Skip to main content

Full text of "De Hollandsche Afrikanen en hunne republiek in Zuid-Afrika"

See other formats


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  preserved  for  generations  on  library  shelves  bef  ore  it  was  carefully  scanned  by  Google  as  part  of  a  project 
to  make  the  world's  books  discoverable  online. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  expire  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 
to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 
are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that 's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  marginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 
publisher  to  a  library  and  finally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  technical  restrictions  on  automated  querying. 

We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfrom  automated  querying  Do  not  send  automated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  large  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attribution  The  Google  "watermark"  you  see  on  each  file  is  essential  for  informing  people  about  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countries.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can't  offer  guidance  on  whether  any  specific  use  of 
any  specific  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
any  where  in  the  world.  Copyright  infringement  liability  can  be  quite  severe. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  Information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.  Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  text  of  this  book  on  the  web 


at|http  :  //books  .  google  .  com/ 


MYPL  nES£ARCH  UBRARlES 


3433  08232788  7 


r 


Digitized  by 


Google 


Digitized  by  VjOX3Q1C 


Digitized  by 


Google 


Digitized  by 


Google 


Digitized  by 


Google 


:     .       Èl  HOLLANDSCIIE  AFRIKANEN 


I    •HUNTI'E  REPUBLIEK   IN    ZU  I  D  -  A  F  R  IK  A. 


I 

t 


•  ^ 


■  I 


■<:.: 


..« 


Digm^edby  Google 


•  > 


>v-- 


•i_t 


r/* 


".♦• 
.«•. 


'••< 


»    w 


.'l. 


■■:'< 

'f 


^r  V 


*••> 


•     f- 


•v:  ?>^ 


Digitized  by 


Googlf/." 


i 


DE 


^NDSCHE  AFRIKANEN 


i' 


t'^l^ït'  BEPÜBLIEK  IN  ZÜID-AFRÏKA, 


•.. 


'AOOB 


J..OTUABT. 


iM 


»*^  'Met  eene  nienire  Kaart  riin  Zuid-AfHka. 


AMSTERDAM, 

G.  W.  TIËLKEMEfJËR. 
1864. 


i^ty 


} 


■■■V. 


•.'/■ 


DiQiti7oHf,\/VTr< 


TO  KÉV/  yÖRK^" 
PUBLIC  LTCRARY 

1 65368A 

ASTOR,  LENOX  AND 
TILDEN   FOUNDATIONS 
1924  X, 


:/:• :. 


.•■•■.'••;:VA«;'^-«'l! 


'> 

»;.« 


■■^•t  T  .         J*  •'•    •« 


:^\>I 


»*»>. 


e^ï 


•^•' 


• -• 

■fè:' 

>  ' 

K- 

V'^ 

M 

:.\' 

:>T:' 

i<«. 


i^- 


i 


.*■ 


pigitized  by  ^ 


De  merkwaardige  geschiedenis  van  de  laatste  40  jaren 
der  Nederlandschc  en  Fransche  afstammelingen,  die  hun- 
nen geboortegrond  Y.erlieten,  de  woestijnen  van  Zuid-Afri- 
ka  doortrokken  en  eene  nu  erkende  republiek  vormden, 
\Sy  hoewel  in  dagbladen  medegedeeld,  in  tydschriften  opge- 
nomen en  in  brochures  gedeeltelijk  behandeld^  nog  weinig 
bekend  geworden.  De  oorspronkel^ke  berigten  uit  Zuid- 
xVfrika  waren  part^'dig.  De  Engelsche  tegen  de  Kaapsche 
Landverhuizers  en  voor  de  zwarte  of  gekleurde  inboorlin- 
gen; de  Hollandsche  tegen  de  daden  van  het  Engelsche 
Gouvernement  en  de  Zendelingen.  Daardoor  werden  alle 
beschrijvingen,  op  die  berigten  gegrond,  onjuist.  Het  ge- 
volg daarvan  was,  dat  weinig  geregelde  verhalen  in  het 
licht  verschenen,  de  uitgegevene  niet  veel  gelezen  werden 
en  die  geschiedenis  op  geringe  uitzondering  na,  nog  on- 
bekend is  gebleven. 

Tot  die  onkunde  heeft  ook  bijgedragen,  het  gemis  van 
eeoe  juiste  kaart,  waarop  de  districten  aangewezen  worden, 
w4dr  de  Landverhuizers  in  de  Kaap-Koloniën  woonden; 
wadr  zij  doortrokken ;  w&dr  zij  zich  nederzetteden  en  wddr 
zij  zicli  gevestigd   hadden. 

Geen  wonder  is  het  derhalve^  dat  velen,  die  ontdekten 
dat  ik  van  de  geloofwaardigste  berigten  omtrent  de  Hol- 
landsche Afrikanen  en  hunne  republiek,  en  niet  minder 
aangaande  hunne  geschiedenis  van  den  laatsten  t^d  voor- 
zien was  en  opgaven  bezat,  waaruit  eene  —  zoo  even  be- 
doelde —  juiste  kaart,  kon  zamon gesteld  worden,  mij  aan- 


')  ninjtized  by  VjOOQIC 


'      -•  'AA      sWi      ''/-T? 


6  DE    LAMDVEKHUIZtNG 

zochten,  om  een  en  ander  publiek  te  maken.  Ik  heb  even- 
wel lang  getwijfeld  wat  te  moeten  doen.  Ik  ben  geen 
schrijver  voor  het  publiek;  al  de  daartoe  vereischte  ken- 
nis ontbreekt  m^.  Mijne  berigten,  of  liever  die^  welke  ik 
verzameld  heb,  z^n  gedeeltelijk  in  str^d  met  andere  van  zeer 
bekwame  Nederlandsche  Bchr^vers  en  berigtgevers  te  dezer 
zake.  Ten  gevolge  van  de  dest^ds  in  Nederland  ontvangene 
en  verspreide  rapporten,  zijn  ongelukkige  ondernemingen  be- 
proefd ;  en,  al  w^s  ik  de  oorzaken  der  mislukking  niet  regt- 
streeks  aan,  door  m^ne  berigten  zullen  die  oorzaken  toch 
aan  den  dag  komen.  Het  alhier  gedrukte  wordt  overgezon- 
den naar  Zuid-A&ika^  en  zal  ook  dddr  door  de  onderschei- 
dene partyen  gelezen  worden.  M^n  zending  is,  in  Nederland 
de  belangen  der  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek  te  be- 
vorderen en  haar  zooveel  mogel^k  vrienden  in  Nederland 
te  bezorgen,  en  niet  om  Nederlanders  te  kwetsen.  Ik  moet 
AA&c  verantwoorden,  wat  ik  hier  voor  haar  gedaan  heb,  ter- 
w^l  m^ne  daden  gevolgen  zijn  van  de  ontmoetingen,  die 
ik  hier  gehad  heb.  Kortom,  *er  was  veel  tegen. 

£n  toch,  nu  doe  ik  het.  Onlangs  vond  ik  één  m^- 
ner  stukken  —  de  voorlezingen  van  den  Heer  Cloete,  in 
1852  te  Pieter  Maritzburg  gehouden  —  in  het  t^dschrift 
rr Europa"  uitmuntend  vertaald  1).  Dat  stuk  is  voor  de  ge- 
schiedenis der  Hollandsche  Afrikanen  en  hunne  republiek 
van  het  grootste  gewigt.  Nu  mogt  het  vervolg  daarop 
niet  achterwege  bleven.  Het  werd  pligt,  den  Nederlander 
in  te  lichten  omtrent  de  ingezetenen  van  de  republiek 
en  den  HoUandschen  Afrikaan  aangaande  z^nen  Neder- 
landschen  Stamgenoot.  En,  den  regel  steeds  toejuichende: 
rrdoe  Uw  pligt,  laat  komen  wat  kan"  zoo  werd  ik  bemoe- 
digd en  kom  dan  nu  te  voorschijn,  met  al  het  verzamelde 
wat  betrekking  heeft  tot  de  Hollandsche  Afrikanen  en 
hunne  republiek. 

Den  lezer  worden  mitsdien  bij  deze  aangeboden,  eenige 
naauwkcurige  berigten  daaromtrent,  en  wel: 


1)  De  uitgever  van  dat  tydschrift  heeft  de  goedheid  gehad,  om 
voor  dit  werk  het  gebruik  maken  van  die  vertaling  te  vergunnen. 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLAKDSOHE    BOEBEN,    ENZ.  7 

1.  Over  hunne  landverhuizing  en  vestiging  in  Natal. 

2.  Over  hun  verlies  van  Natal  en  hunne  nederzetting  be- 
zuiden en  benoorden  de  Vaalrivier. 

3.  Over  hun  verblijf  ten  Noorden  van  de  Vaalrivier. 
Voorts   eene   mededeeling   van    datgeen,   waartoe  hunne 

toestand  in  1853  aanleiding  heeft  gegeven ;  in  het  bijzonder 
mot  betrekking  tot  het  besluit  van  den  Volksraad  van  23 
Maart  1853,  houdende  magtiging  tot  verkoop  van  gouver- 
nementsgrond  aan  Nederlanders;  en 

Eindelijk  een  kort  verslag  van  hetgeen  ik  in  Nederland, 
ait  krachte  dier  volmagt,  verrigt  heb  en  wat  daarbij  in 
aanmeiking  moet  komen. 

Zal  het  nog  noodig  zijn^  z^ne  toegevendheid  en  ver- 
schoonende  beoordeeling  in  te  roepen?  Neen.  Voor  miyn 
geschrijf,  taal  en  st^l  zeker  niet.  En  voor  de  zaken  die 
ik  hem  voorleg,  verlang  ik  geen  van  beide.  Die  moeten 
en  zullen  waar  zijn. 

Alleen  zal  ik,  ten  aanzien  van  de  kaart  nog  dit  in  het 
midden  brengen.  In  het  werk  van  J.  J.  Freeman,  Secretaris 
van  het  Londensche  Zendeling-genootschap,  getiteld:  rra 
tour  in  South  Africa,"  uitgegeven  te  Londen  in  1851  bij 
John  Snow  35,  Paternoster  row,  is  eene  schets  opgenomen 
van  de  Souvereiniteit  over  de  Oranje-rivier  en  daarbij  ge- 
plaatst eene  verkleinde  kaart   van  Zuid-Afrika. 

Deze  schets  en  kaart,  op  een  vel  gedrukt,  zijn  b^  J. 
Arrowsmith  in  1853  van  Gouvernementswege  verkrijgbaar 
gesteld  voor  de  leden  van  de  beide  Huizen  van  het  Par- 
lement. De  kaart,  hoe  klein  ook,  is  waarschijnlijk  de  vol- 
ledigste en  laatste,  die  er  van  Zuid-Afrika  bestaat.  Zij 
geeft  een  duidelijk  overzigt  van  de  Eaap-Koloniën,  de 
Oranjerivier-Souvereiniteit,  Natal  en  Kafraria.  Van  de  repu- 
bliek is  nog  geen  kaart  of  schets  in  druk.  Het  Engelsche 
Gouvernement  heeft  in  1850  en  1851  daarvan  eene  schets 
doen  vervaardigen,  nagenoeg  op  gel^ke  grootte  als  de  voor- 
melde schets  van  de  Souvereiniteit.  Het  grondgebied  is 
daarvoor  niet  opgemeten.  Zoo  min  breedte  als  lengte  zijn 
opgenomen.  De  afstanden  en  rigtingen  zijn  bepaald  naar 
de  opgaven   van   reizigers.    De   oppervlakte  van   de  repu- 


Digitized  by 


Google 


8  DE    LANDVERHUIZING. 

bliek  wordt  d.aarbij  begroot  op  46700  vierkante  mijlen. 
Van  deze  schets  beb  ik  een  volkomen  afschrift  gekregen. 
Voorzien  van  dat  afschrift^  zelve  de  republiek  gedurende 
tien  maanden  in  1852  en  1853  bereisd  en  aanhoudend 
zoo  veel  mogelijk  alles  onderzocht  hebbende,  ben  ik  eenig- 
zins  in  staat,  de  juistheid  van  die  schets  te  bcoordcelen; 
en  aan  te  wijzen  waar  ik  eenig  verschil  met  de  wezenlijk- 
heid gevonden  heb.  Van  die  kennis  heb  ik  biy  de  ver- 
vaardiging van  bijgaande  kaart  gebruik  gemaakt.  Dat  ver- 
schil IS  evenwel  zóó  gering,  dat  het  op  deze  kleine  kaart 
nagenoeg  onzigtbaar  is.  Alzoo  is  de  thans  aangebodene, 
eene  zamenstelling  van  de  schets  en  kaart  van  1851  ver- 
krijgbaar bij  Arrowsmith  te  Londen,  van  de  onuitgegevene 
schets  der  republiek  en  van  het  onderzoek  door  mij  in  de 
republiek  met  die  schets  in  de  hand,  gedaan. 

En  alvorens  nu  tot  mijne  taak  over  te  gaan,  moet  ik 
de  vr^heid  nemen,  den  lezer  dringend  aan  te  bevelen  om 
deze  kaart  naauwkeurig  in  te  zien  en  na  te  gaan,  opdat 
hij  daardoor  de  hier  volgende  mededcelingen  en  verhalen 
gemakkelijk  zal  verstaan^  en  ^ze  beter  zal  kunnen  beoor- 
deelen,  dan  anders  het  geval  zou  zijn. 


Digitized  by 


Google 


I. 


Drie  Voorlezingen  over  de  Landverhuizing  der  SoUandsche 
Boeren  van  de  Kaap- Kolonie  en  hunne  vestiging  in  het 
District  van  Nataly  gedaan  te  Pieter-Maritzburg  in  ,fthe 
Natal  Society  "  door  den  Edel  Achtbaren  Heer  Mr,  Henry 
Cloete^  Opper-Regter  van  het  District,  en  in  1852  te  Pieter- 
Maritzburg  in    het  licht  gegeven  bij  J.  ArchbeU  en  Zoon. 


Er  ligt  in  de  vrijwillige  landverhuizing  der  Hollandsche 
boeren  uit  de  Kaap-kolonie,  en  linnne  togten  door  de  wilder- 
nissen van  zuidoostelijk  Afrika,  die  ten  slotte  tot  hunne  in- 
bezitneming van  het  district  van  Natal  hebben  geleid^  zoo- 
veel ongemeens^  en  zij  schijnen  zulk  een  belangr^ken  in- 
vloed op  het  onderzoeë  en '  de  nadere  kennis  van  dit  uitge- 
strekte vaste  land  te  zullen  uitoefenen,  dat  het  mij  niet  oh- 
belangr^k  is  voorgekomen,  de  voornaamste  oorzaken,  die  tot 
deze  landverhuizing  hebbeki  medegewerkt,  op  te  teekenen  en 
in  het  geheugen  te  verlevendigen;  te  meer  nog^  daar  de 
partijgeest^  die  het  t^dperk  van  zoodanige  staatkundige  be- 
wegingen altoos  beheerscht,  de  meest  gewrongene,  eenzij- 
dige en  valsche  beschouwingen  oplevert  van  de  beweegre- 
denen en  daadzakeil,  welke  de  voornaamste  dor  handelende 
personen  daartoe  hebben  genoopt;  en  het  is  eerst  na  een 
aanmerkelijk  tijdsverloop,  wanneer  de  tijd  de  driften  eenig- 
zins  heeft  doen  bedaren,  en  de  kalme  rede  haar  gebied  her- 
nomen   heeft,    dat   het   mogelijk   wordt   een   onpartijdig   en 


Digitized  by 


Google 


10  DE    LANDVERHUIZING 

geheel  bedaard  inzigt  van  zoodanige  gebeurtenissen  te  ver- 
krijgen en  mede  te  deelen. 

Ik  moet  hier  b^voegen,  dat  ik  mij  van  de  behandeling  van 
dit  onderwerp  geheel  zou  onthouden^  wanneer  het  te  vree- 
zen stond  dat  zulk  een  onderzoek  aanleiding  zou  geven  tot 
staatkundige  discussiën;  maar  dewijl  de  voornaamste  der 
handelende  personen^  wier  namen  in  deze  gebeurtenissen 
gemengd  zyn,  reeds  voorlang  zijn  heengegaan  naar 

tl — Gindflche  kust,  van  waar  geen  pelgrim  ooit 
Is  weergekeerd," 

en  daar  de  belangrijke  geschillen,  die  de  bedoelde  landver- 
huizing voornamelijk  ten  gevolge  hadden,  ook  voor  altoos 
hebben  opgehouden,  zoo  vertrouw  ik  dat  ik  het  thans  wagen 
mag,  ze  als  bloot  geschiedkundige  daadzaken  te  behandelen; 
terw^l  ik  mij  gelukkig  zal  achten,  wanneer  een  terugblik  op 
die  gebeurtenissen  zal  mogen  strekken  om  den  lezer  nopens 
de  grootste  van  alle  menschelijke  wetenschappen,  het  bestuur 
van  een  volk  tot  sijn  wezenlijk  heil,  in  te  lichten;  en  nog 
gelukkiger,  indien  m^ne  opmerkingen  daarover  een  vreed- 
zamer geest  van  goedwilligheid  tusschen  onze  oude  kolo- 
nisten en  onze  nieuwelings  gevestigde  volkplanters  mogen 
te  weeg  brengen;  indien  ik  de  laatsten  mag  bekend  maken 
met  de  wederwaardigheden  en  afwisselende  lotgevallen,  die 
de  eersten  te  dragen  hadden,  om  t6t  het  bezit  van  dit  ge- 
zegend land  te  geraken;  en  hen  alzoo  mag  opwekken  om 
ten  minste  zonder  nyd  of  j aioezij  op  de  voordeden  te  sta- 
ren, welke  de  eersten,  voor  zooveel  het  bezit  des  lands  be- 
treft, door  het  bloed  hunner  'ouders  en  verwanten  hebben 
verkregien. 

Niemand  zal  ontkennen,  dat  zoodanige  redenen^  die  niet 
slechts  enkele  individuen,  maar  geheele  geslachten,  aan  wier 
hoofd  namen  gelezen  worden  als  die  van  Betief,  Uys  en 
Maritz,  van  Potgieter,  Landman  en  Duplessis,  en  van  Ziets- 
man,  Boshoff  en  Otto,  tot  uitweken  dwingen,  altoos  be- 
schouwd moeten  worden  als  de  oorzaken  van  eene  zware 
nationale  ramp  voor  het  eene  of  andere  land ;  dat  het  ver- 


Digitized  by 


Google 


DER    H0LLAMD8CHE    BOEREN,    ENZ.  11 

trek  van  zulke  mannen,  die  hunne  geheele  familie  en  bezit- 
ting met  zich  nemen,  een  nadeeligen  en  verzwakkenden  in- 
vloed op  de  sterkte  der  oostelijke  provinciën  van  de  Kaap- 
kolonie in  den  strijd  met  de  Kaffers  heeft  moeten  uitoefenen ; 
en  dat,  al  is  het  ook  dat  na  verloop  van  jaren  sommige  van 
zulke  familiën  terug  keeren^  nogtans  in  dit  geval  de  woor- 
den des  beschr^venden  dichters  ten  volle  zullen  bewaarheid 
worden:  te  weten,  dat  — 

Wen  prins  of  heer  na  d*  eersten  bloei  bezw^kt, 
Een  ademtocht  hem  wéér  herstelt,  verrekt; 
Maar  als  de  boer,  *&  lands  kracht,  het  land  verlaat. 
Dan  is  't  gedaan,  dan  is  er  nergens  haat. 

Zelve  een  Kaap-kolonist  z^nde,  en  altoos  eene  innige 
belangstelling  voor  de  zaken  dier  kolonie  gekoesterd  en 
velen  der  vroegste  volkplanters  persoonlek  gekend  heb- 
bende, waaronder  ik  zelfs  van  mijne  oudste  en  beste  vrien- 
den telde,  en  daarenboven  ooggetuige  geweest  zijnde  van 
verscheidene  gebeurtenissen,  die  tot  deze  landverhuizing 
geleid  hebben:  zoo  zal  het  m^,  vertrouw  ik,  geoorloofd 
zgn,  eenige  van  die  bijzonderheden  te  behandelen,  die 
m^  zoo  welbekend  zijn,  zonder  mij  aan  het  verwet  bloot 
te  stellen  van  ze  thans  tot  een  onderwerp  van  staatkundi- 
gen twist  te  maken ;  terwijl  het  m^n  éénig  doel  is,  som« 
mige  dier  gebeurtenissen  in  het  geheugen  terug  te  roepen, 
die  destyds  de  openbare  belangstelling  in  zoo  hooge  mate 
gaande  maakten,  en  waarvoor,  naar  m^n  gevoelen,  de  t^d 
gekomen  is  om  ze  der  vergetelheid  te  ontrukken ;  te  meer, 
daar  ik  vertrouwen  durf,  dat  het  eenvoudig  verhaal  er  van 
thans  alleen  zal  strekken  om  tusschen  ons  allen  een  meer 
vriendschappelijken  geest  aan  te  kweeken,  door  het  te  weeg 
brengen  van  eene  meer  naauwkeurige  bekendheid  met  elkan- 
ders openbare  geschiedenis. 

De  eerste  oorzaak  van  de  overschrijding  der  grenzen  van 
de  Kaap-kolonie  door  hare  kolonisten,  en  van  hunne  intrede 
als  landontginners  in  de  wildernissen  van  het  vasteland  van 
Afrika,  is  ongetw^feld  af  te  leiden  van   de  in  den  mcnsch 


Digitized  by 


Google 


12  DE    LANDVERHUIZING. 

over  het  algemeen  gewortelde  zacht  tot  plaatsverandering; 
doch  meer  bijzonder  geldt  zulks  van  die  afstammelingen  van 
Saksischen  oorsprong,  voor  wie,  duizend  jaren  geleden,  do 
\vijde  ruimte  van  het  Europesche  vasteland  niet  genoegzaam 
was  om  hunne  neigingen  tot  zwerven  te  bevredigen. 

De  Hollandsche  Gouverneur  van  Plettenberg,  had,  in  1778, 
de  grenzen  der  Kaap>kolonie  bepaaldelijk  geregeld,  door  de 
groote  Vischrivier  ten  Oosten,  en  door  eene  denkbeeldige 
lijn,  loopende  door  de  thans  zoogenaamde  districten  van 
Somerset,  Graaf-Reinet,  Beaufort  en  Clanwilliam,  naar  een 
klein  riviertje,  de  Koussie  genaamd,  dat  ten  Noordwesten 
in  den  Zuidelijken  Atlantischen  Oceaan  vloeit.  Doch  omstreeks 
veertig  jaren  geleden  werd  deze  grensbepaling  door  de  kolo- 
nisten, die  aan  de  Oostergrenzen  met  den  oorlogzuchtigen  en 
onafhankelijken  stam  der  Amakozees  in  aanraking  kwamen, 
veel  beter  geëerbiedigd.  Deze  toch,  wel  verre  van  eenigen 
inbreuk  op  hun  grondgebied  toe  te  laten,  begonnen  een  ver- 
overingssysteem tegen  onze  kolonisten,  hetwelk  zich  over  het 
grootpte  gedeelte  der  districten  van  Graaf-Reinet  en  Uiten- 
hage  uitbreidde,  en  waaruit  zij  niet  volkomen  verdreven  wer- 
de  vóór  den  jare  1812;  doch  welk  veroveringssysteem  zij 
nooit  hebben  opgegeven,  maar  integendeel  nu  reeds  bijna 
zeventig  jaren  lang  hebben  volgehouden,  daar  elke  nieuwe 
oorlog  hen  slechts  tot  meer  gevaarlijke,  geoefende  en  listige 
vijanden  vormde.  Langs  deze  uitgestrekte  noordelijke  lijn  ge- 
raakten de  kolonisten  maar  zeer  weinig  in  verzoeking  om  deze 
grenspalen  van  de  dorre  woesten^en,  die  de  zuidelijke  oevers 
der  groote  Oranjerivier  bezoomen,  te  overschreden,  waar 
eenige  weinige  afgezonderde  Boschjesmannen,  als  de  ware 
verworpelingen  van  het  menschelijk  geslacht,  de  fabelachtige 
verhalen  van  de  Afrikaansche  holbewoners  schenen  te  beves- 
tigen, als  levende  in  holen  en  spelonken,  naauwelijks  in  staat 
om  zich  met  het  wild  gedierte  der  woestijn  en  uit  eenige 
aard  wortelen  een  armzalig  voedsel  te  verschaffen.  Deze  ver- 
eenigde  oorzaken  hielden  onze  Kaap-kolonisten  vele  jaren 
binnen  de  voorgeschrevene  grenzen ;  maar  in  het  begin  dezer 
eeuw  begonnen  kleine  gedeelten  van  een  gemengd  ras  van 
Europeschcn  en   Ilottentotschen   oorsprong,  met  de  Manta- 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHE    BOEREN^    ENZ.  13 

tees  vermengd,  langzamerhand  de  streken  aan  gene  zijde  der 
Oranje-rivier,  de  Noordoostelijke  grens  der  Kaap-kolonie,  in 
te  nemen,  terw^l  zich  uit  hen  het  ras  vormde,  dat  wij  de 
Griqnas  noemen,  en  jgaet  welken  de  kolonisten  een  gere- 
gelden omgang  begonnen  te  houden,  dewijl  zij  al  spoedig 
ondervonden  dat  in  jaargetijden  van  buitengewone  droogte  in 
de  kolonie,  waar  hunne  herders  en  kudden  door  gebrek  aan 
weide  omkwamen,  de  landen  ten  Noorden  der  Oranjerivier 
over  het  algemeen  veelvuldiger  en  regelmatiger  met  onweders 
begunstigd  werden,  en  dus  gedurende  de  zomermaanden  meer 
gras  opleverden  dan  de  kolonie  doen  kon.  Van  toen  af 
aan  begonnen  al  de  veehoudende  boeren  uit  die  nabuurschap 
nederzettingen  in  de  landstreek  tusschen  de  Oranje-  en  Vaal- 
rivieren  (de  Ki/e  en  Knu  Qariep)  te  vormen,  en  de  gedeel- 
ten, die  zij  nog  onbewoond  vonden,  in  bezit  te  nemen,  of 
werden  geregelde  huurders  van  de  eerste  inbezitnemers^  al- 
hoewel zij  steeds  voortgingen  met  hunne  eigene  woonplaats 
(domicilie)  als  binnen  de  kolonie  te  beschouwen,  werwaarts 
zij  terug  keerden,  wanneer  het  drooge  jaargetijde  voorbij  was, 
of  wanneer  zij  werden  opgeroepen  om  hunne  »f opgaaf*  of 
jaarl^ksche  belasting  te  betalen,  terwijl  zij  zich  geen  oogen- 
blik  als  vrijgesteld  beschouwden  van  de  pligten  en  verbindte- 
nissen,  die  hen  aan  de  oude  kolonie  bleven  hechten. 

Deze  zwerfzuchtige  gewoonte,  veroorzaakt  en  bevorderd 
door  de  wisselvalligheden,  en  door  de  van  tijd  tot  tijd  terug- 
keerende  jaargetijden  van  buitengewone  droogte^  werd  ook 
nog  onderhouden  door  de  wijze  van  bezit  en  door  de  uitge- 
strektheid der  landerijen,  die  hun  binnen  de  kolonie  waren 
toegewezen. 

De  leenhoeven  (achtervolgens  in  zuivere  pachthoeven  ver- 
anderd), waren  nooit  minder  dan  6000,  doch  in  de  bedoelde 
districten  doorgaans  van  15  tot  20,000  acres  groot,  de  onvrucht- 
baarheid van  den  grond  en  het  gebrek  aan  duurzame  bron- 
nen in  aanmerking  genomen;  doch  deze  omstandigheid  beves- 
tigde de  kolonisten  dan  ook  meer  en  meer  in  hunne  zuiver 
herderlijke  of  Nomadische  gewoonten,  die  hen  langzamerhand 
afkeerig  maakten  van  het  bebouwen  hunner  landerijen,  en, 
bggevolg,  die  liefde  en  gehechtheid  jegens  cene  bijzondere 


Digitized  by 


Google 


14  D£    LANDVERHiriZING 

plaatselijkheid,  die  het  natuurlijk  gevolg  van  den  landbouw 
en  van  de  verbetering  des  bodems  is,  bij  hen  deden  te  loor 
gaan.  Integendeel,  hunne  kudden  en  herders  maakten  weldra 
hunne  geheele  zorg  en  lust  uit.  Bloeiden  en  vermeerderden 
deze,  dan  waren  z^  tevreden  en  gelukkig;  doch  begonnen 
deze  te  l^den,  dan  waren  z^  even  zoo  gereed  als  de  oude  aarts- 
vaders om  hunne  tenten  elders  neder  te  zetten;  of  liever, 
om  hunne  wagens  t^  pakken,  en  ter  regter-  of  ter  linker- 
z^de  te  gaan^  om  landstreken  op  te  sporen,  die,  onlangs 
door  de  regens  gedrenkt,  overvloediger  gras  en  water  voor 
hun  vee  beloofden. 

Het  is  van  belang,  dit  steeds  onder  het  oog  te  houden^ 
als  uit  inwendige  oorzaken  de  verklaring  gevende  van  het 
gemak  en  den  spoed,  waarmede  deze  verhuizingen  plaats 
hadden,  en  van  de  zorgeloosheid,  waarmede  zelfs  nog  he- 
dendaags vele  onzer  kolonisten  gereed  zyn  om  voor  de 
schijnbaar  grilligste  redenen  van  het  eene  district  naar  het 
andere  te  zwerven,  of  hunne  kans  waar  te  nemen  om  in  de 
verder  afgelegene  wildernissen  van  Afrika  meerdere  of  betere 
weiden  te  zoeken ;  en  uit  deze  daadzaken  mogen  wij,  m^ns 
inziens,  gerustelijk  deze  sch^nbaar  tegenstr^dige  stelling  af- 
leiden :  dat  juist  het  bezit  van  groote  landstreken  door  enkele 
individuen,  de  liefde  voor  bgzondere  localiteiten  in  hen  ver- 
mindert; dat  het  een  zwervend  of  herdersleven  begunstigt  en 
aankweekt,  ten  eenenmale  strgdig  met  die  aanhoudende  be- 
bouwing van  den  grond,  die  alleen  tot  de  duurzame  verbe- 
tering van  een  land  kan  leiden ;  dat  het  in  stry  d  is  met  alle 
aanwending  van  kapitaal  of  arbeid,  waardoor  alleen  zelfs  de 
onvruchtbaarste  bodems  verbeterd  en  productief  gemaakt  kun- 
nen worden;  en  dat,  in  zoo  verre,  zulke  uitgestrekte  ver- 
gunningen altoos  zullen  blaken  met  de  beschaving  zoowel  als 
met  de  ware  belangen  van  een  land  strijdig  te  zijn. 

Maar  nagenoeg  veertig  jaren  geleden  begonit^n  andere  oor- 
zaken deze  belangr^ke  beweging  voor  te  bereiden.  In  deze 
was  ik  zelve  eenigzins  gemengd,  en  daar  deze  bijzonderheden 
niet  algemeen  bekend  zijn,  durf  ik  vertrouwen  dat  het  ver- 
haal er  van  belangrijk  genoeg  zal  zijn  om  de  aandacht  eenige 
oogenblikken  bezig  te  houden. 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLAMDSGHE    BOERfiN,    EMZ.  15 

Met  volkomene  waarheid  mag  ik  verzekeren,  dat  ik,  tij- 
dens m^iie  terugkeering  naar  de  Kaap-kolonie^  in  den  jare 
1813,  haar  in  het  genot  vond  van  zulk  eenen  toestand 
van  algemeene  welvaart  en  maatschappelijk  geluk,  als  aan 
eene  kolonie  maar  zelden  te  beurt  valt,  en  in  die  kolo- 
nie, vóór  of  na  dat  tijdvak,  ook  zekerl^k  niet  genoten  is. 
Het  zachte  en  vrijgevige  bestuur  van  den  Graaf  van  Ca- 
ledon,  zign  persoonlek,  minzaam  en  openhartig  verkeer  met 
alle  klassen  der  maatschappen  en  z^ne  vorstelijke  gast- 
vT^eid,  vestigden  en  onderhielden  den  vriendel^ksten  band 
van  vereeniging  tusschen  den  bestuurder  en  de  bestuur- 
den, tusschen  de  nieuwe  kolonisten  en  de  Engelsche  in- 
gezetenen, en  maakten  letterlek  alle  rangen  der  maatschap- 
pë  tot  ééne  familie,  waarin  part^-geest,  jaloezij,  en  onder- 
scheid van  raSy  geheel  onbekende  zaken  waren ;  en  hij  die 
te  dien  tijde  het  denkbeeld  mogt  hebben  opgevat  van  dus- 
danige onderscheidingen  te  scheppen,  zou  beschimpt,  en 
als  een  vigand  der  maatschappij  en  van  het  algemeene  wel- 
z§n  gebrandmerkt  z^n  geworden.  De  opvolger  van  lord 
Caledon,  Sir  John  Craddock  (later  Lord  Howdon)  en  zgne 
verblindend  schoone  echtgenoot  Lady  Theodosia,  bleven  de 
eer  dier  gastvrijheid  ophouden,  en  gingen  voort  met  het 
bestuur  zoo  krachtig  als  populair  te  maken. 

De  eerste  Kaffer-oorlog  was  toen  juist  ten  einde,  waarin 
de  Kaap-kolonisten,  met  behulp  eener  geringere  militaire 
magt,  onder  bevel  van  myn  onvergetelijken  schoonbroeder. 
Kolonel  Graham,  de  Kaffers  buiten  ons  grondgebied  had- 
den gedreven,  terwijl  eene  reeks  van  forten,  op  een  afstand 
van  25  tot  30  m^len  van  elkander,  langs  de  geheele  uit- 
gestrektheid onzer  oostelijke  grenslijn  aangelegd,  onze  in- 
woners tegen  den  aanval  van  eiken  roofzuchtigen  Kaffer 
beveiligden,  en  de  onmiddellijke  doodstraf  tegen  een  ieder 
huxmer  was  afgekondigd,  die  het  wagen  mogt  onze  gren- 
zen te  overschrijden. 

Te  dien  tijde  werden  door  een  leger  van  4  of  5000  man 
(waaronder  een  korps  kavalerie  van  omstreeks  1000  man), 
met  een  talrijken  staf  aan  het  hoofd,  onze  kusten  voor 
vreemde  vijanden,  en  tevens  onze  binnenlandsche   bezittin- 


Digitized  by 


Google 


16  DE    LANDVBRHUIZINa 

gen  beveiligd.  Dit  leger  in  de  uitmunten dstc  krijgstucht 
gehouden,  strekte  niet  alleen  tot  bevordering  der  genoe- 
gens van  den  gezelligen  omgang,  maar  bragt  ook|  door 
zijne  groote  verteringen,  handel  en  landbouw  tot  zulk  eene 
mate  van  bloei;  dat  de  kolonie,  zonder  morren  of  klagen, 
een  last  torschte,  die  thans  bijna  ongeloofelijk  zal  toe- 
schijnen. 

De  Gouverneur    dier   kolonie  ontving  toen  uit  de  kolo- 
niale inkomsten,  alleen  als  Burgerlijk  Gouverneur  £  12000. 
Wijders  ontving :  een  Luitenant  Gouverneur  .  .  -  3,000. 
een  Gouvemements-Secretaris  -  3,000. 
een  Departements-Secretaris 
£  1500,  doch  met  de  emo- 
lumenten te  brengen  op     .  .  -  3,000. 
een  CoUecteur  der  belastingen       1,200. 
een  Controleur  der  belastingen  -  1,000. 
een  Thesaurier-Generaal  ...  -  1,200. 
een  Auditeur-Generaal  ....  -  1,000. 
een  Betaalmeester-Generaal.  .  -  1,000. 
en  naar   deze    schaal  ontvingen     slechts   10  of  12  ambte- 
naren (die  naar  den  wisselkoers  van    den  dag  in  sterlings 
betaald    werden)   uit   de    koloniale   inkomsten    meer    dan 
£  30,000  'sjaars;  welke  zware  last  op  de  kolonie  (hoewel 
destijds  niet  ernstig  gevoeld),  ongetwijfeld  den  grond  heeft 
gelegd  tot  lateren   achteruitgang    en    tot    vele    bezwaren, 
waarin  het  Koloniale  Bestuur  zich  gevnkkeld  zag,  toen  de 
algemeene  vrede  van   1815,  door    de  intrekking  van  bij- 
kans alle   troepen,  eene  sterke  vermindering  in   het    mili- 
tair verkeer    te   weeg  bragt;    toen  de  handel  kwijnde   en 
toen   de  herhaalde  en   dringende     bede   der   inwoners  ten 
laatste  eene  vermindering  dier  buitensporige  bezoldigingen 
te   weeg  bragten,  en  tot  een   meer  eenvormig    en   wclge- 
regeld     systeem    in   de    betaling    der    openbare   beambten 
leidden. 

Êene  ernstige  grief  deed  zich  nogtans  algemeen  gevoe- 
len, doch  die,  door  den  wankelbaren  toestand,  waarin  de 
kolonie  gedurende  de  laatste  tien  jaren  verkeerd  had  (zij 
had   toch  gedurende  dien  tijd  drie  achtereenvolgende  en  ver- 


Digitized  by  ' 


/Google 

\ 


DER    HOLLANDSOHE    BOEREN,    KXZ.  17 

•schillende  be^toren  beleefd,  het  Ëngelache,  het  Hollandsche 
en  nogmaals  het  Engelsche)  niet  gevoegeiyk  had  kunnen 
veriu>lpen  worden.  Deze  grief  was:  het  gebrek  aan 
eene  doebnatige  en  onpart^dige  regtsbedeeling  in  de  land- 
districten,  daar  het  Hooge  Geregtshof  in  de  Kaapstad  al- 
leen kennis  mogt  nemen  van  deze  of  gene  belangrijke  bur- 
gerl^ke-  of  strafzaak»  in  het  een  of  ander  gedeelte  van  de 
kolonie  ontstaan.  Er  was  naauwelijks  eenige  geregelde  ge- 
meenschap met  het  binnenland,  en  hoewel  de  Begtbanken 
van  Landdrost  en  Heemraden  in  elk  district  kennis  kon- 
den nemen  van  mindere  overtredingen  en  burgerlijke  pro- 
cessen tot  een  bepaald  bedrag,  was  het  nogtans  van  al- 
gemeene  bekendheid,  dat  door  de  groote  uitgestrektheid  der 
beide  districten  van  Graaf-Reinet  en  Uitenhage  (die  wel  de 
helft  van  de  kolonie  besloegen),  de  toegang  tot  deze  bei- 
de Regtbanken  uitermate  gevaarlek  en  wisselvallig  was.  De 
afwezigheid  van  de  belde  Landdrosten,  die  op  gezette  t^- 
den  elk  gedeelte  hunner  districten  bezoeken  moesten,  en 
de  expeditiën  tegen  Kaffers,  Boschjesmannen  en  anderen, 
die  zeer  dikwijls  plaats  hadden,  en  waarin  z^  doorgaans 
deelden^  lieten  den  regtsvorderaar  maar  eene  zeer  tw^fel- 
achtige  kans  van  den  Landdrost  ooit  op  z^n  regtszetel 
te  vinden;  terwijl  integendeel  zijne  plaats  meestal  door 
een  achtenswaardigen  landbezitter  (i/eoman)  werd  waarge- 
nomen, die  dan,  als  een  der  Heemradon,  het  ambt  van 
Landdrost  uitoefende,  maar,  over  het  algemeen^  ten  eenen- 
mide  ongeschikt  was  om  eenige  belangryke  regtszaak  tus- 
schen  den   man  en  zijnen   naaste  te  beslissen. 

De  tijd  scheen  dan  gekomen  te  zgn  om  dit  kwaad  te 
verhelpen;  en  een  der  belangrijkste  en  weldadigste  rege- 
ling&daden  van  Lord  Caledon's  bestuur  was  zgne  bepa- 
ling, dat  twee  der  leden  van  het  Hoog  Geregtshof  jaar- 
Igks,  als  Commissie,  ieder  distrikt  in  de  kolonie  zouden 
beaoaken,  en  daar  eene  vierschaar  houden,  met  al  zulke 
magt  en  gezag  als  het  Hoog  Geregtsliof  bezat,  met  vr^- 
heid  nogtans  om  deze  of  gene  zaak  aan  de  opperste  be- 
flliBsing  van  het  Hoog  Geregtshof  over  te  laten;  op  de- 
zelfde w^ze  als  tegenwoordig  met  betrekking  tot  het  Dis- 


Digitized  by 


Google 


18  DB     LANDVERHUIZINa 

tricts-Geregtshof  alhier  en  het  Hoog  Geregtshpf  in  de 
Kaapstad  plaats  heeft. 

Maar  het  valt  niet  te  loochenen,  en  de  ondervinding 
leerde  het  weldra,  dat  de  regtsbedeeling,  den  ingezetenen 
nu  zoo  veel  nader  aan  huis  gebragt,  ook  een  aantal  over- 
tredingen aan  het  licht  bragt,  die  tot  dus  verre,  doordien 
de  bevolking  wijd  en  zijd  verstrooid  woonde,  en  door  de 
bezwaarlijkheid  van  herstel  of  vergoeding  te  verkrijgen,  niet 
onderzocht  en  ongestraft  waren  gebleven ;  en  reeds  de  eer- 
ste rondreize  door  de  kolonie  van  de  regterlijke  Commissie 
voorzag  haar  van  eene  opgaaf  van  tusschen  de  70  en  80 
gevallen,  van  moorden,  aanrandingen  met  verzwarende  om- 
standigheden, en  soortgelijke,  welke  de  zendelingen  Dr.  van 
van  der  Kemp  en  de  eerw.  J.  Read,  —  die  zich  tot  be- 
schermers van  het  geslacht  der  Hottentotten  stelden,  en  de 
eerste  zendelingschool  op  de  grens  (te  Bethelsdorp)  hadden 
aangelegd,  —  na  rijpen  rade  voor  het  Plaatselijk  Bestuur 
hadden  gebragt  als  aanklagten  ten  laste  van  de  leden  van 
bijkans  elke  achtenswaardige  fapüie  op  de  grenzen. 

Dien  ten  gevolge  zond  het  Bestuur  al  deze  beschuldi* 
gingen  aan  de  Commissie,  met  de  noodige  inlichtingen  tot 
het  instellen  van  een  geregtelijk  onderzoek  nopens  die 
alle,  en  deze  pligt  hield  de  eerste  Commissie  verscheidene 
maanden  bezig;  doch  door  de  bezwaarlijkheid  om  getni- 
gep  te  verkiijgen  en  de  voorloopige  instructiën  te  onder- 
zoeken, moest  een  aantal  dezer  gevallen  tot  de  volgende 
Commissie  worden  verwezen ;  en  het  was  niet  vóór  de  zit- 
tingen van  de  derde  Commissie  (bij  welke  ik  het  ambt 
van  griffier  waarnam)  dat  de  laatste  zaken  van  die  vree- 
seiyke  opgaaf  finaal  werden  afgedaan;  terwijl  het  niet 
meer  dan  regtvaardig  is,  hier  bij  te  voegen  dat  van  de 
lange  lijst  van  afschuwelijke  misdaden,  die  aldus  met  de 
uiterste  naauwgezetheid  en  onpartijdigheid  onderzocht  ssijn 
geworden,  geen  enkel  geval  van  moord  tegen  ^e  beschul- 
digden is  kunnen  bewezen  worden,  ofschoon,  in  eenige  wei- 
nige gevallen,  daden  van  persoonlijke  aanrandingen,  en 
overtredingen  van  de  eene  of  andere  koloniale  wet,  gevon- 
nisd  en  naar  gelang  van  zaken  gestraft  zijn  geworden. 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHE   BOEBEN,  EMZ.  19 

Als  een  zonderling  voorbeeld;  tot  welk  een  e  uitgestrekt- 
heid sommige  dezer  aanklagten  ontvangen,  en  door  de 
zendelingen  van  der  Kemp  en  Read,  zonder  behoorlijk 
onderzoek,  gereedelijk  aangenomen  waren  geworden,  alvo- 
rens met  zulke  kapitale  beschuldigingen  op  te  treden,  zal 
Ik  aanvoeren  dat  in  üitenhage  eene  weduwe  uit  eene  der 
aefatenswaardigste  familiën  van  dat  district,  beschuldigd 
was  van  voorbedachten  moord,  als  hebbende  een  jongen 
Hottentot,  die  eenige  jaren  te  voren  in  haar  huis  gebragt 
was,  gewelddadig  met  de  voeten  in  een  vooraf  gereed  ge- 
maakten  ketel  kokend  water  doen  duwen,  tot  dat  hem  de 
voeten  geheel  en  al   verbrand  waren. 

Dien  ten  gevolge  trad  deze  vrouw  als  beschuldigde  we- 
gens eene  zoo  afschuwelijke  misdaad  voor  de  balie.  Een 
groot  aantal  getuigen  werd  opgeroepen  en  gehoord,  uit 
wier  getuigenis  (en  vele  hunner  waren  zelve  Hottentotten) 
klaarblijkelijk  bewezen  werd,  dat  vele  jaren  te  voren,  toen 
deze  weduwe  in  het  Lange  Kloof-district  (het  koudste  dis- 
trict van  de  Kaap-kolon^e)  woonde,  deze  jonge  Hotten- 
tot was  uitgezonden  om  eenig  vee  te  verzamelen  en  naar 
huis  te  drijven,  toen  hij  door  een  sneeuwstorm  was  over- 
vallen geworden;  dat,  toen  men  hem  ten  bestemden  tijde 
niet  zag  wederkeeren,  hij,  op  last  van  de  weduwe  was  op- 
gezocht; dat,  toen  hij  eindelijk  gevonden^  en  laat  in  den 
nacht  te  huis  gebragt  werd;  men  bevond  dat  zijne  uiterste 
ledematen  geheel  verdoofd  en  door  de  koude  verstijfd  wa- 
ren ;  dat  deze  weduwe  terstond,  door  wrijvingen  en  wind- 
sels, beproefd  had  die  verstijving  weg  te  nemen,  en  in 
hare  onwetendheid,  doch  met  het  beste  oogmerk;  als  van 
oordeel  zijnde  dat  kwalen  van  dezen  aard  het  best  door 
tegenstrijdige  middelen  te  genezen  waren,  bevolen  had  een 
ketel  kokend  water  gereed  te  maken,  en  er  de  voeten  van 
den  jongman  eenige  minuten  in  doen  houdeu;  om  geene 
andere  denkbare  beweegreden  dan  eene  aandrift  van  men- 
schelijkheid  en  meewarigheid;  om  het  gevoel  in  zgne  uiter- 
ste ledematen  terug  te  roepeU;  waarin  zij  nogtans  niet 
geslaagd  was;  dat  de  jongen  nog  verscheidene  jaren  la- 
ter, zoo   in  haar  dienst  als    in    die  van    andere  meesters 

2» 


Digitized  by 


Google 


20  DB  LANDVERHUIZING 

geleefd  had,  en  eindel^k  aan  eene  ziekte  gestonren  was, 
die  met  dit  ongeluk  in  geen  het  minste  verband  stond. 

De  weduwe  werd  bijgevolg  vrijgesproken,  terwyl  de  reg- 
ters  haar  hun  medeleden  betuigden  over  den  toestatid  waarin 
zg  gebragt  was  geworden;  doch  het  is  klaarblijkelijk  dat 
zulke  aanklagten,  waarin  omstreeks  een  honderdtal  der  ach- 
tenswaardigste familiën  op  de  grenzen  waren  betrokken,  en 
meer  dan  iOOO  getuigen  opgeroepen  en  gehoord,  eri  in  ver- 
scheidene waarvan  de  aangeklaagde  partij,-  ofschoon  van  de 
meest  belangrgke  beschuldiging  vrijgesproken,  tot  eenige 
boete  en  gevangenisstraf  werd  veroordeeld,  en  daarenboven 
zware  geregtskosten  te  betalen  had  (want  onder  de  destgds 
bestaande  wet  waren  de  openbare  aanklagers  geregtigd  om 
kosten  te  rekenen;  een  regt,  waarvan  zij  in  vele  gevallen, 
waarin  de  partijen  als  welhebbende  lieden  bekend  stonden, 
een  overmatig  gebruik  maakten)  >),  dat  alle  deze  daadzaken 
een  bitter  gevoel  van  vijandschap  tegen  het  bestuur  der  Ju- 
stitie in  het  algemeen,  en  meer  bijzonder  tegen  die  zendelin- 
gen verwekte,  welke  deze  opgehoopte  beschuldigingen  te- 
gen zulk  een  aantal  kolonisten  hadden  ingebragt. 

Zoo  stond  het  algemeen  heersohende  gevoelen  in  de  meer 
afgelegene  landdistricten,  toen,  terwijl  in  de  maand  Octo- 
ber  1815  nogmaals  eene  rondtrekkende  Commissie,  waarbg 
ik  wederom  als  GriflSer  fungeerde,  hare  zittingen  in  Graaf- 
Reinet  hield,  eene  onvoorziene  gebeurtenis  plaats  fereep,  die 
de  geheele  oostelijke  provincie  in  gloed  zette,  een  groot 
gedeelte  der  bevolking  tot  openbaren  opstand  tegen  den 
Souverein  dreef,  de  hoofden  van  verscheidene  achtens- 
waardige familiën  tot  eene  schandelijke  doodstraf  bragt, 
en  daarenboven  eene  verwijdering  van,  en  verbittering  te- 
gen het  Plaatselijk  Gouvernement  verwekte,  die  een  i^ds- 


^)  De  Procureurs-Generaal  of  openbare  aanklagert  waren  bij  de 
wet  geregtigd  om  het  dubbel  bedrag  te  rekenen  van  hetgeen  4Qn 
Adyokaten  wettig  toekwam.  Zij  moesten  ecu  geregelden  rrstaat  yan 
kosten"  opmaken,  die  aan  de  goedkeuring  van  den  griffier  van  het 
lïoog  Geregtahof  onderworpen  werd;  on  aan  den  voet  van  jBolk 
een  staat  van  kosten  rekende  de  openbare  aanklager,  pro  fiêco, 
dubbel,  door  het  bedrag  met  2  te  vermenigvuldigen. 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHB    BOEREN,    BNZ.  21 

verloop  van  35  jaren  nog  niet  ten  volle  heeft  kunnen  uit- 
wifisclien. 

Bg  de  opening  der  zitting  in  Graaf-Reinot,  gaf  de  Land- 
drost van  dat  district,  Mr.  (later  Sir)  A.  Stockenstrom, 
fungerende  ambtshalve  als  openbare  aanklager,  het  Hof  ken- 
nis, dat  een  pachter,  genaamd  Frederik  Bezuidenhout,  in 
het  district  der  Baviaans-rivier  woonachtig,  geweigerd  had 
voor  het  Hof  van  Landdrost  en  Heemraden  te  verschijnen, 
pjD  teregt  te  staan  wegens  eene  tegen  hem  ingebragte  be- 
schuldiging van  mis)iandeling  jegens  een  Hottentot,  en 
llat  hy  gedreigd  had  op  den  geregtsbode  of  sheriff' te  schie- 
ten, zoo  h^  het  nog  eenmaal  waagde  zyn  erf  te  naderen. 
B9  stond  bekend  als  iemand  van  een  zeer  stoutmoedig 
karakter,  weshalve  de  Landdrost  magtiging  vroeg  tot  de 
uitvaardiging  van  een  schriftelgk  bevel  (npersonal  sum- 
mon8'\  volgens  den  regtsterm),  waarbij  hij  gelast  werd 
om  zich  onverwijld  in  persoon  voor  de  Commissie  te 
stellen.  H^t  Hof  stond  zulks  toe,  terwijl,  uit  hoofde  der 
bekende  onwettige  handelingen  van  den  beschuldigde,  en 
van  zijn  dagelijkschen  omgang  met  de  Kaffers,  in  strijd 
met  de  toenmalige  wet,  nog  daarenboven  een  bevel  werd 
verleend,  hetwelk  den  geregtsbode^  die  met  het  eerste  be- 
vel werd  afgezonden,  magtigde,  om,  zoo  hij  zulks  nood- 
zakel^k  achtte  of  eenig  gevaar  duchtte,  de  hulp  van  den 
naast  b^gelegenen  post  in  te  roepen. 

In  de  nabijheid  gekomen,  ontving  de  geregtsbode  kond- 
schap, dat  men  b^  de  Baviaans- rivier  eenige  Kaffers  gezien 
had;  weshalve  hij  zich  bij  den  Luitenant  Rousseau,  die  het  be- 
vel over  den  Boschberg-post  (thans  het  dorp  Somerset)  voerde, 
om  .bijstand  vervoegde,  die  onmiddell^k  met  20  man  van  het 
Saap-cprps,  de  Bayiaans-rivier-poort,  nabij  het  verblijf  van 
Frederik  Bezuidenhout,  bezette.  Voor  een  beminnaar  der 
schoone  i^atuur  is  dit  een  zeer  schilderachtig  oord,  hetwelk 
naderhand  door  Schotsche  volkplanters,  onder  de  leiding 
van  Mr.  P^ ingle,  tot  hun  woonoord  is  uitgekozen.  Zg  hebben 
het  rfGlen  Lgnden '  genoemd,  zijnde  thans  een  der  bekoor- 
Igkste  streken  van  Somerset  of  Albany;  doch  ten  tijde  waar- 
op ^Q  ^hans  yerha^ilde  gebeurtenis  voorviel,  was  zij  zulks  niet, 


Digitized  by 


Google 


22  DB   LANOVBBHUIZIKa 

maar,  integendeel,  veeleer  berucht  om  de  ondoordringbaar- 
heid der  naburige  wouden,  de  bandeloosheid  harer  bewoners, 
en  het  gemak,  waarmede  zij,  ondanks  de  strengste  wetten, 
die  alle  gemeenschap  met  de  Kaffers  op  doodstraf  verboden, 
met  dezen  een  bestendig  verkeer  onderhielden. 

Bij  de  nadering  der  woning  van  Bezuidenhout,  vonden  zij 
hem  geheel  tot  hunne  ontvangst  in  gereedheid.  Met  een 
sterken  half  blanken  bediende  had  hij  zich,  beide  gewapend, 
achter  de  muten  van  een  »fveekraal"  verschanst,  terwgl  Be- 
zuidenhout den  militairen  toeriep  niet  te  naderen,  daar  de 
eerste,  die  zulks  waagde,  zou  worden  doodgeschoten.  Deze 
bedreiging  niet  achtende,  beval  Luitenant  Rousseau  z^ne 
manschappen  zich  in  orde  van  gevecht  te  scharen,  en  een 
aanval  op  die  plek  te  doen,  toen  Bezuidenhout,  uit  vrees  van 
omsingeld  te  worden,  na  een  haastig  schot,  hetwelk  toevallig 
niemand  wondde,  in  zijn  huis  vlood,  door  de  achterdeur 
ontsnapte,  en  een  nabij  de  woning  gelegen  digt  kreupelbosch 
bereikte,  waar,  hoe  vreemd  het  ook  schijne,  deze  partij  van 
twintig  ijverige  jagers,  meer  dan  een  uur  lang,  de  schuil- 
plaats der  beide  vlugtelingen  te  vergeefs  zocht. 

Nadat  men  langen  tijd  vruchteloos  hun  spoor  gevolgd  had, 
tot  waar  het  zich  in  een  rr krans*'  van  over  hangende 
steile  rotsen  verloor,  "werden  zij  eindelijk  ontdekt.  Met 
groote  moeite  beklauterde  de  Luitenant  den  top  van  die 
rots,  en,  slechts  weinige  voeten  boven  den  ingang  van  het 
hol  staande,  sommeerde  hij  Bezuidenhout  om  er  uit  te  komen 
en  zich  gevangen  te  geven,  hem  tevens  met  den  aard  zijner 
boodschap  bekend  makende,  en  persoonl^ke  veiligheid  verze  • 
kerende,  zoo  hij  zich  slechts  verbinden  wilde  om  den  bode 
van  het  Hof,  krachtens  het  aan  dezen  verleende  bevelschrift, 
te  volgen.  Doch  het  éénige  antwoord  dat  hij  ontving,  was, 
dat  hij  (Bezuidenhout)  zich  nooit  levend  zou  overgeven! 

Ziende  dat  alle  pogingen  om  hem  tot  rede  te  brengen, 
vruchteloos  waren,  en  deze  rotskloven  nog  vóór  het  vallen 
van  den  nacht  met  zijne  manschappen  wenschende  te  verla- 
ten, nam  Luitenant  Rousseau  zijne  stelling  hooger  op,  en 
gebood  zijne  manschappen  in  stilte,  zich  in  twee  gelederen 
te  scharen  die  in  tegenovergestelde  rigtingen|de  rots  moesten 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLANDSCHE  BOEREN;  ENZ.  23 

btklimmen.  Dit  werd  bewerkstelligd,  en  toen  de  hoofden 
Tan  beide  kolommen  slechts  weinige  duimen  beneden  den 
ingang  waren,  rakte  de  eene  partg  voorwaarts,  en  wierp 
twee  handgranaten,  die  echter  zonder  uitwerking  bleven,  ter- 
wijl de  aanvoerder  van  de  tweede  kolom  z^ne  doodelijke 
lading  vlak  in  het  hol  schoot,  waaruit  onmiddellijk  een  kreet 
opging  om  genade  en  overgave.  Het  vuren  werd  nu  dade- 
Igk  gestaakt,  toen  de  half  blanke  Hottentot  te  voorschijn 
kwam,  te  kennen  gevende  dat  hij  zich  overgaf,  en  dat  zijn 
meester,  doodelijk  gewond,  in  het  hol  lag. 

Zelfs  nu  nog  geraakten  de  manschappen  van  het  deta- 
chement niet  zonder  moeite  binnen  de  grot^  die  zeer  ruim 
was,  en  verscheidene  geweren,  benevens  eene  groote  hoe- 
veelheid kogels  en  ammunitie  bevatte,  waaruit  bleek  dat  zij 
lang  te  voren  reeds  tot  een  soortelijk  geval  van  nood  was 
ingerigt.  Bij  den  ingang  lag  het  zieltogend  ligchaam  van 
het  rampzalige  slagtoffer  zijner  eigene  hardnekkigheid,  heb- 
bende hij,  door  de  gebogene  houding,  waarin  hij  zich  vóór 
de  opening  geplaatst  had,  het  noodlottige  schot  door  hoofd 
en  borst  ontvangen. 

Bespeurende  dat  hot  omliggende  bosch  door  Kaffers  be- 
zet was,  met  wie  Bezuidenhout  dagelijks  gemeenschap 
onderhouden  had,  haastte  zich  de  Luitenant  om  deze  klo- 
ven vóór  het  invallen  van  den  nacht  te  verlaten,  den 
half  blanken  Hottentot  in  bewaring  nemende,  dien  hij  naar 
Graaf-Reinet  zond,  waar  hij  verhoord,  doch  na  een  naauw- 
keurig  onderzoek  van  de  bijzonderheden  der  zaak,  ontsla- 
gen en  in  vrijheid  gesteld  werd;  terwijl  de  rondreizende 
Commissie,  kort  daarop,  na  de  tegenwoordige  vlekken  So- 
merset  en  Graham^s  Town  te  zijn  doorgetrokken  zich  naar 
het  vlek  Uitenhage  begaf,  waar  dé  behandeling  van  een 
aantal  regtszaken  op  hare  aankomst  wachtte. 

Te  midden  dier  processen,  kwam  op  zekeren  avond  een 
te  Graham's  Town  gestationeerd  officier,  die  op  dien  eigen 
morgen  dat  vlek  verlaten  had,  met  de  verbazingwekkende 
tijding  aan,  dat  de  boeren  van  de  Somerset-  en  Tarka-dis- 
tricten  de  wapenen  hadden  opgevat,  en  gereed  stonden 
den  post  van  kapitein  Andrews  aan  te  tasten,  die  langs  de 


Digitized  by 


Google 


24  DE  LANDVERHUIZING. 

noordelijke  oevers  der  Visch-  rivier  gelegerd  was,  oin  de 
invallen  der  Kaffers  in  die  streken  te  beletten;  en  d^t  de 
Majoor  Praser,  die  te  Graham's  Town  het  bevel  voerde, 
zich  onmiddellijk  naar  het  tooneel  van  den  opstand  bege- 
ven had.  Binnen  een  uur  na  het  ontvangen  van  dit  bertgt, 
zette  de  Kolonel  Ouyler,  die  tevens  Landdrost  te  uiten- 
hage  eu  Kommandant  langs  de  grenzen  was,  zich  te  paard 
en  binnen  twee  etmalen  ontvingen  de  oproerige  boeren^  die 
nog  over  hun  operatieplan  beraadslaagden,  tot  hunne  ver- 
bazing het  berigt  zijner  aankomst,  tevens  met  de  vraag  naar 
de  oorzaak  hunner  beweging, 

Hij  dan  verzekerde,  dat,  na  den  dood  van  Frederik 
Bezuidenhout,  de  vrienden  en  nabestaanden  van  dezen, 
terstond  na  het  vertrek  van  den  luitenant  Rousseau  en 
zijn  detachement;  zich  op  de  hoeve  hadden  verzameM 
om  zijn  overschot  ten  grave  te  brengen;  bij  welke  gele- 
genheid Johannes  Bezuidenhout,  een  broeder  van  den  over- 
ledene, zich  hartstogtelijk  opgewonden  betocfnd  had,  en 
alle  aanwezigen  had  weten  te  overreden  dat  eene  zeer 
onwettige  daad  en  groote  geweldenarij  tegen  den  overle- 
dene gepleegd  was  geworden,  door  het  omringen  van  zgn 
huis  en  het  aantasten  van  zrjn  persoon  door  4e  gewapen- 
de magt,  daar  toch  ieder  burger  slechts  door  zgu  veldkor- 
net  of  door  het  burgerlek  gezag  wettig  gearresteerd  kon 
worden.  Deze  aanspaak  had  eene  algemeene  sympathie  te 
weeg  gebragt,  en  alle  aanwezigen  hadden  zich  daarop  on- 
derling verbonden  zich  over  dien  hoon  te  wreken  door  het 
aantasten  van  den  naéisten  militairen  post  en  de  verdrijvisg 
der  Britsche  magt  van  de  grenzen. 

Zij  gevoelden  nogtans  dat  zulke  plannen,  alvorens  men 
de  hand  sloeg  aan  de  uitvoering,  vooraf  wël  beschouwd 
en  rijpelgk  overwogen  dienden  te  worden,  en  hadden  der- 
halve besloten  rondgaande  brieven  aan  al  de  naburen  in 
den  omtrek  te  schrijven,  met  oproeping  tot  eene  b^een- 
komst  ter  overweging  van  den  tegenwoordigen  toestand  des 
lands;  terwijl  Comelis  Faber,  een  schoonbroeder  van  de 
Bezuidenhouts,  zich  terstond  op  weg  begaf  tot  een  mond- 
gesprek  met  het   Kafferhoofd  Oaika^   ten  einde  dezen  te 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLAT^DSCifE  BOEREN,    ENZ.  26 

otnerreden  tot  een  gemeenscfaappelgkon  aanv«l  op  de  mili- 
tkire  posten,  taet  oogmerk  om  de  -Britten  van  de  gren- 
zen te  verdrijven,  terwijl  hem  oen  groot  aandeel  in  den 
veiiraehten  buit  werd  toegezegd.  Nog  vdrsdieidBoe  bgeen- 
koÉis^en  werden  meer  in  de  itabijheid  gehouden  deor  de- 
isnlken,  die  genegen  waren  om  zteh  bij  de  opstandelingen 
te  voegen,  terwgl  zij  allen  besloten  2ich  onder  het  bevel 
te  stellen  van  Hendrik  Prinslo  van  den  Boschberg  en  van  Jo- 
faannes  Bezuidenhont.  Na  deze  eerste  stappen  werden  andere 
rondgaande  brieven  op  wijderen  afstand  door  de  aangren- 
zenfle  districten  gezonden,  die,  door  'de  hoofdleiders  onder- 
toekend,  de  oproeping  tot  eiene  gewapende  bgeenkomst  op 
zekeren  bepaalden  dag  en  aaKgewezene  plaats  behelsden, 
om  rfde  tirannen  uit   het  knd    te  jagen.'' 

Een  dezer  rondgaanfde  brieven  nogtans  door  de  beschik- 
king der  Voorzienigheid  in  handen  van  een  braven  en  wei- 
gezinden pachter  gevallen  zijnde,  zond  hij  dien  zonder  tgd- 
verznim  aan  den  gedeputeerden  Landdrost  van  Cradock, 
Mr.  van '  der  Oraafif,  die  hem  op  2ijne  beurt  aan  kapitein 
Andrews  zond,  welke  laatste  eepig  krijgsvolk  deed  uit- 
rokken, hetwelk  Prinslo  gevangen  nam,  juist  terwgl  hij  ge- 
reed stond  om  i^^ne  hoeve  te  verlaten,  ten  einde  de  eerste 
gewapende  vergadering  b^  te  wonen.  Hij  werd  onmiddel - 
1^  in  hechtenis  genomen  en  als  gevangene  naar  den  post 
▼an  Kapitein  Andrews  gebragt,  die,  ten  gevolge  der  ont- 
vangene kennisgeving,  ook  den  tijd  gehad  had  om  z^ae 
stelling  te  versterken  en  eenigzins  in  staat  van  verdedi- 
ging'te  brerigen,  toen,  twee  dagen  later^  3  tot  '400  gewa- 
pende mannen  er  voor  verschijnen,  met  eene  opeisching  tot 
overgave  en  tot  uitlevering  van  den  gevangene  Prinslo.  Te 
gèlijker  tijd  voegde  Faber  zich  uit  het  Kafferland  bij  hen, 
met  het  onvoldoende  berigt  dat  Gaika  hem  een  zeer  ont- 
w^end  iantwoord  gegeven  had,  te  weten:  dat  hij  zijn 
Pakate  ^)  zou  bijeenroepen,  en  eenigen  t^d  tot  beraad  ne- 


>)  De  pakiUe  z^n  de  raadtslieden  dio  altoos  hot  opperhoofd  ver- 
gezeUeu,  en  zonder  wier  raad  eu  medewerking  nooit  iets  belang- 
rffks  ohdemdmeu  wordt. 


Digitized  by 


Google 


26  DB    LANDVERHUIZING 

men;  blijkbaar  de  dikwijls  ondervondene  staatkunde  der 
Kaffers  volgende,  namelijk:  den  t^d  af  te  zien  en  de 
gebeurtenissen  af  te   wachten. 

Dit  berigt  had  eenige  weifeling  in  de  operatiën  der  boe- 
ren ten  gevolge,  die  nog  merkbaarder  werd,  toen  het  dien 
ijverigen  officier,  Majoor  Fraser,  dien  zelfden  avond  nog 
gelukte  zich  met  den  post  te  vereenigen  en  communica- 
tien  met  hen  te  openen;  en  toen  ook  de  Kolonel  Cuyler 
twee  dagen  later,  ter  plaatse  kwam,  en  hen  deed  weten 
dat  alle  hunne  plannen  volledig  bekend  waren  en  voor- 
beeldig gestraft  zouden  worden.  Alvorens  echter  tot  eehige 
vijandelijkheid  over  te  gaan,  bood  een  waardig  veld*koin- 
mandant,  Willem  Nel,  zich  vrijwillig  aan  om  zich  ondor 
de  opstandelingen  te  begeven  en,  zoo  mogel^k^  hen  voor 
de  onvermijdel^ke  ramp  te  behoeden,  die  zij  te  gemoet 
gingen.  Onbevreesd  ging  hg  twee  dagen  lang  daarmede 
voort,  en  was  meer  dan  eenmaal  in  dreigend  levensgevaar 
door  toedoen  van  een  der  hevigste  en  buitensporigste 
rebellen,  wien  het  duidelijk  bleek  dat  het  hem  gelukte 
sommiger  oogen  te  openen  voor  den  gevaarvoUen  toestand, 
waarin  zij  zich  gebragt  hadden ;  toen  de  hoofdleiders,  Fa- 
ber,  Bezuidenhout  en  anderen,  om  dien  beteren  indruk  te- 
gen te  werken,  hunne  gansche  vergadering  b^een  riepen, 
en  van  ieder  een  plegtigen  eed  vorderden,  die  door  allen 
in  een  kring  staande  werd  afgelegd,  onder  den  luiden 
kreet  dat  zij  elkander  getrouw  zouden  blijven,  tot  dat  zij 
de  tirannen  van  de  grenzen  hadden  verdreven! 

Kolonel  Cuyler,  na  het  bekomen  van  dit  berigt,  de  on- 
mogelijkheid inziende  om  hen  door  vreedzame  middelen 
tot  onderwerping  te  brengen^  trok  des  anderdaags,  's  mor 
gens  vroeg,  aan  het  hoofd  van  een  troep  uit  het  21*** 
regiment  ligte  dragonders,  en  van  een  troep  welgezinde 
burgers,  met  den  Kommandant  Nel  aan  het  hoofd,  van  Ka- 
pitein Andrew's  post  uit,  en  een  voorpost  van  de  rebel- 
len ontmoetende,  gaf  Kolonel  Cuyler  terstond  bevel  tot 
den  aanval,  toen  omstreeks  een  dertigtal  hunner,  die  den 
linker-  vleugel  uitmaakten,  de  wapenen  nederleiden,  ten  tee- 
ken van  overgave  ;  terwijl  de   overigen,  op  hun  hoofdle- 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLIiANDSGHE    BORRBN,    ENZ.  37 

ger  terugvallende,  allen  verderen  tegenstand  opgaven,  en 
met  al  hunne  wagens  en  vee  langzaam  naar  de  verster- 
kingen van  de  Baviaans-rivier  terugtrokken,  van  waar  (zoo 
als  zg  ook  zeer  wel  wisten)  eene  geringe  magt  hen  be- 
zwaarl^  zou  kunnen  verdrijven.  Eene  latere  poging  om  hen 
tot  onderwerping  te  brengen  insgel^ks  mislukt  zijnde,  be- 
raamden de  Majoor  Fraser  aan  ééne  z^de,  de  Landdrost 
Stockenstrom  aan  eene  andere,  en  de  gedeputeerde  Land- 
drost van  Cradock  op  een  derde  punt,  eene  gecombineerde 
beweging,  waardoor  zi|  gelgktijdig.  alle  versterkingen 
van  die  ontoegankelijke  vallei  binnen  rukten  en  van  v^- 
anden  zuiverden,  met  dien  uitslag,  dat  de  meeste  leden 
dezer  nu  ingeslotene  bende^  bij  nacht,  steelsw^ze  langs 
hun  bekende  paden  of  toegangen  ontvlugttv^.  De  hoofdlei- 
ders nogtans,  die  nog  steeds  alle  voorslagen  verwierpen, 
braken  met  hunne  wagens  en  al  hun  benoodigd  rr  materi- 
eel" op,  beproefden  het  om  dat  district  zonder  bepaalden 
tegenstand  te  verlaten,  en  bereikten  den  Winterberg,  die 
onmiddellijk  aan  het  Kafferland  grensde,  waar  zij  zich  in 
veiligheid  waanden ;  doch  ten  laatste  gelukte  het  den  Ma- 
joor Fraser,  met  een  detachement  van  het  Kaap-corps^  hen 
in  eene  diepe  kloof,  waar  zij  waren  uitgespannen,  geheel 
te  omsinjgelen.  Alle  aanbiedingen  van  overgave  verwerpen- 
de, verschansten  Johannes  Bezuidenhout,  Stephanus,  Come- 
lis  en  Abraham  Botman,  Andreas  Meijer,  Comelis  Faber, 
z^ne  vrouw  en  zijn  zoontje  van  14  jaren,  zich  achter  hunne 
wagens,  van  waar  zij  eene  regelmatige  schermutseling  be- 
gonnen, waarbij  één  der  manschappen  van  het  Eaap-korps 
gedood  en  een  ander  gewond  werd;  en  het  was  niet  dan  na- 
dat Bezuidenhout  gesneuveld  en  Faber  en  zijne  vrouw  ge- 
wond waren,  dat  de  troepen  er  in  slaagden  hen  allen  ge- 
vangen te  nemen. 

Zij  werden  van  toen  af  door  een  militair  escorte  bewaakt 
en  naar  de  gevangenis  van  Uitenhage  gevoerd,  werwaarts 
achtervolgens  nog  een  vijftig-  of  zestigtal  andere  personen 
gezonden  werden,  die  bekend  waren  als  deelnemers  in  den 
opstand,  terwijl  eene  speciale  Commissie  weldra  in  de  Kaap- 
stad bgeenkwam,  om  de  misdadigers   te  vonnissen.  Na  eeu 


Digitized  by 


Google 


26  DE     LANDVERBUieaNG 

iiroorloofi^  onderzoek  werden  een-  negeaendertigtal  persoapo, 
ftls  de  Bchuldigftten,  uit  de  geheel  e  menigte  uUgekozen,  die 
te  regt  moesten  staan  op  de  beschuldigiog  van  hoogverraad, 
en  openbaren  oorlog  tegen  Zgne  Majeeteit;  en  n^  een  laz^- 
durig  en  ingewikkeld  regtsgeding,  werd  een  vonnis  geveld» 
waarbij  zes  der  hoofdleiders  tot  de  doodstraf  werden  veroor- 
deeld, en  alle  overigen  om,  na  de  onteerende  doodstraf 
hunner  aanvoerders  te  ihebben  aangezien,  verschillende  straf- 
fen, Boo  .als  transportatie^  verbanning  of  boete,  naar  de  ver- 
aefaillende  graden  hunner  bewezene  medepligtigheid,  te  on- 
dergaan. /Toen  dit  vonnis,  alvorens  ten  uitvoer  gebiagt  te  wor- 
den, aan  den  Gouverneur  der  kolonie  om  x^n  ufiat"  (goed- 
dieuring)  was  opgezonden,  behaagde  het  Zgner  Excellentie^ 
de  -tegen  één  ider  hoofdleiders  uitgesprokene  doodstraf  in 
levenslange  transportatie  te  veranderen;  doch  met  betrekking 
tot  aUen  luidde  het  vonnis,  dat  zg  gebragt  zouden  wordea 
•naar  eene  merkwaardige  pldc  gronds,  of  vlakte,  de  nSlagters 
Nek"  genaamd,  zijnde  dezelfde  plek  waar  de  hoofdleiders 
•van  alle  hunne  volgdUngen  den  eed  hadden  afgevorderd  om 
elicander  bg  te  staan  tot  dat  zg  f^de  tirannen  verdreven 
i zouden  hebben.'' 

Onder  een  sterk  mtUtair  escorte  werden  zij  derwaarts 
gevoerd,  en  op  den  6den  Maart  1816  werden,  onder  het  op- 
zigt  van  Kolonel  Cuyler  (op  wien,  in  i;ijne  beide  betrek- 
.kingen  van  openbaar  aanklager  en  van  ][Commandant,  de 
verpligting  rustte  om  het  vonnis  te  zien  voltrekken),  de 
treurige  toeben^idselen  gemaakt,  in  tegenwoordigheid  eener 
groote  menigte  vrienden  en  betrekkingen  dergenen,  die  de 
doodstraf  stonden  te  ondergaan,  en  die  uit  alle  gedeelten 
der  grensdistricten  waren  toegevloeid,  om  hen,  die  h^t 
leven  verbeurd  hadden,  een  laatst  vaarwel  te  zeggen ;  waarbg 
zij  nogtans  blijkbaar  eenige  hoop  koesterden,  dat  bun  bet 
'  leven  nog  gespaard  zou  worden.  In  die  hoop  werden  zij 
echter  op  'eene  treurige  wgze  te  leur  gesteld,  to6n,a;g 
het  schavot  voor  de  v^  veroordeelden  zagen  opgerigt, 
die  met  vastheid  en  gelatenheid,  onder  de  geestelgke 
leiding  van  een  waardigen  predikant,  den  eerwaarden  Heer 
Serold,   gel^ktydig    den   noodlottigen   ladder  opklommen, 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLAÏTDftCtlfi   ItOKHtSf^y   ENZ.  29 

yan  irMr  s^,  op  6eA  gégdten  téek«h,  in  ée  eeawigheid 
wei^Êti  gevingerd. 

D6cH  i^h  hanne  ellende  zön  nog  geen  einde  komen. 
Dóór  de  haastigd  eri  onvolledige  wg2e  waarop  het  .scha* 
vot  was  öp^etigty  bleek  het  te  z^ak  te  zgn  om  het  ge- 
wigt  en  de  doód^worfttelingen  van  deze  tj^  aldus  verwor- 
pene kracht  volle  mannen  te  dragen.  Het  geheele  getim- 
merte zakte  tn  elkander,  en  de  ongelukkigen,  langzaam  bij- 
gekoTtien  nit  hunnen  toestand  van  gedeeltelijke  verstikking, 
waggelden  langzkam  naar  den'  officier,  iriens  smartelgke 
pligt  het  was  de  nitvoering  van  het  vonnis  bg  te  wonen, 
en  smeekten  roerend  om  genade.  Deze  smeekbede  vond 
luiden  weerklank  b§  alle  hunne  binnen  den  kring  geplaatste 
vrienden,  die,  zulks  als  eene  zigtbare  tasschenkomst  van 
dn  Voorzienigheid  beschouwende,  slechts  mat  moeite  te 
wederhdnfden  waren  otn  de  regen  der  militairen  door  te 
bfekeh,  en  met  gillen  en  luide   kreten    om  genade  riepen. 

Doch  de  gestrenge  aard  van  zgnen  pligt  liet  den  goed- 
faftttigen  Kolonel  Cuyïer  geene  andere  keuze,  dan  de  exe- 
cutie, naar  den  letterlijken  inhoud  van  het  vonnis,  te  doen 
voltrekken. 

ï)e  misdadigers  werden  andermaal  gevat;  nogmaals  wer- 
den 'alle  toebereidselen  haastig  gemaakt^  ten  einde  de  dag 
niet  mogt  voorbijgaan,  waarop  het  vonnis  gebood  dat  de 
uitvoering  moest  plaats  hebben;  en  onder  de  luide  jam- 
merkreten hunner  vrienden,  werden  de  vgf  rampzaligen 
genoodzaakt  den  ladder  één  voor  één  op  te  klimmen.  De 
laatste  stralen  der  ondergaande  zon  vielen  treurig  op  de 
vgf  zieltogende  lijders,  die  daar  in  de  lucht  slingerden 
(otdat  het  levcte  was  uitgedoofd.  Toen  werden  a&ij  afgesne- 
d<fD,  en  hun  stdffelgk  óverblgfsel,  naar  Inid  van  het  von- 
nis, door  dbn  sdierpregter  onder  de  galg  begraven,  onder 
de  krbten  en  snikken  hunner  vrienden,  aan  wie  hunne 
htatste  feiftde,  dat  hun  de  lijken  mogten  worden  overgege* 
ven,  vas  ^geweigerd  (geworden. 

Aldus  eindigde  de  opstand  van  1815,  de  onzinnigste 
poging,  die  er  ooit  door  een  handvol  menschen  beproefd 
werdf  om  hunnen  Souverein  te  beoorlogen,  en  waarwn  de 


Digitized  by 


Google 


30  DE   LANDVERHUIEIKG 

uitslag  geen  oogenblik  te  betw^felen  viel.  Haar  oorsprong 
lag  geheel  in  de  woeste,  ontembare  driften  van  eenige 
weinige  familiën  van  personen,  die  niet  dulden  konden, 
zich  onder  het  gezag  van  de  wet  gebragt  te  zien.  Het 
vonnis  dat  hen  trof,  was  dan  ook  geen  ander,  dan  in 
ieder  ander  geval  van  openbaren  opstand  ware  te  ver- 
wachten geweest;  en  al  mogen  w^  in  onze  dagen,  terwgl 
wij  met  onze  gevoelens  van  menschelijkheid  de  doodstraf 
al  meer  en  meer  verafschuwen,  ook  van  gevoelen  z^n,  dat 
de  verbeurte  van  één  of  twee  leven  reeds  eene  meer  dan 
genoegzame  verzoening  van  de  misdaad  zou  geweest  z^n 
(te  meer  wanneer  men  de  reeds  vroeger  opgeofferde  le- 
vens er  bg  in  aanmerking  neemt),  toch  konden  de  veroor- 
deelden noch  hunne  vrienden  zich  regtmatig  beklagen, 
wanneer,  b^  zulke  misdaden  als  deze,  de  uiterste  streng- 
heid van  de  wet  werd  toegepast.  Van  de  andere  z^de  be- 
hoeven w^  ons  slechts  onze  eigene  aandoeningen  bij  de 
lezing,  der  roerende  bladz^den  des  onsterfel^ken  schr^vers 
van  rrWaverlcy"  te  binnen  te  brengen,  om  toe  te  stem- 
men, dat  deernis  en  medelijden  voor  de  overwonnenen  zeer 
goed  bestaanbaar  zijn  met  de  overtuiging  van  de  onwet- 
tigheid hunner  zaak;  want  al  behoeven  wij  niet  volstrekte- 
lyk  onze  toestemming  te  geven  aan  het  gezegde  van  den 
dichter   der  Pharsalia: 

it  Victriw  causa  diis  placuit^  sed  victa  Catonif*^  1) 

ZOO  behooren  wg  toch,  bill^kerwijze,  het  gekwetste  gevoel 
der  nageblevenen  te  laten  gelden. 

Inderdaad,  ik  weet,  uit  persoonlijke  ontmoetingen  met 
verscheidene  afstammelingen  van  de  destijds  ter  dood  ge- 
bragten,  dat  de  thans  door  mij  geschetste  gebeurtenissen 
een  veel  onuitwischbaarder  indruk  op  hunnen  geest  hebben 
achtergelaten,  dan  hunne  verliezen  in  den  Kafferoorlog, 
of  de  vernietiging  der  slavem^.  Toen  ik  m^   als  commis- 


1)  De  zaak  der  oyerwinnaars  behaagde  den  goden,  maar  die  der 
oTerwonaeneii  Gato. 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLANDSCHE    BOEREN,   EKZ.  31 

saris  van  Hare  Majesteit  in  1843  en  1844  alhier  bevond  ^ 
beproefde  ik  menigmaleu  in  m^ne  gesprekken  met  vele 
invloedr^ke  boeren,  de  vijandige  gevoelens  te  verzachten, 
die  z^  jegens  het  Gouvernement  van  Hare  Majesteit  aan 
den  dag  leiden;  en  toen  ik  meermalen,  zoo  ik  hoop,  er 
In  geslaagd  was,  om  hen  van  de  verkeerde  beschouwin- 
gen te  overtuigen,  die  z^  ten  aanzien  der  beginselen  en 
daden  van  dat  Bestuur  hadden  ingezogen,  en  hen  vol* 
doende  bewezen  had,  dat,  met  betrekking  tot  hunne  toe- 
komst, een  geheel  nieuw  systeem  gevormd  en  bereids  in 
werking  was,  om  hen  do  ruimst  mogelijke  zedelyke  vrg- 
heid  in  al  hunne  staatkundige  instellingen  te  doen  genie> 
ten;  toen  ik  er  in  zooverre  in  geslaagd  was,  om  hun  ver- 
stand te  overtuigen,  heb  ik  meer  dan'  eens,  met  een  diep 
smartgevoel,  hunne  verborgenste  aandoeningen  zich  hooren 
lucht  ^Gven  in  de  woorden:  »fWij  kunnen  Slagters  Nek 
nooit   vergeten!" 

Zulke  uitdrukkingen,  uit  het  hart  gevloeid,  konden  niet 
anders  dan  geëerbiedigd  worden  en  sympathie  opwekken;  en 
wij  mogten  alleen  de  hoop  koesteren,  dat  het  verrazen 
van  een  ander  geslacht  zulke  gevoelens  langzamerhand  zou 
doen  uitslijten,  en  dat,  zoo  als  in  de  hedendaagsche  na- 
komelingen van  hen,  die  in  de  Schotsche  opstanden  van 
1716  en  1745  een  zoo  werkzaam  aandeel  namen,  hunne 
viyandige  gevoelens  jegens  het  Bestuur  reeds  lang  in  de 
vereeniging  der  thans  heerschende  belangen  zouden  vergeten 
zijn.  En  dit  zou  ook  ongetwijfeld  in  eene  zekere  mate  alzoo 
hebben  plaats  gehad,  zoo  na  dien  tijd  niet  twee  of  drie 
andere,  hunne  belangen  ten  diepste  kwetsende  gebeurtenis- 
sen waren  blijven  strekken  om  dat  mistrouwen  in,  zoo 
niet  v^andigheid  jegens  het  Gouvernement,  levendig  te 
honden  en  aan  te  stoken,  hetwelk  deze  b^na  algemeene 
landverhuizing  meer  bepaaldelijk  heeft  voorbereid  en  tot 
stand  gebragt. 

Indien  u,  m^ne  dames  en  heeren,  deze  inleidende  toe- 
spraak eenige  belangstelling  heeft  ingeboezemd,  zal  ik 
gaarne  een  weinig  meer  tijds  besteden  tot  het  verza- 
melen der  bonw8to£Pen    en  het  leveren  der  bijzonderheden 


Digitized  by 


Google 


92  DB    LAMDVBRHUiaiNa 

van  die  latere  gebeurtenisgen ;  doch  alvorens  m^  te  ver- 
binden, om  dat^  voornemen  ten  uitvoer  te  brengen,  ssult 
gg  mg  wel  willen  veroorloven,  van  m^  op  nwe  opregt*- 
ketd  te  beroepen,  ten  einde  gij  uitspraak  moogt  doen,  of 
iemand  der  hier  aanwezigen  van  begrip  is,  dat  ik;  dus 
doende,  gezegd  kan  worden  het  beginsel  te  verloochenen, 
hetwelk  ik  de  eerste  geweest  ben  van  te  omhelzen  en  vast 
te  stellen,  namel^:  dat  wij  nooit  zaken  zouden  aanroe- 
ren, met  den  tegenwoordigen  staatkundigen  toestand  in 
verband  staande.  Mogt  iemand  van  dat  gevoelen  zgn,  dan 
zal  ik  terstond  van  eene  taak  afstappen,  waaruit  ik  hoop 
dat  voor  mij  het  genoegen  zal  ontspruiten  van  een  vriend- 
Schappelgken  geest  tusschen  onze  tegenwoordige  volkplan- 
ters en  de  Hollandsche  boeren  daar  te  stellen,  door  bei- 
den als  het  ware  gemeenzamer  met  elkander  bekend  te  ma- 
ken. Ik  heb  mg  dan  op  deze  baan  gewaagd,  als  van  oor- 
deel zgnde,  dat  zulk  een  terugblik  in  geen  het  minste 
verband  staat  met  den  tegenwoordigen  staatkundigen  toe- 
stand des  lands,  nopens  welken  ik  verzekerd  ben,  dat  zulk 
eene  algeheele  verandering  in  de  algemeene  staatkunde 
van  Harer  Majesteits  Raden  heeft  plaats  gegrepen,  dat, 
wel  verre  van  den  wensch  te  koesteren,  dat  eenige  regten 
of  privilegiën  aan  Harer  Majesteits  alhier  gevestigde  on- 
derdanen onthouden  mogten  worden,  het  alleen  aanlranne 
eigene  onverschilligheid  jegens  zulke  zaken,  of  wel  ^mn 
de  onregelmatige  wgze  waarop  zg  verlangd  wordm,  is  toe 
te  schreven,  dat  zg  nog  niet  in  die  weldaden  deelen. 

Ten  slotte  befaoeven  wij  ons  alleen  te  beroepen  op  de 
gedenkwaardige  depêche  van  Lord  Stanley,  van  December 
1842,  en  op  de  latere  redevoeringen  van  Lord  John  Ras* 
sell  en  van  den  Graaf  Grey,  in  het  Huis  der  Lords,  om 
te  ontwaren  dat  de  nevelen,  die  onkunde,  valsohe  voorstel- 
lingen en  partjjgeest  eenigen  tgd  rondom  onze  hooge  be- 
stuurders hadden  doen  ontstaan,  geheel  zgn  opgetrokken, 
en  dat  zoowel  zg  -als  het  Britsche  publiek  over  het  alge- 
meen geene  andere  begeerte  koesteren,  dan  om  allen  ruim- 
schoots in  het  genot  te  zien  van  eene  redelijke  vrgheid, 
als   het    n^eest    overeenkomstig  met    onze   belangen    niet 


Digitized  by 


Google 


der]  hollandsche  boeren,  ekz.  33 

slechtSy  maar  ook  met  die  van  het  geheele  R^k.  Wat  dit 
punt  betreft,  verzoek  ik  te  mogen  besluiten  met  de  aan- 
haling van  een^n  merkwaardigen  volzin  nit  de  Edinburgh 
review  van  April  laatstleden  (1852),  in  een  artikel,  ten 
opschrift  voerende:  nZuUen  \oy  onze  Koloniën  behouden  f* 
De  woorden  zgn  deze: 

riDe  liefde  der  kolonisten  is  gemakkelijk  te  bewaren,  of 
te  herwinnen,  waar  zij,  door  verkeerde  beoordeeling  of  mis- 
verstand, geschokt  of  verkoeld  is.  Door  hen  met  zacht- 
zinmgheid^  standvastigheid  en  regtvaardigheid  te  bestfiren; 
door  hen  met  eene  bemoedigende  doch  behoedzame  hand 
op  het  pad  der  vr^heid  te  geleiden;  door  hen  de  uitge- 
lireidste  magt  van  zelfbestuur  te  laten,  waar  de  invloe^ing 
van  het  Britsche  bloed  sté)rk  genoeg  is  om  zulk  eene  magt 
te  waarborgen.  In  één  woord^  door  de  gedragsl^n  te  vol- 
gen, door  Lord  John  Rnssell  in  z^ne  redevoering  b^  de 
aanbieding  eener  Bill  voor  het  Bestuur  der  Australische 
koloniën,  in  Februarij.  des  vorigen  jaars,  aangekondigd  en 
verdedigd,  zullen  wij  het  lestaan  verzekeren  en  de  ban- 
den van  zamenhechting  vaster  snoeren,  van  eene  uitge- 
strekte heerschappij,  met  den  wgssten,  eenvoudigsten  en  wel- 
dadigsten  vorm  van  vrijheid  gezegend,  dien  de  wereld  im- 
mer aanschouwde ;  en  die  voor  verwijderde  landen  en  toe- 
komstige eenwen  de  hoogste,  weligste  en  uitgebreidste  ont- 
wikkeling van  beschaving  ten  toon  spreidt,  die  de  Voor- 
zienigheid ooit  aan  hét  menschdom   geschonken  heeft!*' 


In  mijne  vorige  lezing  leverde  ik  de  b^zonderheden  van 
eene  dier  rampspoedige  gebeurtenissen,  die  doorgaans  den 
overgang  kenmerken  uit  een  ruwen  maatschappel^ken  toe- 
stand, tot  zulk  eenen,  waarin  het  oppergezag  van  de  wet 
een  door  alle  klassen  erkend  grondbeginsel  wordt,  even- 
zeer noodwendig  voor  de  algemeene  rust  der  zamenleving, 
ala  bestaanbaar  met  het  ware  begrip  van  zedel^ke  vrijheid. 
Het  gevoel    van  vy andschap  jegens  het  Bestuur,  en  de  be- 

*  3 


Digitized  by 


Google 


34  DE    LANDVERHUIZING 

(leeling  des  regts,  hetwelk  destijds  onder  de  boeren  aan 
de  grenzen  heerschende  was,  zou  gaandeweg  zgn  uitgesle- 
ten, naar  mate  z^  nieer  en  meer  de  voordeelen  leerden  schat  • 
ten,  waaraan  een  hoogere  toestand  van  beschaving  hen 
deelachtig  maakte;  doch  weldra  ontstonden  er  verschei- 
dene ander  oorzaken,  welke  niet  alleen  die  vlam  van  mis- 
noegen bleven  voeden,  ^maar  ten  laatste  zóó  drukkend 
worden,  dat  zij  de  groote  meerderheid  der  inwoners  van 
de  oostelijke  provinciën  buiten  de  grenzen  der  kolonie 
dreven ;  terwijl  het,  nadat  die  beweging  eenmaal  begonnen 
was,  eene  volstrekte  onmogelijkheid  bleek,  dien  stortvloed 
te  stuiten.  Eene  der  oorzaken  van  algemeen  misnoegen 
stond  in  verband  met,  of  liever,  ontstond  uit  den  over- 
haasten en  kwalijk  beraden  maatregel  des  Bestuurs  in  het 
moederland,  om  het  papieren  geld  buiten  koers  te  stellen, 
na  het  alvorens  op  eene  hoogst  benadeelende  w^ze  in 
waarde  te  hebben  doen  verminderen ;  iets  hetwelk  door  ver- 
standige maatregelen  zoo  al  niet  voorkomen,  dan  toch  groo- 
telijks  verzacht  zou  hebben  kunnen  worden.  Deze  grief  maakt 
echter  meer  een  gedeelte  uit  van  de  algemeene  geschiede- 
nis der  Kaap-kolonie,  weshalve  ik  over  dat  onderwerp 
niet  zal  uitwijden ;  *  mij  slechts  tot  de  opmerking  bepalen- 
de, dat  zij  strekte  om  de  reeds  bestaande  spanning  aan 
de  grenzen  levendig  te  houden,  en  aanleiding  gaf,  dat 
die  geest  van  misnoegen  algemeener  en  verder  verbreid 
werd,  dan  anders  wel  zou  hebben  plaats   gehad. 

Doch  hiervan  onafhankel^k^  ontstonden  er  drie  groote 
hoofd-oorzaken  van  beklag,  die  ipin  of  meer  op  de  krach- 
ten en  vooruitzigten  van  de  gansche  kolonie  drukten,  doch 
zulks  met  tienvoudige  zwaarte  op  de  oostelijke  provinciën 
deden.  Betrekkel^k  deze  oorzaken  moet  ik  vooraf  doen 
opmerken,  dat,  hoewel  ik  ze  duidelijkheidshalve  elk  af- 
zonderlijk zal  behandelen,  zg  nogtans.gel^kt^dig  werkten; 
dat  in  het  eene  jaar  de  eerste,  en  in  een  ander  de  tweede 
of  derde  meer  het  overwigt  had ;  doch  dat  alle  tevens  ge- 
strekt hebben  tot  bevordering  der  slotgebeurtenis :  het  uit- 
dringen  namelijk  «van  3e  groote  massa  der  bevolking, 
buiten   deh  verderen  invloed  dier-  maatregelen,  welke  (zoo 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHE   BOEREN,  ENZ.  35 

als  m^  dikw^ls  verzekerd  is)  haar  anders  tot  openbaren 
tegenstand  of  rebellie  zouden  gedreven  hebben. 

De  drie  groote  grieven  waaronder  zij  leden,  mogen  ge- 
noemd worden; 

lo.  De  Hottentots-kwestib  ; 

2o.  De  Slaven-kwestie  ; 
3o.  De  Kaffer-kwestie; 

en  nit.de  enkele  vermelding  dier  namen  zal  het  ^1  aan- 
stonds in  'het  oog  vallen,  dat  zij  alle  ontstonden  uit  de  wijze 
waarop,  zoowel  het  plaatselijk  Oouvernement  als  dat  van 
het  moederland,  met  deze  drie  onder^heidene  rassen^  waar- 
mede de  Ëuropesche  bevolking  omringd  was,  te  werk  ging; 
terwgl  de  rast  en  de  voorspoed  der  kolonie  volstrektel^k 
afhingen,  van  eene  verstandige  behoedzaamheid  in  deze. 

Ik  zal  derhalve  de  hoofdtrekken  van  elk  dezer  drie 
groote  vraagstukken  beschouwen,  als  meer  van  nab^  in 
betrekking  staande  tot  de  belangen  der  grensboeren,  en 
die  gedurende  een  t^dvak  van  twintig  jaren,  d.  i.  van 
1815  tot  1835;  toen  de  landverhuizing  uit  de  kolonie  naar 
centraal- Afrika  gezegd  kan  worden  begonnen  te  z:yn,  op 
hen  gedrukt   hebben. 

I.  Ik  vermeldde  reeds  in  mgne  vorige  lezing,  dat  de  regts- 
gedingen,  door  dr.  Van  dei:  Kemp  en  den  eerw.  J.  Read 
tegen  een  groot  aantal  leden  der  invloedrijkste  familiën 
in  de  landdistncten  begonnen,  een  diep  ingewortelden 
haat  tegen  deze  zendelingen,  die  zich  aldus  tot  bescher- 
mers der  Hottentotten  opwierpen,  veroorzaakten,  en  ook  een 
geest  van  wantrouwen  jegens  het  Gouvernement  deden  ont- 
staan, uit  de  wgze  waarop  (naar  het  hun  voorkwam)  die 
zaak  was  ondersteund  en  beschermd  geworden.  Laat  ik, 
deze  daadzaak  aanvoerende,  niet  misverstaan  worden,  noch 
laat  men  veronderstellen,  dat .  ik  slechts  voor  een  enkel 
oogenblik  een  ander  gevoelen  wensch  uit  te  drukken,  dan 
dat  het  in  zeer  vele  opzigten  noodzakelijk  was  geworden, 
dat  ras  uit  den  staat    v^n  slavernij  te    verlossen,    waarin 

3* 


Digitized  by 


Google 


36  DB   LANDYERHUIZIKQ 

het  tot  op  dien  t^d  gehouden  was.  Ook  wenech  ik  geene 
andere  reden  uit  te  drukken,  dan  dat  er  onder  die  per- 
sonen, welke  zich  aan  de  bekeering  der  heidenen  wadden, 
en  onder  barbaarsche  natiën  het  licht  des  Evangelie's  de- 
den schijnen,  vele  voortreffelyke  menschen  waren,  die  te- 
regt  onder  de  grootste  weldoeners  van  het  menschelijk 
geslacht  mogen  gerangschikt  worden,  en  dat  zulke  namen, 
als  die  van  Eicherer,  Edwards,  Campbell,  Moffat,  Hodgson 
en  soortgel^ke,  altoos  in  hoogachting  zullen  zijn  b^  een 
ieder^  .die  ware  godsdienst  en  deugd  als  onmisbaar  voor 
het  tijdelijk  en  eeuwig  welz^n  des  menschelijken  geslachts 
beschouwt.  Doch  voor  de  geheiligde  zaak  der  waarheid 
optredende,  noodzaali^  mijn  pligt  m^,  evenzeer  te  zeggen, 
dat  er  in  het  tijdvak,  hetwelk  ik  thans  behandel^  onder 
hen,  die  zich  het  gewigtig  ambt  van  onderw^zers  in  de 
zendelingscholen  binnen  de  kolonie  aanmatigden,  verschei- 
dene personen  waren,  zóó  ongeletterd,  en  met  zulke  be- 
petkte  vooroordeelen  bezet,  dat  zg  ten  eenemale  onge- 
schikt waren  voor  de  opleiding  en  vorming  der  Hotten- 
totsche  jeugd  van  beide  seksen;  terw^l  er  zelfs  eenigen 
onder  hen  waren^  die  door  hun  oneerbaren  omgang  met 
vrouwspersonen  uit  dat  ras,  alle  achting  verbeurd  hadden, 
waarop  een  zedel^k  gedrag  altoos  mag  aanspraak  maken. 
Zulke  voorbeelden  strekten  niet  alleen  om  het  opgevatte 
misnoegen  tegen  de  zendelingen  in  het  algemeen  te  regt- 
vaardigen ;  maar  de  inwoners  zagen  ook,  met  vrees  en  arg- 
waan, hoe  het  Gouvernement  trapswgze  de  geheele  be- 
volking der  Hottentotten  (waarvan  hot  gansche  bedf^f  der 
grensboeren  afhangt)  toeliet,  zich  aan  alle  opzigt  en  aan 
allen  landbouwers-arbeid  te  onttrekken,  en  zich  daaren- 
boven onder  de  geestelijke  hoede  te  begeven  van  den  eer- 
sten den  besten  persoon,  die,  zonder  inachtneming  van  land- 
streek of  natie,  zich  slechts  aanmeldde,  als  genegen  om 
de  herder  van  zulke   kudden  te  worden. 

.  Op  deze  wijze  Verrezen,  binnen  weinige  jaren,  niet  min- 
der dan  ^dertig  zendelingscholen*'  of  inrigtingen  binnen 
de  kolonie,  waar  Hollanders,  Franschen  en  Duitschers  zich 
met  Engelsohen  of  Schotten  vereenigden,  met  het  doel,  zoo 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLIiilCDSCHE    BOEREN    ENZ.  37 

het  heette,  om  eenige  Hottentotten  of  afstammelingen  van 
Hottentotten  te  onderwijzen,  die  genegenheid  hadden,  om 
zich  rondom   hen  te  verzamelen. 

De  jongeren  onder  hen  ontvingen  daar,  buiten  tegen- 
spraak, de  beginselen  van  eenige  elementarische  opvoeding; 
doch  de  ouderen  verklaarden  eenstemmig  dat  zij  f? te  oud" 
waren  om  te  leeren,  doch  verkozen  nogtans  daar  te  ble- 
ven, om  een  met  hunne  neigingen  zoo  overeenkomstig,  lui 
en  gemakkelijk  leven  te  leiden,  en  waren  alleen  in  het 
oogstsaizoen,  of  op  dringende  aansporingen,  er  toe  te  be- 
wegen, om  nu  en  dan  eens  een  wagen  naar  de  markt  te 
'  r^den,  en  in  zoo  verre  f  f  hunne  hulp  te  leenen,"  doch  tot 
zulke  buitensporige  prezen,  dat  de  landbouwer  ten  eenen- 
male  van  z^n  wettig  voordeel  beroofd  werd,  en  soortge- 
l^ke  bronnen  van  bestaan  zóó  wisselvallig  gemaakt  werden^ 
dat  hij  in  zeer  vele  gevallen  genoodzaakt  werd,  den  gehee- 
]en  landbouw  op  te  geven,  en  alleen  uit  de  veehouderij, 
z^n  bestaan  te  zoeken.  Maar  ook  tot  de  bescherming  en 
verzorging  daarvan  behoefde  men  ten  minste  eenige  schaap- 
herders 'en  ossenhoeders ;  doch  ook  aan  dezen  pligt  «onttrok- 
ken z^  zich  van  lieverlede;  zoodat,  wanneer  een  boer  niet 
in  staat  was,  om,  met  behulp  van  z^n  huisgezin,  zijne 
kodden  dag  en  nacht  te  bewaken,  de  verliezen  schromelijk 
werden,  en  velen  in  wanhoop  gedwongen  waren,  om  alle 
boerenbedrijf  vaarwel  te  zeggen,  met  eenige  vrienden  of  na- 
bestaanden hunne  bezitting  te  vereenigen,  en  op  die  w^zé 
hnn  kommerlijk  bestaan  te  verlengen,  zonder  waarschyn- 
Jgkheid  van  hun  toestand  te  verbeteren,  veel  minder  iets 
voor  hunne  kinderen  op  te  leggen. 

In  de  westelijke,  of  liever  zuidwestelijke  provinciën,  nabij 
de  Kaapstad,  waar  voor  een  tijd  de  slaven-arbeid  genoeg- 
zaam in  de  behoeften  van  den  landbouw  voorzien  kon, 
leverde  dit  bezwaar  geene  zoo  groote  redenen  tot  beklag 
op;  doch  in  de  noordelijke  en  oostelgke  werd  het  druk- 
kender gevoeld.  Ik-zelve  heb  hoeven  gekend,  die  ten  eenen- 
male  verlaten  waren,  daar  de  laatst  overgeblevene  Hotten- 
totten hunne  dienst  hadden  opgezegd,  of  naar  de  zende- 
lingscholen  waren  geweken,  de  kudden  of  driften  met  zich 


Digitized  by 


Google 


38  DE    LANDVERHUIZING 

voerende,  die  zij  in  dienst  van  hunnen  meester  hadden 
overgewonnen^  en  elk  aanbod,  hoe  raim  ook^  om  in  dienst 
te  blijven,  volstrekt  hadden  verworpen. 

Er  waren  zelfs  Hottentotsche  familiën,  zóó  haveloos,  of 
van  zulk  een  slecht  gedrag,  dat  de  toelating  tot  de  zen- 
delingscholen  hen  geweigerd  werd ;  doch  deze,  liever  dan 
in  dienst  der  boeren  te  blijven,  vereenigden  zich  van  lie- 
verlede in  de  omstreken  van  verscheidene  vlekken,  en  voor- 
namelijk rondom  Graaf-Reinet,  Graham*s  Town  en  Somer- 
set,  waar  zij  een  volslagen  pest  der  maatschapp^  werden, 
en  een  schrik  voor  den  ganschen  omtrek,  wegens  de  ver- 
metele diefstallen  en  rooverijen  die  zij  mijlen  in  het  ronde 
bedreven.  Het  bezwaar  nogtans  om  deze  misdadigers 
op  het  spoor  te  komen  en  te  straffen  werd  zóó  sterk  ge- 
voeld, dat  naar  het  oofdeel  van  ieder  verstandig  man  niets 
dan  de  daarstelling  eener  allerstrengste  wet  tegen  de  land- 
looperij  in  staat  scheen  om  het  euvel  paal  en  perk  te  stel- 
len ;  doch  de  moeijelijkheden,  aan  de  verl^rgging  eener  zoo- 
danige wet  verbonden,  schenen  der  Wetgevende  magt  onover- 
komelijk toe;  en,  hoe  dikwijls  ook  door  de  Uitvoerende  magt 
beloofd,  werd  zij  tot  de  Grieksche  kalenden  uitgesteld;  en 
zoo  doende  vermeerderde  de  teleurstelling  van  zulke  ver- 
wachtingen alweder  het  misnoegen. 

Het  is  eene  merkwaardige  daadzaak,  dat  de  eenigste 
hulp,  die  sommige  boeren  in  de  districten  vonden,  op 
zoodanige  plaatsen  was,  die  aan  het  land  der  Boschj es- 
mannen  grensden,  waar  eene  menschlievende  en  verlichte 
staatkunde  weldra  hare  nimmer  falende  vergelding  ontving. 

Nog  in  het  begin  dezer  eeuw  werden  die  Boschjesman- 
nen  als  voor  alle  beschaving  onvatbaar  geacht.  Het  doo- 
delijk  vergif  dat  zij  aan  iedereen  gaven,  die  hen  slechts 
in  eene  eenigzins  verdachte  houding  naderde,  maakte  hen 
tot  het  voorwerp  van  algemeene  vrees  en  afschuw.  Z^ 
werden  als  de  verklaarde  vijanden  des  menschel^ken  ge- 
slachts  beschouwd ;  en  ik  vrees  dat  er  eens  een  t^d  was, 
waarop  eene  algemeene  slagting  van  dat  ras,  mannen, 
vrouwen  en  kinderen,  zonder  onderscheid,  niet  alleen  als 
volkomen  wettig,  maar  zelfs  als  lof  vaaardig  beschouwd  werd. 


Digitized  by 


Google 


OER   HOLLANDSCHE 'BOEREN   ENZ.  ^9 

Doch  omstreeks  het  begin  dezer  eeuw  waagden  bot  de 
eerwaardige  zendelingen,  de  beeren,  Kichorer  en  Edwards, 
zich  stoutmoedig  onder  ben  te  begeven,  en,  beveiligd  door 
het  schild  van  Evangelie  en  godsdienst,  ontwikkelden  zij 
hunne  zedel^ke  kracht  te  midden  der  bedreigingen  en  der 
afschuwel^ke  tooneelen,  waarvan  zij  gedwongen  werden  oog- 
getuigen te  zyn.'  Hunne  verhevene  opoffering  van  alle  ge- 
makken^ ja,  van  alle  nood  wen  digh  eden.  des  levens  voor 
de  zaak  der  menschheid,  vond  ten  laatste  bare  beloouing 
in  4e  toebrenging  van  eenige  weinige  stammen,  «n  in  de 
vriendschappelijke  betrekking,  tusschen  dezen  en  de  naast- 
bg  gelegene  boeren  gevestigd. 

Niet  lang  daarna  werd  ook  de  gewoonte  ingevoerd^  en 
door  het  Gouvernement  gewettigd  en  aangemoedigd,  die 
aan  écnige  lieden  van  welbekende  menschlievendbeid  ver- 
gunde, om  in  tijden  van  droogte  en  hongersnood^  op  jagt< 
partijen  hun  land  te  bezoeken.  De  Boschjesmannen  ver- 
zamelden zich  dan  bg  geheele  scharen  rondom  heu^  on 
leerde  hen  de  kunst  af,  van  de  opbrengst  der  jagt  in  bil- 
bmg^)  te  veranderen,  waardoor  zij  zich  ten  minste  gedu- 
rende die  onvruchtbare  saizoenen  van  eenig  dierlijk  voed- 
sel konden  verzekeren. 

Dit  menschlievend  gedrag  dezer  boeren  vond  weldra 
zijne  belooning,  daar  sommigen  dier  Boschjesmannen  zich  lang- 
zamerhand onder  hunne  bescherming  en  in  dienst  van  de  na- 
burige hoevenaars  begaven,  waardoor  zij  zich  met  hunne 
huisgezinnen  het  geheele  jaar  door  een  zeker  middel  van 
bestaan  verschaften.  Huü  natuurlgk  verstand  werd  onder 
het  hoeden  '  der  kudden  weldra  ontwikkeld ;  z§  werden  zeer 
getrouwe  en  betrouwenswaardige  veehoeders,  en  ik-zelve 
heb  hoeven  in  den  Sneeuwberg  bezocht,  die  door  hunne, 
met  hunne  geheele  familiën  naar  de  Ea£^pstad  of  andere 
districten  verreisde   eigeiftiars,  maanden   lang  verlaten  wa- 


^)Biltonff {letterlijk  Ham'tonffue)he8t&&tvLit  strooken  raauw  vleesch, 
uit  de  hammen,  lendestakken  of  vleezige  gedeelten  van  het  vee  of 
grooter  wild  gesneden,  welke,  met  zont  oversprenkeld,  aan  de  hecte 
zon  worden  blootgesteld,  en  dua,  door  de  zon  gedroogd,  maanden 
lang  het  gewone  voeOsel  der  reehoedende  boeren  uitmaken. 

BcnaiJVEs. 


Digitized  by 


Google 


40  DB    LANDVERHUIZING 

ren  geweest,  kudden  van  zes,  zeven,  ja  tien  duizend  scha- 
pen onder  de  enkele  hoede  van  éëne  of  twee  familiën  van 
deze  »f tamme"  Boschjesmannen  achterlatende;  ja,  men  heeft 
mg  later  onderrigt,  dat  zulke  voorbeelden  verre  van  zeld- 
zaam waren:  dat  zg  zich  onveranderlijk  het  op  deze  wijze 
in  hen  gestelde  vertrouwen  ten  volle  waardig  maakten, 
en  dat^  zij,  bij  de  terugkomst  hunner  meesters,  met  behulp 
van  hun  »»kerfstok,"  rekenschap  wisten  te  geven  van  het 
verlies  van  ieder  ooi,  schaap  of  lam,  met  eene  trouw  en 
duidelijkheid,  die  hen  in  verbazing  bragt  • 

In  e^ne  noot,  op  een  der  onnavolgbare  hoofdstukken  van 
zijn  Antiquary,  zegt  sir  Walter  Scott,  dat  deze  rrkerfstok- 
ken^*'  twee  of  drie  eeuwen  geleden,  b^  de  bakkers  in  Schot- 
land in  gebruik  waren.  Het  zou  voor  een  Oldbuck  of 
Monkbams  niet  onbelangr^k  wezen,  om  na  te  sporen,  of 
de  Caledonische  bakkers  die  kennis  van  de  Boschjesman- 
nen in  Zuid- Afrika  verkregen,  dan  wel  vice  versa  *) ;  doch 
voor  hen,  die  geen  dezer  beide  gevoelens  aannemen,  moge 
de  opmerking  voldoende  zijn,  dat,  in  een  kindschen  toe- 
stand der  maatschappij,  de  menschen  zich  met  dezelfde 
ruwe  middelen  tot  verligting  van  het  geheugen  of  scher- 
ping van  het  verstand  behelpen,  onafhankelgk  van  land 
of  luchtstreek. 

In  de  weinige  districten,  die  aan  het  land  der  Bosch- 
jesmannen grensden,  vonden  de  boeren  eenige  gedeeltelijke 
vergoeding  voor  het  verlies  hunner  Hottentotsche  dienst- 
baren ;  doch  het  valt  niet  te  ontkennen,  dat  in  de  overige 
oostelijke,  provinciën  de  talrijke  zehdelingscholen,  en  inzon- 
heid  de  uitgebreide  inrigting  aan  de  Kat  rivier,  eiken  Hot- 
tentot  of  dienstbare  van  Hottentotsche  afkomst  uit  de  dienst 
der  boeren  wegnamen.  Niet  slechts  werden  zg  tot  die  scholen 

<)  Zou  het  uiet  veel  waarschijnlijker  zijn,  dat  de  Boso^jesman- 
nen  hnnne  kennis  aan,  en  het  gebruik  van  den  rrkerfstok,*'  aan  de 
HoUandsoh-Afrikaansche  boeren  te  danken  hebben?  Zeker  is  het 
althans,  dat  de  ffkorfstok",  thans  nog  maar  in  de  yeroaderde  bena- 
ming bewaard  gebleven,  in  vroegere  tijden  even  zoo  wel  bij  oni», 
als  bij  de  Schotten  in  gebniik  was.  Van  daar  het  nog  wel  eena 
in  jok  of  ernst  overdragtelijk  gebezigde  gezegde,  wanneer  het  ge- 
duld ten  einde  raakt:  nVe  kerfstok   is  vol!" 

VEETALEB. 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLANDSGHE    BOEREN,    ENZ.  41 

aangetrokken,  als  de  verblijven  van  gemak  en  zorgeloosheid, 
maar  men  leerde  hen  bovendien,  zich  als  een  onderscheiden 
en  afzonderlijk  ras  te  beschouwen,  hetwelk  voor  den  Saksi- 
schen  boer  geene  diensten  welke  ook  ff  behoorde"  te^verrigtén. 

En  dit  geleidt  m^  tot  de  vermelding  van  een  nog  veel 
ernstiger  nadeel,  dan  het  bloote  verlies  van  arbeid,  hetwelk 
ait  het  ten  opzigte  der  Hottentotten  gevolgde  systeem  voort- 
vloeide; een  kwaad,  welks  gevolgen,  hoezeer  lang  te  voren 
door  velen  voorspeld,  wier  voorzeggingen  hetzelfde  lot 
wedervoeren  als  die  van  Cassandra,  namelijk,  van  als  her- 
senschimmen beschouwd  te  worden,  zich  tijdens  de  jongste 
gebeurtenissen  in  vreeselijke  wezenlijkheid  vertoonden;  wes- 
halve z^  thans  als  geschiedkundige  lessen  behooren  be- 
schouwd te  worden,  waaruit  voor  gezaghebbers,  aan  wie  het 
bestuur  over  verschillende  rassen  in  één  en  hetzelfde  land  is 
toevertrouwd,,  nuttige  waarschuwingen  zijn  af  te  leiden; 

Ik  zeide  te  voren  reeds,  dat  in  de  meeste  (zoo  niet  in  alle) 
deze  scholen  of  inrigtingen  binnen  de  kolonie,  het  Gouverne- 
ment geen  het  minste  toezigt  of  tusschenkomst  uitoefende  of 
vorderde.  Niet'te  min  werden  er  nu  en  dan  ontdekkingen  ge- 
daan, waaruit  ten  duidelijkste  bleek,  dat  men  zich  in  eenige 
daarvan,  eene  der  overheid  toekomende  magt  had  aange- 
matigd, om  misdadigers  bij  wijze  van  regtspleging  door  ge- 
zworenen te  straffen,  en  dat  binnen  zulke  scholen  door  de 
zendelingen  straffen  werden  uitgedeeld,  ten  eenemale  onbe- 
staanbaar met  de  grondbeginselen  van  regt.  Doch  ook 
hiervan  schijnt  geefie  de  minste  ambtelijke  kennis  genomen 
te  zijn,  en  door  het  meer  en  meer  blijkbaar  worden  van  dit 
beginsel  des  Gouvernements,  berden  de  zendelingen  in  de 
eenmaal  aangematigde  heerschappij,  zoowel  over  de  tijdelgke 
als  geestelijke  belangen  van  hen  die  hunne  scholen  bezochten, 
langs  hoe  meer  bevestigd. 

Met  uitzondering  van  de  nederig  gezinde  Moravische 
broeders  (die  ik  gaarne  als  eene  loffelijke  uitzondering  laat 
gelden),  meen  ik  te  moeten  ze^geuj  dat  bijkans  algemeen  en 
met  opzet  den  Hottentotten  het  begrip  was  ingeprent,  dat  zij 
niet  alleen  altoos  een  onderdrukt  ras  geweest  waren,  maar 
zulks  nog  altoos  bleven;  dat,  in  spijt  van  de  hun  door  het 


Digitized  by 


Google 


42  DE  LANDVERHUIZING 

Gouvernement  geschonkene  Magna  Charta,  in  de  zoogenaam- 
508te  ordonnantie,  de  blanken  nog  ten  allen  tijde  gereed  waren 
hen  te  onderdrukken;  en,  naar  ik  vrees,  werden  zulke  begrip- 
pen den  Hottentotten,  die  zich  in  of  nalj^ij  de  zendelingsinrig- 
ting  b^  de  Kat-rivier  ophielden,  met  grooten  ernst  ingeplant. 
Die  begrippen  hebben  ongetwgfeld  den  grond  gelegd  tot  den 
opBtand,  die  den  tegen woordigen  Kaffer-oorlog  zoo  noodlot- 
tig gemaakt*  heeft;  doch  bij  die  gebeurtenissen  wensch  ik 
met  langer  te  verw^len;  hier  alleenlijk  willende  doen  op- 
merken,  dat  ik,  reeds  vele  jaren  geleden,,  dat  gevoel  van 
nationale  verwijdering  heb  zien  ontstaan,  en  toen  reeds  voor- 
spelde, dat  die  zaden  van  afkeer  en  vijandschap  tusschen  de 
rassen,  onvermydelijk  die  vergiftige  vruchten  zouden  doen 
ontspruiten,  waaronder  de  kolonie  zoo  treurig  geleden  heeft. 
Dit  zal  voldoende  z^n  ten  betooge  dat  de  trapsw^ze 
onttrekking  van  het  geheele  ras  der  Hottentotten  aan  den 
landbouw  en  de  veehoederij,  zoowel  als  de  vijandige  geest, 
dien  zij  jegens  do  kolonisten  aan  de  grenzen  openbaarden, 
dezen  laatsten  geene  andere  dan  de  treurige  keuze  overlieten 
om  elders  een  oord  .te  gaan  opzoeken,  waar  hunne  kudden  en 
driften  veilig  konden  zijn,  en  waar  zij  den  arbeid  tegen  bil- 
Igker  prgs  zouden  kunnen  verkregen. 

IL  Maar  hoc  groot  en  gewigtig  deze  grief  ook  wezen 
mogt,  zij  wordt  nog  geheel  overschaduwd  door  de  verbitte- 
ring, waarmede  de  kolonist  het  Gouvernement  stappen  zag 
doen  om  hem  zelfs  van  dien  arbeid  te  berooven,  waarop  hy 
een  onbetwistbaar  eigendomsregt  inriep. 

.  Het  is  eene  op  zich  zelva  staand^,  en,  zoo  ik  geloof,  niet 
algemeen  genoeg  bekei)de,,of  ten  minste  niet  genoeg  gewaar- 
deerde daadzaak,  dat  gedurende  de  laatste  eeuw,  terwijl  alle 
andere  aan  Europesche  magten  toebehoorende  koloniën  met 
slaven  overkropt  waren,  die  voornamelijk  door  Britsche  vaar- 
tuigen werden  ingevoerd,  het  Gouvernement  der  Kaapkolonie 
zich  altoos  afkeerig  betoond  had  van  den  invoer  van  slaven; 
dat  die  invoer  jdoor  verscheidene  strenge  proclamatign  was 
verboden  geworden,  en-  dat  van  tijd  tot  tijd  (doorgaans  een- 
maal 's  jaars),  op  de  dringende  vertoogen  der  kolonisten,  en 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLIiANDSCHE    BOEREN;   ENZ.  43 

naar  evenredigheid  van'  hun  toenemend  getal  en  de  behoeften 
van  den  landbouw,  eene  uitdrukkelijke  vergunning  tot  den 
invoer  van  een  bepaald  getal  slaven  verleend  werd. 

Gedurende  het  kortstondig  beheer  van  het  Bataafsche 
Gouvernement;  van  1802  tot  1806,  gaven  verscheidene  pro- 
clamatiën  en  daden  van  dat  Bewind  zijn  voornemen  te  kennen 
om 'aan  het  bestaan  der  slavernij  in  de  kolonie  spoedig  een 
einde  te  maken,  zoodat  gedurende  deze  eeuw,  inderdaad 
slechts  een  zeer  klein  aantal  slaven  uit  het  Negerras  den 
kolonialen  grond  betreden  had.  Het  natuurlijke  gevolg  daar- 
van waS;  dat  negen  tiende  gedeelten  van  de  slavenbevolking 
uit  slaven  bestond,  in  de  huisgezinnen  geboren,  die  meer  als 
familiebedienden  beschouwd,  en  gelijk  de  VernoB  der  Romei- 
nen behandeld  werden.  Zy  werden  tot  verschillende  beroepen 
en  handwerken  opgeleid,  werkten  nooit  b^  troepen,  en  geno- 
ten inderdaad  alle  gemakken  en  voorregten,  die  vr^e  dienst- 
boden slechts  bij  mogelijkheid  konden  verlangen.  De  waarde 
van  zulke  slaven  nam^  door  den  aanwas  en  meerdere  vraag 
van  de  vrije  bevolking^  dagelijks  toe,  en  het  was  geene  zeld- 
zaamheid dat  men  voor  één  enkelen,  in  zekere  handwerken 
goed  onderwezen  «laaf,  vier,  vijf,  ja  zesduizend  pond  sterling 
gaf.  Dat  slaven  van  zulk  een  waarde  goed  behandeld  werden, 
als  ook  dat  zij  hunne  regten  kenden  en  wisten  te  hand- 
haven, is  slechts  een  natuurlijk  gevolg  van  zulk  een  staat 
van  zaken;  en  al  was  het  dan  ook  dat  er,  in  den  loop 
van  tien  of  twaalf  jaren.,  twee  of  drie  voorbeelden  van 
zware  mishandeling,  ja  van  moord  zelfs,  voor  de  regt- 
banken  gebragt,  en  door  de  (v^lschel^k  «zoogenaamde) 
philanthropische  pers  luide  werden  uitgeroepen:  het  zou 
toch  even  zoo  onregtvaardig  zyn,  op  zulke  enkele  geval- 
len eene  algemeene  beschuldiging  van  mishandeling  der 
slaven  tegen  hunne  meesters  te  bouwen,  als  de  moorden 
van  Burke,  van  de  Mannings,  van  Rush,  en  van  honderd 
anderen,  die  b^kans  ieder  Engelsch  uieuwspapier .  bevlekken, 
bül^kerwijze  ten  laste  der  bevolkingen  van  Edinburg  of 
Londen  gebragt  kunnen  worden. 

Kort  na  den  algemeenen  vrede  van  1815,  \^erd  hetlnaar 
al  te  blijkbaar,  dat  de  openbare  geest  in  Engeland  de  geheele 


Digitized  by 


Google 


44  DB    LANDVERHUIZING 

vernietiging  der  slavernij  bedoelde^  daar  de  hoofdleiders  van 
alle  partijen  toch  openlgk  betuigd  hadden,  dat  zij,  de  over- 
winning behaald  hebbende  van  de  vernietiging  des  sla- 
venhandels, deze  nog  slechts  als  den  drempel  beschouw- 
den tot  bereiking  van  het  grootere  doel ;  terwijl,  als  voor- 
bereidende middelen  tot  dien  stiip,  verscheidene  plaatse- 
lijke wetten  werden  ingevoerd,  die  de  magt  en  het  ge^ag 
det  meesters  over  hunne  slaven  «aanmerkelijk  besnoeiden. 
De  merkwaardigste  van  die  was  een  e  plaatsel^ke  verorde- 
ning van  1826,  waarbij  een  nieuw  ambt  van  voogd  of  be* 
schermer  der  slaven  werd  daargesteld,  wiens  pligt  het  was 
om,  zoowel  zelve  als  door  zijne  ondergeschikten,  een  by- 
zonder  toezigt  te  houden  op  de  bescherming  hunner  be- 
langen. Elke  slaaf  bekwam  daarbij  het  regt-  om  zijnen 
meester  tot  z^ne  vrijlating  te  noodzaken,  indien  h^  hem 
zijne  waarde,  door  onpartijdige  personen  te  schatten^  ver- 
goeden kon.  De  uren  van  den  arbeid  werden  bepaal^, 
en  nog  verscheidene  andere  gestrenge  regelen  ingevoerd, 
waardoor  eene  magt  werd  gevestigd,  die  zich,  ten  behoeve 
van  den  slaaf,  in  alle  huisel^ke  aangelegenheden  van 
ieder  huisgezin  mengen  kon.  Het  is  gemakkelijk  na  te 
gaan,  hoe  zulk  een  systeem  een  veel  onvriendelijker  geest 
in  de  betrekking  van  meester  en  slaaf  deed  ontstaan,  dan 
vroeger  had  plaats  gehad.  De  slaaf,  tot  dusverre  gewoon 
deze  of  gene  gunst  of  toegefelijkheid  van  zijnen  meester 
of  meesteres  te  ontvangen,  zag  nu  eene  andere  magt  op- 
staan, die  hem  zulks  ambtshalve  verleenen  kon:  en  de 
meesters,  jaloersch  op  die  magt,  hielden  nu  dikwerf,  uit 
beginsel,  datgene  terug,  wat  zij  anders  gewillig  als  gunst 
zouden  hebben   toegestaan. 

Van  dat  oogenblik  af  aan  kan  men  derhalve  zeggen  dat 
de  minzame  gevoelens,  die  te  voren  van  weerskanten  be- 
stonden, hebben  opgehouden ;  terwijl  het  geheele  land  de 
nadeelige  gevolgen  van  deze  onbehoorl^ke  en  kwalijk  ge- 
plaatste tu&schenkomst  begon  te  gevoelen.  Doch  het  Gou- 
vernement in  het  moederland,  niet  te  vreden  met  deze 
koloniale  wetten,  nam,  in  Februarij  1830,  eene  wet  aan^ 
waarb^  niet  slechts  eene  schare  van   beschermers,    als  by- 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLANDSCHE  BOEERN,   £NZ.  45 

zondere  voogden  of  toezieners  der  slaven  in  ieder  dietrict 
werden  aangesteld,  maar  ook  nog  gestrengere  verordenin- 
gen tegen  de  geringste  daden  van  onregt vaardigheid  je- 
gens de  slaven  werden  vastgesteld,  als  uitdrukkelijk  ver- 
klarende, dat  deze  zich  aan  geenerlei  straf  behoefden  te 
onderwerpen  voor  het  inbrengen  van  klagten  hunner  mees- 
ters, fften  ware  zoodanige  klagten  met  eenig  kwaadwillig 
of  misdadig  doel  wierden  ingebragt,*'  —  terwyl  op  elke, 
zelfs  de  geringste,  overtredingen  van  eenig  artikel  dier 
verordening,  eene  boete  van  nooit  minder  dan  £  10,  noch 
meer  dan  £  500,  is  uitgesproken.  Zie  de  72'**  en  74'*'  sec- 
tie dier  «wet. 

Dooh  de  geest,  waardoor  zich  deze  verordening  bepaal- 
delijk onderscheidde,  vertoonde  zich  in  die  bepalingen,  waarbij 
den  eigenaars  van  slaven,  in  den  landbouw  of  in  de  nij- 
verheid gebezigd,  gelast  werd  om  telken  jare,  van  den 
beschermer  of  diens  adsistent,  een  boek  te  ontvangen,  waar- 
aan, in  de  verordening,  de  naam  van  ifpunishinent  record 
book^^  gegeven  wordt,  en  waarin  ieder  zoodanig  eigenaar, 
zoo  h^  schreven  kon,  zelve,  of  anders  door  een  ander, 
▼oor  iederen  slaaf  een  hoofd  moest  maken,  waaronder  elke 
straf,  van  welken  aard  ook,  moest  gebragt  worden,  die 
h:g  aan  zoodanigen  slaaf  had  opgelegd,  en  waarbij,  met 
de  grootste  naauwkeurigheid,  elke  bijzonderheid  van  de 
overtreding,  van  de  straf,  van  de  getuigen  er  van,  enz., 
enz.,  moest  worden  opgeteekend.  Dit  boek  moest  de  sla- 
venhouder, tweemaal  's  jaars,  aan  den  beschermer  of  diens 
adsistent  binnen  zijn  district  inleveren,  en  de  naauwkeurig- 
heid er  van  met  eede  bevestigen ;  en  zoo  er  te  eeniger  tijd 
aan  iemand  der  beschermers  eene  klagt  mogt  gedaan  wor- 
den over  de  opbgging  van  eenige  straf,  en  het  tf  record 
booh''  dan  niet  een  ten  volle  met  de  waarheid  overeen- 
komstig verslag  van  elke  daarmede  in  verband  staande 
omstandigheid  opleverde,  moest  de  meester  vervolgd 
worden  ter  zake  van  moedwilligen  meineed,  onafhankelijk 
van  de  straf  ter  zake  van    de  aanklagte  zelve. 

Onmogelijk  is  het  de  ontroering  te  beschrijven,  die  de 
gansche  kolonie  vervulde,  toeft  deze  wetsbepalingen  bekend 


Digitized  by 


Google 


46  DE  LANDVERHUrZINa 

werden.  Eenstemmig  word  door  alle  slaveneigenaars  bet 
besluit  opgevat  van  zicb  tegen  eene  wet  te  verzetten,  die 
•  een  zoo  onregtvaardig  grondbeginsel  medebragt,  ab  dat 
iedereen  gehouden  zou  z^n  om  zgne  eigene  misdrgven 
op  te  teekenen  en  met  eede  te  bevestigen.  Uit  alle  oor* 
den  werden  gevolmagtigden  naar  de  Kaapstad  gezonden, 
die  zich  daar.  met  de  slavenhouders  in  en  nabg  de  stad 
vereenigden  tot  eene  der  grootste  openbare  bgeenkomsten, 
die  ooit  in  de  kolonie  gehouden  zgn,  en  waarin  z^  zich 
eenstemmig  verbonden,  deze  itpunishment  record  books"  niet 
te  zullen  aanvaarden.  In  de  geestdrift  van  het  oogenblik 
namen  z^  een  besluit  om  zich  gezamentlijk  niCar  het  Crou- 
vernementshuis  te  begeven,  ten  einde  dit  hun  tast  besluit 
persoonlijk  aan  den  Gouverneur  bekend  te  makeu.  Nadat 
Zijne  Excellentie,  door  eene  vooruit  gezondene  deputatie, 
vooraf  van  hun  doel  was  verwittigd  geworden,  trokken 
drie-  tot  vierduizend  personen  in  statigen  optogt  naar  het 
Gouvemementshuis,  en,  na  door  Zgne  Excellentie  Sir 
Lowry  Gole  onder  de  statige  eikenboomén  bij  den  ingang 
van  de  Gravenstraat  ontvangen  te  zijn,  hadden  wglen 
Mr.  Muntingh  en  ik  (aan  wien  de  waarl^  niet  bengdens- 
waardige  taak  was  opgedragen  van  de  tolken  der  verga- 
dering te  zijn),  den '  smartelgken  pligt  te  vervullen,  van 
Zgne  Excellentie^  uit  naam  van  de  verzamelde  menigte, 
en  van  alle  slaven-eigenaars  in  de  geheele  kolonie, 
plegtig  te  verklaren:  itdcU  zy  zich  aan  deze  wet  niet  kon- 
den en  niet  wilden  onderwerpen  i"  dat  zg  alle  bereid  wa- 
ren om  de  daarin  bedreigde  straffen  te  ondergaan,  doch 
Zijne  Excellentie  smeekten,  hen  van  de  uitvoering  eener 
wet  te  willen  ontheffen,  die  hun  eene  schending  van  alle 
regtsbeginselen  toescheen.  Deze  stap  van  de  slavenbezit- 
ters  werd  destgds  door  de  philantropische  pers  voorge- 
steld* als  eene  poging  om  den  Gouverneur  vrees  aan  te 
jagen ;  doch  z^  waren  wel  overtuigd  dat  de  held,  die  voor 
het  moorddadige  vuur  der  Franschen  niet  terug  deinsde, 
terw^l  zij  de  door  hem  bezette  hoogten  van  Albuera  be- 
stormden, en  die  op  dien  voor  immer  merkwaardigen  dag 
de  zege  aan  onze   vanen    Boeide,    de  man  niet   was  om 


Digitized  by 


Google 


DBR   HOCLANDSCHE  BOEREN,     ENZ.  47 

zich  vrees  te  laten  aanjagen  door  3  of  4000  personen,  die 
hem  vreedzaam  naderden  om  zgne  beBcherming  en  sym- 
pathie tegen  eene  onregtvaardige  wet  in  te  roepen;  en  de 
nitko^ist  toonde,  dat  z^  ïich  ook  niet  in  zijne  gevoelens 
vergist  hadden ;  want,  alhoewel  Z^ne  Excellentie  (zoo  als 
ook  wel  te  verwachten  was)  veikl  aarde,  dat  hij  niet  op  zich 
koa  nemen  on  de  werking  van  de  wet  te  vernietigen , 
hi)  nogtans  beloofde  niet  in  gebreke  te  zullen  bleven  van 
den  Secretaris  van  Staat  kennis  te  geven  van  de  groote 
spanning,  welke  deze  verordening  had  doen  ontstaan;  ter- 
w^l'  de  kolonisten,  niet  lang  daarna,  reeds  de  voldoening 
ondervinden  mogten,  dat,  door  tusschenkomst  van  den  Se- 
cretaris van  Staat,  aan  alle  ambtenaren  voorschriften  wer- 
den gegeven  om  de  uitvoering  dier  wet  niet  met  kracht 
door  te  dringen,  die  op  deze  wijze  niet  veel  meer  dan 
eene  doode  letter  werd. 

Uit  de  wijze  waarop  het  Gouvernement  zich  aldus  in  de 
slaven-kwestie  mengde,  werd  het  voor  een  ieder  blgkbaar, 
dat  men  de  spoedige  vernietiging  der  slavernij  op  het  oog 
had;  en  velen  onder  de  weldenkende  slavenbezitters  beslo- 
ten derhalve  hunne  gezindheid  te  toonen,  om,  zoo  verre 
als  hunne  belangen  zulks  toelieten,  met  het  Gouvernement 
mede  te  werken.  Zij  rigtten  een  frmenschlieve^d  Genoot- 
schap'^ op,  waarvan  het  doel  was,  alle  jonge  meisjes,  die 
de  jaren  .der  huwbaarheid  bereikt  hadden^  op  te  koopen, 
deze  onmiddellgk  te  emanciperen,  doch  haar  voor  drie  of 
vier  jaren  bij  personen  van  hare  eigene  keuze  als  leerlin- 
gen te  plaatsen,  tot  dat  zij  een  zeker  klein  fonds  verzameld 
hadden,  en  genoegzaam  waren  opgekweekt  om  met  de  vol- 
komene vr^heid    te  kunnen  begiftigd   worden. 

Op  deze  wijze  werden  binnen  weinige  jaren  twee-  of 
driehonderd  jonge  meisjes  gekocht  en  vrijgelaten,  waar- 
door  de  toeneming  der  slavernij  werd  voorgekomen ;  en 
het*Grenootschap  kreeg  zóó  vele  aanvragen  van  meesters 
of  meesteressen  om  alle  jonge  meisjes  in  deze  weldaad 
te  doen  deelen,  dat  alleen  gebrek  aan  fondsen  het  Genoot- 
schap belette  zijn  weldadigen  invloed  over.  de  geheele  ko- 
lonie te  verbreiden.    Men  beproefde   derhalve   onderstand 


Digitized  by 


Google 


48  DE   LANDVERHÜIZIMa  * 

van  het  Grouvemeinent  te  bekemen,  en  toonde  aan,  dat, 
door  eene  jaarlijksche  som  van  £  7000  of  £  8000,  die 
het  Oppermagtig  Parlement  voor  zulk  eene  goede  zaak 
zou  toestaan,  de  werkzaamheden  dezer  instelling  zóó 
zeer  zouden  kunnen  worden  uitgebreid,  dat  binnen  zeer 
weinige  jaren  alle  vrouwelijke  slaven  bevryd  zouden  kun- 
nen worden;  dat  ook  elke  bekwame  slaaf;  die  geëmanci- 
peerd wenschte  te  worden,  en  krachtens  de  wet  het  regt 
had  verkregen  om  eene  gedwongene  efiancipatie  te  vragen, 
de  fondsen  zou  verkregen  hebben  om  dat  doel  te  be- 
reiken; en  dat  alzoo  traps wijze  en  onmerkbaar,  bin- 
nen den  tijd  van  negen  of  tien  jaren,  de  slaverny  zou  op- 
houden te  bestaan,  tegen  eene  opoffering  door  Groot- 
Brittanje  van  omstreeks  70  oi  £  80,000,  in  eene  reeks 
van  jaren  te  betalen.  Doch  het  éénig  antwoord,  dat  deze 
slavenhouders^  die  zoo  begeerig  waren  om,  zonder  aanmer- 
kel^k  nadeel  voor  zich-zelven  en  zonder  eene  scheuring  in 
de  maatschapp^,  de  algemeeae  vrijheid  te  verspreiden,  ont- 
vingen, was:  dat  zulks  nooit  aan  het  ongeduld  van  het 
Britsche  publiek  voldoen  zou,  hetwelk  op  onmiddellyke 
«n  onbepaalde  vrijheid  aandrong. 

^Op  deze  wyze  werd  het  doel  vergdeld,,  terwijl  tevens 
de  wet  gestreng  werd  gehandhaafd,  en  om  de  geringste 
kastijding  eene  boete  van  nooit  minder  dan  £  10  aan  el- 
ken  meester  of  meesteres  (want  somt^ds  kon  zelfs  eene 
meesteres  wel  eens  haar  geduld  verliezen,  en  eener  helle- 
veeg een  klap  toedienen,  wier  doel  en  genoegen  het  was 
hare  meesteres  tot  de  uiterste  drift  te  tergen)  werd  opge- 
legd. In  gevallen  van  meer  emstigen  aard  werden  party- 
en bij  geregtelijk  vonnis  veroordeeld,  en  beliepen  zeer 
zware  boeten ;  tot  dat  de  algemeene  verfoeijing  van  de  wet 
en  hare  uitwerkselen  zulk  eene  hoogte  bereikte,  dat  het 
niet  te  veel  gezegd  is,  dat  alle  slavenbezitters  naar  den 
dag  verlangden,  die  een  einde  zou  maken  aan  de  p^ni- 
ging,  welke  de  geesel  van  deze  wet  hun  deed  ondervinden. 
Deze  zoo  vurig  gekoesterde  wensch  kwam  eindel^k  tot 
vervulling  door  de  Parlementsakte  van  Augustus  1833;  en 
in  het  begin  des  volgende  jaars  kwam   een  nieuwe  Gou- 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLtiANDSGHB    BOEREN,    ENZ.  49 

verneor  (Sir  Benjamin  d'Urban)^  met  Btrikte  bevelen  om 
haar  in  werking  te  brengen,  * 

Door  die  akte  werd  de  slavern^,  van  den  l*^'*^  Decem- 
ber 1834  af  aan^  voor  altoos  in  de  kolonie  vernietigd, 
en  moesten  de  nog  aanwezige  slaven,  na.  het  doorgaan 
van  vier  leerlingsjaren,  op  den  1'^*"  December  1838  van 
alle  toezigt  ontheven  worden.  Gredurende  dien  tusschentgd 
van  vier  jaren  zouden  de  verdschte  schikkingen  gemaakt 
worden,  om  de,  als  schadevergoeding  aan  de  slavenbezit- 
ters,  door  de  Britsche  natie  edelmoedig  toegestane 
£  20,000,000,  over  de  koloniën  te  verdeelen,  en  aan  hen, 
wier  slaven  in  vr^heid  gesteld  werden,  uit  te  betalen. 

Het  bedrag,  aan  elke  kolonie,  en  meer  bepaald  aan  eiken 
slavenbezitter  toe  te  staan,  was  dus  vooreerst  geheel  en  al 
problematisch.  Er  werden  door  het  Gh>uvemement  schatters 
aangesteld,  die  in  last  hadden  om  eiken  slaaf  persoonlijk 
te  onderzoeken,  en  met  ter  zgde  stelling  van  alle  beden- 
kingen, uit  een  pretium  c^ecHonis  (zoo  als  wg  regtsgeleer- 
den  het  noemen)  ontleend,  ze  alle  onder  zekere  klassifi- 
catiën  brengen,  en  op  eene  gemiddelde  waarde  schatten 
moesten. 

Deze  schatting  werd  met  de  meeste  eerl^kheid  en  goede 
trouw  uitgevoerd  (het  district  George  alleen  uitgezonderd, 
waar  tastbare  omkooping  had  plaats  gehad,  en  waar  de 
schatting  ook  later  herzien  en  verbeterd  is);  en  de  rap- 
porten deden  zien,  dat  voor  de  35,745  diaven,  die  zich  in 
de  kolonie  bevonden,  eene  som  van  omstreeks  «f  3,000,000 
zou  gevorderd  worden;  alzoo  tegen  eene  gemiddelde  waarde 
van  £8b  per  hoofd. 

Alle  slavenbezitters  erkenden  het  regt  van  het  Gou- 
vernement in  de  uitoefening  van  zijn  ftdomimum  eminenêf'" 
om  eiken  privaatpersoon  het  een  of  ander  eigendom,  tot 
bereiking  van  eenig  algemeen  nuttig  doel,  te  ontnemen^ 
en  schenen  over  het  algemeen  genoegen  te  nemen  met 
deze  getaxeerde  waarde,  hoewel  het  (de  prgzen  in  aan- 
merking genomen,  die  de  slaven  doorgaans  golden)  in  zeer 
vele  gevallen  klaarblgkelijk  was  dat  er  zware  verliezen 
zouden  geleden  worden,    inzonderheid    door  dezulken,  die 

4 


Digitized  by 


Google 


50  DE    LANDVERHUIZING 

slaven  van  de  hoogste  waarde  bezaten ;  doch  spoedig  bleek 
het,  dat  deze  schatting  aan  den  regel  van  reductie  ondên 
hevig  was,  en  dat  het  doel  der  schatting  niet  was,  het 
gemiddelde  bedrag  te  bepalen,  hetwelk  ieder  slavenbeziUer 
ontvangen  zou,  maar  alleen  de  evenredigheid  die*  aan 
elke  kolome  uit  het  vergoedingsfonds  van  £  20,000,000  zou 
worden  toegekend ;  en  uit  die,  door  de  Commissarissen  in 
het  moederland  gemaakte,  berekening  bleek  het  weldra,  dat 
in  plaats  van  de  £  3,000,000,  welke  de  slavenbezitters 
aan  de  Kaap  verwachtten  te  zullen  ontvangen,  Üun  niet 
meer  dan  de  som  van  £  1,200,000  zou  worden  uitgekeerd, 
waardoor  alzoo  de  gemiddelde  getaxeerde  waarde  van  eiken 
slaaf,  van  «f  85  tot  «f  33:  12  s.  gebragt  werd:  en  ik 
kan  geen  treffender  voorbeeld  geven  van  het  verlies, 
door  de  eigenaars  van  kostbare  slaven  geleden,  dan  mgn 
eigen  geval,  daar  m^  voor  een  slaaf,  voor  wien  ik  meer- 
malen £  500  geweigerd  had,  en  zonder  moeite  .é*600  zou 
hebben  kunnen  maken,  naar  de  hoogste  gemiddelde  waarde 
van  die  klasse  van  slaven,  niet  meer  dan  £  60  nominaal 
werd  toegewezen  \  terw^l  door  de  later  gevolgde'  wijze  van 
betaling,  zelfs  die  nietige  som  nog  tot  op  «f  47  of  £  48 
werd  verminderd. 

Deze  plotselinge  en  buitensporige  vermindering  van  het 
te  ontvangen  bedrag,  waarop  reeds  geanticipeerd  was,  werd 
voor  vele  familiën  noodlottig,  dewijl  de  kapitalisten,  aan 
wie  vele  dezer  siaven  in  pand  waren  gegeven,  voorziende 
dat  zg  uit  het  vergoedingsfonds  niet  betaald  zouden  wor> 
den,  terstond  regtsgediugen  tegen  de  schuldenaars  en  bor- 
gen instelden,  hunne  goederen  en  hun  vee  verkochten,  en 
op  deze  w^e  menige  achtenswaardige  familie  tot  ramp- 
spoed, zoo  al  niet  tot;  volslagene  armoede  bragten. 

Doch  de  rampen  der  kolonisten  waren  hiermede  nog 
geenszins  ten  einde.  Toen  de  hulp-commissie  in  de  kolo- 
nie zoo  verre  met  haren  arbeid  gevorderd  was,  dat  de 
evenredige  som,  die  aan  eiken  slavenbezitter  kon  worden 
toegekend,  bepaald  kon  worden,  Jvemam  men,  dat  die  be- 
dragen niet  anders  konden  ontvangen  worden  dan  bg  de 
Engelsche  bank,  en  dat  er,  bij  een  aantal  kantoren  in  Lon- 


Digitized  by 


Google 


DEK   HOLLANDSGHE    BOEREN,    ENZ.  51 

den^  eene  menigte  formaliteiten  vervuld  moesten  worden,  eer 
men  betaling  erlangde.  Terstond  bemerkten  z^,  dat  zg 
hiermede  aan  de  genade  van  zekere  agenten  werden  over* 
geleverd,  door  wie  znlk^  alleen  kon  geschieden;  en  nu 
beraamde  men  wederom  eene  zeer  talrijke  b^eenkomst 
van  slavenbezitters  in  de  Kaapstad,  die  een  smeekschrift 
aan  het  Gouvernement  inleverden,  waarb^  men  verzocht 
dat  het  aan  eiken  persoon  toegewezen  bedrag  hem  rrin  de 
kolonie''  mogt  worden  uitbetaald,  zoodat  h^  ten  minsten 
de  zekerheid  verkreeg  van  de* hem  hg  slot  van  rekening 
toekomende  som,  zonder  eenige  aftrekking  te  zullen  ont- 
vangen. Doch  dit  smeekschrift  werd,  ald  ongeschikt  of 
onuitvoerbaar,  volstrekt  van  de  hand  gewezen:  en  zoo 
werden  alle  slaveabezitters  (geen  tien  hunner  hadden  een 
persoonlijken  zaakgelastigde  in  Engeland),  tot  de  noodzake- 
Igkheid  gebragt  van  hunne  toevlugt  te  nemen  tot  eenige  wei- 
nige personen  in  de  Kaapstad  en  Oraham's  Town,  die,  zich 
voordoende  als  uitsluitend  met  de  yoorgeschrevene  vor- 
men bekend,  deze  certificaten  van  11  tot  20,  ja  in  de 
grensdistricten,  naar  ik  met  zekerheid  meen  te  weten,  zelfs 
van  25  tot  30  procent  disconto  opkochten:  waardoor  zg 
deze  ellendige  kleinigheid,  die  reeds  tot  op  een  derde  van 
de  door  de  Gouvemementsschatters  zelve  getaxeerde  waarde 
hunner  slaven  herleid  was,  nu  nog  tot  op  omstreeks  een 
vgfde  van  dat  bedrag  zagen  insmelten.  En  is  het  dan 
wel  te  verwonderen,  dat  velen,  op  deze  wgze  tot  volsla- 
gene armoede  gebragt,  geene  palen  meer  kenden  in  hun- 
nen haat  jegens  een  Gouvernement,  hetwelk,  in  zijnen  gver 
om  iets  groots  en  loffelgks  daar  te  stellen,  volstrekt  niets 
ontzag,  zonder  eenige  de  minste  acht  te  slaan  op  de  reg- 
ten  en  belangen  der  meesters;  en  dat  sommigen  hunner 
zóó  verbitterd  werden,  dat  zg  tot  op  dezen  dag  de  hun 
toegewezene  nietige  som,  hoezeer  ook  herhaaldelijk  tot 
het  ontvangen  daarvan  opgeroepen,  met  verontwaardiging 
hebben  afgewezen ;  zoodat  het  koloniale  Gouvernement  op 
dit  oogeublik  nog  omstreeks  £  5000  onuitbetaald  in  kas 
houdt,  'welke  zij,  die  er  toe  geregtigd  zijn,  niet  ontvan- 
gen  willen:   daar  de  kwitantie    daarvoor  hen  slechts    be- 

4* 


Digitized  by 


Google 


52  DB  lAndyerhcizinq 

rooven  zou  van  hetgeen  zij  als  een  welgegrond  r^t  van 
aanklagte  beschouwen. 

In  dezen  stand  van  zaken  dan,  nadat  de  meeste  sla- 
venbezitters  hunne  nominale  vergoeding  tot  op  de  kleinst 
mogel^ke  fractie  hadden  zien  verkruimelen,  verrees  de  zon 
op  den  merkwaardigen  1'^°  December  1838,  om  met  ha- 
ren glans  een  dag  van  algemeene  en  onbepaalde  vrgheid 
van  alle  personen  van  Zuid-Afrika  te  verlichten:  en  het 
is  niet  meer  dan  regtvaardig,  hierbg  te  voegen,  dat  het 
volmaakt  rustige  gedrag,  waarmede  die  zegen  door  35,000 
menschen  begroet  en  aangenomen  werd,  hunne  geschikt- 
heid voor  het  genot  der  voorregten,  waarin  zij  zich  nu  reeds 
dertien  jaren  mogten  verheugen,  ten  volle  bewezen  heeft. 
Doch  ook  geene  woorden  zgn  in  staal  om  de  uitwerking 
te  schetsen,  welke  die  dag  op  de  vooruitzigten  van  de  be- 
langen des  geheelen  landbouws  *door  de  gansche  kolonie 
heeft  uitgeoefend. 

In  en  nabg  de  Kaapstad,  waar  eene  groote  bevolking  van 
vrije  zwarten,  en  ook  van  andere  personen,  gewillig  om  zich 
in  dienst  te  begeven,  bestond,  was  deze  gereed  om  de  plaats 
der  geëmancipeerde  slaven  te  vervullen,  zoodat  het  vertrek 
van  dezen  (hoezeer  dit  altoos  met  eenig  ongerief  en  beko- 
mende kosten  gepaard  ging),  toch  eenigermate  te  vergoeden 
was:  doch  geene  pen  kan  beschrijven  hoe,  in  de  buitendistric- 
ten, deze  uitw^king  gevoeld  werd.  Meesters  en  meesteressen, 
die,  nog  den  avond  te  voren,  10,  50,  ja  80  personen  tot  de 
bearbeiding  van  uitgestrekte  landhoeven  in  dienst  hadden, 
zagen  op  één  oogenblik  alle  hunne  werkzaamheden  verlamd, 
alle  hunne  plannen  verwoest.  Green  geld,  geene  beden  kon* 
den  ook  maar  één  enkelen  dezer  nu  vrye  lieden  bewegen  om 
dien  dag  over  te  bleven.  Even  zoo  goed  zou  eeno  dame,  die 
een  lievelingskanarietje  maanden  of  jaren  in  zgne  kooi  had 
gehouden,  hebben  kunnen  verwachten  dat  het,  na  de  opening 
der  kooi,  er  in  zou  blijven,  als  dat  de  smeekbeden  der  mees- 
ters of  meesteressen  b^  zulk  eene  gelegenheid  iets  zouden 
vermogen;  en  daar  een  ongeluk,  zoo  als  het  spreekwoord 
zegt,  nooit  alleen  komt,  was  de  dag  dezer  algemeene  eman- 
cipatie, zonder  eenig  nadenken,  of  zonder  eenige  sparing  van 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLANDSCHE  BOEREN;   £MZ.  53 

de  algemeene  belangen  der  kolonie,  juiat  midden  in  den 
tarweoogst  bepaald  geworden,  die  er  in  niet  geringe  mate 
onder  leed;  want  al  mogten,  in  zeer  weinige  gevallen,  sonmiige 
bevrgden^  door  groote  belooningen,  ook  nog  worden  overge- 
haald om  den  te  velde  etaanden  ooggt  te  maaijen:  ook  z^ 
volgden  onmiddellijk  daarna  kunne  lotgenooten,  die  alle 
naar  de  steden  en  vlekken  stroomden,  waar  zg  terstond 
arbeid  en  goed  loon  konden  vinden;  zoodat  op  dien  dag 
niet  alleen  vele  der  landbouwende  boeren  zich  tot  gebrek 
en  armoede  gebragt  zagen  door  de  schamele  nietigheid  der 
ontvangene  vergoeding;  maar  nog  daarenboven  beroofd 
werden  van  het  éénige  middel  om  hunne  hoeven,  voor  het 
vervolg,  tot  voordeel  te  bebouwen.  £n  al  heeft  zich  te- 
genwoordig de  rampzalige  toestand,  in  of  nab^  de  Kaap- 
stad ten  minste,  door  het  langzamerhand  terug  keeren  van 
▼ele  dezer  gewezene  slaven  tot  hunne  vroeger  gewone 
bezigheden,  ook  al  eenigermate  verbeterd,  dewgl  de  boe- 
ren, door  de  nabijheid  der  markt,  in  staat,  of  liever  ge* 
genoodzaakt  waren,  om  een  hooger  arbeidsloon  te  geven: 
in  de  oostel^ke  grensdistricten  bleef  zulks  nogtans  onmo- 
gelijk, en  de  aldaar  wonende  landbouwers  zagen  zich  ten 
eenenmale  beroofd  van  ieder  spoor  van  arbeid  tot  bebou- 
wing hunner  hoeven,  of  zelfs  tot  het  hoeden  hunner  kud- 
den of  veedriften. 

III.  Thans  ga  ik  over  tot  de  derde  en  laatste  oor- 
xaak  van  algemeen  misnoegen  in  de  oostel^ke  provinciën. 

In  m^ne  vorige  lezing  meldde  ik  reeds,  dat,  na  den 
oorlog  van  1812,  de  Kaffers  geheel  en  al  buiten  de  Kaap- 
kolonie waren  gedreven^  en  dat  eene  reeks  van  met  el- 
kander in  verbindtenis  staande  forten,  op  korte  afstanden 
langs  de  g^eele  grensl^n,  het  land  tegen  den  aanval  van 
eiken  roofzuchtigen  Kaffer  beveiligde:  d»ch  het  was  klaar- 
bl^elijk  dat  zulk  een  systeem  alleen  door  onophoudel^ke 
waakzaamheid  kon  worden  volgehouden,  ondersteund  door 
eene  sterke  militaire  magt,  voornamelijk  kavalerie,  om  het 
tnsBchenliggende  land  schoon  te  vegen;  en  gedurende  meer 
dan  twee  jaren  na  dit  tijdstip,  werden,  in  vereeniging  met 


Digitized  by 


Google 


54  DE    LANDVfiRUUIZIHG 

de  militaire  detachementen,  een  aantal  gewapende  bur- 
gers uit  ieder  district  regelmatig  rrgekommandeerd'\  en 
onder  militaire  tucht  gehouden^  om  die  posten  te  bezetten. 
Oc  zelve  heb  partijen  uit  de  Worcester-  en  Clanwilliams- 
districten  langs  de  Vischrivier  gestationeerd  gezien,  die 
reeds  achttien  maanden  lang  djen  afmattenden  pligt  hadden 
volgehouden.  Op  hunne  onophoudelyke  klagten  nogtans  wa- 
ren zg  langzamerhand  ontslagea  geworden ;  doch  ongelukki- 
gerw^ze  was  de  militaire  magt,  ten  gevolge  der  groote 
vermindering  van  het  leger  na  den  algemeenen  vrede  van 
1815,  niet  alleen  grootelijks  verzwakt;  maar  ook  het  talrij- 
ke en  waakzame  ligchaam  der  kavalerie,  hetwelk  tot  dus- 
verre eene  snelle  gemeenschap  tusschen  al  deze  posten  on- 
devhouden  had,  werd,  insgelijks  uit  de  kolonie  verw^derd; 
zbodat  het  noodig  werd,  de  meeste  dezer  stations  op  de 
buitenste  grenslijn  te  verlaten,  en  de  verdediging  van  dat 
land  tot  de  hoofdkwartieren  te  Graham's  Town  en  een 
of  twee  andere  afgelegene   stations  te  beperken. 

De  Kaffers  (en  voornamel^k  die  uit  den  stam  T'sambie 
en  Congo,  die  uit  hunne  geliefkoosde  verbleven  in  Lower 
Albany  waren  verdreven  geworden)  wachtten  slechts  op 
de  gelegenheid,  om  die  landstreek  trapsw^ze  te  herove- 
ren, en  hervatteden  hun  systeem  van  plundering,  waardoor 
zij  dat  oord  zóó  onveilig  maakten,  dat  de  grensbewoners 
in  November  1816,  in  de  sterkste  bewoordingen  hunnen  nood 
te  kennen  gaven,  hoe  al  de  voordeden  van  het  groot  kom- 
mando  van  1812  waren  te  loor  gedaan,  en  dat  zij  zich 
genoodzaakt  zouden  zien,  om  hunne  hoeven  op  die  grens- 
Ign  te  verlaten. 

Deze  klagten  gaven  den  toenmaligen  Gouverneur,  Lord 
Charles  Somerset,  aatleiding,  om  zich,  in  April  1817,  naar 
de  grenzen  te  begeven,  waar  h^  een  formeel  gesprek  met 
Gaika,  T'sambie  e»  de  meeste  andere  groote  opperhoof- 
den hield,  die  (als  gewoonl^k)  zich  ten  sterkste  geneigd 
verklaarden  tot  bewaring  van  den  vrede ;  terwijl  zij  de  schuld 
van  de  plunderingen,  waarover  men  zich  beklaagde,  op 
jeugdige  krijgslieden  wierpen,  die  zonder  hunne  goedkeu- 
ring op  deze    strooptogten    waren  uitgegaan.  Doch  toen  zij 


Digitized  by 


Google 


DEK   nOLLANDSCHE    BOEREN,  ENZ.  55 

de  verzekering  ontvingen,  dat  er  gecne  weêrwraak  geno- 
men zou  worden,  en  dat  het  Goavemement  hun  land  noch 
hun  vee  behoefde,  schijnen  zij  een  tijd  lang  met  goed  gevolg 
hunnen  invloed  te  hebben  gebezigd ;  daar  het  land,  van  toen 
af  aan,  zich  weder  in  eene  korte  poos  van  volmaakte  rust 
en  veiligheid  verheugen  mogt. 

Vele  boeren  uit  het  binnenland  kwamen  dien  ten  gevolge 
hunne  landerijeif  in  het   Zuurveld  weder  in   bezit  nemen, 
en  het   was  opmerkelijk,  dat  de   stam  der  Amakozees,  on- 
der Gkiika,    die  zich  destijds   onder  de    geestelijke  leiding 
van    den  eerw.  Williams  bevond,  de  getrouwste  was,  om 
zgne  verbindtenis  jegens  het  Gouvernement  gestand  te  doen. 
Doch  daar  de  kudden  der  boeren   al   spoedig  vermeer- 
derden, bleken  deze  eene   onwederstaanbare  aantrekkings- 
kracht op  de  stammen  van  T*sambie  en  Congo  uit  te  oe- 
fenen, die,  onder  bescherming  van  de  Kap-  en  van  de  Yisch- 
rivier-bosschen,  ten   allen  t^de   in   Albanj  konden  komen. 
In  1818  werd  het  oude  systeem  van   plunderen   en   stroo- 
pen  weder  opgevat  en   op  eene  groote  schaal    uitgeoefend, 
en   wat  merkwaardiger   is,  hetz^  zulks  door  familie-vecten 
ontstond,  dan  wel,  (zooals  z^  openlijk  voorgaven)  daaruit, 
dat  Gaika  een  al  te  getrouwe  bondgenoot  van  het  Britsche 
Goavemement  was,  zij  verklaarden   hem  openlijk  den  oor- 
log,  gaven  hem  in   een  veldslag   de   nederlaag,  bemagtig- 
den    zijne    vrouwen   en   kinderen,  en  dreven    hem    op  die 
w^ze  als  met  geweld  naar  het  Gouvernement  om  bescherming. 
Daar    Gaika  zich    sedert   het  traktaat  van  1817  altoos 
getrouw    betoond    had,  zond  het  Gouvernement  eene  mili- 
taire   magt,    onder   den   Kolonel  Brereton,  ten  einde  hem 
te   ondersteunen    en    in    het  oppergezag  te  herstellen.    Nu 
volgde  eene  reeks  van  gevechten,  waarin  T'sambie  en  Con- 
go    ten   eenenmale  verslagen  werden.  Gaika  werd  in    zijn 
vorig  gezag  als  opperhoofd  hersteld,  terwijl  men  zich  mees- 
ter maakte  van  eene  groote  menigte  vee,  hetwelk  tusschen 
den  stam  van   Gaika   en  dezulken  der  boeren,  die  tot  ver- 
sterking van.de  militaire  magt  waren  opgeroepen,  verdeeld 
werd. 

De  toenmaals  uitgezondene  magt,  hoezeer  voldoende  om 


Digitized  by 


Google 


56  DE   LAMDVEHHUlZINa 

deze  tuchtiging  ten  uitvoer  te  brengen,  was  nogtans  ta 
zwak  om  alle  passen  en  toegangen  in  de  kolonie  af  te 
sluiten  en  te  bewaken,  zoodat  deze  stammen  al  spoedig 
hunne  vijandeiykheden  wederom  opvatteden,  of  liever  voort- 
zetteden,  waarby  zij  al  de  kunst  en  bekwaamheid  in  het  voe- 
ren van  zulke  oorlogen,  waarin  zij  sedert  zulke  volmaakte 
adepten  geworden  zijn,  ten  toon  spreidden.  Hunne  kansen 
afwachtende  op  het  voordeelige  terrein,  hetwelk  zij  op  den 
ooster-oever  van  de  Yischrivier  bezet  hielden,  deden  zg 
twee  gelukkige  uitvallen  op  trvee  zwakke  militaire  patrouil- 
les, die  langs  die  rivier  op  marsch  waren,  in  beide  waar- 
van de  kommandanten  (Kapitein  Gethin  en  Luitenant  Hunt) 
en  een  groot  aantal  soldaten  vielen.  De  eerste  (kapitein 
Gethin)  was,  zonder  uitzondering,  een  der  dapperste  offi- 
cieren in  Z^ner  Majesteits  dienst,  die  de  rr  verloren  hoop^' 
in  de  stoutmoedige  bestorming  van  St  Sebastiaan  gekom- 
mandeerd  had,  en  de  eerste  geweest  was,  om  den  Britschen 
standaard  op  die  muren  te  planten,  die  de  moorddadigste 
en  best  aangevoerde  bestormingen  tot  tweemalen  toe  geluk- 
kig wederstaan  hadden. 

Tot  straf  dier  onophoudel^ke  aanvallen,  werd,  in  Maart 
1819,  een  tweede  rrkommando,"  onder  bevel  van  Kolonel 
Wiltshire  (de  veroveraar  van  Kelat),  uitgezonden;  welk 
rrkommando,"  uithoofde  der  geringe  militaire  magt  in  de 
kolonie,  hoofdzakelijk  bestaan  moest  uit  de  oproeping  tn 
mcuaa  van  de  mannel^ke  bevolking  der  oosteiyke  en  wes- 
telgke  provinciën.  Maar  terw^l  de  uit  elke  dier  verw^derde 
districten  bijeengeroepene  partyen  zich  verzamelden,  en 
hunne  nadering  verhinderd  werd  door  die  noodlottige  ziekte 
(de  paardenziekte),  die  met  zekere  tusschenpoozen  in  de 
oostel^ke  provinciën  uitbreekt,  en  b^na  alle  in  het  veld 
gehoadene  paarden  wegmaait,  zag  men  door  deze  stammen 
van  T'sambie  en  Congo,  aangevoerd,  of  liever  (zoo  als  in 
den  tegenwoordigen  oorlog)  opgestookt  door  een  dier  too- 

verdoctors  >),   die  er   somtgds  in  slagen,  om  hen  tot  een 

.1     I  ■  I  • 

*  De  naam  van  dezen  tooverdoctor  was  »fLyni:."*Hg  werd  later 
gevangen  genomen  en  in  ballingschap  naar  het  Robben-eiland  ge- 
vonden, van  waar  hij,  met  twee  of  drie  andere  misdadigers,  eene 
wanhopige  poging  deed,   om,  door  middel  eener  door  hen  bemag- 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLAMDSCUB    BOEREK,    ENZ.  57 

toestand  van  geestdryver^  op  te  winden,  een  plan  opvat- 
ten^  hetwelk  men,  tot  op  dien  tijd,  onmogeiyk  van  hen  zou 
hebben  kunnen  verwachten.  B^  het  krieken  van  den  dag 
uit  de  bosschen  der  Vischrivier  opgebroken,  zag  men  hen 
weldra  ten  getale  van  8  of  10,000  man  den  oostelijken 
gezigteinder  verduisteren,  en  in  slagorde  oprukken  tot  een 
aanval  op  het  militaire  hoofdkwartier  te  Graham's  Town 
zelve.  Door  eene  beschikking  der  Voorzienigheid,  bevon- 
den zich  juist  twee  veldstukken  (zesponders)  daar  ter  plaatse, 
waarmede  de  toen  aanwezig  z^nde  geringe  militaire  magt  on* 
verwijld  uitrukte,  om  den  inval  te  keeren ;  doch  door  groote 
overmagt  omringd  en  in  het  naauw  gebragt,  werd  z^  tot 
eene  achterwaartsche  beweging  genoodzaakt,  en  het  was 
niet  voordat  zij  hare  laatste  stelling  in  en  tusschen  de 
weinige  huizen,  die  dest^ds  dat  vlek  uitmaakten,  genomen 
haddeuy  dat  de  op  de  v^anden  afgeschotene  doodel^ke  druif- 
trossen  en  schrootzakken  hunne  werking  deden^  en  hen 
tot  den  aftogt  dwongen. 

Deze  ontwikkeling  hunner  magt  en  vermetelheid,  en  de 
gevaarl^ke  toestand  waarin  de  grenzen  op  den  duur  ver- 
keerden, dwongen  onze  overheden,  om  geloof  te  slaan  aan 
de  stelling,  die  4iun  reeds  jaren  te  voren  nadrukkelijk  was 
verkondigd  geworden;  te  weten:  dat  het  eene  physische 
onmogel^kheid  was,  de  grens  te  beschermen,  zoo  lang 
het  digte  woud  van  de  Vischrivier  in  het  bezit  der  Kaf- 
fers was.  Dien  ten  gevolge  werd  eindel^  aan  Kolonel 
Wiltshire  bevel  gegeven^  om  de  ka£fers  uit  het  land  tus* 
flchen  de  Viachrivier  en  de  Keiskamma  te  verdreven,  en 
dat  land,  hetwelk  meer  open  en  gemakkel^k  te  verdedi- 
gen waS;  in  te  nemen  en    te  bezetten. 

Dit  kommando  (of  deze  tweede  algemeene  oorlog)  werd 
met  een  volmaakten  uitslag  bekroond.  Men  bragt  eene 
sterke  koloniale  magt  b^een,  en  door  een  reeks  van  za^ 
mengestelde  en  schrandere  operatiën,  werden  de  Kaffers' 
ten  eenenmale  uit  die  schuilhoeken  verdreven ;    terwijl   het 

■  ■  m 

tigde  boot,  te  ontsnappen:  doch  terw^l  z§  het  tegenoverliggende 
stxaad  vaa  Blauwberg  poogden  te  bereiken,  sloeg  de  boot  om,  en 
al  de  vlngtelingen  verdronken. 

BCHBIJYEB. 


Digitized  by 


Google 


58  DE    LANDVERHUIZING 

land  tusschen  de  Vischrivier  en  Kieskama  door  de  krygs- 
magt  van  bet  Oouvemement  bezet  werd. 

Maar  zelfs  toen  nog,  was  bet  koloniale  Gouvernement 
zóó  afkeerig  van  de  uitbreiding  zijns  grondgebieds,  dat  er 
reeds  bevelen  waren  gegeven,  om  die  tusschenliggende 
landstreek  weder  aan  Gaika  en  zgn  stam  terug  te  geven, 
daar  bij  sedert  1813  er  altoos  in  geslaagd  was,  om  het 
Gouvernement  te  overtuigen,  dat  by  er  steeds  onschend- 
baar aan  verknocbt  was  gQweest,  terw^l  hg  beleed  zijn  le- 
ven en  de  herstelling  in  zijn  gezag,  bij  den  oorlog  van 
1817,  er  aan  te  danken  te  hebben.  Doch  met  dat  alles 
ontdekte  men,  gedurende  deze  krijgsoperatiën,  dat  zgne 
lieden  zich  onder  de  rangen  bevonden  van  hen,  die  Gra- 
ham's  Town  openlgk  hadden  aangetast;  dat  vele  zijner 
voornaamste  opperhoofden  er  een  werkzaam  deel  in  geno- 
men hadden,  en  dat  zijn  voornaamste  tolk,  Hendrik  Nootka, 
doodgeschoten  was,  op  het  oogenblik  zelve  dat  hij,  in  den 
aanval  op  Graham's  Town,  Kolonel  Wiltshire,  gepoogd  had 
te  doorsteken. 

Alvorens  eenigen  afdoenden  maatregel  ten  opzigte  van 
die  bedoelde  landstreek  te  nemen,  begaf  Lord  Charles  So- 
merset  zich  in  1819  andermaal  naar  de  grens,  alwaar  een 
formeel  traktaat  met  Gaika  en  alle  op  Somerset  Mount 
verzamelde  Kafferhoofden  tot  stand  kwam.  Hij  wees  hun 
de  volstrekte  noodzakelijkheid  aan,  waarin  hunne  onophou- 
delgke  aanvallen  gedurende  de  laatste  zeven  jaren  het 
Gt)uvemement  gebragt  hadden,  om  die  landstreek  bij  de 
kolonie  in  te  lijven,  en  met  hunne  volkomene  toestemming 
werden  •  de  artikelen  vastgesteld,  waarbij  bepaald  werd  : 
rrdat  alle' Kaffers  het  land  tusschen  de  groote  Vischrivier 
en  de  Keiskamma,  en  van  de  grens  der  kolonie  aan  de 
tegenovergestelde  zijde,  tot  aan  eeno  lijn,  van  den  Winter- 
berg tot  de  bronnen  van  de  Keiskamma  getrokken,  ver- 
laten zouden;'*  terwgl  nogtans  cene  verdere  bepaling  in- 
hield, dat  dit  land  niet  door  de  boeren  bezet  zou  wor- 
den, maar  open  zou  blijven  liggen,  om,  als  het  ware,  '^cn 
onzijdigen  grond  tusschen  de  beide  natiën  te  vormen.    ^V^ 

Het  moet  ons,  die  de   zaken  nadat  zij  gebeurd  zijn  en  na    . 


Digitized  by 


Google 


DER  H0LLAND8CHE   BOEREN,   ENZ.  59 

een  t^dsverloop  van  vele  jaren  beoordéelen,  zekerlijk  niet  wei- 
nig bevreemden,  dat  lieden,  met  zulke  verstandelijke  vermo- 
gens begaafd  als  de  toenmalige  Gouverneur  en  zij  die  hem  als 
raadslieden  omringden,  in  zulk  eenen  maatregel  konden  tre- 
den, die  het  meest  alledaagschc  gezonde  verstand  van  den 
eenen  of  anderen  deskimdigen  boer  terstond  zou  voorspeld 
hebben  dat  op  nieuw  eene  bron  van  eindeloozen  twist  worden, 
en  met  der  daad  alles  ougedaan  zou  maken  wat  te  voren 
gedaan  was. 

Naauwelgks  was  de  Gouverneur  in  do  Kaapstad  terug- 
gekeerd, of  kleine  partijen  Kaffers  begonnen  dien  grond 
op  nieuw  te  verontrusten,  en  toen  in  1820  en  1821  het 
bestuur  der  kolonie  zich  in  handen  van  Sir  Rufane  Don« 
kin  bevond,  zag  hy  onmiddell^k  de  dwaasheid*  van  zulk 
een  traktaat  in.  Hij  begaf  zich  naar  de  grens,  en  bragt 
eene  w^ziging  in  de  gemaakte  bepalingen  te  weeg,  waar- 
fa^  de  Kafferhoofden  verklaarden,  dat,  hoezeer  z^  de  ves- 
tiging van  afgezonderde  boeren  in  de  bewuste  landstreek  ten 
sterkste  afirieden  (als  die  zekerlijk  geplunderd  zouden  worden, 
hetwelk  den  oorlog  tusschon  de  natiën  op  nieuw  zou  doen 
ontvlammen),  zij  nogtans  toestemden,  dat  er  militaire  pos-  ' 
ten  in  gevestigd  zouden  worden,  en  dat  onder  hunne  be- 
scherming een  ligchaam  van  Britsche  .uitgewekenen,  die 
toen  juist  in  het  district  van  Albany  waren  aangekomen, 
nab^  die  posten  geplaatst    en  geconcentreerd  zou  worden. 

Ten  gevolge  dezer  overeenkomst  dan,  werden  de  mili- 
litaire  posten  van  Frederiks  Burg  en  Fort  Wiltshire  aan- 
gelegd, en  elk  met  eene  genoegzame  militaire  magt  bezet, 
als  eene  voorhoede  tot  bescherming  van  onze  grens;  ter- 
w^l  intusschen  de  aandacht  van  het  Gouvernement  in  het 
moederland  op  de  geschiktheid  van  het  Albany-district 
gevestigd  was  geworden,  alwaar,  met  toestemming  van  het 
Parlement,  5000  emigranten  aankwamen,  aan  welke  lan- 
deryen  werden  uitgedeeld,  en  die,  naar  men  hoopte,  de 
kern  zou  worden  van  eene  nijvere  bevolking,  en  tevens  de 
herovering  van   dat  district  door  de  Kaffers  zou    beletten. 

Alles  wat  eene  verlichte  en  menschlioveude  staatkunde 
kiOn  aanraden,   werd  nu  in  het   werk   gesteld  om    vriend- 


Digitized  by 


Google 


60  DE   LANDVEBHUISINa 

schappelijke  betrekkingen  met  de  Kafferstammen  tebevor* 
deren.  Er  werden  jaarmarkten  aangelegd,  waar  z^  koopen 
en  verkoopen  mogten  wat  z^  behoefden  of  watzg  wensch- 
ten  van  de  hand  te  doen;  paspoorten  werden  aangebo- 
den aan  allen  die  binnen  de  kolonie  wenschten  te  komen, 
en  voor  eene  korte  poos  ademde  alles  vrede  en  vriend- 
schap. Doch  ongelukkigerwijze  werd,  na  de  aftreding  van 
Lord  Charles  Somerset,  de  staatkunde  van  den  onzijdigen 
grond  te  bezetten,  verwaarloosd ;  de  post  van  Frederik's 
Burg  werd  opgeheven;  de  aanvragen  van  emigranten  om 
landerijen  in  dat  district  werden  geweigerd,  en  dezulke, 
die  gedeeltelijk  toegestaan  of  beloofd  waren,  ingetrokken; 
en  tot  hunne  verbazing  zagen  de  Kaffers,  dat  het  been 
waarom  men  gestreden  had,  en  hetwelk  zij  zich  zoo  be- 
zwaarlijk hadden  laten  ontrukken,  hun  weder  vrijwillig  was 
overgegeven.  Dien  ten  gevolge  zag  men  weldra  kleine  par- 
tyen Kaffers  zich  trapswijze  in  bezit  van  het  land  stel- 
len ;  en  alhoewel  het  tot  geene  openlijke  vredebreuk  kwam, 
maar  zij,  integendeel,  nog  steeds  werden  aangemoedigd 
om  de  jaarmarkten  te  bezoeken,  en  vriendschappel^ke  be- 
trekkingen met  de  nieuwelings  aangekomene  emigranten 
aan  teknoopen,  die  vrijel^k  met  hen  verkeeren  eü  han- 
delen mogten,  ging  er  toch  geene  maand  voorbij,  waarin 
niet  het  een  of  ander  vee  gestolen  of  het  een  of  ander  le- 
ven te  betreuren  was,  zoodat  de  uiterste  waakzaamheid 
vereischt  werd  om  eene  algemeene  inbreuk  over  of  aanval 
op  de  grenzen  te  verhoeden.  Om  eiken  zoodanigen  aanval 
te  stuiten,  werd  het  Kaap-korps,  hetwelk  nu  b^na  de  ge* 
heele  grensbescherming  uitmaakte,  trapswigze  in  een  ka- 
valeriekorps  veranderd,  hetwelk  dan  ook  die  grenslijn  te- 
gen allen  openbaren  aanval  krachtdadig  beveiligde ;  doch 
die  aanhoudende  toestand  van  onzekerheid  strekte  zich  wel- 
dra tot  de  Winterberg-  en  Somerset-districten  uit,  zoodat 
langs  de  geheele  lijn  van  die  landstreken  geen  enkele  boer 
z^n  leven  of  bezitting  veilig  mogt  achten.  In  1828  stierf 
het  oude  opperhoofd  T'sambie;  zijn  dood  werd  in  1829 
spoedig  door  dien  van  G-aika  gevolgd^  en  binnen  korten 
tyd  greep  er   eene  zeer  merkbare  verandering  in  deze  twee 


Digitized  by 


Google 


DER    H0LLAND8CHB   BOËRBN,    ENZ.  61 

grooto  stammen  plaats,  die  onmiddell^k  aim  onze  grenzen 
paalden.  T'aambie's  opvolgers  waren  Pato,  Eama  en  Co- 
bos  Congo.  Deze  badden  zeer  veel  omgang  met  de  emigran- 
ten, en  waren^  onder  de  doelmatige  leiding  en  het  onderwas 
van  den  eerwaarden  William  Shaw^  in  zeden  en  gevoe- 
lens aanmerkel^k  vooruitgegaan,  terw^l  de  uitwerking  van 
die  zedelgke  verbetering  spoedig  blijkbaar  werd  in  hunne 
meer  ernstige  begeerte  tot  behoud  van  den  vrede  met  de 
kolonisten. 

De  stam  der  Amakozees,  integendeel,  geraakte  nu  onder 
het  bestuur  van  Macomo  en  Tjalee.  De  eerste  hunner, 
hoewel  hij  Gaika's  oudste  zoon  was,  van  moeders  z^de 
niet  van  zulke  hooge  afkomst  zijnde,  werd  niet  als  éénige 
of  hoogste  opperheer  erkend,  doch  scheen  een  gelijk  ge- 
zag met  zijn  jongeren  broeder  Tjalee  te  verlangen.  Merk- 
waardig is  het,  dat  Kolonel  Scott,  van  den  eersten  (Maco- 
mo) sprekende^  reeds  in  1822,  als  profetisch  zeide:  rrdat 
h^  de  kolonie  eenmaal  veel  verdriet  scheen  te  zullen 
veroorzaken;"  hoewel  Kolonel  Scott  weinig  verwachten 
kon,  dat  dit  opperhoofd  zich  gedurende  dertig  jaren  zoo 
gedacht  zou  maken,  als  hij  zich  tot  op  dit  oogenblik  ge- 
daan heeft. 

Onder  hun  gezag  werden  de  Amakozees  al  stouter  en 
vermeteler,  zoodat  het  Gouvernement  zich  genoodzaakt  zag 
om  een  post  op  het  fort  Beaufort  te  vestigen.  Doch  om- 
streeks dien  tgd  had  er,  eenigzins  in  betrekking  tot  dat 
district,  een*  zonderling  voorval  plaats,  hetwelk  niet  met 
stilzwijgen  mag  worden  voorb^gegaan. 

Chaka,  het  groote  opperhoofd  der  Zulu's,  dit  geheele 
distriet  ontvolkt  hebbende,  deed,  in  1828,  met  eene  ge- 
weldige overmagt,  een  verwoestenden  inval  in  het  eigen- 
lijke Kafferland.  Na  die  landstreek  overstroomd  en  het 
land  der  Amaponda's  verwoest  te  hebben,  dreef  h^  het 
overschot  van  alle  deze  stammen,  onder  den  naam  van 
Feteanee,  op  de  Kaffers ;  en  zóó  groot  was  de  schrik  van 
zgn  naam,  dat  de  laatsten  de  hulp  van  het  Gouvernement 
tegen  dezen  geduchten  vgand  inriepen.  De  geheele  burger- 
magt  op  de  grenzen  werd  met  spoed  onder  de   wapenen 


Digitized  by 


Google 


62  DE    LANDVERHUIZING 

geroepen;  er  \rerden  troepen  verzameld,  en  deze  magt, 
na  de  Kye  overgestoken  te  zijn,  naderde  de  Umtata,  waar, 
in  eenige  Bchèrmutselingen,  de  gevreesde  v^and  werd 
terug  gedreven :  hoewel  ik  geloof,  dat  het  tot  op  dezen  dag 
een  onbeslist  punt  is,  of  de  aldus  verslagene  vganden 
een  gedeelte  vicn  Chaka's  kr^gsmagt,  dan  wel  stammen 
van  Amaponda's  en  •  anderen  waren^  die  de  vlugt  voor 
hem  genomen  hadden.  Hoe  dit  zg,  nadat  deze  afmattende 
pligt  weder  volbragt  was,  week  Chaka  terug,  en  werd  in 
dat  district,  nabij  de  Umvoti-rivier,  door  zijn  broeder 
Umslangaan  en  andere  z^ner  raadslieden  vermoord;  terwijl 
deze  alle,  slechjis  weinige  dagen  later,  op  hunne  beurt  door 
Dingaan  vermoord  werden,  die  op  deze  wgze  het  onbe- 
twiste opperhoofd  van  de  Zuln's  werd. 

De  destgds  door  het  Gouvernement  ontwikkelde  magt, 
en  de  aan  de  Kaffers  verleende  onverwijlde  hulp,  toonde 
hun  op  nieuw  de  ernstige  begeerte  van  het  Gotivemement 
om  don  vrede  met  heïi  te  bewaren;  en  hiervan  ontvingen 
z^  by  zekere  gelegenheid  nog  een  in  het  oog  vallend 
bewijs.  Daar  zekere  boer  namelijk  geklaagd  had,  dat  hem 
120  stuks  vee  was  ontstolen  geworden,  waarvan  men  het 
spoor  in  zekere  kraal  der  Kaffers  meende  ontdekt  te  heb- 
ben, werd  de  Luitenant  Ross  naar  die  kraal  gezonden, 
om  hetzelfde  getal  vee  op  te  eischen,  hetwelk  hem  dan 
ook  werd  uitgeleverd;  doch  toen  de  boer  nu,  weinige 
dagen  later,  berigtte,  dat  het  vee,  hetwelk  h^  gemeend 
had  gestolen  te  z^n,  elders  door  hem  was  wadergevonden, 
werd  al  het  opgeëischte  vee  terstond  weder  aan  de  kraal 
teruggegeven,    die  het  had  moeten  uitleveren. 

Uit  zulke  daadzaken  hadden  de  Kaffers  behooren  te 
besluiten,  dat  het  Gouvernement  niets  anders  dan  vriend- 
schap jegens  hen  beoogde;  doch  sedert  den  ongelukkigen 
stap  ten  aanzien  van  het  onzijdige  of  afgestane  grond- 
gebied, scheen  eene  ingekankerde  kwade  neiging  hen  on- 
ophoudelijk te  bezielen.  Van  het  oogenblik  af  aan,  dat 
de  Kaffers  bespeurden,  dat  die  strook  gronds  niet  in  besit 
genomen,  of  militair  bewaakt  werd,  lieten  z^  niet  af  met 
verzoeken   om   vergunning,  dat  zij  ze  ten  minsten  bewei- 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSGHë     BOEREN,    ENZ.  63 

den  mogten.  Dit  eenmaal  toegestaan  z^nde,  bouwden  zij 
er  natuurlijk  hunne  hutten,  begonnen  er  al  verder  tuinen 
aan  te  leggen  en  te  bebouwen,  en  stelden  zich  zoo  van 
HeFerlede  in  het  geheele  bezit.  Doch  toen  er  wederom 
diefstallen  binnen  de  kolonie  plaats  hadden,  werd  er,  na 
onophoudelijke  en  over  het  algemeen  vruchtelooze  pa- 
trooilles  om  het  vee  terug  te  bekomen,  eene  sterke  mili- 
taire magt  naar  dat  grondgebied  afgezonden,  om  de 
roevers  daaruit  te  verdrijven.  £r  werd  een  algemeéne 
tegenstand  geboden,  zoodat  men  genoodzaakt  was  de  hut- 
ten te  verbranden,  de  tuinen  te  verwoesten,  en  de  in- 
dringers wedei:  over  de  Eeiskamma  te  drijven ;  tot  dat,  na 
een  of  twee  saizoenen,  op  dringende  smeekbeden,  waarbij 
men  zich  op  verwoestende  droogte  en  schrale  oogsten  be- 
riep, de  vorige  vergunning  op  nieuw  verleend  werd,  om 
ook  straks  weder  door  nieuwe  stouthj^den  en  nieuwe  straf- 
fen, verbranding  van  hutten  en  verdr^ving  buiten  het 
grondgebied,  gevolgd  te  worden. 

Een  leven  in  dezen  toestand  van  onrust,  moesten  al  de 
grensbewoners  zich  veertien  jaren  lang  getroosten. 

Er  was  wel  geen  verklaarde  oorlog  met  de  Kaffers,  doch 
^^  guig  geene  week  'voorbij,  zonder  de  eene  of  andere 
berooving  of  plundering.  Op  deze  wijze  zagen  de  omlig- 
gende boeren  hunne  kudden  gaandeweg  afnemen  en  lang- 
xaam  versmelten  door  onophoudel^ke  strooper^en,  hetzij 
van  jonge  Kaffers,  begeerig  naar  het  bezit  van  eenig  vee, 
om  er  zich  vrouwen  voor. te  koopen;  hetzij  door  ouderen, 
die,  in  hunne  kraien  tot  verval  of  armoede  geraakt  (op- 
gegeten werden,  zoo  als  de  Kaffers  dezen  toestand  noe- 
men), zich  weder  tot  rijkdom  of  magt  zochten  te  verheffen. 
In  alle  zulke  gevallen  nogtans,  werd  de  boer^  die  zich 
over  deze  roovenjen  beklaagde,  door  de  autoriteiten  vrij 
algemeen  van  overdrijving,  of  van  regelregte  valschheid 
zijner  aanklagte  beschuldigd,  en  wanneer  hij,  in  zijne  po- 
gingen om  z^n  vee  weder  te  krijgen,  met  de  Kaffers 
handgemeen  geraakte,  werden  de  laateten  meestal  veront- 
schuldigd, terw^l  de  boer.  nog  eene  berisping  moest  ver- 
duwen;  zoodat  het  maar  al    te    duidelijk    bleek,    dat    het 


Digitized  by 


Google 


G4  DB     LAMDVBRHÜIZINa 

Gouvernement  geene  kennis  wenschte  te  nemen  van  een 
toestand  van  onzekerheid,  die  .het  hoopte  dat  langzamer- 
hand van  zelve  zou  voorb^gaan;  terw^I  het,  zoo  het  er 
zich  aan  gelegen  liet  liggen,  onverm^delgk  den  oorlog 
aan  de  Kaffers  zou  moeten  verklaren. 

Van  dit  beginsel  dan  uitgaande,  wilde  het  Gouverne- 
ment de  uitgestrektheid  van  het  kwaad  niet  erkennen,  en 
scheen  eerder  geneigd,  om  zijne  onderdanen  aan  deze 
verliezen  bloot  te  stellen,  dan  den  strijd  met  een  v^and 
te  beginnen,  dien  het  zich  liever  van  den  hals  wenschte. 

Gedurende  dit  zelfde  tijdvak  had  men,  door  de  bezoeken 
van  Luitenant  Farewell  en  Kapitein  King,  eenige  oppervlak- 
kige kennis  bekomen  van  do  gunstige  gesteldheid  van  het 
district  van  Natal,  en  toen  de  verhalen  van  verscheidene 
hunner  reisgenooten  aan  de  Kaap  bekend  werden,  vormde 
zich  weldra  een  genootschap  tot  een  nader  onderzoek  van 
Zuid- Afrika;  terw^l  Dr.Smith,  met  een  aanzienlek  gezel- 
schap van  reizigers,  ten  volle  werd  uitgerust,  om  er  den 
toestand  en  de  voordeden  van  te  onderzoeken,  en  daarvan 
verslag  te  doen.  Het  gelukte  hem,  de  baai  van  Natal  na- 
der te  onderzoeken,  waarbij  tevens  aan  Dingaan,  in  z^ne 
hoofdstad  van  »»ümkongloof'  een  bezoek  werd  gebragt 
De  berigten  die  hij  medebragt,  trokken  de  aandacht  der 
HoUandsche  boeren  naar  dit  district,  en  wekten  in  hen 
het  denkbeeld  op,  om  er  zich  neder  te  zetten.  Zij  bragten 
in  stilte  veertien  wagens  bij  elkander,  en  een  gezelschap, 
onder  het  bestuur  van  Piet  Uys,  Jacobus  Ujs,  Johannes  de 
Lange,  Stephanus  Maritz  en  Gerrit  Rudolph,  vertrok  in  den 
aanvang  van  1834  van  Uitenhage,  den  weg  nemende 
langs  de  oostelgke  helling  van  den  Drakenberg,  nagenoeg 
het  zelfde  spoor  volgende,  langs  hetwelk  Dr.  Snuth  met 
z^n  reisgezelschap  dit  district  bezocht  had.  Hunne  aan- 
komst was  den  weinigen  Engelschen,  die  zich  langs  de  baai 
hadden  nedergezet,  eene  aangename  verrassing,  waar  de 
heeren  Ogle,  Toohey  en  King  (thans  de  éénige  nog  in 
leven  geblevenen  van  deze  volkplanters),  hun  eene  harte- 
l^ke  ontvangst  boden,  en  uit  wier  verhalen,  zoowel  als 
uit  hunne  eigene  uitstappen  en  ontdekkingstogten,  zij  weldra 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLAM0SCHE    BOEBEN,    ENZ.  65 

tot  -het  beBluit  geraakten^  dat  dit  voor  hen  en  hunne  lands- 
lieden een  allesdns  geschikt  land  zou  z^n.  Zg  vertoefden 
hier  eenigen  tgd  al  jagende  en  het  land  onderzoekende, 
en  zouden  hunne  togten  nog  verder  hebben  uitgestjrekt, 
zoo  zg  niet  plotseling  waren  afgeschrikt  geworden  door  de 
Jobstgding,  dat  de  Kaffers  een  algemeenen  inval  in  de 
oostelgke  provinciën  gedaan,  en  idzoo  de  aanleidfeg  hadden 
gegeven  tot  een  derden  Kaffer-oorlog. 

Dit  dwong  hen  tot  een  haastigen  terugtogt,  waarop  het 
hen,  door  eene  bgzondere  zorg  der  Voorzienigheid,  gelukken 
mogt,  het  geheele  Kafferland  door  te  trekken,  zonder  aan- 
gevallen te  worden;  terwgl  de  Kaffers,  hun  eigen  land 
verlaten  hebbende,  het  oogmerk  schenen  te  hebben;  om 
de  oostelgke  districten  der  kolonie  te  verwoesten. 

Sommige  der  bgzonderheden  van  dien  oorlog,  als  on- 
middellgk  op  de  uitgewekene  boeren  drukkende,  benevens 
hunne  redenen  tot  eene  algeheele  landverhuizing  in  groote 
benden,  moeten  nogtans  voor  eene  volgende  lezing  be- 
waard blijven,  waarin  ik  hen  tot  op  hunne  nederzetting 
in  dit  district  hoop  te  begeleiden,  en  aan.  te  toonen,  hoe 
zg  er  eindelgk  in  slaagden,  om  dat  doel  te  bereiken  per 
varioê  ciuus  et  tot  discrimma  rerum  (langs  verschillende 
wegen  en  talrgke  lotgevallen.) 

Door  menig  ramp  en  zorg  bereikten  zij  Natal, 
Voor  hen  een  land  van  rust^  waar  de  onspoed  einden  zal. 


Mgne  laatste  lezing  bragt  ons  tot  op  den  door  eenige 
HoUandsche  boeren  gemaakten  uitstap  naar  dit  district,  met 
het  doel  om  er  de  gesteldheid  van  te  onderzoeken,  en  tot 
den  algemeenen  toestand  der  oostelgke  grens,  tgdens  den 
derden  algemeenen  Kafferoorlog  van  1834.  Dat  jaar  heeft 
zich  (zoo  als  reeds  gezegd  is)  gekenmerkt  door  de  aanvaar- 
ding des  bestuurs  van  Sir  Benjamin  d'Urban,  ongetwijfeld 

de  beste  Gouverneur,  waarmede  de  Kaap-kolonie  immer  is 

5 


Digitized  by 


Google 


66  DE    LANDVËRHUIZINa 

begunstigd  geweest.  Reeds  terstond  na  zijne  optreding  werd 
hij  tot  twee  zeer  ernstige  pligten  geroepen.  De  eerste  was: 
de  organisatie  en  in  werking  brenging  van  een  Wetgevenden 
Raad,  die  der  kolonie  dcst^ds  was  vergund  geworden  als 
eene  eerste  schrede  tot  meer  liberale  staatkundige  inrigtin- 
geA*,  de  andere:  verschillende  w'ëtten  en  reglementen  daar 
te  stellen,  ^Is  gevolgen  van  de  vernietiging  der  slavernij, 
en  de  verplaatsing  der  gansche  slavdnbcvolking  in  den  toe- 
stand van  leerlingen  voor  een  bepaald  t^dvak.  Het  valt 
ligt  te  begrijpen^  dat  een  bestuurder,  die  ieder  aan  het  ko> 
loniaal  Gouvernement  ingezonden  stuk  aandachtig  las,  en 
ieder  daaruit  voortvloeiend  document  naauwlettend  over- 
woog, b^  de  vervulling  van  zulke  2 waarwigtige  pligten  wel 
géén  tijd  kon  overhouden;  terwijl  daarenboven  (zoo  als  ik 
zelve  getiiigen  kan)  zijn  geest  op  eene  hoogst  onaangename 
wijze  werd  aangedaan  door  de  treurigste  berigten  omtrent 
den  toestand  der  grenzen,  en  onze  betrekkingen  met  de 
KafFerstammen. 

De  meer  invloedi*ijke  grensbewoners  en  de  openbare  druk- 
pers te  Graham!s  Town,  stelden  die  grenzen  voor,  als  iri 
een  zeer  verontrustenden  en  gevaarlijken  toestand  verkee- 
rende^  terwijl  de  Kaffers  eene  onverholene  vijandige  gezind- 
heid aan  den  dag  leiden.  Deze,  daarentegen,  werden  door 
eene  zekere  partij  in  de  Kaapstad^  onder  den  invloed  van 
den  eerwaarden  dr.  Philip  en  van  den  'uitgever  van  den 
Qommercial  Advertiser,  voorgesteld  als  zeer  vreedzaam  ge- 
zind, en  gereed  om,  in  op  regtvaardigheid  en  billijkheid 
gegronde  schikkingen  te  treden,  terwijl  men  alle  van 
de  grenzen  inkomende  verontrustende  berigten  niet  alleen 
aan  bevreesdheid  toeschreef,  maar  zelfs  ook  aan  de  lage 
en  onwaardige  dr^fveer  van  eigenbaat,  als  wenschte  men 
slechts  eene  sterke  militaire  magt,  en  bijgevolg  een  groot 
vertier  in  die  provincie  te  bekomen.  De  versmadende  toon, 
waarop  die  part^  zoowel  de  voorstellingen  der  kolonisten 
algf  die  van  het  vorige  Gouvernement,  betrekkelijk  den  ge- 
vaarlijken toestand  van  dat  gedeelte  der  kolonie^  behan- 
delde, kan  niet  beter  worden  aangetoond  dan  door  de  aan- 
haling van  de  volgende  regelen  uit  een  der  nommers  van 


Digitized  by 


Google 


DER   UOLLAMDSCUK   BOEREN^    ENZ.  67 

den  Qmimercial  AdverHsei^  eenigen  lijd  vóór  de  aankomst 
van  sir  Benjamin  d'Urban  in  de  Kaap-kolonie : 

rrDe  moorden,  door  de  Kaffers  gepleegd,  waarvan  het 
koloniaal  Grouvemement  zoo  onophoudelijk  spreekt,  zijn 
nergens  anders  te  vinden  dan  op  de  lippen  van  leuge- 
naars, of  in  de  verbeelding  van  vreesachtige  wittebroods 
kinderen  en  speldenzoekers,  die  veor  den  vrijmqedigen 
oogopslag  van  een  natuurmensch  tcrugbeven. 

rrWy  kunnen  echter  geen  enkelen  dag  laten  voorbij- 
gaan, zonder  de  verklaiing  af  te  leggen,  dat  al  het 
.  alarm  betrekkelijk  dat  volk  (de  Kaffers),  geen  den  minsten 
grond  heeft;  dat  de  tegen  hen  ingebragte  beschuldigingen 
valsch  waren;  en  dat  al  het  geroep  (wy  zijn  er  van  over- 
tuigd) slechts  uit  de  bedoeling  ontstaat,  om  een  systeem 
van  bedrog  en  eene  reeks  van  bedriegerijen  te  bedekkeu, 
die  sommige  der  blanke  Ëngelsche  inwoners  zich  jegens 
dat  volk  veroorloven. 

ff  Wanneer  het   Gouvernement  zulk  een  kreet  hoort  op'^ 
gaan,  dan  behoeft  het  slechts  een  bedekten  wenk  te  ge^ 
ven,  dat  dr.   Philip  of  de  uitgever  van  dit  blad  gereed 
staan,  om  een  uitstap  in  die  streken  Ie  doen,  en  de  on- 
geregtigheid  zal  het  hoofd  verbergen,  de  zondq  zal  als 
een   os  worden  neergeveld,   en  alle  vijanden  des   regts 
zullen  als  schapen  verstrooid  worden.'^ 
Bij  het  heerschen  van  twee  zulke   vlak  tegen  elkander 
inloopende  gevoelens,  kan   het   volstrekt  niet  bevreemden, 
dat  sir  Benjamin  d'Urban  ten  minste  de  staatkunde  beproef- 
de, door  de  tot  vrede  en  vriendschap  met  de  Kaffers  zoo- 
zeer genegene  mannen  beleden,  en  dat  hg,  dienvolgens,  zich 
van  den  zelfden  persoon  bediende,  die  zich  als  zoo  bekwaam 
voordeed,   om  rrde  vijanden  des  regts  als  schapen  te  ver- 
strooijen/'  Hij  magtigde  derhalve  dr.  Philip  (die  de  koloniën 
aan  de  Kat-rivier  en  de  Londensche  zendelings-inrigtingeu 
aan  de  grens  was  gaan  bezoeken),  tot  het  houden  eener  bij- 
eenkomst met  de  voornaamste  Kafferhoofden,  en  om  hen 
Zgner  Excellenlie's  vriendschappelijke  gezindheid  jegens  hen, 
en  het  hartelgk  verlangen  van  dien  bewindsman,  tot  het  be- 
houd der  vriendschappelijke  betrekkingen  tusschen  de  beide 

5* 


Digitized  by 


Google 


^8  DE    liANDVEBHUIZINa 

landen,  -kenbaar  te  maken.  De  berigten,  welke  de  Gouver- 
neur gedurende  het  midden  van  dat  jaar  uit  dit  en  andere 
oorden  ontving,  lieten  hem  nog  altoos  de  hoop,  dat  de  vrede 
niet  zon  gestoord  worden,  tot  dat  hi)  in  persoon  de  grenzen 
bezocht  had.  Tegen  het  einde  van  dat  jaar  vergezelde  ik  on- 
zen waardigen  opperregter,  sir  John  Wjlde,  op  z^ne  rond- 
reize,  en  toen  wij,  na  de  afdoening  der  regtszaken,  te  Gra- 
ham's  Town  kwamen,  hadden  wij  eene  voorloopige  bgeen- 
komst  met  de  hoofden  Macomo  en  Tjalee,  nadat  Kolonel 
Somerset  hun  van  z^n  en  ons  bezoek  een  bedekten  wenk 
had  gegeven:  doch  de  ontvangst  die  ons  te  beurt  viel,  lei^e 
een  zoo  vgandigen  geest  aan  den  dag;  dat  de  Eerwaarde 
Mr.  Chalmers  zelve  genoodzaakt  was  te  erkennen,  dat  het 
geheele  gedrag  der  naburige  stammen  van  eene  zoo  bepaald 
v^andige  stemming  getuigde,  dat  de  openbare  ambtenaren 
zich  op  de  eene  of  andere  algemeene  uitbarsting  behoorden 
voor  te  bereiden;  en  na  onze  terugkomst  in  de  Kaapstad, 
kon  ik  op  een  talrijk  gastmaal,  waarop  sir  Benjamin  ook 
m^  en  de  mgnen  op  den  oudejaars-avond  had  uitgenoodigd, 
mij  niet  wederhonden,  van  mij  eenigzins  breedvoerig  uit  te 
laten  over  de  v^andige  gezindheid  dier  stammen,  waarnaar 
Zijne  Excellentie  met  bijzondere  belangstelling  scheen  te  luis- 
teren, zonder  nogtans  eenige  de  minste  ongerustheid  te  doen 
blijken,  uitgezonderd  (zoo  als  sommigen  onzer  zich  nader- 
hand herinnerden)  dat  sir  Benjamin  zich  ab  toevalligerw^ze 
eenige  minuten  uit  het  gezelschap  verw^derd  had.  Vrolgk 
en  opgeruimd   wgdden  wij  het  nieuwe  jaar  in,  en  langza- 
merhand begaf  zich  een  ieder  naar  zijne  woning;  doch  toen 
ik  mij  den  volgenden  morgen  naar  de  stad  begaf,  trof  mij 
daar  met  ontzetting  het  reeds  algemeen  verspreide  geruoht» 
dat  Zijne  Excellentie  den   avond  te  voren  de  tyding  ont- 
vangen had,  dat  de   Kaffers,  ten  getale  van  12  of  15,000 
man,  op  Kersdag  de    geheele    grens   hadden  overrompeld, 
waarbij    zij  alle   hoeven  verbrand    en  verwoest,  de  bewo- 
ners vermoord,  en  al   hun  vee    en    eigendom  weggevoerd 
hadden. 

Daar    ik,    om  de    ongestoorde    opgeruimdheid  die  den 
vorige  avond  aan  het   gouvemementshuis  geheerscht  had. 


Digitized  by 


Google 


\ 


DER    UOLLAND8CUE  BOEREN;  ENZ.  69 

dit  berigt  nog  altoos  betwijfelde,  kon  ik  mij  niet  weder- 
hoaden  van  zelve  derwaarts  te  gaan  en  mij  tot  Zyne 
Excellentie  m  persoon  te  vervoegen,  om  de  gehoopte  we- 
derlegging van  die  tijding  te  vernemen.  Doch  niet  alleen 
bevestigde  de  Gonvemeur  haar  op  zijne  gewone  minzaam- 
ernstige  w^ze,  maar  voegde  er  schertsende  bij,  dat  hy  het 
treurige  berigt  ontvangen  had;  terwijl  wij  daar  b^een 
waren,  doch  dat  h^  zonder  uitstel  alles  gedaan  had,  wat 
er  voor  het  oogenblik  gedaan  kon  worden,  en  het  aange- 
name van  de  party  niet  door  zulk  eene  mededeeling  had 
willen  verstoren. 

Dien  zelfden  nacht  nog  waren  de  bevelen  uitgevaardigd 
tot  het  doen  uitrukken  van  alle  beschikbare  militaire  magt, 
tot  het  in  de  wapens  roepen  van  de  burger-militie,  en  tot 
het  afizendeoQ  van  Kolonel  Smith,  destijds  Kwartiermeester- 
generaaly  en  ihans  onze  waardige  Grouverneur  en  Chef,  die 
zich  midden  in  den  nacht  op  weg  begaf,  en  in  v^f  dagen 
Graham's  Town  bereikte,  waar  hij  alles  in  een  onbeschrij- 
felyken  panischen  schrik  en  verwarring  vond. 

Men  had  dezen  aanval  zóó  weinig  verwacht,  en  er  zóó 
weinig  voorzorgen  tegen  genomen,  dat  eene  magt  van  on- 
geveer 750  man,  van  alle  wapenen,  in  kleine  partgen 
over  de  geheele  oostel^ke  grens  verspreid  waren,  en  slechts 
1100  of  1200  man,  de  geheele  militaire  magt  in  de  kolo- 
nie uitmaakten. 

Alles  wat  kolonel  Smith  onder  zulke  omstandigheden 
doen  kon,  was,  het  vertrouwen  eenigermate  te  herstellen, 
eenige  vrijwilligers  daar  ter  plaatse  te  organiseren,  en  de 
weinige  militaire  posten  te  bezetten;  terwijl  eene  nieuwe 
rroproeping  in  massa''  van  jonge  en  geschikte  boeren  door  de 
geheele  kolonie  gedaan  werd,  en  zy,  die  niet  in  die  rr con- 
scriptie'' vielen,  paarden,  wagens,  vee,  voeder  en  dergelijke 
leveren  moesten,  op  eene  algemeene  belof(e  van  latere  scha- 
delooBstelling.  Op  deze  wijze  trok  eene  zeer  aanzienlijke 
magt,  door  vrienden  of  betrekkingen  volkomen  uitgerust, 
onmiddeliyk  uit  ieder  district  van  de  kolonie,  en  het  was 
voomameiyk  met  deze,  door  de  sterkste  geestdrift  aange- 
vuurde magt,  ondersteund  met  nog  een  of  twee  regimenten 


Digitized  by 


Google 


70  DE    LANDVERHUIZING. 

die  achtervolgens  de  kolonie  bereikten,  dat  sir  Benjamin 
d'ürban  zich  niet  alleen  in  staat  bevond  om  de  Kaffers 
uit  de  kolonie  te  verjagen,  maar  hen  zelfs 'tot  over  de 
Kyc  te  drijven,  waar  hij  hen,  na  den  dood  van  Hihtza,  de 
voorwaarden  van  hunne  onderwerping  voorschreef,  en  den 
grondslag  leide  van  hetgeen  men  vurig  wenschte,  dat  den 
voortdurende  vrede,  en  de  rust  en  veiligheid  der  grenzen 
verzekeren  mogt. 

Het  is  mijn  doel  niet,  even  zoo  min  als  het  tot  het 
onderwerp  dezer  lezingen  behoort,  in  eene  ontwikkeling  te 
treden  van  de  krijgs-  of  staatkundige  schikkingen,  door 
dien  uitmuntende»  Gouverneur  daargesteld  *).  Het  zal  ge- 
noeg zijn  te  vermelden,  dat  het  hoofdzakelijk  aan  de 
burgers  en  aan  den  geest  waarmede  zij  door  Kolonel 
Smith  geleid  werden  is  dank  te  weten,  dat  geheel  Kaffra- 
ric,  tot  aan  de  Kye,  ten  eenemale  van  Kaffers  gezuiverd 
werd,  en  sir  Benjamin  hen  eindelijk  de  voorwaarden  stelde 
waarop  hij  hunne  onderwerping  wilde  aannemen. 

Zijn  plan  (zoo  als  ik  gegronde  redenen  heb  om  te  denken) 


<)  Ik  kan  mij  het  genoegen  niet  ontzeggen  van  hier  de  edole 
en  vereerenswaardigc  gevoelens  in  te  lassQhen,  door  sir  George  Na- 
pier (den  Gouverneur  der  Kaap-kolonie,  ter  vervanging  van  sir 
licnjamin  d'Urban  derwaarts  gezonden,  ook  om  een  geheel  nieuw 
systeem  in  onze  betrekkingen  met  de  Kaffcrcr  in  te  voeren)  onlang» 
in  zijn  verhoor  voor  het  Huis  der  Gemeenten  uitgedrukt.  Op  de  vraag: 
n  Zijt  gij  al  dan  niet  geneigd  om  to  denken,  dat  het  nemen  van  een 
zeker  militair  bezit  van  het  Kafibrland  buiten  do  grens  van  de 
Keiskama,  da£  is  te  zeggen,  het  vestigen  van  militaire  posten  aldaar, 
zoo  als  door  sir  Ilarry  Smith,  met  medchulp  van  sir  Ilenry  Pottinger 
en  sir  Peregrinc  Maitland  gedaan  is,  in  zoo  verre  van  goed  gevolg  is 
geweest,  dat  er  een  inval  van  de  Kaffers  in  do  eigenlijke  kolonie  door 
is  afgewend?»  was  zgn  antwoord  :tt  Zoo  denk  ik  voorzeker.  Ik  ging 
derwaarts  met  een  vooroordeel  tegen  de  kolonisten,  en  tegen  die  vroe- 
gere in  bezitneming  van  den  gi*oud  door  sir  Benjamin  d'ürban  en 
sir  Harry  Smith,  en  was  van  gevoelen,  dat  het  beter  wAre  dien  niet 
te  hebben.  Door  eigene  ondervinding,  en  hetgeen  ik  met  eigene  oogen 
gezien  heb,  ben  ik  overtuigd  geworden  dat  ik  ongelijk,  en  sir  Ben- 
jamin d'Urban  volmaakt  gelijk  had;  dat,  zoo  hij  het  Kafferland  on- 
der het  Britsche  gebied  houden  wilde,  het  éénlge  middel  daartoe  was, 
eene  reeks  van  forten  te  hebben,  en  er  troepen  in  te  houden.  Onge- 
tw^feld  moet  het  zoo  zijn,  en  als  al  die  forten  goed  bezeten  ge- 
proviandeerd waren,  zou  mon  er  hot  beste  gevolg  van  mogen  ver- 
wachten.'* 

SCHRTJTER. 


Digitized  by 


Google 


71 

was  destijds»  om  al  de  landen  tusschen  de  Vischrlvier  en 
de  Keiskamma  (of  wat  reeds  ais  het  afgestane  of  onzijdige 
grondgebied  bekend  was)  aan  zulke  inwoners,  die  het  meest 
door  den  Kafferoorlog  geleden  hadden »  of  aan  toegevoegde 
emigranteni  of  aan  afgedankte  soldaten  en  of&cieren  te  geven» 
doch  niet  anders  dan  onder  uitdrukkelijke  voorwaarde  van 
persoonlijk  verblijf,  waardoor  als  het  ware  een  gordel,  uit 
eene  zamenhangende  Ëuropescho  bevolking  bestaande,  in  de 
nabuarschap  van  de  vestingen  der  Yischrivier  zou  gevormd 
srorde^.  Hij  stelde  zich  wijders  voor,  om  het  land  tus- 
schen de  Keiskamma  en  de  Kye  onder  zulke  Kaffers  te 
verdeelen,  die  zich  onderworpen  hadden,  doeh  eene  ge- 
noegzame militaire  magt  in  hunne  nabijheid  te  houden,  en 
hen  van  verre  gade  te  slaan;  terwijl  eindelijk  zijn  doel 
was^  om  bij  de  Plaatselijke  Wetgevende  Magt,  zoowel  als 
bij  het  hooge  Bestuur  in  het  moederlahd,  aan  te  dringen 
op  eene  milde,  zoo  al  niet  geheele,  schadevergoeding  aan 
allen,  die  buiten  hunne  schuld  door  den  oorlog  geleden 
badden. 

Deze  schaden  waren  met  de  grootste  zorg  en  naauwkeu- 
righeid  opgenomen,  en  de  ambtshalve  opgemaakte  lijsten 
toonden,  dat  de  ondergane  verliezen  op  de  onmiddellijke 
grenzen  beliepen  tot: 

456  hoeven  verbrand  en  ten  eenemale  verwoest; 
350  andere  gedeeltelijk  geplunderd  en  beroofd; 
60  wagens   door  de  Kaffers  genomen  en  vernield; 
5,715  paarden;  ] 

111,930  stuks  hoornvee;  en      S^"^"'"*  "°  onherstel- 
161,930  schapen;  )         ''*"  ^"'■^"^•""- 

Te  zamen  tot  eene  waarde  van  meer  dan  £  300,000, 
ongerekend  nog  de  verliezen,  door  personen  ondergaan,  die 
tot  de  '  uitrusting  der  onderscheidene  rrkommando's  »  van 
ieder  district  bijdroegen. 

Eenige  weinige  duizende  den  vijanden  weder  ontweldigde 
stuks  vee,  maakten  nogtans  de  geheele  tropheën  van  den  oor- 
log uit;  en  het  is  gemakkel^k  na  te  gaan,  wat  de  inwoners 
gevoelen  moesten,  toen  onder  dit  vee  menige  troep,  en  geheele 
spannen  van  ossen,  door  hunno  voormalige  eigenaars  herkond 


Digitized  by 


Google 


72  DE   LANDVBBHUIZING 

werden,  doch  aan  wien,  op  hnnne  terugvordering  er  van,  ge- 
zegd werd,  dat  zg  ze  niet  konden  terug  bekomen,  daar  z^  in 
het  openbaar  verkocht  moesten  wprden,  tot  vergoeding  van 
eèn  gedeelte  der  oorlogskosten^  doch  dat  de  eigenaars  nader* 
hand  ruime  vergoeding  zouden  ontvangen.  Doch  wat  moest 
hun  gevoel  en  dat  van  hun  dapperen  gebieder  wel  z^n, 
toen  er,  na  het  ondergaan  van  zoo  vele  verliezen,  eu  na  het 
doorstaan  der  gevaren  van  den  meest  uitputtenden  oorlog  van 
16  maanden,  eene  depêche  van  den  toenmaligen  Secretaris 
der  koloniën,  Lord  Glenelg,  gedagteekend  26  Decembej^  1835^ 
(welke  aanstonds  in  het  moederland  door  middel  van  het 
Blaauwe  boek  gepubliceerd  werd)  ontvangen  werd,  die  de 
onbepaaldste  veroordeeling  van  het  geheele  beleid  ên  van 
de  operatiën  des  oorlogs  bevatte,  terw^l  de  barbaarsche 
wijze  waarop  (zoo  als  de  Secretaris  van  Staat  verz^erde) 
de  oorlog  gevoerd  was  geworden,  ten  strengste  berispt 
werd,  en  eindigde  met  de  volgende  zonderlinge  verklaring 
(als  van  Z^ner  Majesteits  Gouvernement  uitgaande)  betrek- 
kel^k  de  regtvaardigheid  van  den  oorlog,  te  weten: 

ff  Al    sints    eene   lange  reeks  van  jaren    hadden    de 
Kaffers  regtvaardige   redenen  tot  <len   oorlog.  Zg   had- 
den redenen  van  ongenoegen,  en  beproefden  teregt,  hoe- 
wel  vruchteloos,  eene  reeks  van  inbreuken  op  hun  ei- 
gendom  te  wreken.  Zy  hadden  volmaakt  gel^k    in  het 
wagen  eener  alhoewel  hopelooze  poging,  om  zich  door 
kracht  van   wapenen   de   vergoeding  te  verschaffen,  die 
voor  hen    op  geene   andere    wijze    te    verkregen   was, 
daar  het  regt   op  de  zgde  der   overwonnenen  (de  Kaf- 
fers) en  niet  op  die  der  overwinnende  partg  i^.*' 
Bezwaarl^k  zou  uit  de  pen  nan  den  verklaardsten  vijand 
des  lands  en    van   z^n    Gouverneur    een   geschrift  hebben 
kunnen  vloeijen,  wreeder,  onregtvaardiger  en  honender  voor 
de  gevoelens,   niet  alleen  van   den  bevelhebber,  die,  steeds 
bedacht  op    de  zachtste  en  bevredigendste  maatregelen  met 
de  Kaffers,  plotseling  was  aangevallen,  «n   het  onder  z^n 
gezag    en   bescherming  geplaatste  land  had   moeten    zien 
overweldigen;  maar  ook  voor  de  inwoners,  die  niet  slechts 
in  een  allernitputtendsten   en  gevaarlijksten  oorlog  van  een 


Digitized  by 


Google 


DBB   HOLLAKDSCHE   BOfiliEN,    ENZ.  73 

gaaach  jaar  waren  gewikkeld  geworden,  maar  die  veer- 
tien jaren  lang  onder  het  door  het  Plaatsel^ke  Gouveme* 
ment  gevolgde  systeem  hadden  gezucht,  daar  hun  nimmer 
de  gwingste  vergoeding  voor  de  zwaarste  verliezen  en 
grieven  waa  gegeven  geworden.  Dit  geschrift  opende  nu 
op  eenmaal  de  oogen  der  kolonisten,  voor  hetgeen  zg 
reeds  laag  vermoed  hadden,  te  weten,  dat  zg  in  de  schat- 
ting van  zijner  Majesteits  Gouvernement  de  aanvallers  in 
den  ooilog  en  de  onderdrukkers  der  Kaffers  waren;  dat 
dezen,  en  niet  zg,  aanspraak  hadden  op  medeleden  en  ver- 
lossing. En  dat  z^  zich  in  dat  vermoeden  niet  bedrogen, 
bleek  nog  duidel^ker,  tóén  z^  onderrigt  werden  dat  al 
hinme  smeekbeden  om  vergoeding  voor  de  door  hen  on* 
dergane  verliezen,  waren  afgewezen;  dat  al  de  vergun- 
ningen van  landergen  ttan  personen,  zelfs  binnen  het  am 
het  Oouvemement  afgestane  gron^ebied  sedert  den  jare 
ldl7  gevestigd,  Bonden  worden  henroepen  en  vernietigd 
verklaard;  en  dat  de  Kaffeve  ten  volle  hersteld  zouden 
worden  in  het  bezit  van  al  de  landen,  welke  zg,  krach- 
tens het  traktaat  van  September  1835,  aan  Z^  Maje- 
steit en  deraelver  opvolgers  en  erfgenamen  voor  altoos 
hadden  afgestaan.  En  te  meer  nog,  toen  taij  vernamen,  dat 
er  een  Luitenant-Gbuvemeur  was  aangesteld,  wiens  gevoe- 
lens (als  openbaar  uitgedrukt  in  zgn  verhoor  of  onder^ 
zoek  voor  een  comité  van  het  Huis  der  Gemeenten,  met 
betrekking  tot  de  door  hem  te  vx)lgen  gedragsl^n 
jegens  de  Kaffers)  voor  het  minst  het  vooruitzigt  sche- 
nen voor  te  spiegelen,  dat  deze  bedoelingen  van  Z^ner 
Majesteits  Gouvernement  naar  de  letter  zouden  worden 
uitgevoerd. 

Te  verwachten  dat  eene  geheele  bevolking,  op  dusda- 
nige w^ze  gehoond  en  gegriefd,  steeds  zou  voortgaan  on- 
derdanig en  welgezind  jegens  het  Gouvernement  te  blgven, 
was  even  zoo  onmogel^k  ak  te  verwachten,  dat  msrt 
nv^gen  van  doornen  zou  lezen,  of  druiven  van  distelen 
vergaderen." 

Van  dat  oogenUik  af  aan  dan,  zagen  de  boeren  in  de 
oostel^ke  provinciën,  dat   het  geheele  ras  der  Hottentotten, 


Digitized  by 


Google 


74  DE    LANDVÉRH  uiziNG 

weleer  door  hen  als  bedienden  op  hunne  pachthoeveji  ge- 
bezigd, hun  ontnomen  was,  en  zich  reeds  eene  zekere 
nnationaliteit"  binnen  de  kolonie  had  aangemagtigd :  ze 
hadden  zich  de'  weinige'  slaven  die  z^  bezaten,  tegen  een 
belagchelijke  vergoeding^  die  verscheidene  hunner  weiger- 
den te  ontvangen,  zien  ontnemen;  en  nu  ten  laatste  .had- 
den zij  hunne  huizen  en  hoeven  zien  verbranden  en  ver- 
woesten^ hunne  kudden  en  veedriften  zien  rooven,  zonder 
eenig  uitzigt  op  vergoeding  of  schadeloosstelling;  en  uit 
de  door  het  Gouvernement  uit  het  moederland  thans  aan 
den  dag  gelegde  staatkunde;  zagen  zij  ten  duidelijkste, 
dat  hunne  levens  en  toekomstige  bezittingen  in  een  on- 
ophoudel^k  gevaar  zouden  verkeeren;  ja,  dat  het  oogen- 
blik^  waarop  z^  hunne  vroegere  welvaart  *  zouden  herkre- 
gen hebben,  even  zoo  zeker  door  een  nieuwen  inval,  en 
door  de-  wegrooving  hunner  naauwelijks  herkregene  kudden 
zou  gekenmerkt  worden^  als  het  uitwerksel  op  de  oorzaak 
volgt. 

Van  dat  oogenblik  af  aan-  dan  mag  men  zeggen,  dat 
het  voornemen,  om  het  land  hunner  vaderen  te  verlaten, 
algemeen  werd,  terwgl  de  voornaamste  familiën  in  den 
Olifants  Hoek,  Qamtpos-rivier,  langs  de  Vischrivier  en  So- 
merset,  kleine  gezelschappen  vormende,  zich  allen  op 
eenmaal  tot  dien  MËxodus'^  voorbereidden;  alhoewel  er 
zich  ook  ongetwijfeld  enkele  personen  of  familiën  onder 
bevonden,  die  e^nige  b^zondere  of  persoonlijke  redenen 
voor  deze  landverhuizing  hadden;  zoo  als  bij  voorbeeld 
de  Greylings,  die  voor  het  geregtshof  van  Uitenhage 
beschuldigd  en  strengelijk  beboet  waren,  wegens  overtre- 
ding van  de  ordonnantiën  tot  vernietiging  der  slaver- 
ng;  of,  zoo  als  W.  S-  van  der  Merwe,  wegens  een  per- 
soonlijken twist  met  den  Commissaris  van  zijn  district; 
wijlen  de  ongelukkige  Retief,  die  (naar  zijne  meening)  door 
den  Luitenant-Gouverneur  der  oostelijke  provinciën  was  be- 
leedigd  geworden ;  en  Petrus  Uys,  wiens  vrouw,  in  zijne  af- 
wezigheid, op  bevel  der  plaatselijke  overheid  in  zijne  plaats 
was  gevangen  genomen.  Doch  dit  waren  slechts  droppelen 
in  den  oceaan  der.  landverhuizing,   die  van  dat    oogenblik 


Digitized  by 


Google 


DER   H0LLAND8CHE    BOEREN,    ENZ.  75 

onwederstaanbaar    naar  het  binnenland  van  Afrika,  en  van 
daar  naar  dit  district  begon  te   vloeijen.  . 

Het  begin  des  jaars  1836  werd  gekenmerkt  door  den 
verkoop  van  al'  de  hoeven  van  hen  die  voornemens  waren 
om  nit  te  w^ken;  alle  welke  bezittingen  aan  talr^ke  spe- 
culanten te  Graham's  Town,  Somerset  en  nabnrige  plaatsen, 
voor  spotprijs  werden  verkocht;  terwijl  alles  een  bepaald 
voornemen  aan  den  dag  leide,  om  deze  uitwijking  op  eene 
groote  schaal  uit  te  voeren.  Het  plaatsel^ke  Gouvernement 
deed  onder  de  hand,  door  den  magistraat  en  de  geestel^k- 
beid,  alles  wat  hot  kon,  om  het  onwettige  en  gevaarl^ke 
van  zulk  een  stap  aan  te  tonnen;  er  werden  onbepaalde 
geruchten  uitgestrooid,  dat  het  Gouvernement  4e  bepalingen 
van  zekere  Engelsche  wet  van  Ne  exeat  Regno  zou  kun- 
nen toepassen  om  deze  landverhuizing  te  beletten';  en  er 
was  zelfs  voor  een  oogenblik  eenige  aarzeling  in  de  be- 
weging te  bespeuren;  doch  een  antwoord  van  den  nieu* 
wen  Luitenant-Gouverneur  Stockenstrom,  op  een  adres  van 
de  inwoners  van  Uitenhage',  bij  gelegenheid  zijner  op- 
treding in  Augustus  1836,  hief  weldra  eiken  tw^fel  te 
dien  aanzien  op,  daar  hij  in  dat  antwoord  de  volgende 
merkwaardige  woorden    bezigde: 

rrik  moet  opregtelijk  verklaren,  'dat  het  m^  niet  be- 
wust is,  dat  er  eenige  wet  bestaan  zoude,  welke  Zijner 
Majesteits  onderdanen  beletten  kon,  's  Konings  gebied  te 
verlaten,  en  zich  in  eene  andere  landstreek  neder  te  zet- 
ten;'en  zulk  eene  wet,  zoo  zij  bestond^  zou  tiranniek  en 
onderdrukkend  zijn." 

