Skip to main content

Full text of "De Geneeskundige School te Middelburg: Hare lectoren en leerlingen, 1825 tot ..."

See other formats


Google 



This is a digital copy of a bix>k ihal was preservcd lor gcncralions on library shelves before il was carefully scanned by Google as part of a project 

to makc the world's books discovcrable online. 

Il has survived long enough for the copyright lo expire and the book to enter the public domain. A public dom ai n book is one that was never subject 

to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 

are our gateways to the past. representing a wealth of history. culture and knowledge that 's often diflicult to discover. 

Marks. notations and other marginalia present in the original volume wil] appcar in this lile - a reminder of this book's long journey from the 

publisher lo a library and linally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud lo partner wilh libraries lo digili/e public domain malerials and make ihem widely accessible. Public domain books belong lo ihc 
public and we are merely iheir cuslodians. Neverlheless. ihis work is expensive. so in order lo keep providing ihis resource, we have laken sleps lo 
prevent abuse by commercial parlics. iiicludiiig plaang lechnical reslriclions on aulomaled uuerying. 
We alsoask that you: 

+ Make non -commercial u.se of the files We designed Google Book Search for use by individuals. and we reuuesl ihat you usc these files for 
personal, non-com merci al purposes. 

+ Refrain from mttoinated querying Do nol send aulomaled uueries of any sorl lo Google's syslem: II' you are conducling research on machine 
translation. oplical characler recognilion or olher areas where access lo a large amounl of lexl is helpful. please conlacl us. We encourage the 
use of public domain malerials for ihese puiposes and may bc able to help. 

+ Maintain attribution The Google "walermark" you see on each lile is essenlial for inlbrming people aboul this project and hclping them lind 
additional malerials ihrough Google Book Search. Please do nol remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring ihal whal you are doing is legal. Do nol assume that just 
bccausc we believe a book is in ihc public domain for users in the Uniied Staics. thai the work is also in ihc public domain for users in other 

counlries. Whelher a book is slill in copyright varies from country lo country, and we can'l offer guidancc on whelher any specilic use of 
any specilic book is allowed. Please do nol assume ihal a book's appearance in Google Book Search mcans il can bc used in any manncr 
anywhere in the world. Copyrighl iiifrmgemenl liabilily can bc quite severe. 

About Google Book Search 

Google 's mission is lo organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover ihe world's books while liclpmg aulliors ai ui publishers rcacli new audicnecs. You eau search ihrough ihe lïill lexl of ihis book uu ihe web 
at |http : //books . qooqle . com/| 



Google 



l.)il is ecu digilalc kopie van ecu hoek dal al gcucralics lang op hihliolhcckplaiikcii litvlï gcslaan. maarnu zorgvuldig is gescand door Google. Dal 

doen wc omdat wc alk boeken Ier wereld on line beschikbaar willen maken. 

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het bock nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 

domein behoort, is een boek dal nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auleursrecrillemiijn is verlopen. Het kan per land 

verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stern uit het verleden. Ze vormen een bron van 

geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in hel origineel stonden, worden weergegeven in dil bestand, als herinnering aan de 

lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen Ie voorkomen, zoals hel plaatsen van technische beperkingen op 
automatisch zoeken. 
Verder vragen wc u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Cioogle ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar hel systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft lol groic hoeveelhe- 
den tcksi. kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uil hel publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendomsverklaring staan liet "watermerk'' van Google dal u onder aan elk bestand ziet. dient om mensen informatie over het 

project Ie geven, en ze te helpen extra materiaal Ie vinden met Zoeken naar boeken mei Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor beril dal alles wal u doel legaal is. U kunt er 
niet van uilgaan dal wanneer een werk beschikbaar lijkt ie zijn voor het publieke domein in de Verenigde Slalen. hel ook publiek domein is 
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust. verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wal u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dal u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Cioogle slaat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken mei Google helpt lezers boeken uit 

allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek Ie bereiken. U kunt de volledige leksl van dit boek doorzoeken 
Op hel web via |htt. y- : / .■-■.-;-;.-;..■■■■.-.■ . :■■ -;.-;. j_^ . ~ -:.;•[ 



sr/cror o^ö^C' • C? 



<-> f/-c£.J 



HARVARD COLLEGE LIBRARY 
>*v. Purchaseifrotn the Income of the jté 
Fund of the CLASS OF 1873 



r 



v 



/0<T<y o?c£0. &ö /? -Jij 



HARVARD COLLEGE LIBRARY 
V\ Purchased front the Income of the j& 
Fund of the CLASS OF 1873 



\ 



DE^GENEESKUNDIGE SCHOO 
TE MIDDELBURG// 

HARE LECTOREN EN LEERLINGEN 

(825 TOT 18U6. 



Doctor J. C. DE HM, 



1? X M 

tem »'\i 
" "in i 



GEDKI'KT BIJ 

D. (J. KRÖBEH Jh. 

TH MILTOBI.BU1M3. 

1902, 



\< 






X 




"1 

cc 



DE GENEESKUNDIGE SCHOOL TE MIDDELBURG, 
HARE LECTOREN EN LEERLINGEN. 



rfej 2Zo, 3t> 



HARVARD 

UNIVERSITY 

LI B RARY 

FEB 10 1960 



O^rf- /SS? -3 



VOORWOORD. 



De hierna volgende bladzijden heldeen geen 
wetenschappelijk doel en bezitten zelfs niet veel ge- 
schiedkundige waarde, omdat Middelburg geen Salertio 
of Cordova is geweest, de behandelde mannen geen 
Doctores Orientis et Ocadentu en de schrijver geen 
Plularchiê. Men gelieve ze dus slecht* te toeschouwen 
voor hetgeen ze zijn, de tijdverpoozing in ledige uren 
van iemand, die toch niet altoos geheel werkeloos wil 
zijn. Egoistisch, als de mensch is, heeft mij voor mij 
zelven het /rMeminisse jucundum" tot het verzamelen 
aangespoord. De inhoud moet ook wel tengevolge 
hebben, dat bet werkje geen lectuur voor de theetafel 
zijn kan of een aangename afleiding voor anderen; 
het is een legger voor hen die de School van verre 
of van nabij hebben gekend en die misschien ook 
eenigesins nuttig in de toekomst kan zijn. 

Het vignet vertoont het nu niet meer bestaande 

Werkhuis, waarvan de zes ramen links aan de School 

behoorden, terwijl in den hoek de toegang was tot den 

Hortus. In dtft gebouw werden de meeste lessen 

gegeven, de overige in het Oude Gasthuis en in de reeds 



VI 

in onbruik zijnde Chirurgijns-Gildekamer; van de laatste 
bestaan geen afbeeldingen. Ware deze te verkrijgen 
geweest, dan had ik ze met den gevel van het Gasthuis 
bij mijn werk gevoegd. 

In de beschrijving heb ik met geen sier of zwier 
over die lokalen gesproken, doch het spijt mij toch, 
dat het Provinciaal Bestuur of dat der Gemeente er 
niet wat meer voor hebben overgehad. Ik heb mij 
ook maar bepaald tot een kort overzicht zóo van de 
School zelve als van het Onderwijs, doch gemeend iets 
te mogen zeggen over min of meer met de School in 
betrekking gestaan hebbende personen, bij wijze van 
toevoegsel aan de //Levensberichten" vroeger uitgegeven. 
Van de leerlingen heb ik gezegd wat ik wist, maar 
niet alles, gedachtig aan het //De mortuis nil nisi bene/' 

De geboorte- en inschrijvingscijfers zijn ontleend 
aan de nog aanwezige registers, voor zoover die be- 
stonden. De datums van de bevordering, of van het eind- 
examen bij de Prov. Gen. Commissie, aan jaarboekjes 
of officieele lijsten; in de eene zoowel als in de andere 
zijn wel eens fouten geslopen. De cijfers van overlijden 
eindelijk zijn ontleend of aan het Tijdschrift der Maat- 
schappij voor Geneeskunde of aan bijzondere opgaven, 
of ook wel aan den Burgerlijken stand. 

Hoe luttel ook de waarde van mijn arbeid zij, heb 
ik het toch gewaagd tot den druk te besluiten en het 
boekje aan te bieden aan vrienden en bekenden, omdat 
het mij wil toeschijnen, toch van eenig belang te zijn, 



VII 

doordat er een afgerond en afgesloten deel in behandeld 
wordt van het Medisch verleden van Middelburg en 
Zeeland. Zooveel ik vermocht dit verleden of wel de 
geschiedenis van mijn geboorte-grond op te helderen, 
was steeds het doel van bijna al mijne Bijdragen op 
verschillend en schijnbaar zoo zeer uitéénloopend gebied. 
Daaruit verklare men mijn Dilettantisme bij onderwerpen 
buiten mijn vak. 

Indien mijne vrienden en bekenden mijne * School" 
eene plaats willen afstaan in hunne Boekerij zal ik voor 
moeite en uitgaaf genoegzaam beloond zijn. 

Dr J. C. DE MAN. 



Middelburg, Augustus 1902. 



DE GENEESKUNDIGE SCHOOL TE MIDDELBURG, 
HARE LECTOREN EN LEERLINGEN. 



De Provinciale school. 1825—1854. 

OPRICHTING. 

Toen Nederland het voorrecht had genoten een 
nieuwe Geneeskundige Staatsregeling te ontvangen en 
er tevens in de behoefte was voorzien van het Hooger 
Onderwijs, waarvan het Geneeskundige een hoofddeel 
uitmaakte, dacht men ook weldra er over voor een 
betere opleiding te zorgen van de Heelmeesters of zooge- 
naamde Chirurgen, die toen voor verre weg het grootste 
deel niet meer deden aan het vroegere * Barbieren", 
waardoor zij, na ook in het laatste min of meer weten- 
schappelijk te zijn geëxamineerd, het recht ontvingen, 
//de bekkens uit te hangen". 

Met het ophouden der gilden, had ook dit opgehouden, 
terwijl het in Duitschland nog volop in zwang was. 

Nederland, ik bedoel het noordelijk deel, had wel 
oudtijds groote Chirurgen voortgebracht, voornamelijk 
door Amsterdamsch onderwijs gevormd en deed dat nog, 
doch men zag niettemin duidelijk in, dat onze Chirurgen 
bij de Fransche collega's achter stonden, en dat men in 
een stad van eenige beteekenis niet kon volstaan met 
lokaal onderwijs : men moest zich buitenlands oefenen 
en operatiën bijwonen, waartoe vooral Parijs werd 
uitgekozen. 



Veel meer intusschen beoogde men, behalve eene 
op meer plaatsen beschikbare opleiding* voor Apothekers 
en voor Vroedvrouwen, het allereerst de zoo noodige 
hulp op het platteland. 

Er waren in ons land vele plaatsen zonder genees- 
kundige hulp, vooral in sommige minder rijke provinciën, 
b.v. in Drenthe, Noord-Brabant, Limburg en in de 
grensgemeenten; daarin moest nu in de eerste plaats 
worden voorzien. 

Bovendien woonden op vele dorpen, óf gewezen Scheeps- 
heelmeesters, die zich aan boord verkeerde gewoonten 
hadden eigen gemaakt, óf gewezen Officieren van Ge- 
zondheid, die vaak hun stand eer aandeden, maar ook 
dikwerf niet. 

De vroegere examens van de Chirurgijns Colleges en 
Departementale Commissiën waren goed genoeg, maar het 
was bekend, dat men in dien tijd van //Meester Maarten 
Vroeg" er wel eens de hand mede lichtte, wanneer de een 
of andere Ambachtsheer om een //Meester" verlegen was. 

Men deed dus een uitmuntende daad, door ook voor 
de niet altoos hulp uit een stad betalen kunnende 
landlieden te zorgen, een hulp die vaak te laat kwam. 

Maar verkeerd was het hun den langen, voor Doctor 
en lijder eenigszins k westenden titel te geven van Platte- 
lands heelmeester. Heelmeester, dat wil zeggen Chirurg, 
was eveneens een verkeerde naam. Hun beroep was 
wel is waar //heelen", maar in het dagelijksch gebruik 
vatte men Heelmeester als Chirurg op, terwijl toch 
iedereen wist, dat Chirurgie ten plattelande slechts een 
zeer ondergeschikte rol speelde. 

Het resultaat was intusschen, dat een Koninklijk be- 
sluit, scholen tot stand riep en maakte dat in Zeeland en 
wel te Middelburg een dergelijke school werd opgericht* 

Er waren behalve deze nog zes scholen, te weten : 
Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Alkmaar, Hoorn en 
Maastricht. Ook te 's Bosch heeft men het plan gekoes- 
terd maar niet volvoerd. 



3 

Het kwam mij niet ongepast viior, daar ik door mijn 
vader steeds met die School in eenige betrekking heb 
gestaan en schier alle leerlingen heb gekend, te te- 
proeven het een en ander van die School zelve op te 
schrijven, en tevens het levenslot der kweekelingen, 
zoover dat mij bekend is, op te teekenen. 

Vergissingen zijn hier mogelijk, vooral omtrent de data. 

Ik wensch dit opstel in de volgende orde te bespreken : 

1. Koninklijke besluiten en gevolgen. 

2. Commissie van Bestuur. 

3. Lectoren. 

4. Lokalen. 

5. Onderwijs. 

6. Leerlingen. 

7. Finanties. 

8. Opheffing. 

9. Korte biographiën der Leerlingen. 

Ook omtrent personen die met de School in betrek- 
king hebben gestaan, wensch ik iets mede te deelen en 
splits hierbij de School in een Provinciale van 1825 — 1854 
en in een stedelijke van 1854 — 186H, en vergun mij, 
als grondslagen der school, de een weinig verkorte 
Koninklijke Besluiten mede te deelen, waarnaar deze 
zijn ingericht geweest. 

1. KONINKLIJKE BESLUITEN. 

Het Koninklijk Besluit van 6 Januari 1823 en een 
later van 17 Mei 1824, dat de oprichting regelde van 
scholen tot aankweeking van Heelmeesters en Vroed- 
vrouwen en dat van toepassing was op Zeeland, einde- 
lijk het voor het Latijn geamplieerde van 17 December 
1828, bevatten onder meer de volgende bepalingen : 
Dat met verwijzing naar een decreet van 2 Juli 1806 
en naar vele latere rapporten tot 27 November 1822, 
wordt bepaald dat er voor opleiding van Vroed- 



vrouwen moet worden gezorgd en dat de aspirant Heel- 
meesters verplicht worden de scholen te bezoeken, 
behoudens dispensatie. 

Waar reeds scholen bestaan, moeten deze opnieuw 
worden geregeld. In andere steden, waar men dit ver- 
langt, zullen scholen, door tusschenkomst van Gedepu- 
teerde Staten worden opgericht, met toelage van Provincie 
of Stad, doch zonder bezwaar der Schatkist. 

Deze scholen zullen, behalve het oppertoézicht der 
betrokken ministers, onder toezicht komen der Provin- 
ciale Geneeskundige Commissiën ; deze houden aanteeke- 
ning van alles, ook van het gedrag der leerlingen. 
Daarop worden de leervakken opgegeven en bepaald, 
dat, waar Hoogescholen zijn, deze daarmede in verband 
moeten komen. De Cursus moet omvatten een drie- 
maal 's weeks herhaalde les van één uur, gedurende zes 
maanden. De zomer vacantie duurt twee maanden. 
Het onderwijs wordt gegeven door de practici in de 
gasthuizen en zoo mogelijk kieze men gepromoveerden. 
Voor het onderwijs zal, zoo noodig, een jaarlijksche 
toelage worden gegeven. Zoo gemelde Gasthuisbedie- 
naars niet beschikbaar zijn, zullen anderen onder den 
titel van Lector of Professor worden benoemd, met een 
jaarwedde van f 200 tot ƒ 500 en deze zullen ook in 
de Gasthuizen moeten practiseeren. 

Hun benoeming heeft plaats door den Minister van 
Binnenlandsche Zaken uit eene door Gedeputeerde Staten 
goedgekeurde voordracht van de Prov. Commissie. 

Het onderwijs moet vier jaren duren. Apothekers 
worden niet geëxamineerd zonder twee jaren aan een 
School te zijn geweest. 

Voor Vroedvrouwen duurt de tijd twee jaren, afzon- 
derlijk voor haar drie uren 's weeks onderwijs. 

De vereischten voor leerlingen zullen zijn: 1°. 16-jarige 
leeftijd en voor Vroedvrouwen 20 — 30; 2°. Gezond en 
geschikt gestel ; 3°. Behoorlijk kunnen lezen en schrijven 
en voor de Heelkundigen hunne gedachten geregeld in 



schrift te kunnen uitdrukken en 4°. Bewijs van goed 
gedrag. Voor hen, die vóór 12 Maart 1818 werkzaam 
zijn geweest, mag de studie korter duren. 

Vroedvrouwen door gemeenten geplaatst, zullen zoo 
mogelijk een lokaal in de school voor huisvesting ont- 
vangen, of anders in een nahijzijnd lokaal en er zal, 
als het getal toeneemt, een Meesteresse-Vroedvrouw 
inwonen. 

Ieder half jaar een examen, aftenemen door de Lec- 
toren maar in bijzijn van een lid van Ged. Staten, een 
lid van het Stedelijk Bestuur en een lid van het Bestuur 
van het Gasthuis en van de Prov. Geneesk. Commissie. 
Die reeds tevoren onderwijs genoten, kunnen na examen 
van eenige lessen worden ontslagen. 

Bij hun definitief examen moeten de Heelkundigen 
de Latijnsche taal zoo verre machtig zijn, dat zij de 
Pharmacopea kunnen vertalen. 

De Vroedvrouwen moeten twaalf verlossingen hebhen 
bijgewoond. Zij zullen bij haar eindexamen een ele- 
mentair boek ontvangen en enkele werktuigen, zoo 
men dit goedvindt. 

Reglementen worden gemaakt door Ged. Staten en 
goedgekeurd door de Prov. Commissie en door den 
Minister. 

De laatste ontvangt een jaarverslag. De scholen 
mogen giften of legaten aannemen. 

Uit het Koninklijk Besluit van 17 Mei 1824 werd 
voor de school van Zeeland vastgesteld : 

Dat er een school te Middelburg zou zijn. De kosten 
komen ten laste van de Provincie, behalve een toelage 
van f 300 van de Stad. Deze laatste en de Armbe- 
sturen zorgen voor een lokaal voor zwangeren en voor 
andere lokalen. 

Alles wordt geregeld door een Commissie van Bestuur, 
te benoemen door den Gouverneur. Zij bestaat uit een 
lid van Ged. Staten, een lid der Stedelijke Regeering, 



6 

den Voorzitter en twee leden der Prov. Commissie en 
één Regent van de Godshuizen. 

Zij dient hare begrooting in aan Ged. Staten, zoo ook 
haar rekening. 

Er worden instructiën ontworpen. De Lector in 
Therapie ontvangt f 500, de overigen ƒ 400. 

De cursus moet met 1 Januari en 1 Augustus ingaan. 

Vrouwelijke leerlingen in een lokaal gehuisvest betalen 
jaarlijks f 150. 

Het j aarlij ksch schoolgeld mag, zoo dat geordend 
wordt, twintig gulden niet te boven gaan. 

Verdere bepalingen betreffen de verpleging van 
z wangeren en de hulp van Stads- Vroed vrouwen. 

De Lector in theoretische Heelkunde zal les mogen 
geven, óf ten zijnen huize, óf in 't gasthuis. Voor de 
praktijk mag hij driemaal 's weeks met zijn leerlingen 
de Godshuizen bezoeken, zelfs op de uren, waarop de 
Stads-Chirurgijns daar zijn, maar zij mogen in tegen- 
woordigheid der lijders de ziekten niet beoordeelen. 
Zij worden uitgenoodigd bij operaties in de gestichten. 

Verder wordt op gewone wijze geregeld het onderwijs 
voor de pharmaceuten en het gebruik van den tuin. 

Het Koninklijk Besluit van 1824, werd door de Staten 
ter algemeener kennis gebracht, onderteekend door den 
Griffier der Staten Van der Heim. Het besluit werd 
geamplieerd den 6 Augustus 1840, en toen geteekend 
door den lateren Griffier der Staten Van Visvliet, loco- 
Griffier. Het betrof de bepaling dat er vast onderwijs 
in het Latijn zou worden gegeven voor de mannelijke 
leerlingen, die geen bewijs konden leveren van daarin 
bekwaam te zijn. 

De regeling zou plaats hebben in overleg met de 
Curatoren der Latijnsche school. Natuurlijk behoorde 
toen tot de vereischten om als leerling te worden 
toegelaten, ervarenheid in de eerste gronden van het 
Latijn. 



Voor toelating hij dat onderwijs, werd slechts de 
leeftijd van 15 jaren geëischt, terwijl men ll> jaren 
moest tellen om hij de Heelkunde te komen. Om de 
Gymnasia niet te kort te doen, werd besloten, dat men, 
evenals daar, jaarlijks f 40 zou betalen. Die som 
moest betaald worden door de aanstaande Heelmeesters, 
zoolang zij niet tot de lessen over praktische Heelkunde 
waren toegelaten en door de pharmaceuten. 

De scholen konden komen in de Provinciën en 
Gemeenten die het wenschten. 

Zoo kwam dan voor Zeeland en voor Middelburg, 
bovengenoemd besluit tot stand, waarin vooral in het 
oog liep, dat het Rijk geen geld zou geven en dat de 
leeraren den titel van Professor konden verkrijgen. 

Toen dit alzoo door de Hooge Regeering was vastge- 
steld, verzocht de Provincie Zeeland, de stad Middelburg 
gehoord, voor zulk een instelling in aanmerking te 
mogen komen en sloeg men de handen aan het werk. 

Na de noodige besprekingen, was dus de eerste, van 
het Gewestelijk Bestuur uitgegane bepaling, de benoeming 
eener Regelings-commissie. 

2. EERSTE COMMISSIE VAN BESTUUR. 

Het „Koninklijk Besluit" schreef aan de Gedeputeerden 
Staten voor, welke colleges in de regelingscommissie 
moesten worden vertegenwoordigd. Men koos zeer 
bekwame mannen, zorgde dat ook wisseling van gevoelen 
kon bestaan tusschen de Commissie en de stad Middelburg 
die de school zou herbergen, regelde alles met de Stad 
en met de door Z. M. te benoemen Leeraars en zorgde 
later, ik meen zelfs met een krachtigen maaltijd, voor 
hunne installatie. Wegens de taak der Commissie, van 
welker leden thans — 1902 — geen enkele meer leeft, 
wil ik over hen althans iets zeggen. 

Voor de Medische leden verwijs ik naar de Aantee- 
keningen. 



8 



De leden waren : Jhr. Mr. Jacob Snouck Hurgronje, 
2°. Mr. Meinard, Ph. M. van Visvlibt, 3°. Doctor Jan 

ROBBERT DB VaSSY, 4°. Dr. JOHAN ANTH. FORSTEN, 5°. 

Johan Gottpried Lahr en 6°. Mr. Johan Frederik 
Lantsheer. Deze laatste was met het Secretariaat belast. 

Hij en de Voorzitter Hurgronje, waren beiden mannen 
uit aanzienlijke en oude geslachten, maar die geen 
Medici onder hunne voorzaten hadden gehad, zoodat zij 
vreemd waren aan Medische zaken. 

Hurgronje, een zeer geacht en bekwaam man, was 
in 1824 lid van de Staten, later tot aan zijn sterfjaar 
1845, lid der Staten-Generaal. 

Lantsheer was in 1824 eveneens lid der Prov. Staten 
en werd Burgemeester van Middelburg. 

Hij woonde in zijn laatste jaren, Groenmarkt D 9/10 
en Hurgronje, Noordstraat C 29. 

Beide kundige mannen waren voor leiding en admi- 
nistratie uitnemend geschikt, maar zij waren de mannen 
van de //Dubbeltjes" en in dien tijd waren Besturen 
nog doordrongen van de behoefte van zuinigheid, hetgeen 
wel als een remtoestel zal hebben gewerkt bij het 
oprichten van eene zoo gewichtige en geldeischende 
school. 

De heer Van Visvliet, even kundig en werkzaam 
als de zooeven genoemden, behoorde ook tot eene sedert 
lang in aanzien zijnde familie. 

De door Dr. Fokker opgestelde Levensberichten, door 
mij van wege het Zeeuwsch Genootschap in 1901 bij 
Altorffer uitgegeven, strekken ten bewijze, dat in 
Middelburg en in Zeeland zeer kundige matinen uit 
dit geslacht op geneeskundig gebied hebben gebloeid. 

Hij volgde later den heer Hurgronje als Voorzitter 
op en werd lid van Gedeputeerde Staten tot aan zijn 
overlijden in 1849. Door zijn talenten gesteund, behar- 
tigde hij de school 6teeds met zeer veel toewijding, 
maar ook hij betrachtte de zuinigheid. 

Hij zal gewis veel invloed in de Commissie hebben 



gehad. Plichtsbetrachting: stond bij hem op den voor- 
grond en in zijn eigen, talrijk, maar voor zijn stand 
niet gefortuneerd gezin, leerde hij liet voorrecht van 
een goede administratie kennen. 

Hij, Hurgronje en LanTshekr waren Directeuren van 
het Zeeuwse h .Genootschap, en toonden daardoor ook 
geld voor de Wetenschap over te hebben. 

In 1829 werd Lantsheer als Secretaris vervangen 
door Jhr. Mr. Paspoort van (» rijpskerke en in datzelfde 
jaar werd ook de deftige apotheker J. J. Bresser lid 
van het Bestuur. *) 

Over De Vassy is het een en ander medegedeeld in 
de aangehaalde Levensberichten, zoo ook over Forsten. 

Van De Vassy weet men dat zijne familie reeds in 
de 17° eeuw hier ter stede gewichtige betrekkingen 
bekleedde. Hij was te Leiden in 1799 gepromoveerd 
en was, meen ik, sedert 1818 Voorzitter van de Prov. 
Geneesk. Commissie ; in die qualiteit was hij lid van 
de Commissie van Bestuur en dus een gevreesd man 
voor de leerlingen omdat zij bij zijn college voor hun 
eindexamen moesten terecht komen. 



J. J. BRESSER. 

*) De heer J. J. Bresser was den 16 Juli 1785 te Utrecht 
tot apotheker bevorderd na in Amsterdam te hebben gestu- 
deerd, zooals blijkt uit een nog bij mij berustenden penning, 
waarmede hij den Hortus aldaar bezocht. Het was een deftig 
heer, nog eenigszins gepruikt. Hij woonde ongehuwd of als 
weduwnaar op de Markt in de Apotheek, die thans nog 
wordt gedreven door den heer van Nederveen. Hij bestuurde 
echter die Apotheek, welke vroeger aan de firma Tim be- 
hoorde, niet voor eigen rekening. Zijn opvolger was de door 
zijn familie in die zaak geïnteresseerde heer Herklots. Hij 
overleed te Middelburg. Neven van hem zijn nog in leven. 
De ruime, vroeger met Slangen en Krokodillen versierde en 
op de stoep, Kaneel en Rommelkruid uitstallende Apotheek, 
vertoont, vooral boven in het magazijn, nog duidelijk hoe 
oudtijds een groote Apotheek er moet hebben uitgezien» 



10 

De Vassy had een uitgelezen praktijk, woonde 
Noordzijde Dam N 10 en reed voor zijn betrekking 
meer dan hij liep. Zijn geel gekleurd koetsje heette 
bij het publiek de Rhabarberkoets. 

Aan wetenschappelijken arbeid deed hij niet veel. 

Van Forsten teeken ik hier slechts aan, dat ook hij 
een aanzienlijk man en een Doktor was, die een uitge- 
zochte praktijk had. 

Hij en zijn ambtgenoot De Jonge hielden bedienden 
met livrei. Omvattende praxis zou hem zijn ten deel 
gevallen, indien hij niet moeilijk ter been en stotterend 
van spraak ware geweest en wanneer lastertongen geen 
kwaad van hem hadden verspreid. Hij was in 1828 
de afgevaardigde van de Provinciale Geneesk. Com- 
missie, die toen in den Haag vergaderde. Wetenschap- 
pelijk heeft hij niets verricht, doch dat hij tamelijk 
goed op de hoogte van zijn vak was, moge hieruit 
blijken, dat hij in Therapie privaatles gaf. Hij woonde 
Groenmarkt C 85,86. 

Merkwaardig is het te weten dat hij de betrekking 
waarnam van Directeur van het in zijn nabijheid, in 
de Lombardstraat C 57 geplaatste Postkantoor. Hij was 
geen Middelburger van geboorte en in 1807 te Groningen 
gepromoveerd. 

De heer Lahr *) was evenmin een Zeeuw, maar een in 



JOHAN GOTTFRIED LAHR. 

*) Deze ia 1793 geadmitteerde en in 1838 overleden Chirurg 
was van geheel ander allooi dan de vorige. Behoeftige neven 
te Middelburg hadden den jongen man den raad gegeven 
naar hier te komen, omdat de Chirurgen hier ter stede veel 
betere zaken maakten dan de Wondheelers 3 de en 4 de klas in 
Duitschland. De verwisseling had dan ook het beste gevolg, 
omdat Lahr aanstonds den indruk maakte van kundig te zijn 
voornamelijk op Operatief gebied, maar ook omdat hij als 
vreemdeling zich overal wist in te dringen, daarbij zeer 
voorkomend was en zelfs „schmeichlend". Zijne praktijk werd 



11 

1793 naar hier gekomen Duitscher, die, zooals dit met 
vreemden meer gebeurt, een zoo groote Chirurgicule 
praktijk verkreeg, dat hij voortdurend moest rijden. 

Bij zijn collega's stond hij om zijn wetenschappelijke 
en operatieve bekwaamheid goed aangeschreven. Hij 
werd dan ook lid der Prov. Commissie. 



zoo groot, dat hij in mijn jeugd altoos met twee paarden 
reed, hetgeen geen enkel Chirurg probeerde. Niettegenstaande 
Lahb, lid was van Colleges, die de wetten moesten hand- 
haven, had hij niettemin een apotheek ad usum exUmum 
aan huis en praktiseerde hij, vooral buiten, ruim zooveel in- 
als uitwendig. 

Goed Operateur als hij was, ontzag hij het niet om ter 
wille der Zeeuwsche Rijksdaalders te opereeren, al was dat 
niet bepaald noodig. 

Als Stadschirurg was hij met vele clandestiene dingen 
bekend en wist daar heerlijk van te profiteeren. Voor zijn 
bekwaamheid pleit, dat men hem heeft gekozen in de Prov. 
Commissie. 

Daar hij slechts één kind had, Coxstahtia Lahb, later met 
den gepensionneerden kapitein Oelwich getrouwd en zijn 
vrouw van hem gescheiden leefde, kon hij het met een paar 
jeugdige dienstboden stellen, verdiende daarbij zooveel geld, 
dat hij zich een buitenplaats op den Ylissingschen weg kon 
aanschaffen, die hij Constantia noemde. Later herdoopte de 
heer Tak ze als Welgelegen; thans maakt ze een deel uit 
der buitenplaats Veldzicht 

Minder gelukkig dan in geld verdienen was hij met zijn 
schoonzoon en kleinkinderen, terwijl zijn afwezige vrouw 
hem ook verdriet bleef aandoen. Haar naam was Mej. 
Koolhaas Warnas. 

Lahr woonde eerst in de Spanjaardstraat en later steeds 
op de Londonsche Kade H 59. 

Een opvolger had hij niet. Aan kerkelijke zaken besteedde 
hij geen tijd. 

Lahr en de weldra te noemen Damak maakten, zeker op 
grond van een oud praedikaat, nog altoos een afzonderlijke 
rubriek uit van Operateurs. De latere stedelijke Heelmees- 
ters noemden zich echter gaarne ook zóó. 



12 

Alles bij één genomen zat de Commissie van Bestuur 
dus goed in één. 

Toch werd toen ter tijde gepraat, dat men de regeling 
te veel aan de leeraren overliet en te weinig toezicht 
hield op de jongelui, iets wat men eveneens van Aca- 
demische Curatoren beweert. 

Onnoodig te zeggen, dat de leeftijd en positie dier 
mannen dikwerf verandering teweeg bracht van personeel. 
Zoo werden in 1840 tot leden gekozen Jhr. Dr. Boni- 
pacius de Jonge en Dr. J. P. During ; in 1841 J. M. 
De Lepelaar *) en Mr. A. M. Becius, die nog een tijd- 



J. M. DE LEPELAAR. 

*) Was geadmitteerd den 21 November 1821 in den 
Haag en heeft dus denkelijk te Rotterdam gestudeerd. 

Hij vestigde zich te Wemeldinge en vertrok van daar naar 
Middelburg en was, meen ik, van Goessche familie, althans 
zijn vrouw, Mej. Boddingius was uit die plaats afkomstig. 

Te Middelburg heeft zich als apotheker ook zijn broeder 
gevestigd, deze woonde Lange Noordstraat L 115/116. 

Onze chirurg betrok echter het familiehuis der De Wind's 
in de St. Jansstraat H 202, thans bewoond door den foto- 
graaf Baüer. 

Nog te Wemeldinge zijnde had hij het geluk gehad met 
succes te praktiseeren over een oogziekte ; na dien tijd gaf 
hij zich als oculist uit, ofschoon hij daarvan geen afzonder- 
lijke studie had gemaakt. (Eens betaalde een boerin hem 
ƒ 100 voor een sterk convergeerende bril.) 

Lepelaar was kundig en nauwlettend en verkreeg een 
zeer voordeelige praktijk, vooral ook omdat hij niet inwendig 
wilde praktiseeren. 

Aan privaatonderwijs geven deed hij niet en dong om die 
reden dan ook niet naar het lectoraat. 

Spoedig weduwnaar geworden zijnde, verloor hij later zijn 
eenig kind, die officier van gezondheid was. 

Hij leed aan asthma waarvan hij in drukken tijd zeer veel 
last had; in 185S vroeg hij dan ook om zijn ontslag als stads- 
heelmeester. 



13 

lang tot in 1852 Voorzitter wan ; in 1854 de Apotheker 
G. db Puyt, in 1849 Doctor C allen keus uit Vlissingen 
en werd de Apotheker Van Rakelgem, het lid der stede- 
lijke Geneesk. Commissie, Secretaris. In 1853 werd 
Jhb. Paspoort Voorzitter en v. o. Broeckk en I)k Marrke 
leden. Over Van Bakelgem valt niets te zeggen, dan 
dat hij een bekwaam Apotheker was, lid der Sted. Gen. 
Commissie ; zijn zeer beklante Apotheek houdende 
Langendelft B 116, en later rustend. Hij zag de zui- 
nige bestuurders wel wat veel naar de oogen en was 
daardoor ook wat al te zuinig. 

De heer Mr. Becius was een aanzienlijk lid der Gede- 
puteerde Staten. 

Wij zullen nu zien, wie door den Koning tot Lectoren 
werden benoemd ; men zocht deze, zooals zeker wel reeds 
afgesproken was, uit de Middelburgsche faculteit. 

3. LECTOREN. 

Hetzij wegens de schrale bezoldiging van vier honderd 
gulden, hetzij om andere redenen, men waagde geen 
poging om van elders geschikte personen voor het 
onderwijs aan de school te lokken en bepaalde men zich 
dus bij de voordracht tot de Middelburgsche faculteit. 
Het was zeer jammer, dat men in 1818, door een typhus 
verloren had, Doctor Guequierre — Zie Levensberichten — 
de bekwame man toch was Prosector geweest te Gent 
en zou dus de. meest geschikte persoon voor Anatomie 
zijn geworden. * Eveneens was het te betreuren, dat de 
in de Levensberichten vermelde Doctor Staal, in 1822 
aan dezelfde ziekte was overleden; hij de Chirurgiee-Doctor, 



Hij woonde toen nog een paar jaren op de markt, in de 
„Fransohe galei" bij Mej. Wed. van den Bërqhe, I 8, en 
overleed aldaar aan waterzucht, klapvliesgebreken en be- 
nauwdheden in 1855. 

De Lepelaar was lid der Afdeeling, van het Leesgezel- 
schap de Harmonie en van de Provinciale Commissie. 



14 

die zich in Parijs de Anatomie, Chirurgie en Oogheel- 
kunde, had eigen gemaakt, ware eveneens, zoowel door 
zijn kunde, als door zijne beminnelijke eigenschappen, 
een zeer geschikt leeraar geweest. Ook viel het niet 
mede, dat de latere, duchtige concurrent van Dr. De Jonge, 
namelijk Dr. .1. C. van den Broecke, *) zich nauwelijks 



Dr. J. C. VAN DEN BROECKE. 

*) Doctor Jacobus Cornelis van den Broecke was afkom- 
stig uit een groot gezin te Aardenburg, welks leden zich 
door geestkracht onderscheidden. Een zijner broeders met 
wien hij tesamen een werk uitgaf over „De gerechtelijke 
Geneeskunde in Nederland", met goud bekroond, werd Rijks 
Advocaat, terwijl een ander het tot Vice-Admiraal bracht. 

Reeds vóór zijn promotie werden twee prijsvragen door 
hem beantwoord en met goud bekroond, de eene te Gent, 
de andere te Leiden. Hij promoveerde in deze laatste plaats 
oud 23 jaar — hij was in 1799 geboren — op een Disser- 
tatie over den Columbo, in 1822. 

Te Middelburg, waar hij een uitgebreide familie bezat, nog 
vergroot door zijn huwelijk met zijn nicht, Cornelia Susanna 
Bomme, kreeg hij weldra, door ijverige plichtsbetrachting en 
werkzame kunde, een zeer groote praktijk, waarmede hij in 
drukke jaren reeds ten 5 uur begon en vaak na 12 uur 
eindigde. 

Hij was een zeer bedrijvig lid van de afd. Zeel. der Maat- 
schappij voor Geneeskunst, hervormde als Voorzitter het 
„Physica" en was Voorzitter der Prov. Geneesk. Commissie, 
waarin hij zijn concurrent De Jonge verving. 

In late avonduren bewerkte ik met hem samen ons ge- 
schrift over de Cholera. 

Maatschappelijk bemoeide hij zich als liberaal met zeer 
vele zaken, werd lid van den Geneesk. Raad en ontving 
reeds vroeg de Orde van den Ned. Leeuw ; kortom hij was 
een zeer gezien en zeer geacht man, daarbij een goed collega. 

Een hersenberoerte, aan de familie eigen, deed hem na 
twee jaren sukkelen, den 18 Augustus 1870 bezwijken. 

Van zjjn groot getal kinderen, leven thans — 1902, nog 



15 



één jaar te Middelburg had grevefltijrd, want hot is ver- 
klaarbaar, dat voor het Medisch onderwijs, dat èn 
wetenschap en routine vereischte, een man van meer 
ondervinding werd verkozen. 

In 1826 vestigde zich hier, de met de Kap «repromo- 
veerde Doctor Höi^schkr. *) Ook deze kon niet in 



slechts twee dochters. Vele onder dezen stierven jong, 
maar allen aan verschillende vormen van hereenlijden. 

Logisch denker bij uitstek was hij een Academievriend van 
Bilderdltk en Van Leknep. 

Meer idealist dan materialist en levende in den bloeityd 
van het Mesmerüme, hield hij er van bij Neurosen sommige 
zijner patiënten te Magnetiseeren, waarbij hij de Emanatie 
theorie huldigde. 

Vóór zijn huwelijk woonde hij in het gezin van zijn oom 
Rouaansche Kade G 156, wiens dochter, zeer levensluchtig 
van aard, evenals hij met het dierlijk magnetisme dweepte. 

Later woonde hij in het tevoren door Dr. De Johge be- 
woonde huis, Singelstraat N 176 en daarna in het groote, 
vroeger door een der heeren Van Citters bewoonde perceel, 
N 29 Koepoortstraat. 

V. d. Broecke heeft deel uitgemaakt eener Commissie voor 
nieuwe Geneeskundige Wetten, doch hun plan is niet ten 
uitvoer gebracht. 

De zooeven aangehaalde prijsvragen behandelden de Arach- 
noidea en de Zelfverbranding — zie verder den Catalogus der 
Frov. Bibliotheek. 

J. C. HÖLSCHBR. 

*) Doctor HÖL8CHE& was de veelbelovende zoon uit het 
vroolijke, patriotische gezin van den wijnkooper Hölscheb, 
L 109 Noordstraat. Zijn vader bezat als buitenverblijf 
Kersenburg te Brigdamme, waar de vier broeders en zuster 
een onbezorgde jeugd doorbrachten. 

Hölscheb promoveerde te Leiden in het jubeljaar van 
1825 More Majorum. Deze dure promotie met de Kap bracht 
later jaloezie teweeg bij enkele collega's. 

De kundige jonge man, blozend van gelaat en vriendelijk 



16 



aanmerking komen. Dokter De Jonge alleen moest de 
taak op zich nemen en wilde dit ook wel. 

De instructies, die de Lectoren ontvingen waren 
geschreven en niet gedrukt. 

Behalve eene vroedvrouw, bestond de faculteit uit 
de volgende practici, gerangschikt naar den tijd van 
admissie. 



maar toch met een echt doctoraal uiterlijk, kreeg weldra 
praktijk. Zijn huwelijk met een Doopsgezinde dame verzekerde 
hem den steun van dat Kerkgenootschap, zijn Ouderlingschap 
bij de Waalsche gemeente, dat van het Doctorschap bij het 
Fransche Armbestuur; hij werd eveneens Doctor van het 
Burgerlijk Armbestuur, toen Doctor A. van Deinse — zie 
Levensberichten — hulp noodig kreeg, kortom alles was in 
zijn voordeel, doch hij was kitteloorig en vrij spoedig geraakt, 
ook wel wat langzaam. Stijf van leden moest hij vaak rijden 
en dat deed men toen met twee paarden. Steeds verhuisde 
hij en zijne finantieele administratie was altoos in de war. 
Dit verdroot hem en toch bedankte hij omstreeks 1844 voor 
het Armbestuur. Zijn voortdurend verhuizen en zoo meer 
waren oorzaak, dat zijne praktijk sterk afnam. Er kwam 
bij, dat hij als zoon en als broeder van wijnkoopers, den 
naam en misschien de daad had, dat hij te veel de lof- 
trompet blies van den wijn. Als lid van het Zeeuwsen 
Genootschap hield hij eene voordracht die eene detonatie 
veroorzaakte en een geacht man voor altoos zijn gehoor 
deed derven. Genoeg! in 1852 deed hij zijne praktijk 
aan Dr. Damme over en besloot hij zijn lot in O.-Indië 
te beproeven. Dab lot was droevig! In de straat Sunda 
leed hij schipbreuk en bij een poging om van het schip 
te springen, verdween de stijf geworden man in de schui- 
mende golven. ' 

Zijn echt was kinderloos en zijne vrouw verliet 
de stad. 

Hölscher woonde onder anderen in de Nieuwstraat. Ook 
op de Rouaansche kade H 60 en in de korte St, Pieter- 
straat A 81. 



17 







Doctoren: 


1799. 


J. 


R. I)K Vassy. 


1800. 


J. 


P. Dl'RIXG. 


1802. 


P. 


's Graeiwbn. 


1807. 


J. 


A. Forsten. 


1810. 


H. 


Rippixg. *) 



HENDRIK RIPPINO. 

*) Deze, wonende Londensche kade H 54, was de zoon 
ran een Middelbnrgsch predikant. Hij zelf werd echter lid 
der Waalsche gemeente. Rippdto promoreerde te Leiden 
den 27 Aug. 1810 op een Dissertatie orer Medische Quaet- 
ties. Zijn rader was Domme geweest te Zuidzande, en dit 
kan wellicht er toe hebben bijgedragen, dat onze Dokter 
huwde met Mej. Maria Bussemah uit St. Kruijs, die niet 
geheel onbemiddeld was. Hij bereikte den hoogen leeftijd 
Tan 92 jaar en stierf den 20 Februari 1880, na op het laatst 
Tan zgn leren geheel doof te zgn geworden ; ook was hij 
toen eenigszins impos mentis. 

Twee zijner dochters zgn gehuwd geweest met den heer 
tak XJije, terwijl een zoon als leerling Apotheker aan 
onze School werd ingeschreTen. Deze leeft thans hoog 
bejaard te Zutfen. 

Rippwg was sterk en rol ijrer. Omstreeks 1810 nam hij 
met mijn Vader het Fransche Hospitaal te Yeere waar. Zij 
liepen er rroeg in den morgen heen, zoodat zij om negen 
uur aan hunne eigene stadspraktijk konden beginnen. 

Rippixg had Teel praktijk rooral als Accoucheur bij den 
Burgerstand en in het toen racante Nieuwland. 

Met zijn zonderlingen bediende Snakenburg hield hg er 
ook, tot op den tijd, dat zijn zoon geadmitteerd was, een 
eigen Apotheek op na roor de buitenpraktijk. 

Hij werd Secretaris en Voorzitter der Plaatselijke Com- 
missie. 

Een oude gewoonte rolgende, bezat hij op den Segeers- 
singel een aardig theetuintje. 

Oprichter ran het Leesgezelschap in 1819 en lid der Af- 
deeling hield hij ran gezellig rerkeer. 

In zgn jeugd heeft hg zich nog onledig gehouden met het 



18 

1811. Jhr. B. de Jonge. (Zie blz. 21). 
1823. J. C. v. d. Broecke. 
1823. A. van Deinse. 

Chirurgen: 
1793. J. L. Daman. *) 



geven van privaatlessen, hij was evenwel voor Lector 
ongeschikt. 

Zijn algemeene, schier overal toegepaste methode was 
„purgeeren". 

Ripping bezat een keurige bibliotheek en een mooi natu- 
ralia kabinet. 

JOHANNES LEONARDUS DAMAN. 

*) Deze Chirurg, in 1793 geadmitteerd en overleden in 
1853, was de Vader en Grootvader van twee latere Apo- 
thekers en wellicht de zoon van een vroegeren Chirurg te 
Middelburg. Hij was een zonderling man en woonde in 
de Erommeweele E 110. In den voorvloer van zijn huis 
prijkten verschillende naturalia en op zijn buitentje — 
Langeville Singel — zag men twee marmeren doods- 
hoofd j es in den schoorsteenmantel. Langen tijd was hij 
Chirurg van het Gasthuis en had den naam van een bekwaam 
practicus te zijn : van mijn Vader weet ik, dat deze meer dan 
een voorbeeld heeft gekend van patiënten die onder zijne 
behandeling waren genezen, terwijl zij bij anderen geen hulp 
hadden gevonden. 

In mijn jeugd had hij echter weinig praktijk, doch wat 
wél zoo goed is, eenig geld. Daman bracht ter wille van 
zijn vak langen tijd in Parijs door en had daar zóo de 
Fransche huishouding lief gekregen, dat hij ze nog na zijn 
thuiskomst opvolgde. 

Dit deed hij ook met zijn kleeding, die in mijn tijd nog 
veel geleek op die van een Incroyable. 

Uitmuntend van gedrag en verstandig was hij evenwel 
geen mededeelzaam mensch. Hij was lid der Sted. Com- 
missie en had vooral praktijk by buitenlui. 



19 

1798. F. C. Wisse. *) 

1798. J. G. Lahr. 

1808. J. van Daalkn. (Zie blz. 27). 

1808. J. de Max Jz. (Zie blz. 24). 

1851. P. A. Gillissen, t) 

P. C. WISSE. 

*) Deze Chirurg, wonende eerst op de Houtkade, later in 
de Noordstraat L 186, was nog in mijn jeugd de „Meester" 
uit den ouden tijd. Bij hem huigen nog de bekkens uit en 
daar het metier van barbier in den winkel en ook daar 
buiten het grootste deel van zijn bestaan uitmaakte, is het 
geen wonder, dat hij in zekeren winter met Aangezichtsroos 
te vroeg uitliep en dit een paar dagen later met den dood 
moest bekoopen. Dat zal omstreeks 1830/31 zijn geweest. 

Zijn zoons hebben een ander beroep, o. a. dat van slager 
gekozen. Wisse was onbesproken van gedrag en onbe- 
middeld, een burgerman waarvan men weinig hoorde. 

PIETEB jEGIDIUS GILLISSEN. 

f) Deze, nog jeugdige man, toen hij omstreeks 1826/27 plot- 
seling overleed, behoorde tot een oud geslacht van burgers, 
dat zich door deugd en kunde onderscheidde. 

Zijn broeder was te Middelburg een zeer geacht Predikant, 
ook was hij van nabij vermaagschapt aan een vermaard Uit- 
gever en aan den Leidschen Hoogleeraar van dien naam 
Hij had zich in 1815 te Middelburg gevestigd. 

Ik herinner mij den korten bewegelijken Chirurg nog zeer 
goed; hij woonde in de Langedelft over de St. Jans- of 
Heerenstraat. Waar hij het grootste deel zijner opvoeding 
ontving is mij onbekend. 

Hij was gehuwd met de beeldschoone Juffrouw Bourjé, 
dochter van den Schilder en IJkmeester. Ook herinner ik 
mij tevens dat hij zeer gezien was en zich mocht verheugen 
in een nette steeds toenemende praktijk. Zijn overlijden 
werd algemeen diep gevoeld. Merkwaardig dat ook in deze 
zoo bekwame familie, degeneraties voorkwamen. Een oom 
of neef van hem was min of meer idioot en een der zoons 
van den Predikant leed aan Cyanose en Epilepsie. 



30 

Van die doctoren vervielen de Vassy en Forsten, als 
Leden van het Bestuur; — During — zie Levensbe- 
richten — was een te groote Sans souci; — 'sGraeu- 
wen stond, niettegenstaande zijne bekwame medische 
voorvaders, op wetenschappelijk gebied te laag; Ripping 
was wel ijverig en gaf zelfs privaat colleges, maar 
ook hij dweepte niet met de wetenschap en V. d. 
Broecke was te jong: ergo bleef er niets anders over 
dan Dr. de Jonge. 

Voor de heelmeesters gold hetzelfde. 

Daman, ofschoon ook te Parijs gestudeerd hebbende, 
was een te groote zonderling — Lahr was Bestuurslid 
en had het te druk — Wisse was barbier en Gillissen 
wel ijverig en bekwaam, maar zonder bizondere renom- 
mée: er bleven, dus over de heeren van Daalen en 
de Man en aan deze werd dan ook het onderwijs aan 
de school toevertrouwd. 

Voor de pharmacie werd voorgedragen en benoemd 
J. Priester. (Zie blz. 30). Later werd nog een leeraar 
in het Latijn aangesteld. 

Het college bestond dus uit: 

Jhr. Bonifacius de Jonge, Wagenaarstraat E 111, voor 
Therapie. 

Johannes de Man, Markt C 8, voor Anatomie. 

Johan van Daalen, Noordstraat L 181, voor Chirurgie. 

Johannes Priester, Korte Cingelstraat O 292, voor 
Pharmacie. 

Later kom ik op het onderwijs dezer heeren terug, 
doch wensch hier iets omtrent hen zelven en hunne 
opleiding te zeggen. 



De weduwe vertrok met hare dochters naar elders terwijl 
de Predikants-weduwe naar Leiden gingen wonen met het 
oog op de stadie der zoons, doch zij overleden spoedig. De 
Staden ten- Almanakken van 1837 en 1838, vermelden han 
overlijden ; zij waren in de Medicijnen en Theologie inge- 
schreven. 



I 



21 

Jhr. Dr. B. DE JONGE. 

Geboren te Zierikzee, behoorde hij tot een reeds in 
de lf> J eeuw aldaar aanzienlijk geslacht, «lat steeds in 
groot gezag bleef. Dat de, den 17 November 1787, 
geboren jongeling een man van wetenschap was, bleek 
reeds hier uit, dat hij in 1810 of 1811 promoveerde op 
twee zeer goed gestelde dissertaties. De eene had tot 
titel : De Medico-phyaico et Phyrico-medico, en de andere 
bevatte medische waarnemingen. 

De latere wetenschap heeft wel uitgemaakt, dat de 
door hem met veel zorg bij Rheuma waargenomen 
Polypi Cordis slechts vezelstof-stremsels waren, doch zijn 
kunde bleek voldoende uit de éene dissertatie zoowel 
als uit. de andere, en dat hij terecht het verband 
waardeerde tusschen Phvsiea en Biologie. 

Hij vestigde zich te Middelburg, waar inderdaad be- 
hoefte aan een bekwaam Geneeskundige bestond, maar 
hij moest, omdat Napoleon in elk gewest den jongsten 
Medicus opvorderde om zijn leger te volgen, mede naar 
Leipzig, terwijl hij te vergeefs den heer L. Heuse, *) 
elf duizend gulden als rempla^ant had aangeboden. 



LODEWIJK P. REUSE. 

*) Deze heer uit een Middelburgsche of Vlissingsche familie 
gesproten was Heelmeester te Vlissingen na den 26 Juni 
1817 te Middelburg te zijn geadmitteerd als plattelands- 
Heelmeester; eerst in 1828 verkreeg hij die bevoegdheid voor 
een stad ! Dat hij vóór dien tijd te Ylissingen kon praktiseeren 
kwam omdat aldaar geen Geneeskundige Commissie was. 

Hij waagde zich niet aan Napoleon's roemrijke bedrijyen, 
vertrok later naar Koudekerke waar hij, tot aan zijn over- 
lijden den 22 Mei 1847, verbleef. 

Het was iemand van zeer innemende manieren, door zijn 
opleiding en omgang met Militairen half een officier, en 
werd dan ook later Officier van Gezondheid bij de 
Plattelandsschutterij en hield er in zijn voorkamer een ge- 
raamte op na, met een degen versierd. 



22 

Ongedeerd teruggekeerd, verkreeg hij een verbazend 
uitgebreide praxis, die vooral buitengewoon was in het 
koortsjaar 182H. 

Hij huwde twee malen, beide keeren met aanzien- 
lijke dames Van Doorn en Lantsheer en was later in 



Te Koudokerke trad hij ia het huwelijk met Mej Loeff 
en na haar overlijden huwde hij op nieuw. 

Hij had er zeer den slag van zieh als een gentleman voor 
te doen, hield er een elegante tilbury op na en kreeg zeer 
veel praktijk, maar zijn groot gezin en niet minder zijne 
vele behoeften veroorzaakten een chronisch geldgebrek. 

Zijn oudste zoon werd Officier van Gezondheid, zijn tweede 
volgde hem als Geneesheer op, de derde sukkelde met zijn 
carrière en werd Scheepsdoctor. 

Twee hunner bezochten de „ School". 

Zijn dochter huwde den Luitenant De Bock, terwijl zijn 
dochter uit het tweede huwelijk de vrouw van den heer 
Peters te Vlissingen werd. 

Reuse had vele vrienden en werd zelfs lid* van het Mid- 
dclburgsche Medische Leesgezelschap. 

E e n 8 toen de boeren slecht betaalden verzocht hij pro 
forma een garnisaire. Reuse liet den met zijn fatsoen ver- 
legen soldaat op den marktdag morgen voor zijn deur met 
ransel en geweer op en neer marcheeren. Des avonds waren 
alle groote rekeningen door de boeren betaald. 

Op een anderen tijd — het was die van de Belgische 
Revolutie en van de Cholera in 1832 — liet hij alle boeren 
meisjes uit zijn omtrek keurig pluksel maken en verkocht 
dit met goede winst aan de beurs te Rotterdam. Vervolgens 
liet hij Cholerabitter en fijn gemaakte Kerry, die toenmaals 
als heilzaam voor die ziekte werden aangeprezen, in het groot 
fabriceeren en verkocht er zeer veel van, maar ondanks dat 
alles sloot zijn saldo dikwijls onvoordeclig. 

Talrijk zijn do kluchten die men van hem debiteerde maar 
het past mij niet die hier te vermelden. 

In wijn en alcohol was hij zeer matig. 

Zijn laatste ziekte die zijn overlijden ten gevolge had was 
een Laryngitis Chronica en misschien een Aneurysma Aortae. 



28 



zeer vele betrekkingen werkzaam. Zoo was hij Voor- 
zitter van het Zeeuwseh Genootschap ; van 1834 1854 
Curator der Latijusche School, na Vassy President van 
de Prov. Gen. Commissie, lid van den Gemeenteraad, 
van de Prov. Staten, werd Ridder van den Ned. Leeuw 
en overleed den 15 Januari 1854. 

Nog vóór het jaar 1830, schonk Z. M. hem den titel 
van Hoogleeraar, waartoe het Koninklijk Resluit van 
13 Mei 1824 aanleiding gaf. Hij bleef als Professor 
in functie tot de eerste school, in 1854, ophield te 
bestaan. 

Zijn titel waardeerde hij hoog en geen wonder, immers 
toen het Athenaeum Illustre nog te Middelburg bestond, 
had men reeds Professoren, die steeds zeer waren geacht. 

Ofschoon gezond van gestel, leed hij nu en dan aan 
duizelingen, misschien was het eveneens een duizeling, 
die hem in het portaal van het Oude Gasthuis, van 
zijn Collegekamer komende, over een kat deed vallen. 

Een, trouwens na verloop van tijd genezen knielijden, 
verplichtte hem in 1843 zijne praktijk neer te leggen. 

Hij overleed vrij subiet aan een Pneumonie, een 
weduwe en onderscheidene kinderen nalatende, die 
allen eene goede carrière hebben gemaakt. 

De Jonge was geen man voor Sociëteiten. Had hij 
veel vrijen tijd, dan vond men hem bij zijne boeken. 

Burgerlijk van zin en vriendelijk tegen iedereen, 
bleef hij niettemin zijn afkomst en stelling in de Maat- 
schappij bewust. 

Miskenning, zoo dikwijls op het veld der praxis te 
vinden, verdroeg hij dan ook .ongaarne. 

De revolutie van 1848, waarbij zijn broeder de 
Minister werd op zijde geschoven en zijn partij haar 
invloed verloor tegenover de door hem gehate partij 
der zoogenaamde liberalen, trof hem zeer, en niet 
minder werd hij gekwetst door te bespeuren dat hij, 
die eenmaal zoo in aanzien was geweest, door het publiek 
werd losgelaten. Dit alles bezorgde hem een leed, dat 



24 

hij moeilijk verdroeg en dat misschien zijn leven heeft 
verkort. 

IJverig lid was hij van de Medische kringen, zelfs 
nog van de latere af deel ing der Maatschappij, niette- 
genstaande de oprichting er van, die als het ware werd 
gevolgd door de nieuwe staatsregeling, waarbij èn Prov. 
(ien. Commissiën èn Chemische Scholen werden afge- 
schaft, in veler oogen een oppositie was tegen de be- 
staande machten. 

Zijn overlijden den 15 Januari 1854 kwam niet 
te vroeg. 

Behalve zijn uitgegeven //Handboek", bevat onze 
Bibliotheek een paar Geneeskundige schetsjes van zijne 
hand. 

Zijn goedgevulde Bibliotheek bevatte onder meer, den 
foliant van Sandifort, dien hij zich had uitgezocht, toen 
de Provincie, bij het 25-jarig bestaan der School, aan 
de Leeraren een geschenk ter waarde van ƒ 100 aanbood. 

In het nieuwe Gasthuis heeft hij niet meer geprac- 
tiseerd. 

Zijn portret is in het Zeeuwsch Genootschap opge- 
hangen. 

Op zijn 60 ston verjaardag, brachten zijne leerlingen 
hem een serenade (zie Midd. Courant van 17 Novem- 
ber 1847). 

De Faculteit was bij zijn begrafenis tegenwoordig 
terwijl zijn familie een gedenkteeken op zijn graf liet- 
plaatsen. 

Mij werd als aandenken voor de weinige diensten, 
die ik aan zijn sterfbed heb verricht, Vrolik's werk, 
over //Monstrositeiten" vereerd. 

Geen zijner zoons w r erd Doktor. 

JOHANNES DE MAN Jz. 

Een tweede lector was mijn Vader. Deze zou anatomie 
onderwijzen, physiologie en verloskunde. Hij was van 
geboorte een burgerjongen, tenui censu, sine crimine natus. 



26 

IJverig als hij was, werd hij bij den heelmeester Groe- 
xewegkn als leerling aangenomen, en daar leerde hij, 
zooals toen vereischte was, het Barbieren, dat echter 
bij zijn volgenden leermeester J. de Pr ut, — zie Levens- 
berichten — niet meer plaats had en dat ook later 
nooit door hem is uitgeoefend. Geboren den 1 Januari 
1783, volgde hij als jongeling de lessen van het Colle- 
gium chirurgicum^ en ontving daar niet alleen den hoog- 
sten prijs, maar nog bovendien een buitengewoon ge- 
tuigschrift. Beide zijn bewaard in onze Bibliotheek. 

De Puijt, die veel belang in hem stelde, en hem 
zijne manuscripten vereerde, vernam met genoegen het 
plan van zijne, sedert 14 Februari 1804 weduwe 
geworden moeder, om hem gedurende eenigen tijd naar 
Amsterdam te zenden tot voltooiing zijner studies. Dit 
gebeurde; hij kwam in huis bij den Chirurg Schröüer, 
kreeg les van hem, verpleegde er vele patiënten en 
volgde gedurende twee jaren eveneens de lessen van 
Prof. Vrolijk en A. Bonn. Hij verkreeg zeer eervolle 
certificaten. Zij liepen van 12 Mei 180G tot 30 April 
1808. 

Toch viel hem dat verblijf in Amsterdam tegen : hij 
leerde er niet genoeg; de jongelui waren meer leven- 
makers dan blokkers en geestig kon hij later verhalen, 
hoe daar fijn gekleede studenten bij Vrolijks lessen 
zaten, die nog niet wisten, wat er door het Groot Achter- 
hoofdsgat henenliep. Teruggekeerd, deed hij een zeer 
goed examen den 24 Juni 1808, vestigde zich in zijne 
geboortestad en huwde, in dat zelfde jaar, Mej. Maria 
Elisabeth Tauscher, toen nagenoeg 20 jaar oud, eene 
niet geheel onbemiddelde wees, die op de Markt haar 
eigen huis bezat (C 8). 

Eenvoudig van aard en zeer werkzaam, verheugde 
hij zich weldra in een toenemende praktijk en gaf hij 
bovendien les in anatomie. Tot zijn groote verbazing, 
las hij daar onverwachts dat Z. M. hem — het was het 
werk van den voorzitter, Dr. Boudewijn Dobbelaer de 



26 

Wind, die hem helaas, na weinige jaren ontviel — hem, 
zeg ik, den eenvoudigen man, tot Lid der Provinciale 
Commissie had benoemd. Het was een groote onder- 
scheiding, die hij zeker aan ijver en aan zijn grondige 
anatomische studiën te danken had. 

In 1814 tot lid benoemd, werd hij in 1818 Secretaris 
dier Commissie, en bleef hij het lidmaatschap, gedurende 
bijna 40 jaren, tot aan zijn overlijden, den 2 Juni 1856 
bekleeden. 

Dat men hem ook voor Obstetrie geschikt rekende, 
was het gevolg van zijn onderwijs in dat vak en de 
gelukkige uitoefening er van in zijn toenemende praktijk. 
In 1824 steeg zijn aantal Accouchementen dan ook tot 
ongeveer honderd. 

Physioloog was hij niet, maar de physiologie werd 
toen ter tijde zoo wat beschouwd als een aanhangsel 
van de Anatomie. 

Hij was matig, gezond en sterk, kreeg een groot 
gezin, tien kinderen, waarvan echter vier jong overleden. 

In 1830 betrok hij een groot kil huis in de Korte 
Gortstraat I 344, dit en eene bij een buiten-accou- 

m 

chement gevatte koude, bezorgden hem een maagkwaal 
met bloed braken. Het was de reden dat schrijver 
dezes zich te Middelburg vestigde. Hij herstelde geheel 
en verzuimde geen enkelen zieke, die hij tijdens zijn 
sukkelen nooit per rijtuig bezocht. Er volgde eene 
zóó goede gezondheid, dat hij eerst den 2 Juni 1856 
aan bronchitis overleed. 

Zeventig jaren oud zijnde, bedankte hij als Lector. 
Zijne hem zeer vereerende leerlingen schonken hem een 
zilveren bokaal. 

Mij ontbrak de lust hem als Lector op te volgen, 
en dit deed toen zijn eenige jaren te voren aange- 
stelde prosector J. J. Pieterse. 

Bij het examen in Mei 1853, deelde de Commissie 
mede, dat Z. M. aan den Lector De Man voor zijn vele 
diensten gedurende 27 jaren met veel dankbetuigingen, 



27 

eervol ontslag had verleend «edert 1 Januari van dat jaar. 

Het waren èn de leeftijd, èn zijne door Cataract 
onbruikbaar geworden oogen, die liet onderwijs on- 
doenlijk maakten. 

Mijn vader, gezellig van aard, was lid der afdeeling 
en in 1819 mede-oprichter van het nog bestaande 
leesgezelschap, ook was hij gedurende geruimen tijd in 
kerkdijken dienst. Twee malen ontving hij de gouden 
vaccine-medaille. 

JACOBUS JOHANNES PIETERSE. 

Een kundig, ijverig man, die eenige jaren als Officier 
van gezondheid bij de uitgetrokken schutterij had 
gediend en te Middelburg een goeden naam had. 

De sterke niet tuberculeuse man verwaarloosde een 
Catarrh van den larynx: het college geven viel hem 
zwaar; juist toen de school dreigde op te houden, 
vermoeide hem het laatste examen zóó zeer, dat hij den 
25 Mei 1853 aan uitputting stierf. 

Zie over hem de later mede te deelen lijst der 
leerlingen. 

De instructie voor een Prosector werd door de 
Commissie, den 17 November 1829 vastgesteld; van 
dien tijd dateert zijn Prosectoraat. Zijn salaris bedroeg 
f 200. 

JAN VAN DAALEN. 

De Lector in de heelkunde deed zich aangenaam voor, 
zoowel door zijn gulle vriendelijkheid als door zijn 
vlugge bewegingen en goeden, ofschoon eenigszins loen- 
schen blik, een uiterlijk, dat als het ware tot opereeren 
uitlokte. 

Ik meen dat hij uit Tholen afkomstig was, doch tevens 
dat hij in Leiden had geleerd ; althans hij was gehuwd 
met de zuster van den Leidschen Chirurg Haverdroese, 
die, na haar mans dood, bij dezen ging inwonen. Hij 
schijnt in 1808 te Middelburg te zijn gekomen en 
overleed in zijn huis Lange Noordstraat L 181, in het 



28 

jaar 1832. Hij was een vlug man, die een uitgelezen 
praktijk had, ook eenigszins door de doctoren werd 
bevoordeeld, omdat hij volstrekt niet, zooals anderen, 
iets van inwendige praktijk wilde weten. 

Als lector was hij bij zijne collega's en leerlingen 
zeer gezien. Ook hij hielp het leesgezelschap, //de Har- 
monie" mede oprichten. 

Als operateur had hij een goeden naam, maar als 
accoucheur was hij wel wat al te voortvarend. Mijn 
vader, die meer een Wigandiaan was, heeft mij verhaald, 
dat hij door Vectis en Forceps menigeen een Enuresis 
of Ruptura heeft bezorgd. 

Het kinderloos huwelijk met zijn al te stille vrouw 
was niet gelukkig. 

Misbruik van sterken drank of wijn maakte hij niet, 
doch wellicht leefde hij in andere opzichten onvoor- 
zichtig, althans de slepende Enteritis, waaraan hij be- 
zweek, schreef hij zelf aan zijn levensgedrag toe. 

In 1832 werd hij opgevolgd door J. H. Cornielje. 
Van Daalen was stads-heelmeester, ook in de gestichten. 
Hij komt als heelmeester voor het laatst in den Naam- 
wijzer van 1831 voor. 

JAN HENDRIK CORNIELJE. 

Na Van Daalen's overlijden of wellicht reeds tijdens 
zijne ziekte — althans omstreeks 1832 — hadden zich hier 
twee nieuwe chirurgen gevestigd, beide practici van een 
dorp, het waren V. M. van Lissa en J. M. de Lepelaar, 
die te Kapelle en te Wemeldinge hadden gepractiseerd. 

De eerste in 1829 geadmitteerd, was te onervaren 
om als lector in aanmerking te komen, veel later werd 
hij evenwel als zoodanig benoemd. 

Waarom De Lepelaak, een Goesenaar, meen ik, niet 
in aanmerking kwam, weet ik niet. Hij was 20 Ja- 
nuari 1821 te 's Gravenhage geadmitteerd en had zich 
vooral op chirurgie, zelfs op oogheelkunde toegelegd. 



Ï9 

Misschien verlangde hij de benoeming niet, maar de 
hoofdreden zal wel zijn geweest, dat de bedoelde man, 
reeds te voren de aangewezene was, en dat wel door 
invloed van dr. Db Jonge, die te Zierikzee vele beken- 
den had. 

Corxieije was een Leidenaar, in 1823 in Den Haag 
geadmitteerd. Hij vestigde zich in Zierikzee en kreeg 
daar zulk een goeden naam, dat men hem te Middelburg 
als lector benoemde. 

In 1853 verving hij in de Plaatselijke Geneesk. Com- 
missie den- heer Pieterse. De keuze als Lector was van 
weerskanten goed, want vriendelijk en collegialiter was 
Cornielje in groote mate. Van zijn tijd dateerde een 
maandelij ksche bijeenkomst van lectoren, die wel niet 
lang heeft bestaan, echter in de tweede periode van de 
school is hernieuwd. Zijn praktijk, door De Jonge gesteund, 
vlotte uitnemend, vooral in den gegoeden stand, hetgeen 
echter aan sommige collegas niet beviel. Lissa bv. was 
steeds met hem op gespannen voet, zoodat zij, die 
beiden in het gasthuis praktiseerden, elkaar vaak zonder 
te spreken voorbij liepen. Hij betrok eerst het huis O 
258 in de Brakstraat en later G 132 op de Rouaansche 
kade, waar hij den 26 Maart 1859 overleed, aan hart- 
of Aorta ziekte, onder al de benauwdheden, daaraan 
eigen. 

Hij was niet bemiddeld, zijn praktijk leverde hem, 
zonder de accouchementen, omdat hij niet duur was, en 
geene medecijnen leverde, in den besten tijd slechts 
nauwelijks f 4000 op. Hij had een klein gezin, maar 
was er niet gelukkig mede, in zoo verre, dat hij zijne 
vrouw verloor en zijn eenigen zoon en eenig kind, die 
te Rotterdam door een molenwiek werd getroffen. 

Ofschoon uiterlijk forsch en gezond, was hij toch 
nerveus en leed hij nu en dan aan hoofppijn, had tehuis 
een stil leven omdat zijn vrouw niet voor conversatie 
geschikt was. 

Zijne leerlingen achtten hem hoog. In den beginne 



30 



heeft hij nog een leerling, den heer Vis, bij zich aan 
huis genomen, doch na deze geen anderen. 

Zoolang Lepelaar lid was van het Medisch Leesge- 
zelschap, kon hij het niet worden, en evenmin kon Van 
Lissa dat, vóór dat Cornielje was overleden. Nulla 
invidia major quam medicorum, zegt men wel eens. 

Op zijn onderwijs kom ik later terug. 

Stadsheelmeester is hij nimmer geweest. 

Groote operaties deed hij liefst niet. Eens onderbond 
hij de Carotis en werd veelal in consult genomen. In- 
wendige buitenpraktijk verlangde hij niet. 

JOHANNES PRIESTER. 

Had deze geleefd in den tijd der Alehymisten, ieder 
zou hem voor een toovenaar hebben gehouden ; trouwens 
zelfs de mindere man te Middelburg hield hem nog 
voor iemand, die de menschen verlossen kan, die meenden 
geplaagd te worden door de zwarte kunst. Hij hoorde 
dat niet ongaarne en dankte het aan zijn vinnig gestel, 
zijn scherp oog, kleine vlugge gestalte en scherpe ge- 
laatstrekken. Hij had den 2 Januari 1787 te Middel- 
burg het levenslicht gezien en telde dus in (1824) 
ongeveer 37 jaren. 

Zijn planten zoeken, zijn vroegtijdige lust in Phy- 
sische proeven, verhoogden hem bij meer verlichten, 
maar deed het omgekeerde bij anderen. De zeer geachte 
Apotheker Hibon had hem op den // winkel" gehad. 

Zijn examens in Juni 1809 afgelegd, waren zeer goed 
geweest. 

Zijn apotheek vestigde hij, in de Korte Singelstraat 
O 292 en huwde de Middelburgsche Juffrouw Van der 
Hoop, eene niet voor gezelligen omgang geschikte 
vrouw. Zijn clientèle nam verbazend toe, vooral onder 
den aanzienlijken stand, omdat alles accuraat bij hem 
toeging en de medicijnen den naam hadden uitstekend 
te zijn. 



31 

Hij was zeer bemind bij zijue leerlingen en collega's, 
die zijne gezelligheid waardeerden. Zijne colleges gaf 
hij bij zich aan huis, ook toen hij later, zoogenaamd 
om van zijne renten te gaan leven, het huis op den 
Dam naast de Spuistraat F 98, betrok. 

Maar met zijne kinderen was hij ongelukkig. Zijn 
oudste die later verdronk, kon vaders Apotheek niet 
recht ophouden, zoodat de rentenierende vader, die 
weduwnaar was geworden, er weer introk. 

Een andere zoon en eene dochter stierven aan tering 
en een tweede, gehuwd met den apotheker Magielse, 
was, zoo min als hare kinderen, het toonbeeld eener 
ouderwetsche Zeeuwsche vrouw. Priester bleef even- 
eens lector in het tweede tijdperk van de school, en 
ofschoon het bekend was dat de nieuwe wetenschap 
juist niet meer de zijne was, genoot hij toch de achting 
zijner collega's. 

Hij liet minder geldmiddelen na dan men had ge- 
dacht en stierf na een zwaren carbon kei te hebben 
doorstaan, aan chronische uraemie. 

Ook op hem kom ik later terug. 

Hij overleed omstreeks 1552 — 53 en had in zijne 
apotheek geen opvolger. 

Een tijd lang heeft hij het vacante lectoraat bij het 
Natuurkundig Genootschap waargenomen en vervulde 
meermalen betrekkingen bij de kerk. 

FREDERIK HENDRIK BATENBURG. 

Bij de opsomming der lectoren van de eerste school- 
periode wensch ik eveneens den heer Batenburg op te 
nemen (woonde Bogardstraat D 39), ofschoon hij niet 
den titel van lector droeg. Hij was Conrector bij de 
Latijnsche school. Zijne in 1829 begonnen lessen, die 
strekken moesten om aan de leerlingen wat Latijn te 
leeren, waren het gevolg van het bepaalde in het 
Koninklijk Besluit van 1824 en tevens van de noodza- 



32 



kelijkheid, die zich voor genees- en artsenijkundigen 
openbaarde om de grondbeginselen dier taal te kennen. 

Hij bezat slechts den titel van Candidaat in de Letteren 
en was bij de leerlingen der Latijnsche als bij die der 
Geneeskundige school door zijn humanen omgang met 
hen ten zeerste geacht. 

Finantieel behoorde hij niet tot de met fortuin be- 
gunstigden en had nog al met tegenwerking te kampen 
door zijn liberale maar zeer grondige berichten in de 
door hem geredigeerde //Vlissingsche Courant". Men 
kan van hem lezen in Dr. Voglbks opstel over het 
Gymnasium in Archief Zeeuwsch Genootschap deel VIL 

In het algemeen genomen, hadden de Lectoren weke- 
lijks 5 of 6 uren theoretisch Onderwijs te geven, hetgeen 
het jaar op 40 weken gerekend, ongeveer 250 uren 
opleverde. 

Zij ontvingen dus zoo wat een gulden vijftig cents per 
les. Sommigen echter niet veel meer dan een gulden, 
vooral niet als men in aanmerking neemt, dat de 
Lector in de Anatomie zich ook moest laten zien bij de 
practische oefeningen, voor dat er in het najaar van 
1829, een Prosector werd aangesteld. 

Uit de geschreven instructies van 1824 blijkt, dat 
Gedeputeerde Staten de volgende verdeeling hadden 
gemaakt en dat de cursus met een openingsrede moest 
worden aangevangen en daarenboven dat de lector in 
de Anatomie les zou geven 5 of 6 uren 's weeks en 
bij moest wonen alle operaties op lijken. 

De Lector in de Chirurgie, gedurende 5 dagen één 
uur en maandelijks des winters 2 maal op lijken 
opereeren. 

De Lector in de Therapie 5 dagen 's weeks, te zamen 
7 en later 6 uur, en zoo noodig des Zaterdags en Zon- 
dags de zieken bezoeken. 

De Lector in de Pharmacie moest 8 uren les geven 
over 5 dagen verdeeld. 



33 

"De Prosector ontving zijn instructie November 1829 
en moest voor de les praeparaten leveren en de jonge 
lui voorthelpen. 

De vacanties duurden met Paschen en Pinksteren 3, 
met Kerstdag 8 dagen, behalve de groote zomerva- 
cantie. 

De Accoucheuses kregen afzonderlijk les. 

Nu zullen we nog even nagaan op welke plaatsen 
de lessen werden gegeven. 

4. LOKALEN* 

Het Koninklijk Besluit schreef voor, dat de stad zelve 
moest zorgen voor lokalen en gelegenheden voor het 
onderwijs. Zij deed dit, maar niet, zooals men dit 
thans in 1902 zou doen, onder de pressie van aller- 
hande wetten en onder de nooit falende, ja door ban- 
kiers en andere geldmannen met verlangen tegemoet 
geziene leeningen. 

In het toen nog zuinige Middelburg met zuinige 
Burgervaders, zooals o. a. den heer Bijlbvbld, werd niet 
tot het bouwen van nieuwe scholen overgegaan, maar 
gebruikte men er oude gebouwen voor, zooals men, 
trouwens niet zonder leergeld te betalen, heeft gedaan, 
toen er een Hoogere Burgerschool moest worden opgericht. 

De stad bestemde drie lokaliteiten voor hare toekom- 
stige klinische- of geneeskundige school. Wij herinneren 
hier, dat klinos een ziekbed beteekent, en dat het woord 
klinisch dus slechts een deel van het geheel uitdrukt. 

De beschikbare ruimten waren 1° het Gasthuis met 
de daarbij behoorende nevengebouwtjes van de vroegere 
Anatomie- of Snijkamer die weleer dienstbaar waren 
geweest voor het Chirurgijnsgilde en voor het Collegium 
Chirurgicum. *) 



CHIRURGIJNSVERBENIGINGEN. 

*) Middelburgsche Doctoren hebben in 1668 een College 
opgericht, waarin slechts gepromoveerden werden opgenomen 

3 



84 

2° Het aloude, vroegere Weeshuis op het Noordplein, 
doorgaans als de Doek bekend, ofschoon geen geschie- 

onder Voorzitterschap van Dr. Eyeraerts — (zie Levensbe- 
richten van Dr. Fokker en De Man). — 

Zij noemden dit Majestas Medica. Elf leden traden lang- 
zamerhand toe. Dat gezelschap heeft niet lang bestaan ; het 
werd. nog wel eens, naar ik meen, heropend, maar het vlotte 
niet. Het was eigenlijk slechts een navolging van een Col- 
legium Anatomico Chirurgicum, dat door Dr. C. vak de 
Voorde in 1658 was tot stand gebracht. Deze was in dat 
jaar reeds stedelijk Lector in Ontleed- en Heelkunde. Zijn 
inwijdingsrede verscheen in druk. De kamer zelve bracht 
een boekerij bijéén van omstreeks 150 boekwerken. De leden 
vergaderden in de omstreeks 1666 gebouwde Chirurgijns- 
gildekamer, *) waarin het goudkleurig lederen behangsel en 
andere versierselen nog langen tijd te zien waren. 

In dit College werd wezenlijk gewerkt, doch dit belette 
niet, dat dezelfde V. d. Voorde, volgens een op de Oudheids- 
kamer bewaarde schilderij, in 1679 dit weder heeft gesloten, 
dus na slechts 20 jaren te hebben bestaan. 

Later heropende een even werkzaam als kundig Lector, te 
weten Philippüs Maximiliaan Helvetiüs, het gezelschap in 
169S, doch ook nu kon het bestaan er van niet langer dan 
tot 1702 worden gerekt. Aarnoud Helvetiüs opende het 
weder in 1716. 

Men vindt verder nog vermeld, dat de erve in 1668 werd 
bebouwd op verzoek der gasthuis chirurgijns : Jasper Braems, 
Cornelis Hendrix, Jan Verbrugge en Hendrik Snoück. 

Het later in 1795 opgerichte Collegium Chirurgicum Mediobur- 
gense, dat aan de Departementale Commissie voorafging, 
bestond uit de Heeren: 

J. de Puyt, Voorzitter, H. J. v. dek Berge 1795 — 1803, 
H. van Klemmen 1795, Mart. van Solingen 1795—1799, J. 
W. van Bakelgem 1795—1798, L. Mus 1795, D. van den 
Abeele 1800, J. C. de Marrée 1799 en B. H. Eakenberg 
1 795-- 1799. 



s ) Fokker en de Man. De Gestichten, blz. 18. 



35 

denis ons verhaalt, dat daar voor den tijd der Schut- 
tershoven een Doele of Schietplaats is geweest, en 

3° Een terrein voor Kruidtuin. 

Om het meer aanlokkige der zaak, zal ik mijn moge- 
lijke lezers eerst naar den Hortus van den lector Priester 
brengen. 

DE KRUIDTUIN. 

De naam doet denken aan den tijd, toen apothekers 
en kruideniers in één gilde waren vereen igd. 

Voor den tegenwoordigen tijd hebben de kruiden van 
weleer, met hunne wondervolle, syuipathische krachten 
veel van hun belang verloren. 

De stad stond een erf af bij het Noordplein, thans 
den grond bij den theetuin bij het nieuwe gasthuis. 

Het was eigenlijk de private tuin van den vader der 
naburige weesschool, doch er werd nog wat grond bijge- 
nomen van het bolwerk. De plaats nu was niet juist 
van roemrijke memorie; immers nadat de begraafplaatsen 
van misdadigers, zoowel aan de allereerste haven der 
stad als aan het einde der tweede waren buiten ge- 
bruik gesteld, en vóór dat men de nieuwe begraafplaats 
buiten de voormalige Slijkpoort opende, werden hier de 
armen begraven en de delinquenten. 

Onder het zuiveren van den grond, vond men waarlijk 
de flink doorgesneden halswervels van Jan Karel 
Eemenes en zijn makker, de eenigen die hier, 23 Maart 
1813, hun misdaad door het mes van Doctor Giillotix 
hebben moeten boeten. (Zie: de Groote Markt te Mid- 
delburg, in Archief Zeeuwsch genootschap, deel Vil). 



Het waren alle Chirurgen — Mus was daarenboven ge- 
promoveerd. 

Bekend is het evenzeer dat A. Hel vetius, twee heeren 
de Wind, M. van Visvliet en Prof. A. van Solingen, leer- 
aren waren bij het Athenaeum 1716—1786. 



36 

Groot was de met een collegekamer en bergplaats 
voorziene tuin niet, maar Uwh voldoende voor het 
geringe aantal leerlingen. 

l)e tuin was geheel ingedeeld naar de medische af- 
deeliug van den Hortus te Leiden. 

Hij was Priesters oogappel. Gesteund door een schran- 
der hovenier, zekeren Hendrikse, was het een schoon 
maar te veel verborgen plekje. 

Geruimen tijd te voren, had reeds J. A. van de Perre, 
uit eigen middelen, achter het hem toebehoorend huis 
in de Latijnsche schoolstraat zulk een wetenschappe- 
lijken tuin willen stichten, maar zijn overlijden ver- 
ijdelde liet plan en later rijpte het in niemands 
brein. 

Misschien gebruikten daarvoor enkele gegoede apothe- 
kers of doctors, hun eigen buitentuinen, doch dit is mij 
onbekend. 

Al bracht de nieuwe kruid tuin dus niets bij tot ver- 
fraaiing der stad, een verborgen sieraad was het toch. 
Het was een lust daar in de vroege morgenuren de 
ijverige jongelui als bijen den honig te zien verzamelen, 
dien de planten hun aanboden. 

Voor de goede instandhouding werd, ik zeide het 
reeds, uitstekend zorg gedragen en water was er in 
overvloed. 

De tuinman Hexdrikse is na diens overlijden als 
hortulanus vervangen door den kundigen, eerst in 
Maart 1900 overleden, P. Schietekatte. 

Thans is van dien tuin niets meer over. Het later 
vergroote terrein is nu dat van de keuken en het 
plein van het tegenwoordige gasthuis. 

De Rijks Hoogere Burgerschool heeft achter het nabij- 
gelegen nieuwe gasthuis een veel grooter terrein in 
gebruik gekregen, dat, weleer, door de Vaders der 
Weezen was gebruikt om een handel in fruit en groen- 
ten te drijven. 

Indien de stad dat uitgestrekte terrein voor de nieuwe 



37 

school had laten in orde maken, zou het een pronk- 
stuk voor beide zijn geweest, 

HET WERK- OF WEESHUIS. 

Het was geen welluidend bericht, dat de School in 
^ den Doele" zou komen, omdat de spreekwijze, naar 
den Doele, bij den Middelburger zooveel l>eteekende 
als /yhij is voor l>edelarij of landlnoperij opgepakt." 

Inderdaad diende het oude gebouw vaak voor bede- 
laars, vagebonden, verlaten vrouwen, enz., enz. Het had 
evenwel toch ook eene andere bestemming gehad, bijv. 
die van Werkhuis en van daar de toenmalige benaming. 

Het was een stevig gebouw, dat omstreeks 1600 voor 
Weeshuis was ingericht, weleer een sieraad voor de 
stad door zijn ihdrukmakenden gevel. 

Er bestaan vele afbeeldingen, zelfs in olieverf van 
dit gebouw. 

Wie over dit thans verdwenen huis met zijn hooge 
vensters, twee poorten, céne verdieping en van vele 
spits torentjes voorzienen gevel meer wil weten, leze het 
door Fokker en mij, medegedeelde over ^Middelburg- 
sche gestichten." 

Wij laten het sombere, echt ongezonde gebouw aan 
zich zelf over en deelen slechte mede, dat de stad, be- 
halve een slecht ingericht lijkeuhuisje, drie lokalen er 
uit voor de school afstond, en deze zoo zuinig mogelijk 
verbeterde en inrichtte. Daaraan werd nog een kraam- 
kamer gevoegd, die op de binnenplaats uitzag. 

Van de twee hoofdpoorten zou de Noordelijke voor 
de Leerlingen, de Zuidelijke ten behoeve der Regenten 
en Lectoren zijn. De laatsten gaven echter meestal 
aan de Noordelijke poort de voorkeur, omdat zij, althans 
op den dag, spoediger toegang tot de collegekamers gaf. 

De eerste kamer was vierkant en ruim ; men noemde 
ze naar vroegere bestemming, de Broodschool en de 
poort, de Broodpoort. 

De vensters waren hoog en weinig lichtgevend; overi- 



38 

gens was de kamer goed, met houten vloer en voorzien 
van een flinke potkachel voor steenkolen. 

Men vond er nog souvenirs aan den //bon vieux 
temps," en het vers, door Professor Willemse gemaakt, 
waarin 500 ! inwonende weezen, sprekend werden inge- 
voerd. In 1817 bedroeg het aantal nog 300, later 
slechts 60 k 90. 

Er waren goede en droge kasten, een lange zwarte 
tafel en, wat eigenaardig was, een. groen geschilderd 
amphitheater rond om een ronde, draaibare, roodge- 
kleurde tafel, die al aanstonds te kennen gaf, dat deze 
met openingen voorziene tafel voor lijken moest dienen. 

Hoe klassiek ook, de Lector gaf de voorkeur aan de 
vierkante tafel. Dat monument kwam nog uit de aloude 
Chirurgijnsgilde kamer en was in 1753 door P. de 
Wind aangevraagd en daarna gemaakt. Langen tijd 
was dit groene amphitheater bewaard geweest op een 
zolder, van het aan de firma Fak Brouwer behoorende 
pakhuis //de Hoop", nabij de vroegere Segeerspoort. 

Dit lokaal was dus, ofschoon niet sierlijk, toch zeer 
geschikt en zeker beter dan toen ter tijde menige 
Collegekamer in Academiesteden. 

De kamer er naast, eveneens aan de voorzijde van 
het gebouw was een goed, alhoewel niet zeer ruim 
vertrek. Het was de voormalige Regentenkamer en nu 
werd zij weder voor het Bestuur en eveneens voor de 
Lectoren, zoo ze dit verlangden, bestemd. 

Er waren hier of in de naburige kamer nog enkele 
praeparaten te vinden, t. w. slangen op liqiior en enkele 
pathologica uit de vorige Anatomiekamer ; ook eenige 
geraamten en andere groote voorwerpen. 

Bovendien had men er vier schilderijen, zonder eenige 
kunstwaarde, opgehangen — Hippocrates, Galenus, 
Paulus en nog een vierde waarvan ik mij. den naam 
niet meer herinner. 

Bij de afbraak van het gebouw zijn deze schilderijen 
voor drie gulden verkocht. 



39 

Allertreurigst was evenwel de toestand van een derde 
lokaal, dat dan ook, n nomen omen", de Rouwzala was 
geheeten. Het was er somber, donker en vochtig, bijna 
zonder licht. 

Kil als de kamer was, kon een kleine kachel ze niet 
verwarmen. De vloer was van steen en de ratten 
hadden er 's nachts vrijen toegang. 

Zoo weinig was dit lokaal voor Anatomische prepa- 
raten geschikt, dat er zelfs geen pomp in te vinden 
was of ander water, bij lijkenontleding zoo hoogst 
noodzakelijk. 

Daar heb ik vele malen met mijn vader gewerkt, en 
wij ondervonden dan, dat onze handen, op de dikwerf 
door ratten afgeknaagde lijken, tóch warm werden. 

Omdat op den dag de groote kamer werd gebruikt, 
moesten hier de Lectoren, zoo ook Pieterse, werken, 
doch des avonds had men verlof de groote zaal en de 
groote tafel te gebruiken. 

Clandestien liet men na het vertrek der Lectoren, 
punch uit de buurt halen, en dan zag men vaak vreugde 
in het doodenrijk. 

De prsepareerplanken en zoo meer, waren rood 
geschilderd, en de lijkblokken waren van allerlei 
vorm. 

Het water moest buiten het lokaal, uit een moeilijke, 
vaak bevroren pomp worden gehaald, hetgeen den vloer 
juist niet altijd onbesmet en Onbevroren liet. 

Zindelijk, een vereischte bij lijkoefeiiingen, was de 
Rouwzaal dan ook niet te houden. 

Zij die nog in leven zijn, zullen zeker nog wel 
eens denken, niet zoozeer aan den lateren oppasser 
van die zaal, zekeren Akkermans, dan wel aan diens 
voorganger. Hij heette Opdenhemd, was pokdalig, kort, 
vuil, moeilijk ter spraak, had een slepend been en 
was met een hoogen hoed gedekt, die gelukkig nooit 
zijn hoofd verliet. 

De oude man was vroeger matroos geweest en met 



40 

zekere waardigheid kon hij met zijn scherpe gelaats- 
trekken van zijn vroeger leven verhalen, en hoe hij 
eenmaal een geraaktheid, dit is een beroerte, had gehad, 
tweemaal was gegeeseld, en driemalen was ge- 
kielhaakt. 

De beide Vaders van het gesticht, Pessers geheeten, 
de dikke en de magere, brave, zuinige, hoogst eenvou- 
dige R. K. mannen, beiden ongehuwd, hielden, zoo 
goed mogelijk, op alles toezicht. 

Leerlingen, Regenten, Lectoren, allen waren op hen 
gesteld. Met Nieuwjaar en Kermis ontvingen zij van 
eiken Lector een, toen nog in omloop zijuden, Zeeuw- 
schen Rijksdaalder. 

Op de binnenplaats uitziende, was nog een kleine 
kamer voor Kraamkamer ingericht onder opzicht van 
Juffr. Van Aartsen. Deze ontbrak het daar aan usten- 
silia en toepasselijk huisraad. 

Er was dikwijls gebrek aan Kraamvrouwen en een 
Meesteresse — vroedvrouw ontbrak altoos. 

De ijverige, nauwgezette, latere Secretaris of Boek- 
houder der Commissie van Bestuur, de heer W. J. Zip, 
heeft in 1861, bij de inwijding van het nieuwe Gasthuis, 
een zeer belangrijk historisch Verslag over de oude 
Werkschool uitgegeven. 

HET OUDE GASTHUIS. 

Het door Fokker en mij beschreven Oude Gasthuis, 
vroeger aan St. Barbara gewijd en misschien reeds van 
omtrent 1200 dagteekenende, was van dien aard, dat 
het in 18H8 moest worden afgebroken, nadat het een 
jaar tevoren voor f 8300 was verkocht. Dit was de 
oorzaak, dat de stad, een van de eerste in Nederland, 
een nieuw Ziekenhuis verkreeg. Het werd gebouwd 
op de onverslijtelijke grondslagen van het, zoo even ver- 
melde werkhuis. 



41 

Dat in het Oude Gasthuis alles ondoelmatig was 
ingericht, kan een ieder begrijpen en desverkiezende 
lezen, maar het hinderde toen ter tijde niet zoo, als het 
dit nu zou doen. 

Het het Bestuur der Godshuizen werd bepaald, dat 
van dit gebouw de zoogenaamde mannen- en vrouwen- 
zaal voor de Lectoren zou worden afgestaan. 

Daar er slechts twee zaaltjes beschikbaar waren, 
lagen uit- en inwendige lijders bijéén ; ook geschiedden 
de operaties nu eens hier, dan eens daar. 

Die kamers werden bij het oprichten der School, wel 
iets verbeterd, maar niet veel. Ik wil ze hier niet 
meer berispen, omdat ik het in bovengenoemd geschrift 
reeds genoeg heb gedaan, en omdat toen reeds het plan 
bestond, het geheele gebouw te sloopen, niet alleen om 
zijn ondoelmatigheid, maar omdat het ook gevaarlijk 
was voor anderen, wegens zijn ligging in het midden 
der stad. 

Een bezwaarschrift van de Stadsdoctoren van der 
Fben, *) G. Rippixg t) en mij, maar vooral een door 



GUILJAM BALTHAZAR CHRISTIAAN 
VAN DER FEEN. 

*) Deze was de zoon van den uit Noordwjjk alhier beroepen 
forschen en beminneljjken predikant, die eerst op de Balans 
D 7 en later in de Langeriele K 378 heeft gewoond. 

Aan de Leidsche Aeademie kende ik v. d. Feeu als een zeer 
kundig Student. Hjj promoveerde er den 8 Mei 1837 op 
een Dissertatie met Observaties, en later deed hij dit ook in 
Obstetrie. 

Om zich in de Chirurgie verder te bekwamen, vertrok hij 
naar Parijs; na zijn terugkeer werd hij te Middelburg als 
Heelmeester geadmitteerd. Daar dit examen evenmin naar 
den zin der ouderwetsche Examinatoren noch naar zijn eigen 
genoegen uitviel, promoveerde hij ook later in dat vak te 
Leiden. 

Y. d. Feen vestigde zich te Tholen doch bleef er kort, 
werd daarna Stadsdocter te Ylissingen op een salaris van f 500. 



42 

schrijver dezes in 1856 uitgegeven brochure over ae 



Hij begon reeds aardig praktijk te krijgen, toen zijn 
engagement met de zeer vermogende Johakna Catharina 
Ackerman8, die hem tot 1897 overleefde en hem later in 
het bezit stelde van de schoone buitenplaats Roozenburg, 
hem noopte te Middelburg te gaan wonen. Dit had in 1841 
plaats. 

Zijn woning was het familiehuis der Ackermans, Dwars- 
kade G 103, dat thans nog door zijn dochter, mevrouw wed e 
Verhey, wordt bewoond. 

Ook hier verwierf hij een goede praktijk, werd Stadsdokter 
lid van het Leesgezelschap en van de Afdeeling; ook was 
hij een tijdlang waarnemend Officier van Gezondheid. 

Niet lang daarna begon hij te sukkelen, zijn gestel werd 
ondermijnd door Longtuberculose, zoodat hij na lang lijden 
den 26 April 1855 overleed. 

Drie zijner kinderen stierven op jeugdigen leeftijd aan 
Hersentuberculose ; bij een dezer constateerde ik de gevreesde 
ziekte door Autopsie. 

De ziekte was heerschend onder de Hollandsche tak der 
Van der Feen's. 

Zijn drie overige kinderen zijn gehuwd en goed gezond. 

GABRIEL RIPPING. 

f) Deze uitmuntende jonge man, zoon van Doctor H. Ripping, 
promoveerde te Leiden den 5 Februari 1841 op een Disser- 
tatie Do Otitide. Hij vestigde zich onmiddellijk in zijn 
geboorteplaats waar hij het bovenhuis, Langedelft B 126 
betrok, daarna dat van hethoekhuis Segeerstraat-kadeH 109. 

Met het oog op zijn aanstaand huwelijk met mej. Alber- 
tine Luteijn, zou hij opnieuw zijn verhuisd, ware het niet 
dat een in een gezin op de Bree opgeloopen Typhus hem 
reeds in 1853 ten grave had gesleept. 

De verdere besmetting door die ziekte werd door mij gestuit 
door het geheele gezin in het gasthuis te plaatsen. 

Ripping was lid der Waalsche Gemeente, lid der Afdeeling, 
een uitmuntend Collega, die zeker, ware hij in leven geble- 
ven, veel praktijk zou hebben verkregen. 

Tegelijkertijd met Van der Feen, werd hij door het be- 



43 

verspreiding der pokken in de stad, waar van het 
accusabele punt van uitgang was de ligging van het 
Gasthuis, deden tot den verbouw besluiten. 

Voor de theoretische lessen werd afgestaan het, weleer 
bij het Chirurgijnsgilde en Collegium Chirurgicum in 
gebruik geweest zijnde nette gebouw, dat aan het einde 
van den tuin van het Gasthuis was gelegen. Men kon 
dit ook van uit de Nieuwstraat bezoeken. 

Het was in 1666 gesticht en in 1714 gerestaureerd. 

Men bewaarde daar Naturalia en eene uit 150 boeken 
bestaande Bibliotheek. Men vond er nog menig over- 
blijfsel uit den tijd van 1714. 

Eene niet onaardige koperen fontein is mij later be- 
leefdelijk door het Bestuur der Godshuizen als aan- 
denken vereerd. 

In die kamer, of wel in eene daar naast gelegen, 
leeraarden de Voorlezers der Snij- en Geneeskunst en 
de Professoren van het Athenaeum. Daar bevond zich 
ook de reeds boven vermelde demonstratietafel. 

Deze ruime, maar kille snijkamer, werd denkelijk 
reeds oudtijds voor autopsiën gebezigd, ook voor ge- 
rechtelijke, niettegenstaande zij weinig licht had. 

Voor lijkschouwingen door de Doctoren en Lectoren 
van het Gasthuis en van de School, werd zij ook, zoo- 
lang de laatste bestond, gebezigd. 

Zij was veel geschikter dan die in het Werkhuis 
maar leek toch in niets op een hedendaagsch Amphi- 
theatrum. 

//Ad caedes hominum prisca Amphitheatra patebant; 
Ut longum discant vinere, nostra docent/' las ik later 
als een opschrift te Parijs, maar onze lokalen waren 
geen merkwaardigheid die men vreemdelingen vertoo- 
nen kon. 



danken van Dr. Holscheb Stadsgeneesheer, en tengevolge 
van het vertrek van Dr. van Deinse in het jaar daaraan- 
volgende, opnieuw met Van der Feen en met mij voor goed 
in die betrekking bevestigd. 



44 

5. ONDERWIJS. 

De op te richten scholen moesten geen kweekscholen 
zijn van hoogere wetenschap, doch slechts hulpmiddelen 
om in de bestaande behoeften te voorzien. In het 
Koninklijk Besluit was dan ook bepaald, dat het Rijk 
geen geldelijken steun zou geven. Met gebrekkige of 
liever geen hulpmiddelen deden intusschen — men 
mag dit niet ontkennen — Lectoren wat zij konden. 
Het waren mannen, zóó op eens genomen niet uit de 
kringen der wetenschap, maar uit die der praktijk. Geen 
enkele hunner had er ooit op gerekend zulk een post 
op zich te zullen nemen en bij de drukke bezigheden 
van den geneesheer, was men maar al te zeer gewoon 
spoedig de boeken voor de ondervinding prijs te geven. 

Persoonlijk de lessen niet hebbende gevolgd, mag ik 
daarover niet wijdloopig en vooral niet bedilachtig zijn. 

Er waren zoo maar niet op eens mannen te vinden 
als een Van de Voorde, Helvetiüs, Van Solingen, De 
Püyt, De Wind, Van Visvliet. Hun taak was, zoo 
meende men, voor goed opgeheven; hunne verzamelde 
boeken waren verdeeld, hunne met ijver bijeengebrachte 
praeparaten verloren geraakt. Ik noteer over het onder- 
wijs het volgende: 

LATIJN. 

Het Latijn werd, zonderling genoeg, niet aanstonds 
als leervak of bijvak ingevoerd, doch eerst in 1829. 

Het ware goed geweest, voor de eerste twee studie- 
jaren, of ten minste voor één, de morgenuren bij de 
Latijnsche school te benuttigen, maar deze was toen 
ter tijde een //noli me tangere". 

De heer F. B. Batenburg, aan onder wijsgeven ge- 
woon, bracht door slechts weinige lessen 's wekelijks, 
de leerlingen toch zóó ver, dat zij voor het grootste 
deel bij het verlaten der school, de met vele technische 
termen doorspekte Pharmacopoea en gewone recepten 
konden lezen, en meer werd niet gevraagd. 



4o 



Meermalen is mij de opmerking gemaakt, dat liet heter 
ware geweest in de laatste studiejaren slechts herha- 
lingslessen te geven, in de eerste daarentegen meer en 
langer onderwijs. Ik vermoed evenwel, dat de Com- 
missie zich de zaak niet erg aantrok. 

Eveneens, 't is mij meermalen gezegd, dat het ver- 
keerd was, de meer en meer tot het gevoel van eigen- 
waarde komende jongelui al te lang bezig te houden 
met het schrijven en leeren van verbuigingen, vervoe- 
gingen enz. Men zou liever minder grammaticaal onderwijs 
hebben verlangd en meer tijd wenschen besteed te zien 
aan opfrisschender werk, als bijv. vertalingen — 
aanmerkingen zijn evenwel gemakkelijk te maken ; 
zeker is het dat slechts zelden een candidaat door de 
Prov. Commissie, wegens zijn Latijn, werd afgewe- 
zen. Gebeurde dit een enkele maal, bij de half- 
jarige examens, dan beduidde zoo iemand overigens 
ook niet veel. Met het oog op de zeer talrijke Grieksche 
woorden, ware het goed geweest, den leerlingen hierin 
op gemakkelijke wijze te hulp te komen. 

Aan andere talen, voor bijna allen eenigszins noodig, 
werd volstrekt niets gedaan. 

In alles geleek het onderwijs op dat der eerste klas 
eener toenmalige Latijnsche school. 

Het honorarium van den heer Batenburg scheen te 
varieeren tusschèn ƒ 200 a f 300. 

Deze overleed in 1859. 

ANATOMIE EN PHYSIOLOGIE. 

Het praepareerlokaal was, zooals boven reeds door 
mij is gemeld, in ieder opzicht slecht ; ook ontbraken 
alle praeparaten, op eenige oude, op ouderwetsche 
manier aaneengemaakte geraamten na. 

Hier moet nog aan worden toegevoegd een in vroe- 
geren tijd gemaakt spiercadaver, dat is een, in een 
oven, gedroogd geraamte met eveneens gedroogde spieren 
er aan. Ook was uit de verzameling van wijlen den 



46 



Chir. Majoor Fruit *) een geraamte met opgespoten 
slagaders aangekocht. Al deze geraamten waren in 
kasten geborgen, niet in de collegekamer zelve maar 
in die der Regenten. Ze werden hoogst zelden ver- 
plaatst. De Lector moest zelf voor beenderen enz. 
bij de osteologie zorgen en hiervan was, het geringe 
tractement in aanmerking genomen, niet veel te ver- 
wachten. 
Een klein of groot kunstcadaver van Auzoux had 

CHIRURGIJN-MAJOOR FRUIT. 

*) Deze was Eerst Aanwezige Officier van Gezondheid, of 
zooala men vroeger zeide, Chirurgijn-Majoor. In de drukke 
jaren van den Belgischen opstand, had hij een adsistent in 
den heer Zembsch — zie Levensberichten — en bezat nogal 
consultatieve praktijk. Daar de tractementen niet groot waren 
en hij zelf niet bemiddeld was, verhuisde hg nog al eens. 
Ik heb hem dan ook gekend wonende in de Abdij, waar 
thans zich het magazijn van den heer De Groot bevindt, 
op de Markt nabij de Noordstraat, in de Nieuwstraat en in 
de St. Pieterstraat in het thans door mij bewoonde huis, 
F 39 9 vroeger „Brouwershaven" geheeten. In de tweede 
kamer van dat huis, hield hij er Naturalia op na, o. a. een 
opgezetten en een levenden Aap, waardoor hij vele bezoekers 
schrik aanjaagde. 

Fruit was onbesproken van gedrag en een man van ambitie. 
Hij was geen lid van Commissiën. Wel besteedde hij tijd 
aan het vormen van leerlingen, onder anderen van den heer 
Halfman, later wonende te Haamstede en eindelijk nog een 
poos te Middelburg. 

Het Hospitaal was een goede leerschool, vooral vóór dat 
de Geneesk. School bestond. 

Er hadden dikwijls autopsiën plaats, maar ook wel eens, 
„pecuniae causa," charletanneriën, bijv. het verkoopen van 
menschenvet aan buitenlui, waarvoor hij natuurlijk wat ge- 
kleurde Axungia gaf. 

Hij bezat pok vele Anatomica. Bg de verkoop van zijn 
nalatenschap zijn ook nog aangekocht het nog in het gasthuis 
bewaarde foetaal soelet en de halve schedel met arteries. 



47 

men niet, zelfs niet in het tweede tijdvak der 
school. 

Had men in den beginne een honderd gulden of vijf 
willen uitgeven voor praeparaten, dan ware men daar- 
voor te Parijs zeer goed terecht gekomen. 

Met grooten ijver zorgden intusschen het Bestuurder 
Godshuizen en de Armbesturen de bepaling te hand- 
haven op het afstaan van lijkeu. Zij waren twee of 
drie op een winter, omdat alleen vreemdelingen en 
eigenlijk slechts armlastigen zonder familie, daarvoor 
beschikbaar werden gesteld. 

De lessen waren evenwel zeer gewaardeerd. Men 
gebruikte als handboeken eerst PijEXck en later Hempkl, 
zoo ook het kleine boekje van Bock. Dit laatste werd 
echter veel later in gebruik genomen. De platen be- 
stonden uit de eens beroemde, maar toen reeds verou- 
derde van Eustacht, Vksalius, Lodeb, totdat ten laatste 
die van Cl-ocquet er bij kwamen. In alles volgde de 
School het door lectoren van de school te Hoorn aan 
de hand gedane plan. Vier jaren daarna moest den 
lector reeds een Prosector worden gegeven. 

Met de Physiologie was het maar slecht gesteld; nu 
zij was dan ook voor de meeste medici, evenals in den tijd 
van Galenus niet veel meer dan een leerstuk, *de usu 
partium." Voor demonstraties had men niets beschik- 
baar, zelfs niet een microscoop, dat men trouwens ook 
niet had weten te gebruiken. 

Met groote aandacht volgde men echter den lector, 
wanneer hij zijne uit de nieuwste werken geputte 
lessen voorlas en verklaarde. Menigeen zal toen wel 
een zoogenaamd uittreksel voor zich zei ven hebben ge- 
maakt uit dit dictaat, ofschoon het dit eigenlijk niet was. 

Ik mag het onderwijs niet al te hard vallen, daar 
ik zelf in Leiden, in 1838, bij Sandipokt nooit een 
Microscoop heb gezien. Een bijna niet te begrijpen in 
het Latijn voorgelezen en niet uitgelegd dictaat was 
alles wat men te Leiden over Physiologie hoorde. Om 



48 



een handleiding quand menie te hebben, gebruikte men 
hier aan de School, het boekje van Roose en later 
Richbrand. 

HEELKUNDE. 

Door den werkzamen en hoog geschatten Lector Jan 
van Daalen werden, naar ik meen, de theoretische 
lessen in de Heelkunde, oraal gegeven. Men gebruikte 
daarbij het handboek van Tittmann. 

Er werd veel werk gemaakt van verbandleer. De 
leerlingen waren, ook later na hun eindexamen, be- 
kend voor de keurige wijze om verbanden aan te 
leggen en deze weer af te nemen. 

Zij leerden uit het met vele platen voorziene en 
vrij uitgebreide handboek van Starck en praktisch op 
een groote pop. Windsels, watten en pluksels waren 
toen niet bij een Apotheker of Drogist vooraf te krijgen. 

Daar er vele leerlingen der School bij mijn vader 
aan huis kwamen, zag ik hoe zij zich oefenden in 
windsels oprollen, steekwieken, en gewone wieken van 
allerlei vormen maken, hoe zij moxa's en gecompri- 
meerde sponjes fabriceerden en ^eeroenen" smeerden. 

Al deze zaken zijn nu geheel uit de mode geraakt, 
ook het pluksel. De zuinigheid was aan de vroegere 
Chirurgen eigen, even goed als hun zakje met pluksel 
en instrumenten, en hun zalfdoos. 

De praktische lessen gaf de Lector in het Gasthuis, 
doch de operaties waren, zoo verre mijne herinnering 
gaat, zeldzaam. 

Kwamen zij in de private praktijk voor, dan werden 
de oudste leerlingen daar meestal bij toegelaten. 

De Lector stelde hen ook, — doch dit was in late- 
ren tijd, — in de gelegenheid de zoogenaamde Poly- 
kliniek te volgen. 

Enkele leerlingen zochten zich ook met andere Heel- 
meesters te verstaan om van hunne patiënten of onder- 
wijs te profiteeren. 



4» 

Ook cadavers waren nu en dan ter beschikking van 
den Lector. 

Als curiosum vermeld ik hier, dat de eens gebrui- 
kelijke ledenpop nog heden als aangekleede boer figu- 
reert op de Zeeuwsche Kamer van het Museum ; de 
beweeglijkheid zijner Leden is door den tijd niet iu 
een Arthritis deformans overgegaan. 

Menigeen, die het gebouw bezocht, wist niet datz^n 
vader of grootvader op dien boer heeft geleerd wonden 
te hechten en beenbreuken te herstellen. 

HEELKUNDE. 

Cornieue, de opvolger van Jan van Daalen volgde 
dezelfde methodes. Ook hij was zeer gezien. Zijn ner- 
veus gestel maakte hem evenwel minder geschikt tot 
het leiden van belangrijke operaties. Zijn voordracht 
was duidelijk en goed ; bij fijn opereeren beefde zijn 
hand een weinig. 

De jongelui volgden toen het, in het Hollandsch ver- 
schenen, handboek van Chelhs. Het laatste deel van 
dat werk handelde over oogziekten, doch deze rubriek 
behoefden zij niet te bestudeeren. Hun lector beweerde 
dan ook niet oogheelkundig te zijn, zooals zijne tijdge- 
nooten De Lepelaar en Van Lissa. 

Van Juli 1837 tot Juni 1840 gebruikte de in 1902 
overleden M. M. Van Rijssel, voor Pathologie en The- 
rapie, Conradi ; voor Chirurgie Onsenoort, voor Ver- 
loskunde Busch, voor Physiologie Richerand en daaren- 
boven als leesboek Hupelakd. 

OB8TETRIE. 

In een stad van 14 a 15.000 inwoners, was niet 
veel gelegenheid om accouchemeuten bij armen te be- 
handelen. 

Daar ieder toch verplicht was een vast getal bij te 
wonen alvorens tot het examen te worden toegelaten, 



50 



werd er wel eens een middeltje op verzonnen om dit 
aantal hij een te krijgen. 

Voor de twee vereischte kunstverlossingen ging dit 
nog veel lastiger en ik kan mij voorstellen, dat men 
er wel eens de hand mede lichtte, of den Forceps 
aanlegde, voor dat dit, in de oogen der toenmalige 
mannen van de wetenschap, nog wel noodig was. Zin- 
delijkheid op handen en op instrumenten werd steeds 
zeer aanbevolen. 

De gebruikelijke handboeken waren die van SALOMONen 
Wigand en later dat van Busch. De orale toelichting 
hiervan en niet minder des Lectors handschrift werden 
zeer op prijs gesteld, omdat het bijna geheel een op 
praktijk gevestigde wegwijzer was. 

Aan Embryologie werd bijna niets gedaan, vooral 
niet wat de eerste tijdperken betrof. 

Symphysiotomie of de toen nog zeer gevreesde Sectio 
caesarea, zagen de leerlingen toen en ook in lateren 
tijd niet, evenmin als bloed-transfusies en zoo meer. 

Aderlatingen werden nog veelvuldig aangewend. 

De Vectis werd door den Lector in de obstetrie nooit 
gebruikt noch aanbevolen. De meest gebruikte Forceps 
was de zoogenaamde van Salomox. Deze werd gemaakt 
en later nog gewijzigd door den Middelburgschen in- 
strumentmaker Krauer. 

Er was een lang en een kort phantöme. De eerste 
werd vastgemaakt op de bewegelijke lijkentafel, die 
er zich uitnemend voor leende. Het gebeurde wel 
dat men ten bate der vroedvrouwen een gezond lijk 
opende. 

Het groote phantöme is bewaard gebleven. Het staat, 
gekleed als een gravida verpleegster in een kast, en 
doet bij den eersten blik denken aan een der vrouwen 
uit //Moeder de Gans. J 



>> 



PHARMACIE EN BOTANIE. 

De eenvoudige Lector Peiestke was geen. man. van 



51 

Cathedrale importantie of van oratorisch talent. Dic- 
taten waren hem vreemd. Wat men van hem moest 
leereu, kwam direct zeer duidelijk van uit den wal 
zijner tanden te voorschijn. Van fraaie woorden hield 
hij niet en daar hij in vreemde talen niet tehuis was, 
waadde hij zich niet aan verkeerde uitspraken. Wel 
gaf hij gaarne te kennen dat hij een weiuig met het 
Latijn was vertrouwd, evenwel zou hij zich daaraan 
niet hebben gewaagd in tegenwoordigheid vau eeu 
Latinist. 

Ik herinner mij nog hoe hij Corpora hield voor een 
nominativus singularis van het vrouwelijk geslacht. 
Maar het was juist die eenvoud, gepaard aan juistheid 
en spitsvondigheid, die zijn onderwijs voor zijne weinig 
eischende leerlingen zoo aantrekkelijk maakte. Het is 
dus begrijpelijk, dat menigeen na de school te hebhen 
verlaten, overlas wat zij vau zijne lessen hadden opge- 
teekend. 

