol y pus,  een  slijmvliesgezwel. 

1.  Polium  montanum;  Teucrium  Creticum,  L. 

kussentje  van  verbandstof. 

de  [zure]  appel,  vrucht  van  Pyrus  Malus,  L. 

granaatappel,  de  vrucht  van  Punica  Granatum,  L. 

de  harsrijke  knoppen  van  Populus  Nigra,  L.  Populier. 
1.   unguentum    populeon.   „Unguentum   popelioen  es 

siin  name  omdat  ment  maect  van  popelbotten"  (Antidot.). 

Voor  de  samenstelling,  zie   Cordus. 
Portulaca   oleracea,   L.    Postelein.  „Pertulaca  of  porce- 

leyne"  (Herbarius). 
Alliwm  Porrum,  L.  Prei.  Zie  Looc. 
zie  Looc. 

bewegen,  verroeren, 
porie. 

het  opkomen  van  eene  ziekte,  b.  v.  der  pokken, 
een  wratachtig  gezwel. 

Gondyloma,  wratachtig  gezwel  van  syphilitischen  aard. 
gekookte  spijs, 
een  variëteit  van  Prunus  domestica,  L„  in  den  omtrek 

van  Damaskus  voorkomende.  „Pruma  dat  siin  prumen. 

ende  siin  some  wit.  ende  somme  root  ende  some  bruun. 

Alle    siin    si    cout.    Maer   prumen   van   damas  siin  die 

beste "  (Herbarius). 

Prunus  domestica,  L. 

Cortex  mali  granati.  Zie  Gernate. 

1.  Psyllium,  Plantago  Psyllium,  L.  Vlooienkruid. 

1.   p.ulen,   uitpuilen.    Op   blz.  50,  kol.  a  wordt  bedoeld: 

gapen. 
1.  Pulicaria  =  enula  campana.  Zie  Enula. 
de  wortel  van  Punica  Granatum,  L. 
kikker. 

Q. 

pijl,  uit  een  katapult  geschoten, 
oud  wijf. 


269 


Quicsilver, 
Quinancie. 
Quitsse, 


Argentum  vivum,  Mercurius  crudus,  Kwik. 
zie  Squinanchia. 
quetse,  letsel. 


R. 


Radec. 


Ranula, 


Rapensmout, 

Raphanus, 

Rappich, 

Raticb, 

Realgar, 


Rebarbe,    reubarba- 

rum, 
Rebrico, 


Rede, 
Reinevane, 


Resina  alba. 


Resolverende 


Reten,  te- 

Rise, 

Risi,  farina- 

Robarde  van  der  zee. 


Verdam  geeft  voor  „radic"  radijs;  verwijst  echter  ook 
naar  „meerradic."  Herbarius  heeft:  Rufanus,  dats 
merradic",  doch  nadere  omschrijving  ontbreekt. 
Radijs  draagt  den  naam  van  Raphanus  sativus,  L., 
Merradic  of  mierikwortel  van  Cochlearia  Armora- 
da,  L.  Vermoedelijk  bedoelde  Yperman  dezen  laat- 
sten,  omdat  hij  van  „wortel"  van  radeke  spreekt. 
Beide  producten  bevatten  overigens  een  verbinding, 
welke  na  splitsing  mosterdolie  oplevert. 

een  gezwel  onder  de  tong.  „Onder  de  tonghe  komt  oock 
dickmaels  een  gheswel  te  wassen,  daer  door  dat  de 
mensche  niet  wel  perfectelick  spreken  en  kan,  'twelck 
van  de  Grieken  Batrachium  ghenoemt  wordt,  ende  in 
't  Latijn  Ranula,  ende  in  onse  sprake  eenvorsken  (Pare). 

raapolie. 

mierikwortel.  Zie  Radeke. 

schurftig. 

van  ra  te;  honingraat. 

of  Sandarach.  Een  mineraal,  zwavelarsenicum,  As  S.. 
„Realgar  es  ene  maniere  van  erden.  dat  seggen  enege. 
ende  si  liegen.  Want  hoe  ment  maect  sal  ie  hierna  be- 
scriven.  Ende  dit  gelijct  opermente.  ende  es  gevenijnt" 
(Herbarius). 

Rheum  palmatum,  L.  Rhabarber. 

rubriek,  van  rebruceren,  rubriceren,  d.  i.  met  rooden  inkt 
schrijven  of  merken.  De  chirurgie  van  Henri  de 
Mendeville  bijvoorbeeld  is  in  „rebriches"  verdeeld. 

koorts. 

Chrysanthemum  s.  Tanacetum  vulgare,  L.  Boerenworm- 
kruid,  Steenvaren. 
„Tanacetum.  of  tente.  dats  reyevane"  (Herbarius). 

wit  harst,  het  harst  van  Abies  pectinata  D.  C.  s.  Pinus 
Picea,  L.,  Picea  excelsa  Link  s.  Pinus  Abies,  L.  en 
Larix  europaea,  D,  C.  s.  P.  Larix,  L. 

zweetdrijvend.  „Een  resolverende  Medicament  is  het  ghene 
dat  door  sijn  hitte,  ende  door  de  subtijlheydt  syner 
substanciën,  de  sweetgaten  opent,  de  humeuren  ver- 
subtijlt,  verteert,  ende  door  een  onsienelijcke  transpi- 
ratie doet  vervliegen,  ende  oock  meer  ander  overtol- 
lighe  ende  onnutte  materie,  die  erghens  in  'tlichaem 
onthouden  wort"  (Pare). 

zie  Teriten. 

1.  rijs,  tak. 

Rijstemeel. 

Wordt  op  blz.  50,  kol.  b  in  verband  met  hazelip  gebe- 
zigd; er  zal  dus  wel  bedoeld  zyn  rob,  en  niet  „rootbaerd" 
of  groote  poon,  een  zeevisch. 


270 


Robcitomorum, 

Rodomel, 

Roepere, 

Roeren, 

Roest, 

Roet, 

Rootse, 

Rosé, 


Rosen,  suker  van  - 
Rosiine, 

Rosmarijn, 

Rostrum  porcinum, 
Rabea  trocistata, 


Rndicheit, 
Ruggene  huve. 


Ruptura, 
Ruptorium, 

Rute, 


Ruthele, 
Rutinge, 


Sachte  Bloeder, 


ook  wel  robistomorum  geschreven.  Misschien  wordt 
bedoeld :  rob  of  sirupus  citxinorum. 

Mei  rosaceum,  rozenhoning. 

„Mei  rosaceum.  heet  in  griex  rodemel"  (Antidot.). 

strot. 

zich  bewegen. 

verhemelte. 

vet,  reuzel. 

een  soort  van  riviervisch.Hs.  C.  heeft  „grondelinge",  grondel. 

Rosa  centifolia,  L.  Roos. 

„Rosa    dat   siin   rosen Ende    rosen    siin   goed  in 

medicinen  beide  gruene  ende  droge.  Ende  selke  gadren 
rosen  alsi  ripe  siin  entie  en  mach  men  niet  lange 
houden.  Men  sal  rosen  lesen  eer  si  hem  ontpluken. 
Rosen  die  swart  sijn  of  bleec  en  sal  men  niet  leggen 
in  medicinen"  (Herbarius). 

een  middel  uit  suiker  en  rozebladeren  bereid.  „Rodosa- 
cum  dats  suker  rosaet"  (Antidot.). 

Rozijn,  vrucht  van  Vitis  vinifera,  L.  Ook  uva  passa 
geheeten:  „Uva  dat  siin  wijnbesiën  ende  siin  van 
.2.  manieren,  deen  zuer  ende  dander  soete"  (Herbarius). 

Rosmarinus  officinalis,  L. 

„Rosmarinus die  blade  gaen  in  medicinen.  Entie 

bloemen  heet  men  antos  ende  hier  af  conformeert  men 
dya-anthos.  Dit  cruut  wast  gerne  bi  der  zee  ende  hanct 
al  vol  witter  bloemen"  (Herbarius). 

Taraxacum  offtcinale,  L.  Web.  Leeuwentand. 
„Rostrum     porcinum     dats     melcdistel    of    melcwiet" 
(Herbarius). 

1.  trociscata,  roode  pastille. 

„Robea  trosiscata.  rubea  dats  rode  varwe.  trosis  es  te 
verstane  .1.  ront  dinc.  dat  men  .1.  dop  heet"  (Antidot.). 

schurftigheid. 

In  den  zin,  zooals  zij  op  blz.  64,  kol.  b  gebezigd  wordt, 
beteekent  de  uitdrukking:  pikpleister.  Deze  werd  nog 
voor  korten  tijd  gebezigd  om  bij  hoofdzeer  de  haren 
uit  te  rukken. 

scheur;  ook  spleet,  b.  v.  ruptura  mirach,  een  spleet  in 
den  buikwand,  bjj  een  breuk. 

bijtend  geneesmiddel.  „Een  Ruptorium  is  een  cauterie 
potenciael,  oft  corrosijt,  het  welcke  door  zijne  bran- 
dende kracht  brant,  ende  eene  corste  niaeckt"  (Pare). 

Ruta  graveolens,  L.  Wijnruit. 
„Ruta  es  van  .2.  manieren,  deen  es  tam  entie  wast  in 
der   lieden    hoven.   Ende    dandere    es   wilt   ende    heet 

piganon Ende    als    men    rute    vint    bescreven  in 

recepten,  so  salmen  nemen  tsaet.  Ende  men  houdet 
goet  wel  .5.  jaer.  Entie  bladere  .1.  jaer"  (Herbarius). 

honigbij. 

oorsuizing. 

s. 

semis,  half;  b.  v.<3  s. :  drachma  semis. 
zie  Moeder. 


