This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's Information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at|http : //books . google . com/
MYPL nES£ARCH UBRARlES
3433 08232788 7
r
Digitized by
Google
Digitized by VjOX3Q1C
Digitized by
Google
Digitized by
Google
Digitized by
Google
: . Èl HOLLANDSCIIE AFRIKANEN
I •HUNTI'E REPUBLIEK IN ZU I D - A F R IK A.
I
t
• ^
■ I
■<:.:
..«
Digm^edby Google
• >
>v--
•i_t
r/*
".♦•
.«•.
'••<
» w
.'l.
■■:'<
'f
^r V
*••>
• f-
•v: ?>^
Digitized by
Googlf/."
i
DE
^NDSCHE AFRIKANEN
i'
t'^l^ït' BEPÜBLIEK IN ZÜID-AFRÏKA,
•..
'AOOB
J..OTUABT.
iM
»*^ 'Met eene nienire Kaart riin Zuid-AfHka.
AMSTERDAM,
G. W. TIËLKEMEfJËR.
1864.
i^ty
}
■■■V.
•.'/■
DiQiti7oHf,\/VTr<
TO KÉV/ yÖRK^"
PUBLIC LTCRARY
1 65368A
ASTOR, LENOX AND
TILDEN FOUNDATIONS
1924 X,
:/:• :.
.•■•■.'••;:VA«;'^-«'l!
'>
»;.«
■■^•t T . J* •'• •«
:^\>I
»*»>.
e^ï
•^•'
• -•
■fè:'
> '
K-
V'^
M
:.\'
:>T:'
i<«.
i^-
i
.*■
pigitized by ^
De merkwaardige geschiedenis van de laatste 40 jaren
der Nederlandschc en Fransche afstammelingen, die hun-
nen geboortegrond Y.erlieten, de woestijnen van Zuid-Afri-
ka doortrokken en eene nu erkende republiek vormden,
\Sy hoewel in dagbladen medegedeeld, in tydschriften opge-
nomen en in brochures gedeeltelijk behandeld^ nog weinig
bekend geworden. De oorspronkel^ke berigten uit Zuid-
xVfrika waren part^'dig. De Engelsche tegen de Kaapsche
Landverhuizers en voor de zwarte of gekleurde inboorlin-
gen; de Hollandsche tegen de daden van het Engelsche
Gouvernement en de Zendelingen. Daardoor werden alle
beschrijvingen, op die berigten gegrond, onjuist. Het ge-
volg daarvan was, dat weinig geregelde verhalen in het
licht verschenen, de uitgegevene niet veel gelezen werden
en die geschiedenis op geringe uitzondering na, nog on-
bekend is gebleven.
Tot die onkunde heeft ook bijgedragen, het gemis van
eeoe juiste kaart, waarop de districten aangewezen worden,
w4dr de Landverhuizers in de Kaap-Koloniën woonden;
wadr zij doortrokken ; w&dr zij zich nederzetteden en wddr
zij zicli gevestigd hadden.
Geen wonder is het derhalve^ dat velen, die ontdekten
dat ik van de geloofwaardigste berigten omtrent de Hol-
landsche Afrikanen en hunne republiek, en niet minder
aangaande hunne geschiedenis van den laatsten t^d voor-
zien was en opgaven bezat, waaruit eene — zoo even be-
doelde — juiste kaart, kon zamon gesteld worden, mij aan-
') ninjtized by VjOOQIC
' -• 'AA sWi ''/-T?
6 DE LAMDVEKHUIZtNG
zochten, om een en ander publiek te maken. Ik heb even-
wel lang getwijfeld wat te moeten doen. Ik ben geen
schrijver voor het publiek; al de daartoe vereischte ken-
nis ontbreekt m^. Mijne berigten, of liever die^ welke ik
verzameld heb, z^n gedeeltelijk in str^d met andere van zeer
bekwame Nederlandsche Bchr^vers en berigtgevers te dezer
zake. Ten gevolge van de dest^ds in Nederland ontvangene
en verspreide rapporten, zijn ongelukkige ondernemingen be-
proefd ; en, al w^s ik de oorzaken der mislukking niet regt-
streeks aan, door m^ne berigten zullen die oorzaken toch
aan den dag komen. Het alhier gedrukte wordt overgezon-
den naar Zuid-A&ika^ en zal ook dddr door de onderschei-
dene partyen gelezen worden. M^n zending is, in Nederland
de belangen der Hollandsche Afrikaansche Republiek te be-
vorderen en haar zooveel mogel^k vrienden in Nederland
te bezorgen, en niet om Nederlanders te kwetsen. Ik moet
AA&c verantwoorden, wat ik hier voor haar gedaan heb, ter-
w^l m^ne daden gevolgen zijn van de ontmoetingen, die
ik hier gehad heb. Kortom, *er was veel tegen.
£n toch, nu doe ik het. Onlangs vond ik één m^-
ner stukken — de voorlezingen van den Heer Cloete, in
1852 te Pieter Maritzburg gehouden — in het t^dschrift
rr Europa" uitmuntend vertaald 1). Dat stuk is voor de ge-
schiedenis der Hollandsche Afrikanen en hunne republiek
van het grootste gewigt. Nu mogt het vervolg daarop
niet achterwege bleven. Het werd pligt, den Nederlander
in te lichten omtrent de ingezetenen van de republiek
en den HoUandschen Afrikaan aangaande z^nen Neder-
landschen Stamgenoot. En, den regel steeds toejuichende:
rrdoe Uw pligt, laat komen wat kan" zoo werd ik bemoe-
digd en kom dan nu te voorschijn, met al het verzamelde
wat betrekking heeft tot de Hollandsche Afrikanen en
hunne republiek.
Den lezer worden mitsdien bij deze aangeboden, eenige
naauwkcurige berigten daaromtrent, en wel:
1) De uitgever van dat tydschrift heeft de goedheid gehad, om
voor dit werk het gebruik maken van die vertaling te vergunnen.
Digitized by
Google
DER HOLLAKDSOHE BOEBEN, ENZ. 7
1. Over hunne landverhuizing en vestiging in Natal.
2. Over hun verlies van Natal en hunne nederzetting be-
zuiden en benoorden de Vaalrivier.
3. Over hun verblijf ten Noorden van de Vaalrivier.
Voorts eene mededeeling van datgeen, waartoe hunne
toestand in 1853 aanleiding heeft gegeven ; in het bijzonder
mot betrekking tot het besluit van den Volksraad van 23
Maart 1853, houdende magtiging tot verkoop van gouver-
nementsgrond aan Nederlanders; en
Eindelijk een kort verslag van hetgeen ik in Nederland,
ait krachte dier volmagt, verrigt heb en wat daarbij in
aanmeiking moet komen.
Zal het nog noodig zijn^ z^ne toegevendheid en ver-
schoonende beoordeeling in te roepen? Neen. Voor miyn
geschrijf, taal en st^l zeker niet. En voor de zaken die
ik hem voorleg, verlang ik geen van beide. Die moeten
en zullen waar zijn.
Alleen zal ik, ten aanzien van de kaart nog dit in het
midden brengen. In het werk van J. J. Freeman, Secretaris
van het Londensche Zendeling-genootschap, getiteld: rra
tour in South Africa," uitgegeven te Londen in 1851 bij
John Snow 35, Paternoster row, is eene schets opgenomen
van de Souvereiniteit over de Oranje-rivier en daarbij ge-
plaatst eene verkleinde kaart van Zuid-Afrika.
Deze schets en kaart, op een vel gedrukt, zijn b^ J.
Arrowsmith in 1853 van Gouvernementswege verkrijgbaar
gesteld voor de leden van de beide Huizen van het Par-
lement. De kaart, hoe klein ook, is waarschijnlijk de vol-
ledigste en laatste, die er van Zuid-Afrika bestaat. Zij
geeft een duidelijk overzigt van de Eaap-Koloniën, de
Oranjerivier-Souvereiniteit, Natal en Kafraria. Van de repu-
bliek is nog geen kaart of schets in druk. Het Engelsche
Gouvernement heeft in 1850 en 1851 daarvan eene schets
doen vervaardigen, nagenoeg op gel^ke grootte als de voor-
melde schets van de Souvereiniteit. Het grondgebied is
daarvoor niet opgemeten. Zoo min breedte als lengte zijn
opgenomen. De afstanden en rigtingen zijn bepaald naar
de opgaven van reizigers. De oppervlakte van de repu-
Digitized by
Google
8 DE LANDVERHUIZING.
bliek wordt d.aarbij begroot op 46700 vierkante mijlen.
Van deze schets beb ik een volkomen afschrift gekregen.
Voorzien van dat afschrift^ zelve de republiek gedurende
tien maanden in 1852 en 1853 bereisd en aanhoudend
zoo veel mogelijk alles onderzocht hebbende, ben ik eenig-
zins in staat, de juistheid van die schets te bcoordcelen;
en aan te wijzen waar ik eenig verschil met de wezenlijk-
heid gevonden heb. Van die kennis heb ik biy de ver-
vaardiging van bijgaande kaart gebruik gemaakt. Dat ver-
schil IS evenwel zóó gering, dat het op deze kleine kaart
nagenoeg onzigtbaar is. Alzoo is de thans aangebodene,
eene zamenstelling van de schets en kaart van 1851 ver-
krijgbaar bij Arrowsmith te Londen, van de onuitgegevene
schets der republiek en van het onderzoek door mij in de
republiek met die schets in de hand, gedaan.
En alvorens nu tot mijne taak over te gaan, moet ik
de vr^heid nemen, den lezer dringend aan te bevelen om
deze kaart naauwkeurig in te zien en na te gaan, opdat
hij daardoor de hier volgende mededcelingen en verhalen
gemakkelijk zal verstaan^ en ^ze beter zal kunnen beoor-
deelen, dan anders het geval zou zijn.
Digitized by
Google
I.
Drie Voorlezingen over de Landverhuizing der SoUandsche
Boeren van de Kaap- Kolonie en hunne vestiging in het
District van Nataly gedaan te Pieter-Maritzburg in ,fthe
Natal Society " door den Edel Achtbaren Heer Mr, Henry
Cloete^ Opper-Regter van het District, en in 1852 te Pieter-
Maritzburg in het licht gegeven bij J. ArchbeU en Zoon.
Er ligt in de vrijwillige landverhuizing der Hollandsche
boeren uit de Kaap-kolonie, en linnne togten door de wilder-
nissen van zuidoostelijk Afrika, die ten slotte tot hunne in-
bezitneming van het district van Natal hebben geleid^ zoo-
veel ongemeens^ en zij schijnen zulk een belangr^ken in-
vloed op het onderzoeë en ' de nadere kennis van dit uitge-
strekte vaste land te zullen uitoefenen, dat het mij niet oh-
belangr^k is voorgekomen, de voornaamste oorzaken, die tot
deze landverhuizing hebbeki medegewerkt, op te teekenen en
in het geheugen te verlevendigen; te meer nog^ daar de
partijgeest^ die het t^dperk van zoodanige staatkundige be-
wegingen altoos beheerscht, de meest gewrongene, eenzij-
dige en valsche beschouwingen oplevert van de beweegre-
denen en daadzakeil, welke de voornaamste dor handelende
personen daartoe hebben genoopt; en het is eerst na een
aanmerkelijk tijdsverloop, wanneer de tijd de driften eenig-
zins heeft doen bedaren, en de kalme rede haar gebied her-
nomen heeft, dat het mogelijk wordt een onpartijdig en
Digitized by
Google
10 DE LANDVERHUIZING
geheel bedaard inzigt van zoodanige gebeurtenissen te ver-
krijgen en mede te deelen.
Ik moet hier b^voegen, dat ik mij van de behandeling van
dit onderwerp geheel zou onthouden^ wanneer het te vree-
zen stond dat zulk een onderzoek aanleiding zou geven tot
staatkundige discussiën; maar dewijl de voornaamste der
handelende personen^ wier namen in deze gebeurtenissen
gemengd zyn, reeds voorlang zijn heengegaan naar
tl — Gindflche kust, van waar geen pelgrim ooit
Is weergekeerd,"
en daar de belangrijke geschillen, die de bedoelde landver-
huizing voornamelijk ten gevolge hadden, ook voor altoos
hebben opgehouden, zoo vertrouw ik dat ik het thans wagen
mag, ze als bloot geschiedkundige daadzaken te behandelen;
terw^l ik mij gelukkig zal achten, wanneer een terugblik op
die gebeurtenissen zal mogen strekken om den lezer nopens
de grootste van alle menschelijke wetenschappen, het bestuur
van een volk tot sijn wezenlijk heil, in te lichten; en nog
gelukkiger, indien m^ne opmerkingen daarover een vreed-
zamer geest van goedwilligheid tusschen onze oude kolo-
nisten en onze nieuwelings gevestigde volkplanters mogen
te weeg brengen; indien ik de laatsten mag bekend maken
met de wederwaardigheden en afwisselende lotgevallen, die
de eersten te dragen hadden, om t6t het bezit van dit ge-
zegend land te geraken; en hen alzoo mag opwekken om
ten minste zonder nyd of j aioezij op de voordeden te sta-
ren, welke de eersten, voor zooveel het bezit des lands be-
treft, door het bloed hunner 'ouders en verwanten hebben
verkregien.
Niemand zal ontkennen, dat zoodanige redenen^ die niet
slechts enkele individuen, maar geheele geslachten, aan wier
hoofd namen gelezen worden als die van Betief, Uys en
Maritz, van Potgieter, Landman en Duplessis, en van Ziets-
man, Boshoff en Otto, tot uitweken dwingen, altoos be-
schouwd moeten worden als de oorzaken van eene zware
nationale ramp voor het eene of andere land ; dat het ver-
Digitized by
Google
DER H0LLAMD8CHE BOEREN, ENZ. 11
trek van zulke mannen, die hunne geheele familie en bezit-
ting met zich nemen, een nadeeligen en verzwakkenden in-
vloed op de sterkte der oostelijke provinciën van de Kaap-
kolonie in den strijd met de Kaffers heeft moeten uitoefenen ;
en dat, al is het ook dat na verloop van jaren sommige van
zulke familiën terug keeren^ nogtans in dit geval de woor-
den des beschr^venden dichters ten volle zullen bewaarheid
worden: te weten, dat —
Wen prins of heer na d* eersten bloei bezw^kt,
Een ademtocht hem wéér herstelt, verrekt;
Maar als de boer, *& lands kracht, het land verlaat.
Dan is 't gedaan, dan is er nergens haat.
Zelve een Kaap-kolonist z^nde, en altoos eene innige
belangstelling voor de zaken dier kolonie gekoesterd en
velen der vroegste volkplanters persoonlek gekend heb-
bende, waaronder ik zelfs van mijne oudste en beste vrien-
den telde, en daarenboven ooggetuige geweest zijnde van
verscheidene gebeurtenissen, die tot deze landverhuizing
geleid hebben: zoo zal het m^, vertrouw ik, geoorloofd
zgn, eenige van die bijzonderheden te behandelen, die
m^ zoo welbekend zijn, zonder mij aan het verwet bloot
te stellen van ze thans tot een onderwerp van staatkundi-
gen twist te maken ; terwijl het m^n éénig doel is, som«
mige dier gebeurtenissen in het geheugen terug te roepen,
die destyds de openbare belangstelling in zoo hooge mate
gaande maakten, en waarvoor, naar m^n gevoelen, de t^d
gekomen is om ze der vergetelheid te ontrukken ; te meer,
daar ik vertrouwen durf, dat het eenvoudig verhaal er van
thans alleen zal strekken om tusschen ons allen een meer
vriendschappelijken geest aan te kweeken, door het te weeg
brengen van eene meer naauwkeurige bekendheid met elkan-
ders openbare geschiedenis.
De eerste oorzaak van de overschrijding der grenzen van
de Kaap-kolonie door hare kolonisten, en van hunne intrede
als landontginners in de wildernissen van het vasteland van
Afrika, is ongetw^feld af te leiden van de in den mcnsch
Digitized by
Google
12 DE LANDVERHUIZING.
over het algemeen gewortelde zacht tot plaatsverandering;
doch meer bijzonder geldt zulks van die afstammelingen van
Saksischen oorsprong, voor wie, duizend jaren geleden, do
\vijde ruimte van het Europesche vasteland niet genoegzaam
was om hunne neigingen tot zwerven te bevredigen.
De Hollandsche Gouverneur van Plettenberg, had, in 1778,
de grenzen der Kaap>kolonie bepaaldelijk geregeld, door de
groote Vischrivier ten Oosten, en door eene denkbeeldige
lijn, loopende door de thans zoogenaamde districten van
Somerset, Graaf-Reinet, Beaufort en Clanwilliam, naar een
klein riviertje, de Koussie genaamd, dat ten Noordwesten
in den Zuidelijken Atlantischen Oceaan vloeit. Doch omstreeks
veertig jaren geleden werd deze grensbepaling door de kolo-
nisten, die aan de Oostergrenzen met den oorlogzuchtigen en
onafhankelijken stam der Amakozees in aanraking kwamen,
veel beter geëerbiedigd. Deze toch, wel verre van eenigen
inbreuk op hun grondgebied toe te laten, begonnen een ver-
overingssysteem tegen onze kolonisten, hetwelk zich over het
grootpte gedeelte der districten van Graaf-Reinet en Uiten-
hage uitbreidde, en waaruit zij niet volkomen verdreven wer-
de vóór den jare 1812; doch welk veroveringssysteem zij
nooit hebben opgegeven, maar integendeel nu reeds bijna
zeventig jaren lang hebben volgehouden, daar elke nieuwe
oorlog hen slechts tot meer gevaarlijke, geoefende en listige
vijanden vormde. Langs deze uitgestrekte noordelijke lijn ge-
raakten de kolonisten maar zeer weinig in verzoeking om deze
grenspalen van de dorre woesten^en, die de zuidelijke oevers
der groote Oranjerivier bezoomen, te overschreden, waar
eenige weinige afgezonderde Boschjesmannen, als de ware
verworpelingen van het menschelijk geslacht, de fabelachtige
verhalen van de Afrikaansche holbewoners schenen te beves-
tigen, als levende in holen en spelonken, naauwelijks in staat
om zich met het wild gedierte der woestijn en uit eenige
aard wortelen een armzalig voedsel te verschaffen. Deze ver-
eenigde oorzaken hielden onze Kaap-kolonisten vele jaren
binnen de voorgeschrevene grenzen ; maar in het begin dezer
eeuw begonnen kleine gedeelten van een gemengd ras van
Europeschcn en Ilottentotschen oorsprong, met de Manta-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN^ ENZ. 13
tees vermengd, langzamerhand de streken aan gene zijde der
Oranje-rivier, de Noordoostelijke grens der Kaap-kolonie, in
te nemen, terw^l zich uit hen het ras vormde, dat wij de
Griqnas noemen, en jgaet welken de kolonisten een gere-
gelden omgang begonnen te houden, dewijl zij al spoedig
ondervonden dat in jaargetijden van buitengewone droogte in
de kolonie, waar hunne herders en kudden door gebrek aan
weide omkwamen, de landen ten Noorden der Oranjerivier
over het algemeen veelvuldiger en regelmatiger met onweders
begunstigd werden, en dus gedurende de zomermaanden meer
gras opleverden dan de kolonie doen kon. Van toen af
aan begonnen al de veehoudende boeren uit die nabuurschap
nederzettingen in de landstreek tusschen de Oranje- en Vaal-
rivieren (de Ki/e en Knu Qariep) te vormen, en de gedeel-
ten, die zij nog onbewoond vonden, in bezit te nemen, of
werden geregelde huurders van de eerste inbezitnemers^ al-
hoewel zij steeds voortgingen met hunne eigene woonplaats
(domicilie) als binnen de kolonie te beschouwen, werwaarts
zij terug keerden, wanneer het drooge jaargetijde voorbij was,
of wanneer zij werden opgeroepen om hunne »f opgaaf* of
jaarl^ksche belasting te betalen, terwijl zij zich geen oogen-
blik als vrijgesteld beschouwden van de pligten en verbindte-
nissen, die hen aan de oude kolonie bleven hechten.
Deze zwerfzuchtige gewoonte, veroorzaakt en bevorderd
door de wisselvalligheden, en door de van tijd tot tijd terug-
keerende jaargetijden van buitengewone droogte^ werd ook
nog onderhouden door de wijze van bezit en door de uitge-
strektheid der landerijen, die hun binnen de kolonie waren
toegewezen.
De leenhoeven (achtervolgens in zuivere pachthoeven ver-
anderd), waren nooit minder dan 6000, doch in de bedoelde
districten doorgaans van 15 tot 20,000 acres groot, de onvrucht-
baarheid van den grond en het gebrek aan duurzame bron-
nen in aanmerking genomen; doch deze omstandigheid beves-
tigde de kolonisten dan ook meer en meer in hunne zuiver
herderlijke of Nomadische gewoonten, die hen langzamerhand
afkeerig maakten van het bebouwen hunner landerijen, en,
bggevolg, die liefde en gehechtheid jegens cene bijzondere
Digitized by
Google
14 D£ LANDVERHiriZING
plaatselijkheid, die het natuurlijk gevolg van den landbouw
en van de verbetering des bodems is, bij hen deden te loor
gaan. Integendeel, hunne kudden en herders maakten weldra
hunne geheele zorg en lust uit. Bloeiden en vermeerderden
deze, dan waren z^ tevreden en gelukkig; doch begonnen
deze te l^den, dan waren z^ even zoo gereed als de oude aarts-
vaders om hunne tenten elders neder te zetten; of liever,
om hunne wagens t^ pakken, en ter regter- of ter linker-
z^de te gaan^ om landstreken op te sporen, die, onlangs
door de regens gedrenkt, overvloediger gras en water voor
hun vee beloofden.
Het is van belang, dit steeds onder het oog te houden^
als uit inwendige oorzaken de verklaring gevende van het
gemak en den spoed, waarmede deze verhuizingen plaats
hadden, en van de zorgeloosheid, waarmede zelfs nog he-
dendaags vele onzer kolonisten gereed zyn om voor de
schijnbaar grilligste redenen van het eene district naar het
andere te zwerven, of hunne kans waar te nemen om in de
verder afgelegene wildernissen van Afrika meerdere of betere
weiden te zoeken ; en uit deze daadzaken mogen wij, m^ns
inziens, gerustelijk deze sch^nbaar tegenstr^dige stelling af-
leiden : dat juist het bezit van groote landstreken door enkele
individuen, de liefde voor bgzondere localiteiten in hen ver-
mindert; dat het een zwervend of herdersleven begunstigt en
aankweekt, ten eenenmale strgdig met die aanhoudende be-
bouwing van den grond, die alleen tot de duurzame verbe-
tering van een land kan leiden ; dat het in stry d is met alle
aanwending van kapitaal of arbeid, waardoor alleen zelfs de
onvruchtbaarste bodems verbeterd en productief gemaakt kun-
nen worden; en dat, in zoo verre, zulke uitgestrekte ver-
gunningen altoos zullen blaken met de beschaving zoowel als
met de ware belangen van een land strijdig te zijn.
Maar nagenoeg veertig jaren geleden begonit^n andere oor-
zaken deze belangr^ke beweging voor te bereiden. In deze
was ik zelve eenigzins gemengd, en daar deze bijzonderheden
niet algemeen bekend zijn, durf ik vertrouwen dat het ver-
haal er van belangrijk genoeg zal zijn om de aandacht eenige
oogenblikken bezig te houden.
Digitized by
Google
DER HOLLAMDSGHE BOERfiN, EMZ. 15
Met volkomene waarheid mag ik verzekeren, dat ik, tij-
dens m^iie terugkeering naar de Kaap-kolonie^ in den jare
1813, haar in het genot vond van zulk eenen toestand
van algemeene welvaart en maatschappelijk geluk, als aan
eene kolonie maar zelden te beurt valt, en in die kolo-
nie, vóór of na dat tijdvak, ook zekerl^k niet genoten is.
Het zachte en vrijgevige bestuur van den Graaf van Ca-
ledon, zign persoonlek, minzaam en openhartig verkeer met
alle klassen der maatschappen en z^ne vorstelijke gast-
vT^eid, vestigden en onderhielden den vriendel^ksten band
van vereeniging tusschen den bestuurder en de bestuur-
den, tusschen de nieuwe kolonisten en de Engelsche in-
gezetenen, en maakten letterlek alle rangen der maatschap-
pë tot ééne familie, waarin part^-geest, jaloezij, en onder-
scheid van raSy geheel onbekende zaken waren ; en hij die
te dien tijde het denkbeeld mogt hebben opgevat van dus-
danige onderscheidingen te scheppen, zou beschimpt, en
als een vigand der maatschappij en van het algemeene wel-
z§n gebrandmerkt z^n geworden. De opvolger van lord
Caledon, Sir John Craddock (later Lord Howdon) en zgne
verblindend schoone echtgenoot Lady Theodosia, bleven de
eer dier gastvrijheid ophouden, en gingen voort met het
bestuur zoo krachtig als populair te maken.
De eerste Kaffer-oorlog was toen juist ten einde, waarin
de Kaap-kolonisten, met behulp eener geringere militaire
magt, onder bevel van myn onvergetelijken schoonbroeder.
Kolonel Graham, de Kaffers buiten ons grondgebied had-
den gedreven, terwijl eene reeks van forten, op een afstand
van 25 tot 30 m^len van elkander, langs de geheele uit-
gestrektheid onzer oostelijke grenslijn aangelegd, onze in-
woners tegen den aanval van eiken roofzuchtigen Kaffer
beveiligden, en de onmiddellijke doodstraf tegen een ieder
huxmer was afgekondigd, die het wagen mogt onze gren-
zen te overschrijden.
Te dien tijde werden door een leger van 4 of 5000 man
(waaronder een korps kavalerie van omstreeks 1000 man),
met een talrijken staf aan het hoofd, onze kusten voor
vreemde vijanden, en tevens onze binnenlandsche bezittin-
Digitized by
Google
16 DE LANDVBRHUIZINa
gen beveiligd. Dit leger in de uitmunten dstc krijgstucht
gehouden, strekte niet alleen tot bevordering der genoe-
gens van den gezelligen omgang, maar bragt ook| door
zijne groote verteringen, handel en landbouw tot zulk eene
mate van bloei; dat de kolonie, zonder morren of klagen,
een last torschte, die thans bijna ongeloofelijk zal toe-
schijnen.
De Gouverneur dier kolonie ontving toen uit de kolo-
niale inkomsten, alleen als Burgerlijk Gouverneur £ 12000.
Wijders ontving : een Luitenant Gouverneur . . - 3,000.
een Gouvemements-Secretaris - 3,000.
een Departements-Secretaris
£ 1500, doch met de emo-
lumenten te brengen op . . - 3,000.
een CoUecteur der belastingen 1,200.
een Controleur der belastingen - 1,000.
een Thesaurier-Generaal ... - 1,200.
een Auditeur-Generaal .... - 1,000.
een Betaalmeester-Generaal. . - 1,000.
en naar deze schaal ontvingen slechts 10 of 12 ambte-
naren (die naar den wisselkoers van den dag in sterlings
betaald werden) uit de koloniale inkomsten meer dan
£ 30,000 'sjaars; welke zware last op de kolonie (hoewel
destijds niet ernstig gevoeld), ongetwijfeld den grond heeft
gelegd tot lateren achteruitgang en tot vele bezwaren,
waarin het Koloniale Bestuur zich gevnkkeld zag, toen de
algemeene vrede van 1815, door de intrekking van bij-
kans alle troepen, eene sterke vermindering in het mili-
tair verkeer te weeg bragt; toen de handel kwijnde en
toen de herhaalde en dringende bede der inwoners ten
laatste eene vermindering dier buitensporige bezoldigingen
te weeg bragten, en tot een meer eenvormig en wclge-
regeld systeem in de betaling der openbare beambten
leidden.
Êene ernstige grief deed zich nogtans algemeen gevoe-
len, doch die, door den wankelbaren toestand, waarin de
kolonie gedurende de laatste tien jaren verkeerd had (zij
had toch gedurende dien tijd drie achtereenvolgende en ver-
Digitized by '
/Google
\
DER HOLLANDSOHE BOEREN, KXZ. 17
•schillende be^toren beleefd, het Ëngelache, het Hollandsche
en nogmaals het Engelsche) niet gevoegeiyk had kunnen
veriu>lpen worden. Deze grief was: het gebrek aan
eene doebnatige en onpart^dige regtsbedeeling in de land-
districten, daar het Hooge Geregtshof in de Kaapstad al-
leen kennis mogt nemen van deze of gene belangrijke bur-
gerl^ke- of strafzaak» in het een of ander gedeelte van de
kolonie ontstaan. Er was naauwelijks eenige geregelde ge-
meenschap met het binnenland, en hoewel de Begtbanken
van Landdrost en Heemraden in elk district kennis kon-
den nemen van mindere overtredingen en burgerlijke pro-
cessen tot een bepaald bedrag, was het nogtans van al-
gemeene bekendheid, dat door de groote uitgestrektheid der
beide districten van Graaf-Reinet en Uitenhage (die wel de
helft van de kolonie besloegen), de toegang tot deze bei-
de Regtbanken uitermate gevaarlek en wisselvallig was. De
afwezigheid van de belde Landdrosten, die op gezette t^-
den elk gedeelte hunner districten bezoeken moesten, en
de expeditiën tegen Kaffers, Boschjesmannen en anderen,
die zeer dikwijls plaats hadden, en waarin z^ doorgaans
deelden^ lieten den regtsvorderaar maar eene zeer tw^fel-
achtige kans van den Landdrost ooit op z^n regtszetel
te vinden; terwijl integendeel zijne plaats meestal door
een achtenswaardigen landbezitter (i/eoman) werd waarge-
nomen, die dan, als een der Heemradon, het ambt van
Landdrost uitoefende, maar, over het algemeen^ ten eenen-
mide ongeschikt was om eenige belangryke regtszaak tus-
schen den man en zijnen naaste te beslissen.
De tijd scheen dan gekomen te zgn om dit kwaad te
verhelpen; en een der belangrijkste en weldadigste rege-
ling&daden van Lord Caledon's bestuur was zgne bepa-
ling, dat twee der leden van het Hoog Geregtshof jaar-
Igks, als Commissie, ieder distrikt in de kolonie zouden
beaoaken, en daar eene vierschaar houden, met al zulke
magt en gezag als het Hoog Geregtsliof bezat, met vr^-
heid nogtans om deze of gene zaak aan de opperste be-
flliBsing van het Hoog Geregtshof over te laten; op de-
zelfde w^ze als tegenwoordig met betrekking tot het Dis-
Digitized by
Google
18 DB LANDVERHUIZINa
tricts-Geregtshof alhier en het Hoog Geregtshpf in de
Kaapstad plaats heeft.
Maar het valt niet te loochenen, en de ondervinding
leerde het weldra, dat de regtsbedeeling, den ingezetenen
nu zoo veel nader aan huis gebragt, ook een aantal over-
tredingen aan het licht bragt, die tot dus verre, doordien
de bevolking wijd en zijd verstrooid woonde, en door de
bezwaarlijkheid van herstel of vergoeding te verkrijgen, niet
onderzocht en ongestraft waren gebleven ; en reeds de eer-
ste rondreize door de kolonie van de regterlijke Commissie
voorzag haar van eene opgaaf van tusschen de 70 en 80
gevallen, van moorden, aanrandingen met verzwarende om-
standigheden, en soortgelijke, welke de zendelingen Dr. van
van der Kemp en de eerw. J. Read, — die zich tot be-
schermers van het geslacht der Hottentotten stelden, en de
eerste zendelingschool op de grens (te Bethelsdorp) hadden
aangelegd, — na rijpen rade voor het Plaatselijk Bestuur
hadden gebragt als aanklagten ten laste van de leden van
bijkans elke achtenswaardige fapüie op de grenzen.
Dien ten gevolge zond het Bestuur al deze beschuldi*
gingen aan de Commissie, met de noodige inlichtingen tot
het instellen van een geregtelijk onderzoek nopens die
alle, en deze pligt hield de eerste Commissie verscheidene
maanden bezig; doch door de bezwaarlijkheid om getni-
gep te verkiijgen en de voorloopige instructiën te onder-
zoeken, moest een aantal dezer gevallen tot de volgende
Commissie worden verwezen ; en het was niet vóór de zit-
tingen van de derde Commissie (bij welke ik het ambt
van griffier waarnam) dat de laatste zaken van die vree-
seiyke opgaaf finaal werden afgedaan; terwijl het niet
meer dan regtvaardig is, hier bij te voegen dat van de
lange lijst van afschuwelijke misdaden, die aldus met de
uiterste naauwgezetheid en onpartijdigheid onderzocht ssijn
geworden, geen enkel geval van moord tegen ^e beschul-
digden is kunnen bewezen worden, ofschoon, in eenige wei-
nige gevallen, daden van persoonlijke aanrandingen, en
overtredingen van de eene of andere koloniale wet, gevon-
nisd en naar gelang van zaken gestraft zijn geworden.
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEBEN, EMZ. 19
Als een zonderling voorbeeld; tot welk een e uitgestrekt-
heid sommige dezer aanklagten ontvangen, en door de
zendelingen van der Kemp en Read, zonder behoorlijk
onderzoek, gereedelijk aangenomen waren geworden, alvo-
rens met zulke kapitale beschuldigingen op te treden, zal
Ik aanvoeren dat in üitenhage eene weduwe uit eene der
aefatenswaardigste familiën van dat district, beschuldigd
was van voorbedachten moord, als hebbende een jongen
Hottentot, die eenige jaren te voren in haar huis gebragt
was, gewelddadig met de voeten in een vooraf gereed ge-
maakten ketel kokend water doen duwen, tot dat hem de
voeten geheel en al verbrand waren.
Dien ten gevolge trad deze vrouw als beschuldigde we-
gens eene zoo afschuwelijke misdaad voor de balie. Een
groot aantal getuigen werd opgeroepen en gehoord, uit
wier getuigenis (en vele hunner waren zelve Hottentotten)
klaarblijkelijk bewezen werd, dat vele jaren te voren, toen
deze weduwe in het Lange Kloof-district (het koudste dis-
trict van de Kaap-kolon^e) woonde, deze jonge Hotten-
tot was uitgezonden om eenig vee te verzamelen en naar
huis te drijven, toen hij door een sneeuwstorm was over-
vallen geworden; dat, toen men hem ten bestemden tijde
niet zag wederkeeren, hij, op last van de weduwe was op-
gezocht; dat, toen hij eindelijk gevonden^ en laat in den
nacht te huis gebragt werd; men bevond dat zijne uiterste
ledematen geheel verdoofd en door de koude verstijfd wa-
ren ; dat deze weduwe terstond, door wrijvingen en wind-
sels, beproefd had die verstijving weg te nemen, en in
hare onwetendheid, doch met het beste oogmerk; als van
oordeel zijnde dat kwalen van dezen aard het best door
tegenstrijdige middelen te genezen waren, bevolen had een
ketel kokend water gereed te maken, en er de voeten van
den jongman eenige minuten in doen houdeu; om geene
andere denkbare beweegreden dan eene aandrift van men-
schelijkheid en meewarigheid; om het gevoel in zgne uiter-
ste ledematen terug te roepeU; waarin zij nogtans niet
geslaagd was; dat de jongen nog verscheidene jaren la-
ter, zoo in haar dienst als in die van andere meesters
2»
Digitized by
Google
20 DB LANDVERHUIZING
geleefd had, en eindel^k aan eene ziekte gestonren was,
die met dit ongeluk in geen het minste verband stond.
De weduwe werd bijgevolg vrijgesproken, terwyl de reg-
ters haar hun medeleden betuigden over den toestatid waarin
zg gebragt was geworden; doch het is klaarblijkelijk dat
zulke aanklagten, waarin omstreeks een honderdtal der ach-
tenswaardigste familiën op de grenzen waren betrokken, en
meer dan iOOO getuigen opgeroepen en gehoord, eri in ver-
scheidene waarvan de aangeklaagde partij,- ofschoon van de
meest belangrgke beschuldiging vrijgesproken, tot eenige
boete en gevangenisstraf werd veroordeeld, en daarenboven
zware geregtskosten te betalen had (want onder de destgds
bestaande wet waren de openbare aanklagers geregtigd om
kosten te rekenen; een regt, waarvan zij in vele gevallen,
waarin de partijen als welhebbende lieden bekend stonden,
een overmatig gebruik maakten) >), dat alle deze daadzaken
een bitter gevoel van vijandschap tegen het bestuur der Ju-
stitie in het algemeen, en meer bijzonder tegen die zendelin-
gen verwekte, welke deze opgehoopte beschuldigingen te-
gen zulk een aantal kolonisten hadden ingebragt.
Zoo stond het algemeen heersohende gevoelen in de meer
afgelegene landdistricten, toen, terwijl in de maand Octo-
ber 1815 nogmaals eene rondtrekkende Commissie, waarbg
ik wederom als GriflSer fungeerde, hare zittingen in Graaf-
Reinet hield, eene onvoorziene gebeurtenis plaats fereep, die
de geheele oostelijke provincie in gloed zette, een groot
gedeelte der bevolking tot openbaren opstand tegen den
Souverein dreef, de hoofden van verscheidene achtens-
waardige familiën tot eene schandelijke doodstraf bragt,
en daarenboven eene verwijdering van, en verbittering te-
gen het Plaatselijk Gouvernement verwekte, die een i^ds-
^) De Procureurs-Generaal of openbare aanklagert waren bij de
wet geregtigd om het dubbel bedrag te rekenen van hetgeen 4Qn
Adyokaten wettig toekwam. Zij moesten ecu geregelden rrstaat yan
kosten" opmaken, die aan de goedkeuring van den griffier van het
lïoog Geregtahof onderworpen werd; on aan den voet van jBolk
een staat van kosten rekende de openbare aanklager, pro fiêco,
dubbel, door het bedrag met 2 te vermenigvuldigen.
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHB BOEREN, BNZ. 21
verloop van 35 jaren nog niet ten volle heeft kunnen uit-
wifisclien.
Bg de opening der zitting in Graaf-Reinot, gaf de Land-
drost van dat district, Mr. (later Sir) A. Stockenstrom,
fungerende ambtshalve als openbare aanklager, het Hof ken-
nis, dat een pachter, genaamd Frederik Bezuidenhout, in
het district der Baviaans-rivier woonachtig, geweigerd had
voor het Hof van Landdrost en Heemraden te verschijnen,
pjD teregt te staan wegens eene tegen hem ingebragte be-
schuldiging van mis)iandeling jegens een Hottentot, en
llat hy gedreigd had op den geregtsbode of sheriff' te schie-
ten, zoo h^ het nog eenmaal waagde zyn erf te naderen.
B9 stond bekend als iemand van een zeer stoutmoedig
karakter, weshalve de Landdrost magtiging vroeg tot de
uitvaardiging van een schriftelgk bevel (npersonal sum-
mon8'\ volgens den regtsterm), waarbij hij gelast werd
om zich onverwijld in persoon voor de Commissie te
stellen. H^t Hof stond zulks toe, terwijl, uit hoofde der
bekende onwettige handelingen van den beschuldigde, en
van zijn dagelijkschen omgang met de Kaffers, in strijd
met de toenmalige wet, nog daarenboven een bevel werd
verleend, hetwelk den geregtsbode^ die met het eerste be-
vel werd afgezonden, magtigde, om, zoo hij zulks nood-
zakel^k achtte of eenig gevaar duchtte, de hulp van den
naast b^gelegenen post in te roepen.
In de nabijheid gekomen, ontving de geregtsbode kond-
schap, dat men b^ de Baviaans- rivier eenige Kaffers gezien
had; weshalve hij zich bij den Luitenant Rousseau, die het be-
vel over den Boschberg-post (thans het dorp Somerset) voerde,
om .bijstand vervoegde, die onmiddell^k met 20 man van het
Saap-cprps, de Bayiaans-rivier-poort, nabij het verblijf van
Frederik Bezuidenhout, bezette. Voor een beminnaar der
schoone i^atuur is dit een zeer schilderachtig oord, hetwelk
naderhand door Schotsche volkplanters, onder de leiding
van Mr. P^ ingle, tot hun woonoord is uitgekozen. Zg hebben
het rfGlen Lgnden ' genoemd, zijnde thans een der bekoor-
Igkste streken van Somerset of Albany; doch ten tijde waar-
op ^Q ^hans yerha^ilde gebeurtenis voorviel, was zij zulks niet,
Digitized by
Google
22 DB LANOVBBHUIZIKa
maar, integendeel, veeleer berucht om de ondoordringbaar-
heid der naburige wouden, de bandeloosheid harer bewoners,
en het gemak, waarmede zij, ondanks de strengste wetten,
die alle gemeenschap met de Kaffers op doodstraf verboden,
met dezen een bestendig verkeer onderhielden.
Bij de nadering der woning van Bezuidenhout, vonden zij
hem geheel tot hunne ontvangst in gereedheid. Met een
sterken half blanken bediende had hij zich, beide gewapend,
achter de muten van een »fveekraal" verschanst, terwgl Be-
zuidenhout den militairen toeriep niet te naderen, daar de
eerste, die zulks waagde, zou worden doodgeschoten. Deze
bedreiging niet achtende, beval Luitenant Rousseau z^ne
manschappen zich in orde van gevecht te scharen, en een
aanval op die plek te doen, toen Bezuidenhout, uit vrees van
omsingeld te worden, na een haastig schot, hetwelk toevallig
niemand wondde, in zijn huis vlood, door de achterdeur
ontsnapte, en een nabij de woning gelegen digt kreupelbosch
bereikte, waar, hoe vreemd het ook schijne, deze partij van
twintig ijverige jagers, meer dan een uur lang, de schuil-
plaats der beide vlugtelingen te vergeefs zocht.
Nadat men langen tijd vruchteloos hun spoor gevolgd had,
tot waar het zich in een rr krans*' van over hangende
steile rotsen verloor, "werden zij eindelijk ontdekt. Met
groote moeite beklauterde de Luitenant den top van die
rots, en, slechts weinige voeten boven den ingang van het
hol staande, sommeerde hij Bezuidenhout om er uit te komen
en zich gevangen te geven, hem tevens met den aard zijner
boodschap bekend makende, en persoonl^ke veiligheid verze •
kerende, zoo hij zich slechts verbinden wilde om den bode
van het Hof, krachtens het aan dezen verleende bevelschrift,
te volgen. Doch het éénige antwoord dat hij ontving, was,
dat hij (Bezuidenhout) zich nooit levend zou overgeven!
Ziende dat alle pogingen om hem tot rede te brengen,
vruchteloos waren, en deze rotskloven nog vóór het vallen
van den nacht met zijne manschappen wenschende te verla-
ten, nam Luitenant Rousseau zijne stelling hooger op, en
gebood zijne manschappen in stilte, zich in twee gelederen
te scharen die in tegenovergestelde rigtingen|de rots moesten
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN; ENZ. 23
btklimmen. Dit werd bewerkstelligd, en toen de hoofden
Tan beide kolommen slechts weinige duimen beneden den
ingang waren, rakte de eene partg voorwaarts, en wierp
twee handgranaten, die echter zonder uitwerking bleven, ter-
wijl de aanvoerder van de tweede kolom z^ne doodelijke
lading vlak in het hol schoot, waaruit onmiddellijk een kreet
opging om genade en overgave. Het vuren werd nu dade-
Igk gestaakt, toen de half blanke Hottentot te voorschijn
kwam, te kennen gevende dat hij zich overgaf, en dat zijn
meester, doodelijk gewond, in het hol lag.
Zelfs nu nog geraakten de manschappen van het deta-
chement niet zonder moeite binnen de grot^ die zeer ruim
was, en verscheidene geweren, benevens eene groote hoe-
veelheid kogels en ammunitie bevatte, waaruit bleek dat zij
lang te voren reeds tot een soortelijk geval van nood was
ingerigt. Bij den ingang lag het zieltogend ligchaam van
het rampzalige slagtoffer zijner eigene hardnekkigheid, heb-
bende hij, door de gebogene houding, waarin hij zich vóór
de opening geplaatst had, het noodlottige schot door hoofd
en borst ontvangen.
Bespeurende dat hot omliggende bosch door Kaffers be-
zet was, met wie Bezuidenhout dagelijks gemeenschap
onderhouden had, haastte zich de Luitenant om deze klo-
ven vóór het invallen van den nacht te verlaten, den
half blanken Hottentot in bewaring nemende, dien hij naar
Graaf-Reinet zond, waar hij verhoord, doch na een naauw-
keurig onderzoek van de bijzonderheden der zaak, ontsla-
gen en in vrijheid gesteld werd; terwijl de rondreizende
Commissie, kort daarop, na de tegenwoordige vlekken So-
merset en Graham^s Town te zijn doorgetrokken zich naar
het vlek Uitenhage begaf, waar dé behandeling van een
aantal regtszaken op hare aankomst wachtte.
Te midden dier processen, kwam op zekeren avond een
te Graham's Town gestationeerd officier, die op dien eigen
morgen dat vlek verlaten had, met de verbazingwekkende
tijding aan, dat de boeren van de Somerset- en Tarka-dis-
tricten de wapenen hadden opgevat, en gereed stonden
den post van kapitein Andrews aan te tasten, die langs de
Digitized by
Google
24 DE LANDVERHUIZING.
noordelijke oevers der Visch- rivier gelegerd was, oin de
invallen der Kaffers in die streken te beletten; en d^t de
Majoor Praser, die te Graham's Town het bevel voerde,
zich onmiddellijk naar het tooneel van den opstand bege-
ven had. Binnen een uur na het ontvangen van dit bertgt,
zette de Kolonel Ouyler, die tevens Landdrost te uiten-
hage eu Kommandant langs de grenzen was, zich te paard
en binnen twee etmalen ontvingen de oproerige boeren^ die
nog over hun operatieplan beraadslaagden, tot hunne ver-
bazing het berigt zijner aankomst, tevens met de vraag naar
de oorzaak hunner beweging,
Hij dan verzekerde, dat, na den dood van Frederik
Bezuidenhout, de vrienden en nabestaanden van dezen,
terstond na het vertrek van den luitenant Rousseau en
zijn detachement; zich op de hoeve hadden verzameM
om zijn overschot ten grave te brengen; bij welke gele-
genheid Johannes Bezuidenhout, een broeder van den over-
ledene, zich hartstogtelijk opgewonden betocfnd had, en
alle aanwezigen had weten te overreden dat eene zeer
onwettige daad en groote geweldenarij tegen den overle-
dene gepleegd was geworden, door het omringen van zgn
huis en het aantasten van zrjn persoon door 4e gewapen-
de magt, daar toch ieder burger slechts door zgu veldkor-
net of door het burgerlek gezag wettig gearresteerd kon
worden. Deze aanspaak had eene algemeene sympathie te
weeg gebragt, en alle aanwezigen hadden zich daarop on-
derling verbonden zich over dien hoon te wreken door het
aantasten van den naéisten militairen post en de verdrijvisg
der Britsche magt van de grenzen.
Zij gevoelden nogtans dat zulke plannen, alvorens men
de hand sloeg aan de uitvoering, vooraf wël beschouwd
en rijpelgk overwogen dienden te worden, en hadden der-
halve besloten rondgaande brieven aan al de naburen in
den omtrek te schrijven, met oproeping tot eene b^een-
komst ter overweging van den tegenwoordigen toestand des
lands; terwijl Comelis Faber, een schoonbroeder van de
Bezuidenhouts, zich terstond op weg begaf tot een mond-
gesprek met het Kafferhoofd Oaika^ ten einde dezen te
Digitized by
Google
DER HOLLAT^DSCifE BOEREN, ENZ. 26
otnerreden tot een gemeenscfaappelgkon aanv«l op de mili-
tkire posten, taet oogmerk om de -Britten van de gren-
zen te verdrijven, terwijl hem oen groot aandeel in den
veiiraehten buit werd toegezegd. Nog vdrsdieidBoe bgeen-
koÉis^en werden meer in de itabijheid gehouden deor de-
isnlken, die genegen waren om zteh bij de opstandelingen
te voegen, terwgl zij allen besloten 2ich onder het bevel
te stellen van Hendrik Prinslo van den Boschberg en van Jo-
faannes Bezuidenhont. Na deze eerste stappen werden andere
rondgaande brieven op wijderen afstand door de aangren-
zenfle districten gezonden, die, door 'de hoofdleiders onder-
toekend, de oproeping tot eiene gewapende bgeenkomst op
zekeren bepaalden dag en aaKgewezene plaats behelsden,
om rfde tirannen uit het knd te jagen.''
Een dezer rondgaanfde brieven nogtans door de beschik-
king der Voorzienigheid in handen van een braven en wei-
gezinden pachter gevallen zijnde, zond hij dien zonder tgd-
verznim aan den gedeputeerden Landdrost van Cradock,
Mr. van ' der Oraafif, die hem op 2ijne beurt aan kapitein
Andrews zond, welke laatste eepig krijgsvolk deed uit-
rokken, hetwelk Prinslo gevangen nam, juist terwgl hij ge-
reed stond om i^^ne hoeve te verlaten, ten einde de eerste
gewapende vergadering b^ te wonen. Hij werd onmiddel -
1^ in hechtenis genomen en als gevangene naar den post
▼an Kapitein Andrews gebragt, die, ten gevolge der ont-
vangene kennisgeving, ook den tijd gehad had om z^ae
stelling te versterken en eenigzins in staat van verdedi-
ging'te brerigen, toen, twee dagen later^ 3 tot '400 gewa-
pende mannen er voor verschijnen, met eene opeisching tot
overgave en tot uitlevering van den gevangene Prinslo. Te
gèlijker tijd voegde Faber zich uit het Kafferland bij hen,
met het onvoldoende berigt dat Gaika hem een zeer ont-
w^end iantwoord gegeven had, te weten: dat hij zijn
Pakate ^) zou bijeenroepen, en eenigen t^d tot beraad ne-
>) De pakiUe z^n de raadtslieden dio altoos hot opperhoofd ver-
gezeUeu, en zonder wier raad eu medewerking nooit iets belang-
rffks ohdemdmeu wordt.
Digitized by
Google
26 DB LANDVERHUIZING
men; blijkbaar de dikwijls ondervondene staatkunde der
Kaffers volgende, namelijk: den t^d af te zien en de
gebeurtenissen af te wachten.
Dit berigt had eenige weifeling in de operatiën der boe-
ren ten gevolge, die nog merkbaarder werd, toen het dien
ijverigen officier, Majoor Fraser, dien zelfden avond nog
gelukte zich met den post te vereenigen en communica-
tien met hen te openen; en toen ook de Kolonel Cuyler
twee dagen later, ter plaatse kwam, en hen deed weten
dat alle hunne plannen volledig bekend waren en voor-
beeldig gestraft zouden worden. Alvorens echter tot eehige
vijandelijkheid over te gaan, bood een waardig veld*koin-
mandant, Willem Nel, zich vrijwillig aan om zich ondor
de opstandelingen te begeven en, zoo mogel^k^ hen voor
de onvermijdel^ke ramp te behoeden, die zij te gemoet
gingen. Onbevreesd ging hg twee dagen lang daarmede
voort, en was meer dan eenmaal in dreigend levensgevaar
door toedoen van een der hevigste en buitensporigste
rebellen, wien het duidelijk bleek dat het hem gelukte
sommiger oogen te openen voor den gevaarvoUen toestand,
waarin zij zich gebragt hadden ; toen de hoofdleiders, Fa-
ber, Bezuidenhout en anderen, om dien beteren indruk te-
gen te werken, hunne gansche vergadering b^een riepen,
en van ieder een plegtigen eed vorderden, die door allen
in een kring staande werd afgelegd, onder den luiden
kreet dat zij elkander getrouw zouden blijven, tot dat zij
de tirannen van de grenzen hadden verdreven!
Kolonel Cuyler, na het bekomen van dit berigt, de on-
mogelijkheid inziende om hen door vreedzame middelen
tot onderwerping te brengen^ trok des anderdaags, 's mor
gens vroeg, aan het hoofd van een troep uit het 21***
regiment ligte dragonders, en van een troep welgezinde
burgers, met den Kommandant Nel aan het hoofd, van Ka-
pitein Andrew's post uit, en een voorpost van de rebel-
len ontmoetende, gaf Kolonel Cuyler terstond bevel tot
den aanval, toen omstreeks een dertigtal hunner, die den
linker- vleugel uitmaakten, de wapenen nederleiden, ten tee-
ken van overgave ; terwijl de overigen, op hun hoofdle-
Digitized by
Google
DER HOLIiANDSGHE BORRBN, ENZ. 37
ger terugvallende, allen verderen tegenstand opgaven, en
met al hunne wagens en vee langzaam naar de verster-
kingen van de Baviaans-rivier terugtrokken, van waar (zoo
als zg ook zeer wel wisten) eene geringe magt hen be-
zwaarl^ zou kunnen verdrijven. Eene latere poging om hen
tot onderwerping te brengen insgel^ks mislukt zijnde, be-
raamden de Majoor Fraser aan ééne z^de, de Landdrost
Stockenstrom aan eene andere, en de gedeputeerde Land-
drost van Cradock op een derde punt, eene gecombineerde
beweging, waardoor zi| gelgktijdig. alle versterkingen
van die ontoegankelijke vallei binnen rukten en van v^-
anden zuiverden, met dien uitslag, dat de meeste leden
dezer nu ingeslotene bende^ bij nacht, steelsw^ze langs
hun bekende paden of toegangen ontvlugttv^. De hoofdlei-
ders nogtans, die nog steeds alle voorslagen verwierpen,
braken met hunne wagens en al hun benoodigd rr materi-
eel" op, beproefden het om dat district zonder bepaalden
tegenstand te verlaten, en bereikten den Winterberg, die
onmiddellijk aan het Kafferland grensde, waar zij zich in
veiligheid waanden ; doch ten laatste gelukte het den Ma-
joor Fraser, met een detachement van het Kaap-corps^ hen
in eene diepe kloof, waar zij waren uitgespannen, geheel
te omsinjgelen. Alle aanbiedingen van overgave verwerpen-
de, verschansten Johannes Bezuidenhout, Stephanus, Come-
lis en Abraham Botman, Andreas Meijer, Comelis Faber,
z^ne vrouw en zijn zoontje van 14 jaren, zich achter hunne
wagens, van waar zij eene regelmatige schermutseling be-
gonnen, waarbij één der manschappen van het Eaap-korps
gedood en een ander gewond werd; en het was niet dan na-
dat Bezuidenhout gesneuveld en Faber en zijne vrouw ge-
wond waren, dat de troepen er in slaagden hen allen ge-
vangen te nemen.
Zij werden van toen af door een militair escorte bewaakt
en naar de gevangenis van Uitenhage gevoerd, werwaarts
achtervolgens nog een vijftig- of zestigtal andere personen
gezonden werden, die bekend waren als deelnemers in den
opstand, terwijl eene speciale Commissie weldra in de Kaap-
stad bgeenkwam, om de misdadigers te vonnissen. Na eeu
Digitized by
Google
26 DE LANDVERBUieaNG
iiroorloofi^ onderzoek werden een- negeaendertigtal persoapo,
ftls de Bchuldigftten, uit de geheel e menigte uUgekozen, die
te regt moesten staan op de beschuldigiog van hoogverraad,
en openbaren oorlog tegen Zgne Majeeteit; en n^ een laz^-
durig en ingewikkeld regtsgeding, werd een vonnis geveld»
waarbij zes der hoofdleiders tot de doodstraf werden veroor-
deeld, en alle overigen om, na de onteerende doodstraf
hunner aanvoerders te ihebben aangezien, verschillende straf-
fen, Boo .als transportatie^ verbanning of boete, naar de ver-
aefaillende graden hunner bewezene medepligtigheid, te on-
dergaan. /Toen dit vonnis, alvorens ten uitvoer gebiagt te wor-
den, aan den Gouverneur der kolonie om x^n ufiat" (goed-
dieuring) was opgezonden, behaagde het Zgner Excellentie^
de -tegen één ider hoofdleiders uitgesprokene doodstraf in
levenslange transportatie te veranderen; doch met betrekking
tot aUen luidde het vonnis, dat zg gebragt zouden wordea
•naar eene merkwaardige pldc gronds, of vlakte, de nSlagters
Nek" genaamd, zijnde dezelfde plek waar de hoofdleiders
•van alle hunne volgdUngen den eed hadden afgevorderd om
elicander bg te staan tot dat zg f^de tirannen verdreven
i zouden hebben.''
Onder een sterk mtUtair escorte werden zij derwaarts
gevoerd, en op den 6den Maart 1816 werden, onder het op-
zigt van Kolonel Cuyler (op wien, in i;ijne beide betrek-
.kingen van openbaar aanklager en van ][Commandant, de
verpligting rustte om het vonnis te zien voltrekken), de
treurige toeben^idselen gemaakt, in tegenwoordigheid eener
groote menigte vrienden en betrekkingen dergenen, die de
doodstraf stonden te ondergaan, en die uit alle gedeelten
der grensdistricten waren toegevloeid, om hen, die h^t
leven verbeurd hadden, een laatst vaarwel te zeggen ; waarbg
zij nogtans blijkbaar eenige hoop koesterden, dat bun bet
' leven nog gespaard zou worden. In die hoop werden zij
echter op 'eene treurige wgze te leur gesteld, to6n,a;g
het schavot voor de v^ veroordeelden zagen opgerigt,
die met vastheid en gelatenheid, onder de geestelgke
leiding van een waardigen predikant, den eerwaarden Heer
Serold, gel^ktydig den noodlottigen ladder opklommen,
Digitized by
Google
DER HOLLAÏTDftCtlfi ItOKHtSf^y ENZ. 29
yan irMr s^, op 6eA gégdten téek«h, in ée eeawigheid
wei^Êti gevingerd.
D6cH i^h hanne ellende zön nog geen einde komen.
Dóór de haastigd eri onvolledige wg2e waarop het .scha*
vot was öp^etigty bleek het te z^ak te zgn om het ge-
wigt en de doód^worfttelingen van deze tj^ aldus verwor-
pene kracht volle mannen te dragen. Het geheele getim-
merte zakte tn elkander, en de ongelukkigen, langzaam bij-
gekoTtien nit hunnen toestand van gedeeltelijke verstikking,
waggelden langzkam naar den' officier, iriens smartelgke
pligt het was de nitvoering van het vonnis bg te wonen,
en smeekten roerend om genade. Deze smeekbede vond
luiden weerklank b§ alle hunne binnen den kring geplaatste
vrienden, die, zulks als eene zigtbare tasschenkomst van
dn Voorzienigheid beschouwende, slechts mat moeite te
wederhdnfden waren otn de regen der militairen door te
bfekeh, en met gillen en luide kreten om genade riepen.
Doch de gestrenge aard van zgnen pligt liet den goed-
faftttigen Kolonel Cuyïer geene andere keuze, dan de exe-
cutie, naar den letterlijken inhoud van het vonnis, te doen
voltrekken.
ï)e misdadigers werden andermaal gevat; nogmaals wer-
den 'alle toebereidselen haastig gemaakt^ ten einde de dag
niet mogt voorbijgaan, waarop het vonnis gebood dat de
uitvoering moest plaats hebben; en onder de luide jam-
merkreten hunner vrienden, werden de vgf rampzaligen
genoodzaakt den ladder één voor één op te klimmen. De
laatste stralen der ondergaande zon vielen treurig op de
vgf zieltogende lijders, die daar in de lucht slingerden
(otdat het levcte was uitgedoofd. Toen werden a&ij afgesne-
d<fD, en hun stdffelgk óverblgfsel, naar Inid van het von-
nis, door dbn sdierpregter onder de galg begraven, onder
de krbten en snikken hunner vrienden, aan wie hunne
htatste feiftde, dat hun de lijken mogten worden overgege*
ven, vas ^geweigerd (geworden.
Aldus eindigde de opstand van 1815, de onzinnigste
poging, die er ooit door een handvol menschen beproefd
werdf om hunnen Souverein te beoorlogen, en waarwn de
Digitized by
Google
30 DE LANDVERHUIEIKG
uitslag geen oogenblik te betw^felen viel. Haar oorsprong
lag geheel in de woeste, ontembare driften van eenige
weinige familiën van personen, die niet dulden konden,
zich onder het gezag van de wet gebragt te zien. Het
vonnis dat hen trof, was dan ook geen ander, dan in
ieder ander geval van openbaren opstand ware te ver-
wachten geweest; en al mogen w^ in onze dagen, terwgl
wij met onze gevoelens van menschelijkheid de doodstraf
al meer en meer verafschuwen, ook van gevoelen z^n, dat
de verbeurte van één of twee leven reeds eene meer dan
genoegzame verzoening van de misdaad zou geweest z^n
(te meer wanneer men de reeds vroeger opgeofferde le-
vens er bg in aanmerking neemt), toch konden de veroor-
deelden noch hunne vrienden zich regtmatig beklagen,
wanneer, b^ zulke misdaden als deze, de uiterste streng-
heid van de wet werd toegepast. Van de andere z^de be-
hoeven w^ ons slechts onze eigene aandoeningen bij de
lezing, der roerende bladz^den des onsterfel^ken schr^vers
van rrWaverlcy" te binnen te brengen, om toe te stem-
men, dat deernis en medelijden voor de overwonnenen zeer
goed bestaanbaar zijn met de overtuiging van de onwet-
tigheid hunner zaak; want al behoeven wij niet volstrekte-
lyk onze toestemming te geven aan het gezegde van den
dichter der Pharsalia:
it Victriw causa diis placuit^ sed victa Catonif*^ 1)
ZOO behooren wg toch, bill^kerwijze, het gekwetste gevoel
der nageblevenen te laten gelden.
Inderdaad, ik weet, uit persoonlijke ontmoetingen met
verscheidene afstammelingen van de destijds ter dood ge-
bragten, dat de thans door mij geschetste gebeurtenissen
een veel onuitwischbaarder indruk op hunnen geest hebben
achtergelaten, dan hunne verliezen in den Kafferoorlog,
of de vernietiging der slavem^. Toen ik m^ als commis-
1) De zaak der oyerwinnaars behaagde den goden, maar die der
oTerwonaeneii Gato.
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN, EKZ. 31
saris van Hare Majesteit in 1843 en 1844 alhier bevond ^
beproefde ik menigmaleu in m^ne gesprekken met vele
invloedr^ke boeren, de vijandige gevoelens te verzachten,
die z^ jegens het Gouvernement van Hare Majesteit aan
den dag leiden; en toen ik meermalen, zoo ik hoop, er
In geslaagd was, om hen van de verkeerde beschouwin-
gen te overtuigen, die z^ ten aanzien der beginselen en
daden van dat Bestuur hadden ingezogen, en hen vol*
doende bewezen had, dat, met betrekking tot hunne toe-
komst, een geheel nieuw systeem gevormd en bereids in
werking was, om hen do ruimst mogelijke zedelyke vrg-
heid in al hunne staatkundige instellingen te doen genie>
ten; toen ik er in zooverre in geslaagd was, om hun ver-
stand te overtuigen, heb ik meer dan' eens, met een diep
smartgevoel, hunne verborgenste aandoeningen zich hooren
lucht ^Gven in de woorden: »fWij kunnen Slagters Nek
nooit vergeten!"
Zulke uitdrukkingen, uit het hart gevloeid, konden niet
anders dan geëerbiedigd worden en sympathie opwekken; en
wij mogten alleen de hoop koesteren, dat het verrazen
van een ander geslacht zulke gevoelens langzamerhand zou
doen uitslijten, en dat, zoo als in de hedendaagsche na-
komelingen van hen, die in de Schotsche opstanden van
1716 en 1745 een zoo werkzaam aandeel namen, hunne
viyandige gevoelens jegens het Bestuur reeds lang in de
vereeniging der thans heerschende belangen zouden vergeten
zijn. En dit zou ook ongetwijfeld in eene zekere mate alzoo
hebben plaats gehad, zoo na dien tijd niet twee of drie
andere, hunne belangen ten diepste kwetsende gebeurtenis-
sen waren blijven strekken om dat mistrouwen in, zoo
niet v^andigheid jegens het Gouvernement, levendig te
honden en aan te stoken, hetwelk deze b^na algemeene
landverhuizing meer bepaaldelijk heeft voorbereid en tot
stand gebragt.
Indien u, m^ne dames en heeren, deze inleidende toe-
spraak eenige belangstelling heeft ingeboezemd, zal ik
gaarne een weinig meer tijds besteden tot het verza-
melen der bonw8to£Pen en het leveren der bijzonderheden
Digitized by
Google
92 DB LAMDVBRHUiaiNa
van die latere gebeurtenisgen ; doch alvorens m^ te ver-
binden, om dat^ voornemen ten uitvoer te brengen, ssult
gg mg wel willen veroorloven, van m^ op nwe opregt*-
ketd te beroepen, ten einde gij uitspraak moogt doen, of
iemand der hier aanwezigen van begrip is, dat ik; dus
doende, gezegd kan worden het beginsel te verloochenen,
hetwelk ik de eerste geweest ben van te omhelzen en vast
te stellen, namel^: dat wij nooit zaken zouden aanroe-
ren, met den tegenwoordigen staatkundigen toestand in
verband staande. Mogt iemand van dat gevoelen zgn, dan
zal ik terstond van eene taak afstappen, waaruit ik hoop
dat voor mij het genoegen zal ontspruiten van een vriend-
Schappelgken geest tusschen onze tegenwoordige volkplan-
ters en de Hollandsche boeren daar te stellen, door bei-
den als het ware gemeenzamer met elkander bekend te ma-
ken. Ik heb mg dan op deze baan gewaagd, als van oor-
deel zgnde, dat zulk een terugblik in geen het minste
verband staat met den tegenwoordigen staatkundigen toe-
stand des lands, nopens welken ik verzekerd ben, dat zulk
eene algeheele verandering in de algemeene staatkunde
van Harer Majesteits Raden heeft plaats gegrepen, dat,
wel verre van den wensch te koesteren, dat eenige regten
of privilegiën aan Harer Majesteits alhier gevestigde on-
derdanen onthouden mogten worden, het alleen aanlranne
eigene onverschilligheid jegens zulke zaken, of wel ^mn
de onregelmatige wgze waarop zg verlangd wordm, is toe
te schreven, dat zg nog niet in die weldaden deelen.
Ten slotte befaoeven wij ons alleen te beroepen op de
gedenkwaardige depêche van Lord Stanley, van December
1842, en op de latere redevoeringen van Lord John Ras*
sell en van den Graaf Grey, in het Huis der Lords, om
te ontwaren dat de nevelen, die onkunde, valsohe voorstel-
lingen en partjjgeest eenigen tgd rondom onze hooge be-
stuurders hadden doen ontstaan, geheel zgn opgetrokken,
en dat zoowel zg -als het Britsche publiek over het alge-
meen geene andere begeerte koesteren, dan om allen ruim-
schoots in het genot te zien van eene redelijke vrgheid,
als het n^eest overeenkomstig met onze belangen niet
Digitized by
Google
der] hollandsche boeren, ekz. 33
slechtSy maar ook met die van het geheele R^k. Wat dit
punt betreft, verzoek ik te mogen besluiten met de aan-
haling van een^n merkwaardigen volzin nit de Edinburgh
review van April laatstleden (1852), in een artikel, ten
opschrift voerende: nZuUen \oy onze Koloniën behouden f*
De woorden zgn deze:
riDe liefde der kolonisten is gemakkelijk te bewaren, of
te herwinnen, waar zij, door verkeerde beoordeeling of mis-
verstand, geschokt of verkoeld is. Door hen met zacht-
zinmgheid^ standvastigheid en regtvaardigheid te bestfiren;
door hen met eene bemoedigende doch behoedzame hand
op het pad der vr^heid te geleiden; door hen de uitge-
lireidste magt van zelfbestuur te laten, waar de invloe^ing
van het Britsche bloed sté)rk genoeg is om zulk eene magt
te waarborgen. In één woord^ door de gedragsl^n te vol-
gen, door Lord John Rnssell in z^ne redevoering b^ de
aanbieding eener Bill voor het Bestuur der Australische
koloniën, in Februarij. des vorigen jaars, aangekondigd en
verdedigd, zullen wij het lestaan verzekeren en de ban-
den van zamenhechting vaster snoeren, van eene uitge-
strekte heerschappij, met den wgssten, eenvoudigsten en wel-
dadigsten vorm van vrijheid gezegend, dien de wereld im-
mer aanschouwde ; en die voor verwijderde landen en toe-
komstige eenwen de hoogste, weligste en uitgebreidste ont-
wikkeling van beschaving ten toon spreidt, die de Voor-
zienigheid ooit aan hét menschdom geschonken heeft!*'
In mijne vorige lezing leverde ik de b^zonderheden van
eene dier rampspoedige gebeurtenissen, die doorgaans den
overgang kenmerken uit een ruwen maatschappel^ken toe-
stand, tot zulk eenen, waarin het oppergezag van de wet
een door alle klassen erkend grondbeginsel wordt, even-
zeer noodwendig voor de algemeene rust der zamenleving,
ala bestaanbaar met het ware begrip van zedel^ke vrijheid.
Het gevoel van vy andschap jegens het Bestuur, en de be-
* 3
Digitized by
Google
34 DE LANDVERHUIZING
(leeling des regts, hetwelk destijds onder de boeren aan
de grenzen heerschende was, zou gaandeweg zgn uitgesle-
ten, naar mate z^ nieer en meer de voordeelen leerden schat •
ten, waaraan een hoogere toestand van beschaving hen
deelachtig maakte; doch weldra ontstonden er verschei-
dene ander oorzaken, welke niet alleen die vlam van mis-
noegen bleven voeden, ^maar ten laatste zóó drukkend
worden, dat zij de groote meerderheid der inwoners van
de oostelijke provinciën buiten de grenzen der kolonie
dreven ; terwijl het, nadat die beweging eenmaal begonnen
was, eene volstrekte onmogelijkheid bleek, dien stortvloed
te stuiten. Eene der oorzaken van algemeen misnoegen
stond in verband met, of liever, ontstond uit den over-
haasten en kwalijk beraden maatregel des Bestuurs in het
moederland, om het papieren geld buiten koers te stellen,
na het alvorens op eene hoogst benadeelende w^ze in
waarde te hebben doen verminderen ; iets hetwelk door ver-
standige maatregelen zoo al niet voorkomen, dan toch groo-
telijks verzacht zou hebben kunnen worden. Deze grief maakt
echter meer een gedeelte uit van de algemeene geschiede-
nis der Kaap-kolonie, weshalve ik over dat onderwerp
niet zal uitwijden ; * mij slechts tot de opmerking bepalen-
de, dat zij strekte om de reeds bestaande spanning aan
de grenzen levendig te houden, en aanleiding gaf, dat
die geest van misnoegen algemeener en verder verbreid
werd, dan anders wel zou hebben plaats gehad.
Doch hiervan onafhankel^k^ ontstonden er drie groote
hoofd-oorzaken van beklag, die ipin of meer op de krach-
ten en vooruitzigten van de gansche kolonie drukten, doch
zulks met tienvoudige zwaarte op de oostelijke provinciën
deden. Betrekkel^k deze oorzaken moet ik vooraf doen
opmerken, dat, hoewel ik ze duidelijkheidshalve elk af-
zonderlijk zal behandelen, zg nogtans.gel^kt^dig werkten;
dat in het eene jaar de eerste, en in een ander de tweede
of derde meer het overwigt had ; doch dat alle tevens ge-
strekt hebben tot bevordering der slotgebeurtenis : het uit-
dringen namelijk «van 3e groote massa der bevolking,
buiten deh verderen invloed dier- maatregelen, welke (zoo
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 35
als m^ dikw^ls verzekerd is) haar anders tot openbaren
tegenstand of rebellie zouden gedreven hebben.
De drie groote grieven waaronder zij leden, mogen ge-
noemd worden;
lo. De Hottentots-kwestib ;
2o. De Slaven-kwestie ;
3o. De Kaffer-kwestie;
en nit.de enkele vermelding dier namen zal het ^1 aan-
stonds in 'het oog vallen, dat zij alle ontstonden uit de wijze
waarop, zoowel het plaatselijk Oouvernement als dat van
het moederland, met deze drie onder^heidene rassen^ waar-
mede de Ëuropesche bevolking omringd was, te werk ging;
terwgl de rast en de voorspoed der kolonie volstrektel^k
afhingen, van eene verstandige behoedzaamheid in deze.
Ik zal derhalve de hoofdtrekken van elk dezer drie
groote vraagstukken beschouwen, als meer van nab^ in
betrekking staande tot de belangen der grensboeren, en
die gedurende een t^dvak van twintig jaren, d. i. van
1815 tot 1835; toen de landverhuizing uit de kolonie naar
centraal- Afrika gezegd kan worden begonnen te z:yn, op
hen gedrukt hebben.
I. Ik vermeldde reeds in mgne vorige lezing, dat de regts-
gedingen, door dr. Van dei: Kemp en den eerw. J. Read
tegen een groot aantal leden der invloedrijkste familiën
in de landdistncten begonnen, een diep ingewortelden
haat tegen deze zendelingen, die zich aldus tot bescher-
mers der Hottentotten opwierpen, veroorzaakten, en ook een
geest van wantrouwen jegens het Gouvernement deden ont-
staan, uit de wgze waarop (naar het hun voorkwam) die
zaak was ondersteund en beschermd geworden. Laat ik,
deze daadzaak aanvoerende, niet misverstaan worden, noch
laat men veronderstellen, dat . ik slechts voor een enkel
oogenblik een ander gevoelen wensch uit te drukken, dan
dat het in zeer vele opzigten noodzakelijk was geworden,
dat ras uit den staat v^n slavernij te verlossen, waarin
3*
Digitized by
Google
36 DB LANDYERHUIZIKQ
het tot op dien t^d gehouden was. Ook wenech ik geene
andere reden uit te drukken, dan dat er onder die per-
sonen, welke zich aan de bekeering der heidenen wadden,
en onder barbaarsche natiën het licht des Evangelie's de-
den schijnen, vele voortreffelyke menschen waren, die te-
regt onder de grootste weldoeners van het menschelijk
geslacht mogen gerangschikt worden, en dat zulke namen,
als die van Eicherer, Edwards, Campbell, Moffat, Hodgson
en soortgel^ke, altoos in hoogachting zullen zijn b^ een
ieder^ .die ware godsdienst en deugd als onmisbaar voor
het tijdelijk en eeuwig welz^n des menschelijken geslachts
beschouwt. Doch voor de geheiligde zaak der waarheid
optredende, noodzaali^ mijn pligt m^, evenzeer te zeggen,
dat er in het tijdvak, hetwelk ik thans behandel^ onder
hen, die zich het gewigtig ambt van onderw^zers in de
zendelingscholen binnen de kolonie aanmatigden, verschei-
dene personen waren, zóó ongeletterd, en met zulke be-
petkte vooroordeelen bezet, dat zg ten eenemale onge-
schikt waren voor de opleiding en vorming der Hotten-
totsche jeugd van beide seksen; terw^l er zelfs eenigen
onder hen waren^ die door hun oneerbaren omgang met
vrouwspersonen uit dat ras, alle achting verbeurd hadden,
waarop een zedel^k gedrag altoos mag aanspraak maken.
Zulke voorbeelden strekten niet alleen om het opgevatte
misnoegen tegen de zendelingen in het algemeen te regt-
vaardigen ; maar de inwoners zagen ook, met vrees en arg-
waan, hoe het Gouvernement trapswgze de geheele be-
volking der Hottentotten (waarvan hot gansche bedf^f der
grensboeren afhangt) toeliet, zich aan alle opzigt en aan
allen landbouwers-arbeid te onttrekken, en zich daaren-
boven onder de geestelijke hoede te begeven van den eer-
sten den besten persoon, die, zonder inachtneming van land-
streek of natie, zich slechts aanmeldde, als genegen om
de herder van zulke kudden te worden.
. Op deze wijze Verrezen, binnen weinige jaren, niet min-
der dan ^dertig zendelingscholen*' of inrigtingen binnen
de kolonie, waar Hollanders, Franschen en Duitschers zich
met Engelsohen of Schotten vereenigden, met het doel, zoo
Digitized by
Google
DER HOLIiilCDSCHE BOEREN ENZ. 37
het heette, om eenige Hottentotten of afstammelingen van
Hottentotten te onderwijzen, die genegenheid hadden, om
zich rondom hen te verzamelen.
De jongeren onder hen ontvingen daar, buiten tegen-
spraak, de beginselen van eenige elementarische opvoeding;
doch de ouderen verklaarden eenstemmig dat zij f? te oud"
waren om te leeren, doch verkozen nogtans daar te ble-
ven, om een met hunne neigingen zoo overeenkomstig, lui
en gemakkelijk leven te leiden, en waren alleen in het
oogstsaizoen, of op dringende aansporingen, er toe te be-
wegen, om nu en dan eens een wagen naar de markt te
' r^den, en in zoo verre f f hunne hulp te leenen," doch tot
zulke buitensporige prezen, dat de landbouwer ten eenen-
male van z^n wettig voordeel beroofd werd, en soortge-
l^ke bronnen van bestaan zóó wisselvallig gemaakt werden^
dat hij in zeer vele gevallen genoodzaakt werd, den gehee-
]en landbouw op te geven, en alleen uit de veehouderij,
z^n bestaan te zoeken. Maar ook tot de bescherming en
verzorging daarvan behoefde men ten minste eenige schaap-
herders 'en ossenhoeders ; doch ook aan dezen pligt «onttrok-
ken z^ zich van lieverlede; zoodat, wanneer een boer niet
in staat was, om, met behulp van z^n huisgezin, zijne
kodden dag en nacht te bewaken, de verliezen schromelijk
werden, en velen in wanhoop gedwongen waren, om alle
boerenbedrijf vaarwel te zeggen, met eenige vrienden of na-
bestaanden hunne bezitting te vereenigen, en op die w^zé
hnn kommerlijk bestaan te verlengen, zonder waarschyn-
Jgkheid van hun toestand te verbeteren, veel minder iets
voor hunne kinderen op te leggen.
In de westelijke, of liever zuidwestelijke provinciën, nabij
de Kaapstad, waar voor een tijd de slaven-arbeid genoeg-
zaam in de behoeften van den landbouw voorzien kon,
leverde dit bezwaar geene zoo groote redenen tot beklag
op; doch in de noordelijke en oostelgke werd het druk-
kender gevoeld. Ik-zelve heb hoeven gekend, die ten eenen-
male verlaten waren, daar de laatst overgeblevene Hotten-
totten hunne dienst hadden opgezegd, of naar de zende-
lingscholen waren geweken, de kudden of driften met zich
Digitized by
Google
38 DE LANDVERHUIZING
voerende, die zij in dienst van hunnen meester hadden
overgewonnen^ en elk aanbod, hoe raim ook^ om in dienst
te blijven, volstrekt hadden verworpen.
Er waren zelfs Hottentotsche familiën, zóó haveloos, of
van zulk een slecht gedrag, dat de toelating tot de zen-
delingscholen hen geweigerd werd ; doch deze, liever dan
in dienst der boeren te blijven, vereenigden zich van lie-
verlede in de omstreken van verscheidene vlekken, en voor-
namelijk rondom Graaf-Reinet, Graham*s Town en Somer-
set, waar zij een volslagen pest der maatschapp^ werden,
en een schrik voor den ganschen omtrek, wegens de ver-
metele diefstallen en rooverijen die zij mijlen in het ronde
bedreven. Het bezwaar nogtans om deze misdadigers
op het spoor te komen en te straffen werd zóó sterk ge-
voeld, dat naar het oofdeel van ieder verstandig man niets
dan de daarstelling eener allerstrengste wet tegen de land-
looperij in staat scheen om het euvel paal en perk te stel-
len ; doch de moeijelijkheden, aan de verl^rgging eener zoo-
danige wet verbonden, schenen der Wetgevende magt onover-
komelijk toe; en, hoe dikwijls ook door de Uitvoerende magt
beloofd, werd zij tot de Grieksche kalenden uitgesteld; en
zoo doende vermeerderde de teleurstelling van zulke ver-
wachtingen alweder het misnoegen.
Het is eene merkwaardige daadzaak, dat de eenigste
hulp, die sommige boeren in de districten vonden, op
zoodanige plaatsen was, die aan het land der Boschj es-
mannen grensden, waar eene menschlievende en verlichte
staatkunde weldra hare nimmer falende vergelding ontving.
Nog in het begin dezer eeuw werden die Boschjesman-
nen als voor alle beschaving onvatbaar geacht. Het doo-
delijk vergif dat zij aan iedereen gaven, die hen slechts
in eene eenigzins verdachte houding naderde, maakte hen
tot het voorwerp van algemeene vrees en afschuw. Z^
werden als de verklaarde vijanden des menschel^ken ge-
slachts beschouwd ; en ik vrees dat er eens een t^d was,
waarop eene algemeene slagting van dat ras, mannen,
vrouwen en kinderen, zonder onderscheid, niet alleen als
volkomen wettig, maar zelfs als lof vaaardig beschouwd werd.
Digitized by
Google
OER HOLLANDSCHE 'BOEREN ENZ. ^9
Doch omstreeks het begin dezer eeuw waagden bot de
eerwaardige zendelingen, de beeren, Kichorer en Edwards,
zich stoutmoedig onder ben te begeven, en, beveiligd door
het schild van Evangelie en godsdienst, ontwikkelden zij
hunne zedel^ke kracht te midden der bedreigingen en der
afschuwel^ke tooneelen, waarvan zij gedwongen werden oog-
getuigen te zyn.' Hunne verhevene opoffering van alle ge-
makken^ ja, van alle nood wen digh eden. des levens voor
de zaak der menschheid, vond ten laatste bare beloouing
in 4e toebrenging van eenige weinige stammen, «n in de
vriendschappelijke betrekking, tusschen dezen en de naast-
bg gelegene boeren gevestigd.
Niet lang daarna werd ook de gewoonte ingevoerd^ en
door het Gouvernement gewettigd en aangemoedigd, die
aan écnige lieden van welbekende menschlievendbeid ver-
gunde, om in tijden van droogte en hongersnood^ op jagt<
partijen hun land te bezoeken. De Boschjesmannen ver-
zamelden zich dan bg geheele scharen rondom heu^ on
leerde hen de kunst af, van de opbrengst der jagt in bil-
bmg^) te veranderen, waardoor zij zich ten minste gedu-
rende die onvruchtbare saizoenen van eenig dierlijk voed-
sel konden verzekeren.
Dit menschlievend gedrag dezer boeren vond weldra
zijne belooning, daar sommigen dier Boschjesmannen zich lang-
zamerhand onder hunne bescherming en in dienst van de na-
burige hoevenaars begaven, waardoor zij zich met hunne
huisgezinnen het geheele jaar door een zeker middel van
bestaan verschaften. Huü natuurlgk verstand werd onder
het hoeden ' der kudden weldra ontwikkeld ; z§ werden zeer
getrouwe en betrouwenswaardige veehoeders, en ik-zelve
heb hoeven in den Sneeuwberg bezocht, die door hunne,
met hunne geheele familiën naar de Ea£^pstad of andere
districten verreisde eigeiftiars, maanden lang verlaten wa-
^)Biltonff {letterlijk Ham'tonffue)he8t&&tvLit strooken raauw vleesch,
uit de hammen, lendestakken of vleezige gedeelten van het vee of
grooter wild gesneden, welke, met zont oversprenkeld, aan de hecte
zon worden blootgesteld, en dua, door de zon gedroogd, maanden
lang het gewone voeOsel der reehoedende boeren uitmaken.
BcnaiJVEs.
Digitized by
Google
40 DB LANDVERHUIZING
ren geweest, kudden van zes, zeven, ja tien duizend scha-
pen onder de enkele hoede van éëne of twee familiën van
deze »f tamme" Boschjesmannen achterlatende; ja, men heeft
mg later onderrigt, dat zulke voorbeelden verre van zeld-
zaam waren: dat zg zich onveranderlijk het op deze wijze
in hen gestelde vertrouwen ten volle waardig maakten,
en dat^ zij, bij de terugkomst hunner meesters, met behulp
van hun »»kerfstok," rekenschap wisten te geven van het
verlies van ieder ooi, schaap of lam, met eene trouw en
duidelijkheid, die hen in verbazing bragt •
In e^ne noot, op een der onnavolgbare hoofdstukken van
zijn Antiquary, zegt sir Walter Scott, dat deze rrkerfstok-
ken^*' twee of drie eeuwen geleden, b^ de bakkers in Schot-
land in gebruik waren. Het zou voor een Oldbuck of
Monkbams niet onbelangr^k wezen, om na te sporen, of
de Caledonische bakkers die kennis van de Boschjesman-
nen in Zuid- Afrika verkregen, dan wel vice versa *) ; doch
voor hen, die geen dezer beide gevoelens aannemen, moge
de opmerking voldoende zijn, dat, in een kindschen toe-
stand der maatschappij, de menschen zich met dezelfde
ruwe middelen tot verligting van het geheugen of scher-
ping van het verstand behelpen, onafhankelgk van land
of luchtstreek.
In de weinige districten, die aan het land der Bosch-
jesmannen grensden, vonden de boeren eenige gedeeltelijke
vergoeding voor het verlies hunner Hottentotsche dienst-
baren ; doch het valt niet te ontkennen, dat in de overige
oostelijke, provinciën de talrijke zehdelingscholen, en inzon-
heid de uitgebreide inrigting aan de Kat rivier, eiken Hot-
tentot of dienstbare van Hottentotsche afkomst uit de dienst
der boeren wegnamen. Niet slechts werden zg tot die scholen
<) Zou het uiet veel waarschijnlijker zijn, dat de Boso^jesman-
nen hnnne kennis aan, en het gebruik van den rrkerfstok,*' aan de
HoUandsoh-Afrikaansche boeren te danken hebben? Zeker is het
althans, dat de ffkorfstok", thans nog maar in de yeroaderde bena-
ming bewaard gebleven, in vroegere tijden even zoo wel bij oni»,
als bij de Schotten in gebniik was. Van daar het nog wel eena
in jok of ernst overdragtelijk gebezigde gezegde, wanneer het ge-
duld ten einde raakt: nVe kerfstok is vol!"
VEETALEB.
Digitized by
Google
DER HOLLANDSGHE BOEREN, ENZ. 41
aangetrokken, als de verblijven van gemak en zorgeloosheid,
maar men leerde hen bovendien, zich als een onderscheiden
en afzonderlijk ras te beschouwen, hetwelk voor den Saksi-
schen boer geene diensten welke ook ff behoorde" te^verrigtén.
En dit geleidt m^ tot de vermelding van een nog veel
ernstiger nadeel, dan het bloote verlies van arbeid, hetwelk
ait het ten opzigte der Hottentotten gevolgde systeem voort-
vloeide; een kwaad, welks gevolgen, hoezeer lang te voren
door velen voorspeld, wier voorzeggingen hetzelfde lot
wedervoeren als die van Cassandra, namelijk, van als her-
senschimmen beschouwd te worden, zich tijdens de jongste
gebeurtenissen in vreeselijke wezenlijkheid vertoonden; wes-
halve z^ thans als geschiedkundige lessen behooren be-
schouwd te worden, waaruit voor gezaghebbers, aan wie het
bestuur over verschillende rassen in één en hetzelfde land is
toevertrouwd,, nuttige waarschuwingen zijn af te leiden;
Ik zeide te voren reeds, dat in de meeste (zoo niet in alle)
deze scholen of inrigtingen binnen de kolonie, het Gouverne-
ment geen het minste toezigt of tusschenkomst uitoefende of
vorderde. Niet'te min werden er nu en dan ontdekkingen ge-
daan, waaruit ten duidelijkste bleek, dat men zich in eenige
daarvan, eene der overheid toekomende magt had aange-
matigd, om misdadigers bij wijze van regtspleging door ge-
zworenen te straffen, en dat binnen zulke scholen door de
zendelingen straffen werden uitgedeeld, ten eenemale onbe-
staanbaar met de grondbeginselen van regt. Doch ook
hiervan schijnt geefie de minste ambtelijke kennis genomen
te zijn, en door het meer en meer blijkbaar worden van dit
beginsel des Gouvernements, berden de zendelingen in de
eenmaal aangematigde heerschappij, zoowel over de tijdelgke
als geestelijke belangen van hen die hunne scholen bezochten,
langs hoe meer bevestigd.
Met uitzondering van de nederig gezinde Moravische
broeders (die ik gaarne als eene loffelijke uitzondering laat
gelden), meen ik te moeten ze^geuj dat bijkans algemeen en
met opzet den Hottentotten het begrip was ingeprent, dat zij
niet alleen altoos een onderdrukt ras geweest waren, maar
zulks nog altoos bleven; dat, in spijt van de hun door het
Digitized by
Google
42 DE LANDVERHUIZING
Gouvernement geschonkene Magna Charta, in de zoogenaam-
508te ordonnantie, de blanken nog ten allen tijde gereed waren
hen te onderdrukken; en, naar ik vrees, werden zulke begrip-
pen den Hottentotten, die zich in of nalj^ij de zendelingsinrig-
ting b^ de Kat-rivier ophielden, met grooten ernst ingeplant.
Die begrippen hebben ongetwgfeld den grond gelegd tot den
opBtand, die den tegen woordigen Kaffer-oorlog zoo noodlot-
tig gemaakt* heeft; doch bij die gebeurtenissen wensch ik
met langer te verw^len; hier alleenlijk willende doen op-
merken, dat ik, reeds vele jaren geleden,, dat gevoel van
nationale verwijdering heb zien ontstaan, en toen reeds voor-
spelde, dat die zaden van afkeer en vijandschap tusschen de
rassen, onvermydelijk die vergiftige vruchten zouden doen
ontspruiten, waaronder de kolonie zoo treurig geleden heeft.
Dit zal voldoende z^n ten betooge dat de trapsw^ze
onttrekking van het geheele ras der Hottentotten aan den
landbouw en de veehoederij, zoowel als de vijandige geest,
dien zij jegens do kolonisten aan de grenzen openbaarden,
dezen laatsten geene andere dan de treurige keuze overlieten
om elders een oord .te gaan opzoeken, waar hunne kudden en
driften veilig konden zijn, en waar zij den arbeid tegen bil-
Igker prgs zouden kunnen verkregen.
IL Maar hoc groot en gewigtig deze grief ook wezen
mogt, zij wordt nog geheel overschaduwd door de verbitte-
ring, waarmede de kolonist het Gouvernement stappen zag
doen om hem zelfs van dien arbeid te berooven, waarop hy
een onbetwistbaar eigendomsregt inriep.
. Het is eene op zich zelva staand^, en, zoo ik geloof, niet
algemeen genoeg bekei)de,,of ten minste niet genoeg gewaar-
deerde daadzaak, dat gedurende de laatste eeuw, terwijl alle
andere aan Europesche magten toebehoorende koloniën met
slaven overkropt waren, die voornamelijk door Britsche vaar-
tuigen werden ingevoerd, het Gouvernement der Kaapkolonie
zich altoos afkeerig betoond had van den invoer van slaven;
dat die invoer jdoor verscheidene strenge proclamatign was
verboden geworden, en- dat van tijd tot tijd (doorgaans een-
maal 's jaars), op de dringende vertoogen der kolonisten, en
Digitized by
Google
DER HOLIiANDSCHE BOEREN; ENZ. 43
naar evenredigheid van' hun toenemend getal en de behoeften
van den landbouw, eene uitdrukkelijke vergunning tot den
invoer van een bepaald getal slaven verleend werd.
Gedurende het kortstondig beheer van het Bataafsche
Gouvernement; van 1802 tot 1806, gaven verscheidene pro-
clamatiën en daden van dat Bewind zijn voornemen te kennen
om 'aan het bestaan der slavernij in de kolonie spoedig een
einde te maken, zoodat gedurende deze eeuw, inderdaad
slechts een zeer klein aantal slaven uit het Negerras den
kolonialen grond betreden had. Het natuurlijke gevolg daar-
van waS; dat negen tiende gedeelten van de slavenbevolking
uit slaven bestond, in de huisgezinnen geboren, die meer als
familiebedienden beschouwd, en gelijk de VernoB der Romei-
nen behandeld werden. Zy werden tot verschillende beroepen
en handwerken opgeleid, werkten nooit b^ troepen, en geno-
ten inderdaad alle gemakken en voorregten, die vr^e dienst-
boden slechts bij mogelijkheid konden verlangen. De waarde
van zulke slaven nam^ door den aanwas en meerdere vraag
van de vrije bevolking^ dagelijks toe, en het was geene zeld-
zaamheid dat men voor één enkelen, in zekere handwerken
goed onderwezen «laaf, vier, vijf, ja zesduizend pond sterling
gaf. Dat slaven van zulk een waarde goed behandeld werden,
als ook dat zij hunne regten kenden en wisten te hand-
haven, is slechts een natuurlijk gevolg van zulk een staat
van zaken; en al was het dan ook dat er, in den loop
van tien of twaalf jaren., twee of drie voorbeelden van
zware mishandeling, ja van moord zelfs, voor de regt-
banken gebragt, en door de (v^lschel^k «zoogenaamde)
philanthropische pers luide werden uitgeroepen: het zou
toch even zoo onregtvaardig zyn, op zulke enkele geval-
len eene algemeene beschuldiging van mishandeling der
slaven tegen hunne meesters te bouwen, als de moorden
van Burke, van de Mannings, van Rush, en van honderd
anderen, die b^kans ieder Engelsch uieuwspapier . bevlekken,
bül^kerwijze ten laste der bevolkingen van Edinburg of
Londen gebragt kunnen worden.
Kort na den algemeenen vrede van 1815, \^erd hetlnaar
al te blijkbaar, dat de openbare geest in Engeland de geheele
Digitized by
Google
44 DB LANDVERHUIZING
vernietiging der slavernij bedoelde^ daar de hoofdleiders van
alle partijen toch openlgk betuigd hadden, dat zij, de over-
winning behaald hebbende van de vernietiging des sla-
venhandels, deze nog slechts als den drempel beschouw-
den tot bereiking van het grootere doel ; terwijl, als voor-
bereidende middelen tot dien stiip, verscheidene plaatse-
lijke wetten werden ingevoerd, die de magt en het ge^ag
det meesters over hunne slaven «aanmerkelijk besnoeiden.
De merkwaardigste van die was een e plaatsel^ke verorde-
ning van 1826, waarbij een nieuw ambt van voogd of be*
schermer der slaven werd daargesteld, wiens pligt het was
om, zoowel zelve als door zijne ondergeschikten, een by-
zonder toezigt te houden op de bescherming hunner be-
langen. Elke slaaf bekwam daarbij het regt- om zijnen
meester tot z^ne vrijlating te noodzaken, indien h^ hem
zijne waarde, door onpartijdige personen te schatten^ ver-
goeden kon. De uren van den arbeid werden bepaal^,
en nog verscheidene andere gestrenge regelen ingevoerd,
waardoor eene magt werd gevestigd, die zich, ten behoeve
van den slaaf, in alle huisel^ke aangelegenheden van
ieder huisgezin mengen kon. Het is gemakkelijk na te
gaan, hoe zulk een systeem een veel onvriendelijker geest
in de betrekking van meester en slaaf deed ontstaan, dan
vroeger had plaats gehad. De slaaf, tot dusverre gewoon
deze of gene gunst of toegefelijkheid van zijnen meester
of meesteres te ontvangen, zag nu eene andere magt op-
staan, die hem zulks ambtshalve verleenen kon: en de
meesters, jaloersch op die magt, hielden nu dikwerf, uit
beginsel, datgene terug, wat zij anders gewillig als gunst
zouden hebben toegestaan.
Van dat oogenblik af aan kan men derhalve zeggen dat
de minzame gevoelens, die te voren van weerskanten be-
stonden, hebben opgehouden ; terwijl het geheele land de
nadeelige gevolgen van deze onbehoorl^ke en kwalijk ge-
plaatste tu&schenkomst begon te gevoelen. Doch het Gou-
vernement in het moederland, niet te vreden met deze
koloniale wetten, nam, in Februarij 1830, eene wet aan^
waarb^ niet slechts eene schare van beschermers, als by-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEERN, £NZ. 45
zondere voogden of toezieners der slaven in ieder dietrict
werden aangesteld, maar ook nog gestrengere verordenin-
gen tegen de geringste daden van onregt vaardigheid je-
gens de slaven werden vastgesteld, als uitdrukkelijk ver-
klarende, dat deze zich aan geenerlei straf behoefden te
onderwerpen voor het inbrengen van klagten hunner mees-
ters, fften ware zoodanige klagten met eenig kwaadwillig
of misdadig doel wierden ingebragt,*' — terwyl op elke,
zelfs de geringste, overtredingen van eenig artikel dier
verordening, eene boete van nooit minder dan £ 10, noch
meer dan £ 500, is uitgesproken. Zie de 72'** en 74'*' sec-
tie dier «wet.
Dooh de geest, waardoor zich deze verordening bepaal-
delijk onderscheidde, vertoonde zich in die bepalingen, waarbij
den eigenaars van slaven, in den landbouw of in de nij-
verheid gebezigd, gelast werd om telken jare, van den
beschermer of diens adsistent, een boek te ontvangen, waar-
aan, in de verordening, de naam van ifpunishinent record
book^^ gegeven wordt, en waarin ieder zoodanig eigenaar,
zoo h^ schreven kon, zelve, of anders door een ander,
▼oor iederen slaaf een hoofd moest maken, waaronder elke
straf, van welken aard ook, moest gebragt worden, die
h:g aan zoodanigen slaaf had opgelegd, en waarbij, met
de grootste naauwkeurigheid, elke bijzonderheid van de
overtreding, van de straf, van de getuigen er van, enz.,
enz., moest worden opgeteekend. Dit boek moest de sla-
venhouder, tweemaal 's jaars, aan den beschermer of diens
adsistent binnen zijn district inleveren, en de naauwkeurig-
heid er van met eede bevestigen ; en zoo er te eeniger tijd
aan iemand der beschermers eene klagt mogt gedaan wor-
den over de opbgging van eenige straf, en het tf record
booh'' dan niet een ten volle met de waarheid overeen-
komstig verslag van elke daarmede in verband staande
omstandigheid opleverde, moest de meester vervolgd
worden ter zake van moedwilligen meineed, onafhankelijk
van de straf ter zake van de aanklagte zelve.
Onmogelijk is het de ontroering te beschrijven, die de
gansche kolonie vervulde, toeft deze wetsbepalingen bekend
Digitized by
Google
46 DE LANDVERHUrZINa
werden. Eenstemmig word door alle slaveneigenaars bet
besluit opgevat van zicb tegen eene wet te verzetten, die
• een zoo onregtvaardig grondbeginsel medebragt, ab dat
iedereen gehouden zou z^n om zgne eigene misdrgven
op te teekenen en met eede te bevestigen. Uit alle oor*
den werden gevolmagtigden naar de Kaapstad gezonden,
die zich daar. met de slavenhouders in en nabg de stad
vereenigden tot eene der grootste openbare bgeenkomsten,
die ooit in de kolonie gehouden zgn, en waarin z^ zich
eenstemmig verbonden, deze itpunishment record books" niet
te zullen aanvaarden. In de geestdrift van het oogenblik
namen z^ een besluit om zich gezamentlijk niCar het Crou-
vernementshuis te begeven, ten einde dit hun tast besluit
persoonlijk aan den Gouverneur bekend te makeu. Nadat
Zijne Excellentie, door eene vooruit gezondene deputatie,
vooraf van hun doel was verwittigd geworden, trokken
drie- tot vierduizend personen in statigen optogt naar het
Gouvemementshuis, en, na door Zgne Excellentie Sir
Lowry Gole onder de statige eikenboomén bij den ingang
van de Gravenstraat ontvangen te zijn, hadden wglen
Mr. Muntingh en ik (aan wien de waarl^ niet bengdens-
waardige taak was opgedragen van de tolken der verga-
dering te zijn), den ' smartelgken pligt te vervullen, van
Zgne Excellentie^ uit naam van de verzamelde menigte,
en van alle slaven-eigenaars in de geheele kolonie,
plegtig te verklaren: itdcU zy zich aan deze wet niet kon-
den en niet wilden onderwerpen i" dat zg alle bereid wa-
ren om de daarin bedreigde straffen te ondergaan, doch
Zijne Excellentie smeekten, hen van de uitvoering eener
wet te willen ontheffen, die hun eene schending van alle
regtsbeginselen toescheen. Deze stap van de slavenbezit-
ters werd destgds door de philantropische pers voorge-
steld* als eene poging om den Gouverneur vrees aan te
jagen ; doch z^ waren wel overtuigd dat de held, die voor
het moorddadige vuur der Franschen niet terug deinsde,
terw^l zij de door hem bezette hoogten van Albuera be-
stormden, en die op dien voor immer merkwaardigen dag
de zege aan onze vanen Boeide, de man niet was om
Digitized by
Google
DBR HOCLANDSCHE BOEREN, ENZ. 47
zich vrees te laten aanjagen door 3 of 4000 personen, die
hem vreedzaam naderden om zgne beBcherming en sym-
pathie tegen eene onregtvaardige wet in te roepen; en de
nitko^ist toonde, dat z^ ïich ook niet in zijne gevoelens
vergist hadden ; want, alhoewel Z^ne Excellentie (zoo als
ook wel te verwachten was) veikl aarde, dat hij niet op zich
koa nemen on de werking van de wet te vernietigen ,
hi) nogtans beloofde niet in gebreke te zullen bleven van
den Secretaris van Staat kennis te geven van de groote
spanning, welke deze verordening had doen ontstaan; ter-
w^l' de kolonisten, niet lang daarna, reeds de voldoening
ondervinden mogten, dat, door tusschenkomst van den Se-
cretaris van Staat, aan alle ambtenaren voorschriften wer-
den gegeven om de uitvoering dier wet niet met kracht
door te dringen, die op deze wijze niet veel meer dan
eene doode letter werd.
Uit de wijze waarop het Gouvernement zich aldus in de
slaven-kwestie mengde, werd het voor een ieder blgkbaar,
dat men de spoedige vernietiging der slavernij op het oog
had; en velen onder de weldenkende slavenbezitters beslo-
ten derhalve hunne gezindheid te toonen, om, zoo verre
als hunne belangen zulks toelieten, met het Gouvernement
mede te werken. Zij rigtten een frmenschlieve^d Genoot-
schap'^ op, waarvan het doel was, alle jonge meisjes, die
de jaren .der huwbaarheid bereikt hadden^ op te koopen,
deze onmiddellgk te emanciperen, doch haar voor drie of
vier jaren bij personen van hare eigene keuze als leerlin-
gen te plaatsen, tot dat zij een zeker klein fonds verzameld
hadden, en genoegzaam waren opgekweekt om met de vol-
komene vr^heid te kunnen begiftigd worden.
Op deze wijze werden binnen weinige jaren twee- of
driehonderd jonge meisjes gekocht en vrijgelaten, waar-
door de toeneming der slavernij werd voorgekomen ; en
het*Grenootschap kreeg zóó vele aanvragen van meesters
of meesteressen om alle jonge meisjes in deze weldaad
te doen deelen, dat alleen gebrek aan fondsen het Genoot-
schap belette zijn weldadigen invloed over. de geheele ko-
lonie te verbreiden. Men beproefde derhalve onderstand
Digitized by
Google
48 DE LANDVERHÜIZIMa *
van het Grouvemeinent te bekemen, en toonde aan, dat,
door eene jaarlijksche som van £ 7000 of £ 8000, die
het Oppermagtig Parlement voor zulk eene goede zaak
zou toestaan, de werkzaamheden dezer instelling zóó
zeer zouden kunnen worden uitgebreid, dat binnen zeer
weinige jaren alle vrouwelijke slaven bevryd zouden kun-
nen worden; dat ook elke bekwame slaaf; die geëmanci-
peerd wenschte te worden, en krachtens de wet het regt
had verkregen om eene gedwongene efiancipatie te vragen,
de fondsen zou verkregen hebben om dat doel te be-
reiken; en dat alzoo traps wijze en onmerkbaar, bin-
nen den tijd van negen of tien jaren, de slaverny zou op-
houden te bestaan, tegen eene opoffering door Groot-
Brittanje van omstreeks 70 oi £ 80,000, in eene reeks
van jaren te betalen. Doch het éénig antwoord, dat deze
slavenhouders^ die zoo begeerig waren om, zonder aanmer-
kel^k nadeel voor zich-zelven en zonder eene scheuring in
de maatschapp^, de algemeeae vrijheid te verspreiden, ont-
vingen, was: dat zulks nooit aan het ongeduld van het
Britsche publiek voldoen zou, hetwelk op onmiddellyke
«n onbepaalde vrijheid aandrong.
^Op deze wyze werd het doel vergdeld,, terwijl tevens
de wet gestreng werd gehandhaafd, en om de geringste
kastijding eene boete van nooit minder dan £ 10 aan el-
ken meester of meesteres (want somt^ds kon zelfs eene
meesteres wel eens haar geduld verliezen, en eener helle-
veeg een klap toedienen, wier doel en genoegen het was
hare meesteres tot de uiterste drift te tergen) werd opge-
legd. In gevallen van meer emstigen aard werden party-
en bij geregtelijk vonnis veroordeeld, en beliepen zeer
zware boeten ; tot dat de algemeene verfoeijing van de wet
en hare uitwerkselen zulk eene hoogte bereikte, dat het
niet te veel gezegd is, dat alle slavenbezitters naar den
dag verlangden, die een einde zou maken aan de p^ni-
ging, welke de geesel van deze wet hun deed ondervinden.
Deze zoo vurig gekoesterde wensch kwam eindel^k tot
vervulling door de Parlementsakte van Augustus 1833; en
in het begin des volgende jaars kwam een nieuwe Gou-
Digitized by
Google
DER HOLtiANDSGHB BOEREN, ENZ. 49
verneor (Sir Benjamin d'Urban)^ met Btrikte bevelen om
haar in werking te brengen, *
Door die akte werd de slavern^, van den l*^'*^ Decem-
ber 1834 af aan^ voor altoos in de kolonie vernietigd,
en moesten de nog aanwezige slaven, na. het doorgaan
van vier leerlingsjaren, op den 1'^*" December 1838 van
alle toezigt ontheven worden. Gredurende dien tusschentgd
van vier jaren zouden de verdschte schikkingen gemaakt
worden, om de, als schadevergoeding aan de slavenbezit-
ters, door de Britsche natie edelmoedig toegestane
£ 20,000,000, over de koloniën te verdeelen, en aan hen,
wier slaven in vr^heid gesteld werden, uit te betalen.
Het bedrag, aan elke kolonie, en meer bepaald aan eiken
slavenbezitter toe te staan, was dus vooreerst geheel en al
problematisch. Er werden door het Gh>uvemement schatters
aangesteld, die in last hadden om eiken slaaf persoonlijk
te onderzoeken, en met ter zgde stelling van alle beden-
kingen, uit een pretium c^ecHonis (zoo als wg regtsgeleer-
den het noemen) ontleend, ze alle onder zekere klassifi-
catiën brengen, en op eene gemiddelde waarde schatten
moesten.
Deze schatting werd met de meeste eerl^kheid en goede
trouw uitgevoerd (het district George alleen uitgezonderd,
waar tastbare omkooping had plaats gehad, en waar de
schatting ook later herzien en verbeterd is); en de rap-
porten deden zien, dat voor de 35,745 diaven, die zich in
de kolonie bevonden, eene som van omstreeks «f 3,000,000
zou gevorderd worden; alzoo tegen eene gemiddelde waarde
van £8b per hoofd.
Alle slavenbezitters erkenden het regt van het Gou-
vernement in de uitoefening van zijn ftdomimum eminenêf'"
om eiken privaatpersoon het een of ander eigendom, tot
bereiking van eenig algemeen nuttig doel, te ontnemen^
en schenen over het algemeen genoegen te nemen met
deze getaxeerde waarde, hoewel het (de prgzen in aan-
merking genomen, die de slaven doorgaans golden) in zeer
vele gevallen klaarblgkelijk was dat er zware verliezen
zouden geleden worden, inzonderheid door dezulken, die
4
Digitized by
Google
50 DE LANDVERHUIZING
slaven van de hoogste waarde bezaten ; doch spoedig bleek
het, dat deze schatting aan den regel van reductie ondên
hevig was, en dat het doel der schatting niet was, het
gemiddelde bedrag te bepalen, hetwelk ieder slavenbeziUer
ontvangen zou, maar alleen de evenredigheid die* aan
elke kolome uit het vergoedingsfonds van £ 20,000,000 zou
worden toegekend ; en uit die, door de Commissarissen in
het moederland gemaakte, berekening bleek het weldra, dat
in plaats van de £ 3,000,000, welke de slavenbezitters
aan de Kaap verwachtten te zullen ontvangen, Üun niet
meer dan de som van £ 1,200,000 zou worden uitgekeerd,
waardoor alzoo de gemiddelde getaxeerde waarde van eiken
slaaf, van «f 85 tot «f 33: 12 s. gebragt werd: en ik
kan geen treffender voorbeeld geven van het verlies,
door de eigenaars van kostbare slaven geleden, dan mgn
eigen geval, daar m^ voor een slaaf, voor wien ik meer-
malen £ 500 geweigerd had, en zonder moeite .é*600 zou
hebben kunnen maken, naar de hoogste gemiddelde waarde
van die klasse van slaven, niet meer dan £ 60 nominaal
werd toegewezen \ terw^l door de later gevolgde' wijze van
betaling, zelfs die nietige som nog tot op «f 47 of £ 48
werd verminderd.
Deze plotselinge en buitensporige vermindering van het
te ontvangen bedrag, waarop reeds geanticipeerd was, werd
voor vele familiën noodlottig, dewijl de kapitalisten, aan
wie vele dezer siaven in pand waren gegeven, voorziende
dat zg uit het vergoedingsfonds niet betaald zouden wor>
den, terstond regtsgediugen tegen de schuldenaars en bor-
gen instelden, hunne goederen en hun vee verkochten, en
op deze w^e menige achtenswaardige familie tot ramp-
spoed, zoo al niet tot; volslagene armoede bragten.
Doch de rampen der kolonisten waren hiermede nog
geenszins ten einde. Toen de hulp-commissie in de kolo-
nie zoo verre met haren arbeid gevorderd was, dat de
evenredige som, die aan eiken slavenbezitter kon worden
toegekend, bepaald kon worden, Jvemam men, dat die be-
dragen niet anders konden ontvangen worden dan bg de
Engelsche bank, en dat er, bij een aantal kantoren in Lon-
Digitized by
Google
DEK HOLLANDSGHE BOEREN, ENZ. 51
den^ eene menigte formaliteiten vervuld moesten worden, eer
men betaling erlangde. Terstond bemerkten z^, dat zg
hiermede aan de genade van zekere agenten werden over*
geleverd, door wie znlk^ alleen kon geschieden; en nu
beraamde men wederom eene zeer talrijke b^eenkomst
van slavenbezitters in de Kaapstad, die een smeekschrift
aan het Gouvernement inleverden, waarb^ men verzocht
dat het aan eiken persoon toegewezen bedrag hem rrin de
kolonie'' mogt worden uitbetaald, zoodat h^ ten minsten
de zekerheid verkreeg van de* hem hg slot van rekening
toekomende som, zonder eenige aftrekking te zullen ont-
vangen. Doch dit smeekschrift werd, ald ongeschikt of
onuitvoerbaar, volstrekt van de hand gewezen: en zoo
werden alle slaveabezitters (geen tien hunner hadden een
persoonlijken zaakgelastigde in Engeland), tot de noodzake-
Igkheid gebragt van hunne toevlugt te nemen tot eenige wei-
nige personen in de Kaapstad en Oraham's Town, die, zich
voordoende als uitsluitend met de yoorgeschrevene vor-
men bekend, deze certificaten van 11 tot 20, ja in de
grensdistricten, naar ik met zekerheid meen te weten, zelfs
van 25 tot 30 procent disconto opkochten: waardoor zg
deze ellendige kleinigheid, die reeds tot op een derde van
de door de Gouvemementsschatters zelve getaxeerde waarde
hunner slaven herleid was, nu nog tot op omstreeks een
vgfde van dat bedrag zagen insmelten. En is het dan
wel te verwonderen, dat velen, op deze wgze tot volsla-
gene armoede gebragt, geene palen meer kenden in hun-
nen haat jegens een Gouvernement, hetwelk, in zijnen gver
om iets groots en loffelgks daar te stellen, volstrekt niets
ontzag, zonder eenige de minste acht te slaan op de reg-
ten en belangen der meesters; en dat sommigen hunner
zóó verbitterd werden, dat zg tot op dezen dag de hun
toegewezene nietige som, hoezeer ook herhaaldelijk tot
het ontvangen daarvan opgeroepen, met verontwaardiging
hebben afgewezen ; zoodat het koloniale Gouvernement op
dit oogeublik nog omstreeks £ 5000 onuitbetaald in kas
houdt, 'welke zij, die er toe geregtigd zijn, niet ontvan-
gen willen: daar de kwitantie daarvoor hen slechts be-
4*
Digitized by
Google
52 DB lAndyerhcizinq
rooven zou van hetgeen zij als een welgegrond r^t van
aanklagte beschouwen.
In dezen stand van zaken dan, nadat de meeste sla-
venbezitters hunne nominale vergoeding tot op de kleinst
mogel^ke fractie hadden zien verkruimelen, verrees de zon
op den merkwaardigen 1'^° December 1838, om met ha-
ren glans een dag van algemeene en onbepaalde vrgheid
van alle personen van Zuid-Afrika te verlichten: en het
is niet meer dan regtvaardig, hierbg te voegen, dat het
volmaakt rustige gedrag, waarmede die zegen door 35,000
menschen begroet en aangenomen werd, hunne geschikt-
heid voor het genot der voorregten, waarin zij zich nu reeds
dertien jaren mogten verheugen, ten volle bewezen heeft.
Doch ook geene woorden zgn in staal om de uitwerking
te schetsen, welke die dag op de vooruitzigten van de be-
langen des geheelen landbouws *door de gansche kolonie
heeft uitgeoefend.
In en nabg de Kaapstad, waar eene groote bevolking van
vrije zwarten, en ook van andere personen, gewillig om zich
in dienst te begeven, bestond, was deze gereed om de plaats
der geëmancipeerde slaven te vervullen, zoodat het vertrek
van dezen (hoezeer dit altoos met eenig ongerief en beko-
mende kosten gepaard ging), toch eenigermate te vergoeden
was: doch geene pen kan beschrijven hoe, in de buitendistric-
ten, deze uitw^king gevoeld werd. Meesters en meesteressen,
die, nog den avond te voren, 10, 50, ja 80 personen tot de
bearbeiding van uitgestrekte landhoeven in dienst hadden,
zagen op één oogenblik alle hunne werkzaamheden verlamd,
alle hunne plannen verwoest. Green geld, geene beden kon*
den ook maar één enkelen dezer nu vrye lieden bewegen om
dien dag over te bleven. Even zoo goed zou eeno dame, die
een lievelingskanarietje maanden of jaren in zgne kooi had
gehouden, hebben kunnen verwachten dat het, na de opening
der kooi, er in zou blijven, als dat de smeekbeden der mees-
ters of meesteressen b^ zulk eene gelegenheid iets zouden
vermogen; en daar een ongeluk, zoo als het spreekwoord
zegt, nooit alleen komt, was de dag dezer algemeene eman-
cipatie, zonder eenig nadenken, of zonder eenige sparing van
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN; £MZ. 53
de algemeene belangen der kolonie, juiat midden in den
tarweoogst bepaald geworden, die er in niet geringe mate
onder leed; want al mogten, in zeer weinige gevallen, sonmiige
bevrgden^ door groote belooningen, ook nog worden overge-
haald om den te velde etaanden ooggt te maaijen: ook z^
volgden onmiddellijk daarna kunne lotgenooten, die alle
naar de steden en vlekken stroomden, waar zg terstond
arbeid en goed loon konden vinden; zoodat op dien dag
niet alleen vele der landbouwende boeren zich tot gebrek
en armoede gebragt zagen door de schamele nietigheid der
ontvangene vergoeding; maar nog daarenboven beroofd
werden van het éénige middel om hunne hoeven, voor het
vervolg, tot voordeel te bebouwen. £n al heeft zich te-
genwoordig de rampzalige toestand, in of nab^ de Kaap-
stad ten minste, door het langzamerhand terug keeren van
▼ele dezer gewezene slaven tot hunne vroeger gewone
bezigheden, ook al eenigermate verbeterd, dewgl de boe-
ren, door de nabijheid der markt, in staat, of liever ge*
genoodzaakt waren, om een hooger arbeidsloon te geven:
in de oostel^ke grensdistricten bleef zulks nogtans onmo-
gelijk, en de aldaar wonende landbouwers zagen zich ten
eenenmale beroofd van ieder spoor van arbeid tot bebou-
wing hunner hoeven, of zelfs tot het hoeden hunner kud-
den of veedriften.
III. Thans ga ik over tot de derde en laatste oor-
xaak van algemeen misnoegen in de oostel^ke provinciën.
In m^ne vorige lezing meldde ik reeds, dat, na den
oorlog van 1812, de Kaffers geheel en al buiten de Kaap-
kolonie waren gedreven^ en dat eene reeks van met el-
kander in verbindtenis staande forten, op korte afstanden
langs de g^eele grensl^n, het land tegen den aanval van
eiken roofzuchtigen Kaffer beveiligde: d»ch het was klaar-
bl^elijk dat zulk een systeem alleen door onophoudel^ke
waakzaamheid kon worden volgehouden, ondersteund door
eene sterke militaire magt, voornamelijk kavalerie, om het
tnsBchenliggende land schoon te vegen; en gedurende meer
dan twee jaren na dit tijdstip, werden, in vereeniging met
Digitized by
Google
54 DE LANDVfiRUUIZIHG
de militaire detachementen, een aantal gewapende bur-
gers uit ieder district regelmatig rrgekommandeerd'\ en
onder militaire tucht gehouden^ om die posten te bezetten.
Oc zelve heb partijen uit de Worcester- en Clanwilliams-
districten langs de Vischrivier gestationeerd gezien, die
reeds achttien maanden lang djen afmattenden pligt hadden
volgehouden. Op hunne onophoudelyke klagten nogtans wa-
ren zg langzamerhand ontslagea geworden ; doch ongelukki-
gerw^ze was de militaire magt, ten gevolge der groote
vermindering van het leger na den algemeenen vrede van
1815, niet alleen grootelijks verzwakt; maar ook het talrij-
ke en waakzame ligchaam der kavalerie, hetwelk tot dus-
verre eene snelle gemeenschap tusschen al deze posten on-
devhouden had, werd, insgelijks uit de kolonie verw^derd;
zbodat het noodig werd, de meeste dezer stations op de
buitenste grenslijn te verlaten, en de verdediging van dat
land tot de hoofdkwartieren te Graham's Town en een
of twee andere afgelegene stations te beperken.
De Kaffers (en voornamel^k die uit den stam T'sambie
en Congo, die uit hunne geliefkoosde verbleven in Lower
Albany waren verdreven geworden) wachtten slechts op
de gelegenheid, om die landstreek trapsw^ze te herove-
ren, en hervatteden hun systeem van plundering, waardoor
zij dat oord zóó onveilig maakten, dat de grensbewoners
in November 1816, in de sterkste bewoordingen hunnen nood
te kennen gaven, hoe al de voordeden van het groot kom-
mando van 1812 waren te loor gedaan, en dat zij zich
genoodzaakt zouden zien, om hunne hoeven op die grens-
Ign te verlaten.
Deze klagten gaven den toenmaligen Gouverneur, Lord
Charles Somerset, aatleiding, om zich, in April 1817, naar
de grenzen te begeven, waar h^ een formeel gesprek met
Gaika, T'sambie e» de meeste andere groote opperhoof-
den hield, die (als gewoonl^k) zich ten sterkste geneigd
verklaarden tot bewaring van den vrede ; terwijl zij de schuld
van de plunderingen, waarover men zich beklaagde, op
jeugdige krijgslieden wierpen, die zonder hunne goedkeu-
ring op deze strooptogten waren uitgegaan. Doch toen zij
Digitized by
Google
DEK nOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 55
de verzekering ontvingen, dat er gecne weêrwraak geno-
men zou worden, en dat het Goavemement hun land noch
hun vee behoefde, schijnen zij een tijd lang met goed gevolg
hunnen invloed te hebben gebezigd ; daar het land, van toen
af aan, zich weder in eene korte poos van volmaakte rust
en veiligheid verheugen mogt.
Vele boeren uit het binnenland kwamen dien ten gevolge
hunne landerijeif in het Zuurveld weder in bezit nemen,
en het was opmerkelijk, dat de stam der Amakozees, on-
der Gkiika, die zich destijds onder de geestelijke leiding
van den eerw. Williams bevond, de getrouwste was, om
zgne verbindtenis jegens het Gouvernement gestand te doen.
Doch daar de kudden der boeren al spoedig vermeer-
derden, bleken deze eene onwederstaanbare aantrekkings-
kracht op de stammen van T*sambie en Congo uit te oe-
fenen, die, onder bescherming van de Kap- en van de Yisch-
rivier-bosschen, ten allen t^de in Albanj konden komen.
In 1818 werd het oude systeem van plunderen en stroo-
pen weder opgevat en op eene groote schaal uitgeoefend,
en wat merkwaardiger is, hetz^ zulks door familie-vecten
ontstond, dan wel, (zooals z^ openlijk voorgaven) daaruit,
dat Gaika een al te getrouwe bondgenoot van het Britsche
Goavemement was, zij verklaarden hem openlijk den oor-
log, gaven hem in een veldslag de nederlaag, bemagtig-
den zijne vrouwen en kinderen, en dreven hem op die
w^ze als met geweld naar het Gouvernement om bescherming.
Daar Gaika zich sedert het traktaat van 1817 altoos
getrouw betoond had, zond het Gouvernement eene mili-
taire magt, onder den Kolonel Brereton, ten einde hem
te ondersteunen en in het oppergezag te herstellen. Nu
volgde eene reeks van gevechten, waarin T'sambie en Con-
go ten eenenmale verslagen werden. Gaika werd in zijn
vorig gezag als opperhoofd hersteld, terwijl men zich mees-
ter maakte van eene groote menigte vee, hetwelk tusschen
den stam van Gaika en dezulken der boeren, die tot ver-
sterking van.de militaire magt waren opgeroepen, verdeeld
werd.
De toenmaals uitgezondene magt, hoezeer voldoende om
Digitized by
Google
56 DE LAMDVEHHUlZINa
deze tuchtiging ten uitvoer te brengen, was nogtans ta
zwak om alle passen en toegangen in de kolonie af te
sluiten en te bewaken, zoodat deze stammen al spoedig
hunne vijandeiykheden wederom opvatteden, of liever voort-
zetteden, waarby zij al de kunst en bekwaamheid in het voe-
ren van zulke oorlogen, waarin zij sedert zulke volmaakte
adepten geworden zijn, ten toon spreidden. Hunne kansen
afwachtende op het voordeelige terrein, hetwelk zij op den
ooster-oever van de Yischrivier bezet hielden, deden zg
twee gelukkige uitvallen op trvee zwakke militaire patrouil-
les, die langs die rivier op marsch waren, in beide waar-
van de kommandanten (Kapitein Gethin en Luitenant Hunt)
en een groot aantal soldaten vielen. De eerste (kapitein
Gethin) was, zonder uitzondering, een der dapperste offi-
cieren in Z^ner Majesteits dienst, die de rr verloren hoop^'
in de stoutmoedige bestorming van St Sebastiaan gekom-
mandeerd had, en de eerste geweest was, om den Britschen
standaard op die muren te planten, die de moorddadigste
en best aangevoerde bestormingen tot tweemalen toe geluk-
kig wederstaan hadden.
Tot straf dier onophoudel^ke aanvallen, werd, in Maart
1819, een tweede rrkommando," onder bevel van Kolonel
Wiltshire (de veroveraar van Kelat), uitgezonden; welk
rrkommando," uithoofde der geringe militaire magt in de
kolonie, hoofdzakelijk bestaan moest uit de oproeping tn
mcuaa van de mannel^ke bevolking der oosteiyke en wes-
telgke provinciën. Maar terw^l de uit elke dier verw^derde
districten bijeengeroepene partyen zich verzamelden, en
hunne nadering verhinderd werd door die noodlottige ziekte
(de paardenziekte), die met zekere tusschenpoozen in de
oostel^ke provinciën uitbreekt, en b^na alle in het veld
gehoadene paarden wegmaait, zag men door deze stammen
van T'sambie en Congo, aangevoerd, of liever (zoo als in
den tegenwoordigen oorlog) opgestookt door een dier too-
verdoctors >), die er somtgds in slagen, om hen tot een
.1 I ■ I •
* De naam van dezen tooverdoctor was »fLyni:."*Hg werd later
gevangen genomen en in ballingschap naar het Robben-eiland ge-
vonden, van waar hij, met twee of drie andere misdadigers, eene
wanhopige poging deed, om, door middel eener door hen bemag-
Digitized by
Google
DER HOLLAMDSCUB BOEREK, ENZ. 57
toestand van geestdryver^ op te winden, een plan opvat-
ten^ hetwelk men, tot op dien tijd, onmogeiyk van hen zou
hebben kunnen verwachten. B^ het krieken van den dag
uit de bosschen der Vischrivier opgebroken, zag men hen
weldra ten getale van 8 of 10,000 man den oostelijken
gezigteinder verduisteren, en in slagorde oprukken tot een
aanval op het militaire hoofdkwartier te Graham's Town
zelve. Door eene beschikking der Voorzienigheid, bevon-
den zich juist twee veldstukken (zesponders) daar ter plaatse,
waarmede de toen aanwezig z^nde geringe militaire magt on*
verwijld uitrukte, om den inval te keeren ; doch door groote
overmagt omringd en in het naauw gebragt, werd z^ tot
eene achterwaartsche beweging genoodzaakt, en het was
niet voordat zij hare laatste stelling in en tusschen de
weinige huizen, die dest^ds dat vlek uitmaakten, genomen
haddeuy dat de op de v^anden afgeschotene doodel^ke druif-
trossen en schrootzakken hunne werking deden^ en hen
tot den aftogt dwongen.
Deze ontwikkeling hunner magt en vermetelheid, en de
gevaarl^ke toestand waarin de grenzen op den duur ver-
keerden, dwongen onze overheden, om geloof te slaan aan
de stelling, die 4iun reeds jaren te voren nadrukkelijk was
verkondigd geworden; te weten: dat het eene physische
onmogel^kheid was, de grens te beschermen, zoo lang
het digte woud van de Vischrivier in het bezit der Kaf-
fers was. Dien ten gevolge werd eindel^ aan Kolonel
Wiltshire bevel gegeven^ om de ka£fers uit het land tus*
flchen de Viachrivier en de Keiskamma te verdreven, en
dat land, hetwelk meer open en gemakkel^k te verdedi-
gen waS; in te nemen en te bezetten.
Dit kommando (of deze tweede algemeene oorlog) werd
met een volmaakten uitslag bekroond. Men bragt eene
sterke koloniale magt b^een, en door een reeks van za^
mengestelde en schrandere operatiën, werden de Kaffers'
ten eenenmale uit die schuilhoeken verdreven ; terwijl het
■ ■ m
tigde boot, te ontsnappen: doch terw^l z§ het tegenoverliggende
stxaad vaa Blauwberg poogden te bereiken, sloeg de boot om, en
al de vlngtelingen verdronken.
BCHBIJYEB.
Digitized by
Google
58 DE LANDVERHUIZING
land tusschen de Vischrivier en Kieskama door de krygs-
magt van bet Oouvemement bezet werd.
Maar zelfs toen nog, was bet koloniale Gouvernement
zóó afkeerig van de uitbreiding zijns grondgebieds, dat er
reeds bevelen waren gegeven, om die tusschenliggende
landstreek weder aan Gaika en zgn stam terug te geven,
daar bij sedert 1813 er altoos in geslaagd was, om het
Gouvernement te overtuigen, dat by er steeds onschend-
baar aan verknocbt was gQweest, terw^l hg beleed zijn le-
ven en de herstelling in zijn gezag, bij den oorlog van
1817, er aan te danken te hebben. Doch met dat alles
ontdekte men, gedurende deze krijgsoperatiën, dat zgne
lieden zich onder de rangen bevonden van hen, die Gra-
ham's Town openlgk hadden aangetast; dat vele zijner
voornaamste opperhoofden er een werkzaam deel in geno-
men hadden, en dat zijn voornaamste tolk, Hendrik Nootka,
doodgeschoten was, op het oogenblik zelve dat hij, in den
aanval op Graham's Town, Kolonel Wiltshire, gepoogd had
te doorsteken.
Alvorens eenigen afdoenden maatregel ten opzigte van
die bedoelde landstreek te nemen, begaf Lord Charles So-
merset zich in 1819 andermaal naar de grens, alwaar een
formeel traktaat met Gaika en alle op Somerset Mount
verzamelde Kafferhoofden tot stand kwam. Hij wees hun
de volstrekte noodzakelijkheid aan, waarin hunne onophou-
delgke aanvallen gedurende de laatste zeven jaren het
Gt)uvemement gebragt hadden, om die landstreek bij de
kolonie in te lijven, en met hunne volkomene toestemming
werden • de artikelen vastgesteld, waarbij bepaald werd :
rrdat alle' Kaffers het land tusschen de groote Vischrivier
en de Keiskamma, en van de grens der kolonie aan de
tegenovergestelde zijde, tot aan eeno lijn, van den Winter-
berg tot de bronnen van de Keiskamma getrokken, ver-
laten zouden;'* terwgl nogtans cene verdere bepaling in-
hield, dat dit land niet door de boeren bezet zou wor-
den, maar open zou blijven liggen, om, als het ware, '^cn
onzijdigen grond tusschen de beide natiën te vormen. ^V^
Het moet ons, die de zaken nadat zij gebeurd zijn en na .
Digitized by
Google
DER H0LLAND8CHE BOEREN, ENZ. 59
een t^dsverloop van vele jaren beoordéelen, zekerlijk niet wei-
nig bevreemden, dat lieden, met zulke verstandelijke vermo-
gens begaafd als de toenmalige Gouverneur en zij die hem als
raadslieden omringden, in zulk eenen maatregel konden tre-
den, die het meest alledaagschc gezonde verstand van den
eenen of anderen deskimdigen boer terstond zou voorspeld
hebben dat op nieuw eene bron van eindeloozen twist worden,
en met der daad alles ougedaan zou maken wat te voren
gedaan was.
Naauwelgks was de Gouverneur in do Kaapstad terug-
gekeerd, of kleine partijen Kaffers begonnen dien grond
op nieuw te verontrusten, en toen in 1820 en 1821 het
bestuur der kolonie zich in handen van Sir Rufane Don«
kin bevond, zag hy onmiddell^k de dwaasheid* van zulk
een traktaat in. Hij begaf zich naar de grens, en bragt
eene w^ziging in de gemaakte bepalingen te weeg, waar-
fa^ de Kafferhoofden verklaarden, dat, hoezeer z^ de ves-
tiging van afgezonderde boeren in de bewuste landstreek ten
sterkste afirieden (als die zekerlijk geplunderd zouden worden,
hetwelk den oorlog tusschon de natiën op nieuw zou doen
ontvlammen), zij nogtans toestemden, dat er militaire pos- '
ten in gevestigd zouden worden, en dat onder hunne be-
scherming een ligchaam van Britsche .uitgewekenen, die
toen juist in het district van Albany waren aangekomen,
nab^ die posten geplaatst en geconcentreerd zou worden.
Ten gevolge dezer overeenkomst dan, werden de mili-
litaire posten van Frederiks Burg en Fort Wiltshire aan-
gelegd, en elk met eene genoegzame militaire magt bezet,
als eene voorhoede tot bescherming van onze grens; ter-
w^l intusschen de aandacht van het Gouvernement in het
moederland op de geschiktheid van het Albany-district
gevestigd was geworden, alwaar, met toestemming van het
Parlement, 5000 emigranten aankwamen, aan welke lan-
deryen werden uitgedeeld, en die, naar men hoopte, de
kern zou worden van eene nijvere bevolking, en tevens de
herovering van dat district door de Kaffers zou beletten.
Alles wat eene verlichte en menschlioveude staatkunde
kiOn aanraden, werd nu in het werk gesteld om vriend-
Digitized by
Google
60 DE LANDVEBHUISINa
schappelijke betrekkingen met de Kafferstammen tebevor*
deren. Er werden jaarmarkten aangelegd, waar z^ koopen
en verkoopen mogten wat z^ behoefden of watzg wensch-
ten van de hand te doen; paspoorten werden aangebo-
den aan allen die binnen de kolonie wenschten te komen,
en voor eene korte poos ademde alles vrede en vriend-
schap. Doch ongelukkigerwijze werd, na de aftreding van
Lord Charles Somerset, de staatkunde van den onzijdigen
grond te bezetten, verwaarloosd ; de post van Frederik's
Burg werd opgeheven; de aanvragen van emigranten om
landerijen in dat district werden geweigerd, en dezulke,
die gedeeltelijk toegestaan of beloofd waren, ingetrokken;
en tot hunne verbazing zagen de Kaffers, dat het been
waarom men gestreden had, en hetwelk zij zich zoo be-
zwaarlijk hadden laten ontrukken, hun weder vrijwillig was
overgegeven. Dien ten gevolge zag men weldra kleine par-
tyen Kaffers zich trapswijze in bezit van het land stel-
len ; en alhoewel het tot geene openlijke vredebreuk kwam,
maar zij, integendeel, nog steeds werden aangemoedigd
om de jaarmarkten te bezoeken, en vriendschappel^ke be-
trekkingen met de nieuwelings aangekomene emigranten
aan teknoopen, die vrijel^k met hen verkeeren eü han-
delen mogten, ging er toch geene maand voorbij, waarin
niet het een of ander vee gestolen of het een of ander le-
ven te betreuren was, zoodat de uiterste waakzaamheid
vereischt werd om eene algemeene inbreuk over of aanval
op de grenzen te verhoeden. Om eiken zoodanigen aanval
te stuiten, werd het Kaap-korps, hetwelk nu b^na de ge*
heele grensbescherming uitmaakte, trapswigze in een ka-
valeriekorps veranderd, hetwelk dan ook die grenslijn te-
gen allen openbaren aanval krachtdadig beveiligde ; doch
die aanhoudende toestand van onzekerheid strekte zich wel-
dra tot de Winterberg- en Somerset-districten uit, zoodat
langs de geheele lijn van die landstreken geen enkele boer
z^n leven of bezitting veilig mogt achten. In 1828 stierf
het oude opperhoofd T'sambie; zijn dood werd in 1829
spoedig door dien van G-aika gevolgd^ en binnen korten
tyd greep er eene zeer merkbare verandering in deze twee
Digitized by
Google
DER H0LLAND8CHB BOËRBN, ENZ. 61
grooto stammen plaats, die onmiddell^k aim onze grenzen
paalden. T'aambie's opvolgers waren Pato, Eama en Co-
bos Congo. Deze badden zeer veel omgang met de emigran-
ten, en waren^ onder de doelmatige leiding en het onderwas
van den eerwaarden William Shaw^ in zeden en gevoe-
lens aanmerkel^k vooruitgegaan, terw^l de uitwerking van
die zedelgke verbetering spoedig blijkbaar werd in hunne
meer ernstige begeerte tot behoud van den vrede met de
kolonisten.
De stam der Amakozees, integendeel, geraakte nu onder
het bestuur van Macomo en Tjalee. De eerste hunner,
hoewel hij Gaika's oudste zoon was, van moeders z^de
niet van zulke hooge afkomst zijnde, werd niet als éénige
of hoogste opperheer erkend, doch scheen een gelijk ge-
zag met zijn jongeren broeder Tjalee te verlangen. Merk-
waardig is het, dat Kolonel Scott, van den eersten (Maco-
mo) sprekende^ reeds in 1822, als profetisch zeide: rrdat
h^ de kolonie eenmaal veel verdriet scheen te zullen
veroorzaken;" hoewel Kolonel Scott weinig verwachten
kon, dat dit opperhoofd zich gedurende dertig jaren zoo
gedacht zou maken, als hij zich tot op dit oogenblik ge-
daan heeft.
Onder hun gezag werden de Amakozees al stouter en
vermeteler, zoodat het Gouvernement zich genoodzaakt zag
om een post op het fort Beaufort te vestigen. Doch om-
streeks dien tgd had er, eenigzins in betrekking tot dat
district, een* zonderling voorval plaats, hetwelk niet met
stilzwijgen mag worden voorb^gegaan.
Chaka, het groote opperhoofd der Zulu's, dit geheele
distriet ontvolkt hebbende, deed, in 1828, met eene ge-
weldige overmagt, een verwoestenden inval in het eigen-
lijke Kafferland. Na die landstreek overstroomd en het
land der Amaponda's verwoest te hebben, dreef h^ het
overschot van alle deze stammen, onder den naam van
Feteanee, op de Kaffers ; en zóó groot was de schrik van
zgn naam, dat de laatsten de hulp van het Gouvernement
tegen dezen geduchten vgand inriepen. De geheele burger-
magt op de grenzen werd met spoed onder de wapenen
Digitized by
Google
62 DE LANDVERHUIZING
geroepen; er \rerden troepen verzameld, en deze magt,
na de Kye overgestoken te zijn, naderde de Umtata, waar,
in eenige Bchèrmutselingen, de gevreesde v^and werd
terug gedreven : hoewel ik geloof, dat het tot op dezen dag
een onbeslist punt is, of de aldus verslagene vganden
een gedeelte vicn Chaka's kr^gsmagt, dan wel stammen
van Amaponda's en • anderen waren^ die de vlugt voor
hem genomen hadden. Hoe dit zg, nadat deze afmattende
pligt weder volbragt was, week Chaka terug, en werd in
dat district, nabij de Umvoti-rivier, door zijn broeder
Umslangaan en andere z^ner raadslieden vermoord; terwijl
deze alle, slechjis weinige dagen later, op hunne beurt door
Dingaan vermoord werden, die op deze wgze het onbe-
twiste opperhoofd van de Zuln's werd.
De destgds door het Gouvernement ontwikkelde magt,
en de aan de Kaffers verleende onverwijlde hulp, toonde
hun op nieuw de ernstige begeerte van het Gotivemement
om don vrede met heïi te bewaren; en hiervan ontvingen
z^ by zekere gelegenheid nog een in het oog vallend
bewijs. Daar zekere boer namelijk geklaagd had, dat hem
120 stuks vee was ontstolen geworden, waarvan men het
spoor in zekere kraal der Kaffers meende ontdekt te heb-
ben, werd de Luitenant Ross naar die kraal gezonden,
om hetzelfde getal vee op te eischen, hetwelk hem dan
ook werd uitgeleverd; doch toen de boer nu, weinige
dagen later, berigtte, dat het vee, hetwelk h^ gemeend
had gestolen te z^n, elders door hem was wadergevonden,
werd al het opgeëischte vee terstond weder aan de kraal
teruggegeven, die het had moeten uitleveren.
Uit zulke daadzaken hadden de Kaffers behooren te
besluiten, dat het Gouvernement niets anders dan vriend-
schap jegens hen beoogde; doch sedert den ongelukkigen
stap ten aanzien van het onzijdige of afgestane grond-
gebied, scheen eene ingekankerde kwade neiging hen on-
ophoudelijk te bezielen. Van het oogenblik af aan, dat
de Kaffers bespeurden, dat die strook gronds niet in besit
genomen, of militair bewaakt werd, lieten z^ niet af met
verzoeken om vergunning, dat zij ze ten minsten bewei-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSGHë BOEREN, ENZ. 63
den mogten. Dit eenmaal toegestaan z^nde, bouwden zij
er natuurlijk hunne hutten, begonnen er al verder tuinen
aan te leggen en te bebouwen, en stelden zich zoo van
HeFerlede in het geheele bezit. Doch toen er wederom
diefstallen binnen de kolonie plaats hadden, werd er, na
onophoudelijke en over het algemeen vruchtelooze pa-
trooilles om het vee terug te bekomen, eene sterke mili-
taire magt naar dat grondgebied afgezonden, om de
roevers daaruit te verdrijven. £r werd een algemeéne
tegenstand geboden, zoodat men genoodzaakt was de hut-
ten te verbranden, de tuinen te verwoesten, en de in-
dringers wedei: over de Eeiskamma te drijven ; tot dat, na
een of twee saizoenen, op dringende smeekbeden, waarbij
men zich op verwoestende droogte en schrale oogsten be-
riep, de vorige vergunning op nieuw verleend werd, om
ook straks weder door nieuwe stouthj^den en nieuwe straf-
fen, verbranding van hutten en verdr^ving buiten het
grondgebied, gevolgd te worden.
Een leven in dezen toestand van onrust, moesten al de
grensbewoners zich veertien jaren lang getroosten.
Er was wel geen verklaarde oorlog met de Kaffers, doch
^^ guig geene week 'voorbij, zonder de eene of andere
berooving of plundering. Op deze wijze zagen de omlig-
gende boeren hunne kudden gaandeweg afnemen en lang-
xaam versmelten door onophoudel^ke strooper^en, hetzij
van jonge Kaffers, begeerig naar het bezit van eenig vee,
om er zich vrouwen voor. te koopen; hetzij door ouderen,
die, in hunne kraien tot verval of armoede geraakt (op-
gegeten werden, zoo als de Kaffers dezen toestand noe-
men), zich weder tot rijkdom of magt zochten te verheffen.
In alle zulke gevallen nogtans, werd de boer^ die zich
over deze roovenjen beklaagde, door de autoriteiten vrij
algemeen van overdrijving, of van regelregte valschheid
zijner aanklagte beschuldigd, en wanneer hij, in zijne po-
gingen om z^n vee weder te krijgen, met de Kaffers
handgemeen geraakte, werden de laateten meestal veront-
schuldigd, terw^l de boer. nog eene berisping moest ver-
duwen; zoodat het maar al te duidelijk bleek, dat het
Digitized by
Google
G4 DB LAMDVBRHÜIZINa
Gouvernement geene kennis wenschte te nemen van een
toestand van onzekerheid, die .het hoopte dat langzamer-
hand van zelve zou voorb^gaan; terw^I het, zoo het er
zich aan gelegen liet liggen, onverm^delgk den oorlog
aan de Kaffers zou moeten verklaren.
Van dit beginsel dan uitgaande, wilde het Gouverne-
ment de uitgestrektheid van het kwaad niet erkennen, en
scheen eerder geneigd, om zijne onderdanen aan deze
verliezen bloot te stellen, dan den strijd met een v^and
te beginnen, dien het zich liever van den hals wenschte.
Gedurende dit zelfde tijdvak had men, door de bezoeken
van Luitenant Farewell en Kapitein King, eenige oppervlak-
kige kennis bekomen van do gunstige gesteldheid van het
district van Natal, en toen de verhalen van verscheidene
hunner reisgenooten aan de Kaap bekend werden, vormde
zich weldra een genootschap tot een nader onderzoek van
Zuid- Afrika; terw^l Dr.Smith, met een aanzienlek gezel-
schap van reizigers, ten volle werd uitgerust, om er den
toestand en de voordeden van te onderzoeken, en daarvan
verslag te doen. Het gelukte hem, de baai van Natal na-
der te onderzoeken, waarbij tevens aan Dingaan, in z^ne
hoofdstad van »»ümkongloof' een bezoek werd gebragt
De berigten die hij medebragt, trokken de aandacht der
HoUandsche boeren naar dit district, en wekten in hen
het denkbeeld op, om er zich neder te zetten. Zij bragten
in stilte veertien wagens bij elkander, en een gezelschap,
onder het bestuur van Piet Uys, Jacobus Ujs, Johannes de
Lange, Stephanus Maritz en Gerrit Rudolph, vertrok in den
aanvang van 1834 van Uitenhage, den weg nemende
langs de oostelgke helling van den Drakenberg, nagenoeg
het zelfde spoor volgende, langs hetwelk Dr. Snuth met
z^n reisgezelschap dit district bezocht had. Hunne aan-
komst was den weinigen Engelschen, die zich langs de baai
hadden nedergezet, eene aangename verrassing, waar de
heeren Ogle, Toohey en King (thans de éénige nog in
leven geblevenen van deze volkplanters), hun eene harte-
l^ke ontvangst boden, en uit wier verhalen, zoowel als
uit hunne eigene uitstappen en ontdekkingstogten, zij weldra
Digitized by
Google
DER HOLLAM0SCHE BOEBEN, ENZ. 65
tot -het beBluit geraakten^ dat dit voor hen en hunne lands-
lieden een allesdns geschikt land zou z^n. Zg vertoefden
hier eenigen tgd al jagende en het land onderzoekende,
en zouden hunne togten nog verder hebben uitgestjrekt,
zoo zg niet plotseling waren afgeschrikt geworden door de
Jobstgding, dat de Kaffers een algemeenen inval in de
oostelgke provinciën gedaan, en idzoo de aanleidfeg hadden
gegeven tot een derden Kaffer-oorlog.
Dit dwong hen tot een haastigen terugtogt, waarop het
hen, door eene bgzondere zorg der Voorzienigheid, gelukken
mogt, het geheele Kafferland door te trekken, zonder aan-
gevallen te worden; terwgl de Kaffers, hun eigen land
verlaten hebbende, het oogmerk schenen te hebben; om
de oostelgke districten der kolonie te verwoesten.
Sommige der bgzonderheden van dien oorlog, als on-
middellgk op de uitgewekene boeren drukkende, benevens
hunne redenen tot eene algeheele landverhuizing in groote
benden, moeten nogtans voor eene volgende lezing be-
waard blijven, waarin ik hen tot op hunne nederzetting
in dit district hoop te begeleiden, en aan. te toonen, hoe
zg er eindelgk in slaagden, om dat doel te bereiken per
varioê ciuus et tot discrimma rerum (langs verschillende
wegen en talrgke lotgevallen.)
Door menig ramp en zorg bereikten zij Natal,
Voor hen een land van rust^ waar de onspoed einden zal.
Mgne laatste lezing bragt ons tot op den door eenige
HoUandsche boeren gemaakten uitstap naar dit district, met
het doel om er de gesteldheid van te onderzoeken, en tot
den algemeenen toestand der oostelgke grens, tgdens den
derden algemeenen Kafferoorlog van 1834. Dat jaar heeft
zich (zoo als reeds gezegd is) gekenmerkt door de aanvaar-
ding des bestuurs van Sir Benjamin d'Urban, ongetwijfeld
de beste Gouverneur, waarmede de Kaap-kolonie immer is
5
Digitized by
Google
66 DE LANDVËRHUIZINa
begunstigd geweest. Reeds terstond na zijne optreding werd
hij tot twee zeer ernstige pligten geroepen. De eerste was:
de organisatie en in werking brenging van een Wetgevenden
Raad, die der kolonie dcst^ds was vergund geworden als
eene eerste schrede tot meer liberale staatkundige inrigtin-
geA*, de andere: verschillende w'ëtten en reglementen daar
te stellen, ^Is gevolgen van de vernietiging der slavernij,
en de verplaatsing der gansche slavdnbcvolking in den toe-
stand van leerlingen voor een bepaald t^dvak. Het valt
ligt te begrijpen^ dat een bestuurder, die ieder aan het ko>
loniaal Gouvernement ingezonden stuk aandachtig las, en
ieder daaruit voortvloeiend document naauwlettend over-
woog, b^ de vervulling van zulke 2 waarwigtige pligten wel
géén tijd kon overhouden; terwijl daarenboven (zoo als ik
zelve getiiigen kan) zijn geest op eene hoogst onaangename
wijze werd aangedaan door de treurigste berigten omtrent
den toestand der grenzen, en onze betrekkingen met de
KafFerstammen.
De meer invloedi*ijke grensbewoners en de openbare druk-
pers te Graham!s Town, stelden die grenzen voor, als iri
een zeer verontrustenden en gevaarlijken toestand verkee-
rende^ terwijl de Kaffers eene onverholene vijandige gezind-
heid aan den dag leiden. Deze, daarentegen, werden door
eene zekere partij in de Kaapstad^ onder den invloed van
den eerwaarden dr. Philip en van den 'uitgever van den
Qommercial Advertiser, voorgesteld als zeer vreedzaam ge-
zind, en gereed om, in op regtvaardigheid en billijkheid
gegronde schikkingen te treden, terwijl men alle van
de grenzen inkomende verontrustende berigten niet alleen
aan bevreesdheid toeschreef, maar zelfs ook aan de lage
en onwaardige dr^fveer van eigenbaat, als wenschte men
slechts eene sterke militaire magt, en bijgevolg een groot
vertier in die provincie te bekomen. De versmadende toon,
waarop die part^ zoowel de voorstellingen der kolonisten
algf die van het vorige Gouvernement, betrekkelijk den ge-
vaarlijken toestand van dat gedeelte der kolonie^ behan-
delde, kan niet beter worden aangetoond dan door de aan-
haling van de volgende regelen uit een der nommers van
Digitized by
Google
DER UOLLAMDSCUK BOEREN^ ENZ. 67
den Qmimercial AdverHsei^ eenigen lijd vóór de aankomst
van sir Benjamin d'Urban in de Kaap-kolonie :
rrDe moorden, door de Kaffers gepleegd, waarvan het
koloniaal Grouvemement zoo onophoudelijk spreekt, zijn
nergens anders te vinden dan op de lippen van leuge-
naars, of in de verbeelding van vreesachtige wittebroods
kinderen en speldenzoekers, die veor den vrijmqedigen
oogopslag van een natuurmensch tcrugbeven.
rrWy kunnen echter geen enkelen dag laten voorbij-
gaan, zonder de verklaiing af te leggen, dat al het
. alarm betrekkelijk dat volk (de Kaffers), geen den minsten
grond heeft; dat de tegen hen ingebragte beschuldigingen
valsch waren; en dat al het geroep (wy zijn er van over-
tuigd) slechts uit de bedoeling ontstaat, om een systeem
van bedrog en eene reeks van bedriegerijen te bedekkeu,
die sommige der blanke Ëngelsche inwoners zich jegens
dat volk veroorloven.
ff Wanneer het Gouvernement zulk een kreet hoort op'^
gaan, dan behoeft het slechts een bedekten wenk te ge^
ven, dat dr. Philip of de uitgever van dit blad gereed
staan, om een uitstap in die streken Ie doen, en de on-
geregtigheid zal het hoofd verbergen, de zondq zal als
een os worden neergeveld, en alle vijanden des regts
zullen als schapen verstrooid worden.'^
Bij het heerschen van twee zulke vlak tegen elkander
inloopende gevoelens, kan het volstrekt niet bevreemden,
dat sir Benjamin d'Urban ten minste de staatkunde beproef-
de, door de tot vrede en vriendschap met de Kaffers zoo-
zeer genegene mannen beleden, en dat hg, dienvolgens, zich
van den zelfden persoon bediende, die zich als zoo bekwaam
voordeed, om rrde vijanden des regts als schapen te ver-
strooijen/' Hij magtigde derhalve dr. Philip (die de koloniën
aan de Kat-rivier en de Londensche zendelings-inrigtingeu
aan de grens was gaan bezoeken), tot het houden eener bij-
eenkomst met de voornaamste Kafferhoofden, en om hen
Zgner Excellenlie's vriendschappelijke gezindheid jegens hen,
en het hartelgk verlangen van dien bewindsman, tot het be-
houd der vriendschappelijke betrekkingen tusschen de beide
5*
Digitized by
Google
^8 DE liANDVEBHUIZINa
landen, -kenbaar te maken. De berigten, welke de Gouver-
neur gedurende het midden van dat jaar uit dit en andere
oorden ontving, lieten hem nog altoos de hoop, dat de vrede
niet zon gestoord worden, tot dat hi) in persoon de grenzen
bezocht had. Tegen het einde van dat jaar vergezelde ik on-
zen waardigen opperregter, sir John Wjlde, op z^ne rond-
reize, en toen wij, na de afdoening der regtszaken, te Gra-
ham's Town kwamen, hadden wij eene voorloopige bgeen-
komst met de hoofden Macomo en Tjalee, nadat Kolonel
Somerset hun van z^n en ons bezoek een bedekten wenk
had gegeven: doch de ontvangst die ons te beurt viel, lei^e
een zoo vgandigen geest aan den dag; dat de Eerwaarde
Mr. Chalmers zelve genoodzaakt was te erkennen, dat het
geheele gedrag der naburige stammen van eene zoo bepaald
v^andige stemming getuigde, dat de openbare ambtenaren
zich op de eene of andere algemeene uitbarsting behoorden
voor te bereiden; en na onze terugkomst in de Kaapstad,
kon ik op een talrijk gastmaal, waarop sir Benjamin ook
m^ en de mgnen op den oudejaars-avond had uitgenoodigd,
mij niet wederhonden, van mij eenigzins breedvoerig uit te
laten over de v^andige gezindheid dier stammen, waarnaar
Zijne Excellentie met bijzondere belangstelling scheen te luis-
teren, zonder nogtans eenige de minste ongerustheid te doen
blijken, uitgezonderd (zoo als sommigen onzer zich nader-
hand herinnerden) dat sir Benjamin zich ab toevalligerw^ze
eenige minuten uit het gezelschap verw^derd had. Vrolgk
en opgeruimd wgdden wij het nieuwe jaar in, en langza-
merhand begaf zich een ieder naar zijne woning; doch toen
ik mij den volgenden morgen naar de stad begaf, trof mij
daar met ontzetting het reeds algemeen verspreide geruoht»
dat Zijne Excellentie den avond te voren de tyding ont-
vangen had, dat de Kaffers, ten getale van 12 of 15,000
man, op Kersdag de geheele grens hadden overrompeld,
waarbij zij alle hoeven verbrand en verwoest, de bewo-
ners vermoord, en al hun vee en eigendom weggevoerd
hadden.
Daar ik, om de ongestoorde opgeruimdheid die den
vorige avond aan het gouvemementshuis geheerscht had.
Digitized by
Google
\
DER UOLLAND8CUE BOEREN; ENZ. 69
dit berigt nog altoos betwijfelde, kon ik mij niet weder-
hoaden van zelve derwaarts te gaan en mij tot Zyne
Excellentie m persoon te vervoegen, om de gehoopte we-
derlegging van die tijding te vernemen. Doch niet alleen
bevestigde de Gonvemeur haar op zijne gewone minzaam-
ernstige w^ze, maar voegde er schertsende bij, dat hy het
treurige berigt ontvangen had; terwijl wij daar b^een
waren, doch dat h^ zonder uitstel alles gedaan had, wat
er voor het oogenblik gedaan kon worden, en het aange-
name van de party niet door zulk eene mededeeling had
willen verstoren.
Dien zelfden nacht nog waren de bevelen uitgevaardigd
tot het doen uitrukken van alle beschikbare militaire magt,
tot het in de wapens roepen van de burger-militie, en tot
het afizendeoQ van Kolonel Smith, destijds Kwartiermeester-
generaaly en ihans onze waardige Grouverneur en Chef, die
zich midden in den nacht op weg begaf, en in v^f dagen
Graham's Town bereikte, waar hij alles in een onbeschrij-
felyken panischen schrik en verwarring vond.
Men had dezen aanval zóó weinig verwacht, en er zóó
weinig voorzorgen tegen genomen, dat eene magt van on-
geveer 750 man, van alle wapenen, in kleine partgen
over de geheele oostel^ke grens verspreid waren, en slechts
1100 of 1200 man, de geheele militaire magt in de kolo-
nie uitmaakten.
Alles wat kolonel Smith onder zulke omstandigheden
doen kon, was, het vertrouwen eenigermate te herstellen,
eenige vrijwilligers daar ter plaatse te organiseren, en de
weinige militaire posten te bezetten; terwijl eene nieuwe
rroproeping in massa'' van jonge en geschikte boeren door de
geheele kolonie gedaan werd, en zy, die niet in die rr con-
scriptie'' vielen, paarden, wagens, vee, voeder en dergelijke
leveren moesten, op eene algemeene belof(e van latere scha-
delooBstelling. Op deze wijze trok eene zeer aanzienlijke
magt, door vrienden of betrekkingen volkomen uitgerust,
onmiddeliyk uit ieder district van de kolonie, en het was
voomameiyk met deze, door de sterkste geestdrift aange-
vuurde magt, ondersteund met nog een of twee regimenten
Digitized by
Google
70 DE LANDVERHUIZING.
die achtervolgens de kolonie bereikten, dat sir Benjamin
d'ürban zich niet alleen in staat bevond om de Kaffers
uit de kolonie te verjagen, maar hen zelfs 'tot over de
Kyc te drijven, waar hij hen, na den dood van Hihtza, de
voorwaarden van hunne onderwerping voorschreef, en den
grondslag leide van hetgeen men vurig wenschte, dat den
voortdurende vrede, en de rust en veiligheid der grenzen
verzekeren mogt.
Het is mijn doel niet, even zoo min als het tot het
onderwerp dezer lezingen behoort, in eene ontwikkeling te
treden van de krijgs- of staatkundige schikkingen, door
dien uitmuntende» Gouverneur daargesteld *). Het zal ge-
noeg zijn te vermelden, dat het hoofdzakelijk aan de
burgers en aan den geest waarmede zij door Kolonel
Smith geleid werden is dank te weten, dat geheel Kaffra-
ric, tot aan de Kye, ten eenemale van Kaffers gezuiverd
werd, en sir Benjamin hen eindelijk de voorwaarden stelde
waarop hij hunne onderwerping wilde aannemen.
Zijn plan (zoo als ik gegronde redenen heb om te denken)
<) Ik kan mij het genoegen niet ontzeggen van hier de edole
en vereerenswaardigc gevoelens in te lassQhen, door sir George Na-
pier (den Gouverneur der Kaap-kolonie, ter vervanging van sir
licnjamin d'Urban derwaarts gezonden, ook om een geheel nieuw
systeem in onze betrekkingen met de Kaffcrcr in te voeren) onlang»
in zijn verhoor voor het Huis der Gemeenten uitgedrukt. Op de vraag:
n Zijt gij al dan niet geneigd om to denken, dat het nemen van een
zeker militair bezit van het Kafibrland buiten do grens van de
Keiskama, da£ is te zeggen, het vestigen van militaire posten aldaar,
zoo als door sir Ilarry Smith, met medchulp van sir Ilenry Pottinger
en sir Peregrinc Maitland gedaan is, in zoo verre van goed gevolg is
geweest, dat er een inval van de Kaffers in do eigenlijke kolonie door
is afgewend?» was zgn antwoord :tt Zoo denk ik voorzeker. Ik ging
derwaarts met een vooroordeel tegen de kolonisten, en tegen die vroe-
gere in bezitneming van den gi*oud door sir Benjamin d'ürban en
sir Harry Smith, en was van gevoelen, dat het beter wAre dien niet
te hebben. Door eigene ondervinding, en hetgeen ik met eigene oogen
gezien heb, ben ik overtuigd geworden dat ik ongelijk, en sir Ben-
jamin d'Urban volmaakt gelijk had; dat, zoo hij het Kafferland on-
der het Britsche gebied houden wilde, het éénlge middel daartoe was,
eene reeks van forten te hebben, en er troepen in te houden. Onge-
tw^feld moet het zoo zijn, en als al die forten goed bezeten ge-
proviandeerd waren, zou mon er hot beste gevolg van mogen ver-
wachten.'*
SCHRTJTER.
Digitized by
Google
71
was destijds» om al de landen tusschen de Vischrlvier en
de Keiskamma (of wat reeds ais het afgestane of onzijdige
grondgebied bekend was) aan zulke inwoners, die het meest
door den Kafferoorlog geleden hadden » of aan toegevoegde
emigranteni of aan afgedankte soldaten en of&cieren te geven»
doch niet anders dan onder uitdrukkelijke voorwaarde van
persoonlijk verblijf, waardoor als het ware een gordel, uit
eene zamenhangende Ëuropescho bevolking bestaande, in de
nabuarschap van de vestingen der Yischrivier zou gevormd
srorde^. Hij stelde zich wijders voor, om het land tus-
schen de Keiskamma en de Kye onder zulke Kaffers te
verdeelen, die zich onderworpen hadden, doeh eene ge-
noegzame militaire magt in hunne nabijheid te houden, en
hen van verre gade te slaan; terwijl eindelijk zijn doel
was^ om bij de Plaatselijke Wetgevende Magt, zoowel als
bij het hooge Bestuur in het moederlahd, aan te dringen
op eene milde, zoo al niet geheele, schadevergoeding aan
allen, die buiten hunne schuld door den oorlog geleden
badden.
Deze schaden waren met de grootste zorg en naauwkeu-
righeid opgenomen, en de ambtshalve opgemaakte lijsten
toonden, dat de ondergane verliezen op de onmiddellijke
grenzen beliepen tot:
456 hoeven verbrand en ten eenemale verwoest;
350 andere gedeeltelijk geplunderd en beroofd;
60 wagens door de Kaffers genomen en vernield;
5,715 paarden; ]
111,930 stuks hoornvee; en S^"^"'"* "° onherstel-
161,930 schapen; ) ''*" ^"'■^"^•""-
Te zamen tot eene waarde van meer dan £ 300,000,
ongerekend nog de verliezen, door personen ondergaan, die
tot de ' uitrusting der onderscheidene rrkommando's » van
ieder district bijdroegen.
Eenige weinige duizende den vijanden weder ontweldigde
stuks vee, maakten nogtans de geheele tropheën van den oor-
log uit; en het is gemakkel^k na te gaan, wat de inwoners
gevoelen moesten, toen onder dit vee menige troep, en geheele
spannen van ossen, door hunno voormalige eigenaars herkond
Digitized by
Google
72 DE LANDVBBHUIZING
werden, doch aan wien, op hnnne terugvordering er van, ge-
zegd werd, dat zg ze niet konden terug bekomen, daar z^ in
het openbaar verkocht moesten wprden, tot vergoeding van
eèn gedeelte der oorlogskosten^ doch dat de eigenaars nader*
hand ruime vergoeding zouden ontvangen. Doch wat moest
hun gevoel en dat van hun dapperen gebieder wel z^n,
toen er, na het ondergaan van zoo vele verliezen, eu na het
doorstaan der gevaren van den meest uitputtenden oorlog van
16 maanden, eene depêche van den toenmaligen Secretaris
der koloniën, Lord Glenelg, gedagteekend 26 Decembej^ 1835^
(welke aanstonds in het moederland door middel van het
Blaauwe boek gepubliceerd werd) ontvangen werd, die de
onbepaaldste veroordeeling van het geheele beleid ên van
de operatiën des oorlogs bevatte, terw^l de barbaarsche
wijze waarop (zoo als de Secretaris van Staat verz^erde)
de oorlog gevoerd was geworden, ten strengste berispt
werd, en eindigde met de volgende zonderlinge verklaring
(als van Z^ner Majesteits Gouvernement uitgaande) betrek-
kel^k de regtvaardigheid van den oorlog, te weten:
ff Al sints eene lange reeks van jaren hadden de
Kaffers regtvaardige redenen tot <len oorlog. Zg had-
den redenen van ongenoegen, en beproefden teregt, hoe-
wel vruchteloos, eene reeks van inbreuken op hun ei-
gendom te wreken. Zy hadden volmaakt gel^k in het
wagen eener alhoewel hopelooze poging, om zich door
kracht van wapenen de vergoeding te verschaffen, die
voor hen op geene andere wijze te verkregen was,
daar het regt op de zgde der overwonnenen (de Kaf-
fers) en niet op die der overwinnende partg i^.*'
Bezwaarl^k zou uit de pen nan den verklaardsten vijand
des lands en van z^n Gouverneur een geschrift hebben
kunnen vloeijen, wreeder, onregtvaardiger en honender voor
de gevoelens, niet alleen van den bevelhebber, die, steeds
bedacht op de zachtste en bevredigendste maatregelen met
de Kaffers, plotseling was aangevallen, «n het onder z^n
gezag en bescherming geplaatste land had moeten zien
overweldigen; maar ook voor de inwoners, die niet slechts
in een allernitputtendsten en gevaarlijksten oorlog van een
Digitized by
Google
DBB HOLLAKDSCHE BOfiliEN, ENZ. 73
gaaach jaar waren gewikkeld geworden, maar die veer-
tien jaren lang onder het door het Plaatsel^ke Gouveme*
ment gevolgde systeem hadden gezucht, daar hun nimmer
de gwingste vergoeding voor de zwaarste verliezen en
grieven waa gegeven geworden. Dit geschrift opende nu
op eenmaal de oogen der kolonisten, voor hetgeen zg
reeds laag vermoed hadden, te weten, dat zg in de schat-
ting van zijner Majesteits Gouvernement de aanvallers in
den ooilog en de onderdrukkers der Kaffers waren; dat
dezen, en niet zg, aanspraak hadden op medeleden en ver-
lossing. En dat z^ zich in dat vermoeden niet bedrogen,
bleek nog duidel^ker, tóén z^ onderrigt werden dat al
hinme smeekbeden om vergoeding voor de door hen on*
dergane verliezen, waren afgewezen; dat al de vergun-
ningen van landergen ttan personen, zelfs binnen het am
het Oouvemement afgestane gron^ebied sedert den jare
ldl7 gevestigd, Bonden worden henroepen en vernietigd
verklaard; en dat de Kaffeve ten volle hersteld zouden
worden in het bezit van al de landen, welke zg, krach-
tens het traktaat van September 1835, aan Z^ Maje-
steit en deraelver opvolgers en erfgenamen voor altoos
hadden afgestaan. En te meer nog, toen taij vernamen, dat
er een Luitenant-Gbuvemeur was aangesteld, wiens gevoe-
lens (als openbaar uitgedrukt in zgn verhoor of onder^
zoek voor een comité van het Huis der Gemeenten, met
betrekking tot de door hem te vx)lgen gedragsl^n
jegens de Kaffers) voor het minst het vooruitzigt sche-
nen voor te spiegelen, dat deze bedoelingen van Z^ner
Majesteits Gouvernement naar de letter zouden worden
uitgevoerd.
Te verwachten dat eene geheele bevolking, op dusda-
nige w^ze gehoond en gegriefd, steeds zou voortgaan on-
derdanig en welgezind jegens het Gouvernement te blgven,
was even zoo onmogel^k ak te verwachten, dat msrt
nv^gen van doornen zou lezen, of druiven van distelen
vergaderen."
Van dat oogenUik af aan dan, zagen de boeren in de
oostel^ke provinciën, dat het geheele ras der Hottentotten,
Digitized by
Google
74 DE LANDVÉRH uiziNG
weleer door hen als bedienden op hunne pachthoeveji ge-
bezigd, hun ontnomen was, en zich reeds eene zekere
nnationaliteit" binnen de kolonie had aangemagtigd : ze
hadden zich de' weinige' slaven die z^ bezaten, tegen een
belagchelijke vergoeding^ die verscheidene hunner weiger-
den te ontvangen, zien ontnemen; en nu ten laatste .had-
den zij hunne huizen en hoeven zien verbranden en ver-
woesten^ hunne kudden en veedriften zien rooven, zonder
eenig uitzigt op vergoeding of schadeloosstelling; en uit
de door het Gouvernement uit het moederland thans aan
den dag gelegde staatkunde; zagen zij ten duidelijkste,
dat hunne levens en toekomstige bezittingen in een on-
ophoudel^k gevaar zouden verkeeren; ja, dat het oogen-
blik^ waarop z^ hunne vroegere welvaart * zouden herkre-
gen hebben, even zoo zeker door een nieuwen inval, en
door de- wegrooving hunner naauwelijks herkregene kudden
zou gekenmerkt worden^ als het uitwerksel op de oorzaak
volgt.
Van dat oogenblik af aan- dan mag men zeggen, dat
het voornemen, om het land hunner vaderen te verlaten,
algemeen werd, terwgl de voornaamste familiën in den
Olifants Hoek, Qamtpos-rivier, langs de Vischrivier en So-
merset, kleine gezelschappen vormende, zich allen op
eenmaal tot dien MËxodus'^ voorbereidden; alhoewel er
zich ook ongetwijfeld enkele personen of familiën onder
bevonden, die e^nige b^zondere of persoonlijke redenen
voor deze landverhuizing hadden; zoo als bij voorbeeld
de Greylings, die voor het geregtshof van Uitenhage
beschuldigd en strengelijk beboet waren, wegens overtre-
ding van de ordonnantiën tot vernietiging der slaver-
ng; of, zoo als W. S- van der Merwe, wegens een per-
soonlijken twist met den Commissaris van zijn district;
wijlen de ongelukkige Retief, die (naar zijne meening) door
den Luitenant-Gouverneur der oostelijke provinciën was be-
leedigd geworden ; en Petrus Uys, wiens vrouw, in zijne af-
wezigheid, op bevel der plaatselijke overheid in zijne plaats
was gevangen genomen. Doch dit waren slechts droppelen
in den oceaan der. landverhuizing, die van dat oogenblik
Digitized by
Google
DER H0LLAND8CHE BOEREN, ENZ. 75
onwederstaanbaar naar het binnenland van Afrika, en van
daar naar dit district begon te vloeijen. .
Het begin des jaars 1836 werd gekenmerkt door den
verkoop van al' de hoeven van hen die voornemens waren
om nit te w^ken; alle welke bezittingen aan talr^ke spe-
culanten te Graham's Town, Somerset en nabnrige plaatsen,
voor spotprijs werden verkocht; terwijl alles een bepaald
voornemen aan den dag leide, om deze uitwijking op eene
groote schaal uit te voeren. Het plaatsel^ke Gouvernement
deed onder de hand, door den magistraat en de geestel^k-
beid, alles wat hot kon, om het onwettige en gevaarl^ke
van zulk een stap aan te tonnen; er werden onbepaalde
geruchten uitgestrooid, dat het Gouvernement 4e bepalingen
van zekere Engelsche wet van Ne exeat Regno zou kun-
nen toepassen om deze landverhuizing te beletten'; en er
was zelfs voor een oogenblik eenige aarzeling in de be-
weging te bespeuren; doch een antwoord van den nieu*
wen Luitenant-Gouverneur Stockenstrom, op een adres van
de inwoners van Uitenhage', bij gelegenheid zijner op-
treding in Augustus 1836, hief weldra eiken tw^fel te
dien aanzien op, daar hij in dat antwoord de volgende
merkwaardige woorden bezigde:
rrik moet opregtelijk verklaren, 'dat het m^ niet be-
wust is, dat er eenige wet bestaan zoude, welke Zijner
Majesteits onderdanen beletten kon, 's Konings gebied te
verlaten, en zich in eene andere landstreek neder te zet-
ten;'en zulk eene wet, zoo zij bestond^ zou tiranniek en
onderdrukkend zijn."
Deze openhartige, hoewel misschien onoordeelkundige
blootlegging van zgn gevoelen, bragt al hun tw^fel op
eenmaal tot zw^gen^ en kort daarop trok de eerste partij
van omstreeks 200 Personen, Hendrik Potgieter aan het
hoofd hebbende, de Oranje-rivier over. ^) De Kaap-kolo-
') Eene kleine partij, met Karel Triechard aan het hoofd, was
deze voorafgegaan, doch, tot aan Delangoa-baai gevorderd, werden
zij door de knstkoorts aangetast, zoodat slechts twee personen nit
het geheele gezelschap den dood ontkwamen, en eerst twee jaren
later dit district bereikten, waar zij nog wonen.