Zijn onderwijs in de Physica, waarvoor hij niet was 
aangesteld, doch dat door niemand anders werd onder- 
wezen, bepaalde zich tot de Electriciteit met batterij en 
Leidsche flesch, een weinig Volta, den thermometer, 
den contraleur en barometer. Aan de leer der Araeo- 
meters, die men toen hygrometers noemde, werd natuur- 
lijk ook iets gedaan. 

De Chemie werd waarschijnlijk onderwezen naar het 
handboekje van zekeren Tromsdorf, doch dit was eigen- 
lijk meer voor de Pharmacie bestemd. Later maakten 
de jongelui gebruik van het door Oudemans vertaalde 
werk van Soübert voor Botanie. 

De nog in 1902 levende, 84-jarige leerling Pieterse, 
die van 1834 tot 1839 aan de school studeerde, en 70 
jaar aan pharmacie heeft gedaan en daarvan 57 jaar 
te Sluis is werkzaam geweest, had de goedheid mij over 
het gebruik der handboeken, het volgende mede te deelen: 

//In mijn tijd gebruikte men Bersemus en J. B. 
z/Tromsdorf, Leerboek der Artzeiiijbereidkunde en proef- 



5J 

*ondervindelijke Scheikunde, in drie deelen. — Grond- 
beginsels der Scheikunde door J. J. Van Planken of 
„Plankb. — Korte verhandeling der Artsenijmengkundige 
/^Scheikunde door G. Lasonder. — Het handboek ter 
^herkenning van de echtheid en zuiverheid der in de 
# Pharm. voorkomende middelen. — P. J. Campagne, 
//handboek voor Drogisten- en Apothekers-leerlingen en 
z/nog andere kleine werkjes. Ook P. Greve, korte 
// schets der Scheikunde. 

//Voor Botanie : Handleiding tot de Kruidkunde van 
z/Mr Baron v. G. ; N. Ansli/n, Kruidkundig leerboek 
z/en Miquet/s Vergiftige gewassen." 

Pharmacie en Chemie gingen bij hem zoo wat hand 
aan hand en hij verdiepte zich niet in Aequivalenten 
en Stochiometrie. Toch verzuimde hij niet, toen de tijd 
gekomen was, de aanstaande Apothekers op het groot 
belang der nieuwigheden te wijzen. 

Zijn proefnemingen in de Chemie, men kon er zeker 
van zijn, waren altoos gelukkig en wat de Pharmaco- 
gnosie betreft, was zijne simpliciekas en zijn eigen -wel 
voorziene Apotheek schering en inslag. 

Aan Microscopie deed hij niet, de loupe was zijn 
vergrootglas, en die gebruikte hij dan mik trouw, als 
hij in zijn Hortus ') de Nectaria der planten opzocht of 
de plaatsing van stamina en zaden. 

Hij maakte nimmer PJxcursies met de jongelui, zoodat 
hun botanie beperkt, was tot de 400 planten in den 
Hortus, die naar het stelsel van Linnaeüs was ingericht. 



l ) Eenigszins in strijd met mijn op bladz. 36 uitgedrukt 
vermoeden, verneem ik uit een onder het drukken dezes in 
het Pharm. Weekbl. geplaatst opstel van den heer A. J. 
Wijnne, getiteld „een stukje Pharm. Geschiedenis," dat de 
Magistraat in een reglement voor een in 1799 op te richten 
Collegium Pharm , de Apothekers verplichtte een Hortus 
Medicus aan te leggen en te onderhouden. Of dit is gebeurd 
en waar, weet ik niet. 



SS 

Zij profiteerden nog al veel van de mededeelingen van 
den hortulanus. 

Scheikundigen heeft Priester dan ook nooit gemaakt 
evenmin als botanisten, wanneer men Walraven hiervan 
uitzondert, doch het onderwijs was veel beter en gere- 
gelder dan voorheen. 

Met den Lector, die lid van de Prov. Commissie en 
dus hun examinator was, viel dan ook niet te spotten; 
meestal nam men, om bij het examen goed beslagen 
voor den dag te komen, voor dit tijdstip eenige pri- 
vaatlessen bij hem. 

De voor de /^Materies Mediea", later door Dr. Fokker 
in orde gemaakte simpliciekas bestaat nog. 

Als de beurs het toeliet, gingen sommige leerlingen 
om zich in de pharmacie te bekwamen, wel eens naar 
Holland. 

ZOÖLOGIE. 

Het was de heer De Jonge, die in dit vak eenige 
lessen gaf. Hij gebruikte daarvoor zijn eigen bibliotheek 
en voorwerpen van het Zeeuwsch Genootschap. 

Practische Zoölogie en Entomologie onderwees hij met 
zijn drukke bezigheden niet ; zijn niet anatomische vor- 
ming stonden hem bovendien hiervoor in den weg. Het 
college, dat niet door de pharmaceuten werd bezocht, 
was matig bezet, omdat Zoölogie niet bij het laatste of 
eindexamen werd gevraagd. Het te volgen handboek 
was dat van Blumexbach. 

THERAPIE. 

Tengevolge van het overlijden van enkele Doctoren, 
bleef Dr. De Jonge gedurende elf jaren de jongste ge- 
neesheer in Middelburg. Dit veroorzaakte een drukke 
praktijk, zoodat in het beruchte koortsjaar 1826, hij 
120 visites per dag had af te rijden, en gedurende een 
maand lang daardoor verhinderd was in zijn gezin te 



64 

« 

dineeren; hij moest dit terloops bij zijn lijders doen. 

Er was dus, ondanks veel goeden wil, slechts weinig 
tijd voor hem over om zich aan de school te wijden, die 
hem zoo dierbaar was. 

Materies medica en Therapie waren voor zijne reke- 
ning. Hij had daarvoor, zooals reeds is gezegd, twee 
zalen in het oude gasthuis te zijner beschikking en 
bovendien de oude eerbied afdwingende Collegekamer 
der Helvetiussen. 

Het theoretische gedeelte bestond uit dictaten; die 
over Materies medica van hem, uit het jaar 1843, 
worden nog in onze Boekerij bewaard. Omstreeks 1841 
liet hij een handboek drukken, waarvan het eerste deel 
liep over koortsen. Dat ademde zeer den ouden tijd, 
zoodat er een scherpe kritiek over losbarstte. Daarna 
maakte hij het tweede gedeelte, dat over ontstekingen 
handelde en gaf het in 1843 uit. Het was veel omvat- 
tender dan het eerste en met nieuwe inzichten verrijkt. 
Het baatte hem evenwel niet, en het gevolg was, dat 
het derde deel, de chronische ziekten, niet verscheen. 

Hij had het boek buiten den handel moeten houden. 
Ik vermoed dat de scherpe recensent er van is geweest 
zijn niet-vriend, de heer Opdorp. 

Hij zelf noemde later zijn boek verouderd en beval 
naar ik meen ter studie aan : Willeumier, Richter en 
anderen. 

Voor Materies Medica, koos hij, behalve zijn dictaten, 
het werk van Te Water bij zijn onderwijs, en legde 
dat alles uit met weinig redenaarstalent. Hij begon 
daarmede, reeds des morgens ten zeven ure, zeer ten 
laste der meer moderne begrippen van slapen en waken 
aan de kweekelingen eigen. Als lid der Prov. Com- 
missie was hij hun examinator. 

Aan het ziekbed heeft hij zich natuurlijk nooit aan 
physisch onderzoek gewaagd. Hij hield dit voor weinig 
de genezing bevorderende nieuwigheden. In 1854, 
toen hij aan Pneumonie overleed, en ik zijn borst wilde 



55 

onderzoeken, wees hij mij dan ook af met de woorden : 
Geen experimenten op mijn lichaam ! 

Zijne geneesmethode, door zijn verblijf in het leger 
zeker gewijzigd was exspectatief en antiphlogistisch 
zooais uit aderlatingen, bloedzuiger*, koppen, dieet en 
nitrum bleek. 

Het Deeoctum aperiens, «Ie Quinque radices, de kina- 
dranken, zelfs de reeds verouderde Resina corticis 
Peruviani, en de mixtuur van (Jriflith, herinneren echter 
aan de studiejaren. De eerst in 1822 in gebruik ge- 
komen quinine was voor hem in den beginne nog het 
middel dat ,/de kat in den kelder sloot". Veel hechtte 
hij aan het verschil der drie kinasoorten. Beleefd en 
hulpvaardig voor leerlingen en zieken, was het echter 
bekend, dat hij * aanmerkingen" onaangenaam vond. 

Men volgde gaarne zijn lessen en autopsiën, die hij 
zeer op prijs stelde, maar die hij door den Lector in 
de Chirurgie liet verrichten. 

Evenmin als ik zelf aan de Academie, vernam 
men aan de school iets over Balneologie of klimaat- 
kuren. 

Zijn attent observeeren, zijn juiste blik in prognose 
maakten hem tot een goed en gewild geneesheer, die 
wel studeerde, maar er weinig tijd voor had. 

Het aantal leerlingen, dat van 1825 tot 1854 de 
school bezocht, bedroeg 332, van deze waren lt>2 voor 
Heelkunde, 128 Artsenijmengkundigen en 42 vooraan- 
staande vroedvrouwen ingeschreven. 

De lesuren aan de school waren bepaald als volgt : 
Anatomie : 5 uur en daarenboven praktisch onderwijs. 
Therapie : met inbegrip van ziekenbezoek, 7 uur. 
Heelkunde : H uur, waarvan drie aan het ziekbed 
werden doorgebracht, bovendien nog drie uur 
polykliniek. 
Verloskunde : 2 uur voor de Heelmeesters en 2 uur 
voor de Vroedvrouwen. 



56 

Pharmacie : 3 uur voor de Heelmeesters en een 
maandelij ksche herhalingsles ; voor de Apothe- 
kers, 5 uur. 

6. LEERLINGEN. 

De kweekelingen waren natuurlijk weldra leerlingen 
of élèves. De Pharmaceuten leefden, op een enkele 
uitzondering na, zeer stil en bedaard. Zij stonden onder 
opzicht van hunne patroons. De Medici echter gedroegen 
zich maar al te spoedig als studenten. 

Men begrijpt, dat vooral in de eerste jaren nog al 
kaf onder het koren was en enkelen voor het onderwijs 
niet waren opgewassen. Veelal waren het jongelui uit 
stille dorpen afkomstig, die geen gelegenheid hadden 
gehad zich te bekwamen ; veelal kende men zelfs de 
beginselen der Fransche taal niet. 

Maar twee zaken waren het vooral, die voor een 
behoorlijke ontwikkeling zeer nadeelig waren : de ledige 
uren in het eerste studiejaar, en ten tweede, de lust 
om studentiekoos te leven. 

In den aanvang waren de uren van onderwijs dan 
ook veel te gering in aantal, en wat is het gevolg van 
ledig loopen op den ontvankelijken leeftijd van 16 of 
17 jaren, niets dan verleiding om een dwaalspoor op 
te gaan, dat menigeen zich zeker te laat heeft beklaagd. 

De leerlingen wenschten academieburgers in het klein 
te zijn en hun gebrek aan het fortuin van zoovele 
Academies bezoekende jongelingen maakte hun levens- 
wijs en hunne bijeenkomsten wel wat ruw. Even als 
aan de Academiën, die Vondel Kakodemiën placht te 
noemen, werd al spoedig het atavistische /ygroenloopen" 
ingevoerd, met senaat en zegels en wat er verder zoo al 
bijbehoorde. 

Eens, het was in Augustus 1839, liet men drie groenen, 
twee lange en één korte, in witte hemden gekleed, als 
misdadigers op den dag van de Noordpoort naar de 
Abeele wandelen — bij langzamen tred was de afstand 



57 

minstens een uur lang. Toen liep het fout. De heer 
Van Visvliet, het hoofd der Schoolcommissie ontbood 
den Senaat en vernietigde linten en zegels, maar zooals 
te denken was, het onkruid kwam weldra opnieuw 
voor den dag. 

Over het algemeen echter mag worden gezegd, dat 
de jongelui nog al werkten. De school heeft dan ook 
vele voortreffelijke mannen opgeleverd, zooals men uit 
*de Levensberichten" zal kunnen zien, maar toch .... 
doch ik wensch hierover te zwijgen. Ik was op een 
te goeden voet met hen allen om de gebreken van 
enkelen openbaar te maken. 

Het // A miei semper tloreant" en het ^Dum Nihil est 
in poculo" hebben ook hunne goede zijden, al ware 
het slechte, dat zij aangename herinneringen nalaten 
voor zóovelen, die later zouden moeten sloven door dik 
en door dun, bij dag en bij nacht voor den strijd des 
levens. 

7. PINANTIËN. 

Bij de Medische leerlingen was het, op een enkele 
uitzondering na, regel, om, zooals het op dien leeftijd 
en bij de studiën past, nooit bij de vacantie met een 
ge vulden buidel huiswaarts te keeren. 

Bij de Commissie van Bestuur was het juist omge- 
keerd; men beijverde zich steeds om toe te komen, of 
laat ik liever zeggen, om over te houden. Had men 
iederen leerling, behalve zijn bijdrage voor Latijn, 
nog eens een vijftig gulden meer laten betalen, dan 
zou men misschien tegenover hen royaler voor den dag 
zijn gekomen. Nu deed men slechts het hoog noodige, 
en dat scheen voldoende te zijn. 

Over de begrootingen, ontvangsten en uitgaven der 
Commissie wensch ik niet uitvoerig te zijn, daar het 
mijn hoofddoel is geweest na te gaan, wat er van 
al die leerlingen is terecht gekomen, voor zoover mij 
dat natuurlijk is bekend geworden. 



58 

Vitten en critiseeren is bovendien nooit mijn zwak 
geweest. Ook heb ik op de vorige bladzijden reeds 
genoegzaam de overgroote zuinigheid der Bestuursleden 
gelaakt. 

De al te groote lankmoedigheid der Lectoren, die zich 
met zoo weinig tevreden stelden, had aan die zuinigheid 
ook wel eenigszins schuld. Zij waren toch niet aan 
daglooners gelijk, die men zoo maar kon aanstellen, 
en als zij met billijke klachten voor den dag kwamen, 
zoo maar op eens konden worden weggestuurd, en door 
anderen vervangen. 

8. OPHEFFING DER EERSTE OF PROVIN- 
CIALE SCHOOL. 

Na een leven, niet na een bloei van bijna dertig 
jaren, begonnen zich donkere wolken aan den gezichts- 
einder te vertoonen. Deze waren //nota bene" van 
financieelen aard. Het jaar 1848 en de liberale begin- 
selen, waarin men overal den mond vol had van allerlei 
bezuinigingen, sleepte al meer en meer uitgaven met 
zich mee. De landbouwers in Zeeland moesten, niet- 
tegenstaande hunne afgevaardigden op kussens in de 
Statenzaal zaten, en men de Ridderschap en andere 
aristocratische oudheden er had uit gebannen, hunne 
gekozenen voortdurend toeroepen : Spaart ! spaart ! 

En waar zou men bezuinigen bij al die onmisbare 
uitgaven, wel, immers daar, waar men bezuinigen kon, 
zonder den dijk van Westkappel gevaar te laten loopen 
of tractementen te besnoeien, of postjes af te schaffen 
in plaats van deze te scheppen. 

Het lag voor de hand, dat in een land, dat heette 
te wezen een oord van handel en zeevaart, maar niet 
van wetenschap, de geneeskundige school, een „hors 
d'oeuvre" scheen te zijn. Zij moest de onmogelijkheid 
ontgelden, om dan toch //coute qui coute", te bezuinigen. 
Het kan ook wel zijn, dat de Leden der Staten van 



50 

ter zijde hadden gehoord, dat de school maar poppen- 
spel was, vergeleken met die van Rotterdam of Am- 
sterdam, maar ik voor mij, meen, dat het streven naar 
uitsparen den doodsteek gaf. 

Jaarlijks hoorde men in de Statenvergadering som- 
mige heeren altijd op datzelfde aanbeeld slaan en ten 
laatste triomfeerden zij. 

Het kan echter ook zijn, dat men inzag, dat de ge- 
vormde Heelmeesters nu juist geen Chirurgijn-Majoors 
waren en de Medici geene Professoren. 

Axel en Hulst en de omgeving van Middelburg kon- 
den het bewijzen, dat er nu ten platten lande wel 
Docters genoeg waren, en in de steden, hoe klein ze 
ook waren, vond men Apothekers in zulk een groot 
aantal, dat er een tijd was, of komen zou, dat het 15.000 
menscheu voedende Middelburg, 24 Apothekers zou be- 
zitten, terwijl (ioes met 6000 inwoners van alle plaatsen 
op de wereld betrekkelijk de meeste Phamiaceuten zou 
tellen ! Ik en weet het niet, maar wel dat de bijl, die 
reeds aan den wortel des booms gereed lag en jaarlijks 
werd geslepen, in de Staten- Vergadering van 1853 
goede diensten deed. Toen werd echter de subsidie 
van f 1500 nog toegestaan. 

Door het [overlijden van Pieterse liet ik mij, zooals 
hier boven reeds is gezegd, bewegen diens plaats van 
Augustus tot December bij het anatomisch onderwijs 
te vervullen, maar in den loop van dat jaar werden 
én Leeraren én leerlingen ontslagen ; de eerste mis- 
schien met een bedankje. 

In de buitengewone Vergadering der Staten van 8 
April, bracht men rapport uit om het Reglement der 
School te veranderen. Den 5den November 1853 was 
de wijziging aan den Koning voorgedragen, maar Z.M. 
had er volgens besluit van 31 December, zijne goed- 
keuring aan onthouden, op grond, dat Gedeputeerden 
het Reglement hadden gemaakt en niet de Staten 
zelve. 



Deze besloten nu, niet zonder oppositie evenwel, het 
gewijzigde voorstel in beraad te nemen. 

Reeds 10 Juli 1851 was men begonnen in de Staten- 
vergadering aan de School te tornen, zoodat men meende, 
dat in 1852, Gedeputeerden een voorstel zouden doen 
tot hare opheffing. De Staten echter hadden niets an- 
ders op het oog, dan de leerlingen voortaan leergeld 
te laten betalen, bijv. 40 en 100 gulden — iets wat 
tot nu toe niet was geschied — en de stad uit te noodigen, 
de School met een subsidie van 1300 k 1500 gulden, 
over te nemen. 

Inderdaad werd dan ook in de Staten- Vergadering 
van 1853 bepaald, dat men gedurende tien jaren de 
som van f 1500 als subsidie zou geven, indien Mid- 
delburg de School geheel voor hare rekening overnam. 
(Tijdschr. Maatsch. van Geneesk. 1853 blz. 326). 

De heeren Fransen van de Putte, Utenhoven en 
Kroef stemden voor opheffing der School. De stad nam 
echter de school over, zoodat de hernieuwde Inrichting 
met 1 Januari 1854 kon beginnen. 

Er werden toen met inbegrip der Apothekers en 
Vroedvrouwen 30 of 32 oude leerlingen overge- 
schreven. 

Bij gelegenheid van het 25-jarig jubilé in 1850, was 
alles zonder feestvieren afgeloopen, de Lectoren echter, 
ontvingen, zooals reeds is gezegd, van de provincie een 
aandenken aan dat feest. 

In 1854 bij het overgaan der school gebeurde er 
niets. 

Nu de Staten besloten hadden jaarlijks subsidie toe 
te staan, was het waarlijk niet noodig geweest de school 
aan de Gemeente over te doen. Wie evenwel achter 
de schermen las, begreep, dat Mordegaai in de poorte 
zat; de Provincie wilde van de verantwoording af zijn. 

Het behoeft geen betoog, dat het de school niet aan 
bedillers heeft ontbroken. Zij had ze niet buiten maar 
wel binnen de Provincie; met name was het de heer 



BI 

Van Opdorp *) te Arnemuiden, die de Rehool een kwaad 
hart toedroeg. 



J. H. VAN OPDORP. 

*) Deze scherpzinnige maar rinnige kleine man was iemand 
van beteekenis, ofschoon practiseerende in het geringe Arne- 
muiden, ran waar hij ook het vacante Nienwland waarnam. 
Hij was den 15 Augustus 1820 te 's Bosch ook te Mid- 
delburg geadmitteerd en had dus in de eerste plaats en 
waarschijnlijk ook in België zijn opleiding ontvangen. Kundig 
en wetenschappelijk als hij was, kon hij maar niet dulden, 
dat minder wetenschappelijke mannen boven hem stonden. 

Zijn wrok tegen de School had daarenboven een mate- 
rieele oorzaak, omdat een harer eerste leerlingen, een man 
die wat wetenschap betrof, niet in zijn schaduw kon staan, 
zijn concurrent was geworden. 

Hij die doortrokken was yan het heil der Fransche methode 
der Antiphlogose, die, zooals men weet in België meer op- 
gang heeft gemaakt dan in het meer bedaarde Noord-Ne- 
derland, hij, zeg ik, die in de Zeeuwsche koortsen slechts 
een ontsteking Tan milt of ingewanden zag, verduurde het 
maar niet, dat zijne eenvoudige dorpbewoners geen bewon- 
deraars waren Tan twintig bloedzuigers op den buik en liever 
naar zijn collega gingen, die met wat kina of chinine de 
koorts afnam. 

Daarbij kwam dat Arnemuiden langen tijd vacant was ge- 
weest, evenals het nabij gelegen Nieuwland het nog steeds 
was, zoodat vele gegoeden hunne steedsche praktici bleven 
behouden. 

Op zekeren tijd ontzag hij het dan ook niet vier Middel- 
burgers aan te klagen voor het uitoefenen der inwendige prak- 
tijk en wraakte het zeer, dat de Rechtbank hen vrijsprak. 

De Prov. Commissie vooral was hem een doorn in het 
oog. Eens, ik meen, dat hij kwam berichten, dat hg de in- 
geroerde verloskundige tabellen niet zou invullen, liet hg 
den Voorzitter, Dr. De Vasst, een pistool zien, dat uit zgn 
Test uitstak. 

Geheel Trg Tan dweeperg, was er toch bg hem een zweem 
naar het mystieke : van daar, dat hg met voorliefde te Ar- 



02 

DE GENEESKUNDIGE SCHOOL TE MIDDELBURG, 

VAN 1 JANUARI 1854 
TOT ULTIMO DECEMBER 1866. 

De doodsklok had dus wel over de bijna gestorven 
school geluid, doch de levensdraad werd voor minstens 
tien jaren gerekt. 

Dit was voornamelijk te danken geweest aan de Middel - 
burgsche Geneesheeren Van den Broecke en Fokker. 

De Stad, na de overname der school, benoemde 
weldra een Commissie tot regeling, wat tengevolge had, 
dat den 9 len November 1853 door den Raad, eene ver- 
ordening tot stand werd gebracht. 

Men kan deze bijna in haar geheel lezen in hef 
Tijdschrift voor Geneeskunde, 1853, blz. 501. 

Daaraan ontleen ik het volgende : 

Art. 1. De Geneeskundige school te Middelburg, 
wordt, als voortzetting der Provinciale, den 
l on Januari 1854 geopend. 



nemuiden en te Middelburg het dierlijk magnetisme prak- 
tisch beoefende. Dit bracht echter teweeg, dat zijn orthodoxe 
gemeentenaren bang van hem waren. 

Hij recenseerde vele werken, o. a. het handboek der Dier- 
kunde van Y. d. Hoeven, ook redigeerde hij een maandblad 
— Breda 1830 — dat evenals zijn andere waarnemingen 
voorhanden is in de Bibliotheek der Afdeeling. 

Veel succes had de bekwame en werkzame man van zijn 
arbeid niet. Op het laatst van zijn leven gaf hij de Weten- 
schap op en overleed in Noord-Brabant. 

Dat hij zich in dit zijn geboorteland niet gevestigd had 
scheen veroorzaakt te zijn door godsdienstverschil met zijn 
familie. Zekere onverschilligheid op dat punt maakte hem 
ook in Arnemuiden suspect evenals zijn omgang met de 
Magnetiseurs V. d. Lee, Spaan, Dr A. v. Deins e, Vermeüle, 
Fr ederiks, Zembsch, die allen, Zembsch uitgezonderd, iets 
excentrieks hadden, hem weinig goed deed. 



m 



Art. 3. De Geneeskundige dienst «Ier gemeente wordt 
in het belang der school gewijzigd. 

Art. 4. De Commissie van Bestuur zal, onder voor- 
zitterschap van den Burgemeester, bestaan 
uit 5 leden, t. w. : één lid uit den Raad, 
één lid uit de Plaatselijke Geneeskundige Com- 
missie, één lid uit het Bestuur der Gods- 
huizen en twee Geneeskundigen. 

In de Commissie worden geene Lectoren 
benoemd. 

Art. 10: Het onderwijs wordt gegeven : 

a. In de Ontleed- en Natuurkunde van den 
mensch. 

b. in de Kruidkunde, de Scheikunde in ver- 
band met Physica; 

e. de Artsenij kunde ; 

d. de Geneesmiddelleer. 

e. de theoretische en praktische Genees- 
kunde ; 

ƒ. de theoretische en practische Heelkunde in 

verband gebracht met de Gerechtelijke 
Geneeskunde ; 
g. de theoretische en praktische Verloskunde ; 
Zoo mogelijk zou het onderwijs moeten 
worden uitgebreid tot de natuurlijke Ge- 
schiedenis en de eigenlijke Physica. 

Art. 11. Er zullen zijn vijf Lectoren : Een in de 
Anatomie en Physiologie, met inbegrip der 
praktische Ontleedkunde, één in de Genees- 
kunde en geneesmiddelen, één voor Chirur- 
gie, één in de Verloskunde, en een Lector 
in de Kruidkunde, Chemie en Artsenijineng- 
kunde. 

Art. 12. Accouchementen zullen geschieden onder 
leiding eener stads Vroedvrouw, die voor 
elk zoodanig accouchement f 1. — zal ont- 
vangen. 



• 64 

Art. 13. Het onderwijs voor aanstaande Heelmeesters 
zal vijf, voor Pharmaceuten en Vroedvrou- 
wen drie jaren duren. 
Art. 15. In plaats van het vroeger halfjarig examen, 
zal er slechts éen, in de maand Juni, wor- 
den afgenomen. 
Art. 17. De door de Comm. van Bestuur voorgedra- 
gen en door den Raad te benoemen Lec- 
toren, mogen geen lid zijn van de Prov. 
Geneesk. Commissie. 

Hun salaris zat zijn f 400, dat van den 
Lector voor Verloskunde f 200. 
Art. 20. De Lectoren mogen geen privaat onderricht 
geven, dan aan leerlingen der school, en 
dit slechts na telkens gegeven verlof daartoe. 
Art. 22. De leerlingen voor Heelmeester en Apotheker 
moeten 16 jaren oud zijn, de aanstaande 
Vroedvrouwen 20 tot 35. Onder andere 
vereischten, moesten de Heelkundigen en 
apothekers met de eerste gronden van het 
Latijn bekend zijn. Zij kunnen bij gemis 
aan die kennis, gedurende één jaar, de lessen 
daarin als toehoorders bijwonen. 
Art. 23. De leerlingen betalen jaarlijks voor de Heel- 
kundige lessen f 60, de Apothekers ƒ 10, 
toehoorders ƒ 40. 
Art. 26. De Professor en Lectoren kunnen bestendigd 
worden en leden der Prov. Comm. blijven 
als zij het reeds zijn. 
Tot nieuwe Lectoren werden, behalve de heeren 
Cornielje en Priester, nog benoemd Dr. A. A. Fokker 
en Dr. J. C. De Man en voor Physica Dr. G. Van 
Hennekeler. Prof. De Jonge had verzocht niet in aan- 
merking te komen. Op 1 Januari 1853 waren aanwe- 
zig 22 Heelk. leerlingen, 10 Apothekers en 1 Vroed- 
vrouw ; in Aug. kwamen er 5 vrouwen bij, en bij de 
opening of het eerste examen in Juni 1854 waren er 



«5 



16 Heelm., 16 Pharm. en 6 vrouwen. Een leerling — 
Pinto was overleden en Huijsman had examen gedaan. 

De benoemde Lectoren werden op liet einde van 
Dec. 1853 geïnstalleerd door 

DE COMMISSIE VAN BESTUUR. 

Deze was 2 Dec. 1853 benoemd en kwam voorloopig 9 
Nov. bijéén onder leiding van Burgemeester Bijlevbld. Als 
Lid van den Raad had er zitting in de kundige Audi- 
teur-Militair, Mr. P. J. (i. Van Diggelen, maar die vreemd 
was aan Medische zaken. Voor de Plaats. Gen. Commissie 
zat er Dr. Fokker in, voor de Godshuizen, naar ik meen, 
de latere Secretaris W. J. Zip en als Doctoren v. d. 
Broecke en De Man ; de eerste was met de Gen. wetten 
goed bekend omdat hij in 1848 in eene Commissie was 
benoemd voor de wetgeving en ikzelf kende de School. 
In de Commissie kwam later Mr. Paspoort van 
Grijpskerke als Burgemeester en de Secretaris Lantsheer 
werd vervangen door Zip, en inplaats der tot Lectoren 
benoemden kwamen Dr. L. J. De Marrée en Dr. M. H. 
Damme, die we onder de leerlingen zullen aantreffen 
en die dus beiden de School kenden en zeer ijverige 
Medici waren. In het vervolg van tijd werden leden, Dr. H. 
Ripping, op bl. 17 reeds genoemd en Dr. S. Dobbelaar 
de Wind, een geacht, rijk en kundig Medicus, ver- 
meld in de Levensberichten van Fokker en De Man. 

LECTOREN. 

De Raad benoemde behalve Cornieije en Priester, 
tot Lectoren Fokker en schrijver dezes. De eerste was 
voor Therapie de uitgezochtste man wegens zijn onder- 
vinding, wetenschappelijke kunde, nauwgezetheid en 
bekende plichtsbetrachting. Hij werd door de Lectoren 
als hun Voorzitter benoemd. Dat voor Anatomie de 
keus op mij viel, was niet te verwondereu, omdat het 

5 



66 

bekend was, dat ik mij te Parijs b. v. op Anatomie 
had toegelegd en het eigenaardig was, dat ik mijn 70 
jarigen vader kon opvolgen. Ik had dit reeds vroeger 
kunnen doen, doch vond er toen geen roeping toe en 
Pietkrse volgde hein op — zie bl. 26. — 

Voor Obstetrie, die men terecht van Anatomie had 
gescheiden, benoemde de Raad uit eene voordracht van 
den heer Van Lissa en Dr. Y. Keijzer, niet den eersten, 
een zeer beroemd Accoucheur maar den laatsten, die 
de Verloskunde wel vroeger praktisch had uitgeoefend 
maar het te Middelburg niet deed. Van Lissa meende ten 
onrechte, dat de Medische leden van de voorïoopige Be- 
stuurs-Comniissie hem hadden geweerd ; de ware oorzaak 
was, dat hij het Ie druk had. Intusschen kon hij niet 
nalaten over zijne miskenning openbaar zijne verwon- 
dering te betuigen in de Midd. Cour. van 8 Jan. 1854. 
In lateren tijd werd in plaats van Priester de heer De 
Ligny benoemd. Terwijl we Van Lissa later toch als 
Lector en bij de leerlingen zullen weervinden, volgt 
hier een enkel woord over de anderen. 

IJSBRAND KEIJZER. 

Deze Med. Doctor, geboren te Zevenhuizen en gehuwd 
met zijne nicht Mej. C. van Alphen van Stavenisse, kwam 
hier als Gemeente-Geneesheer in plaats van Ripping. Hij 
verliet Maartensdijk bij Utrecht, en zocht een minder 
vermoeiend leven. Hij woonde Noordstraat C 19, D 69 
en het laatst L 109. Keijzer was een zeer net en 
geacht man met goede praktijk, gezien bij zijn collega's, 
zeer gezellig in onze kringen, zeer werkzaam bij de 
Afdeeling, Ziekenfonds, Gezondheids-Comm. en later bij 
den Gen. Raad. Hij verliet Middelburg wegens den ge- 
zondheidstoestand zijner vrouw, en vertrok met haar 
naar Apeldoorn, waar hij een mooie villa had laten 
bouwen, doch waar zij helaas spoedig overleed. 

D&ar woonde een gehuwde zoon die Technoloog was, 



«7 

maar Dr. Kkijzer, die zich zóo veel van zijn verhuizen 
had voorgesteld, bleef ook niet gezond en begon aan 
Diabetes te lijden. Mijn vriend overleed ree<ls in 18Hf>, 
72 jaren oud. Bij zijn leerlingen, vooral bij de Aceou- 
cheuses stond hij hoog aangeschreven. 

PIETER MARINUS DE LIGNY. 

Waardige opvolger van den in 1853 overleden Priester. 
Ligny te Middelburg geboren, zoon van den //in den 
Berg Etna" wonenden apotheker, had zijne opleiding 
elders ontvangen zooals van Prof. Milder te Utrecht 
en ook te Rotterdam. Hij huwde in 18t>9 Mej. 
Charxotte vax Deinse en was zijn vader opgevolgd. 
De eenvoudige, hartelijke, onbaatzuchtige man, die een 
groot aantal betrekkingen heeft waargenomen, als Secre- 
taris van de Gez.-Comm., Lid van den Gen. en van den 
Gemeenteraad, van het Bataviaansch en Z. (ren. was bij 
alle collega's zeer gezien en aller vraagbaak. 

De Ligny werkte te veel en was al te goed. Hij overleed 
aan Pneumonie in 1892 oud t>4 jaren, eene bemiddelde 
weduwe nalatende zonder kinderen. 

Dr. GIJSBRECHT VAN HENNEKELER. 

Terwijl men aan de Ligny had opgedragen de Leer- 
lingen op het Latijn te onderzoeken, besloot men wijselijk 
de Physica aan eeic niet Pharmaceut op te dragen. Men 
benoemde bovengenoemden Leeraar bij de Burgerschool 
en Lector bij het Natuurk. Gezelschap. Eigenlijk had 
hij reeds vroeger, toen hij ook bij het Gymnasium werd 
benoemd; aan de school de Physica op zich moeten 
nemen, op de Griffie echter had men vergeten het in 
zijne aanstelling te bepalen. 

H. te Nijkerk geboren, was leeraar te Leiden geweest 
en bekend om zijne kunde, ook op sterrekundig gebied; 
natuurlijk waren zijne lessen zeer goed, ofschoon 



68 

hem het Oratorische ontbrak. Hij huwde Mej.Iüi Sara 
Henry, die nog leeft en goed geplaatste kinderen bezit. 
Van Hennekelkii die ook Botanie onderwees en altoos 
in studiën verdiept was, was zwak en nerveus. Onder- 
wijl Directeur onzer Burgerschool geworden, overleed 
hij Wagenaarstraat D 78 in Oct. 1884, oud 60 jaren. 

LOKALEN. 

Toen het nieuwe geheel voor de School ingerichte 
Gasthuis opgebouwd was, hield deze juist op te be- 
staan. Het Werkhuis niet meer beschikbaar zijnde, 
moest men het doen met de lokalen van het Oude St. 
Barbara Gesticht. Intusschen heeft men in de Nieuw- 
straat een groot huis gehuurd, G 218, waarin dan ook 
de allerlaatste lessen gegeven zijn. Zekere Ter Maat 
en zijne vrouw waren er opperbeste conciërges. Het had 
echter dit tegen, dat in dit aan Mevr. wed. Pieterse 
behoorend gebouw geen oefeningen op lijken mochten 
gebeuren. 

Voor Pharm. Laboratorium was in gebruik geno- 
men een deel van het toenmalig Museum, dat te 
voren voor Teekenschool was gebezigd. Het was in 
orde gemaakt door de Prov. Comm. en lag in de 
Latijnsche Schoolstraat vlak over de Groenmarkt en was 
weleer een deel van het huis van Jhr. Mr. v. d. Perre. 
Thans is het afgebroken en vormt den ingang Tan 
de zaak v. Gend en Loos. Het mag toevallig heeten, 
dat dit gebouwtje juist aan den Maecenas v. d. Perre 
had behoord en dat G 218 juist gelegen was over den 
toegang tot de voormalige Chirurgijnskamer. Men betaalde 
als huur voor het laatste ƒ 250. 

ONDERWIJS. 

De les-uren werden in aantal niet veel veranderd, doch 
het onderwijs zelf verbeterde veel door de jeugdige 
krachten. Bezien wij b. v. 



69 

FHYSICA EN BOTANIE. 

V. Hexxekeler in 185H met zijn lessen begonnen, 
maakte zeer veel gebruik van de werktuigen van het 
Natuurk. Gezelschap en van de steeds aangroeiende 
collectiën van de R. H. Burgerschool. Veel werk makende 
van Cryptogamen, waarvan hij een herbarium voor het 
Z. Gen. in orde maakte, was ook Microscopie zijn vak 
en kocht hij daarvoor dure Praeparaten. 

Reeds tijdens Priesters leven telde onze kleine Hortus 
400 Medische planten, doch H. vergrootte alles en rang- 
schikte beter naar nieuwe systemen. Aan excursies met 
zijn Hortulanus deed hij veel, doch met zijn leerlingen 
weinig. Zoölogie doceerde H. niet. Toen op het laatst 
de dreigende Arts-examens toch (Mik op dit gebied eenige 
voorbereiding eischten, heeft schrijver dezes zich daar- 
mede nog bemoeid ; de vroegere lessen van Prof. De Joxge 
immers waren niet vervangen. 

PBARMACIE EN CHEMIE. 

De Ligxy bracht uit eigen beurs zijn Laboratorium 
aan huis in de beste orde en maakte volop gebruik van 
dat der Prov. Comm. Fijne balanzen, een goed micros- 
coop, spectroscopen en zoo meer kwamen den leerlingen 
ten nutte, die dan ook kennis maakten met de Stochio- 
metrie en de ietw r at Metaphysische Atomenleer. De leer- 
boeken van Baumhauer en van Opwerda herinnerden 
aan den nieuwen tijd en aan de meerdere eischen der 
Prov. Comm. voor Apothekers. Op het punt van zoo- 
genaamde Gerechtelijke Expertises was hem echter de 
Leeraar aan de Burgerschool Dr. H. F. Seelheim de baas. 
— intusschen profiteerden de Apothekers meer van dat 
alles dan de heelkundigen. 

THERAPIE. 

Fokker begon zijne lessen reeds ten 7 uur, tot schrik 
der wel eens laat ontwakende toehoorders. Stipt en accu- 



70 

raat in alles en bedreven in Geologie en Chemie 
behartigde hij zeer de Pharmaeognosie. Behalve zijne 
dictaten gebruikte hij natuurlijk nieuwe werken en voor 
Ziéktekundige ontleedkunde, vele, met milde hand hem 
verschafte platen. Ik noem b. v. den Atlas van Albert, 
van Lebert, van Casenave, van Froriep en van Hebra. 
Rij lijkschouwingen, waarop hij zeer gesteld was, stond 
ik hem gaarne ter zijde, en deed dit ook bij Auscul- 
taten en Percussie, die hij te Leiden nooit geleerd had 
en ik in het buitenland wel. 

HEELKUNDE EN OBSTETRIE. 

Wat dit laatste vak aangaat bepaalde de Lector zich 
tot onderwijs op fantomes en platen. Het groote fantome, 
later weer door een ander vervangen, had indertijd 
f 100 gekost en de plaatwerken waren duur en nieuw. 
Eene Kraamzaal was er niet, zoodat de jongelui zich 
oefenden bij de Gemeen te- Vroed vrouwen, die daarvoor 
per keer / 1 ontvingen. In moeilijke gevallen hielpen 
de Gemeente-Heelmeesters. 

Voor Chirurgie ontzag de, in plaats van Cornietje tot 
Lector benoemde Van Lissa nooit eenigen tijd of moeite. 
Hij voerde de Injecties in met Atropine, den Chlorofor,m 
den Keel- en Oogspiegel. Hij doceerde oraal en vooral 
naar het werk van Emmen en naar de verbandleer van 
Pelze en de nieuwste plaatwerken. Met mij gaf hij 
den grondslag aan het Armamentarium Chirurgicum, 
dat veel gewijzigd en uitgebreid, thans een sieraad in 
het Gasthuis is. 

ANATOMIE. 

Bewonderaar der Pysiologie ben ik nooit geweest en 
betwijfelde het ook wel wat of haar zigzag-gang den 
aanstaanden buiten-docter wel grondig bekend moest 
zijn. Ik gebruikte gedrukte Aphorismen en zoo noodig 
Microscoop en platen voor Weefselleer. Anatomie werd 
den leerlingen voorgesteld als hoogst nuttig voor hen, 



71 

en ofschoon zonder Prosector zijnde, besteedde ik 
veel tijd om ze te onderwijzen, ook op Gerechtelijk 
gebied. Ik bedankte zelfs voor een kunstcadaver, 
vreezende dat men mij minder lijken bezorgen zou, 
en die had ik wel eens drie of vier te gelijk. Vooral 
maakte ik werk van het aanleggen eener kleine prae- 
paraten-verzameliug; veel is daarvan vernietigd of aan 
de Kweekschool afgestaan; wat er nog van is overge- 
bleven, berust in liet Gasthuis, welks Bestuur met het 
toezicht is belast. De plaatwerken daarentegen worden 
in de Prov. Bibl. en in het Rijks Archief bewaard. 

LEERLINGEN. 

Men vorderde meer van hen bij hun inschrijving dan 
voor 1854; vandaar reeds een beter gehalte. De leerlingen 
moesten ook meer werken, omdat de Medische wetenschap 
al meer en meer omvattend werd, de Lectoren geen 
Examinators meer waren en ook de Prov. Gen. Com- 
missie meer eischte, kortom : de meesten werkten goed, 
doch er waren er ook, die zich neerlegden bij de ge- 
dachte, dat //Der Geist der Medicien leicht zu fassen ist." 

Het was een nuttige zaak, dat men den afloop dezer 
jaarlijksche examens met de namen er bij in de courant 
plaatste. 

Rekent men de overgegane leerlingen niet dubbel, 
dan blijkt het, dat op de eerste school zijn ingeschreven 
332 kweekelingen, t. w. 1H2 voor Heelmeester, 128 voor 
Apotheker en 42 vrouwen en op de tweede school 44, 
48 en 9, te samen 101. Derhalve zal het geheele aan- 
tal geweest zijn 433, waaronder 174 Apothekers, 52 
dames en 207 adspirant Heelmeesters, doch van de 
laatsten is menigeen óf van beroep veranderd of in 
Militairen dienst gegaan. 

FINANTIËN. 

Het waren de subsidiën, die land en stad deden 



74 

Ltssa huwde tweemalen juffrouwen Lansberg; zijn 
oudste zoon, eerst Off. v. Gez. nam later de instrumen- 
ten zaak van Kern over doch overleed reeds 31 Jan. 
1880; eene zijner dochters huwde den heer S. van Os, 
ons later' n°. 176 en zijn zoon uit het tweede huwelijk 
is thans een gelukkig Med. doet. in Den Haag. 

Van Lissa, die te veel had gedaan, werd slechts 60 jaren 
oud; zijn geloofsgenooten schonken hem een waardigen 
grafsteen. 

Zijne laatste ziekte was een pleuritis chronica met 
bronchitis, doch geen longtering. 

Onze boekerij bewaart enkele waarnemingen van 
hem; een tweede deel van deze is te Amsterdam op 
het bureau der redactie verloren gegaan. 

2. JAN BAL. 
Geb. te Middelburg 19 Maart 1800. Ing. 2 Dec. 1824. 

Deze bij zijn inschrijving reeds 24-jarige jongeling: 
was goed van gedrag, maar zonder opleiding of aanleg 
voor studie. Hij was gewoon vroeger met koopwaren 
langs de straat te rijden. Hij bleef tot 28 Dec. 1828 de 
lessen volgen en beproefde toen zijn eindexamen bij de 
Prov. Comm. Toen dit mislukte gaf hij den moed op 
en zocht een ander beroep. 

3. JACOB ADRIAAN SANDERS. 

Geb. te Middelburg 5 Nov. 1808. Inges. 2 Dec. 1824. 
De school verlaten Sept. 1830. 

Sanders, woonachtig te Middelburg, was misschien te 
Vlissingen geboren. In 1824 was zijn vader Suiker- 
bakker in den Gouden Rurgh, Langedelft B 156, waar 
oudtijds het oude Stedehuis stond. Hijzelf was een 
Dandy, meer van pret dan van boeken houdende. Na 
twee jaren verliet hij de school en was uitnemend ge- 
schikt geweest zijn makkers op slechte wegen te 
brengen. Ik meen, dat hij toen tehuis is gebleven maar 
spoedig aan tering is gestorven. 

4. JAN OVERSLUIJS, 

Geb. te Goes 21 Nov. 1807, Inges. 6 Dec. 24, Bev. 

tot pl.1. heel- en vroedm. 6 en 10 Juli 1829. 

Overl. 28 Jan. 1860. 
Deze reeds vroeg wees geworden knaap, zoon van 



75 

een boekverkooper, was mijns vader» neef en bracht 
zijne jeugdige jaren ten zijnen huize door. Het bleek, 
dat de geheel verwaarloosde knaap wel praktisch te 
bekwamen maar voor wetenschap ongeschikt was. De 
gelegenheid om hem op school te doen was echter te 
schoon om ze niet aan te grijpen. Na eervol ontslag 
en een vrij goed eindexamen, vestigde hij zich al aan- 
stonds in het naburige Arnemuiden, en had daar als 
Collega's een oude vroedvrouw, Mej. Vermeilex en den 
onder bladz. 61 vermelden heer Van Opdorp. OvEttsi.rus 
huwde er de dochter van den niet onhemiddelden Bur- 
gemeester Baars, richtte een ziekenfonds op en kreeg 
er een goede, over Kleverskerke en Nieuwland zich uitbrei- 
dende praktijk. Zuinig en eenvoudig als hij was, scheen 
hij een klein kapitalist te zullen worden. Zijn een- 
voudige praktijk, die uit julapia bestond zonder Venena, 
behalve Opiaten en misschien Hyoscyamus, overtrof die 
van den waarlijk kundigen Opdorp. 

Helaas! reeds toen hij nog niet was geadmitteerd, 
bleek het, dat hij te veel den opwekkenden prikkel van 
den Alcohol waardeerde; die aanleg veranderde later 
in verslaafdheid, eerst door zijn celibatair leven opge- 
wekt, toen aangezet door de gulheid der Nieuwlandsche 
boeren, die den altoos loopenden, nooit rijdenden doctor 
goed meenden te doen en doordat zijne vrouw hem hierin 
niet. tegenwerkte* Het kon niet missen of onaangenaam- 
heden en teleurstellingen vloeiden er uit voort. Toch door- 
stond hij in 1843 een Typhus, en een Epidemie, door mij 
beschreven in het Tijds. v. Moll en Eldik 1844. Zijn 
latere collega Noom. — Zie n". 108 — kon het, ofschoon 
zeer goed van gedrag, niet tegen hem volhouden. O. 
bereikte slechts 53 jaren en stierf plotseling. Aan zijne 
weduwe liet hij nog eenig geld na, doch zijne kinderen 
hebben het niet ver in de Maatschappij gebracht. 

5. PIETER RENIER, 

Geb. den 12 Jan. 1809. Inges. 8 Dec. 1824. Bevor- 
derd tot Plattel. Heel- en Vroedm. 10 en 21 Juli 
1829. Overl. 1 Dec. 1869. 

Eenige zoon van den Sluischen Apotheker, wiens 
broeder, Predikant te Veere, op letterkundig gebied 
bekend was. Hij was nog zeer jong, doch was behoor- 



76 

lijk opgeleid. Hij leefde en leerde uitmuntend, verliet 
de school in Juni 1829 en een maand daarna werd hij 
geadmitteerd. Renier vestigde zich te Sluis, waar nog 
een oud Collega was, M. Lintel van 1790, zoo ook Dr. 
P. Hennbquin ; zijne vooruitzichten waren goed, ofschoon 
de nabijheid der grenzen voor een Protestantsch Genees- 
heer niet voordeelig is. De rijke Doctor P. Hexnequin 
deed hem intusschen meer goed dan kwaad. 

Renier huwde Mej. Alida, de dochter van den predi- 
kant Van Willis te Kapelle en was daardoor verwant 
aan den lateren Generaal Van Willis en den Genees- 
heer te Bleiswijk. Hij bezat in haar eene kundige 
vrouw, die zich een naam heeft gemaakt door het op- 
richten eener zeer goede en bloeiende Kantschool die 
echter in 1870 heeft opgehouden te bestaan. *) Zij 
woonden op de Kade en daar zij geene kinderen 
hadden, ruimer dan menige plattelander. Zijn gedrag 
was uitstekend en zijne clientèle goed, ofschoon minder 
voordeelig omdat er een Apotheker woonde. Behalve 
in de Kantschool, was hij ook van nabij betrokken in 
de onderneming van de Barge op Brugge ; een en ander 
schokte wel eenigszins zijn fortuin. 

Renier was zeer geacht, Lid van den Raad en bij 
zijn dood hebben de Dagbladen luide zijn goeden naam 
als Doctor en als Burger verkondigd. 

Te Sluis woonde ook nog zekere gefortuneerde Medic. 
Doctor M. A. Blankert, doch deze deed weinig aan 
praktijk. 

6. JAKOB KREFT VAN RIEL. 

Geb. 11 Mei 1809. Inges. 23 Dec. 1824. Dooruitlan- 
digheid de School verlaten en bevorderd tot den 
zeedienst. Overleden 1830. 

Een Middelburger, ook te jong om den ernst van zijn 
vak te kunnen begrijpen. Ofschoon goed van gedrag 
was hij echter meer student dan studeerend. Hij ver- 
liet dan ook reeds, met goed ontslag, de School in 1826 

en begaf zich in zeedienst. Ook had hij in dat jaar het 

privaat onderwijs genoten van Chirurgijn-Majoor Fruit. 



*) Bij het afdrukken dezes, lees ik dat van wege den 
Minister van B Z. in Juni 1902 eene commissie naar Sluis 
is gekomen om te zien of de kantwerkschool weder aldaar 
tot bloei te brengen is. 



77 

Hij overleed echter spoedig in hetzelfde jaar als 
zijne moeder, die woonde in de Bakkerij, tegenover 
den Penninghoek. De familie heeft niets van hem 
gehoord. Ziju broeder werd later leerling hij de School. 

Uit de jaarboekjes voor de Zeemacht bleek mij dat 
bovenstaande heer van 1827 — 29 vermeld stond als 
Chirurgijn 3 e klas bij de. zeemacht, maar in 1830 niet 
meer; hij zal toen overleden zijn. 

7. CORNELIS VAN DEINSE. 

Geb. te Middelburg 12 Dec. 1808. Inges. 5 Jan. 1825. 
De School verlaten in 182<>. Gepromoveerd te 
Leiden 15 Oct. 1832. Overleden 7 April 1879. 

Deze ijverige kundige jongeling was een zoon van i\en 
bekenden Predikant Axtoxie v. Deixse. De laatste ge- 
huwd met de dochter van den Heelm. De Piyt hadlti 
alle goed oppassende kinderen. Als Medische zonen 
had hij er één te Texel wonende en één te Middelburg 
en de overige zoons verwierven zeer goede betrekkingen 
op Juridisch of ander gebied. Corxelis had de Latijn- 
sche school afgeloopen en zijn vader, hem volle jong 
vindende, liet hem een jaar de lessen op de niets kos : 
tende school volgen, hetgeen hem zeker goed is te pas 
gekomen. 

V. Deixse vestigde zich te Dordrecht, verkreeg daar 
een flinke praktijk en bezorgde zich een goeden naam 
door zijne Cholera-behandeling met Kamfer. Jammer, 
dat hij vele jaren lang aan doofheid heeft geleden. 

8. GERRIT DE GRAAG. 

Geb. te Krabbendijke 9 Sept. 1806, Inges. 27 Oct. 25, 
Bev. in de drie vakken 8 Juli 29, Overl. 17 Dec. (Ü. 

Voorafgeganen studiën bij zijn vader te Krabbendijke, 
een studievriend van mijn vader, bezorgden aan De Graag 
een jaar afslag. Zijn gedrag en ijver waren aan de 
school zóo goed, dat de Prov. Comm. hem het Epitheton 
gaf van den l 8 *" graad, uitgedrukt door buitengewoon 
bekwaam. Weldra vestigde hij zich in het kleine Baar- 
land, doch verliet het in 1832 en werd daar later 
opgevolgd door G. Burgerhoudt, die 27 Maart 77 over- 
leed. De Graag was inmiddels gehuwd niet Catharina 



78 

Poppe, dochter van den Predikant te Oudelande; zij 
overleed weldra aan longtering, zooals haar vader en 
minstens 5 volwassen broeders en zusters, waaronder 
Am da, Jax, Leoxard en Pieter, geneesheer te Maassluis, 
terwijl de weduwe zelve oud werd en niet aan die 
ziekte bezweek. Na den dood zijner vrouw huwde De 
Graag in 1835, Catharina Frederika de Man, mijne zuster, 
die hij 25 Dec. 1851 verloor, zoodat hij ten derde 
male huwde en wel met een Middelburgsche juffrouw 
M. M. Eybaarü, die thans in 1902 nog leeft in 
Den Haag. 

Te Kapelle had De Graag het geluk een zeer uitge- 
breide winstgevende praktijk te verwerven, die hij, 
eenvoudig in alles, en als een ware boerendoctor gekleed, 
zoowel te voet afdeed, als te paard of in de toen in gebruik 
zijnde Chais. Men koos hem in den gemeenteraad; 
zijne praktijk breidde zich over al de naburige dorpen 
uit en het vertrouwen, dat hij genoot, was grooter dan 
dat van men i gen doctor uit Goes. Hij was dan ook 
handig, vooral op het gebied der kleine Chirurgie en 
der Accouchementen ; hij was de consulent der buurt 
en toch was zijn Therapie eenvoudig, meer op dagelijksche 
ondervinding steunende dan op een wetenschappelijk 
handboek. 

De Graag echter nam zijn gezondbeid niet genoeg in 
acht en overleed 53 jaren oud aan een maagkwaal. 

Zijn vader is een bejaard Medicus geworden, doch 
daarentegen stierf zijn oudste broeder, Adriaan, als officier 
van Gezondheid aan longtering en aan dezelfde ziekte 
ook zijn jongste broeder, zie ons n° 80, Geneesheer te 
Westkapelle. Van zijn vijf kinderen uit het tweede 
huwelijk, die door de weduwe uitstekend werden opge- 
voed, bezweken twee volwassen dochters aan longlijden. 
Van de drie zoons stierf de oudste in eene door hem 
te behandelen Epidemie van Diphtherie in 1862, zie 
ons n°. 168 en Tijds-Maats. 1863. Van zijne beide andere 
zoons is de een Ridder in de Orde van den Ned. Leeuw 
en Ontvanger der Successie in Den Haag en de ander, 
vroeger Officier van Gezondheid bij het leger in Indië, 
bewoont eveneens met zijn gezin die stad en is gepens. 
Luit.-Kolonel. 

De Graag is te Kapelle vervangen eerst door den heer 
Th. Snoep, later naar Wageningen vertrokken, en na dezen 



79 

door den heer H. K. Snoep, die thans nog De Graag's 
huis bewoont. Ook hebben op die plaats nog gewoond, 
doch zeer kort, de heeren Van Sprank en Sanmjk. 

9. GEORGE ONNA SERLK. 

Geb. Westkappelle 17 Juni 1809. Inges. 27 Oct. 
1825. De School verlaten 1827. 

De Serlé's behoorden, evenals de Rknier\s oorspron- 
kelijk in Vlaanderen tehuis. George was een West- 
kappelaar; aldaar was iu 1795 Willem Serlk, Secretaris 
en later Maire. In de Levensberichten hl. 143 wordt 
zekere Serlé vermeld als Geneesheer te Oostburg. Het 
was, ook in Middelburg, eene uitgebreide en geachte 
famielje geworden. George was een jongen van opvoe- 
ding en energie, maar het leven te Middelburg beviel 
hem niet, zoodat hij zijne studiën voortzette te (Jent, 
doch hij heeft het vak ook daar opgegeven en werd 
huzaar. Ook deze stand beviel hem uiet, zoodat hij 
te Dordrecht in den handel gegaan en, als zeer geacht 
man, bij .dat vak werkzaam is gebleven. 

10. JACOBUS KABBOORD. 

Geb. 13 Jan. 1799 te Kortgene. Inges. 19 Dec. 1825. 
Bevorderd tot plattel. Heel- en Vroedm. 9 en 12 
Jan. 1830. Overl. 29 April 1893, 94 jaren oud. 

Deze heer was veearts in N. Beveland. Hij liet dit, 
toen nog onvoordeelig vak loopen ; vandaar dat hij reeds 
26 jaren telde bij zijne inschrijving. Hij bleef hier 4 
jaren. Na zijn bevordering vestigde hij zich al aanstonds 
in het welvarende Schoondijke, waar hij Wethouder 
werd en nog altoos zoowat practiseerde, totdat hij op 94- 
jarigen leeftijd bezweek. De sterke man kwam niet 
om pret te maken maar om te leeren op school; jammer, 
dat zijn hoofd er niet naar stond om Professor te worden. 
Hij had als Doctor geen grooten naam maar was toch 
eene tamelijke praktijk deelachtig geworden, omdat zijne 
vrouw, zekere juffrouw Hulster uit Schoondijke veel 
geld en veel famielje had. Kabboord bezat geen kin- 
deren en schreef zijne famielje groote rekeningen voor, 
hetgeen deze goed vond, want, zeiden zij, het is toch 
maar uitleeuen. Dertig erfgenamen smeekten met goed 



80 

gevolg om zijn lang leven. Hij behoorde tot de weinige 
plattel. Heelm., die schatrijk zijn overleden. Natuurlijk 
was hij te spaarzaam om lid te worden van de Afdee- 
ling Zeeland. 

11. HENRIKUS JOSEPH JOHANNES 

LE MARCHAND. 

Geb. te Middelburg 2 Aug. 1810. Inges. 6 Juli 1826. 
Bevord. 10 en 20 April 1830 als Sted. Pl.lands 
Heel- en Vroedm. Overl. in 1832. 

Deze, weleer van Fransche famielje afkomstige jonge- 
ling, was R. Katholiek en had met verscheidene broeders 
en zusters, tot vader den Schoenenfabrikant op den Burgt 
in perc. C 97. Hij was een jongmensch van vlijt, ijver, 
studie en van zeer goed gedrag. 

Er waren voor hem in zijne geboorteplaats geene 
vooruitzichten, vandaar dat hij Officier van Gezondheid 
is geworden bij de toen uitgetrokken Zeeuwsche Schutterij. 
Ook in dienst heeft hij stil en bedaard geleefd, doch 
hij is zonder zich gevestigd te hebben, reeds vroeg te 
IJzendijke overleden en wel waarschijnlijk aan long- 
tering; aan deze ziekte overleden ook andere leden 
zijner familie. Betrekkingen van hem, die ik in 1842 
bezocht, woonden nog altoos in Parijs. 

12. MARINUS JOHANNES KRIJGER. 

Geboren Middelburg 11 Aug. 1810. Inges. 13 Juli 1826, 
Bev. den 8 en 11 Jan. 31 tot Stads- en Pl.lands 
Heel- en Vroedm. Overleden 25 Oct. 59 in O.-Indië. 

Krijger's vader was Controleur der stedelijke be- 
lastingen, wonende op de Punt O 225. Zijn broeder 
Lodewijk volgde den vader op, waarmede het wel wat 
verwaande geslacht uitstierf. Na zijn admissie was 
Marinus in 1832 gevestigd te 's Heer Arendskerke en 
in 1839 — 41 te Goes, waar hij echter niet inwendig 
mocht practiseeren of Medicijnen leveren ; het laatste 
deden echter daar toch de meeste Medici wel, maar 
clandestien. Later is hij naar Neuzen en naar Sas van 
Gent vertrokken, doch was tusschenin Chirurg te Mid- 
delburg, b. v. eerst in 1830 en veel later in 1842, zoodat 
ik hem in dit laatste jaar nog zeer korten tijd heb ge- 
kend. In 1858 nam de heer Van Pienbroek te Sas van 



81 

Gent zijne Apotheek over, hij is daar echter niet over- 
leden. Te Sas van Gent was Krijg** in 1853 met 
P. M. v. d. Bull en den gep. Officier van Gezondheid 
I. H. Schoenmaker, die in 1859 te Philippiue stond ; 
in 1860 vinden wij er F. W. Ammon. 

Krijger was een berucht maar niet beroemd heer, die 
langen tijd weduwnaar was, wispelturig, ontzettend 
blufferig, geen Potator, goed van manieren, eenigszins 
bemiddeld en niet onkundig. Hij is tusschen zijne ves- 
tigingen lang in Parijs geweest zoodat hij in 1842 ieder 
in het Fransch aansprak. 

In Middelburg wantrouwde men de familie, omdat 
zijn vader veel in Assignaten gewerkt had. Des dokters 
geld kwam echter meerendeels van erfenis en huwelijk. 
Toen hij te Terneuzen stond, had hij het geluk een 
drenkeling te redden, althans zóo heette het. Hij ont- 
ving toen uit mijne handen eene gouden medaille, omdat 
ik correspondent der Amsterdamsche Maatschappij was. 
Deed dit tijdelijk den verwaanden man waarschijnlijk 
goed, een ander geval verplichtte hem Neuzen te ver- 
laten. In het Hotel Steenkamp, waar de docter kamers 
had, hield men een gastmaal. Een der gasten, gebruikte 
geen wijn, omdat hij zich onwel gevoelde. Nog in het 
hotel zijnde krijgt deze een beroerte. Krijger er bij 
geroepen, hield vol, dat de patiënt geen ziekte had, 
maar dronken was, ofschoon alle gasten het tegenover- 
gestelde beweerden. De dokter gaf geen enkel voorschrift 
voor den zieke, die nog des middags overleed. De dag- 
bladen maakten voor hem een langer verblijf onmogelijk, 
vooral omdat de overledene zeer geacht was en men 
te Neuzen in den bedaarden Doctor Ruijze juist het 
tegendeel voor oogen had. 

De Secretaris van Sas van Gent, de heer Sttbbk, 
schreef mij, dat Krijger den 25 October 1859 te Soe- 
rabaye als Scheepsheelmeester is overleden. Hij was 
toen 49 jaar oud. De verwaande man is dus maar 
treurig geëindigd. 

13. JACOBUS SCHOONAKKER. 

Geb. te Axel 24 Nov. 1809. Inges. 17 Aug. 1828. 
School verlaten 1 Sept. 1830. Overl. 1877. 

Deze verliet de school zonder kennisgeving. Ik her- 

6 



82 



inner mij van hem, dat hij een goed oppassend jon- 
geling was met een gezond en bloeiend voorkomen. 
Intusschen heeft zijn thans nog te Terneuzen levende 
zoon Gijsbbrtus J. Schoonakker mij wel willen berich- 
ten, dat zijn geachte vader in dienst is gegaan voor 
zijn in de loting gevallen broeder Johannes, die op het 
punt stond benoemd te worden tot Secretaris van 
Axel. Nadat Jacobus zijn tijd volbracht had, is hij 
nog in dienst gebleven bij de toen, wegens de Belgi- 
sche onlusten, uitgetrokken Zeeuwsche Schutterij. Hij 
verkreeg dan ook het Metalen Kruis. Hij is daarna 
gekomen op het Notaris-Kantoor van den heer Fercken 
te Zaamslag en huwde in 1847 Fran9öise van Wijck, 
weduwe J. de Bree. Na haar dood bleef hij met zijn 
gemelden zoon zeer gelukkig samen wonen en verkocht 
zijne zaak in ijzerwaren, omdat er nog kinderen waren 
uit het eerste huwelijk zijner vrouw. Hij overleed 
15 Oct. 1877, oud 68 jaren. 



14. WILLEM LEENDERT VAN DORT Wz. 



Geb. Bergen op Zoom 26 Jan. 1809. Inges. 7 Aug. 
1826. Bev. in de 3 vakken 12 en 14 Oct. 1830. 
Overl. 12 Sept. 1841. 

Een veel belovend jongmensch, zoon van Wilhelmus 
en van Elisa Süsanna Maria van Tonningen, die in 
1809 te Bergen woonden. Zooveel ik weet, waren zijne 
studies zeer goed en heeft hij met goed gevolg geprak- 
tiseerd op het eiland Schouwen. Daar evenwel heeft 
hij de verleiding niet kunnen weerstaan; het bijéén 
komen van Medici in de stad deed kwaad en nog meer 
de voor den Docter op dat punt al te liberale land- 
bouwers, die bovendien toen gaarne zagen, dat de 
Docter ook de herberg bezocht. Kortom hij werd Pota- 
tor en wel zoo dat hij het vertrouwen verloor en ziekelijk 
en waterzuchtig werd. Hij verliet zijne standplaats 
Dreischor, waar hij werd opgevolgd door De Wilde, zie 
n°. 34, zijn vriend. Ambteloos is hij toen te Brouwers- 
haven gestorven aan diffuse Nephritis, slechts 36 jaren 
oud. 



83 

15. JACOBUS JOHANNES PIETERSE. 

Geb. Goes 15 Jan. 1808. Inges. 31 Oet. 26. Bev. 
5 Oct. 29 tot Sted. Heel- en Vroedm. Overl 19 
Mei 1853. 

Op bladz. 27 is vermeld, dat deze ijverige jongeling, 
zoon van den Chirurg te Goes, Officier van Gezond- 
heid 2e klasse bij de Schutterij is geweest, dat hij in 
1829 Prosector werd te Middelburg, Stads-Heelmeester 
was met een groote praktijk en dat zijn betreurde dood 
eigenlijk het gevolg was van te grooten ijver in de 
vervulling van zijn ambt. Te Middelb. woonde hij 
Noordstraat L 113 of 114 en St. Pieterstraat F 51. 
Eerst huwde hij Mej. Benteun uit IJ zend ijk e en later 
Mej. H. I. Cats uit Middelburg. Een groot ongeluk trof 
hem door het verlies van een eenig zoontje. Na zijn 
dood huwde een zijner dochters den heer Hennequin 
te Sluis, (ons n ü . 191). IJverig lid was hij van vele 
colleges, van de Afdeeling, van het Leesgezelschap, en 
daarbij een gezellig en vertrouwbaar, zeer geacht collega. 

Tijdens de ziekte en na den dood van Van Da alen 
heeft mijn vader een jaar lang belangeloos diens Stads- 
praktijk waargenomen, in de verwachting hem te zullen 
opvolgen ; hij zelf was immers zeer gezien en nog maar 
44 jaar oud. Doch men had Pieterse een postje beloofd, 
als hij Officier van Gezondheid bij de Schutterij wilde 
worden. Dit moest gebeuren. De Burgemeester noodigde 
den, met de Stad zeer goed bekenden heer De Man uit 
de Stadspraktijk in twee deelen te splitsen, verzekerde 
hem, dat hij als waarnemend geneesheer niet behoefde te 
solliciteeren, gaf in den Raad te kennen, dat men hem niet 
op de voordracht had geplaatst, omdat hij N.B. niet had 
gesolliciteerd en men benoemde De Lepelaar en Pieterse. 
Dit is zóowat een evenbeeld van de zaak van Dr. de Zwaan 
in 1902 in Den Haag. Pieterse bereikte maar 45 jaren. 

16. ADRIAAN PIETER JOHANNISSEN. 

Geb. Middelburg 21 Nov. 1810. Inges. 23 Nov. 1826. 
De school verlaten in 1828. Overl. in 1838. 

Deze Middelburger was de zoon van den hoefsmid 
op het Noordplein. Hij was uitstekend van gedrag, 
doch verliet het vak nam de zaak zijns vaders over, 

en overleed reeds op 28-jarigen ouderdom. 



84 
17. ADRIAAN ABRAHAM FOKKER. 

Geb. Middelburg 24 Juli 1810. Inges. 30 Dec. 1826. 
De school verlaten in 1828. Gepromoveerd te Leiden 
- in 1833. Overl. 24 December 1879. 

Van veel beteekenis was het, dat de ouders en 
raadgevers van A. A. Fokker, die de Latijnsche School had 
afgeloopen en de moderne talen kende, hem nog eens 
een jaar aan de School wilden toevertrouwen, waaraan hij 
later Lector worden zou! 

Vele waren 's mans verdiensten en vele de erken- 
ningen daarvan door zijn tijdgenooten. Hij vierde als 
Voorzitter het 100-jarig jubilé van het Zeeuwsch Ge- 
nootschap, dat hem vroeger reeds het Gouden Eerme- 
taal had geschonken. Even als later zijn zoon, praesi- 
deerde hij eens in zijne geboorteplaats, de Algemeene 
vergadering der Maatschappij van Geneeskunst. Wij 
verwijzen kortheidshalve naar de //Levensberichten" heen 
en naar de lange reeks van zijne Medische bijdragen 
in den Cataloog onzer Bibliotheek, zooals ook naar de 
verslagen van het Staatstoezicht, naar die der Afdeeling 
Zeeland, en naar die der Lectoren-vergaderingen. Met 
hem verloor de Staat, de Stad, de Faculteit en 
zijn maagschap onherstelbaar veel en . . , . ook ik, zijn 
Doctor en vriend die zooveel met hem gezien en be- 
leefd had en die met hem onze Afd. oprichtte. 

18. FRANS CANTER ALTA. 

Geb. te Purmerland en Ilpendam 25 Juni 1809. 
Inges. 2 Jan. 1827. School verlaten 16 Nov. 
1830. 

Ik herinner mij goed, dat C. A. een net oppassend 
jongmensch is geweest, die goed werkte. Na 3 jaren 
vertrok hij naar elders, doch werd toch later te Middel- 
burg geadmitteerd 30 Juni 1835, niet als Heelm., 
doch als Apotheker. Hij is in zeedienst gegaan. Inde 
jaarboekjes voor de Zeemacht vind ik zekeren I. maar 
niet F. vermeld van 30 Dec. 1839 tot 1841 of 42, als 
Officier van Gezondh. doch niet als Apotheker. 



J 



85 

19. ADRIAAN CORNELIS VERPLAATSE 

DE FEYTER. 

Geb. te Middelb. 12 April 1811. Inge*. 14 April 27. 
Bev. in Juli 31 tot Pl.l.-Heel- en Vroedm. en in 
1833 tot Sted. Heelm. Overl. Sept. 1877. 

Feyter's vader was een gerenommeerd suikerbakker, 
Noordstraat 180. Zijn zuster, Mevr. de wed. v. Rijssel, 
leeft nog, 85 jaren oud te Poortvliet. 

Een net jongmensch van flink uiterlijk, die zich vooral 
op Chirurgie toelegde en daarvoor naar Amsterdam ging. 
Hij vestigde zich in 1833 te Middelb. eerst op den Burgt, 
toen Noordstraat L 138. Doch hoe bekwaam ook, voor 
hem kwam geene praktijk open, daarom vertrok hij 
omstreeks 1835 naar Sas van Gent; waar hij nog in 
1842 stond. Daarop is hij als Chirurg naar Amsterdam 
gegaan en is daar overleden H6 jaren oud. 

20. ELTIO ALLEGONDUS FORSTEN. 

Geb. te Middelb. 2 Juli 1811. Inges. 27 Juli 1827. 
De school verl. 14 Aug. 1828. Gepromov. te 
Leiden in Philosophia naturalis. Overl. 1843 op 
Ambon. 

Ook Doctor Forsten — zie Levensberichten en boven 
bl. 7 — plaatste zijn eenigen veel belo venden Els één 
jaar op de school. Te Leiden ging hij echter, misschien 
omdat hij, even als zijn vader stotterde, niet door in de 
Medicijnen maar in de Natuurwetenschappen. Na zijn 
promotie op een Botanisch proefschrift over de Cedrela 
/ebrifuga, gaf men hem uitzicht Reinwardt als Professor 
op te volgen, maar hij overleed reeds in 1843, op 
Amboine of op Celebes aan een tropische ziekte. Met 
hem stierf de. famielje. uit. 

21. JOHAN ECHART SIVERT. 

Geboren te Meliskerke 4 Juni 1811. Inges. Juli 1827. 
School verlaten 7 November 1828, maar toch tot 
Pl.1.- en Scheeps-Heelm. bevorderd in 1837. Overl. 
Goeden Vrijdag 1874. 

Siveet deed zeker vóór zijn examen een paar reizen 



66 

naar O. Indië en wel als zeeman. Uit hetgeen Van Lissa 
eens over hem schreef, nadat hij dezen voor praktijk 
op zijn dorp had aangeklaagd, maakte ik op dat hij 
zijn beroep niet eervol heeft verlaten. Na zijn examen 
deed hij nog een paar reizen als scheepsdoctor en vestigde 
zich toen te Meliskerke als adsistent en later als op- 
volger van A. A. van Dolder die met de weduwe was 
gehuwd van den vroegeren geneeskundige Sivert aldaar. 

Sivert huwde een dame uit Holland maar had geen 
kinderen. Hij leefde zeer fatsoenlijk en zuinig en deed 
zijn praktijk altoos te voet af en liet eenige middelen 
na. Hij overleed H3 jaren oud, aan een maagkwaal, 
waartegen hem alleen Arsenicum hielp. Of hij daar te 
veel van nam of dat de ziekte zelve in verband stond, 
rnet zijn vroegere zeereizen, weet ik niet. Zeker is 
het, dat hij na zijn vestiging matig leefde en zeer be- 
mind was ; hij was Raadslid. 

Als een episode zij vermeld, dat hij eens kans zag 
voor een vriend te Brussel tegen één cent per stuk 
te laten verzamelen 1000 kievits- en zoogenaamde 
Daakjes of Tureluur-eieren uit den omtrek. Dit zou 
thans onmogelijk zijn, al betaalde men een gulden per 
stuk. Het verdwijnen dier vogels is het gevolg van 
drainage. Zijn vriend organiseerde daarmede een feest 
van een ongekende weelde. Thans is de prijs eer 15 
cents en hooger. 

22. LEONARDUS JOHANNES DE MARRÉE. 

Geb. Middelburg 6 Juni 1810. Inges. 1 Aug. 1827. 
Gepromov. te Leiden Als Med. Doctor. Overl. te 
Doetichem 11 Maart 1875. 

De Marrée woonde Noordzijde van den Dam, waar 
ook zijn vader, de gefortuneerde Chirurg, had gewoond. 
Hij zelf deed als Leidsch jager mede aan den Bel- 
gischen veldtocht. De goede man verkreeg eenegroote, 
maar later afgenomen praktijk. Als collega was hij 
aller vriend en zeer werkzaam. 

Voor zijn leven en verdiensten verwijs ik naar het 
50-jarig verslag onzer Afdeeling, die hij hielp oprichten. 

De Marrée had velerlei baantjes waar te nemen; 
was langen tijd Bestuurslid van het Nut en Regent 
van het Gasthuis, Zeer nuttig was hij bij de Afdeeling 
en voor Armen. 



^ 



87 

23. PAULUS VAN OOSTEN. 

Geb. te Veere 28 Maart 1811. Inges. 3 Aug. 1827. 
De schooi verlaten 26 Mei 1830. 

Deze jongeling was zeker een nabestaande van den 
ouden, op de Kade wonenden Apotheker v. Oosten te 
Veere. Hij verliet de school door verandering van 
beroep. 

24. GILIAM BORKING. 

Geb. Middelb. 18 Juli 1811. Inges. 4 Aug. 1827. 
Overl. 19 Oct. 1832. 

Sedert 1800 woonde op de Haringplaats, waar nu 
nog een jonge-damesschool is, de zeer geachte Fransche 
kostschoolhouder David Bokking. Driemaal is deze ge- 
huwd geweest en eens, met de boot uit Holland terug- 
keerende, werd hij verrast door het bericht, dat hij vader 
van drielingen was geworden, die echter stierven. Hij 
plaatste zijn oudsten, goed volleerden en deugdzamen zoon 
op de School. Deze bracht het tot Primus van al de 
leerlingen, maar, o jammer, hij stierf reeds in 1832, 
evenals zijne moeder, aan tuberculose der Longen, 
waarbij hij niets dan verkalkte tuberkels opgaf. 

25. JAN VAN RIEL. 

Geb. te Middelburg 17 Aug. 1811. Inges. 17 Aug. 
1827. Te Amsterdam geadmitteerd als Sted. Heel- 
en Vroedm. Dec. 1839. Overl. kort na 1842. 

De ouders van Jan van Ribl woonden in eene brood- 
bakkerij op de Vlasmarkt, tegenover den Penninghoek. 
Hij was van een ander allooi dan n°. 6, zijn broeder maar 
tevens zwak van gestel en tenger van voorkomen ; ik her- 
inner mij nog zeer goed, dat het een aardige vroolijke jon- 
gen was, wiens gedrag uitstekend was. Het voornemen 
bestond hem in zijn woonplaats Heelmeester te laten 
worden, doch dit werd verijdeld, omdat hij spoedig na 
elkander zijne ouders verloor en deze als kleine burgerlui 
geen geld nalieten. Bij de loting trok hij een laag nommer 
en moest dus in dienst gaan. Zijn goed gedrag en zijne 
na eenigen tijd volbrachte studiën hadden het gevolg dat 



88 

men hem als Officier van Gezondheid plaateen kon bij 
de mobiel verklaarde Zeeuwsche Schutterij. Ik heb als 
knaap hem daar nog eens ontmoet //nabij den Kapitalen 
Dam" met vele andere Zeeuwsche Officieren aan een 
feestmaal, drinkende op het welzijn des vaderlands. 
Zijne gezondheid was goed en naar ik hoorde, ook zijn 
gedrag. Van zijne famielje is bijna niets over, dan 
zijne 95-jarige tante, die nog goed van hoofd is. 
Zij heeft mij gezegd, dat onze Van Riel, nadat zijn 
militair leven had opgehouden, nog een reisje naar 

0. Indië gedaan heeft en gehuwd is geweest met zekere 
juffr. van Buren uit Vlissingen. Zij was van oordeel, 
dat zijn allesbehalve sterk gestel door den wapenhandel 
en zoo meer, heel veel had geleden; ik hoor, dat zij 
zich een luttel vergist. Doch hoe het ook zij, Van Riel 
deed te Middelburg geen examen, maar te Amsterdam 
in 1839, dus nog zeer jong, slechts 28 jaar tellende. 
Later vestigde hij er zich. Het kan zijn, dat hij te 
Amsterdam familieleden had ; althans zijn geslachtsnaam 
is daar bekend, doch de Militair Apotheker l 8t0 klas 

1. van Riel in 1902 te Amsterdam wonende, weet zich 
niets meer van hem te herinneren. Naam heeft Van 
Riel niet geihaakt en weet ik verder niets van hem, 
dan dat hij nog in de naamlijst van 1842 voorkomt. 

26. ROELOF BENJAMIN VAN DEN BOSCH. 

Geb. te Rotterdam 31 Oct. 1810. Inges. 21 Dec. 
1827. De school verlaten 21 Juli 1828. Gepromov. 
te Leiden in 1837. Overl. te Goes 1862. 

Over een beroemd familielid van dezen, een vroeg aan 
de wetenschap onttrokken Doctor is door mij melding 
gemaakt in de Levensberichten bij den naam v. d- 
Casteele. Van den Bosch was een vriend van Dr. A. 
A. Fokker en vertrok na een jaar de lessen onzer 
school te hebben bijgewoond met hem naar Leiden. 
Zijne Dissertatie was een betoog over den invloed der 
muziek in de geneeskunde, een onderwerp vele jaren 
later door Van Lissa ook eens besproken in eene voor- 
dracht bij het Zeeuwsen Genootschap. Van den Bosch 
werd te Rotterdam geboren, waar zijn vader woonde, 
doch deze behoorde reeds tot eene in Zeeland inheemsch 
geworden en later beroemde famielje. Met De Maeréb 
heeft hij als vrijwillig jager gediend, doch zijn verder 



80 

leven heeft bewezen, dat hij minder krijgsman dan 
musicus was. Als zoodanig is hij bekend gebleven, en 
Zeeland had aan hem zijne Zeeuwsehe muziek feesten 
te danken. Behalve hierin werd later zijn naam groot 
onder de Nederl. kruidkundigen. Nagtglas verwijst 
voor de waardeering van een en ander naar het Jaar- 
boek der Kon. Acad. van 18<>2. Deze schrijver vermeldt, 
dat men hem een professoraat in kruidkunde heeft 
aangeboden, doch dit is door den nederigen, niet met 
sterke orators organen begaafden man, niet aangenomen. 
Van den Bosch heeft zich als Doctor te Goes geves- 
tigd en vond daar al aanstonds werk genoeg in het 
naburig Wilhelmina-dorp, welks groote polder door zijne 
nabestaanden werd bestuurd. Overigens heeft hij wel 
eene goede, doch niet zeer uitgebreide praktijk gehad ; 
vele malen riep men hem wegens zijn erkende weten- 
schappelijkheid in consult. Hij w r as gehuwd met eene 
Zeeuwsche aanzienlijke dame, Mej. Hartina Geertrui da 
Lenshoek. Zijn zwak, voor Medicus eigenlijk ongeschikt 
gestel, duldde niet, dat hij ouder werd dan 52 jaren. 
Hij overleed aan tering 28 Januari 1862. De Zelandia- 
illustratie bezit zijn portret en onze boekerij zijne ge- 
schriften. 

27. PETRUS SCHOUTEN. 

Geb. te Alem 26 Mei 1811. Inges. 5 Jan. 1828. De 
school verlaten, zonder kennisgeving in Dec. 1828. 

Zijn volle naam was Petrus Daniel Abrahamis of 
wellicht Hermanüs. Hij was zoon van den 13 maal ver- 
huisden Predikant, die zich in 1830 nog zeer verdienstelijk 
heeft gemaakt te Waterlandskerkje, door zijne verdediging 
tegen de Belgen. De zoon heeft ook te Gent gestudeerd, 
is later Officier geworden, denkelijk bij de Schutterij 
en eindelijk Postdirecteur te Oostburg en Vlissingen. 

28. LODEWIJK DEYER. 

Geb. te Sas van Gent 1 April 1700. Inges. Jan. 
1828. De school verlaten 2 November 1828. Bev. 
tot Pl.l.-Heelmeester 12 Jan. 1820. Overl. 21 
Febr. 1878. 

Het was vreemd, een discipel van 38 jaren. Hij 
had te Hontenisse reeds eenigen tijd gepractiseerd, maar 



90 

zonder behoorlijke admissie. Een ware vriend der jon- 
gelui; goed, vroolijk en als een echte Vlaming vol 
buigingen en complimenten. Zijne gulheid was grooter 
dan zijn vatbaarheid. Het was een door en door prettige 
man, die ofschoon Protestant te Hontenisse onder de Ka- 
tholieken zeer gezien was. Nu en dan een kras woord tu6- 
schen de bedrijven werd gaarne door Pastoor en Predikant 
vergeven. Hij praktiseerde nog lang; zijn zoon volgde 
hem op en zijn kleinzoon praktiseert thans 1902 te Hoek. 
Men zal het den goeden man, die druk privaatlessen 
had genomen, op het eindexamen wel niet moeilijk hebben 
gemaakt, doch een admissie voor accoucheur gelukte 
maar niet. Gelukkig stond te Hontenisse nog zekeren 
heer Walker, die alleen Obstetricator was, en die met 
zijn Vectis vrij wat kwaad deed. 

29. PETRUS JOHANNES SESTERMANS. 

Geb. Middelb. 27 April 1809. Inges. 10 Jan. 1828. 
Bev. van de 3 vakken 12 en 31 Oct. 1833. Overl. 
29 Nov. 184H. 

Hij had tot vader een koopman in manufacturen, 
Markt I 4, waar later Doctor Fokker heeft gewoond. 
Aan de school was S. een gewoon en fatsoenlijk leer- 
ling. Als R.-Katholiek zocht hij den Vlaamschen kant 
en vestigde zich eerst op het dorp Graauw ; later in 1842 
was hij te 6t. Jansteen, waar hij overleed, dus in een 
bierland. S. van wien weinig te zeggen is, had volstrekt 
niet den naam van te veel te drinken, maar wel van 
te veel te eten. Hij scheen aan Bulimia te lijden en 
was, omdat hij geld wel missen kon, in die arme 
buurten bij een accouchement tevreden met een boterham 
met spek. Sestermans was zeer corpulent, toen hij op 
37-jarigen leeftijd bezweek. 

30. JAN HENDRIK NIEMAN. 

Geb. te Middelburg 18 April 1812. Inges. 19 April 

1828. Bevorderd 1 Aug. en Sept. 1834 tot pl.1.- 

Heel- en Vroedm. 

Van dezen onbesproken jongeling is mij alleen bekend, 

dat hij nabestaande was van den Lutherschen Predikant 

van dien naam, dat hij 4 April 1830 tot lidmaat bij de 

Luthersche gemeente werd aangenomen en met eene 

attestatie in 1835 de stad verliet. 



w 

31. MARINU8 JOHANNES LURKUS. 

Geb. te Colijnsplaat 5 Dee. 1809. Ingres, 30 Juni 
1828. Bevorderd 12 en 1(5 Oet. 1835 tot pl.1.- 
Heel- en Vroedm. Overl. 16 Oct. 185<>\ 

Lusküs verkreeg bij zijn aankomst één jaar afkorting 
en had dus elders reeds geleerd ; na zijn aangevraagd 
ontslag deed hij een paar reizen naar Indië. 

Van 1838 tot 1844 was Lirkis gevestigd te den Hoek. 
Toen vertrok hij naar Domburg waar zijne H8-jarige 
weduw r e, Mej. Cisaaiw nog leeft. Een zijner dochters 
huwde met den bemiddelden geneesheer Danckaerts van 
Cortgene. Te Domburg leefde de zuinige man zeer 
gelukkig; ik herinner mij nog, hoe hij naar Middelburg 
kwam om zich een paard te koopen, en bedoelde er 
mede een Oude Rus van f 1000. Te Hoek was de 
praktijk ook niet kwaad geweest ; vóór hem praetiseerde 
er De Neve; in 1831 korten tijd de latere Doctor C. 
Snijders, en na hem Walraven, Jonker, Bichner en 
anderen. Het paarden koopen bleef niet aanhouden en 
Lurkus liep zijne uitgestrekte practijk te voet af. Een 
zeer goeden, maar wellicht toch niet goeden patiënt 
had hij aan den Millionair Jhr. Willem Vershijs, die 
op het aloude, nu gesloopte kasteel van St.Jan ten Heere 
woonde. Hoe het zij, Lurkxs werd zonderling; liep altoos 
met een pistool, schoot er wel eens mede en dat maakte 
het publiek beangst. Hij overleed plotseling. 

Ter aanvulling voeg ik hierbij, dat ik in de jaar- 
boekjes voor de Marine vond, dat M. I. Lirkis den 20 
December 1830 Chirurgijn 3 e klas bij de Marine werd. 
Ik vond hem als zoodanig opge teekend maar in 183H 
niet meer. 

32. JACOB ADRIANUS VAN ELSACKER. 

Geb. te Tholen 8 Febr. 1807. Inges. 22 Juli 1828. 
Op verzoek ontslagen 10 April 1832. Bev. te 
's Bosch. Overl. 11 Juli 1838. 

Deze kleine, schrandere, maar eenigszins Scoliotische 
jongeling, die bij zijn inschrijving reeds 21 jaren telde 
was zeer gezien aan de school, vooral bij den Lector 
van Daalen en leefde als een homme range. Na Van 
Daalen's dood behield hij zijn zilveren tabaksdoos. Bij 



92 

zijn aankomst verkreeg hij een jaar afslag. Ik weet 
van hem dat hij te Willemstad, als niet gerevaccineerd 
aan Variolae stierf. Men heeft mij gezegd, dat in 1897 
zijne weduwe en een kind van hem nog leefden. 

33. JACOB CORNELIS LINDHOUT. 

Geb. te Tholen 10 Oct. 1810. Inges. 29 Juli 1828. 
Bev. tot pl.l.-Heel- en Vroedm. 21 Oct. 1834 en 2 
April 1835. Overl. 3 Juni 1888 te St. Philipsland. 

Lindhout telde 18 jaren toen hij op de school kwam 
en leefde daarna nog 60 jaren! Hij studeerde langzaam, 
leefde zeer geposeerd en goed en dat is zoo gebleven. 
Het was zeker uit gebrek aan beter en uit familierela- 
ties — was zijn vader er ook niet chirurg geweest? — 
dat hij zich op het stille toen ter tijde nog een eiland 
vormende, vaak bedijkte en nu voor goed aan den vas- 
ten wal gehechte St. Philipsland nederzette. Daar heeft 
de man steeds als een zeer geacht burger geleefd en 
had de praktijk, die er was. Na hem, in 1893, woonden 
er de arts Van Eldik en eene vroedvrouw. 

Nog in 1871 gaf Philipsland slechts een tractement 
van ƒ 75. 

34. ADRIAAN DE WILDE. 

Geb. te Dreischor 28 November 1812. Inges. 31 Juli 
1828. Bev. den 10 en 23 October en 3 December 
1833 in de drie vakken. Overleden te Dreischor 
omstreeks 1888. 

De Wilde practiseerde korten tijd te St. Philipsland 
en te St. Maartensdijk, vóór hij zich voor goed in zijn 
geboorteplaats nederzette. 

Aan de school had de hupsche jongeling, met zwaar 
zwart haar en dito grooten baard een forsch en ridder- 
lijk voorkomen, was uitstekend van gedrag en prakti- 
seerde later zeer gelukkig. Toen Willem III Schouwen 
bezocht, kwetste zich een der reisgenooten aan den voet ; 
De Wilde werd bij het hooge gezelschap ontboden. Hij 
stelde voor Goulard water te geven. Goed, zei de Koning, 
maar dan moet hij het mijne nemen; ik heb het altoos 
bij mij en krijg het uit Brussel. Patiënt genas spoedig. 

De Wilde had steeds met rampspoeden te kampen. 
Zoo verloor hij zijne vrouw en twee volwassen zoons 



93 

in O.-Indië, waarvan éen sedert September 1860 Officier 
van Gez. was. Opk bleef hij niet voorzichtig leven ! 
Die prettige partijtjes met Zuürdkeg en V. d. Ris in 
de stad, deden hem kwaad ! Hij stierf, zwak en mager 
aan hersenverweeking. Kort te voren had hij nog de 
dwaasheid van te willen huwen. Hij kon het doen, wijl 
hij bemiddeld was. Gelukkig bleef het slechts tot on- 
dertrouw, al liep ook alles uit tot schade der erfgena- 
men, die hem on toereken baar hadden verklaard ; kortom 
zijn laatste levensjaren waren slecht. 

35. JAN WAS Jz. 

Geb. te St. Maartensdijk 14 Feb. 1807. Inges. 7 Aug. 
1828. Bev. tot plattel. Heel- en Vroedm. 1830. 
Overl. te Scherpenisse 3 Dec. 1881. 

Tholen en Schouwen zijn de woonplaatsen geweest 
der Wassen, die, naar men meent, uit Engeland afkom- 
stig zijn. Allen zijn brave burgers geworden ; éen hunner 
leeft thans nog als bekend Letterkundige en een ander 
is — 1902 — Burgemeester van Leiden. 

Bovengemelde, 21 jaren oud, kreeg l ! /i jaar afslag. 
Hij had dus zeker bij een Geneeskundige geleerd. 

Na zijne admissie werd hij in 1831 Officier van Gez. 
3e klas bij de Utrechtsche Schutterij ; in '33 was hij 
2e klas bij de Zeeuwsche; vroeg ontslag in 1834 en 
vestigde zich op het zeedorp Scherpenisse alwaar hij 
zoo geacht was, dat hij er later, van 1839 tot 1851, 
Burgemeester werd. Hij huwde Mej. Schouten, dochter 
van den onder no. 27 genoemden Predikant. De heer 
Was verloor zijn oppassenden zoon, onder no. 154 te 
vermelden. Zijne nog in 1902 leverde dochter huwde 
den bemiddelden heer P. Tak. Hij zelf volgde zekeren 
heer De Moor op, wiens bevoegdheid dagteekende van 
1783. 

Onnoodig te zeggen, dat hij ook reeds als Student 
allen lof verdiende. 

Johannes Was liet waarnemingen drukken over 
Lumbbici, Angina en andere. 

36. JOHANNES BABTISTUS LUTTER. 

Geb. te Dongen (N. B.) 10 Juli 1807. Inges. 11 Aug. 
1828. Vervallen verklaard 30 Mei 1832. 

Deze, die een half jaar afslag kreeg en een protégé 



94 

was van den ook uit N.-Brabant afkomstigen heer 
Opdorp te Arnemuiden, van wien, wij reeds hebben 
gemeld, dat hij èn der schole èn den Lectoren een 
kwaad hart toedroeg. Lutter werd als een dwarskijker 
beschouwd, wilde geen groen worden en had veel, 
zei f8 lichamelijk, van de toen reeds toongevende jongelui 
te verduren. Hij bleef dan ook weg zonder kennisge- 
ving ; echter was op hem zei ven niets aan te merken, dan 
alleen, dat hij zich, zooals we zeiden, niet aan de 
overigen aansloot. Hij ging in militairen dienst. 

We vinden later een zekeren I. B. Lutter, te 's Bosch 
in 1832 geadmitteerd, te Nestelrode in 1842 prak- 
tiseerende. We mogen aannemen dat deze en onze 
student een en dezelfde persoon zijn geweest. In 1896 
wist men d&ar niets van Lutter te berichten, dan al- 
leen, dat hij er niet is overleden. Even als de zee 
voor Zeeland, was V. Opdorp voor hem een ,/Protector 
et Hostis" geweest. 

37. ABRAHAM HARTMAN VAN BUREN. 

Geb. te Middelburg 14 April 1813. Inges. 23 Dec. 
1828. Ontsl. 21 Mei 1834. 

Van Buren, sedert 1830 lidmaat der Luthersche ge- 
meente, is in 1834 of daaromtrent als Officier van Gez. 
3° klas naar O.-Indië vertrokken, maar heeft in dat 
warme land kort geleefd. Hij had eene zachtzinnige 
moeder, maar een, moraliter, niet onberispelijken vader, 
die bontwerker was. Deze woonde in den Lange Delft nabij 
den Burgt, en reisde des zomers de kermissen af. 
Hunne dochter huwde den kostschoolhouder Vogel, te 
Dordrecht. Bram heeft, zóó ver ik weet, als leerling 
niet gedronken maar men vond hem toch overal, waar 
hij niet hoorde. Daarenboven was hij in studie-zaken 
alles behalve schrander. 

38. JOHANNES JACOBUS BOURDEAU. 

Geb. te Groede 24 Januari 1810. Inges. 29 Dec. 
1828. Overl. te Middelburg Dec. 1832 of Jan. 1833. 

Deze zeer goed geleefd hebbende jongeling, is spoe- 
dig gestorven. Zijn vader was Fransch Officier en heeft 
te Middelburg en wellicht te Vlissingen eene betrek- 
king gehad bij het Entrepot. Diens vader Jean Jacques 



95 



geheeten, was de zoon van den laatsten Waalschen Predi- 
kant in de Groede; deze verliet in 17H4 hij den inval 
der Fransehen zijne gemeente omdat hij geen tractement 
meer ontving. Zijne kleindochter huwde tien tot de 
R. Katholieke Kerk hehoorenden koopman Mes. De 
zoon van deze, Dominkts Mes, woont als vermogend 
koopman te Middelburg. Zijn ijver in Kerkelijke zaken 
heeft hem — 1902 — reeds twee orden van Z. H. den 
Paus doen verwerven. Onze zóó vroeg gestorven stu- 
dent had het gebracht tot Frimuê in alle klassen, hij 
was dan ook door zijn grooten ijver bekend. 

39. ADRIAAN MARINUS AREN DS. 

Geb. te Middelburg 11 Febr. 1813. Inges. 3 Jan. 
1829. Overl. te Probolinjjo 8 Jan. 1883. 

Een knap leerling, die den 5 Juni 1833, met goed 
ontslag de School verlaten heeft, omdat hij toen reeds 
tijdelijk in dienst was gegaan. Later heeft hij eenige 
reizen als Scheeps-Docter gemaakt en is eindelijk als 
Privaat-Docter op Java gebleven, heeft daar zeer goede 
zaken gemaakt en is 70 jaren oud geworden. Hij staat 
in het jaarboekje van 18t>5 vermeld te Proboliugo. Zijn 
zoon is gehuwd geweest met Mej. Maria van Sluis, 
dochter vau een Hoofdonderwijzer te Middelburg; zij 
stierf in Indië aan cholera. Ik meen, dat er nog meer 
nakomelingen van den Docter leven. Hij zelf was de 
zoon van eene later weduwe geworden juff. Arends, die 
een gerenommeerden Bontwinkel had in de Lange Deltt. 
Haar dochter huwde den heer Ketxer en van dezen 
alweer was het eene zuster, die de vrouw werd van 
den op bl. 13 vermelden Docter During. 

Arends was aan de School leerzaam en onberispelijk. 
In zijn sterfjaar overleed ook zijne schoondochter; ééne 
zerk dekt beider graf. 

40. LEENDERT JOHANNES HOOGKAMER. 

Geb. te St. Annaland 2 April 1810. Inges. 3 Jan. 
1829. Bev. tot pi. en sted. Heel- en Vroedmeester 
den 26 en 28 Febr. 1831 en 5 Juli 1833. Overl. 
11 Jan. 1834. 

Al aanstonds verkreeg deze twee jaren afslag, omdat 
hij geleerd had bij zijn vader, den levenslustigen Ge- 



96 

neesheer en Burgemeester Willem C. H., die in zijne 
jeugd vroolijk had geleefd en als Garde d'honneur was 
uitgetrokken ; diens admissie was van 1809. Hij kwam 
veel bij mijn moeders moeder aan huis, verlevendigde 
het kleine gezin maar was wel wat los in zijn handel 
en wandel. Wij zullen meerdere zonen van hem ont- 
moeten. 

Leen was een aardige, vlugge, leergrage jongeling, 
knap van uiterlijk maar had een teringachtig voorko- 
men. Hij beleefde te Middelburg den drukken tijd der 
Belgische revolutie en den terugkeer van 1000 of 2000 
gevangenen uit St. Omer en Bethune ; al die pret deed 
menigeen, die er niet tegen kon, lichamelijk kwaad en 
Leen deed ook mede evenals ieder één. Hij is nog 
Officier van Gezondheid geweest, maar slechts gedu- 
rende korten tijd. 

In de woning zijner ouders bezweek hij reeds den 
11 Januari 1834 aan longtuberkulose, slechts 24 jaren 
oud. 

41. LEENDERT BOOGAERT. 

Geb. te Hulst 8 Jan. 1810. Inges. 12 Jan. 1829. 
Bev. 13 en 19 Juni 1835 tot pi. Heel- en 
Vroedmeester. Overl. 9 Febr. 1892. 

Boezemvriend van den voorgaanden, vroolijk, geestig, 
levenslustig in alles, behalve in het letterziften, overal 
de Primus, zelfs in het college-loopen, en van een ijzer- 
hard gestel, tot alle fatigues bestand. Die levenslust is 
hem bijgebleven, tot aan. zijn meer dan 80jarigen leef- 
tijd. Jammer, dat hij iets matroos-achtigs in zijn spre- 
ken had en zich op het laatst verbazend te buiten ging 
in alcoholicis. Hij stierf dan ook aan hartziekte en 
hydrothorax Daardoor liet zijne Apotheek ten slotte 
veel te wenschen over. Toch, niettegenstaande zijn 
moraliteit berispelijk was, en hij ruw bleef, mocht 
men hem gaarne lijden, omdat hij ijverig en goedhartig 
was. 

Hij huwde met Mej. Kooman uit Middelburg Markt Cl, 
de dochter van een goudsmid, doch verloor haar in 1837 
bij de eerste bevalling te Oostburg en huwde later op 
nieuw met Mej. Bax, zuster van den Predikant dier 
plaats ; ook deze verloor hij, maar veel later. Hij 
praktiseerde eerst te Oostburg, doeh in 1842 was hij 



97 

gevestigd te Ovezande, is daar blijven wonen, had er 
veel praktijk en een zetel in den Raad. Zijn zoon, in 
vele opzichten zijn evenbeeld, zullen wij later onder 
ii°. 170 ontmoeten. Beiden zouden beter gedaan hebben 
een anderen loopbaan te kiezen. 

Boogaert had geen concurrenten behalve, een korten 
tijd te Oudelande, zekeren heer A. B. v. n. Bree. 

42. JAN WILLEM BLANKERT. 

Geboren te Koudekerke (W.) 6 October 1813. Inge- 
schreven 3 Aug. 1829. Bevorderd 9 en 1(> Juli 
1835 tot Pl.l.-Heel- en Vroedmeester. Overleden 18 
Januari 1885. 

De goedhartige en zeer bedaard levende Blankert 
was de zoon van een eenvoudigen kleermaker te Kou- 
dekerke, die hein de school kon laten bezoeken wegens 
de nabijheid der plaats en het gratis onderwijs. Hij 
had het ongeluk een sterke scolioticus te zijn en niet 
zóo geleerd te wezen als menigeen, die met die misvor- 
ming is bedeeld. De eenvoudige, geen behoeften ken- 
nende man, vestigde zich op het vrij welvarende doch 
zelfs in 1871 nog maar f 80 salaris gevende dorp 
Cadzand, alwaar hij een burgerdochter huwde. Hun 
zoon is thans — 1902 — het zeer geachte hoofd 
eener school te Middelburg. Het geslacht is dus 
spiritueel veel vooruitgegaan. Toen B. te Cadzand 
kwam, was er een bejaard geneesheer, zekere Kalschuer, 
en daarna heeft er zich nog eenigen tijd gevestigd, de 
nog ip leven zijnde I. Hoog kamer, n°. 107. 

Blankert bezweek, 72 jaren oud, aan Af arasmus 
SeniliSy thans zou men zeggen, aan hartzwakte. 

43. ADRIAAN ELENUS 8TIGGELBOUT. 

Geb. te Veere 15 Oct. 1800. Inges. 3 Aug. 1829. Bev. 
11 Juli en 12 Aug. 34 tot Pl.l.-Heel- en Vroedm. 
Overl. 20 Maart 1877. 

Een nog bij mij berustend portret vertoont 's mans 
vader zooals die als landman uit West-Duitschland kwam. 
Onze bovenvermelde heeft ongeregeld gestudeerd, veelal 
bij de heeren Reuse en Fruit en telde dan ook reeds 
29 jaren, toen hij besloot de school er bij te nemen ; 
men kende hem aan zijn hoogen hoed. Privaat onder- 



L. 



98 

wijs bracht den niet zeer vluggen man toch zóo ver, 
dat hij in Holland is kunnen gaan praktiseeren. De 
jaarboekjes van 1842 en 65 melden, dat hij op Texel 
praktiseerde en daar had hij een zeer goede clientèle 
en was gezond. Hij overleed te den Burg op Texel, 
77 jaren oud. 

Hij had een in 1854 als pl.l.-Heelm en in 1874 als 
arts toegelaten zoon. Deze overleed plotseling op Texel, 
13 Febr. 1898.. 

44. JACOBUS MAARTEN VAANE. 

Geb. te Middelburg 15 Juni 1813. Inges. 5 Aug. 
1829. Gegradueerd 10 Juli en 13 Sept. 1834 tot 
stads- en Pl.l.-Heel- en Vroedm. Overl. 1848 of 1849. 

Met weemoed denk ik aan Vaane — ook wel Vane 
geschreven, hetgeen op Engeland wijst — omdat hij 
gedurende eenige jaren geheele dagen bij ons aan huis 
doorbracht. Ik leerde van hem het begin der Botanie 
en hij van mij de Latijnsche grammatica Zijn vader 
was een eenvoudige tuinman in het //kuipertje" op het 
Molen water. In de hoop dat zijn gestel sterker zou 
worden bij betere voeding, nam mijn vader diens sne- 
digen, ijverigeri zoon tot zich. Zoo zwak was zijn ge- 
stel, dat hij, student zijnde, nog één of twee jaren in 
beugels heeft geloopen. Vlijtig en nauwgezet was hij 
en zeer matig in alles. Het eindexamen was zeer goed 
en weldra vond mijn vader gelegenheid hem als ad- 
sistent en later als associé te plaatsen bij den Heelmees- 
ter Gütteling te Kruiningen, die half verlamd was; 
men wachtte daar als concurrent doctor Janssen. Het 
gelukte uitnemend ; zijn praktijk nam sterk toe, omdat 
hij kundig en eenvoudig was en ondernemend. Hij 
was b.v. de eerste, die zonder stadshulp bij eene zwaar 
gebouwde boerin eene amputatie boven de knie met goed 
gevolg ondernam. Maar toen de rijke en sterke collega 
gekomen was, die later burgemeester werd en er een 
Sociëteit werd opgericht en omber-gezelschappen, vond 
Vaane het goed te toonen, dat hij diens gelijken wilde zijn 
in fatsoen en vertering en wijndrinken. Dat was zijn on- 
geluk I De zwakke stumper kon er niet tegen en zoo 
als doorgaans bij hen, die het geld ontzien, op den wijn 
volgde brandewijn en op het matig gebruik het misbruik. 
De praktijk ging achteruit en toen, door den dood van 



99 

den bejaarden De Graag, het naburig Krabbendijke 
openkwam, toog hij daar henen en verkreeg er opnieuw 
praktijk. 

Gehuwd met een juffrouw uit Holland, verloor hij in 
1875 te Probolingo, als Officier van Gezondheid, zijn 
oppassenden een i gen zoon. 

Op zekeren avond toen Vaane te paard naar Hall) 
was gereden, kwam het dier alleen tehuis en vond 
men den dokter, den forceps onder den arm, den vol- 
genden morgen levenloos liggende in de kreek, hekend 
als de tf Drie Haasjes". Het ongeval is nooit opgehel- 
derd. Op de lijst van 1835 vindt men Vaank als ge- 
vestigd te Kruiningen, in 1843 en '49 te Krabbendijke. 
In datzelfde jaar was er tevens de heer L. Eu baard 
gevestigd. Zie n° 97. 

45. JOHAN KLAP. 

Geb. te Kruiningen 18 Nov. 1811. In ges. 10 Aug. 

1829. School eervol verlaten door dienstneming 
Juni 1833. Overl. na 1865. 

Een flinke, ferme en leerzame boerenzoon, die gaarne 
meedeed maar ook werkte Hij verliet de School en 
vertrok als Officier v. Gez. of op eigen risico naar Indië. 
Ik hoorde nu en dan dat het hem daar goed ging. In 
1865 stond hij als particulier maar geadmitteerd ge- 
neesheer te Tagal. Ik meen dat er nog nakomelingen 
van hem bestaan. 

46. CORNELIS HUIBREGT JANE. 

Geb. te Middelburg 21 Maart 1814. Inges. 4 Jan. 

1830. Wegens dienstneming Juni 1833 de School 
verlaten. Is spoedig overleden. 

Alhoewel levenslustig van aard en knap van uiterlijk, 
vei toonde deze leerling weldra aanleg tot tering. 

Hij was zoon van een spiegelmaker, Noordstaat L 187, 
die aan dierlijk Magnetisme en aan Physica deed. 

Jane werd al vroeg in het Militair Hospitaal bij Fruit 
onderwezen, zoodat hij goed de lessen aan de School 
kon volgen. Door toedoen van dien Chir.-Majoor, werd 
hij Officier v. Gez. 3° klasse bij het Leger en kreeg 
Middelburg tot standplaats. 

Het duurde niet lang met hem daar hij longtering 
kreeg en overleed. 



100 

Janb is gehuwd geweest met de dochter van den zeer 
vermogenden heer Schippers, Groenmarkt B 30. Het 
was een lust hem met zijn witten vederdosch en haar 
met satijnen kleeding te zien wandelen. Vader Schippers 
had een buitenplaats *London" buiten de Koepoort, 
maar zijn gezin kostte hem veel, terwijl hij zelf veel 
geld aan liefhebberijen verkwistte, waarbij hij ontzettend 
werd bedrogen. 

Na het overlijden zijner vrouw moesten de kinderen, 
om nog iets te redden, boedelscheiding aanvragen. De 
zoon — zie n°. 65 — verliet de stad. 

Hij zelf verkocht huis en buiten en kocht en verkocht 
met veel verlies een ander in de Langeville E 210, en 
stierf eindelijk doodarm in Noord-Brabant. De overige 
kinderen vertrokken naar Leeuwarden en Haarlem. 

Suze Schippers was lichtzinnig. Tijdens de laatste 
levensdagen van haar man speelde zij maar al door op 
de piano; na zijn verscheiden ging zij een zeer slecht 
pad op. Zij zonk al dieper en dieper, zoodat men haar 
weldra in het oude Gasthuis als patiënte had. 

Daarna i« zij te Antwerpen met een R. K. schipper 
gehuwd, bij welke gelegenheid zij van godsdienst is 
veranderd. Later leefde zij op kosten van het Arm- 
bestuur te Terborg, en toen dit haar, tengevolge der 
Armenwet naar Middelburg zond, ging zij behoeftig in 
het Bagijnhof wonen en stierf door ieder verlaten in 
het nieuwe Gasthuis. 

47. CHRIST. FRED. CARL DIDERICH 
VON GEMMINGEN. 

Geb. 8 Oct. 1809 te 's Hage. Inges. 15 Jan. 1830. 
School verl. 22 Juni van dat jaar. 

Deze schijnt slechts een maand hier te zijn geweest, 
geen wonder, dat ik niets van hem weet te vertellen. 

48. PETRUS WILH. GUTTELING. 

Geb. 17 Nov. 1809. Inges. 31 Juli 1830. School 
verlaten wegens dienstneming. 

Ook van dezen is mij niets bekend, dan alleen dat 
hij spoedig in Militairen — niet geneeskundigen — 
dienst is getreden. 



101 

De thans in Utrecht wonende, en vroeger naar ik 
meen in Delft gepractiseerd hebbende heer Güttbliko 
schreef mij, die familie niet te hebben gekend. 

49. JACOBUS QUIRINUS BOS. 

Geb. 14 Juli 1814. Inges. voor artsenijmengkunde 
31 Juli 1830. De school in 1835 verlaten. Bev. te 
Middelb. 12 Jan. en 15 Oct. 1838 tot Sted. Vroed- 
en Heelm. 

Ingeschreven voor de Pharmacie, is Bos in 1835 naar 
Rotterdam vertokken, doch later te Middelburg gead- 
mitteerd. 

Bij het verlaten der School, verkreeg hij het hoogste 
Certificaat. Ik heb ergens gelezen, dat een Medicus 
J. Q. Bos in 1838 is overleden, doch ik herinner mij 
niet waar. 

50. JACOBUS ADRIAAN FRASER. 

Geb. vermoedelijk te Vlissingen 23 Nov. 1814. Inges. 
8 Aug. 30. Overl. in 1831. 

Over dezen vroeg gestorven leerling valt niets bizon- 
ders te melden. 

Zijn halve broeder, de vader van n°. 134, woonde op 
de Markt te Middelburg in een sigarenwinkel. 

51. DANIEL HAARTSEN. 

Geb. te Waterlandkerkje 24 Juni 1811. Inges. 
Aug. 1830. Bev. 12 en 15 Juli 1836 tot Pl.l.-Heel- 
en Vroedm. Overl. 6 Sept. 1847. 

Zoon van een welvarend landbouwer, bij wien ik in 
1834 of 35 idyllische dagen doorbracht. Zijne dochter 
huwde met den heer Leunis, zie ons n°. 56, te Groede. 
Daniel was te Middelburg stil, behoorlijk van leven en 
vlijtig maar niet vlug. Hij vestigde zich te IJzendijke, 
waar hij na eene stille praktijk van 14 jaren, 36 jaar 
oud, overleed. Hij stierf kinderloos. 

52. JAN FRANCISCUS V. D. VELDE. 

Geb. te Middelb. 29 Oct. 1813. Inges. 18 Febr. 1831. 
School verlaten 30 Sept. 1 834. Geadm. in N.-Holland 
13 Mei 1835. 

De vader -of oom van dezen R. K. jongeling had een 



102 

Magazijn van Galanteriën in de Langedelft, doch deze 
zaak hield geen stand, zoodat de famielje vertrok. Na 
zijn examen vestigde hij zich in het veel R. K. tellende 
Hiissmn. Hij is er gebleven tot 1865 en is toen ver- 
trokken naar St. Oedenrode; ik meen, dat hij geen 
kinderen heeft achtergelaten. 

53. JOHANNES LEONARDUS DURING. 

Cieb. te Middelb. 11 Aug. 1813. Inges. 6 Aug. 1831. 
De school verlaten in 1835. Bev. in de 3 vakken 
10 Juli eu Oet. 

Waar nu de Burgeravondschool gevestigd is, woonde 
Doctor .1. P. Diring , reeds op bl. 13 en in de /r/Levens- 
berichten" vermeld. Door leeftijd, door een tweede 
huwelijk enz. werd deze op zijn ouden dag zóó slecht 
bij kas, dat hij praktijk en bestaan moest gaan zoeken 
in Zierikzee, in St. Maartensdijk en eindelijk in N. -Brabant. 
Zijne beide Prot. dochters waren gehuw r d met de Ge- 
neesheeren Sivert van Oostkapelle en Wielemaker van 
St. Jansteen. Zijn zoon w r as een net, goed levend jongeling, 
evenals de vader R. K. Hij had de Latijnsche school door- 
loopen, maar liet zich daar al te veel op voorstaan, te 
meer daar hij bleek niet zeer vlug van geest te zijn. 
Na zijn examen trok hij naar het Prot. 'sHeer Arendskerke, 
daarna naar het R< K. Hulst en eindelijk naar meer 
dan ééne plaats in N. -Brabant, b.v. naar Asten; daar 
of te Zevenbergen verbrandden zijne meubelen en boekerij, 
en het was denkelijk toen, dat zijn vader besloot bij 
hem te gaan inwonen, hetgeen ook later deed de wed. 
SrvERT. Te Asten stond hij nog in 1862 : kortom het 
is maar sukkelen geweest. Ik meen dat in N.Brabant 
nog nakomelingen van hem leven. 

54. LAMBERTUS VAN DEN ABEELE. 

Geb. te Middelb. 12 Jan. 1816. Inges. 27 Dec. 1831. 
Bev. 14 en 18 Juli 1837 tot Pl.l.-Heel- en Vroedm. 
Overl. in 1864 te Soubnrg. 

Een stil en oppassend jongmensch, wiens wijsgeerige, 
altoos in Godsdienstige en wijsgeerige geschriften levende 
vader, Apotheker was in de Vlissingscbe straat I 173, 
eene zaak die hij zeer behartigde en die hij aan zijn 
oudsten even stillen zoon Marttnus overliet. Hij woonde 
later op de Heerengracht en werd meer dan "80 jaren oud. 