271 


Saelgie,  saelge, 

Saffraen, 

Sal, 

Sal  Armoniac, 

Sal  gemine,   S.  gem- 

mae, 
Sandalen  wit 


Sandalen  root, 
Sanguis  draconis, 

Sanguis  humani, 


Sang  wijn, 


Sansucum, 


Sarcocolla, 
Saxifraga, 


Sc  — , 

Scabies, 

Scabiose, 

Scammonia, 

Scariole, 


Salvia   officinalis,    L.    Salie.    „Eupatorium.    dats  wilde 

saelge  of  hindelope"  (Herbarius). 
Stigmata  croci,  de  stempels  van  Crocus  sativa,  L. 
Sal  communis,  zout,  keukenzout,  steenzout,  zeezout, 
zie  Armoniac. 

steenzout. 

Sandelhout,  S.  album  en  S.  citrinum,  het  hout  van  San- 
talum  album,  L.  De  gele  kleur  hangt  met  den  ouder- 
dom   van    het   hout    samen. 

S.  rubeum,  het  hout  van  Pterocarpus  santalinus,  L. 

Drakenbloed ;  hars  van  Daemonorops  Draco,  Blume  s. 
Calamus  Draco,  Willd. 

1.  Sanguis  hominis,  menschenbloed.  Dit  werd  o. a. ge- 
bruikt bij  de  bereiding  van  Ceratum  ex  pelle  arietina.  Zie 
Pellis  arietien.  Uit  menschenbloed,  nl.  dat  van 
eenen  gezonden,  niet  roodharigen,  jongeling,  werd  door 
destillatie  een  olieachtige  vloeistof  gewonnen:  Oleum 
sanguis  humani. 
volbloedigheid.  „Overmits  dat  uyt  den  bloede  het 
vleesch  ghegenereert  wort,  so  ist  openbaer  dat  een 
vleesachtigh  ende  musculeus  mensche,  die  een  harde 
ghestaltenisse  des  lichaems  heeft,  met  een  uytdam- 
pinge  van  vochtigheyt,  een  sangwijn  mensche  zy. 
Voorts  so  heeft  een  sangwijn  mensche  een  schoon 
coleur  van  root  ende  wit  onder  den  anderen  vermen- 
gelt:  De  selve  wittigheyt  der  huyt,  die  causeert  uyt 
de  witte  partije  des  Sperma,  ende  de  roodigheyt  uyt 
den  rooden  bloede,  dat  daer  onder  gheleghen  is,  d'welck 
in  het  aensicht  alsoo  bloosende  maect:  Een  sangwijn, 
mensche  is  ooc  soet  van  wesen,  blijde  van  gheeste 
ende  kort-wijligh :  Daer-en-boven,  soo  is  hy  oock  van 
naturen  vriendelick,  beleeft,  gracieus,  lachende,  ende 
een  liefhebber  der  vrouwen:  Hy  wordt  oock  seer  sel- 
den  gram,  want  gelijck  als  de  Humeuren  zyn,  die  in 
den  mensche  meest  domineeren,  also  zijn  ooc  der 
menschen  manieren"  (Pare). 

l.Sampsychon  (Diosk.),  Origanum Majorana, L. Marjo- 
lein. „Sansuccus  es  .  1 .  cruut  dat  men  hetet  maiorana 

Ende  men  saelt  gadren  alst  begint  te  bloyene.  ende 
hangent  in  die  zonne  te  drogene.  Ende  alse  ment  leit 
in  medicinen  so  salmen  die  blade  entie  bloemen  van 
den  stocken  sceden''  (Herbarius). 

gom  van  Astragalus  sarcocolla,  Dymock. 

Pimpinella  Saxifraga,  L.  Kleine  pimpernel,  kleine 
steenbreek. 

„Saxifraga     of   steenbreke.    dats    bevenelle ende 

daeromme  heetse  steenbreke  om  datse  den  steen 
brect"  (Herbarius). 

zie  Sch  — 

schurft. 

Scabiosa  arvensis,  L. 

hars  uit  den  wortel  van  Convolvulus  Scammonia,  L. 

variëteit  van  Andijvie:  Endivia  L.  Hs.  C.  geeft  op  blz. 
39,  noot  2:  Sarcocolle.. 

18 


272 


Schaelgen, 
Schaerdemont, 
Schaersheit, 
Scheppeuisse, 
Scherdelinghe, 
Scherf, 
Schier, 
Schofferinge, 
Schore, 
Schoren, 
Schorfde, 
Schorfhede, 
scorreftheit, 

Schrepelinge, 

Schreve, 

Schriden, 

Schrivein, 

Schrode, 

Scippec, 

Sclerotica, 

Scrophulen, 

Sehesten, 

Secondina, 

Seem,  zeem, 

Seinen, 

Selfhele, 

Sencen, 

Serapinum, 

Sero  caprino, 

Serpent, 

Serpentine, 

Serpillum, 

Serusa, 

Sicamore, 

Sicken, 

Sicoen, 

Sigillum  Salomonis, 
Sigillum  heate  Marie 

Siën,  zien, 

Silte, 

Sinancie, 

Sindael, 

Singule, 

Sint-Jans  crude. 


splinteren,  schilferen. 

hazelip. 

schrielheid. 

gedaante,  vorm,  uiterlijk. 

schrijlings. 

pot,  pan. 

grijs. 

last,  onaangenaamheid. 

scheur,  breuk. 

doen  opengaan,  b.v.  een  absces. 

schurftigheid. 

schurftigheid ;  ook  bedoeld  als  eczema  capitis  en  ander 
hoofdzeer. 

afschraapsel. 

opening,  bijv.  van  een  wond. 

schrijden,  met  groote  schreden  gaan. 

schrijver. 

zwachtel. 

zie  Pix. 

sclera,  lederhuid  v.  h.    oog. 

[gezwollen]  klieren;  ook  klierachtigheid,  klierziekte, 
scrophulosis.  Zie  G  land  ui  e. 

s.  m  y  x  a  e,  vruchten  van  Cordia  Myxa,  L.  Zwarte  Borstbes. 

Choroidea,  een  oogvlies.  In  de  verloskunde  de  nageboorte. 

honing. 

zegenen. 

zie  Confilie. 

misschien:  Sensejoen,  sencioen,  Senecio  vulgaris,  L. 
Kruiskruid. 

1.  sagapenum,  een  aromatisch  riekend  gomhars,  ver- 
moedelijk afkomstig  van  Ferula  persica,   Willd. 

Serum  lactis  caprinum,  Geitenwei. 

zie  Slang. 

Polygonum  Bistorta,  L.  Adderworlel. 

Tliymus  serpyllum,  L.  Wilde  Thijm. 

zie  Cerusa. 

1.  Si  co  m  o  re;  Ficus  carica,  L.  Vijg. 

moeielijk  ademhalen,  hikken,  oprispen. 

Sycosis  hetz.  als  Trachoma,  een  chronische  aandoening 
oogleden. 

Polygonatam  officinale  (All.?),  Salomonszegel. 

misschien  wel  hetzelfde  als  Sigillum  Salomonis  (zie 
Tschirch,  Alphita-lijst). 

zeven,  filtreeren. 

gepekelde  vleeschspijs. 

zie  Squinancia. 

fijn  linnen,  neteldoek;  ook  zijden  stof  en  een  soort  van  taf. 

ei  n  ge  Ie,  gordelroos. 

Verschillende  planten  worden  met  dien  naam  aangeduid, 
o.a.  Artemisia  vulgaris,  L.,  Bijvoet,  en  Hypericum 
perforatum,  L.  Vermoedelijk  is  op  blz.  98,  kol.  b,  het 
laatstgenoemde  kruid  bedoeld,  althans  Hs.  C  geeft 
„herba  perforata"  Hetzelfde  kruid  werd  ook  Johannes- 
krnid  genoemd. 


273 


Sitten  (gaen-), 
Sizoor,  cisoor 
Slat-h, 
Slaken, 
Slangenvleesch, 


Slarie, 


Slecht,  slicht, 

Slechten, 

Slechuus, 

Slecke, 

Sloosse,  slootse, 

Sloven,  sloeven, 

Smeer, 

Smeerwortel, 

Smout, 

Soffraen, 

Soge, 

Solatrum, 

Solre, 
Solsequinum, 


Spaersen, 

Spasme,  spasmeringe, 

Specerie, 

Specie, 

Specier, 

Spekel, 

Spelen, 

Spenen, 

Sperma  patris, 


bedaren,  slinken,  b.v.  van  een  buil. 

schaar. 

splinter,  schilfer. 

losmaken. 

van  Coluber  Natrix.  Behalve  dit,  werden  ook  pinguedo 
serpentis,  slangenvet  en  spolia  serpentis,  slangenvel, 
gebezigd. 

Tapsus    barbatus,    Verbascum,   L.  Toorts.  „Tapsus  bar- 

batus ende  heet  wolfskersse.    ende   heeft  sachte 

blade    ende    gelu  bloemen  ende  wast  ane  oeveren  van 
grachten"  (Herbarius); 

glad,  b.v.  van  een  draad. 

effen  maken. 

slakkenhuis. 

slak. 

schil,  peul,  dop. 

iets  over  iets  anders  heenschuiven. 

vet.  Op  blz.  148,  kol.  a,  wordt  het  net,  omentum,  bedoeld. 