Deze  openhartige,  hoewel  misschien  onoordeelkundige 
blootlegging  van  zgn  gevoelen,  bragt  al  hun  tw^fel  op 
eenmaal  tot  zw^gen^  en  kort  daarop  trok  de  eerste  partij 
van  omstreeks  200  Personen,  Hendrik  Potgieter  aan  het 
hoofd  hebbende,    de   Oranje-rivier  over.  ^)  De  Kaap-kolo- 


')  Eene  kleine  partij,  met  Karel  Triechard  aan  het  hoofd,  was 
deze  voorafgegaan,  doch,  tot  aan  Delangoa-baai  gevorderd,  werden 
zij  door  de  knstkoorts  aangetast,  zoodat  slechts  twee  personen  nit 
het  geheele  gezelschap  den  dood  ontkwamen,  en  eerst  twee  jaren 
later  dit  district  bereikten,  waar  zij  nog  wonen. 

SCHRIJVER. 


Digitized  by 


Google 


76  DE    LANDVERHUIZINQ 

nie  voor  alt^d  vaarwel  zeggende,  kwamen  zij  te  Taba 
'NchUy  waar  het  opperhoofd  der  Barolongs,  Moroko  (die 
zich  destyds  onder  de  geestelijke  leiding  bevonden  van  den 
Eerw.  Mr.  Archbell,  wien  ik  nu  het  geluk  heb;  als  lid  van 
dit  genootschap  hier  naast  mg  gezeten  te  zien^)  hun  de 
minzaamste  ontvangst,  en  hun  vee  de  beste  verzorging 
bereidde. 

Eene  meer  talrigke  en  welvarende  partg  uit  Graaf  Rei- 
net;  met  Gerrit  Maritz  aan  het  hoofd,  volgde  weldra  deze, 
die  weder  op  hare  beurt  gevolgd  werd  door  andere  groote 
gezelschappen  uit  de  districten  van  Albany  en  Uitenhage, 
onder  het  bestuur  van  den  ouden  patriarch  Jacobus  üjs, 
Earel  Landman,  Gerrit  Rudolph  en  anderen. 

Daar  hun  steeds  vermeerderend  aantal  in  het  grondgebied  ' 
van  Barolong,  al  spoedig  aanleiding  gaf  tot  verdeeldhe- 
den, mailen  de  oudere  uitgewekenen  plaats  voor  de  later 
aangekomenen;  en  trokken  in  eene  noordel^ke  rigting  langa 
de  oever  van  de  Vaal-iivier  (of  Ky-Gariep),  tot  dat  z^' 
met  dea  talr^ken  en  magtigen  stam  van  de  Matabelees, 
onder  Mazuldcatze,  in  aasiraking  kwamen. 

Het  is  vermoedelgk,  dat  aan  dit  bloeddorstige  opper- 
hoofd, na  dikwerf  door  de  Zulu's  en  Griquaa's  van  dien 
kant  te  zgn  aangevallen,  alles  verdacht  voorkwam,  wat  uit 
dien  oord  naderde;  doch  de  boeren,  hiervan  natuurlgk 
onbewust,  bleven,  geen  gevaar  vermoedende,  langzaam 
vooruit  ixekken,  toen  hun  eerste  troep  plotseling  aange- 
vallen, en  een  acht-en-twintigtal  hunner  op  eene  barbaar- 
sche  w^ze  vermoord  werd.  Na  alzoo  gedeeltel^  geslaafd 
te  zgn,  vielen  de  Matabelees  eene  andere  kleine  partij  aan, 
die  de  eerste  op  korten  afstand  volgde;  Ook  deze,  ten 
eeneamale  onvoorbereid,  k^  200  goed  als  geen  wederstand 
bieden;  een  '^-en^twintigtal  mannen  en  vrouwen  werden 
vermoord,  en  hunne  wagens  en  goederen  vernield  of  ge- 
plunderd. Grelukkig  echter  waren  eenige  weinigen  uit  deze 
partg  ontsnapt,  om  de  talrgke  andere  kleine  partgen^  die 
over  des»  uitgestrdcte  vlakten  verspreid  waren,  voor  het 
dreigende    gevaar    te   waarschuwen.      Naauwelgks   hadden 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLAÏiDSCHE    BOBRBN,   ENZ.  77 

ziï  sich  tot  een  rrlager*'  >)  vau  omstreeks  T^ftig  wagens 
veizameld,  toen  z§  door  de  gansche  kr^gsmagt  der  Ma- 
tabelees  werden  aangevallen,  die,  woedend  op  hen  aan- 
stormende, alle  pogingen  aanwendden  om  in  het  door  de 
wagens  gevormde  vierkant  te  dringen.  £r  volgde  eene 
allerwanhopigste  worsteling,  met  dien  uitslag  echter,  dat 
de  Matabelees  ten  eenemale  werden  op  de  vlugt  gejaagd, 
doch  niet  zonder  verlies  van  al  het  vee  der  nitgewekene 
boeren,  hetwelk  men  niet  binnen  het  kamp  had  kannen 
brengen;  zoodat  het  den  Matabelees  gelukte,  omstreeks 
6000  stuks  hoomvee  en  meer  dan  40,000  schapen  weg  te 
voeren,  als  eene  armoedige  vergoeding  voor  het  verlies 
himner  beste  kr^gshoofden,  die  in  het  gevecht  waren  ge- 
sneuveld. 

Uit  deze  herhaalde  en  woedende  aanvallen  bleek  het 
maar  al  te  duidel^k,  dat  de  uitgewekenen  een  geduchten 
vgand  in  dat  oord  hadden  aangetroffen,  en  dat  alle  lioop, 
van  in  die  rigting  rustig  voort  te  gaan,  moest  worden 
opgegeven ;  terwijl  daarenboven  het  verlies  van  al  hun  vee 
hen  zoowel  den  terugtogt  als  het  vooruitgaan  belette.  Het 
mogt  echter  eenige  door  hen  afgezondene  boden  gelukken 
om  Thaba  *Ncha  te  bereiken,  en  Moroko  en  den  £erw. 
Mr.  Archbell  van  den  gevaarlijken  toestand  des  reisgezel- 
Bchaps  ■kennis  te  geven.  .Hulpvaardig  en  edelmoedig  zon- 
den deze  een  genoegzaam  aantal  ossen  naar  het  kamp, 
vanwaar  men  nu  den  terugtogt  kon  ondernemen,  en  wel- 
dra in  veiligheid  Moroko's  verbl^fplaats  weder  bereiken 
mogt. 


<)  Dese  rrlagera"  of  kampen  worden  gevormd  door  in  een  vierkant 
gepUatete,  en  door  middel  der  disselboomen  van  de  Bterk  aan  elk- 
ander bevestigde  wagens,  waar  onder,  200  de  t^d  zulks  verg^de, 
hoopen  st^f  ineen  gewerkte  takken  yaa  de  doomige  mimoss  gesohoven 
wexden,  zoodat  het  onmogelgk  Was  binnen  de  omsloten  roimte  te  drin- 
gen, aonder  voonikf  aX  die  beletselen  met  geweld  uit  den  weg  te  mimen. 
Het  is  doidel^,  dat,  wanneer  er  geen  gioot  getal  wagens  bgeen^is, 
het  daardoor  gevormde  vierkant  zóó  klein  is,  dat  personen  enfamiliën 
biiiawi  sfin  omtrek  beveiligd  kunnep  sgo,  terwijl  alleen  het  vee  daar 
botten  U9t. 

SCHBIJVEB. 


Digitized  by 


Google 


78  DE  LANDVEBHÜIZING 

Toen  de  t^ding  van  deze  rampspoeden  en  verliezen 
hunner  landgenooten,  den  meer  talrijke  en  niagtigë  uit- 
gewekenen bereikte,  die  zich  vreedzaam  omstreeks  Thaba 
'Nchn  hadden  nedergeslagen,  besloten  deze,  al  die  moor- 
denarijen  op  eene  gedachte  wijze  te  wreken,  en  het  ge- 
stolen vee  hunner  landslieden  te  heroveren.  Eene  partij 
van  omstreeks  twee  honderd  krijgslieden,  onder  bevel  van 
Gerrit  Maritz,  trok  de  Vaal-rivier  ^)  over,  maakte  eene 
flankbeweging  door  de  haar  ten  westen  begrenzende  land- 
streek, tastte  eene  van  Mazulekatze*s  voornaamste  vesUp- 
gen,  Mosega  genaamd,  onverhoeds  aan,  doodde  er  ver- 
scheidene honderden  zijner  dapperste  krijgslieden,  en  maakte 
zich  meester  van  omtrent  7000  stuks  vee,  te  zamén  met 
de  wagens,  die  de  Matabelees,  na  hunne  aanvallen  op  de 
eerste  kleine  gezelschappen,  die  zich  te  zorgeloos  in  hunne 
landstreek  gewaagd  hadden,  in  triomf  naar  deze  vesting 
hadden  weggevoerd.  . 

Niet  lang  na  hunnen  terugkeer  van  deze  welgeslaagde 
tuchtiging,  en  terwijl  men  over  de  toekomstige  plannen  be- 
raadslaagde, begonnen  oneenigheid  en  ijverzucht^  waarvan 
zich  reeds  vroeger  sporen  hadden  doen  opmerken,  zich 
hoe  langs  hoe  meer  onder  de  hoofdleiders  te  openbaren, 
toen  de  ongelukkige  Pieter  Retief,  aan  het  hoofd  eener 
kleine  part^,  zich  bij  hen  kwam  vervoegen.  Zijn  naam  en 
rang  (hg  was  «een  van  de  door  het  Gouvernement  aange- 
stelde r/kommandanten*'  op  de  oostelijke  grenzen)  stonden, 
en  te  regt,  zóó  hoog  bij  hen  aangeschreven,  dat  hij,  met 
•  algemeene  stemmen,  en  met  bewilliging  ook  van  al  de 
partijen,  die-  destijds  in  die  streken  hun  verblijf  hielden; 
tot  rrKommandant-Generaal"  benoemd  werd. 


^)  De  vaal-  of  geele  rivier,  bij  de  inboorlingen  genoemd  Ky-Oariep, 
ontleent  haren  naam  van  hare  vale  kleur.  Zij  vormt  thans  de 
noordel^ke  grens  van  de  soavereiniteit  en  sal  waarschgnlijk  be- 
rucht worden  door  het  onlangs  gesloten  tnüetaat  tusschen  de  ad- 
sistent-commissarissen  en  de  boeren  over  de  Vaal -Rivier,  als  sijnde  de 
voortdurende  lijn  van  scheiding  tussohen  harer  Majesteits  onderdanen, 
en  die,  waaraan  (soo  ald  men  aegt)  volkomene  onaf  hankelykheid  be- 
loofd  is.  DE   SCBIJVEB. 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHE    BOEREN,    ENZ.  79 

Eenige  bijzonderheden  uit  het  leven  en  de  geschiedenis 
van  dezen  eersten  grooten  rr martelaar*'  der  onderneming, 
kunnen  voorzeker    niet  onbelangr^k*  zijn. 

Afkomstig  van  eene  dier  Fransche  Protestantsche  fami- 
liën,  die,  na  de  herroeping  van  het  Edict  van  Nantes,  naar 
de  Kaap-kolonie  waren  uitgeweken,  hadden  zijne  groot- 
ouders in  het  heerlijke  dal  van  Wagonmager's  Valley, 
nabij  de  Parel,  een  stuk  gronds  in  leenbezit  verkregen, 
ongemeen  gunstig  tot  aankweeking  van  den  oranje-appel- 
boom en  den  wijnstok,  en  waar  zijn  vader,  door  den  jaar- 
l^kschen  verkoop  van  eenige  millioenen  oranje-appelen  en 
een  aanzienleken  wijnoogst,   een    ruim  inkomen  genoot. 

Pieter  Retief  werd  daar  geboren,  en  ten  huize  ajns  va- 
ders opgevoed,  wiens  doel  het  was,  om  ook  hem  tot  dat 
gemakkelijke  en  voordeelige  beroep  op  te  leiden;  doch 
zijne  werkzame  en  rusteïooze  geaardheid  deed  hem,  die  nu 
de  jongelingsjaren  bereikt  had^  een  tegenzin  aan  den  een- 
vormigén  telgang  van  dat  landelijke  leven  opvatten;  en  reeds 
bad  hij  eenigen  handel  met  het  binnenland  begonnen,  toen 
de  aankomst  der  eerste  Britsche  uitgewekenen  in  de  oos* 
telijke  provinciën,  in  1820,  zijne  aandacht  naar  dat  ge- 
deelte van  de  kolonie  leidde.  Toen  het  Gouvernement  ie- 
mand van  erkende  vlijt  en  eerlijkheid  behoefde,  om  deze 
uitgewekenen  voor  eenigen  tijd  levensmiddelen  én  an4ere 
benoodigdheden  te  verschaffen,  tot  dat  zij  zelven  in  staat 
zouden  zijn  om  in  hunne  behoeften  te  voorzien,  werd  hij, 
als  een  zeer  geschikt  persoon  daartoe,  door  een  mijner  bloed- 
Ferwanten,  die  daarenboven  borg  bleef  voor  de  rigtige 
vervulling  van  het  contract,  het  Gouvernement  aanbevolen. 
Dit  gaf  aanleiding  dat  hij  zich  aan  de  grenzen  kwam  ne. 
derzetten,  waar  zijne  stipte  zorgvuldigheid  in  de  voldoening 
aan  de  geslotene  evereenkomst;  gepaard  met  zijn  regtscha- 
pen  karakter  en  aangenamen  omgang,  hem  met  de  volk- 
plantingen als  vereenzelvigde,  en  dat  wederz^dsche  goede 
gevoelen  vestigde,  hetwelk  ook    later    altijd  bestaan  heeft. 

Na  het  einde  van  het  contract  tot  verzorging  der  uit- 
gewekenen, nam  hij  er  andere^  meer  uitgebreid^  tot  op- 
rigting  van   openbare    Gouvernements-gebouwen,   op    zich, 


Digitized  by 


Google 


80  DE   LANDVERHUIZING 

en  verzamelde  in  den  beginne  een  aanzienigk  fortuin;  docb 
de  bankbreuk  van  eehige  z^ner  mede-contractanten,  en 
bet  aantal  zijner  andere,  van  de  hoofdzaak  afleidende  be- 
zigheden, wikkelden  hem  weldra  in  ernstige  geldelgke 
ongelegenheden.  Doch  zulks  benadeelde  hem  volstrekt  niet 
in  de  algemeene  hoogachting,  noch  in  die  van  het  Gk)a- 
vemement  zelve,  hetwelk  hem  tot  een  der  rfkommandaa- 
ten"  op  de  grenzen  benoemde;  eene  betrekking^  die,  hoe- 
wel van  een  eenigzins  tweeslachtig  karakter,  meestal  aan 
dezulken  gegeven  werd,  die  aan  het  land  wezenl^ke  dien- 
sten badden  bewezen,  en  altyd  een  zeker  magistraatsge- 
zag in  het  district  medebragt.  Naar  zgne  hoeve  wederge- 
keerd, en  geheel  in  landbouwkundige  bezigheden  gewik- 
keld, verloor  h^  veel  by  den  in  1834  uitgebroken  Kaffer- 
oorlog; en  na  den  op  het  einde  vanJL835  met  hen  gesloten 
vrede,  zag  hij  met  schrik  en  vrees  een  sjsteem  toegela- 
ten, zoo  al  niet  aangemoedigd,  hetwelk  de  geheele  kolonie 
als  het  .ware  voor  de  KbSbt»  opende.  Niet  alleen  •  kantte 
hg  zich  ten  sterkste  hiertegen»  maar  nam  ook  alle  zwer- 
vende en  loerende  Kaffers  en  Hottentotten^  die  geene 
goede  rekenschap  van  hunne  bedoeling  konden  geven, 
waar  h^  hen  ook  vinden  mogt,  gevangen.  Doch  zond  hg 
dan  die  gevangenen  naar  de  naaste  overheid,  dan  werden 
zy  .niet  alleen  terstond  weder  vrg  gelaten,  maar  hg  zelve 
werd  officieel  berispt  om  het  gevangen  nemen  van  perso- 
nen, die  niet  daadwerkelyk  op  eenige  misdaad  betrapt  waren. 
Uit  zulke  handelingen,  en  meer  nog  uit  de  door  de.  autoritei- 
ten daarbg  aangenomen  toon,  zag  hg  maar  al  te  spoedig, 
dat  er  geene  hoop  meer  was  tot  behoud  van  eigendom  of 
veiligheid  aan  de  grenzen,  en  besloot,  het  voorbeeld  der  eerst 
ui^ewekene  boeren  te  volgen.  Ook  hg  nam  deel  in  eenige 
aan  den  nieuwbenoemden  Luitenant-Gouverneur,  Sir  Andries 
StDck^istrom,  gerigte  adressen,  waarin  men  zich  over  den 
voortdurenden  toestand  van  onveiligheid  beklaagde;  en  dit 
gaf  aanleiding  tot  eene  niet  zeer  aardige  briefwisseling 
tusschen  hen,  waarin  de  Luitenant^Gouvemeur  hem  van 
misleiding^nran  anderen  beschuldigde,  en  hem  met  de  ont- 
neming van  zgne  n  enkel  honoraire"  betrekking  van  Kom- 


Digitized  by 


Goógle 


BER   H0LLAMD80HE    BOEREN)   ENZ.  81 

mandant  bedreigde.  Deze  bedreigingen  en  het  systeem, 
hetwelk  h^  ten  klaarste  zag  dat  op  nieuw  zou  worden 
ingevoerd  en  volgehouden,  en  hetwelk  naar  zijn  (door  de 
latere  gebeurtenissen  volkomen  geregtvaardigd)  gevoelen, 
de  grens  op  nieuw  aan  uitputtende  rooverijeU)  en  ten  laat- 
sten  aan  een  algemeenen  oorlog  zou  blootstellen^  deden 
hem  het  besluit  opvatten,  om  alles  wat  hij  bezat  te  ver- 
koopen,  en  zich  met  eenige  weinige  naburen  te  vereenigen, 
met  wie  hij  zich  (zoo  als  ik  reeds  zeide)  by  de  uitge- 
wekene boeren  voegde,  kort  nadat  Gkrrit  Maritz  van  z^n 
welgeslaagden  aanval  op  Mazulekatze  en  de  Matabelees 
was  wedergekeerd. 

Toen  Retief  nu,  met  algemeene  stemmen,  door  de  uit- 
gewekenen tot  hun  rrKommandant-Generaal"  benoemd  was, 
begon  h^  terstond  regelmatige  traktaten  van  vriendschap 
en  bondgenootschap  met  de  hem  omringende  inlandsche 
opperhoofden,  met  uitzondering  van  Mazulekatze,  te  slui- 
ten. Moroko^  Mosesh,  Tonana  en  Sikonyela  stemden  met 
oogenscb^nlijke  hartelijkheid  in  al  z^ne  schikkingen  toe 
en  op  dezen  voet  verspreidden  zich  al  de  uitgewekenen 
o^er  de  landen  tusschen  en  langs  de  Modder-,  de  Vet- 
en de  Zand-rivieren,  en  schikten  zich  langzamerhand  tot  een 
meer  bepaalden  regeringsvorm.  Hun  getal  werd  omstreeks 
dien  tgd  ook  nog  vermeerderd  door  een  anderen  grooten 
stam,  die  den  eerwaardigen  zeventigjarigen  patriarch  Ja- 
cobus  TJjBf  en  z^n  oudsten  zoon  Pieter^  aan  het  hoofd 
had,  welke  lieden^  na  dit  district  reeds  te  voren  bezocht 
te  hebben,  zich  met  voorliefde  aan  het  denkbeeld  hecht* 
ten,  van  zich  hier  neder  te  zetten,  in  plaats  van  verder 
in  het  binnenste  van  Afrika  te  dringen.  Deze  partij  gaf 
een  manifest  uit,  waarin  zg  haar  voornemen  te  kennep 
gaf,  om  haren  koers  noordwaarts  naar  Natal  te  rigten, 
en  zich  van  al  die  gezelschappen  te  scheiden,  die  gene- 
gen schenen  9m  zich  langs  de  oevers  van  de  Vaalrivier 
neder  te  slaan,  of  zich  verder  oostwaarts  tot  aan  de  De- 
lagoa-baai  te  begeven.  Dit  besluit  der  gezelschappen  van 
Uys,  Moolman  en  Potgieter,  schijnt  ook  Retief  tot  het  vol- 
gen van  hun  voorbeeld  te  hebben  doen  overhellen.  Ilij  zond 

6 


Digitized  by 


Google 


83  DS    LANDVERHUIZING 

partijen  van  de  Zandrivier  uit,  die  het  land  moesten  opne- 
men, en  er  eindelgk  in  slaagden,  om  twee  of  drie  paden 
dwars  over  de  Quathlamba  of  Drakenberg  te  vinden,  die 
voor  wagens  brnikbaar  gemaakt  konden  worden ;  want  tot 
op  dien  t^d  was  elke  aangewende  poging  om  met  wagens 
over  dat  gedeelte  van  dien  bergketen  te  komen,  verijdeld 
geworden. 

Het  gelukte  Retief  met  zgn  gezelschap,  om  op  één  punt 
den  overtogt  te  bewerkstelligen,  en  in  veiligheid  Natal  te 
bereiken,  waar  hem  eene  hartel^ke  ontvangst  van  de  Brit- 
sche  uitgewekenen  te  beurt  viel,  die  zich,  hoe  vreemd  dit 
schenen  moge,  insgelijks  tot  eene  kleine  onafhankelgke 
gemeenschap  gevormd  hadden;  want,  toen  zekere  kapitein 
ter  zee  Qardiner,  op  grond  der  bepalingen  van  eene  bui- 
tengewone wet,  II  the  Cape  of  Good  Hope  Funishment  BiW^ 
genaamd,  die  hg  onder  hen  kwam  afkondigen,  een  soort 
van  magistraatsgezag  over  hen  had  willen  uitoefenen^  we- 
zen z§  z^ne  tusschenkomst  geheel  van  de  hand,  en  hand-^ 
haafden  hunne  onaf  hankel^kheid  van  alle  gezag,  alleen  met 
uitzondering  van  zulk  een,  hetwelk  van  hen-zelven  zou  uit- 
gaan, zich  daarb^  beroepende  op  de  verklaring  van  dan 
toenmaligen  Secretaris  voor.  de  koloniën,  Lord  Glenelg*, 
die,  in  de  duidelijkste  bewoordingen,  alle  bedoeling  van 
Zgner  Majesteits  Gouvernement,  om  eenig  gezag  over  een 
gedeelte  van  dit  grondgebied  uit  te  oefenen  loochende. 
Dit  wederzijdsch  gevoel  van  onafhankel^kheid  scheen  hun 
tot  een  band  van  vereenigtng  te  strekken ;  en  het  valt  niet 
te  betw^felen,  dat,  wanneer  iemand  zoo  als  Betief  het  er- 
kende hoofd  der  HoUandsche  uitgewekenen  had  mogen 
blijven,  een  vaster  en  duurzamer  band  hen  aan  elkander 
zou  verbonden  hebben. 

Pieter  Retief,  die  de  zaak  reeds  met  een  scherpzinnigen 
en  gemoedelgken  blik  doorgrond  had,  gevoelde  echter,  dat, 
dewgl  Chaka  en  Dingaan  dit  grondgebied  reeds  vó<5r  zgne 
aankomst  aan  anderen  hadden  weggeschonken,  de  inbezit- 
neming  van  dit  land  door  hem  en  de  zijnen,  naderhand 
aanleiding  tot  twist  zou  kunnen  geven,  hetzij  met  de  op- 
perhoofden der  Zoolah's,  hetzij  met  zulke  Engelsche  uitge- 


Digitized  by 


Google 


DER     HOLLLANDSCHE    BOEREN,  ENZ.  83 

wekenen,  die  de  kwalijk  bepaalde  giften  van  de  Zoo- 
lah's,  ontvangen  hadden,  en  besloot  derhalve,  zich  in  per- 
soon naar  Dingaan's  hoofdstad  te  begeven,  ten  einde  een 
vredes-traktaat  met  hem  te  sluiten,  en  eene  behoorlijke 
overdragt  van  zulk  eene  uitgestrektheid  grondgebieds  te 
verkrijgen^  als  de  laatste  aan  hem  en  de  uitgewekene 
boeren  mogt  willen  vergunnen.  De  hoofdstad  der  Zoolah's^ 
r'Umkongloof ' ,  bereikt  hebbende,  vond  hij  daar  toevallig 
een  zendeling  der  Engelsche  kerk  (den  £erw.  F.  Owen), 
die  oogensch^olijk  alle  pogingen  aanwendde,  om  het  opper- 
hoofd  gunstig  voor  hem  te  stemmen;  met  dat  gevolg  dan 
ook,  dat  aan  Retief  een  volkomen  afstand  van  dit  grond-* 
gebied  werd  toegezegd,  onder  deze  voorwaarde:  dat  h^ 
voor  Dingaan  eene  zekere  hoeveelheid  vee  zou  heroveren^ 
hetwelk  door  Sikonyella,  een  opperhoofd  der  Mantatees, 
die  bij  de  bronnen  van  Galedon  zijn  verblijf  hield,  hem 
onlangs  ontweldigd  was.  Retief  bewilligde  in  deze  voor- 
waarde, en  riep,  testond  na  zijne  wederkomst  in  dit  dis- 
tricty  eenige  van  de  gezelschappen  bijeen,  die  zich  gereed 
maakten  om  zich  op  dit  grondgebied  te  vestigen.  Men 
besloot  tot  e^n  aanval  op  Sikonyella^  doch  tevens  om  vooraf 
boden  tot  hem  te  zenden,  met  een  veclbeteekend  verzoek 
om  vry willige  teruggave.  Deze  boodschap  deed  de  ver- 
langde uitwerking,  daar  Sikonyella  tot  de  onmiddellijke 
teruggave  van  zeven  honderd  stuks  hoomvee,  zestig  paar- 
den en  nog  eenige  vuurwapenen  besloot,  die  hij  en  zijn 
stam  op  verschillende  tijdstippen  aan  kleine  partijen  van 
uitwijkende  boeren  ontweldigd  hadden. 

Gedurende  dit  alles,  hetwelk  in  de  laatste  maanden  van 
1837  voorviel,  waren  reeds  ongeveer  1000  wagens,  langs 
de  z^en  van  den  Drakenberg,  in  dit  district  aangekomen; 
en  daar  de  uitgewekene  boeren  het  gansche  land  geheel 
en  al  onbevolkt  vonden  (met  uitzondering  slechts  van  een 
klein  gedeelte  onder  het  opperhoofd  Matuan,  dat  nu  nog 
nagenoeg  geligken  grond  bezet)  verspreidden  zij  zich  langs 
de  geheele  Klip-rivier  der  Boschjesmannen,  waar  de  over- 
bLyfselen  van  duizende  steenen  Jcraals  duidelijk  aanwezen^ 
dat    deze   streek    eenmaal    zeer  digt   bevolkt  moet  geweest 

6* 


Digitized  by 


Google 


84  DE    LANDVERHUIZING 

zijn;  waarin  tevens  een  bewijs  lag  voor  de  groote  vrucht- 
baarheid van  den  grond,  die  anders  geene  zo 9  sterke  be- 
volking zou  hebben  kunnen  voeden. 

Na  Retiefs  terugkeer  tot  dat  gedeelte  van  dit  district, 
op  zyn  togt  naar  Dingaan,  met  het  door  Sikonyella  terug- 
gegeven vee,  om  aan  den  eersten  te  worden  wedergeleverd, 
schijnt  een  treurig  voorgevoel  zich  van  vele  der  partijhoof- 
den te  hebben  meester  gemaakt,  die  nogtans  Retief  nog 
altoos  aU  hun  opperhoofd  eerbiedigden.  Gerrit  Maritz  raad- 
de, dat  hij  zich  met  het  heroverde  vee  naar  Dingaan 
zou  begeven,  en .  slechts  drie  of  vier  mannen  met  zich 
nemeu;  als  zeer  juist  van  oordeel  zijnde,  dat  de  onbedui- 
dendheid van  zulk  eene  magt  hare  beste  veiligheid  zijn 
zoude.  Maar  Retief  schijnt  verlangt  te  hebben,  om  aan 
Dingaan  iets  te  toonen  dat  naar  eene  achtbare  krijgsmagt 
geleek,  en  bleef  er  op  staan,  dat  veertig  of  vijftig  van 
do  beste  ruiters  hem  vergezellen  zouden;  terwijl  hij  het  nog- 
tans aan  de  vrije  keuze  van  een  ieder  overliet,  om  al  dan 
niet  tot  dat  geleide  te  behooren.  Dit  lokte  slecht  een  grooter 
getal  van  vurige  jonge  mannen  daartoe  uit,  en  gedurende 
de  laatste  week  van  Januar^  1838,  vormde  Peter  ftetief. 
vergezeld  van  zeventig  der  achtbaarste  en  uitgelezenste 
mannen  onder  de  uitgewekenen,  met  omtrent  dertig  jonge 
Hottentotten  en  rijdende  bedienden,  een  indrukwekkende  ca- 
valcade, met  welke  hij  de  Buffelrivier  overstak,  en  den  2 den 
Februari)  te  Umkongloof,  Dingaan's  hoofdstad,  aankwam, 
en  het  van  Sikonyella  heroverde  vee  overleverde,  met  de 
ontvangst  waarvan  Dingaan  zich  ten  hoogste  voldaan  ver- 
klaarde; terwijV  hij,  eenige  zijner  krijgsbenden  uit  de  naburi- 
ge kraals  ontboden  hebbende,  het  gezelschap  twee  dagen 
lang  op  spiegelgevechten  onthaalde,  die  eene  vreeselijke 
voorstelling  van  hunne  wijze  van  oorlogvoeren  opleverden. 
De  4de  Februarij  was  door  Dingaan  bepaald  als  de  dag 
waarop  h^  een  volled igen  afstand  voor  altoos  van  dit  dis- 
trict aan  Pieter  Retief  en  de  uitgewekene  boeren  zou 
onderteekenen;  en  de  Eerw.  mr.  Owen,  die  nog  altoos  bij 
Dingaan  zijn  verblijf  hield,  werd  verzocht  het  document 
in  het  Ëngelsch   op   te  stellen,    en,    als  getuige,    mede    te 


Digitized  by 


Google 


DER  UOLLANDSCHE  BOEREN,  ENZ.  85 

onderteekenen,  welk  een  en  ander  hy  deed';  terw^l  Din- 
gaan  en  cenige  z^ner  voornaamste  raadslieden,  hun 
handmerk  op  het  document  stelden,  welks  inhoud  hen  door 
den  Eerw.  mr.  Owen  was  vertolkt  geworden.  Retief,  zgno 
zaken  nu  naar  genoegen  ten  einde  gebragt  hebbende,  maakte 
reeds  schikkingen  om  den  volgenden  morgen  te  vertrekken, 
toen  Dingaan  hem  nog  eenmaal  in  zijne  kraal  noodigde 
om  afscheid  van  hem  te  nemen,  met  verzoek  echter,  dat 
z^n  gezelschap  daar  niet  gewapend  zou  binnen  komen,  de- 
wijl zulks  met  hunne  gebruiken  streed.  Retief  gaf  hier  on- 
bedachtzaam aan  toe ;  al  de  wapens  werden  buiten  de  kraal 
op  hoopen  gestapeld,  terwgl  de  »f achterrijders"  werden  uit- 
gezonden om  hunne  paarden  op  te  halen  en  te  zadelen. 
Toen  het  gezelschap  Dingaan  in  zijne  kraal  naderde,  vond 
het  hem  (als  naar  gewoonte)  door  twee  of  drie  z^ner  meest 
begunstigde  lijïbende  omringd;  toen  hij,  na  ecnige  uiterst 
vriendelijke  gesprekken  met  Retief  en  sommigen  zijner  hoofd- 
lieden,  hem  uitnoodigde  om  nog  een  weinig  te  zitten ;  terw^l 
hij  hem  den  af«cheidsbekor  aanbood,  in  een  soort  van  bier 
bestaande,  dat  den  lievelingsdrank  der  Kaffers  uitmaakt.  Die 
beker  ging  het  geheele  gezelschap  rond;  doch;  terwijl  het 
grootste  gedeelte  er  van,  met  den  drank  in  de  hand,  en  lustig 
bescheid  doende,  nog  nederzat,  riep  Dingaan  plotseling  uit: 
nBuIala  matagatiel"  d.  i.:  rrDoodt  de  toovenaars !"  Ineen 
oogenblik  werden  zij  door  drie  of  vier  duizend  met  strijdknod- 
sen  gewapende  Zoolah's  aangevallen,  en  hoewel  de  boeren, 
die  oogenblikkelijk  hunne  zakmesen  trokken  (die  zij  altijd  bij 
zich  dragen  om  het  gevangen  wild  of  het  vleesch  dat  zij  eten 
te  snijden,^  een  vertwijfelenden  tegenstand  boden,  en  verschei* 
dene  hunner  aanvallers  in  het  stof  deden  bijten,  moesten 
zij  toch  spoedig,  de  een  na  den  ander,  onder  de  geweldi- 
ge overmagt  der  steeds  op  hen  aandringende  duizendtal- 
len bezwijken.  Na  eene  vertwgfelde  worsteling  van  meer 
dan  een  half  uur,  werden  hunne  ontzielde  en  verminkte 
ligchamen  buiten  de  kraal  geworpen,  en  naar  een  nabu- 
rigen  heuvel  gesleept,  die  wel  als  een  rr  Akeldama''  of  lie- 
ver als  een  «Golgotha"  mag  worden  geschandmerkt;  en 
waar   de   gebeenten  van  al  de   slagtoffers  der  woede  van 


Digitized  by 


Google 


86  D£   LANDVERHUIZING 

dezen   despoot  opgestapeld,  en  de  prooi  der  wolven  en  ra- 
ven werden. 

Dingaan,  den  grondregel  van  CsBsar  volgende,  die  oor- 
deelde  dat  er  nog  niets  gedaan  was,  zoo  lang  er  nog  iets 
te  doen  overbleef,  gaf  aan  tien  zijner  regementen  onmiddel- 
lijk last  om  dit  grondgebied  binnen  te  rukken,  al  de  uit- 
gewekene boereu  (die,  zich  in  volmaakte  veiligheid  wanende, 
en  de  terugkomst  hunner  vrienden  verwachtende,  zich  over 
het  geheele  district  verspreid  hadden)  aan  te  tasten,  en  de 
geheele  kolonie  met  wortel  en  tak  uit  te  roeden.  Het  is 
ongetwijfeld  opmerkelijk,  dat  de  argwaan,  welke  de  meeste 
hunner  ten  aanzien  van  Dingaan's  goede  trouw  gekoesterd 
hadden,  na  het  vertrek  van  Eetief  en  zijn  gezelschap  zoo 
spoedig  verdween.  De  jongelieden  genoten  het  vermaak 
der  jagt,  en  verzorgden  hunne  vrienden  overvloedig  met 
wild^  terwijl  de  vrouwen,  even  zoo  onbezorgd  en  niets 
kwaads  vermoedende,  de  tehuiskomst  harer  mannen,  zonen 
en  bloedverwanten  wachtten,  toen  het  leger  der  Zoolah's 
dat  zich  in  verscheidene  kleine  detachementen  verdeeld 
had,  met  het  aanbreken  van  den  dag,  nabij  het  tegenwoor- 
dige vlek  of  buurtschap  Weenen  (in  do  beteekenis  van 
schreden),  naar  de  treurige  gebeurtenissen  van  dien  dag 
aldus  genaamd,  op  de  voorste  uitgewekenen  aanviel.  Man- 
nen, vrouwen  en  kinderen  werden  op  eenmaal  omringd  en 
op  eene  barbaarsche  w^ze  vermoord,  met  omstandigheden, 
die  de  peïi  weigert  te  beschrijven.  Andere  detachementen 
van  Zoolah's  overvielen  op  andere  plaatsen  soortgelijke  par- 
tijen, die  allen  onder  de  assegaagen  der  moordenaars  vie- 
len, één  enkelen  jongman  uitgezonderd^  wien  het  gelukte 
te  ontsnappen,  en  ^de  achterste  partijen  te  waarschuwen, 
zoodat,  toen  de  Zoolah's  verder  in  het  district  drongen, 
twee  of  drie  partijen  boeren  in  alle  haast  eenige  wagens 
hadden  kunnen  bijeenzamelen  en  tot  een  rf  lager"  of  kam- 
pement vormen,  waarin  zij  nog  even  in  t^ds  hunne  fami- 
liën  konden  beveiligen,  eer  z^  insgelijks  werden  aangeval- 
len, waardoor  het  hun  gelukken  mogt,  de  woedende  aan- 
vallen der  vijanden  af  te  slaan,  daar  niet  één  dezer  ff  lagers^* 
door   de  Zoolah's  kon  worden   overweldigd  of  binnen  ge- 


Digitized  b'y 


5y  Google 


DKR  UOLL ANDSCUE  BOEKEN,  SNZ.  87 

drongen.  Deze  intusschen  rukten  steeds  verder  zuidwaarts, 
tot  dat  zij  eene  veel  sterkere  partij  uitgewekenen  op  de 
hoeve  aan  de  Boschman^rivier,  thans  het  ffVecht-Laager'' 
genaamd,  en  het  eigendom  van  mr.  Ogle,  aantroffen.  Hier 
kwam  het  tot  een  zeer  ernstig  gevecht,  hetwelk  bijna  een 
ganschen  dag  duurde,  en  reeds  begon  het  den  boeren  aan 
ammunitie  te  ontbreken,  toen  gelukkig  hun  laatste  schot  uit 
een  drieponder  eenige  van  de  voornaamste  hoofden  der  Zoo- 
lah's  in  het  stof  deed  byten,  en  hen  tot  een  overhaasten 
terugtogt  dwong. 

Terstond  nadat  deze  aanval  was  afgeslagen,  deden  de 
uitgewekene  boeren  een  uitval  uit  hunne  ff  lagers*',  om, 
zoo  mogelijk,  nog  eenige  hunner  vrienden  te  hulp  te  ko- 
men, of  zich  voor  het  minst  van  hunnen  toestand  en  de 
b§  hen  aangerigte  verwoestingen  te  verzekeren,  toen  zg, 
do  legerplaats  bereikende,  welke  door  dezen  waren  inge- 
nomen geweest,  een  tooneel  van  afschuw  en  ellende  aan- 
schouwden, door  geene  pen  te  beschrijven.  Alle  wagens 
waren  *  aan  stukken  geslagen,  en  de  gzeren  gedeelten  er 
van  veggeroofd;  terwgl  rondom  de  overblijfselen  de  ver- 
minkte lijken  van  mannen,  vrouwen  en  kinderen  lagen,  op 
hoopen  geworpen,  en  ten  prooi  gelaten  aan  het  roofge- 
dierte.  Onder  deze  hoopen,  bij  de  Blaauwe  Kransrivier, 
vond  men  onder  de  lijken  ook  de  ligchamen  van  twee  jonge 
meisjes  van  tien  of  twaalf  jaren,  die  nog  eenige  teekenen 
van  leven  gaven.  Het  ecne  was  met  negentien,  en  het  an- 
dere met  een-en-twintig  assegaaisteken  gewond,  zbodat  hare 
kleine  ligchamen  volkomen  doorboord,  en  zenuwen  en  spie- 
ren verscheurd  waren.  De  eene  heette  Johanna  van  der 
Merwe,  de  andere  Catharina  Margaretha  Prinslo.  Zy  wer- 
den opgenomen,  en  met  de  uiterste  zorgvuldigheid  verpleegd, 
en  (hoe  vreemd  het  schijnen  moge)  zij  leven  tot  op  dezen 
dag,  als  de  éénige  overgeblevenen  van  de  hoofdtakken  dier 
familiën;  doch  zij  zullen  levenslang  verminkt  blijven,  hoe- 
wel de  eene  (nog  vreemder)  in  het  huwelijk  getreden,  en 
moeder  van  een  of  twee  kinderen  is.  Doch  op  deze  en- 
kele uitzonderingen  na,  zijn  alle  kleine  partgen,  wien  het 
niet  had  mogen  gelukken  zich  in    «lagers"    te  beveiligen, 


Digitized  by 


Google 


88  DE    LAMDVERHUIZINa 

zonder  onderscheid  vermoord,  zoodat  in  ééne  weck,  na  den 
moord  van  Retief  en  z^ne  party,  nog  zes  honderd  slagt- 
offers  aan  de  woede  en  het  verraad  van  Dingaan  en  zijn 
leger  werden  opgeofferd. 

Toen  de  overgeblevenen  uit  dezen  geduchten  rampspoed 
zich  eenigzins  van  den  panischcn  schrik  hersteld  hadden, 
waarin  zij  gedompeld  waren,  besloten  zij  dit  vreeseliïk 
verlies  te  wreken. 

De  geheele  stam  van  Uys,  die,  uithoofde  van  eenige  op- 
gevatte jaloezij  tegen  Retief,  zich  achter  den  Drakenberg 
gelegerd  had,  en  dus  aan  de  algemeene  slagting  ontko- 
men was,  kwam,  op  het  berigt  van  de  ramp,  met  nog 
eenige  andere  kleine  partijen  boeren,  die  zich  op  weg  naar 
dit  district  bevonden,  naar  de  Kliprivier  afzakken.  Hun 
gevaarl^ke  toestand  noopte  de  Ëngelsche  party,  die  zich 
aan  de  baai  had  nedergezet,  op  eene  beweging  van  Din- 
gaan, om  de  zaak  der  uitgewekene  boeren  te  ondersteu- 
nen; doch  te  weinig  in  getal  zgnde,  namen  z^  een 
korp^  van  700  Zulu's  met  zich,  waarvan  400  met*  snap- 
hanen waren  gewapend^  wier  gebruik  zij  op  hunne  olifants 
en  buffeljagten  geleerd  hadden.  Deze  partij,  die  zich  on- 
der bevel  van  mr.  R.  Biggar  gesteld  had,  stak  de  Tugela 
by  haren  mond  over,  drong  eenige  myien  over  die  rivier 
voort,  en  vermeesterde  en  verwoestte  de  stad  Tatabasooke, 
terwyi  de  hulpbende  der  Zulu's  zich  achter  de  Matikoola 
en  Imsimdoosa*ri vieren  schuil  hielden;  doch  een  weinig 
verder  voorwaarts  dringende,  zagen  zy  zich,  bg  het  aan- 
breken van  den  dag,  door  drie  afdeelingen  van  het  leger 
der  Zoolah's  plotseling  omringd.  Na  een  wanhopig  en  moord- 
dadig gevecht,  verloor  hier  byna  elke  Europeaan  of  kleur- 
ling, tot  de  party  behoorende,  het  leven.  Wel  werd  er 
een  groot  aantal  der  Zoolah's  insgelgks  gedood,  doch  van 
de  Ëngelsche  bevolking  der  baai  vielen  hier  R.  Biggar, 
Blankenberg,  Care,  Stubbs,  Richard  Woqd,  William  Wood, 
Henry  Bat,  John  Campbell,  Thomas  Campbell  en  Thomas 
Carden;  tcrwyi  het  slechts  aan  een  paar  Europeanen  ge- 
lukte, om  door  de  digte  drommen  der  vyanden  te  ont- 
vlieden, en  aan  de  kleine   party    die   aan  de  baai  geble- 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHB   BOEREN,   ENZ.  89 

ven  was^  den  rampzaligen  uitslag  van  het  gevecht  te  bood- 
schappen. Dat  gedeelte  van  Dingaan's  leger  vervolgde  (als 
gewoonlijk)  zijn  voordeel,  en  drong  zelfs  tot  aan  de  baai 
door;  doch  de  weinige  Engelschen  die  het  gevecht  over- 
leefd hadden,  weken  aan  boord  van  de  Komeety  Kapitein 
üadden,  die  gelukkigerw^ze  dest^ds  in  de  baai  ten  an- 
ker lag;  toen,  na  al  het  vee  weggeroofd  te  hebben;  deze 
afdeeling  van  Dingaan's  leger  zich  wederom  naar  het  land 
der  Znlü's  begaf. 

Dingaan  zelve  wachtte  intusschen  met  z^ne  hoofdmagt 
de  Hollandsche  uitgewekene  boeren  af,  die,  nu  omstreeks 
400  weerbare  mannen  b^een  hebbende^  zich  onder  het  be- 
vel van  Pieter  Uys  en  Hendrik  Potgieter,  stelden  en  om- 
trent dien  zelfden  tijd  (April  1838)  naar  Umkongloof,  Din- 
gaan's hoofdstad,  oprukten,  met  het  voornemen  om  deze 
te  verwoesten    en  Dingaan  uit  het  land  te   verdreven. 

Dit  listige  opperhoofd  liet  de  uitgewekene  boeren  tot 
binnen  weinige  m^len  van  zijne  hoofdstad  naderen,  waar 
de  toegang  tot  de  stad  tusschen  twee  heuvels  besloten 
ligt  Hier  vertoonde  de  kr^gsmagt  der  Zoolah*s  zich  voor 
het  eerst,  doch  lokte,  door  een  geveinsden  terugtogt,  de 
uitgewekene  boeren  steeds  verder  binnen  dezen  hoUen  wegy 
toen  eene  andere  afdeeling  der  Zoolah's  van  achter  een 
der  heuvelen  te  voorsch^n  kwam,  en  hen  den  terugtogt  vol- 
komen afsneed.  £r  volgde  nu  een  wanhopig  gevecht  van 
man  tegen  man,  daar  de  boeren  van  zóó  nab^  waren  in- 
gesloten, dat  z^  niet  vuren  konden.  Nu  bezigden  zij  hunne 
gewone  en  doeltreffende  handgreep,  door  ^lings  te  paard 
achteruit  te  wijken^  en  onverpoosd  te  laden  en  te  vuren. 
Eenparig  rigtten  zg  al  hun  vuur  op  ééne  massa  der  Zoo- 
lah's,  zoodat  deze  moorddadige  losbranding,  die  honder- 
den vijanden  het  leven  kostte,  weldra  eene  opening  maak- 
te, dib  zy  te  viervoet  doorvlogen,  en  op  deze  wgze  ont- 
kwamen. Doch  hun  overste,  en  onbetwistbaar  allerdapper- 
ste bevelhebber,  Pieter  Uys,  die  in  oen  hem  bijna  onbekend 
land  eene  eenigzins  andere  rigting  genomen  had,  bevond 
zich,  met  een  twintigtal  getrouive  volgers,  en  zijn  meest- 
geliefde  zoon^  een  aankomend   jongeling  van  twaalf  jaren 


Digitized  by 


Google 


90  DE    LANDVERHUIZING 

op  eenmaal  voor  eene  kloof,  waar  zij  met   hunne  paarden 
onmogeiyk  over  konden. 

Zich  gewond  gevoelende,  riep  hij  z^nen  volgelingen  toe, 
dat  zi)  zich  zoo  goed  mogelijk  moesten  zien  ter  redden, 
daar  hij  hen  niet  volgen  kon.  Allen  volgden  zijn  bevel, 
zijn  zoon  alleen  uitgezonderd,  die  b^  hem  bleef  tot  dat 
beiden,  met  wonden  bedekt,  sneuvelden.  De  overigen  hun- 
ner partij,  en  de  groote  meerderheid  der  uitgewekene  boeren, 
wien  het  had  mogen  gelukken  uit  deze  hen  zoo  listig  ge- 
spannen hinderlaag  te  ontkomen,  volvoerden  den  tenigtogt 
uit  het  land  zonder  merkelijk  grQoter  verlies  van  levens,  doch 
met  achterlating  hunner  begoocheling  van  het  behalen  eener 
gemakkel^ke  overwinning  op  het  krijgshoofd  der  Zoolah's, 
wien  het  verlies  van  eenige  honderden  z^ner  beste  krijgs- 
lieden, slechts  met  te  meerder  haat  en  wraaklust  vervulde. 

De  uitgewekene  boeren  waren  nu  door  den  uitslag  van 
hunnen  aanval,  en  dien  der  Ëngelsche  volkplanters  aan  de 
baai,  op  de  magt  van  Dingaan  zoodanig  ontmoedigd, 
dat  zij  voor  het  tegenwoordige  alle  hoop  opgaven  om  de 
vijandelijkheden  te  hervatten.  De  moed  en  het  krggsta- 
lent,  door  de  Zoolah*s  ten  toon  gespreid,  hadden  hen  eene 
les  van  voorzigtigheid  gegeven,  weshalve  zij  een  waak- 
zaam oog  op  de  noordergrens  hielden  en  in  verschillende 
rigtingen  boden  uitzonden,  naar  de  Kaap  en  elders,  met 
bede  om  versterking.  Vele  partijen,  hun  treurigen  toe- 
stand vernemende,  kwamen  zioh  by  hen  voegen;  doch 
dit  vermeerderde  voor  het  oogenblik  slechts  hunne  ellen- 
de en  behoefte,  daar  al  hunne  kudden  door  de  Zoolah's 
waren  weggeroofd,  en  z^  ook  geen  land  hadden  kunnen 
bebouwen.  Zij  waren  derhalve  niet  slechts  aan  het  groot- 
ste gebrek  blootgesteld^  maar  leden  ook  werkelijk  hongers- 
nood; toen  eenigen  hunner  edeldenkende  landslieden  aan 
de  Kaap,  wien  hun  treurige  toestand  ter  oore  gekomen 
was,  hun  voedsel,  geneesmiddelen  en  andore  levensbehoef- 
ten zonden,  waardoor  het  hun  mogel^k  werd  den  winter 
van  1838  door  te  worstelen,  gedurende  welk  jaargetijde 
gebrek,  ziekte  en  hongersnood  op  het  land  drukfen,  en 
deerlijke  verwoestingen  onder  hen  aanrigtten. 


Digitized  by 


Google 


DER     HOLLANDSCHE    BOEREN,    ENZ.  91 

Dingaan,  altoos  op  de  loer  liggende  om  zijne  vijanden 
met  voordeel  te  overvallen,  en  van  hun  ellendigen  toe- 
stand zeer  goed  onderrigt  zijnde,  deed  in  Augustus  1838 
een  tweeden  aanval  op  hen;  doch  ditmaal  waren  de  uit- 
gewekene boeren  (die  alomme  hunne  verspieders  hadden 
uitgezet,  ten  einde  hen  tegen  z^ne  nadering  te  waarschu- 
wen) bereid  om  hem  eene  warme  ontvangst  te  geven. 
Bij  ieder  r» lager"  werden  de  Zoolah's  met  groot  verlies 
afgeslagen,  terwijl  de  uitgewekenen,  na  verscheidene  voor- 
deelige  gevechten,  slechts  twee  of  drie  dooden  telden. 
Doch  al  had  Dingaan  ook  de  nederlaag  ontvangen,  de 
uitgewekene  boeren  hadden  niet  te  min,  tot  aan  het  einde 
van  dat  jaar,  met  de  grootste  bezwaren  te  kampen.  Wel 
kwamen  kleine  partyen  zich  bg  hen  voegen,  doch  met 
weinig  werkdadige  hulp;  tot  dat  in  het  begin  van  De- 
cember, met  den  aanvang  van  het  gunstige  jaargetijde,  een 
aantal  jonge  lieden  aangekoipen  zijnde,  460  gewapende 
ruiters  zich  onder  het  bevel  van  Andries  Pretorius  stel- 
den, die  zich  insgelijks  kort  geleden  bij  de  uitgeweke- 
nen gevoegd  had,  onder  wien  h^  zich  (als  weleer  vold- 
koraet  in  'het  district  van  Graaf  Reinet  geweest  zijnde) 
zeer  populair   gemaakt  had. 

Zg  werden  krachtdadig  onderstennd  door  den  .dapperen 
en  regtschapen  Carel  Landman,  die  zich  met  al  de  uit- 
gewekenen bij  hen  voegde,  welke  zich  reeds  bij  de  baai 
hadden  beginnen  neder  te  zetten;  en  deze  vereenigde 
magt,  zich  de  ondervinding  van  het  verledene  ten  nutte 
makende,  naderde  met  groote  omzigtigheid,  eiken  avond 
hare  stelling  verzekerende,  zoodat  zij^  de  Umslatoos-rivier 
bgna  genaderd  z^nde,  ten  volle  bereid  was,  toen,  bij  het 
eerste  aanbreken  van  Zondag  den  lö'**"  December  1838; 
hunne  stelling  door  Dingaan's  geheele  krijgsmagt,  van  10 
of  12,000  man,  met  eene  tot  nog  toe  voorbeeldelooze 
woede  werd  aangevallen.  Drie  uren  lang  wendde  de  vij- 
and zijne  uiterste  pogingen  aan  om  bres  te  maken,  en  het 
kamp  der  uitgewekenen  te  overweldigen,  tot  dat  Pretorius 
ziende  dat  de  Zoolah's  bestendig  de  ééne  zijde  van  het 
kamp    bestormden,    terwijl  zich    b$    de   verdedigers    reeds 


Digitized  by 


Google 


92  DE   LANDVERHUIZING 

gebrek  aan  ammunitie  begon  te  openbaren,  aan  200  rui- 
ters bevel  gaf  tot  een  plotselingen  aanval  op  de  lijn,  waar  • 
mede  de  Zulu's  reeds  slaags  waren ;  en  deze  ruiters,  den 
v^and  in  de  beide  flanken  nemende,  en  hun  doodel^ke  ko- 
geljagten  op  de  digte  massa  rigtende,  die  binnen  eene 
kleine  ruimte  waren  opeengehoopt,  dreven  hen  ten  laatste 
met  een  vreesel^k  verlies  op  de  vlugt.  De  uitgewekenen 
verzekerden,  dat  niet  minder  dan  300Ö  Zoolah's  in  het 
stof  beten,  en  hunne  nederlaag  moet  wel  volkomen  ge- 
weest z^n,  dewijl  Dingaan,  als  door  panischen  schrik  aan- 
gegrepen, z^ne  geheele  stad  Umkongloof  zelve  in  brand 
stak,  en  met  het  overschot  zyner  magt  voor  langen  t^d 
in  de  wouden  rondom  de  Umvaloosrivier  de  wijk  nam. 

Daar  de  uitgewekenen  sleehts  drie  of  vier  dooden  en 
even  zoovele  gekwetsten  telden  (onder  welke  laatste  Pre- 
torius  zelve  was,)  rukten  z^  terstond  naar  Umkongloof, 
welke  stad  reeds  gedeeltel^k  in  brand  stond;  en  op  den 
vreeselijken  heuvel  in  haren  nabijheid  aanschouwde  men 
nu,  op  een  grooten  hoop  gestapeld,  de  beenderen  en  over- 
blijfselen van  Retief  en  zijne  honderd  str^dmakkers,  die  daar 
nu  tien  maanden  geleden,  als  slagtoffers  van  Dingaans  ver- 
raderij  waren  gevallen,  doch  wier  dood  nu  gewroken  werd. 
Vele  der  strikken  of  riemen,  waarmede  men  de  lijken  naar 
herwaarts  gesleept  had,  vond  men  nog  aan  de  beenderen 
der  geraamten.  De  schedels  waren  vreeseiyk  gebroken,  en 
vertoonden  nog  de  teekenen  van  het  geweld  der  knodsen 
en  steenen,  terwijl  (zonderling!)  het  geraamte  van  hun 
ongelukkigen  leidsman,  Retief,  herkend  werd  aan  een  le- 
deren tasch  of  bandelier,  dien  hij  over  de  schouders  ge- 
dragen had,  en  waarin  h^  de  door  Mr.  Owen  geschrevene 
ukte  geborgen  had,  die  den  afstand  van  dit  grondgebied 
aan  de  uitgewekene  boeren  behelsde.  Daags  vóór  den,  moord 
was  dit  stuk  opgemaakt,  en  met  het  handmerk  van  Din- 
gaan onderteekend,  waarbij  hij  verklaarde:  rraan  Retief  en 
z^ne  landgenooten  af  te  staan  de  plaats,  genaamd  Port  Natal> 
met  al  het  land  daaraan  verbonden ;  te  wQten :  van  de  Tugela 
tot  aan  de  Umzimvooboo-rivier,  en  van  de  zee,  noordwaarts, 
zoo  verre  als  het  land  bmikbaar  en  in  m^ne  bezitting  is." 


Digitized  by 


Google 


DER    H0LLAND9CHE    BOEREN    ENZ.  93 

Dit  zijn  de  eigene  woorden  van  het  oorspronkelyke  docu- 
ment, hetwelk  nog  volkomen  leesbaar  gevonden  werd.  Het 
werd  in  1843  door  den  Volksraad  in  mijne  handen  gesteld, 
en  is  thans  *)  of  behoort  te  zijn  onder  de  archieven  van 
het  Koloniaal  bestuur  alhier. 

Nadat  de  uitgewekene  boeren  de  overblijfselen  hunner 
rampzalige  landgenooten  op  eene  vocgzame  w^ze  hadden 
ter  aarde  besteld,  bespeurden  zij  dat  hunne  paarden  en 
ammunitie  niet  toereikende  zouden  zijn  tot  het  voortzetten 
van  een  afmattenden  oorlog  tegen  Dingaan  in  z^ne  versterkte 
plaatsen;  weshalve  zij  besloten,  om  langzaam  terug  te  trekken. 
Zij  deden  zulks  ook  met  weinig  verlies,  omstreeks  5000 
stuks  vee  medenemende,  hetwelk  zij,  als  de  wettig  en  be- 
zwaarlijk verkregen  oorlogsbuit  van  dezen  veldtogt,  onder 
elkander  verdeelden. 

Bij  hunne  tehuiskomst  van  dezen  welgeslaagden  inval, 
waren  zij  niet  weinig  verbaasd,  te  zien  dat  sir  George  Napier 
(die  sir  Benjamin  d^Urban  in  het  Gouvernement  van  de 
Kaapkolonie  was  opgevolgd)  een  klein  detachement  Schotten, 
onder  bevel  van  den  majoor  Charters,  had  afgezonden,  om 
de  baai  van  Natal  in  bezit  te  nemen.  Deze  maatregel  — 
zoo  als  in  eene  proclamatie  van  den  14den  November  1838 
ook  erkend  werd  —  was  klaarbl^kelijk  de  vrucht  van  het 
verlangen  rr  om  aan  de,  door  eenige  uitgewekenen  van  de 
Kaap-kolonie,  onderdanen  van  Z^ne  Majesteit,  onwettig  be- 
werkstelligde inbezitnemingen  van  gedeelten  grondgebieds, 
den  inboorlingen  toebehoorende^  een  einde  te  maken  n ; 
terwijl  die  proclamatie  den  bevel  voerenden  officier  dezer 
kr^gsmagt  al  verder  magtigde  n  om  alle  wapenen  en  kr^gs- 
behoeften^  die  zich  tijdens  de  inbezitneming  van  Port  Natal, 
in  het  bezit  van  eenig  inwoner  zullen  bevinden,  op  te  sporen, 
tot  zich  te  nemen,  en  in  militair  bezit  te  houden,  n 
' '  De  majoor  Charters  keerde  onmiddellijk  naar  de  Kaap 
terug,  toen  het  kommando  van  het  detachement  op  Kapitein 
Janris,   van  het   72ste   regiment,  overging.    De  algemeene 


^)  Ik  heb  op  zeer  enkele  plaatsen,  de  vertaling  in  het  tijdschrift 
MEuropa"  niet  geheel  gevolgd.  Hier  waren  de  woorden  van  den  Heer 
Cloete  rrof  behoort  te  zijn"  niet  overgenomen. 


Digitized  by 


Google 


94  DE    J^ANDVERHUIZING. 

en  kwalijk  bepaalde  aard  zijner  instructiën  zou  aanleiding 
hebben  kunnen  geven  tot  ernstige  geschillen,  zoo  al  geene 
hevige  botsingen,  tusschen  hem  en  de  uitgewekene  boeren, 
met  betrekking  tot  de  aan  hem  verleende  magt  om  hun 
buskruid  en  ammunitie  in  beslag  te  nemen ;  doch  de  goed- 
willigheid en  verstandige  inschikkel^kheid  van  dien  officier, 
wist  elke  opgerezene  moeijeiykheid  spoedig  b^  te  leggen, 
en  op  hunne  belofte  van  er  geen  gebruik  van  te  zullen  maken 
tot  aanvallende  vijandelijkheden  tegen  de  inboorlingen,  gaf 
hij  hun  buskruid,  hetwelk  hij  voorloopig  had  in  beslag  ge- 
nomen, terug.  De  noodzakeiykheid  om  het  detachement  te 
voeden  en  in  behoorlijken  staat  te  houden,  gaf  aanleiding 
tot  een  e  wederzijdsche  wisseling  van  behoeften,  en  van  toen 
af  aan  vestigde  zich  de  vriendschappelgkste  betrekking  tus- 
schen de  beide  partyen,  die  sedert  ongestoord  is  gebleven. 
Middelerw^l  werd  door  de  uitgewekene  boeren  de  grond 
gelegd  tot  dit  stadsgebied  van  Pietermaritzburg,  en  van  het- 
geen thans  den  naam  draagt  van  n  Town  of  d'Urban  tt.  Voor 
beide  werden  Landdrosten  aangesteld;  door  dezen  werd  een 
meer  regelmatig  systeem  van  bestuur  gevestigd,  en  met  de 
bekwame  hulp  van  mr.  Boshof  (de  tegenwoordige  griffier  van 
het  Hof),  die  omstreeks  dien  tgd  met  zijn  geheelen  stam  in  dit 
district  aankwam,  kwamen  verscheidene  wetten  en  reglementen 
tot  stand,  die  hen  trapswijze  uit  den  toestand  van  regering- 
loosheid verlosten,  waartoe  zij  b^na  vervallen  waren.  Terwgl 
de  wiater  van  1839  onder  deze  pligten  en  werkzaamheden 
voorb^ging,  begon  Dingaan,  die  zich  eenigzins  van  zijne  ge- 
ledene  nederlaag  hersteld  had,  gezanten  te  zenden,  die  316 
paarden,  den  uitgewekenen  by  verscheidene  gelegenheden 
ontroofd,  terug  bragten,  en  zijne  genegenheid  boodschapten, 
om  met  hen  in  vriendschappel^ke  betrekkingen  te  treden.  Hun 
antwoord  was  waardig  en  mannelijk:  dat  zij,  namelijk,  gee- 
nerlei  vredesverdrag  met  hem  wilden  sluiten,  tenz^  h^  hun 
alvorens  al  hun  vee  en  schapen  terug  gaf,  en  hg  de  waarde 
van  al  hunne  geroofde  of  verwoe.ste  eigendommen  betaald 
had.  Dit  gaf  aanleiding  tot  herhaalde  gezantschappen,  belof- 
ten  van  teruggave  en  aanw^zingen  van  plaatsen,  waar  ten 
minste  een  gedeelte  van  het  vee  en  eenig  schietgeweer  zou 


Digitized  by 


Google 


DER   H0LLAND8CHË    BORREN,    £NZ.  95 

worden  teruggegeven;  doch  weldra  ontdekten  de  boeren,  dat 
al  deze  gezantschappen  en  beloften  niets  anders  dan  voor- 
wendsels waren,  om  een  regelmatig  stelsel  van  verspieding 
te  onderhouden,  daar  een  dier  voorgewende  gezanten  (of  ver- 
spieders) gevangen  z^nde,  bekende,  dat  hij  gezonden  was  0I^ 
Dingaan  te  onderrigten,  of  de  boeren  naar  hunne  hoeven  te- 
rag  keerden,  dan  wel  of  zij  zich  digt  bij  hunne  fr lagers'' 
hielden;  dus  duidel^k  toonende  dat  h^  slechts  op  eene  gele- 
genheid wachtte,  om  eene  nieuwe  razzia  tegen  hen  te  beproe 
ven.  Deze  toestand,  die  hen  in  gestadige  onrust  deed  ver- 
keeren,  verlamde  natuurlijk  al  hunne  reeds  aangevangene 
pogingen  om  de  hand  met  kracht  aan  den  landbouw  te  slaan, 
en  zich  verder  uit  te  breiden,  toen  het  ondoorgrondelijk  be- 
sluit der  Voorzienigheid  eene  dier  gebeurtenissen  tevoorschijn 
riep,  waarop  zij  in  het  geheel  niet  waren  voorbereid,  waarin 
z^  zelfs  niet  eens  de  voornaamste  handelende  personen  wa- 
ren,  doch  die  hen  tot  het  onbetwiste  bezit  van  het  geheele 
grondgebied  van  Natal  voerde. 

Er  waren  dest^ds  maar  twee  broedere  van  Chaka  en  Din- 
gaan meer  in  leven;  de  oudste,  Panda  of  Umpanda  (zoo 
als  z^ne  onderdanen  hem  noemen),  en  een  jeugdige  knaap» 
met  name  rr Clu  Clu  ^y'  Umpanda  had  juist  den  mannelij- 
ken  ouderdom  bereikt,  doch  was  in  alle  buitensporigheden 
van  zinnelijken  wellust  opgevoed,  zoodat  hij  alleen  om  z^ne 
onkrggshaftige  levenswijze  bekend  was,  en  het  voorwerp 
der  bespotting  van  de  krijgslieden  en  der  verachting  van 
Dingaan  werd,  die  hem  een  tijd  lang  met  volle  ruimte  de 
involging  z:gner  verwijfde  neigingen  scheen  in  te  willigen, 
als  het  beste  middel  tot  z^ne  eigene  persoonlijke  veilig- 
lieid,  dew^l  Dingaan's  kr^gslust  zóó  onverzadelijk  was, 
dat  h^,  ondanks  z^ne  in  de  maand  December  van  de  uit- 
gewekene boeren  ontvangene  nederlaag,  op  nieuw  een  sterk 
leger  gemonsterd  had,  waarmede  h^  nSapusa*'  aantastte, 
doch  met  een  vreesel^k  verlies  werd  afgeslagen. 


I)  Clu  Clu  is  vermoord  door  Pauda  in  1843,  by  welke  gelegenheid 
huniie  moei  Mawa  met  een  groot  aantal  van  Chaka's  en  Dingaan^s  oade 
Tolgelingen,  naar  dit  land  gevlngt  is,  en  deze  thans  nog  gevestigd 
i^n  ia  het  District,  voorniuneiyk  in  de  Umvooti  en  Inanda  locatie's. 


Digitized  by 


Google 


96  DE    LANDVËRHUIZINU 

Het  was  derhalve  niet  onnatuurlijk,  dat  zich,  zelfs  ouder 
de  Zulu's,  eene  partij  vormde,  die  deze  ifioorddadigc  oor- 
logen moede  werd,  en  genegen  scheen  om  Panda  te  onder- 
steunen, met  het  doel,  om  eenmaal  tot  vrede  met  de  uit- 
gewekenen en  de  omliggende  natiën  te  geraken.  Van  dat 
oogenblik  af,  besloot  Dingaan  de  gelegenheid  af  te  wach- 
ten, om  zijn  broeder  te  vermoorden;  doch  er  sch^nt  iets 
van  dat  voornemen  te  z^n  uitgelekt;  althans,  Panda  ont- 
vlood op  eenmaal  met  een  talrijk  gevolg,  trok  de  Tugula 
nabg  haren  mond  over,  nam  eenige  landen  bij  de  Umvotee 
in  bezit,  en  zond  gezanten  naar  de  uitgewekenen,  om  hunne 
hulp  en  bescherming  in  te  roepen.  Men  was  in  den  be- 
ginne niet  zonder  achterdocht,  dat  hier  niets  anders  dan 
een  tusschen  hem  en  Dingaan  listig  overlegd  plan  in  het 
spel  was,  om  hen  naar  het  land  der  Zulu's  te  lokken;  doch 
na  herhaalde  b^eenkomsten,  die  met  veel  takt  en  bekwaam- 
heid door  den  Landdrost  Roos,  van  d*Urban,  door  G.  Kemp, 
Moolman,  Morewood,  Breda  en  verscheidene  anderen  be< 
stuurd  werden,  geraakte  men  tot  de  sluiting  van  een  be- 
hoorlijk aanvaUend  en  verdedigend  verbond,  bij  welks  ar- 
tikelen de  uitgewekene  boeren  zich  verbonden  om  Panda  te 
ondersteunen  en  te  verdedigen,  waartegen  hij  op  zich  nam, 
om  hen  in  al  hunne  oorlogen  tegen  Dingaan  bij  te  staan. 

Daar  het  begin  des  jaars  1840  als  het  beste  jaargetijde 
beschouwd  werd,  tot  het  beginnen  van  aanvallende  opera- 
tien,  monsterden  de  uitgewekene  boeren  wederom  eene  magt 
van  400  ruiters,  die,  onder  het  opperbevel  van  Andries 
Pretorius,  zich  bg  het  leger  van  Panda  voegden,  hetwelk 
omtrent  4000  man  sterk  was.  Deze  vereenigde  magt  rukte 
in  Januarg  op  nieuw  in  het  land  der  Zulu's,  terwijl  de 
uitgewekenen  zich  nogtans  met  behoedzaamheid  op  eenigen 
afstand  van  Panda's  leger  hielden,  hetwelk,  onder  de  be- 
kwame leiding  van  ffNonklaas''  (thans  Panda's  voornaam- 
ste raadsheer  en  krggsbevelhebber)  met  ongeduld  het  ge- 
vecht scheen  te  verbeiden. 

Terwijl  de  legertroep  der  uitgewekenen  in  deze  stad  uit- 
gerust en  gemonsterd  werd,  kwam  een  van  Dingaan's 
voornaamste  gezanten,    Tamboosa,  hier  aan,  als   overbren- 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHE   BOEREN;     ENZ.  97 

ger  van  een  bgzonderen  last,  en  aanbiedingen  tot  vrede. 
H§  werd  nogtans  met  zijn  bediende,  Combizana,  gevangen 
genomen,  en  leido,  na  een  gestreng  verhoor,  de  openhar- 
tige belijdenis  af,  dat  ook  hij  was  afgezonden  met  het 
doel,  om  Dingaan  den  toestand  van  de  vereenigde  legers 
der  uitgewekenen,  en  van  dat  der  Zula*s  onder  Panda  te 
berigten.  De  laatste,  klaarblijkelijk  tegen  dezen  persoon 
(een  van  Dingaan's  voornaamste  raadslieden)  verbitterd, 
beschuldigde  hem  als  de  hoofdoorzaak  van  den  moord  van 
Retief  en  de  zijnen;  dat  h^  tegen  z^n  (Panda's)  leven 
had  zaèmgezworen,  en  zijn  dood  aangeraden;  kortom,  h^ 
bragt  zulk  eene  reeks  van  bezwaren  tegen  hem  in,  dat  hij, 
tegen  alle  beschaafde  gebruiken  aan^  als  gevangene  met 
het  leger  werd  medegevoerd,  tot  dat  het  de  oevers  van 
de  Baffalo-  en  Umzimjatee-rivier  bereikte,  waar  een  kr^gs- 
raad  gevormd  werd,  die,  onder  den  invloed  der  spanning 
▼an  het  oogenhlik,  weldra  een  doodvonnis  over  de  onge- 
lukkige gevangenen  uitsprak,  hetwelk  eenige  uren  later 
ten  uitvoer  gebragt  werd.  Tamboesa  beschuldigde  zijne 
beulen  niet  slechts  op  eene  waardige  w^ze  van  de  schen- 
ding aller  gebruiken  jegens  afgezanten,  zelfs  jegens  wil- 
den, doch  smeekte,  onder  betuiging  dat  hij  volkomen  gereed 
was  om  te  sterVen,  (hoewel  te  vergeefs)  om  genade  voor 
z^en  jeugdigen  dienaar,  die,  slechts  zijn  adjudant  zijnde, 
met  z^n  meester  te  volgen,  niets  anders  dan  z^n  pligt 
gedaan  had. 

Deze  vlek  op  het  gedrag  der  uitgewekenen  ten  aanzien 
der  Zulu's,  is  nogtans  de  éénige  geweest,  daar  z^  anders 
altoos  de  vrouwen,  kinderen  en  weerloozen  spaarden,  en 
hunne  oorlogen  met  even  zooveel  gematigdheid  als  krijgs- 
kunde en   dapperheid   wisten  te  voeren. 

Weinige  dagen  na  deze  treurige  teregtstelling  ontmoette 
het  leger  der  Zulu's,  onder  Panda,  dat  van  Dingaan,  waarop 
een  wanhopig  gevecht  ontstond.  Een  of  twee  van  Dingaan's 
regimenten  liepen  gedurende  den  strijd  in  massa  tot  Panda 
over,  waarop  twee  andere  van  Dingaan's  beste  benden,  die 
dapper  voor  hem  vochten,  ten  eenenmale  vernietigd  wer- 
den, en  het  gevecht  met  zgne  geheele  nederlaag  en  vlugt 

7 


Digitized  by 


Google 


98  DE  LANDVERHUIZIKO 

eindigde.  De  uitgewekene  boeren^  die  aan  dezen  slag  geen 
deel  hadden  genomen,  vervolgden  het  behaalde  voordeel 
met  groeten  ijver.  Z^  dreven  Dingaan  over  den  Zwarten 
Umvoloos,  en  van  daar  verder  tot  aan  de  oevers  van  de 
Pongola,  waar  hij,  door  al  zijne  aanhangers  verlaten,  met 
omstreeks  een  honderdtal  der  zijnen,  eene  schuilplaats  b^ 
den  kleinen  stam  der  Amasureo's^  nabij  de  Delagoa*baai, 
zocht ;  doch  die  (zoo  als  men  meent,  dew^l  ik  niet  geloof 
dat  er  bepaalde  zekerheid  van  bestaat)  hem  vermoordden, 
om  hunner  eigene  veiligheidswille  bij  zijne  gedurige  en 
vreesel^ke  strooptogten  tegen  hen  en  de  naburige  stammen. 

Daar  er  nogtans  aan  zijn  dood,  even  zoo  min  als  aan 
de  verstrooijing  van  zijn  geheele  leger  te  twijfelen  viel, 
hielden  de  uitgewekene  boeren  op  den  14den  Februari) 
1840  eene  algemeene  vergadering  aan  de  oevers  van  den 
Umvoloos,  alwaar  Andries  Pretorius,  onder  het  lossen  van 
hun  schietgeweer,  Umpanda  tot  ëénigen  en  erkenden  ko- 
ning der  Zulu's  uitriep ;  terwijl  zij,  bij  eene  door  hem  uit- 
gevaardigde on  door  de  overige  bevelhebbers  mede  onder- 
toekende  proclamatie,  verklaarden,  dat  hun  gebied  zich  van 
de  Umvoloos  Umfana,  of  Zwarte  Umvoloos,  en  de  St.  Lu- 
cia's-baai,  tot  aan  de  Umzimvooboo  of  St.  Jans-rivier 
uitstrekte.  En  werkelijk  oefenden  zij,  door  hunne  op  dien 
dag  genomene  besluiten,  een  zeker  gezag  of  oppermagt  uit 
over  Umpanda  zelve,  van  wien  z^,  als  schadeloosstelling, 
36,000  stuks  vee  ontvingen,  waarvan  14,000  stuks  aan  die 
boerea  werden  afgestaan,  die,  aan  gene  z^de  van  den  Draken- 
berg  wonende,  zich  slechts  als  bondgenooten  bij  hunne 
vrienden  gevoegd  hadden;  terwijl  de  overige  22,000  (of 
liever  het  treurig  overschot  daarvan,  want  veel  was  er  op 
den  weg  ontvreemd  of  verloren  geraakt)  aan  den  voet  van 
den  Zwartkop;  nabij  deze  stad,  gebragt  werden,  alwaar 
zij,  op  eene  plek,  die  van  daar  nog  altoos  den  naam  van 
rrDeel^lager''  behouden  heeft,  onder  de  boeren  verdeeld 
werden,  die  tot  dit  district  behoorden,  en  uithoofde  van 
geledene  schade  b^  de  vroegere  oorlogen  en  strooptogten, 
aanspraak  hadden  op  billijke  schadevergoding. 

Weinige  dagen  vóór  den  uittogt  der  boeren  tot  hunne 


Digitized  by 


Google 


99 

laatste  en  beslissende  overwinning  op  Dingaan  en  zijne 
magt,  werd  door  sir  George  Napier,  die  bevel  ontvangen 
had  om  het  728te  regiment  huiswaarts  te  zenden,  en  be- 
speurde dat  de  Secretaris  van  Staat  voor  de  koloniën 
weinig  lust  betoonde  om  zijne  staatkunde  van  inbezitne- 
ming van  dit  district  vol  te  houden,  een  vaartuig  naar 
de  baai  afgezonden,  met  bevel  aan  Kapitein  Jarvis,  om 
zich  met  zgn  gansche  detachement  in  te  schepen ;  bij  welke 
gelegenheid  hij  den  Landdrost  Roos,  te  d'Urban,  een  brief 
schreef,  die,  na  het  opperen  van  eenige  klagten  van  in- 
boorlingen over  inbreuken  op  hun  eigendom,  met  den  vol- 
genden heüwensch  tot  afscheid  eindigde : 

gEn  thans,  op  mijn  vertrek  staande,  blijft  mij  alleenlijk 
over,  u  allen,  afzonderlek  ea  gezameniyk,  alle  heil  en  voor- 
spoed te  wenschen;  van  harte  hopende^  dat,  in  de  bewust- 
heid uwer  kracht,  de  vrede  het  doel  uwer  beraadslagingen, 
regtvaardigheid,  voorzigtigheid  en  gematigdheid  de  wet  uwer 
daden  moge  zijn ;  dat  de  drijfveêren  uwer  handelingen  uwer, 
als  menschen  en  christenen,  waardig  mogen  blijven;  dat  in 
latere  tijden  uwe  aankomst  nog  als  een  zegen  herdacht  moge 
worden^  dew^l  g^  de  onwetendheid  verlicht,  het  bijgeloof 
verdreven,  en  misdaad,  bloedstorting  en  onderdrukking  zult 
hebben  doen  ophouden;  en  dat  gy  deze  schoone  gewesten 
in  vrede  en  voorspoed  bezitten  moogt,  de  regten  der  inboor- 
lingen altoos  eerbiedigende,  wier  vaderland  gij  hebt  aange- 
nomen, en  wier  woning  gij  tot  de  uwe  gemaakt  hebt.*' 

Na  deze  door  het  opperhoofd  der  krijgsmagt^  op  het  oogen- 
blik  van  zijn  vertrek,  gebezigde  uitdrukkingen,  en  na  den 
algemeenen  inhoud  van  de  dest^ds  aan  hen  medegedeelde 
berigten  uit  de  Kaapstad,  Igdt  het  geen  tw^fel,  dat  de  uit- 
gewekene boeren  de  volledige  overtuiging  ontvingen,  dat 
Harer  Majesteits  Gouvernement  besloten  had,  zich  door  niets 
te  laten  afleiden  van  de  staatkundige  gedragslijn,  die  het 
reeds  had  doen  verklaren, .  dat  niets  Hare  Majesteit  zou 
kunnen  overreden,  om  eenig  regt  van  oppermagt  over  deze 
landstreken  te  doen  gelden.  Zg  begrepen  derhalve,  dat  zij, 
krachtens  deze  akte  van  overgave  van  dit  grondgebied  door 
Harer   Majesteits  kr^gsmagt,  zoowel  als   door  hun   reeds 

7* 


1  Bon  WA 


o^^ 


100  DE  LANDVERHUIZING 

uitgeoefend  gezag  over  Panda,  die  zijne  magt  enkel  van  hen 
ontleende,  beide  de  facto  en  de  Jure  (naar  daad  en  regt)  de 
onbetwiste  regeerders  des  lands  waren  geworden.  Zg  zagen 
zich  door  alle  naburige  stammen  geacht  en  gevreesd;  elke  boer 
mogt  nu  onbekommerd  rrnederzitten  onder  zijn  \vijnstok  en 
vijgeboom'*;  en  er  is  verder  geen  twgfel,  dat,  indien  zij  (als 
ligchaam)  meer  verlichte  begrippen  hadden  bezeten  om  de 
juiste  stelling  te  gevoelen  waarin  zg  toen  geplaatst  waren, 
Harer  Majesteits  Gouvernement  hen  ook  toen  reeds  alle 
voordeel  en  van  een  eigen  bestuur  zou  geschonken  hebben, 
bestaanbaar  met  eene  bloote  erkentenis  hunner  getrouwheid 
aan  Hare  Majesteit  en  Hare  opvolgers. 

Wg  mogen  dan  nu  deze  lezing,  waarin  wij  hen  tot  aan 
het  rustig  en  vreedzaam  bezit  van  dit  grondgebied  verge- 
zelden, besluiten  met  de  regelen  van  den  Mantuaanschen 
zanger  op  hen  toe  te  passen,  waar  hg,  in  zijne  tweede 
Oeorgica,  van  de  landlieden  zgns  vaderlands  zingt : 

ttO  fortunatos  nimium  bona  si  sua  norinif 
Agricolas!  etc'" 

Daar  dit  geheele  fragment  zoo  bijzonder  toepasselgk  is 
op  den  toestand  waarin  deze  onze  boeren  zich  destgds  be- 
vonden, zal  ik  met  de  mcdedeeling  daarvan,  volgens  de 
vertolking  van  Ring,  besluiten : 

O  landvolk,  hoe  welzalig  is  aw  lot, 

Zoo  ge  uw  geluk  slechts  in  zgn  volheid  kent 

Verwijderd  van  geweld  en  krijgsgevaar, 

Van  wapenklaiik,  trompet  en  oorlogstrom, 

Schenkt,  als  in  vrede  uw  dagtaak  is  volbragt, 

ü  't  stroodak  koelte,  en  vasten,  zoeten  slaap, 

Wijl  moeder  aarde,  uit  milden,  vruchtbren  schoot, 

Uw  schuren  vult,  uw  korven  buigen  doet. 

Wat  schaadt  het  u,  al  opent  geen  paleis 

Van  marmersteen  zijn  breedq  vleugelpoort. 

En  laat  een  schaar  vergulde  vleijers  in? 

Wat  schaadt  het,  dat  q^qw  trotsche  zuilenrg, 

Qeen  bceldenstoet,  door  *s kunstnaars  hand  gewrocht 

Qeen  kleedertooi,  geen  zijde-  of  goudgeweef, 

Geen  pracht  van  Tyrisch  purper  't  oog  u  boeit, 


Digitized  by 


Google 


DEB  H0LLANOSCH£  BOSRfiN;  ENZ.  101 

Of  H  reoktresoor  van  't  weeldrig  Oosterland 

Met  zoeten  geur  wellustig  u  omgolft? 

Aan  ^dle  vreugde  en  dwazen  tooi  ontwend, 

Is  rust  uw  lot,  en  vrede,  en  veiligheid. 

Een  matig  deel,  maar  wisslings   rijkste  keur. 

Een  hoeve,  een  hut,  een  bron,  een  koele  grot, 

Waar  *t  stroomkristal  z^n  zilvren  golfjes  stuwt, 

W^l  in  de  beemd  de  loeiende  os  zich  strekt,  — 

't  Is  alles  *t  uwe.  U  faalt  do  bruine  hei, 

ft  Onmeetlijk  perk  van  *s  jagers  zoetst  genot,) 

Noch  't  zangrig  koor  der  wouden;  noch  een  kroost 

Door  d*  arbeid  hard,  met  luttel  vergenoegd. 

Noch  grijsaards,  wie  nog  levenslust  verblijdt, 

Noch  *t  huis-altaar,  den  besten  God  gew^d! 


Ik  heb  in  deze  lezingen  eene  getrouwe  en  onopgesmukte 
voorstelling  trachten  te  geven  van  de  voornaamste  oorza- 
ken, welke  geleid  hebben  tot  de  uitwijking  van  een  groot 
gedeelte  onzer  mede-kolonisten,  en  tot  hunne  verlating 
van  het  land  hunner  vaderen,  om  in  de  wildernissen  van  Zuid- 
Afirika,  en  in  dit  district,  een  nieuw  vaderland  te  zoeken. 

Bij  deze  voorstelling  heb  ik  gepoogd  niets  te  bewimpelen, 
m&ar  ook  niets  te  overdrijven.  Ik  wilde  alleenlijk  aantoonen, 
dat  deze  uitgewekenen  (als  ligchaam)  eene  achtenswaardige, 
vermogende  en  talrijke  vereeniging  van  menschen  uitmaken, 
die,  door  geen  gouddorst  aangelokt,  even  weinig  als  door 
de  zucht  om  eenige  stammen  van  wilden  ten  onder  te  bren- 
gen, slechts  een  land  zochten,  en  op  wettige  wijze  poogden 
te  verkrggen,  waar  zij  zich,  met  veiligheid  voor  levens  en 
bezittingen,  slechts  in  vrede  mogten  nederzetten. 

Dit  doel  hebben  zij  volkomen  bereikt,  en  zoo  hunne  ware 
stelling  door  hen-zelven  goed  begrepen,  en  door  het  Gouver- 
nement juist  gewaardeerd  ware  geworden,  dan  zou  er  later 
niets  hebben  behoeven  te  gebeuren,  tot  schade  der  vriend- 
schappelijke overeenstemming  tusschen  hen  en  een  Gouverne- 
ment, voor  hetwelk  de  gouden  regel  dagelijks  duidelijker 
wordt ; 

iSoto  popiUi  suprenta  lex! 

('s Volks  heil  is  de  hoogste  wet!) 


Digitized  by 


Google 


n. 

Verlies  van   Natal  en  nederzetting  aan  de    Vaalrifner^ 


De  Heer  Cloete,  wiens  voorlezingen  in  de  vorige  afdee- 
lingen  zgn  medegedeeld,  is  voor  de  geschiedenis  die  in  dit 
werk  nagegaan  wordt,  de  beste  getuige,  dien  men  ver- 
langen kan«  Hg  is  van  afkomst  HoUandsch  Afrikaan, 
heeft  zijne  voorbereidende  studiën  gemaakt  te  Beverwyk 
onder  de  leiding  van  den  Predikant  der  Hervormde  ge- 
meente aldaar;  is  te  Utrecht  aan  de  akademie  geweest  en 
d^r  gepromoveerd  tot  Doctor  in  de  beide  regten.  In 
Zuid-Afrika  teruggekeerd,  heeft  hg  in  onderscheidene  be- 
trekkingen, steeds  een  werkdadig  deel  genomen,  in  al  de 
handelingen  van  het  Kaapsche  Gouvernement  jegens  de 
HoUandsch-  Afrikaansche  Landverhuizers.  Hij  is  getrouwd 
met  eene  Engelsche  vrouw :  drie  zgner  dochters  zijn  gehuwd 
met  Engelsche  officieren;  aan  zijn  huis  wordt  nimmer  an- 
ders dan  engelsch  gesproken  en  hij  behoort  met  zgn  ge- 
heele  gezin  tot  de  Episcopaalsche  kerk.  Hij  is  als  mensch 
en  als  regter  te  algemeen  en  te  hoog  geacht  om  van  par- 
tgdigheid  in  zgn  oordeel  eenigzins  verdacht  te  kunnen 
worden,  en  al  ware  hij  dit  niet,  dan  zou  die  verdenking 
nog  eerder  gelden,  in  het  voordeel  van  de  Engelsche,  dan 
in  dat  der  HoUandsch-Afrikaansche   partij. 

Ten  andere  zijn  die  voorlezingen  door  hem  uitgespro- 
ken in  het  engelsch,  in  de  voornaamste  Sociëteit  van  de 
hoofdplaats  van  het  District,  ten  aanhoore  van  al  de  daar 
aanwezende  engelsche  ambtenaren,  officieren  en  notabelen,  en 


Digitized  by 


Google 


NEDERZETTING   AAN   DE   VAALBIVIER.  103 

maar  zeer  kort  daarna  heeft  hij  geene  zwarigheid  gevonden 
ze  by  den  Gouvernements-drukker  in  het  licht  te  geven. 

Die  voorlezingen  leveren  derhalve  voor  de  Kaapsche  Land- 
verhuizers  het  onwraakbaar  bcwys: 

lo.  dat  de  zendelingen  in  Zuid- Afrika  —  op  enkele  uit- 
zondering na  —  de  bewerkers  geweest  zijn  van  al  het 
kwaady  dat  z^  geleden  hebben ;  van  den  tegenwoordig  min- 
der gunstigen  toestand  der  Hottentotten  en  Kaffers  dan  voor 
1813  en  van  al  het  nadeel,  wat  Groot  Brittanje  van  hare 
Zuid-Afrikaansche  Koloniën  tot  nog  toe  ondervonden  heeft. 

2o.  dat  het  Gouvernement  in  Engeland  nooit  de  uit- 
breiding van  haar  grondgebied  in  Zuid-Afrika  en  zoo 
ook  nimmer  de  inbezitneming  van  Natal  verlangd  heeft, 
maar  dat  dit  handelde  naar  onjuiste  en  part^dige  berig- 
ten  van  het  Kaapsche  Gouvernement  en  van  de  zende- 
lingen. 

3o.  dat  het  Kaapsche  en  Ëngelsche  Gouvernement  zich^ 
lieten  leiden  door  de  zendelingen,  en, 

4o.  dat  Natal  hun  onbetwistbaar  eigendom  was  geworden. 

De  lezer  is  straks  bekend  geworden  met  den  hoofdinhoud 
der  proclamatie  van  den  Gouverneur  der  Kaapkoloniën  van 
14  November  1838.  Het  antwoord  daarop,  van  den  volks- 
raad  der  emigranten  —  waaronder  zich  toen  onderscheidene 
goed  onderwezene  mannen  bevonden,  was: 

rr  Onze  emigratie  heeft  niet  heimelijk,  maar  openlijk  plaats 
gehad  en  zonder  eenige  belasting  schuldig  te  blijven.  De 
Luit.  Gt)uverneur  heeft  ons  openiyk  verzekerd  dat  er  geene 
wet  bestond  tegen  vrijwillige  emigratie.  De  emancipatie  der 
slaven  was  geenszins  oorzaak  der  emigratie:  eene  lange  en 
treurige  ondervinding  had  bewezen^  hoe  duur  slavenarbeid 
te  staan  komt;  ook  zal  noch  slavern^,  noch  slavenhandel  in 
de  Republiek  geduld  worden.  —  De  oorzaken  der  emigratie 
zgn  bijzonder Cy  en  algemeene.  Om  van  de  bijzondere  oorza- 
ken slechts  ééne  te  noemen,  haalt  men  op:  het  wederregte- 
lijke  arrest  zonder  oorzaak  van  de  Ëchtgenoote  uus,  terwijl 
haar  man  op  kommando  tegen  de  Kaffers  afwezig  was.  — 
De  algemeene  oorzaken  zijn;  De  ordonnantie  N^  19^  die  ver- 
nederend is,  terwijl  de  opvolgei|de  verordeningen  onze  sla* 


Digitized  by 


Google 


104  VERLIES   VAN   NATAL 

ven  bedorven,  en  ons  geruïneerd  hebben.  —  De  ongeregeld- 
heden der  zwervende  Hottentotten  en  vrge  Negers,  welke 
straffeloos  plaats  hadden.  —  Na  den  laatsten  Kafferoorlog, 
waren  onze  hulsgezinnen  geplunderd  en  door-  vuur  vernield; 
het  ons  door  de  Kaffers  ontstolenc  hoornvee  was,  na  terug- 
krgging  van  de  roovers,  of  openlijk  verkocht,  of  door  ver- 
waarloozing  omgekomen^  of  tot  voeding  der  soldaten  geslagt, 
zonder  dat  ons  eenige  indemniteit  is  toegestaan,  of  voor  ge- 
stolen vee,  of  voor  verbrande  woningen  of  voor  vermoorde 
maagschap^  of  voor  de  door  ons  gemaakte  onkosten  in  paar- 
den, zadels^  équipement,  voeding  enz.  of  voor  de  geledene 
vermoeienissen  bij  de  vervolging  der  plunder-  en  moordzieke 
Kaffers.  —  Eindelijk  moeten  genoemd  worden  de  overeen- 
komsten door  den  Luit.  Gouverneur  met  de  Kaffers  gesloten, 
waarb^  hun  allerlei  waarborgen  zijn  toegekend  en  geene  aan 
de  boeren,  zoodat  wij  aan  hunne  dagelijksche  plunderingen 
en  rooverijen  blootgesteld  bleven.  —  Ons  bleef  dus  niets  over 
dan,  6f  onzen  geheelen  ondergang  bedaard  en  lijdelijk  af  te 
wachten,  6 f  te  emigreren.  • 

t)en  S**'"  December  1838  *)  onischcepte  evenwel  Kapitein 
Jarvis.  Het  Gouvernement  had  van  geen  gunstiger  tijdstip 
kunnen  gebruik  maken.  De  emigranten  waren  nog  maar  een 
anderhalf  jaar  hier.  Zij  hadden  nog  geen  rust  genoten.  Zij 
hadden  in  Dingaan  cenen  schrikkelijken  vijand.  Freeman  — 
in  zgn  vroeger  aangehaald  werk,  bl.  198  —  stelt  de  magt  van 
Dingaan  alléén^  op  een  vierde,  van  de  gansche  Kaffer- 
bevolking in  geheel  Zuid- Afrika  tot  aan  de  20^  graad  Zai- 
derbreedte.  Zij  leden  gebrek.  Er  was  geen  aanvoer  van  le- 
vensmiddelen en  zij  hadden  geen  tijd  gevonden,  om  den  grond 
te  bebouwen,  en  sedert  eenige  weken  was  eene  ernstige  en 
aanstekende  ziekte  —  de  mazelen  —  onder  hen  uitgebro- 
ken. Doch  de  keus  van  dat  oogenblik  behoorde  niet  tot  de 
wonderen.  Het  Gouvernement  was  door  de  zendelingen  van 
alles  onderrigt.  Door  hen  werd  Dingaan  raad  gegeven  en 
van  ammunitie  voorzien.  Door  hunne  tusschenkomst   werd 


•)  Deze  en  volgende  tgdsopgaven  zijn  te  vergelijken  met  de  t^dre- 
kening  voorkomende  in  de  almanak  van  Port  Natal  van  1852 . 


Digitized  by 


Google 


EN  NEOEBZETTING  AAN  DE  VAALRIVIEB.      105 

den  emigranten  onthouden,  wat  hun  door  hunne  vrienden 
aan  de  Kaap  werd  toegezonden,  en  —  zoo  min  de  emigran- 
ten als  hunne  vrienden,  waren  met  den  juistcn  toestand  van 
zaken,  met  de  bemoeijing  en  leiding  der  zendelingen  bekend. 
Kapitein  Jarvis  werd  dan  ook  met  zijne  geringe  magt 
toegelaten.  De  emigranten  zagen  daar  geen  kwaad  in,  tot 
dat  hij  aan  de  baai  van  Natal  eene  kleine  vesting  geplaatst, 
déèr  de  engelsche  vlag  geheschen  en  het  gerucht  had  doen 
verspreiden,  dat  een  groot  gedeelte  van  den  grond  der  kolo^ 
nie,  door  het  Engelsche  Gouvernement  zou  verkocht  wor- 
den aan  Engelschen,  die  gereed  waren  zich  derwaarts  in  te 
schepen.  Toen  stelden  de  emigranten  aanstonds  eene  wacht 
van  40  man,  in  de  nabijheid  van  de  engelsche  vesting  en 
verkondigden  het  volgende  besluit,  dat  ten  zelfden  dage  naar 
de  Kaapstad  verzonden  werd  : 

Protest  van  den  VoUcaraad  der  Emigranten, 

DezQ  besluit: 

rrDat,  ingpval  van  het  landen  van  eenige  vreemde  emi- 
granten iu  de  Baai  van  Natal,  zonder  vooraf  verkregene 
toestemming  van  den  Volksraad,  zoodanige  emigranten  als 
vijanden  van  den  Staat  zullen  worden  beschouwd. 

r'Dat,  wanneer  de  aankomst  van  emigranten  zal  worden 
gesecondeerd  door  zoodanige  militaire  magt,  als  waardoor 
de  landing  door  ons  niet  kan  worden  belet,  wij  alsdan 
zullen  terug  trekken  in  de  bosschen,  bergen  en  kloven,  die 
de  Baai  in  alle  directiën  omringen,  en  aldaar  in  afgezon- 
derde kleine  partyen,  ieder  op  zich  zelve,  ageren,  naar  het 
voorbeeld  van  de  verdrukte  Spanjaarden,  op  het  principe 
van  don  Carlos,  van  geene  lijfsgenade  te  vragen  noch  te 
geven,  tot  dat  wij  zullen  hebben  herkregen,  dat  wettig  het 
onze  is. 

rrDat  de  onderscheidene  Kommandanten  en  Kapiteins  van 
de  gewapende  burgery  zullen  opgeroepen  worden,  ten  einde 
verdere  bepalingen  te  maken,  met  betrekking  tot  de  ver- 
deeling en   aanvoering   van   de  magt,  onder  hen  geplaatst. 

i'Dat  een  genoegzaam  getal  slagtvee,  en  voorraad  mielies 


Digitized  by 


Google 


106  VERLIES    VAN    MATAL 

en  andere  mondbehoeften  in  de  omstreken  van  de  Baai  zul- 
len worden  aangevoerd,  tot  onderhoud  van  eene  wacht  van 
40  man,  enz.,  enz. 

rrDat  een  gedeelte  der  ammunitie  zal  worden  geplaatst  on- 
der de  zorg  en  verantwoordelykheid  van  den  plaatselgken 
Landdrost. 

rr Aldus  gedaan  in  onzen  Volksraad,  op  heden  den  ll"^*"" 
Nov.  1839. 

President  en  Leden  van  den  Volksnuxd, 
(Get)  j.    s.  MARiTZ,    Voorzitter;    g.  j.  roeoolph; 

A.  W.  J.  PRETORIUS;  JAC.  JOH.  BURGEB;  P.  T.  VAN  STADEN; 
M.  VAN  DEVENTER;  WILLEM  A.  BOTHA;  O.  P.  KEMP. 

Niet  meer  dan  dit  geringe  bewijs  van  vastberadenheid  en 
gevoel  van  eigene  kracht  was  noodig  om  het  Kaapsche  Gou- 
vernement schrik  aan  te  jagen,  vooral  daar  het  nu  wist  dat 
men  in  Engeland  zijne  staatkunde  niet  deelde.  Zoodra  het 
met  dit  besluit  bekend  werd,  en  van  de  gestelde  wacht  ge- 
hoord had,  werd  aan  Kap.  Jarvis  het  bevel  gezonden  om  Na- 
tal  zoo  beleefd  mogelijk  te  verlaten.  Mijne  lezers  hebben  zijn 
afscheid  —  hiervoor  op  bl.  99  vernomen,  en  zullen  mij  toe- 
stemmen, dat  hij  den  onaangenamen  last  voortreffelijk  uitge- 
voerd heeft.  Alreeds  op  den  24"'®"  December  1839,  dus  slechts 
6  weken  na  het  protest  der  emigranten,  was  hij  met  al  zijn 
gevolg   verdwenen. 

De  lezer  moet  bij  al  het  volgende  in  aanmerking  ne- 
men, dat  de  regering  in  Engeland  altijd  tegen  de  uit- 
breiding van  grondgebied  in  Zuid- Afrika  geweest  is;  zelve 
die  nimmer  verlangd  heeft  en  schoorvoetend,  de  reeds 
genomene  maatregelen  van .  het  Kaapsche  Gouvernement 
tot  dat  einde  strekkende,  goedkeurde.  En  vooral  ook^ 
dat  zij  niet  vóór  in  het  jaar  18Ö2  met  den  waren 
stand  van  zaken  is  bekend  geworden,  en  toen  eerst  tot  de 
overtuiging  kwam,  dat  de  vroegere  rapporten  omtrent  de 
UoUandsche  Afrikanen  en  speciaal  de  Kaapsche  landver- 
huizers en  zoo  ook  die  over  de  zwarte  of  gekleurde  bevol- 
king, part^dig  en  onwaar  geweest  waren  en  dat  men  de 
eersten  groot  onregt   bad  aangedaan  ten  behoeve  van  de 


Digitized  by 


Google. 


EN  NEDERZETTING  AAN  DB  VAALRIVIER.       107 

laatsten.  Dit  een  en  ander  is  ie  bewezen  uit  de  briefwisse- 
ling, die  tasschen  de  regering  in  het  moederland  en  het 
Kaapsche  Gouvernement  is  gevoerd,  welke  in  haar  geheel 
overgenomen  wordt,  in  het  zoogenaamde  Blaauwe  boek,  dat, 
op  bevel  van  Hare  Majesteit,  de  beide  huizen  van  het  Par- 
lement aangeboden  wordt  en  welk  boek,  door  deze  aanbie- 
diAg,  weder  voor  andere  belangstellenden  verkrggbaar  is. 
Indien  ik  hier  alle  plaatsen  overnam,  om  mijne  lezers 
dat  bew^s  te  leveren,  dan  zou  dit  boekdeel  te  dik  en  te 
kostbaar  worden.  Ook  zal  het  van  zelve  uit  het  vervolg 
blgken,  dat  de  Engelsche  regering,  sedert  1852^  geheel  in 
overeenstemming  met  het  hier  aangevoerde  en  die  overtui- 
ging gehandeld  heeft  en  nog  handelt,  en  dat  het  ook  daarom, 
zelfs  niet  meer  verondersteld  kan  worden,  dat  z§  weder  van 
haar  tegenwoordig  besluit  zal  afwijken;  vooral  niet,  nadat 
de  vorige  handelingen,  schrikkelijke  verliezen  en  kosten  voor 
het  moederland,  zonder  eenig  voordeel  en  niet  dan  onover- 
komelijk nadeel,  veroorzaakt  hebben. 

Komen  wij  terug  tot  den  vijand  Dingaan.  In  September 
1839  vernam  de  Volksraad,  dat  er  onlusten  in  zgn  rgk 
waren  ontstaan.  De  Heer  Lauts  zegt  hiervan: 

rrDingaan  had  oneenigheid  gekregen  met  z^nen  broeder 
Panda,  die  het  bevel  voerde  over  de  landstreek  gelegen 
tnsschen  de  Tamboesie  en  de  Toegala.  De  Zoola-Koning, 
over  Panda's  ongehoorzaamheid  verbitterd,  zond  eene  kr^gs- 
magt  uit  om  moord  en  verwoesting  in  die  landstreek  be- 
zuiden de  Umiaas  te  brengen.  Verscheidene  honderden  Kaf- 
fers waren  reeds  omgekomen,  zoodat  Panda  voor  zijn  eigen 
leven  beducht  begon  te  worden.  Het  Opperhoofd  nam  daarop 
de  w^k  over  de  Toegala,  waar  hij  zich  in  het  gebied  der 
Emigranten  bevond.  Negen  opperhoofden,  duizenden  Kaffers, 
mannen,  vrouwen  en  kinderen,  volgden  hem  met  hunne  run- 
deren, schapen  en   geiten. 

Panda  zond  drie  Volkshoofden  aan  het  bewind  der 
Republiek  om  van  het  gebeurde  kennis  te  geven,  met 
betuiging  dat  hij  nu  op  de  bescherming  der  Republiek 
rekende.  Te  gelijk  ontving  de  Volksraad  van  zijnentwege 
berigt,  dat  hij,  als  ouder  broeder  vi^n  Dingaan,  de  eigenlgke 


Digitized  by 


Google 


108  YEBLIBS   VAN   NATAL 

opvolger  van  Chaka  was,  dat  de  Zoola-natie  hem  als 
koning  begeerde^  en  dat  hy  gereed  was  een  verbond  met 
het  gemeenebest  te  sluiten.  —  Deze  tijdingen  waren  voor 
de  Bewindvoerders  van  Natal  van  geen  geruststellenden 
aard ;  men  vreesde  dat  dit  alles  slechts  eene  looze  vond  was 
van  Dingaan,  en  dat  hier  waarsch^nlijk  verraad  achter  zou 
steken.  Daarom  zond  men  last  aan  Panda,  voorloopig  de 
Omvoti  rivier  niet  te  overschrijden^  en  dat  men  hem 
eerlang  eenige  gemagtigden  zou  zenden  om  met  hem  in 
onderhandeling  te  treden. 

Intusschen  vernam  men  dat  de  Vorst  der  Zoola-Kaffers 
de  Toegala  was  overgestoken,  en  v^andelijkheden  had  aan- 
gevangen. Ëene  der  legerplaatsen  van  Panda  werd  door  hem 
aangevallen.  De  verdedigers  schoten  te  kort,  velen  kwa- 
men om,  en  eene  menigte  vrouwen  en  kinderen  werden  door 
den  overwinnaar  weggevoerd. 

Hierdoor,  zoo  wel  als  door  andere  omstandigheden, 
werd  het  meer  waarschgnlgk,  dat  de  toedragt  der  zaken 
inderdaad  zoodanig  was  als  Panda  zulks  had  doen  voorko- 
men. De  voorloopige  onderhandelingen  met  zgne  gezanten 
te  Pieter-Maritzburg  binnen  korten  tyd  z^nde  afgeloopen, 
aarzelde  men  niet  langer  om  eenigen  afgevaardigden  aan 
Panda  te  zenden,  die  alsdan,  te  midden  der  Kaffers  zgnde, 
beter  in  staat  zouden  wezön  zich  van  de  waarheid  van  het 
gebeurde  te  vergewissen  en  aan  hetgeen  gebeuren  zou  de 
meest  mogelyke  plegtigheid  te  zetten.  De  Volksraad  ver- 
trouwde de  leiding  toe  aan  den  Heemraad  S.  van  Breda, 
die  als  hoofd  der  bezending  den  titel  van  Landdrost  ont- 
ving. Den  266ten  October  1839  bereikte  hy  het  dorp  of 
de  kraal  van  het  Opperhoofd  Panda,  bg  zich  hebbende  de 
Raadsleden  Gr.  Kemp  en  Jac.  Moelman,  den  Kommandant 
Fourie^  den  Vcldkornet  Jan  Meijer^  de  Heeren  Moorwood, 
Dr.  Krause,  Delagorge,  en  andere  achtenswaardige  per- 
sonen" '). 


1)  De  Hoogleeraar  Laats  heeft  in  zgn  werk  ifDe  Kaapsche  Land- 
verhuizers, enz.  Legden  1847"  deze  onderhandeling,  zóó  naanwkeu- 
rlg  medegedeeld  dat  wij  niet  beter  kunnen  doen  dan  ZEd.  ver- 
haal woordelijk  oyememeQ, 


Digitized  by 


Google 


EN  NfiDEBZETTIXG   AAN   DR    VAALBIVIER.  109 

Het  verslag  van  deze  zending,  zoodra  mogelijk  aan  den 
Yolksraad  gedaan,  was  van  den  volgenden  inhoud: 

riReeds  bij  de  eerste  ontmoeting  van  de  Commissie  met 
Panda  bemerkte  zij  in  hem  een  terughoudend  man,  hoedanig 
hij  zieh  steeds  in  alle  handelingen  kenmerkte. 

ffNa  het  oogmerk  van  deze  Commissie  medegedeeld  te 
hebben  en  den  last  door  den  Yolksraad  aan  ons  opgedragen, 
werd  h^  verzocht  zich  tegen  den  volgenden  morgen  te  prepa- 
reren, om  als  Vorst  over  de  Zoola-emigranten  plegtig  te 
worden  geïnstalleerd,  en  als  zoodanig  aan  zijn  volk  te  worden 
voorgesteld;  waarna  de  vlag  in  zgne  tegenwoordigheid  werd 
gebragt,  en  hij  de  voor  den  Raad  vroeger  gegevene  plegti- 
ge  verzekering  van  vrede,  vriendschap  en  bondgenootschap 
met  nadruk  herhaalde.  Deze  betuigingen  door  zijne  hoofd- 
kapiteins aan  de  b^eengevloeide  menigte,  (die  wij  op  meer 
dan  3000  oorlogsmannen,  en  meer  dan  een  gel^k  getal  jon- 
gelingen en  vrouwen  hebben  geschat),  overgebragt  zijnde, 
werd  een  driemaal  herhaald  luid  geschreeuw  aangeheven, 
hunne  goedkeuring  aanduidende.  De  volgende  morgen  tot 
een  feest  en  eenen  militairen  dans  bestemd  zijnde,  werd  door 
Panda  verzocht,  dat  hij  na  het  afloopen  derzelve,  met  het 
afschieten  der  geweeren  mogt  worden  vereerd.  Des  morgens 
van  dien  dag  werd  Panda  verzocht  zich  naar  de  tenten  van 
den  Heer  Breda  te  begeven,  waar  de  Nationale  vlag  was 
geplaatst  en  alwaar  hem  verscheidene  schoone  presenten 
werden  aangeboden.  Daarna  is  Panda  in  onze  vergadering 
aan  de  regterhand  van  den  Landdrost,  en  de  overige  Heeren 
naar  hunnen  rang,  geplaatst^  bij  welke  gelegenheid  de  Land- 
drost hem  de  verzekering  van  vriendschap  en  bondgenootschap, 
alsmede  de  aan  hem  verleende  bescherming  van  den  Yolks- 
raad heeft  herhaald.  Dit  wederom  aan  het  volk  overgebragt 
z^ndo,  had  er  een  driemaal  herhaald  vreugdegeroep  plaats. 
Vervolgens  werd  aan  Panda  te  kennen  gegeven,  dat  zgn 
verblyf  aan  deze  zijde  van  de  Toegala  slechts  van  eenen 
tgdelgken  aard  was,  en  dat  noch  de  uitlevering  van  eenig 
vee,  noch  iets  anders  van  wat  aard  ook,  geene  bedoeling  of 
regts-aanmatiging  op  het  land,  thans  door  hem  geoccupeerd, 
mogt  in  zich  sluiten;  maar  dat  hij  hetzelve,  zoodra  zgne 


Digitized  by 


Google 


110  VERLIES   VAN  NATAL 

eigene  veQigheid  dit  maar  eenigzins  2ou  gedoogeoi  weder 
moest  verlaten.  Ook  werd  hem  voorgesteld:  dat  in  het  vervolg 
geene  doodstraf  wegens  veronderstelde  tooverg,  superstitie 
of  onder  andere  belagcheiyke  voorwendselen,  door  hem  zal 
worden  toegelaten;  —  dat  bg  z^nen  dood,  zgn  opvolger 
door  zijn  volk,  met  onderwerping  aan  zijne  toestemming, 
zal  worden  gekozen;  —  dat  zijn  titel  zal  zijn  Regerende 
Prins  van  de  geëmigreerde  Zoolas,  tot  dat  h^  in  de  op- 
volging van  Dingaan  zal  z^n  bevestigd;  —  dat  h^  de  met 
den  Volksraad  bepaalde  limietscheiding  zal  erkennen;  — 
dat  hij  bij  alle  oorlogen  in  het  vervolg,  geene  vrouw,  kind 
of  weerloozen  ouden  man  zal  toelaten  te  vermoorden;  en 
geen  oorlog  of  vijandelijkheid  tegen  eenig  naburig  Opper- 
hoofd of  volkstammen,  zonder  voorkennis  en  bewilligiag 
van  den  Volksraad,  zal  gedoogen.  Drie  Hoofdbevelhebbers 
van  Panda  werden  voor  de  nakoming  van  deze  bepalingen 
aansprakelijk  gesteld. 

Men  oordeele  over  de  wreedheid  dezer  Kaffers!  Terw^l 
het  opgemelde  verbond  gesloten  werd,  en  de  genoemde 
bevelhebbers  zich  verw^derden,  werd  een  hunner  met  tal- 
looze  kris-steken  afgemaakt!  —  Door  de  boeren  hiertoe 
aangezet,  sprak  hun  Panda  met  ontevredenheid,  een  diep 
neerslagtig  voorkomen  en  ook  met  bedreiging  toe,  zeggende: 
rf  waarom  eene  daad  als  deze  gepleegd,  in  het  bgz^n  van  de 
witte  menschen?  Wat  moeten  z^  van  mg  denken,  daar  ik 
nog  voor  weinige  oogenblikken  beloofd  heb  geene  wreedhe- 
den  van  dien  aard  te  zullen  toelaten?  Waar  zal  ik  in  het 
vervolg  vrienden,  waar  bescherming  vinden,  als  ik  weê(  zal 
genoodzaakt  worden  te  vlugten  ?"  —  Daarna  scheen  er  ge- 
raadpleegd te  worden  over  de  gevoelens  van  de  ons  om- 
ringende menigte,  waarbg  de  goedkeuring  over  het  gebeurde 
bij  de  meerderheid  scheen  bevestigd  te  worden,  terwgl  nog 
steeds  eenigen  uit  den  aanhang  van  het  vermoorde  Opper- 
hoofd met  drift  en  fermeteit  de  zaak  van  hunnen  vriend 
bepleitten.  Daar  ik  vreesde,  dat  door  de  voortduring  van  dit 
verschil  de  verbittering  zou  toenemen,  verzocht  ik  Panda 
een  begin  met  het  feest  te  maken ;  daarna  de  vlag  met  eene 
generale  charge  gesalueerd  hebbende,  begon  hun  museleere- 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZBTT1NO   AAN    DE    VAALRIVIER.  111 

dans,  die  een  zeer  belangrgk,  maar  in  vele  opzigten  vreesel^k 
voorkomen  aannam.  Zoo  vele  duizenden,  met  zoo  veel  re- 
gelmatigheid en  geiyke  ligchaamsbeweging,  toon  en  gebaren 
te  zien  ageren;  terwijl  de  prgzers  of  vleijers  hunne  vele 
loftuitingen  herhaalden,  van  de  deugden,  rijkdom,  zachtmoe- 
digheid, grootmoedigheid,  luisterrijke  geboorte  en  ligchame- 
Igke  schoonheid  van  hem  en  zijne  vele  vrouwen;  waarin  zij 
welligt  tot  vervelens  toe  zouden  zijn  voortgegaan,  ware  het 
niet  dat  door  het  in  brand  raken  van  den  kruidhoom  van 
den  Heer  Moorwood,  die  daardoor  ligt  gewond  werd,  terwgl 
zgne  kleederen  in  vlam  geraakten,  een  einde  aan  den  dans 
ware  gemaakt.  Daarna  keerde  Panda  naar  z^ne  woning 
terug.  —  Op  den  middag  van  den  volgenden  dag  begaven 
wy  ons  tot  het  nemen  van  afscheid  tot  hem,  hoewel  wij 
niet  met  die  hartelijkheid  of  welwillendheid  werden  ontvan- 
gen, waarop  wij  vermeenden  aanspraak  te  kunnen  maken. 
Hem  bij  die  gelegenheid  over  den  goeden  afloop  zijner 
installering  geluk  gewenscht  hebbende,  gaf  hy  te  kennen  3 
vette  ossen  aan  den  Landdrost,  als  een  b^zonder  present, 
te  hebben  geschonken.  Deze  Drost  antwoordde,  dat  hij  ze 
zou  aannemen  en  onder  de  arme  klasse  doen  verdeelen, 
die  daarvoor  zeer  dankbaar  zou  zijn,  dewijl  h^  b^  het 
aanvaarden  van  zijn  ambt  gezworen  had,  voor  zich  zelven 
geene  presenten  te  zullen  aannemen,  en  dit  doende  door  de 
regering  daarvoor  zou  worden  gestraft.  Waarop  Panda  zeide: 
nindien  dit  het  geval  is,  zal  ik  zelf  10  ossen  geven  voor  de 
armen,  10  stuks  en  2  koeijen  voor  u^  en  voor  degenen, 
die  bg  de  plegtigheid  m^ner  installering  geschoten  hebben, 
nog  42  koeijen,  kalveren,  enz.** 

De  Volksraad  begreep,  dat,  na  deze  gebeurtenissen  en 
na  de  vorige  vruchtelooze  pogingen  van  de  emigranten  om 
met  Dingaan  tot  eene  goede  verstandhouding  te  komen, 
z^  hem  nu  op  nieuw  moesten  beoorlogen.  De  raad  besloot 
daartoe,  en  benoemde  op  den  4^^  Januarij  1840  den  Hoofd- 
Kommandant  A.  W.  J.  Pretorius  tot  opperbevelhebber  van 
de  veldtogt. 

Het  dagverhaal  dezer  togt,  gedagteekend  24  Februarij 
1840  en  ingezonden  aan   den  Volksraad  luidde: 


Digitized  by 


Google 


112  VERLIES  VAM  NA  TAL 


DAGVERHAAL. 


Overeenkomstig  zeker  Traktaat^  dat  de  twee  Zoola-Am- 
bassadeurs,  namens  den  Zoola-Koning  Dingaan,  op  den  13 
Mei  1839,  met  den  WelEd.  Hr.  A.  W.  J.  Pretorius,  als  Hoofd- 
Kommandant  v^n  den  Hoog- Achtbaren  Volksraad  der  Zuid- 
Afrikaansche  Maatschappij  te  Natal,  hebben  aangegaan, 
volgens  hetwelk  zy  hebben  aangenomen,  rrom  alle  schaden 
die  zij  aan  de  Zuid- Afrikaansche  Maatschappg-onderdanen 
hebben  gedaan,  b^  de  eerste  opeisching  te  voldoen;'*  deed 
de  gem.  Hoog-Achtbare  Volksraad  van  den  Zoola-Koning 
versclieidene  malen  het  daartoe  vereischte  getal  beesten 
opeischen.  Dit  werd  door  Dingaan  beantwoord  met  het 
zenden  van  eenige  klompjes  van  50  ^  100  beesten,  als- 
mede 2,000  ÏÏ  ivoor,  vergezeld  van  eenige  tonnen  beloften, 
dat  zy  het  overige  gevorderde  vee  ook  zouden  brengen. 
Doch  b^  die  beloften  bleef  het,  en  de  Raad  liet  einde- 
lijk aan  Dingaan  weten,  dat  zijne  aanhoudene  bedriegerij, 
door  niet  aan  zijne  beloften  te  voldoen,  ons  grooter  onge- 
noegen zou  veroorzaken,  dan  al  de  ongenoegens,  die  ooit 
te  voren  tusschen  de  Zuid-Afrikaansche  Maatschappij  en  de 
Zoola-natie  hadden  bestaan,  en  dat  de  Raad  verpligt  zou 
zijn,  om,  wanneer  hij  langer  nalatig  bleef,  de  gevorderde 
hoeveelheid  vee  van  onze  geruïneerde  onderdanen  op  te 
geven,  zulks  dan  met  geweld  van  wapenen  van  hem  zou 
genomen  worden  —  Dingaan  hield  zich  bg  al  onze  op- 
eischingen  en  bedreigingen  onverschillig  —  Zoo  besloot 
dan  de  Volksraad,  op  den  4^""  Jan.  1840,  dat  de  WelEd. 
Heer  A.  W.  J.  Pretorius,  in  zgne  betrekking  als  Hoofd- 
Kommandant,  op  den  15^''"  van  de  gem.  maand,  meteen  kom- 
mando  burgers  tegen  de  Zoola-natie  zou  optrekken,  om 
van  dezelve  een  getal  van  40,000  beesten  op  te  eischen, 
en,  in  geval  van  weigering  of  onvoldoening,  dit  dan  met 
geweld  van  wapenen  van  hen  te  nemen,  en  zulks  onder 
de  volgende: 


Digitized  by 


Google 


fiN  NBDERZBTTIMG   AAM   DB   VAALRIYIER  113 

Instructie  aan  den  Hoofd-Kommandant  gegeven 
door  den  Volkdraad. 

Ar.  1.  Een  ieder  zal  gehouden  zijn  den  Hoofd-Komman- 
dant,  in  het  uitoefenen  zijner  pligten,  behoorlek  te  eer- 
biedigen en  te  gehoorzamen;  ten  welken  gevolge  het  aan 
niemand  vr^  zal  staan  den  Hoofd-Kom mandant  te  belee- 
digen,  onder  verbeurte  eener  boete  van  Rx.  5,  voor  de  eer- 
ste maal;  tweede  en    derde  malen  verdubbeld. 

2.  De  Kommandant  zal  zich  alt^d  moeten  voorzien  van 
eene  behoorlijke  l^st  zijner  Yeldkomets  met  hunne  man- 
schappen^ ten  einde  zorgvuldig  toe  te  zien,  dat  een  ieder 
man,  naar  regt  en  geregtigheid,  gelgk  en  evenveel  dienst 
zal  doen,  zonder  gunst  of  onderscheid. 

3-  De  Kommandant  zal  naarstig  moeten  werkzaam  zijn, 
om  de  noodige  patrouilles  uit  te  zenden,  alsmede  de  nacht- 
wachten in  het  leger  te  bestellen  en  behoorlek  te  doen  af- 
lossen, welke  wachten  des  avonds  ten  9  uren,  ook  wel 
vroeger,  naar  gelegenheid  van  zaken,  moeten  uitgezet  worden. 

4  De  Kommandant  zal,  gedurende  onze  onveiligheid,  moe- 
ten zorgen,  [dat  er  ten  minste  één  vast^leger  getrokken 
worde  (ook  wel  meer),  naar  gelegenheid  van  zaken;  waar- 
om het  dan  ook  aan  niemand  zal  vrijstaan,  zonder  toe- 
stemming van  den  Kommandant^  elders  voor  uit  te  trekken, 
ten  einde  alle  wanorde  en  ongelukken  voor  te  komen.  Bij 
elk  leger  zal  niet  meer  dan  éën  Kommandant  het  gezag 
hebben,  die  door  de  Veldkornets  van  het  leger  zal  wor- 
den gekozen.  Indien  er  meer  dan  één  Kommandant  mogt 
z^n^  zal  zulks  door  hem  aan  den  Hoofd-Kommandant  be- 
kend worden  gemaakt. 

5.  De  Kommandant  zal,  zoo  veel  mogelijk,  moeten  zorg 
dragen,  dat  geen  onschuldig  bloed  vergoten  worde,  of  door 
de  patrouilles  of  anderzins;  niettegenstaande  zal  hij  gereg- 
tigd  zgn,  waar  de  nood  zulks  vereischt,  v^anden  en  roo- 
vers  te  dooden. 

6.  Zoodra  het  kommando  de  overwinning  over  de  Zoo- 
laas mogt  behalen,  zal  de  Hoofd-Kommandant  voor  onze 
geheele  Maatschappij  de  baken    moeten  steken. 

8 


Digitized  by 


Google 


114  VERLIES   VAN   NAT  AL 

7.  De  Hoofd-Kommandant  zal  het  regt  niet  hebben  om 
terug  te  keeren,  met  of  zonder  het  kommando,  zonder  vooraf 
een*  raad  belegd  te  hebben  met  de  Kommandanten,  die 
mede  op  kommando  zullen  zijn;  en  zal  naar  het  be- 
sluit van  de  meerderheid  van  stemmen^  worden  gehandeld. 

8.  Wanneer  eenige  buit  door  het  kommando  van  den 
v^and  genomen  wordt,  zal  niemand  het  regt  hebben 
zich  iets  daarvan  toe  te  kennen,  zelfs  niet  het  gering- 
ste, maar  zal  dezelve  aan  den  Hoofd-Kommandant  moeten 
worden  toevertrouwd,  die  hem  in  bezit  zal  houden,  tot  zich 
eene  gelegenheid  of  plaats  zal  opdoen  om  dien  te  verdeelend 

9.  De  gekleurde  klassen^  in  dienst  zijnde  op  het  kom- 
mando, zullen  ook  eene  portie  van  den  buit  trekken,  het- 
geen geschieden  zal  naar  uitwijzing  van  den  Hoofd-Eom- 
mandant.  Zij  zullen  mogen  gebruikt  worden  tot  mindere  dien- 
sten, als  wagendryvers,  leiders  en  veewachters  of  veedrijvers. 

10.  Daar  er  reeds  schulden  op  de  publieke  kas  hech- 
tende zijn,  over  het  koopen  van  kruid  en  lood,  zal  van 
den  te  nemen  buit  eerst  25  pCt.  worden  afgenomen,  waar- 
van 6  pCt.  zal  zijn  voor  de  publieke  kas,  en  20  pCt  tot  verdee- 
ling onder  de  menschen,  die  het  kommando  zullen  uitmaken. 

11.  De  Hoofd-Kommandant  zal  bij  den  Volksraad  zgne 
noodige  instructie  ontvangen,  en  verpligt  zijn  aan  denzelven 
verslag  te  doen  van  al  zyne  verrigtingen ;  waartoe  h^  zyn 
eed  voor  den  Volksraad  zal  afleggen. 

12.  Wanneer  een  vredestractaat  met  de  Zoola-n^tie  of 
hun  Opperhoofd  mogt  worden  aangegaan,  zullen  z^  moeten 
uitleveren,  voor  schadevergoeding  wegens  geroofd  vee  en 
goed,  een  getal  van  40,000  beesten.  Echter  wordt  het  ge- 
laten aan  den  Hoofd-Kommandant  met  zijnen  Raad  om  de 
beesten  te  schatten,  zoodat  dezelve  in  waarde  zullen  gelgk 
moeten  staan  met  de  onze,  en  wanneer  dat  getal  ontoe- 
reikend mogt  bevonden  worden,  dan  b^  het  getal  van 
40,000  zoo  veel  bij  te  eischen,  als  zij  zullen  oordeelen 
genoeg  te  z^n   tot  eene  gel^ke  waarde. 

13.  De  onkosten,  welke  aan  de  Zoola's  zullen  worden 
toegerekend,  z^n  voor  eiken  wagen  met  deszelfs  ossen 
per  dag  Rx.  10 ;  elk   man    te   paard  per    dag  Rx.  3 ;  de 


Digitized  by 


Goögle 


EN   NEDERZETTING    AAN    DE    VAALRIVIËR.  115 

waarde  voor  de  krygsammunitie  enz.  wordt  aan  den  Hoofd- 
Kommandant  en  Krijgsraad  gelaten  te  berekenen;  —  wel 
te  verstaan,  dat  de  onkosten  van  de  kommando's  onder  het 
bevel  van  nu  wijlen  den  Hoofd-Kommandant  üys,  die  on- 
der bevel  van  den  Hoofd-Kommandant  Pretorius  in  Decem- 
ber 1838,  de  uittogt  naar  Doorhkop  in  Mei  1839,  en  deze 
tegenwoordige,  door  den  Hoofd-Kommandant  en  Krijgsraad 
mede  znllen  moeten  worden  berekend. 

14.  De  Hoofd-Kommandant  zal  het  regt  hebben,  des 
verkiezende^  het  vee  te  laten  deelen;  maar  zal  door  de 
andere  Kommandanten,  of  door  daartoe  gekozene  arbiters 
25  pGt.  vooraf  daarvan  af  worden  genomen. 

15.  Alle  kenbare  eigendommen,  door  den  vijand  geroofd, 
van  welken  aard  deze  ook  z^n  mogen,  zullen  aan  den 
wettigen  eigenaar  worden  terug  gegeven.  Ook  zal  de  Kom- 
mandant zoo  veel  mogelijk  zorgen,  dat  er  niet  van  zoo- 
danig erkend  eigendom  worde  geslagt,  dan  by  noodza- 
keiykheid,  waarvoor  dan  gezorgd  moet  worden  andere  in 
de  plaats  te  geven. 

16.  De  Kommandant  zal,  b^  pligtverzuim,  onderhevig 
z^n  aan  eene  boete,  niet  te  bovengaande  Rx.  150,  en  niet 
minder  dan  Rx.  50,  naar  bescheidenheid  des  regters  en 
gelegenheid  van  zaken. 

17.  Bij  elke  gelegenheid,  wanneer  de  Krijgsraad  noodig 
mogt  oordeelen  een  kommando  of  expeditie  tegen  den  vij- 
and uit  te  zenden,  zullen  zij  bij  elk  kommando  niet  meer 
dan  één  Hoofdsofficier  of  Kommandant  benoemen,  aan  wien 
bet  bevel  of  bestier  van  zoodanige  kommando  of  expedi- 
tie zal  worden  opgedragen,  en  alle  Onder-Kommandanten 
en  Veldkometten  zullen  volstrekt  aan  het  bevel  van  zoo- 
danigen  Hoofd-Kommandant  onderworpen  zijn;  bij  wei- 
gering of  nalatigheid,  verbeurt  de  overtreder  eene  boete 
van  niet  minder  dan  Rx.  25  en  niet  meer  dan  Rx.  100, 
naar  den  aard  der  zaak^  en  zulks,  indien  noodig  geacht, 
met  verlies  van  zgnen  post  Verder  zal  het  aan  den  Hoofd- 
Kommandant  vr^staan  om  zoodanigen  Konmiandant,  Veld- 
komet,  of  ander  ongehoorzaam  persoon,  dadel^k  in  arrest 
te  laten   nemen,  .of  van  zijn  post  af  te  zetten. 

8* 


Digitized  by 


Google 


116  VERLIES    VAN   NATAL 

18.  Wanneer  een  Kommandant  of  Veldkomet  wordt  over- 
tuigd)  dat  hy  door  moedwil^  nalatigheid,  onnoodige  vrees- 
achtigheid of  roekeloosheid,  den  vijand  de  overhand  heeft 
doen  krijgen,  waar  zulks  vermeden  of  verholpen  had  kan- 
nen zijn,  of  dat  hij  onnoodig  op  de  vlugt  gaat,  of  daar- 
door, of  wel  door  pligt- verruim,  het  leven  van  zgne 
bnderhoorige  manschappen  in  gevaar  brengt  van  te  moe- 
ten omkomen,  of  weigert  of  wel  nalaat  hen  Uit  zoodanig 
gevaar  te  redden,  of  daartoe  niet  de  noodige  -  order  geefit 
of  maatregelen  neemt,  waar  het  blaken  mogt  dat  zulks 
kon  zijn  gedaan ;  zal  zoodanige  Kommandant  of  ander 
officier  verbeuren  eene  boete  van  niet  minder  dan  Rx.  100, 
noch  meer  dan  Rx.  500,  met  verlies  van  zijn*  post ,  en,  in 
geval  van  onvermogen,  eene  gevangenis  van  niet  minder  dan 
één,  noch  meer  dan  zes  maanden. 

19.  De  Hoofd-Kommandant  zal  verder  gehouden  zyn, 
wanneer  hy  omtrent  eene  zaak  van  gewigt  in  twijfel  staat, 
of  wanneer  eenige  maatregel  of  stap  hem  noodig  sch^nt 
die  met  groot  gevaar  gepaard  gaat,  of  waar  het  een  waag- 
stuk zijn  mogt,  indien  zulks  doenl^k  zij,  of  ook  indien  zulks 
door  de  onder  hem  gestelde  officieren  geëischt  wordt,  voor- 
al zonder  verzuim  een'  Er^gsraad,  bestaande  uit  de  Kom- 
mandanten  en  Veldkornetten,  te  moeten  houden;  en  wan- 
neer de  meerderheid  zijn  voornemen  fiiogt  afkeuren,  en  hi| 
daarin  volhardt,  zal  hij  voor  alle  schadelijke  gevolgen  ver- 
antwoordelijk gehouden  worden. 

20.  Wanneer  de  Hoofd-Eommandant  door  vreesachtig- 
heid tot  vlugten  als  anderzins  een  slecht  voorbeeld  geeft, 
zal  het  aan  eiken,  bij  zoodanig  kommando  of  expeditie 
tegenwoordig  zijnden  Eommandant  of  Velkornet  vr^staan, 
hem  te  arresteren  of  in  zijne  vlugt  te  stuiten,  en  dade- 
lijk in  zijne  plaats  een  ander  te  kiezen. 

21.  Wanneer  de  Hoofd-Eommandant  zulks  noodig  oor- 
deelen  mogt,  zal  h^  met  overleg  van  de  andere  Officieren, 
bij  het  uittrekken  of  eenig  kommando  tegen  den  vijand, 
krijgswetten  kunnen   invoeren. 

22.  In  alle  gevallen  zal  de  Eommandant,  dadelijk  b^ 
zijne  terugkomst,  aan  den   Yolksraad  in  geschrifte  verant^ 


Digitized  by 


Google 


EN    NEDERZETTING    AAN    D£    VAALRIVIEB.  117 

woording    en    verslag  van  zijne  verrigtingen  moeten  doen. 
Ter  Ordonnantie  van  den  Raad. 
(Get).  Jac.  Joh,  Burger,  Fung.  Sec. 

Pteter-Maritzburg^  NataliSf  6  Januar^  1840. 

Alles  werd  toen  voor  den  krijg  geprepareerd.  Reeds  op 
den  12^*"  hadden  wij  onze  kanonnen,  vuurwapenen,  ammu- 
nitie van  oorlog  en  andere  benoodigdheden  voor  den  krijg  in 
komplete  orde;  —  en  voor  de  verzamelplaats  der  onderschei- 
dene komn^ndo-detachementen  werd  Toegala-drift  bepaald. 

Op  den  14^''''  Januarij  nam  de  marsch  der  onderscheidene 
divisiën  eenen  aanvang. 

Op  den  IS^*"*  daaraanvolgende  kwam  de  hoofd-afdeeling 
met  den  Hoofd-Eommandant  ter  gemelde  plaats  aan. 

Wij  ontmoetten  alhier  eene  afdeeling  van  70  mannen, 
die  van  de  andere  zijde  van  den  Drakenberg,  onder  Kom- 
mandant  Andries  Spies^  tot  versterking  onzer  krijgsmagt, 
was  opgekomen.  Mij  werd  bevolen^  het  getal  der  krijgs- 
mannen in  lasten  op  te  scharen,  en  wij  vonden  het  naauw- 
keurige  getal  te  beloopen  op  335  str^dbare  lieden.  Deze 
magt  werd  echter  door  de  Hoofd*  en  andere  Oificieren  van 
ons  leger  niet  sterk  genoeg  gerekend,  om  onzen  geduch- 
ten  v^and/  en  deszelfs  talrijke  mannen^  totaal  te  kunnen 
ter  nedervellen.  Er  werd  dan  gevolgel^k  eene  expresse, 
met  Veldkomet  Bester,  naar  den  Laiiddrost  van  Pieter- 
Maritzburg .  gezonden^  om  zoo  veel  mannen,  als  onze  Maat- 
schappij uit  de  differente  legers  kon  sparen,  dadelijk  ter 
hulpe  en  versterking  van  het  reeds  in  het  veld-  z^nde 
krijgsleger  te  doen  toesnellen. 

Zondag  den  19*^*"".  Deze  dag  bleef  ons  leger  stil,  zander 
eenige  beweging  te  maken.  Wij  hadden  het  voorregt  met 
eene  geestelijke  redevoering,  op  onzen  toestand  toepasse- 
li|k,  te  worden  gesticht  door  den  Wel-Ed.  Heer  J.  S.  Ma- 
rits,  een  onzer  Representanten,  die  juist  bij  deze  gelegenheid 
tegewQa|dig  was. 

Den  W^m  De  eerste  bezigheid,  die  wij  dezen  dag  ver- 
wis  het    daarstellen   van  eene  behoorl^ke  Kamp- 
I  opgesteld    door    den  Hoofd-Kommandant,    en    be- 
staanc[é  uit  tien  hoofdartikelen,  ten  einde  de  onderscheidene 


Digitized  by 


Ooogle 


118  VERLIES    VAN   NAT  AL 

pligten  der  Eommandanten,  Veldkornetten  en  manschappen 
dtiptelijk  te  bepalen,  en  voor  elke  misdaad  eene  regtvaar- 
dige  straf  vast  te  stellen.  ^) 

De  Hoofd-Kommandant  ging  verder  voort,  om  aan  het 
leger  de  Order  en  Instructie  voor  hem  en  manschappen, 
van  den  Volksraad  ontvangen,  voor  te  lezen.  Hij  koos  en 
stelde  ook  op  last  van  gem.  Volksraad  een'  Krijgsraad 
aan,  bestaande  uit  twaalf  personeni  om  in  het  vervolg  alle 
krijgszaken,  door  middel  van  gemelden  Kr^gsraad,  waar- 
van de  Hoofd-Kommandant  de  President  is,  te  beslissen. 

Ëenige  uren  na  deze  verrigtingen,  verscheen  in  ons  leger 
een  Kapitein  van  de  Zoola-natie,  met  name  Mattowan  (een 
onzer  bondgenooten),  om  den  Hoofd-Kommandant  om  een 
stuk  lands  te  vragen,  om  met  z^n  Volk  daarop  te  wonen, 
opdat  hij,  onder  onze  protectie,  voor  de  tirannische  ver- 
volging van  Dingaan  bevrijd  kon  zijn;  tevens  te  kennen 
gevende,  dat  hij  genegen  was,  met  ons  leger  gezamenlijk 
tegen  Dingaan  te  oorlogen.  Het  verzoek  werd  door  den 
Hoofd-Kommandant  en  Krijgsraad  provisioneel  toegestaan, 
om  het  nader  aan  den  Volksraad  te  submitteren.  Zij  wer- 
den echter  toegelaten,  met  ons  tegen  Dingaan  te  oorlogen. 
Deze  Naturellen  schijnen  regt  vriendelijk,  en  verklaren, 
dat  zij  nu  eerst  het  genot  der  onveranderlgke  beloften 
van  de  witte  menschen  als  bondgenooten  smaakten,  daar 
zij  nu  zonder  vrees  waren  van  's  nachts  door  tirannische 
moordbenden,  met  hunne  vrouwen  en  weerlooze  kinderen,  ver- 
delgd te  worden,  zoo  als  zg  weleer  dagel^ks  voor  de  noodlot- 
tige bevelen  van  den  bloeddorstigen  Dingaan  vreezen  moesten. 

Den  21***'.  Heden  vertrokken  wij  van  de  Toegala  met 
omtrent  350  man,  daar  ons  leger  sedert  is  versterkt.  De 
Wel-Ed.  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  was,  als  Hoofd-Kom- 
mandant, aan  het  hoofd  van  ons  leger;  wij  trokken  zon- 
der tegenspoed  voort,  en  legerden  ons  kamp,  voor  ecnigc 
uren,  aan  de  Doornleegte,  nabij  de  Klip-rivier.  Hier  mog- 
tcn  wij  ons  weder  verblijden,  in  de  gelegenheid  te  komen, 
om    onze    christelijke    menschlievendheid    aan    een    ander 

*)  Dezo  kampordcr  wordt  onmiddellijk  na  dit  dagverhaal  don  lezer 
medegedeeld. 


Digitized  by 


Google 


EM  NEDERZETTING  AAN  DE  VAALRIVIER.       119 

groot  gedeelte  Zoola's  te  toonen,  door  ook  hen,  op  han 
smeekend  verzoek,  onder  onze  protectie  te  nemen,  en  van 
den  dwingeland  Dingaan  te  verlossen.  De  zaak  droeg  zich 
als  volgt  toe:  —  twee  zonen  van  het  opperhoofd  Joob, 
kwamen  met  eenige  hunner  manschappen  bij  ons  leger, 
en  zeiden^  uit  naam  van  hunnen  vader:  fr dat  hij  sints  een^ 
geroimen  t^d  reeds  de  krachten  onzer  wapens  had  onder- 
vonden, en  de  regtvaardigheid  onzer  vorderingen  tegen 
Dingaan  met  zijne  getuigenis  moest  bekrachtigen;  —  dat 
Dingaan  de  bloedverwanten  van  zijnen  vader,  vele  man- 
nen, vrouwen  en  weerlooze  kinderen  van  de  Naturellen, 
onder  het  gebied  van  zijnen  gemelden  vader.,  van  geslacht 
tot  geslacht,  onschuldiglijk  heeft  doen  ombrengen ;  dat  hun 
vader  reeds  had  ondervonden,  dat  de  witte  menschen  hunne 
bondgenooten  (zoo  als  bij  voorbeeld  Panda  en  andere  kleine 
stammen)  als  hunne  kinderen  behandelen;  dat  zij  ook  ver- 
langden getrouwe  bondgenooten  van  de  witte  menschen  te 
worden;  en  dat  zij  genegen  waren,  op  een  oogenblikkelijk 
bevel,  met  ons  tegen  hunnen  doorluchtigen  bloedv^and  ten 
strijd  te  gaan.'* 

De  Hoofd-Kommandant  deed  den  Krijgsraad  op  dit  hun 
verzoek  bijeen  komen,  ten  einde  gemeld  verzoek  in  over- 
weging te  nemen.  Na  eene  behoorlijke  consultatie,  kwam 
men  overeen,  om  den  stam  van  het  Opperhoofd  Joob,  uit 
naam  van  den  Yolksraad  der  Zuid-Afrikaansche  Maat- 
schapp^,  als  bondgenooten  van  genoemde  Maatschappij 
aan  te  nemen.  Zij  werden  gevolgelijk  bevolen,  met  hunne 
kr^gsmagt  (zijnde  slechts  400  man),  in  vereeniging  met 
die  van  Mattowan,  bestaande  uit  250  man,  de  noordelijke 
directie  van  den  vijand  te  occuperen,  alwaar  zg,  in  veree- 
niging met  de  krijgsmagten  van  Panda  en  Sapoesa,  twee 
onzer  bondgenooten,  (bestaande  uit  omtrent  4,000  man) 
zullen  komen,  en  dat  zij  den  v^and,  van  de  noord-ooste- 
lijke directie,  hevig  moesten  aanvallen;  terwijl  ons  leger 
den  vijand  van  de  zuid-oostelijke  directie  zou  attakeren. 
Deze  bevelen  van  den  Er^gsraad  werden  door  onze  diffe- 
rente bondgenooten  met  bl^dschap  ohtvangen,  en  zij  ver- 
lieten ons  kamp,  om  op  ons  bevel  onmiddellijk  tegen  den 


Digitized  by 


Google 


120  VERLIES    VAM   NATAL 

vijand  op  te  trekken ;  terw^l  w§  Panda,  als  het  magtigste  Op- 
perhoofd der  differente  bondgenooten,  vriendschappelgkinons 
leger  houden,  om  ons  tegen  onvoorzien  verraad  te  verzekeren. 

Tevens  werd  aan  ieder  Officier  onzer  bondgenooten  door 
den  Krijgsraad  stiptelijk,  onder  bedreigingen  van  zware  straf- 
fen^ aangezegd  geen  vrouw  of  kind  van  den  vijand  kwaad 
te  doen;  terwijl  hun  eene  belooning  van  50  beesten  werd 
toegezegd,  indien  zij  Dingaan  aan  ons  overleverden;  als- 
mede eene  belooning  van  25  beesten  voor  het  overleveren 
van  Umslela,  een  van  Dingaans  hoogste  Ministers.  Deze 
twee,  gezamentl^k  met  Tamboeza,  een  tweede  staatsman  en 
Minister  van  Oorlog,  dien  wg  thans  in  boegen  hebben,  w;aren 
de  ëénige  doorluchtige  monsters,  die  den  aardbodem  met  het 
onschuldig  bloed  onzer  rustige  blanken  hebben  doen  bevlekken. 

Den  22'*^.  Heden  bleven  wij  stil  liggen,  om  onze  verster- 
kende magt  te  doen  bijkomen.  In  den  namiddag  verscheen 
Mattowan  met  z^'ne  krijgsmagt,  bestaande  slechts  uit  254 
mannen,  voor  ons  leger.  Deze  lieden  vertoonden  zich,  in 
hunne  parade-kleèding,  regt  deftig;  de  Eapiteinen  waren 
van  het  hoofd  tot  de  voeten  met  verscheidene  soorten  wilds- 
velletjes  bedekt,  welker  fraaiheid,  naar  hun'  aard,  ieder 
vreemdeling  ten  hoogsten  moest  verbazen.  De  Kapiteinen 
deden  hunne  manschappen  allen  in  gelid  komen,  en,  op 
ieder  woord  van  kommando  door  de  Kapiteinen,  exerceer- 
den zij  allen  zoo  regulier,  als  een  der  voornaamste  regi- 
menten, die  ik  ooit  heb  zien  exerceren.  Het  geheele  regi- 
ment drukte  in  gezangen  de  volgende  woorden  uit,  als  met 
ééne  stem:  —  rrWij  waren  dood,  en  z^n  door  dien  Heer 
(wgzende  op  den  Hoofd-Kommandant)  weder  levend  ge- 
worden; —  w^  waren  bedrukt  onder  de  bloedige  tiranng 
van  Dingaan,  en  kunnen  nu  de  witte  menschen,  als  onze 
vaders,  als  onze  weldoeners  en  onze  regtvaardige  regters, 
met  verbiedende  glorie-zangen  toejuichen ;  —  wy  gaan  biy* 
moedig  ten  strijde  voor  hen,  omdat  wij  weten,  dat  wg  niet 
te  vergeefs  zullen  strijden ;  —  wg  zullen  eerlang  de  zoete 
dagen  met  onze  familiën  genieten,  die  wg  weleer  in  bit- 
terheid hebben  moeten  doorbrengen;  —  de  grootheid  van 
Dingaan  verdwijnt  ras  als  sneeuw  voor  de  zon,  opdat  wij, 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDEBZBTTINa  AAN  D£  YAALRIYIER.       121 

ongeiokkige  lieden,  onder  de  bescherming  van  de  witte 
menschen,  in  gerustheid  kunnen  leven/*  —  De  Hoofd-Kom- 
mandant  toonde  hun  toen  Tamboeza,  ten  einde  van  alle 
onze  bondgenooten  te  VBmemen,  wat  het  voormalige  gedrag 
▼an  Tamboeza  was.  Doch  alle  hoofden  riepen  eenparig  uit: 
ff  Hij  moet  dood,  hij  moet  dood;  h^  was  een  groot  werk- 
tuig in  het  vergieten  van  onschuldig  bloed ;  hg  heeft  Din- 
gaan  stellig  aangevuurd  P.  Retief  te  doen  vermoorden, 
onder  bedreiging  dat  h^  Dingaan,  by  onvoldoening  hier- 
▼an,  met  al  z^n  volk  zou  verlaten;  hg  (Tamboeza)  was 
zelfs  aan  het  hoofd  van  het  Zoola-leger,  toen  de  weerlooze 
en  bevruchte  vrouwen,  ja  zelfs  de  onnoozele  zuigelingen 
voor  de  scherpte  hunner  bloedige  zwaarden,  als  noodlot- 
tige slagto£fers,  hebben  moeten  vallen."  De  eenparige  uit- 
drukkingen van  deze  Opperhoofden  maakten  mg  innerlijk 
gevoelig,  op  het  denkbeeld  van  de  wreedaardigheid,  waar- 
mede mgne  dierbare  la&dgenooten  en  vrienden  zijn  verdelgd. 

Den  23'^".  Heden  voorttrekkende,  arriveerden  wij  in  den 
namiddag,  aan  de  Modder-Leegte,  eene  distantie  van  om- 
trent Vier  Engelsche  mijlen.  Wij  vertoefden  alhier  eenige 
dagen^  om  de  versterking  voor  ons  kommando  in  te  wachten. 

Den  25*^.  Ik  verblijd  mij,  wederom  eene  versterking  van 
50  mannen  in  ons  leger  te  zien  komen,  Wg  kunnen  nu  onze 
krggsmagt  op  400  krggsmannen  stellen,  en  zouden  zekerlijk 
onze  magt  dubbel  dat  getal  kunnen  monsteren,  ware  het 
niet,  dat  de  sterfte  van  paarden  met  veel  woede  aan  de  andere 
zgde  van  den  Drakenberg  regeert^  en  wij  tevens  verpligt 
waren  onze  hoofdstad  en  differente  legers  met  manschappen 
te  moeten  voorzien. 

Zondag  den  26'^^.  Wij .  hadden  dezen  dag  weder  eene  tent 
opgeslagen,  en  waren  in  groote  scharen  daar  in  en  rondom 
vergaderd,  ten  einde  den  Almagtige  voor  zgne  Goddelijke 
weidaden,  tot  dit  oogenblik  aan  ons  bewezen,  te  loven  en 
te  verheerlgken»  Deze  plegtige  dienst  werd  eerst  door  een 
toepasselgk  gezang  en  het  lezen  van  eenige  kapittelen  uit 
het  boek  der  Psalmen  geopend,  en  daarna  door  den  Heer 
Vermaak  met  een  gebed  aangevangen.  De  Hoofd-Kom- 
mandant  ging  toen  voort,  eene  predikatie,  juist   op  onzen 


Digitized  by 


Google 


122  VERLIES   VAN   KATAL 

toestand  toepassel^k^  en  uit  het  Oude  Testament  getrokken, 
aan  ons  ter  eere  van  God  voor  te  lezen.  Het  slotgebed  van  den 
Heer  Vermaak  was  ook  voor  onze  gemoederen  aandoenlijk. 
Den  27'**'*.  Dezen  morgen  vertrokken  wij  van  de  Modder- 
Leegte,  met  stellig  voornemen,  zonder  het  minste  verw^l, 
tegen  de  Zoola's  op  te  trekken,  en  arriveerden  heden  aan 
de  Wasbank  (Zondags-rivier)  eene  distantie  van  24£ngel- 
sche  mijlen.  Naauwel^ks  waren  w:g  gelegerd^  of  wg  kregen 
drie  differente  rapporten  van  onze  bondgenooten.  —  Ëerste- 
lijk  vernamen  wij  uit  een*  expresse  van  het  leger  van 
Panda,  rrdat  z^n  leger  de  Zoola's  had  omgetrokken,  dat 
Dingaan  reeds,  uit  vrees  voor  ons  en  hun  kommando^  zijne 
stad  weder  had  verlaten  en  gevlagt  was;  dat  hy  z^ne  armee 
had  uitgezonden,  om  het  kommando  van  Panda  te  ontmoeten.'' 
Tevens  vernamen  wij,  rrdat  beide  legers  reeds  digt  bij 
elkander  gelegerd  waren,  en  dat  dezelve  waarschijnlyk 
margen  of  overmorgen  tegen  eikanderen  zouden  optrekken ; 
dat  Dingaan  al  zgn  vee,  duizenden  in  getal,  in  eene  noord- 
oosteiyke  directie  liet  drgven,  doch  dat  Sapoesa  met  zgne 
magt  aldaar  reeds  was,  om  hunne  vlugt  te  beletten,  het 
vee  voor  ons  weg  te  nemen,  en  hunne  magt,  tot  onze 
aankomst,  tegen  te  houden/' —  De  berigten  van  het  opper- 
hoofd Joob,  meldden,  rr  dat  Dingaan,  na  den  uittogt  van 
ons  kommando,  weder  100  ossen  naar  Pieter  Maritzburg  had 
gezonden,  doch  dat  de  manschappen  in  de  nab^heid  van 
Joob  gekomen,  ons  leger  ziende,  alsmede  de  krijgsmagt  van 
Joob  voor  den  oorlog  monsteren,  de  ossen  uit  vrees  achter  ge- 
laten en  de  vlugt  hebben  genomen;  dat  Joob  deze  ossen 
voor  ons  in  bezit  heeft  genomen  om  dezelve,  b^  de  terug- 
komst van  ons  leger,  aan  den  Hoofd-Kommandant  te  ver- 
antwoorden." —  Het  berigt  van  Mattowan  was:  rrdat  hy, 
in  vereeniging  met  de  magt  van  Joob,  dezen  avond  op  de 
plaatJs  dacht  te  z^n,  alwaar  de  Zoola's  op  Zondag,  den 
Igdeii  December  1838,  door  ons  leger  waren  verslagen  (eene 
distantie  van  vijftig  m^len  van  hier) ;  dat  zy  daar  de  rigting 
noordwaarts  zouden  occuperen,  en'  den  vyand  zijne  vlugt 
naar  dien  kant  beletten,  tot  dat  hij  van  den  Hoofd-Kom- 
jnandant   verder    order    zou    hebben  ontvangen;  dat  Din- 


Digitized  by 


Google 


£N    NEDËRZ13TTIKO    AAN    DB    VAALRIVIER.  123 

gaan  zijnen  magt  in  twee  kolommen  heeft  verdeeld,  de 
eerste  om  zijne  persoon  te  omsingelen  en  te  beschermen, 
en  de  andere  om  den  vijand  te  beoorlogen,  doch  dat  de 
Ofiicieren  van  Panda,  ook  met  krijgslist  bezield,  hun  leger 
mede  in  twee  kolommen  hadden  afgedeeld,  ten  einde  Dingaau 
zelve  en  zijne  armee,  tot  onze  aankomst,  staande  te  houden." 

Deze  berigten  in  overweging  genomen  zijnde,  liet  de 
Hoofd-Kommandant  aan  de  Officieren  van  Panda  dadelijk 
terug  weten,  rrdat  zij  den  vijand  hoegenaamd  niet  moesten 
aanvallen^  voor  dat  ons  leger  nab^  hen  was,  daar  zij  mis- 
schien voor  den  vijand  te  zwak  mogten  zijn,  en  dus  door 
den  vijand  zouden  kunnen  worden  overrompeld;  dat,  wanneer 
de  vijand  hen  aanviel,  zij  zich  dan  zoo  hevig  mogelijk  moes- 
ten verdedigen,  en  indien  zij  de  magt  van  den  vijand  niet  tot 
onze  aankomst  konden  wederstaan,  dat  zij  dan  niet  geheel- 
lijk  moesten  vlugten,  maar  altoos  manmoedig  retireren,  en 
tevens  den  vijand  van  oogenblik  tot  oogenblik  afspioneren, 
opdat  zij  met  alle  bewegingen  van  den  vijand  bekend  kon- 
den worden. "  —  Nadat  deze  order  was  afgezonden,  besloot 
de  Hoofd-Kommandant,  dat  wij  nu  zoo  hevig  mogelijk 
moesten  aanrukken,  om  heden  over  vier  dagen  in  de 
Hoofdstad  van  Dingaan  te  kamperen,  zijnde  eene  distantie 
van  120  mijlen  van  hier. 

Den  28'^*".  Dezen  morgen,  zond  de  Hoofd-Kommandant, 
behalve  vier  differente  patrouilles-,  nog  100  vooruit,  ten  einde 
eenen  weg  over  den  Honigberg  te  maken;  en  ten  8  uren 
beklommen  wij  den  berg,  met  onze  zestig  wagens.  De  weg 
hierover  was  zeer  zwaar  en  schuins;  onze  wagens  moesten, 
op  Terscheidene  schuin  ten,  van  groote  klip-rotsen  afspringen, 
zoodat  zelfs  de  fraage  kapwagen  van  den  Heer  Wessels  om- 
sloeg, en  de  geheele  kap  aan  stukken  brak.  Ten  1  ure^  dezen 
middag,  waren  al  onze  wagens  den  berg  over;  w^  ontspanden 
toen  eene  wijl,  en  een  uur  daarna  vervolgden  wij  onze  reis 
naar  de  Zand-rivier.  Voor  dat  wij  aan  de  Zand-rivier  kwa- 
men, doorwaadden  wij  de  Koolspruit,  eene  fraaije  rivier.  Het 
land  van  de  Toegala  tot  hiertoe  komt  mij  voor  veel  beter 
voor  schapen  en  bokken  te  zijn,  dan  in  het  District  Pieter- 
Maritzburg.    Het  geheele  land  is  vlak.    Men  ziet  hier  vele 


Digitized  by 


Google 


124  VERLIES    VAN    NATAL 

doornhoeken,    doch   schaars   van   loopend    water    voorzien. 

Den  29"*".  Wij  vertrokken  heden  van  de  Zand-riviér,  en 
arriveerden,  omstreeks  11  uren,  aan  de  Umsijatie  of  Baffel-ri- 
vïer,die  zeer  hoog  gerezen  was.  Doch  de  Hoofd-Kommandant, 
met  volle  geestdrift  vervuld  zijnde,  wilde  geen  oogenblik 
verzuimen  om  deze  rivier,  ofschoon  vol,  door  te  gaan,  omdat 
wij  alreeds  berigten  hadden  ontvangen,  dat  Dingaan  met 
zijn*  geheelen  aanhang  en  vee  aan  het  vlugten  was.  Wy 
trokken  dan,  met  de  grootste  moeijel^kheden  en  gevaren 
kampende,  de  rivier  met  onzen  langen  trein  wagens  over 
half-leer  water  door,  ontspanden  een  uur,  en  vervolgden  on- 
zen weg,  tot  dat  wij  ten  7  uren  aan  de  Bloed-rivier  aan- 
kwamen, zijnde  de  plaats,  alwaar  ons  leger,  op  Zondag  den 
16*"  December  1838,  de  geheele  Zoola-armée,  bg  hunnen 
gedetermineerden  aanval,  heeft  verslagen. 

Den  30"*".  Thans  marcheerden  wij,  als  het  ware,  door  eene 
woestijn;  —  wij  hadden  geenen  weg.  Buiten  de  gewone 
patrouilles,  die  uit  waren  om  voor  aanvallen  van  den  v^and 
te  waken,  zonden  wij  er  eene  voor  de  wagens  uit,  om  naar 
de  gelegenheid  van  het  veld  te  zien,  ten  einde  met  de  wa- 
gens in  eene  directe  rigting  naar  de  spelonk,  alwaar  zich 
Dingaan  bevond,  zonder  gevaar,  te  kunnen  voort  trekken. 
Met  dit  kommando  gingen  wij  eenen  weg,  10  k  12  mijlen 
hooger,  dan  wij  met  het  vorige  kommando  gedaan  hadden» 
daar  deze  weg  voor  ons  voordeellger  is,  om  den  v$and 
in  zijne  vlugt  te  stuiten.  Onze  patrouilles  vingen  twee  Kaf- 
fers, doch  bij  onderzoek  bleek  het,  dat  z^  volk  van  Joob 
waren;  zij  werden  dadelgk  weder  naar  het  kommando  van 
Joob  terug  gezonden.  Ten  5  ure,  kwamen  er  weder  twee 
Kaffers  van  het  leger  van  Panda,  hebbende  by  hen  een 
vlag,  door  den  Landdrost  van  Pieter-Maritzburg  aan  hen 
gegeven,  om  hen  van  de  v^andige  Zoola's  te  onderschei- 
den. De  vlag  is  aldus ;  [VR]  beteekenende  Volksraad.  Zij 
berigtten  den  Hoofd-Kommandant  frdat  Dingaan  van  voor- 
nemen was  naar  Matselikatse  te  vlugten,  zoo  als  zij  uit 
de  opgaaf  van  de  door  hen  gevangene  spionnen  hadden 
ontdekt,  doch  dat  hg  geen  kans  zag,  hoe  de  Knopneus- 
Kaflfers,    zonder    totale  vernieling,  door  te  komen;  dat  hi) 


Digitized  by 


Google 


£N   NfiDSEZETTiNO  AAN    DE    VAALRIVIBR.  125 

(Ie  aankomst  van  ons  leger  in  twijfel  begon  te  trekken, 
en  zich  in  eene  nabij  z^ne  stad  gelegene  spelonk  versto- 
ken hield,  tot  dat  hij  gelegenheid  zou  vinden,  om  nooid- 
waarts  te  vlugten."  Wg  zijn  nu  eene  groote  «cAo/C  van  de  Zool  a- 
Hoofdstad,  en  zullen,  zoo  wij  hopen,  morgen  weder  onverwgld 
oprukken,  ten  einde  onze  wapenen  op  den  vijand  te  rigten. 
Den  31'^^''.  De  Hoofd-Kommandant  besloot,  heden  met 
zijn*  Er^gsraad  het  lot  van  Tamboeza  en  Kombasana,  een 
Veldkomet  of  kleine  Kapitein,  te  beslissen.  De  Hoofd-Kom- 
mandant liet  ook  Panda,  en  zgne  bij  zich  hebbende  Ka- 
piteinen,  in  zijnen  Raad  zitting  nemen,  ten  einde  een  regt- 
vaardig  besluit  over  Tamboeza  en  zijn'  medgezel  te  ne- 
men. De  Hoofd-Kommandant  berigtte  Tamboeza  vooraf, 
dat  het  weg  vlugten  van  Dingaan,  met  al  onze  vermogens 
en  gestolen  goederen,  voor  zijn  lot  misschien  nadeelig  kon 
zijn.  Hij  verzocht  Panda,  het  geheele  voormalige  gedrag 
van  Tamboeza  en  zijn*  Veldkomet  Kombasana  opentlijk 
aan  den  Raad  mede  te  deelen;  waarop  Panda,  en  al  zijne 
Eapiteinen,  het  volgende,  in  aller  tegenwoordigheid  en  die 
van  Tamboeza,  mededeelden:  —  rrWij  hebben  alle  in  de  na- 
bijheid van  de  Hoofdstad  der  Zoola's,  alwaar  Tamboeza 
resideerde,  gewoond;  iedere  daad  van  hem  is  ons  bekend; 
en  wij  kunnen  plegtig,  voor  den  Alwetenden  God,  dien 
wij  door  ulieden  hebben  leeren  kennen,  voor  de  zon,  voor 
ulieden  en  de  wereld  zweren,  dat  Dingaan  nimmer  eenige 
groote  bloedvergieting  gebiedt,  zonder  de  expresse  toestem- 
ming van  Tamboeza,  als  een  van  zijne  geheime  Raden, 
daarvoor  te  hebben  bekomen.  Tamboeza  stelde  altoos  aan 
zijnen  Koning  voor,  |om  deze  of  die  kraal  Zoola's,  voor 
de  geringste  misdaden,  met  vrouwen  en  kinderen  te  doen 
verdelgen,  hetgeen  altoos  door  den  Koning  en  Umslela 
werd  toegestemd." 

rrDezelfde  Tamboeza  heeft  ook  bij  den  Koning  aangedron- 
gen, om  uwen  Gouverneur  Relief  en  manschappen,  alsmede 
de  vrouwen  en  kinderen  uwer  natie  te  doen  vermoorden ; 
hij  heeft  zelfs  de  toestemming  des  Konings  bekomen,  mij 
te  vermoorden,  omdat  ik  niet  genegen  was  tegen  ulieden 
te  oorlogen;  h^  zelf  had  mi)  aan  den  arm,  en  leidde  m^ 


Digitized  by 


Google 


126  VERLIES    VAN    NATAL 

naar  de  geregtsplaats,  ten  einde  mij  te  vermoorden;  doch 
mgne  moeder,  ook  de  stiefmoeder  van  Dingaan  zijnde,  ver- 
loite  my  van  m^nen  dood,  met  haar  smeekende  aandrin- 
ging by  den  Koning." 

De  Hoofd-Rommandant  vroeg  Tamboeza  toen,  of  hij  ge- 
hoord had,  wat  Panda  en  zijne  Kapiteinen  zeiden,  en  of 
hij  tot  z^ne  verschooning  iets  te  zeggen  had.  mO!  neen/* 
zeide  hij,  u  ik  heb  daar  niets  tegen  te  zeggen;  al  het- 
geen Panda  gezegd  heeft  is  de  waarheid.  Ik  ben  gene- 
gen, voor  m^ne  menigvuldige  misdaden  te  sterven;  doch 
deze  man  (Eombasana),  die  aan  mij  geboeid  is,  is  on- 
schuldig en  den  dood  niet  waardig."  —  Panda  zeide  dade- 
lyk:  fiO  neen;  hij  heeft  altoos  alle  kwaad  bij  den  Koning 
ten  nadeele  van  anderen  aangevoerd,  hetzij  waarheid  of  leu- 
gens, alleen  om  een  gunsteling  van  den  Koning  te  bl^ven,'^ 

De  Hoofd-Kommandant  ging  toen  over,  met  advies  en 
consent  van  z^nen  Kr^gsraad,  Tamboeza  en  Kombasana 
tot  den  dood  te  veroordeelen.  ^)  H^  scherpte  hun  ernstig  in, 
dat  z^  na  den  dood  voor  eenen  anderen  Regter  zullen 
verschenen,  en  dat  de  Almagtige  hen,  door  zyne  €rodde- 
lyke  genade,  indien  zij  van  harte  hunne  zonde  en  misda- 
den voor  Hem  beleden,  van  eeuwige  straffen  zou  vr^- 
maken;  —  in  het  kort,  de  Hoofd-Kommandant  deed  alles 
wat  in  z^n  vermogen  was,  om  hun  de  kennis  van  het  be- 
staan van  een  Opperwezen  in  te  boezemen.  Z^  werden 
eenige  uren  daarna,  door  een  wacht  burgers  naar  eene  nabij 
gelegene  rivier  gebragt,  en  ondergingen  manmoedig  hunne 
welverdiende  straf. 

Daarna  werd  een  man,  met  name  van  Deventer,  voor 
den  Kr^gsraad  gebragt,  en  beschuldigd  van  den  vorigen 
avond  een  jongen  Engelschman,  met  name  Howard,  zon- 
der eenige  redenen  te  hebben  getergd,  en  de  schande - 
Igkste  provocatie  tot  ongenoegen  gegeven,  tot  dat  Howard 
iets  ten  nadeele   van  hem  zeide,   wanneer  hg  (vap  Deven- 


*)  Het  is  deze  veroordeeling,  die  de  Heer  Cloete  —  zie  bl.  97  — 
de  ëënige  vlek  noemt,  op  het  gedrag  der  uitgewekenen  ten  aanzien 
hunner  vijanden. 


Digitized  by 


Google 


EN    NEDERZETTING    AAN    DE    VAALRIVIER.  127 

ter)  van  z^n'  wagen  sprong,  en  Howard  eenige  vuistsla- 
gen toebragt.  Daarna  ging  van  Deventer  weder  op  z^n 
wagen  zitten,  en  vervolgde  met  Howard  to  tergen,  tot  dat 
Howard  hem  weder  uitschold ;  als  wanneer  van  Deventer 
voor  de  tweede  maal  van  den  wagen  sprong,  en  Howard 
weder  eenige  vuistslagen  toebragt;  waarop  Howard  naar 
een  geweer  greep,  en  van  Deventer  daarmede  dreigde,  tot 
dat  eene  wacht  aan  van  Deventer  z^ne  onwettige  hande- 
lingen heeft  belet.  Van  Deventer  erkende  zgne  misdaad 
dadelijk,  en  verzocht  dat  de  Baad  hem  z^ne  misdaad  wilde 
vergeven,  zonder  hem  eene  schandelgke  straf  aan  te  doen, 
onder  belofte  dat  hij  het  nimmer  weder  zou  doen.  De 
Hoofd-Eommandant  zeide  hem,  dat  hy  ditmaal,  om  zijne 
onderwerpende  belijdenis,  zou  worden  gepardonneerd,  maar 
dat  hy  ,  rekenen  kon,  indien  hij  een  onzer  onderdanen 
weder  aanrandde,  dat  hij  zekerlijk  voor  eenige  dagen,  door 
den  Raad  te  worden  bepaald,  met  vast  geboeide  handen, 
achter  het  leger  zou  moeten  stappen;  dat  het  den  ster- 
ken man  hier  niet  wordt  toegelaten  den  zwakkeren  door 
zpe  kracht  te  overweldigen.  De  Hoofd-Kommandant  zei- 
de toen  aan  Howard,  dat  het  de  kaatste  maal  moest  z^n, 
dat  h^  zich  van  een  doodelijk  wapen  bediende,  om  zijne 
evennaasten  te  dreigen;  dat  h^,  bg  zoodanige  provocatiën 
als  deze,  zich  bij  den  regter  moest  vervoegen,  en  dat 
hij  aldan  ondervinden  zou,  dat  er  zoowel  voor  hem,  als 
voor  anderen,  regt  zal  zijn ;  terwijl  hij  bij  eene  tweede  over- 
treding van  dien  aard,  als  een  tot  moorden  geneigd,  zou 
worden  aangemerkt.  —  Na  den  afloop  van  deze  teregt- 
stellingen^  ontving  de  Hoofd-Eommandant  een  rapport  van 
het  leger  van  Panda,  rr  dat  hetzelve  Dingaan  bijna  had  ach- 
terhaald, en  dat  zij  niet  twijfelden,  of  zij  zouden  reeds 
met  eikanderen  gevochten  hebben,  indien  Dingaan  niet  te 
haastig  vlugtte."  De  Hoofd-Konmiandant  deed  dadelgk  we- 
der aan  Nonklaas,  de  Hoofdbestierder  van  het  leger  van 
Panda,  weten,  dat  zij  zoo  haastig  mogelijk  moesten  aan. 
nikken,  en  Dingaan  in  zijne  vlugt  stuiten,  tot  dat  z^n  le- 
ger aankwam.  W^  zouden,  ten  minste  eene  week  geleden, 
reeds  in  gevecht  met    Dingaan  z^n   gekomen,  hadden  w^ 


Digitized  by 


Google 


128  VERLIES   VAN    NAT  AL 

niet  7  dagen  naar  50  man  moeten  wachten^  die  nog  niet 
b§  ons  leger  waren.  Onze  patrouilles  hadden  in  den  loop 
dezer  week  een  groot  gedeelte  van  het  land  der  'Zoola's 
doorkruist  en  13  van  de  vijanden  doodgeschoten.  —  Wij 
vervolgden  ónze  reis  dezen  dag  door  de  onbekende  woes- 
tijnen, en  legerden  ons  om  «^  ure  voor  eénige  dubbele  her- 
geuy  welke  wij  niet  in  staat  zullen  zijn  zonder  groote  moeite 
te  kunnen  doorkruisen. 

Den  V^^  Februar^.  Nadat  de  Hoofd-Kommandant  dezen 
morgen  verscheidene  patrouilles  had  uitgezonden,  ten  einde 
door  de  voor  ons  liggende  dubbelde  bergen  eenen  weg  te 
zoeken,  kwam  omtrent  één  uur  daarna,  een  Kaffer  van  het 
leger  van  Panda,  en  berigtte  ons,  rrdat  Nonklaas,  de  Hoofd- 
bestierder van  het  leger  van  Panda,  eergisteren  slaags  was 
geweest  met  drie  regimenten  van  Dingaan;  dat  zij  twee 
geheele  regimenten  van  Dingaan  tot  den  laatsten  man  had- 
den omgebragt,  en  dat  een  gedeelte  in  de  bosschen  is  gevlugt; 
dat  zij  zoo  veel  beesten  thans  voor  ons  in  bezit  hebbeu, 
als  zij  kwal^k  kunnen  hoeden.*' — Daar  evenwel  onze  vor- 
dering tegen  de  Zoola's  niet  meer  is  dan  40,000  beesten, 
besloot  de  Hoofd;Eommandant,  op  het  vertrouwen  door  den 
Volksraad  in  hom  als  een  eerlijk  kr^gsman  gesteld,  niet 
meer  dan  de  gezegde  40,000  beesten  te  nemen,  ofschoon 
w^  ook  tienmaal  dat  getal  in  ons  bezit  zouden  krggen, 
daar  w^  maar  alleen  de  verliezen  der  beroofde  onder- 
danen willen  vergoed  hebben.  —  Verder  deelde  de  berigt- 
brenger  mede,» dat  Dingaan  nog  slechts  twee  regimenten  had, 
z^nde  z^ne  l^fgardO;  met  welke  hij  langs  de  Pongola-rivier, 
200  m^len  ten  noorden  van  zijne  Hoofdstad,  was  ge- 
vlugt, doch  dat  Nonklaas  hem  met  zijne  armee  was  nage- 
volgd, om  hem  in  zijne  vlugt  te  stuiten,  en,  indien  moge- 
lijk, hem  te  vangen."  Er  werd  dus  besloten,  dat  wg  over- 
morgen ons  leger  op  eéne  geschikte  plaats  vast  in  elkander 
zullen  trekken,  en  Dingaan,  onder  geleide  van  onzen  Hoofd- 
Eommandaut,  met  250  burgers  te  paard  achtervolgen,  om, 
indien  mogelijk^  aan  de  Zoola-natie  den  moed  en  de  magt 
te  benemen,  om  langer  den  aardbodem  met  onschuldig  bloed 
te  bevlekken.  Bene  onzer  patrouilles  keerde  intusschen  naar 


Digitized  by 


/ 


Google 


EN   MEDEBZfiTTING    AAN    DK    VAALRIYIKR.  129 

het  kamp  terug,  en  berigtte  den  Hoofd-Kommandant,  dat 
wij  met  moeite  de  bergen  zouden  kunnen  doorkomen.  Wij 
begonnen  daarop  dadelijk  ons  leger  op  te  breken,  ten  einde 
onze  reis  te  vervolgen;  doch  fraren  daarmede  naauwelijks 
bezig,  of  er  kwam  eene  patrouille,  met  berigt,  dat  eene  partij 
Kaffers  met  groote  troepen  beesten  ten  noorden  van  ons 
leger  voorbij  trok.  Dadelgk  daarep  liet  de  Hoofd-Kom- 
mandant  het  leger  weder  vast  in  elkcmder  stooien,  en  zond 
Kommandant  Lombaard  met  200  mim  naar  de  voorbij  trek- 
kende Kaffers  en  beesten,  doch  zoodra  de  Kommandant 
bg  hen  kwam,  wierpen  zij  hunne  wapenen  neder,  en  rie- 
pen uit:  »dat  zij  volk  van  Joob  en  Mattowan  waren,  en 
dat  zg  naar  ons  leger  zochten.*'  Hun  werd  door  Komman- 
dant Lombaard  veel  lof  voor  hunne  getrouwheid  toegekend 
en  geboden  het  vee  naar  ons  leger  te  drijven.  Heden  avond 
kwam  ook  de  voorklomp  vee  bg  ons  leger,  zijnde  600,  en 
wg  verwachten  den  achterUomp  morgen,  zijnde  ten  minste 
2^600  beesten.  Hiermede  kunnen  wij  de  wereld  overtuigen 
dat  het  zeker  niet  onze  tiranng  is,  die  alle  heidensche  vol- 
ken toevlugt  tot  ons  doet  nemen.  —  Wij  laten  het  gevecht 
tusschen  ons  en  Dingaan,  met  het  kommando,  ten  volle 
aan  hen,  om  hunne  getrouwheid  aan  ons  op  de  proef  te 
stellen;  doch  ik  verblijd  mij  te  kunnen  zeggen,  dat  niemand 
ons  trouwer  kan  behandelen,  dan  onze  nieuw  aangenomen 
bondgenooten.  —  Zij  declareren  allen,  van  stam  tot  stam 
te  zamen,  dat  zij  nimmer  zoo  veel  regtvaardigheid  en  vrijheid 
hebben  genoten,  als  zij  thans  genieten,  en  dat  zij  voortaan 
tot  alle  diensten,  waartoe  wij  hen  mogten  vereischen,  het 
zg  bij  dag  of  nacht,  op  een  oogenblikkelijk  bevel,  voor 
ons  zullen  gereed  z^n.  —  De  Hoofd-Kommandant  zond 
ook  dezen  dag  de  Heeren  Christiaan  Muller  en  Isaak 
Abraham  van  Niekerk  met  een'  Tolk  naar  het  leger  van 
Panda  ten  einde  te  vernemen,  of  er  eenige  juistheid  is 
in  de  rapporten,  die  wij  gedurig  van  Nonklaas  ontvangen. 
Er  is  geen  eer  of  lof  te  bedenken,  welke  ik  niet  verpligt 
ben  den  WelEd.  Heer  Pretorius ,  in  zijne  betrekking  als 
Hoofd-Komnllindant,  voor  zijne  manmoedigheid  en  onverbe- 
terl^ke  plannen,  toe  te  kennen.  Hij  houdt  zich  ook  stellig 

9 


Digitized  by 


Google 


130  VERLIES    VAN    NATAL 

aan  bet  21'^  Art  van  z^ne  Instructie^  dat  is:  irzorg  Ie  dra- 
gen, dat  er  geen  onschuldig  bloed  zal  worden  vergoten/' — 
Onze  geëerde  Hoofd-Eommandant  houdt  zich  dikwijls,  in 
publieke  bgeenkomsten,  in  het  leger  bezig,  bij  zijne  Veld- 
Kommandanten  en  Veldkometten  aan  te  dringen,  om  den 
jongelingen  onder  hun  gebied  in  te  boezemen,  dat  onze  over- 
winning over  onze  ontelbare  vijanden  niet  alleen  aan  onze 
dapperheid  kan  worden  toegeschreven,  maar  dat  wij  den 
Barmhartigen  God,  den  Vader  des  Heelals,  en  den  Regt- 
vaardigen  Regter  over  Koningen  en  Vorsten^  alleen  den  lof 
van  onze  overwinningen  moeten  toekennen;  terwijl  het  voor 
ons,  zonder  zijne  Goddelijke  hulp,  onmogel^k  zou  z^n, 
over  dit  magtig  volk,  in  overwinning  te  kunnen  triumferen. 

Zondag  den  2^**^  bleven  wij  weder  met  ons  leger  alhier  stil 
liggen,  om  onze  gewone  Godsdienst  aan  den  Heere  toe  te 
wijden,  even  gelgk  wij  voorleden  Zondag  hebben  gedaan. 
W^  hielden  daarb^  eene  dankzegging  aan  den  Opperheer, 
voor  de  voorspoedige  overwinning,  die  onze  bondgenooten 
over  het  grootste  deel  van  onze  vlugtende  vijanden  hebben 
behaald.  In  den  namiddag  kwam  een  klein  gedeelte  van 
het  volk  van  Joob  met  2,400  beesten  aan,  en  berigtte  obb, 
dat  wij  op  morgen,  door  hun  ander  volk  en  van  Mattowan^ 
driemaal  dat  getal  zouden  ontvangen.  Intusschen  kwamen 
onze  afgezanten,  de  Heeren  Muller  en  van  Niekerk,  terug, 
en  berigtten  den  Hoofd-Kommandant:  rr  dat  er  alle  juist- 
heid in  de  rapporten  van  Nonklaas  bestaat;  dat  zij,  volgens 
alle  blijken,  twee  regimenten  van  Dingaan  hebben  vernield, 
maar  dat  er  ook  een  groot  gedeelte  van  het  volk  van  Panda 
is  gesneuveld  en  gewond;  dat  Nonklaas  de  armee  van  Din* 
gaan  (zijnde  volgens  schatting  3  k  4,000  man  sterk)  op 
.morgen  naar  ons  leger  zou  draven,  om  ons  in  de  gele- 
genheid te  stellen,  hen  weder  de  krachten  onzer  wapenen 
te  doen  gevoelen."  Het  komt  onzen  afgezanten  voor,  alsof 
het  volk  van  Panda  en  dat  van  Dingaan,  omtrent  even  sterk 
z^de,  elkander  vreezen.  De  Hoofd-Eommandant  deed  220 
man  gereed  maken,  om  morgen  den  v^and'aan  te  vaUen. 

Den  3^*°.  Dezen  morgen  trok  de  Hoofd-Kdfbmandant  met 
220  man  uit,  om  den  vijand  te  ontmoeten;  en  toen  hy  om- 


Digitized  by 


Google 


£M   NEDBSZETTING    AAN    DE    VAAIiRIVlBR.  131 

trent  een  uur  ten  noord-oosten  van  ons  leger  was,  kwam 
een  onzer  spionnen  ons  te  gemoet,  en  berigtte  den  Hoofd- 
Konunandant,  dat  de  v^anden  op  de  eerste  bank  van  den 
Toor  ons  liggenden  berg  waren;  maar  dat  zij  onze  aankomst 
moesten  bemerkt  hebben^  en  gevolgelijk  vlugtende  waren. 
De  Hoofd-Kommandant  zond,  op  dit  berigt,  dadel^k  den 
Kommandant  Lombaard  met  25  ligte  mannen,  om  den  v^- 
and  in  front  onverw^ld  op  te  volgen^  terwijl  de  overigen 
ook  zonder  het  minste  verzuim  den  v^and  vervolgden.  Doch 
wg  troffen  het  juist  ongelukkig;  want  de  vijand  vlood  in 
eene  akelige  spelonk,  en  •  een  zwaar  mistig  weder  bedekte 
de  omliggende  bergen  en  kloven,  zoodat  wij  noch  den 
v^and  noch  eene  gelegenheid  konden  zien  om  hem  op  te 
kogelen.  Dit  hoorden  w^  hen  duidel^k  zeggen  rrhier  is  (mo- 
loenkoes)  witte  menschen,  laten  w^  uit  eikanderen  vlugten, 
soo  veel  wij  kunnen,  om  ons  leven  te  redden.  Tegen  deze 
menschen  is  er  voor  ons  geen  kans  een  oogenblik  te  vech- 
ten," —  en  zij  sifUen  uit  eüeanderen;  ziodat,  toen  zij  Non- 
klaas  voorbg  vlugtten,  zij  ten  minste  in  60  differente  klom- 
pen waren,  en  zich  naar  verschillende  oorden  verspreidden.  — 
W^  trokken  ten  10  ure  met  ons  kommando  deze  spelonk 
door,  en  keerden  tegen  den  avond  naar  ons  leger  terug 
met  voornemen  om  overmorgen  naar  de  Pongola  op  te 
trekken,  en  alles  aan  te  wenden,  wat  in  ons  vermogen  is, 
om  Dingaan  zelven  in  handen  te  kragen,  en  daardoor  een 
einde  aan  den  oorlog  te  maken. 

Den  4"^*".  Dezen  morgen,  werd  een  man  voor  den  Hoofd- 
Komuuidant  en  Kr^gsraad  gebragt,  en  beschuldigd  van 
gisteren,  b^  afwezigheid  van  den  Hoofd-Kommandant,  en 
zonder  verlof  daartoe  drank  te  hebben  verkocht  en  daar- 
door verscheidene  menschen  in  het  leger  in  staat  van 
dronkenschap  te  hebben  gesteld.  Deze  misdaad  werd  door 
den  Hoofd-Kommandant  en  Krggsraad  voor  zeer  verfoeijelijk 
veAlaard,  en  de  Ki^gsraad  besloot,  dat  de  vaten  van  gemel- 
den  persoon  onverwgld  zouden  worden  verzegeld,  en  het  ver- 
koopen  van  drank  stellig  belet.  Kommandant  Lombaard  werd 
gevolgel^  gd)oden,  om  met  een'  Veldkornet  naar  den  wagen 
vaa  F.  M.  Lingenfelder  te  gaan,  en  alle  tappen  zgner  vaten 
toe  te  slaan,  en  op  deA  bodem  af  te  zagen.  9* 


Digitized  by 


Google 


132  V£BLI£B   VAN   NATAL 

De  Hoofd-Eommandant  deed  250  man  kommanderen» 
ten  einde  op  morgen  naar  de  Pongola  voort  te  trekken 
en  Dingaan  te  vervolgen.  Ook  heeft  de  Hoofd-Komman- 
dant  dezen  morgen  zijn  3**  officiële  rapport  aan  den  Wel- 
Ed.  Heer  J.  P.  Zietsman,  als  Landdrost  van  Pieter*Ma- 
ritzburg  afgezonden,  opdat  genoemde  Landdrost  hetzelve 
bij  de  eerste  vergadering,  aan  den  Hoog  Achtbaren  Volks- 
raad  kan   voorleggen. 

Den  5**".  Wij  vertrokken  dezen  morgen  met  250  man, 
in  eene  noord-oostelijke  directie  van  ons  leger,  ten  einde 
te  zieoi  of  onze  vijanden  nog  moed  hadden  het  gebulder 
onzer  geweren  en  kanonnen  te  wederstaan.  Wij  trokken, 
gedurende  dezen  dag,  verscheidene  bergen,  spelonken  en 
kloven  door;  wij  doorwaadden  ook  ten  minsten  honderd 
loopende  waterstroomen;  doch  konden  niets  van  den  v^and 
ontdekken.  Wij  legerden  ons  kamp  vervolgens  ten  8  ure 
onder  eenen  berg,  hadden  onze  paarden  allen  opgezadeld, 
en  aan  elkander  in  een'  kring  gebonden;  wy  zetteden  ook 
dubbelde  wachten  uit,  om  voor  aanvallen  van  den  v^and 
te  waken;  doch  omtrent  10  ure  in  den  nacht  begon  het 
zóó  hevig  te  regenen,  dat  wij  tot  op  onze  huiden  nat  waren. 

Den  6**".  Met  het  opgaan  van  de  zon  vervolgden  wij  on- 
zen marsch  geheel  noordwaarts,  of  wij  misschien  daardoor  met 
de  bewegingen  van  den  vgand  konden  bekend  worden ;  doch 
niets  van  den  vijand  ontwarende,  keerden  wij  weder  van 
daar  oostwaarts  terug,  en  ontzadelden  omstreeks  9  ure  onze 
paarden,  om  hen  en  ons  zelven  weder  met  wat  voedsel  te 
versterken.  Nadat  wij  alhier  twee  uren  hadden  vertoefd,  en 
juist'  weder  aan  het  opzadelen  waren,  ontvingen  wij  van 
Nonklaas  berigt,  rr  dat  eene  partg  Zoola's  zich  in  eene  zeke- 
ren klipkop  hadden  verscholen.*'  Dadelyk  lieten  wij  ons  naar 
dien  klipkop  door  een  van  het  volk  van  Panda  geleiden,  om- 
singelden den  krans  oogenblikkel^k,  en  de  Hoofd-Kommandant 
liet  aan  de  in  din  krans  z^nde  v^anden  door  zijnen  tolk  zeg- 
gen: o  dat  zij  allen  ongewapend  moesten  uitkomen,  en  dat 
hun  leven  daardoor  zou  gespaard  worden."  Doch  z^ 
gaven  ons  geen  antwoord  op  onze  herhaalde  voorstellen, 
zoodat  de  Hoofd-Kommandant  toen  den  Kommandant  Lom* 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZETTING  AAN  DE  TAALRIVIER.       133 

baard  met   25    man   de  kransen   liet  inkrnipen,   en  bevel 
ga^  ttom  ieder  man,  dien  z^  voor  de  trompen  hunner  ge- 
weren in  die  grot  aantroffen,  te  dooden;  maar   dat  zij   de 
meiden  en  kinderen  moesten  sparen/'  Inmiddels  stelde  de 
Hoofd-Kommandant   het  overige    van   zijne   magt  rondom 
den   krans,   om    de  er  uit  vlugtende  vijanden   op    te  van- 
gen;   terwijl    deze    dappere    25    mannen   den  krans  met 
bedaardheid  inkropen,  en  in  de  naauwe,  donkere  klipscheu- 
ren  drie  man  van  den  vijand  doodschoten.  Toen  nu  de  ove- 
rige mannen,   vrouwen    en    kinderen,   uit   vrees   voor    het 
akelige  gekraak  der  schoten,  in  die  naauwe  grot  uitriepen : 
rrdat  iSij  nu  allen  zouden  uitkomen,^'  hield  het  schieten  op; 
en  er  kwamen  toen  twee  Zoola's,  en  een  door  de  Zoola's 
bjgsgevangen   Knopneus-Kafifer^   benevens   50  meiden  en 
kinderen,  te  voorschijn.    De   Hoofd-Eommandant   liet  alle 
noodige  vragen  aan  deze  drie  mannen  doen,  om  iets  van 
Dingaan  te  ontdekken;   doch  zij  wisten  van  hem  niets  te 
zeggen.  Omtrent  een  half  uur  daarna  sprongen  deze  twee 
gevangene  Zoola's,  nadat   zij  alle  vriendelijkheid  van   ons 
hadden  ondervonden,  op  en  liepen  in  vollen  spoed  weder 
naar  den    krans.    De  Hoofd-Kommandant  gebood  dadel^k 
op  hen  te  vuren^  en  z^  werden  «als  ziften  uit  eikanderen 
geschoten.  Big  gelegenheid  van  deze  inkruiping  was  Kom- 
mandant  Lombaard  en  ook  eenige  zijner  mannen  zeer  ge- 
vaarlek   in    de    grot    geplaatst;    een   Zoola   was   in  eene 
naauwe    rots-scheur    gekropen,    en    had    eene   groote   klip 
voor  zich,  van  waar  hij  herhaaldelijk  groote  klippen,  met 
zoo  veel  woede   naar  Kommandant  Lombaard,  de  Heeren 
Jae.  IJ7S,  A.   Landman,   jonge  }faritz,  Ste^n,  en  anderen 
wierp,  dat,   indien   hij  een    hunner  had  getrofifen,  het  ge- 
volg zeer    zeker    doodelijk    zo«    zyn   geweest.    Nonklaas, 
die  met  zijn  kommando  onze  omsingeling  had  aanschouwd, 
kwam   naderhand   in   persoon    naar  ons  toe,  doch  kon  in 
geene    woorden    z^ne    verwondering    over     de     welbera- 
denheid    onzer    manschappen    uitdrukken.   Hg  zeide:  rfdat 
h^  nimmer  eenige   kans  zou  gezien  hebben,  om  hen  met 
zgn  volk    uit  dezen  krans  te  krggen."  —  Hij  sloeg  toen 
den  Hoofd-Kommandant ^p  den  schouder;  en  zeide:  rrgij 


Digitized  by 


Google 


134  VERLIES    VAN   NAT  AL 

zijt  toch  waarlijk  menschen,  die  voor  niets  vreezen.*'  — 
Na  dit  alles  trokken  wij  ten  ëën  uur  verder  voort,  doch, 
ten  gevolge  van  den  aanhoudenden  regen,  waren  wij  ver* 
pligt,  zoo  vroeg  als  ten  3  ure,  ons  nabg  eene  verlatene 
Zoola-kraal  te  legeren,  alwaar  wg  vele  matjes,  door  de 
gevlugte  Zoola's  van  gras  gemaakt,  tot  onze  dienst  von- 
den; wij  maakten  daarvan  voor  ons  schermen,  om  voor 
den  regen  min  of  meer  te  kunnen  schuilen. 

Den  7*'°.  Door  den  aanhoudenden  regen,  dien  wij  sedert 
gisteren  middag  hadden,  waren  wy  verpligt,  dien  dag  al- 
hier stil  te  blgven  liggen.  Wij  vonden  hier  een'  overvloed 
van  milies  (maïs),  en  hielden  ons  voor  tijdkorting  meesten- 
deels onder  onze  schermen  bezig  met  milies  te  braden.  Ia 
den  middag  kwamen  er  twee  Zoola's,  gezamenl^k  met  Non- 
klaas,  naar  den  Hoofd-Kommandant,  en  zeiden :  rrdat  z^ 
in  naam  van  Kuana  en  Mapita  naar  den  Hoofd-Komman- 
dant  waren  gekomen,  om  hem  en  alle  "witte  menschen  om 
genade  en  verlossing  te  smeèken.  Dat  deze  twee  Kapiteins 
(z^nde  nog  de  twee  voornaaQiste,  die  Dingaan  bij  zich  had) 
Dingaan  reeds  lang  hadden  willen  verlaten,  om  van  zgne 
tirannij  verlost  te  worden,  doch  dat  Dingaan  hen  altoos 
alle  gelegenheid  had  ontnomen  van  te  kunnen  ontvlugten, 
behalve  toen  het  gevecht  tusschen  het  volk  van  Panda 
en  Dingaan,  welk  laatste  zy  kommandeerden,  plaats  vond; 
dat  zij  de  voorregten  en  het  geluk  inzagen,  welke  Panda 
en  zijn  volk  onder  de  witte  menschen  genoten,  en  met 
al  hun  volk,  bestaande  genoegzaam  uit  de  geheele  vgan- 
del^ke  magt,  naar  de  witte  menschen  verlangden  te  komen, 
indien  zij  genade  bij  ons  mogten  vinden."  —  De  Hoofd- 
Kommandant  sprak  met  volle  bedaardheid  de  boodschap- 
pende Zoola's  aldus  aan :  VIk  ben  gelast  en  ben  uit  eigen 
gevoelen  daartoe  ook  ten  volle  genegen,  om  alle  mensch- 
lievendheid  aan  ieder  schepsel  te  bewezen.  Zegt  aan  uwe 
Kapiteins,  dat  zg  morgen  naar  mijn  kamp  moeten  komen  ; 
dat  ik  do  vgandige  Zoola's,  onderdanen  van  Dingaan,  we- 
derom in  vriendschap,  als  onderdanen  van  onze  Maatschap- 
p^,  of  onder  het  bondgenootschap  van  Panda,  zal  aanne- 
men;   dat   gijlieden   het   u   tot  gAik  kunt  rekenen,  dat  ik 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDERZETTING    AAN    DE    VAALRIVIER.  135 

met  mi}a  kommando,  vier  dagen  geleden,  door  het  zware 
mistige  weer  was  verhinderd,  want  dat  mijn  voornemen  was, 
op  ulieden  met  alle  krachten  uit  te  bulderen;  terw^l  er, 
indien  wij  schoon  weer  hadden  gehad,  geen  derde  van  ulie- 
den het  geweld  onzer  wapenen  zou  ontkomen  z^n.**  Op 
deze  uitdrukkingen  schenen  de  Zoola's  de  ware  doodskleur 
op  hunne  lippen  te  hebben.  rrMaar,*'  vervolgde  de  Hoofd- 
Kommandant,  rfzoo  verwoed  als  ik  eerst  op  ulieden  was, 
zoo  vriendelijk  zal  ik  ulieden  weder  als  onderdanen  be- 
handelen.  Vraagt  aan  Nonklaas,  hoe  onze  behandeling 
jegens  hem  is?"  —  rfOch,"  antwoordde  Nonklaas,  lagchende: 
flik  behoef  dit  niet  eens  te  expliceren;  hier  kan  ik,  als 
een  aangenomen  kind,  in  vrijmoedigheid  met  dezen  grooten 
Heer  discoureren,  daar  ik  voormaals,  als  een  uitgeschopte 
hond,  voor  al  mijne  trouwe  diensten,  bij  m^nen  voormali- 
gen  Koning  heb  moeten  kruipen.  Komt  hier  met  uwe  Ka- 
piteinen  en  volk,  en  g^  zult  vrijheid  als  een*  vogel  heb- 
ben.'* —  De  HQofd  Kommandant  waarschuwde  hen  daarop 
stelb'g,  aan  hunne  Kapiteinen  te  boodschappen,  rrdat  er  nu 
voor  hen  een  gelak  open  stond;  dat  zij,  voor  morgen  te 
12  uren,  bij  hem  moesten  zijn ;  dat  hij  tot  dien  tijd  stilstand 
van  wapenen  zou  houden;  maar  dat  hij,  indien  zij  nog 
afwezig  bleven,  alle  Zoola's  als  bloedige  v^anden  zou  doen 
ombrengen."  Hierop  verlieten  zg  ons  kamp  in  den  meesten 
spoed,  om  hunne  Kapiteinen,  met  al  hetgeen  zij  gehoord 
hadden  bekend  te  maken. 

Den  8***° .  Wij  trokken  dezen  morgen  verder  voort,  naar 
de  Pongola,  en  arriveerden  ten  9  ure  op  den  rand  of  de  per- 
pendiculaire rots  van  gemelde  rivier,  en  konden  van  hier 
de  geheele  rivier  met  een'  verrekyker  zien ;  deze  is  in 
grootte  omtrent  met  de  Toegala  gelijk,  doch  met  zware 
doornen  begroeid.  Het  land  van  hier  tot  aan  de  Pongola 
is  zóó  ongelegen  en  hobbelig,  dat  wij  geen  kans  zagen, 
onze  wagens  tot  d^^  te  vervoeren;  doch  aan  de  overzij- 
de van  de  rivier  is  het  land  geheel  vlak,  ten  minste  12 
mijlen  ver.  Tot  nog  toe  konden  wij  van  Dingaan  niets 
vernemen,  dan  alleen  dat  hij  voor  vijf  dagen  de  Pongola, 
die  toen  ledig  was,   met   eenige  zijner    vrouwen    en   vee- 


Digitized  by 


Google 


136  VERLIES    YAN    NAT  AL 

wachters  door  gevlugt  was,  geheel  over  zijne  limieteo.  Geen 
kommando  kunnen  w^  van  hem  vernemen;  niets  anders 
dan  honderde  klompen  Zoolaas,  die  van  hem  waren  gevlugt 
en  ons  om  vrede  vroegen,  welke  wi)  hun,  zonder  eenige 
verdere  vervolging  gaven.  Volgens  de  dagelijks  inkomende 
rapporten,  heeft  Dingaan  niet  meer  dan  circa  100  man, 
die  hg  tot  den  kr^g .  kan  gebruiken,  Al  zgn  volk  is  thans 
met  de  bitterste  gevoelens  jegens  hem  bezield,  Zij  zou- 
den hem,  voor  zgne  vorige  tirannij,  met  hunne  tanden  kun- 
nen verscheuren.  W^  kunnen  yolstrekt  niet  ontdekken 
waar  Dingaan  zelf  is,  omdat  sedert  het  gevecht  tusschen 
hem  en  Panda,  niemand  hom    weder  heeft   gezien. 

De  Hoofd-Eommandant  was  ten  volle  opgewekt,  om 
Dingaan  nog  acht  dagen  over  de  Pongola  te  vervolgen; 
doch  daar  er  reeds  10  paarden  van  ons  door  de  paarden- 
ziekte  binnen  2  dagen  waren  gestorven,  en  wij,  door  de 
laagheid  en  zoetheid  van  het  veld  aan  de  overzgde  der 
Pongola,  redenen  hadden  te  veronderstellen,  dat  wg  ten 
minste  10  paarden  dagel^ks  zouden  verliezen,  besloot  de 
Hoofd-Kommandant,  met  toestemming  van  z^nen  Raad,  naar 
het  leger  terug  te  keeren,  en  liet  Nonklaas  in  de  gele- 
genheid wanneer  hij  iets  van  Dingaan  na  ons  vertrek 
vernam,  ons  dadelijk  te  doen  verwittigen,  als  wanneer  de 
Hoofd-Kommandant,  met  190  man  te  paard  en  de  noo- 
dige  wagenS;  terstond  derwaarts  zou  snellen.  —  Wg  kunnen 
nu  stellig  rekenen  dat  het  Eoningrgk  van  Dingaan  geheel  ver- 
stoord is.  Hij  is  niet  alleen  uit  zijne  stad  gevlugt,  maar 
over  zijne  grenzen,  in  het  land  van  andere  natiën,  die  hem 
als  een  ouden  verrottenden  vijand,  gelijk  de  kat  de  aankomst 
van  eene  muis,  met  blydschap  inwachten —  Wij  begonnen  dus 
ten  12  ure  onzen  terugmarsch,  met  ons  nemende  een  getal 
van  10,000  beesten,  en,  na  een  vermoeijenden  togt,  legerden 
wg  ons  aan  eene  sterke  rivier,  in  verwachting  om  morgen, 
aan  de  Zwarte-Omfiloos,  bg  ons  leger  te  komen. 

Zondag  den  9"^".  Sedert  den  5'^'''^  hadden  wij  alle  dagen  en 
nachten  regen;  en  daar  wg  al  dien  tijd  met  natte  kleederen 
gingen,  waren  eenigen  'van  ons  zeer  onwel.  Wg  vervolgden 
evenwel  onze   reis,  en  kwamen  dezen  avond  met  afgematte 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZETTING  AAN  DE  VAALRIVIER.       137 

ligchamen,  aau  de  Zwarte-Omfilooa,  in  ons  groote  leger. 
Wg  waren  dezen  dag  (den  Sabbatdag)  in  het  woeste  veld, 
zonder  tent  of  wagen;  dus  konden  w^  den  Almagtige, 
niet  zoo  ais  gewoonlijk,  in  het  openbaar,  met  dankzeggingen 
verheerl^ken.  Het  was  echter  aan  het  pligtbesef  van  ieder 
persoon  overgelaten,  om  zijnen  Schepper  voor  genotene 
weldaden  te  danken,  en  Hem  tevens  voor  de  gunstige 
overwinning,  en  het  vooruitzigt  van  voortdurende  rust, 
vrede  en  nationale  welvaart^  onophoudelijk  in  hunne  har- 
ten te  verheerlijken.  De  huiselgke  Godsdienst  werd  in 
ons  leger,  door  velen,  in  verscheidene  tenten,  *8  avonds 
stiptel^k  onderhouden. 

Den  10**'".  Dezen  morgen  liet  de  Hoofd -Kommandant, 
Panda  met  zijne  Kapiteinen  bij  zich  komen^  en  zeide  hem: 
rrdat  h^  gedurende  zijne  laatste  afwezigheid^  z^nde  6  dagen, 
gelegenheid  had  gehad^  de  getrouwheid  van  hem,  van 
Nonklaas  en  van  al  zgn  volk,  te  kunnen  beproeven^  en 
dat  h^  met  genoegen  zeggen  kon,  dat  Nonklaas  zich  met  al 
z§n  volk  als  dapper  krijgsman  had  gedragen;  dat  hij 
Nonklaas  had  gezegd,  en  nu  weder  herhaalde,  dat  onze  over- 
winning over  de  magtige  Zoola-natie  alleen  door  de  Voor- 
zienigheid alzoo  is  bewerkstelligd,  dat  w^,  ten  volle  in 
onze  vorderingen  tegen  Dingaan  geregtigd,  werktuigen  in 
Gods  band  waren,  om  de  onbeschrijfelijke  gruweldaden  en 
moorden  van  Dingaan  te  doen  ophouden,  en  tevens  om 
hem  en  zijn  volk  van  de  tirann^  van  Dingaan  te  verlos- 
sen."—  rr Volgens  al  hetgeen  ik,"  zeide  de  Hoofd-Kom- 
mandant  verder,  *'  van  de  Heidensche  volkeren  kan  vernemen, 
blgkt  het  mij  zeer  duidel^k^  dat  g^  tot  het  Koningr^k  der 
Zoolaas  geregtigd  z^t.  Dingaan  is  bij  andere  volkeren  ge> 
vlagt,  en^  zoo  h^  immer  in  onze  handen  mogt  komen, 
zullen  w^  hem,  voor  zijne  snoode  misdaden  aan  ons 
gepleegd,  met  den  dood  straffen.  Ik  heb  nu  verder  goed 
gedacht,  U,  in  naam  van  den  Volksraad  onzer  Zuid-Afri- 
ksansche  Maatschappi],  als  Koning  of  als  Opperhoofd  der 
Zoolaas  aan  te  stellen,  zoo  wel  over  het  volk  thans  onder 
nw  gebied,  als  over  alle  vlug^ende  of  overbl^vende  Zoola's, 
die   van  Dingaan  onder  uwe  protectie  vlugten  zullen,   en 


Digitized  by 


Google 


138  VERLIES   VAN    NATAL 

mede  die  w^  in  staat  zullen  zijn,  onder  uwe  regering  te 
stellen.  Ik  ben  ook  gelast,  u  als  onzen  grooten  bondgenoot 
aan  te  nemen,  en  uwe  v^anden  als  onze  v^anden  te  be- 
handelen. Gij  zult  niemand^  zonder  onze  voorkennis,  in  oor* 
log  mogen  aanvallen,  en  wij  zullen  U,  bij  alle  gelegenheden, 
uwe  v^anden  helpen  nedervellen.  Ik  moet  m^ne  grootste 
tevredenheid  nogmaals  voor  de  trouw  en  de  dapperheid  van 
uw  volk  herhalen.'' 

Panda,  die  van  z^n  hoofd  tot  z^ne  voeten  met  glorier^ke 
biydschap  vervuld  was,  kon  zich  geen  oogenblik  langer 
bedwingen,  de  opregte  gevoelens  van  zijn  hart  aldus  uit 
te  boezemen: 

riMijn  groote  Heer,  ik  dank  u  regt  hartelijk,  voor  deze 
fiuwe  openhartige  uitdrukkingen  van  opregtheid  jegens  m^ 
ir  en  mijn  volk.  Ik  dank  u,  dat  ik  thans  van  de  geduchte 
ritlrann^,  waaronder  ik  eene  reeks  van  jaren,  als  een  ver- 
irstooteling  heb  geleefd;  door  u  ben  verlost.  Ik  kan  u  en 
ifde  geheele  regering  van  de  witte  menschen,  b^  alles  dat 
*fer  bestaat;  mijne  voortdurende  trouw  plegtigl^k  toezwee- 
ifren.  Wanneer  eenige  natie  of  volk  ooit  iets  ten  nadeele 
rrvan  ulieden  wil  doen,  behoeft  gij  mij  slechts  daarmede  ba- 
nkend te  maken,  en  g^  kunt  rekenen  dat  ik  dadel^  m^ne 
^geheele  magt  ter  uwer  hulp  zal  doen  snellen,  en  m^n'  laat- 
rrsten  man  voor  U  in  den  kr^g  opofferen ;  want  ik  was  dood, 
ff  en  gij  hebt  mij  weder  levend  gemaakt;  ik  was  verworpen, 
rren  gijlieden  hebt  mij  weder  opgeraapt ;  zoo  heb  ik  m^n 
rrgeluk  en  mijne  welvaart  aan  ulieden  te  danken.*'  — 
De  expressiën  van  dezen  nieuwen  Zoola-Koning  waren  in- 
derdaad te  omslagtig  om  alles  te  omschrijven,  doch  z^ne  rede 
was  buiten  verwachting  verstandig,  meer  dan  ik  ooit  van  een' 
Heiden  had  verwacht.  —  Panda  was,  onder  zijn  geheele  ge- 
sprek, regt  gevoelig.  Wanneer  de  vijandige  Zoola*s  eerst  on- 
der zijn  gebied  zijn  (hetgeen  w^  binnen  kort  verwachten), 
kunnen  wij  de  magt  van  dezen  onzon  bondgenoot  ten  minste 
op  10,000  str^dbare  mannen  bepalen.   W^    zouden   eenen 
sterken  vijand  kunnen  wederstaan,  die  ons    in   het  vervolg 
mogte  molesteren.   De  Zoola's  zijn,  in  vereeniging  met  ons, 
in  den  kr^g  veel  moediger  dan  zij   ooit  te  voren  wareU; 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZETTINQ  AAN  DE  VAALRIVIER.       139 

omdat  zij  ons  als  een  dapper  en  weerbaar  volk  beschouwen. 

Den  11^''''.  In  den  namiddag  kwamen  twee  Zoola*s  van 
Nonklaas,  die  den  Hoofd-Kommandant  deed  weten:  rr dat  hij 
niets  van  Dingaan  kon  vernemen,  en  dat  het  hem  bleek, 
dat  Kwana  en  Mapita  de  menschlievende  belofte,  welke  de 
Hoofd-Eommandant  aan  hen  gezonden  had,  in  twijfel  trok- 
ken, en  nog  bevreesd  waren  naar  z^n  of  ons  leger  uit  te 
komen;  dat  hij  geene  beesten  meer  kon  vinden,  en  dat  hij, 
ten  gevolge  daarvan,  verlangde  dat  de  Hoofd-Kommandant 
hem  verlof  wilde  geven,  met  z^n  kommando  terug  te  kee- 
ren.''  De  Hoofd*kommandant  liet  hem  weten:  ir  dat  h^  maar 
met  zijn  volk  naar  ons  leger  kon  komen;  en  dat  w^,  door- 
dien wg  niets  meer  van  den  vijand  konden  vernemen,  en 
onze  paarden  zonder  ophouden  dagelijks  vrekten,  naarPieter- 
Maritzburg,  onze  Hoofdstad,  zouden  terugkeeren,  en  hem 
ook  van  verdere  diensten  ontslaan.'* 

Den  12^*°.  Dezen  namiddag  kwam  de  voorklomp  beesten 
aan,  welke  Nonklaas  ons  zond,  die  hy  van  den  v^and  voor 
ons  heeft  genomen. 

Eene  droevige  gebeurtenis  vond  dezen  middag  plaats. — 
Het  gebeurde,  terwijl  zekere  Botha,  zich  in  de  Zwarte-Om- 
filoos  baadde,  dat  een  jongeling,  met  name  Gideon  van  der 
Sch^f,  daar  ook  kwam,  doch  half  dronken  zijnde.  Van 
der  Sch^f  drukte  spelende  het  hoofd  van  Botha  onder 
water,  hetgeen  Botha  insgelijks  weder  aan  van  der  Sch^f 
deed.  Hierop  werd  deze  laatste  hevig  oploopend,  vloekte 
Botha  zeer  gruwelijk,  en  bragt  Botha  eenige  vuistslagen 
toa.  Deze  verduurde  dit  alles  zoo  geduldig,  omdat  van  der 
8ohijf  niet  regt  nugter  was  en  verliet  hem.  Doch  van  der 
Sch^f  had  z^ne  grimmigheid  naar  zgn  genoegen  nog  niet 
gekoeld,  en  zwoer  dat  h^  Botha  zou  doodschieten.  H^ 
kwam  naar  het  leger,  nam  z^n  geweer,  ging  weder  naar 
de  rivier  en  schoot  een'  kleinen  Hottentot,  die  omtrent  op 
dezelfde  plaats  lag,  alwaar  hij  Botha  de  laatste  maal  had 
gezien.  Deze  Hottentot  was  twee  uren  daarna  dood.  Van 
der  Schijf  werd  dadelijk  gepakt^  en  naar  den  Hoofd-Kom- 
mandant gebr«^,  die  den  Krijgsraad  bij  elkander  liet  ko- 
men; doch,  daar  ai  de  getuigen  niet  present  waren,  werd  hij 


Digitized  by 


Google 


140  VERLIES    VAN    NAT  AL 

aan  de  zorg  van  den  Veldkornet  Bester  overgegeven,  die 
hem  tot  den  volgenden  morgen  in  verzekering  moest  honden. 
Den  13***.  Dezen  morgen  werd  van  der  Sch^f  weder 
voor  den  Krijgsraad  gebragt,  en,  na  een  geduldig  onder- 
zoek, werd  hij  door  den  Raad  aan  moord  schuldig  ver- 
klaard; doch  -daar  de  Krijgsraad  geene  magt  had,  eenige 
vonnissen  over  criminele  misdaden  te  vellen,  besloot  de 
Raad,  dat  van  der  Sch^f  dadelgk  zou  worden  geboeid, 
en  met  eene  behoorl^ke  wacht,  gezamenl^k  met  het  leger, 
naar  Pieter-Maritzburg  getransporteerd  zou  worden,  om 
aldaar  aan  de  civiele  autoriteiten  te  worden  overgegeven.  — 
Ook  werd  de  Heer  Lingenfelder  weder  voor  den  Krijgs- 
raad gebragt^  'en  gereprimandeerd,  wegens  verregaand  en 
onwettig  verkoopen  van  drank,  waardoor  hij  verscheidene 
menschen  in  staat  van  dronkenschap  heeft  gebragt  De 
Raad  besloot^  ten  gevolge  van  de  ongehoorzaamheid  van 
Lingenfelder,  en  om  de  onheilen,  die  door  zijn  drank  ver- 
koopen ontstaan,  voor  te  komen,  dat  er  voor  z^ne  reke- 
ning een  wagen  zou  worden  gehuurd,  en  zijne  overige 
dranken,  behoorlek  verzegeld,  naar  Pieter-Maritzburg  zou- 
den worden  gebragt.  LingenfeWer  scheen  hierover  zeer 
ontevreden  te  zijn,  en  verlangde  met  het  onmatig  verkoo- 
pen van  drank  in  het  kr^gsleger  voort  te  gaan.  Evenwel 
durfde  h^  hier  niet  veel  spreken,  doch,  volgens  zijne  ge- 
heime uitdrukkingen,  schijnt  het  mij,  dat  hij  van  voorne- 
men is,  om  onze  geheele  Maatschappij,  in  de  Kolonie  de 
Kaap  de  Goede  Hoop,  hoe  onschuldig  ook,  schandelijk  te . 
blameren.  Ik  ben  in  geenen  deele  partgdig  voor  denWel-£d- 
Heer  Pretorius,  maar  dit  kan  ik  met  waarheid  zeggen,  dat 
geen  kommanderende  Officier  zoo  veel  consideratie  in  deze 
onophoudelijke  overtreding  kon  hebben  gebruikt,  als  de 
onze.  Ik  geloof  dat  de  Heer  Lingenfelder,  bg  zijne  terug- 
komst, in  eene  zware  boete  door  den  Landdrost  zal  wor. 
den  geconderoneerd,  wegens  het  verkoopen  van  zoo  veel 
drank  zonder  verlof  in  het  leger.  De  Heer  Lingenfelder 
zal  z^n  uiterste  best  doen,  volgens  z^ne  gezegden,  om  dé 
zedelijkheid  van  onze  Maatschappij  te  onteei^en,  omdat  onze 
wetten   hem   alhier  geene    ongeregeldheid    willen   toelaten, 


Digitized  by 


Google 


EN  M£D£RZ£TTINa  AAN  DE  VAALBIVIER.       141 

ZOO  als  hg  misschien  in  tegendeel  heeft  verwacht.  Doch 
wij  kannen  met  ronde  woorden  zeggen,  indien  de  Heer 
LiDgenfelder  alhier  niet  meer  nut  kan  doen,  dan  h^  tot 
hiertoe  heeft  gedaan,  kunnen  wij  hem,  zonder  de  minste 
bekreuning;  uit  onze  Maatschappij  heel  wel  missen.  —  Wij 
vertrokken  van  hier,  van  de  Zwarte*Omfiloos,  en,  na  een^ 
mars.ch  van  6  mijlen,  kampeerden  wij  onder  een*  hoogen  berg. 
Den  14*".  Ten  gevolge  van  de  generale  overwinning,  die 
w^  over  de  Zoola*s  hebben  behaald;  en  daar  wij  eene 
extra-vordering  tegen  den  voormalige  Zoola^Koning  Dingaan 
en  z^ne  natie  hebben  voor  paarden-  en  wagenhuur,  bene- 
vens andere  onkosten  tot  den  krijgt  van  eenmaal  honderd 
twee  en  twintig  duizend  zeshonderd  Rijksdaalders;  (Rx. 
122,600) ;  en  vermits  wij  noch  Dingaan,  noch  iets  van  hem 
kunnen  vernen^en,  noch  iemand,  tot  wien  w^  ons  om  de 
betaUng  van  die  enorne  onkosten  kunnen  refereren,  —  zoo 
liet  de  Kommandant  dezen  morgen  onze  nationale  vlag  hij- 
schen,  en  de  ondervolgende  Proclamatie,  door  den  Knjgs- 
Secietaris,  aan  het  b^een  vergaderde  leger  voorlezen  : 

PEOGIiAMATIE 

Ik,  Andries  Wilhelmus  Jacobus  Pretorius,  Hoofd- 
Kommandant  en  Kommandeur*Generaal  der  geheele 
Burgerij  van  den  Hoog- Achtbaren  Yolksraad  der  Zuid- 
Afrikaansche  Maatschappij  van  Port-Natal,  en  Opper- 
bevelhebber van  het  kr^gsleger,  door  gem.  Yolks- 
raad   aan  m^  toevertrouwd,    enz.  enz.  enz. 

Doordien  de  Yolksraad  der  Zuid-Afrikaansche  Maat- 
schappij verpligt  was,  wegens  den  ongetergden  oor- 
log, dien  de  Zoola-Koning  Dingaan  of  de  Zoola  natie 
tegen  de  Zuid-Afrikaansche  Maatschappij  heeft  begon- 
nen, zonder  dien  vooraf  aan  gem.  Matttschappij  te  de- 
clareren —  tot  eene  onkoste  van  eenmaal  honderd 
twee  en  twintig  duizend  zes  honderd  Rijksdaalders, 
voor  paarden-  en  wagenhuur,  benevens  andere  onkos- 
ten tot  den  krijjg  voor  deze  en  de  twee  vorige  kom- 
mando's  over  te  gaan;  en  daar  de  Zoola-Eoning,  vol* 


Digitized  by 


Google 


142  VERLIES   TAN   NATAL 

gens  alle  blaken  en  berigteu;  de  Pongola-rivier  (zgne 
limietscheiding)  is  overgetrokken,  en  zijn  overgeble- 
ven volk  zich  in  vele  klompen  verschnilt,  zoodat  er 
niemand  is^  tot  vrien  ik  mij  voor  de  betaling  van 
deze  en  vorige  onkosten  kan  refereren;  —  zoo  z$ 
het  bij  deze  kennel^k  dat  ik,  tot  vergoeding  van 
deze  gezegde  eenmaal  honderd  twee  en  twintig  dui- 
zend zes  honderd  R^ksdaalders,  bij  deze  proclameer 
en  vaststel  dat  ik,  in  naam  van  gemelden  Volksraad  der 
Znid-Afrikaansche  Maatschappij^  al  het  laad  van 
Toegala  tot  aan  de  Omfiloos-Omjama  of  de  Zwart- 
rivier  inneem ;  dat  onze  limietscheiding  voortaan  zal 
z^n  van  de  zee  langs  de  Zwart-rivier^  waar  deze 
door  de  Dubbele-bergen  loopt,  nab^  haren  oorsprong 
en  dan  vervolgens  langs  den  Randberg,  in  een  ge- 
lijke rigting  naar  den  Drakenberg,  de  St.  Lucias-baai 
ingerekend,  benevens  alle  zeekusten  en  havens,  die 
reeds  uitgevonden  en  nog  hierna  uitgevonden  zullen 
worden,  tusschen  de  Omsimvobo  en  Zwart  riviersmon- 
den.  Deze  landen  en  zeekusten  zullen  echter  als  een 
afzonderlijk  eigendom  van  de  Maatschappy  worden 
beschouwd,  van  die,  welke  nu  w^len  de  Wél-Ed. 
Heer  Retief  voor  onze  Maatschapp^  van  de  Zoola- 
natie  heeft  verkregen. 

Ood  beware  den  Volksraad! 
Gkgeven  onder  mijne  handteekening,  in  mgn   Kamp, 
aan  de  Omfiloos-Omjama,  of  de  Zwart-rivier,  op  he- 
den den  14^*"  dag  van   Februarij,  in  het  jaar  onzes 
Heeren  één  duizend  acht  honderd  en  veertig. 
(Get).  A.  W.  J.  Pretorius,  Hoofd-Komm* 

H.  J.  Lombaardj 

Jac  Potgieter     (^  .     ^ 

.     -    -,  T  /Kommandanten. 

And.  Spies         i 

Marth.  Sohepers' 

Hierop  werd   er  een  saluut    van  21  kanonschoten  voor 

den  Volksraad  afgevuurd,   en   door  het  gansohe  leger  een 

generale    uitroep    van     een   luid    hoerah   uitgeschreeuwd, 

terwyi   al  de  manschappen  eenpariglgk   uitriepen,  als  met 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZBTTINQ  AAN  DE  VAALRIVIER.       143 

eene  stem:  rr Gedankt  zi)  de  groote  God!  die  onB  door 
z^ne  genade  tot  dezen  staat  van  overwinninc;  heeft  gebragt" 
Dezen  dag  kan  ik  niet  anders  dan  als  een'  glorier^ken 
dag  beschreven.  Panda  was  ook  bij  deze  afvuring,  doch 
kon  het  geweldig  gebulder  onzer  kanonnen  niet  verduren. 
Hg  zeide  tot  den  Hoofd-Eommandant,  dat  hij  de  gewel- 
digheid onzer  kanonnen  uitermate  vreesde,  en  dat  hi)  z^nen 
teruggang  tot  het  leger  moest  verexcuseren.  H^  liep  daar- 
op in  volle  benaauwheid  met  zijne  kapiteinen  naar  zijn 
leger,  en  bukte  voor  ieder  kanonschot,  uit  vrees,  ter  aarde 
neder.  Na  den  afloop  van  dit  alles,  spanden  wij  onze  wa- 
gens weder  in  en  vervolgden  onzen  marsch  tot  aan  de  Witte- 
Omfiloos,  brengende  met  ons  een  getal  van  31,000  beesten» 

Zondag  den  16^''''.  Wy  hielden  onze  gewone  Godsdienst 
weder  als  altoos,  doch  onder  onvermipdelijke  omstandig- 
heden waren  w^  verpligt,  dezen  namiddag  onzen  marsch 
te  vervolgen,  en  kwamen  ten  6  ure  aan  de  Tamboes-ri- 
vier.  Joob  en  Mattowan  kwamen  ook  dezen  zondag  in  ons 
leger,  en  omtrent  8  ure  kwam  Nonklaas  ook   aan. 

£en  generale  Krijgsraad  werd  heden  wederom  belegd,  en 
voormelde  drie  officieren  van  onze  differente  bondgenoo- 
ten  werden  voor  ons  gebragt,  ten  einde  verantwoor- 
ding van  al  hunne  verrigtingen  te  doen,  in  tegenwoor- 
digheid van  Panda.  Nonklaas  heeft  zich,  overeenkom- 
stig zijne  vorige  prijzenswaardige  daden,  als  een  .dapper 
en  eerlijk  kr^gsman  van  zijne  verantwoording  gekwe- 
ten; h^  zeide:  rrdat  hij  sedert  ons  vertrek  van  de  Pon- 
gola  had  vernomen,  dat  Dingaan  ten  noord-oosten  de  Pon- 
gola  was  door  gevlugt ; .  dat  h^  toen  met  z^n  volk  Dingaan 
20  m^len  over  de  Pongola-rivier  had  nagevolgd,  alwaar 
hij  de  moeder  van  Dingaan,  doordien  z^  niet  verder  kon 
loepen,  opving  en  van  haar  vernam,  dat  Dingaan  met 
een  klein  klompje  volks  en  een  troep  beesten  eene  groote 
distantie  voor  haar  uit  was:  dat  h^  zijne  spionnen  nog 
verder  vooroit  had  gezonden,  ten  einde  Dingaan  te  ont- 
dekken, doch  dat  h^  niets  verder  van  hem  kon  verne- 
men: dat  hij  dus  verpligt  was  met  z^ne  armee  terug  te 
komen,   uit  vree^   dat  de  pest,    die    meestendeels  in   dat 


Digitized  by 


Google 


144  VERLIES    VAN   NATAL 

gedeelte  van  het  land  woedde,  hem  en  zijn  volk  zon 
aantasten;  en  dat  hij  de  moeder  van  Dingaan  als  krijgs- 
gevangene met  zich   mede   had  gebragt." 

Maar  wat  moet  ik  van  Joob  en  Mattowan  melden? 
Niets  dan  nadeel  van  beiden.  Het  werd  niet  alleen  door 
de  Matateezen  en  onze  eigene  officieren  van  verscheidene 
patrouilles  bewezen,  dat  z§  eenige  duizende  beesten,  die 
zij  voor  ons  van  den  vijand  hadden  genomen,  in  spelon- 
ken verstoken  en  naar  hunne  onderscheidene  kralen  hei- 
melijk hadden  doen  wegvoeren ;  maar  dat  zg  zelfs  eenige 
van  de  Matateezen  hadden  doen  vermoorden,  en  sommigen 
hunner  de  lippen  hadden  doen  afsnijden  en  zoo  laten  loe- 
pen. De  Hoofd-Kommandant  was  over  deze  verfoeijel^ke 
misdaden  uitermate  onvergenoegd.  Hij  zeide:  rr dat  hij  niet 
wist,  welke  straf  hun  voor  die  moedwillige  misdaden  op 
te  leggen;  maar  dat  hij  hen  beide  geboeid  naar  Pieter- 
Maritzburg  zou  doen  vervoeren,  om  hen  aan  de  hooge 
autoriteit  over  te  geven,'*  Joob  zeer  bevreesd  voor  zgn 
aanstaande  straf  zgnde^  zond  dadelgk  naar  zijnen  vader,  ten 
einde  al  het  vee,  door  •  hem  naar  zi|ne  kraal  of  verbluf 
gezonden,  onverwijls  naar  den  Hoofd-Kommandant  te  doen 
terugzenden,  opdat  z^ne  straf  daardoor  verligt,  of  misschien 
hem  vergeven  mogt  worden.  —  W^  vertrokken  van  hier 
en  legerden  ons  aan   de  Bloed-rivier. 

Den  .18*'".  Vroegtgdig  zadelden  w^  op,  en  kwamen,  na 
een'  marsch  van  twee  mijlen,  voor  de  Buffel-rivier,  die 
door  de  menigvuldige  regens,  bgna  gelijk  met  de  wal- 
len in  hoogte  gerezen  was,  eene  moeijelijkheid  waar- 
aan wig  op  onzen  krggstogt  dikwijb  onderworpen  zgn 
geweest;  doch  wg  drongen  onze  wagens,  na  onze  goede- 
ren hoog  in  de  tenten  gebonden  te  hebben,  het  water  in, 
en,  na  een  bloedig  gesukkel,  van  vier  volle  uren,  had- 
den wg  onze  wagens,  alle  tot  den  leerboom  in  het  wa- 
ter, aan  de  overzijde;  waarbg  de  volgende  merkwaardige  ge- 
beurtenis plaats  vond.  Het  gebeurde  dat  twee  of  drie 
onzer  wagens  in  het  midden  der  rivier  vast  zaten,  zoo 
dat  er  eenige  ossen  verzopen^  doch  25  k  SO  man  spron- 
gen naar  de  wagens  en  jukken,  en  sleepten   zoo  de  wa- 


Digitized  by 


Google 


RN  NEDERZETTINQ  AAM  OB  VAALRIVIER.       145 

gens  met  hunne  handen  er  uit.  Wi)  verbleven  aan  deze 
zijde  van  opgemelde  rivier  dezen  nacht  over. 

Den  19^'".  Van  hier  vertrokken  w^  dezen  morgen,  on- 
der eenen  hevigen  stortregen.  Wij  moesten  den  geheelen 
dag  in  den  regen  en  de  koude  sukkelen,  en  kwamen  ten 
8  ure  aan  de  Kool-spruit,  geheel  afgemat  door  ontbering  aan 
alles.  Wij  legerden  ons  wederom  tot  den  volgenden  morgen. 

Den  20^°.  Wij  vertrokken  dezen  morgen  van  hier,  met 
een  moeijelijk  vooruitzigt,  om  onze  reis  dezQii  dag  be- 
hoorlijk te  kunnen  voortzetten.  W$  hadden  den  Honigberg 
voor  onS;  dien  wij  over  moesten,  en  beklommen  dien  ook 
om  10  ure,  doch  hadden  in  het  afdalen  vele  gevaarlijke 
steilten  en  leelgke  moddergaten  door  te  worstelen.  Doch 
wij  kwamen  er  gelukkig  af,  en  legerden  ons  ten  6  ure 
aan  de  Wasbank.  De  vooroitzigten  van  wegen  zijn  nu 
voor  ons  zeer  gunstig,  en  wij  hopen,  zonder  tegenspoed, 
over  drie  dagen,  aan  de  Toegala  te  z^n. 