SCHRIJVER.
Digitized by
Google
76 DE LANDVERHUIZINQ
nie voor alt^d vaarwel zeggende, kwamen zij te Taba
'NchUy waar het opperhoofd der Barolongs, Moroko (die
zich destyds onder de geestelijke leiding bevonden van den
Eerw. Mr. Archbell, wien ik nu het geluk heb; als lid van
dit genootschap hier naast mg gezeten te zien^) hun de
minzaamste ontvangst, en hun vee de beste verzorging
bereidde.
Eene meer talrigke en welvarende partg uit Graaf Rei-
net; met Gerrit Maritz aan het hoofd, volgde weldra deze,
die weder op hare beurt gevolgd werd door andere groote
gezelschappen uit de districten van Albany en Uitenhage,
onder het bestuur van den ouden patriarch Jacobus üjs,
Earel Landman, Gerrit Rudolph en anderen.
Daar hun steeds vermeerderend aantal in het grondgebied '
van Barolong, al spoedig aanleiding gaf tot verdeeldhe-
den, mailen de oudere uitgewekenen plaats voor de later
aangekomenen; en trokken in eene noordel^ke rigting langa
de oever van de Vaal-iivier (of Ky-Gariep), tot dat z^'
met dea talr^ken en magtigen stam van de Matabelees,
onder Mazuldcatze, in aasiraking kwamen.
Het is vermoedelgk, dat aan dit bloeddorstige opper-
hoofd, na dikwerf door de Zulu's en Griquaa's van dien
kant te zgn aangevallen, alles verdacht voorkwam, wat uit
dien oord naderde; doch de boeren, hiervan natuurlgk
onbewust, bleven, geen gevaar vermoedende, langzaam
vooruit ixekken, toen hun eerste troep plotseling aange-
vallen, en een acht-en-twintigtal hunner op eene barbaar-
sche w^ze vermoord werd. Na alzoo gedeeltel^ geslaafd
te zgn, vielen de Matabelees eene andere kleine partij aan,
die de eerste op korten afstand volgde; Ook deze, ten
eeneamale onvoorbereid, k^ 200 goed als geen wederstand
bieden; een '^-en^twintigtal mannen en vrouwen werden
vermoord, en hunne wagens en goederen vernield of ge-
plunderd. Grelukkig echter waren eenige weinigen uit deze
partg ontsnapt, om de talrgke andere kleine partgen^ die
over des» uitgestrdcte vlakten verspreid waren, voor het
dreigende gevaar te waarschuwen. Naauwelgks hadden
Digitized by
Google
DER HOLLAÏiDSCHE BOBRBN, ENZ. 77
ziï sich tot een rrlager*' >) vau omstreeks T^ftig wagens
veizameld, toen z§ door de gansche kr^gsmagt der Ma-
tabelees werden aangevallen, die, woedend op hen aan-
stormende, alle pogingen aanwendden om in het door de
wagens gevormde vierkant te dringen. £r volgde eene
allerwanhopigste worsteling, met dien uitslag echter, dat
de Matabelees ten eenemale werden op de vlugt gejaagd,
doch niet zonder verlies van al het vee der nitgewekene
boeren, hetwelk men niet binnen het kamp had kannen
brengen; zoodat het den Matabelees gelukte, omstreeks
6000 stuks hoomvee en meer dan 40,000 schapen weg te
voeren, als eene armoedige vergoeding voor het verlies
himner beste kr^gshoofden, die in het gevecht waren ge-
sneuveld.
Uit deze herhaalde en woedende aanvallen bleek het
maar al te duidel^k, dat de uitgewekenen een geduchten
vgand in dat oord hadden aangetroffen, en dat alle lioop,
van in die rigting rustig voort te gaan, moest worden
opgegeven ; terwijl daarenboven het verlies van al hun vee
hen zoowel den terugtogt als het vooruitgaan belette. Het
mogt echter eenige door hen afgezondene boden gelukken
om Thaba *Ncha te bereiken, en Moroko en den £erw.
Mr. Archbell van den gevaarlijken toestand des reisgezel-
Bchaps ■kennis te geven. .Hulpvaardig en edelmoedig zon-
den deze een genoegzaam aantal ossen naar het kamp,
vanwaar men nu den terugtogt kon ondernemen, en wel-
dra in veiligheid Moroko's verbl^fplaats weder bereiken
mogt.
<) Dese rrlagera" of kampen worden gevormd door in een vierkant
gepUatete, en door middel der disselboomen van de Bterk aan elk-
ander bevestigde wagens, waar onder, 200 de t^d zulks verg^de,
hoopen st^f ineen gewerkte takken yaa de doomige mimoss gesohoven
wexden, zoodat het onmogelgk Was binnen de omsloten roimte te drin-
gen, aonder voonikf aX die beletselen met geweld uit den weg te mimen.
Het is doidel^, dat, wanneer er geen gioot getal wagens bgeen^is,
het daardoor gevormde vierkant zóó klein is, dat personen enfamiliën
biiiawi sfin omtrek beveiligd kunnep sgo, terwijl alleen het vee daar
botten U9t.
SCHBIJVEB.
Digitized by
Google
78 DE LANDVEBHÜIZING
Toen de t^ding van deze rampspoeden en verliezen
hunner landgenooten, den meer talrijke en niagtigë uit-
gewekenen bereikte, die zich vreedzaam omstreeks Thaba
'Nchn hadden nedergeslagen, besloten deze, al die moor-
denarijen op eene gedachte wijze te wreken, en het ge-
stolen vee hunner landslieden te heroveren. Eene partij
van omstreeks twee honderd krijgslieden, onder bevel van
Gerrit Maritz, trok de Vaal-rivier ^) over, maakte eene
flankbeweging door de haar ten westen begrenzende land-
streek, tastte eene van Mazulekatze*s voornaamste vesUp-
gen, Mosega genaamd, onverhoeds aan, doodde er ver-
scheidene honderden zijner dapperste krijgslieden, en maakte
zich meester van omtrent 7000 stuks vee, te zamén met
de wagens, die de Matabelees, na hunne aanvallen op de
eerste kleine gezelschappen, die zich te zorgeloos in hunne
landstreek gewaagd hadden, in triomf naar deze vesting
hadden weggevoerd. .
Niet lang na hunnen terugkeer van deze welgeslaagde
tuchtiging, en terwijl men over de toekomstige plannen be-
raadslaagde, begonnen oneenigheid en ijverzucht^ waarvan
zich reeds vroeger sporen hadden doen opmerken, zich
hoe langs hoe meer onder de hoofdleiders te openbaren,
toen de ongelukkige Pieter Retief, aan het hoofd eener
kleine part^, zich bij hen kwam vervoegen. Zijn naam en
rang (hg was «een van de door het Gouvernement aange-
stelde r/kommandanten*' op de oostelijke grenzen) stonden,
en te regt, zóó hoog bij hen aangeschreven, dat hij, met
• algemeene stemmen, en met bewilliging ook van al de
partijen, die- destijds in die streken hun verblijf hielden;
tot rrKommandant-Generaal" benoemd werd.
^) De vaal- of geele rivier, bij de inboorlingen genoemd Ky-Oariep,
ontleent haren naam van hare vale kleur. Zij vormt thans de
noordel^ke grens van de soavereiniteit en sal waarschgnlijk be-
rucht worden door het onlangs gesloten tnüetaat tusschen de ad-
sistent-commissarissen en de boeren over de Vaal -Rivier, als sijnde de
voortdurende lijn van scheiding tussohen harer Majesteits onderdanen,
en die, waaraan (soo ald men aegt) volkomene onaf hankelykheid be-
loofd is. DE SCBIJVEB.
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 79
Eenige bijzonderheden uit het leven en de geschiedenis
van dezen eersten grooten rr martelaar*' der onderneming,
kunnen voorzeker niet onbelangr^k* zijn.
Afkomstig van eene dier Fransche Protestantsche fami-
liën, die, na de herroeping van het Edict van Nantes, naar
de Kaap-kolonie waren uitgeweken, hadden zijne groot-
ouders in het heerlijke dal van Wagonmager's Valley,
nabij de Parel, een stuk gronds in leenbezit verkregen,
ongemeen gunstig tot aankweeking van den oranje-appel-
boom en den wijnstok, en waar zijn vader, door den jaar-
l^kschen verkoop van eenige millioenen oranje-appelen en
een aanzienleken wijnoogst, een ruim inkomen genoot.
Pieter Retief werd daar geboren, en ten huize ajns va-
ders opgevoed, wiens doel het was, om ook hem tot dat
gemakkelijke en voordeelige beroep op te leiden; doch
zijne werkzame en rusteïooze geaardheid deed hem, die nu
de jongelingsjaren bereikt had^ een tegenzin aan den een-
vormigén telgang van dat landelijke leven opvatten; en reeds
bad hij eenigen handel met het binnenland begonnen, toen
de aankomst der eerste Britsche uitgewekenen in de oos*
telijke provinciën, in 1820, zijne aandacht naar dat ge-
deelte van de kolonie leidde. Toen het Gouvernement ie-
mand van erkende vlijt en eerlijkheid behoefde, om deze
uitgewekenen voor eenigen tijd levensmiddelen én an4ere
benoodigdheden te verschaffen, tot dat zij zelven in staat
zouden zijn om in hunne behoeften te voorzien, werd hij,
als een zeer geschikt persoon daartoe, door een mijner bloed-
Ferwanten, die daarenboven borg bleef voor de rigtige
vervulling van het contract, het Gouvernement aanbevolen.
Dit gaf aanleiding dat hij zich aan de grenzen kwam ne.
derzetten, waar zijne stipte zorgvuldigheid in de voldoening
aan de geslotene evereenkomst; gepaard met zijn regtscha-
pen karakter en aangenamen omgang, hem met de volk-
plantingen als vereenzelvigde, en dat wederz^dsche goede
gevoelen vestigde, hetwelk ook later altijd bestaan heeft.
Na het einde van het contract tot verzorging der uit-
gewekenen, nam hij er andere^ meer uitgebreid^ tot op-
rigting van openbare Gouvernements-gebouwen, op zich,
Digitized by
Google
80 DE LANDVERHUIZING
en verzamelde in den beginne een aanzienigk fortuin; docb
de bankbreuk van eehige z^ner mede-contractanten, en
bet aantal zijner andere, van de hoofdzaak afleidende be-
zigheden, wikkelden hem weldra in ernstige geldelgke
ongelegenheden. Doch zulks benadeelde hem volstrekt niet
in de algemeene hoogachting, noch in die van het Gk)a-
vemement zelve, hetwelk hem tot een der rfkommandaa-
ten" op de grenzen benoemde; eene betrekking^ die, hoe-
wel van een eenigzins tweeslachtig karakter, meestal aan
dezulken gegeven werd, die aan het land wezenl^ke dien-
sten badden bewezen, en altyd een zeker magistraatsge-
zag in het district medebragt. Naar zgne hoeve wederge-
keerd, en geheel in landbouwkundige bezigheden gewik-
keld, verloor h^ veel by den in 1834 uitgebroken Kaffer-
oorlog; en na den op het einde vanJL835 met hen gesloten
vrede, zag hij met schrik en vrees een sjsteem toegela-
ten, zoo al niet aangemoedigd, hetwelk de geheele kolonie
als het .ware voor de KbSbt» opende. Niet alleen • kantte
hg zich ten sterkste hiertegen» maar nam ook alle zwer-
vende en loerende Kaffers en Hottentotten^ die geene
goede rekenschap van hunne bedoeling konden geven,
waar h^ hen ook vinden mogt, gevangen. Doch zond hg
dan die gevangenen naar de naaste overheid, dan werden
zy .niet alleen terstond weder vrg gelaten, maar hg zelve
werd officieel berispt om het gevangen nemen van perso-
nen, die niet daadwerkelyk op eenige misdaad betrapt waren.
Uit zulke handelingen, en meer nog uit de door de. autoritei-
ten daarbg aangenomen toon, zag hg maar al te spoedig,
dat er geene hoop meer was tot behoud van eigendom of
veiligheid aan de grenzen, en besloot, het voorbeeld der eerst
ui^ewekene boeren te volgen. Ook hg nam deel in eenige
aan den nieuwbenoemden Luitenant-Gouverneur, Sir Andries
StDck^istrom, gerigte adressen, waarin men zich over den
voortdurenden toestand van onveiligheid beklaagde; en dit
gaf aanleiding tot eene niet zeer aardige briefwisseling
tusschen hen, waarin de Luitenant^Gouvemeur hem van
misleiding^nran anderen beschuldigde, en hem met de ont-
neming van zgne n enkel honoraire" betrekking van Kom-
Digitized by
Goógle
BER H0LLAMD80HE BOEREN) ENZ. 81
mandant bedreigde. Deze bedreigingen en het systeem,
hetwelk h^ ten klaarste zag dat op nieuw zou worden
ingevoerd en volgehouden, en hetwelk naar zijn (door de
latere gebeurtenissen volkomen geregtvaardigd) gevoelen,
de grens op nieuw aan uitputtende rooverijeU) en ten laat-
sten aan een algemeenen oorlog zou blootstellen^ deden
hem het besluit opvatten, om alles wat hij bezat te ver-
koopen, en zich met eenige weinige naburen te vereenigen,
met wie hij zich (zoo als ik reeds zeide) by de uitge-
wekene boeren voegde, kort nadat Gkrrit Maritz van z^n
welgeslaagden aanval op Mazulekatze en de Matabelees
was wedergekeerd.
Toen Retief nu, met algemeene stemmen, door de uit-
gewekenen tot hun rrKommandant-Generaal" benoemd was,
begon h^ terstond regelmatige traktaten van vriendschap
en bondgenootschap met de hem omringende inlandsche
opperhoofden, met uitzondering van Mazulekatze, te slui-
ten. Moroko^ Mosesh, Tonana en Sikonyela stemden met
oogenscb^nlijke hartelijkheid in al z^ne schikkingen toe
en op dezen voet verspreidden zich al de uitgewekenen
o^er de landen tusschen en langs de Modder-, de Vet-
en de Zand-rivieren, en schikten zich langzamerhand tot een
meer bepaalden regeringsvorm. Hun getal werd omstreeks
dien tgd ook nog vermeerderd door een anderen grooten
stam, die den eerwaardigen zeventigjarigen patriarch Ja-
cobus TJjBf en z^n oudsten zoon Pieter^ aan het hoofd
had, welke lieden^ na dit district reeds te voren bezocht
te hebben, zich met voorliefde aan het denkbeeld hecht*
ten, van zich hier neder te zetten, in plaats van verder
in het binnenste van Afrika te dringen. Deze partij gaf
een manifest uit, waarin zg haar voornemen te kennep
gaf, om haren koers noordwaarts naar Natal te rigten,
en zich van al die gezelschappen te scheiden, die gene-
gen schenen 9m zich langs de oevers van de Vaalrivier
neder te slaan, of zich verder oostwaarts tot aan de De-
lagoa-baai te begeven. Dit besluit der gezelschappen van
Uys, Moolman en Potgieter, schijnt ook Retief tot het vol-
gen van hun voorbeeld te hebben doen overhellen. Ilij zond
6
Digitized by
Google
83 DS LANDVERHUIZING
partijen van de Zandrivier uit, die het land moesten opne-
men, en er eindelgk in slaagden, om twee of drie paden
dwars over de Quathlamba of Drakenberg te vinden, die
voor wagens brnikbaar gemaakt konden worden ; want tot
op dien t^d was elke aangewende poging om met wagens
over dat gedeelte van dien bergketen te komen, verijdeld
geworden.
Het gelukte Retief met zgn gezelschap, om op één punt
den overtogt te bewerkstelligen, en in veiligheid Natal te
bereiken, waar hem eene hartel^ke ontvangst van de Brit-
sche uitgewekenen te beurt viel, die zich, hoe vreemd dit
schenen moge, insgelijks tot eene kleine onafhankelgke
gemeenschap gevormd hadden; want, toen zekere kapitein
ter zee Qardiner, op grond der bepalingen van eene bui-
tengewone wet, II the Cape of Good Hope Funishment BiW^
genaamd, die hg onder hen kwam afkondigen, een soort
van magistraatsgezag over hen had willen uitoefenen^ we-
zen z§ z^ne tusschenkomst geheel van de hand, en hand-^
haafden hunne onaf hankel^kheid van alle gezag, alleen met
uitzondering van zulk een, hetwelk van hen-zelven zou uit-
gaan, zich daarb^ beroepende op de verklaring van dan
toenmaligen Secretaris voor. de koloniën, Lord Glenelg*,
die, in de duidelijkste bewoordingen, alle bedoeling van
Zgner Majesteits Gouvernement, om eenig gezag over een
gedeelte van dit grondgebied uit te oefenen loochende.
Dit wederzijdsch gevoel van onafhankel^kheid scheen hun
tot een band van vereenigtng te strekken ; en het valt niet
te betw^felen, dat, wanneer iemand zoo als Betief het er-
kende hoofd der HoUandsche uitgewekenen had mogen
blijven, een vaster en duurzamer band hen aan elkander
zou verbonden hebben.
Pieter Retief, die de zaak reeds met een scherpzinnigen
en gemoedelgken blik doorgrond had, gevoelde echter, dat,
dewgl Chaka en Dingaan dit grondgebied reeds vó<5r zgne
aankomst aan anderen hadden weggeschonken, de inbezit-
neming van dit land door hem en de zijnen, naderhand
aanleiding tot twist zou kunnen geven, hetzij met de op-
perhoofden der Zoolah's, hetzij met zulke Engelsche uitge-
Digitized by
Google
DER HOLLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 83
wekenen, die de kwalijk bepaalde giften van de Zoo-
lah's, ontvangen hadden, en besloot derhalve, zich in per-
soon naar Dingaan's hoofdstad te begeven, ten einde een
vredes-traktaat met hem te sluiten, en eene behoorlijke
overdragt van zulk eene uitgestrektheid grondgebieds te
verkrijgen^ als de laatste aan hem en de uitgewekene
boeren mogt willen vergunnen. De hoofdstad der Zoolah's^
r'Umkongloof ' , bereikt hebbende, vond hij daar toevallig
een zendeling der Engelsche kerk (den £erw. F. Owen),
die oogensch^olijk alle pogingen aanwendde, om het opper-
hoofd gunstig voor hem te stemmen; met dat gevolg dan
ook, dat aan Retief een volkomen afstand van dit grond-*
gebied werd toegezegd, onder deze voorwaarde: dat h^
voor Dingaan eene zekere hoeveelheid vee zou heroveren^
hetwelk door Sikonyella, een opperhoofd der Mantatees,
die bij de bronnen van Galedon zijn verblijf hield, hem
onlangs ontweldigd was. Retief bewilligde in deze voor-
waarde, en riep, testond na zijne wederkomst in dit dis-
tricty eenige van de gezelschappen bijeen, die zich gereed
maakten om zich op dit grondgebied te vestigen. Men
besloot tot e^n aanval op Sikonyella^ doch tevens om vooraf
boden tot hem te zenden, met een veclbeteekend verzoek
om vry willige teruggave. Deze boodschap deed de ver-
langde uitwerking, daar Sikonyella tot de onmiddellijke
teruggave van zeven honderd stuks hoomvee, zestig paar-
den en nog eenige vuurwapenen besloot, die hij en zijn
stam op verschillende tijdstippen aan kleine partijen van
uitwijkende boeren ontweldigd hadden.
Gedurende dit alles, hetwelk in de laatste maanden van
1837 voorviel, waren reeds ongeveer 1000 wagens, langs
de z^en van den Drakenberg, in dit district aangekomen;
en daar de uitgewekene boeren het gansche land geheel
en al onbevolkt vonden (met uitzondering slechts van een
klein gedeelte onder het opperhoofd Matuan, dat nu nog
nagenoeg geligken grond bezet) verspreidden zij zich langs
de geheele Klip-rivier der Boschjesmannen, waar de over-
bLyfselen van duizende steenen Jcraals duidelijk aanwezen^
dat deze streek eenmaal zeer digt bevolkt moet geweest
6*
Digitized by
Google
84 DE LANDVERHUIZING
zijn; waarin tevens een bewijs lag voor de groote vrucht-
baarheid van den grond, die anders geene zo 9 sterke be-
volking zou hebben kunnen voeden.
Na Retiefs terugkeer tot dat gedeelte van dit district,
op zyn togt naar Dingaan, met het door Sikonyella terug-
gegeven vee, om aan den eersten te worden wedergeleverd,
schijnt een treurig voorgevoel zich van vele der partijhoof-
den te hebben meester gemaakt, die nogtans Retief nog
altoos aU hun opperhoofd eerbiedigden. Gerrit Maritz raad-
de, dat hij zich met het heroverde vee naar Dingaan
zou begeven, en . slechts drie of vier mannen met zich
nemeu; als zeer juist van oordeel zijnde, dat de onbedui-
dendheid van zulk eene magt hare beste veiligheid zijn
zoude. Maar Retief schijnt verlangt te hebben, om aan
Dingaan iets te toonen dat naar eene achtbare krijgsmagt
geleek, en bleef er op staan, dat veertig of vijftig van
do beste ruiters hem vergezellen zouden; terwijl hij het nog-
tans aan de vrije keuze van een ieder overliet, om al dan
niet tot dat geleide te behooren. Dit lokte slecht een grooter
getal van vurige jonge mannen daartoe uit, en gedurende
de laatste week van Januar^ 1838, vormde Peter ftetief.
vergezeld van zeventig der achtbaarste en uitgelezenste
mannen onder de uitgewekenen, met omtrent dertig jonge
Hottentotten en rijdende bedienden, een indrukwekkende ca-
valcade, met welke hij de Buffelrivier overstak, en den 2 den
Februari) te Umkongloof, Dingaan's hoofdstad, aankwam,
en het van Sikonyella heroverde vee overleverde, met de
ontvangst waarvan Dingaan zich ten hoogste voldaan ver-
klaarde; terwijV hij, eenige zijner krijgsbenden uit de naburi-
ge kraals ontboden hebbende, het gezelschap twee dagen
lang op spiegelgevechten onthaalde, die eene vreeselijke
voorstelling van hunne wijze van oorlogvoeren opleverden.
De 4de Februarij was door Dingaan bepaald als de dag
waarop h^ een volled igen afstand voor altoos van dit dis-
trict aan Pieter Retief en de uitgewekene boeren zou
onderteekenen; en de Eerw. mr. Owen, die nog altoos bij
Dingaan zijn verblijf hield, werd verzocht het document
in het Ëngelsch op te stellen, en, als getuige, mede te
Digitized by
Google
DER UOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 85
onderteekenen, welk een en ander hy deed'; terw^l Din-
gaan en cenige z^ner voornaamste raadslieden, hun
handmerk op het document stelden, welks inhoud hen door
den Eerw. mr. Owen was vertolkt geworden. Retief, zgno
zaken nu naar genoegen ten einde gebragt hebbende, maakte
reeds schikkingen om den volgenden morgen te vertrekken,
toen Dingaan hem nog eenmaal in zijne kraal noodigde
om afscheid van hem te nemen, met verzoek echter, dat
z^n gezelschap daar niet gewapend zou binnen komen, de-
wijl zulks met hunne gebruiken streed. Retief gaf hier on-
bedachtzaam aan toe ; al de wapens werden buiten de kraal
op hoopen gestapeld, terwgl de »f achterrijders" werden uit-
gezonden om hunne paarden op te halen en te zadelen.
Toen het gezelschap Dingaan in zijne kraal naderde, vond
het hem (als naar gewoonte) door twee of drie z^ner meest
begunstigde lijïbende omringd; toen hij, na ecnige uiterst
vriendelijke gesprekken met Retief en sommigen zijner hoofd-
lieden, hem uitnoodigde om nog een weinig te zitten ; terw^l
hij hem den af«cheidsbekor aanbood, in een soort van bier
bestaande, dat den lievelingsdrank der Kaffers uitmaakt. Die
beker ging het geheele gezelschap rond; doch; terwijl het
grootste gedeelte er van, met den drank in de hand, en lustig
bescheid doende, nog nederzat, riep Dingaan plotseling uit:
nBuIala matagatiel" d. i.: rrDoodt de toovenaars !" Ineen
oogenblik werden zij door drie of vier duizend met strijdknod-
sen gewapende Zoolah's aangevallen, en hoewel de boeren,
die oogenblikkelijk hunne zakmesen trokken (die zij altijd bij
zich dragen om het gevangen wild of het vleesch dat zij eten
te snijden,^ een vertwijfelenden tegenstand boden, en verschei*
dene hunner aanvallers in het stof deden bijten, moesten
zij toch spoedig, de een na den ander, onder de geweldi-
ge overmagt der steeds op hen aandringende duizendtal-
len bezwijken. Na eene vertwgfelde worsteling van meer
dan een half uur, werden hunne ontzielde en verminkte
ligchamen buiten de kraal geworpen, en naar een nabu-
rigen heuvel gesleept, die wel als een rr Akeldama'' of lie-
ver als een «Golgotha" mag worden geschandmerkt; en
waar de gebeenten van al de slagtoffers der woede van
Digitized by
Google
86 D£ LANDVERHUIZING
dezen despoot opgestapeld, en de prooi der wolven en ra-
ven werden.
Dingaan, den grondregel van CsBsar volgende, die oor-
deelde dat er nog niets gedaan was, zoo lang er nog iets
te doen overbleef, gaf aan tien zijner regementen onmiddel-
lijk last om dit grondgebied binnen te rukken, al de uit-
gewekene boereu (die, zich in volmaakte veiligheid wanende,
en de terugkomst hunner vrienden verwachtende, zich over
het geheele district verspreid hadden) aan te tasten, en de
geheele kolonie met wortel en tak uit te roeden. Het is
ongetwijfeld opmerkelijk, dat de argwaan, welke de meeste
hunner ten aanzien van Dingaan's goede trouw gekoesterd
hadden, na het vertrek van Eetief en zijn gezelschap zoo
spoedig verdween. De jongelieden genoten het vermaak
der jagt, en verzorgden hunne vrienden overvloedig met
wild^ terwijl de vrouwen, even zoo onbezorgd en niets
kwaads vermoedende, de tehuiskomst harer mannen, zonen
en bloedverwanten wachtten, toen het leger der Zoolah's
dat zich in verscheidene kleine detachementen verdeeld
had, met het aanbreken van den dag, nabij het tegenwoor-
dige vlek of buurtschap Weenen (in do beteekenis van
schreden), naar de treurige gebeurtenissen van dien dag
aldus genaamd, op de voorste uitgewekenen aanviel. Man-
nen, vrouwen en kinderen werden op eenmaal omringd en
op eene barbaarsche w^ze vermoord, met omstandigheden,
die de peïi weigert te beschrijven. Andere detachementen
van Zoolah's overvielen op andere plaatsen soortgelijke par-
tijen, die allen onder de assegaagen der moordenaars vie-
len, één enkelen jongman uitgezonderd^ wien het gelukte
te ontsnappen, en ^de achterste partijen te waarschuwen,
zoodat, toen de Zoolah's verder in het district drongen,
twee of drie partijen boeren in alle haast eenige wagens
hadden kunnen bijeenzamelen en tot een rf lager" of kam-
pement vormen, waarin zij nog even in t^ds hunne fami-
liën konden beveiligen, eer z^ insgelijks werden aangeval-
len, waardoor het hun gelukken mogt, de woedende aan-
vallen der vijanden af te slaan, daar niet één dezer ff lagers^*
door de Zoolah's kon worden overweldigd of binnen ge-
Digitized b'y
5y Google
DKR UOLL ANDSCUE BOEKEN, SNZ. 87
drongen. Deze intusschen rukten steeds verder zuidwaarts,
tot dat zij eene veel sterkere partij uitgewekenen op de
hoeve aan de Boschman^rivier, thans het ffVecht-Laager''
genaamd, en het eigendom van mr. Ogle, aantroffen. Hier
kwam het tot een zeer ernstig gevecht, hetwelk bijna een
ganschen dag duurde, en reeds begon het den boeren aan
ammunitie te ontbreken, toen gelukkig hun laatste schot uit
een drieponder eenige van de voornaamste hoofden der Zoo-
lah's in het stof deed byten, en hen tot een overhaasten
terugtogt dwong.
Terstond nadat deze aanval was afgeslagen, deden de
uitgewekene boeren een uitval uit hunne ff lagers*', om,
zoo mogelijk, nog eenige hunner vrienden te hulp te ko-
men, of zich voor het minst van hunnen toestand en de
b§ hen aangerigte verwoestingen te verzekeren, toen zg,
do legerplaats bereikende, welke door dezen waren inge-
nomen geweest, een tooneel van afschuw en ellende aan-
schouwden, door geene pen te beschrijven. Alle wagens
waren * aan stukken geslagen, en de gzeren gedeelten er
van veggeroofd; terwgl rondom de overblijfselen de ver-
minkte lijken van mannen, vrouwen en kinderen lagen, op
hoopen geworpen, en ten prooi gelaten aan het roofge-
dierte. Onder deze hoopen, bij de Blaauwe Kransrivier,
vond men onder de lijken ook de ligchamen van twee jonge
meisjes van tien of twaalf jaren, die nog eenige teekenen
van leven gaven. Het ecne was met negentien, en het an-
dere met een-en-twintig assegaaisteken gewond, zbodat hare
kleine ligchamen volkomen doorboord, en zenuwen en spie-
ren verscheurd waren. De eene heette Johanna van der
Merwe, de andere Catharina Margaretha Prinslo. Zy wer-
den opgenomen, en met de uiterste zorgvuldigheid verpleegd,
en (hoe vreemd het schijnen moge) zij leven tot op dezen
dag, als de éénige overgeblevenen van de hoofdtakken dier
familiën; doch zij zullen levenslang verminkt blijven, hoe-
wel de eene (nog vreemder) in het huwelijk getreden, en
moeder van een of twee kinderen is. Doch op deze en-
kele uitzonderingen na, zijn alle kleine partgen, wien het
niet had mogen gelukken zich in «lagers" te beveiligen,
Digitized by
Google
88 DE LAMDVERHUIZINa
zonder onderscheid vermoord, zoodat in ééne weck, na den
moord van Retief en z^ne party, nog zes honderd slagt-
offers aan de woede en het verraad van Dingaan en zijn
leger werden opgeofferd.
Toen de overgeblevenen uit dezen geduchten rampspoed
zich eenigzins van den panischcn schrik hersteld hadden,
waarin zij gedompeld waren, besloten zij dit vreeseliïk
verlies te wreken.
De geheele stam van Uys, die, uithoofde van eenige op-
gevatte jaloezij tegen Retief, zich achter den Drakenberg
gelegerd had, en dus aan de algemeene slagting ontko-
men was, kwam, op het berigt van de ramp, met nog
eenige andere kleine partijen boeren, die zich op weg naar
dit district bevonden, naar de Kliprivier afzakken. Hun
gevaarl^ke toestand noopte de Ëngelsche party, die zich
aan de baai had nedergezet, op eene beweging van Din-
gaan, om de zaak der uitgewekene boeren te ondersteu-
nen; doch te weinig in getal zgnde, namen z^ een
korp^ van 700 Zulu's met zich, waarvan 400 met* snap-
hanen waren gewapend^ wier gebruik zij op hunne olifants
en buffeljagten geleerd hadden. Deze partij, die zich on-
der bevel van mr. R. Biggar gesteld had, stak de Tugela
by haren mond over, drong eenige myien over die rivier
voort, en vermeesterde en verwoestte de stad Tatabasooke,
terwyi de hulpbende der Zulu's zich achter de Matikoola
en Imsimdoosa*ri vieren schuil hielden; doch een weinig
verder voorwaarts dringende, zagen zy zich, bg het aan-
breken van den dag, door drie afdeelingen van het leger
der Zoolah's plotseling omringd. Na een wanhopig en moord-
dadig gevecht, verloor hier byna elke Europeaan of kleur-
ling, tot de party behoorende, het leven. Wel werd er
een groot aantal der Zoolah's insgelgks gedood, doch van
de Ëngelsche bevolking der baai vielen hier R. Biggar,
Blankenberg, Care, Stubbs, Richard Woqd, William Wood,
Henry Bat, John Campbell, Thomas Campbell en Thomas
Carden; tcrwyi het slechts aan een paar Europeanen ge-
lukte, om door de digte drommen der vyanden te ont-
vlieden, en aan de kleine party die aan de baai geble-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHB BOEREN, ENZ. 89
ven was^ den rampzaligen uitslag van het gevecht te bood-
schappen. Dat gedeelte van Dingaan's leger vervolgde (als
gewoonlijk) zijn voordeel, en drong zelfs tot aan de baai
door; doch de weinige Engelschen die het gevecht over-
leefd hadden, weken aan boord van de Komeety Kapitein
üadden, die gelukkigerw^ze dest^ds in de baai ten an-
ker lag; toen, na al het vee weggeroofd te hebben; deze
afdeeling van Dingaan's leger zich wederom naar het land
der Znlü's begaf.
Dingaan zelve wachtte intusschen met z^ne hoofdmagt
de Hollandsche uitgewekene boeren af, die, nu omstreeks
400 weerbare mannen b^een hebbende^ zich onder het be-
vel van Pieter Uys en Hendrik Potgieter, stelden en om-
trent dien zelfden tijd (April 1838) naar Umkongloof, Din-
gaan's hoofdstad, oprukten, met het voornemen om deze
te verwoesten en Dingaan uit het land te verdreven.
Dit listige opperhoofd liet de uitgewekene boeren tot
binnen weinige m^len van zijne hoofdstad naderen, waar
de toegang tot de stad tusschen twee heuvels besloten
ligt Hier vertoonde de kr^gsmagt der Zoolah*s zich voor
het eerst, doch lokte, door een geveinsden terugtogt, de
uitgewekene boeren steeds verder binnen dezen hoUen wegy
toen eene andere afdeeling der Zoolah's van achter een
der heuvelen te voorsch^n kwam, en hen den terugtogt vol-
komen afsneed. £r volgde nu een wanhopig gevecht van
man tegen man, daar de boeren van zóó nab^ waren in-
gesloten, dat z^ niet vuren konden. Nu bezigden zij hunne
gewone en doeltreffende handgreep, door ^lings te paard
achteruit te wijken^ en onverpoosd te laden en te vuren.
Eenparig rigtten zg al hun vuur op ééne massa der Zoo-
lah's, zoodat deze moorddadige losbranding, die honder-
den vijanden het leven kostte, weldra eene opening maak-
te, dib zy te viervoet doorvlogen, en op deze wgze ont-
kwamen. Doch hun overste, en onbetwistbaar allerdapper-
ste bevelhebber, Pieter Uys, die in oen hem bijna onbekend
land eene eenigzins andere rigting genomen had, bevond
zich, met een twintigtal getrouive volgers, en zijn meest-
geliefde zoon^ een aankomend jongeling van twaalf jaren
Digitized by
Google
90 DE LANDVERHUIZING
op eenmaal voor eene kloof, waar zij met hunne paarden
onmogeiyk over konden.
Zich gewond gevoelende, riep hij z^nen volgelingen toe,
dat zi) zich zoo goed mogelijk moesten zien ter redden,
daar hij hen niet volgen kon. Allen volgden zijn bevel,
zijn zoon alleen uitgezonderd, die b^ hem bleef tot dat
beiden, met wonden bedekt, sneuvelden. De overigen hun-
ner partij, en de groote meerderheid der uitgewekene boeren,
wien het had mogen gelukken uit deze hen zoo listig ge-
spannen hinderlaag te ontkomen, volvoerden den tenigtogt
uit het land zonder merkelijk grQoter verlies van levens, doch
met achterlating hunner begoocheling van het behalen eener
gemakkel^ke overwinning op het krijgshoofd der Zoolah's,
wien het verlies van eenige honderden z^ner beste krijgs-
lieden, slechts met te meerder haat en wraaklust vervulde.
De uitgewekene boeren waren nu door den uitslag van
hunnen aanval, en dien der Ëngelsche volkplanters aan de
baai, op de magt van Dingaan zoodanig ontmoedigd,
dat zij voor het tegenwoordige alle hoop opgaven om de
vijandelijkheden te hervatten. De moed en het krggsta-
lent, door de Zoolah*s ten toon gespreid, hadden hen eene
les van voorzigtigheid gegeven, weshalve zij een waak-
zaam oog op de noordergrens hielden en in verschillende
rigtingen boden uitzonden, naar de Kaap en elders, met
bede om versterking. Vele partijen, hun treurigen toe-
stand vernemende, kwamen zioh by hen voegen; doch
dit vermeerderde voor het oogenblik slechts hunne ellen-
de en behoefte, daar al hunne kudden door de Zoolah's
waren weggeroofd, en z^ ook geen land hadden kunnen
bebouwen. Zij waren derhalve niet slechts aan het groot-
ste gebrek blootgesteld^ maar leden ook werkelijk hongers-
nood; toen eenigen hunner edeldenkende landslieden aan
de Kaap, wien hun treurige toestand ter oore gekomen
was, hun voedsel, geneesmiddelen en andore levensbehoef-
ten zonden, waardoor het hun mogel^k werd den winter
van 1838 door te worstelen, gedurende welk jaargetijde
gebrek, ziekte en hongersnood op het land drukfen, en
deerlijke verwoestingen onder hen aanrigtten.
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 91
Dingaan, altoos op de loer liggende om zijne vijanden
met voordeel te overvallen, en van hun ellendigen toe-
stand zeer goed onderrigt zijnde, deed in Augustus 1838
een tweeden aanval op hen; doch ditmaal waren de uit-
gewekene boeren (die alomme hunne verspieders hadden
uitgezet, ten einde hen tegen z^ne nadering te waarschu-
wen) bereid om hem eene warme ontvangst te geven.
Bij ieder r» lager" werden de Zoolah's met groot verlies
afgeslagen, terwijl de uitgewekenen, na verscheidene voor-
deelige gevechten, slechts twee of drie dooden telden.
Doch al had Dingaan ook de nederlaag ontvangen, de
uitgewekene boeren hadden niet te min, tot aan het einde
van dat jaar, met de grootste bezwaren te kampen. Wel
kwamen kleine partyen zich bg hen voegen, doch met
weinig werkdadige hulp; tot dat in het begin van De-
cember, met den aanvang van het gunstige jaargetijde, een
aantal jonge lieden aangekoipen zijnde, 460 gewapende
ruiters zich onder het bevel van Andries Pretorius stel-
den, die zich insgelijks kort geleden bij de uitgeweke-
nen gevoegd had, onder wien h^ zich (als weleer vold-
koraet in 'het district van Graaf Reinet geweest zijnde)
zeer populair gemaakt had.
Zg werden krachtdadig onderstennd door den .dapperen
en regtschapen Carel Landman, die zich met al de uit-
gewekenen bij hen voegde, welke zich reeds bij de baai
hadden beginnen neder te zetten; en deze vereenigde
magt, zich de ondervinding van het verledene ten nutte
makende, naderde met groote omzigtigheid, eiken avond
hare stelling verzekerende, zoodat zij^ de Umslatoos-rivier
bgna genaderd z^nde, ten volle bereid was, toen, bij het
eerste aanbreken van Zondag den lö'**" December 1838;
hunne stelling door Dingaan's geheele krijgsmagt, van 10
of 12,000 man, met eene tot nog toe voorbeeldelooze
woede werd aangevallen. Drie uren lang wendde de vij-
and zijne uiterste pogingen aan om bres te maken, en het
kamp der uitgewekenen te overweldigen, tot dat Pretorius
ziende dat de Zoolah's bestendig de ééne zijde van het
kamp bestormden, terwijl zich b$ de verdedigers reeds
Digitized by
Google
92 DE LANDVERHUIZING
gebrek aan ammunitie begon te openbaren, aan 200 rui-
ters bevel gaf tot een plotselingen aanval op de lijn, waar •
mede de Zulu's reeds slaags waren ; en deze ruiters, den
v^and in de beide flanken nemende, en hun doodel^ke ko-
geljagten op de digte massa rigtende, die binnen eene
kleine ruimte waren opeengehoopt, dreven hen ten laatste
met een vreesel^k verlies op de vlugt. De uitgewekenen
verzekerden, dat niet minder dan 300Ö Zoolah's in het
stof beten, en hunne nederlaag moet wel volkomen ge-
weest z^n, dewijl Dingaan, als door panischen schrik aan-
gegrepen, z^ne geheele stad Umkongloof zelve in brand
stak, en met het overschot zyner magt voor langen t^d
in de wouden rondom de Umvaloosrivier de wijk nam.
Daar de uitgewekenen sleehts drie of vier dooden en
even zoovele gekwetsten telden (onder welke laatste Pre-
torius zelve was,) rukten z^ terstond naar Umkongloof,
welke stad reeds gedeeltel^k in brand stond; en op den
vreeselijken heuvel in haren nabijheid aanschouwde men
nu, op een grooten hoop gestapeld, de beenderen en over-
blijfselen van Retief en zijne honderd str^dmakkers, die daar
nu tien maanden geleden, als slagtoffers van Dingaans ver-
raderij waren gevallen, doch wier dood nu gewroken werd.
Vele der strikken of riemen, waarmede men de lijken naar
herwaarts gesleept had, vond men nog aan de beenderen
der geraamten. De schedels waren vreeseiyk gebroken, en
vertoonden nog de teekenen van het geweld der knodsen
en steenen, terwijl (zonderling!) het geraamte van hun
ongelukkigen leidsman, Retief, herkend werd aan een le-
deren tasch of bandelier, dien hij over de schouders ge-
dragen had, en waarin h^ de door Mr. Owen geschrevene
ukte geborgen had, die den afstand van dit grondgebied
aan de uitgewekene boeren behelsde. Daags vóór den, moord
was dit stuk opgemaakt, en met het handmerk van Din-
gaan onderteekend, waarbij hij verklaarde: rraan Retief en
z^ne landgenooten af te staan de plaats, genaamd Port Natal>
met al het land daaraan verbonden ; te wQten : van de Tugela
tot aan de Umzimvooboo-rivier, en van de zee, noordwaarts,
zoo verre als het land bmikbaar en in m^ne bezitting is."
Digitized by
Google
DER H0LLAND9CHE BOEREN ENZ. 93
Dit zijn de eigene woorden van het oorspronkelyke docu-
ment, hetwelk nog volkomen leesbaar gevonden werd. Het
werd in 1843 door den Volksraad in mijne handen gesteld,
en is thans *) of behoort te zijn onder de archieven van
het Koloniaal bestuur alhier.
Nadat de uitgewekene boeren de overblijfselen hunner
rampzalige landgenooten op eene vocgzame w^ze hadden
ter aarde besteld, bespeurden zij dat hunne paarden en
ammunitie niet toereikende zouden zijn tot het voortzetten
van een afmattenden oorlog tegen Dingaan in z^ne versterkte
plaatsen; weshalve zij besloten, om langzaam terug te trekken.
Zij deden zulks ook met weinig verlies, omstreeks 5000
stuks vee medenemende, hetwelk zij, als de wettig en be-
zwaarlijk verkregen oorlogsbuit van dezen veldtogt, onder
elkander verdeelden.
Bij hunne tehuiskomst van dezen welgeslaagden inval,
waren zij niet weinig verbaasd, te zien dat sir George Napier
(die sir Benjamin d^Urban in het Gouvernement van de
Kaapkolonie was opgevolgd) een klein detachement Schotten,
onder bevel van den majoor Charters, had afgezonden, om
de baai van Natal in bezit te nemen. Deze maatregel —
zoo als in eene proclamatie van den 14den November 1838
ook erkend werd — was klaarbl^kelijk de vrucht van het
verlangen rr om aan de, door eenige uitgewekenen van de
Kaap-kolonie, onderdanen van Z^ne Majesteit, onwettig be-
werkstelligde inbezitnemingen van gedeelten grondgebieds,
den inboorlingen toebehoorende^ een einde te maken n ;
terwijl die proclamatie den bevel voerenden officier dezer
kr^gsmagt al verder magtigde n om alle wapenen en kr^gs-
behoeften^ die zich tijdens de inbezitneming van Port Natal,
in het bezit van eenig inwoner zullen bevinden, op te sporen,
tot zich te nemen, en in militair bezit te houden, n
' ' De majoor Charters keerde onmiddellijk naar de Kaap
terug, toen het kommando van het detachement op Kapitein
Janris, van het 72ste regiment, overging. De algemeene
^) Ik heb op zeer enkele plaatsen, de vertaling in het tijdschrift
MEuropa" niet geheel gevolgd. Hier waren de woorden van den Heer
Cloete rrof behoort te zijn" niet overgenomen.
Digitized by
Google
94 DE J^ANDVERHUIZING.
en kwalijk bepaalde aard zijner instructiën zou aanleiding
hebben kunnen geven tot ernstige geschillen, zoo al geene
hevige botsingen, tusschen hem en de uitgewekene boeren,
met betrekking tot de aan hem verleende magt om hun
buskruid en ammunitie in beslag te nemen ; doch de goed-
willigheid en verstandige inschikkel^kheid van dien officier,
wist elke opgerezene moeijeiykheid spoedig b^ te leggen,
en op hunne belofte van er geen gebruik van te zullen maken
tot aanvallende vijandelijkheden tegen de inboorlingen, gaf
hij hun buskruid, hetwelk hij voorloopig had in beslag ge-
nomen, terug. De noodzakeiykheid om het detachement te
voeden en in behoorlijken staat te houden, gaf aanleiding
tot een e wederzijdsche wisseling van behoeften, en van toen
af aan vestigde zich de vriendschappelgkste betrekking tus-
schen de beide partyen, die sedert ongestoord is gebleven.
Middelerw^l werd door de uitgewekene boeren de grond
gelegd tot dit stadsgebied van Pietermaritzburg, en van het-
geen thans den naam draagt van n Town of d'Urban tt. Voor
beide werden Landdrosten aangesteld; door dezen werd een
meer regelmatig systeem van bestuur gevestigd, en met de
bekwame hulp van mr. Boshof (de tegenwoordige griffier van
het Hof), die omstreeks dien tgd met zijn geheelen stam in dit
district aankwam, kwamen verscheidene wetten en reglementen
tot stand, die hen trapswijze uit den toestand van regering-
loosheid verlosten, waartoe zij b^na vervallen waren. Terwgl
de wiater van 1839 onder deze pligten en werkzaamheden
voorb^ging, begon Dingaan, die zich eenigzins van zijne ge-
ledene nederlaag hersteld had, gezanten te zenden, die 316
paarden, den uitgewekenen by verscheidene gelegenheden
ontroofd, terug bragten, en zijne genegenheid boodschapten,
om met hen in vriendschappel^ke betrekkingen te treden. Hun
antwoord was waardig en mannelijk: dat zij, namelijk, gee-
nerlei vredesverdrag met hem wilden sluiten, tenz^ h^ hun
alvorens al hun vee en schapen terug gaf, en hg de waarde
van al hunne geroofde of verwoe.ste eigendommen betaald
had. Dit gaf aanleiding tot herhaalde gezantschappen, belof-
ten van teruggave en aanw^zingen van plaatsen, waar ten
minste een gedeelte van het vee en eenig schietgeweer zou
Digitized by
Google
DER H0LLAND8CHË BORREN, £NZ. 95
worden teruggegeven; doch weldra ontdekten de boeren, dat
al deze gezantschappen en beloften niets anders dan voor-
wendsels waren, om een regelmatig stelsel van verspieding
te onderhouden, daar een dier voorgewende gezanten (of ver-
spieders) gevangen z^nde, bekende, dat hij gezonden was 0I^
Dingaan te onderrigten, of de boeren naar hunne hoeven te-
rag keerden, dan wel of zij zich digt bij hunne fr lagers''
hielden; dus duidel^k toonende dat h^ slechts op eene gele-
genheid wachtte, om eene nieuwe razzia tegen hen te beproe
ven. Deze toestand, die hen in gestadige onrust deed ver-
keeren, verlamde natuurlijk al hunne reeds aangevangene
pogingen om de hand met kracht aan den landbouw te slaan,
en zich verder uit te breiden, toen het ondoorgrondelijk be-
sluit der Voorzienigheid eene dier gebeurtenissen tevoorschijn
riep, waarop zij in het geheel niet waren voorbereid, waarin
z^ zelfs niet eens de voornaamste handelende personen wa-
ren, doch die hen tot het onbetwiste bezit van het geheele
grondgebied van Natal voerde.
Er waren dest^ds maar twee broedere van Chaka en Din-
gaan meer in leven; de oudste, Panda of Umpanda (zoo
als z^ne onderdanen hem noemen), en een jeugdige knaap»
met name rr Clu Clu ^y' Umpanda had juist den mannelij-
ken ouderdom bereikt, doch was in alle buitensporigheden
van zinnelijken wellust opgevoed, zoodat hij alleen om z^ne
onkrggshaftige levenswijze bekend was, en het voorwerp
der bespotting van de krijgslieden en der verachting van
Dingaan werd, die hem een tijd lang met volle ruimte de
involging z:gner verwijfde neigingen scheen in te willigen,
als het beste middel tot z^ne eigene persoonlijke veilig-
lieid, dew^l Dingaan's kr^gslust zóó onverzadelijk was,
dat h^, ondanks z^ne in de maand December van de uit-
gewekene boeren ontvangene nederlaag, op nieuw een sterk
leger gemonsterd had, waarmede h^ nSapusa*' aantastte,
doch met een vreesel^k verlies werd afgeslagen.
I) Clu Clu is vermoord door Pauda in 1843, by welke gelegenheid
huniie moei Mawa met een groot aantal van Chaka's en Dingaan^s oade
Tolgelingen, naar dit land gevlngt is, en deze thans nog gevestigd
i^n ia het District, voorniuneiyk in de Umvooti en Inanda locatie's.
Digitized by
Google
96 DE LANDVËRHUIZINU
Het was derhalve niet onnatuurlijk, dat zich, zelfs ouder
de Zulu's, eene partij vormde, die deze ifioorddadigc oor-
logen moede werd, en genegen scheen om Panda te onder-
steunen, met het doel, om eenmaal tot vrede met de uit-
gewekenen en de omliggende natiën te geraken. Van dat
oogenblik af, besloot Dingaan de gelegenheid af te wach-
ten, om zijn broeder te vermoorden; doch er sch^nt iets
van dat voornemen te z^n uitgelekt; althans, Panda ont-
vlood op eenmaal met een talrijk gevolg, trok de Tugula
nabg haren mond over, nam eenige landen bij de Umvotee
in bezit, en zond gezanten naar de uitgewekenen, om hunne
hulp en bescherming in te roepen. Men was in den be-
ginne niet zonder achterdocht, dat hier niets anders dan
een tusschen hem en Dingaan listig overlegd plan in het
spel was, om hen naar het land der Zulu's te lokken; doch
na herhaalde b^eenkomsten, die met veel takt en bekwaam-
heid door den Landdrost Roos, van d*Urban, door G. Kemp,
Moolman, Morewood, Breda en verscheidene anderen be<
stuurd werden, geraakte men tot de sluiting van een be-
hoorlijk aanvaUend en verdedigend verbond, bij welks ar-
tikelen de uitgewekene boeren zich verbonden om Panda te
ondersteunen en te verdedigen, waartegen hij op zich nam,
om hen in al hunne oorlogen tegen Dingaan bij te staan.
Daar het begin des jaars 1840 als het beste jaargetijde
beschouwd werd, tot het beginnen van aanvallende opera-
tien, monsterden de uitgewekene boeren wederom eene magt
van 400 ruiters, die, onder het opperbevel van Andries
Pretorius, zich bg het leger van Panda voegden, hetwelk
omtrent 4000 man sterk was. Deze vereenigde magt rukte
in Januarg op nieuw in het land der Zulu's, terwijl de
uitgewekenen zich nogtans met behoedzaamheid op eenigen
afstand van Panda's leger hielden, hetwelk, onder de be-
kwame leiding van ffNonklaas'' (thans Panda's voornaam-
ste raadsheer en krggsbevelhebber) met ongeduld het ge-
vecht scheen te verbeiden.
Terwijl de legertroep der uitgewekenen in deze stad uit-
gerust en gemonsterd werd, kwam een van Dingaan's
voornaamste gezanten, Tamboosa, hier aan, als overbren-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN; ENZ. 97
ger van een bgzonderen last, en aanbiedingen tot vrede.
H§ werd nogtans met zijn bediende, Combizana, gevangen
genomen, en leido, na een gestreng verhoor, de openhar-
tige belijdenis af, dat ook hij was afgezonden met het
doel, om Dingaan den toestand van de vereenigde legers
der uitgewekenen, en van dat der Zula*s onder Panda te
berigten. De laatste, klaarblijkelijk tegen dezen persoon
(een van Dingaan's voornaamste raadslieden) verbitterd,
beschuldigde hem als de hoofdoorzaak van den moord van
Retief en de zijnen; dat h^ tegen z^n (Panda's) leven
had zaèmgezworen, en zijn dood aangeraden; kortom, h^
bragt zulk eene reeks van bezwaren tegen hem in, dat hij,
tegen alle beschaafde gebruiken aan^ als gevangene met
het leger werd medegevoerd, tot dat het de oevers van
de Baffalo- en Umzimjatee-rivier bereikte, waar een kr^gs-
raad gevormd werd, die, onder den invloed der spanning
▼an het oogenhlik, weldra een doodvonnis over de onge-
lukkige gevangenen uitsprak, hetwelk eenige uren later
ten uitvoer gebragt werd. Tamboesa beschuldigde zijne
beulen niet slechts op eene waardige w^ze van de schen-
ding aller gebruiken jegens afgezanten, zelfs jegens wil-
den, doch smeekte, onder betuiging dat hij volkomen gereed
was om te sterVen, (hoewel te vergeefs) om genade voor
z^en jeugdigen dienaar, die, slechts zijn adjudant zijnde,
met z^n meester te volgen, niets anders dan z^n pligt
gedaan had.
Deze vlek op het gedrag der uitgewekenen ten aanzien
der Zulu's, is nogtans de éénige geweest, daar z^ anders
altoos de vrouwen, kinderen en weerloozen spaarden, en
hunne oorlogen met even zooveel gematigdheid als krijgs-
kunde en dapperheid wisten te voeren.
Weinige dagen na deze treurige teregtstelling ontmoette
het leger der Zulu's, onder Panda, dat van Dingaan, waarop
een wanhopig gevecht ontstond. Een of twee van Dingaan's
regimenten liepen gedurende den strijd in massa tot Panda
over, waarop twee andere van Dingaan's beste benden, die
dapper voor hem vochten, ten eenenmale vernietigd wer-
den, en het gevecht met zgne geheele nederlaag en vlugt
7
Digitized by
Google
98 DE LANDVERHUIZIKO
eindigde. De uitgewekene boeren^ die aan dezen slag geen
deel hadden genomen, vervolgden het behaalde voordeel
met groeten ijver. Z^ dreven Dingaan over den Zwarten
Umvoloos, en van daar verder tot aan de oevers van de
Pongola, waar hij, door al zijne aanhangers verlaten, met
omstreeks een honderdtal der zijnen, eene schuilplaats b^
den kleinen stam der Amasureo's^ nabij de Delagoa*baai,
zocht ; doch die (zoo als men meent, dew^l ik niet geloof
dat er bepaalde zekerheid van bestaat) hem vermoordden,
om hunner eigene veiligheidswille bij zijne gedurige en
vreesel^ke strooptogten tegen hen en de naburige stammen.
Daar er nogtans aan zijn dood, even zoo min als aan
de verstrooijing van zijn geheele leger te twijfelen viel,
hielden de uitgewekene boeren op den 14den Februari)
1840 eene algemeene vergadering aan de oevers van den
Umvoloos, alwaar Andries Pretorius, onder het lossen van
hun schietgeweer, Umpanda tot ëénigen en erkenden ko-
ning der Zulu's uitriep ; terwijl zij, bij eene door hem uit-
gevaardigde on door de overige bevelhebbers mede onder-
toekende proclamatie, verklaarden, dat hun gebied zich van
de Umvoloos Umfana, of Zwarte Umvoloos, en de St. Lu-
cia's-baai, tot aan de Umzimvooboo of St. Jans-rivier
uitstrekte. En werkelijk oefenden zij, door hunne op dien
dag genomene besluiten, een zeker gezag of oppermagt uit
over Umpanda zelve, van wien z^, als schadeloosstelling,
36,000 stuks vee ontvingen, waarvan 14,000 stuks aan die
boerea werden afgestaan, die, aan gene z^de van den Draken-
berg wonende, zich slechts als bondgenooten bij hunne
vrienden gevoegd hadden; terwijl de overige 22,000 (of
liever het treurig overschot daarvan, want veel was er op
den weg ontvreemd of verloren geraakt) aan den voet van
den Zwartkop; nabij deze stad, gebragt werden, alwaar
zij, op eene plek, die van daar nog altoos den naam van
rrDeel^lager'' behouden heeft, onder de boeren verdeeld
werden, die tot dit district behoorden, en uithoofde van
geledene schade b^ de vroegere oorlogen en strooptogten,
aanspraak hadden op billijke schadevergoding.
Weinige dagen vóór den uittogt der boeren tot hunne
Digitized by
Google
99
laatste en beslissende overwinning op Dingaan en zijne
magt, werd door sir George Napier, die bevel ontvangen
had om het 728te regiment huiswaarts te zenden, en be-
speurde dat de Secretaris van Staat voor de koloniën
weinig lust betoonde om zijne staatkunde van inbezitne-
ming van dit district vol te houden, een vaartuig naar
de baai afgezonden, met bevel aan Kapitein Jarvis, om
zich met zgn gansche detachement in te schepen ; bij welke
gelegenheid hij den Landdrost Roos, te d'Urban, een brief
schreef, die, na het opperen van eenige klagten van in-
boorlingen over inbreuken op hun eigendom, met den vol-
genden heüwensch tot afscheid eindigde :
gEn thans, op mijn vertrek staande, blijft mij alleenlijk
over, u allen, afzonderlek ea gezameniyk, alle heil en voor-
spoed te wenschen; van harte hopende^ dat, in de bewust-
heid uwer kracht, de vrede het doel uwer beraadslagingen,
regtvaardigheid, voorzigtigheid en gematigdheid de wet uwer
daden moge zijn ; dat de drijfveêren uwer handelingen uwer,
als menschen en christenen, waardig mogen blijven; dat in
latere tijden uwe aankomst nog als een zegen herdacht moge
worden^ dew^l g^ de onwetendheid verlicht, het bijgeloof
verdreven, en misdaad, bloedstorting en onderdrukking zult
hebben doen ophouden; en dat gy deze schoone gewesten
in vrede en voorspoed bezitten moogt, de regten der inboor-
lingen altoos eerbiedigende, wier vaderland gij hebt aange-
nomen, en wier woning gij tot de uwe gemaakt hebt.*'
Na deze door het opperhoofd der krijgsmagt^ op het oogen-
blik van zijn vertrek, gebezigde uitdrukkingen, en na den
algemeenen inhoud van de dest^ds aan hen medegedeelde
berigten uit de Kaapstad, Igdt het geen tw^fel, dat de uit-
gewekene boeren de volledige overtuiging ontvingen, dat
Harer Majesteits Gouvernement besloten had, zich door niets
te laten afleiden van de staatkundige gedragslijn, die het
reeds had doen verklaren, . dat niets Hare Majesteit zou
kunnen overreden, om eenig regt van oppermagt over deze
landstreken te doen gelden. Zg begrepen derhalve, dat zij,
krachtens deze akte van overgave van dit grondgebied door
Harer Majesteits kr^gsmagt, zoowel als door hun reeds
7*
1 Bon WA
o^^
100 DE LANDVERHUIZING
uitgeoefend gezag over Panda, die zijne magt enkel van hen
ontleende, beide de facto en de Jure (naar daad en regt) de
onbetwiste regeerders des lands waren geworden. Zg zagen
zich door alle naburige stammen geacht en gevreesd; elke boer
mogt nu onbekommerd rrnederzitten onder zijn \vijnstok en
vijgeboom'*; en er is verder geen twgfel, dat, indien zij (als
ligchaam) meer verlichte begrippen hadden bezeten om de
juiste stelling te gevoelen waarin zg toen geplaatst waren,
Harer Majesteits Gouvernement hen ook toen reeds alle
voordeel en van een eigen bestuur zou geschonken hebben,
bestaanbaar met eene bloote erkentenis hunner getrouwheid
aan Hare Majesteit en Hare opvolgers.
Wg mogen dan nu deze lezing, waarin wij hen tot aan
het rustig en vreedzaam bezit van dit grondgebied verge-
zelden, besluiten met de regelen van den Mantuaanschen
zanger op hen toe te passen, waar hg, in zijne tweede
Oeorgica, van de landlieden zgns vaderlands zingt :
ttO fortunatos nimium bona si sua norinif
Agricolas! etc'"
Daar dit geheele fragment zoo bijzonder toepasselgk is
op den toestand waarin deze onze boeren zich destgds be-
vonden, zal ik met de mcdedeeling daarvan, volgens de
vertolking van Ring, besluiten :
O landvolk, hoe welzalig is aw lot,
Zoo ge uw geluk slechts in zgn volheid kent
Verwijderd van geweld en krijgsgevaar,
Van wapenklaiik, trompet en oorlogstrom,
Schenkt, als in vrede uw dagtaak is volbragt,
ü 't stroodak koelte, en vasten, zoeten slaap,
Wijl moeder aarde, uit milden, vruchtbren schoot,
Uw schuren vult, uw korven buigen doet.
Wat schaadt het u, al opent geen paleis
Van marmersteen zijn breedq vleugelpoort.
En laat een schaar vergulde vleijers in?
Wat schaadt het, dat q^qw trotsche zuilenrg,
Qeen bceldenstoet, door *s kunstnaars hand gewrocht
Qeen kleedertooi, geen zijde- of goudgeweef,
Geen pracht van Tyrisch purper 't oog u boeit,
Digitized by
Google
DEB H0LLANOSCH£ BOSRfiN; ENZ. 101
Of H reoktresoor van 't weeldrig Oosterland
Met zoeten geur wellustig u omgolft?
Aan ^dle vreugde en dwazen tooi ontwend,
Is rust uw lot, en vrede, en veiligheid.
Een matig deel, maar wisslings rijkste keur.
Een hoeve, een hut, een bron, een koele grot,
Waar *t stroomkristal z^n zilvren golfjes stuwt,
W^l in de beemd de loeiende os zich strekt, —
't Is alles *t uwe. U faalt do bruine hei,
ft Onmeetlijk perk van *s jagers zoetst genot,)
Noch 't zangrig koor der wouden; noch een kroost
Door d* arbeid hard, met luttel vergenoegd.
Noch grijsaards, wie nog levenslust verblijdt,
Noch *t huis-altaar, den besten God gew^d!
Ik heb in deze lezingen eene getrouwe en onopgesmukte
voorstelling trachten te geven van de voornaamste oorza-
ken, welke geleid hebben tot de uitwijking van een groot
gedeelte onzer mede-kolonisten, en tot hunne verlating
van het land hunner vaderen, om in de wildernissen van Zuid-
Afirika, en in dit district, een nieuw vaderland te zoeken.
Bij deze voorstelling heb ik gepoogd niets te bewimpelen,
m&ar ook niets te overdrijven. Ik wilde alleenlijk aantoonen,
dat deze uitgewekenen (als ligchaam) eene achtenswaardige,
vermogende en talrijke vereeniging van menschen uitmaken,
die, door geen gouddorst aangelokt, even weinig als door
de zucht om eenige stammen van wilden ten onder te bren-
gen, slechts een land zochten, en op wettige wijze poogden
te verkrggen, waar zij zich, met veiligheid voor levens en
bezittingen, slechts in vrede mogten nederzetten.
Dit doel hebben zij volkomen bereikt, en zoo hunne ware
stelling door hen-zelven goed begrepen, en door het Gouver-
nement juist gewaardeerd ware geworden, dan zou er later
niets hebben behoeven te gebeuren, tot schade der vriend-
schappelijke overeenstemming tusschen hen en een Gouverne-
ment, voor hetwelk de gouden regel dagelijks duidelijker
wordt ;
iSoto popiUi suprenta lex!
('s Volks heil is de hoogste wet!)
Digitized by
Google
n.
Verlies van Natal en nederzetting aan de Vaalrifner^
De Heer Cloete, wiens voorlezingen in de vorige afdee-
lingen zgn medegedeeld, is voor de geschiedenis die in dit
werk nagegaan wordt, de beste getuige, dien men ver-
langen kan« Hg is van afkomst HoUandsch Afrikaan,
heeft zijne voorbereidende studiën gemaakt te Beverwyk
onder de leiding van den Predikant der Hervormde ge-
meente aldaar; is te Utrecht aan de akademie geweest en
d^r gepromoveerd tot Doctor in de beide regten. In
Zuid-Afrika teruggekeerd, heeft hg in onderscheidene be-
trekkingen, steeds een werkdadig deel genomen, in al de
handelingen van het Kaapsche Gouvernement jegens de
HoUandsch- Afrikaansche Landverhuizers. Hij is getrouwd
met eene Engelsche vrouw : drie zgner dochters zijn gehuwd
met Engelsche officieren; aan zijn huis wordt nimmer an-
ders dan engelsch gesproken en hij behoort met zgn ge-
heele gezin tot de Episcopaalsche kerk. Hij is als mensch
en als regter te algemeen en te hoog geacht om van par-
tgdigheid in zgn oordeel eenigzins verdacht te kunnen
worden, en al ware hij dit niet, dan zou die verdenking
nog eerder gelden, in het voordeel van de Engelsche, dan
in dat der HoUandsch-Afrikaansche partij.
Ten andere zijn die voorlezingen door hem uitgespro-
ken in het engelsch, in de voornaamste Sociëteit van de
hoofdplaats van het District, ten aanhoore van al de daar
aanwezende engelsche ambtenaren, officieren en notabelen, en
Digitized by
Google
NEDERZETTING AAN DE VAALBIVIER. 103
maar zeer kort daarna heeft hij geene zwarigheid gevonden
ze by den Gouvernements-drukker in het licht te geven.
Die voorlezingen leveren derhalve voor de Kaapsche Land-
verhuizers het onwraakbaar bcwys:
lo. dat de zendelingen in Zuid- Afrika — op enkele uit-
zondering na — de bewerkers geweest zijn van al het
kwaady dat z^ geleden hebben ; van den tegenwoordig min-
der gunstigen toestand der Hottentotten en Kaffers dan voor
1813 en van al het nadeel, wat Groot Brittanje van hare
Zuid-Afrikaansche Koloniën tot nog toe ondervonden heeft.
2o. dat het Gouvernement in Engeland nooit de uit-
breiding van haar grondgebied in Zuid-Afrika en zoo
ook nimmer de inbezitneming van Natal verlangd heeft,
maar dat dit handelde naar onjuiste en part^dige berig-
ten van het Kaapsche Gouvernement en van de zende-
lingen.
3o. dat het Kaapsche en Ëngelsche Gouvernement zich^
lieten leiden door de zendelingen, en,
4o. dat Natal hun onbetwistbaar eigendom was geworden.
De lezer is straks bekend geworden met den hoofdinhoud
der proclamatie van den Gouverneur der Kaapkoloniën van
14 November 1838. Het antwoord daarop, van den volks-
raad der emigranten — waaronder zich toen onderscheidene
goed onderwezene mannen bevonden, was:
rr Onze emigratie heeft niet heimelijk, maar openlijk plaats
gehad en zonder eenige belasting schuldig te blijven. De
Luit. Gt)uverneur heeft ons openiyk verzekerd dat er geene
wet bestond tegen vrijwillige emigratie. De emancipatie der
slaven was geenszins oorzaak der emigratie: eene lange en
treurige ondervinding had bewezen^ hoe duur slavenarbeid
te staan komt; ook zal noch slavern^, noch slavenhandel in
de Republiek geduld worden. — De oorzaken der emigratie
zgn bijzonder Cy en algemeene. Om van de bijzondere oorza-
ken slechts ééne te noemen, haalt men op: het wederregte-
lijke arrest zonder oorzaak van de Ëchtgenoote uus, terwijl
haar man op kommando tegen de Kaffers afwezig was. —
De algemeene oorzaken zijn; De ordonnantie N^ 19^ die ver-
nederend is, terwijl de opvolgei|de verordeningen onze sla*
Digitized by
Google
104 VERLIES VAN NATAL
ven bedorven, en ons geruïneerd hebben. — De ongeregeld-
heden der zwervende Hottentotten en vrge Negers, welke
straffeloos plaats hadden. — Na den laatsten Kafferoorlog,
waren onze hulsgezinnen geplunderd en door- vuur vernield;
het ons door de Kaffers ontstolenc hoornvee was, na terug-
krgging van de roovers, of openlijk verkocht, of door ver-
waarloozing omgekomen^ of tot voeding der soldaten geslagt,
zonder dat ons eenige indemniteit is toegestaan, of voor ge-
stolen vee, of voor verbrande woningen of voor vermoorde
maagschap^ of voor de door ons gemaakte onkosten in paar-
den, zadels^ équipement, voeding enz. of voor de geledene
vermoeienissen bij de vervolging der plunder- en moordzieke
Kaffers. — Eindelijk moeten genoemd worden de overeen-
komsten door den Luit. Gouverneur met de Kaffers gesloten,
waarb^ hun allerlei waarborgen zijn toegekend en geene aan
de boeren, zoodat wij aan hunne dagelijksche plunderingen
en rooverijen blootgesteld bleven. — Ons bleef dus niets over
dan, 6f onzen geheelen ondergang bedaard en lijdelijk af te
wachten, 6 f te emigreren. •
t)en S**'" December 1838 *) onischcepte evenwel Kapitein
Jarvis. Het Gouvernement had van geen gunstiger tijdstip
kunnen gebruik maken. De emigranten waren nog maar een
anderhalf jaar hier. Zij hadden nog geen rust genoten. Zij
hadden in Dingaan cenen schrikkelijken vijand. Freeman —
in zgn vroeger aangehaald werk, bl. 198 — stelt de magt van
Dingaan alléén^ op een vierde, van de gansche Kaffer-
bevolking in geheel Zuid- Afrika tot aan de 20^ graad Zai-
derbreedte. Zij leden gebrek. Er was geen aanvoer van le-
vensmiddelen en zij hadden geen tijd gevonden, om den grond
te bebouwen, en sedert eenige weken was eene ernstige en
aanstekende ziekte — de mazelen — onder hen uitgebro-
ken. Doch de keus van dat oogenblik behoorde niet tot de
wonderen. Het Gouvernement was door de zendelingen van
alles onderrigt. Door hen werd Dingaan raad gegeven en
van ammunitie voorzien. Door hunne tusschenkomst werd
•) Deze en volgende tgdsopgaven zijn te vergelijken met de t^dre-
kening voorkomende in de almanak van Port Natal van 1852 .
Digitized by
Google
EN NEOEBZETTING AAN DE VAALRIVIEB. 105
den emigranten onthouden, wat hun door hunne vrienden
aan de Kaap werd toegezonden, en — zoo min de emigran-
ten als hunne vrienden, waren met den juistcn toestand van
zaken, met de bemoeijing en leiding der zendelingen bekend.
Kapitein Jarvis werd dan ook met zijne geringe magt
toegelaten. De emigranten zagen daar geen kwaad in, tot
dat hij aan de baai van Natal eene kleine vesting geplaatst,
déèr de engelsche vlag geheschen en het gerucht had doen
verspreiden, dat een groot gedeelte van den grond der kolo^
nie, door het Engelsche Gouvernement zou verkocht wor-
den aan Engelschen, die gereed waren zich derwaarts in te
schepen. Toen stelden de emigranten aanstonds eene wacht
van 40 man, in de nabijheid van de engelsche vesting en
verkondigden het volgende besluit, dat ten zelfden dage naar
de Kaapstad verzonden werd :
Protest van den VoUcaraad der Emigranten,
DezQ besluit:
rrDat, ingpval van het landen van eenige vreemde emi-
granten iu de Baai van Natal, zonder vooraf verkregene
toestemming van den Volksraad, zoodanige emigranten als
vijanden van den Staat zullen worden beschouwd.
r'Dat, wanneer de aankomst van emigranten zal worden
gesecondeerd door zoodanige militaire magt, als waardoor
de landing door ons niet kan worden belet, wij alsdan
zullen terug trekken in de bosschen, bergen en kloven, die
de Baai in alle directiën omringen, en aldaar in afgezon-
derde kleine partyen, ieder op zich zelve, ageren, naar het
voorbeeld van de verdrukte Spanjaarden, op het principe
van don Carlos, van geene lijfsgenade te vragen noch te
geven, tot dat wij zullen hebben herkregen, dat wettig het
onze is.
rrDat de onderscheidene Kommandanten en Kapiteins van
de gewapende burgery zullen opgeroepen worden, ten einde
verdere bepalingen te maken, met betrekking tot de ver-
deeling en aanvoering van de magt, onder hen geplaatst.
i'Dat een genoegzaam getal slagtvee, en voorraad mielies
Digitized by
Google
106 VERLIES VAN MATAL
en andere mondbehoeften in de omstreken van de Baai zul-
len worden aangevoerd, tot onderhoud van eene wacht van
40 man, enz., enz.
rrDat een gedeelte der ammunitie zal worden geplaatst on-
der de zorg en verantwoordelykheid van den plaatselgken
Landdrost.
rr Aldus gedaan in onzen Volksraad, op heden den ll"^*""
Nov. 1839.
President en Leden van den Volksnuxd,
(Get) j. s. MARiTZ, Voorzitter; g. j. roeoolph;
A. W. J. PRETORIUS; JAC. JOH. BURGEB; P. T. VAN STADEN;
M. VAN DEVENTER; WILLEM A. BOTHA; O. P. KEMP.
Niet meer dan dit geringe bewijs van vastberadenheid en
gevoel van eigene kracht was noodig om het Kaapsche Gou-
vernement schrik aan te jagen, vooral daar het nu wist dat
men in Engeland zijne staatkunde niet deelde. Zoodra het
met dit besluit bekend werd, en van de gestelde wacht ge-
hoord had, werd aan Kap. Jarvis het bevel gezonden om Na-
tal zoo beleefd mogelijk te verlaten. Mijne lezers hebben zijn
afscheid — hiervoor op bl. 99 vernomen, en zullen mij toe-
stemmen, dat hij den onaangenamen last voortreffelijk uitge-
voerd heeft. Alreeds op den 24"'®" December 1839, dus slechts
6 weken na het protest der emigranten, was hij met al zijn
gevolg verdwenen.
De lezer moet bij al het volgende in aanmerking ne-
men, dat de regering in Engeland altijd tegen de uit-
breiding van grondgebied in Zuid- Afrika geweest is; zelve
die nimmer verlangd heeft en schoorvoetend, de reeds
genomene maatregelen van . het Kaapsche Gouvernement
tot dat einde strekkende, goedkeurde. En vooral ook^
dat zij niet vóór in het jaar 18Ö2 met den waren
stand van zaken is bekend geworden, en toen eerst tot de
overtuiging kwam, dat de vroegere rapporten omtrent de
UoUandsche Afrikanen en speciaal de Kaapsche landver-
huizers en zoo ook die over de zwarte of gekleurde bevol-
king, part^dig en onwaar geweest waren en dat men de
eersten groot onregt bad aangedaan ten behoeve van de
Digitized by
Google.
EN NEDERZETTING AAN DB VAALRIVIER. 107
laatsten. Dit een en ander is ie bewezen uit de briefwisse-
ling, die tasschen de regering in het moederland en het
Kaapsche Gouvernement is gevoerd, welke in haar geheel
overgenomen wordt, in het zoogenaamde Blaauwe boek, dat,
op bevel van Hare Majesteit, de beide huizen van het Par-
lement aangeboden wordt en welk boek, door deze aanbie-
diAg, weder voor andere belangstellenden verkrggbaar is.
Indien ik hier alle plaatsen overnam, om mijne lezers
dat bew^s te leveren, dan zou dit boekdeel te dik en te
kostbaar worden. Ook zal het van zelve uit het vervolg
blgken, dat de Engelsche regering, sedert 1852^ geheel in
overeenstemming met het hier aangevoerde en die overtui-
ging gehandeld heeft en nog handelt, en dat het ook daarom,
zelfs niet meer verondersteld kan worden, dat z§ weder van
haar tegenwoordig besluit zal afwijken; vooral niet, nadat
de vorige handelingen, schrikkelijke verliezen en kosten voor
het moederland, zonder eenig voordeel en niet dan onover-
komelijk nadeel, veroorzaakt hebben.
Komen wij terug tot den vijand Dingaan. In September
1839 vernam de Volksraad, dat er onlusten in zgn rgk
waren ontstaan. De Heer Lauts zegt hiervan:
rrDingaan had oneenigheid gekregen met z^nen broeder
Panda, die het bevel voerde over de landstreek gelegen
tnsschen de Tamboesie en de Toegala. De Zoola-Koning,
over Panda's ongehoorzaamheid verbitterd, zond eene kr^gs-
magt uit om moord en verwoesting in die landstreek be-
zuiden de Umiaas te brengen. Verscheidene honderden Kaf-
fers waren reeds omgekomen, zoodat Panda voor zijn eigen
leven beducht begon te worden. Het Opperhoofd nam daarop
de w^k over de Toegala, waar hij zich in het gebied der
Emigranten bevond. Negen opperhoofden, duizenden Kaffers,
mannen, vrouwen en kinderen, volgden hem met hunne run-
deren, schapen en geiten.
Panda zond drie Volkshoofden aan het bewind der
Republiek om van het gebeurde kennis te geven, met
betuiging dat hij nu op de bescherming der Republiek
rekende. Te gelijk ontving de Volksraad van zijnentwege
berigt, dat hij, als ouder broeder vi^n Dingaan, de eigenlgke
Digitized by
Google
108 YEBLIBS VAN NATAL
opvolger van Chaka was, dat de Zoola-natie hem als
koning begeerde^ en dat hy gereed was een verbond met
het gemeenebest te sluiten. — Deze tijdingen waren voor
de Bewindvoerders van Natal van geen geruststellenden
aard ; men vreesde dat dit alles slechts eene looze vond was
van Dingaan, en dat hier waarsch^nlijk verraad achter zou
steken. Daarom zond men last aan Panda, voorloopig de
Omvoti rivier niet te overschrijden^ en dat men hem
eerlang eenige gemagtigden zou zenden om met hem in
onderhandeling te treden.
Intusschen vernam men dat de Vorst der Zoola-Kaffers
de Toegala was overgestoken, en v^andelijkheden had aan-
gevangen. Ëene der legerplaatsen van Panda werd door hem
aangevallen. De verdedigers schoten te kort, velen kwa-
men om, en eene menigte vrouwen en kinderen werden door
den overwinnaar weggevoerd.
Hierdoor, zoo wel als door andere omstandigheden,
werd het meer waarschgnlgk, dat de toedragt der zaken
inderdaad zoodanig was als Panda zulks had doen voorko-
men. De voorloopige onderhandelingen met zgne gezanten
te Pieter-Maritzburg binnen korten tyd z^nde afgeloopen,
aarzelde men niet langer om eenigen afgevaardigden aan
Panda te zenden, die alsdan, te midden der Kaffers zgnde,
beter in staat zouden wezön zich van de waarheid van het
gebeurde te vergewissen en aan hetgeen gebeuren zou de
meest mogelyke plegtigheid te zetten. De Volksraad ver-
trouwde de leiding toe aan den Heemraad S. van Breda,
die als hoofd der bezending den titel van Landdrost ont-
ving. Den 266ten October 1839 bereikte hy het dorp of
de kraal van het Opperhoofd Panda, bg zich hebbende de
Raadsleden Gr. Kemp en Jac. Moelman, den Kommandant
Fourie^ den Vcldkornet Jan Meijer^ de Heeren Moorwood,
Dr. Krause, Delagorge, en andere achtenswaardige per-
sonen" ').
1) De Hoogleeraar Laats heeft in zgn werk ifDe Kaapsche Land-
verhuizers, enz. Legden 1847" deze onderhandeling, zóó naanwkeu-
rlg medegedeeld dat wij niet beter kunnen doen dan ZEd. ver-
haal woordelijk oyememeQ,
Digitized by
Google
EN NfiDEBZETTIXG AAN DR VAALBIVIER. 109
Het verslag van deze zending, zoodra mogelijk aan den
Yolksraad gedaan, was van den volgenden inhoud:
riReeds bij de eerste ontmoeting van de Commissie met
Panda bemerkte zij in hem een terughoudend man, hoedanig
hij zieh steeds in alle handelingen kenmerkte.
ffNa het oogmerk van deze Commissie medegedeeld te
hebben en den last door den Yolksraad aan ons opgedragen,
werd h^ verzocht zich tegen den volgenden morgen te prepa-
reren, om als Vorst over de Zoola-emigranten plegtig te
worden geïnstalleerd, en als zoodanig aan zijn volk te worden
voorgesteld; waarna de vlag in zgne tegenwoordigheid werd
gebragt, en hij de voor den Raad vroeger gegevene plegti-
ge verzekering van vrede, vriendschap en bondgenootschap
met nadruk herhaalde. Deze betuigingen door zijne hoofd-
kapiteins aan de b^eengevloeide menigte, (die wij op meer
dan 3000 oorlogsmannen, en meer dan een gel^k getal jon-
gelingen en vrouwen hebben geschat), overgebragt zijnde,
werd een driemaal herhaald luid geschreeuw aangeheven,
hunne goedkeuring aanduidende. De volgende morgen tot
een feest en eenen militairen dans bestemd zijnde, werd door
Panda verzocht, dat hij na het afloopen derzelve, met het
afschieten der geweeren mogt worden vereerd. Des morgens
van dien dag werd Panda verzocht zich naar de tenten van
den Heer Breda te begeven, waar de Nationale vlag was
geplaatst en alwaar hem verscheidene schoone presenten
werden aangeboden. Daarna is Panda in onze vergadering
aan de regterhand van den Landdrost, en de overige Heeren
naar hunnen rang, geplaatst^ bij welke gelegenheid de Land-
drost hem de verzekering van vriendschap en bondgenootschap,
alsmede de aan hem verleende bescherming van den Yolks-
raad heeft herhaald. Dit wederom aan het volk overgebragt
z^ndo, had er een driemaal herhaald vreugdegeroep plaats.
Vervolgens werd aan Panda te kennen gegeven, dat zgn
verblyf aan deze zijde van de Toegala slechts van eenen
tgdelgken aard was, en dat noch de uitlevering van eenig
vee, noch iets anders van wat aard ook, geene bedoeling of
regts-aanmatiging op het land, thans door hem geoccupeerd,
mogt in zich sluiten; maar dat hij hetzelve, zoodra zgne
Digitized by
Google
110 VERLIES VAN NATAL
eigene veQigheid dit maar eenigzins 2ou gedoogeoi weder
moest verlaten. Ook werd hem voorgesteld: dat in het vervolg
geene doodstraf wegens veronderstelde tooverg, superstitie
of onder andere belagcheiyke voorwendselen, door hem zal
worden toegelaten; — dat bg z^nen dood, zgn opvolger
door zijn volk, met onderwerping aan zijne toestemming,
zal worden gekozen; — dat zijn titel zal zijn Regerende
Prins van de geëmigreerde Zoolas, tot dat h^ in de op-
volging van Dingaan zal z^n bevestigd; — dat h^ de met
den Volksraad bepaalde limietscheiding zal erkennen; —
dat hij bij alle oorlogen in het vervolg, geene vrouw, kind
of weerloozen ouden man zal toelaten te vermoorden; en
geen oorlog of vijandelijkheid tegen eenig naburig Opper-
hoofd of volkstammen, zonder voorkennis en bewilligiag
van den Volksraad, zal gedoogen. Drie Hoofdbevelhebbers
van Panda werden voor de nakoming van deze bepalingen
aansprakelijk gesteld.
Men oordeele over de wreedheid dezer Kaffers! Terw^l
het opgemelde verbond gesloten werd, en de genoemde
bevelhebbers zich verw^derden, werd een hunner met tal-
looze kris-steken afgemaakt! — Door de boeren hiertoe
aangezet, sprak hun Panda met ontevredenheid, een diep
neerslagtig voorkomen en ook met bedreiging toe, zeggende:
rf waarom eene daad als deze gepleegd, in het bgz^n van de
witte menschen? Wat moeten z^ van mg denken, daar ik
nog voor weinige oogenblikken beloofd heb geene wreedhe-
den van dien aard te zullen toelaten? Waar zal ik in het
vervolg vrienden, waar bescherming vinden, als ik weê( zal
genoodzaakt worden te vlugten ?" — Daarna scheen er ge-
raadpleegd te worden over de gevoelens van de ons om-
ringende menigte, waarbg de goedkeuring over het gebeurde
bij de meerderheid scheen bevestigd te worden, terwgl nog
steeds eenigen uit den aanhang van het vermoorde Opper-
hoofd met drift en fermeteit de zaak van hunnen vriend
bepleitten. Daar ik vreesde, dat door de voortduring van dit
verschil de verbittering zou toenemen, verzocht ik Panda
een begin met het feest te maken ; daarna de vlag met eene
generale charge gesalueerd hebbende, begon hun museleere-
Digitized by
Google
EN NEDERZBTT1NO AAN DE VAALRIVIER. 111
dans, die een zeer belangrgk, maar in vele opzigten vreesel^k
voorkomen aannam. Zoo vele duizenden, met zoo veel re-
gelmatigheid en geiyke ligchaamsbeweging, toon en gebaren
te zien ageren; terwijl de prgzers of vleijers hunne vele
loftuitingen herhaalden, van de deugden, rijkdom, zachtmoe-
digheid, grootmoedigheid, luisterrijke geboorte en ligchame-
Igke schoonheid van hem en zijne vele vrouwen; waarin zij
welligt tot vervelens toe zouden zijn voortgegaan, ware het
niet dat door het in brand raken van den kruidhoom van
den Heer Moorwood, die daardoor ligt gewond werd, terwgl
zgne kleederen in vlam geraakten, een einde aan den dans
ware gemaakt. Daarna keerde Panda naar z^ne woning
terug. — Op den middag van den volgenden dag begaven
wy ons tot het nemen van afscheid tot hem, hoewel wij
niet met die hartelijkheid of welwillendheid werden ontvan-
gen, waarop wij vermeenden aanspraak te kunnen maken.
Hem bij die gelegenheid over den goeden afloop zijner
installering geluk gewenscht hebbende, gaf hy te kennen 3
vette ossen aan den Landdrost, als een b^zonder present,
te hebben geschonken. Deze Drost antwoordde, dat hij ze
zou aannemen en onder de arme klasse doen verdeelen,
die daarvoor zeer dankbaar zou zijn, dewijl h^ b^ het
aanvaarden van zijn ambt gezworen had, voor zich zelven
geene presenten te zullen aannemen, en dit doende door de
regering daarvoor zou worden gestraft. Waarop Panda zeide:
nindien dit het geval is, zal ik zelf 10 ossen geven voor de
armen, 10 stuks en 2 koeijen voor u^ en voor degenen,
die bg de plegtigheid m^ner installering geschoten hebben,
nog 42 koeijen, kalveren, enz.**
De Volksraad begreep, dat, na deze gebeurtenissen en
na de vorige vruchtelooze pogingen van de emigranten om
met Dingaan tot eene goede verstandhouding te komen,
z^ hem nu op nieuw moesten beoorlogen. De raad besloot
daartoe, en benoemde op den 4^^ Januarij 1840 den Hoofd-
Kommandant A. W. J. Pretorius tot opperbevelhebber van
de veldtogt.
Het dagverhaal dezer togt, gedagteekend 24 Februarij
1840 en ingezonden aan den Volksraad luidde:
Digitized by
Google
112 VERLIES VAM NA TAL
DAGVERHAAL.
Overeenkomstig zeker Traktaat^ dat de twee Zoola-Am-
bassadeurs, namens den Zoola-Koning Dingaan, op den 13
Mei 1839, met den WelEd. Hr. A. W. J. Pretorius, als Hoofd-
Kommandant v^n den Hoog- Achtbaren Volksraad der Zuid-
Afrikaansche Maatschappij te Natal, hebben aangegaan,
volgens hetwelk zy hebben aangenomen, rrom alle schaden
die zij aan de Zuid- Afrikaansche Maatschappg-onderdanen
hebben gedaan, b^ de eerste opeisching te voldoen;'* deed
de gem. Hoog-Achtbare Volksraad van den Zoola-Koning
versclieidene malen het daartoe vereischte getal beesten
opeischen. Dit werd door Dingaan beantwoord met het
zenden van eenige klompjes van 50 ^ 100 beesten, als-
mede 2,000 ÏÏ ivoor, vergezeld van eenige tonnen beloften,
dat zy het overige gevorderde vee ook zouden brengen.
Doch b^ die beloften bleef het, en de Raad liet einde-
lijk aan Dingaan weten, dat zijne aanhoudene bedriegerij,
door niet aan zijne beloften te voldoen, ons grooter onge-
noegen zou veroorzaken, dan al de ongenoegens, die ooit
te voren tusschen de Zuid-Afrikaansche Maatschappij en de
Zoola-natie hadden bestaan, en dat de Raad verpligt zou
zijn, om, wanneer hij langer nalatig bleef, de gevorderde
hoeveelheid vee van onze geruïneerde onderdanen op te
geven, zulks dan met geweld van wapenen van hem zou
genomen worden — Dingaan hield zich bg al onze op-
eischingen en bedreigingen onverschillig — Zoo besloot
dan de Volksraad, op den 4^"" Jan. 1840, dat de WelEd.
Heer A. W. J. Pretorius, in zgne betrekking als Hoofd-
Kommandant, op den 15^''" van de gem. maand, meteen kom-
mando burgers tegen de Zoola-natie zou optrekken, om
van dezelve een getal van 40,000 beesten op te eischen,
en, in geval van weigering of onvoldoening, dit dan met
geweld van wapenen van hen te nemen, en zulks onder
de volgende:
Digitized by
Google
fiN NBDERZBTTIMG AAM DB VAALRIYIER 113
Instructie aan den Hoofd-Kommandant gegeven
door den Volkdraad.
Ar. 1. Een ieder zal gehouden zijn den Hoofd-Komman-
dant, in het uitoefenen zijner pligten, behoorlek te eer-
biedigen en te gehoorzamen; ten welken gevolge het aan
niemand vr^ zal staan den Hoofd-Kom mandant te belee-
digen, onder verbeurte eener boete van Rx. 5, voor de eer-
ste maal; tweede en derde malen verdubbeld.
2. De Kommandant zal zich alt^d moeten voorzien van
eene behoorlijke l^st zijner Yeldkomets met hunne man-
schappen^ ten einde zorgvuldig toe te zien, dat een ieder
man, naar regt en geregtigheid, gelgk en evenveel dienst
zal doen, zonder gunst of onderscheid.
3- De Kommandant zal naarstig moeten werkzaam zijn,
om de noodige patrouilles uit te zenden, alsmede de nacht-
wachten in het leger te bestellen en behoorlek te doen af-
lossen, welke wachten des avonds ten 9 uren, ook wel
vroeger, naar gelegenheid van zaken, moeten uitgezet worden.
4 De Kommandant zal, gedurende onze onveiligheid, moe-
ten zorgen, [dat er ten minste één vast^leger getrokken
worde (ook wel meer), naar gelegenheid van zaken; waar-
om het dan ook aan niemand zal vrijstaan, zonder toe-
stemming van den Kommandant^ elders voor uit te trekken,
ten einde alle wanorde en ongelukken voor te komen. Bij
elk leger zal niet meer dan éën Kommandant het gezag
hebben, die door de Veldkornets van het leger zal wor-
den gekozen. Indien er meer dan één Kommandant mogt
z^n^ zal zulks door hem aan den Hoofd-Kommandant be-
kend worden gemaakt.
5. De Kommandant zal, zoo veel mogelijk, moeten zorg
dragen, dat geen onschuldig bloed vergoten worde, of door
de patrouilles of anderzins; niettegenstaande zal hij gereg-
tigd zgn, waar de nood zulks vereischt, v^anden en roo-
vers te dooden.
6. Zoodra het kommando de overwinning over de Zoo-
laas mogt behalen, zal de Hoofd-Kommandant voor onze
geheele Maatschappij de baken moeten steken.
8
Digitized by
Google
114 VERLIES VAN NAT AL
7. De Hoofd-Kommandant zal het regt niet hebben om
terug te keeren, met of zonder het kommando, zonder vooraf
een* raad belegd te hebben met de Kommandanten, die
mede op kommando zullen zijn; en zal naar het be-
sluit van de meerderheid van stemmen^ worden gehandeld.
8. Wanneer eenige buit door het kommando van den
v^and genomen wordt, zal niemand het regt hebben
zich iets daarvan toe te kennen, zelfs niet het gering-
ste, maar zal dezelve aan den Hoofd-Kommandant moeten
worden toevertrouwd, die hem in bezit zal houden, tot zich
eene gelegenheid of plaats zal opdoen om dien te verdeelend
9. De gekleurde klassen^ in dienst zijnde op het kom-
mando, zullen ook eene portie van den buit trekken, het-
geen geschieden zal naar uitwijzing van den Hoofd-Eom-
mandant. Zij zullen mogen gebruikt worden tot mindere dien-
sten, als wagendryvers, leiders en veewachters of veedrijvers.
10. Daar er reeds schulden op de publieke kas hech-
tende zijn, over het koopen van kruid en lood, zal van
den te nemen buit eerst 25 pCt. worden afgenomen, waar-
van 6 pCt. zal zijn voor de publieke kas, en 20 pCt tot verdee-
ling onder de menschen, die het kommando zullen uitmaken.
11. De Hoofd-Kommandant zal bij den Volksraad zgne
noodige instructie ontvangen, en verpligt zijn aan denzelven
verslag te doen van al zyne verrigtingen ; waartoe h^ zyn
eed voor den Volksraad zal afleggen.
12. Wanneer een vredestractaat met de Zoola-n^tie of
hun Opperhoofd mogt worden aangegaan, zullen z^ moeten
uitleveren, voor schadevergoeding wegens geroofd vee en
goed, een getal van 40,000 beesten. Echter wordt het ge-
laten aan den Hoofd-Kommandant met zijnen Raad om de
beesten te schatten, zoodat dezelve in waarde zullen gelgk
moeten staan met de onze, en wanneer dat getal ontoe-
reikend mogt bevonden worden, dan b^ het getal van
40,000 zoo veel bij te eischen, als zij zullen oordeelen
genoeg te z^n tot eene gel^ke waarde.
13. De onkosten, welke aan de Zoola's zullen worden
toegerekend, z^n voor eiken wagen met deszelfs ossen
per dag Rx. 10 ; elk man te paard per dag Rx. 3 ; de
Digitized by
Goögle
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIËR. 115
waarde voor de krygsammunitie enz. wordt aan den Hoofd-
Kommandant en Krijgsraad gelaten te berekenen; — wel
te verstaan, dat de onkosten van de kommando's onder het
bevel van nu wijlen den Hoofd-Kommandant üys, die on-
der bevel van den Hoofd-Kommandant Pretorius in Decem-
ber 1838, de uittogt naar Doorhkop in Mei 1839, en deze
tegenwoordige, door den Hoofd-Kommandant en Krijgsraad
mede znllen moeten worden berekend.
14. De Hoofd-Kommandant zal het regt hebben, des
verkiezende^ het vee te laten deelen; maar zal door de
andere Kommandanten, of door daartoe gekozene arbiters
25 pGt. vooraf daarvan af worden genomen.
15. Alle kenbare eigendommen, door den vijand geroofd,
van welken aard deze ook z^n mogen, zullen aan den
wettigen eigenaar worden terug gegeven. Ook zal de Kom-
mandant zoo veel mogelijk zorgen, dat er niet van zoo-
danig erkend eigendom worde geslagt, dan by noodza-
keiykheid, waarvoor dan gezorgd moet worden andere in
de plaats te geven.
16. De Kommandant zal, b^ pligtverzuim, onderhevig
z^n aan eene boete, niet te bovengaande Rx. 150, en niet
minder dan Rx. 50, naar bescheidenheid des regters en
gelegenheid van zaken.
17. Bij elke gelegenheid, wanneer de Krijgsraad noodig
mogt oordeelen een kommando of expeditie tegen den vij-
and uit te zenden, zullen zij bij elk kommando niet meer
dan één Hoofdsofficier of Kommandant benoemen, aan wien
bet bevel of bestier van zoodanige kommando of expedi-
tie zal worden opgedragen, en alle Onder-Kommandanten
en Veldkometten zullen volstrekt aan het bevel van zoo-
danigen Hoofd-Kommandant onderworpen zijn; bij wei-
gering of nalatigheid, verbeurt de overtreder eene boete
van niet minder dan Rx. 25 en niet meer dan Rx. 100,
naar den aard der zaak^ en zulks, indien noodig geacht,
met verlies van zgnen post Verder zal het aan den Hoofd-
Kommandant vr^staan om zoodanigen Konmiandant, Veld-
komet, of ander ongehoorzaam persoon, dadel^k in arrest
te laten nemen, .of van zijn post af te zetten.
8*
Digitized by
Google
116 VERLIES VAN NATAL
18. Wanneer een Kommandant of Veldkomet wordt over-
tuigd) dat hy door moedwil^ nalatigheid, onnoodige vrees-
achtigheid of roekeloosheid, den vijand de overhand heeft
doen krijgen, waar zulks vermeden of verholpen had kan-
nen zijn, of dat hij onnoodig op de vlugt gaat, of daar-
door, of wel door pligt- verruim, het leven van zgne
bnderhoorige manschappen in gevaar brengt van te moe-
ten omkomen, of weigert of wel nalaat hen Uit zoodanig
gevaar te redden, of daartoe niet de noodige - order geefit
of maatregelen neemt, waar het blaken mogt dat zulks
kon zijn gedaan ; zal zoodanige Kommandant of ander
officier verbeuren eene boete van niet minder dan Rx. 100,
noch meer dan Rx. 500, met verlies van zijn* post , en, in
geval van onvermogen, eene gevangenis van niet minder dan
één, noch meer dan zes maanden.
19. De Hoofd-Kommandant zal verder gehouden zyn,
wanneer hy omtrent eene zaak van gewigt in twijfel staat,
of wanneer eenige maatregel of stap hem noodig sch^nt
die met groot gevaar gepaard gaat, of waar het een waag-
stuk zijn mogt, indien zulks doenl^k zij, of ook indien zulks
door de onder hem gestelde officieren geëischt wordt, voor-
al zonder verzuim een' Er^gsraad, bestaande uit de Kom-
mandanten en Veldkornetten, te moeten houden; en wan-
neer de meerderheid zijn voornemen fiiogt afkeuren, en hi|
daarin volhardt, zal hij voor alle schadelijke gevolgen ver-
antwoordelijk gehouden worden.
20. Wanneer de Hoofd-Eommandant door vreesachtig-
heid tot vlugten als anderzins een slecht voorbeeld geeft,
zal het aan eiken, bij zoodanig kommando of expeditie
tegenwoordig zijnden Eommandant of Velkornet vr^staan,
hem te arresteren of in zijne vlugt te stuiten, en dade-
lijk in zijne plaats een ander te kiezen.
21. Wanneer de Hoofd-Eommandant zulks noodig oor-
deelen mogt, zal h^ met overleg van de andere Officieren,
bij het uittrekken of eenig kommando tegen den vijand,
krijgswetten kunnen invoeren.
22. In alle gevallen zal de Eommandant, dadelijk b^
zijne terugkomst, aan den Yolksraad in geschrifte verant^
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN D£ VAALRIVIEB. 117
woording en verslag van zijne verrigtingen moeten doen.
Ter Ordonnantie van den Raad.
(Get). Jac. Joh, Burger, Fung. Sec.
Pteter-Maritzburg^ NataliSf 6 Januar^ 1840.
Alles werd toen voor den krijg geprepareerd. Reeds op
den 12^*" hadden wij onze kanonnen, vuurwapenen, ammu-
nitie van oorlog en andere benoodigdheden voor den krijg in
komplete orde; — en voor de verzamelplaats der onderschei-
dene komn^ndo-detachementen werd Toegala-drift bepaald.
Op den 14^'''' Januarij nam de marsch der onderscheidene
divisiën eenen aanvang.
Op den IS^*"* daaraanvolgende kwam de hoofd-afdeeling
met den Hoofd-Eommandant ter gemelde plaats aan.
Wij ontmoetten alhier eene afdeeling van 70 mannen,
die van de andere zijde van den Drakenberg, onder Kom-
mandant Andries Spies^ tot versterking onzer krijgsmagt,
was opgekomen. Mij werd bevolen^ het getal der krijgs-
mannen in lasten op te scharen, en wij vonden het naauw-
keurige getal te beloopen op 335 str^dbare lieden. Deze
magt werd echter door de Hoofd* en andere Oificieren van
ons leger niet sterk genoeg gerekend, om onzen geduch-
ten v^and/ en deszelfs talrijke mannen^ totaal te kunnen
ter nedervellen. Er werd dan gevolgel^k eene expresse,
met Veldkomet Bester, naar den Laiiddrost van Pieter-
Maritzburg . gezonden^ om zoo veel mannen, als onze Maat-
schappij uit de differente legers kon sparen, dadelijk ter
hulpe en versterking van het reeds in het veld- z^nde
krijgsleger te doen toesnellen.
Zondag den 19*^*"". Deze dag bleef ons leger stil, zander
eenige beweging te maken. Wij hadden het voorregt met
eene geestelijke redevoering, op onzen toestand toepasse-
li|k, te worden gesticht door den Wel-Ed. Heer J. S. Ma-
rits, een onzer Representanten, die juist bij deze gelegenheid
tegewQa|dig was.
Den W^m De eerste bezigheid, die wij dezen dag ver-
wis het daarstellen van eene behoorl^ke Kamp-
I opgesteld door den Hoofd-Kommandant, en be-
staanc[é uit tien hoofdartikelen, ten einde de onderscheidene
Digitized by
Ooogle
118 VERLIES VAN NAT AL
pligten der Eommandanten, Veldkornetten en manschappen
dtiptelijk te bepalen, en voor elke misdaad eene regtvaar-
dige straf vast te stellen. ^)
De Hoofd-Kommandant ging verder voort, om aan het
leger de Order en Instructie voor hem en manschappen,
van den Volksraad ontvangen, voor te lezen. Hij koos en
stelde ook op last van gem. Volksraad een' Krijgsraad
aan, bestaande uit twaalf personeni om in het vervolg alle
krijgszaken, door middel van gemelden Kr^gsraad, waar-
van de Hoofd-Kommandant de President is, te beslissen.
Ëenige uren na deze verrigtingen, verscheen in ons leger
een Kapitein van de Zoola-natie, met name Mattowan (een
onzer bondgenooten), om den Hoofd-Kommandant om een
stuk lands te vragen, om met z^n Volk daarop te wonen,
opdat hij, onder onze protectie, voor de tirannische ver-
volging van Dingaan bevrijd kon zijn; tevens te kennen
gevende, dat hij genegen was, met ons leger gezamenlijk
tegen Dingaan te oorlogen. Het verzoek werd door den
Hoofd-Kommandant en Krijgsraad provisioneel toegestaan,
om het nader aan den Volksraad te submitteren. Zij wer-
den echter toegelaten, met ons tegen Dingaan te oorlogen.
Deze Naturellen schijnen regt vriendelijk, en verklaren,
dat zij nu eerst het genot der onveranderlgke beloften
van de witte menschen als bondgenooten smaakten, daar
zij nu zonder vrees waren van 's nachts door tirannische
moordbenden, met hunne vrouwen en weerlooze kinderen, ver-
delgd te worden, zoo als zg weleer dagel^ks voor de noodlot-
tige bevelen van den bloeddorstigen Dingaan vreezen moesten.
Den 21***'. Heden vertrokken wij van de Toegala met
omtrent 350 man, daar ons leger sedert is versterkt. De
Wel-Ed. Heer A. W. J. Pretorius was, als Hoofd-Kom-
mandant, aan het hoofd van ons leger; wij trokken zon-
der tegenspoed voort, en legerden ons kamp, voor ecnigc
uren, aan de Doornleegte, nabij de Klip-rivier. Hier mog-
tcn wij ons weder verblijden, in de gelegenheid te komen,
om onze christelijke menschlievendheid aan een ander
*) Dezo kampordcr wordt onmiddellijk na dit dagverhaal don lezer
medegedeeld.
Digitized by
Google
EM NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 119
groot gedeelte Zoola's te toonen, door ook hen, op han
smeekend verzoek, onder onze protectie te nemen, en van
den dwingeland Dingaan te verlossen. De zaak droeg zich
als volgt toe: — twee zonen van het opperhoofd Joob,
kwamen met eenige hunner manschappen bij ons leger,
en zeiden^ uit naam van hunnen vader: fr dat hij sints een^
geroimen t^d reeds de krachten onzer wapens had onder-
vonden, en de regtvaardigheid onzer vorderingen tegen
Dingaan met zijne getuigenis moest bekrachtigen; — dat
Dingaan de bloedverwanten van zijnen vader, vele man-
nen, vrouwen en weerlooze kinderen van de Naturellen,
onder het gebied van zijnen gemelden vader., van geslacht
tot geslacht, onschuldiglijk heeft doen ombrengen ; dat hun
vader reeds had ondervonden, dat de witte menschen hunne
bondgenooten (zoo als bij voorbeeld Panda en andere kleine
stammen) als hunne kinderen behandelen; dat zij ook ver-
langden getrouwe bondgenooten van de witte menschen te
worden; en dat zij genegen waren, op een oogenblikkelijk
bevel, met ons tegen hunnen doorluchtigen bloedv^and ten
strijd te gaan.'*
De Hoofd-Kommandant deed den Krijgsraad op dit hun
verzoek bijeen komen, ten einde gemeld verzoek in over-
weging te nemen. Na eene behoorlijke consultatie, kwam
men overeen, om den stam van het Opperhoofd Joob, uit
naam van den Yolksraad der Zuid-Afrikaansche Maat-
schapp^, als bondgenooten van genoemde Maatschappij
aan te nemen. Zij werden gevolgelijk bevolen, met hunne
kr^gsmagt (zijnde slechts 400 man), in vereeniging met
die van Mattowan, bestaande uit 250 man, de noordelijke
directie van den vijand te occuperen, alwaar zg, in veree-
niging met de krijgsmagten van Panda en Sapoesa, twee
onzer bondgenooten, (bestaande uit omtrent 4,000 man)
zullen komen, en dat zij den v^and, van de noord-ooste-
lijke directie, hevig moesten aanvallen; terwijl ons leger
den vijand van de zuid-oostelijke directie zou attakeren.
Deze bevelen van den Er^gsraad werden door onze diffe-
rente bondgenooten met bl^dschap ohtvangen, en zij ver-
lieten ons kamp, om op ons bevel onmiddellijk tegen den
Digitized by
Google
120 VERLIES VAM NATAL
vijand op te trekken ; terw^l w§ Panda, als het magtigste Op-
perhoofd der differente bondgenooten, vriendschappelgkinons
leger houden, om ons tegen onvoorzien verraad te verzekeren.
Tevens werd aan ieder Officier onzer bondgenooten door
den Krijgsraad stiptelijk, onder bedreigingen van zware straf-
fen^ aangezegd geen vrouw of kind van den vijand kwaad
te doen; terwijl hun eene belooning van 50 beesten werd
toegezegd, indien zij Dingaan aan ons overleverden; als-
mede eene belooning van 25 beesten voor het overleveren
van Umslela, een van Dingaans hoogste Ministers. Deze
twee, gezamentl^k met Tamboeza, een tweede staatsman en
Minister van Oorlog, dien wg thans in boegen hebben, w;aren
de ëénige doorluchtige monsters, die den aardbodem met het
onschuldig bloed onzer rustige blanken hebben doen bevlekken.
Den 22'*^. Heden bleven wij stil liggen, om onze verster-
kende magt te doen bijkomen. In den namiddag verscheen
Mattowan met z^'ne krijgsmagt, bestaande slechts uit 254
mannen, voor ons leger. Deze lieden vertoonden zich, in
hunne parade-kleèding, regt deftig; de Eapiteinen waren
van het hoofd tot de voeten met verscheidene soorten wilds-
velletjes bedekt, welker fraaiheid, naar hun' aard, ieder
vreemdeling ten hoogsten moest verbazen. De Kapiteinen
deden hunne manschappen allen in gelid komen, en, op
ieder woord van kommando door de Kapiteinen, exerceer-
den zij allen zoo regulier, als een der voornaamste regi-
menten, die ik ooit heb zien exerceren. Het geheele regi-
ment drukte in gezangen de volgende woorden uit, als met
ééne stem: — rrWij waren dood, en z^n door dien Heer
(wgzende op den Hoofd-Kommandant) weder levend ge-
worden; — w^ waren bedrukt onder de bloedige tiranng
van Dingaan, en kunnen nu de witte menschen, als onze
vaders, als onze weldoeners en onze regtvaardige regters,
met verbiedende glorie-zangen toejuichen ; — wy gaan biy*
moedig ten strijde voor hen, omdat wij weten, dat wg niet
te vergeefs zullen strijden ; — wg zullen eerlang de zoete
dagen met onze familiën genieten, die wg weleer in bit-
terheid hebben moeten doorbrengen; — de grootheid van
Dingaan verdwijnt ras als sneeuw voor de zon, opdat wij,
Digitized by
Google
EN NEDEBZBTTINa AAN D£ YAALRIYIER. 121
ongeiokkige lieden, onder de bescherming van de witte
menschen, in gerustheid kunnen leven/* — De Hoofd-Kom-
mandant toonde hun toen Tamboeza, ten einde van alle
onze bondgenooten te VBmemen, wat het voormalige gedrag
▼an Tamboeza was. Doch alle hoofden riepen eenparig uit:
ff Hij moet dood, hij moet dood; h^ was een groot werk-
tuig in het vergieten van onschuldig bloed ; hg heeft Din-
gaan stellig aangevuurd P. Retief te doen vermoorden,
onder bedreiging dat h^ Dingaan, by onvoldoening hier-
▼an, met al z^n volk zou verlaten; hg (Tamboeza) was
zelfs aan het hoofd van het Zoola-leger, toen de weerlooze
en bevruchte vrouwen, ja zelfs de onnoozele zuigelingen
voor de scherpte hunner bloedige zwaarden, als noodlot-
tige slagto£fers, hebben moeten vallen." De eenparige uit-
drukkingen van deze Opperhoofden maakten mg innerlijk
gevoelig, op het denkbeeld van de wreedaardigheid, waar-
mede mgne dierbare la&dgenooten en vrienden zijn verdelgd.
Den 23'^". Heden voorttrekkende, arriveerden wij in den
namiddag, aan de Modder-Leegte, eene distantie van om-
trent Vier Engelsche mijlen. Wij vertoefden alhier eenige
dagen^ om de versterking voor ons kommando in te wachten.
Den 25*^. Ik verblijd mij, wederom eene versterking van
50 mannen in ons leger te zien komen, Wg kunnen nu onze
krggsmagt op 400 krggsmannen stellen, en zouden zekerlijk
onze magt dubbel dat getal kunnen monsteren, ware het
niet, dat de sterfte van paarden met veel woede aan de andere
zgde van den Drakenberg regeert^ en wij tevens verpligt
waren onze hoofdstad en differente legers met manschappen
te moeten voorzien.
Zondag den 26'^^. Wij . hadden dezen dag weder eene tent
opgeslagen, en waren in groote scharen daar in en rondom
vergaderd, ten einde den Almagtige voor zgne Goddelijke
weidaden, tot dit oogenblik aan ons bewezen, te loven en
te verheerlgken» Deze plegtige dienst werd eerst door een
toepasselgk gezang en het lezen van eenige kapittelen uit
het boek der Psalmen geopend, en daarna door den Heer
Vermaak met een gebed aangevangen. De Hoofd-Kom-
mandant ging toen voort, eene predikatie, juist op onzen
Digitized by
Google
122 VERLIES VAN KATAL
toestand toepassel^k^ en uit het Oude Testament getrokken,
aan ons ter eere van God voor te lezen. Het slotgebed van den
Heer Vermaak was ook voor onze gemoederen aandoenlijk.
Den 27'**'*. Dezen morgen vertrokken wij van de Modder-
Leegte, met stellig voornemen, zonder het minste verw^l,
tegen de Zoola's op te trekken, en arriveerden heden aan
de Wasbank (Zondags-rivier) eene distantie van 24£ngel-
sche mijlen. Naauwel^ks waren w:g gelegerd^ of wg kregen
drie differente rapporten van onze bondgenooten. — Ëerste-
lijk vernamen wij uit een* expresse van het leger van
Panda, rrdat z^n leger de Zoola's had omgetrokken, dat
Dingaan reeds, uit vrees voor ons en hun kommando^ zijne
stad weder had verlaten en gevlagt was; dat hy z^ne armee
had uitgezonden, om het kommando van Panda te ontmoeten.''
Tevens vernamen wij, rrdat beide legers reeds digt bij
elkander gelegerd waren, en dat dezelve waarschijnlyk
margen of overmorgen tegen eikanderen zouden optrekken ;
dat Dingaan al zgn vee, duizenden in getal, in eene noord-
oosteiyke directie liet drgven, doch dat Sapoesa met zgne
magt aldaar reeds was, om hunne vlugt te beletten, het
vee voor ons weg te nemen, en hunne magt, tot onze
aankomst, tegen te houden/' — De berigten van het opper-
hoofd Joob, meldden, rr dat Dingaan, na den uittogt van
ons kommando, weder 100 ossen naar Pieter Maritzburg had
gezonden, doch dat de manschappen in de nab^heid van
Joob gekomen, ons leger ziende, alsmede de krijgsmagt van
Joob voor den oorlog monsteren, de ossen uit vrees achter ge-
laten en de vlugt hebben genomen; dat Joob deze ossen
voor ons in bezit heeft genomen om dezelve, b^ de terug-
komst van ons leger, aan den Hoofd-Kommandant te ver-
antwoorden." — Het berigt van Mattowan was: rrdat hy,
in vereeniging met de magt van Joob, dezen avond op de
plaatJs dacht te z^n, alwaar de Zoola's op Zondag, den
Igdeii December 1838, door ons leger waren verslagen (eene
distantie van vijftig m^len van hier) ; dat zy daar de rigting
noordwaarts zouden occuperen, en' den vyand zijne vlugt
naar dien kant beletten, tot dat hij van den Hoofd-Kom-
jnandant verder order zou hebben ontvangen; dat Din-
Digitized by
Google
£N NEDËRZ13TTIKO AAN DB VAALRIVIER. 123
gaan zijnen magt in twee kolommen heeft verdeeld, de
eerste om zijne persoon te omsingelen en te beschermen,
en de andere om den vijand te beoorlogen, doch dat de
Ofiicieren van Panda, ook met krijgslist bezield, hun leger
mede in twee kolommen hadden afgedeeld, ten einde Dingaau
zelve en zijne armee, tot onze aankomst, staande te houden."
Deze berigten in overweging genomen zijnde, liet de
Hoofd-Kommandant aan de Officieren van Panda dadelijk
terug weten, rrdat zij den vijand hoegenaamd niet moesten
aanvallen^ voor dat ons leger nab^ hen was, daar zij mis-
schien voor den vijand te zwak mogten zijn, en dus door
den vijand zouden kunnen worden overrompeld; dat, wanneer
de vijand hen aanviel, zij zich dan zoo hevig mogelijk moes-
ten verdedigen, en indien zij de magt van den vijand niet tot
onze aankomst konden wederstaan, dat zij dan niet geheel-
lijk moesten vlugten, maar altoos manmoedig retireren, en
tevens den vijand van oogenblik tot oogenblik afspioneren,
opdat zij met alle bewegingen van den vijand bekend kon-
den worden. " — Nadat deze order was afgezonden, besloot
de Hoofd-Kommandant, dat wij nu zoo hevig mogelijk
moesten aanrukken, om heden over vier dagen in de
Hoofdstad van Dingaan te kamperen, zijnde eene distantie
van 120 mijlen van hier.
Den 28'^*". Dezen morgen, zond de Hoofd-Kommandant,
behalve vier differente patrouilles-, nog 100 vooruit, ten einde
eenen weg over den Honigberg te maken; en ten 8 uren
beklommen wij den berg, met onze zestig wagens. De weg
hierover was zeer zwaar en schuins; onze wagens moesten,
op Terscheidene schuin ten, van groote klip-rotsen afspringen,
zoodat zelfs de fraage kapwagen van den Heer Wessels om-
sloeg, en de geheele kap aan stukken brak. Ten 1 ure^ dezen
middag, waren al onze wagens den berg over; w^ ontspanden
toen eene wijl, en een uur daarna vervolgden wij onze reis
naar de Zand-rivier. Voor dat wij aan de Zand-rivier kwa-
men, doorwaadden wij de Koolspruit, eene fraaije rivier. Het
land van de Toegala tot hiertoe komt mij voor veel beter
voor schapen en bokken te zijn, dan in het District Pieter-
Maritzburg. Het geheele land is vlak. Men ziet hier vele
Digitized by
Google
124 VERLIES VAN NATAL
doornhoeken, doch schaars van loopend water voorzien.
Den 29"*". Wij vertrokken heden van de Zand-riviér, en
arriveerden, omstreeks 11 uren, aan de Umsijatie of Baffel-ri-
vïer,die zeer hoog gerezen was. Doch de Hoofd-Kommandant,
met volle geestdrift vervuld zijnde, wilde geen oogenblik
verzuimen om deze rivier, ofschoon vol, door te gaan, omdat
wij alreeds berigten hadden ontvangen, dat Dingaan met
zijn* geheelen aanhang en vee aan het vlugten was. Wy
trokken dan, met de grootste moeijel^kheden en gevaren
kampende, de rivier met onzen langen trein wagens over
half-leer water door, ontspanden een uur, en vervolgden on-
zen weg, tot dat wij ten 7 uren aan de Bloed-rivier aan-
kwamen, zijnde de plaats, alwaar ons leger, op Zondag den
16*" December 1838, de geheele Zoola-armée, bg hunnen
gedetermineerden aanval, heeft verslagen.
Den 30"*". Thans marcheerden wij, als het ware, door eene
woestijn; — wij hadden geenen weg. Buiten de gewone
patrouilles, die uit waren om voor aanvallen van den v^and
te waken, zonden wij er eene voor de wagens uit, om naar
de gelegenheid van het veld te zien, ten einde met de wa-
gens in eene directe rigting naar de spelonk, alwaar zich
Dingaan bevond, zonder gevaar, te kunnen voort trekken.
Met dit kommando gingen wij eenen weg, 10 k 12 mijlen
hooger, dan wij met het vorige kommando gedaan hadden»
daar deze weg voor ons voordeellger is, om den v$and
in zijne vlugt te stuiten. Onze patrouilles vingen twee Kaf-
fers, doch bij onderzoek bleek het, dat z^ volk van Joob
waren; zij werden dadelgk weder naar het kommando van
Joob terug gezonden. Ten 5 ure, kwamen er weder twee
Kaffers van het leger van Panda, hebbende by hen een
vlag, door den Landdrost van Pieter-Maritzburg aan hen
gegeven, om hen van de v^andige Zoola's te onderschei-
den. De vlag is aldus ; [VR] beteekenende Volksraad. Zij
berigtten den Hoofd-Kommandant frdat Dingaan van voor-
nemen was naar Matselikatse te vlugten, zoo als zij uit
de opgaaf van de door hen gevangene spionnen hadden
ontdekt, doch dat hg geen kans zag, hoe de Knopneus-
Kaflfers, zonder totale vernieling, door te komen; dat hi)
Digitized by
Google
£N NfiDSEZETTiNO AAN DE VAALRIVIBR. 125
(Ie aankomst van ons leger in twijfel begon te trekken,
en zich in eene nabij z^ne stad gelegene spelonk versto-
ken hield, tot dat hij gelegenheid zou vinden, om nooid-
waarts te vlugten." Wg zijn nu eene groote «cAo/C van de Zool a-
Hoofdstad, en zullen, zoo wij hopen, morgen weder onverwgld
oprukken, ten einde onze wapenen op den vijand te rigten.
Den 31'^^''. De Hoofd-Kommandant besloot, heden met
zijn* Er^gsraad het lot van Tamboeza en Kombasana, een
Veldkomet of kleine Kapitein, te beslissen. De Hoofd-Kom-
mandant liet ook Panda, en zgne bij zich hebbende Ka-
piteinen, in zijnen Raad zitting nemen, ten einde een regt-
vaardig besluit over Tamboeza en zijn' medgezel te ne-
men. De Hoofd-Kommandant berigtte Tamboeza vooraf,
dat het weg vlugten van Dingaan, met al onze vermogens
en gestolen goederen, voor zijn lot misschien nadeelig kon
zijn. Hij verzocht Panda, het geheele voormalige gedrag
van Tamboeza en zijn* Veldkomet Kombasana opentlijk
aan den Raad mede te deelen; waarop Panda, en al zijne
Eapiteinen, het volgende, in aller tegenwoordigheid en die
van Tamboeza, mededeelden: — rrWij hebben alle in de na-
bijheid van de Hoofdstad der Zoola's, alwaar Tamboeza
resideerde, gewoond; iedere daad van hem is ons bekend;
en wij kunnen plegtig, voor den Alwetenden God, dien
wij door ulieden hebben leeren kennen, voor de zon, voor
ulieden en de wereld zweren, dat Dingaan nimmer eenige
groote bloedvergieting gebiedt, zonder de expresse toestem-
ming van Tamboeza, als een van zijne geheime Raden,
daarvoor te hebben bekomen. Tamboeza stelde altoos aan
zijnen Koning voor, |om deze of die kraal Zoola's, voor
de geringste misdaden, met vrouwen en kinderen te doen
verdelgen, hetgeen altoos door den Koning en Umslela
werd toegestemd."
rrDezelfde Tamboeza heeft ook bij den Koning aangedron-
gen, om uwen Gouverneur Relief en manschappen, alsmede
de vrouwen en kinderen uwer natie te doen vermoorden ;
hij heeft zelfs de toestemming des Konings bekomen, mij
te vermoorden, omdat ik niet genegen was tegen ulieden
te oorlogen; h^ zelf had mi) aan den arm, en leidde m^
Digitized by
Google
126 VERLIES VAN NATAL
naar de geregtsplaats, ten einde mij te vermoorden; doch
mgne moeder, ook de stiefmoeder van Dingaan zijnde, ver-
loite my van m^nen dood, met haar smeekende aandrin-
ging by den Koning."
De Hoofd-Rommandant vroeg Tamboeza toen, of hij ge-
hoord had, wat Panda en zijne Kapiteinen zeiden, en of
hij tot z^ne verschooning iets te zeggen had. mO! neen/*
zeide hij, u ik heb daar niets tegen te zeggen; al het-
geen Panda gezegd heeft is de waarheid. Ik ben gene-
gen, voor m^ne menigvuldige misdaden te sterven; doch
deze man (Eombasana), die aan mij geboeid is, is on-
schuldig en den dood niet waardig." — Panda zeide dade-
lyk: fiO neen; hij heeft altoos alle kwaad bij den Koning
ten nadeele van anderen aangevoerd, hetzij waarheid of leu-
gens, alleen om een gunsteling van den Koning te bl^ven,'^
De Hoofd-Kommandant ging toen over, met advies en
consent van z^nen Kr^gsraad, Tamboeza en Kombasana
tot den dood te veroordeelen. ^) H^ scherpte hun ernstig in,
dat z^ na den dood voor eenen anderen Regter zullen
verschenen, en dat de Almagtige hen, door zyne €rodde-
lyke genade, indien zij van harte hunne zonde en misda-
den voor Hem beleden, van eeuwige straffen zou vr^-
maken; — in het kort, de Hoofd-Kommandant deed alles
wat in z^n vermogen was, om hun de kennis van het be-
staan van een Opperwezen in te boezemen. Z^ werden
eenige uren daarna, door een wacht burgers naar eene nabij
gelegene rivier gebragt, en ondergingen manmoedig hunne
welverdiende straf.
Daarna werd een man, met name van Deventer, voor
den Kr^gsraad gebragt, en beschuldigd van den vorigen
avond een jongen Engelschman, met name Howard, zon-
der eenige redenen te hebben getergd, en de schande -
Igkste provocatie tot ongenoegen gegeven, tot dat Howard
iets ten nadeele van hem zeide, wanneer hg (vap Deven-
*) Het is deze veroordeeling, die de Heer Cloete — zie bl. 97 —
de ëënige vlek noemt, op het gedrag der uitgewekenen ten aanzien
hunner vijanden.
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 127
ter) van z^n' wagen sprong, en Howard eenige vuistsla-
gen toebragt. Daarna ging van Deventer weder op z^n
wagen zitten, en vervolgde met Howard to tergen, tot dat
Howard hem weder uitschold ; als wanneer van Deventer
voor de tweede maal van den wagen sprong, en Howard
weder eenige vuistslagen toebragt; waarop Howard naar
een geweer greep, en van Deventer daarmede dreigde, tot
dat eene wacht aan van Deventer z^ne onwettige hande-
lingen heeft belet. Van Deventer erkende zgne misdaad
dadelijk, en verzocht dat de Baad hem z^ne misdaad wilde
vergeven, zonder hem eene schandelgke straf aan te doen,
onder belofte dat hij het nimmer weder zou doen. De
Hoofd-Eommandant zeide hem, dat hy ditmaal, om zijne
onderwerpende belijdenis, zou worden gepardonneerd, maar
dat hy , rekenen kon, indien hij een onzer onderdanen
weder aanrandde, dat hij zekerlijk voor eenige dagen, door
den Raad te worden bepaald, met vast geboeide handen,
achter het leger zou moeten stappen; dat het den ster-
ken man hier niet wordt toegelaten den zwakkeren door
zpe kracht te overweldigen. De Hoofd-Kommandant zei-
de toen aan Howard, dat het de kaatste maal moest z^n,
dat h^ zich van een doodelijk wapen bediende, om zijne
evennaasten te dreigen; dat h^, bg zoodanige provocatiën
als deze, zich bij den regter moest vervoegen, en dat
hij aldan ondervinden zou, dat er zoowel voor hem, als
voor anderen, regt zal zijn ; terwijl hij bij eene tweede over-
treding van dien aard, als een tot moorden geneigd, zou
worden aangemerkt. — Na den afloop van deze teregt-
stellingen^ ontving de Hoofd-Eommandant een rapport van
het leger van Panda, rr dat hetzelve Dingaan bijna had ach-
terhaald, en dat zij niet twijfelden, of zij zouden reeds
met eikanderen gevochten hebben, indien Dingaan niet te
haastig vlugtte." De Hoofd-Konmiandant deed dadelgk we-
der aan Nonklaas, de Hoofdbestierder van het leger van
Panda, weten, dat zij zoo haastig mogelijk moesten aan.
nikken, en Dingaan in zijne vlugt stuiten, tot dat z^n le-
ger aankwam. W^ zouden, ten minste eene week geleden,
reeds in gevecht met Dingaan z^n gekomen, hadden w^
Digitized by
Google
128 VERLIES VAN NAT AL
niet 7 dagen naar 50 man moeten wachten^ die nog niet
b§ ons leger waren. Onze patrouilles hadden in den loop
dezer week een groot gedeelte van het land der 'Zoola's
doorkruist en 13 van de vijanden doodgeschoten. — Wij
vervolgden ónze reis dezen dag door de onbekende woes-
tijnen, en legerden ons om «^ ure voor eénige dubbele her-
geuy welke wij niet in staat zullen zijn zonder groote moeite
te kunnen doorkruisen.
Den V^^ Februar^. Nadat de Hoofd-Kommandant dezen
morgen verscheidene patrouilles had uitgezonden, ten einde
door de voor ons liggende dubbelde bergen eenen weg te
zoeken, kwam omtrent één uur daarna, een Kaffer van het
leger van Panda, en berigtte ons, rrdat Nonklaas, de Hoofd-
bestierder van het leger van Panda, eergisteren slaags was
geweest met drie regimenten van Dingaan; dat zij twee
geheele regimenten van Dingaan tot den laatsten man had-
den omgebragt, en dat een gedeelte in de bosschen is gevlugt;
dat zij zoo veel beesten thans voor ons in bezit hebbeu,
als zij kwal^k kunnen hoeden.*' — Daar evenwel onze vor-
dering tegen de Zoola's niet meer is dan 40,000 beesten,
besloot de Hoofd;Eommandant, op het vertrouwen door den
Volksraad in hom als een eerlijk kr^gsman gesteld, niet
meer dan de gezegde 40,000 beesten te nemen, ofschoon
w^ ook tienmaal dat getal in ons bezit zouden krggen,
daar w^ maar alleen de verliezen der beroofde onder-
danen willen vergoed hebben. — Verder deelde de berigt-
brenger mede,» dat Dingaan nog slechts twee regimenten had,
z^nde z^ne l^fgardO; met welke hij langs de Pongola-rivier,
200 m^len ten noorden van zijne Hoofdstad, was ge-
vlugt, doch dat Nonklaas hem met zijne armee was nage-
volgd, om hem in zijne vlugt te stuiten, en, indien moge-
lijk, hem te vangen." Er werd dus besloten, dat wg over-
morgen ons leger op eéne geschikte plaats vast in elkander
zullen trekken, en Dingaan, onder geleide van onzen Hoofd-
Eommandaut, met 250 burgers te paard achtervolgen, om,
indien mogelijk^ aan de Zoola-natie den moed en de magt
te benemen, om langer den aardbodem met onschuldig bloed
te bevlekken. Bene onzer patrouilles keerde intusschen naar
Digitized by
/
Google
EN MEDEBZfiTTING AAN DK VAALRIYIKR. 129
het kamp terug, en berigtte den Hoofd-Kommandant, dat
wij met moeite de bergen zouden kunnen doorkomen. Wij
begonnen daarop dadelijk ons leger op te breken, ten einde
onze reis te vervolgen; doch fraren daarmede naauwelijks
bezig, of er kwam eene patrouille, met berigt, dat eene partij
Kaffers met groote troepen beesten ten noorden van ons
leger voorbij trok. Dadelgk daarep liet de Hoofd-Kom-
mandant het leger weder vast in elkcmder stooien, en zond
Kommandant Lombaard met 200 mim naar de voorbij trek-
kende Kaffers en beesten, doch zoodra de Kommandant
bg hen kwam, wierpen zij hunne wapenen neder, en rie-
pen uit: »dat zij volk van Joob en Mattowan waren, en
dat zg naar ons leger zochten.*' Hun werd door Komman-
dant Lombaard veel lof voor hunne getrouwheid toegekend
en geboden het vee naar ons leger te drijven. Heden avond
kwam ook de voorklomp vee bg ons leger, zijnde 600, en
wg verwachten den achterUomp morgen, zijnde ten minste
2^600 beesten. Hiermede kunnen wij de wereld overtuigen
dat het zeker niet onze tiranng is, die alle heidensche vol-
ken toevlugt tot ons doet nemen. — Wij laten het gevecht
tusschen ons en Dingaan, met het kommando, ten volle
aan hen, om hunne getrouwheid aan ons op de proef te
stellen; doch ik verblijd mij te kunnen zeggen, dat niemand
ons trouwer kan behandelen, dan onze nieuw aangenomen
bondgenooten. — Zij declareren allen, van stam tot stam
te zamen, dat zij nimmer zoo veel regtvaardigheid en vrijheid
hebben genoten, als zij thans genieten, en dat zij voortaan
tot alle diensten, waartoe wij hen mogten vereischen, het
zg bij dag of nacht, op een oogenblikkelijk bevel, voor
ons zullen gereed z^n. — De Hoofd-Kommandant zond
ook dezen dag de Heeren Christiaan Muller en Isaak
Abraham van Niekerk met een' Tolk naar het leger van
Panda ten einde te vernemen, of er eenige juistheid is
in de rapporten, die wij gedurig van Nonklaas ontvangen.
Er is geen eer of lof te bedenken, welke ik niet verpligt
ben den WelEd. Heer Pretorius , in zijne betrekking als
Hoofd-Komnllindant, voor zijne manmoedigheid en onverbe-
terl^ke plannen, toe te kennen. Hij houdt zich ook stellig
9
Digitized by
Google
130 VERLIES VAN NATAL
aan bet 21'^ Art van z^ne Instructie^ dat is: irzorg Ie dra-
gen, dat er geen onschuldig bloed zal worden vergoten/' —
Onze geëerde Hoofd-Eommandant houdt zich dikwijls, in
publieke bgeenkomsten, in het leger bezig, bij zijne Veld-
Kommandanten en Veldkometten aan te dringen, om den
jongelingen onder hun gebied in te boezemen, dat onze over-
winning over onze ontelbare vijanden niet alleen aan onze
dapperheid kan worden toegeschreven, maar dat wij den
Barmhartigen God, den Vader des Heelals, en den Regt-
vaardigen Regter over Koningen en Vorsten^ alleen den lof
van onze overwinningen moeten toekennen; terwijl het voor
ons, zonder zijne Goddelijke hulp, onmogel^k zou z^n,
over dit magtig volk, in overwinning te kunnen triumferen.
Zondag den 2^**^ bleven wij weder met ons leger alhier stil
liggen, om onze gewone Godsdienst aan den Heere toe te
wijden, even gelgk wij voorleden Zondag hebben gedaan.
W^ hielden daarb^ eene dankzegging aan den Opperheer,
voor de voorspoedige overwinning, die onze bondgenooten
over het grootste deel van onze vlugtende vijanden hebben
behaald. In den namiddag kwam een klein gedeelte van
het volk van Joob met 2,400 beesten aan, en berigtte obb,
dat wij op morgen, door hun ander volk en van Mattowan^
driemaal dat getal zouden ontvangen. Intusschen kwamen
onze afgezanten, de Heeren Muller en van Niekerk, terug,
en berigtten den Hoofd-Kommandant: rr dat er alle juist-
heid in de rapporten van Nonklaas bestaat; dat zij, volgens
alle blijken, twee regimenten van Dingaan hebben vernield,
maar dat er ook een groot gedeelte van het volk van Panda
is gesneuveld en gewond; dat Nonklaas de armee van Din*
gaan (zijnde volgens schatting 3 k 4,000 man sterk) op
.morgen naar ons leger zou draven, om ons in de gele-
genheid te stellen, hen weder de krachten onzer wapenen
te doen gevoelen." Het komt onzen afgezanten voor, alsof
het volk van Panda en dat van Dingaan, omtrent even sterk
z^de, elkander vreezen. De Hoofd-Eommandant deed 220
man gereed maken, om morgen den v^and'aan te vaUen.
Den 3^*°. Dezen morgen trok de Hoofd-Kdfbmandant met
220 man uit, om den vijand te ontmoeten; en toen hy om-
Digitized by
Google
£M NEDBSZETTING AAN DE VAAIiRIVlBR. 131
trent een uur ten noord-oosten van ons leger was, kwam
een onzer spionnen ons te gemoet, en berigtte den Hoofd-
Konunandant, dat de v^anden op de eerste bank van den
Toor ons liggenden berg waren; maar dat zij onze aankomst
moesten bemerkt hebben^ en gevolgelijk vlugtende waren.
De Hoofd-Kommandant zond, op dit berigt, dadel^k den
Kommandant Lombaard met 25 ligte mannen, om den v^-
and in front onverw^ld op te volgen^ terwijl de overigen
ook zonder het minste verzuim den v^and vervolgden. Doch
wg troffen het juist ongelukkig; want de vijand vlood in
eene akelige spelonk, en • een zwaar mistig weder bedekte
de omliggende bergen en kloven, zoodat wij noch den
v^and noch eene gelegenheid konden zien om hem op te
kogelen. Dit hoorden w^ hen duidel^k zeggen rrhier is (mo-
loenkoes) witte menschen, laten w^ uit eikanderen vlugten,
soo veel wij kunnen, om ons leven te redden. Tegen deze
menschen is er voor ons geen kans een oogenblik te vech-
ten," — en zij sifUen uit eüeanderen; ziodat, toen zij Non-
klaas voorbg vlugtten, zij ten minste in 60 differente klom-
pen waren, en zich naar verschillende oorden verspreidden. —
W^ trokken ten 10 ure met ons kommando deze spelonk
door, en keerden tegen den avond naar ons leger terug
met voornemen om overmorgen naar de Pongola op te
trekken, en alles aan te wenden, wat in ons vermogen is,
om Dingaan zelven in handen te kragen, en daardoor een
einde aan den oorlog te maken.
Den 4"^*". Dezen morgen, werd een man voor den Hoofd-
Komuuidant en Kr^gsraad gebragt, en beschuldigd van
gisteren, b^ afwezigheid van den Hoofd-Kommandant, en
zonder verlof daartoe drank te hebben verkocht en daar-
door verscheidene menschen in het leger in staat van
dronkenschap te hebben gesteld. Deze misdaad werd door
den Hoofd-Kommandant en Krggsraad voor zeer verfoeijelijk
veAlaard, en de Ki^gsraad besloot, dat de vaten van gemel-
den persoon onverwgld zouden worden verzegeld, en het ver-
koopen van drank stellig belet. Kommandant Lombaard werd
gevolgel^ gd)oden, om met een' Veldkornet naar den wagen
vaa F. M. Lingenfelder te gaan, en alle tappen zgner vaten
toe te slaan, en op deA bodem af te zagen. 9*
Digitized by
Google
132 V£BLI£B VAN NATAL
De Hoofd-Eommandant deed 250 man kommanderen»
ten einde op morgen naar de Pongola voort te trekken
en Dingaan te vervolgen. Ook heeft de Hoofd-Komman-
dant dezen morgen zijn 3** officiële rapport aan den Wel-
Ed. Heer J. P. Zietsman, als Landdrost van Pieter*Ma-
ritzburg afgezonden, opdat genoemde Landdrost hetzelve
bij de eerste vergadering, aan den Hoog Achtbaren Volks-
raad kan voorleggen.
Den 5**". Wij vertrokken dezen morgen met 250 man,
in eene noord-oostelijke directie van ons leger, ten einde
te zieoi of onze vijanden nog moed hadden het gebulder
onzer geweren en kanonnen te wederstaan. Wij trokken,
gedurende dezen dag, verscheidene bergen, spelonken en
kloven door; wij doorwaadden ook ten minsten honderd
loopende waterstroomen; doch konden niets van den v^and
ontdekken. Wij legerden ons kamp vervolgens ten 8 ure
onder eenen berg, hadden onze paarden allen opgezadeld,
en aan elkander in een' kring gebonden; wy zetteden ook
dubbelde wachten uit, om voor aanvallen van den v^and
te waken; doch omtrent 10 ure in den nacht begon het
zóó hevig te regenen, dat wij tot op onze huiden nat waren.
Den 6**". Met het opgaan van de zon vervolgden wij on-
zen marsch geheel noordwaarts, of wij misschien daardoor met
de bewegingen van den vgand konden bekend worden ; doch
niets van den vijand ontwarende, keerden wij weder van
daar oostwaarts terug, en ontzadelden omstreeks 9 ure onze
paarden, om hen en ons zelven weder met wat voedsel te
versterken. Nadat wij alhier twee uren hadden vertoefd, en
juist' weder aan het opzadelen waren, ontvingen wij van
Nonklaas berigt, rr dat eene partg Zoola's zich in eene zeke-
ren klipkop hadden verscholen.*' Dadelyk lieten wij ons naar
dien klipkop door een van het volk van Panda geleiden, om-
singelden den krans oogenblikkel^k, en de Hoofd-Kommandant
liet aan de in din krans z^nde v^anden door zijnen tolk zeg-
gen: o dat zij allen ongewapend moesten uitkomen, en dat
hun leven daardoor zou gespaard worden." Doch z^
gaven ons geen antwoord op onze herhaalde voorstellen,
zoodat de Hoofd-Kommandant toen den Kommandant Lom*
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE TAALRIVIER. 133
baard met 25 man de kransen liet inkrnipen, en bevel
ga^ ttom ieder man, dien z^ voor de trompen hunner ge-
weren in die grot aantroffen, te dooden; maar dat zij de
meiden en kinderen moesten sparen/' Inmiddels stelde de
Hoofd-Kommandant het overige van zijne magt rondom
den krans, om de er uit vlugtende vijanden op te van-
gen; terwijl deze dappere 25 mannen den krans met
bedaardheid inkropen, en in de naauwe, donkere klipscheu-
ren drie man van den vijand doodschoten. Toen nu de ove-
rige mannen, vrouwen en kinderen, uit vrees voor het
akelige gekraak der schoten, in die naauwe grot uitriepen :
rrdat iSij nu allen zouden uitkomen,^' hield het schieten op;
en er kwamen toen twee Zoola's, en een door de Zoola's
bjgsgevangen Knopneus-Kafifer^ benevens 50 meiden en
kinderen, te voorschijn. De Hoofd-Eommandant liet alle
noodige vragen aan deze drie mannen doen, om iets van
Dingaan te ontdekken; doch zij wisten van hem niets te
zeggen. Omtrent een half uur daarna sprongen deze twee
gevangene Zoola's, nadat zij alle vriendelijkheid van ons
hadden ondervonden, op en liepen in vollen spoed weder
naar den krans. De Hoofd-Kommandant gebood dadel^k
op hen te vuren^ en z^ werden «als ziften uit eikanderen
geschoten. Big gelegenheid van deze inkruiping was Kom-
mandant Lombaard en ook eenige zijner mannen zeer ge-
vaarlek in de grot geplaatst; een Zoola was in eene
naauwe rots-scheur gekropen, en had eene groote klip
voor zich, van waar hij herhaaldelijk groote klippen, met
zoo veel woede naar Kommandant Lombaard, de Heeren
Jae. IJ7S, A. Landman, jonge }faritz, Ste^n, en anderen
wierp, dat, indien hij een hunner had getrofifen, het ge-
volg zeer zeker doodelijk zo« zyn geweest. Nonklaas,
die met zijn kommando onze omsingeling had aanschouwd,
kwam naderhand in persoon naar ons toe, doch kon in
geene woorden z^ne verwondering over de welbera-
denheid onzer manschappen uitdrukken. Hg zeide: rfdat
h^ nimmer eenige kans zou gezien hebben, om hen met
zgn volk uit dezen krans te krggen." — Hij sloeg toen
den Hoofd-Kommandant ^p den schouder; en zeide: rrgij
Digitized by
Google
134 VERLIES VAN NAT AL
zijt toch waarlijk menschen, die voor niets vreezen.*' —
Na dit alles trokken wij ten ëën uur verder voort, doch,
ten gevolge van den aanhoudenden regen, waren wij ver*
pligt, zoo vroeg als ten 3 ure, ons nabg eene verlatene
Zoola-kraal te legeren, alwaar wg vele matjes, door de
gevlugte Zoola's van gras gemaakt, tot onze dienst von-
den; wij maakten daarvan voor ons schermen, om voor
den regen min of meer te kunnen schuilen.
Den 7*'°. Door den aanhoudenden regen, dien wij sedert
gisteren middag hadden, waren wy verpligt, dien dag al-
hier stil te blgven liggen. Wij vonden hier een' overvloed
van milies (maïs), en hielden ons voor tijdkorting meesten-
deels onder onze schermen bezig met milies te braden. Ia
den middag kwamen er twee Zoola's, gezamenl^k met Non-
klaas, naar den Hoofd-Kommandant, en zeiden : rrdat z^
in naam van Kuana en Mapita naar den Hoofd-Komman-
dant waren gekomen, om hem en alle "witte menschen om
genade en verlossing te smeèken. Dat deze twee Kapiteins
(z^nde nog de twee voornaaQiste, die Dingaan bij zich had)
Dingaan reeds lang hadden willen verlaten, om van zgne
tirannij verlost te worden, doch dat Dingaan hen altoos
alle gelegenheid had ontnomen van te kunnen ontvlugten,
behalve toen het gevecht tusschen het volk van Panda
en Dingaan, welk laatste zy kommandeerden, plaats vond;
dat zij de voorregten en het geluk inzagen, welke Panda
en zijn volk onder de witte menschen genoten, en met
al hun volk, bestaande genoegzaam uit de geheele vgan-
del^ke magt, naar de witte menschen verlangden te komen,
indien zij genade bij ons mogten vinden." — De Hoofd-
Kommandant sprak met volle bedaardheid de boodschap-
pende Zoola's aldus aan : VIk ben gelast en ben uit eigen
gevoelen daartoe ook ten volle genegen, om alle mensch-
lievendheid aan ieder schepsel te bewezen. Zegt aan uwe
Kapiteins, dat zg morgen naar mijn kamp moeten komen ;
dat ik do vgandige Zoola's, onderdanen van Dingaan, we-
derom in vriendschap, als onderdanen van onze Maatschap-
p^, of onder het bondgenootschap van Panda, zal aanne-
men; dat gijlieden het u tot gAik kunt rekenen, dat ik
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 135
met mi}a kommando, vier dagen geleden, door het zware
mistige weer was verhinderd, want dat mijn voornemen was,
op ulieden met alle krachten uit te bulderen; terw^l er,
indien wij schoon weer hadden gehad, geen derde van ulie-
den het geweld onzer wapenen zou ontkomen z^n.** Op
deze uitdrukkingen schenen de Zoola's de ware doodskleur
op hunne lippen te hebben. rrMaar,*' vervolgde de Hoofd-
Kommandant, rfzoo verwoed als ik eerst op ulieden was,
zoo vriendelijk zal ik ulieden weder als onderdanen be-
handelen. Vraagt aan Nonklaas, hoe onze behandeling
jegens hem is?" — rfOch," antwoordde Nonklaas, lagchende:
flik behoef dit niet eens te expliceren; hier kan ik, als
een aangenomen kind, in vrijmoedigheid met dezen grooten
Heer discoureren, daar ik voormaals, als een uitgeschopte
hond, voor al mijne trouwe diensten, bij m^nen voormali-
gen Koning heb moeten kruipen. Komt hier met uwe Ka-
piteinen en volk, en g^ zult vrijheid als een* vogel heb-
ben.'* — De HQofd Kommandant waarschuwde hen daarop
stelb'g, aan hunne Kapiteinen te boodschappen, rrdat er nu
voor hen een gelak open stond; dat zij, voor morgen te
12 uren, bij hem moesten zijn ; dat hij tot dien tijd stilstand
van wapenen zou houden; maar dat hij, indien zij nog
afwezig bleven, alle Zoola's als bloedige v^anden zou doen
ombrengen." Hierop verlieten zg ons kamp in den meesten
spoed, om hunne Kapiteinen, met al hetgeen zij gehoord
hadden bekend te maken.
Den 8***° . Wij trokken dezen morgen verder voort, naar
de Pongola, en arriveerden ten 9 ure op den rand of de per-
pendiculaire rots van gemelde rivier, en konden van hier
de geheele rivier met een' verrekyker zien ; deze is in
grootte omtrent met de Toegala gelijk, doch met zware
doornen begroeid. Het land van hier tot aan de Pongola
is zóó ongelegen en hobbelig, dat wij geen kans zagen,
onze wagens tot d^^ te vervoeren; doch aan de overzij-
de van de rivier is het land geheel vlak, ten minste 12
mijlen ver. Tot nog toe konden wij van Dingaan niets
vernemen, dan alleen dat hij voor vijf dagen de Pongola,
die toen ledig was, met eenige zijner vrouwen en vee-
Digitized by
Google
136 VERLIES YAN NAT AL
wachters door gevlugt was, geheel over zijne limieteo. Geen
kommando kunnen w^ van hem vernemen; niets anders
dan honderde klompen Zoolaas, die van hem waren gevlugt
en ons om vrede vroegen, welke wi) hun, zonder eenige
verdere vervolging gaven. Volgens de dagelijks inkomende
rapporten, heeft Dingaan niet meer dan circa 100 man,
die hg tot den kr^g . kan gebruiken, Al zgn volk is thans
met de bitterste gevoelens jegens hem bezield, Zij zou-
den hem, voor zgne vorige tirannij, met hunne tanden kun-
nen verscheuren. W^ kunnen yolstrekt niet ontdekken
waar Dingaan zelf is, omdat sedert het gevecht tusschen
hem en Panda, niemand hom weder heeft gezien.
De Hoofd-Eommandant was ten volle opgewekt, om
Dingaan nog acht dagen over de Pongola te vervolgen;
doch daar er reeds 10 paarden van ons door de paarden-
ziekte binnen 2 dagen waren gestorven, en wij, door de
laagheid en zoetheid van het veld aan de overzgde der
Pongola, redenen hadden te veronderstellen, dat wg ten
minste 10 paarden dagel^ks zouden verliezen, besloot de
Hoofd-Kommandant, met toestemming van z^nen Raad, naar
het leger terug te keeren, en liet Nonklaas in de gele-
genheid wanneer hij iets van Dingaan na ons vertrek
vernam, ons dadelijk te doen verwittigen, als wanneer de
Hoofd-Kommandant, met 190 man te paard en de noo-
dige wagenS; terstond derwaarts zou snellen. — Wg kunnen
nu stellig rekenen dat het Eoningrgk van Dingaan geheel ver-
stoord is. Hij is niet alleen uit zijne stad gevlugt, maar
over zijne grenzen, in het land van andere natiën, die hem
als een ouden verrottenden vijand, gelijk de kat de aankomst
van eene muis, met blydschap inwachten — Wij begonnen dus
ten 12 ure onzen terugmarsch, met ons nemende een getal
van 10,000 beesten, en, na een vermoeijenden togt, legerden
wg ons aan eene sterke rivier, in verwachting om morgen,
aan de Zwarte-Omfiloos, bg ons leger te komen.
Zondag den 9"^". Sedert den 5'^'''^ hadden wij alle dagen en
nachten regen; en daar wg al dien tijd met natte kleederen
gingen, waren eenigen 'van ons zeer onwel. Wg vervolgden
evenwel onze reis, en kwamen dezen avond met afgematte
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 137
ligchamen, aau de Zwarte-Omfilooa, in ons groote leger.
Wg waren dezen dag (den Sabbatdag) in het woeste veld,
zonder tent of wagen; dus konden w^ den Almagtige,
niet zoo ais gewoonlijk, in het openbaar, met dankzeggingen
verheerl^ken. Het was echter aan het pligtbesef van ieder
persoon overgelaten, om zijnen Schepper voor genotene
weldaden te danken, en Hem tevens voor de gunstige
overwinning, en het vooruitzigt van voortdurende rust,
vrede en nationale welvaart^ onophoudelijk in hunne har-
ten te verheerlijken. De huiselgke Godsdienst werd in
ons leger, door velen, in verscheidene tenten, *8 avonds
stiptel^k onderhouden.
Den 10**'". Dezen morgen liet de Hoofd -Kommandant,
Panda met zijne Kapiteinen bij zich komen^ en zeide hem:
rrdat h^ gedurende zijne laatste afwezigheid^ z^nde 6 dagen,
gelegenheid had gehad^ de getrouwheid van hem, van
Nonklaas en van al zgn volk, te kunnen beproeven^ en
dat h^ met genoegen zeggen kon, dat Nonklaas zich met al
z§n volk als dapper krijgsman had gedragen; dat hij
Nonklaas had gezegd, en nu weder herhaalde, dat onze over-
winning over de magtige Zoola-natie alleen door de Voor-
zienigheid alzoo is bewerkstelligd, dat w^, ten volle in
onze vorderingen tegen Dingaan geregtigd, werktuigen in
Gods band waren, om de onbeschrijfelijke gruweldaden en
moorden van Dingaan te doen ophouden, en tevens om
hem en zijn volk van de tirann^ van Dingaan te verlos-
sen."— rr Volgens al hetgeen ik," zeide de Hoofd-Kom-
mandant verder, *' van de Heidensche volkeren kan vernemen,
blgkt het mij zeer duidel^k^ dat g^ tot het Koningr^k der
Zoolaas geregtigd z^t. Dingaan is bij andere volkeren ge>
vlagt, en^ zoo h^ immer in onze handen mogt komen,
zullen w^ hem, voor zijne snoode misdaden aan ons
gepleegd, met den dood straffen. Ik heb nu verder goed
gedacht, U, in naam van den Volksraad onzer Zuid-Afri-
ksansche Maatschappi], als Koning of als Opperhoofd der
Zoolaas aan te stellen, zoo wel over het volk thans onder
nw gebied, als over alle vlug^ende of overbl^vende Zoola's,
die van Dingaan onder uwe protectie vlugten zullen, en
Digitized by
Google
138 VERLIES VAN NATAL
mede die w^ in staat zullen zijn, onder uwe regering te
stellen. Ik ben ook gelast, u als onzen grooten bondgenoot
aan te nemen, en uwe v^anden als onze v^anden te be-
handelen. Gij zult niemand^ zonder onze voorkennis, in oor*
log mogen aanvallen, en wij zullen U, bij alle gelegenheden,
uwe v^anden helpen nedervellen. Ik moet m^ne grootste
tevredenheid nogmaals voor de trouw en de dapperheid van
uw volk herhalen.''
Panda, die van z^n hoofd tot z^ne voeten met glorier^ke
biydschap vervuld was, kon zich geen oogenblik langer
bedwingen, de opregte gevoelens van zijn hart aldus uit
te boezemen:
riMijn groote Heer, ik dank u regt hartelijk, voor deze
fiuwe openhartige uitdrukkingen van opregtheid jegens m^
ir en mijn volk. Ik dank u, dat ik thans van de geduchte
ritlrann^, waaronder ik eene reeks van jaren, als een ver-
irstooteling heb geleefd; door u ben verlost. Ik kan u en
ifde geheele regering van de witte menschen, b^ alles dat
*fer bestaat; mijne voortdurende trouw plegtigl^k toezwee-
ifren. Wanneer eenige natie of volk ooit iets ten nadeele
rrvan ulieden wil doen, behoeft gij mij slechts daarmede ba-
nkend te maken, en g^ kunt rekenen dat ik dadel^ m^ne
^geheele magt ter uwer hulp zal doen snellen, en m^n' laat-
rrsten man voor U in den kr^g opofferen ; want ik was dood,
ff en gij hebt mij weder levend gemaakt; ik was verworpen,
rren gijlieden hebt mij weder opgeraapt ; zoo heb ik m^n
rrgeluk en mijne welvaart aan ulieden te danken.*' —
De expressiën van dezen nieuwen Zoola-Koning waren in-
derdaad te omslagtig om alles te omschrijven, doch z^ne rede
was buiten verwachting verstandig, meer dan ik ooit van een'
Heiden had verwacht. — Panda was, onder zijn geheele ge-
sprek, regt gevoelig. Wanneer de vijandige Zoola*s eerst on-
der zijn gebied zijn (hetgeen w^ binnen kort verwachten),
kunnen wij de magt van dezen onzon bondgenoot ten minste
op 10,000 str^dbare mannen bepalen. W^ zouden eenen
sterken vijand kunnen wederstaan, die ons in het vervolg
mogte molesteren. De Zoola's zijn, in vereeniging met ons,
in den kr^g veel moediger dan zij ooit te voren wareU;
Digitized by
Google
EN NEDERZETTINQ AAN DE VAALRIVIER. 139
omdat zij ons als een dapper en weerbaar volk beschouwen.
Den 11^''''. In den namiddag kwamen twee Zoola*s van
Nonklaas, die den Hoofd-Kommandant deed weten: rr dat hij
niets van Dingaan kon vernemen, en dat het hem bleek,
dat Kwana en Mapita de menschlievende belofte, welke de
Hoofd-Eommandant aan hen gezonden had, in twijfel trok-
ken, en nog bevreesd waren naar z^n of ons leger uit te
komen; dat hij geene beesten meer kon vinden, en dat hij,
ten gevolge daarvan, verlangde dat de Hoofd-Kommandant
hem verlof wilde geven, met z^n kommando terug te kee-
ren.'' De Hoofd*kommandant liet hem weten: ir dat h^ maar
met zijn volk naar ons leger kon komen; en dat w^, door-
dien wg niets meer van den vijand konden vernemen, en
onze paarden zonder ophouden dagelijks vrekten, naarPieter-
Maritzburg, onze Hoofdstad, zouden terugkeeren, en hem
ook van verdere diensten ontslaan.'*
Den 12^*°. Dezen namiddag kwam de voorklomp beesten
aan, welke Nonklaas ons zond, die hy van den v^and voor
ons heeft genomen.
Eene droevige gebeurtenis vond dezen middag plaats. —
Het gebeurde, terwijl zekere Botha, zich in de Zwarte-Om-
filoos baadde, dat een jongeling, met name Gideon van der
Sch^f, daar ook kwam, doch half dronken zijnde. Van
der Sch^f drukte spelende het hoofd van Botha onder
water, hetgeen Botha insgelijks weder aan van der Sch^f
deed. Hierop werd deze laatste hevig oploopend, vloekte
Botha zeer gruwelijk, en bragt Botha eenige vuistslagen
toa. Deze verduurde dit alles zoo geduldig, omdat van der
8ohijf niet regt nugter was en verliet hem. Doch van der
Sch^f had z^ne grimmigheid naar zgn genoegen nog niet
gekoeld, en zwoer dat h^ Botha zou doodschieten. H^
kwam naar het leger, nam z^n geweer, ging weder naar
de rivier en schoot een' kleinen Hottentot, die omtrent op
dezelfde plaats lag, alwaar hij Botha de laatste maal had
gezien. Deze Hottentot was twee uren daarna dood. Van
der Schijf werd dadelijk gepakt^ en naar den Hoofd-Kom-
mandant gebr«^, die den Krijgsraad bij elkander liet ko-
men; doch, daar ai de getuigen niet present waren, werd hij
Digitized by
Google
140 VERLIES VAN NAT AL
aan de zorg van den Veldkornet Bester overgegeven, die
hem tot den volgenden morgen in verzekering moest honden.
Den 13***. Dezen morgen werd van der Sch^f weder
voor den Krijgsraad gebragt, en, na een geduldig onder-
zoek, werd hij door den Raad aan moord schuldig ver-
klaard; doch -daar de Krijgsraad geene magt had, eenige
vonnissen over criminele misdaden te vellen, besloot de
Raad, dat van der Sch^f dadelgk zou worden geboeid,
en met eene behoorl^ke wacht, gezamenl^k met het leger,
naar Pieter-Maritzburg getransporteerd zou worden, om
aldaar aan de civiele autoriteiten te worden overgegeven. —
Ook werd de Heer Lingenfelder weder voor den Krijgs-
raad gebragt^ 'en gereprimandeerd, wegens verregaand en
onwettig verkoopen van drank, waardoor hij verscheidene
menschen in staat van dronkenschap heeft gebragt De
Raad besloot^ ten gevolge van de ongehoorzaamheid van
Lingenfelder, en om de onheilen, die door zijn drank ver-
koopen ontstaan, voor te komen, dat er voor z^ne reke-
ning een wagen zou worden gehuurd, en zijne overige
dranken, behoorlek verzegeld, naar Pieter-Maritzburg zou-
den worden gebragt. LingenfeWer scheen hierover zeer
ontevreden te zijn, en verlangde met het onmatig verkoo-
pen van drank in het kr^gsleger voort te gaan. Evenwel
durfde h^ hier niet veel spreken, doch, volgens zijne ge-
heime uitdrukkingen, schijnt het mij, dat hij van voorne-
men is, om onze geheele Maatschappij, in de Kolonie de
Kaap de Goede Hoop, hoe onschuldig ook, schandelijk te .
blameren. Ik ben in geenen deele partgdig voor denWel-£d-
Heer Pretorius, maar dit kan ik met waarheid zeggen, dat
geen kommanderende Officier zoo veel consideratie in deze
onophoudelijke overtreding kon hebben gebruikt, als de
onze. Ik geloof dat de Heer Lingenfelder, bg zijne terug-
komst, in eene zware boete door den Landdrost zal wor.
den geconderoneerd, wegens het verkoopen van zoo veel
drank zonder verlof in het leger. De Heer Lingenfelder
zal z^n uiterste best doen, volgens z^ne gezegden, om dé
zedelijkheid van onze Maatschappij te onteei^en, omdat onze
wetten hem alhier geene ongeregeldheid willen toelaten,
Digitized by
Google
EN M£D£RZ£TTINa AAN DE VAALBIVIER. 141
ZOO als hg misschien in tegendeel heeft verwacht. Doch
wij kannen met ronde woorden zeggen, indien de Heer
LiDgenfelder alhier niet meer nut kan doen, dan h^ tot
hiertoe heeft gedaan, kunnen wij hem, zonder de minste
bekreuning; uit onze Maatschappij heel wel missen. — Wij
vertrokken van hier, van de Zwarte*Omfiloos, en, na een^
mars.ch van 6 mijlen, kampeerden wij onder een* hoogen berg.
Den 14*". Ten gevolge van de generale overwinning, die
w^ over de Zoola*s hebben behaald; en daar wij eene
extra-vordering tegen den voormalige Zoola^Koning Dingaan
en z^ne natie hebben voor paarden- en wagenhuur, bene-
vens andere onkosten tot den krijgt van eenmaal honderd
twee en twintig duizend zeshonderd Rijksdaalders; (Rx.
122,600) ; en vermits wij noch Dingaan, noch iets van hem
kunnen vernen^en, noch iemand, tot wien w^ ons om de
betaUng van die enorne onkosten kunnen refereren, — zoo
liet de Kommandant dezen morgen onze nationale vlag hij-
schen, en de ondervolgende Proclamatie, door den Knjgs-
Secietaris, aan het b^een vergaderde leger voorlezen :
PEOGIiAMATIE
Ik, Andries Wilhelmus Jacobus Pretorius, Hoofd-
Kommandant en Kommandeur*Generaal der geheele
Burgerij van den Hoog- Achtbaren Yolksraad der Zuid-
Afrikaansche Maatschappij van Port-Natal, en Opper-
bevelhebber van het kr^gsleger, door gem. Yolks-
raad aan m^ toevertrouwd, enz. enz. enz.
Doordien de Yolksraad der Zuid-Afrikaansche Maat-
schappij verpligt was, wegens den ongetergden oor-
log, dien de Zoola-Koning Dingaan of de Zoola natie
tegen de Zuid-Afrikaansche Maatschappij heeft begon-
nen, zonder dien vooraf aan gem. Matttschappij te de-
clareren — tot eene onkoste van eenmaal honderd
twee en twintig duizend zes honderd Rijksdaalders,
voor paarden- en wagenhuur, benevens andere onkos-
ten tot den krijjg voor deze en de twee vorige kom-
mando's over te gaan; en daar de Zoola-Eoning, vol*
Digitized by
Google
142 VERLIES TAN NATAL
gens alle blaken en berigteu; de Pongola-rivier (zgne
limietscheiding) is overgetrokken, en zijn overgeble-
ven volk zich in vele klompen verschnilt, zoodat er
niemand is^ tot vrien ik mij voor de betaling van
deze en vorige onkosten kan refereren; — zoo z$
het bij deze kennel^k dat ik, tot vergoeding van
deze gezegde eenmaal honderd twee en twintig dui-
zend zes honderd R^ksdaalders, bij deze proclameer
en vaststel dat ik, in naam van gemelden Volksraad der
Znid-Afrikaansche Maatschappij^ al het laad van
Toegala tot aan de Omfiloos-Omjama of de Zwart-
rivier inneem ; dat onze limietscheiding voortaan zal
z^n van de zee langs de Zwart-rivier^ waar deze
door de Dubbele-bergen loopt, nab^ haren oorsprong
en dan vervolgens langs den Randberg, in een ge-
lijke rigting naar den Drakenberg, de St. Lucias-baai
ingerekend, benevens alle zeekusten en havens, die
reeds uitgevonden en nog hierna uitgevonden zullen
worden, tusschen de Omsimvobo en Zwart riviersmon-
den. Deze landen en zeekusten zullen echter als een
afzonderlijk eigendom van de Maatschappy worden
beschouwd, van die, welke nu w^len de Wél-Ed.
Heer Retief voor onze Maatschapp^ van de Zoola-
natie heeft verkregen.
Ood beware den Volksraad!
Gkgeven onder mijne handteekening, in mgn Kamp,
aan de Omfiloos-Omjama, of de Zwart-rivier, op he-
den den 14^*" dag van Februarij, in het jaar onzes
Heeren één duizend acht honderd en veertig.
(Get). A. W. J. Pretorius, Hoofd-Komm*
H. J. Lombaardj
Jac Potgieter (^ . ^
. - -, T /Kommandanten.
And. Spies i
Marth. Sohepers'
Hierop werd er een saluut van 21 kanonschoten voor
den Volksraad afgevuurd, en door het gansohe leger een
generale uitroep van een luid hoerah uitgeschreeuwd,
terwyi al de manschappen eenpariglgk uitriepen, als met
Digitized by
Google
EN NEDERZBTTINQ AAN DE VAALRIVIER. 143
eene stem: rr Gedankt zi) de groote God! die onB door
z^ne genade tot dezen staat van overwinninc; heeft gebragt"
Dezen dag kan ik niet anders dan als een' glorier^ken
dag beschreven. Panda was ook bij deze afvuring, doch
kon het geweldig gebulder onzer kanonnen niet verduren.
Hg zeide tot den Hoofd-Eommandant, dat hij de gewel-
digheid onzer kanonnen uitermate vreesde, en dat hi) z^nen
teruggang tot het leger moest verexcuseren. H^ liep daar-
op in volle benaauwheid met zijne kapiteinen naar zijn
leger, en bukte voor ieder kanonschot, uit vrees, ter aarde
neder. Na den afloop van dit alles, spanden wij onze wa-
gens weder in en vervolgden onzen marsch tot aan de Witte-
Omfiloos, brengende met ons een getal van 31,000 beesten»
Zondag den 16^''''. Wy hielden onze gewone Godsdienst
weder als altoos, doch onder onvermipdelijke omstandig-
heden waren w^ verpligt, dezen namiddag onzen marsch
te vervolgen, en kwamen ten 6 ure aan de Tamboes-ri-
vier. Joob en Mattowan kwamen ook dezen zondag in ons
leger, en omtrent 8 ure kwam Nonklaas ook aan.
£en generale Krijgsraad werd heden wederom belegd, en
voormelde drie officieren van onze differente bondgenoo-
ten werden voor ons gebragt, ten einde verantwoor-
ding van al hunne verrigtingen te doen, in tegenwoor-
digheid van Panda. Nonklaas heeft zich, overeenkom-
stig zijne vorige prijzenswaardige daden, als een .dapper
en eerlijk kr^gsman van zijne verantwoording gekwe-
ten; h^ zeide: rrdat hij sedert ons vertrek van de Pon-
gola had vernomen, dat Dingaan ten noord-oosten de Pon-
gola was door gevlugt ; . dat h^ toen met z^n volk Dingaan
20 m^len over de Pongola-rivier had nagevolgd, alwaar
hij de moeder van Dingaan, doordien z^ niet verder kon
loepen, opving en van haar vernam, dat Dingaan met
een klein klompje volks en een troep beesten eene groote
distantie voor haar uit was: dat h^ zijne spionnen nog
verder vooroit had gezonden, ten einde Dingaan te ont-
dekken, doch dat h^ niets verder van hem kon verne-
men: dat hij dus verpligt was met z^ne armee terug te
komen, uit vree^ dat de pest, die meestendeels in dat
Digitized by
Google
144 VERLIES VAN NATAL
gedeelte van het land woedde, hem en zijn volk zon
aantasten; en dat hij de moeder van Dingaan als krijgs-
gevangene met zich mede had gebragt."
Maar wat moet ik van Joob en Mattowan melden?
Niets dan nadeel van beiden. Het werd niet alleen door
de Matateezen en onze eigene officieren van verscheidene
patrouilles bewezen, dat z§ eenige duizende beesten, die
zij voor ons van den vijand hadden genomen, in spelon-
ken verstoken en naar hunne onderscheidene kralen hei-
melijk hadden doen wegvoeren ; maar dat zg zelfs eenige
van de Matateezen hadden doen vermoorden, en sommigen
hunner de lippen hadden doen afsnijden en zoo laten loe-
pen. De Hoofd-Kommandant was over deze verfoeijel^ke
misdaden uitermate onvergenoegd. Hij zeide: rr dat hij niet
wist, welke straf hun voor die moedwillige misdaden op
te leggen; maar dat hij hen beide geboeid naar Pieter-
Maritzburg zou doen vervoeren, om hen aan de hooge
autoriteit over te geven,'* Joob zeer bevreesd voor zgn
aanstaande straf zgnde^ zond dadelgk naar zijnen vader, ten
einde al het vee, door • hem naar zi|ne kraal of verbluf
gezonden, onverwijls naar den Hoofd-Kommandant te doen
terugzenden, opdat z^ne straf daardoor verligt, of misschien
hem vergeven mogt worden. — W^ vertrokken van hier
en legerden ons aan de Bloed-rivier.
Den .18*'". Vroegtgdig zadelden w^ op, en kwamen, na
een' marsch van twee mijlen, voor de Buffel-rivier, die
door de menigvuldige regens, bgna gelijk met de wal-
len in hoogte gerezen was, eene moeijelijkheid waar-
aan wig op onzen krggstogt dikwijb onderworpen zgn
geweest; doch wg drongen onze wagens, na onze goede-
ren hoog in de tenten gebonden te hebben, het water in,
en, na een bloedig gesukkel, van vier volle uren, had-
den wg onze wagens, alle tot den leerboom in het wa-
ter, aan de overzijde; waarbg de volgende merkwaardige ge-
beurtenis plaats vond. Het gebeurde dat twee of drie
onzer wagens in het midden der rivier vast zaten, zoo
dat er eenige ossen verzopen^ doch 25 k SO man spron-
gen naar de wagens en jukken, en sleepten zoo de wa-
Digitized by
Google
RN NEDERZETTINQ AAM OB VAALRIVIER. 145
gens met hunne handen er uit. Wi) verbleven aan deze
zijde van opgemelde rivier dezen nacht over.
Den 19^'". Van hier vertrokken w^ dezen morgen, on-
der eenen hevigen stortregen. Wij moesten den geheelen
dag in den regen en de koude sukkelen, en kwamen ten
8 ure aan de Kool-spruit, geheel afgemat door ontbering aan
alles. Wij legerden ons wederom tot den volgenden morgen.
Den 20^°. Wij vertrokken dezen morgen van hier, met
een moeijelijk vooruitzigt, om onze reis dezQii dag be-
hoorlijk te kunnen voortzetten. W$ hadden den Honigberg
voor onS; dien wij over moesten, en beklommen dien ook
om 10 ure, doch hadden in het afdalen vele gevaarlijke
steilten en leelgke moddergaten door te worstelen. Doch
wij kwamen er gelukkig af, en legerden ons ten 6 ure
aan de Wasbank. De vooroitzigten van wegen zijn nu
voor ons zeer gunstig, en wij hopen, zonder tegenspoed,
over drie dagen, aan de Toegala te z^n.