Symphytum  officinale,  L. 

reuzel,  vet. 

zie  Saffraen. 

zeug. 

sola'num.  Solanum  nigrum,  L.  Zwarte  Nachtschaduw. 
Zie  Nachtscade. 

zolder. 

I.  Solsequium,  sponsa  solis,  Cichormm  Intybtis,  L. 
„Sponsa  solis  of  elyotropia.  cycorea.  solsequium.  dyo- 
nisia.  intuba.  calendula  of  goutbloemen.  hets  al  eens. 
het  siin  alle  goutbloemen  of  tcruut"  (Herbarius). 
Calendula  officinalis,  L.  werd  o.a.  door  Alb- 
Magnus  ook  met  de  namen  van  sponsa  solis,  eliotropum 
aangeduid. 

zich  verspreiden. 

kramp;  spasmus,  tetanus,  een  krampziekte,  welke 
dikwijls  bij  met  aarde  verontreinigde  wonden  optreedt. 

kruidenwinkel,  drogisterij,  apotheek. 

geneeskrachtig  kruid. 

drogist. 

speeksel. 

koken. 

aambeien,  haemorrhoïden. 

mannelijk  zaad. 
„53.  Des  membres  consembables,  les  uns  sont  sper- 
matiques, les  autres  non;  les  uns  sunt  partie  spermati- 
ques,  partie  non  spermatiques.  A  la  connoissance  de 
cette  division  vous  devez  noter  que  sperma  est  de 
germe  dont  generation  est  faite.  Et  com  a  toute 
generation  humaine  .2.  choses  soient  necessaires,  (c'est 
la  matière  spermatique  du  malle  et  de  la  femele)  les 
quiex  sont  petis  en  quantité,  au  regart  de  la  quantité 
deue  a  1'enfant  par  nature,  et  pour  ce  il  fut  necessaires 
que  Ie  sang  mestrueus,  (ce  sont  les  fleurs  de  la  fame) 
fust  ajousté  o  ces  germes  a  suploier  la  defaute  de 
leur  petitece.  En  tel  maniere  aucuns  membres  sont  ou 
cors,  qui  sont  purement  spermatiques,  si  com  les  ners 


274 


Spille, 
Spodium, 


Spolium, 

Sporie, 

Spragus, 

Spraeyen, 

Springale, 

Spursa,  spurgel, 

Squilla, 

Squinancie, 

Stafisagra, 

Stale, 

Staphans, 

Stenechbeeu, 

Sticados, 

Stickijtt, 

Stincstox, 

Stoet, 

Stoop, 

Stop, 

Storberinge, 

Stupen, 
Succarium, 
Sulfur,  levende- 


Sumac(h), 
Suppositorium, 


et  leur  semblables;  |  aucuns  non  sperraatiques,  si  com 
la  char  et  semblables]  et  aucuns  partie  sperraatiques, 
partie  non,  si  com  les  muscles,  qui  sont  de  ners  et  de  char. 
54.  Les  membres  consemblables,  simples,  spermatiques 
sont  .6.,  c'est  a  savoir  os,  cartilage,  liement,  nerf,  artere, 
vaine.  Les  membres  simples,  consemblables,  non  sper- 
matiques sont  .5.:  Char,  gresse,  sain,  oint,  villus.  Le 
latin:  caro,  pinguedo,  adeps,  asungia,  villus  (Henri 
de  Mondeville,  la  quinte  rebriche). 

een  voorwerp  met  een  scherpe  of  spitse  punt. 

gesublimeerd  zinkoxyd;  ook:  gebrand  ivoor  en  carbo 
ossium,  en,  bij  Avicenna,  de  asch  van  den  wortel  van 
Alcanna  Orientalis. 

„J'ay  cogneu  ung  serviteur  d'apoticaire,  lequel  me 
juroit  que  en  toutes  les  boutiques  oü  il  avoit  demouré, 
que  le  spodium  que  les  maistres  avoient,  qui  doibt 
estre  selon  aucuns  de  la  dens  d'elephant  bruslée  (com- 
bien  que  spodium  des  Grecz  est  la  plus  grosse  superfluité 
qui  se  trouve  en  la  miniere  d'airain),  n'estoit  faict  sinon 
des  dens  de  chiens  bruslées  ou  de  sanglier,  ou  de  marbre 
blanc  bruslé,  et  qu'ilz  n'en  avoient  point  d'autre.  Conside- 
rez  la  grande  perversité  de  ces  grand  abuseurs  qui  n'ont 
aucune  craincte  dujugement  de  Dieu  (Declaration,  etc. 
Minime,  p.  374). 

huid  of  vel,  b.  v.  van  den  adder. 

Spergula,  L.  Spurrie. 

vermoedelijk  asparagus,  Asparagus  officinalis,  L. 

hetz.  als  Spaersen. 

katapult. 

Euphorbia,  L.   Wolfsmelk. 

Urginea  Scilla,  Steinh.  s.  Scilla  maritima,  L.  Zee-ui. 

van  Synanche.  Angina,  keelontsteking. 

Delphinum  Staphisagria,  L. 

steel. 

terstond. 

vermoedelijk  rotsbeen. 

Lavandula  Stoechas,  L. 

verkleinw.  v.  stuc,  poosje. 

hoofdzeer,  eczema  capitis. 

speelbal. 

inhoudsmaat. 

prop  van  verbandstof. 

van  storberen,  verstoren,  in  verwarring  brengen,  b.v. 
den  geest  of  de  lichaamsvochten. 

bukken. 

zuccara,  suiker. 

Sulphur  vivum.  Natuurlijke  zwavel,  in  tegenstelling  van 
den  gesublimeerden.  „Nativum  ex  terra  effoditur 
purum  solidum,  interdum  scissile,  venitque  nomine 
Sulphuris  vivi...  (Schroeder). 

het  zaad  van   Rhus  coriaria,  L. 
zetpil. 


275 


T. 


Taelman, 
Taiiacetum, 

Tancluwen, 
Tapsus  barbatus, 
Taraxacon, 
Tartarus, 

Tebarenteren  (hein) 
Teems, 
Tehan  (t)  s, 
Temperen, 


Tenacetum, 

Tente, 

Tentele,  tintele, 

Terbentine, 

Teriten, 

Terra  sigilata, 


Testudo, 

Tetanus, 
Theodoriton, 


Theriac, 


advocaat,  redenaar. 

Tanacetum  vulgare,  L.  Boerenwormkruid.  „Tanacetum 
of  tente  dats  reynevane''  (Herbarius). 

zie  Ancluwen. 

zie  S larie. 

zie  Rostrum  pourcinura. 

wijnsteen,  zure  wijnsteenzure  kali. 
-,  ontstellen,  zich  angstig  maken. 

zeef. 

dadelijk. 

vermengen.  Een  lichaam  of  medicijn  is  getemperd,  wan- 
neer de  vier  kwaliteiten  op  harmonische  wijze  met 
elkander  vermengd  zijn.  Wanneer  deze  harmonie  ver- 
broken is  en  een  of  meerdere  kwaliteiten  den  boven- 
toon voeren,  dan  duidde  men  dit  aan  door  „ongetempert". 

zie  Tanacetum. 

zie  Reinevan  e. 

sonde,  om  wonden  mede  te  peilen. 

terpentijn,  een  hars  van  verschillende  Coniferen. 

vaneenscheuren. 

Terra  Lemnia,  een  rood,  ijzerhoudend  leem,  dat  in 
koeken,  die  van  een  zegel  als  handelsmerk  voorzien, 
in  den  handel  gebracht  werden.  Afbeeldingen  komen 
voor  in  Historia  simplicium  reformata,  B.  Valentini, 
Frankf.  a.M.  1716. 

gezwel,  kyste,  waarvan  de  oppervlakte  aan  het  schild 
van  den  schildpad  doet  denken. 

stijfkramp. 

beteekent  godsgeschenk.  Het  Antidot.  Nicolai  bevat 
twee  voorschriften:  „Teodoriton  emperiston"  en  „Teo- 
doriton  anacardinum".  Het  laatste  bevat  Anacardium, 
het  zaad  van  Semecarptts  Anacardium,  L. 

Theriaca  Andromachi,  Electuarium  Theriaca,  een  zeer 
samengesteld,  oorspronkelijk  als  tegengift  (in 't  bijzonder 
tegen  beet  van  giftige  dieren),  later  tegen  alle  kwalen 
gebruikt  middel.  Behoorde  tot  de  Compositiones  magnae 
te  opiatae.  A  n  t  i  d  o  t.  noemt  „Tyriaca  magna  dat  galye- 
nus  sette  vrouwe  van  der  medicinen"  en  „Tyriaca  dices- 
sarum.  dat  es  die  cleine  triade,  ende  triaca  minor, 
also  wi  geseit  hebben  vrouwe  van  der  medicinen. 
dicessarum.  van  .4.  cruden  of  van  .4.  dingen  so  sprect 
men  daer.  Maer  andere  philosophen  die  na  hem 
quamen  die  dadender  meer  toe." 

Uitvoerige  voorschriften  vindt  men  bij  Val.  Cordus. 
Hij  somt  op :  Theriaca  Andromachi;  ex  Galen.  &  Aetio ; 
Th.  Andr.  sen.,  è  Carmine  eiusdem  Elegiaco  translata 
apud  Galenum  1.  libro  de  Antidotis.;  Th.  Diatessaron 
Mesuë;  Th.  Pauperum  ex  Diatessaro  composita. 