Den  21'''".  Heden  vertrokken  wij  van  de  Wasbank.  Wij 
hadden,  sedert  de  la,atste  8  dagen,  voor  de  eerste  maal 
schoon  weder.  Aan  den  Milietuins-rivier,  ontspanden  w^ 
onze  wagens,  voor  een  paar  uren.  Hier  had  de  Hoofd- 
Kommandant  eene  lange  consultatie  met  den  Matatees-Ka- 
pitein,  die  de  verfoeijelijke  misdaad  van  Mattowan  aan  ons 
heeft  ontdekt.  De  hoofd-Kommandant  zeide:  f  dat  h^  ook 
niet  alleen  gelast  was,  maar  dat  hij  ook  door  zijne  eigene  ge- 
voelens tot  het  besluit  gekomen  was,  getrouwe  onderdanen  en 
bondgenooten  te  adsisteren, '  en  voor  hunne  getrouwheid  en 
goede  deugden  te  beloonen ;  maar  dat  hij  in  tegendeel  alle 
misdadigers  naar  de  uiterste  gestrengheid  der  wetten  zou 
stt^ffen;  dat  h^  den  Matatees-Kapitein,  die  voormaals  met 
z^n  volk  van  gras,  honig  enz.  had  moeten  leven,  doordien 
Dingaan  hun  alles  had  laten  ontnemen,  voor  zijne  getrouw- 
heid een  klomp  beesten,  voor  rekening  van  de  publieke  kas, 
zou  geven,  alsmede  een  deel  lands  aanwijzen,  alwaar  hij  met 
z^n  volk  in  rust  zal  kunnen  wonen,  zonder  dat  een  ander 
volk  hem  zal  mogen  molesteren."  —  W^  vertrokken  vanhier, 
en  legerden  ons,  om  half  zeven  uren,  aan  de  Joobs-rivier. 
Den  22***".  Weder  voort  marcherende,  kwamen  wij  aan  de 

10 


Digitized  by 


Google 


146  VfiRLIBS    TAN   NATAL 

Kliprivier,  alwaar  w^  ons  ten  3  ure  legerden,  zijnde  15  mglen 
yan  de  Toegala.  —  Hier  werd  Mattowan  voor  den  vollen 
krggBraad  gebragt,  en  door  al  de  getuigeniBsen  klaar  en  dui- 
deiyk  bewezen,  dat  hij  niet  alleen  eenen  onberekenbaren  troep 
beesten  had  gestolen,  maar  ook  dat  hij  zelf  den  tirannischen 
marteldood  op  de  Matatezen  had  doen  plegen;  dat  hg  ook  de 
lippen  van  sommigen  had  doen  afsnijden,  en  meer  andere 
grawelgkheden  aan  hen  had  gepleegd.  —  De  verdere  voort- 
gang dezer«aak  werd  tot  eene  andere  gelegenheid  uitgesteld. 

Zondag  den  23*^''.  Onze  Godsdienst  had  weder  plaats  als 
altgd.    Wij  hadden  dezen  dag  fraai  weder. 

Den  24*^*.  Dezen  dag  verdeelde  de  Hoofd-Kommandant 
éen  getal  van  14,000  beesten  onder  de  door  Dingaan  ge 
ruYneerde  menschen,  die  nog  aan  de  andere  zijde  van  den 
Drakenberg  wonen,  doch  dien  nu  spoedig  zullen  overtrek- 
ken; als  ook  onder  menschen,  die  van  daar  z^n  gekomen,  en 
het  kommando  hebben  gevolgd,  voor  verlies  van  paarden 
enz.  De  Hoofd-Eommandant  zal  een  getal  van  22,000  beesten, 
alsmedQ  5,000,  die  Joob  ons  overmorgen  zal  verantwoorden, 
naar  Pieter-Maritzburg  medenemen,  om  deze  aan  de  vier  Com- 
missarissen, door  den  Volksraad  aangesteld,  ter  verdeeling  van 
vee  onder  de  geruïneerde  menschen  enz.,  te  verantwoorden. 

Onze  eerste  afdeeling  burgers  van  Pieter-Maritzburg,  ter 
aflossing  van  anderen  gezonden,  arriveerde  dezen  dag  aan  da 
Toegala,  terw^l  eenigen  f  eeds  bg  ons  in  het  leger  zgn.  De 
Toegala  is  zeer  gezwollen,  en  zal  ons  misschien  nieuwe  moei- 
jelijkheden  veroorzaken.  Wy  hopen  echter  op  morgen,  zon* 
der  verw^l,  naar  Pieter-Maritzburg  voort  te  rukken.  —  Ten 
slotte  moet  ik  zeggen,  dat  ik  tot  hiertoe,  naar  het  beste 
van  mijn  geweten,  alles  als  een  onpartgdig  opmerker  höb 
aangeteekend.  Honderde  andere  gebeurtenissen  zijn  zeker 
voorgevallen  en  niet  hier  aangeteekend,  zoo  als  bg  alle 
geschiedschr^vers  het  geval  is ;  doch  geringe  gebeurtenissen 
aan  te  teekenen,  zou  groote  boeken  papier  opvullen,  en  mgne 
opmerkzame  lezers  niet  veel  meer  bijzonderheden  toedienen, 
dan  deze  door  mg  reeds  aangehaalde  gebeurtenissen. 

Krijgs-leger,  Klip-rivier,  den  24**"  Februarij  1840. 
(6et.)  P.  H.  Zietsman,  Kr^gs-Searetaris. 


Digitized  by 


Google 


SN   OVSRZSTTING    AAN   DE    VAALRITIER.  147 

Certificeren  wtj  ondergeteekenden,  Hoofd-  en  andere  Kom- 
mandanten,  dat  het  voorschreven  Journaal,  door  den  Heer 
P.  H.  Zietsman  gehouden,  aan  ons  letterlek  is  voorgelezen, 
en  dat  wij  ieder  woord  daarin  vermeld  naar  waarheid  kun- 
nen declareren. 

(Get.)  A.  W.  J.  Pretorius,  Hoofd-Komm*. 
H.  J.  Lombaard 

Jac  Potgieter       I  ^  ,     , 

^    ^    rt  ?  >  Kommandantea. 

And.  Spies 

M.  Schepers 

Eene  ware  Copie 

P.  H.  Zietsman. 

GENERALE  KAMP-ORDER. 

Z>e  volgende  zijn  de  Artikelen  van  de  Kamp- Order. 

Art  1.  Al  de  kommandanten  znllen  gebonden  s^n,  honne  man- 
schappen gelgkeiyk  te  doen  opzadelen,  en  niet,  voor  dat  allen  ge- 
reed sgn,  mogen  vertrekken;  en  zal  ieder  Veldkornet  z^ne  manschap- 
pen achter  zich  moeten  houden,  en  zijnen  Kommanduit  volgen,  op 
eenen  behoorlijken  en  zachten  voortgang. 

2.  Niemand  zal  het  regt  hebhen  zijne  divisie  te  verlaten,  om  ach- 
ter wild  te  gaan,  nocb  ook  aaderzins  zijn  paard  ten  nadeele  van 
het  kommando  mogen  gebraiken,  noch  ook  iets  van  dien  aard  onder- 
nemen. 

3.  De  Kommandanten  zullen  onder  elkander  (bg  beurten)  eiken  dag 
aan  een  hunner  Veldkometten  bet  opzigt  over  de  wagens  en  hun- 
nea  voortgang  aanbevelen;  aan  wien  een  ieder,  die  zich  by  de 
wagens  bevindt,  stiptel^k  zal  moeten  gehoorzamen.  Hij  zal  alle 
▼ooTzigtigheid  moeten  handhaven,  ook  zorgen  dat  geen  wagen  bg 
de  doordriffeett  of  andersins  (waar  eenige  verhindering  mogte  komen) 
voortgaat,  of  achter  gelaten  wordt ;  maftr  zullen  allen  moeten  wach- 
ten tot  eenen  geHjken  voortgang. 

4.  Ieder  Kommandant  zal  ook  hg  beniten,  eiken  dag,  zoovesl 
sgner  bekwaamste  manschappen,  als  naar  gelegenheid  van  zaken 
en  omstandigheden  vereischt  wordt,  in  het  veld  zenden  om  patronil- 
lee  te  hond»,  onder  opaigt  van  een  goed  Veldkoniet,  welke  pa* 
tronille  tot  den  avond  m  het  veld  zal  moeten  bleven.  Ook  zal  ieder 
▼eldkomet  zoo  ved  gewapende  mannen,  als  noodig  zgn  aal,  b^ 
bei  vee  plaatsen,  waar  dit,  zoowel  paarden  als  ossen,  in  eenen 
troep  gejaagd,  ter  grazins  mogt  z^n.  En  zal  niemand  z^ne  paar- 
den of  ossen  des  nachts  buiten  het  leger  mogen  laten  loopen. 

6.  Diegene,  welke  de  benrt  van  oppassen  heeft,  zal  ook  eene 
achterhoede  moeten  bepalen  van  niet  minder  dan  tien  en  niet  meer 
dan  vgftien  man,  die  van  t^d  tot  tgd  op  de  hoogten  zullen  moe- 
tCB  spioneren  en  nitsien. 

6.  De  Veldkornet,  dïe  het  opzigt  over  de  wagens  heeft,  zal,  zoo- 
dra  hg  in   het  voorttrekken   eenig  vijandéiyk   geracht   ontwaart, 


Digitized  by 


Google 


148  VERLIES    VAN   NAT  AL 

dadelijk  met  den  meesten  spoed  en  n«arstigheid  de  wagens  in  een 
vtutrleger  moeten  trekken. 

7.  De  naobt-wachten  zullen,  zoodra  de  zon  gedaald  is,  behoor- 
lijk uitgezet  moeten  worden,  en  zullen  de  allerrespectabelste  bur- 
gers onder  ben  tot  korporaals  worden  aangesteld.  De  Yeldkomets 
zullen  elkander  ook  bij  beurten  moeten  aflossen,  en  gedurig  de 
waobten  bezoeken.  Ook  zullen  de  Kommandanten  zelve  des  nachts, 
by  beurten,  een  waakzaaam  oog  moeten  houden. 

8.  Niemand  zal  het  regt  hebben,  zonder  voorkennis  van  den 
Hoofd-Kommandant,  de  wagens  te  verlaten;  ook  zal  het  niemand 
vrij  staan,  zonder  permissie  van  z^'nen  Officier,  te  schieten.  Indien 
iemands  geweer  nat  of  vuil  mogt  zijn,  zal  het  vooraf  door  den 
Yeldkomet  geëxamineerd  moeten  worden, 

9.  De  Kommandanten  zullen  eiken  dag,  bg  beurt,  verwisseling 
moeten  houden,  om  vooruit  te  rijden. 

10.  Een  ieder,  die  op  de  wacht  slapende  gevonden  wordt,  ver- 
mits daardoor  het  gansche  leger  in  gevaar  gedompeld  kan  worden, 
zal  aan  eene  onvermijdelijke  straf,  door  den  Elrijgsraad  te  worden 
bepaald,  blootgesteld  zijn;  —  zijn  Officier  zal  gehouden  z§n,  z^n 
geweer  by  den  Kommandant  te  brengen,  die  het,  den  volgenden 
morgen,  aan  den  Hoofd-Kommandant  zal  moeten  overgeven. 

Aldus  gedaan  en  geordonneerd  op  heden  den  20*^'  Januar^  1840, 
in  het  vertrouwen,  dat  daaraan  stiptel^k  zal  worden  voldaan, 
zoowel  door  de  Officieren  als   door  de  onderhoorige  manschappen. 

NB.  Degenen,  die  deze  order  overtreden,  zullen  blootgesteld  z^n 
aan  straffen  en  bepalingen,  door  bovengemelden  Krggsraad  arbi- 
trair te  worden  bepaald. 

(Get)  A.  w.  j.  PBETOiuüs,  Hoofd-Kom. 

Ieder  Kommandant  of  Onder-officier,  zal,  zoodra  hij  iets  verno- 
men heeft  met  spioneren,  of  bg  zgne  terugkomst  van  het  spioneren, 
dadelyk  in  persoon,  vö<$r  dat  hg  zich  nedergezet  heeft,  zgn  weder- 
varen aan  den  Hoofd-Kommandant  moeten  rapporteren,  ten  einde 
daaromtrent  de  noodige  plannen  te  kunnen  beramen. 

(Get.)  A.  w.  j.  PEETORiüs,  Hoofd-Kom. 


Hoezeer  geen  der  emigranten  en  ingezetenen  van  Natal, 
na  al  het  gebeurde,  na  wel  eenigen  twgfel  meer  koesterde, 
of  de  Hollandflche  Kaapsche  landverhuizers  hadden  zich 
zelven  tot  een  vry  volk  gemaakt^  en  zouden  daarvoor  er- 
kend en  gehouden  worden^  zoo  waren  er  toch  ten  laatste 
enkelen  onder  hen,  die,  welligt  uit  overmatige  voorzigtig- 
heid,  aanraadden  om  toen,  vooral  na  de  overwinning  van 
Dingaan,  na  de  verheffing  van  Panda  tot  Koning  der  Zoola's, 
en  na  de  onderwerping  van  dezen  magtigen  Koning  aan 
hunne  opperheerschapp^,  den  Grouvemeur  der  Kaapkolonie 
te  vragen,  door  hem,  tot  een  vr^  en  onafhankelijk  volk 
te  worden  verklaard.  Helaas!  de  Volksraad  ging  daartoe 
over,  en  dit  streelde  de  eigenliefde  en  heerschzucht  van 
bet  Gouvernement  en  deszelfs  raadslieden. 


Digitized  by 


Google 


EN    NEDERZETTING   AAN   DS    VAALRIYIER.  149 

Het  antwoord  van  den  Gouverneur,  van  den  3^*"  September 
1841  was: 

<«Dat  zgne  Excellentie  door  H.  Maj.  gelast  was,  op  zekere 
memorie,  door  onzen  Volksraad  aan  haar  gezonden,  ver- 
zoekende voor  een  vrij  volk  te  worden  verklaard,  te  be- 
rigten,  dat  het  voor  H.  Maj.  niet  mogelijk  was  een  ge- 
deelte van  hare  eigene  onderdanen,  die  zich  eenige  hon- 
derd mijlen  buiten  de  Kaap  de  Gh>ede  Hoop  hadden  be- 
geven, voor  onafhankelijk  te  verklaren.  Dat  H.  Maj.  ech- 
ter aan  hen,  bg  het  ontvangen  van  een  militaire  magt, 
al  die  voorregten  betrekkelijk  den  handel  wilde  waar- 
borgen, gel^kstaande  met  alle  andere  Britsche  Koloniën ; 
en  dat  alsdan  het  land,  hetwelk  de  emigranten  nu  occu* 
peren,  zooverre  regtvaardigheid  en  billijkheid  toelaten,  aan 
hen  zou  worden   toegekend. 

Verontwaardigd  over  zoodanige  handelwijze,  haastte  zich 
de  Yolksraad,  om  per  omgaande  den  volgenden  brief  af 
te  zenden. 

Pieter-Maritzhurg  den  ll^^Oc^oèer  1841. 

Sir !  Uwer  Excellenties  mededeeling  van  den  3  Sept.  11. 
is  ons  gisteren  ter  hand  gekomen  en  op  heden  onzen  Raad, 
welke  juist  z^ne  zitting  hield,  voorgelegd  geworden. 
Wij  hebben  de  eer  daarop  te  doen  te  dienen :  dat  het 
ons  spijt,  dat  H.  Maj.  ons  niet  voor  eene  onafhankel^ke 
Republiek  wil  erkennen,  ons  als  nog  beschouwende  als  een 
gedeelte  van  H.  Maj.  onderdanen;  en  dat  Uwe  Exc.  die 
mededeeling  aan  ons  moest  doen  ter  informatie  onzer  mede- 
kolonisten,  met  een  verder  aanbod,  dat,  indien  wij  eene 
militaire  magt  van  de  Kaapstad  wilden  ontvangen,  wij,  met 
betrekking  tot  den  handel^  op  een*  gelgken  ^oet  met  eene 
Britsche  Bezitting  zouden   worden  geplaatst. 

W^  vermeenen  dat  beide,  H.  Maj.  en  Uwe  Ex.,  omtrent 
ons^  onze  aanspraak  op  het  regt  van  onafhankelijkheid  en 
het  regt,  hetwelk  w^  tot  het  land,  door  ons  geoccupeerd 
wordende,  hebben,  verkeerd  onderrigt  zijt. 

Wij  z^n  van  geboorte  Hollandsche  Afrikanen.  Dadelyk 
nadat  wij  H.  Maj.  grondgebied  in  Zuid- Afrika  hadden  ver- 


Digitized  by 


Google 


150  TERLIE8   VAN   NATAL 

latM,  hebben  wg  onze  onafhankeigkheid  gepubliceerd^  en 
van  dien  t^d  af  tot  op  dit  oogenblik,  hebben  wg  als  een 
enafhankelgk  Volk  gehandeld,  ons  zelven  volgens  onze  ei- 
gene .Tfetten  geregeerd  en  gevolgeiyk  opgehouden  Britsefae 
onderdanen   te  zijn; 

Het  door  ons  bewoond  wordende  land  hebben  w^  wet- 
tig verkregen,  en  het  is  nimmer^  tot  op  dit  oogeiüilik, 
eene  Britsche  Provincie  of  Kolonie  geweest.  I>ewyi  het 
daarom  H.  Maj.  behaagd  heeft,  onze  zeer  bill^ke  voor- 
stellen, zoo  als  w^  die  beschouwen  te  zgo,  van  de 
hand  te  w^zen,  zgn  w:9  genegen  met  betrekking  tot  H« 
Maj.  Gowvemement  op  denzelfden  voet  te  big  ven,  als  wi| 
ons  tot  op  dit  oogenblik  beschouwd  hebben,  van  den  tgd 
dat  wij  de  Kolonie  de  Kaap  de  Goede  Hoop  hebben  ver- 
laten; en  niettegenstaande  Uwer  Exo.  herhaalde  mededee» 
lingen  dat  wg  Britsche  onderdanen  en  kolonisten  zijn,  moe- 
ten wg  beweren,  dat  wij,  volgens  alle  regten  van  beschaafde 
natiën,  beschouwd  kunnen  worden,  noch  het  een  noch 
het  ander  te  zijn;  evenmin  kunnen  wg  toestemmen  in  H. 
Maj.  voorstel,  om  eene  militaire  magt  te  ontvangen,  ter- 
wgl  wij  daarom  niet  hebben  gevraagd,  noch  deze  thans 
ter  onzer  bescherming  behoeven:  vooral  nu,  daar  wi}  in 
vrede  met  alle  natiën  leven. 

Uwer  Exc   voorstel  om,  onder  invloed  van   eene  mili- 
taire magt,  met  ons  een  tractaat  te  sluiten,  en  zonder  dat 
wij  met  de  termen  der  overeenkomst  bekend  zgn,  met  uit- 
zondering alleen  van  een  conditioneel   bezit  van  vastgoed 
(plaatsen),  waartoe   wg  vermeenen   een  onbetwistbaar  i^gt 
te  hebben  —  komt    ons  zóó    onbegrgpelgk   en  onbepaald 
voor,  dat,  tenzij    wg  eene  verdere  uitlegging  van  het  on- 
derwerp bekomen,   wg    genoodzaakt  zijn  te  erkennen,  dat 
wg  het   doel   daarvan  niet  kunnen   bevatten. 
Wij  hebben  de  eer  te  zijn,  Sir! 
Uwer  Exc.  zeer  gehoorzame,  onderdanige  Dienaren, 
J.  Prinslo,  President. 
J.  J.  Burger,  Secretarie, 

De  Oouveroeur,  steeds  onder  den  invloed  der  zendelin- 
gen en   hunner   onjuiste  berigten,  onderteekende  alreeds  op 


Digitized  by 


Google 


EN   NISOBRSëTTINQ    AAM    DS    VAALRIYIER,  151 

den  2^*"  December  1841  eene  proclamatie  over  de  'm  be- 
zitneming van  Natal,  zonder  vooraf  daaromtrent  het  oor- 
deel, de  bevelen  en  goedkeuring  van  de  regering  in  het 
moederland  in  te  winnen.  En  had  Z^ne  Excellentie  dit  ook 
gedaan,  dan  seker  zou  de  Ëngelsche  regering  die  procla- 
matie ten  eenenmale  afgekeurd  hebben,  want  van  den  be- 
ginne af,  is  E§  geweest  tegen  de  uitbreiding  van  grond- 
gebied in  Zuid-Afrika.  De  lezer  vergeve  m^,  dat  ik  dit 
nog  eens  herhaal  *,  maar  deze  b^zonderheid  is  bij  de  be- 
schouwing  der  Zuid-Afrikaansche  geschiedenis  van  het  ui- 
terste belang  en  zoowel  de  billijkheid  in  <ms  oordeel 
over  de  handelingen  van  wege  het  Ëngelsche  Grouvemement, 
als  de  regtvaardigheid  bij  dat  oordeel  in  acht  te  nemen 
dwingen  ons  alle  zamenloopende  omstandigheden,  en  voor- 
al dit  punt,  steeds  in  het  oog  te  houden. 

De  proclamatie  hield  in:  rrdat  de  onafhankelijkheid  van 
«f  dat  Gewest  in  geenen  deele  zou  worden  erkend,  dat  het 
f»  door  eene  militaire  magt  zou  worden  in  bezit  genomen  en 
wbet  land  ten  eigendom  der  kroon  verklaard,  terwijl  de 
«bewoners  waren  onderdanen  en  Kolonisten  van  Groot- 
rrBrittanje." 

Welke  eene  ontroering,  verbittering  en  verfoeijing  dat 
atoki  zoodanige  gruwel,  str^dig  met  alle  redelijk  of  zede- 
lijk beginsel,  bij  de  emigranten,  bij  de  wettige  eigenaars 
en  bezitters  van  Natal,  wier  koopprijs  zij  met  goed  en 
bloed  zoo  duur  betaald  hadden;  bij  de  ëénige  volkomene 
overwinnaars  van  de  Kaffers;  bij  hunne  toegevendheid, 
zachtmoedigheid,  opregtheid  en  liefde  voor  God  en  naas- 
ten; by  hun  besef  van  regt  en  trouw,  voortdurend  aan 
den  dag  gelegd,  te  weeg  bragt,  —  laat  zich  niet  uit- 
drukken. 

Den  geleerdste  en  bezadigste  onder  hen,  den  Heer  Jaoobus 
Nioolaas  Boshof  —  thans  griffier  van  het  geregtshof  te 
Pieter-Maritzburg  —  een  man  die,  zelfs  onder  de  voortref- 
felijkste en  tevens  kundigste  mannen  van  Nederland,  eene 
waardige  plaats  zou  vervullen  —  werd  de  moeijelijke  taak 
opgedragen  om  een  antwoord  op  die  proclamatie  voor  den 
Veftsraad  zamen  te  stellen.  Lezers  !  gaat  er  u  aan  te  gast, 


Digitized  by 


Google 


152  VERLIR8    VAN    NATAL 

wij  hebben  het,  zoo  als  het   is  aangenomen   en  verzonden. 
Pieter-Marüzburg,  Natal,  21  Pebr.  1842 

Aan  zijne  Excellentie  den  Majoor- Generaal  Sir  George 
Thomas  Napier,  K.  C.  B.  ,  Gouverneur  en  Opperbevelheb- 
ber, enz. ,  enz,  enz.  van  de  Kolonie  de  Kaap  de  Goede 
Hoop. 

Mijn  Heer!  Wy  ondergeteekenden.  President  en  Leden 
van  den  Volksraad,  b^een  gekomen  in  onze  vergadering 
van  deze  plaats,  hebben  goedgedacht  Uwe  Excellentie  te  be- 
rigten,  dat  w^  ontvangen  hebben  zekere  Proclamatie,  ge- 
dateerd 2  Dec.  1841,  door  uwe  Excellentie  uitgevaardigd, 
waarbij  verklaard  wordt,  dat  Uwe  Exc. ,  ingevolge  last 
door  u  ontvangen,  goedgevonden  heeft,  om  de  militaire 
bezitneming  van  deze  plaats  te  hervatten,  en  dat  w^  Brit- 
sche  onderdanen  z^n,  en  door  H.  Maj.  de  Koningin  van 
Engeland,  niet  als  een  vrij  volk  zullen  worden  erkend, 
enz.  En  daar  de  vriendschappelijke  onderhandelingen,  die 
wg  met  Uwe  Exc.  hebben  begonnen,  en  de  voorstellingen 
door  ons  gedaan,  met  het  oogmerk  om  eenen  altoosdu- 
rende  vrede  en  bondgenootschap  met  het  Britsche  Gou- 
vernement te  sluiten,  indien  wij  slechts  aan  ons  eigen 
bestuur  zouden  worden  overgelaten,  —  (een  voorregt,  dat 
zelfs  aan  de  Griquas,  op  de  grenzen  uwer  Kolonie  woon- 
achtig, niet  geweigerd  is  geworden,  hoewel  dat  volk  uit 
niets  anders  bestaat,  dan  uit  emigranten  van  de  Kolonie, 
even  als  wij),  —  nu  tot  eene  oorzaak  gebruikt  worden, 
om  de  allerschromelijkste  gevolgen  op  ons  neer  te  bren- 
gen; zoo  hebben  wij,  ten  einde  met  het  gevoelen  van  al 
onze  mede-emigranten  naauwkeurig  bekend  te  worden,  de 
gemelde  Proclamatie  onder  hen  doen  verspreiden,  en  hen 
uitgenoodigd,  om  door  middel  van  publieke  bijeenkom- 
sten vrij  over  dit  onderwerp  te  handelen,  en  ons  met  den 
uitslag  bekend  te  maken.  —  Wij  kunnen  Uwe  Exc.  thans 
berigten,  dat  het  algemeen  gevoelen  van  onze  mede-emi- 
granten is,  en  dat  zij  ons  hebben  verzocht  te  declareren, 
zoo   als  w$   doen  mits    dezen,  dat  wij  uwe  gemelde  Pro- 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDERZETTING    AAN    DE    VAALRIVIER.  153 

clamatie  beschouwen  als  ten  uiterste  onregtvaardig  omtrent 
ons,  en  geschikt  om  (indien  zij  in  werking  wordt  gebragt) 
juist  datgene  te  weeg  te  brengen,  wat  daarin  als  hoofd- 
doelwit  voorgesteld  wordt,  te  willen  vermijden,  namel^k: 
oorlog  en  bloedstorting. 

Daar  deze  misschien  de  laatste  communicatie  van  dien 
aard  zou  mogen  zijn,  die  wij  gelegenheid  zullen  hebben 
aan  Uwe  £xc.  te  doen,  achten  wij  het  noodig,  om  verder 
het  onderwerp  meer  in  zijne  uitgebreidheid  aan  te  roeren.  — 
Vooral,  wenschen  wij  wel  te  mogen  worden  verstaan,  dat  het 
ons  oogmerk  niet  is,  om  te  beleedigen,  verw]gtingen  te  doen, 
of  aanleiding  te  geven  tot  eenige  oorlogzuchtige  bedrgven; 
daar  het  onze  hartelijke  wensch  en  begeerte  is,  om  den 
▼rede  te  bewaren  met  alle  menschen;  en  dat  niets  ons  be- 
wegen zal^  om  de  wapenen  op  te  nemen,  om  menschenbloed 
te  vergieten,  dan  alleen  eene  vaste  overtuiging,  dat  wij 
zulks  niet  vermijden  kunnen,  of  wanneer  de  bescherming 
van  onze  eigendommen,  —  (die  wij  beschouwen  zuur  en  duur 
verkregen  te  hebben,)  —  en  van  ons  eigen  bestaan,  zulks 
mogten  vereischen,  of  ook,  wanneer  wij  zien,  dat  geweld  en 
geen  regt  omtrent  ons  geoefend  wordt.  Wij  weten,  dat  er 
een  God  leeft,  die  Hemel  en  Aarde  regeert,  en  die  magtig 
en  gewillig  is,  om  den  verongelijkte,  hoewel  zwakkere, 
tegen  geweldenaars  te  protecteren.  Op  Hem  en  de  regt- 
vaardigheid  van. onze  zaak  verlaten  wij  ons;  en  zoo  het 
Zi|ne  wil  is,  dat  eene  algeheele  verwoesting  over  ons,  onze 
vrouwen  en  kinderen,  en  alles  wat  wij  hebben  of  bezitten, 
worde  gebragt,  zullen  wij  onderworpen  z^n,  en  erkennen  zulks 
bij  Hem  te  hebben  verdiend,  maar  niet  bg  de  menschen. 
Wij  zijn  bekend  met  de  magt  van  Groot-Brittanje,  en  het  is 
ons  doelwit  geenszins  om  die  magt  te  trotseren,  doch  wij 
kunnen  te  gelijkertijd  evenmin  toelaten,  dat  geweld,  in  plaats 
van  regt,  over  ons  zou  zegevieren,  zonder  dat  wij  al  onze 
pogingen  zullen  hebben  aangewend,  om  zoodanig  geweld  te- 
gen te  gaan.  Wg  beschuldigen  het  Britsche  Gouvernement 
niet  van  zoodanig  gezind  te  zijn,  doch  de  ondervinding 
heeft  ons  geleerd,  dat  de  verkeerde  en  ongegronde  voor- 
stellen   (zoo  als   nu  wedr  blijkbaar  omtrent  ons  het  geval 


Digitized  by 


Google 


154  YBRLIBS   YAM   NATAL  f 

\&)y  uit  een  verafgelegen  land  voortgesproten^  maar  al  te 
dikwerf  maatregelen  hebben  te  weeg  gebragt,  die  drukkend 
•en  onregtvaardig  waren. 

Wij  ontkennen  ook  ten  stelligste,  dat  een  ingekankerde 
baat  tegen  de  Engelsche  natie  ons  bezielt.  Elk  mensch  op 
den  aardbodem  is  natuurlek  zijn  eigen  volk  meer  toegedaan 
dan  anderen;  maar  als  Christen  hebben  w^  geleerd  alle 
menschen  lief  te  hebben;  en,  ofschoon  w^,  Zuid- Afrikaan- 
sche  boeren,  menigmaal  door  Engelschen  met  trotschheid 
en  verachting  zijn  aangezien  geworden,  laten  echter  vele 
Engelschen  (waaronder  wg  ook  de  Schotten  begrepen,  met 
wie  wij  persooniyk  in  ons  geboorteland  bekend  waren,,  en 
waaronder  wij  zelfs  Leeraren  hadden,  die  w^  alle  hoog- 
achting hebben  toegedragen,)  getuigen,  laten  de  Officieren 
en  soldaten  met  wie  wy  te  zamen  onder  de  wapenen  heb- 
ben gediend,  getuigen ;  laten  onze  gewezene  regenten,  reg- 
ters  en  plaatsel^ke  autoriteiten  getuigen ;  en  laten  zelfs  de 
respectable  Engelschen,  die  thans  hier  in  veiligheid  onder 
ons  wonen  en  verkeeren,  getuigen,  of  zoodanige  haat  in 
onze  boezems  jegens  de  Engelschen  gekoesterd  wordt.  Ech- 
ter willen  wy  niet  ontkennen,  dat  de  van  tgd  tot  t^d  door 
het  Engelsche  Gouvernement  omtrent  ons  in  de  Kolonie 
genomene  besluiten,  en  uitgevaardigde  wetten,  de  eenigste 
oorzaak  zijn  geweest,  waarom  wij  ons  geboorteland  en  onze 
maagschap  hebben  verlaten,  en  ons,  als  het  ware,  op  de  ba- 
ren der  wildernissen  begeven  om  vr^  van  het  bestuur  vaa 
dat  Gouvernement  te  mogen  zgn.  Om  eenige  voorbeelden  aan 
te  halen:  wie  was  het,  die  ons  de  toenemende  kwade  ge- 
volgen van  slavernij  opdrong  ?  Wie,  die  ons  regt  van  eigen- 
dom daarop  verzekerde?  Was  het  niet  hetzelfde  Gou- 
vernement, dat  ons  het  naderhand  weer  ontnam;  en  zulks 
op  oene  w^ze,  dat  w^  zelve  geene  de  minste  stem  hadden, 
omtrent  de  beste  of  meest  geschikte  w^ze,  waarop  zulks 
zou  kunnen  geschieden?  Wie  was  het,  die  ons  volle 
compensatie  beloofde  voor  onze  slaven?  Was  het  niet 
hetzelfde  Gouvernement,  dat  ons  met  een  derde  deel  van 
de  wezeniyke  waarde  onzer  eigendommen  afscheepte,  en 
dan  nog  ten  prooi  liet   van  sehraapzuchtige  en  gewinzoe- 


Digitized  by 


Google 


SN   NEDERZETTINO    AAN    D£    VAALRIVIËR.  1^6 

kende  handelaars,  die  ten  koste  van  onze  beurzen  zijn  verrgkt 
geworden?  Wie  was  het,  die  ons  bezigde,  zonder  loon  en  op 
onze  eigene  kosten,  tot  bescherming  van  de  grenzen  der  Ko- 
lonie^ t^en  de  vgandige  en  oorlogzuchtige  of  roofzieke  Kaf- 
fers? Was  het  niet  hetzelfde  Gouvernement,  dat  ons  nader- 
hand alle  aanspraak  op  compensatie  ontzeide,  verkeerdelgk 
voorgevende,  dat  wij,  door  onze  berooving  van  den  Kaffer, 
met  regt  ons  hunne  wraak  op  den  hals  hadden  gehaald? 
Wie  ontnam  ons  den  besten  Gouverneur,  dien  w^  ooit  gehad 
badden,  enkel,  omdat  hij,  als  een  man  van  geweten,  de  ver- 
ongelukte Kaapsche  Kolonisten  verdedigde,  en,  door  het 
straffen  van  hunnen  verwoestenden  vijand,  hunne  wezenl^ke 
veiligheid  en  bescherming  zocht?  Wie  zond  ons  daarna 
politieke  speculanten,  aan  handen  en  voeten  gebonden,  wier 
grensstelsels  ons  blootstellen,  om  zonder  ophouden  en  on^ 
gestrafit  door  den  Kaffer  te  worden  beroofd  en  bedreigd; 
en  zulks  nog  vergezeld  met  zware  onkosten  voor  het  land, 
welke  op  de  beurs  van  den  geruïneerden  boer  moesten 
neerkomen?  Was  het  niet  datzelfde  Gouvernement,  dat  het 
land  openstelde  voor  rondzwervende  vagebonden,  die  in 
eene  werkelooze  woeste  levenswijze  verkeerden,  en  van  de 
kudden  en  andere  eigendommen  van  den  reeds  genoeg 
verdrukten  boer  leefden?  —  Waardoor  den  boer,  van  ar- 
beiders ontbloot,  of,  indien  hij  ze  al  had,  van  alle  noodige 
gezag  verstoken,  —  (en  waaronder  de  kolonisten  thans 
nog  zuchten,)  —  de  moed  geheel  ontnomen  werd,  zoodat 
hg,  z^ne  herhaalde  remonstrantiën  en  petitiën,  onbeant- 
woord of  veronachtzaamd  ziende,  de  donkerste  vooruitzig- 
ten  had. 

Al  deze  euvelen  schrijven  wy  toe  aan  deze  éénige  oor* 
zaaky  namel^k,  het  gebrek  aan  e^  vertegenwoordigend 
Gonvememeat,  dat  ons  geweigerd  is  geworden  door  het 
uitYoerend  Gouvernement  van  datzelfde  volk,  hetwelk  het- 
zelfde voorregt  beschouwt  als  een  zijner  heiligste  burger- 
regten.  en  waarvoor  elk  ware  Brit  z^n  leven  laten  wil. 
Eb,  wat  deden  w$  onder  al  die  verdrukkingen?  Namen 
w^  '  de  wapenen  op,  eischende,  dat  ons  regt  geschiedde, 
zoo   als  onlangs   in  de    Canada^s    is  geschied?  Neen,  wij 


Digitized  by 


Google 


156  VEBLIES   VAN   MATAL 

gaven  ook  den  rok  aan  hem,  die  ons  den  mantel  had  ont- 
nomen; wij  ontdeden  ons  zelfs  van  onze  vaste  eigendom- 
men voor  spotpr^zen;  —  w^  zeiden  het  Gouvernement 
openl^k  aan,  dat  w^  ons  land  en  z^n  gebied  zouden  ver- 
laten. Het  werd  ons  toegestaan,  ten  minste  niet  verboden. 
Wy  waren  zelfs  verrast  op  het  vernemen  van  eene  aller- 
billljkste  en  regtvaardige  declaratie  door  den  Luitenant- 
Gouverneur  gedaan,  dat  het  een  onbetwistbaar  regt  was, 
dat  iemand^  met  het  bestuur  eens  Gouvemements  ontevre- 
den z^nde,  vr^heid  h^d,  het  te  verlaten.  Aanstonds,  na 
onzen  uittogt,  verklaarden  wij  onze  onaf hankel^kheid ;  w^ 
rigtten  een  eigen  bestuur  op;  wij  voerden  oorlogen  tegen 
die  ons  onverziens  overvielen,  en  maakten  vrede;  wij  na- 
men bezit  van  onbewoonde  landstreken,  zoowel  die  ons 
door  vriendschappelijke  onderhandelingen  met  de  Heiden- 
sche  volkstammen  toevielen,  als  «die  w^  met  ons  goed  en 
bloed  moesten  koopen. 

Intusschen  Wat  deed  het  Koloniaal-Gouvernement,  gedu- 
rende den  loop  van  al  deze  omstandigheden?  Liet  het  ond 
aanzeggen,  dat  wij  ons  van  onze  verpligting  als  onderdanen 
niet  konden  ontslaan,  waar  wij  ons  ook  mogten  bevinden? 
Of  bood  het  ons  eenige  hulp,  toen  wig  in  nood  waren,  en 
het  vooruitzigt  hadden,  om  alle  oogenblikken  door  woeste, 
bloeddorstige  heidenen  te  worden  vernield;  —  en  toen  reeds 
over  de  zeshonderd  van  de  onzen  allerverraderl^kst  en  on- 
schuldig waren  vermoord?  Of  bleef  het  onverschillig  de 
ellende  van  zijne  voorgewende  onderdanen  aanschouwen, 
zoo  lang  totale  vernieling  hen  bedreigde?  Maar,  wat  meer 
is,  werden  niet  hunne  moordenaars  ondersteund  en  geholpen, 
zoodra  zij  (de  emigranten)  eenige  kans  schenen  te  hebben  van 
de  overwinning  te  behalen,  door  allen  uitvoer  van  wapenen 
en  ammunitie  naar  hen  te  beletten?  Ja  zelfs  door  ons  met 
eene  militaire  bezetting  te  bedreigen,  en  onze  eigen  wape- 
nen en  ammunitie  te  confiskeren;  en  dit  mede,  onder  voor- 
geven van  uit  menschlievendheid  verdere  bloedstortingen 
te  willen  vermijden,  toen  er  geene  vrees  bestond  voor  de 
vergieting  van  Christenbloed,  maar  toen  wraak  stond  ge- 
nomen te  worden  op  diegenen,  wier  handen  daarmede  nog 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZETTING  AAN  DB  VAALRIVIEB.       157 

bevlekt  waren.  Voorts,  door  den  handel  te  stremmeni  waar- 
door Telen  der  emigranten,  gedurende  de  bezoeking  Tan 
de  besmettel^ke  ziekte  (de  mazelen),  stierven  uit  gebrek 
aan  de  noodige  middelen  of  aan  Toedsel,  geschikt  of  on- 
ontbeerlek  in  zulk  een*  tijd!  Heeft  niet  hetzelfde  GouTer- 
nement  ons  steeds  als  uitheemschen  behandeld,  zelfs  met 
betrekking  tot  onzen  handel  OTer  zee  ?  —  Hoe  is  het  dan 
mogel^k,  dat  met  al  zulke  gronden  aan  onze  zgde,  Uwe 
Exc.  kan  Terwachten,  dat  wij  op  ons  zelven  kunnen  zien 
als  overtreders  of  oproerigen  tegen  ons  wettig  Gouverne- 
ment? Wij  Terklaren,  dat  wij  niet  kunnen  zien,  hoe  het 
Britsche  Gouvernement,  onder  de  voormelde  omstandighe- 
den, met  eenigen  den  minsten  schijn  van  regtvaardigheid 
of  billijkheid,  op  ons  als  onderdaken  aanspraak  maken 
kan;  tenzij  zulks  alleen  geschiede,  uit  andere  politieke 
beweegredenen,  of  uit  jaloezy,  tegen  ons  redenen  gezocht 
worden,  om,  met  eenigen  schijn  van  regt,  de  verachte  en 
aan  het  noodlot  overgelatene  emigranten  weder  onder  het 
juk  te  brengen.  Wij  twijfelen  sterk,  wanneer  w^  in  het 
hart  van  Afrika  waren  getrokken,  of  naar  Dela-Groa,  of 
men  ons  daar  ook  zou  hebben  gemoeid.  Doch  w^  koeste- 
ren nog  de  hoop,  dat^  wanneer  het  tegenwoordige  Gouver- 
nement van  H.*M.,  de  Koningin  van  Engeland,  en  de 
Britsche  Natie,  wel  en  waarlyk,  met  de  geheele  toedragt 
der  zaak  zullen  z^n  bekend  geworden,  er  andere  middelen 
zuUen  worden  gevonden^  om  satisfactie  aan  beide  kanten 
te  weeg  te  brengen,  dan  door  het  zwaard  en  door  bloed. 
W^  smeeken  Uwe  £xc.  derhalve,  om  de  zaak  verder  te 
overwegen,  en  geene  maatregelen  te  nemen,  waardoor  w^ 
gedreven  konden  worden  tot  stappen,  die,  hoezeer  tegen 
onzen  zin,  of  hoe  smarteiyk  z^  ook  voor  ons  zullen  z^n, 
echter  voor  ons  leven  en  veiligheid  onvermijdelgk  zullen 
worden^  en  eene  verantwoording  op  Uwe  £xc.  zelven  zul- 
len brengen,  die  vroeg  of  laat  zwaar  zal  kunnen  z^n  te 
dragen. 

Wat  aanbctreft  de  oorzaak,  in  uwe  Proclamatie  voorge- 
wend, waarom  deze  militaire  bezitneming  zal  moeten  ge- 
schieden, namelgk  onze   resolutie,  alhier  genomen  omtrent 


Digitized  by 


Google 


168  VERLIES    VAN    NATAL 

de  Kaffers,  yan  den  2'**  Aug.  1841;  weoschen  iry  slechts 
aan  te  merken,  dat,  200  als  gewoonlgk  geschiedt,  Uwer 
£xoellentie*s  informatenr  de  wezenl^ke  toedragt  der  zaak 
óf  zelf  niet  weet,  óf  voorbedachteliik  voor  U  verborgen 
heeft  gebonden.  Wij  z^n  in  staat  eiken  opregten  philan- 
thropbt  te  kunnen  overtuigen,  dat  ons  voornemen  omtrent 
de  Kaffers,  zoowel  oude  inwoners  als  latere  aankomelin- 
gen,  in  bet  maken  der  schikkingen  voor  hunne  verplaat- 
singen, zoowel  b^  de  reeds  aangehaalde  resolutiën,  als  bg 
eene  andere,  sedert  omtrent  hetzelfde  onderwerp  genomen, 
gegrond  is  op  ware  menschlievendheid,  in  zoo  verre  wg 
daardoor  hebben  zoeken  voor  te  komen,  of  te  venngden» 
de  waarschijnl^kheid  va<i  vijandelijkheid  en  bloedstorting, 
welke  anders  onvermgdel^k  het  gevolg  zou  moeten  z^n, 
wanneer  w^  toelieten,  dat  Zoola's  en  andere  Naturellen 
hunne  oude  woningen  verlaten,  en  bij  duizenden  zich  on- 
der ons  nederzetten  (zoo  als  thans  het  geval  is);  want 
eerst  door  ons  tegen  hunne  vganden  beveiligd,  en  daarna 
sterk  geworden  z^nde,  zouden  z^  in  de  schoonste  gele- 
genheid van  de  wereld  zijn  gesteld,  om  ons  uit  te  roegen, 
alleen  om  in  het  bezit  van  ons  vee  te  geraken;  of,  hun* 
nén  aanslag  ontdekt  zijnde,  zouden  zij  ons  noodzaken,  hen 
op  staanden  voet  met  de  wapenen  aan  te  vallen  en  te  ver- 
drgven. 

Onze  maatregelen  z^n  derhalve  ingerigt,  om  tegen  de 
mogelijkheid  van  zoodanige  gebeurtenis,  in  tgds,  zoo  veel 
als  doenlijk  is,  te  voorzien,  en  niet  het  kwaad  te  veel  tê 
doen  toenemen,  of  eerst  onherstelbaar  te  doen  worden,  en 
dan  werkzaam  te  willen  zijn.  Het  zou  te  breedvoerig  zgn, 
wanneer  wij  thans  wilden  aanhalen  al  hetgeen  w^  omtrent 
dit  punt  te  zeggen  hebben.  Wg  zullen  dus  overgaan,  om 
aan  te  toonen,  dat,  indien  Faku  al  eenige  aanspraak  had 
op  het  deel  lands,  in  Uwer  Excellentie's  Proclamatie  rer- 
meld,  h^  alleen  te  blameren  zou  zgn,  zoo  wij  van  dat  land 
hadden  gebruik  gemaakt.  Vooreerst,  hebben  w^  bewezen, 
dat  hg  in  het  jaar  1834  reeds  gedeclareerd  heeft,  geene 
aanspraak  op  dat  land  te  hebben,  en,  met  uitzondering  van 
eenige    spioenkraaltjes,    het    ook   nimmer  heeft  bewoond, 


Digitized  by 


Google 


attSÊStnmüiHiüum. 


iH 


:ajii  te  is  Fib  irff  «t «  W  «I  «ié 

TB  3  gre  10  ia  Tsakai^  m  nHMil 

:  ?é;r3KtiE,B9dit(riJiiiiiiKfiÉa 

'  'j]£i^ia«iei^aotBfi||ilriWÉ 
,  j  K  a  Sehb  o  iaoi  !■  Objhl  i^ii^ 

Hün'w  è  Ocarok),  ■  k  Ij  en  » 

ia:  «il  è)ci  k  (olixt  brwB  |Bi  fl  ^ 


^^••^t^ 


^•iiifey^ 


"^«la^ 


*rf4 


IBR 


215 


Wl 


stal   plaats  vindt,   dan 
sraad  benoemt  de  Kom- 
ten    en    Veldkornetten, 
oden  worden    door  de 
autoriteiten  zijn  er  niet. 
uren  de  krrjgsmagt    en 
ig  voor.  In  Maart  1852 
Potgieter  en  Pretorius 
e  Heer   Ensel,  in  April 
n  worden.   De  Komman- 
raals  aan  de  Veldkornet- 
man  in  zijne  afdeeling. 
en  is  de  burgemeester 
eeld  in  zoovele  districten 
:ijk  kerken  zijn.  Verlangt 
medeoordeel  van  Heem- 
g  nemen   en  hebben  ge- 
stelde partij  betaalt  hun 
en  Landdrost  en  Heem- 
dan wordt  het  misdrijf 
ibragt  en  deze  is  in  dat 
n  zijn  de  uitvoerders  der 
ers,  zoo  in  lijfstraffelijke 
hgelcgenheden  zijn  geheel 
Ingedragen.  De  Landdrost 
aetoment  is  toegekend  en 
betrekkingen  waren  eere- 
^^olgeos  een  tarief,  beloo- 


,.dit  laiidbestuur  ook  mogt 
1  militaire  of  burgerwacht 
Ier  ambtenaren  te  doen 
st  was  hier  heilig  en  een 
er  hem  gesteld  was. 
ten  ïijn  ingevoerd.  Men 
.prstaan.  De  handleiding 
'  Landdrost  en  Heemraden 


Digiti 


izedby  Google 


38  DE    LANDVERHUIZING 

voerende,  die  zij  in  dienst  van  hunnen  meesier  hadden 
overgewonnen^  en  elk  aanhod,  hoe  rnim  ook^  om  in  dienst 
te  big  ven,  volstrekt  hadden   verworpen. 

Er  waren  zelfs  Hottentotsche  familiën,  zóó  haveloos,  of 
van  zulk  een  slecht  gedrag,  dat  de  toelating  tot  de  zen- 
delingscholen  hen  geweigerd  werd;  doch  deze,  liever  dan 
in  dienst  der  boeren  te  blijven,  vereenigden  zich  van  lie- 
verlede in  de  omstreken  van  verscheidene  vlekken,  en  voor- 
namelgk  rondom  Graaf-Reinet,  Graham*s  Town  en  Somer- 
set,  waar  z^  een  volslagen  pest  der  maatschappij  werden, 
en  een  schrik  voor  den  ganschen  omtrek,  wegens  de  ver- 
metele diefstallen  en  rooverijen  die  z^  mijlen  in  het  ronde 
bedreven.  Het  bezwaar  nogtans  om  deze  misdadigers 
op  het  spoor  te  komen  en  te  straffen  werd  zóó  sterk  ge- 
voeld, dat  naar  het  oofdeel  van  ieder  verstandig  man  niets 
dan  de  daarstelling  eener  allerstrengste  wet  tegen  de  land- 
looperij  in  staat  scheen  om  het  euvel  paal  en  perk  te  stel- 
len ;  doch  de  moeijel^kheden,  aan  de  verl^ryging  eener  zoo- 
danige wet  verbonden,  schenen  der  Wetgevende  magt  onover- 
komelijk* toe ;  en,  hoe  dikwijls  ook  door  de  Uitvoerende  magt 
beloofd,  werd  zij  tot  de  Grieksche  kalenden  uitgesteld;  en 
zoo  doende  vermeerderde  de  teleurstelling  van  zulke  ver- 
wachtingen alweder  het  misnoegen. 

Het  is  eene  merkwaardige  daadzaak,  dat  de  eenigste 
hulp,  die  sommige  boeren  in  de  districten  vonden,  op 
zoodanige  plaatsen  was,  die  aan  het  land  der  Boschjes- 
mannen  grensden,  waar  eene  menschlievende'  en  verlichte 
staatkunde  weldra  hare  nimmer  falende  vergelding  ontving. 

Nog  in  het  begin  dezer  eeuw  werden  die  Boschjesman- 
nen  als  voor  alle  beschaving  onvatbaar  geacht  Het  doo- 
delijk  vergif  dat  zij  aan  iedereen  gaven,  die  hen  slechts 
in  eene  eenigzins  verdachte  houding  naderde,  maakte  hen 
tot  het  voorwerp  van  algemeene  vrees  en  afschuw.  Zij 
werden  als  de  verklaarde  v^anden  des  menschelijken  ge- 
slachts  beschouwd ;  en  ik  vrees  dat  er  eens  een  tijd  was, 
waarop  eene  algemeene  slagting  van  dat  ras,  mannen , 
vrouwen  en  kinderen,  zonder  onderscheid,  niet  alleen  als 
volkomen  wettig,  maar  zelfs  als  lofwaardig  beschouwd  werd. 


Digitized  by 


Google 


DER   HOIiLANDSCHfi  «BOEREN   ENZ.  ^9 

Doch  omstreeks  het  begin  dezer  eeuw  waagden  het  de 
eerwaardige  zendelingen,  de  heeren,  Kichorer  en  Edwards, 
zich  stoutmoedig  onder  hen  te  begeven,  en,  beveiligd  door 
het  schild  van  Evangelie  en  godsdienst,  ontwikkelden  zij 
hanne  zedelijke  kracht  te  midden  der  bedreigingen  en  der 
afschowel^ke  tooneelen,  waarvan  zij  gedwongen  werden  oog- 
getuigen te  zgn.'  Hunne  verhevene  opoffering  van  alle  ge- 
makken^ ja,  van  alle  noodwendigheden.  des  levens  voor 
de  zaak  der  menschheid,  vond  ten  laatste  hare  bcloouing 
in  de  toebrenging  van  eenige  weinige  stammen,  «n  in  de 
vrieDdschappeiyke  betrekking,  tusschen  dezen  en  de  naast- 
bij  gelegene  boeren  gevestigd. 

Niet  lang  daarna  werd  ook  de  gewoonte  ingevoerd^  en 
door  het  Gouvernement  gewettigd  en  aangemoedigd,  die 
aan  eenige  lieden  van  welbekende  menschlievendheid  ver- 
gunde, om  in  tijden  van  droogte  en  hongersnood,  op  jagt- 
partgen  hun  land  te  bezoeken.  De  Boschjesmannen  ver- 
zamelden zich  dan  b^  geheele  scharen  rondom  heu^  en 
leerde  hen  de  kunst  af,  van  de  opbrengst  der  jagt  in  bil- 
long^)  te  veranderen,  waardoor  zij  zich  tem  minste  gedu- 
rende die  onvruchtbare  saizoenen  van  eenig  dierlijk  voed- 
sel konden  verzekeren. 

Dit  menschlievend  gedrag  dezer  boeren  vond  weldra 
zijnebelooning,  daar  sommigen  dier  Boschjesmannen  zich  lang- 
zamerhand onder  hunne  bescherming  en  in  dienst  van  de  na- 
burige hoevenaars  begaven,  waardoor  zij  zich  met  hunne 
huisgezinnen  het  geheele  jaar  door  een  zeker  middel  van 
bestaan  verschaften.  Huü  natuurlek  verstand  -werd  onder 
het  hoeden  der  kudden  weldra  ontwikkeld ;  zij  werden  zeer 
getrouwe  en  betrouwenswaardige  veehoeders,  en  ik-zelve 
heb  hoeven  in  den  Sneenwberg  bezocht,  die  door  hunne, 
met  hunne  geheele  familiën  naar  de  Kaapstad  of  andere 
districten  verreisde   eigetfaars,  maanden   lang  verlaten  wa- 


*)5i7^on^  (letterlijk  Hamtanff^iie)  hestAAimt  strooken  raauw  vleesch, 
uit  de  hammen,  lendestakken  of  vleesige  gedeelten  van  het  vee  of 
grooter  wild  gesneden,  welke,  met  zont  oversprenkeld,  aandehocte 
zoD  worden  blootgesteld,  en  dua,  door  de  zon  gedroogd,  maanden 
lang  het  gewone  voedsel  der  veehoedende  boeren  uitmaken. 

SCHRIJTSB. 


Digitized  by 


Google 


40  I>B    LANDVERHUIZING 

ren  geweest,  kudden  van  zes,  zeven,  ja  tien  duizend  scha- 
pen onder  de  enkele  hoede  van  éëne  of  twee  familiën  van 
deze  »f tamme"  Boschjesraannen  achterlatende;  ja,  men  heeft 
mij  later  onderrigt,  dat  zulke  voorbeelden  verre  van  zeld- 
zaam waren:  dat  zy  zich  onveranderlijk  het  op  deze  wijze 
in  hen  gestelde  vertrouwen  ten  volle  waardig  maakten, 
en  daf  zy,  bij  de  terugkomst  hunner  meesters,  met  behulp 
van  hun  ^kerfstok,"  rekenschap  wisten  te  geven  van  het 
verlies  van  ieder  ooi,  schaap  of  lam,  met  eene  trouw  en 
duidelgkheid,  die  hen  in  verbazing  bragt  • 

In  e^ne  noot,  op  een  der  onnavolgbare  hoofdstukken  van 
zgn  AnHquary\  zegt  sir  Walter  Scott,  dat  deze  rrkerfstok- 
ken/'  twee  of  drie  eeuwen  geleden,  bg  de  bakkers  in  Schot- 
land in  gebruik  waren.  Het  zou  voor  een  Oldbuck  of 
Monkbams  niet  onbelangr^k  wezen,  om  na  te  sporen,  of 
de  Caledonische  bakkers  die  kennis  van  de  Boschjesman- 
nen  in  Zuid- Afrika  verkregen,  dan  wel  vice  versa  ^) ;  doch 
voor  hen,  die  geen  dezer  beide  gevoelens  aannemen,  moge 
de  opmerking  voldoende  zijn,  dat,  in  een  kindschen  toe- 
stand der  maatschappij,  de  menschen  zich  met  dezelfde 
ruwe  middelen  tot  verligting  van  het  geheugen  of  scher- 
ping van  het  verstand  behelpen,  onafhankelgk  van  land 
of  luchtstreek. 

In  de  weinige  districten,  die  aan  het  land  der  Bosch- 
jesmannen  grensden,  vonden  de  boeren  eenige  gedeeltelgke 
vergoeding  voor  het  verlies  hunner  Hottentotsche  dienst- 
baren; doch  het  valt  niet  te  ontkennen,  dat  in  de  overige 
oostelijke,  provinciën  de  talrijke  zendelingscholen,  en  inzon- 
beid  de  uitgebreide  inrigting  aan  de  Kat-rivier,  eiken  Hot- 
tentot  of  dienstbare  van  Hottentotsche  afkomst  uit  de  dienst 
der  boeren  wegnamen.  Niet  slechts  werden  zg  tot  die  scholen 

<)  Zjoa  het  uiet  veel  waarschijnlijker  zijn,  dat  de  Boachjesman- 
nen  hunne  kennis  aan,  en  het  gebruik  van  den  ifkerfstok,'*  aan  de 
HoUandsch-Afrikaansche  boeren  te  danken  hebbon?  Zeker  is  hot 
althans,  dat  de  rrkerfstok",  thans  nog  maar  in  de  veronderde  bena- 
ming  bewaard  gebleven,  in  vroegere  tijden  even  zoo  wel  bij  on5», 
als  bij  de  Schotten  in  gebruik  was.  Van  daar  het  nog  wel  eena 
in  jok  of  ernst  overdragtelijk  gebezigde  gezegde,  wanneer  het  ge- 
duld ten  einde  raakt:  rrDe   kerfstok   is  vol!" 

VEBTALEa. 


Digitized  by 


Google 


DER   H0LLAND8CHE    BOEREN,    ENZ.  41 

aangetrokken,  als  de  verbleven  van  gemak  en  zorgeloosheid, 
maar  men  leerde  hen  bovendien^  zich  als  een  onderscheiden 
en  afzonderlijk  ras  te  beschouwen,  hetwelk  voor  den  Saksi- 
schen  boer  geene  diensten  welke  ook  rrbehoorde"  te.verrigtén. 

En  dit  geleidt  mij  tot  de  vermelding  van  een  nog  veel 
ernstiger  nadeel,  dan  het  bloote  verlies  van  arbeid,  hetwelk 
uit  bet  ten  opzigte  der  Hottentotten  gevolgde  systeem  voort- 
vloeide; een  kwaad,  welks  gevolgen,  hoezeer  lang  te  voren 
door  velen  voorspeld,  wier  voorzeggingen  hetzelfde  lot 
wedervoeren  als  die  van  Cassandra,  namelijk,  van  als  her- 
senschimmen beschouwd  te  worden,  zich  tijdens  de  jongste 
gebeurtenissen  in  vreeselijke  wezenl^kheid  vertoonden;  wes- 
halve z^  thans  als  geschiedkundige  lessen  behooren  be- 
schouwd te  worden,  waaruit  voor  gezaghebbers,  aan  wie  het 
bestuur  over  verschillende  rassen  in  één  en  hetzelfde  land  is 
toevertrouwd,  nuttige  waarschuwingen  zijn  af  te  leiden; 

Ik  zeide  te  voren  reeds,  dat  in  de  meeste  (zoo  niet  in  alle) 
deze  scholen  of  inrigtingen  binnen  de  kolonie,  het  Gouverne- 
ment geeu  het  minste  toezigt  of  tuuschenkomst  uitoefende  of 
vorderde.  Niet* te  min  werden  er  nu  en  dan  ontdekkingen  ge- 
daan, waaruit  ten  duidel^kBte  bleek,  dat  men  zich  in  eenige 
daaiVan,  eene  der  overheid  toekomende  magt  had  aange- 
matigd, om  misdadigers  bij  wijze  van  regtspleging  door  ge- 
zworenen te  straffen,  en  dat  binnen  zulke  scholen  door  de 
zendelingen  straffen  werden  uitgedeeld,  ten  eenemale  onbe- 
staanbaar met  de  grondbeginselen  van  regt.  Doch  ook 
hiervan  sch^nt  geefie  de  minste  ambtelijke  kennis  genomen 
te  zijn,  en  door  het  meer  en  meer  blijkbaar  worden  van  dit 
beginsel  des  Gouvernements,  \^erden  de  zendelingen  in  de 
eenmaal  aangematigde  heerschappij,  zoowel  over  de  tijdelgke 
als  geestelijke  belangen  van  hen  die  hunne  scholen  bezochten, 
langs  hoe  meer  bevestigd. 

Met  uitzondering  van  de  nederig  gezinde  Moravische 
broeders'  (die  ik  gaarne  als  eene  loffel^ke  uitzondering  laat 
gelden),  meen  ik  te  moeten  zeggen,  dat  bijkans  algemeen  en 
met  opzet  den  Hottentotten  het  begrip  was  ingeprent,  dat  zij 
niet  alleen  altoos  een  onderdrukt  ras  geweest  waren,  maar 
zulks  nog  altoos  bleven;  dat',  in  spijt  van  de  hun  door  het 


Digitized  by 


Google 


42  DE   LANDVERHUIZING 

Gouvernement  gescbonkene  Magna  Charta,  in  de  zoogenaam- 
50ste  ordonnantie,  de  blanken  nog  ten  allen  t^de  gereed  waren 
hen  te  onderdrukken;  en,  naar  ik  vrees,  werden  zulke  begrip- 
pen den  Hottentotten,  die  zich  in  of  nal^lj  de  zendelingsinrig- 
ting  by  de  Kat-rivier  ophielden,  met  grooten  ernst  ingeplant. 
Die  begrippen  hebben  ongetwijfeld  den  grond  gelegd  tot  den 
opstand,  die  den  tegenwoordigen  Kaffer-oorlog  zoo  noodlot- 
tig gemaakt'  heeft;  doch  bij  die  gebeurtenissen  wensch  ik 
met  langer  te  verwijlen;  hier  alleenlijk  willende  doen  op- 
merkeU;  dat  ik,  reeds  vele  jaren  geleden,,  dat  gevoel  van 
nationale  verw^dering  heb  zien  ontstaan,  en  toen  reed$  voor- 
spelde, dat  die  zaden  van  afkeer  en  vijandschap  tusschen  de 
rassen,  onvermydelijk  die  vergiftige  vruchten  zouden  doen 
ontspruiten,  waaronder  de  kolonie  zoo  treurig  geleden  heeft. 
Dit  zal  voldoende  zijn  ten  betooge  dat  de  trapswijze 
onttrekking  van  het  geheele  ras  der  Hotte  ntotten  aan  den 
landbouw  en  de  veehoederij,  zoowel  als  de  vijandige  geest, 
dien  zij  jegens  de  kolonisten  aan  de  grenzen  openbaarden, 
dezen  laatsten  geene  andere  dan  de  treurige  keuze  overlieten 
om  elders  een  oord  .te  gaan  opzoeken,  waar  hunne  kudden  en 
driften  veilig  konden  zijn,  en  waar  zg  den  arbeid  tegen  bil- 
Igker  pr^s  zouden  kunnen  verkrggen. 

IL  Maar-  hoe  groot  en  gewigtig  deze  grief  ook  wezen 
mogt,  zij  wordt  nog  geheel  overschaduwd  door  de  verbitte- 
ring, waarmede  de  kolonist  het  Gouvernement  stappen  zag 
doen  om  hem  zelfs  van  dien  arbeid  te  berooven*,  waarop  hy 
een  onbetwistbaar  eigendomsregt  inriep. 

Het  is  eene  op  zich  zelva  staand^,  en,  zoo  ik  geloof,  niet 
algemeen  genoeg  bekende,,  of  ten  minste  niet  genoeg  gewaar- 
deerde daadzaak,  dat  gedurende  de  laatste  eeuw,  ter>yïjl  alle 
andere  aan  Europesche  magten  toebehoorende  koloniën  met 
slaven  overkropt  waren,  die  voomamel^k  door  Britsche  vaar- 
tuigen werden  ingevoerd,  het  Gouvernement  der  Kaapkolonie 
zich  altoos  afkeerig  betoond  had  van  den  invoer  van  slaven; 
dat  die  invoer  ^loor  verscheidene  strenge  proclamatiën  was 
verboden  geworden,  en-  dat  van  tijd  tot  tijd  (doorgaans  een- 
maal 's  jaars),  op  de  dringende  vertoogen  der  kolonisten,  en 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLANDSCHE    BOEREN^   ENZ.  43 

naar  evenredigheid  van'  hun  toenemend  getal  en  de  behoeften 
van  den  landbouw,  eene  uitdrukkelijke  vergunning  tot  den 
invoer  van  een  bepaald  getal  slaven  verleend  werd. 

Gedarende  het  kortstondig  beheer  van  het  Bataafsche 
Groavemement^  van  1802  tot  1806,  gaven  verscheidene  pro- 
clamatiên  en  daden  van  dat  fiewind  zijn  voornemen  te  kennen 
oin'aan  het  bestaan  der  slavernij  in  de  kolonie  spoedig  een 
einde  te  maken,  zoodat  gedurende  deze  eeuw,  inderdaad 
slechts  een  zeer  klein  aantal  slaven  uit  het  Negerras  den 
kolonialen  grond  betreden  had.  Het  natuurlijke  gevolg  daar- 
van was^  dat  negen  tiende  gedeelten  van  de  slavenbevolking 
uit  slaven  bestond,  in  de  huisgezinnen  geboren,  die  meer  als 
familiebedienden  beschouwd,  en  gelijk  de  VerncB  der  Romei- 
nen behandeld  werden.  Z^  werden  tot  verschillende  beroepen 
en  handwerken  opgeleid,  werkten  nooit  b^  troepen,  en  geno- 
ten inderdaad  alle  gemakken  en  voorregten,  die  vrije  dienst- 
boden slechts  bij  mogelijkheid  konden  verlangen.  De  waarde 
van  zulke  slaven  nam^  door  den  aanwas  en  meerdere  vraag 
van  de  vrije  bevolking,,  dagel^ks  toe,  en  het  was  geene  zeld- 
zaamheid dat  men  voor  één  enkelen,  in  zekere  handwerken 
goed  onderwezen  «laaf,  vier,  vijf,  ja  zesduizend  pond  sterling 
gaf.  Dat  slaven  van  zulk  een  waarde  goed  behandeld  werden, 
als  ook  dat  zij  hunne  regten  kenden  en  wisten  te  hand- 
haven, is  slechts  een  natuurlijk  gevolg  van  zulk  een  staat 
van  zaken;  en  al  was  het  dan  ook  dat  er,  in  den  loop 
van  tien  of  twaalf  jaren,  twee  of  drie  voorbeelden  van 
zware  mishandeling,  ja '  van  moord  zelfs,  voor  de  regt- 
banken  gebragt,  en  door  de  (v^lschel^k  ^zoogenaamde) 
philanthropische  pers  luide  werden  uitgeroepen:  het  zou 
toch  even  zoo  onregtvaardig  zijn,  op  zulke  enkele  geval- 
len eene  algemeene  beschuldiging  van  mishandeling  der 
slaven  tegen  hunne  meesters  te  bouwen,  als  de  moorden 
van  Burke,  van  de  Mannings,  van  Rush,  en  van  honderd 
anderen,  dieb^kans  ieder  Engelsch  nieuwspapier  bevlekken, 
bill^kerwijze  ten  laste  der  bevolkingen  van  Edinburg  of 
Londen  gebragt  kunnen  worden. 

Kort  na  den  algemeenen  vrede  van  1815,  v^erd  het  ïnaar 
al  te  blijkbaar,  dat  de  openbare  geest  in  Engeland  de  geheele 


Digitized  by 


Google 


44  DE    LANDVERHUIZING 

vernietiging  der  slavernij  bedoelde^  daar  de  hoofdleiders  van 
alle  partijen  toch  openl^k  betuigd  bad  den,  dat  zi),  de  over- 
winning behaald  hebbende  van  de  vernietiging  des  sla- 
venhandels, deze  nog  slechts  als  den  drempel  beschouw- 
den tot  bereiking  van  het  grootere  doel ;  terwgl,  als  voor- 
bereidende middelen  tot  dien  stap,  verscheidene  plaatse- 
Igke  -wetten  werden  ingevoerd,  die  de  magt  en  het  geiag 
dei*  meesters  over  hunne  slaven  •aanmerkelijk  besnoeiden. 
De  merkwaardigste  van  die  was  eene  plaatsel^ke  verorde- 
ning van  1826,  waarbij  een  nieuw  ambt  van  voogd  of  be- 
schermer der  slaven  werd  daargesteld,  wiens  pligt  het  was 
om,  zoowel  zelve  als  door  zijne  ondergeschikten,  een  bg- 
zonder  toezigt  te  houden  op  de  bescherming  hunner  be- 
langen. Elke  slaaf  bekwam  daarbij  het  regt  om  zijnen 
meester  tot  zijne  vrijlating  te  noodzaken,  indien  h^  hem 
zijne  waarde,  door  onpartijdige  personen  te  schatten^  ver- 
goeden kon.  De  uren  van  den  arbeid  werden  bepaal^, 
en  nog  verscheidene  andere  gestrenge  regelen  ingevoerd, 
waardoor  eene  magt  werd  gevestigd,  die  zich,  ten  behoeve 
van  den  slaaf,  in  alle  huiselijke  aangelegenheden  van 
ieder  huisgezin  mengen  kon.  Het  is  geinakkel^k  na  te 
gaan,  hoe  zulk  een  systeem  een  veel  onvriendelijker  geest 
in  de  betrekking  van  meester  en  slaaf  deed  ontstaan,  dan 
vroeger  had  plaats  gehad.  De  slaaf,  tot  dusverre  gewoon 
deze  of  gene  gunst  of  toegefelgkheid  van  zijnen  meester 
of  meesteres'  te  ontvangen,  zag  nu  eene  andere  magt  op- 
staan, die  hem  zulks  ambtshalve  verleenen  kon:  en  de 
meesters,  jaloersch  op  die  magt,  hielden  nu  dikwerf,  uit 
beginsel,  datgene  terug,  wat  zij  anders  gewillig  als  gunst 
zouden  hebben   toegestaan. 

Van  dat  oogenblik  af  aan  kan  men  derhalve  zeggen  dat 
de  minzame  gevoelens,  die  te  voren  van  weerskanten  be- 
stonden, hebben  opgehouden ;  terwijl  het  geheele  land  de 
nadeelige  gevolgen  van  deze  onbehoorlijke  en  kwalijk  ge- 
plaatste tusschenkomst  begon  te  gevoelen.  Doch  het  Gou- 
vernement in  het  moederland,  niet  te  vreden  met  deze 
koloniale  wetten,  nam,  in  Pebruarij  1830,  eene  wet  aan, 
waarb^  niet  slechts  eene  schare  van   beschermers,    als  by- 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLANDSCHE  BOEREN,   ENZ.  46 

zondere  voogden  of  toezieners  der  slaven  in  ieder  district 
werden  aangesteld,  maar  ook  nog  gestrengere  verordenin- 
gen tegen  de  geringste  daden  van  onregtvaardigheid  je- 
gens de  slaven  werden  vastgesteld,  als  uitdrukkelijk  ver- 
klarende, dat  deze  zich  aan  geenerlei  straf  behoefden  te 
onderwerpen  voor  het  inbrengen  van  klagten  hunner  mees- 
ters, nten  ware  zoodanige  klagten  met  eenig  kwaadwillig 
of  misdadig  doel  wierden  ingebragt,'*  —  terwijl  op  elke, 
lelfs  de  geringste,  overtredingen  vian  eenig  artikel  dier 
verordening,  eene  boete  van  nooit  minder  dan  «f  10,  noch 
meer  dan  £  600,  is  uitgesproken.  Zie  de  72"**  en  Ti"*"  sec- 
tie dier  .wet. 

Doch  de  geest,  waardoor  zich  deze  verordening  bepaal- 
del^  onderscheidde,  vertoonde  zich  in  die  bepalingen,  waarbij 
den  eigenaars  van  slaven,  in  den  landbouw  of  in  de  n^- 
verheid  gebezigd,  gelast  werd  om  telken  jare,  van  den 
beschermer  of  diens  adsistent,  een  boek  te  ontvangen,  waar- 
aan, in  de  verordening,  de  naam  van  ftpunishment  record 
book^^  gegeven  wordt,  en  waarin  ieder  zoodanig  eigenaar, 
zoo  hij  schrijven  kon,  zelve,  of  anders  door  een  ander, 
voor  iederen  sl^af  een  hoofd  moest  maken,  waaronder  elke 
straf,  van  welken  aard  ook,  moest  gebragt  worden,  die 
ii^  aan  zoodanigen  slaaf  had  opgelegd,  en  waarbij,  met 
de  grootste  naauwkeurigheid,  elke  bijzonderheid  van  de 
overtreding,  van  de  straf^  van  de  getuigen  er  van,  enz., 
enz.,  moest  worden  opgeteekend.  Dit  boek  moest  de  sla- 
venhouder, tweemaal  's  jaars,  aan  den  beschermer  of  diens 
adsistent  binnen  z^n  district  inleveren,  en  de  naauwkeurig- 
heid er  van  met  eede  bevestigen ;  en  zoo  er  te  eeniger  tijd 
aan  iemand  der  beschermers  eene  klagt  mogt  gedaan  wor- 
den over  de  oplpgging  van  eenige  straf,  en  het  n  record 
book^'  dan  niet  een  ten  volle  met  de  waarheid  overeen- 
komstig verslag  van  elke  daarmede  in  verband  staande 
omstandigheid  opleverde,  moest  de  meester  vervolgd 
worden  ter  zake  van  moedwilligen  meineed,  onafhankelgk 
van  de  straf  ter  zak^  van    de  aanklagte  zelve. 

Onmogelijk  is  het  de  ontroering  te  beschrijven,  die  de 
gansehe  kolonie  vervulde,  toeft  deze  wetsbepalingen  bekend 


Digitized  by 


Google 


46  DE  LANDVERHCrZINa 

werden.  Eenstemmig  werd  door  alle  slaveneigenaars  het 
besluit  opgevat  van  zich  tegen  eene  wet  te  verzetten,  die 
'  een  zoo  onregtvaardig  grondbeginsel  medebragt,  als  dat 
iedereen  gehouden  zou  zgn  om  zijne  eigene  misdrijven 
op  te  teekenen  en  met  eede  te  bevestigen,  üit  alle  oor- 
den werden  gevolmagtigden  naar  de  Kaapstad  gezonden, 
die  zich  daar.  met  de  slavenhouders  in  en  nabi)  de  stad 
vereenigden  tot  eene  der  grootste  openbare  bijeenkomsten, 
die  ooit  in  de  kolonie  gehouden  z^n,  en  waarin  z^  zich 
eenstemmig  verbonden,  deze  ttpunishment  record  booka^^  niet 
te  zullen  aanvaarden.  In  de  geestdrift  van  het  oogenblik 
namen  z^  een  besluit  om  zich  gezamentlijk  niCar  het  Gou- 
vernementshuis  te  begeven,  ten  einde  dit  hun  Vast  besluit 
persoonlyk  aan  den  Gouverneur  bekend  te  makeu.  Nadat 
Zgne  Excellentie,  door  eeiie  vooruit  gezondene  deputatie, 
vooraf  van  hun  doel  was  verwittigd  geworden,  trokken 
drie-  tot  vierduizend  personen  in  statigen  optogt  naar  het 
Gouvemementshuis,  en,  na  door  Zgne  Excellentie  Sir 
Lowry  Cole  onder  de  statige  eikenboomen  bij  den  ingang 
van  de  Gravenstraat  ontvangen  te  zijn,  hadden  wglen 
Mr.  Muntingh  en  ik  (aan  wien  de  waarl^  niet  benijdens- 
waardige taak  was  opgedragen  van  de  tolken  der  'verga- 
dering te  zijn),  den  *  smartel^ken  pligt  te  vervullen,  van 
Z^ne  Excellentie^  uit  naam  van  de  verzamelde  menigte, 
en  van  alle  slaven-eigenaars  in  de  geheele  kolonie, 
plegtig  te  verklaren:  ndat  zij  zich  aan  deze  wet  niet  kon- 
den en  niet  wilden  onderwerpen;^  dat  zy  alle  bereid  wa- 
ren om  de  daarin  bedreigde  straffen  te  ondergaan,  doch 
Zijne  Excellentie  smeekten,  hen  van  de  uitvoering  eener 
wet  te  willen  ontheffen,  die  hun  eene  schending  van  alle 
regtsbeginselen  toescheen.  Deze  stap  van  de  slavenbezit- 
ters  werd  destijds  door  de  philantropische  pers  voorge- 
steld'als  eene  poging  om  den  Gouverneur  vrees  aan  te 
jagen;  doch  zg  waren  wel  overtuigd  dat  de  held,  die  voor 
het  moorddadige  vuur  der  Franschen  niet  terug  deinsde, 
terwijl  zij  de  door  hem  bezette  hoogten  van  Albuera  be- 
stormden, en  die  op  dien  voor  immer  merkwaardigen  dag 
de  zege  aan  onze  vanen    Boeide,    de  man  niet   was  om 


Digitized  by 


Google 


Exz.  47 

zich  vrees  te  laten  aanjagea  door  S  of  4000  personen,  die 
hem  vreedzaam  naderden  om  zgne  bescherming  en  sym- 
pathie tegen  eene  onregtvaardige  wet  in  te  roepen;  en  de 
uitkoviBt  toonde,  dat  zij  kich  ook  niet  in  z^ne  gevoelens 
vergist  hadden ;  want,  alhoewel  Z^ne  Excellentie  (zoo  als 
ook  wel  te  verwachten  was)  verklaarde,  dat  hij  niet  op  zich 
koa  nemen  om  de  werking  van  de  wet  te  vernietigen  ^ 
h^  nogtans  beloofde  niet  in  gebreke  te  zullen  blijven  van 
den  Secretaris  van  Staat  kennis  te  geven  van  de  groote 
spanning,  welke  deze  verordening  had  doen  ontstaan;  ter- 
wgl'  de  kolonisten,  niet  lang  daarna^  reeds  de  voldoening 
ondervinden  mogten,  dat,  door  tusschenkomst  van  den  Se- 
cretaris van  Staat,  aan  alle  ambtenaren  voorschriften  wer- 
den gegeven  om  de  uitvoering  dier  wet  niet  met  kracht 
door  te  dringen,  die  op  deze  wijze  niet  veel  meer  dan 
eene  doode  letter  werd. 

Uit  de  wijze  waarop  het  Gouvernement  zich  aldus  in  de 
slaven-kwestie  mengde,  werd  het  voor  een  ieder  blijkbaar, 
dat  men  de  spoedige  vernietiging  der  slavem^  op  het  oog 
had;  en  velen  onder  de  weldenkende  slavenbezitters  beslo- 
ten derhalve  hunne  gezindheid  te  toonen,  om,  zoo  verre 
als  hunne  belangen  zulks  toelieten,  met  het  Gouvernement 
mede  te  werken.  Zij  rigtten  een  rrmenschlievend  Genoot- 
schap" op,  waarvan  het  doel  was,  alle  jonge  meisjes,  die 
de  jaren  .der  huwbaarheid  bereikt  hadden,  op  te  koopen, 
deze  onmiddellijk  te  emanciperen,  doch  haar  voor  drie  of 
vier  jaren  bij  personen  van  hare  eigene  keuze  als  leerlin- 
gen te  plaatsen,  tot  dat  zij  een  zeker  klein  fonds  verzameld 
hadden,  en  genoegzaam  waren  opgekweekt  om  met  de  vol- 
komene vrijheid    te  kunnen  begiftigd  worden. 

Op  deze  wijze  werden  binnen  weinige  jaren  twee-  of 
driehonderd  jon^e  meisjes  gekocht  en  vrijgelaten,  waar- 
door de  toeneming  der  slavernij  werd  voorgekomen ;  en 
het*Grenootschap  kreeg  zóó  vele  aanvragen  van  meesters 
of  meesteressen  om  alle  jonge  meisjes  in  deze  weldaad 
te  doen  deelen,  dat  alleen  gebrek  aan  fondsen  het  Genoot- 
schap belette  zgn  weldadigen  invloed  over.  de  geheele  ko- 
lonie te  verbreiden.    Men  beproefde   derhalve   onderstand 


Digitized  by 


Google 


48  DB   LANDVERHUIZING  ' 

van  het  Gouvernement  te  bekomen,  en  toonde  aan,  dat, 
door  eene  jaarlijksche  som  van  £  7000  of  £  8000,  die 
het  Oppermagtig  Parlement  voor  zulk  eene  goede  zaak 
zou  toestaan,  de  werkzaambeden  dezer  instelling  zóó 
zeer  zouden  kunnen  worden  uitgebreid,  dat  binnen  zeer 
weinige  jaren  alle  vrouwelijke  slaven  beyr^d  zouden  kun- 
nen worden;  dat  ook  elke  bekwame  slaaf;  die  geëmanci- 
peerd wenschte  te  worden,  en  krachtens  de  wet  het  regt 
had  verkregen  om  eene  gedwongene  emancipatie  te  vragen, 
de  fondsen  zou  verkregen  hebben  om  dat  doel  te  be- 
reiken; en  dat  alzoo  traps wijze  en  onmerkbaar,  bin- 
nen den  tijd  van  negen  of  tien  jaren,  de  slaverny  zou  op- 
houden te  bestaan,  tegen  eene  opoffering  door  Groot- 
Brittanje  van  omstreeks  70  oi  £  80,000,  in  eene  reeks 
van  jaren  te  betalen.  Doch  het  éénig  antwoord,  dat  deze 
slavenhouders^  die  zoo  begeerig  waren  om,  zonder  aanmer- 
kel^k  nadeel  voor  zich-zelven  en  zonder  eene  scheuring  in 
de  maatschappij,  de  algemeeae  vrijheid  te  verspreiden,  ont- 
vingen, was:  dat  zulks  nooit  aan  het  ongeduld  van  het 
Britsche  publiek  voldoen  zou,  hetwelk  op  onmiddellijke 
en  onbepaalde  vrijheid  aandrong. 

^Op  deze  wgze  werd  het  doel  vergdeld,.  terwgl  tevens 
de  wet  gestreng  werd  gehandhaafd,  en  om  de  geringste 
kastijding  eene  boete  van  nooit  minder  dan  £  10  aan  el- 
ken  meester  of  meesteres  (want  somtgds  kon  zelfs  eene 
meesteres  wel  eens  haar  geduld  verliezen^  en  eener  helle- 
veeg eén  klap  toedienen,  wier  doel  en  genoegen  het  was 
hare  meesteres  tot  de  uiterste  drift  te  tergen)  werd  opge- 
legd. In  gevallen  van  meer  emstigen  aard  werden  party- 
en bij  geregteiyk  vonnis  veroordeeld,  en  beliepen  zeer 
zware  boeten ;  tot  dat  de  algemeene  verfoe^ing  van  de  wet 
en  hare  uitwerkselen  zulk  eene  hoogte  bereikte,  dat  het 
niet  te  veel  gezegd  is^  dat  alle  slavenbezitters  naar  den 
dag  verlangden,  die  een  einde  zou  maken  aan  de  pijni- 
ging, welke  de  geesel  van  deze  wet  hun  deed  ondervinden. 
Deze  zoo  vurig  gekoesterde  wensch  kwam  eindel^k  tot 
vervulling  door  de  Parlementsakte  van  Augustus  1833;  en 
in  het  begin  des  volgende  jaars  kwam   een  nieuwe  Gou- 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLANDBCHB  BOERBN,  ENZ.  49 

vernear  (Sir  Benjamin  d'Urban);  met  Btrikte  bevelen  om 
iuuur  in  werking  te  brengen.  * 

Door  die  akte  werd  de  Blaverng,  van  den  l'^'*  Decem- 
ber 1834  af  aan,  voor  altoos  in  de  kolonie  vernietigd, 
en  moesten  de  nog  aanweadge  slaven,  na  bet  doorgaan 
van  vier  leerlingsjaren;  op  den  l'^''  December  1838  van 
alle  toezigt  ontbeven  worden.  Gredurende  dien  tusscben^jd 
van  vier  jaren  zouden  de  vereiscbte  schikkingen  gemaakt 
worden,  om  de,  als  schadevergoeding  aan  de  slavenbezit- 
ters,  door  de  Britsche  natie  edelmoedig  toegestane 
£  30,000,000,  over  de  koloniën  te  verdeden,  en  aan  hen, 
wier  slaven  in  vr^heid  gesteld  werden,  uit  te  betalen. 

Het  bedrag,  aan  elke  kolonie,  en  meer  bepaald  aan  eiken 
slavenbezitter  toe  te  staan,  was  dus  vooreerst  geheel  en  al 
problematisch.  £r  werden  door  het  Grouvemement  schatters 
aangesteld,  die  in  last  hadden  om  eiken  slaaf  persoonlek 
te  onderzoeken,  en  met  ter  zgde  stelling  van  alle  beden- 
kingen, uit  een  pretium  ciffecHonis  (zoo  als  w^  regtsgeleer- 
den  het  noemen)  ontleend,  ze  alle  onder  zekere  klassifi- 
catiën  brengen,  en  op  eene  gemiddelde  waarde  schatten 
moesten. 

Deze  schatting  werd  met  de  meeste  eerl^kheid  en  goede 
trouw  uitgevoerd  (het  district  George  alleen  uitgezonderd, 
waar  tastbare  omkooping  had  plaats  gehad,  en  waar  de 
schatting  ook  later  herzien  en  verbeterd  is);  en  de  rap- 
porten deden  zien,  dat  voor  de  35,745  Slaven,  die  zich  in 
de  kolonie  bevonden,  eene  som  van  omstreeks  «£  3,000,000 
zon  gevorderd  worden;  alzoo  tegen  eene  gemiddelde  waarde 
van  ^85  per  hoofd. 

Alle  slavenbezitters  erkenden  het  regt  van  het  Gou- 
vernement in  de  uitoefening  van  zijn  ndomiimm  eminenSy^' 
om  eiken  privaatpersoon  het  een  of  ander  eigendom,  tot 
bereiking  van  eenig  algemeen  nuttig  doel,  te  ontnemen, 
en  schenen  over  het  algemeen  genoegen  te  nemen  met 
deze  getaxeerde  waarde,  hoewel  het  (de  prijzen  in  aan- 
merking genomen,  die  de  slaven  doorgaans  golden)  in  zeer 
vele  gevallen  klaarblijkelgk  was  dat  er  zware  verliezen 
zouden  geleden  worden,    inzonderheid    door  dezulken,  die 

4 


Digitized  by. 


Google 


50  DE    LANDVERHUIZING 

slaven  van  de  hoogste  waarde  bezaten ;  doch  spoedig  bleek 
het,  dat  deze  schatting  aan  den  regel  van  reductie  onder* 
hevig  was,  en  dat  het  doel  der  schatting  niet  was,  het 
gemiddelde  bedrag  te  bepalen,  Jietwelk  ieder  slavenbeziUer 
ontvangen  zou,  maar  alleen  de  evenredigheid  dïe*  aan 
elke  kolonie  uit  hot  vergoedingsfonds  van  «£  20,000,000  zou 
worden  toegekend ;  en  uit  die,  door  de  Commissarissen  in 
het  moederland  gemaakte,  berekening  bleek  het  weldra,  dat 
in  plaats  van  de  £  3,000,000,  welke  de  slavenbezitters 
aan  de  Kaap  verwachtten  te  zullen  ontvangen,  hun  niet 
meer  dan  de  som  van  £  1,200,000  zou  worden  uitgekeerd, 
waardoor  alzoo  de  gemiddelde  getaxeerde  waarde  van  eiken 
slaaf,  van  £  85  tot  £  33:  12  8.  gebragt  werd:  en  ik 
kan  geen  treffender  voorbeeld  geven  van  het  verlies, 
door  de  eigenaars  van  kostbare  slaven  g:eleden,  dan  mijn 
eigen  geval,  daar  m^  voor  een  slaaf,  voor  wien  ik  meer- 
malen £  500  geweigerd  had,  en  zonder  moeite  .é^GOO  zou 
hebben  kunnen  maken,  naar  de  hoogste  gemiddelde  waarde 
van  die  klasse  van  slaven,  niet  meer  dan  £  60  nominaal 
werd  toegewezen ;  terw^l  door  de  later  gevolgde'  w^ze  van 
betaling,  zelfs  die  nietige  som  nog  tot  op  «é^  47  of  £  éS 
werd  verminderd. 

Deze  plotselinge  en  buitensporige  vermindering  van  het 
te  ontvangen  bedrag,  waarop  reeds  geanticipeerd  was,  werd 
voor  vele  familiën  noodlottig,  dew^l  de  kapitalisten,  aan 
wie  vele  dezer  slaven  in  pand  waren  gegeven,  voorziende 
dat  z^  uit  het  vergoedingsfonds  niet  betaald  zouden  wor- 
den, terstond  regtsgedingen  tegen  de  schuldenaars  en  bor- 
gen instelden,  hunne  goederen  en  hun  vee  verkochten,  en 
op  deze  w^e  menige  achtenswaardige  familie  tot  ramp- 
spoed, zoo  al  niet  tot;  volslagene  armoede  bragten. 

Doch  de  rampen  der  kolonisten  waren  hiermede  nog 
geenszins  ten  einde.  Toen  de  hulp-commissie  in  de  kolo- 
nie zoo  verre  met  haren  arbeid  gevorderd  was^  dat  de 
evenredige  som,  die  aan  eiken  slavenbezitter  kon  worden 
toegekend,  bepaald  kon  worden,  Jvernam  mén,  dat  die  be- 
dragen niet  anders  kondon  ontvangen  worden  dan  by  de 
Engelsche  bank^  en  dat  er,  bij  een  aantal  kantoren  in  Lon- 


\ 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLANDSOHE    BOBREN,    ENZ.  51 

den,  eene  menigte  formaliteiten  vervuld  moesten  worden,  eer 
men  betaling  erlangde.  Terstond  bemerkten  zy,  dat  zij 
hiermede  aan  de  genade  van  zekere  agenten  werden  over* 
geleverd,  door  wie  zulks  alleen  kon  geschiede;  en  nu 
beraamde  men  wederom  eene  zeer  talrijke  bgeenkomst 
van  slaveidbezitters  in  de  Kaapstad,  die  een  smeekschrift 
aan  het  Gouvernement  inleverden,  waarby  men  verzocht 
dat  het  aan  eiken  persoon  toegewezen  bedrag  hem  rrin  de 
kolome"  mogt  worden  uitbetaald,  zoodat  hij  ten  minsten 
de  zekerheid  verkreeg  van  de  >  hem  h^  slot  van  rekening 
toekomende  som,  zonder  eenige  aftrekking  te  zullen  ont- 
vangen. Doch  dit  smeekschrift  werd,  ald  ongeschikt  of 
onuitvoerbaar,  volstrekt  van  de  hand  gewezen:  en  zoo 
werden  alle  slaveabezitters  (geen  tien  hunner  hadden  een 
persoonlijken  zaakgelastigde  in  Engeland),  tot  de  noodzake- 
lijkheid gebragt  van  hunne  toevlugt  te  nemen  tot  eenige  wei- 
nige personen  in  de  Kaapstad  en  Graham*s  Town,  die,  zich 
voordoende  als  uitsluitend  met  de  voorgeschrevene  vor- 
men bekend,  deze  certificaten  van  11  tot  20,  ja  in  de 
grensdistricten,  naar  ik  met  zekerheid  meen  te  weten,  zelfs 
van  25  tot  30  procent  disconto  opkochten:  waardoor  zij 
doze  ellendige  kleinigheid,  die  reeds  tot  op  een  derde  van 
de  door  de  Gouvemementsscbatters  zelve  getaxeerde  waarde 
hunner  slaven  herleid  was,  nu  nog  tot  op  omstreeks  een 
vi|fde  van  dat  bedrag  zagen  insmelten.  £n  is  het  dan 
wel  te  verwonderen,  dat  velen,  op  deze  wijze  tot  volsla- 
gene armoede  gebragt,  geene  palen  meer  kenden  in  hun- 
nen haat  jegens  een  Gouvernement,  hetwelk,  in  zijnen  ijver 
om  iets  groots  en  loffel^ks  daar  te  stellen,  volstrekt  niets 
ontzag,  zonder  eenige  de  minste  acht  te  slaan  op  de  reg- 
ten  en  belangen  der  meesters;  en  dat  sommigen  hunner 
zóó  verbitterd  werden,  dat  zij  tot  op  dezen  dag  de  hun 
toegewezene  nietige  som,  hoezeer  ook  herhaaldelgk  tot 
het  ontvangen  daarvan  opgeroepen,  met  verontwaardiging 
hebben  afgewezen ;  zoodat  het  koloniale  Gouvernement  op 
dit  oogenblik  nog  omstreeks  £  5000  onuitbetaald  in  kas 
houdt,  welke  zij,  die  er  toe  geregtigd  zijn,  niet  ontvan- 
gen   wilTeii:   daar  de  kwitantie    daarvoor  hen  slechts    be- 

4* 


Digitized  by 


Google 


52  DE  lAndvbrhuiziko 

rooven  zou  van  hetgeen  zij  als  een  welgegrond  regt  van 
aanklagte  beschouwen. 

In  dezen  stand  van  zaken  dan,  nadat  de  meeste  sla- 
▼enbezitters  hunne  nominale  vergoeding  tot  op  de  kleinst 
mogel^ke  fractie  hadden  zien  verkruimelen,  verrees  de  zon 
op  den  merkwaard! gen  1'^°  December  1838,  om  met  ha- 
ren glans  een  dag  van  algemeene  en  onbepaalde  vrgheid 
van  alle  personen  van  Zuid- Afrika  te  verlichten:  en  het 
is  niet  meer  dan  regtvaardig,  hierbg  te  voegen,  dat  het 
volmaakt  rustige  gedrag,  waarmede  die  zegen  door  35,000 
menschen  begroet  en  aangenomen  werd,  hunne  geschikt- 
heid voor  het  genot  der  voorregten,  waarin  z^  zich  nu  reeds 
dertien  jaren  mogten  verheugen,  ten  volle  bewezen  heeft. 
Doch  ook  geene  woorden  zgn  in  staat  om  de  uitwerking 
te  schetsen,  welke  die  dag  op  de  vooruitzigten  van  de  be- 
langen des  geheelen  landbouws  'door  de  gansche  kolonie 
heeft  uitgeoefend. 

In  en  nabij  de  Kaapstad,  waar  eene  groote  bevolking  van 
vr^e  zwarten,  en  ook  van  andere  personen,  gewillig  om  zich 
in  dienst  te  begeven,  bestond,  was  deze  gereed  om  de  plaats 
der  geëmancipeerde  slaven  te  vervullen,  zoodat  het  vertrek 
van  dezen  (hoezeer  dit  altoos  met  eenig  ongerief  en  beko- 
mende kosten  gepaard  ging),  toch  eenigermate  te  vergoeden 
was:  doch  geene  pen  kan  beschi*y  ven  hoe,  in  de  buitendistric- 
ten, deze  uitwijking  gevoeld  werd.  Meesters  en  meesteressen, 
die,  nog  den  avond  te  voren,  10,  50,  ja  80  personen  tot  de 
bearbeiding  van  uitgestrekte  landhoeven  in  dienst  hadden, 
sagen  op  één  oogenblik  alle  hunne  werkzaamheden  verlamd, 
alle  hunne  plannen  verwoest.  Green  geld,  geene  beden  kon- 
den ook  maar  één  enkelen  dezer  nu  vr^e  lieden  bewegen  om 
dien  dag  over  te  bleven.  £ven  zoo  goed  zou  eene  dame,  die 
een  lievelingskanarietje  maanden  of  jaren  in  z^ne  kooi  had 
gehouden,  hebben  kunnen  verwachten  dat  het,  na  de  opening 
der  kooi,  er  in  zou  blijven^  als  dat  de  smeekbeden  der  mees- 
ters of  meesteressen  b^  zulk  eene  gelegenheid  iets  zouden 
vermogen;  en  daar  een  ongeluk,  zoo  als  het  spreekwoord 
zegt,  nooit  alleen  komt,  was  de  dag  dezer  algemeene  eman- 
cipatie, zonder  eenig  nadenken,  of  zonder  eenige  sparing  van 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLAMDSCHE  BOEREN;   EMZ.  53 

de  algemeene  belangen  der  kolonie»  juist  midden  in  den 
tarweoogst  bepaald  geworden,  die  er  in  niet  geringe  mate 
onder  leed;  want  al  mogten,  in  zeer  weinige  gevallen,  sommige 
bevr^den,  door  groote  belooningen,  ook  nog  worden  overge- 
haald om  den  te  velde  staanden  oogst  te  maaijen:  ook  ig 
volgden  onmiddellijk  daarna  kunne  lotgenooten,  die  alle 
naar  de  steden  en  vlekken  stroomden,  waar  zg  terstond 
arbeid  en  goed  loon  konden  vinden;  zoodat  op  dien  dag 
niet  alleen  vele  der  landbouwende  boeren  zich  tot  gebrek 
en  armoede  gebragt  zagen  door  de  schamele  nietigheid  der 
ontvangene  vergoeding;  maar  nog  daarenboven  beroofd 
werden  van  het  éënige  middel  om  hunne  hoeven,  voor  het 
vervolg,  tot  voordeel  te  bebouwen.  £n  al  heeft  zich  te- 
genwoordig de  rampzalige  toestand,  in  of  nabg  de  ELaap- 
stad  ten  minste,  door  het  langzamerhand  terug  keeren  van 
vele  dezer  gewezene  slaven  tot  hunne  vroeger  gewone 
bezigheden,  ook  al  eenigermate  verbeterd,  dew^l  de  boe- 
ren, door  de  nabijheid  der  markt,  in  staat,  of  liever  ge«> 
genoodzaakt  waren,  om  een  hooger  arbeidsloon  te  geven: 
in  de  oostelijke  grensdistricten  bleef  zulks  nogtans  onmo- 
gelgk,  en  de  aldaar  wonende  landbouwers  zagen  zich  ten 
eenenmale  beroofd  van  ieder  spoor  van  arbeid  tot  bebou- 
wing hunner  hoeven,  of  zei  fa  tot  het  hoeden  hunner  kud- 
den of  veedriften. 

in.  Thans  ga  ik  over  tot  de  derde  en  laatste  oor- 
saak van  algemeen  misnoegen  in  de  oostelgke  provinciën. 

In  m:gne  vorige  lezing  meldde  ik  reeds,  dat,  na  den 
oorlog  van  1812,  de  Kaffers  geheel  en  al  buiten  de  Kaap- 
kolonie waren  gedreven,  en  dat  eene  reeks  van  met  el- 
kander in  verbindtenis  staande  forten,  op  korte  afstanden 
langs  de  geheele  grensl^n,  het  land  tegen  den  aanval  van 
eiken  roofzuchtigen  Kaffer  beveiligde:  dich  het  was  klaar- 
bl^elijk  dat  zulk  een  systeem  alleen  door  onophoudelgke 
waakzaamheid  kon  worden  volgehouden,  ondersteund  door 
eene  sterke  militaire  magt,  voornamelijk  kavalerie,  om  het 
tnsschenliggende  land  schoon  te  vegen;  en  gedurende  meer 
dan  twee  jaren  na  dit  tgdstip,  werden,  in  vereeniging  met 


Digitized  by 


Google 


54  DE    LANDVERHUIZING 

de  militaire  detachementen,  een  aantal  gewapende  bur- 
gers uit  ieder  district  regelmatig  rFgekommandeerd*'/  en 
onder  militaire  tucht  gehouden,  om  die  posten  te  bezetten. 
Ik  zelve  heb  partyen  uit  de  Worcester-  en  Clanwilliams- 
districten  langs  de  Yischrivier  gestationeerd  gezien,  die 
reeds  achttien  maanden  lang  d|en  afmattenden  pligt  hadden 
volgehouden.  Op  hunne  onophoudelgke  klagten  nogtans  wa- 
ren zij  langzamerhand  ontslagen,  geworden ;  doch  ongelukki- 
gerwgze  was  de  militaire  magt,  ten  gevolge  der  groote 
vermindering  van  het  leger  na  den  algemeenen  vrede  van 
1815,  niet  alleen  grootelijks  verzwakt;  maar  ook  het  talrij- 
ke en  waakzame  ligchaam  der  kavalerie,  hetwelk  tot  dus- 
verre eene  snelle  gemeenschap  tusschen  al  deze  posten  on- 
desh'ouden  had,  werd,  insgelijks  uit  de  kolonie  verwijderd; 
zoodat  het  noodig  werd,  de  meeste  dezer  stations  op  de 
buitenste  grensl^n  te  verlaten,  en  de  verdediging  van  dat 
land  tot  de  hoofdkwartieren  te  Graham^s  Town  en  een 
of  twee  andere  afgelegene   stations  te  beperken. 

De  Kaffers  (en  voornamelgk  die  uit  den  stam  T'sambie 
en  Congo,  die  uit  hunne  geliefkoosde  verblijven  in  Lower 
Albany  waren  verdreven  geworden)  wachtten  slechts  op 
de  gelegenheid,  om  die  landstreek  trapsw^ze  te  herove- 
ren, en  hervatteden  hun  systeem  van  plundering,  waardoor 
zg  dat  oord  zóó  onveilig  maakten,  dat  de  grensbewoners 
in  November  1816,  in  de  sterkste  bewoordingen  hunnen  nood 
te  kennen  gaven,  hoe  al  de  voordeelen  van  het  groot  kom- 
mando  van  1812  waren  te  loor  gedaan,  en  dat  z^  zich 
genoodzaakt  zouden  zien,  om  hunne  hoeven  op  die  grens- 
Ign  te  verlaten. 

Deze  klagten  gaven  den  toenmaligen  Gouverneur,  Lord 
Charles  Somerset,  aatileiding,  om  zich,  in  April  1817,  naar 
de  grenzen  te  begeven,  waar  hy  een  formeel  gesprek  met 
Gaika,  T'sambie  e»  de  meeste  andere  groote  opperhoof- 
den hield,  die  (als  gewoonl^k)  zich  ten  sterkste  geneigd 
verklaarden  tot  bewaring  van  den  vrede;  terwijl  zij  de  schuld 
van  de  plunderingen,  waarover  men  zich  beklaagde,  op 
jeugdige  krijgslieden  wierpen,  die  zonder  hunne  goedkeu- 
ring op  deze    strooptogten    waren  uitgegaan.  Doch  toen  zij 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCHE    BOEREN,  ENZ.  55 

de  verzekering  ontvingen,  dat  er  gecne  weêrwraak  geno> 
men  zou  worden,  en  dat  het  Goavemement  hun  land  noch 
hun  vee  behoefde,  schijnen  zij  een  tijd  lang  met  goed  gevolg 
hnnnen  invloed  te  hebben  gebezigd ;  daar  het  land,  van  toen 
af  aan,  zich  weder  in  eene  korte  poos  van  volmaakte  rust 
en  veiligheid  verheugen  mogt. 

Vele  boeren  uit  het  binnenland  kwamen  dien  ten  gevolge 
hanne  landeryeif  in  het  Zuurveld  weder  in  bezit  nemen, 
en  het  was  opmerkelijk,  dat  de  stam  der  Amakozees,  on- 
der Ghiika,  die  zich  dest^ds  onder  de  geestelijke  leiding 
van  den  eerw.  Williams  bevond,  de  getrouwste  was,  om 
zgne  verbindtenis  jegens  het  Gouvernement  gestand  te  doen. 

Doch  daar  de  kudden  der  boeren  al  spoedig  vermeer- 
derden, bleken  deze  eene  onwederstaanbare  aantrekkings- 
kracht op  de  stammen  van  T'sambie  en  Congo  uit  te  oe- 
fenen, die,  onder  bescherming  van  de  Kap-  en  van  de  Visch- 
rivier-bosschen,  ten  allen  tijde  in  Albany  konden  komen. 
In  1818  werd  het  oude  systeem  van  plunderen  en  stroo- 
pen  weder  opgevat  en  op  eene  groote  schaal  uitgeoefend, 
en  wat  merkwaardiger  is,  hetzij  zulks  door  familie-vecten 
ontetond,  dan  wel,  (zooals  zij  openlijk  voorgaven)  daaruit, 
dat  Gaikat  een  al  te  getrouwe  bondgenoot  van  het  Britsche 
Grouvemement  was,  zij  verklaarden  hem  openl^k  den  oor- 
log, gaven  hem  in  een  veldslag  de  nederlaag,  bemagtig- 
den  z^ne  vrouwen  en  kinderen,  en  dreven  hem  op  die 
w^ze  als  met  geweld  naar  het  Gouvernement  om  bescherming. 

Daar  Gtuka  zich  sedert  het  traktaat  van  1817  altoos 
getrouw  betoond  had,  zond  het  Gouvernement  eene  mili- 
taire magt,  onder  den  Kolonel  Brereton,  ten  einde  hem 
te  ondersteunen  en  in  het  oppergezag  te  herstellen.  Nu 
volgde  eene  reeks  van  gevechten,  waarin  T'sambie  en  Con- 
go ten  eenenmale  verslagen  werden.  Gaika  werd  in  zijn 
vorig  gezag  aLs  opperhoofd  hersteld,  terw^l  men  zich  mees- 
ter maakte  van  eene  groote  menigte  vee,  hetwelk  tusschen 
den  stam  van  Gaika  en  dezulken  der  boeren,  die  tot  ver- 
sterking van.de  militaire  magt  waren  opgeroepen,  verdeeld 
werd. 

De  toenmaals  uitgezondene  magt,  hoezeer  voldoende  om 


Digitized  by 


Google 


56  DE   LAMDVEBHUISUNO 

deze  tuchtiging  ten  uitvoer  te  brengen,  was  nogtans  te 
zwak  om  alle  passen  en  toegangen  in  de  kolonie  af  te 
sluiten  en  te  bewaken,  zoodat  deze  stammen  al  spoedig 
hunne  vgandelgkheden  wederom  opvattedeui  of  liever  voort- 
zetteden,  waarbij  zij  al  de  kunst  en  bekwaamheid  in  het  voe- 
ren van  zulke  oorlogen,  waarin  z^  sedert  zulke  volmaakte 
adepten  geworden  zyn,  ten  toon  spreidden.  Hunne  kansen 
afwachtende  op  het  voordeelige  terrein,  hetwelk  z^  op  den 
ooster-oever  van  de  Yischrivier  bezet  hielden,  deden  z^ 
twee  gelukkige  uitvallen  op  twee  zwakke  militaire  patrouil- 
les, die  langs  die  rivier  op  marsch  waren,  in  beide  waar- 
van de  kommandanten  (Kapitein  Gethin  en  Luitenant  Hunt) 
en  een  groot  aantal  soldaten  vielen.  De  eerste  (Kapitein 
Gethin)  was,  zonder  uitzondering,  een  der  dapperste  offi- 
cieren in  Zgner  Majesteits  dienst,  die  de  f r verloren  hoop" 
in  de  stoutmoedige  bestorming  van  St  Sebastiaan  gekom- 
mandeerd  had,  en  de  eerste  geweest  was,  om  den  Britschen 
standaard  op  die  muren  te  planten,  die  de  moorddadigste 
en  best  aangevoerde  bestormingen  tot  tweemalen  toe  geluk- 
kig wederstaan  hadden. 

Tot  straf  dier  onophoudel^e  aanvallen,  werd,  in  Maart 
1819,  een  tweede  rrkommando,''  onder  bevel  van  Kolonel 
Wiltshire  (de  veroveraar  van  Kelat),  uitgezonden;  welk 
frkonunando,*'  uithoofde  der  geringe  mUitaire  magt  in  de 
kolonie,  hoofdzakel^k  bestaan  moest  uit  de  oproeping  in 
massa  van  de  manneli|ke  bevolking  der  oostel^ke  en  wes» 
teiyke  provinciën.  Maar  t«wijl  de  uit  elke  dier  verwgderde 
districten  b^eengeroepene  partyen  zich  verzamelden,  en 
hunne  nadering  verhinderd  werd  door  die  noodlottige  ziekte 
(de  paardenziekte),  die  met  zekere  tusschenpoozen  in  de 
oostel^ke  provinciën  uitbreekt,  en  b^na  alle  in  het  veld 
gehoudene  paarden  wegmaait,  zag  men  door  deze  stammen 
van  T'sambie  en  Congo,  aangevoerd,  of  liever  (zoo  als  in 
den  tegenwoordigen  oorlog)  opgestookt  door  een  dier  too- 

verdoctors  i),   die   er   somt^ds  in  slagen,  om  hen  tot  een 

I.  * 

'  De  naam  van  dezen  tooverdoctor  was  'rL7nz.'*'H§  werd  later 
gevangen  genomen  en  in  ballingflchap  naar  het  Robben-eiland  ge- 
Bonden,  van  waar  hg,  met  twee  of  drie  andere  misdadigers,  eene 
wanhopige  poging  deed,   om,  door  middel  eener  door  hen  bemag- 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLAMDSCHE    BOfiREN,    ENZ.  57 

toestand  van  geestdr^verg  op  te  winden,  een  plan  opvat- 
ten^ hetwelk  men,  tot  op  dien  tgd,  onmogel^k  van  hen  zou 
hebben  kunnen  verwachten.  Bij  het  krieken  van  den  dag 
uit  de  bosschen  der  Yischrivier  opgebroken,  zag  men  hen 
weldra  ten  getale  van  8  of  10,000  man  den  oostel^ken 
gezigteinder  verduisteren,  en  in  slagorde  oprukken  tot  een 
aanval  op  het  militaire  hoofdkwartier  te  Oraham^B  Town 
zelve.  Door  eene  beschikking  der  Voorzienigheid,  bevon- 
den zich  juist  twee  veldstukken  (zesponders)  daar  ter  plaatse, 
waarmede  de  toen  aanwezig  z^nde  geringe  militaire  magt  on- 
verwijld uitrukte,  om  den  inval  te  keer  en;  doch  door  groote 
overmagt  omringd  en  in  het  naauw  gebragt,  werd  zi|  tot 
eene  aehterwaartsche  beweging  genoodzaakt,  en  het  waa 
niet  voordat  zij  hare  laatste  stelling  in  en  tusschen  de 
weinige  huizen,  die  destijds  dat  vlek  uitmaakten,  genomen 
hadden,  dat  de  op  de  vijanden  afgeschotene  doodelijke  druif- 
bossen  en  schrootzakken  hunne  werking  deden,  en  hen 
tot  den  aftogt  dwongen. 

Deze  ontwikkeling  hunner  magt  en  vermetelheid,  en  de 
gevaarlijke  toestand  waarin  de  grenzen  op  den  duur  ver- 
keerden, dwongen  onze  overheden,  om  geloof  te  slaan  aan 
de  stelling,  die  «hun  reeds  jaren  te  voren  nadrukkelijk  was 
verkondigd  geworden;  te  weten:  dat  het  eene  physische 
onmogelijkheid  was,  de  grens  te  beschermen,  zoo  lang 
het  digte  woud  van  de  Yischrivier  in  het  bezit  der  Kaf- 
fers was.  Dien  ten  gevolge  werd  eindelyk  aan  Kolonel 
Wiltshire  bevel  gegeven,  om  de  kaffers  uit  het  land  tus- 
schen de  Yischrivier  en  de  Keiskamma  te  verdrgven,  en 
dat  land,  hetwelk  meer  open  en  gemakkel^k  te  verdedi- 
gen was,  in  te  nemen  en    te  bezetten. 

Dit  kommando  (of  deze  tweede  algemeene  oorlog)  werd 

met    een  volmaakten    uitslag  bekroond.    Men    bragt  eene 

sterke  koloniale  magt    b^een,  en  door  een  reeks  van  za- 

mengestelde  en  schrandere    operatiën,   werden   de  Kaffers' 

ten  eenenmale  uit  die  schuilhoeken  verdreven ;  terwijl  het 
■  ■ '       '  ^ 

tigde  boot,  te  ontsnappen :  doch  terwijl  zg  het  tegenoverliggende 
strand  van  Blauwberg  poogden  te  bereikeD,  «loeg  de  boot  om,  en 
al  de  vlngtelingen  veidronken. 

SCHBIJVEB. 


Digitized  by 


Google 


58  DE    LANDVERHUIZING 

land  tusschen  de  Vischrivier  en  Kieskama  door  de  kr^gs- 
magt  van  het  Gouvernement  bezet  werd. 

Maar  zelfs  toen  nog,  was  het  koloniale  Gouvernement 
zóó  afkeerig  van  de  uitbreiding  zijns  grondgebieds,  dat  er 
reeds  bevelen  waren  gegeven,  om  die  tusschenliggende 
landstreek  weder  aan  Gaika  en  z^n  stam  terug  te  geven^ 
daar  hij  sedert  1813  er  altoos  in  geslaagd  was,  om  het 
Gouvernement  te  overtuigen,  dat  hij  er  steeds  onschend- 
baar aan  verknocht  was  gQwecst,  terwijl  h^  beleed  zijn  le- 
ven en  de  herstelling  in  zgn  gezag,  bij  den  oorlog  van 
1817,  er  aan  te  danken  te  hebben.  Doch  met  dat  alles 
ontdekte  men,  gedurende  deze  krijgsoperatiën,  dat  z^nc 
lieden  zich  onder  de  rangen  bevonden  van  hen,  die  Gra- 
ham's  Town  openlijk  hadden  aangetast;  dat  vele  z^ner 
voornaamste  opperhoofden  er  een  werkzaam  deel  in  geno- 
men hadden,  en  dat  zgn  voornaamste  tolk,  Hendrik  Nootka, 
doodgeschoten  was,  op  het  oogenblik  zelve  dat  h^,  in  den 
aanval  op  Graham's  Town,  Kolonel  Wiltshire, gepoogd  had 
te  doorsteken. 

Alvorens  eenigen  afdoendon  maatregel  ten  opzigtc  van 
die  bedoelde  landstreek  te  nemen,  begaf  Lord  Charles  So- 
merset  zich  in  1819  andermaal  naar  de  grens,  alwaar  een 
formeel  traktaat  met  Gaika  en  alle  op  Somerset  Mount 
verzamelde  Eafferhoofden  tot  stand  kwam.  EUj  wees  hun 
de  volstrekte  noodzakelijkheid  aan,  waarin  hunne  onophou- 
deiyke  aanvallen  gedurende  de  laatste  zeven  jaren  het 
Gouvernement  gebragt  hadden,  om  die  landstreek  bij  de 
kolonie  in  te  lijven,  en  met  hunne  volkomene  toestemming 
werden  -  de  artikelen  vastgesteld,  waarbij  bepaald  werd : 
ff  dat  alle' Kaffers  het  land  tusschen  de  groote  Vischrivier 
en  de  Keiskamma,  en  van  de  grens  der  kolonie  aan  de 
tegenovergestelde  zgde,  tot  aan  eene  lijn,  van  den  Winter- 
berg tot  de  bronnen  van  de  Keiskamma  getrokken,  ver- 
laten zouden;"  terwijl  nogtans  eene  verdere  bepaling  in- 
hield, dat  dit  land  niet  door  de  boeren  bezet  zou  wor- 
den, maar  open  zou  blijven  liggen,  om,  als  het  ware,  ^cn 
onzijdigen  grond  tusschen  de  beide   natiën  te  vormen.     ^Sy^ 

Het  moet  ons,  die  de  zaken  nadat  zij  gebeurd  zijn  en  na 


Digitized  by 


Google 


D£R  H0LLAND8GHE   BOEREN,   ENZ.  59 

een  t^sverloop  van  vele  jaren  beoordéelen,  zekerl^k  niet  wei- 
nig bevreemden,  dat  lieden,  met  zulke  verstandelijke  vermo- 
gens begaafd  als  de  toenmalige  Gouverneur  en  zi)  die  hem  als 
raadslieden  omringden,  in  zulk  eenen  maatregel  konden  tre- 
den, die  het  meest  alledaagsche  gezonde  verstand  van  den 
eenen  of  anderen  deskundigen  boer  terstond  zou  voorspeld 
hebben  dat  op  nieuw  eene  bron  van  eindeloozen  twist  worden, 
en  met  der  daad  alles  ongedaan  zou  maken  wat  te  voren 
gedaan  was. 

Naauwel^ks  was  de  Oouvemeur  in  do  Kaapstad  terug- 
gekeerd, of  kleine  partijen  Kaffers  begonnen  dien  grond 
op  nieuw  te  verontrusten,  en  toen  in  1820  en  1821  het 
bestuur  der  kolonie  zich  in  handen  van  Sir  Rufane  Don- 
kin  bevond,  zag  hg  onmiddellijk  de  dwaasheid*  van  zulk 
een  traktaat  in.  Hij  begaf  zich  naar  de  grens,  en  bragt 
eene  w^ziging  in  de  gemaakte  bepalingen  te  weeg,  waar- 
b^  de  Kafierhoofden  verklaarden,  dat,  hoezeer  zij  de  ves» 
tiging  van  afgezonderde  boeren  in  de  bewuste  landstreek  ten 
sterkste  afrieden  (als  die  zekerlgk  geplunderd  zouden  worden, 
hetwelk  den  oorlog  tusscben  de  natiën  op  nieuw  zou  doen 
ontvlammen),  zij  nogtans  toestemden,  dat  er  militaire  pos- 
ten in  gevestigd  zouden  worden,  en  dat  onder  hunne  be- 
scherming een  ligchaam  van  Britsche  .uitgewekenen,  die 
toen  juist  in  het  district  van  Albany  waren  aangekomen, 
nab^  die  posten  geplaatst    en  geconcentreerd  zou  worden. 

Ten  gevolge  dezer  overeenkomst  dan,  w^erden  de  mili- 
litaire  posten  van  Frederiks  Burg  en  Port  Wiltshire  aan- 
gelegd, en  elk  met  eene  genoegzame  militaire  magt  bezet, 
als  eene  voorhoede  tot  bescherming  van  onze  grens;  ter- 
wgl  intusschen  de  aandacht  van  het  Gouvernement  in  het 
moederland  op  de  geschiktheid  van  het  Albany-district 
gevestigd  was  geworden,  alwaar,  met  toestemming  van  het 
Parlement,  5000  emigranten  aankwamen,  aan  welke  lan- 
derijen werden  uitgedeeld,  en  die,  naar  men  hoopte,  de 
kern  zou  worden  van  eene  ngvere  bevolking,  en  tevens  de 
herovering  van  dat  district  door  de  Kaffers  zou  beletten. 
Alles  wat  eene  verlichte  en  mensohlievende  staatkunde 
kon  aanraden,   werd  nu  in  het   werk   gesteld  om    vriend- 


Digitized  by 


Google 


60  DE   LAMDTERHUlZINa 

schappelyke  betrekkingen  met  de  Kafferttammen  tebevor- 
deren.  Er  werden  jaarmarkten  aangelegd,  waar  si)  koopen 
en  verkoopen  mogten  wat  z^  behoefden  of  watz^  wenaeh- 
ten  van  de  hand  te  doen;  paspoorten  werden  aangebo- 
den aan  allen  die  binnen  de  kolonie  wenschten  te  komen, 
en  voor  eene  korte  poos  ademde  alles  vrede  en  vriend- 
schap. Doch  ongelukkigerwijze  werd,  na  de  aftreding  van 
Lord  Charles  Somerset,  de  staatkunde  van  den  onzydigen 
grond  te  bezetten,  verwaarloosd ;  de  post  van  Prederik's 
Bnrg  werd  opgeheven;  de  aanvragen  van  emigranten  om 
landerijen  in  dat  district  werden  geweigerd,  en  dezulke, 
die  gedeeltelijk  toegestaan  of  beloofd  waren,  ingetrokken; 
en  tot  hnnne  verbazing  zagen  de  Kaffers,  dat  het  been 
waarom  men  gestreden  had,  en  hetwelk  zy  zich  zoo  be- 
zwaarlgk  hadden  laten  ontrokken,  hun  weder  vr^willig  was 
overgegeven.  Dien  ten  gevolge  zag  men  weldra  kleine  par- 
tyen Kaffers  zich  trapswijze  in  bezit  van  het  land  stel- 
len ;  en  alhoewel  het  tot  geene  openlijke  vredebreuk  kwam, 
maar  zij,  integendeel,  nog  steeds  werden  aangemoedigd 
om  de  jaarmarkten  te  bezoeken,  en  vriendschappelijke  be- 
trekkingen met  de  nieuwelings  aangekomene  emigranten 
aan  teknoopen,  die  vrijelijk  met  hen  verkeeren  eü  han- 
delen mogten,  ging  er  toch  geene  maand  voorbij,  waarin 
niet  het  een  of  ander  vee  gestolen  of  het  een  of  ander  le- 
ven te  betreuren  was,  zoodat  de  uiterste  waakzaamheid 
vereischt  werd  om  eene  algemeene  inbreuk  over  of  aanval 
op  de  grenzen  te  verhoeden.  Om  eiken  zoodanigen  aanval 
te  stuiten,  werd  het  Kaap-korps,  hetwelk  nu  bijna  de  ge* 
heele  grensbescherming  uitmaakte,  trapswijze  in  een  ka- 
valeriekorps  veranderd,  hetwelk  dan  ook  die  grenslijn  te- 
gen allen  openbaren  aanval  krachtdadig  beveiligde ;  doch 
die  aanhoudende  toestand  van  onzekerheid  strekte  zich  wel- 
dra tot  de  Winterberg-  en  Somerset-districten  uit,  zoodat 
langs  de  geheele  Ign  van  die  landstreken  geen  enkele  boer 
zgn  leven  of  bezitting  veilig  mogt  achten,  In  1828  stierf 
het  oude  opperhoofd  T'sambie;  zijn  dood  werd  in  1829 
spoedig  door  dien  van  Oaika  gevolgd,  en  binnen  korten 
tijd  greep  er   eene  zeer  merkbare  verandering  in  deze  twee 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLAHDSCHS   BOEREN,    ENZ.  61 

groote  stammen  plaats,  die  onmiddell^k  a&n  onze  grenzen 
paalden.  T'sambie's  opvolgers  waren  Pato,  Eama  en  Co- 
bos  Congo.  Deze  hadden  zeer  veel  omgang  met  de  emigran- 
ten, en  waren^  onder  de  doelmatige  leiding  en  het  onderwas 
van  den  eerwaarden  William  Shaw^  in  zeden  en  gevoe- 
lens aanmerkel^k  vooruitgegaan,  terwgl  de  uitwerking  van 
die  zedelijke  verbetering  spoedig  blijkbaar  werd  in  hunne 
meer  ernstige  begeerte  tot  behoud  van  den  vrede  met  de 
kolonisten. 

De  stam  der  Amakozees,  integendeel,  geraakte  nu  onder 
het  bestuur  van  Macomo  en  Tjalee.  De  eerste  hunner, 
hoewel  hij  Gaika's  oudste  zoon  was,  van  moeders  zijde 
niet  van  zulke  hooge  afkomst  zijnde,  werd  niet  als  éénige 
of  hoogste  opperheer  erkend,  doch  scheen  een  gelijk  ge- 
zag met  z^n  jongeren  broeder  Tjalee  te  verlangen.  Merk- 
waardig is  het,  dat  Kolonel  Scott,  van  den  eersten  (Maco- 
mo) sprekende,  reed»  in  1822,  als  profetisch  zeide:  rrdat 
hg  de  kolonie  eenmaal  veel  verdriet  scheen  te  zullen 
veroorzaken;''  hoewel  Kolonel  Scott  weinig  verwachten 
kon,  dat  dit  opperhoofd  zich  gedurende  dertig  jaren  zoo 
gedacht  zou  maken,  als  h^  zich  tot  op  dit  oogenblik  ge- 
daan heefl. 

Onder  hun  gezag  werden  de  Amakozees  al  stouter  en 
vermeteler,  zoodat  het  Gouvernement  zich  genoodzaakt  zag 
om  een  post  op  het  fort  Beaufort  te  vestigen.  Doch  om- 
streeks dien  tijd  had  er,  eenigzins  in  betrekking,  tot  dat 
district,  een*  zonderling  voorval  plaats,  hetwelk  niet  met 
stilzwijgen  mag  worden  voorbijgegaan. 

Ghaka,  het  groote  opperhoofd  der  Zulu's,  dit  geheele 
distriet  ontvolkt  hebbende,  deed,  in  1828,  met  eene  ge- 
weldige overmagt,  een  verwoestenden  inval  in  het  eigen- 
lijke Kafferland.  Na  die  landstreek  overstroomd  en  het 
land  der  Amaponda's  verwoest  te  hebben,  dreef  hij  het 
overschot  van  alle  deze  stammen,  onder  den  naam  van 
Fetcanee,  op  de  Kaffers ;  en  zóó  groot  was  de  schrik  van 
z^  naam,  dat  de  laatsten  de  hulp  van  het  Gouvernement 
tegen  dezen  geduchten  vgand  inriepen.  De  geheele  burger- 
magt  op  de  grenzen  werd  met  spoed  onder  de    wapenen 


Digitized  by 


Google 


62  DE    LANOyfiRHUIZIKG 

geroepen;  er  werden  troepen  verzameld,  en  deze  magt, 
na  de  Eye  overgestoken  te  zijn,  naderde  de  Umtata,  waar, 
in  eenige  schermutselingen,  de  gevreesde  v^and  werd 
terug  gedreven :  hoewel  ik  geloof,  dat  het  tot  op  dezen  dag 
een  onbeslist  punt  is,  of  de  aldus  verslagene  v^anden 
een  gedeelte  vgn  Chaka*s  krijgsmagt,  dan  wel  stammen 
van  Amaponda's  en  «anderen  waren^  die  de  vlagt  voor 
hem  genomen  hadden.  Hoe  dit  z^,  nadat  deze  afmattende 
pligt  weder  volbragt  was,  week  Chaka  terug,  en  werd  in 
dat  district,  naby  de  Umvoti-rivier,  door  zijn  broeder 
Umslangaan  en  andere  zijner  raadslieden  vermoord;  terwijl 
deze  alle,  slechts  weinige  dagen  later,  op  hunne  beurt  door 
Dingaan  vermoord  werden,  die  op  deze  wgze  het  onbe- 
twiste opperhoofd  van  de  Zulu's  werd. 

De  dest^ds  door  het  Gouvernement  ontwikkelde  magt, 
en  de  aan  de  Kaffers  verleende  onverwijlde  hulp^  toonde 
hun  op  nieuw  de  ernstige  begeerte  van  het  Gotivemement 
om  den  vrede  met  heb  te  bewaren;  en  hiervan  ontvingen 
z^  b^  zekere  gelegenheid  nog  een  in  het  oog  vallend 
bewijs.  Daar  zekere  boer  namelijk  geklaagd  had,  dat  hem 
120  stuks  vee  was  ontstolen  geworden,  waarvan  men  het 
spoor  in  zekere  kraal  der  Kaffers  meende  ontdekt  te  heb- 
ben, werd  de  Luitenant  Ross  naar  die  kraal  gezonden^ 
om  hetzelfde  getal  vee  op  te  eischen,  hetwelk  hem  dan 
ook  werd  uitgeleverd;  doch'  toen  de  boer  nu,  weinige 
dagen  later^  berigtte,  dat  het  vee^  hetwelk  h^  gemeend 
had  gestolen  te  zign,  elders  door  hem  was  w«dergevonden, 
werd  al  het  opgeëischte  vee  terstond  weder  aan  de  kralil 
teruggegeven,   die  het  had  moeten  uitleveren. 

Uit  zulke  daadzaken  hadden  de  Kaffers  behooren  te 
besluiten,  dat  het  Gouvernement  niets  anders  dan  vriend- 
schap jegens  hen  beoogde;  doch  sedert  den  ongelukkigen 
stap  ten  aanzien  van  het  onzijdige  of  afgestiine  grond- 
gebied, scheen  eene  ingekankerde  kwade  neiging  hen  on- 
ophoudelijk te  bezielen.  Van  het  oogenblik  af  aan,  dat 
de  Kaffers  bespeurden,  dat  die  strook  gronds  niet  in  bezit 
genomen,  of  militair  bewaakt  werd,  lieten  zij  niet  af  met 
verzoeken    om   vergunning,  dat  zij  ze  ten  minsten  bewei- 


Digitized  by 


Google 


DER    U0LLAMD8CH£     BOEREN^    ENZ.  63 

den  mogten.  Dit  eenmaal  toegestaan  zijnde,  bouwden  zij 
er  natuurlijk  hunne  hutten,  begonnen  er  al  verder  tuinen 
aan  te  leggen  en  te  bebouwen^  en  stelden  zich  zoo  van 
lieverlede  in  het  geheele  bezit.  Doch  toen  er  wederom 
diefstallen  binnen  de  kolonie  plaats  hadden,  werd  er,  na 
onophoudel^ke  en  over  het  algemeen  vruchtelooze  pa- 
trouilles om  het  vee  terug  te  bekomen,  eene  sterke  mili- 
taire magt  naar  dat  grondgebied  afgezonden,  om  de 
roovers  daaruit  te  verdreven.  Er  werd  een  algemeéne 
tegenstand  geboden,  zoodat  men  genoodzaakt  was  de  hut- 
ten te  verbranden,  de  tuinen  te  verwoesten,  en  de  in- 
dringers wede]:  over  de  Eeiskamma  te  drijven;  tot  dat,  na 
een  of  twee  saizoenen,  op  dringende  smeekbeden,  waarb^ 
men  zich  op  verwoestende  droogte  .en  schrale  oogsten  be- 
riep, de  vorige  vergunning  op  nieuw  verleend  werd,  om 
ook  straks  weder  door  nieuwe  stouth/sden  en  nieuwe  straf- 
fen, verbranding  van  hutten  en  verdrijving  buiten  het 
grondgebied,  gevolgd  te  worden. 

Een  leven  in  dezen  toestand  van  onrust^  moesten  al  de 
grensbewoners  zich  veertien  jaren  lang  getroosten. 

Er  was  wel  geen  verklaarde  oorlog  met  de  Kaffers,  doch 
er  ging  geene  week  'voorbij,  zonder  de  eene  of  andere 
b^ooving  of  plundering.  Op  deze  wyze  zagen  de  omlig- 
gende boeren  hunne  kudden  gaandeweg  afnemen  en  lang- 
zaam versmelten  door  onophoudelijke  strooperijen,  hetzij 
van  jonge  Kaffers,  begeerig  naar  het  bezit  van  eenig  vee, 
om  er  zich  vrouwen  voor. te  koopen;  hetzij  door  ouderen, 
die,  in  hunne  hrcden  tot  verval  of  armoede  geraakt  (op- 
gegeten  werden,  zoo  als  de  Kaffers  dezen  toestand  noe- 
men), zich  weder  tot  rijkdom  of  magt  zochten  te  verheffen. 
In  alle  zulke  gevallen  nogtans,  werd  de  boer,  die  zich 
over  deze  rooverijen  beklaagde,  door  de  autoriteiten  vrij 
algemeen  van  overdr^ving,  of  van  regelregte  valschheid 
z^ner  aanklagte  beschuldigd,  en  wanneer  hij,  in  z^ne  po- 
gingen om  zgn  vee  weder  te  krijgen,  met  de  Kaffers 
handgemeen  geraakte,  werden  de  laatsten  meestal  veront- 
schuldigd, terw^l  de  boer.  nog  eene  berisping  moest  ver- 
duwen;   zoodat  het  maar  al    te    duidelijk    bleek,    dat    het 


Digitized  by 


Google 


64  DE     LANDVBRBUIZINa 

Oouvernement  geene  kennis  wenBchte  te  nemen  van  een 
toestand  van  onzekerheid,  die  .  het  hoopte  dat  langzamer- 
hand van  zelve  zou  voorbijgaan;  terwijl  het,  zoo  het  er 
zich  aan  gelegen  liet  liggen,  onverm^del^k  den  oorlog 
aan  de  Kaffers  zou  moeten  verklaren. 

Van  dit  beginsel  dan  uitgaande,  wilde  het  Gouverne- 
ment de  uitgestrektheid  van  het  kwaad  niet  erkennen,  en 
scheen  eerder  geneigd,  om  zgne  onderdanen  aan  deze 
verliezen  bloot  te  stellen,  dan  den  str^d  met  een  vijand 
te  beginnen,  dien  het  zich  liever  van  den  hals  wenschte. 

Gedurende  dit  zelfde  t^dvak  had  men,  door  de  bezoeken 
van  Luitenant  Farewell  en  Kapitein  King,  eenige  oppervlak- 
kige kennis  bekomen  van  do  gunstige  gesteldheid  van  het 
district  van  Natal,  en  toen  de  varhalen  van  verscheidene 
hunner  reisgenooten  aan  de  Kaap  bekend  werden,  vormde 
zich  weldra  een  genootschap  tot  een  nader  onderzoek  van 
Zuid-Afrika;  terwijl  Dr.Smith,  met  een  aanzienlek  gezel- 
schap van  reizigers,  ten  volle  werd  uitgerust,  om  er  den 
toestand  en  de  voordeden  van  te  onderzoeken,  en  daarvan 
verslag  te  doen.  Het  gelukte  hem,  de  baai  van  Natal  na- 
der te  onderzoeken,  waarbij  tevens  aan  Dingaan,  in  z^ne 
hoofdstad  van  "ümkongloof*  een  bezoek  werd  gebragt. 
De  berigten  die  hij  medebragt,  trokken  de  aandacht  der 
HoUandsche  boeren  naar  dit  district,  en  wekten  in  hen 
het  denkbeeld  op,  om  er  zich  neder  te  zetten.  Zg  brag^en 
in  stilte  veertien  wagens  bg  elkander,  en  een  gezelschap, 
onder  het  bestuur  van  Piet  Uys,  Jaeobus  Uys,  Johannes  de 
Lange,  Stephanus  Maritz  en  Gerrit  Rudolph^  vertrok  in  den 
aanvang  van  1834  van  Uitenhage,  den  weg  nemende 
langs  de  oostelgke  helling  van  den  Drakenberg,  nagenoeg 
het  zelfde  spoor  volgende,  langs  hetwelk  Dr.  Smith  met 
zijn  reisgezelschap  dit  district  bezocht  had.  Hunne  aan- 
komst was  den  weinigen  Engelschen,  die  zich  langs  de  baai 
hadden  nedergezet,  eene  aangename  verrassing,  waar  de 
heeren  Ogle,  Toohey  en  King  (thans  de  ëënige  nog  in 
leven  gebleven  en  van  deze  volkplanters),  hun  eene  harte- 
Igke  ontvangst  boden,  en  uit  wier  verhalen,  zoowel  als 
uit  hunne  eigene  uitstappen  en  ontdekkingstogten,  zij  weldra 


Digitized  by 


Google 


DEfi   HOLLAKDSCHE    BOEREN,    ENZ.  65 

tot  'het  besluit  geraakten^  dat  dit  voor  hen  en  hunne  landB- 
lieden  een  allezins  geschikt  land  zou  zijn.  Z^  vertoefden 
hier  eenigen  tgd  al  jagende  en  het  land  onderzoekende, 
en  zouden  hunne  togten  nog  verder  hebben  uitgestrekt, 
zoo  zij  niet  plotseling  waren  afgeschrikt  geworden  door  de 
Jobstyding,  dat  de  Kaffers  een  algemeenen  inval  in  de 
oostel^ke  provinciën  gedaan,  en  idzoo  de  aanleiding  hadden 
gegeven  tot  een  derden  Elaffer-oorlog. 

Dit  dwong  hen  tot  een  haastigen  terugtogt,  wai^rop  het 
hen,  door  eene  bgzondere  zorg  der  Voorzienigheid,  gelukken 
mogt,  het  geheele  Kafferland  door  te  trekken,  zonder  aan- 
gevallen te  worden;  terw^l  de  Kaffers,  hun  eigen  land 
verlaten  hebbende,  het  oogmerk  schenen  te  hebbeu;  om 
de  oofitel^e  districten  der  kolonie  te  verwoesten. 

Sommige  der  b^zonderheden  van  dien  oorlog,  als  on- 
middell^k  op  de  uitgewekene  boeren  drukkende,  benevens 
hunne  redenen  tot  eane  algeheele  landverhuizing  in  groote 
benden,  moeten  nogtans  voor  eene  volgende  lezing  be- 
waard blgven,  waarin  ik  hen  tot  op  hunne  nederzetting 
in  dit  district  hoop  te  begeleiden,  en  aan.  te  toonen,  hoe 
z^  er  eindel^k  in  slaagden,  om  dat  doel  te  bereiken  per 
voHm  casus  et  tot  discrimma  rerum  (langs  verschillende 
wegen  en  talr^ke  lotgevallen.) 

Door  menig  ramp  en  sorg  bereikten  z^  Natal, 
Voor  hen  een  land  van  rust,  waar  de  onspoed  einden  zal. 


M^ne  laatste  lezing  bragt  ons  tot  op  den  door  eenige 
HoUandsche  boeren  gemaakten  uitstap  naar  dit  district,  met 
het  doel  om  er  de  gesteldheid  van  te  onderzoeken,  en  tot 
den  algemeenen  toestand  der  oostelyke  grens,  tijdens  den 
derden  algemeenen  Kafferoorlog  van  1834.  Dat  jaar  heeft 
zich  (zoo  als  reeds  gezegd  is)  gekenmerkt  door  de  aanvaar- 
ding des  bestuurs  van  Sir  Benjamin  d'Urban,  ongetwgfeld 

de  beste  Gouverneur,  waarmede  de  Kaap-kolonie  immer  is 

5 


Digitized  by 


Google 


66  DE    LANDVERHUIZIKG 

begunstigd  geweest.  Reeds  terstond  na  zijne  optreding  werd 
hij  tot  twee  zeer  ernstige  pligten  geroepen.  De  eerste  was: 
de  organisatie  en  in  werking  brenging  van  een  Wetgevenden 
Raady  die  der  kolonie  destijds  was  vergund  geworden  als 
cene  eerste  schrede  tot  meer  liberale  staatkundige  inrigtin- 
geil;  de  andere:  verschillende  w'ëtten  en  reglementen  daar 
te  stellen,  ^Is  gevolgen  van  de  vernietiging  der  slavernij, 
en  de  verplaatsing  der  gansche  slavenbcvolking  in  den  toe- 
stand van  leerlingen  voor  een  bepaald  tijdvak.  Het  valt 
ligt  te  begrijpen^  dat  een  bestuurder,  die  ieder  aan  het  ko- 
loniaal Gouvernement  ingezonden  stuk  aandachtig  las,  ea 
ieder  daaruit  voortvloeijend  document  naauwlettend  over- 
woog, by  de  vervulling  van  zulke  waarwigtige  pligten  wel 
géén  tijd  kon  overhouden;  terwijl  daarenboven  (zoo  als  ik 
zelve  getuigen  kan)  zijn  geest  op  eene  hoogst  onaangename 
wijze  werd  aangedaan  door  de  treurigste  berigten  omtrent 
den  toestand  der  grenzen,  en  onze  betrekkingen  met  de 
Kafferstammen. 

De  meer  invloedrijke  grensbewoners  en  de  openbare  druk- 
pers te  GrahanKS  Town,  stelden  die  grenzen  voor,  als  in 
een  zeer  verontrustenden  en  gevaarlijken  toestand  verkec- 
rendO;  terwijl  de  Kaffers  eene  onverholene  vijandige  gezind- 
heid aan  den  dag  leiden.  Deze,  daarentegen^  werden  door 
eene  zekere  partij  in  de  Kaapstad^  onder  den  invloed  van 
den  eerwaarden  dr.  Philip  en  van  den  \iitgever  van  den 
Commercial  Advertiser,  voorgesteld  als  zeer  vreedzaam  ge- 
zind, en  gereed  om,  in  op  regtvaardigheid  en  billijkheid 
gegronde  schikkingen  te  treden,  terwijl  men  alle  van 
de  grenzen  inkomende  verontrustende  berigten  niet  alleen 
aan  bevrecsdheid  toeschreef,  maar  zelfs  ook  aan  de  lage 
en  onwaardige  drijfveer  van  eigenbaat,  als  wenschte  men 
slechts  eene  sterl^e  militaire  magt,  en  bijgevolg  een  groot 
vertier  in  die  provincie  te  bekomen.  De  versmadende  toon, 
waarop  die  partij  zoowel  de  voorstellingen  der  kolonisten 
altf  die  van  het  vorige  Gouvernement,  betrekkelijk  den  ge- 
vaarlijken toestand  van  dat  gedeelte  der  kolonie,  behan- 
delde, kan  niet  beter  worden  aangetoond  dan  door  de  aan- 
haling van  de  volgende  regelen  uit  een  der  nommers  van 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLAMDSCHK  BOKRKN,  ENZ.  67 

den   Gominercial  Advertisei',  eenigen  tijd   vóór  de  aankomst 
van   sir  Benjamin  d'Urban  in  de  Kaap-kolonie : 

rrDe  moorden,  door  de  Kaffers  gepleegd,  waarvan  het 
koloniaal  Gouvernement  zoo  onophoudelijk  spreekt,  zi)n 
nergens  anders  te  vinden  dan  op  de  lippen  van  leuge- 
naars, of  in  de  verbeelding  van  vreesachtige  wittebroods  - 
kinderen  en  speldenzoekers,  die  voor*  den  vrijmoedigen 
oogopslag  van  een  natuurmensch  terugbeven. 

wWij  kunnen  echter  geen  enkelen  dag  laten  voorbij- 
gaan, zonder  de  verklaring  af  te  leggen,  dat  al  het 
.  alarm  betrekkelijk  dat  volk  (de  Kaffers),  geen  den  minsten 
grond  heeft;  dat  de  tegen  hen  ingebragte  beschuldigingen 
valsch  waren;  en  dat  al  het  geroep  (wij  zijn  er  van  over- 
.  tuigd)  slechts  uit  de  bedoeling  ontstaat,  om  een  systeem 
van  bedrog  en  eene  reeks  van  bedriegerijen  te  bedekken, 
die  sommige  der  blanke  Engelsche  inwoners  zich  jegens 
dat  volk  veroorloven. 

f» Wanneer  het   Gouvernement  zulk  een  kreet  hoort  op~ 
gaan^  dan  behoeft  het  slechts  een  bedekten  wenk  te  ge* 
ven,  dat  dr.   Philip  of  de  uitgever  van  dit  blad  gereed 
staan,  om  een  uitstap  in  die  streken  te  doen,  en  de  on- 
geregtigheid  zal  het  hoofd  verbergen,  de  zond^  zal  als 
een   os  worden  neergeveld,  en  alle  vijanden  des   regts 
zullen  als  schapen  verstrooid  worden.^' 
Bij  het  heerschen  van  twee  zulke  vlak  tegen  elkander 
inloopende  gevoelens,  kan   het   volstrekt  niet  bevreemden, 
dat  sir  Benjamin  d'Urban  ten  minste  de  staatkunde  beproef- 
de, door  de  tot  vrede  en  vriendschap  met  de  Kaffers  zoo- 
zeer genegene  mannen  beleden^  en  dat  hij,  dienvolgens^  zich 
van  den  zelfden  persoon  bediende,  die  zich  als  zoo  bekwaam 
voordeed;   om  rrde  vijanden  des  regts  als  schapen  te  ver- 
strooijen."  Hij  magtigde  derhalve  dr.  Philip  (die  de  koloniën 
aan  de  Kat-rivier  en  de  Londensche  zendelings-inrigtingeu 
aan  de  grens  was  gaan  bezoeken),  tot  het  houden  eener  bij- 
eenkomst met  de  voornaamste  Kafferhoofden,  en  om  hen 
Z^ner  Excellentie's  vriendschappelijke  gezindheid  jegens  hen, 
en  het  hartelijk  verlangen  van  dien  bewindsman,  tot  het  be- 
houd der  vriendschappelijke  betrekkingen  tusschen  de  beide 

5* 


Digitized  by 


Google 


68  DE    LANDVEBHUIZINa 

landen,  «kenbaar  te  maken.  De  berigten,  welke  de  Gouver- 
neur gedurende  het  midden  van  dat  jaar  uit  dit  en  andere 
oorden  ontving,  lieten  hem  nog  altoos  de  hoop,  dat  de  vrede 
niet  zou  gestoord  worden,  tot  dat  hij  in  persoon  de  grenzen 
bezocht  had.  Tegen  het  eznde  van  dat  jaar  vergezelde  ik  on- 
zen waardigen  opperregter,  sir  John  Wylde,  op  z^ne  rond- 
reize,  en  toen  wij,  na  de  afdoening  der  regtszaken,  te  Gra- 
ham*s  Town  kwamen,  hadden  wg  eene  voorloopige  b^een- 
komst  met  de  hoofden  Macomo  en  Tjalee,  nadat  Kolonel 
Somerset  hun  van  z^n  en  ons  bezoek  een  bedekten  wenk 
had  gegeven:  doch  de  ontvangst  die  ons  te  beurt  viel,  lei^e 
een  zoo  v^andigen  geest  aan  den  dag;  dat  de  Eerwaarde 
Mr.  Chalmers  zelve  genoodzaakt  was  te  erkennen,  dat  het 
geheele  gedrag  der  naburige  stammen  van  eene  zoo  bepaald 
vgandige  stemming  getuigde,  dat  de  openbare  ambtenaren 
zich  op  de  eene  of  andere  algemeene  uitbarsting  behoorden 
voor  te  bereiden;  en  na  onze  terugkomst  in  de  Kaapstad, 
kon  ik  op  een  talr^k  gastmaal,  waarop  sir  Benjamin  ook 
my  en  de  mgnen  op  den  oudejaars-avond  had  uitgenoodigd, 
mi)  niet  wederhouden,  van  mij  eenigzins  breedvoerig  uit  te 
laten  over  de  vgandige  gezindheid  dier  stammen,  waarnaar 
Zgne  Excellentie  met  bgzondere  belangstelling  scheen  te  luis- 
teren, zonder  nogtans  eenige  de  minste  ongerustheid  te  doen 
blgken,  uitgezonderd  (zoo  als  sommigen  onzer  zich  nader- 
hand herinnerden)  dat  sir  Benjamin  zich  als  toevalligerwgze 
eenige  minuten  uit  het  gezelschap  verw^derd  had*  Vrolijk 
en  opgeruimd  wgdden  wij  het  nieuwe  jaar  in,  en  langza- 
merhand begaf  zich  een  ieder  naar  zijne  woning;  doch  toen 
ik  mij  den  volgenden  morgen  naar  de  stad  begaf;  trof  mij 
daar  met  ontzetting  het  reeds  algemeen  verspreide  gerucht, 
dat  Zgne  Excellentie  den  avond  te  voren  de  tgding  ont- 
vangen had,  dat  de   Kaffers^  ten  getale  van  12  of  15,000 
mau;  op  Kersdag  de    geheele    grens  hadden  overrompeld^ 
waarbij    zij  alle   hoeven  verbrand    en  verwoest,  de  bewo- 
ners vermoord,,  en  al   hun  vee    en    eigendom  weggevoerd 
hadden. 

Daar    ik,    om  de    ongestoorde    opgeruimdheid   die  den 
vorige  avond  aan  het   gouvemementshuis  geheerscht  had, 


Digitized  by  VjOOQIC 

\ 


DER    HOLLANDSCHE  BOEREN;  EMZ.  69 

dit  berigt  nog  altoos  bctw^felde,  kon  ik  mi)  niet  weder- 
honden  van  zelve  derwaarts  te  gaan  en  mij  tot  Z^ne 
Excellentie  in  persoon  te  vervoegen,  om  de  gehoopte  we- 
derlegging van  die  tydlng  te  vernemen.  Doch  niet  alleen 
bevestigde  de  Gonvemeur  haar  op  z^ne  gewone  minzaam- 
ernstige  w^ze,  maar  voegde  er  schertsende  bij,  dat  hig  het 
trenrige  berigt  ontvangen  had^  terw^l  wij  daar  bijeen 
waren,  doch  dat  hij  zonder  uitstel  alles  gedaan  had,  wat 
er  voor  het  oogenblik  gedaan  kon  worden,  en  het  aange- 
name van  de  partij  niet  door  zulk  eene  mededeeling  had 
willen  verstoren. 

Dien  zelfden  nacht  nog  waren  de  bevelen  uitgevaardigd 
tot  het  doen  uitrukken  van  alle  beschikbare  militaire  magt, 
tot  het  in  de  wapens  roepen  van  de  burger-militie,  en  tot 
het  afisenden  van  Kolonel  Smith,  destijds  Kwartiermeester- 
generaai,  en  ihans  onze  waardige  Gouverneur  en  Chef,  die 
zich  midden  in  den  nacht  op  weg  begaf,  en  in  v^f  dagen 
Qraham's  Town  bereikte,  waar  hij  alles  in  een  onbeschr^- 
felgken  paniscben  schrik  en  verwarring  vond. 

Men  had  dezen  aanval  zóó  weinig  verwacht,  en  er  zóó 
weinig  voorzorgen  tegen  genomen,  dat  eene  magt  van  on- 
geveer 750  man,  van  alle  wapenen,  in  kleine  partgen 
over  de  geheele  oostelijke  grens  verspreid  waren,  en  slechts 
1100  of  1200  man,  de  geheele  militaire  magt  in  de  kolo- 
nie uitmaakten. 

Alles  wat  kolonel  Smith  onder  zulke  omstandigheden 
doen  kon,  was,  het  vertrouwen  eenigermate  te  herstellen, 
eenige  vrijwilligers  daar  ter  plaatse  te  organiseren,  en  de 
weinige  militaire  posten  te  bezetten;  terwijl  eene  nieuwe 
rroproeping  in  massa*'  van  jonge  en  geschikte  boeren  door  de 
geheele  kolonie  gedaan  werd,  en  zg,  die  niet  in  die  rr con- 
scriptie" vielen,  paarden,  wagens,  vee,  voeder  en  dergelijke 
leveren  moeaten,  op  eene  algemeenc  belofte  van  latere  scha- 
deloosstelling. Op  deze  w^ze  trok  eene  zeer  aanzienlijke 
magt,  door  vrienden  of  betrekkingen  volkomen  uitgerust, 
onmiddellgk  uit  ieder  district  van  de  kolonie,  en  het  was 
voomamel^k  met  deze,  door  de  sterkste  geestdrift  aange- 
vuurde magt,  ondersteund  met  nog  een  of  twee  regimenten 


Digitized  by 


Google 


70  DE    LANDVERHUIZING. 

die  achtervolgens  do  kolonie  bereikten,  dat  sir  Benjamin 
d'Urban  zich  niet  alleen  in  staat  bevond  om  de  Kaffers 
uit  de  kolonie  te  verjagen,  maar  hen  zelfs '  tot  over  de 
Kye  te  drijven,  waar  hij  hen^  na  den  dood  van  Hihtza,  de 
voorwaarden  van  hunne  onderwerping  voorschreef,  en  den 
grondslag  leido  van  hetgeen  men  vurig  wenschte,  dat  den 
voortdurende  vrede,  en  do  rust  en  veiligheid  der  grenzen 
verzekeren  mogt. 

Het  is  mijn  doel  niet,  even  zoo  min  als  het  tot  het 
onderwerp  dezer  lezingen  behoort,  in  eene  ontwikkeling  te 
treden  van  de  krijgs-  of  staatkundige  schikkingen,  door 
dien  uitmuntende»  Gouverneur  daargesteld  *).  Het  zal  ge- 
noeg zijn  te  vermelden,  dat  het  hoofdzakel^k  aan  de 
burgers  en  aan  den  geest  waarmede  zij  door  Kolonel 
Smith  geleid  werden  is  dank  te  weten,  dat  geheel  Kaifra- 
ric,  tot  aan  de  Kye,  ten  eenemale  van  Kaffers  gezuiverd 
werd,  en  sir  Benjamin  hen  eindelijk  de  voorwaarden  stelde 
waarop  hij  hunne  onderwerping  wilde  aannemen. 

Zijn  plan  (zoo  als  ik  gegronde  redenen  heb  om  te  denken) 


<)  Ik  kan  mij  hot  genoegen  niet  ontzeggen  van  hier  de  edele 
en  vercerenswaardigo  gevoelens  in  te  lass^kcn,  door  sir  Gcorge  Na- 
pier (den  Gouverneur  der  Kaap-kolonie,  ter  vervanging  van  sir 
Benjamin  d'Urban  derwaarts  gezonden,  ook  om  een  geheel  nieuw 
systeem  in  onze  betrekkingen  met  do  Kaffers  in  te  voeren)  onlangs 
in  zijn  verhoor  voor  het  Huis  der  Gemeenten  uitgedrukt.  Op  de  vraag: 
tt  Zijt  gii  al  dan  niet  geneigd  om  te  denken,  dat  het  nemen  van  eeu 
zeker  milituir  hczit  van  het  KafTerland  buiten  de  grens  van  de 
Keiskama,  da£  is  te  zeggen,  het  vestigen  van  militaire  posten  aldaar, 
zoo  als  door  sir  Harry  Smith,  met  medchulp  van  sir  Henry  Pottinger 
en  sir  Peregrinc  Maitland  godaan  is,  in  zoo  verre  van  goed  gevolg  is 
geweest,  dat  er  een  inval  van  de  Kaffers  in  de  cigenl^ke  kolonie  door 
is  afgewend?  ff  was  zijn  antwoord  :tf  Zoo  denk  ik  voorzeker.  Ik  ging 
derwaarts  met  een  vooroordeel  tegen  de  kolonisten,  en  tegen  die  vroe- 
gere in  bezitneming  van  den  grond  door  sir  Benjamin  d'ürban  en 
sir  Harrj  Smith,  en  was  van  gevoelen,  dat  bet  beter  ware  dien  niet 
te  hebben.  Door  eigene  ondervinding,  en  hetgeen  ik  met  eigene  oogeu 
gezien  heb,  ben  ik  o»vertuigd  geworden  dat  i\i  ongelijk,  en  sir  Ben- 
jamin d'tTrban  volmaakt  gelgk  had;  dat,  zoo  hij  het  Ka fferland  on- 
der het  Britsche  gebied  houden  wilde,  het  dënige  middel  daartoe  was, 
eene  reeks  van  forten  te  hebben,  en  er  troepen  in  te  houden.  Onge- 
twyfeld  moet  het  zoo  zijn,  en  als  al  die  forten  goed  bezet  en  ge- 
proviandeerd waren,  zou  men  er  het  beste  gevolg  van  mogen  ver- 
wachten." 


Digitized  by 


Google 


DER   UOLLANOSCHE    BOEREN,    ENZ.  71 

-was  destijds,  om  al  de  landen  tusschen  de  Vischrivier  en 
de  Keiakamma  (of  wat  reeds  als  het  afgestane  of  onzijdige 
grondgebied  bekend  was)  aan  zulke  inwoners,  die  het  meest 
door  den  Kafferoorlog  geleden  hadden,  of  aan  toegevoegde 
emigranten,  of  aan  afgedankte  soldaten  en  officieren  te  geven, 
doch  niet  anders  dan  onder  uitdnikkelijke  voorwaarde  van 
persoonlijk  verblijf,  waardoor  als  het  ware  een  gordel,  uit 
eene  zamenhangende  Ëuropescho  bevolking  bestaande,  in  de 
nabuurschap  van  de  vestingen  der  Vischrivier  zou  gevormd 
jvorde^.  Hij  stelde  zich  wijders  voor,  om  het  land  tus- 
schen de  Eeiskamma  en  de  Kye  onder  zulke  Kaffers  te 
verdeden,  die  zich  onderworpen  hadden,  doch  eene  ge- 
noegzame militaire  magt  in  hunne  nabijheid  te  houden,  en 
hen  van  verre  gade  te  slaan;  terwijl  eindelijk  zijn  doel 
was,  om  bij  de  Plaatselijke  Wetgevende  Magt,  zoowel  als 
bij  het  hooge  Bestuur  in  het  moederlahd,  aan  te  dringen 
op  eene  milde,  zoo  al  niet  geheele,  schadevergoeding  aan 
allen,  die  buiten  hunne  schuld  door  den  oorlog  geleden 
badden. 

Deze  schaden  waren  met  de  grootste  2<^rg  en  naauwkcu- 
righeid  opgenomen,  en  de  ambtshalve  opgemaakte  lijsten 
toonden,  dat  de  ondergane  verliezen  op  de  onmiddellijke 
grenzen  beliepen  tot: 

456  hoeven  verbrand  en  ten  eenemale  vei*woest; 
350  andere  gedeeltelijk  geplunderd  en  beroofd; 
60  wagens   door   de  Kaffers  genomen  en  vernield; 
5,715  paarden;  J 

111,930  stuks  hoornvee;  en      genome.,  en  onherstel- 

161,930  schapen;  )         ^'^'  ^«■■^'"•"'"- 

Te  zamen  tot  eene  waarde  van  meer  dan  «f  300,000, 
ongerekend  nog  de  verliezen,  door  personen  ondergaan,  die 
tot  de  'uitrusting  der  onderscheidene  rfkommando's  n  van 
ieder  district  bedroegen . 

Eenige  weinige  dulzende  den  vijanden  weder  ontweldigde 
stuks  vee,  maakten  nogtans  de  geheele  tropheën  van  den  oor- 
log uit;  en  het  is  gemakkel^k  na  te  gaan,  wat  de  inwoners 
gevoelen  moesten,  toen  onder  dit  vee  menige  troep,  en  geheele 
spannen  van  ossen,  door  hunne  voorinalige  eigenaars  herkond 


Digitized  by 


Google 


72  DE   LANDVERHUIZING 

werden,  doch  aan  wien,  op  hunne  terugvordering  er  van,  ge- 
zegd werd,  dat  zg  ze  niet  konden  terug  bekomen,  daar  z^  in 
het  openbaar  verkocht  moesten  worden,  tot  vergoeding  van 
eèn  gedeelte  der  oorlogskosten;  doch  dat  de  eigenaars  nader- 
hand ruime  vergoeding  zouden  ontvangen.  Doch  wat  moest 
hun  gevoel  en  dat  van  hun  dapperen  gebieder  wel  z^n, 
toen  er,  na  het  ondergaan  van  zoo  vele  verliezen,  eu  na  het 
doorstaan  der  gevaren  van  den  meest  uitputtenden  oorlog  van 
15  maanden,  eene  depêche  van  den  toenmaligen  Secretaris 
der  koloniën,  Lord  Glenelg,  gedagteekend  26  Decemb^  1836^ 
(welke  aanstonds  in  het  moederland  door  middel  van  het 
Blaauwe  boek  gepubliceerd  werd)  ontvangen  werd,  die  de 
onbepaaldste  veroordeeling  van  het  geheele  beleid  en  van 
de  operatiën  des  oorlogs  bevatte,  terw^l  de  barbaarsche 
wgze  waarop  (zoo  als  de  Secretaris  van  Staat  verzekerde) 
de  oorlog  gevoerd  was  geworden,  ten  strengste  berispt 
werd,  en  eindigde  met  de  volgende  zonderlinge  verklaring 
(als  van  Z^ner  Majesteits  Gouvernement  uitgaande)  betrek* 
kelgk  de  regtvaardigheid  van  den  oorlog,  te  weten: 

rr Al    sints    eene    lange  reeks  van  jaren    hadden    de 
Kaffers  regtvaardige  redenen  tot  den   oorlog.  Zij   had* 
den  ledenen  van  ongenoegen,  en  beproefden  teregt,  hoe- 
wel  vruchteloos,  eene  reeks  van  inbreuken  op  hun  ei- 
gendom  te  wreken.  Z^  hadden  volmaakt  gel^k    in  het 
wagen  eener  alhoewel  hopelooze  poging,  om  zich  door 
kracht  van   wapenen   de   vergoeding  te  verschaffen,  die 
voor  hen    op  geene   andere    wijze    te    verkrggen   was, 
daar  het  regt   op  de  z^de  der   overwonnenen  (de  Kaf- 
fers) en  niet  op  die  der  overwinnende  partg  is.** 
Bezwaarl^k  zou  uit  de  pen  nan  den  verklaardsten  vgand 
des  lands  en    van  zgn    Gouverneur    een   geschrift  hebben 
kunnen  vloeijen,  wreeder,  onregtvaardiger  en  honender  voor 
de  gevoelens,   niet  alleen  van   den  bevelhebber,  die,  steeds 
bedacht   op    de  zachtste  en  bevredigendste  maatregelen  met 
de  Kaffers,  plotseling  was  aangevallen,  en   het  onder  zgn 
gezag    en   bescherming  geplaatste  land  had   moeten    zien 
overweldigen;  maar  ook  voor  de  inwoners,  die  niet  slechts 
in  een  alleruitputtendsien   en  gevaarlijksten  oorlog  van  een 


Digitized  by 


Google 


DBB    UOUiANDSGHE    BOfiKEN,    EMZ.  73 

gaasdi  jaar  waren  gewikkeld  geworden,  maar  cUe  veer- 
tien jaren  lang  onder  het  door  het  PlaatBelgke  Oouveme* 
ment  gevolgde  ey^eem  hadden  gezucht,  daar  hun  nimmer 
de  geringste  vergoeding  voor  de  zwaarste  verliezen  en 
grieven  was  gegeven  geworden.  Dit  geschrift  opende  nu 
op  eenmaal  de  oogen  der  kolonisten,  voor  hetgeen  zg 
reeds  lang  vermoed  hadden,  te  weten,  dat  zij  in  de  schat- 
ting vaa  zgner  Majesteits  Gouvemem^t  de  aanvallers  in 
den  oorlog  en  de  onderdrukkers  der  Kaffers  waren;  dat 
dezen,  en  niet  z^,  aanspraak  hadden  op  medeleden  en  ver> 
lossing.  £a  dat  zg  zich  in  dat  vermoeden  niet  bedrogen, 
bleek  nog  duidelgker,  toen  zg  ond«frigt  werden  dat  al 
hunne  smeekbeden  om  vergoeding  voor  de  door  hen  on- 
dergane verliezen,  waren  afgewezen;  dat  al  de  vergun- 
ningen van  landerifen  tum  personen,  zelfs  binnen  faet  aan 
het  €k>uvemement  afgestane  grondgebied  sedert  den  jare 
ldl7  gevestigd,  zouden  worden  herroepen  en  vernietigd 
verklaard;  en  dat  de  Kaffeis  ten  volle  hersteld  zouden 
worden  in  het  bezit  van  al  de  landen,  welke  zg,  krach- 
tens het  traktaat  van  September  1835,  aan  Zgne  Maje- 
steit en  denelver  opvolgers  en  erfgenamen  voor  altoos 
hadden  afgestaan.  Ën  te  meer  nog,  toen  zg  venamen,  dat 
er  een  Luitonant-Gbuvemeur  was  aangesteld,  wiens  gevoe- 
lens (als  openbaar  uitgedrukt  in  zgn  verhoor  of  onder* 
zoek  voor  een  comité  van  het  Huis  der  Gemeenten,  met 
betrekking  tot  de  door  hem  te  volgen  gedragslgn 
jegens  de  Kaffers)  voor  het  minst  het  vooruitsngt  sche- 
nen voor  te  spiegelen,  dat  deze  bedoelingen  van  Zgner 
Majesteits  Gouvernement  naar  de  letter  zoudsen  worden 
uitgevoerd. 

Te  verwachten  dat  eene  geheele  bevolking,  op  dusda- 
nige wgze  gehoond  en  gegriefd,  steeds  zou  voortgaan  on- 
derdanig en  welgezind  jegens  het  Gouvernement  te  blijven, 
was  even  zoo  onmogelgk  als  te  verwachten,  dat  men 
rrv^gen  van  doornen  zou  lezen,  of  druiven  van  distelen 
vergaderen." 

Van  dat  oogenfalik  af  aan  dan,  zagen  de  boeren  in  de 
oofltdgke  provinciën,  dat   het  geheele  ras  der  Hottentotten, 


Digitized  by 


Google 


74  DE    L ANDVËRH  uiziNG 

weleer  door  hen  als  bedienden  op  hunne  pachthoeven  ge- 
bezigd, hun  ontnomen  was,  en  zich  reeds  eene  zekere 
rr nationaliteit"  binnen  de  kolonie  had  aangemagtigd :  ze 
hadden  zich  de'  weinige  slaven  die  zij  bezaten,  tegen  een 
belagchel^ke  vergoeding,  die  verscheidene  hunner  weiger- 
den te  ontvangen,  zien  ontnemen;  en  nu  ten  laatste  .had- 
den z^  hunne  huizen  en  hoeven  zien  verbranden  en  ver- 
woesten, hunne  kudden  en  veedriften  zien  rooven,  zonder 
eenig  uitzigt  op  vergoeding  of  schadeloosstelling;  en  uit 
de  door  het  Gouvernement  uit  het  moederland  thans  aan 
den  dag  gelegde  staatkunde;  zagen  zij  ten  duidel^kste, 
dat  hunne  levens  en  toekomstige  bezittingen  in  een  on- 
ophoudel^k  gevaar  zouden  verkeeren;  ja,  dat  het  oogen- 
blik,  waarop  zij  hunne  vroegere  welvaart  •  zonden  herkre- 
gen hebben,  even  zoo  zeker  door  een  nieuwen  inval,  en 
door  de-  wegrooving  hunner  naauwelijks  herkregene  kuddea 
zou  ^gekenmerkt  worden,  als  het  uitwerksel  op  de  oorzaak 
volgt. 

Van  dat  oogenblik  af  aan-  dan  mag  men  zeggen,  dat 
het  voornemen^  om  het  land  hunner  vaderen  te  verlaten, 
algemeen  werd,  terwijl  de  voornaamste  famili^n  in  den 
Olifants  Hoek,  Gamtpos-rivier,  langs  de  Vischrivier  en  So- 
merset,  kleine  gezelschappen  vormende,  zich  allen  op 
eenmaal  tot  dien  rrËxodus"  voorbereidden;  alhoewel  er 
zich  ook  ongetwijfeld  enkele  personen  of  familiën  onder 
bevonden,  die  e^nige  b^zondere  of  persoonlijke  redenen 
voor  deze  landverhuizing  hadden;  zoo  als  bij  voorbeeld 
de  Greylings,  die  voor  het  geregtshof  van  Uitenhage 
beschuldigd  en  strengelijk  beboet  waren,  wegens  overtre- 
ding van  de  ordonnantiën  tot  vernietiging  der  slaver- 
nij; of,  zoo  als  W.  S-  van  der  Merwe,  wegens  een  per- 
soonlijken twist  met  den  Commissaris  van  zijn  district; 
wijlen  de  ongelukkige  Retief,  die  (naar  zijne  meening)  door 
den  Luitenant-Gouverneur  der  oostelijke  provinciën  was  be- 
leedigd  geworden;  én  Petrus  Uys,  wiens  vrouw,  in  zijne  af- 
wezigheid, op  bevel  der  plaatselijke  overheid  in  zijne  plaats 
was  gevangen  genomen.  Doch  dit  waren  slechts  droppelen 
in  den  oceaan  der.  landverhuizing,   die  van  dat    oogenblik 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLANDSCHE    BOEREN,    ENZ.  75 

onwederstaanbaar   naar  het  binnenland  van  Afrika,  en  van 
daar  naar  dit  district  begon  te  vloeijen.  . 

Het  begin  des  jaars  1836  werd  gekenmerkt  door  den 
verkoop  van  al  de  hoeven  van  hen  die  voornemens  waren 
om  uit  te  wijken;  alle  welke  bezittingen  aan  talrijke  spe- 
culanten te  Graham's  Town,  Somerset  en  naburige  plaatsen, 
voor  spotpr^'s  werden  verkocht;  terwijl  alles  een  bepaald 
voornemen  aan  den  dag  leide,  om  deze  uitwijking  op  eene 
groote  schaal  uit  te  voeren.  Het  plaaisel^ke  Gouvernement 
deed  onder  de  hand,  door  den  magistraat  en  de  geestelijk- 
beid,  alles  wat  het  kon,  om  het  onwettige  en  gevaarl^ke 
van  zulk  een  stap  aan  te  tonnen ;  er  werden  onbepaalde 
geruchten  uitgestrooid,  dat  het  Gouvernement  ie  bepalingen 
van  zekere  Engelsche  wet  van  Ne  exeat  Regno  zou  kun- 
nen toepassen  om  deze  landverhuizing  te  beletten';  en  er 
was  zelfs  voor  een  oogenblik  eenige  aarzeling  in  de  be- 
weging te  bespeuren;  doch  een  antwoord  van  den  nieu- 
wen Luitenant- Gouverneur  Stockenstrom,  op  een  adres  van 
de  inwoners  van  Uitenhage',  bij  gelegenheid  zijner  op- 
treding in  Augustus  1836,  hief  weldra  eiken  tw^fel  te 
dien  aanzien  op,  daar  hij  in  dat  antwoord  de  volgende 
merkwaardige  woorden    bezigde: 

nik  moet  opregtelijk  verklaren,  'dat  het  mg  niet  be- 
wust is,  dat  er  eenige  wet  bestaan  zoude,  welke  Zijner 
Majesteits  onderdanen  beletten  kon,  's  Ronings  gebied  te 
verlaten,  en  zich  in  eene  andere  landstreek  neder  te  zet- 
ten;'en  zulk  eene  wet,  zoo  zij  bestond^  zou  tiranniek  en 
onderdrukkend  zijn." 

Deze  openhartige,  hoewel  misschien  onoordeelkundige 
blootlegging  van  zgn  gevoelen,  bragt  al  hun  twijfel  op 
eenmaal  tot  zwijgen^  en  kort  daarop  trok  de  eerste  partij 
van  omstreeks  200  Personen,  Hendrik  Potgieter  aan  het 
hoofd  hebbende,    de   Oranje-rivier  over.  i)  De  Kaap-kolo- 


')  £ene  kleine  parU),  met  Karel  Triechard  aan  het  boofd,  was 
deze  voorafgegaan,  doch,  tot  aan  Delangoa-baai  gevorderd,  werden 
zy  door  de  knstkoorts  aangetast,  zoodat  slechts  twee  personen  uit 
het  geheele  gezelschap  den  dood  ontkwamen,  en  eerst  twee  jaren 
later  dit  district  bereikten,  waar  zij  nog  wonen. 

SCHRIJVER. 


Digitized  by 


Google 


76  DE    LANDVERHUIZINQ 

nie  voor  alt^d  vaarwel  zeggende,  kwamen  z^  te  Taba 
'Nchu,  waar  het  opperhoofd  der  Barolongs,  Moroko  (die 
zich  dest^ds  onder  de  geestel^e  leiding  bevonden  van  den 
Ëerw.  Mr.  Archbell,  wien  ik  nu  het  geluk  heb^  als  lid  van 
dit  genootschap  hier  naast  mij  gezeten  te  zien^)  hun  de 
minzaamste  ontvangst,  en  hun  vee  de  beste  verzorging 
bereidde. 

Ëene  meer  talr^ke  en  welvarende  partg  uit  Graaf  Rei- 
net^ met  Gerrit  Maritz  «an  het  hoofd,  volgde  weldra  deze, 
die  weder  op  hare  beurt  gevolgd  werd  door  andere  groote 
gezelschappen  uit  de  districten  van  Albany  en  üitenhage, 
onder  het  bestuur  van  den  ouden  patriarch .  Jacobus  Uys, 
Karel  Landman,  Gerrit  Rudolph  en  anderen. 

Daar  hun  steeds  vermeerderend  aantal  in  het  grondgebied 
van  Barolong,  al  spoedig  aanleiding  gaf  tot  verdeeldhe- 
den, madkten  de  oudere  uitgewekenen  plaats  voor  de  later 
aamgekomenen^  en  trokken  in  eene  noordelgke  rigting  langs 
de  oever  van  de  Vaal-rivier  (of  Ky-Gariq)),  tot  dat  zg' 
met  den  talr^ken  en  magtigen  stam  van  de  Matabelees, 
onder  Mazul^atze,  in  aaaraking  kwamen. 

Het  is  VBrmoedelgk,  dat  aan  dit  bloeddorstige  opper- 
hoofd, na  dikwerf  door  de  Zolu's  en  Griquaa*s  van  dien 
kant  te  zgn  aangevallen,  alles  verdacht  voorkwam,  wat  uit 
dien  oord  naderde;  doch  de  boeren,  hiervan  natuurlek 
onbewust,  bleven,  geen  gevaar  vermoedende,  langzaam 
vooruit  trekken,  toen  hun  eerste  troep  plotseling  aange- 
vallen, en  een  acht-en-twintigtal  hunner  op  eene  barbaar- 
sche  wigze  vermoord  werd.  Na  alzoo  gedeeHelyk  geslaagd 
te  z^n,  vielen  de  Matabelees  eene  andere  kleine  partij  aan, 
die  de  eerste  op  korten  afstand  volgde;  Ook  deze,  ten 
eenenmide  onvoorbereid,  kpn  200  goed  als  geen  wederstand 
bieden^  een  v^-en> twintigtal  mannen  en  vrouwen  werden 
vermoord,  en  hunne  wagens  en  goederen  vernield  of  ge- 
plunderd. Gelukkig  echter  waren  eenige  weinigen  uit  deze 
partij  ontsnapt,  om  de  talrijke  andere  kleine  partgen^  die 
over  deze  uitgestrdcte  vlakten  verspreid  waren,  voor  het 
dreigende    gevaar   te   waarschuwen.      Naauwel^ks  hadden 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLAll^SCHE    BOBRBN,    ENZ.  77 

z^  zich  tot  een  wlager*'  ^)  vau  omstreeks  vijftig  wagens 
venameld,  toen  zij  door  de  gansche  krijgsmagt  der  Ma* 
tabelees  werden  aangevallen,  die,  woedend  op  hen  aan- 
stonnende,  alle  pogingen  aanwendden  om  in  het  door  de 
wagens  gevormde  vierkant  te  dringen.  Er  volgde  eene 
allerwanhopigste  worsteling,  met  dien  uitslag  echter,  dat 
de  Matabelees  ten  eenemale  werden  op  de  vlagt  gejaagd, 
doch  niet  zonder  verlies  van  al  het  vee  der  uitgewekene 
boeren,  hetwelk  men  niet  binnen  het  kamp  had  kunnen 
brengen;  zoodat  het  den  Matabelees  gelukte,  omstreeks 
6000  stuks  hoomvee  en  meer  dan  40,000  schapen  weg  te 
voeren^  als  eene  armoedige  vergoeding  voor  het  verlies 
hunner  beste  kr^gshoofden,  die  in  het  gevecht  waren  ge- 
sneuveld. 

Uit  deze  herhaalde  en  woedende  aanvallen  bleek  het 
maar  al  te  duidelijk,  dat  de  uitgewekenen  een  geduchten 
T^and  in  dat  oord  hadden  aangetroffen,  en  dat  alle  hoop, 
Tan  in  die  rigting  rustig  voort  te  gaan,  moest  worden 
opgegeven ;  terw^  daarenboven  het  verlies  van  al  hun  vee 
hen  zoowel  den  terugtogt  als  het  vooruitgaan  belette.  Het 
mogt  echter  eenige  door  hen  a%ezondene  boden  gelukken 
om  Thaba  'Nchu  te  bereiken,  en  Moroko  en  den  Eerw. 
Mr.  Archbell  van  den  gevaarlijken  toestand  des  reisgezel- 
schaps  icenxiis  te  geven.  Hulpvaardig  en  edelmoedig  zon- 
den deze  een  genoegzaam  aantal  ossen  naar  het  kamp^ 
vanwaar  men  nu  den  terugtogt  kon  ondernemen,  en  wel- 
dra in  veiligheid  Moroko's   verblgfplaats   weder   bereiken 


*)  Dese  rrlagers"  of  kampen  worden  gevormd  door  in  een  vierkant 
geplaatste,  en  door  middel  der  disselboomen  van  de  sterk  aan  elk- 
ander bevestigde  wagens,  waar  onder,  zoo  de  t^d  zulks  vergunde, 
hoopen  itgf  ineen  gewerkte  takken  van  de  doomige  mimosa  gesohoven 
weiden,  zoodat  het  onmogel^k  Was  binnen  de  omsloten  roimte  te  drin- 
gen, zonder  vooraf  al  die  beletselen  met  geweld  uit  den  weg  te  roimen. 
Het  is  doidel^,  dat,  wanneer  er  geen  groot  getal  wagens  b^een>is, 
het  daardoor  gevormde  vierkant  zöö  klein  is,  dat  personen  enfamiliën 
hiBaen  sgn  omtrek  beveiligd  kannep  z^n,  terw^l  alleen  het  vee  daar 
boitenUSft. 

SCHBIJVEK. 


Digitized  by 


Google 


78  DE  LANDVERHUIZING 

Toen  de  lading  van  deze  rampspoeden  en  verliezen 
hunner  landgenooten,  den  meer  talrijke  en  magtigë  uit- 
gewekenen bereikte,  die  zich  vreedzaam  omstreeks  Thaba 
'Nchu  hadden  nedergeslagen,  besloten  deze,  al  die  moor- 
denarijen  op  eene  geduchte  wijze  te  wreken,  en  het  ge- 
stolen vee  hunner  landslieden  te  heroveren.  Eene  partij 
van  omstreeks  twee  honderd  krijgslieden,  onder  bevel  van 
Gerrit  Maritz,  trok  de  Vaal-rivier  ^)  over,  maakte  eene 
fiankbeweging  door  de  haar  ten  westen  begrenzende  land- 
streek, tastte  eene  van  Mazulekatze's  voornaamste  vestip- 
gen,  Mosega  genaamd,  onverhoeds  aan,  doodde  er  ver- 
scheidene honderden  zijner  dapperste  kr^gslieden,  en  maakte 
zich  meester  van  omtrent  7000  stuks  vee,  te  zamen  met 
de  wagens,  die  de  Matabelees,  na  hunne  aanvallen  ep  de 
eerste  kleine  gezelschappen,  die  zich  te  zorgeloos  in  hunne 
landstreek  gewaagd  hadden,  in  triomf  naar  deze  vesting 
hadden  weggevoerd.  . 

Niet  lang  na  hunnen  terugkeer  van  deze  welgeslaagde 
tuchtiging,  en  terwijl  men  over  de  toekomstige  plannen  be- 
raadslaagde, begonnen  oneenigheid  en  ijverzucht^  waarvan 
zich  reeds  vroeger  sporen  hadden  doen  opmerken^  zich 
hoe  langs  hoe  meer  onder  de  hoofdleiders  te  openbaren^ 
toen  de  ongelukkige  Pieter  Reticf,  aan  het  hoofd  eener 
kleine  part^,  zich  b^  hen  kwam  vervoegen.  Zijn  naam  en 
rang  (h^  was  ^en  van  de  door  het  Gouvernement  aange- 
stelde rfkommandanten**  op  de  oostel^ke  grenzen)  stonden, 
en  te  regt,  zóó  hoog  b^  hen  aangeschreven,  dat  h^,  met 
•  algcmeene  stemmen,  en  met  bewilliging  ook  van  al  de 
partijen,  die-  destijds  in  die  streken  hun  verblijf  hielden; 
tot  rrKommandant-Generaar'  benoemd  werd. 


*)  De  vaal-  of  geele  rivier,  bij  de  inboorlingen  genoemd  Ky-6ariep, 
ontleent  haren  naam  van  hare  vale  kleur.  Zij  vormt  thans  de 
noordelijke  grens  van  de  souvereiniteit  en  zal  waarschgnlijk  be- 
rueht  worden  door  het  onlangs  gesloten  tridctaat  tasschen  de  ad- 
sistent-GommUsarissen  en  de  boeren  over  de  Vaal-Rivier,  als  zijnde  de 
voortdurende  lijn  van  scheiding  tussohen  harer  Majesteits  onderdanen, 
en  die,  waaraan  (zoo  aló  men  zegt)  volkomene  onaf  hankelykheid  be- 
loofd  18.  DE   SCBUVEB. 


Digitized  by 


Google 


DER    HÓLLANDSCHK    BOEREN,    ENZ.  79 

Eeuige  bijzonderheden  uit  bet  leven  en  de  geacbiedenis 
van  dezen  eersten  grooten  rfmartelaar"  der  onderneming, 
kunden  voorzeker    niet  onbelangr^k*  zijn. 

Afkomstig  van  eene  dier  Fransche  Protestantsche  fami- 
liën,  die,  na  de  berroeping  van  bet  Edict  van  Nantes,  naar 
de  Kaap-kolonie  waren  nitgeweken,  hadden  zijne  groot- 
ouders in  het  heerlijke  dal  van  Wagonmager's  Valley, 
]iab^  de  Parel,  een  stuk  gronds  in  leenbezit  verkregen, 
ongemeen  gunstig  tot  aankweeking  van  den  oranje-appel- 
boom en  den  wijnstok,  en  waar  zijn  vader,  door  den  jaar- 
lijkschen  verkoop  van  eenige  millioenen  oranje-appelen  en 
een  aanzienleken  w^noogst,   een    ruim   inkomen  genoot. 

Pieter  Relief  werd  daar  geboren,  en  ten  huize  aijns  va- 
ders opgevoed,  wiens  doel  bet  was,  om  ook  hem  tot  dat 
gem&kkelgke  en  voordeelige  beroep  op  te  leiden;  doch 
zijne  werkzame  en  rusterooze  geaardheid  deed  hem,  die  nu 
de  jongelingsjaren  bereikt  had^  een  tegenzin  aan  den  een- 
Tormigén  telgang  van  dat  landelijke  leven  opvatten ;  en  reeds 
bad  hy  eenigen  handel  met  het  binnenland  begonnen,  toen 
de  aankomst  der  eerste  Britsche  uitgewekenen  in  de  oos* 
tel^ke  provinciën,  in  1820,  z^ne  aandacht  naar  dat  ge- 
deelte van  de  kolonie  leidde.  Toen  het  Grouvemement  ie- 
mand van  erkende  vl^t  en  eerlijkheid  behoefde,  om  deze 
uitgewekenen  voor  eenigen  tijd  levensmiddelen  én  an4ere 
benoodigdheden  te  verschaffen,  tot  dat  zij  z elven  in  staat 
zonden  zgn  om  -in  hunne  behoeften  te  voorzien,  werd  hij, 
als  een  zeer  geschikt  persoon  daartoe,  door  een  m^ner  bloed- 
verwanten, die  daarenboven  borg  bleef  voor  de  rigtige 
vervulling  van  het  contract,  het  Grouvernement  aanbevolen. 
Dit  gaf  aanleiding  dat  hij  zich  aan  de  grenzen  kwam  ne. 
derzetten,  waar  zijne  stipte  zorgvuldigheid  in  de  voldoening 
aan  de  geslotene  evereenkomst^  gepaard  met  zijn  regtscha- 
pen  karakter  en  aangenamen  omgang,  hem  met  de  volk- 
plantingen als  vereenzelvigde,  en  dat  wederzijdsche  goede 
gevoelen  vestigde,  hetwelk  ook    later    altijd  bestaan  heeft. 

Na  het  einde  van  het  contract  tot  verzorging  der  uit- 
gewekenen, nam  hij  er  andere^  meer  uitgebreidi^  tot  op- 
rigting  van    openbare    Gouvernements-gebouwen,   op    zich, 


Digitized  by 


Google 


80  DE   LANDVERHUIZING 

en  verzamelde  in  den  beginne  een  aanzienlek  fortuin;  doch 
de  bankbreuk  van  eehige  z^ner  mede-contractanten,  en 
het  aantal  z^ner  andere,  van  de  hoofdzaak  afleidende  be- 
zigheden, wikkelden  hem  weldra  in  ernstige  geldel^ke 
ongelegenheden.  Doch  zulks  benadeelde  hem  volstrekt  niet 
yi  de  algemeene  hoogachting,  noch  in  die  van  het  Gton- 
vernement  zelve,  hetwelk  hem  tot  een  der  rrkommandan- 
ten"  op  de  grenzen  benoemde;  eene  betrekking,  die,  hoe- 
wel van  een  eenigzins  tweeslachtig  karakter,  meestal  aan 
dezulken  gegeven  werd,  die  aan  het  land  wezenl^ke  dien- 
sten hadden  bewezen,  en  altyd  een  zeker  magistraatsge- 
zag  in  het  district  medebragt.  Naar  z^ne  hoeve  wederge- 
keerd, en  geheel  in  landbouwkundige  bezigheden  gewik- 
keld, verloor  hg  veel  big  den  in  1834  uitgebroken  Kaffer- 
oorlog;  en  na  den  op  het  einde  vaal 835  met  hen  gesloten 
vrede,  zi^  hij  met  schrik  en  vrees  een  systeem  toegela- 
ten, zoo  al  niet  aangemoedigd,  hetwelk  de  geheele  kolonie 
als  het  ware  voor  de  Ka£fers  opende.  Niet  alleen  ■  kantte 
hg  zich  ten  sterkste  hiertegen,  maar  nam  ook  alle  zwer- 
vende en  loerende  Kaffers  en  Hottentotten^  die  geene 
goede  rekenschap  van  hunne  bedoeling  konden  geven, 
waar  hy  hen  ook  vinden  mogt,  gevangen.  Doch  zond  hg 
dan  die  gevangenen  naar  de  naaste  overheid,  dan  werden 
z^  .niet  alïeen  terstond  weder  vr^  gelaten,  maar  hy  zelve 
werd  officieel  berispt  om  het  gevangen  nemen  van  perso- 
nen, die  niet  daadwerkelifk  op  eenige  misdaad  betrapt  waren. 
Uii  2ulke  handelingen,  en  meer  nog  uit  de  door  de.  autoritei- 
ten daarbg  aangenomen  toon,  zag  h^j  maar  al  te  spoedig, 
dat  er  geene  hoop  meer  was  tot  behoud  van  eigendom  of 
veiligheid  aan  de  grenzen,  en  besloot,  het  voorbeeld  der  eerst 
uitgewekene  boeren  te  volgen.  Ook  hg  nam  deel  in  eenige 
aan  den  nieuwbenoemden  Luitenant*Gouverneur,  Sir  Andries 
Stofikraistrom,  gerigte  adressen,  waarin  men  zich  over  den 
voortdurenden  toestand  van  onveiligheid  beklaagde;  en  dit 
gaf  aanleiding  tot  eene  niet  zeer  aardige  briefwisseling 
tusschen  hen,  waarin  de  Luitenant*Gouvemeur  hem  van 
misleidingiiiiran  anderen  beschuldigde,  en  hem  met  de  ont- 
neming van  zgne  rr  enkel  honoraire"  betrdkking  van  Kom- 


Digitized  by 


Google 


DER  HOLLANDSOHE    BOEREN,   ENZ.  81 

mandant  bedreigde.  Deze  bedreigingen  en  het  systeem, 
hetwelk  hi|  ten  klaarste  zag  dat  op  nieuw  zou  worden 
ingevoerd  en  volgehouden,  en  hetwelk  naar  zijn  (door  de 
latere  gebeurtenissen  volkomen  geregtvaardigd)  gevoelen, 
de  grens  op  nieuw  aan  uitputtende  roover^en,  en  ten  laat- 
gten  aan  een  algemeenen  oorlog  zou  blootstellen,  deden 
hem  het  besluit  opvatten,  om  alles  wat  h^  bezat  te  ver- 
koopen,  en  zich  met  eenige  weinige  naburen  te  vereenigen, 
met  wie  hij  zich  (zoo  als  ik  reeds  zeide)  bg  de  uitge- 
wekene boeren  voegde,  kort  nadat  Gerrit  Maritz  van  z§n 
welgeslaagden  aanval  op  Mazulekatze  en  de  Matabelees 
was  wedergekeerd. 

Toen  Retief  nu,  met  algemeene  stemmen,  door  de  uit- 
gewekenen tot  hun  rrKommandant-Generaal"  benoemd  was, 
begon  hg  terstond  regelmatige  traktaten  van  vriendschap 
en  bondgenootschap  met  de  hem  omringende  inlandschc 
opperhoofden,  met  uitzondering  van  Mazulekatze,  te  slui- 
ten. MorokO;  Mosesh,  Tonana  en  Sikonyela  stemden  met 
oogenschijnlijke  hartelijkheid  in  al  zgne  schikkingen  toe 
en  op  dezen  voet  verspreidden  zich  al  de  uitgewekenen 
o^er  de  landen  tusschen  en  langs  de  Modder-,  de  Vet- 
en de  Zand-rivieren,  en  schikten  zich  langzamerhand  tot  een 
meer  bepaalden  regeringsvorm.  Hun  getal  werd  omstreeks 
dien  tgd  ook  nog  vermeerderd  door  een  anderen  grooten 
stam,  die  den  eerwaardigen  zeventigjarigen  patriarch  Ja- 
cobus  TJjSy  en  z^n  oudsten  zoon  Pieter^  aan  het  hoofd 
had,  welke  lieden^  na  dit  district  reeds  te  voren  bezocht 
te  hebben,  zich  met  voorliefde  aan  het  denkbeeld  hecht» 
ten,  van  zich  hier  neder  te  zetten,  in  plaats  van  verder 
in  het  binnenste  van  Afrika  te  dringen.  Deze  part^  gaf 
een  manifest  uit,  waarin  zij  haar  voornemen  te  kennep 
gaf^  om  haren  koers  noordwaarts  naar  Natal  te  rigten, 
en  zich  van  al  die  gezelschappen  te  scheiden,  die  gene- 
gen schenen  9m  zich  langs  de  oevers  van  de  Vaalrivier 
neder  te  slaan,  of  zich  verder  oostwaarts  tot  aan  de  De- 
lagoa-baai  te  begeven.  Dit  besluit  der  gezelschappen  van 
Uys,  Moolman  en  Potgieter,  schijnt  ook  Retief  tot  het  vol- 
gen van  hun  voorbeeld  te  hebben  doen  overhellen.  Hij  zond 

6 


Digitized  by 


Google 


82  DS    LAMDVERHÜIZIlfG 

« 

par£gen  van  de  Zandrivier  uit,  die  het  land  moesten  opne- 
men, en  er  eindelijk  in  slaagden,  om  twee  of  drie  paden 
dwars  over  de  Quathlamba  of  Drakenberg  te  vinden,  die 
voor  wagens  bruikbaar  gemaakt  konden  worden ;  want  tot 
op  dien  t^d  was  elke  aangewende  poging  om  met  wagens 
over  dat  gedeelte  van  dien  bergketen  te  komen,  veredeld 
geworden. 

Het  gelakte  Retief  met  zijn  gezelschap,  om  op  één  punt 
den  overtogt  te  bewerkstelligen,  en  in  veiligheid  Natal  te 
bereiken,  waar  hem  eene  hartel^ke  ontvangst  van  de  Brit- 
sche  uitgewekenen  te  beurt  viel,  die  zich,  hoe  vreemd  dit 
schenen  moge,  insgelijks  tot  eene  kleine  onafhankeiyke 
gemeenschap  gevormd  hadden;  want,  toen  zekere  kapitein 
ter  zee  Gardiner,  op  grond  der  bepalingen  van  eene  bui- 
tengewone wet,  tl  the  Cape  of  Oood  Hope  Punishment  BiW^ 
genaamd,  die  hij  onder  hen  kwam  afkondigen,  een  soort 
van  magistraatsgezag  over  hen  had  willen  uitoefenen^  we- 
zen zij  z^ne  tusschenkomst  geheel  van  de  hand,  en  hand^ 
haafdèn  hunne  onaf  hankel^kheid  van  alle  gezag,  alleen  met 
uitzondering  van  zulk  een^  hetwelk  van  hen-zelven  zou  uit- 
gaan, zich  daarbij  beroepende  op  de  verklaring  van  don 
toenmaligen  Secretaris  voor.  de  koloniën,  Lord  Glenelg, 
die,  in  de  duidelijkste  bewoordingen,  alle  bedoeling  van 
Zgner  Majesteits  Gouvernement,  om  eenig  gezag  over  een 
gedeelte  van  dit  grondgebied  uit  te  oefenen  loochiende. 
Dit  wedensijdsch  gevoel  van  onafhankel^kheid  scheen  hun 
tot  een  band  van  vereeniging  te  strekken ;  en  het  valt  niet 
te  betwijfelen,  dat,  wanneer  iemand  zoo  als  Retief  het  er- 
kende hoofd  der  HoUandsche  uitgewekenen  had  mogen 
blijven,  een  vaster  en  duurzamer  band  hen  aan  elkander 
zou  verbonden  hebben. 

Pieter  Retief,  die  de  zaak  reeds  met  een  scherpzinnigen 
en  gemoedel^ken  blik  doorgrond  had^  gevoelde  echter,  dat, 
dewgl  Ohaka  en  Dingaan  dit  grondgebied  reeds  vóór  z^ne 
aankomst  aan  anderen  hadden  weggeschonken,  de  inbezit> 
neming  van  dit  land  door  hem  en  de  zijnen,  naderhand 
aanleiding  tot  twist  zou  kunnen  geven,  hetzy  met  de  op- 
perhoofden der  Zoolah's,  hetzij  met  zulke  Ëngelsche  uitge- 


Digitized  by 


Google 


DER     HOLLLANDSCHE    BOEREN,  EMZ.  83 

wekenen,  die  de  kwalijk  bepaalde  giften  van  de  Zoo<- 
lah's,  ontvangen  hadden,  en  besloot  derhalye,  zich  in  per- 
soon naar  Dingaan's  hoofdstad  te  begeven,  ten  einde  een 
vredes-traktaat  met  hem  te  sluiten,  en  eene  behoorlijke 
overdragt  van  zulk  eene  uitgestrektheid  grondgebieds  te 
verkrijgen^  als  de  laatste  aan  hem  en  de  uitgewekene 
boeren  mogt  vrillen  vergunnen.  De  hoofdstad  der  Zoolah*s, 
rrlJmkongloof ' ,  bereikt  hebbende,  vond  hij  daar  toevallig 
een  zendeling  der  Ëngelsche  kerk  (den  Eerw.  F.  Owon), 
die  oogenschgnlijk  alle  pogingen  aanwendde,  om  het  opper- 
hoofd gunstig  voor  hem  te  stemmen;  met  dat  gevolg  dan 
ook,  dat  aan  Retief  een  volkomen  afstand  van  dit  grond- 
gebied werd  toegezegd,  onder  deze  voorwaarde:  dat  hg 
voor  Dingaan  eene  zekere  hoeveelheid  vee  zou  heroveren, 
hetwelk  door  Sikonjella,  een  opperhoofd  der  Mantateea, 
die  bij  de  bronnen  van  Caledon  zijn  verblijf  hield,  hem 
onlangs  ontweldigd  was.  Retief  bewilligde  in  deze  voor- 
waarde, en  riep,  testond  na  zijne  wederkomst  in  dit  dis- 
trict, eenige  van  de  gezelschappen  bijeen,  die  zich  gereed 
maakten  om  zich  op  dit  grondgebied  te  vestigen.  Men 
besloot  tot  e^en  aanval  op  Sikonyella,  doch  tevens  om  vooraf 
boden  tot  hem  te  zenden,  met  een  veclbeteekend  verzoek 
om  vrijwillige  teruggave.  Deze  boodschap  deed  de  ver- 
langde oitwerking,  daar  Sikonyella  tot  de  onmiddellijke 
teruggave  van  zeven  honderd  stuks  hoornvee,  zestig  paar- 
den en  nog  eenige  vuurwapenen  besloot,  die  hij  en  zijn 
stam  op  verschillende  tijdstippen  aan  kleine  partijen  van 
uitwijkende  boeren  ontweldigd  hadden. 

Gedurende  dit  alles,  hetwelk  in  de  laatste  maanden  van 
1837  voorviel,  waren  reeds  ongeveer  1000  wagens,  langs 
de  zgden  van  den  Drakenberg,  in  dit  district  aangekomen ; 
en  daar  de  uitgewekene  boeren  het  gansche  land  geheel 
en  al  onbevolkt  vonden  (met  uitzondering  slechts  van  eeu 
klein  gedeelte  onder  het  opperhoofd  Matuan,  dat  nu  nog 
nagenoeg  geÜgken  grond  bezet)  verspreidden  zij  zich  langs 
de  geheele  Klip-rivier  der  Boschjesmannen,  waar  de  over  • 
blgfselen  van  duizende  steenen  kraaU  duidelijk  aanwezen^ 
dat    deze   streek   eenmaal    zeer  digt   bevolkt  moet  geweest 

6* 


Digitized  by 


Google 


84  DE    LANDVERHUIZING 

zijn;  waarin  tevens  een  bewijs  lag  voor  de  groote  vrucht- 
baarheid van  den  grond,  die  anders  geene  zoo  sterke  be- 
volking zou  hebben  kunnen  voeden. 

Na  Retiefs  terugkeer  tot  dat  gedeelte  van  dit  district, 
op  zijn  togt  naar  Dingaan,  met  het  door  Sikonyella  terug- 
gegeven vee,  om  aan  den  eersten  te  worden  wedergeleverd, 
schijnt  een  treurig  voorgevoel  zich  van  vele  der  partghoof- 
den  te  hebben  meester  gemaakt,  die  nogtans  Retief  nog 
altoos  aU  hun  opperhoofd  eerbiedigden.  Grerrit  Maritz  raad- 
de, dat  hij  zich  met  het  heroverde  vee  naar  Dingaan 
zou  begeven,  én .  slechts  drie  of  vier  mannen  met  zich 
nemen^  als  zeer  juist  van  oordeel  zgnde,  dat  de  onbedui- 
dendheid van  zulk  eene  magt  hare  beste  veiligheid  zijn 
zoude.  Maar  Retief  schijnt  verlangt  te  hebben,  om  aan 
Dingaan  iets  te  toonen  dat  naar  eene  achtbare  krijgsmagt 
geleek^  en  bleef  er  op  staan,  dat  veertig  of  vgftig  van 
do  beste  ruiters  hem  vergezellen  zouden;  terwijl  hg  het  nog- 
tans aan  de  vrge  keuze  van  een  ieder  overliet^  om  al  dan 
niet  tot  dat  geleide  te  behooren.  Dit  lokte  slecht  een  grooter 
getal  van  vurige  jonge  mannen  daartoe  uit^  en  gedurende 
de  laatste  week  van  Januarij  1838,  vormde  Peter  Êetief, 
vergezeld  van  zeventig  der  achtbaarste  en  uitgelezenste 
mannen  onder  de  uitgewekenen,  met  omtrent  dertig  jonge 
Hottentotten  en  rijdende  bedienden,  een  indrukwekkende  ca- 
valcade, met  welke  hij  de  Buffelrivier  overstak,  en  den  2den 
Februarij  te  ümkongloof,  Dingaan's  hoofdstad,  aankwam, 
en  het  van  Sikonyella  heroverde  vee  overleverde,  met  de 
ontvangst  waarvan  Dingaan  zich  ten  hoogste  voldaan  ver- 
klaarde; terwijV  hij,  cenige  znner  krijgsbenden  uit  de  naburi- 
ge hraaU  ontboden  hebbende,  het  gezelschap  twee  dagen 
lang  op  spiegelgevechten  onthaalde,  die  eene  vreeselijke 
voorstelling  van  hunne  wgzo  van  oorlogvoeren  opleverden. 
De  4de  Februarij  was  door  Dingaan  bepaald  als  de  dag 
waarop  hij  een  volledigen  afstand  voor  altoos  van  dit  dis- 
trict aan  Pieter  Retief  en  de  uitgewekene  boeren  zou 
onderteekenen;  en  de  Eerw.  mr.  Owen,  die  nog  altoos  bij 
Dingaan  zijn  .verblijf  hield,  werd  verzocht  het  document 
in  het  Ëngelsch  op   te  stellen,    en,    als  getuige,    mede    te 


Digitized  by 


Google 


DER  UOLLANDSCHE  BOEREN,  ENZ.  85 

onderteekenen,  welk  een  en  ander  h^  deed;  terwijl  Din- 
gaan  en  eenige  zijner  voornaamste  raadslieden,  hun 
handmerk  op  het  document  stelden,  welks  inhoud  hen  door 
den  Eerw.  mr.  Owen  was  vertolkt  geworden.  Retief,  zijne 
zaken  nu  naar  genoegen  ten  einde  gebragt  hebbende,  maakte 
reeds  schikkingen  om  den  volgenden  morgen  te  vertrekken, 
toen  Dingaan  hem  nog  eenmaal  in  zijne  kraal  noodigde 
om  afscheid  van  hem  te  nemen,  met  verzoek  echter^  dat 
z^n  gezelschap  daar  niet  gewapend  zou  binnen  komen,  de- 
wijl zulks  met  hunne  gebruiken  streed.  Retief  gaf  hier  on- 
bedachtzaam aan  toe ;  al  de  wapens  werden  buiten  de  kraal 
op  hoopen  gestapeld,  terwijl  de  rr achterrijders''  werden  uit- 
gezonden om  hunne  paarden  op  te  halen  en  te  zadelen. 
Toen  het  gezelschap  Dingaan  in  zijne  kraal  naderde,  vond 
het  hem  (als  naar  gewoonte)  door  twee  of  drie  zijner  meest 
begunstigde  l^fbende  omringd;  toen  hij,  na  eenige  uiterst 
Triendelyke  gesprekken  met  Retief  en  sommigen  zijner  hoofd- 
lieden,  hem  uitnoodigde  om  nog  een  weinig  te  zitten ;  tcrw^l 
hij  hem  den  alscheidsbeker  aanbood,  in  een  soort  van  bier 
bestaande,  dat  den  lievelingsdrank  dor  Kaffers  uitmaakt.  Die 
beker  ging  het  geheele  gezelschap  rond;  doch^  terwijl  het 
grootste  gedeelte  er  van,  met  den  drank  in  de  hand,  en  lustig 
bescheid  doende,  nog  nederzat,  riep  Dingaan  plotseling  uit: 
ttBulala  matagatieV'  d.  i.:  rrDoodt  de  to  ovenaars !"  Ineen 
oogenblik  werden  zij  door  drie  of  vier  duizend  met  strijdknod- 
sen  gewapende  Zoolah's  aangevallen,  en  hoewel  de  boeren, 
die  oogenbltkkelijk  hunne  zakmesen  trokken  (die  zij  altijd  bg 
zich  dragen  om  het  gevangen  wild  of  het  vleesch  dat  zij  eten 
te  sn^den,^  een  vertw^felenden  tegenstand  boden,  en  verschei  < 
dene  hunner  aanvallers  in  het  stof  deden  bijten,  moesten 
zij  toch  spoedig,  de  een  na  den  ander,  onder  de  gcweldi* 
ge  overmagt  der  steeds  op  hen  aandringende  duizendtal- 
len bezwijken.  Na  eene  vertwijfelde  worsteling  van  meer 
dan  een  half  uur,  werden  hunne  ontzielde  en  verminkte 
ligcbamen  buiten  de  kraal  geworpen,  en  naar  oen  nabu- 
rigen  heuvel  gesleept,  die  wel  als  een  rr  Akeldama'*  of  lie- 
Ter  als  een  rr  Golgotha'^  mag  worden  geschand  merkt;  en 
waar  de   gebeenten  van  al  de    slagtoffers  der  woede  van 


Digitized  by 


Google 


86  DE    LANDVERHUIZING 

dezen   despoot  opgestapeld,  en  de  prooi  der  wolven  en  ra- 
ven werden. 

Dingaan,  den  grondregel  van  Csesar  volgende,  die  oor- 
deelde dat  er  nog  niets  gedaan  was,  zoo  lang  er  nog  iets 
te  doen  overbleef,  gaf  aan  tien  zijner  regementen  onmiddel* 
lijk  last  om  dit  grondgebied  binnen  te  rukken,  al  de  uit- 
gewekene boereu  (die,  zich  in  volmaakte  veiligheid  wanende, 
en  de  terugkomst  hunner  vrienden  verwachtende,  zich  over 
het  geheele  district  verspreid  hadden)  aan  te  tasten,  en  de 
geheele  kolonie  met  wortel  en  tak  uit  te  roeijen.  Het  is 
ongetwijfeld  opmerkelijk,  dat  de  argwaan,  welke  de  meeste 
hunner  ten  aanzien  van  Dingaan's  goede  trouw  gekoesterd 
hadden,  na  het  vertrek  van  Retief  en  z^n  gezelschap  zoo 
spoedig  verdween.  De  jongelieden  genoten  het  vermaak 
der  jagt,  en  verzorgden  hunne  vrienden  overvloedig  met 
wild^  terwijl  de  vrouwen,  even  zoo  onbezorgd  en  niets 
kwaads  vermoedende,  de  tehuiskomst  harer  mannen,  zonen 
en  bloedverwanten  wachtten,  toen  het  leger  der  Zoolah's 
dat  zich  in  verscheidene  kleine  detachementen  verdeeld 
had,  met  het  aanbreken  van  den  dag,  naby  het  tegenwoor- 
dige vlek  of  buurtschap  Weenen  (in  do  beteekenis  vaa 
schreijen),  naar  de  treurige  gebeurtenissen  van  dien  dag 
aldus  genaamd,  op  de  voorste  uitgewekenen  aanviel.  Man- 
nen, vrouwen  en  kinderen  werden  op  eenmaal  omringd  en 
op  eene  barbaarsche  wijze  vermoord,  met  omstandigheden, 
die  de  peïi  weigert  te  beschrijven.  Andere  detachementen 
yan  Zoolah*s  overvielen  op  andere  plaatsen  soortgelijke  par- 
tyen, die  allen  onder  de  assegaaijen  der  moordenaars  vie- 
len, één  enkelen  jongman  uitgezonderd^  wien  het  gelukte 
te  ontsnappen,  en  ^de  achterste  partijen  te  waarschuwen, 
zoodat,  toen  de  Zoolah's  verder  in  het  district  drongen, 
twee  of  drie  partyen  boeren  in  alle  haast  eenige  wagens 
hadden  kunnen  bijeenzamelen  en  tot  een  »r lager"  of  kam- 
pement vormen,  waarin  zij  nog  even  in  tijds  hunne  fami- 
liën  konden  beveiligen,  eer  z^  insgelgks  werden  aangeval- 
len, waardoor  het  hun  gelukken  mogt,  de  woedende  aan- 
vallen der  vijanden  af  te  slaan,  daar  niet  één  dezer  rr  lagers'* 
door    de  Zoolah's  kon  worden   overweldigd  of  binnen  ge- 


Digitized  by 


Google 


DER    HOLLANDSCUE   BOEREN,    SNZ.  87 

drongen.  Deze  intusschen  rukten  steeds  verder  zuidwaarts, 
tot  dat  zij  eene  veel  sterkere  partij  uitgewekenen  op  de 
hoeve  aan  de  Boschman-rivier,  thans  het  rr  Vecht-Laager'' 
genaamd,  en  het  eigendom  van  mr.  Ogle,  aantroffen.  Hier 
kwam  het  tot  een  zeer  ernstig  gevecht,  hetwelk  b^na  een 
ganseben  dag  duurde,  en  reeds  begon  het  den  boeren  aan 
ammunitie  te  ontbreken,  toen  gelukkig  hun  laatste  schot  uit 
een  drieponder  eenige  van  de  voornaamste  hoofden  der  Zoo- 
lah's  in  het  stof  deed  bijten,  en  hen  tot  een  overhaasten 
terugtogt  dwong. 

Terstond  nadat  deze  aanval  was  afgeslagen,  deden  de 
uitgewekene  boeren  een  uitval  uit  hunne  r» lagers",  om, 
zoo  mogel^k,  nog  eenige  hunner  vrienden  te  hulp  te  ko* 
men,  of  zich  voor  het  minst  van  hunnen  toestand  en  de 
bij  hen  aangerigte  verwoestingen  te  verzekeren,  toen  zij, 
do  legerplaats  bereikende,  welke  door  dezen  waren  inge- 
nomen geweest,  een  tooneel  van  afschuw  en  ellende  aan- 
flchoawden,  door  geene  pen  te  beschrijven.  Alle  wagens 
waren  aan  stukken  geslagen,  en  de  ijzeren  gedeelten  er 
van  weggeroofd;  terwijl  rondom  de  overbl^fselen  de  ver- 
minkte lijken  van  mannen,  vrouwen  en  kinderen  lagen,  op 
hoopen  geworpen,  en  ten  prooi  gelaten  aan  het  roofge- 
dierte.  Onder  deze  hoopen,  bij  de  Blaauwe  Kransrivier, 
vond  men  onder  de  lijken  ook  de  ligchemen  van  twee  jonge 
meisjes  van  tien  of  twaalf  jaren,  die  nog  eenige  teekenen 
van  leven  gaven.  Het  eone  was  met  negentien,  en  het  an- 
dere met  een-en-twintig  assegaaisteken  gewond,  zbodat  hare 
ideine  ligchamen  volkomen  doorboord,  en  zenuwen  en  spie- 
ren verscheurd  waren.  De  eene  heette  Johanna  van  der 
Merwe,  de  andere  Catharina  Margaretha  Prinslo.  Zij  wer- 
den opgenomen,  en  met  de  uiterste  zorgvuldigheid  verpleegd, 
en  (hoe  vreemd  het  schijnen  moge)  zij  leven  tot  op  dezen 
dag,  als  de  éënige  overgeblevenen  van  de  hoofdtakken  dier 
familiën;  doch  zij  zullen  levenslang  verminkt  bleven,  hoe- 
wel de  eene  (nog  vreemder)  in  het  huwelijk  getreden,  en 
moeder  van  een  of  twee  kinderen  is.  Doch  op  deze  en- 
keh  uitzonderingen  na,  zijn  alle  kleine  partgen,  wien  het 
niet  had  mogen  gelukken  zich  in    klagers''    te  beveiligen, 


Digitized  by 


Google 


88  DE    LANDVERHUIZIMG 

zonder  onderscheid  vermoord,  zoodat  in  ééne  weck,  na  den 
moord  van  Retief  en  zijne  part^,  nog  zes  honderd  slagt- 
offers  aan  de  woede  en  het  verraad  van  Dingaan  en  z^n 
leger  werden  opgeofferd. 

Toen  de  overgeblevenen  uit  dezen  geduchten  rampspoed 
zich  eenigzins  van  den  panischen  schrik  hersteld  hadden, 
waarin  z^  gedompeld  waren,  besloten  z^  dit  vreesel^k 
verlies  te  wreken. 

De  geheele  stam  van  Uys,  die,  uithoofde  van  eenige  op- 
gevatte jaloezij  tegen  Retief,  zich  achter  den  Drakenberg 
gelegerd  had,  en  dus  aan  de  algemeene  slagting  ontko- 
men was,  kwam,  op  het  berigt  van  de  ramp,  met  nog 
eenige  andere  kleine  partyen  boeren,  die  zich  op  weg  naar 
dit  district  bevonden,  naar  de  Kliprivier  afzakken.  Han 
gevaarl^ke  toestand  noopte  de  Ëngelsche  partg,  die  zich 
aan  de  baai  had  nedergezet,  op  eene  beweging  van  Din- 
gaan,  om  de  zaak  der  uitgewekene  boeren  te  ondersteu- 
nen; doch  te  weinig  in  getal  zynde,  namen  zij  een 
korp^  van  700  Zulu's  met  zich,  waarvan  400  met  snap- 
hanen waren  gewapend^  wier  gebruik  zij  op  hunne  olifants 
en  buffeljagten  geleerd  hadden.  Deze  partij,  die  zich  on- 
der bevel  van  mr.  R.  Biggar  gesteld  had,  stak  de  Tugela 
b^  haren  mond  over,  drong  eenige  m^len  over  die  rivier 
voort,  en  vermeesterde  en  verwoestte  de  stad  Tatabasooke, 
terwijl  de  hulpbende  der  Zulu's  zich  achter  de  Matikoola 
en  Imsimdoosa-rivieren  schuil  hielden;  doch  een  weinig 
verder  voorwaarts  dringende,  zagen  zij  zich,  by  het  aan- 
breken van  den  dag,  door  drie  afdeelingen  van  het  leger 
der  Zoolah*s  plotseling  omringd.  Na  een  wanhopig  en  moord- 
dadig gevecht,  verloor  hier  bijna  elke  Europeaan  of  kleur- 
ling, tot  de  partij  behoorende,  het  leven.  Wel  werd  er 
een  groot  aantal  der  Zoolah's  insgelijks  gedood,  doch  van 
de  Ëngelsche  bevolking  der  baai  vielen  hier  R.  Biggar» 
Blankenberg,  Care,  Stubbs,  Richard  Woqd,  Wiiliam  Wood, 
Henry  Bat,  John  Campbell,  Thomas  Campbell  en  Thomas 
Carden;  terwijl  het  slechts  aan  een  paar  Europeanen  ge- 
lukte, om  door  de  digte  drommen  der  vijanden  te  ont- 
vlieden, en  aan  de  kleine    partij    die   aan  de  baai  geble- 


Digitized  by 


Google 


DER   H0LLAND8CHE   BOEREN,    ENZ.  89 

ven  waS;  den  rampzaligen  uitslag  van  het  gevecht  te  bood- 
schappen. Dat  gedeelte  van  Dingaan*s  leger  vervolgde  (als 
gewoonlgk)  zijn  voordeel,  en  drong  zelfs  tot  aan  de  baai 
door;  doch  de  weinige  Engelschen  die  het  gevecht  over- 
leefd hadden,  weken  aan  boord  van  de  Komeet^  Kapitein 
Hadden,  die  gelukkigerwijze  destijds  in  de  baai  ten  an- 
ker lag;  toen,  na  al  het  vee  weggeroofd  te  hebben,  deze 
afdeeling  van  Dingaan's  leger  zich  wederom  naar  het  land 
der  Zdo's  begaf. 

Dingaan  zelve  wachtte  intusschen  met  z^ne  hoofdmagt 
de  HoUandsche  uitgewekene  boeren  af,  die,  nu  omstreeks 
400  weerbare  mannen  bgeen  hebbende,  zich  onder  het  be- 
vel van  Pieter  Uys  en  Hendrik  Potgieter,  stelden  en  om- 
trent dien  zelfden  t^d  (April  1838)  naar  Umkongloof,  Din- 
gaan's  hoofdstad,  oprukten,  met  het  voornemen  om  deze 
te  verwoesten    en  Dingaan  uit  het  land  te   verdrgven. 

Dit  listige  opperhoofd  liet  de  uitgewekene  boeren  tot 
binnen  weinige  mijlen  van  zijne  hoofdstad  naderen,  waar 
de  toegang  tot  de  stad  tusschen  twee  heuvels  besloten 
ligt  Hier  vertoonde  de  krijgsmagt  der  Zoolah's  zich  voor 
het  eerst,  doch  lokte,  door  een  geveinsden  terugtogt,  de 
uitgewekene  boeren  steeds  verder  binnen  dezen  hollen  weg» 
toen  eene  andere  afdeeling  der  Zoolah's  van  achter  een 
der  heuvelen  te  voorsch^n  kwam,  en  hen  den  terugtogt  vol- 
komen  afsneed.  Er  volgde  nu  een  wanhopig  gevecht  van 
man  tegen  man,  daar  de  boeren  van  zóó  nabij  waren  in- 
gesloten, dat  zij  niet  vuren  konden.  Nu  bezigden  zij  hunne 
gewone  en  doeltreffende  handgreep,  door  ^lings  te  paard 
achteruit  te  wijken,  en  onverpoosd  te  laden  en  te  vuren. 
Eenparig  rigtten  zij  al  hun  vuur  op  éëne  massa  der  Zoo- 
lah's,  zoodat  dezQ  moorddadige  losbranding,  die  honder- 
den vijanden  het  leven  kostte,  weldra  eene  opening  maak- 
te, dië  z^  te  viervoet  doorvlogen,  en  op  deze  wijze  ont- 
kwamen. Doch  hun  overste,  en  onbetwistbaar  allerdapper- 
ste bevelhebber,  Pieter  Uys,  die  in  een  hem  bijna  onbekend 
land  eene  eenigzins  andere  rigting  genomen  had,  bevond 
zich,  met  een  twintigtal  getrouwe  volgers,  en  zijn  meest- 
geliefde  zoon,  oen  aankomend   jongeling  van  twaalf  jaren 


Digitized  by 


Google 


90  I>E   LANDVERHUIZING 

Op  eenmaal  voor  eene  kloof,  waar  zij  met    hunne  paarden 
onmogel^k  over  konden. 

Zich  gewond  gevoelende,  riep  hij  zijnen  volgelingen  toe, 
dat  zij  zich  zoo  goed  mogelijk  moesten  zien  ter  redden, 
daar  hij  hen  niet  volgen  kon.  Allen  volgden  z^n  bevel, 
zijn  zoon  alleen  uitgezonderd,  die  bij  hem  bleef  tot  dat 
beiden,  met  wonden  bedekt,  sneuvelden.  De  overigen  hun- 
ner partij,  en  de  groote  meerderheid  der  uitgewekene  boeren, 
wien  het  had  mogen  gelukken  uit  deze  hen  zoo  listig  ge- 
spannen hinderlaag  te  ontkomen,  volvoerden  den  terugtogt 
uit  het  land  zonder  merkelijk  grQoter  verlies  van  levens,  doch 
met  achterlating  hunner  begoocheling  van  het  behalen  eener 
gemakkelijke  overwinning  op  het  krijgshoofd  der  Zoolah's, 
wien  het  verlies  van  eenige  honderden  zijner  beste  krijgs- 
lieden, slechts  met  te  meerder  haat  en  wraaklust  vervulde. 

De  uitgewekene  boeren  waren  nu  door  den  uitslag  van 
hunnen  aanval,  en  dien  der  Engelsche  volkplanters  aan  de 
baai,  op  de  magt  van  Dingaan  zoodanig  ontmoedigd, 
dat  zij  voor  het  tegenwoordige  alle  hoop  opgaven  om  de 
vijandelijkheden  te  hervatten.  De  moed  en  het  krijgsta- 
lent,  door  de  Zoolah's  ten  toon  gespreid,  hadden  hen  eene 
les  van  voorzigtigheid  gegeven,  weshalve  zij  een  waak- 
zaam oog  op  de  noordergrens  hielden  en  in  verschillende 
rigtingen  boden  uitzonden,  naar  de  Kaap  en  elders,  met 
bede  om  versterking.  Vele  partijen,  hun  treurigen  toe- 
stand vernemende,  kwamen  zioh  bij  hen  voegen;  doch 
dit  vermeerderde  voor  het  oogenblik  slechts  hunne  ellen» 
de  en  behoefte,  daar  al  hunne  kudden  door  de  Zoolah's 
waren  weggeroofd,  en  z^  ook  geen  land  hadden  kunnen 
bebouwen.  Zij  waren  derhalve  niet  slechts  aan  het  groot- 
ste gebrek  blootgesteld^  maar  leden  ook  werkelijk  hongers- 
nood, toen  eenigen  hunner  edeldenkende  landslieden  aan 
de  Kaap,  wien  hun  treurige  toestand  ter  oore  gekomen 
waS;  hun  voedsel;  geneesmiddelen  en  andere  levensbehoef- 
ten zonden,  waardoor  het  hun  mogel^k  werd  den  winter 
van  1838  door  te  worstelen,  gedurende  welk  jaargetijde 
gebrek,  ziekte  en  hongersnood  op  het  land  drukten,  en 
deerlijke  verwoestingen  onder  hen  aanrigtten. 


Digitized  by 


Google 


DER     HOLLANDSGHE    BOEBEN,    ENZ.  91 

DiDgaan,  altoos  op  de  loer  liggende  om  zijne  vijanden 
met  voordeel  te  overvallen,  en  van  bun  ellendigen  toe- 
stand zeer  goed  onderrigt  zgnde,  deed  in  Augustus  1838 
een  tweeden  aanval  op  hen ;  doch  ditmaal  waren  de  uit- 
gewekene boeren  (die  alomme  hunne  verspieders  hadden 
uitgezet,  ten  einde  hen  tegen  zijne  nadering  te  waarschu- 
wen) bereid  om  hem  eene  warme  ontvangst  te  geven. 
Bg  ieder  "lager"  werden  de  Zoolah's  met  groot  verlies 
afgeslagen,  terwijl  de  uitgewekenen,  na  verscheidene  voor- 
deelige  gevechten,  slechts  twee  of  drie  dooden  telden. 
Doch  al  had  Dingaan  ook  de  nederlaag  ontvangen,  de 
uitgewekene  boeren  hadden  niet  te  min,  tot  aan  het  einde 
Tan  dat  jaar,  met  de  grootste  bezwaren  te  kampen.  Wel 
kwamen  kleine  partijen  zich  bij  hen  -  voegen,  doch  met 
weinig  werkdadige  hulp;  tot  dat  in  het  begin  van  De- 
cember, met  den  aanvang  van  het  gunstige  jaargetgde,  een 
aantal  jonge  lieden  aangekomen  zijnde,  460  gewapende 
ruiters  zich  onder  het  bevel  van  Andries  Pretorius  stel- 
den,  die  zich  insgelijks  kort  geleden  bij  de  uitgeweke- 
nen gevoegd  had,  onder  wien  hij  zich  (als  weleer  vold- 
kornet  in  -het  district  van  Graaf  Reinet  geweest  zijnde) 
zeer  populair   gemaakt  had. 

Zj  werden  krachtdadig  onderstennd  door  den  dapperen 
en  regtschapen  Carel  Landman,  die  zich  met  al  de  uit- 
gewekenen bij  hen  voegde,  welke  zich  reeds  bij  de  baai 
liadden  beginnen  neder  te  zetten;  en  deze  vereenigde 
magt,  zich  de  ondervinding  van  het  verledene  ten  nutte 
makende,  naderde  met  groote  omzigtigheid,  eiken  avond 
hare  stelling  verzekerende,  zoodat  zij^  de  Umslatoos-rivier 
bgna  genaderd  zijnde,  ten  volle  bereid  was,  toen,  bij  het 
eerste  aanbreken  van  Zondag  den  16*'*''  December  1838; 
hmme  stelling  door  Dingaan's  geheele  krijgsmagt,  van  10 
of  12,000  man,  met  eene  tot  nog  toe  voorbeeldelooze 
woede  werd  aangevallen.  Drie  uren  lang  wendde  de  vij- 
and z^ne  uiterste  pogingen  aan  om  bres  te  maken,  en  het 
kamp  der  uitgewekenen  te  overweldigen,  tot  dat  Pretorius 
ziende  dat  do  Zoolah's  bestendig  de  ëéne  zijde  van  het 
kamp   bestormden,    terwijl  zich    bij    de   verdedigers    reeds 


Digitized  by 


Google 


92  DE    LANDVERHUIZING 

gebrek  aan  ammunitie  begon  te  openbaren,  aan  200  rui- 
ters bevel  gaf  tot  een  plotselingen  aanval  op  de  lijn,  waar  - 
mede  de  Zulu*s  reeds  slaags  waren ;  en  deze  ruiters,  den 
vijand  in  de  beide  flanken  nemende,  en  hun  doodel^ke  ko- 
geljagten  op  de  digte  massa  rigtende,  die  binnen  eeiic 
kleine  ruimte  waren  opeengehoopt,  dreven  hen  ten  laatste 
met  een  vreeselijk  verlies  op  de  vlugt.  De  uitgewekenen 
verzekerden,  dat  niet  minder  dan  3000  Zoolah's  in  het 
stof  beten,  en  hunne  nederlaag  moet  wel  volkomen  ge- 
weest zgn,  dewgl  Dingaan,  als  door  panischen  schrik  aan- 
gegrepen, zijne  geheele  stad  Umkongloof  zelve  in  brand 
stak,  en  met  het  overschot  z^ner  magt  voor  langen  tijd 
in  de  wouden  rondom   de  Umvaloosrivier  de  wijk  nam. 

Daar  de  uitgewekenen  slechts  drie  of  vier  dooden  en 
even  zoovele  gekwetsten  telden  (onder  welke  laatste  Pre- 
torius  zelve  was,)  rukten  zij  terstond  naar  Umkongloof, 
welke  stad  reeds  gedeeltel^k  in  brand  stond;  en  op  den 
vreesel^ken  heuvel  in  haren  nabijheid  aanschouwde  men 
nu,  op  een  grooten  hoop  gestapeld,  de  beenderen  en  over- 
bl^fselen  van  Retief  en  zijne  honderd  strijdmakkers,  die  daar 
nu  tien  maanden  geleden,  als  slagtoffers  van  Dingaans  ver- 
raderij  waren  gevallen,  doch  wier  dood  nu  gewroken  werd. 
Vele  der  strikken  of  riemen,  waarmede  men  de  Igken  naar 
herwaarts  gesleept  had,  vond  men  nog  aan  de  beenderen 
der  geraamten.  De  schedels  waren  vreesel^k  gebroken,  en 
vertoonden  nog  de  teekenen  van  het  geweld  der  knodsen 
en  steenen,  terw^l  (zonderling!)  het  geraamte  van  hun 
ongelukkigen  leidsman,  Retief,  herkend  werd  aan  een  le- 
deren tasch  of  bandelier,  dien  hij  over  de  schouders  ge- 
dragen had,  en  waarin  hg  de  door  Mr.  Owen  geschrevene 
Tikte  geborgen  had,  die  den  afstand  van  dit  grondgebied 
aan  de  uitgewekene  boeren  behelsde.  Daags  vóór  den.  moord 
was  dit  stuk  opgemaakt,  en  met  het  handmerk  van  Din- 
gaan onderteekend,  waarbij  hij  verklaarde:  rraan  Retief  en 
zgne  landgenooten  af  te  staan  de  plaats,  genaamd  Port  Natal» 
met  al  het  land  daaraan  verbonden ;  te  WQten :  van  de  Tugola 
tot  aan  dé  Umzimvooboo-rivier,  en  van  de  zee,  noordwaarts, 
zoo  verre  als  het  land  bruikbaar  en  in  mijne  bezitting  is.*' 


Digitized  by 


Google 


DER   HOLLANDSCHE    BOEUEN    ENZ.  93 

Dit  Zijn  do  eigene  woorden  van  het  oorspronkel^ke  docu- 
ment, hetwelk  nog  volkomen  leesbaar  gevonden  werd.  Het 
werd  in  1843  door  den  Volksraad  in  mijne  handen  gesteld, 
en  is  thans  ^)  of  behoort  te  zijn  onder  de  archieven  van 
het  Koloniaal  bestuur  alhier. 