108 

Abeele vestigde zich te Oost-Souburg, waar hij vele 
plagerijen te dulden had van zijn ouden collega, den 
Wethouder Hamax. Hij huwde zekere juffrouw Del voye 
uit Vlissingen en had kinderen. Te Souburg liep hij 
zijne praktijk te voet af en bezweek na een treurig 
kwijnen, aan de in de familie niet onbekende long- 
tering. Ook hij was een Philosoof sui generis. Het was 
in dien tijd, dat Fovcailds slingerproef te Middelburg 
in het Auditorium vertoond werd door den heer L. 
Janse. Ze diende om te bewijzen dat de aarde van 
het Westen naar het Oosten draait. Als ik, zei de 
kortademige Docter mij, van Souburg naar het oosten lijk 
gelegen Ritthem ga, dus met de aarde mede wandel, 
ben ik altoos minder vermoeid dan bij het terug wan- 
delen. Hij bespeurde niet, dat zijn tegenstander niet 
de loop onzer aarde was maar dat deze in zijn afne- 
mende levenskracht te zoeken was. 

55. SIMON JACORUS HENDRIX. 

Geb. te Middelb. Markt C H/7 23 April 1816. Inges. 
27 December 1831. OverL 1837. 

Hij was de oudste zoon van den heer Hendrix, die 
met zijne broeders een groot effectenkantoor hield en 
eens of tweemalen het hoogste lot uit de loterij trok en 
toch door de onverwachte Relgische revolutie zijn zaak 
verlaten moest. Het was een eerlijke zaak, waarbij zijn be- 
middelde vrouw, zekere joodsche juffrouw De Haas uit 
Amsterdam, haar eigen fortuin vrijwillig opofferde. 

Simon, oorspronkelijk voor Pharmaceut ingeschreven, 
werd in September 1832 ontslagen. In 1835 zag hij, 
door zijne zwakke gezondheid, ook van de heelkunde 
af en is weldra, omstreeks 1837 te Rijssel aan tering 
overleden. Een halve broeder van hem, zie n°. 142 
practiseert thans nog in Amsterdam. 

56. LAURENS HENDRIK LEUNIS. 

Geb. te Neuzen 8 Augustus 1816. Inges. 20 Dec. 
1831. Rev. 10 Juli en 17 Juli 1837^ tot Pl.lands 
Heel- en Vroedm. met het Praedicaat n°. 1 als 
buitengewoon bekwaam. OverL te Amsterdam in 
Juni 1894. 

Leunis, met wien ik mijne eerste Anatomie-lessen 
heb gedeeld, was de oppassende zoon van den niet 



104 

onbemiddelden beurtschipper op Neuzen. Hij behoorde 
tot een uitgebreide familie in de buurt van die plaats. 
Aan de school was hij alles, wat men maar wenschen 
kon en breidde hij zijn kennis uit door privaat 
onderwijs. Hij vestigde zich in het welvarende dorp 
Groede, waar behalve zekeren beunhaas nog geves- 
tigd was de rijke Burgemeester Van Geelkerkend 
Later kwam op die plaats nog de kundige Halffman, 
die echter reeds den 24 November 1866 aan apoplexia, 
niet door wangedrag overleed. Evenwel vestigde zich 
ook, ik meen eerst te Breskens en later te Groede, de 
heer Lucieer, mijn eerste privaatleerling, die uitgebreide 
familiebetrekkingen had en eene groote praktijk ver- 
wierf. Deze stierf in 1894, 78 jaren oud. Ook leefde 
er tot 1865 de Apotheker Baert, zoodat de praktijk 
verdeeld was. Op het laatst ging hij rustig leven in 
Amsterdam en stierf daar in Juni 1894. Zijn thans 
eveneens overleden zoon, vestigde zich op Nieuwdorp 
in Zuid-Beveland, zie n°. 183. 

Het 40-jarig jubilé van Leunis werd door de gemeente 
en door de omwonende collega's met veel animo gevierd. 

57. PIETER JACOBUS GILLISSEN. 

Geb. te Middelburg 8 Aug. 1814. Inges. 7 Jan. 
1832. Vertrokken naar Leiden 1832. Overl. 1837. 

Deze oppassende en zeer goed onderlegde jongeling 
was zoon van den op het Molen water in //den Atlas/' 
E 51, wonenden Predikant, dit huis was vroeger woning 
van den Mathematicus DeMunck; hij was dus volle Neef 
van den boven op bl. 19 vermelden Chirurg. Om in de 
Medicijnen door te gaan vertrok hij met zijne, weduwe 
geworden, moeder naar Leiden, maar stierf weldra, 
evenals zijn broeder, aan tering. 

58. ABRAHAM SCHILHAM. 

Geb. te Oudendijk in Holland 23 Febr. 1811. Inges. 
3 Aug. 1832. Eervol de school verl. in 1832. 
Bev. tot Pl.l.-Heel- en Vroedin. 6 en 11 Oct, 1836. 
Overl. te 's Heer Arendsk. 19 April 1875. 

Deze zeer beschaafde man, waarin men altoos den welle- 
venden Officier herkennen kon, werd 25 Juni 1832 tot den 
Militairen stand toegelaten en vestigde zich later op het 



106 

dorp 's Heer Arendskerke bij Goes, dat een grooten, toen on- 
bezetten omtrek had. Hij verkreeg daar een groote prak- 
tijk en veel naam, vooral op Chir. gebied. Zijn vrouw 
was Mej. Meijers, een Landbouwersdochter uit Holland. 
Schilham is slechts 64 jaren oud geworden, het was 
hem lang te voren aan te zien, dat hij Vitium Cordis 
en, zooals men toen zeide, Hydrothorax had. 

Met Snoep en anderen was hij stichter en oprichter 
der sectie Goes onzer Afd. We hoorden daar vaak van 
hem interessante mededeelingen op praktisch gebied. 
Hij trok partij voor het wederinvoeren van aderlating, 
verdedigde zwavel bij Croup, Bals. Cop. bij Scabies en 
hij liet ons een doodgeboren Xiphopagus zien. 

Zijn zoon G. C. Schilham is hem opgevolgd. Deze 
was geen leerling van de school maar van Snoep. Hij 
is later verhuisd naar de villa van den heer Lenshoek 
Van Zwake te 's Gravenpolder. Hij was gehuwd met 
Mej. Mieras, de dochter van een gegoed landman. 
Schilham overleed reeds 47 jaren oud, 23 Juli 1891, 
aan maagkwaal. Een zoon van hem praktiseert in 1902 te 
Achttienhoven, een tweede zoon sneuvelde in Transvaal. 

59. HENDRIK JOHANNES DOUW. 

Geb. te Nieuwerkerk 1 Juli 1813. Inges. 6 Aug. 
1832. Overl. omstreeks 1852. 

Broeder van den Onderwijzer te Nieuw- en St. Joos- 
land; hij verliet de School om Officier van Gezondheid 
bij de Marine te worden. Dit heeft niet zeer lang 
geduurd, want omstreeks 40 jaren oud is hij overleden. 

In den tijd, dat hij hier Leerling was, woonde hij in 
bij den uit Zierikzee gekomen Lector Cornielje. 

Als Chirurg 3e klas bij de Marine vond ik zijn naam 
in het Jaarboek van 1841, als geadmitteerd in Juli 1838. 

60. CORNELIS PIETER VIS. 

Geb. te Haamstede 8 Aug. 1815. Inges. 6 Aug. 
1832. Overl. 26 Mei 1835. 

Een veel belovend jongmensch van gegoede familie 
uit het westen van Schouwen. Hij was teringachtig en 
bezweek nog te Middelburg zijnde bij den heer Cor- 
nielje aan huis, slechts 19 jaren oud. 



106 

Aan deze ziekte overleed eveneens de vrouw van den 
Heelmeester Halffmax, die eens te Haamstede heeft 
gewoond en Vis heette. 

«1. ADRTAAN SERVERANS. 

Geb. Hoedekenskerke 9 Mei 1813. Inges. 10 Nov. 
1832. Bev. 13 Jan. 1837 en 8 Juli 1842 totPUands 
Heel- en Vroedm. Overl. 24 Aug. 1865. 

Op het aan het water gelegen Hoedekenskerke had 
zich weleer gevestigd Fran^ois Serverans, een gewezen 
Officier van Gezondh. naar men zeide een Duitscher, 
die in 1791 te Bergen in Henegouwen was geadmitteerd. 
Deze, in Sept. 1844 overleden R. K. Chirurg, was 
er zeer gezien en werd zelfs Burgemeester der plaats. 
Zijn zoon kwam op School, leefde goed en stond bekend 
als bekwaam. Bij zijn eindexamen verkreeg hij den lof 
van //buitengewoon bekwaam/' Hij vestigde zich toen 
bij zijn vader maar overleed reeds 24 Aug. 65. Op 
het laatst van zijn leven verloor hij het vertrouwen der 
bevolking, omdat hij te eenzelvig en stompzinnig was, 
hetgeen in doodelijke Hersenatrophie overging. Zijn 
gedrag was echter zeer goed. Inmiddels kwam er 
dan ook Lente, zie ons n°. 88. 

Zekere heer Serverans, zijn broeder, die in 1836 was 
geadmitteerd, is niet op de School geweest; deze ves- 
tigde zich op de grensplaats Westdorpe. Hij bleef er 
tot zijn dood, die op kracht vollen leeftijd plaats had. 
Serverans was er zeer gezien, werd lid van den 
Gemeenteraad en was van 1851 tot 53 lid onzer Af- 
deeling. In 1865 woonde er de in 1894 overleden 
heer C. I. Rademackers. In 1902 was dat dorp echter 
vacant. 

62. PETRUS GANZEL. 

Geb. te Borssele 12 Febr. 1817. Inges. voor Pharmacie 
27 Dec. 1832. Ontsl. 8 Maart 1 836. Bev. te'sHage 
tot Pl.lands- en Scheeps-Heelm. en te Middelb. 19 
Febr. 1854 tot Sted. Heel- en Vroedm. 

Na zijn vertrek uit Middelburg is P. Ganzel te 's Hage 
tot Scheepsdocter bevorderd. Het is dus wel te denken, 
dat hij daarna is gaan varen. 



107 

Zijn eerste plan schijnt geweest te zijn de Pharmacie 
te leeren. Hij is echter tusschen zijn vertrek van hier 
en 1854 niet altijd seheepsdocter geweest; immers in 
dat laatste jaar, verhaalde de gezellig pratende man mij 
herhaaldelijk van zijn verblijk in Znid-Afrika en van 
de winstgevende praktijken, die de Poeters daar in de 
binnenlanden maakten, als zij, op hengsten gezeten, 
reizen deden van drie dagen ver. Gan/.ei. is na 1855 
weldra overleden. 

63. EVERT CORNELIS VAN RIJSSEL. 

Geb. te Tholen 24 Sept. 1815. Inges. eerst 29 Pee. 
1832 voor Apotheker en 23 Juli 1834 voor Heelm. 
Bev. 11 April en. 28 Mei 1838 voor de drie vakken. 
Overl.. 11 Febr. 1902. 

Van dezen mijn vriend ontving ik, toen hij 87 jaren 
telde, nog zeer gewaardeerde berichten. Eerst wilde 
hij, als zijn vader te Tholen Apotheker worden, doch 
koos later de Chirurgie en vestigde zich 11 Juni 1838 
te Poort vliet, nabij Tholen en verkreeg door kunde, 
eenvoud en goed gedrag een zóó schoone praktijk, dat 
hij de vraagbaak werd van het geheele Eiland. Sedert 
18H1 was hij onafgebroken lid van den Gemeenteraad, 
Luitenant, later Kapitein bij de Rustende Schutterij, 
was door Z. M. benoemd als Vrijwilliger-Landverdediger 
van het Eiland, verkreeg in 1863 de zilveren Vaccine 
Medaille en was lid der Afd. van 1861 tot 1897, terwijl 
de gemeente met veel luister zijn 60-jari<? jubilé vierde. 
— Zie Midd. Cour. 15 Febr. 1902. 

Van Rijssel had een talrijk en oppassend gezin en 
een gelukkig huwelijk met de in 1902 nog levende 
Mej. De Feyter, zuster van ons no. 19. 

64. JAN PERSANT SNOEP. 

Geb. te Goes 15 Maart 1815. Inges. 22 Pee. 1832. 
Bev. 12 Juli en 6 Oct. 1837 iu de drie vakken. Overl. 
22 Oct. 1882. 

Snoep was een der kundigste en pittigste leerlingen 
der school. Zijn vader, een goud-handelaar, had hem 
de moderne talen en Latijn laten leeren. Zijn weten- 



108 

«chappelijkheid bleef hem bij tot zijn dood. Te Wol- 
faartsdijk deed hij veel voor het Sociale leven, herstelde 
daar de Boogsehutterij en bevorderde met zijn vriend, 
den Predikant Dresselhuis, niet weinig de volksontwik- 
keling, ofschoon zijn aangeboren spotlust, vooral met 
bijgeloovigheden wel eens den een of anderen hinderde. 
Gaarne feestvierend, was hij in gezelschappen zeer ge- 
zocht; aller gelaat helderde op, wanneer hij op Sectie 
of Afd. kwam. De nog bewaarde manuscripten getui- 
gen van kunde, van zijn vernuft en scherpe satire. 
Wetenschappelijk als hij was werd hem dan ook in 
de Afd. en in het Z. Gen. zeer veel lof toegezwaaid. 
Zijn beide zoons en nog anderen vormde hij zelf tot 
Medici en als prakticus was hij ook, zelfs te Goes, en 
op het naburige eiland N.-Beveland zeer geëerd. Be- 
noemd tot Lid van den Geneesk. raad, bedankte hij 
echter, meenende in den beginne te zijn voorbijgegaan. 
De gezellige man, die zijn praktijk meestal te voet 
afdeed, en wel wat al te veel op zijn gezondheid ver- 
trouwde, vestigde zich eerst kort in het stille Veere en 
werd toen op aanbeveling mijns vaders, associé, 
daarna opvolger van Heldring te Wolfaartsdijk, waar 
hij, zeer betreurd, op 67-jarigen leeftijd aan een maag- 
kwaal overleed. Hij leefde daar gelukkig met zijne 
eveneens opgewekte levenslustige vrouw, Mej. Jacoba 
Cornelia Hazelop, uit Mid elburg. Treurig was het, 
dat zijne dochters, Mevr. Hanjoel en Mevr. Kniphuizen 
beiden als weduwen weder in huis terugkeerden. Zijn 
oudste zoon werd Geneesheer te Kapelle, ging van daar 
naar Wageningen en stierf plotseling ambteloos te Nij- 
megen. Zijn jongere broeder verliet toen het dorp 
's Gravenpolder en volgde zijn broeder te Kapelle op, 
waar hij zeer gelukkig praktiseert. Een zijner zoons 
woont thans als arts te Workom. Snoep van Kapelle, 
lid van het Z. G., is eerst gehuwd geweest met eene 
juffrouw Paulus en thans met Mej. Gravestein uit Middelb. 

65. ADRIAAN ABRAHAM SCHIPPERS. 

Geb. te Middelb. 27 Jan. 1817. Inges, 2 Jan. 1833 
en 25 Mei 1835. Bev. 20 Juli 1837 en 6 April 
1839 tot Stads- en Pl.l.-Heel- en Vroedm. Overl. 
op zee ongeveer 1846. 

Reeds den 20 September had hij ontslag van de 



109 

school gevraagd en zich daarna door privaatonder- 
wijs bekwaam gemaakt, denkelijk om niet onder 
menschen te moeten komen. Die gulhartige, goede 
jongen was mijn kameraad op de Fransche en Latijn- 
sche scholen. Wie lust gevoelt n n . 46 na te lezen, kan 
daar zien welk een ongelukkige vader hij had en welk 
eene zeer rampzalige zuster, terwijl hijzelf zonder smet- 
ten was, evenals de andere broeder en zusters. Hij kon 
in Nederland niet blijven. Als Officier van Gezondheid 
naar O.-lndië vertrokken, is hij daar ter goeder faam 
bekend geweest. 

Dat warme land heeft hem echter kwaad gedaan ; hij 
is er verlamd geraakt; misschien leed hij aan de toen 
nog zóó niet als nu bekende en duistere Beri-beri. 
Hij besloot te repatrieeren, hetgeen met een zeilschip 
gebeurde, maar is op zee gestorven. 

Volgens de Naamlijsten der Marine is onze Schippers 
4 Juni 1839 in zeedienst gegaan; hij bleef daarin tot 
1845. 

66, JOHANNES CORNELIS BOUDEWIJNSE. 

Geb. te Middelburg 20 April 1817. Inges. voor 
Pharmacie 2 Jan. 1833. Bev. eerst als Apotheker 
en den 10 en 19 October 1843 tot Pl.l.-Heel- en 
Vroedm. Overl. 14 Febr. 1852. 

Deze stille jonge man was geboren Vlasmarkt L 9, 
waar zijne ouders eene manufacturenzaak dreven. Zij 
waren beide poitrinair. Ik weet nog zeer goed, dat 
hij eene volwassen zuster, Maria, aan longtering ver- 
loor en een volwassen broeder onder mijne behandeling 
aan droge longtuberculoze. Hij zelf was te zwak voor 
buiten-doctor en toch vestigde hij zich in het door den 
dood van Beerta vacant geworden Grijpskerke, en 
woonde er nog, toen hij in 1850 lid der Afdeeling werd. 
De gevreesde ziekte ontwikkelde zich ook spoedig bij 
hem zoodat hij den 14 Februari 1852 overleed. 

Geheel nog onder den invloed van de oude leer, dat 
men door voedsel de koorts voedt, versmaadde hij mijn 
raad om zich aan die uitspraak der toenmalige weten- 
schap niet te storen. Ik zag den ongel ukkigen, altoos 
d9or practiseerenden Boudewuxse, spoedig sterveu. 



L 



110 

07. PIETER DE GRAAF. 

Geb. te Zierikzee 24 Sept. 1813. Inges. 17 Jan. 1833. 
Vervallen verklaard 26 Mei 1835. 



Ik weet niets van hem, dan dat hij in Mei 1 
was weggebleven zonder kennisgeving en dus vervallen 
is verklaard, 'k Vond echter dat in het jaarboekje 
van 1842, zekere P. De Graaf vermeld stond, als Offi- 
cier van Gezondheid te Indra majoe. In 1865 was hij 
er niet meer. Denkelijk is het dezelfde. 

Bovengemelde was aldaar adsistent-resident. 

68. JAN MENSMA VAN WILLIS. 

Geb. 27 Dec. 1815. Inges. 5 Aug. 1833 en daarna 
zonder kennisgeving weggebleven 30 Sept. 1834. 
Bevorderd 17 Mei en 18 October 1836 tot Pl.1.- 
Heel- en Vroedm, te 's Gravenhage. Overl. 27 
Febr. 1879 te Bleiswijk. 

Van Willis was de zoon van den Predikant te 
Kapelle bij Goes, over wien boven — zie n°. 5 bij den 
heer Renier reeds is gesproken. Een broeder van Jan 
heeft het tot den rang van Generaal gebracht en zijn 
zwager Renier was geneesheer. Hij heeft het te Mid- 
delburg maar zóo zóó gemaakt en was daar geënga- 
geerd met een zekere juffrouw Le Nobel, die hem wel 
tot wandelen aanzette tnaar niet tot studeeren. Na het 
verlaten der school heeft hij vooral geleerd bij Van 
Lissa en Fruit. Hij heeft zich na zijne admissie te 
Bleiswijk bij Rotterdam gevestigd, is daar met een 
ander gehuwd, en heeft, zoo ver ik weet, zich zeer 
goed gedragen maar had vaak met geldelijke zwarig- 
heden te kampen. 

69. ZACHARIAS KOENRAAD PIETERSE. 

Geb. te Goes 12 Maart 1815. Inges. 5 Aug. 1833. 
Bev. 17 April en 9 Oct. 1837 tot Pl.l.-Heel- 
en Vroedm. Overl. in Japan omstreeks 1856. 

Er waren, voor zijn studiën en toekomst goede 
vooruitzichten voor hem, omdat zijn vader lid der Pro- 
vinciale Commissie was en zijn broeder Prosector. 

Hij vestigde zich in het nabij Goes gelegen Kloetinge, 



111 



dat door den dood van A. Walker vacant was. Hij 
stond er in nog in 1842 maar bleef en verder niet. 

Zijn vrouw was een juffrouw Skrlk uit Middelburg, 
die geene middelen bezat. Helaas! te Middelburg had 
hij reeds leeren drinken en dat bleek hij te Kloetinge 
ook te doen. Zijne vrouw hield .hem daar niet in tegen 
en tengevolge daarvan, was het geldgebrek dikwijls zóó 
hoog, dat hij zijne goede patiënten hersteld verklaarde, 
om dan des anderen daags de nota te kunnen inleveren. 

Nood breekt wetten : Pieterse liet zijne vrouw en 
kinderen achter en deed als Scheepsdocter eene reis 
naar Japan. Op de tweede reis bezweek hij in dat 
verre land. 

70. HENRI FERDINAND VAN RENTERGHEM. 

Geb. te Hulst 16 Sept. 1809. Inges. 13 Maart 1834. 
De School verlaten 26 Mei 1835 zonder kennis- 
geving, doch hij verkreeg een bewijs van gevolgde 
lessen. Bev. in Zuid-Holland? Overl. in 1857. 

De reden, waarom deze man, die bij zijn inschrijving 
reeds 25 jaren telde, naar elders is gegaan zal wel 
hierin gelegen hebben dat de leerlingen hier alle zóo 
jong waren. Hij is elders bevorderd ; zijn welbekende 
en gevierde Neef, de Psychiater Dr. Van Renterghem, 
had de goedheid mij te melden, dat zijn Oom te Berg- 
ambacht heeft gepractiseerd en op 48-jarigen ouderdom 
in 1857 is overleden aan hersenhaemorrhragie; zijn 
broeder Dr. C. A. v. Renterghem, de vader van den 
Phychiater, is Doctor geweest te Goes. Met dezen laatsten 
leerde ik Anatomie en Cadaver-Chirurgie in 1842 te Parijs. 

71. DANKERS NICOLAAS VAN DER LINDE. 

Geb. te Ouddorp 8 April 1817. Inges. l4Aug. 1833 
Bev. als buitengewoon bekwaam den 8 en 12 
April als Stads- en pl.1. Heel- en Vroedmeester. 
Overleden. Sept. 1877. 

Deze flinke veel belovende en forsch gebouwde jonge- 
ling heeft ook alweer verkeerd geleefd. Was het, 
omdat hij zijn tijd vooruit was en zijne zieken door 
een goed voorbeeld wilde toonen, dat ze, als zij óf 
Typhus óf Longontsteking óf Bloedarmoede hadden, 



112 

maar alcohol moesten gebruiken, of was het omdat hij, 
als weleer de bewondering wekkende Beronicius, zelf 
een prikkel uoodig had om goede recepten te schrijven! 
ik weet het niet. 

Reeds op de School was hij een Matadoor in alles 
en daar zeer gezien. Toen hij toegelaten was, vond 
hij nergens een goede plaats. In 1842 was hij te 
Colijnsplaat, een zeedorp, waar de oude Birkenfeld al 
de praktijk waarnam ; later ging hij naar het arme, 
toen slechts 900 R. Katholieke inwoners tellende, Bosch- 
kapelle. Hij zelf was protestant. Daarna vestigde hij 
zich te Bruiuisse; in 1862 op het Dorp Ouwerkerk. 
V. d. Linde vertrok in 1873 van Bruinisse naar Lams- 
waarde en eindelijk in Sept. 1877, naar Graauw. Dikwijls 
keerde hij naar dezelfde plaats terug en deed dan 
tusschenin nog een reisje naar Indië. Keerde hij terug 
dan had hij veel te doen, omdat men wist dat hij 
knap was. 

Na zijn zwervend leven stierf hij te Graauw in 1877, 
zestig jaren oud. 

72. AREND KORTEWEG. 

Geb. te Ooltkensplaat 19 December 1816. Inges. 27 
Aug. 1834. Bev. in Oct. 1837 en 23 April 1838 
tot plattelands Heel- en Vroedmeester te Dordrecht. 
Overl. Jan. 1883 te Middelharnis. 

Aangenaam weder eens te kunnen melden, dat deze 
stille en nette jongeling op de School kwam om te 
studeeren ; hij verliet ze evenwel spoedig hetzij om 
dichter bij zijn ouders te zijn of wel omdat hij meende 
elders meer te kunnen leeren. 

Reeds in 1842 was hij te Middelharnis gevestigd en 
is daar zeker tot 1865 gebleven. Vóór 1883 nam hij 
zijn rust, en overleed eveneens te Middelharnis. Hij 
was daar zeer geacht. Een kleindochter van hem is 
in 1894 — 95 gehuwd met den Arts C. E. Plugge en 
woonde met hem eerst te Strijen, doch thans te Oost- 
Souburg, zie n°. 158. 

Verschillende mannen van dien naam hebben het 
ver gebracht. Tot hen behooren eenige geneeskundigen, 
de beide Hoogleeraren te Amsterdam, te Leiden en 



113 

de vroegere Leeraar aan de Academie te Breda, gehuwd 
met Mej. Elize Baart, wier beider treurig uiteinde 
door Cyan kalium genoeg bekend is. Deze zijn of waren 
allen echter slechts Neven van onzen Dokter. 

73. JACOBUS JOHANNES BORGHSTEIJN. 

Geb. te Vlissingen 4 Feb. 1812. Inges. 8 Aug. 1834. 
Bev. 5 Oct. 1838 en 7 Jan. 1842 tot Pl.l.-Heel- en 
Verlosk. Overl. te 's Gravenpolder 25 Mei 1807. 

Deze heer, want dit was hij, telde reeds 22 jaren, 
toen hij op de School kwam, heeft 2 V, jaar laten verloopen 
tusschen zijne beide examens. Hij scheen dus weinig 
behoefte aan een bestaan te hebben. In 1842 vinden 
wij hem te Vlissingen, waar toen voor een niet ge- 
promoveerde weinig vooruitzichten waren ; hij vertrok 
dan ook later naar Biervliet en 's Gravenpolder. Hij 
had daar eene gewone niet groote praktijk. Medici uit 
Goes beschouwen het als eene plaats, die hun toebe- 
hoort, ofschoon op een uur afstands er van gelegen. 
Hij is gehuwd geweest met de weduwe De Bats, zie 
n°. 86. Borghsteijx was een fatsoenlijk man, maar bekend 
om zijn galanteriën; nu daar waren de eerste bezitters 
van 's Gravenpolder, de Graven van Holland en Zeeland, 
ook van thuis. Ik meen dat hij daar is overleden. 

Toen Borghsteijn te 's Gravenpolder kwam was hij 
gehuwd met Mej. Elisabeth Quintts, dit was 25 Nov. 
1857 ; zij kwam uit Alfen. 

74. JOHANNES JOSEPHUS VAN DE VEN. 

Geb. te Goes 29 Juni 1810. Inges. lü Sept. 1834. 
Bev. 6 en 15 Oct. 1838 tot Pl.l.-Heel- en Vroed m. 
Overl. 1 Mei 1875. 

Wederom voor de afwisseling een voorbeeld van het 
//Medice vivere, 'pessime vivere." Reeds aan de school, 
gebruikte Van de Ven, die wat zijne studiën betrof, 
een goeden naam had, meer Spiritual ia dan zelfs Stu- 
denten goedvinden; het gevolg was te voorzien. Later 
deed hij vele excessen, was waterzuchtig op het laatst 
van zijn leven en stierf 59 jaren oud. 

Roomsch Katholiek zijnde, trok hij eerst naar het 
behoeftige Boachkapelle, hij stond daar althans in 1841 ; 

8 



114 



de waardige Van der Linde is hem daar opgevolgd. 
In 1843 vinden wij hein op het uit 900 meest Katholieke 
menseden bestaande 's Heerenhoek; hij had daar een 
tamelijk goede praktijk, maar deze is door zijn gedrag 
geheel ten gronde gegaan. 
Nakomelingen leven nog van hem in Zuid-Beveland. 

75. HENDRIK JOHANNES ARENS. 

Geb. te Leiden 6 Jan. 1816. Inges. 16 Sept. 1834. 

Mij is van dezen, vermoedelijk R. K. jongeling niets 
bekend, dan dat hij goed was van gedrag en niet te 
veel alcoholica gebruikte. Hij verliet de school reeds 
in 1835 zonder kennisgeving. Eerst schijnt hij te Nieuw- 
Vosmeer te hebben gewoond en vertrok toen Daar 
's Heerenhoek, waar hij Van der Schrieck, ons n°. 95, 
die in 18 12 overleed, opvolgde. Te 's Heerenhoek had, 
behalve V. d. Ven, nog vroeger gewoond, G. Rademaker, 
die in 1822 te Dordrecht was toegelaten. In 1865 
woonde zekere C. P. Rademaker te Westdorpe. Na 
Arens is 's Heerenhoek vacant gebleven. 

76. ADRIAAN HEIJSTEK. 

Geb. te Middelburg 26 Dec. 1809. Inges. 16 Oct. 
1834. Bev. tot PU. -Heel- en Vroedm. 8 Oct. 1838. 
Overl. 1 Jan. 1846. 

Deze reeds 25-jarige man had denkelijk veel onder- 
wijs genoten bij de heeren L. J. Reüse en Fruit. Als 
elève van Reuse bleef hij werkelijk ook na zijne ad- 
missie, die hij zeer moeilijk behaalde, en veel privaat 
onderwijs vereischte, in de gemeente Koudekerke ge- 
vestigd, maar ver van de kom, aan het begin van den 
Vlissingschen weg, dus nabij Middelburg, waar nu het 
kanaal is. Hij was als Medicus onbeduidend en daarbij 
ongelukkig, omdat hij eene vrouw had, die zich aan 
sterken drank te buiten ging. Eene goede daad was 
het van haar, dat zij aan de Burgerweezen geld heeft 
bemaakt voor parapluies ; goed beheerd, bracht dit fonds 
teweeg, dat zij ook thans allen een regenscherm be- 
zitten. Heijstek was zwager van den te Heinkenszand 
ongelukkig aan zijn eind gekomen, zwaarmoedigen 
geneesheer Reen Cannegieter. 



115 



77. JACOB HOOGKAMER. 

Geb. te St. Annalaud 13 Mei 1810. Inges. 20 Nov. 
1834. Bev. 12 en 14 April 1838 tot PÜ.-Heel-en 
Vroedm. Overl. 18(57. 

We kennen 's mans broeder reeds uit n". 40 en 
hebben toen gezegd, dat zijn vader Burgemeester en 
Doktor was te St. Annaland op 't eiland Tliolen 

Jacob was een Hink en ferm jongmensch, prettig en 
vroolijk en bleef dit, ook later als Doctor. Op zijne 
standplaats had hij den naam van al te goed te leven 
hetgeen men ook uit zijn uiterlijk kon vermoeden, want 
hij was zeer groot, corpulent en sterk. Zijn weelderige 
levenswijze kon hij volhouden, omdat hij twee be- 
middelde zusters, de juffrouwen De Leeiw, uit Goes bad 
gehuwd.Maar hij is slechts 50 jaren oud geworden. 
Was zijn vader aan hersenberoerte gestorven, bij hem 
ging het denzelfden weg op; lang voor zijn dood kwamen 
er reeds duizelingen en kleine aanvallen, die ten slotte 
in volkomen hersen verweeking overgingen. Hij zat in 
den Raad. 

Zijn zoon eveneens een sterk en levenslustig inensch, 
was adsistent van Prof. Polano te Leiden; deze gaf hem 
in 1871 den raad om met het comité van het R K. 
naar Parijs te gaan. Het comité, zou wel is waar daar 
niet veel kunnen uitrichten, maar hij zou er toch veel 
kunnen zien en leeren. Daarop volgde een snelle pro- 
motie en het adsistentschap in het groote Zieken- 
huis in Den Haag en als of alles hem mede moest 
loopen, werd hij weldra Directeur. Dezen eervol len 
post bekleedde hij niet lang. Hij stierf in Den Haag 
plotseling 1 December 1867. 

78. HUIBERT WILLEM FERLEMAN. 

Geb. te Ooltgensplaat op het eiland Flakkée,. den 12 
Sept. 1818. Inges. 4 Febr. 1835. Bev. den 26 en 
27 Juni 1840 tot Pl.1.- Heel- en Vroedm. en tot 
Scheepsdoctor. Overl. 15 Jan. 1891. 

Met achting en lof spreken nog altoos de bewoners 
van Schouwens westkust over dezen braven en ver- 
dienstelijken man, die als Medicus zeer -werkzaam is 
geweest, maar ook zeer gewaardeerd. Hij was even 



116 

als zijn hem opvolgende Collega Van de Watering lid 
van den Gemeenteraad aldaar. 

Fkklemax behoorde tot eene in de streken van 
Schouwen en Flakkée zeer bekende familie; gedurende 
zijn studietijd is hij bekend geweest om zijn ijver, zijü 
zachten aard en goed levensgedrag. 

Zeker wegens gemis aan goede vooruitzichten, is hij 
zijn loopbaan begonnen met een reisje per zeilschip 
om de Kaap naar O.-Indië. Toen deze reis goed was 
afgeloopen, vestigde hij zich op het in de buurt van Haam- 
stede gelegen dorp Burgh en Wester-Schouwen, dat in 
1842 slechts 550 inwoners had ; wij vonden hem daar 
in dat jaar, doch weldra ging hij naar het beter gelegen, 
maar niet veel grooter Haamstede, waar toen nog prak- 
tiseerde, de later naar Middelburg vertrokken, bemid- 
delde heer P. D. Halfeman, in 1824 geadmitteerd. Hij 
bleef er tot aan zijn overlijden en verkreeg, vooral na 
Halffmans vertrek, eene goede praktijk. Het hinderde 
dan ook niet, dat er zich later naast hem nog een ander 
neerzette, t. w. de heer C. A. v. d. Watering, ons n°. 
162. In de buurt te Noordwelle practiseerde de heer 
J. J. van üe Repe, in 1845 geadmitteerd, geen leerling 
onzer school, en opvolger aldaar van zijn vader; deze 
overleed in 1862 ; daardoor werd de in die duinstreken 
niet voordeelige practijk steeds beter. 

Ferleman's broeder, is ongelukkig als student te 
Middelburg aan Typhus overleden. Zie n°. 114. Hij 
zelf heeft ook een zoon op onze school gehad, n°. 199, 
doch met. dezen was hij niet gelukkig. 

Ferleman bereikte den leeftijd van 72 jaren. 

79. GERRIT VAN REE. 

Ueb. 12 Febr. 1817 te Wemeldinge. Inges. 9 Aug. 
1885. Rev. 3 en 4 Juli 1840 tot Pl.l.-Heel- en 
Vroedm. Overl. in 1886 of Jan. 1887. 

Reeds in 1842 was Van Ree geneesheer te Noord- 
gouwe op Duiveland, eene plaats, die toen 533 Protes- 
tanten en 106 R. Katholieken telde ; in 1900 te zamen 
780. Ik ontmoette hein er nog in 1885, doch men kon 
toen reeds aan zijn kortademigheid het naderend einde 
^tegemoet zien, hij overleed dan ook het volgende jaar, 
69 jaren oud. Op hem volgde de heer Wortman, door 
wetenschappelijker! arbeid bekend. 



117 

Vax Ree, zoon van den onderwijzer te Wemeldinge, 
was bemiddeld en ongehuwd. Hij is tot het laatste toe 
een gevierd Medicus en geacht burger gebleven, maar 
een feestvierder, zooals zijne collega's De Wilde en 
Zuurdeeg wel wisten; misschien is hieruit te verklaren 
waarom hij op het laatst waterzuchtig en geheugenloos 
is geworden. Hij kon niet tegen verzoeking en werd, 
wat al te laat, matig. Voor zijne zieken was hij een 
ware troost. Hij had zitting in den Raad der gemeente 
en van alle Plattelandici bezat hij de grootste practijk. 

80. SAMUEL DE GRAAG. 

Geb. te Krabbendijke 21 Mei 1817. Inges. 9 Aug. 
1835. Bev. in de drie vakken H Febr. en 10 Juni 
1839. Overl. 20 Febr. 1877. 

Deze kundige jongeling, zoon van den geneesheer te 
Krabbendijke en van juflr. v. Houten, gedroeg zich te 
Middelburg uitstekend ; misschien leefde hij onnoodig 
wat al te spaarzaam. 

De tijdsomstandigheden met het oog op een goede 
standplaats vielen hem tegen; alle dorpen, vooral de 
protestantsche, waren meer dan voldoende bezet. Uit- 
gelokt door de grootte der gemeente, die in 1842, bijna 
2000 — in 1900 — 2800 burgers telde, vestigde hij 
zich te St. Maartensdijk, waar twee Vroedvrouwen en 
slechts een geneesheer waren, doch deze laatste was 
de gegoede, de geheele gemeente beheerschende burge- 
meester Oh. Was en daardoor bleef De Graag, alhoewel 
uitstekend van gedrag, zonder praktijk. 

Na een paar jaren, het zal omstreeks 1842 zijn ge- 
weest, verhuisde hij naar 's Gravenpolder en, tijdens 
hij daar woonde, huwde hij mijne zuster Hexriette Maria. 

De Graag was in 1851 lid der Afdeeling en bij zijn 
collega's zeer geacht, 's Gravenpolder echter, zooals bij 
de levensschets van Borghsteijn reeds is opgeteekend, 
stond onder den druk van Goes. Hij bleef er om die 
reden niet ; ging naar Schoondijke, een goed bevolkt 
dorp, waarvan zijne vrouw, uit hare jeugd, vele aan- 
gename herinneringen had. 

Daar was gevestigd, de oude, invloed hebbende 
Kabboord, zie n". 10 — en een jong ijverig geneesheer, 
de heer Fraser, zie n°. 134 — die er thans, 1902, nog 
woont. 



118 

De Graag had genoeg praktijk zoodat hij er zelfs een 
paard op na kon houden, maar liet concurreeren beviel 
hem niet. Als burger genoot hij zoodanig de ach- 
ting zijner dorpsgenoten, dat hij tot Burgemeester en 
lid van den Raad werd gekozen. Hij was inderdaad 
zeer bekwaam en eerlijk en rechtvaardig in alles. 

Onder de vele verbeteringen, die hij invoerde, be- 
hoorden o. a. een goede straatverlichting en een hoof- 
delijke omslag, waarin hij iedereen betalen liet, behalve 
de armlastigen, de minste bijdrage daarin w r as /' 0.50 
en het betalen ging zeer goed. 

Zijne patiënten echter verlieten hem langzamerhand 
en wel om de eenvoudige reden, dat hij als Burgemeester 
boven hen scheen te staan. Daarop verwisselde hij zijn 
standplaats met het vacant geworden Westkapelle, krees: 
er de praktijk, die deze uitgebreide maar arme gemeente 
opleverde, maar hier was de zeelucht hem vijandig. 
De longtering, niet vreemd aan zijne familie, begon ook 
hem te plagen; van jaar tot jaar vermagerde hij en 
bezweek ten laatste in den ouderdom van 60 jaren. 

De Graag was een zeer verstandig mensch, die ge- 
lukkig en huiselijk leefde. Hij las zeer veel en ver- 
taalde voor zijn genoegen het Duitsche werk van Caspar, 
de Forensische observatiën, en uit het Fransch een boek 
over de toen nog nieuwe massage. Deze w r erken zijn 
echter niet gedrukt. 

Van bluffen, van zich in te dringen, van zich vrienden 
te maken door kroegloopen, had hij geen het minste begrip. 
Hij liet bij zijn overlijden een dochter na, thans ge- 
huwd met de heer Emck te Amsterdam. 

81. DAVID BOEKING. 

Geb. te Middelburg 4 Febr. 1819. Inges. Aug. 
1835. Bev. 2 en 20 April 1841 in de drie vakken. 
Overl. 21 Nov. 1843. 

Wie zijn vader was en het overlijden zijns broeders 
hebben wij reeds onder n M . 24 gemeld. Borking was 
mijn mede-scholier op de Fransche school, waar we 
ook samen liet Duitsch hebben geleerd. Hij was een 
stille, leerzame jongen. 

Nog voor Lurkus, vestigde hij zich te Domburg, dat 
in 1842, als badplaats nog weinig beteekende het telde 



119 

toen slecht* 760 inwoners. Zijn voorganger Otxedorp 
was een kundig man, maar dikwijlR aprh hoi re; «reen 
varken werd geslacht of hij was er hij, om, zoo zeide 
hij, zich in de Anatomie te bekwamen, vertil Uk een 
varken inwendig; zooveel op een menseh gelijkt ! Kor ki.no, 
ongehuwd werd daar door de bevolking naar waarde 
geschat, maar hij heeft slechts kort geleefd. 

Of zijn ziekte een typhoïd of een acute tuberculose 
is geweest, heb ik van zijn dokter, .1. C-. Hölsciikk, 
niet mogen vernemen ; ik weet alleen, dat deze slechts 
Decoctum althae?r voorschreef. Roiikim; bereikte slechts 
den 23-jarige n leeftijd en zijn bejaarde, eens met drie 
kinderen tegelijk gezegenden vader was toen op écne 
dochter na, kinderloos. 

Oorspronkelijk was Rokking voor de Pharmacie in- 
geschreven; dit vak ware beter voor hem geweest, dan 
een Doctersplaats aan zee. 

82. KAKEL KROES VAN DORT. 

Geb. te Rrouwershaven 16 Maart 1816. Inges. 19 Aug. 
1835. Den 19 Mei en 12 Oct 1837 bev. in de 
drie vakken en dat wel met den graad van buitenge- 
woon bekwaam. Gepromov te Leiden 15 Juni 
1854. Overl. te Goes 18 Mei 1867. 

Deze, later tot Med. Doctor gepromoveerd, was een 
dóór en dóór kundig en wetenschappelijk man, van 
wien niets dan goeds te zeggen viel, 

Hij was zwager van den boven geprezen J. P. Snoep, 
derhalve was hij met een Juftï. Snoep gehuwd. Uit 
zijn late inschrijving en spoedige admissie blijkt, dat 
hij ook elders had gestudeerd. 

Hij heeft zich eerst te Ierseke en te Rommel neder- 
gezet, was te Goes in 1846 en werkte daar zóo veel, 
dat hij in 1854 te Leiden kon promoveeren op een dis- 
sertatie : Continens herniee incarceratce casus duos. 

Een beminnelijk mensch en even als Snoep consu- 
lent voor alle collega's ; daarbij bekend als goed ope- 
rateur. 

In 1861 gaf hij uit eene Statistische Rijdrage over de 
sterfte te Goes en vertaalde in 1851 een werk van H. 
Chapman over de Ulcera uit het Engelsch. Zeer vele 
waren Van Dort's bijdragen in de Afdeeling. Leerzaam 



120 

vooral waren die over Brometen, toen nog nieuw, en 
over een met conerementen doortrokken placenta. 

In 1850 werd hij lid der Vereeniging voor Genees- 
en Heelk. in Zeeland; ook had hij reeds vroeger een 
dergelijke vereeniging te Goes tot stand helpen brengen. 

Vergis ik mij niet, dan is Broes van Dort aan lon^c- 
tubereulose gestorven 

Zijne weduwe overleed 11 Maart 1897 te Rotterdam 
op 79-jarigen leeftijd. Daar was hun bekwame zoon 
woonachtig, de uit Zalt Bommel vertrokken Doctor, de 
Dermatoloog. 

83. MARINUS HENDRIK DAMME. 

(ieb. te Middelburg 15 Aug. 1819. Inges. 21 Aug. 
1835 als pharmaceut en 8 Aug. 1836 voor Heel- 
kunde. Gepr. te Leiden in 1843 op een Dissert. : 
De Perinaei Ruptura. Overl. 29 Jan. 1889. 

Mijn speelgenoot, een uitmuntend mensch, waarover 
men uitvoerig kan lezen in het 50-jarig verslag onzer 
Afdeeling, welker oprichter hij met Fokker, De Marrée 
en mij is geweest. Damme is te Middelburg geboren, 
en niet te Axel, zooals bij vergissing in bovengenoemd 
Verslag vermeld staat. 

Zijn oom, de Apotheker Van Overbeke wenschte 
hem als zijn opvolger te zien. Op advies mijns vaders 
echter, ging hij naar de Heelkunde over en toen deze 
zijn groote bekwaamheden bespeurde, raadde hij zijn 
moeder, een bemiddelde weduwe, aan, hem te Leiden 
te laten studeeren. Na een voor treffelij ken studietijd, 
vestigde hij zich te Middelburg en verwierf daar weldra, 
vooral na het vertrek van Dr. Hölscher, een groote 
praktijk. 

Met hem was ik Gemeente-Geneesheer, totdat hij Lid 
werd van het Bestuur der Godshuizen. 

Vele aangename uren sleet ik met hem, zoowel in 
ons Leesgezelschap als in de vergaderingen onzer Af- 
deeling. Damme, liberaal en menschlievend in merg en 
been, werd lid van den Gemeenteraad, kwam boven- 
dien in nog vele andere betrekkingen Dit alles kostte 
hem veel inspanning en tijd, temeer daar hij de weten- 
schappelijke vorderingen van zijn zonen zeer behar- 
tigde. Hij woonde Rouaansche Kade, G 135 en later 
Gortstraat K 24. 



121 

Onder dien voorspoed en in het bezit van een zestal 
kinderen, verloor Dam me zijn vrouw aan Alhimiriurie, 
later een gehuwden zoon en volwassen doch Ier aan 
longtering. 

Daarna begon hij zelf te lijden aan hoofdpijnen, 
waarop amblyopie volgde, die de eene specialiteit een 
Retinitü noemde, terwijl de andere het voor iets anders 
hield. 

Om te beproeven of het iets kon helpen, legde hij 
zijne praktijk neder en ging bij Wassenaar wonen. Het 
gehoopte herstel kwam helaas niet. Op totale blind- 
heid, volgde halfzijdige verlamming en eindelijk een 
treurig idee fixe van een hartgebrek te hebben, dat 
niet bestond, maar waardoor hij niet alleen dagelijks, 
maar elk uur een naderenden dood verwachtte. Ik had 
de weemoedige taak zijn nuttelooze Geneesheer te zijn. 

Was al die ellende een gevolg van overspanning of 
van geleden rampen, of stond zij in verband met eene 
in zijn jeugd ondergane periostitis van het wand been! 

Hoe het ook zij, de in zijn jeugd zoo levenslustige 
opgewekte knaap, stierf den 29 Januari 1890 na einde- 
loos te hebben geleden. 

Zijne kinderen in Holland en in Gelderland wonende, 
maken het allen zeer goed. 

84. SAMUEL EPHRAÏM STEVENS of STEWE. 

Geb. te Ooltgensplaat 20 Nov. 1815. Inges. 25 Sept. 
1835. Vertr. 1837. Bev. te 's Hage tot Pl.1.- Heel- 
en Vroedm. den 7 Dec. 1839. Overl. te Rotter- 
dam in 1874. 

Ik herinner mij, dat deze 20-jarige jongeling aan de 
School een warhoofd was, ruw en met een geheel 
duister verleden. Men verhaalde van hem, dat hij de 
trekken had van Koning Willem I. 

Hij is in Holland geadmitteerd en bevond zich in 
1 865 te Schoonhoven, waar hij met een vrouw woonde ; 
ook daar kende men zijn afkomst niet. 

Na het overlijden dezer vrouw is hij in Mei 1869 te 
Nieuwland gaan wonen, waar hij spoedig bekend stond 
wegens zijn ruwe manieren maar vooral om zijn ma- 
trozen taal. 

Toen zijn tweede huishoudster aan tering was overleden, 



122 

nam hij in 1872 te Middelburg, als privaatpersoon, 
kamers bij den goudsmid Meijer, een Schoonhovenaar. 
Later verhuisde hij naar de Heerengracht en stierf te 
Rotterdam aan de gevolgen van bloedspuwen. 

Tevoren had ik den raadselachtigen vloeker nog van 
een lintworm afgeholpen. 

Vrienden of bekenden had hij niet. 

Bij zijn overlijden stond St. als inwoner van Middel- 
burg ingeschreven. In de akte van zijn overlijden in 
het Register van den Burgerlijken stand alhier, staat 
vermeld dat Sami'ei* Kpiihaïm Stewe, oud 60 jaren, ge- 
boren was <e Ooltgensplaat, dat. hij weduwenaar was 
van Anna Stevens en zoon van Samuel Ephraïm Stewe 
en Anna Ciiristixa Steul, beide overleden te Ooltgens- 
plaat. De gelijkheid van zijn naam met dien zijner . 
vrouw, was zeker de oorzaak waarom hij ook als Stevens 
bekend stond. 

85. ABRAHAM CORNELIS KAREL REUSE. 

Geb. te Vlissingen 24 Dec. 1819. Inges. 31 Dec. 
1835. De school verl. 28 Oct. 1838. "Overl. 1852. 

Boven is reeds vermeld, dat de geneesheer van het 
nabij Middelburg gelegen Koudekerke in den beginne 
praktiseerde te Vlissingen. Daar is dan ook boven- 
staande oudste zoon geboren, doch hij is verder opge- 
voed te Koudekerke. Zijn vader prentte zijnen kinderen 
al spoedig in, dat zij later zelve voor hun onderhoud 
zouden moeten zorgen en dat begreep ook zijn oudste 
zoon Zijn vader, die den 22 Mei 1847 stierf, liet hem leer- 
ling worden bij de School; aan deze was hij juist geen 
model-student, doch hij vermeerderde zijn kennis door 
studie bij zijn vader en het bezoeken der Militaire 
Hospitalen te Middelburg en Vlissingen, die toen ter 
tijde veel te zien gaven. Reuse verliet de School en 
gewis met aanbeveling der Medische autoriteiten, werd 
hij 1 Mei 1839 toegelaten als Officier van Gezondheid — 
— de titel van Chirurgijn was inmiddels afgeschaft — 
bij de Zeemacht voor Oost-Indië. Eén maand na hem, 
4 Juni 1839, werd zijn landgenoot A. A. Schippers uit 
Middelburg, bij n°. 65 vermeld, ook Dokter bij de 
Marine. In 1845 zien we beiden onder elkander op 
de Naamlijst staan, op het punt van tot de 2° klas te 



123 

worden bevorderd, doch ze verlieten den dienst in 
dat jaar, de éen wegens ziekte om op de reis naar Neder- 
land te bezwijken, en Rei-se om te huwen. Schippers 
ontmoeten wij evenwel nog in 1846 en zal dus óf in 
dat jaar óf in 1847 gestorven zijn. Wat met Recse in 
Indië voorviel weet ik niet, doch wel dat het klimaat 
den op het land grootgebrachten jongen man kwaad deed. 
Hij huwde intusschen na zijn ontslag, omstreeks 1846, 
met een bemiddelde Dame uit Soerabaja, Mej. J. Lotii, 
en keerde met haar in 1852 naar Nederland terug. 
Zijne vrouw was eene kleurling. Op zekeren winter- 
avond werd ik bij een onbekende geroepen in het Hotel 
van Van Hemert of het zoogenaamd Wijnkoopershuis, 
G. 96. Daar vond ik tot mijne verbazing mijn ouden 
kameraad, na zóo weinige jaren geheel veranderd, en 
met hem een Indiaansenen bediende, een dito Baboe 
en een of twee jonge kinderen. Alles en nog wat trof 
mij, de taal, de kleeding, het zitten op den grond, de 
slaafsche onderwerping der dienstboden, maar vooral 
het slecht uiterlijk van Reuse. Hij leed aan zenuwen, 
lever- en andere kwalen, die hem ongedurig en lastig 
maakten. Ik heb hem nog eenige weken te vergeefs 
behandeld, toen hij het bovenhuis had gehuurd bij den 
heer Goethals, Langedelft B 131. Rusteloos als hij was 
en als naar gewoonte het klimaat beschuldigende, trok 
hij naar den Haag, om daar hoofd-douches te gaan 
nemen. Ik gaf hem den raad met die warme stortba- 
den voorzichtig te zijn ; hij was het niet en nam ze 
eens veel te heet; toen ontstond er een hersenontsteking 
bij den geënerveerden man en hij overleed. - 

Mevrouw de weduwe is in den Haag blijven wonen 
en thans woont hun zoon te Nijmegen. 

86. JOHANNES LOUIS IZAAK DE BATS. 

Geb. te Biervliet 6 Juni 1819. Inges. 2 Jan. 1836. 
Bev. in de 3 vakken 4 en 6 Juli 1840. Overl. 
6 Dec. 1843. 

De heer Loris de Bats was van eene uitgebreide en 
geachte familie te Biervliet. Wij zullen onder n os . 
153 en 197 nog broeders van hem ontmoeten. De Bats 
is zich gaan vestigen in het bij Biervliet gelegen IJzen- 
dijke en is daar na een korte, gelukkige praktijk aan 
longtering, 25 jaren oud, bezweken. Zijn weduwe 



124 

huwde later den Geneesheer Borghsteltn, zie n°. 73. 
Het heeft IJzendijke nooit aan geneeskundige hulp 
ontbroken. Behalve een anderen heer De Bats en den 
beruchten Dr De Puijt, n n . 172 heb ik er nog in 1839 
gekend een Duitscher, Maus, verder Haartsen, zie n°. 51 
— Van Muijen, zie n°. 113, Dr. v. Hijfte, Jagerinck, 
P. IJff en Doctor Cortvriendt. Thans — Juli 1902 — 



staat er de arts Schouten, benoemd lid van den Cen- 
tralen Gezondheidsraad. 

87. ADRIAAN WALRAVEN. 

Geb. te Nieuwland 19 Febr. 1820. Inges. 4 Aug. 
1836. Bev. tot Pl.l.-Heel- en Vroedm. 9 en 12 
Oct. 1840. Overl. 20 Oct. 1895. 

Zie over dezen Nagtglas //De Zeeuwen", en Midd. 
Cour. van 23 Oct. 1895, vervolgens wat over hem is 
gezegd in Botanische Tijdschriften. Walraven altoos 
werkzaam en studeerend, maakte vooral studie van 
Botanie, zooals vele Bijdragen ons dit geleerd hebben 
en zijne lijst van in Zeeland voorkomende planten. 
Ook op ander gebied was hij nuttig ; in de Afdeeling 
leverde hij menige bijdrage, als over Coenurus bij 
schapen en hond, over Lithiasis, over Ectopia vesicae, 
over Garnalenvergif, over eetbare Aarde, over een 
Kippen-epidemie, over Zwammen, over eene in 1618 
gunstig afgeloopen Laparotomie. Met zijn vriend F. 
P. Polderdijk gaf hij gewichtige werken uit over 
Nieuw- en St. Joosland. Aan het Zeeuwsch Genoot- 
schap schonk hij een Herbarium, was bestuurslid der 
Afdeeling en Lid van den Geneeskundigen Raad. 

In 1841 vestigde hij zich te 's-Heer- Arendskerke, 
doch ging in 1844 naar Hoek. Toen van 1871 tot 
1873 was hij te Lamswaarde, welk verhuizen in ver- 
band stond met Botanische studiën. Eindelijk beriep 
men hem in zijn vacant geworden geboorteplaats. In 
1882 benoemde men hem weder te Hoek, waar hij 27 
jaren had gewoond ; hij bedankte echter en zijn ge- 
meente schonk hem eene Pendule met coupes. Veel 
werk maakte men ook van zijn jubilé, ofschoon hij, als 
liberaal, ook zekere partij tegen zich had. 

Zijne vrouw, Mej. Kooman uit Middelburg, was eené 
geadmitteerde Accoucheuse, die hem veel bijstond. Zij 
overleed 29 Sept. 1899. Walraven's kleinzoon, Doctor 



125 

Platteeuw, zie ons n n . 211 leeft nog als Luitenant- 
Kolonel en gepensioneerd Officier van Gezondheid te 
Soerabaja. 

Mijn veel, ja te veel gewerkt hebbende vriend, over- 
leed, 75 jaren oud, aan slepende bronchitis. Zijn 
voorganger Stewe, ons n°. 84, was een gansch ander 
man. 

88. PIETER LENTE. 

Geb. 29 Maart 1821. Inges. April 1837. Bev. 12 
April 1842 tot Sted. en Pl.l.-Heel- en Vroedm. 
Overl. 4 Dec. 1872. 

De vader van gemelden Leerling was Secretaris en 
later Notaris te Domburg, doch deze overleed reeds in 
1834. De zoon ontving intusschen een goede opvoe- 
ding. Ik weet mij van zijn studenten-loopbaan niets 
dan goed te herinneren. Uit vorenstaande cijfers blijkt 
dan ook, dat hij reeds op 21jarigen leeftijd zijn eind- 
examen deed en dat wel alles op één dag. 

De jonge Lente begaf zich als adsistent bij den ouder 
n° 44 vermelden heer Gutteling te Kruiningen, die 
door eene Apoplexie ongeschikt was geworden. Lente 
scheen in die familie goed in den smaak te zijn ge- 
vallen, althans hij huwde later de dochter. Toen 
evenwel de onder n° 61 genoemde oude Fran£ois 
Serverans overleden was en diens zoon Adriaan geen 
vertrouwen kon inboezemen door zijne afgetrokkenheid, 
vertrok Lente naar Hoedekenskerke en bleef d&ar tot 
zijn overlijden dat in 1872 plaats vond. Hij kreeg er 
geen andere collega's bij. 

Lente was er goed gezien en had geene reden tot 
klagen ; intusschen is hij slechts 51 jaren oud gewor- 
den. Ik heb vast van hem hooren zeggen, dat ook hij 
de matigheid niet in alles behartigde. Thans — 1902 
— woont er de heer Ingen Schouten; door vereeuiging 
met andere gemeenten is het eene zeer goede plaats 
voor een Medicus geworden. 

89. CORNELIS JACOBUS SNIJDERS. 

Geb. te Middelburg 19 Febr. 1820. Inges. 31 Juli 
1837. Bev. 23 Oct. 1840 in de drie vakken en 
in 1862 tot Medicina Doctor te Utrecht. 

Doctor Snijders, thans, in 1902, eene wel verdiende 



126 

rust genietende 82-jarige, de op kundige kinderen wijzende, 
door de Nederl. Maatschappij voor Geneeskunst zoo 
hoog gevierde man, was een Middelburger, verwant aan 
den heer W. J. Zip, den Secretaris van de Commissie 
van Bestuur over de School. Zijn geboortehuis was 
Dam (i 20, waar zijn vader een wijnhandel had. Zijn 
broeder was zeer lang de ijverige Voorzitter der Maat- 
schappij van Landbouw, lid van de Prov. Staten en 
van den (iem. Raad. 

Zijn korte studietijd doet vermoeden, dat hij ook 
elders wetenschap had opgedaan en dat was ook z6ü; 
hij behoorde tot de ijverigste leerlingen van Van Lissa, 
die toen nog het Lectorschap niet bekleedde. 

Twee maanden na zijn admissie deed hij een nieuw 
examen, ging als Doktor bij de Marine maar vroeg en 
verkreeg ontslag in October 1842. Weldra vestigde hij 
zich te Hulst, waar hij wegens den alles beheerschendeu 
invloed van Doctor Vogetaanger, slechts kort bleef. Hij 
vertrok in 1848 naar Ter Neuzen, in 1 850 naar Nieuwe- 
Tonge en in 1867 naar 's Gravezande, waar hij even 
als overal een drukke praktijk had en zeer gezien was> 
tot dat hij rust nam. Het strekt der Schole tot eere 
hem als Scholier te hebben bezeten ! Dr Snijders pro- 
moveerde op een Diss. De Eclampsia gravidarum. Hij 
woont thans te 's Hage. Van zijn kinderen, zijn o. a. 
een Hoogleeraar, een tweede Luit.-Generaal en een 
derde Majoor der Schutterij te Middelburg. Snijders 
wetenschappelijke uitgaven zijn voorhanden in onze 
boekerij. 

Wij zullen hier zijn lof niet verder verkondigen : be- 
voegder dan schrijver dezes hebben het gedaan en 
zullen het nog doen. 

90. SALOMON M. LANSBERG. 

Geb. te 's Hage 25 Febr. 1821. Inges. 31 Juli 1837. 
School verlaten zonder bericht. 

Deze heer was vermaagschapt aan den heer Van Lissa. 
Ik weet niets van hem, dan dat hij de School heeft 
verlaten en in zeedienst is gegaan. In 1862 was hij 
Geneeskundige te Curacao. 

Als Officier van Gezondheid 3e klas of Chirurgijn, 



k 



127 

vond ik hem sedert Dec. 1839 bij de Marine. In 185» 
stond hij daar niet meer vermeld. 

91. CÜRNELIS DE GEUS. 

Geb. te St. Maartensdijk 27 Mei 1821. Inges. ai 
Juli 1837. 

• 

Van dezen is alleen bekend, dat hij de School in 
Mei 1840, zonder kennisgeving heeft verlaten. Op dit 
oogenblik weet te St. Maartendijk, zijn geboorteplaats, 
niemand zich meer iets over hem te herinneren. 

92. PETRUS LEOPOLDUS VERHEEKE. 

Geb. te Eede Belgische grens 22 Sept. 1811. Inges. 
1 Aug. 1837. Bev. 7 Febr. en 4 Juni 1839 in de 
drie vakken. Overl. 23 Juli 1871. 

Reeds in 1842 vond ik dezen eenigszins Vlaamschen 
R. Katholieken, tegelijk met den Protestantschen La 
Grant te Aardenburg, en den eveneens R. Katholieken 
Carpentier uit Gent. Die plaats telde toen 696 Prot. 
en 478 Roomschen en 31 Dec. 1897 te zameu 1958 
inwoners. La Grant, toen reeds bejaard, was indertijd 
als eerste leerling der scholen van België met vlaggen 
ingehaald. In 1865 had Verheeke tot collegas Doctor Van 
Toorenberg en den heer Van Oostenwijk Stern, zie 
beneden n°. 125. Verheeke overleed, na reeds lang 
aan een hartgebrek geleden te hebben, in 1871, plotse- 
ling op weg naar een bevalling. 

Van dezen flink uitzienden en beleefden man weet 
ik alleen, dat hij fatsoenlijk leefde en zeer gezien 
was. Terwijl Carpentier in 1852 Lid van den Raad 
was, heeft Verheeke dezen eerepost niet bekleed. Hij 
was meer Vlaming dan Zeeuw. Daar hij bij zijne 
inschrijving reeds 25 jaren telde en twee jaren daarna zijn 
examen deed, heeft hij zeker ook elders gestudeerd. 
Hij had een goede praktijk. 

93. CORNELIS MARINUS BAL. 

Geb. te Brielle 5 Sept. 1817. Inges. 3 Aug. 1837. 
Bev. 10 en 13 Juni 1839 in de drie vakken. 
Overl. te St. Annaland Aug. 1884. 

Deze twintigjarige jongeling, naar ik meen van 



128 

Sehouwsehe familie, maakte op mij, toen ik hem voor 
het eerst zag, den indruk van veel ouder te zijn. Be- 
daard was hij zeker en zonder twijfel wat al te stil en 
ouderwetsch van levensopvatting. Ik was bevreesd, dat 
zijn goed leven en uitmuntende studiën niet toereikend 
zouden zijn om hem eene goede positie te bezorgen. 
Ik zelf telde toen 19 jaren en noodigde hem bij zijne 
komst uit Zierikzee uit met mij de Middelburgsche kermis 
eens rond te gaan, maar hij had er geen zin in. Hij 
kreeg een jaar afslag en had dus elders ook wat geleerd. 

Hij vestigde zich te St. Annaland, waar de nog slechts 
één jaar geadmitteerde Jakob Hoogkamer, zie n°. 77, de 
zoon des Burgemeesters stond. Ook deze was Docter 
en de concurrentie dus moeilijk. Het is hem beter ge- 
gaan, dan ik gevreesd had ; toen hij 66 jaren oud 
overleed, was zijn financieele toestand goed maar ook 
niet meer ! P>enwel hij had ook elf spruiten gehad ! 
en onderscheidene van deze een goed bestaan bezorgd. 
Zijne ziekte was eene kwijnende. 

In 1804 had hij zitting in den Gemeenteraad. 

94. JOHAN CORNELIS LETTE. 

Geb. te 's Heer Abtskerke 18 Maart 1817. Inges. 4 
Aug. 1837. Bev. 4 en 8 Oct. 1839 tot Sted. en 
Pl.l.-Heel- en Vroedm. Overl. 29 Sept. 1894. 

Lette was de zoon van den Predikant van Nieuwer- 
kerk, in de nabijheid van Zierikzee gelegen, dat in 
1842, 1070 Prot. en 56 R. K. inwoners telde ; in 1900 
gezamenlijk 1500. De opleiding van dezen jongeling 
was degelijk geweest, en eveneens waren te Middel- 
burg op de School zijn gedrag en zijne vorderingen 
naar behooren. Na zijne admissie door de Prov.. 
Commissie — in dien tijd waren Professor en 
Lectoren — Jhr. De Jonge, De Man en Priester leden 
van dat College, hetgeen later niet meer mocht plaats 
hebben, — na zijne admissie dan, vestigde de jonge Ge- 
neesheer zich op de welvarende woonplaats zijns vaders 
en bleef daar tot 1879. Het traktement dat de gemeente 
Nieuwerkerk aan haar Geneesheer toestond was in 1871 
slechts f 227. Er was toen aldaar in 1842 nog prak- 
tiseerende, zekere Heelm. I. I. de Moor die, als ik mij 
in den persoon niet vergis, slechts één arm had, en die 



129 

dus onmogelijk een Medicus ambidexter zijn kon. 1)k 
Moor was oud en reeds in 1808 als Heelm. en in 1817 
als Vroedmeester toegelaten. De heer Lette was zeer 
geacht op zijn geboorteplaats en was gezellig van omgang 
en vooral zeer bevriend met zijn collega's in en buiten 
de stad. In 1878 vertrok Lette evenwel naar het 
nabij den Briel gelegen dorp Zwartewaal, om welke 
reden is mij onbekend ; hij bleef er tot in 1894, toen 
hij op den hoogen ouderdom van 77 jaren overleed. 

Zijn zoon was eveneens voor Geneesheer bestemd en 
we zullen hem dan ook vinden onder no 208, dus 
onder de laatste leerlingen, waarvan velen genoodzaakt 
waren hunne studiën af te breken. Niet zóo met den 
ijverigen en volhardenden zoon Kornelis Johannbs; we 
zullen zien, dat hij thans te De Bilt gelukkig praktiseert 
en als buurman heeft een anderen Schouwenaar, den 
talentvollen en conversabelen heer F. Nagtglas. 

In 1871 was het traktement te Nieuwerkerk slechts ƒ 227. 

95. HENRIKUS JOSEPHUS VAN DEN SCHRIECK. 

Geb. te Bergen op Zoom 9 Nov. 1813. Inges. 2 Jan. 
1838. Bev. 6 Febr. en 3 Juni 1839 met het prae- 
dikaat van buitengewoon bekwaam tot Stedelij k- 
en Pl.l.-Heel- en Vroedm. Overl. 13 Mei 1842 te 
's Heerenhoek. 

Deze heer was dus 25 jaren oud, toen hij zich liet 
inschrijven, werd na anderhalf jaar met den eersten 
graad bevorderd en is dus een bekwaam leerling ge- 
weest, die ook elders had geleerd, en dat wel te 's Hage, 
Antwerpen, Luik en Gent. In 1842 vond ik hem op 
het bijna uitsluitend Roomsch-Katholieke dorp 's Hee- 
renhoek, waar hij toen de eenige prakticus was. Hij 
werd in 1843 opgevolgd door Van de Ven, zie n\ 74. 

Van der Schrieck, een zeer kundig en geacht heer, 
overleed echter reeds op 29-jarigen leeftijd aan tering. 
Hij gebruikte nooit alcoholica. 

96. FREDERIK MARINUS WESTFAAL 

QUADEKKER. 

Geb. te Middelburg 8 Juni 1821. Inges. 2 Aug. 1838. 

Bev. 12 en 14 October 1843 tot Stads- en Pl.1.- 

. Heel- en Vroedm. en 4 Oct. 1844 tot Scheeps-Heelm. 

Zijn vader wQonde Heeregracht M 37. De heer 

9 



130 

Quadekker lieeft zich door privaatlessen bij den heer 
Cormeue en bij anderen bekwaamd, omdat hij begreep 
dat meer dan gewone leeruren noodig waren. 

Hij vestigde zich eerst op het kleine, bij Dom- 
burg gelegen Aagtekerke en daarna op het zeedorp 
Colijnsplaat. Hier was hij, bijv. in 1865, en met hem 
de in 1894 op 88-jarigen leeftijd te Goerée rustend le- 
vende Berkenfeld ; ook bevond er zich nog de heer 
Praag, zie n°. 160; allen verlieten die plaats. Qüa- 
dekker was er zeer gezien en werd Wethouder. Zijn 
Collega B. was minder geëerd als burger, omdat hij 
zeer laat met zijn huishoudster is gehuwd, waarbij hij 
nog 11 kinderen heeft gehad, die alle zeer jong aan 
psedatrophie zijn gestorven, een zoo opspraak makende 
zaak, dat er nog eens een lijkschouwing is verricht 
door de justitie. 

Quadekker, die onderwijl nog in Axel gewoond heeft, 
verliet Colijnsplaat eveneens en toog in 1867 naar 
Arnemuiden, waar geen gebrek aan hulp was. Om 
die reden ging hij eenige jaren later naar Kolhorn en 
Barsingerhorn in Noord-Holland, keerde echter na ette- 
lijke jaren, te weten in 1893, alweder naar Arnemuiden 
terug, en daar praktiseert de oude, sterke, thans - 
1902 — 81-jarige man nog met ambitie, maar deelt 
de praktijk met den arts CAtz uit Nieuwland, 

Een zekere heer Noom, n°. 106, had zich eveneens 
te Arnemuiden gevestigd en overleed aldaar 29 October 
1857. Quadekker kwam er de eerste keer 18 Maart 
1867, en ten tweede male den 31 Juli 1893. Vóórheen 
en tusschen in praktiseerden daar, Oversluns, v. 
Opdorp en Douw, Hendrix en Dillié; ook nog Dr D. 
K. Munting. 

97. LEENDERT JOHANNES EIJBAARD. 

Geb. Middelburg 26 Dec. 1822. Inges. 28 Dec. 1838. 
Bev. den 11 en 18 Oct. 1843 tot Stads- en Pl.1.- 
Heel- en Vroedm. Overl. 1886. 

Oudste zoon van den Stads- Apotheker, die woonde 
Molenwater n°. 45. Een flinke en gezonde jongeling, 
die goede studies heeft volbracht. 

In 1843 heeft hij zich korten tijd te Middelburg ge- 
vestigd in afwachting van beter. Die gelegenheid deed 



131 

zich omstreeks 1848 of 49 voor door het overlijden 
van Vaane, te Krabbendijke. Hij heeft daar gelukkig 
gewerkt. Zijn huiselijk leven met eene bemiddelde 
vrouw uit den landbouwersstand is evenwel kinder- 
loos gebleven. Na zijn eigen afsterven liet hij eenig 
fortuin na. Na lang te hebben geleden aan een peri- 
toneaal abces, dat volgens Doctor Moens met de maag 
in verband stond, is hij in verzwakking vervallen en 
behaalde slechts den ouderdom van 64 jaren. Hij stierf 
in 1886. Of hij op het laatst altoos hygiënisch geleefd 
heeft, is wei eens betwijfeld. Zijn broeder komt voor 
onder n°. lil en zijne zuster huwde den heer G. De 
Graag n°. 8. Zijn opvolger in 1854 was de heer J. 
A. Geill geadmitteerd in 1840. Zij zijn er samen 
geweest tot 1864. In 1865 stond Eijbaard er alleen. 
Eubaarü was lid van den Raad in 1862. 

98. THOMAS VAN PIENBROEK. 

Geboren te Zaamslag 24 Febr 1823. Inges. 8 Aug. 
1839. Bev. den 11 en 15 April 1843 
Overleden in 1883. 

Te Zaamslag woonde de Geneesheer Jacobus van 
Pienbroek, Assessor of Wethouder in den Raad, die in- 
dertijd bij mijn vader opgeleid en in 1820 geadmitteerd 
was. Hij was een bemiddeld man met zeer groote prak- 
tijk en zeer sterk lichaam, maar die niet voorzichtig 
leefde of liever op het laatst zich ver te buiten ging. 
Als practicus was hij hooggeëerd. Bovengemelde was 
zijn oudste zoon. 

Zaamslag telde in 1842, 2200 inwoners. Zijne 
uitgebreide praktijk liep langs de toenmalige zware 
kleiwegen naar Terneuzen, Hoek en Axel en vor- 
derde veel inspanning. 

Geen wonder dat ook zijn zoon Thomas er zich ves- 
tigde en ook hij genoot het vertrouwen, dat de vader 
heeft gehad. 

Beiden hadden uitnemend den slag om met die in 
hun begrip zeer orthodoxe lui om te gaan. De zoon 
volgde in alles den vader, jammer genoeg, na, zoodat 
ook hij weldra zwaarlijvig werd. Hij stierf 13 Juli 
1883, dus 60 jaren oud, zonder veel geld na te laten. 

In 1842 had zich eveneens te Zaamslag de Med. 



132 

Doctor Burger nedergezet, doch deze had geen praktijk 
en overleed spoedig. Nog een andere zoon had er zich 
in 18t>5 gevestigd, te weten de heer J. M. van Pienbroek, 
zie no 171, terwijl een derde broeder te Neuzen 
woonde, zie no 127, men hoorde dus in den omtrek 
overal denzelfden naam. Een zoon van den laatsten 
stierf, als Militair Apotheker in Ned.-Indië plotseling 
omstreeks 1897. De lotgevallen der vorigen volgen 
later. 

De weduwe van Thomas woont thans in 1902 te 
Apeldoorn. 

99. WILLEM CORNELIS CALLENFELS. 

Geb. te Vlissingen, 19 Dec. 1822. Inges. 9 Aug. 
1839. Bev. 10 en 11 Juli 1843 tot Sted. en P1.L- 
Heel- en Vroedm. Overl. 25 Juli 1855. 

Deze was een telg uit de groote, vroeger uit Duitsch- 
land afkomstige familie der Callenfels', maar was geen 
Doctors zoon. Toen hij op School kwam, was hij zeer 
kort, is later zeer lang geworden, maar niet stevig; 
hij heeft te Aardenburg gepraktiseerd. 

Na eenigen tijd daar als een zeer geacht mede-burger 
geleefd te hebben, kreeg hij typhus ; hij doorstond 
ze, maar koud vuur, Gangraena sicca, van een onder- 
been volgde. Hij droeg dit langen tijd mede, maar 
eindelijk volgde de amputatie, evenals weleer te Am- 
sterdam bij Doctor Texeira de Mattos. Den laatsten 
hielp de afzetting, maar aan Callenfels niet. 

Er ontwikkelde zich longtuberculose en langzaam, 
nog jong zijnde, bezweek hij den 25 Juli 1855 te Aar- 
denburg, slechts 33 jaren oud. 

In 1852 waren te Aardenburg gevestigd de heeren 
Maus en Carpentier, beide zitting hebbende in den 
Raad. 

100. ABRAHAM ADRIAAN JACOBUS HAMAN. 

Geb. te Oost-Souburg 17 Maart 1822. Inges. 9 Aug. 
1839. Bev. 16 April, 4 Juli en 4 Sept. 1844 in 
de drie vakken. Overl. 5 Febr. 1880. 

Op de begraafplaats te West-Souburg rust het over- 
schot van den ouden Geneesheer H. F. Haman, die, na 



133 

in 1809, eenige maanden in Engelschen dienst te zijn 
geweest, zich bij het vertrek dier vreemdelingen schuil 
hield en na afgelegde examens in 1815 en 1817 zich te 
Oost-Souburg neerzette, waar hij gehuwd was met de 
bemiddelde dochter van den West-Souburgschen Ge- 
neesheer Krauer. Haman had een groote praktijk 
en had een prachtige equipage. Hij plaatste achter- 
eenvolgens drie zijner zonen bij het vak, van wie 
Abraham de oudste was. Deze was een gezellige jon- 
gen met flink uiterlijk, maar wel wat hooghartig. Na 
zijn examen vestigde hij zich, daar alle goede plaatsen 
bezet waren, op het gehucht Brigdamme bij Middelburg. 
Hij kreeg er een goeden naam en praktijk, maar ver- 
trok nog bij het leven van J. B. Schvman, naar 
het nabijgelegen Serooskerke. Daar bouwde zijn schoon- 
vader, de heer De Steur, voor hem de lief gelegen 
villa, waarop thans de heer Hector woont. Hij ver- 
kreeg ook daar veel praktijk. Het was een lust hem 
in zijn prachtig rijtuig te zien rondrijden of wel te 
paard met een rijknecht achter zich ; ook bij hem aan huis 
was het zeer confortable. Daarbij was hij ijverig en voor de 
praktijk in de wieg gelegd. Maar zachtkens aan werd 
hij nonchalant en hooghartig tegenover de boeren, die 
bovendien zulke weelde van hunne vroegere ''barbiers" 
nooit hadden gezien. Drie of meer kinderen bezwaar- 
den het gezin en, slecht financier als hij was, begonnen 
de financiën in de war te geraken en daarmee de 
praktijk. Zooals doorgaans zocht men ook hier heil 
in abusus. Weldra liep alles fout en vertrok hij, die 
sedert of reeds vóór 1850 te Serooskerke had gewoond, 
toen er geen nieuwe examens meer noodig waren, naar 
de Oude Tonge. 

Het verhuizen hielp niet. Hij liet zich, omstreeks 
1877, verlokken om te gaan naar het toen een weinig 
vooruitgaande Veere, waar men vreesde, dat geen vreem- 
delingen zich zouden neerzetten als er geen doctor 
was. Het was gecombineerd in de praktijk met Gapinge 
en Vrouwepolder en gaf eene quarantaine-toelage. Maar 
het was te laat, zijn gestel was ondermijnd. Nog eens 
verhuisde hij naar het groote doch arme Westkapelle. 
Aan eene commissie uit den Gemeenteraad, die mij 
kwam consulteeren, verklaarde ik gaarne, dat hij een 
man van ondervinding was, vooral op verloskundig 
gebied. //Dan weten wij genoeg", zei de Commissie, 



184 



/fzijn misbruik komt er hij ons zoo niet op aan". In- 
derdaad, op de tabel die door bemiddeling der Afdee- 
ling in 1851 is opgemaakt en in de Boekerij op bl. 50 
te vinden is op naam van Dr. de Marrée, over het ver- 
bruik van dranken in Zeeland, staat Westkapelle met 
zeven liters per hoofd en per jaar. Edoch,- daar wonen de 
sterke, ontzettend veel te verduren hebbende dijkwerkers. 
Haman's gestel was voor niets meer geschikt : asthma, 
hydrops en verlamming sloopten den goeden, gullen 
man, slechts 58 jaren oud, volwassen kinderen en eene 
behoeftige weduwe nalatende. Zóó had de 80-jarige 
vader nooit geleefd. 

Onder Haman's leiding beviel den 17 Maart 1856 te 
Vrouwepolder van vier na eenige dagen gestorven 
meisjes, Anna de Bruine, vrouw van Adriaan Vermeulen. 
Iets dergelijks komt slechts op 330.000 bevallingen 
voor. Men verhaalde er bij, dat Haman met dat vier- 
tal juist zijn duizendtal vol maakte. Ik durf dit laatste 
niet bevestigen, maar ik herinner mij, dat toen juist 
bij hem een diner aan huis was ! 

101. HENDRIK VLEUGELS. 

Geb. te Vlissingen 22 Nov. 1822. Inges. 27 Dec. 
1839. Bev. 5 en 11 Oct. 1844 tot PU.- en Scheeps- 
Heelm. Overl. 31 Mei 1896. 

Uit de examens maak ik op, dat Vleugels de ge- 
woonte gevolgd heeft om de Indien te bezoeken. Ik 
herinner mij zeer goed dat het een fatsoenlijk man 
was. In zijn studietijd heeft hij kennis gemaakt met 
Mej. Swemer, het eenige kind van den conciërge van 
de Provinciale Commissie, een eenvoudig en geacht 
man ; zij werd zijne echtgenoote. Die commissie zetelde 
in de Abdij, in het bij de studenten wel bekende 
Torentje, waar oudtijds de Rekenkamer van Zeeland 
was. Vleugels heeft zich gevestigd te Ellewoutsdijk ; 
hij was er in 1865, doch later is hij vertrokken naar 
Biervliet, waar hij na langdurig sukkelen op ongeveer 
73jarigen leeftijd overleed. 

Vleugels was een stil en ordelijk man, een zeer 
geacht leerling en zóo bleef hij ; men kon het in de 
dagbladen lezen met welk een geestdrift men zijn 40- 
jarig jubilé heeft gevierd. Hij was in zijne gemeente 



185 

een bevorderaar van litterarische en andere ontwikke- 
ling. Men betreurde zijn heengaan zeer. 
Het honorarium te B. was in 1871 f 225. 

102. SAMUEL DANIEL METZ. 

Geb. te Arnemuiden 10 Maart 1817. Inges. 31 Dec. 
1839. Bev. 8 en 26 April 1842 tot Pl.l.-Heel- en 
Vroedm. Overl. 1848. 

Deze jongeling van Joodsche afkomst en van een 
zwak gestel, ontving bij zijn toelating een jaar afslag. 
Zijn vader of misschien zijn broeder, was te Middel- 
burg muziekonderwijzer. 

Metz was een eenvoudig, zeer zuinig en behoeftig 
man, zooals ik zeide van tengeren lichaamsbouw en 
die half voor niet praktiseerde. Door overvulling en 
wegens de nabijheid van Middelburg vestigde hij zich, 
om toch iets te verdienen op het bij de stad gelegen 
gebucht de Abeele, maar in de buurt praktiseerden de 
oude Haman en Van den Abeele. Metz kwijnde en leed 
gebrek. In 1848 was hij er nog gevestigd maar in 
1849 niet meer. Zijn leeftijd zal dus nagenoeg 30 
jaren zijn geweest toen hij aan longtering stierf. 

103. JOHANNES HENRICUS LEONARDUS 

BOURCE. 

Geb. te Antwerpen 27 Mei 1824. Inges. 7 Aug. 1840 
voor Pharmacie en overgegaan naar Heelk. 
Bev. 13 Dec. 1844 in de drie vakken. Overl. om- 
streeks 1855. 

De vader van bovengemeldeii was een Tailleur uit 
Antwerpen, die zich eerst te Vlissingen heeft gevestigd 
en toen te Middelburg, Koepoortstr. E 58. Dit, of 
het tegenoverstaande huis droeg den zonderlingen 
naam van Marcus Curtius. Zijn zoon volgde eerst de 
lessen der Pharmaceuten doch ging in Aug. 1842 tot 
die der Heelkunde over, en, vlug en vlijtig als hij was, 
werd hij reeds op het laatst van 1 844 toegelaten tot de 
uitoefening der drie vakken.. Hij vestigde zich in het 
vaderlijk huis en gaf blijken van ambitie: ik herinner 
mij nog, dat hij mij verhaalde eene perforatie te heb- 
ben verricht van het trommelvlies. Intusschen vertrok 



186 

hij van hier, evenals zijn vader en in 1865 vond ik 
hem te Oud-Alblas in Z. Holland. Daarop is hij of als 
Scheepsdocter of als privaat geneesheer naar O. I. ge- 
trokken, maar weer teruggekeerd. In 1853 ongeveer 
ontmoette ik hem toevallig op de boot van Dordrecht 
naar Rotterdam ; hij had zich in de laatste plaats neer- 
gezet en had daar, naar zijn zeggen, een goede practijk 
als specialiteit in Tropische en aanverwante ziekten. 
Hij zelf was stijf door rheumatisme en steunde. op een 
stok. Een paar jaren later overleed hij. 

104. MARINUS JOHANNES PIETER VAN PROOIJEN. 

Geb. te Middelburg 26 Maart 1824. Ing. 7 Augus- 
tus 1840. School verlaten wegens zeedienst. Over- 
leden te Doetinchem 5 Mei 1865. 



De vader van dezen heer woonde in de Korte Delft, 
was graveur en kunstschilder en bekend wegens goed 
werk. Hij vervaardigde onder meer een kaart van 
Walcheren. 

V. Prooijen, een zeer net en bekwaam jongling, is 
Officier van Gezondheid geworden bij de Marine, en 
geadmitteerd in 1847 te Utrecht. Hij is dus door de 
Prov. Gen. Commissie niet geëxamineerd. Bij zijn dood 
was hij Officier van Gezondheid 1° klas. In 1860 
wordt hij nog vermeld. 

105. PIETER QUAKKELAAR. 

Geb. te St. Maartensdijk 16 Juli 1821. Ing. 7 Augus- 
tus 1840. Bev. 9 en 15 October 1844 tot Stads- 
en Pl.L— Heel- en Vroedm. Overleden 17 December 
1846. 

Na goed volbrachte studiën en van een zeer goed 
levensgedrag zijnde, heeft hij zich nedergezet te Rilland, 
nabij Bath. Beide gemeenten werden in dien tijd 
waargenomen door den Geneesheer van Krabbendijke. 
Maar de rijke en gulle boeren uit den Batsen-polder 
hadden toen ter tijde een goeden naam ; er kon wel 
een Dokter bijkomen, de Engelsche indijkingsplannen 
beloofden later gouden bergen. Het ging hem goed; 
ik meen, dat hij het was, die zich verantwoorden moest 
over een enorme groote nota, maar hij wist zich te 



187 

dekken door uit zijn boek aan te toonen, dat hij zijn 
lijder maanden achtereen dagelijks een decoct had ge- 
geven van Ronde Kina met twee drachmen Echte ? 
Castoreum tinctuur. Hij heeft kort gepraktiseerd en 
overleed 17 December 1846 aan tering, 25 jaren oud. 
Rilland is later dan eens door den eenen, dan door 
den anderen bezet geweest maar zonder veel voordeel. 

106. JAN NOOM. 

Geb. 28 Jan. 1818 te St. Maartensdijk. Inges. 28 
Sept. 1840. Bev. 6 en 12 Juni 1842 tot Pl.1.- 
en Scheeps-Heelm. en Verlosk. Overl. in 1857. 

Uit deze data blijkt, dat Noom zich elders had be- 
kwaamd en wilde gaan varen. Ik meen dat hij nog 
als Scheeps-Dokter naar O.-I. weg is gegaan. Doch 
ziet, daar stierf te Arneinuiden, den 28 Juni 1842, de 
sedert 21 September 1821 dé&r gevestigden van Opdorp, 
zoodat OvERSLrus met de Vroedvrouw alleen overbleef. 
Noom, die er bekenden had, trok er heen en doorstond, 
even als zijn collega de Typhus-Epidemie, doch ont- 
snapte met een bastaard vorm. Hij kon, hoe fatsoenlijk 
en oppassend hij ook was, niet op tegen zijn ambtge- 
noot — zie n u . 4 — en dat nog wel, ofschoon hij eerst 
de weduwe van Opdorp huwde en later de zuster van 
den lateren Burgervader Crucq. Reeds den 27 October 
1857 stierf hij aan een phlegmone van den arm, oud 
39 jaren. Noom was goed maar te eenvoudig, vandaar 
de naam van niet zeer knap te zijn. 

107. JOHANNES HOOGKAMER. 

Geb. te St. Annaland 20 Febr. 1821. Inges. 10 Aug. 
1841. Bev. 12 en 14 April 1843 tot PU.- Heel- 
en Vroedm. 

Op verklaring van de Lectoren, werd hij tot de 
hoogste lessen toegelaten en geadmitteerd na 2 jaren. 
Wij kennen zijn vader en broeders reeds uit n 08 40 en 
77. De levenslustige man kon zich toen niet te St. 
Annaland vestigen, omdat zijn broeder Jacob er stond 
en zelfs nog de heer Bal, zie no M3. Hij vestigde zich 
op het dorp Kadzand waar inmiddels Kalscheuer was 
overleden maar waar nog een Heelmeester Blaxkert 



188 

stond, en huwde daar een ingezetene, die hij echter in 
1897, te Oud-Vosmeer verloor, het was eene juffrouw 
OLicqrEXoiT, die hen weinig fortuin aanbracht, zoodat hij, 
o6k tegenover Blaxkbrt (no 42) zijn best moest doen 
en ook deed. Hij was vroolijk en opgebeurd van aard, 
en zeer goed van gedrag. Toch verhuisde hij naar het 
vakant gekomen Hoek en daarop, in 1865, naar het 
gegoede, bij zijn geboorteplaats gelegen Oud-Vosmeer. 
Daar waren in 18H2 Van Ree en C. Was Az., waar- 
van de een spoedig is overleden. Hij werd er een zeer 
geacht burger zooals niet enkel uit zijne praktijk bleek, 
maar ook onder meer op zijn 80 jarig jubilé en andere 
jubilé's, die men telkens met grooten luister heeft ge- 
vierd. In 1899 was hij rustend geworden en leeft thans in 
1902 nog zeer genoegelijk in een door hem gebouwd huis. 

108. FERDINAND JAN HAMAN. 

Geb. te Souburg 30 Aug. 1824. Inges. 1841 en in 
Aug. 1842. Bev. in de drie vakken 7 en 10 April 

1840. Overl. te Kloetinge Dec. 1891. 

Na korte onderbreking zijner studies en na vrijge- 
steld te zijn voor het Latijn, deed hij een flink eind- 
examen. Hij was niet zóo blozend van voorkomen, 
maar ook niet zoo onbesuisd als zijn broeder zie n°. 100. 
Zijne woonplaats Souburg, waar nog zijn vader prak- 
tiseerde, leverde geene vooruitzichten op; daarom be- 
proefde hij het vrij groote maar R. K. Stoppeldijk; 
vertrok later naar het dorp Kloetinge, slechts een half 
uur van Goes gelegen. Zijn praktijk werd goed maar 
niet groot. Hij was zenuwachtig en ten onrechte meende 
men, dat er iets theatraals in lag, wanneer hij daar 
onverwachts op straat nederviel. Later bleek het Lithiasis- 
koliek te zijn geweest, die deze toevallen teweeg bracht. 
Hij was gelukkig gehuwd met Mej. Moolenburg 
uit Zierikzee en had twee dochters. Haman bereikte, 
bij al zijn sukkelen, nog 67 jaren en liet den naam 
achter van kundig te zijn geweest. 

109. JAN VAN DER STARP. 

. Geb. te Zierikzee 10 Febr. 1821. Inges. 10 Aug. 

1841. Bev. 10 en 11 Jan. 1843 tot Stads- en Pl.L- 
Heel- en Vroedm. Overt. 2 Maart 1882 te Al- 

blasserdam. 

Deze was de broeder van den thans te Zierikzee 



180 

praktiseerenden, en met hem 25 jaren in leeftijd ver- 
schillenden Med. Doctor en Arts A. F. v. d. Starp. 
Jan werd, na gedaan examen dadelijk tot de klinische 
lessen toegelaten en had dus reeds gestudeerd, toen hij 
als 20-jarige te Middelburg kwam. Men had de be- 
leefdheid mij te schrijven, dat hij eerst nog te Alkmaar 
hij een Apotheker had gewerkt, en bij een daar ge- 
vestigd Chirurg. Te Middelburg maakte hii het uit- 
stekend. Hij vestigde zich te Dreischor, doch kort daarop 
vertrok hij naar Den Bommel op Overflakkée, waarvoor 
hij waarschijnlijk een nieuw examen heeft moeten doen. 
Daar had hij, naar ik met genoegen vernam, vele jaren 
lang een goede en winstgevende praxis, tot hij zich 
terugtrok en in Dordrecht ging wonen ; eenige jaren 
later echter vinden wij hem in Alblasserdam, waar hij 
spoedig daarop overleed. Zijn oudste zoon is thans 
praktiseerend arts te Maassluis. 

110. THEODORUS FAUEL. 

Geb. Sommelsdijk 29 Maart 1824. Inges. 16 Aug. 1841. 
Bev. te Dordrecht 4 April 1844. Overl. 1852 of 53. 

Deze kundige bedaarde jongeling, die tot de hoogere 
lessen werd toegelaten, deed echter zijn eindexamen in 
Zuid-Holland. Het waren toen nog maar voor ééne provincie 
geldende examens. Fauel vestigde zich te Goedereede, 
waar tot 1861 praktiseerde, de in 1800 toegelaten heer 
Gruson. Fauel liet er een goeden naam achter. Te 
Goedereede vond ik ook zekeren heer C. J. Visser, 
geadm. in 1844, en in 1885 woonde er sedert 1873, 
de heer K. J. Lette, ons n°. 208. 

Fauel overleed nog geen 30 jaren oud te Dord- 
recht. Te Berg-Ambacht praktiseerde zijn broeder, P. L. 
Deze overleed 68 jaren oud 27 Febr. 1898, en thans 
practiseert er als arts, diens zoon, de heer E. A. 
Fauel. 

111. JOHANNES PETRUS EI JB AARD. 

Geb. te Middelburg 26 Jan. 1825. Inges. 3 Aug. 
1842. Bev. 10 Mei 1847 tot Scheeps- en P1.L- 
Heelm. en 12 Oct. 1848 tot Vroedm. Overl. 29 
Oct. 1876 te Arnemuiden. 

Broeder van n°. 97. De tusschenruimte der examens 



140 

bewijst, dat hij reisjes naar de Oost heeft gemaakt. 
Of li ij na deze uitstapjes nog elders gewoond heeft, 
weet ik niet, doch wel, dat hij in 1865 te Waterlands- 
kerkje stond. Dit is een zeer klein dorpje van 550 
inwoners in dien tijd, vlak aan de Belgische grens, dus 
ontoereikend voor een bestaan. Alle plaatsen waren 
door Medici bezet en zóo schoot er voor hem, die te 
Middelburg goed geleefd en gewerkt had, niets beters 
over. Een bestaan was er, zooals ik reeds zeide, niet 
te vinden, en vooral niet omdat hij te zwak en niet 
bestand was voor eene te voet af te leggen buitenprak- 
tijk en dat nogal voor iemand, die door de tropische 
zon geleden had. Hij was gehuwd en had kinderen. 
Een ingeworteld rheuma en allerhande neurosen en 
neuralgiën deden zich op en Eijbaard, die zijn eigen 
Dokter zijn moest, trachtte ze te verdrijven door vele 
zware en in te groote giften toegediende venena, als 
daar waren : Belladonna, Aconitum, Opium, Arsenik en 
de in dien tijd uitgevonden onderhuidsche inspuitingen 
van Atropine en Morfine. Onder dat alles moest hij 
toch. uitgaan en verzwakte, ja verlamde al meer en 
meer. Men begrijpt het ; hij werd volslagen uitgeput 
naar lichaam en geest en zoo bereikte hij Middelburg 
nog, om zich te Arnemuiden te vestigen. Hij kon 
niets doen zonder een injectie. Na eenigen rusttijd 
bereikte hij die plaats den 26 October 1875, doch kort 
daarop kwam er een Bronchitis bij, die hem in October 
1876, deed bezwijken, nalatende eene arme weduwe en 
een paar kinderen. Hij was geen slachtoffer van slecht 
leven maar van slechte omstandigheden. 

112. JOHAN GOTTFRIED DELL WIG. 

Geb. te Vlissingen 19 Aug. 1824. Inges. 8Aug. 1842. 
Vervallen verklaard Juni 1843. 

Bovenstaande jongeling had Vlissingen tot geboorplaats 
omdat zijn vader, daar als kapitein in garnizoen lag. 
Den Duitschen voornaam had hij naar zijn grootvader 
den op bl. 10 vermelden Middelburgschen Chirurg Lahr, 
van wien het bekend was, dat hij behoeftig herwaarts 
was gekomen, doch op allerhande wijzen geld had ver- 
diend en bespaard. Zijn dochter huwde met bovenge- 
noemden officier, die toen weduwnaar was. 



141 

De vroolijke, luchthartige militair ging in het huis 
van zijn schoonvader, Londonsche kade H 58 wonen en 
wist met diens geld volkomen raad, zóó dat veel er 
van versmolt. De heer Dbllwig is niet oud geworden. 
Hij liet twee zoons na, die met vreugde de erfenis 
deelden, en die, wat hunne levensbeschouwing betrof, 
het veel meer eens waren met hun levenslustigen vader, 
dan met hun o versparenden grootpapa ; zij wisten trou- 
wens, dat gene een prettig, doch kort leven had 
gehad, en Lahr een langdurig maar niet benijdens- 
waardig. Daarom vierden zij eenigen tijd een lustig 
leventje, kwamen als fatsoenlijke jongelui voor den 
dag, namen aan alle genoegens deel en begunstigden 
zoo veel zij konden Sociëteiten of Cafés. Een dezer 
jongelui als Jan bekend, was op zijn 18° jaar inge- 
schreven als leerling, terwijl zijn broeder zoo wat niets 
deed. Natuurlijk was Jan meer student dan studee- 
rende en het geld geraakte dan ook zóo spoedig op, 
dat beide broeders maar spoedig besloten het stille stadje 
te verlaten en in Frankrijk te gaan zien niet om als 
Gentlemen te leven maar om, eenzaam en zonder na- 
bestaanden aan den kost te komen. De een is in 
Afrika bij het Vreemden-Legioen terecht gekomen en 
daar men niets meer van hem heeft gehoord, vermoedt 
men, dat hij dood is. De andere, dat was onze Jan, 
de aanstaande Heelmeester, die even als zijn broeder 
eene goede opleiding had genoten en Fransch en mis- 
schien nog meer talen kende, sukkelde in den beginne te 
Parijs om in betrekking te komen, doch eindelijk ge- 
lukte het goed, naar men zegt, bij de administratie van 
een Modenmagazijn. 

113. CORNELIS ANTONIE PIETER VAN MUIJEN. 

Geb. te Middelburg 29 Maart 1824. Inges. 8 Aug. 
1842. Bev. in de drie vakken en als Scheeps- 
Heelm. 12 en 17 Juli 1847. Overl. te IJzendijke 
in Maart 1887. 

Van Muijen, is geboren Segeerstraat H 75. Hij 
werd leerling, gedroeg zich uitstekend en studeerde 
zeer goed. 

Gebrek aan eene goede plaats of wel navolging deed 
hem denken over reizen naar O.-I. doch dit had niet 



142 

plaats. Zijn doel was naar het kleine Waterlandskerkje 
te gaan, doch door den dood van v. Haartsen, vestigde hij 
zich te IJzendijke, waar hij Mej. Hollbstelle huwde 
en eene goede praktijk verwierf. Het pleit voor hem, 
dat hij Corr. Lid werd van den Geneesk. Raad. Toe- 
vallig mag het heeten, dat tijdens het drukken dezes 
— Juli 1902 — een latere Medicus van IJzendijke 
de Arts J. Schouten ook benoemd is als Corr. Lid van 
den nog niet vergaderd hebbenden centralen Gezond- 
heidsraad, v. Muijen is slechts 63 jaren oud geworden; 
zijne laatste ziekte was asthma en hartziekte. 

IJzendijke heeft als medici nog gehad twee heeren 
De Bats, Maus, Haartsen, Dilman en Dr Cortvriendt; 
ook heeft er kort gewoond E. J. Van Schouwenburght, 
een Belgische homoeopath, die reeds in 1829 was ge- 
promoveerd. In den laatsten tijd was er ook gevestigd 
de arts A. Jagering. De meest beruchte was echter A. 
De Puyt, ons n°. 172. Ten tijde van den Belgischen 
opstand waren er Officieren van Gez. 

114. BERNARD JOHAN FERLEMAN. 

Geb. te Colijnsplaat 4 Dec. 1822. Inges. 20Aug.l842. 
Overl. als student 25 Juni 1843. 

Deze frissche en aardige, misschien wel wat al te 
studentikoos levende jongeling was algemeen bemind. 
Hij was slechts één jaar aan de School, toen hij be- 
zweek, op het laatst van zijn eersten cursus. Dat hij 
gewerkt had, bleek hieruit, dat hij dadelijk tot de 
hoogere lessen werd bevorderd. Hij was de broeder 
van no 78. Na eenige voorafgegane furunkels werd 
de veelbelovende jongeling door een acute ziekte 
aangegrepen ; ik weet nog niet of het een typhoid, 
namelijk een zoogenaamde Pneumo-typhus of wel een 
acute tuberculose is geweest. Cornieue, van Dort uit 
Goes, Snoep uit Wolfaartsdijk en ik stonden voor zijn 
ziek- en doodsbed, moesten den slechten afloop zien, 
maar konden dezen niet voorkomen. 

115. JOHANNES MARINUS HENDRIK MOSSELMAN. 

Geb. te Midd. 13 Nov. 1825. Inges. 27 Aug. 1842. 
School verl. 3 Mei 1843. 

Nauwelijks kan ik mij dezen jongeling herinneren; 



143 

hij was de zoon van een Rijks-Ontvanger en leefde 
zeer fatsoenlijk. Hij verliet de school heel spoedig, 
te weten in Mei 1843. Nabestaanden van dien naam 
woonden onlangs nog te Domburg. — Zie bij den heer 
Vetten n°. 137. 

116. JOHANNES FRANCISCUS DEIJER. 

Oeb. te Hontenisse 12 Januari 1827. Inges. 4 Janu- 
ari 1843. Bevord. 11 en 13 April 1848 tot Stads- 
en Pl.-lands Heel- en Vroedmeester. Overleden 
te Hontenisse 13 Maart 1898. 

De heer Deijer was de oudste zoon van den merk- 
waardigen L. Deijer, dien ik onder n°. 28 vermeld 
heb. Hij heeft flinke studiën gemaakt en een behoorlijk 
levenspad bewandeld. Min of meer Vlaamsch van 
aard, bezat hij, ofschoon Protestant, toch de gulle en 
aangename manieren van een Vlaming. Veel beter 
toegerust dan* zijn vader, was het dezen hoogst welkom, 
dat hij zich naast hem in de groote gemeente Hontenisse 
kon nederzetten, en hij heeft daar altoos een goede 
praktijk gehad, omdat hij sterk was en, evenals zijn 
vader, den vriendelijken slag had om goed, ook met 
Roomsch Katholieken, om te gaan. Toen ik hem, in 
1898 sprak, verhaalde hij mij, dat hij een Roomsch 
Katholieken collega wachtte, dat het dus met zijn prak- 
tijk zou gedaan zijn en zijn zoon hem niet zou opvolgen; 
dit is gebeurd ; zijn zoon woont dan ook thans — 1902 
— te Hoek, na eerst te Ovezande, te Hoedekenskerke 
en te Aardenburg te zijn geweest. Het wordt voor 
Protestanten steeds moeilijker om in onze Roomsch 
Katholieke streken een bestaan te vinden. 

J. F. Déijer overleed te Hontenisse, 71 jaren oud. 

117. JOHAN DIRK KRUIJSSE. 

Geb. te Oud- Vosmeer 1 Maart 1820. Inges. 13 Maart 
1843. Bev. Dec. 1844 tot Pl.L- Heel- en Vroedm. 
Overl. te Oud- Vosmeer 14 Jan. 1851. 

Ik herinner mij van dezen, dat hij te Middelburg 
ijverig gestudeerd en behoorlijk heeft geleefd. Hij zette 
zich neder op zijn geboorteplaats, een welvarend dorp. 
Daar heeft bv. in 1842 ook gepraktiseerd de heer A. 



144 



O. Was, te Middelburg in 1836 geadmitteerd, geen 
leerling der School, even zoo een ander, reeds van 
1807 dagteekenend geneesheer, J. Kruijsse, die ver- 
moedelijk Johan's vader zal geweest zijn. Zooals hij 
als Student had geleefd, is hij blijven doen, maar 
hij overleed reeds in 1851, ruim 30 jaren oud. Hij 
is door zijn afgelegen woonplaats geen lid der Afdee- 
ling geweest. 

118. ANGELUS DE WITTE. 

Geb. IJzendijke 16 Sept. 1827. Inges. 7 Aug. 1843. 
School verl. in 1844. Bev. 16 April 1849 totPl.L- 
Heel- en Vroedm. Overl. te Koewacht 7 Maart 1867. 

De Witte kwam aan de School, toen er te veel feest 
werd gevierd en deed volop mede. Zulke jongelui zijn 
vaak meer gezien, dan de stille studenten. Het ge- 
beurt wel eens dat die feestvierders professoren worden, 
doch meestal, //sjeezen" zij. Het laatste was ook 
het geval met De Witte^ hij werd spoedig van de 
School genomen. Hij is evenwel goed terecht gekomen 
onder leiding van R. K. Geestelijken en werd Scheeps- 
Dokter dus heeft denkelijk ook nog gevaren. Later 
heeft hij zich gevestigd op het R. K. grensdorp Koe- 
wacht. Hij was er o. a. in 1865, heeft er lang ge- 
praktiseerd en was er zeker geacht; althans hij werd 
Lid van den Gemeenteraad, doch de Medische weten- 
schap lag hem niet zwaar ter harte. Bij zijn dood 
telde hij 39 jaren en was bemiddeld. 

Te Koewacht, vaak vacant, woonde in 1842 de Heel- 
meester Van Pèenen, die er een volwassen dochter aan 
variolse verloor. Het door kippen-dieverijen beruchte 
dorp was ook het woonoord van den Medicus of Dui- 
veljager De Loëil, die, na een slechten loopbaan, in 1851 
te Middelburg zijn leven liet op het schavot. Hij was in 
Zeeland de laatste boeteling van de nog niet afgeschafte 
doodstraf. Zijn rechtsgeding heeft het licht gezien en 
is in onze boekerij voorhanden. 

119. LEENDERT HENDRIK FRANCAIS BERTEL. 

Geb. te Westkapelle 19 Juni 1827. Inges. 7 Augus- 
tus 1843. Bev. 12 en 17 April 1848 tot Stedelijk 
en Pl.-lands Heel- en Vroedmeester. Overleden 
28 Maart 1862 te Westkapelle. 

Bertei/s vader was Burgemeester en Geneesheer van 



145 

Westkapelle. Het is een dorp met een vreemdsoortige 
bevolking, berucht door misbruik van alcoholica, of- 
schoon delirium er niet voorkomt. Ik heb er dan ook 
in lateren tijd nog een van elders gekomen doe ter 
gekend, die met een dame te Bethna-Green in Engeland 
gehuwd was, hetgeen natuurlijk bewijst dat er iets 
onklaar was in de papieren. Deze goede man had de 
gewoonte zich heele dagen te bedrinken en in zijn 
glaasje altoos wat Laudanum te gieten. Van beide 
stond de flesch op tafel. Hij vertrok en stierf spoedig 
daarop. 

Bertkl was een goed student en goed van gedrag. 
Het is toevallig, dat hij zijn kamer had in het door 
mij, sedert 1849 bewoonde perceel, het huis Brouwers- 
haven F 39. Zijne slaapkamer is de mijne geworden. 
In die ruime woning verhuurde toen kamers aan stu- 
denten de weduwe van den pikeur Gibbels, die zelve, 
meen ik, aan longtering stierf. Zij had een beeldschoone 
dochter, maar met een teringachtig voorkomen. Later 
huwde Bertel haar, hetgeen ongenoegen gaf, omdat zij 
onbemiddeld was en de oude Docter haar aanleg door- 
zag. Hij heeft goed gezien ; terwijl zijne vrouw, Ber- 
tei/s moeder meer dan 90 jaren is oud geworden, stierf 
de jonge Mevrouw Bertel spoedig en kinderloos aan 
tering en hij een paar jaar later aan dezelfde longtu- 
berkels. 

Bertel heeft nog één of twee reizen naar O.-Indië 
gemaakt en sprak daarover met veel genoegen. Juist 
uit de Oost teruggekeerd, reed hij met vroolijk gezel- 
schap Westkapelle uit, toen het paard steigerde en hem 
een scheenbreuk bezorgde, waarvan de genezing traag 
voortging. 

Onze goede Bertel vestigde zich toen in 1850 in 
de buurt zijns vaders op het kleine dorp Bigge- 
kerke, dat nooit een Geneesheer had gehad. Hij 
was er zeer gezien maar verhuisde na zijns vaders 
dood naar Westkapelle, waar hij de zóo moeilijke 
praktijk uitmuntend waarnam. Hij bereikte slechts 
een 35jarigen leeftijd. Zijn jongsten broeder George, 
langen tijd Geneesheer te Koudekerke zullen wij 
onder n°. 166 ontmoeten en zijn nog levenden broeder 
Simon, die een gelukkige praktijk heeft te Hazerswoude 
onder n°. 133. 

10 



146 



120. DIRK ALBERT ARENDS. 

(ieb. te Oude Tonge 4 Aug. 1824. Inges. 7 Aug. 
1843. Bev. 8 April 1847 te Dordrecht voor de drie 
vakken. Overl. te Oude Tonge 11 Januari 1888. 

Na een behoorlijke levenswijze en goede studies, heeft 
hij de Middelburgsche school verlaten en werd te Dor- 
drecht geëxamineerd. Hij werd door zijne medestudenten 
voor den besten der studiosi gehouden. Zijn stille aard 
maakte hem echter niet tot een zoogenaamden allemans- 
vriend. 

Te Oude Tonge werd de praktijk of door zijn vader 
uitgeoefend of door zijn oom en daar vestigde hij 
zich en huwde de zuster van een studiekennis, te 
weten de dochter van den bekwamen geneesheer 
De Broekert te Wemeldinge, Elisabeth genaamd. In 
1896 leefde zij nog te Oude Tonge als weduwe. De 
man had daar een goede praktijk en was er zeer gezien. 
In 1893 staat aldaar vermeld zijn zoon de Med. Doctor 
W. J. Arends, die te Leiden den 25 September was 
gepromoveerd. Hij was er nog in 1901. Wij bezitten 
zijne Dissertatie in onze Bibliotheek, bevattende een 
verslag over de verloskundige kliniek in 1875 en 1876. 

In de oöicieele lijst van 1885, vind ik vermeld dat 
een Arts W. J. Arends, 25 April 1879 als zoodanig 
geëxamineerd, te Zaamslag praktiseerde, doch van daar 
vertrokken is ; dat zal wel een en dezelfde persoon 
zijn, vandaar dan ook zijne Dissertatie in onze boekerij. 

Ik vind tevens, dat zekere D. A. of A. D. Arends 
in 1901 benoemd is tot officier van Gezondheid bij het 
leger in N.-Indië, maar ik weet niet, of dat een nabe- 
staande was. 

121. FRANgOIS PIETER JACOBUS WAS. 

Geb. te St. Maartensdijk 3 Jan. 1826. Inges. 7 Aug. 
1843. Bev. 6 en 9 April en 1 Oct. 1846 tot P1.L- 
Heel- en Vroedm. en Sted. Heelm. Overl. 1900. 

Was had geen Geneesheer tot vader. Vermoedelijk 
had hij bij J. Was (n°. 35) geleerd, want hij verkreeg 
dadelijk toegang tot de Pathologische lessen. Hij heeft 
te Middelburg uitmuntend geleefd en gewerkt en dat 
is hij blijven doen. In allen eenvoud, vol werklust en 



^ 



147 

ijver voor zijn vak , voor zijne gemeente en voor 
de lijders is hij tot zijn dood zóo gebleven, als hij 
vroeger was. Van vertooning of bluf, van uitgaan of 
rijtuig houden, was bij hem, niettegenstaande de uit- 
gebreidheid van zijn werkkring zeker in den eersten 
tijd geen sprake. Ik telde hem onder mijne vrienden. 
Aangenaam en leerzaam was de correspondentie met 
hem en bekend met mijne zorgen voor het Z. Genoot- 
schap, bezorgde hij mij nu en dan iets bijzonders, bv. 
een steen van het reeds geruimen tijd voor goed ver- 
dwenen Kasteel Oosterstein en een in de weide gevonden 
natuurlijk product, bij zijne dorpsbewoners bekend als 
/rSterrenschietsel." Het is, zegt men, het half verteerde 
uitbraaksel van een dier, misschien van een reiger. 

Al spoedig vestigde hij zich in de groote gemeente 
Oosterland, dat met het naburige St. Jansland in 1842 
1136 Prot. inwoners telde. Daar woonde vroeger de 
oude J. M. Keller, wiens admissie van 1775 dagtee- 
kende en na 1842, korten tijd, Doctor J. J. Boeije. In 
lateren tijd kwam er de heer E. E. Vleugels Schutter, 
van 1860, bij, (zie n°. 182), doch Was behield zijne 
praktijk. Hij werd lid der Afdeeling, corr. Lid van 
den Geneeskundigen Raad, was in alles de waardeer- 
bare raadgever. In de Boekerij bezitten wij zijne bij- 
drage over Balano-posthitis. Evenals ik zelf waardeerde 
de Inspecteur Fokker hem zeer hoog en dat deden ook 
zijne gemeentenaren; immers hij was tot zijn dood toe 
hun secretaris en ontvanger. 

Fortuin had Was niet, maar wel oppassende kinderen ; 
een zoon van omstreeks 20 jaren verloor hij aan long- 
tering; twee anderen werden geneeskundigen in Noord- 
Amerika. Bij alle zorgen en vermoeienis was hij de 
man van wetenschap en vormde hij vele privaat leer- 
lingen, vooral met het doel hen afslag te doen krijgen 
van de eerste studiejaren. Tot deze behoorde o. a. de 
heer Hoogendorp van Kortgene n°. 122. 

Eens beleefde hij een geval van schijndood. Op 
zekeren dag kwam eene arme, ver afwonende vrouw 
een doodsbriefje voor haar gestorven kind vragen. 
De nauwgezette man gaf het niet en ontzag de verre 
wandeling evenmin. In de arme woning vond hij het 
kind zoo goed als afgelegd, doch Was vermoedde nog 



148 

leven en inderdaad liet gelukte hem het kind te behouden. 
Op liet laatst zijns levens verloor hij zijne vrouw; 
dit schokte hein zoo, dat hij door een hersenbloeding 
werd aangetast met opvolgende pare*e. Hij herstelde, 
doch niet volkomen en toen hij zich voor mij naar 
Oostersteiu begaf, moest hij rijden. Sterk verlangde hij 
naar zijne twee in Amerika praktiseerende zonen. 
Tegelijkertijd verlieten zij tijdelijk hun praxis — en 
dat is in dat land gevaarlijk — zagen hun vader nog 
goed en wel, doch het toeval herhaalde zich en drie 
dagen na hun overkomst bezweek hij kalm en tevreden 
op den hoogen ouderdom van 74 jaren. Requiescat in Pace. 

122. JAN CORNELIS HOOGENDORP. 

Ueb. te St. Maartensdijk 24 Oct. 1823. Inges. 
7 Aug. 1843. Bev. 27 Dec. 1844 en 14 Jan. 1845 
in de drie vakken Overl. 30 April 1877 te Kort- 
gene. 