Den 21'''". Heden vertrokken wij van de Wasbank. Wij
hadden, sedert de la,atste 8 dagen, voor de eerste maal
schoon weder. Aan den Milietuins-rivier, ontspanden w^
onze wagens, voor een paar uren. Hier had de Hoofd-
Kommandant eene lange consultatie met den Matatees-Ka-
pitein, die de verfoeijelijke misdaad van Mattowan aan ons
heeft ontdekt. De hoofd-Kommandant zeide: f dat h^ ook
niet alleen gelast was, maar dat hij ook door zijne eigene ge-
voelens tot het besluit gekomen was, getrouwe onderdanen en
bondgenooten te adsisteren, ' en voor hunne getrouwheid en
goede deugden te beloonen ; maar dat hij in tegendeel alle
misdadigers naar de uiterste gestrengheid der wetten zou
stt^ffen; dat h^ den Matatees-Kapitein, die voormaals met
z^n volk van gras, honig enz. had moeten leven, doordien
Dingaan hun alles had laten ontnemen, voor zijne getrouw-
heid een klomp beesten, voor rekening van de publieke kas,
zou geven, alsmede een deel lands aanwijzen, alwaar hij met
z^n volk in rust zal kunnen wonen, zonder dat een ander
volk hem zal mogen molesteren." — W^ vertrokken vanhier,
en legerden ons, om half zeven uren, aan de Joobs-rivier.
Den 22***". Weder voort marcherende, kwamen wij aan de
10
Digitized by
Google
146 VfiRLIBS TAN NATAL
Kliprivier, alwaar w^ ons ten 3 ure legerden, zijnde 15 mglen
yan de Toegala. — Hier werd Mattowan voor den vollen
krggBraad gebragt, en door al de getuigeniBsen klaar en dui-
deiyk bewezen, dat hij niet alleen eenen onberekenbaren troep
beesten had gestolen, maar ook dat hij zelf den tirannischen
marteldood op de Matatezen had doen plegen; dat hg ook de
lippen van sommigen had doen afsnijden, en meer andere
grawelgkheden aan hen had gepleegd. — De verdere voort-
gang dezer«aak werd tot eene andere gelegenheid uitgesteld.
Zondag den 23*^''. Onze Godsdienst had weder plaats als
altgd. Wij hadden dezen dag fraai weder.
Den 24*^*. Dezen dag verdeelde de Hoofd-Kommandant
éen getal van 14,000 beesten onder de door Dingaan ge
ruYneerde menschen, die nog aan de andere zijde van den
Drakenberg wonen, doch dien nu spoedig zullen overtrek-
ken; als ook onder menschen, die van daar z^n gekomen, en
het kommando hebben gevolgd, voor verlies van paarden
enz. De Hoofd-Eommandant zal een getal van 22,000 beesten,
alsmedQ 5,000, die Joob ons overmorgen zal verantwoorden,
naar Pieter-Maritzburg medenemen, om deze aan de vier Com-
missarissen, door den Volksraad aangesteld, ter verdeeling van
vee onder de geruïneerde menschen enz., te verantwoorden.
Onze eerste afdeeling burgers van Pieter-Maritzburg, ter
aflossing van anderen gezonden, arriveerde dezen dag aan da
Toegala, terw^l eenigen f eeds bg ons in het leger zgn. De
Toegala is zeer gezwollen, en zal ons misschien nieuwe moei-
jelijkheden veroorzaken. Wy hopen echter op morgen, zon*
der verw^l, naar Pieter-Maritzburg voort te rukken. — Ten
slotte moet ik zeggen, dat ik tot hiertoe, naar het beste
van mijn geweten, alles als een onpartgdig opmerker höb
aangeteekend. Honderde andere gebeurtenissen zijn zeker
voorgevallen en niet hier aangeteekend, zoo als bg alle
geschiedschr^vers het geval is ; doch geringe gebeurtenissen
aan te teekenen, zou groote boeken papier opvullen, en mgne
opmerkzame lezers niet veel meer bijzonderheden toedienen,
dan deze door mg reeds aangehaalde gebeurtenissen.
Krijgs-leger, Klip-rivier, den 24**" Februarij 1840.
(6et.) P. H. Zietsman, Kr^gs-Searetaris.
Digitized by
Google
SN OVSRZSTTING AAN DE VAALRITIER. 147
Certificeren wtj ondergeteekenden, Hoofd- en andere Kom-
mandanten, dat het voorschreven Journaal, door den Heer
P. H. Zietsman gehouden, aan ons letterlek is voorgelezen,
en dat wij ieder woord daarin vermeld naar waarheid kun-
nen declareren.
(Get.) A. W. J. Pretorius, Hoofd-Komm*.
H. J. Lombaard
Jac Potgieter I ^ , ,
^ ^ rt ? > Kommandantea.
And. Spies
M. Schepers
Eene ware Copie
P. H. Zietsman.
GENERALE KAMP-ORDER.
Z>e volgende zijn de Artikelen van de Kamp- Order.
Art 1. Al de kommandanten znllen gebonden s^n, honne man-
schappen gelgkeiyk te doen opzadelen, en niet, voor dat allen ge-
reed sgn, mogen vertrekken; en zal ieder Veldkornet z^ne manschap-
pen achter zich moeten houden, en zijnen Kommanduit volgen, op
eenen behoorlijken en zachten voortgang.
2. Niemand zal het regt hebhen zijne divisie te verlaten, om ach-
ter wild te gaan, nocb ook aaderzins zijn paard ten nadeele van
het kommando mogen gebraiken, noch ook iets van dien aard onder-
nemen.
3. De Kommandanten zullen onder elkander (bg beurten) eiken dag
aan een hunner Veldkometten bet opzigt over de wagens en hun-
nea voortgang aanbevelen; aan wien een ieder, die zich by de
wagens bevindt, stiptel^k zal moeten gehoorzamen. Hij zal alle
▼ooTzigtigheid moeten handhaven, ook zorgen dat geen wagen bg
de doordriffeett of andersins (waar eenige verhindering mogte komen)
voortgaat, of achter gelaten wordt ; maftr zullen allen moeten wach-
ten tot eenen geHjken voortgang.
4. Ieder Kommandant zal ook hg beniten, eiken dag, zoovesl
sgner bekwaamste manschappen, als naar gelegenheid van zaken
en omstandigheden vereischt wordt, in het veld zenden om patronil-
lee te hond», onder opaigt van een goed Veldkoniet, welke pa*
tronille tot den avond m het veld zal moeten bleven. Ook zal ieder
▼eldkomet zoo ved gewapende mannen, als noodig zgn aal, b^
bei vee plaatsen, waar dit, zoowel paarden als ossen, in eenen
troep gejaagd, ter grazins mogt z^n. En zal niemand z^ne paar-
den of ossen des nachts buiten het leger mogen laten loopen.
6. Diegene, welke de benrt van oppassen heeft, zal ook eene
achterhoede moeten bepalen van niet minder dan tien en niet meer
dan vgftien man, die van t^d tot tgd op de hoogten zullen moe-
tCB spioneren en nitsien.
6. De Veldkornet, dïe het opzigt over de wagens heeft, zal, zoo-
dra hg in het voorttrekken eenig vijandéiyk geracht ontwaart,
Digitized by
Google
148 VERLIES VAN NAT AL
dadelijk met den meesten spoed en n«arstigheid de wagens in een
vtutrleger moeten trekken.
7. De naobt-wachten zullen, zoodra de zon gedaald is, behoor-
lijk uitgezet moeten worden, en zullen de allerrespectabelste bur-
gers onder ben tot korporaals worden aangesteld. De Yeldkomets
zullen elkander ook bij beurten moeten aflossen, en gedurig de
waobten bezoeken. Ook zullen de Kommandanten zelve des nachts,
by beurten, een waakzaaam oog moeten houden.
8. Niemand zal het regt hebben, zonder voorkennis van den
Hoofd-Kommandant, de wagens te verlaten; ook zal het niemand
vrij staan, zonder permissie van z^'nen Officier, te schieten. Indien
iemands geweer nat of vuil mogt zijn, zal het vooraf door den
Yeldkomet geëxamineerd moeten worden,
9. De Kommandanten zullen eiken dag, bg beurt, verwisseling
moeten houden, om vooruit te rijden.
10. Een ieder, die op de wacht slapende gevonden wordt, ver-
mits daardoor het gansche leger in gevaar gedompeld kan worden,
zal aan eene onvermijdelijke straf, door den Elrijgsraad te worden
bepaald, blootgesteld zijn; — zijn Officier zal gehouden z§n, z^n
geweer by den Kommandant te brengen, die het, den volgenden
morgen, aan den Hoofd-Kommandant zal moeten overgeven.
Aldus gedaan en geordonneerd op heden den 20*^' Januar^ 1840,
in het vertrouwen, dat daaraan stiptel^k zal worden voldaan,
zoowel door de Officieren als door de onderhoorige manschappen.
NB. Degenen, die deze order overtreden, zullen blootgesteld z^n
aan straffen en bepalingen, door bovengemelden Krggsraad arbi-
trair te worden bepaald.
(Get) A. w. j. PBETOiuüs, Hoofd-Kom.
Ieder Kommandant of Onder-officier, zal, zoodra hij iets verno-
men heeft met spioneren, of bg zgne terugkomst van het spioneren,
dadelyk in persoon, vö<$r dat hg zich nedergezet heeft, zgn weder-
varen aan den Hoofd-Kommandant moeten rapporteren, ten einde
daaromtrent de noodige plannen te kunnen beramen.
(Get.) A. w. j. PEETORiüs, Hoofd-Kom.
Hoezeer geen der emigranten en ingezetenen van Natal,
na al het gebeurde, na wel eenigen twgfel meer koesterde,
of de Hollandflche Kaapsche landverhuizers hadden zich
zelven tot een vry volk gemaakt^ en zouden daarvoor er-
kend en gehouden worden^ zoo waren er toch ten laatste
enkelen onder hen, die, welligt uit overmatige voorzigtig-
heid, aanraadden om toen, vooral na de overwinning van
Dingaan, na de verheffing van Panda tot Koning der Zoola's,
en na de onderwerping van dezen magtigen Koning aan
hunne opperheerschapp^, den Grouvemeur der Kaapkolonie
te vragen, door hem, tot een vr^ en onafhankelijk volk
te worden verklaard. Helaas! de Volksraad ging daartoe
over, en dit streelde de eigenliefde en heerschzucht van
bet Gouvernement en deszelfs raadslieden.
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DS VAALRIYIER. 149
Het antwoord van den Gouverneur, van den 3^*" September
1841 was:
<«Dat zgne Excellentie door H. Maj. gelast was, op zekere
memorie, door onzen Volksraad aan haar gezonden, ver-
zoekende voor een vrij volk te worden verklaard, te be-
rigten, dat het voor H. Maj. niet mogelijk was een ge-
deelte van hare eigene onderdanen, die zich eenige hon-
derd mijlen buiten de Kaap de Gh>ede Hoop hadden be-
geven, voor onafhankelijk te verklaren. Dat H. Maj. ech-
ter aan hen, bg het ontvangen van een militaire magt,
al die voorregten betrekkelijk den handel wilde waar-
borgen, gel^kstaande met alle andere Britsche Koloniën ;
en dat alsdan het land, hetwelk de emigranten nu occu*
peren, zooverre regtvaardigheid en billijkheid toelaten, aan
hen zou worden toegekend.
Verontwaardigd over zoodanige handelwijze, haastte zich
de Yolksraad, om per omgaande den volgenden brief af
te zenden.
Pieter-Maritzhurg den ll^^Oc^oèer 1841.
Sir ! Uwer Excellenties mededeeling van den 3 Sept. 11.
is ons gisteren ter hand gekomen en op heden onzen Raad,
welke juist z^ne zitting hield, voorgelegd geworden.
Wij hebben de eer daarop te doen te dienen : dat het
ons spijt, dat H. Maj. ons niet voor eene onafhankel^ke
Republiek wil erkennen, ons als nog beschouwende als een
gedeelte van H. Maj. onderdanen; en dat Uwe Exc. die
mededeeling aan ons moest doen ter informatie onzer mede-
kolonisten, met een verder aanbod, dat, indien wij eene
militaire magt van de Kaapstad wilden ontvangen, wij, met
betrekking tot den handel^ op een* gelgken ^oet met eene
Britsche Bezitting zouden worden geplaatst.
W^ vermeenen dat beide, H. Maj. en Uwe Ex., omtrent
ons^ onze aanspraak op het regt van onafhankelijkheid en
het regt, hetwelk w^ tot het land, door ons geoccupeerd
wordende, hebben, verkeerd onderrigt zijt.
Wij z^n van geboorte Hollandsche Afrikanen. Dadelyk
nadat wij H. Maj. grondgebied in Zuid- Afrika hadden ver-
Digitized by
Google
150 TERLIE8 VAN NATAL
latM, hebben wg onze onafhankeigkheid gepubliceerd^ en
van dien t^d af tot op dit oogenblik, hebben wg als een
enafhankelgk Volk gehandeld, ons zelven volgens onze ei-
gene .Tfetten geregeerd en gevolgeiyk opgehouden Britsefae
onderdanen te zijn;
Het door ons bewoond wordende land hebben w^ wet-
tig verkregen, en het is nimmer^ tot op dit oogeiüilik,
eene Britsche Provincie of Kolonie geweest. I>ewyi het
daarom H. Maj. behaagd heeft, onze zeer bill^ke voor-
stellen, zoo als w^ die beschouwen te zgo, van de
hand te w^zen, zgn w:9 genegen met betrekking tot H«
Maj. Gowvemement op denzelfden voet te big ven, als wi|
ons tot op dit oogenblik beschouwd hebben, van den tgd
dat wij de Kolonie de Kaap de Goede Hoop hebben ver-
laten; en niettegenstaande Uwer Exo. herhaalde mededee»
lingen dat wg Britsche onderdanen en kolonisten zijn, moe-
ten wg beweren, dat wij, volgens alle regten van beschaafde
natiën, beschouwd kunnen worden, noch het een noch
het ander te zijn; evenmin kunnen wg toestemmen in H.
Maj. voorstel, om eene militaire magt te ontvangen, ter-
wgl wij daarom niet hebben gevraagd, noch deze thans
ter onzer bescherming behoeven: vooral nu, daar wi} in
vrede met alle natiën leven.
Uwer Exc voorstel om, onder invloed van eene mili-
taire magt, met ons een tractaat te sluiten, en zonder dat
wij met de termen der overeenkomst bekend zgn, met uit-
zondering alleen van een conditioneel bezit van vastgoed
(plaatsen), waartoe wg vermeenen een onbetwistbaar i^gt
te hebben — komt ons zóó onbegrgpelgk en onbepaald
voor, dat, tenzij wg eene verdere uitlegging van het on-
derwerp bekomen, wg genoodzaakt zijn te erkennen, dat
wg het doel daarvan niet kunnen bevatten.
Wij hebben de eer te zijn, Sir!
Uwer Exc. zeer gehoorzame, onderdanige Dienaren,
J. Prinslo, President.
J. J. Burger, Secretarie,
De Oouveroeur, steeds onder den invloed der zendelin-
gen en hunner onjuiste berigten, onderteekende alreeds op
Digitized by
Google
EN NISOBRSëTTINQ AAM DS VAALRIYIER, 151
den 2^*" December 1841 eene proclamatie over de 'm be-
zitneming van Natal, zonder vooraf daaromtrent het oor-
deel, de bevelen en goedkeuring van de regering in het
moederland in te winnen. En had Z^ne Excellentie dit ook
gedaan, dan seker zou de Ëngelsche regering die procla-
matie ten eenenmale afgekeurd hebben, want van den be-
ginne af, is E§ geweest tegen de uitbreiding van grond-
gebied in Zuid-Afrika. De lezer vergeve m^, dat ik dit
nog eens herhaal *, maar deze b^zonderheid is bij de be-
schouwing der Zuid-Afrikaansche geschiedenis van het ui-
terste belang en zoowel de billijkheid in <ms oordeel
over de handelingen van wege het Ëngelsche Grouvemement,
als de regtvaardigheid bij dat oordeel in acht te nemen
dwingen ons alle zamenloopende omstandigheden, en voor-
al dit punt, steeds in het oog te houden.
De proclamatie hield in: rrdat de onafhankelijkheid van
«f dat Gewest in geenen deele zou worden erkend, dat het
f» door eene militaire magt zou worden in bezit genomen en
wbet land ten eigendom der kroon verklaard, terwijl de
«bewoners waren onderdanen en Kolonisten van Groot-
rrBrittanje."
Welke eene ontroering, verbittering en verfoeijing dat
atoki zoodanige gruwel, str^dig met alle redelijk of zede-
lijk beginsel, bij de emigranten, bij de wettige eigenaars
en bezitters van Natal, wier koopprijs zij met goed en
bloed zoo duur betaald hadden; bij de ëénige volkomene
overwinnaars van de Kaffers; bij hunne toegevendheid,
zachtmoedigheid, opregtheid en liefde voor God en naas-
ten; by hun besef van regt en trouw, voortdurend aan
den dag gelegd, te weeg bragt, — laat zich niet uit-
drukken.
Den geleerdste en bezadigste onder hen, den Heer Jaoobus
Nioolaas Boshof — thans griffier van het geregtshof te
Pieter-Maritzburg — een man die, zelfs onder de voortref-
felijkste en tevens kundigste mannen van Nederland, eene
waardige plaats zou vervullen — werd de moeijelijke taak
opgedragen om een antwoord op die proclamatie voor den
Veftsraad zamen te stellen. Lezers ! gaat er u aan te gast,
Digitized by
Google
152 VERLIR8 VAN NATAL
wij hebben het, zoo als het is aangenomen en verzonden.
Pieter-Marüzburg, Natal, 21 Pebr. 1842
Aan zijne Excellentie den Majoor- Generaal Sir George
Thomas Napier, K. C. B. , Gouverneur en Opperbevelheb-
ber, enz. , enz, enz. van de Kolonie de Kaap de Goede
Hoop.
Mijn Heer! Wy ondergeteekenden. President en Leden
van den Volksraad, b^een gekomen in onze vergadering
van deze plaats, hebben goedgedacht Uwe Excellentie te be-
rigten, dat w^ ontvangen hebben zekere Proclamatie, ge-
dateerd 2 Dec. 1841, door uwe Excellentie uitgevaardigd,
waarbij verklaard wordt, dat Uwe Exc. , ingevolge last
door u ontvangen, goedgevonden heeft, om de militaire
bezitneming van deze plaats te hervatten, en dat w^ Brit-
sche onderdanen z^n, en door H. Maj. de Koningin van
Engeland, niet als een vrij volk zullen worden erkend,
enz. En daar de vriendschappelijke onderhandelingen, die
wg met Uwe Exc. hebben begonnen, en de voorstellingen
door ons gedaan, met het oogmerk om eenen altoosdu-
rende vrede en bondgenootschap met het Britsche Gou-
vernement te sluiten, indien wij slechts aan ons eigen
bestuur zouden worden overgelaten, — (een voorregt, dat
zelfs aan de Griquas, op de grenzen uwer Kolonie woon-
achtig, niet geweigerd is geworden, hoewel dat volk uit
niets anders bestaat, dan uit emigranten van de Kolonie,
even als wij), — nu tot eene oorzaak gebruikt worden,
om de allerschromelijkste gevolgen op ons neer te bren-
gen; zoo hebben wij, ten einde met het gevoelen van al
onze mede-emigranten naauwkeurig bekend te worden, de
gemelde Proclamatie onder hen doen verspreiden, en hen
uitgenoodigd, om door middel van publieke bijeenkom-
sten vrij over dit onderwerp te handelen, en ons met den
uitslag bekend te maken. — Wij kunnen Uwe Exc. thans
berigten, dat het algemeen gevoelen van onze mede-emi-
granten is, en dat zij ons hebben verzocht te declareren,
zoo als w$ doen mits dezen, dat wij uwe gemelde Pro-
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 153
clamatie beschouwen als ten uiterste onregtvaardig omtrent
ons, en geschikt om (indien zij in werking wordt gebragt)
juist datgene te weeg te brengen, wat daarin als hoofd-
doelwit voorgesteld wordt, te willen vermijden, namel^k:
oorlog en bloedstorting.
Daar deze misschien de laatste communicatie van dien
aard zou mogen zijn, die wij gelegenheid zullen hebben
aan Uwe £xc. te doen, achten wij het noodig, om verder
het onderwerp meer in zijne uitgebreidheid aan te roeren. —
Vooral, wenschen wij wel te mogen worden verstaan, dat het
ons oogmerk niet is, om te beleedigen, verw]gtingen te doen,
of aanleiding te geven tot eenige oorlogzuchtige bedrgven;
daar het onze hartelijke wensch en begeerte is, om den
▼rede te bewaren met alle menschen; en dat niets ons be-
wegen zal^ om de wapenen op te nemen, om menschenbloed
te vergieten, dan alleen eene vaste overtuiging, dat wij
zulks niet vermijden kunnen, of wanneer de bescherming
van onze eigendommen, — (die wij beschouwen zuur en duur
verkregen te hebben,) — en van ons eigen bestaan, zulks
mogten vereischen, of ook, wanneer wij zien, dat geweld en
geen regt omtrent ons geoefend wordt. Wij weten, dat er
een God leeft, die Hemel en Aarde regeert, en die magtig
en gewillig is, om den verongelijkte, hoewel zwakkere,
tegen geweldenaars te protecteren. Op Hem en de regt-
vaardigheid van. onze zaak verlaten wij ons; en zoo het
Zi|ne wil is, dat eene algeheele verwoesting over ons, onze
vrouwen en kinderen, en alles wat wij hebben of bezitten,
worde gebragt, zullen wij onderworpen z^n, en erkennen zulks
bij Hem te hebben verdiend, maar niet bg de menschen.
Wij zijn bekend met de magt van Groot-Brittanje, en het is
ons doelwit geenszins om die magt te trotseren, doch wij
kunnen te gelijkertijd evenmin toelaten, dat geweld, in plaats
van regt, over ons zou zegevieren, zonder dat wij al onze
pogingen zullen hebben aangewend, om zoodanig geweld te-
gen te gaan. Wg beschuldigen het Britsche Gouvernement
niet van zoodanig gezind te zijn, doch de ondervinding
heeft ons geleerd, dat de verkeerde en ongegronde voor-
stellen (zoo als nu wedr blijkbaar omtrent ons het geval
Digitized by
Google
154 YBRLIBS YAM NATAL f
\&)y uit een verafgelegen land voortgesproten^ maar al te
dikwerf maatregelen hebben te weeg gebragt, die drukkend
•en onregtvaardig waren.
Wij ontkennen ook ten stelligste, dat een ingekankerde
baat tegen de Engelsche natie ons bezielt. Elk mensch op
den aardbodem is natuurlek zijn eigen volk meer toegedaan
dan anderen; maar als Christen hebben w^ geleerd alle
menschen lief te hebben; en, ofschoon w^, Zuid- Afrikaan-
sche boeren, menigmaal door Engelschen met trotschheid
en verachting zijn aangezien geworden, laten echter vele
Engelschen (waaronder wg ook de Schotten begrepen, met
wie wij persooniyk in ons geboorteland bekend waren,, en
waaronder wij zelfs Leeraren hadden, die w^ alle hoog-
achting hebben toegedragen,) getuigen, laten de Officieren
en soldaten met wie wy te zamen onder de wapenen heb-
ben gediend, getuigen ; laten onze gewezene regenten, reg-
ters en plaatsel^ke autoriteiten getuigen ; en laten zelfs de
respectable Engelschen, die thans hier in veiligheid onder
ons wonen en verkeeren, getuigen, of zoodanige haat in
onze boezems jegens de Engelschen gekoesterd wordt. Ech-
ter willen wy niet ontkennen, dat de van tgd tot t^d door
het Engelsche Gouvernement omtrent ons in de Kolonie
genomene besluiten, en uitgevaardigde wetten, de eenigste
oorzaak zijn geweest, waarom wij ons geboorteland en onze
maagschap hebben verlaten, en ons, als het ware, op de ba-
ren der wildernissen begeven om vr^ van het bestuur vaa
dat Gouvernement te mogen zgn. Om eenige voorbeelden aan
te halen: wie was het, die ons de toenemende kwade ge-
volgen van slavernij opdrong ? Wie, die ons regt van eigen-
dom daarop verzekerde? Was het niet hetzelfde Gou-
vernement, dat ons het naderhand weer ontnam; en zulks
op oene w^ze, dat w^ zelve geene de minste stem hadden,
omtrent de beste of meest geschikte w^ze, waarop zulks
zou kunnen geschieden? Wie was het, die ons volle
compensatie beloofde voor onze slaven? Was het niet
hetzelfde Gouvernement, dat ons met een derde deel van
de wezeniyke waarde onzer eigendommen afscheepte, en
dan nog ten prooi liet van sehraapzuchtige en gewinzoe-
Digitized by
Google
SN NEDERZETTINO AAN D£ VAALRIVIËR. 1^6
kende handelaars, die ten koste van onze beurzen zijn verrgkt
geworden? Wie was het, die ons bezigde, zonder loon en op
onze eigene kosten, tot bescherming van de grenzen der Ko-
lonie^ t^en de vgandige en oorlogzuchtige of roofzieke Kaf-
fers? Was het niet hetzelfde Gouvernement, dat ons nader-
hand alle aanspraak op compensatie ontzeide, verkeerdelgk
voorgevende, dat wij, door onze berooving van den Kaffer,
met regt ons hunne wraak op den hals hadden gehaald?
Wie ontnam ons den besten Gouverneur, dien w^ ooit gehad
badden, enkel, omdat hij, als een man van geweten, de ver-
ongelukte Kaapsche Kolonisten verdedigde, en, door het
straffen van hunnen verwoestenden vijand, hunne wezenl^ke
veiligheid en bescherming zocht? Wie zond ons daarna
politieke speculanten, aan handen en voeten gebonden, wier
grensstelsels ons blootstellen, om zonder ophouden en on^
gestrafit door den Kaffer te worden beroofd en bedreigd;
en zulks nog vergezeld met zware onkosten voor het land,
welke op de beurs van den geruïneerden boer moesten
neerkomen? Was het niet datzelfde Gouvernement, dat het
land openstelde voor rondzwervende vagebonden, die in
eene werkelooze woeste levenswijze verkeerden, en van de
kudden en andere eigendommen van den reeds genoeg
verdrukten boer leefden? — Waardoor den boer, van ar-
beiders ontbloot, of, indien hij ze al had, van alle noodige
gezag verstoken, — (en waaronder de kolonisten thans
nog zuchten,) — de moed geheel ontnomen werd, zoodat
hg, z^ne herhaalde remonstrantiën en petitiën, onbeant-
woord of veronachtzaamd ziende, de donkerste vooruitzig-
ten had.
Al deze euvelen schrijven wy toe aan deze éénige oor*
zaaky namel^k, het gebrek aan e^ vertegenwoordigend
Gonvememeat, dat ons geweigerd is geworden door het
uitYoerend Gouvernement van datzelfde volk, hetwelk het-
zelfde voorregt beschouwt als een zijner heiligste burger-
regten. en waarvoor elk ware Brit z^n leven laten wil.
Eb, wat deden w$ onder al die verdrukkingen? Namen
w^ ' de wapenen op, eischende, dat ons regt geschiedde,
zoo als onlangs in de Canada^s is geschied? Neen, wij
Digitized by
Google
156 VEBLIES VAN MATAL
gaven ook den rok aan hem, die ons den mantel had ont-
nomen; wij ontdeden ons zelfs van onze vaste eigendom-
men voor spotpr^zen; — w^ zeiden het Gouvernement
openl^k aan, dat w^ ons land en z^n gebied zouden ver-
laten. Het werd ons toegestaan, ten minste niet verboden.
Wy waren zelfs verrast op het vernemen van eene aller-
billljkste en regtvaardige declaratie door den Luitenant-
Gouverneur gedaan, dat het een onbetwistbaar regt was,
dat iemand^ met het bestuur eens Gouvemements ontevre-
den z^nde, vr^heid h^d, het te verlaten. Aanstonds, na
onzen uittogt, verklaarden wij onze onaf hankel^kheid ; w^
rigtten een eigen bestuur op; wij voerden oorlogen tegen
die ons onverziens overvielen, en maakten vrede; wij na-
men bezit van onbewoonde landstreken, zoowel die ons
door vriendschappelijke onderhandelingen met de Heiden-
sche volkstammen toevielen, als «die w^ met ons goed en
bloed moesten koopen.
Intusschen Wat deed het Koloniaal-Gouvernement, gedu-
rende den loop van al deze omstandigheden? Liet het ond
aanzeggen, dat wij ons van onze verpligting als onderdanen
niet konden ontslaan, waar wij ons ook mogten bevinden?
Of bood het ons eenige hulp, toen wig in nood waren, en
het vooruitzigt hadden, om alle oogenblikken door woeste,
bloeddorstige heidenen te worden vernield; — en toen reeds
over de zeshonderd van de onzen allerverraderl^kst en on-
schuldig waren vermoord? Of bleef het onverschillig de
ellende van zijne voorgewende onderdanen aanschouwen,
zoo lang totale vernieling hen bedreigde? Maar, wat meer
is, werden niet hunne moordenaars ondersteund en geholpen,
zoodra zij (de emigranten) eenige kans schenen te hebben van
de overwinning te behalen, door allen uitvoer van wapenen
en ammunitie naar hen te beletten? Ja zelfs door ons met
eene militaire bezetting te bedreigen, en onze eigen wape-
nen en ammunitie te confiskeren; en dit mede, onder voor-
geven van uit menschlievendheid verdere bloedstortingen
te willen vermijden, toen er geene vrees bestond voor de
vergieting van Christenbloed, maar toen wraak stond ge-
nomen te worden op diegenen, wier handen daarmede nog
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DB VAALRIVIEB. 157
bevlekt waren. Voorts, door den handel te stremmeni waar-
door Telen der emigranten, gedurende de bezoeking Tan
de besmettel^ke ziekte (de mazelen), stierven uit gebrek
aan de noodige middelen of aan Toedsel, geschikt of on-
ontbeerlek in zulk een* tijd! Heeft niet hetzelfde GouTer-
nement ons steeds als uitheemschen behandeld, zelfs met
betrekking tot onzen handel OTer zee ? — Hoe is het dan
mogel^k, dat met al zulke gronden aan onze zgde, Uwe
Exc. kan Terwachten, dat wij op ons zelven kunnen zien
als overtreders of oproerigen tegen ons wettig Gouverne-
ment? Wij Terklaren, dat wij niet kunnen zien, hoe het
Britsche Gouvernement, onder de voormelde omstandighe-
den, met eenigen den minsten schijn van regtvaardigheid
of billijkheid, op ons als onderdaken aanspraak maken
kan; tenzij zulks alleen geschiede, uit andere politieke
beweegredenen, of uit jaloezy, tegen ons redenen gezocht
worden, om, met eenigen schijn van regt, de verachte en
aan het noodlot overgelatene emigranten weder onder het
juk te brengen. Wij twijfelen sterk, wanneer w^ in het
hart van Afrika waren getrokken, of naar Dela-Groa, of
men ons daar ook zou hebben gemoeid. Doch w^ koeste-
ren nog de hoop, dat^ wanneer het tegenwoordige Gouver-
nement van H.*M., de Koningin van Engeland, en de
Britsche Natie, wel en waarlyk, met de geheele toedragt
der zaak zullen z^n bekend geworden, er andere middelen
zuUen worden gevonden^ om satisfactie aan beide kanten
te weeg te brengen, dan door het zwaard en door bloed.
W^ smeeken Uwe £xc. derhalve, om de zaak verder te
overwegen, en geene maatregelen te nemen, waardoor w^
gedreven konden worden tot stappen, die, hoezeer tegen
onzen zin, of hoe smarteiyk z^ ook voor ons zullen z^n,
echter voor ons leven en veiligheid onvermijdelgk zullen
worden^ en eene verantwoording op Uwe £xc. zelven zul-
len brengen, die vroeg of laat zwaar zal kunnen z^n te
dragen.
Wat aanbctreft de oorzaak, in uwe Proclamatie voorge-
wend, waarom deze militaire bezitneming zal moeten ge-
schieden, namelgk onze resolutie, alhier genomen omtrent
Digitized by
Google
168 VERLIES VAN NATAL
de Kaffers, yan den 2'** Aug. 1841; weoschen iry slechts
aan te merken, dat, 200 als gewoonlgk geschiedt, Uwer
£xoellentie*s informatenr de wezenl^ke toedragt der zaak
óf zelf niet weet, óf voorbedachteliik voor U verborgen
heeft gebonden. Wij z^n in staat eiken opregten philan-
thropbt te kunnen overtuigen, dat ons voornemen omtrent
de Kaffers, zoowel oude inwoners als latere aankomelin-
gen, in bet maken der schikkingen voor hunne verplaat-
singen, zoowel b^ de reeds aangehaalde resolutiën, als bg
eene andere, sedert omtrent hetzelfde onderwerp genomen,
gegrond is op ware menschlievendheid, in zoo verre wg
daardoor hebben zoeken voor te komen, of te venngden»
de waarschijnl^kheid va<i vijandelijkheid en bloedstorting,
welke anders onvermgdel^k het gevolg zou moeten z^n,
wanneer w^ toelieten, dat Zoola's en andere Naturellen
hunne oude woningen verlaten, en bij duizenden zich on-
der ons nederzetten (zoo als thans het geval is); want
eerst door ons tegen hunne vganden beveiligd, en daarna
sterk geworden z^nde, zouden z^ in de schoonste gele-
genheid van de wereld zijn gesteld, om ons uit te roegen,
alleen om in het bezit van ons vee te geraken; of, hun*
nén aanslag ontdekt zijnde, zouden zij ons noodzaken, hen
op staanden voet met de wapenen aan te vallen en te ver-
drgven.
Onze maatregelen z^n derhalve ingerigt, om tegen de
mogelijkheid van zoodanige gebeurtenis, in tgds, zoo veel
als doenlijk is, te voorzien, en niet het kwaad te veel tê
doen toenemen, of eerst onherstelbaar te doen worden, en
dan werkzaam te willen zijn. Het zou te breedvoerig zgn,
wanneer wij thans wilden aanhalen al hetgeen w^ omtrent
dit punt te zeggen hebben. Wg zullen dus overgaan, om
aan te toonen, dat, indien Faku al eenige aanspraak had
op het deel lands, in Uwer Excellentie's Proclamatie rer-
meld, h^ alleen te blameren zou zgn, zoo wij van dat land
hadden gebruik gemaakt. Vooreerst, hebben w^ bewezen,
dat hg in het jaar 1834 reeds gedeclareerd heeft, geene
aanspraak op dat land te hebben, en, met uitzondering van
eenige spioenkraaltjes, het ook nimmer heeft bewoond,
Digitized by
Google
attSÊStnmüiHiüum.
iH
:ajii te is Fib irff «t « W «I «ié
TB 3 gre 10 ia Tsakai^ m nHMil
: ?é;r3KtiE,B9dit(riJiiiiiiKfiÉa
' 'j]£i^ia«iei^aotBfi||ilriWÉ
, j K a Sehb o iaoi !■ Objhl i^ii^
Hün'w è Ocarok), ■ k Ij en »
ia: «il è)ci k (olixt brwB |Bi fl ^
^^••^t^
^•iiifey^
"^«la^
*rf4
IBR
215
Wl
stal plaats vindt, dan
sraad benoemt de Kom-
ten en Veldkornetten,
oden worden door de
autoriteiten zijn er niet.
uren de krrjgsmagt en
ig voor. In Maart 1852
Potgieter en Pretorius
e Heer Ensel, in April
n worden. De Komman-
raals aan de Veldkornet-
man in zijne afdeeling.
en is de burgemeester
eeld in zoovele districten
:ijk kerken zijn. Verlangt
medeoordeel van Heem-
g nemen en hebben ge-
stelde partij betaalt hun
en Landdrost en Heem-
dan wordt het misdrijf
ibragt en deze is in dat
n zijn de uitvoerders der
ers, zoo in lijfstraffelijke
hgelcgenheden zijn geheel
Ingedragen. De Landdrost
aetoment is toegekend en
betrekkingen waren eere-
^^olgeos een tarief, beloo-
,.dit laiidbestuur ook mogt
1 militaire of burgerwacht
Ier ambtenaren te doen
st was hier heilig en een
er hem gesteld was.
ten ïijn ingevoerd. Men
.prstaan. De handleiding
' Landdrost en Heemraden
Digiti
izedby Google
38 DE LANDVERHUIZING
voerende, die zij in dienst van hunnen meesier hadden
overgewonnen^ en elk aanhod, hoe rnim ook^ om in dienst
te big ven, volstrekt hadden verworpen.
Er waren zelfs Hottentotsche familiën, zóó haveloos, of
van zulk een slecht gedrag, dat de toelating tot de zen-
delingscholen hen geweigerd werd; doch deze, liever dan
in dienst der boeren te blijven, vereenigden zich van lie-
verlede in de omstreken van verscheidene vlekken, en voor-
namelgk rondom Graaf-Reinet, Graham*s Town en Somer-
set, waar z^ een volslagen pest der maatschappij werden,
en een schrik voor den ganschen omtrek, wegens de ver-
metele diefstallen en rooverijen die z^ mijlen in het ronde
bedreven. Het bezwaar nogtans om deze misdadigers
op het spoor te komen en te straffen werd zóó sterk ge-
voeld, dat naar het oofdeel van ieder verstandig man niets
dan de daarstelling eener allerstrengste wet tegen de land-
looperij in staat scheen om het euvel paal en perk te stel-
len ; doch de moeijel^kheden, aan de verl^ryging eener zoo-
danige wet verbonden, schenen der Wetgevende magt onover-
komelijk* toe ; en, hoe dikwijls ook door de Uitvoerende magt
beloofd, werd zij tot de Grieksche kalenden uitgesteld; en
zoo doende vermeerderde de teleurstelling van zulke ver-
wachtingen alweder het misnoegen.
Het is eene merkwaardige daadzaak, dat de eenigste
hulp, die sommige boeren in de districten vonden, op
zoodanige plaatsen was, die aan het land der Boschjes-
mannen grensden, waar eene menschlievende' en verlichte
staatkunde weldra hare nimmer falende vergelding ontving.
Nog in het begin dezer eeuw werden die Boschjesman-
nen als voor alle beschaving onvatbaar geacht Het doo-
delijk vergif dat zij aan iedereen gaven, die hen slechts
in eene eenigzins verdachte houding naderde, maakte hen
tot het voorwerp van algemeene vrees en afschuw. Zij
werden als de verklaarde v^anden des menschelijken ge-
slachts beschouwd ; en ik vrees dat er eens een tijd was,
waarop eene algemeene slagting van dat ras, mannen ,
vrouwen en kinderen, zonder onderscheid, niet alleen als
volkomen wettig, maar zelfs als lofwaardig beschouwd werd.
Digitized by
Google
DER HOIiLANDSCHfi «BOEREN ENZ. ^9
Doch omstreeks het begin dezer eeuw waagden het de
eerwaardige zendelingen, de heeren, Kichorer en Edwards,
zich stoutmoedig onder hen te begeven, en, beveiligd door
het schild van Evangelie en godsdienst, ontwikkelden zij
hanne zedelijke kracht te midden der bedreigingen en der
afschowel^ke tooneelen, waarvan zij gedwongen werden oog-
getuigen te zgn.' Hunne verhevene opoffering van alle ge-
makken^ ja, van alle noodwendigheden. des levens voor
de zaak der menschheid, vond ten laatste hare bcloouing
in de toebrenging van eenige weinige stammen, «n in de
vrieDdschappeiyke betrekking, tusschen dezen en de naast-
bij gelegene boeren gevestigd.
Niet lang daarna werd ook de gewoonte ingevoerd^ en
door het Gouvernement gewettigd en aangemoedigd, die
aan eenige lieden van welbekende menschlievendheid ver-
gunde, om in tijden van droogte en hongersnood, op jagt-
partgen hun land te bezoeken. De Boschjesmannen ver-
zamelden zich dan b^ geheele scharen rondom heu^ en
leerde hen de kunst af, van de opbrengst der jagt in bil-
long^) te veranderen, waardoor zij zich tem minste gedu-
rende die onvruchtbare saizoenen van eenig dierlijk voed-
sel konden verzekeren.
Dit menschlievend gedrag dezer boeren vond weldra
zijnebelooning, daar sommigen dier Boschjesmannen zich lang-
zamerhand onder hunne bescherming en in dienst van de na-
burige hoevenaars begaven, waardoor zij zich met hunne
huisgezinnen het geheele jaar door een zeker middel van
bestaan verschaften. Huü natuurlek verstand -werd onder
het hoeden der kudden weldra ontwikkeld ; zij werden zeer
getrouwe en betrouwenswaardige veehoeders, en ik-zelve
heb hoeven in den Sneenwberg bezocht, die door hunne,
met hunne geheele familiën naar de Kaapstad of andere
districten verreisde eigetfaars, maanden lang verlaten wa-
*)5i7^on^ (letterlijk Hamtanff^iie) hestAAimt strooken raauw vleesch,
uit de hammen, lendestakken of vleesige gedeelten van het vee of
grooter wild gesneden, welke, met zont oversprenkeld, aandehocte
zoD worden blootgesteld, en dua, door de zon gedroogd, maanden
lang het gewone voedsel der veehoedende boeren uitmaken.
SCHRIJTSB.
Digitized by
Google
40 I>B LANDVERHUIZING
ren geweest, kudden van zes, zeven, ja tien duizend scha-
pen onder de enkele hoede van éëne of twee familiën van
deze »f tamme" Boschjesraannen achterlatende; ja, men heeft
mij later onderrigt, dat zulke voorbeelden verre van zeld-
zaam waren: dat zy zich onveranderlijk het op deze wijze
in hen gestelde vertrouwen ten volle waardig maakten,
en daf zy, bij de terugkomst hunner meesters, met behulp
van hun ^kerfstok," rekenschap wisten te geven van het
verlies van ieder ooi, schaap of lam, met eene trouw en
duidelgkheid, die hen in verbazing bragt •
In e^ne noot, op een der onnavolgbare hoofdstukken van
zgn AnHquary\ zegt sir Walter Scott, dat deze rrkerfstok-
ken/' twee of drie eeuwen geleden, bg de bakkers in Schot-
land in gebruik waren. Het zou voor een Oldbuck of
Monkbams niet onbelangr^k wezen, om na te sporen, of
de Caledonische bakkers die kennis van de Boschjesman-
nen in Zuid- Afrika verkregen, dan wel vice versa ^) ; doch
voor hen, die geen dezer beide gevoelens aannemen, moge
de opmerking voldoende zijn, dat, in een kindschen toe-
stand der maatschappij, de menschen zich met dezelfde
ruwe middelen tot verligting van het geheugen of scher-
ping van het verstand behelpen, onafhankelgk van land
of luchtstreek.
In de weinige districten, die aan het land der Bosch-
jesmannen grensden, vonden de boeren eenige gedeeltelgke
vergoeding voor het verlies hunner Hottentotsche dienst-
baren; doch het valt niet te ontkennen, dat in de overige
oostelijke, provinciën de talrijke zendelingscholen, en inzon-
beid de uitgebreide inrigting aan de Kat-rivier, eiken Hot-
tentot of dienstbare van Hottentotsche afkomst uit de dienst
der boeren wegnamen. Niet slechts werden zg tot die scholen
<) Zjoa het uiet veel waarschijnlijker zijn, dat de Boachjesman-
nen hunne kennis aan, en het gebruik van den ifkerfstok,'* aan de
HoUandsch-Afrikaansche boeren te danken hebbon? Zeker is hot
althans, dat de rrkerfstok", thans nog maar in de veronderde bena-
ming bewaard gebleven, in vroegere tijden even zoo wel bij on5»,
als bij de Schotten in gebruik was. Van daar het nog wel eena
in jok of ernst overdragtelijk gebezigde gezegde, wanneer het ge-
duld ten einde raakt: rrDe kerfstok is vol!"
VEBTALEa.
Digitized by
Google
DER H0LLAND8CHE BOEREN, ENZ. 41
aangetrokken, als de verbleven van gemak en zorgeloosheid,
maar men leerde hen bovendien^ zich als een onderscheiden
en afzonderlijk ras te beschouwen, hetwelk voor den Saksi-
schen boer geene diensten welke ook rrbehoorde" te.verrigtén.
En dit geleidt mij tot de vermelding van een nog veel
ernstiger nadeel, dan het bloote verlies van arbeid, hetwelk
uit bet ten opzigte der Hottentotten gevolgde systeem voort-
vloeide; een kwaad, welks gevolgen, hoezeer lang te voren
door velen voorspeld, wier voorzeggingen hetzelfde lot
wedervoeren als die van Cassandra, namelijk, van als her-
senschimmen beschouwd te worden, zich tijdens de jongste
gebeurtenissen in vreeselijke wezenl^kheid vertoonden; wes-
halve z^ thans als geschiedkundige lessen behooren be-
schouwd te worden, waaruit voor gezaghebbers, aan wie het
bestuur over verschillende rassen in één en hetzelfde land is
toevertrouwd, nuttige waarschuwingen zijn af te leiden;
Ik zeide te voren reeds, dat in de meeste (zoo niet in alle)
deze scholen of inrigtingen binnen de kolonie, het Gouverne-
ment geeu het minste toezigt of tuuschenkomst uitoefende of
vorderde. Niet* te min werden er nu en dan ontdekkingen ge-
daan, waaruit ten duidel^kBte bleek, dat men zich in eenige
daaiVan, eene der overheid toekomende magt had aange-
matigd, om misdadigers bij wijze van regtspleging door ge-
zworenen te straffen, en dat binnen zulke scholen door de
zendelingen straffen werden uitgedeeld, ten eenemale onbe-
staanbaar met de grondbeginselen van regt. Doch ook
hiervan sch^nt geefie de minste ambtelijke kennis genomen
te zijn, en door het meer en meer blijkbaar worden van dit
beginsel des Gouvernements, \^erden de zendelingen in de
eenmaal aangematigde heerschappij, zoowel over de tijdelgke
als geestelijke belangen van hen die hunne scholen bezochten,
langs hoe meer bevestigd.
Met uitzondering van de nederig gezinde Moravische
broeders' (die ik gaarne als eene loffel^ke uitzondering laat
gelden), meen ik te moeten zeggen, dat bijkans algemeen en
met opzet den Hottentotten het begrip was ingeprent, dat zij
niet alleen altoos een onderdrukt ras geweest waren, maar
zulks nog altoos bleven; dat', in spijt van de hun door het
Digitized by
Google
42 DE LANDVERHUIZING
Gouvernement gescbonkene Magna Charta, in de zoogenaam-
50ste ordonnantie, de blanken nog ten allen t^de gereed waren
hen te onderdrukken; en, naar ik vrees, werden zulke begrip-
pen den Hottentotten, die zich in of nal^lj de zendelingsinrig-
ting by de Kat-rivier ophielden, met grooten ernst ingeplant.
Die begrippen hebben ongetwijfeld den grond gelegd tot den
opstand, die den tegenwoordigen Kaffer-oorlog zoo noodlot-
tig gemaakt' heeft; doch bij die gebeurtenissen wensch ik
met langer te verwijlen; hier alleenlijk willende doen op-
merkeU; dat ik, reeds vele jaren geleden,, dat gevoel van
nationale verw^dering heb zien ontstaan, en toen reed$ voor-
spelde, dat die zaden van afkeer en vijandschap tusschen de
rassen, onvermydelijk die vergiftige vruchten zouden doen
ontspruiten, waaronder de kolonie zoo treurig geleden heeft.
Dit zal voldoende zijn ten betooge dat de trapswijze
onttrekking van het geheele ras der Hotte ntotten aan den
landbouw en de veehoederij, zoowel als de vijandige geest,
dien zij jegens de kolonisten aan de grenzen openbaarden,
dezen laatsten geene andere dan de treurige keuze overlieten
om elders een oord .te gaan opzoeken, waar hunne kudden en
driften veilig konden zijn, en waar zg den arbeid tegen bil-
Igker pr^s zouden kunnen verkrggen.
IL Maar- hoe groot en gewigtig deze grief ook wezen
mogt, zij wordt nog geheel overschaduwd door de verbitte-
ring, waarmede de kolonist het Gouvernement stappen zag
doen om hem zelfs van dien arbeid te berooven*, waarop hy
een onbetwistbaar eigendomsregt inriep.
Het is eene op zich zelva staand^, en, zoo ik geloof, niet
algemeen genoeg bekende,, of ten minste niet genoeg gewaar-
deerde daadzaak, dat gedurende de laatste eeuw, ter>yïjl alle
andere aan Europesche magten toebehoorende koloniën met
slaven overkropt waren, die voomamel^k door Britsche vaar-
tuigen werden ingevoerd, het Gouvernement der Kaapkolonie
zich altoos afkeerig betoond had van den invoer van slaven;
dat die invoer ^loor verscheidene strenge proclamatiën was
verboden geworden, en- dat van tijd tot tijd (doorgaans een-
maal 's jaars), op de dringende vertoogen der kolonisten, en
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN^ ENZ. 43
naar evenredigheid van' hun toenemend getal en de behoeften
van den landbouw, eene uitdrukkelijke vergunning tot den
invoer van een bepaald getal slaven verleend werd.
Gedarende het kortstondig beheer van het Bataafsche
Groavemement^ van 1802 tot 1806, gaven verscheidene pro-
clamatiên en daden van dat fiewind zijn voornemen te kennen
oin'aan het bestaan der slavernij in de kolonie spoedig een
einde te maken, zoodat gedurende deze eeuw, inderdaad
slechts een zeer klein aantal slaven uit het Negerras den
kolonialen grond betreden had. Het natuurlijke gevolg daar-
van was^ dat negen tiende gedeelten van de slavenbevolking
uit slaven bestond, in de huisgezinnen geboren, die meer als
familiebedienden beschouwd, en gelijk de VerncB der Romei-
nen behandeld werden. Z^ werden tot verschillende beroepen
en handwerken opgeleid, werkten nooit b^ troepen, en geno-
ten inderdaad alle gemakken en voorregten, die vrije dienst-
boden slechts bij mogelijkheid konden verlangen. De waarde
van zulke slaven nam^ door den aanwas en meerdere vraag
van de vrije bevolking,, dagel^ks toe, en het was geene zeld-
zaamheid dat men voor één enkelen, in zekere handwerken
goed onderwezen «laaf, vier, vijf, ja zesduizend pond sterling
gaf. Dat slaven van zulk een waarde goed behandeld werden,
als ook dat zij hunne regten kenden en wisten te hand-
haven, is slechts een natuurlijk gevolg van zulk een staat
van zaken; en al was het dan ook dat er, in den loop
van tien of twaalf jaren, twee of drie voorbeelden van
zware mishandeling, ja ' van moord zelfs, voor de regt-
banken gebragt, en door de (v^lschel^k ^zoogenaamde)
philanthropische pers luide werden uitgeroepen: het zou
toch even zoo onregtvaardig zijn, op zulke enkele geval-
len eene algemeene beschuldiging van mishandeling der
slaven tegen hunne meesters te bouwen, als de moorden
van Burke, van de Mannings, van Rush, en van honderd
anderen, dieb^kans ieder Engelsch nieuwspapier bevlekken,
bill^kerwijze ten laste der bevolkingen van Edinburg of
Londen gebragt kunnen worden.
Kort na den algemeenen vrede van 1815, v^erd het ïnaar
al te blijkbaar, dat de openbare geest in Engeland de geheele
Digitized by
Google
44 DE LANDVERHUIZING
vernietiging der slavernij bedoelde^ daar de hoofdleiders van
alle partijen toch openl^k betuigd bad den, dat zi), de over-
winning behaald hebbende van de vernietiging des sla-
venhandels, deze nog slechts als den drempel beschouw-
den tot bereiking van het grootere doel ; terwgl, als voor-
bereidende middelen tot dien stap, verscheidene plaatse-
Igke -wetten werden ingevoerd, die de magt en het geiag
dei* meesters over hunne slaven •aanmerkelijk besnoeiden.
De merkwaardigste van die was eene plaatsel^ke verorde-
ning van 1826, waarbij een nieuw ambt van voogd of be-
schermer der slaven werd daargesteld, wiens pligt het was
om, zoowel zelve als door zijne ondergeschikten, een bg-
zonder toezigt te houden op de bescherming hunner be-
langen. Elke slaaf bekwam daarbij het regt om zijnen
meester tot zijne vrijlating te noodzaken, indien h^ hem
zijne waarde, door onpartijdige personen te schatten^ ver-
goeden kon. De uren van den arbeid werden bepaal^,
en nog verscheidene andere gestrenge regelen ingevoerd,
waardoor eene magt werd gevestigd, die zich, ten behoeve
van den slaaf, in alle huiselijke aangelegenheden van
ieder huisgezin mengen kon. Het is geinakkel^k na te
gaan, hoe zulk een systeem een veel onvriendelijker geest
in de betrekking van meester en slaaf deed ontstaan, dan
vroeger had plaats gehad. De slaaf, tot dusverre gewoon
deze of gene gunst of toegefelgkheid van zijnen meester
of meesteres' te ontvangen, zag nu eene andere magt op-
staan, die hem zulks ambtshalve verleenen kon: en de
meesters, jaloersch op die magt, hielden nu dikwerf, uit
beginsel, datgene terug, wat zij anders gewillig als gunst
zouden hebben toegestaan.
Van dat oogenblik af aan kan men derhalve zeggen dat
de minzame gevoelens, die te voren van weerskanten be-
stonden, hebben opgehouden ; terwijl het geheele land de
nadeelige gevolgen van deze onbehoorlijke en kwalijk ge-
plaatste tusschenkomst begon te gevoelen. Doch het Gou-
vernement in het moederland, niet te vreden met deze
koloniale wetten, nam, in Pebruarij 1830, eene wet aan,
waarb^ niet slechts eene schare van beschermers, als by-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 46
zondere voogden of toezieners der slaven in ieder district
werden aangesteld, maar ook nog gestrengere verordenin-
gen tegen de geringste daden van onregtvaardigheid je-
gens de slaven werden vastgesteld, als uitdrukkelijk ver-
klarende, dat deze zich aan geenerlei straf behoefden te
onderwerpen voor het inbrengen van klagten hunner mees-
ters, nten ware zoodanige klagten met eenig kwaadwillig
of misdadig doel wierden ingebragt,'* — terwijl op elke,
lelfs de geringste, overtredingen vian eenig artikel dier
verordening, eene boete van nooit minder dan «f 10, noch
meer dan £ 600, is uitgesproken. Zie de 72"** en Ti"*" sec-
tie dier .wet.
Doch de geest, waardoor zich deze verordening bepaal-
del^ onderscheidde, vertoonde zich in die bepalingen, waarbij
den eigenaars van slaven, in den landbouw of in de n^-
verheid gebezigd, gelast werd om telken jare, van den
beschermer of diens adsistent, een boek te ontvangen, waar-
aan, in de verordening, de naam van ftpunishment record
book^^ gegeven wordt, en waarin ieder zoodanig eigenaar,
zoo hij schrijven kon, zelve, of anders door een ander,
voor iederen sl^af een hoofd moest maken, waaronder elke
straf, van welken aard ook, moest gebragt worden, die
ii^ aan zoodanigen slaaf had opgelegd, en waarbij, met
de grootste naauwkeurigheid, elke bijzonderheid van de
overtreding, van de straf^ van de getuigen er van, enz.,
enz., moest worden opgeteekend. Dit boek moest de sla-
venhouder, tweemaal 's jaars, aan den beschermer of diens
adsistent binnen z^n district inleveren, en de naauwkeurig-
heid er van met eede bevestigen ; en zoo er te eeniger tijd
aan iemand der beschermers eene klagt mogt gedaan wor-
den over de oplpgging van eenige straf, en het n record
book^' dan niet een ten volle met de waarheid overeen-
komstig verslag van elke daarmede in verband staande
omstandigheid opleverde, moest de meester vervolgd
worden ter zake van moedwilligen meineed, onafhankelgk
van de straf ter zak^ van de aanklagte zelve.
Onmogelijk is het de ontroering te beschrijven, die de
gansehe kolonie vervulde, toeft deze wetsbepalingen bekend
Digitized by
Google
46 DE LANDVERHCrZINa
werden. Eenstemmig werd door alle slaveneigenaars het
besluit opgevat van zich tegen eene wet te verzetten, die
' een zoo onregtvaardig grondbeginsel medebragt, als dat
iedereen gehouden zou zgn om zijne eigene misdrijven
op te teekenen en met eede te bevestigen, üit alle oor-
den werden gevolmagtigden naar de Kaapstad gezonden,
die zich daar. met de slavenhouders in en nabi) de stad
vereenigden tot eene der grootste openbare bijeenkomsten,
die ooit in de kolonie gehouden z^n, en waarin z^ zich
eenstemmig verbonden, deze ttpunishment record booka^^ niet
te zullen aanvaarden. In de geestdrift van het oogenblik
namen z^ een besluit om zich gezamentlijk niCar het Gou-
vernementshuis te begeven, ten einde dit hun Vast besluit
persoonlyk aan den Gouverneur bekend te makeu. Nadat
Zgne Excellentie, door eeiie vooruit gezondene deputatie,
vooraf van hun doel was verwittigd geworden, trokken
drie- tot vierduizend personen in statigen optogt naar het
Gouvemementshuis, en, na door Zgne Excellentie Sir
Lowry Cole onder de statige eikenboomen bij den ingang
van de Gravenstraat ontvangen te zijn, hadden wglen
Mr. Muntingh en ik (aan wien de waarl^ niet benijdens-
waardige taak was opgedragen van de tolken der 'verga-
dering te zijn), den * smartel^ken pligt te vervullen, van
Z^ne Excellentie^ uit naam van de verzamelde menigte,
en van alle slaven-eigenaars in de geheele kolonie,
plegtig te verklaren: ndat zij zich aan deze wet niet kon-
den en niet wilden onderwerpen;^ dat zy alle bereid wa-
ren om de daarin bedreigde straffen te ondergaan, doch
Zijne Excellentie smeekten, hen van de uitvoering eener
wet te willen ontheffen, die hun eene schending van alle
regtsbeginselen toescheen. Deze stap van de slavenbezit-
ters werd destijds door de philantropische pers voorge-
steld'als eene poging om den Gouverneur vrees aan te
jagen; doch zg waren wel overtuigd dat de held, die voor
het moorddadige vuur der Franschen niet terug deinsde,
terwijl zij de door hem bezette hoogten van Albuera be-
stormden, en die op dien voor immer merkwaardigen dag
de zege aan onze vanen Boeide, de man niet was om
Digitized by
Google
Exz. 47
zich vrees te laten aanjagea door S of 4000 personen, die
hem vreedzaam naderden om zgne bescherming en sym-
pathie tegen eene onregtvaardige wet in te roepen; en de
uitkoviBt toonde, dat zij kich ook niet in z^ne gevoelens
vergist hadden ; want, alhoewel Z^ne Excellentie (zoo als
ook wel te verwachten was) verklaarde, dat hij niet op zich
koa nemen om de werking van de wet te vernietigen ^
h^ nogtans beloofde niet in gebreke te zullen blijven van
den Secretaris van Staat kennis te geven van de groote
spanning, welke deze verordening had doen ontstaan; ter-
wgl' de kolonisten, niet lang daarna^ reeds de voldoening
ondervinden mogten, dat, door tusschenkomst van den Se-
cretaris van Staat, aan alle ambtenaren voorschriften wer-
den gegeven om de uitvoering dier wet niet met kracht
door te dringen, die op deze wijze niet veel meer dan
eene doode letter werd.
Uit de wijze waarop het Gouvernement zich aldus in de
slaven-kwestie mengde, werd het voor een ieder blijkbaar,
dat men de spoedige vernietiging der slavem^ op het oog
had; en velen onder de weldenkende slavenbezitters beslo-
ten derhalve hunne gezindheid te toonen, om, zoo verre
als hunne belangen zulks toelieten, met het Gouvernement
mede te werken. Zij rigtten een rrmenschlievend Genoot-
schap" op, waarvan het doel was, alle jonge meisjes, die
de jaren .der huwbaarheid bereikt hadden, op te koopen,
deze onmiddellijk te emanciperen, doch haar voor drie of
vier jaren bij personen van hare eigene keuze als leerlin-
gen te plaatsen, tot dat zij een zeker klein fonds verzameld
hadden, en genoegzaam waren opgekweekt om met de vol-
komene vrijheid te kunnen begiftigd worden.
Op deze wijze werden binnen weinige jaren twee- of
driehonderd jon^e meisjes gekocht en vrijgelaten, waar-
door de toeneming der slavernij werd voorgekomen ; en
het*Grenootschap kreeg zóó vele aanvragen van meesters
of meesteressen om alle jonge meisjes in deze weldaad
te doen deelen, dat alleen gebrek aan fondsen het Genoot-
schap belette zgn weldadigen invloed over. de geheele ko-
lonie te verbreiden. Men beproefde derhalve onderstand
Digitized by
Google
48 DB LANDVERHUIZING '
van het Gouvernement te bekomen, en toonde aan, dat,
door eene jaarlijksche som van £ 7000 of £ 8000, die
het Oppermagtig Parlement voor zulk eene goede zaak
zou toestaan, de werkzaambeden dezer instelling zóó
zeer zouden kunnen worden uitgebreid, dat binnen zeer
weinige jaren alle vrouwelijke slaven beyr^d zouden kun-
nen worden; dat ook elke bekwame slaaf; die geëmanci-
peerd wenschte te worden, en krachtens de wet het regt
had verkregen om eene gedwongene emancipatie te vragen,
de fondsen zou verkregen hebben om dat doel te be-
reiken; en dat alzoo traps wijze en onmerkbaar, bin-
nen den tijd van negen of tien jaren, de slaverny zou op-
houden te bestaan, tegen eene opoffering door Groot-
Brittanje van omstreeks 70 oi £ 80,000, in eene reeks
van jaren te betalen. Doch het éénig antwoord, dat deze
slavenhouders^ die zoo begeerig waren om, zonder aanmer-
kel^k nadeel voor zich-zelven en zonder eene scheuring in
de maatschappij, de algemeeae vrijheid te verspreiden, ont-
vingen, was: dat zulks nooit aan het ongeduld van het
Britsche publiek voldoen zou, hetwelk op onmiddellijke
en onbepaalde vrijheid aandrong.
^Op deze wgze werd het doel vergdeld,. terwgl tevens
de wet gestreng werd gehandhaafd, en om de geringste
kastijding eene boete van nooit minder dan £ 10 aan el-
ken meester of meesteres (want somtgds kon zelfs eene
meesteres wel eens haar geduld verliezen^ en eener helle-
veeg eén klap toedienen, wier doel en genoegen het was
hare meesteres tot de uiterste drift te tergen) werd opge-
legd. In gevallen van meer emstigen aard werden party-
en bij geregteiyk vonnis veroordeeld, en beliepen zeer
zware boeten ; tot dat de algemeene verfoe^ing van de wet
en hare uitwerkselen zulk eene hoogte bereikte, dat het
niet te veel gezegd is^ dat alle slavenbezitters naar den
dag verlangden, die een einde zou maken aan de pijni-
ging, welke de geesel van deze wet hun deed ondervinden.
Deze zoo vurig gekoesterde wensch kwam eindel^k tot
vervulling door de Parlementsakte van Augustus 1833; en
in het begin des volgende jaars kwam een nieuwe Gou-
Digitized by
Google
DER HOLLANDBCHB BOERBN, ENZ. 49
vernear (Sir Benjamin d'Urban); met Btrikte bevelen om
iuuur in werking te brengen. *
Door die akte werd de Blaverng, van den l'^'* Decem-
ber 1834 af aan, voor altoos in de kolonie vernietigd,
en moesten de nog aanweadge slaven, na bet doorgaan
van vier leerlingsjaren; op den l'^'' December 1838 van
alle toezigt ontbeven worden. Gredurende dien tusscben^jd
van vier jaren zouden de vereiscbte schikkingen gemaakt
worden, om de, als schadevergoeding aan de slavenbezit-
ters, door de Britsche natie edelmoedig toegestane
£ 30,000,000, over de koloniën te verdeden, en aan hen,
wier slaven in vr^heid gesteld werden, uit te betalen.
Het bedrag, aan elke kolonie, en meer bepaald aan eiken
slavenbezitter toe te staan, was dus vooreerst geheel en al
problematisch. £r werden door het Grouvemement schatters
aangesteld, die in last hadden om eiken slaaf persoonlek
te onderzoeken, en met ter zgde stelling van alle beden-
kingen, uit een pretium ciffecHonis (zoo als w^ regtsgeleer-
den het noemen) ontleend, ze alle onder zekere klassifi-
catiën brengen, en op eene gemiddelde waarde schatten
moesten.
Deze schatting werd met de meeste eerl^kheid en goede
trouw uitgevoerd (het district George alleen uitgezonderd,
waar tastbare omkooping had plaats gehad, en waar de
schatting ook later herzien en verbeterd is); en de rap-
porten deden zien, dat voor de 35,745 Slaven, die zich in
de kolonie bevonden, eene som van omstreeks «£ 3,000,000
zon gevorderd worden; alzoo tegen eene gemiddelde waarde
van ^85 per hoofd.
Alle slavenbezitters erkenden het regt van het Gou-
vernement in de uitoefening van zijn ndomiimm eminenSy^'
om eiken privaatpersoon het een of ander eigendom, tot
bereiking van eenig algemeen nuttig doel, te ontnemen,
en schenen over het algemeen genoegen te nemen met
deze getaxeerde waarde, hoewel het (de prijzen in aan-
merking genomen, die de slaven doorgaans golden) in zeer
vele gevallen klaarblijkelgk was dat er zware verliezen
zouden geleden worden, inzonderheid door dezulken, die
4
Digitized by.
Google
50 DE LANDVERHUIZING
slaven van de hoogste waarde bezaten ; doch spoedig bleek
het, dat deze schatting aan den regel van reductie onder*
hevig was, en dat het doel der schatting niet was, het
gemiddelde bedrag te bepalen, Jietwelk ieder slavenbeziUer
ontvangen zou, maar alleen de evenredigheid dïe* aan
elke kolonie uit hot vergoedingsfonds van «£ 20,000,000 zou
worden toegekend ; en uit die, door de Commissarissen in
het moederland gemaakte, berekening bleek het weldra, dat
in plaats van de £ 3,000,000, welke de slavenbezitters
aan de Kaap verwachtten te zullen ontvangen, hun niet
meer dan de som van £ 1,200,000 zou worden uitgekeerd,
waardoor alzoo de gemiddelde getaxeerde waarde van eiken
slaaf, van £ 85 tot £ 33: 12 8. gebragt werd: en ik
kan geen treffender voorbeeld geven van het verlies,
door de eigenaars van kostbare slaven g:eleden, dan mijn
eigen geval, daar m^ voor een slaaf, voor wien ik meer-
malen £ 500 geweigerd had, en zonder moeite .é^GOO zou
hebben kunnen maken, naar de hoogste gemiddelde waarde
van die klasse van slaven, niet meer dan £ 60 nominaal
werd toegewezen ; terw^l door de later gevolgde' w^ze van
betaling, zelfs die nietige som nog tot op «é^ 47 of £ éS
werd verminderd.
Deze plotselinge en buitensporige vermindering van het
te ontvangen bedrag, waarop reeds geanticipeerd was, werd
voor vele familiën noodlottig, dew^l de kapitalisten, aan
wie vele dezer slaven in pand waren gegeven, voorziende
dat z^ uit het vergoedingsfonds niet betaald zouden wor-
den, terstond regtsgedingen tegen de schuldenaars en bor-
gen instelden, hunne goederen en hun vee verkochten, en
op deze w^e menige achtenswaardige familie tot ramp-
spoed, zoo al niet tot; volslagene armoede bragten.
Doch de rampen der kolonisten waren hiermede nog
geenszins ten einde. Toen de hulp-commissie in de kolo-
nie zoo verre met haren arbeid gevorderd was^ dat de
evenredige som, die aan eiken slavenbezitter kon worden
toegekend, bepaald kon worden, Jvernam mén, dat die be-
dragen niet anders kondon ontvangen worden dan by de
Engelsche bank^ en dat er, bij een aantal kantoren in Lon-
\
Digitized by
Google
DER HOLLANDSOHE BOBREN, ENZ. 51
den, eene menigte formaliteiten vervuld moesten worden, eer
men betaling erlangde. Terstond bemerkten zy, dat zij
hiermede aan de genade van zekere agenten werden over*
geleverd, door wie zulks alleen kon geschiede; en nu
beraamde men wederom eene zeer talrijke bgeenkomst
van slaveidbezitters in de Kaapstad, die een smeekschrift
aan het Gouvernement inleverden, waarby men verzocht
dat het aan eiken persoon toegewezen bedrag hem rrin de
kolome" mogt worden uitbetaald, zoodat hij ten minsten
de zekerheid verkreeg van de > hem h^ slot van rekening
toekomende som, zonder eenige aftrekking te zullen ont-
vangen. Doch dit smeekschrift werd, ald ongeschikt of
onuitvoerbaar, volstrekt van de hand gewezen: en zoo
werden alle slaveabezitters (geen tien hunner hadden een
persoonlijken zaakgelastigde in Engeland), tot de noodzake-
lijkheid gebragt van hunne toevlugt te nemen tot eenige wei-
nige personen in de Kaapstad en Graham*s Town, die, zich
voordoende als uitsluitend met de voorgeschrevene vor-
men bekend, deze certificaten van 11 tot 20, ja in de
grensdistricten, naar ik met zekerheid meen te weten, zelfs
van 25 tot 30 procent disconto opkochten: waardoor zij
doze ellendige kleinigheid, die reeds tot op een derde van
de door de Gouvemementsscbatters zelve getaxeerde waarde
hunner slaven herleid was, nu nog tot op omstreeks een
vi|fde van dat bedrag zagen insmelten. £n is het dan
wel te verwonderen, dat velen, op deze wijze tot volsla-
gene armoede gebragt, geene palen meer kenden in hun-
nen haat jegens een Gouvernement, hetwelk, in zijnen ijver
om iets groots en loffel^ks daar te stellen, volstrekt niets
ontzag, zonder eenige de minste acht te slaan op de reg-
ten en belangen der meesters; en dat sommigen hunner
zóó verbitterd werden, dat zij tot op dezen dag de hun
toegewezene nietige som, hoezeer ook herhaaldelgk tot
het ontvangen daarvan opgeroepen, met verontwaardiging
hebben afgewezen ; zoodat het koloniale Gouvernement op
dit oogenblik nog omstreeks £ 5000 onuitbetaald in kas
houdt, welke zij, die er toe geregtigd zijn, niet ontvan-
gen wilTeii: daar de kwitantie daarvoor hen slechts be-
4*
Digitized by
Google
52 DE lAndvbrhuiziko
rooven zou van hetgeen zij als een welgegrond regt van
aanklagte beschouwen.
In dezen stand van zaken dan, nadat de meeste sla-
▼enbezitters hunne nominale vergoeding tot op de kleinst
mogel^ke fractie hadden zien verkruimelen, verrees de zon
op den merkwaard! gen 1'^° December 1838, om met ha-
ren glans een dag van algemeene en onbepaalde vrgheid
van alle personen van Zuid- Afrika te verlichten: en het
is niet meer dan regtvaardig, hierbg te voegen, dat het
volmaakt rustige gedrag, waarmede die zegen door 35,000
menschen begroet en aangenomen werd, hunne geschikt-
heid voor het genot der voorregten, waarin z^ zich nu reeds
dertien jaren mogten verheugen, ten volle bewezen heeft.
Doch ook geene woorden zgn in staat om de uitwerking
te schetsen, welke die dag op de vooruitzigten van de be-
langen des geheelen landbouws 'door de gansche kolonie
heeft uitgeoefend.
In en nabij de Kaapstad, waar eene groote bevolking van
vr^e zwarten, en ook van andere personen, gewillig om zich
in dienst te begeven, bestond, was deze gereed om de plaats
der geëmancipeerde slaven te vervullen, zoodat het vertrek
van dezen (hoezeer dit altoos met eenig ongerief en beko-
mende kosten gepaard ging), toch eenigermate te vergoeden
was: doch geene pen kan beschi*y ven hoe, in de buitendistric-
ten, deze uitwijking gevoeld werd. Meesters en meesteressen,
die, nog den avond te voren, 10, 50, ja 80 personen tot de
bearbeiding van uitgestrekte landhoeven in dienst hadden,
sagen op één oogenblik alle hunne werkzaamheden verlamd,
alle hunne plannen verwoest. Green geld, geene beden kon-
den ook maar één enkelen dezer nu vr^e lieden bewegen om
dien dag over te bleven. £ven zoo goed zou eene dame, die
een lievelingskanarietje maanden of jaren in z^ne kooi had
gehouden, hebben kunnen verwachten dat het, na de opening
der kooi, er in zou blijven^ als dat de smeekbeden der mees-
ters of meesteressen b^ zulk eene gelegenheid iets zouden
vermogen; en daar een ongeluk, zoo als het spreekwoord
zegt, nooit alleen komt, was de dag dezer algemeene eman-
cipatie, zonder eenig nadenken, of zonder eenige sparing van
Digitized by
Google
DER HOLLAMDSCHE BOEREN; EMZ. 53
de algemeene belangen der kolonie» juist midden in den
tarweoogst bepaald geworden, die er in niet geringe mate
onder leed; want al mogten, in zeer weinige gevallen, sommige
bevr^den, door groote belooningen, ook nog worden overge-
haald om den te velde staanden oogst te maaijen: ook ig
volgden onmiddellijk daarna kunne lotgenooten, die alle
naar de steden en vlekken stroomden, waar zg terstond
arbeid en goed loon konden vinden; zoodat op dien dag
niet alleen vele der landbouwende boeren zich tot gebrek
en armoede gebragt zagen door de schamele nietigheid der
ontvangene vergoeding; maar nog daarenboven beroofd
werden van het éënige middel om hunne hoeven, voor het
vervolg, tot voordeel te bebouwen. £n al heeft zich te-
genwoordig de rampzalige toestand, in of nabg de ELaap-
stad ten minste, door het langzamerhand terug keeren van
vele dezer gewezene slaven tot hunne vroeger gewone
bezigheden, ook al eenigermate verbeterd, dew^l de boe-
ren, door de nabijheid der markt, in staat, of liever ge«>
genoodzaakt waren, om een hooger arbeidsloon te geven:
in de oostelijke grensdistricten bleef zulks nogtans onmo-
gelgk, en de aldaar wonende landbouwers zagen zich ten
eenenmale beroofd van ieder spoor van arbeid tot bebou-
wing hunner hoeven, of zei fa tot het hoeden hunner kud-
den of veedriften.
in. Thans ga ik over tot de derde en laatste oor-
saak van algemeen misnoegen in de oostelgke provinciën.
In m:gne vorige lezing meldde ik reeds, dat, na den
oorlog van 1812, de Kaffers geheel en al buiten de Kaap-
kolonie waren gedreven, en dat eene reeks van met el-
kander in verbindtenis staande forten, op korte afstanden
langs de geheele grensl^n, het land tegen den aanval van
eiken roofzuchtigen Kaffer beveiligde: dich het was klaar-
bl^elijk dat zulk een systeem alleen door onophoudelgke
waakzaamheid kon worden volgehouden, ondersteund door
eene sterke militaire magt, voornamelijk kavalerie, om het
tnsschenliggende land schoon te vegen; en gedurende meer
dan twee jaren na dit tgdstip, werden, in vereeniging met
Digitized by
Google
54 DE LANDVERHUIZING
de militaire detachementen, een aantal gewapende bur-
gers uit ieder district regelmatig rFgekommandeerd*'/ en
onder militaire tucht gehouden, om die posten te bezetten.
Ik zelve heb partyen uit de Worcester- en Clanwilliams-
districten langs de Yischrivier gestationeerd gezien, die
reeds achttien maanden lang d|en afmattenden pligt hadden
volgehouden. Op hunne onophoudelgke klagten nogtans wa-
ren zij langzamerhand ontslagen, geworden ; doch ongelukki-
gerwgze was de militaire magt, ten gevolge der groote
vermindering van het leger na den algemeenen vrede van
1815, niet alleen grootelijks verzwakt; maar ook het talrij-
ke en waakzame ligchaam der kavalerie, hetwelk tot dus-
verre eene snelle gemeenschap tusschen al deze posten on-
desh'ouden had, werd, insgelijks uit de kolonie verwijderd;
zoodat het noodig werd, de meeste dezer stations op de
buitenste grensl^n te verlaten, en de verdediging van dat
land tot de hoofdkwartieren te Graham^s Town en een
of twee andere afgelegene stations te beperken.
De Kaffers (en voornamelgk die uit den stam T'sambie
en Congo, die uit hunne geliefkoosde verblijven in Lower
Albany waren verdreven geworden) wachtten slechts op
de gelegenheid, om die landstreek trapsw^ze te herove-
ren, en hervatteden hun systeem van plundering, waardoor
zg dat oord zóó onveilig maakten, dat de grensbewoners
in November 1816, in de sterkste bewoordingen hunnen nood
te kennen gaven, hoe al de voordeelen van het groot kom-
mando van 1812 waren te loor gedaan, en dat z^ zich
genoodzaakt zouden zien, om hunne hoeven op die grens-
Ign te verlaten.
Deze klagten gaven den toenmaligen Gouverneur, Lord
Charles Somerset, aatileiding, om zich, in April 1817, naar
de grenzen te begeven, waar hy een formeel gesprek met
Gaika, T'sambie e» de meeste andere groote opperhoof-
den hield, die (als gewoonl^k) zich ten sterkste geneigd
verklaarden tot bewaring van den vrede; terwijl zij de schuld
van de plunderingen, waarover men zich beklaagde, op
jeugdige krijgslieden wierpen, die zonder hunne goedkeu-
ring op deze strooptogten waren uitgegaan. Doch toen zij
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 55
de verzekering ontvingen, dat er gecne weêrwraak geno>
men zou worden, en dat het Goavemement hun land noch
hun vee behoefde, schijnen zij een tijd lang met goed gevolg
hnnnen invloed te hebben gebezigd ; daar het land, van toen
af aan, zich weder in eene korte poos van volmaakte rust
en veiligheid verheugen mogt.
Vele boeren uit het binnenland kwamen dien ten gevolge
hanne landeryeif in het Zuurveld weder in bezit nemen,
en het was opmerkelijk, dat de stam der Amakozees, on-
der Ghiika, die zich dest^ds onder de geestelijke leiding
van den eerw. Williams bevond, de getrouwste was, om
zgne verbindtenis jegens het Gouvernement gestand te doen.
Doch daar de kudden der boeren al spoedig vermeer-
derden, bleken deze eene onwederstaanbare aantrekkings-
kracht op de stammen van T'sambie en Congo uit te oe-
fenen, die, onder bescherming van de Kap- en van de Visch-
rivier-bosschen, ten allen tijde in Albany konden komen.
In 1818 werd het oude systeem van plunderen en stroo-
pen weder opgevat en op eene groote schaal uitgeoefend,
en wat merkwaardiger is, hetzij zulks door familie-vecten
ontetond, dan wel, (zooals zij openlijk voorgaven) daaruit,
dat Gaikat een al te getrouwe bondgenoot van het Britsche
Grouvemement was, zij verklaarden hem openl^k den oor-
log, gaven hem in een veldslag de nederlaag, bemagtig-
den z^ne vrouwen en kinderen, en dreven hem op die
w^ze als met geweld naar het Gouvernement om bescherming.
Daar Gtuka zich sedert het traktaat van 1817 altoos
getrouw betoond had, zond het Gouvernement eene mili-
taire magt, onder den Kolonel Brereton, ten einde hem
te ondersteunen en in het oppergezag te herstellen. Nu
volgde eene reeks van gevechten, waarin T'sambie en Con-
go ten eenenmale verslagen werden. Gaika werd in zijn
vorig gezag aLs opperhoofd hersteld, terw^l men zich mees-
ter maakte van eene groote menigte vee, hetwelk tusschen
den stam van Gaika en dezulken der boeren, die tot ver-
sterking van.de militaire magt waren opgeroepen, verdeeld
werd.
De toenmaals uitgezondene magt, hoezeer voldoende om
Digitized by
Google
56 DE LAMDVEBHUISUNO
deze tuchtiging ten uitvoer te brengen, was nogtans te
zwak om alle passen en toegangen in de kolonie af te
sluiten en te bewaken, zoodat deze stammen al spoedig
hunne vgandelgkheden wederom opvattedeui of liever voort-
zetteden, waarbij zij al de kunst en bekwaamheid in het voe-
ren van zulke oorlogen, waarin z^ sedert zulke volmaakte
adepten geworden zyn, ten toon spreidden. Hunne kansen
afwachtende op het voordeelige terrein, hetwelk z^ op den
ooster-oever van de Yischrivier bezet hielden, deden z^
twee gelukkige uitvallen op twee zwakke militaire patrouil-
les, die langs die rivier op marsch waren, in beide waar-
van de kommandanten (Kapitein Gethin en Luitenant Hunt)
en een groot aantal soldaten vielen. De eerste (Kapitein
Gethin) was, zonder uitzondering, een der dapperste offi-
cieren in Zgner Majesteits dienst, die de f r verloren hoop"
in de stoutmoedige bestorming van St Sebastiaan gekom-
mandeerd had, en de eerste geweest was, om den Britschen
standaard op die muren te planten, die de moorddadigste
en best aangevoerde bestormingen tot tweemalen toe geluk-
kig wederstaan hadden.
Tot straf dier onophoudel^e aanvallen, werd, in Maart
1819, een tweede rrkommando,'' onder bevel van Kolonel
Wiltshire (de veroveraar van Kelat), uitgezonden; welk
frkonunando,*' uithoofde der geringe mUitaire magt in de
kolonie, hoofdzakel^k bestaan moest uit de oproeping in
massa van de manneli|ke bevolking der oostel^ke en wes»
teiyke provinciën. Maar t«wijl de uit elke dier verwgderde
districten b^eengeroepene partyen zich verzamelden, en
hunne nadering verhinderd werd door die noodlottige ziekte
(de paardenziekte), die met zekere tusschenpoozen in de
oostel^ke provinciën uitbreekt, en b^na alle in het veld
gehoudene paarden wegmaait, zag men door deze stammen
van T'sambie en Congo, aangevoerd, of liever (zoo als in
den tegenwoordigen oorlog) opgestookt door een dier too-
verdoctors i), die er somt^ds in slagen, om hen tot een
I. *
' De naam van dezen tooverdoctor was 'rL7nz.'*'H§ werd later
gevangen genomen en in ballingflchap naar het Robben-eiland ge-
Bonden, van waar hg, met twee of drie andere misdadigers, eene
wanhopige poging deed, om, door middel eener door hen bemag-
Digitized by
Google
DER HOLLAMDSCHE BOfiREN, ENZ. 57
toestand van geestdr^verg op te winden, een plan opvat-
ten^ hetwelk men, tot op dien tgd, onmogel^k van hen zou
hebben kunnen verwachten. Bij het krieken van den dag
uit de bosschen der Yischrivier opgebroken, zag men hen
weldra ten getale van 8 of 10,000 man den oostel^ken
gezigteinder verduisteren, en in slagorde oprukken tot een
aanval op het militaire hoofdkwartier te Oraham^B Town
zelve. Door eene beschikking der Voorzienigheid, bevon-
den zich juist twee veldstukken (zesponders) daar ter plaatse,
waarmede de toen aanwezig z^nde geringe militaire magt on-
verwijld uitrukte, om den inval te keer en; doch door groote
overmagt omringd en in het naauw gebragt, werd zi| tot
eene aehterwaartsche beweging genoodzaakt, en het waa
niet voordat zij hare laatste stelling in en tusschen de
weinige huizen, die destijds dat vlek uitmaakten, genomen
hadden, dat de op de vijanden afgeschotene doodelijke druif-
bossen en schrootzakken hunne werking deden, en hen
tot den aftogt dwongen.
Deze ontwikkeling hunner magt en vermetelheid, en de
gevaarlijke toestand waarin de grenzen op den duur ver-
keerden, dwongen onze overheden, om geloof te slaan aan
de stelling, die «hun reeds jaren te voren nadrukkelijk was
verkondigd geworden; te weten: dat het eene physische
onmogelijkheid was, de grens te beschermen, zoo lang
het digte woud van de Yischrivier in het bezit der Kaf-
fers was. Dien ten gevolge werd eindelyk aan Kolonel
Wiltshire bevel gegeven, om de kaffers uit het land tus-
schen de Yischrivier en de Keiskamma te verdrgven, en
dat land, hetwelk meer open en gemakkel^k te verdedi-
gen was, in te nemen en te bezetten.
Dit kommando (of deze tweede algemeene oorlog) werd
met een volmaakten uitslag bekroond. Men bragt eene
sterke koloniale magt b^een, en door een reeks van za-
mengestelde en schrandere operatiën, werden de Kaffers'
ten eenenmale uit die schuilhoeken verdreven ; terwijl het
■ ■ ' ' ^
tigde boot, te ontsnappen : doch terwijl zg het tegenoverliggende
strand van Blauwberg poogden te bereikeD, «loeg de boot om, en
al de vlngtelingen veidronken.
SCHBIJVEB.
Digitized by
Google
58 DE LANDVERHUIZING
land tusschen de Vischrivier en Kieskama door de kr^gs-
magt van het Gouvernement bezet werd.
Maar zelfs toen nog, was het koloniale Gouvernement
zóó afkeerig van de uitbreiding zijns grondgebieds, dat er
reeds bevelen waren gegeven, om die tusschenliggende
landstreek weder aan Gaika en z^n stam terug te geven^
daar hij sedert 1813 er altoos in geslaagd was, om het
Gouvernement te overtuigen, dat hij er steeds onschend-
baar aan verknocht was gQwecst, terwijl h^ beleed zijn le-
ven en de herstelling in zgn gezag, bij den oorlog van
1817, er aan te danken te hebben. Doch met dat alles
ontdekte men, gedurende deze krijgsoperatiën, dat z^nc
lieden zich onder de rangen bevonden van hen, die Gra-
ham's Town openlijk hadden aangetast; dat vele z^ner
voornaamste opperhoofden er een werkzaam deel in geno-
men hadden, en dat zgn voornaamste tolk, Hendrik Nootka,
doodgeschoten was, op het oogenblik zelve dat h^, in den
aanval op Graham's Town, Kolonel Wiltshire, gepoogd had
te doorsteken.
Alvorens eenigen afdoendon maatregel ten opzigtc van
die bedoelde landstreek te nemen, begaf Lord Charles So-
merset zich in 1819 andermaal naar de grens, alwaar een
formeel traktaat met Gaika en alle op Somerset Mount
verzamelde Eafferhoofden tot stand kwam. EUj wees hun
de volstrekte noodzakelijkheid aan, waarin hunne onophou-
deiyke aanvallen gedurende de laatste zeven jaren het
Gouvernement gebragt hadden, om die landstreek bij de
kolonie in te lijven, en met hunne volkomene toestemming
werden - de artikelen vastgesteld, waarbij bepaald werd :
ff dat alle' Kaffers het land tusschen de groote Vischrivier
en de Keiskamma, en van de grens der kolonie aan de
tegenovergestelde zgde, tot aan eene lijn, van den Winter-
berg tot de bronnen van de Keiskamma getrokken, ver-
laten zouden;" terwijl nogtans eene verdere bepaling in-
hield, dat dit land niet door de boeren bezet zou wor-
den, maar open zou blijven liggen, om, als het ware, ^cn
onzijdigen grond tusschen de beide natiën te vormen. ^Sy^
Het moet ons, die de zaken nadat zij gebeurd zijn en na
Digitized by
Google
D£R H0LLAND8GHE BOEREN, ENZ. 59
een t^sverloop van vele jaren beoordéelen, zekerl^k niet wei-
nig bevreemden, dat lieden, met zulke verstandelijke vermo-
gens begaafd als de toenmalige Gouverneur en zi) die hem als
raadslieden omringden, in zulk eenen maatregel konden tre-
den, die het meest alledaagsche gezonde verstand van den
eenen of anderen deskundigen boer terstond zou voorspeld
hebben dat op nieuw eene bron van eindeloozen twist worden,
en met der daad alles ongedaan zou maken wat te voren
gedaan was.
Naauwel^ks was de Oouvemeur in do Kaapstad terug-
gekeerd, of kleine partijen Kaffers begonnen dien grond
op nieuw te verontrusten, en toen in 1820 en 1821 het
bestuur der kolonie zich in handen van Sir Rufane Don-
kin bevond, zag hg onmiddellijk de dwaasheid* van zulk
een traktaat in. Hij begaf zich naar de grens, en bragt
eene w^ziging in de gemaakte bepalingen te weeg, waar-
b^ de Kafierhoofden verklaarden, dat, hoezeer zij de ves»
tiging van afgezonderde boeren in de bewuste landstreek ten
sterkste afrieden (als die zekerlgk geplunderd zouden worden,
hetwelk den oorlog tusscben de natiën op nieuw zou doen
ontvlammen), zij nogtans toestemden, dat er militaire pos-
ten in gevestigd zouden worden, en dat onder hunne be-
scherming een ligchaam van Britsche .uitgewekenen, die
toen juist in het district van Albany waren aangekomen,
nab^ die posten geplaatst en geconcentreerd zou worden.
Ten gevolge dezer overeenkomst dan, w^erden de mili-
litaire posten van Frederiks Burg en Port Wiltshire aan-
gelegd, en elk met eene genoegzame militaire magt bezet,
als eene voorhoede tot bescherming van onze grens; ter-
wgl intusschen de aandacht van het Gouvernement in het
moederland op de geschiktheid van het Albany-district
gevestigd was geworden, alwaar, met toestemming van het
Parlement, 5000 emigranten aankwamen, aan welke lan-
derijen werden uitgedeeld, en die, naar men hoopte, de
kern zou worden van eene ngvere bevolking, en tevens de
herovering van dat district door de Kaffers zou beletten.
Alles wat eene verlichte en mensohlievende staatkunde
kon aanraden, werd nu in het werk gesteld om vriend-
Digitized by
Google
60 DE LAMDTERHUlZINa
schappelyke betrekkingen met de Kafferttammen tebevor-
deren. Er werden jaarmarkten aangelegd, waar si) koopen
en verkoopen mogten wat z^ behoefden of watz^ wenaeh-
ten van de hand te doen; paspoorten werden aangebo-
den aan allen die binnen de kolonie wenschten te komen,
en voor eene korte poos ademde alles vrede en vriend-
schap. Doch ongelukkigerwijze werd, na de aftreding van
Lord Charles Somerset, de staatkunde van den onzydigen
grond te bezetten, verwaarloosd ; de post van Prederik's
Bnrg werd opgeheven; de aanvragen van emigranten om
landerijen in dat district werden geweigerd, en dezulke,
die gedeeltelijk toegestaan of beloofd waren, ingetrokken;
en tot hnnne verbazing zagen de Kaffers, dat het been
waarom men gestreden had, en hetwelk zy zich zoo be-
zwaarlgk hadden laten ontrokken, hun weder vr^willig was
overgegeven. Dien ten gevolge zag men weldra kleine par-
tyen Kaffers zich trapswijze in bezit van het land stel-
len ; en alhoewel het tot geene openlijke vredebreuk kwam,
maar zij, integendeel, nog steeds werden aangemoedigd
om de jaarmarkten te bezoeken, en vriendschappelijke be-
trekkingen met de nieuwelings aangekomene emigranten
aan teknoopen, die vrijelijk met hen verkeeren eü han-
delen mogten, ging er toch geene maand voorbij, waarin
niet het een of ander vee gestolen of het een of ander le-
ven te betreuren was, zoodat de uiterste waakzaamheid
vereischt werd om eene algemeene inbreuk over of aanval
op de grenzen te verhoeden. Om eiken zoodanigen aanval
te stuiten, werd het Kaap-korps, hetwelk nu bijna de ge*
heele grensbescherming uitmaakte, trapswijze in een ka-
valeriekorps veranderd, hetwelk dan ook die grenslijn te-
gen allen openbaren aanval krachtdadig beveiligde ; doch
die aanhoudende toestand van onzekerheid strekte zich wel-
dra tot de Winterberg- en Somerset-districten uit, zoodat
langs de geheele Ign van die landstreken geen enkele boer
zgn leven of bezitting veilig mogt achten, In 1828 stierf
het oude opperhoofd T'sambie; zijn dood werd in 1829
spoedig door dien van Oaika gevolgd, en binnen korten
tijd greep er eene zeer merkbare verandering in deze twee
Digitized by
Google
DER HOLLAHDSCHS BOEREN, ENZ. 61
groote stammen plaats, die onmiddell^k a&n onze grenzen
paalden. T'sambie's opvolgers waren Pato, Eama en Co-
bos Congo. Deze hadden zeer veel omgang met de emigran-
ten, en waren^ onder de doelmatige leiding en het onderwas
van den eerwaarden William Shaw^ in zeden en gevoe-
lens aanmerkel^k vooruitgegaan, terwgl de uitwerking van
die zedelijke verbetering spoedig blijkbaar werd in hunne
meer ernstige begeerte tot behoud van den vrede met de
kolonisten.
De stam der Amakozees, integendeel, geraakte nu onder
het bestuur van Macomo en Tjalee. De eerste hunner,
hoewel hij Gaika's oudste zoon was, van moeders zijde
niet van zulke hooge afkomst zijnde, werd niet als éénige
of hoogste opperheer erkend, doch scheen een gelijk ge-
zag met z^n jongeren broeder Tjalee te verlangen. Merk-
waardig is het, dat Kolonel Scott, van den eersten (Maco-
mo) sprekende, reed» in 1822, als profetisch zeide: rrdat
hg de kolonie eenmaal veel verdriet scheen te zullen
veroorzaken;'' hoewel Kolonel Scott weinig verwachten
kon, dat dit opperhoofd zich gedurende dertig jaren zoo
gedacht zou maken, als h^ zich tot op dit oogenblik ge-
daan heefl.
Onder hun gezag werden de Amakozees al stouter en
vermeteler, zoodat het Gouvernement zich genoodzaakt zag
om een post op het fort Beaufort te vestigen. Doch om-
streeks dien tijd had er, eenigzins in betrekking, tot dat
district, een* zonderling voorval plaats, hetwelk niet met
stilzwijgen mag worden voorbijgegaan.
Ghaka, het groote opperhoofd der Zulu's, dit geheele
distriet ontvolkt hebbende, deed, in 1828, met eene ge-
weldige overmagt, een verwoestenden inval in het eigen-
lijke Kafferland. Na die landstreek overstroomd en het
land der Amaponda's verwoest te hebben, dreef hij het
overschot van alle deze stammen, onder den naam van
Fetcanee, op de Kaffers ; en zóó groot was de schrik van
z^ naam, dat de laatsten de hulp van het Gouvernement
tegen dezen geduchten vgand inriepen. De geheele burger-
magt op de grenzen werd met spoed onder de wapenen
Digitized by
Google
62 DE LANOyfiRHUIZIKG
geroepen; er werden troepen verzameld, en deze magt,
na de Eye overgestoken te zijn, naderde de Umtata, waar,
in eenige schermutselingen, de gevreesde v^and werd
terug gedreven : hoewel ik geloof, dat het tot op dezen dag
een onbeslist punt is, of de aldus verslagene v^anden
een gedeelte vgn Chaka*s krijgsmagt, dan wel stammen
van Amaponda's en «anderen waren^ die de vlagt voor
hem genomen hadden. Hoe dit z^, nadat deze afmattende
pligt weder volbragt was, week Chaka terug, en werd in
dat district, naby de Umvoti-rivier, door zijn broeder
Umslangaan en andere zijner raadslieden vermoord; terwijl
deze alle, slechts weinige dagen later, op hunne beurt door
Dingaan vermoord werden, die op deze wgze het onbe-
twiste opperhoofd van de Zulu's werd.
De dest^ds door het Gouvernement ontwikkelde magt,
en de aan de Kaffers verleende onverwijlde hulp^ toonde
hun op nieuw de ernstige begeerte van het Gotivemement
om den vrede met heb te bewaren; en hiervan ontvingen
z^ b^ zekere gelegenheid nog een in het oog vallend
bewijs. Daar zekere boer namelijk geklaagd had, dat hem
120 stuks vee was ontstolen geworden, waarvan men het
spoor in zekere kraal der Kaffers meende ontdekt te heb-
ben, werd de Luitenant Ross naar die kraal gezonden^
om hetzelfde getal vee op te eischen, hetwelk hem dan
ook werd uitgeleverd; doch' toen de boer nu, weinige
dagen later^ berigtte, dat het vee^ hetwelk h^ gemeend
had gestolen te zign, elders door hem was w«dergevonden,
werd al het opgeëischte vee terstond weder aan de kralil
teruggegeven, die het had moeten uitleveren.
Uit zulke daadzaken hadden de Kaffers behooren te
besluiten, dat het Gouvernement niets anders dan vriend-
schap jegens hen beoogde; doch sedert den ongelukkigen
stap ten aanzien van het onzijdige of afgestiine grond-
gebied, scheen eene ingekankerde kwade neiging hen on-
ophoudelijk te bezielen. Van het oogenblik af aan, dat
de Kaffers bespeurden, dat die strook gronds niet in bezit
genomen, of militair bewaakt werd, lieten zij niet af met
verzoeken om vergunning, dat zij ze ten minsten bewei-
Digitized by
Google
DER U0LLAMD8CH£ BOEREN^ ENZ. 63
den mogten. Dit eenmaal toegestaan zijnde, bouwden zij
er natuurlijk hunne hutten, begonnen er al verder tuinen
aan te leggen en te bebouwen^ en stelden zich zoo van
lieverlede in het geheele bezit. Doch toen er wederom
diefstallen binnen de kolonie plaats hadden, werd er, na
onophoudel^ke en over het algemeen vruchtelooze pa-
trouilles om het vee terug te bekomen, eene sterke mili-
taire magt naar dat grondgebied afgezonden, om de
roovers daaruit te verdreven. Er werd een algemeéne
tegenstand geboden, zoodat men genoodzaakt was de hut-
ten te verbranden, de tuinen te verwoesten, en de in-
dringers wede]: over de Eeiskamma te drijven; tot dat, na
een of twee saizoenen, op dringende smeekbeden, waarb^
men zich op verwoestende droogte .en schrale oogsten be-
riep, de vorige vergunning op nieuw verleend werd, om
ook straks weder door nieuwe stouth/sden en nieuwe straf-
fen, verbranding van hutten en verdrijving buiten het
grondgebied, gevolgd te worden.
Een leven in dezen toestand van onrust^ moesten al de
grensbewoners zich veertien jaren lang getroosten.
Er was wel geen verklaarde oorlog met de Kaffers, doch
er ging geene week 'voorbij, zonder de eene of andere
b^ooving of plundering. Op deze wyze zagen de omlig-
gende boeren hunne kudden gaandeweg afnemen en lang-
zaam versmelten door onophoudelijke strooperijen, hetzij
van jonge Kaffers, begeerig naar het bezit van eenig vee,
om er zich vrouwen voor. te koopen; hetzij door ouderen,
die, in hunne hrcden tot verval of armoede geraakt (op-
gegeten werden, zoo als de Kaffers dezen toestand noe-
men), zich weder tot rijkdom of magt zochten te verheffen.
In alle zulke gevallen nogtans, werd de boer, die zich
over deze rooverijen beklaagde, door de autoriteiten vrij
algemeen van overdr^ving, of van regelregte valschheid
z^ner aanklagte beschuldigd, en wanneer hij, in z^ne po-
gingen om zgn vee weder te krijgen, met de Kaffers
handgemeen geraakte, werden de laatsten meestal veront-
schuldigd, terw^l de boer. nog eene berisping moest ver-
duwen; zoodat het maar al te duidelijk bleek, dat het
Digitized by
Google
64 DE LANDVBRBUIZINa
Oouvernement geene kennis wenBchte te nemen van een
toestand van onzekerheid, die . het hoopte dat langzamer-
hand van zelve zou voorbijgaan; terwijl het, zoo het er
zich aan gelegen liet liggen, onverm^del^k den oorlog
aan de Kaffers zou moeten verklaren.
Van dit beginsel dan uitgaande, wilde het Gouverne-
ment de uitgestrektheid van het kwaad niet erkennen, en
scheen eerder geneigd, om zgne onderdanen aan deze
verliezen bloot te stellen, dan den str^d met een vijand
te beginnen, dien het zich liever van den hals wenschte.
Gedurende dit zelfde t^dvak had men, door de bezoeken
van Luitenant Farewell en Kapitein King, eenige oppervlak-
kige kennis bekomen van do gunstige gesteldheid van het
district van Natal, en toen de varhalen van verscheidene
hunner reisgenooten aan de Kaap bekend werden, vormde
zich weldra een genootschap tot een nader onderzoek van
Zuid-Afrika; terwijl Dr.Smith, met een aanzienlek gezel-
schap van reizigers, ten volle werd uitgerust, om er den
toestand en de voordeden van te onderzoeken, en daarvan
verslag te doen. Het gelukte hem, de baai van Natal na-
der te onderzoeken, waarbij tevens aan Dingaan, in z^ne
hoofdstad van "ümkongloof* een bezoek werd gebragt.
De berigten die hij medebragt, trokken de aandacht der
HoUandsche boeren naar dit district, en wekten in hen
het denkbeeld op, om er zich neder te zetten. Zg brag^en
in stilte veertien wagens bg elkander, en een gezelschap,
onder het bestuur van Piet Uys, Jaeobus Uys, Johannes de
Lange, Stephanus Maritz en Gerrit Rudolph^ vertrok in den
aanvang van 1834 van Uitenhage, den weg nemende
langs de oostelgke helling van den Drakenberg, nagenoeg
het zelfde spoor volgende, langs hetwelk Dr. Smith met
zijn reisgezelschap dit district bezocht had. Hunne aan-
komst was den weinigen Engelschen, die zich langs de baai
hadden nedergezet, eene aangename verrassing, waar de
heeren Ogle, Toohey en King (thans de ëënige nog in
leven gebleven en van deze volkplanters), hun eene harte-
Igke ontvangst boden, en uit wier verhalen, zoowel als
uit hunne eigene uitstappen en ontdekkingstogten, zij weldra
Digitized by
Google
DEfi HOLLAKDSCHE BOEREN, ENZ. 65
tot 'het besluit geraakten^ dat dit voor hen en hunne landB-
lieden een allezins geschikt land zou zijn. Z^ vertoefden
hier eenigen tgd al jagende en het land onderzoekende,
en zouden hunne togten nog verder hebben uitgestrekt,
zoo zij niet plotseling waren afgeschrikt geworden door de
Jobstyding, dat de Kaffers een algemeenen inval in de
oostel^ke provinciën gedaan, en idzoo de aanleiding hadden
gegeven tot een derden Elaffer-oorlog.
Dit dwong hen tot een haastigen terugtogt, wai^rop het
hen, door eene bgzondere zorg der Voorzienigheid, gelukken
mogt, het geheele Kafferland door te trekken, zonder aan-
gevallen te worden; terw^l de Kaffers, hun eigen land
verlaten hebbende, het oogmerk schenen te hebbeu; om
de oofitel^e districten der kolonie te verwoesten.
Sommige der b^zonderheden van dien oorlog, als on-
middell^k op de uitgewekene boeren drukkende, benevens
hunne redenen tot eane algeheele landverhuizing in groote
benden, moeten nogtans voor eene volgende lezing be-
waard blgven, waarin ik hen tot op hunne nederzetting
in dit district hoop te begeleiden, en aan. te toonen, hoe
z^ er eindel^k in slaagden, om dat doel te bereiken per
voHm casus et tot discrimma rerum (langs verschillende
wegen en talr^ke lotgevallen.)
Door menig ramp en sorg bereikten z^ Natal,
Voor hen een land van rust, waar de onspoed einden zal.
M^ne laatste lezing bragt ons tot op den door eenige
HoUandsche boeren gemaakten uitstap naar dit district, met
het doel om er de gesteldheid van te onderzoeken, en tot
den algemeenen toestand der oostelyke grens, tijdens den
derden algemeenen Kafferoorlog van 1834. Dat jaar heeft
zich (zoo als reeds gezegd is) gekenmerkt door de aanvaar-
ding des bestuurs van Sir Benjamin d'Urban, ongetwgfeld
de beste Gouverneur, waarmede de Kaap-kolonie immer is
5
Digitized by
Google
66 DE LANDVERHUIZIKG
begunstigd geweest. Reeds terstond na zijne optreding werd
hij tot twee zeer ernstige pligten geroepen. De eerste was:
de organisatie en in werking brenging van een Wetgevenden
Raady die der kolonie destijds was vergund geworden als
cene eerste schrede tot meer liberale staatkundige inrigtin-
geil; de andere: verschillende w'ëtten en reglementen daar
te stellen, ^Is gevolgen van de vernietiging der slavernij,
en de verplaatsing der gansche slavenbcvolking in den toe-
stand van leerlingen voor een bepaald tijdvak. Het valt
ligt te begrijpen^ dat een bestuurder, die ieder aan het ko-
loniaal Gouvernement ingezonden stuk aandachtig las, ea
ieder daaruit voortvloeijend document naauwlettend over-
woog, by de vervulling van zulke waarwigtige pligten wel
géén tijd kon overhouden; terwijl daarenboven (zoo als ik
zelve getuigen kan) zijn geest op eene hoogst onaangename
wijze werd aangedaan door de treurigste berigten omtrent
den toestand der grenzen, en onze betrekkingen met de
Kafferstammen.
De meer invloedrijke grensbewoners en de openbare druk-
pers te GrahanKS Town, stelden die grenzen voor, als in
een zeer verontrustenden en gevaarlijken toestand verkec-
rendO; terwijl de Kaffers eene onverholene vijandige gezind-
heid aan den dag leiden. Deze, daarentegen^ werden door
eene zekere partij in de Kaapstad^ onder den invloed van
den eerwaarden dr. Philip en van den \iitgever van den
Commercial Advertiser, voorgesteld als zeer vreedzaam ge-
zind, en gereed om, in op regtvaardigheid en billijkheid
gegronde schikkingen te treden, terwijl men alle van
de grenzen inkomende verontrustende berigten niet alleen
aan bevrecsdheid toeschreef, maar zelfs ook aan de lage
en onwaardige drijfveer van eigenbaat, als wenschte men
slechts eene sterl^e militaire magt, en bijgevolg een groot
vertier in die provincie te bekomen. De versmadende toon,
waarop die partij zoowel de voorstellingen der kolonisten
altf die van het vorige Gouvernement, betrekkelijk den ge-
vaarlijken toestand van dat gedeelte der kolonie, behan-
delde, kan niet beter worden aangetoond dan door de aan-
haling van de volgende regelen uit een der nommers van
Digitized by
Google
DER HOLLAMDSCHK BOKRKN, ENZ. 67
den Gominercial Advertisei', eenigen tijd vóór de aankomst
van sir Benjamin d'Urban in de Kaap-kolonie :
rrDe moorden, door de Kaffers gepleegd, waarvan het
koloniaal Gouvernement zoo onophoudelijk spreekt, zi)n
nergens anders te vinden dan op de lippen van leuge-
naars, of in de verbeelding van vreesachtige wittebroods -
kinderen en speldenzoekers, die voor* den vrijmoedigen
oogopslag van een natuurmensch terugbeven.
wWij kunnen echter geen enkelen dag laten voorbij-
gaan, zonder de verklaring af te leggen, dat al het
. alarm betrekkelijk dat volk (de Kaffers), geen den minsten
grond heeft; dat de tegen hen ingebragte beschuldigingen
valsch waren; en dat al het geroep (wij zijn er van over-
. tuigd) slechts uit de bedoeling ontstaat, om een systeem
van bedrog en eene reeks van bedriegerijen te bedekken,
die sommige der blanke Engelsche inwoners zich jegens
dat volk veroorloven.
f» Wanneer het Gouvernement zulk een kreet hoort op~
gaan^ dan behoeft het slechts een bedekten wenk te ge*
ven, dat dr. Philip of de uitgever van dit blad gereed
staan, om een uitstap in die streken te doen, en de on-
geregtigheid zal het hoofd verbergen, de zond^ zal als
een os worden neergeveld, en alle vijanden des regts
zullen als schapen verstrooid worden.^'
Bij het heerschen van twee zulke vlak tegen elkander
inloopende gevoelens, kan het volstrekt niet bevreemden,
dat sir Benjamin d'Urban ten minste de staatkunde beproef-
de, door de tot vrede en vriendschap met de Kaffers zoo-
zeer genegene mannen beleden^ en dat hij, dienvolgens^ zich
van den zelfden persoon bediende, die zich als zoo bekwaam
voordeed; om rrde vijanden des regts als schapen te ver-
strooijen." Hij magtigde derhalve dr. Philip (die de koloniën
aan de Kat-rivier en de Londensche zendelings-inrigtingeu
aan de grens was gaan bezoeken), tot het houden eener bij-
eenkomst met de voornaamste Kafferhoofden, en om hen
Z^ner Excellentie's vriendschappelijke gezindheid jegens hen,
en het hartelijk verlangen van dien bewindsman, tot het be-
houd der vriendschappelijke betrekkingen tusschen de beide
5*
Digitized by
Google
68 DE LANDVEBHUIZINa
landen, «kenbaar te maken. De berigten, welke de Gouver-
neur gedurende het midden van dat jaar uit dit en andere
oorden ontving, lieten hem nog altoos de hoop, dat de vrede
niet zou gestoord worden, tot dat hij in persoon de grenzen
bezocht had. Tegen het eznde van dat jaar vergezelde ik on-
zen waardigen opperregter, sir John Wylde, op z^ne rond-
reize, en toen wij, na de afdoening der regtszaken, te Gra-
ham*s Town kwamen, hadden wg eene voorloopige b^een-
komst met de hoofden Macomo en Tjalee, nadat Kolonel
Somerset hun van z^n en ons bezoek een bedekten wenk
had gegeven: doch de ontvangst die ons te beurt viel, lei^e
een zoo v^andigen geest aan den dag; dat de Eerwaarde
Mr. Chalmers zelve genoodzaakt was te erkennen, dat het
geheele gedrag der naburige stammen van eene zoo bepaald
vgandige stemming getuigde, dat de openbare ambtenaren
zich op de eene of andere algemeene uitbarsting behoorden
voor te bereiden; en na onze terugkomst in de Kaapstad,
kon ik op een talr^k gastmaal, waarop sir Benjamin ook
my en de mgnen op den oudejaars-avond had uitgenoodigd,
mi) niet wederhouden, van mij eenigzins breedvoerig uit te
laten over de vgandige gezindheid dier stammen, waarnaar
Zgne Excellentie met bgzondere belangstelling scheen te luis-
teren, zonder nogtans eenige de minste ongerustheid te doen
blgken, uitgezonderd (zoo als sommigen onzer zich nader-
hand herinnerden) dat sir Benjamin zich als toevalligerwgze
eenige minuten uit het gezelschap verw^derd had* Vrolijk
en opgeruimd wgdden wij het nieuwe jaar in, en langza-
merhand begaf zich een ieder naar zijne woning; doch toen
ik mij den volgenden morgen naar de stad begaf; trof mij
daar met ontzetting het reeds algemeen verspreide gerucht,
dat Zgne Excellentie den avond te voren de tgding ont-
vangen had, dat de Kaffers^ ten getale van 12 of 15,000
mau; op Kersdag de geheele grens hadden overrompeld^
waarbij zij alle hoeven verbrand en verwoest, de bewo-
ners vermoord,, en al hun vee en eigendom weggevoerd
hadden.
Daar ik, om de ongestoorde opgeruimdheid die den
vorige avond aan het gouvemementshuis geheerscht had,
Digitized by VjOOQIC
\
DER HOLLANDSCHE BOEREN; EMZ. 69
dit berigt nog altoos bctw^felde, kon ik mi) niet weder-
honden van zelve derwaarts te gaan en mij tot Z^ne
Excellentie in persoon te vervoegen, om de gehoopte we-
derlegging van die tydlng te vernemen. Doch niet alleen
bevestigde de Gonvemeur haar op z^ne gewone minzaam-
ernstige w^ze, maar voegde er schertsende bij, dat hig het
trenrige berigt ontvangen had^ terw^l wij daar bijeen
waren, doch dat hij zonder uitstel alles gedaan had, wat
er voor het oogenblik gedaan kon worden, en het aange-
name van de partij niet door zulk eene mededeeling had
willen verstoren.
Dien zelfden nacht nog waren de bevelen uitgevaardigd
tot het doen uitrukken van alle beschikbare militaire magt,
tot het in de wapens roepen van de burger-militie, en tot
het afisenden van Kolonel Smith, destijds Kwartiermeester-
generaai, en ihans onze waardige Gouverneur en Chef, die
zich midden in den nacht op weg begaf, en in v^f dagen
Qraham's Town bereikte, waar hij alles in een onbeschr^-
felgken paniscben schrik en verwarring vond.
Men had dezen aanval zóó weinig verwacht, en er zóó
weinig voorzorgen tegen genomen, dat eene magt van on-
geveer 750 man, van alle wapenen, in kleine partgen
over de geheele oostelijke grens verspreid waren, en slechts
1100 of 1200 man, de geheele militaire magt in de kolo-
nie uitmaakten.
Alles wat kolonel Smith onder zulke omstandigheden
doen kon, was, het vertrouwen eenigermate te herstellen,
eenige vrijwilligers daar ter plaatse te organiseren, en de
weinige militaire posten te bezetten; terwijl eene nieuwe
rroproeping in massa*' van jonge en geschikte boeren door de
geheele kolonie gedaan werd, en zg, die niet in die rr con-
scriptie" vielen, paarden, wagens, vee, voeder en dergelijke
leveren moeaten, op eene algemeenc belofte van latere scha-
deloosstelling. Op deze w^ze trok eene zeer aanzienlijke
magt, door vrienden of betrekkingen volkomen uitgerust,
onmiddellgk uit ieder district van de kolonie, en het was
voomamel^k met deze, door de sterkste geestdrift aange-
vuurde magt, ondersteund met nog een of twee regimenten
Digitized by
Google
70 DE LANDVERHUIZING.
die achtervolgens do kolonie bereikten, dat sir Benjamin
d'Urban zich niet alleen in staat bevond om de Kaffers
uit de kolonie te verjagen, maar hen zelfs ' tot over de
Kye te drijven, waar hij hen^ na den dood van Hihtza, de
voorwaarden van hunne onderwerping voorschreef, en den
grondslag leido van hetgeen men vurig wenschte, dat den
voortdurende vrede, en do rust en veiligheid der grenzen
verzekeren mogt.
Het is mijn doel niet, even zoo min als het tot het
onderwerp dezer lezingen behoort, in eene ontwikkeling te
treden van de krijgs- of staatkundige schikkingen, door
dien uitmuntende» Gouverneur daargesteld *). Het zal ge-
noeg zijn te vermelden, dat het hoofdzakel^k aan de
burgers en aan den geest waarmede zij door Kolonel
Smith geleid werden is dank te weten, dat geheel Kaifra-
ric, tot aan de Kye, ten eenemale van Kaffers gezuiverd
werd, en sir Benjamin hen eindelijk de voorwaarden stelde
waarop hij hunne onderwerping wilde aannemen.
Zijn plan (zoo als ik gegronde redenen heb om te denken)
<) Ik kan mij hot genoegen niet ontzeggen van hier de edele
en vercerenswaardigo gevoelens in te lass^kcn, door sir Gcorge Na-
pier (den Gouverneur der Kaap-kolonie, ter vervanging van sir
Benjamin d'Urban derwaarts gezonden, ook om een geheel nieuw
systeem in onze betrekkingen met do Kaffers in te voeren) onlangs
in zijn verhoor voor het Huis der Gemeenten uitgedrukt. Op de vraag:
tt Zijt gii al dan niet geneigd om te denken, dat het nemen van eeu
zeker milituir hczit van het KafTerland buiten de grens van de
Keiskama, da£ is te zeggen, het vestigen van militaire posten aldaar,
zoo als door sir Harry Smith, met medchulp van sir Henry Pottinger
en sir Peregrinc Maitland godaan is, in zoo verre van goed gevolg is
geweest, dat er een inval van de Kaffers in de cigenl^ke kolonie door
is afgewend? ff was zijn antwoord :tf Zoo denk ik voorzeker. Ik ging
derwaarts met een vooroordeel tegen de kolonisten, en tegen die vroe-
gere in bezitneming van den grond door sir Benjamin d'ürban en
sir Harrj Smith, en was van gevoelen, dat bet beter ware dien niet
te hebben. Door eigene ondervinding, en hetgeen ik met eigene oogeu
gezien heb, ben ik o»vertuigd geworden dat i\i ongelijk, en sir Ben-
jamin d'tTrban volmaakt gelgk had; dat, zoo hij het Ka fferland on-
der het Britsche gebied houden wilde, het dënige middel daartoe was,
eene reeks van forten te hebben, en er troepen in te houden. Onge-
twyfeld moet het zoo zijn, en als al die forten goed bezet en ge-
proviandeerd waren, zou men er het beste gevolg van mogen ver-
wachten."
Digitized by
Google
DER UOLLANOSCHE BOEREN, ENZ. 71
-was destijds, om al de landen tusschen de Vischrivier en
de Keiakamma (of wat reeds als het afgestane of onzijdige
grondgebied bekend was) aan zulke inwoners, die het meest
door den Kafferoorlog geleden hadden, of aan toegevoegde
emigranten, of aan afgedankte soldaten en officieren te geven,
doch niet anders dan onder uitdnikkelijke voorwaarde van
persoonlijk verblijf, waardoor als het ware een gordel, uit
eene zamenhangende Ëuropescho bevolking bestaande, in de
nabuurschap van de vestingen der Vischrivier zou gevormd
jvorde^. Hij stelde zich wijders voor, om het land tus-
schen de Eeiskamma en de Kye onder zulke Kaffers te
verdeden, die zich onderworpen hadden, doch eene ge-
noegzame militaire magt in hunne nabijheid te houden, en
hen van verre gade te slaan; terwijl eindelijk zijn doel
was, om bij de Plaatselijke Wetgevende Magt, zoowel als
bij het hooge Bestuur in het moederlahd, aan te dringen
op eene milde, zoo al niet geheele, schadevergoeding aan
allen, die buiten hunne schuld door den oorlog geleden
badden.
Deze schaden waren met de grootste 2<^rg en naauwkcu-
righeid opgenomen, en de ambtshalve opgemaakte lijsten
toonden, dat de ondergane verliezen op de onmiddellijke
grenzen beliepen tot:
456 hoeven verbrand en ten eenemale vei*woest;
350 andere gedeeltelijk geplunderd en beroofd;
60 wagens door de Kaffers genomen en vernield;
5,715 paarden; J
111,930 stuks hoornvee; en genome., en onherstel-
161,930 schapen; ) ^'^' ^«■■^'"•"'"-
Te zamen tot eene waarde van meer dan «f 300,000,
ongerekend nog de verliezen, door personen ondergaan, die
tot de 'uitrusting der onderscheidene rfkommando's n van
ieder district bedroegen .
Eenige weinige dulzende den vijanden weder ontweldigde
stuks vee, maakten nogtans de geheele tropheën van den oor-
log uit; en het is gemakkel^k na te gaan, wat de inwoners
gevoelen moesten, toen onder dit vee menige troep, en geheele
spannen van ossen, door hunne voorinalige eigenaars herkond
Digitized by
Google
72 DE LANDVERHUIZING
werden, doch aan wien, op hunne terugvordering er van, ge-
zegd werd, dat zg ze niet konden terug bekomen, daar z^ in
het openbaar verkocht moesten worden, tot vergoeding van
eèn gedeelte der oorlogskosten; doch dat de eigenaars nader-
hand ruime vergoeding zouden ontvangen. Doch wat moest
hun gevoel en dat van hun dapperen gebieder wel z^n,
toen er, na het ondergaan van zoo vele verliezen, eu na het
doorstaan der gevaren van den meest uitputtenden oorlog van
15 maanden, eene depêche van den toenmaligen Secretaris
der koloniën, Lord Glenelg, gedagteekend 26 Decemb^ 1836^
(welke aanstonds in het moederland door middel van het
Blaauwe boek gepubliceerd werd) ontvangen werd, die de
onbepaaldste veroordeeling van het geheele beleid en van
de operatiën des oorlogs bevatte, terw^l de barbaarsche
wgze waarop (zoo als de Secretaris van Staat verzekerde)
de oorlog gevoerd was geworden, ten strengste berispt
werd, en eindigde met de volgende zonderlinge verklaring
(als van Z^ner Majesteits Gouvernement uitgaande) betrek*
kelgk de regtvaardigheid van den oorlog, te weten:
rr Al sints eene lange reeks van jaren hadden de
Kaffers regtvaardige redenen tot den oorlog. Zij had*
den ledenen van ongenoegen, en beproefden teregt, hoe-
wel vruchteloos, eene reeks van inbreuken op hun ei-
gendom te wreken. Z^ hadden volmaakt gel^k in het
wagen eener alhoewel hopelooze poging, om zich door
kracht van wapenen de vergoeding te verschaffen, die
voor hen op geene andere wijze te verkrggen was,
daar het regt op de z^de der overwonnenen (de Kaf-
fers) en niet op die der overwinnende partg is.**
Bezwaarl^k zou uit de pen nan den verklaardsten vgand
des lands en van zgn Gouverneur een geschrift hebben
kunnen vloeijen, wreeder, onregtvaardiger en honender voor
de gevoelens, niet alleen van den bevelhebber, die, steeds
bedacht op de zachtste en bevredigendste maatregelen met
de Kaffers, plotseling was aangevallen, en het onder zgn
gezag en bescherming geplaatste land had moeten zien
overweldigen; maar ook voor de inwoners, die niet slechts
in een alleruitputtendsien en gevaarlijksten oorlog van een
Digitized by
Google
DBB UOUiANDSGHE BOfiKEN, EMZ. 73
gaasdi jaar waren gewikkeld geworden, maar cUe veer-
tien jaren lang onder het door het PlaatBelgke Oouveme*
ment gevolgde ey^eem hadden gezucht, daar hun nimmer
de geringste vergoeding voor de zwaarste verliezen en
grieven was gegeven geworden. Dit geschrift opende nu
op eenmaal de oogen der kolonisten, voor hetgeen zg
reeds lang vermoed hadden, te weten, dat zij in de schat-
ting vaa zgner Majesteits Gouvemem^t de aanvallers in
den oorlog en de onderdrukkers der Kaffers waren; dat
dezen, en niet z^, aanspraak hadden op medeleden en ver>
lossing. £a dat zg zich in dat vermoeden niet bedrogen,
bleek nog duidelgker, toen zg ond«frigt werden dat al
hunne smeekbeden om vergoeding voor de door hen on-
dergane verliezen, waren afgewezen; dat al de vergun-
ningen van landerifen tum personen, zelfs binnen faet aan
het €k>uvemement afgestane grondgebied sedert den jare
ldl7 gevestigd, zouden worden herroepen en vernietigd
verklaard; en dat de Kaffeis ten volle hersteld zouden
worden in het bezit van al de landen, welke zg, krach-
tens het traktaat van September 1835, aan Zgne Maje-
steit en denelver opvolgers en erfgenamen voor altoos
hadden afgestaan. Ën te meer nog, toen zg venamen, dat
er een Luitonant-Gbuvemeur was aangesteld, wiens gevoe-
lens (als openbaar uitgedrukt in zgn verhoor of onder*
zoek voor een comité van het Huis der Gemeenten, met
betrekking tot de door hem te volgen gedragslgn
jegens de Kaffers) voor het minst het vooruitsngt sche-
nen voor te spiegelen, dat deze bedoelingen van Zgner
Majesteits Gouvernement naar de letter zoudsen worden
uitgevoerd.
Te verwachten dat eene geheele bevolking, op dusda-
nige wgze gehoond en gegriefd, steeds zou voortgaan on-
derdanig en welgezind jegens het Gouvernement te blijven,
was even zoo onmogelgk als te verwachten, dat men
rrv^gen van doornen zou lezen, of druiven van distelen
vergaderen."
Van dat oogenfalik af aan dan, zagen de boeren in de
oofltdgke provinciën, dat het geheele ras der Hottentotten,
Digitized by
Google
74 DE L ANDVËRH uiziNG
weleer door hen als bedienden op hunne pachthoeven ge-
bezigd, hun ontnomen was, en zich reeds eene zekere
rr nationaliteit" binnen de kolonie had aangemagtigd : ze
hadden zich de' weinige slaven die zij bezaten, tegen een
belagchel^ke vergoeding, die verscheidene hunner weiger-
den te ontvangen, zien ontnemen; en nu ten laatste .had-
den z^ hunne huizen en hoeven zien verbranden en ver-
woesten, hunne kudden en veedriften zien rooven, zonder
eenig uitzigt op vergoeding of schadeloosstelling; en uit
de door het Gouvernement uit het moederland thans aan
den dag gelegde staatkunde; zagen zij ten duidel^kste,
dat hunne levens en toekomstige bezittingen in een on-
ophoudel^k gevaar zouden verkeeren; ja, dat het oogen-
blik, waarop zij hunne vroegere welvaart • zonden herkre-
gen hebben, even zoo zeker door een nieuwen inval, en
door de- wegrooving hunner naauwelijks herkregene kuddea
zou ^gekenmerkt worden, als het uitwerksel op de oorzaak
volgt.
Van dat oogenblik af aan- dan mag men zeggen, dat
het voornemen^ om het land hunner vaderen te verlaten,
algemeen werd, terwijl de voornaamste famili^n in den
Olifants Hoek, Gamtpos-rivier, langs de Vischrivier en So-
merset, kleine gezelschappen vormende, zich allen op
eenmaal tot dien rrËxodus" voorbereidden; alhoewel er
zich ook ongetwijfeld enkele personen of familiën onder
bevonden, die e^nige b^zondere of persoonlijke redenen
voor deze landverhuizing hadden; zoo als bij voorbeeld
de Greylings, die voor het geregtshof van Uitenhage
beschuldigd en strengelijk beboet waren, wegens overtre-
ding van de ordonnantiën tot vernietiging der slaver-
nij; of, zoo als W. S- van der Merwe, wegens een per-
soonlijken twist met den Commissaris van zijn district;
wijlen de ongelukkige Retief, die (naar zijne meening) door
den Luitenant-Gouverneur der oostelijke provinciën was be-
leedigd geworden; én Petrus Uys, wiens vrouw, in zijne af-
wezigheid, op bevel der plaatselijke overheid in zijne plaats
was gevangen genomen. Doch dit waren slechts droppelen
in den oceaan der. landverhuizing, die van dat oogenblik
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 75
onwederstaanbaar naar het binnenland van Afrika, en van
daar naar dit district begon te vloeijen. .
Het begin des jaars 1836 werd gekenmerkt door den
verkoop van al de hoeven van hen die voornemens waren
om uit te wijken; alle welke bezittingen aan talrijke spe-
culanten te Graham's Town, Somerset en naburige plaatsen,
voor spotpr^'s werden verkocht; terwijl alles een bepaald
voornemen aan den dag leide, om deze uitwijking op eene
groote schaal uit te voeren. Het plaaisel^ke Gouvernement
deed onder de hand, door den magistraat en de geestelijk-
beid, alles wat het kon, om het onwettige en gevaarl^ke
van zulk een stap aan te tonnen ; er werden onbepaalde
geruchten uitgestrooid, dat het Gouvernement ie bepalingen
van zekere Engelsche wet van Ne exeat Regno zou kun-
nen toepassen om deze landverhuizing te beletten'; en er
was zelfs voor een oogenblik eenige aarzeling in de be-
weging te bespeuren; doch een antwoord van den nieu-
wen Luitenant- Gouverneur Stockenstrom, op een adres van
de inwoners van Uitenhage', bij gelegenheid zijner op-
treding in Augustus 1836, hief weldra eiken tw^fel te
dien aanzien op, daar hij in dat antwoord de volgende
merkwaardige woorden bezigde:
nik moet opregtelijk verklaren, 'dat het mg niet be-
wust is, dat er eenige wet bestaan zoude, welke Zijner
Majesteits onderdanen beletten kon, 's Ronings gebied te
verlaten, en zich in eene andere landstreek neder te zet-
ten;'en zulk eene wet, zoo zij bestond^ zou tiranniek en
onderdrukkend zijn."
Deze openhartige, hoewel misschien onoordeelkundige
blootlegging van zgn gevoelen, bragt al hun twijfel op
eenmaal tot zwijgen^ en kort daarop trok de eerste partij
van omstreeks 200 Personen, Hendrik Potgieter aan het
hoofd hebbende, de Oranje-rivier over. i) De Kaap-kolo-
') £ene kleine parU), met Karel Triechard aan het boofd, was
deze voorafgegaan, doch, tot aan Delangoa-baai gevorderd, werden
zy door de knstkoorts aangetast, zoodat slechts twee personen uit
het geheele gezelschap den dood ontkwamen, en eerst twee jaren
later dit district bereikten, waar zij nog wonen.
SCHRIJVER.
Digitized by
Google
76 DE LANDVERHUIZINQ
nie voor alt^d vaarwel zeggende, kwamen z^ te Taba
'Nchu, waar het opperhoofd der Barolongs, Moroko (die
zich dest^ds onder de geestel^e leiding bevonden van den
Ëerw. Mr. Archbell, wien ik nu het geluk heb^ als lid van
dit genootschap hier naast mij gezeten te zien^) hun de
minzaamste ontvangst, en hun vee de beste verzorging
bereidde.
Ëene meer talr^ke en welvarende partg uit Graaf Rei-
net^ met Gerrit Maritz «an het hoofd, volgde weldra deze,
die weder op hare beurt gevolgd werd door andere groote
gezelschappen uit de districten van Albany en üitenhage,
onder het bestuur van den ouden patriarch . Jacobus Uys,
Karel Landman, Gerrit Rudolph en anderen.
Daar hun steeds vermeerderend aantal in het grondgebied
van Barolong, al spoedig aanleiding gaf tot verdeeldhe-
den, madkten de oudere uitgewekenen plaats voor de later
aamgekomenen^ en trokken in eene noordelgke rigting langs
de oever van de Vaal-rivier (of Ky-Gariq)), tot dat zg'
met den talr^ken en magtigen stam van de Matabelees,
onder Mazul^atze, in aaaraking kwamen.
Het is VBrmoedelgk, dat aan dit bloeddorstige opper-
hoofd, na dikwerf door de Zolu's en Griquaa*s van dien
kant te zgn aangevallen, alles verdacht voorkwam, wat uit
dien oord naderde; doch de boeren, hiervan natuurlek
onbewust, bleven, geen gevaar vermoedende, langzaam
vooruit trekken, toen hun eerste troep plotseling aange-
vallen, en een acht-en-twintigtal hunner op eene barbaar-
sche wigze vermoord werd. Na alzoo gedeeHelyk geslaagd
te z^n, vielen de Matabelees eene andere kleine partij aan,
die de eerste op korten afstand volgde; Ook deze, ten
eenenmide onvoorbereid, kpn 200 goed als geen wederstand
bieden^ een v^-en> twintigtal mannen en vrouwen werden
vermoord, en hunne wagens en goederen vernield of ge-
plunderd. Gelukkig echter waren eenige weinigen uit deze
partij ontsnapt, om de talrijke andere kleine partgen^ die
over deze uitgestrdcte vlakten verspreid waren, voor het
dreigende gevaar te waarschuwen. Naauwel^ks hadden
Digitized by
Google
DER HOLLAll^SCHE BOBRBN, ENZ. 77
z^ zich tot een wlager*' ^) vau omstreeks vijftig wagens
venameld, toen zij door de gansche krijgsmagt der Ma*
tabelees werden aangevallen, die, woedend op hen aan-
stonnende, alle pogingen aanwendden om in het door de
wagens gevormde vierkant te dringen. Er volgde eene
allerwanhopigste worsteling, met dien uitslag echter, dat
de Matabelees ten eenemale werden op de vlagt gejaagd,
doch niet zonder verlies van al het vee der uitgewekene
boeren, hetwelk men niet binnen het kamp had kunnen
brengen; zoodat het den Matabelees gelukte, omstreeks
6000 stuks hoomvee en meer dan 40,000 schapen weg te
voeren^ als eene armoedige vergoeding voor het verlies
hunner beste kr^gshoofden, die in het gevecht waren ge-
sneuveld.
Uit deze herhaalde en woedende aanvallen bleek het
maar al te duidelijk, dat de uitgewekenen een geduchten
T^and in dat oord hadden aangetroffen, en dat alle hoop,
Tan in die rigting rustig voort te gaan, moest worden
opgegeven ; terw^ daarenboven het verlies van al hun vee
hen zoowel den terugtogt als het vooruitgaan belette. Het
mogt echter eenige door hen a%ezondene boden gelukken
om Thaba 'Nchu te bereiken, en Moroko en den Eerw.
Mr. Archbell van den gevaarlijken toestand des reisgezel-
schaps icenxiis te geven. Hulpvaardig en edelmoedig zon-
den deze een genoegzaam aantal ossen naar het kamp^
vanwaar men nu den terugtogt kon ondernemen, en wel-
dra in veiligheid Moroko's verblgfplaats weder bereiken
*) Dese rrlagers" of kampen worden gevormd door in een vierkant
geplaatste, en door middel der disselboomen van de sterk aan elk-
ander bevestigde wagens, waar onder, zoo de t^d zulks vergunde,
hoopen itgf ineen gewerkte takken van de doomige mimosa gesohoven
weiden, zoodat het onmogel^k Was binnen de omsloten roimte te drin-
gen, zonder vooraf al die beletselen met geweld uit den weg te roimen.
Het is doidel^, dat, wanneer er geen groot getal wagens b^een>is,
het daardoor gevormde vierkant zöö klein is, dat personen enfamiliën
hiBaen sgn omtrek beveiligd kannep z^n, terw^l alleen het vee daar
boitenUSft.
SCHBIJVEK.
Digitized by
Google
78 DE LANDVERHUIZING
Toen de lading van deze rampspoeden en verliezen
hunner landgenooten, den meer talrijke en magtigë uit-
gewekenen bereikte, die zich vreedzaam omstreeks Thaba
'Nchu hadden nedergeslagen, besloten deze, al die moor-
denarijen op eene geduchte wijze te wreken, en het ge-
stolen vee hunner landslieden te heroveren. Eene partij
van omstreeks twee honderd krijgslieden, onder bevel van
Gerrit Maritz, trok de Vaal-rivier ^) over, maakte eene
fiankbeweging door de haar ten westen begrenzende land-
streek, tastte eene van Mazulekatze's voornaamste vestip-
gen, Mosega genaamd, onverhoeds aan, doodde er ver-
scheidene honderden zijner dapperste kr^gslieden, en maakte
zich meester van omtrent 7000 stuks vee, te zamen met
de wagens, die de Matabelees, na hunne aanvallen ep de
eerste kleine gezelschappen, die zich te zorgeloos in hunne
landstreek gewaagd hadden, in triomf naar deze vesting
hadden weggevoerd. .
Niet lang na hunnen terugkeer van deze welgeslaagde
tuchtiging, en terwijl men over de toekomstige plannen be-
raadslaagde, begonnen oneenigheid en ijverzucht^ waarvan
zich reeds vroeger sporen hadden doen opmerken^ zich
hoe langs hoe meer onder de hoofdleiders te openbaren^
toen de ongelukkige Pieter Reticf, aan het hoofd eener
kleine part^, zich b^ hen kwam vervoegen. Zijn naam en
rang (h^ was ^en van de door het Gouvernement aange-
stelde rfkommandanten** op de oostel^ke grenzen) stonden,
en te regt, zóó hoog b^ hen aangeschreven, dat h^, met
• algcmeene stemmen, en met bewilliging ook van al de
partijen, die- destijds in die streken hun verblijf hielden;
tot rrKommandant-Generaar' benoemd werd.
*) De vaal- of geele rivier, bij de inboorlingen genoemd Ky-6ariep,
ontleent haren naam van hare vale kleur. Zij vormt thans de
noordelijke grens van de souvereiniteit en zal waarschgnlijk be-
rueht worden door het onlangs gesloten tridctaat tasschen de ad-
sistent-GommUsarissen en de boeren over de Vaal-Rivier, als zijnde de
voortdurende lijn van scheiding tussohen harer Majesteits onderdanen,
en die, waaraan (zoo aló men zegt) volkomene onaf hankelykheid be-
loofd 18. DE SCBUVEB.
Digitized by
Google
DER HÓLLANDSCHK BOEREN, ENZ. 79
Eeuige bijzonderheden uit bet leven en de geacbiedenis
van dezen eersten grooten rfmartelaar" der onderneming,
kunden voorzeker niet onbelangr^k* zijn.
Afkomstig van eene dier Fransche Protestantsche fami-
liën, die, na de berroeping van bet Edict van Nantes, naar
de Kaap-kolonie waren nitgeweken, hadden zijne groot-
ouders in het heerlijke dal van Wagonmager's Valley,
]iab^ de Parel, een stuk gronds in leenbezit verkregen,
ongemeen gunstig tot aankweeking van den oranje-appel-
boom en den wijnstok, en waar zijn vader, door den jaar-
lijkschen verkoop van eenige millioenen oranje-appelen en
een aanzienleken w^noogst, een ruim inkomen genoot.
Pieter Relief werd daar geboren, en ten huize aijns va-
ders opgevoed, wiens doel bet was, om ook hem tot dat
gem&kkelgke en voordeelige beroep op te leiden; doch
zijne werkzame en rusterooze geaardheid deed hem, die nu
de jongelingsjaren bereikt had^ een tegenzin aan den een-
Tormigén telgang van dat landelijke leven opvatten ; en reeds
bad hy eenigen handel met het binnenland begonnen, toen
de aankomst der eerste Britsche uitgewekenen in de oos*
tel^ke provinciën, in 1820, z^ne aandacht naar dat ge-
deelte van de kolonie leidde. Toen het Grouvemement ie-
mand van erkende vl^t en eerlijkheid behoefde, om deze
uitgewekenen voor eenigen tijd levensmiddelen én an4ere
benoodigdheden te verschaffen, tot dat zij z elven in staat
zonden zgn om -in hunne behoeften te voorzien, werd hij,
als een zeer geschikt persoon daartoe, door een m^ner bloed-
verwanten, die daarenboven borg bleef voor de rigtige
vervulling van het contract, het Grouvernement aanbevolen.
Dit gaf aanleiding dat hij zich aan de grenzen kwam ne.
derzetten, waar zijne stipte zorgvuldigheid in de voldoening
aan de geslotene evereenkomst^ gepaard met zijn regtscha-
pen karakter en aangenamen omgang, hem met de volk-
plantingen als vereenzelvigde, en dat wederzijdsche goede
gevoelen vestigde, hetwelk ook later altijd bestaan heeft.
Na het einde van het contract tot verzorging der uit-
gewekenen, nam hij er andere^ meer uitgebreidi^ tot op-
rigting van openbare Gouvernements-gebouwen, op zich,
Digitized by
Google
80 DE LANDVERHUIZING
en verzamelde in den beginne een aanzienlek fortuin; doch
de bankbreuk van eehige z^ner mede-contractanten, en
het aantal z^ner andere, van de hoofdzaak afleidende be-
zigheden, wikkelden hem weldra in ernstige geldel^ke
ongelegenheden. Doch zulks benadeelde hem volstrekt niet
yi de algemeene hoogachting, noch in die van het Gton-
vernement zelve, hetwelk hem tot een der rrkommandan-
ten" op de grenzen benoemde; eene betrekking, die, hoe-
wel van een eenigzins tweeslachtig karakter, meestal aan
dezulken gegeven werd, die aan het land wezenl^ke dien-
sten hadden bewezen, en altyd een zeker magistraatsge-
zag in het district medebragt. Naar z^ne hoeve wederge-
keerd, en geheel in landbouwkundige bezigheden gewik-
keld, verloor hg veel big den in 1834 uitgebroken Kaffer-
oorlog; en na den op het einde vaal 835 met hen gesloten
vrede, zi^ hij met schrik en vrees een systeem toegela-
ten, zoo al niet aangemoedigd, hetwelk de geheele kolonie
als het ware voor de Ka£fers opende. Niet alleen ■ kantte
hg zich ten sterkste hiertegen, maar nam ook alle zwer-
vende en loerende Kaffers en Hottentotten^ die geene
goede rekenschap van hunne bedoeling konden geven,
waar hy hen ook vinden mogt, gevangen. Doch zond hg
dan die gevangenen naar de naaste overheid, dan werden
z^ .niet alïeen terstond weder vr^ gelaten, maar hy zelve
werd officieel berispt om het gevangen nemen van perso-
nen, die niet daadwerkelifk op eenige misdaad betrapt waren.
Uii 2ulke handelingen, en meer nog uit de door de. autoritei-
ten daarbg aangenomen toon, zag h^j maar al te spoedig,
dat er geene hoop meer was tot behoud van eigendom of
veiligheid aan de grenzen, en besloot, het voorbeeld der eerst
uitgewekene boeren te volgen. Ook hg nam deel in eenige
aan den nieuwbenoemden Luitenant*Gouverneur, Sir Andries
Stofikraistrom, gerigte adressen, waarin men zich over den
voortdurenden toestand van onveiligheid beklaagde; en dit
gaf aanleiding tot eene niet zeer aardige briefwisseling
tusschen hen, waarin de Luitenant*Gouvemeur hem van
misleidingiiiiran anderen beschuldigde, en hem met de ont-
neming van zgne rr enkel honoraire" betrdkking van Kom-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSOHE BOEREN, ENZ. 81
mandant bedreigde. Deze bedreigingen en het systeem,
hetwelk hi| ten klaarste zag dat op nieuw zou worden
ingevoerd en volgehouden, en hetwelk naar zijn (door de
latere gebeurtenissen volkomen geregtvaardigd) gevoelen,
de grens op nieuw aan uitputtende roover^en, en ten laat-
gten aan een algemeenen oorlog zou blootstellen, deden
hem het besluit opvatten, om alles wat h^ bezat te ver-
koopen, en zich met eenige weinige naburen te vereenigen,
met wie hij zich (zoo als ik reeds zeide) bg de uitge-
wekene boeren voegde, kort nadat Gerrit Maritz van z§n
welgeslaagden aanval op Mazulekatze en de Matabelees
was wedergekeerd.
Toen Retief nu, met algemeene stemmen, door de uit-
gewekenen tot hun rrKommandant-Generaal" benoemd was,
begon hg terstond regelmatige traktaten van vriendschap
en bondgenootschap met de hem omringende inlandschc
opperhoofden, met uitzondering van Mazulekatze, te slui-
ten. MorokO; Mosesh, Tonana en Sikonyela stemden met
oogenschijnlijke hartelijkheid in al zgne schikkingen toe
en op dezen voet verspreidden zich al de uitgewekenen
o^er de landen tusschen en langs de Modder-, de Vet-
en de Zand-rivieren, en schikten zich langzamerhand tot een
meer bepaalden regeringsvorm. Hun getal werd omstreeks
dien tgd ook nog vermeerderd door een anderen grooten
stam, die den eerwaardigen zeventigjarigen patriarch Ja-
cobus TJjSy en z^n oudsten zoon Pieter^ aan het hoofd
had, welke lieden^ na dit district reeds te voren bezocht
te hebben, zich met voorliefde aan het denkbeeld hecht»
ten, van zich hier neder te zetten, in plaats van verder
in het binnenste van Afrika te dringen. Deze part^ gaf
een manifest uit, waarin zij haar voornemen te kennep
gaf^ om haren koers noordwaarts naar Natal te rigten,
en zich van al die gezelschappen te scheiden, die gene-
gen schenen 9m zich langs de oevers van de Vaalrivier
neder te slaan, of zich verder oostwaarts tot aan de De-
lagoa-baai te begeven. Dit besluit der gezelschappen van
Uys, Moolman en Potgieter, schijnt ook Retief tot het vol-
gen van hun voorbeeld te hebben doen overhellen. Hij zond
6
Digitized by
Google
82 DS LAMDVERHÜIZIlfG
«
par£gen van de Zandrivier uit, die het land moesten opne-
men, en er eindelijk in slaagden, om twee of drie paden
dwars over de Quathlamba of Drakenberg te vinden, die
voor wagens bruikbaar gemaakt konden worden ; want tot
op dien t^d was elke aangewende poging om met wagens
over dat gedeelte van dien bergketen te komen, veredeld
geworden.
Het gelakte Retief met zijn gezelschap, om op één punt
den overtogt te bewerkstelligen, en in veiligheid Natal te
bereiken, waar hem eene hartel^ke ontvangst van de Brit-
sche uitgewekenen te beurt viel, die zich, hoe vreemd dit
schenen moge, insgelijks tot eene kleine onafhankeiyke
gemeenschap gevormd hadden; want, toen zekere kapitein
ter zee Gardiner, op grond der bepalingen van eene bui-
tengewone wet, tl the Cape of Oood Hope Punishment BiW^
genaamd, die hij onder hen kwam afkondigen, een soort
van magistraatsgezag over hen had willen uitoefenen^ we-
zen zij z^ne tusschenkomst geheel van de hand, en hand^
haafdèn hunne onaf hankel^kheid van alle gezag, alleen met
uitzondering van zulk een^ hetwelk van hen-zelven zou uit-
gaan, zich daarbij beroepende op de verklaring van don
toenmaligen Secretaris voor. de koloniën, Lord Glenelg,
die, in de duidelijkste bewoordingen, alle bedoeling van
Zgner Majesteits Gouvernement, om eenig gezag over een
gedeelte van dit grondgebied uit te oefenen loochiende.
Dit wedensijdsch gevoel van onafhankel^kheid scheen hun
tot een band van vereeniging te strekken ; en het valt niet
te betwijfelen, dat, wanneer iemand zoo als Retief het er-
kende hoofd der HoUandsche uitgewekenen had mogen
blijven, een vaster en duurzamer band hen aan elkander
zou verbonden hebben.
Pieter Retief, die de zaak reeds met een scherpzinnigen
en gemoedel^ken blik doorgrond had^ gevoelde echter, dat,
dewgl Ohaka en Dingaan dit grondgebied reeds vóór z^ne
aankomst aan anderen hadden weggeschonken, de inbezit>
neming van dit land door hem en de zijnen, naderhand
aanleiding tot twist zou kunnen geven, hetzy met de op-
perhoofden der Zoolah's, hetzij met zulke Ëngelsche uitge-
Digitized by
Google
DER HOLLLANDSCHE BOEREN, EMZ. 83
wekenen, die de kwalijk bepaalde giften van de Zoo<-
lah's, ontvangen hadden, en besloot derhalye, zich in per-
soon naar Dingaan's hoofdstad te begeven, ten einde een
vredes-traktaat met hem te sluiten, en eene behoorlijke
overdragt van zulk eene uitgestrektheid grondgebieds te
verkrijgen^ als de laatste aan hem en de uitgewekene
boeren mogt vrillen vergunnen. De hoofdstad der Zoolah*s,
rrlJmkongloof ' , bereikt hebbende, vond hij daar toevallig
een zendeling der Ëngelsche kerk (den Eerw. F. Owon),
die oogenschgnlijk alle pogingen aanwendde, om het opper-
hoofd gunstig voor hem te stemmen; met dat gevolg dan
ook, dat aan Retief een volkomen afstand van dit grond-
gebied werd toegezegd, onder deze voorwaarde: dat hg
voor Dingaan eene zekere hoeveelheid vee zou heroveren,
hetwelk door Sikonjella, een opperhoofd der Mantateea,
die bij de bronnen van Caledon zijn verblijf hield, hem
onlangs ontweldigd was. Retief bewilligde in deze voor-
waarde, en riep, testond na zijne wederkomst in dit dis-
trict, eenige van de gezelschappen bijeen, die zich gereed
maakten om zich op dit grondgebied te vestigen. Men
besloot tot e^en aanval op Sikonyella, doch tevens om vooraf
boden tot hem te zenden, met een veclbeteekend verzoek
om vrijwillige teruggave. Deze boodschap deed de ver-
langde oitwerking, daar Sikonyella tot de onmiddellijke
teruggave van zeven honderd stuks hoornvee, zestig paar-
den en nog eenige vuurwapenen besloot, die hij en zijn
stam op verschillende tijdstippen aan kleine partijen van
uitwijkende boeren ontweldigd hadden.
Gedurende dit alles, hetwelk in de laatste maanden van
1837 voorviel, waren reeds ongeveer 1000 wagens, langs
de zgden van den Drakenberg, in dit district aangekomen ;
en daar de uitgewekene boeren het gansche land geheel
en al onbevolkt vonden (met uitzondering slechts van eeu
klein gedeelte onder het opperhoofd Matuan, dat nu nog
nagenoeg geÜgken grond bezet) verspreidden zij zich langs
de geheele Klip-rivier der Boschjesmannen, waar de over •
blgfselen van duizende steenen kraaU duidelijk aanwezen^
dat deze streek eenmaal zeer digt bevolkt moet geweest
6*
Digitized by
Google
84 DE LANDVERHUIZING
zijn; waarin tevens een bewijs lag voor de groote vrucht-
baarheid van den grond, die anders geene zoo sterke be-
volking zou hebben kunnen voeden.
Na Retiefs terugkeer tot dat gedeelte van dit district,
op zijn togt naar Dingaan, met het door Sikonyella terug-
gegeven vee, om aan den eersten te worden wedergeleverd,
schijnt een treurig voorgevoel zich van vele der partghoof-
den te hebben meester gemaakt, die nogtans Retief nog
altoos aU hun opperhoofd eerbiedigden. Grerrit Maritz raad-
de, dat hij zich met het heroverde vee naar Dingaan
zou begeven, én . slechts drie of vier mannen met zich
nemen^ als zeer juist van oordeel zgnde, dat de onbedui-
dendheid van zulk eene magt hare beste veiligheid zijn
zoude. Maar Retief schijnt verlangt te hebben, om aan
Dingaan iets te toonen dat naar eene achtbare krijgsmagt
geleek^ en bleef er op staan, dat veertig of vgftig van
do beste ruiters hem vergezellen zouden; terwijl hg het nog-
tans aan de vrge keuze van een ieder overliet^ om al dan
niet tot dat geleide te behooren. Dit lokte slecht een grooter
getal van vurige jonge mannen daartoe uit^ en gedurende
de laatste week van Januarij 1838, vormde Peter Êetief,
vergezeld van zeventig der achtbaarste en uitgelezenste
mannen onder de uitgewekenen, met omtrent dertig jonge
Hottentotten en rijdende bedienden, een indrukwekkende ca-
valcade, met welke hij de Buffelrivier overstak, en den 2den
Februarij te ümkongloof, Dingaan's hoofdstad, aankwam,
en het van Sikonyella heroverde vee overleverde, met de
ontvangst waarvan Dingaan zich ten hoogste voldaan ver-
klaarde; terwijV hij, cenige znner krijgsbenden uit de naburi-
ge hraaU ontboden hebbende, het gezelschap twee dagen
lang op spiegelgevechten onthaalde, die eene vreeselijke
voorstelling van hunne wgzo van oorlogvoeren opleverden.
De 4de Februarij was door Dingaan bepaald als de dag
waarop hij een volledigen afstand voor altoos van dit dis-
trict aan Pieter Retief en de uitgewekene boeren zou
onderteekenen; en de Eerw. mr. Owen, die nog altoos bij
Dingaan zijn .verblijf hield, werd verzocht het document
in het Ëngelsch op te stellen, en, als getuige, mede te
Digitized by
Google
DER UOLLANDSCHE BOEREN, ENZ. 85
onderteekenen, welk een en ander h^ deed; terwijl Din-
gaan en eenige zijner voornaamste raadslieden, hun
handmerk op het document stelden, welks inhoud hen door
den Eerw. mr. Owen was vertolkt geworden. Retief, zijne
zaken nu naar genoegen ten einde gebragt hebbende, maakte
reeds schikkingen om den volgenden morgen te vertrekken,
toen Dingaan hem nog eenmaal in zijne kraal noodigde
om afscheid van hem te nemen, met verzoek echter^ dat
z^n gezelschap daar niet gewapend zou binnen komen, de-
wijl zulks met hunne gebruiken streed. Retief gaf hier on-
bedachtzaam aan toe ; al de wapens werden buiten de kraal
op hoopen gestapeld, terwijl de rr achterrijders'' werden uit-
gezonden om hunne paarden op te halen en te zadelen.
Toen het gezelschap Dingaan in zijne kraal naderde, vond
het hem (als naar gewoonte) door twee of drie zijner meest
begunstigde l^fbende omringd; toen hij, na eenige uiterst
Triendelyke gesprekken met Retief en sommigen zijner hoofd-
lieden, hem uitnoodigde om nog een weinig te zitten ; tcrw^l
hij hem den alscheidsbeker aanbood, in een soort van bier
bestaande, dat den lievelingsdrank dor Kaffers uitmaakt. Die
beker ging het geheele gezelschap rond; doch^ terwijl het
grootste gedeelte er van, met den drank in de hand, en lustig
bescheid doende, nog nederzat, riep Dingaan plotseling uit:
ttBulala matagatieV' d. i.: rrDoodt de to ovenaars !" Ineen
oogenblik werden zij door drie of vier duizend met strijdknod-
sen gewapende Zoolah's aangevallen, en hoewel de boeren,
die oogenbltkkelijk hunne zakmesen trokken (die zij altijd bg
zich dragen om het gevangen wild of het vleesch dat zij eten
te sn^den,^ een vertw^felenden tegenstand boden, en verschei <
dene hunner aanvallers in het stof deden bijten, moesten
zij toch spoedig, de een na den ander, onder de gcweldi*
ge overmagt der steeds op hen aandringende duizendtal-
len bezwijken. Na eene vertwijfelde worsteling van meer
dan een half uur, werden hunne ontzielde en verminkte
ligcbamen buiten de kraal geworpen, en naar oen nabu-
rigen heuvel gesleept, die wel als een rr Akeldama'* of lie-
Ter als een rr Golgotha'^ mag worden geschand merkt; en
waar de gebeenten van al de slagtoffers der woede van
Digitized by
Google
86 DE LANDVERHUIZING
dezen despoot opgestapeld, en de prooi der wolven en ra-
ven werden.
Dingaan, den grondregel van Csesar volgende, die oor-
deelde dat er nog niets gedaan was, zoo lang er nog iets
te doen overbleef, gaf aan tien zijner regementen onmiddel*
lijk last om dit grondgebied binnen te rukken, al de uit-
gewekene boereu (die, zich in volmaakte veiligheid wanende,
en de terugkomst hunner vrienden verwachtende, zich over
het geheele district verspreid hadden) aan te tasten, en de
geheele kolonie met wortel en tak uit te roeijen. Het is
ongetwijfeld opmerkelijk, dat de argwaan, welke de meeste
hunner ten aanzien van Dingaan's goede trouw gekoesterd
hadden, na het vertrek van Retief en z^n gezelschap zoo
spoedig verdween. De jongelieden genoten het vermaak
der jagt, en verzorgden hunne vrienden overvloedig met
wild^ terwijl de vrouwen, even zoo onbezorgd en niets
kwaads vermoedende, de tehuiskomst harer mannen, zonen
en bloedverwanten wachtten, toen het leger der Zoolah's
dat zich in verscheidene kleine detachementen verdeeld
had, met het aanbreken van den dag, naby het tegenwoor-
dige vlek of buurtschap Weenen (in do beteekenis vaa
schreijen), naar de treurige gebeurtenissen van dien dag
aldus genaamd, op de voorste uitgewekenen aanviel. Man-
nen, vrouwen en kinderen werden op eenmaal omringd en
op eene barbaarsche wijze vermoord, met omstandigheden,
die de peïi weigert te beschrijven. Andere detachementen
yan Zoolah*s overvielen op andere plaatsen soortgelijke par-
tyen, die allen onder de assegaaijen der moordenaars vie-
len, één enkelen jongman uitgezonderd^ wien het gelukte
te ontsnappen, en ^de achterste partijen te waarschuwen,
zoodat, toen de Zoolah's verder in het district drongen,
twee of drie partyen boeren in alle haast eenige wagens
hadden kunnen bijeenzamelen en tot een »r lager" of kam-
pement vormen, waarin zij nog even in tijds hunne fami-
liën konden beveiligen, eer z^ insgelgks werden aangeval-
len, waardoor het hun gelukken mogt, de woedende aan-
vallen der vijanden af te slaan, daar niet één dezer rr lagers'*
door de Zoolah's kon worden overweldigd of binnen ge-
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCUE BOEREN, SNZ. 87
drongen. Deze intusschen rukten steeds verder zuidwaarts,
tot dat zij eene veel sterkere partij uitgewekenen op de
hoeve aan de Boschman-rivier, thans het rr Vecht-Laager''
genaamd, en het eigendom van mr. Ogle, aantroffen. Hier
kwam het tot een zeer ernstig gevecht, hetwelk b^na een
ganseben dag duurde, en reeds begon het den boeren aan
ammunitie te ontbreken, toen gelukkig hun laatste schot uit
een drieponder eenige van de voornaamste hoofden der Zoo-
lah's in het stof deed bijten, en hen tot een overhaasten
terugtogt dwong.
Terstond nadat deze aanval was afgeslagen, deden de
uitgewekene boeren een uitval uit hunne r» lagers", om,
zoo mogel^k, nog eenige hunner vrienden te hulp te ko*
men, of zich voor het minst van hunnen toestand en de
bij hen aangerigte verwoestingen te verzekeren, toen zij,
do legerplaats bereikende, welke door dezen waren inge-
nomen geweest, een tooneel van afschuw en ellende aan-
flchoawden, door geene pen te beschrijven. Alle wagens
waren aan stukken geslagen, en de ijzeren gedeelten er
van weggeroofd; terwijl rondom de overbl^fselen de ver-
minkte lijken van mannen, vrouwen en kinderen lagen, op
hoopen geworpen, en ten prooi gelaten aan het roofge-
dierte. Onder deze hoopen, bij de Blaauwe Kransrivier,
vond men onder de lijken ook de ligchemen van twee jonge
meisjes van tien of twaalf jaren, die nog eenige teekenen
van leven gaven. Het eone was met negentien, en het an-
dere met een-en-twintig assegaaisteken gewond, zbodat hare
ideine ligchamen volkomen doorboord, en zenuwen en spie-
ren verscheurd waren. De eene heette Johanna van der
Merwe, de andere Catharina Margaretha Prinslo. Zij wer-
den opgenomen, en met de uiterste zorgvuldigheid verpleegd,
en (hoe vreemd het schijnen moge) zij leven tot op dezen
dag, als de éënige overgeblevenen van de hoofdtakken dier
familiën; doch zij zullen levenslang verminkt bleven, hoe-
wel de eene (nog vreemder) in het huwelijk getreden, en
moeder van een of twee kinderen is. Doch op deze en-
keh uitzonderingen na, zijn alle kleine partgen, wien het
niet had mogen gelukken zich in klagers'' te beveiligen,
Digitized by
Google
88 DE LANDVERHUIZIMG
zonder onderscheid vermoord, zoodat in ééne weck, na den
moord van Retief en zijne part^, nog zes honderd slagt-
offers aan de woede en het verraad van Dingaan en z^n
leger werden opgeofferd.
Toen de overgeblevenen uit dezen geduchten rampspoed
zich eenigzins van den panischen schrik hersteld hadden,
waarin z^ gedompeld waren, besloten z^ dit vreesel^k
verlies te wreken.
De geheele stam van Uys, die, uithoofde van eenige op-
gevatte jaloezij tegen Retief, zich achter den Drakenberg
gelegerd had, en dus aan de algemeene slagting ontko-
men was, kwam, op het berigt van de ramp, met nog
eenige andere kleine partyen boeren, die zich op weg naar
dit district bevonden, naar de Kliprivier afzakken. Han
gevaarl^ke toestand noopte de Ëngelsche partg, die zich
aan de baai had nedergezet, op eene beweging van Din-
gaan, om de zaak der uitgewekene boeren te ondersteu-
nen; doch te weinig in getal zynde, namen zij een
korp^ van 700 Zulu's met zich, waarvan 400 met snap-
hanen waren gewapend^ wier gebruik zij op hunne olifants
en buffeljagten geleerd hadden. Deze partij, die zich on-
der bevel van mr. R. Biggar gesteld had, stak de Tugela
b^ haren mond over, drong eenige m^len over die rivier
voort, en vermeesterde en verwoestte de stad Tatabasooke,
terwijl de hulpbende der Zulu's zich achter de Matikoola
en Imsimdoosa-rivieren schuil hielden; doch een weinig
verder voorwaarts dringende, zagen zij zich, by het aan-
breken van den dag, door drie afdeelingen van het leger
der Zoolah*s plotseling omringd. Na een wanhopig en moord-
dadig gevecht, verloor hier bijna elke Europeaan of kleur-
ling, tot de partij behoorende, het leven. Wel werd er
een groot aantal der Zoolah's insgelijks gedood, doch van
de Ëngelsche bevolking der baai vielen hier R. Biggar»
Blankenberg, Care, Stubbs, Richard Woqd, Wiiliam Wood,
Henry Bat, John Campbell, Thomas Campbell en Thomas
Carden; terwijl het slechts aan een paar Europeanen ge-
lukte, om door de digte drommen der vijanden te ont-
vlieden, en aan de kleine partij die aan de baai geble-
Digitized by
Google
DER H0LLAND8CHE BOEREN, ENZ. 89
ven waS; den rampzaligen uitslag van het gevecht te bood-
schappen. Dat gedeelte van Dingaan*s leger vervolgde (als
gewoonlgk) zijn voordeel, en drong zelfs tot aan de baai
door; doch de weinige Engelschen die het gevecht over-
leefd hadden, weken aan boord van de Komeet^ Kapitein
Hadden, die gelukkigerwijze destijds in de baai ten an-
ker lag; toen, na al het vee weggeroofd te hebben, deze
afdeeling van Dingaan's leger zich wederom naar het land
der Zdo's begaf.
Dingaan zelve wachtte intusschen met z^ne hoofdmagt
de HoUandsche uitgewekene boeren af, die, nu omstreeks
400 weerbare mannen bgeen hebbende, zich onder het be-
vel van Pieter Uys en Hendrik Potgieter, stelden en om-
trent dien zelfden t^d (April 1838) naar Umkongloof, Din-
gaan's hoofdstad, oprukten, met het voornemen om deze
te verwoesten en Dingaan uit het land te verdrgven.
Dit listige opperhoofd liet de uitgewekene boeren tot
binnen weinige mijlen van zijne hoofdstad naderen, waar
de toegang tot de stad tusschen twee heuvels besloten
ligt Hier vertoonde de krijgsmagt der Zoolah's zich voor
het eerst, doch lokte, door een geveinsden terugtogt, de
uitgewekene boeren steeds verder binnen dezen hollen weg»
toen eene andere afdeeling der Zoolah's van achter een
der heuvelen te voorsch^n kwam, en hen den terugtogt vol-
komen afsneed. Er volgde nu een wanhopig gevecht van
man tegen man, daar de boeren van zóó nabij waren in-
gesloten, dat zij niet vuren konden. Nu bezigden zij hunne
gewone en doeltreffende handgreep, door ^lings te paard
achteruit te wijken, en onverpoosd te laden en te vuren.
Eenparig rigtten zij al hun vuur op éëne massa der Zoo-
lah's, zoodat dezQ moorddadige losbranding, die honder-
den vijanden het leven kostte, weldra eene opening maak-
te, dië z^ te viervoet doorvlogen, en op deze wijze ont-
kwamen. Doch hun overste, en onbetwistbaar allerdapper-
ste bevelhebber, Pieter Uys, die in een hem bijna onbekend
land eene eenigzins andere rigting genomen had, bevond
zich, met een twintigtal getrouwe volgers, en zijn meest-
geliefde zoon, oen aankomend jongeling van twaalf jaren
Digitized by
Google
90 I>E LANDVERHUIZING
Op eenmaal voor eene kloof, waar zij met hunne paarden
onmogel^k over konden.
Zich gewond gevoelende, riep hij zijnen volgelingen toe,
dat zij zich zoo goed mogelijk moesten zien ter redden,
daar hij hen niet volgen kon. Allen volgden z^n bevel,
zijn zoon alleen uitgezonderd, die bij hem bleef tot dat
beiden, met wonden bedekt, sneuvelden. De overigen hun-
ner partij, en de groote meerderheid der uitgewekene boeren,
wien het had mogen gelukken uit deze hen zoo listig ge-
spannen hinderlaag te ontkomen, volvoerden den terugtogt
uit het land zonder merkelijk grQoter verlies van levens, doch
met achterlating hunner begoocheling van het behalen eener
gemakkelijke overwinning op het krijgshoofd der Zoolah's,
wien het verlies van eenige honderden zijner beste krijgs-
lieden, slechts met te meerder haat en wraaklust vervulde.
De uitgewekene boeren waren nu door den uitslag van
hunnen aanval, en dien der Engelsche volkplanters aan de
baai, op de magt van Dingaan zoodanig ontmoedigd,
dat zij voor het tegenwoordige alle hoop opgaven om de
vijandelijkheden te hervatten. De moed en het krijgsta-
lent, door de Zoolah's ten toon gespreid, hadden hen eene
les van voorzigtigheid gegeven, weshalve zij een waak-
zaam oog op de noordergrens hielden en in verschillende
rigtingen boden uitzonden, naar de Kaap en elders, met
bede om versterking. Vele partijen, hun treurigen toe-
stand vernemende, kwamen zioh bij hen voegen; doch
dit vermeerderde voor het oogenblik slechts hunne ellen»
de en behoefte, daar al hunne kudden door de Zoolah's
waren weggeroofd, en z^ ook geen land hadden kunnen
bebouwen. Zij waren derhalve niet slechts aan het groot-
ste gebrek blootgesteld^ maar leden ook werkelijk hongers-
nood, toen eenigen hunner edeldenkende landslieden aan
de Kaap, wien hun treurige toestand ter oore gekomen
waS; hun voedsel; geneesmiddelen en andere levensbehoef-
ten zonden, waardoor het hun mogel^k werd den winter
van 1838 door te worstelen, gedurende welk jaargetijde
gebrek, ziekte en hongersnood op het land drukten, en
deerlijke verwoestingen onder hen aanrigtten.
Digitized by
Google
DER HOLLANDSGHE BOEBEN, ENZ. 91
DiDgaan, altoos op de loer liggende om zijne vijanden
met voordeel te overvallen, en van bun ellendigen toe-
stand zeer goed onderrigt zgnde, deed in Augustus 1838
een tweeden aanval op hen ; doch ditmaal waren de uit-
gewekene boeren (die alomme hunne verspieders hadden
uitgezet, ten einde hen tegen zijne nadering te waarschu-
wen) bereid om hem eene warme ontvangst te geven.
Bg ieder "lager" werden de Zoolah's met groot verlies
afgeslagen, terwijl de uitgewekenen, na verscheidene voor-
deelige gevechten, slechts twee of drie dooden telden.
Doch al had Dingaan ook de nederlaag ontvangen, de
uitgewekene boeren hadden niet te min, tot aan het einde
Tan dat jaar, met de grootste bezwaren te kampen. Wel
kwamen kleine partijen zich bij hen - voegen, doch met
weinig werkdadige hulp; tot dat in het begin van De-
cember, met den aanvang van het gunstige jaargetgde, een
aantal jonge lieden aangekomen zijnde, 460 gewapende
ruiters zich onder het bevel van Andries Pretorius stel-
den, die zich insgelijks kort geleden bij de uitgeweke-
nen gevoegd had, onder wien hij zich (als weleer vold-
kornet in -het district van Graaf Reinet geweest zijnde)
zeer populair gemaakt had.
Zj werden krachtdadig onderstennd door den dapperen
en regtschapen Carel Landman, die zich met al de uit-
gewekenen bij hen voegde, welke zich reeds bij de baai
liadden beginnen neder te zetten; en deze vereenigde
magt, zich de ondervinding van het verledene ten nutte
makende, naderde met groote omzigtigheid, eiken avond
hare stelling verzekerende, zoodat zij^ de Umslatoos-rivier
bgna genaderd zijnde, ten volle bereid was, toen, bij het
eerste aanbreken van Zondag den 16*'*'' December 1838;
hmme stelling door Dingaan's geheele krijgsmagt, van 10
of 12,000 man, met eene tot nog toe voorbeeldelooze
woede werd aangevallen. Drie uren lang wendde de vij-
and z^ne uiterste pogingen aan om bres te maken, en het
kamp der uitgewekenen te overweldigen, tot dat Pretorius
ziende dat do Zoolah's bestendig de ëéne zijde van het
kamp bestormden, terwijl zich bij de verdedigers reeds
Digitized by
Google
92 DE LANDVERHUIZING
gebrek aan ammunitie begon te openbaren, aan 200 rui-
ters bevel gaf tot een plotselingen aanval op de lijn, waar -
mede de Zulu*s reeds slaags waren ; en deze ruiters, den
vijand in de beide flanken nemende, en hun doodel^ke ko-
geljagten op de digte massa rigtende, die binnen eeiic
kleine ruimte waren opeengehoopt, dreven hen ten laatste
met een vreeselijk verlies op de vlugt. De uitgewekenen
verzekerden, dat niet minder dan 3000 Zoolah's in het
stof beten, en hunne nederlaag moet wel volkomen ge-
weest zgn, dewgl Dingaan, als door panischen schrik aan-
gegrepen, zijne geheele stad Umkongloof zelve in brand
stak, en met het overschot z^ner magt voor langen tijd
in de wouden rondom de Umvaloosrivier de wijk nam.
Daar de uitgewekenen slechts drie of vier dooden en
even zoovele gekwetsten telden (onder welke laatste Pre-
torius zelve was,) rukten zij terstond naar Umkongloof,
welke stad reeds gedeeltel^k in brand stond; en op den
vreesel^ken heuvel in haren nabijheid aanschouwde men
nu, op een grooten hoop gestapeld, de beenderen en over-
bl^fselen van Retief en zijne honderd strijdmakkers, die daar
nu tien maanden geleden, als slagtoffers van Dingaans ver-
raderij waren gevallen, doch wier dood nu gewroken werd.
Vele der strikken of riemen, waarmede men de Igken naar
herwaarts gesleept had, vond men nog aan de beenderen
der geraamten. De schedels waren vreesel^k gebroken, en
vertoonden nog de teekenen van het geweld der knodsen
en steenen, terw^l (zonderling!) het geraamte van hun
ongelukkigen leidsman, Retief, herkend werd aan een le-
deren tasch of bandelier, dien hij over de schouders ge-
dragen had, en waarin hg de door Mr. Owen geschrevene
Tikte geborgen had, die den afstand van dit grondgebied
aan de uitgewekene boeren behelsde. Daags vóór den. moord
was dit stuk opgemaakt, en met het handmerk van Din-
gaan onderteekend, waarbij hij verklaarde: rraan Retief en
zgne landgenooten af te staan de plaats, genaamd Port Natal»
met al het land daaraan verbonden ; te WQten : van de Tugola
tot aan dé Umzimvooboo-rivier, en van de zee, noordwaarts,
zoo verre als het land bruikbaar en in mijne bezitting is.*'
Digitized by
Google
DER HOLLANDSCHE BOEUEN ENZ. 93
Dit Zijn do eigene woorden van het oorspronkel^ke docu-
ment, hetwelk nog volkomen leesbaar gevonden werd. Het
werd in 1843 door den Volksraad in mijne handen gesteld,
en is thans ^) of behoort te zijn onder de archieven van
het Koloniaal bestuur alhier.
Nadat de uitgewekene boeren de overblyfseleu hunner
rampzalige landgenooten op een e voegzame wijzo hadden
ter aarde besteld, bespeurden zij dat hunne paarden en
ammunitie niet toereikende zouden zijn tot het voortzetten
van een afmattenden oorlog tegen Dingaan in zijne versterkte
plaatsen; weshalve zij besloten, om langzaam terug te trekken.
