Google
This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project
to make the world's books discoverablc onlinc.
It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and fmally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web
at|http: //books. google .com/l
Google
Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automaüsch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via|http: //books .google .coml
\
DS
UW
ff
hl . j
DE OPKOMST
VAN HKT
NEDERLANDSen GEZAG
IN
OOSÏ-INDIE.
VERZAMELING VAN ONUITGEGEVEN STUKKEN UIT HET OUD-KOLONIAAL
ARCHIEF.
UITGEGEVEN EN BEWERKT
DOOR
Jhb. Mb. J. e. J. de Jonge,
Adjtmet-BijhS'Arehwaris,
VIERDU DUEL.
's GEAVJKNHAGE ,
AMSTZBDAU ,
MARTINÜS NIJHOFF.
•
FREDERIK MULLER.
•v'
'» s-
MDCCC
LXIX.
DE OPKOMST
VAN UET
NEDERLANDSen GEZAG
OVER
JAVA.
VERZAMELING VAN ONUITGEGEVEN STUKKEN UIT HET OUD KOLONIAAL
ARCHIEF^.
UITGEGEVEN EN BEWERKT
DOOR ^
Jhb. Me. J. K. J. de Jonge,
Adjunct'IUjkt' Archivaris,
EERSTE DEEL.
S GRAVENHAGE*, 1 AMSTERDAM
MARTINÜS NIJHOFF. | FEBDBKIK MULLER.
MüCCCLXIX.
PS
éfl
f
VOORREDE.
Bij de uitgave der eerste reeks van stukken uit bet oud-kolo-
niaal archief, bepaalde ik mij tot die oorkonden, welke betrek-
king hebben tot het 'tijdvak, dat besloten ligt, tusscfaen het
ontstaan van de groote vaart in Nederland en de instelling van
het Gouverneur-Generaalschap in Indie, (1595 — 1610).
In dit eerste gedeelte was ik genoodzaakt den Nederland-
schen zeeman en handelaar, overal te volgen, omdat in dien
tijd, het Nederlandsch gezag zich nog nergens in Indie be-
paald had nedergezet. In de voorrede van het eerste deel, gaf
ik mijn voornemen te kennen, om, als dat tijdvak^zou zijn
afgewerkt, bij voorkeur over te gaan, tot het leveren van die
gedenkstukken, waardoor de geschiedenis van het Nederlandsch
gezag in de afzonderlijke gewesten van den Indischen Archipel
wordt toegelicht. Volgt men een anderen weg, wil men bij de
groote uitbreiding, welke Neérland's gezag en betrekkingen allengs
verkregen, voortgaan met de stukken uit het oud-koloniaal
»
Archief, alléén in tijdrekenkundige orde, achter elkander in het
licht te geven, onverschillig op welk gebied van Indie zij be-
trekking hebben, dan ontstaat er door de verscheidenheid der
feiten en toestanden in de verschillende, somtijds ver van elkander
394429
VI
verwijderde landstreken, eene onduidelijkheid, ja, zelfs eene
verwarring, waardoor ten laatste, zoowel van den bewerker als
van den lezer de blik beneveld en aan beiden een helder over-
zigt over elk afeonderlijk geheel, ontnomen zou worden.
De advokaat der Oost-Indische Compagnie, P. van Dam , heeft
dit reeds in 1693 zeer juist ingezien, toen hij op last der Heeren
XVII een overzigt van het bestuur, de bezittingen en de han-
delsbetrekkingen der Compagnie zamenstelde en daarbij ook de
methode van afzonderlijke behandeling der verschillende ge-
westen volgde. Ook Valentijn , in zijn « Oud-en-Nieuw Oost-
Indie » heeft begrepen , dat het hem niet mogelijk zou zijn , de be-
schrijving of de geschiedenis van Indie anders te behandelen,
dan verdeeld in beschrijvingen en geschiedverhalen betreffende
de afzonderlijke gewesten.
Ik gaf dan ook, reeds in de voorrede voor het eerste deel
van dit werk, eene voorloop! ge volgorde aan, waarin ik de
gedenkstukken betrekkelijk de geschiedenis van Neérlands gezag
in Indie, hoopte te zullen uitgeven
Ik behield mij echter toen reeds de vrijheid voor, van in
die volgorde wijziging te brengen. Van dat voorbehoud heb
ik gebruik gemaakt; ik stelde de geschiedenis der Nederlanders
in de Molukken voorloopig ter zijde en verkoos in de eerste
plaats de geschiedenis van het Nederlandsch gezag over Java,
in behandeling te nemen.
De reden van die wijziging is deze: welligt is er van niet
één gewest van Indie de geschiedenis zóó toegelicht, als van
den Archipel der Molukken. Vooreerst bezitten wij in Valen-
tijn's werk eene hoofdbron voor de kennis van die eilanden-
groep; de helft bijna van dat uitgebreide werk is aan dit gedeelte
van Indie gewijd, en Valentijn heeft in den regel geput uit
VII
goede bronnen 9 onder anderen uit een belangrijk handschrift
van den ouderen Rumphius, dat hij echter zorgvuldig verzwijgt.
In later tijd verscheen het belangrijk verslag van de Heeren
van de Graaiï en Meyland ^ en behalve deze mededeelingen
over den Archipel der Molukken in het algemeen, bestaat er
nog eene uitgebreide literatuur over sommige eilanden van die
groep in het bijzonder.
Daarentegen is de geschiedenis van de vestiging en uitbreiding
van ons gezag op Java, door Valentijn gebrekkig geleverd. Ge-
schiedschrijvers van lateren tijd, met uitzondering van sommigen ,
die zich tot monographiën bepaalden, waren óf niet in de ge-
legenheid om de oorspronkelijke bronnen voor de geschiedenis van
Neérlands gezag over Java te raadplegen , óf indien zij daartoe
al de gelegenheid hadden, lieten zij die bronnen ongebruikt
liggen. Wanneer men nu daarbij in overweging neemt, dat
Java ongetwijfeld, voor ons, Nederlanders, de meest belangrijke
bezitting in Indie is, zeker veel meer dan de Molukken, althans
op dit oogenblik, dan geloof ik, dat ik mij als verantwoord en
geregtvaardigd mag beschouwen, indien ik met wijziging van
eene vroeger aangegeven volgorde, in de eerste plaals overga
tot de uitgave van stukken, welke betrekking hebben tot de
opkomst en de uitbreiding van Neérland^s gezag over Java.
Het veld is groot, de arbeid moeijelijk, ik vang dan ook aan
met de bede om een welwillend oordeel, indien het blijken
mogt, dat mijn moed grooter was dan mijne krachten.
Dit deel sluit zich aan, aan het derde deel der eerste volg-
reeks; het begint met het jaar 1610 en brengt ons tot 1623*
Het bevat uitsluitend stukken, betreffende de geschiedenis der
1 Tijdschrift van N. Indie , 1866. I , Seq.
VIII
Nederlanders op Java. Die gedeelten der stukken en brieven ,
welke op andere onderwerpen betrekking hebben of van minder
belang waren, zijn dus uitgelaten; de lezer wordt telkens door
het plaatsen van eenige punten daarop opmerkzaam gemaakt.
In het tweede deel van dit werk waagde ik het, eene schets
te leveren van Java's oudere geschiedenis, vóór de komst der
Nederlanders. Door gemis aan kennis der Javaansche taal, was
ik, bij de zamenstelling dier schets, verpligt mij op de ge-
gevens van anderen te verlaten; toch stelde ik toen reeds weinig
vertrouwen in vele geschiedverhalen, omdat ik daarbij telkens
opgaven ontmoette, welke blijkbaar den toets eener gezonde
kritiek niet konden doorstaan. Sedert is bij mij de overtuiging
meer en meer gerijpt, dat Java^s oude geschiedenis nog te
weinig bekend, nog te veel opgevuld is, met tegenstrijdige
berigten, om er reeds nu een behoorlijk geheel van te kunnen
zamenstellen. Ik begin dan ook een iger mate berouw te gevoelen,
dat ik mij tot het leveren van zoodimige schets heb laten ver-
leiden, al heb ik mij daarbij ook in den regel, van stellige
uitspraken onthouden. Er moet nog veel meer .licht over
Java's oildere geschiedenis opgaan, veel meer bronnen moeten
nog aan den dag worden gehragt. «
Onlangs leverde de heer J. Hageman Jcz., daartoe eene zeer
belangrijke bijdrage, in zijne geschiedenis der Soenda-landen
uit oude Soendasche landhistorien geput. Het is alleen te be-
treuren, dat de heer H. de oorkonden zelven, met de vertaling
daarnevens, en opgave van herkomst en tijd, waarin zij ver-
moedelijk zijn vervaardigd, niet mededeelt. De Soendasche be-
rigten schijnen op vele gewigtige punten in tegenspraak te
zijn met de berigten van Javaansch-Mahomedaanschen oorsprong,
welke vroeger door den heer Hageman zijn gebruikt. Doch
IX
ook de Soendasche berigten, voorzooverre zij betrekking hebben
op feiten, voorgevallen tijdens de Nederlanders op Java waren,
worden weder door de stukken van het oud-koloniaal Archief
niet altijd en in allen deele bevestigd.
Het hoofddoel van ons werk is, de geschiedenis der Nederlan-
ders op Java^ uit de archieven toe te lichten; toch zal men
somtijds ook belangrijke mededeelingen over de geschiedenis, de
inrigting van het bestuur, den toestand van het land en het
volk van Java, vóór of tijdens de komst der Nederlanders,
daarin aantreffen. Die geschiedenis^ dat bestuur en dien toe-
stand te leeren kennen, schijnt nog niet geheel overbodig.
Nog zeer kort geleden ^ werd ons in eene geschiedenis van het
cultuurstelsel, een tafereel van den Javaanschen Staat, vóór de
opkomst van het Nederlandsch gezag, opgehangen, waarin de
Javaan werd voorgesteld, alsof hij onder zijne eigene vorsten
leefde in een gelukstaat door Rousseau gedroomd of door Ar-
kadische herders genoten; ja zelfs, de inrigting van het oude
Javaansche staatsbestuur werd er eene geadelde demokratie
genoemd.
Indien men daarentegen in de oorspronkelijke stukken, ver
. haald vindt, hoe ter bevrediging van de heerscbzucht van ééa
man, oorlogen werden gevoerd, die hongersnood, ziekte en
dood over de bevolking verspreidden; hoe de geheele mannelijke
bevolking, jaarlijks als slaven naar het leger en ten strijde werd
gesleept of opgejaagd; hoe een désa-hoofd, om een gering ver-
zuim van transportdienst, zonder vorm van proces, door een
regent bijna dood geslagen werd; hoe in 1628, zooals men in
een volgend deel vernemen zal, de Panembahan van Mataram,
744 zijner onderdanen liet krissen, omdat zij de overwinning
in den strijd niet hadden bevochten; terwijl duizenden op een
INHOUD.
Eerste Hoovdstük Bli. I
Tweede Hoopdstuk » LVH
Oebde Hooidstvk g XCIV
ViebdÈ Hoofdstuk • » CXIV
ONUITGEGEVEN STUKKEN.
I. De KommandenT Hendrik Broawer aan de Bewindhebbers der
Ver. O.-I. Comp. te Amsterdam, 27 Junlj 1612 . . . . # 1
II. Be opperkoopman Peeter Seegers aan de Bewindhebbers te
Amsterdam, 5 Dec. 1612 » 5
ni. De gg. F. Both aan de Bewindh. (HH. XYII), 1 JamiarQ 1614. ' 7
lY. J. Fz. Coen, boekh.-gen. , direct.-generl. , aan de Bewindh.
(HH. XVII), 1 Januarj 1614 • 12
V. De gg. F. Both aan de Bewindh. (HH. XVII), 1 November 1614. « 16
VI. Dezelfde aan dezelfden, 10 Nov. 1614 . . « 17
VIL De direct.-gen. J. Fz.'Coen aan de Bewindh. (HH. XVII),
10 Nov. 1614 -r 20
VIII. De direct.-gen. J. Fz. Coen aan de Bewindh. (Kamer Delft),
27 Dec. 1614 * 24
IX. Dezelfde aan de Bewindh. (HH. XVII), 3 Maart 1615 .. « 27
X. De opperkoopman A. Sonr\j aan de Bewindh. (Kamer Am-
sterdam) , 22 Oct. 1615 » 28
XI. De dii^ect.-gen. J. Fz. Coen aan de Bewind. (XVII), 22 Oct. 1615. # 32
XII. Dezelfde aan dezelfden , (HH. XVII) , 25 Dec. 1615 ...» 36
XIII. Dezelfde aan dezelfden, 5 JannarQ 1616 » 37
XIV. Dezelfde aan dezelfden , 31 Maart 1616 » 39
XV. Dezelfde aan dezelfden, 10 Oct. 1616 .» 41
XVI. Instructie voor G. F. Druyff, gaande als afgezant naar den
Fanembahan van Mataram, 9 Nor. 1616 » 54
XVII. Bemonstrantie van Balth. van Eyndhoven van de ghelpgentheyt
van den Mattaramschen Keyser van Java , ende van de n^tie
dié tot Japara sonde cAnnen gedaen worden, A^ 1615 . . • 57
XVIII. De direct.-gen. J. Pz. Coen aan de Bewiadh. (HH. XVII),
22 Aug. 1617 Blz. 62
XIX. Dezelfde aan dezelfden, 10 Sept. 1617 « 65
XX. Dezelfde aan dezelfden , 18 Dec. 1617 » 67
XIX. Dezelfde aan dezelfden , 10 Januarij 1618 » 72
«
XXII. Dezelfde aan dezelfden , 11 Maart 1618 • 74
XXIII. Dezelfde aan de Bewindh. ter Kamer Amsterdam, 24 Junij 1618. » 81
XXIV. Pieter de Carpentier, raad van Indie, aan de Bewindh. ter
Kamer Amsterdam, 24 Janij 1618 \ » 86
XXV. Verbaal, gehouden door Comelis van Masegck, 'als afgezant
van den f^^. Laurens Reael, namens de Ver. O.-Ind. Comp.
aan den Panembahan van Mataram, 22 Jnnij>-22 JnHj 1618. » 88
XXVI. Balihazar van Eijndhoven, Gom. van Maseljck c. s. , aan den
direct.-gen. Coen, 16 Aug. 1618 • 96
XXVII. De benoemde gg. J. Pz. Coen en de raden van Indie P. de
Carpentier, Ar. Maertensz. , Willem Jansz. en Pieter Dirckz.
aan de Bewindhebbers. (HH. XVII) , 29 Sept. 1618 . . . -r 97
XXVIII. De ben. gg. J. Pz. Coen en de raden van Indie , P. de Car-
pentier, Fr. van der Meer en Pieter Dirckz. aan de Bewind-
hebbers. (HH. XVII), 12 Nov. 1618 ..,.....• 108
XXIX. De ben. gg. J. Pz. Coen en de raden van Indie, P. de Car-
pentier en P. Dircksz. aan de Bewindh. (HH. XVII), 14
Januarfl 1619 . , 112
XXX. De ben. gg. J. Pz. Coen aan Pieter van den Broeck, 3 Ja-
nnarij, 1619 # 136
XXXI. Jonmael van die bélegeringe van 't fordt Jacatra, 1619 . . u 138
XXXII. Eenige brieven van Pieter van den Broeck, door hem, terwijl
hij gevangen was bij de Javanen, aan de overheden van het
fort Jakatra geschreven , JannarQ 1619 • 156
XXXIII. De gg. J. Pz. Coen aan de Bewindhebbers. (HH. XVII) ,
6 Ang. 1619 • 161
XXXIV. Dezelfde aan dezelfden , 7 en 15 Oct. 1619 • 185
XXXV. 6g. J. Pz. Coen en Rade van Indie aan de Bewindhebbers.
(HH. XVII) , 22 Januarfi 1620 " 191
XXXVI. Gg. J. Pz. Coen en Rade van Indie aan de Bewindhebbers.
(HH. XVII) , 11 Mei 1620 • • r 202
XXXVII. Gg. J. Pz. Coen en Rade van Indie aan de Bewindh. (HH.
Xyil) , 31 Julij , 1620 « 207
XXXVIII. Gg. J. Pz. Coen en Rade van India aan de Bewindh. (HH.
XVII), 26 Oct. 1620 " 213
XXXIX. De Eerste Statuten van Batavia ' 221
XV
XL. Gg. J. Pz. Coen en Rade van Indie aan de Bewindhebbers.
XVII), 8 Jannary 1621 Blz. ^49
XLI. 6g. J. Pz. Coen en Rade van Indie aan de Bewindh. (HH.
XVII), 16 Nov. 1621 • 253
XLII. 6g. J. Pz. Co&a. en Rade van Indie aan de Bewindh. (HH.
XVII), 26 Maart 1622 -r 260
XLIII. Gg. J. Pz. Coen en Rade van Indie aan de Bewindh. (HH.
XVII), 6 Sept. 1622 -r 262
XLIV. De afgetreden gg. J. Pz. Coen aan de Bewindh. (ter Kamer
Amsterdam), St. Hdena, 20 Julij 1623 « 269
XLV. Verbaal, gehouden door dr. de Haen, als afgezant van den
gg. J. Pz. Coen, namens de Ver. O. Ind. Comp. aan den
Panembahan van Mataram , Junfj — Sept. 1622 ,....» 284
I •
ERRATA.
Bladz. XXV regel 2 noot, rtaai: annals, leet: annuals.
» XXY éf S f m honor. , » honour.
» XXIX # 1 « ' annab, » annoAls.
» XLIV » 4 bovBD, * uitgevaardigd die, lees: uitgevaardigd, die.
// 3 (onmtgeg. stukken) regel 2, noot, ttaati Fassareoan, fe«f : Passaroean.
« 96 » „ » 9, f^otf^: opperkoopman, 2ftf«: onderkoopman.
" 112 « * '/ 7, » 13 Januarij , » 14 Januar^.
0 137 « » «^ 3, » 19 January , » 14 Januarij.
" 192 • » « 1 > '^ Dese , » Deze.
f 207 * # • 10, # in, » is.
«^ 222 * 0 «r 10, # resolnitie, <r resolutie.
" 284 » » «11, noot. Haai: Apostel van den Islam,
leet: voorwerp van vereering.
«^ 311 " m « 1, noot, Haai: Pas^nta, Ues: Pasanta-
^
EERSTE HOOFDSTUK.
Acht jaren waren er sedert de oprigting der Algemeene Ver-
eenigde Oost-Indische Compagnie verstreken en de Nederlanders
hadden zich in dat tijdsverloop niet meer bepaald tot het drijven
van een vreedzamen handel in Indie, zij hadden er sedert ook
aan Spanjaarden, Portugezen en hunne aanhangers « alle oHentie ^'
aangedaan 9 zij hadden er sterkten opgeworpen , landvoogden ,
krijgso versten en volk van oorlog geplaatst, zij hadden zich
gevestigd op de oostkust van Vóór-Indie en op vele verspreide
punten van den Archipel, naar China en 3a\yan hadden zij
schepen uitgezonden, tegen Malakka gestreden, buit behaald,
den vijand in de Molukken en zelfs in deu Philippynschen
Archipel bestookt , op Ternate en Amboina voorloopig den zetel
van hun bestuur nedergeslagen , ijverig gezocht naar eene ge-
schikte verzamelplaats voor hunnen handel en hunne schepen,
Banda t^delijk bedwongen, vele verbonden en contracten, vooral
in den laatsten tijd, met Indische Vorsten en volken gesloten.
Eindelijk was, na lange en netelige onderhandelingen, in 1609
het twaalfjarig bestand tusschen de Vrije Vereenigde Nederlanden
en den Koning van Spanje geteekend. Wel waren bij dat trak-
taat de havens des Konings van Spanje buiten Europa, voor
Nederland niet ontsloten ; maar de vrije vaart op de kusten
en havens van alle andere landen buiten Europa, had de Re-
publiek als een onbetwistbaar regt voor zich geëischt en ver-
IV. I
i
11
kregen; terwijl ook in Indie de wapenstilstand één jaar na het
teekenen van het traktaat, moest aanvangen.
Indien dus de Koning van Spanje het bestand getrouw wilde
naleven , dan bleef er geen voorwendsel meer overig om de
Indische vaart aan de Nederlandsche Compagnie te betwisten;
maar de voorwaarden van het traktaat waren onzeker en in
dubbelzinnige woorden gesteld, de weerzin des Ronings van
Spanje tegen eene toelating der Nederlanders in fndie was te
algemeen bekend, om nu reeds voor de toekomst op eene sta-
king der vijandelijkheden, ook buiten Europa, vast te kunnen
rekenen.
Daarenboven had de ongunstige wending der gebeurtenissen
en het wanbestuur van telkens elkander 'afwisselende bevelheb-
bers , reeds sedert eenigen tijd de behoefte doen gevoelen aan
meer kracht en éénheid in het bestuur in Indie. Het algemeen
bewind der OosNindische Compagnie, gevoerd door de Kamer
der Zeventien, had om die redenen, in overleg met de Staten-
Generaal, een algemeenen raad van indie en daarboven de
hooge waardigheid van Gouverneur -Generaal in het leven ge-
roepen. Deze gewigtige betrekking werd voor de eerste maal
opgedragen, aan Pieter Both van Amersfoort, die op den 30®^
Januarij 1610 het vaderland verliet met eene vloot van acht schepen,
aan boord waarvan niet alleen zeelieden; maar ook bezettings-
troepen, predikanten, handwerkslieden, huisgezinnen, vrouwen
en kinderen, tot het stichten van volkplantingen, zich bevonden.
Na een rampspoedigen overtogt van meer dan tien maanden
trad Pieter Both op den 19®** December 1610 te Bantam, op
het eiland Java aan land ^. Het was het eerste werk van den
opperland voogd om, overeenkomstig de voorschriften zijner
instructie, den Raad van Indie zamen te stellen en dien zitting
te doen nemen.
De eerste Baad van Indie bestond uit vijf leden, den Gou-
Vergel. Opkomst van het NederL gezag in Oost-Indie. Deel ITI, bladz. 135.
III
vernecir Generaal Pieter Both, den directeur van het Bantam-
sche kantoor, Jacques L^Hermite, die echter spoedig naar
Nederland terugkeerde, de opper-kooplieden Steven Doenssen ,
Mateo Coteels en Abraham Theunemans.
Uit deze leden werden Coteels tot boekhouder-generaal en
president van het kantoor te Bantam en Abrah. Theunemans
tot fiskaal-generaal verkozen K
Onder zeer ongunstige omstandigheden moest Pieter Both
zijne moeijelijke taak aanvaarden.
Reeds dadelijk bij zijne aankomst in Indie vernam hij, dat
de Spanjaarden en Portugezen zich ten eenemale ongezind be-
toonden om het twaalfjarig bestand te erkennen. Integendeel,
aangevoerd door een ondernemenden landvoogd, don Juan da
Silva en bekend geworden met den achteruitgang van de zaken
der Nederlanders, die door twist en tweedragt, door tegenspoeden
van allerlei aard, vooral in den Archipel der Molukken zeer
verzwakt waren, verlangden zij in die oogenbiikken niets vuriger
dan den kriyg in Indie voort te zetten.
De Gouverneur der Molukken, Paulus van Caerden, was
andermaal in handen des vijands gevallen , de aanslagen der
Nederlandsche scheepsbevelhebbers tegen Malakka en hunne
pogingen, om in de nabijheid van dien belangrijken hoofdzetel
der Portugezen, een vast punt voor de Nederl. Compagnie te
verkrijgen, waren verijdeld. Bovendien vond Both den handel
te Bantam door tolverhoogingen en allerlei kwellingen belem-
merd, door achteloosheid verwaarloosd en bijna alle kantoren
der Compagnie besmet met ontrouw of onzedelijkheid van
oneerlijke of loszinnige dienaren, die den naam der Nederlan-
ders in minachting hadden gebragt. Hij had alzoo niet alleen
den buiténlandschen vijand, hij had vooral misbruiken en oneer-
lijkheden van landgenooten te bestrijden. In de eerste plaats
scheen de tegenwoordigheid van den algemeenen opperlandvoogd
Resol. GG. en Raden, 20 en 28 December 1610, 12 Januari) 1611.
IV
noodzakelijk in den Archipel der specerijen. Pieter Both ver-
trok dan ook reeds op den 19*^ Januarij 1611 derwaarts; doch
vooraf bezocht hij op zijne reis naar die gewesten den regent
van Jakatra, «alsoo noodig was, dat de Gouverneur-Generaal
« zelf zoude spreken met den Koning , om van hem te verwerven
«hetgeen ons noodig dacht ^^ ^. Both verlangde persoonlijk een
onderhoud te hebben met den regent, «om te zien of men
«boven het contract door L'Hermite, op den ^^/j. November
«1610 met den Vorst van Jakatra gesloten, zou kunnen ver-
ft krijgen vrijheid, tot het maken van een bekwaam fort tot
«onzer verzekering, omdat zonder zoodanige sterkte vele zwa-
«righeden in deze zake gelegen waren'' *.