Nadat  de  uitgewekene  boeren  de  overblyfseleu  hunner 
rampzalige  landgenooten  op  een  e  voegzame  wijzo  hadden 
ter  aarde  besteld,  bespeurden  zij  dat  hunne  paarden  en 
ammunitie  niet  toereikende  zouden  zijn  tot  het  voortzetten 
van  een  afmattenden  oorlog  tegen  Dingaan  in  zijne  versterkte 
plaatsen;  weshalve  zij  besloten,  om  langzaam  terug  te  trekken. 
Z§  deden  zulks  ook  met  weinig  verlies,  omstreeks  5000 
stuks  vee  medenemende,  hetwelk  zij,  als  de  wettig  en  be- 
zwaarlijk verkregen  oorlogsbuit  van  dezen  veldtogt,  onder 
elkander  verdeelden. 

Bij  hunne  tehuiskomst  van  dezen  welgeslaagden  inval, 
waren  zij  niet  weinig  verbaasd,  te  zien  dat  sir  George  Napier 
(die  sir  Benjamin  d'ürban  in  het  Gouvernement  van  de 
Kaapkolonie  was  opgevolgd)  een  klein  detachement  Schotten, 
onder  bevel  van  den  majoor  Charters,  had  afgezonden,  om 
de  baai  van  Natal  in  bezit  te  nemen.  Deze  maatregel  — 
zoo  als  in  eenc  proclamatie  van  den  14den  November  1838 
ook  erkend  werd  —  was  klaarblijkelijk  de  vrucht  van  het 
verlangen  n  om  aan  de,  door  eenige  uitgewekenen  van  de 
Kaap-kolonie,  onderdanen  van  Zijne  Majesteit,  onwettig  be- 
werkstelligde inbezitnemingen  van  gedeelten  grondgebieds, 
den  inboorlingen  toebehoorende^  een  einde  te  maken  tt ; 
terwijl  die  proclamatie  den  bevelvoerenden  officier  dezer 
krijgsmagt  al  verder  magtigde  ft  om  alle  wapenen  en  krygs- 
behoefiten;  die  zich  tijdens  de  inbezitneming  van  Port  Natal, 
in  het  bezit  van  eenig  inwoner  zullen  bevinden,  op  te  sporen, 
tot  zich  te  nemen,  en  in  militair  bezit  te  houden,  n 
•  De  majoor  Charters  keerde  onmiddellijk  naar  de  Kaap 
terug,  toen  het  kommando  van  het  detachement  op  Kapitein 
Jarvis,  van   het   72ste   regiment,  overging.    De  algemeene 


^)  Ik  heb  op  zeer  enkele  plaatsen,  de  vertaling  in  het  tijdschrift 
"Europa^'  niet  geheel  gevolgd.  Hier  waren  de  woorden  van  den  Heer 
Cloete  rrof  behoort  te  zijn"  niet  overgenomeu. 


Digitized  by 


Google 


94  DE    LANDVERHUIZIXa. 

en  kwalijk  bepaalde  aard  zijner  instructiën  zou  aanleiding 
hebben  kunnen  geven  tot  ernstige  geschillen,  zoo  al  geene 
hevige  botsingen,  tusschen  hem  en  de  uitgewekene  boeren, 
met  betrekking  tot  de  aan  hem  verleende  magt  om  hun 
buskruid  en  ammunitie  in  beslag  te  nemen ;  doch  de  goed- 
willigheid en  verstandige  inschikkelijkheid  van  dien  officier, 
wist  elke  opgerezene  moeijelijkheid  spoedig  bij  te  leggen, 
en  op  hunne  belofte  van  er  geen  gebruik  van  te  zullen  maken 
tot  aanvallende  vijandelijkheden  tegen  de  inboorlingen,  gaf 
hij  hun  buskruid,  hetwelk  hij  voorloopig  had  in  beslag  ge- 
nomen, terug.  De  noodzakelijkheid  om  het  detachement  te 
voeden  en  in  behoorlijken  staat  te  houden,  gaf  aanleiding 
tot  eene  wederzijdsche  wisseling  van  behoeften^  en  van  toen 
af  aan  vestigde  zich  de  vriendschappeiykste  betrekking  tus- 
schen de  beide  partijen,  die  sedert  ongestoord  is  gebleven. 
Middelerw^l  werd  door  de  uitgewekene  boeren  de  grond 
gelegd  tot  dit  stadsgebied  van  Pietermaritzburg,  en  van  het- 
geen thans  den  naam  draagt  van  v  Town  of  d'Urban  n.  Voor 
beide  werden  Landdrosten  aangesteld;  door  dezen  werd  een 
meer  regelmatig  systeem  van  bestuur  gevestigd,  en  met  de 
bekwame  hulp  van  mr.  Boshof  (de  tegenwoordige  griffier  van 
het  Hof),  die  omstreeks  dien  tyd  met  zijn  geheelen  stam  in  dit 
district  aankwam^  kwamen  verscheidene  wetten  en  reglementen 
tot  stand,  die  hen  trapswijze  uit  den  toestand  van  regering- 
loosheid verlosten,  waartoe  zij  bijna  vervallen  waren.  Terwijl 
de  winter  van  1839  onder  deze  pligten  en  werkzaamheden 
voorbijging,  begon  Dingaan,  die  zich  eenigzins  van  zijne  ge- 
ledene  nederlaag  hersteld  had,  gezanten  te  zenden,  die  316 
paarden,  den  uitgewekenen  b^  verscheidene  gelegenheden 
ontroofd,  terug  bragten,  en  zijne  genegenheid  boodschapten, 
om  met  hen  in  vriendschappel^ke  betrekkingen  te  treden.  Hun 
antwoord  was  waardig  en  mannelijk:  dat  zg,  namel^k,  gee- 
nerlei  vredesverdrag  met  hem  wilden  sluiten,  tenzij  hij  hun 
alvorens  al  hun  vee  en  schapen  terug  gaf,  en  hg  de  waarde 
van  al  hunne  geroofde  of  verwoeste  eigendommen  betaald 
had.  Dit  gaf  aanleiding  tot  herhaalde  gezantschappen,  belof- 
ten  van  teruggave  en  aanwijzingen  van  plaatsen,  waar  ten 
minste  een  gedeelte  van  het  vee  en  eenig  schietgeweor  zou 


Digitized  by 


Google 


DER  H0LLAND8CHE  BOERGlf,  £NZ.  95 

worden  teruggegeven;  doch  weldra  ontdekten  de  boeren ,  dat 
al  deze  gezantschappen  en  beloften  niets  anders  dan  voor- 
wendsels waren,  om  een  regelmatig  stelsel  van  verspieding 
te  onderhouden,  daar  een  dier  voorgewende  gezanten  (of  ver- 
spieders) gevangen  zijnde,  bekende,  dat  hij  gezonden  was  019 
Dingaan  te  onderrigten,  of  de  boeren  naar  hunne  hoeven  te- 
rag  keerden,  dan  wel  of  zij  zich  digt  bi)  hunne  rrlagers'' 
hielden;  dus  duidel^k  toonende  dat  hij  slechts  op  eene  gele- 
genheid wachtte,  om  eene  nieuwe  razzia  tegen  hen  te  beproe 
ven.  Deze  toestand,  die  hen  in  gestadige  onrust  deed  ver- 
keeren,  verlamde  natuurlijk  al  hunne  reeds  aangevangene 
pogingen  om  de  hand  met  kracht  aan  den  landbouw  te  slaan, 
en  zich  verder  uit  te  breiden,  toen  het  ondoorgrondelijk  be- 
sloit  der  Voorzienigheid  eene  dier  gebeurtenissen  tevoorschijn 
riep,  waarop  zij  in  het  geheel  niet  waren  voorbereid,  waarin 
zij  zelfs  niet  eens  de  voornaamste  handelende  personen  wa- 
ren, doch  die  hen  tot  het  onbetwiste  bezit  van  het  geheele 
grondgebied  van  Natal  voerde. 

Er  waren  destgds  maar  twee  broeders  van  Chaka  en  Din- 
gaan meer  in  leven;  de  oudste,  Panda  of  Umpanda  (zoo 
als  zgne  onderdanen  hem  noemen),  en  een  jeugdige  knaap, 
met  name  nClu  Clu  ^y*  Umpanda  had  juist  den  mannelg- 
ken  ouderdom  bereikt,  doch  was  in  alle  buitensporigheden 
ran  zinnelijken  wellust  opgevoed,  zoodat  hg  alleen  om  z^ne 
onkrggshaftige  levenswijze  bekend  was,  en  het  voorwerp 
der  bespotting  van  de  krijgslieden  en  der  verachting  van 
Dingaan  werd,  die  hem  een  t^d  lang  met  volle  ruimte  de 
involging  z^ner  verw^fde  neigingen  scheen  in  te  willigen, 
ds  het  beste  middel  tot  zijne  eigene  persoonlijke  veilig- 
keid,  dew^l  Dingaan's  kr^gslust  zóó  onverzadelijk  was, 
dat  h^,  ondanks  z^ne  in  de  maand  December  van  de  uit- 
gewekene boeren  ontvangene  nederlaag,  op  nieuw  een  sterk 
leger  gemonsterd  had,  waarmede  h$  r»Sapusa'*  aantastte, 
doeh  met  een  vreesel^k  verlies  werd  afgeslagen. 


^  Clu  Clu  is  yermoord  door  Pauda  in  1843,  by  welke  gelegenheid 
Inmne  moei  Mawa  met  een  groot  aantal  van  Cbaka's  en  Dingaan^s  oade 
volgelingen,  naar  dit  land  geylngt  is,  en  deze  thans  nog  gevestigd 
KÖa  in  het  District,  Yoornamelijk  in  de  ümvooti  en  Inanda  locatie's. 


Digitized  by 


Google 


96  DE    LANDVERHUIZING 

Het  was  derhalve  niet  onnatuurlijk,  dat  zich,  zelfs  ouder 
de  Zulu's,  eene  parti)  vormde,  die  deze  ihoorddadige  oor- 
logen moede  werd,  en  genegen  scheen  om  Panda  te  onder- 
steunen, met  het  doel,  om  eenmaal  tot  vrede  met  de  uit- 
gewekenen en  de  omliggende  natiën  te  geraken.  Van  dat 
oogenblik  af,  besloot  Dingaan  de  gelegenheid  af  te  wach- 
ten, om  zijn  broeder  te  vermoorden;  doch  er  schijnt  iets 
van  dat  voornemen  te  zijn  uitgelekt  ^  althans,  Panda  ont- 
vlood op  eenmaal  met  een  talrijk  gevolg,  trok  de  Tugula 
nabij  haren  mond  over,  nam  eenige  landen  bij  de  Umvotee 
in  bezit,  en  zond  gezanten  naar  de  uitgewekenen,  om  hunne 
hulp  en  bescherming  in  te  roepen.  Men  was  in  den  be- 
ginne niet  zonder  achterdocht,  dat  hier  niets  anders  dan 
een  tusschen  hem  en  Dingaan  listig  overlegd  plan  in  het 
spel  was,  om  hen  naar  het  land  der  Zulu's  te  lokken ;  doch 
na  herhaalde  b^eenkomsten,  die  met  veel  takt  en  bekwaam- 
heid door  den  Landdrost  Roos,  van  d'Urban,  door  G.  Kemp, 
Moolman,  Morewood,  Breda  en  verscheidene  anderen  be< 
stuurd  werden,  geraakte  men  tot  de  sluiting  van  een  be- 
hoorlek aanvallend  en  verdedigend  verbond,  bij  welks  ar- 
tikelen de  uitgewekene  boeren  zich  verbonden  om  Panda  te 
ondersteunen  en  te  verdedigen,  waartegen  h^  op  zich  nam, 
om  hen  in  al  hunne  oorlogen  tegen  Dingaan  bij  te  staan. 

Daar  het  begin  des  jaars  1840  als  het  beste  jaargetijde 
beschouwd  werd,  tot  het  beginnen  van  aanvallende  opera- 
tien,  monsterden  de  uitgewekene  boeren  wederom  eene  magt 
van  400  ruiters,  die,  onder  het  opperbevel  van  Andries 
Pretorius,  zich  bij  het  leger  van  Panda  voegden,  hetwelk 
omtrent  4000  man  sterk  was.  Deze  vereenigde  magt  rukte 
in  Januar^  op  nieuw  in  het  land  der  Zulu's,  terwijl  de 
uitgewekenen  zich  nogtans  met  behoedzaamheid  op  eenigeu 
afstand  van  Panda's  leger  hielden,  hetwelk,  onder  de  be- 
kwame leiding  van  rrNonklaas''  (thans  Panda's  voornaam- 
ste raadsheer  en  krijgsbevelhebber)  met  ongeduld  het  ge- 
vecht scheen  te  verbeiden. 

Terw^l  de  legertroep  der  uitgewekenen  in  deze  stad  uit- 
gerust en  gemonsterd  werd,  kwam  een  van  Dingaan's 
voornaamste  gezanten,    Tamboosa,  hier  aan,  als   overbren- 


Digitized  by 


Google 


ENZ.  97 

ger  van  een  bijzonderen  last,  en  aanbiedingen  tot  vrede. 
H^  werd  nogtans  met  z^n  bediende,  Combizana,  gevangen 
genomen,  en  leido,  na  een  gestreng  verhoor,  de  openhar- 
tige bel^denis  af,  dat  ook  hij  was  afgezonden  met  het 
doel,  om  Dingaan  den  toestand  van  de  vereenigde  legers 
der  uitgewekenen,  en  van  dat  der  Zulu's  onder  Panda  te 
berigten.  De  laatste,  klaarblijkelijk  tegen  dezen  persoon 
(een  van  Dingaan's  voornaamste  raadslieden)  verbitterd, 
beschuldigde  hem  als  de  hoofdoorzaak  van  den  moord  van 
Retief  en  de  zijnen;  dat  hij  tegen  zijn  (Panda's)  leven 
had  zaimgezworen,  en  zijn  dood  aangeraden;  kortom,  hij 
bragt  zulk  eene  reeks  van  bezwaren  tegen  hem  in,  dat  h^, 
tegen  alle  beschaafde  gebruiken  aan^  als  gevangene  met 
het  leger  werd  medegevoerd,  tot  dat  het  de  oevers  van 
de  BnjQfalo-  en  Umzimjatee-rivier  bereikte^  waar  een  krijgs- 
raad gevormd  werd,  die,  onder  den  invloed  der  spanning 
▼an  het  oogenhlik,  weldra  een  doodvonnis  over  de  onge- 
lukkige gevangenen  uitsprak,  hetwelk  eenige  uren  later 
ten  tiitvoer  gebragt  werd.  Tamboesa  beschuldigde  zijne 
beulen  niet  slechts  op  eene  waardige  wyze  van  de  schen- 
ding aller  gebruiken  jegens  afgezanten,  zelfs  jegens  wil- 
den, doch  smeekte,  onder  betuiging  dat  hy  volkomen  gereed 
was  om  te  steiVen,  (hoewel  te  vergeefs)  om  genade  voor 
z^en  jeugdigen  dienaar,  die,  slechts  zijn  adjudant  z^nde, 
met  z^n  meester  te  volgen^  niets  anders  dan  zgn  pligt 
gedaan  had. 

Deze  vlek  op  het  gedrag  der  uitgewekenen  ten  aanzien 
der  Zulu's,  is  nogtans  de  éénige  geweest,  daar  zij  anders 
altoos  de  vrouwen,  kinderen  en  weerloozen  spaarden,  en 
hunne  oorlogen  met  even  zooveel  gematigdheid  als  krggs- 
kunde  en  dapperheid  wisten  te  voeren. 

Weinige  dagen  na  deze  treurige  teregtstelling  ontmoette 
het  leger  der  Zulu's,  onder  Panda,  dat  van  Dingaan,  waarop 
een  wanhopig  gevecht  ontstond.  Een  of  twee  van  Dingaan^s 
regimenten  liepen  gedurende  den  strijd  in  massa  tot  Panda 
over,  waarop  twee  andere  van  Dingaan's  beste  benden^  die 
dapper  voor  hem  vochten,  ten  eenenmale  vernietigd  wer- 
den, en  het  gevecht  met  z^ne  geheele  nederlaag  en  vlugt 

7 


Digitized  by 


Google 


98  DE  LANDVERHUIZING 

eindigde.  De  uitgewekene  boeren^  die  aan  dezen  slag  geen 
deel  hadden  genomen,  vervolgden  het  behaalde  voordeel 
met  grooten  gver.  Zij  dreven  Dingaan  over  den  Zwarten 
Umvoloos,  en  van  daar  verder  tot  aan  de  oevers  van  de 
Pongola,  waar  hij,  door  al  zijne  aanhangers  verlaten,  met 
omstreeks  een  honderdtal  der  zijnen,  eene  schuilplaats  bij 
den  kleinen  stam  der  Amasureo's,  nabij  de  Delagoa-baai, 
zocht ;  doch  die  (zoo  als  men  meent,  dewgl  ik  niet  geloof 
dat  er  bepaalde  zekerheid  van  bestaat)  hem  vermoordden, 
om  hunner  eigene  veiligheidswille  bij  zijne  gedurige  en 
vreesel^ke  strooptogten  tegen  hen  en  de  naburige  stammen. 

Daar  er  nogtans  aan  z^n  dood,  even  zoo  min  als  aan 
de  verstrooiing  van  zijn  geheele  leger  te  twgfelen  viel, 
hielden  de  uitgewekene  boeren  op  den  14den  Febniarij 
1840  eene  algemeene  vergadering  aan  de  oevers  van  den 
Umvoloos,  alwaar  Andries  Pretorius,  onder  het  lossen  van 
hun  schietgeweer,  Umpanda  tot  éénigen  en  erkenden  ko- 
ning der  Zulu's  uitriep;  terwijl  zij,  b^  eene  door  hem  uit- 
gevaardigde en  door  de  overige  bevelhebbers  mede  onder - 
teekende  proclamatie,  verklaarden,  dat  hun  gebied  zich  van 
de  Umvoloos  Umfana,  of  Zwarte  Umvoloos,  en  de  St.  Lu- 
cia's-baai;  tot  aan  de  Umzimvooboo  of  St.  Jans-rivier 
uitstrekte.  En  werkel^k  oefenden  zij,  door  hunne  op  dien 
dag  genomene  besluiten,  een  zeker  gezag  of  oppermagt  uit 
over  Umpanda  zelve,  van  wien  zij,  als  schadeloosstelling, 
36,000  stuks  vee  ontvingen,  waarvan  14,000  stuks  aan  die 
boerea  werden  afgestaan,  die,  aan  gene  zgde  van  den  Draken- 
berg  wonende,  zich  slechts  als  bondgenooten  by  hunne 
vrienden  gevoegd  hadden;  terwijl  de  overige  22,000  (of 
liever  het  treurig  overschot  daarvan,  want  veel  was  er  op 
den  weg  ontvreemd  of  verloren  geraakt)  aan  den  voet  van 
den  Zwartkop,  nabg  deze  stad,  gebragt  werden,  alwaar 
zij,  op  eene  plek,  die  van  daar  nog  altoos  den  naam  van 
ffDeel-lager"  behouden  heeft,  onder  de  boeren  verdeeld 
werden,  die  tot  dit  district  behoorden,  en  uithoofde  van 
geledene  schade  bij  de  vroegere  oorlogen  en  strooptogten, 
aanspraak  hadden  op  billijke  schadevergoding. 

Weinige  dagen  vóór  den  uittogt  der  boeren  tot  hunne 


Digitized  by 


Google 


99 

]aatste  en  beslissende  overwinning  op  Dingaan  en  zijne 
magt,  werd  door  sir  George  Napier,  die  bevel  ontvangen 
had  om  het  72ttte  regiment  huiswaarts  te  zenden,  en  be- 
speurde dat  de  Secretaris  van  Staat  voor  de  koloniën 
weinig  lust  betoonde  om  z^ne  staatkunde  van  inbezitne- 
ming van  dit  district  vol  te  houden,  een  vaartuig  naar 
de  baai  afgezonden,  met  bevel  aan  Kapitein  Jarvis,  om 
zich  met  zgn  gansche  detachement  in  te  schepen ;  by  welke 
gelegenheid  hij  den  Landdrost  Roos,  te  d'Urban,  een  brief 
schreef,  die,  na  het  opperen  van  eenige  klagten  van  in- 
boorlingen over  inbreuken  op  hun  eigendom,  met  den  vol- 
genden heilwensch  tot  afscheid  eindigde  : 

,En  thans,  op  m^n  vertrek  staande,  blgft  mij  alleenlijk 
over,  u  allen,  afzonderlek  en.  gezamenlgk,  alle  heil  en  voor- 
spoed te  wenschen ;  van  harte  hopende^  dat,  in  de  bewust- 
heid uwer  kracht,  de  vrede  het  doel  uwer  beraadslagingen, 
regtvaardigheid,  voorzigtigheid  en  gematigdheid  de  wet  uwer 
daden  moge  z^n;  dat  de  dr^fveêren  uwer  handelingen  uwer, 
als  menschen  en  christenen,  waardig  mogen  blgven;  dat  in 
latere  tgden  uwe  aankomst  nog  als  een  zegen  herdacht  moge 
worden^  dewijl  gij  de  onwetendheid  verlicht,  het  bijgeloof 
Terdreven,  en  misdaad,  bloedstorting  en  onderdrukking  zult 
hebben  doen  ophouden;  en  dat  g^  deze  schoone  gewesten 
in  vrede  en  voorspoed  bezitten  moogt,  de  regten  der  inboor- 
lingen altoos  eerbiedigende,  wier  vaderland  gij  hebt  aange- 
nomen, en  wier  woning  gij  tot  de  uwe  gemaakt  hebt.** 

Na  deze  door  het  opperhoofd  der  krijgsmagt^  op  het  oogen- 
bük  van  zgn  vertrek,  gebezigde  uitdrukkingen,  en  na  den 
algemeenen  inhoud  van  de  destgds  aan  hen  medegedeelde 
berigten  uit  de  Kaapstad,  Igdt  het  geen  twgfel,  dat  de  uit- 
gewekene boeren  de  volledige  overtuiging  ontvingen,  dat 
Harer  Majesteits  Gouvernement  besloten  had,  zich  door  niets 
te  laten  afleiden  van  de  staatkundige  gedragsign,  die  het 
reeds  had  doen  verklaren, .  dat  niets  Hare  Majesteit  zou 
kunnen  overreden,  om  eenig  regt  van  oppermagt  over  deze 
landstreken  te  doen  gelden.  Zij  begrepen  derhalve,  dat  zg, 
krachtens  deze  akte  van  overgave  van  dit  grondgebied  door 
Harer  Majesteits  krijgsmagt,  zoowel   als   door   hun   reeds 

7* 


jfja; 


100  DE  LANDVERHUIZING 

uitgeoefend  gezag  over  Panda,  die  zgne  magt  enkel  van  hen 
ontleende,  beide  de  facto  en  de  Jure  (naar  daad  en  regt)  de 
onbetwiste  regeerders  des  lands  waren  geworden.  Zij  zagen 
zich  door  alle  naburige  stammen  geacht  en  gevreesd;  elke  boer 
mogt  nu  onbekommerd  rmederzitten  onder  zijn  w^nstok  en 
vijgeboom";  en  er  is  verder  geen  twijfel,  dat,  indien  zij  (als 
ligchaam)  meer  verlichte  begrippen  hadden  bezeten  om  de 
juiste  stelling  te  gevoelen  waarin  zij  toen  geplaatst  waren, 
Harer  Majesteits  Gouvernement  hen  ook  toen  reeds  alle 
voordeelcn  van  een  eigen  bestuur  zou  geschonken  hebben, 
bestaanbaar  met  eene  bloote  erkentenis  hunner  getrouwheid 
aan  Hare  Majesteit  en  Hare  opvolgers. 

Wg  mogen  dan  nu  deze  lezing,  waarin  wg  hen  tot  aan 
het  rustig  en  vreedzaam  bezit  van  dit  grondgebied  verge- 
zelden, besluiten  met  de  regelen  van  den  Mantuaanschen 
zanger  op  hen  toe  te  passen,  waar  hij,  in  zijne  tweede 
Oeorgica,  van  de  landlieden  zijns  vaderlands  zingt : 

ttO  fartunatos  nimium  bona  si  sua  norintf 
Agricolas!  etc.'''' 

Daar  dit  geheele  fragment  zoo  b^zonder  toepassel^k  is 
op  den  toestand  waarin  deze  onze  boeren  zich  destgds  be- 
vonden, zal  ik  met  de  mededeeling  daarvan,  volgens  de 
vertolking  van  Ring,  besluiten  : 

O  landvolk,  hoe  w^elzalig  is  uw  lot, 

Zoo  ge  uw  geluk  alechtB  in  zgn  volheid  kent 

Verwijderd  vttn  geweld  en  kr^gsgevaar, 

Van  wapenklank,  trompet  en  oorlogstrom, 

Schenkt,  als  in  vrede  uw  dagtaak  is  volbragt, 

ü  't  stroodak  koelte,  en  vasten,  zoeten  slaap, 

Wgl  moeder  aarde,  uit  milden,  vruchtbren  schoot, 

Uw  schuren  vult,  uw  korven  buigen  doet. 

Wat  schaadt  het  u,  al  opent  geen  paleis 

Van  marmersteen  zijn  breedQ  vleugelpoort, 

£n  Iaat  een  schaar  vergulde  vleijers  in? 

Wat  schaadt  het,  dat  geen  trotsche  zuilenr^. 

Geen  beeldenstoet,  door  *s kunstnaars  hand  gewrocht 

Geen  kleedertooi,  geen  zijde-  of  goudgeweef, 

Geen  pracht  van  Tyrisch  purper  't  oog  u  boeit, 


Digitized  by 


Google 


DER  UOLLANDSCHE  BOEREN^  ENZ.  101 

Of  *i  renktreeoor  yan  't  weeldrig  Oosterland 

Met  zoeten  geur  wellustig  u  omgolft? 

Aan  ijdle  vreugde  en  dwazen  tooi  ontwend, 

Is  rust  uw  lot|  en  Trede,  en  yeiligheid. 

Een  matig  deeli  maar  wisslings   rijkste  keur, 

£en  hoeve,  een  hut,  een  bron,  een  koele  grot, 

Waar  *t  stroomkristal  zijn  zilvren  golfjes  stuwt, 

Wyi  in  de  beemd  de  loeiende  os  zich  strekt,  — 

't  Is  alles  't  uwe.  U  faalt  do  bruine  hei, 

ft  Onmeetlijk  perk  van  's  jagers  zoetst  genot,) 

Noch  't  zangrig  koor  dor  wouden;  noch  oen  kroost 

Door  d'  arbeid  hard,  met  luttel  vergenoegd, 

Nooh  grijsaards,  wie  nog  levenslust  verblijdt, 

Noch  't  huis-altaar,  den  besten  God  gew^d! 


Ik  heb  in  deze  lezingen  eene  getrouwe  en  onopgesmukte 
I         voorstelling  trachten  te  geven  van  de  voornaamste  oorza- 
I         ken,  welke  geleid  hebben  tot  de  uitwijking  van  een  groot 
I         gedeelte    onzer   mede-kolonisten,    en  tot    hunne    verlating 
van  het  land  hunner  vaderen,  om  in  de  wildernissen  van  Zuid- 
Afrika,  en  in  dit  district,  een  nieuw  vaderland  te  zoeken. 
Bij  deze  voorstelling  heb  ik  gepoogd  niets  te  bewimpelen, 
maar  ook  niets  te  overdrijven.  Ik  wilde  alleenlijk  aantoonen, 
dat  deze  uitgewekenen  (als  ligchaam)  eene  achtenswaardige, 
vennogende  en  talrigke  vereeniging  van  menschen  uitmaken, 
die,  door  geen  gouddorst  aangelokt,  even  weinig  als  door 
de  zucht  om  eenige  stammen  van  wilden  ten  onder  te  bren- 
gen, slechts  een  land  zochten,  en  op  wettige  wijze  poogden 
te  verkrijgen,   waar  zij  zich,  met  veiligheid  voor  levens  en 
bezittingen,  slechts  in  vrede  mogten  nederzetten. 
j  Dit  doel  hebben  zij  volkomen  bereikt,  en  zoo  hunne  ware 

stelling  door  hen-zelven  goed  begrepen,  en  door  het  Gouver- 
nement juist  gewaardeerd  ware  geworden,  dan  zou  er  later 
niets  hebben  behoeven  te  gebeuren,  tot  schade  der  vriend- 
schappelijke overeenstemming  tusschen  hen  en  een  Gouverne- 
ment, voor  hetwelk  de  gouden  regel  dagelijks  duidelijker 
wordt : 

S<Uu8  papuli  suprenia  lex! 

('s Volks  heil  is  de  hoogste  wet!) 


Digitized  by 


Google 


n. 

Verlies  van    Natal  en  nederzetting  aan  de    Vaalrivier. 


De  Heer  Cloete^  wiens  voorlezingen  in  de  vorige  afdee- 
liogen  zgn  medegedeeld,  is  voor  de  geschiedenis  die  in  dit 
werk  nagegaan  wordt,  de  beste  getuige,  dien  men  ver* 
langen  kan.  Hg  is  van  afkomst  Hollandsch  Afrikaan, 
heeft  zijne  voorbereidende  studiën  gemaakt  te  Beverw^k 
onder  de  leiding  van  den  Predikant  der  Hervormde  ge- 
meente aldaar;  is  te  Utrecht  aan  de  akademie  geweest  en 
dddr  gepromoveerd  tot  Doctor  in  de  beide  regten.  In 
Zuid-Afrika  teruggekeerd,  heeft  hg  in  onderscheidene  be- 
trekkingen, steeds  een  werkdadig  deel  genomen,  in  al  de 
handelingen  van  het  Kaapsche  Gouvernement  jegens  de 
Hollandsch-  Afrikaansche  Landverhuizers.  Hij  is  getrouwd 
met  eene  Ëngelsche  vrouw :  drie  zijner  dochters  zgn  gehuwd 
met  Ëngelsche  officieren;  aan  zijn  huis  wordt  nimmer  an- 
ders dan  engelsch  gesproken  en  hij  behoort  met  zgn  ge- 
heele  gezin  tot  de  Ëpiscopaalsche  kerk.  Hg  is  als  mensch 
en  als  regter  te  algemeen  en  te  hoog  geacht  om  van  par- 
tgdigheid  in  zijn  oordeel  eenigzins  verdacht  te  kunnen 
worden,  en  al  ware  hij  dit  niet,  dan  zou  die  verdenking 
nog  eerder  gelden,  in  het  voordeel  van  de  Ëngelsche,  dan 
in  dat  der  Hollandsch-Afrikaansche  partij. 

Ten  andere  zijn  die  voorlezingen  door  hem  uitgespro- 
ken in  het  engelsch,  in  de  voornaamste  Sociëteit  van  de 
hoofdplaats  van  het  District,  ten  aanhoore  van  al  de  daar 
aanwezende  ëngelsche  ambtenaren,  officieren  en  notabelen,  en 


Digitized  by 


Google 


NEDERZETTING   AAN   DE   VAALRIVIER.  103 

maar  zeer  kort  daarna  heeft  h^  geene  zwarigheid  gevonden 
ze  h^  den  Grouvemementfi-drukker  in  het  licht  te  geven. 

Die  voorlezingen  leveren  derhalve  voor  de  Kaapsche  Land- 
verhuizers  het  onwraakbaar  bewya: 

lo.  dat  de  zendelingen  in  Zuid- Afrika  —  op  enkele  uit- 
zondering na  —  de  bewerkers  geweest  z^n  van  al  het 
kwaad,  dat  z^  geleden  hebben ;  van  den  tegenwoordig  min- 
der ganstigen  toestand  der  Hottentotten  en  Kaffers  dan  voor 
1813  en  van  al  het  nadeel,  wat  Groot  Brittanje  van  hare 
Zoid-Afrikaansche  Koloniën  tot  nog  toe  ondervonden  heeft. 

2o.  dat  het  Gouvernement  in  Engeland  nooit  de  uit- 
breiding van  haar  grondgebied  in  Zuid-Afrika  en  zoo 
ook  nimmer  de  inbezitneming  van  Natal  verlangd  heeft, 
maar  dat  dit  handelde  naar  onjuiste  en  part^dige  herig- 
ten  van  het  Kaapsche  Gouvernement  en  van  de  zende- 
lingen. 

3o.  dat  het  Kaapsche  en  Ëngelsche  Gouvernement  zich* 
lieten  leiden  door  de  zendelingen,  en, 

4o.  dat  Natal  hun  onbetwistbaar  eigendom  was  geworden. 

De  lezer  is  straks  bekend  geworden  met  den  hoofdinhoud 
der  proclamatie  van  den  Gouverneur  der  Kaapkoloniën  van 
14  November  1838.  Het  antwoord  daarop,  van  den  volks- 
raad  der  emigranten  —  waaronder  zich  toen  onderscheidene 
goed  onderwezene  mannen  bevonden,  was: 

rrOnze  emigratie  heeft  niet  heimelijk,  maar  openlijk  plaats 
gehad  en  zonder  eenige  belasting  schuldig  te  blijven.  De 
Luit.  Crouvemeur  heeft  ons  openlijk  verzekerd  dat  er  geene 
wet  bestond  tegen  vrijwillige  emigratie.  De  emancipatie  der 
slaven  was  geenszins  oorzaak  der  emigratie:  eene  lange  en 
treurige  ondervinding  had  bewezen^  hoe  duur  slavenarbeid 
te  staan  komt^  ook  zal  noch  slavem^,  noch  slavenhandel  in 
de  Republiek  geduld  worden.  —  De  oorzaken  der  emigratie 
z^n  bijzondere^  en  algemeene.  Om  van  de  b^zondere  oorza- 
ken slechts  ééne  te  noemen,  haalt  men  op:  het  wederregte- 
l^e  arrest  zonder  oorzaak  van  de  Ëchtgenoote  uus,  terwijl 
haar  man  op  kommando  tegen  de  Kaffers  afwezig  was.  — 
De  algemeene  oorzaken  zijn;  De  ordonnantie  N<>.  19^  die  ver- 
nederend is,  terwijl  de  opvolgei^de  verordeningen  onze  sla-* 


Digitized  by 


Google 


104  VERLIES   VAN   NATAL 

ven  bedorven,  en  ons  geruïneerd  hebben.  —  De  ongeregeld- 
heden der  zwervende  Hottentotten  en  vrije  Negers,  welke 
straffeloos  plaats  hadden.  —  Na  den  laatsten  Kafferoorlog, 
waren  onze  huisgezinnen  geplunderd  en  door  vuur  vernield; 
het  ons  door  de  Kaffers  ontstolene  hoornvee  was,  na  terug- 
krgging  van  de  roovers,  of  openlijk  verkocht,  of  door  ver- 
waarloozing  omgekomen^  of  tot  voeding  der  soldaten  geslagt, 
zonder  dat  ons  eenige  indemniteit  is  toegestaan,  of  voor  ge- 
stolen vee,  of  voor  verbrande  woningen  of  voor  vermoorde 
maagschap^  of  voor  de  door  ons  gemaakte  onkosten  in  paar- 
den, zadels^  équipement,  voeding  enz.  of  voor  de  geledene 
vermoeijenissen  bij  de  vervolging  der  plunder-  enmoordzieke 
Kaffers.  —  Eindelijk  moeten  genoemd  worden  de  overeen- 
komsten door  den  Luit.  Gouverneur  met  de  Kaffers  gesloten, 
waarbij  hun  allerlei  waarborgen  zign  toegekend  en  geene  aan 
de  boeren,  zoodat  wij  aan  hunne  dagel^ksche  plunderingen 
en  rooverijen  blootgesteld  bleven.  —  Ons  bleef  dus  niets  over 
dan,  óf  onzen  geheelen  ondergang  bedaard  en  lijdelijk  af  te 
wachten,  óf  te  emigreren.  • 

6en  3**°  December  1838  ^)  onischeepte  evenwel  Kapitein 
Jarvis.  Het  Gouvernement  had  van  geen  gunstiger  tijdstip 
kunnen  gebruik  maken.  De  emigranten  waren  nog  maar  een 
anderhalf  jaar  hier.  Zy  hadden  nog  geen  rust  genoten.  Zij 
hadden  in  Dingaan  eenen  schrikkclijken  vijand.  Freeman  — 
in  zijn  vroeger  aangehaald  werk,  bl.  198  —  stelt  de  magt  van 
Dingaan  alléén^  op  een  vierde,  van  de  gansche  Kaffer- 
bevolking  in  geheel  Zuid- Afrika  tot  aan  de  20^  graad  Zui- 
derbreedte. Zij  leden  gebrek.  Er  was  geen  aanvoer  van  le- 
vensmiddelen en  zij  hadden  geen  tijd  gevonden,  om  den  grond 
te  bebouwen,  en  sedert  eenige  weken  was  eene  ernstige  en 
aanstekende  ziekte  —  de  mazelen  —  onder  hen  uitgebro- 
ken. Doch  de  keus  van  dat  oogenblik  behoorde  niet  tot  de 
wonderen.  Het  Gouvernement  was  door  de  zendelingen  van 
alles  onderrigt.  Door  hen  werd  Dingaan  raad  gegeven  en 
van  ammunitie  voorzien.  Door  hunne  tusschenkomst   werd 


*)  Deze  en  volgende  tijdsopgaven  zijn  te  vergelijken  met  de  t^dre- 
keniog  voorkomende  in  de  almanak  van  Port  Natal  van  1852 . 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDEBZETTING  AAN  DE  VAALRIVIER.      105 

den  emigranten  onthouden,  wat  bun  door  hunne  vrienden 
aan  de  Kaap  werd  toegezonden,  en  —  zoo  min  de  emigran- 
ten als  hunne  vrienden,  waren  met  den  juiBtcn  toestand  van 
zaken,  met  de  bemoeiing  en  leiding  der  zendelingen  bekend. 
Kapitein  Jarvis  werd  dan  ook  met  z^ne  geringe  magt 
toegelaten.  De  emigranten  zagen  daar  geen  kwaad  in,  tot 
dat  hi)  aan  de  baai  van  Natal  eene  kleine  vesting  geplaatst^ 
dür  de  engelsche  vkg  geheschen  en  het  gerucht  had  doen 
verspreiden,  dat  een  groot  gedeelte  van  den  grond  der  kolo- 
nie, door  het  Engelsche  Gouvernement  zou  verkocht  wor- 
den aan  Engelschen,  die  gereed  waren  zich  derwaarts  in  te 
schepen.  Toen  stelden  de  emigranten  aanstonds  eene  wacht 
van  40  man,  in  de  nabyheid  van  de  engelsche  vesting  en 
verkondigden  het  volgende  besluit,  dat  ten  zelfden  dage  naar 
de  Kaapstad  verzonden  werd  : 

Protest  van  den  Votkaraad  der  Emigranten, 

lyeze  besluit: 

"Dat,  ingeval  van  het  landen  van  eenige  vreemde  emi- 
granten in  de  Baai  van  Natal^  zonder  vooraf  verkregene 
toestemming  van  den  Yolksraad,  zoodanige  emigranten  als 
vijanden  van  den  Staat  zullen  worden  beschouwd. 

r'Dat,  wanneer  de  aankomst  van  emigranten  zal  worden 
gesecondeerd  door  zoodanige  militaire  magt,  als  waardoor 
de  landing  door  ons  niet  kan  worden  belet,  wij  alsdan 
zuilen  terug  trekken  in  de  bosschen,  bergen  en  kloven,  die 
de  Baai  in  alle  directiën  omringen,  en  aldaar  in  afgezon- 
derde kleine  partyen,  ieder  op  zich  zelve,  ageren,  naar  het 
voorbeeld  van  de  verdrukte  Spanjaarden,  op  het  principe 
van  don  Carlos^  van  geene  l^fsgenade  te  vragen  noch  te 
geven,  tot  dat  wij  zullen  hebben  herkregen,  dat  wettig  het 
onze  is. 

rrDat  de  onderscheidene  Kommandanten  en  Kapiteins  van 
de  gewapende  burgerij  zullen  opgeroepen  worden,  ten  einde 
verdere  bepalingen  te  maken,  met  betrekking  tot  de  ver- 
deeling en   aanvoering   van   de  magt,  onder  hen  geplaatst. 

i^Dat  een  genoegzaam  getal  slagtvee,  en  voorraad  mielies 


Digitized  by 


Google 


106  VERLIES    VAN   NATAL 

en  andere  mondbehoeften  in  de  omstreken  van  de  Baai  zul- 
len worden  aangevoerd,  tot  onderhoud  van  eene  wacht  van 
40  man,  enz.,  enz. 

rfDat  een  gedeelte  der  ammunitie  zal  worden  geplaatst  on- 
der de  zorg  en  verantwoordelijkheid  van  den  plaatselijken 
Landdrost 

ffAldus  gedaan  in  onzen  Volksraad,  op  heden  den  11'^°'' 
Nov.  1839. 

President  en  Leden  van  den  VoUcêraad^ 
(Get)  j.    s.  MARiTZ,    Voorzüter;    g.  j.  roedolph; 

A.  W.   J.   PRETORIUS;  JAC.  JOH.  BURGER;  P.  T.  VAN  STADEN', 
M.    VAN   DEVENTER;   WILLEM  A.   BOTHA;    G.   P.   KEMP. 

Niet  meer  dan  dit  geringe  bewijs  van  vastberadenheid  en 
gevoel  van  eigene  kracht  was  noodig  om  het  Kaapsche  Gou- 
vernement schrik  aan  te  jagen,  vooral  daar  het  nu  wist  dat 
men  in  Engeland  zgne  staatkunde  niet  deelde.  Zoodra  het 
met  dit  besluit  bekend  werd,  en  van  de  gestelde  wacht  ge- 
hoord had,  werd  aan  Kap.  Jarvis  het  bevel  gezonden  om  Na- 
tal  zoo  beleefd  mogelijk  te  verlaten.  Mijne  lezers  hebben  zijn 
afscheid  —  hiervoor  op  bl.  99  vernomen,  en  zullen  mij  toe- 
stemmen, dat  hij  den  onaangenamen  last  voortreffelijk  uitge- 
voerd heeft.  Alreeds  op  den  24'*°'*  December  1839,  dus  slechts 
6  weken  na  het  protest  der  emigranten,  was  hij  met  al  zijn 
gevolg   verdwenen. 

De  ]ezer  moet  bij  al  het  volgende  in  aanmerking  ne- 
men, dat  de  regering  in  Engeland  altijd  tegen  de  uit- 
breiding van  grondgebied  in  Zuid- Afrika  geweest  is;  zelve 
die  nimmer  verlangd  heeft  en  schoorvoetend,  de  reeds 
genomene  maatregelen  van .  het  Kaapsche  Gouvernement 
tot  dat  einde  strekkende,  goedkeurde.  En  vooral  ook^ 
dat  z^  niet  vóór  in  het  jaar  1852  met  den  waren 
stand  van  zaken  is  bekend  geworden,  en  toen  eerst  tot  de 
overtuiging  kwam,  dat  de  vroegere  rapporten  omtrent  de 
Uollandsche  Afrikanen  en  speciaal  de  Kaapsche  landver* 
huizers  en  zoo  ook  die  over  de  zwarte  of  gekleurde  bevol- 
king, part^dig  en  onwaar  geweest  waren  en  dat  men  de 
eersten   groot  onregt   had  aangedaan  ten  behoeve  van  de 


Digitized  by 


GoogiG 


EN   NEDERZETTING   AAN    DE    VAALBIVIER.  107 

l&atBten.  Dit  een  en  ander  is  te  bewijzen  uit  de  briefwisse- 
ling, die  tasschen  de  regering  in  het  moederland  en  bet 
Kaapsche  Goavernement  is  gevoerd,  welke  in  haar  geheel 
overgenomen  wordt,  in  het  zoogenaamde  Blaauwe  boek,  dat, 
op  bevel  van  Hare  Majesteit,  de  beide  huizen  van  het  Par- 
lement aangeboden  wordt  en  welk  boek,  door  deze  aanbie- 
diqg,  weder  voor  andere  belangstellenden  verkr^gbaar  is. 
Indien  ik  hier  alle  plaatsen  overnam,  om  mijne  lezers 
dat  bew^s  te  leveren,  dan  zou  dit  boekdeel  te  dik  en  te 
kostbaar  worden.  Ook  zal  het  van  zelve  uit  het  vervolg 
blaken,  dat  de  Engelsche  regering,  sedert  1852;  geheel  in 
overeenstemming  met  het  hier  aangevoerde  en  die  overtui- 
ging gehandeld  heeft  en  nog  handelt,  en  dat  het  ook  daarom, 
selfe  niet  meer  verondersteld  kan  worden,  dat  zij  weder  van 
haar  tegenwoordig  besluit  zal  afwijken;  vooral  niet,  nadat 
de  vorige  handelingen,  schrikkelijke  verliezen  en  kosten  voor 
het  moederland,  zonder  eenig  voordeel  en  niet  dan  onover- 
komelijk nadeel,  veroorzaakt  hebben. 

Komen  wij  terug  tot  den  vijand  Dingaan.  In  September 
1839  vernam  de  Volksraad,  dat  er  onlusten  in  z^n  rgk 
waren  ontstaan.  De  Heer  Lauts  zegt  hiervan: 

«Dingaan  had  oneenigheid  gekregen  met  zgnen  broeder 
Panda,  die  het  bevel  voerde  over  de  landstreek  gelegen 
titsschen  de  Tamboesie  en  de  Toegala.  De  Zoola-Koning, 
over  Panda's  ongehoorzaamheid  verbitterd,  zond  eene  kr^gs- 
magt  uit  om  moord  en  vei'woesting  in  die  landstreek  be- 
zuiden de  Umiaas  te  brengen.  Verscheidene  honderden  Kaf- 
fers waren  reeds  omgekomen,  zoodat  Panda  voor  zijn  eigen 
leven  beducht  begon  te  worden.  Het  Opperhoofd  nam  daarop 
de  w^k  over  de  Toegala,  waar  hij  zich  in  het  gebied  der 
Emigranten  bevond.  Negen  opperhoofden,  duizenden  Kaffers^ 
mannen,  vrouwen  en  kinderen,  volgden  hem  met  hunne  run- 
deren, schapen  en   geiten. 

Panda  zond  drie  Yolkshoofden  aan  het  bewind  der 
Republiek  om  van  het  gebeurde  kennis  te  geven,  met 
betuiging  dat  hg  nu  op  de  bescherming  der  Republiek 
rekende.  Te  gelijk  ontving  de  Volksraad  van  zijnentwege 
berigt,  dat  hg,  als  ouder  broeder  vfM)  Dingaan,  de  eigenlijke 


Digitized  by 


Google 


108  VEBLIBS   VAN   NATAL 

opvolger  van  Ghaka  was,  dat  de  Zoola-natie  hem  als 
koning  begeerde^  en  dat  hij  gereed  was  een  verbond  met 
het  gemeenebest  te  sluiten.  —  Deze  t^dingen  waren  voor 
de  Bewindvoerders  van  Natal  van  geen  geruststellenden 
aard ;  men  vreesde  dat  dit  alles  slechts  eene  looze  vond  was 
van  Dingaan,  en  dat  hier  waarsch^nl^k  verraad  achter  zou 
steken.  Daarom  zond  men  last  aan  Panda,  voorloopig  de 
Omvoti  rivier  niet  te  overschreden^  en  dat  men  hem 
eerlang  eenige  gemagtigden  zou  zenden  om  met  hem  in 
onderhandeling  te  treden. 

Intusschen  vernam  men  dat  de  Vorst  der  Zoola-Kaffers 
de  Toegala  was  overgestoken,  en  vëandelijkheden  had  aan- 
gevangen. Eene  der  legerplaatsen  van  Panda  werd  door  hem 
aangevallen.  De  verdedigers  schoten  te  kort,  velen  kwa- 
men om,  en  eene  menigte  vrouwen  en  kinderen  werden  door 
den  overwinnaar  weggevoerd. 

Hierdoor,  zoo  wel  als  door  andere  omstandigheden, 
werd  het  meer  waarschënlgk,  dat  de  toedragt  der  zaken 
inderdaad  zoodanig  was  als  Panda  zulks  had  doen  voorko> 
men.  De  voorloopige  onderhandelingen  met  zijne  gezanten 
te  Pieter-Maritzburg  binnen  korten  t^d  z^nde  afgeloopen, 
aarzelde  men  niet  langer  om  eenigen  afgevaardigden  aan 
Panda  te  zenden,  die  alsdan,  te  midden  der  Kaffers  zijnde, 
beter  in  staat  zouden  wezen  zich  van  de  waarheid  van  het 
gebeurde  te  vergewissen  en  aan  hetgeen  gebeuren  zou  de 
meest  mogelijke  plegtigheid  te  zetten.  De  Volksraad  ver- 
trouwde de  leiding  toe  aan  den  Heemraad  S.  van  Breda, 
die  als  hoofd  der  bezending  den  titel  van  Landdrost  ont- 
ving. Den  26sten  October  1839  bereikte  hy  het  dorp  of 
de  kraal  van  het  Opperhoofd  Panda,  bg  zich  hebbende  de 
Raadsleden  Gr.  Kemp  en  Jac.  Moelman,  den  Kommandant 
Fourie,  den  Veldkornet  Jan  Meijer^  de  Heeren  Moorwood, 
Dr.  Krause,  Delagorge,  en  andere  achtenswaardige  per- 
sonen** ^). 


1)  De  Hoogleeraar  Laats  heeft  in  zgn  werk  rrDe  Kaapsche  Land- 
verhuizers, euz.  Leijdon  1847'*  deze  onderhandeling,  zóó  naauwkea- 
rig  medegedeeld  dat  w^  niet  beter  kunnen  doen  dan  ZEd.  ver- 
haal woordelijk  overnemen, 


Digitized  by 


Google 


BN  NfiDEBZETTING   AAN   DK   VAALRIYIER.  109 

Het  verslag  van  deze  zending,  zoodra  mogelijk  aan  den 
Yolksraad  gedaan,  was  van  den  volgenden  inhoud: 

rrKeeds  b^  de  eerste  ontmoeting  van  de  Commissie  met 
Panda  bemerkte  z^  in  hem  een  terughoudend  man,  hoedanig 
h^  zieh  steeds  in  alle  handelingen  kenmerkte. 

"Na  het  oogmerk  van  deze  Commissie  medegedeeld  te 
hebben  en  den  last  door  den  Volksraad  aan  ons  opgedragen, 
werd  h5  verzocht  zich  tegen  den  volgenden  morgen  te  prepa- 
reren, om  als  Vorst  over  de  Zoola-emigranten  plegtig  te 
worden  gëinstalleerd,  en  als  zoodanig  aan  z^n  volk  te  worden 
voorgesteld;  waarna  de  vlag  in  zgne  tegenwoordigheid  werd 
gebragt,  en  hij  de  voor  den  Raad  vroeger  gegevene  plegti- 
ge  verzekering  van  vrede,  vriendschap  en  bondgenootschap 
met  nadruk  herhaalde.  Deze  betuigingen  door  z^ne  hoofd- 
kapiteins aan  de  b^eengevloeide  menigte,  (die  wij  op  meer 
dan  300D  oorlogsmannen,  en  meer  dan  een  gel^k  getal  jon- 
gelingen en  vrouwen  hebben  geschat),  overgebragt  zijnde, 
werd  een  driemaal  herhaald  luid  geschreeuw  aangeheven, 
hunne  goedkeuring  aanduidende.  De  volgende  morgen  tot 
een  feest  en  eenen  militairen  dans  bestemd  zijnde,  werd  door 
Panda  verzocht,  dat  hij  na  het  afloopen  derzelve,  met  het 
afschieten  der  geweeren  mogt  worden  vereerd.  Des  morgens 
van  dien  dag  werd  Panda  verzocht  zich  naar  de  tenten  van 
den  Heer  Breda  te  begeven,  waar  de  Nationale  vlag  was 
geplaatst  en  alwaar  hem  verscheidene  schoono  presenten 
werden  aangeboden.  Daarna  is  Panda  in  onze  vergadering 
aan  de  regterhand  van  den  Landdrost,  en  de  overige  Heeren 
naar  hunnen  rang,  geplaatst;  bij  welke  gelegenheid  de  Land- 
drost hem  de  verzekering  van  vriendschap 'enbondgenootschap, 
alsmede  de  aan  hem  verleende  bescherming  van  den  Volks- 
raad heeft  herhaald.  Dit  wederom  aan  het  volk  overgebragt 
zgndc,  had  er  een  driemaal  herhaald  vreugdegeroep  plaats. 
Vervolgens  werd  aan  Panda  te  kennen  gegeven,  dat  zijn 
verblgf  aan  deze  zijde  van  de  Toegala  slechts  van  eenen 
t^del^ken  aard  was,  en  dat  noch  de  uitlevering  van  eenig 
vee,  noch  iets  anders  van  wat  aard  ook,  geene  bedoeling  of 
regts-aanmatiging  op  het  land,  thans  door  hem  geoccupeerd, 
mogt  in  zich  sluiten;  maar  dat  h^  hetzelve,  zoodra  z^ne 


Digitized  by 


Google 


110  VERLIES   VAN  NATAL 

eigene  veiligheid  dit  maar  eenigzins  zou  gedoogen,  weder 
moest  verlaten.  Ook  werd  hem  voorgesteld:  dat  in  het  vervolg 
geene  doodstraf  wegens  veronderstelde  toover^,  superstitie 
of  onder  andere  belagchelijke  voorwendselen,  door  hem  zal 
worden  toegelaten;  —  dat  by  z^nen  dood,  zgn  opvolger 
door  zijn  volk,  met  onderwerping  aan  zijne  toestemming, 
zal  worden  gekozen;  —  dat  zijn  titel  zal  zijn  Regerende 
Prins  van  de  geëmigreerde  Zoolas,  tot  dat  h^  in  de  op- 
volging van  Dingaan  zal  z^n  bevestigd;  —  dat  h^  de  met 
den  Volksraad  bepaalde  limietscheiding  zal  erkennen;  — 
dat  hij  bij  alle  oorlogen  in  het  vervolg,  geene  vrouw,  kind 
of  weerloozen  ouden  man  zal  toelaten  te  vermoorden;  en 
geen  oorlog  of  vijandelijkheid  tegen  eenig  naburig  Opper- 
hoofd of  volkstammen,  zonder  voorkennis  en  bewilliging 
van  den  Volksraad,  zal  gedoogen.  Drie  Hoofdbevelhebbers 
van  Panda  werden  voor  de  nakoming  van  deze  bepalingen 
aansprakelijk  gesteld. 

Men  oordeele  over  de  wreedheid  dezer  Kaffers!  Terw^l 
het  opgemelde  verbond  gesloten  werd,  en  de  genoemde 
bevelhebbers  zich  verw^derden,  werd  een  hunner  met  tal- 
looze  kris-steken  afgemaakt!  —  Door  de  boeren  hiertoe 
aangezet,  sprak  hun  Panda  met  ontevredenheid,  een  diep 
neerslagtig  voorkomen  en  ook  met  bedreiging  toe,  zeggende : 
ff  waarom  eene  daad  als  deze  gepleegd^  in  het  b^zgn  van  de 
witte  menschen?  Wat  moeten  zg  van  m^  denken,  daar  ik 
nog  voor  weinige  oogenblikken  beloofd  heb  geene  wreedhe- 
den van  dien  aard  te  zullen  toelaten?  Waar  zal  ik  in  het 
vervolg  vrienden,  waar  bescherming  vinden,  als  ik  weêi^  zal 
genoodzaakt  worden  te  vlugten  ?"  —  Daarna  scheen  er  ge- 
raadpleegd te  worden  over  de  gevoelens  van  de  ons  om- 
ringende menigte,  waarby  de  goedkeuring  over  het  gebeiirde 
by  de  meerderheid  scheen  bevestigd  te  worden,  terw^l  nog 
steeds  eenigen  uit  den  aanhang  van  het  vermoorde  Opper- 
hoofd met  drift  en  fermeteit  de  zaak  van  hunnen  vriend 
bepleitten.  Daar  ik  vreesde,  dat  door  de  voortduring  van  dit 
verschil  de  verbittering  zou  toenemen,  verzocht  ik  Panda 
een  begin  met  het  feest  te  maken ;  daarna  de  vlag  met  eene 
generale  charge  gesalueerd  hebbende,  begon  hun  museleere* 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZBTTING   AAN    OB   VAALRIVIER.  111 

dans,  die  een  zeer  belangr^k,  maar  in  vele  opzigten  vreesel^k 
Yoorkomen  aannam.  Zoo  vele  duizenden,  met  zoo  veel  re- 
gelmatigheid en  gelyke  ligchaamsbeweging,  toon  en  gebaren 
te  zien  ageren;  terwgl  de  prijzers  of  vleijers  hunne  vele 
loftuitingen  herhaalden,  van  de  deugden,  rykdom,  zachtmoe- 
digheid, grootmoedigheid,  luisterrijke  geboorte  en  ligchame- 
lijke  schoonheid  van  hem  en  zgne  vele  vrouwen;  waarin  z^ 
welligt  tot  vervelens  toe  zouden  z^n  voortgegaan,  ware  het 
niet  dat  door  het  in  brand  raken  van  den  kruidhoorn  van 
den  Heer  Moorwood,  die  daardoor  ligt  gewond  werd,  terw^l 
z^ne  kleederen  in  vlam  geraakten,  een  einde  aan  den  dans 
ware  gemaakt  Daarna  keerde  Panda  naar  z^ne  woning 
terag.  —  Op  den  middag  van  den  volgenden  dag  begaven 
wij  ons  tot  het  nemen  van  afscheid  tot  hem,  hoewel  w^ 
niet  met  die  hartelijkheid  of  welwillendheid  werden  ontvan- 
gen, waarop  wij  vermeenden  aanspraak  te  kunnen  maken. 
Hem  bij  die  gelegenheid  over  den  goeden  afloop  zijner 
installering  geluk  gewenscht  hebbende,  gaf  hij  te  kennen  3 
vette  ossen  aan  den  Landdrost,  als  een  bijzonder  present, 
te  hebben  geschonken.  Deze  Drost  antwoordde,  dat  hij  ze 
zon  aannemen  en  onder  de  arme  klasse  doen  verdeelen, 
die  daarvoor  zeer  dankbaar  zou  zijn,  dewyl  hg  bij  het 
aanvaarden  van  zijn  ambt  gezworen  had,  voor  zich  zelven 
geene  presenten  te  zullen  aannemen,  en  dit  doende  door  de 
regering  daarvoor  zou  worden  gestraft.  Waarop  Panda  zeide: 
rr indien  dit  het  geval  is,  zal  ik  zelf  10  ossen  geven  voor  de 
armen,  10  stuks  en  2  koeien  voor  u^  en  voor  degenen, 
die  bg  de  plegtigheid  mijner  installering  geschoten  hebben, 
nog  42  koeijen,  kalveren,  enz." 

De  Volksraad  begreep^  dat,  na  deze  gebeurtenissen  en 
na  de  vorige  vruchtelooze  pogingen  van  de  emigranten  om 
met  Dingaan  tot  eene  goede  verstandhouding  te  komen, 
zi}  hem  nu  op  nieuw  moesten  beoorlogen.  De  raad  besloot 
daartoe,  en  benoemde  op  den  é!^^""  Januarij  1840  den  Hoofd- 
Kommandant  A.  W.  J.  Pretorius  tot  opperbevelhebber  van 
de  veldtogt. 

Het  dagverhaal  dezer  togt,  gedagteekend  24  Februarg 
1840  en  ingezonden  aan    den  Volksraad  luidde: 


Digitized  by 


Google 


112  VBRLIES   VAN   NATAL 


DAGVERHAAL. 


Overeenkomstig  zeker  Traktaat^  dat  de  twee  Zoola-Am- 
bassadeurs,  namens  den  Zoola-Koning  Dingaan,  op  den  13 
Mei  1839,  met  den  WelEd.  Hr.  A.  W.  J.  Pretorius,  als  Hoofd- 
Kommandant  van  den  Hoog- Achtbaren  Volksraad  der  Zuid- 
Afrikaansche  Maatschapp^  te  Natal,  hebben  aangegaan, 
volgens  hetwelk  zij  hebben  aangenomen,  rrom  alle  schaden 
die  zij  aan  de  Zuid-AfrikaanschcMaatschappg-onderdanen 
hebben  gedaan,  bij  de  eerste  opeisching  te  voldoen;*' deed 
de  gem.  Hoog-Achtbare  Volksraad  van  den  Zoola-Koning 
verscheidene  malen  het  daartoe  vereischte  getal  beesten 
opeischen.  Dit  werd  door  Dingaan  beantwoord  met  het 
zenden  van  eenige  klompjes  van  50  k  100  beesten,  als- 
mede 2,000  af  ivoor,  vergezeld  van  eenige  tonnen  beloften» 
dat  zij  het  overige  gevorderde  vee  ook  zouden  brengen. 
Doch  bij  die  beloften  bleef  het,  en  de  Raad  liet  einde- 
lijk aan  Dingaan  weten,  dat  zijne  aanhoudene  bedrieger^, 
door  niet  aan  zijne  beloften  te  voldoen,  ons  grooter  onge- 
noegen zou  veroorzaken,  dan  al  de  ongenoegens,  die  ooit 
te  voren  tusschcn  de  Zuid- Afrikaansche  Maatschappg  en  de 
Zoola-natie  hadden  bestaan,  en  dat  de  Raad  verpligt  zou 
z^n,  om,  wanneer  hij  langer  nalatig  bleef,  de  gevorderde 
hoeveelheid  vee  van  onze  geruïneerde  onderdanen  op  te 
geven,  zulks  dan  met  geweld  van  wapenen  van  hem  zou 
genomen  worden  —  Dingaan  hield  zich  bg  al  onze  op- 
eischingen  en  bedreigingen  onverschillig  *-  Zoo  besloot 
dan  de  Volksraad,  op  den  4**^»  Jan.  1840,  dat  de  WelEd. 
Heer  A.  W.  J.  Pretorius,  in  zgne  betrekking  als  Hoofd- 
Kommandant,  op  den  15^*°  van  de  gem.  maand,  meteen  kom- 
mando  burgers  tegen  de  Zoola-natie  zou  optrekken,  om 
van  dezelve  een  getal  van  40,000  beesten  op  te  eischen, 
en,  in  geval  van  weigering  of  onvoldoening,  dit  dan  met 
geweld  van  wapenen  van  hen  te  nemen,  en  zulks  onder 
de  volgende: 


Digitized  by 


Google 


fiN   KEDERZETTING    AAN    DB    VAALRIYIER  113 

Instructie  aan  den  Hoofd-^Kommandant  gegeven 
door  den  VolJcsraad. 

Ar.  1.  Een  ieder  zal  gehouden  zijn  den  Hoofd-Komman- 
dant,  in  het  uitoefenen  zgner  pligten,  behoorlijk  te  eer- 
biedigen en  te  gehoorzamen;  ten  welken  gevolge  het  aan 
niemand  vr^  zal  staan  den  Hoofd-Komniandant  te  belee- 
cBgen,  onder  verbeurte  eener  boete  van  Rx.  5,  voor  de  eer- 
ste maal;   tweede  en    derde  malen  verdubbeld. 

2.  De  Kommandant  zal  zich  altyd  moeten  voorzien  van 
eene  behoorl^ke  Igst  zijner  Veldkomets  met  hunne  man- 
schappen^ ten  einde  zorgvuldig  toe  te  zien,  dat  een  ieder 
man,  naar  regt  en  geregtigheid,  gelgk  en  evenveel  dienst 
zsl  doen,  zonder  gunst  of  onderscheid. 

3-  De  Kommandant  zal  naarstig  moeten  werkzaam  zijn, 
om  de  noodige  patrouilles  uit  te  zenden,  alsmede  de  nacht- 
wachten in  het  leger  te  bestellen  en  behoorlek  te  doen  af- 
lossen, welke  wachten  des  avonds  ten  9  uren,  ook  wel 
vroeger,  naar  gelegenheid  van  zaken,  moeten  uitgezet  worden. 

4  De  Kommandant  zal,  gedurende  onze  onveiligheid,  moe- 
ten zorgen,  [dat  er  ten  minste  één  vast-Uger  getrokken 
worde  (ook  wel  meer),  naar  gelegenheid  van  zaken;  waar- 
om het  dan  ook  aan  niemand  zal  vrijstaan,  zonder  toe- 
stemming van  den  Kommandant^  elders  voor  uit  te  trekken, 
ten  ebde  alle  wanorde  en  ongelukken  voor  te  komen.  Bg 
elk  leger  zal  niet  meer  dan  één  Kommandant  het  gezag 
hebben,  die  door  de  Veldkomets  van  het  leger  zal  wor- 
den gekozen.  Indien  er  meer  dan  één  Kommandant  mogt 
z^;  zal  zulks  door  hem  aan  den  Hoofd-Kommandant  be- 
kend worden  gemaakt. 

5.  De  Konmiandant  zal,  zoo  veel  mogelgk,  moeten  zorg 
dragen,  dat  geen  onschuldig  bloed  vergoten  worde,  of  door 
de  patrouilles  of  anderzins;  niettegenstaande  zal  hij  gereg- 
tigd  zijn,  waar  de  nood  zulks  vereischt,  vyanden  en  roo- 
vers  te  dooden. 

6.  Zoodra  het  kommando  de  overwinning  over  de  Zoo- 
la's mogt  behalen,  zal  de  Hoofd-Kommandant  voor  onze 
geheele  Maatschappij  de  baken    moeten  steken. 

8 


Digitized  by 


Google 


114  VERLIES   VAN   NAT  AL 

7.  De  Hoofd-Kommandant  zal  het  regt  niet  hebben  om 
tenig  te  keeren,  met  of  zonder  het  kommando,  zonder  vooraf 
een^  raad  belegd  te  hebben  met  de  Eommandanten,  die 
mede  op  kommando  zullen  z^n;  en  zal  naar  het  be- 
sluit van  de  meerderheid  van  stemmen^  worden  gehandeld. 

8.  Wanneer  eenige  buit  door  het  kommando  van  den 
v^and  genomen  wordt,  zal  niemand  het  regt  hebben 
zich  iets  daarvan  toe  te  kennen,  zelfs  niet  het  gering- 
ste, maar  zal  dezelve  aan  den  Hoofd-Kommandant  moeten 
worden  toevertrouwd,  die  hem  in  bezit  zal  houden,  tot  zich 
eene  gelegenheid  of  plaats  zal  opdoen  om  dien  te  verdeelend 

9.  De  gekleurde  klassen,  in  dienst  z^nde  op  het  kom- 
mando, zullen  ook  eene  portie  van  den  buit  trekken,  het- 
geen geschieden  zal  naar  uitw^zing  van  den  Hoofd-Kom- 
mandant. Zij  zullen  mogen  gebruikt  worden  tot  mindere  dien- 
sten, als  wagendryvers,  leiders  en  veewachters  of  veedrgvers. 

10.  Daar  er  reeds  schulden  op  de  publieke  kas  hech- 
tende z^n,  over  het  koopen  van  kruid  en  lood,  zal  van 
den  te  nemen  buit  eerst  25  pCt.  worden  afgenomen,  waar- 
van 6  pCt  zal  zijn  voor  de  publieke  kas,  en  20  pCt  tot  verdee- 
ling onder  de  menschen,  die  het  kommando  zullen  uitmaken. 

11.  De  Hoofd-Kommandant  zal  b^  den  Volksraad  z^ne 
noodige  instructie  ontvangen,  en  verpligt  zijn  aan  denzelven 
verslag  te  doen  van  al  zyne  verrigtingen ;  waartoe  h^  z^n 
eed  voor  den  Volksraad  zal  afleggen. 

12.  Wanneer  een  vredestractaat  met  de  Zoola-natie  of 
hun  Opperhoofd  mogt  worden  aangegaan,  zullen  zij  moeten 
uitleveren,  voor  schadevergoeding  wegens  geroofd  vee  en 
goed,  een  getal  van  40,000  beesten.  Echter  wordt  het  ge- 
laten aan  den  Hoofd-Kommandant  met  z^nen  Raad  om  de 
beesten  te  schatten,  zoodat  dezelve  in  waarde  zullen  gel^k 
moeten  staan  met  de  onze,  en  wanneer  dat  getal  ontoe- 
reikend mogt  bevonden  worden,  dan  by  het  getal  van 
40,000  zoo  veel  b^  te  eischen,  als  zij  zullen  oordeelen 
genoeg  te  z^n   tot  eene  gelyke  waarde. 

13.  De  onkosten,  welke  aan  de  Zoola's  zullen  worden 
toegerekend,  z^n  voor  eiken  wagen  met  deszelfs  ossen 
per  dag  Rx.  10 ;  elk   man    te   paard  per    dag  Rx.  3 ;  de 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDERZETTING   AAN    DE    VAALRIVIER.  115 

waarde  voor  de  krijgsammunitie  enz.  wordt  aan  den  Hoofd- 
Kommandant  en  Krijgsraad  gelaten  te  berekenen;  —  wel 
te  verstaan,  dat  de  onkosten  van  de  komman  do's  onder  het 
bevel  van  na  wijlen  den  Hoofd-Kommandant  Uys,  die  on- 
der bevel  van  den  Hoofd-Kommandant  Pretoriusin  Decem- 
ber 1838,  de  uittogt  naar  Doomkop  in  Mei  1839,  en  deze 
tegenwoordige,  door  den  Hoofd-Kommandant  en  Krijgsraad 
mede  zullen  moeten  worden  berekend. 

14.  De  Hoofd-Kommandant  zal  het  regt  hebben,  des 
verkiezende^  het  vee  te  laten  deelen;  maar  zal  door  de 
andere  Kommandanten,  of  door  daartoe  gekozene  arbiters 
25  pCt.  vooraf  daarvan  af  worden  genomen. 

15.  Alle  kenbare  eigendommen,  door  den  vijand  geroofd, 
van  welken  aard  deze  ook  z^n  mogen,,  zullen  aan  den 
wettigen  eigenaar  worden  terug  gegeven.  Ook  zal  de  Kom- 
mandant zoo  veel  mogel^k  zorgen,  dat  er  niet  van  zoo- 
danig erkend  eigendom  worde  geslagt,  dan  b^  noodza- 
kel^kheid,  waarvoor  dan  gezorgd  moet  worden  andere  in 
de  plaats  te  geven. 

16.  De  Kommandant  zal,  by  pligtverzuim,  onderhevig 
zgn  aan  eene  boete,  niet  te  bovengaande  Rx.  150,  en  niet 
minder  dan  Rx.  50,  naar  bescheidenheid  des  regters  en 
gelegenheid  van  zaken. 

17.  Bij  elke  gelegenheid,  wanneer  de  Krijgsraad  noodig 
mogt  oordeelen  een  kommando  of  expeditie  tegen  den  v^- 
and  uit  te  zenden,  zullen  zij  bij  elk  kommando  niet  meer 
dan  één  Hoofd-officier  of  Kommandant  benoemen,  aan  wien 
het  bevel  of  bestier  van  zoodanige  kommando  of  expedi- 
tie zal  worden  opgedragen,  en  alle  Onder-Kommandantcn 
en  Veldkometten  zullen  volstrekt  aan  het  bevel  van  zoo- 
danigen  Hoofd-Kommandant  onderworpen  zgn;  bij  wei- 
gering of  nalatigheid,  verbeurt  de  overtreder  eene  boete 
van  niet  minder  dan  Rx.  25  en  niet  meer  dan  Rx.  100, 
naar  den  aard  der  zaak^  en  zulks,  indien  noodig  geacht, 
met  verlies  van  zijnen  post.  Verder  zal  het  aan  den  Hoofd- 
Kommandant  vrijstaan  om  zoodanigen  Kommandant,  Veld- 
komet,  of  ander  ongehoorzaam  persoon,  dadel^k  in  arrest 
te  laten   nemen,  of  van  zijn  post  af  te  zetten. 

8* 


Digitized  by 


Google 


116  VERLIES    VAN   NATAL 

18.  Wanneer  een  Eommandant  of  Veldkornet  wordt  over- 
tuigd, dat  h^  door  moedwil^  nalatigheid,  onnoodige  vrees- 
achtigheid of  roekeloosheid,  den  vijand  de  overhand  heeft 
doen  krijgen,  waar  zulks  vermeden  of  verholpen  had  kun- 
nen zijn,  of  dat  hij  onnoodig  op  de  vlugt  gaat,  of  daar- 
door, of  wel  door  pligt- verzuim,  het  leven  van  zijne 
bnderhoorige  manschappen  in  gevaar  brengt  van  te  moe- 
ten omkomen,  of  weigert  of  wel  nalaat  hen  liit  zoodanig 
gevaar  te  redden,  of  daartoe  niet  de  noodige  order  geeft 
of  maatregelen  neemt,  waar  het  blijken  mogt  dat  znlks 
kon  zijn  gedaan ;  zal  zoodanige  Kommandant  of  ander 
officier  verbeuren  eene  boete  van  niet  minder  dan  Rs.  100, 
noch  meer  dan  Rx.  500,  met  verlies  van  zijn'  post ,  en,  ia 
geval  van  onvermogen,  eene  gevangenis  van  niet  minder  dau 
ëën,  noch  meer  dan  zes  maanden. 

19.  De  Hoofd-Kommandant  zal  verder  gehouden  z^n, 
wanneer  hij  omtrent  eene  zaak  van  gewigt  in  twijfel  staat, 
of  wanneer  eenige  maatregel  of  stap  hem  noodig  schynt 
die  met  groot  gevaar  gepaard  gaat,  of  waar  het  een  waag- 
stuk zijn  mogt,  indien  zulks  doenl^k  zij,  of  ook  indien  zulks 
door  de  onder  hem  gestelde  officieren  geëischt  wordt,  voor- 
al zonder  verzuim  een'  Krijgsraad,  bestaande  uit  de  Kom- 
mandanten  en  Veldkometten,  te  moeten  houden;  en  wan- 
neer de  meerderheid  zijn  voornemen  iaogt  afkeuren^  en  hij 
daarin  volhardt,  zal  hij  voor  alle  schadelijke  gevolgen  ver- 
antwoordelijk gehouden  worden. 

20.  Wanneer  de  "Hoofd-Kommandant  door  vreesachtig- 
heid tot  vlugten  als  anderzins  een  slecht  voorbeeld  geeft, 
zal  het  aan  eiken,  bij  zoodanig  kommando  of  expeditie 
tegenwoordig  zijnden  Kommandant  of  Velkornet  vr^staan, 
hem  te  arresteren  of  in  zijne  vlugt  te  stuiten^  en  dade- 
lijk in  zi^ne  plaats  een  ander  te  kiezen. 

21.  Wanneer  de  Hoofd-Kommandant  zulks  noodig  oor- 
deelen  mogt,  zal  hij  met  overleg  van  de  andere  Officieren, 
bij  het  uittrekken  of  eenig  kommando  tegen  den  vijand, 
kr^gswetten  kunnen   invoeren. 

22.  In  alle  gevallen  zal  de  Kommandant,  dadelijk  bij 
zijne  terugkomst,  aan  den   Volksraad  in  geschrifte  verant^ 


Digitized  by 


Google 


EN    NEDERZETTING    AAN    DE    YAALRIVIBR.  117 

woording    en    verslag  van  zijne  verrigtiogen  moeten  doen. 
Ter  Ordonnantie  van  den  Raad. 
(Get).  Jac.  Joh.  Burger,  Fung.  Sec. 

Pieter-Marüzburg^  Natalisy  6  Januar^  1840. 

Alles  werd  toen  voor  den  kr^g  geprepareerd.  Reeds  op 
den  12^''  hadden  wij  onze  kanonnen,  vuurwapenen,  ammu- 
nitie van  oorlog  en  andere  benoodigdheden  voor  den  kr^g  in 
komplete  orde;  —  en  voor  de  verzamelplaats  der  onderschei- 
dene kommando-detachementen  werd  Toegala-drift  bepaald. 

Op  den  lé^**^  Januarij  nam  de  marsch  der  onderscheidene 
divisiën  eenen  aanvang.     . 

Op  den  IS**^""  daaraanvolgende  kwam  de  hoofd-afdeeling 
met  den  Hoofd-Kommandant  ter  gemelde  plaats  aan. 

Wij  ontmoetten  alhier  eene  afdeeling  van  70  mannen, 
die  van  de  andere  zijde  van  den  Drakenberg,  onder  Kom- 
mandant  Andries  Spies,  tot  versterking  onzer  krijgsmagt, 
was  opgekomen.  Mij  werd  bevolen,  het  getal  der  krijgs- 
mannen in  lijsten  op  te  scharen,  en  wij  vonden  het  naauw- 
keurige  getal  te  beloopen  op  335  str^dbare  lieden.  Deze 
magt  werd  echter  door  de  Hoofd-  en  andere  Officieren  van 
ons  leger  niet  sterk  genoeg  gerekend,  om  onzen  geduch- 
ten  v^and/  en  deszelfs  talrijke  mannen,  totaal  te  kunnen 
ter  nedervellen.  £r  werd  dan  gevolgelijk  eene  expresse, 
met  Veldkomet  Bester,  naar  den  Landdrost  van  Pieter- 
Maritzburg .  gezonden,  om  zoo  veel  nannen,  als  onze  Maat- 
schappij uit  de  differente  legers  kon  sparen,  dadelijk  ter 
holpe  en  versterking  van  het  reeds  in  het  veld-  zgnde 
kr^gsleger  te  doen  toesnellen. 

Zondag  den  19^^".  Deze  dag  bleef  ons  leger  stil,  zonder 
eenige  beweging  te  maken.  Wij  hadden  het  voorregt  met 
eene  geestelijke  redevoering,  op  onzen  toestand  toepasse- 
lijk, te  worden  gesticht  door  den  Wel-Ed.  Heer  J.  S.  Ma- 
rits,  een  onzer  Representanten,  die  juist  b^  deze  gelegenheid 
tegeifvottdig  was. 

Den  Wg  ^^  eerste  bezigheid,  die  wij  dezen  dag  ver- 
3,   wis  het   daarstellen   van  eene  behoorlijke  Kamp- 
f  opgesteld    door    den  Hoofd-Kommandant,   en    be- 
staande uit  tien  hoofdartikelen,  ten  einde  de  onderscheidene 


Digitized  by 


Google 


118  VERLIES    VAN   NAT  AL 

pligten  der  Komman  danten,  Veldkornetteii  en  manschappen 
dtipteiyk  te  bepalen,  en  voor  elke  misdaad  eene  regtvaar- 
dige  straf  vast  te  stellen.  ^) 

De  Hoofd-Kommandant  ging  verder  voort,  om  aan  het 
leger  de  Order  en  Instructie  voor  hem  en  manschappen, 
van  den  Volksraad  ontvangen,  voor  te  lezen.  Hg  koos  en 
stelde  ook  op  last  van  gem.  Volksraad  een'  Kr^gsraad 
aan,  bestaande  uit  twaalf  personeui  om  in  het  vervolg  alle 
krijgszaken,  door  middel  van  gemelden  Krijgsraad,  waar- 
van de  Hoofd-Kommandant  de  President  is,  te  beslissen. 

Benige  uren  na  deze  verrigtingen,  verscheen  in  ons  leger 
een  Kapitein  van  de  Zoola-natie,  met  name  Mattowan  (een 
onzer  bondgenooten),  om  den  Hoofd-Kommandant  om  een 
stuk  lands  te  vragen,  om  met  zijn  Volk  daarop  te  wonen, 
opdat  hy,  onder  onze  protectie,  voor  de  tirannische  ver- 
volging van  Dingaan  bevrijd  kon  zijn;  tevens  te  kennen 
gevende,  dat  hij  genegen  was,  met  ons  leger  gezamenlijk 
tegen  Dingaan  te  oorlogen.  Het  verzoek  werd  door  den 
Hoofd-Kommandant  en  Krijgsraad  provisioneel  toegestaan, 
om  het  nader  aan  den  Volksraad  te  submitteren.  Zy  wer- 
den echter  toegelaten,  met  ons  tegen  Dingaan  te  oorlogen. 
Deze  Naturellen  schijnen  regt  vriendelijk,  en  verklaren, 
dat  zij  nu  eerst  het  genot  der  onveranderl^ke  beloften 
van  de  witte  menschen  als  bondgenooten  smaakten,  daar 
zij  nu  zonder  vrees  waren  van  's  nachts  door  tirannische 
moordbenden,  met  hunne  vrouwen  en  weerlooze  kinderen,  ver- 
delgd te  worden,  zoo  als  zij  weleer  dagelijks  voor  de  noodlot- 
tige bevelen  van  den  bloeddorstigen  Dingaan  vreezen  moesten. 

Den  21'*®".  Heden  vertrokken  wij  van  de  Toegala  met 
omtrent  350  man,  daar  ons  leger  sedert  is  versterkt.  De 
Wel-Ed.  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  was,  als  Hoofd-Kom- 
mandant, aan  het  hoofd  van  ons  leger;  wij  trokken  zon- 
der tegenspoed  voort,  en  legerden  ons  kamp,  voor  eenige 
uren,  aan  de  Doornleegte,  nabij  de  Klip-rivier.  Hier  mog- 
tcn  wij  ons  weder  verblijden,  in  de  gelegenheid  te  komen, 
om    onze    christelijke    menschlievendheid    aan    een    ander 

*)  Deze  kampordcr  wordt  onmiddellijk  na  dit  dagverhaal  don  lezer 
medegedeeld. 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZBTTINa  AAN  DE  VAALRIVIER.       11 9 

groot  gedeelte  Zoola's  te  toonen,  door  ook  hen,  op  hun 
smeekend  verzoek,  onder  onze  protectie  te  nemen,  en  van 
den  dwingeland  Dingaan  te  verlossen.  De  zaak  droeg  zich 
als  volgt  toe:  —  twee  zonen  van  het  opperhoofd  Joob, 
kwamen  met  eenige  hunner  manschappen  bij  ons  leger, 
en  zeiden^  uit  naam  van  hunnen  vader:  nda.t  h^  sints  een' 
gemimen  tijd  reeds  de  krachten  onzer  wapens  had  onder- 
vonden, en  de  regtvaardigheid  onzer  vorderingen  tegen 
Dingaan  met  zijne  getuigenis  moest  bekrachtigen;  —  dat 
Dingaan  de  bloedverwanten  van  zijnen  vader,  vele  man- 
nen, vrouwen  en  weerlooze  kinderen  van  de  Naturellen, 
onder  het  gebied  van  zijnen  gemelden  vader.,  van  geslacht 
tot  geslacht,  onschuldigl^*k  heeft  doen  ombrengen ;  dat  hun 
vader  reeds  had  ondervonden,  dat  de  witte  menschen  hunne 
bondgenooten  (zoo  als  b^  voorbeeld  Panda  en  andere  kleine 
stammen)  als  hunne  kinderen  behandelen ;  dat  zij  ook  ver- 
langden  getrouwe  bondgenooten  van  de  witte  menschen  te 
worden;  en  dat  zij  genegen  waren,  op  een  oogenblikkeiyk 
bevel;  met  ons  tegen  hunnen  doorluchtigen  bloedvijand  ten 
str^d  te  gaan.*' 

De  Hoofd*Kommandant  deed  den  Krijgsraad  op  dit  hun 
verzoek  bijeen  komen,  ten  einde  gemeld  verzoek  in  over- 
weging te  nemen.  Na  eene  behoorl^ke  consultatie,  kwam 
men  overeen,  om  den  stam  van  het  Opperhoofd  Joob,  uit 
naam  van  den  Yolksraad  der  Zuid-Afrikaansche  Maat- 
schapp^;  als  bondgenooten  van  genoemde  Maatschappij 
aan  te  nemen.  Zij  werden  gevolgel^k  bevolen,  met  hunne 
krijgsmagt  (zijnde  slechts  400  man),  in  vereeniging  met 
die  van  Mattowan,  bestaande  uit  250  man,  de  noordelijke 
directie  van  den  vijand  te  occuperen^  alwaar  zij,  in  veree- 
niging met  de  krijgsmagten  van  Panda  en  Sapoesa,  twee 
onzer  bondgenooten,  (bestaande  uit  omtrent  4,000  man) 
zullen  komen,  en  dat  zij  den  vijand,  van  de  noord-ooste- 
l^e  directie,  hevig  moesten  aanvallen;  terwijl  ons  leger 
den  v^and  van  de  zuid-oostelijke  directie  zou  attakeren. 
Deze  bevelen  van  den  Krggsraad  werden  door  onze  diffe- 
rente bondgenooten  met  blijdschap  ontvangen,  en  z^  ver- 
lieten ons  kamp,  om  op  ons  bevel  onmiddellijk  tegen  den 


Digitized  by 


Google 


120  VERLIES   VAM   NATAL 

v^and  op  te  trekken ;  terw^l  wij  Panda,  als  het  magtigste  Op- 
perhoofd der  differente  bondgenooten,  vriendschappel^kinons 
leger  houden,  om  ons  tegen  onvoorzien  verraad  te  verzekeren. 

Tevens  werd  aan  ieder  Officier  onzer  bondgenooten  door 
den  Er^gsraad  stiptel^k,  onder  bedreigbgen  van  zware  straf- 
fen, aangezegd  geen  vrouw  of  kind  van  den  vijand  kwaad 
te  doen;  terw^l  hun  eene  belooning  van  50  beesten  werd 
toegezegd,  indien  zg  Dingaan  aan  ons  overleverden;  als- 
mede eene  belooning  van  25  beesten  voor  het  overleveren 
van  Umslela,  een  van  Dingaans  hoogste  Ikfinisters.  Deze 
twee,  gezamentlgk  met  Tamboeza,  een  tweede  staatsman  en 
Minister  van  Oorlog,  dien  wg  thans  in  boegen  hebben,  waren 
de  ëénige  doorluchtige  monsters,  die  den  aardbodem  met  het 
onschuldig  bloed  onzer  rustige  blanken  hebben  doen  bevlekken. 

Den  22***'^.  Heden  bleven  wij  stil  liggen,  om  onze  verster- 
kende magt  te  doen  bgkomen.  In  den  namiddag  verscheen 
Mattowan  met  zijne  krggsmagt,  bestaande  slechts  uit  254 
mannen,  voor  ons  leger.  Deze  lieden  vertoonden  zich,  in 
hunne  parade-kleeding,  regt  deftig;  de  Eapiteinen  waren 
van  het  hoofd  tot  de  voeten  met  verscheidene  soorten  wilds- 
velletjes bedekt,  welker  fraaiheid,  naar  hun'  aard,  ieder 
vreemdeling  ten  hoogsten  moest  verbazen.  De  Kapiteinen 
deden  hunne  manschappen  allen  in  gelid  komen,  en,  op 
ieder  woord  van  kommando  door  de  Kapiteinen,  exerceer- 
den zg  allen  zoo  regulier,  als  een  der  voornaamste  regi- 
menten, die  ik  ooit  heb  zien  exerceren.  Het  geheele  regi- 
ment drukte  in  gezangen  de  volgende  woorden  uit,  als  met 
éëne  stem:  —  rrWg  waren  dood,  en  zgn  door  dien  Heer 
(wijzende  op  den  Hoofd-Kommandant)  weder  levend  ge- 
worden; —  wg  waren  bedrukt  onder  de  bloedige  tirann^ 
van  Dingaan,  en  kunnen  nu  de  witte  menschen,  als  onze 
vaders,  sh  onze  weldoeners  en  onze  regtvaardige  regters, 
met  verblijdende  glorie-zangen  toejuichen;  —  wij  gaan  blg- 
moedig  ten  strijde  voor  hen,  omdat  wij  weten,  dat  wg  niet 
te  vergeefs  zullen  strijden ;  —  wg  zullen  eerlang  de  zoete 
dagen  met  onze  familiën  genieten,  die  wij  weleer  in  bit- 
terheid hebben  moeten  doorbrengen;  —  de  grootheid  van 
Dingaan  verdwijnt  ras  als  sneeuw  voor  de  zon,  opdat  wij, 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDEBZBTTINa   AAN    DS   VAALRIVIER.  121 

oBgelukkige  lieden,  onder  de  bescherming  van  de  witte 
mensehen,  in  gerustheid  kunnen  leven/'  —  De  Hoofd-Kom- 
numdant  toonde  hun  toen  Tamboeza,  ten  einde  van  alle 
onze  bondgenooten  te  vernemen,  wat  het  voormalige  gedrag 
▼aa  Tamboeza  was.  Doch  alle  hoofden  riepen  eenparig  uit : 
rtHy  moet  dood,  hg  moet  dood;  hij  was  een  groot  werk- 
tuig in  het  vergieten  van  onschuldig  bloed ;  hij  heeft  Din- 
gaan  stellig  aangevuurd  P.  Retief  te  doen  vermoorden, 
onder  bedreiging  dat  hg  Dingaan,  bg  onvoldoening  hier- 
-van^  met  al  zgn  volk  zou  verlaten;  hij  (Tamboeza)  was 
zel£a  aan  het  hoofd  van  het  Zoola-leger,  toen  de  weerlooze 
en  bevruchte  vrouwen,  ja  zelfs  de  onnoozele  zuigelingen 
▼oor  de  scherpte  hunner  bloedige  zwaarden,  als  noodlot- 
tige slagtoffers,  hebben  moeten  vallen/'  De  eenparige  uit- 
drukkingen van  deze  Opperhoofden  maakten  mij  innerlijk 
gevoelig,  op  het  denkbeeld  van  de  wreedaardigheid,  waar» 
mede  mgne  dierbare  laüdgenooten  en  vrienden  zgn  verdelgd. 

Den  23**'".  Heden  voorttrekkende,  arriveerden  wg  in  den 
namiddag,  aan  de  Modder-Leegte,  eene  distantie  van  om- 
trent Vier  Engelsche  mijlen.  Wij  vertoefden  alhier  eenige 
dagen^  om  de  versterking  voor  ons  kommando  in  te  wachten. 

Den  25**^.  Ik  verblgd  mg,  wederom  eene  versterking  van 
50  mannen  in  ons  leger  te  zien  komen.  Wij  kunnen  nu  onze 
krijgsmagt  op  400  krijgsmannen  stellen,  en  zouden  zekerlijk 
onze  magt  dubbel  dat  getal  kunnen  monsteren,  ware  het 
niety  dat  de  sterfte  van  paarden  met  veel  woede  aan  de  andere 
sgde  van  den  Drakenberg  regeert,  en  wij  tevens  verpligt 
varen  onze  hoofdstad  en  differente  legers  met  manschappen 
te  moeten  voorzien. 

Zondag  den  26"^*°.  Wij.  hadden  dezen  dag  weder  eene  tent 
opgeslagen,  en  waren  in  groote  scharen  daar  in  en  rondom 
vergaderd,  ten  einde  den  Almagtige  voor  zgne  Goddelijke 
weldaden,  tot  dit  oogenblik  aan  ons  bewezen,  te  loven  en 
te  verheerlgken.  Deze  plegtige  dienst  werd  eerst  door  een 
toepasselgk  gezang  en  het  lezen  van  eenige  kapittelen  uit 
het  boek  der  Psalmen  geopend,  en  daarna  door  den  Heer 
Vermaak  met  een  gebed  aangevangen.  De  Hoofd-Kom- 
mandant  ging  toen  voort,  eene  predikatie,  juist   op  onzen 


r>injtjzed  by 


Google 


122  VERLIES   VAN   KATAL 

toestand  toepasselijk,  en  uit  het  Onde  Testament  getrokken, 
aan  ons  ter  eere  van  God  voor  te  lezen.  Het  slotgebed  van  den 
Heer  Vermaak  was  ook  voor  onze  gemoederen  aandoenl^k. 
Den  27"*®°.  Dezen  morgen  vertrokken  wij  van  de  Modder- 
Leegte,  met  stellig  voornemen,  zonder  het  minste  verw^i, 
tegen  de  Zoola's  op  te  trekken,  en  arriveerden  heden  aan 
de  Wasbank  (Zondags-rivier)  eene  distantie  van  24Engel- 
sche  mijlen.  Naauwelgks  waren  wij  gelegerd,  of  w^  kregen 
drie  differente  rapporten  van  onze  bondgenooten.  —  Eerste- 
lijk vernamen  wij  uit  een*  expresse  van  het  leger  van 
Panda,  rfdat  zgn  leger  de  Zoola's  had  omgetrokken,  dat 
Dingaan  reeds,  uit  vrees  voor  ons  en  hun  kommando^  z^ne 
stad  weder  had  verlaten  en  gevlugt  was;  dat  hij  z^ne  armee 
had  uitgezonden,  om  het  kommando  van  Panda  te  ontmoeten.'' 
Tevens  vernamen  wij,  frdat  beide  legers  reeds  digt  bij 
elkander  gelegerd  waren,  en  dat  dezelve  waarschijniyk 
m9rgen  of  overmorgen  tegen  eikanderen  zouden  optrekken; 
dat  Dingaan  al  z^n  vee,  duizenden  in  getal,  in  eene  noord- 
oostelijke directie  liet  drijven,  doch  dat  Sapoesa  met  zgne 
magt  aldaar  reeds  was,  om  hunne  vlugt  te  beletten,  het 
vee  voor  ons  weg  te  nemen,  en  hunne  magt,  tot  onze 
aankomst,  tegen  te  houden." —  De  berigten  van  het  opper- 
hoofd Joob,  meldden,  rr  dat  Dingaan,  na  den  uittogt  van 
ons  kommando,  weder  100  ossen  naar  Pieter  Maritzburg  had 
gezonden,  doch  dat  de  manschappen  in  de  nabijheid  van 
Joob  gekomen,  ons  leger  ziende,  alsmede  de  kr^gsmagt  van 
Joob  voor  den  oorlog  monsteren,  de  ossen  uit  vrees  achter  ge* 
laten  en  de  vlugt  hebben  genomen;  dat  Joob  deze  ossen 
voor  ons  in  bezit  heeft  genomen  om  dezelve,  bij  de  terug< 
komst  van  ons  leger,  aan  den  Hoofd-Kommandant  te  ver- 
antwoorden." —  Het  berigt  van  Mattowan  was:  »rdat  hg, 
in  vereeniging  met  de  magt  van  Joob,  dezen  avond  op  de 
plaats  dacht  te  z^n,  alwaar  de  Zoola's  op  Zondag,  den 
Igden  December  1838,  door  ons  leger  waren  verslagen  (eene 
distantie  van  vijftig  m^len  van  hier) ;  dat  zij  daar  de  rigting 
noordwaarts  zouden  occuperen,  en'  den  vyand  zijne  vlugt 
naar  dien  kant  beletten,  tot  dat  hij  van  den  Hoofd-Kom- 
paandant   verder    order    zou    hebben  ontvangen;  dat  Din- 


Digitized  by 


Google 


EN    NEDERZETTING    AAN   DE    VAALBIVIER.  133 

gaan  zijnen  magt  in  twee  kolommen  heeft  verdeeld,  de 
eerste  om  zijne  persoon  te  omsingelen  en  te  beschermen, 
en  de  andere  om  den  vijand  te  beoorlogen,  doch  dat  de 
Ofifideren  van  Panda,  ook  met  krijgslist  bezield,  hun  leger 
mede  in  twee  kolommen  hadden  afgedeeld,  ten  einde  Dingaan 
zelve  en  zijne  armee,  tot  onze  aankomst,  staande  te  houden/' 

Deze  berigten  in  overweging  genomen  zijnde,  liet  de 
Hoofd-Kommandant  aan  de  Officieren  van  Panda  dadelijk 
terug  weten,  rr  dat  zij  den  vijand  hoegenaamd  niet  moesten 
aanvallen^  voor  dat  ons  leger  nabij  hen  was,  daar  zij  mis- 
schien voor  den  vijand  te  zwak  mogten  zijn,  en  dus  door 
den  vijand  zouden  kunnen  worden  overrompeld;  dat,  wanneer 
de  vijand  hen  aanviel,  zij  zich  dan  zoo  hevig  mogeiyk  moes- 
ten verdedigen,  en  indien  zij  de  magt  van  den  vijand  niet  tot 
onze  aankomst  konden  wederstaan,  dat  zij  dan  niet  geheel- 
lijk  moesten  vlugten,  maar  altoos  manmoedig  retireren,  en 
tevens  den  vijand  van  oogenblik  tot  oogenblik  afspioneren^ 
opdat  zij  met  alle  bewegingen  van  den  vijand  bekend  kon- 
den worden. "  —  Nadat  deze  order  was  afgezonden,  besloot 
de  Hoofd-Kommandant,  dat  wij  nu  zoo  hevig  mogelijk 
moesten  aanrukken,  om  heden  over  vier  dagen  in  de 
Hoofdstad  van  Dingaan  te  kamperen,  zijnde  eene  distantie 
van  120  mijlen  van  hier. 

Den  28"*'".  Dezen  morgen,  zond  de  Hoofd-Kommandant, 
behalve  vier  differente  patrouilles,  nog  100  vooruit,  ten  einde 
eenen  weg  over  den  Honigberg  te  maken;  en  ten  8  uren 
beklommen  wij  den  berg,  met  onze  zestig  wagens.  De  weg 
hierover  was  zeer  zwaar  en  schuins ;  onze  wagens  moesten, 
op  verscheidene  schuinten,  van  groote  klip-rotsen  afspringen, 
zoodat  zelfs  de  fraage  kapwagen  van  den  Heer  Wessels  om- 
sloeg, en  de  geheele  kap  aan  stukken  brak.  Ten  1  ure^  dezen 
nuddag,  waren  al  onze  wagens  den  berg  over;  w^  ontspanden 
toen  eene  wijl,  en  een  uur  daarna  vervolgden  wij  onze  reis 
naar  de  Zand-rivier.  Voor  dat  wij  aan  de  Zand-rivier  kwa- 
men, doorwaadden  wij  de  Koolspruit,  eene  fraaije  rivier.  Het 
land  van  de  Toegala  tot  hiertoe  komt  mij  voor  veel  beter 
voor  schapen  en  bokken  te  z^n,  dan  in  het  District  Pieter- 
Maritzburg.    Het  geheele  land  is  vlak.    Men  ziet  hier  vele 


Digitized  by 


Google 


124  VERLIES    VAN    NATAL 

doornlioeken,    doch   schaars   van   loopend    water    voorzien. 

Den  29'**".  Wg  vertrokken  heden  van  de  Zand-riviér,  en 
arriveerden,  omstreeks  11  uren,  aan  de  Umsijatie  of  Baffel-ri- 
vier,die  zeer  hoog  gerezen  was.  Doch  de  Hoofd-Kommandant, 
met  volle  geestdrift  vervuld  zijnde,  wilde  geen  oogenblik 
verzuimen  om  deze  rivier,  ofschoon  vol,  door  te  gaan,  omdat 
wij  alreeds  berigten  hadden  ontvangen,  dat  Dingaan  met 
zijn*  geheelen  aanhang  en  vee  aan  het  vlugten  was.  Wi| 
tTokken  dan,  met  de  grootste  moeijel^kheden  en  gevaren 
kampende,  de  rivier  met  onzen  langen  trein  wagens  over 
half-leer  water  door,  ontspanden  een  uur,  en  vervolgden  on- 
zen wegy  tot  dat  w^  ten  7  uren  aan  de  Bloed-rivier  aan- 
kwamen, zijnde  de  plaats,  alwaar  ons  leger,  op  Zondag  deti 
l^gdea  December  1838,  de  geheele  Zoola-armée,  bij  hunnen 
gedetermineerden  aanval,  heeft  verslagen. 

Den  30****.  Thans  marcheerden  wij,  als  het  ware,  door  eene 
woestyn;  —  wij  hadden  geenen  weg.  Buiten  de  gewone 
patrouilles,  die  uit  waren  om  voor  aanvallen  van  den  vgand 
te  waken,  zonden  w^  er  eene  voor  de  wagens  uit,  om  naar 
de  gelegenheid  van  het  veld  te  zien,  ten  einde  met  de  wa- 
gens in  eene  directe  rigting  naar  de  spelonk,  alwaar  zich 
Dingaan  bevond,  zonder  gevaar,  te  kunnen  voort  trekken. 
Met  dit  kommando  gingen  wij  eenen  weg,  10  &  12  mijlen 
hooger,  dan  wij  met  het  vorige  kommando  gedaan  hadden, 
daar  deze  weg  voor  ons  voordeeliger  is,  om  den  v^and 
in  zijne  vlugt  te  stuiten.  Onze  patrouilles  vingen  twee  Kaf- 
fers, doch  bij  onderzoek  bleek  het,  dat  zij  volk  van  Joob 
waren;  z^  werden  dadelgk  weder  naar  het  kommando  van 
Joob  terug  gezonden.  Ten  5  ure,  kwamen  er  weder  twee 
Kaffers  van  het  leger  van  Panda,  hebbende  bij  hen  een 
vlag,  door  den  Landdrost  van  Pieter-Maritzburg  aan  hen 
gegeven,  om  hen  van  de  vijandige  Zoola's  te  onderschei- 
den. De  vlag  is  aldus ;  [YR]  beteekenende  Volksraad.  Zij 
berigtten  den  Hoofd-Kommandant  rrdat  Dingaan  van  voor- 
nemen was  naar  Matselikatse  te  vlugten,  zoo  als  z^  uit 
de  opgaaf  van  de  door  hen  gevangene  spionnen  hadden 
ontdekt,  doch  dat  h^  geen  kans  zag,  hoe  de  Knopneos- 
Kaffers,    zonder   totale  vernieling,  door  te  komen;  dat  hij 


Digitized  by 


Google 


£N  NfiDEaZGTTING  AAN    DE    VAALRIVIER.  125 

de  aankomst  van  ons  leger  in  tw^fel  begon  te  trekken, 
en  zich  in  eene  nabij  zijne  stad  gelegene  spelonk  versto- 
ken kield,  tot  dat  hij  gelegenheid  zou  vinden,  om  noond- 
waarts  te  vingten."  Wij  zijn  nu  eene  groote  schoft  van  de  Zoola- 
Hoofdstad,  en  znllen,  zoo  wij  hopen,  morgen  weder  onverw^ld 
oprukken,  ten  einde  onze  wapenen  op  den  vijand  te  rigten. 

Den  31'**'''.  De  Hoofd-Eommandant  besloot,  heden  met 
zijn'  Erggsraad  het  lot  van  Tamboeza  en  Kombasana;  een 
Yeldkomet  of  kleine  Kapitein,  te  beslissen.  De  Hoofd-Kom- 
mandant  liet  ook  Panda,  en  zijne  bij  zich  hebbende  Ka- 
piteinen,  in  zijnen  Raad  zitting  nemen,  ten  einde  een  regt* 
vaardig  besluit  over  Tamboeza  en  zijn'  medgezel  te  ne- 
men. De  Hoofd-Kommandant  berigtte  Tamboeza  vooraf, 
dat  het  weg  vlugten  van  Dingaan,  met  al  onze  vermogens 
en  gestolen  goederen,  voor  zijn  lot  misschien  nadeelig  kon 
zijn.  Hij  verzocht  Panda^  het  geheele  voormalige  gedrag 
yan  Tamboeza  en  zijn'  Yeldkomet  Kombasana  opentlijk 
aan  den  Raad  mede  te  deelen ;  waarop  Panda,  en  al  zijne 
Kapiteinen,  het  volgende^  in  aller  tegenwoordigheid  en  die 
van  Tamboeza,  mededeelden:  —  ff  Wij  hebben  alle  in  de  na- 
bijheid van  de  Hoofdstad  der  Zoola's,  alwaar  Tamboeza 
resideerde,  gewoond;  iedere  daad  van  hem  is  ons  bekend; 
en  wij  kunnen  plegtig,  voor  den  Alwetenden  God,  dien 
wij  door  ulieden  hebben  leeren  kennen,  voor  de  zon,  voor 
ulieden  ^i  de  wereld  zweren,  dat  Dingaan  nimmer  eenige 
groote  bloedvergieting  gebiedt,  zonder  de  expresse  toestem- 
ming van  Tamboeza,  als  een  van  zijne  geheime  Raden, 
daarvoor  te  hebben  bekomen.  Tamboeza  stelde  altoos  aan 
z§nen  Koning  voor,  |om  deze  of  die  kraal  Zoola's,  voor 
de  geringste  misdaden,  met  vrouwen  en  kinderen  te  doen 
verdelgen,  hetgeen  altoos  door  den  Koning  en  Umslela 
werd  toegestemd." 

ifDezelfde  Tamboeza  heefl  ook  bij  den  Koning  aangedron- 
gen, om  uwen  Gt>uvemenr  Rotief  en  manschappen,  alsmede 
de  vrouwen  en  kinderen  uwer  natie  te  doen  vermoorden ; 
^  heeft  zelfs  de  toestemming  des  Konings  bekomen,  mij 
te  vermoorden,  omdat  ik  niet  genegen  was  tegen  ulieden 
te  oorlogen;  h^  zelf  had  mij  aan  den  arm,  en  leidde  m^ 


Digitized  by 


Google 


126  VERLIES    VAN    NATAL 

naar  de  geregtsplaats,  ten  einde  mij  te  vermoorden;  doch 
mgne  moeder,  ook  de  stiefmoeder  van  Dingaan  zijnde,  ver- 
ioilte  my  van  mijnen  dood,  met  haar  smeekende  aandrin- 
ging  by  den  Koning/' 

De  Hoofd-Eommandant  vroeg  Tamboeza  toen,  of  h^  ge- 
hoord had,  wat  Panda  en  zijne  Kapiteinen  zeiden,  en  of 
hy  tot  z^ne  verschooning  iets  te  zeggen  had.  o  O!  neen/* 
zeide  h^,  u  ik  heb  daar  niets  tegen  te  zeggen;  al  het- 
geen Panda  gezegd  heeft  is  de  waarheid.  Ik  ben  gene- 
gen, voor  mijne  menigvuldige  misdaden  te  sterven;  doch 
deze  man  (Kombasana),  die  aan  my  geboeid  is,  is  on- 
schuldig en  den  dood  niet  waardig."  —  Panda  zeide  dade- 
lyk:  rrO  neen;  hij  heeft  altoos  alle  kwaad  bij  den  Koning 
ten  nadeele  van  anderen  aangevoerd,  hetzij  waarheid  of  leu- 
gens, alleen  om  een  gunsteling  van  den  Koning  te  bl^ven,'^ 

De  Hoofd-Kommandant  ging  toen  over,  met  advies  en 
consent  van  zijnen  Krijgsraad,  Tamboeza  en  Kombasana 
tot  den  dood  te  veroordeelen.  ^)  H^  scherpte  hun  ernstig  in, 
dat  zij  na  den  dood  voor  eenen  anderen  Regter  zullen 
verschgnen,  en  dat  de  Almagtige  hen,  door  z^ne  Grodde- 
lijke  genade,  indien  z^  van  harte  hunne  zonde  en  misda- 
den voor  Hem  beleden,  van  eeuwige  straffen  zou  vrg- 
maken;  —  in  het  kort,  de  Hoofd-Kommandant  deed  alles 
wat  in  z^n  vermogen  was,  om  hun  de  kennis  van  het  be- 
staan van  een  Opperwezen  in  te  boezemen.  Zg  werden 
eenige  uren  daarna,  door  een  wacht  burgers  naar  eene  nabi) 
gelegene  rivier  gebragt,  en  ondergingen  manmoedig  hunne 
welverdiende  straf. 

Daarna  werd  een  man,  met  name  van  Deventer,  voor 
den  Krijgsraad  gebragt,  en  beschuldigd  van  den  vorigen 
avond  een  jongen  Ëngelschman,  met  name  Howard,  zon- 
der eenige  redenen  te  hebben  getergd,  en  de  schande- 
l^kste  provocatie  tot  ongenoegen  gegeven,  tot  dat  Howard 
iets  ten  nadeele   van  hem  ztide,   wanneer  hij  (van  Deven- 


*)  Het  is  deze  veroordeeling,  die  de  Heer  Cloete  —  zie  bl.  97  — 
de  ëënige  vlek  noemt,  op  het  gedrag  der  uitgewekenen  ten  aanzien 
hunner  Taanden. 


Digitized  by 


Google 


EN    NfiDBRZETTIKO    AAN   DB    YAALRIVIER.  127 

ter)  van  z^n'  wagen  sprong,  en  Howard  eenige  vuistsla- 
gen toebragt.  Daarna  ging  van  Deventer  weder  op  z^n 
wagen  zitten,  en  vervolgde  met  Howard  te  tergen,  tot  dat 
Howard  hem  weder  uitschold ;  als  wanneer  van  Deventer 
voor  de  tweede  maal  van  den  wagen  sprong,  en  Howard 
weder  eenige  vuistslagen  toebragt;  waarop  Howard  naar 
een  geweer  greep,  en  van  Deventer  daarmede  dreigde,  tot 
dat  eene  wacht  aan  van  Deventer  zijne  onwettige  hande- 
lingen heeft  belet.  Van  Deventer  erkende  z^ne  misdaad 
dadel^k,  en  verzocht  dat  de  Baad  hem  zijne  misdaad  wilde 
vergeven,  zonder  hem  eene  schandel^ke  straf  aan  te  doen, 
onder  belofte  dat  hij  het  nimmer  weder  zou  doen.  De 
Hoofd-Eommandant  zeide  hem,  dat  h^  ditmaal,  om  zijne 
onderwerpende  bel^denis,  zou  worden  gepardonneerd,  maar 
dat  hij  .rekenen  kon,  indien  hij  een  onzer  onderdanen 
weder  aanrandde,  dat  hy  zekerlijk  voor  eenige  dagen,  door 
den  Raad  te  worden  bepaald,  met  vast  geboeide  handen, 
achter  het  leger  zou  moeten  stappen;  dat  het  den  ster- 
ken man  hier  niet  wordt  toegelaten  den  zwakkeren  door 
zijae  kracht  te  overweldigen.  De  Hoofd-Kommandant  zei- 
de toen  aan  Howard,  dat  het  de  laatste  maal  moest  zijn^ 
dat  hij  zich  van  een  doodel^k  wapen  bediende,  om  zijne 
evennaasten  te  dreigen;  dat  hij,  b^  zoodanige  provocatiën 
als  deze,  zich  bij  den  regter  moest  vervoegen,  en  dat 
hij  aldan  ondervinden  zou,  dat  er  zoowel  voor  hem,  als 
voor  anderen,  regt  zal  zijn ;  terwijl  hg  bij  eene  tweede  over- 
tredbg  van  dien  aard,  als  een  tot  moorden  geneigd,  zou 
worden  aangemerkt.  —  Na  den  afloop  van  deze  teregt- 
stellingen^  ontving  de  Hoofd-Eommandant  een  rapport  van 
het  leger  van  Panda,  rrdat  hetzelve  Dingaan  bijna  had  ach- 
terhaald, en  dat  zij  niet  twijfelden,  of  zij  zouden  reeds 
met  eikanderen  gevochten  hebben,  indien  Dingaan  niet  te 
haastig  vlugtte.''  De  Hoofd-Eommandant  deed  dadelijk  we- 
der aan  Nonklaas,  de  Hoofdbestierder  van  het  leger  van 
Panda,  weten,  dat  zij  zoo  haastig  mogel^k  moesten  aan. 
rukken,  en  Dingaan  in  z^ne  vlugt  stuiten,  tot  dat  z^n  le- 
ger aankwam.  Wij  zouden,  ten  minste  eene  week  geleden, 
I       reeds  in  gevecht  met    Dingaan  zijn   gekomen,  hadden  w^ 


Digitized  by 


Google 


128  VERLIES    VAN    NATAL 

niet  7  dagen  naar  50  man  moeten  wachten^  die  nog  niet 
bij  ons  leger  waren.  Onze  patrouilles  hadden  in  den  loop 
dezer  week  een  groot  gedeelte  van  het  land  der  Zoola's 
doorkruist  en  13  van  de  v^anden  doodgeschoten.  —  Wi) 
vervolgden  ónze  reis  dezen  dag  door  de  onbekende  woes- 
tijnen, en  legerden  ons  om  8  ure  voor  eénige  dubbele  ber- 
gen, welke  wij  niet  in  staat  zullen  zijn  zonder  groote  moeite 
te  kunnen  doorkruisen. 

Den  1'*^''  Februarg.  Nadat  de  Hoofd-Kommandant  dezen 
morgen  verscheidene  patrouilles  had  uitgezonden»  ten  einde 
door  de  voor  ons  liggende  dubbelde  bergen  eenen  weg  te 
zoeken,  kwam  omtrent  één  uur  daarna,  een  Kaffer  van  het 
leger  van  Panda,  en  berigtte  ons,  rrdat  Nonklaas,  de  Hoofd- 
bestierder van  het  leger  van  Panda,  eergisteren  slaags  was 
geweest  met  drie  regimenten  van  Dingaan;  dat  zij  twee 
geheele  regimenten  van  Dingaan  tot  den  laatsten  man  had- 
den omgebragt,  en  dat  een  gedeelte  in  de  bosschen  is  gevlagt; 
dat  zij  zoo  veel  beesten  thans  voor  ons  in  bezit  hebben, 
als  z^  kwal^k  kunnen  hoeden.*' — Daar  evenwel  onze  vor- 
dering tegen  de  Zoola's  niet  meer  is  dan  40,000  beesten, 
besloot  de  Hoofd-Kommandant,  op  het  vertrouwen  door  den 
Volksraad  in  hom  als  een  eerlijk  kr^gsman  gesteld,  niet 
meer  dan  de  gezegde  40,000  beesten  te  nemen,  ofschoon 
wij  ook  tienmaal  dat  getal  in  ons  bezit  zouden  krijgen, 
daar  wij  maar  alleen  de  verliezen  der  beroofde  onder- 
danen willen  vergoed  hebben.  —  Verder  deelde  de  berigt- 
brenger  mede,rrdat  Dingaan  nog  slechts  twee  regimenten  had, 
z^nde  zijne  l^fgarde^  met  welke  hij  langs  de  Pongola-rivier, 
200  myien  ten  noorden  van  zijne  Hoofdstad,  was  ge- 
vlugt,  doch  dat  Nonklaas  hem  met  z^ne  armee  was  nage- 
volgd, om  hem  in  z^ne  vlugt  te  stuiten,  en,  indien  moge- 
Igk,  hem  te  vangen."  Er  werd  dus  besloten,  dat  w^'  over- 
morgen ons  leger  op  ee'ne  geschikte  plaats  vast  in  elkander 
zullen  trekken,  en  Dingaan,  onder  geleide  van  onzen  Hoofd- 
Kommandaut,  met  250  burgers  te  paard  achtervolgen,  om, 
indien  mogelijk^  aan  de  Zoola-natie  den  moed  en  de  magt 
te  benemen,  om  langer  den  aardbodem  met  onschuldig  bloed 
te  bevlekken.  Eene  onzer  patrouilles  keerde  intusschen  naar 


Digitized  by 


Google 


EN  N£DER2£TTINa    AAN    DS    VAALRIYIKR.  129 

het  kamp  terug,   en  berigtte  den  Hoofd-Kommandant,   dat 
wy  met  moeite  de  bergen  zouden  kunnen  doorkomen.    Wij 
begonnen  daarop  dadelijk  ons  leger  op  te  breken,  ten  einde 
onze  reis  te  vervolgen;  doch  fraren  daarmede  naauwel^ka 
bezig,  of  er  kwam  eene  patrouille,  met  berigt,  dat  oene  partij 
Kaffers  met  groote  troepen   beesten  ten  noorden  van  ons 
leger  voorb^  trok.     Dadel^k   daarop   liet   de  Hoofd-Kom- 
mandaot  het  leger  weder  vast  in  elkander  atooten^  en  zond 
Kommandant  Lombaard  met  200  mkn  naar  de  voorbij  trek- 
kende Kaffers  en  beesten,   doch   zoodra  de  Kommandant 
b§  hen  kwam,   wierpen  zg  hunne  wapenen  neder,  en  rie- 
pen uit:  rrdat  zij  volk  van  Joob  en  Mat to wan  waren,   en 
dat  zij  naar  ons  leger  zochten/'  Hun  werd  door  Komman- 
dant Lbmbaard  veel  lof  voor  hunne  getrouwheid  toegekend 
en  geboden  het  vee  naar  ons  leger  te  drijven.    Heden  avond 
kwam  ook  de  voorklomp  vee  bij  ons  leger,  zijnde  600,  en 
wg  verwachten  den  achterklomp  morgen,  z^nde  ten  minste 
2^600  beesten.    Hiermede  kunnen  w^  de  wereld  overtuigen 
dat  het  zeker  niet  onze  tirann^  is,  die  alle  heidensche  vol- 
ken toevlagt  tot  ons  doet  nemen.  —  Wij  laten  het  gevecht 
tusschen   ons   en  Dingaan,   met   het   kommando,  ten  volle 
aan  hen,  om  hunne  getrouwheid   aan  ons  op  de  proef  te 
steUen ;  doch  ik  verblijd  mij  te  kunnen  zeggen,  dat  niemand 
ons  trouwer  kan  behandelen,  dan  onze  nieuw  aangenomen 
bondgenooten.  —  Zij  declareren  allen,  van   stam  tot  stam 
te  zamen,  dat  z^  nimmer  zoo  veel  regtvaardigheid  en  vrijheid 
hebben  genoten,  als  zij  thans  genieten,  en  dat  zij  voortaan 
tot  alle   diensten,  waartoe  wij  hen  mogten  vereischen,  het 
zg  bij   dag  of  nacht,   op   een   oogenblikkelijk  bevel,  voor 
ons  zullen  gereed  z^n.    —   De   Hoofd-Kommandant  zond 
ook   dezen    dag  de    Heeren   Christiaan   Muller  en    Isaak 
Abraham  van  Niekerk  met  een'  Tolk  naar  het  leger  van 
Panda  ten  einde  te    vernemen,   of  er   eenige  juistheid   is 
in  de  rapporten,  die  wij  gedurig  van  Nonklaas  ontvangen. 
Er  is  geen  eer  of  lof  te  bedenken,  welke  ik  niet  verpligt 
ben  den  WelEd.    Heer  Pretorius ,  in  zijne  betrekking  als 
Hoofd-Komnfltndant,  voor  z^ne  manmoedigheid  en  onverbe- 
terl^ke  plannen,  toe  te  kennen.  Hij  houdt  zich  ook  stellig 

9 


Digitized  by 


Google 


130  VERLIES    VAN    NATAL 

aan  bet  21'^*  Art.  van  zijne  Instructie^  dat  is:  rrzorg  te  dra- 
gen, dat  er  geen  onschuldig  bloed  zal  worden  vergoten." — 
Onze  geëerde  Hoofd-Kommandant  houdt  zich  dikwijls,  in 
publieke  bijeenkomsten,  in  het  leger  bezig,  bg  zijne  Veld- 
Eommandanten  en  Yeldkometten  aan  te  dringen,  om  den 
jongelingen  onder  hun  gebied  in  te  boezemen,  dat  onze  over- 
winning over  onze  ontelbare  vijanden  niet  alleen  aan  onze 
dapperheid  kan  worden  toegeschreven,  maar  dat  wig  den 
Barmhartigen  God,  den  Vader  des  Heelals,  en  den  Regt- 
vaardigen  Regter  over  Koningen  en  Vorsten^  alleen  den  lof 
van  onze  overwinningen  moeten  toekennen;  terwgl  het  voor 
ons,  zonder  zgne  Goddelgke  hulp,  onmogelgk  zou  zijn, 
over  dit  magtig  volk,  in  overwinning  te  kunnen  triumferen. 

Zondag  den  2**''  bleven  wij  weder  met  ons  leger  alhier  stil 
liggen,  om  onze  gewone  Godsdienst  aan  den  Heere  toe  te 
wijden,  even  gelijk  wij  voorleden  Zondag  hebben  gedaan. 
Wij  hielden  daarbg  eene  dankzegging  aan  den  Opperheer, 
voor  de  voorspoedige  overwinning,  die  onze  bondgenooten 
over  het  grootste  deel  van  onze  vlugtende  vijanden  hebben 
behaald.  In  den  namiddag  kwam  een  klein  gedeelte  van 
het  volk  van  Joob  met  2,400  beesten  aan,  en  berigtte  ons, 
dat  wg  op  morgen,  door  hun  ander  volk  en  van  Mattowan, 
driemaal  dat  getal  zouden  ontvangen.  Intusschen  kwamen 
onze  afgezanten,  de  Heeren  Muller  en  van  Niekerk,  terug, 
en  berigtten  deti  Hoofd-Eommandant:  r^dat  er  alle  juist- 
heid in  de  rapporten  van  Nonklaas  bestaat;  dat  zij^  volgens 
alle  blgken,  twee  regimenten  van  Dingaan  hebben  vernield, 
maar  dat  er  ook  een  groot  gedeelte  van  het  volk  van  Panda 
is  gesneuveld  en  gewond;  dat  Nonklaas  de  armee  van  Din- 
gaan (zijnde  volgens  schatting  3  k  4,000  man  sterk)  op 
.morgen  naar  ons  leger  zou  drgven^  om  ons  in  de  gele- 
genheid te  stellen,  hen  weder  de  krachten  onzer  wapenen 
te  doen  gevoelen."  Het  komt  onzen  afgezanten  voor,  alsof 
het  volk  van  Panda  en  dat  van  Dingaan,  omtrent  even  sterk 
zgnde,  elkander  vreezen.  De  Hoofd-Kommandant  deed  220 
man  gereed  maken,  om  morgen  den  vgand'aan  te  vallen. 

Den  3"**°.  Dezen  morgen  trok  de  Hoofd-Kdthmandant  met 
220  man  uit,  om  den  vgand  te  ontmoeten;  en  toen  hg  om- 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDESZETTINQ    AAN    DE    YAALBIVIER.  131 

trent  een  uur  teu  noord-oosten  van  ons  leger  was,  kwam 
een  onzer  spionnen  ons  te  gemoet,  en  berigtte  den  Hoofd- 
Eommandant,  dat  de  y^anden  op  de  eerste  bank  van  den 
voor  ons  liggenden  berg  waren;  maar  dat  zij  onze  aankomst 
moesten  bemerkt  bebben^  en  gevolgelijk  vlugtende  waren. 
De  Hoofd-Kommandant  zond,  op  dit  berigt,  dadel^k  den 
Kommandant  Lombaard  met  25  ligte  mannen,  om  den  vij- 
and in  front  onverwgld  op  te  volgen,  terwijl  de  overigen 
ook  zonder  het  minste  verzuim  den  v^and  vervolgden.  Doch 
wg  troffen  het  juist  ongelukkig;  want  de  v^and  vlood  in 
eene  akelige  spelonk,  en  >  een  zwaar  mistig  weder  bedekte 
de  omliggende  bergen  en  kloven,  zoodat  wij  noch  den 
v^and  noch  eene  gelegenheid  konden  zien  om  hem  op  U 
kogelen.  Dit  hoorden  w^  hen  duidelijk  zeggen  rrhier  is  (mo- 
loenkoes)  witte  menschen,  laten  w^  uit  eikanderen  vlugten, 
zoo  veel  wij  kunnen,  om  ons  leven  te  redden.  Tegen  deze 
menschen  is  er  voor  ons  geen  kans  een  oogenblik  te  vech- 
ten," —  en  zij  sifüen  tUt  élkanderen;  z6odat,  toen  zij  Non- 
klaas  voorbij  vlugtten,  zij  ten  minste  in  60  differente  klom- 
pen waren,  en  zich  naar  verschillende  oorden  verspreidden.  — 
Wg  trokken  ten  10  ure  met  ons  kommando  deze  spelonk 
door,  en  keerden  tegen  den  avond  naar  ons  leger  terug 
met  voornemen  om  overmorgen  naar  de  Pongola  op  te 
trekken,  en  alles  aan  te  wenden,  wat  in  ons  vermogen  is, 
om  Dingaan  zelven  in  handen  te  krijgen,  en  daardoor  een 
einde  aan  den  oorlog  te  maken. 

Den  4^***.  Dezen  morgen,  werd  een  man  voor  den  Hoofd- 
Kommandant  en  Kr^gsraad  gebragt,  en  beschuldigd  van 
gisteren,  bij  afwezigheid  van  den  Hoofd-Kommandant,  en 
zonder  verlof  daartoe  drank  te  hebben  verkocht  en  daar- 
door verscheidene  metischen  in  het  leger  in  staat  van 
dronkenschap  te  hebben  gesteld.  Deze  misdaad  werd  door 
den  Hoofd-Kommandant  en  ELr^gsraad  voor  zeer  verfoe^el^ 
verklaard,  en  de  Kr^gsraad  besloot,  dat  de  vaten  van  gemel- 
dea  persoon  onverwgld  zouden  worden  verzegeld,  en  het  ver- 
koop^i  van  drank  stellig  belet.  Kommandant  Lombaard  werd 
gavolgel^k  geboden,  om  met  een'  Veldkornet  naar  den  wagen 
vaa  F.  M«  Lingenfelder  te  gaan,  en  alle  tappen  zgner  vaten 
toe  te  slaan,  en  op  dcA  bodem  af  te  zagen.  9* 


Digitized  by 


Google 


132  VERLIB8   VAN   NAT  AL 

De  Hoofd>Eommandant  deed  250  man  kommanderen» 
ten  einde  op  morgen  naar  de  Pongola  voort  te  trekken 
en  Dingaan  te  vervolgen.  Ook  heeft  de  Hoofd-Komman- 
dant  dezen  morgen  zijn  3^'  ofEciële  rapport  aan  den  Wel- 
£d.  Heer  J.  P.  Zietsman,  als  Landdrost  van  Fieter-Ma- 
ritzburg  afgezonden,  opdat  genoemde  Landdrost  hetzelve 
bij  de  eerste  vergadering,  aan  den  Hoog  Achtbaren  Volks- 
raad  kan   voorleggen. 

Den  5^*".  Wij  vertrokken  dezen  morgen  met  250  man, 
in  eene  noord-oostelijke  directie  van  ons  leger,  ten  einde 
te  zien>  of  onze  vganden  nog  moed  hadden  het  gebulder 
onzer  geweren  en  kanonnen  te  wederstaan.  Wg  trokken, 
gedurende  dezen  dag,  verscheidene  bergen,  spelonken  en 
kloven  door;  wij  doorwaadden  ook  ten  minsten  honderd 
loopende  waterstroomen;  doch  konden  niets  van  den  vgand 
ontdekken.  Wg  legerden  ons  kamp  vervolgens  ten  8  ure 
onder  eenen  berg,  hadden  onze  paarden  allen  opgezadeld, 
en  aan  elkander  in  een'  kring  gebonden ;  wij  zetteden  ook 
dubbelde  wachten  uit,  om  voor  aanvallen  van  den  vijand 
te  waken;  doch  omtrent  10  ure  in  den  nacht  begon  het 
zóó  hevig  te  regenen,  dat  wij  tot  op  onze  huiden  nat  waren. 

Den  6"*'°.  Met  het  opgaan  van  de  zon  vervolgden  wij  on- 
zen marsch  geheel  noordwaarts,  of  wij  misschien  daardoor  met 
de  bewegingen  van  den  vgand  konden  bekend  worden ;  doch 
niets  van  den  vijand  ontwarende^  keerden  wij  weder  van 
daar  oostwaarts  terug,  en  ontzadelden  omstreeks  9  ure  onze 
paarden,  om  hen  en  ons  zelven  weder  met  wat  voedsel  te 
versterken.  Nadat  wij  alhier  twee  uren  hadden  vertoefd,  en 
juist'  weder  aan  het  opzadelen  waren,  ontvingen  wij  van 
Nonklaas  berigt,  frdat  eene  partg  Zoola's  zich  in  eene  zeke- 
ren klipkop  hadden  verscholen."  Dadelgk  lieten  wij  ons  naar 
dien  klipkop  door  een  van  het  volk  van  Panda  geleiden,  om- 
singelden den  krans  oogenblikkelgk,  en  de  Hoofd-Kommandant 
liet  aan  de  in  din  krans  zgnde  vijanden  door  zijnen  tolk  «eg- 
gen: »dat  zij  allen  ongewapend  moesten  uitkomen,  en  dat 
hun  leven  daardoor  zou  gespaard  worden.''  Doch  zij 
gaven  ons  geen  antwoord  op  onze  herhaalde  voorstellen, 
zoodat  de  Hoofd-Kommandant  toen  den  Kommandant  Lom« 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDUSZfiTTING    AAN    DE   VAALRIVIER.  133 

baard   met  25   man   de  kransen   liet  inkruipen,   en  bevel 
gaf,  f  om  ieder  man,  dien  zij  voor  de  trompen  hunner  ge- 
weren in  die  grot  aantroffen,  te  dooden;  maar  dat  zij   de 
meiden  en  kinderen  moesten  sparen.'*  Inmiddels  stelde  de 
Hoofd-Kommandant   het  overige    van    zijne   magt  rondom 
den   krans,  om   de  er  uit  vlugtende  vijanden   op   te  van- 
gen;   terw^l    deze    dappere    25    mannen  den  krans  met 
bedaardheid  inkropen,  en  in  de  naauwe,  donkere  klipscheu- 
ren  drie  man  van  den  vijand  doodschoten.  Toen  nu  de  ove- 
rige   mannen,   vrouwen    en    kinderen,  uit   vrees  voor    het 
akelige  gekraak  der  schoten,  in  die  naauwe  grot  uitriepen : 
ftdat  ^ij  nu  allen  zouden  uitkomen,^'  hield  het  schieten  op ; 
en  er  kwamen  toen  twee  Zoola's,  en  een  door  de  Zoola's 
kr^gsgevangen   Knopneus-KafFer^   benevens   50  meiden  en 
kinderen,  te   voorschijn.    De   Hoofd-Eommandant  liet  alle 
noodige  vragen  aan  deze  drie  mannen   doen,  om  iets  van 
Dingaan  te  ontdekken;   doch  zij  wisten  van  hem  niets  te 
neggen.  Omtrent  een  half  uur  daarna  sprongen  deze  twee 
gevangene  Zoola's,   nadat   zij  alle  vriendelgkheid  van   ons 
hadden  ondervonden,  op  en  liepen  in  vollen  spoed  weder 
naar  den    krans.    De  Hoofd-Kommandant  gebood  dadelgk 
op   hen  te  vuren,  en  z^   werden  «als  ziften  uit  eikanderen 
geschoten.  Bij  gelegenheid  van  deze  inkruiping  was  Kom- 
mandant  Lombaard  en  ook  eenige  zijner  mannen  zeer  ge- 
vaarlek   in     de    grot   geplaatst;    een   Zoola   was   in  eene 
naauwe    rots-scheur    gekropen,    en    had    eene   groote   klip 
voor  zich,  van  waar  h^  herhaaldelijk  groote  klippen,  met 
zoo  veel  woede   naar  Kommandant  Lombaard,  de  Heeren 
Jae.  üys,  A.   Landman,   jonge  M^ritz,  Steijn,  en  anderen 
wierp,   dat,   indien   hij  een    hunner  had  getroffen,  het  ge- 
volg zeer    zeker    doodelijk    zott    zyn   geweest.    Nonklaas, 
die  met  z^n  kommando  onze  omsingeling  had  aanschouwd, 
kwam    naderhand   in   persoon    naar  ons  toe,  doch  kon  in 
geene    woorden    zijne    verwondering    over     de     welbera- 
denheid    onzer    manschappen    uitdrukken.   Hij  zeide:  rrdat 
hi|  nimmer  eenige   kans   zou  gezien  hebben,  om  hen  met 
zgn   volk    uit  dezen  krans  te  krijgen.''  —  Hij  sloeg  toen 
den  Hoofd-Kommandant «mp  den  schouder;  en  zeide:  rrgij 


Digitized  by 


Google 


134  VERLIES    VAN   NATAL 

zijt  toch  waarlijk  menschen,  die  voor  niets  vreezen."  — 
Na  dit  alles  trokken  w^  ten  één  uur  verder  voort,  doch, 
ten  gevolge  van  den  aanhoudenden  regen,  waren  wij  ver- 
pligt,  zoo  vroeg  als  ten  3  ure,  ons  nabg  eene  verlatene 
Zoola-kraal  te  legeren,  alwaar  wij  vele  matjes,  door  de 
ge  vlagt  e  Zoola's  van  gras  gemaakt,  tot  onze  dienst  von- 
den; w^ij  maakten  daarvan  voor  ons  schermen,  om  voor 
den  regen  min  of  meer  te  kunnen  schuilen. 

Den  7*'°.  Door  den  aanhoudenden  regen,  dien  wij  sedert 
gisteren  middag  hadden,  waren  wij  verpjigt,  dien  dag  al- 
hier stil  te  blijven  liggen.  Wij  vonden  hier  een'  overvloed 
van  milies  (maïs);  en  hielden  ons  voor  tijdkorting  meesten- 
deels onder  onze  schennen  bezig  met  milies  te  braden.  In 
den  middag  kwamen  er  twee  Zoola's,  gezamenlgk  met  Non- 
klaas,  naar  den  Hoofd-Kommandant,  en  zeiden:  rrdat  z^ 
in  naam  van  Euana  en  Mapita  naar  den  Hoofd-Eomman- 
dant  waren  gekomen^  om  hem  en  alle  *witte  menschen  om 
genade  en  verlossing  te  smeéken.  Dat  deze  twee  Kapiteins 
(z^nde  nog  de  twee  voornaa9iste,  die  Dingaan  bij  zich  had) 
Dingaan  reeds  lang  hadden  willen  verlaten,  om  van  zgne 
tirannij  verlost  te  worden,  doch  dat  Dingaan  hen  altoos 
alle  gelegenheid  had  ontnomen  van  te  kunnen  ontvlugten^ 
behalve  toen  het  gevecht  tnsschen  het  volk  van  Panda 
en  Dingaan,  welk  laatste  z^  kommandeerden,  plaats  vond ; 
dat  zij  de  voorregten  en  het  geluk  inzagen,  welke  Panda 
en  z^n  volk  onder  de  witte  menschen  genoten^  en  met 
al  hun  volk,  bestaande  genoegzaam  uit  de  geheele  v^an- 
del^ke  magt,  naar  de  witte  menschen  verlangden  te  komen, 
indien  zij  genade  bg  on»  mogten  vinden."  —  De  Hoofd- 
Eommandant  sprak  met  volle  bedaardheid  de  boodschap- 
pende Zoola's  aldus  aan :  >rlk  ben  gelast  en  ben  uit  eigen 
gevoelen  daartoe  ook  ten  volle  genegen^  om  alle  mensch- 
lievendheid  aan  ieder  schepsel  te  bewijzen.  Zegt  aan  uwe 
Kapiteins,  dat  zij  morgen  naar  mijn  kamp  moeten  komen  ; 
dat  ik  do  vijandige  Zoola's,  onderdanen  van  Dingaan,  we- 
derom in  vriendschap,  als  onderdanen  van  onze  Maatschap- 
p^,  of  onder  het  bondgenootschap  van  Panda,  zal  aanne- 
men;   dat   gijHeden   het   u   tot  gAik  kunt  rekenen,  dat  ik 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDERZETTINQ    AAN    DE    VAALRIVIER.  135 

met  m^Q  kommando,  vier  dagen  geleden,  door  het  zware 
mistige  weer  was  verhinderd,  want  dat  mijn  voornemen  was, 
op  olieden  met  alle  krachten  uit  te  bulderen;  terw^l  er, 
indien  wij  schoon  weer  hadden  gehad,  geen  derde  van  ulie- 
den het  geweld  onzer  wapenen  zou  ontkomen  zijn.*'  Op 
deze  uitdrukkingen  schenen  de  Zoola  s  de  ware  doodskleur 
op  hunne  lippen  te  hebben.  rrMaar,''  vervolgde  de  Hoofd- 
Kommandant,  nzoo  verwoed  als  ik  eerst  op  ulieden  was, 
zoo  vriendel^k  zal  ik  ulieden  weder  als  onderdanen  be- 
handelen. Vraagt  aan  Nonklaas,  hoe  onze  behandeling 
jegens  hem  is?'  —  rfOch,"  antwoordde  Nonklaas,  lagchende: 
rrik  behoef  dit  niet  eens  te  expliceren;  hier  kan  ik,  als 
een  aangenomen  kind,  in  vrijmoedigheid  met  dezen  groeten 
Heer  discoureren,  daar  ik  voormaals,  als  een  uitgeschopte 
hond,  voor  al  mijne  trouwe  diensten,  bij  m^nen  voormali> 
gen  Koning  heb  moeten  kruipen.  Komt  hier  met  uwe  Ka- 
piteinen  en  volk,  en  g^  zult  vrijheid  als  een'  vogel  heb- 
ben." —  De  Hgofd  Kommandant  waarschuwde  hen  daarop 
stellig,  aan  hunne  Kapiteinen  te  boodschappen,  rrdat  er  nu 
voor  hen  een  geluk  open  stond;  dat  zij,  voor  morgen  te 
12  uren,  bij  hem  moesten  zijn ;  dat  hij  tot  dien  t^d  stilstand 
van  wapenen  zou  houden;  maar  dat  hg,  indien  zij  nog 
afvrezig  bleven,  alle  Zoola's  als  bloedige  vijanden  zou  doen 
ombrengen."  Hierop  verlieten  zij  ons  kamp  in  den  meesten 
spoed,  om  hunne  Kapiteinen,  met  al  hetgeen  z^  gehoord 
hadden  bekend  te  maken. 

Den  8'**" .  Wij  trokken  dezen  morgen  verder  voort,  naar 
de  Pongola,  en  arriveerden  ten  9  ure  op  den  rand  of  de  per- 
pendiculaire rots  van  gemelde  rivier,  en  konden  van  hier 
de  geheele  rivier  met  een  verrekijker  zien ;  deze  is  in 
grootte  omtrent  met  de  Toegala  gelijk,  doch  met  zware 
doornen  begroeid.  Het  land  van  hier  tot  aan  de  Pongola 
is  zóó  ongelegen  en  hobbelig,  dat  wij  geen  kans  zagen, 
onze  wagens  tot  d^r  te  vervoeren;  doch  aan  de  overz^- 
de  van  de  rivier  is  het  land  geheel  vlak,  ten  minste  12 
mglen  ver.  Tot  nog  toe  konden  wij  van  Dingaan  niets 
vernemen,  dan  alleen  dat  hij  voor  vijf  dagen  de  Pongola, 
die  toen  ledig  was,    met   eenige  zijner    vrouwen    en   vee- 


Digitized  by 


Google 


136  VSRLIES    VAN    MATAL 

wachters  door  gevlugt  was,  geheel  over  zgne  litnieteD.  Geen 
kommando  kunnen  w^  van  hem  vernemen;  niets  anders 
dan  honderde  klompen  Zoolaas,  die  van  hem  waren  gevlugt 
en  ons  om  vrede  vroegen,  welke  wij  hun,  zonder  eeni'ge 
verdere  vervolging  gaven.  Volgens  de  dagel^ks  inkomende 
rapporten,  heeft  Dingaan  niet  meer  dan  circa  100  man, 
die  hij  tot  ien  kr^g  ^  kan  gebruiken,  Al  z^n  volk  is  thans 
met  de  bitterste  gevoelens  jegens  hem  bezield,  Z^  zon- 
den hem,  voor  zyne  vorige  tirannij,  met  hunne  tanden  kun- 
nen verscheuren.  Wij  kunnen  volstrekt  niet  ontdekken 
waar  Dingaan  zelf  is,  omdat  sedert  het  gevecht  tusschen 
hem  en  Panda,  niemand  hem    weder  heeft   gezien. 

De  Hoofd-Kommandant  was  ten  volle  opgewekt,  om 
Dingaan  nog  acht  dagen  over  de  Pongola  te  vervolgen; 
doch  daar  er  reeds  10  paarden  van  ons  door  de  paarden- 
ziekte  binnen  2  dagen  waren  gestorven,  en  wij,  door  de 
laagheid  en  zoetheid  van  het  veld  aan  de  overzijde  der 
Pongola,  redenen  hadden  te  veronderstellen,  dat  wg  ten 
minste  10  paarden  dagelijks  zouden  verliezen,  besloot  de 
Hoofd-Kommandant,  met  toestemming  van  zijnen  Raad,  naar 
het  leger  terug  te  keeren,  en  liet  Nonklaas  in  de  gele- 
genheid wanneer  h^  iets  van  Dingaan  na  ons  vertrek 
vernam,  ons  dadelijk  te  doen  verwittigen,  als  wanneer  de 
Hoofd-Kommandant,  met  190  man  te  paard  en  de  noo- 
dige  wagens,  terstond  derwaarts  zou  snellen.  —  Wij  kunnen 
nu  stellig  rekenen  dat  het  Koningrijk  van  Dingaan  geheel  ver- 
stoord is.  Hy  is  niet  alleen  uit  zijne  stad  gevlugt,  maar 
over  zijne  grenzen,  in  het  land  van  andere  natiën,  die  hem 
als  een  ouden  verrottenden  vijand,  gel^k  de  kat  de  aankomst 
van  eeue  muis,  met  blijdschap  inwachten  —  Wy  begonnen  dus 
ten  12  ure  onzen  terugmarsch,  met  ons  nemende  een  getal 
van  10,000  beesten,  en,  na  een  vermoeij  enden  togt,  legerden 
w^  ons  aan  eene  sterke  rivier,  in  verwachting  om  morgen, 
aan  de  Zwarte-Omfiloos,  b^  ons  leger  te  komen. 

Zondag  den  9**".  Sedert  den  ö**""  hadden  wij  alle  dagen  en 
nachten  regen;  en  daar  w^  al  dien  tgd  met  natte  kleederen 
gingen,  waren  eenigen  'van  ons  zeer  onwel.  Wg  vervolgden 
evenwel  onze   reis,  en  kwamen  dezen  avond  met  afgematte 


Digitized  by 


Google 


EN    NEDëSZETTIMG   AAN   DB    VAALRIVIER.  137 

ligchamen,  aaii  de  Zwarte-Omfiloos,  in  ons  groote  leger. 
Wg  waren  dezen  dag  (den  Sabbatdag)  in  het  woeste  veld, 
zonder  tent  of  wagen;  dus  konden  w^  den  Almagtige, 
niet  zoo  als  gewoonlijk,  in  het  openbaar,  met  dankzeggingen 
verheerl^ken.  Het  was  echter  aan  het  pligtbesef  van  ieder 
persoon  overgelaten,  om  zgnen  Schepper  voor  genotene 
weldaden  te  danken,  en  Hem  tevens  voor  de  gunstige 
overwinning,  en  het  vooruitzigt  van  voortdurende  rust, 
vrede  en  nationale  welvaart^  onophoudelijk  in  hunne  har- 
ten te  verheerlijken.  De  huiselijke  Godsdienst  werd  in 
ons  leger,  door  velen,  in  verscheidene  tenten,  's  avonds 
stiptelijk  onderhouden. 

Den  10^**.  Dezen  morgen  liet  de  Hoofd -Kommandant, 
Panda  met  zijne  Eapiteinen  bij  zich  komen^  en  zeide  hem: 
rrdat  hij  gedurende  zijne  laatste  afwezigheid^  zijnde  5  dagen, 
gelegenheid  had  gehad^  de  getrouwheid  van  hem,  van 
Nonklaas  en  van  al  z^n  volk,  te  kunnen  beproeven^  en 
dat  hij  met  genoegen  zeggen  kon,  dat  Nonklaas  zich  met  al 
z^n  volk  als  dapper  krijgsman  had  gedragen;  dat  hij 
Nonklaas  had  gezegd^  en  nu  weder  herhaalde,  dat  onze  over- 
winning over  de  magtige  Zoola-natie  alleen  door  de  Voor- 
zienigheid alzoo  is  bewerkstelligd,  dat  w^^  ten  volle  in 
onze  vorderingen  tegen  Dingaan  geregtigd,  werktuigen  in 
Gods  band  waren,  om  de  onbeschrijfelijke  gruweldaden  en 
moorden  van  Dingaan  te  doen  ophouden,  en  tevens  om 
hem  en  zijn  volk  van  de  tirann^  van  Dingaan  te  verlos- 
sen."—  rr Volgens  al  hetgeen  ik,"  zeide  de  Hoofd-Kom> 
mandant  verder,  *'  van  de  Heidensche  volkeren  kan  vernemen, 
bl^t  het  mij  zeer  duidelijk^  dat  gij  tot  het  Koningr^k  der 
Zoola's  geregtigd  z^t.  Dingaan  is  bij  andere  volkeren  ge- 
vlagt,  en,  zoo  hij  immer  in  onze  handen  mogt  komen, 
zullen  wij  hem,  voor  zijne  snoode  misdaden  aan  ons 
gepleegd,  met  den  dood  straffen.  Ik  heb  nu  verder  goed 
gedacht,  U,  in  naam  van  den  Volksraad  onzer  Zuid-Afri- 
kaansche  Maatschappij,  als  Koning  of  als  Opperhoofd  der 
Zoola's  aan  te  stellen,  zoo  wel  over  het  volk  thans  onder 
uw  gebied,  als  over  alle  vlug^ende  of  overblijvende  Zoola's, 
die  van  Dingaan  onder  uwe  protectie  vlugten  zullen,  en 


Digitized  by 


Google 


138  VERLIES  vAn  natal 

mede  die  wi)  in  staat  zullen  zijn,  onder  uwe  regering  te 
stellen.  Ik  ben  ook  gelast,  u  als  onzen  grooten  bondgenoot 
aan  te  nemen,  en  uwe  vyanden  als  onze  v^anden  te  be- 
handelen. Gij  zult  niemand^  zonder  onze  voorkennis,  in  oor- 
log mogen  aanvallen,  en  wij  zullen  U,  b^  alle  gelegenheden, 
uwe  vganden  helpen  nedervellen.  Ik  moet  migne  grootste 
tevredenheid  nogmaab  voor  de  trouw  en  de  dapperheid  van 
uw  volk  herhalen." 

Panda,  die  van  z^n  hoofd  tot  zijne  voeten  met  glorier^ke 
bl^dschap  vervuld  was,  kon  zich  geen  oogenblik  langer 
bedwingen,  de  opregte  gevoelens  van  zijn  hart  aldus  uit 
te  boezemen: 

wM^n  groote  Heer,  ik  dank  u  regt  hartelijk,  voor  deze 
rruwe  openhartige  uitdrukkingen  van  opregtheid  jegens  m^ 
rien  mijn  volk.  Ik  dank  u,  dat  ik  thans  van  de  gedachte 
ritirannij,  waaronder  ik  eene  reeks  van  jaren,  als  een  ver- 
rrstooteling  heb  geleefd^  door  u  ben  verlost.  Ik  kan  n  en 
Mde  geheele  regering  van  de  witte  menschen,  bij  alles  dat 
*rer  bestaat^  m^ne  voortdurende  trouw  plegtiglgk  toezwee- 
rrren.  Wanneer  eenige  natie  of  volk  ooit  iets  ten  nadeele 
rrvan  ulieden  wil  doen,  behoeft  gij  mij  slechts  daarmede  be- 
ekend te  maken,  en  g^  kunt  rekenen  dat  ik  dadel^k  m^ne 
„geheele  magt  ter  uwer  hulp  zal  doen  snellen,  en  m^n^aat- 
risten  man  voor  U  in  den  krijg  opofferen ;  want  ik  was  dood, 
rren  g^  hebt  m^  weder  levend  gemaakt;  ik  was  verworpen, 
rren  gyiieden  hebt  mij  weder  opgeraapt ;  zoo  heb  ik  mijn 
rfgelnk  en  mijne  welvaart  aan  ulieden  te  danken."  — 
De  expressiën  van  dezen  nieuwen  Zoola-Eoning  waren  in- 
derdaad te  omslagtig  om  alles  te  omschreven,  doch  z^ne  rede 
was  buiten  verwachting  verstandig,  meer  dan  ik  ooit  van  een' 
Heiden  had  verwacht.  —  Panda  was,  onder  z^n  geheele  ge- 
sprek, regt  gevoelig.  Wanneer  de  vijandige  Zoola's  eerst  on- 
der zijn  gebied  zyn  (hetgeen  w^  binnen  kort  verwachten), 
kunnen  wij  de  magt  van  dezen  onzen  bondgenoot  ten  minste 
op  10,000  strijdbare  mannen  bepalen.   Wy    zouden   eenen 
sterken  v^and  kunnen  wederstaan,  die  ons    in   het  vervolg 
mogte  molesteren.   De  Zoola's  z^n,  in  vereeniging  met  ons, 
in  den  krijg  veel  moediger  dan  zij   ooit  te  voren  waren. 


Digitized  by 


Google 


EN     NEDERZETTING    AAN    Dfi    VAALBIVlËR.  139 

omdat  z^  ons  als  een  dapper  en  weerbaar  volk  beschouwen. 

Den  11*^*°.  In  den  namiddag  kwamen  twee  Zoolaas  van 
Nonklaas,  die  den  Hoofd*Eommandant  deed  weten:  rrdat  hy 
niets  van  Dingaan  kon  yememen,  en  dat  het  hem  bleek» 
dat  Ewana  en  Mapita  de  menschlieYende  belofte,  welke  de 
Hoofd-Kommandant  aan  hen  gezonden  had,  in  twgfel  trok- 
ken, en  nog  bevreesd  waren  naar  zijn  of  ons  leger  uit  te 
komen;  dat  hij  geene  beesten  meer  kon  vinden,  en  dat  h^, 
ten  gevolge  daarvan,  verlangde  dat  de  Hoofd-Kommandant 
hem  verlof  wilde  geven,  met  zgn  kommando  terug  te  koe- 
ren." De  Hoofd-kommandant  liet  hem  weten:  rrdat  hij  maar 
met  zgn  volk  naar  ons  leger  kon  komen;  en  dat  w^,  door- 
dien w^  niets  meer  van  den  vijand  konden  vernemen,  en 
onze  paarden  zonder  ophouden  dagelijks  vrekten,  naarPieter- 
Maritzburg,  onze  Hoofdstad,  zouden  terugkeeren,  en  hem 
ook  van  verdere  diensten  ontslaan." 

Den  12^*°.  Dezen  namiddag  kwam  de  voorklomp  beesten 
san,  welke  Nonklaas  ons  zond,  die  hij  van  den  v^and  voor 
ons  heeft  genomen. 

fiene  droevige  gebeurtenis  vond  dezen  middag  plaats. — 
Het  gebeurde,  terw^l  zekere  Botha,  zich  in  de  Zwarte-Om- 
filoos  baadde,  dat  een  jongeling,  met  name  Gideon  van  der 
Seh^f,  daar  ook  kwam,  doch  half  dronken  zijnde.  Van 
der  Sch^f  drukte  spelende  het  hoofd  van  Botha  onder 
water,  hetgeen  Botha  insgel^ks  weder  aan  van  der  Schijf 
deed.  Hierop  werd  deze  laatste  hevig  oploopend,  vloekte 
Botha  zeer  gruwelgk,  en  bragt  Botha  eenige  vuistslagen 
toe.  Deze  verduurde  dit  alles  zoo  geduldig,  omdat  van  der 
Sch^  niet  regt  nugter  was  en  verliet  hem.  Doch  van  der 
Sch^f  had  z^ne  grimmigheid  naar  zijn  genoegen  nog  niet 
gekoeld,  en  zwoer  dat  hg  Botha  zou  doodschieten.  Hij 
kwam  naar  het  leger,  nam  z^  geweer,  ging  weder  naar 
de  rivier  en  schoot  een'  kleinen  Hottentot,  die  omtrent  op 
dezelfde  plaats  lag,  alwaar  hij  Botha  de  laatste  maal  had 
gezien.  Deze  Hottentot  was  twee  uren  daarna  dood.  Van 
der  Sch^f  werd  dadelijk  gepakt^  en  naar  den  Hoofd  *Kom- 
mandant  gebn^,  die  den  Krijgsraad  bij  elkander  liet  ko- 
men; doch,  daar  al  de  getuigen  niet  present  waren,  werd  bij 


Digitized  by 


Google 


140  VERLIES   VAN   NATAL 

aan  de  zorg  van  den  Veldkornet  Bester  overgegeven,  die 
hem  tot  den  volgenden  morgen  in  verzekering  moest  houden. 
Den  13*".  Dezen  morgen  werd  van  der  Sch^f  weder 
voor  den  Kr^gsraad  gebragt,  en,  na  een  geduldig  onder- 
zoek, werd  hij  door  den  Raad  aan  moord  schaldig  ver- 
klaard; doch  'daar  de  Krijgsraad  geene  magt  had,  eenige 
vonnissen  over  criminele  misdaden  te  vellen,  besloot  de 
Raad,  dat  van  der  Schijf  dadelijk  zou  worden  geboeid, 
en  met  eene  behoorl^ke  wacht,  gezamenl^k  met  het  leger, 
naar  Pieter-Maritzburg  getransporteerd  zou  worden,  om 
aldaar  aan  de  civiele  autoriteiten  te  worden  overgegeven.  — 
Ook  werd  de  Heer  Lingenfelder  weder  voor  den  Krijgs- 
raad gebragt;  'en  gereprimandeerd,  wegens  verregaand  en 
onwettig  verkoopen  van  drank,  waardoor  hy  verscheidene 
menschen  in  staat  van  dronkenschap  heeft  gebragt  De 
Raad  besloot^  ten  gevolge  van  de  ongehoorzaamheid  van 
Lingenfelder,  en  om  de  onheilen,  die  door  zijn  drank  ver- 
koopen ontstaan,  voor  te  komen,  dat  er  voor  zijne  reke- 
ning een  wagen  zou  worden  gehuurd,  en  zijne  overige 
dranken,  behoorlijk  verzegeld,  naar  Pieter-Maritzburg  zou- 
den worden  gebragt.  LingenfeMer  scheen  hierover  zeer 
ontevreden  te  zijn,  en  verlangde  met  het  onmatig  verkoo- 
pen van  drank  in  het  kr^gsleger  voort  te  gaan.  Evenwel 
durfde  hij  hier  niet  veel  spreken,  doch,  volgens  zijne  ge- 
heime uitdrukkingen,  sch^nt  het  mij,  dat  h^'  van  voorne- 
men is,  om  onze  geheele  Maatschappg,  in  de  Kolonie  de 
Kaap  de  Goede  Hoop,  hoe  onschuldig  ook,  schandel^k  te . 
blameren.  Ik  ben  in  geenen  deele  part^dig  voor  denWel-Ed* 
Heer  Pretorius,  maar  dit  kan  ik  met  waarheid  zeggen,  dat 
geen  kommanderende  Officier  zoo  veel  consideratie  in  deze 
onophoudel^ke  overtreding  kon  hebben  gebruikt,  als  de 
onze.  Ik  geloof  dat  de  Heer  Lingenfelder,  bg  zijne  tenig> 
komst,  in  eene  zware  boete  door  den  Landdrost  zal  wor. 
den  gecondemneerd,  wegens  het  verkoopen  van  zoo  veel 
drank  zonder  verlof  in  het  leger.  De  Heer  Lingenfelder 
zal  z^n  uiterste  best  doen,  volgens  zgne  gezegden,  om  dè 
zedelijkheid  van  onze  Maatschappij  te  onteeyen,  omdat  onze 
wetten   hem   alhier  geene   ongeregeldheid    willen   toelaten, 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDERZETTING   AAN   DE    VAALRIVIER.  141 

ZOO  als  hij  miBSchien  in  tegendeel  heeft  verwacht.  Doch 
wij  kannen  met  ronde  woorden  zeggen,  indien  de  Heer 
Lingenfelder  alhier  niet  meer  nut  kan  doen,  dan  hij  tot 
hiertoe  heeft  gedaan,  knnnen  w^  hem,  zonder  de  minste 
bekreuning^  uit  onze  Maatschappij  heel  wel  missen.  —  Wij 
vertrokken  van  hier,  van  de  Zwarte* Omfiloos,  en,  na  een' 
mar^ch  van  6  m^len,  kampeerden  wij  onder  een'  hoogen  berg. 
Den  14*".  Ten  gevolge  van  de  generale  overwinning,  die 
wij  over  de  Zoola's  hebben  behaald;  en  daar  wij  eene 
extra-vordering  tegen  den  voormalige  Zoola-Koning  Dingaan 
en  z^ne  natie  hebben  voor  paarden-  en  wagenhaur,  bene- 
vens andere  onkosten  tot  den  krijgt  van  eenmaal  honderd 
twee  en  twintig  duizend  zeshonderd  Rijksdaalders;  (Rx. 
122,600) ;  en  vermits  w^  noch  Dingaan,  noch  iets  van  hem 
kmmen  vernemen,  noch  iemand,  tot  wien  wij  ons  om  de 
betaling  van  die  enorne  onkosten  kunnen  refereren,  —  zoo 
liet  de  Kommandant  dezen  morgen  onze  nationale  vlag  h^- 
schen,  en  de  ondervolgende  Proclamatie,  door  den  Kr^gs- 
SecietariB,  aan  het  bgeen  vergaderde  leger  voorlezen: 

PROCLAMATIE 

Ik,  Andries  Wilhelmus  Jacobus  Pretorius,  Hoofd- 
Kommandant  en  Kommandeur-Generaal  der  geheele 
Burger^  van  den  Hoog-Achtbaren  Yolksraad  der  Zuid- 
Af  rikaansche  Maatschappy  van  Port-Natal,  en  Opper- 
bevelhebber van  het  krijgsleger,  door  gem.  Yolks- 
raad   aan  m^  toevertrouwd,    enz.  enz.  enz. 

Doordien  de  Yolksraad  der  Zuid-Airikaansche  Maat- 
schappij verpligt  was,  wegens  den  ongetergden  oor- 
log, dien  de  Zoola-Koning  Dingaan  of  de  Zoola  natie 
tegen  de  Zuid-Afrikaansche  Maatschappij  heeft  begon- 
nen, zonder  dien  vooraf  aan  gem.  Maatschappij  te  de- 
clareren —  tot  eene  onkoste  van  eenmaal  honderd 
twee  en  twintig  duizend  zes  honderd  Rijksdaalders, 
voor  paarden-  en  wagenhuur,  benevens  andere  onkos- 
ten tot  den  kr^g  voor  deze  en  de  twee  vorige  kom- 
mando's  over  te  gaan;  en  daar  de  Zoola-Koning,  vol* 


Digitized  by 


Google 


142  VERLIES   VAN   NATAL 

geas  alle  blaken  en  berigten^  de  Pongola-riyier  (z^ae 
limietscheiding)  is  overgetrokken,  en  zijn  overgeble- 
yen  volk  zich  in  vele  klompen  verschuilt,  zoodat  er 
niemand  is^  tot  wien  ik  mi)  voor  de  betaling  van 
deze  en  vorige  onkosten  kan  refereren;  —  zoo  zg 
het  bij  deze  kennelgk  dat  ik,  tot  vergoeding  van 
deze  gezegde  eenmaal  honderd  twee  en  twintig  dui- 
zend zes  honderd  Rijksdaalders,  bij  deze  proclameer 
en  vaststel  dat  ik,  in  naam  van  gemelden  Yolksraad  der 
Zuid-Afrikaansche  Maatschappij,  al  het  land  van 
Toegala  tot  aan  de  Omfiloos-Omjama  of  de  Zwart- 
rivier  inneem ;  dat  onze  limietscheiding  voortaan  zal 
zijn  van  de  zee  langs  de  Zwart-rivier,  waar  deze 
door  de  Dubbele-bergen  loopt,  naby  haren  oorsprong 
en  dan  vervolgens  langs  den  Randberg,  in  een  ge- 
lijke rigting  naar  den  Drakenberg,  de  St.  Lucias-baai 
ingerekend,  benevens  alle  zeekusten  en  havens,  die 
reeds  uitgevonden  en  nog  hierna  uitgevonden  zuUen 
worden,  tusschen  de  Omsimvobo  en  Zwart- riviersmon- 
den.  Deze  landen  en  zeekusten  zullen  echter  als  een 
afzonderlek  eigendom  van  de  Maatschapp^  worden 
beschouwd,  van  die,  welke  nu  wglen  de  Wel-Ed. 
Heer  Retief  voor  onze  Maatschappij  van  de  Zoola- 
natie  heeft  verkregen. 

Ood  beware  den  Voïkaraadl 
Gkgeven  onder  mijne  handteekening,  in  mgn  Kamp, 
aan  de  Omfiloos-Omjama,  of  de  Zwart-rivier,  op  he- 
den den  14^''  dag  van   Februarij,  in  het  jaar  onzes 
Heeren  ëén  duizend  acht  honderd  en  veertig. 
(Gret).  A.  W.  J.  Pretorius,  Hoofd-Komm* 

H.  J.  Lombaardj 

Jac.  Potgieter     (_  _     ^ 

.     ,    ^  7  /Kommandanten. 

And.  Spies         i 

Martii.  Schepers' 

Hierop  werd   er  een  saluut   van  21  kanonschoten  voor 

den  Yolksraad  afgevuurd,  en   door  het  gansohe  leger  een 

generale    uitroep    van     wa   luid    hoerah  uitgeschreeuwd, 

terw^l   al  de  manschappen  eenparigl^k   uitriepen,  als  met 


Digitized  by 


Google 


EN   NED£RZBTTINQ    AAN    DE    VAALRIVIER.  143 

eene  stem:  rrOedankt  zij  de  groote  God!  die  ons  door 
zpe  genade  tot  dezen  staat  van  overwinning  heeft  gebragt" 
Dezen  dag  kan  ik  niet  anders  dan  als  een'  glorierijken 
dag  beschreven.  Panda  was  ook  bij  deze  afvuring,  doch 
kon  het  geweldig  gebulder  onzer  kanonnen  niet  verduren. 
H^  zeide  tot  den  Hoofd-Eommandant,  dat  hij  de  gewel- 
digheid onzer  kanonnen  uitermate  vreesde,  en  dat  h^  zijnen 
teroggang  tot  het  leger  moest  verexcuseren.  Hij  liep  daar- 
op in  volle  benaauwheid  met  zijne  kapiteinen  naar  z^n 
leger,  en  bokte  voor  ieder  kanonschot,  uit  vrees,  ter  aarde 
neder.  Na  den  afloop  van  dit  alles,  spanden  wjy  onze  wa- 
gens weder  in  en  vervolgden  onzen  marsch  tot  aan  de  Witte- 
Om^loos,  brengende  met  ons  een  getal  van  31,000  beesten* 

Zondag  den  16^*''.  Wy  hielden  onze  gewone  Godsdienst 
weder  als  altoos,  doch  onder  onvermijdelijke  omstandig- 
heden waren  wij  verpligt,  dezen  namiddag  onzen  marsch 
te  vervolgen,  en  kwamen  ten  6  ure  aan  de  Tamboes-ri- 
vier.  Joob  en  Mattowan  kwamen  ook  dezen  zondag  in  ons 
leger^  en  omtrent  8  ure  kwam  Nonklaas  ook   aan. 

Ëen  generale  Er^gsraad  werd  heden  wederom  belegd,  en 
voormelde  drie  officieren  van  onze  differente  bondgenoo* 
ten  werden  voor  ons  gebragt,  ten  einde  verantwoor- 
ding van  al  hunne  verrigtingen  te  doen,  in  tegenwoor- 
digheid van  Panda.  Nonklaas  heeft  zich,  overeenkom- 
stig zijne  vorige  prijzenswaardige  daden,  als  een  .  dapper 
en  eerlek  krijgsman  van  zijne  verantwoording  gekwe- 
ten; hy  zeide:  rrdat  hij  sedert  ons  vertrek  van  de  Pon- 
gola  had  vernomen,  dat  Dingaan  ten  noord-oosten  de  Pon- 
gola  waa  door  gevlugt ; .  dat  h^  toen  met  zijn  volk  Dingaan 
20  nqlen  over  de  Pongola-rivier  had  nagevolgd^  alwaar 
h^  de  moeder  van  Dingaan,  doordien  z^  niet  verder  kon 
loepen,  opving  en  van  haar  vernam^  dat  Dingaan  met 
een  klein  klompje  volks  en  een  troep  beesten  eene  groote 
distantie  voor  haar  uit  was:  dat  hij  zijne  spionnen  nog 
verder  vooruit  had  gezonden,  ten  einde  Dingaan  te  ont- 
dekken, doch  dat  hij  niets  verder  van  hem  kon  verne- 
men: dat  hg  dus  verpligt  was  met  zijne  armoe  terug  te 
komen,   uit  vreeb  dat  de  pest,    die    meestendeels   in   dat 


Digitized  by 


Google 


144  VERLIES    VAN   NATAL 

gedeelte  van  het  land  woedde,  hem  en  z^n  volk  zon 
aantasten;  en  dat  hij  de  moeder  van  Dingaan  als  krijgs- 
gevangene met  zich   mede   had  gebragt/' 

Maar  wat  moet  ik  van  Joob  en  Mattowan  melden? 
Niets  dan  nadeel  van  beiden.  Het  werd  niet  alleen  door 
de  Matateezen  en  onze  eigene  officieren  van  verscheidene 
patrouilles  bewezen,  dat  z^  eenige  duizende  beesten,  die 
zij  voor  ons  van  den  v^and  hadden  genomen,  in  spelon- 
ken verstoken  en  naar  hanne  onderscheidene  kralen  hei- 
meiyk  hadden  doen  wegvoeren ;  maar  dat  z^  zelfs  eenige 
van  de  Matateezen  hadden  doen  vermoorden,  en  sommigen 
hunner  de  lippen  hadden  doen  afsnijden  en  zoo  laten  loe- 
pen. De  Hoofd-Eommandant  was  over  deze  verfoeijel^ke 
misdaden  uitermate  on  vergenoegd.  H^  zeide:  fr  dat  hij  niet 
wist,  welke  straf  hun  voor  die  moedwillige  misdaden  op 
te  leggen;  maar  dat  hij  hen  beide  geboeid  naar  Pieter- 
Maritzburg  zou  doen  vervoeren,  om  hen  aan  de  hooge 
autoriteit  over  te  geven,"  Joob  zeer  bevreesd  voor  zgn 
aanstaande  straf  z^nde^  zond  dadel^k  naar  z^nen  vader,  ten 
einde  al  het  vee,  door  *  hem  naar  z^ne  kraal  of  verblgf 
gezonden,  onverwijls  naar  den  Hoofd-Eommandant  te  doen 
terugzenden,  opdat  z^ne  straf  daardoor  verligt,  of  misschien 
hem  vergeven  mogt  worden.  —  Wy  vertrokken  van  hier 
en  legerden  ons  aan   de  Bloed-rivier. 

Den  .18^'".  Vroegtgdig  zadelden  wg  op,  en  kwamen,  na 
een'  marsch  van  twee  mijlen,  voor  de  Buffel-rivier,  die 
door  de  menigvuldige  regens,  b^na  gelijk  met  de  wal- 
len in  hoogte  gerezen  was,  eene  moeijel^kheid  waar- 
aan wig  op  onzen  krijgstogt  dikwijb  onderworpen  zgn 
geweest;  doch  wij  drongen  onze  wagens,  na  onze  goede- 
ren hoog  in  de  tenten  gebonden  te  hebben,  het  water  in, 
en,  na  een  bloedig  gesukkel,  van  vier  volle  uren,  had- 
den wg  onze  wagens,  alle  tot  den  leerboom  in  het  wa- 
ter, aan  de  overzgde;  waarbij  de  volgende  merkwaardige  ge- 
beurtenis plaats  vond.  Het  gebeurde  dat  twee  of  drie 
onzer  wagens  in  het  midden  der  rivier  vast  zaten,  zoo 
dat  er  eenige  ossen  verzopen,  doch  25  h  30  man  spron- 
gen naar  de  wagens  en  jukken,  en  sleepten   zoo  4®  wa- 


Digitized  by 


Google 


KN  NEDERZBTTlNa  AAN  DB  VAALRI7IER.       145 

gens  met  hanne  handen  er  uit.  W^  verbleven  aan  deze 
zijde  van  opgemelde  rivier  dezen  nacht  over. 

Den  19^".  Van  hier  vertrokken  w^  dezen  morgen,  on- 
der eenen  hevigen  stortregen.  W^  moesten  den  geheelen 
dag  in  den  regen  en  de  koude  sukkelen,  en  kwamen  ten 
d  ure  aan  de  Eool-spruii,  geheel  afgemat  door  ontbering  aan 
alles.  W§  legerden  ons  wederom  tot  den  volgenden  morgen. 

Den  20'*'".  Wij  vertrokken  dezen  morgen  van  hier,  met 
een  moe^el^k  vooruitzigt,  om  onze  reis  dezQp  dag  be- 
hoorlek te  kunnen  voortzetten.  W^  hadden  den  Honigberg 
voor  ons^  dien  wij  over  moesten,  en  beklommen  dien  ook 
om  10  ure,  doch  hadden  in  het  afdalen  vele  gevaarl^ke 
steilten  en  leel^ke  moddergaten  door  te  worstelen.  Doch 
wij  kwamen  er  gelukkig  af,  en  legerden  ons  ten  6  ure 
aan  de  Wasbank.  De  voornitzigten  van  wegen  zgn  nu 
voor  ons  zeer  gunstig,  en  wij  hopen,  zonder  tegenspoed, 
over  drie  dagen,  aan  de  Toegala  te  z^n. 

Den  2  !•*•".  Heden  vertrokken  wij  van  de  Wasbank.  Wij 
badden,  sedert  de  laatste  8  dagen,  voor  de  eerste  maal 
schoon  weder.  Aan  den  Milietuins-rivier,  ontspanden  wg 
onze  wagens,  voor  een  paar  uren.  Hier  had  de  Hoofd- 
Kommandant  eene  lange  consultatie  met  den  Matatees-Ka- 
piteio,  die  de  verfoe^elijke  misdaad  van  Mattowan  aan  ons 
lieeft  ontdekt.  De  hoofd-Eommandant  zeide:  f  dat  hij  ook 
niet  aUeen  gelast  was,  maar  dat  hij  ook  door  zijne  eigene  ge- 
voelens tot  het  besluit  gekomen  was,  getrouwe  onderdanen  en 
bondgenooten  te  adsisteren^  en  voor  hunne  getrouwheid  en 
goede  deugden  te  beloonen ;  maar  dat  hij  in  tegendeel  alle 
misdadigers  naar  de  uiterste  gestrengheid  der  wetten  zou 
sthiffen;  dat  h^  den  Matatees-Eapitein,  die  voormaals  met 
z^n  volk  van  gras,  honig  enz.  had  moeten  leven,  doordien 
Dingaan  hun  alles  had  laten  ontnemen,  voor  z^ne  getrouw- 
heid een  klomp  beesten,  voor  rekening  van  de  publieke  kas, 
soa  geven,  alsmede  een  deel  lands  aanwezen,  alwaar  hy  met 
z^a  volk  in  rust  zal  kunnen  wonen,  zonder  dat  een  ander 
Tolk  hem  zal  mogen  molesteren." —  Wg  vertrokken  vanhier, 
en  legerden  ons,  om  half  zeven  uren,   aan  de  Joobs-rivier. 

Den  22**'".  Weder  voort  marcherende,  kwamen  wij  aan  de 

10 


L 


Digitized  by 


Google 


146  VfiRLIBS    TAN   NATAL 

KlipriTier,  alwasr  wg  ons  ten  3  ure  legerden,  zijnde  15  mglen 
van  de  Toegala.  —  Hier  werd  Mattowan  voor  den  vollen 
krggsraad  gebragt,  en  door  al  de  getuigenissen  klaar  en  dui- 
delgk  bewezen,  dat  hg  niet  alleen  eenen  onberekenbaren  troep 
beesten  had  gestolen,  maar  ook  dat  hy  zelf  den  tirannischen 
marteldood  op  de  Matatezen  had  doen  plegen;  dat  hg  ook  de 
lippen  van  sommigen  had  doen  afsnijden,  en  meer  andere 
gruwelijkheden  aan  hen  had  gepleegd.  —  De  verdere  voort- 
gang dezercaak  werd  tot  eene  andere  gelegenheid  uitgesteld. 

Zondag  den  23****".  Onze  Godsdienst  had  weder  plaats  als 
altgd.    Wg  hadden  dezen  dag  fraai  weder. 

Den  24**".  Dezen  dag  verdeelde  de  Hoofd- Eommandant 
èen  getal  van  14,000  beesten  onder  de  door  Dingaan  ge 
mtneerde  menschen,  die  nog  aan  de  andere  zijde  van  den 
Drakenberg  wonen,  doch  dien  nu  spoedig  zullen  overtrek- 
ken; als  ook  onder  menschen,  die  van  daar  zijn  gekomen,  en 
het  kommando  hebben  gevolgd,  voor  verlies  van  paarden 
enz.  De  Hoofd-Eommandant  zal  een  getal  van  22,000  beesten, 
alsmedQ  5,000,  die  Joob  ons  overmorgen  zal  verantwoorden, 
naar  Pieter-Maritzburg  medenemen,  om  deze  aan  de  vier  Com- 
missarissen, door  den  Y olksraad  aangesteld,  ter  verdeeling  van 
vee  onder  de  geruïneerde  menschen  enz.,  te  verantwoorden. 

Onze  eerste  afdeeling  burgers  van  Pieter-Maritzburg,  ter 
aflossing  van  anderen  gezonden,  arriveerde  dezen  dag  aan  de 
Toegala,  terw^l  eenigen  reeds  bij  ons  in  het  leger  cgn.  De 
Toegala  is  zeer  gezwollen,  en  zal  ons  misschien  nieuwe  moei- 
jelijkheden  veroorzaken.  Wij  hopen  echter  op  morgen,  zon- 
der verwgl,  naar  Pieter-Maritzburg  voort  te  rukken.  —  Ten 
slotte  moet  ik  zeggen,  dat  ik  tot  hiertoe,  naar  het  beste 
van  mijn  geweten,  alles  als  een  onpartgdig  opmerker  hèb 
aangeteekend.  Honderde  andere  gebeurtenissen  zgn  zeker 
voorgevallen  en  niet  hier  aangeteekend,  zoo  als  bg  alle 
geschiedschrijvers  het  geval  is ;  doch  geringe  gebeurtenissen 
aan  te  teekenen^  zon  groote  boeken  papier  opvullen,  en  mgne 
opmerkzame  lezers  niet  veel  meer  bijzonderheden  toedienen, 
dan  deze  door  mg  reeds  aangehaalde  gebeurtenissen. 

Krijgs-leger,  Klip-rivier,  den  2i*^  Februarij  1840. 
(Qet.)  P.  H.  Zietsman,  Krggs-Seeretaris. 


Digitized  by 


Google 


BN  OVBRZKTTINa  AAN  DE  YAALRIVIER.        147 

Certificeren  wi|  ondergeteekendeo.  Hoofd-  en  andere  Kom- 
mandanten^  dat  bet  voorschreven  Journaal,  door  den  Heer 
P.  H.  Zietaman  gebonden,  aan  ons  letterlek  ia  voorgelezen, 
en  dat  wij  ieder  woord  daarin  vermeld  naar  waarheid  knn- 
aen  declareren. 

(Get.)  A.  W.  J.  Pretorius,  Hoofd-Komm*. 
H.  J.  Lombaard 

Jac.  Potgieter      f  -,  ,     . 

.    -     -,  r  >  Kommandanten. 

And.  Spies 

M.  Schepers 

Eene  ware  Copie 

F.  H.  Zietaman. 

GENERALE  KAMP-ORDER. 
De  volgende  fdjn  de  Artikelen  van  de  Kamp-Order. 

Art.  1.  Al  de  kommandanten  ztillen  gehouden  zgn,  hunne  man- 
iduippen  gelgkelgk  te  doen  opzadelen,  en  niet,  voor  dat  allen  ge- 
reed sgn,  mogen  yertrekken;  en  zal  ieder  Yeldkornet  zijne  manschap- 
pen achter  zich  moeten  honden,  en  z^nen  Kommanduit  volgen,  op 
eenen  behoorlijken  en  zaohten  Yoortgang. 

2,  Niemand  zal  het  regt  hebhen  zijne  dirisie  te  verlaten,  om  ach- 
ter wild  te  gaan,  noch  ook  anderzins  z^n  paard  ten  nadeele  van 
het  kommando  mogen  gebruiken,  noch  ook  iets  yan  dien  aard  onder- 


3.  De  Kommandanten  zullen  onder  elkander  (bij  beurten)  eiken  dag 
aan  een  hunner  Veldkometten  het  opzigt  oyer  de  wagens  en  hun- 
an  voortgang  aanbevelen;  aan  wien  een  ieder,  die  zich  bij  de 
wagens  beyindt,  stiptelgk  zal  moeten  gehoorzamen.  Hij  zal  alle 
Toordgtigheid  moeten  handhaven,  ook  zorgen  dat  geen  wagen  bf 
de  doordriftea  of  andersins  (waar  eenige  verhindering  mogte  komen) 
Toortgast,  of  achter  gelaten  wordt ;  maAr  zullen  allen  moeten  wach- 
ten tot  eenen  gelden  voortgang. 

4.  Ieder  Kommandant  zal  ook  hg  beniten,  eiken  dag,  zooveel 
igner  bekwaamste  manschappen,  als  naar  gelegenheid  van  zaken 
ea  omstandigheden  vereischt  wordt,  in  het  yeld  zenden  om  patrouü- 
ks  te  hondea,  onder  opiigt  van  een  goed  Veldkomet,  welke  pa- 
trouille tot  den  avond  in  het  veld  zal  moeten  blijven.  Ook  zal  ieder 
Tddkomet  zoo  veel  gewapende  mannen,  als  noodig  zgn  tal,  bi| 
het  vee  plaateen,  waar  dit,  zoowel  paarden  als  ossen,  in  eenen 
troep  gejaagd,  ter  grazing  mogt  z^n.  En  zal  niemand  z^ne  paar- 
den of  ossen  des  nachts  buiten  het  leger  mogen  laten  loopen. 

b.  Diegene,  welke  de  beurt  van  oppassen  heeft,  zal  ook  eene 
achterhoede  moeten  bepalen  van  niet  minder  dan  tien  en  niet  meer 
dan  v^en  man,  die  van  t^d  tot  t^d  op  de  hoogten  zullen  moe- 
fcn  spioneren  en  uitaten. 

6.  De  Veldkomet,  dïe  het  opzifft  over  de  wagens  heeft,  zal,  zoo- 
dn  h§  in  het  voorttrekken  eemg  vijandéiyk  geracfat  ontwaerc, 


IO^ 


Digitized  by 


Google 


148  VERLIES    VAM   MATAL 

dadelijk  met  dea  meesten  spoed  en  naarstigheid  de  wagens  in  een 
viutrleger  moeten  trekken. 

7.  De  naoht-wachten  znllen,  zoodra  de  zon  gedaald  is,  beboor- 
lijk  uitgezet  moeten  worden,  en  znllen  de  allerrespectabelste  bur- 
gers onder  hen  tot  korporaals  worden  aangesteld.  De  Yeldkomets 
zullen  elkander  ook  bij  beurten  moeten  aflossen,  en  gedurig  de 
wachten  bezoeken .  Ook  zullen  de  Kommandanten  zelye  des  nachts, 
bij  beurten,  een  waakzaaam  oog  moeten  houden. 

8.  Niemand  zal  het  regt  hebben,  zonder  voorkennis  van  den 
Hoofd-Kommandant,  de  wagens  te  verlaten;  ook  zal  het  niemand 
vrg  staan,  zonder  permissie  van  z\jnen  Officier,  te  schieten.  Indien 
iemands  geweer  nat  of  vuil  mogt  zijn,  zal  het  vooraf  door  den 
Veldkomet  geëxamineerd  moeten  worden. 

9.  De  Kommandanten  zullen  eiken  dag,  bij  beurt,  verwisseling 
moeten  houden,  om  vooruit  te  rijden. 

10.  Een  ieder,  die  op  de  wacht  slapende  gevonden  wordt,  ver- 
mits daardoor  het  gansche  leger  in  gevaar  gedompeld  kan  worden, 
zal  aan  eene  onvermijdelijke  straf,  door  den  Eriggsraad  te  worden 
bepaald,  blootgesteld  zijn;  —  z^n  Officier  zal  gehouden  zgn,  z^n 
geweer  b^  den  Kommandant  te  brengen,  die  het,  den  volgenden 
morgen,  aan  den  Hoofd -Kommandant  zal  moeten  overgeven. 

Aldus  gedaan  en  geordonneerd  op  heden  den  20*'«»  Januarg  1840, 
in  het  vertrouwen,  dat  daaraan  stiptelijk  zal  worden  voldaan, 
zoowel  door  de  Officieren  als   door  de  onderhoorige  manschappen. 

NB.  Degenen,  die  deze  order  overtreden,  zullen  blootgesteld  z§n 
aan  straffen  en  bepalingen,  door  bovengemelden  Krggsraad  arbi- 
trair te  worden  bepaald. 

(Q^t)  A.  w.  j.  PBETORius,  Hoofd-Kom. 

Ieder  Kommandant  of  Onder-officier,  zal,  zoodra  hij  iets  verno- 
men heeft  met  spioneren,  of  bij  zgne  terugkomst  van  het  spioneren, 
dadel^k  in  persoon,  vóór  dat  hg  zich  nedergezet  heeft,  zijn  weder- 
varen aan  den  Hoofd-Kommandant  moeten  rapporteren,  ten  einde 
daaromtrent  de  noodige  plannen  te  kunnen  beramen. 

(Get.)  A.  w.  j.  PBETORiüS,  Hoofd-Kom. 


Hoezeer  geen  der  emigranten  en  ingezetenen  van  Natal, 
na  al  het  gebeurde,  nu  wel  eenigen  twijfel  meer  koesterde, 
of  de  Hollandsche  Eaapsche  landverhuizers  hadden  zich 
zelven  tot  een  vr^  volk  gemaakt^  en  zouden  daarvoor  er- 
kend en  gehouden  worden^  zoo  waren  er  toch  ten  laatste 
enkelen  onder  hen,  die,  welllgt  uit  overmatige  voorzigtig- 
heid,  aanraadden  om  toen,  vooral  na  de  overwinning  van 
Dingaan,  na  de  verheffing  van  Panda  tot  Koning  der  Zoola's, 
en  na  de  onderwerping  van  dezen  magtigen  Koning  aan 
hunne  opperheerschapp^,  den  Gouverneur  der  Kaapkolonie 
te  vragen,  door  hem,  tot  een  vr^  en  onafhankel^k  volk 
te  worden  verklaard.  Helaas!  de  Yolksraad  ging  daartoe 
over,  en  dit  streelde  de  eigenliefde  en  heerschzucht  van 
het  Gouvernement  en  deszelfs  raadslieden. 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDEBZETTma  AAM  DE  VAALRIVIER.       149 

Het  antwoord  van  den  Gouverneur,  van  den  3^*"  September 
1841  was: 

iiDat  zijne  Excellentie  door  H.  Maj.  gelast  was,  op  zekere 
memorie,  door  onzen  Yolksraad  aan  haar  gezonden,  ver- 
zoekende voor  een  vr^  volk  te  worden  verklaard,  te  be- 
rigten,  dat  het  voor  H.  Maj.  niet  mogelijk  was  een  ge- 
deelte van  hare  eigene  onderdanen,  die  zich  eenige  hon- 
derd mijlen  buiten  de  Kaap  de  Ooede  Hoop  hadden  be- 
geven, voor  onafhankelijk  te  verklaren.  Dat  H.  Maj.  ech- 
ter aan  hen,  bij  het  ontvangen  van  een  militaire  magt, 
al  die  voorregten  betrekkelijk  den  handel  wilde  waar* 
borgen,  gelijkstaande  met  alle  andere  Britsche  Koloniën ; 
en  dat  alsdan  het  land,  hetwelk  de  emigranten  nu  occu« 
peren,  zooverre  regtvaardigheid  en  billijkheid  toelaten,  aan 
hen  zou  worden   toegekend. 

Verontwaardigd  over  zoodanige  handelwijze,  haastte  zich 
de  Yolksraad,  om  per  omgaande  den  volgenden  brief  af 
te  zenden. 

Pieter-Marüzburg  den  ll*'»Oc/ofter  1841. 

Sir !  Uwer  Excellenties  mededeeling  van  den  3  Sept.  11. 
is  ons  gisteren  ter  hand  gekomen  en  op  heden  onzen  Raad, 
welke  juist  zijne  zitting  hield,  voorgelegd  geworden. 
W^  hebben  de  eer  daarop  te  doen  te  dienen:  dat  het 
ons  sp^t,  dat  H.  Maj.  ons  niet  voor  eene  onafhankel^ke 
Repabliek  wil  erkennen,  ons  als  nog  beschouwende  als  een 
gedeelte  van  H.  Maj.  onderdanen;  en  dat  Uwe  Exc.  die 
mededeeling  aan  ons  moest  doen  ter  informatie  onzer  mede- 
kolonisten,  met  een  verder  aanbod,  dat,  indien  wij  eene 
militaire  magt  van  de  Kaapstad  wilden  ontvangen,  wij,  met 
betrekking  tot  den  handel,  op  een*  gelijken  ^oet  met  eene 
Britsche  Bezitting  zouden   worden  geplaatst. 

Wij  vermeenen  dat  beide,  H.  Maj.  en  Uwe  £x.,  omtrent 
ons,  onze  aanspraak  op  het  regt  van  onafhankelijkheid  en 
het  regt,  hetwelk  wij  tot  het  land,  door  ons  geoccupeerd 
wordende,  hebben,  verkeerd  onderrigt  zijt. 

Wij  zijn  van  geboorte  Hollandsche  Afrikanen.  Dadel^k 
Badat  wij  H.  Maj.  grondgebied  in  Zuid-Afrika  hadden  ver- 


Digitized  by 


Google 


l&O  YERLIE8   VAN   NATAL 

Utea,  hebben  wij  onze  onaftankfJgkheid  gepubliceerdi  en 
van  dien  tijd  af  tot  op  dit  oogenblik,  hebben  wg  als  een 
enafhankelgk  Volk  gehandeld,  ons  zelven  volgens  onze  ei- 
gene .wetten  geregeerd  en  gevolgelïjk  opgehouden  Britsehe 
onderdanen   te  zijn.* 

Hot  door  ons  bewoond  wordende  land  hebben  wj  wet- 
tig verkregen,  en  het  is  nimmer^  tot  op  dit  oogenblik, 
eene  Britsche  Provincie  of  Kolonie  geweest.  Dew^l  het 
daarom  H.  Maj.  behaagd  heeft,  onze  zeer  billijke  voor- 
stellen, zoo  als  wij  die  beschouwen  te  z^o,  van  de 
hand  te  w^zen,  z^n  w^  genegen  met  betrekking  tot  H. 
Maj.  Gowemement  op  denzelfden  voet  te  bleven,  als  w^ 
ons  tot  op  dit  oogenblik  beschouwd  hebben,  van  den  t^d 
dat  wij  de  Kolonie  de  Kaap  de  Goede  Hoop  hebben  ver- 
laten; en  niettegenstaande  Uwer  Exo.  herhaalde  mededee- 
lingen  dat  w^  Britsche  onderdanen  en  kolonisten  zijn,  moe- 
ten wij  beweren,  dat  wij,  volgens  alle  regten  van  beschaafde 
natiën,  beschouwd  kunnen  worden,  noch  het  een  noch 
het  ander  te  zijn;  evenmin  kunnen  wg  toestemmen  in  H. 
Maj.  voorstel,  om  eene  militaire  magt  te  ontvangen,  ter- 
w^l  wij  daarom  niet  hebben  gevraagd,  noch  deze  thans 
ter  onzer  bescherming  behoeven:  vooral  nu,  daar  w^  in 
vrede  met  alle  natiën  leven. 

Uwer  Ëxc.  voorstel  om,  onder  invloed  van  eene  mili* 
taire  magt^  met  ons   een  tractaat  te  sluiten^  en  zonder  dat 
w^  met  de  termen  der  overeenkomst  bekend  z^n,  met  uit- 
zondering alleen  van  een  conditioneel   bezit  van  vastgoed 
(plaatsen),  waartoe   w^  vermeenen   een  onbetwistbaar  regt 
te  hebben  —  komt    ons   zóó    onbegrijpel^k    en   onbepaald 
voor,  dat,  tenzij    wij  eene  verdere  uitlegging  van  het  on- 
derwerp bekomen,   w^    genoodzaakt  zijn  te  erkennen,  dat 
wy  het   doel   daarvan  niet  kunnen   bevatten. 
Wij  hebben  de  eer  te  z^n,  Sir! 
Uwer  Exc.  zeer  gehoorzame^  onderdanige  Dienaren, 
J.  Prinslo,  President. 
J.  J.  Burger,  Secretarie. 

De  Gouverneur,  steeds  onder  den  invloed  der  zendelin- 
gen en   hunner   onjuiste  berigten,  onderteekende  alreeds  op 


Digitized  by 


Google 


SN   NEDERSBTTINO    AAN    DB    VAALBIVIER.  151 

den  2^*"  December  1841  eene  proclamatie  over  de  in  be- 
zitneming van  Natal,  zonder  vooraf  daaromtrent  het  oor- 
deel, de  bevelen  en  goedkeuring  van  de  regering  in  het 
moederland  in  te  winnen.  En  had  Zijne  Excellentie  dit  ook 
gedaan,  dan  seker  zou  de  Engelsche  regering  die  procla- 
matie ten  eenenmale  afgekeurd  hebben,  want  van  den  be- 
ginne af,  is  Kg  geweest  tegen  de  uitbreiding  van  grond- 
gebied in  Zuid-Afrika.  De  lezer  vergeve  m§,  dat  ik  djt 
nog  eens  herhaal ;  maar  deze  bijzonderheid  ia  bij  de  be- 
schouwing der  Zuid-Afrikaansche  geschiedenis  van  het  ui- 
terste belang  en  zoowel  de  billijkheid  in  ons  oordeel 
over  de  handelingen  van  wege  het  Engelsche  Gouvemeaieat, 
als  de  regtvaardigheid  bij  dat  oordeel  in  acht  te  nemen 
dwingen  ons  alle  zamenloopende  omstandigheden,  en  voor- 
al dit  punt,  steeds  in  het  oog  te  houden. 

De  proclamatie  hield  in:  rrdat  de  onafhankelijkheid  van 
ftdêX  Gewest  in  geenen  deele  zou  worden  erkend,  dat  het 
ffdoor  eene  militaire  magt  zou  worden  in  bezit  genomen  en 
itbet  land  ten  eigendom  der  kroon  verklaard,  terwijl  de 
wbewonera  waren  onderdanen  en  Kolonisten  van  Groot- 
wBrittanje." 

Welke  eene  ontroering,  verbittering  en  verfoeijing  dat 
etuk,  zoodanige  gruwel,  strijdig  met  alle  redelijk  of  zede- 
I^k  beginsel,  bij  de  emigranten,  bij  de  wettige  eigenaare 
6B  bezitters  van  Natal,  wier  koopprijs  zij  met  goed  en 
bloed  zoo  duur  betaald  hadden;  bij  de  éénige  volkomene 
overwinnaars  van  de  Kaffers;  bij  hunne  toegevendheid, 
zachtmoedigheid,  opregtheid  en  liefde  voor  God  en  naas- 
tea;  b^  hun  besef  van  regt  en  trouw,  voortdurend  aan 
den  dag  gelegd,  te  weeg  bragt,  —  laat  zich  niet  uit- 
drukken. 

Den  geleerdste  en  bezadigste  onder  hen,  den  Heer  Jaoobus 
Nioolaas  Boshof  — •  thans  griffier  van  het  geregtshof  te 
Pieter-Maritzburg  —  een  man  die,  zelfs  onder  de  voortref - 
felijkste  en  tevens  kundigate  mannen  van  Nederland,  eene 
waardige  plaats  zou  vervullen  —  werd  de  moeijelijke  taak 
opgedragen  om  een  antwoord  op  die  proclamatie  voor  den 
Velksraad  samen   te  stellen.  Lezers  !  gaat  er  u  aan  te  gast, 


Digitized  by 


Google 


152  VBRLIRS    VAN    NAT  AL 

wij  hebben  het,  zoo  als  het   is  aangenomen   en  verzonden. 
Pieter-MariUburgy  Natal,  21  Febr.  1842 

Aan  zijne  Excellentie  den  Majoor-Generaal  Sir  George 
Thomas  Napier,  K.  C.  B.  ,  Gouverneur  en  Opperbevelheb- 
ber, enz. ,  enz,  enz.  van  de  Kolonie  de  Kaap  de  Goede 
Hoop. 

Mijn  Heer!  Wg  ondergeteekenden,  President  en  Leden 
van  den  Yolksraad,  bgeen  gekomen  in  onze  vergadering 
van  deze  plaats,  hebben  goedgedacht  Uwe  Excellentie  te  be- 
rigten,  dat  wij  ontvangen  hebben  zekere  Proclamatie,  ge- 
dateerd 2  Dec.  1841,  door  uwe  Excellentie  uitgevaardigd, 
waarby  verklaard  wordt^  dat  Uwe  Exc. ,  ingevolge  last 
door  u  ontvangen,  goedgevonden  heeft,  om  de  militaire 
bezitneming  van  deze  plaats  te  hervatten,  en  dat  w^  Brit- 
sche  onderdanen  zijn,  en  door  H.  Maj.  de  Koningin  van 
Engeland,  niet  als  een  vr^  volk  zullen  worden  erkend, 
enz.  En  daar  de  vriendschappelijke  onderhandelingen,  die 
wg  met  Uwe  Exc.  hebben  begonnen,  en  de  voorstellingen 
door  ons  gedaan,  met  het  oogmerk  om  eenen  altoosda- 
rende  vrede  en  bondgenootschap  met  het  Britsche  Gou- 
vernement te  sluiten,  indien  wij  slechts  aan  ons  eigen 
bestuur  zouden  worden  overgelaten,  —  (een  voorregt,  dat 
zelfs  aan  de  Griquas,  op  de  grenzen  uwer  Kolonie  woon- 
achtig, niet  geweigerd  is  geworden,  hoewel  dat  volk  uit 
niets  anders  bestaat,  dan  uit  emigranten  van  de  Kolonie, 
even  als  wij)^  —  nu  tot  eene  oorzaak  gebruikt  worden, 
om  de  allerschromeiykste  gevolgen  op  ons  neer  te  bren- 
gen ;  zoo  hebben  wg,  ten  einde  met  het  gevoelen  van  al 
onze  mede-emigranten  naauwkeurig  bekend  te  worden^  de 
gemelde  Proclamatie  onder  hen  doen  verspreiden,  en  hen 
uitgenoodigd,  om  door  middel  van  publieke  bijeenkom- 
sten vrij  over  dit  onderwerp  te  handelen,  en  ons  met  den 
uitslag  bekend  te  maken.  —  Wij  kunnen  Uwe  Exc.  thans 
berigten,  dat  het  algemeen  gevoelen  van  onze  mede-emi- 
granten is,  en  dat  zij  ons  hebben  verzocht  te  declareren, 
zoo   als  wg   doen  mits    dezen,  dat  wij  uwe  gemelde  Pro- 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDfiBZETTlNG    AAN    DE    VAALRIVIER.  158 

clamatie  beschouwen  als  ten  uiterste  onregtvaardig  omtrent 
ons,  en  geschikt  om  (indien  zij  in  werking  wordt  gebragt) 
jaist  datgene  te  weeg  te  brengen,  wat  daarin  als  hoofd- 
doelwit  voorgesteld  wordt,  te  willen  vermijden,  namelijk: 
oorlog  en  bloedstorting. 

Daar  deze  misschien  de  laatste  communicatie  van  dien 
aard  zou  mogen  zijn,  die  wij  gelegenheid  zuilen  hebben 
aan  Uwe  Exc.  te  doen,  achten  wij  het  noodig,  om  verder 
het  onderwerp  meer  in  z^ne  uitgebreidheid  aan  te  roeren.  — 
Vooral,  wenschen  wij  wel  te  mogen  worden  verstaan,  dat  het 
ons  oogmerk  niet  is,  om  te  beleedigen,  verw^tingen  te  doen, 
of  aanleiding  te  geven  tot  eenige  oorlogzuchtige  bedreven; 
daar  het  onze  hartelgke  wensch  en  begeerte  is,  om  den 
vrede  te  bewaren  met  alle  menschen;  en  dat  niets  ons  be- 
wegen zal^  om  de  wapenen  op  te  nemen,  om  menschenbloed 
te  vergieten,  dan  alleen  eene  vaste  overtuiging,  dat  wg 
zulks  niet  vermeden  kunnen,  of  wanneer  de  bescherming 
van  onze  eigendommen,  —  (die  wij  beschouwen  zuur  en  duur 
verkregen  te  hebben,)  —  en  van  ons  eigen  bestaan,  zulks 
mogten  vereischen,  of  ook,  wanneer  wij  zien,  dat  geweld  en 
geen  regt  omtrent  ons  geoefend  wordt.  Wij  weten,  dat  er 
een  God  leeft,  die  Hemel  en  Aarde  regeert,  en  die  magtig 
en  gewillig  is,  om  den  verongelijkte,  hoewel  zwakkere, 
tegen  geweldenaars  te  protecteren.  Op  Hem  en  de  regt- 
vaardigheid  van  «onze  zaak  verlaten  w^  ons;  en  zoo  het 
Zgne  wil  is,  dat  eene  algeheele  verwoesting  over  ons,  onze 
vrouwen  en  kinderen,  en  alles  wat  wij  hebben  of  bezitten, 
worde  gebragt,  zullen  wij  onderworpen  z^n,  en  erkennen  zulks 
b^  Hem  te  hebben  verdiend,  maar  niet  bij  de  menschen. 
Wij  z^n  bekend  met  de  magt  van  Groot-Brittanje^  en  het  is 
ons  doelwit  geenszins  om  die  magt  te  trotseren,  doch  wij 
kunnen  te  gelijkertyd  evenmin  toelaten,  dat  geweld,  in  plaats 
van  regt,  over  ons  zou  zegevieren,  zonder  dat  wij  al  onze 
pogmgen  zullen  hebben  aangewend,  om  zoodanig  geweld  te- 
gen te  gaan.  Wij  beschuldigen  het  Britsche  Gouvemem^nt' 
niet  van  zoodanig  gezind  te  zijn^  doch  de  ondervinding 
heeft  ons  geleerd,  dat  de  verkeerde  en  ongegronde  voor- 
stellen  (zoo  als   nu  weer  blijkbaar  omtrent  ons  het  geval 


Digitized  by 


Google 


154  VBRLIBS   VAV   NATAL  , 

is),  uit  een  verafgelegen  land  voortgesproten,  maar  al  te 
dikwerf  maatregelen  hebben  te  weeg  gebragt,  die  drukkend 
•en  onregtvaardig  waren. 

Wij  ontkennen  ook  ten  stelligste,  dat  een  ingekankerde 
baat  tegen  de  Engelsche  natie  ons  bezielt  Elk  menscb  op 
den  aardbodem  is  natuurlijk  zijn  eigen  volk  meer  toegedaan 
dan  anderen;  maar  als  Christen  hebben  w^  geleerd  alle 
menschen  lief  te  hebben;  en,  ofschoon  w^,  Zuid- Afrikaan- 
sche  boeren,  menigmaal  door  Engelschen  met  trotschheid 
en  verachting  zijn  aangezien  geworden,  laten  echter  vele 
Engelschen  (waaronder  wy  ook  de  Schotten  begrepen,  met 
wie  wg  persoonlijk  in  ons  geboorteland  bekend  waren,  en 
waaronder  wij  zelfs  Leeraren  hadden,  die  w^  alle  hoog- 
achting hebben  toegedragen,)  getuigen,  laten  de  Officieren 
en  soldaten  met  wie  w^  te  zamen  onder  de  wapenen  heb- 
ben gediend,  getuigen ;  laten  onze  gewezene  regenten,  reg- 
ters  en  plaatselijke  autoriteiten  getuigen ;  en  laten  zelfs  de 
respectable  Engelschen,  die  thans  hier  in  veiligheid  onder 
ons  wonen  en  verkeeren,  getuigen,  of  zoodanige  haat  in 
onze  boezems  jegens  de  Engelschen  gekoesterd  wordt.  Ech- 
ter willen  wij  niet  ontkennen,  dat  de  van  tyd  tot  t^d  door 
het  Engelsche  Gouvernement  omtrent  ons  in  de  Kolonie 
genomene  besluiten,  en  uitgevaardigde  wetten,  de  eenigste 
oorzaak  z^n  geweest,  waarom  wij  ons  geboorteland  en  onze 
maagschap  hebben  verlaten,  en  ons,  als  het  ware,  op  de  ba- 
ren der  wildernissen  begeven  om  vr^  van  het  bestuur  vae 
dat  Gouvernement  te  mogen  z^n.  Om  eenige  voorbeelden  aan 
te  halen:  wie  was  het,  die  ons  de  toenemende  kwade  ge* 
volgen  van  slavern^  opdrong  ?  Wie,  die  ons  regt  van  eigen- 
dom daarop  verzekerde?  Was  het  niet  hetzelfde  Gou- 
vernement, dat  ons  het  naderhand  weer  ontnam;  en  zulka 
op  oene  w^ze,  dat  wij  zelve  geene  de  minste  stem  hadden, 
omtrent  de  beste  of  meest  geschikte  w^ze,  waarop  zulka 
zou  kunnen  geschieden?  Wie  was  het,  die  ons  volle 
eompenaatie  beloofde  voor  onze  slaven?  Was  het  niet 
hetzelfde  Gouvernement,  dat  ons  met  een  derde  deel  van 
de  wezenl^ke  waarde  onzer  eigendommen  afscheepte,  en 
dan  nog  ten  prooi  liet   van  sehraapzuchtige  en   gewinzoe- 


Digitized  by 


Google 


£N   NSDEB2BTTlNa   AAN   DS    VAALRIYIËR.  1^6 

kende  handelaars,  die  ten  koite  van  onze  beurzen  z^n  verrgkt 
geworden?  Wie  was  het,  die  ons  bezigde,  zonder  loon  en  op 
onze  eigene  kosten,  tot  bescherming  van  de  grenzen  der  Ko- 
lonie, tegen  de  vgandige  en  oorlogzuchtige  of  roofzieke  Kaf- 
fers? Was  het  niet  hetzelfde  Grouvemement,  dat  ons  nader- 
hand alle  aanspraak  op  compensatie  ontzeide,  verkeerdelgk 
Foorgevende,  dat  wij,  door  onze  berooving  van  den  Kaffer, 
met  regt  ons  hunne  wraak  op  den  hals  hadden  gehaald? 
Wie  ontnam  ons  den  besten  Gouverneur,  dien  w§  ooit  gehad 
hadden,  enkel,  omdat  h§,  als  een  man  van  geweten,  de  ver- 
ongelijkte Kaapsche  Kolonisten  verdedigde,  en,  door  het 
straffen  van  hunnen  verwoestenden  vijand,  hunne  wezenigke 
veiligheid  en  bescherming  zocht?  Wie  zond  ons  daarna 
politieke  speculanten,  aan  handen  en  voeten  gebonden,  wier 
grensstelsels  ons  blootstellen,  om  zonder  ophouden  en  on- 
gestraft door  den  Kaffer  te  worden  beroofd  en  bedreigd; 
en  zulks  nog  vergezeld  met  zware  onkosten  voor  het  land, 
welke  op  de  beurs  van  den  geruïneerden  boer  moesten 
neerkomen?  Was  het  niet  datzelfde  Gouvernement,  dat  het 
land  openstelde  voor  rondzwervende  vagebonden,  die  in 
eene  werkelooze  woeste  levenswijze  verkeerden,  en  van  de 
kudden  en  andere  eigendommen  van  den  reeds  genoeg 
▼erdmkten  boer  leefden?  —  Waardoor  den  boer,  van  ar- 
beiders ontbloot,  of,  indien  hij  ze  al  had,  van  alle  noodige 
gezag  verstoken,  —  (en  waaronder  de  kolonisten  thans 
nog  zuchten,)  —  de  moed  geheel  ontnomen  werd,  zoodat 
hij,  zijne  herhaalde  remonstrantiën  en  petitiën,  onbeant* 
woord  of  veronachtzaamd  ziende,  de  donkerste  vooruitzig- 
ten  had. 

Al  deze  euvelen  schrijven  wij  toe  aan  deze  ëénige  oor* 
saak,  namel^k,  het  gebrek  aan  een  vertegenwoordigend 
Cronvemement,  dat  ons  geweigerd  is  geworden  door  het 
uitYoerend  Gouvernement  van  datzelfde  volk,  hetwelk  het- 
zelfde voorregt  beschouwt  als  een  zijner  heiligste  burger- 
regten,  en  waarvoor  elk  ware  Brit  zijn  leven  laten  wil. 
Ea,  wat  deden  w^  onder  al  die  verdrukkingen?  Namen 
wij  >de  wapenen  op,  eischende,  dat  ons  regt  geschiedde, 
zoo   als  onlangs   in  de    Canada's   is  geschied?  Neen,  wii 


Digitized  by 


Google 


156  VERLIES   VAN   NAT  AL 

gaven  ook  den  rok  aan  hem,  die  ons  den  mantel  had  ont- 
nomen; w^  ontdeden  ons  zelfs  van  onze  vaste  eigendom- 
men voor  spotprijzen;  —  wij  zeiden  het  Gouvernement 
openl^k  aan,  dat  wij  ons  land  en  zijn  gebied  zonden  ver- 
laten. Het  werd  ons  toegestaan,  ten  minste  niet  verboden. 
Wg  waren  zelfs  verrast  op  het  vernemen  van  eene  aller- 
bUlijkste  en  regtvaardige  declaratie  door  den  Luitenant- 
Gouverneur  gedaan,  dat  het  een  onbetwistbaar  regt  was, 
dat  iemand^  met  het  bestuur  eens  Gouvernements  ontevre- 
den zijnde,  vrgheid  h^d,  het  te  verlaten.  Aanstonds,  na 
onzen  uittogt,  verklaarden  wij  onze  onaf hankelgkheid ;  w^ 
rigtten  een  eigen  bestuur  op;  w^  voerden  oorlogen  tegen 
die  ons  onverziens  overvielen,  en  maakten  vrede;  w^  na- 
men bezit  van  onbewoonde  landstreken,  zoowel  die  ons 
door  vriendschappeljyke  onderhandelingen  met  de  Heiden- 
sche  volkstammen  toevielen,  als  -die  wg  met  ons  goed  en 
bloed  moesten  koopen. 

Intusschen  Wat  deed  het  Koloniaal-Gouvernement,  gedu- 
rende den  loop  van  al  deze  omstandigheden?  Liet  het  ond 
aanzeggen,  dat  wij  ons  van  onze  verpllgting  als  onderdanen 
niet  konden  ontslaan,  waar  wij  ons  ook  mogten  bevinden? 
Of  bood  het  ons  eenige  hulp,  toen  w^  in  nood  waren,  en 
het  vooruitzigt  hadden,  om  alle  oogenblikken  door  woeste, 
bloeddorstige  heidenen  te  worden  vernield;  —  en  toen  reeds 
over  de  zeshonderd  van  de  onzen  allerverraderlijkst  en  on- 
schuldig waren  vermoord?  Of  bleef  het  onverschillig  de 
ellende  van  zijne  voorgewende  onderdanen  aanschouwen, 
zoo  lang  totale  vernieling  hen  bedreigde?  Maar,  wat  meer 
is,  werden  niet  hunne  moordenaars  ondersteund  en  geholpen, 
zoodra  zy  (de  emigranten)  eenige  kans  schenen  te  hebben  van 
de  overwinning  te  behalen,  door  allen  uitvoer  van  wapenen 
en  ammunitie  naar  hen  te  beletten?  Ja  zelfs  door  ons  met 
eene  militaire  bezetting  te  bedreigen,  en  onze  eigen  wape- 
nen en  ammunitie  te  confiskeren;  en  dit  mede,  onder  voor- 
geven van  uit  menschlievendheid  verdere  bloedstortingen 
te  willen  verm:gden,  toen  er  geene  vrees  bestond  voor  de 
vergieting  van  Christenbloed,  maar  toen  wraak  stond  ge- 
nomen te  worden  op  diegenen,  wier  handen  daarmede  nog 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZETTING   AAN    DE    YAALBIVIER.  157 

bevlekt  waren.  Voorts,  door  den  handel  te  stremmen,  waar* 
door  velen  der  emigranten,  gedurende  de  bezoeking  van 
de  besmettelijke  ziekte  (de  mazelen),  stierven  uit  gebrek 
aan  de  noodige  middelen  of  aan  voedsel,  geschikt  of  on- 
ontbeerlijk in  zulk  een*  tijd!  Heeft  niet  hetzelfde  Gouver- 
nement ons  steeds  als  uitheemschen  behandeld,  zelfs  met 
betrekking  tot  onzen  handel  over  zee  ?  —  Hoe  is  het  dan 
mogel^k,  dat  met  al  zulke  gronden  aan  onze  z^de.  Uwe 
Ezc.  kan  verwachten,  dat  w§  op  ons  zelven  kunnen  zien 
als  overtreders  of  oproerigen  tegen  ons  wettig  Gouverne- 
ment? Wi)  verklaren,  dat  wij  niet  kunnen  zien,  hoe  het 
firitsche  Crouvemement,  onder  de  voormelde  omstandighe- 
den, met  eenigen  den  minsten  schijn  van  regtvaardigheid 
of  billijkheid,  op  ons  als  onderdanen  aanspraak  maken 
kan;  tenzij  zulks  alleen  geschiede,  uit  andere  politieke 
beweegredenen,  of  uit  j  aioezij,  tegen  ons  redenen  gezocht 
worden,  om,  met  eenigen  schijn  van  regt,  de  verachte  en 
aan  het  noodlot  overgelatene  emigranten  weder  onder  het 
juk  te  brengen.  Wig  twijfelen  sterk,  wanneer  wij  in  het 
hart  van  Afrika  waren  getrokken,  of  naar  Dela-Goa,  of 
men  ons  daar  ook  zou  hebben  gemoeid.  Doch  w^  koeste- 
ren nog  de  hoop,  dat^  wanneer  het  tegenwoordige  Gouver- 
nement van  H.'M.,  de  Koningin  van  Engeland,  en  de 
Britsche  Natie,  wel  en  waarlyk,  met  de  geheele  toedragt 
der  zaak  zuUen  zijn  bekend  geworden,  er  andere  middelen 
zullen  worden  gevonden,  om  satisfactie  aan  beide  kanten 
te  weeg  te  brengen,  dan  door  het  zwaard  en  door  bloed. 
W^  smeeken  Uwe  £xc.  derhalve,  om  de  zaak  verder  te 
overwegen,  en  geene  maatregelen  te  nemen,  waardoor  w^ 
gedreven  konden  worden  tot  stappen,  die,  hoezeer  tegen 
onzen  zin,  of  hoe  smartel^k  zij  ook  voor  ons  zullen  z^n, 
echter  voor  ons  leven  en  veiligheid  onvermgdel^k  zullen 
worden,  en  eene  verantwoording  op  Uwe  £xc.  zelven  zul- 
len brengen,  die  vroeg  of  laat  zwaar  zal  kunnen  zijn  te 
dragen. 

Wat  aanbctreft  de  oorzaak,  in  uwe  Proclamatie  voorge- 
wend, waarom  deze  militaire  bezitneming  zal  moeten  ge- 
schieden, nameiyk  onze   resolutie,   alhier  genomen  omtrent 


Digitized  by 


Google 


158  VERLIES   VAN   NATAL 

de  Kaffers,  van  den  2****  Aug.  1841;  wenschen  w^  slechts 
aan  te  merken,  dat;  200  als  gewoonlijk  geschiedt.  Uwer 
Exoellentie'a  informatenr  de  wezenl^ke  toedragt  der  zaak 
6f  zelf  niet  weet,  óf  voorbedachtelijk  voor  U  verborgen 
heeft  gebonden.  W^  z^n  in  staat  eiken  opregten  philan- 
tbropist  te  kunnen  overtuigen,  dat  ons  voornemen  omtrent 
de  EafferS;  zoowel  oude  inwoners  als  latere  aankomelin- 
gen,  in  het  maken  der  schikkingen  voor  hunne  verplaat- 
singeU;  zoowel  bij  de  reeds  aangehaalde  resolutiën,  als  bg 
eene  andere,  sedert  omtrent  hetzelfde  onderwerp  genomen^ 
gegrond  is  op  ware  menschlievendheid,  in  zoo  verre  w^ 
daardoor  hebben  zoeken  voor  te  komen,  of  te  venngden, 
de  waarschijnlgkheid  vaa  v^andelijkheid  en  bloedstorting, 
welke  anders  onverm^elijk  het  gevolg  zou  moeten  z^n, 
wanneer  w^  toelieten,  dat  Zoola's  en  andere  Naturellen 
hunne  oude  woningen  verlaten,  en  bij  duizenden  zich  on- 
der ons  nederzetten  (zoo  als  thans  het  geval  is);  want 
eerst  door  ons  tegen  hunne  v^anden  beveiligd,  en  daarna 
sterk  geworden  z^nde,  zouden  zij  in  de  schoonste  gele- 
genheid van  de  wereld  z^n  gesteld,  om  ons  uit  te  roegen^ 
alleen  om  in  het  bezit  van  ons  vee  te  geraken;  of,  hun« 
nen  aanslag  ontdekt  zijnde,  zouden  zg  ons  noodzaken,  ben 
op  staan  den  voet  met  de  wapenen  aan  te  vallen  en  te  ver- 
dreven. 

Onze  maatregelen  zijn  derhalve  ingerigt,  om  tegen  de 
mogelgkheid  van  zoodanige  gebeurtenis,  in  tgds,  zoo  veel 
als  doenlijk  is,  te  voorzien,  en  niet  het  kwaad  te  veel  te 
doen  toenemen,  of  eerst  onherstelbaar  te  doen  worden,  en 
dan  werkzaam  te  willen  z^n.  Het  zou  te  breedvoerig  zgn, 
wanneer  wij  thans  wilden  aanhalen  al  hetgeen  w^  omtrent 
dit  punt  te  zeggen  hebben.  Wg  zullen  dus  overgaan,  om 
aan  te  toonen,  dat,  indien  Faku  al  eenige  aanspraak  had 
op  het  deel  lands,  in  Uwer  Excellentie's  Proclamatie  Ter- 
meld,  hij  alleen  te  blameren  zou  z^n,  zoo  wg  van  dat  land 
hadden  gebruik  gemaakt.  Vooreerst,  hebben  w^  bewezen, 
dat  h^  in  het  jaar  1834  reeds  gedeclareerd  heeft,  geene 
aanspraak  op  dat  land  te  hebben,  en^  met  uitzondering  van 
eenige    spioenkraaltjes,    het    ook   nimmer  heeft  bewoond, 


Digitized  by 


Google 


EH  NSDERZBTTUia  AAM  DK    TAALRIYIER.       169 

ZOO  Ter  w^  hebben  kunnen  uitvinden.  Ook  hebben  w^  het 
contract,  door  nu  w^len  den  Heer  Retief  met  Diagaan 
aangegaan,  doen  publiceren,  zoowel  als  once  Proclamatie, 
waarin  onze  limietscheiding  tot  aan  de  Omsimvobo  werd 
b«paald.  Voorts  is  Faku  zelf  met  ons  tot  eene  vriend- 
sehappd^ke  verstandhouding  overgegaan,  en  wg  verkregen 
▼an  en  gaven  aan  hem-  verzekering  van  vreedzaamheid, 
en  zelfs  protectie,  zoodat  er  niets  in  den  weg  stond  om 
kern  Ie  beletten  van  te  protesteren,  wanneer  wij  over  eenig 
gedeelte  van  z^n  grondgebied  disponeerden;  doch  boven» 
dien  heeft  hij  aan  onze  afgezanten  vrijwillig  erkend,  dat 
het  land  aan  Schaka  en  daarna  aan  Dingaan,  wettiglijk 
toekwam,  tot  aan  de  Omsimvobo,  en  dat  hij  onze  aan- 
spraak daarop  erkende  als  gegrond  te  z^n  op  regtvaar- 
digheid,  beide  door  het  contract  hiervoren  gemeld  en  door 
de  overwinning  door  ons  op  de  natie  behaald  I  H^  ging 
verder,  en  zeide  dat  Schaka  en  Dingaan  het  land  hadden 
ingenomen,  zelfs  tot  over  de  Omsimvobo,  en  dat  hg  zich 
zelven  en  zgn  volk  beschouwde,  als  door  onze  toelating 
daar  te  zgn!  Mogen  wg  dan  niet  vragen,  waar  is  eene 
kolonie  of  een  wingewest,  thans  in  het  bezit  van  Groot- 
Brittanje  of  eenige  andere  mogendheid,  waarop  men  met 
grooter  regt  aanspraak  maken  kan?  Wij  zgn  van  het  te- 
gendeel overtuigd,  doch  indien  Faka  kan  bewgzen,  dat 
noeh  Schaka  noch  Dingaan  ooit  eenige  aanspraak  had  op 
hei  land  in  haesUe,  en  dat  deze  woeste  en  onbewoonde 
streek  lands  altoos  in  zgn  bezit  is  geweest;  —  wie  over- 
taigt  on$,  van  desniettegenstaande  op  de  bezitneming  daar- 
van te  hebben  geïnsteerd,  en  dat  men  dus^  op  grond  daar- 
van, eenigen  schgn  van  reden  kan  voorwenden  voor  de 
bedreigde  militaire  bezitneming  van  onze  havens  on  ons 
grondgebied? 

Ook  willen  wij  erkennen,  dat  wij  met  geene  mogelgkheid 
bet  regt  van  onderdanen  door  geboorte  als  anderzins^  door 
Uwe  £zc.  in  uwe  Proclamatie  voorgewend,  zoo  verre  als 
ons  betreft,  kunnen  begrepen.  Doch  deze  kwestie  ter  zijde 
stellende,  zgn  w^  gehouden  onze  overtuiging  te  verklaren, 
dat  w^  in  dit  land  niet  veilig  zullen  kunnen  z^  of  zelfs 


Digitized  by 


Google 


160  V£RLI£S    VAN    MAT  AL 

bestaan,  wanneer  wy  ons  weder  onder  de  jurisdictie  van 
een  koloniaal  bestuur,  als  voorheen,  begeven^  Het.  land, 
waarover  Uwe  Exc.  reeds  voorloopig  disponeert,  ons  bedrei- 
gende het  aan  ons  en  onze  kinderen  te  ontnemen,  zon  ons 
dan  ook  niets  waard  zijn.  Welke  vooruitzigten  hebben  w^, 
van  betere  protectie  te  zullen  genieten,  dan  die  de  grens- 
bewoners  van  de  kolonie  genieten,  en  weswege  velen  onzer 
genoodzaakt  zijn  geweest  uit  dat  land  te  vlugten?  Welke 
vooruitzigten  hebben  w^,  om  zelfs  die  protectie  te  zullen 
genieten  ? 
•  Uwer  Excellentie^s  handelingen  omtrent  ons  geven  meer 
dan  reden  om  te  vermoeden,  dat  uwe  bekommerdheid  en 
zorg  alleenlyk  bestaat  voor  de  onbeschaafde  volkeren,  en 
dat  het  geene  groote  bekommering  baren  zal,  wanneer  wij 
met  onze  vrouwen  en  kinderen  en  dienstboden  door  hen  als 
schapen  ter  slagting  mogten  worden  gesleept;  ja,  dat  de 
hedendaags  che  philanthropisten  nog  valsche  beschuldigin- 
gen genoeg  zullen  uitvinden,  om  der  wereld  diets  te  maken, 
dat  w§  zulks  ruim  verdiend  hebben,  en  dat  het  onze  eigene 
schuld  is.  Het  noodlot  schijnt  ons  dan  te  zullen  dry  ven  tot 
eene  van  twee  keuzen;  namel^k:  —  ons  als  lastdieren  te 
krommen,  om  gewillig  den  last,  die  ons  opgelegd  wordt, 
te  dragen,  tot  dat  wij,  dien  te  zwaar  vindende,  weer 
als  te  voren,  eene  nieuwe  emigratie  beginnen,  wanneer  wij 
alles,  wat  wg  in  de  wereld  hebben,  hier  zullen  moeten 
achterlaten;  —  dan  wel,  om  tot  de  verdediging  van  onze 
regten^  van  onze  bezittingen;  ja  van  ons  bestaan  zelf,  het 
geweer  in  de  vuist  te  nemen,  en  te  streden  tegen  onze 
verdrukkers,  en  met  onzen  val  of  ons  bezwijken  een  einde 
aan  onze  aardsche  moe^eiykheden  te  maken.  Wij  laten  het 
over  aan  Uwer  Excellentie^s  eigen  oordeel,  en  aan  het 
oordeel  van  elk  regtschapen  Engelschman,  welke  van  die 
twee  het  verkieslijkste  is.  Laat  men  niet  langer  denken, 
dat  wij  zoeken  te  misleiden,  of  dat  w^  zelven  misleid 
zijn.  De  ondervinding  heeft  ons  allen,  meer  of  min,  dure 
lessen  gegeven,  en,  wat  ook  onze  politieke  geschillen 
mogen  z^n,  omtrent  onze  civiele  administratie,  Uwe  Exc. 
zal  ondervinden,  dat  er  slechts  weinig  verschil  bestaat  om- 


Digitized  by 


Google 


RH  NEDERZBTTIKO   AAN    DB   VAALRIVIEB.  1^1 

trent  dit  eene  punt  Wanneer  wij  al,  ten  koste  van  veel 
bloeds  en' onkosten,  zullen  zijn  ten  onder  gebragt,  zal  het 
Yinir  slechts  gedempt  of  gesmoord  worden,  om  in  den  dag 
der  wraakneming  des  te  geweldiger  uit  te  barsten.  Het 
is  in  Uwer  Excellentie's  magt,  deze  euvelen  voor  te  ko- 
men, en  indien  het  uwe  Ëxc.  waarlijk  te  doen  is  om  ver- 
dere bloedvergieting  te  vermijden,  zal  Uwe  Exc.  gemak- 
kei^  redenen  genoeg  kunnen  vinden,  om  uwe  voorgenomene 
militaire  expeditie  te  staken,  en  andere  middelen  in  het  werk 
te  stellen,  die  eene  menschlievender  en  gezegender  uitwer- 
king zullen  hebben. 

Het  heeft  bij  ons  een  diep  gevoel  van  leedwezen  te  weeg 
gebragt,  om,  sedert  het  begin  van  onzen  uittogt,  gedurig 
te  vernemen,  hoe  wg  ten  onregte  aan  de  wereld  zgn  voorge- 
steld geworden,  als  ruwe  menschen,  die,  beschaafde  wetten 
en  kerkelijke  tucht  moede,  in  losbandigheid  zochten  te  le- 
ven, een  ieder  naar  het  goeddunken  van  zijn  eigen  hart. 
W^  hebben  onze  beschuldigers  meer  dan  eens  beschaamd 
gemaakt  Ofschoon  wij  onervarene  boeren  zijn,  die  nimmer 
toegelaten  werden  in  hun  geboorteland  eenig  deel  te  nemen 
aan  de  publieke  aangelegenheden  van  hun  land,  ziyn  w^ 
echter  geslaagd,  om  onzen  regeringsvorm  op  dien  voet  te 
brengen,  dat  wij  het  publiek  vertrouwen,  van  dag  tot  dag, 
meer  beginnen  te  gewinnen.  De  godsdienst  zelve  is  ook 
reeds  op  eenen  geregelden  voet  gesteld,  en  cultivatie  en  be- 
bouwing van  het  land  nemen  dagelijks  meer  en  meer  toe. 
Alreeds  hebben  w^  een  aanzienlek  gesticht  voor  het  waar- 
nemen van  de  openbare  Godsdienst  opgerigt,  en  het  onder* 
wgs  der  jeugd  b  op  eenen  goeden  voet  gebragt. 

De  ons  omringende  oorlogzuchtige  Zoola's  zijn  in  hunne 
onophoudel^ke  oorlogsbedrijven  gestremd,  zoodat  zg  zelfs, 
nit  vrees  voor  ons,  de  wapenen  niet  dan  ter  sluik  en  zeer 
zelden  opnemen ;  —  twee  zendelingen  zgn  reeds  onder  hen 
werkzaam,  onder  onze  protectie;  en  wij  hebben  de  beste 
voomitzigten,  dat  de  beschaving  van  dat  volk  spoediger  te 
bevorderen  zal  zgn,  dan  die  der  KaflFers  aan  de  Kolonie 
grenzende.  Dit  alles  is  bereids  te  weeg  gebragt,  nu  wg 
eerst  beginnen  uit  onze  groote  moeijelgkheden  te  komen. 