Hoogendorp' s vader was predikant te St. Maartensdijk ; 
hij zelf had eene goede opleiding ontvangen. Bij zijn 
inschrijving verkreeg hij een paar jaren afslag, omdat 
hij zich duchtig bekwaamd had bij den zoo even ge- 
noemden heer Was. Deze noemde hem later een zijner 
beste, zoo niet den allerbesten zijner leerlingen en hij had 
hem gaarne voor het geheele vak bekwaamd, maar H. 
verkoos naar Middelburg te gaan. Hij vestigde zich 
te Kortgene. 

Er woonde daar een oud en afgeleefd Geneesheer, 
J. F. Geup, in Middelburg geadmitteerd. Hoogendorp 
is daar gehuwd geweest met eene dochter van den in 
de ,/Leveiisberichten" vermelden, aan Typhus overle- 
den, Doctor Guequièrre en daar diens Weduwe, Mej. 
I. van de Vondel, later trouwde met zekeren wijnhan- 
delaar Jonker, werd Hoogendorp met ter tijd halve 
broeder van den later te Hoek overleden Heelmeester 
van dien naam — zie n°. 155 — en hieruit vloeide 
weder voort dat Hoogendorps dochter bij Jonker het 
huishouden is gaan doen en ook bij zijn opvolger te 
Hoek, Doctor Buchner, die haar na zijn overlijden tot 
erfgename maakte Te Kortgene was Hoogendorp 
Raadslid en een zeer vertrouwd Geneesheer, die zelfs 
voor zeer bekwaam werd gehouden. Hij was daaren- 



149 

boven vriendelijk en menschlievend. Vooral op verlos- 
kundig gebied had hij zeer grooten naam en wonderlijk 
klinkt het, dat hij in eene uitgebreide clientèle van 
meer dan 30 jaren geen enkele kraamvrouw verloren 
heeft, ofschoon hij van Asepsis nog niets kende, dan de 
hem op de School aangeprezen zindelijkheid. Alles ging 
dus uitnemend, maar ongelukkig bleek zijn gestel niet 
zoo forsch als weleer, en dat sukkelen schreef men toe 
èn aan zijn beroep èn aan de vele vermoeienissen. 
En toch toen hij bij Was leerde en ook gedurende den 
tijd dien hij te Middelburg doorbracht, was hij gezond 
en vol leerlust geweest : een goed Latinist was hij 
zelfs en niet onbedreven in het Grieksch. Maar hoe 
dan ook; er ontstond zachtkens aan een ascitis, niet 
hartziekte en neiging tot apoplexie. Zijne laatste ziekte 
evenwel was gangraena. Hij bereikte slechts den 
leeftijd van 54 jaren, zeer betreurd door iedereen, en 
vooral ook door zijne zuster, die thans — 1902 — nog 
leeft en te Middelburg is gehuwd geweest niet den heer 
I. Meeusen. Zijne dochter, Mej. Hoogendorp, woont 
thans eveneens te Middelburg. 

123. FRAN^OIS CHRIST1AAN STEWART SCHULTZ. 

Geb. te Vlissingen 22 Juni 1827. Inges. 3 Juli 1844. 
Bev. 11 en 23 Januari 1849 tot Stedelijk en Pl.-l. 
Heel- en Vroedmeester. 

Schültz was de zoon van een geachte burger familie 
te Vlissingen. Zijn naam gelijkt half Engelsch en half 
Duitsch. Aan de School, waar hij goed ontwikkeld 
aankwam, was hij een degelijk, ijverig en bekwaam 
jongman ; wat hij toen was bleef hij en is hij nog op 
75-jarigen leeftijd. Hij heeft zich, naar ik meen, aan- 
stonds te Vlissingen gevestigd, praktiseerde er in 1896 
of '97 nog, ofschoon hij een deel der praktijk heeft 
laten rusten en thans, Februari 1902, dit geheel heeft 
gedaan. Zeer gezien was hij en zeer vertrouwd ; renom- 
mée hebbende op verloskundig gebied en wat interne 
praktijk betreft, was hij geheel gelijk in naam aan de 
vroegere Doctoren Callenfels en Hazenberg. 

Zijn eenig kind is gehuwd met den Vlissinger Arts 
Vermaas. Deze had het groote ongeluk in 1901-02, 
zijn zoontje te verliezen, eveneens een eenig kind. 

Schultz woont te Vlissingen Kleine Markt. N°. 186. 



150 



124 HENDRIK WILLEM VAN BOVEN. 

«eb. te Oostburg 20 Dec. 1824. Inges. 18 Juli 1844. 
Bev. 15 en 20 Jan. 1849 tot St. en Pl-l.-Heel- en 
Vroedni. Overl. te Schiermonnikoog den 27 Febr. 
1809. 

Van Boven, ontslagen met eert. n°. 1, was van den aan- 
vang af iemand van veel aanleg en wetenschappelijkheid 
en met lust om te werken. In onze Bibliotheek worden 
van hem bewaard : Eene vertaling uit het Duitsch over 
Pantheïsme 1850. Een dito uit het Engelsch over kli- 
nische Heelkunde 1859. Een geval van Caries. Een 
gids voor de badplaats Schiermonnikoog, waar hij reeds 
in 1887, baddocter was en tot zijn overlijden in 1899 
bleef. 

Ziedaar de lichtzijde zijns levens. 

Toen hij aan de School kwam, vertaalde Van Boven 
Latijnsch proza, kende tamelijk wel de drie niéuwe 
talen en de gronden der Mathesis. Er was dus veel 
van hem te wachten; doch dit mislukte. Zijn leven, 
dat vrij ruw was — het was als of er een zeemans- 
aard in die familie zat — was een gestadig verhuizen. 
Het langst was hij te Heinkenszand. Hij praktiseerde 
daar onder anderen met den zwaarmoedig geworden 
heer Reen Cannegieter. Zijn tweede zóo hupsche vrouw 
schonk hem vele kinderen en daardoor vele zorgen, 
zoodat hij finantieel achteruit scheen te gaan. Het was 
waar, dat zijn praktijk niet groot kon zijn door de 
concurrentie van Doctoren en Apothekers uit Goes, 
maar toch, terwijl ieder hem voor kundig hield 
en de collegas dat ook deden, was het meer zijn los 
en te weinig ingetogen gedrag, dat de dorpelingen angstig 
voor hem deden zijn en hem noopte te verhuizen. 

Van Boven vestigde zich in den beginne, het was in 
1850, op het dorp Aagtekerke bij Domburg; dat gaf geen 
praktijk, zoodat hij naar Middelburg vertrok, St. Jan- 
straat H 197-199, doch daar waren voor hem geene 
vooruitzichten. In 1850 ging hij naar Heinkenszand maar 
bleef lid der Afdeeling ; leverde vaak zeer goede bijdra- 
gen en was een gezellig, maar al te gezellig collega. De 
heer Cannegieter was inmiddels, des nachts van een 
bevalling komende, in den vijver der Pastorie verdron- 



151 

ken. In 1877 stond hij weer te Veere, vóór dat Hamax 
er kwam ; daar onder de boeren behandelde hij veel 
pok lijders en dit was voor zijn naam niet gunstig, 
omdat hij bijna nooit vaccine genoeg voorhanden had 
en de meestal volwassen lijders nooit gevaccineerd wa- 
ren, geen voorzorgen namen en stierven. Toen is Van 
Boven, door nood alweder gedreven, naar het door zijn 
naam zoo schoonklinkende, maar hem ook weer teleur- 
stellende Gouderak, en van daar naar het, zoo vaak 
onder water staande, door toeristen zeer gezochte maar voor 
een dokter onbewoonbare eiland Marken gegaan en 
eindelijk naar een nog meer afgelegen eiland, Schier- 
monnikoog. Toen was, naar men mij gezegd heeft, 
zijn manier van leven door de jaren en door de on- 
dervinding geheel verbeterd ; hij werd Bad-dokter bij de 
niet lang te voren opgerichte Zeebad-Inrichting, die 
een e goede toekomst schijnt te hebben en door Prof. 
Fokker met warmte is aanbevolen. 

Einde goed, alles goed. Ik las met veel genoegen 
in de dagbladen, dat men op het eiland, den 15 Janu- 
ari 1899, met veel deelneming het vijftigjarig jnbilé 
van mijn toen 75-jarigen collega uit Middelburg had 
gevierd. 

125. CLEMENT VINCENT VAN OOSTENWIJK 

STERN. 

Geb. te Sluis 16 Febr. 1823. Inges. 26 Juli 1844. 
Bev. 16 en 20 Jan. 1849 tot PU.- Heel- en Vroedm. 
Overl. 28 Jan. 1900, oud 77 jaren te Aarden burg. 

De heer Stern behoorde tot eene zeer geachte en 
gegoede familie te Sluis. De jonge Stern van wien 
het bekend was, dat hij aanleg voor studie en ambitie- 
had, werd leerling van de School. Hij had geen Medici 
in zijn geslacht. Na goed volbrachte studiën vestigde 
hij zich dan ook in het zoogenaamde Land van Cadzand, 
en wel, als ik mij goed herinner, zeer korten tijd te 
Sluis ; toen hij evenwel in 1850 lid werd van de Ver- 
eeniging van Genees- en Heelkundigen in Zeeland, 
stond hij vermeld te Schoondijke. Zeer spoedig ver- 
trok hij naar het meer uitgebreide, vroeger eene be- 
kende stad geweest zijnde Aardenburg, slechts één 
uur van Sluis verwijderd en in het midden zijner fa- 



152 

milie. Daar is hij tot zijn overlijden op 77jarigen leef- 
tijd gebleven en was daar niet alleen een zeer geacht 
Doeter maar ook een der voornaamste burgers, die er 
een mooi en ruim huis op nahield en een flinke equi- 
page. Hij deed veel goed en was een der hoofdper- 
sonen, die voor verbetering hebben gezorgd van het 
met aardsche goederen gezegende Gasthuis. Ook de 
Secretaris der Gemeente, de heer Vorsterman van Oye 
en de Burgemeester behartigden die zaak met vollen 
ijver. Dat zelfde Gasthuis heeft later nog al admini- 
stratieve, doch gelukkig geen financieele moeilijkheden 
teweeggebracht. Die lust heeft over deze zaak, welke 
in meer dan een dagblad wijdloopig besproken en niet 
altoos even zacht behandeld is, te lezen, zie vooral het 
Dagblad voor Zeeuwsch Vlaanderen van 14 Oct. 1896 
en vervolgens de daarover in onze Bibliotheek bewaarde 
stukjes. De twist liep vooral tusschen Doctor De Glop- 
per en den heer Vorsterman van Oye. 

Stern is twee malen te Aardenburg gehuwd geweest, 
beide keeren met juffrouwen Van den Broecke, nichten 
van hem en van Doctor v. d. Bboecke te Middelburg; 
ook zij waren bemiddeld ; hij overleefde beiden. Stern 
was de zeer gevierde prakticus, doch evenals van alle 
vroegere praktici, verminderde ook zijne praktijk, toen 
te Aarden burg een Arts, Doctor De Glopper, kwam, 
die bewijzen leverde, dat de moderne Chirurgie de 
aloude ver overtrof. Het hinderde hem finantièel niet, 
en hij zag gaarne den vooruitgang. Het gegoede Aar- 
denburg heeft steeds veel aanlokkelijks gehad. Toen 
Stern er kwam, was de beroemde Prakticus J. C. le 
Grand, in 1811 te Gent gepromoveerd en met 
vlaggen en wimpels ingehaald, er niet meer, doch hij 
heeft als Collega's gekend den Med. Doet: P. J. Carpen- 
tier en den Heelm. P. L. Verheeke, zie n°. 92, beide 
R. K. en leden van den Raad, evenals later hij zelf. 
De tweede dagteekende van 1839, de eerste een Gente- 
naar van 1830. Wijders vermeld ik : den Med. Doet. 
P. A. van Toorenbürg in 1865, die echter spoedig 
vertrok en tusschen in o. a. den heer J. C. Douw, ons n u . 
175, W. C. Callenfels, n°. 99, vervolgens Deyer n° 116 
en Stern's eigen zwager, den Off. v. Gez. L. I. Hussem; 
deze laatste overleed in 1880 en thans vinden wij er 
Dr. de Glopper en Doijer, beiden Med. Doet. en arts. 
Stern was corr. Lid van den Gen. Raad en van 1850 



153 

tot 1852 en van 1873 tot 1897 Lid der Afdeeling. Daar 
hield hij op eene bijeenkomst eene in het verslag der Af- 
deeling gedrukte, hoogst belangrijke mededeeling over 
eene den 14 Sept. 1877 verrichte Sectio Caesarea, waarbij 
het kind afgestorven was, doch de moeder herstelde. 

126. HENRICUS BERNARDUS MAAL HENRY. 

Geb. te Sluis 5 Sept. 1827. Ingeg. 31 Juli 1844. 
Bev. 10 en 12 Jan. 1849 in de drie vakken. Overl. 
21 Maart 1895 te Oostburg. 

Henry was de zoon van een predikant te Sluis, die 
daar een zeer hoog geschat man was. Natuurlijk ver- 
kreeg de bedaarde, innemende jongeling eene gewenschte 
voorbereiding; ook zijne studies en zijn gedrag te Mid- 
delburg waren uitstekend. Zijne latere praktijk was 
benijdenswaardig, niet omdat zij zoo winstgevend was, 
maar omdat zij steunde op een algemeen, goed verdiend 
vertrouwen en omdat hij ze schier belangeloos waarnam ; 
de armen en behoeftigen droegen hem op de handen. 

Na korten tijd in zijn geboorteplaats, Sluis te zijn 
geweest, begaf hij zich naar Oostburg en is ook d&ar 
gestorven, 67 jaren oud. Henry was niet bemiddeld, 
woonde met zijne zusters op den hoek aan het begin 
van den weg naar Sluis en Zuidzande en trachtte, 
ongehuwd als hij was, op behoorlijke wijze te voorzien 
in het leven dier hem veel waardeerende zusters. Zóó 
heeft hij het aangelegd, dat ze ook na zijn dood fat- 
soenlijk konden leven. Rijtuig hield hij niet, althans 
niet in den beginne en deed dus alles te voet af, waarbij 
hij dan de herbergen niet in maar voorbij stapte. 

Bij de vakgenooten was hij zeer gezien en was 
Correspondeerend Lid der Afdeeling Zeeland en toen 
de Geneeskundige Raden werden opgericht, benoemde 
de Koning hem al aanstonds als Plaatsvervangend Lid, 
doch hij bedankte voor die eervolle onderscheiding, 
omdat de eenvoudige, van alle vertooning afkeerige 
man meende, dat die betrekking niet te vereenigen 
was met zijne groote praktijk. Voor Bijdragen voor 
de pers had hij geen tijd maar altoos voor schrifte- 
lijke adviezen aan Collega's of aan den Geneesk. raad. 

Met algemeene en oprechte deelname vierden dan ook 
de bevolking en haar vertegenwoordigers, zoo ook 
de Collega's zijn 40-jarig jubelfeest en niet minder was 



154 

de weemoed, toen hij ter aarde besteld werd> Na een 
aanval van apoplexie volgde er een soort van hersen- 
ontaarding, zoodat hij op het laatst niet meer was de 
man van voorheen. Op het kerkhof' herinnert aan hem 
een gedenksteen. Ook ik waardeerde hem zeer, en 
vergis ik mij niet dan deed hij het mij en mijne familie 
eveneens. 

Oostburg, ofschoon in 1842 slechts 14 a 1500 inwoners 
tellend, waaronder 200 R. K. was echter voor Medici 
een goede plaats. In 1842 was er nog zekere, in 1809 
te Gent geadmitteerde Heelm. A. F. Cannegieser, doch 
het meeste aanzien genoot de Burgemeester Dr. H. A. 
Callknfkls die gepraktiseerd heeft van 1815 tot 1860. 
Ik heb er o. a. nog gekend Boogaert, ons n°. 41 en een 
Off. v. Gez. I. v. ü. Bergh, in 1897 dhr. P. Jas en 
thans den heer De Groot. Ook staat er een apotheker. 

127. JAN VAN PIENBROEK. 

Geb. te Zaamslag 17 Dec. 1825. Inges. 5 Aug. 1844. 
Bev. 13 en 17 Juli 1847 in de drie vakken. 
Overl. te Ter Neuzen 22 Febr. 1889. 

Deze Piexbroek — in hun geboorteland sprak men 
veelal van Puijenbroek — was weder een zoon van 
den ouden reeds vermelden Doctor van Zaamslag en 
broeder van n°. 98. 

Aan de School studeerde en leefde hij goed en ook 
zijn later gedrag is naar behooren en eenvoudig ge- 
weest. Hij had, meen ik, zitting in den Gemeenteraad. 
Pienbroek had zich te Terneuzen gevestigd, midden 
in zijn familie en huwde daar Mej. Steenkamp. 

Hij was een zeer sterk en voor zijn vak zeer ge- 
schikt man, doch eens trof hem toch het ongeluk een 
arm te breken. Hij werd 64 jaren oud. 

128. FREDERIK HENDRIK DE MAN. 

Geb. te Middelburg C 8, 16 Juli 1828. Inges. 6 Au- 
gustus 1844. Bev. 8 Jan. en 28 Febr. 1851 tot 
Stedelijk en Pl.-l. Heel- en Vroedmeester. Overl. 
te Port-Louis 7 Sept. 1855. 

Met weemoed staar ik op bovenstaande cijfers, wan- 



155 

neer ik er bij denk, dat ik zelf thans in 1902, een 
bijna driemaal hoogeren leeftijd heb bereik f, dan mijn 
tien jaren jongeren en sterkeren, eenigen broeder te 
beurt viel. Hij was als knaap vroolijk, gezond en 
stevig en werd later een robust man, maar leed 
zeer veel aan hoofdpijn. Dit vooral was de oorzaak, 
dat mijn vader, die zelf Medicus was, niet goed vond 
hem den weg te laten volgen, dien ik had bewandeld, 
de Latijnsche school en de Academie. Men besloot tot 
den tabakshandel, doch na een paar jaren bleek het, 
dat daarin hier geen vooruitzichten waren, wanneer 
men geen handelsmannen in de familie had en daarom 
werd besloten tot het vak mijns vaders, de chirurgie. 
Hij werkte vrij veel, openbaarde vooral een practischen 
aanleg. Na een goed afgelegd examen vestigde hij zich 
dan ook te Middelburg op kamers. Hij nam er de 
stadspraktijk waar van den ziekelijk geworden Chirurg 
dr. Lepelaar, maar, gezellig als hij was, kon hij zich 
niet schikken naar het gebonden stadsleven. Daar komt 
door den dood van Boüdewijnse, zie n°. 66, het dorp 
Grijpskerke vacant en hij ging, evenals zijn voorgan- 
ger, wonen in het huis van de beide Beerta's, waarvan 
de een Geneesheer was geweest en de andere Apothe- 
ker. Het was wel te zien, dat hij daar slagen zou, 
maar leven in een zóo stil land beviel hem ook niet 
en zoo besloot hij, evenals toen zóovelen deden, liever 
eens de Oost en de West te gaan zien. Na een pro- 
forma examen als Scheepsdokter vertrok hij onder den 
gezagvoerder Blaakert met een Middelburgsen zeilschip. 
De eerste reis liep goed af, tot voldoening van den 
kapitein en van hem; hij zag Australië, Java en St. 
Helena, maar de tweede tocht was noodlottig. Op de 
terugreis, in de baai van Akyab, waar zij lang moesten 
vertoeven om rijst te laden, heerschte een onbeschrijfe- 
lijke hitte, dagelijks afgewisseld met ontzettende stor- 
men en averijen. Een deel der bemanning werd ziek, 
enkelen stierven en hij zelf werd door zware hoofd- 
pijnen aangetast. De Gezagvoerder zag nog kans hem 
te brengen te Port-Louis, op het Engelsche eiland 
Mauritius. Daar bracht men hem naar het hospitaal. 
De Engelsche Doctoren noemden zijn ziekte Encephalitis 
en wilden hem groote giften calomel geven ; daartegen 
was hij door Prof. De Jonge gewaarschuwd en hij 
weigerde de kuur. Toen zagen de Engelsche Doctoren 



156 

niet meer naar hem om en hij overleed op 27-jarigen 
leeftijd den 7 Septemher 1855. 

Drie weken na het ontvangen van de doodstijding 
stierf zijne moeder van aandoening en een halfjaar 
later zijn vader. 

129. ADRIAAN DE BROEKERT. 

Geh. Wemeldinge 31 Maart 1827. Inges. Aug. 1845. 
Bev. 13 en 16 Oct. 1847 in de drie vakken. 
Overl. in 1875. 

In het stille, maar gegoede Wemeldinge woonde 
en praktiseerde Broekert's vader, een van studiën 
houdend man, doch met geen groote praktijk. Het 
dorp telde toen 800, thans 2000 inwoners. Zijne 
dochter, die nog leeft, huwde den leerling Arexds, 
zie n°. 120. De jonge Broekert verliet de School met 
eert. 1 en was bekend als kundig en vlijtig ; bij zijn 
komst kreeg hij éen jaar afslag. Gebrek aan beter 
plaats, deed hem het 700 bewoners tellende bijna aan 
zee gelegen en niet aan een Geneesheer gewende 
Waarde kiezen. Hij was er nog in 1865, doch men 
heeft mij wel gezegd, dat hij zich meer op assurantiën 
en ondernemingen toelegde, dan op praktijk. Hij ver- 
loor daar zijn huis door brand en vertrok toen naar 
Zevenhuizen bij Rotterdam, de geboorteplaats van Doc- 
tor Keijzer. Te Waarde was vele jaren achteréén een 
A. de Broekert raadslid, denkelijk is dit onze medicus 
geweest. De heer Keijzer meende, dat hij te Zeven- 
huizen weinig praktijk had en dat het zonderling was, 
dat ook daar zijn huis verbrandde. Hij leefde daar op 
het laatst meer als partikulier en overleed 48 jaren 
oud in 1875. 

In zeer ouden tijd was de omtrek van Waarde grooter ; 
er lagen toen nog de in 1530 verzwolgen dorpen Valc- 
kenisse en Vinckenisse ; namen, die ons evenals die 
van Waarde zelf, aan een zeestrand herinneren. 

130. PIETER ELIZA HUIBREGT VAN OPDORP. 

Geb. te Arnemuiden. 2 Nov. 1829. Inges. 23 Dec. 
1845. Bev. tot Pl.1.- Heel- en Vroedm. 15 Febr. 
1849. Overl. te Numansdorp in 1876 oud 47 jaren. 

Over 's mans kundigen maar wel wat zonderlingen 



157 

vader, deelde ik een en ander mede op blz. Hl. Pieter 
was, meen ik, Protestant en zijne latere broeders R. 
Katholiek. 

De heer Van Opdorp had geen geld en beproefde 
daarom verschoond te worden van examen-geld voor 
zijn bekwamen zoon, doch de Prov. Comm. was bang 
voor zulk een Antecedent. Geen wonder, dat zijn zoon 
de gewoonte volgde en een of meer reisjes maakte 
naar O.-I. Daarna heeft hij korten tijd b. v. in 1852, 
gepraktiseerd in het lief gelegen Renesse op Schouwen ; 
is vervolgens naar Numansdorp vertrokken en ik vermoed, 
dat hij daar tot zijn 47 sten jaar heeft gepraktiseerd. 

In het jaarboekje der Zeemacht vond ik o. a. ver- 
meld van 1857 en later, een heer F. of J. van Opdorp 
als Off. van Gez. dit zal zijn broeder Frans zijn ge- 
weest, die later vertrokken is naar Den Briel en Am- 
sterdam. In een jaarboekje van 1865 vond ik eindelijk 
als Docter in de drie vakken, te Wassenaar, den heer 
F. C. v. Opdorp, zeker eveneens een familielid. 

131. WILLEM FREDERIK REUSE. 

Geb. te Koudékerke (W.) 4 April 1824. Inges. Dec. 
1845. De School verlaten en overleden in 1876. 

De op blz. 21 vermelde bekwame heer L. P. Reuse, 
had, behalve den zoon, dien we leerden kennen onder 
n°. 85 en Louis, die hem is opgevolgd maar na eene 
gelukkige praktijk aan een Diverticulum van den slok- 
darm overleed, nog een zoon Willem. Deze nam les 
bij zijn broeder, die ook naar O.-I had gevaren, 
doch studeeren was Willems lust en leven niet. Hij 
verliet dan ook de School en waagde het met zijn 
broeders diploma eene reis naar O.-I. te doen als Scheeps- 
docter, maar toen die Medische fout uitkwam, was het 
varen niet meer voor hem bereikbaar. Teruggekeerd 
— het zal zóo wat 1871/72 geweest zijn, — bezorgde men 
hem te Vlissingen op het wachtschip een postje met 
den hoog klinkenden naam van Onder-Ziekenoppasser- 
Majoor, bij de Zeemacht. Dit hield geen stand; Reuse 
die toch varen wilde, is toen gewoon zeeman geworden. 
Hij bereikte slechts 52 jaren en is geen zeeheld van 
naam geweest. 



158 

132. JOHANNES MARINUS BRUWAAN. 

(leb. te Vlissingen 7 Sept. 1824, Inges. 31 Dec 1846. 
De school verlaten in 1848. Overl. omstreeks 1854. 

Rruwaan was een vroolijk aardig ventje, de zoon, 
ineen ik, van een Vlaamsehen uit Vlissingen naar Mid- 
delburg gekomen Tailleur. Behalve den dienst van 
Esculaap, had Jan ook den naam een ijverig priester te 
zijn in de reijen van den god des wijns. Ik voor mij 
weet liet niet. Hij verliet de stad, en trok naar Den 
Bosch. Daar heeft hij, ook wel naar men zeide, 
herhaalde malen een admissie examen beproefd, maar 
de heereu d&ar waren telkens te onbeleefd hem toe te 
laten. 

Hij is dus geen Medicus geworden. 

133. SIMON JOHANNES BERTEL. 

Geb. te Westkapelle 2 Nov. 1829. Inges. 10 Aug. 
1846. Bev, 15 en 21 Aug. 1851 in de 3 vakken. 

Mijn vriend Bertel, van wien ik blijde vermeld, dat 
hij nog leeft en gelukkig te Hazerswoude praktiseert 
en die aan een zeer zware typhus aldaar is ontsnapt 
in den tijd van Professor Simon ThoMAS, met wien hij 
zeer bevriend was, is altoos als student hoogst fatsoen- 
lijk, ijverig en bekwaam geweest. Zijn praktijk nog 
heden ten dage is zeer uitgebreid. 

In 1899 vierde men met groote opgewektheid zijn 
70sten jaardag. In 1852 was hij te Aagtekerke geves- 
tigd, doch bleef er niet lang. Zijne broeders, Leen 
en George, nos 119 en 166, zijn reeds lang ten grave 
gedaald. 

Tijdens zijn verblijf op Walcheren, toen hij te Aag- 
tekerke van 1852 tot '56 woonde, was hij lid onzer 
Afdeeling. Zijn oude vader te Westkapelle was het 
eveneens geweest van 1848 tot '56. 

134. JAN JAKOB FRASER. 

Geb. te Middelburg 5 Sept. 1830. Inges. 7 Jan. 1847. 
Bev. 21 Mei en 29 Oct. 1852 tot Vroedm., Sted.- 
en Pl.1.- en Scheeps-Heelm. 

Fraser's vader dreef op de Markt 1 11 01 2 een sigaren- 
handel en was broeder van n°. 50. Naar den naam te 



159 

oordeelen, was de familie van Engelschen oorsprongen 
woonde dan ook het meest in Vlissingen. Met genoegen 
vermeld ik, dat bij hem gedrag en studiën niets te 
wenschen overlieten. Na zijn examen en na één of 
meer reizen naar O. I. koos hij Schoondijke als ver- 
blijfplaats, is er nog praktiseerend en gezond en heeft het 
voorrecht dat ook zijn zoon, de in Amsterdam gestudeerd 
hebbende Arts J. J. Fraser zich ook daar voor goed 
heeft gevestigd, na eerst gedacht te hebben aan Maas- 
dam en Breskens. In vroeger tijd stond er de in 1857 
overleden heer Pastoor, en nog vroeger zekere Wijnandt, 
de eerste een net en de laatste een raar man. Er 
woonde tevens de heer Kabboord, n°. 10, en ofschoon 
zeer kort, de heer Stern n°. 125. In Fraser's eerste 
tijd is er ook Burgemeester geweest, S. de Graag, n°. 180, 
en thans — 1902 — hebben de Frasers tot collega den 
Arts Van Noppen. 

Fraser is gehuwd geweest met de dochter van den 
Predikant Vrolik. Van hun kinderen zijn twee officier 
en gehuwd. Een hunner, die reeds tot kapitein is be- 
vorderd, woont thans te Middelburg. Een andere zoon 
is te Schoondijke ter secretarie. In alles had dus Fraser 
een gelukkigen loopbaan ! Maar hij is weduwnaar. 

135. JOHANNES EGBERT RISSEEUW 

Geb. te Oostburg 7 Maart 1830. Inges. 9 Aug 1847. 
Bev. 22 Jan. en 8 Maart 1852 in de drie vakken. 
Overl. 23 April 1879 

De heer Risseeuw, wiens voorouders weleer Rissé 
moeten hebben geheeten, was afkomstig uit een uitge- 
breide familie te Oostburg en omstreken. Hij zelf was, 
door huwelijk, vermaagschapt aan den Prosector Pieterse 
— zie n°. 15 — . Risseeuw had een flinke opleiding 
.ontvangen, zoodat hij Latijn en andere talen kende en 
zeer goed Fransch sprak. Aan de School was hij een 
werkzaam leerling, die vooral practische ervaring op 
hoogen prijs stelde. 

Deze kon zijn neef Pieterse hem gemakkelijk bezorgen, 
omdat hij Heelmeester van den Arme en van de Ge- 
stichten was en daarbij een groote privaat praktijk moest 
waarnemen. Die ijver is Risseeuw, ook na zijn vestiging 
te Middelburg, bij gebleven. Later kwam hem dit goed 
te pas toen hij tot Chirurgijn in het Gasthuis was be- 
noemd. Zoo verkreeg hij door zijn toewijding de 



160 

Zilveren Medaille voor Vaccine; die van goud, door zoo 
velen, als de heeren De Mak, Reüsb, dr Goemans e. a., be- 
haald, waren gelukkig reeds afgeschaft. Gelukkig zeg 
ik, omdat het verlangen naar het bezit er van wel eens 
aanleiding gaf tot het opgeven van valsche opgaven. 

De dood van Pieterse en later die van v. Lissa 
brachten hem in de praktijk. Vervolgens was hij nuttig 
werkzaam in de Afdeeling, in het in zijn tijd opgerichte 
Ziekenfonds, bij de Ziekenverpleging, en hetArmamen- 
tarium. Verlangende op praktisch gebied zich steeds 
meer en meer te bekwamen, maakte hij uitstapjesnaar 
het hem bekende Rijssel en Parijs, bezocht de Kli- 
nieken van Burggraeye en anderen te Gent. 

Zoo was hij de eenige van ons, die zich de moeite 
en tijdverlies getroostte, om, na den slag van Sedan in 
1871, niet alleen het slagveld te gaan zien, maar ook 
de Klinieken te Metz te bezoeken. En daar viel toen- 
maals veel te zien! 

Het legt eveneens getuigenis af van zijn werkzamen 
geest,dat hij bij de toenmalige onzekerheid of de te wachten 
nieuwe wetten, den Plattelands-Heelmeester vóór- of 
nadeel zouden aanbrengen, zich te Jena aan eennieuw 
examen ging wagen en er het diploma van Med. Doctor 
verwierf. 

Later echter maakte hij van dien titel geen gebruik 
als onnoodig en ijverzucht opwekkend. 

Risseeuw bleef ongehuwd en volgde dus gaarne een 
celibatair leven. Met zijn nicht, mej. Luteijn, heett hij 
samen gewoond eerst in de Langedelft B 118, daarna 
Molenwater E 54. 

Later bestuurde zijn zuster, mevr. de wed. Janssen 
uit Axel, zijn huishouden in de Bogardstraat D50; ten 
allerlaatste woonde hij Korte Noordstraat L 83. 

Het is zeer wel mogelijk, dat zijn stille huiselijke 
omgeving de oorzaak is geweest van zijn dikwijls 
sombere stemming ; daarbij was de gevoelige man de 
meening toegedaan, dat hij verre beneden de gepromo- 
neerde Doctoren stond. Het hinderde hem, dat hij, 
wel is waar, inwendig practiseeren mocht, maar dat bij 
ernstige gevallen, het verkieselijk was een ander in con- 
sult te raadplegen. 

Door dit alles en door de zorgen en teleurstellingen, 
die zoowel de Medicus als de Chirug van collegas en 



161 

patiënten dikwijls te verduren heeft, werd hij door 
moedeloosheid en onverschilligheid geplaagd. 

Rheumaen suf heid gingen hem kwellen, hij praktiseerde 
.over zich zelven, begreep dat aan zijn kwalen niets 
was te doen, en zoo bereikte hij comateus en gelaten, 
slechts den leeftijd van 50 jaren. 

136. JACOBUS BASTIAAN HARINGMAN. 

Geb. te Middelburg 9 April 1827. Inges. 12 Aug. 
1847. Bev. 7 Oct. 1851 en Jan. 1852 in de 3 
vakken. Overl. 11 Nov. 1891. 

Harinomax, vriend en mede-stadsheelm. van Risseeuw, 
een gezonde, sterke jongen, ontving zijne opvoeding bij 
zijn vader, den apotheker, Brakstr. O 226 en later bij 
diens met de weduwe gehuwden opvolger Akkerman; 
beide apotheken stonden niet hoog aangeschreven. Zij 
hielden zich veel op met praktiseeren. H. vestigde zich 
te Middelburg. Door zijn goedheid vooral, verkreeg H, 
een zeer groote, maar niet uitgelezen praktijk, die hij 
vrij nonchalant behartigde. Toch liet hij zulk een naam 
van kunde en toewijding achter, dat men zelfs een 
monument plaatste op zijn graf. Alhoewel niet nauw- 
lettend op zijn levenswijze, dronk hij niet. Zijne vrouw, 
eene bemiddelde juffrouw Buijze uit Zierikzee, was 
altoos ziekelijk; ook verloor hij eene volwassene doch- 
ter aan longtering. Als Off. v. Gez. bij de Schutterij 
schitterde hij steeds door zijn afwezen bij de oefeningen. 
Alhoewel in den beginne tweede secretaris onzer Afd., 
schonk hij later haar volstrekt geen aandacht. Op prak- 
tisch terrein steeds gereed en gemakkelijk, was hij ook 
de gevierde man bij het Ziekenfonds en bij Miiitiezaken. 
Door zijn slofheid en slecht, of liever geen boekhouden, 
verachterden ook zijne finantiën. Hij woonde Snialkade 
H 79 en vroeger Noordz. Dam N 1. Na den dood zijner 
vrouw en het huwelijk zijner eenige dochter, ontstond 
bij hem zekere sufheid, zeker niet door studiën teweeg 
gebracht. Daarna openbaarden zich Epileptiforme-toe- 
vallen en Hallucinatiën, zoodat ik verplicht was den 
sterken man naar het Gasthuis te laten vervoeren, waar 
hij 64 jaren oud overleed. Zonen heeft hij niet gehad. 

11 



162 



137. NICOLAAS GESINUS ERNST VETTEN. 

Geb. Renesse 10 Sept. 1824. Inges. 9 Aug. 1847. 
Hev. 13 Mei 1851 tot Pl.l.-Heel- en Vroedm. Overl. 
1864. 

Deze was een zoon van den Predikant van Renesse 
en later van Serooskerke (W.) Uit een goede beurs 
studeerende, liet ook hij zich verleiden door een verkeerd 
dieet, te meer nadeelig omdat hij nerveus was. Hij 
vestigde zich te Domburg, huwde daar de bemiddelde, 
maar ziekelijke juffrouw Vermeulen, later wed. Mosselman. 
Domburg, de badplaats, was hem, hoe goed en hulp- 
vaardig hij ook was, niet voordeelig, noch voor zijne 
praktijk noch voor zijne gezondheid. Hij bereikte slechts 
36 jaren. 

Domburg heeft vele Medici gehad, als Overdorp, 
Borking, Dr. Holm, Berghege, Dekkers en Janssen. Thans 
is er gevestigd de arts Duuvis. 

138. WILLEM JOHAN JANSEN. 



Geb. Middelburg 18 Oct. 1829. Inges. 9 Aug. 1847. 
Bev. 15 en 17 Aug. 1851 in de 3 vakken. Overl. 
Maart of Mei 1895. 

Zijn vader, handelaar in koloniale waren, woonde 
Noordzijde Dam F 146. Deze en een tweede zoon werden 
niet oud, maar zijn vrouw, een dochter van den 1 00 jarigen 
Frederiks, wel. Jansen verliet reeds vroeg de school, 
oefende zich verder privatim en vestigde zich in het 
lief gelegen Renesse, doch vóór dien tijd eerst nog te 
Middelburg en te Grijpskerke in 1853. Te Renesse 
huwde hij de niet. onbemiddelde Juffr. Molenburg. 
Deze overleed later aan tering te Middelburg. Haar 
sukkelen noopte hem een andere lucht te beproeven, 
ik meen Haarlem of omstreken. Toen dit niet hielp, 
keerde hij naar Middelburg terug, woonde in het huis 
zijner tante, Rouaansche Kade G 155, waar eerst zijn 
vrouw bezweek en later ook hij, als echtgenoot van 
Mej. Kap. Eene zijner dochters huwde den arts H. 
C. Knappert te Kinderdijk, later te N. Lekkerland. 



163 

Jansen had te Middelburg geen groote praktijk, doch 
hij was spoordokter en een tijd lang Stads-Heelmees- 
ter, was een nauwgezet lid van Afdeeling en Leesge- 
zelschap. De goede man was zeer nerveus van gestel, 
zag tegen operaties op en riep veel te vroeg hulp van 
collega's in. . Dit alles deed hem tegen ambtgenooten 
opzien en verergerde zeker zijne zenuwachtigheid. Een 
min heusche behandeling van den Gemeenteraad trof 
hem zeer. Weinige dagen vóór zijn overlijden wilde 
hij nog uitgaan, zoodat zijn ziek zijn, dat ik aan sle- 
pend hersenlijden toeschreef, mij vrij duister toescheen. 
Hij werd 65 jaren oud. Zijne weduwe vertrok naar 
Leiden. 

139. JOHANNES PICHAL. 

Geb. te Vissingen 19 Juli 1829. Inges. 9 Aug. 1847. 
Bev. 19 Jan. en 12 Aug. in de drie vakken en 
als Scheeps-Heelm. Overleden 1853 of 1854. 

De heer Pichal was een net en goed opgevoed man, 
die goed leefde en goede examens deed. Hij had een 
broeder te Middelburg, gehuwd met eene juffrouw De 
Bats en was daardoor aan doctoren verwant. Daar er geen 
finantieele reden l>estond om te gaan varen, hoopte de 
familie, dat de heer Pichal zich in Zeeland zou vestigen, 
en daarvoor was wel gelegenheid, omdat men hem 
dadelijk na zijn examen beriep in het welvarende bij 
Goes gelegen Kloetinge. De nog maar 23-jarige jonge- 
ling echter wilde de wereld zien, had daarvoor zijn 
examen gedaan en ging dus met een schip naar O. 1. 
Ongelukkig overleed hij reeds bij zijn tweede reis. 
Hij was ongehuwd. 

140. JUSTUS ANTONIE VAN RHEE. 

Geb. Poortvliet 6 Mei 1827. Inges. 9 Aug. 1847. 
Bev. 11 en 14 Jan. 1851 in de drie vakken. 
Overl. 1863. 

In Van Rhee's tijd was ik nog niet aan de School 
verbonden, vandaar dat mij weinig van hem bekend 
is, maar ik weet dat hij stil en bedaard leefde en goed 
studeerde. Hij verkreeg bij zijn komst éen jaar afslag 
en had dus elders privaatles genomen. Hij werd echter 



164 

slecht* voorwaardelijk aangenomen, omdat bij nog niets 
aan het Latijn had gedaan en daar had hij toch te 
Tholen wel gelegenheid voor kunnen vinden. Zijn 
vader was er Apotheker. Tholen had Med. Doctoren 
en Apothekers en Poortvliet was bezet, Van Rheb heeft 
zich toen nedergezet te Oud- Vosmeer eveneens in de 
buurt van Tholen. Hij was er nog in 1862. Met hem 
praktiseerde de in 1836 geadmitteerde heer C. WasAz. 
Maar zijne gezondheid was slecht. Van Rhee stierf in 
1862 of 1863 vermoedelijk aan longlijden slechts 36 
jaren oud. 

141. PIETER VAN PIENBROEK. 

Geb. te Zaamslag 30 Aug. 1828. Inges. 9 Aug. 1847. 
Bev. 12 Mei 1854 als PU- en Scheeps-Heelm. 
Overl. omstreeks 1858 of 1860. 

Pieter had reeds verschillende bekwame Medici 
onder zijn familie ; hij leerde bij hen en kreeg een 
jaar afslag. Dat hij de school verliet zonder kennis- 
geving was echter geen goed teeken. Hij heeft zich 
korten tijd gevestigd in zijn geboorteplaats, en daarop 
of te Stoppeldijk of te Pauluspolder, dus in een meer 
R. K. land. Het gelukte evenwel niet met de praktijk 
en zulks te minder, omdat zijn gedrag te wenschen 
overliet. Hij is daarop gaan varen en heen en weer 
trekken. De ongeregelde levenswijs zal wel de oorzaak 
zijn geweest dat hij niet oud is geworden. Men heeft 
mij gezegd, dat hij niet in de provincie, waar zijn 
familie woonde is overleden, maar te Amsterdam ruim 
30 jaren oud. 

142. ABRAHAM HENDRIX. 

Geb. te Middelburg 4 April 1831. Inges. 17 Jan. 
1848. Bev. tot PU.- en Scheeps-Heelm. den 5 Nov. 
1853 en in 1859 als Sted. 

Deze leerling behoorende tot een zeer geachte Joodsche 
familie te Middelburg, was halve broeder van den onder 
n°. 55 vermelden te Rijssel overleden jongeling. Bij 
dezen heb ik er reeds op gewezen, dat de op den 
24 Augustus 1830 te Brussel zoo onverwachts uitgebroken 
revolutie een ontzettende slag is geweest voor het zeer 



165 

geachte handelskantoor alhier, dat vooral den Effecten- 
handel dreef. De familie, die toen het groote, kort te 
voren verbouwde huis C 6 en 7 op de Markt bewoonde, 
moest zich weldra met een ander tevreden stellen, eerst 
Korte Gortstraat 344, waar ook mijne ouders in dien 
tijd hebben gewoond en later in de Vlissingsche 
straat. Ofschoon de familie zich herstelde, de vader 
een post verkreeg bij het postverkeer en de kin- 
deren zich gedeeltelijk verspreidden, had de gebeur- 
tenis natuurlijk invloed op hun lot. Onze Abraham 
zou wellicht voor Med. Doctor hebben gestudeerd, 
doch nu moest hij zich met minder tevreden stellen 
en na zijn eindexamen dadelijk voor zichzelven gaan 
zorgen. Dit gelukte, omdat hij aan de School 
oppassend en studeerend was geweest. 

Dat H. verlangde te gaan varen, bleek uit zijn examen 
en hij heeft dan ook, naar hij de goedheid had mij 
zelven te schrijven, niet minder dan elf zeereizen mede- 
maakt : te weten eerst vier tochten met de toen nog 
gebruikelijke zeilschepen. Dit stelde hem in staat zich 
te vestigen ; twee jaren bleef hij van 1857 — 59 in het 
naburig Arnemuiden en éen jaar te Middelburg. In 
dien tusschentijd had hij zich voor het Stads-examen 
bekwaam gemaakt, doorstond dit in 1859 en bleef toen 
bij afwisseling te Middelburg. Het aantal praktici hier 
was echter zóo groot, dat het niet raadzaam scheen op 
die wijze het vergaderde kapitaal roekeloos op te maken, 
en er volgde daarom weder de lust om nu en dan 
te varen. Zeven reizen met de //Kosmopoliet" waren 
het gevolg. 

Onze Hexdrix bleef bij dat alles gezond en werd een 
klein kapitalist. 

In 1857 was H. dus naar Arnemuiden gegaan, als 
opvolger van den onder n°. 106 vermelden heer J. Noom. 
Hij was er ondanks het verschil op godsdienstig gebied 
met de rechtzinnige bewoners, zeer gezien. Toch bleef 
hij er niet en verhuisde in 1859 zooals ik zeide naar 
Middelburg, waar hij zijn intrek nam in de Vlissingsche 
straat bij zijne ouders. 

Vrijer in zijn bewegingen dan voorheen, vertrok H. 
in 1874 naar Amsterdam. Het geluk diende hem om 
daar de praktijk te erlangen van een groot Ziekenfonds 
en van verschillende andere het verschil op godsdienstig 
gebied met de rechtzinnige inwoners, zeer gezien boven- 



166 

dien. Daarop volgden steeds meer en meer praktijk 
en andere maatschappelijke betrekkingen. Het gaat 
hem goed, ook op het punt van gezondheid en dat pleit 
voor hem na zoovele zeereizen ! 

Hkndrix is in Amsterdam omstreeks 1874 gehuwd en 
heeft drie in de Maatschappij werkzame kinderen; 
éen hunner is thans Med. Cand. aan de Amsterdamsche 
Universiteit, en hoopt weldra Doctorandus te worden. 
Moge de vader hem nog als doctor en. arts naast zich zien. 

Het deed mij genoegen te vernemen, dat van mijn 
speelmakkers naast mijne deur — mijne ouders woonden 
C 8, naast hen — behalve twee overleden jongens, nog 
twee zusters in leven zijn. 

143. DIRK DEIJER. 

Geb. te Hontenisse 8 Mei 1831. Inges. 17 Jan. 1848. 
Vervallen verklaard 1851. 

Deze jongeling, geboortig uit het toen nog eenigszins 
Protestantsche deel van Hulsterland, was de zoon van 
n u . 28 en dus de broeder van n°. 116. Voor studiën 
had hij niet veel aanleg; ook was het geheele studenten- 
leven niet naar zijn smaak. Met Vlaamsche nonchalance 
bleef hij dan ook van de School zonder kennisgeving 
weg en veranderde van loopbaan. Hij is ambtenaar 
geworden bij de Belastingen. 

144. LEENDERT PERVOOST. 

Geb. te Middelburg 21 Jan. 1825 Inges. 17 Jan. 
1848. Bev. 12 en 13 Aug. 1853 tot Sted. Heel- 
en Vroedm. Overl. omstreeks 1891. 

Pervoost, die vroeger op een Effectenkantoor was 
geweest, had, ofschoon van niet gegoede familie, eenig 
geld verworven. Daar hij bij zijne komst reeds 23 
jaren telde, werd hij een Mentor voor de jongelui, maar 
een slechte, doordat hij hun geld leende en daardoor 
hun uitgaan bevorderde ; hij zelf was echter matig. 

Op School had men, zoover mij bekend is, niets op 
hem aan te merken. Hij werkte er zeer voldoende. 
Na zijn admissie woonde hij met eene bejaarde dienstbode, 



167 

Noordzijde Dam te Middelburg. Hij kreeg toen slechte 
weinig praktijk, misschien omdat hij bij het publiek 
een suspecten naam had met betrekking tot zijne mo- 
raliteit. Hij speculeerde gelukkig in Spanjaarden en 
maakte veel werk van huizen koopen en verkoopen 
met het doel door de wijnpenningen geld te verdienen. 
Daar hij te voren op een eiïectenkantoor was geweest 
en dat onverwachts had moeten verlaten, verdacht men 
hem wel eens van oneerlijkheid. Een en ander brachten 
hem zóo in opspraak, dat men zelfs bij de n Afdeeling," 
waarvan hij in 1854 lid was geworden, hem dwong in 
1858 daarvoor te bedanken. Toen heeft hij zich op het 
gevaarlijke pad begeven van het keuren van rempla- 
^anten en lotelingen, en tevens op het leveren van 
nommerverwisselaars en plaatsvervangers. Dit gevaarlijk 
vak bezorgde hem geld, maar de bron hield op, toen 
eens eene onregelmatigheid had plaats gehad en hij 
te veel geld had geëischt voor het eenvoudige keuren 
van den zoon van den heer J. Was te Scherpenisse. 
Deze, op zichzelve, weinig beduidende zaak had echter 
ten gevolge, dat de Militieraad besloot hem niet meer 
tot de keuring toe te laten. Een klein huis A 63 in 
de Sf. Pieterstraat, na zijn dood afgebroken en verbouwd, 
werd toen de woonplaats van den eenzamen, ongeluk- 
kigen man, daar sommige, min befaamde lui toelatende. 
Men zeide, dat het er erg vuil was en dat hij al meer 
en meer verviel. Buiten de Langeviele poort, had hij 
nog een kamer, waar hij des morgens heen wandelde 
langs achterstegen, zeker om voedsel te gebruiken. 
Ontmoette ik hem dan op straat, dan klaagde hij over 
Asthma en de weleer zóo blozende man zag er uit als 
een lijk. Eindelijk stierf hij op straat en werd in de 
K. Noordstraat binnengebracht. Onbeschrijfelijk vuil 
was de toestand, dien men in zijn huisje vond. Geen 
medische boekjes, maar muntbilletten en 1 eenbank- 
briefjes en meer dergelijke papieren zag men verspreid 
op den grond liggen onder allerhande vuil. Gelukkig 
vonden de blijde erfgenamen nog een waarde van 
dt ƒ 20.000. Hij is altoos een onbegrijpelijk man ge- 
weest maar geen dronkaard. Als bijzonderheid mag 
vermeld worden, dat P. eens eene beschrijving van een 
dubbel Hygroma patellae heeft gegeven, dat nog in de 
verzameling van pathologica in het Gasthuis wordt 
bewaard. 



168 

14r>. GERBBAND HENDRIK VLEUGELS SCHUTTER. 

(ieh. te Oosterland 15 Sept. 1829. Inges. 7 Aug. 
1848. Bev. 12 en 13 Aug. 1853 in de drie vakken. 
Overl. 16 Nov. 1854. 

Afkomstig uit een zeer geachte burgerfamilie uit 
Oosterland, behoorde G. H. Vleugels Schutter tot de 
goede studenten der school, die naar behooren heeft 
gewerkt en geleefd. Hij is jammer genoeg op jeugdi- 
gen leeftijd overleden, na slechts één jaar te Oosterland 
te hebben gepraktiseerd. Volgens het verslag der Afd. 
Zeeland immers, is hij 16 November 1854 overleden, 
slechts 25 jaren oud. Een verlies was het voor de " 
zijnen en niet minder voor zijne gemeente ! In den 
Naamwijzer staat zijn naam niet vermeld, een bewijs 
dat zijn vestiging zeer korten tijd heeft geduurd. Hij 
is in zijn kortstondig leven toch nog Lid der Afdeeling 

geweest. 

i 

146. JAN TEUNIS ROELAND VAN DE WATERING. 

Geb. te Brouwershaven 7 Januari 1829. Inges. 7 
Aug. 1848. De school verlaten Januari 1853. Overl. 
27 Nov. 1867, denkelijk te Graauw. ' 

De bovenvermelde behoorde tot een zeer gerespecteerde , 
familie in Schouwen. Te Brouwershaven praktizeerde 
een Geneesheer C. v. d. Watering, die in 1822 te 
's Hage als Heelm., en in 1823 als Vroedm. te Middel- 
burg was geëxamineerd. Ik heb dien man goed gekend, 
omdat hij bij mijn vader privaat les nam, ook meen ik 
hem in mijn jeugd, te Vlissingen als Off. v. Gezondh. 
te hebben gezien. Deze doe ter was zonder twijfel een 
nabestaande van gemelden student, doch de laatste is 
een schurftig schaapje in die nette familie geworden. 
Het is mij ontgaan hoe hij het op de School heeft ge- 
maakt; hij genoot er het onderwijs vier en een half 
jaar, heeft toen zijn ontslag gekregen omdat hij in dienst 
ging als Off. v. Gez. bij de Marine. In de jaarboekjes 
voor den zeedienst staat hij inderdaad van 1853 tot 59 
vermeld als Off. v. Gez. 3e klas. Hij zal wel wegens 
gezondheidsredenen ontslagen zijn. Na dien tijd was hij 
gevestigd te Grauw en Langendam : ik vond zijn naam 
van 1864 tot '68; hij was echter reeds in Nov. 1867 



169 

aldaar overleden. De gecombineerde gemeente Graauw 
en Langendam, die veel wisseling van Medici heeft 
aangeboden, — zoo stond er bv. voor 18H4 de heer 
C. L. Su8N>% en in 1868 reeds weder een ander; — 
was dan ook voor Medici en vooral voor een Protes- 
tantsch geneesheer eene slechte plaats, dewijl Hulst 
slechts één uur afligt en aan den zeekant de bevolking 
uit mossel visschers en derriedel vers bestaat; wij hebben 
dus hier te doen met een van de vele verdronken 
landen, die echt korthoofdige schedels hebben opge- 
leverd. V. d. Watering heeft er veel armoede geleden, 
waaraan zijn slecht gedrag grootendeels schuld had. 
Weinige dagen vóór zijn dood moet er met hem iets 
zijn gebeurd, dat hem moeite zou hebben veroorzaakt 
indien hij nuchter ware geweest. Ik meld er echter 
bij, dat men in 1900 te Graauw zich niets meer van 
het geval kan herinneren. Zekere arme, door koliek 
aangetaste vrouw was namelijk plotseling overleden na 
het gebruik van een Morfinepoeder, door den docter 
gegeven, zonder dat hij de patiënte had gezien. Het 
geval is eerst 14 dagen later ter oore gekomen van de 
Justitie en toen deze den docter naar het gebeurde 
ondervroeg bleef hij volhouden, dat hij zóo beneveld 
was geweest, dat hij zich volstrekt niet kon herinneren 
of hij te veel of te weinig of in een woord hoeveel hij 
gegeven had. De rechter besloot toen de reeds be- 
gravene vrouw niet te laten opgraven. Een paar dagen 
later stierf hij zelf. 

147. ONKO HENDRIKUS JACOBUS STEENBERG. 

Geb. te St. Annaland 11 April 1831. Inges. 18 Aug. 
1848. Bev. 20 Jan. en 11 Mei 1852 in de drie 
vakken en tot Scheepsdokter. Overl. 12 Feb. 1893 
te Rilland. 

Steenberg was een stevige, gezonde jongen met al 
de allures van een aanstaand Landsdokter en daarbij 
^oed onderwezen, zóodat hij een jaar afslag verwierf. 
Zijn vader was Predikant te St. Annaland. Aan de 
School gaf de zoon vele bewijzen van kunde en be- 
kwaamheid, maar zijn sterk gestel verleidde hem ook 
alweer om zijne gezondheid niet te tellen ; hij werd 
een feestvierder, die alles verdragen kon. 



170 i 



Naar zijn examen te oordeelen heeft hij nog gevaren 
en dat dobberen op een zeilschip is voor de maag ge- 
vaarlijk. Het heeft echter kort geduurd, immers in 
1853 stond hij reeds te Ierseke. Deze thans 450O be- 
woners tellende gemeente had er toen slechts 800 en 
daaronder vele behoeftigen. Van daar dat vele jonge 
Medici er heen gingen maar er niet bleven. Langen tijd 
heeft er gewoond de voorganger van Steenberg, de ge- 
wezen Off. v. Gez. F. Mooi, die sterk dronk en aan water- 
zucht stierf. Deze overigens kundige man had het 
geluk, dat zijn eerste bevalling eene van drielingen 
was, zóo dat zijn fortuin zou gemaakt zijn, indien hij 
gewild had. 

Steenberg bleef niet te Ierseke, doch verhuisde in 
1861 naar het niet veel meer opleverende Rilland-Bath. 
Daar is hij met tusschenpözen gebleven en overleed in 
1893 aan maagkanker. Hij heeft mij nog kort voor 
zijn dood geraadpleegd doch natuurlijk te vergeefs. 

Steenberg bleef dus niet geregeld te Rilland geves- 
tigd, doch trok heen en weder, zóo dat hij zelfs nog 
in Holland zich heeft nedergezet en zijne middelen 
lieten die onregelmatige wijze van leven toe. Overal 
had hij veel te doen, doch zijn gedrag maakte hem 
nonchalant. Toen ik eens Rilland passeerde in een 
ontzettend onweer, stoof ook hij den waggon binnen, 
ruw, wild en bestoven; hij kwam n. b. juist van een 
jongen, die op den molen was dood geslagen. Ook bij 
hem was de drankzucht geen gestadige maar eene peri- 
odieke. Zooals ik zeide, hield hij het 62 jaren vol, en 
liet, meen ik, geene kinderen na. 

148. JOHANNES PIETER NOSKE BULTZE. 

Geb. Neuzen 17 November 1830. Inges. 21 Oct. 
1848. School verlaten zonder kennisgeving 8 Dec. 
1851. Bev. 23 Aug. 1853 tot Pl.1.- en Scheeps-Heelm. 
Overl. omstreeks 1875. 

Deze jongeling, die aan de School reeds niet leefde 
zooals het behoorde, had tot vader den achtingswaardigen 
Doctor te Neuzen. Zijne aan Epithelium lijdende moeder 
echter had de gewoonte voor haar lijden hulp te zoeken 
in spirituosa. Bij den onbeslisten strijd over de erfe- 



171 

lijkheid laat ik het in het midden of dit op haar 
kinderen van invloed is geweest. Hoe het zij, liet 
leven van Noskb Bi;ijzk was ongeregeld en zwervend. 
Veelal was hij Scheepsdocter en vestigde zich dan 
tusschen in op het een of andere onbeduidende dorp. 
Toen de in 1859 daar wonende Hofman van het R. K. 
Graauw vertrokken was, ging Biijze er heen, maar 
bleef er niet en zoo is het gegaan tot aan zijn dood, 
die of te Neuzen of te Amsterdam op 45 jarigen leeftijd 
plaats had. 

Zijn broeder een zeer bekwaam Medicus, geen leer- 
ling der School bracht het ook niet verder dan tot 45 
jaren. 

149. ABRAHAM CATHARINUS DANCKAERTS. 

Geb. te Heusden 11 Aug. 1824. Inges. 18 Juli 1849. 
Bev. 15 Mei 1857 tot Vroedm. en 19 Aug. 1862 
tot Plattelands Heelmeester. 

Danckaerts vader was indertijd ontvanger te Heus- 
den en gehuwd met Mej. Vader uit N.-Beveland. Zij 
huwde later met den heer Allewaard en behoorde tot 
eene zeer gegoede familie. Na zijn admissie vestigde 
Danckaerts zich in zijn moeders geboorteland, te Kort- 
gene, en heeft daar onafgebroken gepraktiseerd, totdat 
hij voor korten tijd zijn rust nam. Door fortuin be- 
gunstigd, praktiseerde hij zeer op zijn gemak, en was 
daartoe te meer verplicht omdat hij zenuwachtig was 
van gestel en meermalen ongesteld. Vóór hem was op 
dat dorp I. F. Geijp, reeds geadmitteerd in 1809 en 
tegelijkertijd met Danckaerts, de heer Hoogendorp, 
n°. 122; veelal werd de praktijk door naburen waar- 
genomen. Danckaerts was een geacht grondeigenaar en 
een tijd lang lid van den Gemeenteraad en sedert 18H2 
een gezellig lid der Afdeeling. Hij is gehuwd met de 
. dochter van wijlen den heer Ltrkus, ons n°. 31, wiens 
Weduwe te Domburg nog leeft. Danckaerts zoon en 
dochter wonen te Kortgene. Door het huwelijk zijner 
in 1901 overleden zuster, Mevrouw de Weduwe Jacobse 
Boüdewijnse, is hij vermaagschapt aan den Med. Doctor 
van dien naam te Bennekom en door dat van eene 
Nicht aan Doctor v. d. Broecke te Oostzaan, zie ons 
n ö . 188. 



172 

150. ADOLPHE GEILL. 

Gcb. te Nisse 11 Febr. 1827. Inges. 23 Juli 1849. 
Bev. 16 Aug. 1852 en 9 Febr. 1854 tot Pl.-l. 
Heel- en Vroedm. Overl. 3 Febr. 1901. 

Deze tot een doctorsfamilie behoorende jongeling 
verliet de School reeds in 1851. Hij was zoon van den 
Geneesheer te Nisse, een ijverig, te Gent geadmitteerd 
man, die zitdagen hield te Goes. Zijn andere zoon, 
die korten tijd nog te Wemeldinge heeft gewoond, 
volgde hem op, is thans rustend en wederom door zijn 
eigen zoon met veel succes opgevolgd, terwijl een zijner 
dochters huwde met den arts A. J. Hoorweg, Dwars- 
kade G 106a. 

Adolph Geilt, kreeg een jaar afslag, was goed van 
gedrag, maar stil en zocht later de praktijk niet op, zoodat 
hij dan ook nergens opgang maakte. Hij begon met 
zich, ofschoon Prot. zijnde, in het R. K. Boschkapelle 
te vestigen. Daar was hij in 1863 lid van den Raad. 
In 1877 verhuisde hij naar Veere, waar in Jan. van 
dat jaar Dr. Strehler wegens geldgebrek was vertrok- 
ken. Geill genoot er het tractement van Gapinge en 
Vrouwepolder met eene toelage voor de quarantaine, 
doch alles en alles bracht niet veel op. Hij stierf, 72 
jaren oud, naar ik meen aan pneumonie, althans na 
eene korte ziekte. 

De heer Geilt, te Veere had in eerste huwelijk 
Mej. Meijer, Predikantsdochter van Hontenisse. 

151. JACOBUS DE VISSER. 

Geb. te Nieuw- en St. Joosland 29 Mei 1833. Inges. 
1 Aug. 1849. Bev. 14 en 17 Aug. 1854 in de 
drie vakken en tot Scheeps-Heelm. 

De Visser en Hüijsman waren de Primi der School, 
toen deze in 1854 aan de stad overging. Beiden waren 
•voortreffelijke jongelui. Visser uit het naburige Nieuw- 
land, van gegoede familie afkomstig, goed voorbereid 
en degelijk ontwikkeld, woonde te Middelburg ten huize 
zijner moeder op den Noordweg. Daar heb ik hem 
met een Typhoïd behandeld. Later woonde hij op 
de Wal. Visser heeft van zijn Scheepsdiploma geen 



173 



gebruik gemaakt, maar is In 1854 geneesheer geworden op 
het landelijk stille, vacant geworden Grijpskerke, dat hij 
in 1861 verliet om de veel grootere praktijk op zich te 
gaan nemen van den naar 's Gravenhage vertrokken heer 
Rijnenburg te Stavenisse. Daar is hij gebleven, tot dat 
in 1894, gezondheidsredenen — dyspnoea door vitium 
cordis — hem noopten de praktijk vaarwel te zeggen. Van 
dien tijd af woont Vissbr met vrouw en kinderen op de 
Plantage te Leiden. De gevolgen van een te zware 
praktijk verdwijnen niet altijd met het nemen der noo- 
dige rust. Ook zijne echtgenoote, Wilh. Constance Was 
uit St. Maartensdijk, dochter van den Predikant Marinus 
Was en van C. J. Ch. de Casembroot en zuster van 
den huidigen burgemeester van Leiden, sukkelt voort- 
durend met de gezondheid. Tegenover dezen tegen- 
spoed staat dat zijn kundige zoon den 2 December 1900 
te Leiden, summa cum Laude, in de Letteren promo- 
veerde op een Dissertatie, ^over de geen menschenvorm 
dragende goden der oude Grieken/' een studiewerk dat 
door Binnen- en Buitenland om strijd wordt geroemd. 

De Visser was in Zeeland lid van den Geneesk. Raad 
en was daarin, zoowel als in de afdeeling der Maat- 
schappij, met zeer veel nut werkzaam. 

Persoonhjk ben ik mijn trouwen vriend in vele op- 
zichten, vooral ook, bij zijne nasporingen van voor mij 
gewichtige zaken, zeer veel verplicht. 

152. JACOBUS HUIJSMANS. 

Geb. te Oosterhout 16 Jan. 1832. Inges. 6 Aug. 1849. 
Bev. 19 en 20 Mei 1854 tot Stedel. en Pl.1.- Heel- 
en Vroedmeester. 

Deze, tot het R. K. Kerkgenootschap behoorende, en 
door zijn later tot stand gekomen huwelijk met Mej. 
Cornelia Mes uit Middelburg, — overl. 1884, — thans aan 
die uitgebreide familie verwant, was primus onder de 
Leerlingen, toen de School van de Provincie naar de 
Stad overging. Door vriendschapsbanden verbonden aan 
J. de Visser zoo even genoemd, is het onnoodig te 
zeggen, dat hij te Middelburg fatsoenlijk geleefd eu 
ijverig gearbeid heeft. Hij heeft het eerste examen in 
Juni 1854 niet afgewacht, maar deed zijn admissie-examen 



174 

reeds in Mei. Had men hij de Provinciale Commissie 
toen reeds niet de graden afgeschaft, zeker had men 
hem, zoo ook zijn vriend, het praedicaat van buiten- 
gewoon bekwaam gegeven. 

Gedachtig aan het Médecin guéris-toi, toi-même, ging hij 
na zijn admissie den toenmaals om zijn diagnostische 
kunde bekenden Doctor Gobée raadplegen wegens het 
vermoeden van een hartgebrek. Deze constateerde in- 
derdaad bij den bloedrijkeu Noord-Brabander eene hyper- 
trophie Cordis en gaf hem den raad niet te gaan prak- 
tiseeren en rust te gaan nemen. Ik voor mij dacht 
nu wel aan wat Auto suggestie en aan surmenage cérébral 
maar durfde toch den raad van Gobée niet in den wind 
slaan. Het gevolg was, dat Huysmans een jaar ging 
uitrusten te Vlissingen, misschien nu en dan Gobee 
raadplegende, die eerst in 1875 overleed. Zóo kon het 
evenwel voor den ijverigen, jongen man niet blijven ; 
hij zocht een plaats, waar hij eene lichte praktijk kon 
waarnemen, en vandaar, dat hij in den eersten tijd 
nu eens hier woonde en dan weer d&éx, alles natuur- 
lijk met het oog op zijn hartgebrek. Zóo woonde hij 
korten tijd in het land van Hulst, te Stoppeldijk of te 
Boschkapelle en te Veere, en mogelijk minder met 
het doel daar te praktiseeren, ook te Zierikzee, vervol- 
gens in Noord-Brabant, op een dorp, ik meen te Goirle. 
Ook was hij nu en dan bij zijn familie te Tilburg, 
doch het langst stond hij te Veere, b. v. in 1862 en 
1865, dicht bij de familie zijner vrouw. Intusschen 
werd zijn gezondheid eer beter dan erger en eindelijk 
besloot de sterke man zich voor goed te vestigen te 
Poeldijk, gemeente Munster in ZuidHolland en daar 
praktiseert hij nog, nu eens het zeer druk hebbende 
en dan weder een kalmer tijd doormakende. Het 
ongeluk trof hem zijne vrouw te verliezen. Hij is er 
zeer geacht en bemind. Eens, bij het uitstappen uit 
den tram, die vóór zijne deur ophield, bezeerde hij 
zijn voet zoo zeer, dat hij niet alleen langdurige 
rust heeft moeten houden, maar er waarlijk een sle- 
pende periostitis op gevolgd is. Hoe lang het ook 
moge geduurd hebben, toch is de voet weder in orde 
gekomen. Zijne kortademigheid en de rheumatische 
pijnen zijn hem evenwel bij gebleven. 

Eenigen tijd geleden schreef De Visser mij, dat hij 
zijn ouden studievriend eens bezocht had en dat zij het 



175 

er over eens waren, beiden sedert 1854 veel veranderd 
te zijn. Ik geloof het gaarne. 

Van Huysmans kinderen leeft een dochter bij de 
famielje te Middelburg, een gehuwde zoon heeft een 
goeden manufacturenhandel te Vlissingen en een andere 
zoon, de heer H. A. die zich te Ouden bosch als 
Doctor gevestigd heeft, neemt daar sedert 1899 eene 
steeds klimmende praktijk waar. 

153. HERMAN OTTO WILLEM DE BATS. 

Geb. te Biervliet 19 Maart 1833. Iuges. . 6 Aug. 
1850. Bev. 3 Nov. 1854 tot Pl.l.-Heel- en Vroedm- 
Overl. 28 April 1870. 

Herman de Bats was een goed oppassend student. 
Hij zette zich na zijn bevordering dadelijk in zijn ge- 
boorteplaats neder en huwde daar Mej. Albertixa Sara 
Callenfels, dochter van Dr. CallenfilLS te Oostburg. 
Dr Bats is in 1867 naar Souburg vertrokken, waar hij 
drie jaren daarna aan longtering overleed, een ziekte 
die in zijne familie meerdere slachtoffers heeft geëischt. 
Zie o. a. n°. 86. 

Be oude heer Haman echter — zie n°. 54 — kon 
geen nieuwe collegas naast zich dulden. In het bijzijn 
van getuigen verklaarde hij eens, dat hij den nieuwen 
collega met zijn tilbury en al in de sloot zou rijden; 
en hij heeft het in den Ritthemschen Zandweg waarlijk 
gedaan. De 80-jarige ambitieuse man is door den 
rechter wegens dat feit veroordeeld, maar is wegens 
zijn hoogen leeftijd vrijgesproken. 

De Wed. van H, O. W. De Bats is na diens over- 
lijden naar Middelburg verhuisd, leeft thans in 1902 
nog, doch lijdt sedert jaren aan apoplectische aanvallen. 

154. JOHANNES ROELAND WAS. 

Geb. te IJzendijke 31 Aug. 1833. Inges. 6 Aug. 
1850. Bev. tot Off. v. Gez. in Nov. 1853. Overl. 
1854. 

Een flinke jongeling, oudste zoon van den onder 
no. 35 vermelden leerling J. Was te Scherpenisse, 
die Off. v. Gez. was geweest bij de uitgetrokken schut- 
ters in het 4e District. Na uitnemende studiën, waarbij 
ik hem ook met zeer veel genoegen privaatles gaf, 
deed hij geen examen maar ging in Marinedienst en 



176 

vertrok weldra naar W.-Indië. Zijn stoomschip was 
daar nog slechts éene maand geankerd, toen Was door 
de gele koorts werd aangetast, waaraan de brave jon- 
geling bezweek 21 jaren oud. Zijn naam staat nog in 
het jaarboekje van 1854 vermeld. 

Was is te IJzendijke geboren ; zijne moeder was eene 
dochter van den daar in de Tbuurt wonenden Predikant 
Schouten. 

155. GERUIT HENDRIKÜS JONKER. 

Geb. te Middelburg 12 Sept. 1831. Inges. 6 Aug. 
1850 en in 1854. Bev. in 1855 en 56 tot PU. ' 
Heel- en Vroedm. Overl. Jan. 1889 te Hoek. 

Bij n*. 122 is reeds aangeteekend, dat zijn vroolijke, 
meest van huis zijnde vader was gehuwd met de weduwe 
van Doctor Gesquerre, zoodat hij halve broeder was 
van den heer Hoogendorp. Jonker was een intelligente 
maar vroolijke, nonchalante, doch goed oppassende leer- 
ling. Hij vestigde zich te Wissekerke, en wat hij daar 
te veel verteerde, werd voor hem betaald. Later is hij 
gelukkig gehuwd met eene juffrouw Platte uit Zierikzee. 
Toen woonde hij te Hoek, verloor zijne vrouw, had 
geene kinderen, goed praktijk maar geen fortuin. In 
die plaats is tusschen in nog gevestigd geweest zekere 
Van Sprang, een zwerver, die ook te Kapelle en zelfs 
te Midd. gewoond heeft. Jonker zelf leed echter te 
Hoek aan Asthma, Hydraemie en Vitium cordis, waarvoor 
noch hij, noch ik raad wisten. Toch bereikte hij 58 
jaren. Jonker's nicht, Mej. Elis. Hoogendorp die zijn 
huishouden bestuurde, vervulde eveneens die betrekking 
bij zijn opvolger, Doctor Buchner, die min of meer aan 
psychose leed en te Middelburg plotseling overleed. 
Gelukkig maakte hij Mej. H. tot erfgename. 

156. JOHANNES CORNELIS DE OUDE. 

Geb. Midd. 11 Aug. 1834. Inges. 6 Aug. 1850. Bev. 
in de drie vakken 21 Mei 1856. 

Oudste zoon van D. de Oude, klerk van den Gemeente- 
ontvanger, die een groot gezin had. De zoon, geen 
fortuin bezittend en gehuwd met Mej. Behrends uit 
Midd. heeft met weinig succes meer dan eene standplaats 
beproefd, bv. van 1860 — 1866, Hoedekenskerke, toen 



177 

*s Heer Arendskerke en daarna Domburg, zoodat hij 
besloot als Off. v. Gez. dienst te nemen bij het leger 
in O. I. Later Off. v. Gez. 1° klas geworden, verliet 
hij clen dienst en vestigde zich te Amsterdam, en prak- 
tiseert er, meen ik, nog. De Oude heeft zijne studiën 
aan de School nog moeten afbreken, omdat hij in de 
loting was gevallen. 

157. ADRIAAN HALFFMAN. 

Geb. te Haamstede 23 Nov. 1833. Inges. 6 Aug. 
1850. Bev. 11 Aug. 1854 en 1856 in de 3 vakken. 

Halffman, wiens vader te Haamstede gewoond heeft 
en later te Middelburg, heeft als Student nog een jaar 
ten mijnen huize gewoond en heeft, na goede studiën 
en bij een goed levensgedrag, zich te Middelburg in de 
Gortstraat gevestigd, doch er waren geene vooruitzichten 
voor hem, die aldaar niet inwendig mocht praktiseeren. 
Hij heeft zich dan ook elders gevestigd, om eindelijk 
te gaan praktiseeren te Heer Jansdam, waar hij in 1861 
was, en waar hij gebleven is. Hij is in Zuid-Holland ge- 
huwd en zijn zeer geachte zoon is een tijdlang Predikant 
geweest te Koudekerke bij Middelburg. Halffman heeft 
ook een broeder gehad, die als Geneesheer te Groede 
gestaan heeft, doch tot spijt der gemeente vroeg over- 
leden is. — Zie n°. 56 bij Dr. Leunis — In 1901 vond 
ik den naam van H. te Heer Jansdam niet meer. 
Bemiddeld als hij was, is hij rustend Geneesheer geworden 
en woont nu, bijna 70 jaren oud, te 's-Gravenhage. 

158. JACOBUS JOHANNES PLUGGE. 



Geb. te Vlissingen, 23 Juni 1833. Inges. Jan. 1851. 
Bev. 4 Juni en 15 Sept. 1856 als Pl.l.-Heel- en 
Vroedmeester. 

Van den heer Plugge kan getuigd worden, dat hij 
een uitstekend leerling van de School is geweest en er 
flink heeft gewerkt. Plugge heeft zich eerst op het 
kleine doch zeer welvarende Aagtekerke neergezet, 
waar men een fraai huis, lief gelegen aan den straat weg, 
voor hem heeft gebouwd. Daar was reden voor, want 

12 



178 

Pm'gok huwde Hbmena Cornelia Massée, eene nicht van 
Jhr. W. Verslums van St. Jan ten Heere, die daar dat 
eeuwen oude ridders lot bewoonde en zeer rijk was. 

Na het overlijden van dezen, vertrok Plügoe naar 
het aangename, tusschen Middelburg en Vlissingen, 
aan spoor, tram en kanaal gelegen, West-Souburg, waar 
ook eenmaal Marnix van St. Aldegonde heeft gewoond. 
Zijn praktijk is zeer uitgebreid geweest. Thans nu 
zijn zoon, de arts C. E. Pmjgge, zich naast hem te 
Souburg heeft neergezet, is natuurlijk een eenigszins 
rustiger leven voor den ijverigen en bekwamen genees- 
heer aangebroken. Hij is evenwel nog altijd spoorarts. 

Toen Pligge reeds te Souburg was, is hij beroepen 
te Zuijlen, doch heeft daar slechts een halfjaar gewoond. 

Het moge worden vermeld, dat hij herhaalde malen 
Bestuurslid der Afdeeling is geweest en eenmaal zelfs 
haar afgevaardigde. 

Onder de Bijdragen die Plugge senior in de Afd. 
leverde, noem ik slechts op, eene over Icterus, die bij 
vele personen in éen gezin voorkwam — eene over een 
waarlijk zeldzame epidemie van Maligne Parotitis en 
eene over een afgemeen Huid-Emphyseem bij goedaardige 
mazelen. Ook moge hier vermeld worden, dat tijdens 
zijne praktijk te Aagtekerke, Plugoe een gevaarlijke 
kraamvrouw-epidemie stuitte, door gedurende drie 
maanden geene kraamvrouwen bij te staan. 

Plugge had het ongeluk een zoon, die voor Medicus 
studeerde, aan longlijden te verliezen. Zijn oudste zoon, 
C. E., te Groningen zijn studies voltooid hebbende, 
huwde een juffr. Korteweg, eene nabestaande van den 
hoogleeraar van dien naam, vestigde zich te Strijen, maar 
verliet deze plaats om zich te Souburg neder te zetten. 
Plugge's oudste dochter is gehuwd met den arts A. E. 
Sissingh, die vroeger te Vlissingen heeft gewoond. 

Moge het hun allen langen tijd welgaan. 

159. JACOB PINTO. 

Geb. te Middelburg 19 Sept. 1834. Inges. Jan. 1851. 
Overl. in 1854. 

Zoon van niet bemiddelde, Israëlitische ouders, stierf 
hij gedurende zijn studietijd aan longtering. De lec- 
toren woonden zijn begrafenis bij. Aan dezelfde ziekte 



179 

overleed ook zijn broeder, die te Middelburg tandarts 
was geworden. 

160. WOLF SALOMON PRAAG. 

Geb. te Middelburg 25 Juni 1834. Inges. 6 Jan. 
1851. Bev. Mei 1856 en 13 Nov. 1857 in de drie 
vakken. Overl. 14 April 1898. 

Dit jongmensch was de oppassende zoon van joodsche 
ouders. Zijn vader is ontvanger te Arnemuiden en te 
Colijnsplaat geweest. Na goede studiën gemaakt te 
hebben, vestigde Praag zich op laatstgenoemde plaats, 
waar de vooruitzichten evenwel sober voor hem waren. 
Hij had daar tot collega, het raadslid Birkrnfbld, over- 
leden 3 Januari 1894 te Goedereede en Westfaal 
Qtjadekker — zie n°. 96. 

Zijn kerkgenootschap viel daar niet in den smaak 
en nadat hij met den laatstgenoemden geneesheer, 
moeilijkheden had gehad over de Diagnose eener pok- 
kenlijderes — een quaestie waarin echter Praag, die te 
voren pokkenlijders had gezien, het aan het rechte einde 
had — verliet hij Zeeland om zich te Gorkum te ves- 
tigen. Dit had na 1865 plaats. Hij maakte na dien 
tijd veel werk van de toen ontluikende Hernia-genezing 
door Aether-Injecties. Na een zeer geacht burger te 
zijn geweest, overleed Praag den 14 April 1898, aan 
een slepende ziekte. 

Ten tijde dat hij te Colijnsplaat woonde, doorstond 
hij een Ambulatorische Febris Typhoidea, waarbij ik 
schriftelijk met mijn loopenden patiënt consulteerde. 

161. JACOB FRANgOIS PIETER ERMERINS. 

Geb. te IJzendijke 30 Juli 1830. Inges. 6 Januari 
1851. Overl. omstreeks 1874. 

Zoon van FRAN901S Pibter Ermerins, ontvanger te 
IJzendijke; zijn moeder was Neeltje v. d. Maat. Onze 
reeds 21-jarige jongeling, vlug en aardig, goed onder- 
wezen en fatsoenlijk, zoo als ik mij goed herinner en 
behoorende tot eene door aanzien en kunde beroemde 
familie, kon het in het stille Middelburg niet vinden 
en vertrok spoedig naar Rotterdam. Zijn neefNAGTGLAS 
schreef mij, dat hij een soliede jongen was, die gewor- 
den is Officier van Gezondheid en gestorven in Atjeh 



180 

aan cholera bij de 2 P Expeditie in 1874. Ik vond zij: 
naam in een jaarboekje van 1862 en tevens dat zijn 
admissie dateerde van 1860. Ik meen, dat hij tussche 
1851 en 1860 nog den graad van Heelmeester heel 
erlangd. De periode van 1851 tot 1860 is wel wa 
lang. In 1865 was J. F. P. Ermerins bij den plaatselijke; 
militairen en civielen dienst te Gombong, zie Gen. jaart 
1865; hij was toen 2 klas of 1" Luitenant. Ik voiii 
zijn naam bij de zeemacht, b.v. van 1855 — 1860. 

In het Tijds. v. Gen. van 1880 lees ik, dat zekere Docto 
C. J. Ermerins te Osaka in Japan als chef eerier in 
richting overleed en ook in 1880 van een Docter Ermerin 
te Turbay in het Zuiden van Frankrijk. Die uitgebreidi 
familie, waartoe ook Zierikzeesche en Middelt) urgschi 
Doctoren gelijk ook de Hoogleeraren te Groningen hebbei 
behoord, heeft dus velerhande, altoos bekwame Medic 
opgeleverd. 

Ofschoon de nu volgende Medicus niets te niakei 
gehad heelt met de Middelburgsche School, wil ik toer 
zijne mij door de familie beleefd medegedeelde ge 
schiedenis vermelden wegens haar zonderlingheid. 

Jan Esuerins was de zoon van Jan Gerrit, Rechtei 
te Goes eu later Off. van Justitie te Zierikzee en var 
Adkiasa Wii.helmina van Otters. Hij werd te Goei 
opgeleid voor Candidaat Notaris en was geboren in 1831 
Het Notariaat verveelde hem, zoodat hij zich op de Genees- 
kunde ging toeleggen. Hij oefende zich bij den heei 
Kropfp, Geneeskundige te Nunspeet. Daarop bezocht hij 
de Clinische Scholen eerst van Rotterdam en toen van 
Amsterdam. In de laatste plaats geraakte hij geëngageerd 
met een meisje zonder fortuin. Om wat geld te ver- 
dienen ging hij toen, zonder examen gedaan te hebben, 
naar de Kaap, met het plan handel te drijven met de 
inlanders. Toen dit niet naar wensch ging, is hij 
Apothekersbediende geworden en heeft later het geheele 
Kaapland en Natal doorgeloopen, geneesmiddelen ver- 
koopende en het Medische vak uitoefenende. Van Natal 
uit is hij toen per schip naar New- York gereisd. In 
de wereldstad heeft hij zich gevestigd als Docter en 
dat wel als specialiteit in Hasmorrhoiden, eene zelfs daar 
nog onbekende specialiteit I Hij vond er zijn broeder 
Marinus, een handelsman. Aanvankelijk ging het hem 
vrij goed, doch hij wenschte toch een diploma als Docter 
te bezitten, zoodat hij na een paar jaar naar Nederland 



181 

terugkeerde en zich toen verder ping; oefenen en studeeren 
bij een Geneeskundige, met naam Breeman in Noord- 
Holland, waarop hij in den Haag examen deed en be- 
vorderd werd in de 3 vakken. 

Inmiddels waren zijne spaarpenningen opgeraakt en 
vandaar het besluit om een paar reisjes als Scheeps- 
Doctor te doen naar ().-Indië, waarmede hij zooveel 
verdiende, dat hij weer terug kon naar New-York. 

Daar huwde hij eene Fran9aise. Ermerins bleef er 
niet maar vertrok naar het Far West en vestigde zich 
op de plaats, die nu het bloeiende Denver is in Colo- 
rado, doch toen nog zeer moeilijk te bereiken was; men 
moest gewapend geleide medenemen wegens de Rood- 
huiden. Te Denver werd E. weder Docter en handelaar 
in effecten en in land ; men had er nog nooit een Ameri- 
kaansch Geneesheer gehad en zijn roem steeg dan ook zóó 
hoog, dat eindelijk zelfs een opperhoofd der Roodhuiden 
hem kwam raadplegen. Het consult had plaats, maar 
door het afwijkende der dialecten bleek het, dat de 
Amerikaan een Goesenaar was en de Indiaan een Gro- 
ninger; beiden landslui en beiden vol energie! Het 
ging hun goed maar niet bovenmatig. Zijn eenige zoon 
trok als handelsman naar Los Angelos in Californie en 
eindelijk trok hij er ook heen en vierde er in 1893, 
nog opgeruimd als altoos, een echten Zeeuwschen St. 
Nicolaasdag. Hij overleed er in 1898/97 en zijne vrouw 
in 1898, geen Amerikaansch fortuin nalatende. 

162. CORNELIS ARIJ VAN DE WATERING. 

Geb. te Brouwershaven 25 Oct. 1833. Inges. 11 
Aug. 1851. Bev. Maart 1856 tot Pl.l.-Heel- en 
Vroedm. Overl. 18 Nov. 1898. 

Zijn vader te Brouwershaven was misschien de in 
Mei 1822 tot Plattelands-Heel- en Vroedmeester inden 
Haag en te Middelburg bevorderde en met den toen 
veel beteekenenden Quarantaine-dienst belaste heer C. 
van de Watering, overleden in 1866. Hij was denke- 
lijk dezelfde, dien ik in mijne jeugd nog te Vlissingen 
als Officier van Gezondheid heb gekend en die veel bij 
ons aan huis kwam. 

Toen Van de Watering de School verliet, verkreeg hij 
eert. n°. 1, wel een bewijs dat hij zijn tijd niet nutte- 
loos had besteed. 



182 

Na zijn promotie vestigde hij zich, eerst voor korten 
tijd, te Burgh ; in 1861 vinden wij hem reeds te Haam- 
stede, waar hij tot aan zijn overlijden is gebleven. Een 
kwijnende gezondheid was, naar ik vernam, daaraan 
vooraf gegaan. 

Te Haamstede stond hij met Ferleman, en woonde 
als een zeer gezien geneesheer op een allerliefste villa 
in dat romantisch oord. In 1893/4 was hij Wethouder. 

Sedert 1898 is in Haamstede de arts M. 6. Hoolboom 
werkzaam. 

163. KAREL WAS. 

Geb. te St. Maartensdijk 29 April 1834. Ing. Aug. 
1851. Bev. 16 Nov. 1856 als verlosk. en den 24 Aug. 
1857 tot St. en Pl.l.-Heelm. Overl. 27 Sept. 1894. 

Karel was de zoon van den alvermogenden burge- 
meester en geneesheer Che. Was, zie bij n°. 80. 

Evenals al de Wassen, bracht hij zijn studietijd aan 
de School onberispelijk door ; er was iets gedistingeerde 
in onzen Karel, hij was dan ook niet weinig trotsch 
op zijn Phoebus-hoofd, dat misschien aan den tijd her- 
innerde toen zijn voorouders uit Schotland zijn gekomen. 

Wij vinden hem te St. Maartensdijk praktiseerende 
tot 1894, het jaar van zijn overlijden. Alhoewel niet 
zoo voortvarend als zijn vader, was hij om zijn degelijke 
kunde niet minder als deze geëerd. Wij bezitten van 
hem een paar opstellen over Galsteenen en Hepatogenen 
Jcterus. 

Zijn latere collega met den opgewekten naam van 
Geluk in de wereld gekomen, maakte evenwel meer 
opgang. Was is nog lid van den Gemeenteraad ge- 
weest; ook behoorde hij sedert 1862 tot de leden der 
Afdeeling. Hij is plotseling op 60-jarigen leeftijd over- 
leden, na eenige jaren zwaarmoedig te zijn geweest. 

164. HENDRIK PIETER WILLEM STEENKAMP. 

Geb. te Terneuzen 12 Jan. 1836. Inges. Aug. 1851. 
Bev. Mei en Juni 1856 in de 3 vakken. Overl. 
10 Juli 1881 te Landsmeer in N.-H. 

Na goed volbrachte studiën was er ook voor Steen- 
kamp geen geschikte plaats meer te vinden. Terneuzen, 
waar zijn vader een bekend Hotel bezat, bood geen 



188 

•vooruitzicht aan en daarom waarschijnlijk deed boren ge- 
noemde eerst éen of meer reizen naar O.-I. Op de laatste 
reis leed hij schipbreuk nabij den Hoek van Holland. 
Daarop vestigde hij zich op meer dan eene plaats, doch 
zijn stille, voor reclame niet geschikte aard deed hem 
geen opgang maken. Eerst was hij te Kortgene en 
te Ierseke, in 1861 en 1862 te Oostburg, doch in 1865 
te Rilland-Bath, alwaar hij zeer geacht was. Ten laatste 
ïs hij naar zijn geboorteplaats verhuisd. Steenkamp was 
gehuwd met de dochter van Dr. Buyze aldaar. Hier 
kreeg hij echter met het oog op zijn gestel een veel te 
drukke praktijk, zoodat hij weldra eene stillere plaats 
tot woonplaats uitzocht, t. w. Landsmeer. Het verhuizen 
kostte hem niet veel moeite als bemiddeld en kinder- 
loos zijnde. 

Te Landsmeer overviel hem echter «een vlektyphus, 
waaraan hij op 45-jarigen leeftijd bezweek. 

Zijn weduwe, thans weduwe van den heer Walraven*, 
uit Terneuzen of omtrek, — niet te verwarren met ons 
n°. 87 — is nog in leven. 

165. JOHANNES WILLEM LOYSEN DILLIÉ. 

Geb. te Middelburg 14 Nov. 1835. Inges. Jan. 1852. 
Bev. 21 Nov. 1856 in de drie vakken. Overl. in 
O.-Indië in 1883. 

Dillié, die met eert. n°. 1 de School verliet, was 
opgevoed bij zijn grootmoeder, Mej. Wed. Nader, 
wonende hoek Zuster- en Gravenstraat I 200. Zijn 
vader was een niet bemiddelde burgerman. Die oude 
vrouw was dochter of kleindochter van de eens bekende 
vroedvrouw juffr. Klemmen. Aan de School was Dillié 
steeds een werkzaam en kundig leerling; dat zijn lust 
in wetenschap hem is bijgebleven, bewijzen in onze 
boekerij : zijne alleraardigste bijdrage over een Diphtherie- 
Epidemie te Arnemuiden in 1864/1865 — zijn opstel 
over een onuitgegeven Handschrift Nemesis Divina van 
Linne — eene vertaling van Bexedict's Electrotherapie — 
iets over Vox Humboldt — en het geval van eene een 
geheel jaar sluimerend gebleven Hondsdolheid. 

In den Bataafschen tijd behoorde de familie der Dil- 
lié's tot de geavanceerde Patriotten, vandaar dat één 
dier Middelburgers later Wethouder werd te Leiden. 

Gebrek aan beter deed onzen Dillié zich vestigen op 



184 

het aan het water gelegen Breskens, waar hij stil leefde, 
maar de plaats gaf geen bestaan, wanneer de omtrek 
bezet was. Daar praktiseerde in mijn eerste jeugd zekere 
eenvoudige heelmeester De Vries, die mij nog eens 
heeft verbonden wegens een verkregen hoofdwond. Met 
een oplossing van Tinct. Myrrhae er bij, rekende de 
man maar 8 stuivers. Vandaar dat Dillié zijn stand- 
plaats verruilde met Arnemuiden, toenmaals een haven- 
plaats ; dit was in April 1859. Daar was hij in 1865 
als geneesheer alleen, zelfs zonder Vroedvrouw en met 
een zeer lastige praktijk in de kleilanden van Klevers- 
kerke. Inmiddels was hij gehuwd met Mej. Ixgelse 
uit Middelburg. 

De buitenpraktijk was voor zijn tenger gestel te 
zwaar; rheumatische stijfheid maakte hem geheel on- 
bruikbaar als Docter, vandaar zijn besluit om, daar hij 
een wissen dood voorzag, wegens zijn gestadig bloed 
hoesten, voor zijne vrouw een boekwinkel over te 
nemen, Lange Noordstraat L 117. Hij ging daar heen 
en in de meening daar te zullen overlijden, verzocht 
hij mij, pour acquit de conscience, hem nu en dan eens te 
bezoeken. 

Ik deed het en vond een zeer vermagerd, etter- en 
bloedopgevend mensch. Een nauwkeurig onderzoek 
leerde mij echter, dat zijne pijnen, lamheid en zóo 
meer hun bestaan aan Morfinisme te danken hadden. 
Ik had het onverhoopte voorrecht hem geheel hersteld 
te zien, vrij van vergiften en zóó versterkt, dat hij 
besloot zich te Brakel, weder een dorp aan het water, 
neer te zetten. Te Brakel had hij het zeer naar den 
zin, was tweemalen voorzitter van een watersnood-com- 
missie, had veel praktijk, doch had het ongeluk zijn 
vrouw te verliezen, door een val in het rivierwater. 
Dit benam hem den moed ; zijn beide oppassende zonen 
waren op de Militaire Academie en dit alles leidde tot 
het besluit met de fraaie, toen in gebruik gekomen 
Stoomschepen, gezond en sterk als hij was, nogmaals 
het water te trotseeren en naar Java té varen. Twee 
of drie zeer voordeelige reizen deed hij, maar toen hij 
voor de laatste keer van mij afscheid nam, berichtte 
hij mij in de Oost te zullen blijven, om daar opnieuw 
een huwelijk aan te gaan. 

Dit had dan ook plaats en wederom ging Dillié aan 
het water wonen en wel te Anjer. Daar komt in 



185 

1883, den 26 en 27 Augustus, de ontzettende instorting 
en verdwijning van het nabij gelegen eiland Krakatau. 
Hij en zijne vrouw waren genoodzaakt te vluchten, 24 
uren lang over de heete asch, zonder iets te eten of te 
drinken te hebben of beschuttende kleederen te vinden. 
Men wilde hem in dat etmaal zelfs geen rijst verschaf- 
fen, omdat de bevolking volhield dat de aardbeving de 
schuld was van Europa. Verbranden deed hij wel 
niet, doch was door brandwonden overdekt en bezweek 
aan de gevolgen van dien tocht een paar maanden 
later in het hospitaal. Zoo stierf de brave man, die het 
water niet vreesde, door het vuur. 

Mevrouw Dillié herstelde en hertrouwde. De beide 
in Nederland gebleven zonen verheugen zich in een 
voordeeligen loopbaan. Van hen was éen als kapitein 
bij de affaire te Lombok. 

166. GEORGE JOHAN BERTEL. 

Geb. te Westkapelle 1 Mei 1835. Inges. 8 Jan. 1852. 
Bev. 16 Nov. 1857 in de drie vakken. Overl. te 
Koudekerke 30 Oct. 1890. 

Bertel verliet de School na een goeden studietijd, die 
nog onderbroken geweest is door eene ziekte, waaraan 
ik hem behandelde, namelijk Geelzucht. In den aan- 
vang was er ook voor hem geene goede gelegenheid 
om zich te vestigen en hij deed dit dan ook eerst later, 
toen zijn broeder te Westkapelle — ons n°. 119 — 
was overleden of althans begon te sukkelen. Hij was 
een gul en vriendelijk man, volstrekt niet inhalig en 
voor armen zeer goed. Na zijn promotie deed hij een 
paar reizen naar O. Indië, waarover hij steeds met 
opgewektheid en dankbaarheid sprak. Toen hij zich 
te Westkapelle had gevestigd, waar hij reeds vóór 1865 
was, huwde hij Mej. Hage, de dochter van een geacht 
onderwijzer te St. Maartensdijk en sleet daarmede ge- 
lukkige jaren. Toen hij zijn geboorteplaats verliet om 
ze te verruilen tegen het veel aangenamer gelegen en 
meer welvarende Koudekerke, deed hij zijn nette wo- 
ning over aan den heer S. de Graag, ons n". 80; dit 
was in Augustus 1870. Te Koudekerke betrok hij het 
dokters huis van den heer Reuse. De praktijk aldaar 
was winstgevend, maar Bertel volgde een te laag tarief en 



186 

profiteerde er niet genoeg van. Hij had het ongeluk 
eene volwassen dochter te verliezen aan borstlijden. 
Daarenboven kreeg zijn oppassende zoon eene bloed- 
spuwing; deze bezweek later, doch na zijns vaders dood, 
te Neuzen aan tering. Ook verloor hij een dochter in 
O. I. In 1901 of 2 huwde de weduwe van den zoon 
met den weduwnaar van Bertels dochter, die beiden 
naar O. Indië vertrokken. Bertels moeder is daaren- 
tegen 80 jaren oud geworden. Te Koudekerke had 
Hertel, die zijne groote praktijk moest afrijden, het 
ongeluk met zijne chaise in het water te vallen; dit 
veroorzaakte een dubbele ribbenbreuk die zoo zeer het 
borstvlies gekwetst had, dat er een universeel Emphy- 
seem door mij kon worden geconstateerd. Herstel is 
toen wel gevolgd, doch langzaam en hij is niet meer 
dezelfde geworden. Er bleef kortademigheid over en 
stoornis in den bloedsomloop, die hem zeer hinderden. 
Eindelijk ontstond er een met zekere sufheid gepaard 
gaand hersenlijden, waaraan hij den 30 October 1890, 
aan den vooravond van den kouden winter van 
1890/91 bezweek. Ik nam toen zijne praktijk waar en 
verzeker gaarne, dat het daar in de duinen koud was ! 

Bertel was zeer geacht in en buiten zijne gemeente 
bij arm en rijk, niet alleen om zijne bekwaamheid maar 
ook om zijne hulpvaardigheid. 

In het nabij gelegen Zoutelande behandelde Bertel 
eene vrij ernstige Epidemie van Diptherie, die ook te 
Koudekerke voorkwam. Hij meende verband te moeten 
zien tusschen eene, op de laatste plaats uitgebroken 
kippen Epidemie en die der bevolking te Zoutelande, 
en gaf ons in de vergadering der Afdeeling een zeer 
merkwaardig verslag daarvan. Ook voor zijne collega's 
was Bertel een uitnemend mensch. Hij bereikte slechts 
den leeftijd van 55 jaren. 

167. PHILIPPUS ABRAHAM RISCH. 

Geb. te Groede 10 Nov. 1831. Inges. Jan. 1852. Bev. 21 
Mei 1857 in de 3 vakken. Overl. in 1885 of 1888. 

Risch was geboortig uit eene gegoede familie in de 
Groede. Hij leefde goed te Middelburg, maar was met 
zijn eind-examen niet zeer vlug. Reeds 21 jaren oud 
bij zijn komst, was hij een sterke, gezonde jonge man, 
die op den Spirometer blies tot 4400 c. cM. ; bij eener 



187 

gewone lengte, had hij een flink uiterlijk met zwarten 
baard, was vriendelijk en levenslustig van aard. Bij ge- 
wone studiën viel op zijn gedrag niets te zeggen ; hij 
engageerde zich dan ook en huwde later Mej. Zip, de 
zuster van den Secretaris van de Commissie van Bestuur. 
In de hoop op praktijk vestigde hij zich te Middelburg 
en woonde eerst Korte Giststraat A 128, ?, later Rouaan- 
sche Kade G 137 en was voor alle collega's een ge- 
zellige ambtgenoot en een gewaardeerd lid van het 
Leesgezelschap ff de Harmonie". 

Maar voor een Chirurg, die zich van inwendige prak- 
tijk onthouden moest, leverde Middelburg toenmaals 
geen genoegzaam bestaan op, niettegenstaande èn hij 
èn zijne vrouw niet onbemiddeld waren. 

Risch beproefde het daarop eens te St. Maartensdijk, 
waar de praktijk, ook inwendig, vrij was. Dit was in 
1862 of '63, doch daar regeerde nog altoos de Genees- 
heer-Burgemeester Was en had er zich tevens gevestigd 
een zekere heer Heller. Risch vond ook daar geen 
voldoende praktijk en terwijl hij een slechte financier 
was, moest hij onderwijl voor vrouw en kinderen zorgen ; 
vandaar dat hij het plan opvatte liever als Off. v. G. bij de 
Marine in dienst te gaan. Voor Oost-Indië was in den 
beginne geen plaats, zoodat hij tevreden moest zijn met 
de West. 

Het eentonige scheepsleven, het warme klimaat van 
Centraal- Amerika, het niets uitvoeren te Cura9ao, waren 
met al wat er uit volgt, niet voordeelig. 

Eens aan boord woonde hij, zooals hij mij mededeelde, 
den tragischen dood bij van den bekwamen Luit. ter 
zee Koolemans Beynen, voor wien het barre Noorden 
gezonder gebleken was dan de Tropen. Tweemalen is 
Risch in de West geweest en een keer in O.-Indië. 
Te Curafao is zijn gezin eens of twee malen bij hem 
geweest, doch het is er niet gebleven. Toen zijn 
zeven jaren om waren, waarin intusschen zijne vrouw 
aan longtering overleden was en de kinderen bij de 
familie waren gehuisvest, keerde Risch terug zonder 
fortuin te hebben gemaakt. Hij besloot dan ook 
niet te Middelburg te blijven, doch vertrok zonder 
zijn gezin naar Rotterdam. In 1885 was hij in die 
plaats en nam daar de praktijk in de gevangenis 
waar. Daar of wel te Amsterdam, overleed de sterke 
Cadsantenaar. 



188 

Thans in 1902 is zijn zoon, Veearte te Goes en 
zijue dochter Hoofdverpleegster in het verpleeghuis te 
Middelburg. Keiden zijn gezond. 

168. SAMUEL DE GRAAG Gz. 

(ieb. te Kapelle 30 Jan. 1837. Inges. 9 Aug. 1853. 
Bev. Febr. 1856 in de drie vakken. Overl. 20/22 
Febr. 1863. 

Samuel de Graag behoorde tot de familie van n n . 8 
en n°. 80. Hij studeerde en werkte te Middelburg 
zeer goed en was de oudste zoon van mijn zwager, den 
geneesheer te Kapelle. In den beginne bleef hij na 
zijn admissie daar nog wonen en staat in 1859 als daar 
gevestigd bekend. Weldra echter vertrok hij naar het 
zeedorp Bruinisse, waar alleen de oude heer Kardol 
nog praktiseerde. Ongehuwd en met zijne zuster wonende 
won hij weldra het vertrouwen der Bruinissenaars en 
had het uitzicht op een schoonen loopbaan. Vooral voor 
onvermogenden was hij een uitstekend geneesheer. 
Daar doet de epidemische Diptherie haar intocht in 
Zeeland. Bruinisse, aan den weg van Holland, was 
weldra aangetast. De Epidemie wordt hevig en de 
jonge De Graag is genoodzaakt alleen alle zieken te 
behandelen en toucheert met de meeste zorg. Denkende 
zelf niets te hebben dan een verkoudheid, die hij 
meende te kunnen verwaarloozen, overleed hij, als het 
ware loopende, aan de heerschende ziekte, den 21 of 22 
Februari 1863. 

Bij al zijn drukten hield hij nog aanteekeningen ; 
naar aanleiding van deze heb ik de Epidemie vermeld 
en ook iets over hem zelven in het Tijds. voor Geneesk. ; 
hij telde nog maar 26 jaren ! Treurde zijne familie te 
recht, eveneens deed dat de gemeente, want zij kreeg 
v. d. Lixde no. 71 tot opvolger. Zijn vader G. de 
Graag te Kapelle was reeds in 1861 overleden vermoe- 
delijk aan tuberculose der Oesophagiaal-klieren. 

169. CHRISTIAAN HENRY REEPMAKER 

Geb. te Aardenburg 5 Maart 1837. Inges. 17 Oct. 
1853, doch door vertrek ontslagen. Overl. 22 Sept. 
1864. 

Deze jonge Aardenburger was, evenals de meeste 



189 

leerlingen uit dat tijdperk goed voorbereid toen hij aan de 
School kwam, veel beter dan de jongelui van vóór 25 jaren. 
Reepmaker als student op onberispelijke wijze uit 
Middelburg vertrokken, is naar Leiden gegaan, doch 
spoedig naar Aardenburg teruggekeerd om daar aan 
longtering te bezwijken. Hij overleed 22 September 1864 
slecht© 27 jaren oud. 

170. LEONARD CORNELIS PIETER BOOGAERT. 

Geb. te Oostburg 3 April 1837. Inges. Jan. 1854. 
Bev. 13 Aug. 1858 in de drie vakken. Overl. 13 
Oct. 1894. 

Bovengenoemde was te Oostburg geboren, omdat zijn 
vader, de onder n n . 41 vermelde heer Boogaert, toen 
aldaar woonde. Toen evenwel de zoon in 1854 werd 
ingeschreven, was hij reeds 12 jaren geleden verhuisd 
naar het in Zuid-Beveland gelegen dorp Ovezande. 

De jonge Boogaert ging na zijne admissie naar het 
in die buurt gelegen dorp Driewegen en is ook daar 
gebleven tot zijn dood. Boogaert was aan de School 
als het ware het evenbeeld zijns vaders, toen deze jong 
was, maar volstrekt niet ruw, overigens vroolijk, 
altoos lachend, innemend en aangenaam van voorkomen. 
Zoo ver mij bekend is, leefde hij goed, ontbrak niet op 
de lessen en maakte ook werk van zijn studiën, ofschoon 
er van overwerken geen spraak was. Zeer vlug in het 
memoriseeren was hij niet. Na zijn goed afgeloopen 
admissie-examen, vestigde hij zich dan te Driewegen, 
waar vroeger had gestaan de heer C. de Zeeuw van 
1808 en thans — 1902 — de Arts H. E. Folmer is 
gevestigd. In 1853 heeft er nog gewoond de heelmeester 
Le Cointre en in 1857 B. J. H. Boers. Boogaert was 
wegens zijn vriendelijkheid en bereidvaardigheid zeer 
gezien en had een goeden naam. Ofschoon hij nu juist 
geen man der wetenschap was, heeft hij toch als Lid 
der Afdeeling belangrijke bijdragen geleverd over een 
grooten blaas- en een verbazend grooten galsteen, beide 
door de Natuur ontlast. Toen het hem zóo in alles goed 
ging, werd hij echter in enkele opzichten wat al te 
nonchalant. 

Boogaert was gehuwd met Mej. Hocke, doch had het 
ongeluk deze na lang sukkelen te verliezen aan Nephritis, 
hetgeen hem zeer schokte. 



190 

In 1894 trof hem een andere ramp door met zijn rijtuig 
in een sloot te vallen ; men redde hem, doch na verloop 
van drie dagen overleed hij aan Pneumonie, 58 jaren oud. 

171. JACOBUS MARINUS VAN PIENBROEK. 

Geb. te Zaamslag 11 Mei 1836. Inges. 14 Aug. 1854. 
Bev 19 Febr. 1859 in de drie vakken. Overl. 
31 Dec. 1879. 

Van de School werd hij met eert. 1 ontslagen. Hij 
was broeder van n°. 98. Zie eveneens nrs. 127 en 141. 

Jacob heeft zich na uitstekende studies gemaakt te 
hebben te Zaamslag gevestigd, de woonplaats zijns 
vaders en waar eveneens zijn broeder Thomas prak- 
tiseerde. 

In 1865 was er ook de heer D. Buyzb. Pienbroek 
had toevallig gelegenheid de apotheek over te nemen 
van den toen in Sas van Gent wonenden heer Krijger. 
Zie n°. 12. Hij is echter niet oud geworden, slechts 
ongeveer 43 jaren. 

Mevrouw de weduwe, geboren Brakman, uit Axel, 
woont, 1902, in de Bogardstraat, te Middelburg. Zij 
verloor in 1 894/5 een zoon in O.-Indië, militair-apotheker, 
zooals men meent door een schrik, omdat een kind was 
gestorven door een verkeerd Doctorsrecept, maar geheel 
buiten de schuld van den Apotheker. Ook overleed van 
haar in 1899, een andere zoon te Utrecht, die officier 
van gezondheid was, aan een soort van hersenziekte. 

172. ANTHONY DE PUYT. 

Geb. 22 Oct. 1833 te IJzendijke of te Aardenburg. 
Inges. 13 Aug. 1855. Bev. tot Heelm. ten pi. lande 
11 Nov. 1859. Overl. 14 April 1892. 

Deze beruchte man was 23 jaren oud, toen hij op de 
School kwam ; kreeg een jaar afslag, waaruit blijkt, 
dat hij zich op Anatomie had toegelegd. Vermoedelijk 
geboren te IJzendijke, scheen hij echter bij zijn ontslag 
te Aardenburg te wonen. 

Zijne moeder had met hem reeds drie andere beroepen 
beproefd en bekende, dat hij niet normaal was maar 
tevens, dat hij veel lust in het vak had en uitstekend 
kon leeren. 

Dit bleek, want hij heeft aan de School veel gewerkt 
en had bij zijn tijdgenooten den naam van kundig te 



191 

zijn. Hij was echter tevens voor hen *de Risee' 1 , omdat 
hij zoo *raar" deed en altoos gezichten trok. Zijne 
familie was in verre zijlinie verwant aan den vroegeren 
bekenden I. de Puyt te Middelburg, vermeld in *de 
Levensberichten". 

Het was al aanstonds vreemd, dat hij slechts één 
examen deed ; alsof hij toen reeds van plan was het 
platteland in grooten omtrek tot het zijne te maken. 
Hij vertrok naar zijn geboorteplaats. In 1860 staat hij 
vermeld als geneeskundige te Zuidzande, doch spoedig 
daarop te Sluis; hier staat hij nog genoteerd tot 1864. Een 
jaar daarna vinden wij hem te Groede of in het ruim bezette 
IJzendijke en zelfs te Middelburg, doch men wane niet 
dat hij in deze plaatsen woonde. Dan was hij hier, 
dan dkkr te vinden, soms te Vlissingen, en in 1863 
veelal te Breskens en, toen de Geneesk. wet veranderd 
was, ook buiten Zeeland. Hij had dan ook geen eigen 
apotheek. Van den beginne af werkte hij ais een Me- 
dicus circumforaneus en hield zijn zitdagen te Breskens 
en te Oostburg en dat wel ongelukkig altoos in her- 
bergen. De waard verkondigde luide zijn lof en daardoor 
gaf hij meer en meer toe aan zijn ziekelij ken lust voor 
alcoholica. De Puyt was ondertusschen gehuwd met 
Mej. Ladenberg uit IJzendijke, doch nadat er eens op 
een avond in een herberg te IJzendijke iets onbehoorlijks 
was voorgevallen, dat, als men mij de waarheid gezegd 
heeft, hem met den Rechter in aanraking bracht, volgde 
er echtscheiding, waarbij de vrouw hem echter ƒ 400 
's j aars tot zijn dood bemaakte, zoodat hij voor geheele 
armoede was beschut. Zij hadden toen één zoon. Zijn 
roem als wonderdocter rees intusschen meer en meer, 
maar tevens verdonkerde de schaduwzijde van zijn 
gedrag; men solde met hem in de gelagkamers en 
kwam hij ergens aan, dan volgde hem een bende van jon- 
gens, alsof hij waarlijk een wonderdoener ware geweest. 
De Puyt trok zich daar niets van aan en het kon niet 
uitblijven, of de Politie, die hem doorgaans uit eene 
# soort van heiligen eerbied ontweek, moest hem vaak 
beboeten en meermalen een plaats aanwijzen geïsoleerd 
van de Maatschappij om er korten of langen tijd te 
verblijven. Kwam hij terug en nam hij dan voorloopig 
zijn retraite in een ziekenhuis te Vlissingen of te Mid- 
delburg, dan gedroeg hij zich dóar zonder spiritus uit- 
muntend, was even sterk en gezond als altoos en paste 



192 

als het kon zijn medische kunst toe en dat wel eens tot 
verbazing van den Gasthuis-Medicus, die hem niet altoos 
naging. Tusschenin is hij nog eens gaan varen, doch 
de zeelucht deed hem geen goed. Te Middelburg hield 
li ij langen tijd zijne alles behalve zedige zitdagen in 
een herberg, hoek Varkenmarkt en Gortstraat ; daar 
snelden vooral de landlieden uit Zuid-Beveland henen, 
en inderdaad, men vereerde in hem iets duisters, iets 
goddelijks. Zijn roem was groot, zelfs door geheel 
Nederland ; rijken zonden equipages om hem af te 
halen en uit Holland kwam men, om hem te raadple- 
gen, doch doorgaans was hij nergens te vinden. Zijn 
wangedrag was eene psychose; ijzersterk, was hij door 
koude noch hitte noch door ontbering te kwetBen, viel 
het hem ongelegen naar zijn zoogenaamde woning te 
gaan, dan sliep hij maar hier of daar op den weg, op 
de straat of in een schuur. Niets deerde hem, en had 
hij een goed geleide bij zich, dan bleef hij ook goed 
en dronk niets, maar zwerfde hij alleen, dan kon hij 
de behoefte niet weerstaan. Eindelijk toch, April 1892, 
verstijfde de koude hem zóó, dat hij zonder warm te 
kunnen worden, drie dagen voor een gloeiende kachel 
zat; hij versmaadde toen den brandewijn en zei tot 
zijn hospita //ik ga sterven/' roep, zoo ge niet alleen 
wilt blijven, Doctor De Man, die is de eenige, die er 
nog wat van weet ! De juffrouw ontbood mij, zijn- 
ouden leermeester; het was op of bij de Hoogstraat. Ik 
vond hem comateus met Bronchiolitis capillaris, Trismus 
en Tetanus; des avonds bezweek hij; den stok weg te 
nemen uit zijne door Tetanie verwrongen handen was 
onmogelijk. 

Zijne ziekte was, zooals ik zei de, eene Psychose, de 
hoogste graad van Moral Insanity, dien het sociale leven 
een beter lot had moeten bezorgen en niet had moeten 
straffen. Vraagt men mij, of ik van merkwaardige ge- 
nezingen zijnerzijds weet, dan zeg ik, ja! maar niet 
door zijn recepten; zij waren vaak onleesbaar of geheel 
onbeschreven en bestonden meestal uit Lactas Ferrosus, 
Arsenicum of Strychnine, maar de genezingen berustten 
of op suggestie of op verwaarloozing van het geval 
door een vroegeren Docter. Het lag in den aard van 
zijn vreemd praktiseeren dat hij alle collega's beschimpte. 

Vele menschen volgden hem op het kerkhof te Mid- 
delburg. Van Medische fouten is hij nooit verdacht 



193 



inaar daar zorgden trouwens de Apothekers voor. Zijne 
Bibliotheek bestond uit Soi 7 beirax, een paar schoolboeken 
en de Geneesk. Courant. Hij heeft bij dat ontzettend 
verward en onhygiënisch leven nog den leeftijd van 
bijna 60 jaren bereikt. 



173. JACOBUS HECTOR. 



Geb. te Vlissingen 29 Juli 183G. Inges. 13 Aug. 
1855. Bev. in de drie vakken 19 Nov. en 22 
Febr. 1860. 