Z§ deden zulks ook met weinig verlies, omstreeks 5000
stuks vee medenemende, hetwelk zij, als de wettig en be-
zwaarlijk verkregen oorlogsbuit van dezen veldtogt, onder
elkander verdeelden.
Bij hunne tehuiskomst van dezen welgeslaagden inval,
waren zij niet weinig verbaasd, te zien dat sir George Napier
(die sir Benjamin d'ürban in het Gouvernement van de
Kaapkolonie was opgevolgd) een klein detachement Schotten,
onder bevel van den majoor Charters, had afgezonden, om
de baai van Natal in bezit te nemen. Deze maatregel —
zoo als in eenc proclamatie van den 14den November 1838
ook erkend werd — was klaarblijkelijk de vrucht van het
verlangen n om aan de, door eenige uitgewekenen van de
Kaap-kolonie, onderdanen van Zijne Majesteit, onwettig be-
werkstelligde inbezitnemingen van gedeelten grondgebieds,
den inboorlingen toebehoorende^ een einde te maken tt ;
terwijl die proclamatie den bevelvoerenden officier dezer
krijgsmagt al verder magtigde ft om alle wapenen en krygs-
behoefiten; die zich tijdens de inbezitneming van Port Natal,
in het bezit van eenig inwoner zullen bevinden, op te sporen,
tot zich te nemen, en in militair bezit te houden, n
• De majoor Charters keerde onmiddellijk naar de Kaap
terug, toen het kommando van het detachement op Kapitein
Jarvis, van het 72ste regiment, overging. De algemeene
^) Ik heb op zeer enkele plaatsen, de vertaling in het tijdschrift
"Europa^' niet geheel gevolgd. Hier waren de woorden van den Heer
Cloete rrof behoort te zijn" niet overgenomeu.
Digitized by
Google
94 DE LANDVERHUIZIXa.
en kwalijk bepaalde aard zijner instructiën zou aanleiding
hebben kunnen geven tot ernstige geschillen, zoo al geene
hevige botsingen, tusschen hem en de uitgewekene boeren,
met betrekking tot de aan hem verleende magt om hun
buskruid en ammunitie in beslag te nemen ; doch de goed-
willigheid en verstandige inschikkelijkheid van dien officier,
wist elke opgerezene moeijelijkheid spoedig bij te leggen,
en op hunne belofte van er geen gebruik van te zullen maken
tot aanvallende vijandelijkheden tegen de inboorlingen, gaf
hij hun buskruid, hetwelk hij voorloopig had in beslag ge-
nomen, terug. De noodzakelijkheid om het detachement te
voeden en in behoorlijken staat te houden, gaf aanleiding
tot eene wederzijdsche wisseling van behoeften^ en van toen
af aan vestigde zich de vriendschappeiykste betrekking tus-
schen de beide partijen, die sedert ongestoord is gebleven.
Middelerw^l werd door de uitgewekene boeren de grond
gelegd tot dit stadsgebied van Pietermaritzburg, en van het-
geen thans den naam draagt van v Town of d'Urban n. Voor
beide werden Landdrosten aangesteld; door dezen werd een
meer regelmatig systeem van bestuur gevestigd, en met de
bekwame hulp van mr. Boshof (de tegenwoordige griffier van
het Hof), die omstreeks dien tyd met zijn geheelen stam in dit
district aankwam^ kwamen verscheidene wetten en reglementen
tot stand, die hen trapswijze uit den toestand van regering-
loosheid verlosten, waartoe zij bijna vervallen waren. Terwijl
de winter van 1839 onder deze pligten en werkzaamheden
voorbijging, begon Dingaan, die zich eenigzins van zijne ge-
ledene nederlaag hersteld had, gezanten te zenden, die 316
paarden, den uitgewekenen b^ verscheidene gelegenheden
ontroofd, terug bragten, en zijne genegenheid boodschapten,
om met hen in vriendschappel^ke betrekkingen te treden. Hun
antwoord was waardig en mannelijk: dat zg, namel^k, gee-
nerlei vredesverdrag met hem wilden sluiten, tenzij hij hun
alvorens al hun vee en schapen terug gaf, en hg de waarde
van al hunne geroofde of verwoeste eigendommen betaald
had. Dit gaf aanleiding tot herhaalde gezantschappen, belof-
ten van teruggave en aanwijzingen van plaatsen, waar ten
minste een gedeelte van het vee en eenig schietgeweor zou
Digitized by
Google
DER H0LLAND8CHE BOERGlf, £NZ. 95
worden teruggegeven; doch weldra ontdekten de boeren , dat
al deze gezantschappen en beloften niets anders dan voor-
wendsels waren, om een regelmatig stelsel van verspieding
te onderhouden, daar een dier voorgewende gezanten (of ver-
spieders) gevangen zijnde, bekende, dat hij gezonden was 019
Dingaan te onderrigten, of de boeren naar hunne hoeven te-
rag keerden, dan wel of zij zich digt bi) hunne rrlagers''
hielden; dus duidel^k toonende dat hij slechts op eene gele-
genheid wachtte, om eene nieuwe razzia tegen hen te beproe
ven. Deze toestand, die hen in gestadige onrust deed ver-
keeren, verlamde natuurlijk al hunne reeds aangevangene
pogingen om de hand met kracht aan den landbouw te slaan,
en zich verder uit te breiden, toen het ondoorgrondelijk be-
sloit der Voorzienigheid eene dier gebeurtenissen tevoorschijn
riep, waarop zij in het geheel niet waren voorbereid, waarin
zij zelfs niet eens de voornaamste handelende personen wa-
ren, doch die hen tot het onbetwiste bezit van het geheele
grondgebied van Natal voerde.
Er waren destgds maar twee broeders van Chaka en Din-
gaan meer in leven; de oudste, Panda of Umpanda (zoo
als zgne onderdanen hem noemen), en een jeugdige knaap,
met name nClu Clu ^y* Umpanda had juist den mannelg-
ken ouderdom bereikt, doch was in alle buitensporigheden
ran zinnelijken wellust opgevoed, zoodat hg alleen om z^ne
onkrggshaftige levenswijze bekend was, en het voorwerp
der bespotting van de krijgslieden en der verachting van
Dingaan werd, die hem een t^d lang met volle ruimte de
involging z^ner verw^fde neigingen scheen in te willigen,
ds het beste middel tot zijne eigene persoonlijke veilig-
keid, dew^l Dingaan's kr^gslust zóó onverzadelijk was,
dat h^, ondanks z^ne in de maand December van de uit-
gewekene boeren ontvangene nederlaag, op nieuw een sterk
leger gemonsterd had, waarmede h$ r»Sapusa'* aantastte,
doeh met een vreesel^k verlies werd afgeslagen.
^ Clu Clu is yermoord door Pauda in 1843, by welke gelegenheid
Inmne moei Mawa met een groot aantal van Cbaka's en Dingaan^s oade
volgelingen, naar dit land geylngt is, en deze thans nog gevestigd
KÖa in het District, Yoornamelijk in de ümvooti en Inanda locatie's.
Digitized by
Google
96 DE LANDVERHUIZING
Het was derhalve niet onnatuurlijk, dat zich, zelfs ouder
de Zulu's, eene parti) vormde, die deze ihoorddadige oor-
logen moede werd, en genegen scheen om Panda te onder-
steunen, met het doel, om eenmaal tot vrede met de uit-
gewekenen en de omliggende natiën te geraken. Van dat
oogenblik af, besloot Dingaan de gelegenheid af te wach-
ten, om zijn broeder te vermoorden; doch er schijnt iets
van dat voornemen te zijn uitgelekt ^ althans, Panda ont-
vlood op eenmaal met een talrijk gevolg, trok de Tugula
nabij haren mond over, nam eenige landen bij de Umvotee
in bezit, en zond gezanten naar de uitgewekenen, om hunne
hulp en bescherming in te roepen. Men was in den be-
ginne niet zonder achterdocht, dat hier niets anders dan
een tusschen hem en Dingaan listig overlegd plan in het
spel was, om hen naar het land der Zulu's te lokken ; doch
na herhaalde b^eenkomsten, die met veel takt en bekwaam-
heid door den Landdrost Roos, van d'Urban, door G. Kemp,
Moolman, Morewood, Breda en verscheidene anderen be<
stuurd werden, geraakte men tot de sluiting van een be-
hoorlek aanvallend en verdedigend verbond, bij welks ar-
tikelen de uitgewekene boeren zich verbonden om Panda te
ondersteunen en te verdedigen, waartegen h^ op zich nam,
om hen in al hunne oorlogen tegen Dingaan bij te staan.
Daar het begin des jaars 1840 als het beste jaargetijde
beschouwd werd, tot het beginnen van aanvallende opera-
tien, monsterden de uitgewekene boeren wederom eene magt
van 400 ruiters, die, onder het opperbevel van Andries
Pretorius, zich bij het leger van Panda voegden, hetwelk
omtrent 4000 man sterk was. Deze vereenigde magt rukte
in Januar^ op nieuw in het land der Zulu's, terwijl de
uitgewekenen zich nogtans met behoedzaamheid op eenigeu
afstand van Panda's leger hielden, hetwelk, onder de be-
kwame leiding van rrNonklaas'' (thans Panda's voornaam-
ste raadsheer en krijgsbevelhebber) met ongeduld het ge-
vecht scheen te verbeiden.
Terw^l de legertroep der uitgewekenen in deze stad uit-
gerust en gemonsterd werd, kwam een van Dingaan's
voornaamste gezanten, Tamboosa, hier aan, als overbren-
Digitized by
Google
ENZ. 97
ger van een bijzonderen last, en aanbiedingen tot vrede.
H^ werd nogtans met z^n bediende, Combizana, gevangen
genomen, en leido, na een gestreng verhoor, de openhar-
tige bel^denis af, dat ook hij was afgezonden met het
doel, om Dingaan den toestand van de vereenigde legers
der uitgewekenen, en van dat der Zulu's onder Panda te
berigten. De laatste, klaarblijkelijk tegen dezen persoon
(een van Dingaan's voornaamste raadslieden) verbitterd,
beschuldigde hem als de hoofdoorzaak van den moord van
Retief en de zijnen; dat hij tegen zijn (Panda's) leven
had zaimgezworen, en zijn dood aangeraden; kortom, hij
bragt zulk eene reeks van bezwaren tegen hem in, dat h^,
tegen alle beschaafde gebruiken aan^ als gevangene met
het leger werd medegevoerd, tot dat het de oevers van
de BnjQfalo- en Umzimjatee-rivier bereikte^ waar een krijgs-
raad gevormd werd, die, onder den invloed der spanning
▼an het oogenhlik, weldra een doodvonnis over de onge-
lukkige gevangenen uitsprak, hetwelk eenige uren later
ten tiitvoer gebragt werd. Tamboesa beschuldigde zijne
beulen niet slechts op eene waardige wyze van de schen-
ding aller gebruiken jegens afgezanten, zelfs jegens wil-
den, doch smeekte, onder betuiging dat hy volkomen gereed
was om te steiVen, (hoewel te vergeefs) om genade voor
z^en jeugdigen dienaar, die, slechts zijn adjudant z^nde,
met z^n meester te volgen^ niets anders dan zgn pligt
gedaan had.
Deze vlek op het gedrag der uitgewekenen ten aanzien
der Zulu's, is nogtans de éénige geweest, daar zij anders
altoos de vrouwen, kinderen en weerloozen spaarden, en
hunne oorlogen met even zooveel gematigdheid als krggs-
kunde en dapperheid wisten te voeren.
Weinige dagen na deze treurige teregtstelling ontmoette
het leger der Zulu's, onder Panda, dat van Dingaan, waarop
een wanhopig gevecht ontstond. Een of twee van Dingaan^s
regimenten liepen gedurende den strijd in massa tot Panda
over, waarop twee andere van Dingaan's beste benden^ die
dapper voor hem vochten, ten eenenmale vernietigd wer-
den, en het gevecht met z^ne geheele nederlaag en vlugt
7
Digitized by
Google
98 DE LANDVERHUIZING
eindigde. De uitgewekene boeren^ die aan dezen slag geen
deel hadden genomen, vervolgden het behaalde voordeel
met grooten gver. Zij dreven Dingaan over den Zwarten
Umvoloos, en van daar verder tot aan de oevers van de
Pongola, waar hij, door al zijne aanhangers verlaten, met
omstreeks een honderdtal der zijnen, eene schuilplaats bij
den kleinen stam der Amasureo's, nabij de Delagoa-baai,
zocht ; doch die (zoo als men meent, dewgl ik niet geloof
dat er bepaalde zekerheid van bestaat) hem vermoordden,
om hunner eigene veiligheidswille bij zijne gedurige en
vreesel^ke strooptogten tegen hen en de naburige stammen.
Daar er nogtans aan z^n dood, even zoo min als aan
de verstrooiing van zijn geheele leger te twgfelen viel,
hielden de uitgewekene boeren op den 14den Febniarij
1840 eene algemeene vergadering aan de oevers van den
Umvoloos, alwaar Andries Pretorius, onder het lossen van
hun schietgeweer, Umpanda tot éénigen en erkenden ko-
ning der Zulu's uitriep; terwijl zij, b^ eene door hem uit-
gevaardigde en door de overige bevelhebbers mede onder -
teekende proclamatie, verklaarden, dat hun gebied zich van
de Umvoloos Umfana, of Zwarte Umvoloos, en de St. Lu-
cia's-baai; tot aan de Umzimvooboo of St. Jans-rivier
uitstrekte. En werkel^k oefenden zij, door hunne op dien
dag genomene besluiten, een zeker gezag of oppermagt uit
over Umpanda zelve, van wien zij, als schadeloosstelling,
36,000 stuks vee ontvingen, waarvan 14,000 stuks aan die
boerea werden afgestaan, die, aan gene zgde van den Draken-
berg wonende, zich slechts als bondgenooten by hunne
vrienden gevoegd hadden; terwijl de overige 22,000 (of
liever het treurig overschot daarvan, want veel was er op
den weg ontvreemd of verloren geraakt) aan den voet van
den Zwartkop, nabg deze stad, gebragt werden, alwaar
zij, op eene plek, die van daar nog altoos den naam van
ffDeel-lager" behouden heeft, onder de boeren verdeeld
werden, die tot dit district behoorden, en uithoofde van
geledene schade bij de vroegere oorlogen en strooptogten,
aanspraak hadden op billijke schadevergoding.
Weinige dagen vóór den uittogt der boeren tot hunne
Digitized by
Google
99
]aatste en beslissende overwinning op Dingaan en zijne
magt, werd door sir George Napier, die bevel ontvangen
had om het 72ttte regiment huiswaarts te zenden, en be-
speurde dat de Secretaris van Staat voor de koloniën
weinig lust betoonde om z^ne staatkunde van inbezitne-
ming van dit district vol te houden, een vaartuig naar
de baai afgezonden, met bevel aan Kapitein Jarvis, om
zich met zgn gansche detachement in te schepen ; by welke
gelegenheid hij den Landdrost Roos, te d'Urban, een brief
schreef, die, na het opperen van eenige klagten van in-
boorlingen over inbreuken op hun eigendom, met den vol-
genden heilwensch tot afscheid eindigde :
,En thans, op m^n vertrek staande, blgft mij alleenlijk
over, u allen, afzonderlek en. gezamenlgk, alle heil en voor-
spoed te wenschen ; van harte hopende^ dat, in de bewust-
heid uwer kracht, de vrede het doel uwer beraadslagingen,
regtvaardigheid, voorzigtigheid en gematigdheid de wet uwer
daden moge z^n; dat de dr^fveêren uwer handelingen uwer,
als menschen en christenen, waardig mogen blgven; dat in
latere tgden uwe aankomst nog als een zegen herdacht moge
worden^ dewijl gij de onwetendheid verlicht, het bijgeloof
Terdreven, en misdaad, bloedstorting en onderdrukking zult
hebben doen ophouden; en dat g^ deze schoone gewesten
in vrede en voorspoed bezitten moogt, de regten der inboor-
lingen altoos eerbiedigende, wier vaderland gij hebt aange-
nomen, en wier woning gij tot de uwe gemaakt hebt.**
Na deze door het opperhoofd der krijgsmagt^ op het oogen-
bük van zgn vertrek, gebezigde uitdrukkingen, en na den
algemeenen inhoud van de destgds aan hen medegedeelde
berigten uit de Kaapstad, Igdt het geen twgfel, dat de uit-
gewekene boeren de volledige overtuiging ontvingen, dat
Harer Majesteits Gouvernement besloten had, zich door niets
te laten afleiden van de staatkundige gedragsign, die het
reeds had doen verklaren, . dat niets Hare Majesteit zou
kunnen overreden, om eenig regt van oppermagt over deze
landstreken te doen gelden. Zij begrepen derhalve, dat zg,
krachtens deze akte van overgave van dit grondgebied door
Harer Majesteits krijgsmagt, zoowel als door hun reeds
7*
jfja;
100 DE LANDVERHUIZING
uitgeoefend gezag over Panda, die zgne magt enkel van hen
ontleende, beide de facto en de Jure (naar daad en regt) de
onbetwiste regeerders des lands waren geworden. Zij zagen
zich door alle naburige stammen geacht en gevreesd; elke boer
mogt nu onbekommerd rmederzitten onder zijn w^nstok en
vijgeboom"; en er is verder geen twijfel, dat, indien zij (als
ligchaam) meer verlichte begrippen hadden bezeten om de
juiste stelling te gevoelen waarin zij toen geplaatst waren,
Harer Majesteits Gouvernement hen ook toen reeds alle
voordeelcn van een eigen bestuur zou geschonken hebben,
bestaanbaar met eene bloote erkentenis hunner getrouwheid
aan Hare Majesteit en Hare opvolgers.
Wg mogen dan nu deze lezing, waarin wg hen tot aan
het rustig en vreedzaam bezit van dit grondgebied verge-
zelden, besluiten met de regelen van den Mantuaanschen
zanger op hen toe te passen, waar hij, in zijne tweede
Oeorgica, van de landlieden zijns vaderlands zingt :
ttO fartunatos nimium bona si sua norintf
Agricolas! etc.''''
Daar dit geheele fragment zoo b^zonder toepassel^k is
op den toestand waarin deze onze boeren zich destgds be-
vonden, zal ik met de mededeeling daarvan, volgens de
vertolking van Ring, besluiten :
O landvolk, hoe w^elzalig is uw lot,
Zoo ge uw geluk alechtB in zgn volheid kent
Verwijderd vttn geweld en kr^gsgevaar,
Van wapenklank, trompet en oorlogstrom,
Schenkt, als in vrede uw dagtaak is volbragt,
ü 't stroodak koelte, en vasten, zoeten slaap,
Wgl moeder aarde, uit milden, vruchtbren schoot,
Uw schuren vult, uw korven buigen doet.
Wat schaadt het u, al opent geen paleis
Van marmersteen zijn breedQ vleugelpoort,
£n Iaat een schaar vergulde vleijers in?
Wat schaadt het, dat geen trotsche zuilenr^.
Geen beeldenstoet, door *s kunstnaars hand gewrocht
Geen kleedertooi, geen zijde- of goudgeweef,
Geen pracht van Tyrisch purper 't oog u boeit,
Digitized by
Google
DER UOLLANDSCHE BOEREN^ ENZ. 101
Of *i renktreeoor yan 't weeldrig Oosterland
Met zoeten geur wellustig u omgolft?
Aan ijdle vreugde en dwazen tooi ontwend,
Is rust uw lot| en Trede, en yeiligheid.
Een matig deeli maar wisslings rijkste keur,
£en hoeve, een hut, een bron, een koele grot,
Waar *t stroomkristal zijn zilvren golfjes stuwt,
Wyi in de beemd de loeiende os zich strekt, —
't Is alles 't uwe. U faalt do bruine hei,
ft Onmeetlijk perk van 's jagers zoetst genot,)
Noch 't zangrig koor dor wouden; noch oen kroost
Door d' arbeid hard, met luttel vergenoegd,
Nooh grijsaards, wie nog levenslust verblijdt,
Noch 't huis-altaar, den besten God gew^d!
Ik heb in deze lezingen eene getrouwe en onopgesmukte
I voorstelling trachten te geven van de voornaamste oorza-
I ken, welke geleid hebben tot de uitwijking van een groot
I gedeelte onzer mede-kolonisten, en tot hunne verlating
van het land hunner vaderen, om in de wildernissen van Zuid-
Afrika, en in dit district, een nieuw vaderland te zoeken.
Bij deze voorstelling heb ik gepoogd niets te bewimpelen,
maar ook niets te overdrijven. Ik wilde alleenlijk aantoonen,
dat deze uitgewekenen (als ligchaam) eene achtenswaardige,
vennogende en talrigke vereeniging van menschen uitmaken,
die, door geen gouddorst aangelokt, even weinig als door
de zucht om eenige stammen van wilden ten onder te bren-
gen, slechts een land zochten, en op wettige wijze poogden
te verkrijgen, waar zij zich, met veiligheid voor levens en
bezittingen, slechts in vrede mogten nederzetten.
j Dit doel hebben zij volkomen bereikt, en zoo hunne ware
stelling door hen-zelven goed begrepen, en door het Gouver-
nement juist gewaardeerd ware geworden, dan zou er later
niets hebben behoeven te gebeuren, tot schade der vriend-
schappelijke overeenstemming tusschen hen en een Gouverne-
ment, voor hetwelk de gouden regel dagelijks duidelijker
wordt :
S<Uu8 papuli suprenia lex!
('s Volks heil is de hoogste wet!)
Digitized by
Google
n.
Verlies van Natal en nederzetting aan de Vaalrivier.
De Heer Cloete^ wiens voorlezingen in de vorige afdee-
liogen zgn medegedeeld, is voor de geschiedenis die in dit
werk nagegaan wordt, de beste getuige, dien men ver*
langen kan. Hg is van afkomst Hollandsch Afrikaan,
heeft zijne voorbereidende studiën gemaakt te Beverw^k
onder de leiding van den Predikant der Hervormde ge-
meente aldaar; is te Utrecht aan de akademie geweest en
dddr gepromoveerd tot Doctor in de beide regten. In
Zuid-Afrika teruggekeerd, heeft hg in onderscheidene be-
trekkingen, steeds een werkdadig deel genomen, in al de
handelingen van het Kaapsche Gouvernement jegens de
Hollandsch- Afrikaansche Landverhuizers. Hij is getrouwd
met eene Ëngelsche vrouw : drie zijner dochters zgn gehuwd
met Ëngelsche officieren; aan zijn huis wordt nimmer an-
ders dan engelsch gesproken en hij behoort met zgn ge-
heele gezin tot de Ëpiscopaalsche kerk. Hg is als mensch
en als regter te algemeen en te hoog geacht om van par-
tgdigheid in zijn oordeel eenigzins verdacht te kunnen
worden, en al ware hij dit niet, dan zou die verdenking
nog eerder gelden, in het voordeel van de Ëngelsche, dan
in dat der Hollandsch-Afrikaansche partij.
Ten andere zijn die voorlezingen door hem uitgespro-
ken in het engelsch, in de voornaamste Sociëteit van de
hoofdplaats van het District, ten aanhoore van al de daar
aanwezende ëngelsche ambtenaren, officieren en notabelen, en
Digitized by
Google
NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 103
maar zeer kort daarna heeft h^ geene zwarigheid gevonden
ze h^ den Grouvemementfi-drukker in het licht te geven.
Die voorlezingen leveren derhalve voor de Kaapsche Land-
verhuizers het onwraakbaar bewya:
lo. dat de zendelingen in Zuid- Afrika — op enkele uit-
zondering na — de bewerkers geweest z^n van al het
kwaad, dat z^ geleden hebben ; van den tegenwoordig min-
der ganstigen toestand der Hottentotten en Kaffers dan voor
1813 en van al het nadeel, wat Groot Brittanje van hare
Zoid-Afrikaansche Koloniën tot nog toe ondervonden heeft.
2o. dat het Gouvernement in Engeland nooit de uit-
breiding van haar grondgebied in Zuid-Afrika en zoo
ook nimmer de inbezitneming van Natal verlangd heeft,
maar dat dit handelde naar onjuiste en part^dige herig-
ten van het Kaapsche Gouvernement en van de zende-
lingen.
3o. dat het Kaapsche en Ëngelsche Gouvernement zich*
lieten leiden door de zendelingen, en,
4o. dat Natal hun onbetwistbaar eigendom was geworden.
De lezer is straks bekend geworden met den hoofdinhoud
der proclamatie van den Gouverneur der Kaapkoloniën van
14 November 1838. Het antwoord daarop, van den volks-
raad der emigranten — waaronder zich toen onderscheidene
goed onderwezene mannen bevonden, was:
rrOnze emigratie heeft niet heimelijk, maar openlijk plaats
gehad en zonder eenige belasting schuldig te blijven. De
Luit. Crouvemeur heeft ons openlijk verzekerd dat er geene
wet bestond tegen vrijwillige emigratie. De emancipatie der
slaven was geenszins oorzaak der emigratie: eene lange en
treurige ondervinding had bewezen^ hoe duur slavenarbeid
te staan komt^ ook zal noch slavem^, noch slavenhandel in
de Republiek geduld worden. — De oorzaken der emigratie
z^n bijzondere^ en algemeene. Om van de b^zondere oorza-
ken slechts ééne te noemen, haalt men op: het wederregte-
l^e arrest zonder oorzaak van de Ëchtgenoote uus, terwijl
haar man op kommando tegen de Kaffers afwezig was. —
De algemeene oorzaken zijn; De ordonnantie N<>. 19^ die ver-
nederend is, terwijl de opvolgei^de verordeningen onze sla-*
Digitized by
Google
104 VERLIES VAN NATAL
ven bedorven, en ons geruïneerd hebben. — De ongeregeld-
heden der zwervende Hottentotten en vrije Negers, welke
straffeloos plaats hadden. — Na den laatsten Kafferoorlog,
waren onze huisgezinnen geplunderd en door vuur vernield;
het ons door de Kaffers ontstolene hoornvee was, na terug-
krgging van de roovers, of openlijk verkocht, of door ver-
waarloozing omgekomen^ of tot voeding der soldaten geslagt,
zonder dat ons eenige indemniteit is toegestaan, of voor ge-
stolen vee, of voor verbrande woningen of voor vermoorde
maagschap^ of voor de door ons gemaakte onkosten in paar-
den, zadels^ équipement, voeding enz. of voor de geledene
vermoeijenissen bij de vervolging der plunder- enmoordzieke
Kaffers. — Eindelijk moeten genoemd worden de overeen-
komsten door den Luit. Gouverneur met de Kaffers gesloten,
waarbij hun allerlei waarborgen zign toegekend en geene aan
de boeren, zoodat wij aan hunne dagel^ksche plunderingen
en rooverijen blootgesteld bleven. — Ons bleef dus niets over
dan, óf onzen geheelen ondergang bedaard en lijdelijk af te
wachten, óf te emigreren. •
6en 3**° December 1838 ^) onischeepte evenwel Kapitein
Jarvis. Het Gouvernement had van geen gunstiger tijdstip
kunnen gebruik maken. De emigranten waren nog maar een
anderhalf jaar hier. Zy hadden nog geen rust genoten. Zij
hadden in Dingaan eenen schrikkclijken vijand. Freeman —
in zijn vroeger aangehaald werk, bl. 198 — stelt de magt van
Dingaan alléén^ op een vierde, van de gansche Kaffer-
bevolking in geheel Zuid- Afrika tot aan de 20^ graad Zui-
derbreedte. Zij leden gebrek. Er was geen aanvoer van le-
vensmiddelen en zij hadden geen tijd gevonden, om den grond
te bebouwen, en sedert eenige weken was eene ernstige en
aanstekende ziekte — de mazelen — onder hen uitgebro-
ken. Doch de keus van dat oogenblik behoorde niet tot de
wonderen. Het Gouvernement was door de zendelingen van
alles onderrigt. Door hen werd Dingaan raad gegeven en
van ammunitie voorzien. Door hunne tusschenkomst werd
*) Deze en volgende tijdsopgaven zijn te vergelijken met de t^dre-
keniog voorkomende in de almanak van Port Natal van 1852 .
Digitized by
Google
EN NEDEBZETTING AAN DE VAALRIVIER. 105
den emigranten onthouden, wat bun door hunne vrienden
aan de Kaap werd toegezonden, en — zoo min de emigran-
ten als hunne vrienden, waren met den juiBtcn toestand van
zaken, met de bemoeiing en leiding der zendelingen bekend.
Kapitein Jarvis werd dan ook met z^ne geringe magt
toegelaten. De emigranten zagen daar geen kwaad in, tot
dat hi) aan de baai van Natal eene kleine vesting geplaatst^
dür de engelsche vkg geheschen en het gerucht had doen
verspreiden, dat een groot gedeelte van den grond der kolo-
nie, door het Engelsche Gouvernement zou verkocht wor-
den aan Engelschen, die gereed waren zich derwaarts in te
schepen. Toen stelden de emigranten aanstonds eene wacht
van 40 man, in de nabyheid van de engelsche vesting en
verkondigden het volgende besluit, dat ten zelfden dage naar
de Kaapstad verzonden werd :
Protest van den Votkaraad der Emigranten,
lyeze besluit:
"Dat, ingeval van het landen van eenige vreemde emi-
granten in de Baai van Natal^ zonder vooraf verkregene
toestemming van den Yolksraad, zoodanige emigranten als
vijanden van den Staat zullen worden beschouwd.
r'Dat, wanneer de aankomst van emigranten zal worden
gesecondeerd door zoodanige militaire magt, als waardoor
de landing door ons niet kan worden belet, wij alsdan
zuilen terug trekken in de bosschen, bergen en kloven, die
de Baai in alle directiën omringen, en aldaar in afgezon-
derde kleine partyen, ieder op zich zelve, ageren, naar het
voorbeeld van de verdrukte Spanjaarden, op het principe
van don Carlos^ van geene l^fsgenade te vragen noch te
geven, tot dat wij zullen hebben herkregen, dat wettig het
onze is.
rrDat de onderscheidene Kommandanten en Kapiteins van
de gewapende burgerij zullen opgeroepen worden, ten einde
verdere bepalingen te maken, met betrekking tot de ver-
deeling en aanvoering van de magt, onder hen geplaatst.
i^Dat een genoegzaam getal slagtvee, en voorraad mielies
Digitized by
Google
106 VERLIES VAN NATAL
en andere mondbehoeften in de omstreken van de Baai zul-
len worden aangevoerd, tot onderhoud van eene wacht van
40 man, enz., enz.
rfDat een gedeelte der ammunitie zal worden geplaatst on-
der de zorg en verantwoordelijkheid van den plaatselijken
Landdrost
ffAldus gedaan in onzen Volksraad, op heden den 11'^°''
Nov. 1839.
President en Leden van den VoUcêraad^
(Get) j. s. MARiTZ, Voorzüter; g. j. roedolph;
A. W. J. PRETORIUS; JAC. JOH. BURGER; P. T. VAN STADEN',
M. VAN DEVENTER; WILLEM A. BOTHA; G. P. KEMP.
Niet meer dan dit geringe bewijs van vastberadenheid en
gevoel van eigene kracht was noodig om het Kaapsche Gou-
vernement schrik aan te jagen, vooral daar het nu wist dat
men in Engeland zgne staatkunde niet deelde. Zoodra het
met dit besluit bekend werd, en van de gestelde wacht ge-
hoord had, werd aan Kap. Jarvis het bevel gezonden om Na-
tal zoo beleefd mogelijk te verlaten. Mijne lezers hebben zijn
afscheid — hiervoor op bl. 99 vernomen, en zullen mij toe-
stemmen, dat hij den onaangenamen last voortreffelijk uitge-
voerd heeft. Alreeds op den 24'*°'* December 1839, dus slechts
6 weken na het protest der emigranten, was hij met al zijn
gevolg verdwenen.
De ]ezer moet bij al het volgende in aanmerking ne-
men, dat de regering in Engeland altijd tegen de uit-
breiding van grondgebied in Zuid- Afrika geweest is; zelve
die nimmer verlangd heeft en schoorvoetend, de reeds
genomene maatregelen van . het Kaapsche Gouvernement
tot dat einde strekkende, goedkeurde. En vooral ook^
dat z^ niet vóór in het jaar 1852 met den waren
stand van zaken is bekend geworden, en toen eerst tot de
overtuiging kwam, dat de vroegere rapporten omtrent de
Uollandsche Afrikanen en speciaal de Kaapsche landver*
huizers en zoo ook die over de zwarte of gekleurde bevol-
king, part^dig en onwaar geweest waren en dat men de
eersten groot onregt had aangedaan ten behoeve van de
Digitized by
GoogiG
EN NEDERZETTING AAN DE VAALBIVIER. 107
l&atBten. Dit een en ander is te bewijzen uit de briefwisse-
ling, die tasschen de regering in het moederland en bet
Kaapsche Goavernement is gevoerd, welke in haar geheel
overgenomen wordt, in het zoogenaamde Blaauwe boek, dat,
op bevel van Hare Majesteit, de beide huizen van het Par-
lement aangeboden wordt en welk boek, door deze aanbie-
diqg, weder voor andere belangstellenden verkr^gbaar is.
Indien ik hier alle plaatsen overnam, om mijne lezers
dat bew^s te leveren, dan zou dit boekdeel te dik en te
kostbaar worden. Ook zal het van zelve uit het vervolg
blaken, dat de Engelsche regering, sedert 1852; geheel in
overeenstemming met het hier aangevoerde en die overtui-
ging gehandeld heeft en nog handelt, en dat het ook daarom,
selfe niet meer verondersteld kan worden, dat zij weder van
haar tegenwoordig besluit zal afwijken; vooral niet, nadat
de vorige handelingen, schrikkelijke verliezen en kosten voor
het moederland, zonder eenig voordeel en niet dan onover-
komelijk nadeel, veroorzaakt hebben.
Komen wij terug tot den vijand Dingaan. In September
1839 vernam de Volksraad, dat er onlusten in z^n rgk
waren ontstaan. De Heer Lauts zegt hiervan:
«Dingaan had oneenigheid gekregen met zgnen broeder
Panda, die het bevel voerde over de landstreek gelegen
titsschen de Tamboesie en de Toegala. De Zoola-Koning,
over Panda's ongehoorzaamheid verbitterd, zond eene kr^gs-
magt uit om moord en vei'woesting in die landstreek be-
zuiden de Umiaas te brengen. Verscheidene honderden Kaf-
fers waren reeds omgekomen, zoodat Panda voor zijn eigen
leven beducht begon te worden. Het Opperhoofd nam daarop
de w^k over de Toegala, waar hij zich in het gebied der
Emigranten bevond. Negen opperhoofden, duizenden Kaffers^
mannen, vrouwen en kinderen, volgden hem met hunne run-
deren, schapen en geiten.
Panda zond drie Yolkshoofden aan het bewind der
Republiek om van het gebeurde kennis te geven, met
betuiging dat hg nu op de bescherming der Republiek
rekende. Te gelijk ontving de Volksraad van zijnentwege
berigt, dat hg, als ouder broeder vfM) Dingaan, de eigenlijke
Digitized by
Google
108 VEBLIBS VAN NATAL
opvolger van Ghaka was, dat de Zoola-natie hem als
koning begeerde^ en dat hij gereed was een verbond met
het gemeenebest te sluiten. — Deze t^dingen waren voor
de Bewindvoerders van Natal van geen geruststellenden
aard ; men vreesde dat dit alles slechts eene looze vond was
van Dingaan, en dat hier waarsch^nl^k verraad achter zou
steken. Daarom zond men last aan Panda, voorloopig de
Omvoti rivier niet te overschreden^ en dat men hem
eerlang eenige gemagtigden zou zenden om met hem in
onderhandeling te treden.
Intusschen vernam men dat de Vorst der Zoola-Kaffers
de Toegala was overgestoken, en vëandelijkheden had aan-
gevangen. Eene der legerplaatsen van Panda werd door hem
aangevallen. De verdedigers schoten te kort, velen kwa-
men om, en eene menigte vrouwen en kinderen werden door
den overwinnaar weggevoerd.
Hierdoor, zoo wel als door andere omstandigheden,
werd het meer waarschënlgk, dat de toedragt der zaken
inderdaad zoodanig was als Panda zulks had doen voorko>
men. De voorloopige onderhandelingen met zijne gezanten
te Pieter-Maritzburg binnen korten t^d z^nde afgeloopen,
aarzelde men niet langer om eenigen afgevaardigden aan
Panda te zenden, die alsdan, te midden der Kaffers zijnde,
beter in staat zouden wezen zich van de waarheid van het
gebeurde te vergewissen en aan hetgeen gebeuren zou de
meest mogelijke plegtigheid te zetten. De Volksraad ver-
trouwde de leiding toe aan den Heemraad S. van Breda,
die als hoofd der bezending den titel van Landdrost ont-
ving. Den 26sten October 1839 bereikte hy het dorp of
de kraal van het Opperhoofd Panda, bg zich hebbende de
Raadsleden Gr. Kemp en Jac. Moelman, den Kommandant
Fourie, den Veldkornet Jan Meijer^ de Heeren Moorwood,
Dr. Krause, Delagorge, en andere achtenswaardige per-
sonen** ^).
1) De Hoogleeraar Laats heeft in zgn werk rrDe Kaapsche Land-
verhuizers, euz. Leijdon 1847'* deze onderhandeling, zóó naauwkea-
rig medegedeeld dat w^ niet beter kunnen doen dan ZEd. ver-
haal woordelijk overnemen,
Digitized by
Google
BN NfiDEBZETTING AAN DK VAALRIYIER. 109
Het verslag van deze zending, zoodra mogelijk aan den
Yolksraad gedaan, was van den volgenden inhoud:
rrKeeds b^ de eerste ontmoeting van de Commissie met
Panda bemerkte z^ in hem een terughoudend man, hoedanig
h^ zieh steeds in alle handelingen kenmerkte.
"Na het oogmerk van deze Commissie medegedeeld te
hebben en den last door den Volksraad aan ons opgedragen,
werd h5 verzocht zich tegen den volgenden morgen te prepa-
reren, om als Vorst over de Zoola-emigranten plegtig te
worden gëinstalleerd, en als zoodanig aan z^n volk te worden
voorgesteld; waarna de vlag in zgne tegenwoordigheid werd
gebragt, en hij de voor den Raad vroeger gegevene plegti-
ge verzekering van vrede, vriendschap en bondgenootschap
met nadruk herhaalde. Deze betuigingen door z^ne hoofd-
kapiteins aan de b^eengevloeide menigte, (die wij op meer
dan 300D oorlogsmannen, en meer dan een gel^k getal jon-
gelingen en vrouwen hebben geschat), overgebragt zijnde,
werd een driemaal herhaald luid geschreeuw aangeheven,
hunne goedkeuring aanduidende. De volgende morgen tot
een feest en eenen militairen dans bestemd zijnde, werd door
Panda verzocht, dat hij na het afloopen derzelve, met het
afschieten der geweeren mogt worden vereerd. Des morgens
van dien dag werd Panda verzocht zich naar de tenten van
den Heer Breda te begeven, waar de Nationale vlag was
geplaatst en alwaar hem verscheidene schoono presenten
werden aangeboden. Daarna is Panda in onze vergadering
aan de regterhand van den Landdrost, en de overige Heeren
naar hunnen rang, geplaatst; bij welke gelegenheid de Land-
drost hem de verzekering van vriendschap 'enbondgenootschap,
alsmede de aan hem verleende bescherming van den Volks-
raad heeft herhaald. Dit wederom aan het volk overgebragt
zgndc, had er een driemaal herhaald vreugdegeroep plaats.
Vervolgens werd aan Panda te kennen gegeven, dat zijn
verblgf aan deze zijde van de Toegala slechts van eenen
t^del^ken aard was, en dat noch de uitlevering van eenig
vee, noch iets anders van wat aard ook, geene bedoeling of
regts-aanmatiging op het land, thans door hem geoccupeerd,
mogt in zich sluiten; maar dat h^ hetzelve, zoodra z^ne
Digitized by
Google
110 VERLIES VAN NATAL
eigene veiligheid dit maar eenigzins zou gedoogen, weder
moest verlaten. Ook werd hem voorgesteld: dat in het vervolg
geene doodstraf wegens veronderstelde toover^, superstitie
of onder andere belagchelijke voorwendselen, door hem zal
worden toegelaten; — dat by z^nen dood, zgn opvolger
door zijn volk, met onderwerping aan zijne toestemming,
zal worden gekozen; — dat zijn titel zal zijn Regerende
Prins van de geëmigreerde Zoolas, tot dat h^ in de op-
volging van Dingaan zal z^n bevestigd; — dat h^ de met
den Volksraad bepaalde limietscheiding zal erkennen; —
dat hij bij alle oorlogen in het vervolg, geene vrouw, kind
of weerloozen ouden man zal toelaten te vermoorden; en
geen oorlog of vijandelijkheid tegen eenig naburig Opper-
hoofd of volkstammen, zonder voorkennis en bewilliging
van den Volksraad, zal gedoogen. Drie Hoofdbevelhebbers
van Panda werden voor de nakoming van deze bepalingen
aansprakelijk gesteld.
Men oordeele over de wreedheid dezer Kaffers! Terw^l
het opgemelde verbond gesloten werd, en de genoemde
bevelhebbers zich verw^derden, werd een hunner met tal-
looze kris-steken afgemaakt! — Door de boeren hiertoe
aangezet, sprak hun Panda met ontevredenheid, een diep
neerslagtig voorkomen en ook met bedreiging toe, zeggende :
ff waarom eene daad als deze gepleegd^ in het b^zgn van de
witte menschen? Wat moeten zg van m^ denken, daar ik
nog voor weinige oogenblikken beloofd heb geene wreedhe-
den van dien aard te zullen toelaten? Waar zal ik in het
vervolg vrienden, waar bescherming vinden, als ik weêi^ zal
genoodzaakt worden te vlugten ?" — Daarna scheen er ge-
raadpleegd te worden over de gevoelens van de ons om-
ringende menigte, waarby de goedkeuring over het gebeiirde
by de meerderheid scheen bevestigd te worden, terw^l nog
steeds eenigen uit den aanhang van het vermoorde Opper-
hoofd met drift en fermeteit de zaak van hunnen vriend
bepleitten. Daar ik vreesde, dat door de voortduring van dit
verschil de verbittering zou toenemen, verzocht ik Panda
een begin met het feest te maken ; daarna de vlag met eene
generale charge gesalueerd hebbende, begon hun museleere*
Digitized by
Google
EN NEDERZBTTING AAN OB VAALRIVIER. 111
dans, die een zeer belangr^k, maar in vele opzigten vreesel^k
Yoorkomen aannam. Zoo vele duizenden, met zoo veel re-
gelmatigheid en gelyke ligchaamsbeweging, toon en gebaren
te zien ageren; terwgl de prijzers of vleijers hunne vele
loftuitingen herhaalden, van de deugden, rykdom, zachtmoe-
digheid, grootmoedigheid, luisterrijke geboorte en ligchame-
lijke schoonheid van hem en zgne vele vrouwen; waarin z^
welligt tot vervelens toe zouden z^n voortgegaan, ware het
niet dat door het in brand raken van den kruidhoorn van
den Heer Moorwood, die daardoor ligt gewond werd, terw^l
z^ne kleederen in vlam geraakten, een einde aan den dans
ware gemaakt Daarna keerde Panda naar z^ne woning
terag. — Op den middag van den volgenden dag begaven
wij ons tot het nemen van afscheid tot hem, hoewel w^
niet met die hartelijkheid of welwillendheid werden ontvan-
gen, waarop wij vermeenden aanspraak te kunnen maken.
Hem bij die gelegenheid over den goeden afloop zijner
installering geluk gewenscht hebbende, gaf hij te kennen 3
vette ossen aan den Landdrost, als een bijzonder present,
te hebben geschonken. Deze Drost antwoordde, dat hij ze
zon aannemen en onder de arme klasse doen verdeelen,
die daarvoor zeer dankbaar zou zijn, dewyl hg bij het
aanvaarden van zijn ambt gezworen had, voor zich zelven
geene presenten te zullen aannemen, en dit doende door de
regering daarvoor zou worden gestraft. Waarop Panda zeide:
rr indien dit het geval is, zal ik zelf 10 ossen geven voor de
armen, 10 stuks en 2 koeien voor u^ en voor degenen,
die bg de plegtigheid mijner installering geschoten hebben,
nog 42 koeijen, kalveren, enz."
De Volksraad begreep^ dat, na deze gebeurtenissen en
na de vorige vruchtelooze pogingen van de emigranten om
met Dingaan tot eene goede verstandhouding te komen,
zi} hem nu op nieuw moesten beoorlogen. De raad besloot
daartoe, en benoemde op den é!^^"" Januarij 1840 den Hoofd-
Kommandant A. W. J. Pretorius tot opperbevelhebber van
de veldtogt.
Het dagverhaal dezer togt, gedagteekend 24 Februarg
1840 en ingezonden aan den Volksraad luidde:
Digitized by
Google
112 VBRLIES VAN NATAL
DAGVERHAAL.
Overeenkomstig zeker Traktaat^ dat de twee Zoola-Am-
bassadeurs, namens den Zoola-Koning Dingaan, op den 13
Mei 1839, met den WelEd. Hr. A. W. J. Pretorius, als Hoofd-
Kommandant van den Hoog- Achtbaren Volksraad der Zuid-
Afrikaansche Maatschapp^ te Natal, hebben aangegaan,
volgens hetwelk zij hebben aangenomen, rrom alle schaden
die zij aan de Zuid-AfrikaanschcMaatschappg-onderdanen
hebben gedaan, bij de eerste opeisching te voldoen;*' deed
de gem. Hoog-Achtbare Volksraad van den Zoola-Koning
verscheidene malen het daartoe vereischte getal beesten
opeischen. Dit werd door Dingaan beantwoord met het
zenden van eenige klompjes van 50 k 100 beesten, als-
mede 2,000 af ivoor, vergezeld van eenige tonnen beloften»
dat zij het overige gevorderde vee ook zouden brengen.
Doch bij die beloften bleef het, en de Raad liet einde-
lijk aan Dingaan weten, dat zijne aanhoudene bedrieger^,
door niet aan zijne beloften te voldoen, ons grooter onge-
noegen zou veroorzaken, dan al de ongenoegens, die ooit
te voren tusschcn de Zuid- Afrikaansche Maatschappg en de
Zoola-natie hadden bestaan, en dat de Raad verpligt zou
z^n, om, wanneer hij langer nalatig bleef, de gevorderde
hoeveelheid vee van onze geruïneerde onderdanen op te
geven, zulks dan met geweld van wapenen van hem zou
genomen worden — Dingaan hield zich bg al onze op-
eischingen en bedreigingen onverschillig *- Zoo besloot
dan de Volksraad, op den 4**^» Jan. 1840, dat de WelEd.
Heer A. W. J. Pretorius, in zgne betrekking als Hoofd-
Kommandant, op den 15^*° van de gem. maand, meteen kom-
mando burgers tegen de Zoola-natie zou optrekken, om
van dezelve een getal van 40,000 beesten op te eischen,
en, in geval van weigering of onvoldoening, dit dan met
geweld van wapenen van hen te nemen, en zulks onder
de volgende:
Digitized by
Google
fiN KEDERZETTING AAN DB VAALRIYIER 113
Instructie aan den Hoofd-^Kommandant gegeven
door den VolJcsraad.
Ar. 1. Een ieder zal gehouden zijn den Hoofd-Komman-
dant, in het uitoefenen zgner pligten, behoorlijk te eer-
biedigen en te gehoorzamen; ten welken gevolge het aan
niemand vr^ zal staan den Hoofd-Komniandant te belee-
cBgen, onder verbeurte eener boete van Rx. 5, voor de eer-
ste maal; tweede en derde malen verdubbeld.
2. De Kommandant zal zich altyd moeten voorzien van
eene behoorl^ke Igst zijner Veldkomets met hunne man-
schappen^ ten einde zorgvuldig toe te zien, dat een ieder
man, naar regt en geregtigheid, gelgk en evenveel dienst
zsl doen, zonder gunst of onderscheid.
3- De Kommandant zal naarstig moeten werkzaam zijn,
om de noodige patrouilles uit te zenden, alsmede de nacht-
wachten in het leger te bestellen en behoorlek te doen af-
lossen, welke wachten des avonds ten 9 uren, ook wel
vroeger, naar gelegenheid van zaken, moeten uitgezet worden.
4 De Kommandant zal, gedurende onze onveiligheid, moe-
ten zorgen, [dat er ten minste één vast-Uger getrokken
worde (ook wel meer), naar gelegenheid van zaken; waar-
om het dan ook aan niemand zal vrijstaan, zonder toe-
stemming van den Kommandant^ elders voor uit te trekken,
ten ebde alle wanorde en ongelukken voor te komen. Bg
elk leger zal niet meer dan één Kommandant het gezag
hebben, die door de Veldkomets van het leger zal wor-
den gekozen. Indien er meer dan één Kommandant mogt
z^; zal zulks door hem aan den Hoofd-Kommandant be-
kend worden gemaakt.
5. De Konmiandant zal, zoo veel mogelgk, moeten zorg
dragen, dat geen onschuldig bloed vergoten worde, of door
de patrouilles of anderzins; niettegenstaande zal hij gereg-
tigd zijn, waar de nood zulks vereischt, vyanden en roo-
vers te dooden.
6. Zoodra het kommando de overwinning over de Zoo-
la's mogt behalen, zal de Hoofd-Kommandant voor onze
geheele Maatschappij de baken moeten steken.
8
Digitized by
Google
114 VERLIES VAN NAT AL
7. De Hoofd-Kommandant zal het regt niet hebben om
tenig te keeren, met of zonder het kommando, zonder vooraf
een^ raad belegd te hebben met de Eommandanten, die
mede op kommando zullen z^n; en zal naar het be-
sluit van de meerderheid van stemmen^ worden gehandeld.
8. Wanneer eenige buit door het kommando van den
v^and genomen wordt, zal niemand het regt hebben
zich iets daarvan toe te kennen, zelfs niet het gering-
ste, maar zal dezelve aan den Hoofd-Kommandant moeten
worden toevertrouwd, die hem in bezit zal houden, tot zich
eene gelegenheid of plaats zal opdoen om dien te verdeelend
9. De gekleurde klassen, in dienst z^nde op het kom-
mando, zullen ook eene portie van den buit trekken, het-
geen geschieden zal naar uitw^zing van den Hoofd-Kom-
mandant. Zij zullen mogen gebruikt worden tot mindere dien-
sten, als wagendryvers, leiders en veewachters of veedrgvers.
10. Daar er reeds schulden op de publieke kas hech-
tende z^n, over het koopen van kruid en lood, zal van
den te nemen buit eerst 25 pCt. worden afgenomen, waar-
van 6 pCt zal zijn voor de publieke kas, en 20 pCt tot verdee-
ling onder de menschen, die het kommando zullen uitmaken.
11. De Hoofd-Kommandant zal b^ den Volksraad z^ne
noodige instructie ontvangen, en verpligt zijn aan denzelven
verslag te doen van al zyne verrigtingen ; waartoe h^ z^n
eed voor den Volksraad zal afleggen.
12. Wanneer een vredestractaat met de Zoola-natie of
hun Opperhoofd mogt worden aangegaan, zullen zij moeten
uitleveren, voor schadevergoeding wegens geroofd vee en
goed, een getal van 40,000 beesten. Echter wordt het ge-
laten aan den Hoofd-Kommandant met z^nen Raad om de
beesten te schatten, zoodat dezelve in waarde zullen gel^k
moeten staan met de onze, en wanneer dat getal ontoe-
reikend mogt bevonden worden, dan by het getal van
40,000 zoo veel b^ te eischen, als zij zullen oordeelen
genoeg te z^n tot eene gelyke waarde.
13. De onkosten, welke aan de Zoola's zullen worden
toegerekend, z^n voor eiken wagen met deszelfs ossen
per dag Rx. 10 ; elk man te paard per dag Rx. 3 ; de
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 115
waarde voor de krijgsammunitie enz. wordt aan den Hoofd-
Kommandant en Krijgsraad gelaten te berekenen; — wel
te verstaan, dat de onkosten van de komman do's onder het
bevel van na wijlen den Hoofd-Kommandant Uys, die on-
der bevel van den Hoofd-Kommandant Pretoriusin Decem-
ber 1838, de uittogt naar Doomkop in Mei 1839, en deze
tegenwoordige, door den Hoofd-Kommandant en Krijgsraad
mede zullen moeten worden berekend.
14. De Hoofd-Kommandant zal het regt hebben, des
verkiezende^ het vee te laten deelen; maar zal door de
andere Kommandanten, of door daartoe gekozene arbiters
25 pCt. vooraf daarvan af worden genomen.
15. Alle kenbare eigendommen, door den vijand geroofd,
van welken aard deze ook z^n mogen,, zullen aan den
wettigen eigenaar worden terug gegeven. Ook zal de Kom-
mandant zoo veel mogel^k zorgen, dat er niet van zoo-
danig erkend eigendom worde geslagt, dan b^ noodza-
kel^kheid, waarvoor dan gezorgd moet worden andere in
de plaats te geven.
16. De Kommandant zal, by pligtverzuim, onderhevig
zgn aan eene boete, niet te bovengaande Rx. 150, en niet
minder dan Rx. 50, naar bescheidenheid des regters en
gelegenheid van zaken.
17. Bij elke gelegenheid, wanneer de Krijgsraad noodig
mogt oordeelen een kommando of expeditie tegen den v^-
and uit te zenden, zullen zij bij elk kommando niet meer
dan één Hoofd-officier of Kommandant benoemen, aan wien
het bevel of bestier van zoodanige kommando of expedi-
tie zal worden opgedragen, en alle Onder-Kommandantcn
en Veldkometten zullen volstrekt aan het bevel van zoo-
danigen Hoofd-Kommandant onderworpen zgn; bij wei-
gering of nalatigheid, verbeurt de overtreder eene boete
van niet minder dan Rx. 25 en niet meer dan Rx. 100,
naar den aard der zaak^ en zulks, indien noodig geacht,
met verlies van zijnen post. Verder zal het aan den Hoofd-
Kommandant vrijstaan om zoodanigen Kommandant, Veld-
komet, of ander ongehoorzaam persoon, dadel^k in arrest
te laten nemen, of van zijn post af te zetten.
8*
Digitized by
Google
116 VERLIES VAN NATAL
18. Wanneer een Eommandant of Veldkornet wordt over-
tuigd, dat h^ door moedwil^ nalatigheid, onnoodige vrees-
achtigheid of roekeloosheid, den vijand de overhand heeft
doen krijgen, waar zulks vermeden of verholpen had kun-
nen zijn, of dat hij onnoodig op de vlugt gaat, of daar-
door, of wel door pligt- verzuim, het leven van zijne
bnderhoorige manschappen in gevaar brengt van te moe-
ten omkomen, of weigert of wel nalaat hen liit zoodanig
gevaar te redden, of daartoe niet de noodige order geeft
of maatregelen neemt, waar het blijken mogt dat znlks
kon zijn gedaan ; zal zoodanige Kommandant of ander
officier verbeuren eene boete van niet minder dan Rs. 100,
noch meer dan Rx. 500, met verlies van zijn' post , en, ia
geval van onvermogen, eene gevangenis van niet minder dau
ëën, noch meer dan zes maanden.
19. De Hoofd-Kommandant zal verder gehouden z^n,
wanneer hij omtrent eene zaak van gewigt in twijfel staat,
of wanneer eenige maatregel of stap hem noodig schynt
die met groot gevaar gepaard gaat, of waar het een waag-
stuk zijn mogt, indien zulks doenl^k zij, of ook indien zulks
door de onder hem gestelde officieren geëischt wordt, voor-
al zonder verzuim een' Krijgsraad, bestaande uit de Kom-
mandanten en Veldkometten, te moeten houden; en wan-
neer de meerderheid zijn voornemen iaogt afkeuren^ en hij
daarin volhardt, zal hij voor alle schadelijke gevolgen ver-
antwoordelijk gehouden worden.
20. Wanneer de "Hoofd-Kommandant door vreesachtig-
heid tot vlugten als anderzins een slecht voorbeeld geeft,
zal het aan eiken, bij zoodanig kommando of expeditie
tegenwoordig zijnden Kommandant of Velkornet vr^staan,
hem te arresteren of in zijne vlugt te stuiten^ en dade-
lijk in zi^ne plaats een ander te kiezen.
21. Wanneer de Hoofd-Kommandant zulks noodig oor-
deelen mogt, zal hij met overleg van de andere Officieren,
bij het uittrekken of eenig kommando tegen den vijand,
kr^gswetten kunnen invoeren.
22. In alle gevallen zal de Kommandant, dadelijk bij
zijne terugkomst, aan den Volksraad in geschrifte verant^
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE YAALRIVIBR. 117
woording en verslag van zijne verrigtiogen moeten doen.
Ter Ordonnantie van den Raad.
(Get). Jac. Joh. Burger, Fung. Sec.
Pieter-Marüzburg^ Natalisy 6 Januar^ 1840.
Alles werd toen voor den kr^g geprepareerd. Reeds op
den 12^'' hadden wij onze kanonnen, vuurwapenen, ammu-
nitie van oorlog en andere benoodigdheden voor den kr^g in
komplete orde; — en voor de verzamelplaats der onderschei-
dene kommando-detachementen werd Toegala-drift bepaald.
Op den lé^**^ Januarij nam de marsch der onderscheidene
divisiën eenen aanvang. .
Op den IS**^"" daaraanvolgende kwam de hoofd-afdeeling
met den Hoofd-Kommandant ter gemelde plaats aan.
Wij ontmoetten alhier eene afdeeling van 70 mannen,
die van de andere zijde van den Drakenberg, onder Kom-
mandant Andries Spies, tot versterking onzer krijgsmagt,
was opgekomen. Mij werd bevolen, het getal der krijgs-
mannen in lijsten op te scharen, en wij vonden het naauw-
keurige getal te beloopen op 335 str^dbare lieden. Deze
magt werd echter door de Hoofd- en andere Officieren van
ons leger niet sterk genoeg gerekend, om onzen geduch-
ten v^and/ en deszelfs talrijke mannen, totaal te kunnen
ter nedervellen. £r werd dan gevolgelijk eene expresse,
met Veldkomet Bester, naar den Landdrost van Pieter-
Maritzburg . gezonden, om zoo veel nannen, als onze Maat-
schappij uit de differente legers kon sparen, dadelijk ter
holpe en versterking van het reeds in het veld- zgnde
kr^gsleger te doen toesnellen.
Zondag den 19^^". Deze dag bleef ons leger stil, zonder
eenige beweging te maken. Wij hadden het voorregt met
eene geestelijke redevoering, op onzen toestand toepasse-
lijk, te worden gesticht door den Wel-Ed. Heer J. S. Ma-
rits, een onzer Representanten, die juist b^ deze gelegenheid
tegeifvottdig was.
Den Wg ^^ eerste bezigheid, die wij dezen dag ver-
3, wis het daarstellen van eene behoorlijke Kamp-
f opgesteld door den Hoofd-Kommandant, en be-
staande uit tien hoofdartikelen, ten einde de onderscheidene
Digitized by
Google
118 VERLIES VAN NAT AL
pligten der Komman danten, Veldkornetteii en manschappen
dtipteiyk te bepalen, en voor elke misdaad eene regtvaar-
dige straf vast te stellen. ^)
De Hoofd-Kommandant ging verder voort, om aan het
leger de Order en Instructie voor hem en manschappen,
van den Volksraad ontvangen, voor te lezen. Hg koos en
stelde ook op last van gem. Volksraad een' Kr^gsraad
aan, bestaande uit twaalf personeui om in het vervolg alle
krijgszaken, door middel van gemelden Krijgsraad, waar-
van de Hoofd-Kommandant de President is, te beslissen.
Benige uren na deze verrigtingen, verscheen in ons leger
een Kapitein van de Zoola-natie, met name Mattowan (een
onzer bondgenooten), om den Hoofd-Kommandant om een
stuk lands te vragen, om met zijn Volk daarop te wonen,
opdat hy, onder onze protectie, voor de tirannische ver-
volging van Dingaan bevrijd kon zijn; tevens te kennen
gevende, dat hij genegen was, met ons leger gezamenlijk
tegen Dingaan te oorlogen. Het verzoek werd door den
Hoofd-Kommandant en Krijgsraad provisioneel toegestaan,
om het nader aan den Volksraad te submitteren. Zy wer-
den echter toegelaten, met ons tegen Dingaan te oorlogen.
Deze Naturellen schijnen regt vriendelijk, en verklaren,
dat zij nu eerst het genot der onveranderl^ke beloften
van de witte menschen als bondgenooten smaakten, daar
zij nu zonder vrees waren van 's nachts door tirannische
moordbenden, met hunne vrouwen en weerlooze kinderen, ver-
delgd te worden, zoo als zij weleer dagelijks voor de noodlot-
tige bevelen van den bloeddorstigen Dingaan vreezen moesten.
Den 21'*®". Heden vertrokken wij van de Toegala met
omtrent 350 man, daar ons leger sedert is versterkt. De
Wel-Ed. Heer A. W. J. Pretorius was, als Hoofd-Kom-
mandant, aan het hoofd van ons leger; wij trokken zon-
der tegenspoed voort, en legerden ons kamp, voor eenige
uren, aan de Doornleegte, nabij de Klip-rivier. Hier mog-
tcn wij ons weder verblijden, in de gelegenheid te komen,
om onze christelijke menschlievendheid aan een ander
*) Deze kampordcr wordt onmiddellijk na dit dagverhaal don lezer
medegedeeld.
Digitized by
Google
EN NEDERZBTTINa AAN DE VAALRIVIER. 11 9
groot gedeelte Zoola's te toonen, door ook hen, op hun
smeekend verzoek, onder onze protectie te nemen, en van
den dwingeland Dingaan te verlossen. De zaak droeg zich
als volgt toe: — twee zonen van het opperhoofd Joob,
kwamen met eenige hunner manschappen bij ons leger,
en zeiden^ uit naam van hunnen vader: nda.t h^ sints een'
gemimen tijd reeds de krachten onzer wapens had onder-
vonden, en de regtvaardigheid onzer vorderingen tegen
Dingaan met zijne getuigenis moest bekrachtigen; — dat
Dingaan de bloedverwanten van zijnen vader, vele man-
nen, vrouwen en weerlooze kinderen van de Naturellen,
onder het gebied van zijnen gemelden vader., van geslacht
tot geslacht, onschuldigl^*k heeft doen ombrengen ; dat hun
vader reeds had ondervonden, dat de witte menschen hunne
bondgenooten (zoo als b^ voorbeeld Panda en andere kleine
stammen) als hunne kinderen behandelen ; dat zij ook ver-
langden getrouwe bondgenooten van de witte menschen te
worden; en dat zij genegen waren, op een oogenblikkeiyk
bevel; met ons tegen hunnen doorluchtigen bloedvijand ten
str^d te gaan.*'
De Hoofd*Kommandant deed den Krijgsraad op dit hun
verzoek bijeen komen, ten einde gemeld verzoek in over-
weging te nemen. Na eene behoorl^ke consultatie, kwam
men overeen, om den stam van het Opperhoofd Joob, uit
naam van den Yolksraad der Zuid-Afrikaansche Maat-
schapp^; als bondgenooten van genoemde Maatschappij
aan te nemen. Zij werden gevolgel^k bevolen, met hunne
krijgsmagt (zijnde slechts 400 man), in vereeniging met
die van Mattowan, bestaande uit 250 man, de noordelijke
directie van den vijand te occuperen^ alwaar zij, in veree-
niging met de krijgsmagten van Panda en Sapoesa, twee
onzer bondgenooten, (bestaande uit omtrent 4,000 man)
zullen komen, en dat zij den vijand, van de noord-ooste-
l^e directie, hevig moesten aanvallen; terwijl ons leger
den v^and van de zuid-oostelijke directie zou attakeren.
Deze bevelen van den Krggsraad werden door onze diffe-
rente bondgenooten met blijdschap ontvangen, en z^ ver-
lieten ons kamp, om op ons bevel onmiddellijk tegen den
Digitized by
Google
120 VERLIES VAM NATAL
v^and op te trekken ; terw^l wij Panda, als het magtigste Op-
perhoofd der differente bondgenooten, vriendschappel^kinons
leger houden, om ons tegen onvoorzien verraad te verzekeren.
Tevens werd aan ieder Officier onzer bondgenooten door
den Er^gsraad stiptel^k, onder bedreigbgen van zware straf-
fen, aangezegd geen vrouw of kind van den vijand kwaad
te doen; terw^l hun eene belooning van 50 beesten werd
toegezegd, indien zg Dingaan aan ons overleverden; als-
mede eene belooning van 25 beesten voor het overleveren
van Umslela, een van Dingaans hoogste Ikfinisters. Deze
twee, gezamentlgk met Tamboeza, een tweede staatsman en
Minister van Oorlog, dien wg thans in boegen hebben, waren
de ëénige doorluchtige monsters, die den aardbodem met het
onschuldig bloed onzer rustige blanken hebben doen bevlekken.
Den 22***'^. Heden bleven wij stil liggen, om onze verster-
kende magt te doen bgkomen. In den namiddag verscheen
Mattowan met zijne krggsmagt, bestaande slechts uit 254
mannen, voor ons leger. Deze lieden vertoonden zich, in
hunne parade-kleeding, regt deftig; de Eapiteinen waren
van het hoofd tot de voeten met verscheidene soorten wilds-
velletjes bedekt, welker fraaiheid, naar hun' aard, ieder
vreemdeling ten hoogsten moest verbazen. De Kapiteinen
deden hunne manschappen allen in gelid komen, en, op
ieder woord van kommando door de Kapiteinen, exerceer-
den zg allen zoo regulier, als een der voornaamste regi-
menten, die ik ooit heb zien exerceren. Het geheele regi-
ment drukte in gezangen de volgende woorden uit, als met
éëne stem: — rrWg waren dood, en zgn door dien Heer
(wijzende op den Hoofd-Kommandant) weder levend ge-
worden; — wg waren bedrukt onder de bloedige tirann^
van Dingaan, en kunnen nu de witte menschen, als onze
vaders, sh onze weldoeners en onze regtvaardige regters,
met verblijdende glorie-zangen toejuichen; — wij gaan blg-
moedig ten strijde voor hen, omdat wij weten, dat wg niet
te vergeefs zullen strijden ; — wg zullen eerlang de zoete
dagen met onze familiën genieten, die wij weleer in bit-
terheid hebben moeten doorbrengen; — de grootheid van
Dingaan verdwijnt ras als sneeuw voor de zon, opdat wij,
Digitized by
Google
EN NEDEBZBTTINa AAN DS VAALRIVIER. 121
oBgelukkige lieden, onder de bescherming van de witte
mensehen, in gerustheid kunnen leven/' — De Hoofd-Kom-
numdant toonde hun toen Tamboeza, ten einde van alle
onze bondgenooten te vernemen, wat het voormalige gedrag
▼aa Tamboeza was. Doch alle hoofden riepen eenparig uit :
rtHy moet dood, hg moet dood; hij was een groot werk-
tuig in het vergieten van onschuldig bloed ; hij heeft Din-
gaan stellig aangevuurd P. Retief te doen vermoorden,
onder bedreiging dat hg Dingaan, bg onvoldoening hier-
-van^ met al zgn volk zou verlaten; hij (Tamboeza) was
zel£a aan het hoofd van het Zoola-leger, toen de weerlooze
en bevruchte vrouwen, ja zelfs de onnoozele zuigelingen
▼oor de scherpte hunner bloedige zwaarden, als noodlot-
tige slagtoffers, hebben moeten vallen/' De eenparige uit-
drukkingen van deze Opperhoofden maakten mij innerlijk
gevoelig, op het denkbeeld van de wreedaardigheid, waar»
mede mgne dierbare laüdgenooten en vrienden zgn verdelgd.
Den 23**'". Heden voorttrekkende, arriveerden wg in den
namiddag, aan de Modder-Leegte, eene distantie van om-
trent Vier Engelsche mijlen. Wij vertoefden alhier eenige
dagen^ om de versterking voor ons kommando in te wachten.
Den 25**^. Ik verblgd mg, wederom eene versterking van
50 mannen in ons leger te zien komen. Wij kunnen nu onze
krijgsmagt op 400 krijgsmannen stellen, en zouden zekerlijk
onze magt dubbel dat getal kunnen monsteren, ware het
niety dat de sterfte van paarden met veel woede aan de andere
sgde van den Drakenberg regeert, en wij tevens verpligt
varen onze hoofdstad en differente legers met manschappen
te moeten voorzien.
Zondag den 26"^*°. Wij. hadden dezen dag weder eene tent
opgeslagen, en waren in groote scharen daar in en rondom
vergaderd, ten einde den Almagtige voor zgne Goddelijke
weldaden, tot dit oogenblik aan ons bewezen, te loven en
te verheerlgken. Deze plegtige dienst werd eerst door een
toepasselgk gezang en het lezen van eenige kapittelen uit
het boek der Psalmen geopend, en daarna door den Heer
Vermaak met een gebed aangevangen. De Hoofd-Kom-
mandant ging toen voort, eene predikatie, juist op onzen
r>injtjzed by
Google
122 VERLIES VAN KATAL
toestand toepasselijk, en uit het Onde Testament getrokken,
aan ons ter eere van God voor te lezen. Het slotgebed van den
Heer Vermaak was ook voor onze gemoederen aandoenl^k.
Den 27"*®°. Dezen morgen vertrokken wij van de Modder-
Leegte, met stellig voornemen, zonder het minste verw^i,
tegen de Zoola's op te trekken, en arriveerden heden aan
de Wasbank (Zondags-rivier) eene distantie van 24Engel-
sche mijlen. Naauwelgks waren wij gelegerd, of w^ kregen
drie differente rapporten van onze bondgenooten. — Eerste-
lijk vernamen wij uit een* expresse van het leger van
Panda, rfdat zgn leger de Zoola's had omgetrokken, dat
Dingaan reeds, uit vrees voor ons en hun kommando^ z^ne
stad weder had verlaten en gevlugt was; dat hij z^ne armee
had uitgezonden, om het kommando van Panda te ontmoeten.''
Tevens vernamen wij, frdat beide legers reeds digt bij
elkander gelegerd waren, en dat dezelve waarschijniyk
m9rgen of overmorgen tegen eikanderen zouden optrekken;
dat Dingaan al z^n vee, duizenden in getal, in eene noord-
oostelijke directie liet drijven, doch dat Sapoesa met zgne
magt aldaar reeds was, om hunne vlugt te beletten, het
vee voor ons weg te nemen, en hunne magt, tot onze
aankomst, tegen te houden." — De berigten van het opper-
hoofd Joob, meldden, rr dat Dingaan, na den uittogt van
ons kommando, weder 100 ossen naar Pieter Maritzburg had
gezonden, doch dat de manschappen in de nabijheid van
Joob gekomen, ons leger ziende, alsmede de kr^gsmagt van
Joob voor den oorlog monsteren, de ossen uit vrees achter ge*
laten en de vlugt hebben genomen; dat Joob deze ossen
voor ons in bezit heeft genomen om dezelve, bij de terug<
komst van ons leger, aan den Hoofd-Kommandant te ver-
antwoorden." — Het berigt van Mattowan was: »rdat hg,
in vereeniging met de magt van Joob, dezen avond op de
plaats dacht te z^n, alwaar de Zoola's op Zondag, den
Igden December 1838, door ons leger waren verslagen (eene
distantie van vijftig m^len van hier) ; dat zij daar de rigting
noordwaarts zouden occuperen, en' den vyand zijne vlugt
naar dien kant beletten, tot dat hij van den Hoofd-Kom-
paandant verder order zou hebben ontvangen; dat Din-
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALBIVIER. 133
gaan zijnen magt in twee kolommen heeft verdeeld, de
eerste om zijne persoon te omsingelen en te beschermen,
en de andere om den vijand te beoorlogen, doch dat de
Ofifideren van Panda, ook met krijgslist bezield, hun leger
mede in twee kolommen hadden afgedeeld, ten einde Dingaan
zelve en zijne armee, tot onze aankomst, staande te houden/'
Deze berigten in overweging genomen zijnde, liet de
Hoofd-Kommandant aan de Officieren van Panda dadelijk
terug weten, rr dat zij den vijand hoegenaamd niet moesten
aanvallen^ voor dat ons leger nabij hen was, daar zij mis-
schien voor den vijand te zwak mogten zijn, en dus door
den vijand zouden kunnen worden overrompeld; dat, wanneer
de vijand hen aanviel, zij zich dan zoo hevig mogeiyk moes-
ten verdedigen, en indien zij de magt van den vijand niet tot
onze aankomst konden wederstaan, dat zij dan niet geheel-
lijk moesten vlugten, maar altoos manmoedig retireren, en
tevens den vijand van oogenblik tot oogenblik afspioneren^
opdat zij met alle bewegingen van den vijand bekend kon-
den worden. " — Nadat deze order was afgezonden, besloot
de Hoofd-Kommandant, dat wij nu zoo hevig mogelijk
moesten aanrukken, om heden over vier dagen in de
Hoofdstad van Dingaan te kamperen, zijnde eene distantie
van 120 mijlen van hier.
Den 28"*'". Dezen morgen, zond de Hoofd-Kommandant,
behalve vier differente patrouilles, nog 100 vooruit, ten einde
eenen weg over den Honigberg te maken; en ten 8 uren
beklommen wij den berg, met onze zestig wagens. De weg
hierover was zeer zwaar en schuins ; onze wagens moesten,
op verscheidene schuinten, van groote klip-rotsen afspringen,
zoodat zelfs de fraage kapwagen van den Heer Wessels om-
sloeg, en de geheele kap aan stukken brak. Ten 1 ure^ dezen
nuddag, waren al onze wagens den berg over; w^ ontspanden
toen eene wijl, en een uur daarna vervolgden wij onze reis
naar de Zand-rivier. Voor dat wij aan de Zand-rivier kwa-
men, doorwaadden wij de Koolspruit, eene fraaije rivier. Het
land van de Toegala tot hiertoe komt mij voor veel beter
voor schapen en bokken te z^n, dan in het District Pieter-
Maritzburg. Het geheele land is vlak. Men ziet hier vele
Digitized by
Google
124 VERLIES VAN NATAL
doornlioeken, doch schaars van loopend water voorzien.
Den 29'**". Wg vertrokken heden van de Zand-riviér, en
arriveerden, omstreeks 11 uren, aan de Umsijatie of Baffel-ri-
vier,die zeer hoog gerezen was. Doch de Hoofd-Kommandant,
met volle geestdrift vervuld zijnde, wilde geen oogenblik
verzuimen om deze rivier, ofschoon vol, door te gaan, omdat
wij alreeds berigten hadden ontvangen, dat Dingaan met
zijn* geheelen aanhang en vee aan het vlugten was. Wi|
tTokken dan, met de grootste moeijel^kheden en gevaren
kampende, de rivier met onzen langen trein wagens over
half-leer water door, ontspanden een uur, en vervolgden on-
zen wegy tot dat w^ ten 7 uren aan de Bloed-rivier aan-
kwamen, zijnde de plaats, alwaar ons leger, op Zondag deti
l^gdea December 1838, de geheele Zoola-armée, bij hunnen
gedetermineerden aanval, heeft verslagen.
Den 30****. Thans marcheerden wij, als het ware, door eene
woestyn; — wij hadden geenen weg. Buiten de gewone
patrouilles, die uit waren om voor aanvallen van den vgand
te waken, zonden w^ er eene voor de wagens uit, om naar
de gelegenheid van het veld te zien, ten einde met de wa-
gens in eene directe rigting naar de spelonk, alwaar zich
Dingaan bevond, zonder gevaar, te kunnen voort trekken.
Met dit kommando gingen wij eenen weg, 10 & 12 mijlen
hooger, dan wij met het vorige kommando gedaan hadden,
daar deze weg voor ons voordeeliger is, om den v^and
in zijne vlugt te stuiten. Onze patrouilles vingen twee Kaf-
fers, doch bij onderzoek bleek het, dat zij volk van Joob
waren; z^ werden dadelgk weder naar het kommando van
Joob terug gezonden. Ten 5 ure, kwamen er weder twee
Kaffers van het leger van Panda, hebbende bij hen een
vlag, door den Landdrost van Pieter-Maritzburg aan hen
gegeven, om hen van de vijandige Zoola's te onderschei-
den. De vlag is aldus ; [YR] beteekenende Volksraad. Zij
berigtten den Hoofd-Kommandant rrdat Dingaan van voor-
nemen was naar Matselikatse te vlugten, zoo als z^ uit
de opgaaf van de door hen gevangene spionnen hadden
ontdekt, doch dat h^ geen kans zag, hoe de Knopneos-
Kaffers, zonder totale vernieling, door te komen; dat hij
Digitized by
Google
£N NfiDEaZGTTING AAN DE VAALRIVIER. 125
de aankomst van ons leger in tw^fel begon te trekken,
en zich in eene nabij zijne stad gelegene spelonk versto-
ken kield, tot dat hij gelegenheid zou vinden, om noond-
waarts te vingten." Wij zijn nu eene groote schoft van de Zoola-
Hoofdstad, en znllen, zoo wij hopen, morgen weder onverw^ld
oprukken, ten einde onze wapenen op den vijand te rigten.
Den 31'**'''. De Hoofd-Eommandant besloot, heden met
zijn' Erggsraad het lot van Tamboeza en Kombasana; een
Yeldkomet of kleine Kapitein, te beslissen. De Hoofd-Kom-
mandant liet ook Panda, en zijne bij zich hebbende Ka-
piteinen, in zijnen Raad zitting nemen, ten einde een regt*
vaardig besluit over Tamboeza en zijn' medgezel te ne-
men. De Hoofd-Kommandant berigtte Tamboeza vooraf,
dat het weg vlugten van Dingaan, met al onze vermogens
en gestolen goederen, voor zijn lot misschien nadeelig kon
zijn. Hij verzocht Panda^ het geheele voormalige gedrag
yan Tamboeza en zijn' Yeldkomet Kombasana opentlijk
aan den Raad mede te deelen ; waarop Panda, en al zijne
Kapiteinen, het volgende^ in aller tegenwoordigheid en die
van Tamboeza, mededeelden: — ff Wij hebben alle in de na-
bijheid van de Hoofdstad der Zoola's, alwaar Tamboeza
resideerde, gewoond; iedere daad van hem is ons bekend;
en wij kunnen plegtig, voor den Alwetenden God, dien
wij door ulieden hebben leeren kennen, voor de zon, voor
ulieden ^i de wereld zweren, dat Dingaan nimmer eenige
groote bloedvergieting gebiedt, zonder de expresse toestem-
ming van Tamboeza, als een van zijne geheime Raden,
daarvoor te hebben bekomen. Tamboeza stelde altoos aan
z§nen Koning voor, |om deze of die kraal Zoola's, voor
de geringste misdaden, met vrouwen en kinderen te doen
verdelgen, hetgeen altoos door den Koning en Umslela
werd toegestemd."
ifDezelfde Tamboeza heefl ook bij den Koning aangedron-
gen, om uwen Gt>uvemenr Rotief en manschappen, alsmede
de vrouwen en kinderen uwer natie te doen vermoorden ;
^ heeft zelfs de toestemming des Konings bekomen, mij
te vermoorden, omdat ik niet genegen was tegen ulieden
te oorlogen; h^ zelf had mij aan den arm, en leidde m^
Digitized by
Google
126 VERLIES VAN NATAL
naar de geregtsplaats, ten einde mij te vermoorden; doch
mgne moeder, ook de stiefmoeder van Dingaan zijnde, ver-
ioilte my van mijnen dood, met haar smeekende aandrin-
ging by den Koning/'
De Hoofd-Eommandant vroeg Tamboeza toen, of h^ ge-
hoord had, wat Panda en zijne Kapiteinen zeiden, en of
hy tot z^ne verschooning iets te zeggen had. o O! neen/*
zeide h^, u ik heb daar niets tegen te zeggen; al het-
geen Panda gezegd heeft is de waarheid. Ik ben gene-
gen, voor mijne menigvuldige misdaden te sterven; doch
deze man (Kombasana), die aan my geboeid is, is on-
schuldig en den dood niet waardig." — Panda zeide dade-
lyk: rrO neen; hij heeft altoos alle kwaad bij den Koning
ten nadeele van anderen aangevoerd, hetzij waarheid of leu-
gens, alleen om een gunsteling van den Koning te bl^ven,'^
De Hoofd-Kommandant ging toen over, met advies en
consent van zijnen Krijgsraad, Tamboeza en Kombasana
tot den dood te veroordeelen. ^) H^ scherpte hun ernstig in,
dat zij na den dood voor eenen anderen Regter zullen
verschgnen, en dat de Almagtige hen, door z^ne Grodde-
lijke genade, indien z^ van harte hunne zonde en misda-
den voor Hem beleden, van eeuwige straffen zou vrg-
maken; — in het kort, de Hoofd-Kommandant deed alles
wat in z^n vermogen was, om hun de kennis van het be-
staan van een Opperwezen in te boezemen. Zg werden
eenige uren daarna, door een wacht burgers naar eene nabi)
gelegene rivier gebragt, en ondergingen manmoedig hunne
welverdiende straf.
Daarna werd een man, met name van Deventer, voor
den Krijgsraad gebragt, en beschuldigd van den vorigen
avond een jongen Ëngelschman, met name Howard, zon-
der eenige redenen te hebben getergd, en de schande-
l^kste provocatie tot ongenoegen gegeven, tot dat Howard
iets ten nadeele van hem ztide, wanneer hij (van Deven-
*) Het is deze veroordeeling, die de Heer Cloete — zie bl. 97 —
de ëënige vlek noemt, op het gedrag der uitgewekenen ten aanzien
hunner Taanden.
Digitized by
Google
EN NfiDBRZETTIKO AAN DB YAALRIVIER. 127
ter) van z^n' wagen sprong, en Howard eenige vuistsla-
gen toebragt. Daarna ging van Deventer weder op z^n
wagen zitten, en vervolgde met Howard te tergen, tot dat
Howard hem weder uitschold ; als wanneer van Deventer
voor de tweede maal van den wagen sprong, en Howard
weder eenige vuistslagen toebragt; waarop Howard naar
een geweer greep, en van Deventer daarmede dreigde, tot
dat eene wacht aan van Deventer zijne onwettige hande-
lingen heeft belet. Van Deventer erkende z^ne misdaad
dadel^k, en verzocht dat de Baad hem zijne misdaad wilde
vergeven, zonder hem eene schandel^ke straf aan te doen,
onder belofte dat hij het nimmer weder zou doen. De
Hoofd-Eommandant zeide hem, dat h^ ditmaal, om zijne
onderwerpende bel^denis, zou worden gepardonneerd, maar
dat hij .rekenen kon, indien hij een onzer onderdanen
weder aanrandde, dat hy zekerlijk voor eenige dagen, door
den Raad te worden bepaald, met vast geboeide handen,
achter het leger zou moeten stappen; dat het den ster-
ken man hier niet wordt toegelaten den zwakkeren door
zijae kracht te overweldigen. De Hoofd-Kommandant zei-
de toen aan Howard, dat het de laatste maal moest zijn^
dat hij zich van een doodel^k wapen bediende, om zijne
evennaasten te dreigen; dat hij, b^ zoodanige provocatiën
als deze, zich bij den regter moest vervoegen, en dat
hij aldan ondervinden zou, dat er zoowel voor hem, als
voor anderen, regt zal zijn ; terwijl hg bij eene tweede over-
tredbg van dien aard, als een tot moorden geneigd, zou
worden aangemerkt. — Na den afloop van deze teregt-
stellingen^ ontving de Hoofd-Eommandant een rapport van
het leger van Panda, rrdat hetzelve Dingaan bijna had ach-
terhaald, en dat zij niet twijfelden, of zij zouden reeds
met eikanderen gevochten hebben, indien Dingaan niet te
haastig vlugtte.'' De Hoofd-Eommandant deed dadelijk we-
der aan Nonklaas, de Hoofdbestierder van het leger van
Panda, weten, dat zij zoo haastig mogel^k moesten aan.
rukken, en Dingaan in z^ne vlugt stuiten, tot dat z^n le-
ger aankwam. Wij zouden, ten minste eene week geleden,
I reeds in gevecht met Dingaan zijn gekomen, hadden w^
Digitized by
Google
128 VERLIES VAN NATAL
niet 7 dagen naar 50 man moeten wachten^ die nog niet
bij ons leger waren. Onze patrouilles hadden in den loop
dezer week een groot gedeelte van het land der Zoola's
doorkruist en 13 van de v^anden doodgeschoten. — Wi)
vervolgden ónze reis dezen dag door de onbekende woes-
tijnen, en legerden ons om 8 ure voor eénige dubbele ber-
gen, welke wij niet in staat zullen zijn zonder groote moeite
te kunnen doorkruisen.
Den 1'*^'' Februarg. Nadat de Hoofd-Kommandant dezen
morgen verscheidene patrouilles had uitgezonden» ten einde
door de voor ons liggende dubbelde bergen eenen weg te
zoeken, kwam omtrent één uur daarna, een Kaffer van het
leger van Panda, en berigtte ons, rrdat Nonklaas, de Hoofd-
bestierder van het leger van Panda, eergisteren slaags was
geweest met drie regimenten van Dingaan; dat zij twee
geheele regimenten van Dingaan tot den laatsten man had-
den omgebragt, en dat een gedeelte in de bosschen is gevlagt;
dat zij zoo veel beesten thans voor ons in bezit hebben,
als z^ kwal^k kunnen hoeden.*' — Daar evenwel onze vor-
dering tegen de Zoola's niet meer is dan 40,000 beesten,
besloot de Hoofd-Kommandant, op het vertrouwen door den
Volksraad in hom als een eerlijk kr^gsman gesteld, niet
meer dan de gezegde 40,000 beesten te nemen, ofschoon
wij ook tienmaal dat getal in ons bezit zouden krijgen,
daar wij maar alleen de verliezen der beroofde onder-
danen willen vergoed hebben. — Verder deelde de berigt-
brenger mede,rrdat Dingaan nog slechts twee regimenten had,
z^nde zijne l^fgarde^ met welke hij langs de Pongola-rivier,
200 myien ten noorden van zijne Hoofdstad, was ge-
vlugt, doch dat Nonklaas hem met z^ne armee was nage-
volgd, om hem in z^ne vlugt te stuiten, en, indien moge-
Igk, hem te vangen." Er werd dus besloten, dat w^' over-
morgen ons leger op ee'ne geschikte plaats vast in elkander
zullen trekken, en Dingaan, onder geleide van onzen Hoofd-
Kommandaut, met 250 burgers te paard achtervolgen, om,
indien mogelijk^ aan de Zoola-natie den moed en de magt
te benemen, om langer den aardbodem met onschuldig bloed
te bevlekken. Eene onzer patrouilles keerde intusschen naar
Digitized by
Google
EN N£DER2£TTINa AAN DS VAALRIYIKR. 129
het kamp terug, en berigtte den Hoofd-Kommandant, dat
wy met moeite de bergen zouden kunnen doorkomen. Wij
begonnen daarop dadelijk ons leger op te breken, ten einde
onze reis te vervolgen; doch fraren daarmede naauwel^ka
bezig, of er kwam eene patrouille, met berigt, dat oene partij
Kaffers met groote troepen beesten ten noorden van ons
leger voorb^ trok. Dadel^k daarop liet de Hoofd-Kom-
mandaot het leger weder vast in elkander atooten^ en zond
Kommandant Lombaard met 200 mkn naar de voorbij trek-
kende Kaffers en beesten, doch zoodra de Kommandant
b§ hen kwam, wierpen zg hunne wapenen neder, en rie-
pen uit: rrdat zij volk van Joob en Mat to wan waren, en
dat zij naar ons leger zochten/' Hun werd door Komman-
dant Lbmbaard veel lof voor hunne getrouwheid toegekend
en geboden het vee naar ons leger te drijven. Heden avond
kwam ook de voorklomp vee bij ons leger, zijnde 600, en
wg verwachten den achterklomp morgen, z^nde ten minste
2^600 beesten. Hiermede kunnen w^ de wereld overtuigen
dat het zeker niet onze tirann^ is, die alle heidensche vol-
ken toevlagt tot ons doet nemen. — Wij laten het gevecht
tusschen ons en Dingaan, met het kommando, ten volle
aan hen, om hunne getrouwheid aan ons op de proef te
steUen ; doch ik verblijd mij te kunnen zeggen, dat niemand
ons trouwer kan behandelen, dan onze nieuw aangenomen
bondgenooten. — Zij declareren allen, van stam tot stam
te zamen, dat z^ nimmer zoo veel regtvaardigheid en vrijheid
hebben genoten, als zij thans genieten, en dat zij voortaan
tot alle diensten, waartoe wij hen mogten vereischen, het
zg bij dag of nacht, op een oogenblikkelijk bevel, voor
ons zullen gereed z^n. — De Hoofd-Kommandant zond
ook dezen dag de Heeren Christiaan Muller en Isaak
Abraham van Niekerk met een' Tolk naar het leger van
Panda ten einde te vernemen, of er eenige juistheid is
in de rapporten, die wij gedurig van Nonklaas ontvangen.
Er is geen eer of lof te bedenken, welke ik niet verpligt
ben den WelEd. Heer Pretorius , in zijne betrekking als
Hoofd-Komnfltndant, voor z^ne manmoedigheid en onverbe-
terl^ke plannen, toe te kennen. Hij houdt zich ook stellig
9
Digitized by
Google
130 VERLIES VAN NATAL
aan bet 21'^* Art. van zijne Instructie^ dat is: rrzorg te dra-
gen, dat er geen onschuldig bloed zal worden vergoten." —
Onze geëerde Hoofd-Kommandant houdt zich dikwijls, in
publieke bijeenkomsten, in het leger bezig, bg zijne Veld-
Eommandanten en Yeldkometten aan te dringen, om den
jongelingen onder hun gebied in te boezemen, dat onze over-
winning over onze ontelbare vijanden niet alleen aan onze
dapperheid kan worden toegeschreven, maar dat wig den
Barmhartigen God, den Vader des Heelals, en den Regt-
vaardigen Regter over Koningen en Vorsten^ alleen den lof
van onze overwinningen moeten toekennen; terwgl het voor
ons, zonder zgne Goddelgke hulp, onmogelgk zou zijn,
over dit magtig volk, in overwinning te kunnen triumferen.
Zondag den 2**'' bleven wij weder met ons leger alhier stil
liggen, om onze gewone Godsdienst aan den Heere toe te
wijden, even gelijk wij voorleden Zondag hebben gedaan.
Wij hielden daarbg eene dankzegging aan den Opperheer,
voor de voorspoedige overwinning, die onze bondgenooten
over het grootste deel van onze vlugtende vijanden hebben
behaald. In den namiddag kwam een klein gedeelte van
het volk van Joob met 2,400 beesten aan, en berigtte ons,
dat wg op morgen, door hun ander volk en van Mattowan,
driemaal dat getal zouden ontvangen. Intusschen kwamen
onze afgezanten, de Heeren Muller en van Niekerk, terug,
en berigtten deti Hoofd-Eommandant: r^dat er alle juist-
heid in de rapporten van Nonklaas bestaat; dat zij^ volgens
alle blgken, twee regimenten van Dingaan hebben vernield,
maar dat er ook een groot gedeelte van het volk van Panda
is gesneuveld en gewond; dat Nonklaas de armee van Din-
gaan (zijnde volgens schatting 3 k 4,000 man sterk) op
.morgen naar ons leger zou drgven^ om ons in de gele-
genheid te stellen, hen weder de krachten onzer wapenen
te doen gevoelen." Het komt onzen afgezanten voor, alsof
het volk van Panda en dat van Dingaan, omtrent even sterk
zgnde, elkander vreezen. De Hoofd-Kommandant deed 220
man gereed maken, om morgen den vgand'aan te vallen.
Den 3"**°. Dezen morgen trok de Hoofd-Kdthmandant met
220 man uit, om den vgand te ontmoeten; en toen hg om-
Digitized by
Google
EN NEDESZETTINQ AAN DE YAALBIVIER. 131
trent een uur teu noord-oosten van ons leger was, kwam
een onzer spionnen ons te gemoet, en berigtte den Hoofd-
Eommandant, dat de y^anden op de eerste bank van den
voor ons liggenden berg waren; maar dat zij onze aankomst
moesten bemerkt bebben^ en gevolgelijk vlugtende waren.
De Hoofd-Kommandant zond, op dit berigt, dadel^k den
Kommandant Lombaard met 25 ligte mannen, om den vij-
and in front onverwgld op te volgen, terwijl de overigen
ook zonder het minste verzuim den v^and vervolgden. Doch
wg troffen het juist ongelukkig; want de v^and vlood in
eene akelige spelonk, en > een zwaar mistig weder bedekte
de omliggende bergen en kloven, zoodat wij noch den
v^and noch eene gelegenheid konden zien om hem op U
kogelen. Dit hoorden w^ hen duidelijk zeggen rrhier is (mo-
loenkoes) witte menschen, laten w^ uit eikanderen vlugten,
zoo veel wij kunnen, om ons leven te redden. Tegen deze
menschen is er voor ons geen kans een oogenblik te vech-
ten," — en zij sifüen tUt élkanderen; z6odat, toen zij Non-
klaas voorbij vlugtten, zij ten minste in 60 differente klom-
pen waren, en zich naar verschillende oorden verspreidden. —
Wg trokken ten 10 ure met ons kommando deze spelonk
door, en keerden tegen den avond naar ons leger terug
met voornemen om overmorgen naar de Pongola op te
trekken, en alles aan te wenden, wat in ons vermogen is,
om Dingaan zelven in handen te krijgen, en daardoor een
einde aan den oorlog te maken.
Den 4^***. Dezen morgen, werd een man voor den Hoofd-
Kommandant en Kr^gsraad gebragt, en beschuldigd van
gisteren, bij afwezigheid van den Hoofd-Kommandant, en
zonder verlof daartoe drank te hebben verkocht en daar-
door verscheidene metischen in het leger in staat van
dronkenschap te hebben gesteld. Deze misdaad werd door
den Hoofd-Kommandant en ELr^gsraad voor zeer verfoe^el^
verklaard, en de Kr^gsraad besloot, dat de vaten van gemel-
dea persoon onverwgld zouden worden verzegeld, en het ver-
koop^i van drank stellig belet. Kommandant Lombaard werd
gavolgel^k geboden, om met een' Veldkornet naar den wagen
vaa F. M« Lingenfelder te gaan, en alle tappen zgner vaten
toe te slaan, en op dcA bodem af te zagen. 9*
Digitized by
Google
132 VERLIB8 VAN NAT AL
De Hoofd>Eommandant deed 250 man kommanderen»
ten einde op morgen naar de Pongola voort te trekken
en Dingaan te vervolgen. Ook heeft de Hoofd-Komman-
dant dezen morgen zijn 3^' ofEciële rapport aan den Wel-
£d. Heer J. P. Zietsman, als Landdrost van Fieter-Ma-
ritzburg afgezonden, opdat genoemde Landdrost hetzelve
bij de eerste vergadering, aan den Hoog Achtbaren Volks-
raad kan voorleggen.
Den 5^*". Wij vertrokken dezen morgen met 250 man,
in eene noord-oostelijke directie van ons leger, ten einde
te zien> of onze vganden nog moed hadden het gebulder
onzer geweren en kanonnen te wederstaan. Wg trokken,
gedurende dezen dag, verscheidene bergen, spelonken en
kloven door; wij doorwaadden ook ten minsten honderd
loopende waterstroomen; doch konden niets van den vgand
ontdekken. Wg legerden ons kamp vervolgens ten 8 ure
onder eenen berg, hadden onze paarden allen opgezadeld,
en aan elkander in een' kring gebonden ; wij zetteden ook
dubbelde wachten uit, om voor aanvallen van den vijand
te waken; doch omtrent 10 ure in den nacht begon het
zóó hevig te regenen, dat wij tot op onze huiden nat waren.
Den 6"*'°. Met het opgaan van de zon vervolgden wij on-
zen marsch geheel noordwaarts, of wij misschien daardoor met
de bewegingen van den vgand konden bekend worden ; doch
niets van den vijand ontwarende^ keerden wij weder van
daar oostwaarts terug, en ontzadelden omstreeks 9 ure onze
paarden, om hen en ons zelven weder met wat voedsel te
versterken. Nadat wij alhier twee uren hadden vertoefd, en
juist' weder aan het opzadelen waren, ontvingen wij van
Nonklaas berigt, frdat eene partg Zoola's zich in eene zeke-
ren klipkop hadden verscholen." Dadelgk lieten wij ons naar
dien klipkop door een van het volk van Panda geleiden, om-
singelden den krans oogenblikkelgk, en de Hoofd-Kommandant
liet aan de in din krans zgnde vijanden door zijnen tolk «eg-
gen: »dat zij allen ongewapend moesten uitkomen, en dat
hun leven daardoor zou gespaard worden.'' Doch zij
gaven ons geen antwoord op onze herhaalde voorstellen,
zoodat de Hoofd-Kommandant toen den Kommandant Lom«
Digitized by
Google
EN NEDUSZfiTTING AAN DE VAALRIVIER. 133
baard met 25 man de kransen liet inkruipen, en bevel
gaf, f om ieder man, dien zij voor de trompen hunner ge-
weren in die grot aantroffen, te dooden; maar dat zij de
meiden en kinderen moesten sparen.'* Inmiddels stelde de
Hoofd-Kommandant het overige van zijne magt rondom
den krans, om de er uit vlugtende vijanden op te van-
gen; terw^l deze dappere 25 mannen den krans met
bedaardheid inkropen, en in de naauwe, donkere klipscheu-
ren drie man van den vijand doodschoten. Toen nu de ove-
rige mannen, vrouwen en kinderen, uit vrees voor het
akelige gekraak der schoten, in die naauwe grot uitriepen :
ftdat ^ij nu allen zouden uitkomen,^' hield het schieten op ;
en er kwamen toen twee Zoola's, en een door de Zoola's
kr^gsgevangen Knopneus-KafFer^ benevens 50 meiden en
kinderen, te voorschijn. De Hoofd-Eommandant liet alle
noodige vragen aan deze drie mannen doen, om iets van
Dingaan te ontdekken; doch zij wisten van hem niets te
neggen. Omtrent een half uur daarna sprongen deze twee
gevangene Zoola's, nadat zij alle vriendelgkheid van ons
hadden ondervonden, op en liepen in vollen spoed weder
naar den krans. De Hoofd-Kommandant gebood dadelgk
op hen te vuren, en z^ werden «als ziften uit eikanderen
geschoten. Bij gelegenheid van deze inkruiping was Kom-
mandant Lombaard en ook eenige zijner mannen zeer ge-
vaarlek in de grot geplaatst; een Zoola was in eene
naauwe rots-scheur gekropen, en had eene groote klip
voor zich, van waar h^ herhaaldelijk groote klippen, met
zoo veel woede naar Kommandant Lombaard, de Heeren
Jae. üys, A. Landman, jonge M^ritz, Steijn, en anderen
wierp, dat, indien hij een hunner had getroffen, het ge-
volg zeer zeker doodelijk zott zyn geweest. Nonklaas,
die met z^n kommando onze omsingeling had aanschouwd,
kwam naderhand in persoon naar ons toe, doch kon in
geene woorden zijne verwondering over de welbera-
denheid onzer manschappen uitdrukken. Hij zeide: rrdat
hi| nimmer eenige kans zou gezien hebben, om hen met
zgn volk uit dezen krans te krijgen.'' — Hij sloeg toen
den Hoofd-Kommandant «mp den schouder; en zeide: rrgij
Digitized by
Google
134 VERLIES VAN NATAL
zijt toch waarlijk menschen, die voor niets vreezen." —
Na dit alles trokken w^ ten één uur verder voort, doch,
ten gevolge van den aanhoudenden regen, waren wij ver-
pligt, zoo vroeg als ten 3 ure, ons nabg eene verlatene
Zoola-kraal te legeren, alwaar wij vele matjes, door de
ge vlagt e Zoola's van gras gemaakt, tot onze dienst von-
den; w^ij maakten daarvan voor ons schermen, om voor
den regen min of meer te kunnen schuilen.
Den 7*'°. Door den aanhoudenden regen, dien wij sedert
gisteren middag hadden, waren wij verpjigt, dien dag al-
hier stil te blijven liggen. Wij vonden hier een' overvloed
van milies (maïs); en hielden ons voor tijdkorting meesten-
deels onder onze schennen bezig met milies te braden. In
den middag kwamen er twee Zoola's, gezamenlgk met Non-
klaas, naar den Hoofd-Kommandant, en zeiden: rrdat z^
in naam van Euana en Mapita naar den Hoofd-Eomman-
dant waren gekomen^ om hem en alle *witte menschen om
genade en verlossing te smeéken. Dat deze twee Kapiteins
(z^nde nog de twee voornaa9iste, die Dingaan bij zich had)
Dingaan reeds lang hadden willen verlaten, om van zgne
tirannij verlost te worden, doch dat Dingaan hen altoos
alle gelegenheid had ontnomen van te kunnen ontvlugten^
behalve toen het gevecht tnsschen het volk van Panda
en Dingaan, welk laatste z^ kommandeerden, plaats vond ;
dat zij de voorregten en het geluk inzagen, welke Panda
en z^n volk onder de witte menschen genoten^ en met
al hun volk, bestaande genoegzaam uit de geheele v^an-
del^ke magt, naar de witte menschen verlangden te komen,
indien zij genade bg on» mogten vinden." — De Hoofd-
Eommandant sprak met volle bedaardheid de boodschap-
pende Zoola's aldus aan : >rlk ben gelast en ben uit eigen
gevoelen daartoe ook ten volle genegen^ om alle mensch-
lievendheid aan ieder schepsel te bewijzen. Zegt aan uwe
Kapiteins, dat zij morgen naar mijn kamp moeten komen ;
dat ik do vijandige Zoola's, onderdanen van Dingaan, we-
derom in vriendschap, als onderdanen van onze Maatschap-
p^, of onder het bondgenootschap van Panda, zal aanne-
men; dat gijHeden het u tot gAik kunt rekenen, dat ik
Digitized by
Google
EN NEDERZETTINQ AAN DE VAALRIVIER. 135
met m^Q kommando, vier dagen geleden, door het zware
mistige weer was verhinderd, want dat mijn voornemen was,
op olieden met alle krachten uit te bulderen; terw^l er,
indien wij schoon weer hadden gehad, geen derde van ulie-
den het geweld onzer wapenen zou ontkomen zijn.*' Op
deze uitdrukkingen schenen de Zoola s de ware doodskleur
op hunne lippen te hebben. rrMaar,'' vervolgde de Hoofd-
Kommandant, nzoo verwoed als ik eerst op ulieden was,
zoo vriendel^k zal ik ulieden weder als onderdanen be-
handelen. Vraagt aan Nonklaas, hoe onze behandeling
jegens hem is?' — rfOch," antwoordde Nonklaas, lagchende:
rrik behoef dit niet eens te expliceren; hier kan ik, als
een aangenomen kind, in vrijmoedigheid met dezen groeten
Heer discoureren, daar ik voormaals, als een uitgeschopte
hond, voor al mijne trouwe diensten, bij m^nen voormali>
gen Koning heb moeten kruipen. Komt hier met uwe Ka-
piteinen en volk, en g^ zult vrijheid als een' vogel heb-
ben." — De Hgofd Kommandant waarschuwde hen daarop
stellig, aan hunne Kapiteinen te boodschappen, rrdat er nu
voor hen een geluk open stond; dat zij, voor morgen te
12 uren, bij hem moesten zijn ; dat hij tot dien t^d stilstand
van wapenen zou houden; maar dat hg, indien zij nog
afvrezig bleven, alle Zoola's als bloedige vijanden zou doen
ombrengen." Hierop verlieten zij ons kamp in den meesten
spoed, om hunne Kapiteinen, met al hetgeen z^ gehoord
hadden bekend te maken.
Den 8'**" . Wij trokken dezen morgen verder voort, naar
de Pongola, en arriveerden ten 9 ure op den rand of de per-
pendiculaire rots van gemelde rivier, en konden van hier
de geheele rivier met een verrekijker zien ; deze is in
grootte omtrent met de Toegala gelijk, doch met zware
doornen begroeid. Het land van hier tot aan de Pongola
is zóó ongelegen en hobbelig, dat wij geen kans zagen,
onze wagens tot d^r te vervoeren; doch aan de overz^-
de van de rivier is het land geheel vlak, ten minste 12
mglen ver. Tot nog toe konden wij van Dingaan niets
vernemen, dan alleen dat hij voor vijf dagen de Pongola,
die toen ledig was, met eenige zijner vrouwen en vee-
Digitized by
Google
136 VSRLIES VAN MATAL
wachters door gevlugt was, geheel over zgne litnieteD. Geen
kommando kunnen w^ van hem vernemen; niets anders
dan honderde klompen Zoolaas, die van hem waren gevlugt
en ons om vrede vroegen, welke wij hun, zonder eeni'ge
verdere vervolging gaven. Volgens de dagel^ks inkomende
rapporten, heeft Dingaan niet meer dan circa 100 man,
die hij tot ien kr^g ^ kan gebruiken, Al z^n volk is thans
met de bitterste gevoelens jegens hem bezield, Z^ zon-
den hem, voor zyne vorige tirannij, met hunne tanden kun-
nen verscheuren. Wij kunnen volstrekt niet ontdekken
waar Dingaan zelf is, omdat sedert het gevecht tusschen
hem en Panda, niemand hem weder heeft gezien.
De Hoofd-Kommandant was ten volle opgewekt, om
Dingaan nog acht dagen over de Pongola te vervolgen;
doch daar er reeds 10 paarden van ons door de paarden-
ziekte binnen 2 dagen waren gestorven, en wij, door de
laagheid en zoetheid van het veld aan de overzijde der
Pongola, redenen hadden te veronderstellen, dat wg ten
minste 10 paarden dagelijks zouden verliezen, besloot de
Hoofd-Kommandant, met toestemming van zijnen Raad, naar
het leger terug te keeren, en liet Nonklaas in de gele-
genheid wanneer h^ iets van Dingaan na ons vertrek
vernam, ons dadelijk te doen verwittigen, als wanneer de
Hoofd-Kommandant, met 190 man te paard en de noo-
dige wagens, terstond derwaarts zou snellen. — Wij kunnen
nu stellig rekenen dat het Koningrijk van Dingaan geheel ver-
stoord is. Hy is niet alleen uit zijne stad gevlugt, maar
over zijne grenzen, in het land van andere natiën, die hem
als een ouden verrottenden vijand, gel^k de kat de aankomst
van eeue muis, met blijdschap inwachten — Wy begonnen dus
ten 12 ure onzen terugmarsch, met ons nemende een getal
van 10,000 beesten, en, na een vermoeij enden togt, legerden
w^ ons aan eene sterke rivier, in verwachting om morgen,
aan de Zwarte-Omfiloos, b^ ons leger te komen.
Zondag den 9**". Sedert den ö**"" hadden wij alle dagen en
nachten regen; en daar w^ al dien tgd met natte kleederen
gingen, waren eenigen 'van ons zeer onwel. Wg vervolgden
evenwel onze reis, en kwamen dezen avond met afgematte
Digitized by
Google
EN NEDëSZETTIMG AAN DB VAALRIVIER. 137
ligchamen, aaii de Zwarte-Omfiloos, in ons groote leger.
Wg waren dezen dag (den Sabbatdag) in het woeste veld,
zonder tent of wagen; dus konden w^ den Almagtige,
niet zoo als gewoonlijk, in het openbaar, met dankzeggingen
verheerl^ken. Het was echter aan het pligtbesef van ieder
persoon overgelaten, om zgnen Schepper voor genotene
weldaden te danken, en Hem tevens voor de gunstige
overwinning, en het vooruitzigt van voortdurende rust,
vrede en nationale welvaart^ onophoudelijk in hunne har-
ten te verheerlijken. De huiselijke Godsdienst werd in
ons leger, door velen, in verscheidene tenten, 's avonds
stiptelijk onderhouden.
Den 10^**. Dezen morgen liet de Hoofd -Kommandant,
Panda met zijne Eapiteinen bij zich komen^ en zeide hem:
rrdat hij gedurende zijne laatste afwezigheid^ zijnde 5 dagen,
gelegenheid had gehad^ de getrouwheid van hem, van
Nonklaas en van al z^n volk, te kunnen beproeven^ en
dat hij met genoegen zeggen kon, dat Nonklaas zich met al
z^n volk als dapper krijgsman had gedragen; dat hij
Nonklaas had gezegd^ en nu weder herhaalde, dat onze over-
winning over de magtige Zoola-natie alleen door de Voor-
zienigheid alzoo is bewerkstelligd, dat w^^ ten volle in
onze vorderingen tegen Dingaan geregtigd, werktuigen in
Gods band waren, om de onbeschrijfelijke gruweldaden en
moorden van Dingaan te doen ophouden, en tevens om
hem en zijn volk van de tirann^ van Dingaan te verlos-
sen."— rr Volgens al hetgeen ik," zeide de Hoofd-Kom>
mandant verder, *' van de Heidensche volkeren kan vernemen,
bl^t het mij zeer duidelijk^ dat gij tot het Koningr^k der
Zoola's geregtigd z^t. Dingaan is bij andere volkeren ge-
vlagt, en, zoo hij immer in onze handen mogt komen,
zullen wij hem, voor zijne snoode misdaden aan ons
gepleegd, met den dood straffen. Ik heb nu verder goed
gedacht, U, in naam van den Volksraad onzer Zuid-Afri-
kaansche Maatschappij, als Koning of als Opperhoofd der
Zoola's aan te stellen, zoo wel over het volk thans onder
uw gebied, als over alle vlug^ende of overblijvende Zoola's,
die van Dingaan onder uwe protectie vlugten zullen, en
Digitized by
Google
138 VERLIES vAn natal
mede die wi) in staat zullen zijn, onder uwe regering te
stellen. Ik ben ook gelast, u als onzen grooten bondgenoot
aan te nemen, en uwe vyanden als onze v^anden te be-
handelen. Gij zult niemand^ zonder onze voorkennis, in oor-
log mogen aanvallen, en wij zullen U, b^ alle gelegenheden,
uwe vganden helpen nedervellen. Ik moet migne grootste
tevredenheid nogmaab voor de trouw en de dapperheid van
uw volk herhalen."
Panda, die van z^n hoofd tot zijne voeten met glorier^ke
bl^dschap vervuld was, kon zich geen oogenblik langer
bedwingen, de opregte gevoelens van zijn hart aldus uit
te boezemen:
wM^n groote Heer, ik dank u regt hartelijk, voor deze
rruwe openhartige uitdrukkingen van opregtheid jegens m^
rien mijn volk. Ik dank u, dat ik thans van de gedachte
ritirannij, waaronder ik eene reeks van jaren, als een ver-
rrstooteling heb geleefd^ door u ben verlost. Ik kan n en
Mde geheele regering van de witte menschen, bij alles dat
*rer bestaat^ m^ne voortdurende trouw plegtiglgk toezwee-
rrren. Wanneer eenige natie of volk ooit iets ten nadeele
rrvan ulieden wil doen, behoeft gij mij slechts daarmede be-
ekend te maken, en g^ kunt rekenen dat ik dadel^k m^ne
„geheele magt ter uwer hulp zal doen snellen, en m^n^aat-
risten man voor U in den krijg opofferen ; want ik was dood,
rren g^ hebt m^ weder levend gemaakt; ik was verworpen,
rren gyiieden hebt mij weder opgeraapt ; zoo heb ik mijn
rfgelnk en mijne welvaart aan ulieden te danken." —
De expressiën van dezen nieuwen Zoola-Eoning waren in-
derdaad te omslagtig om alles te omschreven, doch z^ne rede
was buiten verwachting verstandig, meer dan ik ooit van een'
Heiden had verwacht. — Panda was, onder z^n geheele ge-
sprek, regt gevoelig. Wanneer de vijandige Zoola's eerst on-
der zijn gebied zyn (hetgeen w^ binnen kort verwachten),
kunnen wij de magt van dezen onzen bondgenoot ten minste
op 10,000 strijdbare mannen bepalen. Wy zouden eenen
sterken v^and kunnen wederstaan, die ons in het vervolg
mogte molesteren. De Zoola's z^n, in vereeniging met ons,
in den krijg veel moediger dan zij ooit te voren waren.
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN Dfi VAALBIVlËR. 139
omdat z^ ons als een dapper en weerbaar volk beschouwen.
Den 11*^*°. In den namiddag kwamen twee Zoolaas van
Nonklaas, die den Hoofd*Eommandant deed weten: rrdat hy
niets van Dingaan kon yememen, en dat het hem bleek»
dat Ewana en Mapita de menschlieYende belofte, welke de
Hoofd-Kommandant aan hen gezonden had, in twgfel trok-
ken, en nog bevreesd waren naar zijn of ons leger uit te
komen; dat hij geene beesten meer kon vinden, en dat h^,
ten gevolge daarvan, verlangde dat de Hoofd-Kommandant
hem verlof wilde geven, met zgn kommando terug te koe-
ren." De Hoofd-kommandant liet hem weten: rrdat hij maar
met zgn volk naar ons leger kon komen; en dat w^, door-
dien w^ niets meer van den vijand konden vernemen, en
onze paarden zonder ophouden dagelijks vrekten, naarPieter-
Maritzburg, onze Hoofdstad, zouden terugkeeren, en hem
ook van verdere diensten ontslaan."
Den 12^*°. Dezen namiddag kwam de voorklomp beesten
san, welke Nonklaas ons zond, die hij van den v^and voor
ons heeft genomen.
fiene droevige gebeurtenis vond dezen middag plaats. —
Het gebeurde, terw^l zekere Botha, zich in de Zwarte-Om-
filoos baadde, dat een jongeling, met name Gideon van der
Seh^f, daar ook kwam, doch half dronken zijnde. Van
der Sch^f drukte spelende het hoofd van Botha onder
water, hetgeen Botha insgel^ks weder aan van der Schijf
deed. Hierop werd deze laatste hevig oploopend, vloekte
Botha zeer gruwelgk, en bragt Botha eenige vuistslagen
toe. Deze verduurde dit alles zoo geduldig, omdat van der
Sch^ niet regt nugter was en verliet hem. Doch van der
Sch^f had z^ne grimmigheid naar zijn genoegen nog niet
gekoeld, en zwoer dat hg Botha zou doodschieten. Hij
kwam naar het leger, nam z^ geweer, ging weder naar
de rivier en schoot een' kleinen Hottentot, die omtrent op
dezelfde plaats lag, alwaar hij Botha de laatste maal had
gezien. Deze Hottentot was twee uren daarna dood. Van
der Sch^f werd dadelijk gepakt^ en naar den Hoofd *Kom-
mandant gebn^, die den Krijgsraad bij elkander liet ko-
men; doch, daar al de getuigen niet present waren, werd bij
Digitized by
Google
140 VERLIES VAN NATAL
aan de zorg van den Veldkornet Bester overgegeven, die
hem tot den volgenden morgen in verzekering moest houden.
Den 13*". Dezen morgen werd van der Sch^f weder
voor den Kr^gsraad gebragt, en, na een geduldig onder-
zoek, werd hij door den Raad aan moord schaldig ver-
klaard; doch 'daar de Krijgsraad geene magt had, eenige
vonnissen over criminele misdaden te vellen, besloot de
Raad, dat van der Schijf dadelijk zou worden geboeid,
en met eene behoorl^ke wacht, gezamenl^k met het leger,
naar Pieter-Maritzburg getransporteerd zou worden, om
aldaar aan de civiele autoriteiten te worden overgegeven. —
Ook werd de Heer Lingenfelder weder voor den Krijgs-
raad gebragt; 'en gereprimandeerd, wegens verregaand en
onwettig verkoopen van drank, waardoor hy verscheidene
menschen in staat van dronkenschap heeft gebragt De
Raad besloot^ ten gevolge van de ongehoorzaamheid van
Lingenfelder, en om de onheilen, die door zijn drank ver-
koopen ontstaan, voor te komen, dat er voor zijne reke-
ning een wagen zou worden gehuurd, en zijne overige
dranken, behoorlijk verzegeld, naar Pieter-Maritzburg zou-
den worden gebragt. LingenfeMer scheen hierover zeer
ontevreden te zijn, en verlangde met het onmatig verkoo-
pen van drank in het kr^gsleger voort te gaan. Evenwel
durfde hij hier niet veel spreken, doch, volgens zijne ge-
heime uitdrukkingen, sch^nt het mij, dat h^' van voorne-
men is, om onze geheele Maatschappg, in de Kolonie de
Kaap de Goede Hoop, hoe onschuldig ook, schandel^k te .
blameren. Ik ben in geenen deele part^dig voor denWel-Ed*
Heer Pretorius, maar dit kan ik met waarheid zeggen, dat
geen kommanderende Officier zoo veel consideratie in deze
onophoudel^ke overtreding kon hebben gebruikt, als de
onze. Ik geloof dat de Heer Lingenfelder, bg zijne tenig>
komst, in eene zware boete door den Landdrost zal wor.
den gecondemneerd, wegens het verkoopen van zoo veel
drank zonder verlof in het leger. De Heer Lingenfelder
zal z^n uiterste best doen, volgens zgne gezegden, om dè
zedelijkheid van onze Maatschappij te onteeyen, omdat onze
wetten hem alhier geene ongeregeldheid willen toelaten,
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 141
ZOO als hij miBSchien in tegendeel heeft verwacht. Doch
wij kannen met ronde woorden zeggen, indien de Heer
Lingenfelder alhier niet meer nut kan doen, dan hij tot
hiertoe heeft gedaan, knnnen w^ hem, zonder de minste
bekreuning^ uit onze Maatschappij heel wel missen. — Wij
vertrokken van hier, van de Zwarte* Omfiloos, en, na een'
mar^ch van 6 m^len, kampeerden wij onder een' hoogen berg.
Den 14*". Ten gevolge van de generale overwinning, die
wij over de Zoola's hebben behaald; en daar wij eene
extra-vordering tegen den voormalige Zoola-Koning Dingaan
en z^ne natie hebben voor paarden- en wagenhaur, bene-
vens andere onkosten tot den krijgt van eenmaal honderd
twee en twintig duizend zeshonderd Rijksdaalders; (Rx.
122,600) ; en vermits w^ noch Dingaan, noch iets van hem
kmmen vernemen, noch iemand, tot wien wij ons om de
betaling van die enorne onkosten kunnen refereren, — zoo
liet de Kommandant dezen morgen onze nationale vlag h^-
schen, en de ondervolgende Proclamatie, door den Kr^gs-
SecietariB, aan het bgeen vergaderde leger voorlezen:
PROCLAMATIE
Ik, Andries Wilhelmus Jacobus Pretorius, Hoofd-
Kommandant en Kommandeur-Generaal der geheele
Burger^ van den Hoog-Achtbaren Yolksraad der Zuid-
Af rikaansche Maatschappy van Port-Natal, en Opper-
bevelhebber van het krijgsleger, door gem. Yolks-
raad aan m^ toevertrouwd, enz. enz. enz.
Doordien de Yolksraad der Zuid-Airikaansche Maat-
schappij verpligt was, wegens den ongetergden oor-
log, dien de Zoola-Koning Dingaan of de Zoola natie
tegen de Zuid-Afrikaansche Maatschappij heeft begon-
nen, zonder dien vooraf aan gem. Maatschappij te de-
clareren — tot eene onkoste van eenmaal honderd
twee en twintig duizend zes honderd Rijksdaalders,
voor paarden- en wagenhuur, benevens andere onkos-
ten tot den kr^g voor deze en de twee vorige kom-
mando's over te gaan; en daar de Zoola-Koning, vol*
Digitized by
Google
142 VERLIES VAN NATAL
geas alle blaken en berigten^ de Pongola-riyier (z^ae
limietscheiding) is overgetrokken, en zijn overgeble-
yen volk zich in vele klompen verschuilt, zoodat er
niemand is^ tot wien ik mi) voor de betaling van
deze en vorige onkosten kan refereren; — zoo zg
het bij deze kennelgk dat ik, tot vergoeding van
deze gezegde eenmaal honderd twee en twintig dui-
zend zes honderd Rijksdaalders, bij deze proclameer
en vaststel dat ik, in naam van gemelden Yolksraad der
Zuid-Afrikaansche Maatschappij, al het land van
Toegala tot aan de Omfiloos-Omjama of de Zwart-
rivier inneem ; dat onze limietscheiding voortaan zal
zijn van de zee langs de Zwart-rivier, waar deze
door de Dubbele-bergen loopt, naby haren oorsprong
en dan vervolgens langs den Randberg, in een ge-
lijke rigting naar den Drakenberg, de St. Lucias-baai
ingerekend, benevens alle zeekusten en havens, die
reeds uitgevonden en nog hierna uitgevonden zuUen
worden, tusschen de Omsimvobo en Zwart- riviersmon-
den. Deze landen en zeekusten zullen echter als een
afzonderlek eigendom van de Maatschapp^ worden
beschouwd, van die, welke nu wglen de Wel-Ed.
Heer Retief voor onze Maatschappij van de Zoola-
natie heeft verkregen.
Ood beware den Voïkaraadl
Gkgeven onder mijne handteekening, in mgn Kamp,
aan de Omfiloos-Omjama, of de Zwart-rivier, op he-
den den 14^'' dag van Februarij, in het jaar onzes
Heeren ëén duizend acht honderd en veertig.
(Gret). A. W. J. Pretorius, Hoofd-Komm*
H. J. Lombaardj
Jac. Potgieter (_ _ ^
. , ^ 7 /Kommandanten.
And. Spies i
Martii. Schepers'
Hierop werd er een saluut van 21 kanonschoten voor
den Yolksraad afgevuurd, en door het gansohe leger een
generale uitroep van wa luid hoerah uitgeschreeuwd,
terw^l al de manschappen eenparigl^k uitriepen, als met
Digitized by
Google
EN NED£RZBTTINQ AAN DE VAALRIVIER. 143
eene stem: rrOedankt zij de groote God! die ons door
zpe genade tot dezen staat van overwinning heeft gebragt"
Dezen dag kan ik niet anders dan als een' glorierijken
dag beschreven. Panda was ook bij deze afvuring, doch
kon het geweldig gebulder onzer kanonnen niet verduren.
H^ zeide tot den Hoofd-Eommandant, dat hij de gewel-
digheid onzer kanonnen uitermate vreesde, en dat h^ zijnen
teroggang tot het leger moest verexcuseren. Hij liep daar-
op in volle benaauwheid met zijne kapiteinen naar z^n
leger, en bokte voor ieder kanonschot, uit vrees, ter aarde
neder. Na den afloop van dit alles, spanden wjy onze wa-
gens weder in en vervolgden onzen marsch tot aan de Witte-
Om^loos, brengende met ons een getal van 31,000 beesten*
Zondag den 16^*''. Wy hielden onze gewone Godsdienst
weder als altoos, doch onder onvermijdelijke omstandig-
heden waren wij verpligt, dezen namiddag onzen marsch
te vervolgen, en kwamen ten 6 ure aan de Tamboes-ri-
vier. Joob en Mattowan kwamen ook dezen zondag in ons
leger^ en omtrent 8 ure kwam Nonklaas ook aan.
Ëen generale Er^gsraad werd heden wederom belegd, en
voormelde drie officieren van onze differente bondgenoo*
ten werden voor ons gebragt, ten einde verantwoor-
ding van al hunne verrigtingen te doen, in tegenwoor-
digheid van Panda. Nonklaas heeft zich, overeenkom-
stig zijne vorige prijzenswaardige daden, als een . dapper
en eerlek krijgsman van zijne verantwoording gekwe-
ten; hy zeide: rrdat hij sedert ons vertrek van de Pon-
gola had vernomen, dat Dingaan ten noord-oosten de Pon-
gola waa door gevlugt ; . dat h^ toen met zijn volk Dingaan
20 nqlen over de Pongola-rivier had nagevolgd^ alwaar
h^ de moeder van Dingaan, doordien z^ niet verder kon
loepen, opving en van haar vernam^ dat Dingaan met
een klein klompje volks en een troep beesten eene groote
distantie voor haar uit was: dat hij zijne spionnen nog
verder vooruit had gezonden, ten einde Dingaan te ont-
dekken, doch dat hij niets verder van hem kon verne-
men: dat hg dus verpligt was met zijne armoe terug te
komen, uit vreeb dat de pest, die meestendeels in dat
Digitized by
Google
144 VERLIES VAN NATAL
gedeelte van het land woedde, hem en z^n volk zon
aantasten; en dat hij de moeder van Dingaan als krijgs-
gevangene met zich mede had gebragt/'
Maar wat moet ik van Joob en Mattowan melden?
Niets dan nadeel van beiden. Het werd niet alleen door
de Matateezen en onze eigene officieren van verscheidene
patrouilles bewezen, dat z^ eenige duizende beesten, die
zij voor ons van den v^and hadden genomen, in spelon-
ken verstoken en naar hanne onderscheidene kralen hei-
meiyk hadden doen wegvoeren ; maar dat z^ zelfs eenige
van de Matateezen hadden doen vermoorden, en sommigen
hunner de lippen hadden doen afsnijden en zoo laten loe-
pen. De Hoofd-Eommandant was over deze verfoeijel^ke
misdaden uitermate on vergenoegd. H^ zeide: fr dat hij niet
wist, welke straf hun voor die moedwillige misdaden op
te leggen; maar dat hij hen beide geboeid naar Pieter-
Maritzburg zou doen vervoeren, om hen aan de hooge
autoriteit over te geven," Joob zeer bevreesd voor zgn
aanstaande straf z^nde^ zond dadel^k naar z^nen vader, ten
einde al het vee, door * hem naar z^ne kraal of verblgf
gezonden, onverwijls naar den Hoofd-Eommandant te doen
terugzenden, opdat z^ne straf daardoor verligt, of misschien
hem vergeven mogt worden. — Wy vertrokken van hier
en legerden ons aan de Bloed-rivier.
Den .18^'". Vroegtgdig zadelden wg op, en kwamen, na
een' marsch van twee mijlen, voor de Buffel-rivier, die
door de menigvuldige regens, b^na gelijk met de wal-
len in hoogte gerezen was, eene moeijel^kheid waar-
aan wig op onzen krijgstogt dikwijb onderworpen zgn
geweest; doch wij drongen onze wagens, na onze goede-
ren hoog in de tenten gebonden te hebben, het water in,
en, na een bloedig gesukkel, van vier volle uren, had-
den wg onze wagens, alle tot den leerboom in het wa-
ter, aan de overzgde; waarbij de volgende merkwaardige ge-
beurtenis plaats vond. Het gebeurde dat twee of drie
onzer wagens in het midden der rivier vast zaten, zoo
dat er eenige ossen verzopen, doch 25 h 30 man spron-
gen naar de wagens en jukken, en sleepten zoo 4® wa-
Digitized by
Google
KN NEDERZBTTlNa AAN DB VAALRI7IER. 145
gens met hanne handen er uit. W^ verbleven aan deze
zijde van opgemelde rivier dezen nacht over.
Den 19^". Van hier vertrokken w^ dezen morgen, on-
der eenen hevigen stortregen. W^ moesten den geheelen
dag in den regen en de koude sukkelen, en kwamen ten
d ure aan de Eool-spruii, geheel afgemat door ontbering aan
alles. W§ legerden ons wederom tot den volgenden morgen.
Den 20'*'". Wij vertrokken dezen morgen van hier, met
een moe^el^k vooruitzigt, om onze reis dezQp dag be-
hoorlek te kunnen voortzetten. W^ hadden den Honigberg
voor ons^ dien wij over moesten, en beklommen dien ook
om 10 ure, doch hadden in het afdalen vele gevaarl^ke
steilten en leel^ke moddergaten door te worstelen. Doch
wij kwamen er gelukkig af, en legerden ons ten 6 ure
aan de Wasbank. De voornitzigten van wegen zgn nu
voor ons zeer gunstig, en wij hopen, zonder tegenspoed,
over drie dagen, aan de Toegala te z^n.
Den 2 !•*•". Heden vertrokken wij van de Wasbank. Wij
badden, sedert de laatste 8 dagen, voor de eerste maal
schoon weder. Aan den Milietuins-rivier, ontspanden wg
onze wagens, voor een paar uren. Hier had de Hoofd-
Kommandant eene lange consultatie met den Matatees-Ka-
piteio, die de verfoe^elijke misdaad van Mattowan aan ons
lieeft ontdekt. De hoofd-Eommandant zeide: f dat hij ook
niet aUeen gelast was, maar dat hij ook door zijne eigene ge-
voelens tot het besluit gekomen was, getrouwe onderdanen en
bondgenooten te adsisteren^ en voor hunne getrouwheid en
goede deugden te beloonen ; maar dat hij in tegendeel alle
misdadigers naar de uiterste gestrengheid der wetten zou
sthiffen; dat h^ den Matatees-Eapitein, die voormaals met
z^n volk van gras, honig enz. had moeten leven, doordien
Dingaan hun alles had laten ontnemen, voor z^ne getrouw-
heid een klomp beesten, voor rekening van de publieke kas,
soa geven, alsmede een deel lands aanwezen, alwaar hy met
z^a volk in rust zal kunnen wonen, zonder dat een ander
Tolk hem zal mogen molesteren." — Wg vertrokken vanhier,
en legerden ons, om half zeven uren, aan de Joobs-rivier.
Den 22**'". Weder voort marcherende, kwamen wij aan de
10
L
Digitized by
Google
146 VfiRLIBS TAN NATAL
KlipriTier, alwasr wg ons ten 3 ure legerden, zijnde 15 mglen
van de Toegala. — Hier werd Mattowan voor den vollen
krggsraad gebragt, en door al de getuigenissen klaar en dui-
delgk bewezen, dat hg niet alleen eenen onberekenbaren troep
beesten had gestolen, maar ook dat hy zelf den tirannischen
marteldood op de Matatezen had doen plegen; dat hg ook de
lippen van sommigen had doen afsnijden, en meer andere
gruwelijkheden aan hen had gepleegd. — De verdere voort-
gang dezercaak werd tot eene andere gelegenheid uitgesteld.
Zondag den 23****". Onze Godsdienst had weder plaats als
altgd. Wg hadden dezen dag fraai weder.
Den 24**". Dezen dag verdeelde de Hoofd- Eommandant
èen getal van 14,000 beesten onder de door Dingaan ge
mtneerde menschen, die nog aan de andere zijde van den
Drakenberg wonen, doch dien nu spoedig zullen overtrek-
ken; als ook onder menschen, die van daar zijn gekomen, en
het kommando hebben gevolgd, voor verlies van paarden
enz. De Hoofd-Eommandant zal een getal van 22,000 beesten,
alsmedQ 5,000, die Joob ons overmorgen zal verantwoorden,
naar Pieter-Maritzburg medenemen, om deze aan de vier Com-
missarissen, door den Y olksraad aangesteld, ter verdeeling van
vee onder de geruïneerde menschen enz., te verantwoorden.
Onze eerste afdeeling burgers van Pieter-Maritzburg, ter
aflossing van anderen gezonden, arriveerde dezen dag aan de
Toegala, terw^l eenigen reeds bij ons in het leger cgn. De
Toegala is zeer gezwollen, en zal ons misschien nieuwe moei-
jelijkheden veroorzaken. Wij hopen echter op morgen, zon-
der verwgl, naar Pieter-Maritzburg voort te rukken. — Ten
slotte moet ik zeggen, dat ik tot hiertoe, naar het beste
van mijn geweten, alles als een onpartgdig opmerker hèb
aangeteekend. Honderde andere gebeurtenissen zgn zeker
voorgevallen en niet hier aangeteekend, zoo als bg alle
geschiedschrijvers het geval is ; doch geringe gebeurtenissen
aan te teekenen^ zon groote boeken papier opvullen, en mgne
opmerkzame lezers niet veel meer bijzonderheden toedienen,
dan deze door mg reeds aangehaalde gebeurtenissen.
Krijgs-leger, Klip-rivier, den 2i*^ Februarij 1840.
(Qet.) P. H. Zietsman, Krggs-Seeretaris.
Digitized by
Google
BN OVBRZKTTINa AAN DE YAALRIVIER. 147
Certificeren wi| ondergeteekendeo. Hoofd- en andere Kom-
mandanten^ dat bet voorschreven Journaal, door den Heer
P. H. Zietaman gebonden, aan ons letterlek ia voorgelezen,
en dat wij ieder woord daarin vermeld naar waarheid knn-
aen declareren.
(Get.) A. W. J. Pretorius, Hoofd-Komm*.
H. J. Lombaard
Jac. Potgieter f -, , .
. - -, r > Kommandanten.
And. Spies
M. Schepers
Eene ware Copie
F. H. Zietaman.
GENERALE KAMP-ORDER.
De volgende fdjn de Artikelen van de Kamp-Order.
Art. 1. Al de kommandanten ztillen gehouden zgn, hunne man-
iduippen gelgkelgk te doen opzadelen, en niet, voor dat allen ge-
reed sgn, mogen yertrekken; en zal ieder Yeldkornet zijne manschap-
pen achter zich moeten honden, en z^nen Kommanduit volgen, op
eenen behoorlijken en zaohten Yoortgang.
2, Niemand zal het regt hebhen zijne dirisie te verlaten, om ach-
ter wild te gaan, noch ook anderzins z^n paard ten nadeele van
het kommando mogen gebruiken, noch ook iets yan dien aard onder-
3. De Kommandanten zullen onder elkander (bij beurten) eiken dag
aan een hunner Veldkometten het opzigt oyer de wagens en hun-
an voortgang aanbevelen; aan wien een ieder, die zich bij de
wagens beyindt, stiptelgk zal moeten gehoorzamen. Hij zal alle
Toordgtigheid moeten handhaven, ook zorgen dat geen wagen bf
de doordriftea of andersins (waar eenige verhindering mogte komen)
Toortgast, of achter gelaten wordt ; maAr zullen allen moeten wach-
ten tot eenen gelden voortgang.
4. Ieder Kommandant zal ook hg beniten, eiken dag, zooveel
igner bekwaamste manschappen, als naar gelegenheid van zaken
ea omstandigheden vereischt wordt, in het yeld zenden om patrouü-
ks te hondea, onder opiigt van een goed Veldkomet, welke pa-
trouille tot den avond in het veld zal moeten blijven. Ook zal ieder
Tddkomet zoo veel gewapende mannen, als noodig zgn tal, bi|
het vee plaateen, waar dit, zoowel paarden als ossen, in eenen
troep gejaagd, ter grazing mogt z^n. En zal niemand z^ne paar-
den of ossen des nachts buiten het leger mogen laten loopen.
b. Diegene, welke de beurt van oppassen heeft, zal ook eene
achterhoede moeten bepalen van niet minder dan tien en niet meer
dan v^en man, die van t^d tot t^d op de hoogten zullen moe-
fcn spioneren en uitaten.
6. De Veldkomet, dïe het opzifft over de wagens heeft, zal, zoo-
dn h§ in het voorttrekken eemg vijandéiyk geracfat ontwaerc,
IO^
Digitized by
Google
148 VERLIES VAM MATAL
dadelijk met dea meesten spoed en naarstigheid de wagens in een
viutrleger moeten trekken.
7. De naoht-wachten znllen, zoodra de zon gedaald is, beboor-
lijk uitgezet moeten worden, en znllen de allerrespectabelste bur-
gers onder hen tot korporaals worden aangesteld. De Yeldkomets
zullen elkander ook bij beurten moeten aflossen, en gedurig de
wachten bezoeken . Ook zullen de Kommandanten zelye des nachts,
bij beurten, een waakzaaam oog moeten houden.
8. Niemand zal het regt hebben, zonder voorkennis van den
Hoofd-Kommandant, de wagens te verlaten; ook zal het niemand
vrg staan, zonder permissie van z\jnen Officier, te schieten. Indien
iemands geweer nat of vuil mogt zijn, zal het vooraf door den
Veldkomet geëxamineerd moeten worden.
9. De Kommandanten zullen eiken dag, bij beurt, verwisseling
moeten houden, om vooruit te rijden.
10. Een ieder, die op de wacht slapende gevonden wordt, ver-
mits daardoor het gansche leger in gevaar gedompeld kan worden,
zal aan eene onvermijdelijke straf, door den Eriggsraad te worden
bepaald, blootgesteld zijn; — z^n Officier zal gehouden zgn, z^n
geweer b^ den Kommandant te brengen, die het, den volgenden
morgen, aan den Hoofd -Kommandant zal moeten overgeven.
Aldus gedaan en geordonneerd op heden den 20*'«» Januarg 1840,
in het vertrouwen, dat daaraan stiptelijk zal worden voldaan,
zoowel door de Officieren als door de onderhoorige manschappen.
NB. Degenen, die deze order overtreden, zullen blootgesteld z§n
aan straffen en bepalingen, door bovengemelden Krggsraad arbi-
trair te worden bepaald.
(Q^t) A. w. j. PBETORius, Hoofd-Kom.
Ieder Kommandant of Onder-officier, zal, zoodra hij iets verno-
men heeft met spioneren, of bij zgne terugkomst van het spioneren,
dadel^k in persoon, vóór dat hg zich nedergezet heeft, zijn weder-
varen aan den Hoofd-Kommandant moeten rapporteren, ten einde
daaromtrent de noodige plannen te kunnen beramen.
(Get.) A. w. j. PBETORiüS, Hoofd-Kom.
Hoezeer geen der emigranten en ingezetenen van Natal,
na al het gebeurde, nu wel eenigen twijfel meer koesterde,
of de Hollandsche Eaapsche landverhuizers hadden zich
zelven tot een vr^ volk gemaakt^ en zouden daarvoor er-
kend en gehouden worden^ zoo waren er toch ten laatste
enkelen onder hen, die, welllgt uit overmatige voorzigtig-
heid, aanraadden om toen, vooral na de overwinning van
Dingaan, na de verheffing van Panda tot Koning der Zoola's,
en na de onderwerping van dezen magtigen Koning aan
hunne opperheerschapp^, den Gouverneur der Kaapkolonie
te vragen, door hem, tot een vr^ en onafhankel^k volk
te worden verklaard. Helaas! de Yolksraad ging daartoe
over, en dit streelde de eigenliefde en heerschzucht van
het Gouvernement en deszelfs raadslieden.
Digitized by
Google
EN NEDEBZETTma AAM DE VAALRIVIER. 149
Het antwoord van den Gouverneur, van den 3^*" September
1841 was:
iiDat zijne Excellentie door H. Maj. gelast was, op zekere
memorie, door onzen Yolksraad aan haar gezonden, ver-
zoekende voor een vr^ volk te worden verklaard, te be-
rigten, dat het voor H. Maj. niet mogelijk was een ge-
deelte van hare eigene onderdanen, die zich eenige hon-
derd mijlen buiten de Kaap de Ooede Hoop hadden be-
geven, voor onafhankelijk te verklaren. Dat H. Maj. ech-
ter aan hen, bij het ontvangen van een militaire magt,
al die voorregten betrekkelijk den handel wilde waar*
borgen, gelijkstaande met alle andere Britsche Koloniën ;
en dat alsdan het land, hetwelk de emigranten nu occu«
peren, zooverre regtvaardigheid en billijkheid toelaten, aan
hen zou worden toegekend.
Verontwaardigd over zoodanige handelwijze, haastte zich
de Yolksraad, om per omgaande den volgenden brief af
te zenden.
Pieter-Marüzburg den ll*'»Oc/ofter 1841.
Sir ! Uwer Excellenties mededeeling van den 3 Sept. 11.
is ons gisteren ter hand gekomen en op heden onzen Raad,
welke juist zijne zitting hield, voorgelegd geworden.
W^ hebben de eer daarop te doen te dienen: dat het
ons sp^t, dat H. Maj. ons niet voor eene onafhankel^ke
Repabliek wil erkennen, ons als nog beschouwende als een
gedeelte van H. Maj. onderdanen; en dat Uwe Exc. die
mededeeling aan ons moest doen ter informatie onzer mede-
kolonisten, met een verder aanbod, dat, indien wij eene
militaire magt van de Kaapstad wilden ontvangen, wij, met
betrekking tot den handel, op een* gelijken ^oet met eene
Britsche Bezitting zouden worden geplaatst.
Wij vermeenen dat beide, H. Maj. en Uwe £x., omtrent
ons, onze aanspraak op het regt van onafhankelijkheid en
het regt, hetwelk wij tot het land, door ons geoccupeerd
wordende, hebben, verkeerd onderrigt zijt.
Wij zijn van geboorte Hollandsche Afrikanen. Dadel^k
Badat wij H. Maj. grondgebied in Zuid-Afrika hadden ver-
Digitized by
Google
l&O YERLIE8 VAN NATAL
Utea, hebben wij onze onaftankfJgkheid gepubliceerdi en
van dien tijd af tot op dit oogenblik, hebben wg als een
enafhankelgk Volk gehandeld, ons zelven volgens onze ei-
gene .wetten geregeerd en gevolgelïjk opgehouden Britsehe
onderdanen te zijn.*
Hot door ons bewoond wordende land hebben wj wet-
tig verkregen, en het is nimmer^ tot op dit oogenblik,
eene Britsche Provincie of Kolonie geweest. Dew^l het
daarom H. Maj. behaagd heeft, onze zeer billijke voor-
stellen, zoo als wij die beschouwen te z^o, van de
hand te w^zen, z^n w^ genegen met betrekking tot H.
Maj. Gowemement op denzelfden voet te bleven, als w^
ons tot op dit oogenblik beschouwd hebben, van den t^d
dat wij de Kolonie de Kaap de Goede Hoop hebben ver-
laten; en niettegenstaande Uwer Exo. herhaalde mededee-
lingen dat w^ Britsche onderdanen en kolonisten zijn, moe-
ten wij beweren, dat wij, volgens alle regten van beschaafde
natiën, beschouwd kunnen worden, noch het een noch
het ander te zijn; evenmin kunnen wg toestemmen in H.
Maj. voorstel, om eene militaire magt te ontvangen, ter-
w^l wij daarom niet hebben gevraagd, noch deze thans
ter onzer bescherming behoeven: vooral nu, daar w^ in
vrede met alle natiën leven.
Uwer Ëxc. voorstel om, onder invloed van eene mili*
taire magt^ met ons een tractaat te sluiten^ en zonder dat
w^ met de termen der overeenkomst bekend z^n, met uit-
zondering alleen van een conditioneel bezit van vastgoed
(plaatsen), waartoe w^ vermeenen een onbetwistbaar regt
te hebben — komt ons zóó onbegrijpel^k en onbepaald
voor, dat, tenzij wij eene verdere uitlegging van het on-
derwerp bekomen, w^ genoodzaakt zijn te erkennen, dat
wy het doel daarvan niet kunnen bevatten.
Wij hebben de eer te z^n, Sir!
Uwer Exc. zeer gehoorzame^ onderdanige Dienaren,
J. Prinslo, President.
J. J. Burger, Secretarie.
De Gouverneur, steeds onder den invloed der zendelin-
gen en hunner onjuiste berigten, onderteekende alreeds op
Digitized by
Google
SN NEDERSBTTINO AAN DB VAALBIVIER. 151
den 2^*" December 1841 eene proclamatie over de in be-
zitneming van Natal, zonder vooraf daaromtrent het oor-
deel, de bevelen en goedkeuring van de regering in het
moederland in te winnen. En had Zijne Excellentie dit ook
gedaan, dan seker zou de Engelsche regering die procla-
matie ten eenenmale afgekeurd hebben, want van den be-
ginne af, is Kg geweest tegen de uitbreiding van grond-
gebied in Zuid-Afrika. De lezer vergeve m§, dat ik djt
nog eens herhaal ; maar deze bijzonderheid ia bij de be-
schouwing der Zuid-Afrikaansche geschiedenis van het ui-
terste belang en zoowel de billijkheid in ons oordeel
over de handelingen van wege het Engelsche Gouvemeaieat,
als de regtvaardigheid bij dat oordeel in acht te nemen
dwingen ons alle zamenloopende omstandigheden, en voor-
al dit punt, steeds in het oog te houden.
De proclamatie hield in: rrdat de onafhankelijkheid van
ftdêX Gewest in geenen deele zou worden erkend, dat het
ffdoor eene militaire magt zou worden in bezit genomen en
itbet land ten eigendom der kroon verklaard, terwijl de
wbewonera waren onderdanen en Kolonisten van Groot-
wBrittanje."
Welke eene ontroering, verbittering en verfoeijing dat
etuk, zoodanige gruwel, strijdig met alle redelijk of zede-
I^k beginsel, bij de emigranten, bij de wettige eigenaare
6B bezitters van Natal, wier koopprijs zij met goed en
bloed zoo duur betaald hadden; bij de éénige volkomene
overwinnaars van de Kaffers; bij hunne toegevendheid,
zachtmoedigheid, opregtheid en liefde voor God en naas-
tea; b^ hun besef van regt en trouw, voortdurend aan
den dag gelegd, te weeg bragt, — laat zich niet uit-
drukken.
Den geleerdste en bezadigste onder hen, den Heer Jaoobus
Nioolaas Boshof — • thans griffier van het geregtshof te
Pieter-Maritzburg — een man die, zelfs onder de voortref -
felijkste en tevens kundigate mannen van Nederland, eene
waardige plaats zou vervullen — werd de moeijelijke taak
opgedragen om een antwoord op die proclamatie voor den
Velksraad samen te stellen. Lezers ! gaat er u aan te gast,
Digitized by
Google
152 VBRLIRS VAN NAT AL
wij hebben het, zoo als het is aangenomen en verzonden.
Pieter-MariUburgy Natal, 21 Febr. 1842
Aan zijne Excellentie den Majoor-Generaal Sir George
Thomas Napier, K. C. B. , Gouverneur en Opperbevelheb-
ber, enz. , enz, enz. van de Kolonie de Kaap de Goede
Hoop.
Mijn Heer! Wg ondergeteekenden, President en Leden
van den Yolksraad, bgeen gekomen in onze vergadering
van deze plaats, hebben goedgedacht Uwe Excellentie te be-
rigten, dat wij ontvangen hebben zekere Proclamatie, ge-
dateerd 2 Dec. 1841, door uwe Excellentie uitgevaardigd,
waarby verklaard wordt^ dat Uwe Exc. , ingevolge last
door u ontvangen, goedgevonden heeft, om de militaire
bezitneming van deze plaats te hervatten, en dat w^ Brit-
sche onderdanen zijn, en door H. Maj. de Koningin van
Engeland, niet als een vr^ volk zullen worden erkend,
enz. En daar de vriendschappelijke onderhandelingen, die
wg met Uwe Exc. hebben begonnen, en de voorstellingen
door ons gedaan, met het oogmerk om eenen altoosda-
rende vrede en bondgenootschap met het Britsche Gou-
vernement te sluiten, indien wij slechts aan ons eigen
bestuur zouden worden overgelaten, — (een voorregt, dat
zelfs aan de Griquas, op de grenzen uwer Kolonie woon-
achtig, niet geweigerd is geworden, hoewel dat volk uit
niets anders bestaat, dan uit emigranten van de Kolonie,
even als wij)^ — nu tot eene oorzaak gebruikt worden,
om de allerschromeiykste gevolgen op ons neer te bren-
gen ; zoo hebben wg, ten einde met het gevoelen van al
onze mede-emigranten naauwkeurig bekend te worden^ de
gemelde Proclamatie onder hen doen verspreiden, en hen
uitgenoodigd, om door middel van publieke bijeenkom-
sten vrij over dit onderwerp te handelen, en ons met den
uitslag bekend te maken. — Wij kunnen Uwe Exc. thans
berigten, dat het algemeen gevoelen van onze mede-emi-
granten is, en dat zij ons hebben verzocht te declareren,
zoo als wg doen mits dezen, dat wij uwe gemelde Pro-
Digitized by
Google
EN NEDfiBZETTlNG AAN DE VAALRIVIER. 158
clamatie beschouwen als ten uiterste onregtvaardig omtrent
ons, en geschikt om (indien zij in werking wordt gebragt)
jaist datgene te weeg te brengen, wat daarin als hoofd-
doelwit voorgesteld wordt, te willen vermijden, namelijk:
oorlog en bloedstorting.
Daar deze misschien de laatste communicatie van dien
aard zou mogen zijn, die wij gelegenheid zuilen hebben
aan Uwe Exc. te doen, achten wij het noodig, om verder
het onderwerp meer in z^ne uitgebreidheid aan te roeren. —
Vooral, wenschen wij wel te mogen worden verstaan, dat het
ons oogmerk niet is, om te beleedigen, verw^tingen te doen,
of aanleiding te geven tot eenige oorlogzuchtige bedreven;
daar het onze hartelgke wensch en begeerte is, om den
vrede te bewaren met alle menschen; en dat niets ons be-
wegen zal^ om de wapenen op te nemen, om menschenbloed
te vergieten, dan alleen eene vaste overtuiging, dat wg
zulks niet vermeden kunnen, of wanneer de bescherming
van onze eigendommen, — (die wij beschouwen zuur en duur
verkregen te hebben,) — en van ons eigen bestaan, zulks
mogten vereischen, of ook, wanneer wij zien, dat geweld en
geen regt omtrent ons geoefend wordt. Wij weten, dat er
een God leeft, die Hemel en Aarde regeert, en die magtig
en gewillig is, om den verongelijkte, hoewel zwakkere,
tegen geweldenaars te protecteren. Op Hem en de regt-
vaardigheid van «onze zaak verlaten w^ ons; en zoo het
Zgne wil is, dat eene algeheele verwoesting over ons, onze
vrouwen en kinderen, en alles wat wij hebben of bezitten,
worde gebragt, zullen wij onderworpen z^n, en erkennen zulks
b^ Hem te hebben verdiend, maar niet bij de menschen.
Wij z^n bekend met de magt van Groot-Brittanje^ en het is
ons doelwit geenszins om die magt te trotseren, doch wij
kunnen te gelijkertyd evenmin toelaten, dat geweld, in plaats
van regt, over ons zou zegevieren, zonder dat wij al onze
pogmgen zullen hebben aangewend, om zoodanig geweld te-
gen te gaan. Wij beschuldigen het Britsche Gouvemem^nt'
niet van zoodanig gezind te zijn^ doch de ondervinding
heeft ons geleerd, dat de verkeerde en ongegronde voor-
stellen (zoo als nu weer blijkbaar omtrent ons het geval
Digitized by
Google
154 VBRLIBS VAV NATAL ,
is), uit een verafgelegen land voortgesproten, maar al te
dikwerf maatregelen hebben te weeg gebragt, die drukkend
•en onregtvaardig waren.
Wij ontkennen ook ten stelligste, dat een ingekankerde
baat tegen de Engelsche natie ons bezielt Elk menscb op
den aardbodem is natuurlijk zijn eigen volk meer toegedaan
dan anderen; maar als Christen hebben w^ geleerd alle
menschen lief te hebben; en, ofschoon w^, Zuid- Afrikaan-
sche boeren, menigmaal door Engelschen met trotschheid
en verachting zijn aangezien geworden, laten echter vele
Engelschen (waaronder wy ook de Schotten begrepen, met
wie wg persoonlijk in ons geboorteland bekend waren, en
waaronder wij zelfs Leeraren hadden, die w^ alle hoog-
achting hebben toegedragen,) getuigen, laten de Officieren
en soldaten met wie w^ te zamen onder de wapenen heb-
ben gediend, getuigen ; laten onze gewezene regenten, reg-
ters en plaatselijke autoriteiten getuigen ; en laten zelfs de
respectable Engelschen, die thans hier in veiligheid onder
ons wonen en verkeeren, getuigen, of zoodanige haat in
onze boezems jegens de Engelschen gekoesterd wordt. Ech-
ter willen wij niet ontkennen, dat de van tyd tot t^d door
het Engelsche Gouvernement omtrent ons in de Kolonie
genomene besluiten, en uitgevaardigde wetten, de eenigste
oorzaak z^n geweest, waarom wij ons geboorteland en onze
maagschap hebben verlaten, en ons, als het ware, op de ba-
ren der wildernissen begeven om vr^ van het bestuur vae
dat Gouvernement te mogen z^n. Om eenige voorbeelden aan
te halen: wie was het, die ons de toenemende kwade ge*
volgen van slavern^ opdrong ? Wie, die ons regt van eigen-
dom daarop verzekerde? Was het niet hetzelfde Gou-
vernement, dat ons het naderhand weer ontnam; en zulka
op oene w^ze, dat wij zelve geene de minste stem hadden,
omtrent de beste of meest geschikte w^ze, waarop zulka
zou kunnen geschieden? Wie was het, die ons volle
eompenaatie beloofde voor onze slaven? Was het niet
hetzelfde Gouvernement, dat ons met een derde deel van
de wezenl^ke waarde onzer eigendommen afscheepte, en
dan nog ten prooi liet van sehraapzuchtige en gewinzoe-
Digitized by
Google
£N NSDEB2BTTlNa AAN DS VAALRIYIËR. 1^6
kende handelaars, die ten koite van onze beurzen z^n verrgkt
geworden? Wie was het, die ons bezigde, zonder loon en op
onze eigene kosten, tot bescherming van de grenzen der Ko-
lonie, tegen de vgandige en oorlogzuchtige of roofzieke Kaf-
fers? Was het niet hetzelfde Grouvemement, dat ons nader-
hand alle aanspraak op compensatie ontzeide, verkeerdelgk
Foorgevende, dat wij, door onze berooving van den Kaffer,
met regt ons hunne wraak op den hals hadden gehaald?
Wie ontnam ons den besten Gouverneur, dien w§ ooit gehad
hadden, enkel, omdat h§, als een man van geweten, de ver-
ongelijkte Kaapsche Kolonisten verdedigde, en, door het
straffen van hunnen verwoestenden vijand, hunne wezenigke
veiligheid en bescherming zocht? Wie zond ons daarna
politieke speculanten, aan handen en voeten gebonden, wier
grensstelsels ons blootstellen, om zonder ophouden en on-
gestraft door den Kaffer te worden beroofd en bedreigd;
en zulks nog vergezeld met zware onkosten voor het land,
welke op de beurs van den geruïneerden boer moesten
neerkomen? Was het niet datzelfde Gouvernement, dat het
land openstelde voor rondzwervende vagebonden, die in
eene werkelooze woeste levenswijze verkeerden, en van de
kudden en andere eigendommen van den reeds genoeg
▼erdmkten boer leefden? — Waardoor den boer, van ar-
beiders ontbloot, of, indien hij ze al had, van alle noodige
gezag verstoken, — (en waaronder de kolonisten thans
nog zuchten,) — de moed geheel ontnomen werd, zoodat
hij, zijne herhaalde remonstrantiën en petitiën, onbeant*
woord of veronachtzaamd ziende, de donkerste vooruitzig-
ten had.
Al deze euvelen schrijven wij toe aan deze ëénige oor*
saak, namel^k, het gebrek aan een vertegenwoordigend
Cronvemement, dat ons geweigerd is geworden door het
uitYoerend Gouvernement van datzelfde volk, hetwelk het-
zelfde voorregt beschouwt als een zijner heiligste burger-
regten, en waarvoor elk ware Brit zijn leven laten wil.
Ea, wat deden w^ onder al die verdrukkingen? Namen
wij >de wapenen op, eischende, dat ons regt geschiedde,
zoo als onlangs in de Canada's is geschied? Neen, wii
Digitized by
Google
156 VERLIES VAN NAT AL
gaven ook den rok aan hem, die ons den mantel had ont-
nomen; w^ ontdeden ons zelfs van onze vaste eigendom-
men voor spotprijzen; — wij zeiden het Gouvernement
openl^k aan, dat wij ons land en zijn gebied zonden ver-
laten. Het werd ons toegestaan, ten minste niet verboden.
Wg waren zelfs verrast op het vernemen van eene aller-
bUlijkste en regtvaardige declaratie door den Luitenant-
Gouverneur gedaan, dat het een onbetwistbaar regt was,
dat iemand^ met het bestuur eens Gouvernements ontevre-
den zijnde, vrgheid h^d, het te verlaten. Aanstonds, na
onzen uittogt, verklaarden wij onze onaf hankelgkheid ; w^
rigtten een eigen bestuur op; w^ voerden oorlogen tegen
die ons onverziens overvielen, en maakten vrede; w^ na-
men bezit van onbewoonde landstreken, zoowel die ons
door vriendschappeljyke onderhandelingen met de Heiden-
sche volkstammen toevielen, als -die wg met ons goed en
bloed moesten koopen.
Intusschen Wat deed het Koloniaal-Gouvernement, gedu-
rende den loop van al deze omstandigheden? Liet het ond
aanzeggen, dat wij ons van onze verpllgting als onderdanen
niet konden ontslaan, waar wij ons ook mogten bevinden?
Of bood het ons eenige hulp, toen w^ in nood waren, en
het vooruitzigt hadden, om alle oogenblikken door woeste,
bloeddorstige heidenen te worden vernield; — en toen reeds
over de zeshonderd van de onzen allerverraderlijkst en on-
schuldig waren vermoord? Of bleef het onverschillig de
ellende van zijne voorgewende onderdanen aanschouwen,
zoo lang totale vernieling hen bedreigde? Maar, wat meer
is, werden niet hunne moordenaars ondersteund en geholpen,
zoodra zy (de emigranten) eenige kans schenen te hebben van
de overwinning te behalen, door allen uitvoer van wapenen
en ammunitie naar hen te beletten? Ja zelfs door ons met
eene militaire bezetting te bedreigen, en onze eigen wape-
nen en ammunitie te confiskeren; en dit mede, onder voor-
geven van uit menschlievendheid verdere bloedstortingen
te willen verm:gden, toen er geene vrees bestond voor de
vergieting van Christenbloed, maar toen wraak stond ge-
nomen te worden op diegenen, wier handen daarmede nog
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE YAALBIVIER. 157
bevlekt waren. Voorts, door den handel te stremmen, waar*
door velen der emigranten, gedurende de bezoeking van
de besmettelijke ziekte (de mazelen), stierven uit gebrek
aan de noodige middelen of aan voedsel, geschikt of on-
ontbeerlijk in zulk een* tijd! Heeft niet hetzelfde Gouver-
nement ons steeds als uitheemschen behandeld, zelfs met
betrekking tot onzen handel over zee ? — Hoe is het dan
mogel^k, dat met al zulke gronden aan onze z^de. Uwe
Ezc. kan verwachten, dat w§ op ons zelven kunnen zien
als overtreders of oproerigen tegen ons wettig Gouverne-
ment? Wi) verklaren, dat wij niet kunnen zien, hoe het
firitsche Crouvemement, onder de voormelde omstandighe-
den, met eenigen den minsten schijn van regtvaardigheid
of billijkheid, op ons als onderdanen aanspraak maken
kan; tenzij zulks alleen geschiede, uit andere politieke
beweegredenen, of uit j aioezij, tegen ons redenen gezocht
worden, om, met eenigen schijn van regt, de verachte en
aan het noodlot overgelatene emigranten weder onder het
juk te brengen. Wig twijfelen sterk, wanneer wij in het
hart van Afrika waren getrokken, of naar Dela-Goa, of
men ons daar ook zou hebben gemoeid. Doch w^ koeste-
ren nog de hoop, dat^ wanneer het tegenwoordige Gouver-
nement van H.'M., de Koningin van Engeland, en de
Britsche Natie, wel en waarlyk, met de geheele toedragt
der zaak zuUen zijn bekend geworden, er andere middelen
zullen worden gevonden, om satisfactie aan beide kanten
te weeg te brengen, dan door het zwaard en door bloed.
W^ smeeken Uwe £xc. derhalve, om de zaak verder te
overwegen, en geene maatregelen te nemen, waardoor w^
gedreven konden worden tot stappen, die, hoezeer tegen
onzen zin, of hoe smartel^k zij ook voor ons zullen z^n,
echter voor ons leven en veiligheid onvermgdel^k zullen
worden, en eene verantwoording op Uwe £xc. zelven zul-
len brengen, die vroeg of laat zwaar zal kunnen zijn te
dragen.
Wat aanbctreft de oorzaak, in uwe Proclamatie voorge-
wend, waarom deze militaire bezitneming zal moeten ge-
schieden, nameiyk onze resolutie, alhier genomen omtrent
Digitized by
Google
158 VERLIES VAN NATAL
de Kaffers, van den 2**** Aug. 1841; wenschen w^ slechts
aan te merken, dat; 200 als gewoonlijk geschiedt. Uwer
Exoellentie'a informatenr de wezenl^ke toedragt der zaak
6f zelf niet weet, óf voorbedachtelijk voor U verborgen
heeft gebonden. W^ z^n in staat eiken opregten philan-
tbropist te kunnen overtuigen, dat ons voornemen omtrent
de EafferS; zoowel oude inwoners als latere aankomelin-
gen, in het maken der schikkingen voor hunne verplaat-
singeU; zoowel bij de reeds aangehaalde resolutiën, als bg
eene andere, sedert omtrent hetzelfde onderwerp genomen^
gegrond is op ware menschlievendheid, in zoo verre w^
daardoor hebben zoeken voor te komen, of te venngden,
de waarschijnlgkheid vaa v^andelijkheid en bloedstorting,
welke anders onverm^elijk het gevolg zou moeten z^n,
wanneer w^ toelieten, dat Zoola's en andere Naturellen
hunne oude woningen verlaten, en bij duizenden zich on-
der ons nederzetten (zoo als thans het geval is); want
eerst door ons tegen hunne v^anden beveiligd, en daarna
sterk geworden z^nde, zouden zij in de schoonste gele-
genheid van de wereld z^n gesteld, om ons uit te roegen^
alleen om in het bezit van ons vee te geraken; of, hun«
nen aanslag ontdekt zijnde, zouden zg ons noodzaken, ben
op staan den voet met de wapenen aan te vallen en te ver-
dreven.
Onze maatregelen zijn derhalve ingerigt, om tegen de
mogelgkheid van zoodanige gebeurtenis, in tgds, zoo veel
als doenlijk is, te voorzien, en niet het kwaad te veel te
doen toenemen, of eerst onherstelbaar te doen worden, en
dan werkzaam te willen z^n. Het zou te breedvoerig zgn,
wanneer wij thans wilden aanhalen al hetgeen w^ omtrent
dit punt te zeggen hebben. Wg zullen dus overgaan, om
aan te toonen, dat, indien Faku al eenige aanspraak had
op het deel lands, in Uwer Excellentie's Proclamatie Ter-
meld, hij alleen te blameren zou z^n, zoo wg van dat land
hadden gebruik gemaakt. Vooreerst, hebben w^ bewezen,
dat h^ in het jaar 1834 reeds gedeclareerd heeft, geene
aanspraak op dat land te hebben, en^ met uitzondering van
eenige spioenkraaltjes, het ook nimmer heeft bewoond,
Digitized by
Google
EH NSDERZBTTUia AAM DK TAALRIYIER. 169
ZOO Ter w^ hebben kunnen uitvinden. Ook hebben w^ het
contract, door nu w^len den Heer Retief met Diagaan
aangegaan, doen publiceren, zoowel als once Proclamatie,
waarin onze limietscheiding tot aan de Omsimvobo werd
b«paald. Voorts is Faku zelf met ons tot eene vriend-
sehappd^ke verstandhouding overgegaan, en wg verkregen
▼an en gaven aan hem- verzekering van vreedzaamheid,
en zelfs protectie, zoodat er niets in den weg stond om
kern Ie beletten van te protesteren, wanneer wij over eenig
gedeelte van z^n grondgebied disponeerden; doch boven»
dien heeft hij aan onze afgezanten vrijwillig erkend, dat
het land aan Schaka en daarna aan Dingaan, wettiglijk
toekwam, tot aan de Omsimvobo, en dat hij onze aan-
spraak daarop erkende als gegrond te z^n op regtvaar-
digheid, beide door het contract hiervoren gemeld en door
de overwinning door ons op de natie behaald I H^ ging
verder, en zeide dat Schaka en Dingaan het land hadden
ingenomen, zelfs tot over de Omsimvobo, en dat hg zich
zelven en zgn volk beschouwde, als door onze toelating
daar te zgn! Mogen wg dan niet vragen, waar is eene
kolonie of een wingewest, thans in het bezit van Groot-
Brittanje of eenige andere mogendheid, waarop men met
grooter regt aanspraak maken kan? Wij zgn van het te-
gendeel overtuigd, doch indien Faka kan bewgzen, dat
noeh Schaka noch Dingaan ooit eenige aanspraak had op
hei land in haesUe, en dat deze woeste en onbewoonde
streek lands altoos in zgn bezit is geweest; — wie over-
taigt on$, van desniettegenstaande op de bezitneming daar-
van te hebben geïnsteerd, en dat men dus^ op grond daar-
van, eenigen schgn van reden kan voorwenden voor de
bedreigde militaire bezitneming van onze havens on ons
grondgebied?
Ook willen wij erkennen, dat wij met geene mogelgkheid
bet regt van onderdanen door geboorte als anderzins^ door
Uwe £zc. in uwe Proclamatie voorgewend, zoo verre als
ons betreft, kunnen begrepen. Doch deze kwestie ter zijde
stellende, zgn w^ gehouden onze overtuiging te verklaren,
dat w^ in dit land niet veilig zullen kunnen z^ of zelfs
Digitized by
Google
160 V£RLI£S VAN MAT AL
bestaan, wanneer wy ons weder onder de jurisdictie van
een koloniaal bestuur, als voorheen, begeven^ Het. land,
waarover Uwe Exc. reeds voorloopig disponeert, ons bedrei-
gende het aan ons en onze kinderen te ontnemen, zon ons
dan ook niets waard zijn. Welke vooruitzigten hebben w^,
van betere protectie te zullen genieten, dan die de grens-
bewoners van de kolonie genieten, en weswege velen onzer
genoodzaakt zijn geweest uit dat land te vlugten? Welke
vooruitzigten hebben w^, om zelfs die protectie te zullen
genieten ?
• Uwer Excellentie^s handelingen omtrent ons geven meer
dan reden om te vermoeden, dat uwe bekommerdheid en
zorg alleenlyk bestaat voor de onbeschaafde volkeren, en
dat het geene groote bekommering baren zal, wanneer wij
met onze vrouwen en kinderen en dienstboden door hen als
schapen ter slagting mogten worden gesleept; ja, dat de
hedendaags che philanthropisten nog valsche beschuldigin-
gen genoeg zullen uitvinden, om der wereld diets te maken,
dat w§ zulks ruim verdiend hebben, en dat het onze eigene
schuld is. Het noodlot schijnt ons dan te zullen dry ven tot
eene van twee keuzen; namel^k: — ons als lastdieren te
krommen, om gewillig den last, die ons opgelegd wordt,
te dragen, tot dat wij, dien te zwaar vindende, weer
als te voren, eene nieuwe emigratie beginnen, wanneer wij
alles, wat wg in de wereld hebben, hier zullen moeten
achterlaten; — dan wel, om tot de verdediging van onze
regten^ van onze bezittingen; ja van ons bestaan zelf, het
geweer in de vuist te nemen, en te streden tegen onze
verdrukkers, en met onzen val of ons bezwijken een einde
aan onze aardsche moe^eiykheden te maken. Wij laten het
over aan Uwer Excellentie^s eigen oordeel, en aan het
oordeel van elk regtschapen Engelschman, welke van die
twee het verkieslijkste is. Laat men niet langer denken,
dat wij zoeken te misleiden, of dat w^ zelven misleid
zijn. De ondervinding heeft ons allen, meer of min, dure
lessen gegeven, en, wat ook onze politieke geschillen
mogen z^n, omtrent onze civiele administratie, Uwe Exc.
zal ondervinden, dat er slechts weinig verschil bestaat om-
Digitized by
Google
RH NEDERZBTTIKO AAN DB VAALRIVIEB. 1^1
trent dit eene punt Wanneer wij al, ten koste van veel
bloeds en' onkosten, zullen zijn ten onder gebragt, zal het
Yinir slechts gedempt of gesmoord worden, om in den dag
der wraakneming des te geweldiger uit te barsten. Het
is in Uwer Excellentie's magt, deze euvelen voor te ko-
men, en indien het uwe Ëxc. waarlijk te doen is om ver-
dere bloedvergieting te vermijden, zal Uwe Exc. gemak-
kei^ redenen genoeg kunnen vinden, om uwe voorgenomene
militaire expeditie te staken, en andere middelen in het werk
te stellen, die eene menschlievender en gezegender uitwer-
king zullen hebben.
Het heeft bij ons een diep gevoel van leedwezen te weeg
gebragt, om, sedert het begin van onzen uittogt, gedurig
te vernemen, hoe wg ten onregte aan de wereld zgn voorge-
steld geworden, als ruwe menschen, die, beschaafde wetten
en kerkelijke tucht moede, in losbandigheid zochten te le-
ven, een ieder naar het goeddunken van zijn eigen hart.
W^ hebben onze beschuldigers meer dan eens beschaamd
gemaakt Ofschoon wij onervarene boeren zijn, die nimmer
toegelaten werden in hun geboorteland eenig deel te nemen
aan de publieke aangelegenheden van hun land, ziyn w^
echter geslaagd, om onzen regeringsvorm op dien voet te
brengen, dat wij het publiek vertrouwen, van dag tot dag,
meer beginnen te gewinnen. De godsdienst zelve is ook
reeds op eenen geregelden voet gesteld, en cultivatie en be-
bouwing van het land nemen dagelijks meer en meer toe.
Alreeds hebben w^ een aanzienlek gesticht voor het waar-
nemen van de openbare Godsdienst opgerigt, en het onder*
wgs der jeugd b op eenen goeden voet gebragt.
De ons omringende oorlogzuchtige Zoola's zijn in hunne
onophoudel^ke oorlogsbedrijven gestremd, zoodat zg zelfs,
nit vrees voor ons, de wapenen niet dan ter sluik en zeer
zelden opnemen ; — twee zendelingen zgn reeds onder hen
werkzaam, onder onze protectie; en wij hebben de beste
voomitzigten, dat de beschaving van dat volk spoediger te
bevorderen zal zgn, dan die der KaflFers aan de Kolonie
grenzende. Dit alles is bereids te weeg gebragt, nu wg
eerst beginnen uit onze groote moeijelgkheden te komen.