11 


Digitized  by 


Google 


162  VERLIES   VAN   NATAL 

Uwe  Exc.  kan  derhalve  wel  begrepen,  dat  het  ons  smar- 
ten zaly  den  bodem  van  al  onze  hoop  en  verwachting  in  eens 
te  zien  inslaan.  Een  enkel  verkeerd  of  onstaatkundig  ex- 
periment of  proefneming  zou*  ons  onherstelbare  nadeelen 
verwekken.  Alreeds  z^n  er  gedienstige  agenten  bezig,  om 
de  Kafferstammen,  tot  hun  of  tot  ons  ongeluk,  tegen  ons 
op  te  wekken,  en  hen  in  te  prenten,  dat  w^  hunne  ver- 
drukkers zijn,  maar  de  Engelschen  hunne  beschermers,  en 
dat  zij^  zoo  z:^  het  met  de  Engelschen  houden,  als  loon  onze 
beesten  ten  buit  zullen  b^omen.  Mogel^k  heeft  Uwe  Exc 
daartoe  geen  verlof  gegeven;  het  wordt  echter  gedaan.  Zal 
nu  de  beschaafde  wereld  ons  immer  kunnen  laken,  dat  wij, 
in  zulke  omstandigheden  en  onder  zulke  onmenschelijke 
vervolgingen,  het  uiterste  doen  en  wagen,  tot  behoud  van 
ons  leven  ?  En,  wanneer  wij  al  voor  de  overmagt  moeten  te- 
rug deinzen,  en  verder  landwaarts  in  veiligheid  zoeken, 
waar  wij  meer  geconcentreerd  z^n  en  met  meer  voordeel 
onzen  v^and  kunnen  bestrijden,  zal  men  ons  dan  kun- 
nen honen,  wanneer  wij  onze  schade,  zoo  in  de  kolonie 
als  sedert  onzen  uittogt  geleden,  en  voor  onze  landergen, 
huizen  en  aniiere  bezittingen,  die  w^  ten  prooi  van  verwees* 
ting  genoodzaakt  zullen  z^n  geweest  achter  te  laten,  zoeken 
te  verhalen  op  onze  oude  schuldenaars  de  Kaffers,  ja  zelfs 
verder?  —  W^g  bidden  dat  de  Almagtige  zulks  verhoede,  en 
dat  het  Hem  behagen  moge,  ons  betere  uitkomst  te  geven. 

Eindelijk  moeten  w^,  zoo  voor  ons  zelven,  als,  op  stel- 
lig verzoek  van  onze  mede-emigranten,  ten  sterkste  protes- 
teren tegen  de  bezitneming  van  eenig  gedeelte  van  dit  land 
als  bedreigd  in  Uwer  Excellentie's  Proclamatie  van  den 
2**"  Dec.  voormeld,  en  verklaren,  dat  wij  ons  van  nu 
voortaan  meenen  te  kunnen  vr^ghouden  van  de  smadel^kste 
gevolgen  van  zoodanigen  stap,  voor  God,  voor  ons  eigen 
geweten  en  voor  de   wereld. 

Wg  hebben  de   eer  met  alle  achting  te  noemen: 

Mijnheer  I  Uwer  Excellentie's  Dw.  Dienaren, 

Joachim  Prinslo,  President 
benevens  al  de  leden  des  Raads, 
J.  J.  Burger,  Secretaris» 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZETTING  AAN  DE  VAALRIVIER.       163 

Wanneer  men  dit  antwoord,  in  verband  met  al  het  voor- 
gaande, met  de  vereiscbte  aandacht  nagegaan  heeft,  zal 
men  zich  misschien  eenig  denkbeeld  kunnen  vormen  van 
de  zielfivrengde  dezer  HoUandsche  Afrikanen,  toen  zij,  zeer 
kort  daarna,  slechts  ruim  éëne  maand,  op  den  26**~  Maart 
1842,  voor  het  berst  de  Nederlandsche  VTag^  van  het  Ne- 
derlandsche  schip  de  Brazilië,  uit  Nederland  regtstreeJcs  tot 
hen  gezonden,  in  hunne  baai  van  Natal  zagen  wapperen. 

Doch  alvorens  dit  verhaal  te  vervolgen,  moeten  wij  even 
teniggaan  tot  het  tijdstip,  waarop  de  Nederlanders  eigen- 
lijk voor  het  eerst  met  de  Eaapsche  emigratie  zgn  be- 
kend geworden.  Dit  was  22  April  1840,  door  een  arti- 
kel geplaatst   in  het  Handelsblad  van  dien  dag  dus  luidende: 

VEBHUIZINa  DÊR  HOLLANDSCHB  KAAPSCHE  BOEREN. 

Van  tgd  tot  tijd  lezen  wij  in  de  nieuwsbladen  eenige  korte 
en  weinig  beteekenende  berigten  over  de  uitgewekene  Hol- 
landsche  Boeren  van  de  Kaap  de  Goede  Hoop  naar  Port 
Natal  op  de  Oostkust  van  Afrika.  Onbegrijpel^k  en  voor- 
zeker beschamend  is  ten  dien  aanzien  onze  koude  onver- 
sdiilligheid, 'en  terwijl  een  eenvoudig  visschers  vaartuig  of 
pink  en  soms  de  nietigste  beuzeling  al  de  dagbladen  'be- 
zig houden  of  het  vuur  der  dichteren  als  doen  ontvlam- 
men, is  men  stil  en  als  onverschillig  bg  eene  verhuizing 
van  duizende  onzer  landgenooten,  die  met  ons  óéne  gods- 
dienst beladen,  eene  taal  spreken,  dezelfde  zeden  en  gewoon- 
ten hebben  en  die,  te  midden  van  tollooze  gevaren,  den 
onverschrokkensten  moed  en  de  grootste  volharding  aan 
den  dag  leggen. 

Nab^  de  uiterste  grenzen  der  Kaap  de  Goede  Hoop^  door 
onze  vaderen  eenmaal  gesticht,  thans  in  bezit  van  Engelandi 
woonden  tot  1835  eenige  duizende  kolonisten  en  bezaten 
zij  uitgebreide  landhoeven,  vele  en  groote  kudden  vee.  Die 
kolonisten,  aan  de  Kaap  veelal  HoUandsche  Boeren  ge- 
naamd, zgn  van  HoUandschen,  veelal  zelfs  van  Amster- 
damachen  oorsprong,  en  in  de  latere  jaren  in  groote  getalen 
uit  het  gebied  der  Kaap  vertrokken.  De  grootste  grief  dezer 

11* 


Digitized  by 


Google 


164  VERLIES   VAN  NATAL 

edele  menscben  en  de  voornaamste  oorzaak  hunner  verhui- 
zing is  hnn  afkeer  om  als  Hollanders,  zoo  als  zij  zich 
beschouwen,  onder  het  bestuur  der  Engelscben  te  staan.  In 
1835  is  die  verhuizing  van  het  Kaap-gebied  begonnen. 
Maritz,  Pieter  Retief  en  andere  hebben  die  vrgwillige  ver- 
lating, die  algemeene  optrekking  der  HoUandsche  Kaapsche 
boeren  bestuurd,  en  hen  met  vrouwen  en  kinderen  en  hunne 
goederen  over  de  grenzen  geleid  naar  de  Natal-haven,  de 
Modder-  en  Zand-Ri vieren.  Veel  hebben  zij  aanvankel^k 
moeten  lyden  van  de  Kaffers  en  hun  verraderlijk  opperhoofd 
Dingaan,  en  in  menig  gevecht  hebben  zi)  zich  hunne  oude 
afkomst  waardig  getoond.  Zij  schijnen  zich  thans  om  en 
nabij  Natal-haven  voor  goed  gevestigd  te  hebben.  Volgens 
berigt  hebben  zij  zich  in  verscheidene  dorpen  verdeeld,  eene 
stad  aangelegd,  die  zij  Maritzburg  hebben  genoemd;  of 
zij  ook  reeds  hun  plan  hebben  volbragt,  om  eene  plaats 
Nieuw-Amsterdam  te  stichten,  is  mij  onbekend.  Een  raad 
van  24  leden  heeft  het  opperbestuur  en  onder  deze  z^n 
2   landdrosten  en  6  heemraden. 

Wij  willen  ten  slotte  hier  nog  bijvoegen  een  gedeelte  van 
een  rapport  van  den  Heer  Cecille,  kommandant  van  de 
Fransche  oorlogskorvet  Heroïne,  aan  den  Minister  zijner 
marine;  waaruit  men  zal  kunnen  opmaken,  hoe  de  Fran- 
schen  over  deze  volksverhuizing  denken ;  de  letterlijke  ver- 
taling; genomen  uit  de  Annales  maritimes  et  eoloniales  par 
Bqfotj  commissaire  de  la  marine  etc^  Fevrier  1840,  p.  186, 
luidt  aldus:  rrHet  verlaten  van  de  Kaap  de  Goede  Hoop, 
rr door  hare  oude  HoUandsche  inwoners,  is  eene  daad 
rf zonder  voorbeeld.  —  Men  heeft  somtijds  gedeeltelijke 
ri volksverhuizingen  zien  plaats  grijpen,  maar  hier  is  het 
rreen  ligchaam  van  vijf  tot  zes  duizend  personen,  die  door 
»»één  gevoel  gedreven,  allen  hunnen  geboortegrond  ontvlie- 
rrden;  de  woningen  verlaten,  die  aangelegd  zijn  door  hunne 
»f voorouders;  waar  zoo  vele  banden,  zoo  vele  herinneringen, 
ffhun  dierbaar  en  belangrijk,  hen  moesten  terug  houden, 
rr  die  alle  vermoeijenissen  en  oneindige  gevaren  trotseren, 
rrdie  zich  met  heldenmoed  verheffen,  bloedige  gevechten 
rrmoeten  leveren  tegen  woeste  volken,   door  wier  midden 


Digitized  by 


Google 


EN  NBDEBZfiTTING   AAN   DB    VAALRIVIER.  165 

TZ^  zich  eenen  weg  moeten  banen,  om  een  nieuw  vaderland 
"te  zoeken,  op  eenen  vreemden  grond,  te  midden  van  de 
rtstilte  der  woestijnen. 

rrDe  verliezen,  die  de  kolonisten  hebben  ondervonden 
»»door  de  vrijmaking  der  slaven;  het  gebrek  aan  wetten 
'f  om  hen  te  beschermen  tegen  teugellooze  aanvallen,  de 
'fberooving  door  zwermen  van  struikroovers,  waarmede  de 
^kolonie  is  verpest,  en  boven  alles  de  gevaarlijke  toestand 
"der  grenzen,  die  eene  ongenoegzame  bescherming  niet  gc- 
rrnoeg  kan  vr^ waren  tegen  de  aanvallen  der  Kaffers,  die 
"naburen  zoo  onrustig  en  listig,  die  de  schoonste  inrigtin- 
wgen  der  Kolonisten  hebben  verwoest  en  honderden  tot 
irellende  hebben  gebragt,  zijn  als  de  oorzaken  aan  te  mcr- 
"ken  van  deze  volksverhuizing,  zoo  moegelijk  en  zonder 
"Voorbeeld.  B^  die  oorzaken  moet  nog  gevoegd  worden 
"de  tegenzin  der  oude  kolonisten  tegen  hunne  overwinnaars; 
r'want  men  kan  ter  naauwernood  gelooven,  hoe  veel  na  30 
tfjaren  overheersching  de  kolonie  nog  HoUandsch  is  geble- 
ven in  zeden  en  denkbeelden.*' 

Ja!  de  Kaap  de  Goede  Hoop  is  en  blijft  HoUandsch 
en  voorzeker  hebben  de  uitgewekenen  uit  een  HoUandsch  ge-- 
Yoel  zich  eene  eigene  zelfstandigheid  gevormd. 

Amsterdam,  April  1840.  jacob  sWart. 

Dit  stuk  had  een  gewenscht  gevolg.  Slechts  2  of  3  da- 
gen daarna  kwam  de  Heer  G.  G.  Ohrig  tot  den  Heer 
Swart,  met  de  vraag?  "Wat  kan  men  voor  die  emigran- 
ten doen?*'  Op  ZEd.  raad  heeft  die  Heer  Ohrig  toen  een 
schip  "de  Brazilië"  uitgerust,  om  op  zijne  reis  Port  Na- 
tal  aaifte  doen?  De  Heer  J.  A.  Smellenkamp  werd  daar- 
op aangesteld  tot  Super-Carga  en  de  Heer  Swart  gaf  hem 
voor  eigene  rekening  ten  behoeve  van  de  emigranten  eene 
kist  met  boeken  mede  en  eene  menigte  b^bels,  die  aan 
den  Heer  Swart  door  het  Nederlandsche  Bijbelgenootschap 
geschonken  werden. 

Geen  Willem  I  kon  met  meer,  met  vuriger  geestdrift 
in  1813  op  den  Nederlandschen  bodem  ontvangen  en  naar 
de  residentiestad  vervoerd  worden^  dan  de  Heer  Smellen- 


Digitized  by 


Google 


166  VERLIES   VAN    NAT  AL 

kamp  aan  de  Zuid-Oostkust  van  Afrika.  Hij  was  in  Natal 
de  eerste  Nederlander,  met  wien  de  emigranten  en  hun- 
ne Volksraad  spreken  konden  en  door  wien  zij  verstaan 
zoudea  worden.  Hij  betoonde  hen  eene  genegenheid  en  hulp- 
vaardigheid, eene  overeenstemming  met  hunne  gevoelens 
en  boezemde  hen  een  vertrouwen  in,  waardoor  hij  eenen 
bgna  onuitwischbaren  gunstigen  indruk  op  hen  maakte. 

D^Urban,  de  eerste  bevolkte  plaats  aan  de  haven  van 
Natal,  toen  nog  de  Kafferbenaming  van  Eongella  voe- 
rende, was  in  vergelijking  tot  Pieter-Maritzburg  niet 
meer  dan  Scheveningen  tegenover  'sGravenhage.  DéAr 
mogt  de  Heer  Smellenkamp  niet  lang  vertoeven.  Hij  moest 
de  hoofdstad  zien,  die  de  HoUandsche  Afrikanen  gesticht 
hadden  en  ddir  vernemen,  al  wat  hun  bejegend  was,  al 
wat  zg  gedaan  hadden  en  hoe  thans  de  zaken  stonden. 
Pieter-Maritz-burg  ligt  op  een  afstand  van  14  &  15  uren 
gaans  van  Eongella.  Derwaarts  werd  hij  gebragt.  Langs 
den  weg  groeide  de  menigte,  die  het  r^tuig  waarin  hij 
was,  vergezelde,  steeds  aan.  £en  ieder  liep  of  reed  mede^ 
zoowel  te  paard  als  met  rijtuig.  Het  duurde  niet  lang  of 
de  trek-ossen  van  zijn  wagen  werden  afgespannen.  De 
vurige  HoUandsche-Afrikaansche  jongelingen  misgunden  de 
beesten  hunne  dierbare  vracht,  trokken  dien  over  berg 
en  dal,  door  moerassen,  stroomen  en  rivieren;  en  met  dat 
edel  voorspan  deed  de  Heer  Smellenkamp  zijnen  intogt 
in  de  roemrijke  hoofdplaats,  die  zoo  veel  mogelijk,  door 
vlaggen,  eerebogen  en  bloemkransen  versierd  was. 

De  Heer  Smellenkamp  werd  aanstonds  door  de  rege- 
ring verwelkomd  en  ter  zijner  eere  werden  maalt^den  aan- 
gelegd en  feesten  gehouden^  zoo  als  nooit  te  voren  door 
de  HoUandsche -Afrikanen  gevierd  waren  en  ook  nimmer 
meer  bij  hen  plaats  vinden.  Ja^  indien  het,  ten  aanzien  van 
hun  zuiver  godsdienstig  geloof,  geen  heiligschennis  zou  z^n, 
dan  mogt  men  de  vereering,  die  den  Heer  Smellenkamp 
toen   te   beurt  viel,  wezenlijk  eene  aanbidding  heeten. 

Was  het  te  verwonderen^  mijne  lezers!  dat  zulk  eene 
ontmoeting,  den  burgerman  verblindde ;  dat  hij  zich  zelven 
meer   dacht  dan  hij  in   der  daad  was;  dat  hij  zgne  eei|< 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDËRZETTINQ   AAN   DE    VAALBIVIEB  167 

voudige  betrekking  van  Saper-Carga  over  het  hoofd  zag; 
dat  hij  meer  dan  enkel  aanhoorder  hunner  lotgevallen 
werd;  dat  hi)  zelve  wilde  medeoordeelen  over  hetgeen  hen 
te  doen  stond  en  dat  hij,  toen  hij  zag;  welk  eenen  over- 
wegenden iavloed  zijne  woorden  kregen,  zich  eindelgk  liet 
verleiden  om  aan  hunnen  vurigsten  wensch  gehoor  te  ge- 
ven: rrde  bescherming  van  Z.  M.  den  Koning  der  Neder 
landen  te  bezitten'' ;  en  daarna  zóó  ver  ging,  dat  hij  eene 
overeenkomst  met  den  Yolksraad  sloot,  (evenwel  onder 
nadere  goedkeuring  van  Z.  M.)  en  daaronder  met  z^ne 
eigene  hand  schreef:  rraangenomen  namens  Z.  M.  den  ko- 
ning der  Nederlanden,  door  mij  ondergeteekende  J.  A  Smel- 
lenkamp'*?  Neen,  een  ieder  stelle  zich  in  zijne  plaats  en 
wie  zal  dan   den  eersten   steen  op  hem  werpen? 

Intnsschen  de  gevolgen  vanéénen  misstap  zijn  dikwijls 
tah^k,  en  niet  zelden  voert  ons  ééne  verkeerde  daad  tot 
meerder  kwaad;  ook  dit  een  en  ander  wordt  hier  en  in 
deze  geschiedenis  der  kaapsche  landverhuizers  bewaarheid. 

De  Heer  Smellenkamp  werd  voorzien  van  de  noodige 
bescheiden  voor  Nederland  en  beloofde  hen  of  gaf  hun 
hoop  1)  op  militaire  en  diplomatische  ondersteuning  van 
Z.  M.  den  Koning  der  Nederlanden  en  bezorging  van  raads- 
lieden^ en  van  geestelijk  en  maatschappel^k  onderwas.  Zoo 
doende  ging  hij  de  naauwste  verbindtenissen  met  hen   aan- 


*)  Zoodra  mij  het  zekere  niet  bekend  is,  schrijf  ik  twyfelachtig. 
Velen  der  Toornaamste  emigranten  hebben  m§  verzekerd,  dat  de  Heer 
Smellenkamp  stellig  beloofd  had,  ten  spoedigste,  kxijgsmagt  en  ammu- 
nitie, staatslieden,  predikanten  en  onderwijzers  uit  Holland  te  zul- 
len aanbrengen,  ten  einde  des  noodig  de  Engelsche  magt  te  kannen 
weerstaan  en  yemielen,  en  de  onafhankel^kheid  der  nieuwe  repu- 
bliek te  doen  erkennen;  anderen,  dat  ht)  eenigl^k  gezegd  had,  zn- 
ncQ  invloed  daartoe  te  zullen  aanwenden.  De  meesten  haa  hij  in  de 
mcening  gelaten,  dat  die  invloed  groot  was:  enkelen  —  zoo  als  den 
hiervoren  genoemden  Heer  J.  N.  Boshof,  zie  blz.  151,  had  hö  voor- 
zigtigerw^ze  meer  met  zgne  betrekking  van  Super-Carga  bekend 
gemaakt  Doch,  daarlatende  wat  hiervan  z§,  de  overeenkomst  met 
den  Yolksraad  aangegaan,  heb  ik  den  19  Augustus  1851  inmyne 
handen  gehad  en  met  eigene  oogen  gelezen.  Die  overeenkomst,  zoo 
als  zi)  daar  gesloten  en  onderteekend  ligt,  noem  ik  den  misstap 
van  den  Heer  Smellenkamp,  en  verder  zuUen  mgne  lezers  zelve  kun- 
nen oordeelen,  in  hoe  verre  die  daad  tot  meer  verkeerds  van  zijne 
zyde,  al  dan  niet,  aanleiding  gegeven  heeft. 


Digitized  by 


Google 


168  VBaLIES   VAN   NATAL 

H^  nam  vervolgens  de  terugroize,  over  en  door  het  bin- 
nenland, naar  de  Kaapstad;  ontving  van  de  emigranten 
£  100  voor  reisgeld  en  werd  tot  aan  Graaf  Reinet,  door 
den  voornoemden  Heer  J.  N.  Boshof  vrachtvr^  ge- 
bragt  die  hem  op  z^n  verzoek  nog  £  50.  voor  reisgeld 
ter  hand  stelde.  En  de  Brazilië  verliet  nog  vóór  het  einde  van 
April  1842  de  haven  van  Natal. 

De  vreugde  der  emigranten  over  het  bezoek  van  den 
Heer  Smellenkamp  mogt  slechts  weinige  dageri  duren.  Reeds 
den  4,^^^  Mei  1842  werd  Natal  andermaal,  doch  nu  door  ster- 
ker militaire  magt,  van  wege  het  Kaapsche  G-ouvernement 
bezet  dan  vroeger. 

De  Gt>uvemear  Sir  George  Napier,  vóór  zgne  komst  aan 
de  Kaap  in  Januar^  1838  reeds  tegen  de  Hollandsche 
Afrikanen  ingenomen  —  zie  bl.  70  noot  —  en  sedert  steeds  in 
dat  vooroordeel  gehouden  en  gebleven,  zoo  als  uit  de  voor- 
melde correspondentie  tusschen  de  emigranten  en  het  Kaap- 
sche Gouvernement  al  genoegzaam  is  gebleken;  kon,  na 
de  ontvangst  van  het  uitvoerige  antwoord  op  zgne  pro> 
clamatie  van  2  December  1841,  dit  staatstuk  niet  buiten 
gevolg  laten.  Integendeel,  zoo  hij  nu  niet  onmiddeliyk  al- 
les in  het  werk  stelde,  om  Natal  onder  het  gebied  van 
Groot-Brittanje  te  brengen,  zou  hij  —  en  welligt  ook  naar 
zgne  meening  —  de  eer  van  hare  kroon  te  kort  doen, 
zoo  niet  verguizen.  Daartoe  werd  dan  ook  alles  aange- 
wend. Behalve  de  aanvoer  van  militaire  magt,  werd  vooral 
door  middel  der  dagbladen,  tweedragt  onder  de  emigran- 
ten gezaaid,  en  ongelukkig  viel  dit  toen  zeer  gemakke- 
lijk. Het  was  bekend,  dat  de  een  den  ander  alreeds  ver- 
weet, dat  hij  vóór  het  aanzoek  der  onaf  hankelijkverklaring 
gestemd  had  en  nu  teregt  beweerde,  dat  dat  aanzoek  de 
aanleidende  oorzaak  was  der  tegenwoordige  bezetting,  en 
dat  deze  daarvan  alléén  een  gevolg  was.  Er  waren  die 
geloofden  aan  de  verzekering  van  engelschgezinde  vreem-» 
delingen^  dat  de  bedoeling  van  den  Gouverneur  goed  was, 
doch  dat  hij  de  magt  niet  bezat  om  hun  gewest  onaf- 
hankelijk te  verklaren  en  hen  te  ontheffen  van  hun  on- 
derdaanschap of  hunne  onderdanigheid  aan  Groot  Brittanje, 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDERZETTING    AAN   OB    VAALBIVIER  169 

en  daarom  wel  gehouden  was,  om  op  hun  verzet,  zooda- 
nig te  handelen  als  hij  nu  deed.  Anderen  daarentegen 
wilden  naar  al  die  fraage  vertellingen  niet  eens  luisteren. 
Door  die  tweedragt  evenwel,  werd  tijd  verloren  voor  de 
emigranten  en  gewonnen  door  de  bezetting.  Deze  liet 
dien  t^d  natuurlijk  niet  ongebruikt  voorb^gaan  en  bragt 
zoo  doende,  hare  stelling  in  behoorlijke  staat  van  verde- 
diging. 

De  Yolksraad  besloot  echter  tot  het  aanvallen  van  de  be- 
zetting^ en  de  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  werd  wederom  tot 
bevelhebber  benoemd.  Het  was  24  Mei  1842  geworden^  eer 
het  tot  een  treffen  kwam.  Het  gevecht  was  hevig,  hield 
een  dag  en  nacht  aan,  en  was  zoozeer  in  het  voordeel 
der  emigranten,  dat  niemand,  zoo  min  Afrikaan  als  £n- 
gelachman,  één  oogenblik  in  twijfel  kon  trekken,  of  de 
overwinning  zou  door  de  emigranten  behaald  worden.  Maar 
helaas!  het  dubbelzinnige  gedrag  van  eenige  ingezete- 
nen —  Duitschers,  en  Engelschen^  en  nog  erger!  van 
BNKSLE  HoUandsche  Afrikanen  —  die  later  nooit  meer  on- 
der de  emigranten  geteld  zgn,  of  met  den  eernaam  van 
w€Uir  emigrant  genoemd  worden  —  die,  het  gevaarlijke  en 
onrustige  leven  voor  zich  en  hun  gezin  moede,  zich  aan 
den  krijg  onttrokken,  verontwaardigde  Pretorius  en  de 
zgnen  en  deed  hunnen  lust  en  ijver  bekoelen.  Doch  nog 
daardoor  zou  de  Engelsche  bevelhebber  Smith  de  zaak 
niet  gewonnen  hebben.  Maar  wat  gebeurde  ?  Door  een  par- 
lementair liet  hij  voor  eenigen  tijd  stilstand  van  wapenen 
aanvragen,  en  dat  verzoek  werd  hem  toegestaan.  Toen  her- 
stelde h^  zich  zoo  goed  mogelijk;  en  ontving  eene  mag- 
tige  nieuwe  versterking  van  troepen  en  ammunitie  van  de 
Kaapstad,  en  toen  Pretorius  hem  den  26'**''  Jun^  1842  an- 
dermaal aanviel,  gaf  deze  het  te  spoedig  op,  werden  de 
aanvallers  mismoedig,  verstrooiden  zich  en  de  Ëngelschen 
kr^gsmagt  bleef  haren  stand  aan  de  haven  van  Natal  be 
houden. 

De  Heer  Smellenkamp  was  daags  te  voren  den  25^^®°  Junij 
1842  van  z^ne  binnenlandsche  reis  in  de  Kaapstad  aange- 
komen, waar  het  Gouvernement  reeds  kennis   droeg   van 


Digitized  by 


Google 


170  ^  VERLIES    VAN   NATAL. 

z^n  bezoek  in  Pieter  Maritzburg.  Het  liet  hem  dien  ten 
gevolge  aanhouden  en  in  de  gevangenis  zetten.  H^  had 
gelukkig  de  papieren,  waarvan  hi|  houder  was^  zoodanig 
verborgen,  dat  die  niet  ter  tafel  konden  komen.  Men  kon 
dus  aanstonds  geene  genoegzame  klagten  tegen  hem  in- 
brengen, en  hij  werd,  onder  persoonlijken  borgtogt  van  twee 
geachte  Kapenaars,  2  dagen  daarna,  weder  uit  z^ne  ge- 
vangenis ontslagen.  Hij  keerde  naar  Holland  terug  en  bragt 
voor  den  Heer  Swart  den  volgenden  brief  mede: 

Aan  den  Eerw.  Heer  J.  Swart. 

Pieter  Maritzburg  den  28  April  1842. 

Eerwaarde  Heer ! 

Wij  zijn  op  een  aangename  wijze  verrast  geworden, 
door  de  aankomst  van  het  HoUandsche  schip  Brazilië,  meer 
nog  daar  deze  vergezeld  ging,  met  zulke  bl^de  voor- 
uitzigten  voor  het  vervolg;  wij  roemen  met  dankbaarheid 
Hem,  die  ons  deze  onverwachte  uitkomst  uit  onze  moode- 
looze  kommervolle  omstandigheden  zoo  onverhoopt  geschon- 
ken heeft;  w^  zouden  gaarne  wenschen  te . beschreven  de 
algemeene  vreugde,  die  de  aankomst  van  deze  bl^de  bood- 
schap veroorzaakte,  doch  om  dit  in  zijne  volle  grootheid 
te  gevoelen,  moet  zulks  voorafgegaan  zijn  geweest  van  de 
vele  rampen  en  teleurstellingen,  die  wij  gedurende  onze  drie- 
en  sommige  vierjarige  omzwerving  doorgestaan  hebben,  doch 
wij  zijn  niet  geheel  verlaten  geweest;  integendeel,  Grods 
zegenrijke  hand  was  over  ons,  en,  ofschoon  somtijds  onze 
vooruitzigten  donker^  onze  toestand  tw^felmocdig  was,  bleef 
nog  altoos  een  straal  van  hoop,  verwarmd  door  de  over- 
tuiging dat  onze  zaak  regtvaardig  was,  en  dus  onder  Zijne 
heilige  bescherming  vroeg  of  laat  naar  Zijne  w^ze  voorbe- 
schikking uitkomst  zou  schenken.  In  dit  ons  vertrouwen 
zijn  wij  ook  niet  te  leur  gesteld  geworden,  want  daar  waar 
de  uitkomst  onmogelijk,  waar  de  dreigende  moordhand  reeds 
opgeheven  was,  waar  de  vlam  reeds  kerk  en  woning  ver« 


Digitized  by 


Google 


ÜN   MEDEB2BTT12IG   AAN    DB    VAALRIVIER.  171 

woestte,  daar  nogtans  wa8  Hij  nabij,  die  alleen  redden  en  be- 
houden kon,  en  ofschoon  honderden  door  den  dolk  van  het 
grootste  monster  (De  Zoola-koning  Dingaan)  dat  ooit  leefde 
vielen,  die  de  zuigende  moeder,  nooh  de  zuigeling,  noch 
den  magteloozen  grijsaard  verschoonde,  werden  er  niet  te  min 
velen  gespaard^  door  Hem  die  alleen  behouden  kan ,  wien  zij 
hulde  en  dankoffers  toebragten,  zoodat  onder  Zijnen  zegen 
nu  onlangs  eene  ruime  kerk,  op  deze  plaats,  Hetèr-Ma- 
ritz-burg  is  gebouwd,  die  ofschoon  groot,  echter  op  feest- 
en andere  der  Godsdienst  toegewijde  dagen,  op  verre  na 
de  gemeente  niet  kan  bevatten;  wordende  de  dienst  daar 
in  verrigt,  door  den  Eerw.  Heer  Lindlej,  een  Ameri* 
kaansche  leeraar,  die  in  Boston  geordend;  en  daarna  be- 
roepen is  geweest  b^  de  PresbTteriaansche  gemeente  aan 
de  Rok  Rivier,  en  door  het  Amerikaansche  zendeling-ge- 
nootschap naar  Natal  tot  nut  der  Zoola's  afgezonden,  maar 
bewogen  met  onzen  toestand,  de  dienst  voor  eenigen  tijd 
als  leeraar  onder  ons  heeft  waargenomen,  onder  bezolding 
van  de  Amerikaansche  HoUandsche  gereformeerde  kerk , 
met  aanbod,  om  indien  noodig,  verder  in  onze  behoefte  te 
willen  voorzien.  Niettegenstaande  wij  met  een  dankbaar  hart 
dat  edelmoedig  besluit  zullen  blijven  gedenken,  bl^ft  bij 
ons  echter  altoos  eene  oude  gehechtheid  aan  onze  zuivere 
voorvaderlijke  geloofsbelijdenis,  kerken-order  en  kerk-for- 
mulieren,  heerschen,  waardoor  w^  het  voorstel^  bij  UwEerw. 
missive  van  den  26'*'"'  October  1841  gedaan,  eene  ontwij- 
felbare voorkeur  zouden  wenschen  te  geven,  indien  wij  niet 
▼reesden,  onbillijk^  en  buiten  de  door  U  Eerw.  aange 
wezene  bepaling  te  zullen  gaan,  want  onze  behoeften  zijn 
groot,  en  vooral  groot  is  het  gebrek  aan  de  noodige  Leer- 
aars in  twee  bevolkte  Districten,  die  daarvan  ontbloot,  en 
dus  verstoken  zgn  van  die  zegeningen  en  troost,  die  met 
de  regelmatige  viering  van  den  Sabbat  en  godsdienstig 
oHderwijs,  bijzonder  op  dien  dag,  altoos  gepaard  gaan^  ter- 
wijl het  zwaarmoedig  vooruitzigt,  voor  het  aankomend  ge- 
slacht, zonder  onderwyzers,  zonder  leiding,  zonder  voorbe- 
reiding tot  die  pligten,  waartoe  zij  eenmaal  door  den  Staat 
geroepen    zullen    worden,    ook    algemeene    nêerslagtigheid 


Digitized  by 


Google 


172  VERLIES   VAN   NATAL 

veroorzaakt,  terwijl  de  vele  aanzoeken,  die  wij  deswegens 
in  de  kolonie  aan  de  Kaap  gedaan  hebben,  niet  van  dat 
gevolg  zijn  geweest,  waarop  wij  ala  Broeders  van  dezelfde 
moederkerk  hadden  mogen  hopen,  zoo  als  ÜEerw.  uit  de 
bijgaande  missive  die  onbeantwoord  is  gebleven,  zelve  zult 
kunnen  zien;  ook  is  door  ons  door  middel  van  den  Heer 
Olof  Trnter,  een  brief  met  kapitein  Brandligt,  naar  den  Am- 
sterdamschen  Kerkenraad  dienaangaande  verzonden,  die  geen 
beter  lot  heeft  ondergaan,  zoodat,  wanneer  w^  met  twee 
leeraars,  en  vooreerst  twee  of  drie  schoolmeesters  konden 
begunstigd  worden,  zou  in  onze  eerste  meest  dringende 
behoeften  voorzien  zijn;  waaromtrent,  ofschoon  onze  om- 
standigheden niet  toelaten,  voor  de  eerste  twee  of  drie 
jaren  een  vast  inkomen  te  bepalen,  kunnen  w^  echter  volle 
verzekeriBg  geven,  dat  hun  niets  zal  ontbreken,  en  waar 
onze  geldel^ke  vermogens  mogten  te  kort  schieten,  w^  door 
harteiyke  verknochtheid  en  liefde  hun  verblijf  alhier  zullen 
trachten  aangenaam  te  maken.  Ook  ontbreekt  ons  hoofdza- 
kelijk hetgeen  bij  onderstaande  lyst  is  gespecificeerd^  en 
daar  wij  vreezen  dat  deze  opgave  de  discretie  en  veelligt 
het  vermogen,  binnen  het  bereik  van  UEerw.  gesteld,  zal 
te  bovengaan,  voegen  wij  hierbij  de  opregte  verzekering, 
dat  het  geringste  deel  van  deze  opgaaf,  altoos  met  dank- 
baarheid en  erkentenis  zal  worden  gehouden,  zoo  wel  als 
voor  de  met  de  Brazilië  gezonden  en  reeds  door  ons  ont* 
vangen  boeken,  door  hen,  die  hunne  beste  wenschen  en 
gebeden  voor  den  Troon  der  liefde  zullen  brengen,  voor 
het  land,  den  Vorst,  en  de  Kerk  waarvan  UEerw.  zulk 
eene  waardig  lid  zijt,  blijvende  met  ware  hoogachting, 

Eerwaarde  Heer 

üw  Eerw,  gehoon,  dienaren^ 

L.  Badenhorst,  Ouderling, 
T.  E.  Steenkamp. 
^       )  J-  H.   Brouwer,  Diaken. 
C.  F.  Potgieter,     v 


Digitized  by 


Google 


EM  NEDERZETTING  AAN  DE  TAALRIVIER.      173 

OPGAAF. 

Een  groote  Kerk-bijbel  met  onze  gewone  oude  kerk- 
formulieren,  en  gebeden  zoo  als  in  onze  Hollandsche  ker- 
ken gebruikelijk. 

Psalmen,  gezangen,  en  het  nieuwe  Testament. 

Oude  en  nieuwe  Testamenten. 

Eenige  predikatie-boeken,  waaronder  die  van  Kist,  Bij- 
bel-historie van  van  der  Palm;  van  Lier. 

Schoolboeken  voor  eerstbeginnenden,  en  meergevorderden. 

Schr^fbehoeften,  leijen,  griQes,  enz. 

De  Heer  Swart  begaf  zich  daarop  naar  den  Heer  Pre- 
dikant J.  J.  van  Voorst.  Zi)  kwamen  overeen,  eene  Com- 
missie te  verzamelen,  om  de  geestelijke  belangen  der  emi- 
granten te  behartigen.  Het  gelukte  hun  die  tot  stand  te 
brengen  en  zi)  werd  te  zamengesteld  uit  de  Heeren  Hoog- 
leeraar Roogens,  Predikanten  Broes,  van  Voorst  en  Brui- 
nier en  Ouderling  J.  Swart,  allen  te  Amsterdam. 

Deze  Commissie  besloot  tot  het  uitzenden  van  één  Pre- 
dikant, één  Onderw^zer  en  zooveel  mogel^k  ook  de  ge- 
vraagde boeken  en  daarbij  nog  vele  andere  boeken  te  voe- 
gen. Zy  getroostte  zich  al  de  onkosten  daarvan  zelve  op 
te  leggen  en  daarvoor  niemands  hulp  in  te  roepen. 

Ten  andere  vormde  zich  te  zelfden  tijde,  mede  te  Am- 
sterdam, eene  handelsvereeniging  tusschen  de  Heeren  J. 
Swart,  *A.  Kooij  en  Gr.  Ohrig,  onder  de  firma  van  Klijn  &  Cie. 

Het  vorige  schip,  de  Brazilië  werd  door  deze  drie  Hee- 
ren gehuurd  en  bevracht,  en  de  Heer  Smellenkamp  aan 
genomen  om  als  Supercarga  de  reis  naar  de  Oostkust 
van  Afrika  en  wel  bepaaldelijk  naar  Port  Natal  te  doen; 
voorts  om  in  dienst  van  die  Heeren  te  blijven,  en  dan 
zich  aldaar  voor  goed  te  vestigen. 

De  genoemde  geestel^ke  Commissie  zond  den  Predikant 
F.  N*  Ham  en  echtgenoote,  en  den  Onderwijzer  Martineau, 
allen  wel  door  haar  uitgerust  en  van  eenen  ruimen  voorraad 
voorzien^  aan  boord  van  dat  schip,  hetwelk  liet  vaderland 
in  het  begin  van  1843  verliet,  en   den  7^^^  Mei  van  dat 


Digitized  by 


Google 


174  VERLIES   VAN   NATAL 

jaar  voor  Port  Natal  ten  anker  kwam.  De  Heer  Swart 
heeft  mij  wel  in  staat  willen  stellen  om  mijnen  lezers  een 
afschrift  van   het  volgende  uittreksel  te  kunnen  mededeelen. 

Extract  uit  het  Journaal  van  den  Heer  J.  A, 
Smellenkampf  Supei*-Carga  aan  boord  van  het 
Ned.  Schooner  schip  Bracilië  Kapt.  C.  J.  Reus, 
op  deszelfs  reis  naar  de  Oostkust  van  Afrika. 

Den  4^®"  Mei  maaktefi  wij  land  aan  Afrika's  Oostkust  op 
de  hoogte  van  Morley  -  bank.  Alzoo  in  de  nab^heid  van  Sint 
Lucia-baai  zijnde  en  daar  de  wind  ons  daarenboven  ongun- 
stig was,  om  onze  koers  naar  Port-Natal  te  vervolgen,  zoo 
besloot  ik  eerst  de  situatie  der  Sint  Lucia* baai  op  te  nemen, 
in  plaats  van  regtstreeks  op  Port-Natal  aan  te  houden. 
's  Avonds  werd  het  echter  flaauw,  en  waren  vrij  verpligt  de 
koers  uit  den  wal  te  houden. 

*s  Morgens  hadden  wij  kaap  Sint  Lucia  in  't  gezigt  met 
zeer  weinig  koelte.  Tegen  den  middag  blies  de  wind  sterk 
uit  het  N.  O.  waardoor  het  ons  onmogelijk  werd,  op  dat 
oogenblik  Sint  Lucia-baai  te  kunnen  bereiken,  en  onze 
pogingen^  om  de  weinige  distantie  op  te  laveren^  toonden 
ons  dat  wij  door  wind  en  storm  al  meer  en  meer  verloren. 
De  gelegenheid  daarentegen  allergunstigst  zijnde  om  met 
een  klein  etmaal  Port-Natal  te  bereiken,  en  niet  kunnende 
weten,  hoe  lang  de  N.  O.  wind  zou  aanhouden,  zoo  be- 
sloot ik  de  opneming  der  Sint  Lucia-baai,  voor  dit  oogen- 
blik op  te  geven,  en  liet  daarom  regtstreeks  na^r  Port 
Natal  koers  houden. 

Den  6**^"  Mei  was  het  op  den  middag  weder  geheel  stil 
en  wij  bevonden  ons,  voor  de  Visch-rivier  te  zgn.  Niets  vor- 
derende en  willende  onderzoeken,  of  de  monding  dier  rivier 
ook  eenigzins  bevaarbaar  zou  zijn,  zoo  liet  ik  mg  met 
den  Kapt.  in  die  rigting  opro^ijen,  doch  het  kwam  on.s 
voor,  dat  deze  rivier,  even  als  genoegzaam  alle  rivieren 
dezer  kust  onbevaarbaar  is.  De  vele  branding  belette  ons,  ook 
aldaar    voet  aan  wal  te  zetten  voor  eenig  onderzoek. 

Den  7^®°  Mei  kwamen  wij  des  avonds  op  circa  een  1/4 
mijl  van  Kaap  Natal  en   9  va^  water  ten   anker. 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDERZETTING   AAN   DE   VAALBIVIER.  175 

Den  8«*®"  Mei  's  morgens  ten  6  uur  werd  er  van  de 
blnnenz^de  der  baai  een  kanonschot  gelost,  waarna  w^ 
langzamerhand  door  het  rijzen  der  zon  aan  deu  zandpunt. 
een  fort  konden  onderscheiden^  alsmede  de  masten  van 
een  schip  binnen  de  baai.  Vervolgens  bemerkten  wij;  dat 
van  bet  fort  eene  vlag  geheschen  werd,  hetwelk  wg  on- 
middellijk beantwoordden^  met  onze  nationale  te  h^s- 
schen.  Er  was  weinig  briso  uit  zee,  en  het  hoog  water 
eerst  ten  11  uur,  zoodat  het  binnenzeilen  met  het  schip 
niet  kon  geschieden,  hetwelk  anders  mijn  oogmerk  was 
geweest.  Omstreeks  8  uur  zagen  wij  eene  sloep  de  baai 
uitkomen,  terwijl  eene  andere  achter  de  branding  op  de 
riemen  bleef  liggen.  De  sloep  welke  wij  het  eerst  gezien 
hadden,  bereikte  ons  spoedig  en  was  bemand  met  Kapt. 
Bash,  Kommandant  der  oorlog-schooner,  een  Luitenant  en 
5  matrozen.  Kapt.  Bash  b^  ons  aan  boord  gekomen 
zynde,  verklaarde  belast  te  zijn,  met  de  verklaring  der 
schepen,  en  vroeg  van  waar  wij  kwamen,  en  de  scheeps- 
papieren  te  zien.  Kapt.  Bash  maakte  de  aanmerking, 
dat  het  manifest  der  lading,  afgegeven,  gezegeld  en  ge* 
teekend  moest  zijn,  door  de  ambtenaren  belast  met  de  uit- 
klaring  der  schepen,  ter  plaatse  van  waar  het  schip  het 
laatst  vertrokken  was,  en  elk  passagier  van  een  be- 
hoorlek Paspoort  voor  de  plaats  zijner  bestemming  moest 
voorzien  zijn.  Ik  antwoorde  ZEd:  hierop,  dat  het  manifest 
der  lading  in  Holland  veeltijds  door  den  kargadoor  werd 
opgemaakt,  doch  dit  echter  geene  verpligting  was^  en  in 
alle  gevallen  nimmer  door  de  ambtenaren  wordt  afgegeven. 
Dat  het  manifest  der  lading  door  den  kapt.  of  Super-Carga 
geteekend,  in  alle  havens  voldoende  was,  en  dat  al  het 
gene,  wat  niet  op  het  manifest  der  lading  voorkwam,  kon 
worden  geconfisceerd.  Kapitein  Reus  vragende  of  hij  binnen 
zou  mogen  komen,  antwoordde  Z£d.  van  Ja,  als  alles  in  orde 
is ;  en  daarop  het  woord  tot  mij  rigtende,  vroeg  hij  mij,  als 
Snper-Carga,  of  ik  mij  van  alle  benoodigde  papieren  wilde 
voorzien,  en  mij  met  hem  naar  land  begeven,  ten  einde  met 
Kaj.  Schmidt  nader  te  spreken.  Mij  hiervoor  gereed  ma- 
kende, zeide  Kapt.  ReuS;  dat  hg  ook  genegenheid  had,  zich 


Digitized  by 


Google 


176  VERLIES    VAH  NAT  AL 

naar  den  wal  te  begeven,  hetwelk  door  Kapt.  Bash  werd 
toegestemd.  Wij  verlieten  alzo  o  de  Brazilië^  ik  in  de  sloep 
der  Engelschen,  en  Kapitein  Beus  in  zgne  eigene  sloep  met 
4  matrozen.  Na  aan  de  binnenzijde  der  baai  voet  aan 
wal  te  hebben  gezet,  werd  ik  met  Kapt.  Reus  in  eene  kamer 
gebragt,  welke  Kapt.  Dunford,  Kommandant  van  het  fort 
tot  eetkamer  bezigde.  Onmiddellyk  zond  Kapt.  Dunford  een 
ordonnans  te  paard  naar  Maj.  Schmidt,  die  zich  in  de 
Natalstad  bevond,  ten  einde  ZËd:  van  myne  aankomst  te 
verwittigen.  In  dien  tusschentijd  werd  ons  een  breakfast 
voorgezet,  waarvan  wij  met  Kapt.  Bash  gebruikten.  Na 
afloop  daarvan,  werd  ons  door  den  Heer  Humphrey,  Kape- 
naar  en  geëmplo^eerde  bij  Maj.  Schmidt,  berigt,  dat  ZEd: 
op  het  fort  was  aangekomen,  en  aanstonds  by  ons  zou 
wezen.  Hiermede  verliep  echter  genoegzaam  nog  een  uur, 
in  welken  tusschentijd  zeker  de  scheepspapieren,  door  be- 
hulp van  den  Heer  Humphrej,  welke  goed  Hollandsch  sprak, 
onderzocht  werden. 

Daarna  kwam  Maj.  Smidt  met  Kapt.  Dunford,  Bash  en 
de  Hr.  Humphrey  bij  ons.  Na  de  wederzgdsche  begroe- 
tingen, vroeg  de  Heer  Humphrey  namens  Maj.  Smidt,  of 
w^  genoegzaam  Engelsch  spraken  om  het  gesprek  in  die 
taal  te  voeren,  waarop  ik  antwoordde  dit  b^  preferentie 
in  het  Hollandsch  te  doen.  Maj.  Smidt  hiervan  onderrigt 
zeide  alstoen  order  te  hebben,  geene  schepen  in  de  baai 
van  Natal  toe  te  laten  of  eenige  passagiers  te  laten  lan- 
den, zonder  speciale  toestemming  van  het  Eng.  Gouverne- 
ment, of  des  Gouverneurs  van  de  Kaap  de  Goede  hoop; 
dat  ten  2*«  onze  bestemming,  volgens  de  scheepspapieren 
naar  Mauritius  en  niet  naar  Port-Natal  was:  dat  ten  3^®  ZËd. 
ten  hoogste  verwonderd  was,  omdat  wij  ons  in  Holland  niet 
van  de  noodige  papieren  voor  Port-Natal  hadden  voorzien, 
en  de  Kaap  niet  hadden  aangedaan.  De  Heer  Humphrey 
vertolkte  dit  alles  in  het  hollandsch^  waarop  ik  antwoordde, 
dat  wij  het  schip  naar  Mauritius  hadden  doen  uitklaren^ 
om  de  tegenwoordige  zoo  groote  concurrentie  in  elke  be- 
kende zaak  zooveel  mogel^k  tegen  te  gaan,  en  de  plaats 
van  uitklaring,   in  zeker  opzigt  met  de  bestemmingsplaats 


Digitized  by 


Google 


£K    N£DERZETTLNQ    AAK    D£    VAALRIVIER.  177 

niets  gemeens  had,  om  reden,  dat  men  met  onze  zeebrie- 
ven,  in  alle  havens  van  de  met  ons  Gouvernement  be- 
vriende mogendheden  kon  binnenloopen;  dat  op  den  datum 
van  m^n  uitzellen  uit  Holland,  er  geene  bekendmaking 
van  wege  het  Engelsche  Gouvernement  bestond,  dat  de 
haven  van  Natal  gesloten  was,  en  ik  dien  ten  gevolge 
geene  byzondere  permissie  noodig  achtte,  en  dat,  daar 
m§ne  komst  te  Port-Natal  mijne  vestiging  als  handelaar 
aldaar  ten  doel  hebbende,  ik  van  zelf  geen  plan  kon 
hebben,  mijne  goederen  aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop  te 
gaan  verkoopen.  Ik  kreeg  hierop  ten  antwoord,  dat  het 
ons  wel  bewust  moest  zijn,  wijl  wij  bij  ons  vroeger  hier 
zijn,  zeer  veel  hadden  toegebragt^  om  de  emigranten,  in 
hunne  dwaze  ideên  te  versterken^  zoowel  door  het  ver- 
spreiden van  opruijende  pamfletten,  als  anderzins,  en  dat 
het  Hollandsche  Gouvernement  bereid  was,  daaromtrent  alle 
mogelijke  satisfactie  aan  het  Engelsche  Gouvernement  te 
geven,  en  ik  daarom  wel  omzigtiger  met  mijne  tweede 
expeditie  had  mogen  te  werk  gaan.  Ik  antwoordde,  dat  ik 
bereid  was,  mij  omtrent  al  het  vroeger  gebeurde  te  ver- 
antwoorden, waar  men  zulks  mogt  verlangen,  dat  m^ne 
komst  geen  ander  doel  had,  dan  het  oprigten  van  een 
handelsetablissement  aan  de  baai  van  Natal,  en  dat  ik 
van  m^nen  kant,  alles  wat  mogelijk  was,  zou  willen  aan- 
wenden, om  den  vrede  tusschen  de  emigranten  en  de  En- 
gelschen  te  helpen  bevorderen,  terwijl  het  medebrengen  van 
een'  geestelijke  en  een'  schoolmeester  bewees,  dat  de  zede< 
l^ke  beschaving  der  emigranten  door  ons  niet  uit  het  oog 
verloren  was.  Maj.  Smidt  scheen  toen  ongeduldig  te  wor- 
den, en  zeide  genoeg  gesproken  te  hebben,  en  zich  al- 
leen aan  zgne  orders  te  houden,  en  uit  gebrek  aan  de 
noodige  licentie  van  den  Gouverneur  der  Kaap,  het  binnen- 
komen der  baai  verboden  z^nde,  ons  onmiddellijk  door  Kapt. 
Bash  aan  boord  zou  doen  brengen,  en  terwijl  uit  hoofde 
door  de  Kaffers  gerapporteerd  was,  dat  er  in  de  rigting 
der  St  Luciabaai  3  schepen  gezien  waren,  waarvan  er  een 
de  sloep  aan  den  wal  en  's  avonds  licht  in  den  mast  gehad 
had,    ZEd.    ons    schip    zou     doen    visiteren,     en    b^aldien 

12 


Digitized  by 


Google 


178  VERLIES    VAN   NATAL 

alles  in   orde  werd  bevonden,  wi)  dan  onmiddellijk  onder 
zeil  moesten  gaan;  doch    zoo  w^  zonden   trachten  ergens 
aan   wal,  hetz^  passagiers,   hetz^  goederen   te  laden,  alles 
zou  worden  geconfisceerd.     Ik   verzocht   toen  Maj.  Smidt 
my  een  bewijs   te  geven  op  schrift,  dat  ZEd.  mij  de  baai 
ontzegd  had,    hetwelk   ZEd.   volstrekt  weigerde    te    doen, 
meenende    zulks    niet   verpligt    te    zijn.     Maj.  Smidt  her- 
haalde toen  genoeg   gezegd  te  hebben,  en  dat  wij  konden 
vertrekken.  Nu  verwittigde  ik  Maj.   Smidt  dat  w^  gebrek 
aan  water  hadden,  en    kreeg   ten  antwoord,  dat  wij  onze 
boot  konden  zenden,  maar  dat  noch  ik,  noch  Kapt.  Reus 
weder    aan    land   mogten   komen;    Kapt.  Bash  verklaarde 
de   scheepspapleren  onder  zgne  bewaring  te  houden,    tot- 
dat  alles    aan  boord    in    orde    zou    bevonden   z^n;    wg 
begaven   ons   toen  naar  onze    booten  en  roeiden    de  baai 
uit,  doch  voor  de  baar  gekomen,  oordeelde  Kapt.  Bash  het 
niet    raadzaam     ^e    over     te    gaan,     maar  tot  den  vol- 
genden morgen  te  wachten,  en  wij  keerden  naar  den  wal 
terug,  en  bemerkte  ik  dat  w^  met  de  Engelsche  sloep  wa- 
ter   aan     boord   kregen.     Maj.    Smidt  en   Kapt.   Dunford 
verklaarden    dat    het   hun  speet,    dat  wij  niet  naar  boord 
terug  konden  keeren,  en  dat  men  het  ons  op  het  fort  zoo 
aangenaam    mogel^k     zou    maken,  echter  met  verbod  van 
buiten  het  fort  te   komen,  of  eenige  gemeenschap  met   de 
emigranten  te   hebben.  Toen  verliet  ons  Maj.  Smidt  voor 
goed,  en  wij  gebruikten  eenige  ververschingen.  Gedurende 
dien  dag  hadden   wij   van   tijd  tot  tijd  gezelschap  van  een 
of  twee   officieren  en  uit  de  differente  gesprekken  welke 
wij  hielden,  vernamen  wij  dat  de  emigranten  zich  nog  al- 
tijd  staande  hielden,    en  dat  er  nog  geene  Engelschen  in 
Pieter  Maritzburg  geweest  waren,  en  dat  de  door  mü  daar- 
gebragte   schoolmeester   steeds  ^verig  bezig  was,    de  ge- 
moederen  gaande   te  houden,   door  geschriften  als  ander- 
zins,  en  dat  de  niet  in  de  amnestie  begrepene  emigranten  nog 
altijd  vrij   leefden;  dat   de   Engelschen  alle   oogenblikken 
versterking  verwachtten  van  paardenvolk,  met  den  Admiraal 
ter   inspectie;    dat  de  tegenwoordige  magt  der  Engelschen 
450  man  was,  waarvan  300  man  in  een  versterkt  kamp  in  de 


Digitized  by 


Google 


ËN  NEDERZETTINa  AAN  DB  VAALRIVIER.       179 

vlakte  achter  Port-Natal  gelaten,  terwijl  de  overigen  op  het 
fort  en  op  den  schooner  waren.  Het  fort  is  van  alle  communi- 
catie door  eene  palisadering  afgescheiden;  de  hoogste  heu- 
vel van  dit  terrein  is  van  een  fort  van  rgswerk  voorzien, 
waarop  2  stukken;  een  18ponder  lag  in  het  zand.  Zes  schild- 
wachten staan  bij  nacht  als  posten  uitgezet;  vele  wonin- 
gen z^n  hier  sints  mijn  vorig  daarzijn  aangebouwd  voor 
officieren,  2  brakken^  een  hospitaal,  en  twee  paardestallen. 
Om  zes  uur  aten  w^;  alle  politieke  gesprekken  werden 
vermeden,  en  om  10  uur  gingen  wij  ter  ruste.  Ik  met 
Kapt.  Reus  in  een  afzonderlijk  vertrek,  en  de  matrozen  in 
eene  tent. 

Den  9^™  Mei  des  morgens  ten  half  7  werd  ons  door  kapt. 
Bash  berigt,  om  naar  boord  terug  te  keeren.  Wij  begaven  ons 
in  de  boot  en  de  sloep,  en  nog  een  groote  sloep  beladen  met 
150  gfflons  water,  bemand  met  13  roeiers  en  1  stuurman 
en  officier,  allen  met  pistolen  en  sabels  gewapend.  Aaa 
boord  terug  gekomen,  werd  het  schip  gevisiteerd  door  10 
of  12  matrozen,  in  tegenwoordigheid  der  officieren;  veel 
werd  omgehaald,  en  weder  op  zijne  plaats  gezet,  doch 
niets  geopend.  Natuurl^kerw^ze  niets  vindende  wat  ver- 
dacht kon  voorkomen,  werd  mij  door  kapt.  Bash  gevraagd, 
waar  onze  kruidkajncr  was,  maar  antwoordende,  dat  wg 
noch  kruid,  noch  ammunitie  hadden,  zeide  ZEd.  dat  alles 
dan  in  orde  was.  Nu  vroeg  kapt.  Bash  mij  of  ik  plan 
had  naar  de  Kaap  te  stevenen,  waarop  ik  antwoordde  dat  ik 
zulks  nog  niet  kon  bepalen,  maar  dat  ik  veronderstelde  dat 
Z£d.  mij  geene  licentie  zou  geven  voor  Port-Natal,  zoo 
ZEd.  niet  verkoos  dat  er  schepen  onder  andere  vlag  zou- 
den binnen  komen.  Kapt.  Bash  zeide  daarop^  dat  ik  koers 
kon  zetten,  werwaarts  ik  wilde,  doch  dat  ik  mij  te 
wachten  had,  de  Engelsche  oorlogschepen  te  noodzaken, 
andermaal  bij  ons  aan  boord  te  komen,  wijl  z^  het  welllgt 
dan  niet  zouden  verlaten.  Ik  antwoordde,  dat  ik  m^ne 
maatregelen  daaromtrent  zou  weten  te  nemen.  Vervol- 
gens ons  in  de  kajuit  begevende,  vroeg  kapt.  Bash  aan 
kapt.  Reus  zijn  scheepsjournaal  te  mogen  zien,  doch  dit 
v^f  dagen  ten   achter   zijnde^   maakte  kapt.  Bash  de  aan- 

12* 


Digitized  by 


Google 


180  VERLIES    VAN   NATAL 

merking  dat  dit  niet  in  orde  was;  kapt.  Reus  zeide  toen^  dat 
hij  een  kladjournaal  hield,  hetwelk  hij  om  de  zes  of  acht 
dagen  bijschreef,  waarmede  Kapt.  Bash  in  zoo  verre  ge- 
noegen nam.  Niet  willende  onderdoen,  voor  de  heusche 
behandeling  ons  op  het  fort  aangedaan,  presenteerde  ik 
insgelijks  een  glas  wijn  aan  de  officieren,  waarvan  er  een 
gebruik  maakte;  hierop  zeide  Kapt.  Bksh  dat  wij^  on- 
middellijk nadat  het  volk  geschaft  had,  onder  zeil  moesten 
gaan,  waarna  wij  door  ZEd.  en  de  Engelschen  verlaten 
werden. 

Daar  het  mij  thans  gebleken  was  dat  de  Kaffers  langs 
de  kust  en  in  den  omtrek  der^St.  Lucia  baai  het  met  de 
Engelschen  eens  waren,  door  hun  in  alle  gevallen  te  rap- 
porteren, wat  langs  de  kust  voorviel,  en  wij  uit  dien  hoofde 
aldaar  vijanden,  in  plaats  van  vrienden  zouden  aantreffen, 
zoo  besloot  ik  het  opnemen  der  St.  Lucia  baai  op  te'  geven, 
en  onmiddellijk  naar  de  Delagoabaai  te  doen  stevenen, 
waarvan  ik  Kapt.  Reus  onderrigtte;  eene  mooije  Z.  W. 
koelte  begunstigde  dit  doel  en  weldra  waren  wg  met  wap- 
perende vlag  langs  de  kust  weder  onder  zeil.  Gedurende 
wij  bezig  waren  ons  zeilreê  te  maken,  hoorden  w^  een 
gestadig  kanonvuur  in  de  rigting  van  het  versterkte  kamp; 
de  oorzaak  daarvan  echter  bleef  ons  onbekend. 

Extract  Conform 
Mozambique  17  Juni/  1843. 

f  Was  get.J  J.  A.  Smellenkamp. 
Super-Carffa. 

Na  de  hier  bekomene  afwijzing,  bestemde  de  Heer  Smel* 
lenkamp  de  Brazilië  naar  Delagoabaai.  Hij  kwam  daar  behou- 
den aan;  doch  de  onderwijzer  Martineau  was  op  de  reis 
overleden;  Mevrouw  Ham  beviel  te  Delagoabaai;  zij  en  haar 
kind  overleden  kort  daarna  te  Lorenzo-Marques,  zijnde  de 
Portugesche  vesting  aldaar,  en  de  Predikant  Ham  kreeg 
dddr  ook  de  landziekte,  doch  vond  nog  gelegenheid  om  uit 
do  Delagoabaai  terug  te  keeren.  Hij  kwam  in  de  Kaapstad 


Digitized  by 


Google 


KN    NEDERZETTING    AAN    Dfi    VAALBIVIER.  181 

en  werd  beroepen  aan  de  Fransche  Hoek,  wddr  hi)  in  1853 
nog  stond.  Uit  de  Brazilië  werden  de  voor  Pieter-Maritz- 
bnrg  bestemde  boeken  gelost  en  zij  vertrok  met  hare  la- 
ding of  het  grootste  gedeelte  daar  van  naar  Java. 

M^e  lezers  hebben  op  bladz.  75  reeds  vernomen,  dat 
in  1836  een  deel  der  Kaapsche  landverhuizers  onder  de 
leiding  van  Hendrik  Potgieter,  andere  partijen  onder  het 
bestuur  van  Gerrit  Marltz,  Jacobus  Uijs,  Karel  Landman 
en  Gerrit  Rodolph  over  de  Oranje-rivier,  en  op  bladz.  76, 
dat  de  eerst  bedoelde  part^  in  eené  noordelijke  rigting  langs 
den  oever  van  de  Yaalrivier  trok.  Deze  bouwde  in  1839 
eene  stad,  aan  de  in  die  rivier  uitstroomende  Mooirivier 
en  noemde  haar  Potchefstroom,  naar  den  naam  en  de  be- 
trekking van  haren  hoofdman  en  naar  de  waterrijke  plaats 
waar  zij  gevestigd  werd.  Vóór  1843  waren  deze  land- 
verhuizers nog  nimmer  in  Natal  geweest  en  dus  ook  in 
geenendeele  betrokken  in  de  lotgevallen  van  hunne  ver- 
wanten dier.  Zij  droegen  dus  toen  nog  geen  kennis  van 
hetgeen  dÜLV  gebeurd  was  en  de  Heer  Smellenkamp  was 
hun  nog  even  vreemd,  als  hij  in  1842,  hunnen  Natalschen 
vrienden  geweest  was. 

Gedurende  de  reis  van  de  Brazilië  naar  Java  en  terug, 
maakte  de  Heer  Smellenkamp,  die  aan  Delagoabaai  ge- 
bleven was,  kennis  met  die  landverhuizers.  Hij  gaf  hun  een 
verhaal  van  z^ne  ontmoetingen  en  onderhandelingen,  zoo 
te  Natal  als  in  Nederland,  van  zijne  voornemens  en  voor- 
uitzigten  ten  aanzien  van  te  openen  handel  tusschen  hen 
en  de  Nederlanders^  en  eindelijk  van  wat  hij,  bij  eene  vol- 
gende expeditie,  die  spoedig  zou  plaats  hebben,  doen  zou. 
Hy  zeide  hun^  dat  de  Engelschen  hen  steeds  zouden  ach- 
tervolgen ;  dat  de  grond  boven  of  benoorden  den  26'**'*  graad 
zuiderbreedte  behoorde  aan  Portugal;  dat  die  graad  be- 
gon aan  de  Delagoabaai  en  midden  door  Zuid- Afrika  liep 
en  hij  raadde  hun,  dat  zij  aan  den  vertegenwoordiger  van 
het  Portugesche  Gouvernement  aldaar  moesten  vragen,  om 
ach,  van  af  den  26"''°  graad,  noordwaarts,  te  mogen  ves- 
tigen en  dddr  als  een  onafhankelijk  volk  te  worden  er- 
kend, als  wanneer   dan   de  handel    met  Holland,  over  de 


Digitized  by 


Google 


182  VERLIBB    VAN   NATAL 

Delagoabaai  zou  worden  gedreven  en  de  Portugezen   daar 
van     het    voordeel    zouden    genieten.    H^  bood    daartoe 
zgne  tusschenkomst  aan   en  verlangde,  dat  indien  dit  ver- 
zoek mogt  worden  toegestemd,  dat  z^    dan  nader  aan  die 
baai,  eene .  nieuwe  stad  moesten   aanleggen.  De  Heer  Pot- 
gieter keurde  dit  voorstel  goed,  nam  het  aan  en  begaf  zich 
tot  dat  einde  naar  den  Gouverneur  van  Lorenzo-Marques^ 
hield  met  hem  in  tegenwoordigheid  en  door  tusschenkomst 
van  den  Heer   Smellenkamp  —  die  ook  als  tolk  moest  fun- 
geren —  eene  conferentie  en  daarvan  werd   een  schriftel^k 
bewgs  of  proces-verbaal  opgemaakt.  Dit  stuk  heeft  de  Heer 
Potgieter  zelf,  mg   in  1852  laten  lezen.   De  inhoud  kwam 
geheel  overeen  met  het   geen  hij   en  anderen  mg  verhaald 
hadden,  als  door  den  Heer  Smellenkamp  aan  hen  gezegd 
te  zgn,  en  ik  las  het,  met  des   te  meer  oplettenheid,  om- 
dat ik  daardoor  eenige  verklaring  kreeg,   waarom    in    de 
kaart   van   Zuid-A&ika,  opgemaakt  door   den  Hoogleeraar 
Lauts,  rrovereenkomstig  de  gegevens  welke  hem  ten  dien- 
ste stonden'*  en  behoorende  tot  zgn  werkje.  rrDe  kaapsche 
Landverhuizers    enz.  Leiden    1847   op  den  27'***'^)  graad 
Z.  B.  een    gestippelde    Ign,  dwars  door   Zuid  Afrika  ge- 
drukt en  daarboven  gesteld   is  ttOrenzen  der  Partugesche 
bezittingen^'  en  waarom  op  blz.  32  van  dat  werkje .  gezegd 
word.  riMen  loopt  van  nu  voortaan  geen  gevaar,  daardoor 
Groot  Brittanjes  Staatsbestuur  te   mishagen,  —  alzoo  die 
voormalige  Kaapsche  landverhuizers   zich  tegenwoordig  op 
Portugeesch  grondgebied  bevinden;  en  bovendien,  hoezeer  op 
dat  gebied  onafhankelgk  bestaande,  met  den  Portugesehen  Be- 
velhebber aan  de  Lorenzo-Marques  en  met  den  Portugeschen 
Gouverneur  te  Mozambike  in  goede  verstandhouding  leven." 
Het  antwoord  van   den   Portugeschen   Gouverneur    was 
zeer  natuurlgk:    rrHg   had  niets   tegen  de  inwilliging  van 
het  verzoek,    indien   de    emigranten  zich  konden    verstaan 
met   de  inboorlingen."  Portugal  bezit  in  Zuid- Afrika  niets 
anders  dan  de  kust  van  af  Delagoabaai  tot  aan  lbo  of  van  de 
26"*«°  tot  aan  den  12d«n  graad  Z.  B.  even  als  Nederland 

*)  Later    komen  wij    op  dit   verschil  van  26BWn  en  278lon  graad 
Z.  B.  terug. 


Digitized  by 


Google 


EN  NEDSRZATTINa    AAN   Dfi   VAALRIVIEB.  183 

aan  de  westzijde  van  Zuid- Afrika  de  kust  ter  hoogte  van 
Delmina.  Ik  moet  van  dit  voorval  gewag  maken,  omdat 
daaruit  veel  nadeel  voor  de  Hollandsche  Afrikanen  in  hunne 
republiek  en  voor  de  Nederlanders,  die  getracht  hebben  lAet 
hen  te  handelen,  ontsproten  is ;  en  ook  dit  zal  later  blijken. 

De  Brazilië  kwam  beladen  van  Java  in  de  Delagoabaai. 
Een  gedeelte  der  lading  werd  dddr  door  den  Heer  Smel- 
lenkamp  verhandeld  en  het  schip  kwam  eindelgk  met  ZËd. 
in  Holland  terug.  De  geheele  handelsexpeditie  had  een 
ongaastigen  afloop.  Het  kapitaal  was  op,  en  de  onderne- 
mers hebben  nog  eenige  duizend  gulden  moeten  bijpas- 
sen, terwijl  de  geestel^ke  commissie  niets  van  al  de  door 
haar  uitgeschotene  gelden  terug  kreeg.  Doch. dezen  ongeluk- 
kigen  afloop  zullen  mijne  lezers  zeker  niet  aan  de  Hol- 
landsche Afrikanen,  veel  min  aan  die  in  de  republiek, 
waarmede  ik  hen  nader  wil  bekend  maken,  wijten.  Zy 
toch  hadden  daar  geen  het  minste  deel  aan;  zij  waren 
met  die  onderneming  op  Delagoabaai  in  geen  e  aanraking 
geweest ;  er  bestond  bovendien  toen  nog  geen  weg  of  com- 
manieatie  tusschen  hen  en  Delagoabaai.  De  partij  van  Pot- 
gieter wist  niets  van  de  aanzoeken,  die  de  andere  par- 
tgen van  Natal,  in  Holland  mogten  gedaan  hebben  en 
deze  vernamen  niets  van  hetgeen  er  nu  in  die  baai,  t^- 
dena  het  verbluf  van  den  Heer  Smellenkamp,  voorviel.  De 
kist  met  boeken  zelfs,  kon  niet  bezorgd  worden ;  en  eerst 
in  1862  hebben  de  emigranten  die  kist  ontvangen  en  wer- 
den de  boeken  in  1853  verkocht,  om  het  bedrag  vervol- 
gens aan  de  afzenders  over  te  maken,  hetgeen  hoogst- 
waarschijnl^k    ook  nog  gebeuren  zal. 

Ik  moet  tot  m^n  verhaal  omtrent  Natal  terugkeeren. 
De  Engelschen  waren  op  26  Junij  1842  meester  van  de 
haven  gebleven.  Kort  daarna  kwam  de  Luitenant-Kolo- 
nel Cloete  om  maatregelen  te  beramen  over  de  particu- 
liere grondeigendommen,  de  Kaff'er-locatie's  en  het  toekom- 
stig bestuur.  De  Heer  Henry  Cloete,  wiens  voorlezingen 
zgn  medegedeeld  —  werd  benoemd  tot  Commissaris  van 
Hare  Majesteit  om  de  zaken  alhier  te  regelen  en  kwam  in 
Mei  1843,  zie  blz.  31,  aldaar  aan.  Veel  belangrijks  is  er  toen 


Digitized  by 


Google 


184  VERLIES    VAN   NATAL 

tusschen  ZEd.  en  de  emigranten  voorgevallen,  waarvan  na- 
tuurlijk in  die  lezingen  niets  voorkomt.  Z^  en  nog  veel 
minder  hunne  vrouwen,  wilden  zich  aan  het  Engelsche  ge- 
zag onderwerpen.  Zekere  jufvrouw  Krieger  had  zelfs  in 
eene  algomeene  openbare  vergadering  te  Pieter-Maritzburg 
het  zwaard  getrokken  en  H.  M,  Commissaris  te  lyf  gewild. 
De  meeste  Emigranten  en  daaronder  de  Heer  A.  W.  J.  Pre- 
torius  en  z^n  aanhang  verlieten  Natal,  trokken  het  Dra- 
kengebergte  over  en  zetteden  zich  neder  bezuiden  en  be- 
noorden de  Vaalrivier.  Wg  moeten  hen  volgen  en  dit 
vcrpligt  mij  thans  van  de  ach terbiy venden  te  zwijgen^  of- 
schoon ik  ook  daarvan  veel   te  vertellen   zou  hebben. 

De  Heer  Martin  West,  was  op  17  November  1844  de 
eerstbenoemde   Luitenant- Gouverneur  van  Natal. 

Na  de  in  bezitneming  door  het  Engelsche  Gouvernement, 
bleven  van  de  Hollandsche  Afrikanen,  die  Natal  uit 
haren  wilden  toestand,  tot  een  rgk  en  schoon  gewest  ge- 
gebragt,  en  haar  bezit  met  eigen  goed  en  bloed  betaald 
hadden;  slechts  een  derde  in  Natal.  De  overigen  ver- 
deelden zich;  een  derde  hunner  bezuiden  en  twee  derden 
benoorden  of  over  de  Vaalrivier. 

Zij,  die  bezuiden  de  rivier  zich  nederzetteden,  zochten 
lang  eer  z^  eene  geschikte  plaats  vonden^  en  toen  z^  ein- 
delijk zoo  gelukkig  waren,  noemden  zij  haar  daarom  Win- 
burg  en  bouwden  daar  eene  stad,  welke  in  1852  een  30tal 
huizen,  behalve  Kerk,  gevangenis  en  enkele  andere  publieke 
gebouwen  bevatte.  De  andere  emigranten  vonden  Potchef- 
stroom  aan  Mooirivier  reeds  bewoond  en  vestigden  zich  in 
die  streek  en  langs  Magaliesberg. 

Het  duurde  evenwel  met  langer  dan  een  of  twee  jaren  of 
zij  kwamen  andermaal  in  naauwe  betrekking  tot  elkander. 
Het  Kaapsche  Gouvernement  had  zich  verwikkeld  met  den 
invloed  van  zekeren  Adam  Kok,  opperhoofd  der  Griqua's. 
Het  zocht  daaruit  te  geraken  door  het  sluiten  van  een  trac- 
taat  met  hem  —  van  5  Februarij  1846.  —  Doch  dit  niet 
gelukkende,  besloot  de  Gouverneur  Sir  H.  G.  Smith  om  bg 
zijne  proclamatie  van  3  Februarij  1848^  al  het  land  gele- 
gen ten    noorden   van  de   Oranje-rivier,  met  inbegrip  van 


Digitized  by 


Google 


EN   NEDEKZ£TTINa   AAIl    D£    YAALRIVIBB  186 

de  landstreken  van  Moshesb,  Maroko,  Molitsani,  Sikonijella, 
Adam  Kok,  Grcrrit  Taaijbosch,  en  andere  mindere  Opper- 
hoofden der  kleurlingen,  ten  Noorden  tot  aan  de  Vaalri- 
vier  en  ten  Oosten  tot  aan  het  Drakengebergte,  ten  behoeve 
van  de  Engelsche  kroon  in  bezit  te  nemen.  Eerst  bij  akte 
van  Patent  van  den  22^^^  Maart  1861  werd  deze  procla- 
matie door  H.  M.  bekrachtigd. 

Onze  emigranten  in  Winbnrg  hadden  door  die  in  bezit- 
neming wederom  alle  dezelfde  mishandelingen  te  verduren, 
waaronder  zij  vroeger  zoo  geleden  hadden.     Hunne  over- 
buren aan  de  Vaalrivier,  die   nu   weder   wat  op  hun  ver- 
haal kwamen,  hoorden   van  tijd  tot  tijd  wat  daar  al  weer 
gaande  was.  Geen  wonder  dat  de  Winburgers  den  bestand 
van  Pretorius   inriepen,    en  dat   hij  met    de  z^nen  daarop 
niet  achterbleef.    Maar    hoe  is   het   mogelijk,  dat  een  Sir 
H.  Gr.  Smith   aan   Graaf   Grey  kon  melden,  irdat  de  emi- 
granten-boeren de  vestiging  van  het  Engelsche  gezag  zeer 
verlangden,  en  hij  het  ook  daarom  noodzakel^k  geoordeeld 
had,  de  Souvereiniteit  der  Koningin  over  het  gebied,  tussehen 
de  Oranje-  en*  de  Vaal-rivier  gelegen,  af  te  kondigen,"  ?  ^) 
Ik  heb.  den  t^d  niet,  mijne  lezers !  en  ook  dit  werk  zou 
te  uitgebreid  worden,  indien  ik  u  alles  mededeelde,   wat 
toen   is  voorgevallen.    Ook  ligt  dit  eigenlijk  buiten  mijne 
taak.  Ik  moet  u,  in  gedachten,  over  de  Vaalrivier  brengen. 
Maar  laat  ik  er  toch  dit  van  mogen  zeggen. 

In  1847  deed  Pretorius  eene  poging  te  Graham*s  Town 
om  eene  bevrediging  tussehen  deze  emigranten  en  het  Gou- 
vernement tot  stand  te  brengen  en  hunne  belangen  voor 
Sir  Henry  Pottinger,  toen  Gouverneur  van  de  Kaap-ko- 
loniën  open  te  leggen;  maar  deze  weigerde  hem  gehoor 
te  verleenen,  en  in  het  begin  van  Julij  1848  was  Pretorius 
meester  van  de  Oranje-Rivier-Souvereiniteit.  Hij  had  den 
Britschen  resident  en  de  magistraten  van  Winburg  en  Smith- 
field  —  toen  de  ëënige  landsambtenaren  —  met  het  aan- 
wezige detachement  troepen^  over  de  Oranje-Rivier  gevoerd. 
Toen    verscheen    kort    daarna    de   dappere   Sir  H.  G. 


*)  Zie  The   Colonial  policy  of  Lord   John  RusseVs  adminittration 
by  Baxl  Grey.  2   Vol,  1853.  II  deel  biz.  206. 


Digitized  by 


Google 


186  VERLIES   VAN    NATAL 

Smith  met  eene  aanzienlgke  kr^gsmagt.  Hij  zelve  de  ge- 
wezen  Adjudant  van  eenen  Wellington  in  Waterloo^  voerde 
het  bevel  en  bevocht  hem.  En  wat  was  de  uitslag?  Ja, 
lig  verdreef  hem  en  de  zijnen,  omdat  zy  geen  kruid  en  lood 
meer  hadden;  maar  geen  hunner  kon  h^  levend  in  handen 
krijgen,  en  van  het  groote  aantal  gekwetsten  en  gesneuvelden, 
stond  de  verhouding  als  1  emigrant  tegen  over  10  Ëngal- 
schen.  Hg  erkende  ook  later  dat  de  slag  van  Boomplaats 
nabij  Bloemfontein  voor  Pretorius  meer  gewonnen  dan  ver- 
loren moest  beschouwd  worden. 

Die  verloren  slag  is  de  hoogste  triumf  voor  Pretorius 
en  de  zgnen.  Aan  haar  heeft  de  republiek  over  de  Vaal- 
Rivier,  hare,  in  1852  verkregene  erkenning,  —  aan  haar, 
heeft  de  Oranje^Rivier-Souvereiniteit  haren,  in  1854  beko- 
men vrgstaat  te  danken.  Dit  is  geene  grootspraak.  Wat  in 
1852  gebeurd  is,  dat  zult  gg  later  uit  mgn  verhaal  ver- 
nemen. Daarbij  was  ik  tegenwoordig.  Doch  ten  aanzien 
van  hetgeen  in  1854  plaats  vond,  zal  ik  u  alléén  verwgzen 
naar  een  document  dat.  overgenomen  is  in  het  Blaauwe  boek, 
op  last  van  EL  M.  den  31»*«°  Mei  1853  aan  de  beide  Huizen 
van  het  Parlement  aangeboden  en  dat  voornamelijk  bij- 
gedragen heeft  tot  de  wederovergifte  dier  Oranje-Rivier- 
Souvereiniteit,  door  de  Engelsche  regering.  Zie  hier  de 
vertaling: 

ft  Vragen  gedaan  aan  Martinus  Hendrik  Wessels,  Veld- 
Kommandant  over  het  geheek  district  van  Winburg, 

tils  het  uw  gevoelen,  dat  de  meerderheid  der  bevolking 
rrin  uw  district,  verlangt  om  onder  het  Engelsche  Gouverne* 
rrment  te  blgven?" 

rrHet  is  mijn  gevoelen,  dat  zg  dit  niet  doenJ^ 

rrZou  zij^  in  geval  van  oorlog  in  de  Souvereiniteit,  willen 
ff  uittrekken,  om  te  helpen?" 

fflk  zou  bevreesd  zijn  om  een  man  met  zoodanige  vraag 
ff  tot  haar  te  zenden.  Hij  zou  slecht  ontvangen  worden. 
ff  Toen  ik  m^ne  plaats  verliet,  had  ik  meer  te  duchten  van 
ff  de  witte  dan  van  de  zwarte  bevolking." 


Digitized  by 


Google 


EH  NEDERZETTING  AAN  DE  VAALRIVIER.       187 

r»Denkt  g^,  dat  de  meerderheid  in  1848,  de  uitbreiding 
ff  van  het  Engelsche  Gouvernement  over  haar,  wenschte? 

nJk  zeide  toen  aan  den  Gouverneur  dat  niet  meer  dan 
neen  30  man  in  m^n  district  dit  verlangde.** 

rrHoeveel  man  zou  in  uw  diBtrict  kunnen  uittrekken,  in- 
rrdien  z^  daartoe  opgeroepen  werden?'* 

w500  man.  —  Z^  verwgten  m^  en  lagchen  mg  uit,  over 
•rde  verliezen  die  ik  geleden  heb,  door  m^ne  vriendschap 
rtvoor  het  Gouvernement;  zg  zeggen,  de  Kaffers  zij^n  de  baas 
ften  ik  mag  nu  die  gaan  bevechten,  als  het  mij  lust.*' 
ff  Bloemfontein  13  December  1851'* 

Deze  verklaring,  zoo  zeer  in  strgd  met  z^ne  vroegere 
woorden,  moest  Sir  H.  G.  Smith  zelf  inzenden  aan  Graaf 
Grey  bg  zijne  depdche  van  14  Januari)  1852  Nr.  13. 

Daarin  hoort  ge  den  invloed  van  Pretorius  en  de  zgnon, 
uit  den  mond  van  iemand,  die  hen  verlaten  en  zich  tot  hun* 
nen  vgand  had  doen  overhalen.  Door  den  slag  van  Boom- 
plaats  is  de  geestdrift  der  emigranten,  bezuiden  de  Vaal- 
rivier,  in  1848  weder  ontvlamd,  en  heeft  het  Ëngelsche 
Gouvernement  eindelgk  aan  hun  verlangen,  in  1854,  wel 
moekn  toegeven.  — 


Digitized  by 


Google 


Verblijf  Un  Noorden  van  de  Vaal^rivier, 


De  party  van  Potgieter  had  op  raad  van  den  lieer 
Smellenkamp,  Potchefstroom  verlaten,  zich  veel  noorde- 
Igker  begeven  en  in  1844-  en  1845  Ohrigstad,  of  Andries 
Ohrigstad  genoemd,  naar  den  naam  van  den  eersten  Ne- 
derlander, die  z^n  schip  tot  de  emigranten  bad  doen  voe- 
ren, of  welligt  ook  naar  den  voornaam  van  den  Heer 
Smellenkamp  —  deze  bijzonderheid  heb  ik  niet  nagegaan, 
uithoofde  het  stadje  in  1846  en  1847  alreeds  nagenoeg 
vervallen  was  —  gebouwd. 

De  partij  van  Pretorius,  veel  talrijker  dan  die  van  Pot- 
gieter, nam  de  verlatene  streek  in  en  breidde  zich  nog  veel 
verder  uit,  terwijl  de  Potgieters,  bevindende  dat  de  om- 
Btrekon  van  Ohrigstad^  hoe  verrukkelijk  schoon  van  na- 
ture en  hoe  vruchtbaar  ook,  hoogst  ongezond  waren, 
zich  verdeelden  en  nog  meer  noordwaarts  op  of  meer  zuid- 
waarts gingen;  de  meeste  hunner  in  de  nabijheid  van 
de  streek  waar  zy  in  1845  tot  1846  de  stad  Lydenburg, 
alzoo  genaamd  ten  gevolge  van  het  lijden  dat  zy  in 
Ohrigstad  ondervonden  hadden,  aanlegden.  De  overigen  met 
den  Heer  Potgieter  dddr^  waar  dezen  in  1846  tot  1847 
het  dorp  Zoutpansberg  —  aldus  genoemd  naar  een  zout- 
pan   aan  den  voet  van  ee&  berg  stichtte. 

Hadden  de  nu  weder  vereenigde  kaapsche  landverhuizers 
zich  toen  onderling  beter  verstaan,  ze  zouden  gelukkiger  ge- 
yreest  tAjü,  Ja!  veel  hadden  zy  geleden,  maar  ook  groot  was 


Digitized  by 


Google 


TERBLIJF  TEN  NOORDEN  ENZ.  189 

de  zegen  die  hun  hier   te  beurt  viel.  Vroeger  hadden  z^ 
het  land  moeten  koopen:  de  Potgieters  in    1836  dat  ge- 
deelte  der    Oranje-Riviers-Souvereiniteit   wat    gelegen  is, 
tnsschen   do  Vet-  en    Vaal-rivieren,  van  het  Eafferopper- 
hoofd  Mataquan;  —  de  Fouriës  in  1837  de  uitgestrektheid 
gronds  aan  de  westzijde  van  Bloemfontein,  ^tusschen  de  Mod- 
der- en  Vaal-rivieren,  van    het   Korannaopperhoofd    David 
Danster;— de  Retiefs,  en  Maritzen  en  anderen,  in  1837,  de 
landstreek  van  Natal  tusschen   de   Tugela   en  de  Umsim- 
vooboo  rivieren  van  den  Zool  a-Koning  Dingaan.  Nu  had- 
den zij  een  land  gevonden  en   om  niet  gekregen,  dat  nog 
oneindig  rijker,  vruchtbaarder  en  schooner  was,  dan  al  het 
andere  waar   zij    geweest  of  doorgetrokken  waren.  Dit  was 
grootendeels    onbewoond    en  nog  niemands   eigendom    en 
voor  zooverre   het  bewoond  of  in  gebruik  was,  verheugden 
de  bewoners  zich  over  hunne  aankomst.   Deze  hadden  be- 
scherming tegen  vijandelijke  naburen  noodig  en  gehoord  van 
de  oorlogen  die  zij  gevoerd   hadden   en   van  de  regtvaar* 
dige  en  menschlievende  wijze,   welke   zij  daarbij  in    acht 
namen;  en  hadden  dien  ten  gevolge  een  onbegrensden  eer- 
bied en   ontzag  voor  hen  gekregen.   Zij  namen   bezit   van 
dien  onbewoonden  en  ongebruikten  grond,  lieten  den  overi- 
gen aan  de  aanwezige  inboorlingen  in  particulier  eigendom, 
vorderden  van  dezen  eene   onderwerping   aan  hunne   wet- 
ten, die    zij    ten   aanzien  der  kleurlingen  vroeger  hadden 
vastgesteld,  welke  hoofdzakelijk   bestonden  in  het    verbod 
van    geen    geweeren,  kruid   of    lood,    of    andere   krijgs- 
ammunitie   te  mogen   bezitten,  inkoopen   inruilen  of  ten  ge- 
schenke   ontvangen,  en   in    de   verpligting   om  steeds  ter 
hunner    dienste    krijgsvaardig     te   z^n  en   zich  tegen  een 
behoorlek    loon    bij  hen    te    verhuren,     als      sij   daartoe 
aangezocht    werden;    waartegen    zij   hun   een  rustig   bezit 
van  hun  eigendom  en   bescherming  tegen  andere  stammen 
beloofden.  Zoodoende    worden  zij,  naar   rede  en  wet,  van 
weerskanten    erkend   en  bevestigd  in  de  heerschappij   over 
al  het  land,  gelegen  benoorden  de  Vaal-rivier. 

Maar  helaas!  door  partijzucht,    benamen  zij  zich  zelven 
bet  genot  van   dien  zegen. 


Digitized  by 


Google 


190  YBRBLUF  T£N  ROORDKK 

De  Heer  H.  Potgieter  werd  onderhands  door  het  Kaap- 
sche  Gouvernement  als  hoofd  van  zijne  partg  erkend,  en  tt^ 
gelaten  om  daarmede,  en  met  de  inboorlingen  en  met  het 
land;  waar  z^  zich  bevonden,  zoodanig  te  handelen  als  hy 
zou  goedvinden,  mits  de  onderdanigheid  van  het  Engelache 
oppergezag  steeds  eerbiedigende.  Daardoor  had  hg  voort- 
durend onverhinderd  z^ne  eigene  inzigten  gevolgd,  z^ae 
eigene  maatregelen  en  wil  ten  uitvoer  kunnen  brengen,  en 
heerschte  hg  alsof  hg  werkelgk  heer  en  meester  in  het 
land  was. 

De  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  daarentegen  was  met  zgne 
beste  officieren  door  datzelfde  Gouvernement  uitgemaakt 
voor  rebellen.  Bg  proclamaties  van  22  en  27  Julg  1848  en 
van  2  en  7  September  1848  waren  premiën  uitgeloofd  op 
de  hoofden  van  A.  W.  J,  Pretorius,  W.  Jacobs,  A.  Spies, 
L.  Pretorius,  F.  Bezuidenhout,  en  A  Staanders.  Hg  kon 
niet  doen  wat  hg  wilde  en  hg  wilde  inderdaad  heer  en 
meester  zijn. 

De  Potgieters  waren  de  eerste  inbezitnemers  van  den 
grond  over  de  Vaal^rivier,  hadden  ook  vele  gevechten  met 
de  Kaffers  moeten  doorstaan,  hen  ook  telkens  overwonnen 
en  waren  zoo  doende  het  geheele  land  van  den  zuidhoek 
tot  den  noordhoek  doorgetrokken. 

De  Pretoriussen  daarentegen  kwamen  hier  op  Potgieters- 
grond,  maar  waren  ook  Hollandsche  Afrikanen,  en  als  zoo- 
danig medegeregtigd  tot  den  eigendom  van  dien  grond.  Zg 
hadden  den  magtigen  Dingaan  overwonnen  en  vernietigd, 
Panda  Koning  gemaakt,  aan  hunne  heerschappg  onderwor- 
pen, Natal  verkregen,  de  Engelschen  bevochten  zoo  wel  te 
Durban  als  te  Boomplaats,  nimmer  voor  het  Engelsche  ge- 
zag willea  bukken.  Zij  verweten  aan  de  Potgieters,  dat  zg 
de  Souvereiniteit  van  Engeland  over  hun  land  erkenden, 
en  deze  daarentegen  hen,  dat  zij  de  veldslagen  tegen  de 
Engelschen  verloren  hadden. 

Daarbij  kwam  verder  dat  de  Potgieters  alles  verwachten 
van  den  heer  Smellenkamp  uit  de  Delagoabaai,  en  de 
Pretoriussen  dien  heer  begonnen  te  mistrouwen  en,  door 
al  hetgeen    zg   vernomen  hadden,  van  de  Triechard's  — 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIYIER.  191* 

zie  bladz.  75  —  en  thans  weder  uit  Ohrigstad,  geen  voor- 
uitzigt  zagen  op  de  communicatie  met  die  baai. 

£n  neemt  men  in  aanmerking,  dat  beide  partyen  door 
hunne  lotgevallen,  buiten  hunne  dagelijksche  leeuwen  en 
tgger-jagteuy  als  het  ware  in  het  vuur  groot  geworden  en 
gehard  waren,  dan  is  het  ligt  te  begrepen,  dat  zij,  hoe 
ook  in  andere  opzigten  overeenstemmende,  in  deze  zaken 
hunne  verschillende  overtuigingen  niet  lieten  varen ;  telkens 
wanneer  daarvan  sprake  was,  met  hunne  onderscheidene 
gevoelens  voor  den  dag  kwamen  en  dit  aanhoudend  tot 
onderlinge  verdeeldheden  aanleiding  gaf. 

Intasschen  was  de  heer  Smellenkamp  van  zijne  reis  naar 
Delagoabaai  in  1843,  in  Nederland  teruggekomen  en  had 
ook  daar  verhaald^  wat  hij  ginds  gezien,  vernomen  en  ge- 
daan had.  Dat  verhaal  bleef  voor  de  emigranten  een  ge- 
mimen  tgd  zonder  gevolg.  Doch  in  het  begin  van  1837 
verscheen  te  Leiden  het  voormelde  werkje:  De  Kaap- 
8che  Landverhuizers  van  den  Hoogleeraar  Lauts,  en  in 
de  herfst  van  dat  jaar  kwam  eene  HoUandsche  han- 
del- en  reeder^  maatschappij  te  Vlaardingen  tot  stand^ 
onder  Directie  van  de  Heeren  A.  Hoogendijk,  P.  van 
Gejn  en  A.  van  den  Heuvel  van  der  Linden  te  Vlaar- 
dingen en  van  de  Heeren  Isaak  Meulman  en  J.  C.  J  Knegt 
te  Amsterdam,  welke  maatschappij  een  schip,  genaamd, 
nde  Animo"  voor  den  handel  met  de  HoUandsche  Afri- 
kanen en  de  tegenwoordige  republiek  bevrachtte^  en  dit 
in  het  voorjaar  van  1848  onder  opzigt  van  meergenoem- 
den heer  Smellenkamp  als  Super-carga  naar  Delagoabaai 
aÜEond. 

Met  die  gelegenheid  vertrok  tevens  derwaarts  zekere  per- 
soon H.  F.  Bührmann,  toen  kantoorknecht  te  Amsterdam, 
aan  wien  de  passagegelden  door  deze  maatschappij  werden 
voorgeschoten,  en  eene  partij  boeken  en  papier  ter  ver- 
koop voor  rekening  van  dezelve  werd  medegegeven. 

Andermaal  in  de  Delagoabaai  aangekomen  zijnde,  tracht- 
te de  heer  Smellenkamp  deze  z^ne  lading  daar  aan  de 
emigranten  te  verkoopen:  doch  dit  gelukte  hem  slechts 
voor    een   zeer   klein  gedeelte;  vooreerst,   omdat  hy    hob- 


Digitized  by 


Google 


192  VERBLIJF  TEN  NOOBDEM 

gere  prezen  verlangde  dan  zij  aan  de  doortrekkende  han- 
delaars uit    Natal  hadden   te  betalen,    of  minder    waarde 
toekende  aan   de    goederen  die  zij    in  ruil   gaven  dan  ge- 
zegde handelaars;  maar  vooral,  omdat  de  reis  en  het  trans- 
port van  uit  dat  gedeelte  der  republiek/  wat  in  eene  noord- 
westelijke  rigting  van  de  Delagaobaai   gelegen  was,  voor 
de   emigranten  bijna  ondoenlijk  en  hoogst   gevaarlek  Tvas. 
Niet  alleen  dat  de  wegen  slecht  ber^dbaar  waren,  maar  in 
die    rigting   wemelde    het  van    stekende  vliegen,    die  hun 
trekvee    doodden   en  sommige  der  Emigranten,  die  niet  in 
de  streek  geacclimateerd  waren,  bezweken  aan  kwaadaardige 
koortsen.    Eene  menigte  van  de  volgelingen  van  Potgieter 
hadden,  door  hunne  verplaatsing  van  Potchefstroom   naar 
Ohrigstad^  het    onheil    dier    insecten   en   het   gevaar  dier 
koorts  al  leeren  kennen,  doch  desniettegenstaande  waren   er 
toch   nog  velen,  die  op  het  ontvangen  berigt  van  de  aan- 
komst van  het  Nederlandsche  schip  het  waagden,  met  hunne 
wagens  de  reis  naar  de  Delagoabaai  te  ondernemen.  Maar 
ach  I  hoe  vonden  zij  zich  te  leur  gesteld.  Verre  de  meeste 
hunner  trekossen  ja,   honderden  stierven   onderweg,  en  z^ 
moesten    door    dat    oponthoud   in    dat   ongezonde  klimaat 
vertoeven.  Eenige  hunner  overleden  en  de  overigen  bereik- 
ten eindelijk,  na  allerlei  gevaren,  ongemakken,  verliezen  en 
ontberingen  te  hebben  doorgestaan,  het  doel  hunner  reize  en, 
toen  vonden  zij  zich  nog  in  den  handel  der  goederen  bedro- 
gen. De  ondernemers  in  Nederland  verloren  door  verschillende 
omstandigheden,  welke  ik  nu  niet  behoef  aan  te  w^zen,  met 
deze  handels-expeditie  85  a  86  ten  honderd  van  het  bijeen- 
gebragte  kapitaal ;  de  Hollandsche  Afrikanen,  voor  zoo  verre 
zij  met  die  expeditie  in   aanraking  kwamen,    waarsch^nl^k 
tienmaal  de  waarde   der  aan  hen  verhandelde  goederen,  en 
besloten  dan  ook  om    geen  tweede  maal  die  reis  weder  te 
ondernemen,  al  konden  zij    de  koopwaren  voor  niet  krijgen. 
Maar    de    Heer    Smellenkamp     had    medegebragt     ge- 
noemden,   H.    F.  Bührmann,   en   dien  aan  de  emigranten 
voorgesteld  en  aanbevolen  als  iemand,  die  bekwaam  en  in 
stsiat  was  om   de  Hollandsche  Afrikanen,    de    oude  zoowel 
als  de  jonge,   te    onderwgzen    en  voor  te  lichten.  Het  spgt 


Digitized  by 


Google 


VAN   DE    VAALBIVISB.  193 

m^  dat  ik  zoo  bepaald  en  spoedig  op  die  persoon  moet 
terug  komen,  doch  hoe  onaanzienlijk  h^  ook  in  Nederland 
was,  heeft  hi)  toch  eene  belangrijke  rol  gespeeld  in 
de  geschiedenis  die  ik  thans  vlugtig  doorloop,  en  daarom 
vind  ik  mij  in  de  onaangename  verpligting  de  b^zondere 
oplettendheid    m^ner  lezers  op  'hem  te    moeten  vestigen. 

Die  Bührmann  werd  op  de  aanbeveling  van  den  heer 
Smellenkamp  aanstonds  met  de  hartelijkste  genegenheid 
door  de  emigranten  ontvangen,  en  vervolgens  gehuisvest 
b^  den  heer  H.  Potgieter  te  Zoutpansberg.  Daar  werd  hij 
ingew^d  in  al  de  regten  en  aanspraken  van  de  Potgie- 
ters, in  al  de  aanmatigingen  en  geledene  verliezen  der 
Pretoriussen  en  zoo  doende  werd  hij  geheel  en  al  Pot- 
gietersgezind  en  hield  hij  hun  vertrouwen  in  den  Heer 
Smellenkamp  zooveel  mogelgk  staande. 

Onderwijl  was  de  bevolking  ook  ten  gevolge  van  hare  voort- 
durende toeneming  al  meer  en  meer  tot  het  inzigt  geko- 
men, dat  z^  eenen  Yolksraad  moest  tot  stand  brengen  die 
als  de  hoogste  magt  de  wetten  zou  maken,  de  beambten 
zou  benoemen  en  het  hoogste  gezag  zou  uitoefenen.  Daar- 
tegen konden  of  wilden  zelfs  de  heeren  Potgieter  en  Pre- 
toHus  niets  inbrengen.  Die  raad  kwam  dan  ook  tot  stand 
en  Bührmann,  die  redel^k  schrijven  en  rekenen  kon^ 
werd  al  spoedig  aangezocht  om  daarb^  als  Secretaris 
te  fungeren. 

Bij  het  maken  der  wetten  en  hot  benoemen  der  beambten 
door  den  Yolksraad,  deden  zich  evenwel  al  spoedig  vele 
moeijel^kheden  op.  Onder  anderen  ter  gelegenheid  van  de 
aanstelling  der  Eommandanten-GeneraalS;  Kommandanten  en 
Veldkornetten  waren  er  eenige  stemgeregtigden,  die  onzij- 
dig wilden  bleven  in  de  geschillen  tusschen  de  heeren  Pot- 
gieter en  Pretorius,  en  ook  enkelen  die  meenden,  dat  de 
ongerustheid,  w;aarin  zij  ten  aanzien  van  Engeland  ver- 
keerden en  de  weinige  maatschappelijke  vooruitgang  die 
zij  zagen,  alleen  toegeschreven  moesten  worden  aan  de  be- 
staande liefdeloosheid  jegens  elkander,  en  daarom  zich  van 
de  overigen  wilden  afzonderen.  De  eerstbedoelden  wilden 
zich  dus    niet  onder    het  Generaalschap  van  Potgieter    of 

13 


Digitized  by 


Google 


194  VERBLIJF  TEN  KOORDEN 

PretoriuB  voegen,  de  anderen  verlangden  een  eigen  Generaal. 
Bührmann  werd  daaromtrent  door  allen,  met  uitzondering 
van  de  volgelingen  van  Pretorius,  geraadpleegd  en  de  Völks- 
raad  benoemde  vier  Eommandanten-Generaals  de  heeren  A. 
W.  J.  Pretorius,  H.  Potgieter,  W.  F.  Joubert,  en  J.  Ënsel. 
*  De  beide  eerstgenoemden,  daarmede  al  niet  zeer  te  vre- 
den,  wilden  zich  niet  geheel  en  al  aan  den  Volksraad  en 
aan  zgne  bepalingen  onderwerpen.  Bührmann  hield  zich 
uitsluitend  aan  den  Volksraad  en  vormde  uit  de  aanhan- 
gers van  dien  raad  eene  nieuwe  partij  tegen  de  heeren 
Potgieter   en  Pretorius. 

Door  den  Volksraad  werd  een  nieuwe  instructie  voor 
de  Kommandanten-Greneraals  zamengesteld,  welke  geschre- 
ven was  door  Bührmann  en  waarin  gezegd  werd,  dat  het 
grondgebied  '  boven  den  26'****  graad  gelegen  was.  Die 
instructie  werd  door  hem  in  de  openbare  Vergadering  van 
den  Volksraad  den  Kommandanten-Generaals  voorgelezen, 
door  hen  onderteekend  en  de  daarbij  gevorderde  eed  afgelegd. 

Pretorius  eenigen  tijd  daarna  kennis  krijgende  van  wat 
door  die  woorden  aangaande  den  26"**  graad,  die  hg  in 
z^ne  geschrevene  instructie  gevonden  had,  moest  verstaan 
worden,  en  van  de  gevolgen  die  zoodanige  erkenning,  voor- 
al van  z^ne  zijde^  zouden  hebben,  en  zeker  wetende,  dat  zi) 
bij  de  voorlezing  der  instructie  niet  uitgesproken  waren, 
verzette  zich  onmiddellgk  daartegen.  Dit  verzet  hield  de 
partij  van  Bührmann  voor  niets  minder  dan  meineed. 

Het  duurde  niet  lang,  of  Bührmann  schreef  een  langen 
brief  van  5  of  6  bladzijden  naauw  in  elkander  geschre- 
ven, —  de  heer  A.  W.  J.  Pretorius  heeft  mg  dien  den 
2^®°  Januarij  1852  laten  lezen  —  welke  hg  door  tusschen* 
komst  der  Veldkometten,  door  het  geheele  land  ter  inza- 
ge liet  rondgaan,  waarin  hg  zich  zelven  regtvaardigde  om> 
trent  zgne  handelwijze,  de  wettigheid  der  daden  van  den 
Volksraad  verdedigde  en  de  Kommandanten-GeneraalB 
Potgieter  en  Pretorius,  en  speciaal  dezen  laatste,  met  hun-> 
ne  voornaamste  vrienden,  van  eerloos  gedrag  beschuldigde, 
aanbiedende  en  verzoekende  onder  vele  hoogdravende 
woorden,   dat     er    eene    bijzondere   regtbank    zou   aange- 


Digitized  by 


Google 


^Ci^- 


VAN    DE    VAALRIVIER  196 

steld  worden  om  zijne  beweringen  en  aanklagten  te  on- 
derzoeken en  te  beoordeelen,  en,  indien  hare  uitspraak  ten 
sijifen  nadeele  mogt  zijn,  dat  hij  dan  tot  welke  straf  ook 
zon  veroordeeld  worden. 

Deze  partijschappen  werden  zóó  hevig,  dat  men  niet 
anders  dan  een  burgeroorlog  te  wachten  had,  en  werkelijk 
kwamen  de  partyen  bij  de  eerstvolgende  zitting  van  den 
Yolksraad,  die  te  Potchefstroom  moest  gehouden  worden,  ge- 
wapend in  de  vergaderzaal.  BHhrmann  was  weder  Secreta- 
ris van  den  raad.  De  heer  Pretorias  bragt  zgne  bedenkin- 
gen tegen  de  instructie  ten  aanzien  van  den  26*^''°  graad  in 
het  midden,  en  verantwoordde  zich  omtrent  zijn  verzet.  By 
die  gelegenheid  —  zeide  men  —  had  Bührmann  hem  de 
woorden  toegevoegd;  rfdat  lieg  je";  daarop  had  de  menig- 
te verlangd,  dat  Bührmann  nu  toch  zou  aanwijzen,  wie  en 
wat  hij  eigenlijk  was-  en  toen  had  hij  haar  een  lang  pa- 
pier in  de  verte  laten  zien,  waarboven  een  groot  wapen 
stond  en  daarbij  gezegd  rfdit  stuk  kunt  gijlieden  niet  le- 
zen; als  de  tgd  daar  is,  dan  zal  ik  U  toonen  wie  en  wat 
ik  ben.  Het  was,  lezer,  z^n  Nederlandsch  paspoort,  dat 
zoo  als  gij  weet  in  de  Fransche  taal  gedrukt  is.  Het 
zal  u  spoedig  blijken,  hoe  ik  dat  te  weten  kwam. 

Velen  waren  door  die  vertooning  onthutst  en  hielden  hem 
voor  een  groot  personaadje;  ja !  sommigen  dachten,  dat  hy 
een  prins  van  Oranje  was;  doch  de  meerderheid,  veront^ 
waardigd  over  zijn  gedrag,  wilde  daar  niets  van  hooren; 
zy  grepen  hem  aan  en  zouden  hem  welligt  vermoord  hebben, 
indien  de  tegenwoordig  zgnde  Yeldkometten  hem  niet  uit 
hunne  handen  ontzet  hadden  en  voor  zijne  veiligheid  had- 
den zorg  gedragen. 

In  het  najaar  van  1850  kreeg  ik  toevallig  het  vermel- 
de werkje  van  den  Hoogleeraar  Lauts,  de  Kaapsche  land- 
verhuizers, in  handen.  Gaarne  wil  ik  erkennen,  dat  de  har- 
telijke toespraak  die  daar  in  gevonden  wordt,  gevoegd  b^ 
de  genegenheid,  die  mgn  vader  mij  steeds  voor  de  Hol- 
landsche  Afrikanen  ingeprent  had,  de  aanleidende  oorzaak 
is  geweest,  waardoor  ik  tot  het  besluit  kwam  om  met  vrouw 
en  kinderen  tet  hen  te  gaan,  ten  einde,  zoo  mogelijk,  met 

13* 


Digitized  by 


Google 


196  VERBLIJF   T£M    NOORDEN 

in  achtneming  van  het  belang  van  m^n  gezin,  hun  welzijn 
te  bevorderen  en    n\euwe  betrekkingen  voor  de  Nederlan- 
landers  tot  stand   te  brengen.  Al  zeer  spoedig  vernam  ik, 
dat,  onder  directie  van   de  heeren  gebroeders  Heemskerk^ 
Weimar  ten   Cate    en  J.  C.   J.  Knegt  te  Amsterdam  eene 
onderneming  tot  stand  gebragt  was,   om  met  het  schip  de 
Vasco  da  Gama  eene  Beis  naar  Delagoabaai  te  doen  plaats 
hebben,  waarbij  de  heer  Smellenkamp  als  Super-carga  zou 
fungeren  en  drie  onderwijzers  en  nog    eenige  andere  pas- 
sagiers,   met  name    de   heer  Enegt,    broeder    van    voor* 
noemden    directeur,  weduwnaar    van  de  zuster  van  meer- 
genoemden Bührmann ;  zijn  éënig  dochtertje ;  jufvrouw  Bühr- 
man,  zijne  behuwdmoeder  en  zekere  heer  Middel  derwaarts 
zouden  vertrekken.  Ik    nam   niet  alleen    de  passage  voor 
ons  gezin,  maar    ook    een    paar  aandeelen   in  die  onder- 
neming. Op   12  December    1850  waren  wij  alreeds  in  het 
Niewe  Diep  aan  boord  van  de  Vasco   da  Gama.  De  ont- 
ontmoetingen,  die  ik   dd^r    vier  dagen  later  had  met    de 
heeren   J.  C.  J.  Knegt  en  Smellenkamp,  gaven  mij  reden  om 
in   zóó  verre  van   besluit  te  veranderen,  dat  ik  niet  met 
de  Vasco  da  Gama  naar  Delagoabaai,  maar  over  Enge- 
land naar  Port-Natal,  de  reis  ondernam.  Reeds  den  20"**" 
December  waren  wij    ontscheept   en  op    4  Januari)    1851 
op    reis  naar   Londen.     Daar    kreeg  ik   eene   particuliere 
aanbeveling  van  den  Nederlandschen  Ambassadeur,  Graaf 
Schimmelpennink  voor  den  Gouverneur  Generaal  Sir  H.  G. 
Smith.     Ik  nam  mijne  passage  in  een  Engelsch  schip,    de 
John  Bright;  wij   verlieten  de  Engelsche    kust  den    1.2***" 
Februari)    1851    en  kwamen   op  8  Mei  1851    voor  Natal 
ten   anker. 

Tijdens  mijn  verblijf  in  Natal  nam  ik  alle  mogelijke  in- 
formatiën,  zoowel  bij  het  Koloniaal  Gouvernement  als  bi) 
de  daar  aanwezige  Hollandsche  Afrikanen.  Al  zeer  spoe- 
dig ontdekte  ik  wat  juist  en  onjuist  was  in  het  voormelde 
werkje  van  den  hoogleeraar  Lauts,  en  waaraan  het  niet 
welslagen  der  Nederlandsche  ondernemingen  op  Natal  en 
Delagoabaai  moest  toegeschreven  worden. 

Gewaar  wordende,  dat  ik  het  doel  mijner  reis  eerst  zou 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIER  197 

kminen  bereiken,  indien  ik  m^  over  het  Drakengebergte 
naar  de  daar  zich  bevindende  HoUandsche  Afrikanen  be- 
gaf, zoo  besloot  ik  derwaarts  te  gaan;  en  zoowel  ter  goed- 
making  van  reiskosten  als  om  bepaalde  kennis  te  verkrij- 
gen van  de  behoeften  der  HoUandsche  Afrikanen^  van  de 
pT^en  die  deze  goederen  in  Natal  golden,  en  van  hetgeen 
z^  daarvoor  betaalden ;  van  wat  *  en  tegen  welke  waarde 
zi|  daarvoor  in  rail  gaven,  bevrachtte  ik  twee  groote  ossen- 
wagens met  allerlei  handelsartikelen,  nam  een  bediende  en 
twee  ossenleiders  mede,  en  ging  op  den  4:^^^  December  1851 
met  mgn  jongsten  zoon  —  toen  10  jaren  oud  —  op  reis. 

Ik  was  de  Vaalrivier  niet  over,  of  ik  vernam  oogenblik- 
kelijk  van  de  twisten  die  onder  de  HoUandsche  Afrikanen 
didr  gaande  waren.  Natuurlek  zocht  ik  aanstonds  de  ge- 
moederen zooveel  mogel^k  tot  bedaren  te  brengen,  zonder 
een  bepaald  oordeel  over  een  ieders  denkwijze  te  vellen. 
Ik  maakte  mijne  reis  langs  de  Yaalrivier  naar  Potchefstroom 
en  van  daar  naar  Magaliesberg,  waar  ik  den  Heer  Preto- 
rins  op  zijne  plaats  vond  en  den  31"'^^  December  aan- 
kwam. Ik  begon  met  hem  mijne  hoogo  achting  te  betui- 
gen en  vervolgeus,  met  mijn  persoon  en  myne  bedoelingen 
bekend  te  maken,  en  vond  tot  dit  laatste  te  meer  reden^ 
omdat  hij  zeer  tegen  de  Hollanders  ingenomen  was.  De 
Heer  Smellenkamp  had  volgens  zijn  gevoelen  de  emigran- 
ten misleid  en  Bührmann  was  hem  eeno  ergernis.  Het  mogt 
mi|  evenwel  gelukken  zijn  vertrouwen  eenigzins  te  winnen, 
en  daardoor  had  ik  het  genoegen  den  Oudejaarsavond  en 
Nieuwejaarsdag,  waar  van  do  HoUandsche  Afrikanen  een 
groot  feest  maken,  met  hem  en  de  z^nen  ten  huize  van 
z^nen  broeder  Pieter  Pretorius  te  vieren. 

Reeds  den  volgenden  dag  stelde  hij  mij  op  de  hoogte 
om  de  toen  belangr^kste  zaken  van  het  land  te  kunnen 
beoordeelen.  Deze  waren:  1"*.  de  door  hem  beproefde  on- 
derhandeling met  de  Commissarissen  van  H.  M.  —  die  thans 
in  de  Oranje-rivier-Souvereiniteit  waren  —  bij  brief  van 
den  11*®°  December  1851,  en  waarop  hi)  den  SO^***"  dier 
maand  een  gunstig  antwoord  ontvangen  had.  2°.  De  tegen- 
woordige toestand  van  het  Engelschc  Gouvernement  in  do 


Digitized  by 


Google 


198  VERBLIJF  TEN  NOORDEN 

Oranjerivier  Souvereiniteit.  3*".  De  gezindheid  van  het  Kaffer- 
opperhoofd Moshesh  te  Thaba  Bossiau,  in  die  Souvereini- 
teit gelegen,  zoo  wel  ten  aanzien  van  het  Engelsche  Goa- 
vemement,  als  ten  aanzien  van  de  verschillende  blanke 
ingezetenen.  4*".  De  geest  der  Engelsche  ingezetenen  in  de 
Souvereiniteit  en  Natal.  5^.  De  geest  der  Hollandsche  Afri- 
kanen aldaar.  6°.  De  partijzucht  thans  onder  hen  bestaande. 
7°.  De  zaak  van  den  Volksraad  tegen  de  Kommandanten> 
Generaals.  8^.  De  kwaadstoker^en  van  den  Hollander  Btlhr- 
mann.  9\  De  onbruikbaarheid  van  de  Delagoabaai;  en 
10^    de  handelsrelatiën  met  Nederland. 

Van  alle  deze  punten  kwam  het  mg  voor,  dat  het  6^* 
de  dringendste  behandeling  vorderde.  Ik  verzocht  ZEd. 
m^  te  doen  brengen  bij  de  voornaamste  leiders  der  ver- 
schUlendo  partijen,  ten  einde  met  die  Heeren  kennis  te  ma- 
ken en  te  zien,  in  hoeverre  ik  op  hen  van  eenigen  invloed 
zou  kannen  zgn  om  de  geschillen  uit  een  kalmer  oogpunt 
te  beschouwen,  elkanders  regten  en  verdiensten  te  eer> 
biedigen  en  waarderen,  en  door  wederzydsche  toegevend- 
heid de   onmisbare  eendragt  te  verkrggen. 

ZEd.  voldeed  aan  mijn  verlangen,  doch  ik  kon  m§n 
oogmerk  slechts  gedeeltel^k  bereiken,  want  ik  trof  men- 
schen  aan,  waarvan  sommige  letterlgk  verblind  waren  in 
hun  gevoelen  omtrent  de  kennis,  de  magt  on  den  invloed  van 
Btthrmann,  zoowel  in  de  republiek  als  in  Nederland.  Natuur- 
lek moest  ik  tot  bereiking  van  m^n  zoo  even  opgegeven  doel, 
en  in  het  algemeen  belang  van  land  en  volk,  hen  omtrent 
hetgeen  ik  van  dien  Bührmann  wist,  gehoord  en  gelezen  had, 
inlichten.  Maar  hij  was  toen  Landdrost  van  L^denburg 
en  getrouwd  met  eene  dochter  van  een  der  notabele  Hol- 
landsche Afrikanen,  en  mijne  woorden  werden  dikw^ls  met 
ergernis  aangehoord.  Het  was  hier  te  vergeefs,  dat  ik  mijne 
papieren  vertoonde  en  zoo  ook  mijn  buitenlandsch  paspoort 
waarvan  ik  hen  de  volgende  anecdote  kon  mededeelen. 
Op  den  23**®^  December  had  ik  ook  mgne  papieren  aan 
een  hunner  kennissen  laten  lezen,  en  die  zag  daarbg,  in 
een  omslag  ingenaaid,  mgn  paspoort,  en  verzocht  of  hij 
dat  boekje   ook   eens  mogt  inzien.     Gaarne  stond  ik  hem 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIER.  199 

dit  toe,  en  toen  vroeg  hij  my  met  verbazing,  rr  of  ik  van 
dezelfde  familie  was  als  de  Heer  Bübrmann."  Ik  antwoordde 
rr  volstrekt  niet,  doch  wiftirom  hij  mij  die  vraag  deed?"  en 
hij  zeide:  rf  omdat  Neef  hetzelfde  kruis  draagt,  als  mijn  Heer 
Bühnnann," — het  Nederlandsche  wapen  noemde  hij  een  kruis. 

Ik  keerde  tot  den  Heer  Pretorius  terug  en  gaf  Z£d, 
verslag  mijner  ontmoetingen.  De  Heer  Dewald  Pretorius 
van  Pieter-Maritzburg  was  nu  ook  daar,  en  met  ons  drieën 
overlegden  wij  toen  de  voorstellen,  die  bij  de  aanstaande 
onderhandeling  met  H.  M.  Commissarissen  ter  tafel  moes- 
ten komen,  welke  door  mij  voor  den  Heer  A.  W.  J.  Pre- 
torius beschreven  werden.  —  ZEd.  vertrok  den  7**®"  Ja- 
nuarij  1852  naar  Sand-rivier,  ten  einde  op  den  16^®°  dier 
maand  de  bepaalde  zamenkomst  met  H.  M.  Commissaris- 
sen te  honden,  en  ik  vervolgde  m^ne  reis  naar  Rustenburg. 
Daar  ontving  ik  den  20"^®<^  dier  maand  per  expresse  de 
tijding  van  den  Heer  A.  W.  J.  Pretorius,  dat  hij  en  zijne 
medegezanten  in  hunne  onderhandeling  met  H.  M.  Com« 
missarissen  naar  wensch  geslaagd  waren,  en  toen  wist  t^, 
dat  z§  vnj  en  onafhankelijk  van  Engeland  en  het  Engelsche 
gezfig  geworden  waren.  Ik  vertrok  reeds  den  volgenden  mor- 
gen te  paard  naar  Magaliesberg,  om  den  bevrijder  van  zijn 
volk  geluk  te  wenschen,  en  al  het  nadere  der  onderhan- 
deling  uit  de  eerste  hand  te  vernemen.  Van  een  afschrift 
van  het  gesloten  tractaat  voorzien,  verliet  ik  ZEd.  den  23^^^ 
Januarij,  om  het  overal  waai  ik  kwam  voor  te  lezen,  den 
zegen  daarin  vervat  te  doen  beseffen,  en  een  nieuwen 
aandrang  daaruit  te  ontleenen  tot  algemeene  verbroedering 
en  eensgezindheid. 

Op  den  16^^°  Maart  1852  zon  de  Volksraad  in  Rusten- 
burg vergaderen,  en  dan  zou  het  tractaat  met  de  Engel- 
sche Commissarissen  aangegaan,  al  dan  niet  door  den  raad 
en  het  volk  bekrachtigd  worden.  De  uitslag  was  zeer  twij- 
felachtig^ en  werd  de  bekrachtiging  geweigerd,  dan  ware 
er  zeker  een  burgeroorlog  uitgebroken,  legen  de  bekrach< 
tiging  voerden  de  partyen  van  den  Volksraad,  van  Pot- 
gieter, van  Btihrmann  en  van  Ensel  aan,  dat  de  Heer  Kom- 
*^an  lant-G^neraal,  in  strijd  met  zijne  instructie,  onderhan- 


Digitized  by 


Google 


200  VERBIiIJF   TEN   NOORDEN 

deld  had  met  eene  vreemde  mogendheid,  zonder  eene  be- 
paalde lastgeving  van  den  Volksraad  daartoe  te  hebben 
bekomen;  dat  men  baitcn  alle  aaifraking  met  het  Engelsche 
Gouvernement  moest  blijven,  dewijl  het  nimmer  te  vertrou- 
wen was,  en  deze  onderhandeling  aanleiding  zou  kunnen  ge- 
ven tot  nieuwe  oorlogen;  dat  men  den  Heer  Pretorius  van 
heerschzucht  en  overijling  moest  verdenken  en  dat  hg  het 
liefdelooze  voorbeeld  gaf  van  niet  eendragtig  te  willen 
handelen.  Vóór  de  bekrachtiging  werd  door  de  partij  van 
Pretorius  beweerd,  dat  de  geruchten  omtrent  eene  nieuwe 
vervolging  van  de  zijde  van  het  Engelsche  Grouvemement, 
eene  stellige  kennisneming  der  zaak  vereischten;  dat  het 
oogenblik  tot  onderhandeling  nu  zeer  gunstig  was;  dat  de 
Kommandant-Generaal  van  den  nood  eene  deugd  had  ge- 
maakt; dat  hij  wel  by  gebrek  aan  tijd  geen  Volksraad 
bij  elkander  geroepen  had,  doch  zijnen  krijgsraad  en  het 
publiek  had  gehoord,  deze  zijn  voorstel  hadden  goedge- 
keurd en  een  aantal  gedelegeerden  benoemd,  om  met  hem 
als  gezanten  dezerz^ds  te  onderhandelen;  dat  die  onderhan- 
deling tot  het  wenscheiykste  einde  had  geleid;  dat  er  geen 
denkbeeld  van  heerschzucht  bij  den  Heer  Pretorius  bestond; 
dat  hij  zeer  welberaden  in  deze  was  te  werk  gegaan  en  dat 
hi^  niets  verlangde  dan  dat  men  nu  dankbaar  den  bijzon- 
deren  zegen  van  God,  voor  de  eindelijke  bevrijding  van 
de  Engelsche  Oppermagt,  erkende  en  door  eensgezindheid 
en  wederzjjdsche  liefde  zamenwerktè  om  nu  eenen  nieuwen, 
vr^en  en  onaf  hankelijken  staat,  op  hechte  grondslagen  ge- 
bouwd, tot  stand  te  brengen. 

Op  den  Uden  Maart  alreeds  verkondigde  een  aantal 
salutschoten  de  aankomst  van  den  ouden  Kommandant- 
Generaal  Potgieter  met  de  zijnen  in  Rustenburg.  Des  na- 
middags verzocht  ik  bij  ZEd.  toegelaten  te  mogen  wor- 
den. Ik  betoonde  ZEd.  eene  gelgke  hoogachting  en  eer- 
bied als  aan  den  Heer  Pretorius,  en  het  gelukte  mij,  om 
ook  met  hem  in  een  eenigzins  vertrouwelijk  gesprek  te  mo- 
gen komen,  en  wel  in  het  bijzonder  over  de  gunstige  ge- 
volgen van  het  onder  nadere  goedkeuring  gesloten  trac- 
taat  met  H.  M.  Commissarissen;  over  de  handelsonderne- 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIER.  20 1 

mingen  van  Nederland,  op  de  Delagoabaai  en  over  de 
aardr^kskundige  ligging  van  het  land  met  toepassing  tot 
den  26«'«'»  graad. 

Yervolgena  kwamen  dagelijks  van  alle  kanten  eene  massa 
wagens,  vol  met  mannen  en  vrouwen,  van  de  eerste  Hol- 
landsche  Afrikaansche  familiën  aan,  en  zoo  ook  op  den 
Ib^^  Maart  die  met  de  Heeren  Pretorius. 

Het  was  toen  een  plegtige  avondstond.  Niemand  durfde 
een  gevoelen  te  uiten,  over  hetgeen  er  den  volgenden  mor- 
gen in  de  raadzaal  zou  voorvallen.  De  gemoederen  wa- 
ren nog  zóó  verhit  tegon  elkander,  dat  ik  's  avonds  tus- 
sehen  10  en  11  uren  met  den  Heer  Pretorius,  in  de  don- 
kere kerk  een  onderhoud  had,  waarbij  ik  hem  moest  be- 
tuigen, dat  hij,  naar  het  mij  voorkwam,  zich  op  het  ergste 
moest  voorbereiden. 

Des  nachts  vergaderden  enkele  invloedrijke  burgers  en 
bewogen  de  Ouderlingen  der  Gremeente,  om  een  ernstig  ge- 
sprek met  de  beide  Hoofd-Kommandanten-Generaals  te  hou- 
den, te  regt  daarvan,  en  daarvan  alléén,  eene  heilrijke  uit- 
komst verwachtende. 

De  zon  was  nog  niet  geheel  zigtbaar,  ioen  de  ouderlin- 
gen zich  naar  de  tenten  van  de  Heeren  Potgieter  en  Pre- 
torius begaven.  Beide  eerbiedigden  hun  verzoek,  en  de 
b^eenkomst  werd  in  de  tent  van  eerstgenoemde  bepaald. 
Het  volk  daarvan  onderrigt,  stond  daar  buiten  b^  elkan« 
der,  in  diepe  stilte  verbeidende,  wat  de  uitslag  zou  z^n, 
vijand-  of  broederschap,  of  broedermoord  of  broeder- 
min. Eindelijk  wordt  de  tent  opengeslagen;  de  beide 
Vaders  van  het  volk  staan  met  de  handen  in  elkander 
gesloten;  de  Bijbel  ligt  voor  hen  opengeslagen;  een  God- 
verheerl^kend  gejuich  van  allen  st^gt  ten  hemel  en  de  liefde 
is  in  hun  midden. 

Ja,  lezer!  dit  is  een  der  heerlijke  tooneelen,  die  ik  in 
dit  land  heb  mogen  bijwonen. 

De  Vergadering  werd  geopend.  De  beste  grond  tot  be- 
raadslaging —  wederz^dsche  liefde  —  was  gelegd.  Evenwel 
de  zaken  moesten,  naar  orde  en  wet  behandeld  worden. 
Die  behandeling  vorderde  veel  beleid.   Ik  bood  mij  zclven 


Digitized  by 


Google 


202  VRBBLIJF  TEN  NOORDEN 

aan,  om  bi^  deze  Vergadering  als  Secretaris  te  mogen  fun- 
geren. Dit  werd  in  dank  aangenomen.  Doch  ik  moet  kort 
zijn.  Ik  zal  u  alléén  de  uitkomst  verhalen,  om  U  daaruit 
te  doen  opmerken,  hoezeer  die  liefde  werkte. 

Potgieter  en  Pretorius  sloten  een  schriftel^k  verbond  om 
voortaan  eensgezind  en  gezamenlijk  te  handelen. 

Zij  onderwierpen  zich  geheel  en  al  aan  den  Volksraad, 
dien  zij  erkenden  voor  de  hoogste  magt. 

De  Volksraad  en  het  volk  bekrachtigden  het  gesloten  trac- 
taat  met  H.  M.  Commissarissen. 

En  over  het  verledene  mogt  niet  meer  gesproken  worden. 

Tot  inlichting  van  dezen  zoo  oogenblikkelgken  omkeer  van 
zaken,  moet  ik  nog  opmerken,  dat  het  mij  uit  de  gesprekken 
met  de  verschillende  part^en^  gebleken  waS;  dat  geen  hun- 
ner door  eigenbelang,  maar  enkel  door  innige  meening  of 
overtuiging  gedreven  werd  en  dat  die  in  deze  moesten  on- 
derdoen  voor  het  woord  van  God. 

De  Landdrost  Bührmann  was  niet  tegenwoordig.  Een' 
brief  van  hem,  aan  zijnen  zwager  de  Marre,  waarin  h^  aan- 
beval om  den  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  zoodra  mogelgk 
uit  de  voeten  te  maken,  was  opgeligt  en  ter  tafel  gebragt. 
De  Volksraad  ontzette  hem  van  zijn  ambt^  en  beval  dat  h^ 
onder  geregtelijke  bewaring  zou  gesteld  worden^  tot  dat  h^ 
zich,  omtrent,  dien  brief  zou  hebben  verantwoord,  tenz^  hij 
twee  borgen  kon  aanwijzen,  die  voor  hem  wilden  instaan 
en  daartoe  —  zoo  ik  mg  wel  herinner  —  Rd.  7000  wilden 
deponeren. 

Ook  ik  deed  een  voorstel  in  deze  zitting,  dat  afgewezen 
werd.  Bij  een  besluit  van  20  Mei  1860  was  bepaald,  dat 
aan  lederen  Hollander,  die  zich  in  de  Republiek  nederzette» 
op  z^n  verzoek  eene  plaats  van  3000  morgen  in  eigendom 
zou  worden  gegeten,  tegen  betaling  van  slechts  ƒ  15.30 
voor  kosten  van  inschrijving,  aanwijzing  en  opmeting.  Ik 
verzocht  om  eene  groote  uitgestrektheid  gronds,  onder 
voorwaarde  dat  ik  binnen  eenen  bepaalden  tijd  daarop  Ne- 
derlanders zou  vestigen^  vertrouwende  daardoor  het  doel 
te  zullen  bereiken,  dat  ik  mij  voorgesteld  had.  Zie  bl. 
196  En  de  weigering  was  gegrond  op  de  bedenking,  dat  de 


Digitized  by 


Google 


VAN    D£    VAALRIVIEU.  203 

uitgifte  dan  eerst  plaats  kon  hebben,  wanneer  de  Hollan- 
der zich  hier  bevonden. 

Zaturdag  den  20'*^°  Maart  was  de  zitting  geëindigd  en 
^8  avonds  vermaakte  zich  het  gezelschap  met  zang  en  dans, 
waaraan  de  President  'van  den  Yolksraad,  de  Heer  C.  Pot- 
gieter hartelijk  deel  nam,  en  zonder  eenige  de  minste  vlei- 
jery  had  ik  kunnen  zeggen,  dat  ik  in  Nederland  nimmer 
eene  vergadering  bijgewoond  had,  die  door  den  President 
met  meer  kalmte,  voorzigtigheid^  helder  oordeel  en  gezond 
verstand  geleid  was,  dan  deze  zoo  moegelijke  en  inge- 
wikkelde, door  Z£d. 

Maar  nu,  lezer!  heb  ik  U  ook  niet  langer  met  die  el- 
lendige partyschappen  en  lastige  vergaderingen  bezig  te 
houden;  na  zal  ik  U  eindelijk  eens  nader  verhalen,  hoe 
ik  land  en  volk   toen  hier  gevonden  heb. 

Het  grondgebied  is,  gel^k  wy  nu  uit  de  b^gevoegde 
kaart  kunnen  zien,  ongeveer  gelegen  tusschen  de  28"^  en 
23»*®  graden  Zuiderbreedte,  en  tusschen  de  26"'®  en  31"** 
graden  Oosterlengte,  grenzende  ten  Noorden,  Oosten  en 
Westen,  aan  zwarte  of  gekleurde  volksstammen,  waarvan 
de  Bacananen  en  Bamunguato*s  groote  stammen  mogen  ge- 
noemd worden,  de  Bechuanen  een  Koningr^k  uitmaken,  en 
de  Amazoasen  en  Amahuten  te  zamen  de  bevolking  van 
het  Zululand  bevatten  van  meergenoemden  Koning  Panda; 
ten  Zuiden  aan  de  Oranje-rivier- Sou vereiniteit  en  aan  No^. 

De  oppervlakte  zal  wel  50000  vierkante  m^len  beslaan. 
De  schets  —  zie  bl.  7  en  8  —  spreekt  van  3300  vier- 
kante m^len  minder,  doch  die  wgst  de  punten  aan,  voor 
zoo  ver  de  reizigers  ze  door  de  emigranten  bewoond  ge* 
vonden  hebben,  terwijl  de  onbewoonde  streken  aan  de  gren- 
zen van  de  Republiek,  en  zoo  ook  die,  bekend  onder  de 
naam  van  Comaté,  daar  niet  in  begrepen  zijn.  Is  die  be- 
grooting aannemelgk,  dan  zal  de  oppervlakte  der  Republiek 
over  de  Vaalrivier  nagenoeg  vijf  maal  zoo  groot  z^n  als 
die  van  Nederland* 

De  grond^  hoe  one£fen  ook,  ligt  hoog,  misschien  tusschen 
de  5'  en  7000  voeten  boven  de  oppervlakte  der  zee,  is 
verdeeld  in  ketens  van  hoogc  bergen,  en  uitgestrekte  af  hel- 


Digitized  by 


Google 


204  VERBLIJF    TEN    NOORDEN 

lende  vlakten,  meestal  doorsneden  met  rivieren.  Het  geheele 
land  is  dik  begroeid,  hetzij  met  planten,  hetzij  met  hees- 
ters en  geboomte.  De  steen-  en  granietlagen  alléén  ko- 
men hier  en  daar,  in  verschillende  vormen  en  kleuren,  kaal 
te  voorschijn.  De  kloven  der  bergen  zijn  veelal  met  zware 
boomen  bezet,  doch  overigens  loopen  de  bergen  in  zacht 
glooijende  weilanden  af. 

Het  vruchtbare  en  schilderachtige  van  het  oord  over- 
treft alle  verbeelding.  De  bodem  bijv.  bevat  eene  verza- 
meling van  grondstoffen,  zoo  als  de  wetenschappelgke  land- 
bouwer die  zou  kiezen,  indien  de  keus  aan  hem  overgelaten 
ware.  Hij  is  eene  vermenging  van  leem,  klei,  aard  en 
zand.  Het  grootste  deel  van  den  bodem  kan,  door  het 
menigvuldige  water  der  bergen,  naar  verkiezing,  zonder  noe- 
menswaardigen  arbeid,  al  dan  niet  bevochtigd  worden.  Eene 
kleine  greppel  van  1  voet  breed  en  V«  v^©*  ^^Vt  ïs  daar- 
toe voldoende. 

De  tusschen*  en  ondergrond  is  vol  met  mineralen, 
kristallen  en  delfsto£fen.  Hij  bevat  al  wat  noodig  is 
om  de  vruchten  van  den  bodem  door  fabrikaat  en  trafikaat, 
tot  hare  hoogste  waarde  te  voeren,  en  is,  als  het  ware, 
een  nog  weggelegde  schat  voor  kennis  en  wetenschap. 

Men  ziet  niet  dan  onafzienbare  uitmuntende  weivelden, 
hoog  en  laag,  flaauw  in  elkander  loopende,  versierd 
met  ontelbare  soorten  van  prachtige  bloemen,  heesters  en 
geboomte,  bezocht  door  allerlei  grasvretend  wild  en  fraai 
gekleurd  gevogelte.  Daartusschen,  meestal  op  een  afstand 
van  1  of  meerdere  uren  gaans,  groote  kudden  rundvee , 
schapen  en  geitenbokken^  met  een  of  twee  zwarte  herders 
bij  iedere  kudde.  En  dan,  eene  verzameling  van  nederige 
boerenwoningen  en  Kafferhutten  of  Kralen,  waarnevens  rgke 
boomgaarden,  nette  tuinen  en  soms  kleine  stukken  bouw- 
land, die  door  een  enkelen  blanke,  met  behulp  van  zwarten, 
bearbeid  worden;  en  eindel^k  een  opregt  aartsvaderlijk  ge- 
zin, rustig  voor  eene  der  woningen  gezeten^  of  spelende; 
want  al  de  verschillende  t^dperken  des  levens  zijn  bg 
dat  gezin  te  vinden,  omgeven  van  allerlei  pluimgedierte, 
en    bediend     wordende     door    zwarte     dienstknechten     on 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE     VAALRIVUSR.  205 

meiden,  die  nog,  als  onwetende  kinderen  der  Natuar^  met 
allerlei  sterk  gekleurde  vederen  opgeschikt  zijn. 

Het  klimaat  is  gelgk  aan  dat  van  Zuidel^k  Europa,  zacht 
in  den  winter,  niet  ondragel^k  heet  in  den  zomer.  Er  is 
geen  bepaalde  regent^d.  Het  regent  niet  zoo  dikwijls  als 
in  Nederland,  en  nimmer  zoo  lang  achter  elkander,  doch 
de  bu^en  zijn  korter  en  zwaarder  en  zoo  ook  de  onweders. 

Al  het  vee  ziet  er  voortreffelgk  uit  en  staat  in  grootte 
met  het  beste  Nederlandsche  gelijk. 

Alle  Europesche  en  tropische  gewassen  groeijen  er  weel« 
derig.  Het  gras,  dat  meestal  van  zeer  goede  hoedanigheid 
is,  wordt  tot  6  en  7  voeten  lang.  Het  graan  brengt  vier- 
maal zoo  veel  op  als  in  Nederland^  en  zoo  ook  schieten 
de  dennen,  wilgen,  beuken  en  eikenboomen  viermaal  zoo 
spoedig  op  als  dd^r.  Ik  heb  onder  Oranje-  en  Citroen- 
in  Zuid-Afrika  genaamd  zoete  en  zure  limoen-boomen,  ge- 
wandeld, waartusschen  ik  geen  zon  meer  herkennen  kon, 
en  waarvan  de  takken  uithoofde  van  de  menigte  vruchten 
gestut  waren,  welke  voor  4  of  5  jaren,  als  afgesneden 
stekken  van  nog  geen  ^/s  duim  dikte  in  den  grond  gezet 
waren,  even  als  men  dit  in  Nederland  doet  van  populieren 
en  wilgenhout;  en  die  hadden  toen  eene  hoogte  van  een 
30  voet,  en  eene  dikte  van  p.  m.  6  duim  overkruis  Dit 
was  onder  anderen  bij  de  familie  Roberts.  PUten  van  alle 
soorten  van  vruchten  brengen  in  3  of  4  jaren  vruchtdragende 
boomen  voort,  en  druivenstekken  zijn  in  twee  jaren  zwaar 
behangen.  Bij  den  Heer  Jan  Yiljoen,  vond  ik  druiven, 
ter  dikte  van  pruimen,  (mirabellen)  en  waaraan  trpssen 
tusschen  de  4  en  5  pond  wiessen. 

De  menigte  aanwezige  overgrootouders  en  de  bijzondere 
toeneming  der  gezinnen  bewezen  dat  het  er  zeer  gezond 
is,  hoewel  er  in  het  begin  van  1852  vele  menschen  aan 
buitengewone  diarrhé  en  gelijktijdige  koortsen,  en  b^  het 
geheel  en  al  ontbreken  van  geneeskundige  hulp,  overle- 
den  zijn. 

Er  zgn  vijf  steden  of  dorpen.  Potchefstroom,  ook  ge- 
naamd Mooirivier,  Rustenburg,  L^denburg,  Ohrigstad  en 
Zoutpansberg.  —  Een  zesde,  Vredenburg,  zou  nu  aangelegd 


Digitized  by 


Google 


20G  VERBLIJF  TEN  NOORDEN 

worden  —  Potchefstroom  is  alsnog  de  hoofdplaats  en  be- 
vat de  meeste  inwoners,  p.  m.  6  &  700. 

Maar  dit  verrukkel^k  oord  heeft  ook  eenige  bezwaren. 
Het  is  afgelegen  van  zee:  de  naastbijz^nde  haven  is  de  De- 
lagoabaai.  De  streek,  gelegen  in  de  Noordwestel^ke  rig- 
ting  van  die  baai,  waarin  tot  dien  t^d  toe  de  éónige  be- 
staande weg  derwaarts  gevonden  werd,  is  nagenoeg  on- 
bruikbaar, zoo  voor  menschen  als  voor  vee.  Z^  is  hoogst 
ongezond  en  vervuld  met  stekende  vliegen.  ZuidwesteLgk, 
bestaat  dit  kwaad  niet;  maar  daar  z^n  nog  geene  wegen  naar 
de  baai  gezocht  Van  de  Luciabaai  weet  men  nog  niet^ 
of  zij  bruikbaar  is.  Natal  is  voor  als  nog  de  éénige 
bereikbare  zeehaven^  en  deze  ligt  ten  naaste  bg,  drie  we- 
ken gaans  van  het  midden  der  Republiek  verwijderd.  De 
rivieren  zijn  zonder  aanwending  van  kunstmiddelen,  onbe- 
vaarbaar. De  wegen,  ofschoon  meestal  gelijk  aan  kolfba- 
nen,  bieden  van  tgd  tot  tijd,  over-  en  doorgangen  aan^  die 
zóó  steil  on  hobbelig  zgn,  dat  zware  vrachten  alléén  door 
de  daarvoor  zeer  doelmatig  ingerigte  lange  en  sterke  wa< 
gens,  getrokken  door  10  k  14  paar  ossen,  eu  bestuurd 
door  den  HoUandschen  Afrikaan  met  zijn  zwarten  ossen- 
leider,  zonder  gevaar  kunnen  vervoerd  worden. 

Het  roofgedierte,  leeuwen,  tijgers,  wolven,  slangen  en 
krokodillen,  moet  niet  dan  welgewapend  opgezocht  worden. 
Van  zelven  komt  het  zelden  voor  den  dag.  In  de  tien 
maanden,  die  ik  het  binnenland  bereisd  heb,  heb  ik  slechts 
ééns  van  dat  gedierte  langs  den  weg  of  op  het  veld  gezien 
Het  was  op  12  Maart  1853;  dat  de  Heer  Martinus  Pre- 
torius  —  zoon  van  den  Eommandant -Generaal  —  onder 
wiens  geleide  ik  m^  toen  bevond,  mij  een  troep  van  10 
leeuwen  aanwees,  die  misschien  een  groot  kwartier  uurs 
naar  onze  uitgespannene  wagens  stonden  te  kijken,  en  niet 
verder  van  ons  verw^derd  waren,  of  wij  konden  met 
het  bloote  oog,  de  mannetjes  van  de  wijfjed  onderschei- 
den. —  Doch  's  nachts  hoort  men  in  het  open  veld  de 
leeuwen,  en  vooral  de  wolven,  veelvuldig. 

De  paarden  schenen  aan  grond  en  klimaat  van  de  geboorte 
af  gewoon  te  moeten  zijn,  en  dan  zelfs  eene  tot  nog  toe  onbe- 


Digitized  by 


Google 


VAN   DE    YAALRiyiER.  207 

kende  soort  van  ziekte  te  hebben  moeten  doorstaan,  om  op 
ban  behoud  te  kunnen  rekenen. 

Soms  rigt  een  deel  der  talrgke  insekten  veel  kwaad  aan. 
MilUoenen  sprinkhanen  vreten  dan  wei-  en  graanvelden  kaal. 
In  den  Noordoostelijken  hoek  van  de  Republiek  dooden  de 
stekende  vliegen  wel  eens  runderen  en  paarden.  Mieren 
ondergraven  de  woningen,  indien  men  verzuimd  heeft, 
om  de  behoedmiddelen  daartegen  —  teer  en  kalk  —  te 
gebruiken,  en  torren  verslinden  soms  al  de  perzikken  en 
abrikozen. 

De  volwassene  HoUandsche  Afrikanen  in  de  Republiek 
Ji^ja  allen  nog  geboren  in  de  Kaap-koloniën.  Het  zijn  de 
a&tammelingen  van  de  Hollanders  en  Franschen,  die 
zich  het  eerst  dédr  nederzetteden.  Reeds  van  die  koloni- 
satie^af,  vereenigden  zich  die  Franschen  met  de  Hollanders, 
die  hen  in  aantal  dan  ook  verre  overtroffen.  Er  bestaat 
nu  tnsschen  deze  blanke  bevolking  geen  ander  verschil 
meer,  dan  dat  hunner  familienamen.  Zij  kennen  geene  an- 
dere taal  dan  de  HoUandsche  en  kunnen  dus  allen  met 
regt  HoUandsche  Afrikanen  genoemd  worden. 

Mijne  Nederlandsche  lezers  kennen  de  schüdery  van  van 
der  Helst,  hangende  in  het  koninklijk  Museum  te  Amster- 
dam en  voorstellende  een  HoUandschen  schuttersmaaltijd 
uit  de  I?*^*  eeuw.  Zie!  dddr  is  hun  portret:  In  Europa 
is  de  gelgkenis  niet  beter  aan  te  wijzen.  De  meeste  man- 
nen hebben  eene  lengte  van  6  èi  7  voet  en  zgn  dien  over- 
eenkomstig gezet.  Bij  eene  frissche  kleur,  een  hoog  voorhoofd, 
sterk  sprekende  oogen,  wel  gevormd  gelaat,  met  zwaren 
baard,  hebben  z^  een  dikken  nek,  breede  schouders  en 
borst,  en  sterk  gespierde  armen  en  beenen.  De  vrouwen 
zgn  gewoonlijk  5  &  6  voet  lang,  en  buitengewoon  blank. 
Z^  hebben  doorgaans  veel,  lang  en  donker  haar,  dat  met 
eene  eenvoudige  scheiding  zonder  kruUen  onder  de  lange 
luifel  van  hunnen  hoed  verborgen  is.  Hun  gelaat  is  fijn 
besneden.  Heldere,  zachte  oogen,  kleine  neus  en  mond,  tan- 
den als  ivoor,  dunne  lippen,  ronde  kin,  blanke  hals,  kleine 
handen  en  voeten,  mooi  figuur;  in  één  woord;  zij  z^n  schoon 
en  zelden  ziet  men  onder  hen  eene  leelgke  vrouw.  En  de 


Digitized  by 


Google 


208  VERBLIJF  TEN  NOORDEN 

kinderen  ...  O I  men    zou  de  zuigelingen  en  de  kleine  jon- 
gens en  meisjes  stelen. 

Hun  gelaat  is  sprekend  gelijkende  met  dat  van  den  fat- 
soenlijken Hollander^  zóó  zelfs,  dat  wanneer  zij  diens  klee- 
ding aantrokken  en  niet  spraken,  men  hen  gerust  daar- 
voor zou  aanzien.  Hunne  kleeding  is  eenvoudig,  doelma- 
tig en  net.  De  mannen  dragen  groote  stroo-  of  viltenhoeden 
met  breede  randen,  lange  en  ruime  buizen,  gewone  doch 
niet  nieuwmodische  vesten,  lange  broeken  en  hooge  schoe- 
nen. De  vrouwen  hoeden  vmi  zijde  of  katoen,  met  veel 
zorg  bewerkt,  en  voorts  japonnen  of,  gelgk  zij  het  noe- 
men, tabbaarden,  met  hooge  l^ven,  lange  mouwen  van  ge- 
l^ke  snede  als  de  par^sche,  maar  niet  zoo  by zonder  wijd 
of  opgevuld.  In  hunne  kleeding  heerscht  veel  weelde  en 
zelfs   pracht,  vooral    wanneer   zij  ter  kerk   gaan. 

Het  karakter  van  den  Hollandschen  Afrikaan  is  vrede- 
lievend en  gastvrij.  De  man  bestuurt  al  wat  niet  tot  de 
huishouding  van  het  gezin  behoort ;  de  vrouw  al  het  ove- 
rige, dus  ook  den  tuin  en  het  pluimgedierte,  dat  veelal 
vrijen  toegang  in  de  woning  heeft.  Zij  leven  spaarzaam, 
en  z^n  tevreden  met  hetgeen  er  bij  hen  voor  handen 
is.  Bij  een  kinderl^k  godsdienstig  geloof  voegen  zij  stren- 
ge zeden.  Ontucht,  list  en  bedrog  is  nagenoeg  onbekend. 
Z  elven  eerlek  en  trouw  zijnde,  verwachten  z^  die  hoeda- 
nigheden van  ieder  ander;  en  vinden  z^  zich  hierin  te- 
leur gesteld,  dan  is  hun  vertrouwen  in  zoodanig  iemand 
ook  voor  altijd  verloren. 

Ieder  landman  heeft  zijne  plaats,  —  zoo  noemt  hg  z^n 
landgoed  —  en  deze  is  3000  morgen  groot.  Dddr  woont 
hij  met  z^ne  getrouwde  zonen.  Ieder  dezer  zonen  heeft 
weder  zijne  afzonderlijke  woning,  en  allen  werken  te  za- 
men  voor  den  landeigenaar,  ofschoon  iedere  vrouw  haren 
eigen  tuin,  en  ieder  man  zgn  eigen  vee  heeft.  Nimmer 
zag  ik  zoo  veel  eensgezindheid,  kinderlijke  gehoorzaam- 
heid en  eerbied  vereenigd. 

Eiken  avond  wordt  door  vader  uit  den  B^bel  gelezen, 
en  door  allen,  gezamenl^k,  een  of  meer  psalmen  gezon- 
gen. Des  Zondags  komen  de  naburen  bij  elkander,  dan  leest 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALBIVIER.  209 

de  oudste  in  jaren,  eene  predikatie  yoor  en  doet  een  ge- 
bed. Niets  stoort  de  aandacht.  De  zuigelingen  liggen  aan 
de  borst,  en  de  kleine  kinderen  zitten  met  opene  oogen  en 
monden  naar  den  gr^saard  te  zien  en  te  luisteren;  zg  ver- 
staan den  zin,  al  begrijpen  zg  de  woorden  niet. 

In  de  kerken  wordt  des  Zondags  geregeld  'smorgens  en 
^B  namiddags  godsdienstoefening  gehouden.  Geen  anderen  dan 
de  zieken  worden  daar  gemist.  Een  der  ouderlingen  treedt 
als  leeraar  op.  Gewoonl^k  leest  h^  een  preek  voor.  Bidt 
altijd  uit  eigen  brein.  Soms  geeft  h^  b^belverklaring  of 
houdt  eene  eenvoudige  toespraak.  Eens  —  ik  zal  het  nim- 
mer vergeten,  het  was  te  Potchefstroom,  den  25'^°  April 
1852  —  noodigde  h^  de  gemeente  uit,  om  in  plaats  van 
de  gewone  namiddaggodsdienstoefening,  eene  meer  broe- 
der- en  zusterl^ke  zamenkomst  in  de  kerk  te  houden,  ten 
einde  dédr  een  ieders  gemoedsbezwaren  te  vernemen  en 
elkander  daarin  te  verligten.  Ik  mogt  die  christen-verga* 
deriog  bewonen,  maar  dacht  verplaatst  te  z^n  in  het  mid- 
den van  eene  der  eerste  gemeenten,  door  de  Apostelen 
b^een  geroepen. 

Zij  bezoeken  elkander  zeer  veel.  Weinig  bezigheid 
hebbende  en  gerust  hunne  plaats  kunnende  verlaten,  zoo 
gaan  zij  jaarlgks  voor  2  of  3  maanden,  met  hunnen  ossen- 
wagen en  toebehooren  op  reis,  verbleven  1  of  2  dagen  op 
iedere  plaats  die  zij  passeren,  eten  en  drinken  b^  de  ei- 
genaars en  slapen  in  hunnen  wagen.  Zóó  houden  z^  de 
vriendschap  aan.  Deze  reizen  noemen  zij  kuyeren.  Z^ 
z^n  meestal  verwant  aan  elkander,  en  alle  getrouwden 
noemen  zich  onderling  neven  en  nichten,  en  worden  door 
de  ong^trouwden  ooms  en  tantes  geheeten. 

Zij  trouwen  op  jeugdigen  leeftijd  en  krijgen  doorgaans 
▼ele  kinderen.  Menigmaal  hebben  de  neven  en  nichten 
reeds  hun  8«**  of  9^®  jaar  bereikt,  terwijl  oom  of  tante 
nog  aan  de  borst  ligt.  De  kinderen  zuigen  tot  in  hun 
2^*  jaar  en  ik  heb  vrouwen  ontmoet,  die  hun  16**  of 
17^*  kind  zoogden,  en  nog  zoo  veel  te  geven  hadden, 
dat  zij  de  hulp  van  een  hunner  kleinkinderen  moesten 
inroepen.     Zoo    had   bijv.  de  vrouw  van  P.  J.  van  Els, 

14 


Digitized  by 


Google 


2tO  VERBLUF    TEN    NOORDEN 

13  zoons  en  4  dochters.  Het  17^^  kind  lag  aan  de  borst; 
haar  oudste  kleinkind  was  10  jaar.  Den  5^^°  Febniarg 
1852  was  ik  bij  W.  van  Tonden.  Hij  was  82,  zijne  vrouw 
81  en  z^  waren  toen  63  jaren  getrouwd  geweest.  Zg 
had  16  kinderen  gehad  die  zij  allen  gezogen  had.  Nog 
waren  het  krasse  menschen.  De  man  scheen  niet  ouder 
dan  70,  en  hij  verhaalde,  dat  hij  nog  eene  zuster  in  le- 
ven  had,   die  toen   103  jaren   bereikt  had. 

Z^  hebben  veel  gezond  verstand,  een  helder  oordeel, 
vlug  begrip,  en  zijn  kunstig  in  handwerken.  B^na  zonder 
uitzondering  zijn  zij  te  gelijk,  behalve  uitmuntende  scherp- 
schutters te  paard,  veefokkers,  landbouwers,  metselaars, 
steenbakkers,  timmerlieden^  rietdekkers,  schrijnwerkers,  sme- 
den, wagenmakers,  leerlooijers,  en  schoenmakers,  en  de 
vrouwen  kleedennaaksters.  Zy  werken  wel  voor  elkander, 
maar  verhuren  zich  nimmer.  Hunne  taal  is  zeer  gebrekkig 
HoUandsch,  z^  gebruiken  enkele  vreemde  woorden,  b^v. 
bonjer  voor  veel,  vrekken  voor  sterven;  en  verbuigen  de 
werkwoorden  slecht,  bijv.  ons  is  voor  wij  zijn,  zullie  was 
voor  zij  waren,  enz.  Naar  gelang  z^  in  leeft^d  gevorderd 
zijn,  is  hunne  taal  zuiverder.  Doch  na  al  hetgeen,  wnt 
m^ne  lezers  nu  reeds  vernomen  hebben,  zal  alle  ophelde- 
ring daaromtrent  overbodig  zijn.  Sedert  ruim  SOjarenz^n 
deze  menschen  verstoken  geweest  van  onderrigt,  en  z^n  de 
kinderen  opgepast  door  allerlei  soort  van  kleurlingen.  Hot- 
tentotten,  Boschjesmannen  en  Kaffers.  De  kennis  die  z^ 
van  taal,  lezen  en  schrgven  nog  bezitten,  hebben  zij  aan 
het  dagelijksch  gebruik  van  hunnen  b^bel,  en  psalmen  en 
gezangen  te  danken. 

De  jagt  op  Olifanten  is  hunne  voordeeligste  en  die  op 
ander  wild  gedierte  hunne  grootste  liefhebberij.  Ik  werd 
daaromtrent  goed  ingelicht  door  den  12  jarigen  zoon 
van  den  Kommandant  Krieger,  die  m^  3  uren  te  paard  ver- 
gezelde. Hij  had  zelf  zijn  paard  gedresseerd  en  dit  — 
zeide  hij' —  was  nu  voor  geen  een  wild  dier  meer  bevreesd 
en  kon  het  niet  schelen  of  h^  het  een  verschen  leeuwen- 
huid, dan  wel  een  springbok  op  zijn  kruis  te  dragen  lag. 
Alreeds   wetende    dat  ieder  grasvretend  dier   zich  op   de 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    YAALRIVIER  211 

lucht  van  een  Leeuw  met  zoo  veel  haast  verwijdert,  als 
het  kan,  hoe  veel  meer  dan  een  paard?  zoo  had  ik  ge- 
noeg, om  daar  uit  op  te  maken,  hoeveel  Leeuwen-jagt- 
part^en  mijn  jonge  vriend  al  moest  by gewoond  hebben. 
Hunne  jagtroeren  wegen  gemiddeld  12  k  15  ponden. 

De  Europesche  kennis  van  het  zoogenaamde  savoir  vivre 
ontbreekt  hun  geheel  en  al.  Zi)  rekenen  zich  zei  ven  hoog, 
kannen  weinig  verschil  van  gevoelen  verdragen  en  zgn 
voor  anderen  niet  zeer  medel^dend.  Buiten  het  genot  aan 
hunne  tafel,  vorderen  z^  hooge  betaling  voor  al  wat  men 
van  hen  verlangt,  doch  verwachten  dit  ook  van  een  an- 
der. Het  zijn  strenge  regters  over  de  gebreken  van  an- 
deren. Erkenning  van  misdaan  te  hebben  is  evenwel  vol- 
doende om  volkomene  vergeving  te  verkrijgen.  Een  on- 
geloovige  aan  den  bijbel  schuwen  zij.  Zij  hebben  zeer 
weinig  wetenschappelijke  kennis,  denken,  nog  dat  de  aarde 
onbewegeiyk  is  of  stilstaat,  omdat  zij  dit  in  den  bijbel 
vinden.  Zij  kunnen  niet  goed  lezen  of  schryven,  en  nog 
minder  rekenen.  Gelukkig  hebben  zij  alreeds,  met  de  Vasco 
da  Gama,  zie  bl.  196,  drie  Hollandsche  schoolonderw^zers 
bekomen,  en  die  heeren  zullen  daar  veel  goed  kunnen  doen. 
Zelve  geene  wetenschappelijke  kennis  bezittende,  zoo  weten 
z^  die  kennis  ook  nog  weinig  te  waarderen;  van  schil- 
der-   mnzijk-    of  dichtkunst  hebben  zij    geen  begrip. 

De  meesten  dezer  gebreken  vinden  'hunnen  oorsprong 
in  hetgeen  deze  menschen  ondervonden  hebben.  Sedert 
40  jaren  staan  zij  op  en  door  zich  zelven.  Zij  voelen  hunne 
kracht;  zij  vinden  die  nergens  dan  in  Gods  woord.  Zij 
weten  wat  zij  daarmede  kunnen  doen  en  achten  uit  dien 
hoofde  alle  wereldsche  kennis  en  beschaving  gering.  De  En- 
gelschen  zijn,  behalve  enkele  anderen,  de  óónige  Europeanen 
die  zij  hebben  leeren  kennen,  en  deze,  vooral  de  zoogenaamde 
uitbreiders  van  het  Christendom,  hebben  hen  miskend  en 
mishandeld. 

Volgens  eene  telling  in  September  en  October  1852  ge« 
daan,  bedroeg  hunne  blanke  bevolking  ongeveer  6000  ge- 
zinnen, welke  uit  hoofde  van  de  menigte  kinderen,  door 
elkander  ieder  op  6  i  7  personen  kunnen  gesteld  worden, 

14* 


Digitized  by 


Google 


212  VERBLIJF  TEN  NOORDEN 

ZOO  dat  die  bevolking  dan  een  40,000  zielen  zou  uitmaken. 

De  zwarten  of  kleurlingen,  die  in  hun  land  wonen,  z^n 
Kaffers^  doch  behooren  tot  den  stam  der  Matateezen.  Het 
is  een  schoon  ras,  5  Ib  6  voet  hoog  en  sterk  gebouwd.  Zij 
bewonen  aangewezene  locatiën  en  bebouwen  die  met  turk- 
sche  tarwe  of  milies,  Kafferkoom^  eene  soort  van  dikke 
naakte  garst  en  suikerriet.  Zij  hebben  daar  zeer  nette 
omwalde  steden,  waar,  in  het  midden  de  verzamelplaats 
is  hunner  runderen  en  geitenbokken,  en  de  overige  ruimte 
met  ronde  klei-hutten  of  kralen,  gedekt  met  lang  hooi, 
bezet  is.  Ik  vond  daar  alles  onbegr^pelijk  zindelijk.  Op 
hun  l^f  zijn  zij  het  echter  minder.  De  beestenvellen,  die 
z^  gebruiken  om  onder  te  slapen,  of  voor  bedekking  te- 
gen den  regen,  ofschoon  uitmuntend  bereid  en  keurig  aan 
elkander  genaaid,  moeten  vol  zitten  met  ongedierte  ^)  Hun 
gelaat  gelakt  treffend  op  het  kenmerkende  der  Joodsche 
natie.  Zg  hebben  ook  vele  gebruiken^  die  daarmede  overeen- 
komen, onder  anderen,  de  besnijdenis^  de  reiniging,  zij  eten 
geen  varkensvleesch  enz.  Zij  zijn  van  nature  goedhartig,  doch 
listig;  worden  zij  regtvaardig  en  streng  behandeld,  dan 
kan  men  op  hunne  trouw  en  dienst  rekenen;  maar  vin- 
den zig  zich  misleid  en  bewaren  de  blanken  niet  de  meer- 
derheid boven  hen,  dan  worden  zij  gevaarlgk  en  zijn  tot 
alle  kwaad  in  staat.  Godsdienstig  geloof  hebben  zij  niet, 
en  z^n  zeer  moegelijk  daartoe  te  brengen.  De  Zendeling 
Inglis^  die  reeds  7  jaren  onder  hen  werkzaam  was,  ver- 
zekerde mij,  den  20  Februarg  1852,  dat  zijne  arbeid  nog 
geheel  vruchteloos  was,  en  hij  daarom  zijn  genootschap 
reeds  voorgesteld  had,  om  zijn  standplaats  op  te  heffen. 
Enkelen  wilden  wel  lezen  en  schrijven  leeren,  maar  ver- 
langen dan  daarvoor  betaald  te  worden. 

De  veelwijverij  is  bg  hen  in  zwang.  De  dochters  wor- 
den door  den  vader  voor  3,  4  of  5  runderen  verkocht. 

Zij  ziji^  hier  met  hunne  opperhoofden  of  kapiteins  ge- 
heel  en   al  ondergeschikt  en  onderworpen  aan  de  blanke 


')  In  den  Nederlandschen  zin.  De  Hollandsche  Afrikanen  noe- 
men alleen  de  roofdieren  b.  v.  leeuwen,  tijgers,  wolven  enz.  het  on- 
gedierte. 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIER.  213 

bevolking.  Deze  heeft  daardoor  veel  dienst  van  hunne  te- 
genwoordigheid, want  zij  kunnen  goed  werken  en  z^n 
vlug  van  begrip.  Ten  gevolge  van  deze  dienst,  kunnen  zg 
ook  het  Afrikaansch-hollandsch  best  verstaan.  Ieder  blanke 
is  geregtigd  om  5  of  6  gezinnen  van  zwarten,  verbluf  op 
zgne  plaats  te  vergunnen. 

De  gewone  wapenen  der  Kaffers  zijn:  vergiftigde  assa- 
gaaijen,  zgnde  lange  stokken  met  eene  aan  beide  zijden 
scherp  geslepene  ijzeren  punt  of  dolk ;  en  korte  stokken  met 
zware  knodsen.  Zij  maken  die  assagaaijen  zelf  en  weten  dus 
zoowel  ijzer  te  vinden  als  te  bewerken.  Zij  worden  spoe- 
dig voortreffelijke  scherpschutters  en  daarom  is  in  hunne 
handen  niets  gevaarl^ker  dan  geweren,  kruid  en  lood. 

Ik  durf  niet  te  bepalen,  hoeveel  zwarten  er  in  de  Repu- 
bliek aanwezig  zijn,  maar  geloof  toch  niet,  dat  hun  aan* 
tal  meer  dan  100,000  zielen  bedragen  zal. 


Het  eerste  gebouw,  dat  de  Hollandscho  Afrikanen  bij 
het  aanleggen  hunner  steden  of  dorpen  daarstellen,  is  de 
Kerk.  Daaraan  werkt  een  ieder  en  brengt  het  z^ne  toe, 
even  instinktmatig  en  onvermoeid,  als  de  b^ën  hunne  korf 
van  het  noodige  voorzien.  De  kerken  zgn  hoogst  eenvou- 
dig, maar  hecht,  doelmatig  en  ruim  gebouwd.  Ik  heb  er 
drie  bezocht  en  reken  dat  ieder  7  k  800  toehoorders  zal 
kannen  plaats  geven.  De  kerk  wordt  nimmer  dan  tot  Gods- 
dienstige afzondering  gebruikt.  Het  kerkelijk  bestuur  staat 
in  hooge  achting.  Den  ouderling  wordt  de  meeste  eerbied 
bewezen  en  zijn  invloed  is  groot.  De  huwel^ken  worden 
kerkel^k  gesloten  en  gewettigd. 

Herbergen  zijn  nergens,  en  zouden  ook  weinig  aftrek 
hebben,  omdat  ieders  woning  eene  herberg  is,  en  hierbij 
mag  ik  ook  opmerken,  dat  de  HoUandsche  Afrikanen 
over  het  algemeen  eenen  afkeer  hebben  van  het  gebruik 
van  sterken  drank  en  daarom  van  den  beginne  hunner 
eigene  wetgeving  af,  zware  lasten  gelegd  hebben  op  den 
verkoop  b^  kleine  maat  van  wijn  en  gedestilleerd.  Dienten- 


Digitized  by 


Google 


214  VERBLIJF  TëN  noorden 

gevolge  moet  nog  ia  Natal  voor  iedere  vergunning  tot  dien 
verkoop  betaald  worden,  voor  een  jaar  ƒ900. 

tt     zes  maanden        480. 

rr     drie 300. 

en  tot  verkoop  in  het  groot 

voor  een  jaar  ƒ240. 

tl     zes  maanden  132. 

en         rr     drie 72. 

Aan  het  bouwen  van  een  raadhuis  wordt  eerst  dan  ge- 
dacht; als  de  noodzakelijkheid  het  vordert.  In  Maart  1852 
zou  de  Volksraad  in  Bustenburg  vergaderen.  Men  begon 
eerst  in  Januari)  1852  aan  het  bonwen  van  het  raadhuis, 
en  toen  de  zitting  plaats  greep^  waren  de  ramen  nog  niet 
ingezet. 

De  particuliere  huizen  z^n  in  de  steden  en  dorpen,  even 
als  de  kerken^  niet  opgeschikt,  maar  sterk  en  zeer  goed  in- 
gerigt.  De  straten  zijn  overal  even  w^d  of  parallel  en  aan 
beide  kanten  voorzien  van  loopend  water,  om  naar  verkie- 
zing öf  tot  eigen  gebruik  M  tot  al  dan  niet  bewatering  der 
huizen  en  erven  te  dienen,  en  de  aanleg  dier  plaatsen  is 
zóó  doelmatig,  dat  bijv.  die  van  Pieter-Maritzburg  nog  de 
bewondering  van  ieder  Ëuropeër  wegdraagt. 

De  regeringsvorm  is  in  den  volstrektsten  zin  republikeinsch. 
Het  volk  heeft  het  hoogste  woord.  De  Volksraad  bestaat 
uit  60  of  70  ^)  leden,  doch  om  te  besluiten,  moeten  ten 
minste  12  beraadslagen.  De  leden  worden  door  ieder  meer- 
derjarig man  —  blanken  —  b^  geschrifte  gekozen.  Hy  ver- 
gadert viermaal  's  j  aars  met  afwisseling  van  plaats,  en  ook 
meer,  wanneer  zulks  door  den  raad  of  door  de  Eomman- 
danten- Generaals  noodig  geoordeeld  wordt.  Elke  ver- 
gadering benoemt  haren  Voorzitter;  z^  wordt  in  het  open* 
baar  gehouden.  Ieder  blanke  heeft  daarbij  toegang.  De 
wetten  z^n  niet  aangenomen  voor  dat  hare  motiven  en  be- 
palingen aan  het  publiek  zijn  medegedeeld  en  verklaard, 
en  het  publiek  de  gelegenheid  gegeven  is,  om  bedenkingen 
in  het  midden  te  brengen;  worden  deze  dan  genoegzaam 


')    Ik  hüb  verzuimd  mij  daaromtrent  naauwkeurig  te  informeren. 


Digitized  by 


Google 


VAN   0£    VAALRIVIER  215 

wederlegdy'  hetgeen  natuurlek  meestal  plaats  vindt,'  dan 
eerst  z^n  zij  goedgekeurd.  De  Yolksraad  benoemt  de  Kom- 
mandanten-Generaals,  Kommandanten  en  Yeldkornetten, 
Landdrosten  en  Heemraden.  De  Boden  worden  door  de 
Landdrosten  aangesteld.  Meerdere  autoriteiten  zijn  er  niet. 
De  Kommandanten-Gener&als  besturen  de  krijgsmagt  en 
dragen  aan  den  Yolksraad  den  oorlog  voor.  In  Maart  1852 
waren  er  4,  zie  bl.  194.  De  Heeren  Potgieter  en  Pretorius 
hadden  de  grootste  districten.  De  Heer  Ënsel,  in  April 
1852  overleden,  zou  niet  vervangen  worden.  De  Komman- 
danten brengen  de  bevelen  der  Generaals  aan  de  Yeldkornet- 
ten  over  en  deze  aan  ieder  weerbaar  man  in  zijne  afdeeling. 
De  Landdrost  heeft  de  Yegtsmagt  en  is  de  burgemeester 
van  het  district.  Het  land  is  verdeeld  in  zoovele  districten 
als  er  steden  en  dorpen,  of  eigenlek  kerken  zijn.  Yerlangt 
hg,  of  vorderen  de  partyen  het  medeoordeel  van  Heem- 
raden, dan  moeten  deze  ook  zitting  nemen  en  hebben  ge- 
l^ke  stem.  De  in  het  ongelijk  gestelde  part^  betaalt  hun 
een  bepaald  presentiegeld.  Oordeelen  Landdrost  en  Heem- 
raden, dat  de  doodstraf  verdiend  is,  dan  wordt  het  misdrijf 
ter  kennis  van  den  Yolksraad  gebragt  en  deze  is  in  dat 
geval  regter  on  vonnist.  De  Boden  zgn  de  uitvoerders  der 
vonnissen  en  tevens  de  deurwaarders,  zoo  in  l^fstraffelijke 
als  civiele  zaken.  Plaatselijke  aangelegenheden  zgn  geheel 
aan  Landdrost  en  Heemraden  opgedragen.  De  Landdrost 
is  de  éënige  ambtenaar,  wien  tractement  is  toegekend  en 
wel  ƒ1200.  per  jaar.  Alle  overige  betrekkingen  waren  eere- 
posten,  behalve  dat  de  Boden,  volgens  een  tarief,  beloo- 
ning vorderden. 

Hoe  klein  het  personeel  van  dit  landbestuur  ook  mogt 
z^  tot  nog  toe,  was  nimmer  eene  militaire  of  burgerwacht 
noodig  geweest,  om  de  bevelen  der  ambtenaren  te  doen 
gehoorzamen  of  uitvoeren.  De  wet  was  hier  heilig  en  een 
ieder  eerbiedigde  dengeen,  die  over  hem  gesteld  was. 

De  Romeinsch-HoUandsoho  wetten  zijn  ingevoerd.  Men 
tracht  die  zoo  goed  mogelijk  te  verstaan.  Do  handleiding 
van  van  der  Lmden  wordt  door  Landdrost  en  Heemraden 
trouw  geraadpleegd. 


Digitized  by 


Google 


216  VBRBLIJF  TEN  NOORDEN 

Belastingen  waren  er  niet.  De  Republiek  zelve  is  vr^ 
van  schulden.  De  algemeene  inkomsten,  waaruit  de  Land- 
drosten betaald,  raadhuizen  gebouwd,  ammunitie  aangekocht 
en  andere  algemeens  uitgaven  bestreden  worden,  bestonden 
in  verlofbrieven  aan  vreemde  handelaars  om  binnen  's  lands 
hunne  waren  te  mogen  verkoopen ;  ƒ  36.  per  wagenvracht 
en  in  hooge  geldboeten  voor  overtreding  der  wetten  en 
besluiten.  Het  was  b.  v.  verboden,  dat  een  handelaar  of 
wie  ook,  gewereu;  kruid  en  lood  aan  de  zwarten  verkocht, 
of  zich  met  z^ne  vracht  in  hunne  steden  begaf,  op  eene 
boete  van  ƒ450.  en  confiscatie  van  al  wat  b^  hem  ge- 
vonden werd. 

De  Hollandsehe  Afrikanen  rekenen  bij  r^ksdaalders, 
schellingen  en  stuivers.  Deze  munt  is  denkbeeldig,  want 
z^  bestaat  niet  meer,  zoo  ze  al  vroeger  bestaan  heeft.  De 
Rgksdaalder  heeft  8  schellingen  en  de  schelling  6  stui- 
vers. De  Rijksdaalder  staat  gel^k  met  90  cents  Neder- 
landsch.  £r  was  nog  geene  andere  munt  gangbaar  dan  de 
Ëngelsche.  Hunne  graanmaat  is:  1  vracht  heeft  10  mud- 
den, 1  mud  4  schepels,  1  schepel  4  emmers.  Hunne  leng- 
temaat de  oude  hollandsehe  el.  Hunne  vlaktemaat:l  mor- 
gen van  600  Q  r^nlandsche  roeden,  1  Q  r^nlandsche  roede 
144  □  voeten  en  1  O  voet  144  □  duimen,  en  hun  gewigt 
is  1  pond  van  16  oneen  en  1  ons  van  2  looden.  Greld  of 
gangbare  munt,  z^nde  de  Ëngelsche,  is  zeer  weinig  aanwezig, 
en  daarom  bestaat  de  handel  meestal  in  ruil.  Met  vee,  huiden, 
wol,  boter,  ivoor,  struisvederen  en  andere  zeldzaamheden 
betalen   z^   doorgaans    de  goederen  die  ingevoerd  worden. 

Armen  of  bedeelden  z^n  er  niet  Allen  hebben  land, 
vee  en  goed.  Er  zijn  minvermogenden  en  zeer  wel  geze- 
tenen; enkelen  maar  die  contanten  hebben,  en  dezen  doen 
dan  daarmede  van  tyd  tot  tijd  zeer  voordeelige  inkoopen. 


Behalve  deze  algemeene  zaken  heeft  m^ne  reis  in  de 
Republiek  in  1852  nog  tot  vele  ontmoetingen  en  opmer- 
kingen aanleiding  gegeven,  waarvan  eenige  misschien  be- 
langr^k  genoeg  z^n  om  mede  te  deelen. 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    YAALBIVIBR.  217 

£r  is  geen  gezin,  dat  geen  dierbaar  offer  gebragt  heeft 
Yoor  de  verkr^ging  van  hunne  tegenwoordige  onafhanke- 
l^kheid  en  vrijheid.  Toen  ik  voor  het  eerst  den  heer  Lom- 
baard op  Potchefstroom  bezocht,  zag  ik  eene  veldflesch  han- 
gen, waarop  de  teekenen  van  de  Vrgmetselarg  vooriLwa- 
men,  en  vernam  dat  die  was  gedragen  door  den  Heer 
Pieter  Betief  en  met  de  akte  van  koop  van  Natal  in  zijne 
lederen  tasch  gevonden,  zie  bl.  92.  En  deze  beschouwing 
gaf  aanleiding,  dat  hij  mij  verhaalde,  dat  de  weduwe  van 
dien  heer  Retief  thans  nog  in  leven  was  en  op  de  plaats 
woonde.  Aanstonds  begaf  ik  m^  met  ZEd.  tot  haar;  zel- 
den had  ik  zulk  eene  eerwaardige  deftige  vrouw  ontmoet. 
Z^  zal  65  ^  70  jaren  oud  geweest  zijn;  zij  betuigde  haar 
leed  m^  niet  iets  te  kunnen  aanbieden,  omdat  z^  niets  in 
huis  had  en  alle^  zeer  duur  was.  Ik  wilde  haar  een  woord 
van  troost  over  het  gemis  van  haren  echtgenoot  toespre- 
ken, doch  dit  behoefde  niet.  Zg  zeide  m^,  dat  zij,  behalve 
haren  man,  alle  hare  drie  zoons  op  het  slagveld  tegen  de 
Zwarten  en  de  Engelschen  verloren  had;  en  was  daarbg 
zóó  kalm  en  gelaten,  dat  zg  m^  een  voorbeeld  van  gods- 
▼rucht  was.  Hare  woning  was  zeer  zindel^k  en  net.  Ik 
vroeg;  of  zg  nu  een  onbezorgd  leven  had.  rr  Ja*' !  antwoordde 
zg^  rrmaar  de  Heer  Lombaard  en  andere  goede  vrienden 
moeten  mij  helpen;  want  ik  moet  met  m^ne  handen  de  kost 
verdienen.'*  —  rrMaar  lieve  moederi  boe  is  dat  mogelgk?"  — 
rrO!" zeide  z^,  rrik  naai  voor  de  menschen,  en  bak  wat  lekkern^ 
om  te  verkoopen;  doch  nu  is  de  tarwe  te  duur  en  ik  heb 
geen  meel  meer.'*  Ik  wist  genoeg^  lag  met  eerbied  onge* 
merkt  «f  2 — .  op  haar  werktafeltje^  en  ontving  haar  regt 
dankbaar  en  zegenend  vaarwel. 

De  Heer  Cloete  heeft  in  zijne  voorlezingen  gezegd,  dat 
de  koop-akte  van  Natal  thans  is,  of  behoort  te  z^n,  onder 
de  archieven  van  het  EngeUche  bestuur,  zie  blz.  93.  Maar, 
dit  is  zoo  niet;  die  koop-akte  is  in  de  regte  handen.  De 
emigranten  over  de  Vaalrivier  bezitten  haar.  Op  den  2^^ 
Januarij  1852  heeft  de  heer  A.  W.  J.  Pretorius  m^  die  la- 
ten lezen,  en  toen  heb  ik  zelf  tgezien,  dat  ze  in  het  Ën- 
gelsch  geschreven  was  door  den  zendeling  Owen,  en  door 


Digitized  by 


Google 


218  VERBLUF  TEN  MOORDEN 

hem  en  den  Koning  Dingaan  met  drie  zijner  kapiteins,  ie- 
der met  een .  kruisje^  mitsgaders  door  Retief  en  drie  zijner 
medegezanten  onderteekend.  Van  12  Jnny  tot  17  Augus- 
tus 1853  heb  ik  van  do  Kaap  de  Goede  Hoop  naar  En- 
geland gereisd  met  den  heer  Richard  Hallew,  die  m^  ver- 
zekerde, dat  zijn  zoon^  ook  Richard  genaamd,  t^dens  den 
moord  van  Retief  en  de  zg  nen,  de  tolk  en  gewoon  bediende 
was  van  den  zendeling  Owen^  die  aan  het  hof  van  Din- 
gaan resideerde  en  dat  die  heer  Owen  thans  nog  te  Shef- 
field,   in  Engeland,  woonde. 

Het  verbond  met  Panda  in  1840  aangegaan,  zie  blz. 
138,  is  nog  in  volle  kracht  en  wordt  in  alle  deelen  door 
hem  nagekomen.  Terwijl  ik  in  Januarij  1852  b^  den  heer 
Pretorius  vertoefde^  kwam  daar  een  bode  van  Panda,  met 
de  vraag:  rrhoedanig  zich  te  gedragen  in  Natal,  waar  hy 
den  opstand  der  Kaffers  tegen  het  Engels che  Gouverne- 
ment nagenoeg  niet  bedwingen  kon,  als  de  uitgeschrevene  be- 
lasting op  de  Kafferkralen  ingevorderd  werd/'  Het  antwoord 
van  Pretorius  was:  fr Panda  moest  den  opstand  tegengaan, 
en  zorgen  dat  alles  daar  in  rust  bleef,  tot  dat  hy  van 
hem  nadere  bevelen  zou  ontvangen,"  en  volgens  de  laatste 
berigten  is  alles  daar  in  rust  gebleven. 

De  Republiek  levert  grootendeels  den  handel  in  Port- 
Natal  op.  In  Natal  zelf  staat  die  genoegzaam  stil, 
ten  gevolge  van  de  d^ar  ingevoerde  bepalingen^  dat  nie- 
mand en  dus  ook  geen  zwarte,  tot  werken  gedwongen 
kan  worden,  en  al  hetgeen  verder  in  het  voordeel  der 
zwarten  is  vastgesteld.  Aanhoudend  kwam  ik  handelaars 
met  zware  vrachten  tegen.  Desniettegenstaande  verkocht 
ik  binnen  4  maanden  voor  een  bedrag  van  £  st.  599.  9. 
41/2,  en  ware  ik  niet  door  eene  ziekte  overvallen,  dan  zou 
ik  zeker  in  een  paar  maanden^  nog  voor  een  gelgk  be- 
drag verhandeld  hebben.  Ik  kan  nu  van  al  de  onder- 
scheidene artikelen  geen  gewag  maken,  maar  om  enkde 
op  te  noemen:  Voor  grof  kruid,  wat  in  Engeland  voor 
35  k  40  cents  pr.  pond  uit  de  fabriek  wordt  verkocht, 
had  ik  in  Pieter-Maritzburg  moeten  besteden  ƒ  1,20  en  dit 
werd  hier   verhandeld    tegen  ƒ1.95.  k  ƒ2.10.  De  Koffij 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIEB.  219 

in  Pieter-Maritzburg  45  k  50  cents^  hier  90  cents.  De 
ruwe  of  bruine  suiker  dddr  30  k  35  cents,  hier  60  cents. 
De  Leidsche  wollen  dekens^  waarvoor  ik  te  Amsterdam  in 
den  winkel  ƒ  6 — .  betaald  had,  golden  hier  ƒ  18 — .  en 
zoo  alle  andere  waren.  Ik  kon  daaruit  opmaken,  dat  men 
hier  driemaal  den  Ëuropeschen  prijs  besteedde.  De  goede- 
ren, die  in  ruiT  gegeven  worden,  werden  gesteld  op  zooda- 
nigen  prijs  of  waarde,  dat  de  transportkosten  van  uit  do 
Republiek  naar  Natal  er  nog  op  konden  komen,  alvorens 
dat  de  handelaar]  daaromtrent  verlies    had  te   lijden. 

De  invoer  in  de  haven  van  Natal,  van  uit  de  Kaap 
de  Goede  Hoop  en  Port  Elizabeth,  bedroeg,  volgens  sta« 
tistieke  opgaven  in  de  Kaap-almanak  van  1853,  reeds 
in  1851  eene  waarde  £  st.  55727.  Hoeveel  daarvan  naar 
de  Republiek  verzonden  is,  kan  niet  bepaald  opgegeven 
worden,  doch  al  bedroeg  dit  deel  slechts  Vs  van  het  ge- 
heel, en  minder  kan  niet  in  aanmerking  komen,  dan  zou 
het  toch  p.  m.  ƒ  535,000.  uitmaken,  en  in  verband  met 
het  bovengemelde,  kan  men  dan  toch  eenigzins  een  denk- 
beeld van  de  belangrijke  consumtie  en  handel  in  de  Be 
publiek  krijgen. 

De  n^verheid  der  emigranten  bestaat  in  landbouw,  vee-* 
houderij,  boter  maken,  jagen  op  Olifanten  en  roofge- 
diertCy  en  huidenbereiding,  behalve  de  verschillende  am- 
bachten die  zy  ten  eigen  nutte  uitoefenen.  Op  den  landbouw 
evenwel  leggen  zij  zich  in  zeer  geringe  mate  toe.  Zg  waren 
meest  alle  in  de  Kaap-koloniën  veehouders,  en  maar  enkele 
zijn  landbouwers  geworden.  Daartoe  ontbreken  hun  ook  de 
werktuigen.  De  handelaar  brengt  ze  niet  aan,  omdat  hg  met 
andere  vracht  meer  verdienen  kan,  en  zelve  weten  zg  ze  niet 
te  maken.  Dientengevolge  moeten  de  meeste  granen  ingevoerd 
worden  en  zgn  zeer  duur,  hetgeen  een  buitengewoon  vpor- 
deel  oplevert  voor  sommigen  hunner,  die  de  kennis  der 
bouwerg  bezitten,  zich  de  werktuigen  verschaffen  en  van 
een  en  ander  gebruik  maken.  In  genoemden  Eaap-almanak 
komt  voor  eene  korte  beschrijving  van  het  grondgebied 
over  de  Vaalrivier,  door  een  Ëngelschman,  van  October  1852, 
waaruit  ik   mijne  lezers     slechts    drie   zijner  •  opmerkingen 


Digitized  by 


Google 


220  VERBLIJF  T£N  NOORDEN 

zal  mededeelen.  V,  Het  is  welligt  het  schoonste  deel  van 
Zuid-Afrika.  2^.  H^  zag  aan  Mooi-rivier  de  beste  tarwe, 
die  bij  mogelijkheid  kon  voortgebragt  worden,  en  hy  ver- 
nam van  den  heer  Lombaard,  dat  de  tarwe  overal  ge- 
wonnen kon  worden.  3°.  Hij  eindigt  met  den  uitroep:  rrWie 
zal  kannen  berekenen  de  vraag  naar  invoer  of  het  bedrag 
van  den  uitvoer,   welke  di&c  in   korten  tijd 'zal  ontstaan  !" 

In  Maart  1853  was  ik  op  de  plaats  van  Ferdinand  Pie- 
terse  aan  Magaliesberg.  Ik  zag  een  groot  stuk  lands  — 
misschien  van  4  of  5  morgen  —  waarop  6  jaren  achter 
één,  zonder  mest,  jaarlijks  2  oogsten  gewonnen  waren,  en 
wel  onafgebroken  tarwe,  en  daarna  Milies  of  Turksche 
tarwe.  De  tarwe  had  gemiddeld  opgebragt  van  1  mud 
60  mud.  Z^  werd  gezaaid  in  April  en  Mei,  en  was  r^p 
in  October.  Van  het  morgen  werd  geoogst  120  mud  Mi- 
lies,  welke  in  November  ondergebragt  en  in  Maart  r^p  waren. 
Dat  land  kon  telkens,  naar  verkiezing,  bevochtigd  wovden, 
hetgeen  dan  ook  geschiedde.  Op  dezelfde  plaats  zag  ik 
perzikenboomen  van  3  jaar,  die  over  kruis  6  k  8  duim 
dikte  hadden. 

Behalve  Milies  en  een  weinig  tarwe,  ziet  mtn  anders 
niet,  dan  pompoenen  en  watermeloenen,  wat  aardappelen, 
gewone  en  zoete^  die  patatters  genoemd  worden,  wat  erw- 
ten en  boonen,  hier  en  dddr  groote  en  kleine  velden  met 
tabak  en  suikerriet,  en  in  de  boomgaarden  eene  ondenkbare 
menigte  van  allerlei  vruchtboomen  en  druiven. 

De  Amerikaansche  tabak  wordt  hier  verbouwd.  Als  de 
bladen  gele  vlekken  bekomen,  dan  worden  ze  afgeplukt 
en  te  droegen  gehangen.  Zgn  ze  nagenoeg  droog,  hetgeen 
natuurlijk  hier  eerder  dan  in  Nederland  het  geval  is,  dan 
worden  ze  tot  strengen  gedraaid,  en  bg  opgerolde  klossen  van 
12  k  16  ponden  verkocht,  bij  partg  tegen  30  ct.het  pond. 

De  hennep  groeit  overal  in  het  wild,  ter  hoogte  van 
12  k  15  voet.  De  KafiPers  noemen  haar  dagga  en  roc- 
ken ze  als  tabak. 

De  paarden  zijn  best  en  sterk,  maar  duur.  De  ziekte^ 
waar  aan  vele  bezwijken,  komt  naar  mijn  gevoelen  uit  het 
voeder  en  de  behandeling  voort;  en  de  schrijver  van  rr Mijn 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIER.  221 

verbluf  aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop,  te  Amsterdam,  bij 
Gebr.  Eraay  1854/'  de  Heer  A.  W.  Cole,  is  dit  met  mij 
eens^  waar  h^  zegt:  frEene  omstandigheid  sch^nt  echter  bo- 
ven allen  tw^fel  verheven.  Geen  paard,  dat  altijd  in  den 
stal  gehouden  wordt  en  nooit  graast^  werd  immer  door  deze 
ontzettend^  doodelyke  besmetting  aangetast,^''  Men  kan  er  dus 
een  paard,  waarop  men  prijs  stelt,  altijd  voor  behoeden. 
Het  rundvee  is  hier  in  zijn  element,  en  teelt  uit- 
muntend voort.  £r  zijn  4  rassen.  Het  oorspronkelijke 
Znlu  of  KafferraS;  dit  is  zeer  klein^  geeft  weinig  melk  en 
wordt  zelder  zwaarder  dan  300  pond.  Het  is  zeer  wild 
van  natuur,  doch  door  eene  ruwe  behandeling  geschikt 
gemaakt  voor  werk.  Een  tweede,  het  Afrikaansche  ras, 
beweert  men  Qok,  dat  oorspronkelijk  is.  Dit  heeft  zware 
oiteenloopende  hoornen,  is  hoog  op  de  pooten,  geeft  meer 
melk  dan  de  Zulusche  koeijen,  kan  welligt  600  pond  ha- 
len, is  verwilderd  en  minder  leerzaam  dan  het  vorige. 
'Een  derde  is  het  zoogenaamde  Yaderlandsche  ras,  afkom- 
stig van  de  kruising  der  beide  eerstgenoemde.  Dit  heeft 
dunnere  en  kortere  hoornen  dan  het  Afrikaansche,  is  lager 
op  de  pooten,  geeft  meer  melk  en  wordt  7  k  800  pon- 
den zwaar,  is  makker  en  zeer  leerzaam.  Eindelijk  het 
vierde,  dat  hier  het  Friesche  of  Hollandsche  ras  genoemd 
wordt  en  voortgesproten  is^  uit  de  vereeniging  van  het 
3de  ras  met  den  Hollandschen  —  waarschijnlijk  Frieschen  bul 
van  lateren  t^d.  —  Dit  heeft;  fijne  korte  hoornen,  gelgkt 
volkomen  naar  het  beste  Noord-Hollandsche  rund,  geeft 
doorgaans  5  kan  melk  per  maal,  wordt  8  k  900  ponden 
zwaar,  en  is  nog  zachtaardiger  en  meer  voor  werken  ge« 
schikt  dan  het  Yaderlandsche  ras.  De  waarde  van  het  rund- 
vee was  toen: 
der  Zulu-  Ossen  f  dkflb.  Koeijen  ƒ   Qkfl2. 

n    Afirikaaansche     n      ti  16  tt  t»  30.         v       rr  12  »  tf  24. 

tf     Yaderlandsche    rr      rr  30   tr  n  45.  rr        rr  24  rr    rr  36. 

»r  Hollandsche  rr  rr  45  tt  tt  72.  tt  tt  36  tt  tt  60. 
üit  deze  beschr^ving  zgn  even  gemakkel^k  de  oorzaken 
der  opgegevene  eigenschappen,  als  de  onmiskenbare  ge- 
lukkige uitkomsten  van  de  veredeling  op  te  merken.    De 


Digitized  by 


Google 


222  VERBLIJF    TEN    MOORDEN 

rundveehouderij  is  voor  de  Republiek  vau  te  veel  belang, 
om  niet  nog  van  eenige  gebruiken^  die  daar  in  zwang  zyOy 
te  gewagen. 

De  veehouder  laat  's  niorgens,  tusschen  5  en  6  uren,  z^ne 
geheele  kudde,  soms  4-,  5-  k  600  stuks,  bij  elkander  wei- 
den, met  uitzondering  der  zuigkalveren.  Tegen  4^5  uren 
*s  avonds  komt  het  terug  en  wordt  in  twee  schuthokken 
verdeeld.  In  het  ééne  de  melkgevende  koeijen,  in  het  an- 
dere al  het  overige  rundvee.  Dan  worden  de  zuigkalveren 
bijgebragt.  Zoodra  zich  het  schuim  der  melk  aan  hun  bek 
vertoont,  worden  zg  van  het  uijer  verw^derd,  en  de  koe 
gemolken.  Is  de  uijer  nagenoeg  ledig,  dan  wordt  het  kalf 
weder  bij  de  moeder  gebragt  en  blijft  daar,  tot  dat  de 
geheele  melkerij  is  afgeloopen ;  en  daarna  worden  die  kal- 
veren weder  teruggevoerd  naar  de  plaats,  van  waar  zij  kwa- 
men, om  den  volgenden  morgen,  bij  de  inzameling  van  het 
ochtendmaal,  vóór  het  uitdrijven  der  kudde,  weder  op  ge- 
lijke w^ze  tegenwoordig  te  zijn  en  behandeld   te  worden. 

De  koe  wordt  gemolken,  zoo  lang  zg  redelijk  geeft; 
houdt  dat  op,  dan  bliift  het  kalf  bij  haar.  Men  zegt  en  ik 
geloof  het  gaarne,  dat  zij,  en  vooral  het  vaderlandsche  ras, 
haar  melk  verliest,  ten  minste  niet  meer  geeft,  zoodra  het 
kalf  dood  is  of  aan  haar  onttrokken  wordt. 

Het  kuikalf  komt  alzoo  niet  weder  in  handen,  dan  over 
1^2  of  2  jaren,  als  zij  zelve  een  kalf  geworpen  heeft,  en 
dan  wordt  met  haar  weder  op  dezelfde  manier  te  werk 
gegaan,  als  met  hare  moeder. 

De  jonge  bul  blgft  bul  als  hij  van  eene  beste  melk- 
geefster  afkomstig  is.  De  os  wordt  in  zijn  2^''  jaar  van 
tijd  tot  tgd  tusschen  de  trekossen  aangespannen,  en  is  vol- 
leerd, wanneer  hij  zoowel  voor  vóór-  als  achteros  bg  den 
wagen  kan  dienen.  Er  zgn  ook  zoogenaamde  pakossen, 
welke  geleerd  zijn  om  onder  den  man  te  loopen,  en  ik  heb 
er  ontmoet,  die  het  geregelde  rennen  van  een  paard  goed 
behielden. 

De  kudde  >  moet  altijd  haren  kost  in  het  weiveld  zoeken, 
alhoewel  de  wintermaanden  zich  kenmerken  door  meerdere 
koude  en  uitgegroeid  krachteloos  gras.  Om  nieuw  en  zui* 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIER.  223 

ver  jong  gras  te  krijgen,  wordt  het  oude,  voor  zoo  verre 
het  voor  de  kudde  gemist  kan  worden,  op  het  veld  ver- 
brand.    Nimmer  wordt  gras  tot  hooi  verzameld. 

Deze  gebruiken  hebben  het  natuurlgk  gevolg,  dat  de 
vaarzen  op  te  jongen  leeftijd  gedekt  worden;  dat  de  kudde 
te  lang  buiten  voeder  blgft;  dat  den  trekossen  te  weinig 
tijd  gelaten  wordt  om  te  vreten;  dat  de  koeijen  veel  melk 
verloopen  en  verontrust  worden  door  de  aanhoudende  te- 
genwoordigheid der  bullen  en  ossen;  dat  het  zuigen,  hoe 
goed  voor  de  kalveren,  hier  nadeelig  is  voor  de  winst 
die  de  koe  kan  opleveren;  dat  zg  door  de  zwarten,  die 
haar  hoeden  en  melken  en  aan  het  Zulu-  of  Afrikaanscho 
ras  gewoon  zijn,  woest  toegesproken  en  behandeld  worden;  dat 
zi|  spoediger  ophouden  melk  te  geven;  dat  het  kuikalf  in 
de  volgende  V/2  of  2  jaren  wederom  geheel  vervreemdt  aan 
vastgehouden  of  gebonden  te  worden;  dat  het  dan,  koe 
geworden  zgnde,  gevangen  moet  worden  en  verwilderd  is, 
en  dat  de  jdnge  ossen  ook  in  eenen  verwilderden  toestand 
zijn^  wanneer  zij  aangeleerd  worden. 

De  kennis  der  Ëuropesche  behandeling  van  het  rund- 
vee,  zou  den  Hollandschen  Afrikaan  oneindig  veel  gemak 
en  voordeel  kunnen  aanbrengen. 

Er  zijn  ook  4  soorten  van  schapen.  De  Vetstaarten,  dus 
genoemd  om  hunne  korte,  breede  en  alleen  met  vet  ge- 
vulde staarten.  £n  voorts  de  stekelharige,  de  krulharige 
en  de  langharige.  De  1^^  soort  wordt  uitsluitend  voor  de 
slagt  aangefokt  De  overige  ook  voor  de  wol.  De  stekel- 
harige  wol  heeft  de  minste  en  de  langharige  de  hoogste 
waarde.  De  wolteelt  is  hier  mindiBr  dan  in  de  Oranje-vrg- 
staat,  van  waar  de  uitvoer  in  1833  nog  maar  bedroeg 
39753  pond,  terwgl  zg  in  de  eerste  9  maanden  van  1852 
heeft  bedragen  4,268,128   pond. 

In  de  Republiek  zijn  de  yalleijen  tusschen  de  hooge  ber- 
gen, de  verzamelplaatsen  der  dampen  en  uitwasemingen  van 
den  omtrek,  in  den  morgenstond  bg  droog  weder  meestal 
overtogen  en  onzigtbaar  geworden  door  mistwolken,  die  zich 
daar  geformeerd  hebben^  eenige  uren  blijven  hangen,  en  dan 
eerst,  wanneer  de  zon  hoog  genoeg  te  voorschgn  is,  door  haar 


Digitized  by 


Google 


224  VERBLIJF  TEN  NOORDEN 

opgenomen  en  verspreid  worden.  De  kleine  valleden  wor- 
den bij  veel  regen  modderig,  doordien  de  grond  geheel 
met  planten  begroeid  en  zelve  uit  vochthoudende  stoffen 
zamengesteld  is,  geene  drooge  oppervlakte  bekomt,  dan 
alléén  bij  aanhoudende  droogte,  en  weinige  dampen  of 
uitwasemingen,  hetwelk  zeldzaam  veréénigd  gaat.  Het  gras 
wordt  te  lang  en  te  oud,  en  de  eigenaar  bevindt  dan  ook 
dat  z^ne  kudde  niet  genoeg  aanwint  en  dat  vele  schapen 
sterven. 

Ik  heb  d&dr,  waar  men  op  deze  oorzaken  van  achter- 
uitgang der  schapen  geen  acht  sloeg,  vele  zwakke  en  ge- 
brekkige kudden  waargenomen^  en  wederom  andere  ontmoet, 
wier  weiveld  toevallig  hooger  lag,  of  waar  minder  en  korter 
gras  stond,  die  zich  in  eenen  voortreffel^ken  staat  be- 
vonden. 

Het  is  niet  te  betw^felen^  of  de  schapenteelt  zou  ook 
in  de  Republiek  groot  voordeel  geven,  indien  men  de  scha- 
pen op  en  langs  de  bergen,  niet  dan  op  den  dag  en  bi| 
droog  weder  op  de  groote  vlakten  en  nimmer  in  de  kleine 
valleijen  deed  weiden,  en  zorg  droeg,  dat  ze  d^^  op  de 
schraalste  plaatsen  of  op  steeds  kort  gehouden  of  jong 
gras  gedreven  werden. 

Er  is  geen  landman  in  de  Republiek,  die  geen  geiten- 
bekken aanhoudt.  Ik  heb  er  kudden  gezien,  die  zeker 
3  k  400  stuks  groot  waren.  Hun  vleesch  is  bgzonder 
smakelijk. 

Varkens  vindt  men  er  zeer  weinig,  waarvoor  geene  an- 
dere reden  bestaat,  dan  dat  de  varkens,  los  loopende,  veel 
verwoesting  in  de  tuinen  en. boomgaarden  aanrigten  en  inge- 
sloten z^nde,  eene  geregelde  voedering  en  oppassing  be- 
hoeven, terwijl  het  dienstvolk  —  de  zwarten  —  tegen  de 
varkens  zgn  ingenomen^  en  men  dus  de  verzorging  aan 
hen  niet  kan  toevertrouwen. 

Nagenoeg  op  iedere  plaats  vindt  men  alle  soorten  van 
pluimgedierte,  die  in  de  gewone  menageriën  in  Neder- 
land voor  handen  z^n.  ^ 

Het  fijnste  en  keurigste  wild^  wat  uitgedacht  kan  wor- 
den, is  bij  duizenden  aanwezig.  Het  vindt    overal  voedsel 


Digitized  by 


Google 


VAN    DE    VAALRIVIER.  225 

en  alzoo  heeft  men  er  alleen  genot  en  geen  last  van.  Het 
genot  is  tweeledig:  van  de  huid  en  van  het  vleesch. 
Het  grootste  gedeelte  der  bevolking  eet  bgna  geen 
ander  vleesch  dan  wild.  Met  de  huiden  worden  de  ver- 
trekken   belegd,  nadat  zij  daartoe  voortreffelijk  bereid  zijn. 

De  boter  wordt  zeer  goed  bewerkt;  kaas  wordt  er  niet 
gemaakt;  daarvan  heeft  men  geen  kennis  en  daartoe  ont- 
breken ook  de  kelders. 

De  jagt  op  olifanten  is  vrij  algemeen,  doch  uit  hoofde 
van  de  menigte  dezer  dieren  in  de  boschachtige  streken 
aanwezig  en  het  groote  voordeel  van  die  jagt,  zou  zij 
nog  veel  meer  uitgeoefend  worden,  indien  het  kruid  ge- 
makkelgker  en   goedkooper  verkregen  kon  worden. 

De  leeuwen-  en  tyger-jagten  worden  ondernomen,  zoo- 
dra de  Hollandsche  Afrikaan  verneemt,  dat  z^  in  de  na- 
buurschap van  z^ne  grazende  kudde  zijn  waargenomen 
of  een  z^ner  beesten  door  hen  is  verslonden,  en  dan 
heeft  h^  nog  meer  te  doen  met  den  leeuw  dan  met 
den  tijger. 

Bij  gebrek  aan  planken  en  ander  gezaagd  timmer-  en 
verkhout,  zijn  de  woningen  op  de  plaatsen  meestal  in 
eenen  armoedigen  toestand  en  is  schier  overal  dringende  be- 
hoefte aan  de  noodigste  meubelen^  gelijk  tafels,  stoelen 
enz.  Den  Eommandant  Generaal  Pretorius  vond  ik^  tot 
mijne  verbazing,  in  een  huisje  van  klei,  verdeeld  in  drie 
kleine  vertrekken,  zonder  zoldering.  Zijne  papieren  sta- 
ken tusschen  de  stijlen  en  gebindten  van  het  dak.  Hij 
was  daarb^  een  vermogend  man:  maar  zeide  mij,  nog 
geen  lust  gehad  te  hebben,  om  een  goed  huis  te  doen  bou- 
wen, zoolang  h^  de  vrijheid  en  de  onafhankelgkheid  van 
land  en  volk  nog  niet  behaald  had.  In  1853  had  hij  even- 
wol, door  geene  kosten  te  ontzien,  Ëngelsche  ambachts- 
lieden in  gebruik  te  nemen  en  gezaagd  hout  van  Natal  te 
ontbieden,  .een  groot  en  fraai  gebouw  laten  zetten.  Mijne 
lezers  kunnen  nagaan,  in  hoeverre  dddr  behoefte  aan  hout- 
zagerden bestaat. 

Ieder  weerbaar  man  is  in  tijd  van  oorlog  dienstplig- 
tig,  doch  geen  oorlog  wordt  gevoerd,  dan  tot  verdediging 

15 


Digitized  by 


Google 


VERBLIJF    TEN   NOORDEN 

van  grondgebied  of  bescherming  van  bondgenooten^  nim- 
mer tot  overhcersching.  De  wetten  worden  streng  ge- 
handhaafd. In  1852  waren  er  eenige  diefstallen  van  vee 
door  EafiEers  gepleegd;  het  was  gebleken  dat  z^  geweren 
bezaten,  en  enkele  kapiteins  hadden  geweigerd  of  waren  nala- 
tig geweest  om  op  aanzoek  dienstvolk  te  leveren.  Dientenge- 
volge zou  men  hen  straffen  en  verpligten  om  zich  aan  de  wet- 
ten te  onderwerpen.  Bij  zoodanige  gelegenheid,  wordt  een 
kommando  te  zamen  geroepen,  om  de  overtreders  te  tach- 
tigen, doch  tot  een  algemeenen  aanval  heeft  men  nog  nim- 
mer in  de  Republiek  behoeven  te   besluiten. 

Ik  wil  mgne  lezers  niet  langer  met  m^ne  opmerkingen 
bezig  houden.  Voor  de  Afrikaansche  zouden  ze  onbelang- 
rijk worden,  en  voor  de  Nederlandsche  eenigzins  overbodig 
zijn,  vermits  in  de  straks  genoemde  schetsen  van  den  £n- 
gelschman  Alfred  W.  Cole,  reeds  een  verhaal  omtrent  de 
Hollandsche  Afrikanen,  de  Zendelingen  en  Zwarte  stanmien 
in  Zuid- Afrika  gegeven  is;  waarmede  ik  nagenoeg  zou 
overeenstemmen. 

In  Jun^  1852  was  ik  te  Pieter-Maritzburg  van  mgne 
reis  naar  de  Republiek  terug.  Ik  had  veel  vreemds  ge- 
zien ;  ik  bejammerde  het,  dat  Nederland  zoo  onbekend  was 
met  dit  land:  mijn  verlangen  om  het  welzijn  der  emi- 
granten te  bevorderen  en  nieuwe  betrekkingen  voor  de  Ne- 
derlanders tot  stand  te  brengen,  was  nog  oneindig  toege- 
nomen; maar  voor  als  nog  zag  ik  geen  kans  om  m^n 
doel  te  bereiken.  Voor  mgn  gezin  was  deze  reis  zeer 
ongelukkig  geweest.  Op  2  April  was  mij  de  toen  heer- 
schende  ziekte  overvallen,  en  tastte  mij  zóó  hevig  aan, 
dat  men  geene  hoop  op  behoud  meer  had.  Den  11*^"""  Mei 
weder  hersteld;  doch  nog  zeer  zwak,  ontving  ik  eensklaps 
de  tijding  dat  m^ne  jongste  dochter  Maria,  toen  12  jaren, 
den  29"**"  April  overleden  was;  dat  mijne  vrouw  ziek  lag  en 
dat  m^ne  kinderen  vernomen  hadden,  dat  ik  gestorven  was. 

Dien  ten  gevolge  keerde  ik  zoodra  mogel^k  met  reik- 
halzend verlangen  naar  de  mijnen  terug,  en  moest  de  han- 
dels-speculatie opgeven.  Ik  had  zeker  nog  de  helft  van 
de  goederen  die  ik  medegenomen  had,  ^  over. 


Digitized  by 


Google 


VAN    D£    YAALRIVIEÜ.  227 

In  Natal  stonden  de  zaken  reeds  slecht,  toen  ik  heenging, 
maar  ongeloofelijk  erger,  toen  ik  terug  kwam.  De  Euro- 
pesche  en  Eaapsche  kooplieden  hadden^  b^  den  aohteruit- 
gang  der  Kolonie,  meer  dan  anders  op  afdoening  en  remi- 
ses aangedrongen.  Het  contante  geld  was  verdwenen,  do 
goederen  waren  onverkoopbaar  geworden.  Het  gedeelte 
dat  ik  temgbragt,  moest  ik  naar  den  prgs  van  November 
1851  betalen  en  de  goederen  die  ik  ingeruild  en  nu  me- 
degebragt  had,  golden  geen  derde  part  van  de  gewone 
waarde.  En  die  goederen  bestonden  voornamelijk  in  slagt- 
vee,  een  paar  honderd  ossen  en  koeien,  dat  in  korten  tijd 
weg  moest,  of  het  ging  dagelgks  in  waarde  achteruit,  en 
stierf  door  verandering  van  grond.  Om  kort  te  gaan,  de 
slotsom  was,  dat  ik,  toen  alles  betaald  was,  voor  mij  en 
m^n  gezin, -nagenoeg  niets  meer  overhield. 

De  toestand  van  de  kolonie  Natal  was  in  1852  ep  1853 
zóó  ongunstig,  dat  de  Luitenant-Gouverneur  eene  commis- 
sie benoemde,  om  te  beraadslagen  wat  ter  herstelling  moest 
gedaan  worden,  en  deze  commissie  magtigde,  om  daar  om- 
trent alle  zoodanige  personen  te  hooren,  als  eenig  licht  in 
deze  zouden  kunnen  geven;  dat  die  commissie  maanden  ach- 
teréén daarover  beraadslaagd  heeft,  en  waarl^k  zich  alle 
moeite  getroost  heeft,  om  volledige  kennis  van  zaken  te 
verkregen  en  dat  het  resultaat  van  de  beraadslaging  ge- 
weest is,  dat  de  kolonie,  door  de  van  Gouvemementswege 
genomene  maatregelen  met  betrekking  tot  de  zwarte  bevol- 
king, in  strgd  met  die,  welke  vroeger  door  den  Volksraad 
der  Hollandsche  Afrikanen  genomen  waren,  zóó  bedorven 
i¥as,  dat  men  geen  middel  tot  herstel  meer  wist  aan  te 
w^zen;  dat  men  nu  afhing  van  de  genade  en  willekeur 
der  zwarten  —  vergelgk  hierbij  de  boodschap  van  Panda 
zie  hl.  218  —  en  dat  men  den  Luitenant-Gouverneur  zou 
verzoeken  om  van  dezen  toestand,  door  overlegging  van 
een  afschrift  der  verhooren,  het  Gouvernement  in  het  moe- 
derland kennis  te  geven. 

Die  beraadslagingen  werden  in  het  Gouvernements  lo- 
caal met  opene  geuren  gehouden.  Zoo  veel  ik  kon  heb  ik 
ze  in  November  1852  bijgewoond,  en  dacht  menigmaal:  rrdie 

15* 


Digitized  by 


Google 


228  VERBLIJF  TEN  NOORDEN,  ENZ. 

verhooren  móésten  eens  in  Nederland  bekend  worden,  dan 
zou  men  eerst  vernemen,  wat  het  werk  der  zendelingen 
heeft  opgeleverd."  Nu  wetende,  dat  de  geheele  briefwisse* 
ling  tusschen  de  koloniale  Gouvernementen  en  den  Secre- 
taris van  koloniën  in  Engeland  gevoerd^  in  het  meeraan- 
gehaalde  Blaauwe  boek  wordt  overgenomen,  zoo  vlei  ik 
mij,,  dat  die  verhooren  nog  eens  onder  de  oogen  der  Ne- 
derlanders zullen  gebragt  worden. 


Digitized  by 


Google 


IV. 


Toestand  van  de  Republiek  in  1853. 


De  bestr^ders  van  de  Hollandsche  Afrikanen  hebben 
alles  aangewend  om  te  betoogen,  dat  de  bevolking  over  de 
Vaalrivier  niet  vr^  en  onafhankelijk  verklaard,  veelmin  als 
een  op  zich  zelve  staande  Republiek  erkend  was;  dat  het 
Engelsche  Gouvernement  haar  slechts  de  gunst  van  een  eigen 
bestuur  had  toegestaan  en  aan  zich  het  regt  behouden  had, 
om  die  gunst,  zoodra  daartoe  eenige  reden  mogt  ontstaan, 
op  te  heffen. 

In  plaats  van  dit  X%  bewezen,  ^al  ik  om  mijne  lezers 
eenigzins  op  de  hoogte  te  brengen  om  het  ongegronde, 
zoo  niet  het  kwaadwillige,  van  dat  betoog  zelve  te  kunnen 
beoordeelen,  hier  laten  volgen,  l'.  de  vertaling  van  het  geslo- 
ten tractaat  met  H.  M.  Commissarissen  2"".  van  de  procla- 
matie van  dat  tractaat  door  den  Gouverneur-Generaal  der 
Eritsche  Zuid-Afirikaansche  bezittingen,  3^.  van  de  brief- 
vrisseling  daarover  gehouden  met  het  Engelsche  Gouver- 
nement. 

-Tractaat  met  de  Transvaalsohs  Boeren. 

Verslag  van  eene  bijeenkomst,  gehouden  ten  huize  van 
den  Heer  P.  A.  Venter,  Sandrivier,  op  Vrgdag  den  16^'^'*  Ja- 
nuari 1852,  tusschen  de  WelEdele  Heeren  Majoor  W.  Hogge 
en  C.  M.  Owen,  Harer  Majesteits  Adsistent-Zaakgelastigden, 
ter  regeling  van  de  zaken  der  Oostelijke  en  Noord- Oost e- 


Digitized  by 


Google 


230  TOESTAND    VAN    DE 

lijke  grenzen  van  de  kolome  de  Kaap  de  Goede  Hoop  ter 
eene  z^de,  en  het  volgende  gezantschap  der  uitgewekene 
boeren,  wonende  ten  Noorden  van  de  Vaalrivier: 

A.  W.  J.  PretoriuB,  Kommandomi  Oenercuxl 

H.  S.  Lombard,  Landdrost. 

W.  P.  Joubert,  Kommandant  OeneraaL 

G.  J.  Krager,  Kommandant, 

J.  W.  Grobbelaar,  Lid  van  den  Raad. 

P.  E.  Scholtz. 

P.  G.  Wolmarans,  Ouderling. 

J.  A.  van  Aswegen,  Veldkornet. 

F.  J.  Botes,    Veldkornet. 

W.  J.  S.  Basson,   Veldkornet. 

3.  P.  Furstenberg.    Veldkornet. 

J.  H.  Grobbelaar. 

J.  P.  Pretorius. 

J.  M.  Lehman, 

P.  Schutte. 

J.  C.  Klopper, 
ter  andere  zijde. 

1.  De  Adsistent-Zaakgelastigden  waarborgen  in  den  vol- 
sten zin,  uit  naam  van  het  Engelsche  Gouvernement;  aan  de 
uitgewekene  boeren  aan  de  overzijde  van  de  Vaalrivier,  het 
regt  om  hunne  eigene  zaken  te  besturen,  en  eene  eigene  rege- 
ring te  hebben,  zonder  eenige  tusschenkomst  van  den  kant 
vail  Harer  Majesteits  bewind,  en  dat  gezegd  bewind  dit 
grondgebied  aan  de  overzijde  en  ten  Noorden  der  Vaal- 
rivier  nimmer  zal  overschrijden,  met  de  verdere  verzeke- 
ring, dat  het  de  vurigste  wensch  van  het  Britsche  Gouver- 
nement is  den  vrede  te  bevorderen,  vrijen  handel  en  vriend- 
schappelgken  omgang  te  hebben  met  de  thans  aldaar 
wonende  boeren^  en  ook  met  hen  die  er  zich  zullen  komen 
vestigen;  doch  dat  dit  stelsel  van  noninterventie  verbindende 
is  voor  beide  partijen. 

2.  Alle  verschillen,  die  later  mogten  ontstaan,  over  den 
waren  zin  van  de  woorden:  rrde  Vaalrivier,"  zullen,  zoo 
ver  zij  betrekking  hebben  op  de  l^n  van  den  oorsprong 
dier   rivier   over  het  Draken  gebergte,  bepaald  en  geregeld 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK   IN    1853.  231 

worden   door  scheidsregters  van  weerszijden  te  benoemen. 

3.  De  zaakgelastigden  van  H.  M.  vernietigen  b^  deze 
alle  verbindtenissen,  welke  ook  en  met  wie  ook  van  de 
gekleurde  natiën,  ten  Noorden  van  de  Vaalrivier. 

4.  Er  is  besloten,  dat  geen  slavenhandel  is  of  zal  wor- 
den verooorloofd  of  gedreven  door  de  uitgewekene  boeren 
ten  Noorden  van  de  Vaalrivier. 

5.  Aan  kooplieden  en  reizigers,  aan  beide  zijden  van  den 
Vaalrivier,  wordt  alle  gemak  en  vrijheid  verzekerd;  echter 
zullen  alle  wagens,  die  met  ammunitie  en  wapenen  beladen 
zijn,  en  van  de  Zuidzijde  der  Vaalrivier  komen,  moeten 
voorzien  z^n  van  een  pertificaat,  geteekend  door  een  Britsch 
regeringspersoon  of  een  ander  ambtenaar,  die  hiertoe  wet- 
tig bevoegd  is,  en  waarbij  de  hoeveelheid  van  die  artike- 
len, welke  in  de  wagens  z^n,  moet  opgegeven  worden  aan 
den  digtstbijwonenden  regeringspersoon,  ten  Noorden  van  de 
Vaalrivier,  die  in  dit  geval  zal  handelen,  overeenkomstig 
het  reglement  der  uitgewekene  boeren. 

6.  Er  is  besloten,  dat  geene  Britsche  overheid  de  uitge- 
wekene boeren  zal  mogen  belemmeren  in  hunne  aankoopen 
van  ammunitie  in  de  Engelsche  koloniën  of  bezittingen  in 
Zuid-Afrika,  welke  ook,  en  er  is  bepaald  dat  alle  handel 
in  ammunitie  met  de  inlandsche  stammen  met  wederzijdsch 
goedvinden  zoowel  van  het  Engelsche  bewind  als  van  de 
uitgewekene  boeren,  aan  beide  zijden  van  de  Vaalrivier 
zal  zijn  verboden. 

7.  £r  is  besloten,  dat  alle  misdadigers  of  andere  schul- 
dige personen,  die  de  regterlijke  magt  zouden  willen  ont- 
vlugten  aan  den  overkant  van  den  Vaalrivier,  weder- 
z^ds  uitgeleverd  zullen  worden,  wanneer  daartoe  aan- 
vrage is  geschied;  en  dat  de  Engelsche  geregtshoven,  zoowel 
als  die  van  de  uitgewekene  boeren  wederzijds  geopend 
zullen  z^n  voor  alle  wettige  processen,  en  dat  dagvaardingen 
tot  getuigenverhoor  door  de  regeringen  van  wederzijden 
zullen  ondersteund  worden,  ten  einde  des  gevorderd  die 
getuigen  te  doen  verschijnen. 

8.  Er  is  besloten,  dat  de  huwelijks-certificaten,  afgegeven 
door   het    Bestuur  der  uitgewekene  boeren  geldig  en  vol- 


Digitized  by 


Google 


TOESTAND    VAN    DE 

doende  zullen  z^n,  om  de  kinderen  uit  zulke  huwel^ken 
geboren,  regt  te  geven  tot  de  erfportiën,  welke  hun  in  eenige 
Engelsche  kolonie  of  bezitting  in  Zuid- Afrika  mogten  ten 
deel  vallen. 

9.  Er  is  besloten,  dat  ieder  die  thans  eigenaar  van  land 
is,  en  op  Engelsch  grondgebied  woont^  het  regt  en  de 
magt  zal  hebben,  om  z^n  eigendom  te  verkoopen,  en  zich 
vrijelijk  over  de  Vaalrivier  neder  te  zetten,  en  vice  versa; 
z^nde  dit  echter  niet  van  toepassing  op  misdadigers  of 
schuldenaars,  zonder  dat  in  de  betaling  van  hunne  wettige 
schulden  zal  zijn  voorzien. 

Gedaan  en  geteekend  aan  de  Sandrivier,  ter  plaatse  voor- 
noemd, den  17^«°  Januarij   1852. 

(Was  geU)  W.  S.  Hogge,  Adsistent-ZaakgeL 
C.  Most^n  Owen,  w 

A.  W.  J.  Pretorius,  Komm,  Generaaè, 
en  andere  bovengenoemden. 
Voor  eensluidend  afschrift,  (waa  get)  J.  H.  Visage^  Secret. 

PROCLAMATIE. 

Harer  Majesteits  Opperzaakgelastigde  de  Luitenant  Gene- 
raal George  Cathcart,  kennis  gevende  aan  de  Transvaalsche 
boeren,  dat  hij  tot  het  bestuur  van  de  Eaap  de  Goede  Hoop 
en  onderhoorigheden  is  aangesteld,  neemt  deze  gelegenheid 
waar  om  zijne  groote  vreugde  te  kennen  te  geven,  dat  h§ 
als  eene  der  eerste  daden  van  zijn  bestuur,  ten  volle  de 
overeenkomst  en  schikkingen  kan  goedkeuren  en  bevestigen, 
aangegaan  en  gesloten  tusschen  de  Adsistent-Zaakgelastig- 
den  en  een  gezantschap  der  Transvaalsche  uitgewekenen, 
otider  het  beleid  van  den  Kommandant-Generaal  A.  W. 
J.  Pretorius. 

De  Opperzaakgelastigde  vertrouwt,  dat  de  vrgheid,  welke 
den  emigranten  b^  dezen  goedgunstig  wordt  verleend,  hen  aan 
zal  sporen  tot  ouderlingen  vrede  en  tot  duurzame  vriendschap 
met  het  Engelsche  Gouvernement,  zonder  verledene  vooroor- 
dcelen  te  blijven  koesteren  of  vroegere  oorzaken  tot  oneenig- 
heid  weder  in  het  geheugen  te  roepen :  terwijl  hij  van  zgden 
kant  zich  zal  beijveren  om,  zoo  veel  zulks  in  zijn  vermogen 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1853.  233 

is,  tot  hunne  wolvaart  b^  te  dragen  door  het  godsdienstig  en 
maatschappeiyk  onderwijs  onder  hen  te  bevorderen. 
Kmg  Wüiiam's  Town, 

15  April   1852.     (was  get)  George  Cathcart,  Lt  Gen'. 
Fort  Be&ufort,  13  Mei  1852.  Opperzaakgelastigde. 

BBIBFWISSELING. 

Depêche  van  den  Gouverneur  Sir  H.  G.  Smith 
aan  Graaf  Grey. 
Nr.  13.  King   WilUam's  Totvn,  14  Januarij  1.852. 

Mylord ! 

Ik  heb  enz. 

üit  de  mededeelingen  van  de  Transvaal-rivier  zal  het  Uwe 
Lordschap  blijken,  dat  de  uitgewekene  boeren  verlangen 
eene  goede  verstandhouding  met  het  Britsche  Gouverne- 
ment daar  te  stellen,  en  dat  de  Adsistent-Commissarissea 
zeer  wel  gedaan  hebben  zich  naar  Winburg  te  begeven,  om  het 
voorgestelde  gezantschap  te  ontmoeten.  Ik  zal  m^  van  elke 
beoordeeling  met  betrekking  tot  hetgene  deze  verstandhou- 
ding z^n  moet  onthouden,  tot  tijd  en  w^le  ik  het  voorstel 
aan  Adsistent-Gomn^ssarissen  gedaan,  zal  hebben  ontvangen. 

B^lage.     De  Adsistent-Commissarissen  W.  S.  Hogge  en 
€.  Mostyn  Owen,  aan  Z.  E.  den  Gouverneur. 
Bloen\fonUm,  23  Decembei*  1851. 
Sir! 

De  Adsistent^Commissarissen  enz. 

Adsistent-Commissarissen  moeten  Uwe  Excellentie  insge- 
l^ks  berigten,  dat  z^  gebridk  gemaakt  hebben  van  de  pro- 
clamatie^ hun  b^  voorraad  toevertrouwd,  om  de  buiten  de 
wet  stelling  of  vogelvrij  verklaring  van  den  Heer  A.  W. 
J.  Pretorius  en  anderen  te  herroepen.  Zij  z^n  voornamelijk 
aangespoord  tot  deze  handelwijze,  doordien  zij  vernomen 
hebben,  dat  de  betergezinde  partij  onder  de  uitgewekenen, 
en  wier  raad  thans  invloedrijk  op  Pretorius  werkt,  zich 
moeite  geven,  meer  vriendschappel^ke  gevoelens  jegens  het 
Gouvernement  op  te  wekken.  Door  dezelve  was  elke  tus- 
schenkomst  in  Souvereiniteitszaken  voorkomen,  en  een  ver- 


Digitized  by 


Google 


234  TOESTAND    VAN    DE 

bond  met  Moshesh  door  dat  opperhoofd  gezocht,  van  de 
hand  gewezen.  Bovendien  is  het  naauwel^ks  te  betwijfelen» 
dat  eene  verzoening  tusschen  de  uitgewekenen  en  het  6ou- 
Temement  gunstig  zal  werken,  op  het  ontmoedigen  van  de 
v^andeiykheden  der  Inlanders. 

Adsistent-Commissarissen  hebben  de  eer  de  Proclamatie 
hun  bij  voorraad  door  Z.  E.  den  Gouverneur  toevertrouwd 
Af  te  kondigen. 

P^-odamatie  van  Z.  E.  den  Luit.  Gen.  Sir  Henry  George 

Wakelyn  Smith  enz.  Gouverneur  en  Opperbevelhebber  van 

de  Kaap  de  Goede  Hoop  enz.  enz. 

Aangezien,  door  mgne  Proclamatie  van  den  22"^'^  Juiy 
1848  de  Heer  Andries  Wilhelmus  Jacobus  Pretorius  tot 
rebel  verklaard,  en  eene  belooning  op  zijne  aanhouding  ge- 
steld is,  proclameer,  verklaar,  en  maak  ik  bekend  dat  ge- 
legde proclamatie  is  vervallen. 

En  aangezien  door  mijne  proclamatie  van  den  27"^*^  Julg 
1848  de  Heer  Willem  Jacobs  insgelijks  tot  rebel  verklaard^ 
en  eene  belooning  voor  zijne  aanhouding  aangeboden  is; 
proclameer,  verklaar,  en  maak  ik  bekend  dat  gezegde  pro- 
clamatie bij  dezen  is  vervallen. 

En  aangezien  door  mijne  proclamatiën  van  den  2^®°  en 
7d«n  September  1848,  ruimere  belooningen  worden  aange- 
boden voor  de  aanhouding  van  genoemde  Heeren  A.  W. 
J.  Pretorius  en  W.  Jacobs;  en  aangezien  door  genoemde 
proclamatie  zekere  andere  personen,  te  weten,  Andries  Spies, 
Laurens  Pretorius,  Frederik  Bezuidenhout  en  Adriaan  Stan- 
ders, tot  rebellen  verklaard,  en  belooningen  op  hunne  aan« 
houding  gesteld  zgn;  proclameer,  verklaar,  en  maak  ik  nu 
bekend,  dat  genoemde  proclamatiën,  in  zoo  verre  als  deze 
buiten  de  wet  stellen  of  vogelvrij  verklaren,  en  beloonin- 
gen bepalen  op  het  aanhouden  van  de  verschillende  bbven- 
genoemde  personen^  door  deze  worden  herroepen. 

Leve   de  Koningin  I 

Gegeven  met  mijne  handtcekening  on  zegel,  te  King  Wil- 
iiam's  Town;  heden  den  3*^»  November   1851. 