Het gelukte aan Both niet, die vergunning van den regent
te verkrijgen, in tegendeel deze drong er sterk op aan, dat het
contract door hem met THermite gesloten, in dien zin mogt
worden gewijzigd, dat de verleende vrijdom van tol voor levens-
middelen, zou worden ingetrokken.
De Gouverneur-Generaal was genoodzaakt, ten einde den re-
gent in eene goede stemming te houden, dit verzoek toe te
staan en de inhoud van het nog onlangs gesloten contract werd
gewijzigd en vastgesteld, zooals dit reeds door ons is medege-
deeld. ^ Maar door deze inschikkelijkheid verwierf Both de
vrijheid, om eene meer gunstig gelegen plaats, dan. door den
regent was aangewezen, voor de stichting eener Nederlandsche
faktorij te Jakatra te kiezen.
Hij gelastte dat men er een klein huis zou bouwen, stelde
er voorloopig slechts een posthouder, in de hoop van later,
na zijne terugkomst uit de Molukken, de vergunning te zullen
verwerven tot het aanleggen van eene versterkte plaats. Kort
> Besol. GG. en Baden, 28 Dee. 1610.
* Resol. GG. en R. , 1 Janaarij 1611. Vergel. Opkomst. Deel III , blz. 352.
' Opkomst van het Nederl. gezag in Oost-Indie, Deel III, blz. 352, Resol GG.
en R., 28 Januarij 1611.
daarop vertrok Both naar Atnboina, alwaar hq den 11^ Fe-
bruarij 1611 aankwam. Op dit eiland plaatste hg het grootste
getal der gehuwde lieden, welke hij tot het stichten eener
volkplanting, uit Europa had medegebragt. Aan die huisgezin-
nen gaf hij vrijheid om handel op de omliggende eilanden
te drijven in eetwaren en katoenen kleederen. Deze was de
eerste poging, welke door de Nederlandsche Oost-Ind. Compag-
nie is aangewend, om volkplantingen in Indie te stichten. ^
Van Amboina begaf Pieter Both zich naar Banda, alwaar hij
op Lonthor tegen Selamme vijandelijkheden pleegde, om den
moord, op den admiraal Pieter Willemsz. Verhoef f gepleegd,
te wreken. Hij bleef verder geruimen tijd in onderhandeling
met de Bandanezen; inmiddels deed hij op Neira het fort Nas-
sau herstellen en Belgica opbouwen, tot dat hij eindelijk op
den 20 Augustus 1611 er in slaagde, om eene nieuwe overeen-
komst met de Bandanezen te sluiten , waarvan de hoofdvoorwaarde
was, dat zij gedurende vijfjaren, tegen vastgestelde prijzen, hunne
producten uitsluitend aan de Nederlandsche Ver. Oost-Ind. Comp.
zouden leveren. Niettegenstaande deze overeenkomst, ging de
bevolking van de Banda-eilanden , vooral die van de eilanden
Ay en Run, voort, met het heimelijk verkoopen van specerijen
aan Engelschen en Javanen. ^
Nu weixl door den Opperlandvoogd ook aan Ternate,een be-
zoek gebragt, alwaar zijn eerste werk was, de naleving van
het t'waalQarig bestand van den Spaanschen Gouverneur op
Gamma-Lama te vorderen. Deze bevelhebber weigerde evenwel
het bestand als geldig te erkennen, onder voorwendsel dat hij
van den Koning, zijnen meester, er geen kennis van gekregen
had. 2iOO bleef dan ook in deze gewesten de oorlog tusschen
de Spanjaarden en de Nederlanders voortduren.
• Resol. 66., 11 Febr. en 11 Aflaart 1611.
- Vergel. over Banda, o. a. Opkomst van het Nederl. gezag in Oost-Indie. Dl
UI, bladz. 315 en 322.
VI
Achtervolgens bezocht du Both de eilanden Batsjian en Mats-
jian en hield hij zich gedurende het jaar 1612 hoofdzakelijk
bezig, met het aanleggen of herstellen van forten en met het
verbeteren of te keer gaan van bestaande misbruiken.
In den aanvang van het volgende jaar 1613 ontving hij ver-
sterking in schepen, volk en krijgs voorraad, door de aankomst
uit Nederland, van den kommandeur A.dr. Martensz. Block.
Hierdoor werd de Gouverneur-Generaal in staat gesteld om een
aanslag op het eiland Tidore te wagen, het fort Marieko stor-
menderhand in te nemen, te verbranden en er eene nieuwe
Nederlandsche versterking te stichten. Nu werd nogmaals Banda
door hem bezocht, alwaar op nieuw, onlusten waren uitgebro-
ken, van daar ging hij over Amboina terug naar de Mol ukken,
om de kansen van den oorlog tegen den vijand nog eenmaal te
wagen. Een tweede aanslag werd op Tidore gedaan en het oude
kasteel der Spanjaarden door de Nederlandsche matrozen en sol-
daten, ondersteund door Japansche krijgslieden, ^ kloekmoedig
veroverd, waarna Saboego en Sokkanore zich mede onderwierpen.
De behaalde voordeelen werden echter niet voortgezet, omdat
er verwarring onder het Nederlandsche zeevolk bij den aanval
op de stad Tidore ontstond. ^
De tijdingen, welke de kommandeur Block uit Bantam had
' Deze Japansche soldaten werden in dit gevecht voor de eerstemaal door de Neder-
landers in het vuur gebragt. Z^j betoonden zich dappere loqjgslieden te z^n ; maar waren
moe^jel^k onder krijgstucht te houden. Zij waren ten getale van 70, door Hendrik
Brouwer in 1612, in dienst der O.-Ind. Comp., uit Japan aangebragt.
* Bij Valentyn en in de overige gedrukte berigten, vindt men de verrigtingen van
Pieter Both in den oostel\jken Archipel, zeer onvolledig vermeld. Geen berigt wordt
er gevonden van den op Banda, voor vijfjaren, gesloten wapenstüstand , noch van de
verovering van Marieko en Tidore. Daarentegen doet Valentyn opgave van een con-
tract met Matsjian en met Temate gesloten, welke overeenkomsten ik op het Rijks-
archief niet aantrof. De oorspronkelijke bronnen voor de kennis der verrigtingen van
Pieter Both zijn hoofdzakelijk: Resol. G6. en Raden van Indie van 28, 30 Maart,
11 April, 25 Mei, 5, 22 Junij 1611. Brief van Steven Doenssen, dd. Banda 16
Maart 1612 ; Memorie ofte annotatie van de princip. poincten , die bij den GG. en bij
alle andere Commiesen in dienste der O.-I. C. in haar brieven worden aangeroert, (in
Deel VI. der eerste reizen, mnscrpt R. A) van 31 Maart 1612—20 Jum 1612 en
missive GG. Both. 1 Januar\| 1613.
VII
medegebragt , hadden intusschen den Gouverneur-Generaal over-
tuigd, dat zijne tegenwoordigheid aldaar noodzakelijk wat», want
te Bantam gelijk elders vereischte het gedrag der dienaren van
de Compagnie een naauwlettend onderzoek en toezigt. Met het doel
om zoodanig onderzoek over alle kantoren der Compagnie uit
te strekken, werd Hans de Haze tot visitateur-generaal aange-
steld, terwijl Both zelf op den 3^^ Augustus 1613 naar de kus-
ten van Java vertrok. Vooraf benoemde hij D^ Laurens Reael
tot vice-gouverneur en belastte hij dezen met het bestuur over
de Molukken, Amboina en Banda. Op den 14^^ September
kwam Both ter reede van (Trissee, op de oostkust van Java, al-
waar de Compagnie reeds sedert 1602 een huis of laktorij be-
zat, waarover toen door den opperkoopman Andiïes Soury het
beheer gevoerd werd. In het vorige jaar 1612 was de komman-
deur Hendrik Brouwer met het schip de Roode Leeuw met
pijlen, voor deze plaats geweest en had er het land vol Por-
tugezen gevonden, om er foelie en muskaatnooten te koopen
van de Javanen , die deze specerijen , niettegenstaande de
contracten der Bandanezen inet de Compagnie, heimelijk uit
Banda aanvoerden. Het monopoliestelsel, dat de Nederl. Oost-
Ind. Comp. door middel van uitsluitende leveringscontracten, in
navolging der Portugezen, in Indie toepaste en zocht te hand-
haven , kwam toen reeds in botsing met den , sedert vele jaren
bestaanden, handel tusschen Java en de specerij-eilanden. Hen-
drik Brouwer als vertegenwoordiger van dat stelsel der Comp. gaf
aan den Koning van Soerabaija zijn ongenoegen te kennen , over
den verboden handel in specerijen, tusschen Banda en Java en
geraakte dien ten gevolge in eene vrij gespannen verhouding
wet dezen Javaanschen vorst. Welligt, om later mededinging tegen-
over Soerabaija en Grissée in het leven te roepen, bezocht Brou-
wer toen ook de stad Japara, welke onder het gebied van den
Panenibahan van Mataram gelegen was. Hij vond te Japara groote
begeerte naar eene Nederlandsche faktorij; doch hoewel hij de
belangrijke voordeelen , welke voor de Compagnie uit den rijsthandel
vin
te Japara waren te behalen had ingezien, ontbrak hem toen de
tijd om zich langer aldaar op te houden en moest hij zijnen
togt verder vervolgen. *
Toen nu in 1613 de Gouverneur Generaal Both voor Grissée
aankwam, vond hij het Nederlandsche kantoor aldaar en de
stad zelve verwoest door het leger van den Panembahan van
Mataram , die ook het nabij gelegen Joortan had vernield. Sedert
was de Panembahan, weder landwaarts teruggeweken , omdat
in zijn leger eene algemeene sterfte was uitgebroken , welke kort
daarna ook den magtigen Javaanschen vorst niet spaarde en waar-
door de kroon van Mataram verviel aan een kind van zeven
of acht jaren. * Terwijl Both voor Grissée lag, kwam er van
verschillende kanten berigt, dat de Panembahan van Mataram
gaarne in betrekking met de Nederlanders zou treden. De re-
genten der stranddistrikten trachtten als om strijd den Gouver-
neur-Generaal in hun land te lokken en boden hem woning en
verblijf in hunne gewesten aan. Both gaf de voorkeur aan Ja-
para, eene plaats, welke sedert jaren reeds de zetel was van
een levendigen handel en waar overvloed van rijst, voor weinig
geld, te verkrijgen was. Het eerste Nederlandsche kantoor in
deze stad, werd door Both onder de leiding van den opper-
' Zie liier achter den brief van den kommandenr H. Brouwer aan de Bewindlieb-
bers dd. 27 Jm^j 1612; n». I der gedr. stukken.
> De Panembahan van Mataram had, sedert 1610 reeds, z\jne aanslagen tegen Gris-
sée en Joortan voorbereid. De Vorst, die hier als in 1613 overleden vermdd wordt,
was , volgens den heer Hageman , genaamd Mfts-Djolang , zoon van den bekenden
Senupati. Volgens dienzelfden schrijver zou de opvolger van M&s-Djolang, geweest
zijn Martopoero , onder regentschap van zijn broeder Baden-Mfts Rangsang. Deze
laatste zon zQn mindeijarigen broeder nit de regering hebben gedrongen en zelf het
bewind hebben gevoerd onder den naam van Agoeng. Dit berigt komt vrg wel overeen ,
met de mededeelingen , welke .men in de hierachter gedmkte brieven aantreft (n'. III
en IV). Het kind, waarvan in die brieven gesproken wordt, zou dan Martopoero
zijn geweest ; doch het moet reeds in 1614 of 1615 van den troon z\jn gestoot en ;
want in die jaren troffen de Nederlanders , als Panembahan , een vorst aan van
ongeveer 23 jaren ond. Vergel. ook het tijdschrift van Nederl. Ind. 1849 blz. 212
De schrijver in dat tydschrift, schoot echter onbekend te zign geweest met de gebenr-
tenissen op Java, onder de regering van Mfts-Djolang. Valenten en RafiSes zijn,
voor dit gedeelte van Java's geschiedenis, weder in het gebed niet op de hoogte.
IX
koopman Lambert Dirckz. Haga gesteld, wiens werkkring hooM-
zakelijk zijn zou, rijsl te verzamelen voor de bevolking en de
garnizoenen der specerij-eilanden. Both zette nu op den 3^^
October 1613 de reis naar Bantam voort.
De belangen der Oost*Indische Compagnie in deze hoofdplaats
van westelijk Java, waren inmiddels zeer t)enadeeld, zoowel
door misbruiken, als door nalatigheid, eerst van L^Hermite en
na het vertrek van dezen , van zijn opvolger Mateo Coteels.
De rijksbestierder, die zich, met ter zijdestelling van den Ko-
ning, bijna geheel van het bestuur had meester gemaakt, belem-
merde meer nog dan vroeger, door willekeurige daden, den
handel der Nederlanders.
De loge der Gomp. te Bantam was, waarschijnlijk op last
van den rijksbestierder, verbrand, eenige Hollanders waren ver-
moord, bet lijk van Coteels, die inmiddels gestorven was, was
door de Javanen opgegraven, verminkt en onteerd, de weder-
opbouw eener loge werd vertraagd, omdat de vergunning daar-
toe niet, dan onder bezwarende voorwaarden , verkregen kon
worden. De grootste schade had de Comp. echter geleden,
door eigen dienaren.
Voor alles , moest er dus te Bantam orde in de zaken worden
gehragt; want déér was de plaats, waar de retourladingen voor
het vaderland werden bijéén gehragt en afgezonden, waar de
algemeene boeken werden gehouden, van waar de specerij-
eilanden van geld , koopwaren , wapenen en voedingsmiddelen
werden voorzien. Al die groote belangen waren verwaarloosd,
of oneerlijk behandeld. Pieter Both bewees dan ook aan de
Compagnie eenen zeer gewigtigen dienst, toen hij tot hooid van
het Bantamsche kantoor een man verkoos, die binnen weinige
jaren al hetgeen verloren was weder terug zou winnen, rijke
ladingen naar Nederland zou zenden, de Mol ukken geregeld
van het noodige voorzien , de verwarde boekhouding herstellen
en met de meeste naauwkeurigheid zou bijhouden.
Die man was. Jan Pietersz. Coen van Hoorn, dien de Gou-
X
vemeur-Generaal aanstelde tot boekhouder-generaal en directeur
van de kantoren Bantam en Jakatra , en van wien bij bij her-
haling getuigde, «dat hij was een eerlijk en godvreezend jong-
«man^ zeer modest van leven, zedig en van goeder aert, geen
«dronckaert, niet hoovaerdig, zeer bekwaaip in den Raad, in
<■ het stuk van de koopmanschap en het boekhouden zich wel
ff verstaende.'^ De deugden welke Both aan Goen toeschreef
waren in die dagen, in Indie meer dan ergens elders op prijs
te stellen; want dronkenschap, onzedelijkheid, oneerlijkheid,
onbekwaamheid en begeerte naar een weelderig leven, waren
kwalen en gebreken , waarmede een groot aantal der Europeanen ,
die destijds naar Indie kwamen, waren besmet.
Niet minder dan te Bantam was de tegenwoordigheid van den
Gouverneur-Generaal te Jakatra noodig, want ook déér, was
gedurende zijne afwezigheid slecht bestuurd. De fiskaal Theu-
nemans, een lid van den Raad van Indie, die door Both uit
de Molukken naar Bantam was gezonden en door Jacques
L'Hermite tot opperhoofd van de Nederlandsche fektorij te Ja-
katra was aangesteld, had den regent van Jakatra afkeerig van
de Nederlanders gemaakt, door hem slecht te - bejegenen , de
inlanders te slaan , zich hoovaardig en losbandig te gedragen ,
de vrouwen van aanzienlijke Javanen oneerbaar aan te tasten
en meer andere onbehoorlijke daden te plegen. « Voorwaar ,''
schrijft de Gouverneur-Generaal Both dan ook in die dagen
aan het opperbestuur in Nederland, «voorwaar, mijne heeren,
ff het is niet alleen schandelijk, maar ook horribel en abomi-
« nabel, dat van uwe dienaars in deze landen, op verscheiden
«plaatsen passeert!''
De kommandeur Hendrik Brouwer was reeds in het vorige
jaar 1612 vóór de komst van Both, te Jakatra geweest eu had
toen eene nog meer geschikte plaats voor de vestiging van een
Nederlandsch kantoor van den regent verkregen. De nu inge-
ruimde grond lag nog nader aan de zee, juist bij de monding
van de rivier Tji-Liwong, met de rivier aan de westzijde en het
XI
strand aan de noordzijde. Het opperhoofd Theunemans , had daar ,
tegen het bevel van den Gouverneur-Generaal , een groot huis ge-
bouwd y maar zóó slecht ingerigt, dat het in 1614 reeds begon te ver-
zakken. Both vond den regent van Jakatra , in eene veel minder gun-
stige stemming jegens de Nederlanders dan vroeger. De regent
begon nu te spreken van inkomende en uitgaande regten te
willen heffen en verbood den aanbouw van een tweeden gëdong
of groot pakhuis. Both wendde alles aan, wat in zijn vermogen
was, om hem weder tot de goede gezindheid van vroeger terug
te brengen, en hoewel dit schijnbaar ook gelukte, bleef bet
toch twijfelachtig of de regent wel ooit zijne toestemming tot
het bouwen van een kasteel in zijn land, verleenen zou.
De plaats waar het algemeene rendez-vous, het middenpunt
van het bestuur en den handel der Compagnie in Indie zou
gevestigd worden, hetzij te Bantam, hetzij te Jakatra of op
één der omliggende eilanden , dan wel in of bij de straat van
Malakka, was in die dagen een nog zoo weinig opgelost vraag-
stuk, zoowel bij het opperbestuur in Nederland als bij de in-
vloedrijkste ambtenaren in Indie, dat de Gouverneur-Generaal
Both , dan ook voorloopig niet harder bij den regent van Ja-
katra op verlof tot den aanbouw van een kasteel aandrong,
hoewel hij met allerlei beweegredenen hem zocht te bewijzen,
dat eetie versterkte plaats voor de Nederlanders nuttig en voor
hem zalven voordeelig zijn zou. Inmiddels verzuimde Both niet ,
gevolg te geven aan de uitnoodiging van den Panembahan van
Mataram tot het aanknoopen van betrekkingen met de Neder*
landers.
Op den 9^ April 1614 zond de Gouverneur-Generaal, den
kommandeur Gaspar van Zurck naar Japara, om van die plaats
als gezant van de Staten-Generaal en de Oost-Indische Comp.
der Vereenigde Nederlanden naar den Panembahan te reizen.
Na een togt van zes dagen ontmoette van Zurck den magtigen
gebieder van Java.
De Panembahan, een krachtig jong man van ongeveer 23
XII
jaren, ontying met vele eerbewijzen, dit eerste gezantschap
der Nederlanders, en voegde niet zonder fierheid deze woorden
aan van Zurck toe : « Hij wilde gaarne in verbond met den (
» Prins van Holland treden; doch hij was een Prins en soldaat,
«geen koopman, zooals alle andere Koningen en Prinsen
(cvan Java, hij liet iedereen vrij en ongehinderd in zijn land
«wonen, zonder dat men tollen behoefde te betalen, de Hol-
«landers mogten zelfs te Japara voor zich een klein kasteel of
« stèenen huis bouwen , opdat zij zich zouden kunnen verdedigen
«tegen hunne vijanden. lek wete wel"" zeide hij eindelijk, «dat
«gijl. niet komt om het land van Java te veroveren, Grissee
«en Jortan hebbe ik gewonnen, ik ga nu Soerabaija veroveren ,
«en ik zal, zoo de Generaal het begeert, hem Jortan schenken.
« Tegen die van Bantam heh ik geen oorlog, maer doen zij
«ü overlast, doet daarover wrake, 40 goraps of galeyen wil ik
«ü tot assistentie geven!" *
De vrije uitvoer van rijst uit Japara en toebereidselen tot
het opbouwen eener steenen loge aldaar, waren voor de Ne-
derlanders aanvankelijk de gunstige gevolgen van dit gezantschap.
Weldra bleek het echter, dat eene vestiging op het grondgebied
van den Panenibahan, bij de uitvoering niet zoo gemakkelijk
zou zijn , als men na de schoonkl in kende beloften van den
magtigen Vorst, had mogen verwachten.
Slechts weinige maanden later liep de diensttijd van den
Gouverneur- Generaal Both ten einde. Op den 5®** November 1614
kwam de nieuwbenoemde opper-landvoogd Gerard Reijnst, te
' Dit eerste gezantschap in 1614 , was tot hiertoe geheel onbekend ; men zie
daarover hierachter N». Y en N". XVI der gedrukte stukken. De koopman
Balthazar van Eijndhoven schjjnt ook deel te hehhen uitgemaakt van dit gezantschap
en stelde in het volgende jaar 1615 een geschrift op , getiteld : Remonstrantie van
de ghelegentheyt van den Mataramschen Keyser , enz. , welk stuk gedrukt is onder
N*^. XVII hierachter. — Ook Graspar van Zurck moet een dagverhaal van z|jn ge-
zantschap vervaardigd hebhen ; doch dit stuk is op het Kgks- Archief niet meer te
vinden. Op z^ne terugreis stierf van Zurck aan den rooden loop.
Xllt
Bantam aan, die reeds den volgenden dag zijne hooge betrek-
king aanvaardde. Het berigtschrift, waarmede Gerard Reijnst
voorzien was, verschilde slechts in weinige artikelen van dat,
waarmede Pieter Both in Indie was aangekomen. ^ In het
eerste artikel werd voorgeschreven , den Raad van Indie op
nieuw zamen te stellen en daarin vooreerst den onder-admiraal
Steven van der Hagen en den kommandeur Gaspar van Zurck
zitting te doen nemen. Deze laatste was inmiddels overleden
en nu werd bij resolutie van 13 November 1614, de Raad van
Indie zamengesteld uit de navolgende leden : Steven van der
Hageo, Steven Doenssen, Jasper Jansz en Cornelis D'Edel als
fiskaal generaal, terwijl Jan Pietersz. Coen benoemd werd tot
directeur-generaal van alle de kantoren in Indie en tot president
van de kantoren te Bantam en Jakatra en hem , in die hoedanig-
heid , zitting in den Raad van Indie werd gegeven.
De in 1609 ingestelde raad van bestuur over geheel Indie,
had tot nog toe weinig nut opgeleverd en zou ook nu nog
onder den tweeden Gouverneur-Generaal Reynst niet die voor-
deelen aanbrengen, welke men er van verwacht had. De voor-
naamste redenen van deze minder gelukkige uitkomst, waren; in
de eerste plaats het klein getal van voor die betrekking geschikte
personen , dat toen in Indie gevonden werd , en ten tweede , dat
de Gouverneur-Generaal en zijne Radeu te veel over geheel Indie
waren verspreid, omdat er nog geen vaste hoofdzetel der Hooge
Regering gevonden was. Merkwaardig is het oordeel, dat Jan
Pietersz. Coen over den toestand en de inrigting van het be^
stuur in Indie bij den aanvang van het jaar 1614, aan de Be-
windhebbers in Nederland mededeelde : « Alzoo ,'^ schreef hij ,
«de Gouverneur-Generaal in het nemen van besluiten en in de
«regering vaq den algemeenen Indischen staat, door gebrek
«aan personen, geen coUegie van den Indischen Raad geheel
' l)e inatmctie van 6. ReiJDst ontbreekt in de verzameling Instractien, ordon-
nantiea, enz., door m'^. P. Myer uitgegeven. Dat stak berust in handschrift op hei
K^ks-Mchief.
XIV
«en voltallig bij zich houden kan, zooals het behoorde en het
«doel, de bestemming en de orders van de heeren Majores ge-
« weest is ; zoo is hij genoodzaakt en gedwongen geworden , om
«daarin te volgen den voet en de maniere, die tot nu toe in
«trein is geweest , dat is, van alles en in allen gevallen, te
«delibereren en te disponeren, zooals hij, Gouverneur-Generaal
«goed en meest raadzaam achtte, met advies en stem van alle
«zoodanige personen, die dan op dat oogenblik bij hem tegen-
«woordig waren, betzij dat zij waren gouverneurs, kapiteinen,
«kooplieden of schippers, welke dan zonder onderscheid in den
« raad compareerden. Zonder onderscheid , zeg ik , zijn voor
«dezen, die personen tot brede-raden gesteld en zijn zij nu
«weder als raden gecompareerd, en dan alle zoodanige, als de
ft Gouverneur- Generaal bij de hand had. Of daaronder dan
« geen onbekwamen en incapablen compareerden , is kennelijk.