Hectors vader was, toen zijn zoon leerling werd, 
Ambtenaar bij het Departement van Marine, geacht en 
bemiddeld. Na loffelijke studiën bij een goed levens- 
gedrag ontving Hector bij zijn ontslag Cert. n°. 1. Hij 
was gezond maar eenigszins nerveus ; althans ik be- 
handelde hem nog eens met een soort Neurose. Na 
zijne promotie bracht hij eenigen tijd bij zijn vader door, 
maar vestigde zich spoedig, ook al weder door gebrek aan 
beter, op het kleine, éen uur van Middelburg afgelegen 
Grijpskerke; dit was in 1861 en hij had er de praktijk, 
die er was. In 1871 evenwel verhuisde hij naar het 
dichtbij gelegene Serooskerke en betrok er de lieve, 
voor den heer Haman, ons n°. 100, gebouwde Villa. 
Hector verkreeg daar eene uitgebreide praktijk, hield 
paard en rijtuig, kortom was en is nog steeds de ge- 
zochte geneesheer, die het vertrouwen der bevolking 
bezit, een goede gezondheid genietende, een weinig 
rheumatisme uitgezonderd. In 1900 vierde de gemeente 
met veel geestdrift zijn 40-jarigen promotiedag. 

Hector is twee malen gehuwd geweest, eerst met de 
Middelburgsche juffr. Johanna Pieternella Poley en na 
haar overlijden met een Groningsche dame Frouke L. 
Feis. Uit zijn eersten echt heeft hij volwassen en ge- 
huwde kinderen. 

Hector heeft nog als Collega gehad den arts Smit 
Sibinga, t. w. in 1897; doch deze is naar Indië ver- 
trokken en thans heeft hij als ambtgenoot en als vis a vis 
den arts H. I. G. van den Bosch, die vóór dien tijd te 
Biervliet gewoond had, maar die eene meer conversabele 
plaats verkoos boven het afgelegen dorp. 

13 



194 

174. JACOB POLMAN KRUSEMAN. 

Geb. te Middelburg 21 April 1837. Inges. 13 Aug. 
1855. Bev. 27 Aug. en 11 Nov. 1859 tot St. Heel- 
en Vroedm. en 11 Nov. 1860 tot PLL- en Scheeps- 
Heelm. Overl. 27 Aug. 1861. 

Oudste zoon van den Rector van het Stedelijk Gym- 
nasium alhier, was deze leerling uitstekend voorbereid 
en der talen kundig. Geparenteerd aan de uitgebreide 
familie der Kruseman's, Rtudeerde hij naar behooren, 
was onberispelijk van gedrag, daarbij zacht van aard. 

Omstreeks 1860 zette hij zich, na afgelegd examen, 
ten huize zijns vaders neer, werd lid der Afdee 1: ng, 
maar zijn leven was van korten duur. 

Fijn van lichaamsbouw en met het uiterlijk van den 
candidaat-phthisicus, was hij echter oogenschijnlijk ge- 
zond. Op den spirometer blies hij, bij een lichaams- 
lengte van 170 c.M., in 1857, 3800 en volgens mijne 
aanteekeningen, in 1859 zelfs 4150 c. cM. Toen was de 
longencapaciteit dus nog zeer goed. Maar de spirometer 
kan helaas ook misleiden, zooals wij zullen zien. 

Zijn collega Risseeuw gaat op reis en draagt hem 
zijn praktijk ter waarneming over, drukt hem echter 
op het gemoed, één bizonder accouchement niet op zich 
te nemen, als zijnde te zwaar voor hem. 

Eergevoel verbiedt hem dien raad te volgen, hij ter- 
mineert alleen de zware bevalling; een der volgende 
dagen echter overvalt den braven 24-jarigen man zulk 
een hevige bloedspuwing, dat hij in een of twee dagen 
aan zijn Ouders, der Faculteit en aan de Stad ontviel. 
Fokker en schrijver dezes staarden het geval machte- 
loos aan ; de eene groote golf volgde op de andere. 

Nog bestaan van hem net geschreven lessen van 
Fokker en van Lissa over geneesmiddelen en oogziekten. 

175. JACOBUS CORNELIS DOUW. 

Geb. te Nieuw- en St. Joosland 2 April 1836. Inges. 
8 Oct. 1855. Bev. 11 Mei 1860 en 1861 in de 
drie vakken. 

Deze flinke, gezonde jongeling telde omstreeks 20 
jaren, toen hij leerling werd, had een goede opleiding 
ontvangen, toonde ambitie en onderscheidde zich door 



195 

een goed uiterlijk. Hij was nabestaande van den ter 
goeder naam aangeschreven onderwijzer Ie Nieuwland 
en dus ook van den boven onder n°. 59 vermelden 
heer. Na genoegzamen tijd aan zijn studiën gewijd te 
hebben, zocht hij, evenals anderen, eene plaats maar er 
was nergens iets open en van daar, dat hij het in den 
beginne nu eens hier beproefde en dan eens d&ar, docli 
zooals dat vaak den jongen geneesheer gaat, zouder goed 
gevolg. Het ware ook voor de jonge lui raadzamer geweest 
zich nog eens elders aan een groot ziekenhuis te oefenen, 
hetgeen altoos meer vertrouwen inboezemt. De toen 
nog bestaande wet verplichtte hem zich tot het kleine 
Zeeland te bepalen, indien hij zich niet aan een her- 
examen wagen wilde. In 1861 was de heer Douw te 
Middelburg gevestigd, Lange Noordstraat, doch daar 
waren alle posten en praktijken in vaste handen; daarbij 
kwam, dat in plaatsen waar een Gen. Commissie was, 
den Chirurg de inwendige praxis was verboden. Hij 
bleef hier kort en vertrok naar het nabij Middelburg 
en Nieuwland gelegen Arnemuiden, waar wij hem in 
1861 met den boven onder n°. 165 genoemden Loysen 
Dillié ontmoeten. 6 Juli 1861 te Arnemuiden gekomen, 
vertrok hij 16 Maart 1863 naar het meest uit R. K. 
inwoners bestaande Stoppeldijk en was daar nog in 
1868. Voor een Protestant, die zooals hij, het niet 
dadelijk om den broode te doen was, kon dit in 1842 
uit 1400 R. K. en slechte 16 Prot. bestaande dorp geen 
Paradijs zijn. De heer Douw vestigde zich dan ook 
omstreeks 1882 in de groote gemeente Aardenburg, 
waar intusschen geen dringende behoefte aan hulp 
bestond. 

Inmiddels waren de wetten veranderd en besloot 
Douw liever in het meer aanbevelenswaardige Zuid- 
Holland te gaan wonen. Hij koos 's Gravenzande, in 
het om zijn landbouw beroemde Westland, dicht bij 
Den Haag, Leiden, Delft en Rotterdam en met bijna ge- 
heel Protestantsche bevolking. Het toeval wilde, dat 
daar ook een prakticus .was, de bovenvermelde, thans 
nog in Den Haag wonende Middelburger, Dr C. J. 
Snijders, die ook uit de grenslanden van Hulst gevlucht 
was. zie n°. 89. Douw praktiseert er nog heden ten 
dage en is er een geacht geneesheer en goed ingezetene. 
Na het vertrek van Snijders kwamen er anderen ; in 
1902 vinden we daar de heeren D. van Ahkel van 1889 



196 

en Doctor Med. L. ten Catb van 1891. De heer Douw 
is gehuwd en heeft een gezin ; hij telt thans reeds 
66 jaren. 

176. SIMON VAN OS. 

Geb. te Middelburg 4 Juli 1839. Inges. 11 Aug. 
1856. Bev. in de drie v 
Woont 1902 te Amsterdam. 



185(5. Bev. in de drie vakken 27 Aug. 1859. 



De heer Van Os verkreeg bij zijne komst op de School, 
na afgelegd examen, afslag en toegang tot hoogere lessen ; 
hij had dan ook onderwijs genoten bij den heer Van 
Lissa, die later zijn schoonvader werd. Het was alweder 
de overvloed van praktici, die dezen jongen man, na 
goed volbrachte studiën en bij een goed levensgedrag 
geen geschikte plaats in Zeeland deed vinden, waar 
goede vooruitzichten waren, vandaar dat Van Os in de 
nabijheid van Middelburg bleef, dicht bij zijne familie 
en onder de vleugels van den met groote clientèle be- 
giftigden Van Lissa; hij vestigde zich namelijk op den 
zoogenaamden Groote Abeele, een gehucht tusschen de 
stad en Souburg gelegen en behoorende tot de laatst- 
genoemde gemeente. De heer Metz n°: 102 woonde er 
vroeger ook. Men had er te kampen met de nabijheid 
van de stad en met twee Medici op het dorp Souburg 
zelf, de heeren Haman en v. d. Abeele. De laatste had 
echter, al droeg hij den naam van het eeuwen oude 
gehucht, door zijne ziekelijkheid geen groote praktijk. 
Wij hebben het aan dat verblijf van Van Os ten plattelande 
en aan de gemakkelijkheid, die hem door veehandelaars 
geopend werd, om zich kalveren te verschaffen, te 
danken gehad, dat hij werk kon maken van kalfsvac- 
cinatie. Hij was dan ook de eerste hier op dat gebied 
en zou eene medaille hebben verdiend indien ze nog 
hadden bestaan. Als lid der Afdeeling leverde hij ook 
nu en dan nog andere bijdragen, b. v. over Cryptor- 
chisme. Gebrek aan winstgevende praktijk, en aan een 
geschikte woning, deden hem heengaan en zich te Mid- 
delburg nederzetten, waar hij in 1873 met zijn gezin, 
Noordzijde Dam 98, in het huis waarin nog korten tijd 
de Lector Priester als rentenier had geleefd, ging wonen. 
Toen er zich echter voor hem eene goede gelegenheid 
voordeed, om in Amsterdam praktijk te verkrijgen, ver- 



197 

plaatste hij zich. Van Os heeft inderdaad eene groote 
praktijk in Amsterdam verkregen, praktiseert er thans nog 
en heeft het voorrecht zijn zoon, den Med. Doctor en Arts, 
I. van Os, sedert 1893, naast zich te hebben gekregen. 
Van Os, is in vele betrekkingen werkzaam; hij is 
o. a. Medicus aan het Israëlitisch Ziekenhuis in de 
Nieuwe Kerkstraat. Het blijve hun goedgaan ! Na het 
vertrek van Van Os heeft zich op den Abeele niemand 
meer neergezet. 

177. THOMAS FRANCAIS MARTIN. 

Geb. te Middelburg 3 Jan. 1840. Inges. 11 Aug. 
1856. Bev. in de drie vakken 17 Aug. 1860, 15 
Febr. en 23 Mei 1861. 

Bij het verlaten der School, verwierf Martin, eert. 
n°. 1. Er was dan ook niets op hem aan te merken 
geweest; voortdurend onderscheidde hij zich door goed 
gedrag, minzaamheid, ijver en kunde. Hij was de zoon 
van een ambtenaar ter Stedelijke Griffie te Middelburg ; 
zijn moeder was de dochter van den predikant Schouten. 
Door deze was Martin vermaagschapt aan J. Was te 
Scherpenisse, zie n°. 35. Hij zelf is gehuwd met Mej. 
M. R. C. van Dam, dochter van den Kantonrechter en 
daardoor zwager van ons n°. 194; zijn huwelijk is 
kinderloos gebleven. 

Maetin heeft zich al heel spoedig te Hulst gevestigd 
en dat het hem daar onder een grootendeels R. Katho- 
lieke bevolking nog in 1902 goed gaat, pleit zeer zeker 
voor hem. Hij was een geacht lid van den geneeskun- 
digen Raad, tot deze in 1902 werd opgegeven, en 
evenzoo is hij aan de Afdeeling verbonden. 

Ook is hij lid van het Zeeuwsch Genootschap, welks 
belangen hij meermalen behartigde. 

Van 's mans kundige hand bezitten wij in onze Boe- 
kerij een overdruk van een te Gent, in 1873, gedrukte 
Bijdrage over de genezing van een haemorrhagia uterina 
door quinine. Ook heeft hij zich veel bezig gehouden 
met het vraagstuk der overbrenging van tuberculose 
door vleesch of melk. 

. Wederom mag ik ook in hem een erkentelijk leerling 
en een waren vriend bezitten. 

Moge de arthritis, die hem nu en dan kwelt, hem 
nog lange jaren sparen. 



198 



178. LAMBERTUS AUGUSTIJN. 

fieb. te Tlmlen 25 Mei 1837. Inges. 11 Aug. 1856 
en bij herhaling 28 Maart 1860. Bev. tot St.- en 
Pü.-Heelm. en Vroedm. 24 Mei 1861. Overl. 
15 Mei 1875. 

Deze Tbolenaar, uit eene gegoede familie aldaar af- 
komstig, was een sterke, maar wat te veel van zijn 
kracht bewuste jonge man. Te Middelburg had hij den 
naam van een fatsoenlijk feestvierder te zijn. Hij heeft 
tijdelijk de School verlaten en is elders gaan studeeren, 
waarvoor hij de middelen en ook den leerlust bezat. 
Leiden was de plaats zijner keuze, doch na eenige jaren 
liet hij zich weder bij onze School inschrijven-, ver- 
moedelijk met het oog op zijn eind-examen. Na dit 
vestigde hij zich aanstonds op het Thoolsche dorp Oud- 
Vosmeer en is d&ar blijven praktiseeren tot hij reeds 
den 15 Mei 1875, dus slechts 38 jaren oud, aan Apoplexie 
is overleden. 

Dat was wel wat vroeg voor een sterk mensch ; men 
schreef het dan ook toe aan zijne forsche manier van 
leven. 

In 1860 heeft men tegen hem, naar ik heb gehoord, 
eens een proces-verbaal opgemaakt, van wege deProv. 
Commissie, omdat hij, ja wel goede en kleine gewichten 
bezat, maar schalen, die wat te groot waren. Op zijn 
verklaren, dat hij er zich echter op verstond daar goed 
mede te kunnen wegen, sprak de rechter hem vrij. 

In 1861 woonde te Oud-Vosmeer, de in 1831 gead- 
mitteerde heer Van Rhee, n°. 140, die in 1 863 overleed, 
zoo ook de heer C. Was van 1 836 en later I. Hoogkamer, 
n°. 107 en in 1832, J. I). Kruijsse, ons n°. 117. 

Dat Augustijn" sterk van longen was, moge hieruit 
blijken, dat hij als student op den Spirometer van Hut- 
chinson ruim 4000 c.cM. blies bij een lichaamslengte 
van 170. 

179. CORNELIS PIETER WAS. 

Geb. te Scherpenisse 3 Juli 1836. Inges. 5 Jan. 1857. 
Bev. in de drie vakken 22 Febr. 1860. Woont 
nog in 1902 te Varseveld. 

Bij zijne komst verkreeg hij, wegens ontvangen onder- 
wijs en gebleken kunde, één jaar afslag en studeerde 



199 

verder uitmuntend. Zijn vader was de reeds onder 
n°. 35 vermelde leerling der School, die te Seherpenisse 
geneesheer en burgemeester was en die zijn oudsten zoon, 
zie n°. 154, in West-Indië verloren had. Onze Was 
leefde als al de Wassen onberispelijk. 

Wederom nergens een goede plaats open zijnde, ver- 
trok hij naar het van Seherpenisse slechts door water 
maar met een goed overzetveer voorziene Ierseke, dat 
in 1864, toen onze Was er nog woonde, slechts 850 
bewoners telde. Wel is waar was er een geneesheer, 
de heer C. Mooi, gevestigd, doch deze gewezen Officier 
van Gezondheid leed aan de gevolgen van drankzucht. 
In den beginne was onze Cornelis nog wat bij zijn 
vader gebleven, voor hij naar de oesterplaats trok, 
waar toen de keurige schelpdieren slechts één gulden 
de honderd kostten. 

Was heeft intusschen later Ierseke, een eerste vesti- 
gingsplaats voor zoo menig beginnend Medicus, het al- 
oude lerseker-Oirt, verlaten en is vertrokken naar Varse- 
veld, gemeente Wisch, in Gelderland. Daar leefde en 
praktiseerde hij zeer gelukkig en woont er nog. In 
Februari 1900 nam hij wegens zijn leeftijd ontslag als 
Gemeente-geneesheer ; hij telde toen 64 jaren. In het 
Jaarboekje van 1902 staat hij er nog als praktiseerende 
opgeteekend tegelijk met de heeren C. J. Blanken en 
C. M. Julius, beide Artsen van 1893 en '97. 

Onze C. P. Was moet niet worden verward met den 
te Oud-Vosmeer gewoond hebbenden en reeds in 1836 
geadmitteerden heer C. Was. 



180. WILLEM DE BRUIJNE. 

Geb, te Noordwelle 16 Sept. 1836. lnges. 5 Jan. 
1857. Bev. Febr. 1862 in de drie vakken. 

De heer De Bruijne was de zoon van een bemiddeld 
Land-oeconoom uit Schouwen, die te Middelburg was 
komen wonen, Bierkade G 206. Zijn hofstede droeg 
den aiouden naam van //de Helle", een woord dat Kolk 
scheen te beduiden, en dat denkelijk afstamt van den 
oudsten naam der Zeeuwsche stroomen. 

De Bruijne was stil van aard, behoorlijk van gedrag 
en studeerde op zijn gemak. In den Naamwijzer van 



200 



1864 staat hij vermeld als woonachtig te Elkerzee op 
Schouwen, toen slechts aan ge teekend met 530 inwoners. 
Hij bleef er tot 1868 en wij vinden hem dan ook later 
te Stellendani en van 1875 tot 1897 te Ouddorp bij 
Goedereede gevestigd. 

Thans is hij rustend geneesheer te Haarlem. 



181. ALBERT HENDRIK HERMAN SAMUEL 
DE JONGE HEMERIJK TAK. 

Geb. in O.-Indië 18 Aug. 1838. Inges. 5 Jan. 1857, 
toen tijdelijk wonende te Oost-Souburg. 

Deze jongeling was de zoon van een Assistent-Resident 
op Java, die te Middelburg familie had. Zijn doel om 
docter te worden heeft hij moeten opgeven, hetgeen 
jammer was, omdat op diens gedrag niets te zeggen 
viel. Zijn vader was inmiddels in de Oost overleden 
en toen moest hij daar werkzaam zijn. Zijn 'carrière 
gelukte er goed; althans in 1894 leefde hij gezond, te- 
vreden en welgesteld. Hij was een charmante jongen. 
Zijn groot portret in kleuren ziet er zeer goed uit en 
wordt bewaard bij de tweede vrouw van wijlen den 
Ontvanger Hemerijk Tak, zijn oom, zie n°. 205. 

182. EVERARD EGIDIUS VLEUGELS SCHUTTER, 

Geb. te Oosterland 29 Juni 1825. Inges. 4 Jan. 1858. 
Bev. 15 Aug. 1860 en 15 Febr. 1861 tot St.- Pl.l.-Heel- 
en Vroedmeester. Overl. 27 Dec. 1901. 

De heer Schutter werd met certificaat n°. 1 ontslagen 
van de School. Hij was dan ook een niet meer jeugdig, 
bedaard en zeer degelijk man, die niet kwam om te 
feesten maar om te studeeren. Die studies waren goed 
en grondig; daarbij was zijn gedrag onberispelijk. 

Hij vestigde zich aanstonds te Oosterland, waar ons 
n°. 145, zijn oom of broeder, in November 1854 was 
overleden en waar de heer F. P. J. Was stond, ons 
n°. 121 van 1846. Hij praktiseerde tot zijn dood en was 
zeer geacht en bemind. Ik meen dat hij aan een sle- 
pende ziekte is overleden, 76 jaren oud. 



201 

Een groot voorrecht was het voor den braven man, 
dat zijn in 1901 als arts bevorderde zoon, de heer G. 
H. Vleugels Schutter hem opvolgde. 

183. ABRAHAM CORNELIS LEUNIS. 

Geb. Groede 18 Nov. 1839. Inges. 14 Aug. 1857. 
Bev. 18 Aug. 1862 in de drie vakken. Overl. 30 
Jan. 1899. 

Aan de School was Leunis een kundig en ijverig 
student, wiens vader was de geneesheer te Groede, ver- 
nield onder n°. 56. 

Reeds in 1862 had hij zich te Biervliet gevestigd, 
waar de heer H. O. W. de Bats praktiseerde. In 1865 
staat hij echter vermeld te Nieuwdorp, behoorende tot 
de gemeente 's Heer Arendskerke. Hij is gehuwd ge- 
weest met de dochter van den Pred. van Leeuwen van 
Colijnsplaat. 

Leunis bewoonde een mooi huis, had paard en rijtuig 
voor zijn uitgebreide praktijk en was bovendien be- 
middeld. 

In 1896 begon mijn oud-leerling aan de gevolgen 
van Diabetes te lijden, kreeg eindelijk de aan die ziekte 
eigene Symptomen van hersenaandoening en overleed 
den 30 Januari 1899. 

Zijn zoon nam als Semi-Arts reeds langen tijd de 
praktijk voor hem waar. In 1902 is deze als Arts ge- 
admitteerd en heeft zich te Nieuwdorp voor goed gevestigd. 

In die gemeente praktiseerde eenige jaren geleden Dr. 
Jenny Weyerman, die bij de reorganisatie der geneeskundige 
Gezondheidswetten tot Algemeen Secretaris is benoemd 
met Utrecht als standplaats. 

184. JACOBUS GERARDUS DE WAAL. 

Geb. te Middelburg 21 Juli 1841. Inges. 17 Aug. 
1857. Bev. in de drie vakken 19 Aug. 1862. 
Overl. 1875. 

Van dezen, den zoon van een Agent in assurantiën, 
was gedurende zijn studietijd niets dan goeds te zeggen. 
In groote mate heeft hij geprofiteerd van de theoretische 
en praktische lessen van Van Lissa, Gemeente-Heel- 
meester en Lector aan de School. De Waal was echter 
niet sterk van gestel. 



202 

In 1862 was bijr. zijn spirometrisch getal slechts 
265Ö bij 165 cM. lengte. Wegens de goede vooruit- 
zichten bleef hij in Zeelands hoofdstad, huwde een juf- 
frouw Mekrtens en betrok met haar het bekende fami- 
liehuis der De Winds, waar later, maar vóór De Waal, 
De Lepelaar en Halpfman ook hadden gewoond. 

De jonge geneesheer kwam goed in de praktijk maar 
nam te veel hooi op de vork ; hij fungeerde zelfs nog 
als assistent Gasthuis-Heelmeester. 

Hij wilde van Risseeuw, v. Lissa en Haringman alles 
navolgen, ook het rijden in open boerenwagens, maar 
dit kon zijn zwak gestel niet verdragen. 

Ondanks sterke voeding, ontwikkelde zich Nephritis 
en sufheid en de al te ambitieuse man overleed reeds 
op 34 jarigen leeftijd. Hij is lid geweest van de Afdee- 
ling, maar nam niet aan het Med. Leesgezelschap deel. 
Zijn weduwe woont nog met haar dochter hier ter 
stede. Vele kleine bijdragen leverde ons De Waal. 
Ik herinner o. a. aan een 37 malen teruggekeerde 
arm-ontwrichting. 

185. WILLEM WOUTER WAS. 

Geb. Oud-Vosmeer 18 Mei 1839. Inges. 16 Aug. 
1858, wonende te Oud-Vosmeer. Bev. 14 Aug. 
1862 in de drie vakken Overl. 9 Juli 1895 te 
Pernis. 

Wederom een Was, dus goed ! Hij had, even als al 
zijne naamgenoten onderricht ontvangen en gedroeg zich 
wederom in alles, zooals men ' wenschen kan, loffelijk 
en niet pretentieus. Er was voor een Plattelands-Docter 
toen nog niet veel open ; vandaar dat wij hem in 1 863 
dus kort na zijn promotie op het kleine, 700 inwoners 
tellende bij Zierikzee gelegen Ouwerkerk vinden, dat 
toen door v. d. Linde, ons n°. 71, was verlaten. De 
praktijk was veelal in handen van Zierikzee, doch wat 
er over was, verkreeg de zeer geachte man. Zijn vader 
of oom de Heelmeester C. Was van 1836, praktiseerde 
nog altoos te Oud-Vosmeer. Was bleef echter niet 
op die afgelegen plaats, doch vond gelegenheid zich in 
1*67 te Pernis in Z.-Holland te vestigen ; hij was door 
de vrijgevige wet daartoe in staat gesteld. Later is hij 
niet meer verhuisd, praktiseerde in 1893 nog en over- 
leed aldaar 56 jaren oud. 



203 



186. GÜSTAAF ADOLF PETERS. 

Geb. te Vlissingen 25Nov.l841. Inges. 16 Aug. 1858. 
School verlaten Juli 1863. Bev. 1863 in de drie 
vakken. Overl. in 1878 te Souburg. 

Te Vlissingen was Peters' moeder en later zijn 
broeder, bestuurders van het goed gerenommeerde hotel 
du Commerce teGoesopdeBellamykaai. Goed onderwezen 
en opgevoed, leefde onze Peters ook te Middelburg be- 
hoorlijk en werkte naar vermogen. Hij had een flink, 
mannelijk voorkomen, maar in werkelijkheid was hij 
toch een alles behalve brutaal mensch. Hij maakte te 
Middelburg kennis met Mej. Van Renterghem en huwde 
haar; na zijn dood heeft zij nog eenigen tijd te Middel- 
burg gewoond. Een dochter van hen, te Serooskerke 
geboren, is de gade van het Lid van den vroegeren 
Gen. Raad J. C. v. d. Harst. 

Na zijne admissie heeft Peters zich eerst nedergezet 
op het kleine, geen bestaan opleverende Schore, waar 
na hem heeft gewoond de heer J. J. Massée van 1851; 
die er in 1865 nog was, maar naar Kockengen vertrok, 
waar hij in 1902 nog vermeld staat. Weldra verhuisde 
Peters naar het nabij Middelburg gelegen Serooskerke, 
waar — hij was er in 1865 tot 1871 en werd opge- 
volgd door Hector — Haman, zie n°. 100, nog in zijn eigen 
nieuw gebouwde villa woonde. Peters, na zich eerst 
met een kosthuis vergenoegd te hebben, betrok later 
Haman's huis, toen deze vertrekken moest. Zijne praktijk 
nam meer en meer toe, doch toen er vooruitzichten 
openkwamen op het ook bij de stad gelegen, maar veel 
vroolijker Oost-Souburg, verplaatste hij zich en had het 
genoegen daar de buitenplaats //Welgelegen" te kunnen 
verkrijgen, te voren onder anderen bewoond door den 
Vice-Admiraal V. d. Broecke. Met de praktijk vlotte 
het uitstekend ; Peters genoot daar en in het naburige 
Ritthem een volledig vertrouwen. 

De goede man had het ongeluk op den Ritthemschen 
weg in het water te vallen ; het schijnt, dat hij na 
dien val spoedig duizelig is geworden. Eenige weken 
later kreeg hij een hersenziekte, tijdens welke ik hem nog 
bezocht; hij overleed slechts ruim 36 jaren tellende. In 
het Tijdschrift der Ned. Maatsch. v. Geneeskunde, wordt 



204 

het vermoeden geuit, dat genoemde val zou on staan 
zijn door Immw opzet van anderen, doch de familie zelve 
is niet van deze iiieening. 

187. ABRAHAM PIETER FOKKER. 

(ieh. te Middelburg 8 Juli 1840. Inges. 16 Aug. 1858. 
(iepr. te Leiden 5 Juli 1863 en later benoemd tot 
Hoogleeraar te Groningen. 

Het was voor de Midd. School een eer, dat Dr. A. A. 
Fokkkr — zie n°. 17 — zijn kundigen oudsten zoon 
nog een jaar aan de lessen van het eerste studiejaar 
aan die Inrichting heeft laten deelnemen, zeker wel om 
hem daardoor aan te sporen tehuis het weinige, dat hij 
daar had gehoord, uit te werken. 

De vader zelf leidde, zooals wij hebben gezien, het 
Therapeutisch onderwijs aan de School, waar hij in zijn 
jeugd ook een jaar als leerling had gewerkt. 

Het is een voorrecht te kunnen melden, dat een der 
leerlingen der Geneesk. School, al is het dan ook niet 
door haar, een roem erlangde die de grenzen van 
Nederland heeft overschreden. 

Ook wensch ik in herinnering te brengen, dat de 
Hoogleeraar Fokkkr, evenals dit zijn vader had gedaan, 
de Algemeene Vergadering der Maatschappij heeft ge- 
presideerd hier in zijne geboorteplaats. 

Hier moge het genoeg zijn te vermelden, dat Prof. 
Fokkkr nog vele jaren te Goes als Doctor heeft gewerkt 
en daar een groote, ook consultatieve praktijk bezat en 
dat hij thans, 1902, bij het Geneeskundig Staatsbestuur 
is benoemd en vroeger lid van den Gen. Raad was. 

Moge het nog zeer lang duren, alvorens een meer 
bekwame hand dan de mijne, zijne Biografie, post 
mortem, aan het medisch en maatschappelijk publiek 
ten beste geve! 

188. JOHANNES VAN DEN BROECKE. 

Geb. te Middelburg 10 Jan. 1839. Inges. 16 Aug. 
1858. Gepromov. als Med. Doet. in 1866. 

Ook deze kwam van het Gymnasium en werd te 
gelijk met zijn studie-vriend Fokker ingeschreven om 
een jaar de School te volgen. Hij was zoon van den 
Middelburgschen Notaris en behoorde tot de uitgebreide 



205 

familie van dien naam, uit Aardenburg en omstreken 
en vroeger uit Vlaanderen afkomstig. Zijn neef Doctor 
J. C. van den Broecke, was Lid van het Bestuur der 
School, in zijne betrekking van Voorzitter der Provin- 
ciale Commissie voor Geneesk. Onderzoek en Toevoor- 
zicht. De moeder van den heer J. v. d. B. was Re- 
gentes der Godshuizen. 

Na te Leiden gepromoveerd te zijn, vestigde hij zich 
te Westzaan en heeft daar steeds eene groote praktijk. 
Zijn zoon de heer J. A. v. d. Broecke heeft zich onge- 
veer 1901 te Amsterdam gevestigd en wijdt zich 
vooral aan Massage en Heilgymnastiek. 

189. JOHANNES MARIUS JANSSEN. 

Geb. te 's Heer Abtskerke 22 Sept. 1840. Inges. 16 
Aug. 1858. Bev. 15 en 17 Aug. 18(>3 in de drie 
vakken. Overl. te Domburg 19 April 1889. 

Deze tot eene in de //Levensberichten" vermelde familie 
van geneesheeren behoorende jongeling, was echter geen 
Docterszoon; zijn kundige vader, die voor zijne studiën 
steeds kleine plaatsen verkoos, was bij Janssens geboorte 
Predikant te 's Heer Abtskerke en in 1858 te St. Anna 
ter Muiden en later te Vrouwepolder in Walcheren. 
Zijn bekwame, in alles goed onderwezen zoon volbracht 
zijn studiën te Middelburg en paarde er aan een goed 
gedrag. Na den dood zijns vaders woonde de weduwe, 
geboren De Kock, te Middelburg en overleed in 1901 
St Pieterstraat F 51, in het huis waarin eens de Lector 
Pieterse had gewoond. Na zijn examen heeft Janssen 
zich in 1863 te Zuidzande gevestigd, dus niet ver van 
St. Anna en is daar in 1871 gehuwd met Mej. Levina 
Verhage, die thans nog te Zuidzande woont. Te Zuid- 
zande, waar vóór hem de half Vlaamsche heeren Moens 
praktiseerden, kreeg J. praktijk genoeg; de in het na- 
burige Nieuwvliet wonende Doctor De Kok, die Chir. 
Maj. bij de Schutterij was geweest en bij zijn Doctor- 
schap Brievengaarder was, deed hem geen afbreuk. Hij 
vertrok evenwel toen hij in Januari 1881 beroepen 
werd naar Domburg; zijn opvolger was de heer Dikken- 
berg. In 1867 stond te Domburg Van Dam, in 1870—1872 
Doctor Holm ; toen bleef het vacant maar omstreeks 1888 — 
93 was er Berghege. Janssen werd er Baddoctor en 



206 

bleef er tot zijn dood in 1889. Hij was er zeer gezien 
hij burgerij en badgasten, was dagelijks veel met hen 
op het strand en deed Meteorologische waarnemingen, 
gaf een werkje uit over de Badplaats, in onze Boekerij 
voorhanden en was een geacht lid der Afdeeling. 

Janssens vader was aan Apoplexie overleden en ook 
bij hem was het, alsof er voorboden van die ziekte te 
zien waren in den vorm van sufheid en toevallen. 

Slechts 48 jaren oud bezweek hij aan eene met slaap- 
zucht gepaarde Pneumonie of Longen-apoplexie. 

Bovengemelde Doctor De Kok heeft een verhandeling 
geschreven over de uitgeweken Salzburgers, die in het 
land van Cadzand een zóo treurig verblijf hebben ge- 
had ; hetzelfde thema is later bewerkt door Mej. Maclaine 
Pont. 

190. MARINUS JOHAN BYBAU. 

Geb. te Tholen 29 Maart 1833. Inges. 30 Oct. 1858. 
Bev. in 1861 en 1862 in de drie vakken. Overl. 
10 Sept. 1892. 

De vader van dezen was de zoowel wegens zijn 
kunde als wegens zijn minder beschaafde manieren be- 
kende Med. Doctor te Tholen. De zoon had bij zijn 
komst reeds onderwijs genoeg ontvangen om één jaar 
afslag te verkrijgen/ en telde dan ook reeds 25 jaren. 
Zijn gedrag en studie waren, geloof ik, alledaagsch. 
Hij vestigde zich aan den Thoolschen kant van Schou- 
wen, dus onder bekenden, op het kleine, toen 5 of 6 
honderd ingezetenen tellende Bommenede, verhuisde nog 
eens in 1865-'67 naar het zeer nabij gelegen, ook maar 500 
inwoners tellende Zonnemaire, doch eindelijk, omstreeks 
1871, naar het grootere en toen eenigszins vooruitgaande 
Brouwershaven. Daar woonden evenwel de heeren C. 
van de Watering, die quarantaine-docter was, de heer 
Steinegeweg en eindelijk mijn Academie-kennis, de 
Med. doet. I. Moolenburgh van 1840, wiens sterfdag 
9 October 1883 is geweest. Bybau verkreeg er wel 
praktijk, doch geene uitgebreide, en toch was hij er in 
1885 alleen praktiseerend. Maar Bybau was ruw en 
men hield hem voor een slaaf van Alcoholica. Intusschen 
mag ter zijner verontschuldiging worden gezegd, dat 



207 

hij een zwak, voor de praktijk weinig geschikt gestel 
bezat, dat men zoo vaak door verkeerde Hygiëne of 
door Narcotica wil trachten te verbeteren. Hij bereikte 
nog den leeftijd van bijna 60 jaren en bezweek in 1892 
aan tering. 



191. HENRIKUS MARINUS HENNEQUIN. 

Geb. Te Sluis 33 Juli 1840. Inges. 30 Oct. 1858. 
Bev. in de drie vakken 15 Aug. 18H3. 



Deze leerling, wiens geslacht eenmaal tot de Rkfu- 
giés behoorde en waarvan wij in de „Levensberichten" 
den Sluisschen Med. Doctor Philip hebben vermeld, be- 
hoorde tot eene uitgebreide en nog steeds in vele kringen 
in Nederland werkzame familie. Hij zelf studeerde te 
Middelburg uitnemend en voldeed ook op zijn examen. 
Van nabij bekend aan den heer J. J. Pietkrsk, den 
Prosector, huwde hij later diens oudste dochter. 

H. heeft zich na zijn admissie te Middelburg geves- 
tigd en toevallig in mijn geboortehuis, Markt C 8. Hij 
bleef er echter kort en vertrok reeds omstreeks 1864 
naar zijn geboorteplaats Sluis en praktiseert nog altoos 
onafgebroken met een grooten werkkring, waartoe hem 
zijn sterk en gezond gestel in staat stelt. Als grens- 
plaats heeft Sluis echter te kampen met België en met 
de nabijheid der Brugsche Doctoren. Hij is nog steeds 
lid onzer Afdeeling en woonde ook de boven bij n°. 
125 vermelde Sectio csesarea bij. Hij is er zeer gezien, 
bewoont een groot huis en tuin. Eene zijner dochters 
is gehuwd met den Off. bij de Infanterie, Josselin 
de Jong. 



192. JACOBÜS CORNELIS PLANKEEL. 

Geb. te Middelburg 20 Juli 1843. Inges. 15 Aug. 
1859. Overl. 1883. 

Plankekl kon in den aanvang slechts als toehoorder 
worden toegelaten, omdat hij de noodige kennis miste 
van de Latijnsche en Fransche talen, die toen vereischt 



208 

werd. Hij heeft later als leerling de lessen gevolgd, 
doch heeft de studie moeten vaarwel zeggen, omdat 
zijn hoofd geen inspanning verdroeg. De moeilijkheid 
in het etudeeren is later gevolgd door verlamming der 
onderste ledematen en door verschijnsels van zooge- 
naamde Polio-myelitis anterior. Meer en meer achter- 
uit gaande overleed hij in 1883, 40 jaren oud. 

Het staat misschien met zijne ziekte in verband, dat 
er in de familie van zijn vader, den Apotheker G. 
Plankkkl, althans zeker in die zijner moeder, Mej. 
Brakman menig geval van tuberculose voorkwam. 



193. GREGORIUS GODEFRIDUS VAN DE VEN. 



Geb. 's Heerenhoek 22 Aug. 1841. Inges. 15 Aug. 
1859. Bev. 15 Mei en 18 Aug. 1864 tot Vroedm. 
en Pl.l.-Heelm. Overl. Nov. 1894. 

Van db Vks was de zoon van den ónder n°. 74 ver- 
melden Dokter van 's Heerenhoek, wiens loopbaan 
niet vlekkeloos was. Zijn zoon vestigde zich niet 
aldaar maar te Tilburg. Aan de School was de 
vlugge, innemende jongen, bekend als bekwaam en 
van goed gedrag. Geen wonder, dat hij te Tilburg 
zeer bemind was, eene buitengewone praktijk had en 
met twee paarden reed. Toch heeft het geen stand 
gehouden ; de een verhaalde, dat het verlies van een 
kraamvrouw, hetgeen hij zichzelven verweet, hem Tilburg 
deed verlaten, anderen spraken er van, dat hij te veel 
Morfine gebruikte of nonchalant werd ; doch hoe ook, 
hij verliet de gemeente en de weelde was voorbij. Later 
heeft men hem terug geroepen, maar hij is niet gegaan 
doch reisde van het eene dorp naar het andere, b. v. 
naar Halsteren in N.-B. en Leiderdorp bij Leiden. Op de 
laatste plaats had hij zich een huis laten bouwen dat 
er verbrandde en waarbij hij, door gemis aan vorm, het 
assurantiegeld moest derven. Alles liep in de war en 
hij overleed, naar ik meen, te Leiderdorp. Toen ik hem 
voor het laatst sprak, was hij nog zoo vroolijk en ge- 
zond; hij bereikte slechts den leeftijd van 53 jaren. 

Zijne zeker niet bemiddelde weduwe woont nog met 
vier kinderen te Halsteren. 



209 



194. PIETER JODOCUS VAN DAM. 

Geb. 8 Juli 1844 te Kortgene. Inges. 13 Aug. 18(50. 
Bev. 12 Nov. 1864 en 11 en 13 Febr. 1865 in de 
drie vakken. Overl. in 1891, omstreeks 47 jaren oud. 

Van Dam was uit een aanzienlijk geslacht afkomstig; 
zijn grootvader bewoonde de villa Favorite bij 's Gra- 
venpolder, en zijn vader was kantonrechter, eerst te 
Kortgene en later te Axel. Goed opgevoed en flink 
onderwezen was hij ook aan de School bekend als zeer 
vlug en bekwaam, zoodat hij bij zijn ontslag eert. n°. 1 
ontving. Het was een flinke, zich goed voordoend 
jongeling. Hij vestigde zich in 1865 of 1866 in het 
toen als Badplaats nog onbeduidende Domburg, bleet 
er tot in 1868 en was er zeer gezien. Toen lokte men 
hem naar het door het zeekanaal, naar men hoopte, 
een schoone toekomst tegemoet gaande Veere, waar 
men naast den ouden en verarmden Duitschen Doctor 
Strehlër, weleer in drie vakken te Würzburg gepromo- 
veerd, naar een bekwaam jong geneesheer verlangde. 
Hij bleef er tot 1873 en ging toen naar het naburige, 
door de ziekte van B. Sivkrt vakant geworden Oost- 
kapelle. Hij werd te Veere reeds in 1873 door Haman 
opgevolgd, doch het vertrek duidde men hem zóó euvel, 
dat hij daardoor veel praktijk in den omtrek verloor 
en hij schreef het er zelfs aan toe, dat men hem een 
vonnis bezorgd heeft voor telaat ingezonden vaccine- 
staten, iets wat den Medicus zeldzaam gebeurt, name- 
lijk het gevonnisd worden. Te Oostkapelle bewoonde hij 
het, ook thans door Docter Silvbk Rüpe bewoonde huis 
op den hoek van den weg naar Domburg en was gehuwd 
met de dochter van den Audi teur-Militair,Mr. Van Diggelen. 

Ook te O. verkreeg hij eene goede en zeer uitge- 
breide praktijk, die hij geheel te voet afliep. Ieder 
was er verbaasd over, dat hij met zijn vlugge beenen 
zulke marschen dagelijks kon afleggen. Toch ging hij 
finantieel niet vooruit; de gegoede landlieden beeldden 
zich in, dat hij hen wat verwaarloosde en veel meer werk 
maakte van de omringende buitenplaatsen en van zijn 
vorige standplaats, het nabij gelegen Domburg. Om 
wat reden dan ook, hij verliet Zeeland en vestigde zich 
te Buren in Gelderland, terwijl hem te Oostkapelle 
opvolgde de thans te Vaassen wonende heer G. J. v. d. 

14 



210 

Linde. Ook te Buren ging het hem zeer goed, maar 
zijn gestel hield het niet vol; hij bezweek reeds in 
1891 en dus ongeveer 47 jaren oud, zonder veel mid- 
delen na te laten, doch men achtte hem zoo hoog, dat 
men voor den minzamen, altoos hulpvaardigen Zeeuw 
een gedenkteeken heeft opgericht. 

Zijne kinderen maken het goed en wonen met de 
weduwe te Ooltgensplaat. 

195. MARINUS VIS. 

Geb. 22 Januari 1835. Inges. 13 October 1859, toen 
te Heenvliet. 

Van dezen heer, dien ik vermoed ook uit de buurt 
van Haamstede afkomstig te zijn, herinner ik mij niets 
meer, dan dat hij reeds in de eerste helft van 1860 
vertrok, zonder ontslag aan te vragen. 

196. ALEXANDER MICHIEL VAN LISSA. 

Geb. te Middelburg 11 April 1843. Inges. 13 Aug. ' 
1860. De School verl. in Jan. 1862. 

Deze zoon van den Lector V. M. van Lissa heeft de 
School verlaten en is van carrière veranderd waardoor 
hij naar Japan is gegaan tegelijk met zijn broeder en 
heeft het daar goed gemaakt. De heer Doctor Van 
Lissa meldde mij, dat zijn broeder 18 jaren in Japan 
heeft doorgebracht. In 1898 was hij echter reeds vele 
jaren in Amsterdam woonachtig. 

197. ISAAK CLEMENT OTTO DE BATS. 

Geb. te Biervliet 29 Aug. 1844. Inges. 13 Aug. 
1860 en ontslageu met eert. 1. Bev. 12 en 13 
Febr. 1865 tot Sted.- en Pl.l.-Heel- en'Vroedm. 
Overl. te IJzendijke 4 Jan. 1888. 

De Bats woonde bij zijn inschrijving te Biervliet, 
was broeder van Nrs. 86 en 153. Te Middelburg was 
hij niet alleen van goed gedrag, zooals blijkt uit het 
certificaat bij zijn verlaten der School, maar ook goed 
en gelukkig in zijn studiën; hij stond bekend voor het 
éen zoowel als voor het andere. Al dadelijk heeft hij 
zich te IJzendijke, dus nabij zijn woonplaats nedergezet, 



211 

ondanks er reeds waren Dr. Cortvribndt, Van Muijen 
en A. De Puyt. 

Hij was daar zeer gezien en zoo het mij voorkwam goed 
gezond. Zijne echtgenoote was Mej. Clementina Egber- 
tina Benteijn uit IJzendijke, die thans in 1902 nog in 
den Haag leeft met drie kinderen. Hij zelf is slechts 
44 jaren oud geworden, 



198. PIETER ADEIAAN FRANCISCUS DE WIJS. 

Geb. 11 Sept. 1843 te Middelburg, Inges. 13 Aug. 
1860. Bev. tot Sted. Heel- en Vroedm. 24 Dec, 
1864 en 12 Mei 1865. 

De heer De Wijs, die later gehuwd is met Mej. 
PiiANKEEL, een Middelburgsche Dame, heeft na een uit- 
muntend levensgedrag en goede studiën, de School ver- 
laten en was toen het eenig kind van den heer A. P. 
De Wijs, een deftig, niet onbemiddeld man. Eene 
zwakke gezondheid en bezorgdheid wegens het sterven 
zijns broeders, waren oorzaak, dat hij langzamer stu- 
deerde dan velen deden. Dit was ook de oorzaak dat 
men hem afraadde zich te bekwamen voor Plattelands 
Heelmeester. Na een goed examen vestigde zich de 
heer De Wij9 te Middelburg en had het geluk, 
na eene wel is waar in den beginne weinig uit- 
gebreide praktijk, later zoo veel te meer bezigheden 
te erlangen vooral op verloskundig gebied en dat bij- 
zonder ten plattelande, en die praktijk neemt hij thans 
— Aug. 1902 - nog waar en heeft daarbij het geluk 
drie zonen in betrekkingen geplaatst te zien. Hij woont 
L. Noordstraat C 29. 

Hij heeft zich omstreeks 1864 hier neergezet en is 
een geruimen tijd de voornaamste Accoucheur geweest, 
de hulp der barenden, de hulp der Collega's. Het is 
goed, dat hij er de interne praktijk niet bij uitoefent en dat 
de komst van jonge Artsen, die allen de obstetrie uitoefe- 
nen, Dr. Bolle, J. J. B. v. Berlekom, Verheyden, Meijers, 
Hoorweg en Schotjte hem wat bevrijden van eene al te 
groote en al te vermoeiende praktijk; hij heeft ze niet 
noodig terwijl zijn drie zonen reeds goed carrière be- 
ginnen te maken. Ieder gunt hem het beste. Hij was 



212 



de eerste, die ons bekend maakte met de Batterij van 
Stöhrbr en vertoonde onder meer twee placenta's van 
één foetus. 



199. LEONARDUS MARINUS BERNHARDUS 

FERLEMAN. 

Geb. te Haamstede 3 Aug. 1843. Inges. 23 Aug. 
1860. Vertrokken in 1865. Overleden 1898 in 
Amerika. 

Deze 17-jarige knaap, goed opgevoed en goed onder- 
wezen was de zoon van den Geneesheer te Haamstede, 
den zeer geachten Ferleman, ons no. 78. Het was een 
alleraardigste jongen, vol uiterlijke bekoorlijkheden, doch 
niet bestand tegen de verleiding, zelfs niet tegen die 
eener kleine stad. Hij was aller vriend, doch hoe langer 
hij student bleef, hoe meer hij precies ging gelijken op 
een, des avonds ronddolend, Spaansch Estudiantino. 
Na vier jaren hier te zijn geweest, ging F. naar huis, 
zonder een examen te beproeven en besloot daarop tot 
varen naar de Indien, doch dit scheen zijn levensbe- 
schouwing niet te veranderen. Na varen en nog eens 
varen, besloot hij naar N.-Amerika te gaan en zich daar te 
vestigen. Toen was hij bedaarder en zoo mogelijk 
ernstiger geworden en een jaar of acht praktiseerde hij 
gelukkig en voordeelig en was inmiddels gehuwd. Daar 
veranderen de wetten in Amerika en men eischt een 
bewijs, dat men elders een graad had erlangd. De nog 
levende Lectoren, Fokker, Keijzer en ik konden hem 
een bewijs overzenden, dat hij vier jaren de School had 
bezocht en dat deze toevallig toen werd opgeheven. Het 
baatte niet; een examen was noodig en dat liep daar 
gelukkig zeer goed af, en na dien tijd praktiseerde 
onze Schouwenaar, goed van gedrag, opgeruimd als 
altijd, te Grand-Rapids, voorspoedig en voordeelig. Met 
zijne goed oppassende kinderen, stak hij een enkele 
maal den Oceaan over om in zijn geboorteplaats de 
duinen nog eens op te klimmen. Omstreeks 1898 is 
hij in Amerika overleden. Finis coronat opm\ maar 
beter ware het geweest, indien hij vroeger gedacht had 
aan die andere oude spreuk : Tu respice finem. 



213 

200. ADRIAAN CORNELIS DAMAN. 

Geb. te Middelburg 12 Maart 1838. Inges. 12 Aug. 
1861. Ontslagen 14 Sept. 1865. 

Kleinzoon van den heer Daman, dien ik vroeger heb 
vermeld als Nestor der Middelburgsche Chirurgen — 
zie blz. 18 — Zijn vader en ook zijn broeder waren 
Apothekers te Middelburg, steeds wonende in hetzelfde 
huis in de Krommeweele op den hoek van de Schut- 
tershofstraat. Hij was een stil jong mensch en zeer 
goed van gedrag maar niet voor studiën geschikt. Bij 
het examen van 1865 ware hij liefst tehuis gebleven. 
Hij heeft elders een betrekking gezocht en gevonden. 

201. JACOBUS EVERAARD NONHEBEL. 

Geb. 8 Dec. 1842. Inges. 12 Aug. 1861, toen wonende 
te Wemeldinge. De School verl. 29 Aug. 1862. 

Broeder van den later onder n°. 206 te vermelden 
leerling. Toen het hem bleek, dat de studie voor hem 
eene slechte keuze was, heeft hij de School verlaten, 
heeft elders met goed gevolg een ander beroep gezocht 
en woont thans te Leimuiden. 

202. JOHANNES JACOBUS PROVOOST. 

Geb. 4 Juni 1844. Inges. 10 Jan. 1862, toen wonende 
te Hoofdplaat. School verl. 16 Sept. 1865. 

Men vindt zijn naam tot 1865 bij de examens, maar 
altoos onderaan, eens bleef hij zelfs in zijn studiejaar 
zitten. In mijne aanteekenihgen staat vermeld, dat hij 
wegens minder goed gedrag de School verlaten heeft. 
Hij was geen Middelburger, doch naar ik meen uit 
Hulsterland; mij is niets van hem bekend. 

203. MARINUS GERNLER. 

Geb. te Middelburg 5 Maart 1844. Inges. 11 Aug. 
1862. School verl. 7 Sept. 1866. Leeft nog in 
1902. 

Deze Middelburgsche jongeling, uit fatsoenlijke bur- 
gerfamilie, is tot het eind der School gebleven en was 
altoos uitstekend van gedrag; zijn ontslag was dan ook 
met Certificaat n°. 1. 



214 

Bij het sluiten der School is Gerxler voor zijne studiën 
naar Amsterdam gegaan, doch de toen reeds zwaarder 
gemaakte examens deden hem van de studie der medi- 
cijnen afzien; zijne finantiën veroorloofden zulks. 

Te Middelburg teruggekeerd, huwde hij Mej. De 
Broekert en opende een zaak in koloniale waren. Na 
den dood zijner moeder en zuster heeft hij nog korten 
tijd in het moederlijk huis, Kinderdijk P 118, gewoond, 
doch is toen ambteloos gaan leven in de. door den heer 
D. Dronkers gebouwde Buitenplaats op den Vlissing- 
schen weg nabij Souburg en later op het dorp zelf in 
eene door hem gebouwde villa, waar hij kinderloos met 
zijn echtgenoote gezond en genoeglijk leeft. 

204. JOHAN CORNELIS MICHIEL BLANKERT. 

Geb. 16 Maart 1843 te Sluis. Inges. 11 Aug. 1862. 
School verlaten in 1865. 

Deze hoogst fatsoenlijke en zeer goed opgevoede jon- 
geling was de zoon van den Med. Doctor M. A. Blan- 
kert te Sluis, gepromoveerd in 1830, doch die zich 
weinig met praktijk ophield en dit was onnoodig, omdat 
hij bemiddeld was. De jonge Blankert was een schijn- 
baar opgewekte jongeling, die evenals Gernler zoo 
goed als tot het laatst op de School verbleef. Hij is 
toen te Sluis op zijn buitenplaats als grondeigenaar gaan 
wonen en is gehuwd met de eveneens bemiddelde 
dame Hennequin van daar. Dikwijls was hij later, ten- 
gevolge van zijn zenuwachtig gestel nu eens hier, dan 
eens daar. , Te Middelburg heeft hij gewoond Zuidzijde 
Dam G 34, op het Hofplein en woont thans op de Los- 
kade. — Zijne kinderen maken het uitstekend. 

205. JAN HEMERIJK TAK. 

Geb. 5 Juni 1845. Inges. 11 Aug. 1862. Ontsl. 
30 Aug. 1866 Overl. in 1868. 

Deze uitmuntende doch zwakke leerling was de zoon 
van den bij n°. 181 vermelden Ontvanger der Belas- 
tingen te Souburg. Goedaardig en door iedereen 
bemind, woonde hij nog het examen in 1865 bij, doch 
kort daarna ging hij al meer en meer sukkelen aan 
eene borstkwaal, namelijk longtering, waaraan echter 



215 

zijne moeder niet was gestorven. De Spirometer gaf 
2900 c. cM. hij eene lengte van 165. 

Vermoedelijk om hulp voor zijne ziekte te zoeken, 
is hij nog eenigen tijd te Amsterdam geweest doch is 
te Middelburg op de Heerengracht gestorven. 

206. DANIEL JACOBUS NONHEBEL. 

Geb. te Eist 10 Juni 1837. Inges. 3 Januari 1863. 
School verlaten 1865/1866. Overl. te Brussel 6 
Maart 1901, oud 64 jaren. 

Een merkwaardig jongmensch van 26 jaren, die reeds 
vier jaren student in de Theologie was geweest maar 
een afkeer had van Hebreeuwsch en van examens. 
Te Middelburg was hij ook geen Kamergeleerde maar 
oefende zich door Gymnastie en wandelen en het bij- 
wonen van bijeenkomsten en na te denken over ^Le 
saint emploi des dons, que les fidèles avaient remis dans 
ses mains paternelles." De Colleges hield hij echter 
trouw bij, vooral de Anatomische en Chirurgicale; bij de 
praktische Anatomie ontbrak hij nooit; was door zijn 
fijn prepareeren allen de baas, zoodat men hem den 
naam gaf van den ^Schik in de hand," dat is Secondant 
van den Lector De Man. 

. De School ging te niet en N. had het geluk Prosector 
te worden bij Prof. Berlin te Amsterdam, waar hij 
natuurlijk veel aan leerde. Het gingeenige jaren goed, 
doch toen, ik weet niet waarom, werd de band ver- 
broken en N. vestigde zich te Amsterdam als Masseur; 
zooals bekend, is daar geen examen voor noodig. Die 
loopbaan gelukte bij uitnemendheid en daarbij had hij het 
voorrecht eene bemiddelde Haarlemsche Dame te huwen, 
doch zijn echt bleef kinderloos, evenals later zijn tweede 
huwelijk. Hoe fraai echter alles gelukte, waren er toch 
twee zaken, die hem bedreigden, eerstens de voorbeelde- 
loos groote opgang van den veelkundigeren Doctor 
Mezger, dien hij zoo gaarne zijn concurrent noemde en 
tweedens zekere door de eenigszins naijverige faculteit 
opgewekte moeilijkheden, die hij voorzag, omdat hij op 
deurpost en visitekaartje het woord //Doctor" schreef en het 
recht daartoe enkel werd gesteund door een voor ƒ 125 uit 
Philadelphia ontboden Diploma. Dat het den sterken 
reusachtigen man als Masseur goed ging, is geen wonder; 



216 

zijne talenten om zich zelven voort te helpen, zijne 
taalkennis, zijn gezond en vlug uiterlijk, zijn schoone 
haardosch, die echter de zijne niet was, biologeerden velen. 

Onze Dam Ki« wilde evenwel hoogerop en ging zich 
vestigen in de hoofdstad van Zuid-Nederland. Te voren 
las ik in de //Etoile Beige" een bericht, waarin Brussel 
werd geluk gewenscht met de aanstaande komst van 
den bekenden Masseur //iin des plus grands Anatomistes 
de 1'Europe." 

Dat seinschot trof uitstekend doel. Zijn praktijk rees 
te Brussel al meer en meer, maar tevens ook zijn leven 
z/en Gentilhomme"; men verhaalde te Middelburg, dat 
zijn twee paarden met zilver waren gegalonneerd, en 
zóo verre bracht hij het, dat zelfs de Koning, die, ssooals 
bekend, door eene Malaria een weinig paretisch is ge- 
worden, langen tijd zijn familiare patiënt is geweest. 
Nonhebel verdiende en verteerde veel, doch zijne meer 
eenvoudige vrouw, die ik te Parijs leerde kennen, kon 
zich op den duur naar dat moderne leven niet schikken 
en op wettige wijze werd het haar toegestaan naar 
Haarlem terug te keeren en haar geld mede te nemen. 
Een paar malen moest de Rechter hem voorzichtigheid 
aanraden met zijne sterke vuisten, doch dit hinderde 
niet. Zijne finantiën waren door Mevrouw wel wat in 
orde gebracht en het verteer getemperd, doch in al dien 
eenvoud zag hij geen middel hooger te klimmen. //High 
Life" en //High Living Company" waren een beter middel 
en daarom volgde hij gaarne den raad op van zijne 
rijke Engelsche patiënten om in den //Season" naar 
London te komen. 

Onder zijne patiënten behoorde een lieve, maar naar 
het mij toescheen, toen ik haar te Middelburg sprak, 
niet hautaine dochter van een Generaal. Zij had Neu- 
ralgie van een paar vingers; Nonhebel herstelde haar 
spoedig door massage van een paar Rugwervels en die 
kuur werkte zóó uitstekend, dat patiënt en docter 
trouwden. Op den duur kon ook zij zijn levenswijs niet 
dragen, zoodat zij hem, zonder wettige scheiding ver- 
liet. Nonhebel vertelde mij in 1895, dat zij maar altoos 
door bij hare zuster in Duitschland woonde. 

Jaarlijks dus bezocht hij //The Season in London" en 
daar verdiende hij zooveel geld als hij maar wilde; al 
zijn patiënten waren menschen, die niets om geld gaven 
en die zijn minste taxe van anderhalf pond, veel te 



217 

laag vonden. Het duurde niet lang of eene der Ko- 
ninklijke Princessen werd zijne hulpzoekende en zoozeer 
hielpen bem zijn vrienden, dat ze hem, volgens zijn zeggen, 
een honoris causa Med. Doctors diploma bezorgden, 
van de Universiteit van Glaskow. Er werd natuurlijk 
een boekje *On Medical Massage" verspreid, dat wij 
in onze Boekerij bezitten en dat aantoont, hoe gevaar- 
lijk verkeerde massage is en dat men buitengewone 
vingertoppen hebben moet en grondige kennis van de 
allerfijnste Zenuwdraden en van de meest verborgen 
Ljmphabanen. Er waren dan ook in dien tijd maar 
drie zulke mannen in Europa, Dr. Mezger te Parijs, 
een Masseur in Berlijn en de schrijver der brochure. 

Kwam N. dan in Brussel terug, dan was het groot 
leven en huizen bouwen, maar eindelijk, met langzamen 
doch zekeren tred kwam daar weer die spookachtige 
Nemesis, onder den vorm van Rheuma en Stijfheid en 
Kortheid van adem, zijn werken en reizen afbreken. 
Wij Medici weten het : er volgt Albumineuse Nierziekte 
en met al dien last der kwaal overleed Nonhebel in 
de Lentemaand van 1901. 

Of toen de aanstonds uit Duitschland teruggekeerde 
weduwe, met wie ik te Middelburg met genoegen heb 
kennis gemaakt — of de twee bevoorrechte Erfgenamen 
met de Dame, die zijn huisgezin deed, de Executeur, 
de Advocaat en de Scheidsrechter, behalve de huizen, 
nog volle Cornua-Copiae in den grond hebben gevonden, 
is mij onbekend. 

Het heeft hem wel gehinderd, dat koning Leopold 
hem had laten loopen en dat de Medische Autoriteiten 
hem niet wilden plaatsen op de lijst der Doctoren. Mij, 
ik voeg het als een Curiosum hierbij, bracht hij te 
Middelburg steeds eene visite, omdat hij, zooals hij ge- 
woon was te zeggen, aan mij al zijn voorspoed had te 
danken, waaronder hij natuurlijk niet verstond mijn 
persoon, maar .... de Anatomie. 

207. DIRK HENDRIK VAN DE KAMER. 

Geb. te Middelburg 4 Maart 1847. Inges. 8 Aug. 
1864. Op verzoek ontsl. 16 Sept. 1865. Leeft 
nog in 1902. 

Oudste ? zoon van den Apotheker op de Markt, over het 
Raadhuis, zelf oud-leerling der School. Ook hij verliet 



218 



de/ie, wel inziende dat de dreigende wetten hem het 
voortgaan op Heelkundig gebied zouden beletten, Hij 
verliet dim het vak, nam een Goud- en Zilverhandel 
over, Markt C n°. 1 ; stichtte daarna een zaak in fijn 
aardenwerk in den Langendelft en woont thans te 
Amsterdam. 

208. KORNELIS JOHANNES LETTE. 

O eb. te Nieuwerkerk op Schouwen 17 Sept. 1845. 
Inges. 8 Aug. 18(54. Ontel. 4 Sept. 1865 met Cert. 
n°. 1. Bevord. 11 Oct. 1872 tot Arts. Woont 
thans te de Bilt. 

Deze jonge man is gedurende den tijd zijner studies 
zoowel bij de Lectoren als bij het Bestuur steeds be- 
kend geweest als een leerzaam, kundig en oppassend 
mensch. Zijn vader was eveneens leerling der School ge- 
weest — zie n°. 94; — deze was in 1839 geadmitteerd, 
had zich te Nieuwerkerk gevestigd, doch is later naar 
Zwarte waal vertrokken. De zoon leerde bij zijn vader 
en bij Was te Oosterland en verkreeg dan ook een 
jaar afslag. 

Toen de School in 1866 ophield te bestaan, was 
Lette nog niet op de hoogte om zich voor een Artsexamen, 
dat in den aanvang zoovele moeilijkheden opleverde, te 
prepareeren, maar hij had te veel lust in de studie om 
den moed te verliezen. Zoo legde Lette zich eerst te 
huis een jaar op Wiskunde en zoo al meer toe. Daarop 
vond hij, met behulp van Prof. Tilanus gelegenheid te 
Amsterdam op eene Apotheek te komen. Na twee 
jaren en na nog wat lessen aan het Athenaeum te 
hebben gevolgd, stond de met negen kinderen geze- 
gende vader hem toe, op een eigen kamer te gaan 
wonen, teneinde zich geheel aan de studie te kunnen 
wijden. Dit had een gewenscht gevolg; in 1870 deed 
Lette zijn, toen nog niet, zooals thans in een l 8te en 
2 de deel gesplitst Natuurkundig examen en daarop volgde 
in Januari 1873 het Arts-examen. 

De ijverige man vestigde zich toen te Goedereede, 
eiland Flakké, door de Schelde van Schouwen geschei- 
den, en bleef er tot 1887. Zeer begeerig, ofschoon hij 
te Goedereede eene goede praktijk had, te wonen 
op eene plaats in de nabijheid eener Academiestad, 



219 

had dit ten gevolge, dat hij tot woonplaats de gemeente 
de Bilt, Provincie Utrecht koos. Ook d&ar vond hij 
een steeds toenemenden werkkring en geniet er van 
iedereen de welverdiende achting. 

Toen aldaar een Sanatorium voor zenuwlijders werd 
opgericht, verbond men hem daaraan, en daardoor kwam 
hij in aanraking met Prof. v. d. Lith en Doctor Van 
Deventer. Deze spoorden hem aan een gegronde studie 
te maken van psychiatrie, en zoodoende werd hij spe- 
cialiteit in dat moeilijke vak. 

Hij heeft een gezin : in 1896 studeerde reeds zijn 
17-jarige zoon voor Medicus. 

Boven, bl. 129 heb ik reeds op het bijzonder voor- 
recht gewezen, dat daar in zijn nabuurschap woont de 
80-jarige, zeer bekwame en hoogst conversabele heer 
F. Nagtglas, die lang in Zierikzee heeft gewoond. 

Nadat deze regels reeds waren gedrukt, moet ik er 
heden den 20 Aug., helaas bijvoegen, dat de brave 
Nagtglas op gisteren is overleden. 

209. JAN JACOBUS MATZINGER. 

Geb. 22 Dec. 1847. Inges. 8 Aug. 1864. Ontsl. 27 
Juli 1865. 

Deze jongeling, in Aug. 1864 ingeschreven, was de 
zoon van den heer F. C. Matzinger te Middelburg. Hij 
verliet echter de School in 1865, omdat er geene voor- 
uitzichten voor hem waren om arts te worden. Thans, 
in 1902, bestuurt hij een sigarenfabriek in de Segeer- 
straat te Middelburg. 

210. COENRAAD CORNELIS BEUMER 

HARDENBERG. 

Deze 30 April 1840 geb. en 8 Aug. 1864 inges- 
leerling, verkreeg den 10 Maart 1866 op zijn ver- 
zoek ontslag van de School. Het was een zeer soliede 
reeds 24-jarige jongeman, maar die de studie der Tele- 
grafie boven die der Heelkunde verkoos. Omstreeks 
1 Januari 1902 deed hij mij de eer eener visite aan. 
Hij was toen gepensionneerd Directeur, ongehuwd en 
rentenierende te Teteringen. 

Bij zijn vertrek ontving de heer Hardenberg Cert. 
n°. 1. 



220 



211. PIETER ADRIAAN PLATTEEUW. 

Geb. 13 Jan. 1849. Inges. 14 Jan. 1865 toen te Hoek 
woonachtig. Bev. tot Off. v. Gezondheid. 

Deze jongeling maakte in den korten tijd, dien hij 
in het laatste tijdperk der School heeft doorgebracht, 
den allerbesten indruk; hij had reeds eenige studiën te 
voren in Anatomie gemaakt. P. was uit Terneuzen of 
uit den omtrek hiervan afkomstig en was kleinzoon van 
A. Walraven, den bekwamen geneesheer van Hoek en 
later van Nieuw- en St. Joosland; van hem erfde hij 
lust voor natuur-studie, zooals de vele voorwerpen be- 
wijzen, die hij aan zijn grootvader en ook aan de Musea 
van Brussel en Middelburg heeft geschonken. Platteeuw 
is te Gent gaan studeeren en is, na op Belgische wijze 
op Theses gepromoveerd te zijn, den 23 November 1873 
in dienst getreden bij de Landmacht in O.-Indië en 
maakte daar groote promotie. In het Militair jaarboekje 
van 1883, bladz. 300, vind ik hem sedert 30 September 
1880 vermeld als l e klas of kapitein; in 1899 was hij 
te Samarang. In November 1899 werd hij met den 
rang van Luit.-Kolonel en als Dirigeerend Off. van 
Gezondheid te Soerabaja gepensionneerd. Omdat zijne 
kinderen daar wonen, is hij er ook gebleven, doch ik 
meen, dat hij in 1902, nog als privaat-Doctor en met 
groot vertrouwen daar praktiseert. Hij telt dan ook 
slechts 53 jaren! 

In Indië is Doctor Platteeuw lang in Siak geweest 
en doorstond d&ar heel wat moeilijkheden ; eens bv. 
bleef hij vijf uren boven een snellen stroom hangen 
aan een boomtak vóór men hem kon redden. 

Doctor Platteeuw was gehuwd met Mej. Hölscher 
uit Middelburg. Deze was eene dochter van den wijn- 
kooper P. Hölscher. 

212. LODEWIJK ADRIAAN PAUL VAN LISSA. 

Geb. te Middelburg 8 April 1847. Inges. 11 Sept. 
1865. De School verlaten begin 1866. Overl. in 
1895. 

Merkwaardig dat deze laatst ingeschrevene de zoon was 
van den allereersten leerling der School onder n°. 1 



221 

vermeld. Hij verliet de School, omdat deze ophield te 
bestaan. 

In 1898 schreef Doctor Van Lissa uit den Haag mij, 
dat zijn halve broeder Lodewïjk, eerst naar Japan is 
vertrokken. Later, in 1898, was hij houtkooper te Kam- 
pen. In 1895 stierf hij aan Carcinoom aan de onder- 
kaak. 



VERBETERING. 

Op blz. 119 van dit boek is gemeld dat de Rotter- 
damsche Doctor Broes van Dort te Zalt-Bommel had 
gewoond, dit moet Kuilenburg zijn. Treurig is het, 
dat er thans — Aug. 1902 — moet worden bijgevoegd, 
dat hij 31 Juli 11. is overleden. 

Bij vergissing is op bladz. 176 medegedeeld, dat de 
heer J. C. de Oude gepraktiseerd heeft te Hoedekens- 
kerke; dit moet zijn 's Heer Arendskerke, namelijk op 
het daartoe behoorende Nieuwdorp ; hij was er van 
1858 tot 1864, vóór dien tijd van 1856 tot 1858 te 
Domburg. In 1866 was hij nog kort te Hoogland bij 
Amersfoort en is, na examen in 1867, naar O. I. ver- 
trokken en in 1887 teruggekeerd. 

De heer Steenkamp, bladz. 182, is niet in het begin 
van zijn loopbaan te Kortgene gevestigd geweest, maar 
omstreeks 1877. 

Op bladz, 71 staat Medicien, lees : Medizin. 
Op bladz. 90 staat Sestermans, lees : Sistermans. 



NAAMREGISTER. 



Abeele, L. van den 
Alta, F. Canter 
Arends, A. M. 
Arends, D. A. 
Arens, H. J. . 
Augustijn, L. 

B. 



BUdi. 

102 
84 
95 
146 
114 
198 



Bakelgem, Van . . 13 

Bal, C. M 127 

Bal, J 74 

Batenburg, F. H. . 31, 44 

Bats, J. L. I. de . . 123 

Bats, I. C. O. de . . 210 

Bats, H. O. W. . . 175 

Becius, Mr. A. M. . . 12 

Bertel, G. J 185 

Bertel, L. H. F. f . 144 

Bertel, S. J 158 

Besluiten, Koninklijke 3 

Bestuur, Commissie van 7, 65 
Blankert, J. C. M. .214 

Blankert, J. W. . . 97 

Boogaert, L 96 

Boogaert, L. C. P.. . 189 

Borghsteijn, J. J. . . 113 

Borking, D 118 

Borking, G 87 

Bos, J. Q 101 

Bosch, Dr. R. B. v. d. 88 

Boudewijnse, J. C. . 109 

Bource, J. H. L. . . 135 

Bourdeau, J. J. . . . 94 

Boven, H. W. van . 150 



Bladz. 

Bresser, J. J. ... 9 
Broecke, Dr. J. C. van 

den 14 

Broecke, Dr. J. v. d. 104 

Broekert, A. de. . . 156 

Bruwaan, J. M. . . 158 

Bruijne, W. de . . . 199 

Buren, A. H. van . . 94 

Buijze, J. P. Noske . 170 

Bybau, M. J. ... 206 

C. 

Callenfels, W. C. . . 132 

Callenfels, Dr. H. W. . 13 

Collegium Chirurgicum 33 

Cornielje, J. H. . . 28 

D. 

Daalen, J. van . 19,27,48 

Dam, P. J. van. . . 209 
Daman, J. L. . . 11,18 

Daman, A. C. . . . 213 

Damme, Dr. M. H. . 120 

Danckaerts, A. C. . . 171 
Deinse, Dr. A. van 16, 18 

Deinse, Dr. C. . . . 77 

Dellwig, J. G. . . . 140 

Deijer, D 166 

Deijer, J. F. ... 143 

Deyer, L 89 

Dillié, J. W. Loysen . 183 

Dort, Dr. K. Broes van . 119 

Dort, W. L. van . . 82 

Douw, H. J. ... 105 

Douw, J. C. ... 194 



Bladz 

During, J. L. . . . 102 
During, Dr. J. P. . . 17 



E. 

Elsacker, J. A. van 
Ermerins, J. F. P. 
Kij baard, J. P . . 
Eij baard, L. J. . . 



91 
179 
139 
130 



P. 



Fauel, T 139 

Feen, Dr. G. B. C. van 

41 

142 

115 

212 

85 

57,71 

69,84 

204 

85 

8 

101 

158 

46 



der 

Ferleman, B. J. 
Ferleman, H. W. . 
Ferleman, L. M. B. 
Feyter, A. C. V. de 
Finantiën .... 
Fokker, Dr. A. A. 
Fokker, Prof. Dr. A. P 
Forsten, Dr. E. A. 
Forsten, Dr. J. A. 
Fraser, J. A. . . 
Fraser, J. J. . . 
Fruit, Chir. Maj. . 

G. 



Ganzel, P. . 
Gasthuis . . 
Geill, A. . . 
Gemmingen, C. F. C 

von . . . 
Gernler, M. . 
Geus, C. de . 
Gesquierre, Dr 
Gillissen, P. M 
Gillissen, P. J. 
Graaf, P. de . 
Graag, G. de 
Graag S. de . 
Graag Gz., S. de 
's Graeuwen, Dr P. 
Gutteling, P. W. . 



D 



106 

40 

172 

100 
213 
127 

13 

19 
104 
110 

77 
117 
188 

17 
100 



Mr 



H. 

Haartsen, D. . . 
Halffman, A. . . 
Haman A. A. J. . 
Haman, F. J. . . 
Hardenberg, C. C. B. 
Haringman, J. B. . 
Hector, J. . . . 
Heim, Jhr. Mr. van der 
Hendrikse, (tuinman) 
Hendrix, A. . . . 
Hendrix, S. J. . . 
Hennekeler, Dr. G. van 
Hennequin, H. M. 
Henry, H. B. Maal 
Heijstek, A. . . 
Hölscher, Dr. J. C 
Hoogendorp, J. C. 
Hoogkamer, Jac. 
Hoogkamer, J. . 
Hoogkamer, L. J. 
Hurgronje, Jhr. 
Snouck . . . 
Huijsmans, J. . 

J. 

Jane, C. H 

Jansen, W. J. . . . 
Janssen, J. M. . . . 
Johannissen, A. P. 
Jonge, Prof. Dr. Jhr. 

B. de 

Jonker, G. H. . . . 

K. 

Kabboord, J. ... 79 

Kamer; D. H. van de 217 

Keyzer, D. Y. . . . tö 

Klap, J 99 

Korteweg, A. . . . 112 

Krijger, M. J. . . . 80 
Kruidtuin .... 35, 69 

Kruseman, J. Polman 194 
Kruseman, . . . 

Kruijsse. J. D. . . . 143 



101 
177 
132 
138 
219 
161 
193 

6 

36 
164 
103 

67 
207 
153 
114 

15 
148 
115 
137 

95 

8 
173 



99 
162 
205 

83 

21 
176 



L. 



BUdz. 



Lahr, J. G. , . . 8, 10 
Lansberg, S. M. . . 126 
Lantsheer, mr. J. F. . 8 
Lectoren . . . . 13, 65 

Leerlingen . . . 56, 71 
Lente, P. ..... . 125 

Lepelaar, J. M. de . 12 

Lette, J. C 128 

Lette, K. J 218 

Leunis, A. C. . . . 201 
Leunis, L. H. . . . 103 
Ligny, P. M. de . . 67 
Linde, D. N. van der. 11 i 
Lindhout, J. C. . . 92 
Lissa, A. M. van. . . 210 
Lissa, L. A. P. van . 220 
Lissa, V. M. van . 70, 73 
Lokalen .... 33, 68 
Lurkus, M. J. . . . 91 
Lutter, J. B. ... 93 

M. 



Man, F. H. de 


. 154 


Man, J t de . . . 


19,24 


Man Dr. J. C. de . 


. 70 


Marchand, H. J. J. 


Le 80 


Marrée, Dr. L. J. 


. . 86 


Martin, Th. F. . 


. . 197 


Matzinger, J. J. 
Metz, S. D. . . 


. . 219 

. . 135 


Mosselman, J. M. '. 


EL . 142 


Muijen, C. A. P. ^ 


ran 141 


N. 






. . 90 




. . 137 


Nonhebel, D. J. 


. . 215 


Nonhebel, J. E. 


. . 213 


O. 




Onderwijs . . 
Oosten. P. van . 


. 44,68 

. . 87 


Opdorp, J. H. van 


. 61 



Bladz. 

Opdorp, P. E. H. van 156 
Opheffing der School 58, 72 

Oprichting der School 1, 62 

Os, S. van . . . . 196 
Oude, J. C. de . .176,221 

Oversluijs, J. van . . 74 

P. 

Paspoort van Grijps- 

kerke. jhr. mr. . . 9 

Pervoost L 166 

Pessers, Gebr, ... 40 

Peters, G. A. . . . 203 

Pichal, J 163 

Pienbroek, J. van . . 154 

Pienbroek, J. M. van 190 

Pienbroek, P. van . . 164 

Pienbroek, Th. van . 131 
Pieterse, J. J. . . 27, 83 

Pieterse, Z. K. . \ . 110 

Pinto J., 178 

Plankeel, J. C. . . . 207 

Platteeuw, P. A. . . 220 

Plugge, J. J. ... 177 

Praag, W S. ... 179 
\ Priester J. . . . 30, 50 

Prooyen, M. J. P. van 136 

Provoost, J. J. . . . 213 

Puijt, A. de . , . . 190 

Puijt, G. de . . . . 13 

Q. 

Quadekker, F. M. 

Westfaal . . . • 129 

Quakkelaar, P, . . . 136 

R. 

Ree. G. van .... 116 

Rhee, J. A. van . . 163 

Reepmaker, C. Henry 188 

Renier, P. . . . '. 75 

Renterghem, H. F. van 111 

Reuse, A. C. K. . . 122 

Reuse, L. P. ... 21 

Reuse, W. F. . . . 157 



Riel, J. van . . 
Riel, J. Kreft van 
Ripping, Dr. G. 
Ripping, Dr. H. 
Risch, P. A. 
Risseeuw, J. E. 
Rijssel, E. C. van 

S. 



Bladz. 
87 

76 

42 

17 

186 

159 

107 



Sanders, J. A. . . . 74 

Schietekatte, P. . . 36 

Schilham, A. ... 104 

Schippers, A. A. . . 108 

School, l 8t * .... 1 

School, 2 (, ° .... 62 

Schoonakker, J. . . 81 

Schouten, P. ... 89 

Schrieck, H. J. vanden 129 

Schultz, F. C. Stewart 149 

Schutter/E. E. Vleugels 200 

Schutter, G. H. Vleugels 168 

Serlé, G. 79 

Serverans, A. . . . 106 

Sistermans, P. J. . . 90 

Sivert, J. E. ... 85 

Snoep, J. P 1 07 % 

Snijders, Dr. C. J. .125 
Staal, Dr. J. P. . . 13 
Starp, J. van der . . 138 
Steenkamp, H. P. W. i 82, 22 1 
Steenberg, 0. H. J. . 169 
Stern, C. V. van Oosten- 
wijk 151 

Stewe, S. E. ... 121 

Stiggelbout, A. E. van 97 

T. 

Tak, J. Hemerijk . . 214 
Tak, A. H. H. S. de 

Jonge Hemerijk . . 200 



V. 

Vaane, J. M. . . 
Vassy, Dr R. de . 
Velde, J. F. van de 
Ven, G. G. van de 
Ven, J. J. van de . 
Verheeke, P. L. 
Vetten, N. G. Ernst 
Vis, C. P. ... 

Vis, M 

Visser, J. de. . . 
Visvliet, mr. M. Ph 

M. van 
Vleugels, H 

W. 

Waal, J. G. de . . . 
Walraven, A. . . . 

Was, C. P 

Was, F. P. J. . . . 

Was, J 

Was, J. Roeland . . 

Was, K 

Was, W. W. ... 
Watering, C. A. van de 
Watering, J. T. Roeland 

van de 

Werkhuis 

Wilde, A. de . . . 
Willis, J. M. van . . 
Wind, Dr S. Dobhelaer 

de 

Wisse, F. C. . . . 
Witte, A. de. . . , 
Wijs, P. A. F. de . . 



Bladz. 



98 
8 
101 
208 
113 
127 
162 
105 
210 
172 

8 
134 



201 
124 
198 
146 
93 
175 
182 
202 
181 

168 
37 
92 

110 

65 

19 
144 
211 



• l 



■«v2 



NIET IN DEN HANDEL. 



\ 



«é^A J. #« h^^ 



■Cts+ï W*V 



•> 



DE GENEESKUNDIGE SCHOOL TE MIDDELBURG. 



2' stuk. 






VOORWOORD. 



Door een verzuim aan het Ministerie begaan, mist 
men in den titel van het Kon. Besluit tot oprich- 
ting van Geneeskundige scholen de vermelding van 
Apothekers ; men vindt ze echter wel in den inhoud 
van dat besluit. De provincie Zeeland besloot dan ook, 
zeker op aandrang van de Prov. Geneesk. Commissie, 
in de hoofdstad hare op te richten School ook dienst- 
baar te maken voor aanstaande pharmaceuten. Dit 
viel niet moeilijk, omdat zij toch terrein voor een Hortus 
beschikbaar moest stellen en meende tevreden te kunnen 
zijn met het private laboratorium van den aanstaanden 
Lector. Doordat deze ook aan de heelkundige leerlingen 
eenige lessen geven moest, kon men daardoor zijn salaris 
op / 400 brengen, terwijl de Lector, later Professor, 
voor Therapie f 500 zou krijgen, omdat deze bovendien 
alle 14 dagen eene les voor allen geven moest in Zoölogie. 
Men behoefde den Lector slechts eene jaarlijksche 
bijdrage te verleenen voor scheikundige praeparaten. 

Alles werd dan ook op eenvoudige wijze tot stand 
gebracht, zeer zuinig maar ook zeer onvolkomen, doch 
de Prov. Geneesk. Commissie die met het eindexamen 
belast was, schonk er haar goedkeuring aan en van haar 



hing at de admissie, die echter slechte voor ééne pro- 
vincie geldend was. De Lector Pkiestër, die in alle 
commissiën zitting had, was zoodoende een Factotum. 
Al te eenvoudig was echter het private laboratorium 
van Priestbk in de Korte Singelstraat en het gemis 
aan vollediger inrichtingen, zóoals men die b. v. in de 
steden Amsterdam en Deventer aantrof, was dan ook 
de oorzaak dat onze apothekers te Vlissingen, te Goes, 
te Zierikzee, voortgingen met leerlingen te vormen, die 
dikwerf bleken de bekwaamste te zijn en zich dan ook 
slechts naar Middelburg begaven, niet om den twee- 
jarigen cursus te volgen, doch om korten tijd gebruik 
te maken van den Hortus, van de Simplicie-kast en van 
eenige privaatlessen. 

Er werd weinig voor de toelating tot de School ge- 
vorderd ; liet was dan ook een goede verbetering dat 
men onderwijs in het Latiin verordende en daarvoor 
eenig geld liet betale 
bij vele leerlingen al 

De Prov. School 
eenige verbetering p 
gemaakt van een te 
gericht gedeelte, ble 
schikt alleen naar Li; 
men er en, alsof de 
zag men er Mesembi 
Canna, Rhus toxicode 

Bij de stedelijke se 
in functie, doch na z 
den heer De Lignï t 
gebouw van Van de 
het Zeeuwsch Genooi 



en een laboratorium, doch alles op bekrompen schaal; 
het gebouwtje had vroeger gediend voor teekenschool. 
Het onderwijs in Physica, dat vroeger bestond in eenige 
bij de pharmacie ingevlochte, zeer primitieve mede- 
deelingen, werd nu, evenals de Botanie, toevertrouwd aan 
Dr. tan Hennekeler en de Zoölogie aan een Leeraar 
der R. H. Burgerschool, doch dit laatste slechts op het 
eindtijdperk der School. Daar evenwel de Prov. Com- 
missie noch naar microscopie vroeg noch naar natuur- 
of dierkunde, was de lust voor die vakken zeer gering. 
Menig leerling, vooral van de eerste School, heeft er 
dan ook later over geklaagd, dat zijn onderwijs in die 
vakken, als ook in de nieuwere scheikunde, vooral in 
de organische en in de zoogenaamde expertise, veel te 
gering is geweest. Men beoogde slechts practische 
apothekers te vormen en dat doel bereikte men, omdat, 
behalve het onderwijs aan de School, elke pharma- 
ceut jarenlang aan de eene of andere apotheek werd 
opgeleid. 

Botanische wandelingen, altoos aan den Hortulanus 
C. Schietekatte overgelaten, waren ook maar zeldzaam. 

Bij het oprichten der School hoopte men te voorzien 
in de l>ehoefte aan apothekers op het platteland ; dat 
is mislukt. Het aantal apotheken nam sterk toe, maar 
men was verplicht in de, ook al niet groote, steden te 
blijven, omdat de School evenzeer een groot aantal 
plattelands-heelmeesters vormde en deze, ofschoon geen 
apothekers zijnde, hadden bijna allen een eigen apotheek. 
In 1824 vond men in gansch Zeeland 33 apothekers, 
in 1844 reeds 54 en in 1805 zelfs 60. Thans is, ten- 
gevolge van de staatsexamens, het aantal — in 1903 
— weder gedaald tot 23. 



▼I — 

Dat het doel om ook op de dorpen apotheken te zien 
verrijzen slechts zeer korten tijd scheen te zijn be- 
reikt, blijkt uit de volgende cijfers. 

In 1824 waren er in plaatsen kleiner dan Goes, als 
Hulst, Sluis, Tholen, Veere, Groede 5, in 1865 11 
apothekers te vinden en thans in 1902 slechts 2 of 3. 

Het aantal pharmaceuten, weldra op te geven, komt 
niet overeen met dat op bl. 71 van mijn eerste stukje. 
De oorzaak is, dat de van vak veranderden op de be- 
schikbare lijsten nu eens medegeteld zijn en dan weer 
niet. 

Niets was bij de leerlingen zóó gevreesd als het zooge- 
naamde Torentje, de plaats van het eindexamen. Het is 
de oude toren in den Noordoostelij ken hoek van het 
Abdijplein. Langs een oude steenen trap klom men weleer 
naar de Rekenkamer van Zeeland, zóóals men nog boven 
de poort lezen kan. Links lag dan de woning van den 
bode Swemer en rechts lagen de twee kamers van de 
vroegere Prov. Geneesk. Commissie. Zij zijn later nog 
lang in gebruik geweest bij den tegenwoordig afgeschaften 
Geneeskundigen Raad. Deze heeft later vergaderd in 
het huis r/ Vlissingen" en de vroegere kamers hebben 
eene andere bestemming erlangd. Fantome en Simplicie- 
kast, de archieven der School, evenals de aan de stad 
behoord hebbende plaatwerken worden nog te Middel- 
burg bewaard, maar de eigendommen van den Genees- 
kundigen Raad ongelukkig niet meer. 

Ik ga er nu toe over om, evenals in het eerste stukje, 
eene korte biografie van de leerlingen te geven, onnoodig 
te zeggen, dat ik wel weet hoe gering de waarde 
hiervan is ; ik doe het om aan enkele verzoeken te 



— vn 

voldoen en om de geschiedenis der School een weinig 
vollediger te maken. 

Het vignet op het titelblad vertoont een apotheker 
van omstreeks 1650. Het prentje is ontleend aan het 
bekende werkje van Abraham de St. Clara en is een 
copie van dat door Jan Luijken (1H49 — 1712) vervaardigd. 
Ware het eene echte Hollandsche afbeelding, dan zou 
men wel de luifel niet missen. De man ziet er anders 
uit dan de chemisten van thans of de nette huidige 
apothecaressen, die de medicijnen gereedmaken en 
afleveren. Men ziet er evenwel den aiouden laurier- 
boom in een fraaien bloempot voor het venster, den 
vertegenwoordiger van het Oleum Lauri tegen de jicht 
en van de laurierbladen voor het te braden rundvleesch 
en voor de augurk j es ! 



Korte Biografiën der Pharmaceutische Leerlingen van 

de Geneeskundige School te Middelburg, ingeschreven 

sedert December 1824 tot 1866. 



1. JOZIAS THOMAS JACOB NOORTIIOEK. 

Geboren te Middelburg 18 Juli 180(>. Ingeschreven 
29 Nov. 1824. Overleden 31 Maart 184(J. 

De naam Noorthoek is nu juist geen aanlokkende 
om eene inrichting mede te beginnen. De Noordhoek 
zelf, waaruit misschien eenmaal des jongelings voor- 
vaders afstamden, is wellicht het gehucht van dien naam 
nabij Bergen op Zoom en die naam duidt zeker niet 
aan, dat het een zonnig plekje was, waar men levenslust 
kon inademen. De Lector Priester zal ook toen wel 
begrepen hebben, dat het goed is om zelf boven aan 
een lijst te teekenen, schreef dan ook zijn eigen leerling 
maar het eerst in, nog een maand voor dat de School 
werd geopend. Noorthoek was toen 18 jaren oud en 
het zal hem ook wel niet aan ijver hebben ontbroken; 
bij Priester en in diens laboratorium, hoe primi- 
tief ook, vond hij ruimschoots gelegenheid zich te 
bekwamen, maar hij miste elke goede opleiding voor 
een wetenschappelijk leven omdat zijne ouders behoeftig 
waren. Zijne studies werden bovendien nog onderbroken 
omdat hij in militairen dienst moest gaan en geen geld 
bijeen was te brengen voor een, toen nog goedkoopen 
remplacant. Hij nam dan ook zijn ontslag in 1833. 

Zijne echtgenoote was Maria Louisa Schade, die 12 
Febr. 1844 overleed. Zij woonden toen op de Spuibrug F 79. 

Noorthoek heeft geen examen gedaan maar hij 
bleef toch bediende bij den heer Priester. De stille 



man was iemand, op wien de patroon rekenen kon, 
iemand, die fatsoenlijk leefde en gelukkig getrouwd was. 
Maar er was toch iets, dat hem hinderde. Was het 
de gedachte dat hij, die onbemiddeld was, het nooit 
verder zou kunnen sturen dan apothekersbediende, 
terwijl hij anderen, en ook Priesters zoon, vooruit zag 
gaan — was het de somberheid van de straat en van 
het huis, dat naar ik meen van Priesters voor- 
ganger, Koster, dagteekende — de Korte Singelstraat 
immers w r as somber en buiten veel verkeer — of was 
het de druk van zijn gezin of het doordringend, alziend 
oog van zijn patroon, ik kan het niet beslissen, doch 
voor zijn levenszatheid pleitte het, dat hij zich uit zijn 
apotheek eens een melange gereed maakte van sublimaat 
en opium. Die beide, in werking wel wat tegenstrijdige 
vergiften bezorgden hem slechts eene ziekte. Er schuilde 
echter iets ernstigs achter, want eenige jaren later, in 
1846, vond men zijn lijk in het water bij de heul van 
den huidigen Tramsingel. Hij woonde toen buiten de 
poort ; aan glibberigheid van den weg kon men het 
ongeluk niet toeschrijven. 

Het was een treurig einde voor den eersten leerling 
der School. 

2. JOHANNES FRANCISCUS VOGELVANGER. 

Geb. 9 Jan. 1808 waarschijnlijk in den Bosch. Ing. 
14 Dec. 1824. School verlaten in 1828. Bevorderd 
9 Mei 1833. Overleden te Leiden 1 Febr. 1864. 

Deze jonge man woonde bij zijn vader in de Lange 
Singelstraat niet ver van de apotheek van Priester, 
zoodat hij zich daar wel practisch zal hebben geoefend. 
De 16-jarige knaap had tot vader den heer G. G. 
Vogelvanger, die in 1806 nog te 's Bosch woonde 
maar naar Middelburg is verhuisd om daar het baantje 
van secretaris bij de Rekenkamer der Bat. Republiek 
waar te nemen. Hij overleed te Middelburg 12 Mei 
1838 als Hoofd-Inspecteur der belastingen. Vogel- 
vanger behoorde tot het R. K. Kerkgenootschap 
doch had weinig over voor zijne plichten omtrent 
de kerk. Zijn echtgenoote was Elisabeth Mechelina 
Kamerling. Tot zijne andere zonen behoorde één, die 
advocaat te Middelburg werd en betrekkelijk jong over- 



3 

leed en een andere, de bekende zeer gefortuneerde 
doctor te Hulst, iu zijn leven lid der Prov. Staten, 
van den voormaligen Geneesk. Raad, groot land-oeco- 
noom en grondvester van de spoorlijn Neuzen — Mechelen. 
Hij overleed tot aller spijt te Hulst den f> Maart 1873. 
Zijn zoon volgt zijne voetsporen als groot landeige- 
naar. 

Onze Johannes, die in 1828 de School verliet en in 
1833 geadmitteerd werd, deed misschien een tweede 
examen in Holland, althans hij heeft onze stad verlaten 
omdat zich eene goede gelegenheid voordeed om tot 
apotheker benoemd te worden van het toen ter tijde 
nog uiterst primitieve Nosocomium op de Oude Vest te 
Leiden. Hij verkreeg inderdaad dien post, en ging op 
de Mare wonen. Ik vond hem daar dan ook in mijn 
eigen studiejaren en verklaar volgaarne, dat de goede 
en bekwame man bij professoren en studenten zeer was 
gezien. Vogelvaxger heeft in 1849 ontslag van zijne 
betrekking aangevraagd, en zich daarna als apotheker 
op de Mare gevestigd. Na zijn overlijden heeft de 
wed tot 1872 de zaak voortgezet met behulp van een 
provisor. 

Hij liet een zoon en drie dochters na. De zoon kon 
de opvolger zijns vaders niet worden, en heeft slechts 
korten tijd als bediende bij de militaire apotheek ge- 
werkt. Daar dit niet vlotte, heeft hij een winkel 
opgezet in tabak, daarna een hoofd-depot, doch alles 
zonder gunstig gevolg. 

Van de drie dochters die apotheker Vogelvanger heeft 
nagelaten is éene overleden, een tweede is door 
zenuwlijden ongeschikt voor het maatschappelijk leven. 
De derde is in een huishoudelijke betrekking te 
Leiden. 

3. DANIEL MARINUS VAN DEINSE. 

Geb. te Middelb. 1 Oct. 1804. Inges. 14 Dec. 1824. 
School verl. 1826. Bev. 31 Mei 182G en 4 Juni 
1830. Overl. in den Haag 1858. 

Indien het geene Protestanten waren geweest die 
weleer Vlaanderen om den geloove verlieten, dan zou 
het plaatsje Deinse er zeker trotsch op zijn, dat de 



naam zijner vroegere emigranten nog in grooten getale, 
als bloeiende madeliefjes, Holland en Zeeland, ja Oost 
en West bewonen en verlevendigen. 

Onze Martnus was éen der tien zonen van den 
Middelburger predikant Anthony, Noordstraat L. 126, 
die, ofschoon onbemiddeld, maar gehuwd met de schran- 
dere Sara, dochter van den kundigen* chirurg J. de 
Pcyt, de kunst heeft verstaan om al die zonen en een 
zestal dochters bovendien een goede stelling in de 
maatschappij te bezorger. 

De predikant was praeceptor aan de Latijnsche school 
en even als vele zijner levenslustige en zeer begaafde 
broeders, doorliep ook Marinus die inrichting, en kwam 
daarna goed beslagen, 20 jaren oud, op de Geneesk. 
School. Daar studeerde hij uitmuntend en ik vermoed, 
dat hij veel zal hebben geleerd in de apotheek van 
zijn eveneens bekwamen oom, G. de Puyt, een drukke 
pharmacie, de Olifant genaamd, die na den brand van 
1857 is verdwenen. 

Ik weet niet te zeggen aan welk buitenkansje Van 
Deinse het te danken had, dat hij zich in den Haag 
kon vestigen. Hij nam er namelijk over de zeer gere- 
nommeerde zaak, gelegen op den hoek van het Hal- 
straatje en Buitenhof, die nog bestaat. 

Hoewel bloeiend werd zij nog bevorderd door de 
kunde en tact van onzen Middelburger. Mijn vriend, 
de latere hoogleeraar Evers, verklaarde mij eens veel 
van Van Deinse te hebben geleerd en tevens dat de goede 
naam der affaire zoo groot was, dat men er — het 
was in 1840 — voortdurend pillen klaarmaakte voor een 
lid der Oostenrijksche keizersfamilie te Weenen, dat aan 
vallende ziekte leed. 

Van Deinse, die in 1830 een nieuw examen in den 
Haag heeft moeten afleggen, had veel privaatlessen 
en vele leerling-bedienden en wel voornamelijk uit 
Zeeland. 

In het Tijdschr. v. Geneesk., 1858, wordt 's mans 
overlijden vermeld. Bij zijne weduwe werd toen provisor, 
de in 1862 toegelaten Lehman de Lehnsfeld, zie n°. 122. 

Na het overlijden van dien provisor is de zaak ver- 
kocht en heeft zich in hetzelfde huis gevestigd de heer 
Snabilié, bekend door zijn overgroot aantal depots! Ook 
deze is reeds lang overleden. 



Een neef van den heer Van Deinse was de apotheker 
Jan v. Deinse, die te Middelburg van 1847 tot omstreeks 
1870 gevestigd is geweest in de apotheek van Van* 
Bakklgem in de Lange Delft, en die nog al opspraak 
heeft gemaakt. Hij is echter geen leerling der School 
geweest. Men meende algemeen, dat die zaak aan den 
daar werkzainen Muntendam, of aan den ouden beproef- 
den bediende Stades — onze nos. H7 en 21 — zou 
overgaan. Bakelgem deed echter zijn apotheek in liet 
geheim over aan genoemden J. A. P. van Deinse. 

Deze was kleinzoon van den Middelburgschen predi- 
kant Anthony en zoon van den president der rechtbank 
te Goes, die een tijdlang lid der Tweede kamer is ge- 
weest en nog een poos te Leiden heeft gewoond, doch 
weer naar Goes is teruggekeerd. Zijn zoon Jan had 
den naam en inderdaad de daad van zeer verstandig 
en knap te zijn, hij had te Goes en te Rotterdam geleerd 
en deed te Middelburg een zeer goed examen. De roep 
ging hem echter vooruit, dat hem de vereischte bedaard- 
heid voor apotheker ontbrak. Reeds op den eersten 
dag van zijn vestiging was het aantal recepten verbazend 
verminderd. 

Van Deinse deed een goed huwelijk aan de zacht- 
aardige, begaafde oudste dochter van den bemiddelden 
kantonrechter Muntendam. die tevens directeur was van 
het postkantoor en tot de Waalsche gemeente behoorde. 
Van Deinse kreeg een groot gezin, maar verloor zijn oud- 
sten zoon Theodoor te Kampen. Hoe bekwaam Van Deinse 
ook was, de clientèle verliep; mogelijk waren den Mid- 
delburgers zijn wit zijden hoed en zijn druk sociëteit- 
bezoek een doorn in 't oog. Daarbij was hij onvoor- 
zichtig op het punt van geldzaken, zoodat het in 
huis al meer en meer een zeer armoedig leven werd. 
Dit verbeterde niet toen zijn brave vrouw, mijne 
patiënte, aan kanker was gestorven. Nu werd goede 
raad duur. Van Deinse, die misschien nog eenig geld 
bijeen had kunnen krijgen, vertrok op zekeren zondag 
morgen met al zijn kinderen en zijne dienstbode naar 
Vlissingen, nam daar plaats op eene Amerikaansche boot, 
zijne kinderen onverzorgd naar huis terugsturende. Nie- 
mand wist waarheen hij was gegaan. De familie trok zich 
gelukkig het lot der kinderen aan. Het volgende jaar 
echter was Van Deinse in staat ze allen naar Amerika 



6 

te laten komen, slechts zijn oudste dochter, Loutse, 
verkoos bij hare grootmoeder de wed. Muntendam te 
blijven. 

Het ging Van Deinse te Albany èn als apotheker èn 
als doctor zeer goed, verkreeg er grooten naam, nog 
toegenomen toen hij zijn zoon Jan, die bij een spoor- 
wegongeluk was platgedrukt en door den doctor reeds 
als stervende was beschouwd, door hem te rollen, op 
de wijze zooals hij gewoon was met een pleistermassa 
(e doen, geheel deed herstellen. 

Van Deinse is in Amerika, waar ook, meen ik, een 
broeder van hem woonde, met de hem vergezellende 
juffrouw getrouwd. Hij heeft het voorrecht gehad al 
zijn kinderen goed te kunnen plaatsen. Zijn gehuwde 
dochter, Marie, die nog eens in Nederland is geweest, 
is als door een wonder aan een grooten brand in den 
schouwburg te Brooklijn ontsnapt. Later is zij echter 
betrekkelijk jong overleden. 

4. CORNELIS MARTIN US AKKERMAN. 

Geb. te Middelburg 13 Maart 1808. Inges. 15 Dec. 
1824. Bev. 29 Juli 1836. Overl. 17 Nov. 1866. 

De studiën van dezen jongeling, wiens ouders tot 
den minder gegoeden stand behoorden en wienhetdan 
ook ontbroken heeft aan voldoende opleiding, zijn 
bovendien nog onderbroken geweest door dat hij voor 
zijn nommer in dienst moest gaan, omdat hij geen 
remplayant kon nemen. 

Akkerman was bediende bij den in de Brakstraat 
O 266, gevestigden apotheker J. Haringman, den vader 
van J. B. Haringman, den heelmeester te Middelburg. 
Na den dood van den apotheker huwde Akkerman de 
weduwe, zóo dat dus de latere chirurg zijn stiefzoon 
werd. De Haringmans zelven behoorden tot de uit 
Wester-Schouwen en Colijnsplaat afkomstige famielje, 
waarvan een lid Commandant is geworden van de Werf 
te Vlissingen en een ander Schout bij Nacht. Zeker 
heldenfeit van den laatsten is nog vereeuwigd door 
een bekende gravure. 

In 1837 en '38 was Akkerman provisor bij de weduwe 
en daarna werd hij, zooals reeds is gezegd, echtgenoot 



en opvolger. De apotheek was welbeklant, doch de 
clientèle bestond grootendeels uit landlieden en uit den 
werkenden stand, omdat de apotheek dicht hij de 
Veerschepoort lag en in de wijk der werklui, terwijl de 
naburige, duurdere apotheek van Priester met de meer 
gegoede klanten wegging. Dit was wel eenigszins 
hieraan te wijten, dat de apotheker H. den naam had 
van veel te praktiseeren en minder goede waar te 
leveren. Zij stond niet te best bij de faculteit aange- 
schreven, temeer daar Akkerman niet uitmuntte noch 
door geleerdheid noch door nauwkeurigheid in de 
apotheek. Een en ander, gepaard met geen ruimen 
geldbuidel, deed de zaak achteruitgaan. Akkehman 
intusschen was goed van gedrag en zelden van huis. 
Zijne stiefkinderen huwden; een kleindochter Mej. 
C. A. Zoeller is thans onderwijzeres te Middelburg. 

Akkerman had een eigen zoon, zie n°. 128. Deze 
zou zoo mogelijk apotheker en opvolger worden en 
ging daartoe als bediende naar Dordrecht. Ongelukkig 
werd deze door eene besmettelijke ziekte aangetast 
waaraan hij bezweek. Zijne moeder, die hem was 
gaan verplegen, stierf zeer kort daarop te Middelburg 
en spoedig daarna Akkerman zelf; de zaak hield 
daardoor op te bestaan. 

5. FRANCISCUS CORNELIS RENS. 

Geb. 21 Maart 1802. Inges. Dec. 1824. Vertrokken 
in 1826. 

Ook deze jongeling miste een goede opleiding en was 
onbemiddeld. Ik weet dat hij geen Middelburger van 
geboorte was en goed van gedrag, doch hij nam zijn 
ontslag. Ik heb niets van hem kunnen opsporen, dan 
dat hij als apothekersbediende naar Dokkum is gegaan. 

6. MARTINUS VAN DEN AREELE. 

Geb. te Middelburg 28 Maart 1804. Inges. 18 Dec. 

1824. Rev. 20 Juli 1827. Overl. Mei 1874. 1 

Den Abeele is een gehucht bij Middelburg. In 1370 } 

woonde er een rijk edelman van dien naam ; hij 
bracht, om gezondheidsredenen, zijn verblijf over naar 



— ■ — a ,. 



8 

Duiveland, waar hij nabij de zee een ander kasteel 
stichtte, waarvan thans niets meer over is, dan een 
steen op ons museum. Ik meen dat er ook nog een 
Abeele in Vlaanderen ligt, een van beide gaf zeker 
eens den geslachtsnaam aan de hand. 

Op het laatst der 18e eeuw woonde te Middelburg 
de directeur van het Chirurgijnsgilde Dignus van den 
Abeele. De waardigheid, in dien voornaam uitgedrukt, 
ging over op zoon en kleinzonen. De zoon, Lambertus, 
geadmitteerd in 1799, die zijne apotheek had in de 
Vlissingsche straat I 173, was wel geen man meer met 
een pruik, maar toch ouderwetsch van levenswijze, 
daarbij godsdienstig, eerlijk, stil en altoos bij zijn zaak, 
als hij niet ter kerke ging. Hij bemoeide zich zoo min 
met de Franschen als met de Engelschen, leefde zeer 
zuinig en ging op zijn meer dan 80ste jaar rentenieren 
op de Heerengracht M 35. Voor mij, die veel bij zijn 
zoon, den lateren chirurg aan huis kwam, was die 
apotheek een leerschool ; ik maakte er kennis met den 
pulvis sympatheticus van Kirby, de olie, waarin mei- 
kevers waren uitgetrokken, gedroogd menschenbloed en 
meer zulke oude middelen, waarvan ik later aan de 
-Academie nooit iets heb gehoord ! Ik bewonderde er 
het houten snijwerk, de keurig met geknipte papieren 
bekleede doosjes en door hem zelven geschilderde 
etiquetten, doch deze zag men ook in meer andere 
apotheken. Maar niets evenaarde 's mans stoïcynsche ge- 
latenheid, wanneer ik, als onbesuisde knaap, zulke 
etiquetten met mijn mouw uitveegde. Hij was dan ook 
een echte wijsgeer, altoos in de boeken verdiept en dat 
wel in diepzinnige, in Kant of Spinoza of in den Bijbel, 
altoos zoekende naar waarheid. Op zijn sterfbed bekende 
hij mij, zijn doctor, dat hij met al dat studeeren niets 
verder gekomen was. 

Dit verzekerde mij trouwens ook zijn ^eveneens altoos 
studeerende zoon Martinus, ofschoon deze zich nog beter 
bevond bij natuurkundige boeken ; meermalen vond ik 
hem lezende in het vroeger bekende werk met den titel 
Un million de Faits. Altoos was ook hij werkzaam en 
huiselijk en zag men hem zelden buiten de deur. Hij 
was nog eenvoudiger en zuiniger dan zijn vader, veelal 
zag men hem met een schortje voor en een Duitsch 
pijpje in den mond; eens heb ik hem dan ook aan 



9 

chronische tabakziekte behandeld. Hij is een jaar lang 
bij de mobiele Zeeuwsche Schutterij te VJissingen ge- 
weest, maar de dienst veranderde hein niet ; dat wekte 
gelukkig ook geen lust op naar alcoholica. 

Toen zijn vader de zaak aan hem overliet en zijne 
moeder reeds lang was overleden, huwde Martinus eene 
bij hem inwonende juffrouw uit Goes, die mij toescheen 
nog zuiniger te zijn dan hij. Abeele overleefde haar 
en is toen gehuwd met mej. Kwekkeboom, thans nog 
in leven, maar reeds voor de tweede keer weduwe ; 
haar laatste, in 1901 gestorven, man was de rustende 
hoofdonderwijzer M. de Mol. Zij bracht vroolijkheid 
in huis. 

Van den Abeele overleed aan hartzwakte en bloed- 
armoede met beginnende waterzucht, oud 70 jaren. 
De zaak werd opgeheven. 

In zijn tijd bestond er nog geen Afd. der Maatschappij 
voor Pharmacie, deze telde later in Zeeland reeds 24 
leden. In vorige tijden was er geen gezellig verkeer, alleen 
maakte een leesgezelschap hierop eene uitzondering. 

Als een bijzonderheid vermeld ik nog dat, volgens 
F. Nagtglas, twee leden dezer familie in de 16e eeuw 
ouderling der kerk waren. De godsdienstigheid zat er 
dus reeds vroegtijdig in. 

7. HÜIBERT DANIEL ERDEGAINGH. 

Geb. te Middelburg 27 Mei 1806. Inges. Dec. 1824. 
De School verl. Mei 1826. Bev. 17 Oct. 1828. 

In Middelburg sprak men zijn naam uit als Artegaat. 
Hij behoorde tot een deftige, niet onbemiddelde burger- 
familie, was evenals alle reeds vermelden zeer goed 
van gedrag, kwam ook niet al te jong op de School 
en verliet haar in Mei 1826 om te Dordrecht nos; een 
paar jaren te werken en te leeren. 

Toen E. zijn examen had gedaan, stichtte hij een 
zeer nette zaak in perceel 156 of er naast op de Rou- 
aansche kade, waar hij ongehuwd met zijn zuster woonde, 
en had er een kleine, nette clientèle. Hij was van 
1830 tot 1842 met 16 collega's, maar bleef niet lang 
apotheker; de zaak ging over aan den heer Koole, 
die in 1835 geëxamineerd was en in het jaarboekje 



10 



van 1842 reeds als gevestigd voorkomt. Deze kwam 
uit Zierikzee, had familie hier en bleef er tot zijn dood, 
20 Januari 1887. 

Onder de te Middelburg overledenen van 1842 tot 
1872 komt Erdegaingh niet voor: hij bezweek dus elders. 

8. ARIJ BLEES. 

«eb. 14 Sept. 1800. Inges. Dec. 1824. School verl. 
Juli 1820. Bev. 25 Sept. 182(>. 

De naam van Blees komt hier niet meer voor, doch 
in mijne jeugd heette zoo de binnen vader van het 
«asthuis ; deze was berucht, omdat onder zijn toezicht 
bijna alle praeparaten der Chirurgyns Oildekamer ver- 
dwenen zijn, voor zoover zij in de zakken der bezoekers 
konden geborgen worden. Ik vermoed dat onze Ary 
zijn nabestaande was, doch weet niets van zyn lotge- 
vallen en heb zijn naam nergens als gevestigd ontmoet. 

Blees telde reeds 24 jaar toen hij zich op de School 
begaf. 

Hij was geen geboren Middelburger. 

9. JAN DE KOSTER. 

«eb. te Vlissingen 30 Juli 1806. Inges. Dec. 1824. 
Bcv. 10 Juli 1828. Overl. omstreeks 1842—1843. 

Deze vlugge, beleefde jonge man, 18 jaren oud 
toen hij het begin der lessen bijwoonde, is zeker te 
Middelburg op een goede apotheek geweest, misschien 
bij Bresser of Priester en heeft zich uitstekend ge- 
dragen, en was een vroolijker jongeling dan b. v. 
V. d. Abeele, zie n°. fo\ Zijne ouders waren Jan de 
Koster en Maria Nesteling te Vlissingen. Hij engageerde 
zich met Mej. le Clercq, die op de Lange Burgt 
alhier woonde ; geen wonder dus dat de niet onbe- 
middelde man zich een zaak oprichtte daar vlak in de 
buurt, namelijk in perc. C 100; dat huis droeg weleer 
den naam van //Den Soeten Inval" en zal wel eens een 
suikerbakkerij zijn geweest. 

De Koster liet een nette apotheek maken, waarin alles 
even keurig was, doch veel minder ruim dan, b. v. de 
aloude zaak, die door Bresser bestuurd werd. Hij was 
zeer gezien door zijn kunde en voorkomendheid. Intus- 



11 

schen was de clientèle niet groot, omdat van zijn kant 
geen familie hier woonde en het getal van pharmaciën 
steeds toenam. 

Ofschoon gezond en zonder verkeerde levenswijze is 
De Koster echter niet oud geworden. Dat zoo vroeg 
zwaarlijvig worden scheen niet goed te zijn. Zijn echt 
was kinderloos en zijne vrouw, die hem nog vele jaren 
overleefde en weder de ouderlijke woning, een borstel - 
winkel had betrokken, deed de zaak over aan den 
heer De Jager, ons n°. 48. Hij zelf overleed aan een 
acute ziekte omstreeks 1843. 

10. HENDRIK DE JONGE. 

Geb. 28 Dec. 1804. Inges. Dec. 1824. De school 
verl. in 1826. 

Mij is niets van hem bekend, dan dat hij de School in 
1826 verliet en als apothekersleerling naar Rotterdam 
vertrok. Men weet, dat het reeds een prerogatief was 
bij een Prov. Commissie of bij een Clinische school 
als leerling ingeschreven te zijn. 

Ik heb zijn naam nergens ontmoet. 

11. PIETER LAGAAIJ. 

Geb. te Vlissingen, 6 Febr. 1808. Inges. Dec. 1824 
en leerling gebleven tot Juni 1829. Bev. Juli 1820. 

Het bleek al meer en meer, dat men ook te Vlis- 
singen het bestaan der School op prijs ging stellen, 
maar tevens bleek het, dat het bijwonen der lessen 
door leerlingen van elders niet zeer geregeld ging, 
als zij tenminste niet te Middelburg woonden. Men 
kende nog geen diligence, omnibus, barge, tram of 
spoor en moest zich, als men ten minste niet loopen 
wilde, laten overbrengen met den pietjes wagen, waar- 
voor men een Pietje of achtste rijksdaalder betaalde, 
mits de wagen vol was. 

De naam Lag aai j wijst alweder op vreemden oorsprong, 
doch bij Pieters geboorte waren zij inheemsen en zijn 
zachtjes aan een apothekersfamilie geworden. 

Ik heb Pieters vader gekend, den heer J. Lagaaij, 
die den 30 April 1807 apotheker werd en een zaak 
opende op den Steenenbeer te Vlissingen, die, daar 



12 

zij midden in de stad was gelegen, zeer in bloei toe- 
nam. Later is zijn zoon Pieter, die intusschen tot 
apotheker was bevorderd, bij hem in de zaak gekomen. 
Deze heeft na het overlijden van zijn vader tot omstreeks 
1882 de zaak aangehouden. Hij had geen opvolger; 
misschien lag de oorzaak daarvan in de toen zwaar 
geworden examens en in het groot aantal apotheken 
in die stad. 