11
Digitized by
Google
162 VERLIES VAN NATAL
Uwe Exc. kan derhalve wel begrepen, dat het ons smar-
ten zaly den bodem van al onze hoop en verwachting in eens
te zien inslaan. Een enkel verkeerd of onstaatkundig ex-
periment of proefneming zou* ons onherstelbare nadeelen
verwekken. Alreeds z^n er gedienstige agenten bezig, om
de Kafferstammen, tot hun of tot ons ongeluk, tegen ons
op te wekken, en hen in te prenten, dat w^ hunne ver-
drukkers zijn, maar de Engelschen hunne beschermers, en
dat zij^ zoo z:^ het met de Engelschen houden, als loon onze
beesten ten buit zullen b^omen. Mogel^k heeft Uwe Exc
daartoe geen verlof gegeven; het wordt echter gedaan. Zal
nu de beschaafde wereld ons immer kunnen laken, dat wij,
in zulke omstandigheden en onder zulke onmenschelijke
vervolgingen, het uiterste doen en wagen, tot behoud van
ons leven ? En, wanneer wij al voor de overmagt moeten te-
rug deinzen, en verder landwaarts in veiligheid zoeken,
waar wij meer geconcentreerd z^n en met meer voordeel
onzen v^and kunnen bestrijden, zal men ons dan kun-
nen honen, wanneer wij onze schade, zoo in de kolonie
als sedert onzen uittogt geleden, en voor onze landergen,
huizen en aniiere bezittingen, die w^ ten prooi van verwees*
ting genoodzaakt zullen z^n geweest achter te laten, zoeken
te verhalen op onze oude schuldenaars de Kaffers, ja zelfs
verder? — W^g bidden dat de Almagtige zulks verhoede, en
dat het Hem behagen moge, ons betere uitkomst te geven.
Eindelijk moeten w^, zoo voor ons zelven, als, op stel-
lig verzoek van onze mede-emigranten, ten sterkste protes-
teren tegen de bezitneming van eenig gedeelte van dit land
als bedreigd in Uwer Excellentie's Proclamatie van den
2**" Dec. voormeld, en verklaren, dat wij ons van nu
voortaan meenen te kunnen vr^ghouden van de smadel^kste
gevolgen van zoodanigen stap, voor God, voor ons eigen
geweten en voor de wereld.
Wg hebben de eer met alle achting te noemen:
Mijnheer I Uwer Excellentie's Dw. Dienaren,
Joachim Prinslo, President
benevens al de leden des Raads,
J. J. Burger, Secretaris»
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 163
Wanneer men dit antwoord, in verband met al het voor-
gaande, met de vereiscbte aandacht nagegaan heeft, zal
men zich misschien eenig denkbeeld kunnen vormen van
de zielfivrengde dezer HoUandsche Afrikanen, toen zij, zeer
kort daarna, slechts ruim éëne maand, op den 26**~ Maart
1842, voor het berst de Nederlandsche VTag^ van het Ne-
derlandsche schip de Brazilië, uit Nederland regtstreeJcs tot
hen gezonden, in hunne baai van Natal zagen wapperen.
Doch alvorens dit verhaal te vervolgen, moeten wij even
teniggaan tot het tijdstip, waarop de Nederlanders eigen-
lijk voor het eerst met de Eaapsche emigratie zgn be-
kend geworden. Dit was 22 April 1840, door een arti-
kel geplaatst in het Handelsblad van dien dag dus luidende:
VEBHUIZINa DÊR HOLLANDSCHB KAAPSCHE BOEREN.
Van tgd tot tijd lezen wij in de nieuwsbladen eenige korte
en weinig beteekenende berigten over de uitgewekene Hol-
landsche Boeren van de Kaap de Goede Hoop naar Port
Natal op de Oostkust van Afrika. Onbegrijpel^k en voor-
zeker beschamend is ten dien aanzien onze koude onver-
sdiilligheid, 'en terwijl een eenvoudig visschers vaartuig of
pink en soms de nietigste beuzeling al de dagbladen 'be-
zig houden of het vuur der dichteren als doen ontvlam-
men, is men stil en als onverschillig bg eene verhuizing
van duizende onzer landgenooten, die met ons óéne gods-
dienst beladen, eene taal spreken, dezelfde zeden en gewoon-
ten hebben en die, te midden van tollooze gevaren, den
onverschrokkensten moed en de grootste volharding aan
den dag leggen.
Nab^ de uiterste grenzen der Kaap de Goede Hoop^ door
onze vaderen eenmaal gesticht, thans in bezit van Engelandi
woonden tot 1835 eenige duizende kolonisten en bezaten
zij uitgebreide landhoeven, vele en groote kudden vee. Die
kolonisten, aan de Kaap veelal HoUandsche Boeren ge-
naamd, zgn van HoUandschen, veelal zelfs van Amster-
damachen oorsprong, en in de latere jaren in groote getalen
uit het gebied der Kaap vertrokken. De grootste grief dezer
11*
Digitized by
Google
164 VERLIES VAN NATAL
edele menscben en de voornaamste oorzaak hunner verhui-
zing is hnn afkeer om als Hollanders, zoo als zij zich
beschouwen, onder het bestuur der Engelscben te staan. In
1835 is die verhuizing van het Kaap-gebied begonnen.
Maritz, Pieter Retief en andere hebben die vrgwillige ver-
lating, die algemeene optrekking der HoUandsche Kaapsche
boeren bestuurd, en hen met vrouwen en kinderen en hunne
goederen over de grenzen geleid naar de Natal-haven, de
Modder- en Zand-Ri vieren. Veel hebben zij aanvankel^k
moeten lyden van de Kaffers en hun verraderlijk opperhoofd
Dingaan, en in menig gevecht hebben zi) zich hunne oude
afkomst waardig getoond. Zij schijnen zich thans om en
nabij Natal-haven voor goed gevestigd te hebben. Volgens
berigt hebben zij zich in verscheidene dorpen verdeeld, eene
stad aangelegd, die zij Maritzburg hebben genoemd; of
zij ook reeds hun plan hebben volbragt, om eene plaats
Nieuw-Amsterdam te stichten, is mij onbekend. Een raad
van 24 leden heeft het opperbestuur en onder deze z^n
2 landdrosten en 6 heemraden.
Wij willen ten slotte hier nog bijvoegen een gedeelte van
een rapport van den Heer Cecille, kommandant van de
Fransche oorlogskorvet Heroïne, aan den Minister zijner
marine; waaruit men zal kunnen opmaken, hoe de Fran-
schen over deze volksverhuizing denken ; de letterlijke ver-
taling; genomen uit de Annales maritimes et eoloniales par
Bqfotj commissaire de la marine etc^ Fevrier 1840, p. 186,
luidt aldus: rrHet verlaten van de Kaap de Goede Hoop,
rr door hare oude HoUandsche inwoners, is eene daad
rf zonder voorbeeld. — Men heeft somtijds gedeeltelijke
ri volksverhuizingen zien plaats grijpen, maar hier is het
rreen ligchaam van vijf tot zes duizend personen, die door
»»één gevoel gedreven, allen hunnen geboortegrond ontvlie-
rrden; de woningen verlaten, die aangelegd zijn door hunne
»f voorouders; waar zoo vele banden, zoo vele herinneringen,
ffhun dierbaar en belangrijk, hen moesten terug houden,
rr die alle vermoeijenissen en oneindige gevaren trotseren,
rrdie zich met heldenmoed verheffen, bloedige gevechten
rrmoeten leveren tegen woeste volken, door wier midden
Digitized by
Google
EN NBDEBZfiTTING AAN DB VAALRIVIER. 165
TZ^ zich eenen weg moeten banen, om een nieuw vaderland
"te zoeken, op eenen vreemden grond, te midden van de
rtstilte der woestijnen.
rrDe verliezen, die de kolonisten hebben ondervonden
»»door de vrijmaking der slaven; het gebrek aan wetten
'f om hen te beschermen tegen teugellooze aanvallen, de
'fberooving door zwermen van struikroovers, waarmede de
^kolonie is verpest, en boven alles de gevaarlijke toestand
"der grenzen, die eene ongenoegzame bescherming niet gc-
rrnoeg kan vr^ waren tegen de aanvallen der Kaffers, die
"naburen zoo onrustig en listig, die de schoonste inrigtin-
wgen der Kolonisten hebben verwoest en honderden tot
irellende hebben gebragt, zijn als de oorzaken aan te mcr-
"ken van deze volksverhuizing, zoo moegelijk en zonder
"Voorbeeld. B^ die oorzaken moet nog gevoegd worden
"de tegenzin der oude kolonisten tegen hunne overwinnaars;
r'want men kan ter naauwernood gelooven, hoe veel na 30
tfjaren overheersching de kolonie nog HoUandsch is geble-
ven in zeden en denkbeelden.*'
Ja! de Kaap de Goede Hoop is en blijft HoUandsch
en voorzeker hebben de uitgewekenen uit een HoUandsch ge--
Yoel zich eene eigene zelfstandigheid gevormd.
Amsterdam, April 1840. jacob sWart.
Dit stuk had een gewenscht gevolg. Slechts 2 of 3 da-
gen daarna kwam de Heer G. G. Ohrig tot den Heer
Swart, met de vraag? "Wat kan men voor die emigran-
ten doen?*' Op ZEd. raad heeft die Heer Ohrig toen een
schip "de Brazilië" uitgerust, om op zijne reis Port Na-
tal aaifte doen? De Heer J. A. Smellenkamp werd daar-
op aangesteld tot Super-Carga en de Heer Swart gaf hem
voor eigene rekening ten behoeve van de emigranten eene
kist met boeken mede en eene menigte b^bels, die aan
den Heer Swart door het Nederlandsche Bijbelgenootschap
geschonken werden.
Geen Willem I kon met meer, met vuriger geestdrift
in 1813 op den Nederlandschen bodem ontvangen en naar
de residentiestad vervoerd worden^ dan de Heer Smellen-
Digitized by
Google
166 VERLIES VAN NAT AL
kamp aan de Zuid-Oostkust van Afrika. Hij was in Natal
de eerste Nederlander, met wien de emigranten en hun-
ne Volksraad spreken konden en door wien zij verstaan
zoudea worden. Hij betoonde hen eene genegenheid en hulp-
vaardigheid, eene overeenstemming met hunne gevoelens
en boezemde hen een vertrouwen in, waardoor hij eenen
bgna onuitwischbaren gunstigen indruk op hen maakte.
D^Urban, de eerste bevolkte plaats aan de haven van
Natal, toen nog de Kafferbenaming van Eongella voe-
rende, was in vergelijking tot Pieter-Maritzburg niet
meer dan Scheveningen tegenover 'sGravenhage. DéAr
mogt de Heer Smellenkamp niet lang vertoeven. Hij moest
de hoofdstad zien, die de HoUandsche Afrikanen gesticht
hadden en ddir vernemen, al wat hun bejegend was, al
wat zg gedaan hadden en hoe thans de zaken stonden.
Pieter-Maritz-burg ligt op een afstand van 14 & 15 uren
gaans van Eongella. Derwaarts werd hij gebragt. Langs
den weg groeide de menigte, die het r^tuig waarin hij
was, vergezelde, steeds aan. £en ieder liep of reed mede^
zoowel te paard als met rijtuig. Het duurde niet lang of
de trek-ossen van zijn wagen werden afgespannen. De
vurige HoUandsche-Afrikaansche jongelingen misgunden de
beesten hunne dierbare vracht, trokken dien over berg
en dal, door moerassen, stroomen en rivieren; en met dat
edel voorspan deed de Heer Smellenkamp zijnen intogt
in de roemrijke hoofdplaats, die zoo veel mogelijk, door
vlaggen, eerebogen en bloemkransen versierd was.
De Heer Smellenkamp werd aanstonds door de rege-
ring verwelkomd en ter zijner eere werden maalt^den aan-
gelegd en feesten gehouden^ zoo als nooit te voren door
de HoUandsche -Afrikanen gevierd waren en ook nimmer
meer bij hen plaats vinden. Ja^ indien het, ten aanzien van
hun zuiver godsdienstig geloof, geen heiligschennis zou z^n,
dan mogt men de vereering, die den Heer Smellenkamp
toen te beurt viel, wezenlijk eene aanbidding heeten.
Was het te verwonderen^ mijne lezers! dat zulk eene
ontmoeting, den burgerman verblindde ; dat hij zich zelven
meer dacht dan hij in der daad was; dat hij zgne eei|<
Digitized by
Google
EN NEDËRZETTINQ AAN DE VAALBIVIEB 167
voudige betrekking van Saper-Carga over het hoofd zag;
dat hij meer dan enkel aanhoorder hunner lotgevallen
werd; dat hi) zelve wilde medeoordeelen over hetgeen hen
te doen stond en dat hij, toen hij zag; welk eenen over-
wegenden iavloed zijne woorden kregen, zich eindelgk liet
verleiden om aan hunnen vurigsten wensch gehoor te ge-
ven: rrde bescherming van Z. M. den Koning der Neder
landen te bezitten'' ; en daarna zóó ver ging, dat hij eene
overeenkomst met den Yolksraad sloot, (evenwel onder
nadere goedkeuring van Z. M.) en daaronder met z^ne
eigene hand schreef: rraangenomen namens Z. M. den ko-
ning der Nederlanden, door mij ondergeteekende J. A Smel-
lenkamp'*? Neen, een ieder stelle zich in zijne plaats en
wie zal dan den eersten steen op hem werpen?
Intnsschen de gevolgen vanéénen misstap zijn dikwijls
tah^k, en niet zelden voert ons ééne verkeerde daad tot
meerder kwaad; ook dit een en ander wordt hier en in
deze geschiedenis der kaapsche landverhuizers bewaarheid.
De Heer Smellenkamp werd voorzien van de noodige
bescheiden voor Nederland en beloofde hen of gaf hun
hoop 1) op militaire en diplomatische ondersteuning van
Z. M. den Koning der Nederlanden en bezorging van raads-
lieden^ en van geestelijk en maatschappel^k onderwas. Zoo
doende ging hij de naauwste verbindtenissen met hen aan-
*) Zoodra mij het zekere niet bekend is, schrijf ik twyfelachtig.
Velen der Toornaamste emigranten hebben m§ verzekerd, dat de Heer
Smellenkamp stellig beloofd had, ten spoedigste, kxijgsmagt en ammu-
nitie, staatslieden, predikanten en onderwijzers uit Holland te zul-
len aanbrengen, ten einde des noodig de Engelsche magt te kannen
weerstaan en yemielen, en de onafhankel^kheid der nieuwe repu-
bliek te doen erkennen; anderen, dat ht) eenigl^k gezegd had, zn-
ncQ invloed daartoe te zullen aanwenden. De meesten haa hij in de
mcening gelaten, dat die invloed groot was: enkelen — zoo als den
hiervoren genoemden Heer J. N. Boshof, zie blz. 151, had hö voor-
zigtigerw^ze meer met zgne betrekking van Super-Carga bekend
gemaakt Doch, daarlatende wat hiervan z§, de overeenkomst met
den Yolksraad aangegaan, heb ik den 19 Augustus 1851 inmyne
handen gehad en met eigene oogen gelezen. Die overeenkomst, zoo
als zi) daar gesloten en onderteekend ligt, noem ik den misstap
van den Heer Smellenkamp, en verder zuUen mgne lezers zelve kun-
nen oordeelen, in hoe verre die daad tot meer verkeerds van zijne
zyde, al dan niet, aanleiding gegeven heeft.
Digitized by
Google
168 VBaLIES VAN NATAL
H^ nam vervolgens de terugroize, over en door het bin-
nenland, naar de Kaapstad; ontving van de emigranten
£ 100 voor reisgeld en werd tot aan Graaf Reinet, door
den voornoemden Heer J. N. Boshof vrachtvr^ ge-
bragt die hem op z^n verzoek nog £ 50. voor reisgeld
ter hand stelde. En de Brazilië verliet nog vóór het einde van
April 1842 de haven van Natal.
De vreugde der emigranten over het bezoek van den
Heer Smellenkamp mogt slechts weinige dageri duren. Reeds
den 4,^^^ Mei 1842 werd Natal andermaal, doch nu door ster-
ker militaire magt, van wege het Kaapsche G-ouvernement
bezet dan vroeger.
De Gt>uvemear Sir George Napier, vóór zgne komst aan
de Kaap in Januar^ 1838 reeds tegen de Hollandsche
Afrikanen ingenomen — zie bl. 70 noot — en sedert steeds in
dat vooroordeel gehouden en gebleven, zoo als uit de voor-
melde correspondentie tusschen de emigranten en het Kaap-
sche Gouvernement al genoegzaam is gebleken; kon, na
de ontvangst van het uitvoerige antwoord op zgne pro>
clamatie van 2 December 1841, dit staatstuk niet buiten
gevolg laten. Integendeel, zoo hij nu niet onmiddeliyk al-
les in het werk stelde, om Natal onder het gebied van
Groot-Brittanje te brengen, zou hij — en welligt ook naar
zgne meening — de eer van hare kroon te kort doen,
zoo niet verguizen. Daartoe werd dan ook alles aange-
wend. Behalve de aanvoer van militaire magt, werd vooral
door middel der dagbladen, tweedragt onder de emigran-
ten gezaaid, en ongelukkig viel dit toen zeer gemakke-
lijk. Het was bekend, dat de een den ander alreeds ver-
weet, dat hij vóór het aanzoek der onaf hankelijkverklaring
gestemd had en nu teregt beweerde, dat dat aanzoek de
aanleidende oorzaak was der tegenwoordige bezetting, en
dat deze daarvan alléén een gevolg was. Er waren die
geloofden aan de verzekering van engelschgezinde vreem-»
delingen^ dat de bedoeling van den Gouverneur goed was,
doch dat hij de magt niet bezat om hun gewest onaf-
hankelijk te verklaren en hen te ontheffen van hun on-
derdaanschap of hunne onderdanigheid aan Groot Brittanje,
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN OB VAALBIVIER 169
en daarom wel gehouden was, om op hun verzet, zooda-
nig te handelen als hij nu deed. Anderen daarentegen
wilden naar al die fraage vertellingen niet eens luisteren.
Door die tweedragt evenwel, werd tijd verloren voor de
emigranten en gewonnen door de bezetting. Deze liet
dien t^d natuurlijk niet ongebruikt voorb^gaan en bragt
zoo doende, hare stelling in behoorlijke staat van verde-
diging.
De Yolksraad besloot echter tot het aanvallen van de be-
zetting^ en de Heer A. W. J. Pretorius werd wederom tot
bevelhebber benoemd. Het was 24 Mei 1842 geworden^ eer
het tot een treffen kwam. Het gevecht was hevig, hield
een dag en nacht aan, en was zoozeer in het voordeel
der emigranten, dat niemand, zoo min Afrikaan als £n-
gelachman, één oogenblik in twijfel kon trekken, of de
overwinning zou door de emigranten behaald worden. Maar
helaas! het dubbelzinnige gedrag van eenige ingezete-
nen — Duitschers, en Engelschen^ en nog erger! van
BNKSLE HoUandsche Afrikanen — die later nooit meer on-
der de emigranten geteld zgn, of met den eernaam van
w€Uir emigrant genoemd worden — die, het gevaarlijke en
onrustige leven voor zich en hun gezin moede, zich aan
den krijg onttrokken, verontwaardigde Pretorius en de
zgnen en deed hunnen lust en ijver bekoelen. Doch nog
daardoor zou de Engelsche bevelhebber Smith de zaak
niet gewonnen hebben. Maar wat gebeurde ? Door een par-
lementair liet hij voor eenigen tijd stilstand van wapenen
aanvragen, en dat verzoek werd hem toegestaan. Toen her-
stelde h^ zich zoo goed mogelijk; en ontving eene mag-
tige nieuwe versterking van troepen en ammunitie van de
Kaapstad, en toen Pretorius hem den 26'**'' Jun^ 1842 an-
dermaal aanviel, gaf deze het te spoedig op, werden de
aanvallers mismoedig, verstrooiden zich en de Ëngelschen
kr^gsmagt bleef haren stand aan de haven van Natal be
houden.
De Heer Smellenkamp was daags te voren den 25^^®° Junij
1842 van z^ne binnenlandsche reis in de Kaapstad aange-
komen, waar het Gouvernement reeds kennis droeg van
Digitized by
Google
170 ^ VERLIES VAN NATAL.
z^n bezoek in Pieter Maritzburg. Het liet hem dien ten
gevolge aanhouden en in de gevangenis zetten. H^ had
gelukkig de papieren, waarvan hi| houder was^ zoodanig
verborgen, dat die niet ter tafel konden komen. Men kon
dus aanstonds geene genoegzame klagten tegen hem in-
brengen, en hij werd, onder persoonlijken borgtogt van twee
geachte Kapenaars, 2 dagen daarna, weder uit z^ne ge-
vangenis ontslagen. Hij keerde naar Holland terug en bragt
voor den Heer Swart den volgenden brief mede:
Aan den Eerw. Heer J. Swart.
Pieter Maritzburg den 28 April 1842.
Eerwaarde Heer !
Wij zijn op een aangename wijze verrast geworden,
door de aankomst van het HoUandsche schip Brazilië, meer
nog daar deze vergezeld ging, met zulke bl^de voor-
uitzigten voor het vervolg; wij roemen met dankbaarheid
Hem, die ons deze onverwachte uitkomst uit onze moode-
looze kommervolle omstandigheden zoo onverhoopt geschon-
ken heeft; w^ zouden gaarne wenschen te . beschreven de
algemeene vreugde, die de aankomst van deze bl^de bood-
schap veroorzaakte, doch om dit in zijne volle grootheid
te gevoelen, moet zulks voorafgegaan zijn geweest van de
vele rampen en teleurstellingen, die wij gedurende onze drie-
en sommige vierjarige omzwerving doorgestaan hebben, doch
wij zijn niet geheel verlaten geweest; integendeel, Grods
zegenrijke hand was over ons, en, ofschoon somtijds onze
vooruitzigten donker^ onze toestand tw^felmocdig was, bleef
nog altoos een straal van hoop, verwarmd door de over-
tuiging dat onze zaak regtvaardig was, en dus onder Zijne
heilige bescherming vroeg of laat naar Zijne w^ze voorbe-
schikking uitkomst zou schenken. In dit ons vertrouwen
zijn wij ook niet te leur gesteld geworden, want daar waar
de uitkomst onmogelijk, waar de dreigende moordhand reeds
opgeheven was, waar de vlam reeds kerk en woning ver«
Digitized by
Google
ÜN MEDEB2BTT12IG AAN DB VAALRIVIER. 171
woestte, daar nogtans wa8 Hij nabij, die alleen redden en be-
houden kon, en ofschoon honderden door den dolk van het
grootste monster (De Zoola-koning Dingaan) dat ooit leefde
vielen, die de zuigende moeder, nooh de zuigeling, noch
den magteloozen grijsaard verschoonde, werden er niet te min
velen gespaard^ door Hem die alleen behouden kan , wien zij
hulde en dankoffers toebragten, zoodat onder Zijnen zegen
nu onlangs eene ruime kerk, op deze plaats, Hetèr-Ma-
ritz-burg is gebouwd, die ofschoon groot, echter op feest-
en andere der Godsdienst toegewijde dagen, op verre na
de gemeente niet kan bevatten; wordende de dienst daar
in verrigt, door den Eerw. Heer Lindlej, een Ameri*
kaansche leeraar, die in Boston geordend; en daarna be-
roepen is geweest b^ de PresbTteriaansche gemeente aan
de Rok Rivier, en door het Amerikaansche zendeling-ge-
nootschap naar Natal tot nut der Zoola's afgezonden, maar
bewogen met onzen toestand, de dienst voor eenigen tijd
als leeraar onder ons heeft waargenomen, onder bezolding
van de Amerikaansche HoUandsche gereformeerde kerk ,
met aanbod, om indien noodig, verder in onze behoefte te
willen voorzien. Niettegenstaande wij met een dankbaar hart
dat edelmoedig besluit zullen blijven gedenken, bl^ft bij
ons echter altoos eene oude gehechtheid aan onze zuivere
voorvaderlijke geloofsbelijdenis, kerken-order en kerk-for-
mulieren, heerschen, waardoor w^ het voorstel^ bij UwEerw.
missive van den 26'*'"' October 1841 gedaan, eene ontwij-
felbare voorkeur zouden wenschen te geven, indien wij niet
▼reesden, onbillijk^ en buiten de door U Eerw. aange
wezene bepaling te zullen gaan, want onze behoeften zijn
groot, en vooral groot is het gebrek aan de noodige Leer-
aars in twee bevolkte Districten, die daarvan ontbloot, en
dus verstoken zgn van die zegeningen en troost, die met
de regelmatige viering van den Sabbat en godsdienstig
oHderwijs, bijzonder op dien dag, altoos gepaard gaan^ ter-
wijl het zwaarmoedig vooruitzigt, voor het aankomend ge-
slacht, zonder onderwyzers, zonder leiding, zonder voorbe-
reiding tot die pligten, waartoe zij eenmaal door den Staat
geroepen zullen worden, ook algemeene nêerslagtigheid
Digitized by
Google
172 VERLIES VAN NATAL
veroorzaakt, terwijl de vele aanzoeken, die wij deswegens
in de kolonie aan de Kaap gedaan hebben, niet van dat
gevolg zijn geweest, waarop wij ala Broeders van dezelfde
moederkerk hadden mogen hopen, zoo als ÜEerw. uit de
bijgaande missive die onbeantwoord is gebleven, zelve zult
kunnen zien; ook is door ons door middel van den Heer
Olof Trnter, een brief met kapitein Brandligt, naar den Am-
sterdamschen Kerkenraad dienaangaande verzonden, die geen
beter lot heeft ondergaan, zoodat, wanneer w^ met twee
leeraars, en vooreerst twee of drie schoolmeesters konden
begunstigd worden, zou in onze eerste meest dringende
behoeften voorzien zijn; waaromtrent, ofschoon onze om-
standigheden niet toelaten, voor de eerste twee of drie
jaren een vast inkomen te bepalen, kunnen w^ echter volle
verzekeriBg geven, dat hun niets zal ontbreken, en waar
onze geldel^ke vermogens mogten te kort schieten, w^ door
harteiyke verknochtheid en liefde hun verblijf alhier zullen
trachten aangenaam te maken. Ook ontbreekt ons hoofdza-
kelijk hetgeen bij onderstaande lyst is gespecificeerd^ en
daar wij vreezen dat deze opgave de discretie en veelligt
het vermogen, binnen het bereik van UEerw. gesteld, zal
te bovengaan, voegen wij hierbij de opregte verzekering,
dat het geringste deel van deze opgaaf, altoos met dank-
baarheid en erkentenis zal worden gehouden, zoo wel als
voor de met de Brazilië gezonden en reeds door ons ont*
vangen boeken, door hen, die hunne beste wenschen en
gebeden voor den Troon der liefde zullen brengen, voor
het land, den Vorst, en de Kerk waarvan UEerw. zulk
eene waardig lid zijt, blijvende met ware hoogachting,
Eerwaarde Heer
üw Eerw, gehoon, dienaren^
L. Badenhorst, Ouderling,
T. E. Steenkamp.
^ ) J- H. Brouwer, Diaken.
C. F. Potgieter, v
Digitized by
Google
EM NEDERZETTING AAN DE TAALRIVIER. 173
OPGAAF.
Een groote Kerk-bijbel met onze gewone oude kerk-
formulieren, en gebeden zoo als in onze Hollandsche ker-
ken gebruikelijk.
Psalmen, gezangen, en het nieuwe Testament.
Oude en nieuwe Testamenten.
Eenige predikatie-boeken, waaronder die van Kist, Bij-
bel-historie van van der Palm; van Lier.
Schoolboeken voor eerstbeginnenden, en meergevorderden.
Schr^fbehoeften, leijen, griQes, enz.
De Heer Swart begaf zich daarop naar den Heer Pre-
dikant J. J. van Voorst. Zi) kwamen overeen, eene Com-
missie te verzamelen, om de geestelijke belangen der emi-
granten te behartigen. Het gelukte hun die tot stand te
brengen en zi) werd te zamengesteld uit de Heeren Hoog-
leeraar Roogens, Predikanten Broes, van Voorst en Brui-
nier en Ouderling J. Swart, allen te Amsterdam.
Deze Commissie besloot tot het uitzenden van één Pre-
dikant, één Onderw^zer en zooveel mogel^k ook de ge-
vraagde boeken en daarbij nog vele andere boeken te voe-
gen. Zy getroostte zich al de onkosten daarvan zelve op
te leggen en daarvoor niemands hulp in te roepen.
Ten andere vormde zich te zelfden tijde, mede te Am-
sterdam, eene handelsvereeniging tusschen de Heeren J.
Swart, *A. Kooij en Gr. Ohrig, onder de firma van Klijn & Cie.
Het vorige schip, de Brazilië werd door deze drie Hee-
ren gehuurd en bevracht, en de Heer Smellenkamp aan
genomen om als Supercarga de reis naar de Oostkust
van Afrika en wel bepaaldelijk naar Port Natal te doen;
voorts om in dienst van die Heeren te blijven, en dan
zich aldaar voor goed te vestigen.
De genoemde geestel^ke Commissie zond den Predikant
F. N* Ham en echtgenoote, en den Onderwijzer Martineau,
allen wel door haar uitgerust en van eenen ruimen voorraad
voorzien^ aan boord van dat schip, hetwelk liet vaderland
in het begin van 1843 verliet, en den 7^^^ Mei van dat
Digitized by
Google
174 VERLIES VAN NATAL
jaar voor Port Natal ten anker kwam. De Heer Swart
heeft mij wel in staat willen stellen om mijnen lezers een
afschrift van het volgende uittreksel te kunnen mededeelen.
Extract uit het Journaal van den Heer J. A,
Smellenkampf Supei*-Carga aan boord van het
Ned. Schooner schip Bracilië Kapt. C. J. Reus,
op deszelfs reis naar de Oostkust van Afrika.
Den 4^®" Mei maaktefi wij land aan Afrika's Oostkust op
de hoogte van Morley - bank. Alzoo in de nab^heid van Sint
Lucia-baai zijnde en daar de wind ons daarenboven ongun-
stig was, om onze koers naar Port-Natal te vervolgen, zoo
besloot ik eerst de situatie der Sint Lucia* baai op te nemen,
in plaats van regtstreeks op Port-Natal aan te houden.
's Avonds werd het echter flaauw, en waren vrij verpligt de
koers uit den wal te houden.
*s Morgens hadden wij kaap Sint Lucia in 't gezigt met
zeer weinig koelte. Tegen den middag blies de wind sterk
uit het N. O. waardoor het ons onmogelijk werd, op dat
oogenblik Sint Lucia-baai te kunnen bereiken, en onze
pogingen^ om de weinige distantie op te laveren^ toonden
ons dat wij door wind en storm al meer en meer verloren.
De gelegenheid daarentegen allergunstigst zijnde om met
een klein etmaal Port-Natal te bereiken, en niet kunnende
weten, hoe lang de N. O. wind zou aanhouden, zoo be-
sloot ik de opneming der Sint Lucia-baai, voor dit oogen-
blik op te geven, en liet daarom regtstreeks na^r Port
Natal koers houden.
Den 6**^" Mei was het op den middag weder geheel stil
en wij bevonden ons, voor de Visch-rivier te zgn. Niets vor-
derende en willende onderzoeken, of de monding dier rivier
ook eenigzins bevaarbaar zou zijn, zoo liet ik mg met
den Kapt. in die rigting opro^ijen, doch het kwam on.s
voor, dat deze rivier, even als genoegzaam alle rivieren
dezer kust onbevaarbaar is. De vele branding belette ons, ook
aldaar voet aan wal te zetten voor eenig onderzoek.
Den 7^®° Mei kwamen wij des avonds op circa een 1/4
mijl van Kaap Natal en 9 va^ water ten anker.
Digitized by
Google
EN NEDERZETTING AAN DE VAALBIVIER. 175
Den 8«*®" Mei 's morgens ten 6 uur werd er van de
blnnenz^de der baai een kanonschot gelost, waarna w^
langzamerhand door het rijzen der zon aan deu zandpunt.
een fort konden onderscheiden^ alsmede de masten van
een schip binnen de baai. Vervolgens bemerkten wij; dat
van bet fort eene vlag geheschen werd, hetwelk wg on-
middellijk beantwoordden^ met onze nationale te h^s-
schen. Er was weinig briso uit zee, en het hoog water
eerst ten 11 uur, zoodat het binnenzeilen met het schip
niet kon geschieden, hetwelk anders mijn oogmerk was
geweest. Omstreeks 8 uur zagen wij eene sloep de baai
uitkomen, terwijl eene andere achter de branding op de
riemen bleef liggen. De sloep welke wij het eerst gezien
hadden, bereikte ons spoedig en was bemand met Kapt.
Bash, Kommandant der oorlog-schooner, een Luitenant en
5 matrozen. Kapt. Bash b^ ons aan boord gekomen
zynde, verklaarde belast te zijn, met de verklaring der
schepen, en vroeg van waar wij kwamen, en de scheeps-
papieren te zien. Kapt. Bash maakte de aanmerking,
dat het manifest der lading, afgegeven, gezegeld en ge*
teekend moest zijn, door de ambtenaren belast met de uit-
klaring der schepen, ter plaatse van waar het schip het
laatst vertrokken was, en elk passagier van een be-
hoorlek Paspoort voor de plaats zijner bestemming moest
voorzien zijn. Ik antwoorde ZEd: hierop, dat het manifest
der lading in Holland veeltijds door den kargadoor werd
opgemaakt, doch dit echter geene verpligting was^ en in
alle gevallen nimmer door de ambtenaren wordt afgegeven.
Dat het manifest der lading door den kapt. of Super-Carga
geteekend, in alle havens voldoende was, en dat al het
gene, wat niet op het manifest der lading voorkwam, kon
worden geconfisceerd. Kapitein Reus vragende of hij binnen
zou mogen komen, antwoordde Z£d. van Ja, als alles in orde
is ; en daarop het woord tot mij rigtende, vroeg hij mij, als
Snper-Carga, of ik mij van alle benoodigde papieren wilde
voorzien, en mij met hem naar land begeven, ten einde met
Kaj. Schmidt nader te spreken. Mij hiervoor gereed ma-
kende, zeide Kapt. ReuS; dat hg ook genegenheid had, zich
Digitized by
Google
176 VERLIES VAH NAT AL
naar den wal te begeven, hetwelk door Kapt. Bash werd
toegestemd. Wij verlieten alzo o de Brazilië^ ik in de sloep
der Engelschen, en Kapitein Beus in zgne eigene sloep met
4 matrozen. Na aan de binnenzijde der baai voet aan
wal te hebben gezet, werd ik met Kapt. Reus in eene kamer
gebragt, welke Kapt. Dunford, Kommandant van het fort
tot eetkamer bezigde. Onmiddellyk zond Kapt. Dunford een
ordonnans te paard naar Maj. Schmidt, die zich in de
Natalstad bevond, ten einde ZËd: van myne aankomst te
verwittigen. In dien tusschentijd werd ons een breakfast
voorgezet, waarvan wij met Kapt. Bash gebruikten. Na
afloop daarvan, werd ons door den Heer Humphrey, Kape-
naar en geëmplo^eerde bij Maj. Schmidt, berigt, dat ZEd:
op het fort was aangekomen, en aanstonds by ons zou
wezen. Hiermede verliep echter genoegzaam nog een uur,
in welken tusschentijd zeker de scheepspapieren, door be-
hulp van den Heer Humphrej, welke goed Hollandsch sprak,
onderzocht werden.
Daarna kwam Maj. Smidt met Kapt. Dunford, Bash en
de Hr. Humphrey bij ons. Na de wederzgdsche begroe-
tingen, vroeg de Heer Humphrey namens Maj. Smidt, of
w^ genoegzaam Engelsch spraken om het gesprek in die
taal te voeren, waarop ik antwoordde dit b^ preferentie
in het Hollandsch te doen. Maj. Smidt hiervan onderrigt
zeide alstoen order te hebben, geene schepen in de baai
van Natal toe te laten of eenige passagiers te laten lan-
den, zonder speciale toestemming van het Eng. Gouverne-
ment, of des Gouverneurs van de Kaap de Goede hoop;
dat ten 2*« onze bestemming, volgens de scheepspapieren
naar Mauritius en niet naar Port-Natal was: dat ten 3^® ZËd.
ten hoogste verwonderd was, omdat wij ons in Holland niet
van de noodige papieren voor Port-Natal hadden voorzien,
en de Kaap niet hadden aangedaan. De Heer Humphrey
vertolkte dit alles in het hollandsch^ waarop ik antwoordde,
dat wij het schip naar Mauritius hadden doen uitklaren^
om de tegenwoordige zoo groote concurrentie in elke be-
kende zaak zooveel mogel^k tegen te gaan, en de plaats
van uitklaring, in zeker opzigt met de bestemmingsplaats
Digitized by
Google
£K N£DERZETTLNQ AAK D£ VAALRIVIER. 177
niets gemeens had, om reden, dat men met onze zeebrie-
ven, in alle havens van de met ons Gouvernement be-
vriende mogendheden kon binnenloopen; dat op den datum
van m^n uitzellen uit Holland, er geene bekendmaking
van wege het Engelsche Gouvernement bestond, dat de
haven van Natal gesloten was, en ik dien ten gevolge
geene byzondere permissie noodig achtte, en dat, daar
m§ne komst te Port-Natal mijne vestiging als handelaar
aldaar ten doel hebbende, ik van zelf geen plan kon
hebben, mijne goederen aan de Kaap de Goede Hoop te
gaan verkoopen. Ik kreeg hierop ten antwoord, dat het
ons wel bewust moest zijn, wijl wij bij ons vroeger hier
zijn, zeer veel hadden toegebragt^ om de emigranten, in
hunne dwaze ideên te versterken^ zoowel door het ver-
spreiden van opruijende pamfletten, als anderzins, en dat
het Hollandsche Gouvernement bereid was, daaromtrent alle
mogelijke satisfactie aan het Engelsche Gouvernement te
geven, en ik daarom wel omzigtiger met mijne tweede
expeditie had mogen te werk gaan. Ik antwoordde, dat ik
bereid was, mij omtrent al het vroeger gebeurde te ver-
antwoorden, waar men zulks mogt verlangen, dat m^ne
komst geen ander doel had, dan het oprigten van een
handelsetablissement aan de baai van Natal, en dat ik
van m^nen kant, alles wat mogelijk was, zou willen aan-
wenden, om den vrede tusschen de emigranten en de En-
gelschen te helpen bevorderen, terwijl het medebrengen van
een' geestelijke en een' schoolmeester bewees, dat de zede<
l^ke beschaving der emigranten door ons niet uit het oog
verloren was. Maj. Smidt scheen toen ongeduldig te wor-
den, en zeide genoeg gesproken te hebben, en zich al-
leen aan zgne orders te houden, en uit gebrek aan de
noodige licentie van den Gouverneur der Kaap, het binnen-
komen der baai verboden z^nde, ons onmiddellijk door Kapt.
Bash aan boord zou doen brengen, en terwijl uit hoofde
door de Kaffers gerapporteerd was, dat er in de rigting
der St Luciabaai 3 schepen gezien waren, waarvan er een
de sloep aan den wal en 's avonds licht in den mast gehad
had, ZEd. ons schip zou doen visiteren, en b^aldien
12
Digitized by
Google
178 VERLIES VAN NATAL
alles in orde werd bevonden, wi) dan onmiddellijk onder
zeil moesten gaan; doch zoo w^ zonden trachten ergens
aan wal, hetz^ passagiers, hetz^ goederen te laden, alles
zou worden geconfisceerd. Ik verzocht toen Maj. Smidt
my een bewijs te geven op schrift, dat ZEd. mij de baai
ontzegd had, hetwelk ZEd. volstrekt weigerde te doen,
meenende zulks niet verpligt te zijn. Maj. Smidt her-
haalde toen genoeg gezegd te hebben, en dat wij konden
vertrekken. Nu verwittigde ik Maj. Smidt dat w^ gebrek
aan water hadden, en kreeg ten antwoord, dat wij onze
boot konden zenden, maar dat noch ik, noch Kapt. Reus
weder aan land mogten komen; Kapt. Bash verklaarde
de scheepspapleren onder zgne bewaring te houden, tot-
dat alles aan boord in orde zou bevonden z^n; wg
begaven ons toen naar onze booten en roeiden de baai
uit, doch voor de baar gekomen, oordeelde Kapt. Bash het
niet raadzaam ^e over te gaan, maar tot den vol-
genden morgen te wachten, en wij keerden naar den wal
terug, en bemerkte ik dat w^ met de Engelsche sloep wa-
ter aan boord kregen. Maj. Smidt en Kapt. Dunford
verklaarden dat het hun speet, dat wij niet naar boord
terug konden keeren, en dat men het ons op het fort zoo
aangenaam mogel^k zou maken, echter met verbod van
buiten het fort te komen, of eenige gemeenschap met de
emigranten te hebben. Toen verliet ons Maj. Smidt voor
goed, en wij gebruikten eenige ververschingen. Gedurende
dien dag hadden wij van tijd tot tijd gezelschap van een
of twee officieren en uit de differente gesprekken welke
wij hielden, vernamen wij dat de emigranten zich nog al-
tijd staande hielden, en dat er nog geene Engelschen in
Pieter Maritzburg geweest waren, en dat de door mü daar-
gebragte schoolmeester steeds ^verig bezig was, de ge-
moederen gaande te houden, door geschriften als ander-
zins, en dat de niet in de amnestie begrepene emigranten nog
altijd vrij leefden; dat de Engelschen alle oogenblikken
versterking verwachtten van paardenvolk, met den Admiraal
ter inspectie; dat de tegenwoordige magt der Engelschen
450 man was, waarvan 300 man in een versterkt kamp in de
Digitized by
Google
ËN NEDERZETTINa AAN DB VAALRIVIER. 179
vlakte achter Port-Natal gelaten, terwijl de overigen op het
fort en op den schooner waren. Het fort is van alle communi-
catie door eene palisadering afgescheiden; de hoogste heu-
vel van dit terrein is van een fort van rgswerk voorzien,
waarop 2 stukken; een 18ponder lag in het zand. Zes schild-
wachten staan bij nacht als posten uitgezet; vele wonin-
gen z^n hier sints mijn vorig daarzijn aangebouwd voor
officieren, 2 brakken^ een hospitaal, en twee paardestallen.
Om zes uur aten w^; alle politieke gesprekken werden
vermeden, en om 10 uur gingen wij ter ruste. Ik met
Kapt. Reus in een afzonderlijk vertrek, en de matrozen in
eene tent.
Den 9^™ Mei des morgens ten half 7 werd ons door kapt.
Bash berigt, om naar boord terug te keeren. Wij begaven ons
in de boot en de sloep, en nog een groote sloep beladen met
150 gfflons water, bemand met 13 roeiers en 1 stuurman
en officier, allen met pistolen en sabels gewapend. Aaa
boord terug gekomen, werd het schip gevisiteerd door 10
of 12 matrozen, in tegenwoordigheid der officieren; veel
werd omgehaald, en weder op zijne plaats gezet, doch
niets geopend. Natuurl^kerw^ze niets vindende wat ver-
dacht kon voorkomen, werd mij door kapt. Bash gevraagd,
waar onze kruidkajncr was, maar antwoordende, dat wg
noch kruid, noch ammunitie hadden, zeide ZEd. dat alles
dan in orde was. Nu vroeg kapt. Bash mij of ik plan
had naar de Kaap te stevenen, waarop ik antwoordde dat ik
zulks nog niet kon bepalen, maar dat ik veronderstelde dat
Z£d. mij geene licentie zou geven voor Port-Natal, zoo
ZEd. niet verkoos dat er schepen onder andere vlag zou-
den binnen komen. Kapt. Bash zeide daarop^ dat ik koers
kon zetten, werwaarts ik wilde, doch dat ik mij te
wachten had, de Engelsche oorlogschepen te noodzaken,
andermaal bij ons aan boord te komen, wijl z^ het welllgt
dan niet zouden verlaten. Ik antwoordde, dat ik m^ne
maatregelen daaromtrent zou weten te nemen. Vervol-
gens ons in de kajuit begevende, vroeg kapt. Bash aan
kapt. Reus zijn scheepsjournaal te mogen zien, doch dit
v^f dagen ten achter zijnde^ maakte kapt. Bash de aan-
12*
Digitized by
Google
180 VERLIES VAN NATAL
merking dat dit niet in orde was; kapt. Reus zeide toen^ dat
hij een kladjournaal hield, hetwelk hij om de zes of acht
dagen bijschreef, waarmede Kapt. Bash in zoo verre ge-
noegen nam. Niet willende onderdoen, voor de heusche
behandeling ons op het fort aangedaan, presenteerde ik
insgelijks een glas wijn aan de officieren, waarvan er een
gebruik maakte; hierop zeide Kapt. Bksh dat wij^ on-
middellijk nadat het volk geschaft had, onder zeil moesten
gaan, waarna wij door ZEd. en de Engelschen verlaten
werden.
Daar het mij thans gebleken was dat de Kaffers langs
de kust en in den omtrek der^St. Lucia baai het met de
Engelschen eens waren, door hun in alle gevallen te rap-
porteren, wat langs de kust voorviel, en wij uit dien hoofde
aldaar vijanden, in plaats van vrienden zouden aantreffen,
zoo besloot ik het opnemen der St. Lucia baai op te' geven,
en onmiddellijk naar de Delagoabaai te doen stevenen,
waarvan ik Kapt. Reus onderrigtte; eene mooije Z. W.
koelte begunstigde dit doel en weldra waren wg met wap-
perende vlag langs de kust weder onder zeil. Gedurende
wij bezig waren ons zeilreê te maken, hoorden w^ een
gestadig kanonvuur in de rigting van het versterkte kamp;
de oorzaak daarvan echter bleef ons onbekend.
Extract Conform
Mozambique 17 Juni/ 1843.
f Was get.J J. A. Smellenkamp.
Super-Carffa.
Na de hier bekomene afwijzing, bestemde de Heer Smel*
lenkamp de Brazilië naar Delagoabaai. Hij kwam daar behou-
den aan; doch de onderwijzer Martineau was op de reis
overleden; Mevrouw Ham beviel te Delagoabaai; zij en haar
kind overleden kort daarna te Lorenzo-Marques, zijnde de
Portugesche vesting aldaar, en de Predikant Ham kreeg
dddr ook de landziekte, doch vond nog gelegenheid om uit
do Delagoabaai terug te keeren. Hij kwam in de Kaapstad
Digitized by
Google
KN NEDERZETTING AAN Dfi VAALBIVIER. 181
en werd beroepen aan de Fransche Hoek, wddr hi) in 1853
nog stond. Uit de Brazilië werden de voor Pieter-Maritz-
bnrg bestemde boeken gelost en zij vertrok met hare la-
ding of het grootste gedeelte daar van naar Java.
M^e lezers hebben op bladz. 75 reeds vernomen, dat
in 1836 een deel der Kaapsche landverhuizers onder de
leiding van Hendrik Potgieter, andere partijen onder het
bestuur van Gerrit Marltz, Jacobus Uijs, Karel Landman
en Gerrit Rodolph over de Oranje-rivier, en op bladz. 76,
dat de eerst bedoelde part^ in eené noordelijke rigting langs
den oever van de Yaalrivier trok. Deze bouwde in 1839
eene stad, aan de in die rivier uitstroomende Mooirivier
en noemde haar Potchefstroom, naar den naam en de be-
trekking van haren hoofdman en naar de waterrijke plaats
waar zij gevestigd werd. Vóór 1843 waren deze land-
verhuizers nog nimmer in Natal geweest en dus ook in
geenendeele betrokken in de lotgevallen van hunne ver-
wanten dier. Zij droegen dus toen nog geen kennis van
hetgeen dÜLV gebeurd was en de Heer Smellenkamp was
hun nog even vreemd, als hij in 1842, hunnen Natalschen
vrienden geweest was.
Gedurende de reis van de Brazilië naar Java en terug,
maakte de Heer Smellenkamp, die aan Delagoabaai ge-
bleven was, kennis met die landverhuizers. Hij gaf hun een
verhaal van z^ne ontmoetingen en onderhandelingen, zoo
te Natal als in Nederland, van zijne voornemens en voor-
uitzigten ten aanzien van te openen handel tusschen hen
en de Nederlanders^ en eindelijk van wat hij, bij eene vol-
gende expeditie, die spoedig zou plaats hebben, doen zou.
Hy zeide hun^ dat de Engelschen hen steeds zouden ach-
tervolgen ; dat de grond boven of benoorden den 26'**'* graad
zuiderbreedte behoorde aan Portugal; dat die graad be-
gon aan de Delagoabaai en midden door Zuid- Afrika liep
en hij raadde hun, dat zij aan den vertegenwoordiger van
het Portugesche Gouvernement aldaar moesten vragen, om
ach, van af den 26"''° graad, noordwaarts, te mogen ves-
tigen en dddr als een onafhankelijk volk te worden er-
kend, als wanneer dan de handel met Holland, over de
Digitized by
Google
182 VERLIBB VAN NATAL
Delagoabaai zou worden gedreven en de Portugezen daar
van het voordeel zouden genieten. H^ bood daartoe
zgne tusschenkomst aan en verlangde, dat indien dit ver-
zoek mogt worden toegestemd, dat z^ dan nader aan die
baai, eene . nieuwe stad moesten aanleggen. De Heer Pot-
gieter keurde dit voorstel goed, nam het aan en begaf zich
tot dat einde naar den Gouverneur van Lorenzo-Marques^
hield met hem in tegenwoordigheid en door tusschenkomst
van den Heer Smellenkamp — die ook als tolk moest fun-
geren — eene conferentie en daarvan werd een schriftel^k
bewgs of proces-verbaal opgemaakt. Dit stuk heeft de Heer
Potgieter zelf, mg in 1852 laten lezen. De inhoud kwam
geheel overeen met het geen hij en anderen mg verhaald
hadden, als door den Heer Smellenkamp aan hen gezegd
te zgn, en ik las het, met des te meer oplettenheid, om-
dat ik daardoor eenige verklaring kreeg, waarom in de
kaart van Zuid-A&ika, opgemaakt door den Hoogleeraar
Lauts, rrovereenkomstig de gegevens welke hem ten dien-
ste stonden'* en behoorende tot zgn werkje. rrDe kaapsche
Landverhuizers enz. Leiden 1847 op den 27'***'^) graad
Z. B. een gestippelde Ign, dwars door Zuid Afrika ge-
drukt en daarboven gesteld is ttOrenzen der Partugesche
bezittingen^' en waarom op blz. 32 van dat werkje . gezegd
word. riMen loopt van nu voortaan geen gevaar, daardoor
Groot Brittanjes Staatsbestuur te mishagen, — alzoo die
voormalige Kaapsche landverhuizers zich tegenwoordig op
Portugeesch grondgebied bevinden; en bovendien, hoezeer op
dat gebied onafhankelgk bestaande, met den Portugesehen Be-
velhebber aan de Lorenzo-Marques en met den Portugeschen
Gouverneur te Mozambike in goede verstandhouding leven."
Het antwoord van den Portugeschen Gouverneur was
zeer natuurlgk: rrHg had niets tegen de inwilliging van
het verzoek, indien de emigranten zich konden verstaan
met de inboorlingen." Portugal bezit in Zuid- Afrika niets
anders dan de kust van af Delagoabaai tot aan lbo of van de
26"*«° tot aan den 12d«n graad Z. B. even als Nederland
*) Later komen wij op dit verschil van 26BWn en 278lon graad
Z. B. terug.
Digitized by
Google
EN NEDSRZATTINa AAN Dfi VAALRIVIEB. 183
aan de westzijde van Zuid- Afrika de kust ter hoogte van
Delmina. Ik moet van dit voorval gewag maken, omdat
daaruit veel nadeel voor de Hollandsche Afrikanen in hunne
republiek en voor de Nederlanders, die getracht hebben lAet
hen te handelen, ontsproten is ; en ook dit zal later blijken.
De Brazilië kwam beladen van Java in de Delagoabaai.
Een gedeelte der lading werd dddr door den Heer Smel-
lenkamp verhandeld en het schip kwam eindelgk met ZËd.
in Holland terug. De geheele handelsexpeditie had een
ongaastigen afloop. Het kapitaal was op, en de onderne-
mers hebben nog eenige duizend gulden moeten bijpas-
sen, terwijl de geestel^ke commissie niets van al de door
haar uitgeschotene gelden terug kreeg. Doch. dezen ongeluk-
kigen afloop zullen mijne lezers zeker niet aan de Hol-
landsche Afrikanen, veel min aan die in de republiek,
waarmede ik hen nader wil bekend maken, wijten. Zy
toch hadden daar geen het minste deel aan; zij waren
met die onderneming op Delagoabaai in geen e aanraking
geweest ; er bestond bovendien toen nog geen weg of com-
manieatie tusschen hen en Delagoabaai. De partij van Pot-
gieter wist niets van de aanzoeken, die de andere par-
tgen van Natal, in Holland mogten gedaan hebben en
deze vernamen niets van hetgeen er nu in die baai, t^-
dena het verbluf van den Heer Smellenkamp, voorviel. De
kist met boeken zelfs, kon niet bezorgd worden ; en eerst
in 1862 hebben de emigranten die kist ontvangen en wer-
den de boeken in 1853 verkocht, om het bedrag vervol-
gens aan de afzenders over te maken, hetgeen hoogst-
waarschijnl^k ook nog gebeuren zal.
Ik moet tot m^n verhaal omtrent Natal terugkeeren.
De Engelschen waren op 26 Junij 1842 meester van de
haven gebleven. Kort daarna kwam de Luitenant-Kolo-
nel Cloete om maatregelen te beramen over de particu-
liere grondeigendommen, de Kaff'er-locatie's en het toekom-
stig bestuur. De Heer Henry Cloete, wiens voorlezingen
zgn medegedeeld — werd benoemd tot Commissaris van
Hare Majesteit om de zaken alhier te regelen en kwam in
Mei 1843, zie blz. 31, aldaar aan. Veel belangrijks is er toen
Digitized by
Google
184 VERLIES VAN NATAL
tusschen ZEd. en de emigranten voorgevallen, waarvan na-
tuurlijk in die lezingen niets voorkomt. Z^ en nog veel
minder hunne vrouwen, wilden zich aan het Engelsche ge-
zag onderwerpen. Zekere jufvrouw Krieger had zelfs in
eene algomeene openbare vergadering te Pieter-Maritzburg
het zwaard getrokken en H. M, Commissaris te lyf gewild.
De meeste Emigranten en daaronder de Heer A. W. J. Pre-
torius en z^n aanhang verlieten Natal, trokken het Dra-
kengebergte over en zetteden zich neder bezuiden en be-
noorden de Vaalrivier. Wg moeten hen volgen en dit
vcrpligt mij thans van de ach terbiy venden te zwijgen^ of-
schoon ik ook daarvan veel te vertellen zou hebben.
De Heer Martin West, was op 17 November 1844 de
eerstbenoemde Luitenant- Gouverneur van Natal.
Na de in bezitneming door het Engelsche Gouvernement,
bleven van de Hollandsche Afrikanen, die Natal uit
haren wilden toestand, tot een rgk en schoon gewest ge-
gebragt, en haar bezit met eigen goed en bloed betaald
hadden; slechts een derde in Natal. De overigen ver-
deelden zich; een derde hunner bezuiden en twee derden
benoorden of over de Vaalrivier.
Zij, die bezuiden de rivier zich nederzetteden, zochten
lang eer z^ eene geschikte plaats vonden^ en toen z^ ein-
delijk zoo gelukkig waren, noemden zij haar daarom Win-
burg en bouwden daar eene stad, welke in 1852 een 30tal
huizen, behalve Kerk, gevangenis en enkele andere publieke
gebouwen bevatte. De andere emigranten vonden Potchef-
stroom aan Mooirivier reeds bewoond en vestigden zich in
die streek en langs Magaliesberg.
Het duurde evenwel met langer dan een of twee jaren of
zij kwamen andermaal in naauwe betrekking tot elkander.
Het Kaapsche Gouvernement had zich verwikkeld met den
invloed van zekeren Adam Kok, opperhoofd der Griqua's.
Het zocht daaruit te geraken door het sluiten van een trac-
taat met hem — van 5 Februarij 1846. — Doch dit niet
gelukkende, besloot de Gouverneur Sir H. G. Smith om bg
zijne proclamatie van 3 Februarij 1848^ al het land gele-
gen ten noorden van de Oranje-rivier, met inbegrip van
Digitized by
Google
EN NEDEKZ£TTINa AAIl D£ YAALRIVIBB 186
de landstreken van Moshesb, Maroko, Molitsani, Sikonijella,
Adam Kok, Grcrrit Taaijbosch, en andere mindere Opper-
hoofden der kleurlingen, ten Noorden tot aan de Vaalri-
vier en ten Oosten tot aan het Drakengebergte, ten behoeve
van de Engelsche kroon in bezit te nemen. Eerst bij akte
van Patent van den 22^^^ Maart 1861 werd deze procla-
matie door H. M. bekrachtigd.
Onze emigranten in Winbnrg hadden door die in bezit-
neming wederom alle dezelfde mishandelingen te verduren,
waaronder zij vroeger zoo geleden hadden. Hunne over-
buren aan de Vaalrivier, die nu weder wat op hun ver-
haal kwamen, hoorden van tijd tot tijd wat daar al weer
gaande was. Geen wonder dat de Winburgers den bestand
van Pretorius inriepen, en dat hij met de z^nen daarop
niet achterbleef. Maar hoe is het mogelijk, dat een Sir
H. Gr. Smith aan Graaf Grey kon melden, irdat de emi-
granten-boeren de vestiging van het Engelsche gezag zeer
verlangden, en hij het ook daarom noodzakel^k geoordeeld
had, de Souvereiniteit der Koningin over het gebied, tussehen
de Oranje- en* de Vaal-rivier gelegen, af te kondigen," ? ^)
Ik heb. den t^d niet, mijne lezers ! en ook dit werk zou
te uitgebreid worden, indien ik u alles mededeelde, wat
toen is voorgevallen. Ook ligt dit eigenlijk buiten mijne
taak. Ik moet u, in gedachten, over de Vaalrivier brengen.
Maar laat ik er toch dit van mogen zeggen.
In 1847 deed Pretorius eene poging te Graham*s Town
om eene bevrediging tussehen deze emigranten en het Gou-
vernement tot stand te brengen en hunne belangen voor
Sir Henry Pottinger, toen Gouverneur van de Kaap-ko-
loniën open te leggen; maar deze weigerde hem gehoor
te verleenen, en in het begin van Julij 1848 was Pretorius
meester van de Oranje-Rivier-Souvereiniteit. Hij had den
Britschen resident en de magistraten van Winburg en Smith-
field — toen de ëënige landsambtenaren — met het aan-
wezige detachement troepen^ over de Oranje-Rivier gevoerd.
Toen verscheen kort daarna de dappere Sir H. G.
*) Zie The Colonial policy of Lord John RusseVs adminittration
by Baxl Grey. 2 Vol, 1853. II deel biz. 206.
Digitized by
Google
186 VERLIES VAN NATAL
Smith met eene aanzienlgke kr^gsmagt. Hij zelve de ge-
wezen Adjudant van eenen Wellington in Waterloo^ voerde
het bevel en bevocht hem. En wat was de uitslag? Ja,
lig verdreef hem en de zijnen, omdat zy geen kruid en lood
meer hadden; maar geen hunner kon h^ levend in handen
krijgen, en van het groote aantal gekwetsten en gesneuvelden,
stond de verhouding als 1 emigrant tegen over 10 Ëngal-
schen. Hg erkende ook later dat de slag van Boomplaats
nabij Bloemfontein voor Pretorius meer gewonnen dan ver-
loren moest beschouwd worden.
Die verloren slag is de hoogste triumf voor Pretorius
en de zgnen. Aan haar heeft de republiek over de Vaal-
Rivier, hare, in 1852 verkregene erkenning, — aan haar,
heeft de Oranje^Rivier-Souvereiniteit haren, in 1854 beko-
men vrgstaat te danken. Dit is geene grootspraak. Wat in
1852 gebeurd is, dat zult gg later uit mgn verhaal ver-
nemen. Daarbij was ik tegenwoordig. Doch ten aanzien
van hetgeen in 1854 plaats vond, zal ik u alléén verwgzen
naar een document dat. overgenomen is in het Blaauwe boek,
op last van EL M. den 31»*«° Mei 1853 aan de beide Huizen
van het Parlement aangeboden en dat voornamelijk bij-
gedragen heeft tot de wederovergifte dier Oranje-Rivier-
Souvereiniteit, door de Engelsche regering. Zie hier de
vertaling:
ft Vragen gedaan aan Martinus Hendrik Wessels, Veld-
Kommandant over het geheek district van Winburg,
tils het uw gevoelen, dat de meerderheid der bevolking
rrin uw district, verlangt om onder het Engelsche Gouverne*
rrment te blgven?"
rrHet is mijn gevoelen, dat zg dit niet doenJ^
rrZou zij^ in geval van oorlog in de Souvereiniteit, willen
ff uittrekken, om te helpen?"
fflk zou bevreesd zijn om een man met zoodanige vraag
ff tot haar te zenden. Hij zou slecht ontvangen worden.
ff Toen ik m^ne plaats verliet, had ik meer te duchten van
ff de witte dan van de zwarte bevolking."
Digitized by
Google
EH NEDERZETTING AAN DE VAALRIVIER. 187
r»Denkt g^, dat de meerderheid in 1848, de uitbreiding
ff van het Engelsche Gouvernement over haar, wenschte?
nJk zeide toen aan den Gouverneur dat niet meer dan
neen 30 man in m^n district dit verlangde.**
rrHoeveel man zou in uw diBtrict kunnen uittrekken, in-
rrdien z^ daartoe opgeroepen werden?'*
w500 man. — Z^ verwgten m^ en lagchen mg uit, over
•rde verliezen die ik geleden heb, door m^ne vriendschap
rtvoor het Gouvernement; zg zeggen, de Kaffers zij^n de baas
ften ik mag nu die gaan bevechten, als het mij lust.*'
ff Bloemfontein 13 December 1851'*
Deze verklaring, zoo zeer in strgd met z^ne vroegere
woorden, moest Sir H. G. Smith zelf inzenden aan Graaf
Grey bg zijne depdche van 14 Januari) 1852 Nr. 13.
Daarin hoort ge den invloed van Pretorius en de zgnon,
uit den mond van iemand, die hen verlaten en zich tot hun*
nen vgand had doen overhalen. Door den slag van Boom-
plaats is de geestdrift der emigranten, bezuiden de Vaal-
rivier, in 1848 weder ontvlamd, en heeft het Ëngelsche
Gouvernement eindelgk aan hun verlangen, in 1854, wel
moekn toegeven. —
Digitized by
Google
Verblijf Un Noorden van de Vaal^rivier,
De party van Potgieter had op raad van den lieer
Smellenkamp, Potchefstroom verlaten, zich veel noorde-
Igker begeven en in 1844- en 1845 Ohrigstad, of Andries
Ohrigstad genoemd, naar den naam van den eersten Ne-
derlander, die z^n schip tot de emigranten bad doen voe-
ren, of welligt ook naar den voornaam van den Heer
Smellenkamp — deze bijzonderheid heb ik niet nagegaan,
uithoofde het stadje in 1846 en 1847 alreeds nagenoeg
vervallen was — gebouwd.
De partij van Pretorius, veel talrijker dan die van Pot-
gieter, nam de verlatene streek in en breidde zich nog veel
verder uit, terwijl de Potgieters, bevindende dat de om-
Btrekon van Ohrigstad^ hoe verrukkelijk schoon van na-
ture en hoe vruchtbaar ook, hoogst ongezond waren,
zich verdeelden en nog meer noordwaarts op of meer zuid-
waarts gingen; de meeste hunner in de nabijheid van
de streek waar zy in 1845 tot 1846 de stad Lydenburg,
alzoo genaamd ten gevolge van het lijden dat zy in
Ohrigstad ondervonden hadden, aanlegden. De overigen met
den Heer Potgieter dddr^ waar dezen in 1846 tot 1847
het dorp Zoutpansberg — aldus genoemd naar een zout-
pan aan den voet van ee& berg stichtte.
Hadden de nu weder vereenigde kaapsche landverhuizers
zich toen onderling beter verstaan, ze zouden gelukkiger ge-
yreest tAjü, Ja! veel hadden zy geleden, maar ook groot was
Digitized by
Google
TERBLIJF TEN NOORDEN ENZ. 189
de zegen die hun hier te beurt viel. Vroeger hadden z^
het land moeten koopen: de Potgieters in 1836 dat ge-
deelte der Oranje-Riviers-Souvereiniteit wat gelegen is,
tnsschen do Vet- en Vaal-rivieren, van het Eafferopper-
hoofd Mataquan; — de Fouriës in 1837 de uitgestrektheid
gronds aan de westzijde van Bloemfontein, ^tusschen de Mod-
der- en Vaal-rivieren, van het Korannaopperhoofd David
Danster;— de Retiefs, en Maritzen en anderen, in 1837, de
landstreek van Natal tusschen de Tugela en de Umsim-
vooboo rivieren van den Zool a-Koning Dingaan. Nu had-
den zij een land gevonden en om niet gekregen, dat nog
oneindig rijker, vruchtbaarder en schooner was, dan al het
andere waar zij geweest of doorgetrokken waren. Dit was
grootendeels onbewoond en nog niemands eigendom en
voor zooverre het bewoond of in gebruik was, verheugden
de bewoners zich over hunne aankomst. Deze hadden be-
scherming tegen vijandelijke naburen noodig en gehoord van
de oorlogen die zij gevoerd hadden en van de regtvaar*
dige en menschlievende wijze, welke zij daarbij in acht
namen; en hadden dien ten gevolge een onbegrensden eer-
bied en ontzag voor hen gekregen. Zij namen bezit van
dien onbewoonden en ongebruikten grond, lieten den overi-
gen aan de aanwezige inboorlingen in particulier eigendom,
vorderden van dezen eene onderwerping aan hunne wet-
ten, die zij ten aanzien der kleurlingen vroeger hadden
vastgesteld, welke hoofdzakelijk bestonden in het verbod
van geen geweeren, kruid of lood, of andere krijgs-
ammunitie te mogen bezitten, inkoopen inruilen of ten ge-
schenke ontvangen, en in de verpligting om steeds ter
hunner dienste krijgsvaardig te z^n en zich tegen een
behoorlek loon bij hen te verhuren, als sij daartoe
aangezocht werden; waartegen zij hun een rustig bezit
van hun eigendom en bescherming tegen andere stammen
beloofden. Zoodoende worden zij, naar rede en wet, van
weerskanten erkend en bevestigd in de heerschappij over
al het land, gelegen benoorden de Vaal-rivier.
Maar helaas! door partijzucht, benamen zij zich zelven
bet genot van dien zegen.
Digitized by
Google
190 YBRBLUF T£N ROORDKK
De Heer H. Potgieter werd onderhands door het Kaap-
sche Gouvernement als hoofd van zijne partg erkend, en tt^
gelaten om daarmede, en met de inboorlingen en met het
land; waar z^ zich bevonden, zoodanig te handelen als hy
zou goedvinden, mits de onderdanigheid van het Engelache
oppergezag steeds eerbiedigende. Daardoor had hg voort-
durend onverhinderd z^ne eigene inzigten gevolgd, z^ae
eigene maatregelen en wil ten uitvoer kunnen brengen, en
heerschte hg alsof hg werkelgk heer en meester in het
land was.
De Heer A. W. J. Pretorius daarentegen was met zgne
beste officieren door datzelfde Gouvernement uitgemaakt
voor rebellen. Bg proclamaties van 22 en 27 Julg 1848 en
van 2 en 7 September 1848 waren premiën uitgeloofd op
de hoofden van A. W. J, Pretorius, W. Jacobs, A. Spies,
L. Pretorius, F. Bezuidenhout, en A Staanders. Hg kon
niet doen wat hg wilde en hg wilde inderdaad heer en
meester zijn.
De Potgieters waren de eerste inbezitnemers van den
grond over de Vaal^rivier, hadden ook vele gevechten met
de Kaffers moeten doorstaan, hen ook telkens overwonnen
en waren zoo doende het geheele land van den zuidhoek
tot den noordhoek doorgetrokken.
De Pretoriussen daarentegen kwamen hier op Potgieters-
grond, maar waren ook Hollandsche Afrikanen, en als zoo-
danig medegeregtigd tot den eigendom van dien grond. Zg
hadden den magtigen Dingaan overwonnen en vernietigd,
Panda Koning gemaakt, aan hunne heerschappg onderwor-
pen, Natal verkregen, de Engelschen bevochten zoo wel te
Durban als te Boomplaats, nimmer voor het Engelsche ge-
zag willea bukken. Zij verweten aan de Potgieters, dat zg
de Souvereiniteit van Engeland over hun land erkenden,
en deze daarentegen hen, dat zij de veldslagen tegen de
Engelschen verloren hadden.
Daarbij kwam verder dat de Potgieters alles verwachten
van den heer Smellenkamp uit de Delagoabaai, en de
Pretoriussen dien heer begonnen te mistrouwen en, door
al hetgeen zg vernomen hadden, van de Triechard's —
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIYIER. 191*
zie bladz. 75 — en thans weder uit Ohrigstad, geen voor-
uitzigt zagen op de communicatie met die baai.
£n neemt men in aanmerking, dat beide partyen door
hunne lotgevallen, buiten hunne dagelijksche leeuwen en
tgger-jagteuy als het ware in het vuur groot geworden en
gehard waren, dan is het ligt te begrepen, dat zij, hoe
ook in andere opzigten overeenstemmende, in deze zaken
hunne verschillende overtuigingen niet lieten varen ; telkens
wanneer daarvan sprake was, met hunne onderscheidene
gevoelens voor den dag kwamen en dit aanhoudend tot
onderlinge verdeeldheden aanleiding gaf.
Intasschen was de heer Smellenkamp van zijne reis naar
Delagoabaai in 1843, in Nederland teruggekomen en had
ook daar verhaald^ wat hij ginds gezien, vernomen en ge-
daan had. Dat verhaal bleef voor de emigranten een ge-
mimen tgd zonder gevolg. Doch in het begin van 1837
verscheen te Leiden het voormelde werkje: De Kaap-
8che Landverhuizers van den Hoogleeraar Lauts, en in
de herfst van dat jaar kwam eene HoUandsche han-
del- en reeder^ maatschappij te Vlaardingen tot stand^
onder Directie van de Heeren A. Hoogendijk, P. van
Gejn en A. van den Heuvel van der Linden te Vlaar-
dingen en van de Heeren Isaak Meulman en J. C. J Knegt
te Amsterdam, welke maatschappij een schip, genaamd,
nde Animo" voor den handel met de HoUandsche Afri-
kanen en de tegenwoordige republiek bevrachtte^ en dit
in het voorjaar van 1848 onder opzigt van meergenoem-
den heer Smellenkamp als Super-carga naar Delagoabaai
aÜEond.
Met die gelegenheid vertrok tevens derwaarts zekere per-
soon H. F. Bührmann, toen kantoorknecht te Amsterdam,
aan wien de passagegelden door deze maatschappij werden
voorgeschoten, en eene partij boeken en papier ter ver-
koop voor rekening van dezelve werd medegegeven.
Andermaal in de Delagoabaai aangekomen zijnde, tracht-
te de heer Smellenkamp deze z^ne lading daar aan de
emigranten te verkoopen: doch dit gelukte hem slechts
voor een zeer klein gedeelte; vooreerst, omdat hy hob-
Digitized by
Google
192 VERBLIJF TEN NOOBDEM
gere prezen verlangde dan zij aan de doortrekkende han-
delaars uit Natal hadden te betalen, of minder waarde
toekende aan de goederen die zij in ruil gaven dan ge-
zegde handelaars; maar vooral, omdat de reis en het trans-
port van uit dat gedeelte der republiek/ wat in eene noord-
westelijke rigting van de Delagaobaai gelegen was, voor
de emigranten bijna ondoenlijk en hoogst gevaarlek Tvas.
Niet alleen dat de wegen slecht ber^dbaar waren, maar in
die rigting wemelde het van stekende vliegen, die hun
trekvee doodden en sommige der Emigranten, die niet in
de streek geacclimateerd waren, bezweken aan kwaadaardige
koortsen. Eene menigte van de volgelingen van Potgieter
hadden, door hunne verplaatsing van Potchefstroom naar
Ohrigstad^ het onheil dier insecten en het gevaar dier
koorts al leeren kennen, doch desniettegenstaande waren er
toch nog velen, die op het ontvangen berigt van de aan-
komst van het Nederlandsche schip het waagden, met hunne
wagens de reis naar de Delagoabaai te ondernemen. Maar
ach I hoe vonden zij zich te leur gesteld. Verre de meeste
hunner trekossen ja, honderden stierven onderweg, en z^
moesten door dat oponthoud in dat ongezonde klimaat
vertoeven. Eenige hunner overleden en de overigen bereik-
ten eindelijk, na allerlei gevaren, ongemakken, verliezen en
ontberingen te hebben doorgestaan, het doel hunner reize en,
toen vonden zij zich nog in den handel der goederen bedro-
gen. De ondernemers in Nederland verloren door verschillende
omstandigheden, welke ik nu niet behoef aan te w^zen, met
deze handels-expeditie 85 a 86 ten honderd van het bijeen-
gebragte kapitaal ; de Hollandsche Afrikanen, voor zoo verre
zij met die expeditie in aanraking kwamen, waarsch^nl^k
tienmaal de waarde der aan hen verhandelde goederen, en
besloten dan ook om geen tweede maal die reis weder te
ondernemen, al konden zij de koopwaren voor niet krijgen.
Maar de Heer Smellenkamp had medegebragt ge-
noemden, H. F. Bührmann, en dien aan de emigranten
voorgesteld en aanbevolen als iemand, die bekwaam en in
stsiat was om de Hollandsche Afrikanen, de oude zoowel
als de jonge, te onderwgzen en voor te lichten. Het spgt
Digitized by
Google
VAN DE VAALBIVISB. 193
m^ dat ik zoo bepaald en spoedig op die persoon moet
terug komen, doch hoe onaanzienlijk h^ ook in Nederland
was, heeft hi) toch eene belangrijke rol gespeeld in
de geschiedenis die ik thans vlugtig doorloop, en daarom
vind ik mij in de onaangename verpligting de b^zondere
oplettendheid m^ner lezers op 'hem te moeten vestigen.
Die Bührmann werd op de aanbeveling van den heer
Smellenkamp aanstonds met de hartelijkste genegenheid
door de emigranten ontvangen, en vervolgens gehuisvest
b^ den heer H. Potgieter te Zoutpansberg. Daar werd hij
ingew^d in al de regten en aanspraken van de Potgie-
ters, in al de aanmatigingen en geledene verliezen der
Pretoriussen en zoo doende werd hij geheel en al Pot-
gietersgezind en hield hij hun vertrouwen in den Heer
Smellenkamp zooveel mogelgk staande.
Onderwijl was de bevolking ook ten gevolge van hare voort-
durende toeneming al meer en meer tot het inzigt geko-
men, dat z^ eenen Yolksraad moest tot stand brengen die
als de hoogste magt de wetten zou maken, de beambten
zou benoemen en het hoogste gezag zou uitoefenen. Daar-
tegen konden of wilden zelfs de heeren Potgieter en Pre-
toHus niets inbrengen. Die raad kwam dan ook tot stand
en Bührmann, die redel^k schrijven en rekenen kon^
werd al spoedig aangezocht om daarb^ als Secretaris
te fungeren.
Bij het maken der wetten en hot benoemen der beambten
door den Yolksraad, deden zich evenwel al spoedig vele
moeijel^kheden op. Onder anderen ter gelegenheid van de
aanstelling der Eommandanten-GeneraalS; Kommandanten en
Veldkornetten waren er eenige stemgeregtigden, die onzij-
dig wilden bleven in de geschillen tusschen de heeren Pot-
gieter en Pretorius, en ook enkelen die meenden, dat de
ongerustheid, w;aarin zij ten aanzien van Engeland ver-
keerden en de weinige maatschappelijke vooruitgang die
zij zagen, alleen toegeschreven moesten worden aan de be-
staande liefdeloosheid jegens elkander, en daarom zich van
de overigen wilden afzonderen. De eerstbedoelden wilden
zich dus niet onder het Generaalschap van Potgieter of
13
Digitized by
Google
194 VERBLIJF TEN KOORDEN
PretoriuB voegen, de anderen verlangden een eigen Generaal.
Bührmann werd daaromtrent door allen, met uitzondering
van de volgelingen van Pretorius, geraadpleegd en de Völks-
raad benoemde vier Eommandanten-Generaals de heeren A.
W. J. Pretorius, H. Potgieter, W. F. Joubert, en J. Ënsel.
* De beide eerstgenoemden, daarmede al niet zeer te vre-
den, wilden zich niet geheel en al aan den Volksraad en
aan zgne bepalingen onderwerpen. Bührmann hield zich
uitsluitend aan den Volksraad en vormde uit de aanhan-
gers van dien raad eene nieuwe partij tegen de heeren
Potgieter en Pretorius.
Door den Volksraad werd een nieuwe instructie voor
de Kommandanten-Greneraals zamengesteld, welke geschre-
ven was door Bührmann en waarin gezegd werd, dat het
grondgebied ' boven den 26'**** graad gelegen was. Die
instructie werd door hem in de openbare Vergadering van
den Volksraad den Kommandanten-Generaals voorgelezen,
door hen onderteekend en de daarbij gevorderde eed afgelegd.
Pretorius eenigen tijd daarna kennis krijgende van wat
door die woorden aangaande den 26"** graad, die hg in
z^ne geschrevene instructie gevonden had, moest verstaan
worden, en van de gevolgen die zoodanige erkenning, voor-
al van z^ne zijde^ zouden hebben, en zeker wetende, dat zi)
bij de voorlezing der instructie niet uitgesproken waren,
verzette zich onmiddellgk daartegen. Dit verzet hield de
partij van Bührmann voor niets minder dan meineed.
Het duurde niet lang, of Bührmann schreef een langen
brief van 5 of 6 bladzijden naauw in elkander geschre-
ven, — de heer A. W. J. Pretorius heeft mg dien den
2^®° Januarij 1852 laten lezen — welke hg door tusschen*
komst der Veldkometten, door het geheele land ter inza-
ge liet rondgaan, waarin hg zich zelven regtvaardigde om>
trent zgne handelwijze, de wettigheid der daden van den
Volksraad verdedigde en de Kommandanten-GeneraalB
Potgieter en Pretorius, en speciaal dezen laatste, met hun->
ne voornaamste vrienden, van eerloos gedrag beschuldigde,
aanbiedende en verzoekende onder vele hoogdravende
woorden, dat er eene bijzondere regtbank zou aange-
Digitized by
Google
^Ci^-
VAN DE VAALRIVIER 196
steld worden om zijne beweringen en aanklagten te on-
derzoeken en te beoordeelen, en, indien hare uitspraak ten
sijifen nadeele mogt zijn, dat hij dan tot welke straf ook
zon veroordeeld worden.
Deze partijschappen werden zóó hevig, dat men niet
anders dan een burgeroorlog te wachten had, en werkelijk
kwamen de partyen bij de eerstvolgende zitting van den
Yolksraad, die te Potchefstroom moest gehouden worden, ge-
wapend in de vergaderzaal. BHhrmann was weder Secreta-
ris van den raad. De heer Pretorias bragt zgne bedenkin-
gen tegen de instructie ten aanzien van den 26*^''° graad in
het midden, en verantwoordde zich omtrent zijn verzet. By
die gelegenheid — zeide men — had Bührmann hem de
woorden toegevoegd; rfdat lieg je"; daarop had de menig-
te verlangd, dat Bührmann nu toch zou aanwijzen, wie en
wat hij eigenlijk was- en toen had hij haar een lang pa-
pier in de verte laten zien, waarboven een groot wapen
stond en daarbij gezegd rfdit stuk kunt gijlieden niet le-
zen; als de tgd daar is, dan zal ik U toonen wie en wat
ik ben. Het was, lezer, z^n Nederlandsch paspoort, dat
zoo als gij weet in de Fransche taal gedrukt is. Het
zal u spoedig blijken, hoe ik dat te weten kwam.
Velen waren door die vertooning onthutst en hielden hem
voor een groot personaadje; ja ! sommigen dachten, dat hy
een prins van Oranje was; doch de meerderheid, veront^
waardigd over zijn gedrag, wilde daar niets van hooren;
zy grepen hem aan en zouden hem welligt vermoord hebben,
indien de tegenwoordig zgnde Yeldkometten hem niet uit
hunne handen ontzet hadden en voor zijne veiligheid had-
den zorg gedragen.
In het najaar van 1850 kreeg ik toevallig het vermel-
de werkje van den Hoogleeraar Lauts, de Kaapsche land-
verhuizers, in handen. Gaarne wil ik erkennen, dat de har-
telijke toespraak die daar in gevonden wordt, gevoegd b^
de genegenheid, die mgn vader mij steeds voor de Hol-
landsche Afrikanen ingeprent had, de aanleidende oorzaak
is geweest, waardoor ik tot het besluit kwam om met vrouw
en kinderen tet hen te gaan, ten einde, zoo mogelijk, met
13*
Digitized by
Google
196 VERBLIJF T£M NOORDEN
in achtneming van het belang van m^n gezin, hun welzijn
te bevorderen en n\euwe betrekkingen voor de Nederlan-
landers tot stand te brengen. Al zeer spoedig vernam ik,
dat, onder directie van de heeren gebroeders Heemskerk^
Weimar ten Cate en J. C. J. Knegt te Amsterdam eene
onderneming tot stand gebragt was, om met het schip de
Vasco da Gama eene Beis naar Delagoabaai te doen plaats
hebben, waarbij de heer Smellenkamp als Super-carga zou
fungeren en drie onderwijzers en nog eenige andere pas-
sagiers, met name de heer Enegt, broeder van voor*
noemden directeur, weduwnaar van de zuster van meer-
genoemden Bührmann ; zijn éënig dochtertje ; jufvrouw Bühr-
man, zijne behuwdmoeder en zekere heer Middel derwaarts
zouden vertrekken. Ik nam niet alleen de passage voor
ons gezin, maar ook een paar aandeelen in die onder-
neming. Op 12 December 1850 waren wij alreeds in het
Niewe Diep aan boord van de Vasco da Gama. De ont-
ontmoetingen, die ik dd^r vier dagen later had met de
heeren J. C. J. Knegt en Smellenkamp, gaven mij reden om
in zóó verre van besluit te veranderen, dat ik niet met
de Vasco da Gama naar Delagoabaai, maar over Enge-
land naar Port-Natal, de reis ondernam. Reeds den 20"**"
December waren wij ontscheept en op 4 Januari) 1851
op reis naar Londen. Daar kreeg ik eene particuliere
aanbeveling van den Nederlandschen Ambassadeur, Graaf
Schimmelpennink voor den Gouverneur Generaal Sir H. G.
Smith. Ik nam mijne passage in een Engelsch schip, de
John Bright; wij verlieten de Engelsche kust den 1.2***"
Februari) 1851 en kwamen op 8 Mei 1851 voor Natal
ten anker.
Tijdens mijn verblijf in Natal nam ik alle mogelijke in-
formatiën, zoowel bij het Koloniaal Gouvernement als bi)
de daar aanwezige Hollandsche Afrikanen. Al zeer spoe-
dig ontdekte ik wat juist en onjuist was in het voormelde
werkje van den hoogleeraar Lauts, en waaraan het niet
welslagen der Nederlandsche ondernemingen op Natal en
Delagoabaai moest toegeschreven worden.
Gewaar wordende, dat ik het doel mijner reis eerst zou
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIER 197
kminen bereiken, indien ik m^ over het Drakengebergte
naar de daar zich bevindende HoUandsche Afrikanen be-
gaf, zoo besloot ik derwaarts te gaan; en zoowel ter goed-
making van reiskosten als om bepaalde kennis te verkrij-
gen van de behoeften der HoUandsche Afrikanen^ van de
pT^en die deze goederen in Natal golden, en van hetgeen
z^ daarvoor betaalden ; van wat * en tegen welke waarde
zi| daarvoor in rail gaven, bevrachtte ik twee groote ossen-
wagens met allerlei handelsartikelen, nam een bediende en
twee ossenleiders mede, en ging op den 4:^^^ December 1851
met mgn jongsten zoon — toen 10 jaren oud — op reis.
Ik was de Vaalrivier niet over, of ik vernam oogenblik-
kelijk van de twisten die onder de HoUandsche Afrikanen
didr gaande waren. Natuurlek zocht ik aanstonds de ge-
moederen zooveel mogel^k tot bedaren te brengen, zonder
een bepaald oordeel over een ieders denkwijze te vellen.
Ik maakte mijne reis langs de Yaalrivier naar Potchefstroom
en van daar naar Magaliesberg, waar ik den Heer Preto-
rins op zijne plaats vond en den 31"'^^ December aan-
kwam. Ik begon met hem mijne hoogo achting te betui-
gen en vervolgeus, met mijn persoon en myne bedoelingen
bekend te maken, en vond tot dit laatste te meer reden^
omdat hij zeer tegen de Hollanders ingenomen was. De
Heer Smellenkamp had volgens zijn gevoelen de emigran-
ten misleid en Bührmann was hem eeno ergernis. Het mogt
mi| evenwel gelukken zijn vertrouwen eenigzins te winnen,
en daardoor had ik het genoegen den Oudejaarsavond en
Nieuwejaarsdag, waar van do HoUandsche Afrikanen een
groot feest maken, met hem en de z^nen ten huize van
z^nen broeder Pieter Pretorius te vieren.
Reeds den volgenden dag stelde hij mij op de hoogte
om de toen belangr^kste zaken van het land te kunnen
beoordeelen. Deze waren: 1"*. de door hem beproefde on-
derhandeling met de Commissarissen van H. M. — die thans
in de Oranje-rivier-Souvereiniteit waren — bij brief van
den 11*®° December 1851, en waarop hi) den SO^***" dier
maand een gunstig antwoord ontvangen had. 2°. De tegen-
woordige toestand van het Engelschc Gouvernement in do
Digitized by
Google
198 VERBLIJF TEN NOORDEN
Oranjerivier Souvereiniteit. 3*". De gezindheid van het Kaffer-
opperhoofd Moshesh te Thaba Bossiau, in die Souvereini-
teit gelegen, zoo wel ten aanzien van het Engelsche Goa-
vemement, als ten aanzien van de verschillende blanke
ingezetenen. 4*". De geest der Engelsche ingezetenen in de
Souvereiniteit en Natal. 5^. De geest der Hollandsche Afri-
kanen aldaar. 6°. De partijzucht thans onder hen bestaande.
7°. De zaak van den Volksraad tegen de Kommandanten>
Generaals. 8^. De kwaadstoker^en van den Hollander Btlhr-
mann. 9\ De onbruikbaarheid van de Delagoabaai; en
10^ de handelsrelatiën met Nederland.
Van alle deze punten kwam het mg voor, dat het 6^*
de dringendste behandeling vorderde. Ik verzocht ZEd.
m^ te doen brengen bij de voornaamste leiders der ver-
schUlendo partijen, ten einde met die Heeren kennis te ma-
ken en te zien, in hoeverre ik op hen van eenigen invloed
zou kannen zgn om de geschillen uit een kalmer oogpunt
te beschouwen, elkanders regten en verdiensten te eer>
biedigen en waarderen, en door wederzydsche toegevend-
heid de onmisbare eendragt te verkrggen.
ZEd. voldeed aan mijn verlangen, doch ik kon m§n
oogmerk slechts gedeeltel^k bereiken, want ik trof men-
schen aan, waarvan sommige letterlgk verblind waren in
hun gevoelen omtrent de kennis, de magt on den invloed van
Btthrmann, zoowel in de republiek als in Nederland. Natuur-
lek moest ik tot bereiking van m^n zoo even opgegeven doel,
en in het algemeen belang van land en volk, hen omtrent
hetgeen ik van dien Bührmann wist, gehoord en gelezen had,
inlichten. Maar hij was toen Landdrost van L^denburg
en getrouwd met eene dochter van een der notabele Hol-
landsche Afrikanen, en mijne woorden werden dikw^ls met
ergernis aangehoord. Het was hier te vergeefs, dat ik mijne
papieren vertoonde en zoo ook mijn buitenlandsch paspoort
waarvan ik hen de volgende anecdote kon mededeelen.
Op den 23**®^ December had ik ook mgne papieren aan
een hunner kennissen laten lezen, en die zag daarbg, in
een omslag ingenaaid, mgn paspoort, en verzocht of hij
dat boekje ook eens mogt inzien. Gaarne stond ik hem
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIER. 199
dit toe, en toen vroeg hij my met verbazing, rr of ik van
dezelfde familie was als de Heer Bübrmann." Ik antwoordde
rr volstrekt niet, doch wiftirom hij mij die vraag deed?" en
hij zeide: rf omdat Neef hetzelfde kruis draagt, als mijn Heer
Bühnnann," — het Nederlandsche wapen noemde hij een kruis.
Ik keerde tot den Heer Pretorius terug en gaf Z£d,
verslag mijner ontmoetingen. De Heer Dewald Pretorius
van Pieter-Maritzburg was nu ook daar, en met ons drieën
overlegden wij toen de voorstellen, die bij de aanstaande
onderhandeling met H. M. Commissarissen ter tafel moes-
ten komen, welke door mij voor den Heer A. W. J. Pre-
torius beschreven werden. — ZEd. vertrok den 7**®" Ja-
nuarij 1852 naar Sand-rivier, ten einde op den 16^®° dier
maand de bepaalde zamenkomst met H. M. Commissaris-
sen te honden, en ik vervolgde m^ne reis naar Rustenburg.
Daar ontving ik den 20"^®<^ dier maand per expresse de
tijding van den Heer A. W. J. Pretorius, dat hij en zijne
medegezanten in hunne onderhandeling met H. M. Com«
missarissen naar wensch geslaagd waren, en toen wist t^,
dat z§ vnj en onafhankelijk van Engeland en het Engelsche
gezfig geworden waren. Ik vertrok reeds den volgenden mor-
gen te paard naar Magaliesberg, om den bevrijder van zijn
volk geluk te wenschen, en al het nadere der onderhan-
deling uit de eerste hand te vernemen. Van een afschrift
van het gesloten tractaat voorzien, verliet ik ZEd. den 23^^^
Januarij, om het overal waai ik kwam voor te lezen, den
zegen daarin vervat te doen beseffen, en een nieuwen
aandrang daaruit te ontleenen tot algemeene verbroedering
en eensgezindheid.
Op den 16^^° Maart 1852 zon de Volksraad in Rusten-
burg vergaderen, en dan zou het tractaat met de Engel-
sche Commissarissen aangegaan, al dan niet door den raad
en het volk bekrachtigd worden. De uitslag was zeer twij-
felachtig^ en werd de bekrachtiging geweigerd, dan ware
er zeker een burgeroorlog uitgebroken, legen de bekrach<
tiging voerden de partyen van den Volksraad, van Pot-
gieter, van Btihrmann en van Ensel aan, dat de Heer Kom-
*^an lant-G^neraal, in strijd met zijne instructie, onderhan-
Digitized by
Google
200 VERBIiIJF TEN NOORDEN
deld had met eene vreemde mogendheid, zonder eene be-
paalde lastgeving van den Volksraad daartoe te hebben
bekomen; dat men baitcn alle aaifraking met het Engelsche
Gouvernement moest blijven, dewijl het nimmer te vertrou-
wen was, en deze onderhandeling aanleiding zou kunnen ge-
ven tot nieuwe oorlogen; dat men den Heer Pretorius van
heerschzucht en overijling moest verdenken en dat hg het
liefdelooze voorbeeld gaf van niet eendragtig te willen
handelen. Vóór de bekrachtiging werd door de partij van
Pretorius beweerd, dat de geruchten omtrent eene nieuwe
vervolging van de zijde van het Engelsche Grouvemement,
eene stellige kennisneming der zaak vereischten; dat het
oogenblik tot onderhandeling nu zeer gunstig was; dat de
Kommandant-Generaal van den nood eene deugd had ge-
maakt; dat hij wel by gebrek aan tijd geen Volksraad
bij elkander geroepen had, doch zijnen krijgsraad en het
publiek had gehoord, deze zijn voorstel hadden goedge-
keurd en een aantal gedelegeerden benoemd, om met hem
als gezanten dezerz^ds te onderhandelen; dat die onderhan-
deling tot het wenscheiykste einde had geleid; dat er geen
denkbeeld van heerschzucht bij den Heer Pretorius bestond;
dat hij zeer welberaden in deze was te werk gegaan en dat
hi^ niets verlangde dan dat men nu dankbaar den bijzon-
deren zegen van God, voor de eindelijke bevrijding van
de Engelsche Oppermagt, erkende en door eensgezindheid
en wederzjjdsche liefde zamenwerktè om nu eenen nieuwen,
vr^en en onaf hankelijken staat, op hechte grondslagen ge-
bouwd, tot stand te brengen.
Op den Uden Maart alreeds verkondigde een aantal
salutschoten de aankomst van den ouden Kommandant-
Generaal Potgieter met de zijnen in Rustenburg. Des na-
middags verzocht ik bij ZEd. toegelaten te mogen wor-
den. Ik betoonde ZEd. eene gelgke hoogachting en eer-
bied als aan den Heer Pretorius, en het gelukte mij, om
ook met hem in een eenigzins vertrouwelijk gesprek te mo-
gen komen, en wel in het bijzonder over de gunstige ge-
volgen van het onder nadere goedkeuring gesloten trac-
taat met H. M. Commissarissen; over de handelsonderne-
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIER. 20 1
mingen van Nederland, op de Delagoabaai en over de
aardr^kskundige ligging van het land met toepassing tot
den 26«'«'» graad.
Yervolgena kwamen dagelijks van alle kanten eene massa
wagens, vol met mannen en vrouwen, van de eerste Hol-
landsche Afrikaansche familiën aan, en zoo ook op den
Ib^^ Maart die met de Heeren Pretorius.
Het was toen een plegtige avondstond. Niemand durfde
een gevoelen te uiten, over hetgeen er den volgenden mor-
gen in de raadzaal zou voorvallen. De gemoederen wa-
ren nog zóó verhit tegon elkander, dat ik 's avonds tus-
sehen 10 en 11 uren met den Heer Pretorius, in de don-
kere kerk een onderhoud had, waarbij ik hem moest be-
tuigen, dat hij, naar het mij voorkwam, zich op het ergste
moest voorbereiden.
Des nachts vergaderden enkele invloedrijke burgers en
bewogen de Ouderlingen der Gremeente, om een ernstig ge-
sprek met de beide Hoofd-Kommandanten-Generaals te hou-
den, te regt daarvan, en daarvan alléén, eene heilrijke uit-
komst verwachtende.
De zon was nog niet geheel zigtbaar, ioen de ouderlin-
gen zich naar de tenten van de Heeren Potgieter en Pre-
torius begaven. Beide eerbiedigden hun verzoek, en de
b^eenkomst werd in de tent van eerstgenoemde bepaald.
Het volk daarvan onderrigt, stond daar buiten b^ elkan«
der, in diepe stilte verbeidende, wat de uitslag zou z^n,
vijand- of broederschap, of broedermoord of broeder-
min. Eindelijk wordt de tent opengeslagen; de beide
Vaders van het volk staan met de handen in elkander
gesloten; de Bijbel ligt voor hen opengeslagen; een God-
verheerl^kend gejuich van allen st^gt ten hemel en de liefde
is in hun midden.
Ja, lezer! dit is een der heerlijke tooneelen, die ik in
dit land heb mogen bijwonen.
De Vergadering werd geopend. De beste grond tot be-
raadslaging — wederz^dsche liefde — was gelegd. Evenwel
de zaken moesten, naar orde en wet behandeld worden.
Die behandeling vorderde veel beleid. Ik bood mij zclven
Digitized by
Google
202 VRBBLIJF TEN NOORDEN
aan, om bi^ deze Vergadering als Secretaris te mogen fun-
geren. Dit werd in dank aangenomen. Doch ik moet kort
zijn. Ik zal u alléén de uitkomst verhalen, om U daaruit
te doen opmerken, hoezeer die liefde werkte.
Potgieter en Pretorius sloten een schriftel^k verbond om
voortaan eensgezind en gezamenlijk te handelen.
Zij onderwierpen zich geheel en al aan den Volksraad,
dien zij erkenden voor de hoogste magt.
De Volksraad en het volk bekrachtigden het gesloten trac-
taat met H. M. Commissarissen.
En over het verledene mogt niet meer gesproken worden.
Tot inlichting van dezen zoo oogenblikkelgken omkeer van
zaken, moet ik nog opmerken, dat het mij uit de gesprekken
met de verschillende part^en^ gebleken waS; dat geen hun-
ner door eigenbelang, maar enkel door innige meening of
overtuiging gedreven werd en dat die in deze moesten on-
derdoen voor het woord van God.
De Landdrost Bührmann was niet tegenwoordig. Een'
brief van hem, aan zijnen zwager de Marre, waarin h^ aan-
beval om den Heer A. W. J. Pretorius zoodra mogelgk
uit de voeten te maken, was opgeligt en ter tafel gebragt.
De Volksraad ontzette hem van zijn ambt^ en beval dat h^
onder geregtelijke bewaring zou gesteld worden^ tot dat h^
zich, omtrent, dien brief zou hebben verantwoord, tenz^ hij
twee borgen kon aanwijzen, die voor hem wilden instaan
en daartoe — zoo ik mg wel herinner — Rd. 7000 wilden
deponeren.
Ook ik deed een voorstel in deze zitting, dat afgewezen
werd. Bij een besluit van 20 Mei 1860 was bepaald, dat
aan lederen Hollander, die zich in de Republiek nederzette»
op z^n verzoek eene plaats van 3000 morgen in eigendom
zou worden gegeten, tegen betaling van slechts ƒ 15.30
voor kosten van inschrijving, aanwijzing en opmeting. Ik
verzocht om eene groote uitgestrektheid gronds, onder
voorwaarde dat ik binnen eenen bepaalden tijd daarop Ne-
derlanders zou vestigen^ vertrouwende daardoor het doel
te zullen bereiken, dat ik mij voorgesteld had. Zie bl.
196 En de weigering was gegrond op de bedenking, dat de
Digitized by
Google
VAN D£ VAALRIVIEU. 203
uitgifte dan eerst plaats kon hebben, wanneer de Hollan-
der zich hier bevonden.
Zaturdag den 20'*^° Maart was de zitting geëindigd en
^8 avonds vermaakte zich het gezelschap met zang en dans,
waaraan de President 'van den Yolksraad, de Heer C. Pot-
gieter hartelijk deel nam, en zonder eenige de minste vlei-
jery had ik kunnen zeggen, dat ik in Nederland nimmer
eene vergadering bijgewoond had, die door den President
met meer kalmte, voorzigtigheid^ helder oordeel en gezond
verstand geleid was, dan deze zoo moegelijke en inge-
wikkelde, door Z£d.
Maar nu, lezer! heb ik U ook niet langer met die el-
lendige partyschappen en lastige vergaderingen bezig te
houden; na zal ik U eindelijk eens nader verhalen, hoe
ik land en volk toen hier gevonden heb.
Het grondgebied is, gel^k wy nu uit de b^gevoegde
kaart kunnen zien, ongeveer gelegen tusschen de 28"^ en
23»*® graden Zuiderbreedte, en tusschen de 26"'® en 31"**
graden Oosterlengte, grenzende ten Noorden, Oosten en
Westen, aan zwarte of gekleurde volksstammen, waarvan
de Bacananen en Bamunguato*s groote stammen mogen ge-
noemd worden, de Bechuanen een Koningr^k uitmaken, en
de Amazoasen en Amahuten te zamen de bevolking van
het Zululand bevatten van meergenoemden Koning Panda;
ten Zuiden aan de Oranje-rivier- Sou vereiniteit en aan No^.
De oppervlakte zal wel 50000 vierkante m^len beslaan.
De schets — zie bl. 7 en 8 — spreekt van 3300 vier-
kante m^len minder, doch die wgst de punten aan, voor
zoo ver de reizigers ze door de emigranten bewoond ge*
vonden hebben, terwijl de onbewoonde streken aan de gren-
zen van de Republiek, en zoo ook die, bekend onder de
naam van Comaté, daar niet in begrepen zijn. Is die be-
grooting aannemelgk, dan zal de oppervlakte der Republiek
over de Vaalrivier nagenoeg vijf maal zoo groot z^n als
die van Nederland*
De grond^ hoe one£fen ook, ligt hoog, misschien tusschen
de 5' en 7000 voeten boven de oppervlakte der zee, is
verdeeld in ketens van hoogc bergen, en uitgestrekte af hel-
Digitized by
Google
204 VERBLIJF TEN NOORDEN
lende vlakten, meestal doorsneden met rivieren. Het geheele
land is dik begroeid, hetzij met planten, hetzij met hees-
ters en geboomte. De steen- en granietlagen alléén ko-
men hier en daar, in verschillende vormen en kleuren, kaal
te voorschijn. De kloven der bergen zijn veelal met zware
boomen bezet, doch overigens loopen de bergen in zacht
glooijende weilanden af.
Het vruchtbare en schilderachtige van het oord over-
treft alle verbeelding. De bodem bijv. bevat eene verza-
meling van grondstoffen, zoo als de wetenschappelgke land-
bouwer die zou kiezen, indien de keus aan hem overgelaten
ware. Hij is eene vermenging van leem, klei, aard en
zand. Het grootste deel van den bodem kan, door het
menigvuldige water der bergen, naar verkiezing, zonder noe-
menswaardigen arbeid, al dan niet bevochtigd worden. Eene
kleine greppel van 1 voet breed en V« v^©* ^^Vt ïs daar-
toe voldoende.
De tusschen* en ondergrond is vol met mineralen,
kristallen en delfsto£fen. Hij bevat al wat noodig is
om de vruchten van den bodem door fabrikaat en trafikaat,
tot hare hoogste waarde te voeren, en is, als het ware,
een nog weggelegde schat voor kennis en wetenschap.
Men ziet niet dan onafzienbare uitmuntende weivelden,
hoog en laag, flaauw in elkander loopende, versierd
met ontelbare soorten van prachtige bloemen, heesters en
geboomte, bezocht door allerlei grasvretend wild en fraai
gekleurd gevogelte. Daartusschen, meestal op een afstand
van 1 of meerdere uren gaans, groote kudden rundvee ,
schapen en geitenbokken^ met een of twee zwarte herders
bij iedere kudde. En dan, eene verzameling van nederige
boerenwoningen en Kafferhutten of Kralen, waarnevens rgke
boomgaarden, nette tuinen en soms kleine stukken bouw-
land, die door een enkelen blanke, met behulp van zwarten,
bearbeid worden; en eindel^k een opregt aartsvaderlijk ge-
zin, rustig voor eene der woningen gezeten^ of spelende;
want al de verschillende t^dperken des levens zijn bg
dat gezin te vinden, omgeven van allerlei pluimgedierte,
en bediend wordende door zwarte dienstknechten on
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVUSR. 205
meiden, die nog, als onwetende kinderen der Natuar^ met
allerlei sterk gekleurde vederen opgeschikt zijn.
Het klimaat is gelgk aan dat van Zuidel^k Europa, zacht
in den winter, niet ondragel^k heet in den zomer. Er is
geen bepaalde regent^d. Het regent niet zoo dikwijls als
in Nederland, en nimmer zoo lang achter elkander, doch
de bu^en zijn korter en zwaarder en zoo ook de onweders.
Al het vee ziet er voortreffelgk uit en staat in grootte
met het beste Nederlandsche gelijk.
Alle Europesche en tropische gewassen groeijen er weel«
derig. Het gras, dat meestal van zeer goede hoedanigheid
is, wordt tot 6 en 7 voeten lang. Het graan brengt vier-
maal zoo veel op als in Nederland^ en zoo ook schieten
de dennen, wilgen, beuken en eikenboomen viermaal zoo
spoedig op als dd^r. Ik heb onder Oranje- en Citroen-
in Zuid-Afrika genaamd zoete en zure limoen-boomen, ge-
wandeld, waartusschen ik geen zon meer herkennen kon,
en waarvan de takken uithoofde van de menigte vruchten
gestut waren, welke voor 4 of 5 jaren, als afgesneden
stekken van nog geen ^/s duim dikte in den grond gezet
waren, even als men dit in Nederland doet van populieren
en wilgenhout; en die hadden toen eene hoogte van een
30 voet, en eene dikte van p. m. 6 duim overkruis Dit
was onder anderen bij de familie Roberts. PUten van alle
soorten van vruchten brengen in 3 of 4 jaren vruchtdragende
boomen voort, en druivenstekken zijn in twee jaren zwaar
behangen. Bij den Heer Jan Yiljoen, vond ik druiven,
ter dikte van pruimen, (mirabellen) en waaraan trpssen
tusschen de 4 en 5 pond wiessen.
De menigte aanwezige overgrootouders en de bijzondere
toeneming der gezinnen bewezen dat het er zeer gezond
is, hoewel er in het begin van 1852 vele menschen aan
buitengewone diarrhé en gelijktijdige koortsen, en b^ het
geheel en al ontbreken van geneeskundige hulp, overle-
den zijn.
Er zgn vijf steden of dorpen. Potchefstroom, ook ge-
naamd Mooirivier, Rustenburg, L^denburg, Ohrigstad en
Zoutpansberg. — Een zesde, Vredenburg, zou nu aangelegd
Digitized by
Google
20G VERBLIJF TEN NOORDEN
worden — Potchefstroom is alsnog de hoofdplaats en be-
vat de meeste inwoners, p. m. 6 & 700.
Maar dit verrukkel^k oord heeft ook eenige bezwaren.
Het is afgelegen van zee: de naastbijz^nde haven is de De-
lagoabaai. De streek, gelegen in de Noordwestel^ke rig-
ting van die baai, waarin tot dien t^d toe de éónige be-
staande weg derwaarts gevonden werd, is nagenoeg on-
bruikbaar, zoo voor menschen als voor vee. Z^ is hoogst
ongezond en vervuld met stekende vliegen. ZuidwesteLgk,
bestaat dit kwaad niet; maar daar z^n nog geene wegen naar
de baai gezocht Van de Luciabaai weet men nog niet^
of zij bruikbaar is. Natal is voor als nog de éénige
bereikbare zeehaven^ en deze ligt ten naaste bg, drie we-
ken gaans van het midden der Republiek verwijderd. De
rivieren zijn zonder aanwending van kunstmiddelen, onbe-
vaarbaar. De wegen, ofschoon meestal gelijk aan kolfba-
nen, bieden van tgd tot tijd, over- en doorgangen aan^ die
zóó steil on hobbelig zgn, dat zware vrachten alléén door
de daarvoor zeer doelmatig ingerigte lange en sterke wa<
gens, getrokken door 10 k 14 paar ossen, eu bestuurd
door den HoUandschen Afrikaan met zijn zwarten ossen-
leider, zonder gevaar kunnen vervoerd worden.
Het roofgedierte, leeuwen, tijgers, wolven, slangen en
krokodillen, moet niet dan welgewapend opgezocht worden.
Van zelven komt het zelden voor den dag. In de tien
maanden, die ik het binnenland bereisd heb, heb ik slechts
ééns van dat gedierte langs den weg of op het veld gezien
Het was op 12 Maart 1853; dat de Heer Martinus Pre-
torius — zoon van den Eommandant -Generaal — onder
wiens geleide ik m^ toen bevond, mij een troep van 10
leeuwen aanwees, die misschien een groot kwartier uurs
naar onze uitgespannene wagens stonden te kijken, en niet
verder van ons verw^derd waren, of wij konden met
het bloote oog, de mannetjes van de wijfjed onderschei-
den. — Doch 's nachts hoort men in het open veld de
leeuwen, en vooral de wolven, veelvuldig.
De paarden schenen aan grond en klimaat van de geboorte
af gewoon te moeten zijn, en dan zelfs eene tot nog toe onbe-
Digitized by
Google
VAN DE YAALRiyiER. 207
kende soort van ziekte te hebben moeten doorstaan, om op
ban behoud te kunnen rekenen.
Soms rigt een deel der talrgke insekten veel kwaad aan.
MilUoenen sprinkhanen vreten dan wei- en graanvelden kaal.
In den Noordoostelijken hoek van de Republiek dooden de
stekende vliegen wel eens runderen en paarden. Mieren
ondergraven de woningen, indien men verzuimd heeft,
om de behoedmiddelen daartegen — teer en kalk — te
gebruiken, en torren verslinden soms al de perzikken en
abrikozen.
De volwassene HoUandsche Afrikanen in de Republiek
Ji^ja allen nog geboren in de Kaap-koloniën. Het zijn de
a&tammelingen van de Hollanders en Franschen, die
zich het eerst dédr nederzetteden. Reeds van die koloni-
satie^af, vereenigden zich die Franschen met de Hollanders,
die hen in aantal dan ook verre overtroffen. Er bestaat
nu tnsschen deze blanke bevolking geen ander verschil
meer, dan dat hunner familienamen. Zij kennen geene an-
dere taal dan de HoUandsche en kunnen dus allen met
regt HoUandsche Afrikanen genoemd worden.
Mijne Nederlandsche lezers kennen de schüdery van van
der Helst, hangende in het koninklijk Museum te Amster-
dam en voorstellende een HoUandschen schuttersmaaltijd
uit de I?*^* eeuw. Zie! dddr is hun portret: In Europa
is de gelgkenis niet beter aan te wijzen. De meeste man-
nen hebben eene lengte van 6 èi 7 voet en zgn dien over-
eenkomstig gezet. Bij eene frissche kleur, een hoog voorhoofd,
sterk sprekende oogen, wel gevormd gelaat, met zwaren
baard, hebben z^ een dikken nek, breede schouders en
borst, en sterk gespierde armen en beenen. De vrouwen
zgn gewoonlijk 5 & 6 voet lang, en buitengewoon blank.
Z^ hebben doorgaans veel, lang en donker haar, dat met
eene eenvoudige scheiding zonder kruUen onder de lange
luifel van hunnen hoed verborgen is. Hun gelaat is fijn
besneden. Heldere, zachte oogen, kleine neus en mond, tan-
den als ivoor, dunne lippen, ronde kin, blanke hals, kleine
handen en voeten, mooi figuur; in één woord; zij z^n schoon
en zelden ziet men onder hen eene leelgke vrouw. En de
Digitized by
Google
208 VERBLIJF TEN NOORDEN
kinderen ... O I men zou de zuigelingen en de kleine jon-
gens en meisjes stelen.
Hun gelaat is sprekend gelijkende met dat van den fat-
soenlijken Hollander^ zóó zelfs, dat wanneer zij diens klee-
ding aantrokken en niet spraken, men hen gerust daar-
voor zou aanzien. Hunne kleeding is eenvoudig, doelma-
tig en net. De mannen dragen groote stroo- of viltenhoeden
met breede randen, lange en ruime buizen, gewone doch
niet nieuwmodische vesten, lange broeken en hooge schoe-
nen. De vrouwen hoeden vmi zijde of katoen, met veel
zorg bewerkt, en voorts japonnen of, gelgk zij het noe-
men, tabbaarden, met hooge l^ven, lange mouwen van ge-
l^ke snede als de par^sche, maar niet zoo by zonder wijd
of opgevuld. In hunne kleeding heerscht veel weelde en
zelfs pracht, vooral wanneer zij ter kerk gaan.
Het karakter van den Hollandschen Afrikaan is vrede-
lievend en gastvrij. De man bestuurt al wat niet tot de
huishouding van het gezin behoort ; de vrouw al het ove-
rige, dus ook den tuin en het pluimgedierte, dat veelal
vrijen toegang in de woning heeft. Zij leven spaarzaam,
en z^n tevreden met hetgeen er bij hen voor handen
is. Bij een kinderl^k godsdienstig geloof voegen zij stren-
ge zeden. Ontucht, list en bedrog is nagenoeg onbekend.
Z elven eerlek en trouw zijnde, verwachten z^ die hoeda-
nigheden van ieder ander; en vinden z^ zich hierin te-
leur gesteld, dan is hun vertrouwen in zoodanig iemand
ook voor altijd verloren.
Ieder landman heeft zijne plaats, — zoo noemt hg z^n
landgoed — en deze is 3000 morgen groot. Dddr woont
hij met z^ne getrouwde zonen. Ieder dezer zonen heeft
weder zijne afzonderlijke woning, en allen werken te za-
men voor den landeigenaar, ofschoon iedere vrouw haren
eigen tuin, en ieder man zgn eigen vee heeft. Nimmer
zag ik zoo veel eensgezindheid, kinderlijke gehoorzaam-
heid en eerbied vereenigd.
Eiken avond wordt door vader uit den B^bel gelezen,
en door allen, gezamenl^k, een of meer psalmen gezon-
gen. Des Zondags komen de naburen bij elkander, dan leest
Digitized by
Google
VAN DE VAALBIVIER. 209
de oudste in jaren, eene predikatie yoor en doet een ge-
bed. Niets stoort de aandacht. De zuigelingen liggen aan
de borst, en de kleine kinderen zitten met opene oogen en
monden naar den gr^saard te zien en te luisteren; zg ver-
staan den zin, al begrijpen zg de woorden niet.
In de kerken wordt des Zondags geregeld 'smorgens en
^B namiddags godsdienstoefening gehouden. Geen anderen dan
de zieken worden daar gemist. Een der ouderlingen treedt
als leeraar op. Gewoonl^k leest h^ een preek voor. Bidt
altijd uit eigen brein. Soms geeft h^ b^belverklaring of
houdt eene eenvoudige toespraak. Eens — ik zal het nim-
mer vergeten, het was te Potchefstroom, den 25'^° April
1852 — noodigde h^ de gemeente uit, om in plaats van
de gewone namiddaggodsdienstoefening, eene meer broe-
der- en zusterl^ke zamenkomst in de kerk te houden, ten
einde dédr een ieders gemoedsbezwaren te vernemen en
elkander daarin te verligten. Ik mogt die christen-verga*
deriog bewonen, maar dacht verplaatst te z^n in het mid-
den van eene der eerste gemeenten, door de Apostelen
b^een geroepen.
Zij bezoeken elkander zeer veel. Weinig bezigheid
hebbende en gerust hunne plaats kunnende verlaten, zoo
gaan zij jaarlgks voor 2 of 3 maanden, met hunnen ossen-
wagen en toebehooren op reis, verbleven 1 of 2 dagen op
iedere plaats die zij passeren, eten en drinken b^ de ei-
genaars en slapen in hunnen wagen. Zóó houden z^ de
vriendschap aan. Deze reizen noemen zij kuyeren. Z^
z^n meestal verwant aan elkander, en alle getrouwden
noemen zich onderling neven en nichten, en worden door
de ong^trouwden ooms en tantes geheeten.
Zij trouwen op jeugdigen leeftijd en krijgen doorgaans
▼ele kinderen. Menigmaal hebben de neven en nichten
reeds hun 8«** of 9^® jaar bereikt, terwijl oom of tante
nog aan de borst ligt. De kinderen zuigen tot in hun
2^* jaar en ik heb vrouwen ontmoet, die hun 16** of
17^* kind zoogden, en nog zoo veel te geven hadden,
dat zij de hulp van een hunner kleinkinderen moesten
inroepen. Zoo had bijv. de vrouw van P. J. van Els,
14
Digitized by
Google
2tO VERBLUF TEN NOORDEN
13 zoons en 4 dochters. Het 17^^ kind lag aan de borst;
haar oudste kleinkind was 10 jaar. Den 5^^° Febniarg
1852 was ik bij W. van Tonden. Hij was 82, zijne vrouw
81 en z^ waren toen 63 jaren getrouwd geweest. Zg
had 16 kinderen gehad die zij allen gezogen had. Nog
waren het krasse menschen. De man scheen niet ouder
dan 70, en hij verhaalde, dat hij nog eene zuster in le-
ven had, die toen 103 jaren bereikt had.
Z^ hebben veel gezond verstand, een helder oordeel,
vlug begrip, en zijn kunstig in handwerken. B^na zonder
uitzondering zijn zij te gelijk, behalve uitmuntende scherp-
schutters te paard, veefokkers, landbouwers, metselaars,
steenbakkers, timmerlieden^ rietdekkers, schrijnwerkers, sme-
den, wagenmakers, leerlooijers, en schoenmakers, en de
vrouwen kleedennaaksters. Zy werken wel voor elkander,
maar verhuren zich nimmer. Hunne taal is zeer gebrekkig
HoUandsch, z^ gebruiken enkele vreemde woorden, b^v.
bonjer voor veel, vrekken voor sterven; en verbuigen de
werkwoorden slecht, bijv. ons is voor wij zijn, zullie was
voor zij waren, enz. Naar gelang z^ in leeft^d gevorderd
zijn, is hunne taal zuiverder. Doch na al hetgeen, wnt
m^ne lezers nu reeds vernomen hebben, zal alle ophelde-
ring daaromtrent overbodig zijn. Sedert ruim SOjarenz^n
deze menschen verstoken geweest van onderrigt, en z^n de
kinderen opgepast door allerlei soort van kleurlingen. Hot-
tentotten, Boschjesmannen en Kaffers. De kennis die z^
van taal, lezen en schrgven nog bezitten, hebben zij aan
het dagelijksch gebruik van hunnen b^bel, en psalmen en
gezangen te danken.
De jagt op Olifanten is hunne voordeeligste en die op
ander wild gedierte hunne grootste liefhebberij. Ik werd
daaromtrent goed ingelicht door den 12 jarigen zoon
van den Kommandant Krieger, die m^ 3 uren te paard ver-
gezelde. Hij had zelf zijn paard gedresseerd en dit —
zeide hij' — was nu voor geen een wild dier meer bevreesd
en kon het niet schelen of h^ het een verschen leeuwen-
huid, dan wel een springbok op zijn kruis te dragen lag.
Alreeds wetende dat ieder grasvretend dier zich op de
Digitized by
Google
VAN DE YAALRIVIER 211
lucht van een Leeuw met zoo veel haast verwijdert, als
het kan, hoe veel meer dan een paard? zoo had ik ge-
noeg, om daar uit op te maken, hoeveel Leeuwen-jagt-
part^en mijn jonge vriend al moest by gewoond hebben.
Hunne jagtroeren wegen gemiddeld 12 k 15 ponden.
De Europesche kennis van het zoogenaamde savoir vivre
ontbreekt hun geheel en al. Zi) rekenen zich zei ven hoog,
kannen weinig verschil van gevoelen verdragen en zgn
voor anderen niet zeer medel^dend. Buiten het genot aan
hunne tafel, vorderen z^ hooge betaling voor al wat men
van hen verlangt, doch verwachten dit ook van een an-
der. Het zijn strenge regters over de gebreken van an-
deren. Erkenning van misdaan te hebben is evenwel vol-
doende om volkomene vergeving te verkrijgen. Een on-
geloovige aan den bijbel schuwen zij. Zij hebben zeer
weinig wetenschappelijke kennis, denken, nog dat de aarde
onbewegeiyk is of stilstaat, omdat zij dit in den bijbel
vinden. Zij kunnen niet goed lezen of schryven, en nog
minder rekenen. Gelukkig hebben zij alreeds, met de Vasco
da Gama, zie bl. 196, drie Hollandsche schoolonderw^zers
bekomen, en die heeren zullen daar veel goed kunnen doen.
Zelve geene wetenschappelijke kennis bezittende, zoo weten
z^ die kennis ook nog weinig te waarderen; van schil-
der- mnzijk- of dichtkunst hebben zij geen begrip.
De meesten dezer gebreken vinden 'hunnen oorsprong
in hetgeen deze menschen ondervonden hebben. Sedert
40 jaren staan zij op en door zich zelven. Zij voelen hunne
kracht; zij vinden die nergens dan in Gods woord. Zij
weten wat zij daarmede kunnen doen en achten uit dien
hoofde alle wereldsche kennis en beschaving gering. De En-
gelschen zijn, behalve enkele anderen, de óónige Europeanen
die zij hebben leeren kennen, en deze, vooral de zoogenaamde
uitbreiders van het Christendom, hebben hen miskend en
mishandeld.
Volgens eene telling in September en October 1852 ge«
daan, bedroeg hunne blanke bevolking ongeveer 6000 ge-
zinnen, welke uit hoofde van de menigte kinderen, door
elkander ieder op 6 i 7 personen kunnen gesteld worden,
14*
Digitized by
Google
212 VERBLIJF TEN NOORDEN
ZOO dat die bevolking dan een 40,000 zielen zou uitmaken.
De zwarten of kleurlingen, die in hun land wonen, z^n
Kaffers^ doch behooren tot den stam der Matateezen. Het
is een schoon ras, 5 Ib 6 voet hoog en sterk gebouwd. Zij
bewonen aangewezene locatiën en bebouwen die met turk-
sche tarwe of milies, Kafferkoom^ eene soort van dikke
naakte garst en suikerriet. Zij hebben daar zeer nette
omwalde steden, waar, in het midden de verzamelplaats
is hunner runderen en geitenbokken, en de overige ruimte
met ronde klei-hutten of kralen, gedekt met lang hooi,
bezet is. Ik vond daar alles onbegr^pelijk zindelijk. Op
hun l^f zijn zij het echter minder. De beestenvellen, die
z^ gebruiken om onder te slapen, of voor bedekking te-
gen den regen, ofschoon uitmuntend bereid en keurig aan
elkander genaaid, moeten vol zitten met ongedierte ^) Hun
gelaat gelakt treffend op het kenmerkende der Joodsche
natie. Zg hebben ook vele gebruiken^ die daarmede overeen-
komen, onder anderen, de besnijdenis^ de reiniging, zij eten
geen varkensvleesch enz. Zij zijn van nature goedhartig, doch
listig; worden zij regtvaardig en streng behandeld, dan
kan men op hunne trouw en dienst rekenen; maar vin-
den zig zich misleid en bewaren de blanken niet de meer-
derheid boven hen, dan worden zij gevaarlgk en zijn tot
alle kwaad in staat. Godsdienstig geloof hebben zij niet,
en z^n zeer moegelijk daartoe te brengen. De Zendeling
Inglis^ die reeds 7 jaren onder hen werkzaam was, ver-
zekerde mij, den 20 Februarg 1852, dat zijne arbeid nog
geheel vruchteloos was, en hij daarom zijn genootschap
reeds voorgesteld had, om zijn standplaats op te heffen.
Enkelen wilden wel lezen en schrijven leeren, maar ver-
langen dan daarvoor betaald te worden.
De veelwijverij is bg hen in zwang. De dochters wor-
den door den vader voor 3, 4 of 5 runderen verkocht.
Zij ziji^ hier met hunne opperhoofden of kapiteins ge-
heel en al ondergeschikt en onderworpen aan de blanke
') In den Nederlandschen zin. De Hollandsche Afrikanen noe-
men alleen de roofdieren b. v. leeuwen, tijgers, wolven enz. het on-
gedierte.
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIER. 213
bevolking. Deze heeft daardoor veel dienst van hunne te-
genwoordigheid, want zij kunnen goed werken en z^n
vlug van begrip. Ten gevolge van deze dienst, kunnen zg
ook het Afrikaansch-hollandsch best verstaan. Ieder blanke
is geregtigd om 5 of 6 gezinnen van zwarten, verbluf op
zgne plaats te vergunnen.
De gewone wapenen der Kaffers zijn: vergiftigde assa-
gaaijen, zgnde lange stokken met eene aan beide zijden
scherp geslepene ijzeren punt of dolk ; en korte stokken met
zware knodsen. Zij maken die assagaaijen zelf en weten dus
zoowel ijzer te vinden als te bewerken. Zij worden spoe-
dig voortreffelijke scherpschutters en daarom is in hunne
handen niets gevaarl^ker dan geweren, kruid en lood.
Ik durf niet te bepalen, hoeveel zwarten er in de Repu-
bliek aanwezig zijn, maar geloof toch niet, dat hun aan*
tal meer dan 100,000 zielen bedragen zal.
Het eerste gebouw, dat de Hollandscho Afrikanen bij
het aanleggen hunner steden of dorpen daarstellen, is de
Kerk. Daaraan werkt een ieder en brengt het z^ne toe,
even instinktmatig en onvermoeid, als de b^ën hunne korf
van het noodige voorzien. De kerken zgn hoogst eenvou-
dig, maar hecht, doelmatig en ruim gebouwd. Ik heb er
drie bezocht en reken dat ieder 7 k 800 toehoorders zal
kannen plaats geven. De kerk wordt nimmer dan tot Gods-
dienstige afzondering gebruikt. Het kerkelijk bestuur staat
in hooge achting. Den ouderling wordt de meeste eerbied
bewezen en zijn invloed is groot. De huwel^ken worden
kerkel^k gesloten en gewettigd.
Herbergen zijn nergens, en zouden ook weinig aftrek
hebben, omdat ieders woning eene herberg is, en hierbij
mag ik ook opmerken, dat de HoUandsche Afrikanen
over het algemeen eenen afkeer hebben van het gebruik
van sterken drank en daarom van den beginne hunner
eigene wetgeving af, zware lasten gelegd hebben op den
verkoop b^ kleine maat van wijn en gedestilleerd. Dienten-
Digitized by
Google
214 VERBLIJF TëN noorden
gevolge moet nog ia Natal voor iedere vergunning tot dien
verkoop betaald worden, voor een jaar ƒ900.
tt zes maanden 480.
rr drie 300.
en tot verkoop in het groot
voor een jaar ƒ240.
tl zes maanden 132.
en rr drie 72.
Aan het bouwen van een raadhuis wordt eerst dan ge-
dacht; als de noodzakelijkheid het vordert. In Maart 1852
zou de Volksraad in Bustenburg vergaderen. Men begon
eerst in Januari) 1852 aan het bonwen van het raadhuis,
en toen de zitting plaats greep^ waren de ramen nog niet
ingezet.
De particuliere huizen z^n in de steden en dorpen, even
als de kerken^ niet opgeschikt, maar sterk en zeer goed in-
gerigt. De straten zijn overal even w^d of parallel en aan
beide kanten voorzien van loopend water, om naar verkie-
zing öf tot eigen gebruik M tot al dan niet bewatering der
huizen en erven te dienen, en de aanleg dier plaatsen is
zóó doelmatig, dat bijv. die van Pieter-Maritzburg nog de
bewondering van ieder Ëuropeër wegdraagt.
De regeringsvorm is in den volstrektsten zin republikeinsch.
Het volk heeft het hoogste woord. De Volksraad bestaat
uit 60 of 70 ^) leden, doch om te besluiten, moeten ten
minste 12 beraadslagen. De leden worden door ieder meer-
derjarig man — blanken — b^ geschrifte gekozen. Hy ver-
gadert viermaal 's j aars met afwisseling van plaats, en ook
meer, wanneer zulks door den raad of door de Eomman-
danten- Generaals noodig geoordeeld wordt. Elke ver-
gadering benoemt haren Voorzitter; z^ wordt in het open*
baar gehouden. Ieder blanke heeft daarbij toegang. De
wetten z^n niet aangenomen voor dat hare motiven en be-
palingen aan het publiek zijn medegedeeld en verklaard,
en het publiek de gelegenheid gegeven is, om bedenkingen
in het midden te brengen; worden deze dan genoegzaam
') Ik hüb verzuimd mij daaromtrent naauwkeurig te informeren.
Digitized by
Google
VAN 0£ VAALRIVIER 215
wederlegdy' hetgeen natuurlek meestal plaats vindt,' dan
eerst z^n zij goedgekeurd. De Yolksraad benoemt de Kom-
mandanten-Generaals, Kommandanten en Yeldkornetten,
Landdrosten en Heemraden. De Boden worden door de
Landdrosten aangesteld. Meerdere autoriteiten zijn er niet.
De Kommandanten-Gener&als besturen de krijgsmagt en
dragen aan den Yolksraad den oorlog voor. In Maart 1852
waren er 4, zie bl. 194. De Heeren Potgieter en Pretorius
hadden de grootste districten. De Heer Ënsel, in April
1852 overleden, zou niet vervangen worden. De Komman-
danten brengen de bevelen der Generaals aan de Yeldkornet-
ten over en deze aan ieder weerbaar man in zijne afdeeling.
De Landdrost heeft de Yegtsmagt en is de burgemeester
van het district. Het land is verdeeld in zoovele districten
als er steden en dorpen, of eigenlek kerken zijn. Yerlangt
hg, of vorderen de partyen het medeoordeel van Heem-
raden, dan moeten deze ook zitting nemen en hebben ge-
l^ke stem. De in het ongelijk gestelde part^ betaalt hun
een bepaald presentiegeld. Oordeelen Landdrost en Heem-
raden, dat de doodstraf verdiend is, dan wordt het misdrijf
ter kennis van den Yolksraad gebragt en deze is in dat
geval regter on vonnist. De Boden zgn de uitvoerders der
vonnissen en tevens de deurwaarders, zoo in l^fstraffelijke
als civiele zaken. Plaatselijke aangelegenheden zgn geheel
aan Landdrost en Heemraden opgedragen. De Landdrost
is de éënige ambtenaar, wien tractement is toegekend en
wel ƒ1200. per jaar. Alle overige betrekkingen waren eere-
posten, behalve dat de Boden, volgens een tarief, beloo-
ning vorderden.
Hoe klein het personeel van dit landbestuur ook mogt
z^ tot nog toe, was nimmer eene militaire of burgerwacht
noodig geweest, om de bevelen der ambtenaren te doen
gehoorzamen of uitvoeren. De wet was hier heilig en een
ieder eerbiedigde dengeen, die over hem gesteld was.
De Romeinsch-HoUandsoho wetten zijn ingevoerd. Men
tracht die zoo goed mogelijk te verstaan. Do handleiding
van van der Lmden wordt door Landdrost en Heemraden
trouw geraadpleegd.
Digitized by
Google
216 VBRBLIJF TEN NOORDEN
Belastingen waren er niet. De Republiek zelve is vr^
van schulden. De algemeene inkomsten, waaruit de Land-
drosten betaald, raadhuizen gebouwd, ammunitie aangekocht
en andere algemeens uitgaven bestreden worden, bestonden
in verlofbrieven aan vreemde handelaars om binnen 's lands
hunne waren te mogen verkoopen ; ƒ 36. per wagenvracht
en in hooge geldboeten voor overtreding der wetten en
besluiten. Het was b. v. verboden, dat een handelaar of
wie ook, gewereu; kruid en lood aan de zwarten verkocht,
of zich met z^ne vracht in hunne steden begaf, op eene
boete van ƒ450. en confiscatie van al wat b^ hem ge-
vonden werd.
De Hollandsehe Afrikanen rekenen bij r^ksdaalders,
schellingen en stuivers. Deze munt is denkbeeldig, want
z^ bestaat niet meer, zoo ze al vroeger bestaan heeft. De
Rgksdaalder heeft 8 schellingen en de schelling 6 stui-
vers. De Rijksdaalder staat gel^k met 90 cents Neder-
landsch. £r was nog geene andere munt gangbaar dan de
Ëngelsche. Hunne graanmaat is: 1 vracht heeft 10 mud-
den, 1 mud 4 schepels, 1 schepel 4 emmers. Hunne leng-
temaat de oude hollandsehe el. Hunne vlaktemaat:l mor-
gen van 600 Q r^nlandsche roeden, 1 Q r^nlandsche roede
144 □ voeten en 1 O voet 144 □ duimen, en hun gewigt
is 1 pond van 16 oneen en 1 ons van 2 looden. Greld of
gangbare munt, z^nde de Ëngelsche, is zeer weinig aanwezig,
en daarom bestaat de handel meestal in ruil. Met vee, huiden,
wol, boter, ivoor, struisvederen en andere zeldzaamheden
betalen z^ doorgaans de goederen die ingevoerd worden.
Armen of bedeelden z^n er niet Allen hebben land,
vee en goed. Er zijn minvermogenden en zeer wel geze-
tenen; enkelen maar die contanten hebben, en dezen doen
dan daarmede van tyd tot tijd zeer voordeelige inkoopen.
Behalve deze algemeene zaken heeft m^ne reis in de
Republiek in 1852 nog tot vele ontmoetingen en opmer-
kingen aanleiding gegeven, waarvan eenige misschien be-
langr^k genoeg z^n om mede te deelen.
Digitized by
Google
VAN DE YAALBIVIBR. 217
£r is geen gezin, dat geen dierbaar offer gebragt heeft
Yoor de verkr^ging van hunne tegenwoordige onafhanke-
l^kheid en vrijheid. Toen ik voor het eerst den heer Lom-
baard op Potchefstroom bezocht, zag ik eene veldflesch han-
gen, waarop de teekenen van de Vrgmetselarg vooriLwa-
men, en vernam dat die was gedragen door den Heer
Pieter Betief en met de akte van koop van Natal in zijne
lederen tasch gevonden, zie bl. 92. En deze beschouwing
gaf aanleiding, dat hij mij verhaalde, dat de weduwe van
dien heer Retief thans nog in leven was en op de plaats
woonde. Aanstonds begaf ik m^ met ZEd. tot haar; zel-
den had ik zulk eene eerwaardige deftige vrouw ontmoet.
Z^ zal 65 ^ 70 jaren oud geweest zijn; zij betuigde haar
leed m^ niet iets te kunnen aanbieden, omdat z^ niets in
huis had en alle^ zeer duur was. Ik wilde haar een woord
van troost over het gemis van haren echtgenoot toespre-
ken, doch dit behoefde niet. Zg zeide m^, dat zij, behalve
haren man, alle hare drie zoons op het slagveld tegen de
Zwarten en de Engelschen verloren had; en was daarbg
zóó kalm en gelaten, dat zg m^ een voorbeeld van gods-
▼rucht was. Hare woning was zeer zindel^k en net. Ik
vroeg; of zg nu een onbezorgd leven had. rr Ja*' ! antwoordde
zg^ rrmaar de Heer Lombaard en andere goede vrienden
moeten mij helpen; want ik moet met m^ne handen de kost
verdienen.'* — rrMaar lieve moederi boe is dat mogelgk?" —
rrO!" zeide z^, rrik naai voor de menschen, en bak wat lekkern^
om te verkoopen; doch nu is de tarwe te duur en ik heb
geen meel meer.'* Ik wist genoeg^ lag met eerbied onge*
merkt «f 2 — . op haar werktafeltje^ en ontving haar regt
dankbaar en zegenend vaarwel.
De Heer Cloete heeft in zijne voorlezingen gezegd, dat
de koop-akte van Natal thans is, of behoort te z^n, onder
de archieven van het EngeUche bestuur, zie blz. 93. Maar,
dit is zoo niet; die koop-akte is in de regte handen. De
emigranten over de Vaalrivier bezitten haar. Op den 2^^
Januarij 1852 heeft de heer A. W. J. Pretorius m^ die la-
ten lezen, en toen heb ik zelf tgezien, dat ze in het Ën-
gelsch geschreven was door den zendeling Owen, en door
Digitized by
Google
218 VERBLUF TEN MOORDEN
hem en den Koning Dingaan met drie zijner kapiteins, ie-
der met een . kruisje^ mitsgaders door Retief en drie zijner
medegezanten onderteekend. Van 12 Jnny tot 17 Augus-
tus 1853 heb ik van do Kaap de Goede Hoop naar En-
geland gereisd met den heer Richard Hallew, die m^ ver-
zekerde, dat zijn zoon^ ook Richard genaamd, t^dens den
moord van Retief en de zg nen, de tolk en gewoon bediende
was van den zendeling Owen^ die aan het hof van Din-
gaan resideerde en dat die heer Owen thans nog te Shef-
field, in Engeland, woonde.
Het verbond met Panda in 1840 aangegaan, zie blz.
138, is nog in volle kracht en wordt in alle deelen door
hem nagekomen. Terwijl ik in Januarij 1852 b^ den heer
Pretorius vertoefde^ kwam daar een bode van Panda, met
de vraag: rrhoedanig zich te gedragen in Natal, waar hy
den opstand der Kaffers tegen het Engels che Gouverne-
ment nagenoeg niet bedwingen kon, als de uitgeschrevene be-
lasting op de Kafferkralen ingevorderd werd/' Het antwoord
van Pretorius was: fr Panda moest den opstand tegengaan,
en zorgen dat alles daar in rust bleef, tot dat hy van
hem nadere bevelen zou ontvangen," en volgens de laatste
berigten is alles daar in rust gebleven.
De Republiek levert grootendeels den handel in Port-
Natal op. In Natal zelf staat die genoegzaam stil,
ten gevolge van de d^ar ingevoerde bepalingen^ dat nie-
mand en dus ook geen zwarte, tot werken gedwongen
kan worden, en al hetgeen verder in het voordeel der
zwarten is vastgesteld. Aanhoudend kwam ik handelaars
met zware vrachten tegen. Desniettegenstaande verkocht
ik binnen 4 maanden voor een bedrag van £ st. 599. 9.
41/2, en ware ik niet door eene ziekte overvallen, dan zou
ik zeker in een paar maanden^ nog voor een gelgk be-
drag verhandeld hebben. Ik kan nu van al de onder-
scheidene artikelen geen gewag maken, maar om enkde
op te noemen: Voor grof kruid, wat in Engeland voor
35 k 40 cents pr. pond uit de fabriek wordt verkocht,
had ik in Pieter-Maritzburg moeten besteden ƒ 1,20 en dit
werd hier verhandeld tegen ƒ1.95. k ƒ2.10. De Koffij
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIEB. 219
in Pieter-Maritzburg 45 k 50 cents^ hier 90 cents. De
ruwe of bruine suiker dddr 30 k 35 cents, hier 60 cents.
De Leidsche wollen dekens^ waarvoor ik te Amsterdam in
den winkel ƒ 6 — . betaald had, golden hier ƒ 18 — . en
zoo alle andere waren. Ik kon daaruit opmaken, dat men
hier driemaal den Ëuropeschen prijs besteedde. De goede-
ren, die in ruiT gegeven worden, werden gesteld op zooda-
nigen prijs of waarde, dat de transportkosten van uit do
Republiek naar Natal er nog op konden komen, alvorens
dat de handelaar] daaromtrent verlies had te lijden.
De invoer in de haven van Natal, van uit de Kaap
de Goede Hoop en Port Elizabeth, bedroeg, volgens sta«
tistieke opgaven in de Kaap-almanak van 1853, reeds
in 1851 eene waarde £ st. 55727. Hoeveel daarvan naar
de Republiek verzonden is, kan niet bepaald opgegeven
worden, doch al bedroeg dit deel slechts Vs van het ge-
heel, en minder kan niet in aanmerking komen, dan zou
het toch p. m. ƒ 535,000. uitmaken, en in verband met
het bovengemelde, kan men dan toch eenigzins een denk-
beeld van de belangrijke consumtie en handel in de Be
publiek krijgen.
De n^verheid der emigranten bestaat in landbouw, vee-*
houderij, boter maken, jagen op Olifanten en roofge-
diertCy en huidenbereiding, behalve de verschillende am-
bachten die zy ten eigen nutte uitoefenen. Op den landbouw
evenwel leggen zij zich in zeer geringe mate toe. Zg waren
meest alle in de Kaap-koloniën veehouders, en maar enkele
zijn landbouwers geworden. Daartoe ontbreken hun ook de
werktuigen. De handelaar brengt ze niet aan, omdat hg met
andere vracht meer verdienen kan, en zelve weten zg ze niet
te maken. Dientengevolge moeten de meeste granen ingevoerd
worden en zgn zeer duur, hetgeen een buitengewoon vpor-
deel oplevert voor sommigen hunner, die de kennis der
bouwerg bezitten, zich de werktuigen verschaffen en van
een en ander gebruik maken. In genoemden Eaap-almanak
komt voor eene korte beschrijving van het grondgebied
over de Vaalrivier, door een Ëngelschman, van October 1852,
waaruit ik mijne lezers slechts drie zijner • opmerkingen
Digitized by
Google
220 VERBLIJF T£N NOORDEN
zal mededeelen. V, Het is welligt het schoonste deel van
Zuid-Afrika. 2^. H^ zag aan Mooi-rivier de beste tarwe,
die bij mogelijkheid kon voortgebragt worden, en hy ver-
nam van den heer Lombaard, dat de tarwe overal ge-
wonnen kon worden. 3°. Hij eindigt met den uitroep: rrWie
zal kannen berekenen de vraag naar invoer of het bedrag
van den uitvoer, welke di&c in korten tijd 'zal ontstaan !"
In Maart 1853 was ik op de plaats van Ferdinand Pie-
terse aan Magaliesberg. Ik zag een groot stuk lands —
misschien van 4 of 5 morgen — waarop 6 jaren achter
één, zonder mest, jaarlijks 2 oogsten gewonnen waren, en
wel onafgebroken tarwe, en daarna Milies of Turksche
tarwe. De tarwe had gemiddeld opgebragt van 1 mud
60 mud. Z^ werd gezaaid in April en Mei, en was r^p
in October. Van het morgen werd geoogst 120 mud Mi-
lies, welke in November ondergebragt en in Maart r^p waren.
Dat land kon telkens, naar verkiezing, bevochtigd wovden,
hetgeen dan ook geschiedde. Op dezelfde plaats zag ik
perzikenboomen van 3 jaar, die over kruis 6 k 8 duim
dikte hadden.
Behalve Milies en een weinig tarwe, ziet mtn anders
niet, dan pompoenen en watermeloenen, wat aardappelen,
gewone en zoete^ die patatters genoemd worden, wat erw-
ten en boonen, hier en dddr groote en kleine velden met
tabak en suikerriet, en in de boomgaarden eene ondenkbare
menigte van allerlei vruchtboomen en druiven.
De Amerikaansche tabak wordt hier verbouwd. Als de
bladen gele vlekken bekomen, dan worden ze afgeplukt
en te droegen gehangen. Zgn ze nagenoeg droog, hetgeen
natuurlijk hier eerder dan in Nederland het geval is, dan
worden ze tot strengen gedraaid, en bg opgerolde klossen van
12 k 16 ponden verkocht, bij partg tegen 30 ct.het pond.
De hennep groeit overal in het wild, ter hoogte van
12 k 15 voet. De KafiPers noemen haar dagga en roc-
ken ze als tabak.
De paarden zijn best en sterk, maar duur. De ziekte^
waar aan vele bezwijken, komt naar mijn gevoelen uit het
voeder en de behandeling voort; en de schrijver van rr Mijn
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIER. 221
verbluf aan de Kaap de Goede Hoop, te Amsterdam, bij
Gebr. Eraay 1854/' de Heer A. W. Cole, is dit met mij
eens^ waar h^ zegt: frEene omstandigheid sch^nt echter bo-
ven allen tw^fel verheven. Geen paard, dat altijd in den
stal gehouden wordt en nooit graast^ werd immer door deze
ontzettend^ doodelyke besmetting aangetast,^'' Men kan er dus
een paard, waarop men prijs stelt, altijd voor behoeden.
Het rundvee is hier in zijn element, en teelt uit-
muntend voort. £r zijn 4 rassen. Het oorspronkelijke
Znlu of KafferraS; dit is zeer klein^ geeft weinig melk en
wordt zelder zwaarder dan 300 pond. Het is zeer wild
van natuur, doch door eene ruwe behandeling geschikt
gemaakt voor werk. Een tweede, het Afrikaansche ras,
beweert men Qok, dat oorspronkelijk is. Dit heeft zware
oiteenloopende hoornen, is hoog op de pooten, geeft meer
melk dan de Zulusche koeijen, kan welligt 600 pond ha-
len, is verwilderd en minder leerzaam dan het vorige.
'Een derde is het zoogenaamde Yaderlandsche ras, afkom-
stig van de kruising der beide eerstgenoemde. Dit heeft
dunnere en kortere hoornen dan het Afrikaansche, is lager
op de pooten, geeft meer melk en wordt 7 k 800 pon-
den zwaar, is makker en zeer leerzaam. Eindelijk het
vierde, dat hier het Friesche of Hollandsche ras genoemd
wordt en voortgesproten is^ uit de vereeniging van het
3de ras met den Hollandschen — waarschijnlijk Frieschen bul
van lateren t^d. — Dit heeft; fijne korte hoornen, gelgkt
volkomen naar het beste Noord-Hollandsche rund, geeft
doorgaans 5 kan melk per maal, wordt 8 k 900 ponden
zwaar, en is nog zachtaardiger en meer voor werken ge«
schikt dan het Yaderlandsche ras. De waarde van het rund-
vee was toen:
der Zulu- Ossen f dkflb. Koeijen ƒ Qkfl2.
n Afirikaaansche n ti 16 tt t» 30. v rr 12 » tf 24.
tf Yaderlandsche rr rr 30 tr n 45. rr rr 24 rr rr 36.
»r Hollandsche rr rr 45 tt tt 72. tt tt 36 tt tt 60.
üit deze beschr^ving zgn even gemakkel^k de oorzaken
der opgegevene eigenschappen, als de onmiskenbare ge-
lukkige uitkomsten van de veredeling op te merken. De
Digitized by
Google
222 VERBLIJF TEN MOORDEN
rundveehouderij is voor de Republiek vau te veel belang,
om niet nog van eenige gebruiken^ die daar in zwang zyOy
te gewagen.
De veehouder laat 's niorgens, tusschen 5 en 6 uren, z^ne
geheele kudde, soms 4-, 5- k 600 stuks, bij elkander wei-
den, met uitzondering der zuigkalveren. Tegen 4^5 uren
*s avonds komt het terug en wordt in twee schuthokken
verdeeld. In het ééne de melkgevende koeijen, in het an-
dere al het overige rundvee. Dan worden de zuigkalveren
bijgebragt. Zoodra zich het schuim der melk aan hun bek
vertoont, worden zg van het uijer verw^derd, en de koe
gemolken. Is de uijer nagenoeg ledig, dan wordt het kalf
weder bij de moeder gebragt en blijft daar, tot dat de
geheele melkerij is afgeloopen ; en daarna worden die kal-
veren weder teruggevoerd naar de plaats, van waar zij kwa-
men, om den volgenden morgen, bij de inzameling van het
ochtendmaal, vóór het uitdrijven der kudde, weder op ge-
lijke w^ze tegenwoordig te zijn en behandeld te worden.
De koe wordt gemolken, zoo lang zg redelijk geeft;
houdt dat op, dan bliift het kalf bij haar. Men zegt en ik
geloof het gaarne, dat zij, en vooral het vaderlandsche ras,
haar melk verliest, ten minste niet meer geeft, zoodra het
kalf dood is of aan haar onttrokken wordt.
Het kuikalf komt alzoo niet weder in handen, dan over
1^2 of 2 jaren, als zij zelve een kalf geworpen heeft, en
dan wordt met haar weder op dezelfde manier te werk
gegaan, als met hare moeder.
De jonge bul blgft bul als hij van eene beste melk-
geefster afkomstig is. De os wordt in zijn 2^'' jaar van
tijd tot tgd tusschen de trekossen aangespannen, en is vol-
leerd, wanneer hij zoowel voor vóór- als achteros bg den
wagen kan dienen. Er zgn ook zoogenaamde pakossen,
welke geleerd zijn om onder den man te loopen, en ik heb
er ontmoet, die het geregelde rennen van een paard goed
behielden.
De kudde > moet altijd haren kost in het weiveld zoeken,
alhoewel de wintermaanden zich kenmerken door meerdere
koude en uitgegroeid krachteloos gras. Om nieuw en zui*
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIER. 223
ver jong gras te krijgen, wordt het oude, voor zoo verre
het voor de kudde gemist kan worden, op het veld ver-
brand. Nimmer wordt gras tot hooi verzameld.
Deze gebruiken hebben het natuurlgk gevolg, dat de
vaarzen op te jongen leeftijd gedekt worden; dat de kudde
te lang buiten voeder blgft; dat den trekossen te weinig
tijd gelaten wordt om te vreten; dat de koeijen veel melk
verloopen en verontrust worden door de aanhoudende te-
genwoordigheid der bullen en ossen; dat het zuigen, hoe
goed voor de kalveren, hier nadeelig is voor de winst
die de koe kan opleveren; dat zg door de zwarten, die
haar hoeden en melken en aan het Zulu- of Afrikaanscho
ras gewoon zijn, woest toegesproken en behandeld worden; dat
zi| spoediger ophouden melk te geven; dat het kuikalf in
de volgende V/2 of 2 jaren wederom geheel vervreemdt aan
vastgehouden of gebonden te worden; dat het dan, koe
geworden zgnde, gevangen moet worden en verwilderd is,
en dat de jdnge ossen ook in eenen verwilderden toestand
zijn^ wanneer zij aangeleerd worden.
De kennis der Ëuropesche behandeling van het rund-
vee, zou den Hollandschen Afrikaan oneindig veel gemak
en voordeel kunnen aanbrengen.
Er zijn ook 4 soorten van schapen. De Vetstaarten, dus
genoemd om hunne korte, breede en alleen met vet ge-
vulde staarten. £n voorts de stekelharige, de krulharige
en de langharige. De 1^^ soort wordt uitsluitend voor de
slagt aangefokt De overige ook voor de wol. De stekel-
harige wol heeft de minste en de langharige de hoogste
waarde. De wolteelt is hier mindiBr dan in de Oranje-vrg-
staat, van waar de uitvoer in 1833 nog maar bedroeg
39753 pond, terwgl zg in de eerste 9 maanden van 1852
heeft bedragen 4,268,128 pond.
In de Republiek zijn de yalleijen tusschen de hooge ber-
gen, de verzamelplaatsen der dampen en uitwasemingen van
den omtrek, in den morgenstond bg droog weder meestal
overtogen en onzigtbaar geworden door mistwolken, die zich
daar geformeerd hebben^ eenige uren blijven hangen, en dan
eerst, wanneer de zon hoog genoeg te voorschgn is, door haar
Digitized by
Google
224 VERBLIJF TEN NOORDEN
opgenomen en verspreid worden. De kleine valleden wor-
den bij veel regen modderig, doordien de grond geheel
met planten begroeid en zelve uit vochthoudende stoffen
zamengesteld is, geene drooge oppervlakte bekomt, dan
alléén bij aanhoudende droogte, en weinige dampen of
uitwasemingen, hetwelk zeldzaam veréénigd gaat. Het gras
wordt te lang en te oud, en de eigenaar bevindt dan ook
dat z^ne kudde niet genoeg aanwint en dat vele schapen
sterven.
Ik heb d&dr, waar men op deze oorzaken van achter-
uitgang der schapen geen acht sloeg, vele zwakke en ge-
brekkige kudden waargenomen^ en wederom andere ontmoet,
wier weiveld toevallig hooger lag, of waar minder en korter
gras stond, die zich in eenen voortreffel^ken staat be-
vonden.
Het is niet te betw^felen^ of de schapenteelt zou ook
in de Republiek groot voordeel geven, indien men de scha-
pen op en langs de bergen, niet dan op den dag en bi|
droog weder op de groote vlakten en nimmer in de kleine
valleijen deed weiden, en zorg droeg, dat ze d^^ op de
schraalste plaatsen of op steeds kort gehouden of jong
gras gedreven werden.
Er is geen landman in de Republiek, die geen geiten-
bekken aanhoudt. Ik heb er kudden gezien, die zeker
3 k 400 stuks groot waren. Hun vleesch is bgzonder
smakelijk.
Varkens vindt men er zeer weinig, waarvoor geene an-
dere reden bestaat, dan dat de varkens, los loopende, veel
verwoesting in de tuinen en. boomgaarden aanrigten en inge-
sloten z^nde, eene geregelde voedering en oppassing be-
hoeven, terwijl het dienstvolk — de zwarten — tegen de
varkens zgn ingenomen^ en men dus de verzorging aan
hen niet kan toevertrouwen.
Nagenoeg op iedere plaats vindt men alle soorten van
pluimgedierte, die in de gewone menageriën in Neder-
land voor handen z^n. ^
Het fijnste en keurigste wild^ wat uitgedacht kan wor-
den, is bij duizenden aanwezig. Het vindt overal voedsel
Digitized by
Google
VAN DE VAALRIVIER. 225
en alzoo heeft men er alleen genot en geen last van. Het
genot is tweeledig: van de huid en van het vleesch.
Het grootste gedeelte der bevolking eet bgna geen
ander vleesch dan wild. Met de huiden worden de ver-
trekken belegd, nadat zij daartoe voortreffelijk bereid zijn.
De boter wordt zeer goed bewerkt; kaas wordt er niet
gemaakt; daarvan heeft men geen kennis en daartoe ont-
breken ook de kelders.
De jagt op olifanten is vrij algemeen, doch uit hoofde
van de menigte dezer dieren in de boschachtige streken
aanwezig en het groote voordeel van die jagt, zou zij
nog veel meer uitgeoefend worden, indien het kruid ge-
makkelgker en goedkooper verkregen kon worden.
De leeuwen- en tyger-jagten worden ondernomen, zoo-
dra de Hollandsche Afrikaan verneemt, dat z^ in de na-
buurschap van z^ne grazende kudde zijn waargenomen
of een z^ner beesten door hen is verslonden, en dan
heeft h^ nog meer te doen met den leeuw dan met
den tijger.
Bij gebrek aan planken en ander gezaagd timmer- en
verkhout, zijn de woningen op de plaatsen meestal in
eenen armoedigen toestand en is schier overal dringende be-
hoefte aan de noodigste meubelen^ gelijk tafels, stoelen
enz. Den Eommandant Generaal Pretorius vond ik^ tot
mijne verbazing, in een huisje van klei, verdeeld in drie
kleine vertrekken, zonder zoldering. Zijne papieren sta-
ken tusschen de stijlen en gebindten van het dak. Hij
was daarb^ een vermogend man: maar zeide mij, nog
geen lust gehad te hebben, om een goed huis te doen bou-
wen, zoolang h^ de vrijheid en de onafhankelgkheid van
land en volk nog niet behaald had. In 1853 had hij even-
wol, door geene kosten te ontzien, Ëngelsche ambachts-
lieden in gebruik te nemen en gezaagd hout van Natal te
ontbieden, .een groot en fraai gebouw laten zetten. Mijne
lezers kunnen nagaan, in hoeverre dddr behoefte aan hout-
zagerden bestaat.
Ieder weerbaar man is in tijd van oorlog dienstplig-
tig, doch geen oorlog wordt gevoerd, dan tot verdediging
15
Digitized by
Google
VERBLIJF TEN NOORDEN
van grondgebied of bescherming van bondgenooten^ nim-
mer tot overhcersching. De wetten worden streng ge-
handhaafd. In 1852 waren er eenige diefstallen van vee
door EafiEers gepleegd; het was gebleken dat z^ geweren
bezaten, en enkele kapiteins hadden geweigerd of waren nala-
tig geweest om op aanzoek dienstvolk te leveren. Dientenge-
volge zou men hen straffen en verpligten om zich aan de wet-
ten te onderwerpen. Bij zoodanige gelegenheid, wordt een
kommando te zamen geroepen, om de overtreders te tach-
tigen, doch tot een algemeenen aanval heeft men nog nim-
mer in de Republiek behoeven te besluiten.
Ik wil mgne lezers niet langer met m^ne opmerkingen
bezig houden. Voor de Afrikaansche zouden ze onbelang-
rijk worden, en voor de Nederlandsche eenigzins overbodig
zijn, vermits in de straks genoemde schetsen van den £n-
gelschman Alfred W. Cole, reeds een verhaal omtrent de
Hollandsche Afrikanen, de Zendelingen en Zwarte stanmien
in Zuid- Afrika gegeven is; waarmede ik nagenoeg zou
overeenstemmen.
In Jun^ 1852 was ik te Pieter-Maritzburg van mgne
reis naar de Republiek terug. Ik had veel vreemds ge-
zien ; ik bejammerde het, dat Nederland zoo onbekend was
met dit land: mijn verlangen om het welzijn der emi-
granten te bevorderen en nieuwe betrekkingen voor de Ne-
derlanders tot stand te brengen, was nog oneindig toege-
nomen; maar voor als nog zag ik geen kans om m^n
doel te bereiken. Voor mgn gezin was deze reis zeer
ongelukkig geweest. Op 2 April was mij de toen heer-
schende ziekte overvallen, en tastte mij zóó hevig aan,
dat men geene hoop op behoud meer had. Den 11*^""" Mei
weder hersteld; doch nog zeer zwak, ontving ik eensklaps
de tijding dat m^ne jongste dochter Maria, toen 12 jaren,
den 29"**" April overleden was; dat mijne vrouw ziek lag en
dat m^ne kinderen vernomen hadden, dat ik gestorven was.
Dien ten gevolge keerde ik zoodra mogel^k met reik-
halzend verlangen naar de mijnen terug, en moest de han-
dels-speculatie opgeven. Ik had zeker nog de helft van
de goederen die ik medegenomen had, ^ over.
Digitized by
Google
VAN D£ YAALRIVIEÜ. 227
In Natal stonden de zaken reeds slecht, toen ik heenging,
maar ongeloofelijk erger, toen ik terug kwam. De Euro-
pesche en Eaapsche kooplieden hadden^ b^ den aohteruit-
gang der Kolonie, meer dan anders op afdoening en remi-
ses aangedrongen. Het contante geld was verdwenen, do
goederen waren onverkoopbaar geworden. Het gedeelte
dat ik temgbragt, moest ik naar den prgs van November
1851 betalen en de goederen die ik ingeruild en nu me-
degebragt had, golden geen derde part van de gewone
waarde. En die goederen bestonden voornamelijk in slagt-
vee, een paar honderd ossen en koeien, dat in korten tijd
weg moest, of het ging dagelgks in waarde achteruit, en
stierf door verandering van grond. Om kort te gaan, de
slotsom was, dat ik, toen alles betaald was, voor mij en
m^n gezin, -nagenoeg niets meer overhield.
De toestand van de kolonie Natal was in 1852 ep 1853
zóó ongunstig, dat de Luitenant-Gouverneur eene commis-
sie benoemde, om te beraadslagen wat ter herstelling moest
gedaan worden, en deze commissie magtigde, om daar om-
trent alle zoodanige personen te hooren, als eenig licht in
deze zouden kunnen geven; dat die commissie maanden ach-
teréén daarover beraadslaagd heeft, en waarl^k zich alle
moeite getroost heeft, om volledige kennis van zaken te
verkregen en dat het resultaat van de beraadslaging ge-
weest is, dat de kolonie, door de van Gouvemementswege
genomene maatregelen met betrekking tot de zwarte bevol-
king, in strgd met die, welke vroeger door den Volksraad
der Hollandsche Afrikanen genomen waren, zóó bedorven
i¥as, dat men geen middel tot herstel meer wist aan te
w^zen; dat men nu afhing van de genade en willekeur
der zwarten — vergelgk hierbij de boodschap van Panda
zie hl. 218 — en dat men den Luitenant-Gouverneur zou
verzoeken om van dezen toestand, door overlegging van
een afschrift der verhooren, het Gouvernement in het moe-
derland kennis te geven.
Die beraadslagingen werden in het Gouvernements lo-
caal met opene geuren gehouden. Zoo veel ik kon heb ik
ze in November 1852 bijgewoond, en dacht menigmaal: rrdie
15*
Digitized by
Google
228 VERBLIJF TEN NOORDEN, ENZ.
verhooren móésten eens in Nederland bekend worden, dan
zou men eerst vernemen, wat het werk der zendelingen
heeft opgeleverd." Nu wetende, dat de geheele briefwisse*
ling tusschen de koloniale Gouvernementen en den Secre-
taris van koloniën in Engeland gevoerd^ in het meeraan-
gehaalde Blaauwe boek wordt overgenomen, zoo vlei ik
mij,, dat die verhooren nog eens onder de oogen der Ne-
derlanders zullen gebragt worden.
Digitized by
Google
IV.
Toestand van de Republiek in 1853.
De bestr^ders van de Hollandsche Afrikanen hebben
alles aangewend om te betoogen, dat de bevolking over de
Vaalrivier niet vr^ en onafhankelijk verklaard, veelmin als
een op zich zelve staande Republiek erkend was; dat het
Engelsche Gouvernement haar slechts de gunst van een eigen
bestuur had toegestaan en aan zich het regt behouden had,
om die gunst, zoodra daartoe eenige reden mogt ontstaan,
op te heffen.
In plaats van dit X% bewezen, ^al ik om mijne lezers
eenigzins op de hoogte te brengen om het ongegronde,
zoo niet het kwaadwillige, van dat betoog zelve te kunnen
beoordeelen, hier laten volgen, l'. de vertaling van het geslo-
ten tractaat met H. M. Commissarissen 2"". van de procla-
matie van dat tractaat door den Gouverneur-Generaal der
Eritsche Zuid-Afirikaansche bezittingen, 3^. van de brief-
vrisseling daarover gehouden met het Engelsche Gouver-
nement.
-Tractaat met de Transvaalsohs Boeren.
Verslag van eene bijeenkomst, gehouden ten huize van
den Heer P. A. Venter, Sandrivier, op Vrgdag den 16^'^'* Ja-
nuari 1852, tusschen de WelEdele Heeren Majoor W. Hogge
en C. M. Owen, Harer Majesteits Adsistent-Zaakgelastigden,
ter regeling van de zaken der Oostelijke en Noord- Oost e-
Digitized by
Google
230 TOESTAND VAN DE
lijke grenzen van de kolome de Kaap de Goede Hoop ter
eene z^de, en het volgende gezantschap der uitgewekene
boeren, wonende ten Noorden van de Vaalrivier:
A. W. J. PretoriuB, Kommandomi Oenercuxl
H. S. Lombard, Landdrost.
W. P. Joubert, Kommandant OeneraaL
G. J. Krager, Kommandant,
J. W. Grobbelaar, Lid van den Raad.
P. E. Scholtz.
P. G. Wolmarans, Ouderling.
J. A. van Aswegen, Veldkornet.
F. J. Botes, Veldkornet.
W. J. S. Basson, Veldkornet.
3. P. Furstenberg. Veldkornet.
J. H. Grobbelaar.
J. P. Pretorius.
J. M. Lehman,
P. Schutte.
J. C. Klopper,
ter andere zijde.
1. De Adsistent-Zaakgelastigden waarborgen in den vol-
sten zin, uit naam van het Engelsche Gouvernement; aan de
uitgewekene boeren aan de overzijde van de Vaalrivier, het
regt om hunne eigene zaken te besturen, en eene eigene rege-
ring te hebben, zonder eenige tusschenkomst van den kant
vail Harer Majesteits bewind, en dat gezegd bewind dit
grondgebied aan de overzijde en ten Noorden der Vaal-
rivier nimmer zal overschrijden, met de verdere verzeke-
ring, dat het de vurigste wensch van het Britsche Gouver-
nement is den vrede te bevorderen, vrijen handel en vriend-
schappelgken omgang te hebben met de thans aldaar
wonende boeren^ en ook met hen die er zich zullen komen
vestigen; doch dat dit stelsel van noninterventie verbindende
is voor beide partijen.
2. Alle verschillen, die later mogten ontstaan, over den
waren zin van de woorden: rrde Vaalrivier," zullen, zoo
ver zij betrekking hebben op de l^n van den oorsprong
dier rivier over het Draken gebergte, bepaald en geregeld
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 231
worden door scheidsregters van weerszijden te benoemen.
3. De zaakgelastigden van H. M. vernietigen b^ deze
alle verbindtenissen, welke ook en met wie ook van de
gekleurde natiën, ten Noorden van de Vaalrivier.
4. Er is besloten, dat geen slavenhandel is of zal wor-
den verooorloofd of gedreven door de uitgewekene boeren
ten Noorden van de Vaalrivier.
5. Aan kooplieden en reizigers, aan beide zijden van den
Vaalrivier, wordt alle gemak en vrijheid verzekerd; echter
zullen alle wagens, die met ammunitie en wapenen beladen
zijn, en van de Zuidzijde der Vaalrivier komen, moeten
voorzien z^n van een pertificaat, geteekend door een Britsch
regeringspersoon of een ander ambtenaar, die hiertoe wet-
tig bevoegd is, en waarbij de hoeveelheid van die artike-
len, welke in de wagens z^n, moet opgegeven worden aan
den digtstbijwonenden regeringspersoon, ten Noorden van de
Vaalrivier, die in dit geval zal handelen, overeenkomstig
het reglement der uitgewekene boeren.
6. Er is besloten, dat geene Britsche overheid de uitge-
wekene boeren zal mogen belemmeren in hunne aankoopen
van ammunitie in de Engelsche koloniën of bezittingen in
Zuid-Afrika, welke ook, en er is bepaald dat alle handel
in ammunitie met de inlandsche stammen met wederzijdsch
goedvinden zoowel van het Engelsche bewind als van de
uitgewekene boeren, aan beide zijden van de Vaalrivier
zal zijn verboden.
7. £r is besloten, dat alle misdadigers of andere schul-
dige personen, die de regterlijke magt zouden willen ont-
vlugten aan den overkant van den Vaalrivier, weder-
z^ds uitgeleverd zullen worden, wanneer daartoe aan-
vrage is geschied; en dat de Engelsche geregtshoven, zoowel
als die van de uitgewekene boeren wederzijds geopend
zullen z^n voor alle wettige processen, en dat dagvaardingen
tot getuigenverhoor door de regeringen van wederzijden
zullen ondersteund worden, ten einde des gevorderd die
getuigen te doen verschijnen.
8. Er is besloten, dat de huwelijks-certificaten, afgegeven
door het Bestuur der uitgewekene boeren geldig en vol-
Digitized by
Google
TOESTAND VAN DE
doende zullen z^n, om de kinderen uit zulke huwel^ken
geboren, regt te geven tot de erfportiën, welke hun in eenige
Engelsche kolonie of bezitting in Zuid- Afrika mogten ten
deel vallen.
9. Er is besloten, dat ieder die thans eigenaar van land
is, en op Engelsch grondgebied woont^ het regt en de
magt zal hebben, om z^n eigendom te verkoopen, en zich
vrijelijk over de Vaalrivier neder te zetten, en vice versa;
z^nde dit echter niet van toepassing op misdadigers of
schuldenaars, zonder dat in de betaling van hunne wettige
schulden zal zijn voorzien.
Gedaan en geteekend aan de Sandrivier, ter plaatse voor-
noemd, den 17^«° Januarij 1852.
(Was geU) W. S. Hogge, Adsistent-ZaakgeL
C. Most^n Owen, w
A. W. J. Pretorius, Komm, Generaaè,
en andere bovengenoemden.
Voor eensluidend afschrift, (waa get) J. H. Visage^ Secret.
PROCLAMATIE.
Harer Majesteits Opperzaakgelastigde de Luitenant Gene-
raal George Cathcart, kennis gevende aan de Transvaalsche
boeren, dat hij tot het bestuur van de Eaap de Goede Hoop
en onderhoorigheden is aangesteld, neemt deze gelegenheid
waar om zijne groote vreugde te kennen te geven, dat h§
als eene der eerste daden van zijn bestuur, ten volle de
overeenkomst en schikkingen kan goedkeuren en bevestigen,
aangegaan en gesloten tusschen de Adsistent-Zaakgelastig-
den en een gezantschap der Transvaalsche uitgewekenen,
otider het beleid van den Kommandant-Generaal A. W.
J. Pretorius.
De Opperzaakgelastigde vertrouwt, dat de vrgheid, welke
den emigranten b^ dezen goedgunstig wordt verleend, hen aan
zal sporen tot ouderlingen vrede en tot duurzame vriendschap
met het Engelsche Gouvernement, zonder verledene vooroor-
dcelen te blijven koesteren of vroegere oorzaken tot oneenig-
heid weder in het geheugen te roepen : terwijl hij van zgden
kant zich zal beijveren om, zoo veel zulks in zijn vermogen
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 233
is, tot hunne wolvaart b^ te dragen door het godsdienstig en
maatschappeiyk onderwijs onder hen te bevorderen.
Kmg Wüiiam's Town,
15 April 1852. (was get) George Cathcart, Lt Gen'.
Fort Be&ufort, 13 Mei 1852. Opperzaakgelastigde.
BBIBFWISSELING.
Depêche van den Gouverneur Sir H. G. Smith
aan Graaf Grey.
Nr. 13. King WilUam's Totvn, 14 Januarij 1.852.
Mylord !
Ik heb enz.
üit de mededeelingen van de Transvaal-rivier zal het Uwe
Lordschap blijken, dat de uitgewekene boeren verlangen
eene goede verstandhouding met het Britsche Gouverne-
ment daar te stellen, en dat de Adsistent-Commissarissea
zeer wel gedaan hebben zich naar Winburg te begeven, om het
voorgestelde gezantschap te ontmoeten. Ik zal m^ van elke
beoordeeling met betrekking tot hetgene deze verstandhou-
ding z^n moet onthouden, tot tijd en w^le ik het voorstel
aan Adsistent-Gomn^ssarissen gedaan, zal hebben ontvangen.
B^lage. De Adsistent-Commissarissen W. S. Hogge en
€. Mostyn Owen, aan Z. E. den Gouverneur.
Bloen\fonUm, 23 Decembei* 1851.
Sir!
De Adsistent^Commissarissen enz.
Adsistent-Commissarissen moeten Uwe Excellentie insge-
l^ks berigten, dat z^ gebridk gemaakt hebben van de pro-
clamatie^ hun b^ voorraad toevertrouwd, om de buiten de
wet stelling of vogelvrij verklaring van den Heer A. W.
J. Pretorius en anderen te herroepen. Zij z^n voornamelijk
aangespoord tot deze handelwijze, doordien zij vernomen
hebben, dat de betergezinde partij onder de uitgewekenen,
en wier raad thans invloedrijk op Pretorius werkt, zich
moeite geven, meer vriendschappel^ke gevoelens jegens het
Gouvernement op te wekken. Door dezelve was elke tus-
schenkomst in Souvereiniteitszaken voorkomen, en een ver-
Digitized by
Google
234 TOESTAND VAN DE
bond met Moshesh door dat opperhoofd gezocht, van de
hand gewezen. Bovendien is het naauwel^ks te betwijfelen»
dat eene verzoening tusschen de uitgewekenen en het 6ou-
Temement gunstig zal werken, op het ontmoedigen van de
v^andeiykheden der Inlanders.
Adsistent-Commissarissen hebben de eer de Proclamatie
hun bij voorraad door Z. E. den Gouverneur toevertrouwd
Af te kondigen.
P^-odamatie van Z. E. den Luit. Gen. Sir Henry George
Wakelyn Smith enz. Gouverneur en Opperbevelhebber van
de Kaap de Goede Hoop enz. enz.
Aangezien, door mgne Proclamatie van den 22"^'^ Juiy
1848 de Heer Andries Wilhelmus Jacobus Pretorius tot
rebel verklaard, en eene belooning op zijne aanhouding ge-
steld is, proclameer, verklaar, en maak ik bekend dat ge-
legde proclamatie is vervallen.
En aangezien door mijne proclamatie van den 27"^*^ Julg
1848 de Heer Willem Jacobs insgelijks tot rebel verklaard^
en eene belooning voor zijne aanhouding aangeboden is;
proclameer, verklaar, en maak ik bekend dat gezegde pro-
clamatie bij dezen is vervallen.
En aangezien door mijne proclamatiën van den 2^®° en
7d«n September 1848, ruimere belooningen worden aange-
boden voor de aanhouding van genoemde Heeren A. W.
J. Pretorius en W. Jacobs; en aangezien door genoemde
proclamatie zekere andere personen, te weten, Andries Spies,
Laurens Pretorius, Frederik Bezuidenhout en Adriaan Stan-
ders, tot rebellen verklaard, en belooningen op hunne aan«
houding gesteld zgn; proclameer, verklaar, en maak ik nu
bekend, dat genoemde proclamatiën, in zoo verre als deze
buiten de wet stellen of vogelvrij verklaren, en beloonin-
gen bepalen op het aanhouden van de verschillende bbven-
genoemde personen^ door deze worden herroepen.
Leve de Koningin I
Gegeven met mijne handtcekening on zegel, te King Wil-
iiam's Town; heden den 3*^» November 1851.