276 


Thus, 
Tidelose 


Tilike,  tidelike, 

Tinea,  tines, 

Tilike, 

Tinte, 

Tiseyne, 

Tisike, 

Titimalus, 

Tonder, 

Tonpoente, 

Torden, 

Tormentilla, 

Torcioen, 

Treyt, 

Trepaniste, 

Tresoer, 

Triacle,  tyriaea, 
Trifera, 


„Andromachus,  ancien  médecin,  fut  Ie  premier  qui 
trouva  la  tyriaque;  et  après  luy  Galien,  plus  par  gloire, 
aflin  d'avoir  de  luy  mémoire,  que  par  utihté,  et  après, 
Avicenne  et  aulties  Arabes  et  Persiens  ont  voulu 
ensuyvre  Andromachus;  mais  ilz  n'ont  pas  entendu 
les  simples  d'icelle  composition,  et  si  ont  ignoré  Ie 
nom  d'icelle  et  pourquoy  elle  est  dénommée  et  appellée 
tyriaque.  Les  arabes  ont  voulu  dire  qu'elle  s'appelle 
tyriaque  d'ung  serpent  nommé  tyrus,  que  est  chose 
faulse,  car  nul  serpent  en  langue  grecque  ne  latine 
est  nommé  tyrus.  Et  est  dicte  tyriaque,  comme  récite 
Galien  en  son  livre  ad  Pamphilon,  vallant  autant  a 
dire  comment  tranquilité,  laquelle  elle  donne  a  ceulx 
qui  la  prennent"  (Myrouel). 

„ . . .  1'Antidote  tant  efficacieux  et  précieux  appellé 
theriaca  Andromachi,  lequel  Andromachus  estoit  premier 
medecin  de  Nero,  est  aujourd'huy  contrefaict  des 
apoticaires,  car  il  n'est  de  la  faculté  et  puissance  de 
celuy  des  anciens,  lequel  estoit  d'une  si  admirable 
vertu  et  efficace  que  a  grande  peine  les  hommes  usantz 
de  celuy  pouvoient  roourir  de  poysons,  ce  que  nous  ne 
voyons  point  en  celuy  que  les  apoticaires  préparent. 
(Benancio). 

Zie  over  Theriak  o.a.  Le  Cl  ere,,  p.  599.  en  C.  E. 
Daniels:  Notre  plus  ancienne  arme  pharmaceutique, 
Janus,  1911,  blz.  371. 

Wierook,  een  hars  afkomstig  van  Bosmellia  Carterii, 
(Birdw.?). 

tijloos,  herfsttijloos.  „Sic  dicitur  quod  florem  habet 
momentaneum  fugacissimumque,  qui  uno  die  marescit" 
(Kiliaen).  Zie  Hermedactilen. 

tijtlike,  bijtijds;  ook:  te  vroeg. 

verschillende  vormen  van  hoofdzeer. 

zeelt. 

zie  Tentele. 

ptisane,  gerstewater. 

phthisis,  tering. 

zie  Esula. 

uit  te  en  onder;  tonder  zijn:  te  zwak  zijn  om  zich  te 
doen  gelden. 

uit  te  en  onpoen  te:  ongelegen. 

treden,  vertreden. 

Potentilla  Tormentilla,  Neck  s.  Tormentilla  erecta,  L. 

buikkramp. 

trekpleister. 

1.  trepaan,  een  instrument,  waarmede  de  hersenpan 
doorboord  wordt. 

schat. 

zie  Theriac. 

1.  Tryphera,  een  tot  de  Confectiones  magnae  et  opiatae 
behoorend,  zeer  samengesteld  middel.  Antidot.  somt 
op:  Trifera  sarasenica,  T.  magna  en  T.  sandali.  Val. 
Cordus  noemt:  Tryphera  Magna  Nicolai,  Tryphera 
minor  Toenonis  apud  Mesuem,  T.  Sarracenica  Mesuae, 
T.  Persica  Mesuae. 


277 


Trocisken, 
Turbith, 

Tvernoye, 
Twinen,  twijnen, 


trochisci,  ronde,  platte  vormen  van  artsenijen. 

1.    turpetum,    de     wortel     van    Ipomoea   Turpethum 

B.  Brown. 
zie  Vernooy. 
b.  v.  twinen  draet,  getwijnde  of  gedubbelde  draad. 


u. 


Ulcerie, 


Unguentum 
agrippae, 
Ung.  bazilicon, 


Ung.  citrinum, 
Ung.  fascum, 
Ung.  gracia  dei, 
Ung.  popelioen, 

Ung.  veneris, 


Ungula, 

Uva  passa, 
Uvea, 


Zweer. 

„ulceratiën  ....  de  welcke  daer  zijn  sekereafscheydingen, 
ofte  openingen  des  geheels  in  weecke  partijen,  die  niet 
versch  ofte  bloedich  en  zijn,  maer  veroudert,  daer  uyt 
dat  materie,  etter,  oft  eenighe  ander  wateracbtighe 
yochticheyt  komt,  wesende  dese  voors.  ulceratiën  ver- 
eenicht  met  eene,  ofte  met  meer  andere  onghestaltenissen, 
de  welcke  de  toeheelinghe  der  selver  verhinderen 
ende  te  rugge  houden"  (Pare). 

zie  Agrippa. 

1.  Empl.  Basilicum  magnum,  een  zalf  uit  was,  ter- 
pentijn, pik  en  eenige  aromatische  harsen  bestaande. 
Zie  Cordus. 

Ung.  Citrium  vulgo  citrinum  Nicolai. 

identiek  met  ung.  nigrum.  Zie  Cord  us. 

Over  de  samenstelling  zie  blz.  69,  kol.  a. 

1.  populeon  Nicolai.  „es  siin  name  omdat  ment  maeckt 
van  popelbotten"  (Antidot.).  Zie  ook  Cordus. 

ung.  duodecim  apostolorum.  Zoo  genoemd  omdat  het 
getal  der  bestanddeelen  overeen  kwam  met  het  aantal 
Apostelen.  WillemvanSalicete  geeft  twee  recepten 
(blz.  171  en  504  v.  d.  uitgaaf  van  Pifteau)  Meester 
Anserinus  de  la  Porte  en  Meester  Pierre  de 
1'Argentiere  noemen  de  zalf  Gracia  Dei,  omdat  de 
werking  zoo  heilzaam  zou  zijn. 

zie  Nagel.  Ungula  asini  of  Caballina  is  Peerts-klaeuw, 
Tussilago  Tourn. 

zie  Rosiine. 

de  achterste  pigmentlaag  van  de  Iris.  Vroeger  verstond 
men  er  choroidea  en  iris,  of  iris  alleen  onder. 


V. 


Vae, 

Vaer, 

Valeriane, 

Valuwe, 

Vede, 

Vederinge. 

Veicheit, 


stuk. 

schrik,  angst,  vrees. 
Valeriana  officinalis,  L. 
vaal,  b.v.  „valuwe  plumen". 
penis. 

veer  van  een  pijl. 

het   naderen   van  den  dood.  Veijg  zijn:  habere  mortem 
in  procinctu  (Kiliaen). 


278 


Venigriec, 

Venkel, 

Veiitc, 


Veuteuse, 
Veradenien, 
Verharen, 
Verbena, 

Verdegrise, 
Verlichten,  hem-, 

Vermaken, 
Verporren, 
Verrucaria, 


Versch, 
Verscheden, 

verscheiden, 
Verscheit, 
"Verschen, 
Versicken, 
Versmoren, 
Versniden, 
Verstennisse, 


Versterven, 

Verstorkelen, 

Verten,  vertegen. 

Verticheit, 

Vertrecken, 

Arervulte,  vervuulte, 

Vervulthede, 

Verwringen, 

Veselinge, 

Vesten, 

Vilinge, 

Vincwort, 
Vingermael, 
Viola, 
Violette, 

Vipa, 

Virga  pastoris, 

Visci  querini, 


Trigonella  Foenum-graecum,  L. 

Foeniculum  vulgare,  MUI  s.  F.  capillaceum,  Gil.  Venkel. 

verkoop.    „Het    is    beter    goede    vente    dan  goede  ware" 

wil    zeggen:    de   naam   van  goede  dingen  te  koop  te 

hebben  geeft  meer  profijt  dan  de  goede  waar  zelve, 
blaartrekkend  middel;  ook  drooge  kop. 
ademhalen. 

openbaren,  zich  voordoen. 
Verbena  officinalis,  L.  IJzerhard.  „Verbena  dats  yserne" 

(Herbarius). 
ook:  groen  van  spangiën  of  aerugo,   d.i.  kopercarbonaat. 
in    den    op    blz.  78,   kol.  a  gebezigden  zin  vermo  delijk: 

zich  vertoonen. 
opknappen. 

bewegen,  b.v.  een  gebroken  been;  disloceeren. 
Euphorbia    Helioscopia,    L.   Kroontjeskruid,   heet   ook 

tegenwoordig     nog    Wrattekruid.    Maar    Euphorbia 

Peplus,    L.    de    Tuinwolfsmelk,    draagt    eveneens   de 

naam  van  wrattekruid.  Zie  Anabula. 
nat,  vochtig. 

scheiden. 

vochtigheid. 

bevochtigen,  ook  vernieuwen. 

benauwd  en  zwaar  ademhalen. 

verstikken. 

afsnijden. 

verstandenisse,  bewustzijn.  In  het  opschrift  van 
Cap.  2.  blz.  104  is  de  beteekenis  van  verstennisse 
duister. 

o.a.  overerven. 

stollen,  b.v.  van  bloed. 

rotten. 

rottigheid. 

vertellen,  uiteenzetten. 

vervuildheid. 

volheid,  oververzadigdheid. 

verdraaien,  b.v.  van  de  voet,  distorsie. 

kriebeling. 

vast  blijven  zitten. 

vijlsel.  „Vilinge  van  den  nagele",  het  vijlen  of  langs 
iets  gaan  met  den  nagel. 