In hetzelfde huis, waar de apotheek werd gehouden 
1 15a, woont thans nog de heer J. C. Lagaaij, die er 
een hanketwinkel houdt, dus alweder een soort van 
zoeten inval. 

Een kleinzoon van den ouden apotheker Lagaaij, 
was Adriaan, dien wij nog op het allerlaatste tijdperk 
der School als n°. 162 zullen vinden. 

Na het afleggen van het Staatsexamen, bleef deze 
echter in Rotterdam. 

In de gildelijst der Middelburgsche chirurgen wordt 
een Marinus Lagaaij vermeld; hij werd in 1667 tot 
het gilde toegelaten en werd deken; ook chirurg van 
den Nederduitschen Arme. Hij stierf in 1693. Toen 
was de familie dus reeds naar Zeeland gekomen. 

12. AREND FREDERIK HENRY. 

Geb. te Sluis 25 Mei 1807. Inges. Maart 1825. 
Bev. 13 Juli 1829. Overl. 21 December 1877 
te Zaandam. 

Wederom een uitheemsche naam, de familie schijnt 
van de Duitsche grenzen of uit Gelderland gekomen 
te zijn. 

Jan Frëderik Henry was predikant te Sluis en onze 
Arend was zijn zoon ; de dokter van Oostburg, Henry, 
was zijn halve broeder. Ik vermoed dat hij of bij zijn 
lateren oom G. de Puyt op de apotheek geweest is of 
bij Hibon, in de Korte Noordstraat L. 87. Dit was 
eene goede beklante zaak ; vóór de deur stond een 
walvisch met een man in zijn bek, doch later is die 
//Jonas in den Walvisch" naar het een of andere 
museum verhuisd, maar niet naar het Zeeuwsche. 

Hibon's apotheek ging eerst over aan M. Tak, na 
diens dood aan Henry, 



i 



IS 

Deze huwde mej. Dina Maria van Deinse, dochter 
van den predikant en werd daardoor neef van G. de 
Puyt die ook een beklante apotheek had. Evenals Hibon 
en zijn oom sloot hij zich aan bij het Waalsche kerkge- 
nootschap. Zijn huwelijk bezorgde hem vele nabestaan- 
den, maar de clientèle was verdeeld, doordat die van 
M. Tak was overgegaan aan den heer A. Tak. 

Henry, die eene flinke opleiding genoten had, was 
een ijverig, bekwaam en innemend man. De oudeheer 
Hibon had nog een schoonzoon gehad in den ook als 
apotheker gegradueerden drogist Aubry, die in den 
//Gaper" woonde. Het gevolg was, dat door de menigte 
van apotheken ook in Henry's buurt de vroegere drukte 
oneindig minder werd en dat deed kwaad, omdat geen 
der echtelieden geld bezat. 

De heer Henry had twee kinderen die goed terecht 
zijn gekomen : de oudste huwde den leeraar, Dr. G. 
van Hennekeler, die nog lector geworden is bij de 
School en van hunne kinderen is één bij de infanterie 
geweest, maar, jammer genoeg, spoedig overleden; de 
tweede, leerling der Polytechnische school, is ook goed 
geplaatst en de derde is gehuwd met den officier Btys. 
Henry's andere dochter, thans reeds overleden, is eerst 
gehuwd geweest met den stuurman Rochat en later 
met den heer S. A. Jeras. De heer Rochat, uit het 
eerste huwelijk gesproten, is thans rijksontvanger te 
IJzendijke. 

Mevrouw Henry is oud geworden en ten huize van 
haar dochter Hennekeler overleden. De zaak zelve is, 
na het afsterven van den heer Henry, nog voor korten 
tijd overgegaan aan den heer Kautz, zie n° 114, doch 
bestaat thans niet meer. 



13. MARINUS JOHANNES DHONT. 
Geb. 11 Sept. 1809. Inges. Sept. 1825. 

Ik meen dat deze een Schoondijkenaar was en heb 
er van dien naam in mijne jeugd gekend. In 1826r ver- 
liet hij reeds de School en onbestendig als hij was, 
heeft hij het vak verlaten. 



14 

14. CORNELIS ANNE SCHUTTER. 

(ieb. te Oosterland 22 Maart 1808. Inges. Oct. 1825. 
School verl. in 1826\ Bev. 7 Juli 1829. 

De heer Schitter is geboren te Oosterland, waar zijn 
vader (ierbrand Hendrik predikant was en tot echt- 
irenootc had Axthonetta Likxs. De laatste naam, dien 
we later nog vinden zullen bij de famielje Kok, was in 
Schouwen en Tholen van ouder tot ouder bekend. In 
de kerk te St. Maartensdijk leest men nog op een 
grafsteen hoe men dat geslacht heeft op prijs gesteld. 
Te Oosterland zijn twee medici Schutter bekend geweest, 
door mij elders vermeld ; zij waren kleinzonen van den 
predikant en te Oud-Beijerland heeft nog lang gewoond 
eene dochter van onzen apotheker, die haar vader niet 
op zijne latere reis naar Amerika is gevolgd maar bij 
haar grootvader den predikant is gebleven. Zij was later 
weduwe van Van der Hoop, te Oud Beijerland wonende. 

Onze Schutter had natuurlijk eene goede opleiding 
ontvangen. Zierikzee bezat toen nog een Latijnsehe 
School en uit den korten tijd, dien hij aan onze School 
doorbracht, moet ik besluiten, dat hij voornamelijk in 
Zierikzee zich had voorbereid. Vlijtig en kundig was 
hij zeker, w r ant de Prov. Commissie gaf hem het 
praedikaat van buitengewoon voldaan hebbende. Hij 
vestigde zich te Zierikzee en dat men daar zijn kunde 
waardeerde, blijkt uit zijne benoeming in de toenmalige 
Plaatselijke Geneesk. Commissie. Hij huwde er met 
Mej. Johanna Jac4t. 

De apotheek, die hem te beurt viel — hoek Dam 
en Meelstraat — was de lans: door Dirk van der Moer 
bestuurde en gunstig bekende. Schutter is er met 
veel succes in werkzaam geweest. Hij is toen vrij- 
willig uitgescheiden en de goed befaamde zaak werd 
aanstonds vervolgd door De Lepelaar en later door 
I. H. Ochtman en daarop door Joh. Bal, die 1 April 
1900 te Rotterdam overleed na een operatie voor keel- 
kanker. Thans wordt zij door diens zoon bestuurd. 

De bekwame Schutter heeft onder meer leerlingen 
ook als zoodanig gehad, van '4b' tot '47, zekere heer 
Marselis uit Amsterdam, die geen leerling onzer 
School was. 



IS 

Na zijn uittrede uit de apotheek is Schutter in 
qualiteit van dokter-apotheker naar Amerika verhuisd en 
het is hem daar goed gegaan; dit meldde mij zijn nabe- 
staande, de lieer \V. M. Kok te Oud Beijerland. 

Eigenaardig is het, dat twee apothekers, die 
dezelfde zaak te Zierikzee hadden bestuurd, Schutter 
en De Lepelaar, echter geruimen tijd na elkaar, met 
succes naar Amerika zijn verhuisd ; ook Bloppoel, De 
Lepelaar's zwager, is daar heen gegaan. Merkwaardig 
is het tevens, dat ik op bl. 107 van de Levensberichten 
van Zeeuwsche Medici reeds melding: heb kunnen maken 
van een rned. doctor Corxelis Liens te Zierikzee op 
het laatst der 16° eeuw. 

Over dezen doctor C. Liexs, die wel wat zonderling 
was en drost geworden is te St. Maartensdijk heeft 
Nagtglas een en ander verhaald in zijn »de Zeeuwen". 

15. DIRK PELLE. 

Geb. te Middelburg 26 Maart 1809. Inges. Oct. 1825. 
School verl. in 1829. Bev. 8 April '35. Overl. 23 
Juli 1835. Oud 26 jaren. 

Pelle verkreeg een diploma van buitengewoon be- 
kwaam. Uit de cijfers te oordeelen, mag men opmaken 
dat hij, misschien ten gevolge van zijn zwak gestel 
weinig haast maakte. Toch heeft hij zich gevestigd en 
wel op de Spuibrug, waar nu de heer Stades woont. 
Er was vroeger een zoogenaamd commensaal of eethuis. 
Pelle heeft er kort gewoond. Na zijn overlijden ging 
de zaak in 1836 over aan Stein. Zie n°. 33. Pelle's 
vader, Cornelts, was klerk op het registratiekantoor 
van den heer Macaré. 

Meer berucht was Pelle's broeder, die woonde op 
de Smallekade, hoek Kuiperspoort. Hij was magneti- 
seur en had veel te maken met Frederiks zie n°. 44 
en den geneesheer Van Opdorp. Ik heb tot mijn spijt 
in mijn eerste stukje blz. 62 van den laatsten gezegd, 
dat hij in Noord-Brabant overleden zou zijn: dit was 
niet zoo; Opdorp is wel degelijk te Arnemuiden gestor- 
ven. Wanneer men Opdorps boekje inziet, getiteld, 
//Onderzoekingen over den Aziatischen Braakloop, Breda 
1832", dan kan men lezen met welke schrille kleuren 



10 

zijn Somiiabule de komst der cholera te Middelburg 
heeft voorspeld : een man, die met de boot van Rot- 
terdam kwam, stuiptrekkend liggende op de kade en 
blauw van kleur. Men heeft zich vergist; de eerste 
cholera lijder — er zijn er maar zeer weinigen geweest — 
kwam met een zandschuit uit Rotterdam en stierf zeer 
kalm in het Gasthuis. Die er lust in heeft kan het 
lezen in //De Cholera in Zeeland" door J. C. v. d. Broecke 
en J. C. de Max, Middelburg 1850. 

De magnetiseur leefde tot voor weinige jaren: het 
Mesmerisme heeft hem dus niet verzwakt! 

16. JAN KEERS. 

Geb. 30 Sept. 1800. Inges. Dec. '25. School verla- 
ten in '27. 

Ik weet van dezen tot den minderen burgerstand 
behoord hebbenden jongeling niets, dan dat hij als 
bediende naar Utrecht is vertrokken. Ik heb in het 
jaarboekje van 1805 echter aldaar gevonden J. Keers, 
als drogist geadmitteerd in 1837, denkelijk wel onzen 
oud-leerliug. 

17. JAN SLOTEMAKER. 

Geb. te Rezooien 14 Mei 1800. Inges. Dec. 1825. 
Bev. 20 Oct. 1827. 

Wij moeten twee Slotemakers uit éen houden, die 
beiden zoons waren van Jan, die als predikant te 
Tholen woonde en van Maria Martina Wijnoxbergen. 
Ze waren in 1839 te Tholen gekomen, denkelijk uit 
Noord-Brabant. 

Pieter, geen leerling der school, maar ook apotheker 
werd in 1832 provisor te Goes, bleef er echter niet 
lang, omdat na volbracht examen de apotheek overging 
aan den zoon, den heer C. N. Crucqe; deze, misschien 
te levenslustig om in het stille Goes te blijven en nog 
vol Vlaamsen bloed wellicht, vertrok weldra naar 
O. Indië en overleed er. De zaak werd verkocht aan 
Van Asperen Vervenne. 

De andere zoon, onze Jan, vestigde zich te Zierikzee. 
Bij zijn admissie had hij reeds 27 jaren achter den rug. 



J 



17 

In '28 kocht hij de zaak op den hoek van de Schuit- 
haven en Mei kinark t en huwde Gesina Au da, dochter 
van notaris C. M. Sevenhitysen. 

Zijn opvolger was in '38/'39 Bloppoel, ons n a . 71. 
Later is de zaak veranderd in den bekenden boek- 
handel van P. de Looze. De heer P. D. de Vos uit 
Zierikzee deelde mij als bijzonderheid van dat huis 
mede, dat het in het begin der 18' eeuw de gewijde 
verzamelplaats was geweest van de volgelingen van 
den beruchten Pont i aan van Hattem en dat men 
tot voor een paar jaren op het koepelgewijs gemaakte 
plafond der achterkamer nog altoos zag de levensgroote 
afbeeldingen der vier Evangelisten met hunne symbolen. 

18. MARINUS VAN OS. 

Geb. te Vlissingen 15 Nov. 1796. Inges. Febr. 182t>\ 
School verl. in 1828. Bev. 17 Oct. 1828. 

De famieljenamen Os, Van Os, Van der Oscit en 
zóo meer wijzen op het dorp Osch in Noord-Brabant; 
de naamgenooten behooren tot verschillende kerkgenoot- 
schappen. Onze leerling, in de officieele lijsten ver- 
keerdelijk H. van Os geheeten, was, denk ik, lid van de 
Vlissingsche famielje, wier brandspuiten zóo beroemd 
waren, dat ze overal, in Rusland zelfs, werden aangeschaft. 

Van Os, die geen haast had, omdat hij bemiddeld 
was, telde reeds 32 jaar bij zijn promotie. 

Hij vestigde zich te Vlissingen in de Lange Walstraat 
I 172 en verwierf er eene gewone clientèle. De thans 
gesloopte zaak was die van den lateren heer Riemens, 
ons n ü . 104. 

Van Os wordt in het jaarboekje van 1858 het laatst 
als apotheker gemeld. 

19. HERMAN VAN HOEFLAKEN. 
Geb. 6 Febr. 1809. Inges. Feb. 1826. 

Hoeflaken verliet de School al heel spoedig, omdat hij 
militair moest worden. Later is hij van het vak afgezien. 

20. JAN CORNELIS FILEDT KOK. 

Geb. te Middelburg 7 of 11 Sept. 1810. Inges. Juli 
182G en voor de tweede maal in 1829. Bev. 23 
Oct. 1830. Overl. 28 Jan. 18Ü9. 

De Middelburgsche Koks zijn een apothekers familie 



18 

geworden, doch niet in Zeeland maar in Holland. Hun 
stamvader, voor zoo ver ik mij dat herinner, was de 
leerlooier op de Heeregracht te Middelburg, wiens zaak 
is overgegaan aan den heer Van Uije. Ik herinner mij 
verder den heer Jan Willem Kok, die woonde op de 
Zuidzijde van den Dam op het zoogenaamd Smalkaadje 
nabij de Kuiperspoort. Deze zeer nette en geachte man 
was de vader van Jan Cornelis en ambtenaar op het 
expeditiekantoor bij de Provinciale griffie. Een andere 
zoon van hem, ons n". 00, werd apotheker te Oud- 
Heierland en woont nog aldaar; een ander afstammeling 
is als apotheker te Delft gevestigd. 

Toevallig de Midd. couranten doorloopend, las ik er 
in, dat de weduwe van J. W. Kok, Mej. G. N. Liens, 
zijn dood berichtte op 4 Juli 1842. Zij meldde het 
den 7 ,n ; hij bereikte slechts 58 jaren. In de courant 
van Juli moest zij ook den dood vermelden van haar 
mans zuster Hélena Pieternella. Die sombere tijd werd 
nog verduisterd door eene bijna totale zoneclips. Den 
8 sten Juli '42 te Weenen zijnde zag ik daar in den 
vroegen morgen dat indrukmakend ïiatuurtooneel geheel 
totaal. In Nederland was ze niet totaal en daardoor 
zal wellicht thans geen enkel Nederlander over zijn, 
die dat schoone drama der natuur heeft gezien. 

De oudste zoon verkreeg bij den doop den famieljenaam 
van Filedt bij den zijnen ; ik ken er den oorsprong 
niet van. Een andere zoon — vermeld bij ons n°. 142 — 
nam den naam der moeder aan, te weten van de 
uitgestorven, eens in Zierikzee en Tholen vermaarde 
famielje Liens. Ik vermeldde reeds den doctor van 
1()14, den lateren Drost van St. Maartensdijk, in welks 
kerk men nog een grafschrift vindt in vers op hem 
gemaakt. Het wordt medegedeeld in de Zelaudia 
Illustrata. In den Navorscher van 1903, heeft de heer 
F. Galand nog iets over dat geslacht meegedeeld. 

Jan Gornelis was een oppassend leerling aan de 
school. Zijne studiën werden korten tijd onderbroken, 
waarschijnlijk omdat hij in 1828 leerling werd in de 
apotheek van Van der Grtjp te Zierikzee, waar zijn 
famielje woonde. In 1828 viel hij in de loting, doch 
was te kort. Toen hij een paar jaar later de gevorderde 
lengte bezat maar op het punt stond zijn examen te 
doen of reeds gedaan had, namelijk 23 Juli 1832, 



19 

kwam de revolutie te Brussel van 24 Aug. 1830 hem ter 
hulp, zoodat men hem plaatsen kon als militair apotheker. 
Toen volgde er een prettig leven ; de Zeeuwsen e schut- 
terij lag in het toenmaals welvarende land van Cadzand 
en vele officieren en officieren van gezondheid waren 
Zeeuwen. Ik herinner aan Pieterse, Van Riel, Le 
Marchand, alle medici uit Middelburg. 

Geruimen tijd bracht Kok door in het bij Rreskens 
gelegen, eens ter verdediging van den mond der Schelde 
gebouwde maar nu gesloopte fort Frederek Hendrik. 
Later werd hij overgeplaatst naar de volop van 
geëvacueerde zieken voorziene garnizoensinrichüng te 
Veere. In die toen vrij levendige plaats had hij het 
geluk kennis te maken met de dochter van den predikant 
Kaldenbach te Veere en haar te huwen. Die predikant- 
was verwant aan den predikant Van Wilt.es te Kapelle 
bij Goes en Kok werd daardoor familie van den doctor 
te Bleiswijk. Koks weduwe overleed eerst in 1902. 
Kort te voren wist zij zich nog alles uit Middelburg te 
herinneren. 

Kok heeft zich als apotheker, na den dienst te hebben 
verlaten, gevestigd te Schiedam en verkreeg daar een 
zeer goede zaak doch hij bereikte slechts 59 jaren. Zijn 
zoon J. A. Filedt Kok, is hem niet opgevolgd, doch 
heeft zich als apotheker gevestigd te Delft ; zijne 
admissie dagteekent van '65; in 1903 wordt hij 
daar nog vermeld. Nadat evenwel, na J. C. F. Koks 
dood, de zaak nog do<tr provisors was waargenomen 
heeft de kleinzoon de Heer Jan Cornelis Filedt Kok, 
de zoon van den Delftschen apotheker, het bestuur 
er van opgenomen. 

Aan dezen zoowel als aan den heer W. M. Kok 
ben ik vele inlichtingen verschuldigd. 

21. FRANQOIS JOHANNES STADES. 

Geb. te Middelburg 18 Oct. 1810. Inges. Oct. 182Ü. 
Bev. 26 Juli. 1831 Overl. 29 April 1891. 

Aan de Langedelft B 1 1 6 staat een van die als kasteel 
gebouwde huizen, die aan den tijd herinneren, toen men 
ook in de niet altoos te vertrouwen steden steenen 
huizen ging bouwen voor de rijke lui. De phantasie 
van den historieschrijver heeft er een tolhuis van gemaakt 



20 

en er een grooten waterstroom voorgespiegeld, zonder 
dat daar eenigen grond voor bestaat. In dat huis heeft 
Stades een groot deel zijns levens doorgebracht: het 
was de beklante zaak van Van Bakelgem en daar is 
hij de vertrouwde en getrouwe bediende gebleven tot 
den dood van Stein, ons n". 33 en het gaan rentenie- 
ren van zijn patroon hein gelegenheid gaf zelf een zaak 
te aanvaarden. 

De brave burgerjongen was de zoon van een kruidenier, 
hoek Hoogstraat en Vlissingsche straat ; zijn broeder, 
een timmerman met een talrijk gezin, was naar Amerika 
vertrokken en maakte het daar goed. Onze Stades bleef 
maar altoos bij Van Bakelgem, het Bestuurslid en een 
tijd lang den Secretaris van de School. Zijne studiën ston- 
den dus onder toezicht en waren uitstekend en zoo ook 
zijne levenswijs, zoodat de apotheek van den bejaarden 
patroon eigenlijk geheel op hem berustte. Toen dan 
ook Sïades zelf eene zaak op zich ging nemen, beloofden 
vele aanzienlijken hem de clientèle. Hij was inmiddels 
gehuwd met Mej. De Vlieger en verkreeg 4 kindereu, 
waarvan één hem is opgevolgd en een andere zoon 
leeraar is te Haarlem. — Toen Van Deinse de zaak 
van Van Bakelgem had overgenomen, bleven de recepten 
niet bij hem. 

Stades' apotheek, oorspronkelijk die van Pelle, was 
klein maar netjes en had den naam van zeer soliede 
te zijn. Nog staat er een van die sierlijke, maar thans 
nuttelooze mortieren van koper, met het randschrift 
1700. 

Stades heeft er eene stille, maar goede zaak gehad, 
was evenals zijne vrouw eenvoudig en zuinig, altoos bij 
zijn werk en zooveel de tijd het toeliet, ook te vinden 
voor kleine maatschappelijke postjes. 

Een tijd lang, van Juli '65 tot Mei '82, is Stades met 
het oog op mogelijke verandering door de aanstaande wet- 
ten geassocieerd geweest met zijn ongehuwden en inwo- 
nenden zoon. Doch al meer en meer ging zijn gezondheid 
achteruit ; er was iets sufs in hem te bespeuren en 
een eigenaardige Exophthalmus maakte hem nog ouder. 
Het had hem niet aan zorgen gefaald ; zijne vrouw 
stierf aan apoplexie, eene volwassen dochter aan 
zenuwlijden, maar ook zijn leeftijd herinnerde aan het 
eenige noodige #de rust". Daartoe besloot hij dan ook 



21 

in 1884. Op den lief gelegen Abeele, toenmaals 
door meerdere wandelaars bezocht dan nu, verkreeg 
hij huisvesting en overleed er zacht en kalm met ver- 
schijnselen van hersenverdooving, oud 81 jaren. 

22. JOHANNES JACOBUS BUCHEL. 

Geb. 10 Jan 1810. Inges. 10 Jan. 1827. De Schooi 
verl. in 1830. 

De lotgevallen van dit jongmensch zijn mij onbekend. 
Hij was geen geboren Middelburger of Goesenaar en 
is van betrekking veranderd. 

23. JOHANNES RUTH QUADEKKER. 

Geb. te Middelburg 27 April 1811. Inges. 27 April 
1827. School verl. in 1831. Bev. 23 Juli 1831. 
O verl. 4 Maart 1859. ? 

De vader van dezen woonde Heerengracht M 37, 
waar thans nog zijn broeder woont. Een andere broeder 
is geneeskundige te Arnemuiden. 

De oude heer Quadekker bezorgde plaatsvervangers; 
de mijne kostte in 1836 ruim /' 1300. 

Voor den stillen, goed oppassenden zoon werd een 
apotheek in de Lange viele, vlak over de Bedde wijk- 
straat gesticht. Dit was een keurige, ruime, nette en 
goed bediende zaak. Ofschoon geen enkele wet het 
toen gebood, waren reeds de drogerijen en verven af- 
zonderlijk geplaatst met een andere toonbank, zooals 
de wet dit thans voorschrijft. 

Onze jonge, vriendelijke man kreeg er veel te doen, 
huwde de bemiddelde juffrouw Staal, doch verkreeg 
geen nakroost. Zijn weduwe huwde later den heer J. 
vax Eyndhovex. 

Quadekker was zwak van gezondheid, ik zag hem 
onder mijne hulp langzaam aan longtering wegkwijnen. 
Hij staat in de naam wijzers opge teek end van 1841 tot 
1859. Zeer waarschijnlijk heeft hij vóór zijn vestiging 
alhier nog elders het provisorschap waargenomen. 

Zijn zaak is door den heer Hackenberg, ons n° 107 
overgenomen. 



22 

24. DIRK JOHANNES TIMMERS. 

Geb. 25 Juli 1810. Inges. 4 Aug. 1827. Is in 1830 
vervallen verklaard en geroyeerd. 

Timmers, een jongeling uit min gegoede ouders, is 
13 jaren drogist-bediende geweest in een zaak in de 
Langedelft. Later misschien wel 40 jaren lang, heeft 
hij een affaire in verf waren in de 's Gravenstaat be- 
stuurd ; thans vervolgt aldaar die zaak de weduwe 
van zijn zoon I. O. Timmers, geboren Bkuggemaxs. 

25. CORNELIS d' AGÉ. 

Gel). 18 Aug. 1810. Ing. 1827. Geroyeerd 1830, 
door eigendunkelijk wegblijven. 

Deze naam is in Zeeland onbekend. Cornelis is in 
1830 naar elders vertrokken zonder kennisgeving. Mij 
zijn zijn verdere lotgevallen onbekend. 

26. EL1AS TAK. 

Geb. 24 Febr. 1812. Inges. Febr. 1828. School 
verl. in 1832. Bev. 9 Juli 1832. Overl. waar- 
schijnlijk 22 Mei 1846. 

Behalve vele famieljes Tak ten plattelande, die allen 
hervormd zijn, kwamen in den tijd der Reformatie uit 
Vlaanderen twee famieljes van kooplui ; de eene stam 
was Calvinistisch of Zwingliaansch, de andere Doops- 
gezind ; de laatsten hadden te kampen met nijd der 
heerschende kerk en werden door het publiek vereen- 
zelvigd met Wederdoopers. Wel verre van elkander 
te haten werden de beide stammen allen toonbeelden 
van christelijke en burgerlijke deugden en vereenigden 
zich te Middelburg door huwelijken zóo uitsluitend onder 
elkander en met de doopsgezinde Fak Brouwers en De 
Wind's, dat er eindelijk een duidelijke degeneratie ont- 
stond. Hun ijver was groot iu alles, zoo ondernemend 
zelfs, dat men mij gezegd heeft, dat één hunner te 
Middelburg zeven groote zaken had. 

Thans zijn hier de De Wtnds, de Fak Brouwers, de 
Taks zeldzaam geworden. 



23 

f 

Zoo kwam ook, doch veel later, uit Ede op de 
Belgische grens voor de Franschen uitwijkende, de 
koopman Pieter Roeter Tak, naar wien nog heet de 
Ond-Minister Tak van Poortvuet. Hij heeft gewoond 
in het hedendaagsche verpleeghuis; dat in genoemd 
perceel vroeger rijke lui hebben gewoond, bewijzen de 
wapens van Pitte en V. d. Brande, nog aan den 
schoorsteenmantel der tegenwoordige keuken te vinden. 
Tak is in dat huis rijk en oud geworden ; te vier uur 
stond hij achter zijn lessenaar; zijne levenswijs was uiterst 
burgerlijk. De man had een groot gezin ; een zoon, een 
aanstaand medicus overleed te Leiden als student, twee 
of drie anderen werden bejaard, doch onder de overigen 
openbaarde zich tuberculose en kanker; de laatste ziekte 
kwam veel voor in de famielje zijner vrouw. 

De Taks hebben niet zooveel medici opgeleverd als 
de De Wixd's maar toch enkelen en ook apothekers. 
Zoo was ook de stille, zwakke Elias, Pieter Roeter 
Taks zoon, voor apotheker bestemd. De oude apotheek 
in de Korte Noordstraat met Jonas in de walvisch was 
zijn leerschool; daar woonde sedert 1828 de in '27 
bevorderde Marinus Tak Az., die geen leerling der 
School is geweest, een neef dus, doch dit duurde kort, 
omdat de teringachtige, hoogst nette man in '29 of 
'30 overleed. Toen moest de oude Hibon in 1830 met 
het toezicht worden belast, omdat Elias nog geen eind- 
examen had gedaan. Tak deed dat examen, maar 
opvolger in de zaak werd Henry, omdat onze Elias, 
ofschoon geëxamineerd, de apotheek liet varen en zwak 
als hij reeds was de ongemakken van een open winkel 
ontzag. Een andere broeder van hem, Pieter, mijn 
tijdgenoot, zou zijn vader zijn opgevolgd indemanufac- 
tuurzaak doch kreeg zooals gezegd longtering. Toen nam 
Elias de kautoorzaak en gesloten winkel over, maar voor 
zijne eigen gestel hielp het niets ; ook bij hem ontstond 
tering en al leefde hij met zijne vrouw, de doops- 
gezinde Juffrouw Fak Brouwer, nog lang zoo hygiënisch 
mogelijk in de Langedelft H 13, niets baatte. Na lang- 
durig sukkelen bezweek hij. 

Thans leeft nog in goede gezondheid zijne dochter 
in het huis waar eens de Lector Van Daalen had ge- 
leefd Noordstraat L 181. Een zoon van hem Mr. Roeter 
Tak overleed te Kampen. 



27. CORNELIS ZEEN. 
(iel.. H I>er. 1808. Ingea. Aug. 1828. 

Het is mij nie! gelukt iets te vernemen van dezen 
jongeling, die bij zijn komst reeds 20 jaren oud was. 
Hij verliet spoedig de School en nergens vond ik zijn 
iiiuuii. Alleen weet ik dat hij noch Ie Middelburg noch 
te Vlissingen is geboren. 

28. PIETER JOHANNES DE LEPELAAR, 

(Jeb. 25 Maart 1804. Inges. Aug. 1828. Ontst. in 
April 1820. Hev. 13 Juli 1831. 

Deze heer reeds 24 jaren oud toen hij werd inge- 
schreven was de broeder van den bekenden Middel- 
hiirgschen chirurg- Hij nam kamers op den Kinderdijk. 
Zijn leeftijd en zóo meer, bewezen dat er iels onbe- 
stemds in hem moet zijn geweest. Hij werd dan ook 
meer als een man beschouwd, dan als een leerling. 
Na zijne admissie vestigde hij zich, doch op lang na 
niet spoedig, namelijk omstreeks 1835 te Zierikzee, waar 
de zaak van Schutter, ons n°. 14, was open gekomen, 
doch hij bleef er niet en deed de apotheek omstreeks 
1838 over aan zijn zwager Hloppobi,, ons n". 71, zoodat 
hij in 1830 weer te Middelburg was. Hier kocht hij 
een paar huisjes aan de Lange Noordstraat L llö-llfi 
en richtte er een kleine apotheek op. Deze maakte 
minder indruk dan wel het maken zijner stoep. Als man 
van den nieuwen tijd, trachtte hij, in plaats van het 
dure, gewone arduin, er eene te maken van kunst-arduin; 
het. werd toen zeer aanbevolen maar alleen op papier; 
het was dan ook maar een soort papier. Lepelaar'» 
proef mislukte; zoo ook een andere met kunststeen 
en eindelijk gelukte het na lang tobben met asphalt, 
dat huis en straat met geuren vervulde. Hij hield het 
er uit tot ongeveer 1848 en trok toen naar Amerika, 
waarheen ook in 1849 zijn zwager vertrok. 

De Lepelaar was inmiddels gehuwd met Mej. De Wijs, 
weduwe' van een zoon van den lector Priester. Zij 
woont nu nog, hoog bejaard natuurlijk, als weduwe «p 



25 

een villa, keurig: en zonder zorgen aan den Veerschen 
Singel bij Middelburg, perc. S 61. Zij heeft geen kin- 
deren. Lepelaar heeft in Amerika goede zaken ge- 
maakt en is er aan eene slepende keelziekte overleden ; 
hij is niet oud geworden. Ook Bloppoel en zijne vrouw 
zijn daar overleden. 

In de zaak te Middelburg is toen de heer Van Dolder 
opgevolgd, ons n°. 76 ; later is die apotheek in een 
slagerij veranderd. 

Zijn broeder, de chirurg De Lepelaar, verloor zijn 
eenigen zoon en daardoor stierf de famielje hier uit, 
evenals het met den mannelijken stam der Priesters 
was gegaan. 

Er was, zooals ik zeide, iets onzekers en al te veel 
afwisselends in het doen en laten van den bekwamen 
en uitmuntend levenden man. Ik kan hier nog bij- 
voegen, dat hij van 1833 tot 1835 provisor geweest is 
in de zaak der weduwe Crucque te Goes. 

29. PIETER JOHANNISSEN. 

Geb. te Aardenburg 21 Febr. 1806. Inges. Aug. 1828 
en Dec. 1830. Bev. 2 Nov. 1830. Overl. 20 Ano. 
1877. 

De vader van dezen jongeling was timmerman te 
Aardenburg. Te Middelburg had hij naverwanten, bv. 
den heer Johannissen, bij de heelmeesters vermeld, die 
echter van beroep is veranderd, en later den nog bij 
den heer Nonhebel werkzamen Johannissen, een steun- 
pilaar van die apotheek. 

Te Goes ontving de innemende, beleefde jongeling 
zijne opleiding in de zaak van Steendijk of Hom art. 
Hij was anderhalf jaar op de School. Na zijne admissie 
vestigde hij zich te Goes in een zeer nette, uitmuntend 
gelegen apotheek over de Kerkstraat. Daar huwde hij 
met de Goesche juffrouw Sterk, later aan Nonhebel 
verwant, ons n°. 137. Johannissen heeft zoons nagela- 
ten, die zonder twijfel de beste herinnering aan hem 
zullen hebben, want hij had een beklante zaak en was 
een uitmuntend mensch, dien ik vele malen bezocht 
heb. Hij werd 71 jaren oud. 



26 

30. ADRIAAN TAK. 

Geb. te Middelburg 5 Juli 1810. Inges. Dec. 1828. 
Kev. 11) Juli 1833. Overl. 8 Febr. 1876. 

Uitmuntend van gedrag, van opvoeding en van oplei- 
ding was A. Tak, zoon van den gegoeden koopman 
Samiel en behoorde alzoo tot den doopsgezinden tak der 
Takken. Op den hoek der Reigerstraat in de Lange- 
delt't, dus op zeer goeden stand, staat een oud maar 
sterk huis, waarvan ik nog den houten gevel gekend 
heb. Men kan het afgebeeld zien op een zeldzaam 
wordende plaat, die de heeren van Middelburg voor- 
stelt, zooals zij in 1787 den dag na de plundering de 
stad doorwandelden om hun werk in oogenschouw te 
nemen. Tak kocht het huis na zijne promotie en met- 
selde er een nieuwen gevel voor, waarin de opvolger, 
Nonhebel, een grooten mortier heeft geplaatst. 

Hij had daar weldra een nette, zeer soliede clientèle, 
helaas tot nadeel van Hexry en anderen. Hij is er 
echter niet tot zijn dood gebleven; ik meen van 1838 
tot 18ti2. Ongehuwd, zonder zorgen en niet sterk van 
gestel deed hij zijne zaak over aan den heer Nonhkbkl, 
wiens zoon er nu nog woont en ging daarna nog eenige 
jaren ambteloos leven in gezelschap zijner nicht, Mej. 
P. Tak, Bierkaai G 206. 

31. PIERRE JEAN HERKLOTS. 

Geb. te Middelburg lf> Mei 1812. Inges. Aug. 1820. 
Rev. 22 Dec. 1834. Overl. 1808 of 18H9. 

In mijn jeugd behoorden de Herklotsex, die ook 
familie hadden in Rotterdam, en allen tot de waalsche 
kerk behoorden en dus zeker immigranten waren, tot 
een gezeten familie alhier. Wij vinden er 1°. den 
raadsheer, later schoonvader van dr. Fokker ; 2°. een 
deftig en bemiddeld ambtenaar, wiens huis tijdens mijne 
schooljaren in de Noordstraat C 4 stond, en die de 
eerste ,/groote glazen" had, maar die men thans klein 
zou heeten en 3°. den koopman GiiErjoiurs ; de laatste 
woonde in den eeuwenouden //Rooden Toren, die toen 



J 



27 

wel geen toren was, maar op het dak toch, uit lateren 
tijd, een gezelligen houten toren droeg. 

Op de Markt was de bekende oude apotheek van 
Bresser, die er slechts zetschipper was; de zaak, firma 
Tim uit Amsterdam, behoorde echter aan de famielje 
Herklots. Het was, zooals ik reeds gezegd heb, weleer 
een groote zaak ; de ruime apotheek had twee toon- 
banken, twee groote koperen mortieren — een er van is 
voor weinige jaren voor ƒ 500 verkocht — met de nooit 
ontbrekende schildpadden, reptiliën en zagen van zaag- 
visschen. Op stoep zag men het bakje met blauw sel, 
kruidnoot, foelie en //doodenkop" en aan het andere 
raam een houten Turk. Evenals de „ Jonas" van Hibon, 
de //olifant" van De Puyt, is ook hij naar elders ver- 
huisd; alleen //de Gaper" van Aubry bestaat nog, doch 
prijkt thans boven in den gevel. Op den ruimen 
zolder wijzen de groote laden en kassen u nog hoeveel 
er oudtijds voor een groote apotheek werd gevorderd. 
In 1902 is de zaak gesloten. 

Pierre is opgevoed met minstens drie zusters en 
drie broeders. Een neef van hem, Jan, gehuwd met 
Mej. Süzanna, werd zoöloog en conservator te Leiden; 
hij stierf evenals een andere broeder en, vergis ik mij 
niet, ook onze Pierre aan tering. Toen hij zijn radi- 
kaal verworven had, nam hij de zaak van Bresser over 
en bestuurde haar met goed gevolg. Herklots' echt met de 
oudste dochter van doctor Staal, Mej. Maria, bleef 
kinderloos. Zij was de eerste zieke in het Verpleeg- 
huis, opgericht 1 Januari 1898, en was er ook de eerste 
doode. 

Bresser en Herklots hadden vele leerlingen; ik 
noem op Pieterse, ons n°. 56, Van Bel n°. 62, Neder- 
veen n°. 134. 

Het was een net maar stil man, te stil misschien 
om op den duur zijn zaak te doen vooruitgaan. Hij 
overleed in 1868 of '69. Ik vond zijn naam als zelf- 
standig apotheker van 1839 tot '69. 

In mijn tijd was het aantal apotheken op of in de 
nabijheid van het Marktplein sterk toegenomen; men 
telde er Van de Kamer, Baert, Koster, Van der Hoek, 
Magielse, Van Lissa, Ripping en nog meer andere. 

Zijne wel wat excentrieke weduwe heb ik vele jaren 
achtereen als patiënte gehad, Singelstraat N 191. 



32. PIETER CORNELIS PRIESTER. 
<ieb. Ie Middelburg 1 Felir. 1814. Inges. Jan 1S3 
Ik'v. 7 Aug. 1834. Overl. 3 Aug. 18fi2. 

11 »■ 1 uur ! ook van liezen was het uiteinde niet zooa 
liet van een Priester behoort te zijn en als ouds 
zoon van den ijverigen Lector heeft hij het juist z< 
ver gebracht als de bediende Nooethobk, ons n\ 1. 

(Iet behoeft geen vermelding, dat hij ijverig werk 
en du» kundig was en goed onderleid. Jareular 
volgde hij de lessen van het Natuurkundig Gezelecha 
en toekende tehuis op wat hij daar had gehoort 
daarenboven was hij stil en eenvoudig van aard t 
huiselijk, maar minder vroolijk en grappig dan men 
ander jongmenseh ; ook bleef hij zonder vrijster. Gee 
wonder, dat de oude heer in hem zijn opvolger zag e 
van geluk droomde, toen ook zijn schoonzoon - 
Macikt.se — ons n". HU, zich als een apotheker h? 
gevestigd, .lammer evenwel, dat al de kinderen zwa 
of zenuwachtig waren, zóoals men dat noemt en d: 
was ook 's mans vrouw, Mej. T. van der Hoop. 

Ware Piktkr, die toch bij zijn examen een graa 
verkregen had, maai een innemend menseh gewee 
met een opleiding te Deventer, dan had hij zijn vadi 
«•ii als pharmaceut kunnen opvolgen en als lector. 

Dit kon niet. Eerst hebben beide heeren te samt 
achter de toonbank gestaan in de Korte Singelstra: 
O 2!'2. Omstreeks tot '49 staat de vader nog verniel 
en in 1850 de zoon alleen. De vader was inmidde 
stil gaan leven boek Spuistraat, waar thans Dr Buis* 
woont. 

Evenals sommige paarden, die gewoon zijn twee aa 
twee te loopen, niet altoos voor een éénspau geschil 
zijn, zóó ook sommige ineuscheii. De oude Piueste 
is weder in zijn zaak terug moeten gaan omdat z 
sterk achter uitging; hij is er den f> October 1856 i 
gestorven. 

De zoon die moreel scheen achteruit te gaan liee 
het in de apotheek niet kunnen uithouden, zoodat i 
185H of daaromtrent de zaak reeds was overgedaa 
aan Bolle de Bhuysk — zie n" 112. In de buurt ware 
na Priester nog de apotheken der heeren Maki.nissk 
Staubs en Plankebi. bijgekomen. Met het vertrek later va 



29 

Bolle de Bruyne, is de weleer zoo bloeiende zaak 
gesloopt. 

Pieter is toen ambteloos gaan inwonen bij den tol- 
baas van Serooskerke, een uur van onze stad gelegen. 
Daar kon hij vrij wandelen, maar óf de hem ongewone 
buitenlucht deed hem kwaad, óf de talrijkheid van 
slooten en watergangen in Walcheren : hoe het zij op 
zekeren dag vond men hem verdronken. 

Priester was namelijk in 1860 naar Veere verhuisd. 
Den 3 Augustus 1862 kwam hij met vroolijk gezelschap 
van Middelburg. Het was een zoele nacht ; om uit te 
rusten legde hij zich op een weide onder de gemeente 
Vrouwepolder ter ruste. Dit was niet ver van de 
hofstede //Trouw voor goud". Hij viel toen, misschien door 
den donker misleid in een waterput, waaruit men hem 
den volgenden morgen levenloos haalde. 

33. JAN COENRAAD STEIN. 

» 

jSeb. te Middelburg 28 Jan. 1814. Inges. Jan. 1830 
en Sept. 1835. Bev. 18 Juni 1835. Overl. 3 Aug. 
1848. 

Waarom Stein tweemalen is ingeschreven en dus 
tijdelijk geen leerling is geweest, weet ik niet. Hij was 
een soort Zondagskind ofschoon zijne famielje burgerlijk 
en niet bemiddeld was. Aan Steins familie behoorde 
de uitspanning van Stein te Domburg, maar men werd 
er niet rijk in toen ter tijde. De ouders van onzen Jan 
waren Willem en Antonia van den Bosch, ook eenvou- 
dige lieden, maar Willem was huisbediende, of liever 
een Faktotum bij zekeren rijken heer Moens, Noordstraat 
L 112. Deze zonderlinge, door zijn goed- en mildheid 
bekende man was ook zeer mededeelzaam voor zijn 
wijnkoopers en de Steins hielden dat niet tegen. Hun 
zoon Jan genoot een goede opleiding, zoodat er niet alleen 
voor zijn studie gezorgd werd, maar hem ook de ge- 
legenheid werd gegeven de zaak van den ziekelijken 
Pelle op de Spuibrug over te nemen. Zijne echtgenoote 
werd de niet onbemiddelde Middel burgsche juffrouw Van 
Müyen, die hem lang overleefd heeft. Maar onze Steun, 
die in weelde was opgevoed, of zooals men zegt boven 
zijn stand, kon de weelde niet dragen. Men zeide, dat 
ook hij te veel wijn dronk en dat liep vooral in het 



30 

oog, toen hij bij den brand aan de Zaagmolens als een 
waarlijk dronken man door het publiek liep. 

Kinderen had hij niet, dus geen zorgen, maar zijn 
wild leven deed hem het vertrouwen verliezen en de 
ontluikende zaak achteruitgaan. Ook hij zelf, de 
vroeger sterke, alles doen kunnende, vroolijke man 
ging kwijnen, en door zijn dood ging de zaak over in 
handen van Stades, ons n°. 21. 

Stkjns naam wordt als apotheker te Middelburg ver- 
meld van 1835 tot '49. 

34. JACOBUS ANTHONY BOUWMAN. 

(ieb. 4 Aug. 1813. Inges. Jan. 1830. 

Deze jongeling verliet reeds de School in Jan. 1830. 
Hij is geen apotheker geworden en mij is niets van 
hem bekend. 

35. BENEDICTUS FLANDER. 

Geb. te Vlissingen ? 4 Mei 1813. Inges. Jan. 1830. 
Bev. 15 Juli 1836. 

Flaxdeks naam en voornaam duiden een vreemdeling 
aan. Hij was echter, meen ik, een Vlissinger doch in 
zijn doen en laten wel wat afwijkende van de stille, 
meer ernstige echte Zeeuwen. Hij zal wel te Vlissin- 
gen zijn opleiding genoten hebben en waarschijnlijk bij 
den bekwamen Le Cointre. Hij was een ijverig, be- 
wegelijk man, voortvarend en kundig. Te Vlissingen 
vestigde hij een zaak in de Kerkstraat. In deze was 
veel te doen en in tegenstelling van vele anderen, 
maakte hij werk van nieuwerwetsche artikelen, bv. 
van minerale wateren en andere depotmiddelen. 

Hij is echter niet in zijn apotheek gebleven maar de 
bekwame en zeer gewaardeerde directeur geworden van 
de Gemeente-Gasfabriek. De heer Gasille, zijn leerling, 
is hem opgevolgd, omdat de in de zaak min of meer 
geassocieerde Vogelvanger, zie n°. 100, als niet gead- 
mitteerd hem niet kon opvolgen. Later heeft Gastlle 
de apotheek alleen voortgezet. Flander was gehuwd 
met de zuster van Vogelvangers vrouw. Hij is niet 
oud geworden en als directeur der gasfabriek gestorven. 



31 

36. JOHANNES AARNOUT CORNELIS VERHOEVEN. 

Geb. 26 Mei 1814. Inges. Juli 1830. Reeds in 1831, 
denkelijk zonder kennisgeving, vertrokken. 

37. HENRI PIERRE WINKELMAN. 

Geb. te Vlissingen Sept. 1813. Inges. 1831. Bev. 
26 Aug. 1833. Overl. 18 Aug. 1878. 

Vlissingen was eenmaal, zooals men weet, de eerste 
geuzenstad in Zeeland ; van daar vele immigranten en 
reeds vroeg een Fransche kerk, waarin ook bovenstaande 
werd gedoopt. Winkelman verkreeg een uitmuntende 
opleiding, studeerde uitnemend en was in 1830 een 
zeer geacht bediende bij de firma De Rlaecke de Ligny. 
Deze laatste, hier in 1818 begonnen, had een bloeiende 
zaak in het huis //Den Berg Etna." 

Zijn zonder c geschreven naam mag niet worden 
verward met dien van den bekenden Isaak Winckelman, 
eveneens een zeer geacht burgemeester van Vlissingen, 
aan wien o. a. het toen nog tot 1801 in die stad geves- 
tigde Zeeuwsen Genootschap zeer vele spiritueele en 
stoffelijke hulp had te danken ; de notulen van dat 
gezelschap vermelden telkens zijn naam als gever van 
merkwaardige geschenken. 

Onze jonge Winkelman verkreeg op den Nieuwendijk 
H 106 te Vlissingen een weldra bloeiende zaak, die 
hij met de meeste nauwgezetheid en zonder praal be- 
stuurde. Zijn net gedrag, zijn kunde, eenvoud en 
nauwgezetheid bezorgden hem bij zijne stadgenoten een 
uitmuntenden naam. 

Hij werd lid van den stedelijken Raad, wethouder 
en later burgemeester, als opvolger van Doctor Callenfels. 

Het was vreemd, dat in deze, als het ware geheel 
aan krijgs- en zee wezen gewijde stad een Doctor en 
een Apotheker na elkander burgemeester werden. 

De ouders van den jongen apotheker waren Bartho- 
lomeüs en Pieternella Jacoba Mortier. Hij zelf huwde 
Mej. Cornelia de Codin, had een gelukkig leven en 
bereikte niettegenstaande vele zorgen den leeftijd van 
64 jaren, doch na langdurig met zijn gezondheid te 
hebben gesukkeld. 



32 

Zijn lievelingsstudie was de geschiedenis zijner merk- 
waardige stad. Wij hebben dan ook een plaatsbeschrijving 
van Ylissingen aan hein te danken en een inventaris 
van lift in liet bombardement van 1809 verbrande stads- 
arrhief, eindelijk het //Derde eeuwfeest van Vlissingen's 
bevrijding van Spanje". Voor het Zeeuwsch Genootschap, 
waarvan hij lid was, bewerkte hij pharmaceutisch- 
historisehe bijdragen. Later werd hij ook lid der Pro- 
vinciale Staten. De Koning schonk hem het kruis van 
den Nederlandsehen Leeuw ; hij verdiende die onder- 
scheiding ten volle, daar hij den moeilijken en drukken 
tijd van de nieuwe spoor- en kanaal werken als hoofd 
der gemeente mede had doorgemaakt. 

Winkbi.max's kundige zoon, Dr. D. I. Winkelman, 
helaas te vroeg overleden, promoveerde in 1865 te 
Leiden op een dissertatie over Osteosteatoma. Hij bleef 
na zijn promotie te Leiden en schreef nog een zeer 
gewaardeerd handboek over Anatomie, maar overleed den 
3 December 1872 aldaar. Hoezeer die jonge man reeds 
was geacht en hoeveel de wetenschap aan hem verloor 
wordt met warme toewijding aan de vergetelheid ont- 
trokken in het Ned. Tijdschrift van Geneeskunde, 
jaargang 1872. 

Thans, 1903, woont in de apotheek te Vlissingen de 
heer R. T. Winkelman, geadmitteerd in 1863, zie 
n°. 144. 

38. JACOBUS QUIRINUS BOS. 

Geb. 14 Juli 1814 te Middelburg. Inges. in 1830. 

Deze is tot de Heelkunde overgegaan zóoals ik in 
mijn eerste stukje, blz. 101, heb gezegd. Hij ver- 
trok daartoe naar Rotterdam ; zijn examen deed hij 
echter te Middelburg. 

39. JEAN PIERRE PLANKEEL. 

Geb. te Middelburg 13 Dec. 1814. Inges. Juli 1831 
en de School verlaten in 1835. Bev. 31 Juli 1835. 
Overl. 26 Dec. 1882. 

De Plankeels behoorden oorspronkelijk ook tot een 
uit Vlaanderen, om des geloofs wille, uitgewekene 



33 

famielje, en vormden, bv. in 1830, een uitgebreiden en 
geachten burgerkring. Niettegenstaande zijn Franschen 
naam, behoorde Jean Pierre niet tot het Waalsch 
Kerkgenootschap, zooals zijn voorvaders misschien en 
later zijn zoon. De vader van onzen leerling was 
koek- en banketbakker in de Langedelft B 120. Deze 
scheen een oude zaak geweest te zijn, bij welke men 
nog koopen kon den aiouden volksdrank de Mee, die 
thans hier onbekend is, maar zijn kleinzoon, de heer 
G. Plankeel, heeft de goedheid gehad voor mij ter 
kennismaking eene flesch te laten komen uit Noord- 
Brabant, waar men deze honiglikeur nog schijnt te 
gebruiken. 

Na goed volbrachte studie richtte Plankeel een kleine, 
maar nette apotheek op te Middelburg op den Dam 
P 150 en verkreeg daar eene niet uitgebreide maar 
uitgezochte clientèle. Hij leefde daar gelukkig en was 
gehuwd met Mej. Johanna Cornelta Brakman, wier 
moeder, een Juffr. Bourdrez, eveneens van Vlaamschen 
oorsprong was. Deze bereikte den leeftijd van onge- 
veer 90 jaren. Hare dochter, Mevrouw Plankeel, werd 
slechts 41 jaren oud. Zij bezweek aan slepend long- 
lijden zooals onder de Brakmans veelvuldig voorkwam. 
Ook Plankeel stierf aan een dergelijke ziekte, doch 
was toen 68 jaren oud. 

Zijn zoon, de huidige pharmaceut, heeft aan de 
apotheek een nieuw en fraai uiterlijk gegeven. Een 
andere zoon, zie n°. 124, heeft zich gevestigd te Oost- 
burg. Plankeel had gaarne nog een derden zoon tot 
apotheker opgeleid, doch dit mislukte, omdat hij suk- 
kelde en aan slepend hersenlijden bezweek. 

De heer Plankeel heeft in een tuin op het Molen- 
water vele jaren een kweekplaats gehouden van 
Duitsche bloedzuigers, toen zij 30 cent per stuk 
kostten en veel werden gebruikt, doch thans heeft 
dit opgehouden. De in Walcheren in de slooten voor- 
komende bloedzuiger trekt goed maar maakt roosachtige 
wonden. De zoölogie noemt ze Aulostomum gulo. 

In 1873 leverde de famielje Plankeel een slachtoffer 
aan de toen voor acht menschen doodelijk geworden 
vergiftiging door leverworst. Men schreef die ziekte, 
te rechtx of ten onrechte, toe aan onzindelijk heid van 
den leverancier. 



8 



84 

40. JOHANNES BOUDEWIJNSE. 

(ieh. te Middelburg 1 Oct. 1814. Inges. Jan. 1831. 
De School verlaten in 1830. Bev. 3 Juni van dat 
laatste jaar. 

Ik heb dien korten gezetten apotheker goed gekend, 
evenals zijne kleine zaak in de Kortedelft F 22. *) Deze 
was vroeger uitmuntend gelegen, toen er van 1819 tot 
1838 gevestigd was de apotheker Kruijsse, doch in 
Boudewijnse's tijd waren er reeds 5 of 6 pharmaciën 
in den omtrek bijgekomen, zoodat de clientèle bij zijn 
komst reeds sterk was afgenomen. Jan behoorde tot 
een zijtak van den onder n°. 53 beschreven Boudkwijxse, 
doch in den zijne kwam de tuberculose niet zóo veel- 
vuldig voor. Zijn vader was de bouwkundige Jacob 
Boudewijnse, die zijne beklante werkplaats had op het 
Hofplein en zelf het met ontelbare kleine ruiten voor- 
ziene huis bewoonde op den hoek van dat plein, dat 
later, inwendig gemoderniseerd is door Doctor Dobbe- 
laer de Wind en door Mr. Van Voorst Vader voorzien 
werd van een nieuwen gevel. 

Boudewijnse leefde daar ongehuwd en had, zooals ik 
zeide, eene weinig beklante zaak; deze kwijnde al meer 
en meer toen hij er woonde. Ik vond zijn naam ver- 
meld van 1839 tot 1842. Zijne familiebetrekkin- 
gen zagen, dat het niet goed ging en, hetzij omdat 
zij zijne manier van leven wantrouwden, of omdat zij 



*) In eene dezer dagen door den stad -archivaris W. O. Swaviko 
uitgegeven lijst van 1576, waarin de huizen worden vermeld met 
het oog op den 10 O 8 *" 1 penning, komt reeds midden in de Kortedelft 
een huis — De Draeck — voor van Symon don apothecaris. 

Geruimen tijd geleden werd mij een copie verstrekt van een 
dergelijke lijst, aanwijzende de huizen op de Zuidzijde van den 
Dam. Ik zocht daarin te vergeefs naar een huis, dat her- 
inneren sou aan het hofgebouw der Colveniers, zoodat ik besloot, 
daar hot in die lijst slechts als een huis zonder naam vermeld 
stond, dat het met de symbolen der Confrèrie voorziene huis 
van den heer Dhont aldaar slechts zou geweest zijn de woning 
van don O verdeken. Nu echter een officieele lijst van 1576 
is openbaar gemtakt, blijkt het, dat wel degelijk het hoofd- 
gebouw daar gestaan heeft voor den Hof, toen men nog niet 
verhuisd was naar het groote gebouw over de Langeviele 
brug. Ik heb dus eene dwaling laten drukken in mijn „Zuide- 
lijke Muur van Middelburg/' Poenitet is al wat ik zeggen kan 1 



35 

hem onbekwaam oordeelden zijn zaken te besturen, er 
werd besloten het toezicht daarover zelve over te 
nemen. Toen volgden curateele, verkoop der zaak en 
vertrek van den nog zoo jeugdigen man. Hij overleed 
omstreeks 1848 te Boxtel. 

F 22 hield op eene apotheek te zijn en is nu het 
magazijn van gasornamenten van de firma De Jong. 

41. HENDRIK JOHANNES SERLÉ. 

Geb. te Middelburg 9 Nov. 1815. Inges. Aug. 1831. 
Bev. 25 Nov. 1836. Overl. 4 Febr. 1839. 

De Sbrlé's waren immigranten. Ik noemde dien 
naam reeds in mijn eerste stukje en in de /yLevensbe- 
richten". De in de laatste opgenoemde kwam uit Oost- 
burg naar Middelburg en had daar vele nazaten, waar- 
onder den bierbrouwer in de eeuwenoude zaak, //de 
Vijfhoek", misschien ééns zóo genoemd, omdat vijl' 
straten op dat Koorkerfhof uitkwamen. Twee zijner 
dochters, reeds lang overleden, huwden den heer Van 
Uije. De oudste zoon, Leendert, stierf reeds in 1844 
en een andere, Simon, die zijn vader was opgevolgd en 
echtgenoot was van eene dochter van den ouden doctor 
Ripping, overleed later te Rotterdam 19 Juli 1903, 
terwijl zijn 80-jarige vrouw daar nog woont. 

Hun broeder Hein, mijn oude schoolmakker zou 
apotheker worden en werd leerling bij Van Bakelgem, 
ook alweer in de hoop dezen op te volgen. Dit had 
niet plaats ; hij overleed reeds twee jaren na zijn 
admissie en heeft zich niet gevestigd, althans niet in 
Middelburg. 

Van hem woonde een oom in Den Haag, die een 
zoon had C. J. Serlé, een Off. v. Gez., die in Indië is 
gestorven ; hij was bij de. Landmacht, waarbij hij vol- 
gens het jaarboekje van 1842 den 5 Mei 1838 was 
benoemd. 

42. SIMON JACOBUS HENDRIX. 
Geb. te Middelburg 23 April 1816. 

In mijn eerste stukje heb ik opgeteekend, dat deze tot 
de heelkunde is overgegaan en vóór dat hij eind- 
examen had kunnen doen, naar Rijssel is vertrokken en 



36 

daar aan lering is overleden. Evenals met Serlé en 
vele anderen heb ik met hein op de Fransche School 
gegaan. 

43. GEORGIUS PIETER ABRAHAM 
DE ROCHEFORT. 

Geb. te Wcst-Soubnrg 7 Juli 1815. Inges. 1831. 
Bev. 14 Juli 1831). Overl. omstreeks 1853. 

Te La Roebelle, weleer bet bolwerk van het Protes- 
tantisme, leeraarde in den tijd der troebelen een ge- 
leerd, later naar Nederland uitgewekeu predikant die 
te Vlissingen beeft dienst gedaan, van wien George een 
nazaat was. Zijn kundige, maar ietwat zonderlinge vader 
was predikant te West-Souburg, weleer bekend door 
het kasteel van St. Aldegonde. Men wil, dat in de 
kerk, eertijds de kapel van St. Aldegonde genoemd, een 
deel van 's mans overschot begraven is. Dat kerkje 
werd oud en de dominee, ondanks hij bekwaam was 
en een tijd lang voorzitter der Classis, begon aan de 
gemeente te vervelen en zoo besloot men kerk en pre- 
dikant maar op te ruimen. Dit was oorzaak, dat De 
Rochêfort te Middelburg ging wonen ; hij deed daar 
een tweede huwelijk, dat kinderloos bleef. 

Van zijn twee zonen ging de een, Pieter, in dienst. Ik 
vond hem in het jaarboekje van 1842 ais Militair Apoth. 
3 e klas, geadmitteerd Nov. 1841. Hij was toen in Den 
Haag maar het duurde kort, want al heel spoedig be- 
zweek hij aan tering. 

George, die de Latijnsche School bezocht had en 
zeer goed van gedrag was, verliet echter de Schooi 
in 1832 en leerde dus elders. Na zijn promotie in Zee- 
land, in 1839, ging hij naar Goes, om als provisor waar 
te nemen de apotheek van de Wed. Oversluys in de 
Lange Voorstraat. Toen of althans te Goes huwde 
De Rochêfort eene gegoede burgerjuffrouw De Leeuw. 

De Rochêfort is omstreeks 1843 zelfstandig apothe- 
ker geworden. De zaak der weduwe Oversluys is 
daarna tot 1847 waargenomen door Van Dolder, ver- 
volgens korten tijd door Soutendam, De Visser, Eekman, 
ten Brummelen en Zaalberg totdat de weduwe in 1856 
of 1857 de zaak aan de kant deed. 

Ds Rochêfort heeft een goed beklante apotheek ge- 



j 



37 

had, doch van 1854 tot 1857 werd ze reeds waarge- 
nomen voor de weduwe door J. H. Siegers en 1. 1. Haak. 
De Rochefort was dus overleden, zijn ziekte is long- 
tering geweest ; hij werd slechts 38 jaren oud. 

44. JOHAN COENRAAD FREDERIKS. 

Geb. te Middelburg 21 Jan. 1815. Inges. 1832. Als 
milicien in dienst gegaan en daarna van vak ver- 
anderd. 

Zeer verbaasd was ik in 1876 op het perron van het 
station te Napels, het uit „La Zelanda" overgenomen 
portret van mijn vroegeren 100-jarigen patiënt Johan 
Samuel Frederiks afgebeeld te zien, die den 12 April 1874, 
101 jaren oud, was bezweken niet aan ouderdom maar 
aan gevatte koude of acute bronchitis. Het is zonderling, 
dat ook in Zeeland de vroeger zoo zeldzame honderd- 
jarigen toenemen. Na Frederiks heb ik bijna gelijktijdig 
als honderdjarigen gekend een boerin te Drei schor, een 
boertje te Groede, een man of vrouw te Zaamslag 
en een juffrouw te Zierikzee. 

De stamvader van deze nu overal verspreide 
famielje kwam in 1767 als tuinman, onder den naam 
van Friedrichs, met vorstelijke personen in ons land 
en huwde eene, uit Frankrijk om geloofs redenen 
uitgewekene, juftr. Crucq. Rij na alle nakomelingen, 
waarvan thans één reeds 87 jaren telt, hebben zich 
gekenmerkt door edelmoedigheid, godsvrucht, ijver en 
schranderheid ; bij enkelen ontaardden die geestesgaven 
wel eens in psychose. 

Onze aanstaande apotheker was ook een man van 
talenten maar onbestemd van karakter; van daar dat 
hij nu eens het eene, dan eens het andere bij de hand 
nam, maar zonder resultaat. Men zegt, dat hij nog zou 
gewoond hebben in het nu niet meer bestaande huisje 
naast de Nieuwe kerk, de woonplaats weleer van den 
mede-uitvinder der verrekijkers, Zacharias Jansen. 
Frederiks is niet oud geworden ; hij en vooral zijne 
vrouw zijn een tijd lang berucht geweest door hunne 
magnetische seances. 

Nu ik weer verval in het magnetisme, wil ik iets 
vermelden, dat mij met zekere somnambule, Mej. Kimmel 



L. 



88 

overkwam. Ik werd bij haar als geneesheer geroepen, 
en in waren ernst en wel wat uit weetgierigheid, stelde 
ik haar voor om eens te gaan slapen of eene andere 
somnambule te laten slapen, om mij in te lichten. 
Och ! Doctor, was haar antwoord : schrijf u me maar 
een drankje voor, u weet toch ook wel, dat dit alles 
niets beduidt ! Die woorden zijn mij steeds voor den 
geest gekomen, als ik een boek over spiritisme in han- 
den nam. 

45. WILLEM PIETER VAN DE KAMER. 

Geb. te Middelburg 7 Juni 1816. Inges. in 1832. 
Bev. 1 Oct. 1838. Overl. 21 Oct. 1879, oud 63 
jaren. 

Willem was de zoon van een gerenommeerd, bemiddeld, 
maar met een groot gezin begiftigden slager. Hij vol- 
bracht zijne studiën goed, was degelijk voorbereid, 
stichtte een fraaie apotheek met toen nog hier schier 
onbekende spiegelruiten op de Markt I 10. Hij huwde 
Mej. Groos uit Woerden, die hem een groot gezin be- 
zorgde en omstreeks 1901 aldaar overleed. Zijn naam 
komt in de jaarboekjes voor van 1839 tot 1879. Hij 
is korten tijd leerling geweest in de apotheek van De 
Ligny. 

Een paar malen heeft men den wel wat driftigen 
man lastig gevallen, eens omdat hij eigen rechter had 
willen zijn tegenover een deugniet, die met een steen 
op zijn ruiten graveerde en een andermaal, omdat hij 
zonder recept, aan een dienstbode voor een kind van 
zekeren lastigen heer Engeler, papaverstroop had ge- 
leverd ; het kind had er geen last van, doch sliep wat 
lang. Dr. v. d. Broeoke gaf het geval aan, omdat 
Engeler, een vrij onaangenaam mensch, het zóó verkoos. 
Het nog zóó veelvuldige misbruik van dat middel door 
moeders en bakers heeft toen opgehouden. 

De toename van apothekers deed ook bij hem de 
drukte afnemen. Werkzaam als hij was, is hij toen of 
later depotmiddelen gaan verkoopen, hetgeen ondanks 
den zeer duren koop van het recht daartoe, groote winst 
gaf. Toen het anatherine-water uitkwam, schreef ik 
het voor en vroeg hem naar het debiet. Het was niets, 
maar de koopman te Berlijn schreef : ,/zend het niet terug, 



39 

thans ontbreekt het mij aan tijd om te adverteeren, 
maar zal dit over drie maanden doen". Waarlijk toen 
ging er geen courant uit de drukkerij zonder reclame 
voor dit middel te bevatten. Ik ging weder naar mijn 
ouden schoolkameraad: //ik kan het niet genoeg aan- 
halen", was toen zijn antwoord. Een ander maal toonde 
hij mij, hoeveel hij wel, onder den naam van zuive- 
ringszout, verkocht van de onzuivere soda, terwijl er uit 
de flesch der zuivere bijna niets wegging. Hij is ook 
verkooper geworden van Hallo-gas, van Camphine en 
zoo meer en eindelijk heeft de ondernemende man goed 
gevonden in zijn kelder kunst-minerale wateren te gaan 
maken j, dit gaf enorme winsten maar het bezorgde 
hem een Ischias, die hem lang op krukken heeft doen 
loopen, ondanks mijne injectie's van atropine en mor- 
phine. Toch is hij hersteld maar is later bezweken aan 
bronchitis. 

Hij overleed 21 October 1879; de kinderen verloren 
een werkzaam vader, die gelukkig niet voor niet had 
gewerkt. Zij wonen gedeeltelijk in Holland. Misschien 
stamt de famieljenaam af van een door Hollestelle 
vermeld water bij Stavenisse dat weleer, toen de namen 
werden aangenomen, nog een breed water was, en //de 
Kamer" heette. 

46. ANTHONT HENDRIK KUYPERS. 

Geboren te Middelburg 15 December 1815. Inges. 
Aug. 1832. 

Van dezen is mij niets bekend dan dat hij misschien 
leerling is geweest bij De Puijt en dat de namen van 
zijn ouders waren Hendrik Pieter Kuypers en Maria 
Cornelia Dale. Hij is, denkelijk door de loting, militair 
geworden en is van vak veranderd. 

47. NICOLAAS CANTER ALTA. 

Geb. 1 Feb. 1812. Inges. 1832. Bev. te Middelburg 
30 Juli 1835. 

Er heerscht eenige onzekerheid betreffende de phar- 
maceuten Canter Alta. We moeten er drie uit elkander 
houden. 1°. den ouden Eelko, 2°. Frans en 3° .boven- 
staanden Nicolaas. 



40 

In de mij ten dienste staande opgaven van heelkun- 
kundige leerlingen vond ik, dat een Canter Alta te 
Purmerland in N.-Holland den 30 Juni 1809 was 
geboren. Deze is later Off. v. Gez. geworden bij de 
Zeemacht, doch er stond als kantteekening bij de opg aaf 
geschreven, dat hij te Middelburg 30 Juli 1835 zijn 
eindexamen gedaan had als apotheker. Ik heb dit, 
hoewel aarzelend, overgenomen in mijn eerste stukje. 
Die kantteekening was verkeerd; bij het bestudeeren 
der apothekersleerlingen bleek het mij, dat het examen 
niet Frans heeft gegolden, doch bovenstaanden Nico- 
laas, wiens promotie op dien datum valt. Frans is 
nooit apotheker geworden. 

Omtrent den apotheker Eelko, die als opvolger van 
den van 1795 dateerenden heer P. Danckaart vermeld 
staat en wiens admissie te Middelburg plaats had op 
9 Mei 1827, staat geboekt, dat hij zich reeds in 1828 
te Hulst heeft nedergezet. 

De geneesheer Martin en de Secretaris van Hulst, de 
heer Rottier, hebben de goedheid gehad, mij in te 
lichten, dat Eelko op het bevolkingsregister bekend 
staat als geboren in 1800 te Sybekarspel in Noord-Holland 
en gehuwd is geweest met Adrianna Jüstina Hendrika 
Baelde uit Rotterdam. Eelko had in 1837 vier kinderen 
in leven, waarvan de oudste, Frans geheeten, den 
1 Juni 1829 was geboren. De apotheker vertrok in 
1837 naar Leiden voor de opvoedirg zijner kinderen. 
De rustende pharmaceut heeft echter later Leiden weder 
verlaten, doch hij woonde er nog in mijn studietijd. Hij 
is te Rotterdam overleden. 

Te Hulst heeft hij zijne zaak overgedaan aan zekeren, 
in Mei 1832, uit Gouda gekomen heer van Nederveen, 
die echter evenals nog een andere Nederveen Pieterse 
die plaats later heeft verlaten, zoodat Hulst na dien 
tijd geene apotheek meer heeft gehad. 

Van onzen Nicolaas weet ik alleen, dat hij in de 
officieele lijsten van 1836 en 1837 opgenoemd wordt 
als apotheker te Hulst, doch in die plaats zelve heeft 
de heer Secretaris niets van hem kunnen vinden ; hij 
is er noch geboren noch gestorven en er blijft dus niets 
over, dan aan te nemen, dat hij een nabestaande was, 
die bij E. Canter Alta inwoonde en wel het radikaal 
bezat, maar er geen afzonderlijke zaak op nahield. 



41 

48. GIJSBERTUS LEONARDUS DE JAGER. 

Geb. te Middelburg 22 Nov. 1814. Inges. 1832. 
Rev. 17 Oct. 1837. Overl. 30 Dec. 1890. 

Deze nette en in alles goed onderwezen jongeling 
was zoon van den makelaar op de Dwarskade en van 
Mej. D. S. Petiet. 

Hij was genoemd naar zijn oom Gijsbertts de Puyt, 
en dus aan de talrijke famielje van dien naam ver- 
want. Hij heeft dan ook geheel bij dezen geleerd. 
Na zijn promotie nam hij de zaak over van Koster 
op den Burg, waarvan ik boven zeide dat het huis den 
naam droeg van den /r/Soeten Inval." De Jager is 
ongehuwd gebleven en woonde er met zijne zuster. 

De Jager had er eene nette en zoo ver het aantal 
van apothekers toeliet, beklante zaak. Gelukkig had hij 
financieel geen drukte noodig. Gaarne had hij de zaak 
van zijn oom De Puyt overgenomen maar men was er 
te duur mede geweest. In den tijd toen ik een poos 
voor waarnemend Off. v. Gez. fungeerde, deed hij voor 
apotheker dienst. Hij werd door den Minister in 1845 
niet beknord zooals de ondergeteekende, omdat ik tijdens 
de zware Epidemie van Scorbut aan de gevangenen 
citroensap voorschreef, in plaats van azijn. 

De Jager is oud geworden : te weten 76 jaren. 

Reeds vroeg was hij, zonder dat er lood in zijn 
drinkwater geconstateerd werd, gaan lijden aan stijfte 
en aan Arthritis deformans met hartziekte en dit be- 
zorgde hem een langdurig, doch geduldig gedragen 
lijden. Eenige jaren vóór zijn dood deed hij de 
apotheek aan kant en bleef als rustend apotheker 
leven. 

49. PIETER ADRIANUS DE GIER. 

Geb. 21 April 1816. Inges. Oct. 1832. Bev. te Mid- 
delburg 21 Juli 1837. 

Uit de vermelding, dat men dezen heeft vrijgesteld 
van ,/ Recognitie", besluit ik dat hij onbemiddeld was. 
Van zijn loopbaan vernam ik niets met zekerheid ; mijn 
vriend de oud-apotheker Pieterse te Sluis laat hem be- 
diende zijn bij Aubry, terwijl een ander hem, evenals 



42 

meer anderen, naar Zuid-Afrika liet gaan en daar goede 
zaken doen. Ik denk dat het laatste zal zijn geschied. 

50. GERR1T HENDRIK PIETER. 

(ieb. 7 Dec. 181(5. Inges. Aug. 1832, doch weldra 
de School zonder kennisgeving verlaten. 

Reeds in December van zijn inschrijvingsjaar bleef 
hij weg. Men meent dat hij bediende is geweest bij 
Priester, doch voor mij is hij spoorloos verdwenen. 

51. PIETER GANZEL. 

Geb. te Rorssele 12 Febr. 1817. Inges. Dec. 1832. 
School verlaten in 1836. Bev. te 's Hage tot Pl.1.- 
en Scheeps-Heelm. Overl. te Clam William in 
Zuid-Afrika 1858. 

Gaxzei/s ontslag dateert van 1836, doch hij is niet 
hier gebleven ; in allen gevalle heeft hij zijn gekozen 
vak laten loopen en is als scheepsdokter gaan varen. 
Na eenigen tijd heeft hij zich in Zuid-Afrika als ge- 
neesheer neergezet. 

Toen het hem daar zeer goed bleef gaan, is hij even 
naar Middelburg teruggekeerd om in 1854 tot Sted. 
Heel- en Vroedm. te worden bevorderd. Ik sprak 
hem in dien tijd en hij verhaalde mij wonderen van 
de vooruitzichten voor een medicus in dat land, niet 
denkende, dat ik later zooveel van die streken zou 
hooren en dat een ander Middelburg daar zou ontstaan. 

Veel succes had hij met de wel wat zware praktijk 
in Zuid-Afrika, zoodat zijn familie te Borssele, bij zijn 
overlijden in 1858, de som van f 10.000 ontving en 
dat nog wel na aftrek der kosten van de Engelsche 
administratie. 

52. EVERT CORNELIS VAN RIJSSEL. 

Geb. te Tholen 21 Sept. 1815. Inges. voor phar- 
macie. Rev. als Heelkundige. 

Van Rijssel heeft nog als aanstaande apotheker bij 
den heer Schutter te Zierikzee in huis gewoond, en 
even zeker is het, dat hij in 1832 bij de firma de 
Blaecke de Ligny heeft gewerkt. Later is hij van vak 



i 

J 



48 

veranderd, heeft examen gedaan als heelmeester, is 
daarna gehuwd geweest met de Middelb. juffrouw De 
Feijter, die thans nog leeft. 

Hij heeft een groot gezin nagelaten, toen hij in 1902 
overleed. Wie meer over dezen bekwamen geneesheer, 
die zich in 1838 te Poortvliet heeft gevestigd, wil weten, 
leze de mededeelingen in mijn eerste stukje vervat. 

In de Wereldkroniek kan men het portret zien van 
onzen Van Rijssel. 

53. JOHANNES CORNELIS BOÜDEWIJNSE. 

Geb. te Middelburg 20 April 1817. Inges. 1833. 
Bev. 5 Juli 1838. Overl. Grijpskerke 14 Feb. 1852. 

De Boudewtjnse's vader en moeder, die een manufac- 
turen zaak hadden op de Vlasmarkt, waren borstlijders. 
Eene dochter van hun oudsten zoon, zelf een rheuma- 
lijder, en gehuwd met de zuster van den geneesheer Danc- 
kaerts te Cortgene, stierf aan tering; ook naar ik meen 
de oudste juffrouw Maria Boudewijnse, die gehuwd was 
met den Heer De Blinde te 's Gravenpolder. Ook hun 
zoon, manufacturier in de K. Noordstraat, overleed, 
voortdurend verkalkte tuberkels opgevende. Dat lot 
trof ook bovengenoemden,kundigen en ij verigen jonkman. 
Men koos voor hem het vak van apotheker; hij deed 
examen 5 Juli 1838, en werd in 1839 provisor bij de 
Wed. Oversluys te Goes. 

Meer wachtte hij voor zijn gestel en wellicht voor 
zijne beurs van het doctersvak. Wederom ging hij 
studeeren en deed te Middelburg zijn examen in 1843, 
waarna hij zich te Grijpskerke vestigde, doch bezweek 
reeds 14 Feb. 1852. (Zie eerste stukje.) De buitenlucht 
hielp zóo min als de toonbank. Dikwerf maande ik 
hem aan zich beter te voeden, maar, opgevoed in de 
oude leer, was dan zijn antwoord : dan voedt men ook 
de koorts ! 

54. LEVINUS RIPPING. 

Geb. te Middelburg 7 Maart 1817. Inges. Aug. 1833. 
Bev. 5 Juli 1838. Overl. 1902 te Zutphen. 

De goede Levien met zijn niet Zeeuwschen naam 
was apotheker te Middelburg, wonende op de Vlasmarkt 
van zijne promotie af tot 1891. Het was een nieuwe, 



44 

flinke, maar na Rippings vertrek weer gesloopte zaak. 
In zijn huis woonde in 1787 een Pahïotische wijn- 
kooper, die geplunderd werd. Zóo vroolijk waren de 
plunderaars, dat de politie de vaten wijn heeft laten 
ledig loopen om de vreugde te beperken. Ripping had 
in den beginne steun van zijn vader en broeder, Med. 
doctoren te Middelburg, van zijn oom Overbeeke en 
later van zijn zwager doctor Damme, doch allen stierven 
of vertrokken. Vele hem bevriende famieljes gingen 
ook henen ; de Le Nobels, Serlé's Van Uije's, de 
Cadets, de Beydals, de Sanders en vele andere, zoodat 
de zaak achteruit moest gaan. Zelf was hij genoeg 
bekend als ijverig en gedienstig; geleerd had hij aan 
de School bij den ouden Heer De Ligny en Henry. Hij 
behoorde evenals zijne famielje tot het Waalsch Kerk- 
genootschap, dat vele notabelen telde. Ripping, die inmid- 
dels zijne vrouw aan tering verloren had, hetwasMej. 
Beydals, trachtte zijn zaak te verbeteren door petroleum- 
handel, doch dit deed aan de apotheek zelve geen goed. 
Nog later heeft hij de depotzaak overgenomen van Van 
de Kamer, die wel groote winsten gaf maar ook groote 
koopsommen eischte. Kortom Ripping sloot zijn zaak en 
ging met zijn kinderen eerst wonen te Gorsel ; daar 
was het ongezellig en in den winter te koud, zoodat 
mijn oude vriend naar Zutphen vertrokken is en daar 
in 1902 is overleden, bijna zóo oud als zijn vader, die 
boven de 90 was geworden. 

Tot het laatst toe was hij de goede opgebeurde man. 
Hij had het voorrecht o. a. een zoon te hebben als 
geacht apotheker te Rotterdam, doch daarentegen was 
eene zijner dochters, om welke een andere lucht te 
bezorgen hij naar Zutphen was vertrokken, steeds 
ziekelijk en verloor hij nog een andere volwassen 
dochter en een zoon, die kaptein was bij de mariniers. 

Zijn gepruikte maar goedhartige grootvader, de pre- 
dikant, vroeger te Zuidzande, later te Middelburg 
woonachtig, staat mij nog zeer goed voorden geest; hij 
predikte bevattelijk voor kinderen en ik vond het 
altoos aardig, dat hij nog predikte op den zandlooper. 

Levinus Ripping heeft ook zijne leerlingen gehad, 
bijvoorbeeld den hem zooveel waard zijnden van Poeljen, 
ons n°. 106, en den kundigen Dirksen, n°. 92. Ook 
eene zijner dochters, Mej. Cornelie, heeft indertijd haar 



45 

examen gedaan a i 8 apothekers-bediende. Thans zijn 
hier geene Rippings meer. 

55. DANKERS NICOLAAS VAN DER LINDE. 

Geb. te Ouddorp 8 April 1817. Inges. in 1833. Als 
Heelm. Bev. 12 April 1839 en overleden 60 jaren oud. 

Een kundige sterke jongeling, die onmiddellijk tot 
heelkunde is overgegaan. Welk een zwervend en eigen- 
aardig geneesheer er uit is ontstaan, heb ik in mijn 
eerste stukje vermeld. Hier moge bijgevoegd worden 
dat zijn zoon, de arts G. J. v. d. Linde, geneesheer is 
geweest te Oostkapelle en later te Vaassen, waar hij 
in 1903 nog woont. 

56. PIETER ADAM PIETERSE. 

Geb. te Middelburg 6 Sept. 1817. Inges. 20 Sept. 
1833. Bev. 11 Juni 1839. 

Deze jongeling, een jaar ouder dan ik, woonde niet 
ver van mijne vroegere woning, namelijk in de Zuster- 
straat, wier naam herinnert aan het klooster der 
Zusters, dat later nog als Vischmarktkerk heeft dienst 
gedaan, en in welks buurt mijn overgrootvader een 
stadstuintje bezat. We gingen samen school in 
de Krommeweele op de zoogenaamde Hollandsche 
School van den eigenaardigen f/ Meester" C. Bos. 
Pieterse was een stil en vlijtig leerling, vol ijver om 
te leeren en dat is hij gebleven, ook op de Geneesk. 
School. Hij was geacht, ook door zijn superieuren, 
ofschoon hij zich niet op den voorgrond plaatste. 

Gelukkig leeft de hoogbejaarde man nog, en ofschoon 
ook bij hem de teekenen des ouderdoms niet ontbreken 
correspondeer ik toch nu en dan nog met hem, omdat 
hij van zijne vakgenooten van over 70 jaren meer weet 
dan ik. 

Pieteese was niet bemiddeld genoeg om zóo maar 
dadelijk na zijne promotie eene nieuwe zaak te stichten, 
vooral ook niet omdat daaraan nergens groote behoefte 
bestond. Hij is daarom een tijdlang werkzaam ge- 
weest als inwonend en geëxamineerd bediende in de 
apotheek op de Markt van den heer Herklots, hetgeen 
een beklante zaak was met den Turk op stoep. 



46 

Tntusschen waren patroon en bediende, beide alle* 
behalve Turken in hun gemoed. Dat beeld stamde 
zeker nog at' uit den tijd, toen men de koffie nog bij 
den apotheker kocht ; het huis zelf heette later de 
Laurierboom. 

Pi eter, se is in die zaak gekomen als opvolger van den 
Vlissingschen jongeling Van Bel, zie n°. 62, wiens ver- 
deren loopbaan wij niet kennen, en werkte er met den 
ijverigen en kundigen Dirksen, zie n°. 92, die in Rot- 
terdam in fabrieken is werkzaam geweest en die tot 
zijn dood toe zijn vriend bleef. 

Eindelijk na vele jaren gewacht te hebben, heeft de 
heer Pieterse zich in 1844 te Sluis gevestigd, is daar 
gehuwd en heeft eene goede zaak gehad, vooral van 
buiten Sluis wonende Cadsantenaars. 

Omstreeks 1900 deed hij zijne apotheek aan kant en 
leeft nu met zijne vrouw als rustend apotheker gelukkig 
en wel ; kinderen heeft hij niet. 

De apotheek, die de heer Pieterse overnam, was die 
van den heer Renier. In Pieterse's tijd bestond ook 
de apotheek van den heer Hennequin, zie n°. 77 ; thans 
wordt er geen meer te Sluis vernoemd. 

57. JOHANNES JACOBUS ALBERTUS BAERT. 

Geb. te Vlissingen 12 Aug. 1815. Inges. Sept. 1834. 
Ontsl. Mei 1836. Bev. 3 Juli 1836. Overl. 26 
Sept. 1868. 

Men ver warre den zonder sluitende S gespelden naam 
niet met dien van Doctor J. C. Baerts, die van 1782 
tot omstreeks 1807 een bekend geneesheer te Vlissingen 
was; slechts later is er door huwelijk eenige verwant- 
schap ontstaan. De achterkleinzoon van dezen is thans 
Off. van Administratie bij de K. N. M. -Dr. Baerts 
was een man van grooten naam, Secretaris der Departe- 
mentale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en 
Toevoorzicht en lid van het toen nog te Vlissingen resi- 
deerende Zeeuwsch Genootschap. Zijn naam had vermeld 
moeten worden in de //Levensberichten" van Fokker 
en mij of in die van Nagtglas. 

De apotheek van Baert, op de Bellamykade gelegen, 
dagteekent reeds van den heer G. Baert Jz., geadmit- 
teerd 12 October 1809, een zeer bekwaam en net man, 



47 

die in vele zaken werkzaam was. Hij overleed den 
28 Febr. 1864, 78 jaren oud, en werd in de zaak opge- 
volgd door zijn kleinzoon, ons n°. 138. Het is een 
apothekersfamilie geworden en drie leerlingen heeft 
zij ons gegeven. Een zoon is apotheker te Groede geweest. 

Bovengemelde oudste zoon, Joh Jacobus Alb. heeft eene 
apotheek opgericht te Middelburg, Gortstraat K 17 nabij 
de Markt. Hij had den naam en de daad van zeer 
bekwaam te zijn, vormde dan ook vele leerlingen, werd 
lid van de Provinciale Gen. Commissie en van den 
Geneesk. Raad van Zeeland. Hij heeft niet lang ge- 
leefd ; zijne gezondheid haperde nog al eens. Ik 
heb hem tot zijn dood als dokter bediend en vele 
ziekten in zijn gezin gehad. Baert was in menige, 
vooral kerkelijke betrekkingen werkzaam en had eene 
vrij goede clientèle voor een niet Middelburger zonder 
famielje. De apothekers benoemden hem als hun 
afgevaardigde om hunne belangen bij het opgerichte 
Ziekenfonds der Doctoren te behartigen. 

Baert huwde twee juffrouwen Boomer uit Rotterdam, 
die een neef als predikant hadden in het tusschen 
Vlissingen en Middelburg gelegen Ritthem. De oudste 
stierf aan maagkanker, de andere aan uitputting en 
Baert zelf, die als gevestigd te Middelburg bekend 
staat van '40 tot '68, overleed in dat jaar aan bron- 
chitis, waarin hij, pas hersteld, weder verviel, door 
een te koud reisje naar Vlissingen. Met zijne zeer 
goed levende kinderen liep het hem in zooverre nog 
al tegen, doordat enkele aan Rachitis leden, misschien 
door de kleine woning veroorzaakt. Met hem hield 
de zaak op, omdat zijn zoon den grootvader was op- 
gevolgd. 

58. DAVID BORKING. 

Geb. te Middelburg 4 Feb. 1819 en overl. 21 Nov. 
1843. 

Deze ging, zooals ik op blz. 118 van het eerste 
stukje heb vermeld, tot heelkunde over en stierf als 
geneesheer te Domburg. Ziju vader had een zijner 
drie vrouwen aan tering verloren en een andere be- 
zorgde hem drielingen, die ook stierven. Ik woonde 
als dokter het sterfbed van den braven 80-jarigen bij, 



48 

die in 1830 op de Haringplaats F 57, waar hij in 1800 
als kostschool houder was gaan wonen, mijn //Fransche 
Monsieur" was geweest. Hij overleed aan een beklemde 
hernia, Bogardstraat, D 5G. 

5*>. MARINUS HENDRIK DAMME. 

Ueb. te Middelburg 15 Aug. 1819. Overl. 20 Jan. 
1 880. 

Ook deze ging tot heelkunde over en stierf in zeer 
ziekelijken toestand te Middelburg. Op blz. 120 van 
mijn eerste stukje, heb ik het een en ander van mijn 
waardigen schoolmakker medegedeeld. 

60. WILLEM MARINUS KOK. 

Geb. te Middelburg 26 Jan. 1819. Inges. Aug. 1835. 
Bev. Nov. 1841 in Zeeland en 4 Juni 1845 in 
Holland. 

Van zoovelen reeds, die ik heb gekend, heb ik moeten 
mededeelen, dat ze geen deel meer nemen aan het schouw- 
tooneel des levens ; aangenaam is het dus voor mij van 
bovengemelden heer, mijn tijdgenoot, te mogen melden, 
dat hij niet alleen nog mededoet, maar ook, dat hij 
gezond en levenslustig is en met voldoening op een 
goed volbracht leven mag terugzien. 

Evenals wijlen de heer Filedt Kok, over wien ik 
onder n°. 20 reeds iets heb gezegd, zag ook hij het 
levenslicht op het Smalkaadje te Middelburg en woonde 
er, toen hij 23 jaren telde, den on verwachten dood bij 
van zijn geachten vader. Zijn broeder Filedt Kok was 
toen reeds buiten 's huis ; hij is te Schiedam apotheker 
geworden en daar overleden. Een andere broeder, die 
ook een famieljenaam voerde, namelijk Liens, was 
kruidenier te Middelburg in de Langeviele; deze had 
eveneens een voor apotheker bestemden zoon, zie n°. 142 
doch die heeft dit niet zóo ver gebracht. Neven van 
onzen Willem zijn nog te Delft en te Schiedam in 
pharmacien gevestigd. 

Ik herinner mij dat Willem te Middelburg als 
leerling een goeden naam had. De apotheken van 
Daman, hoek Krommeweele en van Aüriaan Tak hebben 
hem tot leerschool gediend. Hij deed een goed examen 



49 

in 1841. Middelburg, dat in dien tijd 15 k 16 duizend 
inwoners telde, had toen 24 apothekers, behalve den 
gemeente-apotheker, terwijl bovendien de nabij- 
gelegen dorpen veel meer dan voldoende Medici hadden 
en zóo was het in Zeeland overal. Daarom besloot Kok 
zich in Zuid-Holland te vestigen en deed daarvoor in 
1845 nog eens examen. Er was in dien tijd eene 
provisors plaats opengekomen in den Haag bij den 
apotheker Duymaer van Twist. Kok is daar in be- 
trekking geweest, maar is er niet gebleven en heeft 
zich gevestigd op het groote Flakkeesche dorp Oud- 
Beijerland en is in die zaak werkzaam geweest tot op 
zijn 70 te jaar. Daarna is hij ambteloos geworden doch 
op de plaats zelve blijven wonen. Hij werd door zijn 
zoon opgevolgd. 

Thans — Aug. 1903 — heeft de heer Kok behalve 
dien zoon, nog een anderen zoon te Rotterdam en daar- 
enboven twee gehuwde dochters, eene te Geldeimalsen 
en eene andere op Oud-Beijerland zelf. 

Als de heer Kok gezond blijft en hij het goed vindt 
om den 26 Januari 1904 feest te vieren, zullen er koks 
en kokkinnen genoeg zijn om voor een smakelijken 
disch te zorgen. 

61. CHRISTIAAN NICOLAAS CRUQUE. 

Geb. te Goes 27 Dec. 1815. Inges. Aug. 1835. Bev. 
3 Juni 1836. Overl. te Batavia 21 Nov. 1857. 

De naam Cruque is van Vlaamschen oorsprong 
doch thans niet verwant aan de famielje der Crucq's, 
waarvan bv. een lid arts is te Ouddorp. 

Onze Cruque was een kundig, veelbelovend jongeling, 
die te Goes het grootste deel van zijn pharmaceutische 
kunde opdeed. Hij moest zijn vader opvolgen, doch 
reeds in 1832 werd de zaak van zijne inmiddels 
weduwe geworden moeder waargenomen door een 
provisor, namelijk door Pieter Slotemaker. Ik heb 
hem genoemd, toen ik onder n". 17 zijn broeder ver- 
meldde. Na hem volgden als provisor de Lepelaar, 
zie n°. 28, en zekere mij onbekende heer Friederichs. 
Onderwijl was ook Cruque geadmitteerd en belastte hij 
zich met de zaak van wijlen zijn vader, doch hij deed 
het niet met den waren lust, vandaar dan ook reeds 



50 

in 1848 weder provisors als Van* der Vliet, Van der 
Veen en Schaiif de Visser. In 1848 kwam Cruque 
eeliter opnieuw in de zaak temp:, maar daar een jaar 
later de weduwe stierf werd de apotheek overgedaan 
aan Van A speren* Veryenne. 

I>e heer Crioje scheen zich niet te kunnen schik- 
ken naar het leven van een met apothekers volop 
voorzien provincie-stadje. Hij besloot Officier van 
Gezondheid te worden bij het leger in Oost-Indië. De 
tropische lucht deed hem geen goed ; hij is er slechts 
41 jaren oud geworden. 

Aan welke ziekte hij overleed, weet ik niet. In het 
Ned. Tijds. voor Geneesk. van 1858 wordt zijn dood 
vermeld niet als Mil. apotheker maar zooals ik zeide, 
als Off. v. Gezondheid, hetgeen pleitte voor zijn ijver 
en bekwaamheid. 

62. GABRIEL JOHANNES VAN BEL. 
Geb. 21 Febr. 1818 te Vlissingen. Inges. Sept. 1836. 

Mij is weinig van dezen jongeling bekend. De heer 
Dommisse, archivaris te Vlissingen, heeft mij wel willen 
opgeven dat zijn ouders zijn geweest : Gilles van Bel 
en Margaretha Hollen. Te Middelburg is hij bediende 
geweest bij Herklots en daar hij van de School met 
certificaat 3 ontslagen werd, mag men besluiten tot 
onregelmatige studiën. 

63. ANTHONY MAGIELSE. 

Geb. te Goes 18 April 1816. Inges. in 1836. Bev. 
26 Oct. 1838. Overl. 1879 of 1880. 

De ouders van Magielse te Goes waren burgerlui. 
Zijn vader was hoedenmaker en lijkdienaar. 

Bij wien Magielse te Goes of te Middelburg is werk- 
zaam geweest, kan ik niet aangeven, doch voor de laatste 
plaats vermoed ik den Lector Priester, omdat hij later 
huwde met diens oudste dochter Mej. Johanna. Na een 
stil studentenleven, waarbij het wel bleek, dat hij niet 
de man was om zich op den voorgrond te plaatsen, is 
Magielse na zijne admissie van 1846 — 1847 provisor 
geweest te Zierikzee bij de wed. de Neve, heeft zich 
daarop te Middelburg gevestigd, waar zijn schoonvader 



51 

hem een nieuwe, nette zaak oprichtte in de Langedelft 
nabij de Markt. Ik vind hem te Middelburg vermeld 
van 1848 tot 1879. Maar de zaak nam niet op, zoowel 
doordat er geen behoefte aan apotheken bestond als ook 
omdat de invloed van zijn schoonvader aan het tanen 
en hij persoonlijk te zuinig en te eenvoudig was. Eens 
verzocht een industrieel hem de zorg op zich te nemen 
voor het 'aan den man brengen van een nieuw voedings- 
middel, De Cil'aria. Ik verzocht hem voor mij eens 
een pakje te openen, om er kennis mede te maken. 
Dit wilde hij niet doen, want dan was het pakje voor 
zijne rekening. Ik gaf hem toen den raad maar flink 
te ad verteeren. Ook dat heeft hij maar ééns gedaan, 
en het gevolg was, dat hij geen enkel pakje verkocht. 

Geen wonder, dat, toen de gemeente-apotheker Verhulst 
was overleden, hij naar de betrekking dong. 

Door mijn invloed was ik in de gelegenheid hem 
die toen nog karig bezoldigde betrekking te verschaffen, 
die hij van 1 Febr. 1876 tot zijn dood eerlijk en zuinig 
heeft waargenomen. Voor scheikundige was hij echter 
onbruikbaar. Magielse woonde een paar huizen van 
het gasthuis af op het Noordplein in een huis toebe- 
hoorende aan de Godshuizen. Het was geen gezonde, 
maar wel een vochtige woning ; zijn voorganger en 
opvolger schreven er hun sukkelen aan toe. Hoe het 
zij, na in krachten verminderd te zijn, overleed hij 
plotseling aan acute darmontsteking. 

De allesbehalve bemiddelde weduwe is ook niet 
lang daarna gestorven. Van de kinderen is één hulp- 
onderwijzer, een andere zoon bediende in het gasthuis 
en de nog overgeblevene dochter, de kleindochter van 
den eens voor rijk aangezienen heer Priester, heeft 
groote behoefte aan financieelen steun. 

64. JACOBUS LEUNIS VAN DER VLIET. 

Geb. te Zierikzee 19 Nov. 1814. Inges. Nov. 1836 
tot 1837. Bev. in Juni van dat jaar met het 
praedikaat van meer dan voldoende voldaan. 
Overl. Nov. 1851. 

Van der Vliet was een gansch ander man dan zijn 
tijdgenoot Magielse. Hij ontving te Zierikzee, waar 
toen nog een Latijnsche School was, eene uitnemende 



52 

opleiding. Voor zijn aanslaand vak is bij naar Haarlem 
en naar den Bosch gegaan en daarop is zijne inschrij- 
ving gevolgd. 

Na een uitnemend examen, is hij in 1840 provisor 
geworden Ie (Joes bij de Wed. Chique. 

Hij keerde naar zijn vaderstad terug, maar de drooge 
kruiden uit de apotheek en het proza der aecjuivalent- 
getallen konden zijn levendigen geest niet voldoen van- 
daar dat hij besloot van het vak af te zien. Hij had 
talenten ; zijn stadgenoot Naotglas zegt van hem, dat 
hij zieli al vroeg kenmerkte door rijmen en schrijven. 
Cieen wonder, dat hij zijn lust ging volgen, toen hem 
een groot deel te beurt viel van de rijke erfenis van 
zijne nicht, zekere eigenaardige juffrouw Adriaxa Dekker. 
Zij was voor velen eene uitkomst; ik heb te Middelburg- 
een erfgenaam van 70 mille gekend, die, toen hij het be- 
richt ontving aanstonds een windwijzer liet maken, voor- 
stellende den telegraaf besteller met het papier inde hand. 

Nagtglas deelt mede, dat Van der Vliet toen nojr 
in Den Haag is gaan wonen en zich is gaan toeleggen 
op Bellettrie. Zijn eersten opgang maakte hij met een 
stukje, geplaatst in het Leeskabinet en getiteld //De 
Apothekers-Bediende/* 

Daarna heeft hij met goed gevolg een Tijdschrift 
uitgegeven. Het was geïllustreerd en heette //De Tijd". 
Toen is hij uitgever geworden maar, zegt Nagtgl,as, 
vreemde praktijken, grootspraak en knoeierijen, bena- 
deelden hem zeer, zoodat hij met volle teugen den 
honing der critiek moest slikken. 

Boudewijn', dit was zijn pseudoniem, werd vooral 
uitgekleed, toen hij zijn t,Dombey en Zoon" had uitge- 
geven. Verdriet deed hem in 1851 op 37-jarigen leeftijd 
reeds bezwijken. Hij was een tegenbeeld van de 
Zierikzeesche juffrouw, de Wed. Bal, die bij zijn ver- 
scheiden reeds vijftig jaren telde en hem nog vijftig 
heeft overleefd. 

65. WILLEM ADRIANUS DE VROOM. 

Geb. te Middelburg 13 Sept. 1820. Inges. 1836. 
Bev. 19 Dec. 1844. 

De Vroom behoorde tot de onbemiddelden, waarom 
hij van de zoogenaamde recognitie werd vrijgesteld. 



53 

Zijn moeder was baker, doch niet zeer gezien bij de 
faculteit. Men zei, dat ze te groote behoefte had aan 
de door dichters zoo zeer geprezen bakermat, die, zegt 
men, oorspronkelijk uit een, rondom baker en kind ge- 
plaatste mat bestond, die ongelukken voorkomen moest. 
Voor hem zei ven is het beteekenend, dat er 8 jaren 
verliepen tusschen inschrijving en promotie. Na zijn 
promotie is De Vroom o. a. werkzaam geweest bij den 
apotheker Herklots, dat was vóór 1856. 

De Vroom richtte een apotheek op, Korte Noordstraat 
E 16, doch er ging meer om in verfwaren dan in recepten. 

Thans woont er de horlogemaker Maljers. Het ge- 
lukte maar niet en evenmin gelukte het hem gemeente- 
apotheker té worden. Hij heeft zijn zaak aan kant 
moeten doen en deze is verkocht en gesloten. Hij zelf 
is onder treurige omstandigheden, grootendeels aan zijn 
levenswijs te danken, naar Terneuzen vertrokken, doch 
heeft er geen apotheek opgericht. Hij is daar overleden. 

Ik vond zijn naam te Middelburg als gevestigd van 
1856. Bovendien is de heer De Vroom nog werkzaam 
geweest als apotheker in Veenhuizen. 

m. JOHAN HENDRIK OCHTMAN. 

Geb. te Zierikzee 4 Oct. 1817. Inges. 5 Aug. 1836. 
Bev. als Buiteng. bekwaam 25 Juli 1836. Overl. 
29 Dec. 1863. 

Weder een cum Laude bevorderde Zierikzeëenaar, 
maar tevens een die de loopbaan verlaten en naam 
gemaakt heeft als V. d. Vliet. Dat hij het, ofschoon 
van burgerlijke ouders afkomstig, ver gebracht heeft, 
blijkt hieruit dat in 1893 zijn oudste zoon wethouder 
was te Zierikzee en een andere te Goes ; jammer dat 
deze altoos werkende man kort heeft geleefd. 

Aan de School heeft hij niet lang vertoefd ; hij nam 
spoedig daarna een apotheek over op den hoek van de 
Meelstraat en den Dam te Zierikzee en huwdein 1837 
met Mej. Anna Adriana Borrendamme. Hij kreeg een 
groot gezin. Ofschoon genoeg te doen hebbende, ver- 
kocht hij zijn zaak in 1854, omdat hij hooger op wilde. 

Als man van genie en bekwaam chemist zag Ochtman 
de toekomst in dor Garancine. Hij richtte in 1854 een 
fabriek daarvoor op, die groote winsten heeft opgeleverd 



54 

en zoowel hemzelven als der stad tot groote eer is "ge- 
weent. Al meer en meer is hij kundig industrieel en 
bouwmeester geworden ; de gasfabriek vooral is zijn 
werk geweest en evenzoo de in de kleine stad bloeiende 
Afdeeling van Nijverheid. Het spreekt van zelf dat 
hij lid was van den Raad en een zeer gewaardeerd 
lid tevens. 

Zenuwuitputting — surménage intellectuel — deed 
29 Dec. 18(53 zijn dood diep en door ieder bejammeren. 

De heer I)k Vos schreef mij, dat behalve op den 
Dam nog een andere Johan Hendrik Ochtman, echter 
geen leerling der School, een neef, op de Varrenmarkt 
woonde. 

Deze overleed te Antwerpen. 

Terwijl ik uu aan Zierikzeesche pharmaceuten bezig 
ben, wil ik eenige woorden invoegen over Sicco 
(fODKKRincs Nai t ta van der Grijp, die tegelijk met den 
voorgaande leefde en niet alleen als apotheker bekend 
was, maar ook als physicus en ehemist. Hij was een 
achterneef van den eerzamen kundigen Cornelts v. d. 
Grijp, een predikantszoon, die eens de zóo keurige en 
nette apotheek had gesticht aan de Oude Haven op den 
Hoek der Vischslop D n°. 382. Deze door de opvolgers 
uitstekend geconserveerde apotheek is, helaas, bij den 
dood van Sicco, omstreeks 1894, te Amsterdam verkocht. 

In de apotheek van Cornelis kwam als opvolger de 
neef, Fran£ois Roelof Bennet van der Grijp, in 1815 
bevorderd, die huwde met Mej. Anna Ida Naita, doch 
deze stierf reeds in Maart 1829. Hij was de vader 
van Sicco. De weduwe heeft de zaak lans: aansre- 
houden met provisors : ik vond Filedt Kok, in 1828 en 
29 en later J. C. Betz uit Breda, A. E. Baes uit Edam, 
en G. Boes. Eindelijk had de zoon Sicco, alle scholen door- 
geloopen, ook de Latijnsche en kon hij na in 1831 gead- 
mitteerd te zijn opvolger van zijn overleden vader worden. 

Nauta van der Grijp, die samen woonde met zijn 
blinde zuster, was zeer geacht en verkreeg vele ambten 
als lid der toenmalige Gezondheidscommissie, lid van 
den lateren Geneeskundigen- en van den Gemeenteraad, 
lid Zeeuwsch Genootschap, Gedeputeerd Meester der 
Loge //De Ster in 't Oosten" te Zierikzee, en des- 
niettegenstaande kerkelijk ontvanger. 



65 

Van der Grijp was geboren 20 Juni 1810, en over- 
leed den 21 Mei 1893. 

67. DIRK JOHAN MUNTENDAM. 

Geb. te Middelburg 18 Oct. 1815. Inges. Aug. 1836. 
Bev. 19 Oct. 1838 met het praedikaat van meer 
dan voldoende bekwaam. 

Müntendam was in zijn jeugd een nette, ijverige en 
kundige knaap en mijn schoolkameraad op de Fransche 
en Latijnsche scholen. Hij was kleinzoon van den 
Waalschen predikant te Middelburg en behoorde dus 
tot die gemeente. Zijn vader, wonende in de Segeerstraat 
H 77 was een zeer geacht man, kantonrechter en direc- 
teur van het postkantoor. Het was toenmaals aan de 
postkantoren wat minder druk dan thans; voor Mün- 
tendam was met het oppertoezicht belast de Middel- 
burgsche Med. doctor Forsten, dien ik in de //Levens- 
berichten" heb vermeld, terwijl ook in mijn eerste 
stukje der School over hem wordt gesproken. 

Zijn leerjaren besteedde hij tegelijk met de Mid- 
delburgers Serle en Stades in de beklante apotheek 
van den heer Van Bakelgem. Na zijn uitmuntend 
examen is hij eenigen tijd werkzaam geweest in de 
zeer bekende zaak van d'Ailly te Amsterdam. Hierop 
vertrok hij naar Arnhem, doch de apotheek aldaar niet 
kunnende aankoopen, zooals hij hoopte, ging hij naar 
Zutphen, omdat zich daar eene gelegenheid tot overne- 
men eener goede zaak voordeed. Daar wonende is Mün- 
tendam gehuwd met een Zutphensche dame, die hij echter 
na een paar jaren reeds verloor. Van deze bezit hij eene 
dochter in Oost-Indië en een andere eveneens gehuwd, 
maar die in Nederland is gebleven. Te Zutphen heeft 
mijn vriend, dien ik in 1842 nog eens heb opgezocht, 
eene zeer goede zaak gehad. Het doel van mijn reisje 
was te solliciteeren naar Amersfoort, waar mijn Academie- 
vriend Alpherts was overleden. Het gelukte mij niet 
daar benoemd te worden, niettegenstaande ik de can- 
didaat was van Burgemeester en Wethouders, en wel 
omdat ik een diploma te veel had. De Accoucheuses 
in die stad verzochten namelijk geen verloskundige te 
benoemen, omdat daaraan geen gebrek was ; toen be- 



56 

ni»emde men een candidaat met twee diploma's. I 
ziet het alweer: Omne nimium nocet! 

HrsTENDAM verkoclit na den dood zijner toen no^ 
Middelburg wonende moeder, Mej. Skrt.é, zijne z 
aan een ander; het werd een winkel in comestibe 
en volgde metterwoon het gezin van zijn schooiizr 
Daardoor heeft hij op meer dan eene plaats gewoc 
onder andere te Hilversum en Ie Schiedam. Tli 
woont hij te Alkmaar. 

De bekende Amslerdamsche Medici Miistbsdah ; 
familieleden van hem. 

De geslachtsnaam zal wel afstammen van de in ( 
ningeu gelegen gemeente Muiitendam. 

liH. PIETKR CORNELIS DE WINTER. 

(ieh. te Zierikzee 13 Maart 1815. Inges. Aug. IS 
Bev. 13 Oct. 1838 met het praedicaat van huil 
gewoon voldaan. Overl. 187f{, 

Met meer andere Zierikzeeë naars had ook Db Wis 
liet voorrecht van aan de Prov. Geneesk. Commissie in 
dan nooriig was te hebben voldaan. Hij heeft eet 
van dit voordeel, misschien wel wegens gebrek 1 
vooruitzichten, geen gebruik gemaakt voor eene vestigii 
bijpostjes waren toen voor een jong apotheker i 
te verkrijgen. Hij is in zeedienst gegaan. In hetjs 
boekje van 1865 vond ik dan ook een P. CdeWin 
vermeld met de letters E. K. 5 met twee kruisjes, 1 
de bijvoeging dat hij als eerste, apotheker derzcema 
belast was met liet onderwijs in de Natuur-, Schei- 
Plantk tuide in het marine-hospitaal te Willemso( 
Zijne benoeming als militair apotheker dagteekent ' 
1 Januari 1853, dus geruimen tijd na zijn eervolle 
missie. Wat bij in dien tussc hen tijd heeft gedaan, « 
ik niet te zeggen, maar in allen gevalle was zijn die 
loffelijk ; immers, de gemelde teekens bij zijn nai 
Ridder van de Eikenkroon, buitendien versierd niet ■ 
gouden gesp van twintig-jarigen olliciersdienst bewij 
dit ten volle. 

In het Tijds. der Maats, van 1876, vond ik veran 
dat genoemde heer, als 1° apotheker bij het niari 
hospitaal te Willemsoord op (Si-jarigen leeftijd is o> 
leden. 



57 

69. MICHIEL MARINUS VAN RTJSSEL. 

Geb. 22 Dec 1819 te Tholen. Ing. Juli 1887. Bev. 
27 Juni 1840. 

De naam Van Rijssel wijst alweder op vroegere 
protestantsche uitgewekenen. Hun nazaat, W. v. Rllssel, 
in Oct. 1814 tot apotheker bevorderd, stond in 1838 
nog als zoodanig te Tholen vermeld. Deze was de 
vader van Michiel Marinus en van ons n°. 52. In 
1839 werd zijn apotheek voor de weduwe waargenomen 
door D. Marselis die in 1814 was geadmitteerd. Daar 
Michiel zich ook in Tholen als apotheker vestigde 
evenals zijn broeder in Poortvliet de heelkunde uit- 
oefende, kan uien nagaan, dat die Van Rijsselaaks den 
Tholenaars heel wat medicijnen hebben bereid. 

De leden dezer familie hebben veelal uitgemunt 
door plichtsbetrachting en eenvoud, zeer verschillend 
van de hedendaagsche helden in de Panama-, Dreyfus of 
Humbertszaak, of van de tien jongelui, die in Januari 1903 
voor oneerlijkheid in den Middelburgschen kerker zaten. 

Tempora mutantur et nos mutamur in illis ! 

Toen Van Rijssel zijn eindexamen aan de School 
had afgelegd, is hij later in de zaak zijns vaders nis 
provisor gekomen, waar het hem zeer goed is blijven 
gaan. Zijn apotheek is door Dr. v. d. Burght overge- 
nomen die haar door een provisor liet besturen. Dit 
scheen echter velen een onwettige handelwijze toe, daar 
de wet een accoord tusschen doctoren en apothekers 
verbood. Het Staatstoezicht kon er echter niets aan doen. 

Behalve de apotheek van M. M. van Rijssel, die deze 
tot 18H1 voor zijne moeder had bestuurd, vond men te 
Tholen nog een andere van den bovengenoemden 
D. Marselis, die in 1843 zelfstandig apotheker was ge- 
worden. In 1857 werd diezelfde zaak reeds voor de 
weduwe waargenomen door J. Kaittz. Latere pro visors 
in die apotheek zijn geweest: G. A. de Looze, F. Plan- 
keel, A. A. Nonhebel en A. de Haan. 

Sedeit 1885 is te Tholen geen apotheker meer. 

70. FRAN^OIS BAERT. 

Geb. te Vlieringen 27 April 1817. Inoes. 1837. Bev. 
22 Juni 1842. Overl. 1890/91. 

De jongere broeder van den reeds onder n°. 57 ver- 



58 

melden pharmaceut en dus een zoon van den ouden 
apotheker Bakrt, kon zich, (laar zijn vader nog leefde, 
niet te Vlissingen vestigen. Hij vertrok toen naar het 
groote, tegenover Vlissingen, aan de overzijde der Schelde 
gelegen dorp Groede en vond daar den in 1830 te 
's-Hage bevorderden apotheker A. J. J. Carlter, die 
echter aan alcohol-sufheid leed. Baert, een ijverig en 
verstandig man had het er zeer goed. 

Bakrt is omstreeks 1800 te Groede overleden. Hij 
is gehuwd geweest met een dochter van den toenmaligen 
Lutherschen predikant te Groede, bij wie hij verschei- 
dene kinderen heeft gehad. Een zoon, assistent-apotheker, 
staat met een apotheker aan het hoofd eener zaak te 
Tiel, terwijl een dochter gehuwd naar Suriname is 
vertrokken. 

p]ens kwam mij, of in zijne clientèle of in die van 
Oostburg, het volgende, trouwens niet zoo zeldzame 
ueval voor : Aan een Cadzandsche vrouw had ik voor 
rheumatische pijnen iets opgeschreven om op de pijnlijke 
plaats te leggen. Na veertien dagen kwam zij terug 
zonder eenige beterschap te kunnen vermelden, en toch 
had zij dag en nacht het middel er stevig opgelegd, en 
zelfs, om het niet te verliezen, met een band bevestigd, 
maar wat had zij aldus op de pijnlijke plaats gelegd? 
eilieve, mijn receptenpapiertje ! En dan heeft Groede 
nog al den naam en de daad van een goede school te 
bezitten. 

71. LOURENS VAN BLOPPOEL. 

Geb. te Zierikzee 15 Juli 1813. Inges. Jan. 1838. 
Bev. G Oct. 1838. 

Hij verliet de School zonder bericht en deed zijn 
eindexamen in het jaar zijner inschrijving, waaruit 
blijkt dat hij zich elders moet hebben bekwaamd. De 
plaats zijner keuze werd Zierikzee, dat toen ter tijde 
7000 inwoners telde. Er stonden echter niet minder 
dan zeven apothekers, zoodat de reden verklaarbaar is 
waarom Bloppoël er slechts gedurende korten tijd verbleef. 

Inmiddels was de jonge apotheker gehuwd met Mej. 
W. J. de Wijs uit Middelburg en vertrok met haar in 
1849 naar Amerika, vermoedelijk naar het door vele 
Middelburgers gezochte Grand-Rapids. 



59 

Hij maakte er goede zaken, doch overleed betrekkelijk 
jong. Ook zijne echtgenoote stierf, na reeds lang te 
voren een Laparotomie te hebben ondergaan. 

72. LEENDERT ABRAHAM ADRIAANSEN. 

Geb. 21 Sept. 1821. Ing. Juli 1838. Van vak ver- 
anderd. 

Adriaansen was een Neuzenaar van geboorte, verliet 
de apothekers loopbaan alvorens zijne studiën te hebben 
voleindigd en vertrok 23 Mei 1853 van Middelburg- 
naar Amsterdam. 

73. JACOBUS JOHANNES VLEK. 
Geb. te Vlissingen 15 Nov. 1816. Ing. Aug. 1838. 

Deze leerling is evenals zijn voorganger van carrière 
veranderd. Het heeft mij niet mogen gelukken iets 
naders omtrent zijn verderen levensloop te weten te 
komen. 