Digitized by
Google
R8PUBLIËK IN 1853. 23Ö
Depêche van den Gouverneur Sir H. 6. Smith
aan Graaf Grey.
Nr. 33. King WillianCs Town, 16 Februarij 1852.
Mylord !
Ik heb de eer hierbij over te leggen de copij van alle
mededeelingen gehouden tusschen mij en de Adsistent-Com-
missarissen sedert mijne depêche van den 20^*®° Januarij.
Het breedvoerig rapport der onderhandelingen over eene
vriendschappelijke schikking met Pretorius en de Trans-
vaalsche boeren is. m^ nog niet geworden. Zij zijn echter
(hiervan houd ik mg overtuigd), gegrond op de beginselen
door mij^ in mijne gesprekken met de Adsistent-Commis-
sarissen gehouden, blootgelegd; welk rapport na ontvangst
aan Uwe Lordschap zal gezonden worden, te gelijk met mijne
aanmerkingen.
B^lage. De Adsistent-Commissarissen W. S. Hogge
en C. Mostijn Owen aan Z. £. den Gouverneur.
Sir!
De zamenkoinst met de afgevaardigden van de Trans-*
vaalsche uitgewekenen had plaats op den 18^®^ dezer bg
de Sand-Rivier. Alles werd met hen op de meest vol-
doende wijze geregeld. Hun werd slechts verzekerd, dat
men zich niet met de regeling hunner zaken zou bemoeien,
en het Gouvernement hun grondgebied niet zal overschrig-
den. Dit is weii:elijk toegestaan door de duidelgke bepa-
lingen van Lord Grey: »dat de kolonie niet uitgebreid zal
worden," en nu heeft men eene gunst gemaakt van hetgene
een^ onvermgdelijke inwilliging had moeten geweest zgn,
indien die Staatkunde stiptelgk gevolgd ware. De uitge-
wekenen verbonden zich gewillig de slavernij tegen te gaan^
vr^en doortogt en bescherming aan reizenden toe te staan
en zoo ook tot uitlevering van misdadigers; andere minder
belangrijke bepalingen, zullen U. E. voorgelegd worden^
wanneer ze naar behooren opgemaakt zijn.
Dat bovengenoemde handelingen eenigen invloed zullen
hebben op de Inlandsche hoofden valt niet te betwijfelen^
Digitized by
Google
236 TOESTAND VAN Dtï
aangezien het hen berooft van eenen steun, waar zij lang
op vertrouwd hebben.
Depêche van Sir John S. Pakington
aan den Gouverneur Luitenant Generaal G. Cathcart.
Nr. 24. Downing Street, 14 April 1852.
Sir!
Ik heb de depêches van Uwen voorganger van 14 Ja-
nuari) en 16 Februari) 1852, my overleggende cop^en van
eene briefwisseling met de Adsistent-Commissarissen^ be-
treffende de zaken van het grondgebied der Oranje-rivier,
en de boeren over de Vaalrivier ontvangen.
Het is mi) aangenaam uit deze briefwisseling te merken,
dat Uw voorganger de aanbeveling U in mijne depèclie
van den 10*«° Maart medegedeeld reeds uitgevoerd heeft,
betreffende de herroeping van de buiten de wet stelling
van Pretorius; en ik keur de Proclamatie die h^ te dien
einde uitvaardigde, goed.
De laatste dezer depêches vervolgt de berigten over de
handelingen der Adsistent-Commissarissen tot aan het be-
gin van Februarij. Het is aangenaam den uitslag gade te
slaan welke hunne pogingen schenen te hebben, in het
verdrijven van de vrees en naijver der boeren, zoowel over
de Vaal als in de Souvereiniteit der Oranje-rivier, ter-
wijl het krachtdadige hunner handelingen met de opper-
hoofden van twijfelachtige trouw, Moshesh en Moletsani,
zoo ik vertrouw, alreeds zal geleid hebben, tot hunne al-
geheele onderwerping. Maar tot nu toe, vind ik geenen
voldoenden grond om Hr. Ms. Gouvernement een besluit
aanteraden omtrent de groote vraag, of het doelmatig
is, het Britsche gezag over de Souvereiniteit te houden?
— eene vraag waaromtrent H. M. Gouvernement, met
het oog op de depêche van Graaf Grey van den 15^®° De-
cember 1851, en het berigt van Adsistent-Commissarissen
aan Sir H. Smith van den 29«*«° December 1851, zich
niet gemagtigd voelt, om zonder verdere berigten, welke
het derhalve zal afwachten, te oordeelen.
Ik heb enz.
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 237
Depêche van den Gouvemeur 6. Gathcart aan Graaf Grey.
Nr. 5. King WiUianis Town, 20 April 1852.
Mylord !
Ik heb de eer hier in te sluiten het berigt van den Ad-
sifltent-Commissaris Majoor Hogge, betreffende de onder-
handelingen door hem en zijnen ambtgenoot den Commis-
saris Owen op het gebied der Oranje-rivier den 16^®° Ja-
naar§ 1.1. gevoerd, bi) welke gelegenheid zij, bedaard en
naar den eisch, alle vroegere en tegenwoordige omstandig-
heden der zaak overwegende, gehoor gaven aan de vriend-
scbappel^ke voorstellen van de uitgewekenen zelf, de buiten
de wet stelling der aanvoerders vernietigden, en overeen-
kwamen om de uitgewekenen toe te staan over de Vaalrivier
zoodanig gouvernement te vormen als hun het best voor-
kwam, zonder tusschenkomst van H. M. Gouvernement.
Ik heb de overeenkomst goedgekeurd en bekrachtigd,
hiernevens eene cop^ derzelve^ met de proclamatie. Ik heb
deze toevertrouwd aan Majoor Hogge, die nog hier is, om
ze mede te deelen aan de Transvaalsche uitgewekenen by
zigne terugkomst in de Souvereiniteit, hetwelk vóór het einde
der maand zal plaats hebben.
Bylage. De Adsistent-Commissaris W. S. Hogge
aan Z. £. den Gouvemeur.
King WilliarïCa Toum, 16 April 1852.
Ik heb de eer aan U.E. ter goedkeuring en bekrachti-
ging voor te leggen, de overeenkomst gesloten in eene za-
menkomst gehouden in de Oranje-rivier-Souvereiniteit op
den 16^®° Januari) 1852, tusschen de Adsistent-Commis-
sarissen, en den Raad der uitgewekenen, aangevoerd door
den Kómmandant, den Heer A. }V. J. Pretorius. Werke-
lijke of denkbeeldige grieven noopten het volk dat zij ver-
tegenwoordigen, hun geboorteland ruim 16 jaar geleden te
verlaten; vigandel^ker gevoelens jegens het Gouvernement
zijn ontstaan ten gevolge hunner omzwervingen, en van de
verliezen hun veroorzaakt door de aanhoudende verande-
ringen van woonplaats.
De Adsistent-Commissarissen van meening zijnde, dat ge-
Digitized by
Google
238 TOESTAND VAN DK
durende de heerschende ontevredenheid onder alle gekleurde
rassen van Z. Afrika, er geen ti^d dient verloren te gaan
om diegenen te verzoenen met het Britsche Gouvernement,
die op nieuw zouden kunnen worden, wat zij eens waren,
de natuurlijke verdedigers tegen onze aanvallen, hebben
gereedelijk gebruik gemaakt van de vriendschappel^ke voor-
stellingen uitgaande uit de emigranten zelven, om de bui-
ten de wet stelling hunner aanvoerders te herroepen, en
hun toe te staan zoodanig onafhankelijk Gouvernement daar
te stellen als hun over de Vaalrivier het best zou voor-
komen. Indien U.E. de staatkunde in dezen aangenomen
mogt goedkeuren, en die wenscht na te komen met andere
maatregelen die langzamerhand het vertrouwen zullen her-
stellen, geloof ik dat er veel goeds zou ontstaan, indien
g^ mij wildet toestaan weder naar het gebied der Oranje-
rivier te keeren, met het doel uwe gunstige voornemens
aan de uitgewekenen mede te deelen, en hen verder te
verzekeren dat de verbindtenissen met de Adsistent-Commia-
sarissen aangegaan, naar behooren zullen worden nagekomen.
Ik heb, enz.
Depêche van Sir John S. Pakington
aan den Gouverneur Luit. Gen. G. Cathcart.
Nr. 66. Douming Street, 24 Junij 1852.
Sir!
Ik heb uwe depêche Nr. 5 van den 20**^ April, mg
overbrengende copij eener overeenkomst door de Adsistent-
Commissarissen en een gezantschap dor Transvaalsche uit-
gewekenen, aangevoerd door hunnen Kommandant-Generaal
A. W. J. Pretorius gesloten, benevens eene Proclamatie
over dit onderwerp afgekondigd, ontvangen.
Overwegende de bijzondere stelling, welke dit groote
ligchaam van uitgewekenen sedert eenige jaren bekleed
heeft, de onwaarschijnlijkheid dat zij immer öf tot de ko-
lonie de Kaap de Goede Hoop öf tot de Oranje-rivrer-Sou-
vereiniteit zullen terugkeeren, en het onstaatkundige, zelfs
zoo het mogelijk ware om H. M. grondgebied over dit
verwijderd land in Z. Afrika uit te breiden, zie ik niet in
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 239
dat eenige andere Staatkunde had kunnen gevolgd worden,
dan de door U goedgekeurde.
Ik ben hoogst te vreden over het voordeel dat wij ver-
kregen hebben door de vestiging van vrede en vriend-
scbappelgke betrekkingen met de Transvaalsche uitgeweke-
nen. Ik moet U dus mijne goedkeuring over de overeen-
komst met de uitgewekenen, en over uwe proclamatie om
ze in werking te stellen, betuigen.
Ik heb enz.
Depêche van denzelfden aan den zelfden.
Nr. 103. Dowmng Street^ 12 September 1852.
Ik heb enz.
Ik hecht m^ne volle goedkeuring aan uwe handelw^ze
met opzigt tot de schikkingen voor het tijdelijk bestuur
van de Oranje-rivier-Souvereinitelt, noodig geworden door
het eindigen van het t^dvak, waarvoor de vorigen raad
was aangesteld. De besluiten, genomen door de openbare
vergadering te Bloemfontein, verdienen de volkomene tevre*
denheid van H. M. Gouvernement, en ik merk met voldoe-
ning den geest op, die in deze vergadering schijnt geheerscht
te hebben. Het zal H. M. Gouvernement waarschijnl^k niet
mogel^k zijn in eenige der besluiten mede te werken, edoch
zal ik mij weerhouden eenige bepaalde meening ten dezen
opzigte te uiten, tot dat ik uw berigt over dat onderwerp
zal ontvangen hebben. Ik verlaat mij op uwe bescheiden-
heid, om met behujp van het advies, dat gij van den
Procureur-Generaal hebt ingeroepen, zulke schikkingen te
maken, als Gij veronderstelt dat de belangen der Souverei-
niteit zullen vereischen, steeds bedenkende, zoo als gij ze-
ker doet, dat zoowel ten dezen opzigte als tot de benoe-
ming van eenen Besident, uwe beschikkingen onderworpen
moeten zijn aan het besluit, hetwelk zou kunnen genomen
worden^ omtrent het behoud van dit land.
Digitized by
Google
240 TOESTAND VAN DE
Depêche van den Gouverneur Cathcart
aan den Secretaris van Staat 'voor de Koloniën.
Nr. 33. OrdhanCs Town 12 October 1862.
Sir!
In de Oranje-Rivier Souyereiniteit enz.
Wat betreft de vraag over het verlaten of het behou-
den der Souyereiniteit, heb ik geen reden gezien om de
meening, die ik in mijne vorige waagde te uiten^ te
veranderen, te weten dat het de beste Staatkunde zou zgn
om van de tegenwoordige gelegenheid gebruik te maken,
tot de opheffing van H. M. gezag en tusschenkomst in
het bestuur, in en over al de districten gelegen binnen
de grenzen van de eigenlgk zoogenaamde Oranje-rivier
Souvereinitoit.
Ware het Britsche Grouvernement hiertoe genegen ^ niet
door eenen halven maatregel, maar door een volledig bew^s
en verklaring van onafhankel^kheid^ dan zou dunkt mg,
eene vermenging der burgerbevolking aan de beide z^den
der Vaalrivier, niet moeijeljjk zijn. Aldus zou er een goed
geregeld; eerbiedwaardig, ofschoon dan ook Republikeinscb
Gouvernement, gevormd kunnen worden. Veel gemakke-
lijker zou het zijn, diplomatiek te handelen met eene zoo-
danige, erkende en onafhankelijke magt op de Noordelg-
ke grens, dan door Britsche tusschenkomst voort te gaan,
met de poging om str^dende belangen en kleine twisten
van half beschaafde en geheel barbaarsche elementen waar-
uit die maatschappy is zamengesteld, te verzoenen. Deze
maatschappij toch kunnen w^ met geëvenredigde magt,
op een gebied van zoo grooten omvang, niet ondersteu-
nen. Een erkende vreemde Staat, waarvan de zetel der
regering en van den handel te Bloemfontein of elders ge-
vestigd iS; heeft natuurlek rijkdom en belangen te bescher-
men; zoo nu dddr een Britsch Consul resideerde, zou hij
dien Staat veel gemakkelijker, werkdadiger en zuiniger
kunnen nagaan, en met betrekking tot de geringe veree*
nigde en beschikbare magt van H. M. in de kolonie,
eenen veel zekerder slagboom vormen tegen de Barbaren
daarbuiten^ dan immer door de tusschenkomst van de Brit-
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 241
scKe Staatkunde en baar Gouvernement zal kunnen be-
werkstelligd worden^ zonder dat eene kostbare militaire
bezetting tot ondersteuning, zoo als die tot nu toege-
past wordt, op de veelsoortige en strijdende bestanddee-
len, waaruit de maatschappij in de groote en onhandelbare
districten binnen de grenzen van de Oranjerivier-Souverei-
niteit, zamengesteld is, gevorderd zal worden.
Bijlage. Advies van den Procureur Generaal.
Kaapstad, 4 Augustus 1852.
Z. E. de Luitenant Gouverneur heeft op verlangen van
Z. £. den Gouverneur enz.
7. Het is onbetwistbaar, volgens mijne gedachte, dat
toen w^ voor het eerst de Oranjerivier overtrokken, dit
niet was om aan de uitgewekene boeren de magt te ver-
leenen, al dat gene te verrigten wat hun behaagde^ maar
om die meerderheid van uitgewekene boeren de magt van
te doen, hetgene zij wilden, te ontnemen. Deze uitgewe-
kenen hadden ons niet noodig. Zij verlangden niets anders
dan in rust gelaten te worden en de vrijheid om hunne eigene
zaken met de inboorlingen te regelen. Alleen om den vrede
tusschen de boeren en de inboorlingen te bewaren, was het
dat wij tusschenbeide traden, eerst door verbonden m^tde
inlandsche hoofden^ toen door de 6 en 7 W. 4 C. 57. ,
later volgens het plan van Sir P. Maitland, als Britsch re-
sident en gewapend arbiter, en ten' laatste, door de bewe-
ring van gezag, van de Britsche Souvereiniteit. Om der-
halve een^ vertegenwoordigenden vorm van bestuur daar te
stellen, dat ons de gelegenheid zou geven om het éénige
doel te bereiken, waarom w^, zoo als het m^ voorkomt,
met eenige mogelijkheid konden toestemmen, in de verant-
woordel^kheid van het bestuur te aanvaarden, moesten wij,
voor de uitvoerende magt; eenen onafhankelijken werkkring
in veel ruimeren omvang trachten te behouden, dan in
eenige andere kolonie het geval is, en alzoo de inboor-
lingen hun regtmatig aandeel in de staatsregeling geven.
Niet vóór dat deze beide zaken verzekerd zijn, vrees ik,
dat wg de Oranje- rivier voor niets, ja voor minder dan
niets zijn overgetrokken. Het grieft mij te moeten zeggen,
16
Digitized by
Google
242 TOESTAND VAN DE
dat de besluiten der gedelegeerden mij van geen van bel-
den schijnen te verzekeren. Het uitvoerend bestuur wordt
geen geld genoeg toegestaan. Men schijnt niet gedacht te
hebben aan de vertegenwoordiging der inboorlingen. De
bevolking, zoowel blanken als zwarten, moet bestuurd worden
door eene enkele Kamer, gekozen door de uitgewekene boe-
ren; en de salarissen van alle ambtenaren, zoowel als de
stand der inboorlingen moet van hunne beslissing afhangen.
8. Indien w^ ons den Britschen Gouverneur over de Sou-
vereiniteit voorstellen^ ontbloot van de hulp van Britsche
troepen, talr^k genoeg om eene woelzicke bevolking on-
der bedwang te houden ; eene bevolking die weinig huizen
bezit waarover zij zich bij verwoesting zou bekom-
meren; eene bevolking, die zonder moeijelykheid hare
kudden buiten alle gevaar kan voeren, en die geheel
ervaren is in het paardreden en het gebruik van vuurwa-
penen, dan vrees ik, dat de Britsche Gouverneur, in ge-
val er een belangr^k verschil met de wetgevende magt
der uitgewekenen ontstond, spoedig over de Oranje-rivier
gejaagd zou worden,- even spoedig als Majoor Warden
door Pretorius in 1848. Zegt men in antwoord hierop, dat
de Britsche Gouverneur beroofd van troepen, even veel
kans heeft om over de Oranje-rivier verdreven te wor-
den, onder den bestaanden als onder den voorgestelden
regeringsvorm, dan is m^n antwoord in de eerste plaats,
dat ik de zaak met allen eerbied betwist, want de han-
delingen der vertegenwoordigende wetgeving zouden veel
kracht, eenheid, rigting en gezag aan de bewegingen der
ontevredenen geven, en in de tweede plaats antwoord ik,
dat, zoo het tegenwoordige gevaar even groot ware, als
dat hetwelk men zou kunnen verwachten uit de voorge-
stelde verandering, dan nog zou mon in overweging moe-
ten nemen of het voor ons eene goede staatkunde zyn
zou, om voort te gaan met ons plan van vertegenwoor-
digend bestuur, of om ons geheel uit het land terag te
trekken. Indien Groot Brittanje zich niet voorbereid heeft
om ten haren eigenen koste in de Souvereiniteit eene mi-
litaire magt te onderhouden, die voldoende is om alle ran-
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 243
gen daar iu bedwang te houden, dan betuig ik openhar-
tig, dat ik geen middel zie, hoe de voorgestelde vorm van
bestuur, ja zelfs ieder andere vorm van bestuur onder
Britsche wetten, voortdurend met degel^kheid en kracht^
zou kunnen werken. In eenige der stukken mij door Z. E.,
den Luitenant Gouverneur overgelegd, schat men eene vol-
doende magt op 500 man. Deze geringe berekening ver-
baast m^, zelfs zoo het meerendeel ruiters waren, en de
onschatbare hulp van veldstukken bezat. En de behoefte
om eene indrukwekkende militaire magt in de Souverei-
niteit te onderhouden, zal dunkt mij nog duidel^ker wor-
den, indien wij onze oogen van de Souvereiniteit zelve over
de Vaalrivier slaan, en beschouwen wat er thans in deze
onmetel^ke streek op het punt staat te gebeuren. Ik ver-
wijs natuurlijk naar de erkenning van H. M. regering van
de staatkundige onafhankelijkheid der uitgewekene boeren
die zich in dat land gevestigd hebben.
9. Z. E. de Gouverneur zal niet veronderstellen, dat ik
mij vermeet de Staatkunde, waardoor de onafhankelijkheid
der boeren over de Vaal erkend werd, te veroordeelen.
Deze Staatkunde is onberekenbaar in hare gevolgen. Ik kan
haar niet geheel omvatten. Dat zoodanige erkenning zon-
der voorbeeld is, is duidel^k. Dat zij de geheele vroegere
Staatkunde omver werpt, is niet minder duidelijk. Dat hunne
ondergeschiktheid, ontegenzeggelgk en hunne onafhankelijk-
heid een droom was, was de leer van het Britsche Gou-
vernement tot voor korten tijd. Het was de leer, beweerd
door de magt der wapenen te Natal in 1842. Het was de
leer, beweerd door de magt van wapenen te Zwart Kop-
pies in 1845. Het was de leer beweerd te Boomplaats iu
1848. Het was nog de leer tot in lateren tijd. ff Het is dui-
delgk,'' zegt Lord Grey in zijne depêche Nr. 546 dato 29
November 1850, — ff Het. is duidelijk, dat de boeren niet
"het minste regt hebben op het grondgebied, dat zij over
"de Vaal-rivier bezet hebben, en ik vertrouw dat men geen
ntyd zal laten te loor gaan, om die middelen in het werk
"te stellen die ik aanbevolen heb, om de binnenlandsche
"Stammen, die z^ onderdrukken, aan te moedigen tot en te
16*
Digitized by
Google
244 TOESTAND VAN DE
ffhelpen in het beweren hunner regten, en om zich zelven
rrte verdedigen." In waarheid, wij weigerden niet alleen
om den boer van ons onafhankelijk te verklaren, maar w^
kwamen tusschenbeide om de boeren te dwingen, hunne
afhankelijkheid te erkennen van die binnenlandsche hoof-
den, in wier land zij zich gevestigd hadden. De Sand-ri-
vier- overeenkomst van 16 Jannarij 1852 heefl dit alles
veranderd. De uitgewekene boeren zullen in het toekomen-
de zich zelven regeren, zonder eenige tusschenkomst van
H. M. H. M. is gedwongen geworden van elk verbond, hoe
ook genaamd en met wie het ook van de gekleurde ras-
sen benoorden de Vaal-rivier zijn mogt, af te zien. Het is
m^ bewust, dat deze overeenkomst, ofschoon niet in ü. £•
tijd gesloten, toch U. £. bekrachtiging erlangd heeft. Ik
twijfel volstrekt niet, dat de inhoud overeenstemt met de
laatste begrippen van het bestuur van Lord John Russell,
en met de Staatkunde van het tegenwoordig Gouvernement,
zoowel als met den tegenwoordigen streng-reactionnairen gang
van de publieke meening in Engeland, ten opzigte van het
karakter en de eischen van de inboorlingen, sedert eenige
jaren ontstaan en niet minder verlevendigd door de laat-
ste en tegenwoordige Ka£feroorlogen. Het zou eene onge-
rijmdheid zijn te loochenen, dat de erkenning der Vaal-
Republiek hare voordeden heeft en deze, noch weinig noch
gering zijn. Maar wat m^ betreft, ik betuig openhartig,
dat ik met weerzin getuige ben, van de omverwerping van
het gene zoo lang eene geliefde en in zijn beginsel zoo
edele Staatkunde was, — eene Staatkunde gehandhaafd met
geene geringe opoffering van bloed en schatten.
10. Mijn doel is niet om de Sand-rivier-overeenkomst
in al hare strekkingen te beoordeelen, maar te trachten
de waarschijniyke gevolgen daarvan voor de Souvereini-
teit te waarderen. Alvorens hiertoe over te gaan^ zou
ik echter willen stilstaan om te vragen, of, indien het in
1848 voorzien was, dat in 1852 de staatkundige onafhan-
kelijkheid toegestaan zou worden aan het grootere deel der
boeren, die weigerden zich aan het Britsche gezag te on-
derwerpen, Sir Harry Smith besloten zou hebben het Brit-
Digitized by
Google
nEPUBLiEE IN 1854. 245
sche ge'i&Q door magt van wapenen te bevestigen, over dat
gedeelte van hen, dat bij toeval woont in hetgene wij nu
de Souvereiniteit noemen? Volgens welk verstandig be-
ginsel moet de ëéne boer in bedwang, de andere in vrij-
heid z^n? Is er eenig nut voor oorlog of vrede ver-
kregen door de nieuwe Bepubliek te hebben, aan de oevers
van de Vaalrivier, in plaats van aan de oevers der Oranje-
rivier? Ik beken, dat ik het er niet in zie; want, hoe uit-
gebreider uw grens, hoe moeijelijker het zijn moet, die te
verdedigen; en de invoeren door de inwoners benoodigd,
moeten onafhankel^k van den vorm van hun Gouvernement
toch aan dezelfde havens inkomende regten betalen. Men
kan zeggen: f/ de inboorlingen in de Souvereiniteit moeten be-
schermd worden." Maar waarom? De Adsistent-Commis-
sarissen hebben volstrekt afgezien van alle verbindtenissen
met inboorlingen benoorden de Vaal-rivier; eene omschrij-
ving, welke^ zoo ik begrijp, onder anderen Waterboer en
zgne Griquas zal moeten omvatten. Verdienen de inboor-
lingen bezuiden de Vaalrivier meer bescherming dan die
benoorden de Vaal -rivier? Of zijn de boeren benoor-
den die rivier van zachtmoediger aard dan de boeren be-
zuiden de Vaalrivier? Op beide vragen ben ik geneigd Neen
te antwoorden. En is dit zoo? zou dan de vestiging van
eene Republiek aan de Vaalrivier niet geschikt zijn om de
gronden tegen eene vestiging van eene Republiek bij de
Oranjerivier, die wij zoo lang weigerden, omverre te wer-
pen? Het is slechts door een soort van toeval, dat de grond
tusschen deze twee rivieren voor het tegenwoordige nog
Britsche bezitting is.
11. Dit zij zoo het wil, de vestiging der Republiek zal,
zoo ik my niet vergis, vele belangrijke gevolgen hebben.
Zij zal, wanneer de zaken geregeld z^n, waarschijnlijk op-
gevolgd worden door eene groote verhuizing uit de kolo-
nie. Twee onderscheidene beweegredenen zullen tot dat
einde leiden — het haken naar grootere uitgestrektheid lands,
en de bekoorlijkheid van staatkundige onafhankelijkheid.
Zelfs nu hebben de boeren eene zeer sterke hoewel onge-
regelde magt, en zijn goed gewapend en goede ruiters
Digitized by
Google
246 TOESTAND VAN DE
Niet verre verwijderd is de tijd, of zij zullen nog magtiger
worden. Door geboorte, door taal, door stelling, in vele
gevallen door familiebetrekking, zijn de boeren aan deze
en gene z^de der Vaal naauw verbonden, en zullen zulks
nog meer worden. Velen der boeren aan beide zijden der Vaal
beschouwen de Soavereiniteit als een land, gekocht met hun
geld, met hun bloed, en waarop de Engelschen niet meer regt
hadden om zich daarmede te bemoeijcn, dan z^ het nu zouden
hebben om zich te mengen in het land over de Vaal. Hoe de
Britsche Gouverneur der Souvereiniteit, zich zal kunnen
staande houden, tegen een of ander volksplan, aangenomen
bij een Volksraad van de Souvereiniteit, als ik dien zoo durf
noemen^ en goedgekeurd door den Volksraad over de Vaal,
zoo hij niet zeer sterk ondersteund wordt door Britsch geld en
Britsche troepen, is iets dat moeijelijk voor mij te bevatten
is. Dat de hoofden van de boeren over de Vaal in ver-
zoeking zullen geraken — misschien gedwongen worden —
zich te steken in de zaken der Souvereiniteit, komt mij meer
dan onvermijdeiyk voor. Reeds zien wij er de voorteeke-
nen van: het blijkt dat de Heer Pretorius uitgenoodigd
werd door den Adsistent-Commissaris O wen om zijne hulp
te verleenen in eene vergadering van gedelegeerden te
Bloemfontein. Het blijkt echter niet, dat hij juist op dien
tyd op uitnoodiging in de Souvereiniteit kwam. Het pu-
bliek ten minste verkeerde in het onzekere over het we-
zeniyke doel van z^n bezoek. Hij werd met vuur ontvan-
gen en zijne diensten b^ die gelegenheid waren zooda-
nig, dat zij eene warme ontvangst regtvaardigden. Had
hij het gewild, dan had hij, zonder den geringsten twijfel,
zonder zich in het minst te compromitteren, het geheele
doel der vergadering kunnen verijdelen. Ik wil niet zeg-
gen, dat hij zijnen invloed ten behoeve van do voorgestelde
Staatsregeling in de schaal legde, omdat hij zag hoe ge-
makkelijk het hem later wezen zou om zijnen invloed aan
beide zijden der rivier te vermeerderen ; maar hg had djen
invloed volgens mgne gedachten kunnen gezien hebben.
£n wanneer ik bedenk, dat deze heer — wiens loopbaan
wel wat berucht, wiens toestand zelfs nu nog eenigermatc
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 247
dubbelzinnig, en die in elk geval het hoofd van een bui-
tenlandsch Gouvernement is, — Z* £. den Gouverneur ver-
zoekt, zekere boeten aan Britsche onderdanen, in de Sou-
vereiniteit, wegens ontrouw opgelegd, vrij te stellen (dit
toch deed de Heer Pretorius in zijnen brief aan Z. E.
dato 14 Junij 1852) dan zie ik hierin het teeken, dat het
niet waarschgnlijk is, dat staatkunde en staatkundigen aan
beide zijden der Vaal gescheiden kunnen gehouden wor-
den. Twee volken, zoo volmaakt één in alle andere op-
zigten, kunnen om b^zondere doeleinden, door geen kleinen
stroom gescheiden blijven. Een' opstand in de Souvereiniteit
zal het nimmer aan deelgenooten over de Vaal ontbreken.
15. Zal ik dan aanraden de geheele verlating van de
Souvereiniteit, zoodra hare zaken zullen geregeld zijn? Ik
gevoel m^ zelven ontsteld over den grooten omvang en de
moeijelgkheid dezer vraag; doch aangenomen, dat de nieuwe
Republiek over de Vaalrivier erkend is; dat er eene staats-
regeling als de voorgestelde in de Souvereiniteit moet ge-
vestigd worden; dat het den inlandschen hoofden, (gelijk
bl^kt het geval te zijn) vergun$l is de verschillen naar hun-
nen zin onder elkander te beslechten, dan ben ik gereed,
volgens de gestelde vraagt de geheelo overlating der Sou-
vereiniteit aan te raden. Met die Republiek en die wet-
geving zou een Britsch Gouvernement zich nog staande
kunnen houden, zoo er eene krachtige militaire magt ware;
doch staan wij den inlandschen hoofden binnen de Souve-
reiniteit toe, elkander door binnenlandsche oorlogen te ver-
nietigen, dan kan ik niet begrijpen waartoe die Britsche
magt zou onderhouden worden. Ik zou durven beweren^
zonder mis te tasten, dat het einde dezer oorlogen zou kun-
nen voorzien worden. De sterkere hoofden zouden eerst
de zwakkeren overweldigen, en wanneer allen door strgd
verzwakt waren, zou er voor de verdere emigratie een land
geruimd zijn, en deze verhuizing zal beginnen van af de
kaapkolonie naar de Vaal. Deze verhuizing is in den laatsten
tgd minder belangrijk geweest. Daarin lag veel onaange-
naams en eenig gevaar voor de emigranten. De gedachte,
dat het Britsche Gouvernement den uitgewekenen nimmer
Digitized by
Google
248 TOESTAND VAN DB
hunno onafhankelijkheid zou verleenen, — dat dit delfde
Gouvernement alle aanvallen tegen inboorlingen zou wre-
ken, dat men van de akte 6 en 7 W. 4. C. 57 niet vrii
kon geraken, zonder de 25 gr. Z. Br. te overschrijden,
eene lijn die velen wenschten te ontdekken en over te trek-
ken. Deze overwegingen onder een volk, gelijk aan onze
boeren, had gewigt; doch wordt het bekend, dat het Brit-
sche Gouvernement volkomene onafhankel^kheid aan de
boeren gegeven, en bescherming aan de inlanders onttrok-
ken heeft, dan zal, dunkt mij, het aantal boeren, dat de
kolonie ter opsporing van vrijheid en grondbezitting ver-
laten zal, betvekkelijk zeer groot wezen. Onder deze om-
standigheden geloof ik niet, dat het moederland de kosten
zal willen dragen om eene magt in de Souvereiniteit te
onderhouden; en onder deze omstandigheden geloof ik niet dat
er iets zou kunnen verkregen worden, dat de kosten waardig is.
16. Wie zou kunnen klagen over verbroken trouw, in-
dien het Britsche Gouvernement teruggetrokken wordt? De
Boeren? Neen, zeker niet. Zij zullen verkrijgen dat waar
zij altijd om gestreden heb.ben, een eigen bestuur. Het
handje vol Engelschen, dat zich onder de boeren gevestigd
heeft ? Ik geloof het niet. Zij allen, zoo ver het mij be-
wust is, pleiten voor eenen vertegenwoordigen den regerings-
vorm, en zij kunnen niet verwachten, dat Britsch geld eu
Britsche troepen hen zullen beschermen tegen een bestuur
van hunne eigene keuze. Moshesh en zijne Batutos? Hij
en zij, hebben bij de boeren hulp tegen ons gezocht.
Adam Kok? Hij ook behoort in zekeren zin tot de on-
tevredenen. Ik neem aan, dat Adam Kok, Moroko en eenige
mindere hoofden, ons in het uur des gevaars zullen missen;
maar het schijnt toch bepaald te zijn, dat wij weinig te
doen zullen hebben met de inlanders, zelfs zoo wy bleven ;
cu dewijl z^ zich toch nimmer naar de omstandigheden
zullen regelen, noch zich zullen vestigen om der veiligheids-
wil, zoo lang zg vermeenen Britsche magt tot steun te heb*
ben, zoo denk ik, dat het beter is voor alle partyen, indien
wij de verantwoordel^kheid afschudden en ons geheel terug
trekken. Zoo er hier of elders een Engelschman of een
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 18Ö3. 249
Inlandsch hoofd gevonden wordt, die onder geen ander
dan het EngelBche bestuur wil leven, dat dan de eerste
zijne hoeve verkoope, en de laatste' elders ga wonen. Naar
mijne gedachte is het zeker, dat, met betrekking tot het
vraagstuk van loslating of overgifte, de bestaande omstan-
digheden zoo gunstig zijn, als ze misschien immer weer zullen
worden. Het moet, zoo als ik zeg, nu of nooit geschieden.
17. Men kan misschien zeggen, dat wij de Souvereiniteit
dienden te behouden, omdat, zoo w^ haar vrij geven,
zij een deel der nieuwe Republiek zal uitmaken, en die
derhalve te groot zal worden. Ten dien opzigte heb ik niet
de minste vrees. De uitgewekene boeren zullen nimmer de
kaapkolonie aanvallen. Voor hen zal er geene verzoeking
zgn, de grenzen aan die zijde uit te breiden. Overwint het
beginsel of het vooroordeel, dat zich verzet tegen de vrij-
stelling uwer ondergeschikte onderdanen of tegen hunne on-
af hankelijkverklaring^ en zoo ook het andere beginsel of
vooroordeel, dat strijdt tegen het verlaten van al die inlan-
ders, om geregeerd te worden door vroegere onderdanen,
die gij niet langer besturen zult, dan zie ik geenen grond
noch voor hoop noch voor vrees, zoo min ten opzigte van
den handel als van het grondgebied, die Groot Brittannië
nopen zou, om onkosten te maken, ten einde haar gezag
aldddr te handhaven.
Depêche van den Hertog van New-Castle aan den
Gouverneur Luitenant-Generaal G. Cathcart.
Nr. 39. Downmg Street, 14 Maart 1853.
Sir!
1. In uwe depêches, Nr. 34, van den 14<^«'* November
en Nr. 47 van den 13<^®" Januarij, vestigt gij de aandacht
op het gebied der Elroon over de Oranje-rivier, zijnen ver-
vreemden toestand, en op de behoefte aan bepaalde aan-
w^zingen over de vraag van behoud of verlating. G^ meldt
dat gij de zaken dddr bestuurd hebt onder de proclamatie van
Souvereiniteit door Sir H. Smith, en nog onlangs onbekend
waart, dat er koninkl^ke besluiten bestonden, die het gebied
tot eene afgescheidene Britsche kolonie maakten, en dat gy
Digitized by
Google
250 TOESTAND VAN DE
nu aarzelt om aan deze besluiten eene uitbreiding te geven,
en daarmede overeenkomstig te handelen, dew^l gij onbe-
kend zijt met de beschouwingen van H. M. Grouvemement
waarmede deze misschien in stryd zouden z^n.
2. Gij zult wel voort willen gaan om de uitbreiding er
van te voorkomen: ik vervolg, met u de aanw^zingen te
geven die gg noodig hebt.
3. H. M. Gouvernement heeft besloten de Oranje-rivier-
Souvereiniteit te verlaten. Ik zal nu de redenen niet aan-
wezen, die by ons overwogen zijn om tot dit besluit te
geraken; het is voldoende te zeggen, dat het onverstandig
bestuur, dat tot hiertoe in de Souvereiniteit bestaan heeft,
niet voldaan heeft aan het doel waarom het daargesteld
werd. Het gezag van den Britschen Resident is noch on-
dersteund noch geëerbiedigd, zoo min door de zwarten als
door de kolonisten van Ëuropeschen oorsprong. Gi| ver-
meent dat voor het handhaven van het Britsche gezag
onder hen eene magt van 2000 man en eene algeheele
regeling van het Gouvernement onmisbaar zijn. Het voor-
stel is onaanneembaar. Het zou geene vt>ordeelen afwerpen,
geëvenredigd aan het gevaar en de onkosten, die ermede
gepaard gaan. De staatkunde derhalve om de Souvereini-
teit over het betwiste grondgebied op te geven, mag als
beslist beschouwd worden. Bovendien, de tegenwoordige
gelegenheid is gunstig voor de uitvoering van dezen maat-
regel. Nu voert het geen blaam op eer of waardigheid met
zich. De laatste veldtogt en overeenkomst te Berea zal
elke misvatting, die de overgave van grondgebied veroor-
zaken kon, wegnemen.
4. Hoogst kiesche en moeijel^ke vragen moeten opge-
lost worden, om den maatregel ten uitvoer te leggen.
Ik ^heb het goed geoordeeld gehoor te geven aan uwe
ernstige aanbevelingen, dat eene taak van zulke kieschheid
en moegel^kheid behoort toevertrouwd te worden aan een
openbaar ambten aar, geheel ingewijd in de inzigten van het
Gouvernement, en die met het oog op den aard der zaak
moet uitgekozen worden. Ik hoop, dat de ambtenaar, aan
wicn ik deze belangrijke taak zal opdragen, toekomende
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 251
maand per mail naar de Kaap zal kunnen vertrekken; en
in den tusschentgd^ verloopende vóór zijne aankomst, zult
gij zoodanige voorloopige schikkingen maken als gij mee-
nen zult doeltreffend te zijn, om aan het goed hegrip der
staatkunde, welke hem opgedragen wordt, kracht te geven.
Om mijne lezers met den waren geest van de Ëngelsche
schrijvers hekend te maken, heh ik bovenstaande brief-
wisseling voor dit werk doen vertalen, door den Heer William
Smith, beëedigd translateur en taaimeester te Amsterdam.
Deze briefwisseling was mg in Natal nog niet bekend;
maar uit de gesprekken, die ik met den Heer A. W. J.
Pretorius gevoerd had, zie bl. 197 en 199 wist ik toch
reeds, dat do emigranten vr^ en onafhankelijk van Enge-
land geworden waren. Hun gezegende toestand^ hun schoon
en rijk land, hun uitgestrekt gebied, hun magt en invloed
in geheel Zuid- Afrika, hun edel karakter, maar ook hun
gebrek aan kennis, die alléén uit Holland kon aangevoerd
worden, omdat ze niet anders dan Hollanders wilden zijn
en blijven, stond m^ aanhoudend voor den geest. Eu
dacht ik daarbij aan mijn vaderland, hoe juist omgekeerd
déJa de toestand was, hoeveel kennis d&dr gebrek leed en
hoe weinig Hollanders er thans in Nederland zouden ge-
vonden worden, die genegen zouden z^n, om door de noo-
dige bedragen in het wederz^dsch gebrek te voorzien, O !
dan werd het m^ benaauwd, en schaamde ik mij een Ne-
derlander te z^n, die beide, de Europesche en de Afri-
kaansche Hollanders had leeren kennen en ze niet wist
tot elkander te brengen.
Het was in den nacht van 25 op 26 October 1862, dat
mij voor het eerst het denkbeeld voor den geest kwam:
rfLaat den Emigrant land verkoopen aan den Nederlander
rren uit de kooppenningen eene Bank oprigten, dan kan de
ff Nederlander kennis verzenden en bekostigen, dan heeft
hij waarborg voor z^n geld, en dan z^n beiden geholpen."
Dit denkbeeld hield ik vast. Ik werkte het uit en vroeg
daaromtrent het oordeel van de Heeren J. P. Hoffman,
voornaam koopman, Dewald Pretorius^ landeigenaar, beiden
Digitized by
Google
252 TOESTAND VAN D£
te Pieter-Maritzburg, M. Strüben, magisti-aat van Klipri-
vier district en J. N. Boshof voornoemd. Z^ vonden het
goed, indien het uitvoerbaar was, doch daartegen beston-
den vele bezwaren.
De nieuwe Republiek vorderde eenen aanvoer van alle
soort van kennis, zoo wel staatkundige als maatschappe-
lijke, wetenschappelijke als ambachtskennis. Daarb^ had
zy dringende behoefte aan eene courante geldwaarde of
circulerend medium. Bij gebrek daaraan, kon zij geene
inkomsten verzamelen, waaruit algemeene kosten bestre-
den en werken ten algemeenen nutte konden bekostigd
worden; voerden de ingezetenen eenen ruilhandel, die hen
hoogst nadeelig was, en waardoor de kennis, al ware zy
aanwezig, geene vruchten zou kunnen opleveren. £r was dus
kennis ën geld noodig, en hij die alléén kennis en geen
geld aanbragt, zou niet slechts het ongerief des ruilhan-
dels en der werkeloosheid van het algemeen bestuur dee-*
len, maar zich daarover dubbel beklagen, omdat hy zich
ninmier in zoodanige maatschappij bevonden had.
Kennis en geld evenwel gaan niet altoos gepaard, ja,
de meest maatschappelijke, de meeste ambachtskennis, heeft
zelden geld. Zij weet zich echter meer ontberingen te ge-
troosten dan de staatkundige en wetenschappelijke kennis;
deze zal zich niet verplaatsen, dan in eene maatschappij,
die haar eene behoorlijke belooning weet aan te w^zen.
Zou dus Nederland voorzien in de behoeften der Repu-
bliek^ en zelfS; zou zij dit langzamerhand doen, dan moest
zij kennis en geld aanbrengen, en zou die aanvoer voor
haar aannemel^k z^n, dan moest de kennis óf geld bezit-
ten om voldoende vruchten op te leveren, óf waarborgen
vinden voor eene genoegzame ' belooning. Maar hoe kwam
de kennis aan geld of aan deze waarborgen?
De Republiek bezat daarvoor het middel, llaar domein
of Gouvernementsgrond had waarde, of liever kon die krij-
gen. Die waarde moest zij doen gelden. Z^ moest afzien
van haar besluit van 20 Mei 1850; zie blz. 202; indien
dit besluit gevolg had, dan kon het haar slechts ken-
nis en geen geld aanbrengen. Zij moest dien grond den
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 253
Nederlander te koop aanbieden, doch op zulke aanneme-
lijke voorwaarden, dat de geldbezitter voordeel zag, in er
kennis te vestigen en die van het noodige geld, ter voort-
brenging van de vruchten dier kennis te voorzien, en daar
door zou tevens de Republiek geldelijke inkomsten verkrij-
gen, waaruit zy hare behoeften kon bestreden; en mogt die
verkoop en koop eenigzins belangrijk zijn, of worden, dan
kon uit de kooppenningen eene Landsbank opgerigt wor-
den, waardoor de ruilhandel spoediger ophouden, de koop-
handel en nijverheid een krachtiger steun verkregen, en
de w<aarde van al de bezittingen in de Republiek rijzen zou.
Ik zeg daartegen bestonden vele bezwaren :
l"". De Republiek moest het denkbeeld goedkeuren en
aannemen.
De Republiek werd vertegenwoordigd door den Volks-
raad en het aanwezige publiek, zie blz. 214. Zonder de me-
dewerking of liever buiten de voordragt van de voornaam-
ste mannen in de Republiek, was er geen uitzigt op. Het
voorstel gold eene afw^king van een genomen besluit en
bevatte inzigten, die, met allen eerbied gezegd, niet aan-
stonds door alle beoordeelaars zouden begrepen worden.
Ik zag geen kans om andermaal m^n gezin te verlaten en
eene onzekere reis naar de Republiek te ondernemen, en
besloot daarom de beide Heeren Eommandanten-Generaals
Potgieter en Pretorius, door tusschenkomst van den Heer
Dewald Pretorius ^e doen voorstellen, dat ffzg den Volks-
rrraad zouden voordragen mij te volmagtigén om een ge-
rtdeelte der Gouvemements gronden aan Nederlanders te ver-
"koopen, met en onder voorwaarden, dat de kooppenningen,
rrna aftrek van des verkoopers kosten, zouden bewaard
'fbl^ven in eene Landsbank in de Republiek te vestigen,
"ten einde door de exploitatie van den grond, door of na-
»men6 de koopers, de verlangde kennis, en door de voor-
rrdeelen, die hun kapitaal in de Bank zouden opleveren, nieuwe
«inkomsten voor den Staat te verkrijgen, terwijl de voltrok-
rrkene koop, zoo wel als de daargestelde Landsbank, in
'rhare gevolgen, in al de bijzondere behoeften der bevol-
"king zou voorzien."
Digitized by
Google
254 TOESTAND VAN DE .
2*. Verondersteld dat de Republiek daartoe overging, dan
moest men ook in Nederland het denkbeeld goedkeuren
en aannemen.
In Nederland was de Republiek nog niet of zeer on-
volledig bekend. Daar moest het denkbeeld niet aan het
Gouvernement, maar aan het verspreide publiek voorgedra-
gen worden. Dit publiek vorderde eene geheele verkla-
ring van den stand van zaken. Daarvoor moest de aanne-
melijkheid van het voorstel voor den kooper betoogd, de
renten voor het te besteden kapitaal opgegeven, de gron-
den voor die rente aangewezen en de te verwachtene uit-
komsten of gevolgen berekend worden. Om dit bezwaar
op te heflfen, schreef ik in afwachting van het antwoord
uit de Republiek eene brochure, getiteld rrbeschonwing van
II de HoUandsche Afrikaansche Republiek en aanbeveling tot
rr overbrenging van kennis en kapitaal uit Nederland der-
rrwaai*ts/* waarin ik mijne berekeningen maakte op den aan-
koop van grond tegen ƒ 6. — per bunder.
Den 17*" Februarij 1853 kwamen te Pieter-Maritzburg
de Heeren Albert Pretorius, Lid van denVolksraad; Pie-
ter Pretorius, beide broeders van den Kommandant-Ge -
neraal, en Martinus Pretorius Andriesz". zijn oudste zoon.
Zg berigtten, dat de Heer Potgieter overleden was, en dat
de Heer A. W. J. Pretorius mijn voorstel goed gevonden
had en ik moest overkomen om de daartoe noodige pa-
pieren in orde te brengen. Ik kon onder hun geleide gaan.
en zij zouden voor m^ne terugreize zorg dragen. Nu be-
sloot ik mede te gaan: gaf daarvan kennis in eenen brief
aan mijne vrienden in Holland, onder toezending der bro-
chure, met verzoek om die, als zij er geen bedenking te-
gen hadden, in Nederland te doen drukken en versprei-
den, opdat ik, bij mgne komst aldaar, die nu mogelgk
werd, de zaak bekend zou vinden, en vervolgens vertrok
ik met genoemde Heeren den 22"*'" Febfuarij 1853, naar
de Republiek.
Door oponthoud kwam ik eerst den 17^<"' Maart ten
huize van den Heer A. W. J. Pretorius, en vond hem ziek;
evenwel' nog niet zoo ernstig, of hij kon den volgenden dag
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 255
den Yolksraad, die ten zijnen behoeve ditmaal op de plaats
van Ferdinand Pieterse aan Magaliesberg vereenigd was,
bijwonen. Hij deelde mij mede, dat hij de voordragt tot
aanneming van m^n voorstel reeds drie dagen te voren, op
den Ib^'''' Maart, gedaan had, doch dat zij werd afgewe>
zen, eensdeels omdat men het voorstel niet geheel begreep;
ten andere omdat een brief van den Heer Smellenkamp
aan w^len den Heer Potgieter en een gelijksoortige aan
den Yolksraad ingekomen waren, waarFan de inhoud ten
mijnen aanzien zeer ongunstig was.
By deze zitting verzocht ik om op morgen, Zaturdag
den Id^^"" Maart, mijne belangen te mogen voordragen en
dit werd mg toegestaan.
Doch b^ die zitting werd eene benoeming gedaan, waar-
tegen de Heer Pretorius zich sterk uitgelaten had, te we-
ten, de oudste zoon van den overledenen Heer H. Potgie-
ter werd benoemd tot Kommandant-Generaal in zijns vaders
plaats, en deze teleurstelling maakte hem eenigzins wrevelig.
In de zitting van den 16'^''° Maart, ging nog eene zaak
vooraf, die den Heer Pretorius nog minder aangenaam was.
H^ was eischer geweest tegen den Heer Jansen van Rens-
burg, een oud vriend van Bührmann; en had het regts-
geding voor Landdrost en Heemraden van Rustenburg ge-
wonnen; nu werd van dat vonnis voor den Raad geappel-
leerd, ten gevolge waarvan het vonnis ten eenenmale werd
vernietigd en de Heer Pretorius veroordeeld in de kosten
der instantiën.
Deze beide omstandigheden vernieuwden bij hem de
herinnering aan al de tegenwerking, die hij van de bij
hem meer bekende Hollanders steeds ondervonden bad, ter-
w^ de mogelijkheid naar zijn oordeel toch ook bestond,
dat ook ik de emigranten wilde misleiden, omdat ik op
vergoeding van reiskosten had aangedrongen.
Alvorens mgn voorstel nader te ontwikkelen, zeide ik,
vernomen te hebben, dat de raad een' brief van den Heer
Smellenkamp ontvangen had, welke mg persoonlijk betrof,
en verzocht dien brief alhier openlgk te mogen voorlezen
en te beantwoorden. De President gaf mij dien over. Hij
Digitized by
Google
256 TOESTAND VAN DE
bevatte eene waarschuwing tegen alle vreemdelingen uit
Holland en bovenal tegen mij, die de menschen allerlei
zaken zou op den mouw spelden, en geen vertrouwen ver-
diende. Ter beantwoording van dien brief, las ik voor een*
brief van de Heeren Geb" : Heemskerk van den 6**° Decem-
ber 1850, toen mede-chefs van den Heer Smellenkamp, en
de Raad verlangde geene verdere wederlegging. Doch wat
mijn voorstel aanging, dit werd voornamelijk bestreden
door den Heer Pretorius en dien ten gevolge afgekeurd.
Hoogst ontevreden zou ik met den Heer Pretorius naar
zijne plaats rijden, doch toen het r^tuig ingespannen werd,
kwam het raadslid, de Heer J. J. Schepers, tot mij met
de vraag, of ik bleven wilde, er bij voegende, dat hg
dacht, dat het voorstel nog eens nader besproken, en wei-
ligt aangenomen zou worden.
Ik deed dit, logeerde in de tent van den Hoer P. P.
Strydom, schoonvader van Bührmann, en behandelde met
den President en al de leden van den Volksraad, mits-
gaders met den Kómmandant-Generaal W. F. Joubert alle
de onderscheidene artikelen van mijn voorstel.
Ik deelde hun mijn gevoelen mede over den tegenwoor-
digen toestand van hunne Republiek en over hunne behoef-
ten. Dat gevoelen had mij geleid tot de zamenstelling
der artikelen, vervat in de twee besluiten, op wier aanne-
ming ik aangedrongen had. Hun land was, ten aanzien
der Nederlanders, nog onverkoopbaar en had nog geen
waarde. De Nederlander wilde dien grond zelfs niet ten
geschenke hebben, indien hij gehouden zou z^n, om hem m
de Republiek te komen betrekken. De bepalingen van het
eerste besluit moesten dienen om de onverkoopbaarheid te
doen ophouden; die van het tweede, om eene zekere
waarde van den grond daartestellen 9- Alzoo hield art. 1
van het eerste besluit eene volmagt in tot verkoop van
eene groote uitgestrektheid beste grond, of een gedeelte daar-
van, opdat de koop voor de koopers de moeite waardig zou zgn
en het aan hunne keuze zou staan, om ook het voordeel
*) De inhoad van beide besluiten zal den lezer spoedig ycmemen.
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 257
daarin gelegen, met een gedeelte van grootere uitgestrekt-
heid te kannen beproeven. Dat de verkoopkosten door den
Staat zouden gedragen worden, opdat de koopers niet
anders dan de reiskosten te betalen zouden hebben, welke
voor hen een zwaren last zouden uitmaken. Dat die verkoop-
kosten aangewezen werden om allen tw^fel daaromtrent te
voorkomen. Dat de kooppenningen, na aftrek dezer kosten
ter gelegener overkomst der koopers moesten gestort wor-
den, opdat de tijdsbepaling dier storting aan de koopers
zou verblijven en dat dit restant der kooppenningen moest
bewaard blijven in eene Landsbank; opdat de koopers zouden
weten, wat de Staat met dit geld wilde doen.
Art. 2. hield mede eene volmagt in, om, als het mij
raadzaam voorkwam, of met de koopers^ of, indien de koop
met eene maatschappij mogt gesloten worden, dan met
haar bestuur, de Statuten der Landsbank te regelen, opdat
daarbij het goedvinden en de medewerking der koopers
zouden worden ingewonnen.
Art 3 behelsde eene bepaling, dat van den koop eene be-
hoorlyke akte zou opgemaakt worden, zoo wel in het belang
van kooper als verkooper; dat mij dan 10 ten honderd van
de koopsom zou worden voldaan, opdat ik daaruit mijne
belooning zou vinden en de kooper, een deel van de kooppen-
ningen betaald hebbende, dit deel niet doelloos zou uitge-
geven laten, maar in zijn belang zou medewerken om de
overkomst der koopers te bespoedigen, en dat de overige
90 ten honderd binnen 4 weken na hunne aankomst,
moesten betaald worden, opdat er een t^d voor die beta-
ling zon zijn vastgesteld.
Art. 4. kende den koopers nog een b^zond^r regt toe
van deelneming in de Landsbank met geen ander oogmerk
dan om de daarstelling der Landsbank aannemelijker te
maken en hare handelingen beter en zekerder te regelen.
Art 5. gaf eene duidelijke verklaring, dat men in de
Republiek niet verwachtte, dat alle koopers zelve zich daar
zullen gaan nederzetten ; integendeel dat zij den door hen
gekochten grond aan andere personen zullen overgeven, doch
dat deze, onderworpen aan de wetten van het land, gelijke
17
Digitized by
Google
258 TOESTAND VAN DE
burgerregten als de ingezetenen zullen genieten , al wederom
om den koop voor reder Nederlander aannemelijk te maken, en
tevens daardoor den kooper voor zooveel noodig te ontslaan
van alle verpligting, om in ei^en persoon zich in de Repu-
bliek te vestigen, en om zelve de 90 ten honderd te betalen.
Art. 6 bevestigde niet alleen het bovenstaande door de
bepaling, dat de overeenkomsten tusschen de koopers en die
andere personen aangegeven, in de Republiek geheel zullen
erkend worden, maar vermeerdert het gemak van de over-
gifte van den grond, door de b^ voeging dat zij die overeen-
komsten ook buiten Nederland zullen kannen sluiten, opdat
de koopers toch geene de minste belemmering in hunne
speculatie met dezen aankoop zouden ondervinden.
en Art 7 zou mij ten rigtsnoer dienen, tot welken prijs
ik den koop kon laten, en de verzekering geven welke be-
looning ik voor mijne pogingen zou erlangen. De prijs die
welligt gemaakt zou kunnen worden, was geheel onzeker
en afhankelijk van omstandigheden. Hij zou nimmer hoog
kunnen z^n, maar er moest een minimum, een laagste pr^s
bepaald worden. Die bepaling moest niet vervat z^n in
dit besluit; omdat ik hiermede aanstonds voor den dag
moest komen en het mij de gelegenheid zou benemen om
iets meer dan den laagst bepaalden prgs te verkregen, ter-
w^l het bedrag m^ner belooning, dat voor rekening van
den Staat kwam, voor ieder ander onverschillig was. Daarom
moest een en ander bij een afzonderlijk besluit van den
Yolksraad bepaald worden.
Eindelyk moest ik opmerken, dat in dit besluit van geen
t^d van aanvaarding of in bezitneming van den grond ge-
sproken werd, en dat dus die inbezitneming door de koo-
pers lang kon uitblijven, maar dat die vrijheid van hunne
zijde noodig was, om het doel, de verkoopbaarmaking
van den grond te bereiken,en dat de Republiek te dien aan-
zien eenige waarborg kreeg door de bepaling der betaling
van 10 ten honderd in art. 3.
Door zoodanig besluit, vleide ik mij, dat de ünverkoop-
baarheid van den grond in Nederland zou ophouden, en
dat dan, in verband met het tweede besluit, er gelegen-
Digitized by
Google
RKl'UBLIËK IN 1853. 259
heid zou ontstaan, om in de behoeftei\ van de Republiek
aan kennis en geld, te kunnen worden voorzien.
En wat het tweede besluit aangaat:
Art. 1. zou eene waarde aan den grond geven, door de
bepaling, dat dien niet voor minder, maar wel voor meer zou
mogen verkocht worden, dan voorden daarin genoemden prijs.
Hierdoor zou de wetgever, eene wijziging brengen in de vroe-
gere bepalingen ten aanzien van de uitgifte van grond aan
Nederlanders, die zich op het gebied van den Staat kwamen
nederzetten, zie bl. 252 en eene proef doen nemen, in hoe
verre de door hem gestelde waarde in Nederland erkend
zou worden. De wijziging was dubbel noodig; vooreerst
hadden die vroegere bepalingen geen doel getro£fen, ten
andere was de nederzetting toen veel minder aannemelijk
▼oor de Nederlanders dan thans. Toen was de Staat nog
in een afhankelijken toestand, nog niet geregtigd om over
het grondgebied te beschikken en kon zg geene genoegzame
bescherming van eigendom aanbieden. Thans is dat alles,
door het tractaat met Engeland gesloten, geheel omgekeerd.
Nu bevat de erkende Republiek eene vrije en onafhankel^ke
bevolking, bevoegd om alles te doen wat door iedere an-
dere Natie zou kunnen en mog^n gedaan worden. En de
proefneming was niet minder noodzakelijk, omdat nu de
tyd dddr was, dat de nieuwe Republiek moest gegrondvest,
opgebouwd en voltooid worden. Nu moest z^ hare middelen
verzamelen, onderzoeken en leeren kennen. Nu had zij geld
noodig en wilde z^ geen schuld maken, dan moest zij het ge-
reedste middel dat voorhanden was, ja het éénige dat zij thans
bezat, maar dat ook waarschijnl^k voldoende zou zgn, aan-
wenden^ om dat geld te verkrijgen. Doch zij wist nog niet^
hoeveel geld zij door dat middel kon verkrijgen, zelfs nog niet
eens, of de Nederlanders die zg zocht, daarvoor eenig geld
wilden geven, dus moest zij tot die proefneming overgaan.
Art. 2 en 3. golden de overeenkomst tusschen de Repu-
bliek en m^, over de vergoeding mijner pogingen; daar> -n^
omtrent moeten wij het eens worden, maar die overeenkomst
betrof de bedoeling van het besluit niet, zoodat ik daar-
omtrent hen nu niet had bezig te houden.
17*
Digitized by
Google
260 TOESTAND VAN DE
's Maandags den 21»*«» Maart liet de Heer A. W. J. Pre-
torius den Raad weten, dat hij uit hoofde van ongesteld-
heid de zitting niet kon bijwonen. Mij werd door den
geheelen Raad gezegd, dat mijn voorstel zou aangenomen
worden, en verzocht, om de papieren tot dat einde te
schrijven.
Dingsdag den 23"*®° Maart, was de Heer A. W. J. Pre-
torius tegenwoordig. De President zeide, dat alle leden
tevreden waren met de bekomene inlichtingen; en dat ik
gevraagd werd om de stukken voor te lezen. Zij waren
in duplo geschreven. Zij werden gecollationeerd en toen
kwam de Heer A. W. J. Pretorius met de bedenking op,
dat; aangezien ik zelf het mogelijk stelde, dat ik in Ne-
derland geen koopers voor den grond zou vinden, en de
Republiek geen kas bezat, om reiskosten te vergoeden, de
bepaling tot de vergoeding der reiskosten niet alleen
moest vervallen, maar zelfs eene bepaling moest gemaakt
worden, dat ik, in geval ik niet zou slagen in myne on-
derneming, ge ene vordering tegen de Republiek, noch voor
reiskosten, noch voor gedane moeite, zou hebben. Dien-
tengevolge werd het voorstel, zoo als het toen nog was lig-
gende, andermaal afgewezen, doch mij in bedenking gege-
ven het te wijzigen.
Woensdag den 23*.*®** Maart was het voorstel ten aanzien
van de reiskosten gew^zigd. De Raad verlangde dat de
Heer Pretorius, als eerste voordrager van het voorstel,
de Heer Joubert, als Kommandant-Generaal in het district
Lijdenburg, waarin de aangewezene gronden gelegen waren,
en de Heer A A. Smit, als de tegenwoordig zijnde Land-
drost, de besluiten daaromtrent zouden medeonderteekenen;
en de Heer Pretorius verzocht, dat aan hem een triplicaat
dezer besluiten werd afgegeven. Aan een en ander werd
voldaan, de papieren werden in tiiplo opgemaakt, een
voor den Volksraad, een voor den Heer Pretorius en
een voor m^, en alle werden door den Raad, de genoemde
Heeren en door den Heer P. F. Strijdom, als vertegen-
woordiger van het aanwezige publiek onderteekend en nu
eerst was het eerste bezwaar overwonnen.
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 261
Om het tweede bezwaar te boven te komen was niet
minder aan zwarigheden onderhevig. In Nederland wist ik
zeker, dat ik vooroordeelen te bekampen zou hebben.
Ofschoon als hoofdambtenaar der Registratie, in 1836
eervol door Z. M. den Koning uit de dienst ontslagen^ met
behoud van titel en rang en met vr^lating om desverkie-
zende mij weder tot de terugbekoming dier betrekking te
kunnen aanmelden, had ik het Gouvernement geïndispo-
neerd, door op de Staatsbegrooting van 1844 en 1845
bedenkingen in het licht te geven ten betooge, dat de Volks-
vertegenwoordigers toen daarmede werden misleid.
Geassocieerd geweest zijnde met nu wijlen den schat*
r^ken Heer A van der Hoop, in eene belangrijke onder-
neming van landbouw, had ik, toen ZEd. verlangde om
het grondbezit alléén te hebben, en ik zijn rentmees-
ter zou worden, hem dit geweigerd, ten gevolge waar-
van de associatie te niet ging, en hg zich een verlies
van ƒ 50,000 moest getroosten. En alhoewel ik steeds be-
rouw gevoeld heb, van hem, die in vele opzigten een
edel mensch was, in deze niet te wille te zijn geweest,
kon hg nimmer verzwijgen, dat ik de eenigste persoon
geweest was, die zijn verlangen had durven te wederstaan
en daardoor had ik zijn grooten invloed en dien zijner
vele vrienden steeds tegen mij.
Vijfden jaren achteréén had ik die Qndememing volge-
houden, en daarbij eene kennis van landbouw mogen aan
den dag leggen, die mij, onder anderen, de eerste gouden
medaille voor het beste winter-koolzaad in Nederland, ge-
teeld op schralen zandgrond, welke als nagenoeg onbruik-
baar bekend stond, deed verwerven. Maar ik had ook
telkens, waar het te pas kwam, aangedrongen op het on-
doelmatige, dat het Gouvernement, bij de benoeming der
leden van de provinciale Commissiën van Landbouw, meer
op de aanzienlijkheid dan op de kunde der personen zag,
en daardoor al die voornaame Heeren tegen mij gekregen.
Eindelgk had ik in 1850 die onderneming moeten op-
geven, omdat ik daartoe de middelen niet meer bezat.
Vóór den verkoop mijner goederen, vertrok ik naar Zuid-
Digitized by
Google
262 TOESTAND VAN DE
Afrika. D^dr vernam ik dat de verkoop zóó ongunstig ge-
weest was, dat in plaats van een batig slot van p. m.
ƒ40,000, hetwelk ik, volgens begrooting van deskundi-
gen, van de vereffening m^ner zaken in Nederland mogi
verwachten, een nadeelig saldo zou overblijven. Ook deze
uitkomst mijner werkzaamheden was mij in de opinie van
het publiek zeer ten nadeele.
Ik maak van dit een en ander hier gewag, opdat mgne
lezers in Afrika te beter zullen weten, in hoeverre ik al
dan niet in Nederland de bevoegde persoon ben geweest
om hunne belangen te behartigen, maar tevens om hun
ook een bew^s te geven, dat ik mij niet behoef te scha-
men, om dèAr een ieder vrij in de oogen te zien.
Buiten die vooroordeelen waren er nog gegronde be-
zwaren in Nederland.
De Nederlanders behooren thans voorzeker tot de minst
landverhuizende bevolking. Z^ zijn, welligt ook dien ten
gevolge^ minder ondernemend, meer vasthoudend, minder
durvend, meer wantrouwend geworden, dan andere na-
tiën. Zy die tot nog toe hun land verlieten, waren meest
personen die weinig of niet te verliezen hadden^ en de
zoodanigen zouden geene aanwinst voor de Republiek zijn;
anderen moesten in alle opz^gten voortgeholpen, onder-
steund en bemoedigd worden, terwijl daartoe weder de
tusschenkomst vereischt werd van hen, die bij welwillend-
heid en ondernemingsgeest, een buitengewoon doorzigt
paarden. Daarbij stond Nederland in de teederste verhou-
ding tot Engeland^ en zou men zeker niets aanvangen,
tenzy wel verzekerd van daardoor Engeland in geenen
deele den minsten aanstoot te geven, en eindelijk waren
juist de wenscholijkste landverhuizers voor de republiek
dezulken, die de voorname ingezetenen in Nederland het
liefst zouden willen behouden.
Uit hoofde van die vooroordeelen en bezwaren, hield ik
steeds een getrouw journaal van al hetgeen m^ voorkwam,
en voorzag ik mg van alle mogelijke deugdelyka bewijzen;
en alvorens nu over te gaan tot het verslag geven van
hetgeen ik in Nederland uit kracht der van den Volksraad
Digitized by
Góógle
REPUBLIEK IN 1853. 263
verkregen volmagt verrigt heb, zal ik uit mijn journaal
eenige ontmoetingen^ die ik op deze reis in de Republiek
bad) mededeelen.
De Yolksraad was door de beraadslagingen over mijn
voorstel niet alleen overtuigd geworden van de ondoel-
matigheid van het meergenoemd besluit van den 20"^®° Mei
1850, maar bepaalde zelfs eenen koopprijs te voldoen door
MoUandsche Afrikanen^ voor de pli^atsen die zij, tijdens deze
zitting, kwamen aanvragen en gelegen waren over de Buf-
fel-rivier.
De Kommandant Gerrit Krieger verklaarde mij, dat
de grond, die m^ ter verkoop was toegekend, en waarvan
ik de aanw^zing aan den Heer Kommandant- Generaal Jou-
bert te danken had, het beste deel van de Republiek uit-
maakte; dat men dddr geel- en cajaten hout vond, waaronder
boomen die door niet minder dan 5 man konden omvat wor-
den ; dat de streek rijk was voorzien van water^ zeer gezond
was voor mensch en vee, in de nabijheid van beste Kaf-
ferstammen^ bekend onder den naam van Knopneuzen]
kortom niets^ dan hetgeen hoogst wenBchelijk was, en
geiyke berigten ontving ik van Jacobus Steyn^ een geacht
man nabij Mooi-rivier.
Op Potchefstroom bezocht ik de school van de^ Heer van
der Linden, een der drie onderwijzers, die metde Vascoda
Gama aangekomen waren. Ook hij was die streek door^
getrokken, gaf mij een gelgkluidend verslag en schreef in
een' brief aan Gebr. Heemskerk alhier d.d. 3 April 1853
het volgende:
tfMen gaat Draakgebergte langs en komt dan in eene streek
rr die de GomaUe genoemd wordt. Deze streek bestaat ui
ff boog en laag veld; doorsneden van fraaije stroomende wate
rrren, waarvan sommige zeer breed zijn en andere met een
rrgroot gedmisch van den berg afstroomen; het hout is hier
rrin eene groote hoeveelheid n.1. geel-, struik- en assagaaihout;
r;men heeft sommige boomen, die 5 man niet omvatten kun
»nen; de Comatie is eene gezonde streek; de emigranten,
rrdie bij ons waren^ verzekerden ons, dat als ze vroeger die
rr streek gekend hadden, ze nimmer Ohrigstad of Lijdenbu
Digitized by
Google
264 TOESTAND VAN DE
rrzouden aangelegd hebben^ om reden de Comatie gezond is
irvoor menschen, paarden, (die anders in deze streken —
rrPotchefstroom, Rustenburg, Ohrigstad, Lijdenburg, enz. —
ff sterven) en schapen, — ook met deze gaat het even als
rrmet de paarden. De Comatie is het houtbosch van de
ffTransvaalsche Republiek en heeft ook dat voorregt nog,
rrdat het digter aan de baaijen St Eluce en Natal gelegen is.
(ren dus, wanneer daar eene kolonie gesticht ^ordt, zou
rf deze het zeer gemakkelijk hebben met den handel op ge-
rr melde baaijen. De gemelde Comatie is het land, dat de
ff WelEd. Heer J. Stuwart van denVolksraad verkregen heeft
rftot het aanleggen eener HoUandsche Kolonie ^) ; ik kan
rrüWEd. verzekeren, dat ieder Hollander dat land zal be-
ff vallen."
Zijne school vond ik in eenen zeer goeden toestand en ik
moest hem mijne verwondering betuigen over de spoe-
dige vorderingen, die zijne leerlingen in taalkennis, lezen^
schrigven en rekenen gemaakt hadden.
Aldaar was een ieder verheugd over de aan mg g^gty^-
ne volmagt van den Volksraad, en bragt men op mgn
verzoek zoo veel mogelijk exemplaren van mineralen, kris-
tallen en delfstoffen, in de Republiek voorhanden, bijeen,
ten einde de Nederlanders ook daarmede bekend te ma-
ken en hen te doen zien, hoe rijk de grond was.
Ik vond daar by den Heer Yermaas, lid van den Volks-
raad, bij wien ik van 30 Maart tot 6 April logeerde, de
kerkbode van Zuid- Afrika en daarin een verslag van den
Predikant Neethling, dat de aandacht van de Nederlan-
ders niet mogt ontgaan. Ook was d&ar aan huis eene
boschjesmeid — vrouwel^k wezen van d« boschjesmannen —
Ik had daardoor gelegenheid om de goedhartige en
menschlievende behandeling der HoUandsche Afrikanen ten
haren aanzien op te merken, en was niet weinig verbaasd^ te
vernemen, dat haar 's avonds kluisters aan de voeten moesten
gedaan worden om haar te beletten van niet weg te loopen.
i) De Heer Van der Linden was zelve bij. de zitting tegenwoor-
dig geweest.
Digitized by
Google
REPUBLIEK IK 1853. 265
De Heeren Michau en D. Verweij gaven mij brieven
voor hunne Kaapsche vrienden^ waarin zij deze aanbe-
valen, om als ik de Kolonisatie uit Nederland mogt tot
stand brengen , dan daarin deel te nemen.
Nog eens bezocht ik de Wed. Retief zie blz. 217; zij had
nu eene vaste toelage, en was in eenigzins betere omstan-
digheden dan bij m^n vorig bezoek. Ik zeide haar, dat,
indien ik slagen mogt in mijne onderneming, de Nederlandsche
Kolonisten haar dan zeker gaarne bij zich zouden hebben.
Sedert dat vorig bezoek had hier een belangrijk regts-
geding plaats gehad. Andries Pieterse, een vermogend Hol-
landsch Afrikaan van tusschen de 50 en 60 jaren^ had
in dronkenschap zijn neef van Oosthu^zen vermoord. H^
had zich zelven b^ den Landdrost te Potchefstroom aan-
gegeven; de misdaad werd onderzocht en alzoo bevonden.
Landdrost en Heemraden verwezen hem dien ten gevolge
naar den Volksraad, zie blz. 215. Men was bitter verlegen,
hoe te handelen. Dronkenschap en berouw mogten geene
verschoonende redenen zijn, want er stond in den Bijbel:
f/ die bloed vergiet, diens bloed zal ook vergoten worden.^'
Maar er was nog nimmer eene lijfstraf op een' Hollandsch
A&ikaan toegepast, veel minder de dood. Ër was geen
schavot of galg, en niemand onder de Hollandsche Afri-
kanen te vinden, die het vonnis zou willen ten uitvoer
brengen. Een zwarte kon en een Engelschman wilde men
het niet opdragen. De Veldkornetten kwamen overeen, dat
zij, als wethouders, allen aansprakelijk waren voor de hand-
haviDg dor wetten; dat zij aüen loten zouden; dat drie
hunner dan den pligt moesten vervullen, doch deswege
nimmer eenig verwijt mogten hooren.
De verzending van het proces, door Landdrost en Heem-
raden aan den Volksraad, had naauwlijks plaats gehad, of
Andries Pieterse werd door ernstige gesprekken en gods-
dienstige boeken voorbereid. Bij den Volksraad bekleedde
de Heer A. W. J, Pretorius de plaats van verdediger, de
Heer Lombaard van algemeenen aanklager. Het doodvon-
nis werd uitgesproken.
De geheele bevolking van Potchefstroom bezocht den
Digitized by
Google
26G TOEBTAND VAN DE
veroordeelde. B^ elke troep was er een, die met en voor
hem bad. Ieder hoopte en vertrouwde dat hij genade zou
vinden, en zij hem hier namaals gezaligd terug zouden zien.
Andries Pieterse nam hartel^k afscheid van zijne regters,
werd geleid door vrienden en vriendinnen naar de straf-
plaats; het was een vriend, die de doodstraf aan hem ten
uitvoer bragt^ en hg ging^ door allen gerustgesteld, met
een kalm gemoed de eeuwigheid in.
Hebben m^ne Nederlandsche lezers meer van zulk eene
Christel^ke regtspleging gehoord?
Den 23^®" April hield ik het middagmaal bij Martinus
van Oosthuijzen in Natal aan Boschmans-rivier. Zijn vader
en twee broeders waren vermoord door Dingaan, bg gelegen-
heid van het gezantschap van Retief in 1838 zie blz. 85. H^
was toen alleen over, en bezat niets meer dan een wagen
zonder ossen. Hem was ontstolen door de Boschj osmannen:
40 k 50 stuks rundvee en 8 paarden.
it tt » 38 n
tt n ff 30 ff
In 1838
40
» 1843
80
» 1847
80
« 1850
33
en in 1851
10
doch nu bezat h^ toch weder 600 stuks rundvee en 80
paarden.
Den 27**®° kwam ik te Pieter-Maritzburg weder bg de
mijnen, en had ik het onuitsprekelijk genoegen, een brief
van een mgner vrienden uit Amsterdam te vinden, waarin
hij mij berigtte^ dat zich aldaar eene commissie gevormd
had, tot behartiging der godsdienstige en zedelijke behoef-
ten der Kaapsche Hollandsche uitgewekenen benoorden de
Vaal-rivier in Zuid-Afrika, en verzocht om hem een aan-
tal vragen^ omtrent de kolonisatie van Nederlanders in hun
midden^ te beantwoorden. Die brief gaf mij reden om te
mogen veronderstellen, dat mgne brochure, zie blz. 254, met
eenig welgevallen zou ontvangen worden, en ik bij mijne
overkomst in Nederland eenige kans had, om in mgne po-
gingen voor de Republiek te zullen slagen. Mgne vrouw,
verblijd met dien brief, had in Pieter-Maritzburg den in-
houd aan dezen en genen medegedeeld en daardoor vond
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 267
ik in het Weekblad de Natal- en ZuidOost Afrikaan, van
Zatardag 30 April 1853 Let volgende artikel:
rfDe berigten van de Republiek deze week ontvangen
frzijn zeer gunstig — eene goede verstandhouding schynter
'rthans onder de Kommandanten en ingezetenen te bestaan.
rrDe Raad was bijeen gekomen, waaronder zich al de Kom-
frmandanten hadden bevonden, om de voorstellingen van den
ifWel-Ed, Heer Jacobus Stuart in overweging te nemen,
rrwelke niets minder behelsden dan eene algemeene emigra-
fftie van Holland, indien mogel^k, derwaarts te openen. De
M voorstellingen z^n eenpariglijk met zeer veel genoegen en
rr tevredenheid, en zelfs op betere voorwaarden dan men
ffverwacht had, aangenomen geworden. Zeer medewerkend
rr waren de berigten van Holland, die de Heer Stuart bg
ir zijne aankomst van de Republiek alhier, ontving. Alles
rrschijnt zich, als het ware, te willen vereenigen om in de goede
rrzaak deel te nemen. Reeds wordt de Hr. Stuart met
rrsterk verlangen in Holland verwacht. Een genootschap
rrvoor het uitzenden van emigranten is reeds daargesteld,
rrbestaande uit de waardigste mannen, die Holland thans
rr oplevert. Indien nu verder korte en voorspoedige reizen
rraan den Heer Stuart vergund worden, dan twijfelen w^ niet
rrof wij zullen binnen kort eenige godsdienstige, deugdzame
rren respectabele leden der maatschappij in ons midden zien."
De berigtgever had in zijne vreugd van niets minder
dan eene algemeene emigratie van Holland gewag gemaakt.
Na kennis gemaakt te hebben met den Predikant van
den HofiT; die onlangs met z^ne vrouw van de Kaap de
Goede Hoop gekomen was, en eerstdaags naar de Repu-
bliek zou vertrekken, verliet ik Pieter-Maritzburg en mijn
gezin den é^^^ Mei 1853; en eerst den ll*«»Mei vertrok
ik en nog 40 passagiers^ allen Engelschen die Natal voor
altijd wilden verlaten, met het Engelsche zeilschip Anne,
Kapitein Cameron, van d'Urban naar de Kaapstad, waar
wg den 20**«" Mei aankwamen.
Ik kende diir niemand, doch was geen 3 uren in
de stad, of reeds voortreflFelgk gehuisvest bij den Heer
Digitized by
Google
268 TOESTAND VAN DE
P. A. de Gier, waar ik gebleven ben tot mgn vertrek uit
de Kaapstad, op 9 Junij. Ik zal mijne lezers over dat
verblijf niet bezig houden, hoe moeijelijk het pok valt, om
zijne dankbaarheid te verzwijgen voor eene gastvr^heid en
genoegens die men alléén didr kan vinden, doch ik moet
hun weder enkele opmerkingen of ontmoetingen mededeelen.
In de groote vergaderzaal van het stadhuis hangt eene
schilder^; het is het portret van Johannes Antonius van
Riebeek, den 8»*«° April 1652 de stichter en eerste Gou-
verneur van de Kaap-kolonie.
Den 24**«° Mei was het de verjaardag van H. M. Vic-
toria, en tevens de dag waarop de door de Holland-
sche Afrikanen in de Kaap-koloniën, gevorderde eigene
Constitutie en eigen parlement werd afgekondigd. Groote
parade en feesten hadden er plaats. Bij de parade wa-
ren aUe vlaggen der verschillende Mogendheden in Eu-
ropa, voor de onderscheidene tenten, waarin de maaltij-
den der feestgenooten waren aangerigt, geplant, met uit-
zondering van de Nederlandsche of liever Hollandscke vlag.
Men zeide mg, dat daar niet op gedacht was, doordien
er geen Nederlandsch Consul in de Kaapstad was.
De feesten bestonden alléén in de processiën van de
kindereny die op de scholen der Zendelingen onderwezen
werden. Die kinderen liepen bij verschillende troepen^ hand
aan hand, doch altijd een blank met een zwart kind;
vaandels dragende, waarop de treffendste woorden over
deze gelifkheid, met groote letters en schitterende kleuren^
te lezen waren; en de mannen en vrouwen die hen ge-
leidden, waren uitsluitend zendelingen.
Des avonds was er illuminatie. Men vernam niets van
algemeene vreugde, dan alléén in de afzonderlijke b^een-
komsten, waar ieder gezelschap fe^st vierde, over hetgeen dit
gezelschap te beurt viel. Dit was ook het geval in het gezel-
schap ten huize van den Heer de Gier, waar de glazen klon-
ken op de verkregene vrijheid van een eigen bestuur ^ en waar
mij de eer te beurt viel, van aangezocht te worden om
een toast in te stellen op de onhezoedelde HoUandsche Vlag.
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 269
O^ mijne lezers! men moet thans in de Kaapstad komen,
om nog te gevoelen wat het is Hollander te zijn 1 1 !
Men raadde mij, om hier voor als nog geene volledige
verklaring van het doel mijner reis naar Nederland te geven,
omdat zulks van nadeeligen invloed op de onderneming
zou kunnen zijn, bijaldien de kolonisatie tot stand kwam.
Eenige Hollandsche Kapenaars deden mg met twee r^tui-
gen uitgeleide tot aan Simons-baai, waar het Deensche
schip Christiaan, Kapitein Petersen, dat mi| tot aan de
Engelsche kust brengen moest^ lag. Zij verschaften mij
een ontbijt aan Kalkhaven, en het middagmaal te Simonsbaai.
Ik had, zoo lang ik hier geweest was, niets van mijne ver-
teringen mogen bekostigen, en werd daarenboven nog van
allerlei zaken, tabak, snuif. Eau de Cologne, fijne zeep, enz.
enz. voorzien. Hun laatste dronk was: »rop de voortdu-
rende genegenheid der Hollanders voor de Kapenaars.*'
Onder de passagiers, waarmede ik nu eenige maanden
zou doorbrengen, waren de Heer Raffard en echtgenoote,
Emeritus-Predikant te Koppenhage; de Heer Hahn en
echtgenoote met 7 kinderen, waaronder drie, wier moeder
waarschijnl^k tot het ras der Hottentotten behoorde. Hij was
Zendeling van het Rijnsche Genootschap b^ de Damras;
de Heer Allen en echtgenoote, komende van Australië en
terugkeerende naar Engeland en de Heer Hallew, waarvan ik
vroeger met een enkel woord zie bl. 218 gesproken heb.
Dit gezelschap was mij in onderscheidene opzigten zeer
belangrijk. De Heer Raffard^ een hoogst achtenswaardig
man van 66 jaren, was een zeer bevoegd scheidsman tos-
schen m:g en den Heer Hahn^ die slechts 36 jaren telde^
en zóó veel had in te brengen tegen de Hollandsche Afri-
kanen wegens hunne behandeling van de Zwarten^ of liever
van de Inboorlmgeny zoo als hij ze alt^d noemde, en hunne
kort geledene verdrijving van eenige Zendelingen; tegen
de Nederlanders, ter zake van hunne weinige belangstel-
ling in de Zendelingszaak, en tegen het Engelsche Gou-
vernement^ omdat deszelfs besluiten thans geheel in strijd
waren met de vroegere, dat wg dikwijls onaangename woor-
denwisselingen hadden. Van den Heer Hahn kreeg ik even-
Digitized by
Google
270 TOESTAND VAN DE
wel de beroemdste werken over de Zendelingszaak in
Zuid-Afrika te leaen: onder anderen rrMissionary labours
and Scènes in South-Africa bij Robert Moffat, London
1846. A tour in South Africa bij J. J. Freeman. London
1851, en Inner- Africa laid open bij W. Desborough Ooo-
ley, London 1852, waaruit ik eene menigte aauteekeningen
maakte, die mij later konden te pas komen. — Van enkele
zal ik hier gewag maken.
De Heer Ereeman zegt op bl. 86:
fiDeze plaats i) was oorspronkelijk hetgene haar naam
(Fort) aanwast, eene militaire post, en wel eene aan de li-
nie, bestemd om deze grensstreek tegen Eafferinvallen te
besehermen, terw^l de grens der kolonie de Vischrivier
was. Keiskama, thans de oostelijke grens uitmakende, waar-
door de linie meer voorwaarts is gekomen^ zoo was Fort
Beaufort niet meer van dat groote belang ; maar het was eene
veel grootere stad geworden en de bevolking in den laat-
sten ka£feroorlog zeer toegenomen. Vóór dezen oorlog wa-
ren er in den omtrek vele rijke pachters, vooral schapenhou-
ders, waarvan eenige van twee tot ojcht en tien duizend
schapen bezaten; de wol daarvan verkregen werd naar
Engeland uitgevoerd. Dit bragt groote sommen gelds in
de stad ; de markt was belangrijk, de handel groot, winkels
en pakhuizen talrijk, en de geest van onderneming werk-
zaam. De oorlog vernietigde of stremde al dien voorspoed;
vele handelaars staakten hunne betalingen; menig ingeze-
ten verhuisde; de woningen waren te zeer vermenigvuldigd,
en de vermogens te onvoorzigtig of te haastig tegen hoo*
ge koers in landerijen gestoken; en menschen, die in alle
andere gevallen rijk zouden geweest z^n, bereidden zich
zei ven een grievend leed. Thans ziet de plaats er som-
ber en treurig uit. De hoop blijft leven; men zegt, dat de
daling tot het uiterst gekomen is, en dat er eerlang eene
gestadige verbetering met gematigden en voortdurenden
voorspoed zal ontstaan. Dat alles moet uiterst wisselval-
lig en onzeker z^n, op eene grens waar vrede en oorlog
elkander zoo snel opvolgen."
i) Hg spreekt van Beaufort.
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1863. 271
Vergel^k daarbij het verhaalde op bl. 15 en volg. Gij
ziet, de bloedende staat van dien tijd wordt daarin beves-
tigS.
De Heer Freeman zegt op bl. 134:
rr Twee vroegere Coiumissiën van onderzoek — de eerste
die tgdens het Britsch gezag het werk van Sir John Bar-
row, de tweede onder het HoUandsche bestuur een werk van
Professor Lichtenstein deden verschijnen, beslisten het punt,
dat menschlievende omgang met de inboorlingen de beste
staatkunde was ; doch beide lieten het aan de toekomst over,
hoe deze menschlievende omgang met voordeel geleid zou
worden, en het slechte stelsel, (om de inboorlingen door
kracht van wapenen in bedwang te houden) dat beide Com-
missiën afkeurden, wederstreefde lang elke verstandige ver- .
betering. Beide Commissiën erkenden het nut van de Zende-
lingsgestichten, welke nu door het Londens genootschap
vermeerderd werden, doch die door het HoUandsch Gou-
vernement^ van eene kolonie nog kort geleden door Enge-
land veroverd, eenigzins naijverig behandeld werden. ledere
instelling had, met tegenkanting van velen der kolonisten, wier
geweld zij paal en perk stelden, te kampen. Het waren
de Heeren Dr. van der Kemp en Eead senioTy die nog leeft,
door wien eenige geregtigheid voor de Hottentotten ver-
kregen werd, niet slechts voor hen die aan de Zendelings-
stations waren, maar voor het geheele ras in de kolonie.
Een treffend beroep, uit de pen van den Heer Read in En-
geland uitgegeven, lag de vreesel^ke wreedheden door de
kolonisten aan de Hottentotten bedreven open, en daardoor
ontstonden de rondgaande regtbanken. Dit was de eerste
handeling van burgerlijke tussohenkomst der menschlievend*
heid om de inlanders te helpen. Deze regtbanken verhin-
derden veel kwaads, en wekten de plaatsel^ke Overheden
op om regt te doen; doch uit de verbazende verklaring
van Sir Andries Stockenstrom, voor eenige jaren voor het
vergaderde Eaapsche publiek afgelegd, dat nog geen tiende
deel der beieedigingen den inlanders van Zuid^Afrika aan^
gedaan aan het Britsche Parlement, het Britsche Oouveme-
ment en het Britsche volk bekend waren, kan begrepen wor-
Digitized by
Google
272 TOESTAND VAN DB
den; hoe nutteloos ook thans nog alle middelen waren, om
tot dat doel te geraken/'
Vergelijk daarbij het verhaalde op bl. 18 en volg.
De Heer Freeman zegt op bl. 138:
rfWij zouden zoo wel de waarheid als de billijkheid te
kort doen, als wij in dit gedeelte van de geschiedenis der
HottentotteU; dat nu voor ons ligt, de aan den Ëerw. Dr.
Pküip verschuldigde hulde weerhielden^ aan hem die zoo
onvermoeid streed voor .de burgerregten van dat volk. En
omdat men grooten lof toezwaait aan Dr. PhiUp voor de
lange reeks van onvermoeide pogingen, zoowel in de ko*
lonie als in Engeland, verdient Z. E. de Gouverneur Bourke,
die - dat koloniale Magna Charta, de vijftiende ordon-
nantie^ deed aannemen en welke ordonnantie eindel^k de
zoo verlangde vervulling zijner wenschen te weeg bragt,
geen minder dank. De stem der verdrukten zou niet ge-
hoord zijn in de ledige ruimte, voor zoo verre het hulp
en onderstand betrof, ware er geen magtige pleiter ten
hunnen behoeve opgestaan, en eene krachtige pen ter ver-
dediging hunner verwaarloosde regten gevoerd. Dr. Phüip
was allernaauwheurtgst bekend met de feiten van onregt en
onderdrukking, waaronder dat gedeelte der koloniale be-
volking gezwoegd had, en h^ gevoelde^ dat, gewapend met
zulke feiten, zgne stelling sterk en onneembaar werd. Z^ne
feiten -konden veracht, maar niet ontkend worden. Er waren
getuigen, niet te ontduiken d«or vooroordeel en sophismus.
De berigten van het Ministerie van koloniën hielden die
getuigenis in; het zou derhalve allerdwaast zoo wel als
wreed geweest zijn, nog langer de billijke maatregelen tot
de emancipatie der Hottentotten, en het opheffen van alle
burgerlijke onbevoegdheid van kleurlingen te verhinderen.
Het stemde geheel overeen met de welwillende gevoelens
van Generaal Bourke om de genoemde ordonnantie uit te
vaardigen. Dr. Philip bevond zich te dien tgde in Enge-
land, en gesteund dooi* magtige en invloedrijke vrienden
der menschheid, zocht en verkreeg hij. de koninklijke be-
krachtiging der koloniale besluiten, zoo dat het niet lan-
ger eenvoudig een koloniaal besluit, maar eene duurzame
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 273
erkende wet werd, die noch gewijzigd noch herroepen kon
-worden dan door het parlement van de natie."
Vergelijk daarbij het verhaalde op bl. 66 en volg. en
het daaruit ontleend bewgs op bh 103.
De Heer Freeman zegt op bl. 147:
ff Toen namen de partijen der Hottentotten, die geneigd
waren nit te wgken en hun fortuin aan de Sjitrivier kolo«
nie te beproeven, hun eigendom mede. Er was tusschen
hen een groot verschil in verstandel^ke vermogens en ge-
woonten des maatschappel^ken levens. Zij die van de Ba-
viaans-rivier kwamen en Bastaards genoemd werden, en
andere soortgel^ken waren even als de boeren of pach-
ters, over het geheel menschen van vermogen, hetwelk be-
stond in ossen, paarden, schapen en geiten. In zeden en
gewoonten, en in den staat en vorm van beschaving, waren
zg natuurlek eenigzins gelgk aan de boeren, waaronder
zi^ hunne opvoeding genoten en aan wie zij voorgaven
▼ermaagschapt te z^n. In godsdienstzaken namen zij den
vorm van het Hollandsche kerkbestuur aan. Zij waren
zedig, bedrijvig en vl^tig. —
«f De uitgewekenen, die uit de steden, dorpen en zendeling-
gestichten kwamen, hadden gel^ksoortige, doch mtWer uit-
gebreide bezittingen. Zy waren hunne makkers echter verre
vooruit in algemeene kennis. Velen onder hen hadden
aanmerkelijke vorderingen in de nijverheid gemaajct, en wa-
ren goede timmerliedenv metselaars, wieldraaijers en smeden.
Door hunnen aanhoudenden omgang met Europesche zen-
delingen en diens huisgezinnen, waren hunne zeden verbe-
terd en bovendien waren zij over het geheel een volk van
godsdienstige gewoonten.
Deze waren de elementen, waaruit dit maatschappelijk
ligchaam gevormd was. Elke partij bragt in deze maat-
schapp^ van vr^gemaakte menschen vol ondervinding, eene
eigen quota van kracht en bijzondere eigenschappen aan.
ledere partij was zonder twijfel van groote dienst voor
de andere, en door den ouderlingen invloed maakten zij
vorderingen. Terwijl misschien de een uitmuntte in het
aankweeken van godsdienstige begrippen^ deed de andere
18
Digitized by
GQOgle
274 TOESTAND VAN DK
in zoodanige gemeente groote dienst door het aankwee-
ken van burgerpligten. Die van de gestichten hadden in
eene groote mate zelfbeheersching, terwigl die uit de boe-
ren onder voortdurenden dwang, zoo niet zelfs onder
ernstig opzigt geplaatst, zoo veel minder onafhankelgk
waren. Maar allen waren strikt eerl^o menschen en ver-
eenigden zich zeer in deze nieuwe gemeente. Vergelijk
hierbij het verhaal van den Heer- Cloete, op bl. 40 en
volgende.
En de Heer W. D. Cooley zegt, op bladz^de 140 en
volg.:
rrHet hoogst belangwekkende en kostbare land benoor-
den de 20** graad Z. B. door de Heeren Oswell en Living-
stone aan het licht gebragt, zal waarschijnl^k eerlang in
belangrijkheid toenemen. De uitgewekene boeren wonen
nu op de Zuider of regter oever van de Limpopo of Manisa
(22'* graad Z. B.) terwijl aan de tegenoverliggende oever
zich de vlakten uitspreiden, die door do Tobatsi be-
sproeid worden. Naarmate de boeren vermeerderen en met
het land goed bekend geraken, zal het hun* niet ontbre-
ken aan de gelegenheid om hunnen voortgaanden invloed
over de r^k met water voorziene en begroeide streek naar
het N. W. te onderhouden. Eene reis van 300 m^l
over eene vlakte is eene kleinigheid voor hen. Eerlang
zullen zij ook ontdekken, dat zij in de onmiddell^ke
nabijheid van die goudm^nen zijn, waar aan Sofala al
hare oude vermaardheid verschuldigd) was. Men zegt
dat de Manisa 120 mijlen verder voor kleinere booten
bevaarbaar is. Deze afstanden zijn waarschijnlijk over*
dreven.
rr Niet in de gevolgen alleen, z^n ontdekkingen belangr^k,
maar ook in de eerste kiem en ontwikkeling, alhoewel
zelden zoo plotseling^ als over het algemeen wel gedacht
wordt. Terwgl wij beschouwenderwijze, ' ons verheugen
over de nu aan ons bekend gemaakte nieuwe landstreken,
moeten w^ ons herinneren dat het nuttige en waarsch^n-
l^k gemakkelijke van aan den linkeroever der Manisa, en
aan de bronnen der Zambézi land op te sporen, reeds ne-
Digitized by
Google
REPUBIilEK IN 1853. 275
gentien jaar geleden aangewezen werd, in eene memorie ^),
waarin beweerd werd, dat de Maniaa en Limpopo de hoofd-
takken der Manisa waren, hetgene nu ten volle schijnt
bevestigd te zgn."
Deze laatste bijdrage mag de opmerking mijner Zuid-
Afrikaansche lezers niet ontgaan. Het werk van W. D.
Cooley heeft mij op het denkbeeld gebragt om ook de
rr Aanmerkelijke ontmoetingen in de zestienjarige reize na^r
de Indien, gedaan door Jacob de Bacquoi/' en te Haarlem
in 1744 in druk gegeven, na te lezen, en daaruit nu de
volgende niet minder belangrijke bijdrage over te nemen:
Sprekende v&n de rivier, die op de door mij zamenge-
stelde kaart aangewezen is onder den naam van Koning
George- of Manisa-rivier, en door de Bucquoi genoemd
wordt Rio de Saint Esprit, zegt hij op bl. 10 en volg.:
nVoorts voed dezelve rivier een menigte eetbare visschen ;
aan den mond is dezelve een mijl wijd, vlak voor den
mond ligt een bank, daar men naauwlyks met laag geti)
met een sloep over kan; de bank voorby zijnde, kan men
'er met groote schepen tot digt by de Negery van Manisa
opzeilen en is doorgaans 6 a 7 vademen diep. Bij deze
Negery vonden wy een wal van goudzand, z^nde naar
aUe schijn een goudader; want diep in het land z^n de
goudmijnen en eert^ds hebben de Portugeezen hier in den
mond een sterkte gestigt, en volgens mondeling berigt van
den Gouverneur van Mozambique aan my gedaan, hier
jaarlijks omtrent de 30 ponden goud ingeruilt; doch tm/^
hebben 'er geen goud, maar wel veel koper gezien, dat
na aan de goudkleur kwam.
nVolgens onze berigten moest de hoofdstad van het
Koningr^k van Monomotapa, volgens de meeste oude kaar-
ten, omtrent 80 m^len van den mond aan den noordboord
der Rivier staan; doch noch inlander, noch iemand beeft
dezelve daar gevonden; en geen wonder, want het rijk
van Monomotapa, 'grenst ten Zuiden aan het Koningr^k
*) Memoir on the Civilisatioti of the Tribes naar Delagoa Bay
by W. D. Cooley, 1888.
18*
Digitized by
Google
276 TOESTAND VAN DE
Sofala, en dit scheldt Monomotapa van het rgk Manisa. Nu
ligt de Hofstad Monomotapa op 18 graden Zuider breedte
en 45 gr. 20 min. Wester lengte en Rio de Saint Esprit
(Koning Oeorge of Manisa-rivier) op 26 graden Znider
breedte, zoodat de Hofstad circa 180 m^len Noordel^ker
gelegen is. — Wat staat men op de kaarten en berig-
ten kan maken, die op het gezag van anderen, inzonder-
heid als zy 'er belang in hebben gelgk de Portugeezen,
te maken z^, bl^kt in dezen.
rrMonomotapa is zoo rijk in goudmgnen op de oostkost
van Africa, als Peru in America, en waarl^k het is het
regte Ophir. By mijn aanwezen op Mozambique, heb ik
gezien de overvloed van gond, welke 'de Portngeezen jaar-
lijks met kleine barken van de kast Sofala en Monomo-
tapa aanbragten en van daar naar Damon de Dia en Goa,
en voorts door de Mooren naar Indien weder wordt ver-
voerd.
I» Wanneer een Gouverneur op het Hoofdkantoor Mo-
zambique zijn driejarig verband heeft uitgediend, acht men
hem eene Koninklijke schat vergaderd te hebben. Dit is
dan de reden, dat de Portugeezen deze dierbare plaats
voor andere Natiën hebben verborgen gehouden en eene
valsche standplaats in de kaart gesteld, gelgk by de meeste
oude kaarten te zien is."
De Heer Allen gaf ons belangrijke mededeelingen om-
trent Australië, die mij overtuigden, dat de emigratie,
vooral voor Nederlanders, naar Zuid- Afrika verre de voor-
keur verdiende, boven die naar Australië.
Den 17^<^" Augustus 1853 stapte ik uit een Kotter,
die met een loods bij ons aan boord gekomen was, te
Plijmouth aan wal. In 10 uren deed ik met de spoortrein
de reis van daar naar Londen, en had dus Zuid-Engeland
doorgevlogen. Het was verrukkelijk helder weder, zoodat
ik andermaal * den Engelschen landbouw kon bewonderen.
Maar hetgeen mij nog meer beviel, was het gezelschap
van den Heer Henry Nesbitt, regtsgeleerde te Londen, die
geheel op de hoogte was van het tegenwoordig oordeel
van het Engelsche Gt>uvemement over de Zuid-Afrikaan-
Digitized by
Google
REPUBLIEK IN 1853. 277
sche koloniën, en van zijnen kant zeer tevreden scheen
over de nieuwe berigten, die ik hem nu van dddr kon me-
dedeelen. Uit dit onderhoud vernam ik, dat het Engel-
sche Gouvernement nu overtuigd was van al hetgeen ik
uit de voorlezingen van den Heer Cloete opgemaakt had,
en hier voren op bl. 103 heb aangewezen; dat het reeds
besloten had, om de Oranje-rivier-Souvereiniteit vrij te ver-
klaren, en dat het niet ongenegen zou z^n, om ook over
de wederovergifte van Natal aan de Hollandsche Afrikaan-
Bche emigranten te onderhandelen; en met toepassing tot
dit laatste punt, verzocht hij mg dringend, om nu, t^dens
m^n verblgf te Londen, met den Heer Secretaris van Staat
voor de Koloniën, daar over te spreken, tevens aanbiedende,
om m^ by ZExc. te introduceren. Ik wees dat aanbod
dankbaar van de hand, op grond, dat de Yolksraad der
Republiek m^ daartoe geene magtiging verleend had.
Te Londen vond ik reeds brieven m^ner vrienden in
Amsterdam, meldende dat de han toegezondene brochure
eerst den 8*^° Augustus ontvangen was. Dat stuk was
das niet in het licht verschenen.
De Heer Nesbitt hielp mij in de verkrijging van een
exemplaar van het Blaauwe boek; ik voorzag m^ van de
werken der Zendelingen, welke ik op de zeereis had ge-
lezen, en zoo kwam ik, naar ik vertrouwde, vrg wel toege-
rust om een ieder juiste inlichting omtrent de Hollandsche
Afrikanen en hunne Republiek te kunnen geven, den 21"^^^
Augustus 1853 in het Vaderland terug.
Digitized by
Google
V.
Verslag omtrent het verrigte in Nederland.
Lezers! hebt g^ ooit ontmoetingen gehad, die u deden
zeggen: rrhet was of ik een slag tegen m^n gezigt kreeg ^'?
dan is hei misschien mogelijk, dat g^ u een begrip kunt
maken van de teleurstelling die ik ondervond^ toen ik
het eerst in Nederland over de zaak der HoUandsche
Afrikanen en hunne Republiek in Zuid- Afrika sprak; eene
zaak waarvoor ik zóó veel gedaan, zóó veel opgeofferd
had, en waar over zóó buitengewoon veel te zeggen was,
dat ieder Nederlander daarin belang moest stellen.
Maar laat ik u niet onnoodig bezig houden, en m^ daarom
slechts bepalen tot hetgeen wat bij dit verslag in aanmer-
king moet komen.
Reeds den 22^®^ Augustus bezocht ik den vriend, die mij
over de emigratie van Nederlanders' geschreven had. Zie bl.
266^ en ik vernam nu, dat er nog geen uitzigt op zoodanige
emigratie was, en ook hoogstwaarschgnlijk niet komen zou.
Op raad mijner vrienden, 'ging ik bij een beroemd regts-
geleerde, die menige belangrijke onderneming tot stand ge-
bragt had, over de zaak mijner las tge vers spreken, doch
kreeg van dezen de verzekering, dat ik hier niemand gene-
gen zou vinden, om eenig kapitaal in landbezit in Zuid-
Afrika te beleggen.
Op mijn aanzoek mogt ik eene vergadering van de Am-
sterdamsche geestelijke Commissie ter behartiging van de
godsdienstige en zedelijke behoeften der uitgewekenen bij-
wonen. Dddr kreeg ik kennis aan en verlangde men eenige
verklaring van het volgend «artikel uit het Zondagsblad:
Digitized by
Google
VERSLAG OMTRENT HET ENZ. 279
ft Landverhuizing naar Zuid- Afrika.
r» Dezer dagenis uit de dagbladen vernomen dat de laatste
mail van de Kaap de Goede Hoop de tijding heeft aan-
gebragt, dat in Zuid-Afrika een plan is gevormd tot land-
yerhirizing van Nederlanders daarheen, en wel bepaaldel^k
naar het Transch-VaaUche gebied, ook genoemd. De Repu-
bliek. In enkele bladen werd bovendien melding gemaakt
van zekeren heer S-t, die, als gemagtigde van een volks-
raad der republiek, op weg zou wezen om de landverhuizing
alhier te besturen. — Sedert heb ik van onderscheidene
personen brieven ontvangen, vragende om nadere inlichtingen,
als in de verbeelding zijnde, dat ik tot dit landverhuizings*
ontwerp in betrekking sta. Ten behoeve van allen, die in
gezegde zaak belang stellen^ diene het volgende:
In de eerste plaats verklaar ik tot zoodanig ontwerp van
landverhuizing in geene betrekking, welke ook, te staan,
en wat ik daaromtrent weet, enkel uit de couranten te
hebben vernomen. Een plan tot landverhuizing, uitgaande
van den gezaghebber der Republiek, verwonderde mg
grootelijks omdat, volgens de brieven door mij uit de Re-
publiek of uit de Souvereiniteit ontvangen, of volgens
die, van daar aan ander personen hier te lande gerigt,
en aan m^ medegedeeld — er volstrekt, voor als nog, niet
het minste denkbeeld bestaat tot de verwezenl^king van
zoodanig plan. De redenen waaroniy acht ik mij niet be-
voegd alhier bloot te leggen. — Het is echter niet te ont-
kennen dat men in het Trans- Vaalsche bekwame, vlijtige,
onbesprokene en echt christel^ke Protestanten uit het oude
moederland gaarne zal zien aankomen en met open armen
ontvangen — zoo als door mij in Het Zondagsblady meer-
malen is te kennen gegeven.
In de tweede plaats, moet ik het, ingevolge de door mi)
uit Zuid- Afrika ontvangene of althans door ra:y gelezene
brieven, er voor houden dat, ingevalle de door de couranten
genoemde heer S-t. dezelfde is die op het einde van het
jaar 1850, met de Vasco da Gama, naar de uitgewekene
Boeren voornemens was te vertrekken, gezegde heer niet
Digitized by
Google
2dO VERSLAG OMTRENT HET
door de gezaghebbers der Republiek zal z^n uitgekozen,
om van hunnentwege en als gemagtigde naar Nederland
te vertrekken, ten einde de landverhuizing van landgenoo-
ten naar het Trans- Vaalsche gebied te besturen^ en wel
uithoofde die heer in geenen deele in het vertrouwen van
den Nestor der Republiek pretoriüS; of andere der voor-
naamste mannen scheen te staan. — Ik geloof dat in Ne-
derland de heeren Heemskerk, Knegt en Ten Cate, die
aan het hoofd hebben gestaan der reederij van de Vasco
da Oama, omtrent bedoelden heer S-t, de minst twijfelach-
tigd inlichtingen kunnen geven.
In de derde plaats verbeeld ik mij dat eene landverhuizing
naar de Trans- Vaalsche republiek, voor het tegenwoordi-
ge, slechts van Nederland kan en moet uitgaan. Ik betreur
het dat zoodanig ontwerp, tot nog toe, niet is in het leven
geroepen, te meer dew^l, wcmneer de zaak wél geleid wordt^
de geldschieters, die daartoe hunne gelden zullen beschikbaar
hebben gesteld, verzekerd kunnen wezen de uitgesohotene
penningen, met genoegzame renten, te zullen terug bekomen.
Het ontwerp echter zou op eene tamelgke ruime schaal
moeten worden daargesteld, zoodat een agent van de hier
te lande gevestigde maatschappij of vennootschap in de
republiek, de belangen der vereeniging konde behartigen,
teq einde van de landverhuizers na eenigen tijd terug te
vorderen de door hen genotene voorschotten. — In hoe verre
de rfCommisie ter behartiging van de Godsdienstige en Zede-
lijke belangen der Kaapsch-HoUandsche uitgewekenen be-
noorden de Vaal-rivier,'* die in Februarij dezes jaars een
rr Beroep" gedaan heeft rfop de Christel^ke hulpvaardigheid
in Nederland^" de kern kan worden vfin de door m^ be-
doelde vereeniging, tot ondersteuning van landverhuizing
naar Zuid- Afrika, kan ik niet beoordeelen. Alleeii weet ik
dat door die commissie, voor het door haar uitgedrukte doel,
reeds sedert eenigen tijd tusschen de ƒ3000 en ƒ4000 als
giften is dïitvangen. Voor haar schijnt het derhalve niet moei-
jelijk te wezen, zich een wijderen en meer algemeen nuttigen
werkkring te openen, dan in haar ir Beroep'* is uitgedrukt.
15 Aug. 1853. . Lauts.
Digitized by
Google
VCIUUGTE IN NEDERLAND. 281
Na die verklaring gegeven te hebben, — en die zeker
nn niét meer aan mijne lezers behoeft medegedeeld te wor-
den, daar zi) zelve nu het artikel zouden kunnen weder-
leggen of beantwoorden — verzocht ik de inzage van den
beroepsbrief, waarvan die Commissie in haar riBeroep op
de christelijke hulpvaardigheid in Nederland," — van Fe-
bmarij 1863, te Amsterdam, bij de Wed. 6. Hulst van Keu-
len gewaagt, op bl. 17 en 18, in dezer voege:
rrEn met betrekking tot den Leeraar staan wij thans op
vasteren bodem, dan voor twee jareii, dewijl de .Volks^
raad de Heeren Reeders der reeds vermelde handels - ex-
peditie dringend heeft verzocht, te dien aanzien vooi: de
vervulling hunner behoefte te willen zorgen, waartoe een
beroepshrief in blanco in hunne handen is gesteld, even
als dat vroeger bij de Synode was geschied. Deze offi-
ciële magtiging is volgens het berigt der Uitgewekenen
zelve, aan Heeren' Reeders verstrekt, omdat zij dett^ds
van hetgeen wij voor hen wenschten te doen, en ge-
daan hadden^ nog geene kennis droegen. Gelijk echter
deze Heeren reeds voor twee jaren, uit eigene beweging,
onze medewerking hadden gevraagd, hebben z^ ook thans
gaarne den hxm aanbevolen last op ons overgedragen; en
op die w^ze wordt onze handeling in deze door hun meer
officieel karakter, voor zoo veel dat noodig is, gedekt
Voor zoo veel dat noodig is ; want, in hun vurig verlangen
naar ecnen Leeraar, hebben de Uitgewekenen ons reeds
bescheidenlijk van te groote schroomvalligheid beschuldigd,
omdat wij hun niet op • eigen gezag hebben durven zenden,
wat door hen niet anders^ dan als eene uitnemende weldaad
zou zijn aangenomen geworden >)."
*) Als bewijs, hoe groot hanne behoefte is aan onie hulp, moge strek-
ken, wat D*. Faure aan de Kaap, President der Synode, die self hen
bezocht heeft, aan ëën' onser schryft: rrDoe toch wat gg kunt, om
Toor de Hollandsche Emigranten henoorden de Vaal-xvrÏGt cenen
Leeraar uit te zenden. Er is een groote oog^t, zonder ëénen arbei-
der. De arme lieden d^ikr reikhalzennaareenen geestelijken Leidsman,
en voor als nog is er geen vooruitzigt, dat wy hen uit deze kolo-
nie zullen kunnen voorzien ; want ook hier is nog gebrek." Er
sehijnt, wol is waar, nog van eene andere zQde eene poging tot
hetzelfde doel te wofden aangewend, gelijk blijkt uit het reeds ver-
melde artikel in het Handdehlad van 12 Januari] 1.1., waar ge-
Digitized by
Google
282 VfiBSLAG OMTRENT HET
Die beroepBbrief was gescfareven door den Heer Bührmann^
en onderteekend door vier leden yan den Kerkeraad te Lijden-
burg. Op grond van deszelfs inboud, kon ik de Commissie
betuigen, dat die brief geen officieel karakter bezat ; dat ik
haar niet kon aanbevelen daaraan eenig gevolg te geven, en
dat ik bereid was om haar schriftelijk mgne bedenkingen te
doen geworden^ ten einde zij die, buiten mijn toedoen^ aan
het oordeel van den Yollksraad zou kunnen onderwerpen.
Van deze bereidwilligheid is geen gebruik gemaakt, en
ik heb niets naders van de Commissie vernomen.
Ik had van den Predikant van den Hoff eenen brief voor
den Heer Lauts medegebragt, en had er mij waarlijk een
genoegen van voorgesteld, om dien aan ZËd. in persoon
te overhandigen; doch wetende dat ik ZEd. omtrent eenige
onjuiste berigten te onderhouden had, zocht ik naar ge-
legenheid om door een ander bij ZEd. geïntroduceerd te
worden. Ik vond die in wijlen ZExc den Yice-Admiraal
Rijk, en ontving van dezen de volgende letteren:
tt'affagef 2 September 1853.
«Hooggeleerde Heer!
rrDe Heer J. Stuart, die het genoegen zal Lebben u deze
te overhandigen, is sedert zijne kindsche jaren bij m^ be-
kend en deelde^ even als wijlen z^n eerbiedwaardige va-
der M. Stuart en zijne familie, in de opregte vriendschap
die tusschen wijlen z^nen vader en mij bestond.
rrDe Heer J. Stuart, dezer dagen van Natal en laatst van
de Kaap de Goede Hoop in het vaderland teruggekeerd,
wenschte een onderhoud met u te hebben, en niet per-
soonlijk met u bekend zijnde, verlangde hy eenige rege-
len tot introductie van. mij.
rr Volgaarne voldoe ik aan dat verlangen en kan er ge-
rustelijk bijvoegen, dat U in den Heer Stuart een man zal
vinden van uitgebreide kennis, veel ondernemingsgeest en
zuiver vaderlandsche gevoelens, zoodat U. H. G. vr^elgk
en met vol vertrouwen met hem kunt spreken.
waagd wordt van het uitzigt, dat zich de Uitgewekenen eerlang in
het bezit van éénen Predikant zouden mogen verheugen. Doch al
wordt ook die verwachting verwezenl^kt, wat beteekent dan nog
één Predikant op eene uitgestrektheid gronds van 500 uren. gaans?
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 283
rr Ik neem tevens deze gelegenheid te baat om de ver-
zekering te hernieuwen der meest gedistingueerde gevoe-
lens, waarmede ik de eer heb mij te noemen.
Uwer Hooggel. Dv. Dienaar
J. C. Rijk.''
Den Hooggel. Heere Professor Lauts.
Intusschen kennis gekregen hebbende van voormeld ar-
tikel in het Zondagsblad, begreep ik den volgenden bnef
aan den Heer Lauts te moeten afzenden:
ff Den Hooggel. Heer Lauts^ te Kampen.
Amsterdam^ 5 Sept 1853.
rr Hooggeleerde Heer!
rrTer voldoening aan bet verzoek van den WelEerw. Heer
▼an den Hoflf was ik voornemens geweest U. H. G. den brief
van ZWEw. dien ik de eer heb hierbij in te sluiten, per-
soonlijk te overhandigen, dan alhier vernemende dat U.H.G.
in dagbladen tegen mij en de commissie waarvoor ik uit
Afrika herwaarts ben gekomen, heeft geschreven, zoo had
ik^ als geheel onbekend aan en met UHG. zijnde, gemeend
mij alvorens te moeten voorzien van eene Introductie^ die
ik ontving van den Yice-admiraal Rijk en welke ik te-
vens de eer heb, bij deze over te leggen.
rrEvenwel^ bevindende dat mijne tegenwoordigheid alhier
in het bovenbedoelde belang der Commissie hoog noodig
en het ook mogelijk is, dat ik eene vergeefsche reis naar
Kampen zou maken, zoo heb ik mijn voornemen moeten
opgeven en mij voorloopig moeten bepalen tot de toe-
zending van gemelden brief; ondertusschen met bijvoe-
ging van het beleefd verzoek, dat U. H. G. de goedheid
hebbe, mij te willen melden, wat U. H. G. aanleiding kan
gegeven hebben om publiek tegen mij te schrgven^ op
dat ik mij daaromtrent bij U. H. G. zal kunnen verant*
woorden.
rrNiet twgfelende, zoo min aan uwe welwillende belang-
stelling in h#t welzijn der HoUandsche Afrikaansche Repu-
bliek als aan uwe waarheidsliefde in het algemeen en veel
min aan nwe regtschapene gevoelens, zoo vleije ik mij,
dat U. H. G. aan voormeld verzoek zult willen voldoen,
Digitized by
Google
284 VEBSLAO VAN H£T
terwijl ik mij volgaarne aanbied om U. H. G. de meest
juiste informatiën omtrent die Republiek te geven.
rrik ben alhier gelogeerd ten huize van m^nen broeder
Ds. A. A. Stuart, Heerengracht over de Warmoesgracht,
waar ik dagelijks te spreken of te beschrijven ben. '
rrMet verschuldigde hoogachting noem ik m^
Hooggeleerde Hr.
U. H. Gel. Dv. Dienaar.
Stuart."
Daarop ontving ik het volgende antwoord, waarb^ gevoegd
was een afdruk van hetzelfde artikel uit het Zondagsblad:
riWelEdele Heerl
rrlJwe letteren met de aanbeveling van den Admiraal
Rgk, heb ik behoorlek ontvangen en zeg ik u vriendelgk
dank voor de toezending van den brief van Ds. v. d. Hoff.
rrWat aangaat uw zeggen als of ijc tegen U en de Com-
missie, waarvoor ge uit Afrika herwaarts zijt gekomen,
zou hebben geschreven, begrijp ik niet, dewijl daarin de
veronderstelling ligt^ dat ik met den inhoud dier Commis-
sie bekend ben, hetgeen echter het geval niet is.
rr Onlangs heb ik, ten gevolge van ontvangene aanvra-
gen om inlichting, over de landverhuizing naar Zuid- Afrika
geschreven en zend u daarvan een afdruk.
rrGaame zal ik van u vernemen die informatiën, welke
mg, volgens uw schrijven en dat van Ds. v. d. Hoflf, om-
trent de Republiek, kunnen gegeven worden. Ik stel daar
prgs op. — Ik kan u echter niet aanmoedigen hier heen
te komen, dewijl ik, binnen weinige dagen, met der woon
naar utrecht verhuis. Zoodra ik u aldaar kan afwachten,
zal ik niet nalaten u zulks te melden, en ben intusschen.
ÜWEDw.Dienaar.
Kampen 6 September 1853. Lauts."
Den 5^«° October ontving ik een tweede schrijven van
Z.H.G. aldus luidende:
rr WelEdele Heer! •
rrThans ben ik zoo verre gevorderd in mijne verhuizing dat
ik in staat ben U te ontvangen. Schikt het U dus overmorgen
vrijdag of zaturdag hier te komen, dan zal ik u gaarne
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 286
omstreeks tien ure ontvangen. Een paar woorden tot ant-
woord zullen verpligten
UEd. Dw. Dienaar,
Utrecht, 5 Oct. 1853. Lauts/'
Toen begreep ik, mij eenvoudig te moeten bepalen tot
dit antwoord:
rr Hooggeleerde Heer!
rfin antwoord op uwe letteren van gister, moet ik be-
rigten, dat het onvoldoend antwoord van 6 Sept. IL op
mgnen brief aan U van den b^^^ dier maand, mij den lust
benomen heeft om een reisje te maken ten einde u te
bezoeken.
ffMet verschuldigde achting
ü. H. Gel. D. W. Dienaar
Amsterdam 6 Oct. 1853. Stuart.
En sedert ben ik in geene verdere briefwisseling met
ZH.G. geweest, en tot op dezen oogenblik nog geheel on-
bekend met zijn persoon.
In de Amsterdamsche Courant van 6 September 1853
Nr. 210 1) las men het volgende :
Wij hebben op nieuw mededeeling van een schrijven uit
de Souvereiniteit, met de laatste kaapsche mail aangekomen.
rrDe Basjoetos zijn thans zeer rustig, zoodat overal de
ffboeren druk aan het werk zijn met den landbouw, en de-
ffrwijl in het tegenwoordige wintersaizoen het weder allezins
fmaar wensch is, ziet het er uit^ alsof wij het geleden ver-
rrlies spoedig geheel te boven zullen wezen. Zoo hier, als
r«in het Transvaalsche, hebben wij in de laatste maanden
rrmenig huisgezin uit de kolonie zien aankomen, en ook die
rrnienwe bevolking is ijverig bezig met ontginning en uitzaai
Mvan granen. Hoe jammer, datjn deze uitgebreide en hoogst
rrvruchtbare streken benoorden de Oranje-rivier, geene eigen-
rrlijke landverhuizing uit Nederland heen komt. In de re«
rrpubliek kan een ieder zooveel land krijgen, als hij voor
rreen groot bedr^f van landbouw en veeteelt behoeft. Dit is
*) Ik deel slechts eenige artikelen uit de dagbladen mede, welke
mij bekend geworden zxyn. ; welligt sijn er nog een 25 andere soort<-
geiyken.
Digitized by
Google
286 Vf:ilSLAQ VAN HET
rrhier en in de Kaap-kolonie algemeen bekend, maar werke-
rrlijk iiitnoodigen tot landverhuizing^ of daarvoor zich kosten
rr getroosten, kan de Yolksraad niet. De financiële toestand
rr der republiek is nog niet geregeld, en er z^n nog geene ge-
rrnoegzame inkomsten om de kosten van dergelijke ondeme-
rrming te bestrijden.
rrDe v^anden van onze onafhankelijke vrienden versprei-
frden in de kolonie, dat de heer Smellenkamp met een twintig-
rftal nederlandsche familiën reeds te Port-Natal is aangeko-
ffmen, en door den Koning van Nederland wordt ondersteund.
"Yan het laatste geloof ik niets, en het eerste weet ik dat
rr onwaar is, omdat een mijner vrienden pas van Natal geko-
rrmen, er niets van Smellenkamp heeft gehoord. Die vriend
rrbragt de t^ding mede, dat de heer Stuart, die een paar jaar
rrgeleden in deze streken is gekomen, en met een Engelsch-
rrman op togt is geweest (op togt gaan, is met goederen als
rr reizend koopman, de binnen-distrikten bezoeken) doch het
rr nergens naar zijn smaak vond,Veder naar Europa is ver-
rrtrokken. Zijne berlgten zullen zeker in allen deele part^dig
rr wezen. Het doet hier gewis niemand leed, dat hij weder
rr vertrokken is; want niemand kon hem iets naarden zin doen.'*
Ik vleide mij, dat de publikatie van m^ne volmagt een
eind aan dat geschrijf zou maken. Alzoo liet ik in de
beide voornaamste dagbladen het volgende. plaatsen:
(Aan de Redactie.) ftAmsterdanif 8 September 1853.
rrM. H.
rr Tot teregtwijzing van de dezer dagen in dagbladen ge-
plaatste artikelen omtrent Zuid-Afrika kan dienen, de me~
dedeeling van een afschrift van het originele stuk door
mij van daar herwaarts gebragt. Dit stuk is van den
volgenden inhoud:
rrExtract uit het register der wetten en beslui-
ten van den Yolksraad der HoUandsche
Afrikaansche Republiek,
rr Magaliesberg^ 23 Maart 1853.
rrDe volksraad,
rr Gehoord de voordragt van den wel~edelen heer Kom-
mandant-generaal A. W. J. Pretorius,
Digitized by
Google
VEKIUQT£ IN NEDERLAND. 287
r* Heeft besloten, gelijk hij besluit bij deze:
»Art. 1. De heer Jacobus Stuart, wonende in Pieter
Maritz-bnrg in Natal en thans alhier tegenwoordig, wordt
by deze namens den Volksraad en de ingezetenen van de
HoUandsche Afrikaansehe Republiek, gevolmagtigd om aan
Nederlanders te verkoopen eene uitgestrektheid gronds, zijnde
een gedeelte van de Gouvemementsgronden van den Staat,
gelegen in den Oostkant van de Republiek, op en langs
Drakenberg, district Lijdenburg — waarvan de grootte nog
niet opgemeten is, maar welke zeker meer dan honderd
plaatsen, ieder van drieduizend morgen, oude HoUandsche
maat zal zijn — of een gedeelte van die uitgestrektheid, onder
de voorwaarde, dat de kooppenningen, na aftrek van de kos-
ten, die de Staat voor z^ne rekening neemt en bestaan zullen
in eene billijke belooning van genoemden heer Jacobus Stuart,
▼oor al zgne moeite ten deze reeds aangewend en verder
aan te wenden, en in de kosten van opmeting en plaatse-
lijke aanwijzing der gronden, ter gelegenheid van de over-
komst der koopers herwaarts, zullen gestort worden en be-
waard blijven in eene Landshank in de Republiek te vea*
tigen,
rfArt. 2. De heer Jacobus Stuart voornoemd wordt bij
deze, mede namens den Volksraad en de ingezetenen van
de HoUandsche Afrikaansehe Republiek, tevens gevolmag-
tigd om, met inachtneming der belangen van de Republiek,
aan hem genoegzaam bekend, met de koopers, of bijaldien
de verkoop en koop gesloten wordt, met eenige vereeniging
van deelnemers in den koop, dan met de directie harer
maatschappij,, onder nadere goedkeuring van het Gouverne-
ment der Republiek, zulke maatregelen te beramen, als de
dan op te rigtene Landshank zal vorderen.
rr Art. 3. De verkoop en koop door tusschenkomst van
denzelven heer Jacobus Stuart gesloten zijnde, zal binnen
veertien dagen daarna, daarvan eene behoorlijke akte door
hem en de koopers gepasseerd en onderteekend worden
en «allen de koopers gehouden zijn, om bij die gelegenheid
aan hem en in zijne handen te voldoen en te betalen, tien
ten honderd van de geheele koopsom, en de overige negen-
Digitized by
Google
288 VERSLAG VAN HET
tig ten honderd, binnen vier weken na hunne aankomst in
de Republiek en nadat hun de aan hen verkochte gronden
nullen zijn aangewezen en voorgenieten, aan en in handen
van het bestuur der Landshank,
rr Art. 4. De koopers worden het regt toegekend, om
tegen o verstorting in de kas der voormelde Landsbank tot
een bedrag van honderd duizend ponden sterling, Engel-
sche mnnt, zegge £ 1 00,000, daarin deel te nemen, en door
die deelneming evenredig met de door of namens de Repu-
bliek daarin gestorte som, te deelen in al de voordeden,
winsten, nadeelen en verliezen derzelve bank, en zij koopers
daarvan geheel of gedeeltèlyh gebruik makende, zullen alsdan
drie leden van het bestuur, de kassier, de boekhouder, de
secretaris en een klerk, daarbij kunnen aanstellen, om met
drie der ingezetenen van de Republiek, Hollands che Afri-
kanen, later door den Yolksraad daartoe te benoemen en
aan te stellen, te zamen het bewind te voeren van en over
de Landsbank in de Republiek en hare hifhanhen in de Ko-
loniën van Natal en de Souvereiniteit of elders^ waar deze
noodig mogten geoordeeld worden.
II Aft. 5. De koopers, die zich hier in de Republiek zul-
len nederzetten en alle andere personen, die zij op den door
hen gekochten grond zullen vestigen, of aan wien zij dezelve
of een gedeelte van dien zullen in gebruik geven, verhu-
ren of verkoopen, zullen even als de ingezetenen van de
Republiek, aan de alhier bestaande of in vervolg van t^d
nog in te voeren wetten en besluiten onderworpen zgn,
doch ook gelijke burgerregten bekomen en genieten.
rrArt. 6. De overeenkomsten, tnaschen de. koopers en
andere personen^ in art. 5 bedoeld, aangegaan, hetzij in
hun vaderland of elders, hetzij in .deze Republiek, zullen
beschouwd worden als in dit land tusschen ingezetenen
van hetzelve te zijn aangegaan, en zullen volledig nage-
komen moeten worden.
rrArt, 7. Bij een afzonderlijk besluit van den Yolksraad
voornoemd zal, in overeenstemming met den gemelden tieer
Jacobus Stiiart, de koopprijs van den grond en het bedrag
Digitized by
Google
VEBRIGTE IN NEDERLAND. 289
z^ner belooning) beiden in art. 1 van dit besluit bedoeld,
door den Volksraad bepaald worden.
«fBovenstaande zeven artikelen z^n medegedeeld en ver-
klaard aan het tegenwoordig zijnde publiek, hetwelk dezelve
heeft goedgekeurd.
nDien ten gevolge wordt een afschrift van dit besluit
aan den heer Jacobus Stuart voornoemd ter hand gesteld,
ten einde hem te dienen waar het vereischt zal worden en
en hij het raadzaam oordeelen zal.
rrAldus gedaan, goedgekeurd en onderteekend in de zit-
ting te Magaliesberg, den drie en twintigsten Maart 1800
drie en vijftig. "
(Onder staan de handteekeningen :)
A. W- J. Pretorius,
Komm.-gen, , C, Potgieter,
W. F. Jonbert, voorzitter,
Komm^-gen, , W. H. Jacobsz,
A. A. Smit, lid en fung. secretaria.
Landdrost, G. C. Schoeman. J. J. P. Prinsloo.
P. T. Strgdom. H. C. W. Vermaas H.zoon
J. N. Grobler. J. P. de Marre.
F. R. Jansen van Rensburg.
W.A. Duplesies. H. H. Pretorius
J. J. Scheepers. J. van Boseh.
ff Het afzonderlek bedluit in art. 7 genoemd, voorzien van
dezelfde handteekeningen, is mij tegelijkertijd ter hand
gesteld.
wMet de spoedige plaatsing van het bovenstaande zult
CEd. zeer verpligten hem, die zich met verschuldigde
achting noemt
M.H,
Uw £d. zeer dienstw. Dienaar,
Stuart."
In het dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage van
9 Sept. 1853 Nr. 108^ las men het volgende:
rrin een' brief, met de jongste Overlandmail uit de Kaap-
Mkolonie (Mosselbaai) ontvangen, wordt ook gerept van de
19
Digitized by
Google
290 YERSLAQ VAN HET
ff pogingen, welke door den Heer Stuart tot bevordering der
M emigratie van Nederlanders naarde Transvaahche republiek,
rrof de boeren van Praetorius zullen worden aangewend,
rrdoch de schrijver durft onze landgenooten, die lust mog-
rrten gevoelen derwaarts te gaan, daartoe niet aanmoedigen.
rrHet klimaat dier oorden is voor den Nederlander niet zeer
Mgeschikt, en er^zjjn ook weinigen, die met oordeel over
ff dat land en volk kunnen spreken. De correspondentie der-
rrwaarts gaat zóó moeijeÜgk, dat men soms brieven ontvangt,
rrwelke eenige maanden oud zijn. Overigens ziet het er op
rr dit oogenblik zeer donker uit, wijl de naburige volkstam-
rrmen zich tot den krijg gereed maken. Men geloofde wel,
ff dat de boeren meester zouden blijven^ maar alt^d door
rreen' boosaardigen v^and bestookt te worden, zoodat men
rrop zijne boerenplaats niet veilig kan wonen, is toch zeer
rrlastig. Goede ambachtslieden, in wat vak ook (zoo schrijft
timen) j komen gerust hier '); zg zullen er werk en ruim loon
rrhebben, maar om zich als boeren in de Transvaalsche re-
rrpubliek te vestigen, dat durf ik in gemoede niet aanraden.
rrPraetorius heeft bedankt als Kommandant-Qeneraal der repu-
rfbliek^ doch deVolksraad nam dat ontslag niet aan, vóór hij
»reen relaas van de krijgsverrigtingen tegen Messeles, zeke-
rrren kafferhoofdman, heeft ingediend. Praetorius is gedaald
ff in de achting des volks en men beschuldigt hem van heersch-
rrzucht. Potgieter, de voorzitter van den Volksraad, is over-
rrleden; en diens zoon in zijne plaats 'gekozen, door vol-
ff strekte meerderheid van al wat meerderjarig man is. Hg
ffis dus op dit oogenblik hoofd van de republiek >). Op den
„2lBt«n Junij is hier, komende uit Engeland, gepasseerd air
ffGeorge Clerk, om te onderzoeken, in hoeverre het oor-
rrbaar voor Engeland zou zijn, de Oranje-rivier-Souvereini-
rrteit op te geven en te verlaten. Doet Engeland dit, dan
ff kan ik niet zeggen, dat daardoor de roem der kroon zou
rrworden verhoogd. Genoemde rivier ligt tuQschen de Kaap-
rrkolonie en de Transvaalsche republiek, aan de oostelijke
>) Dit kier is Mosselbaai in het district George, Zie de kaart.
') De briefschrijyer van Mosselbaai heeft er wel wat van ge-
hoord, doch weet het regte niet.
Digitized by
Google
VERRIOTB IS NEDERLAND. 291
rfzijde van Znid-Afrika. De verdediging der Oranje-rivier
rrkost vreeseiyke sommen; doch op welke wijs die verlaten
nzal worden, zal voor velen een raadsel zijn. Dan zal de
irbevolking aan zich zelve overgelaten blijven, hetwelk mis-
rfschien eene algemeene emigratie van cd wat blank is ten
rrgevolge kan hebben ; i) het zou althans de vraag zijn, of
rrde souvereiniteits boeren zelve sterk genoeg zijn, om hun
rteigen gebied te verdedigen. Men wenscht ook over het
rralgemeen, dat de souvereiniteit niet verlaten worde.
rrMen heeft op nieuw, zoo zegt men, professoren voor
ff de theologische kweekschool beroepen, doch houdt dit nog
ffzeer geheim. Vele voorname mannen en twee vijfden der
ffpredikanten zijn tegen de opzetting van zoodanige school.
ffDie in Nederland ook eene goede plaats als predikant
ff heeft, raad ik niet aan, als professor herwaarts te komen,
ffwant zijne finantiën zouden niet verbeteren. Het leven
ffin zulk een* stand is hier duur en mist de aangenaam-
rrheden eener goede conversatie, alsmede het letterkundig
'fgenot, dat in Europa de geleerde en beschaafde stand
rrmag smaken.*'
Middelerw^l werd ik aangezocht om met de zoogenaamde
regtzinnige partg ^) over de republiek te onderhandelen.
Ik voldeed aanstonds aan dat verzoek; maar mijne me-
dedeelingen niet vallende in. den smaak dier part^, zoo had-
den ook die onderhandelingen geen het minste gevolg.
Om evenwel niet langer stil te zitten, liet ik de volgende
Circulaire drukken en aan de voornaamste Protestanten
zenden.
MAmsterdamj September 1853.
ff Nadat verschillende dagbladen meestal onjuiste berigten
betrekkel^k mgne zending naar Nederland hadden verspreid,
besloot ik in de Amsterdamsche Courant van den 10'**'
dezer een Éfschrifi van een extract uit het register der
wetten en besluiten van den voJksraad der Hoüandsche A/ri"
1) Yergel^k hiermede blz. 245 en volg.
') Miyne Afirikaansche lezers houden mij hoop ik ten goede, dat
ik hun geen yerklaring geef van wat thans in Nederland de regt-
xinnigen partg heet, omdat ik waarl^k geen kans zie, haar karakter
juist te omschreven.
19*
Digitized by
Google
292 VER8LA0 VAN HET
kcutnsche Republiek te plaatsen, waaruit het doel m^ner zen-
ding officieel blijkt en naar welk dokament ik mi| thans, wat
de détails betreft, kortheidshalve veroorloof te verwgzen:
ir Tot mijn leedwezen heb ik, b^ het bespreken der zaak
met verschillende belangstellenden, bespeurd, dat de kennis
▼an den aard der te verkoopen gronden, de productie en
de behoeften des lands en der bevolking, de belangr^kheid
der republiek voor den Nederlandschen handel en de ny-
verheid enz.^ gering, oppervlakkig of ten eenemale geheel
verkeerd was, vooral ook, dew^l het hier aan deugdel^ke
bescheiden ontbrak en er daarentegen vele valsche denk-
beelden, uit te goeder of kwader trouw verspreide of over-
drevene berigten, heerschende waren.
rrik heb lang en ernstig nagedacht over de beste w^ze^
om den Nederlanders de waarheid te doen kennen en langs
dien weg en daardoor het doel mijner zending te bevor-
deren, mi) verzekerd houdende, dat er alleen een juist
en helder begrip van den stand van zaken noodig is, om
den Nederlandschen kooprQan te doen besluiten tot onder-
steuning van en deelneming aan het voorstel, welks aan-
neming het doel m^ner reize uitmaakt.
rrTot de overtuiging gekomen zijnde, dat eene openbare
b^eenkomst^ waardoor wisseling van gedachten mogelijk
wordt, daartoe het beste middel zou zijn, zoo neem ik de
vrijheid en heb de eer U Wel-Ed. mits deze dringend uit
te noodigen tot het bijwonen eener vergadering, te houden
op Maandag 3 October e. k. , des avonds ten 7 ure in het
lokaal Frascati, in de Nes.
ir In die bijeenkomst wenschte ik, voofzien van alle noo-
dige justificatoire stukken, omtrent de bovengemelde punten
verslag te geven, het doel m^ner zending in allen deéle
bloot te leggen en uitvoerig toe te lichten, vragen ter zake
dienende te beantwoorden, bedenkingen op telossen; en na
die algemeene mededeeling en wisseling van denkbeelden
te verzoeken, dat er uit de aanwezige vertegenwoordigers
van den Nederlandschen handel, eene Kommissie worde
benoemd, tot opzettelyk en speciaal onderzoek van de voor-
stellen, die ik, bl^kens bovengemeld extract gemagtigd ben
Digitized by
Google
VERRIOTE IN NEDERLAND. 298
te doen, opdat die Kommissie door de uitkomst van ha<xr
onderzoek en daarop Ie gronden advies^ beslisse of de handel
ea ngverheid van de in waarheid rijke en veelbelovende
republiek, voor het vaderland en den vaderlands chen handel
zal behooren gewonnen te worden of verloren te gaan; be-
slisse of ik buiten 's lands zal hebben te vragen wat den
Nederlander aangeboden was en zijn vaderland tot voordeel,
de republiek ten zegen zou kunnen zijn; of dat die Kom-
missie, bij gunstiger uitkomst, naar ik mij vleijen durf, de
kern der vereeniging zal uitmaken, om met mij onmiddellijk
en krachtdadig het plan te verwezenlijken, dat mij herwaarts
heeft gebragt en welks volvoering de vurigste wensch is
onzer trouwe en edele stamgenooten in Zuid- Afrika.
J. Stuart,
Oevolmagtigde by deHoü. Af rik. Eepubliek"
Op den 22*^'' September werd mij door iemand voor-
geslagen, om aan hem eenige honderd bunders land, in de
Republiek gelegen en een deel uitmakende van de uitge-
strektheid gronds die ik verkoopen kon, te verkoopen; dat
h^ volgens het besluit van den Volksraad tien ten honderd
betalen zou, en dan de koopakte zou laten liggen, tot t^d
en wijle de trek naar landverhuizing derwaarts zou ont-
staan. Die trek zou wel komen, dacht h^, en dan had hij
misschien gelegenheid om op de rentelooze uitgaaf der tien
ten honderd, eenige kapitalen te verdienen. Ik zag daarin
voor als nog geen voordeel voor de Republiek, en bedankte
derhalve voor dat aanbod.
£en ander deed mij het voorstel om eene buitenlandsche
kolonisatie te vestigen in de Republiek. Zoo lang ik nog
niet wist, wat de uitslag mijner pogingen in Nederland zou
z^n, kon ik ook daar niet in treden.
Volgens voorgaande Circulaire zou ik op den 3*«° Oc-
tober eene redevoering houden in de zaal van Frascati te
Amsterdam.
Een wederom onbekende vond echter goed, in het Han-
delsblad van den zelfden dag 2^^ Editie Zondag avond,
een zeer lang artikel te plaatsen over de emigratie der
boeren naar Port-Natal. Ik durf het mynen lezers niet mede
Digitized by
Google
294 VfiRSLAQ VAN HET
te deelen, omdat dit werk al te uitgebreid worden zon } an-
ders zouden zij er nog al eenig verschil in aantreffen, met
de verhalen van den Heer Cloete. Doch het slot moet ik
overnemen om hen te doen zien» dat de schrijver of in-
zender van dat artikel niet geheel bekend was met het
onbetwiste gezag, dat de koningin Victoria op dat oogen-
blik in de Oranje-rivier-Souvereiniteit uitoefende. Dit slot
luidt :
rf Sedert dien tijd zijn nog herhaaldelijk moeijel^kheden
» ontstaan, zoodat men meer dan eens zijne toevlugt heeft
rrmoeten nemen tot de ultima ratL; doch in weerwil van
r/hunne verregaande onwetendheid zagen toch de boeren zich
rrgenoodzaakt te erkennen^ dat het hun onmogelijk was de
ffworsteling tegen de Ëngelsche magt vol te houden. Op
rrdit oogenblik oefent de Koningin Victoria het onbetwiste
rrgezag uit over Port Natal, Pieter-Mauritzburg en zelfs over
rrhetgeen men noemt de Souvereignty beyond the Oranje rt-
ttver, een uitgestrekt landschap ten noorden van Eafferland,
rrtusschen twee armen der Oranje -rivier, waar deheethoof-
rrdigste boeren met nieuwe inspanning van krachten gepoogd
ff hadden een van de wereld vergeten en onafhankel^k leven
»fte voeren.*'
Terwijl reeds in Maart 1853 door den Hertog van New-
Castle aan den Gouv'. Luit. Generaal G. Cathcart geschre-
ven was, dat tot de verklaring der Souvereiniteit besloten
was, zie bl. 249 en 250.
Evenwel de bijeenkomst in Frascati had plaats, en in de
Amsterdamsche Courant van 6 October 1853 Nr. 236 werd
daarvan het volgende medegedeeld:
itDe Hollandsche Afrikaansclie EepublieL
»fHet verslag dat de heer Stuart^ gevolmagtigde van
den volksraad der Hollandsche A/rikaansche Republiek^
eergisteren alhier in de zaal van Frascati mededeelde over
de hollandsche afstammelingen in Zuid-Afrika, ^een volk
bemind en geacht om zijne zeden, nijverheid, braafheid
en godsvrucht,** was hoogst belangr^k en verdient om
zijne wetenswaardige bijzonderheden omtrent de geschie*-
Digitized by
Google
V£RRiaT£ IM NEDERLAND. 295
denis en den tegenwoordigen toestand der republiek, als
om de daarin medegedeelde voorstellen van den volksraad,
als inzonderheid voor Nederland van gewigt, meer dan
eene bloote vermelding.
rrin de inleiding zijner rede beriep spr. zich op de belang-
stelling, die zich in ons vaderland en ook te dezer stede,
waar eene kommissie werkzaam is rr ter voorziening in de
godsdienstige en zedelijke behoeften der kaapsche hoUandsche
uitgewekenen, benoorden de Vaal*- rivier in Zuid- Afrika,"
openbaarde en hoe hier te lande vooral bi) de veelzijdige,
dikwerf tegenstijdige berigten van daar, een verslag van
den tDar&% toestand dier uitgewekenen, van hunne belan-
gen, gevoelens en denkbeelden, niet onwelkom kon zijn.
Spr. schetste eerst in vlugtige trekken hunne geschiedenis
sedert de laatste 30 jaren, hunne 14 jarige mishandeling en
daarb^ hunnen voorbeeldelqozen aan den dag gelegden moed
en volharding in het vertrouwen op God, ook bij het
toenemen der gevaren; hun verzoek dien ten gevolge aan
de engelsche regering, om zich aan haar te onttrekken en
hun vertrek uit de kaapkolonie naar onbekende oorden en
wildernissen, waar zij de vernielende aanvallen van roof-
gedierte en woeste volken, met hunne vrouwen en hinderen^
moesten te gemoet gaan, wederstaan en overwinnen. . Het
was in 1837, dat z^ na .1 k 2 jaren zwervens Natal be-
reikten, toen het eigendom van koning Dingaan, den mag-
tigste van geheel Zuid-Afrika.
nSpr. doorliep kortelijk den oorlog, dien zij onder bevel
Tan den heer kommandant-generaal A. W. J. Pretorius, te-
gen den trouweloozen. koning Dingaan voerden, die een
gezantschap van 62 personen^ behoorendc tot de notabelste
familiën, verraderlijk had doen vermoorden; hoe de vijand
bijstand zocht en vond bij het engelsch gouvernement, door
hun de gelegenheid te ontnemen, om van de aanvoeren
▼an kruid, levensmiddelen en medic^nen, hun toegezonden,
gebruik te maken, en d^t te midden der strooptogten der
zwarten en het uitbreken eener ziekte^ de mazelen, die velen
aantastte, en hoe zij eindelijk hun duur verworven eigen-
dom, Natal, onder schijn van regt, aan Engeland moesten
Digitized by
Google
296 VERSLAQ VAN HET
afstaan, Natal verlieten en andermacd (in 1842) de wil-
dernissen introkken. Dédr vonden z^ met achterlating van
eenige familiën» die te Natal bleven, bezuiden en benoorden
de Vaal-rivier, een nog schooner en vruchtbaarder land
dan Natal; zij zetten zich in de aldaar schier onbewoonde
streken neder. Doch op nieuw verdrukking. Het gedeelte
van dat land, dat bezuiden de Yaalrivier gelegen lag en
thans behoort tot de dusgenaamde Oranje- rivier-souverei-
niteit, had veel te verduren van de geschillen tusschen de
Kaffers en het engelsche gouvernement. In 1848 kwamen
z^ onder bevel van meergenoemden heer Pretorius, hunnen
vrienden te hulp en leverden toen den engelschen onder be-
vel van den dapperen sir Harry Smith, slag in Boom-
plaats, een slag die het fundament gelegd heeft voor het
ontzag en de hoogachting van het engelsche gouvernement te
hunwaarts. Na moeitevoUen strijd werd in Jan. 1852 door
het engelsch gouvernement, bij traktaat de republiek er-
kend, vrij en onafhankelijk verklaard en het traktaat vol-
komen bekrachtigd. rrOnze protestantsche geloofsgenooten
bezitten thans een r^k en veelbelovend grondgebied (zoo
drukte de heer Stuart zich nagenoeg uit) dat vijf maal
zoo groot is als geheel Nederland. Het ligt in een gezond
en hoogst aangenaam klimaat tusschen de 26.37 en 31.42
graden Z. Br. en de 23.40 en 28.10 graden O. L. Het
bevat al reeds 5 dorpen of steden en telde in Oktober LI.
6000 gezinnen. Het engelsche gouvernement treedt in
Zuid- Afrika daarentegen terug, zoo heeft het b^v. in Maart
van dit jaar besloten de bezitting van de Oranje- rivier
souvereiniteit op te geven.
rfZoo staan onze hollandsche Afrikanen, de uitgewekenen
benoorden de Yaalrivier. Onze stamgenooten staan daar
als toonbeelden van wat een kinderl^k geloof en een man-
lek vertrouwen op God en Christus vermogen, voor iedere
beschaafde natie."
frin het tweede gedeelte van z^n verslag gaf de heer
Stuart eenige bijzonderheden aangaande den aard der
gronden, den r^kdom des bodems in de republiek, de
voorstellen van den volksraad betreffende den verkoop van
Digitized by
Google
VERRIGTB IN NEDERLAND. 297
domeingronden op zekere voorwaarden, en den last, hem
daartoe opgedragen van wege den volksraad. (Die opdragt
is in OM nammer van 10 8epL in haar geheel medegedeeld,)
Spr. ontvouwde voorts de rijkdommen van den grond, hare
metalen en mineralen, en wees op Nederland, dat andere
schatten bezit, waar de republiek behoefte aan heeft, te
weten kourante geldswaarden of kontanten en kennis. Wat
het eerste betreft, de ingezetenen der republiek hebben hun
vermogen bijna uitsluitend in land en vee gevestigd. Hunne
produkten worden zelden, en dan nog slechts voor een ge-
deelte met geld betaald. Zij moeten steeds goederen in
betaling aannemen. Hunne behoeften daarentegen moeten
zij in geld voldoen of zeer hooge prijzen, niet minder dan
3 maal de europesche in verrekening aannemen tegen zeer
lage waardering hunner produkten, welke waardering
nimmer hooger gemaakt wordt dan de geldprijs, waarvoor
die produkten te koopen zijn. Die ruilhandel is hun dus
dubbel schadelijk. Dit nadeel wordt te grooter, naar gelang
het geld op de markt, waar zij moeten handelen, in Natal
en de Souvereiniteit — schaarscher wordt. £n ten aanzien
van de tweede behoefte: het hapert hun aan genoegzame
kennis om hunnen nieuwen staat door goed gestelde wet-
ten binnenslands wel te vestigen, om in de dringendste
bedrijven der nijverheid te voorzien, zelfs om het land
wél te bebouwen. Meestal z^n het veehouders en geen
landbouwers. Sedert meer dan 30 jaren verstoken van
schoolonderwijs (onlangs zyn drie onderwijzers er behou-
den aangekomen) is hunne taal gebrekkig en zijn hunne we-
tenschappelijke kundigheden zeer gering. Zij verlangen
opregte protestantsche Nederlanders in hun midden te zien,
en het is alleen van en door dezen dat zij onderrigt wil-
len worden. D^ jeugdige staat verwacht van Nederland,
dat het haar de hand zal bieden, om hare beschaving te
bevorderen en haren nieuwen staat te helpen grondvesten en
besturen. De volksraad heeft den heer Stuart gemagtigd, om
de 300,000 morgen in eens te verkoopen, voor de som van
ƒ 1,200,000, vr^ van alle lasten, tegen / 4 per morgen»
Deze landstreek is de schoonste, rgkste en best gelegene
Digitized by
Google
298 VERSLAa VAN HET
der gebeele republiek. De veldvruchten zijn op de plaats
voor hooge prijzen verkoopbaar; de ingezetenen trekken
hun meeste graan uit Amerika en de Kaap kolonie. Benige
fabrikaten en trafikaten, di» in Nederland zeer bekend
z^n, zijn daar sterk gezocht, b. v. zeildoek, wollen dekens
en vilten hoeden. De hennip groeit er in het wild (dagga)
ter hoogte van 15 voeten. De aangrenzende kolonie de
Souveremüeit levert voornamelijk wol op. Vilten hoeden
(algemeene dragt) zouden daar voor veel lager prijs te
fabriceren zijn en overal koopers vinden. Geitenhaar is er
in overvloed.
rrDe handel bestaat voor als nog in manufakturen en ko-
loniale waren als artikelen van invoer^ en in vee, boter,
huiden wol, ivoor en zeldzaamheden als artikelen van vit-
voer. De manufakturen zullen waarschijnlijk het voordee-
ligst uit Engeland te halen zijn. De koloniale waren, voor
zoo ver zij nog niet in Natal geteeld worden, kan geen
vreemde of buitenlander, beter en goedkooper, in de repu-
bliek, ja in geheel Zuid- Afrika leveren dan de Nederlander.
De artikelen van uitvoer zijn hem niet minder gunstig en
zeer laag in pr^s. Ten behoeve van het genootschap Natura
Artis Magistra is daar eene schier unieke verzameling van
voorwerpen. De handel leverde in 1851 aan invoer te
Natal op ƒ668.724 en aan mtvoer f 219.516 (die over
land daaronder niet begrepen). Hij brengt eene scheep-
vaart mede, die ook voor .den Nederlander hare b^zondere
voordeden oplevert. Zij moet gedreven worden tusschen
noordelijk Europa, Zuid-Afrika en den Indischen Oceaan
en meer bepaald tusschen de havens van Nederland, Enge-
land, Natal, en Neêrlands O. Indien. Dikwijls hebben de Oost
Indievaarders van hier geen vracht kunnen vinden, dan
zal de scheepvaart aldaar van eene volle lading voorzien
z^n en nimmer op kommissie behoeven te wachten.
rrDe bankinrigting, waarvan de statuten hier door de ver-
eeniging zelve gemaakt zijn, zal haar den besten waarborg
opleveren voor een rustig grondbezit, eene onbelemmerde
nijverheid en een voordeeligen handel. Met een klein ka-
pitaal kan zij den handel aanvangen en dezen daarna zoo
Digitized by
Google
VJ3KRIOTB IN NEDERLAND, 299
veel uitbreiden als zij zelve, naar bevind van zaken, raad-
zaam zal oordeelen.
ff Wanneer de overeenkomst hier getro£fen wordt, is zi^
ook in het belang van Engeland zoowel poUtiék als indus"
triëel. Politiek j omdat die republiek daardoor een nieuwen
waarborg bekomt voor het behoud van rust en vrede, een
krachtiger bolwerk wordt tegen de Kafferoorlogen en eene
beschaving zal verkrijgen, die alle vrees voor onregtvaar*
dige behandeling van Engelschen, in de optegevene Engel-
sche bezittingen zal wegnemen. Industriëely omdat die on-
demeroing altijd een nieuw en grooter debiet van engel-
sche fabriekgoederen zal ten gevolge hebben.
rrNa de mededeeling van dit verhaal en aanbod, stelde
de heer Stuart aan de vergadering voor, om uit haar
midden eene kommissie te benoemen^ ten einde de zaak
met de vereischte justi£katoire stukken te onderzoeken en
daaromtrent in eene nader te beleggen vergadering ver-
slag van hare bevinding te doen, welk voorstel, door dien
heer nader toegelicht zijnde, na eenige diskussie waaraan
de heeren mr. W. C. Mees, C. Hartsen en mr. J. Heems-
kerk Az. deel namen, werd aangenomen^ (g^lyk door ons
gisteren gemeld ü). Tot leden dezer kommissie zijn be-
noemd zes heeren^ behoorende tot den handels- en regts-
geleerden stand onzer stad.
rrMogt de jeugdige republiek haren vurigen wensch om
met Nederland eene verbindtenis aan te knoopen, tot ver-
sterking van de banden tnsschen de Afrikaansche en Ne-
derlandsche Hollanders en tot opwekking van den handel,
spoedig verwezenlijkt zien!*'
Het is voor vele lezers zeker vervelend geweest, dat ik
dit geheele stuk hier overgenomen heb, doch ik heb dat
ter mijner ^verantwoording wel moeten doen, om een ieder
te kunnen doen beoordeelen, dat hetgeen ik toen gezegd
heb zuiver overeenkwam met den waren staat van zaken.
De bijeenkomst was wel niet talrijk; slechts een 60 k
70 persopen, maar de afloop was m^ toch zeer aangenaam.
Er was eene kommissie benoemd, bestaande uit de Hee-
ren H. Croockewit, Directeur der Nederlandsche Bank;
Digitized by
Google
300 VERSLAG VAN HET
J. Spengler, President van de Kamer van Koophandel;
Jonkhr. C. Hartsen, C. Faber Boissevain en G. P. van Eeghen,
alle drie voorname handelaars en Mr. J. W. van der Meer
de Wijs, beroemd Regtsgeleerde te Amsterdam, allen be-
hoorende tot de meest geachte en invloedrgke ingezetenen
van Nederland.
Doch reeds den 4<^®° October ontving ik het berigt van
den regtsgeleerde, dat het hem niet mogelijk was het lid-
maatschap der Commissie op zich te nemen, en den 7^^**
October den volgenden brief:
it Amsterdam, den 7 October 1853.
rrWelËdele Heer!
frik heb de eer U£d., zoowel namens den Heer J. Spen-
gler, als mij zelven mede te deelen, dat wij de aanneming
der op ons uitgebragte benoeming in de vergadering van
3 dezer, niet kunnen in overweging nemen, alvorens uit-
drukkel:yk zg aangetoond en bewezen:
1^. dat de Engelsche regering, de onafhankel^kheid der
Republiek van de Kaapsche boeren, geheel en onvoor-
waardelijk heeft erkend.
20. dat de Nederlandsche Regering er geen Staatkundig
bezwaar in zie, dat eene eventuele combinatie hier te
lande maatregelen neme, die de strekking hebben^ om
de onafhankelijkheid dier Republiek te bevestigen, en
dat de Regering hier te lande zich heeft geprononceerd
in de vorming van zoodanige combinatie geen gevaar
noch bezwaar te zien.
ffDe Heer Croockewit heeft mg gezegd van hetzelfde ge-
voelen te zijn, en ik heb dus vermeend wel te doen UEd.
dit officieel mede te deelen.
Ik heb de eer met achting te z^n
UEdw. Dienaar
C. Hartsen."
Ten zelfden dage was ik reeds in den Haag om Hunne-
Exc. den Engelschen Ambassadeur en den Nederlandschen
Minister van buitenlandsche Zaken te spreken. Ongelukkig
waren beide Heeren afwezig.
Den ll^ei^ October vertrok ik andermaal naar den Haag.
Digitized by
Google
VERRIOTE IN NEDERLAND. 301
Toen mogt ik ZExc. den Nederlandschen Minister den vol-
genden dag de bezwaren van de Amsterdamsche Heeren
mededeelen. ZExc. had de goedheid aanstonds aan die
Heeren te schrijven; en reeds den 13^®° 's morgens vernan»
ik te Amsterdam van den Heer Spengler, dat die bezwa-
ren door den Minister geheel opgeheven waren.
Den 28"*®° October ontving ik de volgende letteren:
rrDen Heer J. Staart, alhier.
ifWelEdele Heer!
rrTer bevordering uwer belangen b^ de Afrikaansche saak^
neem ik de vrijheid UE. te verzoeken^ mij de stokken
wegens die aangelegenheid, Maandag en Dingsdag te wil-
len in handen geven, ten einde ik den inhoud kunne be-
studeren, met een paar van de andere Heeren^ die op
de vergadering voor leden der Commissie zijn aangewezen.
Met Hoogachting
ÜEdw. Dienaar
V.H. 28 Oct. 1853. C. Hartsen.''
Zoodra mogelijk voldeed ik aan dit verlangen b^ de
volgende letteren:
n Amsterdam, 29 October 1853.
ffWelEdel Greboren Heer!
rfTer voldoening aan Uw verzoek van gister, heb ik de eer
UWEdG. b^ deze aan te bieden, de volgende stukken als :
1**. Three Lectures on the emigration of the Dutch far-
mers etc. bij Henry Cloete.
2**. Correspondance relative tho the Orange-river territory,
presented to Parliament by command of H. M. — May
31 1853. —
3*". De kaart van de Oranje-rivier-Sonvereiniteit, daarb^
overgelegd.
4^ Eene afteekening van de ligging der H. A. Republiek.
5^ De nnmmers 19 en 20 van deel IV. en Nr. 9 van
deel y der Oeref: Kerkbode in Z. Afrika,
6*. The Cape of Good Hope Almanac lor 1853.
7^ Een afdruk mijner volmagt van de H. A. Republiek,
en 8*". Een kop^ van het verslag door mij gedaan in Fras-
cati den 3* dezer.
Digitized by
Google
302 VERSLAG VAN HET
rr Ik vertrouw dat de inzage van deze stukken aanvan-
kelijk zal kunnen beantwoorden aan het verlangen van
UWEdG*. en andere Heeren, die tot leden der commissie
benoemd zijn.
rr In afwachting van nadere berigten van UWEdG: of van
de benoemde commissie verblijf ik met hooge achting
WelEdelGeboren Heer,
UWEdG DW. Dienaar
Stuart.'*
Reeds den 1"^" November vernam ik, dat de Heeren
inzage van al die stukken hadden genomen, en een een-
stemmig gevoelen hadden gevestigd. Ik had m^ met zoo-
danigen spoed niet durven vleien, vooral omdat er een Zon*
dag — 30 October — tusschen beide was geweest.
De mededeeling daaromtrent was deze:
rrWelEdele Heer,
rr Gisteren- hebben de Heeren die in uwe vergadering tot
eene commissie zijn uitgenoodigd eene voorloopige bijeen-
komst gehouden, en inzage uwer stukken genomen.
rrLeed is mij UEd te moeten zeggen, dat de indruk der
zaak niet gunstig is : men heeft echter besloten de stuk-
ken te doen rondgaan, en daarna zal men UEd. uitnoo-
digen eene nadere b^eenkomst bij te wonen, om dan de
gelegenheid te hebben, UEd het gevoelen, dat voorloo-
pig eenstemmig is te motiveren, tenzij de nadere inzage der
stokken hierin wijzigingen mogt brengen.
rrDe stukken zijn op het oogenblik in handen van den
Heer Croockewit; 't zal het best zijn, UEd dien Heer
verzoekt, ze gedeeltelijk terug te ontvangen. ^)
Met achting heb ik de eer te z^n,
UEdw. Dienaar
V.H. 1 Nov. 1853 C. Hartsen."
De nadere b^eenkomst, waarvan in dat briefje gesproken
was, werd eerst den 20"**^ December ten huize van den
Heer Croockewit gehouden.
>) Tot inlichting diene, dat ik. den heer Hartsen rerzocht had,
m^ één der stukken, voor een korten tijd terug te geven.
Digitized by
Google
VEBRIOTB IN NEDERLAND. 303
Door de beide volgende briefjes ontving ik de uitnoodi-
^ng om die bijeenkomst bij te wonen:
rrWelEdele Heer!
rrin de gehoadene bijeenkomst op Maandag avond den
12*'" dezer, ten huize van den Heer Jb. Spengler, ben
ik verzocht geworden UEd uit te noodigen tot het hou-
den eener conferentie ten mijnen huize, op maandag 19
dezer des avonds ten T^/s ure, ten einde aan UEd. me-
de te deelen het eenparig gevoelen van de Heeren aan
wien UEd. de stukken betrekkelijk het voorstel tot ver-
koop van landen aan de Vaal-rivier gelegen en tot ves-
ti^ng eener Bank aldaar, hebt gelieven ter hand te stellen.
Ik heb de eer te zijn
ÜEDw. Dienaar
V.H. 14 Decb. 1853. H. Croockewit."
«fDen WelEdelen Heer J. Stuart,
van Zuid-Afnka.
»WelEdele Heer!
frik heb de eer UEd. mede te deelen, dat de compa-
ritie ten huize van den Heer H. Croockewit, voorloopig
bepaald op Maandag aanst. is verschikt op den volgen-
den dag en dus zal plaats hebben op Dingsdag 20 dezer
des avonds op het vroeger bepaalde uur.
rrIn de hoop dat die verandering voor uwe convenien-
tie geen bezwaar moge opleveren, heb ik de eer met de
meeste achting te zijn.
UEdw. Dienaar
V.H. 16 Dec. 1863. Hartsen.''
Met reikhalzend verlangen zag ik die bijeenkomst te ge-
moet. Ik vleide mij, dat de nadere inzage dér stuk-
ken het eenstemmig gevoelen mogt gewijzigd hebben, of
dat de mededeelingen, die ik nog te doen had of de we-
derleggingen die ik in het midden kon brengen, een ander
gevoelen zouden doen ontstaan. Maar helaas ! de bijeenkomst
was geene cot{fererUie, maar eene comparitie, zoo als Jhr.
Hartsen gschreven had, alléén, om het eenparig gevoelen
van de Heeren te vernemen, zoo als de uitnoodiging van
Digitized by
Google
304 VERSLAG VAN HBT
den Heer Croockewit luidde. — En dit gevoelen kwam
daarop neder, dat de Heeren de HoUandsche Afrikanen
in de Republiek zeer genegen waren, doch dat de vrees
voor Ëngelsche overheersching en belemmering van han-
del èn voor invallen der Kafferstammon te groot was, om,
vóór dat die vrees door eene gevestigde kolonisatie van
Nederlanders weggenomen zou zijn, m^n voorstel aanneme-
l^k te maken. Ik toonde mij bereid om ten aanzien van
de ongegrondheid dier vrees eenige inlichtingen te geven,
doch dit was overbodig, vermits de Heeren daaromtrent
hun eenparig gevoelen gevestigd hadden. Ik verzocht dat
men mij, ter m^ner verantwoording, dit gevoelen schrifte-
lijk wilde mededeelen, en verkreeg daarop den 24«*« De-
cember, het volgende bewijs :
rrDe ondergeteekenden in overweging genomen hebben-
ff de het voorstel van den Heer J. Stuart herwaarts geko-
ttmen als afgevaardigde van de HoUandsche Republiek in
M Zuid- Afrika^ inhoudende het aanbod van verkoop aan eene
rr Nedorlandsohe vereeniging van deelnemers eener uitge-
rrstrektheid gronds gelegen in de Republiek, ter grootte van
rr 300000 bunders, en tot vestiging eener Landsbank aldaar
rruit dien koop te vinden.
rrHebben den Heer J. Stuart bekend gemaakt met de mo-
rrtieven, waarop berust hun gevoelen^ dat de aanbeveling
rrvan dat voorstel dan eerst aannemelijk zal zgn, wanneer
rrzich op dien grond eene Nederlandsche Kolonisatie zal
rrgevestigd en de daarstelling der Landsbank meerdere waar-
rrborg verkregen hebben.
rrËn gaarne voegen zij ondergeteekenden hier nog bij,
rfdat z^ uit genegenheid voor de HoUandsche stamgenooten
rrin Zuid'Afrika, het wenschel^k zouden achten, dat eene
rrbeschaafde Nederlandsche Kolonisatie zich spoedig onder
rr hen nederzette.
ft Amsterdam 23 December 18ö3.
H. Croockewit
J. Spengler.
C. Hartsen.
C. Faber Boissevain.''
Digitized by
Google
VERRIOTS IN NEDERLAND. 305
Het was mijne volmagt niet, om alléén met de Amster-
dammers te onderhandelen. Ik begon slechts met de Hoofd-
stad van Nederland, omdat dkkr het geld het ruimst voor*
handen is en de kennis het meest te vergeefs naar eene
voldoende belooning omziet.
Des avonds van den 24"^®^ December had ik reeds
te Rotterdam een bezoek bij een der voornaamste ingeze-
tenen afgelegd, en vier dagen daarna — de Eersdagen kwa-
men tasschenbeiden, — bragt ik eene publieke bijeenkomst in
de Concertzaal tot stand, hield dd4r weder eene redevoe-
nngy nagenoeg van gelijken inhoud als de vorige, en aan-
stonds was wedefom eene Commissie benoemd en zamenge-
steld uit de Heeren F. J. Plate, J. Mees, L. D. Ledeboer Bz. ,
D. K. van Wageningen en H. T. Löhnis, allen behoorende
tot den eersten handelsstand, en uit de Jonkheeren en Mrs.
W. T. Gevers Deynoot, kantonregter en F. W. A. Bee-
laerts van Blokland, lid van de regtbank te Rotterdam.
Den volgenden avond mogt ik eene conferentie met die
Heeren ten huize van den Heer J. Mees houden. De re-
gelmatige behandeling van de aan m^ verleende volmagt,
gaf op ^ich zelve reeds aanleiding tot zóó vele belang-
r^ke vragen van die Heeren, dat de avond als het ware
omgevlogen was, zonder dat ik hun, die met uitzondering
van één hunner nog niets van de zaak meer wisten, dan
wat zij uit m^ne redevoering vernomen hadden, het voor-
stel dat ik eigenlek te doen had, had kunnen mede-
deelen en uit een zetten, en waaromtrent ik hun gevoelen
wenschte in te winnen. Zoodat, toen zij de goedheid had-
den, om eene 2"*** vergadering op 2 Januari) 1854 te be-
palen, ten einde daarin een advies over het aaSibod van
de Republiek uit te brengen, ik hun in bedenking gaf,
om alvorens eene achriftel^ke memorie in te wachten, die
ik zoodra mogeiyk zou opmaken en hun toezenden, en om
dan die memorie onder hen te doen circuleren en na de
lezing daarvan over de al dan niet aannemelijkheid van
dat aanbod een oordeel te vestigen.
Dit werd goedgevonden. Reeds den 9<*«° Januari) stelde
ik den President der Commissie de memorie ter hand. Zij
20
Digitized by
Google
306 VBRSLAO VAN HET
bevatte honderd en elf in het kort beantwoorde vragen,
ter ontwikkeling van het aanbod der Hollandsche Afri-
kaansche Republiek, gedaan aan Nederlands ingezetenen
en wel over het aanbod in het algemeen, — de uüvoer-
baarheid van het voorstel, — de benoodigde kennis, — het èe-
noodigde kapitaal, — de kolonisten of Nederlandsche kolo^
nisatie, — de Republiek, de uitgestrektheid gronds, die ter
kolonisatie aangeboden wordt, — de Maatschappp' van deel-
nemers, die de aankoop en kolonisatie zou ondernemen^
— de Landsbank, — de verhouding van de kolonisatie tot
de Republiek, — de verhouding van de Republiek tot de kolo-
nisatie en de Landsbank, — de verhouding van de kohmsa*
He tot de Maatschappij van deelnemers en wederkeerig^ —
de uitvoering van het voorstel, — de volmagt der Republiek
aan haren vertegenwoordiger J. Stüart.
Tot mijn leedwezen mag ik die memorie in dit werk
niet opnemen, omdat zij alléén 6 of 7 vellen druks zou
beslaan, en ik niet van ieder lezer zou kunnen vergen,
dat hy, na al hetgeen wat ik hem reeds voorgelegd heb,
nog dat stuk met eenige aandacht zou nagaan, maar des-
niettegenstaande spijt het m^, omdat men, door die opname
eerst in de gelegenheid gesteld wordt, om het daarop
uitgebragt advies, te kunnen beoordeelen of waarderen;
en ook omdat iemand, wiens helder en scherpzinnig
oordeel algemeen erkend is, doch wiens naam ik uit
kieschheid verzw^g, zoo wel de gestelde vragen als der-
zelver beantwoording, zeer naauwkeurig overwogen, en
mij daarna gezegd had, dat, naar zijn gevoelen, er geen
twijfel over de ttannemelijkheid van het aanbod kon over-
bleven.
Doch ik mag niet nalaten, ten einde mijne lezers toch
eenigzins op ' de hoogte te brengen, van het voorstel dat
ik, ten gevolge van de verkregene volmagt, aan de on-
dersteuning der Commissie aanbeval^ hun daaromtrent dit
weinige mede te deelen.
Het aanbod van de Republiek moest aangenomen wor-
den — volgens mijn gevoelen — door eene vereeniging van
Nederlanders. Die vereeniging moest eene beschaafde ko-
Digitized by
Google
VERRIOTE IN NEDERLAND. 307
lonisatie, op den aangekochten grond plaatsen ; diir een han-
dels depdt vestigen en de nijverheid ontwikkelen. Die ko-
lonisatie moest aanvankelijk niet talrijker zijn dan voor het
dagelijksch bedrijf, en voor de kennisneming van hetgeen er
te doen zou zijn, gevorderd werd. Daardoor zou die ver^
eeniging aan de Republiek de benoodigde hulp, kennis en
geld verschaffen; zou de kolonisatie zieh AiAr beter en
gelukkiger gevoelen dan ergens elders, en zou de EepU"
hliék tot eenen weergaloozen staat van r^kdom en voor-
treffel^kheid gebragt worden ; terwijl die Vereeniging door
hare exploitatie van den door haar gekochten grond, door
de hoogere waarde, die zij tegelijk aan het geheele grond-
gebied der Republiek zou toebrengen, door den handel die
zig voeren zou, tusschen Europa, Zuid- Afrika en den Indi->
schen oceaan, zoowel het geluk van duizende verwanten en
stamgenooten en het wezenlijk welzijn van Nederland bevor-
deren, als dat zij voor zich zelve eene onderneming zou
doen, fvier hoogst voordeelige uitzigten geen twijfel over-
lieten.