« Het gemeene spreekwoord zegt daarvan : daar vele raden zijn ,
«is veel raads; maar geen of weinig uitkomst; la pluraliié des
«voix, emporte souvent la plus sainel Gedurende den tijd,
«waarin de Nederlanders van deze Indische vaart hebben ge-
« bruik gemaakt zijn de raden, met welker stemme de staat
«geregeerd is, kapiteinen, kooplieden en schippers geweest, die
«allen van eenen bijzonderen aard of bijzondere vocatie zijnde,
« dien ten gevolge tegen elkander partij en vijand waren. Die
« vijandschap en haat is door dagelijksch en lang verkeer veel
ft grooter dan de vijandschap , die men artisans of menschen van
«een bijzonder beroep uit de natuur elkander ziet toedragen.
«Zij schieten ook altijd niet, langs verschillende wegen naar
« één doel ; maar elk heeft dikwijls volgens zijnen bijzonderen
«aard, zijne natuur of complexie, een bijzonder wit voor oogen,
« doch altijd onder pretext van het gemeene beste ; daarnaar zij
«ook door bijzondere wegen trachtende zijn Wat
« inconvenienten , de partijschappen van voorgemelde drie per-
«sonen, de schippers, de kooplieden en kapiteinen, de onwe-
tttendbeid, de nijd, haat en hunne bijzondere of contrarie af-
XV
«fectie onder den gemeenen welstand medebrengen, bevinden
«wij dagelijks en gevoelt de staat wel. De dependentie en den
«eisch van deze zake te verhalen zou te lang zijn. Dezeincon-
ttvenienten zullen, zoo ik meen, verholpen worden , zoodra de
«leden van het collegie, bestaande uit den persoon van den
«Gouverneur-Generaal en de Raden van Indié geheel voltallig
«bij elkander zullen kunnen blijven , en dan worde er in
«dezen Baad gevonden; kennis van koophandel, navigatie, reg-
«ten, krijgshandel en voornamelijk kennis van staat, en tegelijk
« een vroom gemoed. De raadspersonen moeten ook niet comp-
« tabel zijn en hetgeen door dit collegie is besloten en vastge-
«steld. hebben de schippers, kapiteins en kooplieden te execu-
« teren. Wil men van deze laatsten den raad inwinnen , of hun
«mede voldoening geven, men vorme uit hun midden een con-
«sultatieven raad; maar men beroepe hen niet om te delibereren
«of te determineren." ^
Sedert de benoeming van een algemeen directeur over alle
de kantoren in Indie, kwam er meer éénheid en zamenwerking
in den handel en de invloed van dien hooggeplaatsten dienaar
der Compagnie, zou zich sterker en spoediger , vooral ook in
de winsten en baten der Compagnie in het moederland hebben
doen gevoelen, indien bij over meer middelen de vrije beschik-
king hadde gehad en zijne raadgevingen beter waren opgevolgd;
kapitaal vooral ontbrak er in Indie. Tegelijk met of kort na de
komst van den Gouverneur-Generaal Re\jnst waren er wel een
elftal schepen uit Nederland in Indie aangekomen; maar geld
hadden de Bewindhebbers daarin , bijna niet overgezonden.
Even onbeschroomd als Coen zijn oordeel over het bestuur in
Indie had medegedeeld, ontwikkelde hij nu zijn gevoelen over
de handelingen van het opperbestuur in Nederland. «Waartoe
«strekt het/' schreef hij aan de Bewindhebbers, ^ «dat de
* J: Pz. Coen aan de Bewindhebbera, (Hoeren XVII), dd. Bantam 1 JanDarij 1614.
' J. Pz. Coen aan de Bewindhebbers, (Kamer Delft), Bantam 27 Dec. 1614.
N*>. VIII der bierachter gedmkte stokken.
Tw^^r-*'-!'-r -*' :>Tn' ^ • ^T^.
XVI
«eerste Gouverneur-Generaal ongewapend en de tweede generaal I
«zonder geld wordt uitgezonden; door ondervinding moesten de
«Heeren het weten, dat in Indie de handel gedreven en gehand-
«haafid moet worden onder beschutting en faveur van uwe
« eigene wapenen , en dat de wapenen gevoerd moeten worden
«door de voordeelen, die wij genieten door den handel, zoodat
«de handel niet zonder den oorlog, noch de oorlog zonder den
«handel kan blijven bestaan. Het zal UEd. gelieven, zich er
« niet over te belgen , maar wij weten niet waarmede wij de
«Heeren zullen verontschuldigen, vermits de fouten al te groot 1
«en te menigvuldig zijn; hier geschieden dan ook we'.nig abui-
« zen , of men zal bevinden , als men de zaken dieper inziet ,
«dat UEd. daarvan de oorzaak zijn.''
Zoodra de Gouverneur-Generaal Reijnst, de teugels van het
bewind in handen had genomen, zocht hij, tot uitvoering der
instructie 9 welke hem door de Bewindhebbers was verstrekt,
de regering van Bantam er toe te brengen om de nieuw
ingevoerde hoogc tolregten, weder af te schaffen en tevens
de oude goede verstandhouding tusschen den rijksbestierder en
de Nederlanders te herstellen. ^ Het mogt hem echter niet
gelukken zijn doel te bereiken, en bij zijn kort daaropvolgend
vertrek naar de specerij-eilanden moest hij de uitvoering van
die taak verder opdragen aan den president der kantoren Bantam
en Jakatra, Jan Pietersz. Goen.
Die taak was inmiddels hoe langer, hoe moeijelijker geworden.
De Pangéran rijksbestierder van Bantam verlangde wel de
Nederlanders en alle andere Europeanen, in zijne koopstad als
handelaars toe te laten en te behouden, uit hunnen handel,
> Artikel 22 z^ner Instroctie sclireef aai) den 6G. Reynst voor: »óe Coninck
van Bantam of die voor hem gonvemeren maken het te grof met tollen en impo-
sitien, voornamentlyk moeten op de Moluksche en andere inlands varende schepen
geen tollen te Bantam worden gedoogd ; dit zou niet alleen schadeiyk , maar ook
schandelijk voor ons zijn en kwade gevolgen opwekken b\j andere Indische Vorsten ;
echter moeten wij met die van Bantam, voor ons uiterlijk althans, de beste vrienden
blijven."
•• • . • V *
XVII
zoowel regtstreeks door tolheffing, als zijdelings door geschenken
groote voordeelen te trekken; evenzoo zag hij gaarne, dat Ne-
derlanders en Ëngelschen zich binnen Bantam kwamen vestigen ;
maar hij wilde niet toestaan, dat door Europeanen sterke stee-
neo huizen binnen Bantam werden gebouwd, omdat hij, en
te regt^ ten allen tijde meester over die vreemdelingen, die hij
mistrouwde, wilde blijven. Hij verloor echter uit het oog dat
ook de westerlingen uit begeerte naar winst zoo verre hunne
togten tot binnen zijne stad hadden uitgestrekt, en dat hij in
bet einde den handel door hooge toltarieven en belemmeringen
uit zijn rijk verdrijven zou. De Nederlanders van hunnen kant,
wilden en konden zich op den duur niet aan de heffing van
buitensporige tolregten onderwerpen, hun belang en de strenge
bevelen uit Nederland schreven hun voor, grooten uit-, in- en
doorvoer met lage tarieven^ te verkrijgen. Evenmin konden zij
zich met woningen vergenoegen, waarin zij zelven, zoowel als
hunne goederen on'. eilig waren of waarin de koopwaren door
vocht of ongedierte werden aangetast. Uit dien strijd van be-
langen ontstond eene voortdurende en steeds klimmende span-
ning tusschen den Pangéran rijksbestierder aan de ééne , én
den directeur van den Nederïandschen handel te Bantam, aan
de andere zijde. De Pangéran eischte hooge regten en groote
geschenken, begunstigde nu eens, belemmerde dan weder, den
bandel der Nederlanders, naarmate grillen van Oostersche wille-
keur, inblazingen van hebzuchtige raadslieden, opwellingen van
moed of indrukken van vreesachtigheid zijn gemoed beheerschten.
Maar te midden van dit weefsel van hebzucht en sluwheid van
den Javaanschen diplomaat, liep toch ook als een gouden draad,
de edele zucht om den voorvaderlijken grond en de gemeente
der belijders van den Islam ^ onafhankelijk, vrij en zuiver te
bewaren, tegenover westersche indringers.
De wederpartij was de directeur van den handel der Neder-
landsche Oost-Indische Compagnie, Jan Pietersz. Coen, een
man^ die, hoewel hij naauwelijks 27 jaren telde, de opbruis-
IV. n
xvm
schingen van ongeduld over telkens terugkeerende belemmerin-
gen, in zijn gemoed langen tijd wist te bedwingen ^ die , begaafd
met eene onbuigzame wilskracbt, den hem opgedragen last nooit
uit het oog verloor^ die van ambtspligt eene gewetenszaak maakte
en boven dien ambtspligt aan niets den voorrang toekende, die
niet inspanning van alle krachten van ligchaam en geest, met
verwaarloozing van eigen voordeel of belang, somtijds zelfe met
miskenning van meer verbeven pligten, geheel en uitsluitend
zich toewijdde aan de belangen, welke door zijne meesters hem
waren toevertrouwd.
Dat de voortdurende wrijving tusschen twee zoodanige grond-
stoffen, eindelijk tot ontbranding zou leiden , was onvermijdelijk.
De staatkunde van Coen tegenover den bekwamen en listigen
rijksbestierder , bestond aanvankelijk in niets anders, dan in
het doen overhellen van den evenaar, beurtelings dan eens naar
Bantam, dan weder naar de zijde van Jakatra. Wanneer hij
bemerkte, dat noch zachte, noch harde middelen iets op den
rijksbestierder vermogten, dan wendde Coen zich naar Jakatra,
breidde daar de bewaarplaatsen van d^n handel uit en vermeer-
derde er het aantal Nederlanders, om later als de Bantammer
door naijver en afgunst tegen Jakatra tot grooter toegevendheid
scheen opgewekt, weder naar Bantam te keeren. In het einde
evenwel, als de tolregten steeds hooger, de belemmeringen in
den handel meer ondragelijk werden en de rijksbestierder zich
van Nederlanders en Engelschen bediende, om beide mededin-
gende Europesche natiën, met en door elkander te kwellen,
kwam Coen tot het besluit, dat alleen maatregelen van geweld
den Pangëran konden bedwingen. Maar nu ontbraken hein
de hulpmiddelen om zijn besluit te handhaven. De Bantamsche
rijksbestierder zag aan zijne tegenpartij de kans af, voorkwam
hem en vond daartoe hulp en steun bij de Engelschen en
Coen moest op zijne beurt zelf voor het geweld bukken, omdat
bet opperbestuur in Nederland hem zonder middelen, in Indie
verlaten liet staan.
XIX
Voor Nederland scheen nu het spel verloren; maar terwijl
de rijksbestierder door al te groote en ingewikkelde sluwheid
en Javaansche diplomatie in eigen strikken verward geraakte,
sprong Coen weldra , als een stalen veer , in vorigen stand terug.
Nu werd het zwaard van Brennus in de schaal geworpen en
sloeg de evenaar, die jaren lang dobberende gehangen had, over
naar de zijde van Nederland. De uitkomst was: de vestiging
van het Nederlandsch gezag op Java.
Nadat de Gouverneur-Generaal Reijnst, zijne pogingen om
Bantam tot verlaging van tolregten en beter gezindheid te be-
wegen had zien mislukken en hij de volvoering van die taak
verder aan Coen had opgedragen, was hij in den loop van de
maand December 1614, met een deel zijner vloot naar Banda
vertrokken, ten einde de eilanden Ay en Run te bezetten. Op
zijne reis derwaarts bezocht hij de kantoren der Compagnie te
Jakatra en Japara.
De nog onaanzienlijke faktory der Nederlanders te Jakatra,
diende slechts tot het vertimmeren van sommige schepen en het
tolvrij in- en uitladen van kleederen uit Koromandel. Toch
was daardoor reeds, de naijver en verbittering van Bantam
jegens het leenroerige Jakatra, in hooge mate opgewekt. De
Bewindhebbers hadden wel, in hunne brieven aan het bestuur
in Indie, voorgeschreven, dat men de vriendschap met Bantam
moest aankweeken en onderhouden, tevens met voorzigtigheid
den handel te Jakatra voortzetten en eene plaats zoeken voor
een vrij, algemeen rendez-vous i; maar zulk eene lastgeving
was gemakkelijker in Nederland op . het papier te stellen , dan
in Indie uit te voeren. Coen schreef dan ook met zijne gewone
ongedwongen vrijmoedigheid daarover aan zijne meesters terug:
«aan Bantam hooge tollen te weigeren , elders, te Jakatra, vrijen
handel te zoeken; maar tevens vriendschap met Bantam te on-
derhouden zijn contrarierende maximen!"
» Resol. der HH. XVII , Maart 1614 , art. 11.
XX
Ook de regent van Jakatra begon, sedert hij den handel in
zijne stad zag bloeijen en bij den Gouverneur- Generaal Both
toegevendheid gevonden had, hoogere eischen te stellen en
nieuwe tolregten van de levensmiddelen te vorderen. De Gou-
verneur-Generaal Beijnst wist echter met dezen regent, wien
het vooral om geld te doen was , eene overeenkomst te ti^fifen ,
waarbij hij zijne aanspraken op tolheffing van arak , rijst , boonen
en visch , liet varen , tegen eene vaste jaarlijksche afkoopsom van
800 Bealen; terwijl de handel en de uitvoer van alle andere
koopwaren, even als voorheen vrij bleef , met uitzondering van
het sandelhout en de S|^cerijen, welke aan een regt van 5Vo
onderworpen werden. *
Weinig verandering kvvam er overigens , gedurende dit jaar ,
in de stelling der Nederlanders te Jakatra. De regent alleen
geraakte meer en meer in eene vijandelijke verstandhouding met
Bantam^ omdat nu niet alleen de Nederlandei's, maar ook de
Engelschen zich te Jakatra hadden gevestigd. De Engelschen , die
overal waar de Nederlanders de baan gebroken hadden, zich
achter dezen vertoonden, hadden nu ook met den regent eene
voordeel ige overeenkomst gesloten , waarbij voor hen het toltarief
.tot 34 7o werd verlaagd, terwijl zij S| 7o ^® Bantam moesten
betalen. Zij vestigden zich tevens in eene iaktory, nabij Jaka-
tra, aan de westzijde van de rivier Tji-Liwong, tegenover de
linkerzijde van de Nederlandsche Ëiktory. ^
Na Jakatra te hebben bezocht begaf Beijnst zich naar Japara ,
waar hij de beloften van den Panembahan nog bijna geheel
onvervuld en den aanbouw eener steenen loge vertraagd vond. ^
Hier verliet Beijnst Java^s kusten en zeilde hij over Amboina
* Men vindt deze overeenkomst in het werk van den Hr. v. der Chijs , » De
Nederlanders te Jakatra," b^lage III en III*, bladz. 206—208 en ook in het
copieboek der contracten op het Rfjks-archief , DL I.
« Calendar of State papers, Colonial series, East-Indies, etc., 1613— 1616 , edited
by Noeü Sainsbury, esq. London, 1862, preface, page LIX en No. 739. Door dit
berigt vervalt ook geheel , hetgeen de Heer van der Chljs , 11. «egt op bladz. 22.
* Vergelijk hier achter no. X, der gedr. stnkken.
XXI
naar Banda, ten einde er, volgens den bepaalden last der Be-
windhebbers, zich meester te maken van poeloAy.
Op den 14^^ Mei 1615 deed hij op dit eiland eene landing,
veroverde er twee versterkingen; doch voor eene derde, tegen de
krijgsmagt, waarover hij beschikken kon, bestand, stiet hij het
hoofd. Toen keerde hij naar Amboina terug en begaf zich van
daar naar Ternate, qlwaar hij in den raad van Indie gewigtige
besluiten nam, over de vestiging van volkplanters en vrijhande-
laars op Amboina, over het burgerlijk bestuur en de uitoefening
van het regt, de handhaving van het monopoliestelsel , inzon-
derheid over de middelen om vreemde Aziaten en Europeanen
buiten den archipel der specerijen te weren en eindelijk , over de
gedragslijn, welke er tegenover de Bandanezen, die altijd voort-
gingen met zich aan de gesloten overeenkomsten te onttrekken^
moest gevolgd worden. *
Hoewel de aanslag van den GG. Reijnst op poelo-Ay was mis-
lukt, was de togt daarheen toch niet geheel vruchteloos geweest
omdat daardoor op dat tijdstip ten minste, de ondernemingen,
de koophandel en de woelingen der Engelschen waren verstoord.
In dit gedeelte van den Indiscben archipel begon de spanning
tusschen de mededingende handelscompagnien der Engelschen
en Nederlanders hoe langer hoe sterker te worden. De Nederl.
Comp. had met de inlandsche bevolking, van die eilanden,
welke de in Europa, toen veel meer dan. nu, begeerde spece-
rijen opleverden , overeenkomsten gesloten , waarbij deze zich
^ Beftol. 66. en Bade v. Indie, dd. 13, 14 Mei 1615 over den aanslag op poelo-
Ay; waaruit blijkt dat Valentyn, Bed IV, bladz. 267, onnaaawkeorig is; verder
resoL 66. en R. 28 Mei, 6 en 10 Jnltj 1615. In deze resolntien treft men allerzon-
derlingfte staathmshoudkundige begrippen aan, b\jy.: van de vreemde Aziaten, als Ma-
leijen, Javanen en Makassaren wordt in resol. 10 Jol^ gezegd, dat zg tot den handel
ia de speoer^ -eilanden vooral worden uitgelokt, door de realen, het geld waarmede de
Nederl. Comp. hare soldaten, hare koopwaren en alles betaalde. Met geweld de Azia-
ten nit den archipel te draven, durven GG. en B. niet te onderstaan ; maar zg besloiten
eenvoodig om niets meer in geld, alles in kleederen, rgst en andere ruilmiddelen te be-
talen, het geld werd uit de oircnlatie gehouden. Het dadelijk gevolg van dit besluit
was: een militair oproer, een meer verwijderd gevolg: geheele ondergang van den
handel in den archipel der specerijen.
XXII
verbonden had, om alle specerijen, voor langer of korter
tijd, tegen vastgestelde prijzen uitsluitend aan de Compagnie te
zullen leveren. Het sluiten van zoodanige overeenkomsten was bij
inlandsche vorsten en bij de Portugezen reeds lang in zwang ge-
weest en is een, in den handel, niet ongewoon gebruik. Doch
door de toenemende mededinging en daarop gevolgde stijging
der prijzen van de specerijen, zoowel als der levensmiddelen , werden
de voorwaarden waaronder de Nederl. Gomp. deze contracten
gesloten of opgedrongen had, aan de inlandsche bevolking te
zwaar, en toen deze zich daaraan wilde onttrekken werd dit
monopoliestelsel door de Nederl. Comp. met zóó groote gestreng-
heid gehandhaafd , dat het langzamerhand als een uitgebreid net
over den archipel werd toegehaald, waarin de inlander vreesde
te zullen verstikken. Telkens op nieuw, trachtte de bevolking
zich van die banden te ontslaan en telkens op nieuw ook , vond
zij bij hare pogingen daartoe hulp, steun en aanmoediging bij
de Engelschen, die, als mededingers van de Nederlanders, zich
evenzeer van den specerijhandel op de Banda-eilanden in het
oosten en in Europa, in het westen, meester wilden maken en
die als middel daartoe, voor dit bijzondere geval, gaarne deleer
van den vrijen handel predikten en aan de uitsluitende contracten
tusschen Bandanezen en Nederlanders verbindende kracht ont-
zeiden.
Even als de bevolking der specerij -eilanden , bij de aankomst
der Nederlanders, van dezen redding had verwacht uit de sla-
vernij, waarin zij door de Portugezen was gebragt, hoopte zij
nu weder door de Engelschen van de Nederlanders te worden
verlost. Zie, zeide eens een hoogbejaard Orang-Kiai der Banda-
^nezen, met de hand naar de forten der Nederlanders wijzende,
tot den Engelschen kapitein George Gockayne, van wien hij beter
gedachte had dan van de Hollanders, omdat hij den Engelsch-
man nog niet kende, zie, dat maakt dat de oude lieden weenen
en de kinderen wenschen , dat zij niet geboren waren , Allah had
ons een land gegeven; maar nu heeft Allah de Hollanders
XXIII
gezonden, die ons beoorlogen en ons land ons willen ontnemen ,
opdat zij ons een plage Gods zouden zijn! Waar zóó de akker
bereid was» viel het niet zwaar, het zaad van den opstand te
zaarjen, en de Engelschen zaaiden den wind; maar beiden,
Bandanezen en Engelschen, maaiden in het einde den storm.
Strijd en mededinging, geweldpleging en verzet ontvonkten op
de specerij-eilanden, waaruit eindelijk een openbare oorlog tus-
schen Engelschen en Nederlanders op de kusten en stranden van
Java, zou ontvlammen.
Wij hebben reeds vroeger vermeld hoe, sedert de eerste lijden
van de vaart op Indie, kenmerken van vijandige mededinging
tusschen Engelschen en Nederlanders zich hadden vertoond; ^
inaar toen bij charter van Koning Jakobus, in het jaar 1609
de regten, privilegiën en het kapitaal der Engelsche kooplieden
zoodanig waren uitgebreid, dat zij, met uitsluiting van alle
anderen , in Engeland het regt van de vaart en den handel op
Indie hadden verkregen, traden zij met grooter kracht in Indie
op en werden zij ook door de Nederlandsche Compagnie, als
meer gevaarlijke mededingers aangemerkt. Vooral sedert 1614,
toen de Engelschen eene Êiktorij te Makasser hadden gestichten
van daar met de Bandanezen en Amboinezen in bet geheim be-
trekkingen hadden aangeknoopt, intrigues tegen de Nederlanders
hadden gesponnen, haat en afkeer tegen dezen onder de bevol-
king van Banda levendig bielden, kreeg de mededinging der
Engelschen een gevaarlijk en vijandig karakter. In het voorjaar
van 1614 bezocht zeker Engelsch scheepskapitein , Richaixl
Weldynge, de Banda*eilanden en sprak met de bevolking over
hulp en ondersteuning, die hij hun in zekere omstandigheden,
zou kunnen verleenen.
Intusschen vernamen de Engelschen, dat de inwoners van Loehoe,
Combello en Lissidy onder het gebied van Amboina, een grooten
voorraad kruidnagelen voor hen zouden achterhouden en aan de
Opkomst van het Nederl. goz. in Indie, Dl. III, bladz. 95 tot 108.
XXIV
Nederlanders onttrekken. ^ Op den 2^^° Januari) 1615 werd
nu door den president en raad der Engelsche loge te Bantam
besloten eene expeditie naar de specerij-eilanden uit te rusten.
De groote drijver van deze onderneming was de president John
Jourdain^ vroeger opperkoopman der Engelschen te Makasser;
doch nu hun president te Bantam. In den voorzomer van 1615
werd dit plan ten uitvoer gelegd door de kapiteins en opper-
kooplieden^ George Ball en George Cockayne, die den bepaalden
last kregen, om eerst Makassar en daarna al die plaatsen in de
Mol ukken te bezoeken, waar zij specerijen verkrijgen konden,
er zoo mogelijk faktorijen te stichten, ook al stond de bevol-
king dier plaatsen met de Nederlanders in contract. Poelo-Ay
en Banda-Neira werden door hen bezocht; maar hunne onder-
neming werd gestuit door den Gouverneur-Generaal Beijnst. Van
de eene havenplaats tot de andere door de Nederlanders gedreven ,
hadden de Engelschen eindelijk op Combello, eene kleine ver-
sterkte plaats op Ceram, onder Amboina, waarvan de bevolking reeds
sedert geruimen tijd in geheime verstandhouding met hen had ge-
staan , zich gevestigd en daar de vlag geheschen. Maar ook hier ont-
vingen zij van den GG. Reijnst den last , om onmiddelijk te ver-
trekken, op grond dat deze sterkte aan de Nederl. Gomp.
behoorde. Ball en Gockayne moesten voor de overmagt wijken;
doch de Nederl. opperlandvoogd had niet kunnen beletten, dat
er inmiddels twee schepen der Engelschen met muskaatnooten
en andere specerijen geladen, naar Bantam waren teruggekeerd.
Bij die gelegenheid had een koopman van het Britsche schip ,
the Concord, Sophony Gozucke genaamd, een Rus van geboorte,
heimelijk betrekkingen met de inwoners van poelo-Ay aange-
knoopt en een der voornaamste Orang-kiai van de Bandanezen,
met zich in zijn schip naar Bantam gevoerd, om ak gezant der
bevolking van Banda met den president en raad der Engelschen
* Vergd. het contract van Capitan-Hitoe en de Orang-kiai^s en onderzaten van
Loehoe, Lissid^* en Combello, ca. met de Nederl. Oost-Ind. Comp. in: Opkomst
Nederl. gez. in Oost-Ind. Dl. III, bladz. 31.7.