Digitized  by 


Google 


R8PUBLIËK    IN    1853.  23Ö 

Depêche  van  den  Gouverneur  Sir  H.  6.  Smith 
aan  Graaf  Grey. 
Nr.  33.  King  WillianCs  Town,  16  Februarij  1852. 

Mylord ! 

Ik  heb  de  eer  hierbij  over  te  leggen  de  copij  van  alle 
mededeelingen  gehouden  tusschen  mij  en  de  Adsistent-Com- 
missarissen  sedert  mijne  depêche  van  den  20^*®°  Januarij. 
Het  breedvoerig  rapport  der  onderhandelingen  over  eene 
vriendschappelijke  schikking  met  Pretorius  en  de  Trans- 
vaalsche  boeren  is.  m^  nog  niet  geworden.  Zij  zijn  echter 
(hiervan  houd  ik  mg  overtuigd),  gegrond  op  de  beginselen 
door  mij^  in  mijne  gesprekken  met  de  Adsistent-Commis- 
sarissen  gehouden,  blootgelegd;  welk  rapport  na  ontvangst 
aan  Uwe  Lordschap  zal  gezonden  worden,  te  gelijk  met  mijne 
aanmerkingen. 

B^lage.         De  Adsistent-Commissarissen  W.   S.   Hogge 
en  C.  Mostijn  Owen  aan  Z.  £.  den  Gouverneur. 

Sir! 

De  zamenkoinst  met  de  afgevaardigden  van  de  Trans-* 
vaalsche  uitgewekenen  had  plaats  op  den  18^®^  dezer  bg 
de  Sand-Rivier.  Alles  werd  met  hen  op  de  meest  vol- 
doende wijze  geregeld.  Hun  werd  slechts  verzekerd,  dat 
men  zich  niet  met  de  regeling  hunner  zaken  zou  bemoeien, 
en  het  Gouvernement  hun  grondgebied  niet  zal  overschrig- 
den.  Dit  is  weii:elijk  toegestaan  door  de  duidelgke  bepa- 
lingen van  Lord  Grey:  »dat  de  kolonie  niet  uitgebreid  zal 
worden,"  en  nu  heeft  men  eene  gunst  gemaakt  van  hetgene 
een^  onvermgdelijke  inwilliging  had  moeten  geweest  zgn, 
indien  die  Staatkunde  stiptelgk  gevolgd  ware.  De  uitge- 
wekenen verbonden  zich  gewillig  de  slavernij  tegen  te  gaan^ 
vr^en  doortogt  en  bescherming  aan  reizenden  toe  te  staan 
en  zoo  ook  tot  uitlevering  van  misdadigers;  andere  minder 
belangrijke  bepalingen,  zullen  U.  E.  voorgelegd  worden^ 
wanneer  ze  naar  behooren  opgemaakt  zijn. 

Dat  bovengenoemde  handelingen  eenigen  invloed  zullen 
hebben  op  de  Inlandsche  hoofden  valt  niet  te  betwijfelen^ 


Digitized  by 


Google 


236  TOESTAND    VAN    Dtï 

aangezien   het  hen  berooft  van  eenen  steun,  waar  zij  lang 
op  vertrouwd  hebben. 

Depêche   van   Sir  John  S.  Pakington 

aan  den  Gouverneur  Luitenant  Generaal  G.  Cathcart. 
Nr.  24.  Downing  Street,  14  April    1852. 

Sir! 

Ik  heb  de  depêches  van  Uwen  voorganger  van  14  Ja- 
nuari) en  16  Februari)  1852,  my  overleggende  cop^en  van 
eene  briefwisseling  met  de  Adsistent-Commissarissen^  be- 
treffende de  zaken  van  het  grondgebied  der  Oranje-rivier, 
en  de  boeren  over  de  Vaalrivier  ontvangen. 

Het  is  mi)  aangenaam  uit  deze  briefwisseling  te  merken, 
dat  Uw  voorganger  de  aanbeveling  U  in  mijne  depèclie 
van  den  10*«°  Maart  medegedeeld  reeds  uitgevoerd  heeft, 
betreffende  de  herroeping  van  de  buiten  de  wet  stelling 
van  Pretorius;  en  ik  keur  de  Proclamatie  die  h^  te  dien 
einde  uitvaardigde,  goed. 

De  laatste  dezer  depêches  vervolgt  de  berigten  over  de 
handelingen  der  Adsistent-Commissarissen  tot  aan  het  be- 
gin van  Februarij.  Het  is  aangenaam  den  uitslag  gade  te 
slaan  welke  hunne  pogingen  schenen  te  hebben,  in  het 
verdrijven  van  de  vrees  en  naijver  der  boeren,  zoowel  over 
de  Vaal  als  in  de  Souvereiniteit  der  Oranje-rivier,  ter- 
wijl het  krachtdadige  hunner  handelingen  met  de  opper- 
hoofden van  twijfelachtige  trouw,  Moshesh  en  Moletsani, 
zoo  ik  vertrouw,  alreeds  zal  geleid  hebben,  tot  hunne  al- 
geheele  onderwerping.  Maar  tot  nu  toe,  vind  ik  geenen 
voldoenden  grond  om  Hr.  Ms.  Gouvernement  een  besluit 
aanteraden  omtrent  de  groote  vraag,  of  het  doelmatig 
is,  het  Britsche  gezag  over  de  Souvereiniteit  te  houden? 
—  eene  vraag  waaromtrent  H.  M.  Gouvernement,  met 
het  oog  op  de  depêche  van  Graaf  Grey  van  den  15^®°  De- 
cember 1851,  en  het  berigt  van  Adsistent-Commissarissen 
aan  Sir  H.  Smith  van  den  29«*«°  December  1851,  zich 
niet  gemagtigd  voelt,  om  zonder  verdere  berigten,  welke 
het  derhalve  zal   afwachten,  te  oordeelen. 

Ik  heb  enz. 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK  IN   1853.  237 

Depêche  van  den  Gouvemeur  6.  Gathcart  aan  Graaf  Grey. 
Nr.  5.  King   WiUianis  Town,  20  April  1852. 

Mylord ! 

Ik  heb  de  eer  hier  in  te  sluiten  het  berigt  van  den  Ad- 
sifltent-Commissaris  Majoor  Hogge,  betreffende  de  onder- 
handelingen door  hem  en  zijnen  ambtgenoot  den  Commis- 
saris Owen  op  het  gebied  der  Oranje-rivier  den  16^®°  Ja- 
naar§  1.1.  gevoerd,  bi)  welke  gelegenheid  zij,  bedaard  en 
naar  den  eisch,  alle  vroegere  en  tegenwoordige  omstandig- 
heden der  zaak  overwegende,  gehoor  gaven  aan  de  vriend- 
scbappel^ke  voorstellen  van  de  uitgewekenen  zelf,  de  buiten 
de  wet  stelling  der  aanvoerders  vernietigden,  en  overeen- 
kwamen om  de  uitgewekenen  toe  te  staan  over  de  Vaalrivier 
zoodanig  gouvernement  te  vormen  als  hun  het  best  voor- 
kwam, zonder  tusschenkomst  van  H.  M.  Gouvernement. 

Ik  heb  de  overeenkomst  goedgekeurd  en  bekrachtigd, 
hiernevens  eene  cop^  derzelve^  met  de  proclamatie.  Ik  heb 
deze  toevertrouwd  aan  Majoor  Hogge,  die  nog  hier  is,  om 
ze  mede  te  deelen  aan  de  Transvaalsche  uitgewekenen  by 
zigne  terugkomst  in  de  Souvereiniteit,  hetwelk  vóór  het  einde 
der  maand  zal  plaats  hebben. 

Bylage.         De  Adsistent-Commissaris  W.  S.  Hogge 
aan  Z.  £.  den  Gouvemeur. 

King   WilliarïCa  Toum,  16  April  1852. 

Ik  heb  de  eer  aan  U.E.  ter  goedkeuring  en  bekrachti- 
ging voor  te  leggen,  de  overeenkomst  gesloten  in  eene  za- 
menkomst  gehouden  in  de  Oranje-rivier-Souvereiniteit  op 
den  16^®°  Januari)  1852,  tusschen  de  Adsistent-Commis- 
sarissen,  en  den  Raad  der  uitgewekenen,  aangevoerd  door 
den  Kómmandant,  den  Heer  A.  }V.  J.  Pretorius.  Werke- 
lijke of  denkbeeldige  grieven  noopten  het  volk  dat  zij  ver- 
tegenwoordigen, hun  geboorteland  ruim  16  jaar  geleden  te 
verlaten;  vigandel^ker  gevoelens  jegens  het  Gouvernement 
zijn  ontstaan  ten  gevolge  hunner  omzwervingen,  en  van  de 
verliezen  hun  veroorzaakt  door  de  aanhoudende  verande- 
ringen van  woonplaats. 

De  Adsistent-Commissarissen  van  meening  zijnde,  dat  ge- 


Digitized  by 


Google 


238  TOESTAND    VAN   DK 

durende  de  heerschende  ontevredenheid  onder  alle  gekleurde 
rassen  van  Z.  Afrika,  er  geen  ti^d  dient  verloren  te  gaan 
om  diegenen  te  verzoenen  met  het  Britsche  Gouvernement, 
die  op  nieuw  zouden  kunnen  worden,  wat  zij  eens  waren, 
de  natuurlijke  verdedigers  tegen  onze  aanvallen,  hebben 
gereedelijk  gebruik  gemaakt  van  de  vriendschappel^ke  voor- 
stellingen uitgaande  uit  de  emigranten  zelven,  om  de  bui- 
ten de  wet  stelling  hunner  aanvoerders  te  herroepen,  en 
hun  toe  te  staan  zoodanig  onafhankelijk  Gouvernement  daar 
te  stellen  als  hun  over  de  Vaalrivier  het  best  zou  voor- 
komen. Indien  U.E.  de  staatkunde  in  dezen  aangenomen 
mogt  goedkeuren,  en  die  wenscht  na  te  komen  met  andere 
maatregelen  die  langzamerhand  het  vertrouwen  zullen  her- 
stellen, geloof  ik  dat  er  veel  goeds  zou  ontstaan,  indien 
g^  mij  wildet  toestaan  weder  naar  het  gebied  der  Oranje- 
rivier te  keeren,  met  het  doel  uwe  gunstige  voornemens 
aan  de  uitgewekenen  mede  te  deelen,  en  hen  verder  te 
verzekeren  dat  de  verbindtenissen  met  de  Adsistent-Commia- 
sarissen  aangegaan,  naar  behooren  zullen  worden  nagekomen. 
Ik  heb,  enz. 

Depêche   van  Sir  John  S.  Pakington 

aan  den  Gouverneur  Luit.  Gen.  G.  Cathcart. 
Nr.  66.  Douming  Street,  24  Junij  1852. 

Sir! 

Ik  heb  uwe  depêche  Nr.  5  van  den  20**^  April,  mg 
overbrengende  copij  eener  overeenkomst  door  de  Adsistent- 
Commissarissen  en  een  gezantschap  dor  Transvaalsche  uit- 
gewekenen, aangevoerd  door  hunnen  Kommandant-Generaal 
A.  W.  J.  Pretorius  gesloten,  benevens  eene  Proclamatie 
over  dit  onderwerp  afgekondigd,  ontvangen. 

Overwegende  de  bijzondere  stelling,  welke  dit  groote 
ligchaam  van  uitgewekenen  sedert  eenige  jaren  bekleed 
heeft,  de  onwaarschijnlijkheid  dat  zij  immer  öf  tot  de  ko- 
lonie de  Kaap  de  Goede  Hoop  öf  tot  de  Oranje-rivrer-Sou- 
vereiniteit  zullen  terugkeeren,  en  het  onstaatkundige,  zelfs 
zoo  het  mogelijk  ware  om  H.  M.  grondgebied  over  dit 
verwijderd  land  in  Z.  Afrika  uit  te  breiden,  zie  ik  niet  in 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1853.  239 

dat  eenige  andere  Staatkunde  had  kunnen  gevolgd  worden, 
dan  de  door  U  goedgekeurde. 

Ik  ben  hoogst  te  vreden  over  het  voordeel  dat  wij  ver- 
kregen hebben  door  de  vestiging  van  vrede  en  vriend- 
scbappelgke  betrekkingen  met  de  Transvaalsche  uitgeweke- 
nen. Ik  moet  U  dus  mijne  goedkeuring  over  de  overeen- 
komst met  de  uitgewekenen,  en  over  uwe  proclamatie  om 
ze  in  werking  te  stellen,  betuigen. 

Ik  heb  enz. 

Depêche  van  denzelfden  aan  den  zelfden. 
Nr.  103.  Dowmng  Street^  12  September  1852. 

Ik  heb  enz. 

Ik  hecht  m^ne  volle  goedkeuring  aan  uwe  handelw^ze 
met  opzigt  tot  de  schikkingen  voor  het  tijdelijk  bestuur 
van  de  Oranje-rivier-Souvereinitelt,  noodig  geworden  door 
het  eindigen  van  het  t^dvak,  waarvoor  de  vorigen  raad 
was  aangesteld.  De  besluiten,  genomen  door  de  openbare 
vergadering  te  Bloemfontein,  verdienen  de  volkomene  tevre* 
denheid  van  H.  M.  Gouvernement,  en  ik  merk  met  voldoe- 
ning den  geest  op,  die  in  deze  vergadering  schijnt  geheerscht 
te  hebben.  Het  zal  H.  M.  Gouvernement  waarschijnl^k  niet 
mogel^k  zijn  in  eenige  der  besluiten  mede  te  werken,  edoch 
zal  ik  mij  weerhouden  eenige  bepaalde  meening  ten  dezen 
opzigte  te  uiten,  tot  dat  ik  uw  berigt  over  dat  onderwerp 
zal  ontvangen  hebben.  Ik  verlaat  mij  op  uwe  bescheiden- 
heid, om  met  behujp  van  het  advies,  dat  gij  van  den 
Procureur-Generaal  hebt  ingeroepen,  zulke  schikkingen  te 
maken,  als  Gij  veronderstelt  dat  de  belangen  der  Souverei- 
niteit  zullen  vereischen,  steeds  bedenkende,  zoo  als  gij  ze- 
ker doet,  dat  zoowel  ten  dezen  opzigte  als  tot  de  benoe- 
ming van  eenen  Besident,  uwe  beschikkingen  onderworpen 
moeten  zijn  aan  het  besluit,  hetwelk  zou  kunnen  genomen 
worden^  omtrent  het  behoud  van  dit  land. 


Digitized  by 


Google 


240  TOESTAND    VAN    DE 

Depêche  van  den  Gouverneur  Cathcart 

aan  den  Secretaris  van  Staat  'voor  de  Koloniën. 
Nr.  33.  OrdhanCs  Town  12  October  1862. 

Sir! 

In  de  Oranje-Rivier  Souyereiniteit  enz. 

Wat  betreft  de  vraag  over  het  verlaten  of  het  behou- 
den der  Souyereiniteit,  heb  ik  geen  reden  gezien  om  de 
meening,  die  ik  in  mijne  vorige  waagde  te  uiten^  te 
veranderen,  te  weten  dat  het  de  beste  Staatkunde  zou  zgn 
om  van  de  tegenwoordige  gelegenheid  gebruik  te  maken, 
tot  de  opheffing  van  H.  M.  gezag  en  tusschenkomst  in 
het  bestuur,  in  en  over  al  de  districten  gelegen  binnen 
de  grenzen  van  de  eigenlgk  zoogenaamde  Oranje-rivier 
Souvereinitoit. 

Ware  het  Britsche  Grouvernement  hiertoe  genegen  ^  niet 
door  eenen  halven  maatregel,  maar  door  een  volledig  bew^s 
en  verklaring  van  onafhankel^kheid^  dan  zou  dunkt  mg, 
eene  vermenging  der  burgerbevolking  aan  de  beide  z^den 
der  Vaalrivier,  niet  moeijeljjk  zijn.  Aldus  zou  er  een  goed 
geregeld;  eerbiedwaardig,  ofschoon  dan  ook  Republikeinscb 
Gouvernement,  gevormd  kunnen  worden.  Veel  gemakke- 
lijker zou  het  zijn,  diplomatiek  te  handelen  met  eene  zoo- 
danige, erkende  en  onafhankelijke  magt  op  de  Noordelg- 
ke  grens,  dan  door  Britsche  tusschenkomst  voort  te  gaan, 
met  de  poging  om  str^dende  belangen  en  kleine  twisten 
van  half  beschaafde  en  geheel  barbaarsche  elementen  waar- 
uit die  maatschappy  is  zamengesteld,  te  verzoenen.  Deze 
maatschappij  toch  kunnen  w^  met  geëvenredigde  magt, 
op  een  gebied  van  zoo  grooten  omvang,  niet  ondersteu- 
nen. Een  erkende  vreemde  Staat,  waarvan  de  zetel  der 
regering  en  van  den  handel  te  Bloemfontein  of  elders  ge- 
vestigd iS;  heeft  natuurlek  rijkdom  en  belangen  te  bescher- 
men; zoo  nu  dddr  een  Britsch  Consul  resideerde,  zou  hij 
dien  Staat  veel  gemakkelijker,  werkdadiger  en  zuiniger 
kunnen  nagaan,  en  met  betrekking  tot  de  geringe  veree* 
nigde  en  beschikbare  magt  van  H.  M.  in  de  kolonie, 
eenen  veel  zekerder  slagboom  vormen  tegen  de  Barbaren 
daarbuiten^  dan   immer  door  de  tusschenkomst  van  de  Brit- 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN     1853.  241 

scKe  Staatkunde  en  baar  Gouvernement  zal  kunnen  be- 
werkstelligd worden^  zonder  dat  eene  kostbare  militaire 
bezetting  tot  ondersteuning,  zoo  als  die  tot  nu  toege- 
past wordt,  op  de  veelsoortige  en  strijdende  bestanddee- 
len,  waaruit  de  maatschappij  in  de  groote  en  onhandelbare 
districten  binnen  de  grenzen  van  de  Oranjerivier-Souverei- 
niteit,  zamengesteld   is,  gevorderd  zal   worden. 

Bijlage.         Advies   van  den   Procureur  Generaal. 

Kaapstad,  4  Augustus  1852. 

Z.  E.  de  Luitenant  Gouverneur  heeft  op  verlangen  van 
Z.  £.  den  Gouverneur  enz. 

7.  Het  is  onbetwistbaar,  volgens  mijne  gedachte,  dat 
toen  w^  voor  het  eerst  de  Oranjerivier  overtrokken,  dit 
niet  was  om  aan  de  uitgewekene  boeren  de  magt  te  ver- 
leenen,  al  dat  gene  te  verrigten  wat  hun  behaagde^  maar 
om  die  meerderheid  van  uitgewekene  boeren  de  magt  van 
te  doen,  hetgene  zij  wilden,  te  ontnemen.  Deze  uitgewe- 
kenen hadden  ons  niet  noodig.  Zij  verlangden  niets  anders 
dan  in  rust  gelaten  te  worden  en  de  vrijheid  om  hunne  eigene 
zaken  met  de  inboorlingen  te  regelen.  Alleen  om  den  vrede 
tusschen  de  boeren  en  de  inboorlingen  te  bewaren,  was  het 
dat  wij  tusschenbeide  traden,  eerst  door  verbonden  m^tde 
inlandsche  hoofden^  toen  door  de  6  en  7  W.  4  C.  57. , 
later  volgens  het  plan  van  Sir  P.  Maitland,  als  Britsch  re- 
sident en  gewapend  arbiter,  en  ten'  laatste,  door  de  bewe- 
ring van  gezag,  van  de  Britsche  Souvereiniteit.  Om  der- 
halve een^  vertegenwoordigenden  vorm  van  bestuur  daar  te 
stellen,  dat  ons  de  gelegenheid  zou  geven  om  het  éénige 
doel  te  bereiken,  waarom  w^,  zoo  als  het  m^  voorkomt, 
met  eenige  mogelijkheid  konden  toestemmen,  in  de  verant- 
woordel^kheid  van  het  bestuur  te  aanvaarden,  moesten  wij, 
voor  de  uitvoerende  magt;  eenen  onafhankelijken  werkkring 
in  veel  ruimeren  omvang  trachten  te  behouden,  dan  in 
eenige  andere  kolonie  het  geval  is,  en  alzoo  de  inboor- 
lingen hun  regtmatig  aandeel  in  de  staatsregeling  geven. 
Niet  vóór  dat  deze  beide  zaken  verzekerd  zijn,  vrees  ik, 
dat  wg  de  Oranje- rivier  voor  niets,  ja  voor  minder  dan 
niets  zijn  overgetrokken.  Het  grieft   mij  te  moeten  zeggen, 

16 


Digitized  by 


Google 


242  TOESTAND    VAN    DE 

dat  de  besluiten  der  gedelegeerden  mij  van  geen  van  bel- 
den schijnen  te  verzekeren.  Het  uitvoerend  bestuur  wordt 
geen  geld  genoeg  toegestaan.  Men  schijnt  niet  gedacht  te 
hebben  aan  de  vertegenwoordiging  der  inboorlingen.  De 
bevolking,  zoowel  blanken  als  zwarten,  moet  bestuurd  worden 
door  eene  enkele  Kamer,  gekozen  door  de  uitgewekene  boe- 
ren; en  de  salarissen  van  alle  ambtenaren,  zoowel  als  de 
stand  der  inboorlingen  moet  van  hunne  beslissing  afhangen. 
8.  Indien  w^  ons  den  Britschen  Gouverneur  over  de  Sou- 
vereiniteit  voorstellen^  ontbloot  van  de  hulp  van  Britsche 
troepen,  talr^k  genoeg  om  eene  woelzicke  bevolking  on- 
der bedwang  te  houden ;  eene  bevolking  die  weinig  huizen 
bezit  waarover  zij  zich  bij  verwoesting  zou  bekom- 
meren; eene  bevolking,  die  zonder  moeijelykheid  hare 
kudden  buiten  alle  gevaar  kan  voeren,  en  die  geheel 
ervaren  is  in  het  paardreden  en  het  gebruik  van  vuurwa- 
penen, dan  vrees  ik,  dat  de  Britsche  Gouverneur,  in  ge- 
val er  een  belangr^k  verschil  met  de  wetgevende  magt 
der  uitgewekenen  ontstond,  spoedig  over  de  Oranje-rivier 
gejaagd  zou  worden,-  even  spoedig  als  Majoor  Warden 
door  Pretorius  in  1848.  Zegt  men  in  antwoord  hierop,  dat 
de  Britsche  Gouverneur  beroofd  van  troepen,  even  veel 
kans  heeft  om  over  de  Oranje-rivier  verdreven  te  wor- 
den, onder  den  bestaanden  als  onder  den  voorgestelden 
regeringsvorm,  dan  is  m^n  antwoord  in  de  eerste  plaats, 
dat  ik  de  zaak  met  allen  eerbied  betwist,  want  de  han- 
delingen der  vertegenwoordigende  wetgeving  zouden  veel 
kracht,  eenheid,  rigting  en  gezag  aan  de  bewegingen  der 
ontevredenen  geven,  en  in  de  tweede  plaats  antwoord  ik, 
dat,  zoo  het  tegenwoordige  gevaar  even  groot  ware,  als 
dat  hetwelk  men  zou  kunnen  verwachten  uit  de  voorge- 
stelde verandering,  dan  nog  zou  mon  in  overweging  moe- 
ten nemen  of  het  voor  ons  eene  goede  staatkunde  zyn 
zou,  om  voort  te  gaan  met  ons  plan  van  vertegenwoor- 
digend bestuur,  of  om  ons  geheel  uit  het  land  terag  te 
trekken.  Indien  Groot  Brittanje  zich  niet  voorbereid  heeft 
om  ten  haren  eigenen  koste  in  de  Souvereiniteit  eene  mi- 
litaire magt  te   onderhouden,  die  voldoende  is  om  alle  ran- 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1853.  243 

gen  daar  iu  bedwang  te  houden,  dan  betuig  ik  openhar- 
tig, dat  ik  geen  middel  zie,  hoe  de  voorgestelde  vorm  van 
bestuur,  ja  zelfs  ieder  andere  vorm  van  bestuur  onder 
Britsche  wetten,  voortdurend  met  degel^kheid  en  kracht^ 
zou  kunnen  werken.  In  eenige  der  stukken  mij  door  Z.  E., 
den  Luitenant  Gouverneur  overgelegd,  schat  men  eene  vol- 
doende magt  op  500  man.  Deze  geringe  berekening  ver- 
baast m^,  zelfs  zoo  het  meerendeel  ruiters  waren,  en  de 
onschatbare  hulp  van  veldstukken  bezat.  En  de  behoefte 
om  eene  indrukwekkende  militaire  magt  in  de  Souverei- 
niteit  te  onderhouden,  zal  dunkt  mij  nog  duidel^ker  wor- 
den, indien  wij  onze  oogen  van  de  Souvereiniteit  zelve  over 
de  Vaalrivier  slaan,  en  beschouwen  wat  er  thans  in  deze 
onmetel^ke  streek  op  het  punt  staat  te  gebeuren.  Ik  ver- 
wijs natuurlijk  naar  de  erkenning  van  H.  M.  regering  van 
de  staatkundige  onafhankelijkheid  der  uitgewekene  boeren 
die  zich  in  dat  land  gevestigd  hebben. 

9.  Z.  E.  de  Gouverneur  zal  niet  veronderstellen,  dat  ik 
mij  vermeet  de  Staatkunde,  waardoor  de  onafhankelijkheid 
der  boeren  over  de  Vaal  erkend  werd,  te  veroordeelen. 
Deze  Staatkunde  is  onberekenbaar  in  hare  gevolgen.  Ik  kan 
haar  niet  geheel  omvatten.  Dat  zoodanige  erkenning  zon- 
der voorbeeld  is,  is  duidel^k.  Dat  zij  de  geheele  vroegere 
Staatkunde  omver  werpt,  is  niet  minder  duidelijk.  Dat  hunne 
ondergeschiktheid,  ontegenzeggelgk  en  hunne  onafhankelijk- 
heid een  droom  was,  was  de  leer  van  het  Britsche  Gou- 
vernement tot  voor  korten  tijd.  Het  was  de  leer,  beweerd 
door  de  magt  der  wapenen  te  Natal  in  1842.  Het  was  de 
leer,  beweerd  door  de  magt  van  wapenen  te  Zwart  Kop- 
pies  in  1845.  Het  was  de  leer  beweerd  te  Boomplaats  iu 
1848.  Het  was  nog  de  leer  tot  in  lateren  tijd.  ff  Het  is  dui- 
delgk,''  zegt  Lord  Grey  in  zijne  depêche  Nr.  546  dato  29 
November  1850,  —  ff  Het.  is  duidelijk,  dat  de  boeren  niet 
"het  minste  regt  hebben  op  het  grondgebied,  dat  zij  over 
"de  Vaal-rivier  bezet  hebben,  en  ik  vertrouw  dat  men  geen 
ntyd  zal  laten  te  loor  gaan,  om  die  middelen  in  het  werk 
"te  stellen  die  ik  aanbevolen  heb,  om  de  binnenlandsche 
"Stammen,  die  z^  onderdrukken,  aan  te  moedigen  tot  en  te 

16* 


Digitized  by 


Google 


244  TOESTAND    VAN    DE 

ffhelpen  in  het  beweren  hunner  regten,  en  om  zich  zelven 
rrte  verdedigen."  In  waarheid,  wij  weigerden  niet  alleen 
om  den  boer  van  ons  onafhankelijk  te  verklaren,  maar  w^ 
kwamen  tusschenbeide  om  de  boeren  te  dwingen,  hunne 
afhankelijkheid  te  erkennen  van  die  binnenlandsche  hoof- 
den, in  wier  land  zij  zich  gevestigd  hadden.  De  Sand-ri- 
vier-  overeenkomst  van  16  Jannarij  1852  heefl  dit  alles 
veranderd.  De  uitgewekene  boeren  zullen  in  het  toekomen- 
de zich  zelven  regeren,  zonder  eenige  tusschenkomst  van 
H.  M.  H.  M.  is  gedwongen  geworden  van  elk  verbond,  hoe 
ook  genaamd  en  met  wie  het  ook  van  de  gekleurde  ras- 
sen benoorden  de  Vaal-rivier  zijn  mogt,  af  te  zien.  Het  is 
m^  bewust,  dat  deze  overeenkomst,  ofschoon  niet  in  ü.  £• 
tijd  gesloten,  toch  U.  £.  bekrachtiging  erlangd  heeft.  Ik 
twijfel  volstrekt  niet,  dat  de  inhoud  overeenstemt  met  de 
laatste  begrippen  van  het  bestuur  van  Lord  John  Russell, 
en  met  de  Staatkunde  van  het  tegenwoordig  Gouvernement, 
zoowel  als  met  den  tegenwoordigen  streng-reactionnairen  gang 
van  de  publieke  meening  in  Engeland,  ten  opzigte  van  het 
karakter  en  de  eischen  van  de  inboorlingen,  sedert  eenige 
jaren  ontstaan  en  niet  minder  verlevendigd  door  de  laat- 
ste en  tegenwoordige  Ka£feroorlogen.  Het  zou  eene  onge- 
rijmdheid zijn  te  loochenen,  dat  de  erkenning  der  Vaal- 
Republiek  hare  voordeden  heeft  en  deze,  noch  weinig  noch 
gering  zijn.  Maar  wat  m^  betreft,  ik  betuig  openhartig, 
dat  ik  met  weerzin  getuige  ben,  van  de  omverwerping  van 
het  gene  zoo  lang  eene  geliefde  en  in  zijn  beginsel  zoo 
edele  Staatkunde  was,  —  eene  Staatkunde  gehandhaafd  met 
geene   geringe  opoffering  van  bloed  en  schatten. 

10.  Mijn  doel  is  niet  om  de  Sand-rivier-overeenkomst 
in  al  hare  strekkingen  te  beoordeelen,  maar  te  trachten 
de  waarschijniyke  gevolgen  daarvan  voor  de  Souvereini- 
teit  te  waarderen.  Alvorens  hiertoe  over  te  gaan^  zou 
ik  echter  willen  stilstaan  om  te  vragen,  of,  indien  het  in 
1848  voorzien  was,  dat  in  1852  de  staatkundige  onafhan- 
kelijkheid toegestaan  zou  worden  aan  het  grootere  deel  der 
boeren,  die  weigerden  zich  aan  het  Britsche  gezag  te  on- 
derwerpen, Sir  Harry  Smith  besloten  zou  hebben  het  Brit- 


Digitized  by 


Google 


nEPUBLiEE  IN  1854.  245 

sche  ge'i&Q  door  magt  van  wapenen  te  bevestigen,  over  dat 
gedeelte  van  hen,  dat  bij  toeval  woont  in  hetgene  wij  nu 
de  Souvereiniteit  noemen?  Volgens  welk  verstandig  be- 
ginsel moet  de  ëéne  boer  in  bedwang,  de  andere  in  vrij- 
heid z^n?  Is  er  eenig  nut  voor  oorlog  of  vrede  ver- 
kregen door  de  nieuwe  Bepubliek  te  hebben,  aan  de  oevers 
van  de  Vaalrivier,  in  plaats  van  aan  de  oevers  der  Oranje- 
rivier? Ik  beken,  dat  ik  het  er  niet  in  zie;  want,  hoe  uit- 
gebreider uw  grens,  hoe  moeijelijker  het  zijn  moet,  die  te 
verdedigen;  en  de  invoeren  door  de  inwoners  benoodigd, 
moeten  onafhankel^k  van  den  vorm  van  hun  Gouvernement 
toch  aan  dezelfde  havens  inkomende  regten  betalen.  Men 
kan  zeggen:  f/ de  inboorlingen  in  de  Souvereiniteit  moeten  be- 
schermd worden."  Maar  waarom?  De  Adsistent-Commis- 
sarissen  hebben  volstrekt  afgezien  van  alle  verbindtenissen 
met  inboorlingen  benoorden  de  Vaal-rivier;  eene  omschrij- 
ving, welke^  zoo  ik  begrijp,  onder  anderen  Waterboer  en 
zgne  Griquas  zal  moeten  omvatten.  Verdienen  de  inboor- 
lingen bezuiden  de  Vaalrivier  meer  bescherming  dan  die 
benoorden  de  Vaal -rivier?  Of  zijn  de  boeren  benoor- 
den die  rivier  van  zachtmoediger  aard  dan  de  boeren  be- 
zuiden de  Vaalrivier?  Op  beide  vragen  ben  ik  geneigd  Neen 
te  antwoorden.  En  is  dit  zoo?  zou  dan  de  vestiging  van 
eene  Republiek  aan  de  Vaalrivier  niet  geschikt  zijn  om  de 
gronden  tegen  eene  vestiging  van  eene  Republiek  bij  de 
Oranjerivier,  die  wij  zoo  lang  weigerden,  omverre  te  wer- 
pen? Het  is  slechts  door  een  soort  van  toeval,  dat  de  grond 
tusschen  deze  twee  rivieren  voor  het  tegenwoordige  nog 
Britsche  bezitting  is. 

11.  Dit  zij  zoo  het  wil,  de  vestiging  der  Republiek  zal, 
zoo  ik  my  niet  vergis,  vele  belangrijke  gevolgen  hebben. 
Zij  zal,  wanneer  de  zaken  geregeld  z^n,  waarschijnlijk  op- 
gevolgd worden  door  eene  groote  verhuizing  uit  de  kolo- 
nie. Twee  onderscheidene  beweegredenen  zullen  tot  dat 
einde  leiden  —  het  haken  naar  grootere  uitgestrektheid  lands, 
en  de  bekoorlijkheid  van  staatkundige  onafhankelijkheid. 
Zelfs  nu  hebben  de  boeren  eene  zeer  sterke  hoewel  onge- 
regelde  magt,   en   zijn   goed  gewapend  en  goede  ruiters 


Digitized  by 


Google 


246  TOESTAND    VAN   DE 

Niet  verre  verwijderd  is  de  tijd,  of  zij  zullen  nog  magtiger 
worden.     Door   geboorte,   door   taal,  door  stelling,  in  vele 
gevallen   door  familiebetrekking,  zijn   de  boeren  aan  deze 
en  gene  z^de  der  Vaal  naauw  verbonden,  en  zullen  zulks 
nog  meer  worden.  Velen  der  boeren  aan  beide  zijden  der  Vaal 
beschouwen  de  Soavereiniteit  als  een  land,  gekocht  met  hun 
geld,  met  hun  bloed,  en  waarop  de  Engelschen  niet  meer  regt 
hadden  om  zich  daarmede  te  bemoeijcn,  dan  z^  het  nu  zouden 
hebben  om  zich  te  mengen  in  het  land  over  de  Vaal.  Hoe  de 
Britsche    Gouverneur    der    Souvereiniteit,  zich  zal  kunnen 
staande  houden,   tegen  een  of  ander  volksplan,  aangenomen 
bij  een  Volksraad  van  de  Souvereiniteit,  als  ik  dien  zoo  durf 
noemen^  en  goedgekeurd  door  den  Volksraad  over  de  Vaal, 
zoo  hij  niet  zeer  sterk  ondersteund  wordt  door  Britsch  geld  en 
Britsche  troepen,  is  iets  dat  moeijelijk  voor  mij  te  bevatten 
is.     Dat   de  hoofden  van  de  boeren  over  de  Vaal  in  ver- 
zoeking zullen  geraken  —  misschien  gedwongen  worden  — 
zich  te  steken  in  de  zaken  der  Souvereiniteit,  komt  mij  meer 
dan  onvermijdeiyk  voor.    Reeds  zien  wij  er  de  voorteeke- 
nen   van:    het   blijkt  dat   de  Heer  Pretorius  uitgenoodigd 
werd  door  den  Adsistent-Commissaris  O  wen  om  zijne  hulp 
te   verleenen    in   eene    vergadering    van   gedelegeerden    te 
Bloemfontein.     Het   blijkt  echter  niet,   dat  hij  juist  op  dien 
tyd  op  uitnoodiging  in  de  Souvereiniteit  kwam.     Het  pu- 
bliek  ten  minste   verkeerde  in  het  onzekere  over  het  we- 
zeniyke  doel  van  z^n  bezoek.    Hij  werd  met  vuur  ontvan- 
gen en  zijne  diensten  b^    die   gelegenheid    waren    zooda- 
nig,  dat   zij    eene    warme  ontvangst  regtvaardigden.     Had 
hij  het  gewild,  dan  had  hij,  zonder  den  geringsten  twijfel, 
zonder   zich    in   het   minst  te  compromitteren,  het  geheele 
doel  der  vergadering  kunnen  verijdelen.     Ik  wil  niet  zeg- 
gen, dat  hij  zijnen  invloed  ten  behoeve  van  do  voorgestelde 
Staatsregeling  in  de  schaal  legde,  omdat  hij  zag  hoe  ge- 
makkelijk het  hem  later  wezen  zou  om  zijnen  invloed  aan 
beide  zijden  der  rivier   te  vermeerderen ;  maar  hg  had  djen 
invloed    volgens   mgne   gedachten   kunnen    gezien   hebben. 
£n  wanneer  ik  bedenk,  dat  deze  heer  —  wiens  loopbaan 
wel  wat  berucht,  wiens  toestand  zelfs  nu  nog  eenigermatc 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1853.  247 

dubbelzinnig,  en  die  in  elk  geval  het  hoofd  van  een  bui- 
tenlandsch  Gouvernement  is,  —  Z*  £.  den  Gouverneur  ver- 
zoekt, zekere  boeten  aan  Britsche  onderdanen,  in  de  Sou- 
vereiniteit,  wegens  ontrouw  opgelegd,  vrij  te  stellen  (dit 
toch  deed  de  Heer  Pretorius  in  zijnen  brief  aan  Z.  E. 
dato  14  Junij  1852)  dan  zie  ik  hierin  het  teeken,  dat  het 
niet  waarschgnlijk  is,  dat  staatkunde  en  staatkundigen  aan 
beide  zijden  der  Vaal  gescheiden  kunnen  gehouden  wor- 
den. Twee  volken,  zoo  volmaakt  één  in  alle  andere  op- 
zigten,  kunnen  om  b^zondere  doeleinden,  door  geen  kleinen 
stroom  gescheiden  blijven.  Een'  opstand  in  de  Souvereiniteit 
zal  het  nimmer  aan  deelgenooten  over  de  Vaal  ontbreken. 
15.  Zal  ik  dan  aanraden  de  geheele  verlating  van  de 
Souvereiniteit,  zoodra  hare  zaken  zullen  geregeld  zijn?  Ik 
gevoel  m^  zelven  ontsteld  over  den  grooten  omvang  en  de 
moeijelgkheid  dezer  vraag;  doch  aangenomen,  dat  de  nieuwe 
Republiek  over  de  Vaalrivier  erkend  is;  dat  er  eene  staats- 
regeling als  de  voorgestelde  in  de  Souvereiniteit  moet  ge- 
vestigd worden;  dat  het  den  inlandschen  hoofden,  (gelijk 
bl^kt  het  geval  te  zijn)  vergun$l  is  de  verschillen  naar  hun- 
nen zin  onder  elkander  te  beslechten,  dan  ben  ik  gereed, 
volgens  de  gestelde  vraagt  de  geheelo  overlating  der  Sou- 
vereiniteit aan  te  raden.  Met  die  Republiek  en  die  wet- 
geving zou  een  Britsch  Gouvernement  zich  nog  staande 
kunnen  houden,  zoo  er  eene  krachtige  militaire  magt  ware; 
doch  staan  wij  den  inlandschen  hoofden  binnen  de  Souve- 
reiniteit toe,  elkander  door  binnenlandsche  oorlogen  te  ver- 
nietigen, dan  kan  ik  niet  begrijpen  waartoe  die  Britsche 
magt  zou  onderhouden  worden.  Ik  zou  durven  beweren^ 
zonder  mis  te  tasten,  dat  het  einde  dezer  oorlogen  zou  kun- 
nen voorzien  worden.  De  sterkere  hoofden  zouden  eerst 
de  zwakkeren  overweldigen,  en  wanneer  allen  door  strgd 
verzwakt  waren,  zou  er  voor  de  verdere  emigratie  een  land 
geruimd  zijn,  en  deze  verhuizing  zal  beginnen  van  af  de 
kaapkolonie  naar  de  Vaal.  Deze  verhuizing  is  in  den  laatsten 
tgd  minder  belangrijk  geweest.  Daarin  lag  veel  onaange- 
naams en  eenig  gevaar  voor  de  emigranten.  De  gedachte, 
dat   het  Britsche  Gouvernement  den  uitgewekenen  nimmer 


Digitized  by 


Google 


248  TOESTAND    VAN   DB 

hunno  onafhankelijkheid  zou  verleenen,  —  dat  dit  delfde 
Gouvernement  alle  aanvallen  tegen  inboorlingen  zou  wre- 
ken, dat  men  van  de  akte  6  en  7  W.  4.  C.  57  niet  vrii 
kon  geraken,  zonder  de  25  gr.  Z.  Br.  te  overschrijden, 
eene  lijn  die  velen  wenschten  te  ontdekken  en  over  te  trek- 
ken. Deze  overwegingen  onder  een  volk,  gelijk  aan  onze 
boeren,  had  gewigt;  doch  wordt  het  bekend,  dat  het  Brit- 
sche  Gouvernement  volkomene  onafhankel^kheid  aan  de 
boeren  gegeven,  en  bescherming  aan  de  inlanders  onttrok- 
ken heeft,  dan  zal,  dunkt  mij,  het  aantal  boeren,  dat  de 
kolonie  ter  opsporing  van  vrijheid  en  grondbezitting  ver- 
laten zal,  betvekkelijk  zeer  groot  wezen.  Onder  deze  om- 
standigheden geloof  ik  niet,  dat  het  moederland  de  kosten 
zal  willen  dragen  om  eene  magt  in  de  Souvereiniteit  te 
onderhouden;  en  onder  deze  omstandigheden  geloof  ik  niet  dat 
er  iets  zou  kunnen  verkregen  worden,  dat  de  kosten  waardig  is. 
16.  Wie  zou  kunnen  klagen  over  verbroken  trouw,  in- 
dien het  Britsche  Gouvernement  teruggetrokken  wordt?  De 
Boeren?  Neen,  zeker  niet.  Zij  zullen  verkrijgen  dat  waar 
zij  altijd  om  gestreden  heb.ben,  een  eigen  bestuur.  Het 
handje  vol  Engelschen,  dat  zich  onder  de  boeren  gevestigd 
heeft  ?  Ik  geloof  het  niet.  Zij  allen,  zoo  ver  het  mij  be- 
wust is,  pleiten  voor  eenen  vertegenwoordigen  den  regerings- 
vorm, en  zij  kunnen  niet  verwachten,  dat  Britsch  geld  eu 
Britsche  troepen  hen  zullen  beschermen  tegen  een  bestuur 
van  hunne  eigene  keuze.  Moshesh  en  zijne  Batutos?  Hij 
en  zij,  hebben  bij  de  boeren  hulp  tegen  ons  gezocht. 
Adam  Kok?  Hij  ook  behoort  in  zekeren  zin  tot  de  on- 
tevredenen. Ik  neem  aan,  dat  Adam  Kok,  Moroko  en  eenige 
mindere  hoofden,  ons  in  het  uur  des  gevaars  zullen  missen; 
maar  het  schijnt  toch  bepaald  te  zijn,  dat  wij  weinig  te 
doen  zullen  hebben  met  de  inlanders,  zelfs  zoo  wy  bleven ; 
cu  dewijl  z^  zich  toch  nimmer  naar  de  omstandigheden 
zullen  regelen,  noch  zich  zullen  vestigen  om  der  veiligheids- 
wil,  zoo  lang  zg  vermeenen  Britsche  magt  tot  steun  te  heb* 
ben,  zoo  denk  ik,  dat  het  beter  is  voor  alle  partyen,  indien 
wij  de  verantwoordel^kheid  afschudden  en  ons  geheel  terug 
trekken.     Zoo    er  hier  of  elders  een  Engelschman  of  een 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK   IN    18Ö3.  249 

Inlandsch  hoofd  gevonden  wordt,  die  onder  geen  ander 
dan  het  EngelBche  bestuur  wil  leven,  dat  dan  de  eerste 
zijne  hoeve  verkoope,  en  de  laatste' elders  ga  wonen.  Naar 
mijne  gedachte  is  het  zeker,  dat,  met  betrekking  tot  het 
vraagstuk  van  loslating  of  overgifte,  de  bestaande  omstan- 
digheden zoo  gunstig  zijn,  als  ze  misschien  immer  weer  zullen 
worden.  Het  moet,  zoo  als  ik  zeg,  nu  of  nooit  geschieden. 
17.  Men  kan  misschien  zeggen,  dat  wij  de  Souvereiniteit 
dienden  te  behouden,  omdat,  zoo  w^  haar  vrij  geven, 
zij  een  deel  der  nieuwe  Republiek  zal  uitmaken,  en  die 
derhalve  te  groot  zal  worden.  Ten  dien  opzigte  heb  ik  niet 
de  minste  vrees.  De  uitgewekene  boeren  zullen  nimmer  de 
kaapkolonie  aanvallen.  Voor  hen  zal  er  geene  verzoeking 
zgn,  de  grenzen  aan  die  zijde  uit  te  breiden.  Overwint  het 
beginsel  of  het  vooroordeel,  dat  zich  verzet  tegen  de  vrij- 
stelling uwer  ondergeschikte  onderdanen  of  tegen  hunne  on- 
af hankelijkverklaring^  en  zoo  ook  het  andere  beginsel  of 
vooroordeel,  dat  strijdt  tegen  het  verlaten  van  al  die  inlan- 
ders, om  geregeerd  te  worden  door  vroegere  onderdanen, 
die  gij  niet  langer  besturen  zult,  dan  zie  ik  geenen  grond 
noch  voor  hoop  noch  voor  vrees,  zoo  min  ten  opzigte  van 
den  handel  als  van  het  grondgebied,  die  Groot  Brittannië 
nopen  zou,  om  onkosten  te  maken,  ten  einde  haar  gezag 
aldddr  te  handhaven. 

Depêche  van  den  Hertog  van  New-Castle  aan  den 
Gouverneur  Luitenant-Generaal  G.  Cathcart. 
Nr.  39.  Downmg  Street,  14  Maart   1853. 

Sir! 

1.  In  uwe  depêches,  Nr.  34,  van  den  14<^«'*  November 
en  Nr.  47  van  den  13<^®"  Januarij,  vestigt  gij  de  aandacht 
op  het  gebied  der  Elroon  over  de  Oranje-rivier,  zijnen  ver- 
vreemden toestand,  en  op  de  behoefte  aan  bepaalde  aan- 
w^zingen  over  de  vraag  van  behoud  of  verlating.  G^  meldt 
dat  gij  de  zaken  dddr  bestuurd  hebt  onder  de  proclamatie  van 
Souvereiniteit  door  Sir  H.  Smith,  en  nog  onlangs  onbekend 
waart,  dat  er  koninkl^ke  besluiten  bestonden,  die  het  gebied 
tot  eene  afgescheidene  Britsche  kolonie  maakten,  en  dat  gy 


Digitized  by 


Google 


250  TOESTAND    VAN    DE 

nu  aarzelt  om  aan  deze  besluiten  eene  uitbreiding  te  geven, 
en  daarmede  overeenkomstig  te  handelen,  dew^l  gij  onbe- 
kend zijt  met  de  beschouwingen  van  H.  M.  Grouvemement 
waarmede  deze  misschien  in  stryd  zouden  z^n. 

2.  Gij  zult  wel  voort  willen  gaan  om  de  uitbreiding  er 
van  te  voorkomen:  ik  vervolg,  met  u  de  aanw^zingen  te 
geven  die  gg  noodig  hebt. 

3.  H.  M.  Gouvernement  heeft  besloten  de  Oranje-rivier- 
Souvereiniteit  te  verlaten.  Ik  zal  nu  de  redenen  niet  aan- 
wezen, die  by  ons  overwogen  zijn  om  tot  dit  besluit  te 
geraken;  het  is  voldoende  te  zeggen,  dat  het  onverstandig 
bestuur,  dat  tot  hiertoe  in  de  Souvereiniteit  bestaan  heeft, 
niet  voldaan  heeft  aan  het  doel  waarom  het  daargesteld 
werd.  Het  gezag  van  den  Britschen  Resident  is  noch  on- 
dersteund noch  geëerbiedigd,  zoo  min  door  de  zwarten  als 
door  de  kolonisten  van  Ëuropeschen  oorsprong.  Gi|  ver- 
meent dat  voor  het  handhaven  van  het  Britsche  gezag 
onder  hen  eene  magt  van  2000  man  en  eene  algeheele 
regeling  van  het  Gouvernement  onmisbaar  zijn.  Het  voor- 
stel is  onaanneembaar.  Het  zou  geene  vt>ordeelen  afwerpen, 
geëvenredigd  aan  het  gevaar  en  de  onkosten,  die  ermede 
gepaard  gaan.  De  staatkunde  derhalve  om  de  Souvereini- 
teit over  het  betwiste  grondgebied  op  te  geven,  mag  als 
beslist  beschouwd  worden.  Bovendien,  de  tegenwoordige 
gelegenheid  is  gunstig  voor  de  uitvoering  van  dezen  maat- 
regel. Nu  voert  het  geen  blaam  op  eer  of  waardigheid  met 
zich.  De  laatste  veldtogt  en  overeenkomst  te  Berea  zal 
elke  misvatting,  die  de  overgave  van  grondgebied  veroor- 
zaken kon,  wegnemen. 

4.  Hoogst  kiesche  en  moeijel^ke  vragen  moeten  opge- 
lost worden,  om  den  maatregel  ten  uitvoer  te  leggen. 
Ik  ^heb  het  goed  geoordeeld  gehoor  te  geven  aan  uwe 
ernstige  aanbevelingen,  dat  eene  taak  van  zulke  kieschheid 
en  moegel^kheid  behoort  toevertrouwd  te  worden  aan  een 
openbaar  ambten  aar,  geheel  ingewijd  in  de  inzigten  van  het 
Gouvernement,  en  die  met  het  oog  op  den  aard  der  zaak 
moet  uitgekozen  worden.  Ik  hoop,  dat  de  ambtenaar,  aan 
wicn   ik   deze  belangrijke   taak  zal  opdragen,  toekomende 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN     1853.  251 

maand  per  mail  naar  de  Kaap  zal  kunnen  vertrekken;  en 
in  den  tusschentgd^  verloopende  vóór  zijne  aankomst,  zult 
gij  zoodanige  voorloopige  schikkingen  maken  als  gij  mee- 
nen  zult  doeltreffend  te  zijn,  om  aan  het  goed  hegrip  der 
staatkunde,  welke  hem  opgedragen  wordt,  kracht  te  geven. 


Om  mijne  lezers  met  den  waren  geest  van  de  Ëngelsche 
schrijvers  hekend  te  maken,  heh  ik  bovenstaande  brief- 
wisseling  voor  dit  werk  doen  vertalen,  door  den  Heer  William 
Smith,  beëedigd  translateur  en  taaimeester  te  Amsterdam. 

Deze  briefwisseling  was  mg  in  Natal  nog  niet  bekend; 
maar  uit  de  gesprekken,  die  ik  met  den  Heer  A.  W.  J. 
Pretorius  gevoerd  had,  zie  bl.  197  en  199  wist  ik  toch 
reeds,  dat  do  emigranten  vr^  en  onafhankelijk  van  Enge- 
land geworden  waren.  Hun  gezegende  toestand^  hun  schoon 
en  rijk  land,  hun  uitgestrekt  gebied,  hun  magt  en  invloed 
in  geheel  Zuid- Afrika,  hun  edel  karakter,  maar  ook  hun 
gebrek  aan  kennis,  die  alléén  uit  Holland  kon  aangevoerd 
worden,  omdat  ze  niet  anders  dan  Hollanders  wilden  zijn 
en  blijven,  stond  m^  aanhoudend  voor  den  geest.  Eu 
dacht  ik  daarbij  aan  mijn  vaderland,  hoe  juist  omgekeerd 
déJa  de  toestand  was,  hoeveel  kennis  d&dr  gebrek  leed  en 
hoe  weinig  Hollanders  er  thans  in  Nederland  zouden  ge- 
vonden worden,  die  genegen  zouden  z^n,  om  door  de  noo- 
dige  bedragen  in  het  wederz^dsch  gebrek  te  voorzien,  O ! 
dan  werd  het  m^  benaauwd,  en  schaamde  ik  mij  een  Ne- 
derlander te  z^n,  die  beide,  de  Europesche  en  de  Afri- 
kaansche  Hollanders  had  leeren  kennen  en  ze  niet  wist 
tot  elkander  te  brengen. 

Het  was  in  den  nacht  van  25  op  26  October  1862,  dat 
mij  voor  het  eerst  het  denkbeeld  voor  den  geest  kwam: 
rfLaat  den  Emigrant  land  verkoopen  aan  den  Nederlander 
rren  uit  de  kooppenningen  eene  Bank  oprigten,  dan  kan  de 
ff  Nederlander  kennis  verzenden  en  bekostigen,  dan  heeft 
hij  waarborg  voor  z^n  geld,  en  dan  z^n  beiden  geholpen." 
Dit  denkbeeld  hield  ik  vast.  Ik  werkte  het  uit  en  vroeg 
daaromtrent  het  oordeel  van  de  Heeren  J.  P.  Hoffman, 
voornaam  koopman,  Dewald  Pretorius^  landeigenaar,  beiden 


Digitized  by 


Google 


252  TOESTAND    VAN    D£ 

te  Pieter-Maritzburg,  M.  Strüben,  magisti-aat  van  Klipri- 
vier district  en  J.  N.  Boshof  voornoemd.  Z^  vonden  het 
goed,  indien  het  uitvoerbaar  was,  doch  daartegen  beston- 
den vele  bezwaren. 

De  nieuwe  Republiek  vorderde  eenen  aanvoer  van  alle 
soort  van  kennis,  zoo  wel  staatkundige  als  maatschappe- 
lijke, wetenschappelijke  als  ambachtskennis.  Daarb^  had 
zy  dringende  behoefte  aan  eene  courante  geldwaarde  of 
circulerend  medium.  Bij  gebrek  daaraan,  kon  zij  geene 
inkomsten  verzamelen,  waaruit  algemeene  kosten  bestre- 
den en  werken  ten  algemeenen  nutte  konden  bekostigd 
worden;  voerden  de  ingezetenen  eenen  ruilhandel,  die  hen 
hoogst  nadeelig  was,  en  waardoor  de  kennis,  al  ware  zy 
aanwezig,  geene  vruchten  zou  kunnen  opleveren.  £r  was  dus 
kennis  ën  geld  noodig,  en  hij  die  alléén  kennis  en  geen 
geld  aanbragt,  zou  niet  slechts  het  ongerief  des  ruilhan- 
dels en  der  werkeloosheid  van  het  algemeen  bestuur  dee-* 
len,  maar  zich  daarover  dubbel  beklagen,  omdat  hy  zich 
ninmier  in  zoodanige    maatschappij  bevonden  had. 

Kennis  en  geld  evenwel  gaan  niet  altoos  gepaard,  ja, 
de  meest  maatschappelijke,  de  meeste  ambachtskennis,  heeft 
zelden  geld.  Zij  weet  zich  echter  meer  ontberingen  te  ge- 
troosten dan  de  staatkundige  en  wetenschappelijke  kennis; 
deze  zal  zich  niet  verplaatsen,  dan  in  eene  maatschappij, 
die  haar  eene  behoorlijke  belooning  weet  aan  te  w^zen. 

Zou  dus  Nederland  voorzien  in  de  behoeften  der  Repu- 
bliek^ en  zelfS;  zou  zij  dit  langzamerhand  doen,  dan  moest 
zij  kennis  en  geld  aanbrengen,  en  zou  die  aanvoer  voor 
haar  aannemel^k  z^n,  dan  moest  de  kennis  óf  geld  bezit- 
ten om  voldoende  vruchten  op  te  leveren,  óf  waarborgen 
vinden  voor  eene  genoegzame '  belooning.  Maar  hoe  kwam 
de  kennis  aan  geld   of  aan  deze  waarborgen? 

De  Republiek  bezat  daarvoor  het  middel,  llaar  domein 
of  Gouvernementsgrond  had  waarde,  of  liever  kon  die  krij- 
gen. Die  waarde  moest  zij  doen  gelden.  Z^  moest  afzien 
van  haar  besluit  van  20  Mei  1850;  zie  blz.  202;  indien 
dit  besluit  gevolg  had,  dan  kon  het  haar  slechts  ken- 
nis en  geen  geld  aanbrengen.  Zij  moest   dien  grond  den 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK  IN   1853.  253 

Nederlander  te  koop  aanbieden,  doch  op  zulke  aanneme- 
lijke voorwaarden,  dat  de  geldbezitter  voordeel  zag,  in  er 
kennis  te  vestigen  en  die  van  het  noodige  geld,  ter  voort- 
brenging van  de  vruchten  dier  kennis  te  voorzien,  en  daar 
door  zou  tevens  de  Republiek  geldelijke  inkomsten  verkrij- 
gen, waaruit  zy  hare  behoeften  kon  bestreden;  en  mogt  die 
verkoop  en  koop  eenigzins  belangrijk  zijn,  of  worden,  dan 
kon  uit  de  kooppenningen  eene  Landsbank  opgerigt  wor- 
den, waardoor  de  ruilhandel  spoediger  ophouden,  de  koop- 
handel en  nijverheid  een  krachtiger  steun  verkregen,  en 
de  w<aarde  van  al  de  bezittingen  in  de  Republiek  rijzen  zou. 
Ik  zeg  daartegen  bestonden  vele  bezwaren  : 
l"".  De  Republiek  moest  het  denkbeeld  goedkeuren  en 
aannemen. 

De  Republiek  werd  vertegenwoordigd  door  den  Volks- 
raad  en  het  aanwezige  publiek,  zie  blz.  214.  Zonder  de  me- 
dewerking of  liever  buiten  de  voordragt  van  de  voornaam- 
ste mannen  in  de  Republiek,  was  er  geen  uitzigt  op.  Het 
voorstel  gold  eene  afw^king  van  een  genomen  besluit  en 
bevatte  inzigten,  die,  met  allen  eerbied  gezegd,  niet  aan- 
stonds door  alle  beoordeelaars  zouden  begrepen  worden. 
Ik  zag  geen  kans  om  andermaal  m^n  gezin  te  verlaten  en 
eene  onzekere  reis  naar  de  Republiek  te  ondernemen,  en 
besloot  daarom  de  beide  Heeren  Eommandanten-Generaals 
Potgieter  en  Pretorius,  door  tusschenkomst  van  den  Heer 
Dewald  Pretorius  ^e  doen  voorstellen,  dat  ffzg  den  Volks- 
rrraad  zouden  voordragen  mij  te  volmagtigén  om  een  ge- 
rtdeelte  der  Gouvemements  gronden  aan  Nederlanders  te  ver- 
"koopen,  met  en  onder  voorwaarden,  dat  de  kooppenningen, 
rrna  aftrek  van  des  verkoopers  kosten,  zouden  bewaard 
'fbl^ven  in  eene  Landsbank  in  de  Republiek  te  vestigen, 
"ten  einde  door  de  exploitatie  van  den  grond,  door  of  na- 
»men6  de  koopers,  de  verlangde  kennis,  en  door  de  voor- 
rrdeelen,  die  hun  kapitaal  in  de  Bank  zouden  opleveren,  nieuwe 
«inkomsten  voor  den  Staat  te  verkrijgen,  terwijl  de  voltrok- 
rrkene  koop,  zoo  wel  als  de  daargestelde  Landsbank,  in 
'rhare  gevolgen,  in  al  de  bijzondere  behoeften  der  bevol- 
"king  zou  voorzien." 


Digitized  by 


Google 


254  TOESTAND    VAN   DE     . 

2*.  Verondersteld  dat  de  Republiek  daartoe  overging,  dan 
moest  men  ook  in  Nederland  het  denkbeeld  goedkeuren 
en  aannemen. 

In  Nederland  was  de  Republiek  nog  niet  of  zeer  on- 
volledig bekend.  Daar  moest  het  denkbeeld  niet  aan  het 
Gouvernement,  maar  aan  het  verspreide  publiek  voorgedra- 
gen worden.  Dit  publiek  vorderde  eene  geheele  verkla- 
ring van  den  stand  van  zaken.  Daarvoor  moest  de  aanne- 
melijkheid van  het  voorstel  voor  den  kooper  betoogd,  de 
renten  voor  het  te  besteden  kapitaal  opgegeven,  de  gron- 
den voor  die  rente  aangewezen  en  de  te  verwachtene  uit- 
komsten of  gevolgen  berekend  worden.  Om  dit  bezwaar 
op  te  heflfen,  schreef  ik  in  afwachting  van  het  antwoord 
uit  de  Republiek  eene  brochure,  getiteld  rrbeschonwing  van 
II  de  HoUandsche  Afrikaansche  Republiek  en  aanbeveling  tot 
rr  overbrenging  van  kennis  en  kapitaal  uit  Nederland  der- 
rrwaai*ts/*  waarin  ik  mijne  berekeningen  maakte  op  den  aan- 
koop van  grond  tegen  ƒ  6. —  per  bunder. 

Den  17*"  Februarij  1853  kwamen  te  Pieter-Maritzburg 
de  Heeren  Albert  Pretorius,  Lid  van  denVolksraad;  Pie- 
ter  Pretorius,  beide  broeders  van  den  Kommandant-Ge - 
neraal,  en  Martinus  Pretorius  Andriesz".  zijn  oudste  zoon. 
Zg  berigtten,  dat  de  Heer  Potgieter  overleden  was,  en  dat 
de  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  mijn  voorstel  goed  gevonden 
had  en  ik  moest  overkomen  om  de  daartoe  noodige  pa- 
pieren in  orde  te  brengen.  Ik  kon  onder  hun  geleide  gaan. 
en  zij  zouden  voor  m^ne  terugreize  zorg  dragen.  Nu  be- 
sloot ik  mede  te  gaan:  gaf  daarvan  kennis  in  eenen  brief 
aan  mijne  vrienden  in  Holland,  onder  toezending  der  bro- 
chure, met  verzoek  om  die,  als  zij  er  geen  bedenking  te- 
gen hadden,  in  Nederland  te  doen  drukken  en  versprei- 
den, opdat  ik,  bij  mgne  komst  aldaar,  die  nu  mogelgk 
werd,  de  zaak  bekend  zou  vinden,  en  vervolgens  vertrok 
ik  met  genoemde  Heeren  den  22"*'"  Febfuarij  1853,  naar 
de  Republiek. 

Door  oponthoud  kwam  ik  eerst  den  17^<"'  Maart  ten 
huize  van  den  Heer  A.  W.  J.  Pretorius,  en  vond  hem  ziek; 
evenwel' nog  niet  zoo  ernstig,  of  hij  kon  den  volgenden  dag 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1853.  255 

den  Yolksraad,  die  ten  zijnen  behoeve  ditmaal  op  de  plaats 
van  Ferdinand  Pieterse  aan  Magaliesberg  vereenigd  was, 
bijwonen.  Hij  deelde  mij  mede,  dat  hij  de  voordragt  tot 
aanneming  van  m^n  voorstel  reeds  drie  dagen  te  voren,  op 
den  Ib^''''  Maart,  gedaan  had,  doch  dat  zij  werd  afgewe> 
zen,  eensdeels  omdat  men  het  voorstel  niet  geheel  begreep; 
ten  andere  omdat  een  brief  van  den  Heer  Smellenkamp 
aan  w^len  den  Heer  Potgieter  en  een  gelijksoortige  aan 
den  Yolksraad  ingekomen  waren,  waarFan  de  inhoud  ten 
mijnen  aanzien  zeer  ongunstig  was. 

By  deze  zitting  verzocht  ik  om  op  morgen,  Zaturdag 
den  Id^^""  Maart,  mijne  belangen  te  mogen  voordragen  en 
dit  werd  mg  toegestaan. 

Doch  b^  die  zitting  werd  eene  benoeming  gedaan,  waar- 
tegen de  Heer  Pretorius  zich  sterk  uitgelaten  had,  te  we- 
ten, de  oudste  zoon  van  den  overledenen  Heer  H.  Potgie- 
ter werd  benoemd  tot  Kommandant-Generaal  in  zijns  vaders 
plaats,  en  deze  teleurstelling  maakte  hem  eenigzins  wrevelig. 

In  de  zitting  van  den  16'^''°  Maart,  ging  nog  eene  zaak 
vooraf,  die  den  Heer  Pretorius  nog  minder  aangenaam  was. 
H^  was  eischer  geweest  tegen  den  Heer  Jansen  van  Rens- 
burg,  een  oud  vriend  van  Bührmann;  en  had  het  regts- 
geding  voor  Landdrost  en  Heemraden  van  Rustenburg  ge- 
wonnen; nu  werd  van  dat  vonnis  voor  den  Raad  geappel- 
leerd, ten  gevolge  waarvan  het  vonnis  ten  eenenmale  werd 
vernietigd  en  de  Heer  Pretorius  veroordeeld  in  de  kosten 
der  instantiën. 

Deze  beide  omstandigheden  vernieuwden  bij  hem  de 
herinnering  aan  al  de  tegenwerking,  die  hij  van  de  bij 
hem  meer  bekende  Hollanders  steeds  ondervonden  bad,  ter- 
w^  de  mogelijkheid  naar  zijn  oordeel  toch  ook  bestond, 
dat  ook  ik  de  emigranten  wilde  misleiden,  omdat  ik  op 
vergoeding  van  reiskosten  had  aangedrongen. 

Alvorens  mgn  voorstel  nader  te  ontwikkelen,  zeide  ik, 
vernomen  te  hebben,  dat  de  raad  een'  brief  van  den  Heer 
Smellenkamp  ontvangen  had,  welke  mg  persoonlijk  betrof, 
en  verzocht  dien  brief  alhier  openlgk  te  mogen  voorlezen 
en  te  beantwoorden.  De   President  gaf  mij  dien  over.  Hij 


Digitized  by 


Google 


256  TOESTAND    VAN    DE 

bevatte  eene  waarschuwing  tegen  alle  vreemdelingen  uit 
Holland  en  bovenal  tegen  mij,  die  de  menschen  allerlei 
zaken  zou  op  den  mouw  spelden,  en  geen  vertrouwen  ver- 
diende. Ter  beantwoording  van  dien  brief,  las  ik  voor  een* 
brief  van  de  Heeren  Geb" :  Heemskerk  van  den  6**°  Decem- 
ber 1850,  toen  mede-chefs  van  den  Heer  Smellenkamp,  en 
de  Raad  verlangde  geene  verdere  wederlegging.  Doch  wat 
mijn  voorstel  aanging,  dit  werd  voornamelijk  bestreden 
door  den  Heer    Pretorius   en  dien  ten  gevolge   afgekeurd. 

Hoogst  ontevreden  zou  ik  met  den  Heer  Pretorius  naar 
zijne  plaats  rijden,  doch  toen  het  r^tuig  ingespannen  werd, 
kwam  het  raadslid,  de  Heer  J.  J.  Schepers,  tot  mij  met 
de  vraag,  of  ik  bleven  wilde,  er  bij  voegende,  dat  hg 
dacht,  dat  het  voorstel  nog  eens  nader  besproken,  en  wei- 
ligt  aangenomen   zou  worden. 

Ik  deed  dit,  logeerde  in  de  tent  van  den  Hoer  P.  P. 
Strydom,  schoonvader  van  Bührmann,  en  behandelde  met 
den  President  en  al  de  leden  van  den  Volksraad,  mits- 
gaders met  den  Kómmandant-Generaal  W.  F.  Joubert  alle 
de  onderscheidene   artikelen  van  mijn    voorstel. 

Ik  deelde  hun  mijn  gevoelen  mede  over  den  tegenwoor- 
digen  toestand  van  hunne  Republiek  en  over  hunne  behoef- 
ten. Dat  gevoelen  had  mij  geleid  tot  de  zamenstelling 
der  artikelen,  vervat  in  de  twee  besluiten,  op  wier  aanne- 
ming ik  aangedrongen  had.  Hun  land  was,  ten  aanzien 
der  Nederlanders,  nog  onverkoopbaar  en  had  nog  geen 
waarde.  De  Nederlander  wilde  dien  grond  zelfs  niet  ten 
geschenke  hebben,  indien  hij  gehouden  zou  z^n,  om  hem  m 
de  Republiek  te  komen  betrekken.  De  bepalingen  van  het 
eerste  besluit  moesten  dienen  om  de  onverkoopbaarheid  te 
doen  ophouden;  die  van  het  tweede,  om  eene  zekere 
waarde  van  den  grond  daartestellen  9-  Alzoo  hield  art.  1 
van  het  eerste  besluit  eene  volmagt  in  tot  verkoop  van 
eene  groote  uitgestrektheid  beste  grond,  of  een  gedeelte  daar- 
van, opdat  de  koop  voor  de  koopers  de  moeite  waardig  zou  zgn 
en   het   aan   hunne  keuze  zou  staan,  om  ook  het  voordeel 


*)  De  inhoad  van  beide  besluiten  zal  den  lezer  spoedig  ycmemen. 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK   IN    1853.  257 

daarin  gelegen,  met  een  gedeelte  van  grootere  uitgestrekt- 
heid te  kannen  beproeven.  Dat  de  verkoopkosten  door  den 
Staat  zouden  gedragen  worden,  opdat  de  koopers  niet 
anders  dan  de  reiskosten  te  betalen  zouden  hebben,  welke 
voor  hen  een  zwaren  last  zouden  uitmaken.  Dat  die  verkoop- 
kosten aangewezen  werden  om  allen  tw^fel  daaromtrent  te 
voorkomen.  Dat  de  kooppenningen,  na  aftrek  dezer  kosten 
ter  gelegener  overkomst  der  koopers  moesten  gestort  wor- 
den, opdat  de  tijdsbepaling  dier  storting  aan  de  koopers 
zou  verblijven  en  dat  dit  restant  der  kooppenningen  moest 
bewaard  blijven  in  eene  Landsbank;  opdat  de  koopers  zouden 
weten,  wat  de  Staat  met  dit  geld  wilde  doen. 

Art.  2.  hield  mede  eene  volmagt  in,  om,  als  het  mij 
raadzaam  voorkwam,  of  met  de  koopers^  of,  indien  de  koop 
met  eene  maatschappij  mogt  gesloten  worden,  dan  met 
haar  bestuur,  de  Statuten  der  Landsbank  te  regelen,  opdat 
daarbij  het  goedvinden  en  de  medewerking  der  koopers 
zouden  worden  ingewonnen. 

Art  3  behelsde  eene  bepaling,  dat  van  den  koop  eene  be- 
hoorlyke  akte  zou  opgemaakt  worden,  zoo  wel  in  het  belang 
van  kooper  als  verkooper;  dat  mij  dan  10  ten  honderd  van 
de  koopsom  zou  worden  voldaan,  opdat  ik  daaruit  mijne 
belooning  zou  vinden  en  de  kooper,  een  deel  van  de  kooppen- 
ningen betaald  hebbende,  dit  deel  niet  doelloos  zou  uitge- 
geven laten,  maar  in  zijn  belang  zou  medewerken  om  de 
overkomst  der  koopers  te  bespoedigen,  en  dat  de  overige 
90  ten  honderd  binnen  4  weken  na  hunne  aankomst, 
moesten  betaald  worden,  opdat  er  een  t^d  voor  die  beta- 
ling zon  zijn  vastgesteld. 

Art.  4.  kende  den  koopers  nog  een  b^zond^r  regt  toe 
van  deelneming  in  de  Landsbank  met  geen  ander  oogmerk 
dan  om  de  daarstelling  der  Landsbank  aannemelijker  te 
maken   en   hare  handelingen  beter  en  zekerder  te  regelen. 

Art  5.  gaf  eene  duidelijke  verklaring,  dat  men  in  de 
Republiek  niet  verwachtte,  dat  alle  koopers  zelve  zich  daar 
zullen  gaan  nederzetten ;  integendeel  dat  zij  den  door  hen 
gekochten  grond  aan  andere  personen  zullen  overgeven,  doch 
dat  deze,  onderworpen  aan  de  wetten  van  het  land,  gelijke 

17 


Digitized  by 


Google 


258  TOESTAND    VAN   DE 

burgerregten  als  de  ingezetenen  zullen  genieten ,  al  wederom 
om  den  koop  voor  reder  Nederlander  aannemelijk  te  maken,  en 
tevens  daardoor  den  kooper  voor  zooveel  noodig  te  ontslaan 
van  alle  verpligting,  om  in  ei^en  persoon  zich  in  de  Repu- 
bliek te  vestigen,  en  om  zelve  de  90  ten  honderd  te  betalen. 

Art.  6  bevestigde  niet  alleen  het  bovenstaande  door  de 
bepaling,  dat  de  overeenkomsten  tusschen  de  koopers  en  die 
andere  personen  aangegeven,  in  de  Republiek  geheel  zullen 
erkend  worden,  maar  vermeerdert  het  gemak  van  de  over- 
gifte  van  den  grond,  door  de  b^ voeging  dat  zij  die  overeen- 
komsten ook  buiten  Nederland  zullen  kannen  sluiten,  opdat 
de  koopers  toch  geene  de  minste  belemmering  in  hunne 
speculatie  met  dezen  aankoop  zouden  ondervinden. 

en  Art  7  zou  mij  ten  rigtsnoer  dienen,  tot  welken  prijs 
ik  den  koop  kon  laten,  en  de  verzekering  geven  welke  be- 
looning ik  voor  mijne  pogingen  zou  erlangen.  De  prijs  die 
welligt  gemaakt  zou  kunnen  worden,  was  geheel  onzeker 
en  afhankelijk  van  omstandigheden.  Hij  zou  nimmer  hoog 
kunnen  z^n,  maar  er  moest  een  minimum,  een  laagste  pr^s 
bepaald  worden.  Die  bepaling  moest  niet  vervat  z^n  in 
dit  besluit;  omdat  ik  hiermede  aanstonds  voor  den  dag 
moest  komen  en  het  mij  de  gelegenheid  zou  benemen  om 
iets  meer  dan  den  laagst  bepaalden  prgs  te  verkregen,  ter- 
w^l  het  bedrag  m^ner  belooning,  dat  voor  rekening  van 
den  Staat  kwam,  voor  ieder  ander  onverschillig  was.  Daarom 
moest  een  en  ander  bij  een  afzonderlijk  besluit  van  den 
Yolksraad  bepaald  worden. 

Eindelyk  moest  ik  opmerken,  dat  in  dit  besluit  van  geen 
t^d  van  aanvaarding  of  in  bezitneming  van  den  grond  ge- 
sproken werd,  en  dat  dus  die  inbezitneming  door  de  koo- 
pers lang  kon  uitblijven,  maar  dat  die  vrijheid  van  hunne 
zijde  noodig  was,  om  het  doel,  de  verkoopbaarmaking 
van  den  grond  te  bereiken,en  dat  de  Republiek  te  dien  aan- 
zien eenige  waarborg  kreeg  door  de  bepaling  der  betaling 
van  10  ten  honderd  in  art.  3. 

Door  zoodanig  besluit,  vleide  ik  mij,  dat  de  ünverkoop- 
baarheid  van  den  grond  in  Nederland  zou  ophouden,  en 
dat  dan,   in   verband  met   het  tweede  besluit,  er  gelegen- 


Digitized  by 


Google 


RKl'UBLIËK    IN    1853.  259 

heid   zou   ontstaan,  om  in  de  behoeftei\  van  de  Republiek 
aan  kennis  en  geld,  te  kunnen  worden  voorzien. 

En  wat  het  tweede  besluit  aangaat: 

Art.  1.  zou  eene  waarde  aan  den  grond  geven,  door  de 
bepaling,  dat  dien  niet  voor  minder,  maar  wel  voor  meer  zou 
mogen  verkocht  worden,  dan  voorden  daarin  genoemden  prijs. 
Hierdoor  zou  de  wetgever,  eene  wijziging  brengen  in  de  vroe- 
gere bepalingen  ten  aanzien  van  de  uitgifte  van  grond  aan 
Nederlanders,  die  zich  op  het  gebied  van  den  Staat  kwamen 
nederzetten,  zie  bl.  252  en  eene  proef  doen  nemen,  in  hoe 
verre  de  door  hem  gestelde  waarde  in  Nederland  erkend 
zou  worden.  De  wijziging  was  dubbel  noodig;  vooreerst 
hadden  die  vroegere  bepalingen  geen  doel  getro£fen,  ten 
andere  was  de  nederzetting  toen  veel  minder  aannemelijk 
▼oor  de  Nederlanders  dan  thans.  Toen  was  de  Staat  nog 
in  een  afhankelijken  toestand,  nog  niet  geregtigd  om  over 
het  grondgebied  te  beschikken  en  kon  zg  geene  genoegzame 
bescherming  van  eigendom  aanbieden.  Thans  is  dat  alles, 
door  het  tractaat  met  Engeland  gesloten,  geheel  omgekeerd. 
Nu  bevat  de  erkende  Republiek  eene  vrije  en  onafhankel^ke 
bevolking,  bevoegd  om  alles  te  doen  wat  door  iedere  an- 
dere Natie  zou  kunnen  en  mog^n  gedaan  worden.  En  de 
proefneming  was  niet  minder  noodzakelijk,  omdat  nu  de 
tyd  dddr  was,  dat  de  nieuwe  Republiek  moest  gegrondvest, 
opgebouwd  en  voltooid  worden.  Nu  moest  z^  hare  middelen 
verzamelen,  onderzoeken  en  leeren  kennen.  Nu  had  zij  geld 
noodig  en  wilde  z^  geen  schuld  maken,  dan  moest  zij  het  ge- 
reedste middel  dat  voorhanden  was,  ja  het  éénige  dat  zij  thans 
bezat,  maar  dat  ook  waarschijnl^k  voldoende  zou  zgn,  aan- 
wenden^ om  dat  geld  te  verkrijgen.  Doch  zij  wist  nog  niet^ 
hoeveel  geld  zij  door  dat  middel  kon  verkrijgen,  zelfs  nog  niet 
eens,  of  de  Nederlanders  die  zg  zocht,  daarvoor  eenig  geld 
wilden  geven,  dus  moest  zij  tot  die  proefneming  overgaan. 

Art.  2  en  3.  golden  de  overeenkomst  tusschen  de  Repu- 
bliek en  m^,   over  de   vergoeding  mijner  pogingen;  daar>  -n^ 
omtrent  moeten  wij  het  eens  worden,  maar  die  overeenkomst 
betrof  de   bedoeling   van  het  besluit  niet,  zoodat  ik  daar- 
omtrent hen  nu  niet  had  bezig  te  houden. 

17* 


Digitized  by 


Google 


260  TOESTAND    VAN    DE 

's  Maandags  den  21»*«»  Maart  liet  de  Heer  A.  W.  J.  Pre- 
torius  den  Raad  weten,  dat  hij  uit  hoofde  van  ongesteld- 
heid de  zitting  niet  kon  bijwonen.  Mij  werd  door  den 
geheelen  Raad  gezegd,  dat  mijn  voorstel  zou  aangenomen 
worden,  en  verzocht,  om  de  papieren  tot  dat  einde  te 
schrijven. 

Dingsdag  den  23"*®°  Maart,  was  de  Heer  A.  W.  J.  Pre- 
torius  tegenwoordig.  De  President  zeide,  dat  alle  leden 
tevreden  waren  met  de  bekomene  inlichtingen;  en  dat  ik 
gevraagd  werd  om  de  stukken  voor  te  lezen.  Zij  waren 
in  duplo  geschreven.  Zij  werden  gecollationeerd  en  toen 
kwam  de  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  met  de  bedenking  op, 
dat;  aangezien  ik  zelf  het  mogelijk  stelde,  dat  ik  in  Ne- 
derland geen  koopers  voor  den  grond  zou  vinden,  en  de 
Republiek  geen  kas  bezat,  om  reiskosten  te  vergoeden,  de 
bepaling  tot  de  vergoeding  der  reiskosten  niet  alleen 
moest  vervallen,  maar  zelfs  eene  bepaling  moest  gemaakt 
worden,  dat  ik,  in  geval  ik  niet  zou  slagen  in  myne  on- 
derneming, ge  ene  vordering  tegen  de  Republiek,  noch  voor 
reiskosten,  noch  voor  gedane  moeite,  zou  hebben.  Dien- 
tengevolge werd  het  voorstel,  zoo  als  het  toen  nog  was  lig- 
gende, andermaal  afgewezen,  doch  mij  in  bedenking  gege- 
ven het  te  wijzigen. 

Woensdag  den  23*.*®**  Maart  was  het  voorstel  ten  aanzien 
van  de  reiskosten  gew^zigd.  De  Raad  verlangde  dat  de 
Heer  Pretorius,  als  eerste  voordrager  van  het  voorstel, 
de  Heer  Joubert,  als  Kommandant-Generaal  in  het  district 
Lijdenburg,  waarin  de  aangewezene  gronden  gelegen  waren, 
en  de  Heer  A  A.  Smit,  als  de  tegenwoordig  zijnde  Land- 
drost, de  besluiten  daaromtrent  zouden  medeonderteekenen; 
en  de  Heer  Pretorius  verzocht,  dat  aan  hem  een  triplicaat 
dezer  besluiten  werd  afgegeven.  Aan  een  en  ander  werd 
voldaan,  de  papieren  werden  in  tiiplo  opgemaakt,  een 
voor  den  Volksraad,  een  voor  den  Heer  Pretorius  en 
een  voor  m^,  en  alle  werden  door  den  Raad,  de  genoemde 
Heeren  en  door  den  Heer  P.  F.  Strijdom,  als  vertegen- 
woordiger van  het  aanwezige  publiek  onderteekend  en  nu 
eerst  was  het  eerste  bezwaar  overwonnen. 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1853.  261 

Om  het  tweede  bezwaar  te  boven  te  komen  was  niet 
minder  aan  zwarigheden  onderhevig.  In  Nederland  wist  ik 
zeker,   dat  ik  vooroordeelen  te  bekampen  zou  hebben. 

Ofschoon  als  hoofdambtenaar  der  Registratie,  in  1836 
eervol  door  Z.  M.  den  Koning  uit  de  dienst  ontslagen^  met 
behoud  van  titel  en  rang  en  met  vr^lating  om  desverkie- 
zende  mij  weder  tot  de  terugbekoming  dier  betrekking  te 
kunnen  aanmelden,  had  ik  het  Gouvernement  geïndispo- 
neerd,  door  op  de  Staatsbegrooting  van  1844  en  1845 
bedenkingen  in  het  licht  te  geven  ten  betooge,  dat  de  Volks- 
vertegenwoordigers toen  daarmede  werden  misleid. 

Geassocieerd  geweest  zijnde  met  nu  wijlen  den  schat* 
r^ken  Heer  A  van  der  Hoop,  in  eene  belangrijke  onder- 
neming van  landbouw,  had  ik,  toen  ZEd.  verlangde  om 
het  grondbezit  alléén  te  hebben,  en  ik  zijn  rentmees- 
ter zou  worden,  hem  dit  geweigerd,  ten  gevolge  waar- 
van de  associatie  te  niet  ging,  en  hg  zich  een  verlies 
van  ƒ  50,000  moest  getroosten.  En  alhoewel  ik  steeds  be- 
rouw gevoeld  heb,  van  hem,  die  in  vele  opzigten  een 
edel  mensch  was,  in  deze  niet  te  wille  te  zijn  geweest, 
kon  hg  nimmer  verzwijgen,  dat  ik  de  eenigste  persoon 
geweest  was,  die  zijn  verlangen  had  durven  te  wederstaan 
en  daardoor  had  ik  zijn  grooten  invloed  en  dien  zijner 
vele  vrienden   steeds  tegen  mij. 

Vijfden  jaren  achteréén  had  ik  die  Qndememing  volge- 
houden, en  daarbij  eene  kennis  van  landbouw  mogen  aan 
den  dag  leggen,  die  mij,  onder  anderen,  de  eerste  gouden 
medaille  voor  het  beste  winter-koolzaad  in  Nederland,  ge- 
teeld op  schralen  zandgrond,  welke  als  nagenoeg  onbruik- 
baar bekend  stond,  deed  verwerven.  Maar  ik  had  ook 
telkens,  waar  het  te  pas  kwam,  aangedrongen  op  het  on- 
doelmatige, dat  het  Gouvernement,  bij  de  benoeming  der 
leden  van  de  provinciale  Commissiën  van  Landbouw,  meer 
op  de  aanzienlijkheid  dan  op  de  kunde  der  personen  zag, 
en  daardoor  al    die   voornaame  Heeren  tegen  mij  gekregen. 

Eindelgk  had  ik  in  1850  die  onderneming  moeten  op- 
geven, omdat  ik  daartoe  de  middelen  niet  meer  bezat. 
Vóór  den  verkoop  mijner  goederen,  vertrok  ik   naar  Zuid- 


Digitized  by 


Google 


262  TOESTAND    VAN    DE 

Afrika.  D^dr  vernam  ik  dat  de  verkoop  zóó  ongunstig  ge- 
weest was,  dat  in  plaats  van  een  batig  slot  van  p.  m. 
ƒ40,000,  hetwelk  ik,  volgens  begrooting  van  deskundi- 
gen,  van  de  vereffening  m^ner  zaken  in  Nederland  mogi 
verwachten,  een  nadeelig  saldo  zou  overblijven.  Ook  deze 
uitkomst  mijner  werkzaamheden  was  mij  in  de  opinie  van 
het  publiek  zeer  ten  nadeele. 

Ik  maak  van  dit  een  en  ander  hier  gewag,  opdat  mgne 
lezers  in  Afrika  te  beter  zullen  weten,  in  hoeverre  ik  al 
dan  niet  in  Nederland  de  bevoegde  persoon  ben  geweest 
om  hunne  belangen  te  behartigen,  maar  tevens  om  hun 
ook  een  bew^s  te  geven,  dat  ik  mij  niet  behoef  te  scha- 
men, om  dèAr  een  ieder  vrij  in  de  oogen  te  zien. 

Buiten  die  vooroordeelen  waren  er  nog  gegronde  be- 
zwaren in  Nederland. 

De  Nederlanders  behooren  thans  voorzeker  tot  de  minst 
landverhuizende  bevolking.  Z^  zijn,  welligt  ook  dien  ten 
gevolge^  minder  ondernemend,  meer  vasthoudend,  minder 
durvend,  meer  wantrouwend  geworden,  dan  andere  na- 
tiën. Zy  die  tot  nog  toe  hun  land  verlieten,  waren  meest 
personen  die  weinig  of  niet  te  verliezen  hadden^  en  de 
zoodanigen  zouden  geene  aanwinst  voor  de  Republiek  zijn; 
anderen  moesten  in  alle  opz^gten  voortgeholpen,  onder- 
steund en  bemoedigd  worden,  terwijl  daartoe  weder  de 
tusschenkomst  vereischt  werd  van  hen,  die  bij  welwillend- 
heid en  ondernemingsgeest,  een  buitengewoon  doorzigt 
paarden.  Daarbij  stond  Nederland  in  de  teederste  verhou- 
ding tot  Engeland^  en  zou  men  zeker  niets  aanvangen, 
tenzy  wel  verzekerd  van  daardoor  Engeland  in  geenen 
deele  den  minsten  aanstoot  te  geven,  en  eindelijk  waren 
juist  de  wenscholijkste  landverhuizers  voor  de  republiek 
dezulken,  die  de  voorname  ingezetenen  in  Nederland  het 
liefst  zouden  willen  behouden. 

Uit  hoofde  van  die  vooroordeelen  en  bezwaren,  hield  ik 
steeds  een  getrouw  journaal  van  al  hetgeen  m^  voorkwam, 
en  voorzag  ik  mg  van  alle  mogelijke  deugdelyka  bewijzen; 
en  alvorens  nu  over  te  gaan  tot  het  verslag  geven  van 
hetgeen  ik  in  Nederland  uit  kracht  der  van  den  Volksraad 


Digitized  by 


Góógle 


REPUBLIEK   IN    1853.  263 

verkregen  volmagt  verrigt  heb,  zal  ik  uit  mijn  journaal 
eenige  ontmoetingen^  die  ik  op  deze  reis  in  de  Republiek 
bad)  mededeelen. 

De  Yolksraad  was  door  de  beraadslagingen  over  mijn 
voorstel  niet  alleen  overtuigd  geworden  van  de  ondoel- 
matigheid van  het  meergenoemd  besluit  van  den  20"^®°  Mei 
1850,  maar  bepaalde  zelfs  eenen  koopprijs  te  voldoen  door 
MoUandsche  Afrikanen^  voor  de  pli^atsen  die  zij,  tijdens  deze 
zitting,  kwamen  aanvragen  en  gelegen  waren  over  de  Buf- 
fel-rivier. 

De  Kommandant  Gerrit  Krieger  verklaarde  mij,  dat 
de  grond,  die  m^  ter  verkoop  was  toegekend,  en  waarvan 
ik  de  aanw^zing  aan  den  Heer  Kommandant- Generaal  Jou- 
bert  te  danken  had,  het  beste  deel  van  de  Republiek  uit- 
maakte; dat  men  dddr  geel-  en  cajaten  hout  vond,  waaronder 
boomen  die  door  niet  minder  dan  5  man  konden  omvat  wor- 
den ;  dat  de  streek  rijk  was  voorzien  van  water^  zeer  gezond 
was  voor  mensch  en  vee,  in  de  nabijheid  van  beste  Kaf- 
ferstammen^  bekend  onder  den  naam  van  Knopneuzen] 
kortom  niets^  dan  hetgeen  hoogst  wenBchelijk  was,  en 
geiyke  berigten  ontving  ik  van  Jacobus  Steyn^  een  geacht 
man  nabij   Mooi-rivier. 

Op  Potchefstroom  bezocht  ik  de  school  van  de^  Heer  van 
der  Linden,  een  der  drie  onderwijzers,  die  metde  Vascoda 
Gama  aangekomen  waren.  Ook  hij  was  die  streek  door^ 
getrokken,  gaf  mij  een  gelgkluidend  verslag  en  schreef  in 
een'  brief  aan  Gebr.  Heemskerk  alhier  d.d.  3  April  1853 
het  volgende: 

tfMen  gaat  Draakgebergte  langs  en  komt  dan  in  eene  streek 
rr  die  de  GomaUe  genoemd  wordt.  Deze  streek  bestaat  ui 
ff  boog  en  laag  veld;  doorsneden  van  fraaije  stroomende  wate 
rrren,  waarvan  sommige  zeer  breed  zijn  en  andere  met  een 
rrgroot  gedmisch  van  den  berg  afstroomen;  het  hout  is  hier 
rrin  eene  groote  hoeveelheid  n.1.  geel-,  struik-  en  assagaaihout; 
r;men  heeft  sommige  boomen,  die  5  man  niet  omvatten  kun 
»nen;  de  Comatie  is  eene  gezonde  streek;  de  emigranten, 
rrdie  bij  ons  waren^  verzekerden  ons,  dat  als  ze  vroeger  die 
rr  streek  gekend  hadden,  ze  nimmer  Ohrigstad  of  Lijdenbu 


Digitized  by 


Google 


264  TOESTAND    VAN    DE 

rrzouden  aangelegd  hebben^  om  reden  de  Comatie  gezond  is 
irvoor  menschen,  paarden,  (die  anders  in  deze  streken  — 
rrPotchefstroom,  Rustenburg,  Ohrigstad,  Lijdenburg,  enz.  — 
ff  sterven)  en  schapen,  —  ook  met  deze  gaat  het  even  als 
rrmet  de  paarden.  De  Comatie  is  het  houtbosch  van  de 
ffTransvaalsche  Republiek  en  heeft  ook  dat  voorregt  nog, 
rrdat  het  digter  aan  de  baaijen  St  Eluce  en  Natal  gelegen  is. 
(ren  dus,  wanneer  daar  eene  kolonie  gesticht  ^ordt,  zou 
rf  deze  het  zeer  gemakkelijk  hebben  met  den  handel  op  ge- 
rr melde  baaijen.  De  gemelde  Comatie  is  het  land,  dat  de 
ff  WelEd.  Heer  J.  Stuwart  van  denVolksraad  verkregen  heeft 
rftot  het  aanleggen  eener  HoUandsche  Kolonie  ^) ;  ik  kan 
rrüWEd.  verzekeren,  dat  ieder  Hollander  dat  land  zal  be- 
ff  vallen." 

Zijne  school  vond  ik  in  eenen  zeer  goeden  toestand  en  ik 
moest  hem  mijne  verwondering  betuigen  over  de  spoe- 
dige vorderingen,  die  zijne  leerlingen  in  taalkennis,  lezen^ 
schrigven  en  rekenen  gemaakt  hadden. 

Aldaar  was  een  ieder  verheugd  over  de  aan  mg  g^gty^- 
ne  volmagt  van  den  Volksraad,  en  bragt  men  op  mgn 
verzoek  zoo  veel  mogelijk  exemplaren  van  mineralen,  kris- 
tallen en  delfstoffen,  in  de  Republiek  voorhanden,  bijeen, 
ten  einde  de  Nederlanders  ook  daarmede  bekend  te  ma- 
ken en    hen  te   doen  zien,  hoe  rijk  de   grond  was. 

Ik  vond  daar  by  den  Heer  Yermaas,  lid  van  den  Volks- 
raad, bij  wien  ik  van  30  Maart  tot  6  April  logeerde,  de 
kerkbode  van  Zuid- Afrika  en  daarin  een  verslag  van  den 
Predikant  Neethling,  dat  de  aandacht  van  de  Nederlan- 
ders niet  mogt  ontgaan.  Ook  was  d&ar  aan  huis  eene 
boschjesmeid  —  vrouwel^k  wezen  van  d«  boschjesmannen  — 
Ik  had  daardoor  gelegenheid  om  de  goedhartige  en 
menschlievende  behandeling  der  HoUandsche  Afrikanen  ten 
haren  aanzien  op  te  merken,  en  was  niet  weinig  verbaasd^  te 
vernemen,  dat  haar  's  avonds  kluisters  aan  de  voeten  moesten 
gedaan  worden  om  haar  te  beletten  van  niet  weg  te  loopen. 


i)  De  Heer  Van  der  Linden  was    zelve  bij.  de  zitting  tegenwoor- 
dig geweest. 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IK    1853.  265 

De  Heeren  Michau  en  D.  Verweij  gaven  mij  brieven 
voor  hunne  Kaapsche  vrienden^  waarin  zij  deze  aanbe- 
valen, om  als  ik  de  Kolonisatie  uit  Nederland  mogt  tot 
stand  brengen ,  dan  daarin  deel  te  nemen. 

Nog  eens  bezocht  ik  de  Wed.  Retief  zie  blz.  217;  zij  had 
nu  eene  vaste  toelage,  en  was  in  eenigzins  betere  omstan- 
digheden dan  bij  m^n  vorig  bezoek.  Ik  zeide  haar,  dat, 
indien  ik  slagen  mogt  in  mijne  onderneming,  de  Nederlandsche 
Kolonisten  haar  dan  zeker  gaarne  bij  zich  zouden  hebben. 

Sedert  dat  vorig  bezoek  had  hier  een  belangrijk  regts- 
geding  plaats  gehad.  Andries  Pieterse,  een  vermogend  Hol- 
landsch  Afrikaan  van  tusschen  de  50  en  60  jaren^  had 
in  dronkenschap  zijn  neef  van  Oosthu^zen  vermoord.  H^ 
had  zich  zelven  b^  den  Landdrost  te  Potchefstroom  aan- 
gegeven; de  misdaad  werd  onderzocht  en  alzoo  bevonden. 
Landdrost  en  Heemraden  verwezen  hem  dien  ten  gevolge 
naar  den  Volksraad,  zie  blz.  215.  Men  was  bitter  verlegen, 
hoe  te  handelen.  Dronkenschap  en  berouw  mogten  geene 
verschoonende  redenen  zijn,  want  er  stond  in  den  Bijbel: 
f/ die  bloed  vergiet,  diens  bloed  zal  ook  vergoten  worden.^' 
Maar  er  was  nog  nimmer  eene  lijfstraf  op  een'  Hollandsch 
A&ikaan  toegepast,  veel  minder  de  dood.  Ër  was  geen 
schavot  of  galg,  en  niemand  onder  de  Hollandsche  Afri- 
kanen te  vinden,  die  het  vonnis  zou  willen  ten  uitvoer 
brengen.  Een  zwarte  kon  en  een  Engelschman  wilde  men 
het  niet  opdragen.  De  Veldkornetten  kwamen  overeen,  dat 
zij,  als  wethouders,  allen  aansprakelijk  waren  voor  de  hand- 
haviDg  dor  wetten;  dat  zij  aüen  loten  zouden;  dat  drie 
hunner  dan  den  pligt  moesten  vervullen,  doch  deswege 
nimmer  eenig  verwijt  mogten  hooren. 

De  verzending  van  het  proces,  door  Landdrost  en  Heem- 
raden aan  den  Volksraad,  had  naauwlijks  plaats  gehad,  of 
Andries  Pieterse  werd  door  ernstige  gesprekken  en  gods- 
dienstige boeken  voorbereid.  Bij  den  Volksraad  bekleedde 
de  Heer  A.  W.  J,  Pretorius  de  plaats  van  verdediger,  de 
Heer  Lombaard  van  algemeenen  aanklager.  Het  doodvon- 
nis werd  uitgesproken. 

De  geheele    bevolking  van  Potchefstroom   bezocht   den 


Digitized  by 


Google 


26G  TOEBTAND    VAN    DE 

veroordeelde.  B^  elke  troep  was  er  een,  die  met  en  voor 
hem  bad.  Ieder  hoopte  en  vertrouwde  dat  hij  genade  zou 
vinden,  en  zij  hem  hier  namaals  gezaligd  terug  zouden  zien. 
Andries  Pieterse  nam  hartel^k  afscheid  van  zijne  regters, 
werd  geleid  door  vrienden  en  vriendinnen  naar  de  straf- 
plaats;  het  was  een  vriend,  die  de  doodstraf  aan  hem  ten 
uitvoer  bragt^  en  hg  ging^  door  allen  gerustgesteld,  met 
een  kalm  gemoed  de  eeuwigheid  in. 

Hebben  m^ne  Nederlandsche  lezers  meer  van  zulk  eene 
Christel^ke  regtspleging  gehoord? 

Den  23^®"  April  hield  ik  het  middagmaal  bij  Martinus 
van  Oosthuijzen  in  Natal  aan  Boschmans-rivier.  Zijn  vader 
en  twee  broeders  waren  vermoord  door  Dingaan,  bg  gelegen- 
heid van  het  gezantschap  van  Retief  in  1838  zie  blz.  85.  H^ 
was  toen  alleen  over,  en  bezat  niets  meer  dan  een  wagen 
zonder  ossen.  Hem  was  ontstolen  door  de  Boschj osmannen: 
40  k  50  stuks  rundvee  en  8  paarden. 

it  tt  »      38       n 

tt  n  ff      30      ff 


In  1838 

40 

»  1843 

80 

»  1847 

80 

«  1850 

33 

en  in  1851 

10 

doch  nu  bezat  h^  toch  weder   600   stuks  rundvee  en  80 
paarden. 

Den  27**®°  kwam  ik  te  Pieter-Maritzburg  weder  bg  de 
mijnen,  en  had  ik  het  onuitsprekelijk  genoegen,  een  brief 
van  een  mgner  vrienden  uit  Amsterdam  te  vinden,  waarin 
hij  mij  berigtte^  dat  zich  aldaar  eene  commissie  gevormd 
had,  tot  behartiging  der  godsdienstige  en  zedelijke  behoef- 
ten der  Kaapsche  Hollandsche  uitgewekenen  benoorden  de 
Vaal-rivier  in  Zuid-Afrika,  en  verzocht  om  hem  een  aan- 
tal vragen^  omtrent  de  kolonisatie  van  Nederlanders  in  hun 
midden^  te  beantwoorden.  Die  brief  gaf  mij  reden  om  te 
mogen  veronderstellen,  dat  mgne  brochure,  zie  blz.  254,  met 
eenig  welgevallen  zou  ontvangen  worden,  en  ik  bij  mijne 
overkomst  in  Nederland  eenige  kans  had,  om  in  mgne  po- 
gingen voor  de  Republiek  te  zullen  slagen.  Mgne  vrouw, 
verblijd  met  dien  brief,  had  in  Pieter-Maritzburg  den  in- 
houd aan  dezen  en  genen  medegedeeld  en  daardoor  vond 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK   IN    1853.  267 

ik  in  het  Weekblad  de  Natal-  en   ZuidOost  Afrikaan,  van 
Zatardag  30  April  1853  Let  volgende  artikel: 

rfDe  berigten  van  de  Republiek  deze  week  ontvangen 
frzijn  zeer  gunstig  —  eene  goede  verstandhouding  schynter 
'rthans  onder  de  Kommandanten  en  ingezetenen  te  bestaan. 
rrDe  Raad  was  bijeen  gekomen,  waaronder  zich  al  de  Kom- 
frmandanten  hadden  bevonden,  om  de  voorstellingen  van  den 
ifWel-Ed,  Heer  Jacobus  Stuart  in  overweging  te  nemen, 
rrwelke  niets  minder  behelsden  dan  eene  algemeene  emigra- 
fftie  van  Holland,  indien  mogel^k,  derwaarts  te  openen.  De 
M voorstellingen  z^n  eenpariglijk  met  zeer  veel  genoegen  en 
rr tevredenheid,  en  zelfs  op  betere  voorwaarden  dan  men 
ffverwacht  had,  aangenomen  geworden.  Zeer  medewerkend 
rr  waren  de  berigten  van  Holland,  die  de  Heer  Stuart  bg 
ir  zijne  aankomst  van  de  Republiek  alhier,  ontving.  Alles 
rrschijnt  zich,  als  het  ware,  te  willen  vereenigen  om  in  de  goede 
rrzaak  deel  te  nemen.  Reeds  wordt  de  Hr.  Stuart  met 
rrsterk  verlangen  in  Holland  verwacht.  Een  genootschap 
rrvoor  het  uitzenden  van  emigranten  is  reeds  daargesteld, 
rrbestaande  uit  de  waardigste  mannen,  die  Holland  thans 
rr  oplevert.  Indien  nu  verder  korte  en  voorspoedige  reizen 
rraan  den  Heer  Stuart  vergund  worden,  dan  twijfelen  w^  niet 
rrof  wij  zullen  binnen  kort  eenige  godsdienstige,  deugdzame 
rren  respectabele  leden  der  maatschappij  in  ons  midden  zien." 

De  berigtgever  had  in  zijne  vreugd  van  niets  minder 
dan  eene  algemeene  emigratie  van  Holland  gewag  gemaakt. 

Na  kennis  gemaakt  te  hebben  met  den  Predikant  van 
den  HofiT;  die  onlangs  met  z^ne  vrouw  van  de  Kaap  de 
Goede  Hoop  gekomen  was,  en  eerstdaags  naar  de  Repu- 
bliek zou  vertrekken,  verliet  ik  Pieter-Maritzburg  en  mijn 
gezin  den  é^^^  Mei  1853;  en  eerst  den  ll*«»Mei  vertrok 
ik  en  nog  40  passagiers^  allen  Engelschen  die  Natal  voor 
altijd  wilden  verlaten,  met  het  Engelsche  zeilschip  Anne, 
Kapitein  Cameron,  van  d'Urban  naar  de  Kaapstad,  waar 
wg  den  20**«"  Mei  aankwamen. 

Ik  kende  diir  niemand,  doch  was  geen  3  uren  in 
de  stad,   of  reeds   voortreflFelgk   gehuisvest   bij   den  Heer 


Digitized  by 


Google 


268  TOESTAND    VAN    DE 

P.  A.  de  Gier,  waar  ik  gebleven  ben  tot  mgn  vertrek  uit 
de  Kaapstad,  op  9  Junij.  Ik  zal  mijne  lezers  over  dat 
verblijf  niet  bezig  houden,  hoe  moeijelijk  het  pok  valt,  om 
zijne  dankbaarheid  te  verzwijgen  voor  eene  gastvr^heid  en 
genoegens  die  men  alléén  didr  kan  vinden,  doch  ik  moet 
hun  weder  enkele  opmerkingen  of  ontmoetingen  mededeelen. 

In  de  groote  vergaderzaal  van  het  stadhuis  hangt  eene 
schilder^;  het  is  het  portret  van  Johannes  Antonius  van 
Riebeek,  den  8»*«°  April  1652  de  stichter  en  eerste  Gou- 
verneur van   de   Kaap-kolonie. 

Den  24**«°  Mei  was  het  de  verjaardag  van  H.  M.  Vic- 
toria, en  tevens  de  dag  waarop  de  door  de  Holland- 
sche  Afrikanen  in  de  Kaap-koloniën,  gevorderde  eigene 
Constitutie  en  eigen  parlement  werd  afgekondigd.  Groote 
parade  en  feesten  hadden  er  plaats.  Bij  de  parade  wa- 
ren aUe  vlaggen  der  verschillende  Mogendheden  in  Eu- 
ropa, voor  de  onderscheidene  tenten,  waarin  de  maaltij- 
den der  feestgenooten  waren  aangerigt,  geplant,  met  uit- 
zondering van  de  Nederlandsche  of  liever  Hollandscke  vlag. 
Men  zeide  mg,  dat  daar  niet  op  gedacht  was,  doordien 
er  geen  Nederlandsch  Consul  in  de  Kaapstad  was. 

De  feesten  bestonden  alléén  in  de  processiën  van  de 
kindereny  die  op  de  scholen  der  Zendelingen  onderwezen 
werden.  Die  kinderen  liepen  bij  verschillende  troepen^  hand 
aan  hand,  doch  altijd  een  blank  met  een  zwart  kind; 
vaandels  dragende,  waarop  de  treffendste  woorden  over 
deze  gelifkheid,  met  groote  letters  en  schitterende  kleuren^ 
te  lezen  waren;  en  de  mannen  en  vrouwen  die  hen  ge- 
leidden, waren  uitsluitend  zendelingen. 

Des  avonds  was  er  illuminatie.  Men  vernam  niets  van 
algemeene  vreugde,  dan  alléén  in  de  afzonderlijke  b^een- 
komsten,  waar  ieder  gezelschap  fe^st  vierde,  over  hetgeen  dit 
gezelschap  te  beurt  viel.  Dit  was  ook  het  geval  in  het  gezel- 
schap ten  huize  van  den  Heer  de  Gier,  waar  de  glazen  klon- 
ken op  de  verkregene  vrijheid  van  een  eigen  bestuur ^  en  waar 
mij  de  eer  te  beurt  viel,  van  aangezocht  te  worden  om 
een  toast  in  te  stellen  op  de  onhezoedelde  HoUandsche  Vlag. 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK     IN    1853.  269 

O^  mijne  lezers!  men  moet  thans  in  de  Kaapstad  komen, 
om  nog  te  gevoelen  wat  het  is  Hollander  te  zijn  1 1 ! 

Men  raadde  mij,  om  hier  voor  als  nog  geene  volledige 
verklaring  van  het  doel  mijner  reis  naar  Nederland  te  geven, 
omdat  zulks  van  nadeeligen  invloed  op  de  onderneming 
zou  kunnen  zijn,  bijaldien  de  kolonisatie    tot  stand  kwam. 

Eenige  Hollandsche  Kapenaars  deden  mg  met  twee  r^tui- 
gen  uitgeleide  tot  aan  Simons-baai,  waar  het  Deensche 
schip  Christiaan,  Kapitein  Petersen,  dat  mi|  tot  aan  de 
Engelsche  kust  brengen  moest^  lag.  Zij  verschaften  mij 
een  ontbijt  aan  Kalkhaven,  en  het  middagmaal  te  Simonsbaai. 
Ik  had,  zoo  lang  ik  hier  geweest  was,  niets  van  mijne  ver- 
teringen mogen  bekostigen,  en  werd  daarenboven  nog  van 
allerlei  zaken,  tabak,  snuif.  Eau  de  Cologne,  fijne  zeep,  enz. 
enz.  voorzien.  Hun  laatste  dronk  was:  »rop  de  voortdu- 
rende genegenheid  der  Hollanders  voor  de  Kapenaars.*' 

Onder  de  passagiers,  waarmede  ik  nu  eenige  maanden 
zou  doorbrengen,  waren  de  Heer  Raffard  en  echtgenoote, 
Emeritus-Predikant  te  Koppenhage;  de  Heer  Hahn  en 
echtgenoote  met  7  kinderen,  waaronder  drie,  wier  moeder 
waarschijnl^k  tot  het  ras  der  Hottentotten  behoorde.  Hij  was 
Zendeling  van  het  Rijnsche  Genootschap  b^  de  Damras; 
de  Heer  Allen  en  echtgenoote,  komende  van  Australië  en 
terugkeerende  naar  Engeland  en  de  Heer  Hallew,  waarvan  ik 
vroeger  met  een  enkel  woord  zie  bl.  218  gesproken  heb. 
Dit  gezelschap  was  mij  in  onderscheidene  opzigten  zeer 
belangrijk.  De  Heer  Raffard^  een  hoogst  achtenswaardig 
man  van  66  jaren,  was  een  zeer  bevoegd  scheidsman  tos- 
schen  m:g  en  den  Heer  Hahn^  die  slechts  36  jaren  telde^ 
en  zóó  veel  had  in  te  brengen  tegen  de  Hollandsche  Afri- 
kanen wegens  hunne  behandeling  van  de  Zwarten^  of  liever 
van  de  Inboorlmgeny  zoo  als  hij  ze  alt^d  noemde,  en  hunne 
kort  geledene  verdrijving  van  eenige  Zendelingen;  tegen 
de  Nederlanders,  ter  zake  van  hunne  weinige  belangstel- 
ling in  de  Zendelingszaak,  en  tegen  het  Engelsche  Gou- 
vernement^ omdat  deszelfs  besluiten  thans  geheel  in  strijd 
waren  met  de  vroegere,  dat  wg  dikwijls  onaangename  woor- 
denwisselingen hadden.  Van  den  Heer  Hahn  kreeg  ik  even- 


Digitized  by 


Google 


270  TOESTAND    VAN    DE 

wel  de  beroemdste  werken  over  de  Zendelingszaak  in 
Zuid-Afrika  te  leaen:  onder  anderen  rrMissionary  labours 
and  Scènes  in  South-Africa  bij  Robert  Moffat,  London 
1846.  A  tour  in  South  Africa  bij  J.  J.  Freeman.  London 
1851,  en  Inner- Africa  laid  open  bij  W.  Desborough  Ooo- 
ley,  London  1852,  waaruit  ik  eene  menigte  aauteekeningen 
maakte,  die  mij  later  konden  te  pas  komen.  —  Van  enkele 
zal  ik  hier  gewag  maken. 

De  Heer  Ereeman  zegt  op  bl.  86: 
fiDeze  plaats  i)  was  oorspronkelijk  hetgene  haar  naam 
(Fort)  aanwast,  eene  militaire  post,  en  wel  eene  aan  de  li- 
nie, bestemd  om  deze  grensstreek  tegen  Eafferinvallen  te 
besehermen,  terw^l  de  grens  der  kolonie  de  Vischrivier 
was.  Keiskama,  thans  de  oostelijke  grens  uitmakende,  waar- 
door de  linie  meer  voorwaarts  is  gekomen^  zoo  was  Fort 
Beaufort  niet  meer  van  dat  groote  belang ;  maar  het  was  eene 
veel  grootere  stad  geworden  en  de  bevolking  in  den  laat- 
sten  ka£feroorlog  zeer  toegenomen.  Vóór  dezen  oorlog  wa- 
ren er  in  den  omtrek  vele  rijke  pachters,  vooral  schapenhou- 
ders, waarvan  eenige  van  twee  tot  ojcht  en  tien  duizend 
schapen  bezaten;  de  wol  daarvan  verkregen  werd  naar 
Engeland  uitgevoerd.  Dit  bragt  groote  sommen  gelds  in 
de  stad ;  de  markt  was  belangrijk,  de  handel  groot,  winkels 
en  pakhuizen  talrijk,  en  de  geest  van  onderneming  werk- 
zaam. De  oorlog  vernietigde  of  stremde  al  dien  voorspoed; 
vele  handelaars  staakten  hunne  betalingen;  menig  ingeze- 
ten verhuisde;  de  woningen  waren  te  zeer  vermenigvuldigd, 
en  de  vermogens  te  onvoorzigtig  of  te  haastig  tegen  hoo* 
ge  koers  in  landerijen  gestoken;  en  menschen,  die  in  alle 
andere  gevallen  rijk  zouden  geweest  z^n,  bereidden  zich 
zei  ven  een  grievend  leed.  Thans  ziet  de  plaats  er  som- 
ber en  treurig  uit.  De  hoop  blijft  leven;  men  zegt,  dat  de 
daling  tot  het  uiterst  gekomen  is,  en  dat  er  eerlang  eene 
gestadige  verbetering  met  gematigden  en  voortdurenden 
voorspoed  zal  ontstaan.  Dat  alles  moet  uiterst  wisselval- 
lig en  onzeker  z^n,  op  eene  grens  waar  vrede  en  oorlog 
elkander  zoo  snel  opvolgen." 

i)  Hg  spreekt   van  Beaufort. 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1863.  271 

Vergel^k  daarbij  het  verhaalde  op  bl.  15  en  volg.  Gij 
ziet,  de  bloedende  staat  van  dien  tijd  wordt  daarin  beves- 
tigS. 

De  Heer  Freeman  zegt  op  bl.  134: 

rr Twee  vroegere  Coiumissiën  van  onderzoek  —  de  eerste 
die  tgdens  het  Britsch  gezag  het  werk  van  Sir  John  Bar- 
row,  de  tweede  onder  het  HoUandsche  bestuur  een  werk  van 
Professor  Lichtenstein  deden  verschijnen,  beslisten  het  punt, 
dat  menschlievende  omgang  met  de  inboorlingen  de  beste 
staatkunde  was ;  doch  beide  lieten  het  aan  de  toekomst  over, 
hoe  deze  menschlievende  omgang  met  voordeel  geleid  zou 
worden,  en  het  slechte  stelsel,  (om  de  inboorlingen  door 
kracht  van  wapenen  in  bedwang  te  houden)  dat  beide  Com- 
missiën  afkeurden,  wederstreefde  lang  elke  verstandige  ver- . 
betering.  Beide  Commissiën  erkenden  het  nut  van  de  Zende- 
lingsgestichten,  welke  nu  door  het  Londens  genootschap 
vermeerderd  werden,  doch  die  door  het  HoUandsch  Gou- 
vernement^ van  eene  kolonie  nog  kort  geleden  door  Enge- 
land veroverd,  eenigzins  naijverig  behandeld  werden.  ledere 
instelling  had,  met  tegenkanting  van  velen  der  kolonisten,  wier 
geweld  zij  paal  en  perk  stelden,  te  kampen.  Het  waren 
de  Heeren  Dr.  van  der  Kemp  en  Eead  senioTy  die  nog  leeft, 
door  wien  eenige  geregtigheid  voor  de  Hottentotten  ver- 
kregen werd,  niet  slechts  voor  hen  die  aan  de  Zendelings- 
stations  waren,  maar  voor  het  geheele  ras  in  de  kolonie. 
Een  treffend  beroep,  uit  de  pen  van  den  Heer  Read  in  En- 
geland uitgegeven,  lag  de  vreesel^ke  wreedheden  door  de 
kolonisten  aan  de  Hottentotten  bedreven  open,  en  daardoor 
ontstonden  de  rondgaande  regtbanken.  Dit  was  de  eerste 
handeling  van  burgerlijke  tussohenkomst  der  menschlievend* 
heid  om  de  inlanders  te  helpen.  Deze  regtbanken  verhin- 
derden veel  kwaads,  en  wekten  de  plaatsel^ke  Overheden 
op  om  regt  te  doen;  doch  uit  de  verbazende  verklaring 
van  Sir  Andries  Stockenstrom,  voor  eenige  jaren  voor  het 
vergaderde  Eaapsche  publiek  afgelegd,  dat  nog  geen  tiende 
deel  der  beieedigingen  den  inlanders  van  Zuid^Afrika  aan^ 
gedaan  aan  het  Britsche  Parlement,  het  Britsche  Oouveme- 
ment  en  het  Britsche  volk  bekend  waren,  kan  begrepen  wor- 


Digitized  by 


Google 


272  TOESTAND    VAN    DB 

den;  hoe  nutteloos  ook  thans  nog  alle  middelen  waren,  om 
tot    dat  doel  te  geraken/' 

Vergelijk  daarbij  het  verhaalde  op  bl.  18  en  volg. 

De  Heer  Freeman  zegt  op  bl.  138: 

rfWij  zouden  zoo  wel  de  waarheid  als  de  billijkheid  te 
kort  doen,  als  wij  in  dit  gedeelte  van  de  geschiedenis  der 
HottentotteU;  dat  nu  voor  ons  ligt,  de  aan  den  Ëerw.  Dr. 
Pküip  verschuldigde  hulde  weerhielden^  aan  hem  die  zoo 
onvermoeid  streed  voor  .de  burgerregten  van  dat  volk.  En 
omdat  men  grooten  lof  toezwaait  aan  Dr.  PhiUp  voor  de 
lange  reeks  van  onvermoeide  pogingen,  zoowel  in  de  ko* 
lonie  als  in  Engeland,  verdient  Z.  E.  de  Gouverneur  Bourke, 
die  -  dat  koloniale  Magna  Charta,  de  vijftiende  ordon- 
nantie^ deed  aannemen  en  welke  ordonnantie  eindel^k  de 
zoo  verlangde  vervulling  zijner  wenschen  te  weeg  bragt, 
geen  minder  dank.  De  stem  der  verdrukten  zou  niet  ge- 
hoord zijn  in  de  ledige  ruimte,  voor  zoo  verre  het  hulp 
en  onderstand  betrof,  ware  er  geen  magtige  pleiter  ten 
hunnen  behoeve  opgestaan,  en  eene  krachtige  pen  ter  ver- 
dediging hunner  verwaarloosde  regten  gevoerd.  Dr.  Phüip 
was  allernaauwheurtgst  bekend  met  de  feiten  van  onregt  en 
onderdrukking,  waaronder  dat  gedeelte  der  koloniale  be- 
volking gezwoegd  had,  en  h^  gevoelde^  dat,  gewapend  met 
zulke  feiten,  zgne  stelling  sterk  en  onneembaar  werd.  Z^ne 
feiten  -konden  veracht,  maar  niet  ontkend  worden.  Er  waren 
getuigen,  niet  te  ontduiken  d«or  vooroordeel  en  sophismus. 
De  berigten  van  het  Ministerie  van  koloniën  hielden  die 
getuigenis  in;  het  zou  derhalve  allerdwaast  zoo  wel  als 
wreed  geweest  zijn,  nog  langer  de  billijke  maatregelen  tot 
de  emancipatie  der  Hottentotten,  en  het  opheffen  van  alle 
burgerlijke  onbevoegdheid  van  kleurlingen  te  verhinderen. 
Het  stemde  geheel  overeen  met  de  welwillende  gevoelens 
van  Generaal  Bourke  om  de  genoemde  ordonnantie  uit  te 
vaardigen.  Dr.  Philip  bevond  zich  te  dien  tgde  in  Enge- 
land, en  gesteund  dooi*  magtige  en  invloedrijke  vrienden 
der  menschheid,  zocht  en  verkreeg  hij.  de  koninklijke  be- 
krachtiging der  koloniale  besluiten,  zoo  dat  het  niet  lan- 
ger  eenvoudig   een  koloniaal  besluit,  maar  eene  duurzame 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK    IN    1853.  273 

erkende  wet  werd,  die  noch  gewijzigd  noch  herroepen  kon 
-worden  dan  door  het  parlement  van  de  natie." 

Vergelijk  daarbij  het  verhaalde  op  bl.  66  en  volg.  en 
het  daaruit  ontleend  bewgs  op  bh  103. 

De  Heer  Freeman  zegt  op  bl.  147: 

ff  Toen  namen  de  partijen  der  Hottentotten,  die  geneigd 
waren  nit  te  wgken  en  hun  fortuin  aan  de  Sjitrivier  kolo« 
nie  te  beproeven,  hun  eigendom  mede.  Er  was  tusschen 
hen  een  groot  verschil  in  verstandel^ke  vermogens  en  ge- 
woonten des  maatschappel^ken  levens.  Zij  die  van  de  Ba- 
viaans-rivier  kwamen  en  Bastaards  genoemd  werden,  en 
andere  soortgel^ken  waren  even  als  de  boeren  of  pach- 
ters, over  het  geheel  menschen  van  vermogen,  hetwelk  be- 
stond in  ossen,  paarden,  schapen  en  geiten.  In  zeden  en 
gewoonten,  en  in  den  staat  en  vorm  van  beschaving,  waren 
zg  natuurlek  eenigzins  gelgk  aan  de  boeren,  waaronder 
zi^  hunne  opvoeding  genoten  en  aan  wie  zij  voorgaven 
▼ermaagschapt  te  z^n.  In  godsdienstzaken  namen  zij  den 
vorm  van  het  Hollandsche  kerkbestuur  aan.  Zij  waren 
zedig,  bedrijvig  en  vl^tig.  — 

«f De  uitgewekenen,  die  uit  de  steden,  dorpen  en  zendeling- 
gestichten kwamen,  hadden  gel^ksoortige,  doch  mtWer  uit- 
gebreide bezittingen.  Zy  waren  hunne  makkers  echter  verre 
vooruit  in  algemeene  kennis.  Velen  onder  hen  hadden 
aanmerkelijke  vorderingen  in  de  nijverheid  gemaajct,  en  wa- 
ren goede  timmerliedenv  metselaars,  wieldraaijers  en  smeden. 
Door  hunnen  aanhoudenden  omgang  met  Europesche  zen- 
delingen en  diens  huisgezinnen,  waren  hunne  zeden  verbe- 
terd en  bovendien  waren  zij  over  het  geheel  een  volk  van 
godsdienstige  gewoonten. 

Deze  waren  de  elementen,  waaruit  dit  maatschappelijk 
ligchaam  gevormd  was.  Elke  partij  bragt  in  deze  maat- 
schapp^  van  vr^gemaakte  menschen  vol  ondervinding,  eene 
eigen  quota  van  kracht  en  bijzondere  eigenschappen  aan. 
ledere  partij  was  zonder  twijfel  van  groote  dienst  voor 
de  andere,  en  door  den  ouderlingen  invloed  maakten  zij 
vorderingen.  Terwijl  misschien  de  een  uitmuntte  in  het 
aankweeken  van  godsdienstige  begrippen^  deed  de  andere 

18 


Digitized  by 


GQOgle 


274  TOESTAND    VAN    DK 

in  zoodanige  gemeente  groote  dienst  door  het  aankwee- 
ken  van  burgerpligten.  Die  van  de  gestichten  hadden  in 
eene  groote  mate  zelfbeheersching,  terwigl  die  uit  de  boe- 
ren onder  voortdurenden  dwang,  zoo  niet  zelfs  onder 
ernstig  opzigt  geplaatst,  zoo  veel  minder  onafhankelgk 
waren.  Maar  allen  waren  strikt  eerl^o  menschen  en  ver- 
eenigden  zich  zeer  in  deze  nieuwe  gemeente.  Vergelijk 
hierbij  het  verhaal  van  den  Heer-  Cloete,  op  bl.  40  en 
volgende. 

En  de  Heer  W.  D.  Cooley  zegt,  op  bladz^de  140  en 
volg.: 

rrHet  hoogst  belangwekkende  en  kostbare  land  benoor- 
den de  20**  graad  Z.  B.  door  de  Heeren  Oswell  en  Living- 
stone  aan  het  licht  gebragt,  zal  waarschijnl^k  eerlang  in 
belangrijkheid  toenemen.  De  uitgewekene  boeren  wonen 
nu  op  de  Zuider  of  regter  oever  van  de  Limpopo  of  Manisa 
(22'*  graad  Z.  B.)  terwijl  aan  de  tegenoverliggende  oever 
zich  de  vlakten  uitspreiden,  die  door  do  Tobatsi  be- 
sproeid worden.  Naarmate  de  boeren  vermeerderen  en  met 
het  land  goed  bekend  geraken,  zal  het  hun* niet  ontbre- 
ken aan  de  gelegenheid  om  hunnen  voortgaanden  invloed 
over  de  r^k  met  water  voorziene  en  begroeide  streek  naar 
het  N.  W.  te  onderhouden.  Eene  reis  van  300  m^l 
over  eene  vlakte  is  eene  kleinigheid  voor  hen.  Eerlang 
zullen  zij  ook  ontdekken,  dat  zij  in  de  onmiddell^ke 
nabijheid  van  die  goudm^nen  zijn,  waar  aan  Sofala  al 
hare  oude  vermaardheid  verschuldigd)  was.  Men  zegt 
dat  de  Manisa  120  mijlen  verder  voor  kleinere  booten 
bevaarbaar  is.  Deze  afstanden  zijn  waarschijnlijk  over* 
dreven. 

rr Niet  in  de  gevolgen  alleen,  z^n  ontdekkingen  belangr^k, 
maar  ook  in  de  eerste  kiem  en  ontwikkeling,  alhoewel 
zelden  zoo  plotseling^  als  over  het  algemeen  wel  gedacht 
wordt.  Terwgl  wij  beschouwenderwijze, '  ons  verheugen 
over  de  nu  aan  ons  bekend  gemaakte  nieuwe  landstreken, 
moeten  w^  ons  herinneren  dat  het  nuttige  en  waarsch^n- 
l^k  gemakkelijke  van  aan  den  linkeroever  der  Manisa,  en 
aan  de  bronnen  der  Zambézi  land  op  te  sporen,  reeds  ne- 


Digitized  by 


Google 


REPUBIilEK    IN    1853.  275 

gentien  jaar  geleden  aangewezen  werd,  in  eene  memorie  ^), 
waarin  beweerd  werd,  dat  de  Maniaa  en  Limpopo  de  hoofd- 
takken der  Manisa  waren,  hetgene  nu  ten  volle  schijnt 
bevestigd   te  zgn." 

Deze  laatste  bijdrage  mag  de  opmerking  mijner  Zuid- 
Afrikaansche  lezers  niet  ontgaan.  Het  werk  van  W.  D. 
Cooley  heeft  mij  op  het  denkbeeld  gebragt  om  ook  de 
rr Aanmerkelijke  ontmoetingen  in  de  zestienjarige  reize  na^r 
de  Indien,  gedaan  door  Jacob  de  Bacquoi/'  en  te  Haarlem 
in  1744  in  druk  gegeven,  na  te  lezen,  en  daaruit  nu  de 
volgende  niet  minder  belangrijke  bijdrage  over  te  nemen: 

Sprekende  v&n  de  rivier,  die  op  de  door  mij  zamenge- 
stelde  kaart  aangewezen  is  onder  den  naam  van  Koning 
George-  of  Manisa-rivier,  en  door  de  Bucquoi  genoemd 
wordt  Rio  de  Saint  Esprit,  zegt  hij  op  bl.  10  en  volg.: 

nVoorts  voed  dezelve  rivier  een  menigte  eetbare  visschen ; 
aan  den  mond  is  dezelve  een  mijl  wijd,  vlak  voor  den 
mond  ligt  een  bank,  daar  men  naauwlyks  met  laag  geti) 
met  een  sloep  over  kan;  de  bank  voorby  zijnde,  kan  men 
'er  met  groote  schepen  tot  digt  by  de  Negery  van  Manisa 
opzeilen  en  is  doorgaans  6  a  7  vademen  diep.  Bij  deze 
Negery  vonden  wy  een  wal  van  goudzand,  z^nde  naar 
aUe  schijn  een  goudader;  want  diep  in  het  land  z^n  de 
goudmijnen  en  eert^ds  hebben  de  Portugeezen  hier  in  den 
mond  een  sterkte  gestigt,  en  volgens  mondeling  berigt  van 
den  Gouverneur  van  Mozambique  aan  my  gedaan,  hier 
jaarlijks  omtrent  de  30  ponden  goud  ingeruilt;  doch  tm/^ 
hebben  'er  geen  goud,  maar  wel  veel  koper  gezien,  dat 
na  aan  de  goudkleur  kwam. 

nVolgens  onze  berigten  moest  de  hoofdstad  van  het 
Koningr^k  van  Monomotapa,  volgens  de  meeste  oude  kaar- 
ten, omtrent  80  m^len  van  den  mond  aan  den  noordboord 
der  Rivier  staan;  doch  noch  inlander,  noch  iemand  beeft 
dezelve  daar  gevonden;  en  geen  wonder,  want  het  rijk 
van   Monomotapa,  'grenst  ten  Zuiden  aan   het  Koningr^k 


*)  Memoir  on  the  Civilisatioti  of  the  Tribes  naar  Delagoa  Bay 
by  W.  D.  Cooley,  1888. 

18* 


Digitized  by 


Google 


276  TOESTAND    VAN   DE 

Sofala,  en  dit  scheldt  Monomotapa  van  het  rgk  Manisa.  Nu 
ligt  de  Hofstad  Monomotapa  op  18  graden  Zuider  breedte 
en  45  gr.  20  min.  Wester  lengte  en  Rio  de  Saint  Esprit 
(Koning  Oeorge  of  Manisa-rivier)  op  26  graden  Znider 
breedte,  zoodat  de  Hofstad  circa  180  m^len  Noordel^ker 
gelegen  is.  —  Wat  staat  men  op  de  kaarten  en  berig- 
ten  kan  maken,  die  op  het  gezag  van  anderen,  inzonder- 
heid als  zy  'er  belang  in  hebben  gelgk  de  Portugeezen, 
te  maken  z^,  bl^kt  in  dezen. 

rrMonomotapa  is  zoo  rijk  in  goudmgnen  op  de  oostkost 
van  Africa,  als  Peru  in  America,  en  waarl^k  het  is  het 
regte  Ophir.  By  mijn  aanwezen  op  Mozambique,  heb  ik 
gezien  de  overvloed  van  gond,  welke 'de  Portngeezen  jaar- 
lijks met  kleine  barken  van  de  kast  Sofala  en  Monomo- 
tapa aanbragten  en  van  daar  naar  Damon  de  Dia  en  Goa, 
en  voorts  door  de  Mooren  naar  Indien  weder  wordt  ver- 
voerd. 

I» Wanneer  een  Gouverneur  op  het  Hoofdkantoor  Mo- 
zambique zijn  driejarig  verband  heeft  uitgediend,  acht  men 
hem  eene  Koninklijke  schat  vergaderd  te  hebben.  Dit  is 
dan  de  reden,  dat  de  Portugeezen  deze  dierbare  plaats 
voor  andere  Natiën  hebben  verborgen  gehouden  en  eene 
valsche  standplaats  in  de  kaart  gesteld,  gelgk  by  de  meeste 
oude  kaarten  te  zien  is." 

De  Heer  Allen  gaf  ons  belangrijke  mededeelingen  om- 
trent Australië,  die  mij  overtuigden,  dat  de  emigratie, 
vooral  voor  Nederlanders,  naar  Zuid- Afrika  verre  de  voor- 
keur verdiende,  boven  die  naar  Australië. 

Den  17^<^"  Augustus  1853  stapte  ik  uit  een  Kotter, 
die  met  een  loods  bij  ons  aan  boord  gekomen  was,  te 
Plijmouth  aan  wal.  In  10  uren  deed  ik  met  de  spoortrein 
de  reis  van  daar  naar  Londen,  en  had  dus  Zuid-Engeland 
doorgevlogen.  Het  was  verrukkelijk  helder  weder,  zoodat 
ik  andermaal  *  den  Engelschen  landbouw  kon  bewonderen. 
Maar  hetgeen  mij  nog  meer  beviel,  was  het  gezelschap 
van  den  Heer  Henry  Nesbitt,  regtsgeleerde  te  Londen,  die 
geheel  op  de  hoogte  was  van  het  tegenwoordig  oordeel 
van  het   Engelsche  Gt>uvemement  over  de  Zuid-Afrikaan- 


Digitized  by 


Google 


REPUBLIEK   IN    1853.  277 

sche  koloniën,  en  van  zijnen  kant  zeer  tevreden  scheen 
over  de  nieuwe  berigten,  die  ik  hem  nu  van  dddr  kon  me- 
dedeelen.  Uit  dit  onderhoud  vernam  ik,  dat  het  Engel- 
sche  Gouvernement  nu  overtuigd  was  van  al  hetgeen  ik 
uit  de  voorlezingen  van  den  Heer  Cloete  opgemaakt  had, 
en  hier  voren  op  bl.  103  heb  aangewezen;  dat  het  reeds 
besloten  had,  om  de  Oranje-rivier-Souvereiniteit  vrij  te  ver- 
klaren, en  dat  het  niet  ongenegen  zou  z^n,  om  ook  over 
de  wederovergifte  van  Natal  aan  de  Hollandsche  Afrikaan- 
Bche  emigranten  te  onderhandelen;  en  met  toepassing  tot 
dit  laatste  punt,  verzocht  hij  mg  dringend,  om  nu,  t^dens 
m^n  verblgf  te  Londen,  met  den  Heer  Secretaris  van  Staat 
voor  de  Koloniën,  daar  over  te  spreken,  tevens  aanbiedende, 
om  m^  by  ZExc.  te  introduceren.  Ik  wees  dat  aanbod 
dankbaar  van  de  hand,  op  grond,  dat  de  Yolksraad  der 
Republiek  m^  daartoe  geene  magtiging  verleend  had. 

Te  Londen  vond  ik  reeds  brieven  m^ner  vrienden  in 
Amsterdam,  meldende  dat  de  han  toegezondene  brochure 
eerst  den  8*^°  Augustus  ontvangen  was.  Dat  stuk  was 
das  niet  in  het  licht  verschenen. 

De  Heer  Nesbitt  hielp  mij  in  de  verkrijging  van  een 
exemplaar  van  het  Blaauwe  boek;  ik  voorzag  m^  van  de 
werken  der  Zendelingen,  welke  ik  op  de  zeereis  had  ge- 
lezen, en  zoo  kwam  ik,  naar  ik  vertrouwde,  vrg  wel  toege- 
rust om  een  ieder  juiste  inlichting  omtrent  de  Hollandsche 
Afrikanen  en  hunne  Republiek  te  kunnen  geven,  den  21"^^^ 
Augustus  1853  in  het  Vaderland  terug. 


Digitized  by 


Google 


V. 

Verslag  omtrent  het  verrigte  in  Nederland. 


Lezers!  hebt  g^  ooit  ontmoetingen  gehad,  die  u  deden 
zeggen:  rrhet  was  of  ik  een  slag  tegen  m^n  gezigt  kreeg ^'? 
dan  is  hei  misschien  mogelijk,  dat  g^  u  een  begrip  kunt 
maken  van  de  teleurstelling  die  ik  ondervond^  toen  ik 
het  eerst  in  Nederland  over  de  zaak  der  HoUandsche 
Afrikanen  en  hunne  Republiek  in  Zuid- Afrika  sprak;  eene 
zaak  waarvoor  ik  zóó  veel  gedaan,  zóó  veel  opgeofferd 
had,  en  waar  over  zóó  buitengewoon  veel  te  zeggen  was, 
dat  ieder  Nederlander  daarin  belang  moest  stellen. 

Maar  laat  ik  u  niet  onnoodig  bezig  houden,  en  m^  daarom 
slechts  bepalen  tot  hetgeen  wat  bij  dit  verslag  in  aanmer- 
king moet  komen. 

Reeds  den  22^®^  Augustus  bezocht  ik  den  vriend,  die  mij 
over  de  emigratie  van  Nederlanders'  geschreven  had.  Zie  bl. 
266^  en  ik  vernam  nu,  dat  er  nog  geen  uitzigt  op  zoodanige 
emigratie  was,  en  ook  hoogstwaarschgnlijk  niet  komen  zou. 

Op  raad  mijner  vrienden,  'ging  ik  bij  een  beroemd  regts- 
geleerde,  die  menige  belangrijke  onderneming  tot  stand  ge- 
bragt  had,  over  de  zaak  mijner  las tge vers  spreken,  doch 
kreeg  van  dezen  de  verzekering,  dat  ik  hier  niemand  gene- 
gen zou  vinden,  om  eenig  kapitaal  in  landbezit  in  Zuid- 
Afrika  te  beleggen. 

Op  mijn  aanzoek  mogt  ik  eene  vergadering  van  de  Am- 
sterdamsche  geestelijke  Commissie  ter  behartiging  van  de 
godsdienstige  en  zedelijke  behoeften  der  uitgewekenen  bij- 
wonen. Dddr  kreeg  ik  kennis  aan  en  verlangde  men  eenige 
verklaring  van  het  volgend  «artikel  uit  het  Zondagsblad: 


Digitized  by 


Google 


VERSLAG    OMTRENT    HET    ENZ.  279 

ft  Landverhuizing  naar  Zuid- Afrika. 

r» Dezer  dagenis  uit  de  dagbladen  vernomen  dat  de  laatste 
mail  van  de  Kaap  de  Goede  Hoop  de  tijding  heeft  aan- 
gebragt,  dat  in  Zuid-Afrika  een  plan  is  gevormd  tot  land- 
yerhirizing  van  Nederlanders  daarheen,  en  wel  bepaaldel^k 
naar  het  Transch-VaaUche  gebied,  ook  genoemd.  De  Repu- 
bliek.  In  enkele  bladen  werd  bovendien  melding  gemaakt 
van  zekeren  heer  S-t,  die,  als  gemagtigde  van  een  volks- 
raad  der  republiek,  op  weg  zou  wezen  om  de  landverhuizing 
alhier  te  besturen.  —  Sedert  heb  ik  van  onderscheidene 
personen  brieven  ontvangen,  vragende  om  nadere  inlichtingen, 
als  in  de  verbeelding  zijnde,  dat  ik  tot  dit  landverhuizings* 
ontwerp  in  betrekking  sta.  Ten  behoeve  van  allen,  die  in 
gezegde  zaak  belang  stellen^  diene  het  volgende: 

In  de  eerste  plaats  verklaar  ik  tot  zoodanig  ontwerp  van 
landverhuizing  in  geene  betrekking,  welke  ook,  te  staan, 
en  wat  ik  daaromtrent  weet,  enkel  uit  de  couranten  te 
hebben  vernomen.  Een  plan  tot  landverhuizing,  uitgaande 
van  den  gezaghebber  der  Republiek,  verwonderde  mg 
grootelijks  omdat,  volgens  de  brieven  door  mij  uit  de  Re- 
publiek of  uit  de  Souvereiniteit  ontvangen,  of  volgens 
die,  van  daar  aan  ander  personen  hier  te  lande  gerigt, 
en  aan  m^  medegedeeld  —  er  volstrekt,  voor  als  nog,  niet 
het  minste  denkbeeld  bestaat  tot  de  verwezenl^king  van 
zoodanig  plan.  De  redenen  waaroniy  acht  ik  mij  niet  be- 
voegd alhier  bloot  te  leggen.  —  Het  is  echter  niet  te  ont- 
kennen dat  men  in  het  Trans- Vaalsche  bekwame,  vlijtige, 
onbesprokene  en  echt  christel^ke  Protestanten  uit  het  oude 
moederland  gaarne  zal  zien  aankomen  en  met  open  armen 
ontvangen  —  zoo  als  door  mij  in  Het  Zondagsblady  meer- 
malen is  te  kennen  gegeven. 

In  de  tweede  plaats,  moet  ik  het,  ingevolge  de  door  mi) 
uit  Zuid- Afrika  ontvangene  of  althans  door  ra:y  gelezene 
brieven,  er  voor  houden  dat,  ingevalle  de  door  de  couranten 
genoemde  heer  S-t.  dezelfde  is  die  op  het  einde  van  het 
jaar  1850,  met  de  Vasco  da  Gama,  naar  de  uitgewekene 
Boeren  voornemens  was   te    vertrekken,   gezegde  heer  niet 


Digitized  by 


Google 


2dO  VERSLAG    OMTRENT    HET 

door  de  gezaghebbers  der  Republiek  zal  z^n  uitgekozen, 
om  van  hunnentwege  en  als  gemagtigde  naar  Nederland 
te  vertrekken,  ten  einde  de  landverhuizing  van  landgenoo- 
ten  naar  het  Trans- Vaalsche  gebied  te  besturen^  en  wel 
uithoofde  die  heer  in  geenen  deele  in  het  vertrouwen  van 
den  Nestor  der  Republiek  pretoriüS;  of  andere  der  voor- 
naamste mannen  scheen  te  staan. — Ik  geloof  dat  in  Ne- 
derland de  heeren  Heemskerk,  Knegt  en  Ten  Cate,  die 
aan  het  hoofd  hebben  gestaan  der  reederij  van  de  Vasco 
da  Oama,  omtrent  bedoelden  heer  S-t,  de  minst  twijfelach- 
tigd  inlichtingen  kunnen  geven. 

In  de  derde  plaats  verbeeld  ik  mij  dat  eene  landverhuizing 
naar  de  Trans- Vaalsche  republiek,  voor  het  tegenwoordi- 
ge, slechts  van  Nederland  kan  en  moet  uitgaan.  Ik  betreur 
het  dat  zoodanig  ontwerp,  tot  nog  toe,  niet  is  in  het  leven 
geroepen,  te  meer  dew^l,  wcmneer  de  zaak  wél  geleid  wordt^ 
de  geldschieters,  die  daartoe  hunne  gelden  zullen  beschikbaar 
hebben  gesteld,  verzekerd  kunnen  wezen  de  uitgesohotene 
penningen,  met  genoegzame  renten,  te  zullen  terug  bekomen. 
Het  ontwerp  echter  zou  op  eene  tamelgke  ruime  schaal 
moeten  worden  daargesteld,  zoodat  een  agent  van  de  hier 
te  lande  gevestigde  maatschappij  of  vennootschap  in  de 
republiek,  de  belangen  der  vereeniging  konde  behartigen, 
teq  einde  van  de  landverhuizers  na  eenigen  tijd  terug  te 
vorderen  de  door  hen  genotene  voorschotten.  —  In  hoe  verre 
de  rfCommisie  ter  behartiging  van  de  Godsdienstige  en  Zede- 
lijke belangen  der  Kaapsch-HoUandsche  uitgewekenen  be- 
noorden de  Vaal-rivier,'*  die  in  Februarij  dezes  jaars  een 
rr Beroep"  gedaan  heeft  rfop  de  Christel^ke  hulpvaardigheid 
in  Nederland^"  de  kern  kan  worden  vfin  de  door  m^  be- 
doelde vereeniging,  tot  ondersteuning  van  landverhuizing 
naar  Zuid- Afrika,  kan  ik  niet  beoordeelen.  Alleeii  weet  ik 
dat  door  die  commissie,  voor  het  door  haar  uitgedrukte  doel, 
reeds  sedert  eenigen  tijd  tusschen  de  ƒ3000  en  ƒ4000  als 
giften  is  dïitvangen.  Voor  haar  schijnt  het  derhalve  niet  moei- 
jelijk  te  wezen,  zich  een  wijderen  en  meer  algemeen  nuttigen 
werkkring  te  openen,  dan  in  haar  ir  Beroep'*  is  uitgedrukt. 

15  Aug.  1853.  .  Lauts. 


Digitized  by 


Google 


VCIUUGTE   IN   NEDERLAND.  281 

Na  die  verklaring  gegeven  te  hebben,  —  en  die  zeker 
nn  niét  meer  aan  mijne  lezers  behoeft  medegedeeld  te  wor- 
den,  daar  zi)  zelve  nu  het  artikel  zouden  kunnen  weder- 
leggen of  beantwoorden  —  verzocht  ik  de  inzage  van  den 
beroepsbrief,  waarvan  die  Commissie  in  haar  riBeroep  op 
de  christelijke  hulpvaardigheid  in  Nederland,"  —  van  Fe- 
bmarij  1863,  te  Amsterdam,  bij  de  Wed.  6.  Hulst  van  Keu- 
len gewaagt,  op  bl.   17  en  18,  in  dezer  voege: 

rrEn  met  betrekking  tot  den  Leeraar  staan  wij  thans  op 
vasteren  bodem,  dan  voor  twee  jareii,  dewijl  de  .Volks^ 
raad  de  Heeren  Reeders  der  reeds  vermelde  handels  -  ex- 
peditie dringend  heeft  verzocht,  te  dien  aanzien  vooi:  de 
vervulling  hunner  behoefte  te  willen  zorgen,  waartoe  een 
beroepshrief  in  blanco  in  hunne  handen  is  gesteld,  even 
als  dat  vroeger  bij  de  Synode  was  geschied.  Deze  offi- 
ciële magtiging  is  volgens  het  berigt  der  Uitgewekenen 
zelve,  aan  Heeren'  Reeders  verstrekt,  omdat  zij  dett^ds 
van  hetgeen  wij  voor  hen  wenschten  te  doen,  en  ge- 
daan hadden^  nog  geene  kennis  droegen.  Gelijk  echter 
deze  Heeren  reeds  voor  twee  jaren,  uit  eigene  beweging, 
onze  medewerking  hadden  gevraagd,  hebben  z^  ook  thans 
gaarne  den  hxm  aanbevolen  last  op  ons  overgedragen;  en 
op  die  w^ze  wordt  onze  handeling  in  deze  door  hun  meer 
officieel  karakter,  voor  zoo  veel  dat  noodig  is,  gedekt 
Voor  zoo  veel  dat  noodig  is ;  want,  in  hun  vurig  verlangen 
naar  ecnen  Leeraar,  hebben  de  Uitgewekenen  ons  reeds 
bescheidenlijk  van  te  groote  schroomvalligheid  beschuldigd, 
omdat  wij  hun  niet  op  •  eigen  gezag  hebben  durven  zenden, 
wat  door  hen  niet  anders^  dan  als  eene  uitnemende  weldaad 
zou  zijn  aangenomen  geworden  >)." 

*)  Als  bewijs,  hoe  groot  hanne  behoefte  is  aan  onie  hulp,  moge  strek- 
ken, wat  D*.  Faure  aan  de  Kaap,  President  der  Synode,  die  self  hen 
bezocht  heeft,  aan  ëën'  onser  schryft:  rrDoe  toch  wat  gg  kunt,  om 
Toor  de  Hollandsche  Emigranten  henoorden  de  Vaal-xvrÏGt  cenen 
Leeraar  uit  te  zenden.  Er  is  een  groote  oog^t,  zonder  ëénen  arbei- 
der. De  arme  lieden  d^ikr  reikhalzennaareenen  geestelijken  Leidsman, 
en  voor  als  nog  is  er  geen  vooruitzigt,  dat  wy  hen  uit  deze  kolo- 
nie zullen  kunnen  voorzien ;  want  ook  hier  is  nog  gebrek."  Er 
sehijnt,  wol  is  waar,  nog  van  eene  andere  zQde  eene  poging  tot 
hetzelfde  doel  te  wofden  aangewend,  gelijk  blijkt  uit  het  reeds  ver- 
melde artikel  in  het  Handdehlad  van  12  Januari]  1.1.,  waar   ge- 


Digitized  by 


Google 


282  VfiBSLAG    OMTRENT    HET 

Die  beroepBbrief  was  gescfareven  door  den  Heer  Bührmann^ 
en  onderteekend  door  vier  leden  yan  den  Kerkeraad  te  Lijden- 
burg.  Op  grond  van  deszelfs  inboud,  kon  ik  de  Commissie 
betuigen,  dat  die  brief  geen  officieel  karakter  bezat ;  dat  ik 
haar  niet  kon  aanbevelen  daaraan  eenig  gevolg  te  geven,  en 
dat  ik  bereid  was  om  haar  schriftelijk  mgne  bedenkingen  te 
doen  geworden^  ten  einde  zij  die,  buiten  mijn  toedoen^  aan 
het  oordeel  van  den  Yollksraad  zou  kunnen  onderwerpen. 

Van  deze  bereidwilligheid  is  geen  gebruik  gemaakt,  en 
ik  heb  niets  naders  van  de  Commissie  vernomen. 

Ik  had  van  den  Predikant  van  den  Hoff  eenen  brief  voor 
den  Heer  Lauts  medegebragt,  en  had  er  mij  waarlijk  een 
genoegen  van  voorgesteld,  om  dien  aan  ZËd.  in  persoon 
te  overhandigen;  doch  wetende  dat  ik  ZEd.  omtrent  eenige 
onjuiste  berigten  te  onderhouden  had,  zocht  ik  naar  ge- 
legenheid om  door  een  ander  bij  ZEd.  geïntroduceerd  te 
worden.  Ik  vond  die  in  wijlen  ZExc  den  Yice-Admiraal 
Rijk,  en  ontving  van  dezen  de  volgende  letteren: 

tt'affagef  2  September  1853. 
«Hooggeleerde  Heer! 

rrDe  Heer  J.  Stuart,  die  het  genoegen  zal  Lebben  u  deze 
te  overhandigen,  is  sedert  zijne  kindsche  jaren  bij  m^  be- 
kend en  deelde^  even  als  wijlen  z^n  eerbiedwaardige  va- 
der  M.  Stuart  en  zijne  familie,  in  de  opregte  vriendschap 
die  tusschen  wijlen  z^nen  vader  en  mij  bestond. 

rrDe  Heer  J.  Stuart,  dezer  dagen  van  Natal  en  laatst  van 
de  Kaap  de  Goede  Hoop  in  het  vaderland  teruggekeerd, 
wenschte  een  onderhoud  met  u  te  hebben,  en  niet  per- 
soonlijk met  u  bekend  zijnde,  verlangde  hy  eenige  rege- 
len tot  introductie  van.  mij. 

rr  Volgaarne  voldoe  ik  aan  dat  verlangen  en  kan  er  ge- 

rustelijk  bijvoegen,  dat  U  in  den  Heer  Stuart  een  man  zal 

vinden   van  uitgebreide  kennis,  veel  ondernemingsgeest  en 

zuiver  vaderlandsche  gevoelens,  zoodat  U.  H.  G.  vr^elgk 

en  met  vol  vertrouwen  met  hem  kunt  spreken. 

waagd  wordt  van  het  uitzigt,  dat  zich  de  Uitgewekenen  eerlang  in 
het  bezit  van  éénen  Predikant  zouden  mogen  verheugen.  Doch  al 
wordt  ook  die  verwachting  verwezenl^kt,  wat  beteekent  dan  nog 
één  Predikant  op  eene  uitgestrektheid  gronds  van  500  uren.  gaans? 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEDERLAND.  283 

rr Ik  neem  tevens  deze  gelegenheid  te  baat  om  de  ver- 
zekering te  hernieuwen  der  meest  gedistingueerde  gevoe- 
lens, waarmede  ik    de  eer  heb  mij  te  noemen. 

Uwer  Hooggel.  Dv.  Dienaar 
J.  C.  Rijk.'' 

Den  Hooggel.  Heere  Professor  Lauts. 

Intusschen  kennis  gekregen  hebbende  van  voormeld  ar- 
tikel in  het  Zondagsblad,  begreep  ik  den  volgenden  bnef 
aan  den  Heer  Lauts  te  moeten  afzenden: 

ff  Den  Hooggel.  Heer  Lauts^  te  Kampen. 

Amsterdam^  5  Sept  1853. 
rr  Hooggeleerde  Heer! 

rrTer  voldoening  aan  bet  verzoek  van  den  WelEerw.  Heer 
▼an  den  Hoflf  was  ik  voornemens  geweest  U.  H.  G.  den  brief 
van  ZWEw.  dien  ik  de  eer  heb  hierbij  in  te  sluiten,  per- 
soonlijk te  overhandigen,  dan  alhier  vernemende  dat  U.H.G. 
in  dagbladen  tegen  mij  en  de  commissie  waarvoor  ik  uit 
Afrika  herwaarts  ben  gekomen,  heeft  geschreven,  zoo  had 
ik^  als  geheel  onbekend  aan  en  met  UHG.  zijnde,  gemeend 
mij  alvorens  te  moeten  voorzien  van  eene  Introductie^  die 
ik  ontving  van  den  Yice-admiraal  Rijk  en  welke  ik  te- 
vens  de   eer  heb,  bij  deze  over  te  leggen. 

rrEvenwel^  bevindende  dat  mijne  tegenwoordigheid  alhier 
in  het  bovenbedoelde  belang  der  Commissie  hoog  noodig 
en  het  ook  mogelijk  is,  dat  ik  eene  vergeefsche  reis  naar 
Kampen  zou  maken,  zoo  heb  ik  mijn  voornemen  moeten 
opgeven  en  mij  voorloopig  moeten  bepalen  tot  de  toe- 
zending van  gemelden  brief;  ondertusschen  met  bijvoe- 
ging van  het  beleefd  verzoek,  dat  U.  H.  G.  de  goedheid 
hebbe,  mij  te  willen  melden,  wat  U.  H.  G.  aanleiding  kan 
gegeven  hebben  om  publiek  tegen  mij  te  schrgven^  op 
dat  ik  mij  daaromtrent  bij  U.  H.  G.  zal  kunnen  verant* 
woorden. 

rrNiet  twgfelende,  zoo  min  aan  uwe  welwillende  belang- 
stelling in  h#t  welzijn  der  HoUandsche  Afrikaansche  Repu- 
bliek als  aan  uwe  waarheidsliefde  in  het  algemeen  en  veel 
min  aan  nwe  regtschapene  gevoelens,  zoo  vleije  ik  mij, 
dat  U.  H.  G.  aan  voormeld   verzoek  zult  willen  voldoen, 


Digitized  by 


Google 


284  VEBSLAO   VAN   H£T 

terwijl  ik  mij   volgaarne  aanbied   om  U.  H.  G.  de  meest 
juiste  informatiën  omtrent  die  Republiek  te  geven. 

rrik  ben  alhier  gelogeerd  ten  huize  van  m^nen  broeder 
Ds.  A.  A.  Stuart,  Heerengracht  over  de  Warmoesgracht, 
waar  ik  dagelijks  te  spreken  of  te  beschrijven  ben. ' 

rrMet  verschuldigde  hoogachting  noem  ik  m^ 
Hooggeleerde  Hr. 

U.  H.  Gel.  Dv.  Dienaar. 
Stuart." 

Daarop  ontving  ik  het  volgende  antwoord,  waarb^  gevoegd 
was  een  afdruk  van  hetzelfde  artikel  uit  het  Zondagsblad: 
riWelEdele  Heerl 

rrlJwe  letteren  met  de  aanbeveling  van  den  Admiraal 
Rgk,  heb  ik  behoorlek  ontvangen  en  zeg  ik  u  vriendelgk 
dank  voor  de  toezending  van  den  brief  van  Ds.  v.  d.  Hoff. 

rrWat  aangaat  uw  zeggen  als  of  ijc  tegen  U  en  de  Com- 
missie, waarvoor  ge  uit  Afrika  herwaarts  zijt  gekomen, 
zou  hebben  geschreven,  begrijp  ik  niet,  dewijl  daarin  de 
veronderstelling  ligt^  dat  ik  met  den  inhoud  dier  Commis- 
sie bekend  ben,  hetgeen  echter  het  geval  niet  is. 

rr  Onlangs  heb  ik,  ten  gevolge  van  ontvangene  aanvra- 
gen om  inlichting,  over  de  landverhuizing  naar  Zuid- Afrika 
geschreven  en   zend   u  daarvan  een  afdruk. 

rrGaame  zal  ik  van  u  vernemen  die  informatiën,  welke 
mg,  volgens  uw  schrijven  en  dat  van  Ds.  v.  d.  Hoflf,  om- 
trent de  Republiek,  kunnen  gegeven  worden.  Ik  stel  daar 
prgs  op.  —  Ik  kan  u  echter  niet  aanmoedigen  hier  heen 
te  komen,  dewijl  ik,  binnen  weinige  dagen,  met  der  woon 
naar  utrecht  verhuis.  Zoodra  ik  u  aldaar  kan  afwachten, 
zal  ik  niet  nalaten  u  zulks  te  melden,  en  ben  intusschen. 

ÜWEDw.Dienaar. 

Kampen  6  September  1853.  Lauts." 

Den  5^«°  October  ontving  ik  een  tweede  schrijven  van 
Z.H.G.  aldus  luidende: 

rr WelEdele  Heer!  • 

rrThans  ben  ik  zoo  verre  gevorderd  in  mijne  verhuizing  dat 
ik  in  staat  ben  U  te  ontvangen.  Schikt  het  U  dus  overmorgen 
vrijdag    of  zaturdag  hier  te  komen,  dan  zal  ik  u  gaarne 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEDERLAND.  286 

omstreeks  tien   ure  ontvangen.     Een  paar  woorden  tot  ant- 
woord zullen   verpligten 

UEd.  Dw.  Dienaar, 
Utrecht,  5  Oct.  1853.  Lauts/' 

Toen  begreep  ik,  mij  eenvoudig  te  moeten  bepalen  tot 
dit  antwoord: 

rr Hooggeleerde  Heer! 

rfin  antwoord  op  uwe  letteren  van  gister,  moet  ik  be- 
rigten,  dat  het  onvoldoend  antwoord  van  6  Sept.  IL  op 
mgnen  brief  aan  U  van  den  b^^^  dier  maand,  mij  den  lust 
benomen  heeft  om  een  reisje  te  maken  ten  einde  u  te 
bezoeken. 

ffMet  verschuldigde  achting 

ü.  H.  Gel.  D.  W.  Dienaar 

Amsterdam  6  Oct.  1853.  Stuart. 

En  sedert  ben  ik  in  geene  verdere  briefwisseling  met 
ZH.G.  geweest,  en  tot  op  dezen  oogenblik  nog  geheel  on- 
bekend met  zijn  persoon. 

In  de  Amsterdamsche  Courant  van  6  September  1853 
Nr.  210  1)  las  men  het  volgende : 

Wij  hebben  op  nieuw  mededeeling  van  een  schrijven  uit 
de  Souvereiniteit,  met  de  laatste  kaapsche  mail  aangekomen. 

rrDe  Basjoetos  zijn  thans  zeer  rustig,  zoodat  overal  de 
ffboeren  druk  aan  het  werk  zijn  met  den  landbouw,  en  de- 
ffrwijl  in  het  tegenwoordige  wintersaizoen  het  weder  allezins 
fmaar  wensch  is,  ziet  het  er  uit^  alsof  wij  het  geleden  ver- 
rrlies  spoedig  geheel  te  boven  zullen  wezen.  Zoo  hier,  als 
r«in  het  Transvaalsche,  hebben  wij  in  de  laatste  maanden 
rrmenig  huisgezin  uit  de  kolonie  zien  aankomen,  en  ook  die 
rrnienwe  bevolking  is  ijverig  bezig  met  ontginning  en  uitzaai 
Mvan  granen.  Hoe  jammer,  datjn  deze  uitgebreide  en  hoogst 
rrvruchtbare  streken  benoorden  de  Oranje-rivier,  geene  eigen- 
rrlijke  landverhuizing  uit  Nederland  heen  komt.  In  de  re« 
rrpubliek  kan  een  ieder  zooveel  land  krijgen,  als  hij  voor 
rreen  groot  bedr^f  van  landbouw  en  veeteelt  behoeft.  Dit  is 

*)  Ik  deel  slechts  eenige  artikelen  uit  de  dagbladen  mede,  welke 
mij  bekend  geworden  zxyn. ;  welligt  sijn  er  nog  een  25  andere  soort<- 
geiyken. 


Digitized  by 


Google 


286  Vf:ilSLAQ    VAN    HET 

rrhier  en  in  de  Kaap-kolonie  algemeen  bekend,  maar  werke- 
rrlijk  iiitnoodigen  tot  landverhuizing^  of  daarvoor  zich  kosten 
rr  getroosten,  kan  de  Yolksraad  niet.  De  financiële  toestand 
rr  der  republiek  is  nog  niet  geregeld,  en  er  z^n  nog  geene  ge- 
rrnoegzame  inkomsten  om  de  kosten  van  dergelijke  ondeme- 
rrming  te  bestrijden. 

rrDe  v^anden  van  onze  onafhankelijke  vrienden  versprei- 
frden  in  de  kolonie,  dat  de  heer  Smellenkamp  met  een  twintig- 
rftal  nederlandsche  familiën  reeds  te  Port-Natal  is  aangeko- 
ffmen,  en  door  den  Koning  van  Nederland  wordt  ondersteund. 
"Yan  het  laatste  geloof  ik  niets,  en  het  eerste  weet  ik  dat 
rr  onwaar  is,  omdat  een  mijner  vrienden  pas  van  Natal  geko- 
rrmen,  er  niets  van  Smellenkamp  heeft  gehoord.  Die  vriend 
rrbragt  de  t^ding  mede,  dat  de  heer  Stuart,  die  een  paar  jaar 
rrgeleden  in  deze  streken  is  gekomen,  en  met  een  Engelsch- 
rrman  op  togt  is  geweest  (op  togt  gaan,  is  met  goederen  als 
rr  reizend  koopman,  de  binnen-distrikten  bezoeken)  doch  het 
rr  nergens  naar  zijn  smaak  vond,Veder  naar  Europa  is  ver- 
rrtrokken.  Zijne  berlgten  zullen  zeker  in  allen  deele  part^dig 
rr  wezen.  Het  doet  hier  gewis  niemand  leed,  dat  hij  weder 
rr  vertrokken  is;  want  niemand  kon  hem  iets  naarden  zin  doen.'* 

Ik  vleide  mij,  dat  de  publikatie  van  m^ne  volmagt  een 
eind  aan  dat  geschrijf  zou  maken.  Alzoo  liet  ik  in  de 
beide  voornaamste  dagbladen  het  volgende. plaatsen: 

(Aan  de  Redactie.)  ftAmsterdanif  8  September  1853. 

rrM.  H. 

rr  Tot  teregtwijzing  van  de  dezer  dagen  in  dagbladen  ge- 
plaatste artikelen  omtrent  Zuid-Afrika  kan  dienen,  de  me~ 
dedeeling  van  een  afschrift  van  het  originele  stuk  door 
mij  van  daar  herwaarts  gebragt.  Dit  stuk  is  van  den 
volgenden  inhoud: 

rrExtract  uit  het  register  der  wetten  en  beslui- 
ten   van    den    Yolksraad    der    HoUandsche 
Afrikaansche  Republiek, 
rr Magaliesberg^  23  Maart  1853. 

rrDe  volksraad, 

rr  Gehoord  de  voordragt  van  den  wel~edelen  heer  Kom- 
mandant-generaal  A.  W.  J.  Pretorius, 


Digitized  by 


Google 


VEKIUQT£     IN     NEDERLAND.  287 

r* Heeft  besloten,  gelijk  hij  besluit  bij  deze: 

»Art.  1.  De  heer  Jacobus  Stuart,  wonende  in  Pieter 
Maritz-bnrg  in  Natal  en  thans  alhier  tegenwoordig,  wordt 
by  deze  namens  den  Volksraad  en  de  ingezetenen  van  de 
HoUandsche  Afrikaansehe  Republiek,  gevolmagtigd  om  aan 
Nederlanders  te  verkoopen  eene  uitgestrektheid  gronds,  zijnde 
een  gedeelte  van  de  Gouvemementsgronden  van  den  Staat, 
gelegen  in  den  Oostkant  van  de  Republiek,  op  en  langs 
Drakenberg,  district  Lijdenburg  —  waarvan  de  grootte  nog 
niet  opgemeten  is,  maar  welke  zeker  meer  dan  honderd 
plaatsen,  ieder  van  drieduizend  morgen,  oude  HoUandsche 
maat  zal  zijn  —  of  een  gedeelte  van  die  uitgestrektheid,  onder 
de  voorwaarde,  dat  de  kooppenningen,  na  aftrek  van  de  kos- 
ten, die  de  Staat  voor  z^ne  rekening  neemt  en  bestaan  zullen 
in  eene  billijke  belooning  van  genoemden  heer  Jacobus  Stuart, 
▼oor  al  zgne  moeite  ten  deze  reeds  aangewend  en  verder 
aan  te  wenden,  en  in  de  kosten  van  opmeting  en  plaatse- 
lijke aanwijzing  der  gronden,  ter  gelegenheid  van  de  over- 
komst der  koopers  herwaarts,  zullen  gestort  worden  en  be- 
waard blijven  in  eene  Landshank  in  de  Republiek  te  vea* 
tigen, 

rfArt.  2.  De  heer  Jacobus  Stuart  voornoemd  wordt  bij 
deze,  mede  namens  den  Volksraad  en  de  ingezetenen  van 
de  HoUandsche  Afrikaansehe  Republiek,  tevens  gevolmag- 
tigd  om,  met  inachtneming  der  belangen  van  de  Republiek, 
aan  hem  genoegzaam  bekend,  met  de  koopers,  of  bijaldien 
de  verkoop  en  koop  gesloten  wordt,  met  eenige  vereeniging 
van  deelnemers  in  den  koop,  dan  met  de  directie  harer 
maatschappij,,  onder  nadere  goedkeuring  van  het  Gouverne- 
ment der  Republiek,  zulke  maatregelen  te  beramen,  als  de 
dan  op  te  rigtene  Landshank  zal  vorderen. 

rr Art.  3.  De  verkoop  en  koop  door  tusschenkomst  van 
denzelven  heer  Jacobus  Stuart  gesloten  zijnde,  zal  binnen 
veertien  dagen  daarna,  daarvan  eene  behoorlijke  akte  door 
hem  en  de  koopers  gepasseerd  en  onderteekend  worden 
en  «allen  de  koopers  gehouden  zijn,  om  bij  die  gelegenheid 
aan  hem  en  in  zijne  handen  te  voldoen  en  te  betalen,  tien 
ten  honderd  van  de  geheele  koopsom,  en  de  overige  negen- 


Digitized  by 


Google 


288  VERSLAG    VAN    HET 

tig  ten  honderd,  binnen  vier  weken  na  hunne  aankomst  in 
de  Republiek  en  nadat  hun  de  aan  hen  verkochte  gronden 
nullen  zijn  aangewezen  en  voorgenieten,  aan  en  in  handen 
van  het  bestuur  der  Landshank, 

rr  Art.  4.  De  koopers  worden  het  regt  toegekend,  om 
tegen  o  verstorting  in  de  kas  der  voormelde  Landsbank  tot 
een  bedrag  van  honderd  duizend  ponden  sterling,  Engel- 
sche  mnnt,  zegge  £  1 00,000,  daarin  deel  te  nemen,  en  door 
die  deelneming  evenredig  met  de  door  of  namens  de  Repu- 
bliek daarin  gestorte  som,  te  deelen  in  al  de  voordeden, 
winsten,  nadeelen  en  verliezen  derzelve  bank,  en  zij  koopers 
daarvan  geheel  of  gedeeltèlyh  gebruik  makende,  zullen  alsdan 
drie  leden  van  het  bestuur,  de  kassier,  de  boekhouder,  de 
secretaris  en  een  klerk,  daarbij  kunnen  aanstellen,  om  met 
drie  der  ingezetenen  van  de  Republiek,  Hollands che  Afri- 
kanen, later  door  den  Yolksraad  daartoe  te  benoemen  en 
aan  te  stellen,  te  zamen  het  bewind  te  voeren  van  en  over 
de  Landsbank  in  de  Republiek  en  hare  hifhanhen  in  de  Ko- 
loniën van  Natal  en  de  Souvereiniteit  of  elders^  waar  deze 
noodig  mogten  geoordeeld  worden. 

II  Aft.  5.  De  koopers,  die  zich  hier  in  de  Republiek  zul- 
len nederzetten  en  alle  andere  personen,  die  zij  op  den  door 
hen  gekochten  grond  zullen  vestigen,  of  aan  wien  zij  dezelve 
of  een  gedeelte  van  dien  zullen  in  gebruik  geven,  verhu- 
ren of  verkoopen,  zullen  even  als  de  ingezetenen  van  de 
Republiek,  aan  de  alhier  bestaande  of  in  vervolg  van  t^d 
nog  in  te  voeren  wetten  en  besluiten  onderworpen  zgn, 
doch  ook  gelijke  burgerregten  bekomen  en  genieten. 

rrArt.  6.  De  overeenkomsten,  tnaschen  de.  koopers  en 
andere  personen^  in  art.  5  bedoeld,  aangegaan,  hetzij  in 
hun  vaderland  of  elders,  hetzij  in  .deze  Republiek,  zullen 
beschouwd  worden  als  in  dit  land  tusschen  ingezetenen 
van  hetzelve  te  zijn  aangegaan,  en  zullen  volledig  nage- 
komen moeten  worden. 

rrArt,  7.  Bij  een  afzonderlijk  besluit  van  den  Yolksraad 
voornoemd  zal,  in  overeenstemming  met  den  gemelden  tieer 
Jacobus  Stiiart,  de  koopprijs  van  den  grond  en  het  bedrag 


Digitized  by 


Google 


VEBRIGTE    IN    NEDERLAND.  289 

z^ner  belooning)  beiden  in  art.  1  van  dit  besluit  bedoeld, 
door  den  Volksraad  bepaald  worden. 

«fBovenstaande  zeven  artikelen  z^n  medegedeeld  en  ver- 
klaard aan  het  tegenwoordig  zijnde  publiek,  hetwelk  dezelve 
heeft  goedgekeurd. 

nDien  ten  gevolge  wordt  een  afschrift  van  dit  besluit 
aan  den  heer  Jacobus  Stuart  voornoemd  ter  hand  gesteld, 
ten  einde  hem  te  dienen  waar  het  vereischt  zal  worden  en 
en  hij  het  raadzaam  oordeelen  zal. 

rrAldus  gedaan,  goedgekeurd  en  onderteekend  in  de  zit- 
ting te  Magaliesberg,  den  drie  en  twintigsten  Maart  1800 
drie  en  vijftig. " 

(Onder  staan  de  handteekeningen :) 
A.  W-  J.  Pretorius, 

Komm.-gen, ,  C,  Potgieter, 

W.  F.  Jonbert,  voorzitter, 

Komm^-gen, ,  W.  H.  Jacobsz, 

A.  A.  Smit,  lid  en  fung.  secretaria. 

Landdrost,  G.  C.  Schoeman.  J.  J.  P.  Prinsloo. 

P.  T.  Strgdom.  H.    C.    W.    Vermaas    H.zoon 

J.  N.  Grobler.  J.  P.  de  Marre. 
F.  R.  Jansen  van  Rensburg. 
W.A.  Duplesies.  H.  H.  Pretorius 
J.  J.  Scheepers.  J.  van  Boseh. 

ff  Het  afzonderlek  bedluit  in  art.  7  genoemd,  voorzien  van 
dezelfde  handteekeningen,  is  mij  tegelijkertijd  ter  hand 
gesteld. 

wMet  de  spoedige  plaatsing  van  het  bovenstaande  zult 
CEd.  zeer  verpligten  hem,  die  zich  met  verschuldigde 
achting   noemt 

M.H, 

Uw  £d.  zeer  dienstw.  Dienaar, 
Stuart." 
In  het  dagblad  van  Zuid-Holland  en  's  Gravenhage  van 
9  Sept.  1853  Nr.  108^  las  men  het  volgende: 

rrin  een'  brief,  met  de  jongste  Overlandmail  uit  de  Kaap- 
Mkolonie   (Mosselbaai)  ontvangen,  wordt  ook  gerept  van  de 

19 


Digitized  by 


Google 


290  YERSLAQ     VAN   HET 

ff  pogingen,  welke  door  den  Heer  Stuart  tot  bevordering  der 
M  emigratie  van  Nederlanders  naarde  Transvaahche  republiek, 
rrof  de  boeren  van  Praetorius  zullen  worden  aangewend, 
rrdoch  de  schrijver  durft  onze  landgenooten,  die  lust  mog- 
rrten  gevoelen  derwaarts  te  gaan,  daartoe  niet  aanmoedigen. 
rrHet  klimaat  dier  oorden  is  voor  den  Nederlander  niet  zeer 
Mgeschikt,  en  er^zjjn  ook  weinigen,  die  met  oordeel  over 
ff  dat  land  en  volk  kunnen  spreken.  De  correspondentie  der- 
rrwaarts  gaat  zóó  moeijeÜgk,  dat  men  soms  brieven  ontvangt, 
rrwelke  eenige  maanden  oud  zijn.  Overigens  ziet  het  er  op 
rr  dit  oogenblik  zeer  donker  uit,  wijl  de  naburige  volkstam- 
rrmen  zich  tot  den  krijg  gereed  maken.  Men  geloofde  wel, 
ff  dat  de  boeren  meester  zouden  blijven^  maar  alt^d  door 
rreen'  boosaardigen  v^and  bestookt  te  worden,  zoodat  men 
rrop  zijne  boerenplaats  niet  veilig  kan  wonen,  is  toch  zeer 
rrlastig.  Goede  ambachtslieden,  in  wat  vak  ook  (zoo  schrijft 
timen) j  komen  gerust  hier  ');  zg  zullen  er  werk  en  ruim  loon 
rrhebben,  maar  om  zich  als  boeren  in  de  Transvaalsche  re- 
rrpubliek  te  vestigen,  dat  durf  ik  in  gemoede  niet  aanraden. 
rrPraetorius  heeft  bedankt  als  Kommandant-Qeneraal  der  repu- 
rfbliek^  doch  deVolksraad  nam  dat  ontslag  niet  aan,  vóór  hij 
»reen  relaas  van  de  krijgsverrigtingen  tegen  Messeles,  zeke- 
rrren  kafferhoofdman,  heeft  ingediend.  Praetorius  is  gedaald 
ff  in  de  achting  des  volks  en  men  beschuldigt  hem  van  heersch- 
rrzucht.  Potgieter,  de  voorzitter  van  den  Volksraad,  is  over- 
rrleden;  en  diens  zoon  in  zijne  plaats  'gekozen,  door  vol- 
ff strekte  meerderheid  van  al  wat  meerderjarig  man  is.  Hg 
ffis  dus  op  dit  oogenblik  hoofd  van  de  republiek  >).  Op  den 
„2lBt«n  Junij  is  hier,  komende  uit  Engeland,  gepasseerd  air 
ffGeorge  Clerk,  om  te  onderzoeken,  in  hoeverre  het  oor- 
rrbaar  voor  Engeland  zou  zijn,  de  Oranje-rivier-Souvereini- 
rrteit  op  te  geven  en  te  verlaten.  Doet  Engeland  dit,  dan 
ff  kan  ik  niet  zeggen,  dat  daardoor  de  roem  der  kroon  zou 
rrworden  verhoogd.  Genoemde  rivier  ligt  tuQschen  de  Kaap- 
rrkolonie   en  de  Transvaalsche  republiek,  aan  de  oostelijke 


>)  Dit  kier  is  Mosselbaai  in  het  district  George,  Zie  de  kaart. 
')  De   briefschrijyer   van    Mosselbaai   heeft  er  wel  wat  van   ge- 
hoord, doch  weet  het  regte  niet. 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTB    IS    NEDERLAND.  291 

rfzijde  van  Znid-Afrika.  De  verdediging  der  Oranje-rivier 
rrkost  vreeseiyke  sommen;  doch  op  welke  wijs  die  verlaten 
nzal  worden,  zal  voor  velen  een  raadsel  zijn.  Dan  zal  de 
irbevolking  aan  zich  zelve  overgelaten  blijven,  hetwelk  mis- 
rfschien  eene  algemeene  emigratie  van  cd  wat  blank  is  ten 
rrgevolge  kan  hebben ;  i)  het  zou  althans  de  vraag  zijn,  of 
rrde  souvereiniteits  boeren  zelve  sterk  genoeg  zijn,  om  hun 
rteigen  gebied  te  verdedigen.  Men  wenscht  ook  over  het 
rralgemeen,   dat  de  souvereiniteit  niet  verlaten  worde. 

rrMen  heeft  op  nieuw,  zoo  zegt  men,  professoren  voor 
ff  de  theologische  kweekschool  beroepen,  doch  houdt  dit  nog 
ffzeer  geheim.  Vele  voorname  mannen  en  twee  vijfden  der 
ffpredikanten  zijn  tegen  de  opzetting  van  zoodanige  school. 
ffDie  in  Nederland  ook  eene  goede  plaats  als  predikant 
ff  heeft,  raad  ik  niet  aan,  als  professor  herwaarts  te  komen, 
ffwant  zijne  finantiën  zouden  niet  verbeteren.  Het  leven 
ffin  zulk  een*  stand  is  hier  duur  en  mist  de  aangenaam- 
rrheden  eener  goede  conversatie,  alsmede  het  letterkundig 
'fgenot,  dat  in  Europa  de  geleerde  en  beschaafde  stand 
rrmag  smaken.*' 

Middelerw^l  werd  ik  aangezocht  om  met  de  zoogenaamde 
regtzinnige  partg  ^)  over  de  republiek  te  onderhandelen. 
Ik  voldeed  aanstonds  aan  dat  verzoek;  maar  mijne  me- 
dedeelingen  niet  vallende  in. den  smaak  dier  part^,  zoo  had- 
den ook  die  onderhandelingen  geen  het  minste  gevolg. 

Om  evenwel  niet  langer  stil  te  zitten,  liet  ik  de  volgende 
Circulaire  drukken  en  aan  de  voornaamste  Protestanten 
zenden. 

MAmsterdamj  September   1853. 

ff  Nadat  verschillende  dagbladen  meestal  onjuiste  berigten 
betrekkel^k  mgne  zending  naar  Nederland  hadden  verspreid, 
besloot  ik  in  de  Amsterdamsche  Courant  van  den  10'**' 
dezer  een  Éfschrifi  van  een  extract  uit  het  register  der 
wetten  en  besluiten  van  den  voJksraad  der  Hoüandsche  A/ri" 

1)  Yergel^k  hiermede  blz.  245  en  volg. 

')  Miyne  Afirikaansche  lezers  houden  mij  hoop  ik  ten  goede,  dat 
ik  hun  geen  yerklaring  geef  van  wat  thans  in  Nederland  de  regt- 
xinnigen  partg  heet,  omdat  ik  waarl^k  geen  kans  zie,  haar  karakter 
juist  te  omschreven. 

19* 


Digitized  by 


Google 


292  VER8LA0    VAN    HET 

kcutnsche  Republiek  te  plaatsen,  waaruit  het  doel  m^ner  zen- 
ding officieel  blijkt  en  naar  welk  dokament  ik  mi|  thans,  wat 
de  détails  betreft,  kortheidshalve  veroorloof  te  verwgzen: 

ir  Tot  mijn  leedwezen  heb  ik,  b^  het  bespreken  der  zaak 
met  verschillende  belangstellenden,  bespeurd,  dat  de  kennis 
▼an  den  aard  der  te  verkoopen  gronden,  de  productie  en 
de  behoeften  des  lands  en  der  bevolking,  de  belangr^kheid 
der  republiek  voor  den  Nederlandschen  handel  en  de  ny- 
verheid  enz.^  gering,  oppervlakkig  of  ten  eenemale  geheel 
verkeerd  was,  vooral  ook,  dew^l  het  hier  aan  deugdel^ke 
bescheiden  ontbrak  en  er  daarentegen  vele  valsche  denk- 
beelden, uit  te  goeder  of  kwader  trouw  verspreide  of  over- 
drevene  berigten,  heerschende  waren. 

rrik  heb  lang  en  ernstig  nagedacht  over  de  beste  w^ze^ 
om  den  Nederlanders  de  waarheid  te  doen  kennen  en  langs 
dien  weg  en  daardoor  het  doel  mijner  zending  te  bevor- 
deren, mi)  verzekerd  houdende,  dat  er  alleen  een  juist 
en  helder  begrip  van  den  stand  van  zaken  noodig  is,  om 
den  Nederlandschen  kooprQan  te  doen  besluiten  tot  onder- 
steuning van  en  deelneming  aan  het  voorstel,  welks  aan- 
neming het  doel  m^ner  reize  uitmaakt. 

rrTot  de  overtuiging  gekomen  zijnde,  dat  eene  openbare 
b^eenkomst^  waardoor  wisseling  van  gedachten  mogelijk 
wordt,  daartoe  het  beste  middel  zou  zijn,  zoo  neem  ik  de 
vrijheid  en  heb  de  eer  U  Wel-Ed.  mits  deze  dringend  uit 
te  noodigen  tot  het  bijwonen  eener  vergadering,  te  houden 
op  Maandag  3  October  e.  k. ,  des  avonds  ten  7  ure  in  het 
lokaal  Frascati,  in  de  Nes. 

ir  In  die  bijeenkomst  wenschte  ik,  voofzien  van  alle  noo- 
dige  justificatoire  stukken,  omtrent  de  bovengemelde  punten 
verslag  te  geven,  het  doel  m^ner  zending  in  allen  deéle 
bloot  te  leggen  en  uitvoerig  toe  te  lichten,  vragen  ter  zake 
dienende  te  beantwoorden,  bedenkingen  op  telossen;  en  na 
die  algemeene  mededeeling  en  wisseling  van  denkbeelden 
te  verzoeken,  dat  er  uit  de  aanwezige  vertegenwoordigers 
van  den  Nederlandschen  handel,  eene  Kommissie  worde 
benoemd,  tot  opzettelyk  en  speciaal  onderzoek  van  de  voor- 
stellen, die  ik,  bl^kens  bovengemeld  extract  gemagtigd  ben 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTE    IN   NEDERLAND.  298 

te  doen,  opdat  die  Kommissie  door  de  uitkomst  van  ha<xr 
onderzoek  en  daarop  Ie  gronden  advies^  beslisse  of  de  handel 
ea  ngverheid  van  de  in  waarheid  rijke  en  veelbelovende 
republiek,  voor  het  vaderland  en  den  vaderlands chen  handel 
zal  behooren  gewonnen  te  worden  of  verloren  te  gaan;  be- 
slisse of  ik  buiten  's  lands  zal  hebben  te  vragen  wat  den 
Nederlander  aangeboden  was  en  zijn  vaderland  tot  voordeel, 
de  republiek  ten  zegen  zou  kunnen  zijn;  of  dat  die  Kom- 
missie,  bij  gunstiger  uitkomst,  naar  ik  mij  vleijen  durf,  de 
kern  der  vereeniging  zal  uitmaken,  om  met  mij  onmiddellijk 
en  krachtdadig  het  plan  te  verwezenlijken,  dat  mij  herwaarts 
heeft  gebragt  en  welks  volvoering  de  vurigste  wensch  is 
onzer  trouwe  en   edele  stamgenooten  in  Zuid- Afrika. 

J.  Stuart, 
Oevolmagtigde  by  deHoü.  Af  rik.  Eepubliek" 

Op  den  22*^''  September  werd  mij  door  iemand  voor- 
geslagen, om  aan  hem  eenige  honderd  bunders  land,  in  de 
Republiek  gelegen  en  een  deel  uitmakende  van  de  uitge- 
strektheid gronds  die  ik  verkoopen  kon,  te  verkoopen;  dat 
h^  volgens  het  besluit  van  den  Volksraad  tien  ten  honderd 
betalen  zou,  en  dan  de  koopakte  zou  laten  liggen,  tot  t^d 
en  wijle  de  trek  naar  landverhuizing  derwaarts  zou  ont- 
staan. Die  trek  zou  wel  komen,  dacht  h^,  en  dan  had  hij 
misschien  gelegenheid  om  op  de  rentelooze  uitgaaf  der  tien 
ten  honderd,  eenige  kapitalen  te  verdienen.  Ik  zag  daarin 
voor  als  nog  geen  voordeel  voor  de  Republiek,  en  bedankte 
derhalve  voor  dat  aanbod. 

£en  ander  deed  mij  het  voorstel  om  eene  buitenlandsche 
kolonisatie  te  vestigen  in  de  Republiek.  Zoo  lang  ik  nog 
niet  wist,  wat  de  uitslag  mijner  pogingen  in  Nederland  zou 
z^n,  kon  ik  ook  daar  niet  in  treden. 

Volgens  voorgaande  Circulaire  zou  ik  op  den  3*«°  Oc- 
tober  eene  redevoering  houden  in  de  zaal  van  Frascati  te 
Amsterdam. 

Een  wederom  onbekende  vond  echter  goed,  in  het  Han- 
delsblad van  den  zelfden  dag  2^^  Editie  Zondag  avond, 
een  zeer  lang  artikel  te  plaatsen  over  de  emigratie  der 
boeren  naar  Port-Natal.  Ik  durf  het  mynen  lezers  niet  mede 


Digitized  by 


Google 


294  VfiRSLAQ    VAN   HET 

te  deelen,  omdat  dit  werk  al  te  uitgebreid  worden  zon }  an- 
ders zouden  zij  er  nog  al  eenig  verschil  in  aantreffen,  met 
de  verhalen  van  den  Heer  Cloete.  Doch  het  slot  moet  ik 
overnemen  om  hen  te  doen  zien»  dat  de  schrijver  of  in- 
zender van  dat  artikel  niet  geheel  bekend  was  met  het 
onbetwiste  gezag,  dat  de  koningin  Victoria  op  dat  oogen- 
blik  in  de  Oranje-rivier-Souvereiniteit  uitoefende.  Dit  slot 
luidt : 

rf  Sedert  dien  tijd  zijn  nog  herhaaldelijk  moeijel^kheden 
» ontstaan,  zoodat  men  meer  dan  eens  zijne  toevlugt  heeft 
rrmoeten  nemen  tot  de  ultima  ratL;  doch  in  weerwil  van 
r/hunne  verregaande  onwetendheid  zagen  toch  de  boeren  zich 
rrgenoodzaakt  te  erkennen^  dat  het  hun  onmogelijk  was  de 
ffworsteling  tegen  de  Ëngelsche  magt  vol  te  houden.  Op 
rrdit  oogenblik  oefent  de  Koningin  Victoria  het  onbetwiste 
rrgezag  uit  over  Port  Natal,  Pieter-Mauritzburg  en  zelfs  over 
rrhetgeen  men  noemt  de  Souvereignty  beyond  the  Oranje  rt- 
ttver,  een  uitgestrekt  landschap  ten  noorden  van  Eafferland, 
rrtusschen  twee  armen  der  Oranje -rivier,  waar  deheethoof- 
rrdigste  boeren  met  nieuwe  inspanning  van  krachten  gepoogd 
ff  hadden  een  van  de  wereld  vergeten  en  onafhankel^k  leven 
»fte  voeren.*' 

Terwijl  reeds  in  Maart  1853  door  den  Hertog  van  New- 
Castle  aan  den  Gouv'.  Luit.  Generaal  G.  Cathcart  geschre- 
ven was,  dat  tot  de  verklaring  der  Souvereiniteit  besloten 
was,  zie  bl.  249  en  250. 

Evenwel  de  bijeenkomst  in  Frascati  had  plaats,  en  in  de 
Amsterdamsche  Courant  van  6  October  1853  Nr.  236  werd 
daarvan  het  volgende  medegedeeld: 

itDe  Hollandsche  Afrikaansclie  EepublieL 

»fHet  verslag  dat  de  heer  Stuart^  gevolmagtigde  van 
den  volksraad  der  Hollandsche  A/rikaansche  Republiek^ 
eergisteren  alhier  in  de  zaal  van  Frascati  mededeelde  over 
de  hollandsche  afstammelingen  in  Zuid-Afrika,  ^een  volk 
bemind  en  geacht  om  zijne  zeden,  nijverheid,  braafheid 
en  godsvrucht,**  was  hoogst  belangr^k  en  verdient  om 
zijne    wetenswaardige   bijzonderheden    omtrent  de  geschie*- 


Digitized  by 


Google 


V£RRiaT£    IM   NEDERLAND.  295 

denis  en  den  tegenwoordigen  toestand  der  republiek,  als 
om  de  daarin  medegedeelde  voorstellen  van  den  volksraad, 
als  inzonderheid  voor  Nederland  van  gewigt,  meer  dan 
eene  bloote  vermelding. 

rrin  de  inleiding  zijner  rede  beriep  spr.  zich  op  de  belang- 
stelling, die  zich  in  ons  vaderland  en  ook  te  dezer  stede, 
waar  eene  kommissie  werkzaam  is  rr  ter  voorziening  in  de 
godsdienstige  en  zedelijke  behoeften  der  kaapsche  hoUandsche 
uitgewekenen,  benoorden  de  Vaal*- rivier  in  Zuid- Afrika," 
openbaarde  en  hoe  hier  te  lande  vooral  bi)  de  veelzijdige, 
dikwerf  tegenstijdige  berigten  van  daar,  een  verslag  van 
den  tDar&%  toestand  dier  uitgewekenen,  van  hunne  belan- 
gen, gevoelens  en  denkbeelden,  niet  onwelkom  kon  zijn. 
Spr.  schetste  eerst  in  vlugtige  trekken  hunne  geschiedenis 
sedert  de  laatste  30  jaren,  hunne  14  jarige  mishandeling  en 
daarb^  hunnen  voorbeeldelqozen  aan  den  dag  gelegden  moed 
en  volharding  in  het  vertrouwen  op  God,  ook  bij  het 
toenemen  der  gevaren;  hun  verzoek  dien  ten  gevolge  aan 
de  engelsche  regering,  om  zich  aan  haar  te  onttrekken  en 
hun  vertrek  uit  de  kaapkolonie  naar  onbekende  oorden  en 
wildernissen,  waar  zij  de  vernielende  aanvallen  van  roof- 
gedierte  en  woeste  volken,  met  hunne  vrouwen  en  hinderen^ 
moesten  te  gemoet  gaan,  wederstaan  en  overwinnen.  .  Het 
was  in  1837,  dat  z^  na  .1  k  2  jaren  zwervens  Natal  be- 
reikten, toen  het  eigendom  van  koning  Dingaan,  den  mag- 
tigste  van  geheel  Zuid-Afrika. 

nSpr.  doorliep  kortelijk  den  oorlog,  dien  zij  onder  bevel 
Tan  den  heer  kommandant-generaal  A.  W.  J.  Pretorius,  te- 
gen den  trouweloozen.  koning  Dingaan  voerden,  die  een 
gezantschap  van  62  personen^  behoorendc  tot  de  notabelste 
familiën,  verraderlijk  had  doen  vermoorden;  hoe  de  vijand 
bijstand  zocht  en  vond  bij  het  engelsch  gouvernement,  door 
hun  de  gelegenheid  te  ontnemen,  om  van  de  aanvoeren 
▼an  kruid,  levensmiddelen  en  medic^nen,  hun  toegezonden, 
gebruik  te  maken,  en  d^t  te  midden  der  strooptogten  der 
zwarten  en  het  uitbreken  eener  ziekte^  de  mazelen,  die  velen 
aantastte,  en  hoe  zij  eindelijk  hun  duur  verworven  eigen- 
dom, Natal,  onder  schijn  van  regt,  aan  Engeland  moesten 


Digitized  by 


Google 


296  VERSLAQ    VAN    HET 

afstaan,  Natal  verlieten  en  andermacd  (in  1842)  de  wil- 
dernissen introkken.  Dédr  vonden  z^  met  achterlating  van 
eenige  familiën»  die  te  Natal  bleven,  bezuiden  en  benoorden 
de  Vaal-rivier,  een  nog  schooner  en  vruchtbaarder  land 
dan  Natal;  zij  zetten  zich  in  de  aldaar  schier  onbewoonde 
streken  neder.  Doch  op  nieuw  verdrukking.  Het  gedeelte 
van  dat  land,  dat  bezuiden  de  Yaalrivier  gelegen  lag  en 
thans  behoort  tot  de  dusgenaamde  Oranje- rivier-souverei- 
niteit,  had  veel  te  verduren  van  de  geschillen  tusschen  de 
Kaffers  en  het  engelsche  gouvernement.  In  1848  kwamen 
z^  onder  bevel  van  meergenoemden  heer  Pretorius,  hunnen 
vrienden  te  hulp  en  leverden  toen  den  engelschen  onder  be- 
vel van  den  dapperen  sir  Harry  Smith,  slag  in  Boom- 
plaats,  een  slag  die  het  fundament  gelegd  heeft  voor  het 
ontzag  en  de  hoogachting  van  het  engelsche  gouvernement  te 
hunwaarts.  Na  moeitevoUen  strijd  werd  in  Jan.  1852  door 
het  engelsch  gouvernement,  bij  traktaat  de  republiek  er- 
kend, vrij  en  onafhankelijk  verklaard  en  het  traktaat  vol- 
komen bekrachtigd.  rrOnze  protestantsche  geloofsgenooten 
bezitten  thans  een  r^k  en  veelbelovend  grondgebied  (zoo 
drukte  de  heer  Stuart  zich  nagenoeg  uit)  dat  vijf  maal 
zoo  groot  is  als  geheel  Nederland.  Het  ligt  in  een  gezond 
en  hoogst  aangenaam  klimaat  tusschen  de  26.37  en  31.42 
graden  Z.  Br.  en  de  23.40  en  28.10  graden  O.  L.  Het 
bevat  al  reeds  5  dorpen  of  steden  en  telde  in  Oktober  LI. 
6000  gezinnen.  Het  engelsche  gouvernement  treedt  in 
Zuid- Afrika  daarentegen  terug,  zoo  heeft  het  b^v.  in  Maart 
van  dit  jaar  besloten  de  bezitting  van  de  Oranje- rivier 
souvereiniteit  op  te  geven. 

rfZoo  staan  onze  hollandsche  Afrikanen,  de  uitgewekenen 
benoorden  de  Yaalrivier.  Onze  stamgenooten  staan  daar 
als  toonbeelden  van  wat  een  kinderl^k  geloof  en  een  man- 
lek vertrouwen  op  God  en  Christus  vermogen,  voor  iedere 
beschaafde  natie." 

frin  het  tweede  gedeelte  van  z^n  verslag  gaf  de  heer 
Stuart  eenige  bijzonderheden  aangaande  den  aard  der 
gronden,  den  r^kdom  des  bodems  in  de  republiek,  de 
voorstellen  van  den  volksraad  betreffende  den  verkoop  van 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTB   IN    NEDERLAND.  297 

domeingronden  op  zekere  voorwaarden,  en  den  last,  hem 
daartoe  opgedragen  van  wege  den  volksraad.  (Die  opdragt 
is  in  OM  nammer  van  10  8epL  in  haar  geheel  medegedeeld,) 
Spr.  ontvouwde  voorts  de  rijkdommen  van  den  grond,  hare 
metalen  en  mineralen,  en  wees  op  Nederland,  dat  andere 
schatten  bezit,  waar  de  republiek  behoefte  aan  heeft,  te 
weten  kourante  geldswaarden  of  kontanten  en  kennis.  Wat 
het  eerste  betreft,  de  ingezetenen  der  republiek  hebben  hun 
vermogen  bijna  uitsluitend  in  land  en  vee  gevestigd.  Hunne 
produkten  worden  zelden,  en  dan  nog  slechts  voor  een  ge- 
deelte met  geld  betaald.  Zij  moeten  steeds  goederen  in 
betaling  aannemen.  Hunne  behoeften  daarentegen  moeten 
zij  in  geld  voldoen  of  zeer  hooge  prijzen,  niet  minder  dan 
3  maal  de  europesche  in  verrekening  aannemen  tegen  zeer 
lage  waardering  hunner  produkten,  welke  waardering 
nimmer  hooger  gemaakt  wordt  dan  de  geldprijs,  waarvoor 
die  produkten  te  koopen  zijn.  Die  ruilhandel  is  hun  dus 
dubbel  schadelijk.  Dit  nadeel  wordt  te  grooter,  naar  gelang 
het  geld  op  de  markt,  waar  zij  moeten  handelen,  in  Natal 
en  de  Souvereiniteit  —  schaarscher  wordt.  £n  ten  aanzien 
van  de  tweede  behoefte:  het  hapert  hun  aan  genoegzame 
kennis  om  hunnen  nieuwen  staat  door  goed  gestelde  wet- 
ten binnenslands  wel  te  vestigen,  om  in  de  dringendste 
bedrijven  der  nijverheid  te  voorzien,  zelfs  om  het  land 
wél  te  bebouwen.  Meestal  z^n  het  veehouders  en  geen 
landbouwers.  Sedert  meer  dan  30  jaren  verstoken  van 
schoolonderwijs  (onlangs  zyn  drie  onderwijzers  er  behou- 
den aangekomen)  is  hunne  taal  gebrekkig  en  zijn  hunne  we- 
tenschappelijke kundigheden  zeer  gering.  Zij  verlangen 
opregte  protestantsche  Nederlanders  in  hun  midden  te  zien, 
en  het  is  alleen  van  en  door  dezen  dat  zij  onderrigt  wil- 
len worden.  D^  jeugdige  staat  verwacht  van  Nederland, 
dat  het  haar  de  hand  zal  bieden,  om  hare  beschaving  te 
bevorderen  en  haren  nieuwen  staat  te  helpen  grondvesten  en 
besturen.  De  volksraad  heeft  den  heer  Stuart  gemagtigd,  om 
de  300,000  morgen  in  eens  te  verkoopen,  voor  de  som  van 
ƒ  1,200,000,  vr^  van  alle  lasten,  tegen  /  4  per  morgen» 
Deze  landstreek  is  de  schoonste,  rgkste  en  best  gelegene 


Digitized  by 


Google 


298  VERSLAa    VAN    HET 

der  gebeele  republiek.  De  veldvruchten  zijn  op  de  plaats 
voor  hooge  prijzen  verkoopbaar;  de  ingezetenen  trekken 
hun  meeste  graan  uit  Amerika  en  de  Kaap  kolonie.  Benige 
fabrikaten  en  trafikaten,  di»  in  Nederland  zeer  bekend 
z^n,  zijn  daar  sterk  gezocht,  b.  v.  zeildoek,  wollen  dekens 
en  vilten  hoeden.  De  hennip  groeit  er  in  het  wild  (dagga) 
ter  hoogte  van  15  voeten.  De  aangrenzende  kolonie  de 
Souveremüeit  levert  voornamelijk  wol  op.  Vilten  hoeden 
(algemeene  dragt)  zouden  daar  voor  veel  lager  prijs  te 
fabriceren  zijn  en  overal  koopers  vinden.  Geitenhaar  is  er 
in  overvloed. 

rrDe  handel  bestaat  voor  als  nog  in  manufakturen  en  ko- 
loniale waren  als  artikelen  van  invoer^  en  in  vee,  boter, 
huiden  wol,  ivoor  en  zeldzaamheden  als  artikelen  van  vit- 
voer.  De  manufakturen  zullen  waarschijnlijk  het  voordee- 
ligst  uit  Engeland  te  halen  zijn.  De  koloniale  waren,  voor 
zoo  ver  zij  nog  niet  in  Natal  geteeld  worden,  kan  geen 
vreemde  of  buitenlander,  beter  en  goedkooper,  in  de  repu- 
bliek, ja  in  geheel  Zuid- Afrika  leveren  dan  de  Nederlander. 
De  artikelen  van  uitvoer  zijn  hem  niet  minder  gunstig  en 
zeer  laag  in  pr^s.  Ten  behoeve  van  het  genootschap  Natura 
Artis  Magistra  is  daar  eene  schier  unieke  verzameling  van 
voorwerpen.  De  handel  leverde  in  1851  aan  invoer  te 
Natal  op  ƒ668.724  en  aan  mtvoer  f  219.516  (die  over 
land  daaronder  niet  begrepen).  Hij  brengt  eene  scheep- 
vaart mede,  die  ook  voor  .den  Nederlander  hare  b^zondere 
voordeden  oplevert.  Zij  moet  gedreven  worden  tusschen 
noordelijk  Europa,  Zuid-Afrika  en  den  Indischen  Oceaan 
en  meer  bepaald  tusschen  de  havens  van  Nederland,  Enge- 
land, Natal,  en  Neêrlands  O.  Indien.  Dikwijls  hebben  de  Oost 
Indievaarders  van  hier  geen  vracht  kunnen  vinden,  dan 
zal  de  scheepvaart  aldaar  van  eene  volle  lading  voorzien 
z^n  en  nimmer  op  kommissie  behoeven  te  wachten. 

rrDe  bankinrigting,  waarvan  de  statuten  hier  door  de  ver- 
eeniging  zelve  gemaakt  zijn,  zal  haar  den  besten  waarborg 
opleveren  voor  een  rustig  grondbezit,  eene  onbelemmerde 
nijverheid  en  een  voordeeligen  handel.  Met  een  klein  ka- 
pitaal kan  zij  den  handel  aanvangen  en  dezen  daarna  zoo 


Digitized  by 


Google 


VJ3KRIOTB    IN    NEDERLAND,  299 

veel  uitbreiden  als  zij  zelve,  naar  bevind  van  zaken,  raad- 
zaam zal  oordeelen. 

ff  Wanneer  de  overeenkomst  hier  getro£fen  wordt,  is  zi^ 
ook  in  het  belang  van  Engeland  zoowel  poUtiék  als  indus" 
triëel.  Politiek j  omdat  die  republiek  daardoor  een  nieuwen 
waarborg  bekomt  voor  het  behoud  van  rust  en  vrede,  een 
krachtiger  bolwerk  wordt  tegen  de  Kafferoorlogen  en  eene 
beschaving  zal  verkrijgen,  die  alle  vrees  voor  onregtvaar* 
dige  behandeling  van  Engelschen,  in  de  optegevene  Engel- 
sche  bezittingen  zal  wegnemen.  Industriëely  omdat  die  on- 
demeroing  altijd  een  nieuw  en  grooter  debiet  van  engel- 
sche  fabriekgoederen  zal  ten  gevolge  hebben. 

rrNa  de  mededeeling  van  dit  verhaal  en  aanbod,  stelde 
de  heer  Stuart  aan  de  vergadering  voor,  om  uit  haar 
midden  eene  kommissie  te  benoemen^  ten  einde  de  zaak 
met  de  vereischte  justi£katoire  stukken  te  onderzoeken  en 
daaromtrent  in  eene  nader  te  beleggen  vergadering  ver- 
slag van  hare  bevinding  te  doen,  welk  voorstel,  door  dien 
heer  nader  toegelicht  zijnde,  na  eenige  diskussie  waaraan 
de  heeren  mr.  W.  C.  Mees,  C.  Hartsen  en  mr.  J.  Heems- 
kerk Az.  deel  namen,  werd  aangenomen^  (g^lyk  door  ons 
gisteren  gemeld  ü).  Tot  leden  dezer  kommissie  zijn  be- 
noemd zes  heeren^  behoorende  tot  den  handels-  en  regts- 
geleerden  stand  onzer  stad. 

rrMogt  de  jeugdige  republiek  haren  vurigen  wensch  om 
met  Nederland  eene  verbindtenis  aan  te  knoopen,  tot  ver- 
sterking van  de  banden  tnsschen  de  Afrikaansche  en  Ne- 
derlandsche  Hollanders  en  tot  opwekking  van  den  handel, 
spoedig  verwezenlijkt  zien!*' 

Het  is  voor  vele  lezers  zeker  vervelend  geweest,  dat  ik 
dit  geheele  stuk  hier  overgenomen  heb,  doch  ik  heb  dat 
ter  mijner  ^verantwoording  wel  moeten  doen,  om  een  ieder 
te  kunnen  doen  beoordeelen,  dat  hetgeen  ik  toen  gezegd 
heb  zuiver  overeenkwam  met  den  waren  staat  van   zaken. 

De  bijeenkomst  was  wel  niet  talrijk;  slechts  een  60  k 
70  persopen,  maar  de  afloop  was  m^  toch  zeer  aangenaam. 
Er  was  eene  kommissie  benoemd,  bestaande  uit  de  Hee- 
ren   H.   Croockewit,    Directeur  der   Nederlandsche   Bank; 


Digitized  by 


Google 


300  VERSLAG   VAN    HET 

J.  Spengler,  President  van  de  Kamer  van  Koophandel; 
Jonkhr.  C.  Hartsen,  C.  Faber  Boissevain  en  G.  P.  van  Eeghen, 
alle  drie  voorname  handelaars  en  Mr.  J.  W.  van  der  Meer 
de  Wijs,  beroemd  Regtsgeleerde  te  Amsterdam,  allen  be- 
hoorende  tot  de  meest  geachte  en  invloedrgke  ingezetenen 
van  Nederland. 

Doch  reeds  den  4<^®°  October  ontving  ik  het  berigt  van 
den  regtsgeleerde,  dat  het  hem  niet  mogelijk  was  het  lid- 
maatschap der  Commissie  op  zich  te  nemen,  en  den  7^^** 
October  den  volgenden  brief: 

it Amsterdam,  den  7  October  1853. 
rrWelËdele  Heer! 
frik  heb  de  eer  U£d.,  zoowel  namens  den  Heer  J.  Spen- 
gler,  als   mij  zelven  mede  te  deelen,  dat  wij  de  aanneming 
der   op  ons  uitgebragte  benoeming  in   de  vergadering  van 
3  dezer,  niet  kunnen  in  overweging  nemen,  alvorens    uit- 
drukkel:yk  zg  aangetoond   en  bewezen: 
1^.  dat   de  Engelsche   regering,    de   onafhankel^kheid   der 
Republiek  van  de  Kaapsche  boeren,  geheel  en  onvoor- 
waardelijk heeft  erkend. 
20.  dat  de   Nederlandsche  Regering  er   geen  Staatkundig 
bezwaar  in  zie,   dat   eene    eventuele   combinatie  hier  te 
lande  maatregelen  neme,   die   de  strekking  hebben^   om 
de  onafhankelijkheid    dier   Republiek   te   bevestigen,    en 
dat  de  Regering  hier  te  lande  zich  heeft  geprononceerd 
in  de  vorming    van   zoodanige    combinatie  geen  gevaar 
noch  bezwaar  te  zien. 

ffDe  Heer  Croockewit  heeft  mg  gezegd  van  hetzelfde  ge- 
voelen te  zijn,  en  ik  heb  dus  vermeend  wel  te  doen  UEd. 
dit  officieel  mede  te  deelen. 

Ik  heb  de  eer  met  achting  te  z^n 
UEdw.  Dienaar 
C.  Hartsen." 
Ten  zelfden  dage  was  ik  reeds  in  den  Haag  om  Hunne- 
Exc.  den  Engelschen  Ambassadeur  en  den  Nederlandschen 
Minister  van  buitenlandsche  Zaken  te  spreken.  Ongelukkig 
waren  beide  Heeren  afwezig. 

Den  ll^ei^  October  vertrok  ik  andermaal  naar  den  Haag. 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTE    IN    NEDERLAND.  301 

Toen  mogt  ik  ZExc.  den  Nederlandschen  Minister  den  vol- 
genden dag  de  bezwaren  van  de  Amsterdamsche  Heeren 
mededeelen.  ZExc.  had  de  goedheid  aanstonds  aan  die 
Heeren  te  schrijven;  en  reeds  den  13^®°  's  morgens  vernan» 
ik  te  Amsterdam  van  den  Heer  Spengler,  dat  die  bezwa- 
ren door  den  Minister  geheel  opgeheven  waren. 
Den  28"*®°  October  ontving  ik  de  volgende  letteren: 
rrDen  Heer  J.  Staart,  alhier. 

ifWelEdele  Heer! 
rrTer  bevordering  uwer  belangen  b^  de  Afrikaansche  saak^ 
neem  ik  de  vrijheid  UE.  te  verzoeken^  mij  de  stokken 
wegens  die  aangelegenheid,  Maandag  en  Dingsdag  te  wil- 
len in  handen  geven,  ten  einde  ik  den  inhoud  kunne  be- 
studeren, met  een  paar  van  de  andere  Heeren^  die  op 
de  vergadering  voor  leden  der  Commissie  zijn  aangewezen. 
Met  Hoogachting 

ÜEdw.  Dienaar 
V.H.  28  Oct.  1853.  C.  Hartsen.'' 

Zoodra   mogelijk   voldeed   ik  aan   dit  verlangen  b^  de 
volgende  letteren: 

n  Amsterdam,  29  October  1853. 
ffWelEdel  Greboren  Heer! 
rfTer  voldoening  aan  Uw  verzoek  van  gister,  heb  ik  de  eer 
UWEdG.  b^  deze  aan  te  bieden,  de  volgende  stukken  als : 
1**.  Three    Lectures   on  the  emigration   of  the  Dutch  far- 
mers etc.  bij  Henry  Cloete. 
2**.  Correspondance  relative  tho  the  Orange-river  territory, 
presented  to  Parliament  by  command  of  H.  M.  —  May 
31  1853.  — 
3*".  De  kaart   van    de   Oranje-rivier-Sonvereiniteit,   daarb^ 

overgelegd. 
4^  Eene  afteekening  van  de  ligging  der  H.  A.  Republiek. 
5^  De  nnmmers   19    en   20  van  deel    IV.   en   Nr.  9  van 

deel  y  der  Oeref:  Kerkbode  in  Z.  Afrika, 
6*.  The  Cape  of  Good  Hope  Almanac  lor  1853. 
7^  Een  afdruk  mijner  volmagt   van  de  H.   A.  Republiek, 
en  8*".  Een  kop^  van  het  verslag  door  mij  gedaan  in  Fras- 
cati  den  3*  dezer. 


Digitized  by 


Google 


302  VERSLAG    VAN    HET 

rr Ik  vertrouw  dat  de  inzage  van  deze  stukken  aanvan- 
kelijk zal  kunnen  beantwoorden  aan  het  verlangen  van 
UWEdG*.  en  andere  Heeren,  die  tot  leden  der  commissie 
benoemd  zijn. 

rr  In  afwachting  van  nadere  berigten  van  UWEdG:  of  van 
de  benoemde  commissie  verblijf    ik  met  hooge  achting 
WelEdelGeboren  Heer, 

UWEdG  DW.  Dienaar 
Stuart.'* 
Reeds    den    1"^"  November  vernam  ik,  dat   de    Heeren 
inzage  van  al  die  stukken  hadden   genomen,   en   een  een- 
stemmig gevoelen  hadden  gevestigd.    Ik  had  m^  met  zoo- 
danigen  spoed  niet  durven  vleien,  vooral  omdat  er  een  Zon* 
dag  —  30  October  —  tusschen  beide  was  geweest. 
De  mededeeling  daaromtrent  was  deze: 

rrWelEdele  Heer, 
rr  Gisteren-  hebben  de  Heeren  die  in  uwe  vergadering  tot 
eene  commissie  zijn  uitgenoodigd   eene  voorloopige  bijeen- 
komst gehouden,   en   inzage  uwer  stukken  genomen. 

rrLeed  is  mij  UEd  te  moeten  zeggen,  dat  de  indruk  der 
zaak  niet  gunstig  is :  men  heeft  echter  besloten  de  stuk- 
ken te  doen  rondgaan,  en  daarna  zal  men  UEd.  uitnoo- 
digen  eene  nadere  b^eenkomst  bij  te  wonen,  om  dan  de 
gelegenheid  te  hebben,  UEd  het  gevoelen,  dat  voorloo- 
pig  eenstemmig  is  te  motiveren,  tenzij  de  nadere  inzage  der 
stokken  hierin  wijzigingen  mogt  brengen. 

rrDe  stukken  zijn  op  het  oogenblik  in  handen  van  den 
Heer  Croockewit;  't  zal  het  best  zijn,  UEd  dien  Heer 
verzoekt,  ze  gedeeltelijk  terug  te  ontvangen.  ^) 

Met   achting  heb  ik  de  eer   te  z^n, 
UEdw.  Dienaar 
V.H.  1  Nov.  1853  C.  Hartsen." 

De  nadere  b^eenkomst,  waarvan  in  dat  briefje  gesproken 
was,  werd  eerst  den  20"**^  December  ten  huize  van  den 
Heer  Croockewit  gehouden. 


>)  Tot  inlichting  diene,  dat  ik. den  heer  Hartsen   rerzocht   had, 
m^  één   der  stukken,   voor  een  korten  tijd  terug  te  geven. 


Digitized  by 


Google 


VEBRIOTB    IN    NEDERLAND.  303 

Door  de  beide  volgende  briefjes  ontving  ik  de  uitnoodi- 
^ng  om  die  bijeenkomst  bij  te  wonen: 
rrWelEdele  Heer! 

rrin  de  gehoadene  bijeenkomst  op  Maandag  avond  den 
12*'"  dezer,  ten  huize  van  den  Heer  Jb.  Spengler,  ben 
ik  verzocht  geworden  UEd  uit  te  noodigen  tot  het  hou- 
den eener  conferentie  ten  mijnen  huize,  op  maandag  19 
dezer  des  avonds  ten  T^/s  ure,  ten  einde  aan  UEd.  me- 
de te  deelen  het  eenparig  gevoelen  van  de  Heeren  aan 
wien  UEd.  de  stukken  betrekkelijk  het  voorstel  tot  ver- 
koop van  landen  aan  de  Vaal-rivier  gelegen  en  tot  ves- 
ti^ng  eener  Bank  aldaar,  hebt  gelieven  ter  hand  te  stellen. 

Ik   heb  de  eer  te  zijn 
ÜEDw.  Dienaar 

V.H.  14  Decb.  1853.  H.  Croockewit." 

«fDen  WelEdelen  Heer  J.  Stuart, 
van  Zuid-Afnka. 
»WelEdele  Heer! 

frik  heb  de  eer  UEd.  mede  te  deelen,  dat  de  compa- 
ritie ten  huize  van  den  Heer  H.  Croockewit,  voorloopig 
bepaald  op  Maandag  aanst.  is  verschikt  op  den  volgen- 
den dag  en  dus  zal  plaats  hebben  op  Dingsdag  20  dezer 
des  avonds  op  het  vroeger  bepaalde  uur. 

rrIn  de  hoop  dat  die  verandering  voor  uwe  convenien- 
tie  geen  bezwaar  moge  opleveren,  heb  ik  de  eer  met  de 
meeste   achting  te  zijn. 

UEdw.  Dienaar 

V.H.  16   Dec.    1863.  Hartsen.'' 

Met  reikhalzend  verlangen  zag  ik  die  bijeenkomst  te  ge- 
moet.  Ik  vleide  mij,  dat  de  nadere  inzage  dér  stuk- 
ken het  eenstemmig  gevoelen  mogt  gewijzigd  hebben,  of 
dat  de  mededeelingen,  die  ik  nog  te  doen  had  of  de  we- 
derleggingen die  ik  in  het  midden  kon  brengen,  een  ander 
gevoelen  zouden  doen  ontstaan.  Maar  helaas !  de  bijeenkomst 
was  geene  cot{fererUie,  maar  eene  comparitie,  zoo  als  Jhr. 
Hartsen  gschreven  had,  alléén,  om  het  eenparig  gevoelen 
van  de  Heeren  te  vernemen,  zoo  als   de  uitnoodiging  van 


Digitized  by 


Google 


304  VERSLAG  VAN  HBT 

den  Heer  Croockewit  luidde.  —  En  dit  gevoelen  kwam 
daarop  neder,  dat  de  Heeren  de  HoUandsche  Afrikanen 
in  de  Republiek  zeer  genegen  waren,  doch  dat  de  vrees 
voor  Ëngelsche  overheersching  en  belemmering  van  han- 
del èn  voor  invallen  der  Kafferstammon  te  groot  was,  om, 
vóór  dat  die  vrees  door  eene  gevestigde  kolonisatie  van 
Nederlanders  weggenomen  zou  zijn,  m^n  voorstel  aanneme- 
l^k  te  maken.  Ik  toonde  mij  bereid  om  ten  aanzien  van 
de  ongegrondheid  dier  vrees  eenige  inlichtingen  te  geven, 
doch  dit  was  overbodig,  vermits  de  Heeren  daaromtrent 
hun  eenparig  gevoelen  gevestigd  hadden.  Ik  verzocht  dat 
men  mij,  ter  m^ner  verantwoording,  dit  gevoelen  schrifte- 
lijk wilde  mededeelen,  en  verkreeg  daarop  den  24«*«  De- 
cember, het  volgende  bewijs  : 

rrDe  ondergeteekenden  in  overweging  genomen  hebben- 
ff  de  het  voorstel  van  den  Heer  J.  Stuart  herwaarts  geko- 
ttmen  als  afgevaardigde  van  de  HoUandsche  Republiek  in 
M  Zuid- Afrika^  inhoudende  het  aanbod  van  verkoop  aan  eene 
rr  Nedorlandsohe  vereeniging  van  deelnemers  eener  uitge- 
rrstrektheid  gronds  gelegen  in  de  Republiek,  ter  grootte  van 
rr  300000  bunders,  en  tot  vestiging  eener  Landsbank  aldaar 
rruit    dien  koop   te   vinden. 

rrHebben  den  Heer  J.  Stuart  bekend  gemaakt  met  de  mo- 
rrtieven,  waarop  berust  hun  gevoelen^  dat  de  aanbeveling 
rrvan  dat  voorstel  dan  eerst  aannemelijk  zal  zgn,  wanneer 
rrzich  op  dien  grond  eene  Nederlandsche  Kolonisatie  zal 
rrgevestigd  en  de  daarstelling  der  Landsbank  meerdere  waar- 
rrborg  verkregen  hebben. 

rrËn  gaarne  voegen  zij  ondergeteekenden  hier  nog  bij, 
rfdat  z^  uit  genegenheid  voor  de  HoUandsche  stamgenooten 
rrin  Zuid'Afrika,  het  wenschel^k  zouden  achten,  dat  eene 
rrbeschaafde  Nederlandsche  Kolonisatie  zich  spoedig  onder 
rr  hen  nederzette. 

ft  Amsterdam   23  December   18ö3. 

H.  Croockewit 

J.  Spengler. 

C.  Hartsen. 

C.  Faber  Boissevain.'' 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTS    IN    NEDERLAND.  305 

Het  was  mijne  volmagt  niet,  om  alléén  met  de  Amster- 
dammers te  onderhandelen.  Ik  begon  slechts  met  de  Hoofd- 
stad van  Nederland,  omdat  dkkr  het  geld  het  ruimst  voor* 
handen  is  en  de  kennis  het  meest  te  vergeefs  naar  eene 
voldoende  belooning  omziet. 

Des  avonds  van  den  24"^®^  December  had  ik  reeds 
te  Rotterdam  een  bezoek  bij  een  der  voornaamste  ingeze- 
tenen afgelegd,  en  vier  dagen  daarna  —  de  Eersdagen  kwa- 
men tasschenbeiden,  —  bragt  ik  eene  publieke  bijeenkomst  in 
de  Concertzaal  tot  stand,  hield  dd4r  weder  eene  redevoe- 
nngy  nagenoeg  van  gelijken  inhoud  als  de  vorige,  en  aan- 
stonds was  wedefom  eene  Commissie  benoemd  en  zamenge- 
steld  uit  de  Heeren  F.  J.  Plate,  J.  Mees,  L.  D.  Ledeboer  Bz. , 
D.  K.  van  Wageningen  en  H.  T.  Löhnis,  allen  behoorende 
tot  den  eersten  handelsstand,  en  uit  de  Jonkheeren  en  Mrs. 
W.  T.  Gevers  Deynoot,  kantonregter  en  F.  W.  A.  Bee- 
laerts    van  Blokland,   lid  van   de  regtbank   te  Rotterdam. 

Den  volgenden  avond  mogt  ik  eene  conferentie  met  die 
Heeren  ten  huize  van  den  Heer  J.  Mees  houden.  De  re- 
gelmatige behandeling  van  de  aan  m^  verleende  volmagt, 
gaf  op  ^ich  zelve  reeds  aanleiding  tot  zóó  vele  belang- 
r^ke  vragen  van  die  Heeren,  dat  de  avond  als  het  ware 
omgevlogen  was,  zonder  dat  ik  hun,  die  met  uitzondering 
van  één  hunner  nog  niets  van  de  zaak  meer  wisten,  dan 
wat  zij  uit  m^ne  redevoering  vernomen  hadden,  het  voor- 
stel dat  ik  eigenlek  te  doen  had,  had  kunnen  mede- 
deelen  en  uit  een  zetten,  en  waaromtrent  ik  hun  gevoelen 
wenschte  in  te  winnen.  Zoodat,  toen  zij  de  goedheid  had- 
den, om  eene  2"***  vergadering  op  2  Januari)  1854  te  be- 
palen, ten  einde  daarin  een  advies  over  het  aaSibod  van 
de  Republiek  uit  te  brengen,  ik  hun  in  bedenking  gaf, 
om  alvorens  eene  achriftel^ke  memorie  in  te  wachten,  die 
ik  zoodra  mogeiyk  zou  opmaken  en  hun  toezenden,  en  om 
dan  die  memorie  onder  hen  te  doen  circuleren  en  na  de 
lezing  daarvan  over  de  al  dan  niet  aannemelijkheid  van 
dat  aanbod  een  oordeel  te  vestigen. 

Dit  werd  goedgevonden.  Reeds  den  9<*«°  Januari)  stelde 
ik  den  President  der  Commissie  de  memorie  ter  hand.  Zij 

20 


Digitized  by 


Google 


306  VBRSLAO   VAN   HET 

bevatte  honderd  en  elf  in  het  kort  beantwoorde  vragen, 
ter  ontwikkeling  van  het  aanbod  der  Hollandsche  Afri- 
kaansche  Republiek,  gedaan  aan  Nederlands  ingezetenen 
en  wel  over  het  aanbod  in  het  algemeen,  —  de  uüvoer- 
baarheid  van  het  voorstel,  —  de  benoodigde  kennis,  —  het  èe- 
noodigde  kapitaal,  —  de  kolonisten  of  Nederlandsche  kolo^ 
nisatie,  —  de  Republiek,  de  uitgestrektheid  gronds,  die  ter 
kolonisatie  aangeboden  wordt,  —  de  Maatschappp'  van  deel- 
nemers, die  de  aankoop  en  kolonisatie  zou  ondernemen^ 
—  de  Landsbank,  —  de  verhouding  van  de  kolonisatie  tot 
de  Republiek,  —  de  verhouding  van  de  Republiek  tot  de  kolo- 
nisatie en  de  Landsbank,  —  de  verhouding  van  de  kohmsa* 
He  tot  de  Maatschappij  van  deelnemers  en  wederkeerig^  — 
de  uitvoering  van  het  voorstel, —  de  volmagt  der  Republiek 
aan  haren  vertegenwoordiger  J.  Stüart. 

Tot  mijn  leedwezen  mag  ik  die  memorie  in  dit  werk 
niet  opnemen,  omdat  zij  alléén  6  of  7  vellen  druks  zou 
beslaan,  en  ik  niet  van  ieder  lezer  zou  kunnen  vergen, 
dat  hy,  na  al  hetgeen  wat  ik  hem  reeds  voorgelegd  heb, 
nog  dat  stuk  met  eenige  aandacht  zou  nagaan,  maar  des- 
niettegenstaande spijt  het  m^,  omdat  men,  door  die  opname 
eerst  in  de  gelegenheid  gesteld  wordt,  om  het  daarop 
uitgebragt  advies,  te  kunnen  beoordeelen  of  waarderen; 
en  ook  omdat  iemand,  wiens  helder  en  scherpzinnig 
oordeel  algemeen  erkend  is,  doch  wiens  naam  ik  uit 
kieschheid  verzw^g,  zoo  wel  de  gestelde  vragen  als  der- 
zelver  beantwoording,  zeer  naauwkeurig  overwogen,  en 
mij  daarna  gezegd  had,  dat,  naar  zijn  gevoelen,  er  geen 
twijfel  over  de  ttannemelijkheid  van  het  aanbod  kon  over- 
bleven. 

Doch  ik  mag  niet  nalaten,  ten  einde  mijne  lezers  toch 
eenigzins  op '  de  hoogte  te  brengen,  van  het  voorstel  dat 
ik,  ten  gevolge  van  de  verkregene  volmagt,  aan  de  on- 
dersteuning der  Commissie  aanbeval^  hun  daaromtrent  dit 
weinige  mede  te  deelen. 

Het  aanbod  van  de  Republiek  moest  aangenomen  wor- 
den —  volgens  mijn  gevoelen  —  door  eene  vereeniging  van 
Nederlanders.    Die  vereeniging  moest  eene  beschaafde  ko- 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTE    IN    NEDERLAND.  307 

lonisatie,  op  den  aangekochten  grond  plaatsen ;  diir  een  han- 
dels depdt  vestigen  en  de  nijverheid  ontwikkelen.  Die  ko- 
lonisatie moest  aanvankelijk  niet  talrijker  zijn  dan  voor  het 
dagelijksch  bedrijf,  en  voor  de  kennisneming  van  hetgeen  er 
te  doen  zou  zijn,  gevorderd  werd.  Daardoor  zou  die  ver^ 
eeniging  aan  de  Republiek  de  benoodigde  hulp,  kennis  en 
geld  verschaffen;  zou  de  kolonisatie  zieh  AiAr  beter  en 
gelukkiger  gevoelen  dan  ergens  elders,  en  zou  de  EepU" 
hliék  tot  eenen  weergaloozen  staat  van  r^kdom  en  voor- 
treffel^kheid  gebragt  worden ;  terwijl  die  Vereeniging  door 
hare  exploitatie  van  den  door  haar  gekochten  grond,  door 
de  hoogere  waarde,  die  zij  tegelijk  aan  het  geheele  grond- 
gebied der  Republiek  zou  toebrengen,  door  den  handel  die 
zig  voeren  zou,  tusschen  Europa,  Zuid- Afrika  en  den  Indi-> 
schen  oceaan,  zoowel  het  geluk  van  duizende  verwanten  en 
stamgenooten  en  het  wezenlijk  welzijn  van  Nederland  bevor- 
deren, als  dat  zij  voor  zich  zelve  eene  onderneming  zou 
doen,  fvier  hoogst  voordeelige  uitzigten  geen  twijfel  over- 
lieten. 