74. GERARD JAN WILHELM VAN DEN BERG. 

Geb. te Deventer 8 Aug. 1822. Ing. Dec. 1838. Op 
verzoek ontslagen in 1841. 

Ook van dezen is niets in de herinnering mijner 
stadgenooten overgebleven. In het jaarboekje van 1865, 
vond ik, met dezelfde initialen doch dien naam met 
een sluit-H. gespeld, te Nijkerk (Oost-Don geradeel) in 
Friesland, den heer G. I. W. van den Bergh als een 
in 1841 bevorderd plattelandsheelmeester. Het zal wei 
dezelfde kunnen zijn. 

De secretaris van Oost-Dongeradeel, de heer G. IJ. van 
der Veer had de goedheid mij mede te deelen, dat ge- 
noemde dokter, den 19 Januari 1874, van Nijkerk naar 
Aengwierden is vertrokken. 

75. DINGENIS FAGEL. 

Geb. te Middelburg 10 Jan. 1823. Inges. Dec. 1838. 
Bev. te Middelburg 10 Juli 1843. 

Bejaarde Middelburgers zullen zich nog goed her- 
inneren den nij veren en bedrij vigen tabaksverkooper 



60 

F wei. in de Korte Noordstraat, over de kazerne, met 
zijn groot gezin. Zijn naam gelijk aan dien van den 
welen* beroemden staatsman, bracht te weeg dat men 
hem doorgaans baron Kakel noemde \ trouwens zijne 
beweeglijkheid, zijn kort, dik uiterlijk en zijn gebiedende 
blik gaven er ook wel wat aanleiding toe. Het was 
bekend, dat hij veel werk maakte van de opleiding 
zijner kinderen, ofschoon hij niet gefortuneerd was. Zoo 
was ook de oudste zoon een jongmensch van goede 
manieren. 

Dinoems is na een goed afgelegd examen misschien 
apotheker geworden te Rotterdam. Zijn latere lotge- 
vallen ken ik niel volledig en er is niemand meer te Mid- 
delburg aan wien ik het zou kunnen vragen. Te Rotter- 
dam is Kakel evenwel niet gebleven, want hij heeft zich te 
Zutphen gevestigd en wordt daar o. a. in 1885 vermeld. 
Ik vond hem daar nog tot 1893. Ook in een der 
Haagsche apotheken is Kao el nog ïn betrekking geweest, 
namelijk bij Morrox, en voor hij zich te Zutphen ves- 
tigde was hij reeds vele jaren aldaar provisor in de 
zaak van W. Hallegraaff. Ik meen dat een jongste 
broeder van hem werkzaam is geweest als boekhouder 
bij de gemeente-apotheek te Rotterdam. 

7«. VINCENT ANTHONY VAN DOLDER. 

Geb. te Meliskerke 13 Mei 1816. Ing. Jan. 1839. 
Bev. 27 Juni 1840. 

Den naam Van Dolder heb ik ergens in Zwitserland 
ontmoet. In dat land is ook een berg van dien naam. 

Midden op het eiland Walcheren, ligt het kleine 
dorp Meliskerke, de geboorteplaats van Vincent v. 
Dolder. Daar praktiseerden eenmaal de heeren Stvert 
vader en zoon. De echtgenoot-e van den eerste, op jeugdi- 
gen leeftijd reeds weduwe geworden, huwde ten tweede 
male met den heer Van Dolder, die de praktijk aldaar 
uitoefende. Uit dit tweede huwelijk is onze Van 
Dolder geboren. Hij werd voor apotheker opgeleid. 
Het kan zijn, dat liet verblijf ten plattelande bij hem 
de lust heeft doen ontstaan een verzameling; insecten 
aan te leggen, die hij met zeer veel zorg bewaarde. Na 



61 

de School te hebben afgeloopen volgde zijn examen als 
apotheker. Daar in Middelburg voorloopig niets voor 
hein open was, ging hij als provisor bij de Firma 
Fyan naar Den Haag, verwisselde die betrekking later 
met die bij de Wed. Oversluys in Goes. 

Eindelijk deed zich in Middelburg de gelegenheid 
voor de apotheek over te nemen van den in 1847 naar 
Amerika vertrokken heer De Lepelaar, ons n°. 28, die 
wegens zijn fraaie stoep een groote vermaardheid 
had gekregen. 

Van Dolder huwde Mej. Kleei wens uit Goes, bij wie 
hij een zoon en een dochter verkreeg. 

De zoon, die hem als apotheker had kunnen opvol- 
gen, verkoos zijn carrière in Indië te zoeken en is 
aldaar als apotheker overleden. Bij zijne dochter, die 
met den koopman A. P. v. n. Kamer is gehuwd, brengt 
Van Dolder thans rustig zijn laatste dagen door. Hij 
is nog vrij gezond, doch zijn hersenfunctiën beginnen 
achteruit te gaan, wat op 87-jarigen ouderdom wel 
verklaarbaar is. 

Van Dolder is langen tijd een man van ambitie 
geweest en had in zijn kleine zaak een voldoende 
maar weinig winstgevende clientèle. Dikwerf was hij 
daarbij sukkelende, zoo dat hij er eindelijk toe is 
moeten overgaan een provisor te nemen. Wij vinden 
o. a. den heer Olivier als zoodanig bij hem in de 
apotheek, waar hij zeer nuttig werkzaam is geweest. 
Thans is, zooals reeds is gezegd, de heer Van Dolder 
rustend apotheker. 

De apotheek zelve is in een slagerij veranderd. 

P. S. Zeer toevallig mag het heeten, dat de tijding 
van zijn overlijden mij op denzelfden dag — 21 October 
1903 — gewerd, toen zijn levensbericht ter perse ging. 

77. WILLEM PIETER VINCENT HENNEQUIN. 

Geb. te Sluis 12 Febr. 1823. Ing. Jan. 1839. Bev. 
10 Juli 1843. Overl. 11 Sept. 1881. In het jaar- 
boekje van 1865 staat bij vergissing de promotie 
in 1830. 

Het aanzienlijke en uitgebreide geslacht der Henne- 
quins herinnert alweder aan de réfugiés en aan het 



(S2 

Ylaainsche woord Henneken. Zooals vele jongelui uit 
Sluis ontving ook hij zijn eerste opleiding elders en 
werd luier een ijverig leerling der School. 

Omstreeks 1843/44 vestigde hij zich te Sluis op de 
Markt, een uitmuntend geschikt plekje voor een be- 
ginnend apotheker. Men vond toen tevens te Sluis de 
vun 175)5 dagteekenende zaak van B. Renier. Bij het 
overlijden van dezen werd de apotheek door Pieterse 
zie n". l^l overgenomen. Als geboren Sluisenaar viel het 
Hknnkqi'ix niet moeilijk een goede clientèle te verkrijgen, 
terwijl de heer Pieterse voornamelijk de buitenlui tot 
klanten had. Henneqiin zeer gezien en geacht werd 
wegens zijn kunde lid van den Geneesk. Raad. Jammer 
dat hij betrekkelijk niet oud is geworden; een lever- 
kanker, die hem een langdurig en treurig sukkelen 
bezorgde, deed hem reeds in 1881 op 58-jarigen leeftijd 
bezwijken. 

Zijne weduwe, Mej. S. van Willes, die hij bij den 
eveneens met een Juffr. van Willes gehuwden doctor 
P. Renier had leeren kennen, was een dochter van den 
predikant te Kapelle bij Goes en zuster van den in 
mijn eerste stukje vermelden geneesheer van Bleiswijk 
en wijlen den luit.-generaal Van Willes. Zij bleef in 
Sluis wonen tot aan haar overlijden in 1901. 

Deze vriendin mijner overledene vrouw, — mijn 
schoonvader, predikant te Kloetinge, woonde nabij 
Kapelle - verloor plotseling een met den heer J. Stern 
gehuwde en kinderen nalatende dochter, maar had 
daarentegen het voorrecht een zoon tot kapitein ter zee 
te zien benoemd, die zeer goed staat aangeschreven. 
Bovengenoemde dochter behandelde ik nog eens in 
consult met verschrikkelijke brandwonden door een 
lucifer ontstaan; springen in een sloot, op het geroep 
van een man die het uit de verte zag, redde haar leven. 

De geneesheer H. Hennequin te Sluis was hun neef. 

78. JOHANNES JACOBUS VAN DER HARST. 

Geb. te Middelburg 6 Mei 1823. ïnges. Juli 1839. 
Bev. Juni 1843. Overl. 15 Jan. 1887. 

De Harst, is volgens van der Aa, een boerenstreek in 
Gelderland. Of nu deze te Middelburg zeer talrijk ver- 



63 

tegenwoordigde familie er uit afkomstig is, weet ik 
niet te zeggen. 

Er waren voor Johanwes Jacobus prachtige vooruit- 
zichten, toen hij zich in de apotheek op de Pottenmarkt 
vestigde, na leerling te zijn geweest bij A. Tak en 
Stein. Hij had er een drukke, ja de drukste zaak van 
allen, en dat zegt nog al wat, omdat er in 18(38 bijv. 
24 apothekers in Middelburg waren. 

Vóórdat V. d. Harst de apotheek van zijn voor- 
ganger De Wolf overnam, was deze reeds zeer in 
aanzien. Naijver echter verspreidde in den tijd van 
De Wolf het gerucht, dat zijn vrij goedkoope drankjes 
niet al te best waren, hetgeen echter uit niets was 
gebleken. 

A. G. de Wolf van 1816 liet fortuin na toen hij in 
1868 vrij plotseling overleed. Zijn apotheek uit twee 
huizen bestaande, de Bonte Olymolen en de Dry gistpotten, 
waarvan eene het jaartal 1556 draagt, zijn door den 
tegenwoordigen eigenaar, prachtig in antieken stijl ge- 
restaureerd en het inwendige in een even schoone als 
moderne apotheek veranderd. Merkwaardig is het, dat 
in een dezer beide huizen, reeds omstreeks 1620 een 
pharmacie was gevestigd. Men weet dit uit een achter 
een schoorsteenmantel gevonden briefje — een schoor- 
steen door den heer L. K. v. d. Harst voor het 
museum in de Wagenaarstraat afgestaan — waarop ge- 
schreven stond, dat een zekere Juffr. Marie Rosé Lespine 
verklaart te lijden aan de ziekte van //madeiynnier" 
en er in belooft de medicijnen daarvoor te betalen ! 
Weinige apotheken zijn zoo oud. 

J. J. van der Harst bleef in de oude apotheek, tot zijn 
zoon, de heer L. K. van der Harst, hem opvolgde ; hij 
zelf ging daarop met zijne vrouw in het met een fraaien 
goed onderhouden tuin voorziene huis rentenieren, 
waarin ook Eijbaard en Dr. Van Hennekeler hadden 
gewoond. (Molen water N 45). Zijne beide zonen, tot 
apothekers bevorderd, werden lid van den Geneesk. 
Raad. De een volgde hem zooals wij gezien hebben, 
in de Apotheek op, de andere zoon, J. C. v. d. Harst, 
kocht de beklante zaak van de firma De Blaecke de 
Ligny. Daarentegen verloor hij aan tering een uiterst 
bekwamen volwassen zoon, die med. doctor had moeten 
worden en een jeugdige dochter. 



Mij /.elf slii-rf den I."» Januari 3887 aan feu slepend 
liiTsciilijdeii. 

79. HKNH1 FUAN(/OIK JOSEPH MAHUTTE. 

(iel», ie VliHKiiiijeii ia Juli 1822. In». 1899. Bev. 24 
O.I. 1H45. Over!, in IHH3. 

Deze heer vestigde zich na ssyn promotie te Vlissingen 
in liet (iroenewoud. Kr waren daar voor hein goede 
vooruitzichten omdat hij lot hel H. K. kerkgenootschap 
behoorde en de 11. K. bevolking vooral door het Relgiseb 
loodwezou zeer was toegenomen. Mahvtte heelt er dan 
imk een goede clientèle geluid en is slechts door huise- 
lijke omstandigheden genoodzaakt geweest zijn zaak aait 
den heer J. A. v.vx Ockenuirk over te doen. Hij had 
/.ijiie apotheek geheel nieuw opgericht. 

De lieer Maiutte, die een broeder te Vlissingen 
wonende had, thans nog in leven, was van Frausche 
ouders eu is nu zijn vertrek uit Vlissingen naar België 
vertrokken, om te Ktterbeek bij Brussel te gaan wonen, 
alwaar hij den 8 Januari 1893 overleed. 

Zijne drie leerjaren had hij bij Flaxder te Vlissingen 
doorgebracht, ook is hij nog te Amsterdam en te Schiedam 
bij de firma's Meppe en Maas werkzaam geweest. Gedu- 
rende een 20-tal jaren heeft hij het apothekersambl 
te Vlissingen uitgeoefend, waarna hij, zooals wij gezien 
hebben, zijn zaak aan den heer Van Ockenburg heeft 
overgedaan. 

80. MARINUS JOHANNES VERHULST. 

(ieb. te Middelburg 3 Aug. 1823. luges. Aug. 1839. 
Hev. 27 Oct. 1843. Overl. 9 Juni 1875. 

Vebui-i.k'L' was de zoon van een niet gefortuneerd mauu- 
factiirier. Een goed gedrag, veel ijver en kunde, maar 
een stille aard en een zwak gestel kenmerkten hem ; 
de Militieraad keurde hem af voor soldaat. 

Hij was bediende bij de firma De Ligsy, ook nog 
langen tijd na zijn promotie; de apotheek was hem 
toevertrouwd ; vestigen kon hij zich voorloopig niet. 

Toen door Eijbaard's aftreden de post van Gemeente- 
apotheker open kwam, solliciteerde bij, niettegenstaande 
liet kleine salaris, eu werd benoemd. Hij huwde met 



B5 



een juffrouw Lievense en verhuisde met de apotheek 
van het Molenwater naar het Noordpoortplein. In de 
apotheek bleef hij zich onderscheiden door zindelijk- 
heid, zuinigheid, eerlijkheid en nauwgezetheid. Hij 
had een gelukkig leven en oppassende kinderen, gaf 
privaatles vooral in den tijd toen de leerlingen de 
stadsapotheek moesten bezoeken. 

Op zekeren dag bereidde hij zijn millioenste recept ; 
dat zou anderen een feestdag geweest zijn, maar hem 
niet ; de in die recepten schuilende verantwoordelijkheid 
verontrustte hem en dat nam toe, toen er eens in de 
apotheek was ingebroken, en hij meende vergiften te 
missen. Ongelukkig werd er bovendien in die dagen 
een stuk zout in een brood gevonden, en voor sublimaat 
aangezien. Toen werd hij zwaarmoedig en die gede- 
primeerde toestand deed hem zóó aan, dat hij in tering 
verviel en tot aller spijt overleed. Dit was in 1875, 
terwijl hij op 1 Maart 1850 aan de stads-apotheek was 
gekomen. 

De heer Stades moest hem op het laatst van zijn 
leven in de apotheek bijstaan. Mac4Ielse volgde hem 
als stadsapotheker op. 

Lang na hem en zijne weduwe overleed een volwassen 
zoon, een chemicus, plotseling te Amsterdam ; een andere 
zoon is arts te Bloemen daal terwijl zijn eenige dochter, 
gehuwd met den heer W. P. Haman, op het buitengoed 
Waterwijk woont. De heer J. W. Verhulst, geacht 
notaris alhier, is mede een zoon van hem. 

81. ABRAHAM VAN SCHREVEN. 
Geb. 6 Nov. 1821. Inges. Aug. 1839. 

Spoedig zonder ontslag vragen naar elders vertrokke» 
en dus geroyeerd. 

82. JOHANNES VERVENNE. 
Geb. 19 Maart 1821. Inges. Oct. 1839. 

Deze jongeling was uit Goes en verwant aan de 
familie van dien naam aldaar. Met een hunner, den 
zoon eens goudsmids, studeerde ik te zamen in Leiden. 
Die door en door kundige en vroolijke jongeling 
stierf reeds in zijn studententijd aan tering. Zoo 
stierf eveneens op jeugdigen leeftijd, bovengemelde 



5 



«ft 

•ïoiiwnks, zoodat er geen sprake van was ooit examen 
te doen. 

De nuain Vkhvkxxb herinnert aan een gehucht in 
Noord-Brabant en is sedert lang over Nederland ver- 
spreid en vooral te Middelburg. 

H3. joiiaxnks henrkts leonardcs bource. 

Van de/en te Antwerpen geboren heer heb ik in het 
eerste stukje medegedeeld, dat hij tot de heelkunde is 
overgegaan en, na Oost-Indië te hebben bezocht, in 
1855 te Rotterdam of te Amsterdam is overleden. 

Ken mijner vrienden deelde mij mede, dat de vader 
van Johax, een zeer bekwaam met eeii Hollandsche 
dame gehuwde Franschman was, die in Rusland 
kritesjrevaiitreiie is geweest maar ontslagen werd, omdat 
hij, als kundig tailleur, de vrouw van een Gouverneur 
een dienst had bewezen. Die oude heer Boukce is 
later ook naar Oost-Indië gegaan en heeft daar, meen 
ik, met zijn vak fortuin gemaakt. Hij is echter naar 
Middelburg en naar Antwerpen teruggekeerd. 

Een andere zoon is als kunstschilder beroemd ge- 
weest; hij woonde later te Brussel. 

84. JASPER JOHANNES SCHUTTERS. 

Geb. 3 April 182<> te Middelburg. Inges. Aug. 1842. 

Deze jongeling was de oudste zoon van den bij de 
Middelburgers vroeger welbekenden koster der Koorkerk, 
een ijverig man, die boekhandelaar geweest was. We 
weten van Jasper dat hij leerlingbediende geweest is bij 
den lieer Hkxry, Korte Noordstraat, doch hij veranderde 
reeds van vak in Januari 1843 en is toen naar Oost- 
Indië vertrokken, waar hij overleden is zonder schatten 
over te zenden. 

85. JACOBUS EVERT NUL. 

Geb. te Middelburg 4 Aug. 1824. Inges. in 1842. 

Een Nul in 't cijfer, de onbeduidende zoon van een 
onbeduidenden bakker, die gelukkig spoedig de School 
verliet. Zijn verder leven is, meen ik, kort geweest. 



(J7 
86. PIETER KRUIJSSE. 

Geb. te Bergen op Zoom 30 Dec. 1825. Inges. 1842. 
Vertrokken in 1843. Bev. te Amsterdam 1 Nov. 
1847. 

Dat deze jongeling te Bergen is geboren, was aan 
het booze weder te danken, dat in dien op den water- 
vloed van het voorjaar gevolgden winter schijnt geregeerd 
te hebben. Zijne moeder uit Axel was namelijk te 
Tholen gelogeerd, zij durfde wegens de voortdurende 
stormen de terugreis niet te ondernemen en wachtte 
toen, om welke reden dan ook, de heuchelijke gebeur- 
tenis te Bergen af. 

Al die stormen hebben den knaap geen kwaad ge- 
daan, want hij leefde in 1902 nog als 77-jarig rente- 
nier te Amsterdam. De vader P. J. Kruijsse was bier- 
brouwer te Axel. Zijne vrouw, Mej. Augustijn, kwam 
uit Tholen. Als ik het niet mis heb, was des bierbrouwers 
vader een tijdlang doctor te Goes. 

Kruijsse, die geen familie te Middelburg had, maar 
goede kennissen, is leerling geweest bij Quadekker 
maar moet zich later nog te Amsterdam bekwaamd heb- 
ben. De thans nog krasse man die in 1900 nog dagelijks 
uitging, stichtte toen een zaak op den Haarlemmerdijk. 
De zaak nu reeds meer dan 50 jaren oud wordt ge- 
voerd door zijn zoon, den heer P. J. Kruijsse. 

In mijn eerste stukje, heb ik op blz. 143 vermeld 
een geneeskundige Kruijsse te Oud- Vosmeer bij Tholen, 
mogelijk een familielid van de Axelsche Kruijsse's. Tot 
1840 leefde ook een apotheker Kriijsse te Middelburg, 
zie n°. 40. 

87. WOUTER VAN DER STRAATEN. 



Geb. 19 Juli 182G te Goes. Inges. Aug. 1842. Bev. 
26 Aug. 1847. 

Ik weet van hem, dat hij bij Ripping leerling is ge- 
weest, zonder bericht de School verliet en na zijn 
examen naar Rotterdam vertrok, waar hij overleed. 



68 

88. ANTOINE RERNARI) VAN DEN BREE. 

Geb. 28 April 1824. Inges. Aug. 1842. Bev. te 
Middelburg Mei 1844 tot Apotheker en later 11 Aug. 
1854 tot plattelands-heelmeester. 

Het was Huk kelen met dezen van vak veranderden 
man; ik hel) zijn naam in 18<>5 ontmoet als heelmeester 
op het kleine dorp Oudelande hij Goes, waar de weinig 
beschaafde maar gezochte Leen Boogaert praktiseerde. 

Van' den Krek heeft dan ook daar geen bestaan ge- 
vonden. Hij werd se heepsdok ter en is na eenige reizen 
aan boord overleden. 

89. BASTIAAN VAN ASPEREN VERVENNE. 

(reb. te Goes 8 Maart 1819. Inges. in 1842. Bev. 
10 Juli 1848. 

Deze jongeling, waarschijnlijk nabestaande van deu 
zoo even vermelden, zal wel te Goes zijne beste leerjaren 
hebben gehad. Na een zeer voldoend examen en van 
een bekend goed gedrag vestigde hij te Goes een apotheek 
in de Kerkstraat en had daar goeden naam en clientèle. 
Ik vond zijn naam nog tot 1889 vermeld. 

Met deze, zoo goed bekende, apotheek had het vol- 
gende tragisch geval plaats. Een dorpsdokter zond, om 
met staal-tinctuur te vullen, een fleschje, zooals een 
zijner patientjes gewoon was te gebruiken. De oude zeer 
vertrouwbare knecht vult het bij vergissing met Nord- 
hauser Zwavelzuur, dat eveneens een zwarte kleur 
heeft, en maakt het voor aflevering gereed. De apotheker 
opent het niet en de dokter doet het evenmin. 
Deze levert het af en de moeder geeft het in, 
zonder het vocht eerst te proeven. Het kind, de 
eenige bezitting van gegoede landlieden, sterft en 
de dokter die er niet om denkt, dat hij eigenlijk de 
leverancier was, weet zich niet te redden en verklaart 
het gestorven kind vergiftigd. De zaak wordt ruchtbaar 
en de officier van justitie onderzoekt de zaak en velen 
vreesden voor den afloop. Een beschuldiging of een vonnis 
is echter niet gevolgd, zeker wel omdat ook de officier 
bang was voor een Error personae: immers wie was 
hier de schuldige ? De knecht, die het niet had gele- 
verd, de apotheker, die zijn knecht gewoon was te 



60 

kunnen vertrouwen, de dokter, die het aflevert maar 
het fleschje ook niet opent of de moeder, die het gif 
toedient. Intusscben heeft dit geval er toe bijgedragen 
den geneesheer zijn plaats te doen verlaten. 

90. DIRK STEENMEIJER. 

Geb. te Hekelingen 24 Dec. 1825. Inges. Aug. 1842. 
Bev. 28 Oct. 1846. Overl. 11 Maart 1000. 

Toen de ijverige en bekwame Steenmeijer zijn zeer 
goed geslaagd eindexamen deed, was zijn vader predi- 
kant te Ritthem, een dorp tusschen Middelburg en 
Vlissingen gelegen. Deze is later met zijne echtgenoote 
te Middelburg ,/salvo honore et stipendio" gaan leven 
in de Singelstraat N 188. Zijn dochter was aldaar ge- 
huwd met den heer De Wildïj, den drukker der Vlis- 
singsche courant. Zij is thans nog in leven. Een 
broeder van onzen Dirk was boekverkooper in de 
Noordstraat. Voor den jongen apotheker waren toen 
weinig vooruitzichten in onze stad, gelukkig vond hij 
een werkkring in Zierikzee. Hij kwam namelijk aldaar 
in de zaak van den heer (ï. de Jonge den Boer, gehuwd 
met Mej. A. C. van Borrkndam, op de Oude Haven, 
Zuidzijde D 434, die sedert 1861 als rustend apotheker 
wordt vermeld. Deze laatste was een zoon van den 
gefortuneerden burgemeester F. J. de Jonge den Boer 
en van Mej. Lina van Goote (?) en is geen leerling der 
Clinische school geweest. 

Steenmeijer, die het eerst in 1855 als zelfstandig 
apotheker wordt aangehaald, had een bloeiende zaak. 
Na zijn overlijden, in 1900, is de apotheek gesloten, 
totdat de zoon met zijne studiën zoover zal zijn ge- 
vorderd, dat hij de zaak zelfstandig zal kunnen drijven. 

Steenmeijer had elders nog familieleden, o. a. den 
doctor van dien naam te Zutphen. 

91. JOHAN HENDRIK VAN DALEN. 

Geb. te Goes 4 Sept. 1825. Inoes. Aug. 1843. Bev. 
17 Oct. 1845. Overl. omstreeks 18(>0. 

Van Dalen was een Goesenaar, is daar geboren, heeft 
er zich gevestigd en is er gestorven. Zijn stadgenoot, 
mijn vriend Dr. Kooman, heeft mij medegedeeld dat 



70 

Van Dalen na zijn promotie, provisor is geworden in 
de apotheek van de weduwe D. Steendijk te Goes. 
Steendijk was gehuwd geweest met een dochter van 
dm zeer geachten advocaat, Mr. De Witt Hamer aldaar. 
Deze, vermoedende dat in het rijk van pharmaceuten 
voorziene Hoes geen goede vooruitzichten voor het jonge 
paar waren, kwam tegen dat huwelijk in verzet. Het 
haatte hem echter niet, zoodat het huwelijk dan ook 
hoeft plaats gehad. 

De financieele moeilijkheden vertoonden zich, zooals 
dit te verwachten was, spoedig, maar werden gelukkig 
hersteld. Apotheker Steendijk, die in 1817 reeds 
geadmitteerd en in 1819 reeds te Goes gevestigd was, 
heeft geen hoogen leeftijd mogen bereiken. In 1848 
werd zijn apotheek reeds voor de weduwe door Kalmt- 
iiorT waargenomen. Het jaar daarop nam, zooals reeds 
is gezegd, onze Jan van Dalen het provisorschap waar. 
Daar hij met de dochter der wed e Steendijk in het 
huwelijk trad, wordt hij sedert 1854 als zelfstandig 
apotheker vermeld. Dit duurde jammer genoeg slechte 
tot 1860, het jaar van zijn overlijden. De zaak werd 
daarop voor de weduwe nog een poosje door Krol 
v. o. Hoek bestuurd, doch daarna gesloten. 

De naam Van Dalen, waarschijnlijk oudtijds afkom- 
stig van het Drenthsche of Geldersche dorp van dien 
naam, is een in Zeeland veelvuldig voorkomende. Een 
vroeger lector bij de Clinische School heette eveneens 
alzoo, doch spelde zijn naam met twee a's. 

Onze apotheker noemde zich J. H. van Dalen Pz. en 
liet is toevallig, dat de bekende oudheidkundige te 
Sluis, wiens even bekwame zoon als psychiater en 
directeur van het gesticht voor zenuwlijders te Ermelo 
werkzaam is, dezelfde voornamen had. Deze schreef 
echter zijn naam zonder sluit-» aan het einde en was 
dan ook niet aan onzen apotheker verwant. 

92. CORNELIS JOHANNES DIRKSE. 

Geb. te Middelburg 4 Sept. 1826. Inges. Jan. en Mei 
1843 Bev. 27 Aug. 1851 met buitengewoon bekwaam. 

Tweemaal ingeschreven, wegens tijdelijke dieustname 
bij de marine. 

Deze jongeling, uit geringe burgerouders geboren, 



<71 

had al spoedig den naam van ijverig en bekwaam en 
de vrucht er van bleek uit den graad bij zijn Prov. 
examen. Hij oefende zich als bediende bij Hkrklots en 
Ripping. Daar zijne middelen niet toelieten zich als 
apotheker te vestigen, legde hij zich vooral toe op tech- 
nische scheikunde en is daardoor werkzaam geweest 
aan de Middelburgsche garancine-fabriek. Het kan zijn, 
dat Dirkse rum tuis een goed garancine-product leverde 
maar de fabriek hield het niet uit en gelukkig, want 
haar in de kaden stroomend water veroorzaakte een 
nooit zóo gekende verontreiniging. Daarna heeft Dirkse 
te Rotterd im een betrekking gezocht en gevonden in de 
garancine-fabriek van Salomonson, die hem te Middel- 
burg had leeren kennen. Intusschen is hij in den be- 
ginne te ^Rotterdam nog provisor geweest en later 
drogist, doch een echte apotheek had hij niet. Zijne 
lust voor chemicalia en drogerijen is hem dus 
bijgebleven en ik heb steeds gehoord, dat het hem 
in Rotterdam goed is blijven gaan. Hij overleed 
omstreeks 1896. 

93. MARINÜS GERARDUS RYBAU. 

Geb. te St. Maartensdijk H Maart 1823. Inges. 1843. 

Deze jongeling te St. Maartensdijk geboren waar 
zijn vader toen nog woonde, is waarschijnlijk de broeder 
van den in mijn eerste stukje op blz. 20(> vermelden 
geneesheer. Hij is van de pharmacie tot de heelkunde 
overgegaan. Van hem is slechts bekend, dat hij in 
1843 of 1844 naar Tholen wegens ongesteldheid vertrok- 
ken en van daar niet is teruggekomen. Zijn vader was 
in het jaar zijner geboorte, in 1823, naar genoemde 
stad verhuisd. 

94. JOHANNES RENIER VAN KORRENDAMME. 

Geb. 8 Maart 1829 te Middelburg. Inges. 1843. 
Bev. « Aug. 1849 met eert. n°. 1. Overl. 1 Sept, 
1854. 

Al behoort deze familie niet tot den adelstand toch 
moet men aannemen, dat ze echt Zeeuwsch is, van 
ouden oorsprong en mogelijk wel afkomstig van het 



72 

oude dorp Borrendamme, dat in vroegere eeuwen aan 
den mond der haven van Zierikzee lag, doch thans ge- 
heel is verzwolgen. In de geschiedenis is de plaats 
bekend, al ware het maar, dat men er in 1468 Kaeel 
den Stoute onder aan den dijk heeft moeten hul- 
digen, omdat in Zierikzee een besmettelijke ziekte 
heerschte. In den oorlog met Vlaanderen is het 
plaatsje verbrand en later geheel verzwolgen. In 1828 
heeft men uit de fondamenten nog verkoolde tarwe op- 
gehaald, die thans in ons museum is te bezichtigen. 

Te Zierikzee woonde van 1756 — 72 een medicus, 
Dr. Gregorius van Borrendam, wiens dissertatie over 
Cruditate, Coctione et Crisi in onze bibliotheek te 
vinden is. Er waren echter in die stad, zooals de heer 
De Vos mij wel heeft willen mededeelen, twee geslachten, 
die geen familieleden waren, het eene schreef Borren- 
damme, het andere Van Borrendam. 

Zoo behoorde tot de Van Borrendam's de apotheker 
van dien naam, die aan het Kraanplein D 469 heeft 
gewoond. Deze Jacobus Theodoris is geen leerling der 
Clinische School geweest. Den 8* tcn Augustus 1810 te 
Zierikzee geboren, is hij aldaar met Anna Maria Geer- 
ling gehuwd en werd door dit huwelijk zwager van 
den heer De Jonge den Boer. 

Deze apotheker heeft, bij het opheffen der zaak, Zie- 
rikzee verlaten. 

Onze leerling Johan Renier van Borrendamme was 
de zoon van een Middel burgschen broodbakker en 
was zeer zwak van gestel. Evenals vele teringlijders 
was ook hij zacht van aard en scherp van verstand ; van 
daar zijn ,/Ciim laude". In November 1851 trouwde 
hij te Zierikzee Klara Wilhelmina Ochtman, nadat hij 
een paar jaar in de zaak haars vaders als bediende 
was werkzaam geweest. 

Na zijn huwelijk vestigde hij zich te Middelburg op 
den Burg nabij de Markt waar hij een nieuwe apotheek 
inrichtte. Deze is later aan den heer D. van der Hoek 
overgegaan. 

Van Borrendamme is jong gestorven, slechts 25 jaar 
oud zag zijn vader hem door tuberculose kwijnen en 
sterven. 

Eenige andere leden zijner familie zijn eveneens aan 
dezelfde ziekte bezweken. 



73 

95. CORNELIS FAUEL. 

Geb. te Sommelsdijk op Overflakkee den 22 April 
1826. Inges. 1845. Bev. te Dordrecht 4 Oct. 1848. 

Het dorp Sommelsdijk wordt afgebeeld in de Chroniek 
van Zeeland door Smallegaxge en inderdaad maakte 
het ook in nog vroegeren tijd een deel van Zeeland 
uit en zelfs thans, ofschoon behoorende tot Zuid-Holland, 
is het door kerkelijke banden aan Zeeland verbonden. 

Op blz. 139 van het eerste stukje vermeldde ik reeds 
zekeren Theodorus Fauel eveneens uit Sommelsdijk 
afkomstig, die nog als geneesheer te Goedereede ge- 
practiseerd heeft, doch reeds vroeg te Dordrecht overleed. 
Ook hij was evenals bovengenoemde door deProv. Gen. 
Commissie te Dordrecht bevorderd. 

Wij mogen wel aannemen, dat zij nabestaanden waren. 

Cornet/es heeft van onze School gebruik gemaakt, 
doch heeft ze spoedig verlaten omdat het voor een 
examen, in Dordrecht af te leggen, beter was daar of 
te Rotterdam te studeeren. Hij is dan ook in die buurt 
gebleven en heeft zich nedergezet in het bloeiende 
Flakkeesche dorp Oude Tonge. Ik vond er zijn naam 
o. a. in 1865. 

Zijne lotgevallen zijn mij verder onbekend. In 1885 
was er geen apotheker meer te Oude Tonge doch als 
geneesheer stond er de heer D. A. Arends, (l stft stukje 
blz. 146), die daar in den kring van zijn familie leefde. 
Ook thans staat er geen pharmaceut meer. De familie 
bloeit nog als Medici in het naburige Berg-Ambacht. 

96. FRANS JOHANNES LABRAND. 

Geb. 8 Oct. 1827 te Zierikzee. Inges. 11 Auü;. en 
19 April 1845. Bev. 6 April 1848. Overl. 9 Juli 
1903. 

De naam van Labrand duidt wel op vroegere emigran- 
ten. Er valt intusschen op te merken, dat er hier 
thans twee famieljen zijn, waarvan bij de eene de naam 
met d eindigt — we noemen ze hier gewoonlijk de 
Zierikzeesehe — , terwijl de andere, daaraan ook 
verwant, doorgaans de Middelburgsche wordt geheeteii ; 



,74 

de naam der laatste eindigt met t. Van deze zullen 
we later een apotheker aantreffen. 

Fiiaxs heeft te Middelburg geleerd ; zijn bijnaam 
Vorstiiki'vki, wordt niet altoos vermeld. Zijn schoon- 
zoon deelde mij o. a. mede, dat hij bij apotheker Mari- 
xissex leerling geweest is en tijdelijk de School verliet 
omdat hij zich wilde bekwamen voor Med. doctor, doch 
dat plan weder heeft opgegeven. Teruggekeerd deed 
hij, na goed gestudeerd te hebben, een gunstig examen 
bij de Prov. Commissie en had daarvoor, als iedereen, 
aan mijn vader, die Secretaris was, /' 220 te betalen. 
Terloops zij hier vermeld, dat, als ik mij goed herinner, 
de gewoonte medebracht die gelden onder de presenten 
te deelen, met dien verstande, dat de voorzitter 1'/, 
en de secretaris 2 '/ , aandeel verkreeg. 

De heer Labrand heeft daarna de apotheek van 
Pu. L. Maatjes in zijn geboorteplaats in de Korte 
St. Janstraat overgenomen en bestuurde die met goed 
gevolg van 1849 tot 18H4. Hij was inmiddels in 1854 
gehuwd met Mej. A. C. Harixck. Doch dewijl er acht 
apotheken te Zierikzee bestonden, waren de bezigheden 
en de winst niet groot; daarom deed de heer Labrand de 
apotheek aan Jacob Marixu.s Gasille over en nam de 
veel meer belovende tabakszaak over van zijn vader, 
den heer Vorstheuvel Labrand, en bestuurde die tot 
aan zijn overlijden den 9 Juli 1903. 

Voor de aardigheid wil ik hier bijvoegen wat Labrand 
op zijn examen heeft moeten bereiden : 1°. Protoxyd. 
Stibii sulphurat. fuscum. 2". Subcarb. Magnesiae. 
3°. Sulphas Sodae. 4°. Empl. aromat. 5°. Electuarium 
compositum. 

97. JUSTUS LÜDEWIJK OVERDORP. . 

Geb. 16 Januari 1826 te Domburg. Inges. lug. 1845. 

Overdorp was de wees van den kort te voren over- 
leden geneesheer te Domburg. Wegens zijn financieelen 
toestand heeft men hem gratis aangenomen, maar om 
dezelfde reden heeft hij spoedig het vak verlaten. 
Treurig mag het heeten, dat vele jaren daarna 
zijne zuster, die zeker door haar vader bij voor- 
baat geleerd had de beginselen der latere Sepsis, nog 



75 

moeilijkheden heeft gehad, omdat zij uit een kraam op 
de Heerenbeurs, waar toen nog kermiskramen stonden, 
een stukje zeep wegnam zonder verlof. De vader was 
helaas aan den drank verslaafd geweest. De zoon is, 
naar ik meen, naar Gorinchem vertrokken. 

98. HENDRIK LODEWIJK RE1CHERT. 
Geb. te Middelburg den 22 Feb. 1829. Inges. 1845. 

Ook deze tot den mingegoeden stand behooren de- 
jongeling verliet weldra de School, zoodat ik niets van 
hem weet. 

Hij was burgerwees en niettegenstaande hij vrijstel- 
ling had verkregen der leergelden, vertrok deze leerling 
zonder kennisgeving. 

99. JAN PIETER VAN SANTEN. 

Geb. te Vlissingen 11 Oct. 1827. Inges. Jan. 1847. 
Overl. 23 Jan. 1895. 

Deze Vlissingsche jongeling was de zoon van Cornelis 
Jacobus van Santen en Johanna Smtth. Men beproefde 
hem tot apotheker op te leiden ; dit mislukte, omdat 
zijn gezondheid het niet toeliet. Ik heb gehoord dat hij 
leed aan zenuw toevallen. Hij is later te Vlissingen 
met zijn zuster samen gaan wonen en overleed in het 
gasthuis aldaar. Het blijkt, dat hij toch nog 68 jaren 
bereikt heeft. 

Meer herinnering heeft ons nagelaten een andere 
Cornelis Jacobus van Santen, grootvader van hem, die 
conciërge in het Museum te Middelburg en later 
als conciërge aan het Gymnasium verbonden is geweest. 
Deze ijverige en werkzame man was het, die vele 
jaren geleden modellen heeft gemaakt, voor vogelkooien 
bestemd, van het koffiehuis te Vlissingen, de Beurs ge- 
naamd, alwaar men een schoon uitzicht op de Schelde 
had en waar voorheen alle aanzienlijke vreemdelingen 
vertoefden, die of naar Spanje vertrekken moesten of 
wier schepen op de reede lagen. Van Santen maakte 
eveneens een zeer nauwkeurig model van het in 1809 
door het bombardement der Engelschen verbrande, 
voormaals beroemde, naar het Antwerpsche model ge- 
bouwde stadhuis. Men ziet er nog voor staan de, jammer 



76 

genoesr, voor eenigen tijd vernietigde welbekende draai- 
kooi. Beide modellen, door mij in zeer ontredderden 
toestand hij een antiquaar gekocht, maken thans een 
sieraad van het Museum in de Wagenaarstraat uit. 

100. HENRI VOGELVANGER. 

Gek te Nieuwer-Amstel den 21 Juli 1829. Inges. 
in 1845, doch vier jaren later niet meer als leerling 
beschouwd, omdat, hij zonder kennisgeving was 
weuirebleven. 



rn 



Deze in Vlissingen wonende jongeling heeft zich 
wel bezig gehouden met de practische pharmacie, doch 
heeft nooit een eindexamen gedaan. Hij droeg wel 
den naam van Vogelvanger, evenals onze onder n°. 2 
vermelde Middelburger, die apotheker geworden is aan 
het Nosocomium te Leiden, doch hij was geen nabe- 
staande van hem. 

Vogelvanger's vader was misschien, zijne moeder 
echter zeker, een Vlissingsche. Hunne namen waren 

Lko.VARIH'S VlNCENTIUS VOGELVANGER 611 HENRIETTE ElISE 

Korgerhoff. Van moeders zijde was aan hem verwant 
de heer Willem Hendrik Borgerhoff Maller, die als 
geacht dirigeerend Off. van Gez. te Middelburg heeft 
gewoond, doch thans is overleden. Ook de moeder 
van dezen was een juffrouw Borgerhoff. 

Henri Vogelvaxger heeft zich, zooals ik zeide, niet 
bekwaamd voor een eindexamen maar heeft zich te 
Vlissingen geassocieerd met den heer Flander, zie n". 35; 
aan wien hij was verwant, omdat deze met zijne zuster 
was gehuwd. Tegelijkertijd met hem was ook in die 
zaak werkzaam de heer P. Gasille, zie n u . 145. 

Toen later Flander directeur werd van de gasfabriek, 
dacht men dat Vogelvanger hem zou opvolgen, doch 
dit kon nu eenmaal niet. Toen heeft, meen ik, de 
heer Gasille de apotheek nog eenigen tijd waarge- 
nomen, tot hij haar in 18H6 voorgoed overnam 
en nog als eigenaar bestuurt. Vogelvanger, wiens 
hulp niet meer vereischt werd, is toen gaan inwonen 
bij zijn familie te Vlissingen en in den kring der 
zijnen ambteloos voor eenige jaren overleden. 



77 

101. HENDRIK MARINUS LINDONK. 

Geb. 18 Oct. 1831. Inges. Aug. 1847 als toehoorder 
en in Fehr. 1849 tot. den militairen dienst toegelaten. 

Deze leerling was, als ik mij goed herinner, van een 
Thoolsche of Noord-Brahantsehe familie. Hij is in 
dienst gegaan, maar ik heb zijn naam in de voor mij 
beschikbare boekjes niet gevonden. 

102. SALOMON DE GROOT. 

Geb. te Middelburg 10 April 1820. Inges. 1847 
School verl. reeds in Januari 1847 zonder bericht. 

Deze Joodsche jongeling werd vrijgesteld van betaling 
en behoorde dus tot de weinig gegoeden. Zijne ouders 
waren Meijer Calmax de Groot en Rachel Nathax Spier. 
Beide namen komen nog te Middelburg voor. Ik weet 
niets van hem, dan dat er staat opgeteekend, dat hij 
naar Schiedam zou vertrokken zijn. 

103. NICOLAAS KAREL SWEMER. 

Geb. te Colijnsplaat 28 Aug. 1829. Inges. Aug. 1847. 
Ontslagen in 1850 en vertrokken naar Utrecht. 
Tot drogist bevorderd 2 Maart 1858. Overl. 1899 
of 1900. 

De vader van den heer Swemer w r as ambtenaar, ik 
meen ontvanger, eerst, naar het blijkt, te Colijnsplaat 
en later te Goes, waar hij op de Markt woonde. Het 
was een zeer geachte familie. 

De heer Swemer heeft te Middelburg zijne studiën 
gemaakt bij zijn neef, den apotheker Marinissen. Zijn 
vader later naar Utrecht vertrokken zijnde, heeft ook 
Nicolaas daar zijn studiën voortgezet, niet zoo zeer 
als pharmaceut maar als drogist en deed daarvoor 
examen. Op dat gebied heeft Swemer zijn lauweren 
verdiend, want, nadat hij zich te Leiden gevestigd had, 
is hij daar in een zeer beklante zaak werkzaam geweest 
totdat hij in 1893 zijn zaak overdeed aan den heer 
De Waal. 

Mevrouw de weduwe leeft nog en woont thans te 
Haarlem, Leidsche vaart 58. Een zwager van hem is 
de heer Van Dissel te Leiden. Een zuster van Sw t emer 



78 

was te Colijiisplaat gehuwd met zekeren heer BAERsen 
een andere eveneens reeds lang overledene zuster te 
Middelburg met den raadsheer Van Deinse. 

104. KOENRAAD VALENTINUS RIEMENS. 

(iel), te Vlissingen 1 Oct. 1829. Inges. Jan 1848. 
Bev. X\ Oct. 1851. 

Rikmenr behoorde tot eene in Vlissingen en ook 
elders zeer verspreide en geachte burgerfamilie, die 
enkele predikanten telde. Vandaar, dat hij te Vlis- 
singen is gebleven. Hij richtte een flinke apotheek 
op in de Wal straat of nam misschien, hetgeen ik niet 
zeker weet, de naburige over van Van der Os, en 
leefde er, ongehuwd waarschijnlijk, met zijn zuster. 
Omtrent 1891 of iets later heeft hij zijn zaak opgeruimd, 
is toen gehuwd en elders gaan wonen. 

Zooals weleer vele Zeeuwsche famieljen bezat ook 
hij een merkwaardige verzameling munten en medailles. 
Zij zijn alle in Holland verkocht. 

105. HENDRIK DE WOLFF. 

Geb. 11 Dec. 1831. Inges. 1848, toen tijdelijk de 
School verlaten en opnieuw ingeschreven. Overl. 
te Middelburg 3 Sept. 1850. 

In de woning van den heer J. C. van der Harst in 
den berg Etna, Kortedelft, is nog te zien een balk 
aan de zoldering, waarop alle leerlingen hun naam 
hebben geschreven, die in betrekking zijn geweest bij 
de heeren De Blaecke de Ligny en P. M. de Ligny, 
de voorgangers van den tegen woordigen heer Van der 
Harst. Deze balk heeft mij geleerd, dat Hendrik de Wolff 
in 1849 bij de firma de Ligny leerling is geweest. Hij 
is spoedig, zonder examen gedaan te hebben, overleden. 

106. ANDRIES NICOLAAS VAN POELJEN. 

Geb. te Middelburg 14 Maart 1825. Inges. 1848. 
Overl. omstreeks 1850. 

Van Poeljen was een jongeling uit eene ter goeder 
naam bekende, maar niet bemiddelde familie. Ik weet 
van hem, dat hij goed van gedrag was> vlijtig en 



79 

leerzaam. Zijn vader, een sluiswaehter, had niet minder 
dan lieden kinderen te verzorgen. 

Onze Van Poeljen was een zeer bemind bediende en 
leerling in de apotheek van Ripping op de Vlasrnarkt. 
Toen hij op het punt was zijn eindexamen te doen 
en bijna zeker was, dat dit goed zou afloopen, werd 
hij zeer onverwacht door een darmbeklemming aange- 
tast, waaraan hij plotseling onder vele pijnen bezweek. 
In den tegen woord i gen tijd zou men bij hem zeker 
de buiksnede hebben verricht. 

In 1903 woonden minstens nog een broeder en twee 
zusters van hem te Middelburg:. Eene der laatsten is 
de tweede weduwe van wijlen den ontvanger Hemertjk 
Tak van wien een zoon als leerling in de heelkunde 
aan de School is vermeld in het eerste stukje. Deze 
overleed, nog als leerling, in 1868. 

107. HENDRIK JOHANNES HACKENBERG. 

(>eb. te Middelburg 2 Febr. 1832. Inges. Aug. 1849. 
Bev. 23 Nov. 1853. Overl. 2 Jan. 1890. 

De //Hacken" is een berg in Zwitserland nabij 
Schwyz ; uit deze streek is lang geleden de familie 
naar Zeeland gekomen. Het is merkwaardig dat nog 
heden de Hackenbergs zich onderscheiden door een zeer 
sterke nigrescentie van het hoofdhaar en daarmede ge- 
paard gaande, eenigszins donkere gelaatskleur. Zij be- 
hoorden vroeger tot het Luthersche Kerkgenootschap. 
Vermoedelijk zijn zij hier gekomen als goudsmeden ; 
althans nog ten huidigen dage zijn er twee firma's 
Hackenberg in dien handel, op den Burg nabij de 
Markt. Het is bekend, hoe de oude heer Hackenberg 
al zijn winkel goed in den regenbak wierp, toen 
er naast zijn deur een felle brand woedde. Een 
der genoemde winkels verbrandde. Zonderling genoeg 
is er aan dien hoek meer dan eens een zware brand ge- 
weest, bijv. die van het huis van den heer De Stoppelaar. 
In de 15° eeuw verbrandde er het eerste stedehuis 
en misschien plaatste men daarom in den gevel van 
het in dien tijd gebouwde hoekhuis den wensch //dat 
het moge bewaard worden voor brand en andere ge- 
varen". Men wil dat de zware brand in 1857, die in 
het huis begon van zekeren Van Eersel, moet aange- 



80 



stoken zijn, omdat de bewoners uit het wandelen waren 
en Van Kkksei. dien Zondagmorgen nog veel petroleum 
had gekoeld. De Maatschappij gaf dan ook maar één 
gulden schadevergoeding. 

De vader van Hendrik Hackexberg, die een talrijk 
gezin had, woonde eerst in Den Haag en later te Mid- 
delburg op de Wal A r> of t> ; hij was groot werker en 
bekend om zijn kunde. 

Van de ki mieren werd Hendrik apotheker. Hij was 
bekend als vlug en kundig. De schoone nieuwe 
apotheek van (|i t adekkkr was zijn leerschool en hij 
volgde dan ook ons n°. 23 op.. Hij zelf had onder zijne 
leerlingen den later hoogleeraar geworden heer Pixgge 
en hij was het, die dezen weerhield het vak te laten 
loopen, dat hem, Plugge, te moeilijk voorkwam ! 

Hackenberg huwde zijne overbure, Mej. Matzinger, 
die thans nog Hurg C 98 leeft en kinderen heeft, waar- 
van een militair apotheker. Eigenaardig dat lang ge- 
leden ook de Matzïxgers uit Zwitserland zijn gekomen. 

Hackenberg had een goede clientèle, was innemend 
van aard en stond als zeer bekwaam bekend. Voor de 
buitenlui was hij wat te weinig ernstig ; daarenboven 
ging hij sukkelen aan een borstkwaal, waaraan hij op 
slechts 57-jarigen leeftijd bezweek. Na hem werd de 
apotheek opgeheven, die hij van het jaar 1860 had 
bestuurd. 

108. JOHANNES JACOBUS DOCKHEER. 

(leb. te Middelburg 6 Aug. 1833. Inges. 19 Juli 
1849. Is van vak veranderd en dus niet als 
apotheker bevorderd. 

De thans nog levende heer J. J. Dockheer woont 
sedert ettelijke jaren met zijne echtgenoote, Mejuffr. P. 
J. Tevel en twee volwassen kinderen, waarvan de zoon 
elders woont in de Langeviele perc. K 201. 

De familie Dockheer is in den tijd van het bombar- 
dement van Vlissingen uit deze stad naar Middelburg 
gekomen. In het Museum alhier bewaart men nog den 
steen, die in den gevel gestaan heeft van het daar 
door hen bewoonde, thans afgebroken en opnieuw opge- 
bouwde huis op de Zijlmarkt. De familie vestigde zich 



81 

in de Langeviele in de kruidenierszaak, perceel K 201, 
waarin zekere heer Haman had gewoond, de oudoom 
van de ook als leerlingen der School vermelde heeren 
Haman. De zaak in koloniale waren is later op hun 
zoon, A. J. Dockhkek overgegaan die gehuwd is geweest 
niet Mejuft'r. P. J. lk Nobel. 

Van hunne beide zoons was één, de bovengenoemde 
Johannes, voor apotheker bestemd. Deze heeft, toen hij 
op de School was ingeschreven, zijn leertijd gehad bij den 
heer Ripping, bij wien hij vier jaren en bij den apotheker 
Van Deinse, bij wien hij een jaar heeft doorgebracht. 

Hij is van vak veranderd en is met zijn broeder 
opgevolgd in de kruidenierszaak, tot zij beiden de 
zaak hebben aan kant gedaan en andere woningen 
zijn gaan betrekken. 

Belangstellend in kerkelijke zaken, zooals alle leden 
dezer famielje waren, hebben zij van tijd tot tijd ge- 
wichtige betrekkingen bij het kerkbestuur vervuld. 

109. GOTTLIEB WILHELM HOUTZAGER. 

Geb. te Groede 21 Juni 1832. Tnges. 1849. Bev. 10 
Aug. 1855. Ontsl. met eert. 1. 

Zagen we reeds bij menige apothekers, dat hun naam 
aanleiding gaf om te vermoeden, dat hun geslacht uit 
Vlaanderen kwam, thans zien we in den voornaam van 
Gottlieb eene herinnering aan Duitschland. Bij juiste 
analyse blijkt het ook in Zeeland, dat de meeste Zeeuwen 
eigenlijk geen afstammelingen zijn van de Zeeuwen 
van vóór duizend jaren. 

De heer Houtzager was op School een ijverig leer- 
ling, want hij w r erd ontslagen met eert. 1 en woont 
thans — 1903 — ambteloos te Middelburg, Vlasmarkt 
L 9 in het huis, waarin vroeger woonden de Boude- 
wijnsen en de Notaris Woütersen. Daar verloor hij 
omstreeks 1901 zijne echtgenoot; er bleven geen kin- 
deren over. Ik meen dat in een jaarboekje vermeld 
staat dat hij ook te Vlissingen als apotheker gewoond 
heeft; dat is weder eene jaarlij ksche herhaalde dwaling. 
Houtzager heeft als pharmaceut altoos gewoond in de 
plaats zijner eerste vestiging Terneuzen, waar, zoover ik 
weet, nooit vóór hem een apotheek was geweest. Hij 
kwam er in 1856, verkreeg spoedig een matige 

6 



82 

rlit'iilt'lt' en wan er /.eer geaclil, De apotheek voor- 
zit'! daar in die zeeplaats zeker aan een vernachte. 
In lHiH) deei! hij zijne zaak over aan den heer P. A. 
i.k ('i.kkcij, ons n". 14<i, die ioen eene apotheek had te 
Kruiningeii. 

Te Middelburg heeft Hoitzagkk zijn leertijd door- 
gehraelit en was er werkzaam hij den heer Baert, 
Gorlslraal; liij wan daar vóór P. Post, zie n". 136, die 
later naar Tiel Ls gegaan. 

1H1. JAOOBUÖ ADAM. 

(iel.. Ie Middelburg 21 Maart 1833. Inges.Jan. 1850. 
Bev. 10 Nov. 1855. 

I>e/,e Adam bereikte slechts den leeftijd van 05 jaren 
en dus heel wal minder dan de allereerste Adam, 
van wien hij, evenals alle uienschen, is afgestamd! Zijne 
famielje was in den loop der eeuwen niet door de 
fortuin begunstigd, althans in zijn studie-tijd waren 
zijne ouders burgerlui zonder geld. Intusschen was 
hij een stil, eenvoudig, ijverig leerling, kwam na 
zijn eind-examen als bediende in de gemeente-apotheek 
te Middelburg en bleef er onderscheidene jaren, tot 
zijn goede naam hem den post van gemeente-apotheker 
te Ooes bezorgde; hij bleef er tot de gemeente de zaak 
ophief. Daarop heeft Adam nog eenigen tijd een apotheek 
met goed gevolg voor eigen rekening bestuurd. Hij 
was te Goes in 1882 en wordt het laatst genoemd in 
1899, doch kort vóór dat jaar was hij reeds overleden. 

Opmerkelijk, dat deze stille, uiterlijk weinig indruk 
makende man lid is geworden van den Geneeskundigen 
Raad. De inspecteur Fokker, die lector geweest was 
aan de School en regent van de Godshuizen, kende 
hem zeker van een goeden kant. 

111. HEINRICH JOHAN OAREL WALTMAN. 

«eb. te Vlissingen 25 Sept. 1830. Ingee. Aug. 1850. 
Bev. Dec. 1852 met vermelding van meer dan 
voldoende bekwaam. Overl. in 1857. 

Zij die de Wai/tmans hebben gekend, meenen dat er iets 
Engelsen in hun uiterlijk lag door het roodachtig hoofd- 
haar, doch de namen wijzen op Duitscheu oorsprong, 



De vader was een geacht ingezetene van Vlissingen, 
een ambtenaar, die, toen hij goed vond den mantel 
om den tuin te gaan hangen, met zoon en dochters in 
Middelburg is gaan wonen, eerst naar ik meen in de 
Lange Noordstraat daarna zeker op de Rouaansehe kade. 
Zijn zoon had van zijne bemiddelde ouders een goede 
opleiding ontvangen en studeerde ijverig waardoor hij 
bij het verlaten der School het beste certificaat verkreeg. 
Zijn gedrag was uitmuntend, maar zijn gestel zwak. 

Met zijn admissie-examen maakte hij geen haast. 
Een engagement niet Mej. GrEQrifctiE heeft niet tot een 
huwelijk geleid. 

W altman is nog vóór of na zijn promotie in betrek- 
king geweest in de apotheek van den heer Baert te 
Vlissingen ; hij had het voornemen een apotheek te 
openen in het aan de overzijde der Schelde gelegen 
groote dorp Groede, doch ook dit heeft niet kunnen 
gebeuren. Toen heeft zich daar gevestigd de zoon van 
den heer Baert, ons n". 70. 

De famielje heeft later Middelburg verlaten, doch van 
een nog aldaar wonende nicht heb ik vernomen, dat 
de gezondheidstoestand van den jongen Waltman alle 
hoop deed vervliegen op een vestiging. Hij bezweek 
dan ook in het ouderlijk huis in 1857, slechts 27 jaren 
oud aan longtering. Zijn vader zelf overleed op 
74-jarigen leeftijd. 

112. LEENDERT BOLLE DE BRUIJNE. 

Geb. 28 Oct. 1832 te Noordwelle in Schouwen. 
Inges. Oct. 1850. Bev. 11 Sept. 1856. Overl. 
15 Febr. 1888. 

De naam van Bolle is niet vreemd aan Zeeland. 
Sedert langen tijd is die familie in Schouwen gevestigd 
en bekleedt er aanzienlijke betrekkingen. Reeds in 
1633 was een med. doctor Bolle in Zierikzee, de 
hoofdstad van Schouwen, praktiseerend. Ook de naam 
der De Bruijne's is zeer verspreid onder de land- 
economen. De vader van bovenvermelden Leendert 
was grondeigenaar op de groote hofstede de Helle onder 
Renesse en Noordwelle. Ze lag weleer in poelen en 
slikken en de naam herinnert, even als die van Ellemeet 



84 

en Klkerzoe aan ooi» ouden tak der Schelde, welke 
laatste in den tijd der Romeinen, Helle of Helium, 
zooveel als kolk, werd genoemd. 

De heer I)k Bruijne kwam in het belang zijner 
kinderen in Middelburg wonen. Een zijner zonen werd 
med. doctor te Zierikzee, een ander heelmeester en 
Lkkndkkt apotheker. Ook de eerste vrouw van den Mid- 
delburgschen chirurg W. J. Jansen, was een De Bruijne ; 
ik noemde haar elders bij vergissing Molenburg. 

De Bruijne heeft zijne leerjaren doorgebracht in de 
apotheek van Priester te gelijkertijd met den zoon van 
dien lector. Hij haastte zich niet met zijn eind-examen 
en daar was ook geen reden voor; daarenboven behoorde 
hij niet tot de sterksten. 

Toen de vroeger zoo bloeiende apotheek van Priester 
door slordigheid van zijn zoon vakant kwam, kocht 
De Bruijne deze zaak en bestuurde ze van 1857 tot 
185J), maar ze was er niet meer bovenop te helpen; 
hij verliet en verkocht de apotheek, die toen voor goed 
werd gesloopt. 

De Bruijne heeft later verschillende woonplaatsen 
gehad. In 1865 was hij provisor te Rotterdam. 
Ambteloos is hij toen bij of in Haarlem gaan wonen. 

Den 22 Feb. 1868 is de heer De Bruijne te Zierikzee 
gehuwd met Mej. Catharina Hendrika Caron, die den 
14 Oct. 1837 te Tiel was geboren. 

Hij zelf overleed op slechts 55-jarigen leeftijd te 
Ommen. Zijne weduwe leeft thans nog, doch is, jammer 
genoeg, niet gezond. 

Zijne kinderen die op verschillende plaatsen zijn ge- 
geboren waren : Willem Arend, overleden ; Grada, 
geboren te Nieuw veen ; Leendert Albert te Brielle ; 
Karel en Arend evenzoo ; Lena Huberdina te Wijk bij 
Duurstede. Te Brielle heeft hij dus lang gewoond. 

113. JOHAN LUDWICH HERTSTEIN. 

Geb. 15 Aug. 1832 te Zierikzee. Inges. Aug. 1851. 
Bev. 20 Juli 1853. 

Zeer zeker is de familie van Duitsche afkomst. 
Volgens den heer De Vos was de eerste Hertstein die 
naar Zierikzee is gekomen een zekere Anton, den 
4 Juni 1766 te Wetzlar geboren en te Zierikzee den 



& 

25 Feb. 1841 op 75-jarigen leeftijd overleden. Hij was 
apotheker en vestigde zijn zaak op de Noordzijde der 
Oude haven bij de Mol, wijk A 305/30U. Ik vind hem 
in mijn lijst als geëxamineerd te Middelburg den 
13 Sept. 1818. Hij behoorde tot het Lutherseh Kerk- 
genootschap. 

Die lijst vermeldt bovendien een tweeden Hertstejx, 
neef van den zooeven genoemden, en JusTrs Cilristoffel 
genaamd. Ook deze was te Wetzlar geboren, den 10 Mei 
1799; hij overleed te Zierikzee 13 Juli 1849. J. Ciir. 
Hertsteix bestuurde de zaak van 1842 — 1849, in welk 
jaar hij overleed. De apotheek werd toen voor de 
weduwe waargenomen door de volgende provisors : J. A. 
Schilt, J. M. W alter. Nidelsteix, Riec4ER en eindelijk in 
1854 door J. L. Hertsteix, den hier boven vermelden 
leerling onzer School. Deze laatste volgde zijn vader 
JrsTrss Chrtstoffel op, maar dit duurde slechts tot 1878, 
toen hij naar Amsterdam vertrok, om daar als apotheker 
werkzaam te zijn. De apotheek op de Oude haven te 
Zierikzee hield van dien tijd op te bestaan. In 1902 
vind ik onzen in 1853 geadmitteerden Johax Lmwicn 
in de Marnixstraat, n u . 201, waar hij, vergis ik mij 
niet, geen eigenlijke apotheek bestuurde maar een 

groothandel dreef. 
«._ 

114. JOHANNNES KAUTZ 

Geb. te Middelburg 14 Nov. 1835. Inges. Aug. 1851. 
Bev. 13 Jan. 1853. p]iders overl. 7* Oct. 1897. 

Kautz was iemand uit den min gegoeden stand van 
daar dat het hem aan goede wetenschappelijke opleiding 
ontbrak. Zijn vader dreef in het klein handel in hout 
in de Lange Singelstraat ; hij zelf werd bediende bij 
den apotheker Steix, die in zijne buurt woonde. Kaft/ 
had daarbij het ongerief niet recht van leden te zijn ; 
zijn hoofd stond te dicht bij de borst, maar juist 
daardoor bezat hij de eigenschappen aan dergelijke 
korte mensehen eigen, van geestig te zijn, opgeruimd 
en snedig in liet antwoorden. Zoo werd hij zachtjes 
aan leerling bij apotheker Hexry. 

Na zijn promotie nam hij korten tijd de apotheek 
waar der Wed Marselis te Tholeu, werkte ook nog in 
de zaak van A. Tak alhier en werd daarna in staat 



86 

«restelil de achteruit gegane apotheek van Hexry — den 
Jonas in de Walvisch *) — over te nemen. In 1867 
huwde hij de Middelburgsche Juflfr. Franc. 

De zaak echter kwam er niet boven op, mogelijk was 
Kai:tz te gul en te optimistisch, hoe het ook zij hij 
kon er zich niet staande houden en vertrok naar elders. 
Van de jaren 1HG0— 1870 staat hij te Middelburg ver- 
meld. Na zijn vertrek uit deze stad werkte hij als 
provisor in Rotterdam en in Dordrecht, totdat hij een 
aanstelling kreeg als apotheker bij het Rijksgesticht te 
Veenhuizen. Daar is hij gebleven tot aan zijn over- 
lijden den 7 October 1897. 

Kattz liet niet minder dan tien kinderen na, en was 
ten tweede male gehuwd met D. E. Boxgers, eveneens 
uit Middelburg geboortig. 

Een broeder van hem is in^militairen dienst en be- 
vindt zich — 1903 — als apothekersbediende in het 
garnizoen te Vlissingen. 

Eene der dochters van Johannes Kautz is apothekeres 
te Leiden. 

115. AUGUSTE CONSTANCE ROCHAT. 

Geb. te Middelburg 24 Aug. 1835. Inges. Aug. 1851. 
Bevorderd 1855? 

Naast mijne deur, waar thans de H. Burgerschool is, 
was vroeger een huis met twee puntgevels, weleer het 
woonhuis van Lydia Borreis, de stichteres van ons 
Burgerweeshuis. Daar was de verblijfplaats van den 
heer en mevrouw Rochat ; deze laatste had daar een 
bloeiende Fransche meisjesschool. Zij w r as afkomstig 
uit Yverdon in Zwitserland en had ook familie in 
Bordeaux. Het was een groot gezin, doch de moeder, 
ofschoon oud geworden, was poitrinaire en hierin lag 
wellicht de oorzaak, dat vele volwassen kinderen aan 
tuberculose stierven. Onder meer een caudidaat bij 
liet Waalsch Kerkgenootschap en een stuurman, gehuwd 
met eene dochter van den apotheker Henry, ons ri°. 12. 
Van dezen leeft nog de zoon als ontvanger te IJzen- 
dijke. Er was nog een andere bekwame zoon, die 

*) Deze gevelsteen bevindt zich in de Oudheidskamer op het 
Raadhuis alhier. 



87^ 

korten tijd te Middelburg chirurg is geweest doch in 
zeedienst is gegaan en na volbrachte dienstjaren, meest 
in O.-Indië doorgebracht, te Amsterdam is overleden. 
Diens zoon, Med. doctor G. E. Rochat, heeft thans reeds 
een goeden naam door zijn onderzoek over Ricine. Hij 
is werkzaam aan het Oogheelkundig Laboratorium 
te Utrecht. 

Behalve in dochters verheugden zij zich nog in een 
oppassenden zoon, onzen Augiste ; hij werd apotheker 
en in staat gesteld een eenvoudig huis te koopen 
op de Vlasma kt, het tweede huis naast den Helm. 
Dit had het gevolg, dat hij er een kleine nette 
zaak vestigde, doch hij bestuurde ze zóó kort, dat zijn 
naam zelfs in de oiïicieele lijsten niet wordt genoemd. 
In 1857 staat reeds in zijn huis vermeld M. V. van 
Lissa, die ook in 1855 was geadmitteerd ; deze was 
geen leerling der School en deed in 1860 zijne zaak 
over aan Anschütz, een drogist, die na eenige jaren in 
de Langedelft ging wonen, vervolgens naar O.-Indië 
is gegaan, doch later te Middelburg overleden is. 

Auguste Rochat, die ongehuwd was, leed ook aan 
tuberculose, die hem ten grave sleepte. 

116. ABRAHAM BEERTA MEIJER. 

Geb. 6 Oct. 1834 te Grijpskerke op Walcheren. 
Inges. 1852. Overl. 1874. 

De ouders van dezen jongeling waren Hendrik 
Meijer en Catharina van de Koker en woonden 
omstreeks een uur van Middelburg:. De als voornaam 
aangenomen naam van Beerta was die van den een- 
voudigen heelmeester van het dorp Grijpskerke, een 
echte //Meester" uit den ouden tijd, die zich onderscheidde 
door eenvoud, ouderwetsche opleiding, goedkoopte en 
een verhard gestel, dat duldde, dat hij van des morgens 
vier uur, als het noodig was, tot des avonds liep, zon- 
der te rijden. Hij woonde samen met zijn broeder, 
een oud, behoorlijk geadmitteerd, apotheker. 

Zij waren echter ten tijde van Bberta's inschrijving 
reeds overleden. J. C. Boudewijnse was hun collega. 
De apotheker is niet vervangen. De afgeleefde heel- 
meester overleed in 1852. Onze Meijer was een halve 



broeder van Mevr. A. Meei'SE — Meijer, die sedert lang 
ie Middelburg woont, Rouoansche Kade G 136. 

Mkuer is reeds in 1852 als apothekersbediende naai 1 
Srhiedam gegaan en later naar den heer Roodesbüeg te 
Arnhem. Hij is echter, zoover ik weet, geen apotheker 
geworden, en is Ie Arnhem getrouwd met Mej. Van 

HolH'IMIKN. 

Hij overleed in 187-1, oud 40 jaren, en had een 
eenigen zoon, die in den hout handel is gegaan. De 
weduwe woont bij hem in. 

117. JAN GERUIT SHPESTEIJN. 

(iel), te Middelburg 2H Aug. 1835. Inges. Aug. 
1852. Hev. 4 Juü 1860. 

De ouders van dezen leerling, wiens studiën goed 
en geregeld zijn verloopen, waren brave burgerlieden. 
Tijdens zijn studielijd oefende hij zich bij den heer 
J. .J. van i»BU Hakst, Pottenmarkt. 

Daar hij nog Hink en gezond te Breda leeft, kon ik 
van hein vernemen, dat hij, na zijn diploma te hebben 
milvangen, provisor is geworden bij doctor H. J. Lulofs 
te Hardinxveld, waar hij elf jaar is werkzaam geweest. 
In Juli 1871 van dat zelfde jaar benoemde men hem 
tot stads-apotheker te Breda. In 1885 werd hem 
bovendien opgedragen de directie van het stedelijk 
ziekenhuis aldaar, zoodat hij nu 32 dienstjaren telt en 
legen Juli 1904 z 
Met gaat hem en ; 
kinderen zijn twe 
dochter nog bij < 
i-liemicus op de t 
reeds een paar exi 

118. JA 

(ieb. te Middel 
Hev. 4 Sept. 1 

Ik herinner ini 
van den aanvang 
als een bekwaam 



89 

aardde. Deze was de zeer verdienstelijke, met het 
toezicht over al de armenscholen belaste onderwijzer, 
aan wien de onderscheiding te beurt viel alö Broeder 
opgenomen te worden in de Orde van den Neder!. Leeuw. 

Jacob Gouka heeft het geluk gehad twee kundige 
leermeesters te bezitten, den jongen Priester en J. A. 
P. van Deinse, deze misten echter de soliditeit van 
Gouka en hadden een niet benijdenswaardigen loopbaan. 

Daar Middelburg toen geen vooruitzichten aanbood, 
heeft Gouka zich nedergezet te Schiedam. Hij heeft 
daar met uitnemend gevolg een apotheek bestuurd ; ik 
vond zijn naam vermeld tot in 1899; in 1902 vind ik 
er echter zijn zoon, den heer A. Gouka, die, naar ik 
verneem, met evenveel geluk de zaak voortzet. 

De eehtgenoote van den thans rustenden heer J. L. 
Gouka, die in Schiedam is blijven wonen, is eene 
juffrouw Blonk. 

Toevallig mag het worden genoemd dat van onze, 
zóo de matigheid in practijk brengende apothekers, 
menigeen Schiedam tot woonplaats heeft uitgezocht. 
Zoo noemen wij de apothekers : Gouka, Filedt Kok en 
thans een heer A. F. van Lissa, vermoedelijk een 
kleinzoon van onzen Lector, en als leerlingen of 
provisors : Beerta Meijer en Cannegieter, terwijl ook 
toevallig aldaar tijdelijk van zijne welverdiende rust 
heeft genoten, de heer Muntendam, zie n°. 67. 

In 1903 maakte een zekere heer Gouka, vermoedelijk 
een nabestaande, lid uit van de wetenschappelijke 
expeditie, die onder leiding van den hoogleeraar Boon, 
naar Paramaribo is vertrokken. 

119. NICOLAAS CORNELISSE. 

Geb. te Middelburg 30 Oct. 1834. Inges. Aug. 1853. 
School verlaten in 1855. Admissie 16 Nov. 1862. 

Deze jongeling had geen Latijnsche school bezocht, 
moest das een jaar den Latijnschen Cursus aan de 
School bijwonen en werd dus slechts . als toehoorder 
toegelaten. Hij verliet haar echter en kon na be- 
hoorlijke studie elders op gemelden 16 Nov. 1862 
geadmitteerd worden als militair apotheker. 

Omstandigheden deden het hem wenschelijk voor- 



90 

komen, dienst te nemen bij het O.-I. leger. Hij is in 
dienst gebleven en heetl liet goed gemaakt. In liet 
jaarboekje van 1H(>5 slaat hij geboekt als apotheker 
:i° klttw of '2' luitenant bij liet garnizoen te Soerabaia. 

120. JACOHUB NOORTHOEK. 

Ueh. te Middelburg 7 Mei 1830. Inges. Jan. 1854. 
Ite.v. te Middelburg ü Maart 1850. Overl. in 
Holland omstreeks 1897. 

NooHTiioEK was de zoon van den allereerst, ingeschreven 
leerling der School en van Maria Lovisa Schade. Hij 
verloor zijn ouders op 1 O-jarigen leeftijd en werd dan 
ook opgevoed in het Hurgerweeshuis. 

Nooetiioek, die wederom, zooals zoo vele personen 
met boogen Behouder, /.eer verstandig was, vond in 
den gemeente-apotheker VEimrwsr een uitmuntend leer- 
meester. Als weeft was hij vrijgesteld van betaling 
der toenmaals jaarlijks verschuldigde veertig gulden, 
doch het bracht teweeg, dat de zóo bekwame en ijverige, 
doch mismaakte knaap door den Lector wat al Ie veel 
werd gebruikt voor het doen van boodschappen, instru- 
menten dragen en zóo meer. Er was dan ook voor 
den oubemi doelden jongeling geen gelegenheid zich te 
Middelburg, waar ook voor een drogist geene vooruit- 
zichten waren, te vestigen. Gelukkig kon hij als 
chemisch bediende in dienst komen bij den in 
de Middel burgsche garand ne-fab riek werkzamen heer 
Dibksk, ons n". 02. Hij had een goeden naam, 
hetgeen ook hieruit moge blijken, dat de lector 
De Ligny hem gratis privaatles gaf' en dat ook de 
Prov. (ieneesk. Commissie hem vrijstelde van het 
examengeld. 

Noorthobk is, toen de garancine- fabriek ophield, naar 
Holland vertrokken en zal wel bij Dirkse, die daar 
reeds was heengegaan, in de Rotterdamsche garancine- 
fabriek in eenigc functie gebleven zijn, doch mij is 
gezegd, dat bij ook nog in dienst is geweest bij 
Hbutstïin aldaar. Tn 1885 vond ik evenwel onzen 
Noorthoex in de ofiicieele lijst als apotheker te 
Rotterdam vermeld. Omstreeks (807 schijnt hij te zijn 
overleden. 



91 

121. JOHANNES COENRAAD LABRANT. 

Geb. te Goes 11 Maart 18815. Inges. Aug. 1858. 
School verl. in 1855. Rev. te Zwolle 18 Jan. 1802. 

Deze jongeling, wiens zuster nog met goed gevolg 
eene zaak te Middelburg bestuurt van dameshand- 
werken, Langedelft H 9, was de zoon van den wegens 
zijne kunde en ïnuziektalenten hooggewaardeerden 
nmziekonderwijzer en klokkenist, die herwaarts uit 
Goes was beroepen. 

Voor den jongen Labrant, wiens gedrag en ijver 
uitstekend waren, was in de toekomst weinig vooruit- 
zicht, vandaar, dat hij, na nog een jaar of drie bij 
Van Dolder en Priester en ook nog in Nijmegen zich 
te hebben geoefend, naar Deventer ging, bekend om 
zijn pharmaceutische School. 

Dit was tevens de reden waarom hij te Zwolle zijn 
eindexamen deed en niet hier, daar die examens toen- 
maals nog niet golden voor andere provinciën. Zijn 
stadgenoot Van oer Harst is ook dien weg opgegaan 
en eveneens met uitnemend gevolg. Van de be- 
kwame te Deventer onderwijzende mannen noem 
ik slechts Prof. Van de Willigen en mijn academie- 
kennis, Prof. Cop, die de eerste of een der eerste 
pharmaceutische doctoren is geweest, eindelijk de 
botanicus Prof. Lodewijk Milder. 

Labrant werd op 26-jarigen ouderdom geadmitteerd. 
Na dien tijd is hij in betrekking geweest te Arnhem 
en te Haarlem. 

Onderwijl kwam de zaak open van den heer 
Kooijwijk te Rrummen ; Labrant heeft deze op zich 
genomen als zelfstandig apotheker en woont nog ge- 
lukkig en goed in die door haar bekoorlijken omtrek 
gezochte gemeente, waar ik zelf nog eens gedacht 
had te wonen. Zijne verhuizing naar Rrummen had 
plaats in 1804. In 1870 huwde hij Mej. M. J. Gordon 
uit Gorinchem. Ook deze dame is thans noir in 

« 

leven, doch er zijn geene kinderen. 

122. JAN LKHMAN DE LKHNSFELI). 

Cieb. te Domburg 1 Maart 1837. Inges. Autr. 1854. 
Rev. Mei 1802. Overl. 1807/1808. 

Rij het verlateu der School ontving deze bekwame, 



92 

slille jongeling eert. n°. 1 ; hij had eene goede opleiding 
ontvangen, want zijn vader was predikant en ook zijn 
grootvader, die te Weslmaas gestaan heeft, had den 
naam van geleerd — /.ie Roekzaal van 1826 en 1828. — 
Zijn vader woonde te Domburg van 1830 tot 1872 en 
ging luen ambteloos leven te Dordrecht, waar een andere 

1, KM MAN IJK LkIINSKKUI, met fleil voornaam G. apotheker 

was ut' geweest was. De dochter van ilen predikant 
huwde den heer J. A. Zie, die bij de School het secre- 
tariaat waarnam. Thans — in 1903 — leeft zij 
niet meer, zoo min als een volwassen broeder, die 
leeraar geweest is ie Schiedam, en steeds aan slapeloos- 
heid geleden heeft, waardoor i\en overigens scherp- 
ziiuiigen man wetenschappelijk werken onmogelijk werd 
gemaakt. 

Na van 1853 lol 1857 en voor de tweede maal leerling 
Ie zijn geweest bij den lieer De Ligny, vertrok Lehman, 
na oen goed examen afgelegd Ie hebben, naur Den Haag, 
waar hij provisor werd bij de weduwe van den 
Zeeuwschen apotheker Van Deinse, zie n°. 3 ; hij 
was er nog in 18IS5 maar steeds lobbende of hij zich 
al dan niet zou vestigen, waartoe hem de middelen 
niet ontbraken; hij wan trouwens ongehuwd. 

Eindelijk koml er ter overname eene geschikte zaak 
open Ie Kampen ; de zwaarmoedige jonge man besluit 
die apotheek te nemen, doch op zekeren morgen, toen 
hij nog kort te voren met een der huisgenooten had 
gesproken, vond men hem dood te bed ; dit gebeurde 
tijdens zijn verblijf in Den Haag. De Kampener zaak 
werd toen overgenomen door een anderen leerling 
onzer School, den heer Woutersen, ons n". 139, die 
toevallig ook Ie Domburg het levenslicht had gezien. 

123. .IOHANNES ADRIAAN WILHELMUS DAMAN. 

«eb. te Middelburg 14 April 1833. Inges. Jan. 1855, 
Bev. 30 Nov. 1859. 

De goede, stille, ietwat gedrukte Dam as was de 
kleinzoon van den zonderlingen chirurg op den boek 
van de Krommeweele en hel Schiuterslml straatje, waar- 
van iets is gezegd in het l c stukje. Dauan was de 
broeder van den op ld. 213 aldaar genoemden leerling. 

De in 1822 geadmitleerde zoon van den chirurg werd 



93 

m zijn examen, apotheker in het huis zijns vaders, 
dat reeds Ivalf en half een apotheek was. Zijne 
voornamen waren J. A. en hem alweder volgde zijn 
zoon op, on/e J. A. W. Apotheker J. A. Daman wordt 
opgenoemd van 1826 tot 1862, toen werd hij rustend 
tot 1873. De vader bleef dus laug de steun van zijn 
zenuwachtigen, veelal over hoofdpijn klagenden zoon. 
Juist die overgevoeligheid stoorde Daman's loopbaan. 
Hij is geruimen tijd óf ambteloos óf in eenige functie 
geweest te Nieuwe-Pekela, dat hem voor zijn gestel 
steeds veel goed deed. Daarop is hij te Rotterdam 
assistent geworden in de gemeente-apotheek hetgeen 
hem goed beviel maar nog al inspanning gaf. Den 
3 on Juni 1878 werd hij door mijn voorspraak, bij den 
dood van Magielsk, gemeente-apotheker te Middelburg- 
en wij hebben er een eenvoudigen, uiterst zuinigen en 
eerlijken ambtenaar aan gehad, doch steeds kwelden 
hem moeheid en hoofdpijn. Hij schreef het aan de 
slechte woning toe, waarin hij wonen moest, doch men 
weigerde hem een andere te betrekken zelfs op eigen 
kosten. Daarom bedankte hij en werd opgevolgd 
door den heer Wijnne, wien dat later wèl werd ver- 
gund ; deze vertrok in 1902 naar Rotterdam. 

Daman is daarop in functie getreden bij de weduwe 
Schermer te Amsterdam, doch de gezondheid werd 
er niet beter op. Eene kortstondige ziekte sleepte hem 
ten grave. 

Zijne weduwe, Mej. Brakman, uit Groede, is met 
hare dochters naar Middelburg teruggekeerd, doch 
overleed na eenige jaren aan leverziekte. 

124. FREDERIK PLANKEEL. 

Geb. te Middelburg 25 Juni 1839. Inges. Aug. 1855. 
School verlaten Jan. 1859. Bev. 9 Maart 1859. 

Zoon van den onder n°. 39 vermelden apotheker op 
de Noordzijde van den Dam en broeder van den thans 
daar wonenden pharmaceut. Bij een uitmuntend levens- 
gedrag en goeden leerlust, bracht hij zijne leerjaren 
uitsluitend bij zijn vader door. Nadat hij ongeveer 
twee jaren als provisor in de apotheek van de Wed e 
Marselis te Tholen was werkzaam geweest, richtte hij 
een apotheek op in het aloude plaatsje Oostburg, een 



94 

soort hoofdstad van liet land van Cadzand. De daai 
iredH wonende geneesheer kim voortgaan een apotheek 
U- houden, doch Pi.ankbkï.'s vestiging belette dit aan 
hen, dif er zich later zonden nederzetten. Natuurlijk 
gevolg was, dal latere dokters een grootere toelaag vnui 
de amienprn<-lijk wei molt lei i, waaraan de Raad van 
Oostburg aanvankelijk niet wilde voldoen ; hieruit vloeide 
ook weer voor!, dal men hij de Staten nm dispensatie 
verzocht, docli de (ieneesk. Kaad handhaafde zijn ge- 
voelen om apotheken len plattelande Ie begunstigen en 
verbood zelïs een naburig geneesheer om in Oostburg 
medicijnen te leveren. Toen later op hetere conditie? 
sollicitanten voor een hetrekking van geneesheer aldaai 
werden opgcntepen ging alles uitmuntend. De ïnediciiF 
[>r (tKooT is tevreden en Plaxkeki. was dit ook. 

Apotheker Plankbel, die niet 1 Januari 1904 zijn 
apotheek heeft overgedaan aan Dr. 0. Prey 37.., 
apotheker te Veenhuizen, heeft het voorrecht een zijner 
zoons tot arts bevorderd te zien. Deze heeft Westerbork 
(Drenthe) lot standplaats uitgezocht. Als rustend 
apotheker blijft Plankeki. voorloopig te Oostburg. 

12;-». 1ZAAK .IOHANNES SCHANSMAN. 

(4eb. te Sluis 3 April 1839. Iuges. Ang. 18A5. 
Onlsl. Jan. 185(5. Hev. 3 Mei 1859. 

De vader van Schaxsman was een groot grondeigenaar 
te Sluis, zooals men weet een vroegere vesting, die 
inen in den Spaauschen tijd ook wel Schans noemde. 
Er waren echter meer Schansen in ons land, zoodat de 
naam onbeslenibnar is. Deze jongeling studeerde goed 
en deed examen, maar hij verliet Zeeland en vestigde 
zich te Maassluis, waar ik zijn naam in 1805 dan ook 
vind. Hij is er echter kort gebleven en was inmiddels 
gehuwd. Daarop is hij als pharinaceut naar Java ver- 
trokken en heelt zich te Soerabaia gevestigd. In deze 
wegens haar ongezondheid en vatbaarheid voor Epide- 
mien beruchte plaats, brak, zooals daar vaak is gebeurd, 
de Aziatigche cholera uit en op één en denzelfden dag 
stierven èn Schaxsmax en zijne vrouw aan deze ge- 
vreesde ziekte. 



95 

120. ANTONY LEONARDUS MARINISSEN. 

Geb. te Middelburg 2 Oct, 1839. Inges. Aug. 1855. 
Ontsl. 1857. Bev. 9 Maart 1859. Overl. 

De familie Marixissex heeft vroeger elders in Zeeland 
gewoond en werd veelal als een Veersche beschouwd. 
Zij wordt reeds genoemd in 1595. Nagtglas vermeldt, 
dat van 1694 tot 1754 een Marixisskx burgemeester te 
Veere was. 

De heer 1). J. Marixissex, vader van onzen Antoxy, 
was apotheker te Middelburg, Noordzijde Dam N 2. Het 
was een eenvoudig, achtingswaard man, eerst gehuwd 
met Mej. E. Hamax, en later met een Juffr. Udemaxs. 
Hij maakte zich reeds vroeg verdienstelijk, door in 
1826, toen ons gansche land door eene gevaarlijke 
Malaria-Pandemie werd bezocht, evenals enkele anderen 
zich naar Groningen te begeven om hulp te bewijzen. 
De ziekte werd voor besmettelijk gehouden, zoodat dan 
ook de Maatschappij //Tot Nut van 't Algemeen" hem 
in 1828 eene Medaille schonk. Hij werd Lid en na 
den dood mijns vaders, in 1856, secretaris der Prov. 
Geneesk. Commissie. 

Antoxy was niet zóó kalm van aard als zijn vader 
en ietwat onbezonnen. Hij deed zijn examen en wordt 
van 1860 tot 1862 te Middelburg als geëxamineerd, 
doch niet als gevestigd genoemd. Ér was geen sprake 
van op te volgen in de niet zeer drukke zaak zijns 
vaders. Antoxy vertrok dan ook naar elders, doch 
ik weet niet juist waarheen. Een tijdlang is hij 
als apotheker gevestigd geweest te Elburg, doch is 
daar niet gebleven. Volgens een van den gemeente- 
secretaris, den heer Meijer, ontvangen bericht, heeft hij 
die plaats in Augustus 1877 verlaten en is elders 
overleden. 



127. JAN LEENDERT STADES. 

Geb. te Middelburg 10 Juni 1840. Inges. Aug. 1856 
en vereerend ontslag ontvangen Aug. 1860. Bev. 
12 Sept. 1860. 

De heer Stades, die zooals uit bovenstaande cijfers 



blijkt, goruimen tijd de lessen gevolgd heeft, was de 
•/.oon van ons n°. 21. Zijne moeder was de Middel- 
burgsrhe Juftrnuw N. Vlieger. Nog heden ten dage be- 
heert li ij met goed gevolg en met de meeste nauwge- 
zetheid de zaak van zijn overleden vader. In die zaak 
woonden vroeger, zooals ik vermeld heb, de heeren 
Pki.i.k en Stein. Xa zijne promotie is Sta des een paar 
jaar werkzaam geweest in de apotheek van Adr. Tak, 
daarna van 18(>M -1870 in Den Haas: in de alom be- 
kende zaak van Moiton. In zijn tijd waren er meer 
Zeeuwsehe jongelui in die stad bij pharmaceuten werk- 
zaam. Na zijne admissie is Stades eenige jaren 
met zijn vader geassocieerd geweest, waarmede men 
met grond wilde voorkomen, dat nieuwe wetten wel- 
licht de nog niet gevestigde apothekers in minder voor- 
deeligen toestand plaatsen zouden. 

Reeds in IHtfl worden beide heeren te samen ver- 
nield in de officieele lijsten. Hoe merkwaardig groot 
in dien tijd, als gevolg van het op gemakkelijke wijze 
apotheker worden voor Middelburgers, het getal was 
van hen, die het recht van apotheker hadden, maar 
nog geen zelfstandige zaak bezaten, kan blijken uit de 
officieele lijsten, waarop de Zeeuwsehe Commissie niet 
alleen de gevestigde apothekers opgaf, maar ook die 
eerstgenoemden. Ik vond voor dien tijd in de toen 
16 duizend inwoners tellende gemeente, als het ware 
gelijktijdig, de volgende namen: A. L. Marrissen, 

J. NOORTHOEK, H. RlPPTNG, G. C. VAN' NeDERVEEN, 

A. Gernler, J. W. Akkerman, C. L. F. Auer en P. P. 
Post. Langzamerhand hebben zij zich toch geves- 
tigd. 

Op bl. 21 vermeldde ik, dat de heer Stades, na zijne 
zaak aan den zoon alleen te hebben overgelaten en na 
het verlies zijner vrouw, naar het gehucht de Abeele 
aan den Ouden Vlissingschen weg is verhuisd. De 
jonge Stades huwde de niet-Middelburgsche juffrouw 
Le Rütte. Hij behoort tot het Waalsch Kerkgenoot- 
schap en bekleedde hierbij onderscheidene betrekkingen. 
Hij is een steunpilaar van de Afdeeling Middelburg 
van de Maatschappij voor Phamarcie en heeft zich, 
bij vacature, meermalen belast met de waarneming 
van de gemeente-apotheek. De heer en mevrouw 
Stades hebben geene kinderen. 



97 
128. JACOB WILLEM AKKERMAN. 

Geb. te Middelburg 7 April 1840. Inges. Aug. 1856. 
School verl. in 1857. Opnieuw inges. 1860. Later 
vertrokken. 

Deze jongeling was de zoon van een Middelburgsehen 
pharmaceut. Zijn loopbaan is kort en niet zeer geluk- 
kig geweest. Zijn vader — zie n°. 4 — was de op- 
volger van Haringman, die zijn apotheek in de Brak- 
straat had gehad. Spoedig daarop huwde hij diens 
weduwe en verkreeg zoo doende op eens een groot gezin. 
Uit hun huwelijk werd een zoon, onze Jacob, geboren. 
Daar de apotheek veel was achteruitgegaan, lieten de 
financiën het niet toe den inmiddels voor apotheker 
bestemden zoon examen te laten doen om in de apotheek 
op te volgen. 

Mij is omtrent Jacob medegedeeld, dat zijn gedrag- 
voortdurend goed is geweest en dat hij te Dordrecht 
als apothekersbediende werkzaam was. Hij is tijdens de 
aldaar heerschende cholera-epidemie bezweken. Zijn 
brave moeder, die geen gevaar ontzag, is hem te Dord- 
recht gaan verplegen, doch stierf zeer korten tijd na 
hare terugkomst in Middelburg. Ook zijn vader is niet 
lang daarna gestorven. De apotheek, perc. (3 266, is 
bij die gelegenheid opgeheven. 

129. AREND WILLEM ALEXANDER DE LOOZE. 

Geb. te Zierikzee 24 Juni 1836. Inges. Aug. 1856. 
Ontsl. Nov. 1856. Bev. 3 Aug. 1858. 

De De Looze's beginnen zoo zachtjes aan een Zie- 
rikzeesche apothekersfamilie te worden. 

De heer P. D. de Vos aldaar berichtte mij, dat hun 
naam reeds in de 18e eeuw te Zierikzee voorkomt. 
Tot deze familie behoorde de op 6 Januari 1803 geboren 
Mattheus J. de Looze, overleden 7 Mei 1869. Deze 
apotheker vestigde zich omstreeks 1828 op den hoek van 
den Dam te Zierikzee. Hij was geen leerling der School. 
In de keurige nette apotheek is hij door zijn zoon Gerrit 
Adriaan opgevolgd, dien wij weldra als leerling zullen 



98 

aantreffen. Thans woont er in Cornelis de Looze, zoon 
van den vorigen, die den 5 Juni 1895 tot apotheker is 
bevorderd. 

Ken tweede zoon van den apotheker M. J. de Looze 
waH onze Arend. Ten huize van zijn vader ontving 
hij een goede praotisrhe opleiding. Daarop is hij in 
1852 naar Van Dishokck te Leiden gegaan, waar hij 
als bediende werkzaam was. Hier deed zich het geval 
voor, dat men hem, den bediende, volgens de oude 
wet een klein examen afnam, hetgeen men bijv. te 
Middelburg nooit deed. Men vergenoegde zich met 
slechts den naam van den nieuwen bediende op te 
schrijven. Hij bleef er twee jaren. De heer De Looze 
is vervolgens bij Herklots te Middelburg op de apotheek 
gekomen en deed daar de ondervinding op, dat èn 
patroon èn patrones zonderlinge menschen waren. 

Na een typhus te hebben doorstaan, deed hij in 
1858 zijn examen in Den Haag. Zijn gezondheid echter 
was niet van de beste en dwong hem nog al eens tot 
verhuizen. 

Monnikendam was zijn volgende woonplaats, daarna 
Meppel. In 1861 was hij genoodzaakt een herexamen te 
Assen te doen. Het provisorschap aldaar w r erd slecht be- 
taald, zijn traktement bedroeg slechts ƒ 200 en dat nog wel 
als extern. Dit kon zoo niet blijven, en daarom besloot de 
heer De Looze zich te Anna-Parochie te vestigen, was 
echter genoodzaakt opnieuw een herexamen te doen. Dit 
had 7 October 1862 te Leeuwarden plaats. Twaalf jaren 
lang bleef de apotheker op zijn nieuwe woonplaats ge- 
vestigd, tot zich in 1874 de gelegenheid voordeed de 
zaak over te nemen van de Wed de Wijs, op het 
Noordeinde in Den Haag. De Looze woonde er zes 
jaren, moest daarna om gezondheidsredenen van verblijf 
verwisselen en verplaatste in 1880 zijn zaak naar de 
Borneostraat aldaar. 

Eindelijk werd in 1902 Rotterdam zijn standplaats. 
Hij neemt er de zaak waar van Spetter & C ., doch 
gebruikt zijn vrije uren om in zijn eigen apotheek, 
die hij niet heeft weggedaan, chemische proeven te 
doen. 

De heer en mevr. De Looze hebben vier zoons en 
twee dochters, waarvan een der eerstgenoemden, als 
geëxamineerd assistent, te Groningen werkzaam is. 



99 

130. HENDRIK RIPPING. 

Geb. te Middelburg, 1 Aug. 1841. Inges. Aug. 1857. 
Op verzoek de School verlaten in 1861. Bev. 28 
Sept. 1861. 

De heer Ripping is een kleinzoon van den in mijn 
eerste stukje vermelden doctor Hendrik Ripping, naar 
wien hij zijn voornaam heeft. Deze was geneesheer te 
Middelburg en bereikte den ruim 90-jarigen leeftijd. 

Ripping's vader was de vroeger vermelde, in 1902 te 
Zutphen overleden apotheker L. Ripping. Deze laatste 
was pharmaceut te Middelburg en te jong en te be- 
drijvig om zijn zoon bij zich in de apotheek te nemen. 
De jonge Ripping had, behalve aan de Clinische School, 
ook geprofiteerd van privaatonder wijs van den lector 
P. M. de Ligny. 

Daar hij niet bij zijn vader in de apotheek kon 
komen, vertrok Ripping naar Rotterdam, waar hij, na 
herexamen in Dordrecht gedaan te hebben, in 1862 pro- 
visor werd in de zaak van wijlen den heer Kloete 
Nortier, doch hij associeerde zich een paar jaar later met 
diens weduwe onder de firma Wed e Kloete Nortier 
en Ripping, welke zaak tot op heden onder zijne leiding 
wordt gedreven. 

Inmiddels was de heer Ripping gehuwd met de 
dochter der weduwe, Mej. C. H. Kloete Nortier. 

Een tante van den heer Ripping, de 80-jarige, in 
1903 weduwe geworden, Mevr. Serlé, woont eveneens 
te Rotterdam. 

131. DIEDERIK PIETER VERMAAS. 

Geb. te Vlissingen 21 Mei 1839. Inges. Aug. 1856. 
Ontsl. Aug. 1859. Bev. te Middelburg in 1859 
en in datzelfde jaar tot militair apotheker in Den 
Haag. 

Deze heer is geboren in de Vrouwestraat te Vlissingen, 
waar zijn vader eene bakkerij had. Hij genoot zijne 
pharmaceutische opleiding bij de heeren Mahütte, zie 
n°. 79, en G. Baert en te Middelburg bij Henr\. Hij 
had dus uitnemende leermeesters. Na zijn bevordering 
tot militair-apotheker 3 ft klasse, is hij een jaar in Den 
Haag gebleven bij het Rijks Magazijn van geneesmid- 



100 

delen. Na dien tijd heeft hij verschillende garnizoenen 
gevolgd, te weten Venlo, Breda, zijn geboorteplaats 
Vlissingen en Leiden. Te Venlo stond hij van 60 — 67 ; 
te Breda van 67 — 74 ; te Vlissingen van 74 — 81 en na 
1881 vinden wij hem in Leiden. 

Omstreeks 1895 werd de heer Vermaas gepensionneerd 
als apotheker l Klr klasse, docli rusten beviel hem niet. 
Hij verbond zich daarom aun het groote ziekenfonds 
aldaar, dat een eigen apotheek heeft. Hij is daar chef 
voor de receptuur. Aan deze apotheek zijn niet minder 
dan zes jonge dames werkzaam. 

De heer Vermaas is den 11 Mei 1861 gehuwd met 
eene Vlissingsche dame, Mej. A. J. P. Delvoye. Zij be- 
zitten 4 kinderen. Niet onaardig te zien, welke goede 
positie deze verkregen. 

De oudste J. P. is arts te Vlissingen, geb. te Venlo 
13 Juli 1864. 

De tweede, C. C, is arts en off. van Gez. l 8te klasse 
te Bergen op Zoom, geb. 22 Sept. 1865. 

De derde, Mevr. P. D., geboren te Breda, 11 Jan. 
1872, is gehuwd met den heer Den Beer Poortugael 
Barendrëgt, kapitein Inf. te 's Hage. 

De vierde, Dr. W. A., arts te Amsterdam is ongehuwd. 

De oude heer zelf woonde te Leiden aan den 
Morschweg n°. 12. 

132. JOHANNES MARINUS VAN DER HOEK. 

Geb. te Goes 12 Jan. 1838. Ing. Januari 1858 en 
reeds in datzelfde jaar ontslagen. 

Deze was een zoon van den bekenden, in 1830 
geëxamineerden, drogist D. v. d. Hoek, die in de Lange 
Kerkstraat te Goes woonde. Genoemde zoon heeft zijn 
studiën aan de School niet kunnen voortzetten en over- 
leed spoedig daarop. Gelukkiger was een andere zoon, 
D. A. v. i). Hoek, die geen leerling aan de Clinische 
School is geweest maar te Middelburg met goed gevolg 
de apotheek van Borrendamme, Lange Burg — zie 
n°. 94 — heeft overgenomen. Hij wordt als apotheker 
alhier vermeld van de jaren 1854 tot 1877. 

Dit is echter onjuist, immers volgens opgave zijner 
familie, overleed deze kundige, eenvoudige man reeds 
den 31 Mei 1875. 



J 



101 

Met den dood van dezen apotheker hield ook tevens 
de zaak op. Zijne weduwe, een Juffr. Steenmeijer, 
woont thans met hare dochter te samen met hare zuster 
Mevr. de Wed De Wilde — Steenmeijeh in de Lange 
Noordstraat. 

De latere apother Krol v. d. Hoek te Goes, was geen 
broeder van hem, maar een zoon van een vroegeren 
apotheker Hendrik, die zijn apotheek ook in de Lange 
Kerkstraat had. 

133. GERRIT ADRIAAN DE LOOZE. 

Geb. te Zierikzee 7 Sept. 1834. Inges. Jan. 1858. 
Eervol ontsl. in Aug. 1859. Bev. 2i Sept. 1859. 
Overl. 15 Juni 1895. 

De kundige Gerrit de Looze heeft zonder twijfel veel 
geleerd in de zaak zijns vaders, die hij later overnam. 
Hij was apotheker te Zierikzee van 1858 tot zijn 
overlijden. De Looze had zieh reeds onderscheiden 
toen hij leerling was bij Herklots. Hij was de broeder 
van den onder n°. 129 opgenoemden heer A. W. A. 
de Looze. 

Gerrit had in de zaak zijns vaders een nette en 
gemoderniseerde apotheek, die een zeer goeden naam 
had, evenals hij zelf. Men hield hem voor zeer be- 
kwaam ; hij was lid van den Geneesk. Raad, zoodat ik 
meermalen met hem heb vergaderd. Hij was een aan- 
genaam en vroolijk mensch, misschien iets te lucht- 
hartig. Zonderling, terwijl in den regel gevoel voor 
securiteit de bekende eigenschap is en zijn moet van den 
pharmaceut, die dan ook aan hem niet ontbrak, had 
hij daarnevens eene in het oog loopende voorliefde 
voor loterijen, vooral van paarden. Zonderling moest 
het ook wel schijnen, dat juist in het stille Zierikzee 
een apotheker in de dagbladen werd genoemd als 
winner van een paard, somtijds, als ik mij goed herinner, 
zelfs van rijtuig of equipage. Op den langen duur 
bracht dat wagen echter geen voordeel aan. 

Hij overleed slechts 61 jaren oud. 

Zijn zoon, de heer C. de Looze, volgde hem op en 
is dus thans nog te Zierikzee gevestigd. 



102 

134. GILLES CORNELIS VAN NEDERVEEN. 

Geb. te Middelburg 23 Aug. 1841. Inges. Aug. 1858. 
Bev. 28 Sept. 1861. Overl. 23 Aug. 1903. 

Gilles van* Nederveex, zoon van den, op de Noordzijde 
van den Dam wonenden loodgieter Jasper, die eerst 
gehuwd is geweest met Mej. Soute en later met Mej. 
M. van Heisdex, nam de bekende apotheek over van 
Herklots, zie n°. 31. 

In den naam wijzer staat Herklots bekend van 1840 
tot 1868 en apotheker v. Nederveex van 1867 tot 1902. 
Vergis ik mij niet, dan heeft v. Nederveex zich reeds 
onmiddellijk na zijn bevordering met Herklots geasso- 
cieerd. In den beginne ging het den jongen man in 
deze keurig in orde zijnde zaak zeer goed, doch van 
lieverlede ging hij tengevolge van zijn celibatair leven 
achteruit en de zaak rnet hem. Vandaar dat hij bij 
de nieuwe geneeskundige staatsregeling besloot zijn 
zaak te sluiten ; dit had in October 1902 plaats. Hij 
bleef echter zijn oude woning betrekken. 

Tegelijkertijd met het doen ophouden zijner apotheek 
verscheen in de Korte Noordstraat een nieuwe apotheker, 
de heer Van de Garde. 

Na de sluiting zijner apotheek, ging Van Nederveex, 
die een paar jaar te voren door een val reeds een arm 
had gebroken, en bovendien door hand en voeteuvel 
zich zeer moeilijk bewoog, physisch en psychisch steeds 
achteruit. Eindelijk overleed hij 23 Aug. 1903, 62 
jaren oud. 

In deze loodgietersfamilie heb ik den oud geworden 
overgrootvader nog gekend, wiens kleine Goudsche pijp 
blauw was gekleurd door het loodhoudend speeksel ! 

135. ADRIAAN GERNLER. 

Geb. te Middelburg 7 Sept. 1840. Ing. Aug. 1858. 
School verl. 1861 f 

De familie Gerxler is reeds lang bekend door hare 
zeilmakerijen, die trouwens thans niet meer zooveel 
van noode zijn. 

In mijn eerste stuk vermeldde ik den voormaligen leer- 
ling, den thans te Souburg wonenden heer M. Gerxler. 

Een ander lid der familie, dien ik vaak met Anthritis 



103 

deformans heb behandeld en die thans door zijn zoon 
in de zaak is opgevolgd, woonde in het onlangs geheel 
nieuw opgebouwde café op het Zand, langen tijd onder 
den naam van //Bremerton" bekend, doch dat later 
den naam van „Pax Intrantibus" heeft gekregen. 

Van dezen jichtliider nu was Aüriaan de broeder. 
Zijne leerjaren heeft hij in de apotheek bij den heer 
Koole doorgebracht, vóórdat Van der Haak — zie 
n". 151 — daar zijn anker nederlegde. 

A. Gerxler is niet bij het vak zijner keuze gebleven, 
doch heeft, zooals mij de heer Le Clercq, zijn tijdge- 
noot, berichtte, in Den Haag een handel in minerale 
wateren opgezet. Hij is later in die stad overleden. 

136. PIETER POST. 

Geb. te Middelburg 28 Juli 1840. Tnges. Jan 1859. 
De School verlaten in 1863. Bev. 27 Mei 1863. 

Post was een nette en goed onderlegde jongeling 
en zoon van den scheepgezagvoerder Post, wonende 
Smallekade. Middelburg had toen nog op Oost en West 
varende schepen en het mag ter eere van Post worden 
gezegd, dat hij de eerste was, althans zeker onder de 
kapiteins uit Zeeland, die aan boord het geregeld ge- 
bruik van spiritueuse dranken afschafte. 

Na zijn te Middelburg afgelegd examen is Post ge- 
ëxamineerd bediende geworden in den Haag bij den 
heer Koolemax Beunen; deze apotheek was om haar 
schoon uiterlijk bekend als het pillen-paleis. De van 
1838 dagteekenende apotheker wordt in 1865 nog als 
zelfstandig genoemd. 

De heer Sta des, die hem ook in Den Haag goed 
gekend heeft, zeide mij, dat Post naar Tiel is vertrok- 
ken en daar later is overleden. Ik ken zijne jaartallen 
niet maar teeken als merkwaardig op, dat in Tiel in 
1842 gevestigd was M. L. Post van 1838; in 1865 was 
M. L. Post geassocieerd met G. Post van 24 September 
1861, terwijl daar nog een G. W. Post wordt genoemd, 
evenals de anderen apotheker en drogist. Thans vind 
ik slechts te R henen een J. J. Post terug. De Posten 
hebben dus wel te Tiel een tijdlang post gevat, maar 
zij hebben hun post verlaten. 



104 

137. ABRAHAM AGATHUS NONHEBEL. 

Geb. 19 Juni 1833 te Est eji Opijnen bij Zalt-Bommel. 
Inges. April 1859. Bev. 30 Juni 1861. Overl. 12 
Mei 1890. • 

De Nonhebels waren geen medische maar daaren- 
tegen een predikantenfamilie. Reeds op het laatst der 
18* eeuw, meen ik, predikte een Nonhebel te Klevers- 
kerke. Toen Abraham aan de Clinische School studeerde 
of misschien reeds apotheker was, stond zijn vader als 
leeraar te Serooskerke; een broeder elders; eenandere 
broeder was predikant te Middelburg. Allen genoten 
volop het vertrouwen en de liefde hunner gemeente- 
leden. 

Onze Abraham was leerling bij Herklots. Vóór zijn 
vestiging nam hij nog een jaar de apotheek waar van 
de Wed 6 Marseijs te Tholen. Toen genoot hij het 
voorrecht de apotheek van A. Tak — zie n°. 30 — te 
kunnen overnemen, daar de eigenaar zijn rust wenschte 
te nemen. Die apotheek, uiterst geschikt tegenover de 
Nieuwstraat in de Kortedelft gelegen, kreeg na den 
spoorwegaanleg aan den gevel een grooten vergulden 
vijzel. De zaak floreerde spoedig, dank zij de voor- 
komendheid van den nieuwen eigenaar en van den 
even behulpzamen Johannissen, terwijl de naam van 
Nonhebel er ook het zijne toe bijbracht om aan de 
apotheek een zeer groote clientèle te bezorgen. 

Nonhebel huwde Mej. Sterk uit Goes en leefde ge- 
lukkig met haar. Jammer dat hij van zijne zes kinderen 
één vrij onverwacht verloor, hetgeen hem zeer trof. 

De Nonhebels waren schijnbaar groot en sterk, maar 
inderdaad tot slepende ziekten, maaglijden en Albumi- 
nurie geneigd. 

Ook Abraham werd niet oud, hij bereikte slechts den 
leeftijd van 57 jaren. 

Hij zag zijn oudste dochter gehuwd met den predi- 
kant J. W. Drost te Wemeldinge, die een groot gezin 
verkreeg. 

Na het overlijden van Nonhebel, die zeer geacht was 
geweest en menige betrekking had waargenomen, vooral 
op kerkelijk gebied, hield mevrouw de Wed e de zaak 
met provisors aan. Deze waren de heeren Van Rijn, 
Smeeding, Tinkelenberg en Sytsema. 25 Juli 1895 had 



105 

zij het voorrecht haar zoon Gijsbregt Kornelis Adriaan, 
geb. 19 September 1870, tot apotheker bevorderd te zien. 

Deze betrok toen zijns vaders apotheek, terwijl de 
weduwe met hare kinderen een ander huis ging be- 
wonen. De heer Nonhebel Jr. huwde Mej. Faro en 
heeft thans, 1903, twee dochtertjes. 

Hij legt zich, evenals zijn collega de heer J. C. van 
der Harst, voornamelijk op bacteriologie en scheikundig 
onderzoek toe. Hieraan hebben beiden het voornamelijk 
te danken dat zij tot lid van het Zeeuwsch Genoot- 
schap zijn benoemd en dat hun een plaats is aange- 
wezen in de onlangs aangestelde Gezondheidscommissie. 

De heer Van der Harst echter bedankte voor de 
laatste betrekking, waarop de heer Nonhebel werd 
gekozen in zijne plaats. 

138. MARIUS NICOLAAS BAERT. 

Geb. te Middelburg 2 Aug. 1843. Inges. Aug. 1860. 
Bev. 27 Mei 1863. 

Vóórdat men te Vlissingen, omstreeks 25 jaren 
geleden, namelijk in 1880, een door den heer Den 
Hollander gemaakt borstbeeld van den dichter Bellamy 
plaatste — een ander monument vond men reeds in 
de kerk — droeg de Bellamykade den naam van Oost- 
zijde Nieuwehaven; aan deze lag de oude welbekende 
apotheek van den heer G. Baert, die reeds dagteekende 
van 1809. Terwijl een zoon zich te Middelburg 
en een ander zich te Groede hadden gevestigd — zie 
n 08 57 en 70 — volgde de kleinzoon, onze Marius zijn 
grootvader in de zaak te Vlissingen op. Reeds in 1865 
staat hij daar vermeld, als een voor zich zei ven 
handelend apotheker. 

Baert was de zoon van den bekenden Middelburg- 
schen apotheker in de Gortstraat K 17 — thans een 
gesloten huis. De vader, die lid was van de Prov. 
Geneesk. Commissie en later van den Geneesk. Raad zal 
zijn zoon wel een goede pharmaceutische opleiding 
hebben gegeven, waartoe dan ook diende de zaak van 
den grootvader te Vlissingen. 

Baert huwde Mej. Alida Magdalena de Borst Verdoorn, 
had een gelukkig gezin en eene goed beklante zaak; 
ook hij werd lid van den Geneeskundigen Raad, die 



106 

later het toezicht had niet alleen op Zeeland maar ook 
op Westelijk Noord-Brabant, zoodat Baert ook daar 
op zijne beurt de apotheken inspecteerde. 

Getrouw aan de traditiën zijner wegens haar god- 
vruchtige richting geachte familie, was hij bij hetNeder- 
duitsch Hervormd kerkgenootschap meermalen in dienst, 
doch ook werkzaam in andere betrekkingen. 

Terwijl Bakrt nog steeds zijne eigene zaak met goed 
gevolg bestuurt, heeft hij het geluk, dat ook zijn zoon, 
den H Juli 18**5 geadmitteerd, zich te Vlissingen heeft 
gevestigd. De heer C. G. Baert, die zich vooral toelegt 
op bacteriologie en scheikundig onderzoek, heeft zijne 
apotheek in de Walstraat I 189. 

13». CHRISTIAAN NICOLAAS WOUTERSEN. 

Geb. te Domburg 20 Dec. 1843. Inges. Aug. 1860. 
Ontsl. 18H4. Bev. te Middelburg 3 Dec. 1864. 

Deze hupsche, nette, in alles wat noodig was, goed 
onderwezen jongeling was de zoon van den met eene 
juffrouw Juttixg gehuwden Notaris, die later te Mid- 
delburg is gaan wonen, Markt C 9 en Noordstraat L 130. 
Hij werd aan de School ontslagen met eert. 1. Te Mid- 
delburg was hij bij den lector De Ligny werkzaam 
geweest van 1 Maart 1859 tot 1865. Er was toen echter 
geen kans om zich hier te vestigen, doch te Kampen 
werd eene zaak ter overname aangeboden ; het was 
die van den heer Top. De in Den Haag wonende heer 
Lehman de Lehnsfelt, ons n°. 122, zou ze overnemen, 
doch deze stierf onverwachts en daardoor opende zich 
een toekomst voor Woutersen. Hij was echter toen — 
in 18()8 — slechts 25 jaren oud, begon dan ook 
met zich slechts te associeeren met den heer Top doch 
nam de zaak voorgoed over den 1 Januari 1872. 

Het ging hem uitstekend goed; nog in het laatst- 
genoemd jaar huwde hij met eene jonge dame, Mej. 
Hendriks uit Kampen. Deze echt schonk hun vijf 
kinderen; het oudste, eene dochter, fungeert bij haar 
vader als assistente, het derde, een eenige zoon, zal 
eindexamen doen aan de H. B. School om daarna voor 
apotheker te studeeren met de hoop eenmaal zijn vader 
te kunnen opvolgen. Uit alles blijkt dus een hoogst 
gelukkige toestand. 



J 



107 

140. ADRIAAN JAN VAN OCKENBURG. 

Geb. te Middelburg 14 Dec. 1844. Inges. Aug. 1860. 
Ontslagen Maart 1865. Bev. 25 Febr. 1865. 
(In de officieele lijst van 1903 staat bij vergissing 
1825). 

Zijn geboortehuis was Kortedelft G 10, waar zijn 
vader eene zaak had in koloniale waren, die thans nog 
voortgezet wordt door de firma K. Meertens Jr. 