XXV
aldaar te onderhandeleQ , over een wederzijds verbond tot bevrij-
ding van Banda, van het juk der Nederlandsche Compagnie. ^
Korten tijd na deze gebeurtenissen keerde de GG. Reijnst
naar Bantam terug. Van daar zond hij eenige schepen naar
de straat van Malakka, om gesteld te worden onder de vlag
van den admiraal Steven van der Hagen , die zich vroeger reeds
daarheen had begeven en die nu door deze versterking in staat
werd gesteld^ om onder het vuur der vijandelijke batterijen,
Da een hevig gevecht in de haven van Malakka, de Spaansche
galjoenen te vernielen. Zonder zelf nog het groote gewigt
zijner overwinning te beseden , verijdelde de admiraal van der
Hagen daardoor, eenen door den Gouverneur der Philippijnen >
Juan da Silva, wel beraamden aanslag op Bantam. ^
Een ander gedeelte van de voor Bantam verzamelde scheeps-
iiiagt, zond Reijnst naar de specerij-eilanden terug, want nog-
maals waren er gezanten der Bandanezen heimelijk bij de En-
gelschen te Bantam aangekomen, en was de tijding vernomen,
dat de bevolking van poelo-Ay op nieuw tegen de Nederlanders
in opstand en dit eiland, dat als de sleutel van de Banda-groep
werd aangemerkt, bijna geheel in handen der Engelschen was
geraakt. Onverwijld vaardigde Reijnst eenige schepen derwaarts
af en zond hij aan den Gouverneur der Molukken , d^ Laurens
Reael, het bevel om andermaal een aanslag tegen poelo-Ay te
doen ondernemen. ^
De GG. Reijnst had inmiddels ook zijne zorgen gewijd aan
de belangen der Compagnie op de oostkust van Java. Voor
dat hij nog de Molukken had verlaten, had hij in de maand
Mei 1615 den Raad van Indie, Steven Doenssen, den kom-
^ Cakudar of state-papers, Colonial series, East-Iadies, 1513 — 1616, n^*. 716,
724, 746, 862, 888, 904, 1004, 1006, 1022, 1023, 1072, 1078. Bruce, Annals
of the honor. East. Ind. Comp. vol I, year 1615. Resol. GG. en B. 28 Mei en
Jnnij, Jalij, passim. 1615.
* Brief van St. v. der Hagen aan de Bewindhebbers, dd. 10 Maart 1616. Het
gevecht werd geleverd in de eerste dagen van December 1615.
' Resol. 6G, en raden, 11 en 20 Oct. 1615.
XXVI
mandeur Hendrik Brouwer en den opperkoopruan Abraham van
den Broeck aan boord van het schip de Sterre naar Grissée en
Japara gezonden, mei last om de onlangs gesloten vriendschap
met den Panembahan van Mataram te bevestigen, zoo mogelijk
eene nieuwe en betere overeenkomst met dien vorst te sluiten
en met bevel aan Steven Doenssen in het bijzonder, om het
Nederlandsche kantoor te Grissée op te breken, naar Japara te
verplaatsen, aldaar de beraamde versterking te bouwen en er
zelf als opperhoofd te blijven. ^ Op den 7^^ Julij 1615 waren
deze afgevaardigden te Japara aangekomen; doch zij vonden er
de schoone beloften van den Panembahan niet vervuld en nog
slechts zeer weinig Ix>uwmaterialen verzameld.
De oorlog op oostelijk Java had meer nog dan vroeger, uit*
breiding gekregen. De vorsten van Soerabaija, Passaroean
Toeban, Wirosobo, Djepan op Java, Arosbaija en Soemenap
op Madnra hadden te zamen een verdedigend verbond tegen
den Panembahan van Mataram gesloten.
De regent van Kendal, één der krijgsbevelhebbers van den
Panembahan , stond aan het hoofd van 20,000 man in de om-
streken van eene plaats, welke Gliamat genoemd wordt. ^
Tot dien veldoverste wendden zich de Nederlandsche gezanten,
ten einde door zijne tusschenkomst tot den Panembahan van
Mataram te worden toegelaten. Zij hoopten langs dien weg
den hun opgedragen last te volvoeren, een nieuw o^ntract, dat
meer zekerheid zou opleveren, dan dat de kommandeur van
Zurck had gesloten, te maken en uitvoering te verkrijgen van
de afgelegde beloften. De regent van Kendal vergunde hun
echter niet, tot den Panembahan, die met zijn leger te velde
voor Wirosobo lag, door te dringen. Integendeel eischte
hij nu betaling voor de beloofde steenen en het hout en ver-
zocht vier stukken geschut, als een geschenk voor den Panem-
Besol. GG. on raden, 19 Mei 1615.
Vermoedelijk eene plaats tusschen Demak en Japara , zie hierachter , bladz. 95.
XXVII
bahan. Twee dagen later kwam de regent zelf te Japara en
bepaalde, dat de Nederlandscfae loge kleiner moest worden
gemaakt dan de oorspronkelijke aanleg uitwees. De betaling
der bouwstoffen wilde hij wel kwijtschelden; doch hij volhardde
in zijn eisch van vier stukken geschut. De Nederlanders hadden
niet meer dan twee kanonnen beschikbaar en die' lieten zij te
Japara voorloopig in bewaring. De zending van Doenssen,
Brouwer en van den Broeck, was dus niet geslaagd en in het
volgende Jaar moest het Nederlandsche opperhoofd, bij gebrek
aan steen en werkvolk, zich vergenoegen met eenige woningen
en pakhuizen van hout en bamboes op te slaan. De handel in
rijst slaagde echter beter; in, minder dan vijf maanden tijds,
werden er 800 * lasten rijst van Japara verscheept. Maar de
eischen van den Panembahan of van zijne regenten werden er
tevens hooger en onder voorwendsel dat er geen tolregten te
Japara werden geheven, vroeg men meer geschut, diamanten
en goud. In hoeverre deze vorderingen regtstreeks van den
vorst van Mataram, of van zijne regenten tot eigen bate,
voortkwamen, wisten de Nederlandsche kooplieden niet te be-
palen. Het belang van den rijsthandel te Japara was intusschen
groot en het opperbestuur in Nederland was zelfs gedurende
eenigen tijd er toe geneigd, om dadr het algemeen rendez-vous
te stichten. Ook de vorst van Cheribon, waarschijnlijk naijverig
op de handelsvoordeelen zijner naburen^ bood omstreeks dezen
tijd zijn land, als verblijfplaats aan de Nederlanders aan. ^
Intusschen waren de dagen van den opperlandvoogd geteld.
Lijdende aan den bloedgang bevond hij zich te Jakatra, toen
het schip de Witte Beer te Bantam aankwam. Het bragt
ongunstige berigten uit Nederland en de tijding dat de zoon
van den Gouverneur-Generaal Beijnst, aan boord van dat vaar-
tuig nabij straat Sunda was overleden en « naar bet schijnt heeft
«hem zoozeer bezwaard de overlijdipghe van zijn zoon, en de
Zie hierachter N*. VIII , X en XI der gedrukte stukken.
XXVIII
«kwade tijdingen, dat de Edele Heer Generaal Reijnst op den
« 7^ December tot Jakatra in den Heere gerust is." *
De betrekkingen tusschen den rijksbestierder van Bantam en
den direqjteur van den handel der Nederl. Compagnie waren gedu-
rende al dien tijd bij voortduring gespannen gebleven. Een oogenblik
scheen het, alsof er eenige toenadering tusschen de twee partijen
komen zou, toen het berigt vernomen werd, dat de Gouverneur
der Philippijnen , Don Juan da Silva, met eene vloot, Manila
had verlaten, om, na zich in straat Malakka met een eskader ]
van Portugesche galjoenen te hebben vereenigd, een aanval op
Bantam en de Nederlanders op Java te wagen. Gelijktijdig liep
het gerucht, dat ook de Paneipbahan van Mataram, die met
Malakka verstandhouding hield, zijne wapenen naar het westen
van Java wenden zou Maar toen weldra het berigt kwam,
dat het Portugeesch eskader voor Malakka, door den admiraal
van der Hagen was vernield en da Silva's plannen daardoor
waren verijdeld, dat de geruchten van des Panembahan's toeleg
ongegrond waren, begon Bantam's rijksbestierder weder den
hoogen toon van vroeger te voeren en nieuwe verhoogde tol-
regten te eischen. Halstarrig weigerde Coen zich aan nieuwe
tollen te onderwerpen ; maar gaf in den loop der onderhande-
lingen, aan de Bantamsche regering zijdelings den wenk, dat
het Nederlandsch bestuur niet ongeneigd zou zijn, tot het aan-
nemen van een verhoogd en meer uitgebreid toltarief, indien
Bantam er zich toe wilde verbinden, om aan de Nederlandsche
Compagnie den handel toe te kennen, met uitsluiting van alle
andere Europeanen; doch de rijksbestierder wachtte zich wel
van aan dien wenk opmerkzaamheid te schenken.
Het gewigtig ambt van opperlandvoogd was inmiddels in
andere handen overgegaan. Na den dood van Reijnst, waren
de leden van den raad van Indie te veel verspreid om te zamen
vergaderd tot de keuze van een nieuwen Gouverneur-Generaal,
Brief van J. Pz. Coen aan de Bewindh., 25 Dec. 1615.
^' ^'-IW«
xxtx
zooals dit bij art. 34 der instructie van den overleden landvoogd
■
was voorgeschreven 9 te kunnen overgaan. Het duurde alzoo
tot den 19 .Jnlij 1616 eer de raad van Indie^ in voldoende
getale vereenigd was, wanneer bij meerderheid van stemmen
de gouverneur der Molukken, Dr. Laarens Reael, tot algemeen
gouverneur gekozen werd. Onder zeer netelige omstandigheden
aanvaardde Reael zijne betrekking. De grootste nioeijelijkhedeil ,
waarmede hij gedurende zijn bestuur te kampen had en die
hem iïx, het einde ook ten val hebben gebragt, waren de onder-
nemingen en aanslagen der Engelschen op de specerij-eilanden
eo de opstanden en oorlogen, welke in die gewesten van den
archipel daaruit voortsproten. De laatste bevelen, welke Reael,
terwijl hij nog gouverneur der Molukken was, van den Gou-
verneur-Generaal Reijnst had ontvangen, schreven hem voor,
om in allerijl eene expeditie uit te zenden tegen poelo-Ay, dat
weder in opstand en bijna geheel in de magt der Engelschen
was. geraakt. Dit bevel had Reael slechts ten deele uitgevoerd ,
omdat hij zich door valsche berigten had laten misleiden en
uit vrees voor een aanslag van den Spaanschen Gouverneur
der Philippijnen , het meerendeel zijner schepen bij zich in de
wateren van Ternate gehouden had.
In de maand Januarij 1616 waren weder vier Engelsche
schepen en een jagt onder bevel van den kapitein Gastleton van
Bantam vertrokken om Banda, Amboina, Hitoe, Loehoe en
Combello te bezoeken.
Op de reé van poelo-Ay had Gastleton van de bevelhebbers
van het Nederlandsche schip Amsterdam , de vergunning weten
te verkrijgen tot het beladen van zijn jagt met muskaatnoten,
waartegen hij zich verbooden had om geen hulp of bijstand
aan de bevolking van dat eiland, die in opstand was, te .zullen
verlèenen ^ ; hoewel hij bijna op datzelfde oogenblik een gezant-
' Bruce, Amuds of the Hon. Sast Ind. Comp. Vol. I, 161G— 1617, bladz. 188
etc.. — Calendar of state papers , N°. 1101 , 1616. March i| , 1102 en 1104.
XXX
schap der Bandanezen^ dat bij de Engelschen te Bantam was
geweest y daar aan land zette.
Intusschen was ook de Nederlandsche kommandeur, Jan
Dirckz. Lam, van Bantam naar Banda gezonden om op die
eilanden den opstand te dempen en de ondernemingen der En-
gelschen te verijdelen. Deze wist den Engelschen kapitein
Gastleton met zijne vier schepen te verwijderen en op den 5/6
April 1616 tastte nu Lam, poelo-Ay aan. Gelukkiger dan de
Gouverneur-Generaal Reijnst, veroverde hij dit eiland geheel en
stichtte er het fort Revengie. Hierop sloot hij op den 3 Mei
den vrede met de Bandanezen, aan wie hij bij contract^ hoogere
prijzen voor hunne specerijen toestond.
De Ëngelsche kapitein Gastleton had, nadat hij de Banda-
eilanden verlaten had, zijn koers door de Mol ukken vervolgd en
bezocht achtervolgens Amboina, Ternate, Matsjian en eindelijk
ook Tidore, waar hij wapenen en krijgsbehoeften aan de Span-
jaarden en inlanders tegen specerijen inruilde.
Niettegenstaande deze handelwijze bepaald in strijd was met
de pligten van onzijdigen tegenover oorlogvoerende mogendheden,
had Reael, die intusschen kennis bad gekregen van onderhan-
delingen, welke in Europa tusschen de regeringen van Enge-
land en de Nederlanden over de belangen der Oost-Indische
Compagnien werden gevoerd, «gemerct de consequentien en ten
ft reguarde van de alliance tusschen de Groone van Engeland
« en H. Ho Mo.'' daartegen geen openbaar geweld durven plegen ,
zooals de gebiedende last der Bewindhebbers hem dat voorschreef.
De voorzigtige Reael hoopte het onweder, dat tusschen Neder-
landers en Engelschen dreigde los te barsten, door zachte mid-
delen te doen overdrijven; doch hij slaagde op die wijze er
toch niet in, om eene botsing te voorkomen. Weinige maanden
na het vertrek van den kommandeur Lam uit Banda, was
poelo-Ay op nieuw in opstand gekomen, verscheiden Neder-
landers waren er dood geslagen en zelfs op Amboina waren
onlusten uitgebroken. De Engelschen hadden gevolg gegeven
XXXi
aan de verbindtenis , welke zij met de bevolking der Banda-
eilanden badden gesloten. Zij warea wederom met eenige
scbepen in die wateren aangekomen en hadden de bevolking
van poelo-Run en Ay, in hun verzet gesteund. De inlandsche
hoofilen en gemeenten, door strenge handhaving van het mono-
polie der specerijen en niet minder door het wanbestuur van
een liederlijken HoUandschen kapitein, van het Nederlandsch
gezag afkeerig gemaakt, hadden de souvereiniteit over hunne
eilanden aan de kroon van Groot-Brittanie overgedragen.
De Engelscben hadden nu van poelo-Run bezit genomen, er
de vlag geheschen, batterijen opgeworpen en toen op 13 Ja-
nuarij 1617 de advokaat-fiskaal Dedel met twee Nederlandsche
schepen en een jagt zich op de kust van poelo-Run vertoonde,
werd hem door den Engelscben bevelhebber gelast om binnen
4 glazen, die wateren te verlaten, poelo-Ay mede aan het En-
gelsche bestuur over te leveren, onder bedreiging, dat, ingeval
hij weigeren mogt, het Ëngelsche geschut uit de batterijen en
schepen hem met geweld verjagen zou. Dedel had daarop hulp
in Amboina gezocht en eerst na lang oponthoud, door storm
veroorzaakt, had hij met den admiraal en raad van Indie,
Steven van der Hagen , zich tegen de Engelscben kunnen ver-
dedigen. Op den 12 Februarij werd nu het Ëngelsche schip,
the Swan , vijandelijk aangetast en vermeesterd , en eenige weken
later ook het tweede Ëngelsche schip, the Deiènce, door de
Nederlanders in beslag genomen.
D^. Reael werd nu wel door den loop der gebeurtenissen ge-
noodzaakt tot krachtige middelen over te gaan; maar nu weder
ontbraken hem voldoende strijdkrachten, omdat hij ter kwader
ure een eskader onder den kommandeur Lam naar de Philip-
pijnen had uitgezonden. Om niet geheel ongehoorzaam te zijn
aan de bevelen van bet opperbestuur in Nederland en het ver-
lies van geheel Banda voor de Ciompagnie te verhoeden, begaf
hij zich persoonlijk over Amboina naar Banda; maar moest de
Engelscben op poelo-Run, ongemoeid laten. Hij meende dat er
XXXll
nog zooveel kwaad niet uit die vestiging der Engelschen zou
voortspruiten, indien men slechts zorg droeg, dat de aanvoer
van levensmiddelen en specerijen naar poelo-Run wierd afgesne-
den. Met dat doel liet hij Nederlandsche schepen kruissen en
trachtte hij met de Bandanezen weder in vrede te geraken.
Hoe weinig kracht hij ook tegenover de Engelschen in die
oogenhlikken ontwikkelde, toch schreef hij nog vreesachtig naar
Nederland, « dat, hetgeen aldaar reeds voorgevallen was een vyer
« zou ontsteken , dat sonder twyfel een grooten brant met sich
« trecken sal, want aen onse syde, patientia laesa fit furor en sy (de
a Engelschen) sullen des machtich synde, ook geen camp geven ".
Reeds half uitgehongerd door den opstand, lieten de Bandane-
zen zich gemakkelijk door Reael tot vrede brengen, een vrede,
dien zij plegtig beloofden te zullen eerbiedigen ; doch waarvan
Reael schreef: « dat het te wenschen ware, dat hij zoo ligt te
«onderhouden als te maken ware, want de Bandanezen beloven
» dingen, die hel hun niet mogelijk is na te komen^\ ^
De vreedzame, gematigde, regtsgeleerde Reael, gaf dan ook
den last aan de opperhoofden op Banda «om niet lichtveerde-
« lyck op elcke contraventie van particuliere artyckelen , den oor-
« loghe wederomme aen te nemen ; maer te trachten sooveel
K vruchten als 't mogelyck sal sijn van dat lant te trecken ^\
Zulk eene handelwijze viel in het geheel niet in den geest der
Bewindhebbers, die na jaren lang de geldkrachten der Com^
pagnie te hebben uitgeput, om van het monopolie der specerijen
meester te worden, dat monopolie nu op punt zagen, van hun
door de Engelschen te worden ontrukt. Reeds in 1615 hadden
zij, met angstige gejaagdheid aan den directeur-generaal van den
handel in Indie, de onmenschelijke en onverstandige vermaning
gezonden , « dat men iets groots tegen den vijand moest uitrig-
» Resol. GO. en R. 25 Junij 1616. Brief v. J, Pz. Coen, dd. 1 Oct. 1616,
n®. XV, hierachter. Brief van den G6. Reael aan de Bewindh. dd. Banda 11 Mei
1617. Missive van Com. Dedel, dd. Neira 10 Mei 1617. Resol. Banda, 13 Jan.— 23
Md 1617. Calendar of state papers, enz. n». 1101, 1102, 1104.
XXXIIl
ft ten, de Bandanezen vermeesteren , de principalen uit doen
ft roeijen en verjagen en het land liever met heidenen weder
ft doen peupleren y al zou men aldaar eenige hoornen doen uit-
« roeijen en den voors. lande desert maken P' ^
De reeks van tegenspoeden en moeijelijkheden , waarmede de
Gouverneur-Generaal te kampen had, was nog niet ten einde;
weldra vernam hij de tijding, dat de onderneming door hem
onder bevel van den kommandeur Lam tegen de Spanjaarden
aangelegd, mislukt en het Nederlaudsche eskader nabij de baai
van Manila deels door de Spanjaarden vernield, deels verstrooid
was. *
Reael had zich als oppérlandvoogd nog niet op Java vertoond ,
hij besloot dus met de eerste moesson zich daarheen te begeven ,
hetgeen te meer noodig was, omdat hij met den directeur-
generaal van den handel, Jan Pietersz. Coen, over vele hoofd-
punten van regeringsbeleid in gevoelen verschilde, waardoor er
telkens wrijving tusschen deze twee hoofden van bestuur ont-
stond. Beraadslaging over die punten in den vollen raad van
Indie, ten einde tot eene oplossing te geraken, scheen dus nood-
zakelijk. Omstreeks de maand September 1617 verliet Reael de
Molukken en kwam hij op den 18 September voor Japara aan.
* Uitgaand biieflioek der HH. XVII, 30 April 1615. AaoBcbryying aan Jan*
Pietersz. Coen.
* Deze zeeslag tusschen Jan Dirckz. Lam en de Spanjaarden, voor de baai van
Muula op 28 October 1616 geleverd, was esn der bloedigste en hevigste gevechten,
wdke er nog in die gewesten waren voorgevallen. Het schip van den kommaDdeur Lam,
werd tosschen twee Spaansche ga^oenen gekneld en in den grond geschoten; doch de
kommandeur en 47 z^ner scheepslieden werden weder uit zee opgevischt en gered.
Het schip ter Yere zonk, brandende en vechtende; de schipper van den Aeolus , zekere
Job Gomelisz. van Zierikzee, die met Spilbergen de reis om den aardbol had medege-
maakt, stak, naar men destijds berigtte, toen h^ het niet langer houden kon, den
brand in z^n eigen kmid en slingerde met zich in de lucht , twee vijandelijke schepen ,
die aan hem vastgeklemd lagen; ongeveer 250 Nederlanders sneuvelden in dit gevecht ;
maar ook de vijand was na het einde van den strijd zoo magteloos, dat twee dagen
later een Spaansch ga^oen weerloos in handen der Nederlanders viel; terwijl meest
&Ue overige Spaansche schepen, deels ten gevolge van lekken en grondschoten , deels
door een opkomeoden storm, geheel verloren gingen. Men treft het verhaal van dezen
Kbeepsstr^d, in geen enkel gedrukt werk aan; maar wel in twee brieven van Coen,
^ 22 Ang. en 18 December 1617, handschrift R. Arch.
IV. III
XXXIV
Reeds in het vorige jaar 1616, was op last van Beael, de opper-
koopman 9 Gerrit Frederiksz. Druijff, als gezant der Nederland-
sche Compagnie naar den Panembahan gezonden^ De koop-
man DruijfT had in last gekregen , te trachten naar een
persoonlijk onderhoud met den Panembahan, omdat de ver-
gunning tot het bouwen van een steenen fort en het vrij
uitvoeren van rijst, vroeger aan den opperkoopmau van Zurck
verleend, door tegenwerking der regenten van den Panembahan ,
zoo men ineende, niet tot uitvoering kwam» De vrije uitvoer
van rijst was wel niet verboden; maar toch reeds meermalen
belemmerd en de toegezegde bouwmaterialen waren nooit vol-
doende geleverd. De opperkoopmau Druijff moest verder de
vriendschapsbetrekkingen tusschen de Oost-Ind. Gomp. en den
Panembahan, naauwer toehalen en de aandacht van dien vorst
op Bantam vestigen, hem voorspiegelen den roem, die hij be-
halen zou, indien ook Westelijk- Java onder zijn gebied gebragt
wierd en tot bereiking van zulk een doel hem zijdelings een
verbond met de Nederlanders voorslaan, onder voorwaarde, dat
Bantam als vrije verblijf]ilaats aan de Nederlanders zou ten deel
vallen. ^ Dit derde gezantschap aan den Panembahan, had
echter aan de verwachting niet beantwoord. « S'. Druijff*' zoo
gaf Bea^l verslag van deze zending aan de Bewindhebbers, « is
ft naar ons contentement niet ontvangen; ick achtte dat de oude
« Gouverneur, die met hem naar den Koning is geweest, hem
«blind gehouden heeft om syn personnage te spelen, wederom
« werden er twee metalen halve kartouwen geëischt". ^
Nu, in September 1617, vond Beael den rijsthandel te Japara
in vrij goeden stand , maar het bouwen eener sterkte of van een
steenen huis werd nog steeds belemmerd. Hij gelastte nu, dat er
dadelijk een steenen gêdong of pakhuis zou worden opgerigt.
De vriendschap van den Sjah-bandar zocht hij door geschenken
> Zie hierachter n*. XVI der gedrukte stukken.
> Missive Read aan de HU. XVII, dd. Bantam, 10 November 1617,
XXXV
te winnen en verleende aan de Javanen vrijheid om onder
zekere voorwaarden handel te drijven op eenige plaatsen van
Amboina en Banda, «mits zij, alvorens eenige handelinghe te
ff doen y onder de Nederl. forten zouden ankeren en zich aldaar
« reguleren naar de orders» aan de respective Gouverneurs van
« de plaatsen gelaten en naar de contracten 'tusschen de Neder-
«landsche Ck)mp. en de inwoners gemaakt^'. ^
Na dit kort bezoek aan Java^s oostkust, begaf Reael zich in de
eerste dagen van October (1617) naar Bantam. Hier vond hij
de verhouding zoowel tot de Engelscben als tot den rijksbe-
stierder van Bantam , meer dan ooit gespannen ; terwijl de regent
van Jakatra zich meer en meer teruggetrokken hield.