Gedurende de dagen dat de memorie zou rondgaan, deed
ik een reisje. Uit Heerenveen was ik aangezocht om eens
te Balk te komen, ten einde eenige landlieden aldaar, die
zich naar Noord- Amerika wilden begeven, te bewegen om
liever naar de Republiek te gaan. Het was helaas te laat!
zy hadden reeds grond gekocht. Toen wij een uurtje met
elkander gesproken hadden, beklaagden z^ zich, dat zij
niet vroeger de berigten van de Republiek vernomen had-
den, want dat deze veel gunstiger waren, dan die hunner
vrienden uit Noord Amerika, doch er was aan hun besluit
niet meer te veranderen. Te Leeuwarden had ik familie;
dit bragt mij daar heen, en dUir vernemende dat in de
provincie Groningen vele landlieden gevonden werden,
die ook voornemens waren om te emigreren, ging ik van
d^ na Groningen. Hier kreeg ik kennis aan de alge-
meene vereeniging tegen het pauperisme bij de arbeidende
klassen van den minder gegoeden stand en wat in hare
vergadering van 21 Maart 1853 was voorgevallen. Zie het
3** verslag dier Vereeniging blz. 61, waar dit voorkomt:
20*
Digitized by
Google
308 VERSLAG VAN HET
rr5. De Heer Ali Gohen doet nopens het voorstel uit Su-
ffriname, omtrent eene landverhuizing van arbeiders enz.
rr derwaarts (zie boven, blz. 32), het volgende nadere voor-
rrstel:
rr Sedert verleden jaar is deze zaak eenigzins gevorderd,
rr eensdeels door berigten, die bij de commissie uit Suriname
ff zijn ingekomen (terwijl er nog meerdere worden te gemoet
ffgezien), en anderdeels vooral doordien sedert dien t^d de
rrtoen reeds vermelde commissie van Duitsche onderzoekers,
rr ondersteund door Gouvernements-ambtenaren, in West-In-
rrdië met haar onderzoek begonnen is. Daar nu zoo niet
ff alles, dan toch 'zooveel zal afhangen van den afloop de-
fvzer officiële nasporingen, en w^ dus van onzen kant
rrkwalijk iets in dezen kunnen doen^ tot t^d en wijle de
rr resultaten der genoemde commissie zullen bekend z^n^
rr zoo stelt de commissie voor^ haar diligent te verklaren,
rrten einde na den afloop van bedoeld onderzoek een na-
#'der rapport aan deze vergadering uit te brengen.
rrDe commissie doet dit voorstel van verdaging te eer-
rr der, omdat z^ meent te weten, dat er hier te lande thans
rr sprake is van aanzoeken uit Zuid- Afrika, om landverhui-
rr zers, bepaaldelijk landbouwers en arbeiders, zoo mogel^k
rrvan hier te doen overkomen, — waarover misschien wel
rreen of ander lid dezer vergadering nadere inlichtingen zal
rr kunnen geven.
rrProf. Hofstede de Groot acht het gedane voorstel goed.
rrHg had een voorstel willen doen over die zaak in Zuid-
rr Afrika. Hij zal, omdat die zaak nu in het rapport van
rrden Heer Ali Cóhen reeds is vermeld^ op dit oogenblik
rrreeds dat voorstel doen. Hg treedt in eene beschouwing
rrvan de geschiedenis der zaak, en deelt onder anderen mede
rr dat de zoogenaamde HoUandsche boeren aan de Kaap de
rrGoede Hoop, door een Vaderlandschen geest van zelfstan-
rrdigheid en vrijheid bezield, zoo als men weet, jaren lang
rreen kamp tegen Engelands overmagt volgehouden hebben,
rr Eerst terug getrokken op Port-Natal, maar ook dkkr later
rr aan Engeland op nieuw onderworpen, zgn nogtans een tien-
rr duizend hunner de onverdoofde zucht naar onafhankelgk-
Diaiti
izedby Google
VëRBIGTE in NEDERLAND. 309
r#heid blijven handhaven, en zich gevestigd hebbende be-
M noorden de Vaal-rivier hebben zij dèiir thans e.ene ook
door hunne vroegere beheerschers erkende Republiek, on-
rrder het Bestuur van een' Volksraad, gesticht. Zij bewonen
rydkJLr eene uitgestrektheid gronds van 500 uren gaans,
Ff door hen verdeeld in drie Distrikten, een bodem van on-
rfgemeene vruchtbaarheid, rijk ook in ijzer- en kopererts,
ff maar dien zij zelve nog niet weten te bewerken, in suiker-
rr riet, tabak en indigoplanten, in het wild welig wassende,
'f^eschikt ook voor tuinbouw, maar waarvoor het hun aan
trde noodige tuinzaden ontbreekt^ onder een gezond en aan-
rr genaam klimaat gelegen, zijnde de Zomer er niet te 'druk-
ff^end en de Winter droog en matig koud. — Zg zelve zijn
r^menschen van landelijke aartsvaderlijke zeden; geen onder-
rrscheid van rijk en arm kennende, allen de handen wetende
rrte roeren^ zoodat b. v. de kommandant generaal Joubert,
rrMr. Wagenmaker is. Aan het hoofd staat de bekende Prae-
M torius, onder wiens aanvoering de strijd tegen Engelschen
rren Kaffers met onverzwakten moed is gestreden, en een
ff zwervend leven met ijzeren* volharding voortgezet, totdat
neen eigen grond nevens de Engelsche onafhankelijkheids-
M verklaring verkregen was.
f» Uit meer dan een oogpunt is de vestiging dezer Ko-
rrlonie belangrijk en verdient zij de Vaderlandsche sympa-
rithie op te wekken. Er is dkkr veel beter dan in Amerika
rrgelegenheid voor hen, die zich genoopt vinden, als Land-
rr verhuizers van hier te gaan. rrRomt over tot onS; en
rr woont in ons midden!" is de stem, die van dkkr wordt
rrgehoord. Elk regtgeaard Nederlander wordt er met open
r» armen ontvangen. Wil men zich op Landbouw of Veeteelt
frtoeleggen, eene mtgestrekte streek gronds van vele bunders
rfwordt hem in eigendom afgestaan, waarvoor slechts aan
«kadastrale opmeting en aanteekening ƒ 15 k ƒ 16 te be-
rgtalen zijn. Hij bouwt er zich eene woning, uit drie ver-
strekken en eene keuken bestaande, die hem maar op
freenige honderden guldens te staan komt. Eenmaal ge-
rrvesligd, worden hem, als Nederlander, dezelfde regten met
fralle uitgewekenen toegekend. De levenswijs is er eenvou-
Digitized by
Google
310 VfiRSLAO VAN HET
rrdig en goedkoop. Voor alle belasting betaalt men een
rrhoofdgeld, dat niet klimt boven de ƒ 6 jaariyks. Menig-
rreen, niet geheel van middelen ontbloot, maar die hier toch
frbekrompen leven moet, kan dns didr binnen korten t^d
rrtot een' staat van betrekkelijke welvaart geraken. Menig
rrn^vere handwerksman kan er zijn brood overvloedig vin-
rrden. — -Ook langs den weg van handel zouden er belang-
rrrijke betrekkingen zijn aan te knoopen. Men heeft die in
r» 1850 met een gelukkig gevolg van uit Amsterdam beproefd.
rrZijn voorstel is alsnu : eene commissie te benoemen, om
rite onderzoeken, hoe men die zaak het best kan bevorderen.
wDe Voorzitter acht het benoemen van zoodanige com-
rrmissie goed. Maar die commissie moet dan ook onderzoe-
rrken, of eene landverhuizing derwaarts doelmatiger is dan
rrnaar onze eigene koloniën (daar in Zuid- Afrika is 't toch
ffgeen Nederlandsch gebied), zoo wel voor het Vaderland
rrzelf, als voor de landverhuizers.
ffProf. De Groot wil Zuid-Afrika niet tegenover cmze ko-
rrloniën plaatsen, maar tegenover Noord-Amerika, waar de
«landverhuizers nu heengaan. In Oost- enWest-Indië toch
rrgaat het met de kolonisatie nog steeds niet naar wenseh.
iiDs. Gerhards is van oordeel, dat de Vereeniging die
rrzaak zeer ernstig ter harte nemen moet. Alle berigten zijn
ff gunstig.
ff De Voorzitter stelt nu voor : dat er [eene commissie 'zal
ffworden' benoemd om de zaak in haar geheel te onderzoe-
ffken, en inzonderheid ook, of er voorkeur bestaat roor
rr Zuid- Afrika boven onze eigene koloniën, — en ten dien
rr einde de 3 leden voor de 'commissie te continueren, met
rrbgvoeging van de heeren Prof. De Groot en Ds. Gerhards,
rr — 't welk wordt goedgekeurd."
Natuurlek ging ik een bezoek bij Prof. de Groot af-
leggen. ZHooggel. had de goedheid mij dien avond ten
zijnen huize in Jbet gezelschap te brengen van den Gou-
verneur van Groningen, de Heer Mr. A. J. van Ro^en,
en van de Heeren U. G. Schilthuis, Lid der Gedeputeerde
Staten, en van Herwerden, Predikant aldaar. Dit gezel-
schap was zóó uitgezocht en keurig, dat ik, in plaats
Digitized by
Google
VERBIOTE IN NEDERLAND. 311
Tan om emigranten te denken, daarin het geheele aanbod
der HoUandsche Afrikanen en mgn voorstel ten gevolge
van .dien te Rotterdam gedaan, behandelde. De deehie-
ming die ik daarby opmerkte, was zeer groot, en regt
dankbaar voor m^ne ontmoeting te Groningen, vertrok ik
weder den volgenden morgen naar Amsterdam, om dkkr
de aanvraag eener tweede Conferentie met en van de
Rotterdamsche Commissie af te wachten.
Deze aanvraag werd mij gedaan door de volgende let-
teren :
ff Amice !
«Gisteren avond hebben wij (de Conmiissie) vergadering
gebonden, ons gevoelen over uw voorstel aan elkander
medegedeeld, en verder met elkander gewisseld en beraad-
slaagd. Wij z^n tot eene eindbeslissing gekomen, en noo-
digen u uit^ om morgen (Zaturdag) ten 6 ure des avonds
op de vergadering bg den Heer Gevers Deynoot (Wgn-
haven) present te z^n. Gij zoudt daartoe u kunnen be-
dienen van do spoor van l^/s ure, en dan ten mijnent
kmmen komen eten, en met mij Haar Gevers gaan; terwijl
ik u ook nachtlogies aanbied.
rrWees zoo goed m^ per telegraaf spoedig te melden, of
g^ komt^ daar anders de vergadering uitgesteld zal worden.
rrik moet u daarbij zeggen, dat onze beslissing niet gun-
stig is, en wg uw plan, zoo als 't daar ligt^ niet kunnen
aanbevelen. Maar tevens, dat u zal kennis gegeven wor-
den, van een hier te lande ontvangen berigt uit Natal^ dat
de echtheid en waarheid uwer volmagt en zending meer dan
tw^felachtig voorstelt. Wapen u dus met de noodige be-
scheiden, gy gevoelt, dat is voor u eene levensquaestie.
rrlJw brief was m^ gisteren regt aangenaam. Daarover
mondeling. Vale!
T.T.
R. 3 Febr. 54. F. B. v. B."
Maar tnk moest mij wapenen met de noodige bescheiden
rrom de echtheid en waarheid mijner volmagt en zen*
frding te bewezen." Hoe was dat mogelijk? Er zijn ont-
Digitized by
Google
312 VERSLAa VAN HET
moetingen in de wereld, die de mensch niet met bedaardheid
en kalmte kan doorstaan. Deze maakte mij de eerste
oogenblikken razend. Doch God dank ! een gerust geweten
is ook een kostbare schat, waar geene aardsche bij te
vergeleken is. Spoedig kwam ik tot m^ zelf^ en Zatnr-
dag morgen (van den 4<^®° Februari)) ten 8^/4 ure, wa»
de tijding per telegraaf reeds verzonden, dat ik met de
trein van 11 1/2 uren van hier naar Rotterdam zou ver-
trekken.
Wg hielden de bepaalde vergadering. Alvorens mij het
advies van de Commissie mede te deelen, las de President
mij twee HoUandsche brieven gedagteekend van Natal, en
een daarbij behoorenden Engelschen brief voor. De Hol-
landsche waren ongeteekend en droegen ook geen adres,
de Engelsche was van zekeren Melvill, doch waarvan het
adres ook niet vermeld was. De eerste hield in, dat de
schrijver vernomen had van den genüeman Melvill, dat ik
wèl de volmagt en zending had gevraagd van den Volks-
raad^ doch dat deze m^ die geweigerd had; dat de schrg-
ver dit in het belang der Nederlanders moest bekend maken,
maar om niet verkeerd te handelen, den gentleman uitge-
noodigd had, om de zaak nog eens goed te onderzoeken
en hem dan daarvan een schriftelijk bewijs, en kon het
zijn, beëedigd te doen geworden. Dat de schrijver bij
voorraad een en ander berigtte, en zoodra mogelijk dat
schriftel^k bewijs zou overzenden. De tweede diende een-
voudig ten geleide van dit bewijs, dat door eene toevalligheid
niet beëedigd had kunnen worden. De derde was dan het
bewijs en hield in, dat de schrijver (Melvill) zelve de no-
tulen van de vergadering van den Volksraad van Maart
1853 b^ den Landdrost van Rustenburg had gelezen en
daarin gezien, dat m^n voorstel tot die volmagt en zen-
ding qfgewezen was.
Mgne lezers weten uit het voorafgegane wat tegen dit
bewijs in te brengen was; alléén weten zij niet, wie die
gentleman is. Hij heeft een klerk's postje gehad b^ het
koloniaal Gouvernement te Pieter-Maritzburg, daarvan z^ne
demissie gekregen, en later heb ik hem te Harrj-Smith
Digitized by
Google
YERRIOTE IN NEDERLAND. 313
in de Souvereiniteit, als knecht in een winkel^ achter de
toonbank wedergevonden. —
De Rotterdamsche Heeren betuigden mij geen geloof aan
dien Engelsehen brief te hebben gehecht, doch dat zij zich
▼erpligt gevoeld hadden, dien voor te lezen en daaromtrent
m^ne opheldering in te winnen; dat z^ nu volkomen overtuigd
waren, dat de twee ongeteekende brieven lasterl^k waren,
en dat de daarbij gevoegde Engelsche brief slechts het be-
gin m^ner voordragt van den Yolksraad mededeelde, en bij
(Melvill) alzoo onbekend was met hetgeen wat later had
plaats gehad, mij aanbiedende van deze overtuiging een
schriftelijke verklaring af te geven.
Daarna werd het advies voorgelezen, en ten gevolge van
eenige aanmerkingen, werd het later aldus gearresteerd en
mg overgemaakt:
rrDe ondergeteekenden, in eene op den 28 December 1853
door den Heer J. Stuart in de Concertzaal iu de Bierstraat
alhier te zamén geroepen openbare Vergadering, verzocht
zijnde om de door voornoemden Heer gedane voorstellen
over te nemen, en daarop van berigt en raad te dienen,
hebben de eer daaraan bij deze te voldoen.
riDoor gemelden Heer J. Stuart was namelijk aldaar mede-
gedeeld, dat ZEd. door den Volksraad der Trans- vaalsche Re-
publiek in Zuid- Afrika gemagtigd was om in Nederland voor
dezen nog jeugdigen Staat zooveel mogelijk kennis en kapitaal
tè verzamelen. Ten dien einde was hem b^zonder het vol-
gende opgedragen:
rrl. Om eene uitgestrektheid gronds van ruim 300.000
morgen oude Hollandsche Maat, in de Trans-Vaalsche
Republiek gelegen, aan eene Nederlandsche Maatschapp^
te verkoopen tegen 4 Gulden de morgen.
"2. Om het noodige aan te wenden ten einde in gezegde
Republiek eene landsbank op te rigten. In deze bank zou
in de eerste plaats het voornaamste deel der opbrengst van
den landverkoop worden gestort, terw^l hare verdere za-
menstelling, bestuur en w^ze van werking nader in Neder-
land zou kunnen geregeld worden.
rr3. Om uit Nederland nederzettingen in genoemde Repu*
Digitized by
Google
314 VERSLAG VAN HST
bliek uit te lokken, ten einde door zoodanige Kolonisatie
eene kern van beschaving en n^verheid aldaar te krygen.
Vooral ambachtslieden en landbouwers moesten daartoe
aangezocht worden, liefst niet geheel onbemiddeld en van
de Protestantsche geloofsbelijdenis. De opbrengst van den
landverkoop zou ook hiertoe worden aangewend.
rrDe ondergeteekenden omtrent bovengenoemde punten
verder nog van den Heer Stuart zoowel schriftelgk, ab
mondeling inlichtingen ontvangen hebbende, namen de ge-
dane voorstellen met de meeste aandacht in overweging;
en het zijn de vruchten dier overleggingen, welke z^ de
eer hebben hierbij mede te deelen.
rfWat het eerste punt aangaat: om eene uitgestrektheid
gronds in meergenoemde Republiek door eene Nederland-
sche Maatschappy te doen koopen, is het de meerderheid
der ondergeteekenden voorgekomen, dat het aankoopen van
eigendom aldaar op de voorgestelde wjjze voor als nog eene
te gewaagde zaak zou wezen. Zij achten dit te gewaagd :
rrl. Omdat de Staatkundige toestand der Republiek hun
nog niet voldoende gevestigd voorkomt.
rf2. Omdat de Maatschappel^ke toestand der uitgewekene
Trans-Vaalsche boeren nog te weinig ontwikkeld sch^nt
te wezen.
rr3. Omdat niet alleen de aard maar zelfs de ligging der
aangebodene gronden den Heer Stuart zelven niet voldoende
bekend is; en
rr4. Omdat, al mogten ook die gronden onder de meest
vruchtbare behooren, dan nog hunne verwijderde ligging
van Zee, en de hoogst gebrekkige middelen van gemeen-
schap hunne waarde zeer drukken; te meer, dew^l de
toegang naar Zee over vreemd grondgebied loopt.
ifDe meerderheid der ondergeteekenden gelooft derhalve
om boven aangevoerde redenen, dat de aangebodene koop
van gronden op de door den Heer Stuart voorgestelde wyze
niet is aan te raden.
rrDe minderheid kon echter de drie eerste bezwaren niet
deelen. Wat het vierde aangaat, hoewel dit eeniger mate
bij haar woog, meende zij dat het geen overwegende reden
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NSDBRLAND. 315
kon z^n, om zich tegen eenen aankoop van gronden aldaar
te verklaren.
rrWat betreft het tweede punt; het vestigen eener lands-
bank in de Republiek, de ondergeteekenden vinden in de
w^ze, waarop hare inrigting en doel voorgesteld wordt,
zooveel onbestemds en duisters, dat z^ tot eene deelname
daarin niet kunnen adviseren. Men moge vooral in Schot-
land, Noord- Amerika, en ook aan de Kaap de Goede Hoop
de weldadige vruchten van zoodanige instellingen geplukt
hebben; de ondergeteekenden gelooven, zonder hier in eene
verdere ontwikkeling der redenen te kunnen treden, dat
de door den Heer Stuurt medegedeelde plannen daaraan
geenszins zouden voldoen. — Bovendien is deze zaak zóó
naauw verbonden aan den landverkoop, dat de b^ dat punt
gemaakte bezwaren ook hierop terugwerken.
rrMisschien ware het oprigten eener bank in de Republiek
op eene kleine schaal en op eenen anderen dan den voor-
gestelden voet met eenig goed gevolg te ondernemen.
rf Omtrent het derde punt: het verkregen eener Eoloaigatie
van Nederlanders in de Republiek, ook dien aangaande
mag het advies van de meerderheid der Commissie niet
gunstig zijn. Daar gelaten de ziensw^ze van den Heer
Stuarty dat in ons Vaderland overbevolking zou gevonden
vrorden, bestaat zij voorzeker het minste uit die soort van
ingezetenen, waarop ZEd. in de eerste plaats het oog ge-
rigt zou hebben. Niet geheel onbemiddelde, kundige en
vfakkere ambachtslieden en landbouwers behooren tot de
beste sappen, waardoor de welvaart in Nederland moet ge-
voed en uitgebreid worden. yerkeerdj[zou de meerderheid der
ondergeteekenden het achten ons Vaderland, in eene eenig-
zins uitgebreide mate, daarvan te berooven. Bovendien
meenen zij dat de vooruitzigten, welke men voor Kolonisten
aldaar zou kunnen openen, nog veel te onzeker zijn, dan
dat zij het op zich zouden durven nemen, hunne landge-
nooten daartoe aan te sporen.
„De twee laatste ondergeteekenden, do bovengenoemde
minderheid der Commissie uitmakende, konden zich even-
wel niet geheel met dit laatste vereenigen. Zij geloofden,
Digitized by
Google
316 VBRSLAQ VAN HET
dat bij de reeds In ons Vaderland bestaande zucht tot
landverhuizing het geraden zou zijn, die naar meergenoemde
Republiek te rigten^ terwijl de vooruitzigten der Kolonisten
hun ook niet zoo ongunstig voorkwamen.
«Hoeveel deelneming derhalve het lot der uitgewekene
oud-Hollandsche boeren ook na de belangr^ke mededee-
lingen van den Heer Staart, bij de ondergeteekenden mo-
ge hebben opgewekt, kan de meerderheid omtrent de door
ZEd. gedane voorstellen g^^n gunstig advies mtbrengen.
Treffend is het voorzeker, dat die kloeke Afrikanen, hunne
afkomst steeds indachtig, het oog op Nederland gevestigd
houden.
«Mogt hun daarom op eene meer eenvoudige en meer doel*
treffende wijze de hand kunnen gereikt worden, zij zal het
van harte toejuichen, maar om nu reeds stappen als de voor-
gestelde te doeu; hierin vindt zij te vele bezwaren.
rrDe bovengenoemde minderheid, van het gevoelen der
meerderheid afwijkende, meent echter met de meeste overtui-
ging te moeten verklaren, dat hare meer gunstige stemming
door haar geheel afhankelijk wordt gesteld van de keuze
van het personeel der nieuwe Hollandsche Kolonisten, en
vooral van degenen, die met de leiding belast zouden zijn ;
omtrent welk een en ander zij de meeste behoedzaamheid
aanraadt
rrDe ondergeteekenden vertrouwen hiermede aan den hun
opgedragen last voldaan te hebben. —
Rotterdam, Februarij 1854.
F. J. Plate, W. T. Gevers Deynoot, J. Mees,
L. V. Ledeboer, Bz. D. K. van Wagenin-
gen, F. W. A. Beelaerts van Blokland, H.
T. Löhnis." .
Zonder nu de gronden van dat advies te willen weder-
leggen, zg het mij toch vergund den lezer te doen op-
merken :
Dat de ligging der aangebodene gronden niet meer be-
kend kon zijn. Die gronden waren nog onbewoond. De
schets die ik van de Republiek bezat, wees slechts het be-
woonde gedeelte aan, en dus niet de landstreek van Co-
Digitized by
Google
YERRIGTG IN NEDERLAND. 317
mate. Het rapport van den Predikant Neethling^ dat straki»
den lezer zal medegedeeld worden, gaf van den aard en
de ^^SS^T^S ^^^ streek eene vrij goede beschrijving.
Dat het nadeel van den afstand van de zeehaven, meer
den Handel met de Republiek, dan de nijverheid in de Co-
mate zon trejQfen. Deze nijverheid zou daarvan alléén last
hebben, voor zoo verre eenigo materialen aanbelangt, die
aanvankelijk aangevoerd moesten worden, doch die last
zon weder meer dan vergoed worden, door de plaatselijke
productie van waren, die juist uit hoofde van dien afstand,
tegen hooge prezen op de plaats verkoopbaar zouden zijn.
En wat aangaat den Handel, daarvoor wordt dat nadeel
gedekt, door de vergoeding of betaling van de transport-
kosten der goederen, die de ingezetenen der Republiek nu
ook moeten voldoen, of der verzendingskosten naar de
zeehavens, die nu ook van de produkten der Republiek,
boven de inkoopsprijzen, in Europa of elders werwaarts
ze aan de markt komen^ moeten betaald worden —
Dat de vooruitzigten die zich dddr voor de kolonisten
zouden openen, zekerder zouden zijn dan ooit elders. Aan-
vankelijk zouden de kolonisten voor rekening der Veree-
niging werkzaam z^n, om zich later, wanneer zij alle ver-
eiachte locale kennis opgedaan hadden, al dan niet voor
eigene rekening neder te zetten of te vestigen.
En eindelijk, dat mij nimmer eene meer eenvoudige of
doeltrefifende w^ze, om de Republiek de hand te reiken
18 voorgesteld of aangewezen.
Behalve de vergaderingen met voornoemde Amsterdam-
8che en RoUerdamsche Heeren, had ik er nog twee te
Amsterdam die eenige vermelding verdienen.
De eerste in het Odéon, op 28 October 1853 van de
Vrijdagsche vereeniging, waar ik op verzoek van het Be-
stnur als verdediger optrad en deze stellingen voordroeg :
ffl^. De Hollandsch-Afrikaansche Republiek verdient aan-
beveling tot overbrenging van kennis en kapitaal derwaarts."
rr2^. Nederland is geroepen, hierin te voorzien." Beide
werden met algemeene stemmen aangenomen doch de 2"^*
stelling met eene wijziging, te weten: achter het woord
Digitized by
Google
318 VERSLAa VAN HET
rrNederland^' de tosschenvoeging van het woord «bovenal"
en achter het woordje »te'* do tusschenvoeging van het
woord if helpen".
De 2*^* aangenomen stelling moet alzoo gelezen worden:
rrNederland bovenal is geroepen hierin te helpen voor-
zien."
De tweede vergadering was in de Munt op 31 Octo-
ber 1863 van de vereeniging ff Handel en Nijverheid", waar
de Heer Joh. C. Zimmerman als verdediger optrad en deze
stellingen voordroeg:
trio. De Transvaalsche Republiek is voor Nederlandei^
de geschiktste plaats ter landverhuizing.
rr20. Het belang van Nederland brengt mede, de ontwik-
keling van den nieuwen staat krachtig te bevorderen."
Beide werden ook aangenomen^ doch de 1'^ stelling met
eene w^ziglng, te weten in .plaats van de woorden rrde
geschiktste" freene geschikte."
De 1^^ aangenomen stelling moet alzoo gelezen worden:
rrDe Transvaalsche Republiek is voor Nederlanders eene
geschikte plaats ter landverhuizing;" doch ik mag hier bij-
voegen, dat deze wijziging geen plaats vond ten gevolge
van het oordeel over de mindere geschiktheid der plaats
dan elders, maar alléén omdat men den superlativus niet wilde
bezigen, zonder over alle andere plaatsen te kunnen oor-
deelen.
IntuBSchen hadden zich gedurig eene menigte perso-
nen bij mij aangemeld, die 6f deel in de door m^ voorge-
stelde Maatschappij van kolonisatie wilden nemen, M daarbij
in de eene of andere betrekking wenschten geplaatst te wor-
den, zoodat ik eigenlek gezegd geene aanbeveling voor
zoodanige maatschappij meer behoefde, en eenvoudig maar
eene Directie noodig had, om aan het hoofd der deelge-
nooten te staan, de Statuten vast te stellen en het iigchaam
der vereeniging te vertegenwoordigen. Die deelneming be-
droeg gezamenlijk wel zoo veel niet als het maatschappe-
l^k kapitaal moest bedragen om aanstonds de geheele aan-
gebodene uitgestrektheid gronds te betalen, de geheele ko-
lonisatie daar te stellen, en de geheele scheepvaart en be-
Digitized by
Google
VERRiaTE IN NEDERLAND. 319
vrachting ten uitvoer te brengen zoo als ik eerst voorge-
steld had, maar toch genoeg om eene aanvankel^k vol-
doende maatschappij tot kolonisatie van Nederlanders in
de Republiek tot stand te brengen en ook daarvan goede
uitkomsten en groote voordeelen te verwachten. Het kwam
mij niet ondoelmatig voor^ de Heeren J. Spengler en Jhr.
C. Hartsen, met die deelneming bekend te maken, en hen
te verzoeken de Directie met nog een paar andere Heeren
op zich te nemen; vooreerst, omdat de aanbeveling hunner-
z^ds onnoodig was geworden; ten andere omdat ik spe-
ciaal die voorname en invloedrijke mannen in onmiddellijke
aanraking met de Maatschappij van kolonisatie wenschte te
brengen, ten einde zij in de eerste plaats de juiste kennis
van de Republiek en al wat daarmede voor Nederland te
doen zou z^n, zouden verkrijgen, en dan eenmaal overtuigd
wordende, van de gegrondheid van hetgeen ik daaromtrent
had medegedeeld, de Republiek uit eigene beweging van
al het verder noodige zouden voorzien.
Dit verzoek deed ik den 23"*®'* Februarij, en dit was het
antwoord:
tt Amsterdam den 25 Februarij 1854.
rr Wel Edele Heer,
r^Sedert wij de eer hadden UEd. te ontmoeten en van
U£d. de plannen te ontvangen wegens eene eventueel op
te rigten Maatschapp^, die zich in verband zoude stellen
met de Hollandsche Afnkaansche Republiek^ hebben die
plannen het onderwerp uitgemaakt van eene naauwgezette
en ernstige overweging tusschen ons.
rrHet is ons echter voorgekomen, dat het plan van uit-
voering, in beginsel geheel hetzelfde is, als het vorige, dat
ü£d., aan ons gezamenlijk met eenige onzer stadgenooten
bebt gesubmitteerd, met die wgziging, dat de zaak op eene
kleinere schaal is overgebragt.
'rDe bezwaren, die bij ons tegen uwe primitive plannen
bestonden^ zijn UEd. bekend, en ze zijn niet uit den weg
geruimd door de meer beperkte uitvoering, die UEd. er
aan wilt geven; integendeel, het komt ons voor, dat de
onderneming door die beperking nog eerder gevaar loopt
Digitized by VjOOQIC
1
320 VERBLAQ VAN HET
schipbreuk te lijden en dat de landverhuizing naar Zuid-
Afrika er minder aannemelijk door wordt.
rrDeze beschouwingen waren reeds voldoende, om het
voor ons hoogst bezwarend te maken, ons voor de uitvoering
voor aan te plaatsen of er ons mede in te laten, maar daar-
enboven achten wij het tegenwoordig oogenblik hoogst on-
gunstig om eene dergelijke onderneming op touw te zetten;
de staatkundige gesteldheid van ons werelddeel, en de mo*
mentanele teruggang van alle waarden zouden ons huiverig
maken, zelfs de meest zekere zaak aan onze geldschieters
op dit tijdstip te onderwerpen ; dit geldt dus te eerder eene
onderneming, waarmede w^ ons in beginsel reeds niet wel
kunnen vereenigen.
rf Onder dankbetuigingen voor de mededeeling moeten w§
UEd. dus verzoeken^ ons ten goede te houden, dat wij voor
het ons gedane aanbod bepaald bedanken.
rr W^ nemen de vrijheid de ontvangen stukken hierby te re-
tourneren^ en hebben de eer met de meeste achting te zgn,
üEd. DW. dienaren
J. Spengler.
rrDen Heer J. Stuart alhier. G. Hartsen."
Deze weigering evenwel verwonderde m^ niet, na de
comparitie op den 20"**° December 11. met die Heeren ge-
houden. Geen t^d willende verzuimen, zoo had ik reeds
vooraf bepaald, wat in dat geval te doen.
In Groningen had ik te vergeefs getracht, om den Heer
G. Reinders te ontmoeten. Dddr had ik zoo veel belang-
stelling en ^ver voor al wat wezenlijk goed was^ meenen
op te merken, dat ik nu, na de gevoelens der Amsterdam-
sche en Rotterdamsche Heeren te hebben leeren kennen^
m^ in betrekking wilde stellen met de Groningers, en
daarbg vooral ook met dien Heer Reinders, wetende dat
z^n oordeel van grooten invloed zou z^n op de landlieden
die van dkkr wilden emigreren. Dien ten gevolge was ik
den 25"*®*^ Februar^ in den Haag, en in hetzelfde Loge-
ment waar de Heer Reinders kamers had. Door zyne tus-
schenkomst stelde ik al de Groningsche leden der Staten-
Generaal, z^nde de Heeren S. Blaaupot ten Cate, G. Rein-
Digitized by
Google
VEllRiaTE IN NEDKRLAND. 321
ders, Ds. R. Westerhoif, en J. F. Zijlker, op de hoogte van
al hetgeen wat mijne volmagt en de uitvoering van dien
betrof en verzocht hun, de fltukken daaromtrent te willen
onderzoeken, en, de aanneming van mijn voorstel, voor Gro-
ningen in het bijzonder, aannemelijk vindende, mij eenen
brief voor den Heer Gouverneur dier Provincie te willen
ter hand stellen, waarin zij hem uitnoodigden, de Statuten
van de door mij gewenschte Yereeniging vast te stellen en
de vestiging dier Vereeniging te Groningen te bevorderen.
Dit verzoek werd toegestaan.
Terwijl die Heeren zich met dat onderzoek onledig hiel-
den, trachtte ik Z. M. den Koning over m^ne Hollandsche
Afrikanen en hunne Eepubliek eens te mogen onderhou-
den. Tot dat einde begaf ik mij naar het paleis en over-
handigde dit billet:
rrDe ondergeteekende Jacobus Stuart, wenschende de eer
te mogen hebben, het doel zijner zending uit de Transvaal
Republiek in Zuid- Afrika met den Koning te bespreken,
neemt de vrijheid daaitoe de gunst van een bijzonder ge-
hoor bij Z. M. te verzoeken.
s'Gravenhage, 2 Maart 1854. Hotel de twee steden.
rfAan den Heer Adjudant van Dienst bij Z. M."
Den volgenden dag had ik reeds antwoord, doch onge-
lukkig had waarschijnlijk de Heer Adjudant mijn aanzoek
niet verstaan. Het was niet over mijne zending naar Af-
rika^ maar uit Afrika, dat ik een onderhoud verzocht had.
Z.Ëd. antwoord was:
fts'Ghravenhagey 3 Maart 1854.
riDe Adjudant van Dienst van Z. M. den Koning brengt
ter kennisse van den Heer Jacobus Stuart, dat Z. M. goed
gevonden heeft te bepalen, dat hij zich wat zijne zending
naar Afrika betreft moet aanmelden bij den Minister van
Buitenlandsehe zaken.
rfDe Adjudant van Dienst,
J. M. van Lijnden."
"Aan den Heer Jacobus Stuart.
Hotel de twee èiteden,''
21
Digitized by
Google
322 VERSLAQ VAM H£T
Al de Groningsche leden van de Staten-Generaal onder-
teekenden den verlangden brief op den 6^®° Maart en den
gston Maart was ik des avonds ten IO1/2 ure reeds te Gro-
ningen. Den 13^*" waren de Statuten, door krachtige me-
dewerking van den Heer Mr. W. de Sitter, advokaat te
Groningen, voorloopig gearresteerd en wel in dezer voege :
ONTWERP vati Artikelen van Overeenkomst der Nederland-
sche J^rikaansche Maatschappy,
EERSTE HOOFDSTUK.
Van de Maatschappij in het algemeen.
Art. 1. Deze Maatsohappi) is eene naamlooze Veunootschap van
N^yerheid en voert den naam van Nederlandsohe Afrikaansche
Maatsohapp^.
Art. 2. Deze Tennootsohap zal bestaan gedurende een tgdperk
van tien jaren, aanvang nemende met den
en eindigende op den.
Art. 8. y<5<5r dien t^d kan de Maatschappij worden ontbonden,
bg een besluit van de Algemeene Vergadering van Stemgeregtigde
Deelhebbers, ook bniten de gevallen, voorzien b^ Art. 47 van het
Wetboek van Koophandel.
Art. 4. In de laatste helft van het jaar 1862 zal, in eene Alge-
meene Vergadering van Stemgeregtigde Deelhebbers, moeten worden
beslist, of de Maatschapp^ al dan niet verlenging van haren t^d
van duur verlangt.
Art. 5. De Directie zal de zaken der Vennootschap, bg ontbin-
ding derzelve, moeten vereffenen, onder zoodanige bepalingen, als
daaromtrent, op haar voorstel, met voorkennis van Gonmüssarlssen
gedaan, door de Algemeene Vergadering van Stemgeregtigde Deel-
hebbers zallen zgn vastgesteld.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Van het kapitaal 'der Maatschappij^ van de Aandeelen
en van de deelhebbers.
Art. 6. Het kapitaal der Maatschappij is bepaald op Twee Millioen
Vijfmaal Honderd Duizend Guldens.
Ingeval het kapitaal v<5<5r den niet ge-
heel is geplaatst, wordt aan de Directie verleend een termign van
twee jaren, te rekenen van dat t^dstip, om de nog overige Aan-
deelen, mits niet beneden pari, te plaatsen.
Art. 7 . De geheel betaalde Aandeelen zijn aan toonder, de overige
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 323
op naam. Ieder Aandeel is groot Duizend Qnldens; het is splitsbaar
in halve, yierde en achtste aandeelen, wanneer znlks door de Deel-
nemers wordt Terlangd.
Art. 8. Het staat aan de keuze der Deelnemers om hunne Aan-
deelen, b§ de eerste uitgifte, het zij in eens geheel te yoldoen, het
z:g daarop grooter bedrag te storten, dan in Art. 9 bepaald is.
Art. 9. De betaling der Aandeelen wordt gevorderd in dezer
voege : 20ten honderd bij de uitgifte en vervolgens jaarlijks 20 ten
honderd, tot dat het volle bedrag van ieder Aandeel zal zyn gestort|
indien de Directie, in overleg met Commissarissen, deze stortingen
in het belang der Maatschapp^ noodig oordeelt.
De Aandeelhouder die deze Stortingen niet binnen den bepaalden
t^d voldoet, verliest alle de regten aan Aandeelhouders toegekend
en wordt geacht afstand gedaan te hebben van het reeds gestorte
bedrag, ten behoeve van de Maatschapp^.
Art. 10. De Aandeelen op naam worden ingeschreven in een re-
gister, te houden door de Directie.
Art. 11. De overdnagt der Aandeelen op naam, geschiedt door
eene eenvoudige aftegevene verklaring, geteekend door den verkoo-
per of zgne regtverkr^genden en den Kooper, vrachtvr^ intezenden
aan de Directie. De Directie zendt daarna aan den Kooper een
bew^s, dat de overdragt b^ haar is ontvangen en geboekt in het
register in Art. !• vermeld.
Art. 12. De Deelhebbers z^n niet verder aansprakelijk dan voor
het volle beloop hunner Aandeelen.
Art. 18. Het Stemregt in deze Maatschapp^ wordt uitgeoefend
door de Stemgeregtigde Deelhebbers.
De houder van een Aandeel van Duizend Quldens is stemge-
regtigd.
DERDE HOOFDSTUK.
Van het beheer der Veimootêcfiap en van de Commiesarvisen.
§ 1. Van de Algemeene Vergadering van Stemgeregtigde
Deelhebbers.
Art 14. De Algemeene Vergadering van Stemgeregtigde Deel-
hebbers vertegenwoordigt het gansche ligchaam der Maatschapp^.
Z^ wordt gehouden in de stad alwaar de Directie is gevestigd.
Art. 15. Geene Algemeene Vergadering van Stemgeregtigde Deel-
hebbers kan worden gehouden, dan krachtens een besluit der Di-
rectie, na Commissarissen te hebben gehoord, of op een besluit,
door Commissarissen, b^ volstrekte meerderheid, te nemen en door
de Directie ten uitvoer te leggen.
Art. 16. De Algemeene Vergadering wordt door de Directie, na
zoodanig besluit, minstens vier weken te voren b^ëëngeroepen,
21*
Digitized by
Google
324 VERSLAG VAN HET
ZOO door middel van brieven aan do Aandeelhouders, ingeschreven
in het register in het Art 10 vermeld, als door aankondiging in de
nieuwsbladen, bedoeld bij Art. 28 van het Wetboek van Koophandel,
en daarenboven in een der voornaamste handelsbladen in Amsterdam
en Rotterdam.
De brieven van bijeenroeping, moeten de punten, waarover ge-
handeld zal worden, aanwijzen. Greene andere onderwerpen dan deze,
zullen aan de Algemeene Vergadering worden voorgelegd.
Art. 17. De Algemeene Vergadering van Stemgeregtigde Deel-
hebbers beslist alle onderwerpen, bij volstrekte meerderheid der
aanwezige Stemmen, behalve in het geval, voorzien b^ Art. 3, als
wanneer alleen eene meerderheid van drie vierden der aanwezige
Stemmen tot de Ontbinding zal kunnen besluiten.
Zij wordt voorgezeten door een der Commissarissen of bg ver-
hindering van dezen, door den oudsten der Directeuren in rang.
Art. 18. De Algemeene Vergadering van Stemgeregtigde Deel-
hebbers wordt belegd om te beraadslagen en te beslissen :
10 Over de Ontbinding of verlenging dtr Vennootschap, inge-
volge de Art. 3 en 4.
2^^ Ingeval van w:yziging van deze Artikelen van overeen-
komst; en
3® In het algemeen, bij alle buitengewone voorvallen, niet in
deze Artikelen van overeenkomst vooriien.
§ 2. Van de Commissarissen en hunne Plaatsvervangers.
Art. 19. Er z^ drie Commissarissen, de H. H
en een gel^k getal plaatsvervangers, de H. H
Art. 20. Om Commissaris of Plaatsvervanger te kunnen zijn, be-
hoort men te zijn Nederlander, of door de wet daarmede gel^kgesteld,
en op de registets der Maatschapp^ als aandeelhouder bekend te
staan van minstens drie geheele aandeelen.
Tot Commissaris of Plaatsvervanger zgn niet verkiesbaar personen,
die in eene betrekking b§ de Maatschappij, aan welke eene vaste be-
looning verbonden is, werkzaam zijn.
Art. 21. De volgende benoeming van Commissarissen en Plaats-
vervangers geschiedt bij hoofdelijke Stemming en bij volstrekte
meerderheid der Stemmenden, met geslotene briefes, door de Stem-
geregtigde Deelhebbers.
Art. 22. Jaarl^ks treedt met 1^ Augustus, aanvangende met !<> Au-
gustus 1857 een derde van Commissarissen en Plaatsvervangers af,
naar eenen rooster, tijdig door Commissarissen vast te stellen. In de
vervulling der door die aftreding veroorzaakte vacatures zal door de
Vennooten worden voorzien, in do maand Julij van het jaar der
aftreding.
Dq aftrodenden zij wedorom lierkirgli?mr.
Digitized by
Google
VERRIQTE IN NEDERLAND. 325
Art. 23. Bij vacature tnsschentijds onder Commissarissen en Plaats-
vervangers wordt daarin, mede op de bij Art. 21 vermelde wgze,
voorzien als do afgetredene verkozen was.
De nieuw benoemde treedt onroiddell^k en geheel in de plaats van
hem, dien hg vervangt.
Art. 24. De Vergaderingen van Commissarissen worden gehouden
ter plaatse, waar de zetel der Directie is gevestigd.
Da Vergadering van Commissarissen kiest haren Voorzitter en
benoemt een harer Leden tot Secretaris.
Art. 25. Alle besluiten van Commissarissen worden opgemaakt bg
hoofdelijke Stemming. De volstrekte meerderheid der aanwezige
Leden beslist, en bij staking der Stemmen die des Voorzitters.
Art. 26 . Wanneer het verhandelde in de Vergadering van Com-
missarissen geheimhouding vordert, kan. de Voorzitter daartoe de
verpligting aan de Leden opleggen. De verbalen en verdere stukken
worden aan den Voorzitter in bewaring gegeven.
Art. 27. Commissarissen mogen in geen geval deel nemen aan
eenig beheer. Zij zijn belast met het toezigt over de handelingen van
de Directie.
Art. 28. Commissarissen en Plaatsvervangers genieten, telkens
wanneer zij zich, op gedane bijeenroeping, aan het lokaal der Maat-
schappij vereenigen tot het houden van vergadering, voor reisgeld
drie gulden per uur, en voor presenfie geld tien gulden daags.
§ 3. Van de Directie en hare Onderhoorigen.
Art. 29 . De Directie zal bestaan uit een President, de H
twee Directeuren, de H. H , en een Secretaris,
deH
Art. 30. Later wordden President, Directeuren en Secretaris door
de Stemgeregtigde Deelhebbers benoemd, uit drietallen van Kandi-
daten, opgemaakt door de Directie en Commissarissen, b^ besloten
brieijes en volstrekte meerderheid.
Art. 31. Commissarissen zijn steeds bevoegd om, zoodra hunne
Vergadering, b^ volstrekte meerderheid, daartoe genoegzame aan-
leiding vinden mogt, het ontslag van de Leden der Directie aan de
Stemgeregtigde Deelhebbers voortedragen.
Art. 32. De Directie is gevestigd te Groningen. De Leden derzelve
zullen aldaar hunne vaste woonplaats moeten houden.
Art 33. Om tot President, Directeur of Secretaris der Maat-
schappij te kunnen worden benoemd, behoort men te z§n Neder-
lander, in het Rijk zijne vaste woonplaats te hebben, in het genot
Tan zijne burgerlijke en staatkundige regten te zgn en bekwaam in
Nijverheid te wezen. Alvorens in functie te treden zullen de Presi-
dent en Directeuren elk tien Aandeden en de Secretaris vijf Aandee-
len in deze Maatschappij moeten bezitten, welke onvervreemdbaar
Digitized by
Google
326 VERSLAG VAN HET
z^n. B^ ongesteldheid, afwezendheid of andere yerhindering van den
President, worden zgne ftmctiën waargenomen door den oudsten
der Directeuren in rang.
Art. 84. De President, Directeuren en Secretaris mogen elkander
niet bestaan in of binnen den derden graad van bloedyerwantschap
of zwagerschap.
Art. 85. De Leden der Directie genieten, als vast jaarl^ksch trac-
tement :
De President duizend gulden.
Ieder Directeur acht honderd Y^ftig gulden.
De Secretaris zeven honderd T§ftig gpilden.
Daarenboven wordt aan ieder hunner één ten honderd uitgekeerd
van hetgeen Jaarlyks, boven zeven ten honderd, ter uitdeeling aan de
Deelhebbers bestemd word^.
Art. 86. De Directie heeft het beheer der Maatschappg. Zij be-
stuurt alle inkoopen, verkoopen, inhuringen, verhuringen, bestedin-
gen en verdere handelingen der Maatschappij, beraamt hare specula-
tien, voert dezelve uit of doet dezelve uitvoeren en geeft alle bevelen
daartoe betrekkelgk.
Zij benoemt en ontslaat alle personen in dienst der Maatschappg
en regelt hunne belooningen. Zij zorgt voor het houden der boeken in
den bepaalden vorm en regelt en bestuurt do handelingen van alle
ondergeschikten, doch pleegt raad met Commissarissen, telkens wan-
neer zy dit voor de belangen der Maatschappij nuttig of noodig acht,
ook ten aanzien der reglementen, instructiën en bepalingen voor het
huishoudelijk beheer.
Art 87 . De Directie houdt zich alle werkdagen ten haren kantore
op. Z^ vergadert zoo dikwijls de belangen der Maatschappij zulks
vorderen.
Art. 38. sy de Directie worden geene zaken beslist, zoo niet al
de leden daartoe bijeengeroepen en twee derzelve behalve de Secre-
taris tegenwoordig zijn.
De besluiten worden b§ meerderheid van Stemmen van President
en Directeuren opgemaakt en door de aanwezende leden geteekend.
B^ staking van Stemmen is die van den President beslissende. In
zoodanig geval zal echter het proces-verbaal der Directie aan de
Commissarissen in hunne eerstvolgende vergadering moeten worden
medegedeeld.
Art. 89. Alle overeenkomsten, door de Directie, namens de Maat-
schappg te sluiten, worden door den President en een der Directeu-
ren geteekend en door den Secretaris gecontrasigneerd. Alle orders,
tot het doen van ontvangsten en betalingen, zullen door den Pre-
sident en een der Directeuren worden geteekend. De correspon-
dentie wordt alleen door den President geteekend en door den Se-
cretaris gecontrasigneerd.
Digitized by
Google
VERBXGTE IN NEDERLAND. 327
Art. 40. Alle regtsgedingen, waarin de Maatsohapp^ als eisohendo
of verwerende optreedt, worden door de Directie gevoerd.
Art. 41. In voorname handelplaatsen, binnen en buiten dit Rijk,
waar de Maatschappij ladingen te verzenden of te ontvangen heeft,
en overal elders, waar de Directie znlks voor het belang derMaat-
schapp^ noodig acht, worden Agenten gesteld, of wel de zaken der
Maatschappij aan aldaar gevestigde handelhaizen als corresponden-
ten opgedragen, behoudens het bepaalde bg Art. 45. ,
Art. 42. Deze Agenten en Corespondenten worden door de Di-
rectie benoemd en kunnen b^ haar besluit uit de dienst der Maat-
schappij worden ontslagen.
Art. 43. De Agenten zijn aan de Directie verantwoording schul-
dig van het beheer, dat aan hen is toevertrouwd. Hunne belooning
wordt door de Directie geregeld, na Commissarissen gehoord te
hebben.
Art. 44. De Agenten moeten bij de intrede 'in hunne bediening
ten genoegen der Directie borg stellen of bewijzen eigenaars te zijn
van zóó vele aandeelen in deze Maatschappij, als door de Directie,
na Commissarissen gehoord te hebben, voor ieder hunner zal wor-
den vastgesteld, en welke aandeelen onvervreembaar zijn.
De betrekkingen van Commissaris, Plaatsvervanger en Agent
z§n, overeenkomstig art. 20, onvereen igbaar.
De Directie vermag geene Agenten te benoemen, die den Presi-
dent, een' der Directeuren, den Secretaris of een der Agenten in
dezelfde stad, in of binnen den derden graad van bloedverwantschap
bestaan.
Art. 45. Daar de aangelegenheid der ondernemingen van de
Maatschappij in Zuid- Afrika, in verband beschouwd met den groeten
afstand, bijzondere voorzieningen vereischt, is aldaar en wel bepaal-
del^k in de Hollandsche Afrikaansche RepuUiek, een ondergeschikte
tak van bestuur gevestigd, onder de benaming van Factorg, te za-
mengesteld uit een Voorzitter, twee Leden en een Secretaris^ waar-
aan zoo veel mogelijk volmagt tot handelen verleend wordt.
Art. 46. De Factorij is een vast Agentschap der Maatschappij.
De President, Leden en Secretaris worden, even als de overige
Agenten, door de Directie benoemd en ontslagen.
De Directie heeft de bevoegdheid een der Leden van de Factorij
tot het geven van mondelinge inlichtingen op te roepen, wanneer
z^ zulks voor het belang der Maatschappg noodig acht.
Art. 47. De Factorij in de Hollandsche Afrikaansche Republiek
zal jaarlijks op Uit. Junij de boeken van hare adndnistratie sluiten
en dezelve, vöór of op den eersten November, aan de Directie in
duplo afzenden, mitsgaders behoorlgke Staten en rekeningen, we-
gens haar beheer, vergezeld van een algemeen verslag omtrent de
verrigtingen van het afgeloopen jaar, waartoe haar door de Di-
rectie de noodige voorschriften worden gegeven.
Digitized by
Google
328 VERSLAG VAN HET
Art. 48. De Directie en hare onderhoorigen zijn niet verder
verantwoordolgk dan ter zake van de behoorlijke uitvoering van
den aan hen opgedragen last; zij zijn nit kracht der verhindtenissen
der lilaatschappij, behoadens de bepaling van art. 45 van het Wet-
boek van Koophandel, aan derden niet persoonlijk verbonden.
Art. 49. Om Lid der Directie, Commissaris, plaatsvervangend
Commissaris, Lid der Factorij en agent te zijn, is niet bevoegd:
1^ Hij die ter zake van misdrijf tot Criminele straf is veroor-
deeld.
2^ Hij die bij vonnis in Staat van faillissement verklaard, niet
wettiglijk is gerehabiliteerd.
3<> Hij die in staat van kennel^k onvermogen verkeert.
4<* Hij die vrijwilligen of geregtelijkcn boedelafstand heeft gedaan.
5° Hij aan wien Snrcheance van betaling is verleend, zoo lang de
Suroheance loopt.
VIERDE HOOFDSTUK.
Van de Handelingen der Maatschappy,
Art. 50. Het doel der Maatschappij is de bevordering van de
welvaart der Hollandsche Afrikaansche Bepubliek; van het welzijn
van brave en kundige Protestantsche Nederlanders, die verlangen
mogten zich in die Republiek te vestigen; en van handel, scheep-
vaart, fabrijken en trafijken in Nederland en 'sR^ks Oost-Indische
Bezittingen, en zulks door, met in achtneming harer eigene belangen.
a. Aanvankelijk 50,000 bunders land aan te koopen 'van de uit-
gestrektheid gronds, gelegen in den Oostkant van die Republiek, op
en langs Drakenberg, district Lijdenburg, in overeenstemming met de
volmagt tot verkoop vai dien grond, gegeven door den Volksraad der
Republiek te Magalicsberg den 238ten Maart 1853, te Groningen
bij Notariële akte gedeponeerd, onder voorwaarde van, het overige
gedeelte dier uitgestrektheid gronds, binnen de eerstvolgende Vijf
jaren, tegen Vier gulden per Bunder te kunnen aankoopen en dat
Negentig ten honderd van den kooppr^s zullen gestort worden en
bewaard blijven in eene Landsbank in de Republiek te vestigen;
terwijl de Maatschappij voor vijf daizcnd gulden aandeel in die
Landsbank zal nemen, onder voorbehoud van dat aandeel te kun-
nen vergrooten, volgens art. 4 van gezegde volmagt.
b. Een genoegzaam personeel te engageren om de exploitatie
van den aangekochtcn grond langzamerhand te doen plaats hebben;
de Landsbank te helpen besturen, en do nijverheid en den handel
in do Hollandsche Afrikaansche Republiek te ontwikkelen.
c. In de behoefte te voorzien van Vee, wagens, werktuigen en
materialen voor gezegde exploitatie en in die van transport, on-
derhoud, bclooning en verzorging van voorbedoold personeel.
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 329
d. Naar gelang haar kapitaal zal toelaten, voor eigene rekening,
de scheepvaart en den handel tusschen Nederland, Engeland, Zuid-
Afiika en den Indischen Oceaan te drijven.
Art 51. De Maatschappij is, omtrent hot voeren van hare ei-
gene nijverheid aan geeno andere bemoeijenis of inzage, van wege
den Staat onderworpen, en zal tot den Staat gecne andere ver-
honding hebben, dan de Wet omtrent andere naamlooze Vennoot-
schappen bepaalt.
Art. 52. De Directie is gemagtigd tot het sluiten van alle over-
eenkomsten, ten doel hebbende om, in overeenstemming met het
doel van de Vennootschap, producten te koopen, te verkoopen en
over te voeren en alle handelingen te verrigtcn, tot den eigen -
aardigen werkkring der Maatschappij behoorende.
Art 53. De Directie kan de Factorij in de Hollandsche Afri-
kaansche Republiek magtigen tot alle zoodanige wettige onderne-
mingen, in direct verband tot do nijverheid staande, als met
voordeel voor de Maatschappij kunnen worden beproefd.
Art. 54« Do Maatschappij zal, voor den uitvoer uit dit Hijk,
bij voorkeur gebruik moeten maken van Inlandsohe fabrikaten
en voortbrengselen, ten ware de benoodigde goederen niet door
Nederlandsehe fabrijken of trafijken, tegen concurrerende prijzen,
konden worden bezorgd.
By het aannemen van Consignatiën zal zij vooral bedacht zijn
op de meerdere gelegenheid, die daaruit voor haar kan voort-
spruiten, tot het openen van uitwegen voor de voortbrengselen
van den Nederlandschen Handel en Nijverheid. De Directie heeft
de bevoegdheid tot het doen van voorschotten op goederen, waar-
van de verkoop aan de Maatschappij is opgedragen, onder redelijke
voorziening tot zekerheid dier voorschotten.
Art. 55. Het is aan de Maatschappij verboden, in fondsen of in
den wissel te speculeren en gelden aan publieke autoriteiten of
particulieren te leenen, zonder onderpand; alles onverminderd de
bevoegdheid der Directie om de ledig liggende gelden op eene doel-
matige en zekere wijze te beleggen.
Art, 56. De Maatschappij kan, in bijzondere gevallen, te bepalen
door de Directie, na Commissarissen gehoord te hebben, zich des
noodig een gebouw voor het kantoor der Directie en de bijeenkomsten
van Commissarissen aanschaffen. In den regel echter tracht zij,
ter vermijding van omslag, de noodige pakhuizen en gebouwen te
huren en, voor de kosten van opslag en beheer, vaste overeenkom-
sten te sluiten.
Art. 57. De Factorij in de Hollandsche Afrikaansche Republiek,
ontvangt van de Directie bepaalde bevelen, hoedanig in dit opzigt,
ten meeste nutte der Maatschappij en mot inachtneming der plaat-
selijke omstandigheden te handelen.
Digitized by
Google
330 VEBBLAG VAN HET
Art. 58. De Maatsohappg sal met gehnnrde sohepen Taren, ten
zijf uit hoofde van den aard der ondernemingen of van de omstan-
digbeden, het varen met eigen schepen noodig worde geacht; waar-
van als dan door de Directie aan Commissarissen mededeeling ge-
schiedt.
Art. 59. Inkoopen van goederen en inhuring van schepen ge-
schieden door aanbestedingen of inschrgyingen in het openbaar, of
wel op andere in den handel gebruikelijke wijze, zoo als de Direc-
tie telkens zal oordeelen nuttig te zijn, in het belang der Maat-
schappij en in dat van handel of nijverheid, zonder gunst of voor-
keur aan bijzondere provinciën, steden, plaatsen, instellingen of
personen.
Art. 60. De Maatsohapp^ zal, in den regel do aan te voeren goe-
deren, op gezette tgden en in het openbaar, bg groote kavels vei-
len, op Roodanige Conditiën als meest overeenkomen met den
wensch des handels en het belang van de Maatschaappij o£ hare
lastgevers .
Indien onderhandsche verkoopen hebben plaats gehad, zal de
Directie de beweegredenen daartoe aan Commissarissen, in hunne
eerstvolgende zitting mededeelen.
De Maatschappij vermag geene vaste makelaars te hebben.
Art 61. De Directie is verpligt de eigendommen der Maat-
schappij en de door haar verleende voorschotten, zoo veel doenl^k
te doen verzekeren, en wel b^ voorkeur bij de hier te lande ge-
vestigde Sociëteiten van Zee- en Brand-Assurantie en particuliere
assuradeurs.
De Maatschapp^ kan een gedeelte van haj^e Zee-Risioo^s aan
zich zelve verzekeren.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Van de Balans, de Dividenden, en het Beserve-fonds,
Art 62. Op den Sisten December van ieder jaar worden de Boe-
ken dezer Vennootschap afgesloten; vervolgens wordt daarnit door
de Directie de Rekening of Balans over het afgeloopen Boekjaar
opgemaakt.
Art 63. Deze Balans met eene ophelderende memorie, wegens
de daarop voorkomende posten en een algemeen verslag der zaken
van de Maatschappij, zal op den eersten Maandag in Mei van het
daarop volgende jaar, aan Commissarissen worden ter hand gesteld.
Art 64. De Commissarissen of hunne plaatsvervangers, nemen
telken jare de rekening op en onderzoeken de Balans.
Art. 65. De Directie zal aan Commissarissen alle inlichtingen
moeten geven en hun toegang moeten verleenen tot alle zoodanige
Boeken en Papieren der Vennootschap, als gevorderd worden, om
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 331
den staat van zaken der Maatschappij en de handelingen der Di-
reotie met juistheid te kunnen heoordeelen.
Art 66. Ingeval de Vergadering van Commissarissen de Rekening
of Balans goedkeurt, zal die door den Voorzitter en den Secretaris
worden onderteekend.
Deze onderteekening geldt Yopr de Directie als decharge yoor al
de zaken en rerrigtingcn in dat jaar, blijkens de Boeken behandeld.
Art. 67. Ingeval de Bekening of Balans, of eenig gedeelte der
▼errigtingen van het afgeloopen Boekjaar, door de Vergadering van
Commissarissen niet wordt goedgekeurd, zal daarvan worden ken-
nis gegeven aan de Directie.
Zoo het bestaande verschil tusschen Commissarissen en de Di-
rectie niet wordt vereffend, zal het gebragt worden bij, en onder-
worpen aan de uitspraak en beslissing van drie arbiters, te benoemen
uit de Vennooten, geen Lid der Directie, Commissaris, of Plaats-
vervanger z^nde. Een van die arbiters zal worden benoemd door
de Vergadering van Commissarissen, een door de Directie^ en de
derde door de beide benoemde arbiters. Indien zij het over de
keuze niet eens kunnen worden, zal de derde arbiter door het lot
worden gekozen uit een dubbeltal door de beide arbiters gemaakt.
Art. 68. De goedgekeurde Kekening of Balans zal jaarlijks ge-
durende veertien dagen, ter inzage liggen van alle Vennooten, ter
Secretarie van de Directie en zal daarvdn aankondiging in de dag-
bladen geschieden.
Art, 69. De winst, welke naar de goedgekeurde Bekening of
Balans in een Boekjaar blijkt te z^n behaald, strekt in de eer-
ste plaats tot vereffening der verliezen, welke in vroegere jaren
gevallen z^nde, niet door de Keservekas zijn kunnen worden ge-
dekt. Van het alsdan bestaande overschot zal een achtste in die
Beservekas worden gebragt en zeven achtsten aan Deelhebbers
worden uitgedeeld, met inachtneming van het bepaalde bij art. 85.
De Deelhebbers deelen in het dividend, naar mate van de stor-
tingen of betalingen op hunne Aandeden gedaan.
Het dividend wordt bepaald in guldens, zonder onderdeden en^
de uitbetaling wordt tijdig door de Directie aangekondigd.
Art. 70. De Beservekas zal een afzonderlijk fonds uitmaken.
Hetzelve is bestemd tot aanvulling der verliezen, welke het Maat-
sohappd^k kapitaal mogt ondergaan.
Omtrent het beheer, het gebruik en de wijze van belegging van
dit fonds, wordt door de Directie, onder toezigt van Commissarissen,
voorzien, aan wien jaarlgks daarvan Rekening en Verantwoording
wordt ovorgdegd.
Slotb^alinff.
Geene Aandeelen zullen uitgegeven en de eerste storting ook niet
Digitized by
Google
332 VERSLAG VAN HET
gevorderd worden, dan nadat do Directie en Commissarissen zich
overtuigd bebben, dat het personeel, bedoeld bij Art. 50 alinea bj xaX
zgn geëngageerd. —
Doch toen — op den 13*^°^ Maart — bragten de beide
Heeren van Roijen en de Sitter in, dat zij die Statu-
ten als zoodanig goedkeurden, doch nog onderscheidene
bedenkingen tegen de zaak zelve hadden, en daarom niet
geacht wilden zijn, door die goedkeuring, voor de zaak
een gunstig advies te hebben uitgebragt. Daarop verzocht
ik beide Heeren de goedheid te hebben om mij hunne be-
denkingen schriftelijk te willen mededeelen, opdat ik die
ook schriftelijk zou kunnen beantwoorden, en dan beider
nota's, met die antwoorden, aan ieder hunner ter beoor-
dceling toezenden.
Op den 15*®^ Maart ontving ik dezelve. De Nota van
den Heer van Royen was van den volgenden inhoud:
FfNOTA VOOR DEN HEER STUART.
riOp de ontworpene ' Statuten heb ik geene aanmerkingen
als regelende alleen de voorwaarden der Constitutie eener
maatschappij en haar Bestuur, etc; maar met opzigt tot
de zaak zelve, meen ik te moeten maken de volgende op-
merkingen :
rrl. Ik ben van meening dat men de zaak alleen moet
beschouwen (met terzijdestelling van alle philantropische
gedachten) uit het oogpunt eener financiële speculatie,
want ik geloof dat met het oog daarop, er alleen te den-
ken valt aan het bijeenbrengen van het noodige kapitaal
door particulieren.
ffNu wordt voorgesteld om voor ƒ 1.200,000 te koopen,
eene landstreek in Zuid-Afrika, ter grootte van p. m.
300,000 bunders.
r/Dat kapitaal zal moeten verdubbeld en gebragt worden,
op ƒ2.500.000, ten einde het noodig fonds beschikbaar te
hebben voor de exploitatie van het terrein en het drijven
van handel; mitsgaders tot vestiging aldaar van Neder-
landsche volksverhuizers.
Digitized by
Google
VERRIOTE IN NEDERLAND. 333
rf2. Van waar zullen komen de renten en verdere win-
sten, waarop de geldschieters zullen moeten rekenen?
ff Het antwoord zal zyn : uit de producten van den land-
bouw of de voortbrengselen van den grond en de winsten
van den handel.
ffDie exploitatie vordert het overbrengen van Nederlan-
ders derwaarts; men moet daartoe bereid vinden geschikte
personen.
rr3. Het eerste wat deze menschen zullen moeten weten, zijn
de voorwaarden waarop zij daar zullen geplaatst worden.
ff Welke zal daar hunne toestand zijn?
rr Landeigenaren kunnen zij niet zijn, wijl het land behoort
aan de Maatschappij. Zullen zij huurders wezen ? zullen zij
zijn dienstbaren? Hoe het zij» de zaak moet zijn geregeld
en bij het plan zijn uiteengezet; zonder dat kan men niet
beoordeelen of het te verwachten is, dat men geschikte
volksverhuizers vinden kan.
rr4. Te oordeelen naar den aard van ons volkskarakter, be-
twijfel ik zeer, of men wel een voldoend getal geschikte men-
schen vinden zal, tenzij de voorwaarden voor hen uitlok-
kend zyn.
ff Men zal in het begin in allen gevalle weinigen vinden;
later, op zijn schoonst, als het hun die daar zi/n, goed gaat,
zullen velen volgen.
ff 5. De renten van het kapitaal loopen intusschen voort,
waar uit die te bestryden?
ff Zonder volk geen arbeid op het land, en zonder deze
geene produkten.
rr6. Nadat er volk genoeg is, koe zal de exploitatie plaats
hebben? welke is de berekening van de kosten? welke die
der uitkomsten?
ffMen kan hier niet anders dan ramingen maken^ maar
om uitzigt op voordeel te geven, zal men toch de wijze
van exploitatie, het beheer, de administratie en de controle
in het plan moeten aangeven.
ffMen kan toch wel de arbeiders niet naar willekeur la-
ten arbeiden, ieder vrij latende in de keuze.
ff Ik bedoel het systeem van de exploitatie der gronden
Digitized by
Google
334 VERSLAG VAN HET
en het beheer met zijne verantwoording en de middelen
van controle als waarborg tegen bedrog.
nik bedoel tevens de raming der kosten en uitkomsten.
ttl. Eene andere bron van voordeel zal zgn de handel.
rrHoe zal daarvan zijn de regeling, het beheer en de con-
trole?
»rWat zal het onderwerp zijn. van in- en uitvoer?
rr Deze onmisbare deelen van de organisatie der onder-
neming zullen vorderen eenen veel omvattenden en inge-
wikkelden arbeid.
rr ZWARIGHEDEN.
rrl. De moeijelijkheid van de administratie aan de ex-
ploitatie der gronden en den handel verbonden.
rr2. De moe^elijkheid om in goede overeensteouning te
brengen, het belang van den landverhuizer met dat der
Maatschappij.
rr3. Het bezwaar om volk genoeg te kragen voor het
verrigten van den noodigen arbeid tot bebouwing van den
grond etc.
rr4. Het bezwaar, dat de landverhuizer in een land waar
h^ zoo gemakkel^k een ander terrein voor zich zelven
vinden kan, de Maatschappij niet verlaten, en een eigen
haard stichten zal.
rr5. De behoeften kennende der Republiek zal men kun-
nen nagaan, wat men kan invoeren, maar wat zal men met
voordeel kunnen uitvoeren?
rrHet hoofdprodukt is in den eersten tijd vee.
rrLevend is dat niet vatbaar voor uitvoer over zee.
rrGeslagt zal niet concurreren kunnen met dat van el-
ders.
rr6. Vooral omdat het transport per as loopt over eenen
afstand van 3 weken reizens. Hoe groot zullen daarvan
de kosten zijn?
rr7. Zal de weg tusschen de Republiek, steeds veilig z^n?
rrMoet men niet doorreizen een landstreek bewoond door
Kaffers, en heeft de geschiedenis niet geleerd dat men daar-
mede gestadig in oorlog is?
Digitized by
Google
VERRIQTE IN NEDERLAND. 335
rf8. Is het geen bezwaar, dat men schepen moet in eene
Ëngelsche haven?
ffln cas van oorlog met Engeland is de toegang tot de
Republiek gesloten. In staat van vrede is men ter zake
van de regten op den in- en uitvoer afhankelijk van de Ën-
gelsche verordeningen.
rr9. De afstand die het terrein der speculatie scheidt van
bet moederland is mede geen gering bezwaar.**
De Nota van Mr. W. de Sitter, was deze:
rrDe geographische ligging van de landen der HoUansch-
Afrikaansche Republiek schgnt m^ belangrijke bezwaren te-
gen het voorgestelde plan op te leveren.
ttV Bestaat er geene Communicatie met de zee, dan door
het Ëngelsche territoir, Engeland heeft dus den handel naar
en van de Republiek in zijne magt. Zij kan dien beletten^
zij kan dien door transito-regten, verbodsbepalingen enz.
belemmeren,
rr2^ Staat de Republiek bloot aan invallen van en oor-
logen met de KafiPerstammen. De grondeigendom is daar-
door steeds in gevaar.
rr Op welke zekerheid zullen do inschr^vers worden gewezen
zoowel voor hun kapitaal, als voor eene billijke rente en
dividend als tegenstelling van de kans op verlies?
rr Welke waarborg heeft men dat er een voldoend perso-
neel zal worden gevonden om de exploitatie te bewerk-
stelligen?
rrZal dat personeel op de gestelde Conditiën, als in dienst
der Maatschappij, de reis willen ondernemen?
rrZoo ja, hoe verzekert meti de Maatschappij de rigtige
nakoming dier contracten bij onwil, luiheid of onverschil-
ligheid van dat personeel?
rrHet komt mg gewaagd voor een kapitaal van dat be-
lang te steken in eenen aankoop van grond in eene zoo ver-
wijderde streek, waar mén niet bij magte is den eigendom
te verdedigen, z^ne regten behoorlijk te doen handhaven.
rrHet ware m^ns inziens eenvoudiger, dat de Volksraad
zelf den stroom der volksverhuizing derwaarts trachtte te
leiden en zelf gelden negotieerde tegen uitgifte van Staats-
Digitized by
Google
336 VERSLAO VAN ilET
schuldbrieven. Hij kon dan zelf de Directie voeren, zelf
voor het land do voordeden genieten en beter dan eene ven-
nootschap de regten en belangen der ingezetenen hand-
haven en bevorderen.
rrDe bemoeijing der op te rigtene Maatschappij komt te
dikwerf met etaatsregt en volkerenregt in aanraking dan
dat zij de bepaalde bescherming van eenige mogendheid
zou kunnen ontberen.
rr Eindelijk zullen de onkosten van lading en vervoer om
tot de lading te komen, die van transport te groot zijn
op zulk eene distantie, dan dat de producten van Zuid*
Afrika met veel voordeel hier zullen kunnen worden ver-
kocht. Een gering voordeel is niet voldoende om de na-
deelige kansen te dekken voor de geldschieters."
Den 17*^®^ Maart waren die Nota's met derzelver beant-
woording ter bestemde plaatse en den 20®*®° Maart hadden
wij ten huize van den Heer van Roijen eene Conferentie
daarover^ waarvan den uitslag deze was: beide Heeren
waren voor de zaak, wilden de Maatschappij opgerigt heb-
ben, maar konden om veelvuldige bezigheden en persoon-
lijke betrekkingen, geen deel aan de Directie nemen. De
Heer van Roijen was genegen om voor zich deel te nemen
in de Maatschappij en wij kozen eenige Heeren uit om de
verlangde Directie te verkrijgen, waarvan de hoofdpersonen
zouden aangezocht worden, door den Heer van Roijen,
welke dan wel de goedheid zouden hebben om de overigen
bij een te roepen, ten einde dan gezamenlijk die Directie
tot stand te brengen.
Na veel moeite kwam er oen meer dan voldoend aantal
van de voornaamste mannen uit Groningen bij een, om te
besluiten op mijn aanzoek, om zich aan het hoofd te stel-
len der door mij ontworpen en reeds tot stand gebragte
of nog verder tot stand te brengene Maatschappij van
kolonisatie in de Republiek^ overeenkomstig de voorge-
stelde of nog verder te wijzigen Statuten dier Maatschappij.
Op den G^®° April hadden wij eeme Conferentie ten huize
van den Heer Gouverneur. Om het voorstel aanschouwlijker
te maken, lag ik de Heeren de volgende begrooting voor:
Digitized by
Google
VERKIGTE IN NEDERLAND.
337
1ste Vraag, Welk personeel wordt gevorderd en hoeveel zal deszclfs beloo-
uing sijn?
ViJTEHEJ.OONIN«VAIÏDE'
i^ilH
s
^
•jt
mm
ianmcrkingeiu
3t
X
2
BETREKKINGEN-
■4
5
J
■^
wmrliy wordi'ii aangc-
wnen, de te jTirLr^-
3
-^
i
t
Li
?
d .1
•
.
gcue c-^tra hcluooiji-
3
>
3
^
K
ö
1-
>
1
^1
<
jfetk.
pc.
IVtr.
tn?.
pe.
I
President Diroctoür.
2500
500
ff
3000
10
ff
Ff
ff
2
Dirt ct . aid.Lao db oii w.
2000
400
fl
2400
5
5
Ff
ff
3
Direct, afd, Nïjverh.
2000
400
ff
2400
5
ff
5
ff
4
Boekhoudcr.
1000
10(>0
ff
2000
5
ff
Ff
5
5
8«oreUri&.
1200
600
Ff
1800
'1
IF
Ff
ff
G
£lerk.
400
400
FF
800
1
fl
Ff
ff
7
Kassier Landsbniik.
Ff
1200
Ff
1200
FJ
1
Ff
5
a
Adviseur llegtage-
leeréo.
1200
^1
1200
2400
"
ff
FF
Ff
Nf^UrltlO Prakiyk.
Votgena de wc| wardt
lu iedeT DialHct do
fïonr d(ï meerderheid
vüorF;cdriiKeïiB Land-
ff
drost drmr di!i\ Volks -
Ff
raM beaoütód.
9
ld* Kfttttürk* Geoloog,
1500
Fr
ff
1500
5
t}
FF
Ff
10
ld. Inge n ie ar.
lf>00
Ff
Fr
1500
5
If
Ff
"
11
id. Landmeter.
1500
Ff
rf
1500
Ff
10
FF
ff 1
1%
J
Arclütekt.
1 OOO
ff
rf
1000
FF
fl
h
ff
n
Geregtabodp.
400
ff
Ff
400
FF
ff
Ff
ff
DeurwiöTdcrsTriUt
u
Magaaijtiïnee&tcr,
1200
f*
Ff
1200
S
ff
ff
f»
15
1
WiïïkeJicr.
1000
ff
FF
1000
2
ff
ff
fl
16
Predikant.
1200
Ff
if
1200
Ff
ff 1
ff
il
De hftlft der doop-
IT
Doctor en Apotheker,
1000
Ff
Ff
1000
FF
fl
ff
FF
PartïcuL PrakMjt.
18
Onderwijzer 2* rang*
1000
Ff
FF
JOOO
Ff
n
Ff
ff
ScUooIg. vanVrêem-
19
idem 3« rang.
600
ff
. "
000
ff
tl
Ff
II
Idf^m Ident.
20
Opperjager.
500
Ff
ff
500
]
fl
fl
H
21
Jagers.
700
Ff
Ff
700
2
ff
Fr
ff
22
Br<Jod- en Rockbakk,
600
ff
Ff
GöO
2
ff
IF
ff
23
Slagter,
600
ff
Ff
DOO
2
ff
It
rr
24
Graan bouwer.
lÜOO
ff
ff
1000
Ff
3
il
ff
2b
sa
Bonwktieeht$.
12000
ff
ff
12000
ff
6
Ff
fF
26
Leidscbe kasümaker.
800
ff
ff
800
ff
2
fF
ff
21
Stotkeehc tdem .
800
ff
ff
m<\
ff
2
ff
ff
aa
12
Stalkncchta,
3000
n
ff
3600
ff
2
ff
FF
29
Tuinmaïi boorakw,
800
ff
ff
800
'ff
2
"
ff
30
Spitters,
IRÜO
fF
ff
1800
ff
2
ff
Ff
31
Timmerinau.
GOO
ff
fl
600
IF
Ff
J
ff
32
ICnechtfl idem.
2400
ff
ff
2400
il
ff
3
ff
38
Metseïaar.
600
FF
ff
600
ff
ff
1
ff
34
6
Eneebts idem.
2400
fr
ff
2400
Ff
ff
3
IF
^
Transport
51400
4500
1200
57100
52
34
18
10
22
Digiti
izedby Google
338
VERSLAQ VAN HET
ipi'.
[IC.
p*l.
P*.
90
Per Transport
51400
4500
1300
57lO0i52
1
34
18
10
35
1
Smid.
600
if
u
000
tt
tf
1
tf
36
3
Knechts idem.
1200
ff
tt
1200
tt
tl
2
rt
37
1
Wagenmaker.
600
ff
ff
600
tt
tt
1
ff
38
3
Knechts idem.
1200
ff
tf
1200
ft
rt
2
ff
89
1
Houtzager.
800
rr
ff
SüO
t'
tt
2
tf
40
3
Knechts idem.
1500
ff
ff
1600
ir
n
3
tt
41
1
Schrijnwerker.
600
ff
Fr
600
tf
TF
I
tl
42
2
Knechts idem.
800
ff
*/
aoo
ft
tt
1
tt
43
1
Kuiper.
600
ff
(/
600
tt
tt
1
tr
44
1
Blikslager.
600
ff
ft
6Ü0
tt
tt
1
rr
45
1
Pottenbakker.
600
ff
n
600
tf
tt
1
If
46
2
Knechts idem.
800
n
ft
eoo
Ff
tt
1
tt
47
1
Geweerm&ker.
600
n
tt
600
tt
tt
tr
rt j
Warkt Dok voor
vrüCüiden.
48
1
Kruidmaker.
1000
ff
tt
1000
+ r
tf
tt
ff
luUEtTHD vfirJtoopTftn
49
2
Knechts idem.
1000
ff
ïi
lOoy
tJ
tf
tt
rr
kruid.
50
1
Steenbakker.
800
ff
tl
800
tf
tt
2
tt
61
3
Knechts idem.
1200
ff
tt
1200
tt
tt
3
tr
52
1
Rietdekker.
800
ff
ir
800
tt
tf
2
tt
53
1
Knecht idem.
400
f/
tt
400
tf
tf
1
n
64
1
Leerlooijer.
800
ff
tt
BOO
2
tf
tl
tr
55
1
Knecht idem.
400
ff
tt
400
]
tf
rr
tr
56
1
Tabaksfabrikant.
800
ff
tt
80(ï
tt
3
tl
Tt
CïfïLdficjtUe .
57
2
Knechts idem.
900
ff
tj
900
tf
3
tt
tt
58
1
Molenmaker.
1000
ff
}t
1000
tt
tl
tt
rr
Workt ook vuur
59
1
Schoenmaker.
600
ff
»
600
if
tt
II
tt
rrQQmdeD
GraUficfttle,
60
1
Kleedermaker.
600
ff
tt
600
it
ff
IT
tt 1
iil«iij.
61
1
Wasch vrouw.
400
ff
tt
400
ft
Ff
tt
If
Idem.
62
2
Meiden idem.
600
ff
tt
600
tt
tl
ft
t*
63
Personeel Kaffers.
1800
ff
ft
lyi'H)
tt
tl
tr
ff
131
Totaal
75000
4500
1200
H{}-00|5a
E
43
10
2de Vrctag. Waartoe zal het kapitaal der Maatschappij besteed worden ?
Antw,
Ie 8T0R-
TIKO.
2e STOB-
TINO
SesTOB-
TINO.
4e STOB-
TWO.
5e 8T0B-
TINQ.
TOTAAL.
AAKKBBXIXOBy.
Aankoop Tiand
Vee-Inventaris
Materialen
Transport Kolo-
nisten
Salaris idem
Aandeel in de
Lands-Bank
Handelsartik.
Scheepvaart
Onvooi-z.uitgav.
200000
50000
40000
30000
75000
6000
85000
15000
250000
50000
25000
6«00
5000
65000
100000
250000
50000
15000
5000
5000
75000
100000
250000
6000
20000
20000
105000
100000
250000
6000
5000
5000
135000
100000
1200000
160000
90000
66000
110000
5000
465000
400000
15000
Om dit later, des
goedvindendc^te
kunnen yerigroo-
ten.
Tot aanbouw Tan
schepen voor ei-
gene rekening.
Totaal
500000
500000
600000
500000
600000
2500000
Digitized by
Google
VERHIGTE IN NEDERLAND.
339
3d« Vrawj. Welke opbrengsten worden van dat
verwacht?
AnhD, Uit a Landbouw, b Ng verheid, e Handel, d
personeel en kapitaal
Scheepvaart, e Bank«
te BTOBT.
«« BTOBT
Oe BTORT
▲AinfXRKnraav.
Cultanr
Vee
Bosachen
90000
5000
10000
100000
15000
20000
110000
26000
80000
120000
25000
40000
130000
25000
60000
Gemiddeld 860 buoden k
10,l5enieV»pCt
Gemiddeld IMOO planken
van 20v.lenKte4v.breed-
.teenldm.dikte,k/8,-de
plank.
Totaal liandb.
h Nijyerheid
e Handel
d Scheepvaart
«Bank
105000
87500
21000
500
135000
40000
37500
12000
500
165000
42500
66000
24000
500
185000
62500
82500
86000
600
205000
55000
116350
48000
600
De helft van de kosten
▼an hetgeh. personeel,
p. m. S6 pCt
» 18 ir «
ff 10 if
ToUal
164000
225000
288000
357000
424750
4de Vraag. Welke uitgaveu heeft de Maatachappy te dekken?
AnhD, bij de
Transport Kolonisten
Salaris idem
Yerbniik Materialen
Totaal
Ie BTOBT.
80000
75000
15000
120000
8e BTOBT.
5000
80000
25000
110000
Se STORT.
5000
85000
30000
120000
4e BTOBT.
20000
105000
16000
140000
5 e BTOBT.
5000
110000
5000
120000
5de Vraag. Welke dividenden zouden die opbrengsten en uitgaven ople-
veren? Van de ie stobt. 2e btobt. 8e btobt. 4e btobt. 5e btobt.
Opbrengsten als boven 164000 225000 288000 357000 424750
Uitgaven rr u 320000 110000 120000 140000 120000
AiUw. Blijft 44000 115000 168000 217000 804750
p. m. SVspCt llV«pCt. llVspCt. lOV^pCt. 12V5pCt.
Behalve
dat de Maatschappij voortdurend een rentegevend kapitaal zou aanwin-
nen in de jaarl^ksche daarstelling van gebouwde eigendommeUi en
dat zij grond uitgeeft in huur, erfpacht of koop, waarmede haar ka-
pitaal kan afgelost worden«
6de Vraag, Welk bedrag geoft de Maatschappg, door de voorbedoelde be-
steding van haar kapitaal, uit handen ? of hoeveel houdt zg daarvan onder
eigene administratie?
Antw. op de eerste Vraag:
bij de
1 0 pCt. van de koopp. Land
Transport Kolonisten
Totaal
Ie stob-
TIMO
20000
30000
50000
10 o/o
8e BTOB-
TIMO.
Se BTOB-
TIMQ.
40 8T0B-
TIWO.
5e STOB-
TIHO.
TOTAAL.
25000
5000
25000
5000
25000
20000
25000
5000
120000
65000
30000
8 0/0
30000
TVsO/o
45000
7»/4 o/o
80000
7V5 0/0
185000
7V6 0/0
of van haar kapitaal
Antw, op de tweede Vraag:
90 o/o 92 o/o 92V8 o/o 9274^0 92»/60/o 92V60/o
22*
Digitized by
Google
340 TERSLAG VAN HET
Alvorens op m^n aanzoek te beslissen, warden twee Com-
missiën benoemd, eene om de maatschappij, wat het deel
van Landbouw betrof, te onderzoeken^ waarin geteld wer-
den de Heeren G. Reinders, U. G. Schilthuis en m^n per-
soon, en de tweede, om haar na te gaan, wat den handel
aanging, waarin verzocht werden de Heeren H« B. Onnes,
A. de Monchy en ik.
Op den Uden April kwam de Commissie voor Land-
bouw b^ een, en haar advies was gunstig.
Op den IS'^®" April de Commissie voor den handel,
do^ haar advies was ongunstig. De Heeren Onnes en de
Monchy maakten deze bedenkingen. 1^. Vleesch en boter
zouden de artikelen voor uitvoer naar de Nederlands che
Oost- Indien z^n; het bedrag van dien uitvoer kon niet meer
beloopen dan p. m. ƒ10,000, zonder de markt te overladen,
en die lading te Natal plaats hebbende zou onvoldoende zgn
om het schip te bevrachten, en was te gering voor de pro-
ductie. 2^. Men kon op geen retourvracht van daar, voor re-
kening van de Nederlandsche Handelmaatschapp^ rekenen,
vermits dan het schip geen vreemde haven mogt aandoen,
en voor particuliere rekening zou de bevrachting geen
zaak z^n, omdat men niet vooraf met kennis van zaken
zou kunnen aanwijzen, welke artikelen men dddr verlang-
de ingekocht te hebben. 3^. Dat de uitvoerartikelen naar
Europa zoude zgn huiden, wol; ivoor, struisvederen en
andere zeldzaamheden, alle in Nederland en vooral in Gro-
ningen minder gezoehte waren, die eensdeels ook geene ge-
noegzame bevrachting zouden opleveren en ten andere de
Maatschapp^ zouden verpligfen, om ze elders op te zolde-
ren en met nog andere verkoopkosten, aan den man te
brengen. 4^. Dat zoolang men omtrent een en ander geene
nadere Inlichtingen had of verkrijgen kon^ de Maatschapp^
zeer gewaagd zou handelen, met zich te verbinden om de
kolonisatie steeds van het noodige te voorzien en daar
in het binnenland een stapelplaats van allerlei koopwaren .
Ie houden, vermits zij dan de kans liep van op de retour-
vrachten te verliezen de voordeden die zij in de Repu-
bliek met de verkoop harer goederen zou gewonnen heb-
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 341
ben; en ten 5^. Dat zg dus voor zich de vcrantwoor-
del^kheid van dien handel niet op zich wilden nemen.
Deze bedenkingen van hoe ondergeschikten aard ook, kon
ik niet wederleggen; daarvoor ontbrak mij de benoodigde
speciale kennis en inlichting. Wel kon ik de algemeene
opmerking maken, dat andere handelaars^ Ëngelsche, Kaap-
sche, Amerikaansche en Hamburgsche, in 1851 reeds voor
een Europeesch bedrag van p. m. ö^/a tonnen gouds en
voortdurend derwaarts invoerdeui zie bl. 219; dat deze toen
gelijke retourvrachten moesten hebben, en daarop ook de
gemaakte voordeden niet zouden verliezen; en dat dus de
Nederlandsche Maatschapp^, die in de Republiek zoo veel
boven die handelaars zou vooruit hebben, wel voor een
minder bedrag handel met haar zou kunnen dryven, doch
daar mij die bedenkingen met zoo veel gemoedelijkheid en
welwillendheid gemaakt werden, en volstrekt geene andere
bedoeling hadden dan om bg de inachtneming van de
behoeften der Republiek en van het welzijn der Neder-
landsche kolonisatie, die zich daar vestigen zou, het belang
en voordeel der tot stand te brengene Maatschappij te
verzekeren, zoo stelde ik de Heeren Onnes en de Monchy
voor, om wanneer het m^ gelukken mogt, het ontwerp
eener proefneming in dezen zamen te kunnen brengen, als-
dan die bedenkingen in het midden te laten en zich te
willen vereenigen met de andere Heeren, om die proef te
ondernemen. Ën dit voorstel werd aangenomen.
Nadat ik ten zelfden dage den Heer Mr. A. J. van Ro^en,
mededeeling gedaaa had, van hetgeen toen bg de Com-
missiën was voorgevallen, had ik den volgenden dag mijn
nieuw ontwerp gereed, en was zeer verheugd, toen ik van
ZEd. vernam, dat naar zijn gevoelen, dit alle bezwaren
wegnam.
Den 22«*«° April lag ik het den Heer de Monchy voor;
dit was van dezen inhoud:
nDe ondergeteekenden
hebben kennis genomen van:
wDe volmagt van 23 Maart 1853, onderteekend te Maga-
liesberg, door den Volksraad der HoUandsche Afrikaansche
Digitized by
Google
342 VERSLAQ VAN HET
Republiek en verleend op den Heer Jacobus Staart, wo-
nende te Pieter-Maritzburg, thans alhier tegenwoordig, ten
einde aan Nederlanders te verkoopen zekere uitgestrektheid
gronds, groot 300,000 morgen of een gedeelte van dien en
maatregelen te beramen, die eene — uit de kooppenningen
van dien grond — aldaar op te rigtene Landsbank, zou
vorderen.
rrDe voorstellen, die genoemde Heer Stuart ten gevolge van
die volmagt te Amsterdam op 3 October 1853 in de zaal
van Frascati, en te Rotterdam op 28 December 1853 in
de Concertzaal en op den 8 Januari) 1854 by schrifteiyke
memorie gedaan heeft.
ifDe adviezen, op die voorstellen uitgebragt door eenigen
der hoogst geachte mannen in Amsterdam en Rotterdam,
en wel van Amsterdam van 23 December 1853, inhoudende,
dat de onderteekenaars van gevoelen z^n, dat de aanbe-
veling dier voorsteilen dkn eerst aannemelijk zal zijn, wan-
neer zich op dien grond eene Nederlandsche kolonisatie
zal gevestigd en de daarstelling der Landsbank meerdere
waarborg verkregen hebben; doch tevens, dat z§ het wen-
schelijk achten, dat, eene beschaafde Nederlandsche kolo-
nisatie zich spoedig onder de HoUandsche stamgenooten
in Zuid- Afrika nederzette. £n van Rotterdam van Februari
1854, doende blaken, dat de meerderheid der onderteeke-
naars, het aankoopen van eigendom in de HoUandsche Afri-
kaansche Republiek, op de voorgestelde wijze, voor als nog,
eene te gewaagde zaak houden; dat zij tot de deelneming
in de voorgestelde Landsbank niet kuanen adviseren, uit
hoofde zg, in de wijze waarop hare inrigting en doel voor-
gesteld wordt, te veel onbestemds en duisters vinden, met
opmerking evenwel, dat de oprigting eener bank in de
Republiek op eene kleine schaal en op eenen anderen dan
den voorgestelden voet, misschien met eenig goed gevolg
te onde];nemen zou z^n; dat zij niet gunstig kan adviseren
op de verkr^ging eener kolonisatie van Nederlanders in
de Republiek, vermeenende daarenboven, dat de vooruit-
zigten welke men voor kolonisten dddr zou kunnen openen,
nog veel te onzeker zijn, om hunne landgenooten daartoe
Digitized by
Google
VGRRIGTË IN NEDERLAND. 343
aan te sporen, en zij eindigt met de betuiging van opge-
wekte deelneming in het lot der uitgewekenen in de Hol-
landsche Afrikaansche Republiek en dat zij het van harte
zal toejuichen, wanneer hun, op eene meer eenvoudige en
meer doeltreffende w^ze, de hand zal kunnen gereikt wor-
den. — Dat de minderheid der onderteekenaars daarentegen
van gevoelen was, dat er geene redenen waren om zich
tegen eeaen aankoop van gronden in de Republiek te ver-
klaren; dat het geraden zou zijn, om, b^ de reeds in Neder-
land bestaande zucht tot landverhuizing, deze naar meer
genoemde Republiek te rigten en de vooruitzigten der Ko-
lonisten ook niet zoo .ongunstig waren; maar dat de meer
ganstige stemming dier minderheid door haar geheel afhan-
kelijk werd gesteld, van de keuze van het personeel der
kolonisten en van degenen, die met de leiding belast zou
z^n, omtrent welk een en ander zij de meeste behoedzaam-
heid aanraadt.
'f£n van een, naar aanleiding dier adviezen, gewgzigd
voorstel van meer genoemden Heer Stuart.
rrDe ondergeteekenden hebben dit gewyzigd voorstel met
de meeste naauwgezetheid overwogen, en ofschoon het kon
aangemerkt worden, als de bedenkingen en bezwaren der
voorbedoelde Amsterdamsche en Rotterdamsche beoordee-
laars te hebben uit den weg geruimd, en zeer gunstige voor-
uitzigten te zullen opleveren, hebben zij evenwel nog be-
zwaren gevonden in den voorgestelden handel tusschen
Nederland en de Republiek en Neêrlands Oost-Indiën, en
speciaal in de artikelen van uitvoer uit de Republiek der
en herwaarts, en in de scheepsvrachten, wanneer de goederen,
of niet genoegzaam voorhanden zouden z^n om de lading op
te leveren, 6f derzelver hoeveelheid te groot zou wezen, om
in eens met voordeel verzonden en aan de markt gebragt te
kunnen worden. Deze bezwaren heeft de Heer Stuart,
zonder nader onderzoek bij den handel in Natal en naar de
tegenwoordige gewone retourvrachten van dtór, naar En-
geland, Amerika en Hamburg, niet kunnen opheffen.
rrDe ondergeteekenden deelen echter geheel en al den wensch
der voorbedoelde Amsterdammers, dat zich spoedig eene
Digitized by
Google
344 VERSLAG VAN HET
beschaafde NederlandscLe kolonisatie in de Republiek ves-
tige, en dien der Rotterdammers, om den HoUandschen Afri^
kaan in de Republiek op eene meer eenvoudige en doel-
treffende wijze de hand te reiken, en z^ houden zich over-
tuigd, dat gelijke wenschen gekoesterd worden door ieder
regtschapen Nederlander.
frDeze wenschen zouden evenwel weinig baten aan de
Republiek, indien men zich in Nederland niet bepaald
bezig hield met het onderzoek, op wat w^ze die Ko-
lonisatie d4&r te krggen en hoe den stamgenoot de hand
te reiken.
r/De ondergeteekenden, de noodzakel^kheid daarvan over-
wegende en de gelegenheid van de tegenwoordigheid van
den Heer Stuart in Nederland, tot bereiking van dat doel
zoo b^zonder geschikt, ja zoo onmisbaar oordeelende, heb-
ben zich verpligt gevoeld om op ZEd. verzoek, zich met dat
onderzoek te belasten, en te eerder omdat hy anders naar de
Republiek zou moeten terug keeren met het antwoord, dat
alle z^ne pogingen om eene beschaafde Kolonisatie derwaarts
over te brengen en de aangebodene gronden of een gedeelte
van dien voor een luttelen pr^s te verkoopen, vruchteloos
geweest waren, niettegenstaande thans duizende Nederlan-
ders naar Noord-Amerika vertrekken, dd4r gronden aankoo-
pen tegen veel hoogere prezen en met minder gunstige uit-
zigten; dat men dezer z^ds geene de minste aanbieding aan
de Republiek gedaan had en zich zelfs de moeite niet gege-
ven had om te onderzoeken, in hoeverre de belangen van de
Republiek van den kant van Nederland konden bevorderd
worden; een antwoord, dat voor het Nationaal gevoel van
den HoUandschen Afrikaan, na het aanbod zgner z^ds ge-
daan, onverdragelijk zou z^n.
r/Dat onderzoek heeft geleid tot de aanbeveling eener
pro^neming, waarvan de ondergeteekenden den besten uitslag
mogen verwachten; waarom zij dan ook geene zwarigheid
gevonden hebben om zich te vereenigen tot eene Commissie,
om die proefneming te leiden, te regelen en te besturen»
daarin deel te nemen, ieder voor het bedrag bg zgne on-
derteekening uitgedrukt en zich verantwoordelijk te stellen
Digitized by
Google
VERRIOTE IN NEDERLxVND. 345
om later, en wol zoodra mogel^k, de uitkomsten dezer proef-
neming aan de deelnemers bekend te maken.
rrDe proefneming is deze: van een kapitaal van ƒ 1 25000, —
zal volgens globale raming worden besteed:
tot aankoop van 3000 Bunders / 12000.—
n tt tt vee. Invent. materialen . . ff 40000. —
tt transport van kolonisten u 6000. —
ff salaris » idem fr 26000. —
»f handels artikelen van invoer .... ff 36000. —
ff onvoorziene uitgaven ff 6000. —
Totaal ƒ 125000.—
ff Onder de volgende bepalingen:
1. De proefneming is eene handeling voor gemeene re-
kcnmg (zie art. 57 Wetb. van Kooph.)
2. Zoodra hare geheole uitslag aan de deelnemers be-
kend is gemaakt, heeft z^ opgehouden te bestaan.
3. Is de uitslag zoodanig, dat zij eene winst van 10 pC.
per jaar aanbiedt, dan willen deelnemers eene Maatschapp^
onder den naam van Nederlandsche Afiikaansche Maat-
schapp^ oprigten, waarvan de statuten als dan gearresteerd
zullen worden.
4. In dat geval zullen de deelnemers in deze proefne-
ming vóór anderen geregtigd z^n tot deelneming in die
Maatschappij, ieder voor, ƒ1000. — per f 50. — door hen
in deze proefneming genomen, en bevoegd zijn, om deze
hunne geregtigdheid des verkiezende aan anderen over te
doen.
5. Is de uitslag ongunstig en verlangen de tegenwoor-
dige deelnemers, de genoemde Maatschapp^ niet op te rig-
ten, dan zal de Commissie de zaken dezer proe&eming
zoodra mogelyk vereffenen.
6. Het kapitaal der proefneming is bepaald op ƒ 125000. —
verdeeld in aandeelen.
7. Ieder aandeel is groot ƒ50. — en gesteld op naam
of order.
8 De betaling der aandeelen wordt gevorderd, zoodra
een voldoend aantal kolonisten uit Nederland en ten ge-'
noegen van de Commissie geëngageerd is.
Digitized by
Google
346 VERBLAG VAN HET
9. De deelhebbers zijn niet verder aansprakelyk, dan
voor het volle beloop hunner aandeelen.
10. De Commissie bestaat uit (zes) leden: de Heeren
11. De vergadering der leden van de Commissie benoemt
haren Voorzitter en een harer leden tot Secretaris.
12. Alle besluiten der Commissie worden opgemaakt by
hoofdelijke stemming. De volstrekte meerderheid der aan-
wezige leden beslist en bij staking der stemmen die des
Voorzitters.
13. De Commissie heeft het beheer der handeling en
geeft alle bevelen daartoe betrekkelijk. Zij benoemt en
ontslaat alle personen in dienst der proefneming en regelt
hunne belooningen.
14. Alle stukken zullen door den President en den Se-
cretaris onderteekend worden.
15. In de Hollandsche Afrikaansche Republiek wordt
een ondergeschikte tak van bestuur gevestigd, te zamen-
gesteld uit een Directeur^ een Onderdirecteur en een Se-
cretaris, waaraan «zoo veel mogelijk volmagt tot handelen
verleend wordt.
16. Die Directie zal maandelgks verslag harer verrigtin-
gen, en telken half jare behoorl^ke staten en rekeningen
wegens haar beheer, aan de Commissie afzenden.
17. Het doel der proefneming is: de bevordering van
de welvaart der Hollandsche Afrikaansche Republiek; van het
welz^n van brave en kundige protestantsche Nederlanders,
die verlangen mogten zich in die Republiek te vestigen;
en van den handel in Nederland en ^s Rgks Oost-Indische
bezittingen, en zulks door, met in aehtneming van de be-
langen der deelnemers:
ff Aanvankelijk 3000 bunders land aan te koopen, van de
uitgestrektheid gronds^ gelegen in den Oostkant van die
Republiek, op en langs Drakenberg^ district Lijdenburg, in
overeenstemming met de volmagt tot verkoop van dien grond,
gegeven door den Volksraad der Republiek te Magaliesberg
den 23 maart 1853, te Groningen bij Notariële akte ge-
deponeerd, onder voorwaarde van het overige gedeelte dier
uitgestrektheid gionds, binnen de eerstvolgende vijf jaren,
Digitized by
Google
VERRIOTB IN NEDERLAND. 347
tegen ƒ4. — per bunder te kunnen aankoopen en dat dan
90 ten honderd van den koopprijs zullen gestort worden
en bewaard blgven in eene Landsbank in de Republiek
te vestigen.
rrEen genoegzaam personeel te engageren om de exploi-
tatie van den aangekochten grond te beginnen en de ngver-
heid en den handel in de HoUandsche Afrikaansche Repu-
bliek te ontwikkelen.
rfin de behoefte te voorzien van vee, wagens, werktuigen
en materialen voor gezegde exploitatie, en in die van trans-
port, onderhoud, belooning en verzorging van voorbedoeld
personeel.
rrEn naar gelang het kapitaal en de omstandigheden zul-
len toelaten, handel tusschen Nederland, de Republiek en
den Indischen Ocaan te ondernemen en te drijven.
18. De Commissie kan de Directie in de Republiek mag-
tigen tot alle zoodanige wettige ondernemingen in direct
verband tot de proefneming staande, als met voordeel voor
haar kunnen worden ondernomen.
19. De Conunissie zal de eigendommen der onderne-
ming, zoo veel doenlijk, doen verzekeren.
20. Zoodra mogelgk zal de Commissie verslag der proef-
neming aan de deelhebbers geven, de rekening of balans
over de handeling opmaken, deze gedurende 14 dagen ter
inzage leggen van de deelnemers en daarvan aankondiging
in de dagbladen doen.
21. De winstj die volgens de rekening of balans blijkt te
zgn behaald, zal onder de deelhebbers, naar mate van de
stortingen of betalingen op hunne aandeelen gedaan, ver-
deeld worden, zonder dat de Conmiissie eenige vergoeding
of belooning voor hare moeite en werkzaamheden te dezer
zake, verlangt.
f^Ën dan zullen, naar het oordeel der ondergeteekenden,
de vermoedel^ke gevolgen dezer proefneming z^n^
ffDat de aangewende middelen, door landbebouwing^ vee-
houder^, uitoefening van nijverheid, en handel met de in-
gevoerde koopwaren, goede vruchten zullen opleveren ; maar
^^^ ^g gebreke van directe Scheepvaart van Natal op Ne-
Digitized by
Google
348 VERfiLAO VAN HET
derland; de toezending der in ruil genomene artikelen van
uitvoer over Engeland zal moeten geschieden.
rfDat het kapitaal der proefneming wel verzekerd is, door-
dien zeer bijzonder zal worden gelet op de keuze van het
personeel der kolonisten en speciaal van degenen, die met
de leiding belast zijn, omtrent welk een en ander de
itieeste behoedzaamheid zal in acht genomen worden; het
kapitaal) met uitzondering van het salaris der kolonisten,
direct besteed en belegd wordt in goederen; terwijl het sa-
laris eene kas uitmaakt, waaruit alle kolonisten moeten be-
taald worden en de dispositie over die kas aan drie hun-
ner gezameniyk zal opgedragen worden; en eindel^k, geene
vervreemding van eenig eigendom der onderneming zal kun-
nen plaats hebben, zonder medeweten van onderscheidene
kolonisten.
rrDat de proefneming zoowel op de bgzonderc medewer-
king der Hollandsche Afrikanen, als op den boitengewonen
vlgt en de activiteit der kolonisten kan rekenen, uit hoofde
dat van haar welslagen^ in zeker opzigt, de belangen van een
ieder hunner afhangen; terwijl beide partijen b^ magte zgn,
om hare goede uitkomst te verwezenlijken.
rrËn dat de Republiek in deze proefneming het bew^s zal
opmerken, dat men in Nederland waarl^k bereid is, haar
de hand te reiken, ja zelfs geheel in hare behoefte te voor-
zien, indien het slechts genoegzaam blgke, dat dit te doen
is, met inachtneming van eigen belang en met de zekerheid
van de Republiek wezenlijk van dienst te z^n; dat men nu,
zonder die overtuiging, hun een 40tal brave en kundige
Protestantsche Nederlanders — behalve hunne vrouwen en
kinderen — toezendt, om de noodigste ontwikkeling aan
hunne n^verheid te geven ; een kapitaal te zamen heeft ge-
bragt om die n^verheid te exploiteren en men de Repu-
bliek de verzekering zou durven geven, dat, indien deze
proe&eming naar wensch en vertrouwen mogt slagen, aan-
stonds in Nederland eene Maatschappg zal opgerigt wor-
den, die in allen deele aan haar verlangen zal beantwoorden.
rrDc ondorgeteekenden durven alzoo de deelneming in deze
proeven tot bevordering der wolvaart van de Hollandsche
Digitized by
Google
VËRIilGTE IN NEDERLAND. 349
Afrikaanscbe Republiek, van de Nederlanders die derwaarts
willen gaan^ en zoo zij hopen en verwachten van Neder>
land in de gevolgen, aan een ieder aanbevelen ; zij vieijen
zich, dat die voorname mannen van Nederland, die te Am-
sterdam en Rotterdam over het aanbod van de Republiek
en de voorstellen van haren gemagtigde advies hebben
ttitgebragt, ziende hoezeer in deze aan hunne opmerkingen
en wenschen gevolg is gegeven^ volkomen bereid zullen
z^n, om, door hunne deelneming en aanbeveling aanstonds
het benoodigde kapitaal disponibel te krggen, ten einde zoo-
dra het personeel der kolonisten geëngageerd is, over het
kapitaal te kxmnen beschikken en de onderneming zoo min
mogel^k op te houden.*'
nCfronmgen, den
ZEd. las het ontwerp geheel en al, en nadat wij er mis-
schien nog een uur over gesproken hadden, wist hij er toen
geen aanmerking op te maken. Aanstonds deelde ik dit
mede aan den Heer van Ro^en, en namens ZEd. ging ik
den Heer de Monchy verzoeken om dien avond nog bij den
Heer van Roijen te komen, ten einde nu met ZEd. te be-
palen, waar en tegen wanneer de Vergadering der Heeren
zou beschreven worden.
Maandag den 24^*^*^ April ging ik bij den Heer de
Monchj vernemen, wat Zaturdag avond te voren bepaald
was, en hoorde toen van ZEd. bezwaren op het ingediend
ontwerp, die ik thans niet kan mededeelen, om de eenvou-
dige reden, dat ik er geen een van begreep. Zy waren
— naar het mg voorkwam — zóó gezocht, vooral na al
de discussiën die wij reeds vroeger gevoerd hadden, dat
ik geene andere verklaring aan dit veranderd gevoelen van
den Heer de Monchy kon geven, dan dat hij, om welke
reden ook, eensklaps besloten had, zich met deze zaak niet
in te laten. Ook deze ontmoeting berigtte ik aan den Heer
van Roijen. Daarop vtoeg ZEd. m^ andermaal het voor-
stel om het nog verder in overweging te nemen en casu
qao zigne bedenkingen mede te deelen.
Op den 26«*«" April was de Vergadering in het Pro-
Digitized by
Google
350 VERSLAG VAN HET
vinciehuis by een. Ik had geene bedenkingen van den
Heer van Ro^en ontvangen.
Bij monde van den Heer dq Monchj werd rapport uit-
gebragt van de Commissie ter beoordeeling van het voor-
stel, zie hl. 340, ten aanzien van den Handel en b^ monde
van den Heer Schilthuis van die,^ voor den Landbouw.
Het eerste hield de reeds vermelde bedenkingen in; het
tweede was in het breede ontwikkeld, en strekte tot aan-
beveling. Ik beantwoordde de bedenkingen, doch by stem-
ming waren aUen tegen, behalve de Heeren Reinders en
Schilthuis, terw^l de Heeren Quintus, Onnes en Blaupot ten
Cate niet present waren.
Daarna werd het ontwerp van proefneming iu omvraag
gebragt en daar waren^ al de tegenwoordig zijnde Hee-
ren tegen. Eindel^k sprak de Heer van Ro^en over het
doelmatige van de oprigting eener M'aatschapp^, tot ko-
lonisatie van Nederlanders in de Republiek, enkel uit
menschlievende beginselen zamengesteld. Ik vroeg of ZEd.
nu daaromtrent een bepaald «voorstel wenschte te doen,
doch dit het geval niet z^nde, ging de Vergadering uit een,
nadat ik de Heeren verzocht had, mij hunne gevoelens op
schrift te willen doen geworden^ opdat ik m^ voor mijne
Committenten zou kunnen verantwoordpn. Men beloofde
mij dit geschrift binnen 14 dagen te zullen overzenden.
Den 28**«'^ April was ik weder te Amsterdam. Het
zal niet noodig z^n, dat ik de redenen voor m^ne lezers
ontwikkel, waarom ik het nu voorgevallene te Groningen,
de zoo eensklaps omgekeerde houding van de Heeren de
Monchy c. s. in verband bragt met de ontmoeting, die ik
op den 4^^^^ Februarij te Rotterdam gehad had, zie bl. 312,
en te meer omdat Jonkhr. C. Hartsen m^ gezegd had, dat
de bedoelde ongeteekende brieven ook aan de Amsterdam-
sche Commissie waren ingezonden geweest, doch door deze
Commissie na eenig beraad, als stukken die geen geloof
verdienden, waren terug gegeven.
Daarom schreef ik den 5^«o Mei aan Jonkhr. W T. Ge-
vers Deynoot den volgenden brief:
Digitized by
Google
VERRIGTE IN XEDEIOiAND. 351
«Den Heer Gevers Deynoot. n Amsterdam, 5 Mei 1854.
irHoog Wel-Geb. Heer!
rfln de bijeenkomst ten uwen huize op Zaturdagavond 4
Febr. LI. heb ik de Heeren overtuigd^ dat do twee onge-
teekende brieven uit Natal lasterlijk zijn^ en dat de daarbij
gevoegde Engelsche brief van zekeren Melvili sleohts het
begin mijner voordragt aan den Volksraad te Magaliesberg
mededeelde en hem — Melvili — waarschijnlijk onbekend
was, wat later heeft plaats gehad.
ftDe Heeren boden mg daarop aan, om mg van deze
hanne voldoende overtuiging eene schriftelijke verklaring
af te geven.
rrik wees toen dat aanbod van de hand, eensdeels omdat
ik het beneden mijn karakter oordeelde, om ten mijnen
behoeve een stuk te doen teekenen, dat ten bewijze moest
strekken, dat ik geen schurk was; ten anderen, omdat ik
dacht, dat het verhaal omtrent het daar voorgevallene, door
een van ÜEd. aan den persoon, die UEd, de bedoelde brie-
ven had ter hand gesteld, voldoende zou zgn, om hem van
alle verdere pogingen, om die brieven eenig geloof te doen
vinden, af te doen zien; eindelijk omdat UEd. mg de ver-
zekering gaf, dat ik ten allen tijde zoodanige verklaring
van UEd. zou kunnen krggen.
rfik had evenwel in het belang der Republiek voorzigtig
gehandeld, wanneer ik UEd. verzocht had, eene kopij dier
brieven te mogen nemen, hetgeen mij in staat gesteld zou
hebben, om wanneer het te pas mogt komen^ de bedrie-
gerg in deze aan den dag te brengen.
r/Ii^tusschen heb ik reden om te veronderstellen, dat voor-
bedodde houder dier brieven nog voortgaat, met dezelve
als de waarheid bevattende, in het geheim in handen te
brengen van diegenen, met wie ik over de belangen der
Republiek handel; en ik denk dit te meer, omdat ik hier
vernomen heb, dat hg, na in zijne snoode poging om
bg de Amsterdamsche Heeren, die over mgn voorstel na-
mens de Republiek geadviseerd hebben, geloof te vinden,
niet geslaagd te zijn, het andermaal bij UEd. beproefd had.
rfHet is dientengevolge, dat ik de vrgheid moet nemen,
Digitized by
Google
352. VERSLAG VAN HET
UEd. beleefdelijk maar dringend te verzoeken, mij zoodra
mogelijk de mij toen aangeboden schriftelijke verklaring
als nog te doen geworden, tenzij ik door uwc tusschen-
komst, eene kopij der drie voormelde brieven mogt kun-
nen bekomen, in welk geval de bedoelde verklaring over-
bodig zou z^n.
rrOntvang, Hoog Wel-Geb. Heer, met de overige Heeren,
de verzekering myner hoogachting, waarmede ik de eer
heb te verblijven,
rrHoog Wel-Geb. Heer,
Uw Hoog Wel-Gkb. Dw. Dienaar,
J. Stuart/*
Ik ontving daarop deze letteren:
«WelEdel-Geboren Heer!
rrin antwoord op uwe geëerde letteren van gisteren haast
ik mij UEd. Geb. te doen weten; dat het m^, tot mijn leed-
wezen, niet wel mogelijk is aan uw verlangen te voldoen.
Sedert den 2 Mei 1.1. ben ik van woonplaats veranderd,
en heb ik m^ hier in 's Gravenhage gevestigd. Het is m§
dus niet doenlijk in Rotterdam eene zamenkomst onzer
Commissie bijeen te roepen, die bovendien finaal ontbonden
is. Bleef UEd. dus bij uw verlangen, dan zou ik U aan-
raden het verzoek aan den President de Heer Plate te rig-
ten, die welligt spoedig daaraan gevolg zou kunnen geven, i
ZEd. was bovendien houder der brieven en kent dus vol- i
komen de bron, waaruit zij voortgekomen zijn; misschien |
heeft hy ze nog in z^n bezit of kan ze wederom gemak- {
keiijk in handen krijgen, zoodat hij het beste in staat zou
z^n eenige verklaring op te maken om de daarin vervatte
beschuldigingen geheel te ontzenuwen. Ik beken gaarne, dat
het mij grootendeels ontgaan is.
rrik ben verzekerd^ dat UEd. m^ne verontschuldiging ten
goede zult willen houden, en noem m^ intusschen met achting
tt's Oravenhagey UEd. Dw. Dienaar,
6 Mei 1854. W. F. Gevers Deynoot."
Ik deelde den 7^^^ Mei den inhoud dezer briefwisseling
aan den Heer F. J, Plate mede, en ontving den 23«**°
Mei het volgende:
Digitized by
Google
YERRIGTË IN NEDERLAND. 353
tfMotterdam, den 22 Mei 1854.
«Wel Edel-Geb. HeerI
trik heb de eer U hierbij het verlangde stuk; ten op-
zigte zekeren brief van den Heer Melvill, door alle Hee-
ren onzer Commissie (behalve den Heer Gevers afwezig)
geteekend. Ik vleije mij het naar uw genoegen zgn zal
en verblijve met de meeste achtbg,
rrUEd. Dw. Dienaar,
F. J. Plate."
rtDe ondergeteekenden, deel gemaakt hebbende eener Com-
missie, benoemd ter beoórdeeling van het plan van den
Heer Staart, ter verkoop van gronden behoorende aan, en
liggende in de Transvaalsche Republiek in Zuid- Afrika, ver-
klaren hierbij ten behoeve van gezegden Heer Stuart, dat
een aan hen voorgelegde brief van zekeren Heer Melvill,
hen in geenen deele heeft doen wankelen, in hunne over-
toigmg der echtheid van de volmagt, deswegens door de
Regering der Transvaalsche Republiek aan hem gegeven.
ftRotterdam, 19 Mei 1854.
F. J. Plate.
J. Mees.
F. W. A. Beelaerts van^ Blokland.
D. W. van Wageningen.
H. T. Löhnis.
L. V. Ledeboer Bz.''
Andermaal herhaalde ik mijn verzoek aan den Heer Plate
en kreeg pjer omgaande dit antwoord:
liBotierdam, 24 Mei 1854.
ifWel Edel-Geb. HeerI
rrik ben buiten staat u de verlangde brieven of koppen
daarvan te bezorgen, daar de Heer H. G. Voorhoeve al-
hier, deze stokken naar zgne vrienden in Amsterdam heeft
terug gezonden.
rfHoogachtend heb ik de eer mij te noemen,
UEd. Dw. Dienaai",
F. J. Plate."
Daarop schreef ik don 26"^®'^ Mei aan den Heer H. C.
Voorhoeve te Rotterdam het volgende:
23
Digitized by
Google
364 VERSLAG VAN HET
rrDe W£d. Heer H. G. Voorhoeve, te Rotterdam.
rrWel Ed. Heer!
rr Mi) gereed makende tot de terugreize naar Z-Afrika en
moetende verantwoorden aan den Volksraad der H. A. Re-
publiek omtrent al hetgeen wat ik voor die Republiek in
Nederland gedaan en mij daar voorgelegd is, zoo heb ik
den Heer Plate k costj, verzocht mi) de twee ongeteekende
Hollandschen en den Engelschen brief van zekeren Heer
MelviUi door ZEd. in tegenwoordigheid van nog 6 andere
Heeren op den 4fi^^ Februari) 1.1. voorgelezen, te doen ge-
worden of wel eene kopy daarvan.
rrDe Heer Plate schrijft m^ den 24«to" dezer, dat ZEd.
buiten staat is, mij die brieven of kopijen daarvan te be-
zorgen, aangezien zij door ÜEd. aan uwe vrienden te Am-
terdam zijn teruggezonden.
rrDientengevolge neem ik de vrijheid ÜEd. te verzoeken
mij die stukken te doen toekomen of m^ op te geven tne
die vrienden alhier zgn, opdat ik tw^ dan ten hunnent zal
kunnen vervoegen.
rr Mij vleijende dat ÜEd. aan dit bill^k verzoek ten spoe-
digste zult willen voldoen, heb ik de oer met verschul-
digde achting mij te noemen,
tt Amsterdam, ÜEd. Dw. Dienaar,
26 Mei 1854. J. Stuart."
Daarop ontving ik dit antwoord:
rrDen Heer J. Stuart, RoUerdam, 27 Mei 1854.
Amsterdam.
rrMgn HeerI
Gisteren avond ontving ik eenen brief van ÜEd. aan
het adres van den Heer H. C. Voorhoeve. Zeker zult ÜEd.
daar mg mede bedoelen, daar ik degeen ben die den Heer
F. J. Plate de bewuste brieven heb ter hand gesteld.
ÜEd. verzoekt in dien brief ü gemelde brieven of ko-
pijen daarvan te doen toekomen, of ÜEd. op te geven waar
die in Amsterdam te bekomen z^n.
Ik begrijp niet hoe er eenige verpUgting op mij zoude
rusten om aan een dergel^k verzoek, en dan nog wel ten
spoedigste, te voldoen.
Digitized by
Google
VERRTGTB IN NEDEBLAND. 355
Ik zal myne vrienden k costy schrijven en hen vragen
hoe z^ met die brieven die de hunne zijn, willen handelen.
Indien z^ er kopijen van willen geven, dan zonde ik hen
raden die niet aan UEd. maar aan de HoUandsche Afri-
kaansche Republiek te zenden. Mijn Heer
rrMijn adres is: ÜEd. Dw. Dienaar.
J. Voorhoeve, H. Cz. Rotterdam." J. Voorhoeve, Dz."
Toen begreep ik, noch bij ZËd. op de toezending der
bedoelde brieven of kopijen daarvan verder aan te dringen,
noch naar ZËd. vrienden te moeten informeren.
Intusschen ontving ik den 22»*®° Mei het advies van de
Groningsche Heeren, zie bl. 350, dus luidende :
rrHet was met belangstelling dat do ondergeteekenden
aan de uitnoodiging van den Heer Stuart gehoor gaven om zich
te vereenigen tot het onderzoeken der voorstellen, door
Z£d. met betrekking tot eene kolonisatie in de Trans vaal-
sche Republiek aan hen voor te leggen.-—
rrHet was hun allen toch bekend, hoe zeer de zooge-
naamde Kaapsche boeren, steeds hunner afkomst gedachtig
bleven, en door innige banden aan hun moederland ge-
hecht zijn; en welk goed geaard Nederlander zou dan
niet met vreugde de eerste gelegenheid aangrepen, om ook
van de zijde van het moederland te toonen, dat ook daar
steeds die oude Hollanders in gedachten blijven, en dat Ne-
derlanders gaarne de hand willen bieden aan zonen van
hetzelfde Vaderland.
ffËlk voorstel tot toenadering was hun dus aangenaam en
en met gretigheid hebben zij de gelegenheid aangegrepen
om te onderzoeken, of de voorstellen van wege de nieuwe
Republiek, tot eene toenadering tusschen haar en Neder-
land zouden kunnen leiden, en of door de aanneming daar-
van werkel^k de belangen der tegenwoordige bewoners van
de Republiek zouden kunnen worden bevorderd, zonder
al te groote opofferingen dezerzijds. —
rrHet voorstel van den Heer Stuart als gemagtigde der
Republiek kwam in hoofdsom hierop neder.
rrl. Dat er in Nederland eene Maatschappg zou worden
opgerigt met /'2,500,000 kapitaal.
23*
Digitized by
Google
356 YERSLAa VAN HET
ff 2. Dat het bestuur dier Maatschappij hier ter stede zoude
gevestigd worden.
tt3. Dat die Maatschappij van de Republiek zoude koo-
pen 300,000 bunders land tot ƒ4 hel bunder.
ti^. Dat de gelden daaruit voortspruitende^ zouden gede-
poneerd worden in eene op te rigten bank in de Repu-
bliek, en worden gebruikt tot tegemoetkoming in het ge-
brek aan circulerend medium^ terwijl de winsten der bank
zouden strekken tot dekking der landsuitgaven.
rr5. Dat de Maatschappij circa 130 personen met hunne
gezinnen naar de Republiek zoude zenden, allen Nederlan-
ders van de Protestantsche Godsdienst, verschillende vak-
ken van Nijverheid en Wetenschappen beoefenende, vol-
gens een daarbij overgelegd plan, en die door de maat-
schappij zouden worden gesalarieerd.
»6« Dat de Maatschapp^ het noodige materieel voor land-
bouw en ngverheid, en tevens dat voor woningen der eerste
kolonisten zoude aanschaffen.
rr7. Dat de aan te koopen grond zoude worden gebezigd
voor landbouw.
rr8. Dat de Maatschappij een ouderbestuur zoude vestigen
in de Republiek.
lid. Dat de Maatschappij voor hare rekening den landboaw
en n^verheid in de Republiek zoude exploiteren, en door
het drijven van handel de kolonisten en tegenwoordige
bewoners zoude voorzien van alles wat mogt blaken daar
benoodigd te z^n.
frHierbij werd door den Heer Stuart een staat overge-
legd van de vermoedelijke kosten die een en ander zonde
veroorzaken en van de vermoedelijke winsten die de
Maatschappij zoude kunnen behalen.
if Als uitslag van hun onderzoek deelen de ondergetee-
kenden het volgende mede:
rrEene eerste en groote vraag, die zich voordeed, was:
in hoeverre men verzekerd koude zijn, wanneer men den
grond aankocht, daarvan het ongestoorde bezit te zullen
genieten^ namel^k, of men verzekerd was^ dat de Republiek
in staat was aan de koopers volledige bescherming en
regts-zekerheid te verschaffen.
Digitized by
Google
YERRIQTfi IN NEDERLAND. 357
ttDe Heer Stuart deelde als zijne innige ovetaiging mede,
dat daarvoor niet het minste gevaar bestond; maar^ hoewel
de ondergeteekenden dat gaarne willen gelooven, verlangen
z^ meer zekerheid daarvoor, eer zg tot den aankoop zou-
den durven aanraden.
rrDe tweede vraag was: Welken grond men te koop aan-
bood en. waar die gelegen was? Gaarne hadden zij ge-
wenscht, dat de Heer Stuart, al was het ook maar eene
zeer oppervlakkige kaart, had kunnen toonen; nu bleef het
bij eene beschrijving zonder juiste opgaven.
rrDe beschrijving kwam hierop neder: Dat de bodem meest
kleigrond was, voor een klein gedeelte boschland en dat
tevens die bodem r^k was aan delfstoffen, zoo dat men
er ijzer, koper, marmer, steenkolen, salpeter, enz. aantrof.
riDeze beschrijving was echter weder zóó onbepaald, dat
een nader onderzoek ook daaromtrent allezins noodzake-
lijk werd, eer men voor zich zelf daarover eene voorstelling
konde maken, die men met eenigen grond voor aan de
werkelijkheid nab^ komende, konde houden.
rr Eindelijk was de derde vraag: In hoeverre men konde
aannemen, dat de landbouw en nijverheid die hoogst gun-
stige resultaten zouden opleveren, die uit de begrooting
schenen te volgen?
ffHet zij hier aangemerkt, dat tegenwoordig de prezen van
alle .artikelen van behoefte in de Republiek zeer hoog z^n,
omdat bijna alles van elders moet worden aangevoerd;
zoo betaalt men, luidens de opgaven van den Heer Stuart,
thans de tarwe met 15 ^ 18 Gld. het mud.
rr Ten einde eene raming der opbrengsten van den land-
bouw te verkrijgen, had men nu aangenomen, dat de tarwe
die men zoude verbouwen, zoude opbrengen/ 12. het mud;
dat het hout, hetwelk men uit de bosschen zoude verkrij-
gen, eenen prijs zoude opbrengen verre boven de prijzen,
die men hier te lande betaalt ; ook had men bepaalde som-
men gesteld als te verwachtene voordeden van veeteelt,
handel en scheepvaart.
#Het spreekt echter van zelf, dat hierbij over het hoofd
gezien werd, dat de kolonie moegelijk voordeel zoude kun-
Digitized by
Google
358 VERSLAG VAN HET
nen opleveren voor de Maatschappij, indien niet op de
eene of andere wijze gezorgd werd, dat de revenuen van
het daarvoor aan te wenden kapitaal naar hier knnnen
vloeijen, en het kwam aan de ondergeteekenden voor, dat
die revenuen moeijelijk zouden worden geïnd, indien men
zich in de Republiek niet bepaald toelegde op het ver-
bouwen van artikelen voor uitvoer geschikt, of ten minste,
door op de eene of andere wijze te zorgen, dat, nadat de
producten van landbouw zouden zijn te gelde gemaakt,
men zich andere artikelen konde aanschaffen, die naar
elders vervoerd wordende, de Maatschappg in het bezit der
revenuen zouden stellen. —
rrNu reeds wordt er in de Republiek ingevoerd, en daar
er geen cirt^ulerend medium is, worden die goederen om
geruild tegen andere artikelen, die dan meest naar Port-
Natal worden gebragt. De voornaamste dezer artikelen zijn
vee en ivoor, volgens mededeelingen van den Heer Stuart,
en vóór dat men dus het zij mijnen ontgint, het zi| de
producten van landbouw tot zoo lagen prijs aanneemt, of
dat men producten van grootere waarde teelt, zoodat zy
de kosten van vervoer naar elders kunnen dragen, zal men
zich genoegzaam uitsluitend tot beide genoemde artikelen
moeten bepalen.
rrGaame hadden de ondergeteekenden nu eenige naauw-
kenrige inlichtingen omtrent den prijs daarvan in de Repu-
bliek, de kosten van vervoer naar en den prijs in Natal, vaa
den Heer Stuart ontvangen, maar ook daaromtrent was
Z.Ed. niet genoeg ingelicht, zoo dat ook in dit opzigt het
oordeel moest opgeschort worden.
rr Wel wees de Heer Stuart op de exploitatie der mijnen
zoo wel als op de mogelijkheid van het verbouwen van an-
dere artikelen, maar om daaromtrent eenige meening te kun-
nen uitspreken, waren vele inlichtingen noodzakel^k.
frAls slotsom hunner beschouwingen deelen ondergetee-
kenden dus mede, dat zoo als het voorstel daar ligt, on-
mogelijk tot het oprigten eener Maatschapp^ konde gead-
viseerd worden; maar de zaak was van zooveel belang, dat
er een voorstel gedaan werd om eerst alles behoorlgk te
Digitized by
Google
V£RRIGTE IN NEDERLAND. 359
doen onderzoeken op de plaats zelve en daarnaar te wach-
ten, eer men tot een besluit zoude komen ; met welk voorstel
de Heer Stuart zich echter niet vereenigen konde.
ffWel stelde de Heer Stuart als toen voor eene proef te
nemen op eene kleinere schaal, en wel met een kapitaal van
ƒ125,000, maar zonder vooraf een bepaald onderzoek in
het werk gesteld te hebben durfden de ondergeteekenden
ook dit niet aanbevelen.
ffHet is te betreuren, dat de zaak niet tot meer helder-
beid konde gebragt worden, want b^ de toenemende land-
verhuizing zoude welligt do stroom eenigermate naar die
landstreek te voeren z^n geweest; en dan ware het zeer
mogelijk, dat de gronden, die nu tot ƒ 4 het bunder gekocht
worden, later^ wanneer de bevolking of de landverhuizers die
landstreek zouden betrekken, eene onberekenbaar hoogere
waarde zouden verkrijgen.
rrHet plan van den Heer Stuart is dan ook niet door de
ondergeteekenden als geheel verwerpelijk beschouwd gewor-
den, maar uit gemis aan de noodige inlichtingen z^n de
ondergeteekenden verhinderd geworden, een op kennis van
zaken steunend oordeel te vellen. Deze is de grond waarop
de ondergeteekenden gemeend hebben aan het verlangen
van den Heer Stuart niet te kunnen voldoen.
itCfroningen, den Mei 1854.
J. A. van Ro^en, Commissaris des Konings.
J. Homan^ Lid van Gedeputeerde Staten,
ü. G. Schilthuis Jz, Lid van Gedeputeerde Staten,
3. W. C. van Ittersum, Lid van de Prov. Staten.
J. W. Quintus, Lid van de Prov. Staten.
H. B. Onnes, Lid van de Prov. Staten,
C. M. Nap, President van de Kamer van koop-
handel enfabrijken te Groningen,
B. V. Tellegen, Secretaris van de Kamer van koop-
handel en fabryken te Groningen,
A. de Monchy, Vice-Consul van Denemarken,
G.Beinders, Lid der Tweede Kamer der Stat-Gen,
S. Blaupot ten Cate, Lid van de tweede kamer
der Staten-Generaal"
Digitized by
Google
/
360 VEBSLAQ VAN HET
Ik ontving ook een volledig afschrift van het rapport van
de Heeren Reinders en Schilthuis, zie bl. 350. Ik aal dit even-
wel hier niet overnemen^ omdat die overneming waarsch^n-
l^k een 30 of 40 bladzijden druks zou beslaan ' en die
Heeren toch ook het bovenstaande advies mede ondertee-
kend hebben.
Uit al het hier medegedeelde zullen mijne lezers opge-
merkt hebben, hoe gverig men — een of meer onbekenden
— bezig geweest is, om mijne gangen na te gaan en mijne
pogingen te doen mislukken, en hoe wel men hierin ge-
slaagd is. Trouwens geene kunst is gemakkel^ker te leeren,
te beoefenen en er zelfs een meester in te worden, ' dan
die van laster of calomnie. En geene daad wordt be-
ter beloond dan die van 'te lasteren; want zelden mist
z^ haar doel, en nog zeldzamer vindt de belasterde ge-
legenheid, om den lasteraar uit te vinden en te ontmas-
keren, vooral als hij slimme en bekwame handlangers
heeft.
Evenwel deelden ongelukkig de Hollandsche Afrikanen
in de Republiek niet minder in den laster dan hun ge-
volmagtigde. Ter afwisseling moet ik mijne lezers daar-
mede eens bezig honden.
In den Nederlander van 18 October.1853 Nr. 1017 vond
ik het volgende:
rrAUezins belangwekkend is het in onderscheidene Cou-
ranten opgenomen Verslag van den heer Stuart, gevolmag-
tigde van de Hollandsche Afrikaansche Republiek.
rrOok wij wenschen zeer, dat er betrekkingen met onze
Volks- en geloo|sgenooten aldaar mogen worden gevormd,
en dat ze ook aan eene Christelijke behandeling der in-
heemsche volksstammen en aan de uitbreiding van het
Evangelie onder de Heidenen dienstbaar mogen worden
gemaakt.
rrMisschien zou het niet overtollig zijn, ook bij den heer
Stuart eenig berigt in te winnen nopens de droevige bij-
zonderheden, welke nog in den laatsten t^d omtrent onregt
en wreedheden, door de Boeren tegen de inboorlingen ge-
pleegd, z^n medegedeeld."
Digitized by
Google
VfiBRIOTE IN NEDERLAND. 361
Zie hier m^ antwoord in den Nederlander van 25 Oc-
tober 1853 Nr. 1023:
itAan de Bedactie van ftden Nederlander,*'
rrM. H.
nJn uw blad van 18 dezer l"*^bladz« las ik, dat het mis-
schien niet overtollig zou zijn om ook b^ mt/ eenig berigt
in te winnen, nopens de droevige bijzonderheden welke,
nog in den laatsten t^d, omtrent onregt en wreedheden
door de Boeren tegen de inboorlingen gepleegd, zijn me-
degedeeld.''
rf Aangenaam is het mi) te kannen berigten:
rfdat ieder belanghebbende ten mijnent lecture kan krijgen
van de briefwisseling tusschen de Heeren Kommandant-
' Generaal der Republiek A, W. J. Preiorius, den Britschen
Resident in de Oranj e-Rivier-Sou vereiniteit JET. Cfreen, den
.Gouverneur van de Kaap -Kolonie G, Cathcarty de Londen
missionary Sodetyy den Engelschen Minister van Koloniën
den Hertog van New-Castle en den specialen Commissaris
voor de Oranj e-Rivier-Sou vereiniteit Sir Oeorge Muaseü
Clerkj voorkomende in het zoogenaamde Blaauwe Boek, op
'last van H. M. aangeboden aan de beide Huizen van h^t
Parlement den 31»**'» Mei 1853, en ook van de verdagen
der Heeren Pretoriua voomd., Zendelingen en anderen, te
vinden in de Zuid-Afrikaansche Couranten van Julij en
Augustus 1.1.^ alles betrekkelijk het bedoeld onderwerp.
rrUit dit alles Uijkt : dat door de HoUandsche Afrikanen
geen onregt of wreedheden tegen de inboorlingen gepleegd
zgn; dat hunne bestra£^g van het Kaffer Opperhoofd
Secheli en van de Zendelingen Edtoards, Inglia en Living-
ttone in het begin vai^ dit jaar, heeft plaats gehad wegens
overtreding van 'slands wetten en dat het gebeurde ook
geen het minste bewijs oplevert tegen het verlangen der
Holl. Afrikanen, om het Evangelie onder de Heidenen te
zien uitbreiden.
rrNamens hen mag ik hier de verzekering bijvoegen, dat
zg, wars van alle . onderdrukking der inboorlingen — niet
minder van slavern^ — niets hartelijker wenschen dan dat
de Heidenen, op eenc verstandige en Christelyke wgze, gel^k
Digitized by
Google
362 VERSLAa VAK HET
volgens hunne herhaalde verklaring b^ de Moravische Zen-
delingen in acht genomen wordt, tot de waarheid gebrag^t
worden. rrMet hoogachting enz.
nAmsterdam 20 October 1853. J. Stuart."
I. 47. Warmoesstraat."
Den 3l8*en October kreeg ik het volgend Maandberigt
in handen, waarvan bi) duizenden exemplaren in Nederland
verspreid worden; dat op 7 November aanstaande in alle
protestantsche gemeenten, in de kerken^ in het openbaar
door de predikanten voorgelezen en waarover de zegen
van God afgebeden zou worden.
Nr, 11, Maandberigt van het Nederlandsche ZendeUngge-
nootschap,
ZUID-AFRIEA. — FRANSCHE ZENDING.
ff Ontelbaar zijn de hinderpalen, die den bloei van het
Christendom in een land als Zuid-Afrika in den weg staan.^
Daar heerschen, als overal ligtzinnigheid, ongeloof, en het
aan den mensch zoo eigen bouwen op eigen geregtigheid.
Hierbij komt nog gebrek aan nadenken, buitengemeene voor-
ingenomenheid met sto£felijke belangen en eene bijgeloovige,
hardnekkige gehechtheid aan voorvaderlijke gewoonten en
aan alle verfoeijelijke overleveringen van het heidendom.
Voegt zich hierbij dan de ergernis van een leven dat de
leer logenstraft, dan heeft de zendeling eene taak, voor
welke hij, op z^ne eigene krachten ziende, terugdeinzen
moet. *
rfHoogst welkom zijn ons daarom goede berigten uit die
streken, waaronder wij allereerst noemen dat van de Fran-
sche zendelingen Fredoux en Jousse over den noordelijksten
zendingspost, Motito. rfHet aantal leerlingen,'' enz.
«Wat de Boeren betreft, van hen vernemen wg, dat zg
in het noorden drie belangrijke posten verwoest hadden,
die als voorposten der Christelgke beschaving werden be-
schouwd. Twee dezer posten zijn die van Mabotsa, be-
stuurd door den zendeling Ëdwards van Kolobeng, gesticht
door Dr. Livingston, en die van Lotsakana onder het be-
stuur van Ludorf, oud-zendeling van het Fransche genoot-
p\?P* ^® Boeren hebben het vooral gemunt op Dr. Li-
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 363
vingston, dien onversaagden man en moedigen zendeling^
die het meer Ngami heeft ontdekt, en alzoo in dit onbe-
kende land eenen nieuwen weg voor Christendom en be-
schaving heeflb gebaand; en het is waarschijnl^k, zoo hij
in hunne handen gevallen ware, dat zijn leven niet zou
gespaard gebleven zgn. Als verklaarde vijanden van alle
levende godsvrucht en geheiligd leven schijnen z^ den Bij-
bel slechts met zich te voeren als voortdurend protest
tegen de hardheid hunner harten en het geweld hunner
daden, als meesters heerschende in de streek^ die zij be-
wonen. Deze willen zij niet alleen met niemand deelen,
maar z^ hebben besloten, geene andere getuigen hunner
dwingelandij te dulden, dan de arme zwarten, die zich
onderworpen hebben. De zendeling, die in deze streken
de hoogste vertegenwoordiger der groote beginselen van
vrijheid en liefdadigheid is, is voor hen een lastig wezen,
een aanhoudende kwelgeest. De twee Veteranen in het
zendelLngswerk, de eerw, Inglis en Edwards^ zijn voor de
regtbank van dit volk zonder geregtigheid gedaagd, en
veroordeeld om onmiddellijk het land te verlaten. Het be-
paalde doel van hun streven is, de zendelingen uit het
land te verdrijven en hun werk te vernietigen. Zij begin-
nen met te beproeven, om door middel van de profetiën
te bewezen, dat het in Gods raad bepaald is, dat Cham,
gevloekt, den gezegenden Japhet diene ; en als deze vree-
selijke uitleggers onzer heilige boeken in hunne anti-chris-
telijke verklaringen falen, staan vuur en zwaard, even als
den valschen profeet, hun ter dienst. Ach! wanneer in
het zuiden de gewapende Eaapsche kolonie en in het noor-
den de verhuisde Boeren het zich ten taak schijnen te stel-
len, («n door hunne gedragingen te bewezen, dat de blan-
ken in list en woestheid niet voor de zwarten onderdoen,
is er dan geen dubbel wonder van genade noodig, om
in het hart der ongelukkige Afrikanen de boodschap des
faeils, hun door de zendelingen aangebragt, ingang te doen
vinden ? Maar zoo bedroevend als het berigt is van den
zendeling Fredoux ten aanzien der Boeren, zoo verblgdend
is hetgeen de zendeling Maitin ons van Berea mededeelt»''
Digitized by
Google
364 VEKSLAd VAN HET
Zoodra het m^ mogelgk was^ zocht ik den invloed van
dat berigt tegen te gaan, door de plaatsing van dezen bri^f
in de Amsterdamsche Courant van 3 November.
nAan de Redactie van de Amsterdamsche Courant.
rrM. H.
n Toevallig heb ik kennis gekregen van het Maandberigt,
't welk aanstaanden Maandag alomme in den Bidstond voor
de uitbreiding van het Christendom onder de Heidenen
zal worden medegedeeld^ en ditmaal een berigt der Fran-
Bche zending in Zuid-Afrika bevat. — Het doet m^ op-
regt leed; openlijk te moeten verklaren: dat dit berigt^
althans aangaande de Hollandsche Boeren in Zuid-Afrika,
met de waarheid strijdig is.
tfJk twijfel geen oogenblik, of Bestuurders van het Fran-
sche en evenzoo van het Nederlandsche Zendeling-genoot*
schap hebben het ter goeder trouw en als geloofwaardig ter
verspreiding nuttig geacht; maar ik mag hen, die mij naar
het Vaderland zonden en zich hier niet kunnen verdedigen,
niet stilzwijgend in hun Christel^k karakter, goede trouw
en degelijke godsvrucht onverdiend laten smaden en ver-
achten.
rrindat verhaal leest men op blz. 163 — 166, onder an-
deren het volgende: «Wat de Boeren betreft, enz. i).
rfEn verder: frde Boeren hebben het vooral gemunt op
Dr. Livingston, enz.
rr Namens de Hollandsche A&ikanen — hier met de be-
naming van boeren aangewezen — herwaarts gekomen om
hun tegenwoordig verlangen naar de overbrenging uit Ne-
derland derwaarts van brave protestantsche en kundige
Hollanders bekend te maken, zal ik aanvankelijk slechts
met een enkel woord, doch^ zoo ik hoop, later meer vol-
ledig, de ongegrondheid van bovenbedoelde verhalen aan-
wijzen en mij nu alléén bepalen tot de volgende opmer-
kingen :
') In desen brief nam ik de woorden van het maandberigt oTer;
nu behoeft dit niet. De lezer heeft ze zoo even nit dat berigt zelve
vemomen.
Digitized by
Google
VERRIOTE IN NEDERLAND. 365
ffDat de beschrijving van het karakter dier Boeren in dit
maandberigt geheel in strijd is met al hetgeen ooit over
hen geschreven, verhaald of van hen ondervonden en ge-
zien is.
rrDat de nltra-engelschgezinde Charles Barter Esqr. in
z^n werk, getiteld: nZes maanden in Natal en onder de
Hoüandscke boeren van de Kaap-Kolonie^\ waarvan de ver-
taling onlangs alhier bij P. N. van Kampen in het licht
is gegeven^ op blz. 184, 185 zich aldus over hen uitlaat:
rrZij hebben meer melk in hun bloed gemengd^ dan een
vreemdeling uit hunne rede zou opmaken. Een merkwaardig
voorbeeld 'hiervan, zeide men, dat te Bloemplaats (moet
z§n Boomplaats) had plaats gehad. Een officier van het
Eaapsche korps^, gewond en uit den zadel geligt zgnde,
was aan de genade der rebellen prijs gegeven, die reeds
op het punt stonden hem af te maken, toen h^ uitriep :
ff Moet niet schiet me! vromw en hinder T Zij konden dit
beroep op z^ne huisel^ke betrekkingen niet weerstaan, en
lieten langzamerhand hunne geweren zakken en alzoo hun-
nen v^and ontkomen. Zulk eene gebeurtenis, in de hitte
van eene wanhopige schermutseling voorgevallen^ is zeld-
zaam zelfs in de jaarboeken van den beschaafden krijg,
en is dus ten hoogste eervol voor een ruw en onbeschaafd
volk, [dat onder het gevoel van — hetzij dan waar of
vermeend — onregt, gebukt gaat.''
rr£n verder : rrMet opzigt tot de wreedheden, waarvan
men hen beschuldigd heeft, ten opzigte van hunne handel-
w^ze omtrent de inboorlingen, zoo zal het blijken, indien
men met gezond verstand daarover zijn oordeel doet gaan,
in plaats van 4net de verwijfde gevoeligheid, die ten aan-
zien van dit onderwerp heerscht, dat zij het natuurl^ke
gevolg waren van iedere vijandel^ke ontmoeting tusschen
blanken en .wilden, in welke landstreek het ook wezen
mag; en hun gedrag is nog zacht en vriendelijk, als men
het in vergelijking brengt met dat onzer eigene kolonisten
jegens de inboorlingen van Amerika. Als meesters zgn de
Hollanders slechts zelden onregtvaardig, en het is bekend,
Digitized by
Google
366 V£R8LAa VAN HET
dat zij van hunne Kaffers niet alleen beter bedienden ma-
ken, maar hen ook langer in dienst houden^ dan de En-
gelschman zulks doen kan.''
rfDat de H. E. Synode in Zuid-Afrika in 1852 heeft ge-
committeerd, de heeren predikanten Murray en Neethling, tot
het doen eener herderlijke rondreize in de verschillende ge-
meenten van de Over-Vaalsche Republiek^ en dat het verslag
dier reize^ door deze predikanten uitgebragt, geplaatst is
in de nummers 19 en 20, deel IV 1852, en in Nr. 9 van
deel V 1853, der Gereformeerde Kerkbode in Zuid-Afrika.
rfDat ik de redactie van een der alhier meest gelezens
dagbladen zal verzoeken, om zoodra mogelijk^ kan het zijn
nog vóór aanstaanden Maandag, dit verslag te plaatsen,
niet tw^felende of dat document zal, wat geloofwaardigheid
aanbelangt, kunnen opwegen tegen het hier bedoeld ver-
haal van zendelingen^ die niet verwachten konden, dat
hunne oordeelvellingen met kennis van zaken en personen,
zouden kunnen bestreden worden.
rrEn eindel^k, dat onder de wenschen der HoUandsche
Afrikanen ook deze is, om Nederlandsche zendelingen tot
wezentlyke uitbreiding van het Christendom onder de Hei-
denen, in hun gebied gevestigd te kragen; doch dat ik
daarbij verzocht ben, om, uit aanmerking van al wat de
Hollandsche Afrikanen van de zendelingen ondervonden en
opgemerkt hebben^ hen te waarschuwen, om nimmer wa-
penen of ammunitie aan de heidenen te leveren, of te doen
of helpen leveren, op poene van rds. 500 (ƒ 450) en con-
fiscatie van al wat bij den overtreder gevonden wordt^ en
voorts om zich te onthouden van alle valsche berigten,
huichelar^ en schgnheiligheid^ die de Holkndsche Afrika-
nen in een ieder verfoeijen, maar in een' verkondiger van
hnn zoo dierbaar Evangelie niet dulden, en daarom de
zoodanigen veroordeelen tot het verlaten van hun grond-
gebied, en de Nederlandsche zendelingen te dezen aanzien
te verwezen naar hetgeen ten vorigen jare uit dien hoofde
heeft plaats gehad met de Schotsche of Engelsche zende-
lingen Inglis, Edwards en Dr. Levingstone.
Digitized by
Google
TERBIQTE IN MBDERLAND. 367
»rlk neem de vrijheid UEd. te verzoeken, deze regelen
zoo spoedig mogelijk in uw blad te plaatsen. Hierdoor
zult gg medewerken aan de handhaving van waarheid on
regt, en tevens de voorgangers in den aanstaanden Bid-
stond bedachtzaam doen zijn in het mededeelen van bo-
vengenoemd Maandberigt, om, ten minste vóór dat z^ het
bedoelde verslag van de H. E. Synode in Zuid-Afrika,
hebben gelezen, het maandberigt Nr. 11 van het Neder*
landsoh Zendelinggenootschap voor waar mede te deelen,
en de miskenning worde tegengegaan van het edele ka-
rakter onzer verwanten in Zuid -Afrika, die alles veil heb-
ben gehad om hun dierbaar kleinood, hun gereformeerd
geloof te behouden, en die, door het dagelyksch gebruik
van hunne ouden Dordschen Bijbel, alle gevaren getrotseerd
en den dood nimmer gevreesd hebben.
ffMet hoogachting enz.
J. Stuart,
Gevojmagtigdo van de Holl.-Afri-
kaansche Republiek."
En in de Amsterdamsche Couranten van 4, 5 en 21 No-
vember, en van 2, 7 en 12 December, liet ik opnemen
het verslag der binnenlandsche reis in de Republiek, door
voornoemde predikanten in de H. E. Synode van Zuid-
Afrika uitgebragt; welk verslag in onderscheidene opzig-
ten te belangrijk is, en waarvan ik ook reeds op bh 264
gewag maakte, * om het hier niet in z^n geheel te laten
volgen :
„HET OVERVAALSCHE.
'9 Verslag van de reis op last der ff. E, Synodale Commissie^
door de ffff. Murray van Bloemfontein en NeetMing van
de éZwartebergen, derwaarts ondernomen.
fflk wü den geëerden lezer niet lang aan deze zgde van
de Yaalrivier ophouden. De dorre Chaupt- en Kanebos-
vlakten welke ik te doorreizen had, hebben te weinige
oasen, dan dat zij het ongewende oog bekooren zouden.
De weg door het breede Graaf-Reinett, door de rijke Rhi-
nocerbergen naar het razend Burgersdorp, is reeds te alge-
Digitized by
Google
368 vërslao van het
meen bekend, om eenlge nadere beschrijving nodig te maken.
En de vriendelijkheid, gastvrijheid en hulpvaardigheid voor
den reiziger en vooral voor den leeraar, van de bewoners
dier streken, door welke mijn weg liep, z^n hier en elders
reeds, en met regt, te hoog geroemd, dan dat ik, om dien
roem te verhoogen (die ons vaderland nimmer ontvallen
moge I)^ een enkel woord behoef te spreken over de wijze,
waarop m^n diaken, Lutter^ de hh. Naude van Graaf-
Reinet, Schalk van der Merwe van Sneeuwbergen, Willim
Smit van Rhtnocerbergen, de gr^ze Douw Steyn van het
Burgersdorpsche, mij, op verzoek van hunne leeraren, den
weg veraangenaamd hebben. ' Genoeg; — op Donderdag
den 12^®° Februar^ verliet ik mijne standplaats, en bevond
mg Vrijdag den 20**®^ te Burgersdorp, waar de herecni-
ging met mgne beide academievrienden, de Heeren John
en Andrew Murray, eiken wensch voor het tegenwoordige
vervulde^ en menig aangenaam oogenblik uit eene liefel^ke
verledenhéid terugriep.
rrDen eerstkomenden Maandag scheidden wij, en toefden
dien * avond langs de heerlijke oevers van de Oranje-Rivier.
Van daar door de uitgestrekte vlakke velden van den
frOverkant,'' rijk aan gras van de bekoorlgkste verschei-
denheid^ en aan wild in bgkans tallooze menigte, reisden
wij zeer voorspoedig, naar de hoofdplaats der Souvereini-
teit. Hier hadden wij een paar dagen jpust. Omsto reis
werd den l»*^"^ Maart voortgezet. Het ging den eenzamen
weg, langs het zoogenaamde rr Kopje alleen". op, en Vrg-
dag, den 5^®°, ' verheugden wij ons in het gezigt van den
valen stroom der Vaal-Rivier. Aan de overzijde stond
reeds een wagen op ons te wachten, die ons er spoedig
doorbragt, en wiens moedig acht span ossen, den weg naar
Potchefstroom, het dorp aan de Mooi Rivier, spoedig terug
legde.
ffHet was tegen het dalen van den dag, toen wg het dorp
naderden. Reeds begon zich de menigte in grooten getale
van rondsom te verzamelen. De wegen waren allen bezet
met wagenS; van waar ons in het voorbg gaan de vrien-
delijkste welkomstgroeten werden- gegeven, die ons van de
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NBDERLAND. 369
blijdschap der gemeente over onze komst overtuigden. Eene
kleine en zindelgke woning nabg de kerk was ons toebe-
reid. Aldaar ontvingen ons de leden van den kerkeraad
der gemeente, die nu in woorden hunne en der gemeente
vreugde over onze komst te kennen gaven, en den r^ksten
zegen van boven ons toebaden. Eene herderlooze gemeente
heeft zeker reeds in ieder hart, dat gevoel heeft voor de
behoeften van anderen, zelfs bg de enkele gedachte aan
haar, medeleden verwekt; mij had de gedachte aan eene
herderlooze gemeente, aan zoo menige herderlooze ziel,
reeds menigmaal eenen zucht doen slaken : en toch, ik ver-
geet het nimmer, wat de aanblik, wat elk woord, op de-
zen avond mij deed gevoelen. En indien ooit, een ieder
gevoelt het, dan mogten hier te midden van de eerste-
lingen der duizenden^ die nu voor eenige maanden (slechtsl)
aan onze zorg waren toevertrouwd, hart en oog zich bid-
dend verheffen naar Hem^ die ons tot de vervulling van
de roeping ons gegeven, alleen bekwamen kon.
rrM^n reisgenoot kende velen hunner, en sprak naar
hnnne behoefte. Ik zamelde nog dien avond de jonge-
lieden, die voor de aanneming waren opgekomen in de
kerk. Ruim zestig boden zich daartoe aan. Dit werk
hield m^ onledig al de dagen van ons verblijf aan de
Mooi-Rivier. Middelerw^l behartigde m^n vriend de zaak
des doops ^in onze woning, met het herderl^k bezoek,
zoo veel dit mogelijk was en herderlijke toespraak. Mgne
aanneroelingen konden bykans allen lezen. Slechts dezen
werden tot het verder onderzoek toegelaten. De rr vragen'*
brengen geene zwarigheid te weeg. — Wie toch kent
zijne vragen niet, die zich wil laten aannemen? Daar z^
echter, bij het onderzoek naar hunne B^belkunde, wat ge-
brekkig bleken te zijn, en ik na drie maanden, andermaal
in hun midden hoopte te wezen, stelde ik de aanneming
uit. Hoewel dit eenige ontevredenheid veroorzaakte, heb
ik daarvan geen berouw gehad. Later bevond ik, dat
velen zich regt vl^tig op de kennis van Gods woord had-
den toegelegd, en zij, benevens hunne ouders werden dus
genoodzaakt^ andermaal ter- kerke te komen,
34
Digitized by
Google
370 VBKSLAa VAN HET
ff *s Morgens was de gemeente te 9 ure in de kerk, een
gebouw naar mijne meening in staat om ongeveer zes
honderd menschen te bevatten. Elke plaats was bezet.
Het kleinste ledige plekje was groot genoeg voor een veld-
stoeltje, en niemand wraakte eenig ongemak in het zitten.
rrHet was eene lieve schaar en uitgenomen hier of daar
een kindje, was er niets, dat ooit de aandacht stoorde.
Aller oog was op den spreker gerigt; en menig gelaat
getuigde van den emstigen aandacht, 't Gezang i^ krachtvol
en het gebed eenparig. En is de zegen uitgesproken, dan
neemt een ieder z^n veldstoeltje onder den arm, en be-
geeft zich naar zijne tent. Ik heb de eer genoten, dat
ik in menige deftige kerk en vergadering optreden mogt;
en vooral staat mij hier de groote kerk aan de Kaap voor
den geest. Maar vraagt men mij, waar ik de meeste
overeenkomst vind met de christelijke eenvoudigheid, waar
ik m^ het meest voelde opgewekt om in eenvoudigheid
het Kruis-woord te verkondigen? — ik antwoord: nergens
meer dan hier!
rfHetzelfde gevoel meende ik te kunnen bemerken bij
mijnen broeder, want zgne prediking was eenvoudig, warm
en waar. En de gemeente (men kon het op elks aange-
zigt lezen) verstond hem. Zaturdag was de voorberei-
ding, 's Zondags deelden wij het Heilige Avondmaal uit,
en hielden daarna nabetrachting en dankzegging. Zeven
en negentig kinderen waren er tot den doop beschreven.
Door de zorg van den kerkeraad ging er alles boven
verwachting geregeld toe. Hoe treffend was het m^, toen
een paar kinderen zelven^ m^ b^ den doop hun doop-
brie^e kwamen geven, onvergetelijk vooral de onnoozelheid
op het gezigt van een hunner. Het was een blond jon-
getje van ruim vier jaren; toen hij m^ het briefje had
gegeven, sloot hij de oogen, en wachtte met zoete een-
voudigheid de besprenging van hot water.
rr Ons openbaar werk was nu afgeloopen. Binnen weinige
uren waren de tenten gesloopt, en tot den laatsten wagen
had zijne standplaats bij de kerk verlaten. Het was nn
eenzaam geworden, de stilte rondom ons bijkans onaan*
Digitized by
Google
VERMOTB IN NfiDEBLAND. 371
genaam. Nog bleef ons veel te verrigten overig. De kerk-
boeken werden door mijnen broeder in orde gebragt.
Eerlang kielden wij nog eene kerkeraads-vergadering tot
kiezing van nieuwe leden. Wij overwogen de raadzaamheid
om nevens de waardige broeders ouderlingen Wolmarans
en Viljoen, eenen derden te benoemen. Eenparig viel de
keuze op den bejaarden, en waardigen vromen David Ja-
cobs, die ook als oud-ouderling in de Suikerbosch-randen,
van de uitgebreidste nuttigheid was, zoo door zijnen chris-
telijken wandel, als door het woord ter oefening, waarin
hij, bij welz^n, eiken Zondag de gemeente voorging. In
de plaats van den broeder diaken Strydom, die wegens
ziekelijke gesteldheid z^n ontslag verzocht, werd in de
nab^heid van den Suiker-bosch-Rand, een nieuwe jonge
diaken, en benevens dien, een vijfde uit de gemeente ge-
kozen.
rrBij andere gevallen, welke den kerkeraad een onderzoek
noodig maakten, welker tal echter zeer gering was, voelde
ik mij gedrongen den kerkeraad bekend te stellen dat
iemand, die zich b^ de gemeente had gevoegd, in dub-
belen echt leefde. Terwijl hij zich zeer wel bewust was,
dat zgne wettige huisvrouw' in de kolonie in het leven
is, had hij zich daar op nieuw in het huwel^k begeven.
De bewijzen waren bij de hand. De gedaagde erkende
het, en niet onduidelijk, dat hij zich tot verkrijging van
het verlof bediend heeft van een valsch getuigschrift be-
trekkelijk den dood van zijne wettige vrouw. De ker-
keraad was eenparig: vooreerst worden hem alle chris-
tel^ke voorregten ontzegd; en opdat deze gruwel worde
weggedaan, geve de Scriba in naam der vergadering ook
den hoogen raad hiervan kennis. Het oordeel van den
kerkeraad van Mooi-rivier werd aan dien van Lijdenburg,
tot welke gemeente hij behoort, bekend gemaakt en na-
tuurlijk goedgevonden. Hetzelfde is later in nog twee ge-
vallen van dien aard gedaan geworden, en ik maak daar-
van melding^ opdat men toch niet meer gelooven zoude
dat in het Overvaalsche het kwaad straffeloos wordt toe-
24»
/Google
Digitized by '
372 VERSLAG VAN HET
ff Onze arbeid nn geheel afgeloopen zynde, was er t^d te
vinden om op het dorp, waarin w^ ons nu eenige dagen
bevonden, het oog te werpen. Potchefstroom, genoemd naar
den onden kommandant Potgieter, thans ook Vrijburg gehee-
ten, ligt in eeno zeer groote grasvlakte. In de verte ziet men
bergen, wier zijden met hout bewassen zijn, dat echter
slechts tot brandhout dient. Het dorp is rijzend en telt nü
veelligt niet minder dan honderd huizen. Zeer in deszelfs
nab^heid loopt in Z. O rigting de Mooirivier, die aan die
vlakte waarde geeft, en het dorp met regt het goede woord
waterry% doet verdienen ; terwijl de groote vruchtbare vlakte
het een e bijkans grenzelooze uitbreiding veroorlooft. Het
dorp, hoe vruchtbaar dan ook, is echter zeer onderhevig
aan koude, rgp en vooral hagel, wat de voortplanting van
den vruchtboom, vaak ook van granen zeer moeyelijk^ soms
weinig beloonend maakt.
i^De reis naar Lydenburg,
rrDen eerstvolgenden Zondag zou de gemeente op de
plaats van den Broeder Diaken Strydom bijeenkomen. Om
nog tijdig daar te zyn was ons alle spoed noodzakelgk,
en gingen wij op Dingsdag morgen reeds op weg. De
broederen hadden goedgevonden ons eenen wagen voor de
geheele reis te geven, en daarbg nog deszelfii eigenaar,
den koster van Mooi-rivier verzocht, de verzorging onzer
personen en goederen op zich te nemen. Deze beschikking
bragt waarlijk veel bij tot veraangenaming der reis, want
nu waren wij niet slechts bevrgd van de zorg en moeite,
welke ons het gedurig overpakken van ons reisgoed, hoe
min w^ het ook gemaakt hadden, zou hebben veroorzaakt,
maar zagen wij ons in duizend andere dingen voorgekomen,
door onzen dienstvaardigen reisgenoot, van wien door ons
beide dan ook de aangenaamste herinneringen worden ge-
koesterd.
rr Een achttal moedige ossen, stond voor den wagen ge-
spannen, en de reis in het Overvaalsche ving aan. Een
onmetelgk veld lag er voor ons uitgebreid. Zoutpansbergen,
het verste punt^ waarheen de moedige Zuid-Afrikaan zich ter
Digitized by
Google
VEBRIGTE IK N£1>£BLAND. 373
woon heeft gewaagd, was het meest afgelegen punt; waar-
heen wij het zaad van Gods Woord wenschten te brengen.
Maar welk een afstand! Vier weken bijkans onverpoosd
reizen. En dan nog reizen, als de Leeraren onzer kerk het
alleen knnnen, voortgeholpen door de liefde der gemeenten,
dat is met levendige bewegelykheid en snelheid. Ik was on-
bekend met de gesteldheid van de velden, waardoor onze
weg heen liep. Slechts wist ik, dat w^ soms wel eene gan-
sche week het land onbewoond, of alleen door Kaffers be-
woond zouden vinden, en hoorde den moedigen boer met
zeker respéki gewag^i van den leeuw, dien zij wel eens. den
titel beleggen van vuilbaard^ maar toch de kroon der dap-
perheid niet van den vorstelijken kop willen rukken. Ik
hoorde niet zelden de verhalen aan, van de woestheid van
den buffel, en de kwaadaardigheid van den zwarten rhino-
ceros, ja, de plaatsen z^n ons duidelijk beschreven, waar
deze dieren onze reis gevaarlijk maken zouden ; of wel een
nog meer gevreesd kwaad, de gele koorts, diB uiterste om-
zigtigheid vereischt; en niettegenstaande dit alles, en nog
veel meer, dat ons reikhalzend naar het einde der reis mogt
doen uitzien, geen onzer zag er ooit tegen op, en wij ge-
bruikten de verhalen der gemelde gevaren slecht tot eene
aanvuring, om in het midden daarvan, den meest mogelgken
spoed te maken. Ik herinner m^^ hoe menige ure van rust
ik genoot; na de vermoeijende dagreize. Allen zaten^ wij
blanken, neder, rondom een levendig, lustig brandend vuur^
of vleiden ons in het lange, zachte gras. Een ieder weet
waarvoor h^ te zorgen heeft, de koster reikt ons het rrboek*'
en eene korte godsdienst-oefening is de betuiging van den
dank, dien wij God voor z^ne bewaring verschuldigd zijn.
Eene korte betrachting over een b^belsch onderwerp, een
daarop toepasselijk gezang, en gebed ten slotte, — daarin
deelde een ieder op het hartelijkst. En heeft daarna de
een of ander gevraagd, en vernomen, wat h^ nog wenschte
te weten, heeft deze of gene na het avondeten zich mis-
schien verwijderd; — ik zat menigen avond nog lang te
praten met onze begeleiders, over jagt, — vermaken en ge-
varen, welke mij den moed, de kracht, de vlugheid van het
Digitized by
Google
374 VERSLAG VAN HET
Hollandsch-Afrikaanseh geslacht^ niet zelden deden bewonde-
ren» niet zelden ook ons de gelegenheid gaven, Gods liefde
en goedheid daarin te doen opmerken. Bl^de ging ik dos
op reis, en rekende het niet slechts een voorregt, maar ook
een genot, te midden van gevaren, het Evangelie te mo-
gen gaan verkondigen.
rr Vroeg op Vr^dag waren w^ ter bestemde plaatse aan-
gekomen. Hier genoot ik voor het eerst de eer, welke my-
nen reisgenoot reeds meermalen was te beurt gevallen, in
eene rieten kerk te preèken. De zamenstelling van zulk
eene kerk, is beide eenvoudig en ligt te begrijpen. Het riet
gewoonlijk flui^'eS'fiQt genoemd, in het Overvaalsche zoo
r^kelijk voorhanden, maakt het hoofdbestanddeel uit van
de wanden daarvan. Zeilen van een aantal wagens za-
mengehecht, en aan hoornen en palen vast gebonden, die-
nen tot dak; — ons klankbord was een gedroogde ossen-
huid. Dat de stem in zulke kerken niet veel klank heeft,
dat ze, hoe goed ook gemaakt, toch altgd togtig blijven,
behoeft geen betoog. Niettemin diende ons deze plaats
om daarin de werkzaamheden, even als aan de Mooirivier
te verrigten. B^ de predikdienst^ kwam de doop van een
aantal kinderen, de aanneming van niet weinige jonge lieden,
de uitdeeling van 's Heeren Heilig Avondmaal. *t Was ons
aangenaam aan de gemeente te mogen voorstellen, de nieuw-
gekozen BB. Ouderling en Diaken, die met zigtbare vreugde
door de gemeente ontvangen werden.
rrDe opkomst der gemeente kon men eene tameiyke noe«
men. Wy hoorden echter tot onze smart^ dat eenige ge-
meente-leden, van de Suikerbosch Randen, zich uit politieke
overwegingen hadden laten terughouden, naar de kerk te
komen, i) Van alle deelen in het Overvaalsche, hebben w^
die verdwaasdheid hier het meest of uitsluitend aangetroffen
en dit niet slechts tot onzer, maar tot ons aller weigezinden
innige droefheid. Wij verblijdden ons echter later, toen wij
vernamen, dat ook velen hunner tot anderen gedachten wa*
>) Ik heb beyonden, dat enkele Holl. Afirikanea de predikanten
wantrouwden, omdat asij hnnne standplaatsen in de Engelsche ko-
loniën hadden. J. S.
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDEBLAND. 376
ren gekomen, — toen wij hen na drie maanden naar de keik
te Mooi-rivier zagen komen. Er heerBcht b^ dit al in deae
streken de goede en pr^zenswaardige gewoonte, den waar-
digen David Jacobs, wanneer li^ gezond is, af te halen, om
op de plaatsen, door oefening en katechisatie, het woord
Gods bekend te maken. Dat dit door ons zooveel mogel^k
aangemoedigd werd, laat zich ligt begrepen.
ryMaandag namen de godsdienst- oefeningen een einde, en
Dingsdag reisden wij in gezelschap van den broeder Stry^
dom voort naar Rhinocerpoort. Langs de lagere helling
van eenige der frranden"^ zagen wg eerlang de laatate
plaatsen liggen, en toen w^ op het hooge veld gekomen
waren, waarin deze en rrGats-rand*' eindigen, waren w^ in
vf Leeuwenveld,'* en mogt ik voor het eerst. in m^n leven^
op eenen stillen avond het gebrul eens leeuws hooren.
Onze eenzame weg werd aanmerkel^k veraangenaamd,
door het gezelschap van de lieve familie Rudolf, aan welke
wg voor duizende vriendelijkheden, hartelgken |dAnk schul-
dig zijn. Tegen het einde der week werd de eentoonigheid
der vlakten afgewisseld, door de prachtige, met hout om-
geboorde bergen van Rhinocerpoort. Een van de vele
bergstroomen, die nu onzen weg veraangenaamden, was de
oorzaak van een oponthoud van ongeveer een half uur,
wegens het vastvallen van eenen onzer wagens^ — en zie-
daar den ëénigen tegenspoed, die ons op de gansche reis
getroffen heeft! — De natuur rondom ons bood ons nu
bet heerlgkste mengsel van liefelgkheid en grootschheid aan,
— en onwillekeurig vond ik mg menigmaal verplaatst, dan
eens in de geliefkoosde natuurtooneelen van mgne ge-
boorteplaats, Stellenbosch, dan we'der naar die van Zwit-
serland, waarin ik geen anderhalfjaar geleden, de magtige
hand des Scheppers bewonderen mogt. Het is boschveld —
en twintig soorten van acasia's, van verschillend loof, benevens
eene groote verscheidenheid van andere houtsoorten, geven
overal de bekoorlijkste afwisseling. Verbeeldt gg u bg dit
alles nog, niet slecht den grootsten rijkdom, de heerlgkste
verscheidenheid aan grassoorten, maar ook een rgken water-
stroom, die van afstand tot afstand kleine meeren vormt, in
Digitized by
Google
376 VBBSLAG VAN HET
welker gladde oppervlakte de heldere lucht en het donkere
geboomte zich spiegelden, — ik weet, gg zult u niet ver-
wonderen, als gij my dezen avond eenen onvergetelijken
hoort noemen.
ffRhinocerpoort is eene diepe, vruchtbare vallei, tusschen
twee hooglanden. De bergen, die men hier ziet hebben, vooral
aan den oostelijken kant, hoegenaamd geene afhelling. Is
men op hun top, dan overziet men een uitgestrekt tafelland.
Rhinocerpoort is bestemd, en schoon gelegen, voor een
dorp. Den veeboer alleen biedt dezelve groote nadeelen,
paarden bleven hier uiterst moeijelijk in het leven, — scha-
pen heb ik daar evenmin als over het geheel in het Over-
vaalsche gezien, — ossen worden gedurende zekere maan-
den des jaars, door eenen giftigen appel, die op den grond
wasty en, door geur of anderzinS; den runderen (zelfs den
honden) aantrekkelijk is, in groot levensgevaar gebragt.
Of hier dus ooit een dorp zal worden gesticht, betw^fel ik.
rrDe bestelling van den dag en de plaats waar de Rhi-
nocerpoort-kerk gehouden zoude worden, was door den
Veldkomet zeer onduidelyk gemaakt. Vandaar was er
Zaturdag avond op de plaats van den heer Christiaan
Klopper, slechts eene kleine gemeente bijeen verzameld,
aan wie echter, niet zonder ondervinding van den Grodde-
Igken zegen, het Woord Gods door ons werd gepredikt.
Wg doopten een aantal kinderen en namen vier jonge lie-
den, met veel vreugde in het lidmaatschap der Christel^-
ke kerk op, — en daar de weg van hier naar Lijdenburg,
door eenen, wegens de ligging der bergketenen, noodza-
kel^ken omweg, nog langer wordt gemaakt, moesten w^
reeds Maandag de gemeente en onze reisgenooten van Sui-
kerbosch-rand vaarwel peggen, en in eene W. rigting op-
reizen, tot dat wij langs eene boschkloof tegen den avond
ons aangezigt oostwaarts naar L^denburg wendden. Onze
weg liep, vooral gedurende de eerste helft der week, door
eene rijke natuur.^) Ik plukte er menigen grashalm van
ruim acht voeten lengte, en verlustigde mij in den schooneu
<} Door of langs de Comatë. Zie de kaart.