Gedurende  de  dagen  dat  de  memorie  zou  rondgaan,  deed 
ik  een  reisje.  Uit  Heerenveen  was  ik  aangezocht  om  eens 
te  Balk  te  komen,  ten  einde  eenige  landlieden  aldaar,  die 
zich  naar  Noord- Amerika  wilden  begeven,  te  bewegen  om 
liever  naar  de  Republiek  te  gaan.  Het  was  helaas  te  laat! 
zy  hadden  reeds  grond  gekocht.  Toen  wij  een  uurtje  met 
elkander  gesproken  hadden,  beklaagden  z^  zich,  dat  zij 
niet  vroeger  de  berigten  van  de  Republiek  vernomen  had- 
den, want  dat  deze  veel  gunstiger  waren,  dan  die  hunner 
vrienden  uit  Noord  Amerika,  doch  er  was  aan  hun  besluit 
niet  meer  te  veranderen.  Te  Leeuwarden  had  ik  familie; 
dit  bragt  mij  daar  heen,  en  dUir  vernemende  dat  in  de 
provincie  Groningen  vele  landlieden  gevonden  werden, 
die  ook  voornemens  waren  om  te  emigreren,  ging  ik  van 
d^  na  Groningen.  Hier  kreeg  ik  kennis  aan  de  alge- 
meene  vereeniging  tegen  het  pauperisme  bij  de  arbeidende 
klassen  van  den  minder  gegoeden  stand  en  wat  in  hare 
vergadering  van  21  Maart  1853  was  voorgevallen.  Zie  het 
3** verslag  dier  Vereeniging  blz.  61,  waar  dit  voorkomt: 

20* 


Digitized  by 


Google 


308  VERSLAG    VAN    HET 

rr5.  De  Heer  Ali  Gohen  doet  nopens  het  voorstel  uit  Su- 
ffriname,  omtrent  eene  landverhuizing  van  arbeiders  enz. 
rr derwaarts  (zie  boven,  blz.  32),  het  volgende  nadere  voor- 
rrstel: 

rr  Sedert  verleden  jaar  is  deze  zaak  eenigzins  gevorderd, 
rr  eensdeels  door  berigten,  die  bij  de  commissie  uit  Suriname 
ff  zijn  ingekomen  (terwijl  er  nog  meerdere  worden  te  gemoet 
ffgezien),  en  anderdeels  vooral  doordien  sedert  dien  t^d  de 
rrtoen  reeds  vermelde  commissie  van  Duitsche  onderzoekers, 
rr  ondersteund  door  Gouvernements-ambtenaren,  in  West-In- 
rrdië  met  haar  onderzoek  begonnen  is.  Daar  nu  zoo  niet 
ff  alles,  dan  toch 'zooveel  zal  afhangen  van  den  afloop  de- 
fvzer  officiële  nasporingen,  en  w^  dus  van  onzen  kant 
rrkwalijk  iets  in  dezen  kunnen  doen^  tot  t^d  en  wijle  de 
rr  resultaten  der  genoemde  commissie  zullen  bekend  z^n^ 
rr  zoo  stelt  de  commissie  voor^  haar  diligent  te  verklaren, 
rrten  einde  na  den  afloop  van  bedoeld  onderzoek  een  na- 
#'der  rapport  aan  deze   vergadering  uit  te  brengen. 

rrDe  commissie  doet  dit  voorstel  van  verdaging  te  eer- 
rr  der,  omdat  z^  meent  te  weten,  dat  er  hier  te  lande  thans 
rr  sprake  is  van  aanzoeken  uit  Zuid- Afrika,  om  landverhui- 
rr zers,  bepaaldelijk  landbouwers  en  arbeiders,  zoo  mogel^k 
rrvan  hier  te  doen  overkomen,  —  waarover  misschien  wel 
rreen  of  ander  lid  dezer  vergadering  nadere  inlichtingen  zal 
rr  kunnen  geven. 

rrProf.  Hofstede  de  Groot  acht  het  gedane  voorstel  goed. 
rrHg  had  een  voorstel  willen  doen  over  die  zaak  in  Zuid- 
rr  Afrika.  Hij  zal,  omdat  die  zaak  nu  in  het  rapport  van 
rrden  Heer  Ali  Cóhen  reeds  is  vermeld^  op  dit  oogenblik 
rrreeds  dat  voorstel  doen.  Hg  treedt  in  eene  beschouwing 
rrvan  de  geschiedenis  der  zaak,  en  deelt  onder  anderen  mede 
rr  dat  de  zoogenaamde  HoUandsche  boeren  aan  de  Kaap  de 
rrGoede  Hoop,  door  een  Vaderlandschen  geest  van  zelfstan- 
rrdigheid  en  vrijheid  bezield,  zoo  als  men  weet,  jaren  lang 
rreen  kamp  tegen  Engelands  overmagt  volgehouden  hebben, 
rr  Eerst  terug  getrokken  op  Port-Natal,  maar  ook  dkkr  later 
rr  aan  Engeland  op  nieuw  onderworpen,  zgn  nogtans  een  tien- 
rr  duizend  hunner   de  onverdoofde  zucht  naar  onafhankelgk- 


Diaiti 


izedby  Google 


VëRBIGTE    in   NEDERLAND.  309 

r#heid  blijven  handhaven,  en  zich  gevestigd  hebbende  be- 
M  noorden  de  Vaal-rivier  hebben  zij  dèiir  thans  e.ene  ook 
door  hunne  vroegere  beheerschers  erkende  Republiek,  on- 
rrder  het  Bestuur  van  een'  Volksraad,  gesticht.  Zij  bewonen 
rydkJLr  eene  uitgestrektheid  gronds  van  500  uren  gaans, 
Ff  door  hen  verdeeld  in  drie  Distrikten,  een  bodem  van  on- 
rfgemeene  vruchtbaarheid,  rijk  ook  in  ijzer-  en  kopererts, 
ff  maar  dien  zij  zelve  nog  niet  weten  te  bewerken,  in  suiker- 
rr riet,  tabak  en  indigoplanten,  in  het  wild  welig  wassende, 
'f^eschikt  ook  voor  tuinbouw,  maar  waarvoor  het  hun  aan 
trde  noodige  tuinzaden  ontbreekt^  onder  een  gezond  en  aan- 
rr genaam  klimaat  gelegen,  zijnde  de  Zomer  er  niet  te  'druk- 
ff^end  en  de  Winter  droog  en  matig  koud.  —  Zg  zelve  zijn 
r^menschen  van  landelijke  aartsvaderlijke  zeden;  geen  onder- 
rrscheid  van  rijk  en  arm  kennende,  allen  de  handen  wetende 
rrte  roeren^  zoodat  b.  v.  de  kommandant  generaal  Joubert, 
rrMr.  Wagenmaker  is.  Aan  het  hoofd  staat  de  bekende  Prae- 
M  torius,  onder  wiens  aanvoering  de  strijd  tegen  Engelschen 
rren  Kaffers  met  onverzwakten  moed  is  gestreden,  en  een 
ff  zwervend  leven  met  ijzeren*  volharding  voortgezet,  totdat 
neen  eigen  grond  nevens  de  Engelsche  onafhankelijkheids- 
M verklaring  verkregen  was. 

f» Uit  meer  dan  een  oogpunt  is  de  vestiging  dezer  Ko- 
rrlonie  belangrijk  en  verdient  zij  de  Vaderlandsche  sympa- 
rithie  op  te  wekken.  Er  is  dkkr  veel  beter  dan  in  Amerika 
rrgelegenheid  voor  hen,  die  zich  genoopt  vinden,  als  Land- 
rr verhuizers  van  hier  te  gaan.  rrRomt  over  tot  onS;  en 
rr woont  in  ons  midden!"  is  de  stem,  die  van  dkkr  wordt 
rrgehoord.  Elk  regtgeaard  Nederlander  wordt  er  met  open 
r» armen  ontvangen.  Wil  men  zich  op  Landbouw  of  Veeteelt 
frtoeleggen,  eene  mtgestrekte  streek  gronds  van  vele  bunders 
rfwordt  hem  in  eigendom  afgestaan,  waarvoor  slechts  aan 
«kadastrale  opmeting  en  aanteekening  ƒ  15  k  ƒ  16  te  be- 
rgtalen zijn.  Hij  bouwt  er  zich  eene  woning,  uit  drie  ver- 
strekken en  eene  keuken  bestaande,  die  hem  maar  op 
freenige  honderden  guldens  te  staan  komt.  Eenmaal  ge- 
rrvesligd,  worden  hem,  als  Nederlander,  dezelfde  regten  met 
fralle  uitgewekenen  toegekend.  De  levenswijs  is  er  eenvou- 


Digitized  by 


Google 


310  VfiRSLAO    VAN    HET 

rrdig  en  goedkoop.  Voor  alle  belasting  betaalt  men  een 
rrhoofdgeld,  dat  niet  klimt  boven  de  ƒ  6  jaariyks.  Menig- 
rreen,  niet  geheel  van  middelen  ontbloot,  maar  die  hier  toch 
frbekrompen  leven  moet,  kan  dns  didr  binnen  korten  t^d 
rrtot  een'  staat  van  betrekkelijke  welvaart  geraken.  Menig 
rrn^vere  handwerksman  kan  er  zijn  brood  overvloedig  vin- 
rrden. — -Ook  langs  den  weg  van  handel  zouden  er  belang- 
rrrijke  betrekkingen  zijn  aan  te  knoopen.  Men  heeft  die  in 
r»  1850  met  een  gelukkig  gevolg  van  uit  Amsterdam  beproefd. 

rrZijn  voorstel  is  alsnu :  eene  commissie  te  benoemen,  om 
rite  onderzoeken,  hoe  men  die  zaak  het  best  kan  bevorderen. 

wDe  Voorzitter  acht  het  benoemen  van  zoodanige  com- 
rrmissie  goed.  Maar  die  commissie  moet  dan  ook  onderzoe- 
rrken,  of  eene  landverhuizing  derwaarts  doelmatiger  is  dan 
rrnaar  onze  eigene  koloniën  (daar  in  Zuid- Afrika  is  't  toch 
ffgeen  Nederlandsch  gebied),  zoo  wel  voor  het  Vaderland 
rrzelf,  als  voor  de  landverhuizers. 

ffProf.  De  Groot  wil  Zuid-Afrika  niet  tegenover  cmze  ko- 
rrloniën  plaatsen,  maar  tegenover  Noord-Amerika,  waar  de 
«landverhuizers  nu  heengaan.  In  Oost-  enWest-Indië  toch 
rrgaat  het  met  de  kolonisatie  nog  steeds  niet  naar  wenseh. 

iiDs.  Gerhards  is  van  oordeel,  dat  de  Vereeniging  die 
rrzaak  zeer  ernstig  ter  harte  nemen  moet.  Alle  berigten  zijn 
ff  gunstig. 

ff  De  Voorzitter  stelt  nu  voor :  dat  er  [eene  commissie  'zal 
ffworden'  benoemd  om  de  zaak  in  haar  geheel  te  onderzoe- 
ffken,  en  inzonderheid  ook,  of  er  voorkeur  bestaat  roor 
rr  Zuid- Afrika  boven  onze  eigene  koloniën,  —  en  ten  dien 
rr  einde  de  3  leden  voor  de  'commissie  te  continueren,  met 
rrbgvoeging  van  de  heeren  Prof.  De  Groot  en  Ds.  Gerhards, 
rr —  't  welk  wordt  goedgekeurd." 

Natuurlek  ging  ik  een  bezoek  bij  Prof.  de  Groot  af- 
leggen. ZHooggel.  had  de  goedheid  mij  dien  avond  ten 
zijnen  huize  in  Jbet  gezelschap  te  brengen  van  den  Gou- 
verneur  van  Groningen,  de  Heer  Mr.  A.  J.  van  Ro^en, 
en  van  de  Heeren  U.  G.  Schilthuis,  Lid  der  Gedeputeerde 
Staten,  en  van  Herwerden,  Predikant  aldaar.  Dit  gezel- 
schap was   zóó   uitgezocht    en    keurig,    dat   ik,    in   plaats 


Digitized  by 


Google 


VERBIOTE   IN    NEDERLAND.  311 

Tan  om  emigranten  te  denken,  daarin  het  geheele  aanbod 
der  HoUandsche  Afrikanen  en  mgn  voorstel  ten  gevolge 
van  .dien  te  Rotterdam  gedaan,  behandelde.  De  deehie- 
ming  die  ik  daarby  opmerkte,  was  zeer  groot,  en  regt 
dankbaar  voor  m^ne  ontmoeting  te  Groningen,  vertrok  ik 
weder  den  volgenden  morgen  naar  Amsterdam,  om  dkkr 
de  aanvraag  eener  tweede  Conferentie  met  en  van  de 
Rotterdamsche  Commissie  af  te  wachten. 

Deze  aanvraag  werd  mij  gedaan  door  de  volgende  let- 
teren : 

ff  Amice ! 

«Gisteren  avond  hebben  wij  (de  Conmiissie)  vergadering 
gebonden,  ons  gevoelen  over  uw  voorstel  aan  elkander 
medegedeeld,  en  verder  met  elkander  gewisseld  en  beraad- 
slaagd. Wij  z^n  tot  eene  eindbeslissing  gekomen,  en  noo- 
digen  u  uit^  om  morgen  (Zaturdag)  ten  6  ure  des  avonds 
op  de  vergadering  bg  den  Heer  Gevers  Deynoot  (Wgn- 
haven)  present  te  z^n.  Gij  zoudt  daartoe  u  kunnen  be- 
dienen van  do  spoor  van  l^/s  ure,  en  dan  ten  mijnent 
kmmen  komen  eten,  en  met  mij  Haar  Gevers  gaan;  terwijl 
ik  u   ook  nachtlogies  aanbied. 

rrWees  zoo  goed  m^  per  telegraaf  spoedig  te  melden,  of 
g^  komt^  daar  anders  de  vergadering  uitgesteld  zal  worden. 

rrik  moet  u  daarbij  zeggen,  dat  onze  beslissing  niet  gun- 
stig is,  en  wg  uw  plan,  zoo  als  't  daar  ligt^  niet  kunnen 
aanbevelen.  Maar  tevens,  dat  u  zal  kennis  gegeven  wor- 
den, van  een  hier  te  lande  ontvangen  berigt  uit  Natal^  dat 
de  echtheid  en  waarheid  uwer  volmagt  en  zending  meer  dan 
tw^felachtig  voorstelt.  Wapen  u  dus  met  de  noodige  be- 
scheiden, gy  gevoelt,  dat  is  voor  u  eene  levensquaestie. 

rrlJw  brief  was  m^  gisteren  regt  aangenaam.  Daarover 
mondeling.  Vale! 

T.T. 

R.  3  Febr.  54.  F.   B.  v.  B." 

Maar  tnk  moest  mij  wapenen  met  de  noodige  bescheiden 
rrom  de  echtheid  en  waarheid  mijner  volmagt  en  zen* 
frding  te  bewezen."    Hoe  was  dat  mogelijk?   Er  zijn  ont- 


Digitized  by 


Google 


312  VERSLAa    VAN   HET 

moetingen  in  de  wereld,  die  de  mensch  niet  met  bedaardheid 
en  kalmte  kan  doorstaan.  Deze  maakte  mij  de  eerste 
oogenblikken  razend.  Doch  God  dank !  een  gerust  geweten 
is  ook  een  kostbare  schat,  waar  geene  aardsche  bij  te 
vergeleken  is.  Spoedig  kwam  ik  tot  m^  zelf^  en  Zatnr- 
dag  morgen  (van  den  4<^®°  Februari))  ten  8^/4  ure,  wa» 
de  tijding  per  telegraaf  reeds  verzonden,  dat  ik  met  de 
trein  van  11 1/2  uren  van  hier  naar  Rotterdam  zou  ver- 
trekken. 

Wg  hielden  de  bepaalde  vergadering.  Alvorens  mij  het 
advies  van  de  Commissie  mede  te  deelen,  las  de  President 
mij  twee  HoUandsche  brieven  gedagteekend  van  Natal,  en 
een  daarbij  behoorenden  Engelschen  brief  voor.  De  Hol- 
landsche  waren  ongeteekend  en  droegen  ook  geen  adres, 
de  Engelsche  was  van  zekeren  Melvill,  doch  waarvan  het 
adres  ook  niet  vermeld  was.  De  eerste  hield  in,  dat  de 
schrijver  vernomen  had  van  den  genüeman  Melvill,  dat  ik 
wèl  de  volmagt  en  zending  had  gevraagd  van  den  Volks- 
raad^  doch  dat  deze  m^  die  geweigerd  had;  dat  de  schrg- 
ver  dit  in  het  belang  der  Nederlanders  moest  bekend  maken, 
maar  om  niet  verkeerd  te  handelen,  den  gentleman  uitge- 
noodigd  had,  om  de  zaak  nog  eens  goed  te  onderzoeken 
en  hem  dan  daarvan  een  schriftelijk  bewijs,  en  kon  het 
zijn,  beëedigd  te  doen  geworden.  Dat  de  schrijver  bij 
voorraad  een  en  ander  berigtte,  en  zoodra  mogelijk  dat 
schriftel^k  bewijs  zou  overzenden.  De  tweede  diende  een- 
voudig ten  geleide  van  dit  bewijs,  dat  door  eene  toevalligheid 
niet  beëedigd  had  kunnen  worden.  De  derde  was  dan  het 
bewijs  en  hield  in,  dat  de  schrijver  (Melvill)  zelve  de  no- 
tulen van  de  vergadering  van  den  Volksraad  van  Maart 
1853  b^  den  Landdrost  van  Rustenburg  had  gelezen  en 
daarin  gezien,  dat  m^n  voorstel  tot  die  volmagt  en  zen- 
ding qfgewezen  was. 

Mgne  lezers  weten  uit  het  voorafgegane  wat  tegen  dit 
bewijs  in  te  brengen  was;  alléén  weten  zij  niet,  wie  die 
gentleman  is.  Hij  heeft  een  klerk's  postje  gehad  b^  het 
koloniaal  Gouvernement  te  Pieter-Maritzburg,  daarvan  z^ne 
demissie  gekregen,   en   later  heb  ik   hem   te  Harrj-Smith 


Digitized  by 


Google 


YERRIOTE    IN   NEDERLAND.  313 

in  de  Souvereiniteit,  als  knecht  in  een  winkel^  achter  de 
toonbank  wedergevonden.  — 

De  Rotterdamsche  Heeren  betuigden  mij  geen  geloof  aan 
dien  Engelsehen  brief  te  hebben  gehecht,  doch  dat  zij  zich 
▼erpligt  gevoeld  hadden,  dien  voor  te  lezen  en  daaromtrent 
m^ne  opheldering  in  te  winnen;  dat  z^  nu  volkomen  overtuigd 
waren,  dat  de  twee  ongeteekende  brieven  lasterl^k  waren, 
en  dat  de  daarbij  gevoegde  Engelsche  brief  slechts  het  be- 
gin m^ner  voordragt  van  den  Yolksraad  mededeelde,  en  bij 
(Melvill)  alzoo  onbekend  was  met  hetgeen  wat  later  had 
plaats  gehad,  mij  aanbiedende  van  deze  overtuiging  een 
schriftelijke  verklaring  af  te  geven. 

Daarna  werd  het  advies  voorgelezen,  en  ten  gevolge  van 
eenige  aanmerkingen,  werd  het  later  aldus  gearresteerd  en 
mg  overgemaakt: 

rrDe  ondergeteekenden,  in  eene  op  den  28  December  1853 
door  den  Heer  J.  Stuart  in  de  Concertzaal  iu  de  Bierstraat 
alhier  te  zamén  geroepen  openbare  Vergadering,  verzocht 
zijnde  om  de  door  voornoemden  Heer  gedane  voorstellen 
over  te  nemen,  en  daarop  van  berigt  en  raad  te  dienen, 
hebben  de  eer  daaraan  bij  deze  te  voldoen. 

riDoor  gemelden  Heer  J.  Stuart  was  namelijk  aldaar  mede- 
gedeeld, dat  ZEd.  door  den  Volksraad  der  Trans- vaalsche  Re- 
publiek in  Zuid- Afrika  gemagtigd  was  om  in  Nederland  voor 
dezen  nog  jeugdigen  Staat  zooveel  mogelijk  kennis  en  kapitaal 
tè  verzamelen.  Ten  dien  einde  was  hem  b^zonder  het  vol- 
gende opgedragen: 

rrl.  Om  eene  uitgestrektheid  gronds  van  ruim  300.000 
morgen  oude  Hollandsche  Maat,  in  de  Trans-Vaalsche 
Republiek  gelegen,  aan  eene  Nederlandsche  Maatschapp^ 
te  verkoopen  tegen  4  Gulden  de  morgen. 

"2.  Om  het  noodige  aan  te  wenden  ten  einde  in  gezegde 
Republiek  eene  landsbank  op  te  rigten.  In  deze  bank  zou 
in  de  eerste  plaats  het  voornaamste  deel  der  opbrengst  van 
den  landverkoop  worden  gestort,  terw^l  hare  verdere  za- 
menstelling,  bestuur  en  w^ze  van  werking  nader  in  Neder- 
land zou  kunnen  geregeld  worden. 

rr3.  Om  uit  Nederland  nederzettingen  in  genoemde  Repu* 


Digitized  by 


Google 


314  VERSLAG   VAN    HST 

bliek  uit  te  lokken,  ten  einde  door  zoodanige  Kolonisatie 
eene  kern  van  beschaving  en  n^verheid  aldaar  te  krygen. 
Vooral  ambachtslieden  en  landbouwers  moesten  daartoe 
aangezocht  worden,  liefst  niet  geheel  onbemiddeld  en  van 
de  Protestantsche  geloofsbelijdenis.  De  opbrengst  van  den 
landverkoop  zou  ook  hiertoe  worden  aangewend. 

rrDe  ondergeteekenden  omtrent  bovengenoemde  punten 
verder  nog  van  den  Heer  Stuart  zoowel  schriftelgk,  ab 
mondeling  inlichtingen  ontvangen  hebbende,  namen  de  ge- 
dane voorstellen  met  de  meeste  aandacht  in  overweging; 
en  het  zijn  de  vruchten  dier  overleggingen,  welke  z^  de 
eer  hebben  hierbij  mede  te  deelen. 

rfWat  het  eerste  punt  aangaat:  om  eene  uitgestrektheid 
gronds  in  meergenoemde  Republiek  door  eene  Nederland- 
sche  Maatschappy  te  doen  koopen,  is  het  de  meerderheid 
der  ondergeteekenden  voorgekomen,  dat  het  aankoopen  van 
eigendom  aldaar  op  de  voorgestelde  wjjze  voor  als  nog  eene 
te  gewaagde  zaak  zou  wezen.    Zij  achten  dit  te  gewaagd : 

rrl.  Omdat  de  Staatkundige  toestand  der  Republiek  hun 
nog  niet  voldoende  gevestigd  voorkomt. 

rf2.  Omdat  de  Maatschappel^ke  toestand  der  uitgewekene 
Trans-Vaalsche  boeren  nog  te  weinig  ontwikkeld  sch^nt 
te  wezen. 

rr3.  Omdat  niet  alleen  de  aard  maar  zelfs  de  ligging  der 
aangebodene  gronden  den  Heer  Stuart  zelven  niet  voldoende 
bekend  is;  en 

rr4.  Omdat,  al  mogten  ook  die  gronden  onder  de  meest 
vruchtbare  behooren,  dan  nog  hunne  verwijderde  ligging 
van  Zee,  en  de  hoogst  gebrekkige  middelen  van  gemeen- 
schap hunne  waarde  zeer  drukken;  te  meer,  dew^l  de 
toegang  naar  Zee  over  vreemd  grondgebied  loopt. 

ifDe  meerderheid  der  ondergeteekenden  gelooft  derhalve 
om  boven  aangevoerde  redenen,  dat  de  aangebodene  koop 
van  gronden  op  de  door  den  Heer  Stuart  voorgestelde  wyze 
niet  is  aan  te  raden. 

rrDe  minderheid  kon  echter  de  drie  eerste  bezwaren  niet 
deelen.  Wat  het  vierde  aangaat,  hoewel  dit  eeniger  mate 
bij  haar  woog,  meende  zij  dat  het  geen  overwegende  reden 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NSDBRLAND.  315 

kon  z^n,  om  zich  tegen  eenen  aankoop  van  gronden  aldaar 
te  verklaren. 

rrWat  betreft  het  tweede  punt;  het  vestigen  eener  lands- 
bank  in  de  Republiek,  de  ondergeteekenden  vinden  in  de 
w^ze,  waarop  hare  inrigting  en  doel  voorgesteld  wordt, 
zooveel  onbestemds  en  duisters,  dat  z^  tot  eene  deelname 
daarin  niet  kunnen  adviseren.  Men  moge  vooral  in  Schot- 
land, Noord- Amerika,  en  ook  aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop 
de  weldadige  vruchten  van  zoodanige  instellingen  geplukt 
hebben;  de  ondergeteekenden  gelooven,  zonder  hier  in  eene 
verdere  ontwikkeling  der  redenen  te  kunnen  treden,  dat 
de  door  den  Heer  Stuurt  medegedeelde  plannen  daaraan 
geenszins  zouden  voldoen.  —  Bovendien  is  deze  zaak  zóó 
naauw  verbonden  aan  den  landverkoop,  dat  de  b^  dat  punt 
gemaakte  bezwaren  ook  hierop  terugwerken. 

rrMisschien  ware  het  oprigten  eener  bank  in  de  Republiek 
op  eene  kleine  schaal  en  op  eenen  anderen  dan  den  voor- 
gestelden voet  met  eenig  goed  gevolg  te  ondernemen. 

rf Omtrent  het  derde  punt:  het  verkregen  eener  Eoloaigatie 
van  Nederlanders  in  de  Republiek,  ook  dien  aangaande 
mag  het  advies  van  de  meerderheid  der  Commissie  niet 
gunstig  zijn.  Daar  gelaten  de  ziensw^ze  van  den  Heer 
Stuarty  dat  in  ons  Vaderland  overbevolking  zou  gevonden 
vrorden,  bestaat  zij  voorzeker  het  minste  uit  die  soort  van 
ingezetenen,  waarop  ZEd.  in  de  eerste  plaats  het  oog  ge- 
rigt  zou  hebben.  Niet  geheel  onbemiddelde,  kundige  en 
vfakkere  ambachtslieden  en  landbouwers  behooren  tot  de 
beste  sappen,  waardoor  de  welvaart  in  Nederland  moet  ge- 
voed en  uitgebreid  worden.  yerkeerdj[zou  de  meerderheid  der 
ondergeteekenden  het  achten  ons  Vaderland,  in  eene  eenig- 
zins  uitgebreide  mate,  daarvan  te  berooven.  Bovendien 
meenen  zij  dat  de  vooruitzigten,  welke  men  voor  Kolonisten 
aldaar  zou  kunnen  openen,  nog  veel  te  onzeker  zijn,  dan 
dat  zij  het  op  zich  zouden  durven  nemen,  hunne  landge- 
nooten  daartoe  aan  te  sporen. 

„De  twee  laatste  ondergeteekenden,  do  bovengenoemde 
minderheid  der  Commissie  uitmakende,  konden  zich  even- 
wel niet  geheel  met  dit  laatste  vereenigen.     Zij  geloofden, 


Digitized  by 


Google 


316  VBRSLAQ    VAN   HET 

dat  bij  de  reeds  In  ons  Vaderland  bestaande  zucht  tot 
landverhuizing  het  geraden  zou  zijn,  die  naar  meergenoemde 
Republiek  te  rigten^  terwijl  de  vooruitzigten  der  Kolonisten 
hun  ook  niet  zoo  ongunstig  voorkwamen. 

«Hoeveel  deelneming  derhalve  het  lot  der  uitgewekene 
oud-Hollandsche  boeren  ook  na  de  belangr^ke  mededee- 
lingen  van  den  Heer  Staart,  bij  de  ondergeteekenden  mo- 
ge hebben  opgewekt,  kan  de  meerderheid  omtrent  de  door 
ZEd.  gedane  voorstellen  g^^n  gunstig  advies  mtbrengen. 
Treffend  is  het  voorzeker,  dat  die  kloeke  Afrikanen,  hunne 
afkomst  steeds  indachtig,  het  oog  op  Nederland  gevestigd 
houden. 

«Mogt  hun  daarom  op  eene  meer  eenvoudige  en  meer  doel* 
treffende  wijze  de  hand  kunnen  gereikt  worden,  zij  zal  het 
van  harte  toejuichen,  maar  om  nu  reeds  stappen  als  de  voor- 
gestelde te  doeu;  hierin  vindt  zij  te  vele  bezwaren. 

rrDe  bovengenoemde  minderheid,  van  het  gevoelen  der 
meerderheid  afwijkende,  meent  echter  met  de  meeste  overtui- 
ging te  moeten  verklaren,  dat  hare  meer  gunstige  stemming 
door  haar  geheel  afhankelijk  wordt  gesteld  van  de  keuze 
van  het  personeel  der  nieuwe  Hollandsche  Kolonisten,  en 
vooral  van  degenen,  die  met  de  leiding  belast  zouden  zijn ; 
omtrent  welk  een  en  ander  zij  de  meeste  behoedzaamheid 
aanraadt 

rrDe  ondergeteekenden  vertrouwen  hiermede  aan  den  hun 
opgedragen  last  voldaan  te  hebben. — 

Rotterdam,  Februarij   1854. 

F.  J.  Plate,  W.  T.  Gevers  Deynoot,  J.  Mees, 
L.  V.  Ledeboer,  Bz.  D.  K.  van  Wagenin- 
gen,  F.  W.  A.  Beelaerts  van  Blokland,  H. 
T.  Löhnis."       . 

Zonder  nu  de  gronden  van  dat  advies  te  willen  weder- 
leggen, zg  het  mij  toch  vergund  den  lezer  te  doen  op- 
merken : 

Dat  de  ligging  der  aangebodene  gronden  niet  meer  be- 
kend kon  zijn.  Die  gronden  waren  nog  onbewoond.  De 
schets  die  ik  van  de  Republiek  bezat,  wees  slechts  het  be- 
woonde gedeelte  aan,  en   dus  niet  de  landstreek  van  Co- 


Digitized  by 


Google 


YERRIGTG    IN    NEDERLAND.  317 

mate.  Het  rapport  van  den  Predikant  Neethling^  dat  straki» 
den  lezer  zal  medegedeeld  worden,  gaf  van  den  aard  en 
de  ^^SS^T^S  ^^^  streek  eene  vrij  goede  beschrijving. 

Dat  het  nadeel  van  den  afstand  van  de  zeehaven,  meer 
den  Handel  met  de  Republiek,  dan  de  nijverheid  in  de  Co- 
mate  zon  trejQfen.  Deze  nijverheid  zou  daarvan  alléén  last 
hebben,  voor  zoo  verre  eenigo  materialen  aanbelangt,  die 
aanvankelijk  aangevoerd  moesten  worden,  doch  die  last 
zon  weder  meer  dan  vergoed  worden,  door  de  plaatselijke 
productie  van  waren,  die  juist  uit  hoofde  van  dien  afstand, 
tegen  hooge  prezen  op  de  plaats  verkoopbaar  zouden  zijn. 
En  wat  aangaat  den  Handel,  daarvoor  wordt  dat  nadeel 
gedekt,  door  de  vergoeding  of  betaling  van  de  transport- 
kosten der  goederen,  die  de  ingezetenen  der  Republiek  nu 
ook  moeten  voldoen,  of  der  verzendingskosten  naar  de 
zeehavens,  die  nu  ook  van  de  produkten  der  Republiek, 
boven  de  inkoopsprijzen,  in  Europa  of  elders  werwaarts 
ze  aan  de  markt  komen^  moeten  betaald  worden  — 

Dat  de  vooruitzigten  die  zich  dddr  voor  de  kolonisten 
zouden  openen,  zekerder  zouden  zijn  dan  ooit  elders.  Aan- 
vankelijk zouden  de  kolonisten  voor  rekening  der  Veree- 
niging  werkzaam  z^n,  om  zich  later,  wanneer  zij  alle  ver- 
eiachte  locale  kennis  opgedaan  hadden,  al  dan  niet  voor 
eigene  rekening  neder  te  zetten  of  te  vestigen. 

En  eindelijk,  dat  mij  nimmer  eene  meer  eenvoudige  of 
doeltrefifende  w^ze,  om  de  Republiek  de  hand  te  reiken 
18  voorgesteld  of  aangewezen. 

Behalve  de  vergaderingen  met  voornoemde  Amsterdam- 
8che  en  RoUerdamsche  Heeren,  had  ik  er  nog  twee  te 
Amsterdam  die  eenige  vermelding  verdienen. 

De  eerste  in  het  Odéon,  op  28  October  1853  van  de 
Vrijdagsche  vereeniging,  waar  ik  op  verzoek  van  het  Be- 
stnur  als  verdediger  optrad  en   deze  stellingen  voordroeg : 

ffl^.  De  Hollandsch-Afrikaansche  Republiek  verdient  aan- 
beveling tot  overbrenging  van  kennis  en  kapitaal  derwaarts." 

rr2^.  Nederland  is  geroepen,  hierin  te  voorzien."  Beide 
werden  met  algemeene  stemmen  aangenomen  doch  de  2"^* 
stelling   met    eene   wijziging,  te  weten:  achter  het  woord 


Digitized  by 


Google 


318  VERSLAa    VAN   HET 

rrNederland^'  de  tosschenvoeging  van  het  woord  «bovenal" 
en  achter  het  woordje  »te'*  do  tusschenvoeging  van  het 
woord  if helpen". 

De  2*^*  aangenomen  stelling  moet  alzoo  gelezen  worden: 

rrNederland  bovenal  is  geroepen  hierin  te  helpen  voor- 
zien." 

De  tweede  vergadering  was  in  de  Munt  op  31  Octo- 
ber  1863  van  de  vereeniging  ff  Handel  en  Nijverheid",  waar 
de  Heer  Joh.  C.  Zimmerman  als  verdediger  optrad  en  deze 
stellingen  voordroeg: 

trio.  De  Transvaalsche  Republiek  is  voor  Nederlandei^ 
de  geschiktste  plaats  ter  landverhuizing. 

rr20.  Het  belang  van  Nederland  brengt  mede,  de  ontwik- 
keling van  den  nieuwen  staat  krachtig  te  bevorderen." 

Beide  werden  ook  aangenomen^  doch  de  1'^  stelling  met 
eene  w^ziglng,  te  weten  in  .plaats  van  de  woorden  rrde 
geschiktste"  freene  geschikte." 

De  1^^  aangenomen  stelling  moet  alzoo  gelezen  worden: 

rrDe  Transvaalsche  Republiek  is  voor  Nederlanders  eene 
geschikte  plaats  ter  landverhuizing;"  doch  ik  mag  hier  bij- 
voegen, dat  deze  wijziging  geen  plaats  vond  ten  gevolge 
van  het  oordeel  over  de  mindere  geschiktheid  der  plaats 
dan  elders,  maar  alléén  omdat  men  den  superlativus  niet  wilde 
bezigen,  zonder  over  alle  andere  plaatsen  te  kunnen  oor- 
deelen. 

IntuBSchen  hadden  zich  gedurig  eene  menigte  perso- 
nen bij  mij  aangemeld,  die  6f  deel  in  de  door  m^  voorge- 
stelde Maatschappij  van  kolonisatie  wilden  nemen,  M  daarbij 
in  de  eene  of  andere  betrekking  wenschten  geplaatst  te  wor- 
den, zoodat  ik  eigenlek  gezegd  geene  aanbeveling  voor 
zoodanige  maatschappij  meer  behoefde,  en  eenvoudig  maar 
eene  Directie  noodig  had,  om  aan  het  hoofd  der  deelge- 
nooten  te  staan,  de  Statuten  vast  te  stellen  en  het  iigchaam 
der  vereeniging  te  vertegenwoordigen.  Die  deelneming  be- 
droeg gezamenlijk  wel  zoo  veel  niet  als  het  maatschappe- 
l^k  kapitaal  moest  bedragen  om  aanstonds  de  geheele  aan- 
gebodene uitgestrektheid  gronds  te  betalen,  de  geheele  ko- 
lonisatie daar  te  stellen,  en  de  geheele  scheepvaart  en  be- 


Digitized  by 


Google 


VERRiaTE   IN   NEDERLAND.  319 

vrachting  ten  uitvoer  te  brengen  zoo  als  ik  eerst  voorge- 
steld had,  maar  toch  genoeg  om  eene  aanvankel^k  vol- 
doende maatschappij  tot  kolonisatie  van  Nederlanders  in 
de  Republiek  tot  stand  te  brengen  en  ook  daarvan  goede 
uitkomsten  en  groote  voordeelen  te  verwachten.  Het  kwam 
mij  niet  ondoelmatig  voor^  de  Heeren  J.  Spengler  en  Jhr. 
C.  Hartsen,  met  die  deelneming  bekend  te  maken,  en  hen 
te  verzoeken  de  Directie  met  nog  een  paar  andere  Heeren 
op  zich  te  nemen;  vooreerst,  omdat  de  aanbeveling  hunner- 
z^ds  onnoodig  was  geworden;  ten  andere  omdat  ik  spe- 
ciaal die  voorname  en  invloedrijke  mannen  in  onmiddellijke 
aanraking  met  de  Maatschappij  van  kolonisatie  wenschte  te 
brengen,  ten  einde  zij  in  de  eerste  plaats  de  juiste  kennis 
van  de  Republiek  en  al  wat  daarmede  voor  Nederland  te 
doen  zou  z^n,  zouden  verkrijgen,  en  dan  eenmaal  overtuigd 
wordende,  van  de  gegrondheid  van  hetgeen  ik  daaromtrent 
had  medegedeeld,  de  Republiek  uit  eigene  beweging  van 
al  het  verder  noodige  zouden  voorzien. 

Dit  verzoek  deed  ik  den  23"*®'*  Februarij,  en  dit  was  het 
antwoord: 

tt Amsterdam  den  25  Februarij  1854. 
rr  Wel  Edele  Heer, 

r^Sedert  wij  de  eer  hadden  UEd.  te  ontmoeten  en  van 
U£d.  de  plannen  te  ontvangen  wegens  eene  eventueel  op 
te  rigten  Maatschapp^,  die  zich  in  verband  zoude  stellen 
met  de  Hollandsche  Afnkaansche  Republiek^  hebben  die 
plannen  het  onderwerp  uitgemaakt  van  eene  naauwgezette 
en  ernstige  overweging  tusschen  ons. 

rrHet  is  ons  echter  voorgekomen,  dat  het  plan  van  uit- 
voering, in  beginsel  geheel  hetzelfde  is,  als  het  vorige,  dat 
ü£d.,  aan  ons  gezamenlijk  met  eenige  onzer  stadgenooten 
bebt  gesubmitteerd,  met  die  wgziging,  dat  de  zaak  op  eene 
kleinere  schaal  is  overgebragt. 

'rDe  bezwaren,  die  bij  ons  tegen  uwe  primitive  plannen 
bestonden^  zijn  UEd.  bekend,  en  ze  zijn  niet  uit  den  weg 
geruimd  door  de  meer  beperkte  uitvoering,  die  UEd.  er 
aan  wilt  geven;  integendeel,  het  komt  ons  voor,  dat  de 
onderneming    door   die   beperking  nog  eerder  gevaar  loopt 


Digitized  by  VjOOQIC 

1 


320  VERBLAQ   VAN   HET 

schipbreuk  te  lijden  en  dat  de  landverhuizing  naar   Zuid- 
Afrika  er  minder  aannemelijk  door  wordt. 

rrDeze  beschouwingen  waren  reeds  voldoende,  om  het 
voor  ons  hoogst  bezwarend  te  maken,  ons  voor  de  uitvoering 
voor  aan  te  plaatsen  of  er  ons  mede  in  te  laten,  maar  daar- 
enboven achten  wij  het  tegenwoordig  oogenblik  hoogst  on- 
gunstig om  eene  dergelijke  onderneming  op  touw  te  zetten; 
de  staatkundige  gesteldheid  van  ons  werelddeel,  en  de  mo* 
mentanele  teruggang  van  alle  waarden  zouden  ons  huiverig 
maken,  zelfs  de  meest  zekere  zaak  aan  onze  geldschieters 
op  dit  tijdstip  te  onderwerpen ;  dit  geldt  dus  te  eerder  eene 
onderneming,  waarmede  w^  ons  in  beginsel  reeds  niet  wel 
kunnen  vereenigen. 

rf  Onder  dankbetuigingen  voor  de  mededeeling  moeten  w§ 
UEd.  dus  verzoeken^  ons  ten  goede  te  houden,  dat  wij  voor 
het  ons  gedane  aanbod  bepaald  bedanken. 

rr  W^  nemen  de  vrijheid  de  ontvangen  stukken  hierby  te  re- 
tourneren^ en  hebben  de  eer  met  de  meeste  achting  te  zgn, 

üEd.  DW.  dienaren 
J.  Spengler. 

rrDen  Heer  J.  Stuart  alhier.  G.  Hartsen." 

Deze  weigering  evenwel  verwonderde  m^  niet,  na  de 
comparitie  op  den  20"**°  December  11.  met  die  Heeren  ge- 
houden. Geen  t^d  willende  verzuimen,  zoo  had  ik  reeds 
vooraf  bepaald,  wat  in  dat  geval  te  doen. 

In  Groningen  had  ik  te  vergeefs  getracht,  om  den  Heer 
G.  Reinders  te  ontmoeten.  Dddr  had  ik  zoo  veel  belang- 
stelling en  ^ver  voor  al  wat  wezenlijk  goed  was^  meenen 
op  te  merken,  dat  ik  nu,  na  de  gevoelens  der  Amsterdam- 
sche  en  Rotterdamsche  Heeren  te  hebben  leeren  kennen^ 
m^  in  betrekking  wilde  stellen  met  de  Groningers,  en 
daarbg  vooral  ook  met  dien  Heer  Reinders,  wetende  dat 
z^n  oordeel  van  grooten  invloed  zou  z^n  op  de  landlieden 
die  van  dkkr  wilden  emigreren.  Dien  ten  gevolge  was  ik 
den  25"*®*^  Februar^  in  den  Haag,  en  in  hetzelfde  Loge- 
ment waar  de  Heer  Reinders  kamers  had.  Door  zyne  tus- 
schenkomst  stelde  ik  al  de  Groningsche  leden  der  Staten- 
Generaal,  z^nde  de  Heeren  S.  Blaaupot  ten  Cate,  G.  Rein- 


Digitized  by 


Google 


VEllRiaTE    IN    NEDKRLAND.  321 

ders,  Ds.  R.  Westerhoif,  en  J.  F.  Zijlker,  op  de  hoogte  van 
al  hetgeen  wat  mijne  volmagt  en  de  uitvoering  van  dien 
betrof  en  verzocht  hun,  de  fltukken  daaromtrent  te  willen 
onderzoeken,  en,  de  aanneming  van  mijn  voorstel,  voor  Gro- 
ningen in  het  bijzonder,  aannemelijk  vindende,  mij  eenen 
brief  voor  den  Heer  Gouverneur  dier  Provincie  te  willen 
ter  hand  stellen,  waarin  zij  hem  uitnoodigden,  de  Statuten 
van  de  door  mij  gewenschte  Yereeniging  vast  te  stellen  en 
de  vestiging  dier  Vereeniging  te  Groningen  te  bevorderen. 
Dit  verzoek  werd  toegestaan. 

Terwijl  die  Heeren  zich  met  dat  onderzoek  onledig  hiel- 
den, trachtte  ik  Z.  M.  den  Koning  over  m^ne  Hollandsche 
Afrikanen  en  hunne  Eepubliek  eens  te  mogen  onderhou- 
den. Tot  dat  einde  begaf  ik  mij  naar  het  paleis  en  over- 
handigde dit  billet: 

rrDe  ondergeteekende  Jacobus  Stuart,  wenschende  de  eer 
te  mogen  hebben,  het  doel  zijner  zending  uit  de  Transvaal 
Republiek  in  Zuid- Afrika  met  den  Koning  te  bespreken, 
neemt  de  vrijheid  daaitoe  de  gunst  van  een  bijzonder  ge- 
hoor bij  Z.  M.  te  verzoeken. 

s'Gravenhage,  2  Maart  1854.     Hotel  de  twee  steden. 

rfAan  den  Heer  Adjudant  van  Dienst  bij  Z.  M." 

Den  volgenden  dag  had  ik  reeds  antwoord,  doch  onge- 
lukkig had  waarschijnlijk  de  Heer  Adjudant  mijn  aanzoek 
niet  verstaan.  Het  was  niet  over  mijne  zending  naar  Af- 
rika^ maar  uit  Afrika,  dat  ik  een  onderhoud  verzocht  had. 
Z.Ëd.  antwoord  was: 

fts'Ghravenhagey  3  Maart  1854. 

riDe  Adjudant  van  Dienst  van  Z.  M.  den  Koning  brengt 
ter  kennisse  van  den  Heer  Jacobus  Stuart,  dat  Z.  M.  goed 
gevonden  heeft  te  bepalen,  dat  hij  zich  wat  zijne  zending 
naar  Afrika  betreft  moet  aanmelden  bij  den  Minister  van 
Buitenlandsehe  zaken. 

rfDe  Adjudant  van  Dienst, 
J.  M.  van  Lijnden." 
"Aan  den  Heer  Jacobus  Stuart. 
Hotel  de  twee  èiteden,'' 

21 


Digitized  by 


Google 


322  VERSLAQ    VAM    H£T 

Al  de  Groningsche  leden  van  de  Staten-Generaal  onder- 
teekenden den  verlangden  brief  op  den  6^®°  Maart  en  den 
gston  Maart  was  ik  des  avonds  ten  IO1/2  ure  reeds  te  Gro- 
ningen. Den  13^*"  waren  de  Statuten,  door  krachtige  me- 
dewerking van  den  Heer  Mr.  W.  de  Sitter,  advokaat  te 
Groningen,  voorloopig  gearresteerd  en  wel  in  dezer  voege : 

ONTWERP  vati  Artikelen  van  Overeenkomst  der  Nederland- 
sche  J^rikaansche  Maatschappy, 

EERSTE    HOOFDSTUK. 
Van  de  Maatschappij  in  het  algemeen. 

Art.  1.  Deze  Maatsohappi)  is  eene  naamlooze  Veunootschap  van 
N^yerheid  en  voert  den  naam  van  Nederlandsohe  Afrikaansche 
Maatsohapp^. 

Art.  2.  Deze  Tennootsohap   zal  bestaan  gedurende   een  tgdperk 

van  tien  jaren,  aanvang  nemende  met  den 

en  eindigende  op  den. 

Art.  8.  y<5<5r  dien  t^d  kan  de  Maatschappij  worden  ontbonden, 
bg  een  besluit  van  de  Algemeene  Vergadering  van  Stemgeregtigde 
Deelhebbers,  ook  bniten  de  gevallen,  voorzien  b^  Art.  47  van  het 
Wetboek  van  Koophandel. 

Art.  4.  In  de  laatste  helft  van  het  jaar  1862  zal,  in  eene  Alge- 
meene Vergadering  van  Stemgeregtigde  Deelhebbers,  moeten  worden 
beslist,  of  de  Maatschapp^  al  dan  niet  verlenging  van  haren  t^d 
van  duur  verlangt. 

Art.  5.  De  Directie  zal  de  zaken  der  Vennootschap,  bg  ontbin- 
ding derzelve,  moeten  vereffenen,  onder  zoodanige  bepalingen,  als 
daaromtrent,  op  haar  voorstel,  met  voorkennis  van  Gonmüssarlssen 
gedaan,  door  de  Algemeene  Vergadering  van  Stemgeregtigde  Deel- 
hebbers zallen  zgn  vastgesteld. 

TWEEDE    HOOFDSTUK. 

Van  het  kapitaal  'der  Maatschappij^  van  de  Aandeelen 
en  van  de  deelhebbers. 

Art.  6.  Het  kapitaal  der  Maatschappij  is  bepaald  op  Twee  Millioen 
Vijfmaal  Honderd  Duizend  Guldens. 

Ingeval  het  kapitaal  v<5<5r  den niet  ge- 
heel is  geplaatst,  wordt  aan  de  Directie  verleend  een  termign  van 
twee  jaren,  te  rekenen  van  dat  t^dstip,  om  de  nog  overige  Aan- 
deelen, mits  niet  beneden  pari,  te  plaatsen. 

Art.  7 .  De  geheel  betaalde  Aandeelen  zijn  aan  toonder,  de  overige 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEDERLAND.  323 

op  naam.  Ieder  Aandeel  is  groot  Duizend  Qnldens;  het  is  splitsbaar 
in  halve,  yierde  en  achtste  aandeelen,  wanneer  znlks  door  de  Deel- 
nemers wordt  Terlangd. 

Art.  8.  Het  staat  aan  de  keuze  der  Deelnemers  om  hunne  Aan- 
deelen,  b§  de  eerste  uitgifte,  het  zij  in  eens  geheel  te  yoldoen,  het 
z:g  daarop  grooter  bedrag  te  storten,  dan  in  Art.  9  bepaald  is. 

Art.  9.  De  betaling  der  Aandeelen  wordt  gevorderd  in  dezer 
voege :  20ten  honderd  bij  de  uitgifte  en  vervolgens  jaarlijks  20  ten 
honderd,  tot  dat  het  volle  bedrag  van  ieder  Aandeel  zal  zyn  gestort| 
indien  de  Directie,  in  overleg  met  Commissarissen,  deze  stortingen 
in  het  belang  der  Maatschapp^  noodig  oordeelt. 

De  Aandeelhouder  die  deze  Stortingen  niet  binnen  den  bepaalden 
t^d  voldoet,  verliest  alle  de  regten  aan  Aandeelhouders  toegekend 
en  wordt  geacht  afstand  gedaan  te  hebben  van  het  reeds  gestorte 
bedrag,  ten  behoeve  van  de  Maatschapp^. 

Art.  10.  De  Aandeelen  op  naam  worden  ingeschreven  in  een  re- 
gister, te  houden  door  de  Directie. 

Art.  11.  De  overdnagt  der  Aandeelen  op  naam,  geschiedt  door 
eene  eenvoudige  aftegevene  verklaring,  geteekend  door  den  verkoo- 
per  of  zgne  regtverkr^genden  en  den  Kooper,  vrachtvr^  intezenden 
aan  de  Directie.  De  Directie  zendt  daarna  aan  den  Kooper  een 
bew^s,  dat  de  overdragt  b^  haar  is  ontvangen  en  geboekt  in  het 
register  in  Art.  !•  vermeld. 

Art.  12.  De  Deelhebbers  z^n  niet  verder  aansprakelijk  dan  voor 
het  volle  beloop  hunner  Aandeelen. 

Art.  18.  Het  Stemregt  in  deze  Maatschapp^  wordt  uitgeoefend 
door  de  Stemgeregtigde  Deelhebbers. 

De  houder  van  een  Aandeel  van  Duizend  Quldens  is  stemge- 
regtigd. 

DERDE    HOOFDSTUK. 

Van  het  beheer  der  Veimootêcfiap  en  van  de  Commiesarvisen. 

§  1.  Van  de  Algemeene  Vergadering  van  Stemgeregtigde 
Deelhebbers. 

Art  14.  De  Algemeene  Vergadering  van  Stemgeregtigde  Deel- 
hebbers vertegenwoordigt  het  gansche  ligchaam  der  Maatschapp^. 
Z^  wordt  gehouden  in  de  stad  alwaar  de  Directie  is  gevestigd. 

Art.  15.  Geene  Algemeene  Vergadering  van  Stemgeregtigde  Deel- 
hebbers kan  worden  gehouden,  dan  krachtens  een  besluit  der  Di- 
rectie, na  Commissarissen  te  hebben  gehoord,  of  op  een  besluit, 
door  Commissarissen,  b^  volstrekte  meerderheid,  te  nemen  en  door 
de  Directie  ten  uitvoer  te  leggen. 

Art.  16.  De  Algemeene  Vergadering  wordt  door  de  Directie,  na 
zoodanig   besluit,  minstens   vier  weken   te    voren   b^ëëngeroepen, 

21* 


Digitized  by 


Google 


324  VERSLAG   VAN   HET 

ZOO  door  middel  van  brieven  aan  do  Aandeelhouders,  ingeschreven 
in  het  register  in  het  Art  10  vermeld,  als  door  aankondiging  in  de 
nieuwsbladen,  bedoeld  bij  Art.  28  van  het  Wetboek  van  Koophandel, 
en  daarenboven  in  een  der  voornaamste  handelsbladen  in  Amsterdam 
en  Rotterdam. 

De  brieven  van  bijeenroeping,  moeten  de  punten,  waarover  ge- 
handeld zal  worden,  aanwijzen.  Greene  andere  onderwerpen  dan  deze, 
zullen  aan  de  Algemeene  Vergadering  worden  voorgelegd. 

Art.  17.  De  Algemeene  Vergadering  van  Stemgeregtigde  Deel- 
hebbers beslist  alle  onderwerpen,  bij  volstrekte  meerderheid  der 
aanwezige  Stemmen,  behalve  in  het  geval,  voorzien  b^  Art.  3,  als 
wanneer  alleen  eene  meerderheid  van  drie  vierden  der  aanwezige 
Stemmen  tot  de  Ontbinding  zal  kunnen  besluiten. 

Zij  wordt  voorgezeten  door  een  der  Commissarissen  of  bg  ver- 
hindering van  dezen,  door  den  oudsten  der  Directeuren  in  rang. 

Art.  18.  De  Algemeene  Vergadering  van  Stemgeregtigde  Deel- 
hebbers wordt  belegd  om  te  beraadslagen  en  te  beslissen : 

10  Over  de  Ontbinding  of  verlenging  dtr  Vennootschap,  inge- 
volge de  Art.  3  en  4. 
2^^  Ingeval  van   w:yziging   van  deze  Artikelen  van  overeen- 
komst; en 
3®  In  het  algemeen,  bij  alle  buitengewone  voorvallen,  niet  in 
deze  Artikelen  van  overeenkomst  vooriien. 

§  2.  Van  de  Commissarissen  en  hunne  Plaatsvervangers. 

Art.  19.  Er  z^  drie  Commissarissen,  de  H.  H 

en  een  gel^k  getal  plaatsvervangers,  de  H.  H 

Art.  20.  Om  Commissaris  of  Plaatsvervanger  te  kunnen  zijn,  be- 
hoort men  te  zijn  Nederlander,  of  door  de  wet  daarmede  gel^kgesteld, 
en  op  de  registets  der  Maatschapp^  als  aandeelhouder  bekend  te 
staan  van  minstens  drie  geheele  aandeelen. 

Tot  Commissaris  of  Plaatsvervanger  zgn  niet  verkiesbaar  personen, 
die  in  eene  betrekking  b§  de  Maatschappij,  aan  welke  eene  vaste  be- 
looning verbonden  is,  werkzaam  zijn. 

Art.  21.  De  volgende  benoeming  van  Commissarissen  en  Plaats- 
vervangers geschiedt  bij  hoofdelijke  Stemming  en  bij  volstrekte 
meerderheid  der  Stemmenden,  met  geslotene  briefes,  door  de  Stem- 
geregtigde Deelhebbers. 

Art.  22.  Jaarl^ks  treedt  met  1^  Augustus,  aanvangende  met  !<>  Au- 
gustus 1857  een  derde  van  Commissarissen  en  Plaatsvervangers  af, 
naar  eenen  rooster,  tijdig  door  Commissarissen  vast  te  stellen.  In  de 
vervulling  der  door  die  aftreding  veroorzaakte  vacatures  zal  door  de 
Vennooten  worden  voorzien,  in  do  maand  Julij  van  het  jaar  der 
aftreding. 

Dq  aftrodenden  zij   wedorom   lierkirgli?mr. 


Digitized  by 


Google 


VERRIQTE    IN   NEDERLAND.  325 

Art.  23.  Bij  vacature  tnsschentijds  onder  Commissarissen  en  Plaats- 
vervangers wordt  daarin,  mede  op  de  bij  Art.  21  vermelde  wgze, 
voorzien  als  do  afgetredene  verkozen  was. 

De  nieuw  benoemde  treedt  onroiddell^k  en  geheel  in  de  plaats  van 
hem,  dien  hg  vervangt. 

Art.  24.  De  Vergaderingen  van  Commissarissen  worden  gehouden 
ter  plaatse,  waar  de  zetel  der  Directie  is  gevestigd. 

Da  Vergadering  van  Commissarissen  kiest  haren  Voorzitter  en 
benoemt  een  harer  Leden  tot  Secretaris. 

Art.  25.  Alle  besluiten  van  Commissarissen  worden  opgemaakt  bg 
hoofdelijke  Stemming.  De  volstrekte  meerderheid  der  aanwezige 
Leden  beslist,  en  bij  staking  der  Stemmen  die  des  Voorzitters. 

Art.  26 .  Wanneer  het  verhandelde  in  de  Vergadering  van  Com- 
missarissen geheimhouding  vordert,  kan.  de  Voorzitter  daartoe  de 
verpligting  aan  de  Leden  opleggen.  De  verbalen  en  verdere  stukken 
worden  aan  den  Voorzitter  in  bewaring  gegeven. 

Art.  27.  Commissarissen  mogen  in  geen  geval  deel  nemen  aan 
eenig  beheer.  Zij  zijn  belast  met  het  toezigt  over  de  handelingen  van 
de  Directie. 

Art.  28.  Commissarissen  en  Plaatsvervangers  genieten,  telkens 
wanneer  zij  zich,  op  gedane  bijeenroeping,  aan  het  lokaal  der  Maat- 
schappij vereenigen  tot  het  houden  van  vergadering,  voor  reisgeld 
drie  gulden  per  uur,  en  voor  presenfie  geld  tien  gulden  daags. 

§  3.  Van  de  Directie  en  hare  Onderhoorigen. 

Art.  29 .  De  Directie  zal  bestaan  uit  een  President,  de  H 

twee  Directeuren,  de  H.  H ,  en  een  Secretaris, 

deH 

Art.  30.  Later  wordden  President,  Directeuren  en  Secretaris  door 
de  Stemgeregtigde  Deelhebbers  benoemd,  uit  drietallen  van  Kandi- 
daten, opgemaakt  door  de  Directie  en  Commissarissen,  b^  besloten 
brieijes  en  volstrekte  meerderheid. 

Art.  31.  Commissarissen  zijn  steeds  bevoegd  om,  zoodra  hunne 
Vergadering,  b^  volstrekte  meerderheid,  daartoe  genoegzame  aan- 
leiding vinden  mogt,  het  ontslag  van  de  Leden  der  Directie  aan  de 
Stemgeregtigde  Deelhebbers  voortedragen. 

Art.  32.  De  Directie  is  gevestigd  te  Groningen.  De  Leden  derzelve 
zullen  aldaar  hunne  vaste  woonplaats  moeten  houden. 

Art  33.  Om  tot  President,  Directeur  of  Secretaris  der  Maat- 
schappij te  kunnen  worden  benoemd,  behoort  men  te  z§n  Neder- 
lander, in  het  Rijk  zijne  vaste  woonplaats  te  hebben,  in  het  genot 
Tan  zijne  burgerlijke  en  staatkundige  regten  te  zgn  en  bekwaam  in 
Nijverheid  te  wezen.  Alvorens  in  functie  te  treden  zullen  de  Presi- 
dent en  Directeuren  elk  tien  Aandeden  en  de  Secretaris  vijf  Aandee- 
len  in  deze  Maatschappij  moeten  bezitten,  welke   onvervreemdbaar 


Digitized  by 


Google 


326  VERSLAG    VAN   HET 

z^n.  B^  ongesteldheid,  afwezendheid  of  andere  yerhindering  van  den 
President,  worden  zgne  ftmctiën  waargenomen  door  den  oudsten 
der  Directeuren  in  rang. 

Art.  84.  De  President,  Directeuren  en  Secretaris  mogen  elkander 
niet  bestaan  in  of  binnen  den  derden  graad  van  bloedyerwantschap 
of  zwagerschap. 

Art.  85.  De  Leden  der  Directie  genieten,  als  vast  jaarl^ksch  trac- 
tement : 

De  President  duizend  gulden. 

Ieder  Directeur  acht  honderd  Y^ftig  gulden. 

De  Secretaris  zeven  honderd  T§ftig  gpilden. 

Daarenboven  wordt  aan  ieder  hunner  één  ten  honderd  uitgekeerd 
van  hetgeen  Jaarlyks,  boven  zeven  ten  honderd,  ter  uitdeeling  aan  de 
Deelhebbers  bestemd  word^. 

Art.  86.  De  Directie  heeft  het  beheer  der  Maatschappg.  Zij  be- 
stuurt alle  inkoopen,  verkoopen,  inhuringen,  verhuringen,  bestedin- 
gen en  verdere  handelingen  der  Maatschappij,  beraamt  hare  specula- 
tien,  voert  dezelve  uit  of  doet  dezelve  uitvoeren  en  geeft  alle  bevelen 
daartoe  betrekkelgk. 

Zij  benoemt  en  ontslaat  alle  personen  in  dienst  der  Maatschappg 
en  regelt  hunne  belooningen.  Zij  zorgt  voor  het  houden  der  boeken  in 
den  bepaalden  vorm  en  regelt  en  bestuurt  do  handelingen  van  alle 
ondergeschikten,  doch  pleegt  raad  met  Commissarissen,  telkens  wan- 
neer  zy  dit  voor  de  belangen  der  Maatschappij  nuttig  of  noodig  acht, 
ook  ten  aanzien  der  reglementen,  instructiën  en  bepalingen  voor  het 
huishoudelijk  beheer. 

Art  87 .  De  Directie  houdt  zich  alle  werkdagen  ten  haren  kantore 
op.  Z^  vergadert  zoo  dikwijls  de  belangen  der  Maatschappij  zulks 
vorderen. 

Art.  38.  sy  de  Directie  worden  geene  zaken  beslist,  zoo  niet  al 
de  leden  daartoe  bijeengeroepen  en  twee  derzelve  behalve  de  Secre- 
taris tegenwoordig  zijn. 

De  besluiten  worden  b§  meerderheid  van  Stemmen  van  President 
en  Directeuren  opgemaakt  en  door  de  aanwezende  leden  geteekend. 
B^  staking  van  Stemmen  is  die  van  den  President  beslissende.  In 
zoodanig  geval  zal  echter  het  proces-verbaal  der  Directie  aan  de 
Commissarissen  in  hunne  eerstvolgende  vergadering  moeten  worden 
medegedeeld. 

Art.  89.  Alle  overeenkomsten,  door  de  Directie,  namens  de  Maat- 
schappg  te  sluiten,  worden  door  den  President  en  een  der  Directeu- 
ren geteekend  en  door  den  Secretaris  gecontrasigneerd.  Alle  orders, 
tot  het  doen  van  ontvangsten  en  betalingen,  zullen  door  den  Pre- 
sident en  een  der  Directeuren  worden  geteekend.  De  correspon- 
dentie wordt  alleen  door  den  President  geteekend  en  door  den  Se- 
cretaris gecontrasigneerd. 


Digitized  by 


Google 


VERBXGTE    IN    NEDERLAND.  327 

Art.  40.  Alle  regtsgedingen,  waarin  de  Maatsohapp^  als  eisohendo 
of  verwerende  optreedt,  worden  door  de  Directie  gevoerd. 

Art.  41.  In  voorname  handelplaatsen,  binnen  en  buiten  dit  Rijk, 
waar  de  Maatschappij  ladingen  te  verzenden  of  te  ontvangen  heeft, 
en  overal  elders,  waar  de  Directie  znlks  voor  het  belang  derMaat- 
schapp^  noodig  acht,  worden  Agenten  gesteld,  of  wel  de  zaken  der 
Maatschappij  aan  aldaar  gevestigde  handelhaizen  als  corresponden- 
ten opgedragen,  behoudens  het  bepaalde  bg  Art.  45.  , 

Art.  42.  Deze  Agenten  en  Corespondenten  worden  door  de  Di- 
rectie benoemd  en  kunnen  b^  haar  besluit  uit  de  dienst  der  Maat- 
schappij worden  ontslagen. 

Art.  43.  De  Agenten  zijn  aan  de  Directie  verantwoording  schul- 
dig van  het  beheer,  dat  aan  hen  is  toevertrouwd.  Hunne  belooning 
wordt  door  de  Directie  geregeld,  na  Commissarissen  gehoord  te 
hebben. 

Art.  44.  De  Agenten  moeten  bij  de  intrede 'in  hunne  bediening 
ten  genoegen  der  Directie  borg  stellen  of  bewijzen  eigenaars  te  zijn 
van  zóó  vele  aandeelen  in  deze  Maatschappij,  als  door  de  Directie, 
na  Commissarissen  gehoord  te  hebben,  voor  ieder  hunner  zal  wor- 
den vastgesteld,  en  welke  aandeelen  onvervreembaar  zijn. 

De  betrekkingen  van  Commissaris,  Plaatsvervanger  en  Agent 
z§n,  overeenkomstig  art.  20,  onvereen igbaar. 

De  Directie  vermag  geene  Agenten  te  benoemen,  die  den  Presi- 
dent, een'  der  Directeuren,  den  Secretaris  of  een  der  Agenten  in 
dezelfde  stad,  in  of  binnen  den  derden  graad  van  bloedverwantschap 
bestaan. 

Art.  45.  Daar  de  aangelegenheid  der  ondernemingen  van  de 
Maatschappij  in  Zuid- Afrika,  in  verband  beschouwd  met  den  groeten 
afstand,  bijzondere  voorzieningen  vereischt,  is  aldaar  en  wel  bepaal- 
del^k  in  de  Hollandsche  Afrikaansche  RepuUiek,  een  ondergeschikte 
tak  van  bestuur  gevestigd,  onder  de  benaming  van  Factorg,  te  za- 
mengesteld  uit  een  Voorzitter,  twee  Leden  en  een  Secretaris^  waar- 
aan zoo  veel  mogelijk  volmagt  tot  handelen  verleend  wordt. 

Art.  46.    De  Factorij  is  een  vast  Agentschap  der  Maatschappij. 

De  President,  Leden  en  Secretaris  worden,  even  als  de  overige 
Agenten,  door  de  Directie  benoemd  en  ontslagen. 

De  Directie  heeft  de  bevoegdheid  een  der  Leden  van  de  Factorij 
tot  het  geven  van  mondelinge  inlichtingen  op  te  roepen,  wanneer 
z^  zulks  voor  het  belang  der  Maatschappg  noodig  acht. 

Art.  47.  De  Factorij  in  de  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek 
zal  jaarlijks  op  Uit.  Junij  de  boeken  van  hare  adndnistratie  sluiten 
en  dezelve,  vöór  of  op  den  eersten  November,  aan  de  Directie  in 
duplo  afzenden,  mitsgaders  behoorlgke  Staten  en  rekeningen,  we- 
gens haar  beheer,  vergezeld  van  een  algemeen  verslag  omtrent  de 
verrigtingen  van  het  afgeloopen  jaar,  waartoe  haar  door  de  Di- 
rectie de  noodige  voorschriften  worden  gegeven. 


Digitized  by 


Google 


328  VERSLAG    VAN    HET 

Art.  48.  De  Directie  en  hare  onderhoorigen  zijn  niet  verder 
verantwoordolgk  dan  ter  zake  van  de  behoorlijke  uitvoering  van 
den  aan  hen  opgedragen  last;  zij  zijn  nit  kracht  der  verhindtenissen 
der  lilaatschappij,  behoadens  de  bepaling  van  art.  45  van  het  Wet- 
boek van  Koophandel,  aan  derden  niet  persoonlijk  verbonden. 

Art.  49.  Om  Lid  der  Directie,  Commissaris,  plaatsvervangend 
Commissaris,  Lid  der  Factorij  en  agent  te  zijn,  is  niet  bevoegd: 

1^  Hij  die  ter  zake  van  misdrijf  tot  Criminele  straf  is  veroor- 
deeld. 

2^  Hij  die  bij  vonnis  in  Staat  van  faillissement  verklaard,  niet 
wettiglijk  is  gerehabiliteerd. 

3<>  Hij  die  in  staat  van  kennel^k  onvermogen  verkeert. 

4<*  Hij  die  vrijwilligen  of  geregtelijkcn  boedelafstand  heeft  gedaan. 

5°  Hij  aan  wien  Snrcheance  van  betaling  is  verleend,  zoo  lang  de 
Suroheance  loopt. 

VIERDE    HOOFDSTUK. 

Van  de  Handelingen  der  Maatschappy, 

Art.  50.  Het  doel  der  Maatschappij  is  de  bevordering  van  de 
welvaart  der  Hollandsche  Afrikaansche  Bepubliek;  van  het  welzijn 
van  brave  en  kundige  Protestantsche  Nederlanders,  die  verlangen 
mogten  zich  in  die  Republiek  te  vestigen;  en  van  handel,  scheep- 
vaart, fabrijken  en  trafijken  in  Nederland  en  'sR^ks  Oost-Indische 
Bezittingen,  en  zulks  door,  met  in  achtneming  harer  eigene  belangen. 

a.  Aanvankelijk  50,000  bunders  land  aan  te  koopen  'van  de  uit- 
gestrektheid gronds,  gelegen  in  den  Oostkant  van  die  Republiek,  op 
en  langs  Drakenberg,  district  Lijdenburg,  in  overeenstemming  met  de 
volmagt  tot  verkoop  vai  dien  grond,  gegeven  door  den  Volksraad  der 
Republiek  te  Magalicsberg  den  238ten  Maart  1853,  te  Groningen 
bij  Notariële  akte  gedeponeerd,  onder  voorwaarde  van,  het  overige 
gedeelte  dier  uitgestrektheid  gronds,  binnen  de  eerstvolgende  Vijf 
jaren,  tegen  Vier  gulden  per  Bunder  te  kunnen  aankoopen  en  dat 
Negentig  ten  honderd  van  den  kooppr^s  zullen  gestort  worden  en 
bewaard  blijven  in  eene  Landsbank  in  de  Republiek  te  vestigen; 
terwijl  de  Maatschappij  voor  vijf  daizcnd  gulden  aandeel  in  die 
Landsbank  zal  nemen,  onder  voorbehoud  van  dat  aandeel  te  kun- 
nen  vergrooten,  volgens  art.  4  van  gezegde  volmagt. 

b.  Een  genoegzaam  personeel  te  engageren  om  de  exploitatie 
van  den  aangekochtcn  grond  langzamerhand  te  doen  plaats  hebben; 
de  Landsbank  te  helpen  besturen,  en  do  nijverheid  en  den  handel 
in  do  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek  te  ontwikkelen. 

c.  In  de  behoefte  te  voorzien  van  Vee,  wagens,  werktuigen  en 
materialen  voor  gezegde  exploitatie  en  in  die  van  transport,  on- 
derhoud, bclooning  en  verzorging  van  voorbedoold  personeel. 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN   NEDERLAND.  329 

d.  Naar  gelang  haar  kapitaal  zal  toelaten,  voor  eigene  rekening, 
de  scheepvaart  en  den  handel  tusschen  Nederland,  Engeland,  Zuid- 
Afiika  en  den  Indischen  Oceaan  te  drijven. 

Art  51.  De  Maatschappij  is,  omtrent  hot  voeren  van  hare  ei- 
gene nijverheid  aan  geeno  andere  bemoeijenis  of  inzage,  van  wege 
den  Staat  onderworpen,  en  zal  tot  den  Staat  gecne  andere  ver- 
honding  hebben,  dan  de  Wet  omtrent  andere  naamlooze  Vennoot- 
schappen bepaalt. 

Art.  52.  De  Directie  is  gemagtigd  tot  het  sluiten  van  alle  over- 
eenkomsten, ten  doel  hebbende  om,  in  overeenstemming  met  het 
doel  van  de  Vennootschap,  producten  te  koopen,  te  verkoopen  en 
over  te  voeren  en  alle  handelingen  te  verrigtcn,  tot  den  eigen - 
aardigen  werkkring  der  Maatschappij  behoorende. 

Art  53.  De  Directie  kan  de  Factorij  in  de  Hollandsche  Afri- 
kaansche  Republiek  magtigen  tot  alle  zoodanige  wettige  onderne- 
mingen, in  direct  verband  tot  do  nijverheid  staande,  als  met 
voordeel  voor  de  Maatschappij  kunnen  worden  beproefd. 

Art.  54«  Do  Maatschappij  zal,  voor  den  uitvoer  uit  dit  Hijk, 
bij  voorkeur  gebruik  moeten  maken  van  Inlandsohe  fabrikaten 
en  voortbrengselen,  ten  ware  de  benoodigde  goederen  niet  door 
Nederlandsehe  fabrijken  of  trafijken,  tegen  concurrerende  prijzen, 
konden  worden  bezorgd. 

By  het  aannemen  van  Consignatiën  zal  zij  vooral  bedacht  zijn 
op  de  meerdere  gelegenheid,  die  daaruit  voor  haar  kan  voort- 
spruiten, tot  het  openen  van  uitwegen  voor  de  voortbrengselen 
van  den  Nederlandschen  Handel  en  Nijverheid.  De  Directie  heeft 
de  bevoegdheid  tot  het  doen  van  voorschotten  op  goederen,  waar- 
van de  verkoop  aan  de  Maatschappij  is  opgedragen,  onder  redelijke 
voorziening  tot  zekerheid  dier  voorschotten. 

Art.  55.  Het  is  aan  de  Maatschappij  verboden,  in  fondsen  of  in 
den  wissel  te  speculeren  en  gelden  aan  publieke  autoriteiten  of 
particulieren  te  leenen,  zonder  onderpand;  alles  onverminderd  de 
bevoegdheid  der  Directie  om  de  ledig  liggende  gelden  op  eene  doel- 
matige en  zekere  wijze  te  beleggen. 

Art,  56.  De  Maatschappij  kan,  in  bijzondere  gevallen,  te  bepalen 
door  de  Directie,  na  Commissarissen  gehoord  te  hebben,  zich  des 
noodig  een  gebouw  voor  het  kantoor  der  Directie  en  de  bijeenkomsten 
van  Commissarissen  aanschaffen.  In  den  regel  echter  tracht  zij, 
ter  vermijding  van  omslag,  de  noodige  pakhuizen  en  gebouwen  te 
huren  en,  voor  de  kosten  van  opslag  en  beheer,  vaste  overeenkom- 
sten te  sluiten. 

Art.  57.  De  Factorij  in  de  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek, 
ontvangt  van  de  Directie  bepaalde  bevelen,  hoedanig  in  dit  opzigt, 
ten  meeste  nutte  der  Maatschappij  en  mot  inachtneming  der  plaat- 
selijke omstandigheden  te  handelen. 


Digitized  by 


Google 


330  VEBBLAG    VAN   HET 

Art.  58.  De  Maatsohappg  sal  met  gehnnrde  sohepen  Taren,  ten 
zijf  uit  hoofde  van  den  aard  der  ondernemingen  of  van  de  omstan- 
digbeden,  het  varen  met  eigen  schepen  noodig  worde  geacht;  waar- 
van als  dan  door  de  Directie  aan  Commissarissen  mededeeling  ge- 
schiedt. 

Art.  59.  Inkoopen  van  goederen  en  inhuring  van  schepen  ge- 
schieden door  aanbestedingen  of  inschrgyingen  in  het  openbaar,  of 
wel  op  andere  in  den  handel  gebruikelijke  wijze,  zoo  als  de  Direc- 
tie telkens  zal  oordeelen  nuttig  te  zijn,  in  het  belang  der  Maat- 
schappij en  in  dat  van  handel  of  nijverheid,  zonder  gunst  of  voor- 
keur aan  bijzondere  provinciën,  steden,  plaatsen,  instellingen  of 
personen. 

Art.  60.  De  Maatsohapp^  zal,  in  den  regel  do  aan  te  voeren  goe- 
deren, op  gezette  tgden  en  in  het  openbaar,  bg  groote  kavels  vei- 
len, op  Roodanige  Conditiën  als  meest  overeenkomen  met  den 
wensch  des  handels  en  het  belang  van  de  Maatschaappij  o£  hare 
lastgevers . 

Indien  onderhandsche  verkoopen  hebben  plaats  gehad,  zal  de 
Directie  de  beweegredenen  daartoe  aan  Commissarissen,  in  hunne 
eerstvolgende  zitting  mededeelen. 

De  Maatschappij  vermag  geene  vaste  makelaars  te  hebben. 

Art  61.  De  Directie  is  verpligt  de  eigendommen  der  Maat- 
schappij en  de  door  haar  verleende  voorschotten,  zoo  veel  doenl^k 
te  doen  verzekeren,  en  wel  b^  voorkeur  bij  de  hier  te  lande  ge- 
vestigde Sociëteiten  van  Zee-  en  Brand-Assurantie  en  particuliere 
assuradeurs. 

De  Maatschapp^  kan  een  gedeelte  van  haj^e  Zee-Risioo^s  aan 
zich  zelve  verzekeren. 

VIJFDE    HOOFDSTUK. 
Van  de  Balans,  de  Dividenden,  en  het  Beserve-fonds, 

Art  62.  Op  den  Sisten  December  van  ieder  jaar  worden  de  Boe- 
ken dezer  Vennootschap  afgesloten;  vervolgens  wordt  daarnit  door 
de  Directie  de  Rekening  of  Balans  over  het  afgeloopen  Boekjaar 
opgemaakt. 

Art  63.  Deze  Balans  met  eene  ophelderende  memorie,  wegens 
de  daarop  voorkomende  posten  en  een  algemeen  verslag  der  zaken 
van  de  Maatschappij,  zal  op  den  eersten  Maandag  in  Mei  van  het 
daarop  volgende  jaar,  aan  Commissarissen  worden  ter  hand  gesteld. 

Art  64.  De  Commissarissen  of  hunne  plaatsvervangers,  nemen 
telken  jare  de  rekening  op  en  onderzoeken  de  Balans. 

Art.  65.  De  Directie  zal  aan  Commissarissen  alle  inlichtingen 
moeten  geven  en  hun  toegang  moeten  verleenen  tot  alle  zoodanige 
Boeken  en   Papieren  der  Vennootschap,  als  gevorderd  worden,  om 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN   NEDERLAND.  331 

den  staat  van  zaken  der  Maatschappij  en  de  handelingen  der  Di- 
reotie  met  juistheid  te  kunnen  heoordeelen. 

Art  66.  Ingeval  de  Vergadering  van  Commissarissen  de  Rekening 
of  Balans  goedkeurt,  zal  die  door  den  Voorzitter  en  den  Secretaris 
worden  onderteekend. 

Deze  onderteekening  geldt  Yopr  de  Directie  als  decharge  yoor  al 
de  zaken  en  rerrigtingcn  in  dat  jaar,  blijkens  de  Boeken  behandeld. 

Art.  67.  Ingeval  de  Bekening  of  Balans,  of  eenig  gedeelte  der 
▼errigtingen  van  het  afgeloopen  Boekjaar,  door  de  Vergadering  van 
Commissarissen  niet  wordt  goedgekeurd,  zal  daarvan  worden  ken- 
nis gegeven  aan  de  Directie. 

Zoo  het  bestaande  verschil  tusschen  Commissarissen  en  de  Di- 
rectie niet  wordt  vereffend,  zal  het  gebragt  worden  bij,  en  onder- 
worpen aan  de  uitspraak  en  beslissing  van  drie  arbiters,  te  benoemen 
uit  de  Vennooten,  geen  Lid  der  Directie,  Commissaris,  of  Plaats- 
vervanger z^nde.  Een  van  die  arbiters  zal  worden  benoemd  door 
de  Vergadering  van  Commissarissen,  een  door  de  Directie^  en  de 
derde  door  de  beide  benoemde  arbiters.  Indien  zij  het  over  de 
keuze  niet  eens  kunnen  worden,  zal  de  derde  arbiter  door  het  lot 
worden  gekozen  uit  een  dubbeltal  door  de  beide  arbiters  gemaakt. 

Art.  68.  De  goedgekeurde  Kekening  of  Balans  zal  jaarlijks  ge- 
durende veertien  dagen,  ter  inzage  liggen  van  alle  Vennooten,  ter 
Secretarie  van  de  Directie  en  zal  daarvdn  aankondiging  in  de  dag- 
bladen geschieden. 

Art,  69.  De  winst,  welke  naar  de  goedgekeurde  Bekening  of 
Balans  in  een  Boekjaar  blijkt  te  z^n  behaald,  strekt  in  de  eer- 
ste plaats  tot  vereffening  der  verliezen,  welke  in  vroegere  jaren 
gevallen  z^nde,  niet  door  de  Keservekas  zijn  kunnen  worden  ge- 
dekt. Van  het  alsdan  bestaande  overschot  zal  een  achtste  in  die 
Beservekas  worden  gebragt  en  zeven  achtsten  aan  Deelhebbers 
worden  uitgedeeld,  met  inachtneming  van  het  bepaalde  bij  art.  85. 

De  Deelhebbers  deelen  in  het  dividend,  naar  mate  van  de  stor- 
tingen of  betalingen  op  hunne  Aandeden  gedaan. 

Het  dividend  wordt  bepaald  in  guldens,  zonder  onderdeden  en^ 
de  uitbetaling  wordt  tijdig  door  de  Directie  aangekondigd. 

Art.  70.    De  Beservekas  zal  een  afzonderlijk  fonds  uitmaken. 

Hetzelve  is  bestemd  tot  aanvulling  der  verliezen,  welke  het  Maat- 
sohappd^k  kapitaal  mogt  ondergaan. 

Omtrent  het  beheer,  het  gebruik  en  de  wijze  van  belegging  van 
dit  fonds,  wordt  door  de  Directie,  onder  toezigt  van  Commissarissen, 
voorzien,  aan  wien  jaarlgks  daarvan  Rekening  en  Verantwoording 
wordt  ovorgdegd. 

Slotb^alinff. 
Geene  Aandeelen  zullen  uitgegeven  en  de  eerste  storting  ook  niet 


Digitized  by 


Google 


332  VERSLAG    VAN    HET 

gevorderd  worden,  dan  nadat  do  Directie  en  Commissarissen  zich 
overtuigd  bebben,  dat  het  personeel,  bedoeld  bij  Art.  50  alinea  bj  xaX 
zgn  geëngageerd.  — 


Doch  toen  —  op  den  13*^°^  Maart  —  bragten  de  beide 
Heeren  van  Roijen  en  de  Sitter  in,  dat  zij  die  Statu- 
ten als  zoodanig  goedkeurden,  doch  nog  onderscheidene 
bedenkingen  tegen  de  zaak  zelve  hadden,  en  daarom  niet 
geacht  wilden  zijn,  door  die  goedkeuring,  voor  de  zaak 
een  gunstig  advies  te  hebben  uitgebragt.  Daarop  verzocht 
ik  beide  Heeren  de  goedheid  te  hebben  om  mij  hunne  be- 
denkingen schriftelijk  te  willen  mededeelen,  opdat  ik  die 
ook  schriftelijk  zou  kunnen  beantwoorden,  en  dan  beider 
nota's,  met  die  antwoorden,  aan  ieder  hunner  ter  beoor- 
dceling  toezenden. 

Op  den  15*®^  Maart  ontving  ik  dezelve.  De  Nota  van 
den  Heer  van  Royen  was  van  den  volgenden  inhoud: 

FfNOTA   VOOR   DEN   HEER  STUART. 

riOp  de  ontworpene '  Statuten  heb  ik  geene  aanmerkingen 
als  regelende  alleen  de  voorwaarden  der  Constitutie  eener 
maatschappij  en  haar  Bestuur,  etc;  maar  met  opzigt  tot 
de  zaak  zelve,  meen  ik  te  moeten  maken  de  volgende  op- 
merkingen : 

rrl.  Ik  ben  van  meening  dat  men  de  zaak  alleen  moet 
beschouwen  (met  terzijdestelling  van  alle  philantropische 
gedachten)  uit  het  oogpunt  eener  financiële  speculatie, 
want  ik  geloof  dat  met  het  oog  daarop,  er  alleen  te  den- 
ken valt  aan  het  bijeenbrengen  van  het  noodige  kapitaal 
door  particulieren. 

ffNu  wordt  voorgesteld  om  voor  ƒ  1.200,000  te  koopen, 
eene  landstreek  in  Zuid-Afrika,  ter  grootte  van  p.  m. 
300,000  bunders. 

r/Dat  kapitaal  zal  moeten  verdubbeld  en  gebragt  worden, 
op  ƒ2.500.000,  ten  einde  het  noodig  fonds  beschikbaar  te 
hebben  voor  de  exploitatie  van  het  terrein  en  het  drijven 
van  handel;  mitsgaders  tot  vestiging  aldaar  van  Neder- 
landsche  volksverhuizers. 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTE    IN    NEDERLAND.  333 

rf2.  Van  waar  zullen  komen  de  renten  en  verdere  win- 
sten, waarop  de  geldschieters  zullen  moeten  rekenen? 

ff  Het  antwoord  zal  zyn :  uit  de  producten  van  den  land- 
bouw of  de  voortbrengselen  van  den  grond  en  de  winsten 
van  den  handel. 

ffDie  exploitatie  vordert  het  overbrengen  van  Nederlan- 
ders derwaarts;  men  moet  daartoe  bereid  vinden  geschikte 
personen. 

rr3.  Het  eerste  wat  deze  menschen  zullen  moeten  weten,  zijn 
de  voorwaarden  waarop  zij  daar  zullen  geplaatst  worden. 

ff  Welke  zal  daar  hunne  toestand  zijn? 

rr Landeigenaren  kunnen  zij  niet  zijn,  wijl  het  land  behoort 
aan  de  Maatschappij.  Zullen  zij  huurders  wezen  ?  zullen  zij 
zijn  dienstbaren?  Hoe  het  zij»  de  zaak  moet  zijn  geregeld 
en  bij  het  plan  zijn  uiteengezet;  zonder  dat  kan  men  niet 
beoordeelen  of  het  te  verwachten  is,  dat  men  geschikte 
volksverhuizers  vinden  kan. 

rr4.  Te  oordeelen  naar  den  aard  van  ons  volkskarakter,  be- 
twijfel ik  zeer,  of  men  wel  een  voldoend  getal  geschikte  men- 
schen vinden  zal,  tenzij  de  voorwaarden  voor  hen  uitlok- 
kend zyn. 

ff  Men  zal  in  het  begin  in  allen  gevalle  weinigen  vinden; 
later,  op  zijn  schoonst,  als  het  hun  die  daar  zi/n,  goed  gaat, 
zullen  velen  volgen. 

ff  5.  De  renten  van  het  kapitaal  loopen  intusschen  voort, 
waar  uit  die  te  bestryden? 

ff  Zonder  volk  geen  arbeid  op  het  land,  en  zonder  deze 
geene  produkten. 

rr6.  Nadat  er  volk  genoeg  is,  koe  zal  de  exploitatie  plaats 
hebben?  welke  is  de  berekening  van  de  kosten?  welke  die 
der  uitkomsten? 

ffMen  kan  hier  niet  anders  dan  ramingen  maken^  maar 
om  uitzigt  op  voordeel  te  geven,  zal  men  toch  de  wijze 
van  exploitatie,  het  beheer,  de  administratie  en  de  controle 
in  het  plan  moeten  aangeven. 

ffMen  kan  toch  wel  de  arbeiders  niet  naar  willekeur  la- 
ten  arbeiden,  ieder  vrij  latende  in  de  keuze. 

ff  Ik  bedoel  het  systeem  van   de  exploitatie  der  gronden 


Digitized  by 


Google 


334  VERSLAG    VAN   HET 

en  het  beheer  met  zijne  verantwoording  en  de  middelen 
van  controle  als  waarborg  tegen  bedrog. 

nik  bedoel  tevens  de  raming  der  kosten  en  uitkomsten. 

ttl.  Eene  andere  bron  van  voordeel  zal  zgn  de   handel. 

rrHoe  zal  daarvan  zijn  de  regeling,  het  beheer  en  de  con- 
trole? 

»rWat  zal  het  onderwerp  zijn.  van  in-  en  uitvoer? 

rr  Deze  onmisbare  deelen  van  de  organisatie  der  onder- 
neming zullen  vorderen  eenen  veel  omvattenden  en  inge- 
wikkelden  arbeid. 

rr  ZWARIGHEDEN. 

rrl.  De  moeijelijkheid  van  de  administratie  aan  de  ex- 
ploitatie der  gronden  en  den  handel  verbonden. 

rr2.  De  moe^elijkheid  om  in  goede  overeensteouning  te 
brengen,  het  belang  van  den  landverhuizer  met  dat  der 
Maatschappij. 

rr3.  Het  bezwaar  om  volk  genoeg  te  kragen  voor  het 
verrigten  van  den  noodigen  arbeid  tot  bebouwing  van  den 
grond  etc. 

rr4.  Het  bezwaar,  dat  de  landverhuizer  in  een  land  waar 
h^  zoo  gemakkel^k  een  ander  terrein  voor  zich  zelven 
vinden  kan,  de  Maatschappij  niet  verlaten,  en  een  eigen 
haard  stichten  zal. 

rr5.  De  behoeften  kennende  der  Republiek  zal  men  kun- 
nen nagaan,  wat  men  kan  invoeren,  maar  wat  zal  men  met 
voordeel  kunnen  uitvoeren? 

rrHet  hoofdprodukt  is  in  den  eersten  tijd  vee. 

rrLevend  is  dat  niet  vatbaar  voor  uitvoer  over  zee. 

rrGeslagt  zal  niet  concurreren  kunnen  met  dat  van  el- 
ders. 

rr6.  Vooral  omdat  het  transport  per  as  loopt  over  eenen 
afstand  van  3  weken  reizens.  Hoe  groot  zullen  daarvan 
de  kosten  zijn? 

rr7.  Zal  de  weg  tusschen  de  Republiek,  steeds  veilig  z^n? 

rrMoet  men  niet  doorreizen  een  landstreek  bewoond  door 
Kaffers,  en  heeft  de  geschiedenis  niet  geleerd  dat  men  daar- 
mede  gestadig  in   oorlog  is? 


Digitized  by 


Google 


VERRIQTE    IN   NEDERLAND.  335 

rf8.  Is  het  geen  bezwaar,  dat  men  schepen  moet  in  eene 
Ëngelsche  haven? 

ffln  cas  van  oorlog  met  Engeland  is  de  toegang  tot  de 
Republiek  gesloten.  In  staat  van  vrede  is  men  ter  zake 
van  de  regten  op  den  in-  en  uitvoer  afhankelijk  van  de  Ën- 
gelsche verordeningen. 

rr9.  De  afstand  die  het  terrein  der  speculatie  scheidt  van 
bet  moederland  is  mede  geen  gering  bezwaar.** 

De  Nota  van  Mr.  W.  de  Sitter,  was  deze: 

rrDe  geographische  ligging  van  de  landen  der  HoUansch- 
Afrikaansche  Republiek  schgnt  m^  belangrijke  bezwaren  te- 
gen het  voorgestelde  plan  op  te  leveren. 

ttV  Bestaat  er  geene  Communicatie  met  de  zee,  dan  door 
het  Ëngelsche  territoir,  Engeland  heeft  dus  den  handel  naar 
en  van  de  Republiek  in  zijne  magt.  Zij  kan  dien  beletten^ 
zij  kan  dien  door  transito-regten,  verbodsbepalingen  enz. 
belemmeren, 

rr2^  Staat  de  Republiek  bloot  aan  invallen  van  en  oor- 
logen met  de  KafiPerstammen.  De  grondeigendom  is  daar- 
door steeds  in  gevaar. 

rr  Op  welke  zekerheid  zullen  do  inschr^vers  worden  gewezen 
zoowel  voor  hun  kapitaal,  als  voor  eene  billijke  rente  en 
dividend  als  tegenstelling  van  de  kans  op  verlies? 

rr Welke  waarborg  heeft  men  dat  er  een  voldoend  perso- 
neel zal  worden  gevonden  om  de  exploitatie  te  bewerk- 
stelligen? 

rrZal  dat  personeel  op  de  gestelde  Conditiën,  als  in  dienst 
der  Maatschappij,  de  reis  willen  ondernemen? 

rrZoo  ja,  hoe  verzekert  meti  de  Maatschappij  de  rigtige 
nakoming  dier  contracten  bij  onwil,  luiheid  of  onverschil- 
ligheid van  dat  personeel? 

rrHet  komt  mg  gewaagd  voor  een  kapitaal  van  dat  be- 
lang te  steken  in  eenen  aankoop  van  grond  in  eene  zoo  ver- 
wijderde streek,  waar  mén  niet  bij  magte  is  den  eigendom 
te  verdedigen,  z^ne  regten  behoorlijk  te  doen  handhaven. 

rrHet  ware  m^ns  inziens  eenvoudiger,  dat  de  Volksraad 
zelf  den  stroom  der  volksverhuizing  derwaarts  trachtte  te 
leiden  en  zelf  gelden  negotieerde  tegen  uitgifte  van  Staats- 


Digitized  by 


Google 


336  VERSLAO    VAN   ilET 

schuldbrieven.  Hij  kon  dan  zelf  de  Directie  voeren,  zelf 
voor  het  land  do  voordeden  genieten  en  beter  dan  eene  ven- 
nootschap  de  regten  en  belangen  der  ingezetenen  hand- 
haven en  bevorderen. 

rrDe  bemoeijing  der  op  te  rigtene  Maatschappij  komt  te 
dikwerf  met  etaatsregt  en  volkerenregt  in  aanraking  dan 
dat  zij  de  bepaalde  bescherming  van  eenige  mogendheid 
zou  kunnen  ontberen. 

rr Eindelijk  zullen  de  onkosten  van  lading  en  vervoer  om 
tot  de  lading  te  komen,  die  van  transport  te  groot  zijn 
op  zulk  eene  distantie,  dan  dat  de  producten  van  Zuid* 
Afrika  met  veel  voordeel  hier  zullen  kunnen  worden  ver- 
kocht. Een  gering  voordeel  is  niet  voldoende  om  de  na- 
deelige  kansen  te  dekken  voor  de  geldschieters." 

Den  17*^®^  Maart  waren  die  Nota's  met  derzelver  beant- 
woording ter  bestemde  plaatse  en  den  20®*®°  Maart  hadden 
wij  ten  huize  van  den  Heer  van  Roijen  eene  Conferentie 
daarover^  waarvan  den  uitslag  deze  was:  beide  Heeren 
waren  voor  de  zaak,  wilden  de  Maatschappij  opgerigt  heb- 
ben, maar  konden  om  veelvuldige  bezigheden  en  persoon- 
lijke betrekkingen,  geen  deel  aan  de  Directie  nemen.  De 
Heer  van  Roijen  was  genegen  om  voor  zich  deel  te  nemen 
in  de  Maatschappij  en  wij  kozen  eenige  Heeren  uit  om  de 
verlangde  Directie  te  verkrijgen,  waarvan  de  hoofdpersonen 
zouden  aangezocht  worden,  door  den  Heer  van  Roijen, 
welke  dan  wel  de  goedheid  zouden  hebben  om  de  overigen 
bij  een  te  roepen,  ten  einde  dan  gezamenlijk  die  Directie 
tot  stand  te  brengen. 

Na  veel  moeite  kwam  er  oen  meer  dan  voldoend  aantal 
van  de  voornaamste  mannen  uit  Groningen  bij  een,  om  te 
besluiten  op  mijn  aanzoek,  om  zich  aan  het  hoofd  te  stel- 
len der  door  mij  ontworpen  en  reeds  tot  stand  gebragte 
of  nog  verder  tot  stand  te  brengene  Maatschappij  van 
kolonisatie  in  de  Republiek^  overeenkomstig  de  voorge- 
stelde of  nog  verder  te  wijzigen  Statuten  dier  Maatschappij. 

Op  den  G^®°  April  hadden  wij  eeme  Conferentie  ten  huize 
van  den  Heer  Gouverneur.  Om  het  voorstel  aanschouwlijker 
te  maken,  lag  ik  de  Heeren  de  volgende  begrooting  voor: 


Digitized  by 


Google 


VERKIGTE    IN   NEDERLAND. 


337 


1ste  Vraag,    Welk  personeel  wordt  gevorderd  en  hoeveel  zal  deszclfs  beloo- 
uing  sijn? 


ViJTEHEJ.OONIN«VAIÏDE' 

i^ilH 

s 

^ 

•jt 

mm 

ianmcrkingeiu 

3t 

X 

2 

BETREKKINGEN- 

■4 

5 

J 

■^ 

wmrliy  wordi'ii  aangc- 
wnen,  de   te  jTirLr^- 

3 

-^ 

i 

t 

Li 

? 

d  .1 

• 

. 

gcue    c-^tra   hcluooiji- 

3 
> 

3 

^ 
K 

ö 

1- 

> 

1 

^1 

< 

jfetk. 

pc. 

IVtr. 

tn?. 

pe. 

I 

President  Diroctoür. 

2500 

500 

ff 

3000 

10 

ff 

Ff 

ff 

2 

Dirt  ct .  aid.Lao  db  oii  w. 

2000 

400 

fl 

2400 

5 

5 

Ff 

ff 

3 

Direct,  afd,  Nïjverh. 

2000 

400 

ff 

2400 

5 

ff 

5 

ff 

4 

Boekhoudcr. 

1000 

10(>0 

ff 

2000 

5 

ff 

Ff 

5 

5 

8«oreUri&. 

1200 

600 

Ff 

1800 

'1 

IF 

Ff 

ff 

G 

£lerk. 

400 

400 

FF 

800 

1 

fl 

Ff 

ff 

7 

Kassier  Landsbniik. 

Ff 

1200 

Ff 

1200 

FJ 

1 

Ff 

5 

a 

Adviseur    llegtage- 
leeréo. 

1200 

^1 

1200 

2400 

" 

ff 

FF 

Ff 

Nf^UrltlO    Prakiyk. 

Votgena  de  wc|  wardt 

lu  iedeT  DialHct  do 

fïonr  d(ï  meerderheid 

vüorF;cdriiKeïiB  Land- 

ff 

drost  drmr  di!i\  Volks - 

Ff 

raM  beaoütód. 

9 

ld*  Kfttttürk*  Geoloog, 

1500 

Fr 

ff 

1500 

5 

t} 

FF 

Ff 

10 

ld.  Inge  n  ie  ar. 

lf>00 

Ff 

Fr 

1500 

5 

If 

Ff 

" 

11 

id.  Landmeter. 

1500 

Ff 

rf 

1500 

Ff 

10 

FF 

ff  1 

1% 

J 

Arclütekt. 

1 OOO 

ff 

rf 

1000 

FF 

fl 

h 

ff 

n 

Geregtabodp. 

400 

ff 

Ff 

400 

FF 

ff 

Ff 

ff 

DeurwiöTdcrsTriUt 

u 

Magaaijtiïnee&tcr, 

1200 

f* 

Ff 

1200 

S 

ff 

ff 

f» 

15 

1 

WiïïkeJicr. 

1000 

ff 

FF 

1000 

2 

ff 

ff 

fl 

16 

Predikant. 

1200 

Ff 

if 

1200 

Ff 

ff  1 

ff 

il 

De  hftlft  der  doop- 

IT 

Doctor  en  Apotheker, 

1000 

Ff 

Ff 

1000 

FF 

fl 

ff 

FF 

PartïcuL  PrakMjt. 

18 

Onderwijzer  2*  rang* 

1000 

Ff 

FF 

JOOO 

Ff 

n 

Ff 

ff 

ScUooIg.  vanVrêem- 

19 

idem           3«  rang. 

600 

ff 

.  " 

000 

ff 

tl 

Ff 

II 

Idf^m    Ident. 

20 

Opperjager. 

500 

Ff 

ff 

500 

] 

fl 

fl 

H 

21 

Jagers. 

700 

Ff 

Ff 

700 

2 

ff 

Fr 

ff 

22 

Br<Jod-  en  Rockbakk, 

600 

ff 

Ff 

GöO 

2 

ff 

IF 

ff 

23 

Slagter, 

600 

ff 

Ff 

DOO 

2 

ff 

It 

rr 

24 

Graan  bouwer. 

lÜOO 

ff 

ff 

1000 

Ff 

3 

il 

ff 

2b 

sa 

Bonwktieeht$. 

12000 

ff 

ff 

12000 

ff 

6 

Ff 

fF 

26 

Leidscbe  kasümaker. 

800 

ff 

ff 

800 

ff 

2 

fF 

ff 

21 

Stotkeehc     tdem . 

800 

ff 

ff 

m<\ 

ff 

2 

ff 

ff 

aa 

12 

Stalkncchta, 

3000 

n 

ff 

3600 

ff 

2 

ff 

FF 

29 

Tuinmaïi  boorakw, 

800 

ff 

ff 

800 

'ff 

2 

" 

ff 

30 

Spitters, 

IRÜO 

fF 

ff 

1800 

ff 

2 

ff 

Ff 

31 

Timmerinau. 

GOO 

ff 

fl 

600 

IF 

Ff 

J 

ff 

32 

ICnechtfl  idem. 

2400 

ff 

ff 

2400 

il 

ff 

3 

ff 

38 

Metseïaar. 

600 

FF 

ff 

600 

ff 

ff 

1 

ff 

34 

6 

Eneebts  idem. 

2400 

fr 

ff 

2400 

Ff 

ff 

3 

IF 

^ 

Transport 

51400 

4500 

1200 

57100 

52 

34 

18 

10 

22 


Digiti 


izedby  Google 


338 


VERSLAQ    VAN    HET 


ipi'. 

[IC. 

p*l. 

P*. 

90 

Per  Transport 

51400 

4500 

1300 

57lO0i52 

1 

34 

18 

10 

35 

1 

Smid. 

600 

if 

u 

000 

tt 

tf 

1 

tf 

36 

3 

Knechts  idem. 

1200 

ff 

tt 

1200 

tt 

tl 

2 

rt 

37 

1 

Wagenmaker. 

600 

ff 

ff 

600 

tt 

tt 

1 

ff 

38 

3 

Knechts  idem. 

1200 

ff 

tf 

1200 

ft 

rt 

2 

ff 

89 

1 

Houtzager. 

800 

rr 

ff 

SüO 

t' 

tt 

2 

tf 

40 

3 

Knechts  idem. 

1500 

ff 

ff 

1600 

ir 

n 

3 

tt 

41 

1 

Schrijnwerker. 

600 

ff 

Fr 

600 

tf 

TF 

I 

tl 

42 

2 

Knechts  idem. 

800 

ff 

*/ 

aoo 

ft 

tt 

1 

tt 

43 

1 

Kuiper. 

600 

ff 

(/ 

600 

tt 

tt 

1 

tr 

44 

1 

Blikslager. 

600 

ff 

ft 

6Ü0 

tt 

tt 

1 

rr 

45 

1 

Pottenbakker. 

600 

ff 

n 

600 

tf 

tt 

1 

If 

46 

2 

Knechts  idem. 

800 

n 

ft 

eoo 

Ff 

tt 

1 

tt 

47 

1 

Geweerm&ker. 

600 

n 

tt 

600 

tt 

tt 

tr 

rt  j 

Warkt  Dok  voor 
vrüCüiden. 

48 

1 

Kruidmaker. 

1000 

ff 

tt 

1000 

+  r 

tf 

tt 

ff 

luUEtTHD  vfirJtoopTftn 

49 

2 

Knechts  idem. 

1000 

ff 

ïi 

lOoy 

tJ 

tf 

tt 

rr 

kruid. 

50 

1 

Steenbakker. 

800 

ff 

tl 

800 

tf 

tt 

2 

tt 

61 

3 

Knechts  idem. 

1200 

ff 

tt 

1200 

tt 

tt 

3 

tr 

52 

1 

Rietdekker. 

800 

ff 

ir 

800 

tt 

tf 

2 

tt 

53 

1 

Knecht  idem. 

400 

f/ 

tt 

400 

tf 

tf 

1 

n 

64 

1 

Leerlooijer. 

800 

ff 

tt 

BOO 

2 

tf 

tl 

tr 

55 

1 

Knecht  idem. 

400 

ff 

tt 

400 

] 

tf 

rr 

tr 

56 

1 

Tabaksfabrikant. 

800 

ff 

tt 

80(ï 

tt 

3 

tl 

Tt 

CïfïLdficjtUe . 

57 

2 

Knechts  idem. 

900 

ff 

tj 

900 

tf 

3 

tt 

tt 

58 

1 

Molenmaker. 

1000 

ff 

}t 

1000 

tt 

tl 

tt 

rr 

Workt  ook  vuur 

59 

1 

Schoenmaker. 

600 

ff 

» 

600 

if 

tt 

II 

tt 

rrQQmdeD 
GraUficfttle, 

60 

1 

Kleedermaker. 

600 

ff 

tt 

600 

it 

ff 

IT 

tt  1 

iil«iij. 

61 

1 

Wasch  vrouw. 

400 

ff 

tt 

400 

ft 

Ff 

tt 

If 

Idem. 

62 

2 

Meiden  idem. 

600 

ff 

tt 

600 

tt 

tl 

ft 

t* 

63 

Personeel  Kaffers. 

1800 

ff 

ft 

lyi'H) 

tt 

tl 

tr 

ff 

131 

Totaal 

75000 

4500 

1200 

H{}-00|5a 

E 

43 

10 

2de  Vrctag.  Waartoe  zal  het  kapitaal  der  Maatschappij  besteed  worden  ? 


Antw, 

Ie  8T0R- 
TIKO. 

2e  STOB- 

TINO 

SesTOB- 

TINO. 

4e  STOB- 

TWO. 

5e  8T0B- 
TINQ. 

TOTAAL. 

AAKKBBXIXOBy. 

Aankoop  Tiand 

Vee-Inventaris 

Materialen 

Transport  Kolo- 
nisten 

Salaris  idem 

Aandeel  in  de 
Lands-Bank 

Handelsartik. 

Scheepvaart 
Onvooi-z.uitgav. 

200000 
50000 
40000 

30000 
75000 

6000 
85000 

15000 

250000 
50000 
25000 

6«00 
5000 

65000 
100000 

250000 
50000 
15000 

5000 
5000 

75000 
100000 

250000 

6000 

20000 
20000 

105000 
100000 

250000 

6000 

5000 
5000 

135000 
100000 

1200000 

160000 
90000 

66000 
110000 

5000 
465000 

400000 
15000 

Om  dit  later,  des 
goedvindendc^te 
kunnen  yerigroo- 
ten. 

Tot  aanbouw  Tan 
schepen  voor  ei- 
gene rekening. 

Totaal 

500000 

500000 

600000 

500000 

600000 

2500000 

Digitized  by 


Google 


VERHIGTE   IN   NEDERLAND. 


339 


3d«  Vrawj.  Welke  opbrengsten    worden  van  dat 
verwacht? 
AnhD,  Uit  a  Landbouw,  b  Ng verheid,  e  Handel,  d 


personeel  en  kapitaal 
Scheepvaart,  e  Bank« 


te  BTOBT. 

««  BTOBT 

Oe  BTORT 

▲AinfXRKnraav. 

Cultanr 

Vee 
Bosachen 

90000 

5000 
10000 

100000 

15000 
20000 

110000 

26000 
80000 

120000 

25000 
40000 

130000 

25000 
60000 

Gemiddeld  860  buoden  k 

10,l5enieV»pCt 

Gemiddeld  IMOO  planken 
van  20v.lenKte4v.breed- 
.teenldm.dikte,k/8,-de 
plank. 

Totaal  liandb. 
h  Nijyerheid 

e  Handel 

d  Scheepvaart 

«Bank 

105000 
87500 

21000 
500 

135000 
40000 

37500 

12000 

500 

165000 
42500 

66000 

24000 

500 

185000 
62500 

82500 

86000 

600 

205000 
55000 

116350 

48000 

600 

De  helft  van  de  kosten 
▼an  hetgeh.  personeel, 
p.  m.  S6  pCt 

»    18     ir           « 

ff    10    if 

ToUal 

164000 

225000 

288000 

357000 

424750 

4de  Vraag.  Welke  uitgaveu  heeft  de  Maatachappy  te  dekken? 


AnhD,  bij  de 
Transport  Kolonisten 
Salaris  idem 
Yerbniik  Materialen 
Totaal 

Ie  BTOBT. 

80000 
75000 
15000 

120000 

8e  BTOBT. 

5000 
80000 
25000 

110000 

Se  STORT. 

5000 

85000 

30000 

120000 

4e  BTOBT. 

20000 
105000 

16000 
140000 

5  e  BTOBT. 

5000 
110000 

5000 
120000 

5de  Vraag.  Welke  dividenden  zouden  die  opbrengsten  en  uitgaven  ople- 
veren? Van  de  ie  stobt.  2e  btobt.  8e  btobt.  4e  btobt.  5e  btobt. 
Opbrengsten  als  boven  164000  225000  288000  357000  424750 
Uitgaven        rr        u        320000        110000        120000        140000        120000 

AiUw.  Blijft  44000        115000        168000        217000       804750 

p.  m.  SVspCt     llV«pCt.    llVspCt.    lOV^pCt.  12V5pCt. 

Behalve 

dat  de  Maatschappij  voortdurend  een  rentegevend  kapitaal  zou  aanwin- 
nen in  de  jaarl^ksche  daarstelling  van  gebouwde  eigendommeUi  en 

dat  zij  grond  uitgeeft  in  huur,  erfpacht  of  koop,  waarmede  haar  ka- 
pitaal kan  afgelost  worden« 

6de  Vraag,  Welk  bedrag  geoft  de  Maatschappg,  door  de  voorbedoelde  be- 
steding van  haar  kapitaal,  uit  handen  ?  of  hoeveel  houdt  zg  daarvan  onder 
eigene  administratie? 

Antw.  op  de  eerste  Vraag: 

bij  de 

1 0  pCt.  van  de  koopp.  Land 
Transport  Kolonisten 

Totaal 


Ie  stob- 

TIMO 


20000 
30000 


50000 


10  o/o 


8e  BTOB- 
TIMO. 

Se  BTOB- 
TIMQ. 

40  8T0B- 
TIWO. 

5e  STOB- 

TIHO. 

TOTAAL. 

25000 
5000 

25000 
5000 

25000 
20000 

25000 
5000 

120000 
65000 

30000 
8  0/0 

30000 
TVsO/o 

45000 
7»/4  o/o 

80000 

7V5  0/0 

185000 

7V6  0/0 

of  van  haar  kapitaal 

Antw,  op  de  tweede  Vraag: 

90  o/o     92  o/o     92V8  o/o  9274^0  92»/60/o  92V60/o 

22* 


Digitized  by 


Google 


340  TERSLAG    VAN    HET 

Alvorens  op  m^n  aanzoek  te  beslissen,  warden  twee  Com- 
missiën  benoemd,  eene  om  de  maatschappij,  wat  het  deel 
van  Landbouw  betrof,  te  onderzoeken^  waarin  geteld  wer- 
den de  Heeren  G.  Reinders,  U.  G.  Schilthuis  en  m^n  per- 
soon, en  de  tweede,  om  haar  na  te  gaan,  wat  den  handel 
aanging,  waarin  verzocht  werden  de  Heeren  H«  B.  Onnes, 
A.  de  Monchy  en  ik. 

Op  den  Uden  April  kwam  de  Commissie  voor  Land- 
bouw b^  een,  en  haar  advies  was  gunstig. 

Op  den  IS'^®"  April  de  Commissie  voor  den  handel, 
do^  haar  advies  was  ongunstig.  De  Heeren  Onnes  en  de 
Monchy  maakten  deze  bedenkingen.  1^.  Vleesch  en  boter 
zouden  de  artikelen  voor  uitvoer  naar  de  Nederlands  che 
Oost- Indien  z^n;  het  bedrag  van  dien  uitvoer  kon  niet  meer 
beloopen  dan  p.  m.  ƒ10,000,  zonder  de  markt  te  overladen, 
en  die  lading  te  Natal  plaats  hebbende  zou  onvoldoende  zgn 
om  het  schip  te  bevrachten,  en  was  te  gering  voor  de  pro- 
ductie. 2^.  Men  kon  op  geen  retourvracht  van  daar,  voor  re- 
kening van  de  Nederlandsche  Handelmaatschapp^  rekenen, 
vermits  dan  het  schip  geen  vreemde  haven  mogt  aandoen, 
en  voor  particuliere  rekening  zou  de  bevrachting  geen 
zaak  z^n,  omdat  men  niet  vooraf  met  kennis  van  zaken 
zou  kunnen  aanwijzen,  welke  artikelen  men  dddr  verlang- 
de ingekocht  te  hebben.  3^.  Dat  de  uitvoerartikelen  naar 
Europa  zoude  zgn  huiden,  wol;  ivoor,  struisvederen  en 
andere  zeldzaamheden,  alle  in  Nederland  en  vooral  in  Gro- 
ningen minder  gezoehte  waren,  die  eensdeels  ook  geene  ge- 
noegzame bevrachting  zouden  opleveren  en  ten  andere  de 
Maatschapp^  zouden  verpligfen,  om  ze  elders  op  te  zolde- 
ren en  met  nog  andere  verkoopkosten,  aan  den  man  te 
brengen.  4^.  Dat  zoolang  men  omtrent  een  en  ander  geene 
nadere  Inlichtingen  had  of  verkrijgen  kon^  de  Maatschapp^ 
zeer  gewaagd  zou  handelen,  met  zich  te  verbinden  om  de 
kolonisatie  steeds  van  het  noodige  te  voorzien  en  daar 
in  het  binnenland  een  stapelplaats  van  allerlei  koopwaren . 
Ie  houden,  vermits  zij  dan  de  kans  liep  van  op  de  retour- 
vrachten  te  verliezen  de  voordeden  die  zij  in  de  Repu- 
bliek met  de  verkoop  harer  goederen  zou  gewonnen  heb- 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEDERLAND.  341 

ben;  en  ten  5^.  Dat  zg  dus  voor  zich  de  vcrantwoor- 
del^kheid  van  dien  handel  niet  op  zich  wilden  nemen. 
Deze  bedenkingen  van  hoe  ondergeschikten  aard  ook,  kon 
ik  niet  wederleggen;  daarvoor  ontbrak  mij  de  benoodigde 
speciale  kennis  en  inlichting.  Wel  kon  ik  de  algemeene 
opmerking  maken,  dat  andere  handelaars^  Ëngelsche,  Kaap- 
sche,  Amerikaansche  en  Hamburgsche,  in  1851  reeds  voor 
een  Europeesch  bedrag  van  p.  m.  ö^/a  tonnen  gouds  en 
voortdurend  derwaarts  invoerdeui  zie  bl.  219;  dat  deze  toen 
gelijke  retourvrachten  moesten  hebben,  en  daarop  ook  de 
gemaakte  voordeden  niet  zouden  verliezen;  en  dat  dus  de 
Nederlandsche  Maatschapp^,  die  in  de  Republiek  zoo  veel 
boven  die  handelaars  zou  vooruit  hebben,  wel  voor  een 
minder  bedrag  handel  met  haar  zou  kunnen  dryven,  doch 
daar  mij  die  bedenkingen  met  zoo  veel  gemoedelijkheid  en 
welwillendheid  gemaakt  werden,  en  volstrekt  geene  andere 
bedoeling  hadden  dan  om  bg  de  inachtneming  van  de 
behoeften  der  Republiek  en  van  het  welzijn  der  Neder- 
landsche kolonisatie,  die  zich  daar  vestigen  zou,  het  belang 
en  voordeel  der  tot  stand  te  brengene  Maatschappij  te 
verzekeren,  zoo  stelde  ik  de  Heeren  Onnes  en  de  Monchy 
voor,  om  wanneer  het  m^  gelukken  mogt,  het  ontwerp 
eener  proefneming  in  dezen  zamen  te  kunnen  brengen,  als- 
dan die  bedenkingen  in  het  midden  te  laten  en  zich  te 
willen  vereenigen  met  de  andere  Heeren,  om  die  proef  te 
ondernemen.     Ën  dit  voorstel  werd  aangenomen. 

Nadat  ik  ten  zelfden  dage  den  Heer  Mr.  A.  J.  van  Ro^en, 
mededeeling  gedaaa  had,  van  hetgeen  toen  bg  de  Com- 
missiën  was  voorgevallen,  had  ik  den  volgenden  dag  mijn 
nieuw  ontwerp  gereed,  en  was  zeer  verheugd,  toen  ik  van 
ZEd.  vernam,  dat  naar  zijn  gevoelen,  dit  alle  bezwaren 
wegnam. 

Den  22«*«°  April  lag  ik  het  den  Heer  de  Monchy  voor; 
dit  was  van  dezen  inhoud: 

nDe  ondergeteekenden 
hebben  kennis  genomen  van: 

wDe  volmagt  van  23  Maart  1853,  onderteekend  te  Maga- 
liesberg,  door  den  Volksraad  der  HoUandsche  Afrikaansche 


Digitized  by 


Google 


342  VERSLAQ    VAN    HET 

Republiek  en  verleend  op  den  Heer  Jacobus  Staart,  wo- 
nende te  Pieter-Maritzburg,  thans  alhier  tegenwoordig,  ten 
einde  aan  Nederlanders  te  verkoopen  zekere  uitgestrektheid 
gronds,  groot  300,000  morgen  of  een  gedeelte  van  dien  en 
maatregelen  te  beramen,  die  eene  —  uit  de  kooppenningen 
van  dien  grond  —  aldaar  op  te  rigtene  Landsbank,  zou 
vorderen. 

rrDe  voorstellen,  die  genoemde  Heer  Stuart  ten  gevolge  van 
die  volmagt  te  Amsterdam  op  3  October  1853  in  de  zaal 
van  Frascati,  en  te  Rotterdam  op  28  December  1853  in 
de  Concertzaal  en  op  den  8  Januari)  1854  by  schrifteiyke 
memorie  gedaan  heeft. 

ifDe  adviezen,  op  die  voorstellen  uitgebragt  door  eenigen 
der  hoogst  geachte  mannen  in  Amsterdam  en  Rotterdam, 
en  wel  van  Amsterdam  van  23  December  1853,  inhoudende, 
dat  de  onderteekenaars  van  gevoelen  z^n,  dat  de  aanbe- 
veling dier  voorsteilen  dkn  eerst  aannemelijk  zal  zijn,  wan- 
neer zich  op  dien  grond  eene  Nederlandsche  kolonisatie 
zal  gevestigd  en  de  daarstelling  der  Landsbank  meerdere 
waarborg  verkregen  hebben;  doch  tevens,  dat  z§  het  wen- 
schelijk  achten,  dat,  eene  beschaafde  Nederlandsche  kolo- 
nisatie zich  spoedig  onder  de  HoUandsche  stamgenooten 
in  Zuid- Afrika  nederzette.  £n  van  Rotterdam  van  Februari 
1854,  doende  blaken,  dat  de  meerderheid  der  onderteeke- 
naars, het  aankoopen  van  eigendom  in  de  HoUandsche  Afri- 
kaansche  Republiek,  op  de  voorgestelde  wijze,  voor  als  nog, 
eene  te  gewaagde  zaak  houden;  dat  zij  tot  de  deelneming 
in  de  voorgestelde  Landsbank  niet  kuanen  adviseren,  uit 
hoofde  zg,  in  de  wijze  waarop  hare  inrigting  en  doel  voor- 
gesteld wordt,  te  veel  onbestemds  en  duisters  vinden,  met 
opmerking  evenwel,  dat  de  oprigting  eener  bank  in  de 
Republiek  op  eene  kleine  schaal  en  op  eenen  anderen  dan 
den  voorgestelden  voet,  misschien  met  eenig  goed  gevolg 
te  onde];nemen  zou  z^n;  dat  zij  niet  gunstig  kan  adviseren 
op  de  verkr^ging  eener  kolonisatie  van  Nederlanders  in 
de  Republiek,  vermeenende  daarenboven,  dat  de  vooruit- 
zigten  welke  men  voor  kolonisten  dddr  zou  kunnen  openen, 
nog  veel  te  onzeker  zijn,  om  hunne  landgenooten  daartoe 


Digitized  by 


Google 


VGRRIGTË     IN    NEDERLAND.  343 

aan  te  sporen,  en  zij  eindigt  met  de  betuiging  van  opge- 
wekte deelneming  in  het  lot  der  uitgewekenen  in  de  Hol- 
landsche  Afrikaansche  Republiek  en  dat  zij  het  van  harte 
zal  toejuichen,  wanneer  hun,  op  eene  meer  eenvoudige  en 
meer  doeltreffende  w^ze,  de  hand  zal  kunnen  gereikt  wor- 
den. —  Dat  de  minderheid  der  onderteekenaars  daarentegen 
van  gevoelen  was,  dat  er  geene  redenen  waren  om  zich 
tegen  eeaen  aankoop  van  gronden  in  de  Republiek  te  ver- 
klaren; dat  het  geraden  zou  zijn,  om,  b^  de  reeds  in  Neder- 
land bestaande  zucht  tot  landverhuizing,  deze  naar  meer 
genoemde  Republiek  te  rigten  en  de  vooruitzigten  der  Ko- 
lonisten ook  niet  zoo  .ongunstig  waren;  maar  dat  de  meer 
ganstige  stemming  dier  minderheid  door  haar  geheel  afhan- 
kelijk werd  gesteld,  van  de  keuze  van  het  personeel  der 
kolonisten  en  van  degenen,  die  met  de  leiding  belast  zou 
z^n,  omtrent  welk  een  en  ander  zij  de  meeste  behoedzaam- 
heid aanraadt. 

'f£n  van  een,  naar  aanleiding  dier  adviezen,  gewgzigd 
voorstel  van  meer  genoemden  Heer  Stuart. 

rrDe  ondergeteekenden  hebben  dit  gewyzigd  voorstel  met 
de  meeste  naauwgezetheid  overwogen,  en  ofschoon  het  kon 
aangemerkt  worden,  als  de  bedenkingen  en  bezwaren  der 
voorbedoelde  Amsterdamsche  en  Rotterdamsche  beoordee- 
laars te  hebben  uit  den  weg  geruimd,  en  zeer  gunstige  voor- 
uitzigten te  zullen  opleveren,  hebben  zij  evenwel  nog  be- 
zwaren gevonden  in  den  voorgestelden  handel  tusschen 
Nederland  en  de  Republiek  en  Neêrlands  Oost-Indiën,  en 
speciaal  in  de  artikelen  van  uitvoer  uit  de  Republiek  der 
en  herwaarts,  en  in  de  scheepsvrachten,  wanneer  de  goederen, 
of  niet  genoegzaam  voorhanden  zouden  z^n  om  de  lading  op 
te  leveren,  6f  derzelver  hoeveelheid  te  groot  zou  wezen,  om 
in  eens  met  voordeel  verzonden  en  aan  de  markt  gebragt  te 
kunnen  worden.  Deze  bezwaren  heeft  de  Heer  Stuart, 
zonder  nader  onderzoek  bij  den  handel  in  Natal  en  naar  de 
tegenwoordige  gewone  retourvrachten  van  dtór,  naar  En- 
geland, Amerika  en  Hamburg,  niet  kunnen  opheffen. 

rrDe  ondergeteekenden  deelen  echter  geheel  en  al  den  wensch 
der  voorbedoelde  Amsterdammers,    dat  zich  spoedig  eene 


Digitized  by 


Google 


344  VERSLAG    VAN    HET 

beschaafde  NederlandscLe  kolonisatie  in  de  Republiek  ves- 
tige,  en  dien  der  Rotterdammers,  om  den  HoUandschen  Afri^ 
kaan  in  de  Republiek  op  eene  meer  eenvoudige  en  doel- 
treffende wijze  de  hand  te  reiken,  en  z^  houden  zich  over- 
tuigd, dat  gelijke  wenschen  gekoesterd  worden  door  ieder 
regtschapen  Nederlander. 

frDeze  wenschen  zouden  evenwel  weinig  baten  aan  de 
Republiek,  indien  men  zich  in  Nederland  niet  bepaald 
bezig  hield  met  het  onderzoek,  op  wat  w^ze  die  Ko- 
lonisatie d4&r  te  krggen  en  hoe  den  stamgenoot  de  hand 
te  reiken. 

r/De  ondergeteekenden,  de  noodzakel^kheid  daarvan  over- 
wegende en  de  gelegenheid  van  de  tegenwoordigheid  van 
den  Heer  Stuart  in  Nederland,  tot  bereiking  van  dat  doel 
zoo  b^zonder  geschikt,  ja  zoo  onmisbaar  oordeelende,  heb- 
ben zich  verpligt  gevoeld  om  op  ZEd.  verzoek,  zich  met  dat 
onderzoek  te  belasten,  en  te  eerder  omdat  hy  anders  naar  de 
Republiek  zou  moeten  terug  keeren  met  het  antwoord,  dat 
alle  z^ne  pogingen  om  eene  beschaafde  Kolonisatie  derwaarts 
over  te  brengen  en  de  aangebodene  gronden  of  een  gedeelte 
van  dien  voor  een  luttelen  pr^s  te  verkoopen,  vruchteloos 
geweest  waren,  niettegenstaande  thans  duizende  Nederlan- 
ders naar  Noord-Amerika  vertrekken,  dd4r  gronden  aankoo- 
pen  tegen  veel  hoogere  prezen  en  met  minder  gunstige  uit- 
zigten;  dat  men  dezer  z^ds  geene  de  minste  aanbieding  aan 
de  Republiek  gedaan  had  en  zich  zelfs  de  moeite  niet  gege- 
ven had  om  te  onderzoeken,  in  hoeverre  de  belangen  van  de 
Republiek  van  den  kant  van  Nederland  konden  bevorderd 
worden;  een  antwoord,  dat  voor  het  Nationaal  gevoel  van 
den  HoUandschen  Afrikaan,  na  het  aanbod  zgner  z^ds  ge- 
daan, onverdragelijk  zou  z^n. 

r/Dat  onderzoek  heeft  geleid  tot  de  aanbeveling  eener 
pro^neming,  waarvan  de  ondergeteekenden  den  besten  uitslag 
mogen  verwachten;  waarom  zij  dan  ook  geene  zwarigheid 
gevonden  hebben  om  zich  te  vereenigen  tot  eene  Commissie, 
om  die  proefneming  te  leiden,  te  regelen  en  te  besturen» 
daarin  deel  te  nemen,  ieder  voor  het  bedrag  bg  zgne  on- 
derteekening  uitgedrukt  en  zich  verantwoordelijk  te  stellen 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTE    IN    NEDERLxVND.  345 

om  later,  en  wol  zoodra  mogel^k,  de  uitkomsten  dezer  proef- 
neming aan  de  deelnemers  bekend  te  maken. 

rrDe  proefneming  is  deze:  van  een  kapitaal  van  ƒ  1 25000, — 
zal  volgens  globale  raming  worden  besteed: 

tot  aankoop  van  3000  Bunders /   12000.— 

n        tt         tt     vee.  Invent.  materialen    .     .    ff    40000. — 

tt  transport  van  kolonisten u      6000. — 

ff  salaris       »         idem fr    26000. — 

»f  handels  artikelen  van  invoer      ....    ff    36000. — 

ff  onvoorziene  uitgaven ff       6000. — 

Totaal  ƒ  125000.— 
ff  Onder  de  volgende  bepalingen: 

1.  De  proefneming  is  eene  handeling  voor  gemeene  re- 
kcnmg  (zie  art.  57  Wetb.  van  Kooph.) 

2.  Zoodra  hare  geheole  uitslag  aan  de  deelnemers  be- 
kend is  gemaakt,  heeft  z^  opgehouden  te  bestaan. 

3.  Is  de  uitslag  zoodanig,  dat  zij  eene  winst  van  10  pC. 
per  jaar  aanbiedt,  dan  willen  deelnemers  eene  Maatschapp^ 
onder  den  naam  van  Nederlandsche  Afiikaansche  Maat- 
schapp^  oprigten,  waarvan  de  statuten  als  dan  gearresteerd 
zullen  worden. 

4.  In  dat  geval  zullen  de  deelnemers  in  deze  proefne- 
ming vóór  anderen  geregtigd  z^n  tot  deelneming  in  die 
Maatschappij,  ieder  voor,  ƒ1000. —  per  f  50. —  door  hen 
in  deze  proefneming  genomen,  en  bevoegd  zijn,  om  deze 
hunne  geregtigdheid  des  verkiezende  aan  anderen  over  te 
doen. 

5.  Is  de  uitslag  ongunstig  en  verlangen  de  tegenwoor- 
dige deelnemers,  de  genoemde  Maatschapp^  niet  op  te  rig- 
ten,  dan  zal  de  Commissie  de  zaken  dezer  proe&eming 
zoodra  mogelyk  vereffenen. 

6.  Het  kapitaal  der  proefneming  is  bepaald  op  ƒ  125000. — 
verdeeld  in  aandeelen. 

7.  Ieder  aandeel  is  groot  ƒ50. —  en  gesteld  op  naam 
of  order. 

8  De  betaling  der  aandeelen  wordt  gevorderd,  zoodra 
een  voldoend  aantal  kolonisten  uit  Nederland  en  ten  ge-' 
noegen  van  de  Commissie  geëngageerd  is. 


Digitized  by 


Google 


346  VERBLAG    VAN    HET 

9.  De  deelhebbers  zijn  niet  verder  aansprakelyk,  dan 
voor  het  volle  beloop  hunner  aandeelen. 

10.  De  Commissie  bestaat  uit  (zes)  leden:  de  Heeren 

11.  De  vergadering  der  leden  van  de  Commissie  benoemt 
haren  Voorzitter  en  een  harer  leden  tot  Secretaris. 

12.  Alle  besluiten  der  Commissie  worden  opgemaakt  by 
hoofdelijke  stemming.  De  volstrekte  meerderheid  der  aan- 
wezige leden  beslist  en  bij  staking  der  stemmen  die  des 
Voorzitters. 

13.  De  Commissie  heeft  het  beheer  der  handeling  en 
geeft  alle  bevelen  daartoe  betrekkelijk.  Zij  benoemt  en 
ontslaat  alle  personen  in  dienst  der  proefneming  en  regelt 
hunne  belooningen. 

14.  Alle  stukken  zullen  door  den  President  en  den  Se- 
cretaris onderteekend  worden. 

15.  In  de  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek  wordt 
een  ondergeschikte  tak  van  bestuur  gevestigd,  te  zamen- 
gesteld  uit  een  Directeur^  een  Onderdirecteur  en  een  Se- 
cretaris, waaraan  «zoo  veel  mogelijk  volmagt  tot  handelen 
verleend  wordt. 

16.  Die  Directie  zal  maandelgks  verslag  harer  verrigtin- 
gen,  en  telken  half  jare  behoorl^ke  staten  en  rekeningen 
wegens  haar  beheer,  aan  de  Commissie  afzenden. 

17.  Het  doel  der  proefneming  is:  de  bevordering  van 
de  welvaart  der  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek;  van  het 
welz^n  van  brave  en  kundige  protestantsche  Nederlanders, 
die  verlangen  mogten  zich  in  die  Republiek  te  vestigen; 
en  van  den  handel  in  Nederland  en  ^s  Rgks  Oost-Indische 
bezittingen,  en  zulks  door,  met  in  aehtneming  van  de  be- 
langen der  deelnemers: 

ff  Aanvankelijk  3000  bunders  land  aan  te  koopen,  van  de 
uitgestrektheid  gronds^  gelegen  in  den  Oostkant  van  die 
Republiek,  op  en  langs  Drakenberg^  district  Lijdenburg,  in 
overeenstemming  met  de  volmagt  tot  verkoop  van  dien  grond, 
gegeven  door  den  Volksraad  der  Republiek  te  Magaliesberg 
den  23  maart  1853,  te  Groningen  bij  Notariële  akte  ge- 
deponeerd, onder  voorwaarde  van  het  overige  gedeelte  dier 
uitgestrektheid  gionds,  binnen  de  eerstvolgende  vijf  jaren, 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTB    IN    NEDERLAND.  347 

tegen  ƒ4. —  per  bunder  te  kunnen  aankoopen  en  dat  dan 
90  ten  honderd  van  den  koopprijs  zullen  gestort  worden 
en  bewaard  blgven  in  eene  Landsbank  in  de  Republiek 
te  vestigen. 

rrEen  genoegzaam  personeel  te  engageren  om  de  exploi- 
tatie van  den  aangekochten  grond  te  beginnen  en  de  ngver- 
heid  en  den  handel  in  de  HoUandsche  Afrikaansche  Repu- 
bliek te  ontwikkelen. 

rfin  de  behoefte  te  voorzien  van  vee,  wagens,  werktuigen 
en  materialen  voor  gezegde  exploitatie,  en  in  die  van  trans- 
port, onderhoud,  belooning  en  verzorging  van  voorbedoeld 
personeel. 

rrEn  naar  gelang  het  kapitaal  en  de  omstandigheden  zul- 
len toelaten,  handel  tusschen  Nederland,  de  Republiek  en 
den  Indischen  Ocaan  te  ondernemen  en  te  drijven. 

18.  De  Commissie  kan  de  Directie  in  de  Republiek  mag- 
tigen  tot  alle  zoodanige  wettige  ondernemingen  in  direct 
verband  tot  de  proefneming  staande,  als  met  voordeel  voor 
haar  kunnen  worden  ondernomen. 

19.  De  Conunissie  zal  de  eigendommen  der  onderne- 
ming, zoo  veel  doenlijk,  doen  verzekeren. 

20.  Zoodra  mogelgk  zal  de  Commissie  verslag  der  proef- 
neming aan  de  deelhebbers  geven,  de  rekening  of  balans 
over  de  handeling  opmaken,  deze  gedurende  14  dagen  ter 
inzage  leggen  van  de  deelnemers  en  daarvan  aankondiging 
in  de  dagbladen  doen. 

21.  De  winstj  die  volgens  de  rekening  of  balans  blijkt  te 
zgn  behaald,  zal  onder  de  deelhebbers,  naar  mate  van  de 
stortingen  of  betalingen  op  hunne  aandeelen  gedaan,  ver- 
deeld worden,  zonder  dat  de  Conmiissie  eenige  vergoeding 
of  belooning  voor  hare  moeite  en  werkzaamheden  te  dezer 
zake,  verlangt. 

f^Ën  dan  zullen,  naar  het  oordeel  der  ondergeteekenden, 
de  vermoedel^ke  gevolgen  dezer  proefneming  z^n^ 

ffDat  de  aangewende  middelen,  door  landbebouwing^  vee- 
houder^,  uitoefening  van  nijverheid,  en  handel  met  de  in- 
gevoerde koopwaren,  goede  vruchten  zullen  opleveren ;  maar 
^^^  ^g  gebreke  van  directe  Scheepvaart  van  Natal  op  Ne- 


Digitized  by 


Google 


348  VERfiLAO    VAN    HET 

derland;  de  toezending  der  in  ruil  genomene  artikelen  van 
uitvoer  over  Engeland  zal  moeten  geschieden. 

rfDat  het  kapitaal  der  proefneming  wel  verzekerd  is,  door- 
dien zeer  bijzonder  zal  worden  gelet  op  de  keuze  van  het 
personeel  der  kolonisten  en  speciaal  van  degenen,  die  met 
de  leiding  belast  zijn,  omtrent  welk  een  en  ander  de 
itieeste  behoedzaamheid  zal  in  acht  genomen  worden;  het 
kapitaal)  met  uitzondering  van  het  salaris  der  kolonisten, 
direct  besteed  en  belegd  wordt  in  goederen;  terwijl  het  sa- 
laris eene  kas  uitmaakt,  waaruit  alle  kolonisten  moeten  be- 
taald worden  en  de  dispositie  over  die  kas  aan  drie  hun- 
ner gezameniyk  zal  opgedragen  worden;  en  eindel^k,  geene 
vervreemding  van  eenig  eigendom  der  onderneming  zal  kun- 
nen plaats  hebben,  zonder  medeweten  van  onderscheidene 
kolonisten. 

rrDat  de  proefneming  zoowel  op  de  bgzonderc  medewer- 
king der  Hollandsche  Afrikanen,  als  op  den  boitengewonen 
vlgt  en  de  activiteit  der  kolonisten  kan  rekenen,  uit  hoofde 
dat  van  haar  welslagen^  in  zeker  opzigt,  de  belangen  van  een 
ieder  hunner  afhangen;  terwijl  beide  partijen  b^  magte  zgn, 
om  hare  goede  uitkomst  te  verwezenlijken. 

rrËn  dat  de  Republiek  in  deze  proefneming  het  bew^s  zal 
opmerken,  dat  men  in  Nederland  waarl^k  bereid  is,  haar 
de  hand  te  reiken,  ja  zelfs  geheel  in  hare  behoefte  te  voor- 
zien, indien  het  slechts  genoegzaam  blgke,  dat  dit  te  doen 
is,  met  inachtneming  van  eigen  belang  en  met  de  zekerheid 
van  de  Republiek  wezenlijk  van  dienst  te  z^n;  dat  men  nu, 
zonder  die  overtuiging,  hun  een  40tal  brave  en  kundige 
Protestantsche  Nederlanders  —  behalve  hunne  vrouwen  en 
kinderen  —  toezendt,  om  de  noodigste  ontwikkeling  aan 
hunne  n^verheid  te  geven ;  een  kapitaal  te  zamen  heeft  ge- 
bragt  om  die  n^verheid  te  exploiteren  en  men  de  Repu- 
bliek de  verzekering  zou  durven  geven,  dat,  indien  deze 
proe&eming  naar  wensch  en  vertrouwen  mogt  slagen,  aan- 
stonds in  Nederland  eene  Maatschappg  zal  opgerigt  wor- 
den, die  in  allen  deele  aan  haar  verlangen  zal  beantwoorden. 

rrDc  ondorgeteekenden  durven  alzoo  de  deelneming  in  deze 
proeven  tot  bevordering  der  wolvaart  van  de  Hollandsche 


Digitized  by 


Google 


VËRIilGTE    IN    NEDERLAND.  349 

Afrikaanscbe  Republiek,  van  de  Nederlanders  die  derwaarts 
willen  gaan^  en  zoo  zij  hopen  en  verwachten  van  Neder> 
land  in  de  gevolgen,  aan  een  ieder  aanbevelen ;  zij  vieijen 
zich,  dat  die  voorname  mannen  van  Nederland,  die  te  Am- 
sterdam en  Rotterdam  over  het  aanbod  van  de  Republiek 
en  de  voorstellen  van  haren  gemagtigde  advies  hebben 
ttitgebragt,  ziende  hoezeer  in  deze  aan  hunne  opmerkingen 
en  wenschen  gevolg  is  gegeven^  volkomen  bereid  zullen 
z^n,  om,  door  hunne  deelneming  en  aanbeveling  aanstonds 
het  benoodigde  kapitaal  disponibel  te  krggen,  ten  einde  zoo- 
dra het  personeel  der  kolonisten  geëngageerd  is,  over  het 
kapitaal  te  kxmnen  beschikken  en  de  onderneming  zoo  min 
mogel^k  op  te  houden.*' 

nCfronmgen,  den 

ZEd.  las  het  ontwerp  geheel  en  al,  en  nadat  wij  er  mis- 
schien nog  een  uur  over  gesproken  hadden,  wist  hij  er  toen 
geen  aanmerking  op  te  maken.  Aanstonds  deelde  ik  dit 
mede  aan  den  Heer  van  Ro^en,  en  namens  ZEd.  ging  ik 
den  Heer  de  Monchy  verzoeken  om  dien  avond  nog  bij  den 
Heer  van  Roijen  te  komen,  ten  einde  nu  met  ZEd.  te  be- 
palen, waar  en  tegen  wanneer  de  Vergadering  der  Heeren 
zou  beschreven  worden. 

Maandag  den  24^*^*^  April  ging  ik  bij  den  Heer  de 
Monchj  vernemen,  wat  Zaturdag  avond  te  voren  bepaald 
was,  en  hoorde  toen  van  ZEd.  bezwaren  op  het  ingediend 
ontwerp,  die  ik  thans  niet  kan  mededeelen,  om  de  eenvou- 
dige reden,  dat  ik  er  geen  een  van  begreep.  Zy  waren 
—  naar  het  mg  voorkwam  —  zóó  gezocht,  vooral  na  al 
de  discussiën  die  wij  reeds  vroeger  gevoerd  hadden,  dat 
ik  geene  andere  verklaring  aan  dit  veranderd  gevoelen  van 
den  Heer  de  Monchy  kon  geven,  dan  dat  hij,  om  welke 
reden  ook,  eensklaps  besloten  had,  zich  met  deze  zaak  niet 
in  te  laten.  Ook  deze  ontmoeting  berigtte  ik  aan  den  Heer 
van  Roijen.  Daarop  vtoeg  ZEd.  m^  andermaal  het  voor- 
stel om  het  nog  verder  in  overweging  te  nemen  en  casu 
qao  zigne  bedenkingen  mede  te  deelen. 

Op  den  26«*«"  April  was  de  Vergadering  in  het  Pro- 


Digitized  by 


Google 


350  VERSLAG    VAN    HET 

vinciehuis  by  een.  Ik  had  geene  bedenkingen  van  den 
Heer  van  Ro^en  ontvangen. 

Bij  monde  van  den  Heer  dq  Monchj  werd  rapport  uit- 
gebragt  van  de  Commissie  ter  beoordeeling  van  het  voor- 
stel, zie  hl.  340,  ten  aanzien  van  den  Handel  en  b^  monde 
van  den  Heer  Schilthuis  van  die,^  voor  den  Landbouw. 
Het  eerste  hield  de  reeds  vermelde  bedenkingen  in;  het 
tweede  was  in  het  breede  ontwikkeld,  en  strekte  tot  aan- 
beveling. Ik  beantwoordde  de  bedenkingen,  doch  by  stem- 
ming waren  aUen  tegen,  behalve  de  Heeren  Reinders  en 
Schilthuis,  terw^l  de  Heeren  Quintus,  Onnes  en  Blaupot  ten 
Cate  niet  present  waren. 

Daarna  werd  het  ontwerp  van  proefneming  iu  omvraag 
gebragt  en  daar  waren^  al  de  tegenwoordig  zijnde  Hee- 
ren tegen.  Eindel^k  sprak  de  Heer  van  Ro^en  over  het 
doelmatige  van  de  oprigting  eener  M'aatschapp^,  tot  ko- 
lonisatie van  Nederlanders  in  de  Republiek,  enkel  uit 
menschlievende  beginselen  zamengesteld.  Ik  vroeg  of  ZEd. 
nu  daaromtrent  een  bepaald  «voorstel  wenschte  te  doen, 
doch  dit  het  geval  niet  z^nde,  ging  de  Vergadering  uit  een, 
nadat  ik  de  Heeren  verzocht  had,  mij  hunne  gevoelens  op 
schrift  te  willen  doen  geworden^  opdat  ik  m^  voor  mijne 
Committenten  zou  kunnen  verantwoordpn.  Men  beloofde 
mij  dit  geschrift  binnen  14  dagen  te   zullen  overzenden. 

Den  28**«'^  April  was  ik  weder  te  Amsterdam.  Het 
zal  niet  noodig  z^n,  dat  ik  de  redenen  voor  m^ne  lezers 
ontwikkel,  waarom  ik  het  nu  voorgevallene  te  Groningen, 
de  zoo  eensklaps  omgekeerde  houding  van  de  Heeren  de 
Monchy  c.  s.  in  verband  bragt  met  de  ontmoeting,  die  ik 
op  den  4^^^^  Februarij  te  Rotterdam  gehad  had,  zie  bl.  312, 
en  te  meer  omdat  Jonkhr.  C.  Hartsen  m^  gezegd  had,  dat 
de  bedoelde  ongeteekende  brieven  ook  aan  de  Amsterdam- 
sche  Commissie  waren  ingezonden  geweest,  doch  door  deze 
Commissie  na  eenig  beraad,  als  stukken  die  geen  geloof 
verdienden,  waren  terug  gegeven. 

Daarom  schreef  ik  den  5^«o  Mei  aan  Jonkhr.  W  T.  Ge- 
vers Deynoot  den  volgenden  brief: 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    XEDEIOiAND.  351 

«Den  Heer  Gevers  Deynoot.         n Amsterdam,  5  Mei  1854. 
irHoog  Wel-Geb.  Heer! 

rfln  de  bijeenkomst  ten  uwen  huize  op  Zaturdagavond  4 
Febr.  LI.  heb  ik  de  Heeren  overtuigd^  dat  do  twee  onge- 
teekende  brieven  uit  Natal  lasterlijk  zijn^  en  dat  de  daarbij 
gevoegde  Engelsche  brief  van  zekeren  Melvili  sleohts  het 
begin  mijner  voordragt  aan  den  Volksraad  te  Magaliesberg 
mededeelde  en  hem  —  Melvili  —  waarschijnlijk  onbekend 
was,  wat  later  heeft  plaats  gehad. 

ftDe  Heeren  boden  mg  daarop  aan,  om  mg  van  deze 
hanne  voldoende  overtuiging  eene  schriftelijke  verklaring 
af  te  geven. 

rrik  wees  toen  dat  aanbod  van  de  hand,  eensdeels  omdat 
ik  het  beneden  mijn  karakter  oordeelde,  om  ten  mijnen 
behoeve  een  stuk  te  doen  teekenen,  dat  ten  bewijze  moest 
strekken,  dat  ik  geen  schurk  was;  ten  anderen,  omdat  ik 
dacht,  dat  het  verhaal  omtrent  het  daar  voorgevallene,  door 
een  van  ÜEd.  aan  den  persoon,  die  UEd,  de  bedoelde  brie- 
ven had  ter  hand  gesteld,  voldoende  zou  zgn,  om  hem  van 
alle  verdere  pogingen,  om  die  brieven  eenig  geloof  te  doen 
vinden,  af  te  doen  zien;  eindelijk  omdat  UEd.  mg  de  ver- 
zekering gaf,  dat  ik  ten  allen  tijde  zoodanige  verklaring 
van  UEd.  zou  kunnen  krggen. 

rfik  had  evenwel  in  het  belang  der  Republiek  voorzigtig 
gehandeld,  wanneer  ik  UEd.  verzocht  had,  eene  kopij  dier 
brieven  te  mogen  nemen,  hetgeen  mij  in  staat  gesteld  zou 
hebben,  om  wanneer  het  te  pas  mogt  komen^  de  bedrie- 
gerg  in  deze  aan  den  dag  te  brengen. 

r/Ii^tusschen  heb  ik  reden  om  te  veronderstellen,  dat  voor- 
bedodde  houder  dier  brieven  nog  voortgaat,  met  dezelve 
als  de  waarheid  bevattende,  in  het  geheim  in  handen  te 
brengen  van  diegenen,  met  wie  ik  over  de  belangen  der 
Republiek  handel;  en  ik  denk  dit  te  meer,  omdat  ik  hier 
vernomen  heb,  dat  hg,  na  in  zijne  snoode  poging  om 
bg  de  Amsterdamsche  Heeren,  die  over  mgn  voorstel  na- 
mens de  Republiek  geadviseerd  hebben,  geloof  te  vinden, 
niet  geslaagd  te  zijn,  het  andermaal  bij  UEd.  beproefd  had. 

rfHet  is  dientengevolge,  dat  ik  de  vrgheid  moet  nemen, 


Digitized  by 


Google 


352.  VERSLAG   VAN    HET 

UEd.  beleefdelijk  maar  dringend  te  verzoeken,  mij  zoodra 
mogelijk  de  mij  toen  aangeboden  schriftelijke  verklaring 
als  nog  te  doen  geworden,  tenzij  ik  door  uwc  tusschen- 
komst,  eene  kopij  der  drie  voormelde  brieven  mogt  kun- 
nen bekomen,  in  welk  geval  de  bedoelde  verklaring  over- 
bodig zou  z^n. 

rrOntvang,  Hoog  Wel-Geb.  Heer,  met  de  overige  Heeren, 
de  verzekering  myner  hoogachting,  waarmede  ik  de  eer 
heb  te  verblijven, 

rrHoog  Wel-Geb.  Heer, 

Uw  Hoog  Wel-Gkb.  Dw.  Dienaar, 
J.  Stuart/* 

Ik  ontving  daarop  deze  letteren: 
«WelEdel-Geboren  Heer! 

rrin  antwoord  op  uwe  geëerde  letteren  van  gisteren  haast 
ik  mij  UEd.  Geb.  te  doen  weten;  dat  het  m^,  tot  mijn  leed- 
wezen, niet  wel  mogelijk  is  aan  uw  verlangen  te  voldoen. 
Sedert  den    2  Mei  1.1.   ben  ik  van  woonplaats  veranderd, 
en  heb  ik  m^  hier  in  's  Gravenhage  gevestigd.   Het  is  m§ 
dus   niet   doenlijk  in   Rotterdam   eene    zamenkomst    onzer 
Commissie  bijeen  te  roepen,  die  bovendien  finaal  ontbonden 
is.     Bleef  UEd.  dus  bij  uw  verlangen,  dan  zou  ik  U  aan- 
raden het  verzoek  aan  den  President  de  Heer  Plate  te  rig- 
ten,  die  welligt  spoedig  daaraan  gevolg  zou  kunnen  geven,    i 
ZEd.  was  bovendien  houder  der  brieven  en  kent  dus  vol-    i 
komen   de  bron,  waaruit  zij  voortgekomen  zijn;  misschien    | 
heeft  hy   ze  nog  in  z^n  bezit  of  kan  ze  wederom  gemak-    { 
keiijk  in  handen  krijgen,  zoodat  hij  het  beste  in  staat  zou 
z^n  eenige  verklaring  op  te  maken  om  de  daarin  vervatte 
beschuldigingen  geheel  te  ontzenuwen.  Ik  beken  gaarne,  dat 
het  mij  grootendeels  ontgaan  is. 

rrik  ben  verzekerd^  dat  UEd.  m^ne  verontschuldiging  ten 
goede  zult  willen  houden,  en  noem  m^  intusschen  met  achting 

tt's  Oravenhagey  UEd.  Dw.  Dienaar, 

6  Mei  1854.  W.  F.  Gevers  Deynoot." 

Ik  deelde  den  7^^^  Mei  den  inhoud  dezer  briefwisseling 
aan  den  Heer  F.  J,  Plate  mede,  en  ontving  den  23«**° 
Mei  het  volgende: 


Digitized  by 


Google 


YERRIGTË    IN    NEDERLAND.  353 

tfMotterdam,  den  22  Mei  1854. 
«Wel  Edel-Geb.  HeerI 
trik  heb  de  eer  U  hierbij  het  verlangde  stuk;  ten  op- 
zigte  zekeren  brief  van  den  Heer  Melvill,  door  alle  Hee- 
ren  onzer  Commissie  (behalve  den  Heer  Gevers  afwezig) 
geteekend.  Ik  vleije  mij  het  naar  uw  genoegen  zgn  zal 
en  verblijve  met  de  meeste  achtbg, 

rrUEd.  Dw.  Dienaar, 
F.  J.  Plate." 
rtDe  ondergeteekenden,  deel  gemaakt  hebbende  eener  Com- 
missie,  benoemd  ter  beoórdeeling  van    het  plan  van  den 
Heer  Staart,  ter  verkoop  van  gronden  behoorende  aan,   en 
liggende  in  de  Transvaalsche  Republiek  in  Zuid- Afrika,  ver- 
klaren hierbij  ten  behoeve  van  gezegden  Heer  Stuart,  dat 
een  aan  hen  voorgelegde  brief  van  zekeren  Heer   Melvill, 
hen  in  geenen  deele  heeft  doen  wankelen,  in  hunne  over- 
toigmg  der  echtheid  van  de  volmagt,  deswegens  door  de 
Regering  der  Transvaalsche  Republiek  aan  hem  gegeven. 
ftRotterdam,  19   Mei  1854. 

F.  J.  Plate. 
J.  Mees. 

F.  W.  A.  Beelaerts  van^  Blokland. 
D.  W.  van  Wageningen. 
H.  T.  Löhnis. 
L.  V.  Ledeboer  Bz.'' 
Andermaal  herhaalde  ik  mijn  verzoek  aan  den  Heer  Plate 
en  kreeg  pjer  omgaande  dit  antwoord: 

liBotierdam,  24  Mei  1854. 
ifWel  Edel-Geb.  HeerI 
rrik  ben  buiten  staat  u  de  verlangde  brieven  of  koppen 
daarvan  te  bezorgen,  daar  de  Heer    H.  G.  Voorhoeve  al- 
hier, deze  stokken  naar  zgne  vrienden  in  Amsterdam  heeft 
terug  gezonden. 

rfHoogachtend  heb  ik  de  eer  mij   te  noemen, 

UEd.  Dw.  Dienaai", 
F.  J.  Plate." 
Daarop  schreef  ik  don  26"^®'^  Mei  aan  den  Heer  H.  C. 
Voorhoeve  te  Rotterdam  het  volgende: 

23 


Digitized  by 


Google 


364  VERSLAG    VAN    HET 

rrDe  W£d.  Heer  H.  G.  Voorhoeve,  te  Rotterdam. 
rrWel  Ed.  Heer! 
rr Mi)  gereed  makende  tot  de  terugreize  naar  Z-Afrika  en 
moetende  verantwoorden  aan  den  Volksraad  der  H.  A.  Re- 
publiek omtrent  al  hetgeen  wat  ik  voor  die  Republiek  in 
Nederland  gedaan  en  mij  daar  voorgelegd  is,  zoo  heb  ik 
den  Heer  Plate  k  costj,  verzocht  mi)  de  twee  ongeteekende 
Hollandschen  en  den  Engelschen  brief  van  zekeren  Heer 
MelviUi  door  ZEd.  in  tegenwoordigheid  van  nog  6  andere 
Heeren  op  den  4fi^^  Februari)  1.1.  voorgelezen,  te  doen  ge- 
worden of  wel  eene  kopy  daarvan. 

rrDe  Heer  Plate  schrijft  m^  den  24«to"  dezer,  dat  ZEd. 
buiten  staat  is,  mij  die  brieven  of  kopijen  daarvan  te  be- 
zorgen, aangezien  zij  door  ÜEd.  aan  uwe  vrienden  te  Am- 
terdam  zijn  teruggezonden. 

rrDientengevolge  neem  ik  de  vrijheid  ÜEd.  te  verzoeken 
mij  die  stukken  te  doen  toekomen  of  m^  op  te  geven  tne 
die  vrienden  alhier  zgn,  opdat  ik  tw^  dan  ten  hunnent  zal 
kunnen  vervoegen. 

rr  Mij  vleijende  dat  ÜEd.  aan  dit  bill^k  verzoek  ten  spoe- 
digste zult  willen  voldoen,  heb  ik  de  oer  met  verschul- 
digde achting  mij  te  noemen, 

tt  Amsterdam,  ÜEd.  Dw.  Dienaar, 

26  Mei  1854.  J.  Stuart." 

Daarop  ontving  ik  dit  antwoord: 
rrDen  Heer  J.  Stuart,  RoUerdam,  27  Mei  1854. 

Amsterdam. 

rrMgn  HeerI 
Gisteren   avond    ontving  ik   eenen  brief  van  ÜEd.  aan 
het  adres  van  den  Heer  H.  C.  Voorhoeve.  Zeker  zult  ÜEd. 
daar  mg  mede  bedoelen,  daar  ik  degeen  ben  die  den  Heer 
F.  J.  Plate  de  bewuste  brieven  heb  ter  hand  gesteld. 

ÜEd.  verzoekt  in  dien  brief  ü  gemelde  brieven  of  ko- 
pijen daarvan  te  doen  toekomen,  of  ÜEd.  op  te  geven  waar 
die  in  Amsterdam  te  bekomen  z^n. 

Ik  begrijp  niet  hoe  er  eenige  verpUgting  op  mij  zoude 
rusten  om  aan  een  dergel^k  verzoek,  en  dan  nog  wel  ten 
spoedigste,  te  voldoen. 


Digitized  by 


Google 


VERRTGTB   IN    NEDEBLAND.  355 

Ik  zal  myne  vrienden  k  costy  schrijven  en  hen  vragen 
hoe  z^  met  die  brieven  die  de  hunne  zijn,  willen  handelen. 
Indien  z^  er  kopijen  van  willen  geven,  dan  zonde  ik  hen 
raden  die  niet  aan  UEd.  maar  aan  de  HoUandsche  Afri- 
kaansche  Republiek  te  zenden.     Mijn  Heer 

rrMijn  adres  is:  ÜEd.  Dw.  Dienaar. 

J.  Voorhoeve,  H.  Cz.  Rotterdam."       J.  Voorhoeve,  Dz." 

Toen  begreep  ik,  noch  bij  ZËd.  op  de  toezending  der 
bedoelde  brieven  of  kopijen  daarvan  verder  aan  te  dringen, 
noch  naar  ZËd.  vrienden  te  moeten  informeren. 

Intusschen  ontving  ik  den  22»*®°  Mei  het  advies  van  de 
Groningsche  Heeren,  zie  bl.  350,  dus  luidende : 

rrHet  was  met  belangstelling  dat  do  ondergeteekenden 
aan  de  uitnoodiging  van  den  Heer  Stuart  gehoor  gaven  om  zich 
te  vereenigen  tot  het  onderzoeken  der  voorstellen,  door 
Z£d.  met  betrekking  tot  eene  kolonisatie  in  de  Trans vaal- 
sche  Republiek  aan  hen  voor  te  leggen.-— 

rrHet  was  hun  allen  toch  bekend,  hoe  zeer  de  zooge- 
naamde Kaapsche  boeren,  steeds  hunner  afkomst  gedachtig 
bleven,  en  door  innige  banden  aan  hun  moederland  ge- 
hecht zijn;  en  welk  goed  geaard  Nederlander  zou  dan 
niet  met  vreugde  de  eerste  gelegenheid  aangrepen,  om  ook 
van  de  zijde  van  het  moederland  te  toonen,  dat  ook  daar 
steeds  die  oude  Hollanders  in  gedachten  blijven,  en  dat  Ne- 
derlanders gaarne  de  hand  willen  bieden  aan  zonen  van 
hetzelfde  Vaderland. 

ffËlk  voorstel  tot  toenadering  was  hun  dus  aangenaam  en 
en  met  gretigheid  hebben  zij  de  gelegenheid  aangegrepen 
om  te  onderzoeken,  of  de  voorstellen  van  wege  de  nieuwe 
Republiek,  tot  eene  toenadering  tusschen  haar  en  Neder- 
land zouden  kunnen  leiden,  en  of  door  de  aanneming  daar- 
van werkel^k  de  belangen  der  tegenwoordige  bewoners  van 
de  Republiek  zouden  kunnen  worden  bevorderd,  zonder 
al  te  groote  opofferingen  dezerzijds. — 

rrHet  voorstel  van  den  Heer  Stuart  als  gemagtigde  der 
Republiek  kwam  in  hoofdsom  hierop  neder. 

rrl.  Dat  er  in  Nederland  eene  Maatschappg  zou  worden 
opgerigt  met  /'2,500,000  kapitaal. 

23* 


Digitized  by 


Google 


356  YERSLAa    VAN    HET 

ff  2.  Dat  het  bestuur  dier  Maatschappij  hier  ter  stede  zoude 
gevestigd  worden. 

tt3.  Dat  die  Maatschappij  van  de  Republiek  zoude  koo- 
pen  300,000  bunders  land  tot  ƒ4  hel  bunder. 

ti^.  Dat  de  gelden  daaruit  voortspruitende^  zouden  gede- 
poneerd worden  in  eene  op  te  rigten  bank  in  de  Repu- 
bliek, en  worden  gebruikt  tot  tegemoetkoming  in  het  ge- 
brek aan  circulerend  medium^  terwijl  de  winsten  der  bank 
zouden  strekken  tot  dekking  der  landsuitgaven. 

rr5.  Dat  de  Maatschappij  circa  130  personen  met  hunne 
gezinnen  naar  de  Republiek  zoude  zenden,  allen  Nederlan- 
ders van  de  Protestantsche  Godsdienst,  verschillende  vak- 
ken van  Nijverheid  en  Wetenschappen  beoefenende,  vol- 
gens een  daarbij  overgelegd  plan,  en  die  door  de  maat- 
schappij zouden  worden  gesalarieerd. 

»6«  Dat  de  Maatschapp^  het  noodige  materieel  voor  land- 
bouw en  ngverheid,  en  tevens  dat  voor  woningen  der  eerste 
kolonisten  zoude  aanschaffen. 

rr7.  Dat  de  aan  te  koopen  grond  zoude  worden  gebezigd 
voor  landbouw. 

rr8.  Dat  de  Maatschappij  een  ouderbestuur  zoude  vestigen 
in  de  Republiek. 

lid.  Dat  de  Maatschappij  voor  hare  rekening  den  landboaw 
en  n^verheid  in  de  Republiek  zoude  exploiteren,  en  door 
het  drijven  van  handel  de  kolonisten  en  tegenwoordige 
bewoners  zoude  voorzien  van  alles  wat  mogt  blaken  daar 
benoodigd  te  z^n. 

frHierbij  werd  door  den  Heer  Stuart  een  staat  overge- 
legd van  de  vermoedelijke  kosten  die  een  en  ander  zonde 
veroorzaken  en  van  de  vermoedelijke  winsten  die  de 
Maatschappij  zoude  kunnen  behalen. 

if  Als  uitslag  van  hun  onderzoek  deelen  de  ondergetee- 
kenden  het  volgende  mede: 

rrEene  eerste  en  groote  vraag,  die  zich  voordeed,  was: 
in  hoeverre  men  verzekerd  koude  zijn,  wanneer  men  den 
grond  aankocht,  daarvan  het  ongestoorde  bezit  te  zullen 
genieten^  namel^k,  of  men  verzekerd  was^  dat  de  Republiek 
in  staat  was  aan  de  koopers  volledige  bescherming  en 
regts-zekerheid  te  verschaffen. 


Digitized  by 


Google 


YERRIQTfi    IN    NEDERLAND.  357 

ttDe  Heer  Stuart  deelde  als  zijne  innige  ovetaiging  mede, 
dat  daarvoor  niet  het  minste  gevaar  bestond;  maar^  hoewel 
de  ondergeteekenden  dat  gaarne  willen  gelooven,  verlangen 
z^  meer  zekerheid  daarvoor,  eer  zg  tot  den  aankoop  zou- 
den durven  aanraden. 

rrDe  tweede  vraag  was:  Welken  grond  men  te  koop  aan- 
bood en.  waar  die  gelegen  was?  Gaarne  hadden  zij  ge- 
wenscht,  dat  de  Heer  Stuart,  al  was  het  ook  maar  eene 
zeer  oppervlakkige  kaart,  had  kunnen  toonen;  nu  bleef  het 
bij  eene  beschrijving  zonder  juiste  opgaven. 

rrDe  beschrijving  kwam  hierop  neder:  Dat  de  bodem  meest 
kleigrond  was,  voor  een  klein  gedeelte  boschland  en  dat 
tevens  die  bodem  r^k  was  aan  delfstoffen,  zoo  dat  men 
er  ijzer,  koper,  marmer,  steenkolen,  salpeter,  enz.  aantrof. 

riDeze  beschrijving  was  echter  weder  zóó  onbepaald,  dat 
een  nader  onderzoek  ook  daaromtrent  allezins  noodzake- 
lijk werd,  eer  men  voor  zich  zelf  daarover  eene  voorstelling 
konde  maken,  die  men  met  eenigen  grond  voor  aan  de 
werkelijkheid  nab^  komende,  konde  houden. 

rr Eindelijk  was  de  derde  vraag:  In  hoeverre  men  konde 
aannemen,  dat  de  landbouw  en  nijverheid  die  hoogst  gun- 
stige resultaten  zouden  opleveren,  die  uit  de  begrooting 
schenen  te  volgen? 

ffHet  zij  hier  aangemerkt,  dat  tegenwoordig  de  prezen  van 
alle  .artikelen  van  behoefte  in  de  Republiek  zeer  hoog  z^n, 
omdat  bijna  alles  van  elders  moet  worden  aangevoerd; 
zoo  betaalt  men,  luidens  de  opgaven  van  den  Heer  Stuart, 
thans  de  tarwe  met  15  ^  18  Gld.  het  mud. 

rr Ten  einde  eene  raming  der  opbrengsten  van  den  land- 
bouw te  verkrijgen,  had  men  nu  aangenomen,  dat  de  tarwe 
die  men  zoude  verbouwen,  zoude  opbrengen/ 12.  het  mud; 
dat  het  hout,  hetwelk  men  uit  de  bosschen  zoude  verkrij- 
gen, eenen  prijs  zoude  opbrengen  verre  boven  de  prijzen, 
die  men  hier  te  lande  betaalt ;  ook  had  men  bepaalde  som- 
men gesteld  als  te  verwachtene  voordeden  van  veeteelt, 
handel  en  scheepvaart. 

#Het  spreekt  echter  van  zelf,  dat  hierbij  over  het  hoofd 
gezien  werd,  dat  de  kolonie  moegelijk  voordeel  zoude  kun- 


Digitized  by 


Google 


358  VERSLAG   VAN   HET 

nen  opleveren  voor  de  Maatschappij,  indien  niet  op  de 
eene  of  andere  wijze  gezorgd  werd,  dat  de  revenuen  van 
het  daarvoor  aan  te  wenden  kapitaal  naar  hier  knnnen 
vloeijen,  en  het  kwam  aan  de  ondergeteekenden  voor,  dat 
die  revenuen  moeijelijk  zouden  worden  geïnd,  indien  men 
zich  in  de  Republiek  niet  bepaald  toelegde  op  het  ver- 
bouwen van  artikelen  voor  uitvoer  geschikt,  of  ten  minste, 
door  op  de  eene  of  andere  wijze  te  zorgen,  dat,  nadat  de 
producten  van  landbouw  zouden  zijn  te  gelde  gemaakt, 
men  zich  andere  artikelen  konde  aanschaffen,  die  naar 
elders  vervoerd  wordende,  de  Maatschappg  in  het  bezit  der 
revenuen  zouden  stellen.  — 

rrNu  reeds  wordt  er  in  de  Republiek  ingevoerd,  en  daar 
er  geen  cirt^ulerend  medium  is,  worden  die  goederen  om 
geruild  tegen  andere  artikelen,  die  dan  meest  naar  Port- 
Natal  worden  gebragt.  De  voornaamste  dezer  artikelen  zijn 
vee  en  ivoor,  volgens  mededeelingen  van  den  Heer  Stuart, 
en  vóór  dat  men  dus  het  zij  mijnen  ontgint,  het  zi|  de 
producten  van  landbouw  tot  zoo  lagen  prijs  aanneemt,  of 
dat  men  producten  van  grootere  waarde  teelt,  zoodat  zy 
de  kosten  van  vervoer  naar  elders  kunnen  dragen,  zal  men 
zich  genoegzaam  uitsluitend  tot  beide  genoemde  artikelen 
moeten  bepalen. 

rrGaame  hadden  de  ondergeteekenden  nu  eenige  naauw- 
kenrige  inlichtingen  omtrent  den  prijs  daarvan  in  de  Repu- 
bliek, de  kosten  van  vervoer  naar  en  den  prijs  in  Natal,  vaa 
den  Heer  Stuart  ontvangen,  maar  ook  daaromtrent  was 
Z.Ed.  niet  genoeg  ingelicht,  zoo  dat  ook  in  dit  opzigt  het 
oordeel  moest  opgeschort  worden. 

rr Wel  wees  de  Heer  Stuart  op  de  exploitatie  der  mijnen 
zoo  wel  als  op  de  mogelijkheid  van  het  verbouwen  van  an- 
dere artikelen,  maar  om  daaromtrent  eenige  meening  te  kun- 
nen uitspreken,  waren  vele  inlichtingen  noodzakel^k. 

frAls  slotsom  hunner  beschouwingen  deelen  ondergetee- 
kenden dus  mede,  dat  zoo  als  het  voorstel  daar  ligt,  on- 
mogelijk tot  het  oprigten  eener  Maatschapp^  konde  gead- 
viseerd worden;  maar  de  zaak  was  van  zooveel  belang,  dat 
er  een  voorstel  gedaan  werd  om  eerst  alles  behoorlgk  te 


Digitized  by 


Google 


V£RRIGTE    IN   NEDERLAND.  359 

doen  onderzoeken  op  de  plaats  zelve  en  daarnaar  te  wach- 
ten, eer  men  tot  een  besluit  zoude  komen ;  met  welk  voorstel 
de  Heer  Stuart  zich  echter  niet  vereenigen  konde. 

ffWel  stelde  de  Heer  Stuart  als  toen  voor  eene  proef  te 
nemen  op  eene  kleinere  schaal,  en  wel  met  een  kapitaal  van 
ƒ125,000,  maar  zonder  vooraf  een  bepaald  onderzoek  in 
het  werk  gesteld  te  hebben  durfden  de  ondergeteekenden 
ook  dit  niet  aanbevelen. 

ffHet  is  te  betreuren,  dat  de  zaak  niet  tot  meer  helder- 
beid  konde  gebragt  worden,  want  b^  de  toenemende  land- 
verhuizing zoude  welligt  do  stroom  eenigermate  naar  die 
landstreek  te  voeren  z^n  geweest;  en  dan  ware  het  zeer 
mogelijk,  dat  de  gronden,  die  nu  tot  ƒ  4  het  bunder  gekocht 
worden,  later^  wanneer  de  bevolking  of  de  landverhuizers  die 
landstreek  zouden  betrekken,  eene  onberekenbaar  hoogere 
waarde  zouden  verkrijgen. 

rrHet  plan  van  den  Heer  Stuart  is  dan  ook  niet  door  de 
ondergeteekenden  als  geheel  verwerpelijk  beschouwd  gewor- 
den, maar  uit  gemis  aan  de  noodige  inlichtingen  z^n  de 
ondergeteekenden  verhinderd  geworden,  een  op  kennis  van 
zaken  steunend  oordeel  te  vellen.  Deze  is  de  grond  waarop 
de  ondergeteekenden  gemeend  hebben  aan  het  verlangen 
van  den  Heer  Stuart  niet  te  kunnen  voldoen. 
itCfroningen,  den         Mei  1854. 

J.  A.  van  Ro^en,  Commissaris  des  Konings. 
J.  Homan^  Lid  van  Gedeputeerde  Staten, 
ü.  G.  Schilthuis  Jz,  Lid  van  Gedeputeerde  Staten, 
3.  W.  C.  van  Ittersum,  Lid  van  de  Prov.  Staten. 
J.  W.  Quintus,  Lid  van  de  Prov.  Staten. 
H.  B.  Onnes,  Lid  van  de  Prov.  Staten, 
C.  M.  Nap,  President  van  de  Kamer   van  koop- 
handel enfabrijken  te  Groningen, 
B.  V.  Tellegen,  Secretaris  van  de  Kamer  van  koop- 
handel en  fabryken  te  Groningen, 
A.  de  Monchy,  Vice-Consul  van  Denemarken, 
G.Beinders,  Lid  der  Tweede  Kamer  der  Stat-Gen, 
S.  Blaupot  ten  Cate,  Lid  van  de  tweede  kamer 
der  Staten-Generaal" 


Digitized  by 


Google 


/ 

360  VEBSLAQ   VAN   HET 

Ik  ontving  ook  een  volledig  afschrift  van  het  rapport  van 
de  Heeren  Reinders  en  Schilthuis,  zie  bl.  350.  Ik  aal  dit  even- 
wel hier  niet  overnemen^  omdat  die  overneming  waarsch^n- 
l^k  een  30  of  40  bladzijden  druks  zou  beslaan '  en  die 
Heeren  toch  ook  het  bovenstaande  advies  mede  ondertee- 
kend hebben. 

Uit  al  het  hier  medegedeelde  zullen  mijne  lezers  opge- 
merkt hebben,  hoe  gverig  men  —  een  of  meer  onbekenden 
— bezig  geweest  is,  om  mijne  gangen  na  te  gaan  en  mijne 
pogingen  te  doen  mislukken,  en  hoe  wel  men  hierin  ge- 
slaagd is.  Trouwens  geene  kunst  is  gemakkel^ker  te  leeren, 
te  beoefenen  en  er  zelfs  een  meester  in  te  worden, '  dan 
die  van  laster  of  calomnie.  En  geene  daad  wordt  be- 
ter beloond  dan  die  van  'te  lasteren;  want  zelden  mist 
z^  haar  doel,  en  nog  zeldzamer  vindt  de  belasterde  ge- 
legenheid, om  den  lasteraar  uit  te  vinden  en  te  ontmas- 
keren, vooral  als  hij  slimme  en  bekwame  handlangers 
heeft. 

Evenwel  deelden  ongelukkig  de  Hollandsche  Afrikanen 
in  de  Republiek  niet  minder  in  den  laster  dan  hun  ge- 
volmagtigde.  Ter  afwisseling  moet  ik  mijne  lezers  daar- 
mede eens  bezig  honden. 

In  den  Nederlander  van  18  October.1853  Nr.  1017  vond 
ik  het  volgende: 

rrAUezins  belangwekkend  is  het  in  onderscheidene  Cou- 
ranten opgenomen  Verslag  van  den  heer  Stuart,  gevolmag- 
tigde  van  de  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek. 

rrOok  wij  wenschen  zeer,  dat  er  betrekkingen  met  onze 
Volks-  en  geloo|sgenooten  aldaar  mogen  worden  gevormd, 
en  dat  ze  ook  aan  eene  Christelijke  behandeling  der  in- 
heemsche  volksstammen  en  aan  de  uitbreiding  van  het 
Evangelie  onder  de  Heidenen  dienstbaar  mogen  worden 
gemaakt. 

rrMisschien  zou  het  niet  overtollig  zijn,  ook  bij  den  heer 
Stuart  eenig  berigt  in  te  winnen  nopens  de  droevige  bij- 
zonderheden, welke  nog  in  den  laatsten  t^d  omtrent  onregt 
en  wreedheden,  door  de  Boeren  tegen  de  inboorlingen  ge- 
pleegd, z^n  medegedeeld." 


Digitized  by 


Google 


VfiBRIOTE    IN    NEDERLAND.  361 

Zie  hier  m^  antwoord  in  den  Nederlander  van  25  Oc- 
tober  1853  Nr.  1023: 

itAan  de  Bedactie  van  ftden  Nederlander,*' 
rrM.  H. 

nJn  uw  blad  van  18  dezer  l"*^bladz«  las  ik,  dat  het  mis- 
schien niet  overtollig  zou  zijn  om  ook  b^  mt/  eenig  berigt 
in  te  winnen,  nopens  de  droevige  bijzonderheden  welke, 
nog  in  den  laatsten  t^d,  omtrent  onregt  en  wreedheden 
door  de  Boeren  tegen  de  inboorlingen  gepleegd,  zijn  me- 
degedeeld.'' 

rf  Aangenaam  is  het  mi)  te  kannen  berigten: 

rfdat  ieder  belanghebbende  ten  mijnent  lecture  kan  krijgen 
van  de  briefwisseling  tusschen  de  Heeren  Kommandant- 
'  Generaal  der  Republiek  A,  W.  J.  Preiorius,  den  Britschen 
Resident  in  de  Oranj  e-Rivier-Sou vereiniteit  JET.  Cfreen,  den 
.Gouverneur  van  de  Kaap -Kolonie  G,  Cathcarty  de  Londen 
missionary  Sodetyy  den  Engelschen  Minister  van  Koloniën 
den  Hertog  van  New-Castle  en  den  specialen  Commissaris 
voor  de  Oranj e-Rivier-Sou vereiniteit  Sir  Oeorge  Muaseü 
Clerkj  voorkomende  in  het  zoogenaamde  Blaauwe  Boek,  op 
'last  van  H.  M.  aangeboden  aan  de  beide  Huizen  van  h^t 
Parlement  den  31»**'»  Mei  1853,  en  ook  van  de  verdagen 
der  Heeren  Pretoriua  voomd.,  Zendelingen  en  anderen,  te 
vinden  in  de  Zuid-Afrikaansche  Couranten  van  Julij  en 
Augustus  1.1.^  alles  betrekkelijk  het  bedoeld  onderwerp. 

rrUit  dit  alles  Uijkt :  dat  door  de  HoUandsche  Afrikanen 
geen  onregt  of  wreedheden  tegen  de  inboorlingen  gepleegd 
zgn;  dat  hunne  bestra£^g  van  het  Kaffer  Opperhoofd 
Secheli  en  van  de  Zendelingen  Edtoards,  Inglia  en  Living- 
ttone  in  het  begin  vai^  dit  jaar,  heeft  plaats  gehad  wegens 
overtreding  van  'slands  wetten  en  dat  het  gebeurde  ook 
geen  het  minste  bewijs  oplevert  tegen  het  verlangen  der 
Holl.  Afrikanen,  om  het  Evangelie  onder  de  Heidenen  te 
zien  uitbreiden. 

rrNamens  hen  mag  ik  hier  de  verzekering  bijvoegen,  dat 
zg,  wars  van  alle .  onderdrukking  der  inboorlingen  —  niet 
minder  van  slavern^  —  niets  hartelijker  wenschen  dan  dat 
de  Heidenen,  op  eenc  verstandige  en  Christelyke  wgze,  gel^k 


Digitized  by 


Google 


362  VERSLAa    VAK    HET 

volgens  hunne  herhaalde  verklaring  b^  de  Moravische  Zen- 
delingen  in  acht  genomen  wordt,  tot  de  waarheid  gebrag^t 
worden.  rrMet  hoogachting  enz. 

nAmsterdam  20  October  1853.  J.  Stuart." 

I.  47.  Warmoesstraat." 

Den  3l8*en  October  kreeg  ik  het  volgend  Maandberigt 
in  handen,  waarvan  bi)  duizenden  exemplaren  in  Nederland 
verspreid  worden;  dat  op  7  November  aanstaande  in  alle 
protestantsche  gemeenten,  in  de  kerken^  in  het  openbaar 
door  de  predikanten  voorgelezen  en  waarover  de  zegen 
van  God  afgebeden  zou  worden. 
Nr,    11,    Maandberigt  van   het  Nederlandsche  ZendeUngge- 

nootschap, 

ZUID-AFRIEA.  —  FRANSCHE    ZENDING. 

ff  Ontelbaar  zijn  de  hinderpalen,  die  den  bloei  van  het 
Christendom  in  een  land  als  Zuid-Afrika  in  den  weg  staan.^ 
Daar  heerschen,  als  overal  ligtzinnigheid,  ongeloof,  en  het 
aan  den  mensch  zoo  eigen  bouwen  op  eigen  geregtigheid. 
Hierbij  komt  nog  gebrek  aan  nadenken,  buitengemeene  voor- 
ingenomenheid met  sto£felijke  belangen  en  eene  bijgeloovige, 
hardnekkige  gehechtheid  aan  voorvaderlijke  gewoonten  en 
aan  alle  verfoeijelijke  overleveringen  van  het  heidendom. 
Voegt  zich  hierbij  dan  de  ergernis  van  een  leven  dat  de 
leer  logenstraft,  dan  heeft  de  zendeling  eene  taak,  voor 
welke  hij,  op  z^ne  eigene  krachten  ziende,  terugdeinzen 
moet.  * 

rfHoogst  welkom  zijn  ons  daarom  goede  berigten  uit  die 
streken,  waaronder  wij  allereerst  noemen  dat  van  de  Fran- 
sche  zendelingen  Fredoux  en  Jousse  over  den  noordelijksten 
zendingspost,  Motito.     rfHet  aantal  leerlingen,''  enz. 

«Wat  de  Boeren  betreft,  van  hen  vernemen  wg,  dat  zg 
in  het  noorden  drie  belangrijke  posten  verwoest  hadden, 
die  als  voorposten  der  Christelgke  beschaving  werden  be- 
schouwd. Twee  dezer  posten  zijn  die  van  Mabotsa,  be- 
stuurd door  den  zendeling  Ëdwards  van  Kolobeng,  gesticht 
door  Dr.  Livingston,  en  die  van  Lotsakana  onder  het  be- 
stuur van  Ludorf,  oud-zendeling  van  het  Fransche  genoot- 
p\?P*     ^®  Boeren  hebben  het  vooral  gemunt  op  Dr.  Li- 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE   IN    NEDERLAND.  363 

vingston,  dien  onversaagden  man  en  moedigen  zendeling^ 
die  het  meer  Ngami  heeft  ontdekt,  en  alzoo  in  dit  onbe- 
kende land  eenen  nieuwen  weg  voor  Christendom  en  be- 
schaving heeflb  gebaand;  en  het  is  waarschijnl^k,  zoo  hij 
in  hunne  handen  gevallen  ware,  dat  zijn  leven  niet  zou 
gespaard  gebleven  zgn.  Als  verklaarde  vijanden  van  alle 
levende  godsvrucht  en  geheiligd  leven  schijnen  z^  den  Bij- 
bel slechts  met  zich  te  voeren  als  voortdurend  protest 
tegen  de  hardheid  hunner  harten  en  het  geweld  hunner 
daden,  als  meesters  heerschende  in  de  streek^  die  zij  be- 
wonen. Deze  willen  zij  niet  alleen  met  niemand  deelen, 
maar  z^  hebben  besloten,  geene  andere  getuigen  hunner 
dwingelandij  te  dulden,  dan  de  arme  zwarten,  die  zich 
onderworpen  hebben.  De  zendeling,  die  in  deze  streken 
de  hoogste  vertegenwoordiger  der  groote  beginselen  van 
vrijheid  en  liefdadigheid  is,  is  voor  hen  een  lastig  wezen, 
een  aanhoudende  kwelgeest.  De  twee  Veteranen  in  het 
zendelLngswerk,  de  eerw,  Inglis  en  Edwards^  zijn  voor  de 
regtbank  van  dit  volk  zonder  geregtigheid  gedaagd,  en 
veroordeeld  om  onmiddellijk  het  land  te  verlaten.  Het  be- 
paalde doel  van  hun  streven  is,  de  zendelingen  uit  het 
land  te  verdrijven  en  hun  werk  te  vernietigen.  Zij  begin- 
nen met  te  beproeven,  om  door  middel  van  de  profetiën 
te  bewezen,  dat  het  in  Gods  raad  bepaald  is,  dat  Cham, 
gevloekt,  den  gezegenden  Japhet  diene ;  en  als  deze  vree- 
selijke  uitleggers  onzer  heilige  boeken  in  hunne  anti-chris- 
telijke verklaringen  falen,  staan  vuur  en  zwaard,  even  als 
den  valschen  profeet,  hun  ter  dienst.  Ach!  wanneer  in 
het  zuiden  de  gewapende  Eaapsche  kolonie  en  in  het  noor- 
den  de  verhuisde  Boeren  het  zich  ten  taak  schijnen  te  stel- 
len, («n  door  hunne  gedragingen  te  bewezen,  dat  de  blan- 
ken in  list  en  woestheid  niet  voor  de  zwarten  onderdoen, 
is  er  dan  geen  dubbel  wonder  van  genade  noodig,  om 
in  het  hart  der  ongelukkige  Afrikanen  de  boodschap  des 
faeils,  hun  door  de  zendelingen  aangebragt,  ingang  te  doen 
vinden  ?  Maar  zoo  bedroevend  als  het  berigt  is  van  den 
zendeling  Fredoux  ten  aanzien  der  Boeren,  zoo  verblgdend 
is  hetgeen  de  zendeling  Maitin  ons  van  Berea  mededeelt»'' 


Digitized  by 


Google 


364  VEKSLAd    VAN    HET 

Zoodra  het  m^  mogelgk  was^  zocht  ik  den  invloed  van 
dat  berigt  tegen  te  gaan,  door  de  plaatsing  van  dezen  bri^f 
in  de  Amsterdamsche  Courant  van  3  November. 

nAan  de  Redactie  van  de  Amsterdamsche  Courant. 

rrM.  H. 

n  Toevallig  heb  ik  kennis  gekregen  van  het  Maandberigt, 
't  welk  aanstaanden  Maandag  alomme  in  den  Bidstond  voor 
de  uitbreiding  van  het  Christendom  onder  de  Heidenen 
zal  worden  medegedeeld^  en  ditmaal  een  berigt  der  Fran- 
Bche  zending  in  Zuid-Afrika  bevat.  —  Het  doet  m^  op- 
regt  leed;  openlijk  te  moeten  verklaren:  dat  dit  berigt^ 
althans  aangaande  de  Hollandsche  Boeren  in  Zuid-Afrika, 
met  de  waarheid  strijdig  is. 

tfJk  twijfel  geen  oogenblik,  of  Bestuurders  van  het  Fran- 
sche  en  evenzoo  van  het  Nederlandsche  Zendeling-genoot* 
schap  hebben  het  ter  goeder  trouw  en  als  geloofwaardig  ter 
verspreiding  nuttig  geacht;  maar  ik  mag  hen,  die  mij  naar 
het  Vaderland  zonden  en  zich  hier  niet  kunnen  verdedigen, 
niet  stilzwijgend  in  hun  Christel^k  karakter,  goede  trouw 
en  degelijke  godsvrucht  onverdiend  laten  smaden  en  ver- 
achten. 

rrindat  verhaal  leest  men  op  blz.  163 — 166,  onder  an- 
deren het  volgende:     «Wat  de  Boeren  betreft,  enz.   i). 

rfEn  verder:  frde  Boeren  hebben  het  vooral  gemunt  op 
Dr.  Livingston,  enz. 

rr Namens  de  Hollandsche  A&ikanen  —  hier  met  de  be- 
naming van  boeren  aangewezen  —  herwaarts  gekomen  om 
hun  tegenwoordig  verlangen  naar  de  overbrenging  uit  Ne- 
derland derwaarts  van  brave  protestantsche  en  kundige 
Hollanders  bekend  te  maken,  zal  ik  aanvankelijk  slechts 
met  een  enkel  woord,  doch^  zoo  ik  hoop,  later  meer  vol- 
ledig, de  ongegrondheid  van  bovenbedoelde  verhalen  aan- 
wijzen en  mij  nu  alléén  bepalen  tot  de  volgende  opmer- 
kingen : 


')  In  desen  brief  nam  ik  de  woorden  van  het  maandberigt  oTer; 
nu  behoeft  dit  niet.  De  lezer  heeft  ze  zoo  even  nit  dat  berigt  zelve 
vemomen. 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTE    IN   NEDERLAND.  365 

ffDat  de  beschrijving  van  het  karakter  dier  Boeren  in  dit 
maandberigt  geheel  in  strijd  is  met  al  hetgeen  ooit  over 
hen  geschreven,  verhaald  of  van  hen  ondervonden  en  ge- 
zien is. 

rrDat  de  nltra-engelschgezinde  Charles  Barter  Esqr.  in 
z^n  werk,  getiteld:  nZes  maanden  in  Natal  en  onder  de 
Hoüandscke  boeren  van  de  Kaap-Kolonie^\  waarvan  de  ver- 
taling onlangs  alhier  bij  P.  N.  van  Kampen  in  het  licht 
is  gegeven^  op  blz.  184,  185  zich  aldus  over  hen  uitlaat: 
rrZij  hebben  meer  melk  in  hun  bloed  gemengd^  dan  een 
vreemdeling  uit  hunne  rede  zou  opmaken.  Een  merkwaardig 
voorbeeld  'hiervan,  zeide  men,  dat  te  Bloemplaats  (moet 
z§n  Boomplaats)  had  plaats  gehad.  Een  officier  van  het 
Eaapsche  korps^,  gewond  en  uit  den  zadel  geligt  zgnde, 
was  aan  de  genade  der  rebellen  prijs  gegeven,  die  reeds 
op  het  punt  stonden  hem  af  te  maken,  toen  h^  uitriep : 
ff  Moet  niet  schiet  me!  vromw  en  hinder  T  Zij  konden  dit 
beroep  op  z^ne  huisel^ke  betrekkingen  niet  weerstaan,  en 
lieten  langzamerhand  hunne  geweren  zakken  en  alzoo  hun- 
nen v^and  ontkomen.  Zulk  eene  gebeurtenis,  in  de  hitte 
van  eene  wanhopige  schermutseling  voorgevallen^  is  zeld- 
zaam zelfs  in  de  jaarboeken  van  den  beschaafden  krijg, 
en  is  dus  ten  hoogste  eervol  voor  een  ruw  en  onbeschaafd 
volk,  [dat  onder  het  gevoel  van  —  hetzij  dan  waar  of 
vermeend  —  onregt,  gebukt  gaat.'' 

rr£n  verder :  rrMet  opzigt  tot  de  wreedheden,  waarvan 
men  hen  beschuldigd  heeft,  ten  opzigte  van  hunne  handel- 
w^ze  omtrent  de  inboorlingen,  zoo  zal  het  blijken,  indien 
men  met  gezond  verstand  daarover  zijn  oordeel  doet  gaan, 
in  plaats  van  4net  de  verwijfde  gevoeligheid,  die  ten  aan- 
zien van  dit  onderwerp  heerscht,  dat  zij  het  natuurl^ke 
gevolg  waren  van  iedere  vijandel^ke  ontmoeting  tusschen 
blanken  en  .wilden,  in  welke  landstreek  het  ook  wezen 
mag;  en  hun  gedrag  is  nog  zacht  en  vriendelijk,  als  men 
het  in  vergelijking  brengt  met  dat  onzer  eigene  kolonisten 
jegens  de  inboorlingen  van  Amerika.  Als  meesters  zgn  de 
Hollanders  slechts  zelden  onregtvaardig,  en  het  is  bekend, 


Digitized  by 


Google 


366  V£R8LAa    VAN    HET 

dat  zij  van  hunne  Kaffers  niet  alleen  beter  bedienden  ma- 
ken, maar  hen  ook  langer  in  dienst  houden^  dan  de  En- 
gelschman  zulks  doen  kan.'' 

rfDat  de  H.  E.  Synode  in  Zuid-Afrika  in  1852  heeft  ge- 
committeerd, de  heeren  predikanten  Murray  en  Neethling,  tot 
het  doen  eener  herderlijke  rondreize  in  de  verschillende  ge- 
meenten van  de  Over-Vaalsche  Republiek^  en  dat  het  verslag 
dier  reize^  door  deze  predikanten  uitgebragt,  geplaatst  is 
in  de  nummers  19  en  20,  deel  IV  1852,  en  in  Nr.  9  van 
deel  V  1853,  der  Gereformeerde  Kerkbode  in  Zuid-Afrika. 

rfDat  ik  de  redactie  van  een  der  alhier  meest  gelezens 
dagbladen  zal  verzoeken,  om  zoodra  mogelijk^  kan  het  zijn 
nog  vóór  aanstaanden  Maandag,  dit  verslag  te  plaatsen, 
niet  tw^felende  of  dat  document  zal,  wat  geloofwaardigheid 
aanbelangt,  kunnen  opwegen  tegen  het  hier  bedoeld  ver- 
haal van  zendelingen^  die  niet  verwachten  konden,  dat 
hunne  oordeelvellingen  met  kennis  van  zaken  en  personen, 
zouden  kunnen  bestreden  worden. 

rrEn  eindel^k,  dat  onder  de  wenschen  der  HoUandsche 
Afrikanen  ook  deze  is,  om  Nederlandsche  zendelingen  tot 
wezentlyke  uitbreiding  van  het  Christendom  onder  de  Hei- 
denen, in  hun  gebied  gevestigd  te  kragen;  doch  dat  ik 
daarbij  verzocht  ben,  om,  uit  aanmerking  van  al  wat  de 
Hollandsche  Afrikanen  van  de  zendelingen  ondervonden  en 
opgemerkt  hebben^  hen  te  waarschuwen,  om  nimmer  wa- 
penen of  ammunitie  aan  de  heidenen  te  leveren,  of  te  doen 
of  helpen  leveren,  op  poene  van  rds.  500  (ƒ  450)  en  con- 
fiscatie van  al  wat  bij  den  overtreder  gevonden  wordt^  en 
voorts  om  zich  te  onthouden  van  alle  valsche  berigten, 
huichelar^  en  schgnheiligheid^  die  de  Holkndsche  Afrika- 
nen in  een  ieder  verfoeijen,  maar  in  een'  verkondiger  van 
hnn  zoo  dierbaar  Evangelie  niet  dulden,  en  daarom  de 
zoodanigen  veroordeelen  tot  het  verlaten  van  hun  grond- 
gebied, en  de  Nederlandsche  zendelingen  te  dezen  aanzien 
te  verwezen  naar  hetgeen  ten  vorigen  jare  uit  dien  hoofde 
heeft  plaats  gehad  met  de  Schotsche  of  Engelsche  zende- 
lingen Inglis,  Edwards  en  Dr.  Levingstone. 


Digitized  by 


Google 


TERBIQTE    IN   MBDERLAND.  367 

»rlk  neem  de  vrijheid  UEd.  te  verzoeken,  deze  regelen 
zoo  spoedig  mogelijk  in  uw  blad  te  plaatsen.  Hierdoor 
zult  gg  medewerken  aan  de  handhaving  van  waarheid  on 
regt,  en  tevens  de  voorgangers  in  den  aanstaanden  Bid- 
stond bedachtzaam  doen  zijn  in  het  mededeelen  van  bo- 
vengenoemd Maandberigt,  om,  ten  minste  vóór  dat  z^  het 
bedoelde  verslag  van  de  H.  E.  Synode  in  Zuid-Afrika, 
hebben  gelezen,  het  maandberigt  Nr.  11  van  het  Neder* 
landsoh  Zendelinggenootschap  voor  waar  mede  te  deelen, 
en  de  miskenning  worde  tegengegaan  van  het  edele  ka- 
rakter onzer  verwanten  in  Zuid -Afrika,  die  alles  veil  heb- 
ben gehad  om  hun  dierbaar  kleinood,  hun  gereformeerd 
geloof  te  behouden,  en  die,  door  het  dagelyksch  gebruik 
van  hunne  ouden  Dordschen  Bijbel,  alle  gevaren  getrotseerd 
en  den  dood  nimmer  gevreesd  hebben. 
ffMet  hoogachting  enz. 

J.  Stuart, 
Gevojmagtigdo  van  de  Holl.-Afri- 
kaansche  Republiek." 

En  in  de  Amsterdamsche  Couranten  van  4,  5  en  21  No- 
vember, en  van  2,  7  en  12  December,  liet  ik  opnemen 
het  verslag  der  binnenlandsche  reis  in  de  Republiek,  door 
voornoemde  predikanten  in  de  H.  E.  Synode  van  Zuid- 
Afrika  uitgebragt;  welk  verslag  in  onderscheidene  opzig- 
ten  te  belangrijk  is,  en  waarvan  ik  ook  reeds  op  bh  264 
gewag  maakte,  *  om  het  hier  niet  in  z^n  geheel  te  laten 
volgen : 

„HET    OVERVAALSCHE. 

'9  Verslag  van  de  reis  op  last  der  ff.  E,  Synodale  Commissie^ 

door  de  ffff.  Murray  van  Bloemfontein  en  NeetMing  van 

de  éZwartebergen,  derwaarts  ondernomen. 

fflk  wü  den  geëerden  lezer  niet  lang  aan  deze  zgde  van 

de  Yaalrivier  ophouden.     De  dorre  Chaupt-  en   Kanebos- 

vlakten  welke   ik   te   doorreizen   had,    hebben   te    weinige 

oasen,  dan  dat  zij  het  ongewende  oog  bekooren   zouden. 

De  weg  door  het  breede  Graaf-Reinett,  door  de  rijke  Rhi- 

nocerbergen  naar  het  razend  Burgersdorp,  is  reeds  te  alge- 


Digitized  by 


Google 


368  vërslao  van  het 

meen  bekend,  om  eenlge  nadere  beschrijving  nodig  te  maken. 
En  de  vriendelijkheid,  gastvrijheid  en  hulpvaardigheid  voor 
den  reiziger  en  vooral  voor  den  leeraar,  van  de  bewoners 
dier  streken,  door  welke  mijn  weg  liep,  z^n  hier  en  elders 
reeds,  en  met  regt,  te  hoog  geroemd,  dan  dat  ik,  om  dien 
roem  te  verhoogen  (die  ons  vaderland  nimmer  ontvallen 
moge  I)^  een  enkel  woord  behoef  te  spreken  over  de  wijze, 
waarop  m^n  diaken,  Lutter^  de  hh.  Naude  van  Graaf- 
Reinet,  Schalk  van  der  Merwe  van  Sneeuwbergen,  Willim 
Smit  van  Rhtnocerbergen,  de  gr^ze  Douw  Steyn  van  het 
Burgersdorpsche,  mij,  op  verzoek  van  hunne  leeraren,  den 
weg  veraangenaamd  hebben.  '  Genoeg;  —  op  Donderdag 
den  12^®°  Februar^  verliet  ik  mijne  standplaats,  en  bevond 
mg  Vrijdag  den  20**®^  te  Burgersdorp,  waar  de  herecni- 
ging  met  mgne  beide  academievrienden,  de  Heeren  John 
en  Andrew  Murray,  eiken  wensch  voor  het  tegenwoordige 
vervulde^  en  menig  aangenaam  oogenblik  uit  eene  liefel^ke 
verledenhéid  terugriep. 

rrDen  eerstkomenden  Maandag  scheidden  wij,  en  toefden 
dien  *  avond  langs  de  heerlijke  oevers  van  de  Oranje-Rivier. 
Van  daar  door  de  uitgestrekte  vlakke  velden  van  den 
frOverkant,''  rijk  aan  gras  van  de  bekoorlgkste  verschei- 
denheid^ en  aan  wild  in  bgkans  tallooze  menigte,  reisden 
wij  zeer  voorspoedig,  naar  de  hoofdplaats  der  Souvereini- 
teit.  Hier  hadden  wij  een  paar  dagen  jpust.  Omsto  reis 
werd  den  l»*^"^  Maart  voortgezet.  Het  ging  den  eenzamen 
weg,  langs  het  zoogenaamde  rr Kopje  alleen". op,  en  Vrg- 
dag,  den  5^®°, '  verheugden  wij  ons  in  het  gezigt  van  den 
valen  stroom  der  Vaal-Rivier.  Aan  de  overzijde  stond 
reeds  een  wagen  op  ons  te  wachten,  die  ons  er  spoedig 
doorbragt,  en  wiens  moedig  acht  span  ossen,  den  weg  naar 
Potchefstroom,  het  dorp  aan  de  Mooi  Rivier,  spoedig  terug 
legde. 

ffHet  was  tegen  het  dalen  van  den  dag,  toen  wg  het  dorp 
naderden.  Reeds  begon  zich  de  menigte  in  grooten  getale 
van  rondsom  te  verzamelen.  De  wegen  waren  allen  bezet 
met  wagenS;  van  waar  ons  in  het  voorbg  gaan  de  vrien- 
delijkste welkomstgroeten  werden- gegeven,  die  ons  van  de 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NBDERLAND.  369 

blijdschap  der  gemeente  over  onze  komst  overtuigden.  Eene 
kleine  en  zindelgke  woning  nabg  de  kerk  was  ons  toebe- 
reid. Aldaar  ontvingen  ons  de  leden  van  den  kerkeraad 
der  gemeente,  die  nu  in  woorden  hunne  en  der  gemeente 
vreugde  over  onze  komst  te  kennen  gaven,  en  den  r^ksten 
zegen  van  boven  ons  toebaden.  Eene  herderlooze  gemeente 
heeft  zeker  reeds  in  ieder  hart,  dat  gevoel  heeft  voor  de 
behoeften  van  anderen,  zelfs  bg  de  enkele  gedachte  aan 
haar,  medeleden  verwekt;  mij  had  de  gedachte  aan  eene 
herderlooze  gemeente,  aan  zoo  menige  herderlooze  ziel, 
reeds  menigmaal  eenen  zucht  doen  slaken :  en  toch,  ik  ver- 
geet het  nimmer,  wat  de  aanblik,  wat  elk  woord,  op  de- 
zen avond  mij  deed  gevoelen.  En  indien  ooit,  een  ieder 
gevoelt  het,  dan  mogten  hier  te  midden  van  de  eerste- 
lingen der  duizenden^  die  nu  voor  eenige  maanden  (slechtsl) 
aan  onze  zorg  waren  toevertrouwd,  hart  en  oog  zich  bid- 
dend verheffen  naar  Hem^  die  ons  tot  de  vervulling  van 
de  roeping  ons  gegeven,  alleen   bekwamen  kon. 

rrM^n  reisgenoot  kende  velen  hunner,  en  sprak  naar 
hnnne  behoefte.  Ik  zamelde  nog  dien  avond  de  jonge- 
lieden, die  voor  de  aanneming  waren  opgekomen  in  de 
kerk.  Ruim  zestig  boden  zich  daartoe  aan.  Dit  werk 
hield  m^  onledig  al  de  dagen  van  ons  verblijf  aan  de 
Mooi-Rivier.  Middelerw^l  behartigde  m^n  vriend  de  zaak 
des  doops  ^in  onze  woning,  met  het  herderl^k  bezoek, 
zoo  veel  dit  mogelijk  was  en  herderlijke  toespraak.  Mgne 
aanneroelingen  konden  bykans  allen  lezen.  Slechts  dezen 
werden  tot  het  verder  onderzoek  toegelaten.  De  rr vragen'* 
brengen  geene  zwarigheid  te  weeg.  —  Wie  toch  kent 
zijne  vragen  niet,  die  zich  wil  laten  aannemen?  Daar  z^ 
echter,  bij  het  onderzoek  naar  hunne  B^belkunde,  wat  ge- 
brekkig bleken  te  zijn,  en  ik  na  drie  maanden,  andermaal 
in  hun  midden  hoopte  te  wezen,  stelde  ik  de  aanneming 
uit.  Hoewel  dit  eenige  ontevredenheid  veroorzaakte,  heb 
ik  daarvan  geen  berouw  gehad.  Later  bevond  ik,  dat 
velen  zich  regt  vl^tig  op  de  kennis  van  Gods  woord  had- 
den toegelegd,  en  zij,  benevens  hunne  ouders  werden  dus 
genoodzaakt^  andermaal  ter-  kerke  te  komen, 

34 


Digitized  by 


Google 


370  VBKSLAa   VAN  HET 

ff  *s  Morgens  was  de  gemeente  te  9  ure  in  de  kerk,  een 
gebouw  naar  mijne  meening  in  staat  om  ongeveer  zes 
honderd  menschen  te  bevatten.  Elke  plaats  was  bezet. 
Het  kleinste  ledige  plekje  was  groot  genoeg  voor  een  veld- 
stoeltje,  en  niemand  wraakte  eenig  ongemak  in  het  zitten. 

rrHet  was  eene  lieve  schaar  en  uitgenomen  hier  of  daar 
een  kindje,  was  er  niets,  dat  ooit  de  aandacht  stoorde. 
Aller  oog  was  op  den  spreker  gerigt;  en  menig  gelaat 
getuigde  van  den  emstigen  aandacht,  't  Gezang  i^  krachtvol 
en  het  gebed  eenparig.  En  is  de  zegen  uitgesproken,  dan 
neemt  een  ieder  z^n  veldstoeltje  onder  den  arm,  en  be- 
geeft zich  naar  zijne  tent.  Ik  heb  de  eer  genoten,  dat 
ik  in  menige  deftige  kerk  en  vergadering  optreden  mogt; 
en  vooral  staat  mij  hier  de  groote  kerk  aan  de  Kaap  voor 
den  geest.  Maar  vraagt  men  mij,  waar  ik  de  meeste 
overeenkomst  vind  met  de  christelijke  eenvoudigheid,  waar 
ik  m^  het  meest  voelde  opgewekt  om  in  eenvoudigheid 
het  Kruis-woord  te  verkondigen?  —  ik  antwoord:  nergens 
meer  dan  hier! 

rfHetzelfde  gevoel  meende  ik  te  kunnen  bemerken  bij 
mijnen  broeder,  want  zgne  prediking  was  eenvoudig,  warm 
en  waar.  En  de  gemeente  (men  kon  het  op  elks  aange- 
zigt  lezen)  verstond  hem.  Zaturdag  was  de  voorberei- 
ding, 's  Zondags  deelden  wij  het  Heilige  Avondmaal  uit, 
en  hielden  daarna  nabetrachting  en  dankzegging.  Zeven 
en  negentig  kinderen  waren  er  tot  den  doop  beschreven. 
Door  de  zorg  van  den  kerkeraad  ging  er  alles  boven 
verwachting  geregeld  toe.  Hoe  treffend  was  het  m^,  toen 
een  paar  kinderen  zelven^  m^  b^  den  doop  hun  doop- 
brie^e  kwamen  geven,  onvergetelijk  vooral  de  onnoozelheid 
op  het  gezigt  van  een  hunner.  Het  was  een  blond  jon- 
getje van  ruim  vier  jaren;  toen  hij  m^  het  briefje  had 
gegeven,  sloot  hij  de  oogen,  en  wachtte  met  zoete  een- 
voudigheid de  besprenging  van  hot  water. 

rr Ons  openbaar  werk  was  nu  afgeloopen.  Binnen  weinige 
uren  waren  de  tenten  gesloopt,  en  tot  den  laatsten  wagen 
had  zijne  standplaats  bij  de  kerk  verlaten.  Het  was  nn 
eenzaam  geworden,  de  stilte  rondom  ons  bijkans  onaan* 


Digitized  by 


Google 


VERMOTB   IN    NfiDEBLAND.  371 

genaam.  Nog  bleef  ons  veel  te  verrigten  overig.  De  kerk- 
boeken werden  door  mijnen  broeder  in  orde  gebragt. 
Eerlang  kielden  wij  nog  eene  kerkeraads-vergadering  tot 
kiezing  van  nieuwe  leden.  Wij  overwogen  de  raadzaamheid 
om  nevens  de  waardige  broeders  ouderlingen  Wolmarans 
en  Viljoen,  eenen  derden  te  benoemen.  Eenparig  viel  de 
keuze  op  den  bejaarden,  en  waardigen  vromen  David  Ja- 
cobs, die  ook  als  oud-ouderling  in  de  Suikerbosch-randen, 
van  de  uitgebreidste  nuttigheid  was,  zoo  door  zijnen  chris- 
telijken  wandel,  als  door  het  woord  ter  oefening,  waarin 
hij,  bij  welz^n,  eiken  Zondag  de  gemeente  voorging.  In 
de  plaats  van  den  broeder  diaken  Strydom,  die  wegens 
ziekelijke  gesteldheid  z^n  ontslag  verzocht,  werd  in  de 
nab^heid  van  den  Suiker-bosch-Rand,  een  nieuwe  jonge 
diaken,  en  benevens  dien,  een  vijfde  uit  de  gemeente  ge- 
kozen. 

rrBij  andere  gevallen,  welke  den  kerkeraad  een  onderzoek 
noodig  maakten,  welker  tal  echter  zeer  gering  was,  voelde 
ik  mij  gedrongen  den  kerkeraad  bekend  te  stellen  dat 
iemand,  die  zich  b^  de  gemeente  had  gevoegd,  in  dub- 
belen echt  leefde.  Terwijl  hij  zich  zeer  wel  bewust  was, 
dat  zgne  wettige  huisvrouw'  in  de  kolonie  in  het  leven 
is,  had  hij  zich  daar  op  nieuw  in  het  huwel^k  begeven. 
De  bewijzen  waren  bij  de  hand.  De  gedaagde  erkende 
het,  en  niet  onduidelijk,  dat  hij  zich  tot  verkrijging  van 
het  verlof  bediend  heeft  van  een  valsch  getuigschrift  be- 
trekkelijk den  dood  van  zijne  wettige  vrouw.  De  ker- 
keraad was  eenparig:  vooreerst  worden  hem  alle  chris- 
tel^ke  voorregten  ontzegd;  en  opdat  deze  gruwel  worde 
weggedaan,  geve  de  Scriba  in  naam  der  vergadering  ook 
den  hoogen  raad  hiervan  kennis.  Het  oordeel  van  den 
kerkeraad  van  Mooi-rivier  werd  aan  dien  van  Lijdenburg, 
tot  welke  gemeente  hij  behoort,  bekend  gemaakt  en  na- 
tuurlijk goedgevonden.  Hetzelfde  is  later  in  nog  twee  ge- 
vallen van  dien  aard  gedaan  geworden,  en  ik  maak  daar- 
van melding^  opdat  men  toch  niet  meer  gelooven  zoude 
dat  in  het  Overvaalsche  het  kwaad  straffeloos  wordt  toe- 


24» 

/Google 


Digitized  by  ' 


372  VERSLAG  VAN  HET 

ff  Onze  arbeid  nn  geheel  afgeloopen  zynde,  was  er  t^d  te 
vinden  om  op  het  dorp,  waarin  w^  ons  nu  eenige  dagen 
bevonden,  het  oog  te  werpen.  Potchefstroom,  genoemd  naar 
den  onden  kommandant  Potgieter,  thans  ook  Vrijburg  gehee- 
ten,  ligt  in  eeno  zeer  groote  grasvlakte.  In  de  verte  ziet  men 
bergen,  wier  zijden  met  hout  bewassen  zijn,  dat  echter 
slechts  tot  brandhout  dient.  Het  dorp  is  rijzend  en  telt  nü 
veelligt  niet  minder  dan  honderd  huizen.  Zeer  in  deszelfs 
nab^heid  loopt  in  Z.  O  rigting  de  Mooirivier,  die  aan  die 
vlakte  waarde  geeft,  en  het  dorp  met  regt  het  goede  woord 
waterry%  doet  verdienen ;  terwijl  de  groote  vruchtbare  vlakte 
het  een  e  bijkans  grenzelooze  uitbreiding  veroorlooft.  Het 
dorp,  hoe  vruchtbaar  dan  ook,  is  echter  zeer  onderhevig 
aan  koude,  rgp  en  vooral  hagel,  wat  de  voortplanting  van 
den  vruchtboom,  vaak  ook  van  granen  zeer  moeyelijk^  soms 
weinig  beloonend  maakt. 

i^De  reis  naar  Lydenburg, 

rrDen  eerstvolgenden  Zondag  zou  de  gemeente  op  de 
plaats  van  den  Broeder  Diaken  Strydom  bijeenkomen.  Om 
nog  tijdig  daar  te  zyn  was  ons  alle  spoed  noodzakelgk, 
en  gingen  wij  op  Dingsdag  morgen  reeds  op  weg.  De 
broederen  hadden  goedgevonden  ons  eenen  wagen  voor  de 
geheele  reis  te  geven,  en  daarbg  nog  deszelfii  eigenaar, 
den  koster  van  Mooi-rivier  verzocht,  de  verzorging  onzer 
personen  en  goederen  op  zich  te  nemen.  Deze  beschikking 
bragt  waarlijk  veel  bij  tot  veraangenaming  der  reis,  want 
nu  waren  wij  niet  slechts  bevrgd  van  de  zorg  en  moeite, 
welke  ons  het  gedurig  overpakken  van  ons  reisgoed,  hoe 
min  w^  het  ook  gemaakt  hadden,  zou  hebben  veroorzaakt, 
maar  zagen  wij  ons  in  duizend  andere  dingen  voorgekomen, 
door  onzen  dienstvaardigen  reisgenoot,  van  wien  door  ons 
beide  dan  ook  de  aangenaamste  herinneringen  worden  ge- 
koesterd. 

rr  Een  achttal  moedige  ossen,  stond  voor  den  wagen  ge- 
spannen, en  de  reis  in  het  Overvaalsche  ving  aan.  Een 
onmetelgk  veld  lag  er  voor  ons  uitgebreid.  Zoutpansbergen, 
het  verste  punt^  waarheen  de  moedige  Zuid-Afrikaan  zich  ter 


Digitized  by 


Google 


VEBRIGTE    IK    N£1>£BLAND.  373 

woon  heeft  gewaagd,  was  het  meest  afgelegen  punt;  waar- 
heen wij  het  zaad  van  Gods  Woord  wenschten  te  brengen. 
Maar  welk  een  afstand!  Vier  weken  bijkans  onverpoosd 
reizen.  En  dan  nog  reizen,  als  de  Leeraren  onzer  kerk  het 
alleen  knnnen,  voortgeholpen  door  de  liefde  der  gemeenten, 
dat  is  met  levendige  bewegelykheid  en  snelheid.  Ik  was  on- 
bekend met  de  gesteldheid  van  de  velden,  waardoor  onze 
weg  heen  liep.  Slechts  wist  ik,  dat  w^  soms  wel  eene  gan- 
sche  week  het  land  onbewoond,  of  alleen  door  Kaffers  be- 
woond zouden  vinden,  en  hoorde  den  moedigen  boer  met 
zeker  respéki  gewag^i  van  den  leeuw,  dien  zij  wel  eens.  den 
titel  beleggen  van  vuilbaard^  maar  toch  de  kroon  der  dap- 
perheid niet  van  den  vorstelijken  kop  willen  rukken.  Ik 
hoorde  niet  zelden  de  verhalen  aan,  van  de  woestheid  van 
den  buffel,  en  de  kwaadaardigheid  van  den  zwarten  rhino- 
ceros,  ja,  de  plaatsen  z^n  ons  duidelijk  beschreven,  waar 
deze  dieren  onze  reis  gevaarlijk  maken  zouden ;  of  wel  een 
nog  meer  gevreesd  kwaad,  de  gele  koorts,  diB  uiterste  om- 
zigtigheid  vereischt;  en  niettegenstaande  dit  alles,  en  nog 
veel  meer,  dat  ons  reikhalzend  naar  het  einde  der  reis  mogt 
doen  uitzien,  geen  onzer  zag  er  ooit  tegen  op,  en  wij  ge- 
bruikten de  verhalen  der  gemelde  gevaren  slecht  tot  eene 
aanvuring,  om  in  het  midden  daarvan,  den  meest  mogelgken 
spoed  te  maken.  Ik  herinner  m^^  hoe  menige  ure  van  rust 
ik  genoot;  na  de  vermoeijende  dagreize.  Allen  zaten^  wij 
blanken,  neder,  rondom  een  levendig,  lustig  brandend  vuur^ 
of  vleiden  ons  in  het  lange,  zachte  gras.  Een  ieder  weet 
waarvoor  h^  te  zorgen  heeft,  de  koster  reikt  ons  het  rrboek*' 
en  eene  korte  godsdienst-oefening  is  de  betuiging  van  den 
dank,  dien  wij  God  voor  z^ne  bewaring  verschuldigd  zijn. 
Eene  korte  betrachting  over  een  b^belsch  onderwerp,  een 
daarop  toepasselijk  gezang,  en  gebed  ten  slotte,  —  daarin 
deelde  een  ieder  op  het  hartelijkst.  En  heeft  daarna  de 
een  of  ander  gevraagd,  en  vernomen,  wat  h^  nog  wenschte 
te  weten,  heeft  deze  of  gene  na  het  avondeten  zich  mis- 
schien verwijderd;  —  ik  zat  menigen  avond  nog  lang  te 
praten  met  onze  begeleiders,  over  jagt,  —  vermaken  en  ge- 
varen, welke  mij  den  moed,  de  kracht,  de  vlugheid  van  het 


Digitized  by 


Google 


374  VERSLAG    VAN   HET 

Hollandsch-Afrikaanseh  geslacht^  niet  zelden  deden  bewonde- 
ren» niet  zelden  ook  ons  de  gelegenheid  gaven,  Gods  liefde 
en  goedheid  daarin  te  doen  opmerken.  Bl^de  ging  ik  dos 
op  reis,  en  rekende  het  niet  slechts  een  voorregt,  maar  ook 
een  genot,  te  midden  van  gevaren,  het  Evangelie  te  mo- 
gen gaan  verkondigen. 

rr Vroeg  op  Vr^dag  waren  w^  ter  bestemde  plaatse  aan- 
gekomen. Hier  genoot  ik  voor  het  eerst  de  eer,  welke  my- 
nen  reisgenoot  reeds  meermalen  was  te  beurt  gevallen,  in 
eene  rieten  kerk  te  preèken.  De  zamenstelling  van  zulk 
eene  kerk,  is  beide  eenvoudig  en  ligt  te  begrijpen.  Het  riet 
gewoonlijk  flui^'eS'fiQt  genoemd,  in  het  Overvaalsche  zoo 
r^kelijk  voorhanden,  maakt  het  hoofdbestanddeel  uit  van 
de  wanden  daarvan.  Zeilen  van  een  aantal  wagens  za- 
mengehecht,  en  aan  hoornen  en  palen  vast  gebonden,  die- 
nen tot  dak;  —  ons  klankbord  was  een  gedroogde  ossen- 
huid.  Dat  de  stem  in  zulke  kerken  niet  veel  klank  heeft, 
dat  ze,  hoe  goed  ook  gemaakt,  toch  altgd  togtig  blijven, 
behoeft  geen  betoog.  Niettemin  diende  ons  deze  plaats 
om  daarin  de  werkzaamheden,  even  als  aan  de  Mooirivier 
te  verrigten.  B^  de  predikdienst^  kwam  de  doop  van  een 
aantal  kinderen,  de  aanneming  van  niet  weinige  jonge  lieden, 
de  uitdeeling  van  's  Heeren  Heilig  Avondmaal.  *t  Was  ons 
aangenaam  aan  de  gemeente  te  mogen  voorstellen,  de  nieuw- 
gekozen  BB.  Ouderling  en  Diaken,  die  met  zigtbare  vreugde 
door  de  gemeente  ontvangen  werden. 

rrDe  opkomst  der  gemeente  kon  men  eene  tameiyke  noe« 
men.  Wy  hoorden  echter  tot  onze  smart^  dat  eenige  ge- 
meente-leden, van  de  Suikerbosch  Randen,  zich  uit  politieke 
overwegingen  hadden  laten  terughouden,  naar  de  kerk  te 
komen,  i)  Van  alle  deelen  in  het  Overvaalsche,  hebben  w^ 
die  verdwaasdheid  hier  het  meest  of  uitsluitend  aangetroffen 
en  dit  niet  slechts  tot  onzer,  maar  tot  ons  aller  weigezinden 
innige  droefheid.  Wij  verblijdden  ons  echter  later,  toen  wij 
vernamen,  dat  ook  velen  hunner  tot  anderen  gedachten  wa* 


>)  Ik  heb  beyonden,  dat  enkele  Holl.  Afirikanea  de  predikanten 
wantrouwden,  omdat  asij  hnnne  standplaatsen  in  de  Engelsche  ko- 
loniën hadden.  J.  S. 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE   IN  NEDEBLAND.  376 

ren  gekomen,  —  toen  wij  hen  na  drie  maanden  naar  de  keik 
te  Mooi-rivier  zagen  komen.  Er  heerBcht  b^  dit  al  in  deae 
streken  de  goede  en  pr^zenswaardige  gewoonte,  den  waar- 
digen  David  Jacobs,  wanneer  li^  gezond  is,  af  te  halen,  om 
op  de  plaatsen,  door  oefening  en  katechisatie,  het  woord 
Gods  bekend  te  maken.  Dat  dit  door  ons  zooveel  mogel^k 
aangemoedigd  werd,  laat  zich  ligt  begrepen. 

ryMaandag  namen  de  godsdienst- oefeningen  een  einde,  en 
Dingsdag  reisden  wij  in  gezelschap  van  den  broeder  Stry^ 
dom  voort  naar  Rhinocerpoort.  Langs  de  lagere  helling 
van  eenige  der  frranden"^  zagen  wg  eerlang  de  laatate 
plaatsen  liggen,  en  toen  w^  op  het  hooge  veld  gekomen 
waren,  waarin  deze  en  rrGats-rand*'  eindigen,  waren  w^  in 
vf Leeuwenveld,'*  en  mogt  ik  voor  het  eerst. in  m^n  leven^ 
op  eenen  stillen  avond  het  gebrul  eens  leeuws  hooren. 
Onze  eenzame  weg  werd  aanmerkel^k  veraangenaamd, 
door  het  gezelschap  van  de  lieve  familie  Rudolf,  aan  welke 
wg  voor  duizende  vriendelijkheden,  hartelgken  |dAnk  schul- 
dig zijn.  Tegen  het  einde  der  week  werd  de  eentoonigheid 
der  vlakten  afgewisseld,  door  de  prachtige,  met  hout  om- 
geboorde  bergen  van  Rhinocerpoort.  Een  van  de  vele 
bergstroomen,  die  nu  onzen  weg  veraangenaamden,  was  de 
oorzaak  van  een  oponthoud  van  ongeveer  een  half  uur, 
wegens  het  vastvallen  van  eenen  onzer  wagens^  —  en  zie- 
daar den  ëénigen  tegenspoed,  die  ons  op  de  gansche  reis 
getroffen  heeft! —  De  natuur  rondom  ons  bood  ons  nu 
bet  heerlgkste  mengsel  van  liefelgkheid  en  grootschheid  aan, 
—  en  onwillekeurig  vond  ik  mg  menigmaal  verplaatst,  dan 
eens  in  de  geliefkoosde  natuurtooneelen  van  mgne  ge- 
boorteplaats, Stellenbosch,  dan  we'der  naar  die  van  Zwit- 
serland, waarin  ik  geen  anderhalfjaar  geleden,  de  magtige 
hand  des  Scheppers  bewonderen  mogt.  Het  is  boschveld — 
en  twintig  soorten  van  acasia's,  van  verschillend  loof,  benevens 
eene  groote  verscheidenheid  van  andere  houtsoorten,  geven 
overal  de  bekoorlijkste  afwisseling.  Verbeeldt  gg  u  bg  dit 
alles  nog,  niet  slecht  den  grootsten  rijkdom,  de  heerlgkste 
verscheidenheid  aan  grassoorten,  maar  ook  een  rgken  water- 
stroom, die  van  afstand  tot  afstand  kleine  meeren  vormt,  in 


Digitized  by 


Google 


376  VBBSLAG    VAN    HET 

welker  gladde  oppervlakte  de  heldere  lucht  en  het  donkere 
geboomte  zich  spiegelden,  —  ik  weet,  gg  zult  u  niet  ver- 
wonderen, als  gij  my  dezen  avond  eenen  onvergetelijken 
hoort  noemen. 

ffRhinocerpoort  is  eene  diepe,  vruchtbare  vallei,  tusschen 
twee  hooglanden.  De  bergen,  die  men  hier  ziet  hebben,  vooral 
aan  den  oostelijken  kant,  hoegenaamd  geene  afhelling.  Is 
men  op  hun  top,  dan  overziet  men  een  uitgestrekt  tafelland. 
Rhinocerpoort  is  bestemd,  en  schoon  gelegen,  voor  een 
dorp.  Den  veeboer  alleen  biedt  dezelve  groote  nadeelen, 
paarden  bleven  hier  uiterst  moeijelijk  in  het  leven,  —  scha- 
pen heb  ik  daar  evenmin  als  over  het  geheel  in  het  Over- 
vaalsche  gezien,  —  ossen  worden  gedurende  zekere  maan- 
den des  jaars,  door  eenen  giftigen  appel,  die  op  den  grond 
wasty  en,  door  geur  of  anderzinS;  den  runderen  (zelfs  den 
honden)  aantrekkelijk  is,  in  groot  levensgevaar  gebragt. 
Of  hier  dus  ooit  een  dorp  zal  worden  gesticht,  betw^fel  ik. 

rrDe  bestelling  van  den  dag  en  de  plaats  waar  de  Rhi- 
nocerpoort-kerk  gehouden  zoude  worden,  was  door  den 
Veldkomet  zeer  onduidelyk  gemaakt.  Vandaar  was  er 
Zaturdag  avond  op  de  plaats  van  den  heer  Christiaan 
Klopper,  slechts  eene  kleine  gemeente  bijeen  verzameld, 
aan  wie  echter,  niet  zonder  ondervinding  van  den  Grodde- 
Igken  zegen,  het  Woord  Gods  door  ons  werd  gepredikt. 
Wg  doopten  een  aantal  kinderen  en  namen  vier  jonge  lie- 
den, met  veel  vreugde  in  het  lidmaatschap  der  Christel^- 
ke  kerk  op,  —  en  daar  de  weg  van  hier  naar  Lijdenburg, 
door  eenen,  wegens  de  ligging  der  bergketenen,  noodza- 
kel^ken  omweg,  nog  langer  wordt  gemaakt,  moesten  w^ 
reeds  Maandag  de  gemeente  en  onze  reisgenooten  van  Sui- 
kerbosch-rand  vaarwel  peggen,  en  in  eene  W.  rigting  op- 
reizen,  tot  dat  wij  langs  eene  boschkloof  tegen  den  avond 
ons  aangezigt  oostwaarts  naar  L^denburg  wendden.  Onze 
weg  liep,  vooral  gedurende  de  eerste  helft  der  week,  door 
eene  rijke  natuur.^)  Ik  plukte  er  menigen  grashalm  van 
ruim  acht  voeten  lengte,  en  verlustigde  mij  in  den  schooneu 


<}    Door  of  langs  de  Comatë.    Zie  de  kaart. 