Hoewel er reeds sedert 1611 tusschen de beide regeringen van
Groot-Brittanie en de Nederlanden , in Europa werd onderhan«-
deld over de middelen, om de Engelsche en Nederlandsche Oost-
lod. Comp. in eene meer vreedzame betrekking tot elkander te
brengen, waren te Bantam de twisten tusschen Nederlanders en
Engelschen tot ongekende hoogte gerezen. De haat der Britten
was vooral tegen Jan Pietersz. Goen gerigt, voor wien, zooals
zij in hunne ruwe taal zeiden , de hoogste galg van Oud-Engeland
Dog niet hoog genoeg was.
Reeds sedert 1616 vielen er telkens straatgevechten binnen
Bantam voor; maar kort na de komst van Reael te Bantam en
terwijl hij voor weinige dagen naar Jakatra gegaan was, ont-
stond er een oploop, zoo hevig als er nog geen had plaats
gehad. Er waren eenige Spaansche en Portugeesche gevangenen
aan de Nederlanders ontloopen en dezen hadden in de schepen
der Engelschen eene veilige schuilplaats gevonden. Toen een
Nederlandsch opperkoopman , die overloopers terug vroeg, werd
hij met schimp en smaadwoorden door de Engelsche overheid
ontvangen en hem de uitlevering geweigerd. Het was daarbij
gebleven; maar eenige weken later, had zich één dier Spaansche
> Seaol. GO. ea R. 18 Sept. 1617.
XXXVl
gevangenen te Bantam op straat vertoond en was hij door de
Nederlanders opgepakt en in een pakhuis gesloten. Zoodra dit
bekend werd , liepen de Engelschen te wapen en deden , vereenigd
met inlanders in hunnen dienst, een aanval op de Hollandsche
loge, plunderden een pakhuis, sloegen eenige Nederlanders en
Japansche soldaten' dood , terwijl er nog meer gekwetst werden.
Ook aan de zijde der Engelschen, die overigens in dit gevecht
de overhand behielden, bleven er eenigen op de plaats liggen.
De haat en opgewondenheid der Engelschen waren ten top
gestegen, sedert zij vernomen hadden, dat twee hunner schepen
nabij Banda waren genomen en de inbezitneming van poelo-Run
daardoor zonder vrucht voor hen blijven zou. Zoodra de Gou-
verneur-Generaal en de raad van Indie, die toen juist metCoen
voor eenige dagen te Jakatra vereenigd waren , de tijding hadden
vernomen van den geweldigen aanval der Engelschen op de
Nederlandsche loge te Bantam, werd er eene talrijke scheeps-
magt voor Bantam verzameld, om de Engelschen daarmede in
ontzag te houden en van den Koning en rijksbestierder van
Bantam werd regt geëischt over dit geweld op de Nederlanders
gepleegd. Nu trad het Nederlandsch-Indisch bestuur ook met
krachtiger maatregelen tegen den indrang der Engelsciieb op.
Bij plakkaat werd bekend gemaakt; dat de vaart op' Banda,
Amboina en de Molukken voor de Engelschen zou zijn gesloten ,
op grond, dat de Nederl. Oost-Ind. Comp. zich den alleen han-
del in die gewesten had verworven en dat bij overtreding 'van
dit plakkaat, de Engelschen met geweld zouden geweerd wor-
den. Bovendien besloot de raad van Indie, dat de Gouverneur-
Generaal met eene voldoende scheepsmagt naar de Molukken
zou terug keeren, om de hand aan de uitvoering van dat plak>
kaat te houden. De groote drijver van die besluiten was weder
Jan Pietersz. Coen, wiens meening op die van den Gouverneur-
Generaal in den raad van Indie had gezegevierd. « Het kan
a aldus niet bestaan ^' , schreef Coen aan bet opperbestuur in
Nederland, «kunnen wij geen vrienden (met de Engelschen)
XXXVII
azijn, laait ons dan den oorlog afkondigen; want het istescban-
ft delijk en te moorddadig, dat wij elkander vermoorden endoen
a vermoorden , zonder dat er regt over gedaan werd. Het is al
« lang geleden , dat de Engelschen mij zelven den dood gezwo-
tt ren hebben , nu zijn er weder vier van de onzen, die de Gom-
«pagnie 10 è 15 jaren trouw hebben gediead, dood gebleven^
ft en drie Japanners , die het leven der overige Nederlanders
ft hebben gered". ^
Weinig minder gespannen dan de verhouding tot de Engel-
schen had Reael de betrekkingen tusschen de Nederlanders en
den rijksbestierder van Bantam gevonden, hoewel naar den
aard van den Javaan, die vijandschap zich niet i66 door uiter-
lijke kenmerken vertoonde.
Sedert de laatste maanden van 1616 had Ck)en weder met
groote moeijelijkheden in den handel te kampen gehad. De
rijksbestierder bad tot zijn meest vertrouwden raadsman geko-
zen, zekeren Linco, een tot den islam bekeerden Chinees, en
nu had Coen te strijden tegen de zaamgespannen toeleg van
een slimmen Javaan en een listigen Chinees. Wanneer Coen
peper kocht, deels k contant, deels met betaling in voorschot;
rnaar onder beding van levering op tijd , dan joegen de Chinezen
onderling de prijzen van de peper op, met het geld, dat zij
reeds van de Nederl. Comp. hadden ontvangen en als dan de
tijd van levering gekomen was, dan weigerden zij den peper te
leveren^ onder voorwendsel dat de prijzen te hoog waren gestegen.
Indien Coen dan regt bij den rijksbestierder vroeg tegen de
Chinezen, omdat zij in gebreke waren van levering op bedon-
gen tijd en prijs, dan kwam hij teregt bij Linco en hij kon
geen regt krijgen en dit gebeurde gewoonlijk op een oogenblik,
dat er een schip, half vol geladen, bijna gereed om te vertrek-
ken, op het overige der lading lag te wachten en Coen dus
> Resol. G6. en R. 5, 9 en 18 Dec. 1617. Brief van Coen aan de Bewindlieb-
bers, 18 Dec. 1617, N». XX, hierachter. Dagverhaal van Bantam, 19 Julij, 6 Sept.
en 22 Nov. 1617.
xxxvni
om peper verlegen was. Nog weder eene andere streek was, dat
de rijksbestierder , door zijne Chinezen en andere tusschen perso-
nen, want zelf scheen hij nooit in de zaken betrokken, al de
peper in de bovenlanden liet opkoopen. Nog gebeurde het
ook^ dat Chinezen, die geld of peper aan de Comp. schuldig
waren, vermoedelijk met hun eigen goedvinden, op last van
den rijksbestierder, onder allerlei voorwendsels werden opge-
pakt en vastgezet. Die Chinezen beweerden dan, schijnbaar
te regt, dat zij door force majeure belet werden te betalen
of peper te leveren; terwijl bovendien nog somtijds het wegen
van de peper door den Sjah-bandar, plotseling werd gestaakt.
Lang hield Coen zich bedaard; maar werd toch door al
die belemmeringen, in het einde zóó ongeduldig, dat hij ten
laatste op eigen gezag, en zeer zeker onregtmatig, eenige Chi-
neesche schuldeischers liet aanhouden en onder het eiland Babi
Chineesche jonken , waarvan de lading geconsigneerd was. op
Chineesche handelaars te Bantam, in beslag liet nemen. Hieruit
ontstonden nu weder nieuwe moeijelijkheden , en zelfs brak er
kort na de inbeslagneming dier jonken een brand uit, rondom
de loge der Nederlanders, welke door Coen aan moedwil op
last van den rijksbestierder gepleegd, werd toegeschreven. Wer-
kelijk kreeg Coen kort daarna berigt, dat er in het geheim een
aanslag tegen de opperhoofden en de loge der Nederlanders te
Bantam was beraamd. Reael doorzag al die streken en aan-
slagen van den rijksbestierder en der Chinezen niet, hij ineende
dat er voor de wisselingen in den prijs van de peper, meer
natuurlijke oorzaken moesten gezocht worden en wilden tegen
inlanders en Engelschen liefst «soete middelen** gebruiken. Hij
moest niettemin zelf regts weigering en eene zeer hooghartige
behandeling van de zijde des rijksbestierders te Bantam onder-
vinden. Door meer kennis van personen en toestanden te
Bantam en door zijnen meer doortastenden aard van zelf daartoe
geleid^ was Coen. tot de meening gebragt en zocht hij die mee-
ning zoowel bij den Gouverneur-Generaal , als bij bet opperbe-
XXXIX
staur in Nederland ingang te doen vinden, dat de Nederl. Oost-
Ind. Gomp. niet langer de vriendschap van Bantam moest
afbedelen en den rijksbèstierder aldaar sparen; maar dat men
6f het kantoor te Bantam moest opbreken en zich elders ves-
tigen , of met gezag en kracht van wapenen optreden ; « want dat er«
«niets goeds te bekomen zou zyn, tenzij Bantam, zoowel als
«Temate, Amboina, Banda en alle andere mooren daartoe
«worden gedrongen/^ ^
De staatkunde, welke het Nederlandsch bestuur in Indie,
tegenover Bantam volgen zou, stond in naauw verband met
het groote, altijd nog onopgeloste vraagstuk: de keuze van een
algemeen . middenpunt van handel en gezag voor de Nederl.
Oost-Ind. Compagnie in Indie.
Opmerkelijk is het de onvastheid in meeningen, de besluite-
loosheid, de slingeringen na te gaan, welke er bij het opper-
bestuur in Nederland zoowel, ajs bij de voornaamste hoofden
van het bestuur in Indie over dit gewigtig punt nog altijd be-
stonden. Üe een sprak van Djohor of eenige andere plaats in
straat Malakka, de ander stond Banka voor, weder een derde
zocht die plaats op één der eilanden vóór of in straat Sunda,
ieder had een eigen stelsel en aan het geven van hoogwijze
raadgevingen of aan beroep op eigen ervaring en bevinding,
ontbrak het natuurlijk niet. Indien de Oost- Indische Compagnie ,
die toen reeds zoowel in Nederland als in Indie krank was,
reeds toen ware gestorven, zij ware zeker niet overleden door
gemis, misschien wel door een te groot getal van medicijn meesters.
Gelukkig stond er weldra aan het hoofd der zaken in Indie,
een geweldig heelmeester, die op eigen gezag het mes in de
wonde stak, vóór het te laat was. Toch, niettegenstaande de
krachtige invloed, welke door Jan Pietersz. Coen op den loop
der gebeurtenissen is uitgeoefend, gevoelt men zich tot de be-
kentenis gedrongen , dat de vestiging van het Nederlandsch ge-
zag op Java, minder door de vrije keuze der Nederlanders, dan
————— ^
' Zie No. XV, XYIII en XIX der gedrukte stukken, hierachter.
XL
wel door een merkwaardig zamentreffen van feiten; door den
drang der omstandigheden is veroorzaakt. Het was alsof de
Nederlandsche natie op één der schoonste en meest bevolkte
eilanden van den archipel, op Java, tot de vervulling eener
taak, tot bevrijding uit de banden van Oostersche willekeur en
dwingelandij, tot verlichting en beschaving eener verdrukte be-
volking werd geroepen en voorbeschikt. Zij zou welligt tot het
bewustzijn dier hoogere roeping zijn opgeklommen, zij zou
welligt tot de belijdenis zijn gebragt : « na vuur en stormwind
«zweefide ook soms mij, schoon geen Elia, de Heer voorbij;"
indien stoffelijke belangen haar niet hadden verblind, indien
zij niet, juist toen, door hare leiders op het dwaalspoor ware
gebragt van kwaadaardige twisten over de leer der Kerk en het
gezag in den Staat.
In de berigtschriften voor de opperlandvoogden Both en Reijnst
zoowel, als in dat, van het jaar 1617 voor Goen, door het
opperbestuur in Nederland opgesteld, bespeurt men telkens
dezelfde onzekerheid omtrent de keuze eener plaats tot midden -
punt van den handel en het bestuur der Compagnie in Indie.
Ook Coen beschouwde deze zaak langen tijd uit verschillende
oogpunten en naarmate hem de eene of andere zijde van het-
vraagstuk meer of minder helder voor den geest stond , weifelde
ook hij in zijne beslissing.
De hoofdpunten, welke Coen gedurende dien tijd van beraad
in het oog hield, waren: vooreerst, dat de tegenwerking van
Bantam moest worden gebroken , maar tevens ook dat hij Bantam
niet mogt inruimen aan de mededingende Engelschen. In den
aanvang van het jaar 1616, trachtte Coen zich wel onafhankelijk
van Bantam te maken, door peperhandel met Djambi te
drijven; ^ maar het besluit scheen toch bij hem gerijpt,
> B\j het aaDknoopen van handelsbetrekkmgen met en het vestigen van een Nederlandsch
kantoor te Djambi, reikten de inzigten van Coen verder; hij wenschte zich tevens
met andere vorsten op de oostkust van Samatra in betrekking te stellen, inzonderheid
met den vorst van Palembang, van ouds een vijand van Bantam. Op den 10 Oct.
1616 scnreef Coen aan den opperkoopman te Djambi , Sonry , o. a. het navolgende :
dat nog slechts twee plaatsen in den archipel voor de stichting
van een algemeen rendez-vous in aanmerking konden komen,
Bantam namelijk of eene plaats daaromtrent , op Westelijk-Java
en Malakka.
Met het oog op den Ghineeschen handel en de overleveringen
van den Archipel, scheen Malakka boven andere plaatsen de
voorkeur te verdienen; maar het zou veel krachtsinspanning
vereischen om die stad te veroveren. Verliet men in dien tus-
schentijd Bantam , dan liet men de baan vrij aan de Engelschen ,
die van daar met al hunne magt, den peperhandel zouden
drijven en hunne ondernemingen op de specerij-eilanden voort-
zetten. Om die redenen was Goen van oordeel ^ dat het vooreerst
nog de beste weg zou zijn, indien men de stichting van een
voorlqopig rendez-vous aanving te Bantam, en indien dan de
Engelschen langzamerhand buiten Bantam konden gesloten of
gedrongen worden, dan ((kunnen wij ons,^^ zoo schreef hij ,
«ons daarmede vooreerst vergenoegen, intusschen alle onze
« magt naar Malakka zenden , om die plaats te vermeesteren en
«daar sedia te planten; maar zoolang wij de Engelschen niet
«uit Bantam kunnen doen sluiten, is het geraden, in Bantam
«zelve een goed fort te bouwen, Gode d' uitkomst te bevelen;
«want Bantam is ligt te veroveren en heeft dat lot aan ons
«wel verdient" ^
Op het einde van ditzelfde jaar 1616 behandelde Goen dit
belangrijke onderwerp nader, in zijne brieven aan de Bewind-
hebbers en toen weder scheen hij meer tot het kiezen van
Malakka als algemeen rendez-vous over te hellen. «Malakka,"
zoo schreef hij op ïl December, «moet met alle magt worden
• (U) sal oock gelieven ter gelegener tyt , eene redelycke vereeringe aen den Coninck
«van Pallimban te senden , met daockbaerheyt van syne vrientelycke aenbiedinge,
• presenterende d'onse met alle cortoysie wederömme , nyt sich selven aenroerende ,
» sonder andren te nomineren , off oock gesint sonde wesen , met ons in aUiantie en
• verbintenisse te treeden, tegens onse en hare vyanden, ja, soo U eens iemant van
«des Conincx volck compt te spreecken; vraecht haer eens boertende, off hunnen
• Coninck, wel Coninck van Bantham sonde willen wesen." ' ^
> Coen aan de Bewindhebbers, 5 Januarg, 31 Maart, 1616.
XUI
«aangetast, opdat de zaken in geen meerder disordre, de negotie
• niet in verachtering en de Compagnie niet in meerder vijanden
a worde gebragt." ^
Hij bleef wel bij zijn gevoelen , dat Bantam eene meer ge-
schikte havenplaats was voor de schepen, die uit Nederland
door straat Sunda kwamen en naar de Molukken bunnen koers
namen; doch indien men er zorg voor droeg, dat de schepen
in een geschikt jaargetijde uit het vaderland vertrokken, kon-
den zij met de raoesson even goed over Malakka naar de
specerij-eilanden geraken. Het groote voordeel, dat eene ver-
overing van Malakka en het vestigen aldaar van het Neder-
landsche gezag zou opleveren , was dat daardoor de Portugeesche
Diagt, die zich uitstrekte van Goa tot Macao, in twee deelen
zou worden gebroken, de kleedenhandd op de oostkust van
Vöór-Indie en de peperhandel op de oostkust van Sumatra in
handen der Nederlanders zoudai komen. Bantam zou alleen dan
vervallen in banden der Engelschen, indien de Bewindhebbers
zich zwak betoonden , niet indien zij kracht en moed genoeg
hadden om te bevelen, dat men, des noods met hulp van Pa-
lembang, Bantam met geweld zou dwingen, om de Engelschen
en andere mededingende Europeanen buiten den handel te
sluiten.
Op het einde van het jaar 1616, was Goen dus nog van
oordeel, dat het middenpunt van Neérlands handel en gezag in
Indie te Malakka moest worden gezocht. Opmerkelijk is het nu ,
waar te nemen, hoe hij ten slotte tot een geheel ander besluit
is gekomen en hoe Neérlands gezag op Java is gevestigd, door
een zamenloop van allerlei, schijnbaar minder gewigtige ge-
beurtenissen. Langzamerhand was de weinig belangrijke faktorij
der Nederlanders te Jakatra aangegroeid. Eerst in 1616, toen
er vrees bestond voor een aanval der Spanjaarden en Portugezen
onder da Silva op Bantam, had Goen meer volk en veel kost-
bare waren van Bantam naar Jakatra overgebragt.
1 Coen aan de Bewindhebbers, 10 Ootober en tl I>ecember 1616.
XUII
Rondom de fektorij was eene heining geslagen en door eene
gift van 200 realen had men van den regent verlof verkregen ,
tot het bouwen van eenen steenen gêdong of pakhuis, met
bovenwoning en gaanderij , zoodat het geheel eenigzins ge-
schikt was om er zich des noods in te verdedigen. ^ Op
het einde van 1616 en in den aanvang van 1617 kreeg
de faktorij ten gevolge van de twisten met de Engelschen en
met den rijksbestierder nog weder op nieuw u^breiding. Ein-
delijk op den 8*" December 1617 besloot de Gouverneur-Generaal
Reael in rade van Indie, toen hij op het punt stond van naar
de Mol ukken terug te keeren , dat, om te voldoen aan de herhaalde
en dringende aanschrijvingen van hetopperbestuur in Nederland,
de hoek van Ontong-Java, nabij de Versche-rivier zou ge-
kozen worden tot plaats van een te stichten rendez-vous. De
uitvoering van dat besluit werd aan Goen opgedragen aan wien ,
tevens de vrijheid gelaten werd, om, zoo hij dat beter achtte,
daartoe eene andere plaats te kiezen, mits zij «zonder hostiliteit^^
van den regent van Jakatra verkregen wierd.
Doch een nieuw en onverwacht voorval maakte, ondanks de
besluiten van Reael op 8 December genomen, dat op nieuw
het aantal der Nederlanders en de stapel hunner koopman-
schappen, binnen de steenen en omheinde loge te Jakatra ver-
sterkt en het gewigt dier fektorij bevorderd werd.
Er was in de jaren 1615 en 1616 te St. Malo in Frankrijk
eene fransche Oost-Indische Compagnie opgerigt en deze had
twee schepen naar Indie gezonden, die voor een groot gedeelte
met Nederlanders waren bemand. Gerard Leroy, Lodewijk
Heyntsze, Jan Banninck Goeckebacker , Jan Jansz. Moll en zoo
ik durf vermoeden, ook Lemaire, allen oude bekenden en tegen-
standers der Nederlandsche Compagnie, hadden in die onderne-
ming de hand gestoken. Omstreeks het einde van 1617 kwamen
deze twee fransche schepen, de St. Michel en de St. Louis, ge-
' De overeenkomst daarover met den regent van Jakatra vindt men in het con-
tractenboek, R^ks-arch. U, l m gedrukt bij v. der Chijs 11., bladz. 19 en bgl. IV.
XLIV
naamd, na een zwerfitogt door de Indische zee, langs Malakka
en de oostkust van Sumatra, voor de noordwestelijke kust van
Java aan. Sedert 1606 bestonden er plakkaten door de Staten-
Generaal der Ver. Nederlanden uitgevaardigd die nog onlangs in
1616 waren vernieuwd, waarbij het aan Nederlandsche schepelingen
verboden was, in vreemden dienst naar Oost-Indie te varen.
De fransche bevelhebber van de St Michel, was op reis over-
leden en nu was een Nederlander, Hans de Decker genaamd,
tot aanvoerder der expeditie aangesteld. Hans de Decker en de
overige Nederlanders in franschen dienst, waren deels door Reael ,
deels door Goen op gezag der plakkaten van de Staten-Generaal
uit de fransche schepen geligt en in arrest gebragt. Reeds was
Hans de Decker aan boord van een Nederlandsch retourschip
gebragt, om naar Nederland te worden vervoerd, toen hij, met
hulp der Engelschen , daaruit weder wist te ontvlugten en behen-
dig zich te verbergen in het hof van den Bantamschen rijksbe-
stierder. Hij ^leef daar eenige dagen verborgen, eer Goen te
weten kwam waar hij gebleven was. Zoodra Goen echter de
schuilplaats ontdekt had, liet hij den vlugteling aan den rijks-
bestierder terug vragen , « op ^t vriendelijkst vertoonende , welke
u plakkaten er, van de Ho. Mo. HH. Staten-Generaal waren uit-
gevaardigd ".
Intusschen meende Goen voldoende bewijzen in handen te
hebben gekregen , dat de fransche schepen , in de Indische zee
misbruik hadden gemaakt van de Nederlandsche vlag en met die
in top , kaperij of zeeroof hadden gepleegd op koopvaardijschepen
van Soeratte. Goen vreesde teregt, dat daaruit kwade gevolgen
voor de Nederl. Oost-Ind. Gomp. zouden voortkomen, en nu
deed hij voorloopig beslag leggen op het schip St. Michel, dat
hij naar één der eilanden nabij Jakatra liet voeren en onder
bedwang eener batterij in arrest liet bewaren. Decker van zijn
kant, gesteund door de Engelschen^ had door aanzienlijke ge-
schenken den rijksbestierder voor zich gewonnen en deze weigerde
kortaf den Nederlandsch-franschen vlugteling aan Goen uit te
XLV
leveren, « seer spijtig daarbij seggende, dat hij alle natie acces
«en negotie in sijn land wilde vergunnen, dat het de Nederlan-
« ders minder te doen was, om roverijen, die de Franschen op
« naam der Nederlanders hadden gedaan of zouden mogen doen,
« te voorkomen ; dan wel , om voor zich alleen de negotie te
« incorporeren ; maar dat de Nederlanders in Bantam niet zouden
« doen , gelijk zij in de Molukken , Amboina en Banda gedaan
« hadden. Hij wilde Decker niet loslaten , hij sorteerde niet
ft onder de jurisdictie van de Ho. Mo. HH. Staten-Generaal '\
De rijksbestierder, die gevoelde dat hij ditmaal in zijn regt was
en dat hij door de Engelschen werd ondersteund, wilde nu ook
Coen dwingen , tot ontslag van het schip St. Michel , omdat het
tegen het volkenregt onder de jurisdictie van Bantam was in beslag
genomen. Om daartoe te geraken koos hij het middel, waarmede
hij meende, dat hij de Nederlanders het best zou kunnen trefFen.
Hij verbood hun den uitvoer van peper, ook van die, welke reeds ge-
kocht was. Coen liet over dit verbod zijne klagten hooren bij de in-
vloedrijkste grooten van Bantam, welke eene partij tegen den rijksbe-
stierder vormden, en nam vooral na de aankomst van eene lading
peper uit Djambi de houding aan, als of hij met al de Nederlanders ,
al het geld en de koopwaren der compagnie, Bantam wilde verlaten.