Digiti2ed by
Google
VBRRIGTB IN NEDERLAND. 377
muriUo, (zoo als de Kaffers dezen boom noemen), die tot
cene aanzienlijke hoogte en dikte groeit, — benevens nog
in zoo menigen lommerrijken en sierlijken boom. Bosch-
jes, eigenlijk door de Kapenaren dus genoemd, vindt men
er niet. Ook is deze streek langs den weg onbewoond;
en eerst aan den avond nadert men de bewoonde streek
van Salms Rivier. Hier bleven wij den nacht, en hadden
's avonds eene kleine en lieve gemeente tot het avondge-
bed, ten huize van den broeder en de zuster Breiten-
bach.
ifAan de Salms-rivier, en eene dagreis langs den weg
naar Lijdenbarg, tot aan de noordel^kste punten van de
Drakenbergen, wonen niet weinige menschen die ik tot
de beschaafste en meest godsdienstig gezinde reken^ die
ik in het Overvaalsche heb ontmoet. Wie wij van hen
ook ontmoetten, wenschte dat h^ naar Lgdenburg ter kerke
had kunnen gaan, maar de reis derwaarts was aan vele
zwarigheden verbonden. Zij baden ons derhalve om op
weg naar de Zoutpansbergen, anderhalve dagreis terug
van Lijdenburg, aan de Malu-Sprait, voor hen kerk te ko-
men houden; en w^ voelden ons gedrongen hunner bede ge-
hoor te geven. Vroeg op den dag, nadat w^ aan de Salms»
rivier waren aangekomen, zetteden wij onze reis voort. Het
denkbeeld van eene reis met eenen ossenwagen te doen, heeft
voor een ieder zeker iets vervelends met de gedachte aan
dezelve verbonden. Ik wil echter den lezer eenigzins op de
hoogte brengen, ter beoordeeling van den spoed^ waarmede
wg^ indien ook niet altijd, dan toch dikwijls reisden. Mijn
vriend die met den weg verder bekend was, reed te paard
naar de naaste plaats, om aldaar een vóórspan gereed te
doen houden. Ik volgde met den ossenwagen dien onze
vriendelijke gastheer dreef, en kwam niet meer dan een
half uur later dan hij op de plaats aan, waar hij ons wachtte.
rrDe weg, dien wij nu verder hadden af te leggen, werd
ons bespoedigd en veraangenaamd door de vriendelijkheid
der daaraan wonenden — eene vriendelijkheid die wel op-
vallend moet geweest z^n, daar het zelfs den Kaffer trof,
die ons tot leider diende» Ik zie hem nog, bij het vuur,
Digitized by
Google
378 VEESLAG VAN HET
waaraan w^ beide aangenaam stonden te praten. Op den
grond gezeten, met de kin op de kniën, zoo staarde hij
lang op ons en zeide in zyn gebrekkig HoUandschi —
dat w^ zeer groote kapiteins moesten wezen, omdat h^
overal de rrbazen" den hoed zag afnemen en ons binnen
noodigen, — ja^ eer w^ nog waren aangekomen, was het
voorspan reeds in kraal gedreven, — en kwamen w^, dan
werden de ossen voor den wagen gespannen en zeide zijn
rrbaas'*: fr April! loop!*' (zgn naam was April). De Kaffers
kunnen zieh de vriendel^kheid, die ons bewezen werd, niet
anders verklaren, dan door ons kapiteins der nwitte** men-
sehen te denken. Even eigenaardig (dat ik dit in het
voorb^gaan opmerke) is hunne beschouwingsw^ze van den
eerbied, dien ons de gemeente bewijst. Niet ver van waar
wy nu zoo in gedachten wglen, had mgn vriend b^ eene
vroegere reis kerk gehouden. Een Kaffer die reeds, zoo
als men zegt, rrgoed oorlams** was, had hem bedaard staan
aankijken. Mijn reisgenoot is, naar ieder weet, niet de
bedaardste spreker. De Kaffer verstond hem geen woord,
maar zeide later : rrhij had niet gedacht, dat de rf witte
mensch*' zoo bang was voor zyn' kapitein. De kleine
kapitein — zyne bedoeling was jong^ — wijst hun den
vinger^ zg zitten stil; hy scheldt op hen, zg zitten stil;
hg vloekt hen, zg zitten doodstil!'*
rrLaat in den avond kwamen wij aan op de plaats van den
Heer Hermanus Stejn, waar wg overnachtten. Hier ont»
moetten wg den Kommandant Joubert, een* lieven en waar-
digen man, den militairen (indien gg aan dit woord niet
te veel hecht) hoofdman van het district Lgdenburg. Den
geheelen volgenden dag hadden wg te stggen. Steenkamps-
berg, naar de eigenaars dier bergvelden aldus genoemd,
lag voor ons. Het zijn de noordelgkste punten van de
Drakenbergen, waar ,dezelve eerlang niet meer als berg-
ketenen bestaan, hoog en koud zuurveld. Eerst Vrgdag
middag zagen wij ons de plaats beduiden, waar Lgdenburg
gelegen is. Wg daalden nu af, en tegen den breeden berg-
rug over ons lag, op eene tamelgk uitgestrekte grasvlakte,
het dorp, dat den naam verkreeg van het Igden aan de
Digitized by
Google
VEBRIOTE IN NEDERLAND. 379
gele koorts door onze landgenooten, te Ohrigstacl door-
gestaan. Het 16 van deze plaats vier uren zuidwaarts, en
heeft het voordeel van eene gezonde ligging. Het is be-
stemd tot hoofdplaats voor die streken, welke wi) de twee
laatste dagen hadden doorreisd, en die, welke later, b^
vermeerdering van bevolking, door den raad ter koloni-
satie zullen worden opengezet, als de hooggeroemde streek
van Komaté,
«f Van eenigen afstand werd ons de nieuwe kerk aange-
wezen. De muren waren bijkans balks-hoogte, en thans
voor deze gelegenheid met rieten gedekt. In de nabijheid
staat de school, die ons voor eenige dagen tot woning
zou dienen, en waar wij eerlang vriendelijk ontvangen
werden door de beide ouderlingen Botha en Breitenbach,
de diakenen Beetge en Viljoen, en door vele anderen, die
hunne blijdschap kwamen te kennen geven over onze komst.
Hoe eenparig was ook hier aller bede om eenen leeraar;
hoe vurig schilderde een ieder ook hier hunne ellende,
door het vreeselijke maar zoo ware woord irherderloos"!
Kerkeraad en gemeente hebben slechts ëénen wensch, en
die is, — mijnen reisgenoot tot leeraar onder hen te mo-
gen hebben. Menigmaal heeft men hier en elders mij gebeden,
m^nen invloed te willen aanwenden, zoo bij m^nen vriend,
ats waar het verder noodig mogt zijn, om dien wensch huns
harten te kennen tö geven. Het was m^ droevig te zien,
hoe by niet weinigen het denkbeeld plaats vond en ge-
koesterd werd, dat zij van de gemeenten Jii^f waren weg-
geworpen, en door de Synode vergeten. Het is waar, ik
kon op onze komst, onze zending door de Synodale Com-
missie, als een bewijs van het tegendeel pleiten; maar ik
billgkte het groote harteleed, dat die gemeenten te ver-
duren hebben; de droevige ondervinding^ dat zg in waarheid
herderloos z^n, welke hen alle mindere voorregt, hoe groot
ook in zich zelf, kan doen gering achten, ja, wist ik, wat
ik later zag, dat de Synodale Commissie het duldt, dat
de leeraren onzer kerk geplaatst worden in gemeenten,
waar op twee of drie uren afstands een andere leeraar
te benaderen is; ik zou inij geschaamd hebben voor hare
Digitized by
Google
380 VERSLAG VAN HET
moederiyke liefde en zorg, een enkel woord ter verdedi-
ging in het midden te brengen. Doch, het is waar, daar
bestaat geene wet, die haar het regt geeft in den groot-
sten nood het eerst te voorzien.
ttReis naar Zoutpansbergen.
rf Zonder vertraging zetten wij onze reis, ook van Lyden-
burg naar Zoutpansbergen voort; waarop ik den vriende-
lijken lezer bid, ons nu in gedachten te willen begeleiden.
Doch eer wij Lgdenburg vaarwel zeggen, word ik herin-
nerd, dat gij gaarne wat nader met den toestand der ge-
meente, in wier midden wij de laatste dagen hebben door-
gebragt, wenscht bekend te zijn — een wensch, dien ik
trachten wil te vervullen, en dit te gereeder, daar ik het
nog niet vergeten heb, hoe reikhalzend ik zelf naar de
kennismaking met die ver gelegen gemeente uitzag. Dit
deed ik, in overeenstemming met die 'grondwet, of wilt gij
liever grond-drift, welke het gemoed van velen met mij,
meer belang doet stellen in het verre en vreemde^ dan in
hetgeeïi nab^ bekend, of ligt te kennen is.
rrDoch.... de gemeente Lijdenburg scheen mij eene der
aandacht o verwaardig. Zij telt niet vele leden; en slechts
zeer gebrekkig was, maar weinige dagen eer wij aankwa-
men, de tyding of liever het gerucht verspreid, dat er
kerk zoude zijn ; en toch ziet gg rondom de kerkmuren,
tusschen de verspreide huizen, een groot aantal wagens
en tenten. Zij is zeer arm^ en gering is bovendien de een-
heid en zamenwerking i) ; en toch staan daar voor u die
hechte, reeds ter balkshoogte gebouwde muren eener kerk^
die luchtig en ruim, en niet van schulden bezwaard om-
hoog rijst, en welligt nu reeds is bedakt. De gemeente
Lijdenburg is zeer afgelegen, en heeft weinige middelen
van beschaving, zoodat zij ook de overgeërfde en mede-
i) De gemeente Tan L^denburg is meer en langer yerdeeld dan
eenige audere in de Bepabliek, tusachen hen, die van Nederland
bijstand verwaohten, en hen, die aan dQ Tan daar beloofde hulp
geen geloof meer hechten, • J. S,
Digitized by
Google
VERRIOTB IN NEDERLAND. 381
gebragte verliezen kan; maar komt met mij ter katechi-
satie en ziet hunne jongelieden eene kennis der Schrift
aan den dag leggen, die zelfs menigen bovenlandschen
jongeling niet euvel zou staan; — of naar de vergade-
ring van den kerkeraad, en ziet de orde, het heldere be-
wustz^n van roeping en pügt, bij elk der leden: en ik
ben verzekerd, dat gij u over dit alles met m^ verwon-
deren znlt.
pffSlechts sints weinige weken mag zich het dorp verheu-
gen in het bezit van eenen onderwijzer, in den heer
Poen, die met goed gevolg eene dagschool en katechi-
satie had geopend. Het strekt mij tot genoegen te mogen
verklaren, dat de jonge lieden, door hem maar gedurende
eenen zoo korten tgd onderwezen, b^kans aan al mijne vor-
deringen tot het lidmaatschap beantwoordden. En ik weet,
dat deze getuigenis, mogt dezelve ooit den wel-eerw. broe-
deren te Amsterdam ter oore komen, die hem hebben aan*
gemoedigd en ondersteund tot z^ne komst herwaarts,
H. W. £• eene aanvankelijke vergoeding zgn zal, voor de
liefdedienst, aan gindsche gemeente bewezen. De drie on-
derw^zers, die van Holland over Sofala, eenigen tgd ge-
leden gezameniyk waren gekomen, voor het Overvaalsche,
zijn door den Yolksraad op de drie dorpen Rustenburg,
Lijdenburg en Potchefstroom geplaatst,
»De diensten worden hier, even als te Mooi-rlvier en
Sttikerboschrand, niet zonder zegen van boven verrigt. Ook
het Avondmaal deelden wij, met veel vreugde, aan de ge-
meente uit, en stelden bij de dankzegging een groot aan-
tal jongelingen en jongedochters aan de gemeente, als
nieuwe leden, voor. Toen er eindelijk, eerst in den laten
nacht van Maandag, een einde was gekomen aan al het
herderl^k en kerkeraads-werk, hadden wij op Dingsdag-
morgen, met het aanbreken van den dag, afscheid te nemen
van onze geliefde vrienden, en onzen vooruitgezonden wa-
gen te paard met haast te volgen, om aldus nog tijdig
genoeg te midden van de gemeente, aan de Malcospruit
vergaderd te kunnen zijn. Onze weg leidde ons terug over
Steenkampsberg, en werd een eind veraangenaamd door
Digitized by
Google
382 VERSLAG VAN HET
het gezelschap van den broeder diaken Viljoen. ÏSet be-
gon eerlang sterk te regenen. Niettemin kwamen wg, voort-
geholpen door de goedheid der aan den weg wonenden,
's avonds aan op de plaats van den heer Jacob de Clercq,
waar wij zóó vriendelijke herberging vonden, dat wij eer-
lang de koude en vermoeijenis, dien dag doorgestaan,
hadden vergeten.
rrDe weg, dien w^ nu te paard, met zijnen zoon Hen-
drik vervolgden, ging door een heerlgk oord, waarin de
Kaffers van het hoofd Mapoq, den grooten regenmaker
van dit gewest, woning vinden. Dit oord heeft gewis veel
metaal; vooral spreekt men veel van deszelfs magneet-
bergen. Dat het fijne gruis zich hecht aan de wielbanden
heb ik zelf gezien ; maar wij werden door de kortheid van
t^d belet, om een der magneetbergen te gaan bezoeken.
Overigens is de streek bekoorl^k en vruchtbaary en biedt
door hare nabijheid aan het boschveld ook een onder-
komen aan voor het vee, in den hier zoo kalmen winter.
Toen wij op de kerkplaats (van den heer L. de Jager)
waren aangekomen, vonden wij eene talrigke gemeente,
ons, sints den avond van dèn voorgaanden dag, wachten-
de. Wij waren nogtans t^dig genoeg gekomen, om eene
morgen-, middag- en avond-godsdienst te houden, eenige
jongelieden na onderzoek aan te nemen en der gemeente
voor te stellen.
rr Het was vanr hier, van waar wij den volgenden morgen de
reis naar Zoutpansbergen hadden te aanvaarden, dat eenigen
van de voornaamste ingezetenen, onder wie de komman*
dant Joubert, de heeren Nel, Spies, Orobler en anderen,
ernstig trachtten ons te overreden, dat wig van de reis
zouden afzien. Z^ haddefi de tgding ontvangen, dat de
rr gele koorts'' met felle woede aldaar aan het heerschen
was. Zij beschouwden ons gaan al gevaarlek voor ons
leven, — en ingeval w^ mogten sterven, zouden z^ allen
in de bitterste droefheid gedompeld zijn. Wij stelden hun
slechts de pligtmatigheid van ons gaan voor, en nu te
meer, daar de gemeente van Zoutpansbergen ons reeds
twee wagens en een span* ossen had gezonden, welke ons
Digitized by
Google
▼ERRIGTE IN NEDERLAND. 383
fnn de KrokodildrifI; der Olifantsiivier inwachtten. Men
besloot eindelgk den kommandant Joubert en yeldkornet
Nel te verzoeken) ons tot daar te begeleiden^ ten einde te
trachten den waren stand der ziekte te weten te komen,
en uidien zij dit noodig keurden, de gezondenen over te
halen, van onze komst af te zien.
rrAldns gingen wij den volgenden morgen voort. Een
eind weegs genoten wij het gezelschap van den broeder
Grobler. Voorts trokken wij over bergen en door vlakten,
bewoonde en onbewoonde velden, maar meest door de Kaf-
fers van het hoofd Sokwaté, en waren laat op den twee-
den avond aan de Krokodildrift. De poging om de gezon-
denen over te halen om van onze komst af te zien^ bleef
natnurlijk vruchteloos. Maar zij beloofden ons aan de Rhi-
nocerpoort te laten, tot dat zij den laatsten stand der koorts
badden vernomen, en of wij zonder' gevaar van de ziekte
moglen doorkomen. Nu zeiden wij onze oude, vriendelijke
begeleiders vaarwel, om onze nieuwe, langs eenen weg,
slechts van afstand tot afstand door Kaffers bewoond te
volgen. Voorzeker is dit geen aangenaam denkbeeld, en
werd dit ten deele alleen vergoed door de schoono vrien*
del^ke natuur, die ons nu omgaf. Tegen het einde der
week vonden wij ons zoo omgeven van kaffertuinen, dat
het den drgvers vaak moeite kostte, het hongerige vee van
rrmanna" i) en koren af te houden.
rrZaturdag avond hadden w^ eene geschikte rrgelegenheid''
op te doen waar wg den rustdag konden overblijven. Be-
zgden de woonkraal van het hoofd Sibedela vonden wg
een eenzamen boom, en rondom dien werden de wagens in
vierkant getrokken. Het was een heerlijke avond. De
maan rees helder aan de onbewolkte lucht en deed gind-
sche bergketen eene donkere schaduw op het land beneden
werpen. Kaffertuinen omringden ons; niet verre van ons
kabbelde eene frissche beek. De scharen van Kaffers, die
op den avond en des morgens ons kwamen bekijken, deden
ons hart branden, om ook hun het Woord, waarbij zij he*
^ De gewone gierst wordt in de Bepubliek Manna j^enoemd*
Digitized by
Google
384 VEBSLAO VAN HET
melschen vrede konden vinden^ te spreken. Maar onxe
tong is gebonden, en lang zal het dnren, eer hierdeheil-
mare in Christus wordt gepredikt!
ri Wij beiden hadden rust noodig; en w^ vergeten het niet,
hoe weldadig de Goddelijke Voorzienigheid ons ook hier
eene zielruste bereidde. Wig vonden dit in de stilte, die ons
omringde en lokte tot het eenzaam gebed; wg vonden dit
in het aandachtig acht geven op de rr uitgangen** van het
gemoed; wg vonden dit in broederiyk gesprek, over menig
ons belangrijk en dierbaar onderwerp. Onzen reisgenooten
predikten w^ natuurlek het Evangelie. En nog gedenken
wij met genoegen aan den boom, dien wij met aller goed-
vinden den naam van nkerkboom" gaven. £b zoo ver-
kwikt en gesterkt waren wij Maandag morgen reeds vroeg
op weg, en Dingsdag namiddag op de plaats van den Heer
Du Pré, ten huize van den Heer Marais, waar w^ met
veel vriendeiykheid ontvangen werden. •
rrHier predikten w^ *8 avonds en op den volgenden dag,
tot eene aandachtige gemeente. Men had, naar de belofte
aan Kommandant Joubert gegeven, iemand gezonden naar
Zoutpansbergen, met de vraag, of men veilig konde komen ?
Het antwoord kwam: rrdat men alles voor onze komst ge-
reed gemaakt had; dat de koorts afnam; dat de gemeente
ons wachtte." Het verblijdde ons, dit te vernemen, hoe-
wel wij ook anders niet waren terug gebleven. De reis
ging nu onder een nieuw geleide voort. Eerlang hadden
wij de laatste plaatsen achter den rug, en bevonden wy
ons in Leeuwenveld, met slechts hier en daar een kaffer-
kraal in de verte. Wy hadden hier ruime gelegenheid om
den naam des Heeren bekend te maken, door ons dan
by dezen dan bij dien wagen te voegen. En 's avonds bij
een lustig brandend vuur, werd er tot laat na den afloop
der rr godsdienst/* aan de jongelieden godsdienstig onderwas
gegeven. Zoo vonden w^ deze reis kort, terw^l hetgeen
ons omringde, velden met duizende spring- en blesbokken
en dartele wilde beesten, ons gemoed als wilde vervrol^ken.
rrEen voorspan voor onzen wagen, dat ons op weg te-
genkwam^ was op nieuw de getuige van het verlangen der
Digitized by
Google
VERRiaTB IN NEDERLAND. 386
gemeente naar onze komst. Tegen den avond van den twee-
den dag, werd ons van eenigen afstand reeds de plaats
aangewezen, waarheen • de bewoners van Zontpansbergen
rrin lager'' waren getrokken. Aan de znidhelling van gind-
schen bergrug, die tot heden het verste baken voor de
woning van den blanken man is geweest, bouwden onze
landgenooten, onder den'Eommandant Potgieter, een dorp.
Zij noemden deszelfs naam naar de bergketen, welke dien
naam draagt, wijl aan den noordelgken voet daarvan, niet
zeer verre van het dorp, eene zoutpan is te vinden. De
inwoners hebben hnn hoofdbestaan uit de olifantsjagt, die
sommigen eenigen rijkdom, anderen armoede, allen onnoeme-
l^ke ontberingen en gevaren aanbrengt. Want het is wel
waar, d^t niet zelden een olifantsjager, in twee of drie
weken tgds, twee tot drie duizend rgksdaalders van het
ivoor gewint, maar hoe dikwijls gebeurt het niet, dat zijn
trekvee een prooi word van wild gedierte^ of van de giftige
vlieg? Hoe dikwijls komt h^ zelf niet in het dreigendst
gevaar van zijn leven; terwijl echtgenoot en kroost in de
grootste ongerustheid of gevaar, zijne komst te gemoet zien?
rrMen roemt de vruchtbaarheid van het dorp; maar het
wil mij niet voorkomen, dat de veeteelt hier en in de om-
streken bijzonder gelukkig is; en al heeft men dubbele
schansen opgeworpen, geen deel van rrhet Overvaalsche"
is gejyk dit, aan gevaar, groot gevaar blootgesteld. Want
nog heeft de bloeddorstige Zilkaats of Massilkatsé het niet
vergeten, hoe Hendrik Potgieter hem, toen z^ beide nog
in het beste huns levens waren, door slag op slag tot
ver over gindsche Zontpansbergen heeft gedreven. , Nog
kondigen zgne spionnen het jaariyks aan, dat de jonge
kr^gslieden van Zükaats, die geene ondervinding van de
ff roers" onzer landlieden hebben gehad, den kr^g gebie-
dend eischen; en wanneer hun overmoed wordt gestuit, —
verbreken zij hunne spiesen, en heffen een gehuil aan I —
Minder gevaarlek, maar meer lastig z^n voor de boeren,
de naburige rrMakatees'* opperhoofden Morawe en Macapaan.
rrOf de dreigende houding van Zilkaats, of iets anders
onze landgenooten hebbe doen besluiten, om na den oogst
25
Digitized by
Google
386 VERSLAG VAM HBT
vier schoften van hier zuidwaarts, hunne woning in de
heeriyke streek genaamd Macapaanspoort te gaan vestigen,
weet ik niet. Zij hadden, toen wij daar waren, het voor-
nemen, Zilkaats nog eens de kracht hunner wapenen te
doen gevoelen; ook om hem te straffen, voor den moord
aan eenige Eafferkralen hegaan, die zich hadden gemeld,
als bondgenooten vau den Kommandant Potgieter. £r werd
mg veel verteld van eene kommando vroeger op dezen
rrSoola" stam gemaakt, dat aanvankel^k gelukkig met
eenen rgken buit aan vee terug keerde; maar eerlang, door
den krggshaftigen vijand omsingeld, zich eenen doorgang
rropen te schieten had.'' Deze Eafferstam is bg zgne vlugt
gestuit, op eenen veel magtigeren, wiens naam men noemt
En niet veel verder noordwaarts van dezen stam ziet men,
staande op eene bergketen, de rr witte huizen'' van een
volk, ffdat op paarden rgdt en schietgeweren heeft." Van
dit volk kwam er een aantal jaren geleden, een brief,
door de hand van eenen bode, aan den Eommandant Pot-
gieter, naar men vooronderstelt in Arabisch schrift. Aldus
verhaalt men daar.
rrDe bewoners van Zoutpansbergen hadden hunne wo-
ningen gelaten onder opzigt van zekeren bastaard (Eaf-
fer) en zijne onderhoorigen, en waren nu op een afstand
van bgkans twee uren te paard, in Z. O. rigting, op het
vlakke veld gelegerd. Zg deden dit omdat het dor|^ wat
laag gelegen, meer onderhevig werd beschouwd aan de
gele koorts. De ziekte was dan ook «aan het afnemen.
Daar zag ik de eerste lijders aan deze gevreesde kwaal,
maar zag terstond in, dat alle teekenen daarvan overeen-
kwamen met die welke ik had waargenom^ bg den jon-
geling, die met mij van Europa herwaarts was gekomen,
dien ik in het laatst van Januarg ter aarde had besteld,
uit mgne woning aan de Zwarte bergen. Dadelijk na onze
aankomst geleidde ons de Heer Duvenage, de Landdrost,
naar de tent, die op eenigen afstand van de overigen voor
ons gespannen was.
ff De kerk was in het midden der overige tenten. De
ruimte tussohen drie of vier wn^ens m Iragte, en een in
Digitized by
Google
VBRRIQTÊ IN HEBEltLAND. 387
breedte, overspannem met zeildoek, en dH óildei^telknd
door eefi aantal houten staanders m het midden, — waft
genoegzaam voor vier of viff honderd zielen.
«De lieve kindertjes, die ons, toen wg door Landdrost
en Heemraden naar de kerk waren geleid, de hand kwa-
men geven, wekten bij mij het denkbeeld op de ouders te
vragen, dat ik ze al te zamen over een nor hg m^ mogt
hebben. Ik wilde zien, of men te Zontpansbergen de kin-
deren onderrigt, of ze verwaarloost. Spoedig had ik 22
kinderen van 6 tot 13 jaren. Bijkans de gansche ge-
meente, benienwd om te weten wat ik met de kleinen
voor had, was hen gevolgd; en dus was er m^ een ruim
veld geopend, ter aanmoediging, of waar noodig ter be-
straffing. Tot mijne vreugde echter bevond ik, dat meer
dan de helft der aanwezige kinderen met meerder of min-
der vlugheid lezen kon; dat ze allen eenig onderwas had-
den genoten.
rfVan onze Evangelie-bediening te dezer plaatse behoef
ik niet meer te zeggen, dan dat mijn medebroeder met
veel vrijmoedigheid en ernst herhaaldel^k heeft gepredikt
voor eene zeer aandachtige gemeente. Hierin heb ik hem,
zoo goed ik kon ondersteund; en terw^l door mg gods-
dienrtig onderwijs werd medegedeeld, of de schaar van
jongelingen en jongedochters, die zich tot het lidmaatschap
had aangeboden, ondervraagd werd, bezocht hij de kranken,
en vermaande de ongeregelden. 's Avonds van Zaturdag
hadden wg de leden der christelijke kerk verzameld, en
uit de daartoe voorgestelde mannen, koos men eenparig
tot onderling, den heer J. L. P. Venter, en tot diakenen
de broeders P. L. du Pré en C. Grobler, die vóór onze
komst reeds, tot de voornoemde ambten, door de burger-
l^ke overheid, waren aangesteld. Daar hier nu voor het
eerst het Evangelie werd gepredikt, oordeelden wg dat het
beter wafe, bg deze gelegenheid, het Avondmaal niet üit
te deelen.
rfDingsdag morgen volgden wg te paard, in gezelschap
van den broeder ouderling Venter, den provislonelen
KommaRdant^ en een der Heemraden^ daar on^ wAgén
26*
Digitized by
Google
388 vsBSLAa van het
daags te voren was verzonden. Onze weg ging terug over
Rhinocerpoort. Van het zoogenaamd groote wild, zag
ik hier voor het eerst eene soort. Bez^den den weg, be-
merkte een onzer begeleiders, de lange halzen van een
aantal kameelpaarden die zg rrkameelen'* noemen i). M^n
wensch om ze van nabij te zien, werd beantwoord door den
raad: rr laat uw paard ze maar in het oog krijgen!*' W§
waren spoedig uit den weg; en het afgerigte jagtdier had,
b^ het eerste gezigt, geene aanmoeding meer noodig. Allen
vlogen w^ nu door de rrhaak en steek," en rr wacht een
beetje,'* bosch, en welligt had mgn gezelschap, als ik, maar
die vrees, dat het ons gelijk eens Absolom vergaan zoude.
Wg bleven echter gelukkig vrij, en stieten eerlang, als
wisten onze paarden waar z^ ons brengen moesten, op
een tiental en meer fraaie kameelpaarden, van de grootste
tot de kleinste in hoogte, die ons den tgd gaven, hen in
oogenschouw te nemen.
rr Vroegtgdig dienzelfden namiddag vonden wij onzen wa-
gen terug aan de Rhinocerpoort; en hoewel het laat werd,
eer wij^ van hier verreizen konden, zetteden wg dien avond
nog onze reis voort, naar de plaats van den broeder Venter.
De broeder du Prë had besloten ons tot aan rrhet Bad^'
te begeleiden. Toen wij, na het aangenaam christelgk ge-
zelschap van onzen geliefden broeder Venter nog tot den
middag te hebben genoten, nu weder den weg vervolgden,
waren wg eerlang op nieuw te midden van Kaffertuinen,
behoorende meest aan het volk van Morawe; daarna in
die van het volk van Macapaan ; en kwamen in de streek,
naar dit opperhoofd, rrMacapaanspoort'* geheeten. Hier werd
de reis ons moegelgk, van wege het aanpakken van den
grond (dien grond noemt men daar rrturf") aan de wielen
onzer wagens, welke niet dan met de grootste moeite konden -
worden vrggemaakt, hetgeen dikwgls een lang oponthoud gaf.
rrHierdoor konden wij de Kerkplaats niet op Zaturdag
avond bereiken, maar moesten den rustdag, op eenigen af-
stand van dezelve doorbrengen. Vroeg des volgenden daags,
kwamen wij op de plaats van den veldkomet van Staaden,
i) Dese kameelpaarden sgn de b^ ons bekende giraffen, J. S.
Digitized by
Google
VBBRIOTE IH HBDERLAND. 389
en op den anderen namiddag aan het Bad. Hier was eene
talr^ke gemeente verzameld. Hier wachtte ong ook de be«
jaarde Eommandant Hendrik Potgieter, die eenigen tijd,
ten gebraike Tan het bad, hier had doorgebragt. Wg
hadden ons juist in onze kleine woning in orde gebragt,
toen men ons kwam boodschappen, dat de ondeKomman-
dant ons wenschte te komen zien. Een man van hooge
statanr en van een eerwaardig gelaat, geheel gevormd om
kommandant te zgn, maar door de jaren en een ongemak
aan de beenen wat gebogen, reikte ons eerlang de hand,
en verzekerde ons, dat nn zgne bede door God was ver-
hoord. Bij de blijdschap, die hij, wat z^n eigen persoon
aanging, over onze ontmoeting uitte, betuigde hg zijnen
dfuk, dat wij ook de gemeente, die hg bestierde, wilden
gaan bezoeken.
ffrrHet Bad*' ligt aan de zuidhelling van eene, met Zout-
pansbergen paralelle bergketen, die men waierhergen noemt.
Ik weet niet zeker, of de Waterbergen dus genoemd wor-
den, naar de hoop, die men, de groene kleur van die keten
uit de verte ziende, daarvan koesterde ; dan of ze waarlijk
zoo waterrgk zijn. Hier en daar had de weg ons door
beken en riviertjes geleid, eer wg aan het bad kwamen;
en aan de oostelijke punten, waar de Waterbergen met
eene andere kleinere keten, die zich meer noord-oostelgk
strekt, de Macapaanspoort vormen, door welke wij wel
drie dagen met den ossenwagen hadden te reizen, zijn er
soms groote waterplassen of kleine meren, welke met do
groene bergtoppen, het rijke geboomte, het welige riet, het
niige graSy de uitgestrekte tuinen der bewoners, zamenwer-
ken om den reiziger die plaatsen ook in herinnering, aan-
genaam te maken. Zoodanig is de Macapaanspoort, waar
onze Zoutpansbergers een dorp willen stichten.
rrrr Het Bad" waar wij ons thans bevinden, is eene aan-
genaam gelegen, en voor die streken welbebouwde plaats.
Eene met ruigte en riet digt en welig bewassen rondte,
van (laat mij zeggen) 50 schreden in doorsnede, is de
plek, waarnaar de gansche plaats den naam draagt. De
wabn en rook, die uit de bron in de van daar loopende
Digitized by
Google
390 VSBSLAG VAN HET
voor opslggt, overtuigt n, dat het water van bet had
kokend is: zoodat reeds een hond, een jong kameelpa^d,
en wie weet wat al meer? dood of in geraamte er uit
giofaaald z^n. Het Bad heeft een sterken waterloop, niAa^
het water veracht (zegt men) het land uit, en geeft na
twee jaren onvruchtbaarheid. De pl^ts bekoort aan de
faypilie van Heerden, maar is eenigen t^d geleden, meen
ik verstaan te hebben, door den raad bestemd geworden
tot algemeen gebruik ten dienste van kranken; de^se vin-
den by het gebruik daarvan veel baat
fMfDe kerk" liep ook daar aangenaam en ge^eg^Qd af.
Een aantal jongelieden werden ^r tot leden aangenonien.
Wy namen afscheid van den ouden K^mmandant, van on^en
broeder du Pré en verdere reisgenoolen ; en gingen Don-
derdag morgen, in geleide van Hermanus Potgieter en zijn
zoon Hendrik, door Leeuwenveld, doch zonder ongelukken,
voort i^aar Rustenburg, aan den noordel^ken voet van d^
Mivg^lliesbergeu. N^dat wi) een eind wegs, door onbewoond
boBi^hveld hadden afgelegd, hadden wg tusechen twee wo-
gen te kiezen. De een was korter, en 4^ Mulere pa^er
bewoond* Wij wisten het niet dat langs dezen verspi^i
ningen ons waren te gemoet gezonden, en koyen bggevolg
den korteren en kwamen niet zonder moeite op ^^turd^g,
eerst tegen het dalen van den dag, ter pl^^tse onzer be-
stemming, waar de gemeente ons wachtende was,
fiHet was op ^ea weg waarop ik het laatst den lez^r Tan
het Bad naar Rustenburg geleidde, ^t ik met mgnen
medebroeder en onze geleidsman Hendrik Potgieter, even
bez^den den weg, een natuurtooneel ging beschouwen, l^et-
welk ik onder de schoonste tel, die ik ergens heb gezien.
Door digte bosschen en lang gras henen, baanden w^ oas
eenen weg naar eene hoogte, die w^ op enkele puQten door
het geboomte voor ons zagen. Toen wg na eenig klaute-
rens, op de hoogte waren gekomen, v^o wimr wij naar gind-
sohe zijde konden zien, wie beschrgft onze verbazing, toen
wij ons op den ri^nd bevonden van eene ten minste v^f of
zes honderd voet diepe kom, welker bodem, de rozenkleu-
rige oppervlf^te van e^ne zoutpan, beerlek fifstak bg de
Digitized by
Google
VBRRJGTE IN NEDERLAND. 391
groene, met gras en geboomte bewassen binnenhelling
daarvan. Verre in de diepte zagen wij menschen zout
graven en op den rand tegenover ons — naar m^ne schatting
wel duizend of meer schreden van ons verwijderd — eenen
wagen, om het gegraven zout op te nemen.
rrWi) beiden wenschten ons naar den bodem te begeven,
doch daar de wagens voortgegaan waren en onze vriend,
nog niet hersteld van de wonden hem onlangs door eene
leeuwin aangebragt, slechts moeijeiyk wandelde, waren wij
genoodzaakt ons de teleurstelling te getroosten en voort
te gaan. Deze jonge vriend draagt met zgnen broeder
Fredrik, den naam van den besten leenwenjager in die
streken. H^ telt de leeuwen niet meer, die hij en zijn
broeder met het geweer, ja, zelfs met het pistool gedood
hebben. Onlangs echter wierp eene leeuwin hem op den
grond, en in hare magtige klaauwen en muil zou hij den
dood gevonden hebben, indien zijn vader, even als eenigen
uit hun gezelschap, ook de vlngt had genomen.
ff Eene groote gemeente zeide ik, was op ons wachtende.
En naauw hadden wij in de woning van den broeder diaken
Frans Schutte, een vriendelgk onderkomen gevonden, of
eene menigte stroomde uit het dorp en van de wagens toe,
naar rfhunnen" leeraar^ zoo als velen mgnen medebroeder
noemden, die hen reeds zoo dikw^ls had opgezocht. Wij
▼onden de gemeente in den diepsten rouw. Beeds langs
den weg hadden wij vernomen, dat de koorts het felst in
vele deelen dezer gemeente had gewoed. ^) Menige liefde-
volle vader, moeder, zoon^ dochter, kindeke was weggerukt.
Onder de waardige mannen, voor kerk en staat, die hare
slagtoffers waren geworden, hoorde ik met voorliefde, de
namen noemen van Kasper Krtiger en Frans Pretorius. De
eerste had in betrekking van diaken, de laatste als lid van
den raad, de hoogste achting en eer weggedragen, en een hel-
der spoor nagelaten, waar langs men hen, door den Heiland
geleid, een beter, een zalig leven had zien te gemoet gaan.
ffDeze toestand der gemeente, deze ernstige stemming,
<) Ik WAS toen juist daar en werd ook door dio koorts aangetast,
dooè herstelde spoedig. Zie hL 226, J» 9»
Digitized by
Google
393 VERSLAG VAN BET
door zoo menig treffend sterfgeval of dreigend gevaar,
waarin vriend en maag van velen zich toen nog bevon-
den, gewekt, was het, wat in Gods bestunr, waarde, zal-
ving, kracht aan onze Evangeliebediening te Rastenburg
bijzette. Waar het bleek, vermagerd gelaat ons aankon-
digde, dat de gevreesde ziekte naderde, of slechts lang-
zaam afnam; waar het zwart yan diepen rouw, de traan
op menige wang, ons in gedachten naar het graf van
dierbare gestorvenen voerde; daar is de prediking van
het leven-mededeelend kruis, den prediker een voorregt,
den hoorderen meer dan Gileads balsem voor verwonden.
Vooral is het aangenaam in zulke omstandigheden, met
eene talrijke schaar aan te zitten aan de tafel, waar een
levende Heiland ons zelfs zgnen dood tot vergiffenis van
onze zonden verkondigt. Dit ondervonden wg, toen wg op
den tweeden Zondag van ons oponthoud alhier, 'sHeeren
Avondmaal met de gemeente vierden.
rr Behalve des Zondags (*s morgens, *s middags en 's avonds)
hadden wij dagelijks ('s morgens en 's avonds) godsdienst;
en terw^l mijn broeder zich den ganschen dag met her-
derlijke bezoeken en toespraak bezig hield, was ik, naar
oude gewoonte, te midden der jonge lieden en kinderen,
die zich iii ontzaggelgken getale voor de katechisatie
hadden gemeld. B^ het onderwijs, dat hun gegeven werd,
was de gemeente bijkans den ganschen dag tegenwoordig.
Ruimte en tgd ontbreken m^, om alles, wat ons hier te
doen viel, ook maar aan te stippen ; te meer daar ik reeds
nu gevoel, dat de beschuldiging van wgdloopigheid mij
treffen kan. Genoeg, er ging geen dag voorbij, waarop
niet iets, niet veel belangrijks voorviel. Geen dag verliep
er, waarop komm. Krüger, of een der broederen kerkera-
den, mij niet iets nieuws, iets wetenswaardigs, aangaande
volk en land voor oogen stelden. Hier leerde ik — (om
niet te veel te zeggen) — hier leerde ik veel nieuws
aangaande dQ streken, welke soms door jagers worden
bezocht; aangaande den vorm der regering, het onderling
verband der partijen, der kommandanten, der hoofden in
de Overvaalsche republiek; — aangaande hare verhou-
Digitized by
Google
YERBIOTE IN NEDEBLAMD. 393
ding tot de Kaffers, die daarin woonachtig zijn. Maar een
ieder gevoelt, hier is noch tgd, noch plaats ter bespreking
van deze punten.
tfOp Maandag lieten wij de gemeente gaan, en reisden
treurig, geleid door den jongen veldkomet Paul Krüger,
van Lgdenburg. Van de plaats van den heer Stroh opende
zich voor ons een heerl^k terngzigt op het dorp, dat w^
daareven verlaten hadden. Aan de vlakke helling van de
Magaliesbergen gelegen, heeft Rustenburg een ruim uitzigt
naar O. en N. en W. Men noemt het dorp vruchtbaar.
Er is een tamelijk standhoudend en sterk water; niet on-
derhevig, gelijk Potchefstroom, aan hagelslag en rijp, biedt
Rustenburg, en de omstreken daarvan, den landbouwers
meer voordeden aan. Men zegt, dat de zuidelijke helling
der Magaliesbergen in natuurschoon de noordelijke over-
treft, en vooral r^ke wateren heeft. Rustenburg heeft eene
luchtige keik, groot genoeg voor ruim duizend menschen,
die eene plaats hegeeren. Er zullen nog niet veel meer
dan dertig huizen, indien al^ zijn.
f'Nu benamen de bergen ons, die ons hadden voort te
spoeden, eerlang Rustenburg. Op den avond van den vol-
genden dag waren wij reeds door de Zwarte Ruggens
heen, hadden onzen gastheer^ P. Pretorius, een zoon van
den waardigen ouderling van dien naam, en onzen ouden
vriend Robbertse gegroet, en ons, onder het geleide van
zijnen zoon, den broeder-diaken Frans Robbertse, met
het aangezigt naar de Mariqua gewend. De ir Zwarte Rug-
gens*', die, zegt men, naar onze Zwarte Ruggens gelg-
ken, en daarom dien naam dragen, vormen eene streek,
die, hoewel niet te overvloedig van water voorzien, nog-
taas voor den landbouw en de veeteelt zeer geschikt is.
Daar heb ik heerlgke limoenboomen in volle dragt gezien,
en vernam, dat alle soorten van vruchtboomen wèl vol-
doen. De vruchten worden van hier reeds naar Bloem-
fontein en elders gebragt
*rWg haastten ons nu in westelijke rigting voort, door on-
bewoonde en bewoonde streken, tot dat w^ aan gindsche
zgde van de Mariqua, eene schoone welbebouwde streek
Digitized by
Google
394 VBB6LA0 VAN HET
▼ondfin. Yriendel^ke bewoners vergezelden ons naar de
kerkplaatfi, in de streek genaamd Klein Mariqua, eene liefe-
l^k gelegen hoeve, behoorende aan den heer Mtfnewick.
Ook daar was eene talr^ke gemeente verzameld, en b^zonder
verblgdend was het ons, te zien, dat er waren, die eene
betere gezindheid aan den dag legden, dan de lezer zich
herinnert, dat zij op eene zijner vorige reizen tegen den
broeder Morray hebben bewezen. God had gesproken.
fi Het huisgezin van Jan Enslin, het hoofd van eene &-
natische partg, die ik ook wel Jeruzakm^gangers heb hoor^i
noemen, was nagenoeg uitgestorven, en vele zochten thans
den troost des Evangelies, die eenigen tgd geleden weiget-
den naar hetzelve te hooren. Doch ook nu waren eenige
huisgezinnen weggebleven, -^ schoon zelfs de kinderen van
de ifprofetes^dier gewesten hunne kleinen ten doop kwa^
men aanbieden; en een paar ons gulhartig beleden, hoe
het hun smartte, dat zg zich vroeger ook hadden laten
medesiepen. De partg, waarop ik doel, schijnt b^ den dood
harer aanvoerders, uitgestorven te zijn. De overgeblevenen
zijn alle bezitters van plaatsen. En bg de jongelieden
schgnt er eene vaste overtuiging te zgn ontstaan, dat het
plan om naar Jeruzalem over land te gaan, als hopeloos
moet worden opgegeven. Het was een mijner vragen op
de aanneming: nWaar is Jeruzalem? Kan men van hier,
over land, daarheen reizen?" Lagchend antwoordde een der
jongelieden: ir Manheer! hij komt in de vliegen."
rrDe onderling Moeke was kort geleden gestorven, en er
was niemand om z^ne ledige, zoo waardiglijk vervulde plaats
in te nemen. De beide broeders diakenen Grobler en
Reets weigerden ons hunne hulp niet In de nabghoid
van de kerkplaats was de woning van den heer Inglis, en
een weinig verder, die van den Heer Edwards: zendelin-
gen, wier namen in den laatsten tgd, helaas! maar al te
ruchtbaar zgn geworden. Er was eene goede verstand-
houding; vooral tusschen den Heer Inglis en de boeren der
omstreken; en beiden i^aken zg met veel lof van den heer
Scholz, sints overwinnaar van Seckelli, die ook niet ver
van de kerkplaats woont. Zigtbaar wai^ ow de weUt^-
Digitized by
Google
VERSIGTJB IN NSDESLAND. 396
diga invloed, dUn de omgang van den Heer Inglu op som-
mige koeren had j en uooii, beeft hij geweigerd, waar h^ kon^
mwa flterfbedden of elders, het woord van Christus te spreken.
Maar, dit alles heeft nu opgehouden. £n thans is er in het
ruime gebied van het Overvaalsche, misschien niet meer dan
éin verkondiger des flvangelies bg blank of zwart ! Ik wéér-
h4>ude mi) yan eenige aaiimerkingen op dit alles. Slechts
ééne vraag kan ik niet nalaten te doen. Ik doe deze
vra^g den Heer Piet Scholz, den oud*oadeiüng tbs^ns land-
drost van Staaden, den edelen Volksraad; ik vraag een
iegelgk welgesinden broeder in het Overvaalsche : Wilt gij
hei beletten» dat er aan de bonderden en duizenden Kaffers,
die in uw gebied wonen, bet Evangelie wordt verkondigd ? —
En antwoordt g^^ neen I — ziet dan toe of de weg hiertoe
Biet reeds is geopend, door de verdr^ving der zendelingen !
rrToen onze arbeid was afgeloopen, bezochten wij de streek
waar de zendelingen arbeiden, met veel genoegen. Het is
een land vruchtbaar en waterrijk, •*— een land van koren
en metiial. W^ keerden toen de volgende dag begon te
dalen, terug, niet weinig verkwikt, door hetgeen wij gezien
en genoten hadden. Nu zetteden wij de reis voort, over
de plaats van den hulpvaardigen vriend Buis, waar Zil-
fcaats een9 woonde, en Lindley, de broeder van goed ge-
rucht en vele verdiensten aan onze landgenooten, in vreeze
leefde, tot dat de Eommando, onder Hendrik Potgieter,
het land van den dwingeland bevrijdde. De plaats heet:
Lindley's Post. Van gindschen bergrug, dien men u hier
met den vinger w^st, zag Zilkaats het aan hoe de zijnen
verslagen werden, en vlugtte.
rrNu gingen wij, onder goed geleide, over Malemane, waar
wj langs den weg eenen druipkelder bezochten, en over
de Malopo, waar mijn reisgenoot den zendeling LudorfF, —
ik Uter eene wonderl^ke grot, en eenen w^den, in vaste
TotH aanwezigen waterbak, van onbekende diepte, bezocht.
De broeder Ludorff, die ën als evangelie-dienaar, èn als
geneesheer, de aan de Malopo .wonenden, uit liefde be-
hnlpzaam is, kwam ons voor de verdere reis rrGods zegen*'
w^pchen. De waardige van der Merwe werd onze gids,
Digitized by
Google
396 VERSLAa VAN HET
langs den eenzamen weg, die ons slechts de langgewenschte
vreugde aanbood, van het gezigt van zeven leeuwen en
leeuwinnen, die voor ons weken. Langs dezen weg zag
ik ook voor het eerst, eenige van de ongelukkige zooge-
naamde Boscbjesman-Eaffers, naar hunne lichte kleur, ook
wel Kallë-Harré genoemd (indien ik mij wel herinner).
Zg zijn de slaven van andere Kaffers, of leven zonder
woning, van de jagt, zelfs van allerlei ongedierte.
rtVan Hartebeest-fontein, de plaats van den broeder dia-
ken Wessel Badenhorst, die velen de kostbaarste plaats in
het Overvaalsche achten^ — was het niet ver meer naar de
kerkplaats voor de menschen aan Onder- Vaalrivier. Ook
daar waren er velen. En toen de diensten aldaar waren
vervuld, als overal elders, bevonden wg ons op den be-
paalden dag;, te Potchefstroom, aan de Mooirivier terug.
— waar bij de bl^dschap der broederen kerkeraden en
der gemeente, ook de dankbaarheid werd uitgedrukt, over
onze, door zoo vele gevaren heen^ gelukkig volbragte reis.
Hier troffen wij nog de talrijkste gemeente aan. De kerk
bevatte haar niet; weshalve wij tweemaal op den voor-
middag hadden te prediken, opdat een ieder plaats kon
verkrijgen. De overige diensten werden door ons met
vreugde en zegen verrigt. Mijne belofte werd voldaan,
door de aanneming van allen, die de blaken gaven dat
zij gedurende den tijd onzer reis, ijver hadden aangewend,
ter verkrijging van kennis in Gods woord. Menige ge-
wigtige zaak werd door ons aan het hoofd van den ker-
keraad tot een gewenscht einde gebragt. En toen namen
w^, bedroefd maar onder vele liefelijke herinneringen, die
onuitwischbaar blijven^ afscheid van de gemeente en de
lieve broederen ; velen van wie ik op aarde gewis niet weer
zal zien, maar toch eens daar boven door Gods genade.
rrMoge onze arbeid niet ijdel z^n gebleven!" was de
bede, voor het Overvaalsche, waarmede ook eindel^k mgn
broeder en ik van elkander a&cheid namen. En rr mogen
deze regelen den lezer eene opwekking zgn, om, gedachtig
aan onze Overvaalsche broederen, voor de bediening der
genade, waarmede God hem bevoorregt, door gezindheiél
\
Digitized by
Google
VERRTOTE IN NEDERLAND. 397
en wandely dankbaarheid jegens hem te betoonen ! '' is de
bede waannede u groet,
ff Geliefde Lezer,
Uw broeder in Christus,
J. H. Neethling, Hz., V. D. M."
tfZwartebergen^ April 1853.
Intusschen hield de Nederlander aan. In z^n nummer
1040 van 14 November 1853 stond weder het volgende:
nln het Missionary Magazine van Februar^ 11. vindt men,
omtrent de verhouding der Eaapsche Boeren tot de inheem-
sche volksstammen, de volgende bijzonderheden: rrln Ja-
nuari 1852 was tusschen Harer Britsche Majesteits Adsi-
stent-Commissarissen in de Kaap-kolonie en de Boeren
ten noorden der Vaal-rivier een tractaat gesloten, waarb^
het den laatsten toegestaan was hunne eigene zaken, zon-
der tusschenkomst van het Britsche Gouvernement te re-
gelen. Opmerkelgk is het dat, alhoewel het traktaat zekere
voorzorgen ter voorkoming van slavernij binnen het afge-
stane grondgebied, en ter bevordering van wederkeerige
diensten en vr^heid voor handelaars en reizigers aan beide
z^den der Vaal-rivier, behelst, — het van de zgde der
Boeren geen waarborg voor de regten der oorspronkelijke
bewoners aanbiedt. Deze baatzuchtige menschen, steeds
gereed eik voorwendsel tot bereiking van hun eigen voor-
deel en ten koste der inwoners aan te grepen, zgn niet
in gebreke gebleven, van die noodlottige uitlating in het
traktaat partij te trekken; en het onregt, den Bakwani's
aangedaan, kan als de eerste wrange vrucht eener taktiek
worden beschouwd, die, zoo men ze ongestoord laat voort-
gaan, zal leiden tot de geheele uitroeijing der kleurlingen,
over de gansche uitgestrektheid der landstreek, welke on-
der de voorwaarde van het verdrag begrepen is."
rr Voorts leest men over de bestraffing van Sechele, waarop
de heer Stuart (zie de Nederlander Nr. 1023) doelt:
rrOp 28 Augustus 1852 verschenen 600 Boeren en 700
inboorlingen, die gedwongen hen vergezelden, in het land
der Bakwani's. Vóór dat men naar Sechele's stad trok^ werd
Digitized by
Google
398 VERSLAG VAN HET
een gedeelte met vier wagens, langs Eolobeng naar nijnre
woning afgezonden. De stad is acht m^len ver, en sedert
de verwijdering der fiakwani's, wa» het hok door eenig
paalwerk (balala), van wege Sechele er voor geplaatst, be-
schermd. Zoo bleef het twee jaren geheel ongedeerd, en
de reizigers, die noordwaarts trokken, Heten een gedeelte
hunner goederen tot hunne wederkomst daar achter. En
zoo lang de Bakwani's er waren^ waren dese goederen
daar veilig; maar de Boeren braken het open, en verniel-
den al m^ne boeken, wierpen al mijne flesschen met me-
dic^nen aan stukken, en namen de beste meubelen eo d
het goed, door Engelschen achtergelaten, met zich. Het
geheele korps boeren trok naar Seehele's stad, en woonde
er de godsdienstoefening bg. Ma de namiddag«di«nfit ge*
boden zij Sechele, z^ne vrouwen en kinderen weg te zen-
den, want zi) waren gekomen om met hem te vlechten,
omdat hij, hoewel herhaalde malen door hen gewaarsolluwd
geene Engelsehen naar het Noorden te laten gaoA, defte
niet alleen niet verhinderd, maar z^fs daartoei aiMgemoe-
digd had. Hij antwoordde, (fat h^ een man des vredes
was en vroeg, waarom hij Engekchen zon hinderen, die
hem altijd goed behandeld hadden, 's Anderendaags 's mor-
gens begonnen zg met draarbussen op de stad te vnren,
die weldra in brand raakte, zoodat de vrouwen en kinde*
ren genoodzaakt werden de vlugt te nemen, en de mannen
zich za&m te trekken op een* kleinen heuvel in de st«d«
De Boeren doodden 60 inboorlingen. De mannen eehter
behielden den geheelen dag hunne stelling op den heavtel
en doodden 35 man van de Boeren. Daar deze peardea
hadden, voerden zg al het vee van de Wonketse, Bakhatla
en Bakwani's weg^ en al het graan der drie stammen werd
door hen verbrand of medegevoerd."
Op den 15^*° November zond ik aan de redaetie van
den Nederlander dit wederantwoord in:
ttAan de Redactie e<m den NederhndfT,
frM. H.
tiïn uw blad van gister Nr. 1040 komt veor^ een^ ge**
deelte nit een brief van den Engebehen Zending ïAifkkgi^
Digitized by
Google
VERRiaTB m NSDEBLAND. 399
toae^ betrekkelijk den slag, geleverd door de HoIIandsche
Aiiikaneny aan het Kaffer opperhoofd Sechele.
trlk heb de eer U£d. bi) deze te doen geworden, de
Zuid^Afrikaan van den SO"^*^ Mei 1.1., waarin gevonden
wordt het qjffidèel verslag (in het Ëngelsch overgebragt)
irnn het voorgevallene tusschen de Hollandsche-Afirikanen
CD Secheli, gedaan en goedgekeurd in den Volksraad, welke
Tergadering ik juist bgwoonde, op den 18^®° Maart 11.
wlndien U£d« de goedheid wilde hebben, eeae vertaling
vaoi dat verslag en van den daaronder volgenden brief
Taa den Kommandant-Oeneraal A. W. J. Pretorius, aan
da redactie van den Zuid^Afrikaany in uw blad te plaat-
sen, dan vlei ik m^, dat ieder uwer lezers op de hoogte
gebragt aal aijn, om soowel de waarde van het geschrgf
in het Missionary Magazine, en in de brieven van den
d«i Eogelaehen aendeling Livingstone te kunnen nagaan,
al» om over het vredelievend, godvreezend, doch ferm ka-
rakter van mgne committenten te kunnen oordeelen.
wik vlei mi), dat UEd.^ om der waarheidsliefde wille,
die taak op u nemen, deze regelen een plaatsje vergun-
nan, en m^ daarna den hierb^ gaanden Zuid-Afrikaan
temgzenden sult
frMei hoogachting verbl^e, enz."
Den 23**^ November ontving ik dezen brief:
rr Wei-Edel GMboren Heer!
r»Namena de redactie van den ir Nederlander" heb ik de eer
UWEd. nevensgaande Zuid-Afnkaan beleefdel^k terug te
zenden. Zoo als reeds gisteren in de rr Nederlander" werd ge-
z^d, is de redactie allezins bereid aan het door UWEd»
gedaan vensoek, om de vertaling van de in bedoeld blad
aangeweven stukken in den rrNederiander*' op te nemen, te
voldoen, zoo de vertaling daarvan haar wordt toegezonden.
ir Met verschuldigde achting heb ik de eer te asgn,
Wel Edel Geboren HeerI
Utreehij UWEd. Geb. Dw. Dienaar,
22 Nav» 1863, J. H. Vemhout"
£n in den Nederlander van 30 November Nr. 1064
vindt men bet volgende:
Digitized by
Google
400 VERSLAQ VAN HET
rr Officieel Verslag van de kr^gsverrigtingen van de Kaap-
sche Boeren in Augustus 1852, tegen Sechele, opperhoofd
van een der inheemsche Volkstammen.
1) rr VERSLAG van den Fungerenden Kommandant
Generaal de Wel Ed. Heer P. E. Scholtz."
nMarico^ Augustus 20, 1852. Heden komt de kom-
mando door den WelEd. Heer A. W. J. Pretorius gezon-
den, bijeen."
rfik vertrok zonder verzuim, volgens m^ne instructiën,
naar de verzamelplaats der oproerige Kaffer-stammen, die
het land gedurig door diefstallen en dreigementen veront-
rust hadden. Op den 23 zond ik van Maboiza een adju-
dant naar den onder-Kapitein van Cokkie, en het achter-
gebleven volk van Mosselele om hun vrede aan te bieden
en indien mogelijk daartoe aan te moedigen; doch geen
antwoord van hen bekomen. Ik voer voort, en den vol-
genden dag liet ik ze weder vrede aanbieden, maar z^
waren in spelonken en bosschen verschanst; echter waagde
ik het een paar veldcometten met eenige manschappen tot
op een paar honderd schreden afstand van hen te zenden,
ten einde met hen te spreken, maar zg bleven volharden
met te weigeren. Toen wilde de patrouille eenigen gevangen
nemen, maar z^ stelden zich te weer tegen de patrouille,
waarop ik order gaf eenige schoten op hen te lossen; tegen
den avond kwam de bovengemelde Onderkapitein uit, en
ik maakte met hem vrede, en ook alle kr^gsgevangenen
gaf ik hem terug, onder voorwaarde dat hg dadelijk naar
zgne woning terug keeren moest. Ik trok den 25 voort
en ram 3 spionnen van Sechele gevangen. In mgn togt
tot den 27 werd mg gedurig berigt dat Sechele alle toe-
bereidselen maakte om te vechten, hebbende 5 Kapiteinen
van de omliggende stammen bg hem verzameld; op die
geruchten en rapporten besloot ik zoo na aan zgne residentie
te trekken als met mogelgkheid te wagen was."
rrik heb eene order in het leger uitgevaardigd dat geene
goederen aan de Zendelingen behoorende aangeroerd zullen
1) Oyergenomen uit de Natal en de Zuid Oost Afrikaan^ v«d 80
AprU 1858.
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 401
worden, volgens Art. 8 van de Lager Regulatlen, waaraan
twee mannen zich schuldig gemaakt hadden, die op den 27
voor den krijgsraad gesteld en schuldig bevonden werden,
en gecondemüeerd om 30 slagen te ontvangen of verstoken
van alle burger voorregten van het kommando — het laatste
werd door hen verkozen."
rrDen 28. tiok ik tot bij het stads-water van Sechele,
omtrent een kwartier uur gaans van de stad ; om daar te
komen moest ik de stad voorbij trekken en een naauw pas-
saat passeren ; ik maakte alles in gereedheid voor zelfver-
dediging, want alles was bezet van den vijand die met
geweren op ons mikte en dreigde, maar hij deed geen
schot zoodat ik zonder tegenstand mijn oogmerk bereikte,
en daar het laat in den dag, en ook op het einde van de
week was, heb ik met den krijgsraad besloten om zoo
veel wij kunnen alles te vermijden dat tot ongenoegen
konde strekken, — zelfs niemand met de KaflFers van Sechele
te doen spreken dan de Commandant, opdat geen misver-
stand mogte plaats vinden, en opdat wij den dag des Hoeren,
die aanstaande was, konden heilig houden."
»rlk zond ook dadelijk aan Sechele het volgende rapport :
wtYnend Sechele, ik zoude u raden aU een opregte vriend u niet
te laten verleiden van Mosselele, die naar n gevlngt is om dat hij
kwaad gedaaa heeft; geeft hem liever aan mij terug dat hij sich
verantwoorde tegen zijn kwaad; ook sta ik gereed om met u' de
beste vredeschikking te maken. Kom over naar mij en wij zullen
alles ten beste schikken, al was het nog dezen avond.""
»»r;Uw vriend,""
ttitV. E. Scholtz, Fun. Com. gen.""
ri Antwoord van Sechele:"
rr»rWacbt tot Maandag, ik zal Mosselele niet uitgeven, hij is mijn
kind, als ik hem moet uitleveren zal ik mgn buik moeten opensneden,
maar ik daag u Maandag op den sterksten man, ik ben even als
gij voorzien van wapens en krrjgsbehoeften, en heb meer vechtvolk
dan gij. Ik zoude u niet zoo hebben laten inkomen, en zoude zeker
op u hebben laten schieten, maar ik heb in het boek gezien waarop
ik mijne schoten heb laten inhouden. Ik Len zelfs van kanonnen
▼oorzien; houd u op morgen stil en twist niet om het water. — Tot
Maandag, dan zullen w^ het op den sterksten doen afloopen; gg zijt
reeds in m^nen pot; ik zal Maandag slechts behoeven het deksel er op
te zetten."" wt(set) Sechele.""
26
Digitized by
Google
402 VERSLAG VAN HET «
rfZondag 29 Augustus 1852. — Wij wendden ons met
ootmoed tot onzen Opperheer, die den zwakke zoo wel als
den sterke verlost, en smeekten Hem eenparig om genade.
Na onze godsdienst -oefening zond Sechele twee mannen
naar m^ om suiker te vragen ; het scheen mg als gekker-
n^. Hi) doet mij ook weten dat ik Maandag twee mannen
naar hem moet sturen^ en dat ik oppassen moet voor de
ossen, dat z^ niet in het gift grazen moeten, want hij be-
schouwde ze thans voor de zijnen. Ik antwoordde hem
in het kort dat risjes ^) beter voor zoo een held staan te
gebruiken dan suiker."
irMaandag 30. ~- Ik zond twee mannen naar Sechele om
te zien wat zijne meening was, en hem nogmaals vrede
aan te bieden. Hij antwoordde dat hij geen vrede heb-
hebben wilde — dat hij mij nu daagde tot vechten, en indien
ik*geene ammunitie genoeg had, hij m^ zulks leenen wilde;
ik doe hem weder weten, dat hij zich moet herinneren hoe
of hij altoos onder het geweld van Matselicatse had moe-
ten bukken, en wij Matselicatse verdreven hadden, — dat
hy Sechele toen arm en klein was, en nu door de burgers
rijk geworden 2ijnde, hij zich niet al te veel moet ver-
heffen om roevers en rustverstoorders te verbergen, — dat
hij zyn hart niet moet verstokt houden, daar het voor
hem droevig afloopen kan , — dat hij ligtelijk weder klein
kan worden zoo als hi^ geweest is. Zijn antwoord was,
rr ik wil vechten." Ik trok met 320 man tot digt aan
zijne batterij, en zond weder rapporten om hem tot vrede
te bewegen, en liet hem verder weten d^t, indien hij geen
vrede wilde maken, hij zijne vrouwen en kinderen op zijde
moest zetten, of liever met zijn krijgsvolk uit komen moest,
— dat w^ dan man aan man koncfen vechten; daar ik an-
ders genoodzaakt zou zijn met grof geschut te vechten,
dat de vrouwen en kinderen kwaad zou kunnen doen.
Dit alles deed ik om hem tot vrede te bewegen. Maar
hij antwoordde, — »»het gaat u met mijne vrouwen en kin-
deren niet aan, zij zijn de mgne, en ik wil van daag vech-
*) Risjes 18 Spaansche peper.
Digitized by
Google
YERKIGTE IN NEDERLAND. 403
ten, en ondervinden wie van ons de sterkste zal wezen."
Waarop ik onder een hagelbui van kogels de batter^ na-
derde, mijn lot in de hand des Heeren vertrouwende, — •
bestormde verder schansen en spelonken onder een hevig
vuur dat ik van drie kanten had ; de stad op eene z^de
bezette, bestormde en in brand stak, waar een mijner dap-
pere burgers sneuvelde, met name Jan de Clerk, en met
bestormen van eenen klip- heuvel, sneuvelde de dappere
Heer G. Wolmarans, Fz. en een Bastaard bij elkander.
Na 9 uren hard gevochten te hebben had ik twee klip-
koppen en alle schansen van den vijand, met een groot
aantal geweren en krijgsgevangenen. Een aanzienlijk aantal
van hen gedood, met het verlies van drie gesneuvelden en
6 gewonden aan mijne zigde. Ik was toen genoodzaakt te-
rug te keeren omdat m^n krijgsvolk afgemat was, en de
avond ons overvallen had, zoo dat de vijand nog een
klipheuvel behield. Wij vereenigden ons weder om den
Heere te danken en ons avondofifer Hem toe te brengen."
rrDen volgenden dag zond ik 150 man uit, om ten
naauwste te bespieden wat de vijand deed, en te verne-
men of hij tot vrede geneigd was; waarop ik vond, dat
z^ hun nest hadden verlaten en in verscheidene directiën
waren gevlagt. Ik zond patrouilles achter hen, die hier
en daar eenige troepen van hen vonden, die ook eenige
schermutselarijen aanrigteden^ doch zonder verlies aan
mijne zijde keerden gezegde patrouilles den volgenden
dag met vee en geweren, die zij den vijand ontnomen
hadden, terug."
rrik zond den 1"^° September den Kommandant P. Schutte
met eene patrouille naar de oude stad van Sechele, maar
hij vond die ledig, en de Zendelingswoning door de Kaf-
fers opengebroken; toch vond de Kommandant nog twee
groote percussie-geweren (rifles); voorts verklaarden de
krijgsgevangene Kaffers, dat het huis van Levingstone,
dat nog gesloten was, krijgsbehoeften bevatte, en dat bij
kort te voren aan Sechele 13 geweren had verhandeld,
hetwelk ik twee weken vroeger ook had vernomen; dat
de Zendelingen Tnglis en Edwards het verhaald hadden
26*
Digitized by
Google
404 VERBLAO VAN HET
aan de burgers A. Bijtel en J. Snijman^ en dat het huls
van Levingstone door Sechele is opengebroken om kruid
en lood uit te halen. Ik besloot dus het huis, dat nog
gesloten was, te openen, waar verscheidene half klaar ge-
maakte geweren en. een geweermakerswinkel met volle ge-
reedschap gevonden werd; wij vonden hier meer geweren
en gereedschappen dan B^bels^ zoodat het hier meer
geleek naar een' geweermakerswinkel dan naar eene zen-
delings-statie, en meer naar een* smokkelwinkel dan naar
eene schoolplaats. Heden overleed de jonge Smit, een der
gewonden. Wij vonden heden 2 wagens, verstoken onder
eene rots. Den 3^^^ besloot ik terug te keeren, tot ver-
frissching van mijn vee, niet verre van de Lagerplaats.
Mij weder gekampeerd hebbende, zond ik naar alle stam-
men, die zich als vijand getoond hadden, om hun den
vrede aan te bieden, en die van hen denzelven aanna-
men, konden 'gerustelijk naar hunne stad of woning te-
rugkeeren. Ik zond ook naar den onrustverwekkenden
Monsua aan Malopo^ en bestelde hem eene plaats, waar
ik hem spreken wilde, omdat door zijne onderhoorigen een
gedurige roof wordt gepleegd, terwijl hij bewust was, dat
zij zich aan grove diefstallen hebben schuldig gemaakt.**
f/Het leger keerde terug met een buit van 3000 stoks
beesten en een aantal klein vee, 11 paarden, 48 geweren
twee wagens on meer andere artikelen, gevonden in de
schuilplaats van Sechele; ook 'smids- en geweermakers-
gereedschappen, in het huis van den Zendeling gevonden.**
"Onder het bovengenoemde getal vee werden velen door
hunne wettige bezitters geëigend^ die door de Kaffers te
voren hun ontroofd zijn geworden. Ik gaf hun hunne
eigendommen terug, hetgeen de troep vrij verminderde.**
rrHet restant vee, na de kosten bestreken te hebben,
heb ik onder het kommando in gel^ke deeling verdeeld,
uitgezonderd de gewonden, aan welke ik iets meer gege-
ven heb.
rrDe expeditie hierboven, volgens bevel, om uit te vin-
den waar het gestolen vee^ dat gedurig vervoerd is ge-
worden, gebleven is^ uitgegaan zijnde, vinden wij met ons
Digitized by
Google
VERRIOTE IN NEDERLAND. 405
intrekken een gedeelte in de achterblijvende klompen vee
van Mosselele, die door Sechele zijn beschermd geworden
met de andere vagebonden. Bij Sechele was de grootste
smokkelaarswinkel, die in deze Kolonie te vinden is; hij
handelt gedurig ammunitie en geweren, die hij dan we-
der aan de andere stammen verhandelt; en eene onbe-
schaafde natie het geweer in handen hebbende, denkt dat
zij onoverwinnelijk is, en doet de allerschromelijkste daden.
ppZoo was zelfs de gedachte van Sechele die, hoe ook
gewaarschuwd en tot vrede aangemaand, zich onoverwinnelijk
beschouwde, en begeerde niet alleen ons om het leven te
brengen maar tegelijk al onze wagens en vee te nemen.^^
(rrget.) P. E. Scholtz,
rfFung. Komm. Gen."
ff Goedgekeurd,
(ffget) A. W. J. Pretorius,
r;Komm. Gen."
»; Bovenstaand verslag nagezien en goedgekeurd,
»f Namens den Volksraad,
(»»get.) C. Potgieter,
//Voorzitter."
rrik heb nog hierbij aantemerken dat de heer Inglis (die nu met
woede bralt tegea ons,) kort voor den oorlog van Sechele, bij m^ op
de plaats was en eigenmondig aan mij gezegd heeft, dat hij nu te ver-
geeüs onder de Kaffers verkeerde, dat hij er niets uitvoeren konde, dat
er in de harten yan de Kaffers eene algemeene oorlogszucht bestond,
en dat het niet zonder oorlog te verhelpen is . Deze uitlating van dien
heer is ook gedaan aan den Kommandant G. Krieger. Zoo dat het
groot geroep van den heer Inglis uit loutere haat bestaat; de heer
Inglis declareerde op mijne vraag dat hij 8 jaren gearbeid had onder
de Kaffers zonder de minste vrucht op zijnen arbeid. Hij zeide mij
verder dat hij niet langer onder hen wilde blijven. Ik heb hem zelfs
geraden weg te gaan. Er was eene verdenking tegen hem, die niet
lang daarna bewaarheid is geworden, om ons door middel van een
Nieuwsblad met helsche kleuren af te malen, en met de grootste ver-
dichtsels voorzien; ofschoon ik de Heereu Ëdwards en Inglis niet be-
schuldigen wilde, laat ik het aan oordeelkundigen over te oordeelen
over het volgende geval. Nadat de heeren Inglis en Edwards Ma-
rioo verlaten hadden, zQn alle vrede Kaffer-Hoofden, die zich nog
altoos vreedzai^n gedragen hebben, gevlugt — 9 in getal — die
daar na ziende dat zij verleid waren, zeiden dat zij gehoord hadden
Digitized by
Google
406 VERSLAa VAN HET
dat de Boeren oh het gras aankwamen, en dat z^ zich in de
wapenen moesten vereenlgen en tot elkander ylngten, en sg vjn
allen gevlugt naar het y^andel^k instituut van Sechele."
r;Aangaande den slavenhandel, daar wij mede heschuldigd wer-
den, door de Evangeliedienaars, zulks is eene verfoeijelijke on-
waarheid, te schromelijker bij eenen Evangeliedienaar. Wel is
waar, weeskinderen worden hier geapprenticeerd tot hunne mondige
jaren; die dan ook beschaafd worden, waarvan' hier rijkel^k voor-
beelden te zien z^n van dezulken, die in goed bezit van vee
zijn, alsook sommigen, die andere ambachten kennen en hanteren/'
rrik heb order gegeven aan den fungerenden Kommandant Ge-
neraal, om allen die hij mpgt in handen krijgen uit te brengen,
het zij m&nnen, vrouwen of kinderen, om de trotschheid van den
Kapitein ter neder te werpen, gezegd, indien zij tot aanraking
komen. Hieraan is voldaan. £r zijn tusschen 2 en 3 honderd uit-
gebrag^, waarvan het meerendeel weder terug is, en de weezen
geapprenticeerd, die hunnen staat nu zeker voor den vorigen niet
zullen verwisselen."
rrIk heb stellig order gegeven aan den fungerenden Generaal
Kommandant, -om zoo veel in zgn vermogen is, alles aan te wen-
den tot vrede."
rrNu ga ik tot eene andere zaak over ; de Heer Budolff, die bij
Mons|ia woonde, in plaats van zijne leerlingen tot vrede aan te
zetten, vlugtte met Monsua, die te voren ook al kwaad heeft ge-
daan, en kort na den slag met fiechele zulke groote rooverij
aanrigtte, dat ik genoodzaakt was hem te tuchtigen."
rrWij verzoeken ook, dat de Zuid-Afrikaan deze uit uwo Cou-
rant overneme, opdat deszelfs lezers ook met de waarheid en echt-
heid bekend worden."
rrDoor deze bovenstaande te plaatsen, zult gij grootel^ks ver-
pligten,"
f;UEd. Dw. Dienaar,
rrA. W. J. Pretorius."
De Nederlander is in zijn nummer 1072 van den 21»**"
December 1853 nog eens, en misschien later nog meerma-
len op mijne mededeelingen ten gunste der hoeren^ zoo als
hg die met cursieve letters noemt, teruggekomen, doch ik
heb gemeend dat dit geschrijf aan geen einde zou komen,
indien ik daarmede niet ophield, en ten anderen hield het
document dat hij in dat nummer 1072 overneemt, niets
anders in, dan eene 'herhaling van hetgeen in do brief-
wisseling, die ik voor ieder belang hebbende ter lezing
Digitized by
Google
VEREiaTE IN NEDERLAND. 407
geateld had, en in zijn nummer 1023 al duidelgk aange-
wezen was, voorkwam.
Het Nederlandsche Zendeling-genootschap heeft begrepen
in haar volgend Maandbcrigt van December 1853 Nr. 12
op het vorige eenigzins te moeten terng komen, door aan
den voet van dat berigt met eene kleine letter deze rege-
len te plaatsen:
«Wat in het vorige Maandberigt, bl. 163 — 165, gevon-
den wordt omtrent de Kaapsch-Hollandsche uitgewekenen,
gewoonlijk de Boeren genoemd, heeft openbare tegenspraak
gevonden. Gaarne stemmen wij toe, dat vooral de woor-
den : «Als verklaarde vijanden" enz., op bl. 164, geenszins
van hardheid vrij zijn te pleiten. Maar wij hebben ze met
bet geheele verband, waarin zij voorkomen, argeloos over-
genomen uit het Jaarlijksche Verslag van het Fransche
Zendelinggenootschap, omdat wij niet twijfelden aan de
goede trouw der Fransche Zendelingen. Evenwel trekken
w^ die van hen, volgens wier meening w^ een gunstiger
oordeel over onze Zuid-Afrikaansche volksgenooten vellen
moeten, evenmin in twijfel. Het oordeel over deze laatsten
zal wel verschillen naar het oogpunt, waaruit men hen
beschouwt. Hoe het zij, dit wenschen wij, dat, bij den
godsdienstijver en de ingetogenheid, waardoor zij zich on-
derscheiden, weldra ook liefde tot de Heidenen hen ken-
merken moge, zoodat zij verlangen, dat deze met hen
vertroost en met hen vernieuwd worden tot kinderen Gods
door het geloof in denzelfden Heer."
Begt welkom was m^ Nr. 3 van 1854 der Berigten uit
de Heidenwereld, uitgegeven door het Zendeling-genoot-
schap te Zeist^ omtrent Zuid- Afrika, omdat dit zoo geheel
overeenkwam met hetgeen ik van de moravische Zende-
lingen zie bl. 361 en 362 gezegd had. Ter overtuiging
zal de overneming der regelen, voorkomende op de blad-
zijden 56 en 57 voldoende zgn.
rrBr. Priebsch had nevens Br. Parisius, een der Luther-
sche predikanten te Kaapstad, en Br. Esselen, Zendeling
uit de Rijnprovinciën te Worcester, ook een paar Broe-
ders van Genadedal uitgenoodigd om de inw^dihg bij te
Digitized by
Google
408 VERSLAG VAN HET
wonen. Wij moesten de reis met paard en wagen onder-
nemen, en wegens den grooten afstand en de slechte we-
gen, die nog daarenboven door bergen en rivieren door-
sneden zijn, zou deze togt zeer kostbaar hebben kunnen
worden. Wij behoefden echter slechts eenmaal in eene
herberg om nachtverblijf te zoeken. Alle HoUandscbe boe-
ren toch^ waar wij tegen den avond aankwamen, namen
ons, zoodra zij vernamen dat wij Zendelingen van Gena-
dedal waren, vriendschappelijk en gastvrij in hunne • wo-
ningen op. Twee van hen gaven mij zelfs, niettegenstaande
den duren tijd, het noodige voeder voor onze paarden op
de heen- en terugreize geheel om niet. Overal verheugde
ik mij op deze boerenplaatsen, benevens aartsvaderlgken
zin, ook godzaligheid in woord en wandel aan te treffen.
Bijna overal hield ik ook huiselijke godsdienstoefeningen.'
Men zou denken dat, na zoo veel wederlegging der
aanklagten van de Zendelingen tegen de HoUandsche Afri-
kanen, geschikte beoordeelaars^ vooral voorstanders van de
wezenlijke uitbreiding van het Christendom in Nederland,
genoeg zouden hebben, om zich niet verder in die aan-
klagten te mengen, maar neen ! er zijn menschen die we-
zenlijk ziende blind willen zijn, en hunne denkbeelden, laat
het kosten wat het wil, der wereld willen opdringen. Ja,
al kost het den hoogsten, den eenigsten roem van eene
geheele bevolking, van opregt godsdienstig te zijn, en al
behoort die bevolking tot hunnen eigenen stam, en al
wenscht die bevolking met z^ne stamgenooten zoo veel
mogel^k vereenigd te blijven, en nog meer te worden
dan met eenige andere natie. Waarom f kan ik niet door-
gronden^ tenzij in deze om op eene geestige wijze, met
vermenging van boert en ernst, eens aan den dag te bren-
gen, dat Boschjesmannen in eene kermisteni in Nederland^
goedhartige en eenvoudige menschen kunnen zyn.
Was het noodig dan zou ik den schrijver C. E. v. K.
van het stukje over de Boschjesmannen in Nederland^ voor-
komende in het Mengelwerk van het Tijdschrift ff de Tgd-
spieger' Julij 1854, in zijne beschouwingen op den voet
volgen. Ook ik geloof aan de woorden van Paulus «uit
Digitized by
Google
\
VERRIGTE IN NEDERLAND. 409
één bloed heeft God het gansche geslacht der menschen
gemaakt.'' * Mijn vader, die den mensch, zoo als hij op den
bekenden aardbol voorkomt, wel bestudeerd had, heeft m^
in dat geloof opgebragt. Dat geloof gaf mij aanleiding
om de Boschjesmannen die ik in Zuid- Afrika ontmoette, en
waar ik zelfs eenigen tijd omgang mede had, zeer naauw*
keurig gade te slaan. Ook ik ben de, door den schrijver
waarschijnlijk voor. het eerst beschouwde Boschjesmannen,
gaan zien en heb met Smoon gesproken ; bovendien is m^
bekend hetgeen mijn vader, die ze Houzouanas noemt^ daar
over geschreven heeft, en alzoo zou ik misschien eenigzint
geregtigd zijn om over de Boschjesmannen mede te spreken.
Maar gelukkig zijn er nagenoeg geen Boschjesmannen in
de Hollandsche Afrikaansche Republiek en behoef ik nu
niet te bewijzen dat wilde Boschjesmannen y in de vrije na-
tuur in Zuid-Afrikay kwaadaardige en listige schepsels zijn.
Ook zal ik de verdediging der Zendelingen of van hunne
beste werken, van eenen Professor Lichtenstein, Rutgers
van der Loe£F, Gutzla£f of Robert Moffat niet op mij ne-
men, daar zijn genoeg liefhebbers voor.
Maar naar enkele aanhalingen of opmerkingen, die de
Hollandsche Afrikanen betreffen, en in dit stukje voorko-
men, moet ik verwijzen.
Op bl..66 zegt de schrijver: ffDe vierde — dit is de
Boschjesman Smoon — rr sprak tamelijk goed HoUandsch
rren misschien zeer goed Eaapsch-boeren-HolIandsch, want
rfonze stamgenoot en in Afrika zullen ook wel een weinig
»in dialect van ons verwijderd zijn, of wij van hen." Le-
zer! ik wil niet -weten, wie de schrijver is, doch deze
gelgkstelllng is een spotternij, door onkunde voorgedragen.
Kaapsch-Hollandsch is Nederlandsch-Hollandsch, zie bl.
152 en volgende. Kaapsch-boeren-Hollandsch, kan gelijk
gesteld worden met Nederlandsch-boeren-HoUandsch, en de
verwydering die er tusschen de Afrikaansche Nederlandsche
Hollanders ontstaan is, is zeker meer in het nadeel van
de laatst- dan van de eerstgenoemden. Waardoor zijn de
Hollandsche Afrikanen gebleven en geworden wat z^ z^n,
als het niet is* door hunne deugd en godsvrucht? En wat
Digitized by
Google
410 VERSLAG VAN HET
zijn zij thans? Een algemeen houoggeaclit en geëerbiedigd
volk, dat volkomen vrij en onafhankelijk is; in e^n verruk-
kelijk schoon en rijk land, vijf ja tien maal ^) zoo groot aL>
Nederland. Een volk dat zijnen gruwelijken overheerscher
verjaagd en het trotsche Albion gedwongen heeft om zijne
eigene wetten te verkrachten. Laat de spotter daarbij de U-
genwoordige Nederlanders en het tegenwoordig Nederland eens
vergelgken. En waardoor spreken zij die. taal nog zoo wel,
als het niet is, door hun dagelijksch gebruik van bijbel en
psalmboek? want onderwijs kregen ze niet, en geen predikant
was er in Nederland en is er nog niet te vinden, die hun
voorganger bij hunne godsdienstoefeningen wilde zijn. Al
was het dus geen Hollandsch meer dat zij spraken, dan
zou het nog geen* Nederlander voegen om in het openbaar
hunne taal te bespotten ; maar die taal op eene belagchelijke
w^ze gelijk te stellen met die van een Boschjesman, die
al hetgeen hij er van kent, alléén aan zijne dienst bij een'
Hollandschen Afrikaan te danken heeft, is uit de pen van
een' Nederlander, wie hij ook zij, onverantwoordelijk. En
wat den schrijver Cole betreft, op wiens gezag hij zich be-
roept^ dit is een Engelschman, die geen Hollandsch ver-
staat en wiens oordeel ten deze dus niets afdoet.
Het verwonderde den schrijver (op bl. 68, noot) «dat
zijn Boschjesman alleen van een zendeling scheen te we-
ten en niet in de kerk der Hollanders te Graaf Rei-
net kwam." Sedert ik met de zindelijke en hoogst eerbare
Hollandsche Afrikanen en hunne kerken, waarin zelden af-
zonderlijke banken of galerijen zijn, kennis gemaakt heb,
verwondert het mij geenszins, dat die Hollanders in hunne
kerken, geene vuile en naakte menschelijke wezens toe-
laten. Om toegang tot zulke eerwaardige b^eenkomsten
te verkrygen, moeten die wezens vooraf tot maatschappe-
lijke menschen gevormd zijn, en zoo ver heeft nog nie-
mand hen, en dus ook geen zendeling gebragt.
De schrijver zegt op bl, 59 noot, dat ffhij naauwelijks
') De republiek over de Vaalrivier eii de Oranje-vrijstaat aamen
gerekend.
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 411
durft over te schreven, wat Cole van de Zendelingsposten
en daarop wonende bekeerde Hottentotten schrijft.'' Men zou
daaruit opmaken, dat hij het werkelijk zou overschrijven;
maar neen, het gebeurt niet, hij schijnt het werkelijk niet te
durven doen en in plaats van dien noemt hij het overdreven,
en met de vijandige stemming der Kaapsche boeren tegen de
zending, in verband te staan. Ik kan den Nederlandschen lezer
sterk aanbevelen om de plaats in Cole's Verblijf aan de Kaap
de Goede Hoop, bij Gebr. Eraa^ 1854, op bl. 116 en
volgende na te lezen, dan kan hij zich zelve overtuigen
van de al of niet overdrevenheid van den Ëngelschen schrij-
ver, en dan zal het hem blijken, dat die plaats met de stem-
ming der Kaapsche boeren volstrekt in geen het minste ver-
band staat.
De schrijver zegt op blz. 65:
frMaar is het reeds eene menschélyke en christelijke behan-
deling, wanneer men zijne onderhoorigen als huisdiere'n goed
doet, — of anders uitroeit als wild gedierte, — zonder ooit
hen zelve tot menseken en Christenen te maken? — Zijn
dus in do laatste jaren, op gedurige aansporing der Zende-
ling-genootschappen, de binnenlandsche stammen door het
Britsche Gouvernement te veel begunstigd, en — tot hunne
eigene schade. — met de Kaapsche boeren gelijk gesteld;
en heeft dit, vooral door de rooverijen der Kaflfers, tot het
uitwijken der bekende emigranten naar Port-Natal aanlei-
ding gegeven; — 't is eenigzins de wrekende Nemesis,
die over de onchristelijke, althans onverschillige behan-
deling onzer la^idgenooten zich heeft gewroken."
El zal die vraag en dat oordeel niet beantwoorden; de
in dit werk geleverde geschiedenis doet het voor mij ; doch
ik mag nu, op grond van die geschiedenis, aan mijne lezers
vragen, of de schrijver hier andermaal geen onkunde met
spottemy\ zoo niet tevens met boosaardigheid vereenigd
heeft? en ik besluit met den wensch, dat God ons beware
voor zulk een ligtvaardig oordeel, zonder genoegzame ken-
nis van zl&ken.
Wij zullen tot het verslag mijner verrigtingen, uit kracht
der volmagt van 23 Maart 1853, terugkeeren.
Digitized by
Google
412 VERSLAG VAN HST
Met den Consul-Generaal van Portugal had ik de vol-
gende briefwisseling :
rrAan den Wel-Ed. Grestrengen Heer E. Swarth,
Consul-Generaal van Portugal,
Amsterdam, 29 Juni} 1854. te Amsterdam.
ffWel-Ed. Gestrenge Heer!
r»Als gevolmagtigd door de Holl. Afrik. Republiek, om
aan Nederlanders een gedeelte der domeingronden van die
Republiek te verkoopen, en door middel van dien verkoop
eene Nederlandsche kolonisatie aldddr tot stand te bren-
gen, en handel en nijverheid in het algemeen te bevor-
deren, heb ik met de meeste belangstelling kennis genomen
van uwe openbare mededeeling, inhoudende : dat het Por-
tugeesch Gouvernement, by decreet van 17 October 1853,
besloten heeft^ om de daarin genoemde havens, en in het
by zonder de haven van Lorenco Marques of Délagoabaai,
voor den vreemden handel open te stellen.
r;Het gebruikmaken van genoemde haven zou voordeelig
zijn voor de Republiek, uithoofde van hare mindere afge-
legenheid dan de haven van Natal, en hare meerdere
ruimte en diepgang ; doch daartegen staan echter nadeelen
over, zoo als de ongezondheid in de kentering der jaargetg-
den, en dat er geen Entrepot aanwezig is ; welke nadeelen
zóó overwegend zwaar zijn, dat de handel met de Repu-
bliek te Lorenco Marques nimmer aan te raden zou
wezen, dan ingeval het Portugeesch Gouvernement maat-
regelen mogt willen nemen, die een voldoend tegenwigt
tegen die nadeelen zouden opleveren.
rrHet is om deze redenen, dat ik de vrijheid neem .aan
uw oordeel te onderwerpen de vraag: In hoe verre het
al dan niet nuttig kan geacht worden, dat, door uwe tas«
schenkomst, het Portugeesch Gouvernement mededeeling
ontving van eenige gunstige . beschikkingen, die het^ met
betrekking tot den handel op de Holl. Afrik. Republiek,
nog zou dienen vast te stellen?
rrMogt deze vraag door ÜWEd.G. bevestigend beant-
Digitized by
Google
VERRIQTE IN NEDERLAND. 413
^woord worden, dan geloof ik, dat die beschikkingen hierop
zouden moeten nederkumen :
1^. dat alle goederen van de Republiek, zonder beta-
ling van eenige havengelden of regten van uitvoer, zou-
den mogen verzonden worden;
2<>. dat de regten van invoer voor alle goederen, die
bestemd zijn voor de Republiek, niet meer bedragen dan
vijf percent van do waarde;
3^. dat te Lorenco Marques een Entrepot voor de Re-
publiek opgerigt worde, en
4®. dat dat Entrepot van Gouvemèmentswege genoeg-
zaam beschermd en gewaarborgd worde^ opdat de hande-
laar daarin en daarvan geen nadeel ondervinde.
"Ontvang de verzekering van hoogachting, waarmede
ik de eer heb mij te noemen,
rrWel-Ed. Gestr. Heer!
ÜWEd. Dv. Dienaar,
J. Stuart."
tl Amsterdam, 11 Julij 1854.
ffWel-Edele Heer!
trik heb de eer de ontvangst te erkennen uwer missive
van 29 p. o., en vermeen het doelmiatigste te hebben ge-
handeld ten opzigte van deszelfs inhoud, door van de-
zelve, bij translaat, mededeeling te doen aan Z. Exc. den
Minister van Buitenlandsche Zaken te Lissabon. Eenig
berigt deswegens ontvangende, dat voor de Hollandsch-
Afrikaansche Republiek van eenig belang mogt zijn, stel
ik mij voor, tIEd. daarvan kennis te geven.
nik heb de eer met hoogachting mij te noemen,
UEd. Dw. Dienaar,
Ed. Swarth,
Consul-Generaal van Portugal
in de Nederlanden."
rrDen Heer Stuart, Gevolmagtigde der
Holl. Afrik. Republiek, alhier/'
Het is mogel^k, dat hierdoor eenig nut voor de Repu-
Digitized by
Google
414 VERSLAG VAN HET
bliek, en in het bijzonder voor hare landstreek de Comaté
ontstaat.
Na al de moeite, door mij in het werk gesteld om de
Nederlanders, met wie ik over de zaak der HoUandsche
Afrikaanscbe Republiek in aanraking kwam, met do ^waar-
heid van hare toestand bekend te maken, en na de misluk-
king van al mijne pogingen, om in haar belang eene ge-
schikte Nederlandsche kolonisatie .vereenigd te kragen,
was mij de lust ontgaan, om deswege meerdere voorstellen
te doen, en had ik reeds besloten, om naar de Republiek
terug te keeren, en haar verslag te doen van al hetgeen
mij was voorgekomen. Die lusteloosheid werd zoo mo-
gelijk nog vermeerderd, door de wederom naamlooze
berigten — zoo het heette — uit het Kaapland, geplaatst
in de Utrechtsche Provinciale en Stads-Conrant van 4
Mei 1854, Nr. 105, dus luidende:
tt Utrecht, 4 Mei.
mAIs vervolg van de berigten uit het Kaapland van
onzen correspondent deelen wij het onderstaande mede: ^)
ff Port NataL
wVoor cenigen tijd is hier uit Engeland een ingenieur
aangekomen, ten einde onzen bodem naauwkeurig te on-
derzoeken. Men verzekert, dat dat onderzoek hoogst ge-
wigtige resultaten heeft opgeleverd. De ingenieur, de heer
Sowerby, zou in het noordelijkste gedeelte des lands heb-
ben gevonden steenkolen^ ijzer en kalksteen. Steenkolen,
slechts op een' afstand van 25 Engelsche mglen van de
haven! Van hoeveel nut zou die ontdekking voor de
scheepvaart zijn! ^) Dan hadden de Europesche stoom-
booten zich slechts tot aan de Kaap te voorzien, en kon-
den daar voor de verdere reis innemen, en welligt tot
lagen prijs. Port Natal gaat sterk vooruit, en wordt ge-
*) Het is jammer, dat niet opgegeven wordt, wie de correspon-
dent is, waar hg in het Kaapland woont, en wie wij zgn, die de
berigten ontvangen hebben.
*) In 1852 waren de steenkolen van di&r en elders reeds ver-
krggbaar bij den Heer Ferreira, te Pieter-Maritzburg.
Digitized by
Google
VERRIQTË IN NEDERLAND. 415
zegd geschikten grond op te leveren voor do suiker-
cultuur. Daartoe vormde zich onlangs eene roaatschappi)
in de Kaapstad, en was men met die cultuur reeds op
groote schaal bezig, i)
itDe SnuvereiniteiL
rfNog is sir George Russel Clerk in de Souvereiniteit,
om met de boeren, of liever mét het volk, te onderhan-
delen over de verlating der landstreek door het Gouverne-
ment Het schijnt, dat dit moeijelijk tot een einde is te
brengen. Er gaat althans eene commissie van dat gebied
naar Engeland, ten einde koningin Victoria te bewegen, het
gezag over dit land te behouden. Die commissie bestaat uit
de heeren Doctor Fraser en den Predikant Murray van
Bloemfontein. Overigens benoen;ide het volk der Souverei-
niteit eene commissie van 25 leden, ten einde met sir George
R. Clerk te onderhandelen, doch zij bragt het nog niet tot
afdoening. De heer J. G. Groenendaal, schoolonderwijzer
te Tauresmith, een Nederlander, en, zoo ik geloof, door des
Hooggel. Lauts zorg herwaarts gekomen, is ook lid dier com-
missie en laat zich hooren met kracht en verstand. Hij is vlug,
hoe wel hij, in der tijd, mijns inziens, te gunstig schreef over
den onderwijzers-stand aan de Kaap. Herinner u dat lange
artikel in 't Zondagsblad, *t welk hi) inzond, althans van
zgne hand afkomstig sch^nt. Van alle. kanten vliegen ver-
zoekschriften naar Engeland, om. de Souvereiniteit niet op
te geven, en toch is er nu en dan een boer, die in eene
courant kijkt en zegt: rrLaat het Gouvernement maar loopen,
wij zullen ons zelven .wel redden!" Het zendelings-werk
zit echter tusschen beide. Men meent, dat, als de Souve-^
reiniteit wordt opgegeven, de boeren de inlandsche stam-
men, waaronder vele bastaards zijn, zullen onderdrukken
en misschien weinig minder doen, dan hen het land uit te
drijven; trouwens veel menschlievendheid hebben de boe^
ren niet voor de gekleurde stammen en daarom voorspelt
men, dat het Christendom, nu onder die stammen verspreid.
<) Later zal de lezer daaromtrent eenig berigt vinden, by gele*
genheid dat ik hem op de Suikerteelt in de Republiek w^s.
Digitized by
Google
416 VERSLAG VAN HET
bij verlating der Souvereiniteit, weinig goede gevolgen zal
hebben, i)
it Transvaal-Republiek,
ir Dat de oude Pretorius overleden is, weet gij allerwaar-
scbgnlijkst. De oudste zoon werd tot zijn opvolger ge-
kozen en dit zien hier velen aan als een begin der erfe-
lijke regering. Spoedig zal zij echter niet geheel en al
tot stand komen. Ds. v. d. Hof is daar, volgens berigteny
met goed gevolg werkzaam in den wijngaard ^es Heeren.
Dat hij echter voorzigtig z^ en zich niet inlate met de
politiek! Den Hollanders draagt men er overigens een
goed hart toe, ja men eert ze op buitengewone wijze, als
ze zich fatsoenlijk gedragen.
»rOf er in het Trans- Va alsche veel eensgezindheid
heerscht, betwijfel ik, en als gij mij vraagt of het bestuur
door het arrivenf^nt van v. d. Hof is verbeterd, betw^fel
ik dit. Onlangs toch heeft de Yolksraad het besluit ge-
nomen, om geen godsdienst in de' Republiek te erkennen
dan de Gereformeerd-HoUandsche. Geene andere gods-
dienstige secte wordt er toegelaten. Men zegt: rfwij heb-
ben thans in onzen staat niet anders dan gereformeer-
den; die tot ons komt, weet dus wat hg wezen moet en
hoe hij zich te gedragen heeft.'' Zou dit besluit echter
den bloei des laads wel kunnen bevorderen! Aan den
anderen kant beweert men, dat het land goed bestuurd
wordt, en, land en zeden in aanmerking genomen, met de
uiterste billijkheid. Onderscheid des persoons wordt er
niet gemaakt en de wet krachtig «en onpartijdig gehand-
haafd en toegepast. Jammer dat Pretorius, de oude, nog
geen tiental jaren leefde! Hij was de man van gematigden
vooruitgang. Tot zijne nagedachtenis en ter eer z^ns
naams, zal er op eene vruchtbare plaats eene stad worden
gebouwd, geheeten Pretoriusstad, waarmede men nu reeds
bezig is en die in 't centrum des lands zal liggen.
rrOver H algemeen is men aan de Vaal-rivier in «Let gods-
dienstige zeer orthodox en de Smijtegelf s en van Brakei's
1) Men kan hieruit des schr^vers vijandigen geest tegen de Boe-
ren opmerken.
Digitized by
Google
VERRÏGTE IN NEDERLAND. 417
zijn er wel bekende boeken als ook Bunjan's reize. Dat
zijn de voornaamste werken die van hand tot hand gaan,
en verkocht, hun geld wel opbrengen.
rrUit een der Afrikaansche dagbladen, lees ik, dat men uit
Nederland emigratie wil bevorderen naar het Trans-Yaalland.
Gewis eene onderneming die rijpelijk overweging en naden-
ken verdient, ook volgens het oordeel der boeren van de land-
streek. Het plan om dat land daar te koopen, is, dunkt
mij, dwaas. Zijn er HoUandsche boeren met geld en die
wlUen verhuizen, laten die liever naar de Kaapkolonie ko-
men, -maar niet optrekken naar Afrika^s wildernissen, zoo
als nog zijn de oorden over de Vaal. De oorden, welke
men aan de Hollanders wil afstaan, zijn gelegen bewesten
en ruiden van de baai de la Goa, benoorden Port-Natal,
en dus ook al vrij warm. Er is rijkelijk water en waar
dat gevonden wordt is men klaar, maar voor men zóó
ver is, dat het land gereed mag heeten tot cultuur en het
onder water kan zetten — voor dat men zóó ver is, om
een armzalig huis op te trekken (immers gebrek aan hout
is hier de regel) wordt er reeds zóó veel moeite en in-
spanning vereischt, dat de armste Nederlandsche heiboer
geen onverstandiger ding zou kunnen aanvangen, dan te
emigreren naar de Trans-Yaalsche Republiek.
r»Voeg hierb^, dat; geïsoleerd leven, zoodat uw naaste
buurman een uur ver Over rotsen en door kloven kuijeren
moet, om u een bezoek te brengen — dat gij zelve alles
moet doen, wijl voor geld niemand's hulp is te koopen —
geen predikant, geen schoolonderwijzer, soms op 100 mijlen
afstands verstoken van schier alle geregelde gemeenschap
met andere plaatsen, zelfs van de Kaap, die welligt nooit an-
ders dan door stoomgelegenheid tot stand zal komen, en
waartoe vooreerst de Trans-Vaal geene fondsen zal heb-
ben.... nu, die komen wil, hij kome ; maar ik raad het iemand,
die in Nederland nog geen honger lijdt en dit land voor
geene wildernis wil ruilen, bepaald af. Ook de landstreek
is nog onveilig. Nu wordt hiep, dan daar, door naburige
barbaarsche stammen vee gestolen; zelfs vond men voor
eenigen tijd twee koeijen bij hunne ossenwagens vermoord.
27
Digitized by
Google
418 VERSLAG VAN HET
Ziedaar zoo vele ongemakken en ongeregeldheden, die
hier de kronijk van den dag uitmaken, en waarover men
zich niet erg' bekommert noch beklaagt, maar die den Ne-
derlander toch vreemd en onverdragel^k zouden z^n. Voeg
hier nog bij, dat van t^d tot tijd de weerbare mannen
een' kr^gstogt moeten maken, om de aangrenzende volks-
stammen voor willekeurige handelingen te kastijden, en
dan moeten de vrouwen zich maar zien te redden. Zulk
een togt duurt wel eens twee, drie, ja vier maanden.
ffDie v^andige volks-staimmen zijn wel bevreesd voor de
Trans-Vaalsche, maar nemen toch telkens hunnen kans
waar, als iets is te rooven of te wreken, want hun karak-
ter is valsch en boosaardig.
ff In één geval echter zou ik nog oordeelen dat emigratie
naar hier te ondernemen is, namelijk als de verhuizenden
in de eerste plaats om niet of voor zeer, zeer geringe be-
taling daar kunnen gaan wonen en een huis wordt gege-
ven en öf voorzien worden van een aantal schapen, run*
deren en paarden, 6f zelven in staat zijn, die dieren te
koopen. Zelven eene woning te bouwen — men moge
dat als vrij gemakkel^k afschilderen — het gaat van on-
eindig veel moeite en geldsuitgaven vergezeld. De ellen-
dige huizen^ waarin hier zelfs welgestelde boeren wonen,
doen m^ beseffen, hoe een emigrant zich eerst zou moeten
behelpen. En dan de verandering van klimaat! Aan zee
is het redelijk, maar in de binnenlanden is het zomers
gruwelijk, onverdragelijk heet. Verder gebrek aan ge-
r^felijkheden des levens, die zelfs de behoeftige in Neder-
land ongaarne ontbeert! Brood en vleesch is de voor-
name kost en er zijn in de Souvereiniteit « — ik weet niet
of het over de Vaal zoo is — die drie weken, ja maanden
achtereen alleen van vleesch leven, als de koren-oogst
mislukt, terwijl aan .invoer niet is te denken. Somtijds kost
een mud tarwemeel in de Souvereinitelt, die alleen voor
veeteelt geschikt is, meer dan zestig Nederlandsche gul-
dens. Dit is ten volle de waarheid. Het vleesch echter is
over de Vaal zeer goedkoop, en weinig hooger dan 77«
cents het halve Nederlandsche pond. Maar dat is ook het
Digitized by
Google
VERRIGTK IN NEDERLAND. 419
cenigsto wat er goedkoop is. Berigten, die mij van geloof-
waardige personen zijn geworden, zeggen, dat de boeren
over de Vaal in den regel zeer arm zijn. IntusBchen houde
men bij dit oordeel in gedachten^ dat ik in Afrika nog
geen boer gezien heb, die men in Europa arm zou heeten.
ff Aan geneeskundige hulp, in geval van ziekten, is niet
te denkeU; tenzij er een boer of iemand anders in de buui*t
woont, die een weinig voor Esculaap kan spelen. Zelfs
Pietorius had geene voldoende geneeskundige hulp, want
er was niemand, om hem het water af te tappen. Medi-
c^nen en huismiddeltjes zijn er echter te krijgen, en daar-
mede behelpt zich ieder. Nog meer: — wanneer de emi-
granten hun bestaan alleen in den landbouw zullen moeten
vinden, zou ik hen sterk afraden derwaarts te gaan. Voor-
deelen z^n daardoor niet te maken — alleen eigen gebruik.
Zelfs koren zouden ze niet kunnen uitvoeren, van wege
den oneindigen afstand van de zee en de ongebaandheid
der wegen. Kanalen en wegen aan te leggen kost hier
meer dan in Nederland^ want men moet daartoe uren ver
de rotsen doorklieven.
frEn, zal van het Trans-Vaalsche wel ooit veel worden ?
Op 't o ogenblik is het zonder eigen zeehaven, en dus af-
hankel^k van Engeland, wat den in- en uitvoer betreft,
of van Panda, die ik meeri dat de St. Julia baai — tus-
schen Port Natal en de la Goa — onder zijn gebied heeft.
Deze omstandigheden zijn zeer belemmerend voor de ont-
wikkeling en den bloei der Republiek. Engeland zal veel
vergemakkelijken, maar toch altijd die maatregelen nemen,
dat geene Nederlandsche schepen zich van den handel op
dit land meester maken, en behalve dat, zouden 'deze de
mededinging der Engelschen niet kunnen volhouden. De
Engelschen hebben reeds alle goede baaien aan \de kust
in bezit genomen, en zullen, mijns erachtens, dat kleine
eindje kust, tusschen Port Natal en de la Goa, als de St.
Julia eene goede baai is, niet in handen laten der Trans-
Vaalsche boeren, die daarop dan ook evenmin regt hebben
als zg. Ik meen, dat men de bevolking van het Trans- Vaal-
and thans begroot op omstreeks 12,000 zielen. Nog eens —
27*
Digitized by
Google
420 VERSLAG VAN IIRT
ik zie niet, hoe dat land ooit tot hooge welvaart kan ge-
raken, vooral daar er geene gemeenscttap is te water.
Alles gaat per as. Een pond koffij kost in de Kaapstad
40 cents ; maar als diezelfde koffij 300 uren per as moet
worden getransporteerd, of eerst van de Kaap naar Port
Natal per schip, waarvoor men hooge vracht eischt, en
dan weder 150 uur per as^ hoe moet de prijs d&n niet
verhoogd worden? Zoo gaat het natuurlijk ook met dea
uitvoer van de producten des lands, als wol en vee. Dit
laatste, \ welk soms twee maanden onderweg is, geeft
voor de koopers weinig voordeel, want het wordt mager
op de lange, moegelijke reis. Om al de hier aangevoerde
redenen, behoeft men in Nederland niet te denken, dat
er voordeel zal zijn in eene emigratie. Enthousiasten mo-
gen het voorspellen, en ter goeder trouw, maar de onder-
vinding zal leeren, dat de speculatie verkeerd was, om in
zulke oorden land te koopen. Doet men het in Nederland^
om zich van overbevolking te ontdoen — in Drenthe,
Over^ssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant is immers
nog veen en heide genoeg, om elk die werken wil, het
eerlijk brood te doen winnen!
trDe Kaapsche speculanten zouden, als er winst was te
behalen, zich door vreemden hier het gras niet voor de
voeten laten wegmaaijen. Dat de Hollanders dwasel^k
zouden handelen, door hun geld in den grond hunner
koloniën te steken — dat zeggen z^ echter niet luide.
Die geld in 't land brengt is welkom. — Wte in Neder-
land kan ook een juist oordeel uitbrengen over de Kaap-
sche gewesten, benoorden Oranje- en Vaal-rivier. Leeuwen
en wolven, panthers en t^gers, olifanten en rhinocerossen
wandelen er rond, als de kóeijen en de schapen in Gel-
derland, en ook daarmede heeft de emigrant te doen. Ea
toch reken ik dat nog het minste! Het geslacht, dat emi-
greert, beklaagt zich gewis — zijn kroost zal er welligt
goed kunnen leven — dat is mijne wijze van zien.
rfDe Amsterdammer, de heer Smellenkamp, met echtge-
noot^ passeerde onlangs de Mosselbaai, reizende per stoom-
boot Sir Bobert Peel naar Port Natal, en van daar naar
Digitized by
Google
VERRI6TE IN NEDERLAND. 421
bet Trans-Vaalland. Of hij daar blijft wonen weet ik niet.
rr Onlangs las ik in den Zuid- Afrikaan een uittreksel uit
de Nederlandsche S taats-Courant, waarin men graaf Ad-
derley doet zeggen, dat de Trans- Vaal-boeren gaarne weer
onder Britsch gezag zouden staan, nu aan de Kaapkolonie
eene vrije regering is geschonken. Ik geloof daarvan geen
jota, want zij hebben, als ze hun verstand gebruiken, geen
'Ëngelsch bestuur noodig; en de weigering van de Trans-
Yaal-Republick, om in de Kaaps che Synode kerkelijk te
worden opgenomen, toont genoeg aan, dat zij op zichzelven
willen blijven i)."
>) Het is overbodig, om al liet onjuiste in de opgaven, dio hier
gedaan worden, aan te wijzen. Ik zal slechts enkele punten noe-
men.
£r is in do Republiek geen denkbeeld van eene erfol^ko re-
gering. Voor als nog hebben zij niet eens een President be-
noemd en de beide nieuwe Kommandanten Generaals ll^otgieter
en Pretorius zijn gekozen bij volstrekte meerderheid van stemge-
regtigden.
D&éiT kent de HoUandsche Afrikaan geene godsdienstige sec-
ten. Hy kent zijn' bijbel, zoo als hij dien van zijnen vader heeft ont-
vangen, en verlangt allen in zijn midden, die in dien bijbel golooven.
Hij is orthodox Evnngeliesch, en daarin zijn alle andere ware pro-
testanten het met hem eens, alhoewel deze onderling verschillen
mogen over de opvatting of het begrip der geloofsartikelen. Voor
hem is het . Gereformeerd geloof, wat wij Nederlanders het Ëvange-
liesch geloof noemen.
Als een groot bewijs van roof wordt genoemd de diefstal van
ttoee koeijen.' Het verlies daarvan is voor den HoUandsohen Af-
rikaanschen veehouder nog zoo veel niet, als dat van ëën lam
zou zijn voor den nederlandschen boer.
De uitgestrektheid gronds, genaamd de Comatë, bestaat nagenoeg
alleen uit beploegbaar, rijk grasland, en zoodanig grasland is altijd
gereed tot cultuur. Wanneer een arme Nederlandsche heiboer zulk
land mogt gaan bebouwen, dan zou hy niet weten, welk voorregt
hem te beurt viel.
Volgens den physikalischen Atlas van Doctor Heinrich Berghaus,
is Zuid- Afrika het gezondste klimaat op den ganschen aardbol, en
is de mensch daar het minste aan ziekten onderhevig. Zie de 7«
Afd., blz. 2.
Kanalen aanleggen in een hoog en bergachtig land zou dwaas-
heid zijn en de wegen zijn voortreffelijk, zoodra bruggen over de
srnalle rivieren of waterstroomen zijn gelogen.
Als het meel in de Republiek zoo duur is, waarom zal dan de
Nederlandsche emigrant tarwe voor uitvoer verbouwen?
Do koffij kost daar 90 cents het pond. Zie blz. 218. De kof&j-
boom zou er uitmuntend tieren. Te d'Urban heb ik de rijpe kof-
fïjboon geplukt bij den Heer Beningfield. Te Picter-Maritzburg
waren twee krachtige koffijboomen in den tuin van den Heer
Digitized by
Google
422 VERSLAG VAN UËT
Ik begreep evenwel, dat ik de volmagt nog niet geheel
nagekomen was. Ik had wel eene vereeniging van koopers,
maar geene afzonderlijke koopers gezocht. Ik deed zulks
omdat ik de vereeniging in alle opzigten, zoo wel voor de
koopera als voor de Republiek, aannemelijker en raadza-
mer vond, doch konden mijne denkbeelden daaromtrent
geenen ingang vinden, welnu, afzonderl^ke koopers had-
den misschien andere inzigten, die ook zeer uitvoerbaar
waren.
Deze overweging deed mij besluiten, om de volgende
advertentie in de beide voornaamste dagbladen, drie malen
te doen plaatsen:
uHoUandsche A/rikaanac/ie Republiek,
Ter voldoening aan de volmagt van den Volksraad, dd.
Magaliësberg 23 Maart 1853, zal de ondergeteekende, van
heden tot den 7*^®° Junij e. k., dagelyks van 's morgens
ten 9 ure tot des namiddags ten 2 ure, alhier, zitting hou-
den, om aan Nederlanders te verkoopen: Eene uitgestrekt-
heid Gronds, gelegen in den Oostkant van de Republiek,
op en langs Drakenberg, district L^denburg, groot circa
300,000 Bunders, é. f 4, — per Bunder, of bij gedeelten
van dien k f 5, — per Bunder — mits niet minder dan 100
Bunders — waarvan 10 pGt. zal moeten betaald worden by
het onderteekenen van de Akte van transport en 90 pCt.
na aanwijzing en voormeting in de Republiek; hetzij door
de koopers zelve, hetzij door andere Personen, die zij op
den door hen gekochten grond zullen vestigen of aan
wien z^ dezelve of een gedeelte van dien zullen in ge-
bruik geven, verhuren of verkoopen; en voorts om hen
Hoffinann. Alzoo zou het aanleggen vau ko£Bj-plantaadjen met groot
voordeel in de Republiek gedaan kunnen worden.
De afhankelijkheid van Engeland of van Panda, zal mijnen le-
zers wel geene vrees meer inboezemen.
Het zou mij niet verwonderen, dat de berigtgever aan Mossel-
baai woonde, en hem de last was opgedragen 'om een opstel to
maken, ter wederlegging van het verslag m^ner redevoering in
Frascati, gehouden den 3<ien October 1863. Zie blz. ^94.
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDËULAND. 423
deswege, alsmede omtrent de reis derwaarts en het ver-
blijf aldaar, naauwkeurige inlichtingen te geven.
J. Stuart,
Amsterdam, 18 Mei 1853. Warmoesstraat, J. 47."
Ik sprak daarin van Bunder Sy omdat dit de Nederland-
sche landmaat is; van ƒ 4, — per Bunder voor de geheele
uitgestrektheid, omdat ik dien prijs vroeger had opgeheven,
zie blz. 297 of bij gedeelten van dien k f 5, — per Bunder,
mits niet minder dan 100 Bunders, omdat grootere uitge-
strektheid voor den kooper niet noodig en het bezit van eene
kleinere voorshands in de Republiek onraadzaam zou zijn.
Ik maakte het publiek daarbij andermaal bekend en opmerk-
zaam, dat de koopers volgens de volmagt ook anc^^re per-
sonen op den door hen gekochten grond zouden kunnen
vestigen en dat ik bereid was om hen deswege, oihtrent
de reis en het verblijf, naauwkeurige inlichtingen te geven.
Kortom ik wendde alles aan om de liefhebbers aantemoe-
digen tot mij te komen, ofschoon ik geen de minste ver-
wachting koesterde, dat deze advertentie oenig nut of
gevolg voor de Republiek zou opleveren.
De uitkomst was echter geheel anders.
Reeds den 20**®° Mei had ik twee Commissionairs in
effecten bij mij, die daarop inlichtingen namen, alleen met
het doel om daarvan eene geldspeculatie te maken, door
zich de beschikking over den grond te verzekeren, en dan
later daarmede voordeel te doen. Doch vervolgens kwa*
men dagelijks liefhebbers te voorschijn. Eenigen met een
gel^k voorstel als m^ vroeger gedaan was, zie blz. 293,
anderen om op den grond dien zij koopen wilden, huurders
of gebruikers te vestigen, en weder anderen, om zelve met
mij naar de Republiek te gaan en zich op den door hen te
koopen grond neder te zetten.
Deze verschillende aanbiedingen vorderden veel beraad en
overleg.
Eene moeijelijkheid hadden zij gemeen, to weten, dat de
kosten der koopakte voor rekening van den kooper kwamen.
In Art. 3 der volmagt stond, dat, wanneer de verkoop
Digitized by
Google
424 VERSLAG VAN HET
en koop gesloten was, daarvan eene hehöorlyke aktCy door
mij en de koopers gepasseerd zou worden. Het was voor
de Republiek voldoende, zoo die akte onderhands werd
opgemaakt, maar er waren ook koopers, die eene notariële
koopakte verlangden, en dan moest daaraan de volmagt
geannexeerd worden, en dan moest ik, door notariële ex~
peditiën van die volmagt, het bewijs mijner betrekking aan
anderen leveren. Dit vermeerderde de kosten der koop-
akten, en die kosten werden daardoor te bezwarend voor
den verkoop der voormelde gedeelten van 100 Bunders in de
te verkoopene uitgestrektheid gronds van 300,000 Bunders.
Aan den anderen kant, hadden zij ook een voordeel ge-
meen, namelijk dat de Republiek in den kooper altijd eenen
nieuwen in haar welzijn belangstellenden persoon, won.-
Ik behoef dit niet aan te w^zen ten opzigte van de koo^
pers, die kochten om den grond in huur of gebruik af te
geven, veel min om die zelve in gebruik te gaan nemen,
maar dit was ook het geval met hen, die alleen kochten
op speculatie dat die grond later hoogere waarde zou kr^-
gen^ en daarvoor hun bewijs van koop tot zoo lange stil
zouden laten rusten, ja zelfs met den speculant^ die niet meer
dan de beschikking over den grond verlangde. 'Beiden
toch, konden dan slechts voordeel hunner speculatie ver-
wachten^ wanneer de trek naar de Republiek aanwakkerde
en daartoe zouden zij, in hun eigen belang, alles in het
werk stellen en dit doende, zouden zij in der daad het.
belang der Republiek krachtig bevorderen.
Het was dus zaak de moeijeiykheden te overwinnen, de
voordeden niet te verliezen, de omstandigheden waarin- do
Republiek zich ten gevolge mijner vruchtelooze pogingen
bevond, in aanmerking te nemen en bg een en ander in-
dachtig te z^n op de motieven^ die de volmagt hadden
doen verstrekken zie blz. 256.
Het kwam mij voor, dat zulks gedaan zou kunnen wor-
den, door nog geen behoorlijke akte van verkoop en koop
te passeren^ maar gedrukte bewijzen gereed te maken, die
zoodanige akten aanvankelijk zouden kunnen vervangen;
de kosten dier bewijzen voor eigene rekening te nemen en
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 425
achter die bewijzen de volmagt te plaatsen. Voorts die
bewijzen te nummeren, daaraan strooken of kanten te ver-
binden, waarop het nummer van het bewijs overgeno-
men en uitgeschreven werd de dagteekening van afgifte
en aan wien het bewijs was afgegeven, door mi} en den
nemer of kooper van het bewijs zamen onderteekend; die
bewijzen in te naaijen in een register, waarin de strooken
zonden blijven berusten en dan die registers over te bren-
gen naar de regering van de Republiek, ten einde deze te
doen zien, dat die bewgzen aan Nederlanders waren afge-
geven en dat men met geene valsche bewijzen voor den
dag kon komen.
Door de nummers te doen waarmerken door een open-
baar Notaris te Amsterdam; door voor die bewijzen, over-
eenkomstig Art. 3 der volmagt, 10 ten honderd van de
koopsom te doen betalen, en de overige 90 ten honderd
in de Republiek dan, wanneer de kooper van die bewijzen
of zijne regtverkrijgende, de eigendom en in bezit stelling
of levering van den grond zou verlangen.
Door die bewijzen (welke dus slechts ten blijke zouden
strekken van gedane betaling van 10 ten honderd van de
koopsom, wegens gekochten — maar niet vóór de betaling
der overige 90 ten honderd, geleverden — grond) te stellen
aan toonder of houder ^ om daarmede te kunnen doen, wat hij
wilde, mits dat de houder^ die de in bezitstelling of le-
vering zou vorderen, de Protestantsche Godsdienst beleed.
En door geen tijd of liever een geheel onhepaalden tijd
voor de betaling dier 90 ten honderd, te stellen; maar
de koopsom onherroepelijk te bepalen op ƒ5, — het Bun-
der, zoodat die 90 ten honderd altijd zouden bedragen
/ 450., welke in handen van de Directie der Landsbank,
of zoo die bank er niet mogt zijn, van den Ambtenaar
in de Republiek, daartoe door den Yolksraad benoemd, zou
moeten plaats hebben.
Dan zou wel niet mj/n groote doel bereikt 2^n, doch
het land van de Republiek zou verkoopbaar gemaakt zijn;
het [was tot zekere waarde gebragt, hoe gering ook; de
Republiek zou^ zonder eenige de minste kosten te hebben
Digitized by
Google
426 VERSLAQ VAN HET
gemaakt, buitengewone inkomsten verkrijgen, wel afhanke-
lijk van den trek der houders van de bedoelde bewezen
naar do Republiek, maar het stond aan haar om dien trek
aan te wakkeren. De Volksraad had daartoe niet anders
te doen, dan van z^nentwege de bezwaren, die daartegen
in Nederland gemaakt waren, door nadere inlichtingen en
duidelijke verklaringen op te heflfen ; terw^l het dan hoogst-
waarschijnlijk zou zijn, dat behalve die trek naar de Re-
publiek, dan tevens eene vereeiüging van deelnemers zou
tot stand komen, die eene Maatschappij van kolonisatie tot
overbrenging van kennis en geld zouden te zamen stellen,
welke meer krachtig tot de bevordering van de welvaart
der Republiek werkzaam zou kunnen wezen.
Deze overwegingen onderwierp ik aan het medeoordeel
van een zeer kundig regtsgeleerde en van een geacht Com-
missionair te Amsterdam, en het was na rgp overleg en
met wederzijdsche goedkeuring^ dat ik besloot tot de uit-
gifte der bewijzen, en deze zoodanig in te rigten als het
afdruk dat hier nevens gevoegd is, aanwijst.
Digitized by
Google
Lffegeren den
ioor
aan den medeon-
dcrgeteckende
vonende te
m
&
&
eg
m
m
m
m
©
HOLLANDSCHE AFRIKAANSCHE REPUBLIEK.
VERKOOP VAN GOÜVERNEMENTSGROND.
CERTinCAAT m
Ontvangen van Houder dezes
de So^ma van irurxi» «IJIiDEMS»
on zulks in voldoening van Tien ten Honderd yan de Koop-
som, ten bedrage yan VÜf MÊomderd €h§MAens Ne-
derlandsch Courant, wegens door hem gekochte Honderd
Bunders Land, Nederlandsche Maat (116 Morgen, 400 Roe-
den Oude Hollandsche Maat) in de uitgestrektheid Qou-
yernementsgronden yan de HOiLLANDSCHE APBI-
EAANSGHE BEFUBIiIEE, gelegen binnen haar gebied
en nader omschreven in de ommestaande procuratie en akto
van bewaargeving.
Ten gevolge van welke betaling, Houder dezes, mits de
Protestantache Godsdienst beladende, ten allen t^de gereg-
tigd is, om overeenkomstig den inhoud van die procuratie,
de aanw^zing naar z^ne keuze binnen de voormelde uit-
gestrektheid, in zoodanig gedeelte van dezelve als dan nog
beschikbaar zal z^n -^ en de in bezitstelling van Honderd
Bunders Land, vrij en onbelemmerd, naast en aan elkander
gelegen, te . vorderen van het Plaatselgk Bestuur in het
District LIJDENBURG, en tevens betalen, na aanw^zing
en voormeting, van wege dat Bestuur, de overige* NEOENTia
TEH HoMBEBD vau gczogde Koopsom, in handen van de
Directie der Landahanky of bij ontstentenis daarvan, in han-
den Van den Ambtenaar in de HollandBOhe Afrikaan-
BOhe Hepublieky welke de Edel Achtbare ITolksraad
dier Republiek daartoe zal benoemen; zullende deze beta-
ling moeten geschieden in gangbare EügelSChe MoiltspeciGll)
waarvan do POND STERLING OF SOUVERHGN berekend tegen
Twaalf Guldens Nederlandsch Courant.
AMSTERDAM, Junij 1864.
DB OKMAaTIODB VAN OEN KDBL ACHTBABKK VOLKM -
BAAD BH DB INOBZBTBNBK TAN DB HollandsClie
Afrikaansceh Republiek, bij akte vatx drk
28 MAABT 1853.
Zegge ƒ 50 Nbd. Cour.
Certificaat J\6tf
aezIEM DOOR MIJ
Digitized by
Google
eg
0
£9
Op den Zeven en Twiutigstcn Mei, des jaars Achttien
Honderd Vier on Vijftig, compareerde voor mij joanhes ja-
coBUB coRNELiB BiESMAN SIMONS, Notaris, residerende te Am-
sterdam, in tegenwoordigheid van de na te noemene getuigen
De Heer jacobus stuabt, zonder beroep, wonende in Pie-
ter Maritsburg in Natal in Afrika, thans sdhier tegenwoordig,
m^ Notaris bekend. Dewelke bij de tegenwoordige Acte aan
mij Notaris ter bewaring onder mijne Minaten heeft gegeven
een Extract uit het Register der Wetten en Besluiten van
den Volksraad der Eollandacke A/rikaanschê Republiek^ den
Drie en Twintigsten Maart des jaars Achttien Honderd Drie
en Vijftig te Magaliesberg, door de leden van denzelven
Volksraad onderteekend, welk stuk houdende, onder meer-
der, lastgeving op hem Heer Comparant tot verkoop aan Ne-
derlanders, van eene uitgestrektheid gronds, gelegen in den
Oostkant der genoemde Kepuhliek op en langs Drakenberg,
District Lijdenburg, na door den Comparant voor echt er-
kend te ziju| iü tegenwoordigheid van mg Notaris en de
getuigen, en ten blijke daarvan door allen geteekend, met
het zegel van mij Notaris aan deze Minutë is vastgehecht,
om gelijktijdig met dezelve ter registratie te worden aan-
geboden.
Waarvan Acte.
Qedaan en verleden in Amsterdam, ten dage, maand en
jare voormeld, in tegenwoordigheid van de Heeren willbm
ASBIANUS JOUAKMES ELZEVIER DOM en JAN WILLEM HENDRIK
HERMAN DRUTVE8TEYN, beide zouder beroep, wonende te Am-
Bterdam, als getuigen mij Notaris bekend. En heeft de Heer
Comparant met do getuigen en mij Notaris onmidellijk na
gedane voorlezing deze Minute onderteekend.
(G&teékend.) j.btuart. w.a.j. elzevier dom. h. DRurvESTEVN.
j. j. c. BIESMAN 8IM0KB, Notaris. .
Geregistreerd te Amsterdam, den Ontvungen roor icgelrcgt en
Nceen en IVintigsten Mei 1800 Vier 38 Opcenten, Een Gulden Drie
en Vnftig, Deel Negenennegentig, en een Halve Cent, teAmster-
folio Iloiiderd V^f, veno vak £eu, dam, 29 Mei 1354.
geen renvooi. Ontvangen voor regt en * De Ontv.
és Opcenten, Een Gulden Tien en een (gct.) van Goudojsvkb.
Halve Cent. De Ontv.
(get.) VAN GOUÜOEVEK.
{Volgt kei geannexeerde Stuk.
EXTKACT UIT HET REGISTER DER WETTEN EN BESLUI-
TEN VAN DEN VOLKSRAAD DER H0LLA>-DSCHE AFRIKAAKSCBB
REPUBLIEK. MAQALIESBERG, DEN 23"ten MAART 185^.
De Volksraad,
Gehoord de voordragt van den Wel Edelen Heer Komman-
dant Generaal a. w. j. pretobius, heeft besloten, gelijk zij
besluit bij deze:
Art. 1. De Hoer jacobus stuart, wonende in Pioter Ma-
ritsburg in Natal en thans alhier tegenwoordig, wordt bij
deze namens den Volksraad en de Ingezetenen van de Hol-
landsche Republiek, gevolmagtigd, enz. i)
Voor echt erkend door den Heer Lasthebber in tegen-
woordigheid van mij Notaris en de getuigen en ten bl^ke
daarvan door allen alhier geteekend..
(Geteekend): j. stuart. w.a.j. elzevier dom. r. drutvesteyn.
J. J. C. BIESMAN SIMONS, NotariS.
Geregistreerd te Amsterdam, den Negen
en Twiutigsten Mei 1854, Deel Acht en Ygf-
tig, folio Drie, verso vak Zeven, Twee bladen, vitgegkvem voob Arscii&iFF,
geen renvooi. Ontvangen voor regt en 38 Op-
renten, Een Gulden tien en een Halve Cent.
De Ontv. (n. ü.) (gel.); J.J.C. BIESMAN SIMONS,
(gct.) VAN GouDOEVEB. NoUiris.
>) In plaats van hier andermaal den geheelen inhoud dezer volraagt over te nemen, wordt dr hi
verwezen naar hlz. 286 en volg. alwaar die volmagt reeds in z^n geheel voorkomt.
fis
est
e9
m
o>
o
r— 1
^
a
>•
ë
o
nzt
o
a>
o
• •-H
cc
«.«
fl
^
O
-*-»
vH
o
l-H
TJ
U
o>
O
c>
^
c>
^
co
5
{=:
^
•f-<
o
cc
2
•
"3
2=:
O)
CU
"V
^
frj
.-<
>
u
S
T?
^
A
tf
cö
\^
>A
u
JU
o
PS
H
O
fi
ï^
d
^
SB
ê
o
^^
te
O
cir'
d
cT
o
u
co
O
>
ei
^
^
o
o
tfj
M
^
3
o
•-Ö
>
p:
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEDERLAND. 429
Dit een ander had plaats den 26'*^^° Mei. Zij die zich.
bij mij aangemeld hadden, zie blz. 423 kregen van dit be-
sluit geene kennis, of betuigden mij hunne bereidwilligheid
om van die bewijzen te willen nemen en een hunner kwam
mijy ten behoeve eener kolonisatie van Protestanten uit Zwit-
serland, zoodanige aannemelijke voorstellen doen, dat ik op
zijn verzoek hem mijn woord gaf, om intusschen de helft
van de geheele uitgestrektheid gronds of liever van de te
maken 3000 bewyzen, ieder van 100 Bunders, niet aan an-
deren te verkoopen of af te geven, dan na nadere inlich-
ting van Zwitserland door hem te hebben bekomen.
De bestaande Nederlandsche wetgeving omtrent het ze-
gel en de registratie veroorzaakte eenig oponthoud in het
gereedmaken der stukken en daardoor was ik eerst den
7^^" Junij in staat gesteld, om het publiek kennis te ge-
ven, dat die bewijzen of certificaten bij mij te verkrijgen wa-
ren. Ik deed dit bij de volgende advertentie, welke weder
in de beide voornaamste dagbladen geplaatst werd.
ttffoïlandsche Afnkaansche Republiek,
wOp verzoek van koopers van Gouvernementsgrond in
de Hollandsche Afrikaansche Republiek, die zich ten ge-
volge van mijne advertentie, dd. 18 Mei 1854, geplaatst
in de Amsterdamsche Couranten en Handelsbladen^ opge-
daan hebben^ heb ik besloten den verkoop daarvan te
verdeelen in 3000 Loten, ieder van 100 Bunders, en daar-
van verhandelbare Certificaten, genummerd 1 k 3000 af te
geven.
prZij en alle andere belanghebbenden worden door deze
berigt, dat bedoelde Certificaten thans bij mij te verkrij-
gen z^n, doch tevens, dat ik van de 3000, op heden nog
slechts pi. m. 1000 stuks voor nieuwe Koopers beschik-
baar heb. De Gemagtigde van de Hollandsche
Afrikaansche Republiek bij Acte
ttAmsterdanit^ " van 23 Maart 1853,
7 Junij 1854. J. Stuart,
Warmoesstraat, J. 47."
Deze opene handelw^ze van mijne zijde gaf wederom
Digitized by
Google
430 VERSLAG VAN HET
.eene schoone gelegenheid, aan mijne, mij nog alt^d onbe-
kende tegenpartij, zie l)lz. 360 om onder de hand en in het
geheim den lust voor die certificaten te benemen, en daarbij
van dezelfde middelen als vroeger gebruik te maken. En
wezenlijk, ik moet het bekennen, die tegenpartij is ook daarin
misschien zelfs boven eigene verwachting geslaagd.
Op den 12*®** Junij schreef ik den volgenden brief aan:
ffDen Edel Achtbaren Heer President van den Volksraad
der Hollandsche Afrikaansche Republiek.
riEdel Achtbare Heer!
rrEindel^k ben ik staat om UEd. eenige zekere uitkomst
mede te deelen, omtrent mijne pogingen in Nederland in
het werk gesteld, om land voor de Republiek te verkoo-
peu; ten gevolge van haar besluit van den 23"^*^ Maart
1853. Waarschijnl^k zal UEd. uit berigten, die u gewor-
den z^n, door tusschenkomst van den Heer Dewald Pre-
tonus, en misschien ook van w^len den Heer Kommandant
Generaal Pretorius wel vernomen hebben, dat ik aanstonds
na m^ne aankomst hier^ en voortdurend, onafgebroken be-
zig geweest ben, om eene Maatschappy tot kolonisatie va?i
Nederland naar de Republiek tot stand te brengen.
rrTen gevolge van onderscheidene omstandigheden, te
veel om thans te vermelden^ heb ik echter daarin^ voor
als nog niet mogen slagen, en de uitvoering van dat denk-
beeld moeten staken, tot dat ik in de Republiek terug-
gekeerd, van den Volksraad meerdere inlichtingen en naanw-
keuriger opgaven zal verkregen hebben.
Mijn werk is evenwel niet vruchteloos voor de Republiek
geweest. Behalve dat ik den grond gelegd heb, om later
zoodanige Maatschappij, als voor de Republiek het wen-
schelijkst was, bepaald alhier te vestigen, heb ik door
den verkoop van zulke Certificaten, als waarvan een afdruk
hier nevens gaat, toch haar oogmerk bereikt.
prDie Certificaten zijn ingerigt, geheel in overeenkomst
met m^ne volmagt, met uitzondering van de bgvoeging,
dat de houder de protestantsche Godsdienst moet beladen,
wil hij de aanw^zing en inbczitstelling der 100 bunders
kunnen vorderen. Ik heb mij de vrijheid daartoe veroor-
Digitized by
Google
VKRRIOTE IK NEDERLAND. 431
loofd, om te voldoen aan de mondelinge afspraak dat ik
zou zorgen, dat er geene Roomschgezindon in de Repu-
bliek zich zouden komen vestigen.
riDie Certificaten heb ik doen innaaien in Registers van
500 stuks; zij worden langs de strook afgeknipt en door mij
uitgereikt aan de Koopers, die met miy de strook onderteeke-
nen, en het Register met de strooken, waarin dan de dagtee-
kening van afgifte, en de namen der Koopers vermeld z^n,
breng ik bi) mijne terugkomst in de Republiek mede, en dan
is daardoor de Volksraad of de Ambtenaar tot dat einde
door haar benoemd, in de gelegenheid om zich te verzeke-
ren, dat niemand met valsche bewezen voor den dag komt
ff De Volksraad had bij voornoemd besluit den minsten prijs,
waarvoor ik het land verkoopen kon, gesteld op Rd* 6000
of Lst. 450.— voor 3000 morgen, of Rd» 200 of Lst. 15—
de 100 morgen. Niemand van degene met wie ik hier
onderhandeld heb, heeft den in deze Certificaten door mij
gestelden pr^s van ƒ500. — Nederlandsch, stafiknde gelgk
met Rd' 555, of juister met Lst. 41^ shill. 13 en pence 4,
te hoog geoordeeld.
rrik heb hier de Nederlandsche maat moeten volgen, en
dus den verkoop moeten doen in Bunders, en niet in Mot-
gens. £en Bunder is nagenoeg i/e meer dan een Morgen.
rr Ik heb alreeds 117 stuks Certificaten verkocht en afge-
leverd; er z^n nog 500 k 600 stuks besproken, en ik heb
reden om te mogen verwachten, dat ze allen geplaatst zul-
len worden,
if Onder de Koopers zijn onderscheidene brave, kundige,
en zeer fatsoenlijke personen, die waarsch^nl^k de reis naar
de Republiek met mij zullen doen.
frDe reis zal zoodra mogelijk plaats hebben, doch tot mijn
leedwezen, kan ik nog niet bepalen, wanneer.
rrEenige voorname menschen alhier, hebben nq hun ver-
langen te kennen gegeven, om ook op die gronden^ eene
kolonisatie van brave en kundige protéstantsche Zwitsers
te brengen, wier voorvaderen, even als de familiën van
Duplessies, Dutoit, Delabuscagne, Divilliers, de Marez^ Jou-
bert, Le Rouz, en andere in der tijd Frankrijk ontvlugt
Digitized by
Google
432 VBRSLAQ VAN HET
zijn, en zich nu weder met hunne medeafstammelingen,
wilden vereenigen. Hoewel ik mij overtuigd houde, dat
zoodanige kolonisatie ook hoogst belangrijk en welgeval-
lig voor de Republiek zijn zal, zoo heb ik echter tot
voorwaarde gesteld, dat ik in Zwitserland zelf moest on-
derzoeken, in hoeverre die afstammelingen thans nog
daartoe de geschiktheid bezaten. Dien ten gevolge zal ik^
waarsch^nlijk nog vóór mijne terugreize naar Zuid-Afrika,
eene reis van hier naar Zwitserland en terug doen.
rrZie daar, Edel Achtbare Heer, den tegenwoordigen
stand van hetgeen ik voor de Republiek, uit krachte van
haar besluit van den 23'^" Maart 1853^ gedaan heb.
rf Als een gevolg daarvan, heeft de Republiek nu vol-
strekte behoefte aan een bekwaam Landmeter.
rr Ik zal er een voor haar aanstellen, en dien medebren-
gen of haar toezenden^ doch de aanstelling doen, onder
nadere goedkeuring van den Yolksraad.
frZoodra ik mijne terugreize naar Afrika kan bepalen,
zal ik mij de eer geven, U£d. Achtbare nadere berigten
te doen toekomen.
rr Ontvang de verzekering m^er bijzondere Hoogachting
en geloof mij van
rr Edel Achtbare Heer ! enz.''
M^ne lezers zien daaruit, dat ik toen nog slechts 117
stuks Certificaten had afgeleverd^ maar tevens, dat er nog
5 h 600 besproken waren en dat ik verwachtte, ze aüep.
te zullen plaatsen^ en ik durf er bijvoegen, dat ik geen
twgfel heb, of allen zouden, met het meest gewensclU ge-
volg, voor de Republiek geplaatst zi^n^ indien die tegen-
partij niét zoo ^verig werkzaam geweest ware. Met dit
meest gewenscht gevolg, bedoel ik natuurlijk, dat een groot
deel dier bewijzen zouden genomen zijn door personen, die
zich zelve of anderen voor hutme rekening in de Republiek
zouden gaan vestigen.
Evenwel die tegenpartij is niet volkomen geslaagd en wat
haar daaraan ontbreekt, is meer dan genoeg om voor de
Republiek en voor Nederland te bewijzen, dat mijn werk
hier niet vruchteloos geweest is.
Digitized by
Google
VERftlQTfi IN KEDERLANO. 433
Ik heb gezegd in het voorwoord van dit werk, dat ik lang
getw^feld heb over de openbaarmaking mijner ontmoetin-
gen en ik heb toen eenige redenen daarvoor opgenoemd.
Buiten die, waren er nog twee. Het lustte mij niet, om
ten nadeele van anderen, vooral in het openbaar, te spre-
ken, en tevens moest ik daartoe alle gewone beleefdheid
ter zijde stellen.
Nu, door dat verblind ijveren mijner tegenpart^, nu word
ik gedwongen om ook die redenen niet langer te doen gel-
den, maar zoowel yoor de Republiek als voor den naam
dien ik dragen mag, zoowel voor hare bevolking als voor
mijn gezin, ja zoowel ter verontschuldiging van Neder-
landsche vreesachtigheid of overdrevene voorzigtigheid als
ter ontmaskering van dengene^ die in de Republiek de
achting en genegenheid voor den Nederlander doet verlo-
ren gaan, alles voor een ieder open te leggen, opdat een
ieder van edles wat tot deze zaak, de geschiedenis en den
toestand der Hollandsche Afrikanen en hunne Republiek, èn
de aan mi) door hen afgegevene volmtigt èn de verrigtin-
gen, die ik ten gevolge van die volmagt gedaan heb, be-
hoort, volledige kennis bekomen zou.
Op 1 Jnl^ kwam ik met den Boekhandelaar Gr. W. Tiel-
kemeijer, te Amsterdam overeen^ dat dit WBrk zou uitge-
geven worden, en dat ik een groot aantal exemplaren voor
mijne rekening zou medenemen naar Zuld-Afrika, om die
daar alom te verspreiden.
Ik ondernam het den 3"*^" Julij en terwijl ik mij met het
schreven van dit werk onledig hield, en geene poging m^-
nerzijds meer aanwendde, om van de vermelde bewezen of
Certificaten te plaatsen, kwam den 13^®° Julij, een dergenen
bij m^, die daarvan vier stuka. genomen had, met de vraag
rrom teruggave der betaalde gelden, op grond van demede-
rr deeling die hij mij te doen had.*' Zij was deze:
ft Waarschouwing aan dUen belanghebbende!!
rrDe ondergeteekende vernomen hebbende dat de Heer
Jb. Stuart (zich noemende) gevólmagtigde der Zuid-Afri-
kaansche Republiek te Amsterdam aan gekomen, en ijverig
28
Digitized by
Google
434 VERBLAQ TAN HET
besig is, om door een in m^n oog schandel^ken mtsiyding,
aan met den waren toestand van zaken alhier onknndigen
gronden te verkoopen, namel^k plaatsen ter grootte van
3000 morgen tegen ƒ12000. — gevoeld zich gedrongen
om eene waarschouwing te doen aan allen (die met den
persoon en levensw^ze van de Heer Jb. Stnart onbekend
zijn) zich misschien zonden kunnen laten misleden. — Z^o
zij het door dezen aan al den zoodanigen kennelgk dat het
een van den beginne der ^migratie van uit de Kaap-
koloniën bestaande wet was (en noch is!) frDat allen
Nederlanders (Hollanders) rrwelken zich alhier komen ves-
tigen zoo wel gehuwde als ongehuwde boven de 16 jaren
oud z^nde, dezelfde regten en vr^heden zullen genieten,
die door de emigranten genoten worden, en dat zij ge-
liyk aan dezen het regt zullen genieten om eene plaats ter
grootte van 3000 morgen voor zich te nemen, waar zij ver-
kiezen"( namel^k waar noch onbewoonde of openliggende
gronden z^n, tegen betaling van ƒ — .90. voor deszelfs aan-
teekening in hetLandsboek der verzochte plaatsen, en ƒ 13.80
voor het opmeten (of Inspecteren) derzelve, op welk regt, de
ondergeteekende een jaar tijds na z^ne aankomst alhier eene
plaats (als gezegd) voor zich heeft genomen, gdegen in het
middel van alreeds bewoonden of door anderen verzogte
plaatsen, en die na hem gekomen z^n hebben alreeds op
dat regt eene plaats genomen, of kunnen zulks verkiezend*
dit even zoo doen. — Ik geloof dat dit alleen genoeg b^
z^n om allen die genegen zouden zijn om de geldzoekeode
Heer Jb. Stuart een gedeelte van hun vermogen aftestoan,
voor iets dat z^ b^na voor niets bekomen kunnen, tot na-
denken te brengen. —
rrWat aangaat de Landf^treek welken de Heer Stuart
uitvent, dezelve is vruchtbaar en goed, en algemeen ge-
roemd, en mij zelve zeer goed bekend, maar! dezdve
ligt thans noch op een afstand van ongeveer 24 uren Z. O..
van af het thans bewoonde gedeelte dezes lands, dus noch
woeftt, en ik kan de verzekering geven, dat wanneer door
de vermeerdering der bevblkiag de grensl^n verder uitge-
breid word, ik en elk ander inwoonder dezes lands het
Digitized by
Google
VERRIGTE IN NEOEBLAND.* 435
regt hebben om in die landstreek of daaromtrent een plaats
te nemen tegen betaling van ƒ14:70 als boven gezegd,
ik reken het mij ten plicht het bovenstaande bekend te
stellen opdat men m^ later niet zonde kunnen verwgten
deel in die zaak genomen te hebben door stil te zwijgen.
Indien gemelde Heer Jb. Stuart het bovenstaande soms
zoude willen wederleggen, zal ZEd. daar als gevolmag-
tige der WEd. Volksraad alhier het best toe in staat zijn
door mij alhier te verklagen, of, bewijzen van het tegen-
deel op te eischen, en daar ZEd. zijne famillie alhier ach*
tergelaten heeft zal zulks hem voorzeker gemakkel^k val-
len, hoewel ik overtuigd ben, dat ZEd met den bovenge-
noemde wet zoo goed bekend is, als ik zelve^ en ZEd.
door de WEd. Volksraad, b^ het doen van zijn voorstel
betrekkelijk dezen zaak, zelven de verkeerdheid van zijn
plan is voorgesteld, om reden dat do bestaande wetten hun
een plaats toekend zonder dezelve te koopen, maar door-
dien ZEd. voorbracht dat er in Holland menschen z^n die
tfte hoogmoedig zijn om eene plaats zonder betaling te
r»nemen, en om de zoodanigen (volgens ZEd. zeggen) in
rrstaat te stellen om door koop plaatsen te verkrijgen is
«rhet ZEd« gelukt z:yne volmagt te bekomen", en hierdoor
misschien? weder in staat te geraken om z^ne famillie uit
de treurigen toestand te verlossen waarin zij zich (door om-
standigheden ZEd. bekend) thans in bevinden. —
ffDezen Waarschouwing wordt gezonden aan allen die
zich niet schamen om eene volle plaats van 3000 morgen
groot volgens Landsregt, tegen betaling van/14:70 — te
ontvangen
door HEd. DW. Dienaar
(was geteekend) H. F. Bührmann.''
nIAjdenburg in de Zuid Afrikaansche Republiek henoorden
de Vaahiiner den 21'^^ Maart 1854."
»N. S. dezen laatsten aanmerking gelieve men als een
spottem^ aan te meriLcn, op het boven gezegde voorstel
van de Heer Jb. Stuart, daar het niet in mijne gedachte
op kan komen dat iemand goed met den zaken bekend
zgade^ dwaas genoeg zoude kunnen z^n, om z^n geld in
28*
Digitized by
Google
436 VERSLAa VAN HET
in het water te werpen, en is dezen met geen ander oog-
merk geschreven dan om zoo mogelijk te trachten, te be-
letten, niemand door het koopeu der gronden van en door
de Heer Stuart bedrogen worde. —
rr dezelfde"
Het zal niet meer noodig zijn, mijne lezers! de redenen
mede te deelen, waarom ik dat verzoek van den kooper
der Certificaten stellig weigerde.
Hij verstond die redenen dan ook, en ik verzekerde hem
dat hij, door de lezing van het werk waaraan hij m^ bezig
vond, van de gegrondheid mijner redenen nadere overtui-
ging zou krijgen ; doch deze nieuwe ontlnoeting gaf m^ aan-
leiding om er bij te voegen, dat ieder die van deze Certifica-
ten genomen had, nu een exemplaar van dit werk gratis zou
ostvangen, opdat h§ het als eene b^lage, tot die Certificaten
behoorende, zou behouden en bewaren.
Evenwel hij was naauwel^ks vertrokken of ik begreep,
dat ik mij informeren moest naar den naam van dengene,
aan wien die waarschuwing, welke zoo als h^ m^ ge-
zegd had, in alle NedeHandsche dagbladen moest geplaatst
worden, was toegezonden. Ik deed dit; en vernam toen,
dat die waarschuwing bij brief van den onderteekenaar
Bührmann was gezonden aan den Heer J. C. J. Eünegt
te Amsterdam; ik zag diln brief en h^ werd m^ geheel
en al voorgelezen ; vernam verder, dat h^ dien brief niet
uit handen van den Hoer Knegt ontvangen had, zoodat
hij ten minste de derde, zoo niet een veel latere hou-
der van den brief was, en op mijn verzoek, zond h^ mij
den volgenden dag een afschrift van die waarschuwing,
hetwelk ik hierboven allernaauwkeurigst heb laten af-
drukken.
Zeer aangenaam is het mij, dat dit stuk, voor zoo verre
ik weet, niet in de dagbladen is voorgekomen; niet alleen
dat ik dan, als het mij bekend werd, er onmiddellgk iets
op moest antwoorden; maar het zou de nieuwheid voor
dit werk verloren hebben doen gaan en daarin was het eene
bedrage die zoo voortreiffelijk mogt genoemd worden, als
ooit kon voorkomen; want dddr, op hare plaats volgende,
Digitized by
Google
VERRIQTE IM NEDERLAND. 437
had de waarschuwing alle wederlegging onnoodig gemaakt
en bragt haar eigen vonnis met zich.
Nu zou ik den lezer nog wel eenige staaltjes van den nog
voortdurenden ijver mijner tegenpartij kunnen mededeelen,
doch die ^ver gaat alreeds zóó ver, dat h^ niet alleen een
oordeel wil vellen over het bedrag van m^n commissieloon,
waar niemand, buiten de Yolksraad en ik, iets mede te ma-
ken heeft, maar zelfs over het gebruik dat ik van dat commis-
aieloon maak, en dan zou ik vreezen aan de achting voor mijne
lezers te kort te doen. Intusschen is het mijnen lezers welligt
niet geheel onverschillig, om nog eenige kennis te kragen van
den inhoud van het tweede besluit van den Yolksraad, waar-
van ik op bl. 259 gesproken heb. £n daarom laat ik volgen :
f^EXTRACT uit het Register der Wetten en Be-
sluiten van den Volksraad der HoUandsche
Afrikaansche Republiek.
iiMagaliesherg, den 238t«° Maart 1853.
uDq Volksraad
rr Gezien hare besluiten van heden, waarbij de Heer Jacobus
Stuart te Pieter-Maritsburg, gevolmagtigd wordt, onder
daarbij bepaalde voorwaarden, tot den verkoop buiten
's lands van een gedeelte der Gouvernementsgronden van
den Staat.
rrHeeft besloten, gelijk zij besluit bij deze:
rr Art. 1. De koopprijs van den grond, bedoeld in art. 1
van gemeld besluit, zal niet minder, maar wel meerder
mogen zijn, dan zes duizend Rijksdaalders, staande gelijk
met vier honderd vijftig ponden sterling Engelsche munt,
per plaats van drie duizend morgen, oude HoUandsche maat.
rrArt. 2. Het bedrag van de belooning van denzelven
Heer Jacobus Stuart, mede bedQeld in gezegd art. 1, zal
zijn. enz.
MArt. 3. In geval de Heer Stuart niet slaagt in zijne
onderneming met den verkoop van de hier bedoelde gron-
den, zal de Heer Stuart geene de minste vordering tegen
de Republiek hebben, noch voor reiskosten, noch voor zijne
moeite, noch voor iets anders.
Digitized by
Google
438 VBRSLAa TAN H£T
rrEen afschrift van dit besluit zal worden ter hand gesteld
aan den Heer Jacobus Staart, ten einde hem te dienen,
waar het zal vereischt worden en hig het raadzaam oor-
deelen zal.
' rrAldus gedaan, goedgekeurd en onderteekend in de zit-
ting te Magaliesberg den 2^«*«» Maart 1853.
(get) C. Potgieter, Voorzitter j — W. H. Jacobs, Lid
en fungerend Secretarisy — J, J. P. Prinsloo, —
G. C. Schoeman, — H. C. W. Vermaa8,Hzoon, —
J. N. Grobler, — F. J. B. Jansen van Renfi-
burg, — J. P. de Marre, — W. A. Duplesies^ —
H. H. PretoriuS; ^ — J. J. Schepers, — J. van
Bosch, — A. W. J. Pretorius, Komm, Genl.y —
W. F. Joubert, Komm, Oenl., — A, A. Smit,
Landdrost, — P. F. Streydom."
De Republiek en Nederland heeft dus voornamelijk aan
die tegenpartij dit werk te danken.
Ten gevolge van de onderhandelingen te Amsterdam,
Rotterdam en Groningen, is de Republiek bekend gewor-
den met de eischen van de voornaamste ingezetenen aldaar.
Ten gevolge van de uitgegevene Certificaten, heeft zi|
een aantal, in hare welvaart belangstellende Nederlanders
gewonnen; krijgt zij eenige zeergeschikte, welgezinde, fat-
soenlijke en kundige Protestantsche Nederlanders in haar
midden, en van deze eenige kooppenningen van haren grond,
die onverkoopbaar was en geene koopwaarde bezat; en is
zij in de gelegenheid gesteld geworden, om, door hulp
aan deze Nederlanders te bewijzen en hun het verbluf in
de Republiek aangenaam te maken, anderen over te halen
hen te volgen, om dddr door oppassendheid, kennis en eenig
geldelijk vermogen, een gelukkig leven te vinden en groote
voordeden te behalen.
En ten gevolge van de uitgifte dier Certificaten, heb ik
eene billijke belooning mijner onderneming, die mij zelfs
in staat stelt, om in de reiskosten te gemoet te komen
van enkele personen, die uit hoofde van hunne bijzon-
dere kunde, juist degenen zgn, voor het oogenblik diiir
onmisbaar, en in wier oordeel de Republiek een steun en
Digitized by
Google
VEERIGTE IN NEDERLAND. 439
hulp sal vinden, waarvoor z^ mij zeker dankbaar zal zgn.
Is duB m^n streven kier voor de Republiek niet voor-
spoedig geweest; ongezegend was het niet, en welligt zal
dat streven nog rijke vruchten dragen.
Do Volksraad zal nu vernemen, dat degenen die de Cer-
tifieaten genomen hebben, geene voordeeliger voorwaarden
ten behoe.ve van de koopers van den grond verlangd hebben,
en dat niemand bedenkingen tegen den door mij gestelden
prgs van ƒ5. — het bunder gemaakt of eenenlageren prijs
aangeboden heeft, zoodat de Volksraad als nu meer vrij is,
om zoowel de voorwaarden als den pr^s, waarop de gouveme-
mentsgronden in de Bepnbliek gelegen, in Nederland te ver-
koopen zijn, later meer in het voordeel van de Republiek te
stellen, dan bij deszelfs besluiten van 23 Maart 1853 gedaan is.
Het zal de oplettenheid mijner lezers niet ontgaan z^n,
dat de Comaté, z^nde juist de uitgestrektheid gronds,
welke de Republiek te koop aanbood, het minst naauw-
kenrig op de bijgevoegde kaart is aangewezen. De redenen
daarvoor zijn deze : de Ëngelsche schets van de Republiek
was gemaakt, naar de opgaven van reizigers, zie bl. 7.
Die reizigers hadden alleen het door de Hollandsche Afri-
kanen bewoonde gedeelte, en dus niet de Comaté bezocht.
Dien ten gevolge hadden zij de Comaté ook niet in hunne
schets opgenomen. Ik had de Comaté ook niet. bereisd.
Al het geen ik er van gezegd heb, is geput uit berigten
van anderen, die daar geweest waren, en die in geen het
minste verband tot de gegevene volmagt der Republiek
stonden en wier namen door mij opgegeven zijn.
Ik heb in de kaart enkel de ligging der Comaté zoo
naauwkeurig mogelijk willen aanwijzen en mij zelfs onthouden
Tan aanduiding der menigte daarin aanwezige rivieren. Na
den verkoop van een gedeelte dier landstreek zal nu eene
juistere aanwijzing en beschrijving ook wel volgen.
Tevens zal men opgemerkt hebben, dat op de bijge-
gevoegde kaart de kleur van de grenzen der Republiek
ook is gebezigd voor een gedeelte van de gronden, gele-
gen aan de kust, benoorden en bezuiden het district van
Natal. EHe gedeelten zijn ook het eigendom van de Hol-
Digitized by
Google
440 VERSLAQ VAN HKT
landsche Afrikanen. Het noorderdeel krachtens de pro-
clamatie, zie bl. 142y het zuiderdeel door aankoop, zie bl.
92. De Engelsche regering heeft geen dezer gedeelten in
bezit genomen.
Na nog een afzonderlijk woord aan de houders der
bovenbedoelde Certificaten en aan hen die zich daarvan
nog zouden willen aanschaffen. Aan U ben . ik dank
schuldig voor de betoonde genegenheid jegens de Holland-
sche Afrikaansche Republiek en voor het vertrouwen in my,
als haren gemagtigde gesteld. Zij zal Uwe deelneming in
hare welvaart hoog waarderen en zeker alles aanwenden
wat onder haar bereik ligt, om U de beste vruchten
dier deelneming te doen genieten, en ik geef U gaarne
de verzekering, dat niets zal verzuimd worden, voor zoo
verre ik het mgne daartoe zal kunnen bedragen, om U
te doen ondervinden, dat Uwe aankoop dier Certificaten,
onverschillig met welk oogmerk zi) heeft plaats gehad, altgd
eene zeer voordeelige geldbelegging geweest is of zal zijn,
en aan hare bedoeling zal beantwoorden.
En alvorens nu dit laatste hoofdstuk te eindigen, zal
ik nog ter informatie van hen, die er over mogten denken
om zich in de Republiek te gaan vestigen, er dit bgvoe-
gen, dat thans de voordeeligste nijverheid dkkr zal wezen :
1^ Houtzagerij. Men kent daar nog geen zaagmolens.
Er is een zóó groot verval van water, dat de zwaarste
watermolens toegepast kunnen worden. Aan planken en
ander werkhout is de grootste behoefte en in de Comaté
kan men nu de rijkste bosschen, waarin boomen van 9 voet
diameter en 40 k 50 voet lang, tegen ƒ5. — per bunder in
eigendom krijgen. Flanken van 20 voet lang 1 duim dik en
12 duim breed^ zullen dddr op de plaats^ welligt gedurende
de eerste ;ar^, kfZ. — per stuk gezocht zijn. Zie bl. 225.
2^ Kruidmakerij. Het grove kruid, zal in de Republiek,
waar de grondstoffen voor handeli zgn, tegen 90 cent per
pond bij eene hoeveelheid van 3 k 400,000 ponden, ver-
koopbaar zijn. Zie bL 218.
3<*. Graanbouw. Drie vierde deel van do behoefte aan
meel, wordt thans nog van buiten 's lands ingevoerd; dien ten
Digitized by
Google
V£RRIOT£ IN MEDERLAMD. 441
gevolge is de prijs van het graan hoog, terwijl de grond en
het klimaat uitnemend voor de tarwe geschikt is. Zie hl. 219.
40. Suikerteelt. Eenige Ëngelschen hehben, uit hoofde van
de hoog gunstige uitkomsten hunner proefoemingeu; in Ja-
nuarij 1853, eene maatschappij van Suikercultuur en fabri-
kaat, in de omstreken van d'Urban opgerigt. Die Maat-
schapp^ bevond zich in Mei 1853 in eenen treurigen toe-
stand, bij gebrek aan werkvolk. Zie hl. 227 en vergelgk
hiermede bl. 414. Evenwel hare kennis kan den Neder-
landschen Emigrant nu zeer te pas komen en daarom volgt
hier eene opgaaf afkomstig van die maatschapp^.
Vergelijkende aanwijzing der uitgaven, welke voor de
suikerteelt in Natal en in Mauritius gevorderd worden:
TKS8OH11.
MAUBITIUB. VAT AL. '* **''
VAH KATAL.
Und 100acretp.m.(4&Band.>4/ 42.00/4800.00 1/ 6.00 / 600.00 / 3600.00
Mcrt 10 Vrachten » » 72.00 „ 720.00 » |
Beertcmnert 10 Vrachten kf —.60 u 6.00 » |
Trekvee 10 MuüezelB. . . . ii / 860.00 / 8600.00 <r » 180.00 «1800.00 » 1800.00
idem 10 Oisen „ „ 144.00 ,, 1440.00 a » 86.00 i, 860.00 « 1080.00
Twee ooaendr^ven pr. Maand.» » 12.00 » 24.00 u 15.00 u 9.00
10 coolies met onderbond « 120.00 " f 60 00
10 Kaffers met idem kf 6.00 » 60.00 „ f
10 Blanken è / 48.00 / 480.00 » „ 48.00 u 480.00 »
100 pond ooaenvleeKh.. . . » » —.80 « 80.00 » » —.071/»» 7.50 » 22.50
100 « brood » » — JJO « 80.00 , i —.80 » 80.00
100 » boter « v —.75 » 75.00 » « —.80 » 80.00 » 45.00
100 « r^at voor de cooUea 5.00 „ a u ï .^^
100 tf mals voor de kaffers u 1.65 u j
Haver „ 7.50 » 6.00 » 1.50
100 pond boonen » 18.50 // 6.00 » 7i>0
Steenkolen » 24.00 i> 24.00
Totaal/ 10769.00 / 8426.15 / 7842.86
In de Republiek is de ^vSketteeU aan iederen Kaffer
bekend; doch niemand weet de ruwe suiker te maken. Zie
bl. 219 en bl. 251.
5<>. Wollen dekens. Jaarlijks worden miUioenen ponden
wol uitgevoerd; ieder, zelfs elke zwarte ingezetene, heeft
wollen dekens noodig^ en nergens worden ze in Zuid-Afrika
gefabriceerd. Zie bl. 219.
6^ Hennipteelt en Zeildoekmakerij. De Hennipplant
wordt overal gevonden, nergens voor garen, touw of doek
aangeteeld, veelmin is eene weverij bekend. En daar te-
gen kan gesteld worden, dat nergens zoo veel zeildoek
Digitized by
Google
442 VKRSLAQ VAN HBT
Terbraikt wordt als in Zuid-Afrika^ waar men twee of
drie maal den Ënropeschen pri[8 er voor moet besteden.
Zie hierbij bl. 220.
7^. Alle gewone ambachten, nagenoeg zonder nitzon-
dering. Daaronder vooral schrgn-, wagenmakers- en smids-
werk.
8^ Tabaksteelt en Sigarenfabrikaat. Tabak wordt in
de Republiek overal verbouwd, • maar de kennis van sor-
tering heeft men niet. Bovendien zouden sigaren een zeer
goed artikel voor Binnenlandschen Handel en overzeesdie
uitvoer zyn.
9^. Landbouw, Veehouderij, Boomkweekerij en al wat
verder tot het vak van LandhuiBhoudkunde behoort.
En eindelijk, dat ik in Nederland een onderzoek door
deskxmdigen in mineralogie en geologie heb doen instel-
len, omtrent de delfstoffen, die ik uit de Republiek heb
medegebragt. Zie bl. 264. Hun rapport is van den vol-
genden inhoud:
irDe hier weder nevensgaande exemplaren leveren het
rronwedersprekelijk bewijs van den buitengewonen rgkdom
ff van den bodem. Zij bewezen de aanwezigheid van steen-
rrkool, ijzer, koper, lood, [zilver en geven sporen van
ffkwik. Zy geven allen grond de mogelijkheid van eene
wvoordeelige exploitatie te wachten; hoewel zich hierom-
Mtrent natuurlijk alleen met eenige zekerheid een oordeel
ff zou laten vellen, bij naauwkeurige kennis van de wgze
rr waarop zich de mineralen, waarvan u de stalen me-
ffdebragt, voordoen en in het algemeen de lokale om-
ffstandigheden.
ftBi/zondere opmerking echter verdienen de deugdel^ke
rr steenkool, het ijzerglans, een der voortreffel^kste ijzer -
rr ertsen, waaruit het metaal zonder noemenswaardige moei
rfte wordt gewonnen; en het rgke zilvererts, waarvan het
rr onderzochte gedeelte, waaruit de twee kleine zilverkogel'
rytjes zijn gesmolten, 35 percent zilver bevatten. De exem-
rrplaren van rob^nen en topazen hebben minder te be-
M teeken en! het koperpiriet maakt de aanwezigheid vsn
rr goud waarschijnlgk.'*
Digitized by
Google
VEBBIOTB m NEDERLAND. 443
Ten slotte las ik met eenige zelfvoldoening het volgende
in het Handelsblad Tan maandag 31 Jnlg 2^ editie:
iiLonderty Vrydag 28 Julij (des Avonds.)
nln de zitting van het Huis der Gemeenten is Woensdag
van regeringswege eene som van 45,000 £ gevraagd tot af-
doening van geldel^ke vorderingen, voortgekomen nit de
beschikkingen, die gemaakt zijn omtrent het bestuur van het
Souvereiniteitsland in Zuid-Afrika. Deze aanvrage werd
door den Heer Peel, den onder-secretaris van het departe-
ment van koloniën, toegelicht Een deel dier som, zeide hi),
moest dienen tot goedmaking der uitgaven, welke de com-
missaris van het Britsche gouvernement, de Heer Clerk, ge-
daan had, ten ^inde uitvoering te kunnen geven aan het plan
om het Souvereiniteits-land van Engelands koloniaal gebied
af te scheiden, Een ander gedeelte was noodig tot scha-
devergoeding voor de Nederlandsche landbouwers, die zich
aan de zijde van het Britsche gouvernement geschaard had-
den in den twist ,met de inlanders. Verder was er geld
noodig, om de Boeren schadeloos te stellen, wier eigendom
in bezit was genomen, terwijl zij in 1848 onder aanvoering
van Pretorius tegen het Britsche gouvernement de wapens
voerden. Het scheen den Heer Clerk beter, met de benoor-
den de Vaal-rivier gevestigde "Hollandsche Boeren eene
schikking te maken, door hun eene vergoeding aan te bieden
voor het verlies hunner have, welke, terwijl zij tegen Enge-
land vochten, door andere stammen was in bezit genomen,
dan toe te laten dat de Boeren terugkeerden en met de te-
genwoordige bezitters dier have eenen str^d begonnen. AUee
te zamen genomen — zoo besloot de Heer Peel — is het eene
belangrijke bezuiniging, vrede in de kolonie te hebben ten
koste van 45,000 £. De gevraagde som is na eene korte
discussie zonder hoofdelijke stemming bewilligd.''
Dit berigt toch kwam zoo buitengewoon wel overeen
met hetgeen ik aan het einde m^ner redevoering op den
3^«° October 1853, zie blz. 299 voorzegd had en met het-
geen ik in dit werk den lezer deed opmerken, namelijk
Digitized by
Google
444 VBRSLAO VAN HET
dat Engeland en Zuid- Afrika behoefte heeft aan de vredes-
gezindheid en vriendschap met en van de Holiandsche Afri-
kanen en in het bijzonder met en van die welke benoorden
de Vaalrivier wonen.
Ziedaar, lezers! m^ne taak afgewerkt. Ik heb dikw^ls
Uw geduld op den proef gesteld, uwe aandacht bezig
gehouden ook over zaken, die U zeker onverschillig waren
en daarbij uwe oplettendheid gevestigd op personen, zoo
wel mijn eigen als anderen, die U welligt geen het minste
belang inboezemen. Doch om U alles te leveren, wat ik
U beloofd had, moest ik wel alles bijbrengen, wat daarop
betrekking had. Ik heb evenwel zorgvuldig getracht om
niet meer aan te halen, dan daartoe noodig was, zelfs met
opoffering van krachtige wapenen tegen mijne tegenpartij.
Gij zult opgemerkt hebben, dat ik mij van alle eigen
oordeel over zaken en personen heb onthouden. Ik deed
dit, omdat déAr waar daden spreken, geene woorden noo-
dig z^n en om aan mijne lezers, zoo veel mogel^k, een
vrij en onvooringenomen oordeel over te laten. Alleen
ten aanzien van het verslag dat in het Maandschrift rrde
tijdspiegeF' van een onderhoud met een Boschjesman ge-
geven was, ben ik daarvto afgeweken. Daar kon ik m^n
Nederlandsch gevoel niet verzwijgen, over de bespotting en
beleediging den Holiandsche Afrikanen aangedaan, die zich
hier niet konden verdedigen.
Nu kan door dit werk de Nederlander bekend worden
met zijnen Stamgenoot in Afrika, nu de Afrikaner met
den zijnen in Nederland. Beiden zullen zij zien, dat de
wederzijdsche genegenheid behouden is gebleven en dat
alléén een zamenloop van bijzondere omstandigheden de oor-
zaak geweest is, waarom tot nog toe aan die genegenheid
geen genoegzaam gevolg in gegeven. Zoekt nu van weers-
kanten de bewijzen daarvoor op, die wezenlek in het ver-
haalde liggen. Tracht alléén die blijken van welwillendheid
in het geheugen te houden. Komt de ééne zijde dan wat
gunstiger voor den dag dan de andere, laat het geenc
Digitized by
Google
VERRI6TE IN NEDERLAND. 445
nieuwe of verdere verw^dering tusschen elkander geven;
tigedskne zaken nemen geen keer" en is er geen twijfel
of de vernieuwde en nadere kennismaking zal de aanlei-
ding zijn, dat de andere zijde zich ook voordeeliger zal
-voordoen enmogt ik daartoe iets hebben bijgedragen, dan
zal ik Gode dankbaar wezen.
Laat ik dan nu afscheid van u mogen nemen, met de
bede, dat het ons aller vurige wensch zij, dat de ver-
eeniging der Nederlandsche en Afrikaansche Hollanders,
in het land door Hollanders in Zuid-Afrika verkregen en
door hen voor Hollanders opengesteld, zoo spoedig mo-
gelijk plaats gr^pe, ten einde dkkr eenen nieuwen geheel
onzijdigen Staat te helpen opbouwen en ontwikkelen, waarop
onze voorvaderen met welgevallen zouden nederzien. £n
stemt gij met die bede in? 01 dat dan ons Hollandsch
hart weder ontgloeije, bij de herinnering aan hetgeen wat
vroeger de Hollandsche natie was en bij het welgevestigd
vooruitzigt wat zij dkkr in Zuid-Afrika andermaal wor-
den kan.
Nederlanders! brengt een klein deel van uwen overvloed,
van uwe kennis en uw geld naar uwe Afrikaansche stam-
genooten. Hollandsche Afrikanen! toont den Nederlander
uwe erkende onafhankelijkheid, rijkdom en welvaart en
geen volk zal gezegender zijn, dan de Hollanders in Zuid-
Afrika.
Amsterdam, 8 Augustus 1854.
Digitized by
Google
ERRATA.
Door den bvitengewonen spoed waarmede dit werk U aitgege-
ren, syn eeooige fouten gebloTeo, die Terbeierd hadden moeten
worden. — De zmstorende aijn:
tadi
i. 43,
regel
21.
■taat sesdniiend
lees: zeshonderd
ff
108,
tt
26,
ft
te zetten
ff by te zetten
tr
114,
149,
tt
tt
20,
28,
tt
tl
6 pet.
te doen te dienen
ff 5 pet.
tf te doen dienen
tf
191,
tt
16,
tt
1837
ff 1847.
it
tf
tt
210,
280,
256,
tt
ft
tt
18,
7,
19,
tt
n
tt
bonjer
Krager
16
ff banjer
ff Krieger
tr 19
n
257,
ft
1,
19
▼an.
ff Tan die
tt
tt
258,
259,
tt
f»
8,
86,
tf
tt
aangegeven
moeten
ff aangegaan
ff moesten
tl
260,
tt
7,
tt
23
ff 22
tt
268,
tt
28,
tr
struik
ff stink
tf
268,
268,
tt
88,
7,
u
tl
Lgdenbu
eene
ft Lödenburg «
ff ééne
tt
282,
tl
8,
tt
zou
tt zouden
tt
283,
tt
24,
tt
borenbedoelde belang
der ff belang der bo-
TanbAdoelde
tt
tt
287,
298,
tt
tt
27,
16,
tl
tt
eenige
T Tf aaanff*Tfnf ■ T^
ff eene
tf ran
ft
tt
294,
840,
409,
tt
tt
ft
26,
8,
84,
rr
tf
ff
verklaring
geteld
Afrikaansche Nederl
ft YryTerklaring
ff gesteld
ff Afrikaansdie
èn Nederlandscbe
Digitized by
Google
Il :
WTA'Beyerüzt^ a^e/
litizedby Google
Digitized
a /
Digitized by LjOOQIC
c
è .
I •
t •••
t
¥
. > -
Digitized by
Google
Digitized by
Google
f
Digitized by
Google
THB NEW YORK PUBLIC LÏBRARY
REFERENCE DEPARTMENT
t«kcii from the Bwildmt
to hm
« 't w 7 ^ - 1 :7^^
Digitized by
Google