Digiti2ed  by 


Google 


VBRRIGTB    IN   NEDERLAND.  377 

muriUo,  (zoo  als  de  Kaffers  dezen  boom  noemen),  die  tot 
cene  aanzienlijke  hoogte  en  dikte  groeit,  —  benevens  nog 
in  zoo  menigen  lommerrijken  en  sierlijken  boom.  Bosch- 
jes,  eigenlijk  door  de  Kapenaren  dus  genoemd,  vindt  men 
er  niet.  Ook  is  deze  streek  langs  den  weg  onbewoond; 
en  eerst  aan  den  avond  nadert  men  de  bewoonde  streek 
van  Salms  Rivier.  Hier  bleven  wij  den  nacht,  en  hadden 
's  avonds  eene  kleine  en  lieve  gemeente  tot  het  avondge- 
bed, ten  huize  van  den  broeder  en  de  zuster  Breiten- 
bach. 

ifAan  de  Salms-rivier,  en  eene  dagreis  langs  den  weg 
naar  Lijdenbarg,  tot  aan  de  noordel^kste  punten  van  de 
Drakenbergen,  wonen  niet  weinige  menschen  die  ik  tot 
de  beschaafste  en  meest  godsdienstig  gezinde  reken^  die 
ik  in  het  Overvaalsche  heb  ontmoet.  Wie  wij  van  hen 
ook  ontmoetten,  wenschte  dat  h^  naar  Lgdenburg  ter  kerke 
had  kunnen  gaan,  maar  de  reis  derwaarts  was  aan  vele 
zwarigheden  verbonden.  Zij  baden  ons  derhalve  om  op 
weg  naar  de  Zoutpansbergen,  anderhalve  dagreis  terug 
van  Lijdenburg,  aan  de  Malu-Sprait,  voor  hen  kerk  te  ko- 
men houden;  en  w^  voelden  ons  gedrongen  hunner  bede  ge- 
hoor te  geven.  Vroeg  op  den  dag,  nadat  w^  aan  de  Salms» 
rivier  waren  aangekomen,  zetteden  wij  onze  reis  voort.  Het 
denkbeeld  van  eene  reis  met  eenen  ossenwagen  te  doen,  heeft 
voor  een  ieder  zeker  iets  vervelends  met  de  gedachte  aan 
dezelve  verbonden.  Ik  wil  echter  den  lezer  eenigzins  op  de 
hoogte  brengen,  ter  beoordeeling  van  den  spoed^  waarmede 
wg^  indien  ook  niet  altijd,  dan  toch  dikwijls  reisden.  Mijn 
vriend  die  met  den  weg  verder  bekend  was,  reed  te  paard 
naar  de  naaste  plaats,  om  aldaar  een  vóórspan  gereed  te 
doen  houden.  Ik  volgde  met  den  ossenwagen  dien  onze 
vriendelijke  gastheer  dreef,  en  kwam  niet  meer  dan  een 
half  uur  later  dan  hij  op  de  plaats  aan,  waar  hij  ons  wachtte. 

rrDe  weg,  dien  wij  nu  verder  hadden  af  te  leggen,  werd 
ons  bespoedigd  en  veraangenaamd  door  de  vriendelijkheid 
der  daaraan  wonenden  —  eene  vriendelijkheid  die  wel  op- 
vallend moet  geweest  z^n,  daar  het  zelfs  den  Kaffer  trof, 
die  ons   tot  leider  diende»  Ik  zie  hem  nog,  bij  het  vuur, 


Digitized  by 


Google 


378  VEESLAG   VAN   HET 

waaraan  w^  beide  aangenaam  stonden  te  praten.  Op  den 
grond  gezeten,  met  de  kin  op  de  kniën,  zoo  staarde  hij 
lang  op  ons  en  zeide  in  zyn  gebrekkig  HoUandschi  — 
dat  w^  zeer  groote  kapiteins  moesten  wezen,  omdat  h^ 
overal  de  rrbazen"  den  hoed  zag  afnemen  en  ons  binnen 
noodigen,  —  ja^  eer  w^  nog  waren  aangekomen,  was  het 
voorspan  reeds  in  kraal  gedreven,  —  en  kwamen  w^,  dan 
werden  de  ossen  voor  den  wagen  gespannen  en  zeide  zijn 
rrbaas'*:  fr April!  loop!*'  (zgn  naam  was  April).  De  Kaffers 
kunnen  zieh  de  vriendel^kheid,  die  ons  bewezen  werd,  niet 
anders  verklaren,  dan  door  ons  kapiteins  der  nwitte**  men- 
sehen te  denken.  Even  eigenaardig  (dat  ik  dit  in  het 
voorb^gaan  opmerke)  is  hunne  beschouwingsw^ze  van  den 
eerbied,  dien  ons  de  gemeente  bewijst.  Niet  ver  van  waar 
wy  nu  zoo  in  gedachten  wglen,  had  mgn  vriend  b^  eene 
vroegere  reis  kerk  gehouden.  Een  Kaffer  die  reeds,  zoo 
als  men  zegt,  rrgoed  oorlams**  was,  had  hem  bedaard  staan 
aankijken.  Mijn  reisgenoot  is,  naar  ieder  weet,  niet  de 
bedaardste  spreker.  De  Kaffer  verstond  hem  geen  woord, 
maar  zeide  later :  rrhij  had  niet  gedacht,  dat  de  rf  witte 
mensch*'  zoo  bang  was  voor  zyn'  kapitein.  De  kleine 
kapitein  —  zyne  bedoeling  was  jong^  —  wijst  hun  den 
vinger^  zg  zitten  stil;  hy  scheldt  op  hen,  zg  zitten  stil; 
hg  vloekt  hen,  zg  zitten  doodstil!'* 

rrLaat  in  den  avond  kwamen  wij  aan  op  de  plaats  van  den 
Heer  Hermanus  Stejn,  waar  wg  overnachtten.  Hier  ont» 
moetten  wg  den  Kommandant  Joubert,  een*  lieven  en  waar- 
digen  man,  den  militairen  (indien  gg  aan  dit  woord  niet 
te  veel  hecht)  hoofdman  van  het  district  Lgdenburg.  Den 
geheelen  volgenden  dag  hadden  wg  te  stggen.  Steenkamps- 
berg,  naar  de  eigenaars  dier  bergvelden  aldus  genoemd, 
lag  voor  ons.  Het  zijn  de  noordelgkste  punten  van  de 
Drakenbergen,  waar  ,dezelve  eerlang  niet  meer  als  berg- 
ketenen  bestaan,  hoog  en  koud  zuurveld.  Eerst  Vrgdag 
middag  zagen  wij  ons  de  plaats  beduiden,  waar  Lgdenburg 
gelegen  is.  Wg  daalden  nu  af,  en  tegen  den  breeden  berg- 
rug over  ons  lag,  op  eene  tamelgk  uitgestrekte  grasvlakte, 
het   dorp,  dat   den  naam  verkreeg  van  het  Igden  aan  de 


Digitized  by 


Google 


VEBRIOTE    IN   NEDERLAND.  379 

gele  koorts  door  onze  landgenooten,  te  Ohrigstacl  door- 
gestaan. Het  16  van  deze  plaats  vier  uren  zuidwaarts,  en 
heeft  het  voordeel  van  eene  gezonde  ligging.  Het  is  be- 
stemd tot  hoofdplaats  voor  die  streken,  welke  wi)  de  twee 
laatste  dagen  hadden  doorreisd,  en  die,  welke  later,  b^ 
vermeerdering  van  bevolking,  door  den  raad  ter  koloni- 
satie zullen  worden  opengezet,  als  de  hooggeroemde  streek 
van  Komaté, 

«f Van  eenigen  afstand  werd  ons  de  nieuwe  kerk  aange- 
wezen. De  muren  waren  bijkans  balks-hoogte,  en  thans 
voor  deze  gelegenheid  met  rieten  gedekt.  In  de  nabijheid 
staat  de  school,  die  ons  voor  eenige  dagen  tot  woning 
zou  dienen,  en  waar  wij  eerlang  vriendelijk  ontvangen 
werden  door  de  beide  ouderlingen  Botha  en  Breitenbach, 
de  diakenen  Beetge  en  Viljoen,  en  door  vele  anderen,  die 
hunne  blijdschap  kwamen  te  kennen  geven  over  onze  komst. 
Hoe  eenparig  was  ook  hier  aller  bede  om  eenen  leeraar; 
hoe  vurig  schilderde  een  ieder  ook  hier  hunne  ellende, 
door  het  vreeselijke  maar  zoo  ware  woord  irherderloos"! 
Kerkeraad  en  gemeente  hebben  slechts  ëénen  wensch,  en 
die  is,  —  mijnen  reisgenoot  tot  leeraar  onder  hen  te  mo- 
gen hebben.  Menigmaal  heeft  men  hier  en  elders  mij  gebeden, 
m^nen  invloed  te  willen  aanwenden,  zoo  bij  m^nen  vriend, 
ats  waar  het  verder  noodig  mogt  zijn,  om  dien  wensch  huns 
harten  te  kennen  tö  geven.  Het  was  m^  droevig  te  zien, 
hoe  by  niet  weinigen  het  denkbeeld  plaats  vond  en  ge- 
koesterd werd,  dat  zij  van  de  gemeenten  Jii^f  waren  weg- 
geworpen, en  door  de  Synode  vergeten.  Het  is  waar,  ik 
kon  op  onze  komst,  onze  zending  door  de  Synodale  Com- 
missie, als  een  bewijs  van  het  tegendeel  pleiten;  maar  ik 
billgkte  het  groote  harteleed,  dat  die  gemeenten  te  ver- 
duren hebben;  de  droevige  ondervinding^  dat  zg  in  waarheid 
herderloos  z^n,  welke  hen  alle  mindere  voorregt,  hoe  groot 
ook  in  zich  zelf,  kan  doen  gering  achten,  ja,  wist  ik,  wat 
ik  later  zag,  dat  de  Synodale  Commissie  het  duldt,  dat 
de  leeraren  onzer  kerk  geplaatst  worden  in  gemeenten, 
waar  op  twee  of  drie  uren  afstands  een  andere  leeraar 
te  benaderen  is;  ik  zou  inij  geschaamd  hebben  voor  hare 


Digitized  by 


Google 


380  VERSLAG   VAN   HET 

moederiyke  liefde  en  zorg,  een  enkel  woord  ter  verdedi- 
ging in  het  midden  te  brengen.  Doch,  het  is  waar,  daar 
bestaat  geene  wet,  die  haar  het  regt  geeft  in  den  groot- 
sten nood  het  eerst  te  voorzien. 

ttReis  naar  Zoutpansbergen. 

rf Zonder  vertraging  zetten  wij  onze  reis,  ook  van  Lyden- 
burg  naar  Zoutpansbergen  voort;  waarop  ik  den  vriende- 
lijken  lezer  bid,  ons  nu  in  gedachten  te  willen  begeleiden. 
Doch  eer  wij  Lgdenburg  vaarwel  zeggen,  word  ik  herin- 
nerd, dat  gij  gaarne  wat  nader  met  den  toestand  der  ge- 
meente, in  wier  midden  wij  de  laatste  dagen  hebben  door- 
gebragt,  wenscht  bekend  te  zijn  —  een  wensch,  dien  ik 
trachten  wil  te  vervullen,  en  dit  te  gereeder,  daar  ik  het 
nog  niet  vergeten  heb,  hoe  reikhalzend  ik  zelf  naar  de 
kennismaking  met  die  ver  gelegen  gemeente  uitzag.  Dit 
deed  ik,  in  overeenstemming  met  die  'grondwet,  of  wilt  gij 
liever  grond-drift,  welke  het  gemoed  van  velen  met  mij, 
meer  belang  doet  stellen  in  het  verre  en  vreemde^  dan  in 
hetgeeïi  nab^  bekend,  of  ligt  te  kennen  is. 

rrDoch....  de  gemeente  Lijdenburg  scheen  mij  eene  der 
aandacht  o  verwaardig.  Zij  telt  niet  vele  leden;  en  slechts 
zeer  gebrekkig  was,  maar  weinige  dagen  eer  wij  aankwa- 
men, de  tyding  of  liever  het  gerucht  verspreid,  dat  er 
kerk  zoude  zijn ;  en  toch  ziet  gg  rondom  de  kerkmuren, 
tusschen  de  verspreide  huizen,  een  groot  aantal  wagens 
en  tenten.  Zij  is  zeer  arm^  en  gering  is  bovendien  de  een- 
heid en  zamenwerking  i) ;  en  toch  staan  daar  voor  u  die 
hechte,  reeds  ter  balkshoogte  gebouwde  muren  eener  kerk^ 
die  luchtig  en  ruim,  en  niet  van  schulden  bezwaard  om- 
hoog rijst,  en  welligt  nu  reeds  is  bedakt.  De  gemeente 
Lijdenburg  is  zeer  afgelegen,  en  heeft  weinige  middelen 
van  beschaving,   zoodat  zij   ook  de  overgeërfde  en  mede- 


i)  De  gemeente  Tan  L^denburg  is  meer  en  langer  yerdeeld  dan 
eenige  audere  in  de  Bepabliek,  tusachen  hen,  die  van  Nederland 
bijstand  verwaohten,  en  hen,  die  aan  dQ  Tan  daar  beloofde  hulp 
geen  geloof  meer  hechten,  •  J.  S, 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTB  IN  NEDERLAND.  381 

gebragte  verliezen  kan;  maar  komt  met  mij  ter  katechi- 
satie  en  ziet  hunne  jongelieden  eene  kennis  der  Schrift 
aan  den  dag  leggen,  die  zelfs  menigen  bovenlandschen 
jongeling  niet  euvel  zou  staan;  —  of  naar  de  vergade- 
ring van  den  kerkeraad,  en  ziet  de  orde,  het  heldere  be- 
wustz^n  van  roeping  en  pügt,  bij  elk  der  leden:  en  ik 
ben  verzekerd,  dat  gij  u  over  dit  alles  met  m^  verwon- 
deren znlt. 

pffSlechts  sints  weinige  weken  mag  zich  het  dorp  verheu- 
gen in  het  bezit  van  eenen  onderwijzer,  in  den  heer 
Poen,  die  met  goed  gevolg  eene  dagschool  en  katechi- 
satie  had  geopend.  Het  strekt  mij  tot  genoegen  te  mogen 
verklaren,  dat  de  jonge  lieden,  door  hem  maar  gedurende 
eenen  zoo  korten  tgd  onderwezen,  b^kans  aan  al  mijne  vor- 
deringen tot  het  lidmaatschap  beantwoordden.  En  ik  weet, 
dat  deze  getuigenis,  mogt  dezelve  ooit  den  wel-eerw.  broe- 
deren te  Amsterdam  ter  oore  komen,  die  hem  hebben  aan* 
gemoedigd  en  ondersteund  tot  z^ne  komst  herwaarts, 
H.  W.  £•  eene  aanvankelijke  vergoeding  zgn  zal,  voor  de 
liefdedienst,  aan  gindsche  gemeente  bewezen.  De  drie  on- 
derw^zers,  die  van  Holland  over  Sofala,  eenigen  tgd  ge- 
leden gezameniyk  waren  gekomen,  voor  het  Overvaalsche, 
zijn  door  den  Yolksraad  op  de  drie  dorpen  Rustenburg, 
Lijdenburg  en  Potchefstroom  geplaatst, 

»De  diensten  worden  hier,  even  als  te  Mooi-rlvier  en 
Sttikerboschrand,  niet  zonder  zegen  van  boven  verrigt.  Ook 
het  Avondmaal  deelden  wij,  met  veel  vreugde,  aan  de  ge- 
meente uit,  en  stelden  bij  de  dankzegging  een  groot  aan- 
tal jongelingen  en  jongedochters  aan  de  gemeente,  als 
nieuwe  leden,  voor.  Toen  er  eindelijk,  eerst  in  den  laten 
nacht  van  Maandag,  een  einde  was  gekomen  aan  al  het 
herderl^k  en  kerkeraads-werk,  hadden  wij  op  Dingsdag- 
morgen,  met  het  aanbreken  van  den  dag,  afscheid  te  nemen 
van  onze  geliefde  vrienden,  en  onzen  vooruitgezonden  wa- 
gen te  paard  met  haast  te  volgen,  om  aldus  nog  tijdig 
genoeg  te  midden  van  de  gemeente,  aan  de  Malcospruit 
vergaderd  te  kunnen  zijn.  Onze  weg  leidde  ons  terug  over 
Steenkampsberg,   en   werd  een  eind   veraangenaamd    door 


Digitized  by 


Google 


382  VERSLAG    VAN   HET 

het  gezelschap  van  den  broeder  diaken  Viljoen.  ÏSet  be- 
gon eerlang  sterk  te  regenen.  Niettemin  kwamen  wg,  voort- 
geholpen  door  de  goedheid  der  aan  den  weg  wonenden, 
's  avonds  aan  op  de  plaats  van  den  heer  Jacob  de  Clercq, 
waar  wij  zóó  vriendelijke  herberging  vonden,  dat  wij  eer- 
lang de  koude  en  vermoeijenis,  dien  dag  doorgestaan, 
hadden  vergeten. 

rrDe  weg,  dien  w^  nu  te  paard,  met  zijnen  zoon  Hen- 
drik vervolgden,  ging  door  een  heerlgk  oord,  waarin  de 
Kaffers  van  het  hoofd  Mapoq,  den  grooten  regenmaker 
van  dit  gewest,  woning  vinden.  Dit  oord  heeft  gewis  veel 
metaal;  vooral  spreekt  men  veel  van  deszelfs  magneet- 
bergen.  Dat  het  fijne  gruis  zich  hecht  aan  de  wielbanden 
heb  ik  zelf  gezien ;  maar  wij  werden  door  de  kortheid  van 
t^d  belet,  om  een  der  magneetbergen  te  gaan  bezoeken. 
Overigens  is  de  streek  bekoorl^k  en  vruchtbaary  en  biedt 
door  hare  nabijheid  aan  het  boschveld  ook  een  onder- 
komen aan  voor  het  vee,  in  den  hier  zoo  kalmen  winter. 
Toen  wij  op  de  kerkplaats  (van  den  heer  L.  de  Jager) 
waren  aangekomen,  vonden  wij  eene  talrigke  gemeente, 
ons,  sints  den  avond  van  dèn  voorgaanden  dag,  wachten- 
de. Wij  waren  nogtans  t^dig  genoeg  gekomen,  om  eene 
morgen-,  middag-  en  avond-godsdienst  te  houden,  eenige 
jongelieden  na  onderzoek  aan  te  nemen  en  der  gemeente 
voor  te  stellen. 

rr Het  was  vanr  hier,  van  waar  wij  den  volgenden  morgen  de 
reis  naar  Zoutpansbergen  hadden  te  aanvaarden,  dat  eenigen 
van  de  voornaamste  ingezetenen,  onder  wie  de  komman* 
dant  Joubert,  de  heeren  Nel,  Spies,  Orobler  en  anderen, 
ernstig  trachtten  ons  te  overreden,  dat  wig  van  de  reis 
zouden  afzien.  Z^  haddefi  de  tgding  ontvangen,  dat  de 
rr  gele  koorts''  met  felle  woede  aldaar  aan  het  heerschen 
was.  Zij  beschouwden  ons  gaan  al  gevaarlek  voor  ons 
leven, —  en  ingeval  w^  mogten  sterven,  zouden  z^  allen 
in  de  bitterste  droefheid  gedompeld  zijn.  Wij  stelden  hun 
slechts  de  pligtmatigheid  van  ons  gaan  voor,  en  nu  te 
meer,  daar  de  gemeente  van  Zoutpansbergen  ons  reeds 
twee  wagens  en  een  span*  ossen  had  gezonden,  welke  ons 


Digitized  by 


Google 


▼ERRIGTE   IN   NEDERLAND.  383 

fnn  de  KrokodildrifI;  der  Olifantsiivier  inwachtten.  Men 
besloot  eindelgk  den  kommandant  Joubert  en  yeldkornet 
Nel  te  verzoeken)  ons  tot  daar  te  begeleiden^  ten  einde  te 
trachten  den  waren  stand  der  ziekte  te  weten  te  komen, 
en  uidien  zij  dit  noodig  keurden,  de  gezondenen  over  te 
halen,  van  onze  komst  af  te  zien. 

rrAldns  gingen  wij  den  volgenden  morgen  voort.  Een 
eind  weegs  genoten  wij  het  gezelschap  van  den  broeder 
Grobler.  Voorts  trokken  wij  over  bergen  en  door  vlakten, 
bewoonde  en  onbewoonde  velden,  maar  meest  door  de  Kaf- 
fers van  het  hoofd  Sokwaté,  en  waren  laat  op  den  twee- 
den avond  aan  de  Krokodildrift.  De  poging  om  de  gezon- 
denen over  te  halen  om  van  onze  komst  af  te  zien^  bleef 
natnurlijk  vruchteloos.  Maar  zij  beloofden  ons  aan  de  Rhi- 
nocerpoort  te  laten,  tot  dat  zij  den  laatsten  stand  der  koorts 
badden  vernomen,  en  of  wij  zonder' gevaar  van  de  ziekte 
moglen  doorkomen.  Nu  zeiden  wij  onze  oude,  vriendelijke 
begeleiders  vaarwel,  om  onze  nieuwe,  langs  eenen  weg, 
slechts  van  afstand  tot  afstand  door  Kaffers  bewoond  te 
volgen.  Voorzeker  is  dit  geen  aangenaam  denkbeeld,  en 
werd  dit  ten  deele  alleen  vergoed  door  de  schoono  vrien* 
del^ke  natuur,  die  ons  nu  omgaf.  Tegen  het  einde  der 
week  vonden  wij  ons  zoo  omgeven  van  kaffertuinen,  dat 
het  den  drgvers  vaak  moeite  kostte,  het  hongerige  vee  van 
rrmanna"  i)  en  koren  af  te  houden. 

rrZaturdag  avond  hadden  w^  eene  geschikte  rrgelegenheid'' 
op  te  doen  waar  wg  den  rustdag  konden  overblijven.  Be- 
zgden  de  woonkraal  van  het  hoofd  Sibedela  vonden  wg 
een  eenzamen  boom,  en  rondom  dien  werden  de  wagens  in 
vierkant  getrokken.  Het  was  een  heerlijke  avond.  De 
maan  rees  helder  aan  de  onbewolkte  lucht  en  deed  gind- 
sche  bergketen  eene  donkere  schaduw  op  het  land  beneden 
werpen.  Kaffertuinen  omringden  ons;  niet  verre  van  ons 
kabbelde  eene  frissche  beek.  De  scharen  van  Kaffers,  die 
op  den  avond  en  des  morgens  ons  kwamen  bekijken,  deden 
ons  hart  branden,  om  ook  hun  het  Woord,  waarbij  zij  he* 


^  De  gewone  gierst  wordt  in  de  Bepubliek  Manna  j^enoemd* 


Digitized  by 


Google 


384  VEBSLAO  VAN   HET 

melschen  vrede  konden  vinden^  te  spreken.  Maar  onxe 
tong  is  gebonden,  en  lang  zal  het  dnren,  eer  hierdeheil- 
mare  in  Christus  wordt  gepredikt! 

ri  Wij  beiden  hadden  rust  noodig;  en  w^  vergeten  het  niet, 
hoe  weldadig  de  Goddelijke  Voorzienigheid  ons  ook  hier 
eene  zielruste  bereidde.  Wig  vonden  dit  in  de  stilte,  die  ons 
omringde  en  lokte  tot  het  eenzaam  gebed;  wg  vonden  dit 
in  het  aandachtig  acht  geven  op  de  rr uitgangen**  van  het 
gemoed;  wg  vonden  dit  in  broederiyk  gesprek,  over  menig 
ons  belangrijk  en  dierbaar  onderwerp.  Onzen  reisgenooten 
predikten  w^  natuurlek  het  Evangelie.  En  nog  gedenken 
wij  met  genoegen  aan  den  boom,  dien  wij  met  aller  goed- 
vinden den  naam  van  nkerkboom"  gaven.  £b  zoo  ver- 
kwikt en  gesterkt  waren  wij  Maandag  morgen  reeds  vroeg 
op  weg,  en  Dingsdag  namiddag  op  de  plaats  van  den  Heer 
Du  Pré,  ten  huize  van  den  Heer  Marais,  waar  w^  met 
veel  vriendeiykheid  ontvangen  werden.  • 

rrHier  predikten  w^  *8  avonds  en  op  den  volgenden  dag, 
tot  eene  aandachtige  gemeente.  Men  had,  naar  de  belofte 
aan  Kommandant  Joubert  gegeven,  iemand  gezonden  naar 
Zoutpansbergen,  met  de  vraag,  of  men  veilig  konde  komen  ? 
Het  antwoord  kwam:  rrdat  men  alles  voor  onze  komst  ge- 
reed gemaakt  had;  dat  de  koorts  afnam;  dat  de  gemeente 
ons  wachtte."  Het  verblijdde  ons,  dit  te  vernemen,  hoe- 
wel wij  ook  anders  niet  waren  terug  gebleven.  De  reis 
ging  nu  onder  een  nieuw  geleide  voort.  Eerlang  hadden 
wij  de  laatste  plaatsen  achter  den  rug,  en  bevonden  wy 
ons  in  Leeuwenveld,  met  slechts  hier  en  daar  een  kaffer- 
kraal  in  de  verte.  Wy  hadden  hier  ruime  gelegenheid  om 
den  naam  des  Heeren  bekend  te  maken,  door  ons  dan 
by  dezen  dan  bij  dien  wagen  te  voegen.  En  's  avonds  bij 
een  lustig  brandend  vuur,  werd  er  tot  laat  na  den  afloop 
der  rr godsdienst/*  aan  de  jongelieden  godsdienstig  onderwas 
gegeven.  Zoo  vonden  w^  deze  reis  kort,  terw^l  hetgeen 
ons  omringde,  velden  met  duizende  spring-  en  blesbokken 
en  dartele  wilde  beesten,  ons  gemoed  als  wilde  vervrol^ken. 

rrEen  voorspan  voor  onzen  wagen,  dat  ons  op  weg  te- 
genkwam^  was  op  nieuw  de  getuige  van  het  verlangen  der 


Digitized  by 


Google 


VERRiaTB   IN   NEDERLAND.  386 

gemeente  naar  onze  komst.  Tegen  den  avond  van  den  twee- 
den dag,  werd  ons  van  eenigen  afstand  reeds  de  plaats 
aangewezen,  waarheen  •  de  bewoners  van  Zontpansbergen 
rrin  lager''  waren  getrokken.  Aan  de  znidhelling  van  gind- 
schen  bergrug,  die  tot  heden  het  verste  baken  voor  de 
woning  van  den  blanken  man  is  geweest,  bouwden  onze 
landgenooten,  onder  den'Eommandant  Potgieter,  een  dorp. 
Zij  noemden  deszelfs  naam  naar  de  bergketen,  welke  dien 
naam  draagt,  wijl  aan  den  noordelgken  voet  daarvan,  niet 
zeer  verre  van  het  dorp,  eene  zoutpan  is  te  vinden.  De 
inwoners  hebben  hnn  hoofdbestaan  uit  de  olifantsjagt,  die 
sommigen  eenigen  rijkdom,  anderen  armoede,  allen  onnoeme- 
l^ke  ontberingen  en  gevaren  aanbrengt.  Want  het  is  wel 
waar,  d^t  niet  zelden  een  olifantsjager,  in  twee  of  drie 
weken  tgds,  twee  tot  drie  duizend  rgksdaalders  van  het 
ivoor  gewint,  maar  hoe  dikwijls  gebeurt  het  niet,  dat  zijn 
trekvee  een  prooi  word  van  wild  gedierte^  of  van  de  giftige 
vlieg?  Hoe  dikwijls  komt  h^  zelf  niet  in  het  dreigendst 
gevaar  van  zijn  leven;  terwijl  echtgenoot  en  kroost  in  de 
grootste  ongerustheid  of  gevaar,  zijne  komst  te  gemoet  zien? 

rrMen  roemt  de  vruchtbaarheid  van  het  dorp;  maar  het 
wil  mij  niet  voorkomen,  dat  de  veeteelt  hier  en  in  de  om- 
streken bijzonder  gelukkig  is;  en  al  heeft  men  dubbele 
schansen  opgeworpen,  geen  deel  van  rrhet  Overvaalsche" 
is  gejyk  dit,  aan  gevaar,  groot  gevaar  blootgesteld.  Want 
nog  heeft  de  bloeddorstige  Zilkaats  of  Massilkatsé  het  niet 
vergeten,  hoe  Hendrik  Potgieter  hem,  toen  z^  beide  nog 
in  het  beste  huns  levens  waren,  door  slag  op  slag  tot 
ver  over  gindsche  Zontpansbergen  heeft  gedreven.  ,  Nog 
kondigen  zgne  spionnen  het  jaariyks  aan,  dat  de  jonge 
kr^gslieden  van  Zükaats,  die  geene  ondervinding  van  de 
ff  roers"  onzer  landlieden  hebben  gehad,  den  kr^g  gebie- 
dend eischen;  en  wanneer  hun  overmoed  wordt  gestuit,  — 
verbreken  zij  hunne  spiesen,  en  heffen  een  gehuil  aan  I  — 
Minder  gevaarlek,  maar  meer  lastig  z^n  voor  de  boeren, 
de  naburige  rrMakatees'*  opperhoofden  Morawe  en  Macapaan. 

rrOf  de  dreigende  houding  van  Zilkaats,  of  iets  anders 
onze  landgenooten  hebbe  doen  besluiten,  om  na  den  oogst 

25 


Digitized  by 


Google 


386  VERSLAG  VAM  HBT 

vier  schoften  van  hier  zuidwaarts,  hunne  woning  in  de 
heeriyke  streek  genaamd  Macapaanspoort  te  gaan  vestigen, 
weet  ik  niet.  Zij  hadden,  toen  wij  daar  waren,  het  voor- 
nemen, Zilkaats  nog  eens  de  kracht  hunner  wapenen  te 
doen  gevoelen;  ook  om  hem  te  straffen,  voor  den  moord 
aan  eenige  Eafferkralen  hegaan,  die  zich  hadden  gemeld, 
als  bondgenooten  vau  den  Kommandant  Potgieter.  £r  werd 
mg  veel  verteld  van  eene  kommando  vroeger  op  dezen 
rrSoola"  stam  gemaakt,  dat  aanvankel^k  gelukkig  met 
eenen  rgken  buit  aan  vee  terug  keerde;  maar  eerlang,  door 
den  krggshaftigen  vijand  omsingeld,  zich  eenen  doorgang 
rropen  te  schieten  had.''  Deze  Eafferstam  is  bg  zgne  vlugt 
gestuit,  op  eenen  veel  magtigeren,  wiens  naam  men  noemt 
En  niet  veel  verder  noordwaarts  van  dezen  stam  ziet  men, 
staande  op  eene  bergketen,  de  rr  witte  huizen''  van  een 
volk,  ffdat  op  paarden  rgdt  en  schietgeweren  heeft."  Van 
dit  volk  kwam  er  een  aantal  jaren  geleden,  een  brief, 
door  de  hand  van  eenen  bode,  aan  den  Eommandant  Pot- 
gieter, naar  men  vooronderstelt  in  Arabisch  schrift.  Aldus 
verhaalt  men  daar. 

rrDe  bewoners  van  Zoutpansbergen  hadden  hunne  wo- 
ningen gelaten  onder  opzigt  van  zekeren  bastaard  (Eaf- 
fer)  en  zijne  onderhoorigen,  en  waren  nu  op  een  afstand 
van  bgkans  twee  uren  te  paard,  in  Z.  O.  rigting,  op  het 
vlakke  veld  gelegerd.  Zg  deden  dit  omdat  het  dor|^  wat 
laag  gelegen,  meer  onderhevig  werd  beschouwd  aan  de 
gele  koorts.  De  ziekte  was  dan  ook  «aan  het  afnemen. 
Daar  zag  ik  de  eerste  lijders  aan  deze  gevreesde  kwaal, 
maar  zag  terstond  in,  dat  alle  teekenen  daarvan  overeen- 
kwamen met  die  welke  ik  had  waargenom^  bg  den  jon- 
geling, die  met  mij  van  Europa  herwaarts  was  gekomen, 
dien  ik  in  het  laatst  van  Januarg  ter  aarde  had  besteld, 
uit  mgne  woning  aan  de  Zwarte  bergen.  Dadelijk  na  onze 
aankomst  geleidde  ons  de  Heer  Duvenage,  de  Landdrost, 
naar  de  tent,  die  op  eenigen  afstand  van  de  overigen  voor 
ons  gespannen  was. 

ff  De  kerk  was  in  het  midden  der  overige  tenten.  De 
ruimte  tussohen  drie  of  vier  wn^ens  m  Iragte,  en  een  in 


Digitized  by 


Google 


VBRRIQTÊ    IN   HEBEltLAND.  387 

breedte,  overspannem  met  zeildoek,  en  dH  óildei^telknd 
door  eefi  aantal  houten  staanders  m  het  midden,  —  waft 
genoegzaam  voor  vier  of  viff  honderd  zielen. 

«De  lieve  kindertjes,  die  ons,  toen  wg  door  Landdrost 
en  Heemraden  naar  de  kerk  waren  geleid,  de  hand  kwa- 
men geven,  wekten  bij  mij  het  denkbeeld  op  de  ouders  te 
vragen,  dat  ik  ze  al  te  zamen  over  een  nor  hg  m^  mogt 
hebben.  Ik  wilde  zien,  of  men  te  Zontpansbergen  de  kin- 
deren onderrigt,  of  ze  verwaarloost.  Spoedig  had  ik  22 
kinderen  van  6  tot  13  jaren.  Bijkans  de  gansche  ge- 
meente, benienwd  om  te  weten  wat  ik  met  de  kleinen 
voor  had,  was  hen  gevolgd;  en  dus  was  er  m^  een  ruim 
veld  geopend,  ter  aanmoediging,  of  waar  noodig  ter  be- 
straffing. Tot  mijne  vreugde  echter  bevond  ik,  dat  meer 
dan  de  helft  der  aanwezige  kinderen  met  meerder  of  min- 
der vlugheid  lezen  kon;  dat  ze  allen  eenig  onderwas  had- 
den genoten. 

rfVan  onze  Evangelie-bediening  te  dezer  plaatse  behoef 
ik  niet  meer  te  zeggen,  dan  dat  mijn  medebroeder  met 
veel  vrijmoedigheid  en  ernst  herhaaldel^k  heeft  gepredikt 
voor  eene  zeer  aandachtige  gemeente.  Hierin  heb  ik  hem, 
zoo  goed  ik  kon  ondersteund;  en  terw^l  door  mg  gods- 
dienrtig  onderwijs  werd  medegedeeld,  of  de  schaar  van 
jongelingen  en  jongedochters,  die  zich  tot  het  lidmaatschap 
had  aangeboden,  ondervraagd  werd,  bezocht  hij  de  kranken, 
en  vermaande  de  ongeregelden.  's  Avonds  van  Zaturdag 
hadden  wg  de  leden  der  christelijke  kerk  verzameld,  en 
uit  de  daartoe  voorgestelde  mannen,  koos  men  eenparig 
tot  onderling,  den  heer  J.  L.  P.  Venter,  en  tot  diakenen 
de  broeders  P.  L.  du  Pré  en  C.  Grobler,  die  vóór  onze 
komst  reeds,  tot  de  voornoemde  ambten,  door  de  burger- 
l^ke  overheid,  waren  aangesteld.  Daar  hier  nu  voor  het 
eerst  het  Evangelie  werd  gepredikt,  oordeelden  wg  dat  het 
beter  wafe,  bg  deze  gelegenheid,  het  Avondmaal  niet  üit 
te  deelen. 

rfDingsdag  morgen  volgden  wg  te  paard,  in  gezelschap 
van  den  broeder  ouderling  Venter,  den  provislonelen 
KommaRdant^  en  een  der  Heemraden^  daar    on^    wAgén 

26* 


Digitized  by 


Google 


388  vsBSLAa  van  het 

daags  te  voren  was  verzonden.  Onze  weg  ging  terug  over 
Rhinocerpoort.  Van  het  zoogenaamd  groote  wild,  zag 
ik  hier  voor  het  eerst  eene  soort.  Bez^den  den  weg,  be- 
merkte een  onzer  begeleiders,  de  lange  halzen  van  een 
aantal  kameelpaarden  die  zg  rrkameelen'*  noemen  i).  M^n 
wensch  om  ze  van  nabij  te  zien,  werd  beantwoord  door  den 
raad:  rr laat  uw  paard  ze  maar  in  het  oog  krijgen!*'  W§ 
waren  spoedig  uit  den  weg;  en  het  afgerigte  jagtdier  had, 
b^  het  eerste  gezigt,  geene  aanmoeding  meer  noodig.  Allen 
vlogen  w^  nu  door  de  rrhaak  en  steek,"  en  rr  wacht  een 
beetje,'*  bosch,  en  welligt  had  mgn  gezelschap,  als  ik,  maar 
die  vrees,  dat  het  ons  gelijk  eens  Absolom  vergaan  zoude. 
Wg  bleven  echter  gelukkig  vrij,  en  stieten  eerlang,  als 
wisten  onze  paarden  waar  z^  ons  brengen  moesten,  op 
een  tiental  en  meer  fraaie  kameelpaarden,  van  de  grootste 
tot  de  kleinste  in  hoogte,  die  ons  den  tgd  gaven,  hen  in 
oogenschouw  te  nemen. 

rr Vroegtgdig  dienzelfden  namiddag  vonden  wij  onzen  wa- 
gen terug  aan  de  Rhinocerpoort;  en  hoewel  het  laat  werd, 
eer  wij^  van  hier  verreizen  konden,  zetteden  wg  dien  avond 
nog  onze  reis  voort,  naar  de  plaats  van  den  broeder  Venter. 
De  broeder  du  Prë  had  besloten  ons  tot  aan  rrhet  Bad^' 
te  begeleiden.  Toen  wij,  na  het  aangenaam  christelgk  ge- 
zelschap van  onzen  geliefden  broeder  Venter  nog  tot  den 
middag  te  hebben  genoten,  nu  weder  den  weg  vervolgden, 
waren  wg  eerlang  op  nieuw  te  midden  van  Kaffertuinen, 
behoorende  meest  aan  het  volk  van  Morawe;  daarna  in 
die  van  het  volk  van  Macapaan ;  en  kwamen  in  de  streek, 
naar  dit  opperhoofd,  rrMacapaanspoort'*  geheeten.  Hier  werd 
de  reis  ons  moegelgk,  van  wege  het  aanpakken  van  den 
grond  (dien  grond  noemt  men  daar  rrturf")  aan  de  wielen 
onzer  wagens,  welke  niet  dan  met  de  grootste  moeite  konden - 
worden  vrggemaakt,  hetgeen  dikwgls  een  lang  oponthoud  gaf. 

rrHierdoor  konden  wij  de  Kerkplaats  niet  op  Zaturdag 
avond  bereiken,  maar  moesten  den  rustdag,  op  eenigen  af- 
stand van  dezelve  doorbrengen.  Vroeg  des  volgenden  daags, 
kwamen  wij  op  de  plaats  van  den  veldkomet  van  Staaden, 

i)  Dese  kameelpaarden  sgn  de  b^  ons  bekende  giraffen,    J.  S. 


Digitized  by 


Google 


VBBRIOTE   IH   HBDERLAND.  389 

en  op  den  anderen  namiddag  aan  het  Bad.  Hier  was  eene 
talr^ke  gemeente  verzameld.  Hier  wachtte  ong  ook  de  be« 
jaarde  Eommandant  Hendrik  Potgieter,  die  eenigen  tijd, 
ten  gebraike  Tan  het  bad,  hier  had  doorgebragt.  Wg 
hadden  ons  juist  in  onze  kleine  woning  in  orde  gebragt, 
toen  men  ons  kwam  boodschappen,  dat  de  ondeKomman- 
dant  ons  wenschte  te  komen  zien.  Een  man  van  hooge 
statanr  en  van  een  eerwaardig  gelaat,  geheel  gevormd  om 
kommandant  te  zgn,  maar  door  de  jaren  en  een  ongemak 
aan  de  beenen  wat  gebogen,  reikte  ons  eerlang  de  hand, 
en  verzekerde  ons,  dat  nn  zgne  bede  door  God  was  ver- 
hoord. Bij  de  blijdschap,  die  hij,  wat  z^n  eigen  persoon 
aanging,  over  onze  ontmoeting  uitte,  betuigde  hg  zijnen 
dfuk,  dat  wij  ook  de  gemeente,  die  hg  bestierde,  wilden 
gaan  bezoeken. 

ffrrHet  Bad*'  ligt  aan  de  zuidhelling  van  eene,  met  Zout- 
pansbergen  paralelle  bergketen,  die  men  waierhergen  noemt. 
Ik  weet  niet  zeker,  of  de  Waterbergen  dus  genoemd  wor- 
den, naar  de  hoop,  die  men,  de  groene  kleur  van  die  keten 
uit  de  verte  ziende,  daarvan  koesterde ;  dan  of  ze  waarlijk 
zoo  waterrgk  zijn.  Hier  en  daar  had  de  weg  ons  door 
beken  en  riviertjes  geleid,  eer  wg  aan  het  bad  kwamen; 
en  aan  de  oostelijke  punten,  waar  de  Waterbergen  met 
eene  andere  kleinere  keten,  die  zich  meer  noord-oostelgk 
strekt,  de  Macapaanspoort  vormen,  door  welke  wij  wel 
drie  dagen  met  den  ossenwagen  hadden  te  reizen,  zijn  er 
soms  groote  waterplassen  of  kleine  meren,  welke  met  do 
groene  bergtoppen,  het  rijke  geboomte,  het  welige  riet,  het 
niige  graSy  de  uitgestrekte  tuinen  der  bewoners,  zamenwer- 
ken  om  den  reiziger  die  plaatsen  ook  in  herinnering,  aan- 
genaam te  maken.  Zoodanig  is  de  Macapaanspoort,  waar 
onze  Zoutpansbergers  een  dorp  willen  stichten. 

rrrr Het  Bad"  waar  wij  ons  thans  bevinden,  is  eene  aan- 
genaam gelegen,  en  voor  die  streken  welbebouwde  plaats. 
Eene  met  ruigte  en  riet  digt  en  welig  bewassen  rondte, 
van  (laat  mij  zeggen)  50  schreden  in  doorsnede,  is  de 
plek,  waarnaar  de  gansche  plaats  den  naam  draagt.  De 
wabn  en  rook,  die  uit  de  bron  in  de  van   daar  loopende 


Digitized  by 


Google 


390  VSBSLAG  VAN  HET 

voor  opslggt,  overtuigt  n,  dat  het  water  van  bet  had 
kokend  is:  zoodat  reeds  een  hond,  een  jong  kameelpa^d, 
en  wie  weet  wat  al  meer?  dood  of  in  geraamte  er  uit 
giofaaald  z^n.  Het  Bad  heeft  een  sterken  waterloop,  niAa^ 
het  water  veracht  (zegt  men)  het  land  uit,  en  geeft  na 
twee  jaren  onvruchtbaarheid.  De  pl^ts  bekoort  aan  de 
faypilie  van  Heerden,  maar  is  eenigen  t^d  geleden,  meen 
ik  verstaan  te  hebben,  door  den  raad  bestemd  geworden 
tot  algemeen  gebruik  ten  dienste  van  kranken;  de^se  vin- 
den by  het  gebruik  daarvan  veel  baat 

fMfDe  kerk"  liep  ook  daar  aangenaam  en  ge^eg^Qd  af. 
Een  aantal  jongelieden  werden  ^r  tot  leden  aangenonien. 
Wy  namen  afscheid  van  den  ouden  K^mmandant,  van  on^en 
broeder  du  Pré  en  verdere  reisgenoolen ;  en  gingen  Don- 
derdag morgen,  in  geleide  van  Hermanus  Potgieter  en  zijn 
zoon  Hendrik,  door  Leeuwenveld,  doch  zonder  ongelukken, 
voort  i^aar  Rustenburg,  aan  den  noordel^ken  voet  van  d^ 
Mivg^lliesbergeu.  N^dat  wi)  een  eind  wegs,  door  onbewoond 
boBi^hveld  hadden  afgelegd,  hadden  wg  tusechen  twee  wo- 
gen te  kiezen.  De  een  was  korter,  en  4^  Mulere  pa^er 
bewoond*  Wij  wisten  het  niet  dat  langs  dezen  verspi^i 
ningen  ons  waren  te  gemoet  gezonden,  en  koyen  bggevolg 
den  korteren  en  kwamen  niet  zonder  moeite  op  ^^turd^g, 
eerst  tegen  het  dalen  van  den  dag,  ter  pl^^tse  onzer  be- 
stemming, waar  de  gemeente  ons  wachtende  was, 

fiHet  was  op  ^ea  weg  waarop  ik  het  laatst  den  lez^r  Tan 
het  Bad  naar  Rustenburg  geleidde,  ^t  ik  met  mgnen 
medebroeder  en  onze  geleidsman  Hendrik  Potgieter,  even 
bez^den  den  weg,  een  natuurtooneel  ging  beschouwen,  l^et- 
welk  ik  onder  de  schoonste  tel,  die  ik  ergens  heb  gezien. 
Door  digte  bosschen  en  lang  gras  henen,  baanden  w^  oas 
eenen  weg  naar  eene  hoogte,  die  w^  op  enkele  puQten  door 
het  geboomte  voor  ons  zagen.  Toen  wg  na  eenig  klaute- 
rens,  op  de  hoogte  waren  gekomen,  v^o  wimr  wij  naar  gind- 
sohe  zijde  konden  zien,  wie  beschrgft  onze  verbazing,  toen 
wij  ons  op  den  ri^nd  bevonden  van  eene  ten  minste  v^f  of 
zes  honderd  voet  diepe  kom,  welker  bodem,  de  rozenkleu- 
rige  oppervlf^te  van  e^ne  zoutpan,  beerlek  fifstak  bg  de 


Digitized  by 


Google 


VBRRJGTE   IN   NEDERLAND.  391 

groene,  met  gras  en  geboomte  bewassen  binnenhelling 
daarvan.  Verre  in  de  diepte  zagen  wij  menschen  zout 
graven  en  op  den  rand  tegenover  ons  —  naar  m^ne  schatting 
wel  duizend  of  meer  schreden  van  ons  verwijderd  —  eenen 
wagen,  om  het  gegraven  zout  op  te  nemen. 

rrWi)  beiden  wenschten  ons  naar  den  bodem  te  begeven, 
doch  daar  de  wagens  voortgegaan  waren  en  onze  vriend, 
nog  niet  hersteld  van  de  wonden  hem  onlangs  door  eene 
leeuwin  aangebragt,  slechts  moeijeiyk  wandelde,  waren  wij 
genoodzaakt  ons  de  teleurstelling  te  getroosten  en  voort 
te  gaan.  Deze  jonge  vriend  draagt  met  zgnen  broeder 
Fredrik,  den  naam  van  den  besten  leenwenjager  in  die 
streken.  H^  telt  de  leeuwen  niet  meer,  die  hij  en  zijn 
broeder  met  het  geweer,  ja,  zelfs  met  het  pistool  gedood 
hebben.  Onlangs  echter  wierp  eene  leeuwin  hem  op  den 
grond,  en  in  hare  magtige  klaauwen  en  muil  zou  hij  den 
dood  gevonden  hebben,  indien  zijn  vader,  even  als  eenigen 
uit  hun  gezelschap,  ook  de  vlngt  had  genomen. 

ff  Eene  groote  gemeente  zeide  ik,  was  op  ons  wachtende. 
En  naauw  hadden  wij  in  de  woning  van  den  broeder  diaken 
Frans  Schutte,  een  vriendelgk  onderkomen  gevonden,  of 
eene  menigte  stroomde  uit  het  dorp  en  van  de  wagens  toe, 
naar  rfhunnen"  leeraar^  zoo  als  velen  mgnen  medebroeder 
noemden,  die  hen  reeds  zoo  dikw^ls  had  opgezocht.  Wij 
▼onden  de  gemeente  in  den  diepsten  rouw.  Beeds  langs 
den  weg  hadden  wij  vernomen,  dat  de  koorts  het  felst  in 
vele  deelen  dezer  gemeente  had  gewoed.  ^)  Menige  liefde- 
volle vader,  moeder,  zoon^  dochter,  kindeke  was  weggerukt. 
Onder  de  waardige  mannen,  voor  kerk  en  staat,  die  hare 
slagtoffers  waren  geworden,  hoorde  ik  met  voorliefde,  de 
namen  noemen  van  Kasper  Krtiger  en  Frans  Pretorius.  De 
eerste  had  in  betrekking  van  diaken,  de  laatste  als  lid  van 
den  raad,  de  hoogste  achting  en  eer  weggedragen,  en  een  hel- 
der spoor  nagelaten,  waar  langs  men  hen,  door  den  Heiland 
geleid,  een  beter,  een  zalig  leven  had  zien  te  gemoet  gaan. 

ffDeze    toestand   der  gemeente,  deze  ernstige  stemming, 

<)  Ik  WAS  toen  juist  daar  en  werd  ook  door  dio  koorts  aangetast, 
dooè  herstelde  spoedig.    Zie  hL  226,  J»  9» 


Digitized  by 


Google 


393  VERSLAG  VAN  BET 

door  zoo  menig  treffend  sterfgeval  of  dreigend  gevaar, 
waarin  vriend  en  maag  van  velen  zich  toen  nog  bevon- 
den, gewekt,  was  het,  wat  in  Gods  bestunr,  waarde,  zal- 
ving, kracht  aan  onze  Evangeliebediening  te  Rastenburg 
bijzette.  Waar  het  bleek,  vermagerd  gelaat  ons  aankon- 
digde, dat  de  gevreesde  ziekte  naderde,  of  slechts  lang- 
zaam afnam;  waar  het  zwart  yan  diepen  rouw,  de  traan 
op  menige  wang,  ons  in  gedachten  naar  het  graf  van 
dierbare  gestorvenen  voerde;  daar  is  de  prediking  van 
het  leven-mededeelend  kruis,  den  prediker  een  voorregt, 
den  hoorderen  meer  dan  Gileads  balsem  voor  verwonden. 
Vooral  is  het  aangenaam  in  zulke  omstandigheden,  met 
eene  talrijke  schaar  aan  te  zitten  aan  de  tafel,  waar  een 
levende  Heiland  ons  zelfs  zgnen  dood  tot  vergiffenis  van 
onze  zonden  verkondigt.  Dit  ondervonden  wg,  toen  wg  op 
den  tweeden  Zondag  van  ons  oponthoud  alhier,  'sHeeren 
Avondmaal  met  de  gemeente  vierden. 

rr Behalve  des  Zondags  (*s  morgens,  *s  middags  en  's  avonds) 
hadden  wij  dagelijks  ('s  morgens  en  's  avonds)  godsdienst; 
en  terw^l  mijn  broeder  zich  den  ganschen  dag  met  her- 
derlijke bezoeken  en  toespraak  bezig  hield,  was  ik,  naar 
oude  gewoonte,  te  midden  der  jonge  lieden  en  kinderen, 
die  zich  iii  ontzaggelgken  getale  voor  de  katechisatie 
hadden  gemeld.  B^  het  onderwijs,  dat  hun  gegeven  werd, 
was  de  gemeente  bijkans  den  ganschen  dag  tegenwoordig. 
Ruimte  en  tgd  ontbreken  m^,  om  alles,  wat  ons  hier  te 
doen  viel,  ook  maar  aan  te  stippen ;  te  meer  daar  ik  reeds 
nu  gevoel,  dat  de  beschuldiging  van  wgdloopigheid  mij 
treffen  kan.  Genoeg,  er  ging  geen  dag  voorbij,  waarop 
niet  iets,  niet  veel  belangrijks  voorviel.  Geen  dag  verliep 
er,  waarop  komm.  Krüger,  of  een  der  broederen  kerkera- 
den,  mij  niet  iets  nieuws,  iets  wetenswaardigs,  aangaande 
volk  en  land  voor  oogen  stelden.  Hier  leerde  ik  —  (om 
niet  te  veel  te  zeggen)  —  hier  leerde  ik  veel  nieuws 
aangaande  dQ  streken,  welke  soms  door  jagers  worden 
bezocht;  aangaande  den  vorm  der  regering,  het  onderling 
verband  der  partijen,  der  kommandanten,  der  hoofden  in 
de  Overvaalsche  republiek;    —    aangaande   hare  verhou- 


Digitized  by 


Google 


YERBIOTE   IN   NEDEBLAMD.  393 

ding  tot  de  Kaffers,  die  daarin  woonachtig  zijn.  Maar  een 
ieder  gevoelt,  hier  is  noch  tgd,  noch  plaats  ter  bespreking 
van  deze  punten. 

tfOp  Maandag  lieten  wij  de  gemeente  gaan,  en  reisden 
treurig,  geleid  door  den  jongen  veldkomet  Paul  Krüger, 
van  Lgdenburg.  Van  de  plaats  van  den  heer  Stroh  opende 
zich  voor  ons  een  heerl^k  terngzigt  op  het  dorp,  dat  w^ 
daareven  verlaten  hadden.  Aan  de  vlakke  helling  van  de 
Magaliesbergen  gelegen,  heeft  Rustenburg  een  ruim  uitzigt 
naar  O.  en  N.  en  W.  Men  noemt  het  dorp  vruchtbaar. 
Er  is  een  tamelijk  standhoudend  en  sterk  water;  niet  on- 
derhevig, gelijk  Potchefstroom,  aan  hagelslag  en  rijp,  biedt 
Rustenburg,  en  de  omstreken  daarvan,  den  landbouwers 
meer  voordeden  aan.  Men  zegt,  dat  de  zuidelijke  helling 
der  Magaliesbergen  in  natuurschoon  de  noordelijke  over- 
treft, en  vooral  r^ke  wateren  heeft.  Rustenburg  heeft  eene 
luchtige  keik,  groot  genoeg  voor  ruim  duizend  menschen, 
die  eene  plaats  hegeeren.  Er  zullen  nog  niet  veel  meer 
dan  dertig  huizen,  indien  al^  zijn. 

f'Nu  benamen  de  bergen  ons,  die  ons  hadden  voort  te 
spoeden,  eerlang  Rustenburg.  Op  den  avond  van  den  vol- 
genden dag  waren  wij  reeds  door  de  Zwarte  Ruggens 
heen,  hadden  onzen  gastheer^  P.  Pretorius,  een  zoon  van 
den  waardigen  ouderling  van  dien  naam,  en  onzen  ouden 
vriend  Robbertse  gegroet,  en  ons,  onder  het  geleide  van 
zijnen  zoon,  den  broeder-diaken  Frans  Robbertse,  met 
het  aangezigt  naar  de  Mariqua  gewend.  De  ir  Zwarte  Rug- 
gens*', die,  zegt  men,  naar  onze  Zwarte  Ruggens  gelg- 
ken,  en  daarom  dien  naam  dragen,  vormen  eene  streek, 
die,  hoewel  niet  te  overvloedig  van  water  voorzien,  nog- 
taas  voor  den  landbouw  en  de  veeteelt  zeer  geschikt  is. 
Daar  heb  ik  heerlgke  limoenboomen  in  volle  dragt  gezien, 
en  vernam,  dat  alle  soorten  van  vruchtboomen  wèl  vol- 
doen. De  vruchten  worden  van  hier  reeds  naar  Bloem- 
fontein en  elders  gebragt 

*rWg  haastten  ons  nu  in  westelijke  rigting  voort,  door  on- 
bewoonde en  bewoonde  streken,  tot  dat  w^  aan  gindsche 
zgde  van  de  Mariqua,   eene  schoone  welbebouwde  streek 


Digitized  by 


Google 


394  VBB6LA0    VAN  HET 

▼ondfin.  Yriendel^ke  bewoners  vergezelden  ons  naar  de 
kerkplaatfi,  in  de  streek  genaamd  Klein  Mariqua,  eene  liefe- 
l^k  gelegen  hoeve,  behoorende  aan  den  heer  Mtfnewick. 
Ook  daar  was  eene  talr^ke  gemeente  verzameld,  en  b^zonder 
verblgdend  was  het  ons,  te  zien,  dat  er  waren,  die  eene 
betere  gezindheid  aan  den  dag  legden,  dan  de  lezer  zich 
herinnert,  dat  zij  op  eene  zijner  vorige  reizen  tegen  den 
broeder  Morray  hebben  bewezen.     God  had  gesproken. 

fi Het  huisgezin  van  Jan  Enslin,  het  hoofd  van  eene  &- 
natische  partg,  die  ik  ook  wel  Jeruzakm^gangers  heb  hoor^i 
noemen,  was  nagenoeg  uitgestorven,  en  vele  zochten  thans 
den  troost  des  Evangelies,  die  eenigen  tgd  geleden  weiget- 
den  naar  hetzelve  te  hooren.  Doch  ook  nu  waren  eenige 
huisgezinnen  weggebleven,  -^  schoon  zelfs  de  kinderen  van 
de  ifprofetes^dier  gewesten  hunne  kleinen  ten  doop  kwa^ 
men  aanbieden;  en  een  paar  ons  gulhartig  beleden,  hoe 
het  hun  smartte,  dat  zg  zich  vroeger  ook  hadden  laten 
medesiepen.  De  partg,  waarop  ik  doel,  schijnt  b^  den  dood 
harer  aanvoerders,  uitgestorven  te  zijn.  De  overgeblevenen 
zijn  alle  bezitters  van  plaatsen.  En  bg  de  jongelieden 
schgnt  er  eene  vaste  overtuiging  te  zgn  ontstaan,  dat  het 
plan  om  naar  Jeruzalem  over  land  te  gaan,  als  hopeloos 
moet  worden  opgegeven.  Het  was  een  mijner  vragen  op 
de  aanneming:  nWaar  is  Jeruzalem?  Kan  men  van  hier, 
over  land,  daarheen  reizen?"  Lagchend  antwoordde  een  der 
jongelieden:  ir  Manheer!  hij  komt  in  de  vliegen." 

rrDe  onderling  Moeke  was  kort  geleden  gestorven,  en  er 
was  niemand  om  z^ne  ledige,  zoo  waardiglijk  vervulde  plaats 
in  te  nemen.  De  beide  broeders  diakenen  Grobler  en 
Reets  weigerden  ons  hunne  hulp  niet  In  de  nabghoid 
van  de  kerkplaats  was  de  woning  van  den  heer  Inglis,  en 
een  weinig  verder,  die  van  den  Heer  Edwards:  zendelin- 
gen, wier  namen  in  den  laatsten  tgd,  helaas!  maar  al  te 
ruchtbaar  zgn  geworden.  Er  was  eene  goede  verstand- 
houding; vooral  tusschen  den  Heer  Inglis  en  de  boeren  der 
omstreken;  en  beiden  i^aken  zg  met  veel  lof  van  den  heer 
Scholz,  sints  overwinnaar  van  Seckelli,  die  ook  niet  ver 
van   de  kerkplaats  woont.    Zigtbaar  wai^  ow  de  weUt^- 


Digitized  by 


Google 


VERSIGTJB   IN    NSDESLAND.  396 

diga  invloed,  dUn  de  omgang  van  den  Heer  Inglu  op  som- 
mige koeren  had  j  en  uooii,  beeft  hij  geweigerd,  waar  h^  kon^ 
mwa  flterfbedden  of  elders,  het  woord  van  Christus  te  spreken. 
Maar,  dit  alles  heeft  nu  opgehouden.  £n  thans  is  er  in  het 
ruime  gebied  van  het  Overvaalsche,  misschien  niet  meer  dan 
éin  verkondiger  des  flvangelies  bg  blank  of  zwart !  Ik  wéér- 
h4>ude  mi)  yan  eenige  aaiimerkingen  op  dit  alles.  Slechts 
ééne  vraag  kan  ik  niet  nalaten  te  doen.  Ik  doe  deze 
vra^g  den  Heer  Piet  Scholz,  den  oud*oadeiüng  tbs^ns  land- 
drost van  Staaden,  den  edelen  Volksraad;  ik  vraag  een 
iegelgk  welgesinden  broeder  in  het  Overvaalsche :  Wilt  gij 
hei  beletten»  dat  er  aan  de  bonderden  en  duizenden  Kaffers, 
die  in  uw  gebied  wonen,  bet  Evangelie  wordt  verkondigd  ?  — 
En  antwoordt  g^^  neen  I  —  ziet  dan  toe  of  de  weg  hiertoe 
Biet  reeds  is  geopend,  door  de  verdr^ving  der  zendelingen ! 

rrToen  onze  arbeid  was  afgeloopen,  bezochten  wij  de  streek 
waar  de  zendelingen  arbeiden,  met  veel  genoegen.  Het  is 
een  land  vruchtbaar  en  waterrijk,  •*—  een  land  van  koren 
en  metiial.  W^  keerden  toen  de  volgende  dag  begon  te 
dalen,  terug,  niet  weinig  verkwikt,  door  hetgeen  wij  gezien 
en  genoten  hadden.  Nu  zetteden  wij  de  reis  voort,  over 
de  plaats  van  den  hulpvaardigen  vriend  Buis,  waar  Zil- 
fcaats  een9  woonde,  en  Lindley,  de  broeder  van  goed  ge- 
rucht en  vele  verdiensten  aan  onze  landgenooten,  in  vreeze 
leefde,  tot  dat  de  Eommando,  onder  Hendrik  Potgieter, 
het  land  van  den  dwingeland  bevrijdde.  De  plaats  heet: 
Lindley's  Post.  Van  gindschen  bergrug,  dien  men  u  hier 
met  den  vinger  w^st,  zag  Zilkaats  het  aan  hoe  de  zijnen 
verslagen  werden,  en  vlugtte. 

rrNu  gingen  wij,  onder  goed  geleide,  over  Malemane,  waar 
wj  langs  den  weg  eenen  druipkelder  bezochten,  en  over 
de  Malopo,  waar  mijn  reisgenoot  den  zendeling  LudorfF,  — 
ik  Uter  eene  wonderl^ke  grot,  en  eenen  w^den,  in  vaste 
TotH  aanwezigen  waterbak,  van  onbekende  diepte,  bezocht. 
De  broeder  Ludorff,  die  ën  als  evangelie-dienaar,  èn  als 
geneesheer,  de  aan  de  Malopo  .wonenden,  uit  liefde  be- 
hnlpzaam  is,  kwam  ons  voor  de  verdere  reis  rrGods  zegen*' 
w^pchen.     De  waardige  van  der  Merwe  werd  onze  gids, 


Digitized  by 


Google 


396  VERSLAa   VAN   HET 

langs  den  eenzamen  weg,  die  ons  slechts  de  langgewenschte 
vreugde  aanbood,  van  het  gezigt  van  zeven  leeuwen  en 
leeuwinnen,  die  voor  ons  weken.  Langs  dezen  weg  zag 
ik  ook  voor  het  eerst,  eenige  van  de  ongelukkige  zooge- 
naamde Boscbjesman-Eaffers,  naar  hunne  lichte  kleur,  ook 
wel  Kallë-Harré  genoemd  (indien  ik  mij  wel  herinner). 
Zg  zijn  de  slaven  van  andere  Kaffers,  of  leven  zonder 
woning,  van  de  jagt,  zelfs  van  allerlei  ongedierte. 

rtVan  Hartebeest-fontein,  de  plaats  van  den  broeder  dia- 
ken Wessel  Badenhorst,  die  velen  de  kostbaarste  plaats  in 
het  Overvaalsche  achten^  —  was  het  niet  ver  meer  naar  de 
kerkplaats  voor  de  menschen  aan  Onder- Vaalrivier.  Ook 
daar  waren  er  velen.  En  toen  de  diensten  aldaar  waren 
vervuld,  als  overal  elders,  bevonden  wg  ons  op  den  be- 
paalden dag;,  te  Potchefstroom,  aan  de  Mooirivier  terug. 
—  waar  bij  de  bl^dschap  der  broederen  kerkeraden  en 
der  gemeente,  ook  de  dankbaarheid  werd  uitgedrukt,  over 
onze,  door  zoo  vele  gevaren  heen^  gelukkig  volbragte  reis. 
Hier  troffen  wij  nog  de  talrijkste  gemeente  aan.  De  kerk 
bevatte  haar  niet;  weshalve  wij  tweemaal  op  den  voor- 
middag hadden  te  prediken,  opdat  een  ieder  plaats  kon 
verkrijgen.  De  overige  diensten  werden  door  ons  met 
vreugde  en  zegen  verrigt.  Mijne  belofte  werd  voldaan, 
door  de  aanneming  van  allen,  die  de  blaken  gaven  dat 
zij  gedurende  den  tijd  onzer  reis,  ijver  hadden  aangewend, 
ter  verkrijging  van  kennis  in  Gods  woord.  Menige  ge- 
wigtige  zaak  werd  door  ons  aan  het  hoofd  van  den  ker- 
keraad  tot  een  gewenscht  einde  gebragt.  En  toen  namen 
w^,  bedroefd  maar  onder  vele  liefelijke  herinneringen,  die 
onuitwischbaar  blijven^  afscheid  van  de  gemeente  en  de 
lieve  broederen ;  velen  van  wie  ik  op  aarde  gewis  niet  weer 
zal  zien,  maar  toch   eens  daar  boven  door  Gods  genade. 

rrMoge  onze  arbeid  niet  ijdel  z^n  gebleven!"  was  de 
bede,  voor  het  Overvaalsche,  waarmede  ook  eindel^k  mgn 
broeder  en  ik  van  elkander  a&cheid  namen.  En  rr mogen 
deze  regelen  den  lezer  eene  opwekking  zgn,  om,  gedachtig 
aan  onze  Overvaalsche  broederen,  voor  de  bediening  der 
genade,  waarmede   God    hem  bevoorregt,  door  gezindheiél 

\ 


Digitized  by 


Google 


VERRTOTE    IN    NEDERLAND.  397 

en  wandely  dankbaarheid  jegens  hem  te  betoonen ! ''  is  de 
bede  waannede  u  groet, 
ff  Geliefde  Lezer, 

Uw  broeder  in  Christus, 
J.  H.  Neethling,  Hz.,  V.  D.  M." 

tfZwartebergen^  April  1853. 

Intusschen  hield  de  Nederlander  aan.  In  z^n  nummer 
1040  van  14  November  1853  stond  weder  het  volgende: 

nln  het  Missionary  Magazine  van  Februar^  11.  vindt  men, 
omtrent  de  verhouding  der  Eaapsche  Boeren  tot  de  inheem- 
sche  volksstammen,  de  volgende  bijzonderheden:  rrln  Ja- 
nuari 1852  was  tusschen  Harer  Britsche  Majesteits  Adsi- 
stent-Commissarissen  in  de  Kaap-kolonie  en  de  Boeren 
ten  noorden  der  Vaal-rivier  een  tractaat  gesloten,  waarb^ 
het  den  laatsten  toegestaan  was  hunne  eigene  zaken,  zon- 
der tusschenkomst  van  het  Britsche  Gouvernement  te  re- 
gelen. Opmerkelgk  is  het  dat,  alhoewel  het  traktaat  zekere 
voorzorgen  ter  voorkoming  van  slavernij  binnen  het  afge- 
stane grondgebied,  en  ter  bevordering  van  wederkeerige 
diensten  en  vr^heid  voor  handelaars  en  reizigers  aan  beide 
z^den  der  Vaal-rivier,  behelst,  —  het  van  de  zgde  der 
Boeren  geen  waarborg  voor  de  regten  der  oorspronkelijke 
bewoners  aanbiedt.  Deze  baatzuchtige  menschen,  steeds 
gereed  eik  voorwendsel  tot  bereiking  van  hun  eigen  voor- 
deel en  ten  koste  der  inwoners  aan  te  grepen,  zgn  niet 
in  gebreke  gebleven,  van  die  noodlottige  uitlating  in  het 
traktaat  partij  te  trekken;  en  het  onregt,  den  Bakwani's 
aangedaan,  kan  als  de  eerste  wrange  vrucht  eener  taktiek 
worden  beschouwd,  die,  zoo  men  ze  ongestoord  laat  voort- 
gaan, zal  leiden  tot  de  geheele  uitroeijing  der  kleurlingen, 
over  de  gansche  uitgestrektheid  der  landstreek,  welke  on- 
der de  voorwaarde  van  het  verdrag  begrepen  is." 

rr  Voorts  leest  men  over  de  bestraffing  van  Sechele,  waarop 
de  heer  Stuart  (zie  de  Nederlander  Nr.  1023)  doelt: 

rrOp  28  Augustus  1852  verschenen  600  Boeren  en  700 
inboorlingen,  die  gedwongen  hen  vergezelden,  in  het  land 
der  Bakwani's.  Vóór  dat  men  naar  Sechele's  stad  trok^  werd 


Digitized  by 


Google 


398  VERSLAG   VAN   HET 

een  gedeelte  met  vier  wagens,  langs  Eolobeng  naar  nijnre 
woning  afgezonden.  De  stad  is  acht  m^len  ver,  en  sedert 
de  verwijdering  der  fiakwani's,  wa»  het  hok  door  eenig 
paalwerk  (balala),  van  wege  Sechele  er  voor  geplaatst,  be- 
schermd. Zoo  bleef  het  twee  jaren  geheel  ongedeerd,  en 
de  reizigers,  die  noordwaarts  trokken,  Heten  een  gedeelte 
hunner  goederen  tot  hunne  wederkomst  daar  achter.  En 
zoo  lang  de  Bakwani's  er  waren^  waren  dese  goederen 
daar  veilig;  maar  de  Boeren  braken  het  open,  en  verniel- 
den al  m^ne  boeken,  wierpen  al  mijne  flesschen  met  me- 
dic^nen  aan  stukken,  en  namen  de  beste  meubelen  eo  d 
het  goed,  door  Engelschen  achtergelaten,  met  zich.  Het 
geheele  korps  boeren  trok  naar  Seehele's  stad,  en  woonde 
er  de  godsdienstoefening  bg.  Ma  de  namiddag«di«nfit  ge* 
boden  zij  Sechele,  z^ne  vrouwen  en  kinderen  weg  te  zen- 
den, want  zi)  waren  gekomen  om  met  hem  te  vlechten, 
omdat  hij,  hoewel  herhaalde  malen  door  hen  gewaarsolluwd 
geene  Engelsehen  naar  het  Noorden  te  laten  gaoA,  defte 
niet  alleen  niet  verhinderd,  maar  z^fs  daartoei  aiMgemoe- 
digd  had.  Hij  antwoordde,  (fat  h^  een  man  des  vredes 
was  en  vroeg,  waarom  hij  Engekchen  zon  hinderen,  die 
hem  altijd  goed  behandeld  hadden,  's  Anderendaags 's  mor- 
gens begonnen  zg  met  draarbussen  op  de  stad  te  vnren, 
die  weldra  in  brand  raakte,  zoodat  de  vrouwen  en  kinde* 
ren  genoodzaakt  werden  de  vlugt  te  nemen,  en  de  mannen 
zich  za&m  te  trekken  op  een*  kleinen  heuvel  in  de  st«d« 
De  Boeren  doodden  60  inboorlingen.  De  mannen  eehter 
behielden  den  geheelen  dag  hunne  stelling  op  den  heavtel 
en  doodden  35  man  van  de  Boeren.  Daar  deze  peardea 
hadden,  voerden  zg  al  het  vee  van  de  Wonketse,  Bakhatla 
en  Bakwani's  weg^  en  al  het  graan  der  drie  stammen  werd 
door  hen  verbrand  of  medegevoerd." 

Op  den   15^*°  November  zond  ik  aan  de  redaetie  van 
den  Nederlander  dit  wederantwoord  in: 

ttAan  de  Redactie  e<m  den  NederhndfT, 
frM.  H. 

tiïn  uw  blad  van  gister  Nr.  1040  komt  veor^  een^  ge** 
deelte  nit  een  brief  van  den  Engebehen  Zending  ïAifkkgi^ 


Digitized  by 


Google 


VERRiaTB  m   NSDEBLAND.  399 

toae^  betrekkelijk  den  slag,  geleverd  door  de  HoIIandsche 
Aiiikaneny  aan  het   Kaffer  opperhoofd  Sechele. 

trlk  heb  de  eer  U£d.  bi)  deze  te  doen  geworden,  de 
Zuid^Afrikaan  van  den  SO"^*^  Mei  1.1.,  waarin  gevonden 
wordt  het  qjffidèel  verslag  (in  het  Ëngelsch  overgebragt) 
irnn  het  voorgevallene  tusschen  de  Hollandsche-Afirikanen 
CD  Secheli,  gedaan  en  goedgekeurd  in  den  Volksraad,  welke 
Tergadering  ik  juist  bgwoonde,  op  den  18^®°  Maart  11. 

wlndien  U£d«  de  goedheid  wilde  hebben,  eeae  vertaling 
vaoi  dat  verslag  en  van  den  daaronder  volgenden  brief 
Taa  den  Kommandant-Oeneraal  A.  W.  J.  Pretorius,  aan 
da  redactie  van  den  Zuid^Afrikaany  in  uw  blad  te  plaat- 
sen,  dan  vlei  ik  m^,  dat  ieder  uwer  lezers  op  de  hoogte 
gebragt  aal  aijn,  om  soowel  de  waarde  van  het  geschrgf 
in  het  Missionary  Magazine,  en  in  de  brieven  van  den 
d«i  Eogelaehen  aendeling  Livingstone  te  kunnen  nagaan, 
al»  om  over  het  vredelievend,  godvreezend,  doch  ferm  ka- 
rakter van  mgne  committenten  te  kunnen  oordeelen. 

wik  vlei  mi),  dat  UEd.^  om  der  waarheidsliefde  wille, 
die  taak  op  u  nemen,  deze  regelen  een  plaatsje  vergun- 
nan,  en  m^  daarna  den  hierb^  gaanden  Zuid-Afrikaan 
temgzenden  sult 

frMei  hoogachting  verbl^e,  enz." 

Den  23**^  November  ontving  ik  dezen  brief: 
rr Wei-Edel  GMboren  Heer! 

r»Namena  de  redactie  van  den  ir  Nederlander"  heb  ik  de  eer 
UWEd.  nevensgaande  Zuid-Afnkaan  beleefdel^k  terug  te 
zenden.  Zoo  als  reeds  gisteren  in  de  rr  Nederlander"  werd  ge- 
z^d,  is  de  redactie  allezins  bereid  aan  het  door  UWEd» 
gedaan  vensoek,  om  de  vertaling  van  de  in  bedoeld  blad 
aangeweven  stukken  in  den  rrNederiander*'  op  te  nemen,  te 
voldoen,  zoo  de  vertaling  daarvan  haar  wordt  toegezonden. 

ir  Met  verschuldigde  achting  heb  ik  de   eer  te  asgn, 
Wel  Edel  Geboren  HeerI 

Utreehij  UWEd.  Geb.  Dw.  Dienaar, 

22  Nav»  1863,  J.  H.  Vemhout" 

£n  in  den  Nederlander  van  30  November  Nr.  1064 
vindt  men  bet  volgende: 


Digitized  by 


Google 


400  VERSLAQ    VAN   HET 

rr  Officieel  Verslag  van  de  kr^gsverrigtingen  van  de  Kaap- 
sche  Boeren  in  Augustus  1852,  tegen  Sechele,  opperhoofd 
van  een  der  inheemsche  Volkstammen. 

1)  rr  VERSLAG  van  den  Fungerenden  Kommandant 
Generaal  de   Wel  Ed.  Heer  P.  E.   Scholtz." 

nMarico^  Augustus  20,  1852.  Heden  komt  de  kom- 
mando  door  den  WelEd.  Heer  A.  W.  J.  Pretorius  gezon- 
den, bijeen." 

rfik  vertrok  zonder  verzuim,  volgens  m^ne  instructiën, 
naar  de  verzamelplaats  der  oproerige  Kaffer-stammen,  die 
het  land  gedurig  door  diefstallen  en  dreigementen  veront- 
rust hadden.  Op  den  23  zond  ik  van  Maboiza  een  adju- 
dant naar  den  onder-Kapitein  van  Cokkie,  en  het  achter- 
gebleven volk  van  Mosselele  om  hun  vrede  aan  te  bieden 
en  indien  mogelijk  daartoe  aan  te  moedigen;  doch  geen 
antwoord  van  hen  bekomen.  Ik  voer  voort,  en  den  vol- 
genden dag  liet  ik  ze  weder  vrede  aanbieden,  maar  z^ 
waren  in  spelonken  en  bosschen  verschanst;  echter  waagde 
ik  het  een  paar  veldcometten  met  eenige  manschappen  tot 
op  een  paar  honderd  schreden  afstand  van  hen  te  zenden, 
ten  einde  met  hen  te  spreken,  maar  zg  bleven  volharden 
met  te  weigeren.  Toen  wilde  de  patrouille  eenigen  gevangen 
nemen,  maar  z^  stelden  zich  te  weer  tegen  de  patrouille, 
waarop  ik  order  gaf  eenige  schoten  op  hen  te  lossen;  tegen 
den  avond  kwam  de  bovengemelde  Onderkapitein  uit,  en 
ik  maakte  met  hem  vrede,  en  ook  alle  kr^gsgevangenen 
gaf  ik  hem  terug,  onder  voorwaarde  dat  hg  dadelijk  naar 
zgne  woning  terug  keeren  moest.  Ik  trok  den  25  voort 
en  ram  3  spionnen  van  Sechele  gevangen.  In  mgn  togt 
tot  den  27  werd  mg  gedurig  berigt  dat  Sechele  alle  toe- 
bereidselen  maakte  om  te  vechten,  hebbende  5  Kapiteinen 
van  de  omliggende  stammen  bg  hem  verzameld;  op  die 
geruchten  en  rapporten  besloot  ik  zoo  na  aan  zgne  residentie 
te  trekken  als  met  mogelgkheid  te  wagen  was." 

rrik  heb  eene  order  in  het  leger  uitgevaardigd  dat  geene 
goederen  aan  de  Zendelingen  behoorende  aangeroerd  zullen 


1)  Oyergenomen  uit  de  Natal  en  de  Zuid  Oost  Afrikaan^  v«d  80 
AprU  1858. 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN   NEDERLAND.  401 

worden,  volgens  Art.  8  van  de  Lager  Regulatlen,  waaraan 
twee  mannen  zich  schuldig  gemaakt  hadden,  die  op  den  27 
voor  den  krijgsraad  gesteld  en  schuldig  bevonden  werden, 
en  gecondemüeerd  om  30  slagen  te  ontvangen  of  verstoken 
van  alle  burger  voorregten  van  het  kommando  —  het  laatste 
werd  door  hen  verkozen." 

rrDen  28.  tiok  ik  tot  bij  het  stads-water  van  Sechele, 
omtrent  een  kwartier  uur  gaans  van  de  stad ;  om  daar  te 
komen  moest  ik  de  stad  voorbij  trekken  en  een  naauw  pas- 
saat passeren ;  ik  maakte  alles  in  gereedheid  voor  zelfver- 
dediging, want  alles  was  bezet  van  den  vijand  die  met 
geweren  op  ons  mikte  en  dreigde,  maar  hij  deed  geen 
schot  zoodat  ik  zonder  tegenstand  mijn  oogmerk  bereikte, 
en  daar  het  laat  in  den  dag,  en  ook  op  het  einde  van  de 
week  was,  heb  ik  met  den  krijgsraad  besloten  om  zoo 
veel  wij  kunnen  alles  te  vermijden  dat  tot  ongenoegen 
konde  strekken,  —  zelfs  niemand  met  de  KaflFers  van  Sechele 
te  doen  spreken  dan  de  Commandant,  opdat  geen  misver- 
stand mogte  plaats  vinden,  en  opdat  wij  den  dag  des  Hoeren, 
die  aanstaande  was,  konden  heilig  houden." 

»rlk  zond  ook  dadelijk  aan  Sechele  het  volgende  rapport : 

wtYnend  Sechele,  ik  zoude  u  raden  aU  een  opregte  vriend  u  niet 
te  laten  verleiden  van  Mosselele,  die  naar  n  gevlngt  is  om  dat  hij 
kwaad  gedaaa  heeft;  geeft  hem  liever  aan  mij  terug  dat  hij  sich 
verantwoorde  tegen  zijn  kwaad;  ook  sta  ik  gereed  om  met  u' de 
beste  vredeschikking  te  maken.  Kom  over  naar  mij  en  wij  zullen 
alles  ten  beste  schikken,  al  was  het  nog  dezen  avond."" 

»»r;Uw  vriend,"" 
ttitV.  E.  Scholtz,  Fun.  Com.  gen."" 

ri Antwoord  van  Sechele:" 

rr»rWacbt  tot  Maandag,  ik  zal  Mosselele  niet  uitgeven,  hij  is  mijn 
kind,  als  ik  hem  moet  uitleveren  zal  ik  mgn  buik  moeten  opensneden, 
maar  ik  daag  u  Maandag  op  den  sterksten  man,  ik  ben  even  als 
gij  voorzien  van  wapens  en  krrjgsbehoeften,  en  heb  meer  vechtvolk 
dan  gij.  Ik  zoude  u  niet  zoo  hebben  laten  inkomen,  en  zoude  zeker 
op  u  hebben  laten  schieten,  maar  ik  heb  in  het  boek  gezien  waarop 
ik  mijne  schoten  heb  laten  inhouden.  Ik  Len  zelfs  van  kanonnen 
▼oorzien;  houd  u  op  morgen  stil  en  twist  niet  om  het  water.  —  Tot 
Maandag,  dan  zullen  w^  het  op  den  sterksten  doen  afloopen;  gg  zijt 
reeds  in  m^nen  pot;  ik  zal  Maandag  slechts  behoeven  het  deksel  er  op 
te  zetten.""  wt(set)  Sechele."" 

26 


Digitized  by 


Google 


402  VERSLAG   VAN    HET  « 

rfZondag  29  Augustus  1852.  —  Wij  wendden  ons  met 
ootmoed  tot  onzen  Opperheer,  die  den  zwakke  zoo  wel  als 
den  sterke  verlost,  en  smeekten  Hem  eenparig  om  genade. 
Na  onze  godsdienst -oefening  zond  Sechele  twee  mannen 
naar  m^  om  suiker  te  vragen ;  het  scheen  mg  als  gekker- 
n^.  Hi)  doet  mij  ook  weten  dat  ik  Maandag  twee  mannen 
naar  hem  moet  sturen^  en  dat  ik  oppassen  moet  voor  de 
ossen,  dat  z^  niet  in  het  gift  grazen  moeten,  want  hij  be- 
schouwde ze  thans  voor  de  zijnen.  Ik  antwoordde  hem 
in  het  kort  dat  risjes  ^)  beter  voor  zoo  een  held  staan  te 
gebruiken  dan  suiker." 

irMaandag  30.  ~-  Ik  zond  twee  mannen  naar  Sechele  om 
te  zien  wat  zijne  meening  was,  en  hem  nogmaals  vrede 
aan  te  bieden.  Hij  antwoordde  dat  hij  geen  vrede  heb- 
hebben wilde  —  dat  hij  mij  nu  daagde  tot  vechten,  en  indien 
ik*geene  ammunitie  genoeg  had,  hij  m^  zulks  leenen  wilde; 
ik  doe  hem  weder  weten,  dat  hij  zich  moet  herinneren  hoe 
of  hij  altoos  onder  het  geweld  van  Matselicatse  had  moe- 
ten bukken,  en  wij  Matselicatse  verdreven  hadden,  —  dat 
hy  Sechele  toen  arm  en  klein  was,  en  nu  door  de  burgers 
rijk  geworden  2ijnde,  hij  zich  niet  al  te  veel  moet  ver- 
heffen om  roevers  en  rustverstoorders  te  verbergen,  —  dat 
hij  zyn  hart  niet  moet  verstokt  houden,  daar  het  voor 
hem  droevig  afloopen  kan  ,  —  dat  hij  ligtelijk  weder  klein 
kan  worden  zoo  als  hi^  geweest  is.  Zijn  antwoord  was, 
rr ik  wil  vechten."  Ik  trok  met  320  man  tot  digt  aan 
zijne  batterij,  en  zond  weder  rapporten  om  hem  tot  vrede 
te  bewegen,  en  liet  hem  verder  weten  d^t,  indien  hij  geen 
vrede  wilde  maken,  hij  zijne  vrouwen  en  kinderen  op  zijde 
moest  zetten,  of  liever  met  zijn  krijgsvolk  uit  komen  moest, 
—  dat  w^  dan  man  aan  man  koncfen  vechten;  daar  ik  an- 
ders genoodzaakt  zou  zijn  met  grof  geschut  te  vechten, 
dat  de  vrouwen  en  kinderen  kwaad  zou  kunnen  doen. 
Dit  alles  deed  ik  om  hem  tot  vrede  te  bewegen.  Maar 
hij  antwoordde,  —  »»het  gaat  u  met  mijne  vrouwen  en  kin- 
deren niet  aan,  zij  zijn  de  mgne,  en  ik  wil  van  daag  vech- 


*)  Risjes  18  Spaansche  peper. 


Digitized  by 


Google 


YERKIGTE    IN   NEDERLAND.  403 

ten,  en  ondervinden  wie  van  ons  de  sterkste  zal  wezen." 
Waarop  ik  onder  een  hagelbui  van  kogels  de  batter^  na- 
derde, mijn  lot  in  de  hand  des  Heeren  vertrouwende,  — • 
bestormde  verder  schansen  en  spelonken  onder  een  hevig 
vuur  dat  ik  van  drie  kanten  had ;  de  stad  op  eene  z^de 
bezette,  bestormde  en  in  brand  stak,  waar  een  mijner  dap- 
pere burgers  sneuvelde,  met  name  Jan  de  Clerk,  en  met 
bestormen  van  eenen  klip- heuvel,  sneuvelde  de  dappere 
Heer  G.  Wolmarans,  Fz.  en  een  Bastaard  bij  elkander. 
Na  9  uren  hard  gevochten  te  hebben  had  ik  twee  klip- 
koppen en  alle  schansen  van  den  vijand,  met  een  groot 
aantal  geweren  en  krijgsgevangenen.  Een  aanzienlijk  aantal 
van  hen  gedood,  met  het  verlies  van  drie  gesneuvelden  en 
6  gewonden  aan  mijne  zigde.  Ik  was  toen  genoodzaakt  te- 
rug te  keeren  omdat  m^n  krijgsvolk  afgemat  was,  en  de 
avond  ons  overvallen  had,  zoo  dat  de  vijand  nog  een 
klipheuvel  behield.  Wij  vereenigden  ons  weder  om  den 
Heere  te  danken  en  ons  avondofifer  Hem  toe  te  brengen." 

rrDen  volgenden  dag  zond  ik  150  man  uit,  om  ten 
naauwste  te  bespieden  wat  de  vijand  deed,  en  te  verne- 
men of  hij  tot  vrede  geneigd  was;  waarop  ik  vond,  dat 
z^  hun  nest  hadden  verlaten  en  in  verscheidene  directiën 
waren  gevlagt.  Ik  zond  patrouilles  achter  hen,  die  hier 
en  daar  eenige  troepen  van  hen  vonden,  die  ook  eenige 
schermutselarijen  aanrigteden^  doch  zonder  verlies  aan 
mijne  zijde  keerden  gezegde  patrouilles  den  volgenden 
dag  met  vee  en  geweren,  die  zij  den  vijand  ontnomen 
hadden,  terug." 

rrik  zond  den  1"^°  September  den  Kommandant  P.  Schutte 
met  eene  patrouille  naar  de  oude  stad  van  Sechele,  maar 
hij  vond  die  ledig,  en  de  Zendelingswoning  door  de  Kaf- 
fers opengebroken;  toch  vond  de  Kommandant  nog  twee 
groote  percussie-geweren  (rifles);  voorts  verklaarden  de 
krijgsgevangene  Kaffers,  dat  het  huis  van  Levingstone, 
dat  nog  gesloten  was,  krijgsbehoeften  bevatte,  en  dat  bij 
kort  te  voren  aan  Sechele  13  geweren  had  verhandeld, 
hetwelk  ik  twee  weken  vroeger  ook  had  vernomen;  dat 
de    Zendelingen    Tnglis   en  Edwards  het  verhaald  hadden 

26* 


Digitized  by 


Google 


404  VERBLAO    VAN    HET 

aan  de  burgers  A.  Bijtel  en  J.  Snijman^  en  dat  het  huls 
van  Levingstone  door  Sechele  is  opengebroken  om  kruid 
en  lood  uit  te  halen.  Ik  besloot  dus  het  huis,  dat  nog 
gesloten  was,  te  openen,  waar  verscheidene  half  klaar  ge- 
maakte geweren  en. een  geweermakerswinkel  met  volle  ge- 
reedschap gevonden  werd;  wij  vonden  hier  meer  geweren 
en  gereedschappen  dan  B^bels^  zoodat  het  hier  meer 
geleek  naar  een'  geweermakerswinkel  dan  naar  eene  zen- 
delings-statie,  en  meer  naar  een*  smokkelwinkel  dan  naar 
eene  schoolplaats.  Heden  overleed  de  jonge  Smit,  een  der 
gewonden.  Wij  vonden  heden  2  wagens,  verstoken  onder 
eene  rots.  Den  3^^^  besloot  ik  terug  te  keeren,  tot  ver- 
frissching  van  mijn  vee,  niet  verre  van  de  Lagerplaats. 
Mij  weder  gekampeerd  hebbende,  zond  ik  naar  alle  stam- 
men, die  zich  als  vijand  getoond  hadden,  om  hun  den 
vrede  aan  te  bieden,  en  die  van  hen  denzelven  aanna- 
men, konden  'gerustelijk  naar  hunne  stad  of  woning  te- 
rugkeeren.  Ik  zond  ook  naar  den  onrustverwekkenden 
Monsua  aan  Malopo^  en  bestelde  hem  eene  plaats,  waar 
ik  hem  spreken  wilde,  omdat  door  zijne  onderhoorigen  een 
gedurige  roof  wordt  gepleegd,  terwijl  hij  bewust  was,  dat 
zij  zich  aan  grove  diefstallen  hebben  schuldig  gemaakt.** 
f/Het  leger  keerde  terug  met  een  buit  van  3000  stoks 
beesten  en  een  aantal  klein  vee,  11  paarden,  48  geweren 
twee  wagens  on  meer  andere  artikelen,  gevonden  in  de 
schuilplaats  van  Sechele;  ook  'smids-  en  geweermakers- 
gereedschappen,  in  het  huis  van  den  Zendeling  gevonden.** 
"Onder  het  bovengenoemde  getal  vee  werden  velen  door 
hunne  wettige  bezitters  geëigend^  die  door  de  Kaffers  te 
voren  hun  ontroofd  zijn  geworden.  Ik  gaf  hun  hunne 
eigendommen  terug,  hetgeen  de  troep  vrij  verminderde.** 

rrHet  restant  vee,  na  de  kosten  bestreken  te  hebben, 
heb  ik  onder  het  kommando  in  gel^ke  deeling  verdeeld, 
uitgezonderd  de  gewonden,  aan  welke  ik  iets  meer  gege- 
ven heb. 

rrDe  expeditie  hierboven,  volgens  bevel,  om  uit  te  vin- 
den waar  het  gestolen  vee^  dat  gedurig  vervoerd  is  ge- 
worden, gebleven  is^  uitgegaan  zijnde,  vinden  wij  met  ons 


Digitized  by 


Google 


VERRIOTE    IN    NEDERLAND.  405 

intrekken  een  gedeelte  in  de  achterblijvende  klompen  vee 
van  Mosselele,  die  door  Sechele  zijn  beschermd  geworden 
met  de  andere  vagebonden.  Bij  Sechele  was  de  grootste 
smokkelaarswinkel,  die  in  deze  Kolonie  te  vinden  is;  hij 
handelt  gedurig  ammunitie  en  geweren,  die  hij  dan  we- 
der aan  de  andere  stammen  verhandelt;  en  eene  onbe- 
schaafde natie  het  geweer  in  handen  hebbende,  denkt  dat 
zij  onoverwinnelijk  is,  en  doet  de  allerschromelijkste  daden. 
ppZoo  was  zelfs  de  gedachte  van  Sechele  die,  hoe  ook 
gewaarschuwd  en  tot  vrede  aangemaand,  zich  onoverwinnelijk 
beschouwde,  en  begeerde  niet  alleen  ons  om  het  leven  te 
brengen  maar  tegelijk  al  onze  wagens  en  vee  te  nemen.^^ 
(rrget.)         P.  E.  Scholtz, 

rfFung.  Komm.  Gen." 
ff  Goedgekeurd, 
(ffget)         A.  W.  J.  Pretorius, 
r;Komm.  Gen." 
»;  Bovenstaand  verslag  nagezien  en  goedgekeurd, 
»f  Namens  den  Volksraad, 
(»»get.)         C.  Potgieter, 

//Voorzitter." 

rrik  heb  nog  hierbij  aantemerken  dat  de  heer  Inglis  (die  nu  met 
woede  bralt  tegea  ons,)  kort  voor  den  oorlog  van  Sechele,  bij  m^  op 
de  plaats  was  en  eigenmondig  aan  mij  gezegd  heeft,  dat  hij  nu  te  ver- 
geeüs  onder  de  Kaffers  verkeerde,  dat  hij  er  niets  uitvoeren  konde,  dat 
er  in  de  harten  yan  de  Kaffers  eene  algemeene  oorlogszucht  bestond, 
en  dat  het  niet  zonder  oorlog  te  verhelpen  is .  Deze  uitlating  van  dien 
heer  is  ook  gedaan  aan  den  Kommandant  G.  Krieger.  Zoo  dat  het 
groot  geroep  van  den  heer  Inglis  uit  loutere  haat  bestaat;  de  heer 
Inglis  declareerde  op  mijne  vraag  dat  hij  8  jaren  gearbeid  had  onder 
de  Kaffers  zonder  de  minste  vrucht  op  zijnen  arbeid.  Hij  zeide  mij 
verder  dat  hij  niet  langer  onder  hen  wilde  blijven.  Ik  heb  hem  zelfs 
geraden  weg  te  gaan.  Er  was  eene  verdenking  tegen  hem,  die  niet 
lang  daarna  bewaarheid  is  geworden,  om  ons  door  middel  van  een 
Nieuwsblad  met  helsche  kleuren  af  te  malen,  en  met  de  grootste  ver- 
dichtsels voorzien;  ofschoon  ik  de  Heereu  Ëdwards  en  Inglis  niet  be- 
schuldigen wilde,  laat  ik  het  aan  oordeelkundigen  over  te  oordeelen 
over  het  volgende  geval.  Nadat  de  heeren  Inglis  en  Edwards  Ma- 
rioo  verlaten  hadden,  zQn  alle  vrede  Kaffer-Hoofden,  die  zich  nog 
altoos  vreedzai^n  gedragen  hebben,  gevlugt  —  9  in  getal  —  die 
daar  na  ziende  dat  zij  verleid  waren,  zeiden  dat  zij  gehoord  hadden 


Digitized  by 


Google 


406  VERSLAa   VAN    HET 

dat  de  Boeren  oh  het  gras  aankwamen,  en  dat  z^  zich  in  de 
wapenen  moesten  vereenlgen  en  tot  elkander  ylngten,  en  sg  vjn 
allen  gevlugt  naar  het  y^andel^k  instituut  van  Sechele." 

r;Aangaande  den  slavenhandel,  daar  wij  mede  heschuldigd  wer- 
den, door  de  Evangeliedienaars,  zulks  is  eene  verfoeijelijke  on- 
waarheid, te  schromelijker  bij  eenen  Evangeliedienaar.  Wel  is 
waar,  weeskinderen  worden  hier  geapprenticeerd  tot  hunne  mondige 
jaren;  die  dan  ook  beschaafd  worden,  waarvan' hier  rijkel^k  voor- 
beelden te  zien  z^n  van  dezulken,  die  in  goed  bezit  van  vee 
zijn,  alsook  sommigen,  die  andere  ambachten  kennen  en  hanteren/' 

rrik  heb  order  gegeven  aan  den  fungerenden  Kommandant  Ge- 
neraal, om  allen  die  hij  mpgt  in  handen  krijgen  uit  te  brengen, 
het  zij  m&nnen,  vrouwen  of  kinderen,  om  de  trotschheid  van  den 
Kapitein  ter  neder  te  werpen,  gezegd,  indien  zij  tot  aanraking 
komen.  Hieraan  is  voldaan.  £r  zijn  tusschen  2  en  3  honderd  uit- 
gebrag^,  waarvan  het  meerendeel  weder  terug  is,  en  de  weezen 
geapprenticeerd,  die  hunnen  staat  nu  zeker  voor  den  vorigen  niet 
zullen  verwisselen." 

rrIk  heb  stellig  order  gegeven  aan  den  fungerenden  Generaal 
Kommandant,  -om  zoo  veel  in  zgn  vermogen  is,  alles  aan  te  wen- 
den tot  vrede." 

rrNu  ga  ik  tot  eene  andere  zaak  over ;  de  Heer  Budolff,  die  bij 
Mons|ia  woonde,  in  plaats  van  zijne  leerlingen  tot  vrede  aan  te 
zetten,  vlugtte  met  Monsua,  die  te  voren  ook  al  kwaad  heeft  ge- 
daan, en  kort  na  den  slag  met  fiechele  zulke  groote  rooverij 
aanrigtte,  dat  ik  genoodzaakt  was  hem  te  tuchtigen." 

rrWij  verzoeken  ook,  dat  de  Zuid-Afrikaan  deze  uit  uwo  Cou- 
rant overneme,  opdat  deszelfs  lezers  ook  met  de  waarheid  en  echt- 
heid bekend  worden." 

rrDoor  deze  bovenstaande  te  plaatsen,  zult  gij  grootel^ks  ver- 
pligten," 

f;UEd.  Dw.  Dienaar, 
rrA.  W.  J.  Pretorius." 

De  Nederlander  is  in  zijn  nummer  1072  van  den  21»**" 
December  1853  nog  eens,  en  misschien  later  nog  meerma- 
len op  mijne  mededeelingen  ten  gunste  der  hoeren^  zoo  als 
hg  die  met  cursieve  letters  noemt,  teruggekomen,  doch  ik 
heb  gemeend  dat  dit  geschrijf  aan  geen  einde  zou  komen, 
indien  ik  daarmede  niet  ophield,  en  ten  anderen  hield  het 
document  dat  hij  in  dat  nummer  1072  overneemt,  niets 
anders  in,  dan  eene  'herhaling  van  hetgeen  in  do  brief- 
wisseling,   die   ik   voor  ieder  belang  hebbende  ter  lezing 


Digitized  by 


Google 


VEREiaTE   IN    NEDERLAND.  407 

geateld  had,  en  in  zijn  nummer  1023  al  duidelgk  aange- 
wezen was,  voorkwam. 

Het  Nederlandsche  Zendeling-genootschap  heeft  begrepen 
in  haar  volgend  Maandbcrigt  van  December  1853  Nr.  12 
op  het  vorige  eenigzins  te  moeten  terng  komen,  door  aan 
den  voet  van  dat  berigt  met  eene  kleine  letter  deze  rege- 
len te  plaatsen: 

«Wat  in  het  vorige  Maandberigt,  bl.  163 — 165,  gevon- 
den wordt  omtrent  de  Kaapsch-Hollandsche  uitgewekenen, 
gewoonlijk  de  Boeren  genoemd,  heeft  openbare  tegenspraak 
gevonden.  Gaarne  stemmen  wij  toe,  dat  vooral  de  woor- 
den :  «Als  verklaarde  vijanden"  enz.,  op  bl.  164,  geenszins 
van  hardheid  vrij  zijn  te  pleiten.  Maar  wij  hebben  ze  met 
bet  geheele  verband,  waarin  zij  voorkomen,  argeloos  over- 
genomen uit  het  Jaarlijksche  Verslag  van  het  Fransche 
Zendelinggenootschap,  omdat  wij  niet  twijfelden  aan  de 
goede  trouw  der  Fransche  Zendelingen.  Evenwel  trekken 
w^  die  van  hen,  volgens  wier  meening  w^  een  gunstiger 
oordeel  over  onze  Zuid-Afrikaansche  volksgenooten  vellen 
moeten,  evenmin  in  twijfel.  Het  oordeel  over  deze  laatsten 
zal  wel  verschillen  naar  het  oogpunt,  waaruit  men  hen 
beschouwt.  Hoe  het  zij,  dit  wenschen  wij,  dat,  bij  den 
godsdienstijver  en  de  ingetogenheid,  waardoor  zij  zich  on- 
derscheiden, weldra  ook  liefde  tot  de  Heidenen  hen  ken- 
merken moge,  zoodat  zij  verlangen,  dat  deze  met  hen 
vertroost  en  met  hen  vernieuwd  worden  tot  kinderen  Gods 
door  het  geloof  in  denzelfden  Heer." 

Begt  welkom  was  m^  Nr.  3  van  1854  der  Berigten  uit 
de  Heidenwereld,  uitgegeven  door  het  Zendeling-genoot- 
schap te  Zeist^  omtrent  Zuid- Afrika,  omdat  dit  zoo  geheel 
overeenkwam  met  hetgeen  ik  van  de  moravische  Zende- 
lingen zie  bl.  361  en  362  gezegd  had.  Ter  overtuiging 
zal  de  overneming  der  regelen,  voorkomende  op  de  blad- 
zijden 56  en  57  voldoende  zgn. 

rrBr.  Priebsch  had  nevens  Br.  Parisius,  een  der  Luther- 
sche  predikanten  te  Kaapstad,  en  Br.  Esselen,  Zendeling 
uit  de  Rijnprovinciën  te  Worcester,  ook  een  paar  Broe- 
ders van  Genadedal  uitgenoodigd   om  de  inw^dihg  bij  te 


Digitized  by 


Google 


408  VERSLAG    VAN    HET 

wonen.  Wij  moesten  de  reis  met  paard  en  wagen  onder- 
nemen, en  wegens  den  grooten  afstand  en  de  slechte  we- 
gen, die  nog  daarenboven  door  bergen  en  rivieren  door- 
sneden zijn,  zou  deze  togt  zeer  kostbaar  hebben  kunnen 
worden.  Wij  behoefden  echter  slechts  eenmaal  in  eene 
herberg  om  nachtverblijf  te  zoeken.  Alle  HoUandscbe  boe- 
ren toch^  waar  wij  tegen  den  avond  aankwamen,  namen 
ons,  zoodra  zij  vernamen  dat  wij  Zendelingen  van  Gena- 
dedal waren,  vriendschappelijk  en  gastvrij  in  hunne  •  wo- 
ningen op.  Twee  van  hen  gaven  mij  zelfs,  niettegenstaande 
den  duren  tijd,  het  noodige  voeder  voor  onze  paarden  op 
de  heen-  en  terugreize  geheel  om  niet.  Overal  verheugde 
ik  mij  op  deze  boerenplaatsen,  benevens  aartsvaderlgken 
zin,  ook  godzaligheid  in  woord  en  wandel  aan  te  treffen. 
Bijna  overal  hield  ik  ook  huiselijke  godsdienstoefeningen.' 

Men  zou  denken  dat,  na  zoo  veel  wederlegging  der 
aanklagten  van  de  Zendelingen  tegen  de  HoUandsche  Afri- 
kanen, geschikte  beoordeelaars^  vooral  voorstanders  van  de 
wezenlijke  uitbreiding  van  het  Christendom  in  Nederland, 
genoeg  zouden  hebben,  om  zich  niet  verder  in  die  aan- 
klagten te  mengen,  maar  neen !  er  zijn  menschen  die  we- 
zenlijk ziende  blind  willen  zijn,  en  hunne  denkbeelden,  laat 
het  kosten  wat  het  wil,  der  wereld  willen  opdringen.  Ja, 
al  kost  het  den  hoogsten,  den  eenigsten  roem  van  eene 
geheele  bevolking,  van  opregt  godsdienstig  te  zijn,  en  al 
behoort  die  bevolking  tot  hunnen  eigenen  stam,  en  al 
wenscht  die  bevolking  met  z^ne  stamgenooten  zoo  veel 
mogel^k  vereenigd  te  blijven,  en  nog  meer  te  worden 
dan  met  eenige  andere  natie.  Waarom  f  kan  ik  niet  door- 
gronden^ tenzij  in  deze  om  op  eene  geestige  wijze,  met 
vermenging  van  boert  en  ernst,  eens  aan  den  dag  te  bren- 
gen, dat  Boschjesmannen  in  eene  kermisteni  in  Nederland^ 
goedhartige  en  eenvoudige  menschen  kunnen  zyn. 

Was  het  noodig  dan  zou  ik  den  schrijver  C.  E.  v.  K. 
van  het  stukje  over  de  Boschjesmannen  in  Nederland^  voor- 
komende in  het  Mengelwerk  van  het  Tijdschrift  ff  de  Tgd- 
spieger'  Julij  1854,  in  zijne  beschouwingen  op  den  voet 
volgen.     Ook  ik  geloof  aan   de  woorden  van  Paulus  «uit 


Digitized  by 


Google 


\ 


VERRIGTE    IN    NEDERLAND.  409 

één  bloed  heeft  God  het  gansche  geslacht  der  menschen 
gemaakt.''  *  Mijn  vader,  die  den  mensch,  zoo  als  hij  op  den 
bekenden  aardbol  voorkomt,  wel  bestudeerd  had,  heeft  m^ 
in  dat  geloof  opgebragt.  Dat  geloof  gaf  mij  aanleiding 
om  de  Boschjesmannen  die  ik  in  Zuid- Afrika  ontmoette,  en 
waar  ik  zelfs  eenigen  tijd  omgang  mede  had,  zeer  naauw* 
keurig  gade  te  slaan.  Ook  ik  ben  de,  door  den  schrijver 
waarschijnlijk  voor.  het  eerst  beschouwde  Boschjesmannen, 
gaan  zien  en  heb  met  Smoon  gesproken ;  bovendien  is  m^ 
bekend  hetgeen  mijn  vader,  die  ze  Houzouanas  noemt^  daar 
over  geschreven  heeft,  en  alzoo  zou  ik  misschien  eenigzint 
geregtigd  zijn  om  over  de  Boschjesmannen  mede  te  spreken. 
Maar  gelukkig  zijn  er  nagenoeg  geen  Boschjesmannen  in 
de  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek  en  behoef  ik  nu 
niet  te  bewijzen  dat  wilde  Boschjesmannen y  in  de  vrije  na- 
tuur  in  Zuid-Afrikay  kwaadaardige  en  listige  schepsels  zijn. 

Ook  zal  ik  de  verdediging  der  Zendelingen  of  van  hunne 
beste  werken,  van  eenen  Professor  Lichtenstein,  Rutgers 
van  der  Loe£F,  Gutzla£f  of  Robert  Moffat  niet  op  mij  ne- 
men, daar  zijn  genoeg  liefhebbers  voor. 

Maar  naar  enkele  aanhalingen  of  opmerkingen,  die  de 
Hollandsche  Afrikanen  betreffen,  en  in  dit  stukje  voorko- 
men, moet  ik  verwijzen. 

Op  bl..66  zegt  de  schrijver:  ffDe  vierde  —  dit  is  de 
Boschjesman  Smoon  —  rr  sprak  tamelijk  goed  HoUandsch 
rren  misschien  zeer  goed  Eaapsch-boeren-HolIandsch,  want 
rfonze  stamgenoot  en  in  Afrika  zullen  ook  wel  een  weinig 
»in  dialect  van  ons  verwijderd  zijn,  of  wij  van  hen."  Le- 
zer! ik  wil  niet  -weten,  wie  de  schrijver  is,  doch  deze 
gelgkstelllng  is  een  spotternij,  door  onkunde  voorgedragen. 
Kaapsch-Hollandsch  is  Nederlandsch-Hollandsch,  zie  bl. 
152  en  volgende.  Kaapsch-boeren-Hollandsch,  kan  gelijk 
gesteld  worden  met  Nederlandsch-boeren-HoUandsch,  en  de 
verwydering  die  er  tusschen  de  Afrikaansche  Nederlandsche 
Hollanders  ontstaan  is,  is  zeker  meer  in  het  nadeel  van 
de  laatst-  dan  van  de  eerstgenoemden.  Waardoor  zijn  de 
Hollandsche  Afrikanen  gebleven  en  geworden  wat  z^  z^n, 
als  het  niet  is*  door  hunne  deugd  en  godsvrucht?    En  wat 


Digitized  by 


Google 


410  VERSLAG    VAN    HET 

zijn  zij  thans?  Een  algemeen  houoggeaclit  en  geëerbiedigd 
volk,  dat  volkomen  vrij  en  onafhankelijk  is;  in  e^n  verruk- 
kelijk schoon  en  rijk  land,  vijf  ja  tien  maal  ^)  zoo  groot  aL> 
Nederland.  Een  volk  dat  zijnen  gruwelijken  overheerscher 
verjaagd  en  het  trotsche  Albion  gedwongen  heeft  om  zijne 
eigene  wetten  te  verkrachten.  Laat  de  spotter  daarbij  de  U- 
genwoordige  Nederlanders  en  het  tegenwoordig  Nederland  eens 
vergelgken.  En  waardoor  spreken  zij  die.  taal  nog  zoo  wel, 
als  het  niet  is,  door  hun  dagelijksch  gebruik  van  bijbel  en 
psalmboek?  want  onderwijs  kregen  ze  niet,  en  geen  predikant 
was  er  in  Nederland  en  is  er  nog  niet  te  vinden,  die  hun 
voorganger  bij  hunne  godsdienstoefeningen  wilde  zijn.  Al 
was  het  dus  geen  Hollandsch  meer  dat  zij  spraken,  dan 
zou  het  nog  geen*  Nederlander  voegen  om  in  het  openbaar 
hunne  taal  te  bespotten ;  maar  die  taal  op  eene  belagchelijke 
w^ze  gelijk  te  stellen  met  die  van  een  Boschjesman,  die 
al  hetgeen  hij  er  van  kent,  alléén  aan  zijne  dienst  bij  een' 
Hollandschen  Afrikaan  te  danken  heeft,  is  uit  de  pen  van 
een'  Nederlander,  wie  hij  ook  zij,  onverantwoordelijk.  En 
wat  den  schrijver  Cole  betreft,  op  wiens  gezag  hij  zich  be- 
roept^ dit  is  een  Engelschman,  die  geen  Hollandsch  ver- 
staat en  wiens  oordeel  ten  deze  dus  niets  afdoet. 

Het  verwonderde  den  schrijver  (op  bl.  68,  noot)  «dat 
zijn  Boschjesman  alleen  van  een  zendeling  scheen  te  we- 
ten en  niet  in  de  kerk  der  Hollanders  te  Graaf  Rei- 
net kwam."  Sedert  ik  met  de  zindelijke  en  hoogst  eerbare 
Hollandsche  Afrikanen  en  hunne  kerken,  waarin  zelden  af- 
zonderlijke banken  of  galerijen  zijn,  kennis  gemaakt  heb, 
verwondert  het  mij  geenszins,  dat  die  Hollanders  in  hunne 
kerken,  geene  vuile  en  naakte  menschelijke  wezens  toe- 
laten. Om  toegang  tot  zulke  eerwaardige  b^eenkomsten 
te  verkrygen,  moeten  die  wezens  vooraf  tot  maatschappe- 
lijke menschen  gevormd  zijn,  en  zoo  ver  heeft  nog  nie- 
mand hen,  en  dus  ook  geen  zendeling  gebragt. 

De    schrijver  zegt  op  bl,  59  noot,  dat  ffhij  naauwelijks 


')  De  republiek  over  de  Vaalrivier  eii  de  Oranje-vrijstaat  aamen 
gerekend. 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEDERLAND.  411 

durft  over  te  schreven,  wat  Cole  van  de  Zendelingsposten 
en  daarop  wonende  bekeerde  Hottentotten  schrijft.''  Men  zou 
daaruit  opmaken,  dat  hij  het  werkelijk  zou  overschrijven; 
maar  neen,  het  gebeurt  niet,  hij  schijnt  het  werkelijk  niet  te 
durven  doen  en  in  plaats  van  dien  noemt  hij  het  overdreven, 
en  met  de  vijandige  stemming  der  Kaapsche  boeren  tegen  de 
zending,  in  verband  te  staan.  Ik  kan  den  Nederlandschen  lezer 
sterk  aanbevelen  om  de  plaats  in  Cole's  Verblijf  aan  de  Kaap 
de  Goede  Hoop,  bij  Gebr.  Eraa^  1854,  op  bl.  116  en 
volgende  na  te  lezen,  dan  kan  hij  zich  zelve  overtuigen 
van  de  al  of  niet  overdrevenheid  van  den  Ëngelschen  schrij- 
ver, en  dan  zal  het  hem  blijken,  dat  die  plaats  met  de  stem- 
ming der  Kaapsche  boeren  volstrekt  in  geen  het  minste  ver- 
band staat. 

De  schrijver  zegt  op  blz.  65: 

frMaar  is  het  reeds  eene  menschélyke  en  christelijke  behan- 
deling, wanneer  men  zijne  onderhoorigen  als  huisdiere'n  goed 
doet,  —  of  anders  uitroeit  als  wild  gedierte,  —  zonder  ooit 
hen  zelve  tot  menseken  en  Christenen  te  maken?  —  Zijn 
dus  in  do  laatste  jaren,  op  gedurige  aansporing  der  Zende- 
ling-genootschappen, de  binnenlandsche  stammen  door  het 
Britsche  Gouvernement  te  veel  begunstigd,  en  —  tot  hunne 
eigene  schade. —  met  de  Kaapsche  boeren  gelijk  gesteld; 
en  heeft  dit,  vooral  door  de  rooverijen  der  Kaflfers,  tot  het 
uitwijken  der  bekende  emigranten  naar  Port-Natal  aanlei- 
ding gegeven;  —  't  is  eenigzins  de  wrekende  Nemesis, 
die  over  de  onchristelijke,  althans  onverschillige  behan- 
deling onzer  la^idgenooten  zich  heeft  gewroken." 

El  zal  die  vraag  en  dat  oordeel  niet  beantwoorden;  de 
in  dit  werk  geleverde  geschiedenis  doet  het  voor  mij ;  doch 
ik  mag  nu,  op  grond  van  die  geschiedenis,  aan  mijne  lezers 
vragen,  of  de  schrijver  hier  andermaal  geen  onkunde  met 
spottemy\  zoo  niet  tevens  met  boosaardigheid  vereenigd 
heeft?  en  ik  besluit  met  den  wensch,  dat  God  ons  beware 
voor  zulk  een  ligtvaardig  oordeel,  zonder  genoegzame  ken- 
nis van  zl&ken. 

Wij  zullen  tot  het  verslag  mijner  verrigtingen,  uit  kracht 
der  volmagt  van  23  Maart  1853,  terugkeeren. 


Digitized  by 


Google 


412  VERSLAG    VAN    HST 

Met  den  Consul-Generaal  van  Portugal  had  ik  de  vol- 
gende briefwisseling : 

rrAan  den  Wel-Ed.  Grestrengen  Heer  E.  Swarth, 
Consul-Generaal  van  Portugal, 

Amsterdam,  29  Juni}  1854.  te  Amsterdam. 

ffWel-Ed.  Gestrenge  Heer! 

r»Als  gevolmagtigd  door  de  Holl.  Afrik.  Republiek,  om 
aan  Nederlanders  een  gedeelte  der  domeingronden  van  die 
Republiek  te  verkoopen,  en  door  middel  van  dien  verkoop 
eene  Nederlandsche  kolonisatie  aldddr  tot  stand  te  bren- 
gen, en  handel  en  nijverheid  in  het  algemeen  te  bevor- 
deren, heb  ik  met  de  meeste  belangstelling  kennis  genomen 
van  uwe  openbare  mededeeling,  inhoudende :  dat  het  Por- 
tugeesch  Gouvernement,  by  decreet  van  17  October  1853, 
besloten  heeft^  om  de  daarin  genoemde  havens,  en  in  het 
by zonder  de  haven  van  Lorenco  Marques  of  Délagoabaai, 
voor  den  vreemden  handel  open  te  stellen. 

r;Het  gebruikmaken  van  genoemde  haven  zou  voordeelig 
zijn  voor  de  Republiek,  uithoofde  van  hare  mindere  afge- 
legenheid dan  de  haven  van  Natal,  en  hare  meerdere 
ruimte  en  diepgang ;  doch  daartegen  staan  echter  nadeelen 
over,  zoo  als  de  ongezondheid  in  de  kentering  der  jaargetg- 
den,  en  dat  er  geen  Entrepot  aanwezig  is ;  welke  nadeelen 
zóó  overwegend  zwaar  zijn,  dat  de  handel  met  de  Repu- 
bliek te  Lorenco  Marques  nimmer  aan  te  raden  zou 
wezen,  dan  ingeval  het  Portugeesch  Gouvernement  maat- 
regelen mogt  willen  nemen,  die  een  voldoend  tegenwigt 
tegen  die  nadeelen  zouden  opleveren. 

rrHet  is  om  deze  redenen,  dat  ik  de  vrijheid  neem  .aan 
uw  oordeel  te  onderwerpen  de  vraag:  In  hoe  verre  het 
al  dan  niet  nuttig  kan  geacht  worden,  dat,  door  uwe  tas« 
schenkomst,  het  Portugeesch  Gouvernement  mededeeling 
ontving  van  eenige  gunstige .  beschikkingen,  die  het^  met 
betrekking  tot  den  handel  op  de  Holl.  Afrik.  Republiek, 
nog  zou  dienen  vast  te  stellen? 

rrMogt  deze   vraag    door  ÜWEd.G.  bevestigend  beant- 


Digitized  by 


Google 


VERRIQTE    IN    NEDERLAND.  413 

^woord  worden,  dan  geloof  ik,  dat  die  beschikkingen  hierop 
zouden  moeten  nederkumen : 

1^.  dat  alle  goederen  van  de  Republiek,  zonder  beta- 
ling van  eenige  havengelden  of  regten  van  uitvoer,  zou- 
den mogen  verzonden  worden; 

2<>.  dat  de  regten  van  invoer  voor  alle  goederen,  die 
bestemd  zijn  voor  de  Republiek,  niet  meer  bedragen  dan 
vijf  percent  van  do  waarde; 

3^.  dat  te  Lorenco  Marques  een  Entrepot  voor  de  Re- 
publiek opgerigt  worde,  en 

4®.  dat  dat  Entrepot  van  Gouvemèmentswege  genoeg- 
zaam beschermd  en  gewaarborgd  worde^  opdat  de  hande- 
laar daarin  en  daarvan  geen  nadeel  ondervinde. 

"Ontvang  de  verzekering  van  hoogachting,  waarmede 
ik  de  eer  heb  mij  te  noemen, 

rrWel-Ed.   Gestr.  Heer! 

ÜWEd.  Dv.  Dienaar, 
J.  Stuart." 

tl  Amsterdam,  11  Julij  1854. 
ffWel-Edele  Heer! 
trik  heb  de  eer  de  ontvangst  te  erkennen  uwer  missive 
van  29  p.  o.,  en  vermeen  het  doelmiatigste  te  hebben  ge- 
handeld ten  opzigte  van  deszelfs  inhoud,  door  van  de- 
zelve, bij  translaat,  mededeeling  te  doen  aan  Z.  Exc.  den 
Minister  van  Buitenlandsche  Zaken  te  Lissabon.  Eenig 
berigt  deswegens  ontvangende,  dat  voor  de  Hollandsch- 
Afrikaansche  Republiek  van  eenig  belang  mogt  zijn,  stel 
ik  mij  voor,  tIEd.  daarvan  kennis  te  geven. 

nik  heb  de  eer  met  hoogachting  mij  te  noemen, 

UEd.  Dw.  Dienaar, 
Ed.  Swarth, 
Consul-Generaal  van  Portugal 
in   de  Nederlanden." 
rrDen  Heer  Stuart,  Gevolmagtigde  der 
Holl.  Afrik.  Republiek,  alhier/' 

Het  is  mogel^k,  dat  hierdoor  eenig  nut  voor  de  Repu- 


Digitized  by 


Google 


414  VERSLAG    VAN   HET 

bliek,  en  in  het  bijzonder  voor  hare  landstreek  de  Comaté 
ontstaat. 

Na  al  de  moeite,  door  mij  in  het  werk  gesteld  om  de 
Nederlanders,  met  wie  ik  over  de  zaak  der  HoUandsche 
Afrikaanscbe  Republiek  in  aanraking  kwam,  met  do  ^waar- 
heid van  hare  toestand  bekend  te  maken,  en  na  de  misluk- 
king van  al  mijne  pogingen,  om  in  haar  belang  eene  ge- 
schikte Nederlandsche  kolonisatie  .vereenigd  te  kragen, 
was  mij  de  lust  ontgaan,  om  deswege  meerdere  voorstellen 
te  doen,  en  had  ik  reeds  besloten,  om  naar  de  Republiek 
terug  te  keeren,  en  haar  verslag  te  doen  van  al  hetgeen 
mij  was  voorgekomen.  Die  lusteloosheid  werd  zoo  mo- 
gelijk nog  vermeerderd,  door  de  wederom  naamlooze 
berigten  —  zoo  het  heette  —  uit  het  Kaapland,  geplaatst 
in  de  Utrechtsche  Provinciale  en  Stads-Conrant  van  4 
Mei  1854,  Nr.  105,  dus  luidende: 

tt  Utrecht,  4  Mei. 

mAIs  vervolg  van  de  berigten  uit  het  Kaapland  van 
onzen  correspondent  deelen  wij  het  onderstaande  mede:  ^) 

ff  Port  NataL 

wVoor  cenigen  tijd  is  hier  uit  Engeland  een  ingenieur 
aangekomen,  ten  einde  onzen  bodem  naauwkeurig  te  on- 
derzoeken. Men  verzekert,  dat  dat  onderzoek  hoogst  ge- 
wigtige  resultaten  heeft  opgeleverd.  De  ingenieur,  de  heer 
Sowerby,  zou  in  het  noordelijkste  gedeelte  des  lands  heb- 
ben gevonden  steenkolen^  ijzer  en  kalksteen.  Steenkolen, 
slechts  op  een'  afstand  van  25  Engelsche  mglen  van  de 
haven!  Van  hoeveel  nut  zou  die  ontdekking  voor  de 
scheepvaart  zijn!  ^)  Dan  hadden  de  Europesche  stoom- 
booten  zich  slechts  tot  aan  de  Kaap  te  voorzien,  en  kon- 
den daar  voor  de  verdere  reis  innemen,  en  welligt  tot 
lagen  prijs.   Port  Natal   gaat  sterk  vooruit,  en  wordt  ge- 


*)  Het  is  jammer,  dat  niet  opgegeven  wordt,  wie  de  correspon- 
dent is,  waar  hg  in  het  Kaapland  woont,  en  wie  wij  zgn,  die  de 
berigten  ontvangen  hebben. 

*)  In  1852  waren  de  steenkolen  van  di&r  en  elders  reeds  ver- 
krggbaar  bij  den  Heer  Ferreira,  te  Pieter-Maritzburg. 


Digitized  by 


Google 


VERRIQTË    IN    NEDERLAND.  415 

zegd  geschikten  grond  op  te  leveren  voor  do  suiker- 
cultuur. Daartoe  vormde  zich  onlangs  eene  roaatschappi) 
in  de  Kaapstad,  en  was  men  met  die  cultuur  reeds  op 
groote  schaal  bezig,   i) 

itDe  SnuvereiniteiL 
rfNog  is  sir  George  Russel  Clerk  in  de  Souvereiniteit, 
om  met  de  boeren,  of  liever  mét  het  volk,  te  onderhan- 
delen over  de  verlating  der  landstreek  door  het  Gouverne- 
ment Het  schijnt,  dat  dit  moeijelijk  tot  een  einde  is  te 
brengen.  Er  gaat  althans  eene  commissie  van  dat  gebied 
naar  Engeland,  ten  einde  koningin  Victoria  te  bewegen,  het 
gezag  over  dit  land  te  behouden.  Die  commissie  bestaat  uit 
de  heeren  Doctor  Fraser  en  den  Predikant  Murray  van 
Bloemfontein.  Overigens  benoen;ide  het  volk  der  Souverei- 
niteit  eene  commissie  van  25  leden,  ten  einde  met  sir  George 
R.  Clerk  te  onderhandelen,  doch  zij  bragt  het  nog  niet  tot 
afdoening.  De  heer  J.  G.  Groenendaal,  schoolonderwijzer 
te  Tauresmith,  een  Nederlander,  en,  zoo  ik  geloof,  door  des 
Hooggel.  Lauts  zorg  herwaarts  gekomen,  is  ook  lid  dier  com- 
missie en  laat  zich  hooren  met  kracht  en  verstand.  Hij  is  vlug, 
hoe  wel  hij,  in  der  tijd,  mijns  inziens,  te  gunstig  schreef  over 
den  onderwijzers-stand  aan  de  Kaap.  Herinner  u  dat  lange 
artikel  in  't  Zondagsblad,  *t  welk  hi)  inzond,  althans  van 
zgne  hand  afkomstig  sch^nt.  Van  alle. kanten  vliegen  ver- 
zoekschriften naar  Engeland,  om.  de  Souvereiniteit  niet  op 
te  geven,  en  toch  is  er  nu  en  dan  een  boer,  die  in  eene 
courant  kijkt  en  zegt:  rrLaat  het  Gouvernement  maar  loopen, 
wij  zullen  ons  zelven  .wel  redden!"  Het  zendelings-werk 
zit  echter  tusschen  beide.  Men  meent,  dat,  als  de  Souve-^ 
reiniteit  wordt  opgegeven,  de  boeren  de  inlandsche  stam- 
men, waaronder  vele  bastaards  zijn,  zullen  onderdrukken 
en  misschien  weinig  minder  doen,  dan  hen  het  land  uit  te 
drijven;  trouwens  veel  menschlievendheid  hebben  de  boe^ 
ren  niet  voor  de  gekleurde  stammen  en  daarom  voorspelt 
men,  dat  het  Christendom,  nu  onder  die  stammen  verspreid. 


<)  Later  zal  de  lezer  daaromtrent  eenig  berigt  vinden,  by  gele* 
genheid  dat   ik  hem  op  de  Suikerteelt  in  de  Republiek  w^s. 


Digitized  by 


Google 


416  VERSLAG  VAN    HET 

bij  verlating  der  Souvereiniteit,  weinig  goede  gevolgen  zal 
hebben,  i) 

it  Transvaal-Republiek, 

ir  Dat  de  oude  Pretorius  overleden  is,  weet  gij  allerwaar- 
scbgnlijkst.  De  oudste  zoon  werd  tot  zijn  opvolger  ge- 
kozen en  dit  zien  hier  velen  aan  als  een  begin  der  erfe- 
lijke regering.  Spoedig  zal  zij  echter  niet  geheel  en  al 
tot  stand  komen.  Ds.  v.  d.  Hof  is  daar,  volgens  berigteny 
met  goed  gevolg  werkzaam  in  den  wijngaard  ^es  Heeren. 
Dat  hij  echter  voorzigtig  z^  en  zich  niet  inlate  met  de 
politiek!  Den  Hollanders  draagt  men  er  overigens  een 
goed  hart  toe,  ja  men  eert  ze  op  buitengewone  wijze,  als 
ze  zich  fatsoenlijk  gedragen. 

»rOf  er  in  het  Trans- Va alsche  veel  eensgezindheid 
heerscht,  betwijfel  ik,  en  als  gij  mij  vraagt  of  het  bestuur 
door  het  arrivenf^nt  van  v.  d.  Hof  is  verbeterd,  betw^fel 
ik  dit.  Onlangs  toch  heeft  de  Yolksraad  het  besluit  ge- 
nomen, om  geen  godsdienst  in  de'  Republiek  te  erkennen 
dan  de  Gereformeerd-HoUandsche.  Geene  andere  gods- 
dienstige secte  wordt  er  toegelaten.  Men  zegt:  rfwij  heb- 
ben thans  in  onzen  staat  niet  anders  dan  gereformeer- 
den; die  tot  ons  komt,  weet  dus  wat  hg  wezen  moet  en 
hoe  hij  zich  te  gedragen  heeft.''  Zou  dit  besluit  echter 
den  bloei  des  laads  wel  kunnen  bevorderen!  Aan  den 
anderen  kant  beweert  men,  dat  het  land  goed  bestuurd 
wordt,  en,  land  en  zeden  in  aanmerking  genomen,  met  de 
uiterste  billijkheid.  Onderscheid  des  persoons  wordt  er 
niet  gemaakt  en  de  wet  krachtig  «en  onpartijdig  gehand- 
haafd en  toegepast.  Jammer  dat  Pretorius,  de  oude,  nog 
geen  tiental  jaren  leefde!  Hij  was  de  man  van  gematigden 
vooruitgang.  Tot  zijne  nagedachtenis  en  ter  eer  z^ns 
naams,  zal  er  op  eene  vruchtbare  plaats  eene  stad  worden 
gebouwd,  geheeten  Pretoriusstad,  waarmede  men  nu  reeds 
bezig  is  en  die  in  't  centrum  des  lands  zal  liggen. 

rrOver  H  algemeen  is  men  aan  de  Vaal-rivier  in  «Let  gods- 
dienstige zeer  orthodox  en  de  Smijtegelf  s  en  van  Brakei's 

1)  Men  kan  hieruit  des  schr^vers  vijandigen  geest  tegen  de  Boe- 
ren opmerken. 


Digitized  by 


Google 


VERRÏGTE   IN    NEDERLAND.  417 

zijn  er  wel  bekende  boeken  als  ook  Bunjan's  reize.  Dat 
zijn  de  voornaamste  werken  die  van  hand  tot  hand  gaan, 
en  verkocht,  hun  geld  wel  opbrengen. 

rrUit  een  der  Afrikaansche  dagbladen,  lees  ik,  dat  men  uit 
Nederland  emigratie  wil  bevorderen  naar  het  Trans-Yaalland. 
Gewis  eene  onderneming  die  rijpelijk  overweging  en  naden- 
ken verdient,  ook  volgens  het  oordeel  der  boeren  van  de  land- 
streek. Het  plan  om  dat  land  daar  te  koopen,  is,  dunkt 
mij,  dwaas.  Zijn  er  HoUandsche  boeren  met  geld  en  die 
wlUen  verhuizen,  laten  die  liever  naar  de  Kaapkolonie  ko- 
men, -maar  niet  optrekken  naar  Afrika^s  wildernissen,  zoo 
als  nog  zijn  de  oorden  over  de  Vaal.  De  oorden,  welke 
men  aan  de  Hollanders  wil  afstaan,  zijn  gelegen  bewesten 
en  ruiden  van  de  baai  de  la  Goa,  benoorden  Port-Natal, 
en  dus  ook  al  vrij  warm.  Er  is  rijkelijk  water  en  waar 
dat  gevonden  wordt  is  men  klaar,  maar  voor  men  zóó 
ver  is,  dat  het  land  gereed  mag  heeten  tot  cultuur  en  het 
onder  water  kan  zetten  —  voor  dat  men  zóó  ver  is,  om 
een  armzalig  huis  op  te  trekken  (immers  gebrek  aan  hout 
is  hier  de  regel)  wordt  er  reeds  zóó  veel  moeite  en  in- 
spanning vereischt,  dat  de  armste  Nederlandsche  heiboer 
geen  onverstandiger  ding  zou  kunnen  aanvangen,  dan  te 
emigreren  naar  de  Trans-Yaalsche  Republiek. 

r»Voeg  hierb^,  dat;  geïsoleerd  leven,  zoodat  uw  naaste 
buurman  een  uur  ver  Over  rotsen  en  door  kloven  kuijeren 
moet,  om  u  een  bezoek  te  brengen  —  dat  gij  zelve  alles 
moet  doen,  wijl  voor  geld  niemand's  hulp  is  te  koopen  — 
geen  predikant,  geen  schoolonderwijzer,  soms  op  100  mijlen 
afstands  verstoken  van  schier  alle  geregelde  gemeenschap 
met  andere  plaatsen,  zelfs  van  de  Kaap,  die  welligt  nooit  an- 
ders dan  door  stoomgelegenheid  tot  stand  zal  komen,  en 
waartoe  vooreerst  de  Trans-Vaal  geene  fondsen  zal  heb- 
ben.... nu,  die  komen  wil,  hij  kome ;  maar  ik  raad  het  iemand, 
die  in  Nederland  nog  geen  honger  lijdt  en  dit  land  voor 
geene  wildernis  wil  ruilen,  bepaald  af.  Ook  de  landstreek 
is  nog  onveilig.  Nu  wordt  hiep,  dan  daar,  door  naburige 
barbaarsche  stammen  vee  gestolen;  zelfs  vond  men  voor 
eenigen  tijd  twee  koeijen  bij  hunne  ossenwagens  vermoord. 

27 


Digitized  by 


Google 


418  VERSLAG    VAN    HET 

Ziedaar  zoo  vele  ongemakken  en  ongeregeldheden,  die 
hier  de  kronijk  van  den  dag  uitmaken,  en  waarover  men 
zich  niet  erg' bekommert  noch  beklaagt,  maar  die  den  Ne- 
derlander toch  vreemd  en  onverdragel^k  zouden  z^n.  Voeg 
hier  nog  bij,  dat  van  t^d  tot  tijd  de  weerbare  mannen 
een'  kr^gstogt  moeten  maken,  om  de  aangrenzende  volks- 
stammen voor  willekeurige  handelingen  te  kastijden,  en 
dan  moeten  de  vrouwen  zich  maar  zien  te  redden.  Zulk 
een  togt  duurt  wel  eens  twee,  drie,  ja  vier  maanden. 

ffDie  v^andige  volks-staimmen  zijn  wel  bevreesd  voor  de 
Trans-Vaalsche,  maar  nemen  toch  telkens  hunnen  kans 
waar,  als  iets  is  te  rooven  of  te  wreken,  want  hun  karak- 
ter is  valsch  en  boosaardig. 

ff  In  één  geval  echter  zou  ik  nog  oordeelen  dat  emigratie 
naar  hier  te  ondernemen  is,  namelijk  als  de  verhuizenden 
in  de  eerste  plaats  om  niet  of  voor  zeer,  zeer  geringe  be- 
taling daar  kunnen  gaan  wonen  en  een  huis  wordt  gege- 
ven en  öf  voorzien  worden  van  een  aantal  schapen,  run* 
deren  en  paarden,  6f  zelven  in  staat  zijn,  die  dieren  te 
koopen.  Zelven  eene  woning  te  bouwen  —  men  moge 
dat  als  vrij  gemakkel^k  afschilderen  —  het  gaat  van  on- 
eindig veel  moeite  en  geldsuitgaven  vergezeld.  De  ellen- 
dige huizen^  waarin  hier  zelfs  welgestelde  boeren  wonen, 
doen  m^  beseffen,  hoe  een  emigrant  zich  eerst  zou  moeten 
behelpen.  En  dan  de  verandering  van  klimaat!  Aan  zee 
is  het  redelijk,  maar  in  de  binnenlanden  is  het  zomers 
gruwelijk,  onverdragelijk  heet.  Verder  gebrek  aan  ge- 
r^felijkheden  des  levens,  die  zelfs  de  behoeftige  in  Neder- 
land ongaarne  ontbeert!  Brood  en  vleesch  is  de  voor- 
name kost  en  er  zijn  in  de  Souvereiniteit « — ik  weet  niet 
of  het  over  de  Vaal  zoo  is  —  die  drie  weken,  ja  maanden 
achtereen  alleen  van  vleesch  leven,  als  de  koren-oogst 
mislukt,  terwijl  aan  .invoer  niet  is  te  denken.  Somtijds  kost 
een  mud  tarwemeel  in  de  Souvereinitelt,  die  alleen  voor 
veeteelt  geschikt  is,  meer  dan  zestig  Nederlandsche  gul- 
dens. Dit  is  ten  volle  de  waarheid.  Het  vleesch  echter  is 
over  de  Vaal  zeer  goedkoop,  en  weinig  hooger  dan  77« 
cents  het  halve  Nederlandsche  pond.  Maar  dat  is  ook  het 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTK    IN    NEDERLAND.  419 

cenigsto  wat  er  goedkoop  is.  Berigten,  die  mij  van  geloof- 
waardige personen  zijn  geworden,  zeggen,  dat  de  boeren 
over  de  Vaal  in  den  regel  zeer  arm  zijn.  IntusBchen  houde 
men  bij  dit  oordeel  in  gedachten^  dat  ik  in  Afrika  nog 
geen  boer  gezien  heb,  die  men  in  Europa  arm  zou  heeten. 

ff  Aan  geneeskundige  hulp,  in  geval  van  ziekten,  is  niet 
te  denkeU;  tenzij  er  een  boer  of  iemand  anders  in  de  buui*t 
woont,  die  een  weinig  voor  Esculaap  kan  spelen.  Zelfs 
Pietorius  had  geene  voldoende  geneeskundige  hulp,  want 
er  was  niemand,  om  hem  het  water  af  te  tappen.  Medi- 
c^nen  en  huismiddeltjes  zijn  er  echter  te  krijgen,  en  daar- 
mede behelpt  zich  ieder.  Nog  meer:  —  wanneer  de  emi- 
granten hun  bestaan  alleen  in  den  landbouw  zullen  moeten 
vinden,  zou  ik  hen  sterk  afraden  derwaarts  te  gaan.  Voor- 
deelen  z^n  daardoor  niet  te  maken  —  alleen  eigen  gebruik. 
Zelfs  koren  zouden  ze  niet  kunnen  uitvoeren,  van  wege 
den  oneindigen  afstand  van  de  zee  en  de  ongebaandheid 
der  wegen.  Kanalen  en  wegen  aan  te  leggen  kost  hier 
meer  dan  in  Nederland^  want  men  moet  daartoe  uren  ver 
de  rotsen  doorklieven. 

frEn,  zal  van  het  Trans-Vaalsche  wel  ooit  veel  worden  ? 
Op  't  o  ogenblik  is  het  zonder  eigen  zeehaven,  en  dus  af- 
hankel^k  van  Engeland,  wat  den  in-  en  uitvoer  betreft, 
of  van  Panda,  die  ik  meeri  dat  de  St.  Julia  baai  —  tus- 
schen  Port  Natal  en  de  la  Goa  —  onder  zijn  gebied  heeft. 
Deze  omstandigheden  zijn  zeer  belemmerend  voor  de  ont- 
wikkeling en  den  bloei  der  Republiek.  Engeland  zal  veel 
vergemakkelijken,  maar  toch  altijd  die  maatregelen  nemen, 
dat  geene  Nederlandsche  schepen  zich  van  den  handel  op 
dit  land  meester  maken,  en  behalve  dat,  zouden  'deze  de 
mededinging  der  Engelschen  niet  kunnen  volhouden.  De 
Engelschen  hebben  reeds  alle  goede  baaien  aan  \de  kust 
in  bezit  genomen,  en  zullen,  mijns  erachtens,  dat  kleine 
eindje  kust,  tusschen  Port  Natal  en  de  la  Goa,  als  de  St. 
Julia  eene  goede  baai  is,  niet  in  handen  laten  der  Trans- 
Vaalsche  boeren,  die  daarop  dan  ook  evenmin  regt  hebben 
als  zg.  Ik  meen,  dat  men  de  bevolking  van  het  Trans- Vaal- 
and thans  begroot  op  omstreeks  12,000  zielen.  Nog  eens  — 

27* 


Digitized  by 


Google 


420  VERSLAG    VAN    IIRT 

ik  zie  niet,  hoe  dat  land  ooit  tot  hooge  welvaart  kan  ge- 
raken, vooral  daar  er  geene  gemeenscttap  is  te  water. 
Alles  gaat  per  as.  Een  pond  koffij  kost  in  de  Kaapstad 
40  cents ;  maar  als  diezelfde  koffij  300  uren  per  as  moet 
worden  getransporteerd,  of  eerst  van  de  Kaap  naar  Port 
Natal  per  schip,  waarvoor  men  hooge  vracht  eischt,  en 
dan  weder  150  uur  per  as^  hoe  moet  de  prijs  d&n  niet 
verhoogd  worden?  Zoo  gaat  het  natuurlijk  ook  met  dea 
uitvoer  van  de  producten  des  lands,  als  wol  en  vee.  Dit 
laatste,  \  welk  soms  twee  maanden  onderweg  is,  geeft 
voor  de  koopers  weinig  voordeel,  want  het  wordt  mager 
op  de  lange,  moegelijke  reis.  Om  al  de  hier  aangevoerde 
redenen,  behoeft  men  in  Nederland  niet  te  denken,  dat 
er  voordeel  zal  zijn  in  eene  emigratie.  Enthousiasten  mo- 
gen het  voorspellen,  en  ter  goeder  trouw,  maar  de  onder- 
vinding zal  leeren,  dat  de  speculatie  verkeerd  was,  om  in 
zulke  oorden  land  te  koopen.  Doet  men  het  in  Nederland^ 
om  zich  van  overbevolking  te  ontdoen  —  in  Drenthe, 
Over^ssel,  Gelderland,  Utrecht  en  Noord-Brabant  is  immers 
nog  veen  en  heide  genoeg,  om  elk  die  werken  wil,  het 
eerlijk  brood  te  doen  winnen! 

trDe  Kaapsche  speculanten  zouden,  als  er  winst  was  te 
behalen,  zich  door  vreemden  hier  het  gras  niet  voor  de 
voeten  laten  wegmaaijen.  Dat  de  Hollanders  dwasel^k 
zouden  handelen,  door  hun  geld  in  den  grond  hunner 
koloniën  te  steken  —  dat  zeggen  z^  echter  niet  luide. 
Die  geld  in  't  land  brengt  is  welkom.  —  Wte  in  Neder- 
land kan  ook  een  juist  oordeel  uitbrengen  over  de  Kaap- 
sche gewesten,  benoorden  Oranje-  en  Vaal-rivier.  Leeuwen 
en  wolven,  panthers  en  t^gers,  olifanten  en  rhinocerossen 
wandelen  er  rond,  als  de  kóeijen  en  de  schapen  in  Gel- 
derland, en  ook  daarmede  heeft  de  emigrant  te  doen.  Ea 
toch  reken  ik  dat  nog  het  minste!  Het  geslacht,  dat  emi- 
greert, beklaagt  zich  gewis  —  zijn  kroost  zal  er  welligt 
goed  kunnen  leven  —  dat  is  mijne  wijze  van  zien. 

rfDe  Amsterdammer,  de  heer  Smellenkamp,  met  echtge- 
noot^ passeerde  onlangs  de  Mosselbaai,  reizende  per  stoom- 
boot Sir  Bobert  Peel  naar  Port  Natal,  en  van  daar  naar 


Digitized  by 


Google 


VERRI6TE   IN    NEDERLAND.  421 

bet  Trans-Vaalland.  Of  hij  daar  blijft  wonen  weet  ik  niet. 
rr  Onlangs  las  ik  in  den  Zuid- Afrikaan  een  uittreksel  uit 
de  Nederlandsche  S taats-Courant,  waarin  men  graaf  Ad- 
derley  doet  zeggen,  dat  de  Trans- Vaal-boeren  gaarne  weer 
onder  Britsch  gezag  zouden  staan,  nu  aan  de  Kaapkolonie 
eene  vrije  regering  is  geschonken.  Ik  geloof  daarvan  geen 
jota,  want  zij  hebben,  als  ze  hun  verstand  gebruiken,  geen 
'Ëngelsch  bestuur  noodig;  en  de  weigering  van  de  Trans- 
Yaal-Republick,  om  in  de  Kaaps che  Synode  kerkelijk  te 
worden  opgenomen,  toont  genoeg  aan,  dat  zij  op  zichzelven 
willen  blijven  i)." 


>)  Het  is  overbodig,  om  al  liet  onjuiste  in  de  opgaven,  dio  hier 
gedaan  worden,  aan  te  wijzen.  Ik  zal  slechts  enkele  punten  noe- 
men. 

£r  is  in  do  Republiek  geen  denkbeeld  van  eene  erfol^ko  re- 
gering. Voor  als  nog  hebben  zij  niet  eens  een  President  be- 
noemd en  de  beide  nieuwe  Kommandanten  Generaals  ll^otgieter 
en  Pretorius  zijn  gekozen  bij  volstrekte  meerderheid  van  stemge- 
regtigden. 

D&éiT  kent  de  HoUandsche  Afrikaan  geene  godsdienstige  sec- 
ten.  Hy  kent  zijn'  bijbel,  zoo  als  hij  dien  van  zijnen  vader  heeft  ont- 
vangen, en  verlangt  allen  in  zijn  midden,  die  in  dien  bijbel  golooven. 
Hij  is  orthodox  Evnngeliesch,  en  daarin  zijn  alle  andere  ware  pro- 
testanten het  met  hem  eens,  alhoewel  deze  onderling  verschillen 
mogen  over  de  opvatting  of  het  begrip  der  geloofsartikelen.  Voor 
hem  is  het .  Gereformeerd  geloof,  wat  wij  Nederlanders  het  Ëvange- 
liesch  geloof  noemen. 

Als  een  groot  bewijs  van  roof  wordt  genoemd  de  diefstal  van 
ttoee  koeijen.'  Het  verlies  daarvan  is  voor  den  HoUandsohen  Af- 
rikaanschen  veehouder  nog  zoo  veel  niet,  als  dat  van  ëën  lam 
zou  zijn  voor  den  nederlandschen  boer. 

De  uitgestrektheid  gronds,  genaamd  de  Comatë,  bestaat  nagenoeg 
alleen  uit  beploegbaar,  rijk  grasland,  en  zoodanig  grasland  is  altijd 
gereed  tot  cultuur.  Wanneer  een  arme  Nederlandsche  heiboer  zulk 
land  mogt  gaan  bebouwen,  dan  zou  hy  niet  weten,  welk  voorregt 
hem  te  beurt  viel. 

Volgens  den  physikalischen  Atlas  van  Doctor  Heinrich  Berghaus, 
is  Zuid- Afrika  het  gezondste  klimaat  op  den  ganschen  aardbol,  en 
is  de  mensch  daar  het  minste  aan  ziekten  onderhevig.  Zie  de  7« 
Afd.,  blz.  2. 

Kanalen  aanleggen  in  een  hoog  en  bergachtig  land  zou  dwaas- 
heid zijn  en  de  wegen  zijn  voortreffelijk,  zoodra  bruggen  over  de 
srnalle  rivieren  of  waterstroomen  zijn  gelogen. 

Als  het  meel  in  de  Republiek  zoo  duur  is,  waarom  zal  dan  de 
Nederlandsche  emigrant  tarwe  voor  uitvoer  verbouwen? 

Do  koffij  kost  daar  90  cents  het  pond.  Zie  blz.  218.  De  kof&j- 
boom  zou  er  uitmuntend  tieren.  Te  d'Urban  heb  ik  de  rijpe  kof- 
fïjboon  geplukt  bij  den  Heer  Beningfield.  Te  Picter-Maritzburg 
waren    twee    krachtige   koffijboomen   in    den  tuin    van   den  Heer 


Digitized  by 


Google 


422  VERSLAG    VAN   UËT 

Ik  begreep  evenwel,  dat  ik  de  volmagt  nog  niet  geheel 
nagekomen  was.  Ik  had  wel  eene  vereeniging  van  koopers, 
maar  geene  afzonderlijke  koopers  gezocht.  Ik  deed  zulks 
omdat  ik  de  vereeniging  in  alle  opzigten,  zoo  wel  voor  de 
koopera  als  voor  de  Republiek,  aannemelijker  en  raadza- 
mer vond,  doch  konden  mijne  denkbeelden  daaromtrent 
geenen  ingang  vinden,  welnu,  afzonderl^ke  koopers  had- 
den misschien  andere  inzigten,  die  ook  zeer  uitvoerbaar 
waren. 

Deze  overweging  deed  mij  besluiten,  om  de  volgende 
advertentie  in  de  beide  voornaamste  dagbladen,  drie  malen 
te  doen  plaatsen: 

uHoUandsche  A/rikaanac/ie  Republiek, 

Ter  voldoening  aan  de  volmagt  van  den  Volksraad,  dd. 
Magaliësberg  23  Maart  1853,  zal  de  ondergeteekende,  van 
heden  tot  den  7*^®°  Junij  e.  k.,  dagelyks  van  's  morgens 
ten  9  ure  tot  des  namiddags  ten  2  ure,  alhier,  zitting  hou- 
den, om  aan  Nederlanders  te  verkoopen:  Eene  uitgestrekt- 
heid Gronds,  gelegen  in  den  Oostkant  van  de  Republiek, 
op  en  langs  Drakenberg,  district  L^denburg,  groot  circa 
300,000  Bunders,  é.  f  4, —  per  Bunder,  of  bij  gedeelten 
van  dien  k  f  5, —  per  Bunder  —  mits  niet  minder  dan  100 
Bunders  —  waarvan  10  pGt.  zal  moeten  betaald  worden  by 
het  onderteekenen  van  de  Akte  van  transport  en  90  pCt. 
na  aanwijzing  en  voormeting  in  de  Republiek;  hetzij  door 
de  koopers  zelve,  hetzij  door  andere  Personen,  die  zij  op 
den  door  hen  gekochten  grond  zullen  vestigen  of  aan 
wien  z^  dezelve  of  een  gedeelte  van  dien  zullen  in  ge- 
bruik  geven,   verhuren    of  verkoopen;  en   voorts   om   hen 


Hoffinann.  Alzoo  zou  het  aanleggen  vau  ko£Bj-plantaadjen  met  groot 
voordeel  in  de  Republiek  gedaan  kunnen   worden. 

De  afhankelijkheid  van  Engeland  of  van  Panda,  zal  mijnen  le- 
zers wel  geene  vrees  meer  inboezemen. 

Het  zou  mij  niet  verwonderen,  dat  de  berigtgever  aan  Mossel- 
baai  woonde,  en  hem  de  last  was  opgedragen  'om  een  opstel  to 
maken,  ter  wederlegging  van  het  verslag  m^ner  redevoering  in 
Frascati,  gehouden  den  3<ien  October  1863.  Zie  blz.  ^94. 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEDËULAND.  423 

deswege,    alsmede    omtrent   de  reis  derwaarts  en  het  ver- 
blijf aldaar,  naauwkeurige  inlichtingen  te  geven. 

J.  Stuart, 
Amsterdam,  18  Mei  1853.  Warmoesstraat,  J.  47." 

Ik  sprak  daarin  van  Bunder Sy  omdat  dit  de  Nederland- 
sche  landmaat  is;  van  ƒ  4, —  per  Bunder  voor  de  geheele 
uitgestrektheid,  omdat  ik  dien  prijs  vroeger  had  opgeheven, 
zie  blz.  297  of  bij  gedeelten  van  dien  k  f  5, —  per  Bunder, 
mits  niet  minder  dan  100  Bunders,  omdat  grootere  uitge- 
strektheid voor  den  kooper  niet  noodig  en  het  bezit  van  eene 
kleinere  voorshands  in  de  Republiek  onraadzaam  zou  zijn. 
Ik  maakte  het  publiek  daarbij  andermaal  bekend  en  opmerk- 
zaam, dat  de  koopers  volgens  de  volmagt  ook  anc^^re  per- 
sonen op  den  door  hen  gekochten  grond  zouden  kunnen 
vestigen  en  dat  ik  bereid  was  om  hen  deswege,  oihtrent 
de  reis  en  het  verblijf,  naauwkeurige  inlichtingen  te  geven. 
Kortom  ik  wendde  alles  aan  om  de  liefhebbers  aantemoe- 
digen  tot  mij  te  komen,  ofschoon  ik  geen  de  minste  ver- 
wachting koesterde,  dat  deze  advertentie  oenig  nut  of 
gevolg  voor  de  Republiek  zou  opleveren. 

De  uitkomst  was  echter  geheel  anders. 

Reeds  den  20**®°  Mei  had  ik  twee  Commissionairs  in 
effecten  bij  mij,  die  daarop  inlichtingen  namen,  alleen  met 
het  doel  om  daarvan  eene  geldspeculatie  te  maken,  door 
zich  de  beschikking  over  den  grond  te  verzekeren,  en  dan 
later  daarmede  voordeel  te  doen.  Doch  vervolgens  kwa* 
men  dagelijks  liefhebbers  te  voorschijn.  Eenigen  met  een 
gel^k  voorstel  als  m^  vroeger  gedaan  was,  zie  blz.  293, 
anderen  om  op  den  grond  dien  zij  koopen  wilden,  huurders 
of  gebruikers  te  vestigen,  en  weder  anderen,  om  zelve  met 
mij  naar  de  Republiek  te  gaan  en  zich  op  den  door  hen  te 
koopen  grond  neder  te  zetten. 

Deze  verschillende  aanbiedingen  vorderden  veel  beraad  en 
overleg. 

Eene  moeijelijkheid  hadden  zij  gemeen,  to  weten,  dat  de 
kosten  der  koopakte  voor  rekening  van  den  kooper  kwamen. 

In  Art.  3  der  volmagt  stond,  dat,  wanneer  de  verkoop 


Digitized  by 


Google 


424  VERSLAG    VAN    HET 

en  koop  gesloten  was,  daarvan  eene  hehöorlyke  aktCy  door 
mij  en  de  koopers  gepasseerd  zou  worden.  Het  was  voor 
de  Republiek  voldoende,  zoo  die  akte  onderhands  werd 
opgemaakt,  maar  er  waren  ook  koopers,  die  eene  notariële 
koopakte  verlangden,  en  dan  moest  daaraan  de  volmagt 
geannexeerd  worden,  en  dan  moest  ik,  door  notariële  ex~ 
peditiën  van  die  volmagt,  het  bewijs  mijner  betrekking  aan 
anderen  leveren.  Dit  vermeerderde  de  kosten  der  koop- 
akten,  en  die  kosten  werden  daardoor  te  bezwarend  voor 
den  verkoop  der  voormelde  gedeelten  van  100  Bunders  in  de 
te  verkoopene  uitgestrektheid  gronds  van  300,000  Bunders. 

Aan  den  anderen  kant,  hadden  zij  ook  een  voordeel  ge- 
meen, namelijk  dat  de  Republiek  in  den  kooper  altijd  eenen 
nieuwen  in  haar  welzijn  belangstellenden  persoon,  won.- 

Ik  behoef  dit  niet  aan  te  w^zen  ten  opzigte  van  de  koo^ 
pers,  die  kochten  om  den  grond  in  huur  of  gebruik  af  te 
geven,  veel  min  om  die  zelve  in  gebruik  te  gaan  nemen, 
maar  dit  was  ook  het  geval  met  hen,  die  alleen  kochten 
op  speculatie  dat  die  grond  later  hoogere  waarde  zou  kr^- 
gen^  en  daarvoor  hun  bewijs  van  koop  tot  zoo  lange  stil 
zouden  laten  rusten,  ja  zelfs  met  den  speculant^  die  niet  meer 
dan  de  beschikking  over  den  grond  verlangde.  'Beiden 
toch,  konden  dan  slechts  voordeel  hunner  speculatie  ver- 
wachten^ wanneer  de  trek  naar  de  Republiek  aanwakkerde 
en  daartoe  zouden  zij,  in  hun  eigen  belang,  alles  in  het 
werk  stellen  en  dit  doende,  zouden  zij  in  der  daad  het. 
belang  der  Republiek   krachtig  bevorderen. 

Het  was  dus  zaak  de  moeijeiykheden  te  overwinnen,  de 
voordeden  niet  te  verliezen,  de  omstandigheden  waarin-  do 
Republiek  zich  ten  gevolge  mijner  vruchtelooze  pogingen 
bevond,  in  aanmerking  te  nemen  en  bg  een  en  ander  in- 
dachtig te  z^n  op  de  motieven^  die  de  volmagt  hadden 
doen  verstrekken  zie  blz.  256. 

Het  kwam  mij  voor,  dat  zulks  gedaan  zou  kunnen  wor- 
den, door  nog  geen  behoorlijke  akte  van  verkoop  en  koop 
te  passeren^  maar  gedrukte  bewijzen  gereed  te  maken,  die 
zoodanige  akten  aanvankelijk  zouden  kunnen  vervangen; 
de  kosten  dier  bewijzen  voor  eigene  rekening  te  nemen  en 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE   IN   NEDERLAND.  425 

achter  die  bewijzen  de  volmagt  te  plaatsen.  Voorts  die 
bewijzen  te  nummeren,  daaraan  strooken  of  kanten  te  ver- 
binden,  waarop  het  nummer  van  het  bewijs  overgeno- 
men en  uitgeschreven  werd  de  dagteekening  van  afgifte 
en  aan  wien  het  bewijs  was  afgegeven,  door  mi}  en  den 
nemer  of  kooper  van  het  bewijs  zamen  onderteekend;  die 
bewijzen  in  te  naaijen  in  een  register,  waarin  de  strooken 
zonden  blijven  berusten  en  dan  die  registers  over  te  bren- 
gen naar  de  regering  van  de  Republiek,  ten  einde  deze  te 
doen  zien,  dat  die  bewgzen  aan  Nederlanders  waren  afge- 
geven en  dat  men  met  geene  valsche  bewijzen  voor  den 
dag  kon  komen. 

Door  de  nummers  te  doen  waarmerken  door  een  open- 
baar Notaris  te  Amsterdam;  door  voor  die  bewijzen,  over- 
eenkomstig Art.  3  der  volmagt,  10  ten  honderd  van  de 
koopsom  te  doen  betalen,  en  de  overige  90  ten  honderd 
in  de  Republiek  dan,  wanneer  de  kooper  van  die  bewijzen 
of  zijne  regtverkrijgende,  de  eigendom  en  in  bezit  stelling 
of  levering  van  den  grond  zou  verlangen. 

Door  die  bewijzen  (welke  dus  slechts  ten  blijke  zouden 
strekken  van  gedane  betaling  van  10  ten  honderd  van  de 
koopsom,  wegens  gekochten  —  maar  niet  vóór  de  betaling 
der  overige  90  ten  honderd,  geleverden  —  grond)  te  stellen 
aan  toonder  of  houder ^  om  daarmede  te  kunnen  doen,  wat  hij 
wilde,  mits  dat  de  houder^  die  de  in  bezitstelling  of  le- 
vering zou  vorderen,  de  Protestantsche  Godsdienst  beleed. 

En  door  geen  tijd  of  liever  een  geheel  onhepaalden  tijd 
voor  de  betaling  dier  90  ten  honderd,  te  stellen;  maar 
de  koopsom  onherroepelijk  te  bepalen  op  ƒ5, —  het  Bun- 
der, zoodat  die  90  ten  honderd  altijd  zouden  bedragen 
/  450.,  welke  in  handen  van  de  Directie  der  Landsbank, 
of  zoo  die  bank  er  niet  mogt  zijn,  van  den  Ambtenaar 
in  de  Republiek,  daartoe  door  den  Yolksraad  benoemd,  zou 
moeten  plaats  hebben. 

Dan  zou  wel  niet  mj/n  groote  doel  bereikt  2^n,  doch 
het  land  van  de  Republiek  zou  verkoopbaar  gemaakt  zijn; 
het  [was  tot  zekere  waarde  gebragt,  hoe  gering  ook;  de 
Republiek  zou^  zonder  eenige  de  minste  kosten  te  hebben 


Digitized  by 


Google 


426  VERSLAQ    VAN    HET 

gemaakt,  buitengewone  inkomsten  verkrijgen,  wel  afhanke- 
lijk van  den  trek  der  houders  van  de  bedoelde  bewezen 
naar  do  Republiek,  maar  het  stond  aan  haar  om  dien  trek 
aan  te  wakkeren.  De  Volksraad  had  daartoe  niet  anders 
te  doen,  dan  van  z^nentwege  de  bezwaren,  die  daartegen 
in  Nederland  gemaakt  waren,  door  nadere  inlichtingen  en 
duidelijke  verklaringen  op  te  heflfen ;  terw^l  het  dan  hoogst- 
waarschijnlijk zou  zijn,  dat  behalve  die  trek  naar  de  Re- 
publiek, dan  tevens  eene  vereeiüging  van  deelnemers  zou 
tot  stand  komen,  die  eene  Maatschappij  van  kolonisatie  tot 
overbrenging  van  kennis  en  geld  zouden  te  zamen  stellen, 
welke  meer  krachtig  tot  de  bevordering  van  de  welvaart 
der  Republiek  werkzaam  zou  kunnen  wezen. 

Deze  overwegingen  onderwierp  ik  aan  het  medeoordeel 
van  een  zeer  kundig  regtsgeleerde  en  van  een  geacht  Com- 
missionair te  Amsterdam,  en  het  was  na  rgp  overleg  en 
met  wederzijdsche  goedkeuring^  dat  ik  besloot  tot  de  uit- 
gifte der  bewijzen,  en  deze  zoodanig  in  te  rigten  als  het 
afdruk   dat  hier  nevens  gevoegd  is,  aanwijst. 


Digitized  by 


Google 


Lffegeren  den 


ioor 


aan  den  medeon- 
dcrgeteckende 


vonende  te 


m 

& 
& 

eg 
m 

m 

m 

m 

© 


HOLLANDSCHE  AFRIKAANSCHE  REPUBLIEK. 


VERKOOP  VAN  GOÜVERNEMENTSGROND. 


CERTinCAAT  m 


Ontvangen  van  Houder  dezes 

de  So^ma  van  irurxi»  «IJIiDEMS» 

on  zulks  in  voldoening  van  Tien  ten  Honderd  yan  de  Koop- 
som, ten  bedrage  yan  VÜf  MÊomderd   €h§MAens  Ne- 

derlandsch  Courant,  wegens  door  hem  gekochte  Honderd 
Bunders  Land,  Nederlandsche  Maat  (116  Morgen,  400  Roe- 
den Oude  Hollandsche  Maat)  in  de  uitgestrektheid  Qou- 
yernementsgronden  yan  de  HOiLLANDSCHE  APBI- 
EAANSGHE  BEFUBIiIEE,  gelegen  binnen  haar  gebied 
en  nader  omschreven  in  de  ommestaande  procuratie  en  akto 
van  bewaargeving. 

Ten  gevolge  van  welke  betaling,  Houder  dezes,  mits  de 
Protestantache  Godsdienst  beladende,  ten  allen  t^de  gereg- 
tigd  is,  om  overeenkomstig  den  inhoud  van  die  procuratie, 
de  aanw^zing  naar  z^ne  keuze  binnen  de  voormelde  uit- 
gestrektheid, in  zoodanig  gedeelte  van  dezelve  als  dan  nog 
beschikbaar  zal  z^n  -^  en  de  in  bezitstelling  van  Honderd 
Bunders  Land,  vrij  en  onbelemmerd,  naast  en  aan  elkander 
gelegen,  te  .  vorderen  van  het  Plaatselgk  Bestuur  in  het 
District  LIJDENBURG,  en  tevens  betalen,  na  aanw^zing 
en  voormeting,  van  wege  dat  Bestuur,  de  overige*  NEOENTia 
TEH  HoMBEBD  vau  gczogde  Koopsom,  in  handen  van  de 
Directie  der  Landahanky  of  bij  ontstentenis  daarvan,  in  han- 
den Van  den  Ambtenaar  in  de  HollandBOhe  Afrikaan- 
BOhe  Hepublieky  welke  de  Edel  Achtbare  ITolksraad 
dier  Republiek  daartoe  zal  benoemen;  zullende  deze  beta- 
ling moeten  geschieden  in  gangbare  EügelSChe  MoiltspeciGll) 
waarvan  do  POND  STERLING  OF  SOUVERHGN  berekend  tegen 
Twaalf  Guldens  Nederlandsch  Courant. 

AMSTERDAM,        Junij  1864. 

DB   OKMAaTIODB  VAN  OEN  KDBL  ACHTBABKK   VOLKM  - 
BAAD    BH    DB    INOBZBTBNBK    TAN    DB    HollandsClie 

Afrikaansceh  Republiek,  bij  akte  vatx  drk 

28  MAABT  1853. 


Zegge  ƒ  50  Nbd.  Cour. 
Certificaat  J\6tf 


aezIEM    DOOR    MIJ 


Digitized  by 


Google 


eg 


0 


£9 


Op  den  Zeven  en  Twiutigstcn  Mei,  des  jaars  Achttien 
Honderd  Vier  on  Vijftig,  compareerde  voor  mij  joanhes  ja- 
coBUB  coRNELiB  BiESMAN  SIMONS,  Notaris,  residerende  te  Am- 
sterdam, in  tegenwoordigheid  van  de  na  te  noemene  getuigen 

De  Heer  jacobus  stuabt,  zonder  beroep,  wonende  in  Pie- 
ter  Maritsburg  in  Natal  in  Afrika,  thans  sdhier  tegenwoordig, 
m^  Notaris  bekend.  Dewelke  bij  de  tegenwoordige  Acte  aan 
mij  Notaris  ter  bewaring  onder  mijne  Minaten  heeft  gegeven 
een  Extract  uit  het  Register  der  Wetten  en  Besluiten  van 
den  Volksraad  der  Eollandacke  A/rikaanschê  Republiek^  den 
Drie  en  Twintigsten  Maart  des  jaars  Achttien  Honderd  Drie 
en  Vijftig  te  Magaliesberg,  door  de  leden  van  denzelven 
Volksraad  onderteekend,  welk  stuk  houdende,  onder  meer- 
der, lastgeving  op  hem  Heer  Comparant  tot  verkoop  aan  Ne- 
derlanders, van  eene  uitgestrektheid  gronds,  gelegen  in  den 
Oostkant  der  genoemde  Kepuhliek  op  en  langs  Drakenberg, 
District  Lijdenburg,  na  door  den  Comparant  voor  echt  er- 
kend te  ziju|  iü  tegenwoordigheid  van  mg  Notaris  en  de 
getuigen,  en  ten  blijke  daarvan  door  allen  geteekend,  met 
het  zegel  van  mij  Notaris  aan  deze  Minutë  is  vastgehecht, 
om  gelijktijdig  met  dezelve  ter  registratie  te  worden  aan- 
geboden. 

Waarvan  Acte. 

Qedaan  en  verleden  in  Amsterdam,  ten  dage,  maand  en 
jare  voormeld,  in  tegenwoordigheid  van   de  Heeren  willbm 

ASBIANUS     JOUAKMES    ELZEVIER    DOM    en    JAN    WILLEM    HENDRIK 

HERMAN  DRUTVE8TEYN,  beide  zouder  beroep,  wonende  te  Am- 
Bterdam,  als  getuigen  mij  Notaris  bekend.  En  heeft  de  Heer 
Comparant  met  do  getuigen  en  mij  Notaris  onmidellijk  na 
gedane  voorlezing  deze  Minute  onderteekend. 

(G&teékend.)  j.btuart.  w.a.j.  elzevier  dom.  h.  DRurvESTEVN. 
j.  j.  c.  BIESMAN  8IM0KB,  Notaris.     . 

Geregistreerd  te  Amsterdam,  den  Ontvungen  roor  icgelrcgt  en 

Nceen  en  IVintigsten  Mei  1800  Vier  38  Opcenten,  Een  Gulden  Drie 

en  Vnftig,  Deel  Negenennegentig,  en  een  Halve  Cent,  teAmster- 

folio  Iloiiderd  V^f,  veno  vak  £eu,  dam,  29  Mei  1354. 

geen  renvooi.  Ontvangen  voor  regt  en  *  De  Ontv. 

és  Opcenten,  Een  Gulden  Tien  en  een  (gct.)      van  Goudojsvkb. 

Halve  Cent.  De  Ontv. 

(get.)  VAN  GOUÜOEVEK. 

{Volgt  kei  geannexeerde  Stuk. 

EXTKACT  UIT  HET  REGISTER  DER  WETTEN  EN  BESLUI- 
TEN VAN  DEN  VOLKSRAAD  DER  H0LLA>-DSCHE  AFRIKAAKSCBB 
REPUBLIEK.      MAQALIESBERG,   DEN    23"ten   MAART    185^. 

De  Volksraad, 

Gehoord  de  voordragt  van  den  Wel  Edelen  Heer  Komman- 
dant  Generaal  a.  w.  j.  pretobius,  heeft  besloten,  gelijk  zij 
besluit  bij  deze: 

Art.  1.  De  Hoer  jacobus  stuart,  wonende  in  Pioter  Ma- 
ritsburg in  Natal  en  thans  alhier  tegenwoordig,  wordt  bij 
deze  namens  den  Volksraad  en  de  Ingezetenen  van  de  Hol- 
landsche  Republiek,  gevolmagtigd,  enz.  i) 

Voor    echt   erkend   door   den    Heer  Lasthebber  in  tegen- 
woordigheid   van  mij  Notaris  en    de  getuigen  en  ten  bl^ke 
daarvan  door  allen  alhier  geteekend.. 
(Geteekend):  j.  stuart.  w.a.j.  elzevier  dom.  r.  drutvesteyn. 

J.  J.  C.  BIESMAN  SIMONS,  NotariS. 
Geregistreerd    te  Amsterdam,   den  Negen 
en  Twiutigsten  Mei  1854,  Deel  Acht  en  Ygf- 

tig,  folio  Drie,  verso  vak  Zeven,  Twee  bladen,      vitgegkvem  voob  Arscii&iFF, 
geen  renvooi.  Ontvangen  voor  regt  en  38  Op- 
renten,  Een  Gulden  tien  en  een  Halve  Cent. 

De  Ontv.  (n.  ü.)   (gel.);  J.J.C.  BIESMAN  SIMONS, 

(gct.)     VAN  GouDOEVEB.  NoUiris. 

>)  In  plaats  van  hier  andermaal  den  geheelen  inhoud  dezer  volraagt  over  te  nemen,  wordt  dr  hi 
verwezen  naar  hlz.  286  en  volg.  alwaar  die  volmagt  reeds  in  z^n  geheel  voorkomt. 


fis 


est 


e9 


m 


o> 

o 

r— 1 

^ 

a 

>• 

ë 

o 

nzt 

o 

a> 

o 

•  •-H 

cc 

«.« 

fl 

^ 

O 

-*-» 

vH 

o 

l-H 

TJ 

U 

o> 

O 

c> 

^ 

c> 

^ 

co 

5 

{=: 

^ 

•f-< 

o 

cc 

2 

• 

"3 

2=: 

O) 

CU 

"V 

^ 

frj 

.-< 

> 

u 

S 

T? 

^ 

A 

tf 

cö 

\^ 

>A 

u 

JU 

o 

PS 

H 

O 

fi 

ï^ 

d 

^ 

SB 

ê 

o 

^^ 

te 

O 

cir' 

d 

cT 

o 

u 

co 

O 

> 

ei 

^ 

^ 

o 

o 

tfj 

M 

^ 

3 

o 

•-Ö 

> 

p: 

Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEDERLAND.  429 

Dit  een  ander  had  plaats  den  26'*^^°  Mei.  Zij  die  zich. 
bij  mij  aangemeld  hadden,  zie  blz.  423  kregen  van  dit  be- 
sluit geene  kennis,  of  betuigden  mij  hunne  bereidwilligheid 
om  van  die  bewijzen  te  willen  nemen  en  een  hunner  kwam 
mijy  ten  behoeve  eener  kolonisatie  van  Protestanten  uit  Zwit- 
serland, zoodanige  aannemelijke  voorstellen  doen,  dat  ik  op 
zijn  verzoek  hem  mijn  woord  gaf,  om  intusschen  de  helft 
van  de  geheele  uitgestrektheid  gronds  of  liever  van  de  te 
maken  3000  bewyzen,  ieder  van  100  Bunders,  niet  aan  an- 
deren te  verkoopen  of  af  te  geven,  dan  na  nadere  inlich- 
ting van  Zwitserland  door  hem  te  hebben  bekomen. 

De  bestaande  Nederlandsche  wetgeving  omtrent  het  ze- 
gel en  de  registratie  veroorzaakte  eenig  oponthoud  in  het 
gereedmaken  der  stukken  en  daardoor  was  ik  eerst  den 
7^^"  Junij  in  staat  gesteld,  om  het  publiek  kennis  te  ge- 
ven,  dat  die  bewijzen  of  certificaten  bij  mij  te  verkrijgen  wa- 
ren. Ik  deed  dit  bij  de  volgende  advertentie,  welke  weder 
in  de  beide  voornaamste  dagbladen  geplaatst  werd. 

ttffoïlandsche  Afnkaansche  Republiek, 

wOp  verzoek  van  koopers  van  Gouvernementsgrond  in 
de  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek,  die  zich  ten  ge- 
volge van  mijne  advertentie,  dd.  18  Mei  1854,  geplaatst 
in  de  Amsterdamsche  Couranten  en  Handelsbladen^  opge- 
daan hebben^  heb  ik  besloten  den  verkoop  daarvan  te 
verdeelen  in  3000  Loten,  ieder  van  100  Bunders,  en  daar- 
van verhandelbare  Certificaten,  genummerd  1  k  3000  af  te 
geven. 

prZij  en  alle  andere  belanghebbenden  worden  door  deze 
berigt,  dat  bedoelde  Certificaten  thans  bij  mij  te  verkrij- 
gen z^n,  doch  tevens,  dat  ik  van  de  3000,  op  heden  nog 
slechts  pi.  m.  1000  stuks  voor  nieuwe  Koopers  beschik- 
baar heb.  De  Gemagtigde  van  de  Hollandsche 
Afrikaansche  Republiek  bij  Acte 

ttAmsterdanit^    "  van  23  Maart  1853, 

7    Junij   1854.  J.  Stuart, 

Warmoesstraat,  J.  47." 

Deze   opene   handelw^ze   van  mijne  zijde   gaf  wederom 


Digitized  by 


Google 


430  VERSLAG    VAN   HET 

.eene  schoone  gelegenheid,  aan  mijne,  mij  nog  alt^d  onbe- 
kende tegenpartij,  zie  l)lz.  360  om  onder  de  hand  en  in  het 
geheim  den  lust  voor  die  certificaten  te  benemen,  en  daarbij 
van  dezelfde  middelen  als  vroeger  gebruik  te  maken.  En 
wezenlijk,  ik  moet  het  bekennen,  die  tegenpartij  is  ook  daarin 
misschien  zelfs  boven  eigene  verwachting  geslaagd. 

Op  den  12*®**  Junij  schreef  ik  den  volgenden  brief  aan: 

ffDen  Edel  Achtbaren  Heer  President  van  den  Volksraad 
der  Hollandsche  Afrikaansche  Republiek. 
riEdel  Achtbare  Heer! 

rrEindel^k  ben  ik  staat  om  UEd.  eenige  zekere  uitkomst 
mede  te  deelen,  omtrent  mijne  pogingen  in  Nederland  in 
het  werk  gesteld,  om  land  voor  de  Republiek  te  verkoo- 
peu;  ten  gevolge  van  haar  besluit  van  den  23"^*^  Maart 
1853.  Waarschijnl^k  zal  UEd.  uit  berigten,  die  u  gewor- 
den z^n,  door  tusschenkomst  van  den  Heer  Dewald  Pre- 
tonus,  en  misschien  ook  van  w^len  den  Heer  Kommandant 
Generaal  Pretorius  wel  vernomen  hebben,  dat  ik  aanstonds 
na  m^ne  aankomst  hier^  en  voortdurend,  onafgebroken  be- 
zig geweest  ben,  om  eene  Maatschappy  tot  kolonisatie  va?i 
Nederland  naar  de  Republiek  tot  stand  te  brengen. 

rrTen  gevolge  van  onderscheidene  omstandigheden,  te 
veel  om  thans  te  vermelden^  heb  ik  echter  daarin^  voor 
als  nog  niet  mogen  slagen,  en  de  uitvoering  van  dat  denk- 
beeld moeten  staken,  tot  dat  ik  in  de  Republiek  terug- 
gekeerd, van  den  Volksraad  meerdere  inlichtingen  en  naanw- 
keuriger  opgaven    zal  verkregen  hebben. 

Mijn  werk  is  evenwel  niet  vruchteloos  voor  de  Republiek 
geweest.  Behalve  dat  ik  den  grond  gelegd  heb,  om  later 
zoodanige  Maatschappij,  als  voor  de  Republiek  het  wen- 
schelijkst  was,  bepaald  alhier  te  vestigen,  heb  ik  door 
den  verkoop  van  zulke  Certificaten,  als  waarvan  een  afdruk 
hier  nevens  gaat,  toch  haar  oogmerk  bereikt. 

prDie  Certificaten  zijn  ingerigt,  geheel  in  overeenkomst 
met  m^ne  volmagt,  met  uitzondering  van  de  bgvoeging, 
dat  de  houder  de  protestantsche  Godsdienst  moet  beladen, 
wil  hij  de  aanw^zing  en  inbczitstelling  der  100  bunders 
kunnen  vorderen.     Ik  heb  mij   de  vrijheid  daartoe  veroor- 


Digitized  by 


Google 


VKRRIOTE    IK    NEDERLAND.  431 

loofd,  om  te  voldoen  aan  de  mondelinge  afspraak  dat  ik 
zou  zorgen,  dat  er  geene  Roomschgezindon  in  de  Repu- 
bliek  zich  zouden  komen  vestigen. 

riDie  Certificaten  heb  ik  doen  innaaien  in  Registers  van 
500  stuks;  zij  worden  langs  de  strook  afgeknipt  en  door  mij 
uitgereikt  aan  de  Koopers,  die  met  miy  de  strook  onderteeke- 
nen, en  het  Register  met  de  strooken,  waarin  dan  de  dagtee- 
kening  van  afgifte,  en  de  namen  der  Koopers  vermeld  z^n, 
breng  ik  bi)  mijne  terugkomst  in  de  Republiek  mede,  en  dan 
is  daardoor  de  Volksraad  of  de  Ambtenaar  tot  dat  einde 
door  haar  benoemd,  in  de  gelegenheid  om  zich  te  verzeke- 
ren, dat  niemand  met  valsche  bewezen  voor  den  dag  komt 

ff  De  Volksraad  had  bij  voornoemd  besluit  den  minsten  prijs, 
waarvoor  ik  het  land  verkoopen  kon,  gesteld  op  Rd*  6000 
of  Lst.  450.—  voor  3000  morgen,  of  Rd»  200  of  Lst.  15— 
de  100  morgen.  Niemand  van  degene  met  wie  ik  hier 
onderhandeld  heb,  heeft  den  in  deze  Certificaten  door  mij 
gestelden  pr^s  van  ƒ500. —  Nederlandsch,  stafiknde  gelgk 
met  Rd'  555,  of  juister  met  Lst.  41^  shill.  13  en  pence  4, 
te  hoog  geoordeeld. 

rrik  heb  hier  de  Nederlandsche  maat  moeten  volgen,  en 
dus  den  verkoop  moeten  doen  in  Bunders,  en  niet  in  Mot- 
gens.     £en  Bunder  is  nagenoeg  i/e  meer  dan  een  Morgen. 

rr Ik  heb  alreeds  117  stuks  Certificaten  verkocht  en  afge- 
leverd; er  z^n  nog  500  k  600  stuks  besproken,  en  ik  heb 
reden  om  te  mogen  verwachten,  dat  ze  allen  geplaatst  zul- 
len worden, 

if Onder  de  Koopers  zijn  onderscheidene  brave,  kundige, 
en  zeer  fatsoenlijke  personen,  die  waarsch^nl^k  de  reis  naar 
de  Republiek  met  mij  zullen  doen. 

frDe  reis  zal  zoodra  mogelijk  plaats  hebben,  doch  tot  mijn 
leedwezen,  kan  ik  nog  niet  bepalen,  wanneer. 

rrEenige  voorname  menschen  alhier,  hebben  nq  hun  ver- 
langen te  kennen  gegeven,  om  ook  op  die  gronden^  eene 
kolonisatie  van  brave  en  kundige  protéstantsche  Zwitsers 
te  brengen,  wier  voorvaderen,  even  als  de  familiën  van 
Duplessies,  Dutoit,  Delabuscagne,  Divilliers,  de  Marez^  Jou- 
bert,  Le  Rouz,  en    andere  in  der  tijd  Frankrijk  ontvlugt 


Digitized  by 


Google 


432  VBRSLAQ    VAN    HET 

zijn,  en  zich  nu  weder  met  hunne  medeafstammelingen, 
wilden  vereenigen.  Hoewel  ik  mij  overtuigd  houde,  dat 
zoodanige  kolonisatie  ook  hoogst  belangrijk  en  welgeval- 
lig voor  de  Republiek  zijn  zal,  zoo  heb  ik  echter  tot 
voorwaarde  gesteld,  dat  ik  in  Zwitserland  zelf  moest  on- 
derzoeken, in  hoeverre  die  afstammelingen  thans  nog 
daartoe  de  geschiktheid  bezaten.  Dien  ten  gevolge  zal  ik^ 
waarsch^nlijk  nog  vóór  mijne  terugreize  naar  Zuid-Afrika, 
eene  reis  van  hier  naar  Zwitserland  en  terug  doen. 

rrZie  daar,  Edel  Achtbare  Heer,  den  tegenwoordigen 
stand  van  hetgeen  ik  voor  de  Republiek,  uit  krachte  van 
haar  besluit  van  den  23'^"  Maart  1853^  gedaan  heb. 

rf  Als  een  gevolg  daarvan,  heeft  de  Republiek  nu  vol- 
strekte behoefte  aan  een  bekwaam  Landmeter. 

rr Ik  zal  er  een  voor  haar  aanstellen,  en  dien  medebren- 
gen of  haar  toezenden^  doch  de  aanstelling  doen,  onder 
nadere  goedkeuring  van   den  Yolksraad. 

frZoodra  ik  mijne  terugreize  naar  Afrika  kan  bepalen, 
zal  ik  mij  de  eer  geven,  U£d.  Achtbare  nadere  berigten 
te  doen  toekomen. 

rr  Ontvang  de  verzekering  m^er  bijzondere  Hoogachting 
en  geloof  mij  van 

rr  Edel  Achtbare  Heer !  enz.'' 

M^ne  lezers  zien  daaruit,  dat  ik  toen  nog  slechts  117 
stuks  Certificaten  had  afgeleverd^  maar  tevens,  dat  er  nog 
5  h  600  besproken  waren  en  dat  ik  verwachtte,  ze  aüep. 
te  zullen  plaatsen^  en  ik  durf  er  bijvoegen,  dat  ik  geen 
twgfel  heb,  of  allen  zouden,  met  het  meest  gewensclU  ge- 
volg, voor  de  Republiek  geplaatst  zi^n^  indien  die  tegen- 
partij niét  zoo  ^verig  werkzaam  geweest  ware.  Met  dit 
meest  gewenscht  gevolg,  bedoel  ik  natuurlijk,  dat  een  groot 
deel  dier  bewijzen  zouden  genomen  zijn  door  personen,  die 
zich  zelve  of  anderen  voor  hutme  rekening  in  de  Republiek 
zouden  gaan  vestigen. 

Evenwel  die  tegenpartij  is  niet  volkomen  geslaagd  en  wat 
haar  daaraan  ontbreekt,  is  meer  dan  genoeg  om  voor  de 
Republiek  en  voor  Nederland  te  bewijzen,  dat  mijn  werk 
hier  niet  vruchteloos  geweest  is. 


Digitized  by 


Google 


VERftlQTfi    IN    KEDERLANO.  433 

Ik  heb  gezegd  in  het  voorwoord  van  dit  werk,  dat  ik  lang 
getw^feld  heb  over  de  openbaarmaking  mijner  ontmoetin- 
gen en  ik  heb  toen  eenige  redenen  daarvoor  opgenoemd. 
Buiten  die,  waren  er  nog  twee.  Het  lustte  mij  niet,  om 
ten  nadeele  van  anderen,  vooral  in  het  openbaar,  te  spre- 
ken, en  tevens  moest  ik  daartoe  alle  gewone  beleefdheid 
ter  zijde  stellen. 

Nu,  door  dat  verblind  ijveren  mijner  tegenpart^,  nu  word 
ik  gedwongen  om  ook  die  redenen  niet  langer  te  doen  gel- 
den, maar  zoowel  yoor  de  Republiek  als  voor  den  naam 
dien  ik  dragen  mag,  zoowel  voor  hare  bevolking  als  voor 
mijn  gezin,  ja  zoowel  ter  verontschuldiging  van  Neder- 
landsche  vreesachtigheid  of  overdrevene  voorzigtigheid  als 
ter  ontmaskering  van  dengene^  die  in  de  Republiek  de 
achting  en  genegenheid  voor  den  Nederlander  doet  verlo- 
ren gaan,  alles  voor  een  ieder  open  te  leggen,  opdat  een 
ieder  van  edles  wat  tot  deze  zaak,  de  geschiedenis  en  den 
toestand  der  Hollandsche  Afrikanen  en  hunne  Republiek,  èn 
de  aan  mi)  door  hen  afgegevene  volmtigt  èn  de  verrigtin- 
gen,  die  ik  ten  gevolge  van  die  volmagt  gedaan  heb,  be- 
hoort, volledige  kennis  bekomen  zou. 

Op  1  Jnl^  kwam  ik  met  den  Boekhandelaar  Gr.  W.  Tiel- 
kemeijer,  te  Amsterdam  overeen^  dat  dit  WBrk  zou  uitge- 
geven worden,  en  dat  ik  een  groot  aantal  exemplaren  voor 
mijne  rekening  zou  medenemen  naar  Zuld-Afrika,  om  die 
daar  alom  te  verspreiden. 

Ik  ondernam  het  den  3"*^"  Julij  en  terwijl  ik  mij  met  het 
schreven  van  dit  werk  onledig  hield,  en  geene  poging  m^- 
nerzijds  meer  aanwendde,  om  van  de  vermelde  bewezen  of 
Certificaten  te  plaatsen,  kwam  den  13^®°  Julij,  een  dergenen 
bij  m^,  die  daarvan  vier  stuka.  genomen  had,  met  de  vraag 
rrom  teruggave  der  betaalde  gelden,  op  grond  van  demede- 
rr deeling  die  hij  mij  te  doen  had.*'   Zij  was  deze: 

ft  Waarschouwing  aan  dUen  belanghebbende!! 

rrDe  ondergeteekende  vernomen  hebbende  dat  de  Heer 
Jb.  Stuart  (zich  noemende)  gevólmagtigde  der  Zuid-Afri- 
kaansche  Republiek  te  Amsterdam  aan  gekomen,  en  ijverig 

28 


Digitized  by 


Google 


434  VERBLAQ    TAN   HET 

besig  is,  om  door  een  in  m^n  oog  schandel^ken  mtsiyding, 
aan  met  den  waren  toestand  van  zaken  alhier  onknndigen 
gronden  te  verkoopen,  namel^k  plaatsen  ter  grootte  van 
3000  morgen  tegen  ƒ12000. —  gevoeld  zich  gedrongen 
om  eene  waarschouwing  te  doen  aan  allen  (die  met  den 
persoon  en  levensw^ze  van  de  Heer  Jb.  Stnart  onbekend 
zijn)  zich  misschien  zonden  kunnen  laten  misleden.  —  Z^o 
zij  het  door  dezen  aan  al  den  zoodanigen  kennelgk  dat  het 
een  van  den  beginne  der  ^migratie  van  uit  de  Kaap- 
koloniën  bestaande  wet  was  (en  noch  is!)  frDat  allen 
Nederlanders  (Hollanders)  rrwelken  zich  alhier  komen  ves- 
tigen zoo  wel  gehuwde  als  ongehuwde  boven  de  16  jaren 
oud  z^nde,  dezelfde  regten  en  vr^heden  zullen  genieten, 
die  door  de  emigranten  genoten  worden,  en  dat  zij  ge- 
liyk  aan  dezen  het  regt  zullen  genieten  om  eene  plaats  ter 
grootte  van  3000  morgen  voor  zich  te  nemen,  waar  zij  ver- 
kiezen"(  namel^k  waar  noch  onbewoonde  of  openliggende 
gronden  z^n,  tegen  betaling  van  ƒ — .90.  voor  deszelfs  aan- 
teekening  in  hetLandsboek  der  verzochte  plaatsen,  en  ƒ  13.80 
voor  het  opmeten  (of  Inspecteren)  derzelve,  op  welk  regt,  de 
ondergeteekende  een  jaar  tijds  na  z^ne  aankomst  alhier  eene 
plaats  (als  gezegd)  voor  zich  heeft  genomen,  gdegen  in  het 
middel  van  alreeds  bewoonden  of  door  anderen  verzogte 
plaatsen,  en  die  na  hem  gekomen  z^n  hebben  alreeds  op 
dat  regt  eene  plaats  genomen,  of  kunnen  zulks  verkiezend* 
dit  even  zoo  doen.  —  Ik  geloof  dat  dit  alleen  genoeg  b^ 
z^n  om  allen  die  genegen  zouden  zijn  om  de  geldzoekeode 
Heer  Jb.  Stuart  een  gedeelte  van  hun  vermogen  aftestoan, 
voor  iets  dat  z^  b^na  voor  niets  bekomen  kunnen,  tot  na- 
denken te  brengen.  — 

rrWat  aangaat  de  Landf^treek  welken  de  Heer  Stuart 
uitvent,  dezelve  is  vruchtbaar  en  goed,  en  algemeen  ge- 
roemd, en  mij  zelve  zeer  goed  bekend,  maar!  dezdve 
ligt  thans  noch  op  een  afstand  van  ongeveer  24  uren  Z.  O.. 
van  af  het  thans  bewoonde  gedeelte  dezes  lands,  dus  noch 
woeftt,  en  ik  kan  de  verzekering  geven,  dat  wanneer  door 
de  vermeerdering  der  bevblkiag  de  grensl^n  verder  uitge- 
breid word,  ik  en  elk   ander  inwoonder    dezes  lands  het 


Digitized  by 


Google 


VERRIGTE    IN    NEOEBLAND.*  435 

regt  hebben  om  in  die  landstreek  of  daaromtrent  een  plaats 
te  nemen  tegen  betaling  van  ƒ14:70  als  boven  gezegd, 
ik  reken  het  mij  ten  plicht  het  bovenstaande  bekend  te 
stellen  opdat  men  m^  later  niet  zonde  kunnen  verwgten 
deel  in  die  zaak  genomen  te  hebben  door  stil  te  zwijgen. 
Indien  gemelde  Heer  Jb.  Stuart  het  bovenstaande  soms 
zoude  willen  wederleggen,  zal  ZEd.  daar  als  gevolmag- 
tige  der  WEd.  Volksraad  alhier  het  best  toe  in  staat  zijn 
door  mij  alhier  te  verklagen,  of,  bewijzen  van  het  tegen- 
deel op  te  eischen,  en  daar  ZEd.  zijne  famillie  alhier  ach* 
tergelaten  heeft  zal  zulks  hem  voorzeker  gemakkel^k  val- 
len, hoewel  ik  overtuigd  ben,  dat  ZEd  met  den  bovenge- 
noemde wet  zoo  goed  bekend  is,  als  ik  zelve^  en  ZEd. 
door  de  WEd.  Volksraad,  b^  het  doen  van  zijn  voorstel 
betrekkelijk  dezen  zaak,  zelven  de  verkeerdheid  van  zijn 
plan  is  voorgesteld,  om  reden  dat  do  bestaande  wetten  hun 
een  plaats  toekend  zonder  dezelve  te  koopen,  maar  door- 
dien ZEd.  voorbracht  dat  er  in  Holland  menschen  z^n  die 
tfte  hoogmoedig  zijn  om  eene  plaats  zonder  betaling  te 
r»nemen,  en  om  de  zoodanigen  (volgens  ZEd.  zeggen)  in 
rrstaat  te  stellen  om  door  koop  plaatsen  te  verkrijgen  is 
«rhet  ZEd«  gelukt  z:yne  volmagt  te  bekomen",  en  hierdoor 
misschien?  weder  in  staat  te  geraken  om  z^ne  famillie  uit 
de  treurigen  toestand  te  verlossen  waarin  zij  zich  (door  om- 
standigheden ZEd.  bekend)  thans  in  bevinden.  — 

ffDezen  Waarschouwing  wordt  gezonden  aan  allen  die 
zich  niet  schamen  om  eene  volle  plaats  van  3000  morgen 
groot  volgens  Landsregt,  tegen  betaling  van/14:70 —  te 
ontvangen 

door  HEd.  DW.  Dienaar 
(was  geteekend)     H.  F.  Bührmann.'' 

nIAjdenburg  in  de  Zuid  Afrikaansche  Republiek  henoorden 
de  Vaahiiner  den  21'^^  Maart  1854." 

»N.  S.  dezen  laatsten  aanmerking  gelieve  men  als  een 
spottem^  aan  te  meriLcn,  op  het  boven  gezegde  voorstel 
van  de  Heer  Jb.  Stuart,  daar  het  niet  in  mijne  gedachte 
op  kan  komen  dat  iemand  goed  met  den  zaken  bekend 
zgade^  dwaas  genoeg  zoude  kunnen  z^n,  om  z^n  geld  in 

28* 


Digitized  by 


Google 


436  VERSLAa    VAN    HET 

in  het  water  te  werpen,  en  is  dezen  met  geen  ander  oog- 
merk geschreven  dan  om  zoo  mogelijk  te  trachten,  te  be- 
letten, niemand  door  het  koopeu  der  gronden  van  en  door 
de  Heer  Stuart  bedrogen  worde. — 

rr  dezelfde" 

Het  zal  niet  meer  noodig  zijn,  mijne  lezers!  de  redenen 
mede  te  deelen,  waarom  ik  dat  verzoek  van  den  kooper 
der  Certificaten  stellig  weigerde. 

Hij  verstond  die  redenen  dan  ook,  en  ik  verzekerde  hem 
dat  hij,  door  de  lezing  van  het  werk  waaraan  hij  m^  bezig 
vond,  van  de  gegrondheid  mijner  redenen  nadere  overtui- 
ging zou  krijgen ;  doch  deze  nieuwe  ontlnoeting  gaf  m^  aan- 
leiding om  er  bij  te  voegen,  dat  ieder  die  van  deze  Certifica- 
ten genomen  had,  nu  een  exemplaar  van  dit  werk  gratis  zou 
ostvangen,  opdat  h§  het  als  eene  b^lage,  tot  die  Certificaten 
behoorende,  zou  behouden  en  bewaren. 

Evenwel  hij  was  naauwel^ks  vertrokken  of  ik  begreep, 
dat  ik  mij  informeren  moest  naar  den  naam  van  dengene, 
aan  wien  die  waarschuwing,  welke  zoo  als  h^  m^  ge- 
zegd had,  in  alle  NedeHandsche  dagbladen  moest  geplaatst 
worden,  was  toegezonden.  Ik  deed  dit;  en  vernam  toen, 
dat  die  waarschuwing  bij  brief  van  den  onderteekenaar 
Bührmann  was  gezonden  aan  den  Heer  J.  C.  J.  Eünegt 
te  Amsterdam;  ik  zag  diln  brief  en  h^  werd  m^  geheel 
en  al  voorgelezen ;  vernam  verder,  dat  h^  dien  brief  niet 
uit  handen  van  den  Hoer  Knegt  ontvangen  had,  zoodat 
hij  ten  minste  de  derde,  zoo  niet  een  veel  latere  hou- 
der van  den  brief  was,  en  op  mijn  verzoek,  zond  h^  mij 
den  volgenden  dag  een  afschrift  van  die  waarschuwing, 
hetwelk  ik  hierboven  allernaauwkeurigst  heb  laten  af- 
drukken. 

Zeer  aangenaam  is  het  mij,  dat  dit  stuk,  voor  zoo  verre 
ik  weet,  niet  in  de  dagbladen  is  voorgekomen;  niet  alleen 
dat  ik  dan,  als  het  mij  bekend  werd,  er  onmiddellgk  iets 
op  moest  antwoorden;  maar  het  zou  de  nieuwheid  voor 
dit  werk  verloren  hebben  doen  gaan  en  daarin  was  het  eene 
bedrage  die  zoo  voortreiffelijk  mogt  genoemd  worden,  als 
ooit  kon  voorkomen;  want  dddr,  op  hare  plaats  volgende, 


Digitized  by 


Google 


VERRIQTE    IM    NEDERLAND.  437 

had  de  waarschuwing  alle  wederlegging  onnoodig  gemaakt 
en  bragt  haar  eigen  vonnis  met  zich. 

Nu  zou  ik  den  lezer  nog  wel  eenige  staaltjes  van  den  nog 
voortdurenden  ijver  mijner  tegenpartij  kunnen  mededeelen, 
doch  die  ^ver  gaat  alreeds  zóó  ver,  dat  h^  niet  alleen  een 
oordeel  wil  vellen  over  het  bedrag  van  m^n  commissieloon, 
waar  niemand,  buiten  de  Yolksraad  en  ik,  iets  mede  te  ma- 
ken heeft,  maar  zelfs  over  het  gebruik  dat  ik  van  dat  commis- 
aieloon  maak,  en  dan  zou  ik  vreezen  aan  de  achting  voor  mijne 
lezers  te  kort  te  doen.  Intusschen  is  het  mijnen  lezers  welligt 
niet  geheel  onverschillig,  om  nog  eenige  kennis  te  kragen  van 
den  inhoud  van  het  tweede  besluit  van  den  Yolksraad,  waar- 
van ik  op  bl.  259  gesproken  heb.  £n  daarom  laat  ik  volgen  : 

f^EXTRACT  uit  het  Register  der  Wetten  en  Be- 
sluiten van  den  Volksraad  der  HoUandsche 
Afrikaansche  Republiek. 

iiMagaliesherg,  den  238t«°  Maart  1853. 
uDq  Volksraad 
rr  Gezien  hare  besluiten  van  heden,  waarbij  de  Heer  Jacobus 
Stuart  te  Pieter-Maritsburg,  gevolmagtigd  wordt,  onder 
daarbij  bepaalde  voorwaarden,  tot  den  verkoop  buiten 
's  lands  van  een  gedeelte  der  Gouvernementsgronden  van 
den  Staat. 

rrHeeft  besloten,  gelijk  zij  besluit  bij  deze: 
rr  Art.  1.  De  koopprijs  van  den  grond,  bedoeld  in  art.  1 
van  gemeld  besluit,  zal  niet  minder,  maar  wel  meerder 
mogen  zijn,  dan  zes  duizend  Rijksdaalders,  staande  gelijk 
met  vier  honderd  vijftig  ponden  sterling  Engelsche  munt, 
per  plaats  van  drie  duizend  morgen,  oude  HoUandsche  maat. 
rrArt.  2.  Het  bedrag  van  de  belooning  van  denzelven 
Heer  Jacobus  Stuart,  mede  bedQeld  in  gezegd  art.  1,  zal 
zijn.  enz. 

MArt.  3.  In  geval  de  Heer  Stuart  niet  slaagt  in  zijne 
onderneming  met  den  verkoop  van  de  hier  bedoelde  gron- 
den, zal  de  Heer  Stuart  geene  de  minste  vordering  tegen 
de  Republiek  hebben,  noch  voor  reiskosten,  noch  voor  zijne 
moeite,  noch  voor  iets  anders. 


Digitized  by 


Google 


438  VBRSLAa   TAN   H£T 

rrEen  afschrift  van  dit  besluit  zal  worden  ter  hand  gesteld 
aan  den  Heer  Jacobus  Staart,  ten  einde  hem  te  dienen, 
waar  het  zal  vereischt  worden  en  hig  het  raadzaam  oor- 
deelen  zal. 

'  rrAldus  gedaan,  goedgekeurd  en  onderteekend  in  de  zit- 
ting te  Magaliesberg  den  2^«*«»  Maart  1853. 

(get)  C.  Potgieter,  Voorzitter j  —  W.  H.  Jacobs,  Lid 
en  fungerend  Secretarisy  —  J,  J.  P.  Prinsloo,  — 
G.  C.  Schoeman,  —  H.  C.  W.  Vermaa8,Hzoon, — 
J.  N.  Grobler,  —  F.  J.  B.  Jansen  van  Renfi- 
burg,  —  J.  P.  de  Marre,  —  W.  A.  Duplesies^  — 
H.  H.  PretoriuS;  ^ —  J.  J.  Schepers,  —  J.  van 
Bosch,  —  A.  W.  J.  Pretorius,  Komm,  Genl.y  — 
W.  F.  Joubert,  Komm,  Oenl.,  —  A,  A.  Smit, 
Landdrost,  —  P.  F.  Streydom." 
De  Republiek  en  Nederland  heeft  dus  voornamelijk  aan 
die  tegenpartij  dit  werk  te  danken. 

Ten  gevolge  van  de  onderhandelingen  te  Amsterdam, 
Rotterdam  en  Groningen,  is  de  Republiek  bekend  gewor- 
den met  de  eischen  van  de  voornaamste  ingezetenen  aldaar. 
Ten  gevolge  van  de  uitgegevene  Certificaten,  heeft  zi| 
een  aantal,  in  hare  welvaart  belangstellende  Nederlanders 
gewonnen;  krijgt  zij  eenige  zeergeschikte,  welgezinde,  fat- 
soenlijke en  kundige  Protestantsche  Nederlanders  in  haar 
midden,  en  van  deze  eenige  kooppenningen  van  haren  grond, 
die  onverkoopbaar  was  en  geene  koopwaarde  bezat;  en  is 
zij  in  de  gelegenheid  gesteld  geworden,  om,  door  hulp 
aan  deze  Nederlanders  te  bewijzen  en  hun  het  verbluf  in 
de  Republiek  aangenaam  te  maken,  anderen  over  te  halen 
hen  te  volgen,  om  dddr  door  oppassendheid,  kennis  en  eenig 
geldelijk  vermogen,  een  gelukkig  leven  te  vinden  en  groote 
voordeden  te  behalen. 

En  ten  gevolge  van  de  uitgifte  dier  Certificaten,  heb  ik 
eene  billijke  belooning  mijner  onderneming,  die  mij  zelfs 
in  staat  stelt,  om  in  de  reiskosten  te  gemoet  te  komen 
van  enkele  personen,  die  uit  hoofde  van  hunne  bijzon- 
dere kunde,  juist  degenen  zgn,  voor  het  oogenblik  diiir 
onmisbaar,  en  in  wier  oordeel  de  Republiek  een  steun  en 


Digitized  by 


Google 


VEERIGTE   IN   NEDERLAND.  439 

hulp  sal  vinden,  waarvoor  z^  mij  zeker  dankbaar  zal  zgn. 

Is  duB  m^n  streven  kier  voor  de  Republiek  niet  voor- 
spoedig geweest;  ongezegend  was  het  niet,  en  welligt  zal 
dat  streven  nog  rijke  vruchten  dragen. 

Do  Volksraad  zal  nu  vernemen,  dat  degenen  die  de  Cer- 
tifieaten  genomen  hebben,  geene  voordeeliger  voorwaarden 
ten  behoe.ve  van  de  koopers  van  den  grond  verlangd  hebben, 
en  dat  niemand  bedenkingen  tegen  den  door  mij  gestelden 
prgs  van  ƒ5. —  het  bunder  gemaakt  of  eenenlageren  prijs 
aangeboden  heeft,  zoodat  de  Volksraad  als  nu  meer  vrij  is, 
om  zoowel  de  voorwaarden  als  den  pr^s,  waarop  de  gouveme- 
mentsgronden  in  de  Bepnbliek  gelegen,  in  Nederland  te  ver- 
koopen  zijn,  later  meer  in  het  voordeel  van  de  Republiek  te 
stellen,  dan  bij  deszelfs  besluiten  van  23  Maart  1853  gedaan  is. 

Het  zal  de  oplettenheid  mijner  lezers  niet  ontgaan  z^n, 
dat  de  Comaté,  z^nde  juist  de  uitgestrektheid  gronds, 
welke  de  Republiek  te  koop  aanbood,  het  minst  naauw- 
kenrig  op  de  bijgevoegde  kaart  is  aangewezen.  De  redenen 
daarvoor  zijn  deze :  de  Ëngelsche  schets  van  de  Republiek 
was  gemaakt,  naar  de  opgaven  van  reizigers,  zie  bl.  7. 
Die  reizigers  hadden  alleen  het  door  de  Hollandsche  Afri- 
kanen bewoonde  gedeelte,  en  dus  niet  de  Comaté  bezocht. 
Dien  ten  gevolge  hadden  zij  de  Comaté  ook  niet  in  hunne 
schets  opgenomen.  Ik  had  de  Comaté  ook  niet. bereisd. 
Al  het  geen  ik  er  van  gezegd  heb,  is  geput  uit  berigten 
van  anderen,  die  daar  geweest  waren,  en  die  in  geen  het 
minste  verband  tot  de  gegevene  volmagt  der  Republiek 
stonden  en  wier  namen  door  mij  opgegeven  zijn. 

Ik  heb  in  de  kaart  enkel  de  ligging  der  Comaté  zoo 
naauwkeurig  mogelijk  willen  aanwijzen  en  mij  zelfs  onthouden 
Tan  aanduiding  der  menigte  daarin  aanwezige  rivieren.  Na 
den  verkoop  van  een  gedeelte  dier  landstreek  zal  nu  eene 
juistere  aanwijzing  en  beschrijving  ook  wel  volgen. 

Tevens  zal  men  opgemerkt  hebben,  dat  op  de  bijge- 
gevoegde  kaart  de  kleur  van  de  grenzen  der  Republiek 
ook  is  gebezigd  voor  een  gedeelte  van  de  gronden,  gele- 
gen aan  de  kust,  benoorden  en  bezuiden  het  district  van 
Natal.     EHe  gedeelten  zijn  ook  het  eigendom  van  de   Hol- 


Digitized  by 


Google 


440  VERSLAQ    VAN    HKT 

landsche  Afrikanen.  Het  noorderdeel  krachtens  de  pro- 
clamatie, zie  bl.  142y  het  zuiderdeel  door  aankoop,  zie  bl. 
92.  De  Engelsche  regering  heeft  geen  dezer  gedeelten  in 
bezit  genomen. 

Na  nog  een  afzonderlijk  woord  aan  de  houders  der 
bovenbedoelde  Certificaten  en  aan  hen  die  zich  daarvan 
nog  zouden  willen  aanschaffen.  Aan  U  ben .  ik  dank 
schuldig  voor  de  betoonde  genegenheid  jegens  de  Holland- 
sche  Afrikaansche  Republiek  en  voor  het  vertrouwen  in  my, 
als  haren  gemagtigde  gesteld.  Zij  zal  Uwe  deelneming  in 
hare  welvaart  hoog  waarderen  en  zeker  alles  aanwenden 
wat  onder  haar  bereik  ligt,  om  U  de  beste  vruchten 
dier  deelneming  te  doen  genieten,  en  ik  geef  U  gaarne 
de  verzekering,  dat  niets  zal  verzuimd  worden,  voor  zoo 
verre  ik  het  mgne  daartoe  zal  kunnen  bedragen,  om  U 
te  doen  ondervinden,  dat  Uwe  aankoop  dier  Certificaten, 
onverschillig  met  welk  oogmerk  zi)  heeft  plaats  gehad,  altgd 
eene  zeer  voordeelige  geldbelegging  geweest  is  of  zal  zijn, 
en  aan  hare  bedoeling  zal  beantwoorden. 

En  alvorens  nu  dit  laatste  hoofdstuk  te  eindigen,  zal 
ik  nog  ter  informatie  van  hen,  die  er  over  mogten  denken 
om  zich  in  de  Republiek  te  gaan  vestigen,  er  dit  bgvoe- 
gen,  dat  thans  de  voordeeligste  nijverheid  dkkr  zal  wezen  : 

1^  Houtzagerij.  Men  kent  daar  nog  geen  zaagmolens. 
Er  is  een  zóó  groot  verval  van  water,  dat  de  zwaarste 
watermolens  toegepast  kunnen  worden.  Aan  planken  en 
ander  werkhout  is  de  grootste  behoefte  en  in  de  Comaté 
kan  men  nu  de  rijkste  bosschen,  waarin  boomen  van  9  voet 
diameter  en  40  k  50  voet  lang,  tegen  ƒ5. —  per  bunder  in 
eigendom  krijgen.  Flanken  van  20  voet  lang  1  duim  dik  en 
12  duim  breed^  zullen  dddr  op  de  plaats^  welligt  gedurende 
de  eerste  ;ar^,  kfZ. —  per  stuk  gezocht  zijn.  Zie  bl.  225. 

2^  Kruidmakerij.  Het  grove  kruid,  zal  in  de  Republiek, 
waar  de  grondstoffen  voor  handeli  zgn,  tegen  90  cent  per 
pond  bij  eene  hoeveelheid  van  3  k  400,000  ponden,  ver- 
koopbaar zijn.     Zie  bL  218. 

3<*.  Graanbouw.  Drie  vierde  deel  van  do  behoefte  aan 
meel,  wordt  thans  nog  van  buiten 's  lands  ingevoerd;  dien  ten 


Digitized  by 


Google 


V£RRIOT£    IN    MEDERLAMD.  441 

gevolge  is  de  prijs  van  het  graan  hoog,  terwijl  de  grond  en 
het  klimaat  uitnemend  voor  de  tarwe  geschikt  is.  Zie  hl.  219. 

40.  Suikerteelt.  Eenige  Ëngelschen  hehben,  uit  hoofde  van 
de  hoog  gunstige  uitkomsten  hunner  proefoemingeu;  in  Ja- 
nuarij  1853,  eene  maatschappij  van  Suikercultuur  en  fabri- 
kaat, in  de  omstreken  van  d'Urban  opgerigt.  Die  Maat- 
schapp^  bevond  zich  in  Mei  1853  in  eenen  treurigen  toe- 
stand, bij  gebrek  aan  werkvolk.  Zie  hl.  227  en  vergelgk 
hiermede  bl.  414.  Evenwel  hare  kennis  kan  den  Neder- 
landschen  Emigrant  nu  zeer  te  pas  komen  en  daarom  volgt 
hier  eene  opgaaf  afkomstig  van  die  maatschapp^. 

Vergelijkende  aanwijzing  der  uitgaven,  welke  voor  de 
suikerteelt  in  Natal  en  in  Mauritius  gevorderd  worden: 

TKS8OH11. 

MAUBITIUB.  VAT  AL.  '*    **'' 

VAH  KATAL. 

Und  100acretp.m.(4&Band.>4/    42.00/4800.00  1/       6.00   /  600.00  /   3600.00 

Mcrt  10  Vrachten »  »    72.00  „    720.00 »  | 

Beertcmnert  10  Vrachten kf    —.60    u      6.00  »  | 

Trekvee  10  MuüezelB.  .    .    .  ii  /  860.00  /  8600.00   <r  »  180.00    «1800.00  »    1800.00 

idem    10  Oisen „  „  144.00  ,,  1440.00    a  »    86.00    i,  860.00  «    1080.00 

Twee  ooaendr^ven  pr.  Maand.»  »    12.00  »     24.00  u    15.00  u         9.00 

10  coolies  met  onderbond «  120.00 "  f    60  00 

10  Kaffers  met      idem kf     6.00    »    60.00  „  f 

10  Blanken è  /  48.00  /  480.00  »  „    48.00    u  480.00  » 

100  pond  ooaenvleeKh..    .    .    »  »  —.80    «    80.00   »  »    —.071/»»      7.50  »        22.50 

100     «        brood »  »  — JJO    «    80.00    ,  i    —.80    »    80.00 

100     »       boter «  v  —.75    »    75.00    »  «    —.80    »    80.00  »       45.00 

100     «       r^at  voor  de  cooUea 5.00   „  a u  ï      .^^ 

100     tf        mals  voor  de  kaffers u      1.65  u  j 

Haver „      7.50 »      6.00  »         1.50 

100  pond  boonen »    18.50 //      6.00  »         7i>0 

Steenkolen »    24.00 i>    24.00         

Totaal/ 10769.00  /  8426.15  /    7842.86 

In  de  Republiek  is  de  ^vSketteeU  aan  iederen  Kaffer 
bekend;  doch  niemand  weet  de  ruwe  suiker  te  maken.  Zie 
bl.  219  en  bl.  251. 

5<>.  Wollen  dekens.  Jaarlijks  worden  miUioenen  ponden 
wol  uitgevoerd;  ieder,  zelfs  elke  zwarte  ingezetene,  heeft 
wollen  dekens  noodig^  en  nergens  worden  ze  in  Zuid-Afrika 
gefabriceerd.  Zie  bl.   219. 

6^  Hennipteelt  en  Zeildoekmakerij.  De  Hennipplant 
wordt  overal  gevonden,  nergens  voor  garen,  touw  of  doek 
aangeteeld,  veelmin  is  eene  weverij  bekend.  En  daar  te- 
gen   kan    gesteld  worden,  dat  nergens  zoo  veel  zeildoek 


Digitized  by 


Google 


442  VKRSLAQ    VAN    HBT 

Terbraikt  wordt  als  in  Zuid-Afrika^  waar  men  twee  of 
drie  maal  den  Ënropeschen  pri[8  er  voor  moet  besteden. 
Zie  hierbij  bl.  220. 

7^.  Alle  gewone  ambachten,  nagenoeg  zonder  nitzon- 
dering.  Daaronder  vooral  schrgn-,  wagenmakers-  en  smids- 
werk. 

8^  Tabaksteelt  en  Sigarenfabrikaat.  Tabak  wordt  in 
de  Republiek  overal  verbouwd,  •  maar  de  kennis  van  sor- 
tering heeft  men  niet.  Bovendien  zouden  sigaren  een  zeer 
goed  artikel  voor  Binnenlandschen  Handel  en  overzeesdie 
uitvoer  zyn. 

9^.  Landbouw,  Veehouderij,  Boomkweekerij  en  al  wat 
verder  tot  het  vak  van  LandhuiBhoudkunde  behoort. 

En  eindelijk,  dat  ik  in  Nederland  een  onderzoek  door 
deskxmdigen  in  mineralogie  en  geologie  heb  doen  instel- 
len, omtrent  de  delfstoffen,  die  ik  uit  de  Republiek  heb 
medegebragt.  Zie  bl.  264.  Hun  rapport  is  van  den  vol- 
genden inhoud: 

irDe  hier  weder  nevensgaande  exemplaren  leveren  het 
rronwedersprekelijk  bewijs  van  den  buitengewonen  rgkdom 
ff  van  den  bodem.  Zij  bewezen  de  aanwezigheid  van  steen- 
rrkool,  ijzer,  koper,  lood,  [zilver  en  geven  sporen  van 
ffkwik.  Zy  geven  allen  grond  de  mogelijkheid  van  eene 
wvoordeelige  exploitatie  te  wachten;  hoewel  zich  hierom- 
Mtrent  natuurlijk  alleen  met  eenige  zekerheid  een  oordeel 
ff  zou  laten  vellen,  bij  naauwkeurige  kennis  van  de  wgze 
rr  waarop  zich  de  mineralen,  waarvan  u  de  stalen  me- 
ffdebragt,  voordoen  en  in  het  algemeen  de  lokale  om- 
ffstandigheden. 

ftBi/zondere  opmerking  echter  verdienen  de  deugdel^ke 
rr  steenkool,  het  ijzerglans,  een  der  voortreffel^kste  ijzer - 
rr  ertsen,  waaruit  het  metaal  zonder  noemenswaardige  moei 
rfte  wordt  gewonnen;  en  het  rgke  zilvererts,  waarvan  het 
rr  onderzochte  gedeelte,  waaruit  de  twee  kleine  zilverkogel' 
rytjes  zijn  gesmolten,  35  percent  zilver  bevatten.  De  exem- 
rrplaren  van  rob^nen  en  topazen  hebben  minder  te  be- 
M  teeken  en!  het  koperpiriet  maakt  de  aanwezigheid  vsn 
rr  goud  waarschijnlgk.'* 


Digitized  by 


Google 


VEBBIOTB   m   NEDERLAND.  443 

Ten  slotte  las  ik  met  eenige  zelfvoldoening  het  volgende 
in  het  Handelsblad  Tan  maandag  31  Jnlg  2^  editie: 

iiLonderty  Vrydag  28  Julij  (des  Avonds.) 
nln  de  zitting  van  het  Huis  der  Gemeenten  is  Woensdag 
van  regeringswege  eene  som  van  45,000  £  gevraagd  tot  af- 
doening van  geldel^ke  vorderingen,  voortgekomen  nit  de 
beschikkingen,  die  gemaakt  zijn  omtrent  het  bestuur  van  het 
Souvereiniteitsland  in  Zuid-Afrika.  Deze  aanvrage  werd 
door  den  Heer  Peel,  den  onder-secretaris  van  het  departe- 
ment van  koloniën,  toegelicht  Een  deel  dier  som,  zeide  hi), 
moest  dienen  tot  goedmaking  der  uitgaven,  welke  de  com- 
missaris van  het  Britsche  gouvernement,  de  Heer  Clerk,  ge- 
daan had,  ten  ^inde  uitvoering  te  kunnen  geven  aan  het  plan 
om  het  Souvereiniteits-land  van  Engelands  koloniaal  gebied 
af  te  scheiden,  Een  ander  gedeelte  was  noodig  tot  scha- 
devergoeding voor  de  Nederlandsche  landbouwers,  die  zich 
aan  de  zijde  van  het  Britsche  gouvernement  geschaard  had- 
den in  den  twist  ,met  de  inlanders.  Verder  was  er  geld 
noodig,  om  de  Boeren  schadeloos  te  stellen,  wier  eigendom 
in  bezit  was  genomen,  terwijl  zij  in  1848  onder  aanvoering 
van  Pretorius  tegen  het  Britsche  gouvernement  de  wapens 
voerden.  Het  scheen  den  Heer  Clerk  beter,  met  de  benoor- 
den de  Vaal-rivier  gevestigde  "Hollandsche  Boeren  eene 
schikking  te  maken,  door  hun  eene  vergoeding  aan  te  bieden 
voor  het  verlies  hunner  have,  welke,  terwijl  zij  tegen  Enge- 
land vochten,  door  andere  stammen  was  in  bezit  genomen, 
dan  toe  te  laten  dat  de  Boeren  terugkeerden  en  met  de  te- 
genwoordige bezitters  dier  have  eenen  str^d  begonnen.  AUee 
te  zamen  genomen  —  zoo  besloot  de  Heer  Peel  —  is  het  eene 
belangrijke  bezuiniging,  vrede  in  de  kolonie  te  hebben  ten 
koste  van  45,000  £.  De  gevraagde  som  is  na  eene  korte 
discussie  zonder  hoofdelijke  stemming  bewilligd.'' 

Dit  berigt  toch  kwam  zoo  buitengewoon  wel  overeen 
met  hetgeen  ik  aan  het  einde  m^ner  redevoering  op  den 
3^«°  October  1853,  zie  blz.  299  voorzegd  had  en  met  het- 
geen  ik   in  dit  werk  den   lezer    deed  opmerken,  namelijk 


Digitized  by 


Google 


444  VBRSLAO    VAN    HET 

dat  Engeland  en  Zuid- Afrika  behoefte  heeft  aan  de  vredes- 
gezindheid en  vriendschap  met  en  van  de  Holiandsche  Afri- 
kanen en  in  het  bijzonder  met  en  van  die  welke  benoorden 
de  Vaalrivier  wonen. 


Ziedaar,  lezers!  m^ne  taak  afgewerkt.  Ik  heb  dikw^ls 
Uw  geduld  op  den  proef  gesteld,  uwe  aandacht  bezig 
gehouden  ook  over  zaken,  die  U  zeker  onverschillig  waren 
en  daarbij  uwe  oplettendheid  gevestigd  op  personen,  zoo 
wel  mijn  eigen  als  anderen,  die  U  welligt  geen  het  minste 
belang  inboezemen.  Doch  om  U  alles  te  leveren,  wat  ik 
U  beloofd  had,  moest  ik  wel  alles  bijbrengen,  wat  daarop 
betrekking  had.  Ik  heb  evenwel  zorgvuldig  getracht  om 
niet  meer  aan  te  halen,  dan  daartoe  noodig  was,  zelfs  met 
opoffering  van  krachtige  wapenen  tegen  mijne   tegenpartij. 

Gij  zult  opgemerkt  hebben,  dat  ik  mij  van  alle  eigen 
oordeel  over  zaken  en  personen  heb  onthouden.  Ik  deed 
dit,  omdat  déAr  waar  daden  spreken,  geene  woorden  noo- 
dig z^n  en  om  aan  mijne  lezers,  zoo  veel  mogel^k,  een 
vrij  en  onvooringenomen  oordeel  over  te  laten.  Alleen 
ten  aanzien  van  het  verslag  dat  in  het  Maandschrift  rrde 
tijdspiegeF'  van  een  onderhoud  met  een  Boschjesman  ge- 
geven was,  ben  ik  daarvto  afgeweken.  Daar  kon  ik  m^n 
Nederlandsch  gevoel  niet  verzwijgen,  over  de  bespotting  en 
beleediging  den  Holiandsche  Afrikanen  aangedaan,  die  zich 
hier  niet  konden  verdedigen. 

Nu  kan  door  dit  werk  de  Nederlander  bekend  worden 
met  zijnen  Stamgenoot  in  Afrika,  nu  de  Afrikaner  met 
den  zijnen  in  Nederland.  Beiden  zullen  zij  zien,  dat  de 
wederzijdsche  genegenheid  behouden  is  gebleven  en  dat 
alléén  een  zamenloop  van  bijzondere  omstandigheden  de  oor- 
zaak geweest  is,  waarom  tot  nog  toe  aan  die  genegenheid 
geen  genoegzaam  gevolg  in  gegeven.  Zoekt  nu  van  weers- 
kanten de  bewijzen  daarvoor  op,  die  wezenlek  in  het  ver- 
haalde liggen.  Tracht  alléén  die  blijken  van  welwillendheid 
in  het  geheugen  te  houden.  Komt  de  ééne  zijde  dan  wat 
gunstiger  voor  den    dag    dan   de   andere,    laat  het  geenc 


Digitized  by 


Google 


VERRI6TE    IN   NEDERLAND.  445 

nieuwe  of  verdere  verw^dering  tusschen  elkander  geven; 
tigedskne  zaken  nemen  geen  keer"  en  is  er  geen  twijfel 
of  de  vernieuwde  en  nadere  kennismaking  zal  de  aanlei- 
ding zijn,  dat  de  andere  zijde  zich  ook  voordeeliger  zal 
-voordoen  enmogt  ik  daartoe  iets  hebben  bijgedragen,  dan 
zal  ik  Gode  dankbaar  wezen. 

Laat  ik  dan  nu  afscheid  van  u  mogen  nemen,  met  de 
bede,  dat  het  ons  aller  vurige  wensch  zij,  dat  de  ver- 
eeniging  der  Nederlandsche  en  Afrikaansche  Hollanders, 
in  het  land  door  Hollanders  in  Zuid-Afrika  verkregen  en 
door  hen  voor  Hollanders  opengesteld,  zoo  spoedig  mo- 
gelijk plaats  gr^pe,  ten  einde  dkkr  eenen  nieuwen  geheel 
onzijdigen  Staat  te  helpen  opbouwen  en  ontwikkelen,  waarop 
onze  voorvaderen  met  welgevallen  zouden  nederzien.  £n 
stemt  gij  met  die  bede  in?  01  dat  dan  ons  Hollandsch 
hart  weder  ontgloeije,  bij  de  herinnering  aan  hetgeen  wat 
vroeger  de  Hollandsche  natie  was  en  bij  het  welgevestigd 
vooruitzigt  wat  zij  dkkr  in  Zuid-Afrika  andermaal  wor- 
den kan. 

Nederlanders!  brengt  een  klein  deel  van  uwen  overvloed, 
van  uwe  kennis  en  uw  geld  naar  uwe  Afrikaansche  stam- 
genooten.  Hollandsche  Afrikanen!  toont  den  Nederlander 
uwe  erkende  onafhankelijkheid,  rijkdom  en  welvaart  en 
geen  volk  zal  gezegender  zijn,  dan  de  Hollanders  in  Zuid- 
Afrika. 

Amsterdam,  8  Augustus  1854. 


Digitized  by 


Google 


ERRATA. 


Door  den  bvitengewonen  spoed  waarmede  dit  werk  U  aitgege- 
ren,  syn  eeooige  fouten  gebloTeo,  die  Terbeierd  hadden  moeten 
worden.  —  De  zmstorende  aijn: 


tadi 

i.    43, 

regel 

21. 

■taat  sesdniiend 

lees:  zeshonderd 

ff 

108, 

tt 

26, 

ft 

te  zetten 

ff    by  te  zetten 

tr 

114, 
149, 

tt 

tt 

20, 
28, 

tt 
tl 

6  pet. 

te  doen  te  dienen 

ff    5  pet. 

tf    te  doen  dienen 

tf 

191, 

tt 

16, 

tt 

1837 

ff     1847. 

it 
tf 
tt 

210, 
280, 
256, 

tt 
ft 

tt 

18, 

7, 

19, 

tt 
n 
tt 

bonjer 
Krager 
16 

ff    banjer 
ff    Krieger 
tr    19 

n 

257, 

ft 

1, 

19 

▼an. 

ff    Tan  die 

tt 
tt 

258, 
259, 

tt 
f» 

8, 
86, 

tf 
tt 

aangegeven 
moeten 

ff    aangegaan 
ff    moesten 

tl 

260, 

tt 

7, 

tt 

23 

ff    22 

tt 

268, 

tt 

28, 

tr 

struik 

ff    stink 

tf 

268, 

268, 

tt 

88, 

7, 

u 
tl 

Lgdenbu 
eene 

ft    Lödenburg         « 
ff    ééne 

tt 

282, 

tl 

8, 

tt 

zou 

tt    zouden 

tt 

283, 

tt 

24, 

tt 

borenbedoelde  belang 

der  ff  belang  der  bo- 
TanbAdoelde 

tt 
tt 

287, 
298, 

tt 
tt 

27, 
16, 

tl 
tt 

eenige 

T  Tf aaanff*Tfnf ■    T^ 

ff    eene 
tf    ran 

ft 

tt 

294, 
840, 
409, 

tt 
tt 
ft 

26, 

8, 

84, 

rr 

tf 
ff 

verklaring 
geteld 
Afrikaansche  Nederl 

ft    YryTerklaring 
ff    gesteld 
ff    Afrikaansdie 
èn  Nederlandscbe 

Digitized  by 


Google 


Il  : 


WTA'Beyerüzt^  a^e/ 


litizedby  Google 


Digitized 


a    / 


Digitized  by  LjOOQIC 


c 


è     . 
I     • 

t    ••• 


t 
¥ 


.  >   - 


Digitized  by 


Google 


Digitized  by 


Google 


f 


Digitized  by 


Google 


THB  NEW  YORK  PUBLIC  LÏBRARY 
REFERENCE  DEPARTMENT 


t«kcii  from  the  Bwildmt 


to  hm 


« 't  w  7    ^    -   1 :7^^ 


Digitized  by 


Google