Hij verzamelde eenige schepen voor de stad , liet de loge ontruimen ,
alles in de schepen laden en verzocht toen zijn afscheid van
den rijksbestierder. Deze hield zich in den aanvang als of het
vertrek der Nederlanders hem onverschillig was; maar toen
hij zag dat het voorgenomen vertrek ernstig gemeend scheen^
werd hij met de zaak verlegen De invloed der grooten, de
begeerte des konings zelven, de vrees voor nadeel, werkten ge-
zamenl^k uit, dat de rijksbestierder eindelijk den twist aan
Coen gewonnen gaf en op nieuw den uitvoer van peper en het
rustig verblijf te Bantam, aan de Nederlanders veroorloofde. De
vrede scheen nu* weder, een tijd lang, tusschen de twee partijen
gesloten; doch de rijksbestierder kon kwalijk verdragen, dat hij
voor Coen had moeten buigen en door zijne invloed en door
XL VI
bemoeijingen van zijne Ghinesche raadslieden volgde er voor de
Nederlanders een geheele stilstand van handel , tengevolge van
allerlei nieuwe streken van Chinezen, die intusschen veel peper
opkochten. Maar Coen liet zijne tegenstanders niet met rust;
eerst vroeg hij van den rijksbestierder, dat deze hem in de ge-
legenhad zou stellen van vrij als koopman met koopman te
handelen, en dat de rijksbestierder hem hulp en regt verlee-
nen zou tegen de « guiterijen » der Chinezen. Toen die hulp
hem niet werd verleend en hij de zamenspanning der Chinezen
onder leiding van den rijksbestierder zag voortduren , liet hij door
die zamenspanning en de regtsweigering zich tot eene daad van
onverdedigbare willekeur en misbruik van magt vervoeren. Hij
gebood op eigen gezag, in de stad van den Bantamschen koning
zelve, aan de inlandsche schippers, dat zij geen peper van de
Chinezen zouden koopen, vóór dat de Nederlanders van die spe-
cerij waren voorzien, onder bedreiging, dat, in geval zij zich
aan dat verbod niet wilden storen , zij zich in zee, voor schade
hadden te wachten.
Intusschen was het fransche schip St. Michel door de geheele
bemanning, ook door de franschen verlaten en werd het eenige
maanden later door Coen verbeurd verklaard en in dienst der
Nederl. Oost. Ind. Comp. gebruikt. Het tweede schip de St.
Louis keerde in 1618, met kleine lading en met een half
Fransche, half inlandsche bemanning naar St. Malo terug. Van
den vlugteling Hans de Decker, vernam Coen niets meer, hij
was vermoedelijk in het geheim op een Ëngelsch schip naar
Europa vertrokken. ^
Gedurende deze twist, welke de hevigste was, van allen die
* Zie hierachter n°. XXII. Uit het arrest van den St. Michel z^jn later vele
moeijeUjkheden tusschen de Nederl. en Fransche roering ontstaan , die eindelijk zijn
opgelost, door het sloiten van eene acte van accoord, op den 20 October 1623 tusschen
den Franschen gezant te 'sGravenhage en gevobnagtigden van de Staten-Generaal.
De Oost Ind. Comp. verbond zich daarbij tot eene schadevergoeding aan de Comp. van
St. Malo, van 550,000 Livres. Het dgenlgke doel, het verijdelen der fransche onder-
neming was intoBseben bereikt.
XLTU
er nog tusschen Goeo en den vijksbestterder waren gerazen,
liad de faktorij t^ Jakatra goede diensten gedaan en had men
meer nog dan vroeger, bet gewigt dier nederzetting geleerd
op prijs te stellen, £r waren daar nu reeds twee hoofcL-
gebouwen, Nassau en Mauritius genaamd, binnen een pag-
ger aan de rivier gelegen. Meer dan drie honderd perso-
nen vonden aldaar reeds hun verblijf, behalve de bemanning
van a^' en aankomende schepen en de verpleegden in een
ziekenhuis. Op den 10^ Julij 1618 besloot Goen en zijn
raad, om nu ook in de loge te Jakatra een klein garnizoen
van 24 soldaten te leggen , a gemerckt deze plaatse ons aireede
« voor een provisioneel rendez-vous gediend heeft en dienende
«is.» Het wantrouwen van Goen tegen de Engelschen schijnt
ook veel tot dit laatste besluit te hebben bijgedragen. Zoowel
te Bantam als te Jakatra , waren eenigen tijd de Ëngelscbe loges
niet alleen de veilige wijkplaatsen van ieder, die aan de magt
of het gezag der Nederlanders wilde ontloopen, zij waren ook
de werf kantoren , waar Nederlandsche soldaten, matrozen en
dienaren van minderen rang door hooge handgelden en schoone
beloften werden geronseld. Zeker Ëngelsch opperkoopman, George
Ball werd als de groote drijver van. dat werk aangezien, terwijl
een ander Engelschman, Nicholas Uflelet, opperhoofd der Ëngel-
scbe loge te Jakatra^ als den aanlegger werd beschouwd van
eene zamenzweripg onder de inlanders, welke ten doel had,
Goen en al de Nederlanders te vermoorden en de loge te Ja-
katra af te loopen. Goen liet dan ook een plakkaat afkondigen,
waarbij het aan de Nederlanders .en aan allen, in dienst der
Nederl. Gompagnie, verboden werd binnen de huizen der En-
gelschen te gaan of met Engelschen in Ghineesche speel- en
drinkkitt^n te zamen te komen.
Inmiddels had Goen , ten einde uitvoering te geven aan het
besluit van den opperlandyoogd Reael, van den 10^^ December
1617^ aan den regent van Jakatra, onder aanbieding eener aan-
z^ieqiyke som gelds^ verlof verzocht tot bet stichten op zijn
XLVIII
grondgebied van een voorloopig rendez-vous. Sedert dat aanbod
en die vraag waren gedaan, had de regent zich veel meer dan
vroeger teruggetrokken; maar Goen had toch nog veel hoop
behouden, dat hij langs den weg van onderhandeling, die zaak
tot een goed einde brengen zou; het was eene zaak die slechts
tijd en geld vereischte, of zoo als Goen zich uitdrukte, azif
« stond tusschen het loven en bieden. » Hij had er echter sedert
niet aoo hard meer op aangedrongen; want de verstandhouding
met den rijksbestierder van Bantam had na dien tijd weder
eene, veel meer gunstige, wending genomen. In den loop van
het jaar 1618 was er tusschen de Engelschen en den rijksbe-
stierder, naar het scheen, groote tweedragt ontstaan en de Pan-
gératn gaf blijken van zich naauwer dan ooit te voren aan de
Nederl. Gomp. te willen aansluiten. Er bestond zelfe uitzigt, dat
er met den rijksbestierder eindelijk een goed en voordeelig con-
tract zou worden gesloten^ waarbij billijke toltarieven zouden
worden vastgesteld en zelfs de Engelschen uit den handel zouden
worden gesloten. De raad van Indie , Arend Maertensz. was met
de onderhandeling over zulk een verbond te Bantam belast en
er werden reeds geschenken met den koning en den rijksbe-
bestierder van Bantam gewisseld. De vriendschapsbetuigingen
schenen zoo goed gemeend, dat men, zooals Goen schreef, «bij*
« kans den duyvel daarmee bedrogen zou hebben , » toen plotse-
ling en snel achter elkander, gewigtige gebeurtenissen op Java
plaats grepen, waaruit Goen meende duidelijk te kunen afleiden,
dat er tusschen de voornaamste vorsten en regenten van Java
eene zamenzwering was gesmeed, ten einde de stichting van
een algemeen rendez-vous der Nederlanders op Java , door een
algemeenen moord te voorkomen.
Op den 19*" Augustus 1618 ontving Goen, geheel onverwacht,
de tijding, dat op 8 Augustus het Nederlandsche kantoor te
Japara door den regent aldaar, op last van den Panembahan van
Mataram, was afgeloopen , de goederen geroofd , drie. Neder-
landers gedood, anderen gekwetst en de overigen, als gevan-
xhix
genen naar het land van den Panembahan waren vervoerd. ^
Deze tijding kwam des te meer onverwacht, omdat Coen in
deo waan verkeerde , dat de Nederlanders in de beste verstand
houding waren met den Panembahan, op wien hij reeds het
oog geslagen had, om zoo noodig, Bantam in bedwang te hou-
den. Nog nooit had de Panembahan dan ook , eenig vijandelijk
voornemen getoond, wel hadden de Nederlanders sedert eenigen
tijd geen rijst meer te Japara kunnen verkrijgen; maar vijand-
schap hadden zij niet vermoed. De Gouverneur-Generaal Reaei
had op zijn terugtogt naar de Molukken, in de maand Junij,
den koopman Comelis van Maseyck met geschenken naar den
Panembahan gezonden om weder vrijen uitvoer van rijst te
verkrijgen en die afgevaardigde had, *zoo hij meende, naat*
wensch zijn last volbragt; hij was tot nabij Karta gekomen,
had déér wel den Panembahan zelf hiet gesproken; maar toch
een zijner hoogste staatsdienaren, die hem welwillend had beje-
gend en hem verlof tot aankoop en uitvoer van rijst had ver-
leend. ^ Doch naauwelijks was Maseyck te Japara teruggekeerd
of het werd duidelijk, dat de vriendschapsbetuigingen te Rarta
ontvangen, geveinsd waren geweest; want de loge te Japara
werd afgeloopen. Coen kreeg. dit berigt op den 19" Augustus
en den volgenden dag , den 20"" Augustus , scheen er nu ook
eene verraderlijke aanslag op de loge te Jakatra te zijn gesmeed ,
die echter door het beleid en de tegenwoordigheid van geest
van Coen en de Garpentier werd verijdeld. Er was dadelijk
reeds, nadat de Nederlanders zich te Jakatra hadden gevestigd,
groote nagver tusschen Bantam en Jakatra ontstaan, die zóó
hoog dreigde te loopen, dat er bijna oorlog tusschen den leen-
heer te Bantam en zijn leenman te Jakatra uit was ontstaan;
doch in den loop van het jaar 1617 was die verstandhouding
geheel veranderd; er waren zelfs zeer vriendschappelijke be
' Zie n^ XXVI hierachter.
* Zie het yerhaal van dit gesantschap onder d^. XXV
IV. IV
trekkingeD tusschen Bantam en Jakatra aangeknoopt. Goen had
verzuimd een waakzaam oog op die betrekkingen te houden. De
regent van Jakatra had een bezoek aan den koning van Bantam
gebragt en hommage aan zijn leenheer gedaan,' de leenheer van
zijn kant had zijn leenman met een tegenbezoek vereerd. Nu,
in 1618, was de Bantamsche prins, pangéran Gabang, die
lang in vijandschap met zijn broeder den rijksbestierder had ge-
leefd; maar nu ook weder met dezen was verzoend , sedert eenigen
tijd met 300 volgelingen nabij Jakatra gelegerd, op het eiland
Poetri, zooals het heette, om te visschen en te jagen in de
warande van den regent. Coen was al sedert eenigen tijd zeer
dringend door dien pangéran tot een bezoek op dat eiland uit-
genoodigd, waarschijnlijk met de geheime bedoeling, zooals Goen
echter eerst later begreep , om daardoor opspraak onder de ge-
meente te veroorzaken. Er liep namelijk onder de bevolking van
Jakatra een gerucht , dat de Nederlanders het eindelijk eens waren
geworden met den rijksbestierder van Bantam en dat deze twee
verbonden partijen nu den regent van Jakatra uit zijne waar-
digheid ontzetten en voor hem in de plaats, den pangéran
Gabang tot regent van Jakatra wilden verheffen. Nog kort te
voren zou zulk een gerucht geen ingang hebben gevonden; maar
sedert er inderdaad toenadering tusscheu den rijksbestierder en
Goen scheen te bestaan, kreeg het een schijn van waarheid.
Dit praatje was uit Bantam overgewaaid en rondgestrooid; de
Engelschen hadden niet verzuimd het op te sieren en te bevestigen.
De bevolking van Jakatra was , juist zooals men te Bantam
verlangde, onrustig geworden en had vol wantrouwen tegen de
Nederlanders zich gewapend, de vrouwen en kinderen vlugtten
reeds naar het bovenland. Hoewel er viermalen reeds een aan-
slag tegen zijn leven was ontdekt, bragt Goen niettemin op den
20 Augustus het verlangde bezoek aan den pangéran Gabang.
Hij bemerkte wel bij die gelegenheid eene . vreemde gemoeds-
stemming bij dien inlandschen prins, doch hij bevroedde daarvan
niet de ware reden. Toen Goen naar de HoUandsche loge
LI
.terugkeerde vond hij de geheele mannelijke bevolking van Jakatra
gewapend op de been. Terstond na het bezoek van Coen viras
pangéran Gabang naar den regent van Jakatra gegaan en had hij
den geheelen dag in den dalam doorgebragt. Des avond laat,
als bet reeds donker was en Coen gereed stond met de bezetting
der loge bet avondgebed te houden, meldde zich de pangéran
Gabang, van meer dan SOO man vergezeld aan de poort van
de Nederlandsche pagger aan, om, zoo als hij zeide, een bezoek
aan Coen te brengen. Nu kreeg Coen argwaan; om tijd te
winnen liet hij eerst met het avondgebed yoortgaan en gelastte
hij intusschen den opperkoopman , de Carpentier , dat hij den
pangéran met een zoet praatje aan de pocxrt zou ophouden en
de gaanderij of omloop, welke in den vorm van een torentje
rondom een der gebouwen liep en waaruit men het geheele erf
der loge kon bestrijken , door een vijftigtal soldaten met gela-
den geweren en brandende lonten zou doen bezetten. Nadat de
pangéran Gabang nu was binnengelaten en hij de voorzorgsmaat-
regelen, welke er gedomen waren, had bemerkt, vertrok hij
weder a met een even soo vriendelyck gelaet als hy gecomen
was». Coen was overtuigd, dat er tusschen den aanslag te Ja-
para en het voorgenomen , doch verijdelde verraad van den
pangéran Gabang, verband moest gezocht worden. Nadat hij
nader berigten had ingewonnen , twijfelde hij er niet meer aan ,
ttdat,» zoo als hij schreef, «bij de coningen van Bantam en
«Jacatra met toestemming van den Mattaram en alle andere om-
«liggende grooten is voorgenomen geweest, omme het bouwen
«van een generaal rendez-vous met een generale moort en he-
it beroovinge van alles te prevenieren v.
Dat de pangéran Gabang in overleg m^t den rijksbestierder
van Bantam, dit voornemen gehad heeft, mag, nu men de ver-
schillende berigten daarover kent, als vrij zeker worden aange-
nomen en het verdient de opmerkzaamheid, dat op den avond
van denzelfden dag, waarop de aanslag verijdeld werd, het ge-
rucht binnen Bantam algemeen was verspreid, dat Coen met
LIt
alle Nederlanders verinoord en de loge te Jakatra vernield was«
Maar of de ongelukkige regent van Jakaira aan die moorddadige
zamenzwering een werkzaam deel heeft gehad, zooals Goen voor
zeker hield, mag op goede gronden worden betwijfeld. Die
vorst had, wel is waar, van den aanslag kennis gehad; maar
had die evenmin als sommige zijner groolen, goedgekeurd; doch
hij was te oud, te afhankelijk en te klein moedig om er zich
tegen te verzetten. Hij had in de zaak geen andere rol gespeeld
dan die van een Piiatus, die zijne handen in onschuld wiesch
en voor het overige de gebeurtenissen in haren loop liet drijven.
Hij wekte echter het kwaad vermoeden van Goen tegen zich
zei ven op , door op onhandige wijze, ongevraagd zich te komen
verontschuldigen. ^ Dat Goen zich overigens vergist kan hebben ,
toen hij verband zag tusschen den aanslag te Japara en dien te
Jakatra is -mogelijk; doch niet waarschijnlijk. De Nederlanders
te Japara zullen wel eenige aanleiding tot den moord hebben ge-
geven; maar die aanleiding strekte waarschijnlijk slechts tot een
gewenscht voorwendsel; want overal langs de kust van Java , was
er op dat oogenblik vrees en onrust onder de vorsten en gropten
ontstaan , sedert Goen , op last van Reael , aan den regent
van Jakatra verlof had gevraagd tot het stichten van eene ver-
sterking op zijn grondgebied. Van het eene einde tot het andere
waren destijds de vorsten en regenten in onbegrijpelijk korten
tijd onderrigt van alles, wat er met de Nederlanders omgingen
zij waren vol vrees, dat de westersche indringers zich in forten
en kasteelen op Java zouden nestelen en dan weldra even als
in de Molukken, zich als overheerschers zouden gedragen. Die
vrees getuigt meer van scherpzinnigheid, dan van kortzigtigheid
bij de Javaansche vorsten, en het is hoogstwaarschijnlijk dat
> Verklarmg van P. de Carpentier en Cr. van RaembuTgh, en relaas en depositie
van Dr. de Haan, van diacoorsen van den Sjabandaar en ten hove gehoord en van
een priester vernomen, dd. 31 Ang. en 12 November 1618, muscript. Rijks-archief.
Zie verder gedrukte stokken hierachter, n^. XXVII.
LUI
zij gezamenlijk eene poging waagden om die gebeurtenis te voor-
komen.
De Panembahan van Mataram heeft later, in 162!2, zijn aandeel
in de zamenzwering wel ontkend, den moord te Japara voorge-
steld als een op zich zelf staand feit, uitgelokt door het gedrag
van één der Nederlandsche kooplieden ; maar toen hij die ontkente-
nis deed, was volvoerd, hetgeen hij in 1618 nog hoopte te verijdelen;
Jakatra was veroverd, Batavia gesticht en de Nederlanders had-
den vasten* voet op Java gekregen. In de jaren 1628 en 1629
leverde de Panembahan daarentegen , door Batavia aan te tasten
en te belegeren, het bewijs, dat ook hij het Nederlandsch gezag
van Java begeerde te verwijderen. Coen beoordeelde dus, zoo
ik meen , met juistheid den stand der zaken , toen hij de over-
tuiging uitsprak, « dat de koningen en grooten van Java, onderling
«verbonden, in 1618, gezocht hebben, door een generaale
« moord het bouwen van een generael rendez-vous te prevenieren.*
De stelling waarin Coen zich geplaatst zag, was intusschen
zeer hagchelijk, «sittende met de vijantschap van alle de werelt
«op den hals, de vijanden meer dan duizend tegen één sterk
« zijnde. »
De bewindhebbers in Nederland hadden van het Indisch be-
stuur verlangd, dat het jaarlijks rijke retourladingen zou over-
zenden , dat het de M olukken , Amboina en Banda bezet zou
houden , dat het uit dien Archipel , de Engelschen en alle andere
vreemdelingen weren zou, dat het de Spanjaarden in Manila
zou opzoeken en aantasten, dat het handelsbetrekkingen in China
zou aanknoopen en den handel in geheel Indie van plaats tot
plaats zou onderhouden, dat het eene vloot naar Arabie en
Soeratte zou. zenden, dat het den vijand alom alle mogelijke
afbreuk zou doen , dat het eindelijk , de plaats zou kiezen voor
een generaal rendez-vous en óéAr een versterkt middenpunt van
Neérlands handel en gezag zou stichten; maar de middelen
waarmede al die wijdstrekkende hevelen moesten ten uitvoer
worden gelegd, zond het opperbestuur uit Nederland niet. Geld,
LIV
kruid 9 wapenen, manschappen, schepen, alles ontbrak in Indie,
of was althans in zoo geringe hoeveelheid voorhanden , dat het
Indische bestuur zich overal even zwak gevoelde. Goen, te mid-
den van verraad, vijanden en geveinsde vrienden gezeten, had
niet meer dan 370 man en een weinig kruid tot zijne beschik-
king. Hulp van Europeanen had hij niet te verwachten, integcD-
deel, de Engelschen aasden op zijn val en waren in *t geheim
de bondgenooten der Javanen; de opperlandvoogd Beael was
met de beste schepen naar Banda gezeild en kon hem niet bij-
springen. Een ander zou alligt de belangen van een opperbestuur,
dat alles verlangde, maar weinig verschafte en zijne dienaren
verlaten , door vijanden omringd , liet staan , voor eigen veilig*
beid hebben prijs gegeven , of ten minste ontmoedigd zijn ge-
worden; maar Goen liet zich noch versaagd noch ontmoedigd
maken. Juist de algemeene aanval, het gevaar, dat hem van
alle kanten omringt, brengt hem tot het besluit van te volvoeren ,
wat bij in gewone omstandigheden niet gewaagd zou hebben te
ondernemen. Het eerste dat hij doet, en dit kenmerkt den
ambtenaar, is niet zich zei ven of zijne manschappen , maar de
kassen van de Gompagnie in veiligheid op de schepen brengen.
Daarna heeft hij voor korten tijd het voornemen om met al de
goederen, de dienaren en de schepen der Gompagnie naar het
eiland Onrust de wijk te nemen; maar dat voornemen laat hij
spoedig varen.
Hij roept zijn raad bijeen, komt met dezen tot het besluit,
dat' in den toestand waarin men zich bevindt over regt en rede-
nen niet meer getwist kan worden , dat indien men niet wil ver-
trekken, noch zich zonder wederstand wil laten vermoorden, de
Nederlahdscbe loge te Jakatra, zonder verder verlof aan den
regent te vragen, in zoodanigen staat van tegenweer moet wor^
den gebragt, dat men er zich tegen binnen- en buitenlandsche
vijanden in staande kan houden. Terstond na dit besluit brengt
Goen bezetting aan wal, werft matrozen, die op punt waren
van naar het vaderland terug te keeren, weder aan, bouwt bol-
LV
werken^ werpt batterijen op, plant geschut, en neemt eindelijk
op den 22 October 1618, het, voor de toekomst van Neérlands
gezag over Java, gewigtig besluit, «een volkomen fort te vol*
trecken"; ^ Nu reeds wanhoopt hi| niet meer aan de toekomst,
hem staat, als ware hij een ziener, die toekomst reeds belder
voor oogen, hij tracht iets van zijn vertrouwen, van zijn geloof,
mede te deelen aan zijne nalatige meesters; « desespereert niet ^\
zoo schreef hij aan de Bewindhebbers , « ontsiet uwe vijanden
niet, daer is ter wereld niets, dat ons kan hinderen noch dee-
ren ; want Godt met ons is , trekt de voorgaande misslagen niet
in consequentie, daar kan in Indie wat groots verricht worden !^^
De rijksbestierder van Bantam en de regent van Jakatra
waren geheel uit het veld geslagen door de wending, welke de
zaken genomen hadden. Telkens werd Goen bij den regent ont-
boden ; maar de raad wantrouwde die vriendelijke uitiioodi^ingen
en besloot, dat Goen zich niet meer in den dalam begeven zou.
De regent liet nu vragen waarom de Hollanders hem mistrouw-
den, zij zouden zich toch geheel verlaten op de bescherming,
die hij hun had toegezegd. Maar Goen liet zich op nieuw ver-
ontschuldigen en antwoordde, dat hij als opperhoofd zich op
alle toevallen en ongelukken moest voorbereiden en dat, indien
de Hollanders, door eigen onbedachtzaamheid, vermoord mogten
worden, hij, regent, de dooden niet meer zou kunnen helpen.
De ongelukkige vorst, die het werktuig was in de handen
der Bantamsche regering, kwam eindelijk zelf binnen de ver-
sterking der Nederlanders, bezigtigde alles, scheen niets af te
keuren , dan alleen een steenen bolwerk of kat , welke Goen
tusschen de twee hoofdgebouwen der loge had doen oprichten
en waaruit eene batterij de stad Jakatra bestreek. Op eigen
veiligheid bedacht begon nu ook de regent van zijn kant zijn
dalam te versterken en de stad met een muur te omringen.
Schijnbaar bleef echter de verstandhouding tus^'cben Goen en
> Resol. Coen en zgn raad, Jakatra, dd.. 31 Augustus, 22 en 28 October 1618,
en n<». XXVII hiei^hter.
LVI
den regent vriendschappelijk, de versterking van Jakatra moest
dienen, zoo vertelde de regent, tegen den Panembahan van ]V£a-
taram, indien deze naar het westen van Java mogt overkomen.
Goen ging rustig met zijne werken voort en bragt de woningen
der ambachtslieden , het ziekenhuis en andere bergplaatsen over,
naar bet eiland Onrust. Hiertegen verhief nu weder de regering
van Bantam hare stem en beweerde, dat het eiland Onrast
tot haar gebied behoorde. Zij liet tevens bedreigingen tegen
den benarden regent van Jakatra hooren, aan wien zij ver-
weet, dat hij de voltooijing van de Nederlandsche sterkte niet
belette. Een Verbod aan allen, Chinezen en Javanen, van niet
meer voor de Nederlanders te arbeiden volgde nu spoedig, waar-
door Goen in het afwerken van het fort zeer werd belemmerd.
Toch wac Goen, op den 12 November 1618 reeds in staat, om
aan de titstvmdhebbers Vd schrijven , dat « het volk en de goede-
« ren van de Gomp. tegen alle geweld reeds genoegzaam ver-
ft zekerd waren in het fort , dat hij maakte , en hiermede zal de
ff weg zijn gebaand, om tot eene volkomen kolonie te geraken,
ft Die van Jakatra zullen daardoor ook gedrongen worden tot
ft vrede, want zoo zij iets anders onderstonden , wij zouden onze
ft plaatse welhaast zooveel vergrooten , dat gijl. in Indie geen an-
M der generaal rendez-vous zoudt behoeven ^\ ^
Weinige weken later onderstonden niettemin Ëngelschen ,
Bantammers en Jakatranen iets anders, dan den vrede te bewa-
ren; maar welhaast zou dan ook, hoewel niet dan na een hag-
cbelijken strijd, de krachtige hand van Jan Pietersz. Goen, uit
de kleine sterkte, de algemeene hoofdplaats van Neêrlands gezag
en handel in Indie doen verrijzen.