Vincoorde,  Vinca  minor,  L.  Maagdepalm. 

vingerlengte. 

Viola  odorata,  L. 

hetz.  als  Viola.  De  Muurbloem,  Cheiranthus  Cheiri,  L. 
werd  ook  wel  met  den  naam  van  violet  aangeduid. 

vermoedelijk.  Vip  era  adder. 

zie  Carde. 

I.  Viscoquercino.  Loranthus  europaeus,  Jacq.  Riem- 
bloem  of  Eikenmistel.  Deze  behoort,  evenals  de  ten 
onzent  beter  bekende  Viscum  album,  L„  de  Mistel 
(Mistletoe)  of  Maretak,  tot  de  familie  der  Lorantha- 
ceae.  De  Riembloem  komt  in  de  zuidelijke  landenvan 
Europa,  o.a.  in  Italië,  voor  en  onderscheidt  zich  van  de 


279 


Viscoesheit, 

viscosieheit, 
Vise, 
Vitse, 
Vitriool, 


Vlaen,  vlagen, 
Vliedere, 
Vlaginghe,  vlaninghe 

vlaïnge, 
Ylieme, 

Voes, 
Voetstap, 

Vogelstonge, 

Vonnesse, 

Vortinge, 

Vorvoets, 

Vreselijc,  vrese, 

Vriesewonde, 

Vulpes, 

Vul  va, 


eigenlijke    Maretak   of    Vogellijm  door  roode  bloemen 
en  goudgele  vruchten. 

Zie  P.  J.  Veth.  De  leer  der  Signatuur.  Intern.  Arch. 
f.  Ethnogr.  Bd.  VII,  1894. 

lijmerigheid. 

schroef. 

Vicia  Tourn.  Wikke. 

zoowel  koper-  en  ijzer-,  als  zinksulfaat.  Zinksulfaat  werd 
ook  Vitriolum  album  genoemd.  Vitriolum  Romanum 
heette  een  uit  Italië  afkomstig  ijzerhoudend  koper- 
sulfaat. 

ontvellen. 

Sambucus  nigra,  L.  Vlier. 

ontvelling. 

vlijm,  scalpellum,  scalprum,  chirurgicum,  Phlebothomum 

(Kiliaen). 
1.  voys,  stem. 
in    den    zin    op    blz.  175  kol.  b  gebezigd:  voetspoor  van 

de  pokken,  pokdel. 
Polygonum  Convolvulus,  L.  Zwaluwtong. 
oordeel. 

rotting,  ook:  beenzweor,  ulcus  cruris. 
aanstonds,  onmiddellijk, 
gevaarlijk,  gevaar. 

Sedum  Telephium,  L.,  orpinum  bij  Alb.  Magnus. 
zie  Alopecia. 
schaamspleet;     genitalis     fovea   mulieris    (Tertullianus). 

Zie  Hyrtl. 


W. 


Wacheit, 

Wakele, 

Walken, 

Walmen, 

Wan, 

Wanen, 

Wankelen, 

Warmoes,  roonisch-, 


Was, 

Wase, 

Weder, 

Wederenroet, 

Wedewinde. 


Weeasche, 


vochtigheid. 

verzwering,  puist. 

kneden. 

opkoken. 

wen,  vetwen,  vetgezwel. 

afnemen,  v.  d.  maan. 

heen  en  weer  bewegen,  wrikken ;  ook  losgaan. 

„Rooms  Roms,  zeker  moeskruid,  dat  men  in  de  soepe  doet, 
anders  ook  Spaansche  Spinagie  en  Warmoes  geheeten. 
Jac.  de  Smet  vat  het  anders  op:  Beete,  die  in 't  Latijn 
bèta,  in  Vlaenderen  rooms  ghenoemt  wort".  West- 
Vlaamsch  Idiotikon,  L.  De  Bo,  Brugge,  1873. 

zie  Cera  en  Maegdenwas. 

modder. 

ram,  hamel.  Ook  het  teeken  Aries  v.  d.  Dierenriem. 

vet  van  den  ram. 

Minstens  drie  planten  worden  met  dezen  naam  aange- 
duid, nl.  Convolvulus,  Tourn,  de  Winde;  Hedera  Helix, 
L.,  de  Klimop  en  Potentilla  Tormentilla,  Nech,  de 
Tormentil. 

of  Wiedassche,  potasch. 

18* 


280 


Weech, 
Weede, 
Wegebrede. 
Weyvleesch, 

Wellinge, 
Wieke, 
Wierooc, 
Wijnsteen, 
Wilge,  -witte- 
Winchworte, 
Wingerthout, 
wijngaert-, 
Wit  van  Spaengiën. 
Witkine, 

Worte, 
Wrongel  en 


wand. 

Isatis  Tinctoria,  L. 

zie  Hontrebbe. 

wild    vleesch,    granulatie-weefsel,  het  weefsel    waarmede 

wonden  en  zweren  kunnen  dichtgroeien, 
pap. 

pluksel,  tampon, 
zie  Olibanum. 
zie  Tart  ar  us. 
Salix  alba,  L.  Schietwilg. 
zie  Vincwort. 

hout  van  Hedera  Helix,  L. 

zie  Cerussa. 

een   oogaandoening,    vermoedelijk    witte  plekken  op  het 

hoornvlies,  maculae  corneae. 
tepel, 
doen  stremmen. 


Y,  Zie  I. 


Z  (zie  ook  S). 


Zedoary, 

Zelve, 

Zinzibri, 

Z ir  dus. 


Znccarum  album, 


Rhizoma  Zeodariae  van  Curcuma  Zedoaria,  Rosc. 
Salvia  officmalis,  L.  Salie, 

1.  Zingiber,  Rhizoom  van  Zingiber  offlcinale,  Boscoe. 
het    net,    omentum.    Zie    Hyrtl.    Das   Arab.  u.  Hebr.  in 

der   Anat.    Y  per  man    rekent   Ghierbus   (Zirbus)  ten 

onrechte  tot  de  darmen  (bl.  148,  kol  b). 
witte  suiker,  uit  Saccharwm  officinarum,  L. 


LITERATUUR. 


Adanis,  F. 
Agilon,  Walter. 


Albucasim. 
Alphita. 

Amando.  Joh.  de  Sancto 

Arderne,  Juhn. 

Béclard,  A. 
Benancio,  Lisset. 

Berendes,  J. 

Berendes,  J. 
Bernhard  van 
Gordon. 

Briquet.  C.  M. 

Bos. 

Cabanès. 

Celsus,  Aurus  Corn. 


Zie  Paulus  Aegineta. 

Summa  medicinalis.  Nach  den  Münchener  Cod.  lat.  Nr. 
325  und  13121  erstmalig  ediert,  etc.  von  Paul  D iep- 
gen. Leipzig,  1911. 

Methodus  medendi,  etc.  Basiliae  per  Henricum  Petrum. 
MDXVIII. 

Collectio  Salernitana.  S.  de  Renzi.  Bd.  3.  1854.  Over- 
genomen door  A.  Tschirch,  in  Handbuch  der  Phar- 
makognosie.  1910.  I  Bd.,  2e  Abt.  blz.  o39. 
■,  Die  Areolae  des  — ,  nach  Handschriften  der  Kön. 
Bibl.  zu  Berlin  und  Erfurt  zum  ersten  Male  her- 
ausgeg.  von  Dr.  J.  L.  Pag  el.  Berlin,  1893. 

Treatises  of  Fistula  in  Ano,  Haemorrhoïds  and  Clysters. 
From  an  early  fifteenthcentury  Manuscript  Transla- 
tion, edited  with  introduction,  notes,  etc.  by  D'Arcy 
Power.  Published  for  the  Early  English  Text  Society, 
'.ondon,  1910. 

Nouveau  Dictionaire  de  Médecine,  Chirurgie,  Pharmacie, 
Physique,   Chimie,  Histoire  naturelle,  etc.  Paris,  1826. 

Declaration  des  abuz  et  tromperies  que  font  les  apoti- 
caires,  etc.  Tours,  1553.  Opgenomen  in:  La  Médecine 
Anecdotique,  etc.  Dr.  Mini  me,  Paris,  1901. 

Die  Pharmacie  bei  den  alten  Culturvölkern.  Halle  a. 
S.  1891, 

Zie  Dioskurides. 

Abhandlung    des    Bernhard  von  Gordon  über  die  Grade 

der   Arzneimittel,    a.    d.    Lat.  v.  Dr.  Pa  gel.  Pharma- 

ceutische  Post,  1895. 
Les     Filigranes.      Diction.      histor.     des     Marques     du 

Papier.  Genève.  III.  en  IV. 
Zie  Mondeville. 
Remèdes  d'  Autrefois.  Paris,  1905. 
Ueber  die  Arzneiwissenschaft,  in  acht  Büchern.  Uebers. 

u.   erklart   von   E.    Scheller.  2e   Auflage-  Nach  der 


282 


Champier,  Symphorien 


Clerc,  Dan.  Ie-, 
Cordus,  Valerius. 