Zijn geslachtsnaam staat misschien in verband met 
eene plaats in Delftland. Volgens door hem zelven ver- 
strekte opgaven, werd de flink ontwikkelde jongeling, 
goed van studie en van gedrag, 1 April 1865 bediende 
bij Guldensteede Egeling te Zeist, kwam in 1867 in 
betrekking bij C. Kuyk te Arnhem en in 1868 bij de 
firma De Blaecke de Ligny & Zoon te Middelburg. In 
1870 werd Van Ockenburg provisor bij den heer Mari- 
nissen op de Noordzijde van den Dam, wiens gezond- 
heid aan het wankelen was gegaan. De zoon van den 
heer Marinissen, zie n°. 126, had zijn vader moeten 
opvolgen, maar dat is niet gebeurd. 

In 1871 werd Van Ockenburg waarnemend apotheker 
in de apotheek van de Wed. W. K. de Wijs te's-Gra-; 
venhage en vestigde zich eindelijk 1 Febr. 1872 in de 
zaak van Mahutte te Vlissingen, zie n°. 79, in het 
Groenewoud H 21, die hij had overgenomen, toen deze 
heer zich in België metterwoon begaf. 

Thans, 1903, woont de heer Van Ockenburg echter 
niet meer in dat huis, doch heeft de zaak overgedaan 
aan zijnen, den 7 Juli 1899, gepromoveerden zoon, die 
dezelfde initialen voert. Hij zelf heeft voor zich eene 
nieuwe zaak gesticht in de levendige moderne Badhuis- 
straat n°. 136. De heer Van Ockenburg had het ongeluk 
in Januari 1892 zijne echtgenoote Theresia Joitanna 
Brons te verliezen. Hij hertrouwde, 21 November 1893, 
met Henrtette Bartholdina Dutilh. 

141. WILLEM JACOBUS ZEEGELAAR, 

Geb. te Vlissingen 22 Sept. 1843. Inges. Aug. 1860. 
Ontslagen met eert. 1 in 1863. Bev. te Middelburg 
11 Febr. 1864. 

Ik weet weinig van de loopbaan van dezen Vlissing- 
schen heer. Alleen vond ik hem in het officieele ver- 



108 

slag van 1885 vermeld als staande te Maassluis. Mij 
is gemeld, dat deze apotheker thans ambteloos leeft in 
Den Haag, Kanaal 23. 
Zijn huwelijk is kinderloos gebleven. 

142. JAN WILLEM LIENS KOK. 

Geb. te Middelburg 15 Maart 1844. Inges. Aug. 1860. 
Is overleden. 

Deze was de zoon van Joachim Liens Kok, kruidenier 
in de Langeviele K 195, wiens broeders de onder 
n°. 20 en 60 vermelde apothekers Filedt Kok en 
Wili.km Marinis Kok waren. Van onzen Jan Will.em 
leeft thans nog een broeder te Middelburg. 

Naar men mij verhaalde, had Joachim Liens Kok 
niet veel lust in de kruidenierszaak, liet deze meestal 
aan zijn vrouw over en handelde liever op koopdagen 
in oudheden. Hij is er niet rijk door geworden. 

Op blz. 18 heb ik reeds gezegd, dat de naam van 
Liens die was zijner moeder en dat zij afstamde van 
eene vroeger te Zierikzee en vooral te St. Maartensdijk 
in aanzien gestaan hebbende familie, maar onze 
antiquair noch zijn zoon, de aanstaande apotheker, 
hebben dien familienaam getracht er weder bovenop 
te brengen. 

De zoon, Jan Willem namelijk, heeft nooit examen 
gedaan en had dit kunnen doen, omdat niet alleen de 
School hem de gelegenheid daartoe aanbood, maar omdat 
hij tevens leerling was en bleef bij den heer J. A. P. 
van Deinse. Er haperde iets aan zijn levenswijs! Een 
huwelijk met Mej. Van der Elst, een Middelburgsche, 
bracht geen verbetering aan, zoodat er scheiding op 
volgde. Er leeft nog een zoon uit dit huwelijk. 

J. W. Liens Kok zelf is niet oud geworden. 

143. PIETER ANTONY WATTEZ. 

Geb. te Vlissingen 28 October 1841. Inges. Aug. 
1860. Ontsl. 'met eert, 1, Juli 1863. Bev. 1863. 
Overl. 22 December 1898 te Amsterdam. 

Een verstandige burgerjongen uit Vlissingen, wiens 
broeder thans nog te Middelburg woont. Van dezen 
vernam ik, dat Pietek leerling-bediende is geweest bij 



109 

ker Herklots en later provisor bij den heer 
lman te Vlissingen. 

jtez heeft geen apotheek opgericht of overgenomen, 

koos de militaire loopbaan. Hij werd dus 

ir apotheker, was in verschillende plaatsen in 

zoen, o. a. te Deventer en te Kampen en heeft 

tot den rang van kapitein gebracht. 

1 dien tijd was hij te Amsterdam woonachtig. Het 

jnt dat zijn gestel door een hartkwaal werd onder- 

nd, althans in het jaar 1898, toen hij een uitvoering 

, Artis was gaan bijwonen, stierf hij onverwachts in 

ten tramwagen. Zijn weduwe overleed een jaar later. 

Het huwelijk bleef kinderloos. 

144. ROBERT THOMAS WINKELMAN. 

Geb. te Vlissingen 1 Oct. 1843. In^.' Aug. 1860. 
Ontsl. in 1863 met eert. I. Bev. 16^ Dec. 1863. 

Over deze familie is reeds bij den vader van onzen 
Robert — zie n°. 37 — gesproken. Deze had zijn 
apotheek in 1834 overgenomen van de erven van wijlen 
J. van den Houte, die in 1826 tot apotheker was be- 
vorderd. 

Robert Thomas Winkelman volgde zijn vader in de 
apotheek op. Hij maakte en maakt het daar uitstekend. 
Jammer dat hij een tijdlang met zenuwlijden had te 
tobben. Toen kwam het hem uitmuntend te pas, dat 
zijne bij den heer Wijnne en bij den heer v. d. Harst 
onderwezene dochters hem in de apotheek konden be- 
hulpzaam zijn. Winkelman bleef bij het vak, maar de 
jonge dames niet. Zij heeten thans Mevr. C. M. Feessen- 
Winkelman en J. M. Sipkes-Winkelman. Ook geen 
zijner drie zonen heeft de apothekers loopbaan gekozen. 
De eerste is Officier van administratie bij de Marine, 
de tweede is gediplomeerd aan de Rijks-Landbouwschool 
en de derde heeft het reeds tot candidaat in de 
medicijnen gebracht. 

145. PIETER GASILLE. 

Geb. te Goes 3 Febr. 1834. lnges. Sept. 1860. Ontsl. 
met eert. 1 in 1861. Bev. 13 Aug. 1863. 

Gasille, na goed volbrachte studiën, vestigde zich 
in 1866 op de Oude Markt te Vlissingen. Dit was 



110 

de apotheek van B. Flandeb, ten onrechte op blz. 30 
als in de Kerkstraat vermeid. Daar was hij een 
tijdlang provisor geweest. In 1875 verplaatste Gasille 
zijne apotheek naar de Kerkstraat F 32. Thans — 
UMKJ - is die zaak onder zijne leiding nog steeds als 
goed beklant bekend. De apotheek van B. Flandeb 
hield van dien tijd op te bestaan. De zoon van den 
heer Gasille zal zijn vader in de soliede zaak niet 
opvolgen, daar deze reeds ruim drie jaar bij de 
Provincie als veearts werkzaam is. 

De naam Gasille is geen Zeeuwsche, men is dan 
ook van meen ing, dat de voorouders réfugié's zijn 
geweest. 

14G. PHILIP ABRAHAM LE CLERCQ. 

Geb. te Groede 22 Sept. 1837. Inges. 7 Febr. 1861. 
Bev. 28 Sept. 1861. 

De Klerk en Le Clercq zijn in Noord- en Zuid- 
Nederland zeer verspreide namen, en geen wonder, 
want het zeer bekende woord beteekende zooveel als 
schrijver. De naam moest dan ook voorkomen onder 
de zoogenaamde Hugenootsche immigranten. Een latere 
nakomeling van hen was bovengenoemde Ph. Abr. le 
Clercq. Deze werd geboren in het land van Cadzand, 
waarheen zoovele om het geloof vervolgden hun toevlucht 
hebben genomen, waaronder de uitgetrokken Salzburgers 
in de eerste plaats moeten worden geteld. Deze waren 
echter Duitschers. Le Clercq telde bij zijn komst aan 
de Clinische School reeds 24 jaren, zoodat hij elders 
pharmaceutisch onderwijs moet hebben genoten. Zoo 
had hij in de apotheek van den bekenden G. Baert 
te Vlissingen op de Bellamykade geleerd en evenzoo 
bij diens bekwamen zoon te Middelburg. 

In 1861 bezocht hij onze School, voornamelijk met 
het doel om van den hortus te kunnen gebruik maken. 

Reeds in datzelfde jaar kreeg hij zijn ontslag en deed 
zijn eindexamen den 28 September 1861, dat even goed 
verliep als zijne studiën waren geweest. Daarop ging 
de jonge apotheker als provisor de zaak der Wed e Van 
Deinse in Den Haag waarnemen. Daar was tegelijkertijd 
met hem de in 1868 overleden Lehman de Lehnsfeld — 



111 

zie n ö . 122. — Alles was daar dus Zeeuwsch. In Febr. 
1867 verliet Le Clercq reeds deze zaak, om een eigen apo- 
theek te gaan oprichten in het vrij uitgebreide Zeeuwsche 
dorp Kruiningen. Die apotheek was keurig ingericht, 
werd accuraat bestuurd, zeer ten voordeele der gemeente, 
doch minder voordeelig voor de geneesheeren, die na 
Doctor Janssen omstreeks 1871 zich daar wilden vestigen. 
Le Clercq bleef echter niet in die plaats van 1500 
zielen, doch nam 1 Januari 1890 de apotheek over van 
den heer Houtzager — zie n". 109 — in het dubbel 
zoo groote Terneuzen. Hij heeft thans een zeer goede 
zaak. Evenals te Oostburg een naburig geneesheer, had 
ook te Kruiningen de thans te Kochengen wonende 
heer Massée, die niet op de plaats zelve maar in de 
nabijheid ervan woonde, getracht verlof te erlangen 
voor het leveren van medicijnen. Het is hem echter 
niet toegestaan. 

147. MEIJER SAMUEL POLAK. 

Geb. 15 Juli 1830. Inges. 9 Febr. 1861. In datzelfde 
jaar vertrokken. Bev. 14 Febr. 1862 als drogist. 

Het Israëlietisch Kerkgenootschap en de naam duiden 
op Duitschen oorsprong. Te Vlissingen woont thans een 
zeer geaffaireerd industrieel en in Holland bekwame 
medici van dien naam. 

Onze Polak is korten tijd op de Clinische School 
geweest, waarschijnlijk om van den hortus gebruik te 
maken. De vriendelijke, flinke man heeft zich te 
Zierikzee op goeden stand als drogist neergezet. Hij is 
in die stad zeer gezien, werd lid der onlangs opge- 
richte Gezondheidscommissie, en heeft een bloeiende 
zaai€. 

De Polen hebben het hier beter dan in hun eigen land. 
Bij gelegenheid van haar 23 8ton geboortedag, 31 Aug. 
1903, begiftigde H. M. de Koningin den heer Polak, 
drogist, met de zilveren medaille van de orde van 
Oranje-Nassau. 

148. FERDINAND HENRI VAN LIER. 

Geb. te Vlissingen 18 Oct. 1843. Inges. Aug. 1861. 
Bev. 3 Dec. 1864. 

Ik vermeen, dat de heer D. van Liek, die heelmeester 



112 

te Vlissingen en vroeger, als ik mij niet vergis, Off. vaD 
Gezondheid is geweest, een nabestaande was van boven- 
gemelden Ferdisand. De heer D. van Lier is uit 
Vlissiiigen naar Amsterdam vertrokken. 

Onze Van Libh, een Israëliet, wiens naam aan de 
Belgische stad Lier herinnert, bleef maar kort aan de 
t'linische School. Hij is van hier vertrokken en is wel- 
licht dezelfde als zekere heer F. H. de Jonge van Lier, 
die in het jaarboekje van 1885 aangegeven staat als een 
ook op tt Dec. 18(j4 te Vlissingen — dit zal wel te 
Middelburg of Amsterdam moeten zijn — geadmitteerd 
apotheker, thans nog aldaar werkzaam. Mij zijn zijne 
lotgevallen niet bekend. 

De Van Lier's vormen thans te Amsterdam eene 
uitgebreide medische familie. 

149. JACOBUS MARJNIS GASILLE. 

Geb. te Goes 9 Maart 18.30. Inges. als uit Zierikzee 
komende, 22 Febr. 1862. Ontsl. in dat zelfde jaar. 
Bev. 30 Aug. 1862. 

Oudere broeder van den thans te Vlissingen wonenden 
heer Pieter Gasille - zie n°. 145 — , die vroeger met 
Flander heeft samengewerkt. 

De heer J. M. Gasille vestigde zich te Zierikzee en 
heeft daar in de Korte St. Janstraat C 114, een bloeiende 
zaak. Vroeger was de apotheek van Philibert Lyphart 
Maatjes, geb. 20 Sept. 1788, ougehuwd overleden 25 
Juni 1848. 

Daarop volgde Frans Johannes Vorstheuvel Labrand, 
die later — zie n°. 96 — een tabakszaak heeft over- 
genomen. Van dezen nu werd Jacob M. Gasille de 
opvolger. Zijne ouders waren Hyacinthe Jean, die tot 
liet Waalsche kerkgenootschap behoorde en Jacoba van 
Strien, te Goes woonachtig. Gasille is gehuwd met 
eene dochter van den ouden apotheker De Looze. Hun 
zoon Gerrit Adriaan heeft zijne examens voor apotheker 
reeds afgelegd en is zijn vader in de zaak behulpzaam. 

150. PETRUS TAK. 

Geb. te Middelburg 29 Oct. 1845. Inges. Aug. 1862. 
Bev. te Utrecht Dec. 1871. 

De in alle opzichten goed onderwezen jongeling was 



113 

de zoon van den tabakshandelaar Kkedertk Jan Tak, 
Giststraat F 175, en van Mej. Epkema. De vader was 
Doopsgezind en verwant aan de drie reeds vroeger 
vermelde apothekers van dien naam te Middelburg. 

Mevrouw's vader was de om zijn geleerdheid geachte 
rector der Latijnsche school alhier, die bij zijn dood 
een zoon Petrus naliet, die te Amsterdam rector ge- 
worden is en naar wien onze Petrus was genoemd. 
Deze, van plan apotheker te worden, werd leerling 
der School en studeerde verder bij den heer P. M. de 
Ligny. Zijn ouders verlieten later de stad en de 
tabakszaak werd voortgezet door den thans in de Koe- 
poortstraat E 63 ambteloos levenden heer A. Tak, die 
geparenteerd was van vrouwszijde aan den heer Mari- 
nissen, secretaris der Prov. Geneesk. Commissie. Petrus 
Tak liet zich als apothekersbediende bij de genoemde 
Commissie inschrijven hetgeen ook voor de toekomst 
het recht gaf zonder examen in een apotheek werkzaam 
te zijn. 

De Clinische School moest echter ten gevolge van de 
nieuwe wet ophouden te bestaan en, wilde Tak apothe- 
ker worden, dan moest hij zich elders voor de zware 
examens bekwamen. Hij begaf zich daarvoor naar 
Deventer en werd te zijner tijd tot apotheker bevorderd. 
Van Maart 1872 tot 30 October 1873 werd Tak provisor 
te Rotterdam bij de firma J. dê Loos & Zoon, doch reeds 
in December 1873 besloot hij Nederland te verlaten en 
als privaat apotheker naar Indië te gaan. Het ging 
toen reeds met de aangename stoombooten langs den 
veel korteren weg wat gemakkelijker dan oudtijds met 
een zeilschip! In Januari 1874 landde hij te. Batavia. 
Hier werd hij provisor bij de firma Rathkamp & Co.; 
dit duurde tot Augustus 1876, om in December van dat 
jaar over te gaan bij de firma A. Steudemann & Co., 
te Soerabaja, waarvan de heer W. G. van der Helt, 
aan het hoofd stond. In April 1879 werd hij deelge- 
noot in de zaak. Deze positie van samenwerken duurde 
slechts een dag of tien, omdat de heer Van der Hell 
overleed. 

De heer Tak deed in 1891 zijne zaak aan een ander 
over en vond zich verplicht om gezondheidsredenen 
te repatrieeren. Zijn verblijf in Holland duurde tot 
November 1893; weer trok Tak naar Soerabaja, maar 

8 



114 

ditmaal plaatste hij zich in de Simpangsche apotheek 
om daarvan de leiding te voeren. Deze zaak werd in 
1897 omgezet in een Naamlooze Vennootschap. Twee 
jaren daarna moest Tak het allesbehalve gezonde 
Soerahaja reeds verlaten en voorgoed terugkeeren, 
deels tot eigen herstel van gezondheid, deels voor 
de opvoeding zijner drie zonen. 

De zaak had vele voordeelen afgeworpen, vooral 
door handel in geneesmiddelen en de groote behoefte 
daaraan wegens den in de buurt gevoerden Lombok-krijg. 

Inmiddels was de heer Tak den 22 Juni 1882 te 
Probolingo gehuwd met Mej. A. C. M. Broekhoff, 
onderwijzeres aldaar. 

Hun gezin bestond later uit : 

1°. Frbderik Jan, geb. 15 Jan. 1884, naar den 
grootvader geheeten. 

2°. Anne Carel Marie, geb. 1 Maart 1885. 

3°. Ecco, geb. 23 Sept. 1888. 

De heer Tak vestigde zich eerst te Apeldoorn, doch 
toen het Instituut daar werd opgeheven, vertrok hij in 
1901 naar Voorburg, waar hij nu nog aangenaam woont. 

In het Pharm. Jaarboekje van 1902 staat Tak nog 
vermeld als apotheker te Batavia; dat mag de redactie 
dus wel veranderen ! 

151. WILLEM VAN DER HAAR. 

Geb. 25 Maart 1845 te Den Helder. Inges. Aug. 
1862. Ontsl. in Juni 1865 met eert. n°. 1. Overl. 
in 1890 te Djokjokarta. 

Van der Haar was de broeder van een met den 
Middelburgschenboekhandelaar L. van Benthem Jütting 
gehuwde dame. Thans 1903 zijn alle drie reeds 
overleden. 

Aan zijne opvoeding en aan zijn gedrag ontbrak niets. 
Hij is te Middelburg, behalve op de school, ook leerling 
geweest bij den heer Koole, Rouaansche kade. Na zijn 
examen is hij gaan inwonen als provisor in den Haag 
bij de Wed. De Lange. Zijn verblijf te 's Hage heeft 
echter niet lang geduurd. Uit verlangen misschien naar 
warmer landen, is hij naar O.-Indië vertrokken, heeft 
zich te Djokjokarta als apotheker nedergezet, doch is 
daar weldra overleden. 



118 

152. FRANQOIS HENRI LE CLERCQ. 

Geb. te Middelburg 4 Mei 1846. Inges. Aug. 1863. 
Op verzoek ontsl. in Juni 1866. Bev. 24 Dec. 
1873. Orerl. 1889. 

Le Clercq, wiens moeder tijdens zijn verblijf aan de 
School reeds weduwe was, had tot vader een welbe- 
kenden boomkweeker. Zijne zusters hebben nog heden 
eene modiste-zaak, Segeerstraat H 98, alhier. 

Zoo als zóo velen is ook Le Clercq in zijn examens 
tegengehouden door de nieuwe wetten. Hij is te 
Middelburg werkzaam geweest in de bekende, nu ge- 
sloopte apotheek van den heer Herklots en heeft, als 
ik mij niet vergis, nog te Middelburg zijnde, zijn eerste 
staatsexamen gedaan en is toen vertrokken naar Amster- 
dam, te Middelburg een goeden naam achterlatende. Hij 
heeft zijn eindexamen volgens de nieuwe wet gedaan 
in 1873, 10 jaren na zijn inschrijving aan onze School. 

Te Amsterdam is Le Clercq provisor geworden in de 
zaak van de weduwe Vogel op Kattenburg. In 1888 nam 
hij daarop de apotheek over van den heer Zembsch, een 
naam, die herinnert aan den Middel burgschen Officier 
van Gezondheid, over wien in het kort iets is gezegd 
in de /^Levensberichten van Fokker en De Man". 

Le Clercq heeft te Amsterdam eene goede zaak gehad, 
doch overleed reeds in 1889, ongeveer 44 jaren oud. 
Hij liet na eene thans eveneens overledene weduwe en 
vier kinderen, die bij familieleden zijn gaan inwonen 
en in betrekkingen geplaatst. 

153. PIETER CORNELIS PLUGGE. 

Geb. te Middelburg 12 April 1847. Inges. Aug. 
1863. Overl. op Java 22 Juni 1897. 

Plugge's bejaarde vader, die vele huiselijke rampen 
heeft doorstaan, doch in zijn zoon zeer veel geluk heeft 
gezien, leefde tot Febr. 1903 als rustend koopman op 
de Dwarskade alhier. De jonge Plugge is gedurende 
langen tijd werkzaam geweest in de apotheek van den 
heer Hackenberg — zie n°. 107. — Merkwaardig dat 
aan dezen later zoo beroemden hoogleeraar de scheikunde 
toenmaals zoo onbegrijpelijk voorkwam, dat hij vast had 
besloten het vak te verlaten. Men heeft het dus aan 



116 

apotli. Hackenbbrg te danken, dat dit niet gebeurde. 
Ik zal over die ster aan onzen pharmaceutischen hemel 
hier niet veel zeggen, elders is er genoeg over hem 
geschreven en zeer terecht. 

Voor zijn verdere studiën vertrok Plugge naar de 
hoofdstad. Daar werd hij later voor zijne bijdrage over 
earhoolzuur met goud bekroond. Vervolgens is hij tot 
assistent benoemd aan het Physiologisch Laboratorium 
te Groningen, in welke stad hij in 1878 tot doctor in 
de natuurkunde promoveerde. Tien jaren later genoot 
hij de eer tot doctor honoris causa in de geneeskunde 
te worden benoemd. 

Japan vraagt aan den boogleeraar Gunning een be- 
kwamen man te willen aanwijzen om in dat land bet 
onderwijs te reglementeeren. Pluggb is de uitverkorene; 
hij richt te Tokio een uitmuntend Laboratorium op. 
Van daar roept men hem in het vaderland terug om 
hoogleeraar in de toxicologie en zoo meer te Groningen 
te worden. Pluggb vaart de aarde rond, reist over 
Californie, langs de Niagara, naar Nederland terug. 

Te Groningen teruggekeerd, werkt en schrijft hij 
onophoudelijk. 

Het lacht hem toe het schoone Noorwegen te gaan 
zien. Hij breekt da&r door een val zijn dijbeen. Er 
was daar in de binnenlanden zóó weinig medische 
hulp beschikbaar, dat men, vergis ik mij niet, te 
Christiania het been opnieuw heeft moeten reponeeren 
of breken. De kuur duurde lang, maar er is herstel 
opgevolgd. 

Daar valt den weetgierigen man de gedachte in, de 
Laboratoria van Buitenzorg te gaan bestudeeren. Men 
raadt hem echter de reis, om gezondheidsredenen, af. 

Ook ik, bekend met den minder gunstigen toestand van 
zijn hart, zag hem, bij zijn afscheidsbezoek ten mijnent, 
noode gaan. 

De reis ging echter goed en het verblijf in Indië in 
den beginne evenzeer. Daarna begonnen er sporen van 
ongesteldheid voor den dag te komen en vrij onverwacht 
bezwijkt Pluuge aan de zoo geduchte tropische koorts 
den 22 Juni 1897. En dit terwijl het stoomschip voor 
de reede lag, dat hem den anderen dag naar het vader- 
land zou terugvoeren! 

PXjUgge is ongehuwd gestorven. Het Zeeuwsen 



117 

Genootschap ontving van den heer P. C. Plugge, overleden 
24 Febr. 1903, volgens aan mij gedane belofte, het in 
olieverf geschilderde portret van den overledene, be- 
nevens de gouden medaille door de Amsterdamsche 
faculteit aan hem verleend, eindelijk twee kostbare 
Japansche vazen, door het Japansche Gouvernement 
aan Plugge vereerd. Wij bewaren eveneens de ge- 
schiedenis van zijn laatste ziekte, geschreven door den 
heer Treub te Buitenzorg. 

154. LEENDERT JOHANNES VAN DER HARST. 

Geb. te Middelburg 22 Nov. 1846. Inges. Aug. 1863. 
School vefl. Bev. in 1869 en later in 1884 tot 
doctor in de pharmacie. Overl. 22 Nov. 1897 te 
Utrecht. 

Een tijd- en stadgenoot van Plugge en iemand die 
hem in kunde en ijver naderde. Zijn vader was de 
gegoede koopman Johannes Gerardus en zijne moeder 
Joh anna Hendrik a Vlieger. In hun laatste jaren 
gingen deze rustend levend in het groote huis in de Lange 
Giststraat F 163. 

Twee zijner zonen zijn hem in de koloniale zaak, 
Groenmarkt C. 87 88, opgevolgd. De familie Van der 
Harst, waarvan ik reeds n°. 78 vermeldde, is zeer uit- 
gebreid te Middelburg ; een lid daarvan is Med. doctor 
in het naburige Koudekerke. 

Van der Harst had de geneesk. School bezocht van 
1863 tot 1865, na in 1862 als leerling in de apotheek 
van den heer Stades te zijn gekomen. Hij genoot 
daar privaatonderwijs van diens zoon, den heer J. 
L. Stades, later voortgezet door Noorthoek. Omdat 
de School ophield te bestaan, verkreeg hij een plaats 
in de hoogste klasse der Rijks H. Burgerschool. Dankbaar 
erkende hij het daar ontvangen onderwijs van Henne- 
kklkr en Seelhetm. Daarna bezocht hij de Pharma- 
ceutische School te Deventer, de opvolgster van het 
voormalig Athenaeum. Toen deed Van der Harst in 1869 
het staatsexamen als apotheker en in dat jaar werd 
hij leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Utrecht. 

Het blijkt alzoo, dat de kundige jonge man met 
voortvarend karakter en vooruitstrevenden aard zich 
liever aan het onderwijs wilde wijden, v dan aan een e 
apotheek. Spoedig was zijne geschiktheid daarvoor be- 



118 

kend en dit had tengevolge, dat hij in 1873, als leeraar 
in de Nat. historie, Scheikunde en Pharmacographie aan 
de Veeartsenijschool te Utrecht werd benoemd. Daar 
is hij tot aan zijn dood toe met glans werkzaam geweest. 

Nog was het den eerzuchtigen man niet genoeg, hij 
wilde doctor zijn in zijn vak en verkreeg dien graad 
in 1884, op een Dissertatie over Taxus baccata. 

Op al dat werken en dien strijd om hooger te klim- 
men dat zóó vaak gepaard gaat met een niet al te 
voorzichtige wijze van leven, volgde een spoedig 
kwijnen. Hij overleed diep betreurd 22 Nov. 1897, aan 
suikerziekte. 

Zooals meer begaafde menschen, was ook hij prikkel- 
baar van natuur. Eens heeft de Gezondheidscommissie 
te Middelburg hel met hem aan den stok gehad, omdat 
haar secretaris, tijdens het onderzoek van Conium in 
Anijszaad, van zaadjes gesproken had in plaats van 
vruchtjes. 

Hij heeft vele bijdragen nagelaten, doch ik zal ze 
hier niet opnoemen. 

Van dkr Huist was lid van het Zeeuwsch Genootschap. 

In 1903 leefden van hem nog vele nabestaanden te 
Middelburg. Hij zelf liet twee zonen na ; de een de 
heer J. G. v. d. Harst is thans — Juli 1903 — can- 
didaat in de Medicijnen te Utrecht en de andere — 
C. J. H. — is 1° luit. der infanterie te Middelburg. 

155. WILLEM ADRIAAN VAN SWERS. 

Geb. te Middelburg 6 Jan. 1847. Inges. Aug. 1863. 
Overl. 3 Juli 1864. 

Deze uitnemende jongeling was de zoon van den heer 
Van Swers op de Wal. Met den heer Johannissén leerde 
hij vooral bij den apotheker Van Doldeii. Toen hij op 
het punt stond zijn eindexamen te doen, waarvan ieder 
de beste verwachtingen had, stierf zijne moeder tenge- 
volge van tering en enkele dagen daarna hijzelf aan 
typhus. Beiden rusten in hetzelfde grafc 

156. JOHANNES ADRIAAN ROELSE. 

Geb. te Vrouwepolder 21 Juni 1842. Inges. 1864. 
Bev. te 's Hage 4 Juni 1874. Overl. 7 Oct. 1893. 

Roelse, die een paar jaren te laat op de School 
kwam om nog te Middelburg te worden toegelaten, be- 



119 

hoorde tot een aan den waterstaat verbonden familie. 
Zijn vader was commies bij de Oostwatering in Walcheren. 
Zijn geboortehuis aldaar, aan den zeedijk nabij Vrouwe- 
polder gelegen, verheugt zich des zomers in een ver- 
rukkelijke ligging, maar is des winters aan al de 
guurheid blootgesteld van een op het Noorden liggenden 
zeedijk. Zijn vader Huibrecht werd niet oud en liet 
als weduwe na Mej. Elisabeth Cornelia la. Sage. Deze 
ging met haar eenigen zoon te Vlissingen wonen. Haar 
neef, de heer Stewart Schultz, geneesheer aldaar, werd 
voogd over den jeugdigen knaap. Zij zelve overleed in 
1859. Zijn bekwame voogd bespeurde in den 17-jarigen 
jongeling den lust om apotheker te worden, zoodat hij te 
Vlissingen leerling werd bij de heeren Le Coinïre en 
Mahutte, beide als bekwame pharmaceuten bekend ; 
daarbij volgde hij tevens ook de lessen te Middelburg, 
doch de School ging te niet. Hier ter stede is hij niet 
op een apotheek geweest. 

De heer Schultz besloot hem voor de nieuwe examens 
te laten doorstudeeren, zoodat Roelse de lessen aan het 
Athenaeum te Amsterdam ging volgen en onder de 
weinigen onzer School behoorden die na veel inspan- 
ning slaagden. Hij werd toegelaten in Juni 1874, na 
eenigen tijd vóór zijne promotie werkzaam te zijn ge- 
weest als assistent bij de H. Burgerschool te Deventer. 

Roelse heeft zich daarop in 1875 neergezet te 
Apeldoorn waar slechts één apotheker was, de heer 
Romun, huwde met Mej. J. A. van der Jagt en had er 
een welvarende zaak. Hij overleed in Oct. 1893, 
nalatende zijne nog thans aldaar levende weduwe met 
een zoon en eene dochter. 

157. JACOB VAN SPRANG. 

Geb. 22 Maart 1842. Inges. Aug. 1863 en in Dec. 
van datzelfde jaar de School verlaten. Bevorderd 
16 Dec. 1863. 

Waar deie jongeling was geboren is mij onbekend. 
Ik weet evenmin of hij verwant was aan zekeren 
heelmeester Van Sprang, die nog eenigen tijd te Kapelle 
bij Goes en ook te Middelburg heeft gewoond. 

Uit den korten tijd, dien Van Sprang aan de School 
heeft doorgebracht, maak ik op, dat het weder slechts 



120 

eene captatio benevolentiae is geweest van den lector 
en lateren examinator en een poging om kennis te 
maken met den Hortus en Simplicie-kast. 

Van zijn tijdgenoot, den heer apotheker Lk Clercq 
te Teriieuzen, heb ik vernomen, dat Van Sprang naar 
Dordrecht is gegaan, om de apotheek van den heer 
Kuit waar te nemen. Daar deze heer nog in de offi- 
cieele lijst van 18(55 wordt vermeld, zal het in 1866 
zijn geweest. Van Sprang is er niet gebleven, doch 
achtereenvolgens is hij naar verschillende plaatsen ver- 
trokken; mij zijn opgenoemd Roozendaal, Hilversum, 
Nieuwediep en eindelijk is hij ambteloos te Utrecht 
gaan leven. 

158. TJEERD REEN CANNEGIETER. 

Geb. te Heinkenszand 19 Oct. 1844. Inges. 1863. 
Bev. 18 Oct. 1875. 

Deze heer was de zoon van den geneesheer 
F. H. Reen Cannegieter en Mej. Hetjstek. Zijn vader 
overleed plotseling te Heinkenszand in 1866. Te Vlis- 
singen woonde zijn kundige zwager, de heer LeCointhe, 
die vele leerlingen had en daar leerde ook hij en onder- 
wijl bezocht hij twee jaren lang getrouw de School. 
Toen verplichtte hem de wet van 1866 een anderen 
weg in te slaan, zoodat hij naar Amsterdam vertrok en 
daar werkzaam werd in de apotheek van den heer 
Meuboom, waar hij ruimschoots gelegenheid had de 
lessen van het Athenaeum bij te wonen, zoodat hij het 
examen als hulpapotheker doen kon. De heer Meuboom 
legde zijne zaak neder, Cannegieter had echter het 
voorrecht in een andere betrekking te kunnen komen, 
en wel in eene die hem vrijen tijd vergunde zoodat hij in 
1875 zijn Staatsexamen doorstond. Na dien tijd is 
Cannegieter als provisor werkzaam geweest te Amster- 
dam, 's Hage, en nog korten tijd te Monnikendam. Na 
dat zwerven is hij benoemd tot gemeente-apotheker te 
Gouda; hier bleef hij zeven jaren, waarop zijne be- 
noeming volgde tot gemeente-apotheker te Arnhem. 

Ook daar bleef C. zeven jaren en richtte eindelijk 
in 1893 een eigen zaak op te Amsterdam. Dit duurde 
tot Nov. 1898, waarop hem de betrekking werd opge- 
dragen van apotheker in de volks-apotheek Den Eenhoorn, 
die hij nog vervult. 



121 

In Amsterdam huwde de heer Cannegieteb, den 
12 April 1877, Mej. Anna Elisabeth Poppelbaum maar 
heeft geene kinderen. Zijne beide zusters wonen te 
Middelburg ; eene dezer is de weduwe van den Vlissing- 
schen apotheker Lu Cotntke, later weduwe van 
apotheker Van Kroon, die in 1864 de apotheek voor 
haar had waargenomen en daarna te Velp een eigen 
apotheek heeft gehad. 

159. JACOB HERMANUS HAMMACHER. 

Geb. te Groede 28 Febr. 1845. Inges. 1864 tot 1868. 
Bev. na Staatsexamen. Overl. 10 Nov. 1901. 

De naam der familie is Duitsch, doch staat niet in 
verband met de in Groede gewoond hebbende Salzburgers, 
waarvan de overlevenden na hun treurig verblijf in 
Zeeland allen naar hun land zijn teruggekeerd. De 
familie H. is echter sedert lang bekend te Groede. De 
heer H. G. Hammacher is lid der Prov. Staten. 

Onze Jacob had een goed onderwijs genoten in die 
daarvoor gunstig bekende plaats. Te Middelburg heeft 
hij zich bekwaamd bij apotheker Hkr klots op de Groote 
Markt. Later heeft hij Staatsexamen gedaan na assistent 
geweest te zijn in het groote ziekenhuis aan den 
Coolsingel te Rotterdam. Daarop is hij in 1871 provisor 
geworden te Vlaardingen. Een jaar daarna zette hij 
zich in zijn geboorteland te IJzendijke, waar onder- 
scheidene apotheken houdende dokters waren, neder. 
Minder om deze reden, dan wel om dichter te zijn bij 
plaatsen geschikt voor de opleiding zijner kinderen, 
ging hij in 1875 te Sliedrecht wonen, om deze plaats 
reeds in 1897 voor Amsterdam te verruilen. Daar nam 
hij een zaak op den Kadijk over. 

De heer H\mmacher overleed 10 Nov. 1901 aldaar 
na een langdurig lijden aan kanker. In 1903 zal de 
apotheek vermoedelijk worden opgeheven. 

160. HERMANUS BASTIAAN MARSELIS. 

Geb. te Tholen 5 April 1846. Inges. Januari 1864. 
De School verlaten Aug. 1865. Overl. 20 Sept. 1903. 

Bovengenoemde leerling was de zoon van den Thool- 
schen apotheker Daniel Marselis en Coknelia T. Joppe. 



122 

Deze, ofschoon reeds in 1824 te Middelburg geadmit- 
teerd, staat in 1842 vermeld als provisor bij de Wed e 
Van Hussel te Tliolen. Later werd deze zaak door den 
jongen Van Rijsskl waargenomen — zie n°. 69 — 
totdat zij ten slotte is opgeheven. 

Omstreeks 184.3, heeft Daniël Marselis zich ten slotte 
zelfstandig te Tholen gevestigd, maar zijn vroegtijdig 
overlijden op 11 December 1856 maakte dat provisors 
de zaak der weduwe moesten besturen. Hun zoon, 
bovengenoemde Hkumanis B. Marselis was bij het over- 
lijden zijns vaders slechts een jongen van een jaar of 
tien. Ook later is hij niet in de apotheek opgevolgd 
omdat hem de wetenschappelijke opleiding ontbrak 
voor het Staats-examen, doch hij heeft het in zijne 
jeugd gekozen vak niet vaarwel gezegd. Hij is te 
Tt recht verscheidene jaren als bediende werkzaam ge- 
weest, eerst in de apotheek van Van Kalken, later in 
die van de Firma Viel & C°. Het laatst was hij een 
apotheker behulpzaam te Nijkerk o./d. Velu we. Na het 
overlijden van dezen heeft hij zijn vroegeren patroon 
Van Kalken, die stil was gaan leven, opgepast en ver- 
zorgd, doch deze blies spoedig daarna ook den laatsten 
adem uit. Marcelis werd door hem in zijn testament 
zoo goed bedacht, dat hij kalm kon gaan leven. Hij 
is toen te Breda gaan wonen en aldaar op 20 September 
1903 overleden. 

In de apotheek zijner moeder vond ik van 1858 tot 
1866 de volgende provisors: 

J. Kautz, G. A. de Looze, F. Plankeel, A. A. Non- 
hebel, A. de Haan, I. J. D. Buus, J. E. Kautz, E. B. W. 
Los en B. W. H. van Ark. Daarna is de apotheek 
door J. E. Kautz overgenomen. 

Het schijnt dat veel later zich nog een zekere heer 
Roldanüs in Tholen heeft neergezet, doch thans vindt 
rnen er, zoo min als op het geheele eiland, een zelfstan- 
dig apotheker gevestigd. 

161. APOLLONIUS MESLIER. 

Geb. 10 Juli 1846 te Vlissingen. Inges. Aug. 1864. 
School verlaten in 1866. 

Deze leerling, die ijverig en nauwlettend zijn studiën 
aan de School volbracht, was tegelijkertijd met den heer 



123 

Cannegikter, leerling bij den bekwamen apotheker Le 
Cointre te Vlissingen. 

Ondanks den lust en den ijver, heeft de heer Meslier 
het niet gewaagd het Staatsexamen te doen. 

De heer Gasille te Vlissingen deelde mij mede, dat 
Mesliër drogist is geworden in Rotterdam. 

162. ABRAHAM ALBERTUS LAGAAIJ. 

Geb. te Vlissingen 15 Sept. 1846. Inges. Aug. 1864. 
School verl. 1866. Staatsexamen gedaan 22 Dec. 
1877. Overl. 12 Oct. 1900. 

Boven bij n°. 11, iets over de apothekersfamilie der 
Lagaaij's mededeelende, zagen wij dat de heer J. Laga au 
de vader was van den daar vermelden Pieter en 
grootvader van Abraham, met wien ik den bovenstaande 
bedoelde. 

Te Middelburg heeft Abraham de School geheel afge- 
loopen en den naam nagelaten van een bekwaam en 
ijverig leerling. Dat hij bekwaam was blijkt hieruit 
dat hij later zijn Staatsexamen deed en in 1877 be- 
vorderd werd. 

De heer Lagaaij vestigde zich te Rotterdam en had 
daar een goede zaak, doch werd niet oud. Hij over- 
leed aan influenza en bereikte slechts den leeftijd 
van 54 jaren. 

De apotheek in de Westerstraat 32 wordt waarge- 
nomen door den heer Hartog Cohen. 

De apotheek is volgens het Jaarb. van 1903 ook 
ingericht voor Microscopisch-scheikundig onderzoek. 

Lagaaij liet eene weduwe na met zes kinderen. Zij 
was eene dame Hondius uit Wageningen. 

163. DIRK NICOLAAS APPEL. 

Geb. te Middelburg 26 April 1847. Inges. Aug. 1864. 
School verlaten 1865. Overleden omstreeks 1901. 

Tot hen, die afgeschrikt werden door de spookgestal- 
ten van aanstaande Staats-examinators volgens de nieuwe 
wet, en wien in de toekomst voor apotheker minstens 
twee zware examens voor den geest schemerden, 



124 

behoorde ook Dirk Appel. Het was een jonginensch 
van goede vorming en manieren, met veel geest en 
veel aanleg maar met weinig lust voor mathematische 
studie. 

Appel was de zoon van den collecteur der Staatsloterij 
W. Appkl en Mej. Noé. Zijn begaafde vader was een voor- 
naam lid van het kunstminnend gezelschap V. W. en zoo 
ook zijn broeder en vele familieleden. Dit genootschap 
werd eenmaal, als ik mij goed herinner, zoo genaamd naar 
de initialen van den oprichter. Het lidmaatschap er- 
van gaf, evenals dit bij K. Baert en anderen het geval 
was, een litterarischen tint aan deze burgerfamilie en 
ook aan onzen Dirk. Deze verliet dan ook de phar- 
macie ; is na geruimen tijd op het kantoor zijns vaders 
te zijn werkzaam geweest en geen vooruitzichten heb- 
bende naar Amerika, naar de Hudsons-baai, vertrokken, 
waarvan de brave Lindknhout in zijne reis door Noord- 
Amerika had geschreven dat zij omringd was door 
bergen van lijm; hij had het Engelsche woord Lime, 
dat kalk beduidt, maar als lijm wordt uitgesproken, 
door lijm vertaald ! Daar maakte Appel het goed, keerde 
nog eens naar Zeeland terug doch overleed in Amerika 
omstreeks het jaar 1901. Hij was ongehuwd. 

164- PIETER KETNER. 
Geb. te Middelburg 20 April 1849. Inges. Sept. 1866. 

De vader van Petrus was bontwerker, Langedelft 
B 121, en droeg, zonderling genoeg, ook weder een 
niet Nederland se hen naam ; zijne vrouw was een dochter 
van zijn voorganger Aken ds. Deze juffrouw Aren ds was 
verwant aan den in het eerste stukje vermelden, op 
Java overleden leerling der Clinische School A. M. Arends. 
De inrichting was dus aan de familie bekend, doch 
waarom Pieter op het laatst nog leerling werd begrijp 
ik niet. Een tijdlang was hij op het Gymnasium 
geweest, maar had daar geen kans gehad op een praemium 
ornatius voor trouw schoolbezoek. 

Hij is toen naar Gent vertrokken, eene uitnemende 
plaats voor Medische wetenschap maar ook vol verlei- 
ding. Het ging er ook niet. Pikter is teruggekeerd 
en huzaar geworden. Ik herinner mij hoe een vriend 



125 

van mij, lid der Eerste Kamer, in een waggon eerste 
klasse door een huzaar, dien hij niet kende, werd aan- 
gesproken met de woorden //Domine, quo modo vales 
et quo vadis". In dienst ging het echter ook niet en 
wat er verder met hem is gebeurd, bleef mij onbekend. 
Hij overleed spoedig. 

Kkitnjsk was dus de slipdrager, de rouwsluiter der 
Pharmaceutische School. Van hem kon men niet zeggen : 
,/Finis coronat opus". 



Oude Kraamkamer- 



De Vrouwelijke Leerlingen bij de 
Geneeskundige School. 



In het Koninklijk Besluit dat de oprichting der 
Scholen voorschreef, werd al aanstonds de wensen uit- 
gedrukt ook voor vroedvrouwen het onderwijs open 
te stellen ; dat was een goed denkbeeld, want er werd 
nu gelegenheid gegeven om van het betere classikaal 
onderwijs gebruik te maken, terwijl het vroeger 
aan vrouwen werd overgelaten, van welke geene enkele 
door wetenschappelijke vorming uitblonk. Zij die in 
eene stad zich oefende, kon het onderwijs ontvangen 
van een chirurg, doch om zulk een docent te betalen 
zal het wel aan geld ontbroken hebben en zij die ten 
plattelande het vak leeren moest, was verplicht zich 
veelal te bepalen tot een vrij eenvoudigen leermeester, 
die haar voor het examen opleidde, om mogelijk van 
haar admissie nut te trekken en die misschien niet eens 
een fantóme of andere hulpmiddelen bezat. Vroeger was 
de verloskunde geheel in handen van vrouwen, zoodat 
de heelmeesters zelven maar slechte docenten waren 
en geen ondervinding hadden. Te Middelburg b. v. 
werden in 1768, slechts vier accouchementen door 
accoucheurs verricht — de gevallen van consult niet 
medegerekend — en daarentegen door vrouwen 881. 

Dit veranderde overal ook in Zeeland. De eenmaal 
beroemde J. de Puyt heeft de verdienste gehad voor 
mannelijke accoucheurs te zorgen. 

Weldra ging het bedrijf in handen over van chirurgen, 
des te grooter werd het dus plicht om de vrouwen 
goed op te leiden. Ik herinner mij ten plattelande, als 
overblijfsel uit vroegeren tijd, nog één of twee accoucheurs, 
die geen examen hadden gedaan als heelkundigen en 
ik herinner mij, helaas, tevens dat die zich veel 
inbeeldende maar weinig beteekenende heeren, die 
intusschen het recht hadden om instrumenten te ge- 
bruiken, met hun vectis ontzettend veel kwaad hebben 
gesticht. Classikaal onderwijs voor vrouwen was dus 






■ < 



128 

gewenscht, zij leerden daardoor zelve meer en werden 
levens beter in staat veste] d het werk te kunnen be- 
oordeelen van de altoos en altoos boven haar geplaatste 
en uil de hoogte op liaar nederziende heeren. 

De School is in dit opzicht zeer nuttig geweest. 
Menige vroedvrouw heeft mij verzekerd, dat zij met 
dankbaarheid zich dien tijd herinnerde. Het onderwijs 
was eenvoudig, haast huiselijk, van daar ook begrijpelijk. 
Men had fautomes, goede platen en praeparaten, doch 
velen beschouwden het als een fout, dat de stedelijke 
School, en dus in de laatste jaren van haar bestaan, 
als lector iemand benoemde, die wel in andere opzichten 
voortreffelijk was, doch het vak niet meer praktisch 
beoefende. 

Het aantal inschrijvingen heeft slechts 47 bedragen. 
In mijn eerste stukje sprak ik van 51 ; dit is ontstaan 
door het medetellen van dubbele inschrijvingen. 

Op het aantal van vroedvrouwen heeft de School 
geen grooten invloed gehad. In 1825 en 1865 waren 
in de grootere plaatsen respectievelijk 9 en 14 en in 
de kleinere 17 en 18 vroedvrouwen. 

Dit kon niet anders omdat de School stad en lande 
volop met dokters voorzag, die gaarne, als het niet 
anders kon, met drie gulden belooning tevreden waren. De 
nieuwe wetten hebben de School gedood en de zwaardere 
eischen meer kundige vrouwen geleverd, doch het aantal 
bleef gering: in 1901 waren er slechts 39, waarvan 
29 in plaatsen kleiner dan Goes. 

Daar ook het aantal geneeskundigen op de dorpen 
minder is dan voorheen, moet wel dikwerf op afge- 
legen plaatsen de hulp aan onbevoegden overgelaten 
worden. Het is dus onbillijk deze te vervolgen. 

De Zeeuwsche Sage-Femmes waren ook niet allen 
Femmes-Sages ; ik zal mij echter in de volgende blad- 
zijden maar niet bemoeien met haar zedelijk leven en 
vermeld van haar meestal korte berichten, voor zoover 
ik die ken, om den afloop van haar studiën mede te 
deelen, evenals dat van de mannelijke leerlingen is 
geschied. Ook hier is dwalen verre van uitgesloten. 



Eorte Biografiën van de Vrouwelijke 

leerlingen. 

1. CORNELIA JACOBA PONTE. 

Geb. te Middelburg 7 April 1793. Inges. December 
1824. Bevorderd tot vroedvrouw te Middelburg 
6 October 1827. Overleden 20 Juni 1845. 

De ongehuwde juffrouw Ponte was de eerste inge- 
schrevene. Zij telde toen echter reeds 31 jaren. Haar 
ouders waren Jan Ponte en Sara Maria Jansen. De 
naam Ponte komt nog te Middelburg voor. Zij bleef drie 
jaren aan de School en vestigde zich omstreeks 1828 
in haar geboorteplaats. Er waren toen hier slechts 
twee vroedvrouwen: juffr. Hardijzer van 1793 enjuffr. 
Vermijle-B roeder van 1824. Zekere juffrouw Daling 
was overleden en zoo ook de in 1805 toegelaten 
juffr. M. Kroone. Evenwel vertrok zij omstreeks 1830 
naar Axel, waar de welvaart in dat jaar toenam 
door de Belgische Revolutie. Daar was in 1828 over- 
leden Mej. Lagra. 

Juffrouw Ponte is te Axel tot aan haar overlijden — 
Juni 1845 — gebleven. Zij was toen weduwe van J. W. 
Slijpen en liet een zeer goeden naam achter. 

2. ELISABETH COLIJN. 

Geb. te Dordrecht 30 Juni 1802. Inges. 31 Dec. 
1824. Bev. 15 Sept. 1826. Overl. te Veere, 
22 Juni 1896. 

Met uitzondering van haar rustjaren heeft deze vlugge 
en bekwame vrouw altoos te Middelburg gewoond. Zij 
is eerst gehuwd geweest met Van der Zwalp en later 
met Lobne. Als Juffr. Loene kende ieder haar. Zij is 
eerst gaan wonen in een buitenwijk, namelijk buiten 
de Veersche poort, doch weldra ging zij haar zetel 
vestigen in de Nederstraat en later op andereplaatsen, 
Korte Noordstraat en Dam ; dat verhuizen is voor het 
publiek lastig; De ijverige vrouw, die nooit moeite 

9 



lao 

ontzag en van haar laatsten man kinderen overhad, 
waaronder haar dochter, ons n°. 42, heeft verbazend 
veel gedaan. Zij was bij de dokters zeer gezien en 
toen zij op ondervinding kon bogen, als stads-vroed- 
vrouw voor de leerlingen van veel waarde. Zij is, 
toen hare krachten gingen falen, bij familie te Veere 
gaan uitrusten. Ik vond haar te Middelburg tot onge- 
veer 18(>ö. Jammer dat zij, die zooveel goeds had 
gedaan, behoeftig bij behoeftige kinderen leven moest 
met een pensioen van / 80. *Lex dura 6ed ita" en 
daarbij kwam dat zij haar dochter zag wegkwijnen aan 
kanker. Zij zelve werd bijna 94 jaar oud. 

Vóór juffr. Loknk was de wijk buiten de Veersche 
poort zonder hulp. In den strengen winter van 1817, 
toen de haven gemaakt werd, verleende mijn vader 
hulp bij de eerstbarende vrouw van een polderwerker ; 
er was geen baker, geen buurvrouw tot bijstand. Toen 
des avonds alles goed was afgeloopen, liet haar man 
mijn vader uit en zeide dat hij zeer vermoeid was en 
aanstonds naar bed wenschte te gaan, doch dat hij, 
den volgenden morgen zeer vroeg naar zijn werk 
moetende gaan, de deur slechts op het klinkje zou 
sluiten. Toen mijn vader des morgens zijne visite maakte, 
vond hij moeder en kind dood en bevroren. De vrouw 
had in den voornacht een toeval gekregen en de man 
dacht, dat alles sliep. Het was een slaap maar een dood- 
slaap. Zóó iets zal nu te Middelburg niet meer gebeuren. 

In den tijd, dat ik mij met statistiek bezig hield, 
verzocht ik juffr. Loene mij voor dat. doel eens een 
groot aantal //blauwe" boekjes te bezorgen. Dit zijn 
ten gerieve van den Burgerlijken Stand hier reeds lang 
ingevoerde boekjes, waarin de trouwdag en alle ge- 
boorte- en sterfgevallen worden opgeteekend. De altoos 
bereidvaardige vroedvrouw bezorgde er mij honderd, 
onder voorgeven aan de bezitters, dat de Burgemeester 
deze zien moest. Ik zag toen met verbazing, dat in de 
rangen, waarin zij hulp verleende, verreweg de eerste 
geboorten vroeggeboorten waren, en dat, in strijd met 
hetgeen de leerboeken schrijven, toch bijna al die 
kinderen bleven leven ! Er waren er bij van eenige 
dagen of weken na het huwelijk geboren en toch had 
de dood er geen vat op. 

Als stedelijke beambte verleende zij diensten bij beval- 



131 

lingen of lavementen bij armen. Eens deed een vroolijk 
gezelschap Luikenaars een uitstapje naar hier en een 
hunner had de beleefdheid mij een gedrukt //compte- 
rendu" van zijn reisje te zenden. Wat hem vooral 
had vermaakt, was een uithangbordje van zekere 
juffrouw Loene met het opschrift: Stads-vroedvrouw 
en Lavementzetster. Verbeeldt u, een clysopompière 
de la Municipalité ! 

3. ELISABETH JOHANNA SCHERER, 

vrouw van Dhont. 

Geb. te Middelburg 1 Juli 1800. Inges. Dec. 1825. 
Bevorderd 3 Jan. 1828. 

Evenals de vorige eervol ontslagen. Zij was een 
eenvoudige geen opspraak makende, eenigszins loensch 
ziende vrouw, die tot haar dood toe in de zorgen zat. 
Na haar examen heeft zij van 1830 tot 1832 te Zaamslag 
gewoond, waar de vorige vroedvrouwen overleden waren. 
Te Middelburg teruggekeerd heeft zij genoeg te doen ge- 
had; zij woonde in het westen der stad, juffrouw Loene 
daarentegen in het oostelijk deel. Er waren echter nog 
de twee collega's Habdijzer van 1793 en Vermijle, door- 
gaans juffr. Broeder genoemd, van 1824. In het huis in 
de Langeviele, waar juffr. Scherer woonde, huisden 
toevallig ook twee broeders Rens, geloof ik, die drie 
maanden na elkander geboren waren. 

Eens werd ik bij haar in consult geroepen bij een 
zoogenaamde Anencephalus ; het gold een 19e bevalling 
bij een arme vrouw. Ik veroorloofde mij de opmer- 
king, dat 19 bevallingen voor een behoeftige vrouw wel 
wat te veel van hare krachten vorderden. 

z/Wat, dokter", zei de vroedvrouw, //ik ben nog zeer 
goed voor mijn werk, en heb er wel 22 gehad". En 
toen zeide ik : //Juffrouw, gij doet uw vak eere aan !" 
Haar man heette, meen ik, Verbeek. Haar tweede 
echtgenoot, Dhont, was stads-werker. 

In vroegere jaren had men afzonderlijke stads- 
vroedvrouwen voor de stads-ambachten. 

4. CORNELIA GUNST. 

Geb. te Oud-Vossemeer 22 Febr. 1801. Inges. Aug. 1826. 
Bev. 5 Oct. 1827. Overl. 1888. 

In het aloude eiland Tholen, dat door de Eendracht 



132 

of Keent recht ? van de even oude Toxandra gescheiden 
wordt, ontmoet men herhaaldelijk den naam van Geluk 
en dien van Gunst; den laatsten zullen wij in onze lijst 
nog twee malen vermelden. Üornelia Gunst zette zich 
in haar geboortedorp neder en heeft er tot aan haar 
dood een goeden naam gehad. Tot 182(3 vinden wij 
in dezelfde betrekking eene juffrouw C. J. Geluk 
vermeld. 

Haar echtgenoot heette Ary Ruitenburg. Thans prak- 
tiseert er, na eene vacature van vele jaren, juffr. P. J. 
RriTENBiRO, in 1889 tot vroedvrouw bevorderd. 

5. JOH ANNA CATHARINA KERSSEN. 

Geb. 3 Oct. 1798, waarschijnlijk te Middelburg. Inges. 
1827. 

Deze R. K. dame, die reeds haar eerste jeugd was 
gepasseerd toen zij zich als leerling liet inschrijven, is 
vermoedelijk afgeschrikt gewordeu door de anatomie 
der bekkenbandeu. In ieder geval bedankte zij reeds 
in hetzelfde jaar van hare inschrijving. 

G. MARIA GUNST. 

Geb. 12 Juni 1807. Inges. Juli 1827. Bev. 4 Juli 
1829. 

Maria, zonder twijfel eene nabestaande van de zoo 
even genoemde Cornelia, was zes jaren ouder dan deze. 
Zij kwam als leerling aan de school, toen Cornelia 
Gunst op het punt stond deze te verlaten. Na een 
tweejarigen studietijd zette Maria Gunst zich in 1830 
te Tholen neder, waar slechts de oude juffrouw Balk, 
wier admissie van 1787 dagteekende, de eenige 
vroedvrouw was. Deze laatste bleef te Tholen tot 184(5 
werkzaam. Intusschen heeft juffrouw Gunst er tot 1881 
gelukkig gepraktizeerd. Zij is door juffrouw Jochem, 
die te Leiden in 1881 was bevorderd, in hare functiën 
opgevolgd. 

7. MARTINA VISSER. 

Geb. te Ouwerkerk bij Zierikzee 23 Juni 1797. Inges. 
Maart 1828. Bev. 5 Juli 1830. Overl. 7 Oct 1858. 

De ouders dezer Schouwsche juffrouw waren Adriaan 
Visser en Lena van Oeveren, die later hare dochter 



133 

gevolgd en te Scherpenisse gestorven zijn. Op dit aloude 
dorp stond Martina Visser alleen, daar de vroedvrou- 
wen A. van den Berghe, D. J. Sjerp en C. Smit sedert 
1822 niet meer worden vermeld in de ofïicieele lijsten. 
Juffr. Visser, gehuwd met Iman de Bruine, bleef tot 
aan haar overlijden te Scherpenisse wonen. Ik ben 
deze inlichtingen aan de tegenwoordige vroedvrouw 
aldaar, juffr. Tazelaar, verschuldigd. In 1817 komt de 
naam Tazelaar onder de Middelburgsche vroedvrou- 
wen voor. 

8. PETRONELLA JOHANNA VAN DER SLUIS, 

vrouw van A. Boüwense. 

Geb. te Middelburg 26 April 1806. Inges. Aug. 1828. 

Deze 22-jarige gehuwde juffrouw verliet zeer spoedig 
de School, zonder van haar vertrek kennis te geven. 
Zij miste dus de Hof-etiquette en is van vak veranderd. 

9. CORNELIA DELS, 
vrouw van J. van Zweden. 

Geb. 13 Jan. 1806. Inges. Juli 1829. Bev. 6 Oct. 1831. 

Ik meen dat deze van geboorte een Middelburgsche 
was, doch weet geen goed of kwaad van haar te zeggen. 
Zij koos in 1835 Aardenburg tot standplaats en wordt 
daar tot 1850 ais vroedvrouw vermeld. 

Na haar zijn in deze van medici goed voorziene 
plaats geene opvolgers gekomen. Cornelia Dels is meer 
dan eens verhuisd; van 1851 tot 1856 woonde zij te 
Sluis, na dien tijd langdurig te Ovezande. 

10. GEERTRUIDA de vriendt, 

vrouw van Jacob Scherer. 

Geb. 16 Oct. 1806. Inges. Sept. 1829 en voor de 
tweede keer in 1839. 

Wederom eene die spoedig zonder kennisgeving weg- 
bleef. Dat zij tweemaal is ingeschreven, bewijst dat 
haar leven niet voor studeeren geschikt was. 



134 

11. MAATJE GUNST. 

Gcb. 31 Mei 1811 te Oud-Vossemeer. Inges. Jan. 
1831. Bev. 26 Juli 1832. 

De geboorteplaats wijst al dadelijk aan dat Maatje 
tot dezelfde familie behoorde als de reeds vroeger ge- 
noemde. Toen zij de School had afgeloopen, koos zij 
Oostburg, waar toen geene vroedvrouw gevestigd 
was, tot standplaats. Door de Belgische revolutie 
was deze plaats zeer in bloei toegenomen. Maatje 
Gunst is gehuwd geweest met den stijfselfabrikant 
Gkorg Heixrich Baert. Zij hadden vele kinderen. In 
Sept. 1832 te Oostburg gekomen, vertrok zij echter met 
haar gezin in 1848 naar Amerika. 

Drie jaren daarna werd hare plaats door juffrouw 
Anemabt ingenomen. Thans — 1903 — vinden wij er 
juffrouw Pasma als vroedvrouw gevestigd. 

Toen ik in mijne jeugd den rechten weg wandelde 
van Schoondijke naar Oostburg, las ik op het laatste 
vensterluik van het laatste huis van Schoondijke de 
woorden : //Ik woon hier op den hoek en heb niets 
meer te wenschen, dan Zegen van den Heer en Gunst 
van alle menschen." Zulk een reclame heb ikbijjuffr. 
Gunst te Oostburg niet gezien, doch dat zij toch wel 
gedeeld heeft in de gunst der kraamkamers blijkt uit 
het feit, dat zij geld genoeg had overgespaard om met 
haar groot gezin den Oceaan over te steken. 

12. CORNELIA MARIA DE BOOU, huisvrouw 

van P. Gouderon. 

Geb. 22 Juni 1811. Inges. 12 Jan. 1831. Bev. April 
1833. Overl. 11 Juni 1873. 

Vóór haar vertrek naar Axel, dat in 1844 geschiedde, 
woonde Cornelia de Boou in Middelburg. Juffr. Ponte 
overleed te Axel in 1845. Hare ouders waren, zooalsde 
tegenwoordige vroedvrouw, mej. De Vos, mij wel heeft 
willen melden, Hermanüs de Booij en J. P. Anthoni. 
Juffr. Boou is gehuwd geweest met P. Gouderon, die 
te Gombong op Java is overleden. Haar tweede man 
was Cornblis de Blaaij, terwijl zij voor de derde maal 
is gehuwd geweest met C. Joris. Zij zelve overleed 
11 Juni 1873 te Axel. 



135 

13. ANNA VERBEET. 

Geb. 29 Mei 1811. Ing. 1831. Bev. 4 Juli 1834. 

Anna Verbeet is van 1835 tot 1863 eene zeer gezochte 
verloskundige te Vlissingen geweest. Zij was gehuwd 
met zekeren Polm. Bij hare komst te Vlissingen 
moest zij de praktijk met de reeds daar gevestigde 
vrouwen E. Lenge, J. Gabij en M. M. Lazaron, respec- 
tievelijk van de jaren 1800, 1814 en 1832, deelen. 

14. CATHARINA WAS. 

Geb te Middelburg 16 Aug. 1790. Ing. Aug. 1830. 
Bev. 4 Oct. 1832. Overl. 4 Dec. 1864. 

De naam van deze Middelburgsche juffrouw is nu 
eens als //Was" geschreven, dan weder als ,/Wasch", 
eene verwarring uit den Franschen tijd afkomstig. Cor- 
nelia was eene nette, aangenaam uitziende vrouw, en ging 
eerst toen zij 40 jaren telde tot het vak over. Vergis 
ik mij niet, dan had zij echter reeds bakerdiensten uit- 
geoefend, hetgeen men hier den eigenaardigen naam 
gaf //van uit minnen gaan." Zij was ongehuwd, woonde 
in de Vlissingsche straat en verkreeg een niet uitge- 
breide maar nette praktijk. 

Ik vind haar naam als vroedvrouw van 1833 tot aan 
haar overlijden vermeld. 

Zij woonde in den laatsten tijd bij hare familie in 
de Langedelft. 

15. JANNA ADRIANA WILLEMSE. 

Geb. te Tholen 22 Nov. 1799. Ing. Jan. 1832. Bev. 
1835. 

Het eiland Tholen, genoemd naar een grafelijken tol 
en nog thans bekend door vroegeren meekrap- en ansjo- 
vishandel en door de, vóór het uitbreken der aard- 
appelziekte in 1845, zeer gezochte aardappelen, was 
juffrouw Willemse's geboorteland. 

Na behoorlijke studiën vertrok zij naar Neuzen, of, 
zoo als men thans volgens Belgisch spraakgebruik zegt, 
Terneuzen, een naamsverandering, die een soort van 
inschikkelijkheid is tegenover onze buren. 

Wij vinden haar daar . van 1836 — 45, na dien tijd 



186 

woonde zij in de duinstreek van Schouwen, te weten 
in Haamstede, nadat zekere juffrouw Kouwen van daar 
was vertrokken, daarentegen stond nog op dat dorp de 
bejaarde juffrouw Speelman, die reeds in 1807 was 
begonnen. 

Te Temeuzen volgden haar R. C. Reijers op, zie 
n° 23, en later juffrouw Anemaet. 

m PIETERNELLA CORNELISSE KOU WEN. 

Geb. te Haamstede 22 April 1800. Ing. Jan. 1833. 
Bev. 5 April 1834. 

Deze was, toen zij te Middelburg kwam, reeds elders 
onderwezen, hetzij door den geneesheer van Haamstede 
of door een collega uit Zierikzee. Ik noemde zoo even 
haar naam. 

Juffr. Kou wen vestigde zich in hare geboorteplaats; 
verwisselde dit dorp echter in 1840 voor Zierikzee, 
waar wij haar in 1878 nog vermeld vonden. 

In 1901 woonde te Zierikzee de vroedvrouw M. A. 
Enslin, geb. Stexetee. 

Te Haamstede zijn thans — 1904 — geen geneesheer 
noch vroedvrouw meer. 

17. ADRIANA VERMAAT. 

Geb. te Steenbergen 10 Maart 1803. Inges. Aug. 1833. 

en 

18. ADRIANA MARIA BOOGAARTS. 

Geb. te Steenbergen 7 Dec. 1805. Inges. Jan. 1834. 

Beide deze jonge dames kwamen uit het dicht bij 
Tholen gelegen Noord-Brabantsche Steenbergen. Zij 
zijn, na verloop van een jaar op zijn hoogst, van de 
lijst geschrapt, omdat zij waren weggebleven zonder 
kennisgeving. Doodschuld bestond niet als men weg- 
bleef! Zij kenden eenvoudig de gewoonte niet en 
goedkoope briefkaarten kende men toen ook nog niet ! 
Hare namen als elders bevorderde verloskundigen heb 
ik niet gevonden. 

19. ANNA MARIA KOOMAN. 

Geb. te Middelburg 2 April 1813. Inges. Jan 1834. 
Bev. 3 Jan. 1839. Overleden 29 Sept. 1899. 

Juffrouw Kooman had hare ouders in de Nederstraat 



137 

te Middelburg. In dit, bij hare komst aan de School 
reeds 21-jarig, aardig, vlug en handig meisje zat iets 
medisch. Haar vader was barbier geweest te Oostka- 
pelle en had daar ook als chirurg gefungeerd. Er 
stond daar toen ter tijde slechts een zeer eenvoudig 
mannetje als chirurg, een zekere Kla assen van 1790. 
Deze man kende zóó weinig de stadsgebruiken, dat 
hij mijn vader, die als secretaris der Prov. Geneesk. 
Commissie eenigszins zijn superieur was, nog altoos 
aansprak met den voor winkeliers nog overgebleven 
titel van sinjeur. 

Gemelde Kooman is als barbier naar Middelburg ver- 
huisd. Zijne dochter, onze juffr. Kooman, heeft goede 
studiën gemaakt en zette zich te Middelburg op het 
Koorkerkhof neder, waar zij tot 1843 verbleef. 

Later is zij gehuwd met een gewezen leerling der 
Clinische school, den kundigen en tot zijn overlijden 
toe zeer geachten A. Walraven, wiens levensloop ik in 
het eerste stukje geschetst heb. Zij is haar vak tot op 
hoogen ouderdom blijven uitoefenen en is haar man 
van verbazend veel nut geweest, hem steeds getrouw 
volgende naar's-Heer Arendskerke, Hoek, Lamswaarde en 
Nieuw- en St. Joosland. Op dit lief gelegen dorp dat in 
vroeger tijd van Walcheren door het overblijfsel der oude 
haven was gescheiden, had Walraven voor zich een 
goed woonhuis aan den straatweg naar het Sloe, weleer 
een drukken postweg doch thans veel minder in gebruik, 
laten bouwen. Daar is juffr. Kooman korten tijd na 
haar echtgenoot, ruim 86 jaren oud, overleden, steeds 
gezond geweest zijnde, maar erg doof. Thans wonen 
hare kindskinderen in dat huis. Zonder haar had Wal- 
raven het nooit gewaagd zoo dikwijls en verre van 
huis te gaan ten behoeve van zijne kruidkundige studiën. 
Toen hij te Nieuwland woonde, trok zij menigmaal op 
een open wagen naar het door Walraven waargenomen 
Arnemuiden. 

Hare ongeveer 88-jarige zuster, Mevrouw de wed. 
Hölscher, woont thans — 1904 — nog te Helmond. 

20. ADRIANA VAN PELT. 

Geb. 22 Juni 1798 te Veere. Inges. Aug. 1835. 
Hare studiën verliepen niet regelmatig, want zij ver- 



138 

liet de School en werd in 1835 opnieuw ingeschreven. 
Later heeft zij echter van het vak afgezien. 

21. JOH ANNA MARIA LANG. 

«eb. 10 Oct. 1805. Inges. Sept. 1835. 
Ook deze Juffrouw verliet de School. 

22. JOHANNA ADRIANA VAN METEN. 

«eb. te Middelburg 2(J Mei 1809. Inges. Jan. 1837. 
Itev. 15 April 1842. Overleden. 

Jaxs van Meten, later gehuwd met den koetsier Sas, 
staat reeds in 1843 als verloskundige te Middelburg 
bekend. Zij bleef hier tot 1871 werkzaam, wonende 
den grootsten tijd van haar verblijf alhier in de Lange 
Giststraat. 

Om famil ieredenen is zij naar Breda vertrokken, 
waar zij zich als verloskundige beschikbaar heeft ge- 
steld, immers zij stond in 1885 als zoodanig bekend. 
Zij was toen weduwe. 

In Middelburg is zij assistent stads-vroedvrouw ge- 
weest. 

Het was een doorgoed mensch, met tamelijk veel 
praktijk. Wanneer zij hare patiënten beklaagde, was 
dit niet, zooals dikwijls het geval is, gewoonte of ge- 
veinsdheid, maar inderdaad oprecht medelijden. Hare 
stadgenooten, die haar op de lagere scholen hadden 
gekend, gaven haar echter niet den eeretitel van slim. 

Eens hield ik mij bezig met het opmaken van een 
lijst van de in de laatste jaren geboren misvormde 
kinderen, als daar zijn : aanééngegroeide, met hazenlip, 
met te veel armen of beenen en zóó meer; ik zond 
brieven aan alle collega's en vroedvrouwen en dus ook 
aan haar, die toen reeds onze gemeente had verlaten. 
z/Och dokter," antwoordde zij mij, //breng me toch niet 
//voor den rechter, ik verzeker u, dat ik nooit een kind 
z/heb ongelukkig gemaakt !" 

Nu ik denk ook wel, dat de lessen in Teratologie 
niet professoraal zullen zijn geweest. 

Waarlijk, ware zij een man geweest, men had hem, 
volgens het Oude Testament, een //houthakker en 
waterputter" genoemd. 



139 

23. REINA CATHARINA REIJERS. 

Geb. te Middelburg 4 Dec. 1804. Inges. Dec. 1838. 
Bev. 11 Oct. 1842. 

Deze Middelburgsche juffrouw was ook reeds vrij 
bejaard, toen zij werd ingeschreven. Het was geen 
lust in het vak, maar zekere behoefte om wat te ver- 
dienen, welke deze reeds haar eerste jeugd gepasseerde 
menschen dat lastige vak deed kiezen. In den regel 
brachten zij het dan ook niet ver. 

Juffrouw R. is gaan wonen in de Bogardstraat en 
verkreeg een kleine, maar niet uitgezochte praktijk. 
Zij bleef dan ook niet, maar is naar Terneuzen ver- 
trokken en staat daar tot 1848 vermeld. 

24. ANNA CASTELEIJN, Wed. Sneukelaar. 

Geb. 19 Nov. 1804. Inges. Maart 1839. 

De Sneukelaars waren een R. K. burgerfamilie te 
Middelburg. Anna was weduwe en telde bij haar in- 
schrijving 35 jaren. Later hertrouwde zij met C. 
Carelse. Zij bezocht de lessen zeer onregelmatig en 
bleef eindelijk geheel weg. 

25. MARIA ELISABETH DRAECK. 

Geb. 3 April 1816. Inges. Aug. 1840. Bev. 6 Jan. 
1843. 

Van deze later gehuwde dame, wier naam alles- 
behalve Zeeuwsch klinkt, en juist niet aanlokkelijk om 
mede te gaan dolen, is mij alleen bekend, dat zij zich 
te Vlissingen in 1844 heeft nedergezet. Ik vond haar 
daar reeds vermeld, voordat de weldra volgende 
juffrouw Pauwels er kwam. Zij volgde op juffrouw 
Verbeet — zie n°. 13 — en staat geboekt van 1846 
tot 1865. Juffrouw Draeck is vermoedelijk te Vlissin- 
gen overleden. 

26. PETRONELLA JACOBA PAUWELS, 
vrouw van Jeronimus Marchand. 

Geb. te Vlissingen 14 Feb. 1807. Bev. 6 Jan. 1843. 

Zij is na goede studiën eene geachte vroedvrouw te 
Vlissingen geworden en aldaar overleden. Zij schijnt 



140 

in 1843 daar gekomen te zijn en er 25 of 30 jaren 
het vak te hebben uitgeoefend, en is opgevolgd door de 
thans nog levende juffrouw Florisse. Haar kerk- 
genootschap was niet het Roomsch-Katholieke ; daartoe 
bchooren wel de uit Frankrijk gekomen en te Mid- 
delburg lang vertegenwoordigde Le Mvrchand's. 

27. LOITISE VICTOIRE FANNI VAN DE WALLE. 

(teb. te Grevelinge boven Duinkerke, 21 Nov. 1813. 
Inges. Aug. 1842. Admissie 4 Jan. 1844. 

Dit Juffrouwtje moet een bijzonder goeden naam als 
student gehad hebben, want het staat van haar opge- 
teekend, dat men haar met den titel van buitengewoon 
bekwaam heeft vereerd. Uit haar geboorteplaats maak 
ik op, dat zij R. Kath. was. Merkwaardig, dat er in 
het toen nog niet floreerende, doch een Belgisch 
loodswezen hebbend Vlissingen, drie vroedvrouwen te 
gelijk kwamen, Draeck, Pauwels en zij. 

28. ELISABETH MACHIELSE, vrouw van 

Jacobus Hermans. 

Geb. te Middelburg 7 Oct. 1818. Inges. Aug. 1843. 
Bev. 4 Juli 1845. 

Juffrouw Machielse behoorde tot den kleinen bur- 
gerstand, was echter tante of nicht van den vice- 
admiraal Machielse. Van dezen heb ik in mijn vorig 
opstel //Over den Zuidelijken Muur van Oud-Middel- 
burg" medegedeeld dat zijne moeder eene eenvoudige, 
gehuwde vrouw was, die in een klein gebouwtje op 
de toen nog bestaande Dambrug appelen en borreltjes 
verkocht aan de daar altoos aanwezige baliekluivers 
of leden van het St. Jansgilde. De flinke zeeman was 
omstreeks 1817 als jongen zonder opleiding in dienst 
gegaan en heeft het door zeemanstalenten zoover ge- 
bracht. In de Bogardstraat, perceel D 38, heb ik nog 
over een paar oude juffrouwen van haar naam geprak- 
tizeerd. Ook Betje is in de Bogardstraat gaan wonen 
en heeft het vak uitgeoefend van 1845 tot 1859, maar 
had geen groote praktijk. Op haar gedrag en plichts- 
vervulling was niets aan te merken. Haar komst lag 



141 

tusschen de reeds genoemde Van Meten — zie n°. 
22 — en de weldra volgende Van Simmeren. Men 
was wel genoodzaakt in de steden te blijven, om- 
dat op de dorpen steeds meer naar praktijk verlangende 
dokters kwamen. 

29. MARIA VAN BODEGHEM, vrouw van 

Hendrik Blom. 

Geb. te Steenbergen 9 Sept. 1809. Inges. Jan. 1844. 

Zij heeft door den dood van haar man slechts weinig 
lessen gevolgd en heeft toen het vak vaarwel gezegd. 
Te Groede woonde eveneens een zekere juffrouw Blom, 
die later naar St. Maartensdijk vertrok, doch deze 
heette H. B. en was van 1832. 

30. ADRIANA MARIA BAUER. 

Geb. te Middelburg 14 Febr. 1815. Inges. Oct. 1846. 
Bev. 11 Juli 1849. 

Deze heeft zich niet te Middelburg gevestigd, maar 
ging in 1849 of 1850 te Kruiningen wonen, hetwelk 
door juffrouw Van Noppen voor Wissekerke was ge- 
ruild. Behalve den in de drie vakken gepromoveerden, 
zeer bemiddelden Doctor Janssen, die nu juist niet 
naar bevallingen in de boerenwoningen verlangde, 
stond op dat dorp geen andere geneesheer. 

Het mag van haar worden gezegd, dat zij bij haar be- 
vordering de eer genoot een boekwerk als belooning 
ten geschenke te ontvangen. 

31. GEERTRUIDA VAN PUFFELEN, 
vrouw van Ary Huissen. 

Geb. te Middelburg 22 Dec. 1822. Inges. Oct. 1846 
en Aug. 1853. Bev. 18 Nov. 1857. Overl. 1898. 

Trui van Püffelen behoorde tot een uitgebreide bur- 
gerfamilie te Middelburg; bekend was onder deze 
een kofliehouder aan den Abeele, waar, op den rit van 
Middelburg naar Vlissingen, de Pietjeswagens altoos 
moesten stilstaan om de afgeleefde paarden met water 
te voeden. Zij waren niet bemiddeld en zij zelve heeft 
in den beginne nog eerst van het vak afgezien en is 



142 

om die reden tweemaal ingeschreven. Bij haar promotie 
telde zij reeds 35 jaren. 

Kerst heeft zij te Middelburg de praktijk uitgeoefend 
ongeveer tot 18(>3 en woonde toen op deBree. Daarna 
is zij vertrokken naar de gemeente Kattendijke of 
eigenlijk naar het lief gelegen Wilhelminadorp waar 
geen geneesheer stond. 

Met een klein bestaan tevreden, bleef zij er tot 1892 
en is toen, reeds 70 jaren oud, verhuisd naar het nabij 
Middelburg gelegen, eveneens kleine dorpje St. Laurens ; 
zij overleed er zes jaren later, namelijk 4 Januari 1898. 
Zij heeft nog een bord uitgehangen, doch veel praktijk 
kreeg zij niet; zij was ook geen gemeente-vroedvrouw 
aldaar. De reden van haar verplaatsing was, dat haar 
eenige dochter gehuwd was met den hoofdonderwijzer 
De HrLT.r. 

Te Middelburg was zij stads-vroedvrouw, naar ik 
meen, doch haar gewone bevallingen, die thans op / 5 
worden geschat leverden in haar tijd in de stad maar 
f 2.50 op. 

32. ADRIANA JOHANNA VAN SIMMEREN. 

Geb. te Steenbergen 21 Sept. 1823. Inges. Febr. 
1847. Bev. 10 April 1850. 

Faal ik niet, dan was deze de dochter van den in 
de Reigerstraat wonenden bode, rijdende op Goes of 
Vlissingen. Zij vestigde zich in 1851 te Middelburg 
bij hare ouders tot zij in 1860 naar het land harer 
geboorte vertrok. Zij koos echter niet Steenbergen maar 
Geertruidenberg tot woonplaats. 

Johanna van Simmbren bleef ongehuwd, was goed van 
zeden maar niet recht van leden tengevolge van een 
hoogen rug. 

Hare nabestaanden wonen nog hier. 

33. CHRISTIANA FRANKEN, 
vrouw van J. B. de Wolff. 

Geb. te Amsterdam 20 Nov. 1812. Inges. Aug. 1847. 
Bev. 5 Juli 1850. 

Ook deze moest, evenals zoo vele anderen, wegens haar 
leeftijd dispensatie om op de Clinische school te komen, 



143 

van den Minister verkrijgen. Zij bleef, ofschoon geene 
familie te Middelburg hebbende, hier ter stede op de 
Londensche kade wonen; mogelijk had haar man, een 
zekere de Wolff, hier eene betrekking. Zij wordt van 
1850 — 1855 vermeld, wat er na dien met haar is ge- 
beurd, weet ik niet te zeggen. 

34. ANNA DE KELT, vrouw van P. Bauer. 

Geb. te Middelburg 9 Febr. 1830. Inges. Sept, 1852 
en in 1858. Bev. 22 Febr. 1858. Overleden. 

Tweemaal ingeschreven en eerst in 1858 bevorderd, 
wijst op ongeregelde studie. Dit zal grootendeels door 
financieele omstandigheden zijn ontstaan. Het is haar 
voornaamste gebrek geweest dat zij altoos behoeftig 
was. Ik meen dat haar man ook geen verdienste aan- 
bracht. Anna heeft steeds haar best gedaan, maar on- 
danks de groote praktijk, hielp het niets. Ofschoon 
deze eenvoudige vrouw hard werkte bleef zij arm, de 
reden hiervan is te zoeken doordat zij veel geld voor 
hare kinderen noodig had. Anna Bauer woonde gerui- 
men tijd in de Langedelft, later, toen zij veel ging- 
sukkelen, op de Turfkade. 

35. ADRIANA DANA DEN HOLLANDER, 

vrouw van Robert Wilson. 

Geb. te Vlissingen 19 Oct. 1817. Inges. Febr. 1853. 

Ook deze had dispensatie noodig, maar wat er verder 
met haar is gebeurd, is mij onbekend gebleven. In 
Zeeland komt zij onder de vroedvrouwen niet voor. 

36. JOHANNA OTTO, vrouw van W. Schwartsen. 

Geb. te Gorinchem 20 Sept. 1829. Inges. Feb. 1853. 
Bev. 15 Aug. 1855. Overleden in Amerika. 

Tot het jaar 1857 was Van Simmeren de jongste 
vroedvrouw in Middelburg. Omstreeks dien tijd kwam 
juffr. Schwartsen er bij, die op de Heerengracht ging 
wonen. Evenals meer andere, die men niet als kind 
heeft gekend, was zij bij het publiek steeds onder haar 
mans naam bekend. Haar man, die een commies-baantje bij 
de stad had, was iemand die weinig uitvoerde en reeds 
lang zijn post zou hebben verloren, indien zijne vrouw 



144 

<1oor invloedrijke begunstigers hem niet het hoofd 
hoven water had gehouden. Juflï. Schwartsen, die een 
/eer beschaafd uiterlijk had, kreeg voor haar stand nog 
al goed betalende klanten ; hun aantal was evenwel 
maar gering. Zij was bij de faculteit zeer gezien. 

Het was een vlugge bevallige vrouw, innemend van 
voorkomen en manieren. Zooals dit in kleinere plaat- 
nen meer gebeurt, kwaadsprekende tongen brachten 
haar in opspraak, en daarvoor waren inderdaad wel 
gronden aan te voeren. Dit had natuurlijk invloed op 
de praktijk. Een en ander kon de energieke vrouw 
niet verdragen, vandaar dat zij naar Grand-Rapids in 
Amerika vertrok. Daar heeft zij het verder goed ge- 
maakt en is vóór eenige jaren overleden. Van tijd tot 
tijd las ik in de nieuwsbladen harer plaats advertenties 
en reclames van hare hand, die aantoonden dat het 
haar niet aan geld en vernuft ontbrak. In Amerika is 
haar eenige dochter met een gegoeden landbouwer ge- 
huwd geweest. 

37. JANNETJE VAN DEN BERG, 
gehuwd met Jacobus Jansb. 

Geb. te Ellemeet in Schouwen 13 Nov. 1823. Inges. 
in 1853. Bev. 13 Sept 1856. 

Toen Jannetje vroedvrouw werd telde zij reeds meer 
dan dertig jaren, was gehuwd en woonde te Vlissingen. 
Financieel bezwaar zal wel meer dan ambitie dereden 
geweest zijn, waarom zij dat lastige vak op zich nam. 
Haar huwelijk heeft haar zeker genoodzaakt te Vlis- 
singen te wonen, zij was er dan ook in 1863, had 
er een goeden naam en goede praktijk. Later toen de 
Marine Werf, waarbij haar man werkzaam was, naar 
Amsterdam werd overgeplaatst, is zij ook in die stad 
als vroedvrouw werkzaam geweest. 

De duinen en de reeds voor een goed deel verdwenen 
vluchtheuvels zijn onze Zeeuwsche bergen, oudtijds was 
het gewoonte aan de kinderen te verhalen dat de boer hen 
uit een berg had gehaald. Eigenaardig is het wel, dat 
in die streek van duinen en vliedbergen in Schouwen 
onderscheidene vroedvrouwen hebben gewoond met den 
naam van Berg, Berghe of Van den Berge; ik vond er 
te Zierikzee eene van 1760 tot 1821. Er was toen ook 



145 

een wed. Pleite, die v. d. Berg heette, geadmitteerd in 
1780 en omstreeks 1823 was er ook eene v. d. Berg 
te Ellemeet of te Renesse. 

38. ELISABETH MALLET, 
gehuwd met Johan Büt. 

Geb. te Vlissingen 7 Febr. 1827. Inges. Sept. 1853. 
Bev. 15 Sept. 1856. 

De naam Mallet komt te Vlissingen niet meer voor, 
doch dea te meer die van But. Oorspronkelijk wellicht 
Engelsch behoort hij vooral aan loodsen en zeelieden. 
De Juffrouw heeft zich niet in Zeeland nedergezet, doch 
was in 1865 verloskundige in eene andere zeeplaats, 
namelijk Den Helder. Zij was er nog in 1885 en toen 
leefde haar man ook nog. In 1901 vond ik haar niet 
meer. 

39. ROSALIA JOHANNA PICHAL, 
gehuwd met Polij. 

Geb. te Vlissingen 17 Juni 1817. Inges. Nov. 1853. 
Bev. 13 Sept. 1856. 

Mej. Pichal behoorde tot eene Vlissingsche familie 
en was R. K., niet verwant aan de Protestantsche 
familie, die medici heeft opgeleverd. Zij heeft zich in 
haar geboorteplaats gevestigd en is er tot 1880 werk- 
zaam geweest. Een geneesheer aldaar heeft mij ver- 
zekerd, dat haar naam steeds met eere is genoemd. 

40. MARIA MAGDALENA FLORUSSE, 

vrouw van J. H. van Weerd te Arnemuiden 

en later van een- zekeren Wielix. 

Geb. 17 Mei 1826. Inges. Aug. 1855. Bev. 14 Mei 
1859. 

Een vroolijke, opgewekte Juffrouw, die in 1903 nog 
te Vlissingen praktizeerde, doch onlangs om gezond- 
heidsredenen voor haar gemeente-ambt heeft moeten 
bedanken. Zij behoort tot het R. K. kerkgenootschap. 
Sedert 1854 was aan de tweede School het onderwijs 
in de verloskunde aan den lector Dr. Y. Keijzer opge- 
dragen, en het is verkwikkend te hooren, hoe dankbaar 

10 



146 

juffr. Fi.oRr.ssE thans nog over die haar zoo dierbare 
leerjaren spreekt. 

Na haar bevordering; heeft zij zich in het stille Veere 
nedergezet. Juffr. Cappox was in 1859 uit dat stedeke 
vertrokken, dus de plaats was vacant. Dr. Strbhlek, 
een kundig, maar juist niet op accouchementen onder 
de arme bevolking gestelde geneesheer, verlangde 
vrouwelijke hulp, en juffr. Florusse verstrekte hem die 
vau 18()0 tot 1805. Daarna is zij naar Vlissingen ver- 
huisd, misschien is dit tengevolge van een harer 
huwelijken geweest. Zij kreeg er een goede praktijk. 

Te Vlissingen wonen thans nog vele personen, die 
den naam van Florusse voeren. 

41. MARIA VAN DUIJN SUURMONT, 
vrouw van Dirk Geuze. 

Geb. te Middelburg 8 Oct. 1823. Ing. Aug. 1855. 

Deze heeft in dezelfde maand van hare inschrijving 
de School en bijgevolg ook het vak verlaten. Zij bleef 
echter te Middelburg wonen, is later gehuwd, maar had 
geen gelukkig leven. 

Haar vader was de wel bekende bode bij het Armbe- 
stuur in de Oude-Kerkstraat. 

42. CORNELIA JOHANNA LOENE, 
vrouw van A. J. de Lange. 

Geb. te Middelburg 4 Sept. 1831. Inges. Jan. 1857. 
Bev. 26 Aug. 1859. Overl. 28 Juni 1879. 

De naam dezer dame, die met certificaat 1 werd 
ontslagen, herinnert aan het dorp Loenen in Utrecht of 
aan Loenen op de Veluwe. Wij hebben haar reeds ge- 
noemd, toen wij het levensbericht van hare moeder, Mej. 
Colijn — zie n° 2 — mededeelden. Beiden hebben nog 
een tijdlang samen gewoond in de Korte Noordstraat 
E 17. Juffr. Loene's man was commies. Zij zelve was, 
evenals hare moeder, eene vlugge, kundige en gedien- 
stige vroedvrouw, die ook veel te doen heeft gekregen. 
Maar zij had niet het sterke, gezonde gestel harer moeder 
en ging sukkelen. Menigmaal heb ik haar behandeld; 
haar lijden was een slepende ziekte. Ik vond haar 



147 

te Middelburg genoteerd van 1860 tot 1879, het jaar 
van haar overlijden, op 47-jarigen leeftijd. 

Hare moeder, die te Veere ook het lijden eener 
andere dochter moest bijwonen, werd integendeel bijna 
94 jaren oud. Juffr. Loene's echtgenoot is thans werk- 
zaam aan de gasfabriek. Hare vier zonen leven 
eveneens alhier. 

43. ISABELLA JOHANNA KROMBOOM, 
vrouw van een zekeren Terwoert te Vlissingen. 

Geb. 29 Oct. 1832. Inges. Oct. 1857. Ontsl. 1860. 

Juffrouw Terwoert, wier familie nog te Vlissingen 
woont, heeft zich niet in die stad gevestigd. In het 
jaarboekje vind ik haar als verloskundige te Zaltbommel. 

44. MARIA HENRIETTA BECHTHOLT, 
vrouw van J. St. van Goethem. 

Geb. 12 Nov. 1825, waarschijnlijk te Vlissingen. 
Inges. Aug. 1858. Ontsl. in 1859. 

Ook van deze dame weet ik niets te melden. Onder 
de verloskundigen komt zij thans niet voor. 

. 45. SAARTJE CAMELOT. 

Geb. te Middelburg 12 Aug. 1839. Inges. Aug. 1861. 
School verl. in 1861. 

De familie Camelot is in Middelburg goed bekend. 
Onze Juffrouw, die maar ééne maand op de School 
heeft vertoefd, zal ook wel van het vak hebben afge- 
zien. Zij behoorde tot den min gegoeden burgerstand. 

46. MACHALINA VAN DEN ENDE MEIJNDERTS, 

weduwe Jac. Balje. 

Geb. 6 Aug. 1831, denkelijk te Vlissingen. Inges. 
Jan. 1862. Ontsl. met eert. 1. Bev. 14 Aug. 1863 

Deze blijkens haar certificaat kundige en werkzame 
leerling heeft in tegenstelling met de beide vorige, de 
studie volgehouden en heeft haar examen met glans 
doorstaan. 



148 

Zij staat reed» in 1804 vermeld als te Goes gevestigd, 
en was toen reeds weduwe. Haar gunstig certificaat 
zal haar ook daar van veel uut zijn geweest. 

Thans - 1W)4 — is zij nog aldaar werkzaam, evenals 
de, acht jaren na haar daar gekomen, te Leeuwarden 
geëxamineerde juffrouw Dk Ronde. 

Ik twijfel niet of het is juffrouw Meijnderts-Baué te 
Goes steeds zeer goed gegaan. 

47. ADRIANA CATHARINA BOGERS BRAND, 
echtgenoote van Roger de Heer. 

Geb. 23 Juli 1827, waarschijnlijk onder Vlissingen 
ofte Ritthem. Ing. Maart 1862, doch verliet de School 
reeds in Aug. 18(>2 met certificaat 3. 

Mij is van deze bij hare inschrijving reeds gehuwde 
en te Vlissingen wonende Juffrouw alleen bekend dat 
zij spoedig van de studie afzag. Mogelijk kon zij de 
lessen niet al te geregeld bijwonen of volgen. Dit ver- 
klaart het certificaat 3. , 

Zij bleef te Vlissingen wonen. De naam De Heer 
komt nog in het adresboek van 1903 voor. 



Een oude Kraamkamer. 

Napoleon heeft in zijne wet op de patenten de 
lavementzetters en zeteters vergeten alsmede de bakers; 
het waren vrije beroepen en zonder examens. 

In 1824 kende men te Middelburg den naam van 
baker nog niet ; men noemde ze minnen en had er 
twee soorten van, gewone minnen en zuigminnen ; het 
woord baker is overgewaaid uit Holland. 

In de geschiedenis der geneeskunde hebben even- 
wel de Middelburgsche minnen eenige beruchtheid, 
omdat in 1654 eene door A. Everaert beschreven 
zoogster-ziekte van suspecten aard toenmaals epidemisch 
geheerscht heeft, waarvan men het ontstaan aan eene 
zuigminne toeschreef. Eene zoogster was echter niet zoo 
zeer eene minne, maar iemand die de borsten uitzoog. 

Iedereen weet, dat oudtijds vele bakers te wenschen 
overlieten maar de Geneeskundige School heeft zich 
om haar niet bekommerd. De Afdeeling der Neder- 
landsche Maatschappij voor Geneeskunde heeft dit wél 
gedaan ; vele jaren achtereen heeft zij ze aan een 
soort van examen onderworpen, aan de goedgekeurden 
zelfs diplomas met vergulden rand uitgereikt en 
eene handleiding uitgegeven, doch veel hielp dat boekje 
niet maar wel het toezicht zelf. Thans bedienen 
alleen de mindergegoeden en de buitenlui zich nog van 
bakers ; de meergegoeden noodigen de gediplomeerde 
pleegzusters daartoe uit, die zonder twijfel beter beant- 
woorden aan hetgeen de dokter van haar verlangt. Of 
ze voor het huishouden even werkzaam en gezellig zijn 
kan ik niet beslissen. 

Mijn luttele arbeid is slechts geschiedkundig en 
daarom zij het mij vergund eene oude kraamkamer 
te laten afbeelden en ze even te bekijken. Zij is 
ontleend aan ,/t Boeck van de Vroetwijfs" van Jacob 
Rüffen van 1580, vertaald door Martijn Evebaert, 
waarvan de eerste Duitsche uitgaaf dateert van 1554; 
men vergete dus niet, dat het geen Zeeuwsch vertrek 



150 

is uit dien tijd maar mogelijk een van vreemd allooi. 
Ons prentje komt reeds in de l 8tJ Hollandsche vertaling 
van 1501 voor, het is dus ruim 300 jaar oud. In de 
oorspronkelijke Duitsche uitgaaf van 1554 is de voor- 
stelling der kraamkamer, alhoewel in gelijken geest, 
ceuigszius anders. 

De vloer bestaat afwisselend uit witte en roode of 
blauwe plavuizen, in gewone tijden met eene mat belegd. 
Het is gelukkig, dat die steenen vloeren door houten 
vervangen zijn, al mogen deze dan ook gevaarlijk wezen 
in geval van brand. Niemand zal die duurzame maar 
koude vloeren verdedigen, doch het valt niet te 
ontkennen, dat, als men in geval van sommige 
zenuwziekten zich koude voeten bezorgen wil, ze meer 
bij de hand en goedkooper waren dan eene dure bad- 
reis van tegenwoordig, waar men de patiënten aanraadt 
blootvoets in de sneeuw te gaan loopen. De bacterioloog 
zal ook moeten toestemmen, dat ze met hun uitklop- 
bare matten en hun dagelijksch dweilen meer waarborg 
gaven tegen de voortplanting van de ook in een kraam- 
zaal zóó te vreezen smetstoffen. Dit laatste geldt ook 
voor de kille, gekalkte muren uit den ouden tijd. 

De teekenaar heeft slechts één raampje aan de achter- 
zijde geteekend en de lichtzijde niet. Deze zal wel half 
openslaande slagvensters hebben gehad met kleine, in 
lood bevatte, uit groenachtig glas bestaande ruitjes ; 
zij waren warmer dan de latere schuiframen en spiegel- 
ruiten, hetgeen wel noodig was in die koude, met open 
schoorsteenen voorziene vertrekken. Van buiten waren 
dus slagvensters te zien, waarmede men goed kon 
ventileeren ; zij dienden tevens tot beschutsel tegen 
dieven en straatschenderijen. Men luchtte toen niet 
veel in een kraamkamer ; had de oppasseres den raad 
gegeven om, zóóals men nu wel doet, des nachts zelfs 
in een malariaoord de ramen open te zetten, men had 
haar krankzinnig beschouwd. 

De teekenaar heeft ook vergeten de onmisbare, maar 
ongezonde vuurmand en den koperen bed-verwarmer, 
daarentegen staat een ander noodzakelijk meubel 
midden op den vloer. Hij vergat ook plaatstoof en 
andere stoven, met haar testen en kolen en tangetjes 
om te ronkelen. 

De slaapkoets, of couche verschilt niet veel van de 



151 

moderne, doch tusschen dien tijd en 1904 liggen groote 
variaties van ledikanten, lits d'anges, bedsteden meten 
zonder deuren en rustbedden zonder hemel. Den 
trouwens in Zeeland ook later weinig gebezigden 
kraamstoel ziet men er niet. In dat alles speelde 
niet de hygiène de hoofdrol, maar mode en weelde. 
Hoe zal men er na 300 jaren over denken ? Er waren 
bedgordijnen. 

Een Accoucheur ziet men niet. Rüpp zegt dan ook, 
dat, als de bevalling niet wilde gelukken, vier of 
vijf vrouwen de barende over den grond moesten rollen ; 
heelkundige hulp riep men eerst in, als men zeker was, 
dat het kind niet meer leefde. 

De kraamvrouw ligt op den rug te bed en het ont- 
breekt haar niet aan hulp. Eene vrouw brengt aan de 
//gelegene", zooals men vroeger zeide, een papje, zeker 
aangemaakt met kaneel of een ander pijnstillend middel. 
Eene andere brengt een kan, gewis met bier gevuld : 
dit was in alles de gewone drank, die eenige dagen 
later door wijn of kandeel werd vervangen. Warme 
koffie werd voor verslappend gehouden en thee kende men 
in 1591 nog niet. In mijn tijd was bierpap voor het kind 
nog het gewone voedsel. Een derde staat met kleeding- 
stukken te wachten en eindelijk geeft eene vierde de 
pasgeborene een badje. De teekenaar had zeker den 
zomer in het hoofd, want men ziet nergens een ver- 
warmingstoestel. Eindelijk nog een gast, het is een zusje, 
dat een pop in den arm heeft en uit vermaak schom- 
melt aan de ledige wieg. 

De wieg zelve is van beschilderd hout, zooals men 
ook in Zeeland nog langen tijd zag op het platteland. 
Om insecten te weren, waren die wiegen van hout 
zeker beter dan de latere van riet. 

Napoleon heeft indertijd eene prijsvraag uitge- 
schreven over de toen voor het eerst vermelde hersen- 
waterzucht bij kinderen ; ik meen, dat er meer dan 
duizend antwoorden op zijn gevolgd. Na dien tijd heeft 
het wiegen een duchtigen tik gekregen en zóo is het 
ook gegaan met de slaapmuts en met de met beschuit 
gevulde dotjes, die men in Zeeland totjes noemde. 
Men heeft de eerste voor de oorzaak der hersenziekte ge- 
houden en de //totjes" voor die der spruw. Deze hield 
men vroeger evenals de kinderpokken, voor een nood- 



152 

zakelijk kwaad, dat driemaal moest aangroeien. Thans 
weet men, dat de spruw door een schimmelplant ontstaat. 

In een hoek van het vertrek zit een man te smullen 
uit een schotel met spijs, die zeker geen aardappelen 
bevatte, want die waren toen nog onbekend. Van vorken 
wist men ook nog niet. Hij schijnt dan ook maar een 
mes in de hand te houden. Er staat nog eene vrouw bij, 
die drinkt uit de onafscheidelijke bierkan; bier maakte 
men in Duitschland in vele huisgezinnen zelf. Zij heeft 
een rond plankje bij zich bij wijze van een bord, zooals 
men nog veelal ten plattelande gebruikt. Men weet, 
dat het woord boord of bord oorspronkelijk een plank 
beteekende. 

Eindelijk zien wij bij de deur nog een man, wiens 
bedoeling ik niet bevroed ; misschien is het de bode, 
die ffde wete*' gedaan heeft en op belooning wacht. 

Nog wordt in een vertrekje iemand afgebeeld, die bij 
een driepoot staat en pap schijnt te bereiden voor het 
avondmaal. Men zou zeggen, dat zij een lepel in de 
hand houdt en dat er een schotel op een bankje staat: 

Ten laatste zien w r e, niettegenstaande de vele goed 
toeziende oogen, den hond wegloopen met de worst. Een 
hongerige Engelschman zou zeggen : That is the worst ! 



Verbetering en toevoegingen. 



1* stak (Heelkundige leerlingen). 

Blz. 16, 5 C regel v. o. staat, kinderloos, lees : liet kin- 
deren na. 

tt 21, 15 e ff v. o. staat, Lodewijk Pieter, lees: 

Leendert Pieter. 

// 22, 7 e ff v. b. staat, Mej. Loeff, lees: Wil- 

HELMINA PlETEBNELLA J&GER. 

// 62, 8 e ff v. o. staat, Noord-Brabant, lees : Ar- 

nemuiden. 
// 74, 3 e tf v. b. staat, Kern, lees : Van Embden. 
// 74, 8 e ff v. b. staat, geloofsgenooten, lees: 

familie. 
„ 78, 10° ft v. b. staat, M. M. lees : M. G. 
,z 82, 15° ,/ v. o. staat, E. S. M. van Tonningen, 

lees : Anna Maria Bros. 
n 84, 12 e ff v. o. staat, Frans, lees : Nicolaas. 
// 86, 5 e ff v. o. voeg bij : en naar Nagtglas ,/de 

Zeeuwen" in voce. 
ft 96, 5 e ff v. o. staat, doch ter, lees: kleindochter. 
„ 97, 7 C „ v. b. Zie over De Bree2 e stuk, blz. 68. 
tt 105, 18° ff v. b. staat, Mieras, lees : Voorbeijtel. 
,/ 106, 1° // v. o. voeg bij : Ganzel is gestorven 

in 1858 te Clan William in 

de Kaapkolonie. 

In 1822 was een zekere P. v. d. 

Matte Ganzel geneesheer te 

Borssele. Deze was in Haarlem 

geadmitteerd. 
v. o. staat, April, lees : April 1839. 
v. o. staat, 15 Jan. "1891, lees: 8 Oct. 

1878. 
v. b. staat, Zalt Bommel, lees Kuilen- 
burg, 
v. b. staat, die hij echter in 1897 te 

Oud-Vossemeer verloor, lees : 

die thans — 1904 — nog leeft. 



// 
11 


111, 
115, 


7* 
5e 




n 


120, 


10« 


// 


n 


138, 


2« 


ff 



154 

Blz. 159, 18* repel v. h. staat, gehuwd geweest, lees: 

gehuwd. 

162, 9* n v. o. staat, Molenburg, lees : De 

Bbujxe. 

, 170, (>* n v. o. staat, 1875, lees: 1867 te Am- 
sterdam. 

„ 176, 20« tt v. h. staat, Platte, lees: Plating. 

n 180, 11» „ v. b. staat, Osaka in Japan, lees : In 

het Zuiden van Frankrijk. 

,/ 182, 10' tt v. h. voeg bij : Deze vertrok echter 

in Januari 1904 naar den Haag. 

ti 199, Willem de Bruijne. Zie ook : 

2« stuk blz. 83. 

2" stuk (Pharmaceutisohe leerlingen). 

Blz. 20, 8° rcjrel v. o. staat, inwonenden zoon, zie 

evenwel hierover blz. 96. 

u 27, 16° ,/ v. b. staat, doch prijkt thans boven 

den gevel. Voeg hierbij : De 
apotheek heette eigenlijk //De 
laurierboom". De //Turk" is 
dus vermoedelijk uit een andere 
apotheek daarheen gebracht. 

„ 30, 13 e tt v. o. staat, in de Kerkstraat, lees : 

op de Oude Markt. 

„ 57, 17« ,/ v. o. staat, waar het hem zeer goed 

is blijven gaan. Voeg bij : tot 
dat zij geheel is opgeheven. 

, f 57, 18° „ v. o. staat, zijne apotheek is door 

Dr. v. d. Bukght overgenomen. 
Lees : Een andere, toen nog 
bestaande apotheek van An- 
ü messen is door Dr. v. d. Burght 
overgenomen. 

„ 76, 5 e „ v. o. staat, tot hij haar in 1866 voor- 
goed overnam. Voeg bij : en 
ze later naar de Kerkstraat 
verplaatste en deze thans nog 
als eigenaar bestuurt. 



30, 13« 


// 


57, 17« 


u 


57, 18" 


n 



NAAMREGISTER. 



A. 



Abeele, M: v. d. 
Adam, J. . . . 
Adriaansen, L. A. 
d'Agé, C. . . . 
Akkerman, C. M. 
Akkerman, J. W. 
Alta, N. Canter. 
Appel, D. N. . 

B. 

Baert, F 

Baert, J. J. A. . . . 

Baert, M. N 

Bauer, Mej. A. M. . 
Bel, G. J. van . . . 
Berg, G. J. W. v. d. . 
Berge — Janse, Mej. J. 

v. d 

Bechtholt, Mej. M. H. 

Blees, A 

Bloppoel, L. van . . 
Bodeghem — Blom, Mej. 

M. v 

Boogaarts, Mej. A. M. 
Bogers Brand, Mej. . 
Booy — Gouderon, Mej. 

C. M. de . . . . 

Borking, D 

Borrendamme,J.R.van 

Bos, J. Q 

Boudewijnse, J. . . . 
Boudewijnse, J. C. . 
Bource, J. H. L. . . 



Bladz. 

7 
82 
59 
22 

6 

97 

39 

123 



57 
46 
105 
141 
50 
59 

144 
147 

10 
58 

141 
136 
148 

134 
47 
71 
32 
34 
43 
66 



Bouwman, J. A. . 
Bree, A. B. v. d. . 
Bruijne, L. Bolle de 
Buchel, J. J.. . . 
Bybau, M. G. . . 



C. 

Camelot, Mej. S. . . 
Cannegieter, T. Reen 
Casteleijn-Sneukelaar, 

Mej. A. . . . 
Clercq, F. H. Ie 
Clercq, Ph. A. Ie 
Colijn — Loene, Mej 
Cornelisse, N. . 
Cruque, C. N. . 



E 



D. 

Daman,- J. A. W. . 
Dam me, Dr. M. H. 
Dalen, J. H. van . 
Deinse, D. M. van. 
Dels — v. Zweden, Mej 

C 

Dirkse, C J. . . 
Dhont, M. J. . . 
Doek heer, J. J. . . 
Dolder, V. A. van. 
Draeck, Mej. M. E. 
Du ij n Suurnioiir, Mej 

M. van .... 



Bladr, 

30 
68 
83 
21 
71 



147 
120 

139 
115 
110 
129 
89 
49 



E. 

Erdegaingh, H. D. 



92 

48 

69 

3 

133 
70 
13 
80 
60 

131) 

146 



9 



F. 



fihtiz. 



Fagel, D 

Kauel, C 

Flander, R 

FlorusHC, Mej. M. M. . 
Franken-de\Volff,Mej. 

V 

Frederiks, J. (\ . . 

O. 

Ganzel, P. . 
C*a»ille, J. M. 

Gasille, P. . 
(iernler, A. . 
Gier, P. A. de 
Gouka, J. L. 
Groot, S. de . 
Gunst, Mej. (•. 
Gunst, Mej. M. 
Gunst, Mej. M. 

H. 

Haar, W. v. d. . 
Hackenberg, II. J. 
Hammacher, J. II. . 
Harst, .1. J. v. d. . 
Harst, L. J. v. d. . 
Hendrix, S. .1. . . 
Hennequin, W. P. V 
Henry, A. F. . . 
Herklots, P. J. . . 
Hertstein, J. L. . . 
Hoeflaken, H. van . 
Hoek, J. M. v. d. . 
Hollander-Wilson,Mej 

A. D. den . 
Houtzager, G. W. . 

J. 

Jager, G. L. de . 
Johannissen, P. . . 
Jonge, H. de . . 

K. 

Kamer, W, P. v. d. 



59 

73 

30 

145 

142 
37 



42 
112 

109 

102 

41 

88 

77 

131 

134 

132 



114 
79 

121 
62 

117 
35 
01 
12 
26 
84 
17 

100 

143 

81 



41 
25 
11 



38 



Kautz, J 

Keers, J. . . . 
Kerssen, Mej. J. C. . 

Kettner, P 

Keij-Bauer, Mej. A. de 
Kok, J. C. Filedt . . 

Kok, W. M 

Kok, J. W. Liens . . 
Kooman — Walraven , 
Mej. A. M. . . . 
Koster, J. de . . . 
Kou wen, Mej. P. C. . 
Krom boom, Mej. I. J. 

Kruijsse, P 

Kuypers, A. H. . . 

L. 

Labrand, F. J. . . 
Labraut, J. C. . . 
Lagaai, A. A. . 
Lagaai, P. . . . 
Lang, Mej. J. M. . 
Lehman de Lehnsfeld 

J 

Lepelaar, P. J. de . 
Lier, F. H., van . 
Linde, D. N. v. d. 
Lindonk, H. M. . 
Loene — De Lange, Mej 

C. J 

Looze, A. W. A. de 
Looze, G. A. de 

M. 

Machielee — Hermans, 

Mej. E.. . . 
Magielse, A. . . 
Mahutte, H. F. J. 
Mallet— But, Mej. E. 
Marinissen, A. L. 
Marselis, H. B. . 
Meslier, A. . . 
Meten — Sas, Mej. J 

van .... 



Blad*. 

85 

16 

132 

124 

143 
17 

48 
108 

136 

10 

136 

147 

67 

39 



73 
91 

123 
11 

138 

91 
24 
111 
45 
77 

146 

97 

101 



140 
50 
64 

145 
95 

121 

122 

138 



Bladz. 

Meijer, A. Beerta . . 87 
Meijnderts — v. d. Ende, 

Mej 147 

Muntendam, D. J. . . 55 

N. 

Nederveen, G. C. van 102 

Nonhebel, A. A. . . 104 

Noorthoek, J. Th. J. . 1 

Noorthoek, J. . . . 90 

Nul, J. E 66 

O. 

Ochtman, J. H. . . 53 

Ockenburg, A. J. van 107 

Os, M. van .... 17 
Otto — Schwartsen, Mej. 

•J«. • . . • . . JL^TÖ 

Overdorp, J. L. . . . 74 

P. 

Pauwels — Marchand, 

Mej. P. J 139 

Pelle, D 15 

Pelt, Mej. A. van . . 137 

Pieter, G. H. . . . 42 

Pichal-Polij, Mej. R. J. 145 

Pieterse, P. A. . . . 45 

Plankeel, F 93 

Plankeel, J. P. . . . 32 

Plugge, P. C. . . . 115 

Poeljen, A. N. van . 78 

Polak, M. S 111 

Ponte, Mej. C. J. . . 129 

Post, P 103 

Priester, P. C. . . . 28 
Puffelen-Huissen, Mej. 

G. van 141 

Quadekker, J. R. . . 21 

R. 

Reichert, H. L. . . . 75 



Rens, F. C. . . . 
Reijers, Mej. R. C. 
Riemens, K. V. , 
Ripping, H. . . . 
Ripping, L. . . , 
Rochat, A. C. . , 
Rochefort, G. P. A. de 
Roelse, J. A. . . 
Rijssel, E. C. van . 
Rijssel, M. M. van 

S. 

Santen, J. P. van . 
Scherer — Dhont, Mej 

E. J. . . . 
Schreven, A. van 
Schansman, I. J. 
Schutter, C. A. . 
Schutters, J. J. . 
Serlé, H. J. . . 
Simmeren, Mej. A. J 
Slotemaker, J. . 
Sluis, Mej. P. J. v 
Sprang, J. van . 
Stades, F. J. . . 
Stades, J. L. . . 
Steenmeijer, D. . 
Stein, J. C. . . 
Straaten, W. van der 
Swemer, N. K. . 
Swers, W. A. van 
Sijpesteijn, J. G. 

T. 



Bladz. 
7 

139 
78 
99 
43 
86 
36 

118 
42 
57 



75 

131 
65 
94 
14 
66 
35 

142 
16 

133 

119 
19 
95 
69 
29 
67 
77 

118 
88 



Tak, A 

Tak, E 

Tak, P 

Timmers, D. J. . . 

V. 

Verbeet, Mej. A. . 
Vermaas, D. P. . . 
Vermaat, Mej. A. . 
Verhoeven, J. A. C 



26 

22 

112 

22 



135 
99 

136 
31 



VerhilUt, M. J. . . . 
Verveniip, B.v. A fineren 

Vei-venne, J 

Visser, Mej. Al. ■ . 

Vlek, J. 3 

Vliel, J. L. van iler . 
Vogel vanger, J. K. ' 
Vogeh'ari(ï«'r, H. . . 
Vriemlt-- Siherer, Mej. 

<i. de 

Vroom, W. A. de . . 

W. 

Walle.Mej L.V.Faiini 



Walkman, H. .1 
Was, Mej. C. 
Wattez, P. A. 
Willemse, Mej. 
Winkelman, H 
Winkelman, R. 
Winter, P. C. i 
WollT, H. de. 
Woutereen, C. 

Z. 

Zeen, C. . . 
Zeegelaar, \\*. 







r^' 



*i • • * 






f 









:\ 



\ • 



,-*i^ 






4. 



"W° 






This book should be returned to 
the Library on or before the last date 
stamped below. 

A fine is incurred by retaining it 
beyond the specified time. 

Please return promptly.