Te midden van al de zorgen en gevaren, waarin hij gedu-
rende de laatste maanden had verkeerd, ontving Goen de tijding,
dat de Gouverneur-Generaal, Laurens Reael, was teruggeroepen
en bij zelf, met het gewigtig ambt van algemeen opperlandvoogd ,
door het opperbestuur was bekleed.
' Zie n'. XXVIII der hierachter gedmkte skikken.
HOOFDSTUK IL
Den Gouverneur-Generaal Reael, die, hoewel hij door zijn
krachtigen en meer voortvarenden Directeur-Generaal eenigermate
op den achtergrond geschoven is, toch altijd nog de teugels van
het bestuur in Indie voerde, hebben wij verlaten op het oogen-
blik, dat* hij naar de Molukken terug keerde, om dddr zijns
ondanks, de Engelschen te gaan bestrijden. De berigten over
hetgeen hij in die gewesten heeft verrigt zijn schaars ; doch zoo-
veel intusschen blijkt er uit, dat hij ddér evenzeer als Coen op
Java, met allerlei moeijelijkheden had te kampen, die hem te
zwaarder vielen, naarmate hij uit zijnen aard, meer tot vrede,
rust en zachte maatregelen geneigd was. Bij zijne aankomst in
den lirchipel der Molukken, vernam Reael, dat zelfs op het tot
nu toe zoo getrouwe Ternate, eene zamenzwering tegen de
Nederlanders, te naauwemood nog vóór de uitbarsting , was ont-
dekt; dat op x4mboina voortdurend gisting onder de bevolking
heerschte , dat Loehoe en Gombello , waar zich de Engelsche in-
vloed het meest deed gevoelen, zelfe in openbaar verzet waren
gekomen. Op Banda-Neira was het grootste gedeelte der bezet-
ting door ziekten weggemaaid; op Lonthor brak op nieuw de
opstand uil. Pogingen, aangewend tot demping dier oproerige
beweging, waren mislukt. Niettegenstaande te Bantam, bij
plakkaat het verbod was uitgevaardigd, dat met de specerij-
eilanden geen handel mogt worden gedreven, waren de Engel-
LVIII
schen wederom met twee schepen, de Salomo en de Attendanoe
in de wateren van Banda verschenen, om den handel met de
nieuwe Engelsche vestiging op poelo-Run te onderhouden en om
levensmiddelen en krijgsvoorraad aan de Bandanezen te verschaf-
fen. Doch ook deze twee Engelsche schepen waran door de
Nederlanders in beslag genomen.
Naauwelijks was Reael van Banda en Amboina, op zijne ge-
wone verblijfplaats Ternate teruggekeerd en had hij daar een
aanvang gemaakt met' de uitrusting van een smaldeel, dat hij^
onder bevel van den kommandeur Adam Westerwolt, naar de
Philippijnsche eilanden zenden wilde, toen hij de tijding kreeg,
dat hij door het opperbestuur in Nederland was teruggeroepen
en de Directeur-Generaal , Jan Pietersz. Coen , in zijne plaats tot
opperlandvoogd was benoemd.
Drie maanden nadat Reael tot het gewigtig ambt van Gouver-
neur-Generaal verkolen was, bad hij aan de Bewindhebbers ter
kamer van XVII een brief gerigt, ^ waarin bij zich beklaagd
had ; « dat dit nu reeds de tweede reyse was, dat hij in eene
a bediening gesteld werd, welke hem niet alleen lastig, maar
« ook uytermate kostbaar viel , zonder voor de eene of de andere
« bediening een duyt verbetering van gagie te ontvangen. Hi|
« vroeg dan ook om zijne verlossing, met des te meer vrijmoe-
« digheid, omdat er, zoowel in Nederland als in Indie, genoeg
« menschen te vinden waren, die voor de hooge betrekking van
M Gouverneur-Generaal geschikt waren '\ Onder die geschikte
personen had Reael gewezen op Steven van der Hagen , op Haas
de Haze, den advokaat Dedel en in de eerste plaats op Jan
Pietersz. Coen, «een persoon van groeten oordeel, neerstich en
a cloeckmoedig , die ter plaetse leydt , daer de standt van geheel
« Indie , hem te huis komt ^, Men mag het niettemin in twij-
fel trekken of de bedoeling van Reael geweest is, dat de be-
windhebbers zijn verzoek om ontslag, wel zoo geheel ernstig
Reael aan de HH. XVII, dd. 22 Sept. 1616, uit Malego op Ternate.
LIX
zouden opvatten; want aan het einde van zijn brief had hij er
bij gevoegd: a UEd. gelieve ons oock te gedencken, als veesende
«een mensche, die van natuyre veranderlijk zijn, want hoewel
« ik tegenwoordig vastelijck besloten ben , mijn tijd geëxpireerd
«zijnde, naer het vaderland te vertrecken, zck> zon mij nochtans
a tijd ende gelegentheid en principalijdL goede verdiensten in het
«land kunnen houden ^\
De vergadering der Zeventien sloeg echter op het slot van
Reaels brief geen acht; maar greep, naar het schijnt, met beide
handen, het verzoek om ontslag aan. Zij schreef hem op den
31 October 1617 terug, eene missive, die wel aanving met de
woorden : « Eersame , Lieve besundere ; '* maar waarin hem
verder beleefd; doch vrij droog werd medegedeeld, dat zijn brief
dd. 22 Sept. 1616 aan de bewindhebbers «wel was behandigd
«en dat zij daerop na rijpe deliberatie verstaen en goedgevon-
« den hadden , jn zijne versochte ontslaginge te consenteren/^
De kamer van XVII benoemde ter zelfiier tijd, in plaats van
Reael, den directeur-generaal Jan Pietersz. Goen tot opperland-
voogd en zij scheen zóó bezorgd, dat Reael, de beleefüe inklee-
ding van zijn ontslag te veel naar de letter zou opvatten, dat
zij, in eene geheime missive aan Goen, hare bedoeling duidelijk
maakte en schreef, dat: «zoo zij den GG. had geconsenteerd
« om naer huis te mogen overkomen , daarvan de' meeninge niet
«en is, dat het in des voors. Reaels keuze en optie soude staen
« om aldaer nog te mogen blijven en sijn verbonden tijd uit te die-
«nen; maer begeeren wel expresselijck en belasten U diensyolgens
«nogmaels bij desen , dat gij den voors. Reael, al waer 't, dat
«hij nog verder in onsen dienst versochte te continueren, met
9
« d'eerste schepen sult overseijnden , sonder eenichsins te gedoo-
« gen , dat hij aldaer langer soude blijven om vele pregnante
«redenen en consideratien , ons daertoe moverende, die wij niet
«geraden vinden, hierbij te voegen."' ^
* Uitg. miMivoa der UH. XVII , aan Coen , dd. 25 Oct. 1617.
LX
De oorzaak van de ontevredenheid der bewindhebbers over
het bestuur van Reael moet vooreerst gessocht worden in redenen ,
welke met de partijschappen van die dagen in verband stonden.
Reael toch, was de zwager en kweekeling van Arminius en de
gunsteling van Oldenbarneveldt geweest; maar de hoofdoorzaak
was de toegevende y zwakke en kleinmoedige houding, welke
Reael tegenover de Engelschen had aangenomen. Toen in 1616
de kapitein Samuel Gastleton met vier Engelsche schepen den
handel in specerijen op de eilanden der Molukken gedreven had ,
de havens der Spanjaarden en van hunne bondgenooten niet
alleen had bezocht; maar zelfe wapenen en kruid aan de vijan-
den van de republiek en van de Compagnie der Vereeuigde
Nederlanden had verkocht , had Reael dit bijna lijdelijk aan-
gezien. Heftige verbolgenheid hadden de bewindhebbers reeds
over die handelwijze aan den Gouverneur-Generaal en den Raad
van Indie betoond; «wat beteekent het/* hadden zij afgevraagd,
«dat gijl. de Engelschen voor Tidore hebt toegelaten en hun
ahet provianderen der Spanjaarden, het halen van nagelen dddr
a hebt geaccordeerd ; is het politieke consideratie , vreeze voor
« tweedragt tusschen de kroon van Engeland en de Heeren Staten-
« Generaal of subtiele arguatien, waarmede gij elkander zoekt
«wijs te maken, dat men de Engelschen niet onder des vijands
«forten zou mojgen aantasten en hunlieden beletten, met onsen
« vijandt te handelen en denselven secours te doen ? . . . . Het is
«immers den extraordinaris goeden man gespeeld, waerdoorwij
«beduchten, dat de Gomp. meer schade zal lijden, als door
.«eenige resolutie, die oyt aldaer genomen mach sijn en meerder
«als Cl. vorige diensten sullen kunnen recompenseren.** ^
De geheele persoonlijkheid van Laurens Reael kon niet in
den smaak vallen van hen , die toen het opperbestuur der Oost-
Indische Gom|>agnie in handen hadden. De grondslag waarop
de Oost-Indische Compagnie rustte, was monopolie, monopolie
voor de vaart uit Europa naar Indie , monopolie voor den specerij-
' Missive. Bewindh. aan 6G. en Raden v. Indie, 12 April 1617.
\
X
LXI
handel in Indie. Om dat monopolie te handhaven , moesten alle
mededingers , hetzij Engelschen of andere Europeanen , hetzij
Boeginezen , Javanen of andere inlanders worden geweerd. Wilde
uien dat doel bereiken , dan moest men krachtige middelen
daartoe ook niet ontzien. Maar nu beschouwde Reael het belet-
ten van den koophandel aan Javanen , Boeginezen en anderQ in-
landers als onregtmatig en als schadelijk voor de belangen der
Compagnie. Die zienswijze strekt niet alleen tot eer van zijn
karakter 9 maar ook tot bewijs van zijn scherpzinnig oordeel,
ia dit' opzigt stond de meer zachtmoedige Arminiaan , Reael ,
op een veel hooger zedelijk en staatkundig standpunt dan de
scherphoekige Gomaristen, de bewindhebbers, zijne meesters,
dan Jan Pietersz. Coen, zijn opvolger, die, om het monopolie
der Compagnie te bewaren y zelfs voor eene geheele ontvolking
der Banda-eilanden niet zijn teruggedeinst en eigen naam en
dien der Nederlandsche natie , in dft gedeelte van den Archipel ,
met eene schier onuitwischbare bloedvlek hebben beklad.
Als men nu echter Reael verder volgt in zijne handelingen
en nagaat hoe zwak hij zijne eigene overtuiging handhaafde , hoe
hij handelde, zwak ter linker- en zwak ter regterzijde, dan
verliest hij het hooge standpunt, dat hij gekozen had; dan zien
wij hem middelen aanwenden om het doel, dat hij misprijst,
te bereiken; maar juist omdat hij gevoelt, dat hij tegen zijne
overtuiging . handelt , wendt hij die middelen ten halve aan ,
hinkt hij op twee gedachten. Door hongersnood dwingt Reael
de bevolking der Banda-eilanden tot bet bezweren van uitslui-
tende contracten, waarvan hij zelf de eerste, zegt, dat er in
beloofd wordt, wat niet gehouden kan worden, en als hij dan
tot handhaving dier bezworen contracten geroepen wordt, dan
deinst hij terug voor krachtige maatregelen.
De staatkunde is zelden het werk der heiligen, wel het aller-
minst de staatkunde van krijgvoerende en veroverende koop-
lieden; maar waarom dan zulke meesters gediend, waarom geen
ontslag gevraagd, niet op grond, zooals hij deed, van te karige
/
/
/
ig, maar omdat bij niet langer zijne overtuiging wil
in. Indien men desniettemin Reael tot handelingen
ziet overgaan, die den toets van het regt, naar zijn oordeel, niet
konden doorstaan, verdient hij dan niet met de vraag te worden
ontvangen: «Que diable! allais-tu faire dans oette* galère^^p
De houding, welke Reael bovendien tegenover de j^ngelschen
aannam, men moet het met de bewindhebbers erkennen, rustte
geheel op «eene 'dwaling. De verpligtingen van onzijdigen
tegenover oorlogvoerende mogendheden, werden door de Engel-
schen ten eenemale miskend en geschonden, als zij hulp en
bijstand leverden aan de vijanden van de Nederl. Compagnie
en van den Nederlandschen Staat, of als zij de Bandanezen en
andere bewoners der Molukken tot opstand tegen de Nederlan-
ders aanhitsten en hun daartoe de wapens verschaften. Nu kon
Reael, die bovenal een regtsgeleerde was en er behagen in
schiep, om in zijn raad fan Indie, de zaken uit allerlei oog-
punten te beschouwen , wel een tal van staatsregtelijke vraag-
punten opwerpen; maar daarmede kon hij bezwaarlijk het regt
en het gezag der Compagnie handhaven, en indien de Oost-Ind.
Comp. vele zoodanige ambtenaren had gehad ^ dan zou het niet
lang hebben geduurd, of alle Nederlanders waren uit Üost-Indie
verdreven.
Tegenovei' de Engelsche mededingers had Coen, het in die
dagen juiste, eenig mogelijke standpunt gekozen; want de Britten
hadden geen ander of beter doel en stelsel , dan de Nederlanders.
Ook zij wilden , voor zich zelven , den specerij*handel veroveren ,
zij begeerden niets anders, dan in plaats van een Nederlandsch ,
een Engelsch monopolie in het leven te roepen; hun ont-
braken slechts die middelen , die ondersteuning van hunne eigene
regering, veelal ook die bekwaamheid^ welke de Nederlanders
destijds bezaten, om met geweld den alléenhandel en de heer-
schappij in Indie, te verwerven en te handhaven tegenover den
•
inlander . en tegenover alle overige Europeanen. Door Jan
Pietersz. Coen is dat plan der Engelschen verijdeld, door hem
Lxni
is bet gezag ea de handel van Nederland in Indie tegen de
aanslagen der Engelscben mannelijk verdedigd. Opmerkelijk
is daarvan de bekentenis, al komt die bekentenis wat laat, van
een Engelscbman, geen vriend der Nederlanders , van Sir Jobn
Grawfurd , als hij schrijft : « had tbey (de Engelscben) themselves
«been succesful, withont a doubt, tbey would have treated him
«(Goen) and bis countrymen in the same manner." ^
De Gouverneur-Generaal Goen kreeg dan ook bij zijne be-
Doeming op nieuw dringende bevelen van bet opperbestuur , om
alle vreemden uit den specerij-archipel, te verwijderen, den toe-
voer van wa{)enen en levensmiddelen aan de Spanjaarden en
Portugezen, hunne adherenten en bondgenooten te beletten en
het opkoopen van specerijen van de vijanden der Nederlandsche
Gompagnie, zoowel als van hare vrienden, waarmede zij uit-
sluitende contracten had gemaakt, krachtdadig tegen te gaan.
Coen was de met juistheid gekozen man, om zoodanige voor-
schriften ten uitvoer -te leggen. Met het zwaard zonder genade
vervolgde hij de Engelscben van stap tot stap, verlamde in het
einde al hunne bewegingen in den archipel, zonder zich veel
te bekommeren over de moeijelijkheden , welke daaruit konden
voortspruiten en die hij door de diplomatie in Europa, zoo
goed of zoo kwaad als dat gaan wilde , liet ontwarren.
De vergadering der Zeventien Bewindhebbers, had reeds op
den 22 Augustus van het jaar 1617 eene nieuwe ordonnantie
en instructie voor Jan Pietersz. Coen, als Gouverneur-Generaal,
ontworpen ; doch dit stuk was eerst in November daaropvol-
gende, door de Staten-Generaal en prins Maurits bekrachtigd. .
In de maand Junij van 1618 kreeg Coen kennis van zijne
benoeming; maar hy besloot den titel van directeur-generaal te
blijven voeren, tot dat Reael, die op Ternate was, zijne betrek-
' Sir John Crawford, A descriptive dictioiiary of ihe Indiaa Islands, in voce
Coen. De Eng. Comp. was bezield met dienzelfden geest van nitsluiting, gebruikte
tegen eigen laadgenooten en alle andere interlopers dezelfde middelen als de Nedérl.
Comp. ; dit blijkt telkens uit de brieven en besluiten der Ëngelsehen ; zie Calendar of
state papers, colonial series, 1513 — 1616, passim, en hierachter Uadz. 133.
LXIV
king zou hebben nedergelegd , «opdat het niet sch\jnen zou, alsof
«er twee hoofden in Indie waren». ^
Behalve de algemeene instructie voor Gouverneur-Generaal en
raden hadden de bewindhebbers nog een grooten bundel tnemo-
rien en voorschriften , betreffende het bestuur, den handel en
andere gewigtige onderwerpen aan Goen toegezonden.
Omtrent het bestuur in Indie gaven de Bewindhebbers, bi|
gesloten brieven bevel , dat , in geval Jan Pietersz. Goen vóór of
tijdens hij de betrekking van Gouverneur-Generaal bekleedde,
mogt overlijden , Steven van der Hagen in de eerste plaats en
na dezen , Hans de Haze hem in de opperlandvoogdij zou op-
volgen. Na de verkiezing van Reael wilden de Bewindhebbers
naar het schijnt , vooreerst de keuze van een Gouverneur-Generaal
niet meer aan den raad van Indie overlaten. De raad van Indie
zelf, moest worden hervormd en tot een getal van negen leden
worden versterkt, waarvan dé eerste raad een bekwaam koop-
man, de tweede een ervaren zeeman, de derde een beproefd
krijgsoverste , de vierde een schrander regisgeleerde zijn moest.
De vijf overige plaatsen moesten worden vervuld, door den
directeur-generaal van alle de kantonsn in Indie en door de
vice-gouverneurs der Molukken, van de kantoren op de kust
van Koromandel, van Amboina en Banda.
De vier eerste leden van het coUegie moesten voortdurend
den Gouverneur-Generaal vergezellen en met hem in rade be-
raadslagen en besluiten. Een hoogst gewigtig vraagstuk van
die dagen, waarover de bewindhebbers voorschriften aan hunnen
nieuwen Gouverneur-Generaal te geven hadden , was de keuze van
den hoofdzetel van ^s Compagnies handel en bestuur, het alge-
meene reüdez-vous. Wij hebben reeds opgemerkt, hoeveel wei-
feling en besluiteloosheid over dit punt, bij het opperbestuur be-
stond. Onder de Bewindhebbers waren er wel eenigen, die meer
^ Het damde tot Maart 1619, eer Go«a den titel van Goaveneor-Geaeraal
aamiain.
LXV
bepaald het oog hadden gevestigd op Johor , Banka^ poelo
Sebessie, nabij de kust der Lampongs, vooral de uithoek On
tODg Java, tusschen Bantam en Jakatra, was in aanmerking ge-
komen; maar de stichting van een algemeen rende/.-vous op een
sterk bevolkt eiland, oordeelden de bewindhebbers «eene zaak
van grooten bedencken en peryckel». Zij durfden zelfs in de
algemeene instructie voor Gouverneur Generaal en raden geen
bepaalde plaats aanwijzen, zij stelden in dat stuk slechts eenige
voorwaarden, waarop bij die keuze gelet moest worden. Die
voorwaarden bestonden hoo&lzakelijk daarin, dat de plaats eene
goede reede voor aankomende en vertrekkende schepen moest
aanbieden, zonder dat zij aan den loop der moessons was onder-
worpen; dat zij goed gelegen moest zijn voor de vaart en den
handel der Chinezen; dat er versch water, hout en andere be-
noodigdbeden voor de schepen te verkiijgen waren; inzonderheid
moest de plaats zóó gekozen worden, dat men door die keuze
niet in oorlog met Bantam geraakte, opdat de Engelschen zich
niet van den handel aldaar zouden meester maken. Mededinging
van vreemden was ook nu vveder hel schrikbeeld der bewind-
liebbers, bij wie de moedige gedachte van Coen niet oprees,
om door kracht Bantammers en Engelschen in vrede te houden.
De stad Bantam beschouwden de bewmdhebbers nog altijd als
den meest géschikten zetel van het Nederlandsch-Indische bestuur;
«hoewel wij U'* zoo schreven zij aan Coen, «evenmin als
«vorige Gouverneurs aan eenige bepaalde plaats kunnen, noch
«willen binden, zoo meenen wtj toch, dat uw persoon ons
«nergens beter dienst kan doen, dan in Bantam of daaromtrent
«en dat alle andere plaatsen, beter dan deze, door brieven of
«speciale gecommitteerden bij uwe directie bestuurd kunnen
«worden/^' ^•
Toen al deze voorschriften en beschouwingen van het opper-
bestuar aan Coen ter hand kwamen, was door den loop der
gebeurtenissen, de keuze van een algemeen rendez-vous, feitelijk
« De HH. XVII aan Coen , 26 Oct. 1617.
IV. V
LXVI
reeds beslist en was er te Jakatra reeds een Nederlandsch fort
en voorloopig rendez-vous aangelegd.
Was er weifeling en besluiteloosheid bij de bewindhebbers
omtrent de beantwoording van de vraag: wéér bet niiddenpunt
van Neérland^s gezag en handel in Indie moest worden geves-
tigd, zeer stellig waren daarentegen de bevelen, welke zij aan
Goen gaven omtrent de gedragslijn , welke hij volgen moest tegen-
over de Engelschen, die toen weder in Europa op nieuw bezig waren ,
met het uitrusten van eene vloot naar Indie. Den handel der
Engelschen moest hij bovenal tegengaan en hun beletten « voet
aan land'^ te krijgen op één der eilanden van den specerij-
archipel. Van Amboina, vooral van Banda en poelo-Run, moest
hij zich geheel meester maken en de «peuplatie^^ dier weinig
bevolkte landen, door Chinezen en « vrijluijden *^ werd hem
krachtig aanbevolen. Dit laatste voorschrift stond in verband
met reeds lang bestaande, maar nog altijd met veel weifeling
uitgevoerde plannen, om in navolging der Portugezen, een
Europeesch element, eene soort van Nederiandsche volkplanting
in Oost-Indie in het leven te roepen. Het denkbeeld om kolo-
niën, gevormd door Nederlandsche zeelieden, soldaten en han-
delaars, in Indie te planten, was bijna te gelijkertijd, als de
algemeene Oost-Indische Compagnie ontstaan. Het zenden van
huisgezinnen, hetzij naar het eiland Mauritius, 'hetzij naar
Amboina, was reeds in de jaren 1604, 1606 en 1609 bij her-
haling een punt van beraadslaging geweest in de vergadering
der Zeventien. Eindelijk had men in 1609, in Nederland be-
sloten tot de uitzending naar Indie, van een vijf en twintigtal
kolonisten met vrouwen en kinderen. In het jaar 1611 plaatste
de Gouverneur-Generaal Both die huisgezinnen , voor het grootste
gedeelte op het eiland Amboina en vergunde aan deze volk-
planters het drijven van een beperkten handel. In 1611 werd
de uitzending van huisgezinnen op nieuw door de bewindheb-
bers in overweging genomen en in 1613 door hen besloten ,
dat de Gouverneur- Generaal in rade^ de bevoegdheid hebben
txvit
zou van aan getrouwde lieden , die hunnen diensttijd bij de
Compagnie behoorlijk hadden volbragt, toe te staan het drijven
van handel voor eigen rekening, in zekere bepaalde koopwaren
binnen de grenzen van den oostelijken Archipel. Op deze wijze
dachten de bewindhebbers het vraagstuk in Indie te kunnen^
oplossen , van een handel te doen ontstaan ^ die vrij zou zijn ;
maar tevens «gelimiteerd/* De naam wijst reeds genoegzaam
aan, wat daarvan te verwachten zou zijn. Zooals uit de be-
palingen van de ordonnantie en instructie voor den Gouverneur-
Generaal e^ de Raden van Indie , dd. 22 Aug. 1617, blijkt,
verstond het opperbestuur onder vrijen gelimiteerden handel ^
een handel, welke door dienaren van de Compagnie, na afloop
van hunnen verbonden tijd, in den Archipel der specerijen,
voor < eigen rekening zou worden gedreven,* uitsluitend in rijst ^
sagoe, olie, hout, zout, vee en katoenen kleedjes-, mits dit
laatste artikel dan nog door de Compagnie hun geleverd wierd.