Diepg«!n,  P. 
Dioskurides,  Pedanios 


Dodouaus,  Rembertus. 
Dorveaux,  P. 
Fischer-Benzon,  R.  v. 
Flückiger,  F.  A. 
Friboes,  W. 
(ionion,  Bernhard  van-, 


Grot,  R.  v. 

Gurlt.  E. 
Haas,  R.  N.  de-, 
Haeser,  H. 
Herbarius, 


Herbarius, 


Heukels,  H. 

Hovorka,  O.  en 
Kronfeld,  A. 
Hulthem,  Ch.  van-, 


Hyrtl,  J. 
Hyrtl,  J. 

Kraus,  L.  A. 

Kiliaen,  C. 
Lespleigney,  Thibault. 

Maerlant,  Jacob  van-, 


Textausgabe  von  Darembergneu  durchgesehen  von 
W.  Friboes.  Braunscbweig,   1906. 

Le  Myrouel  des  Appothiquaires  et  Pbarmacopoles  (Le 
Miroir  des  Apothicaires).  Nouv.  Ed.,  rev.,  corr.  et 
annotée  par  le  Dr.  P.  Dorveaux.  Paris,  1895. 

Histoire  de  la  Médecine.  La  Haye.  MDCCXXIX. 

Dispensatorium  pharmacorum  omnium,  etc.  Noriberg. 
MDXCVIII. 

Zie  A  gil  on. 

Des  Pedanios  Dioskurides  aus  Anazarbos  Arzneimittel- 
lehre  in  fünf  Büchern.  Uebersetzt  und  mit  Erkl&rungen 
versehen  von  J    Berende s.  Stuttgart,  1902. 

Cruydtboeck.  Antwerpen,  1644. 

Zie  Champier.  Zie  Lespleigney. 

Altdeutsche  Gartenflora.  Kiel  u.  Leipzig,  1894. 

Pharmakognosie  des  Pflanzenreiches.  3e  Aufl-  Berlin,  1891. 

Zie  Cel  sus. 

Abhandlung  des  Bernhard  von  Gordon  über  die  Grade 
der  Arzneimittel,  a.  d.  Lat.  von  Dr.  Pagel.  Pharmaceu- 
tische  Post,  1895. 

Ueber  die  in  der  hippokratischen  Schriftensammlung 
enthaltenen  pharmakologischen  Kenntnisse.  Histor- 
Stud.  a.d.  Pharmakol.  Instit.  zu  Dorpat.  Bd.  I.  1889. 

Geschichte  der  Chirurgie  und  ihrer  Ausübung.  Ber- 
lin, 1898. 

Woordenlijst  van  eenige  oude  chemische  namen  en  uit- 
drukkingen. Chemisch  weekblad,  IV,  1907. 

Lehrbuch  der  Geschichte  der  Medicin  und  der  epide- 
mischen  Krankheiten.  3e  Bearbeitung,  Jena,  1875. 

Hs.  Nos.  14624  —  41.  Kon.  Bibl.  Brussel  (vroeger  Ms. 
No.  193,  Biblioth.  Hulthemiana.)  Lijst  van  medicinale 
Planten.  (Hier  sal  men  verstaen  in  desen  boec  die 
leringe  van  dyascorides  den  wisen  meester  ende  van 
circuinstanse  den  wisen  meester,  welke  desen  boec 
gemaect  hebben,  die  geheten  es  herbarijs). 

Den  groten  Herbarius  met  al  sijn  figueren  die  ortus 
sanitatis  ghenaemt  is.  Antwerpen.  Claes  de  Grave 
MCCCCC  en  XIIII. 

Woordenboek  der  Nederlandsche  volksnamen  van  plan- 
ten. 1907. 

Vergleichende  Volksmedizin.  Stutlgart,  1908. 
Bibüotheca    Hulthemiana    ou    Catalogue  Méthodique  de 

la    collection  de  livres  et  de  Manuscrits,  delaissés  par 

Ch.  van  Hulthem,  Gand,  1836. 
Das  Arabische  und  Hebraische  in  der  Anatomie.  Wien,  1879. 
Onomatologia  anatomia.  Geschichte  und  Kritik  der  Ana- 

tomischen  Sprache    der  Gegenwart.  Wien,  1880. 
Kritisch-etymologisches      medicinisches      Lexikon,     etc. 

Dritte  Aullage,  Göttingen,  1844. 
Etymologicum  teutonicae  linguae,  1777. 
Promptnaire    des    Médecines    simples  en  rithme  joieuse. 

Nouv.  Ed.  publ.  par  P.  Dorveaux.  Paris,  1899. 
Naturen    Bloerae,    uitgegeven    door    Dr.    E.    Verwijs. 

Groningen,  1878. 


283 


Magnus,  H.  Sechs    Jahrtausende    im     Dienst   des    Aeskulap.    Bres- 

lau,  1905. 
Mandeville,  Jan  van-,    De   Reis  van  Jan  van  Mandeville,  naar  de  Middelneder- 
landsche  Handschriften  en  Incunabelen.  Van  wege  de 
Maatsch.  der  Nederl.  Letterk.  te  Leiden  uitgegeven  door 
Dr.  N.  A.  Cramer.  Leiden,  1908. 
Eine    Deutsche    Apotheke    des   16.   Jahrhunderts,  darge- 
stellt   auf   Grund  einer  notariell  beglaubigten  und  bei 
dem  Verkaufe  der  Ratsapotheke  zu  Kolberg  im  Jahre 
1589  aufgestellten  Inventurliste.  Berlin,  1908. 
Die  angebliche  Chirurgie  des  Joh.  Mesuë  jun.  nach  einer 
Handschr.    d.    Pariser    Nationalbibliothek,  zum   ersten 
Male    theils    herausg.,    etc.    von     Dr.     J.    L.   Pag  el. 
Berlin,  1893. 
Geschichte  der  Botanik. 
Zie  Benancio. 

Moildeville,  Henri  de-,  La    Chirurgie    de  Maïtre  Henri  de  Mondeville.  Traduct. 
contemporaine     de    1'  auteur,   publiée    d'  apres    Ie   Ms. 
unique    de  la  Biblioth.  Nation.  par  Ie  Dr.  Bos.  Paris 
MDCCCXCVII. 
Neuburger,  Max-,  Geschichte  der  Medizin.  Stuttgart  1911. 

Neuburger,  M  u. 
Pagel,  J. 


Meissner,  R. 


Mesuë,  jun,  Joh- 


Meyer. 
Minime. 


Handbuch   der  Geschichte  der  Medizin,    begründet  von 

Th.  Puschmann.  Jena,  1902. 
Antidotarius.    Hs.   Nos.    156124—41    Kon.   Bibl.    Brussel. 

(No.  193  der  Bibloth.  Hulthemiana). 
L'  Antidotaire   Nicolas.   Deux   traductions  de  1'  Antido- 

tarium   Nicolai,    etc,    publiées    d'  après  les  Manuscrits 

francais  25,327  et   14,827    de  la    Bibloth.    Nation.   par 

P.  Dorveaux.  Paris,  1896. 
Zie  Amando.    Zie  Gordon.  Zie  Mesuë. 
De   Chirurgie  ende  Opera  van  Mr.  Ambr.  Pare,  etc.  Uit 

de  Francoysche  in  de  Nederlandsche  sprake  overgheset, 

door  Carolum  Battum.  Rotterdam,  1636. 
The    seven  Books  of  Paulus  Aegineta.  Transl.  from  the 

Greek,    with   a  commentary,  etc.  by  Francis  Adams. 

Londen,  1847. 
Aus  pharmaceut.  Vorzeit  in  Bild  und  Wort.  Berlin,  1889. 
Petrus  de  Cressentiis,  De  omnibus  agriculturae  partibus  etc.  Basiliae  per  Hen- 

richum  Petri.  MDXLVI1I. 
Zie  Saliceto,   Guglielmo  da-, 
Zie  Ard  erne. 
Deutsche  Handschriften   in  England.   Erlangen,  I.  1896. 

II,  1901. 
De   ligatuur    vóór   Ambroise   Pare.   Nederl.   Tijdschr.  v. 

Geneesk.  1900,  II,  blz.  797. 
Humani  Corporis,  interiorum  et  exteriorum,  morbis  me- 

dendi   ratio  methodica.  Basilae  per  Henricum  Petrum. 

MDXLVIII. 
Saliceto,  Guglielmo  da-,  La  Chirurgie    de    Guillaume    de    Salicet.   Traduction  et 

Commentaire  par  P.  Pitte  au.  Toulouse,  1898. 
Schelenz,  H.  Zur    Geschichte     der    pharmazeutisch-chemischen    Des- 

tilliergerate.  Sonderbeilage  zum  „Bericht,  April,  1911" 

von  Schimmel  &  Co.  Miltitz  bei  Leipzig. 
Schelenz,  H.  Geschichte  der  Pharmazie.  Berlin,  1904. 


Nicolaus. 


IVicolaus. 


Pagel,  J.  L. 
Pare,  Ambrosius. 


Paulus  Aegineta. 


Peters,  H. 


Piftau,  P. 
Power,  d'Arcy-, 
Priebsch,  R. 

Prins,  K. 

Rolandus. 


284 


Schroeder,  Joh. 
Scribonius  Largus. 

Scribonius  Largus, 
Seufelder,  L. 

Sickenberger. 
Sprengel,  Kuit. 
Stoppelaar.  J.  H.  de- 


Töply,  R.  Rittor  von- 

Tschirch,  A. 
Verwys,  E. 
Verwys,  E.  en 

Verdam.  J. 
AViukler,  L. 


Pharmacopoeia  medico-chymica  sive  Thesaurus  pharma- 
cologicus,  etc.  Lugd.-  Bat.  MDCLXXII. 

Das  Receptbuch  des  Scribonius  Largus.  Uebers.  u.  mit 
Commentar  versehen  von  Felix  Rinne.  Histor. 
Stud.  a.  d.  Pharmakol.  Instit.  der  K.  Univers.  Dorpat. 
Bd.   V.  1896. 

Das  vom  pharmakologischen  Standpunkte  aus  Wesent- 
lichtste  aus  Scribonii  Largi  „Compositiones".  Inaug. 
Diss.  Dorpat.  v.  Felix  Rinne.  Dorpat.  1892. 

Dispensatorium  pro  Pharmacopoeis  Viennensibus  in  Aus- 
tria.  Das  filteste  Wiener  offizinelle  Dispensierbuch  vom 
Jahre  1570.  Nach  der  Urschrift  im  Archive  des  Wiener 
Medizin.  Doktoren-Kollegiums  zum  ersten  Mal  heraus- 
gegeben.  Leipzig  u.  Wien,  1907. 

Die  einfachen  Arzneistoffe  der  Araber  im  13.  Jahrhun- 
dert.  Pharmac.  Post.  1891-1893. 

Versuch  einer  pragmatischen  Geschichte  der  Arzney* 
kunde.  Halle,  1821. 

Het  papier  in  de  Nederlanden  gedurende  de  middel- 
eeuwen, inzonderheid  in  Zeeland,  met  16  uitslaande 
platen,  bevattende  265  afbeeldingen  van  papiermerken. 
Archief.  Vroegere  en  latere  Mededeelingen,  uitgeg.  door 
het  Zeeuwsch  Genootschap  der  Wetenschappen.  11e 
Deel,  1866-69,  7e  stuk,  blz.  1. 

Studiën  zur  Geschichte  der  Anatomie  im  Mittelalter. 
Leipzig.  u.  Wien,  1898. 

Handbuch  der  Pharmakognosie.  Leipzig,  1910. 

Zie  Maerlant. 


Middelnederlandsch  Woordenboek. 
Animalia      als      Arzneimittel      einst 
bruck, 1908. 


und     jetzt.      Ins- 


Literatuur  over  Jan  Yperman  en  zijn  werken. 


Broeckx,  C. 
Broeckx,  C. 

Carolus,  J. 
Carolus,  J. 
Dewachter,  P.  F. 
Diegerick,  I. 


Traite  de  Médecine  pratique  de  Maitre  Jehan  Yperman, 
publiée  pour  la  première  fois  d'  après  la  copie  fla- 
mande  de  la  Biblioth.  Royale  de  Bruxelles.  Anvers, 
MDCCCLXVII. 

La  Chirurgie  de  Maïtre  Jehan  Yperman,  chirurgien  Beige 
(XlIIe-XIVe    siècle)     publ.     pour     la     première     fois 
d' après    la    copie    flamande    de    Cambridge.    Ie    et  2e 
Ed.  Anvers,  MDCCGLXVI. 

Ook  verschenen  in :  Ann.  de  1'  Académie  d'  Archéologie 
de  Belgique.  T.  20e  1863.  blz.  128. 

La  Chirurgie  de  Maitre  Jean  Ypermans,  mise  au  jour  et 
annotée,  etc.  Annales  de  la  Soc.  de  Méd.  de  Gand.  20e 
Ann.  1854.  Vol.  XXXII,  blz.  19. 

Traite  de  Chirurgie  de  Jehan  Yperman,  transcrit  sur  Ie 
ms.  du  College  de  Saint-  Jean-  Baptiste  de  Cambridge. 
1861.  Modern.  Ms.  No.  21833.  Bibl.  Royale  de  Bruxelles. 
De  la  Chirurgie  de  Maïtre  Jehan  Yperman,  médicin 
beige  du  XlVe  siècle.  Annales  de  la  Societé  de  méde- 
cine d' Anvers,  XXIVe  Ann.  1863,  blz.  521. 
Lettre  a  M.  Ie  chanoine  Carton,  etc.  Ann.  d.  1.  Soc.  hist. 


285 


Flou,  K.  de  en 
Gailliard,  Edw. 


Guislain. 

Lafaut,  J. 
Leersum,  E.  G.  van-, 

Leersum,  E.  C.  van-, 


de  la  Ville  d'  Ypres,  etc.  T.  IV,  1869,  blz.  16.  Besproken 
door  C.  Broeckx  in:  Ann.  d.  I.  Soc.  d.  Méd.  d' Anvers, 
XXIe  Ann.  1860,  blz.  59. 

Derde  verslag,  houdende  opgave  en  beschrijving  der 
handschriften  en  boeken  door  hen,  op  last  van  het 
Belgisch  Staatsbestuur  en  op  aanzoek  der  Kon. 
Vlaamsche  Academie,  in  Engeland  onderzocht,  ten  jare 
1896.  Versl.  en  Meded.  d.  Kon.  Vlaamsche  Akad.  v. 
Taal  en  Letterk.,  1897. 

Discussion  sur  Ie  lieu  de  naissance  et  des  travaux  de 
maitre  Jean  Yperman,  chirurgien  flamand  au  XlVe 
siècle.  Buil.  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  de  Gand.  XXIIe  Vol. 
1855.  blz.  51.  Séance  du  6  février. 

Jan  Yperman,  de  Vader  der  Heelkunde  in  .Vlaanderen. 
Ann.  d.  I.  Soc.  hist.  d.  1.  Ville  d'  Ypres.  T.  IV,  1869,  blz.  34 . 

Bemerkungen  über  Broeckx'  Ausgabe  der  Chirurgie  des 
Jan  Yperman.  Janus,  Arch.  internat,  p.  1'  Histoire  d.  1. 
Méd.  Xe  Ann.  1905.  blz.  544. 

Est-ce  en  1310  que  Jan  Yperman  est  mort?  Janus,  XI Ve 
Ann.  1909,  blz.  393 


Marez,  G.  des-,  en 
Sagher,  E.  de-, 
Sliellaert,  F.  A. 


Comptes  de  la  Ville  d'  Ypres.  Bruxelles,  1909. 

Rapport   sur   Ie  travail    intitule:  La  chirurgie  de  Maitre 

Jean  Ypermans,  etc.  Annal.  d.  1.  Soc.  d.  Méd.  d.  Gand. 

20e.  Ann.  1854.  Vol.  XXXII. 
Sliellaert,  F.  A.  Encore    un   manuscrit  du  père  de  la  Chirurgie  flamande. 

Buil.    d.   1.    Soc.    d.    Méd.    d.  Gand.  Séance  d.  Janvier 

XXVIIIe  Vol.  1861,  blz.  9. 
Sliellaert,  F.  A.  La   chirurgie    de  Maitre  Jehan  Yperman,  etc.  par  M.  C. 

Broeckx.    Analyse.    Buil.   d.    1.    Soc.   d.  Méd.  d.  Gand. 

Séance  de  Novembre.  XXXe  Vol.  1863,  blz.  333. 
Vandenpeereboom,  A.     Ypriana.  Notices,  Etudes,  Notes  et  Documents  sur  Ypres. 

I,  1878,  IV,  1880. 


VERBETERINGEN. 


Blz.  XVIII 

,,  5| 

„  5, 
5, 
24 

„  2o, 

*  26, 

„  27, 

„  33, 

„  48, 

„  57, 

„  63, 

„  69, 

„  70, 

„  72, 

„  76, 

„  91, 

„  ioo, 

„  103, 

„  103, 

„  103, 

„  128, 

„  131, 

„  164, 

„  181, 

n  188, 

„  188, 

„  189, 

„  200, 

„  230, 

„  254, 


,  regels  14  en 

noot  1,  regel 

„      1,  „ 

»      1,  „ 

kol.  a,  „ 

»     b,  » 

«     a>  i) 

IJ       a'  n 

55       a'  )i 

n      b,  » 

n     b,  „ 

noot  7, 

kol.  a,  ,. 

)i     a'  n 

»     b.  n 

»        a'  M 

n      a'  H 

in  raargine  te  1 

kol.    b,  regel 
regel 

kol.  b,  regel 

n      b,  „ 

n     b,  „ 

H     b,  in 

„     a,  regel 

n      a>  n 

n      a,  )i 

ii      a'  » 
regel 


15  v.  o.  te  lezen  een  lange  cure  in  pi.  v.een  cure. 

16  v.  o.  moet  wegvallen:  p  (pr esby teri). 

12  v.  o.  moet  wegvallen    het?  achter  pensioen. 

10  v.  o.  te  lezen  diesche  in  pi.  v.  di  es  e  hc. 
1  v.  b.    „       „       bat                        „     „     „     ba. 

3  v.  o.    „       „       om  me  „     „     „     ome. 

1  v.  b.    „       „       gebonden  „     „     „     gebanden. 

9  v.  b.    „       „       pi  at  e  k  ij  n  „     „     „     plalekijn. 

25  v.  b.  moet  vervallen:  G    19  c. 
22  v.  b.  te  lezen  scaerde  in  pi.  v.  scaerdc. 

11  v.  o.    „       „       nederste  „     „     „     nedeste. 

„       „       ruffini  „     „     „     rufflni. 

19  v.  b.   „       „       G  47  d  „     „     „     47  d. 

7  v.  b.   „       „       plaester  „     „     „     tplaesler. 
1  v.  o.    moet  vervallen:  dat  men  wezen. 

3  v.  o.    te  lezen  Ziec  heiden       in  pi.  v.  Zei  ch  ei  den. 

3  v.  b.   „      „      24  „     „     „    23. 
ezen  C33cenG33d  in  pi.  v.    G33  een    G33d. 

12  v.  b.  te  lezen  kele 
25  v.  b.   „       „       scorpnesse 
25  v.  b.   „ 

4  v.  b.   „ 

13  v.  b.   „ 
9  v.  o.   „ 

margine   „ 

5  v.  b.  „ 

8  v.  b.  „ 
13  v.  o.  „ 
19  v.  b.    „ 


by  nnen 

weret 

XXXVII 

C59c 
daer 
XXXIX  a 
hoven 
X  L  a 


in  pi, 

.    V, 

keln. 

»     « 

r> 

scorpnisse, 

11         55 

55 

binnen. 

»         55 
55         55 

11 
11 

werct. 
XXXVIII. 

*5         55 
55         55 
55         55 
55         55 

11 

11 
11 

55 

IV 

G  59  c. 

daet. 

XXXIX. 

55         55 
55         55 

55 
11 

h  ou  en. 
XL. 

26  v.  b.  te  lezen    Aanteekeningen  blz.  217  in  pi.  v. 

Woorden  lij  s  t. 
5  v.  o.   „       „       bevereul  „     „     „     bever  vel. 


ll~~ 


Fig.  II.  Blz.  15,  19.*) 


Fig.  VI.  Blz.  26. 


Fig.  III.  Blz.  19. 


Fis.  VIL  Blz.  20. 


Fig.  IV.  Blz.  15,  21, 
35,  37,  108,  126. 


Fig.  VIII.  Blz.  26,  30. 


^fc^j 


Fig.  V.  Blz. 


Fig.  IX.  Blz.  26. 


*)  Fig.  I  welke  aan  Hs.  G.  is  ontleend,  komt  voor  op  blz.  7. 


Fig.  X.  Blz.  27. 


Fig.  XV.  Blz.  32,  33. 


V----'  '.''.'::■■■    • "  •  ■  ■ '  ,:  :^j 


Fig.  XI.  Blz.  29,  41. 


Fig.  XVI.  Blz.  32,  33.  34. 


Fig.  XII.  Blz.  26,  30. 


Fig.  XVII.  Blz.  32,  33. 


'  'J? 


'UJ 


F 


Fig.  XIII.  Blz.  30. 


Fig.  XVII I.  Blz.  33,  36. 


u><> 


Fig.  XIX.  Blz.  33. 


T~7T 


Fijj.  XX.  Blz.  41. 


Fig.  XXI.  Blz. 


Fig.  XXII.  Blz.  42. 


Fig.  XXV.  Blz.  53. 


Fig.  XXIII.  Blz.  53. 


Fig.  XXIV.  Blz.  55. 


CDDE^ 


Fig.  XXXI.  Blz.  105. 


Fig.  XXVI.  Blz.  59. 


Fig.  XXXII.  Blz.  105. 


_-—-*"»«.  jdy»l*»H»>"   .    11,1  ,1»   ji», 


Fm.  XXVII.  Blz.  Gü. 


Fig.  XXXIII.  Biz.  105. 


Fig.  XXVIII.  Blz.  66,  194,  196. 


Fig.  XXXIV.  Blz.  114. 


wiibi 


Fig.  XXIX.  Blz.  66,  131. 


Fig.  XXXV.  Blz.  114. 


CED 


Fig.  XXX.  Blz.  97. 


^jr 

c 

CF'M'"£ 

*$ 

^ 

V 

Fis.  XXX VI.  Blz.  129. 


Vig.  XXXVII.  Blz.  129. 


Fig.  XLa.  Blz.  200. 


'M 


Fig.  XXXVIII.  Blz.  130. 


Fig.  XXXIX.  Blz.  130. 


L< 

*-%- 

-~(r4-(-£-C\- 

s^ 

<\J  Cr 

Fig 

XLII. 

Blz. 

-2(U 

^gg^-rj— - 

■ 
■■■■ 

Fig.  XL1II.  Blz.  203. 


Fig.  XL.  Blz.  135. 


Fig.  XLIV.  Blz.  207. 


m 


Fig.  XXXIXa.  Blz.  188. 


.iBm*ï*"'2 


Fig.  XLV.  Blz.  207. 


Fig.  XLI.  Blz.  200. 


Fig.  XLVI. 


Fig.  XLV1I  •). 


Fig.  XLVIII  *). 


*)  Fig.  XLVII  en  XLVIII  zijn  ontleend  aan  Hs.  G. 


Uitgaven  van  A.  W.  SIJTHOPP'S  UITQ.-My.  te  LEIDEN. 

Bibliotheek  van  Middelnederlandsche  Letterkunde 

ONDEK   REDACTIE   VAN 

Prof.  Dr.  J.  VEHDAM,  Hoogleeraar  te  Leiden, 

MET   MEDEWERKING   VAN 

Prof.  Dr.  J.  TE  WINKEL  en  Prof.  Dr.  J.  FRANCK. 

ll<MIMIMHMlMW>M»*»»»»M*'M'»',»MW>M»>H»M»»tl*W'M»Mf««M»MWllMII<llllll|l|MIMH>l>l 

Deze  Bibliotheek  door   tal  van  daarin  verschenen  Middelnederlandsche 
ttksten  zeer  gunstig  bekend,  bevat  o.  a.  de  navolgende  uitgaven : 

A.  Beets,  De  Disticha  Catonis  in  het  middelnederlandsch.  1885.  ƒ  1.50 
J.  Bergsnia,  De  levens  van  Jezus  in  het  middelnederlandsch. 

1895—1898 „    4.50 

A.  van  Berkuin,  Parthonopeus  van  Bloys,  le  ged.  1897—1898  „  3. — 
D.    A..   Brinkerink,   Van   den  doechden   der  vurigen   en  der 

stichtigen  susteren  van  Diepenveen.  1902 — 1904     .     .     .  „    6. — 

F.  Buitenrust  Hetteina,  Nederduitsch  Glossarium  van  Bern. 

1889 1.50 

W.  G.  Brill,  Van  Sinte  Brandane.  1868—1882 „1.50 

J.  Franck,  Alexanders  Geesten.  1868—1882 ,  10.50 

J.   Franck   en  J.  Verdani,  Maerlant's  Strophische  gedichten. 

1897-1898 „    6.— 

W.  L.  van  Heiten,  Van  den  Vos  Reynaerde.  1887  .     .     .     .  „    3. — 

Alfred  Hölder,  Dat  lydenende  die  passie  ons  Heren.  1868—1882  „    1.50 

G.  Kalff,  Middelnederlandsche  epische  fragmenten,  1885 — 1886  „  4.50 
J.  H.  Kern,  De  Limburgsehe  sermoenen,  1892—1895  .  .  .  „  10.50 
P.    Leendertz    Jr.,   Middelnederlandsche  dramatische  poëzie, 

1899— 1907.  2  dln.  compl „15.— 

P.  Leendertz  Jr.,  Diederic  van  Assenede,  Floris  ende  Blance- 

floer.  1868-1882 „    4.50 

J.  C.  Matthes,  Renout  van  Montalbaen.  1868—1882    .     .     .  „    1.50 

J.  C.  Matthes,  Roman  der  Lorreinen.  1868—1882  .  .  .  .  „1.50 
H.  E.  Moltzer,  Frederik  III  en  Karel  de  Stoute  te  Trier.  — 

II.    Die    enighe    sprake    ende    vereneghinge    die    Sinte 

Augustinus  hadde  mit  God.  1890 »    1-60 

H.  E.  Molt/er,  Levens  en  legenden  van  heiligen.  I.  Brandaen 

en  Panthalioen.  1891 „    1.50 

G.  H.  van  Schaick  Avelingn,  Dat  Scaecspel „    3.50 

D.  C.  Tinbergen,  Des  Coninx  summe,  le  ged.  1900—1902  .  w  6.— 
D.  C.  Tinbergen,  Des  Coninx  summe,  2«  ged.  1907    ƒ4.50; 

compl.  2  dln „  10.50 

J.  Verdam,    Episoden    uit    Maerlanls    Historie    van    Troyen. 

1868-1882 „    4.50 

J.  Verdam,  Ferguul.  1868-1882 „    5.25 

Eelco  Verwys,  Roman  van  Cassamus.  1868—1882  .     .     .     .  „    1.50 

Eelco  Verwys,  Van  vrouwen  ende  van  minne.  1868 — 1882    .  ,,    3.— 

Eelco  Verwys,  Jacob  v.  Maerlants  Naturen  bloeme.  1868— 1882  „    7.60 

L.  Wirth,  Het  Heilige  Kruis  ende  Denensage  te  Breda.  1892  „    1.50 

iPCT  Deze  Bibliotheek  wordt  voortaan  alleen  in  complete  deelen  uitgegeven.