Deze zoogenaamde vrijburgers werden bovendien aan vele an-
dere bepalingen onderworpen. Zij waren verpligt hunne vaste
woonplaats te kiezen binnen Maleyo op Ternate of in de
vallei achter het kasteel van Amboina, of op aangewezen plaat-
sen op de eilanden Neyra, Ay of daaromtrent. Zij mogten
geen huwelijk aangaan met inlandsche vrouwen, zonder ver-
gunning van de plaatselijke overheid der Compagnie en dan
nog alleen, indien die vrouwen te gelijker tijd tot het christendom
overgingen. Zij mogten hunne slaven aan onchristenen niet
verkoopen; in tijden van nood en van oorlog moesten zij in
dienst der Compagnie, te water of te land, ten strijde trekken;
zij waren natuurlijk onderworpen aan de civiele en criminele
justitie van het Nederl. Indische bestuur of van bijzondere
regters daartoe door de Compagnie aangesteld. Den handel op
de vaste kust van Azië , op Japan , de Philippijnsche eilanden ,
Java, Bomeo, Celebes en alle daaromtrent gelegen plaatsen was
hun streng verboden. Daarentegen had de Gouverneur-Generaal
in rade de bevoegdheid, van aan gehuwde vrijhandelaars «uit
txvni
ff deeling te doen van eenige kokosboomen , als ook van eenig
« gedeelte in de geconquesteerde landen , onj die ten hunnen
« behoeve te cultiveren , te bebouwen en vruchten daarvan te
« genieten." ^
Het denkbeeld om zoodanige volkplantingen van vrijBurgers
te stichten , heeft zich meer uitgebreid ontwikkeld , nadat Banda
veroverd en Batavia gesticht was; van dien tijd af was dit één
der meest geliefdkoosde plannen van Goen , dat hij door Chi-
nezen, slaven en Nederlandsche huisgezinnen hoopte te verwe-
zenlijken ; doch waarin hij door het opperbestuur in Neder-
land slechts flaauw werd ondersteund ^.
Doch wij mogen niet langer stilstaan bij de voorschriften,
welke Goen bij zijne benoeming tot Gouverneur-Generaal, van
het opperbestuur ontving; wij moeten terug keeren tot het ver-
haal der gebeurtenissen op Java, alwaar de oorlog tusschen de
Nederlanders aan de ééne zijde en de Javanen en Ëngelschen
aan de andere, was uitgebroken. Ten einde aanleiding en oor-
zaak van dien oorlog te begrijpen, moeten wij vooraf voor een
oogenblik onze aandacht wijden aan de betrekking, waarin de
Nederlandsche en Engelsche, Gompagnien destijds tot elkander
stonden.
De Engelsche Oost-Indische Gompagnie had zich reeds in 1611
tot den koning Jakobus gewend, met klagten en bezwaarschrif-
ten, over de tegenwerking en de mededinging, welke hare
scheepsoverhedeo en handelaars , met name de kapiteins M iddleton
en Keeling, van de Nederlanders in den archipel der Molukken
en van Banda, hadden ondervonden. Het mag betwijfeld wor-
den of de Engelsche Gompagnie toen reeds geldige redenen voor
die klagten kon aanvoeren , vooral indien men zich herinnert
^ Men raadplege over de eerste koloniBatie-plannen : o. a. Resol. HH. XYII»
Sept. 1604, Febr. 1606, Sept. 1609, 18 Aug. 1612, Febr. 1613. Eesol. Gouv.Gea.
en Rade t. Indie. 11 Febr. en 11 Maart 1611 , 5 Jiu4j en 16 Julij 1615. Algem.
Ordonn. en Instr. voor 6G. en R. 22 Ang. 1617, art. 56 sq. Opkomst van het
Ned. gez. in Indie. Deel III, bladz. 390.
* Zie hierover verder. Hoofdstak I\' hierachter, in fine.
LXIX
de dubbelzinnige rol, welke die Fingelsche scheepsbevelhebbers
op Banda badden gespeeld ^ vóór en na den moord door de
Bandanezen op den Nederlandschen admiraal VerhoefiF gepleegd. ^
De kracbt der eerste bezwaarschiften der Engelschen wordt nog
meer ontzenuwd, wanneer men in die geschriften de grofste on-
waarheden aantreft. Het meest onbeschaamde verdichtsel daarin
was zeker wel de bewering, dat de Nederlanders alléén door
hulp van Engelsche stuurlieden, den weg naar Indie hadden
gevonden.
Koning Jakobus liet niettemin die bezwaarschriften ,.door zijnen
gezant te ^sHage, Sir Ralph Winwood, aan de Staten- Generaal
overbrengen. ^ De Nederlandsche regering verzocht aan den
Engelschen gezant, dat hij de bezwaren der Engelsche Oost-
Indische Compagnie meer door bijzonderheden en feiten zou
staven; doch Winwood antwoordde hierop aanvankelijk, dat de
koning, zijn meester, niet aandrong op schadevergoeding; maar
hem slechts gelast had, om eene vriendelijke bejegening eneene
a vrije traflEque '^ , voor zijne onderdanen in Indie van de Staten-
Generaal te verzoeken. Het antwoord op deze nota, werd nu
evenzeer in zeer algemeene uitdrukkingen gesteld. De algemeene
Staten verwezen den Engelschen gezant naar het monopolie bij
octrooi aan de Nederlandsche Compagnie verleend , als bescherm-
middel voor de Indische vaart, tegen vijanden en mededingende
vrienden, zij bragten daarbij in herinneringhet bloed, dat er ver-
goten was en de groote kosten, welke de Nederlanders zich
hadden getroost, om forten en vaste plaatsen in de Mol ukken
tegenover Spanjaard en Portugees, voor zich zei ven te verkrijgen.
De onjuiste voorstelling van zaken door de Engelsche Compag-
nie, bleef daarbg evenmin zonder wederlegging. Er werden
bovendien nog vele stukken aan de Engelsche regering overge-
* Zie: Opkomst tw het Nederl. gezag in Oost-Indie, Deel III, bladz. 59, 94,
108 en hierboyen blz. XXIII.
* Calendar of State-papers, Colonial series, n9. 591. Resol. St. Generl. , 1
Febr. 1612.
LXX
legd, waarin de opkomst en ontwikkeling van de Nederlandsehe
vaart op Indie en de regten, welke de Nederlandsehe Compag-
nie daarop meende te hebben , werden uitéén gezet. Sir Winwood
schreef daarbij aan zijnen koning, dat er in Nederland vele lie-
den gevonden werden, die van gevoelen waren, dat het beste
middel om de Spanjaarden en Portugezen te overmeesteren , zou
bestaan in eene vereeniging der Engelsche en Nederlandsehe
krachten in Indie. ^ Toen echter noch koning Jacobus, noch
de Engelsche Compagnie genoegen nam met deze ophelderin-
gen en vertoogen besloten de beide compagnien , na overleg met de
regeringen wederzijds, tot het doen bijeenkomen in conferentie van
gecomitteerden der twee partijen. Nadat de Engelsche Compagnie
zich ongenegen had getoond om den eersten stap te doen, vaar-
digde de Nederlandsehe Compagnie hare gemagtigden naar Engeland
af. Tot die zending werden verkozen de heeren Pauw , Boreel ,
Meerman en de advokaat-fiskaal van Holland, Hugo Grotius.
Deze vertrokken in de maand Maart 1615, voorzien van brieven
van credentie en voorschrijven van de Staten-Generaal en in-
structien van de bewindhebbers, naar London, alwaar zij op
den 6^^ April gehoor bij den koning verkregen en de conferen-
tien met de afgevaardigden der Engelsche Compagnie op den
l^dea ^pril een aanvang namen. De hoofdpersoon in deze bijeen-
komsten, was van de zijde der Nederlanders, de advokaat-fiskaal
Hugo de Groot, wiens naauwe betrekking tot de Oost-Indische
Compagnie ook hier weder helder aan den dag komt. Van
zijne hand bezit het Rijks-archief een verbaal dezer zending,
waarin hij telkens als de pen- en woordvoerder voor de belan-
gen der Nederlandsehe Oost-Indische Compagnie optreedt. De
instructien der Nederlandsehe gecommitteerden schreven hun
voor, om » vooreerst ^ aan den koning, de Engelsche Oost-Ind.
Comp. en andere luyden, daer 't van noode sal sijn'", te doen
> Resol. Staten Oenerl. 2 Febr. 15 Maart 1612. Depèche-boek , ËngeLand 1602-
1614 , bladz. 540 seq. Calendar of state papers. Col. jseries 606.
LXXI
een verbaal, van de wijze waarop, de Oost-Indische vaart in
Nederland was ontstaan, hoe deze, vreedzaam was aangevangen;
maar allengs door de aanvallen der Portugezen en Spanjaarden
was ontaard in een handel, gesteund en gehandhaafd door de
wapenen; hoe de Nederlanders op dien weg voortgaande tot be-
veiliging van zich zelven en tot bescherming van hunne vrien-
den en bondgenooten in Indie, sterkten en fbrtressen op de Span-
jaarden en Portugezen hadden moeten veroveren , nieuwe sterkten
daarbij moeten opbouwen, en nu alleen met de wapenen den
handel konden handhaven tegenover de Spanjaarden en Portu-
gezen, die zoodra zij geen vijandelijke Europesche magt tegen-
over zich zouden zien, dadelijk door geweld den handel met
andere Europeanen aan de inboorlingen, zouden beletten. Maar
deze wijze van handel drijven had aan de Nederlanders veel
geld en bloed gekost en kostte dat nog dagelijks meer.
Tusschen die strijdende partijen waren nu de Engelschen in
Indie verschenen , om een zoogenaamden yreedzamen handel te
drijven, waarmede zij niet alleen de vruchten wilden plukken
van den arbeid en de moeite der Nederlanders ; maar waarbij zij
ook tevens groote schade en groot onregt aan de Nederlanders
deden, door ammunitie van oorlog aan Spanjaarden , Tidorezen
en Bandanezen te verkoopen.
De Nederlandsche Oost Ind. Comp. had zich geen beter advo-
kaat kunnen kiezen dan Hugo Grotius, om deze sustenu, welke
hij gedeeltelijk reeds tegenover de Spanjaarden in zijnen commen-
tarius de jure praedae bad bepleit, nu tegenover de Engelschen
te verdedigen. Hij deed dit dan ook met kracht en liet niet
na , de Engelschen er op te wijzen , als op het « principaelste
poinct», dat indien een deel der vruchten van de specerij-eilan-
den aan de Nederlanders niogt worden onttrokken, zoodat zij
de kosten voor uitrusting van schepen, voor garnizoenen, vestin-
gen en krijg voeren daaruit niet meer konden bestrijden, de
Molukken weldra weder in handen der Spanjaarden zouden ver-
vallen, die niet zouden nalaten de Engelschen, zoowel als de
LXXII
Nederlanders en elke andere Europesche natie niet alleen uit die
zeeën , maar uit geheel Indie met kracht te verjagen ; terwijl
daarentegen de Portugezen door de Nederlanders in de Moluk-
ken bezig gehouden , den vrijen handel in Indie aan de Engel-
schen niet konden beletten. Doch hoe krachtig de yertoogen van
Grotius ook mogen geweest zijn, hij slaagde er niet in^ de En-
gelschen te overtuigen , zoodat de overige punten van de instructie
der Nederlandsche afgevaardigden, bijna geheel buiten behande-
ling bleven; en toch, in die punten lag de oplossing der be-
staande geschillen besloten. Het was daarbij aan de Nederlandsche
gecommitteerden voorgeschreven, om van de Engelschen te ver-
krijgen, dat zij de Nederlandsche compagnie «onverlet en on-
«gehinderd hare negotie en handel inge zouden laten doen in
«Amboina, Ternate, Banda en de eilanden, waar de Nederlan-
«ders uitsluitende contracten hadden, tot dat men een goeden
« voet en order met gemeen advies op dien handel zou hebben
«gesteld en dat men elkander niet zou turberen dddr, waar de
« eene of de andere partij forteressen , gebied of uitsluitende
« contracten had. »
De Nederlandsche afgevaardigden moesten verder trachten van de
Engelsche een bepaald voorstel te vernemen, en indien dezen mogten
begeeren met eenig kapitaal in gemeenschap te komen met de Neder-
landsche Comp. , moest men hen « wel scherpelijk onderstaan , op
wat voet, wat manier en met welk kapitaal,» zij dat verlangden.
Doch zooverre kwam de onderhandeling niet; na lange en
somtijds bittere gesprekken en verwijten tusschen Grotius en den
Engelschen bewindhebber Parkins , kwamen beide partijen tot
het besluit, dat de tijd nog niet was gekomen, om tot eene ge-
schreven overeenkomst over te gaan. Koning Jacobus bepaalde nu
dat de onderhandelingen moesten worden uitgesteld, tot een later
te sluiten traktaat. In de tweede helft van Mei 1613 kwamen de
Nederlandsche afgevaardigden onverrigter zake in Holland terug. ^
> Resol. Staten-Generl. 16 Maart, 31 Mei 1613. Resol. Kamer v. XVII, zitting
Febr. 1613. Calender of State papers. Col. 641, 642, 643, 645 Verbaal (minuai)
van Hugo de Groot, met b\jlHgen. (Mannscpt. R. A.)
LXXIII
Gedurende bet geheele jaar 1613 en het daaropvolgende jaar
1614 bleef niettemin de zaak op het tapijt en vooral te Londen
werd er tusschen den Koning en den Nederlaudschen gezant , Noël
de Garon bij herbaHng over onderhandeld; doch de Engelsche
compagnie werkte de oplossing der bestaande moeijelijkheden
tegen. ^
Bij Koning Jakobus, vooral, maar ook bij Oldenbarneveldt
en andere invloedrijke staatslieden van Nederland, bestond de
ernstige begeerte om reeds nu bij den aanvang, op vredelievende
wijze de geschillen bij te leggen. Zij plaatsten zich op eed
hooger standpunt dan de bewindhebbers van de Engelsche en
de Nederlandsche Compagnie. Zij lieten daarom ook hun blik
in ruimer kring rondgaan. Zij voorzagen, dat uit de twisten,
die er gerezen waren, en uit de afgunst, die van weerszijde
heerschte, in het einde welligt eene vredebreuk tusschen de
twee natiën zou kunnen ontstaan , natiën , die niet alleen
door traktaten, maar vooral ook door éénheid van godsdienstige
begrippen naauw aan elkander waren verbonden , die geroepen
schenen om te zamen vereenigd, eene zeer stellige staatkunde
in Europa te vertegenwoordigen. De Nederlandt^che en Engel-
si be staatslieden zijn er dan ook, eenige jai^n later na veel
moeite in geslaagd, eene minnelijke schikking tussdien de beide
Compagnien op het papier te brengen ; maar hunne pogingen
bleken al spoedig ijdel te zijn geweest; want het gelukte hun
niet de belangen der beide natiën , in de vaart en den handel op
Oost-Indie door een onverbreekbaren band of algeheele vereen i-
ging te zamen te verbinden.
Indien de wijsheid der staatslieden toen had gezegevierd over
de meer beperkte inzigten van het eigenbelang der bewindheb-
bers, dan zeker zou Neérlands gezag in Indie op geheel andere
wijze zich hebben ontwikkeld , dan zouden welligt de lotgevallen
van de Republiek der Vereenigde Nederlanden een geheel an-
deren loop genomen hebben, dan zou vermoedelijk de verstand-
> Caleiidar of State papers, oolonial, 1614, n». 678.
LXXIV
houding met Groot-Brittanie onder Cromwell, zeer verschillend
zijn geweest van die, waarin later de Republieken van Engeland
en Nederland tot elkander hebben gestaan; want handelsnaijver
tegen Nederland was de grondtrek van GromwelPs politiek en
die politiek was geheel in overeenstemming met de denkbeelden
van die middenklasse in Engeland, welke na de omwenteling het
hof en den adel had vervangen. Maar tegenover de ruimere inzigten
der staatslieden, die voor het algemeen belang moesten waken,
stonden de meer bekrompen en zelfzuchtige begrippen der be-
windhebbers van beide Gompagnien, die minder het gemeene
beste, dan wel het voordeel hunner handelmaatschappijen moesten
behartigen. Nu moge men, en te regt, die zelfzucht afkeuren;
toch blijft de vraag over, of de meer bekrompen inzigten der
bewindhebbers van dé Oost-Indische Gompagnie in Nederland
en de dieper doordringende blik van Jan Pietersz. Goen in
Indie, dien onverzoenlijken vijand der Britten, niet juist Neer-
lands gezag en handel in Indie, misschien wel de Republiek
zelve hebben gered van het gevaar, van op te gaan in de sterk
sprekende, tot overheerschen geneigde nationaliteit van den eer-
lang zich verhefienden Engelschen bondgenoot. Was in later tijd
de Witt's staatkunde, toen hij eene te naauwe vereeniging met
de Ëngelsche Republiek ontweek, op grooter schaal niet dezelfde,
als die der bewindhebbers; heeft niet de staatkunde van een
Willem III, door eene zoodanig naauwe vereeniging met Enge-
land, er niet toe bijgedragen, dat Nederland door Brittanie is
overvleugeld P
De koloniale staatkunde, ja de geheele buitenlandsche staat-
kunde van Nederland tegenover Engeland, heeft gedui^nde de
jaren 1611 tot 1619, op een gevaarlijk keerpunt zich bewogen,
en daarom wekt het des te meer verwondering, dat bij geen
onzer geschiedschrijvers volledige of juiste berigten worden aan-
getroffen, over de hoogst gewigtige onderhandelingen, welke in
die jaren over het koloniale vraagstuk met Engeland zijn gevoerd.
De ijver der diplomatie , vooral de invloed des Ronings van
LXXV
Groot-Brittanie , die ook uit een protestantsch-kerkelijk oogpunt
eene naauwe vereeniging van Engelsche en Nederlandsche be-
langen in Indie begeerde , bragt eindelijk te weeg , dat de be-
windhebbers der Engelscbe Oost-Indische Compagnie hunnen
lijdelijken tegenstand opgaven , en er , hoewel met grooten weer-
zin , in toestemden om nogmaals eene vredelievende oplossing
te beproeven en hunne commissarissen daartoe naar Holland af
te vaardigen. Het Britsche gezantschap bestond vooreerst uit den
Engelschen ambassadeur te ^s Hage , Sir Henri Wotton , en verder
uit de kooplieden Clement Edmonds , Robert Middleton en Mau-
rice AbotL Het was de wil van Koning Jacobus, dat zij niet
alleen de zaken der Oost- Indische Compagnie, maar ook de
bestaande geschillen over de Noordsche-visscherij zoo mogelijk
tot eene goede en vredelievende oplossing zouden brengen; maar
in werkelijkheid kwamen de commissarissen zonder opregte be-
geerte om hunnen last te .volvoeren. Van de zijde der Staten-
Generaal en van de Nederlandsche Oost-Indische Compagnie wa-
ren als gecommitteerden aangewezen de heeren Dirk Bas, Albert
Joachimi, Hugo de Groot, Jacob van Os, Dirk Gerritz. Meer-
noan , Albert Frausz. Sonck , terwijl v. Oldenbarneveldt bij her-
haling zich in de onderhandelingen mengde. De Engelsche
afgevaardigden kwamen op den 18 Januarij 1615 te Rotterdam
aan, werden er reeds dadelijk, behalve door den regerenden
burgemeester, door den pensionaris Hugo Grotius ontvangen
en naar 'sGravenhage geleid. Weinige dagen daarna kregen de
Engelschen gehoor bij de Staten -Generaal en hadden ook spoedig
een langdurig onderhoud met Oldenbarneveldt , die bij herhaling
aan de Engelschen te kennen gaf, dat Oost-Indie even groote
schatten hun zou opleveren, als West-lndie aan Spanje ge-
geven had, indien zij zich maar wilden vereenigen met de
Nederlanders, tot het met kracht en nadruk voeren van krijg
tegen Spanjaard en Portugees in Indie. Hiermede • wilde Olden-
barneveldt de onderhandeling brengen op een terrein, dat hij
voor de Nederlandsche belangen heilzaam achtte; want bleef er
LXXVI
naast de Nederlandsche Compagnie, die met het voeren vaneen
zwaren oorlog was belast , eene andere natie vreedzaam in Indie
handel drijven, dan, zoo vreesde Oldenbarneveldt en die vrees
bestond reeds bij het sluiten van het twaalfjarig bestand, zouden
de Nederlanders de mededinging op den duur moeijelijk kunnen
volhouden. De Nederlandsche commissarissen drongen telkens
op dit zeUde punt aan: aanvallende krijg der beide compagnien
tegen Spanje en uitsluiting van ieder mededinger, die 'zich dan
nog mogt vertoonen. Maar de behandeling van dit punt wilden
de Engelschen juist ontwijken en toen zij er eindelijk op moesten
antwoorden, toen verklaarde zij ronduit, dat hunne lasigeving
zóöver niet strekte. De Engelschen bragten daarom de onder-
handeling, welke alleen schriftelijk gevoerd werd, liever op het
terrein van het natuur- en volkenregt, waaruit zij afleidden dat
vrije handel overal, in alle zeeën en landen een natuurlijk regt
is voor alle volken en dat mitsdien, de archipel der specerijen
voor de Engelsche Compagnie, even wijd moest openstaan als
voor de Nederlanders.
De stelling in het afgetrokken, was waar, maar onbeschaamd
was het voorzeker, dat de Britten die stelling voorop plaatsten,
op den zei f den tijd, waarop zij voor de Noordsche visscherij het
tegendeel volhielden en de leer van het mare c/au^m eeirst door
William Welwood en kort daania door Selden lieten verkondi-
gen. Hugo Grotius, die ook weder in deze onderhandeling de
voorname penvoerder was , moet zich in niet geringe verlegenheid
hebben gevoeld, hoe hij die stelling zou weerspreken, bijna juist
op hetzel'de oogenblik, waarop bij in het belang der noordsche
visscherijen , zijn mare liberum zamenstelde.
De tegenspraak der Nederlandsche Compagnie bewoog zich
dan ook bij voorkeur, op meer practisch terrein. Zij voerde aan
dat de openstelling der Mol ukken , noch redelijk, noch regt-
matig, noch mogelijk was. Niet redelijk , omdat de Britten dan
de vruchten en voordeelen zouden genieten , van iets waarvan
de Nederlanders tot nog toe alleen « de overgroote costen , schaden
LXXVIÏ
d ende peryckelen hadden gedragen ; » niet regtmatig , orndat ,
indien de Engelscheu vrij in de Molukken wierden toegelaten ,
de contracten, waarbij de inlanders zich tot den uitsl uitenden
verkoop der specerijen aan de Nederl. Compagnie hadden ver-
bonden, zouden vervallen, welke contracten de Nederlandsche
Compagnie tilulo aneroso, had verkregen. Het volkenregt kon
aan de Engelschen geen regt geven om koopwaren te koopen ,
welke door de Nederlanders voor de toekomst op bezwarenden
titel reeds waren gekocht en waarvan de levering zich op vaste
tijden herhaalde. De openstelling der Molukken eindelijk was
niet mogelijk^ zonder dat daaruit de geheele ondergang van den
Engelschen en den Nederlandschen handel en de herstelling van
het Spaansch-Portugeesch gezag, zou voortvloeijen.
Deze argumenten werden nu verder op allerlei wijze in remon-
strantien , contraremonstrantien , memorien en andere geschreven
pleidooijen gedurende drie maanden behandeld en mishandeld.
Deze wijze van onderhandeling leverde, zooals de Nederlandsche
bewindhebbers teregt zeiden , niets op dan » frivole en blaauwe
«redenen ende ijdele cavilatien.» Üe Nederlanders bleven bij
hunne voorwaarden, dat geen vereeniging, op welke wijze ook,
denkbaar was, zonder vereeniging van kapitaal, van monopolie
en van strijdkrachten, waarmede gezamentlijk de aanvallende
oorlog tegen Spanje in Indie zou gevoerd worden; de Engel-
schen daarentegen wilden niet wieken van destelling, dat de han-
del vrij is, in alle gewesten. In nel^inde boden de Britsche
commissarissen een vijftal punten aan, ab grondslag, waarop
zij in het vervolg zouden kunnen onderhandelelf. Die punten
kwamen hierop neder, dat: 1^. «de eenige en ware band van
«vriendschap en eenigheid behoort te bestaan in een wederkee-
«rig vriendelijk traktement en onthaal in alle plaatsen; (dus
«ook in de Molukken.)
2®. in mutueele bescherming en assistentie tegen iedereen,
«die de verbonden partijen of hare vrienden, wesende in gesel-
« schap, sal bespringen; v
LXXVIII
«3^. in het bereiden van den weg tot den handel met de
«Chinezen of met eenig ander volk^ dat weigeren mogt met
«eene van beide partijen te handelen;
« 4^. in het versterken , tot verzekering van den gemeenen
R handel, van zulke plaatsen , als de twee compagnien , bekwaam
ft zullen achten , en waar de koning van Spanje niet is in actuele
» possessie;
«5®. tot handhaving van het gemeenebeste in de Molukken,
«moet aldaar eene gelijke belasting op de vruchten worden ge-
ffSteldy te betalen door ieder , die daar specerijen koopenkomt.»
De aanneming van deze artikelen door de Nederlandsche Oost-
Indische Compagnie zoü niet alleen eene omverwerping van
haar geheele stelsel zijn geweest ; maar ook vrede met Spanje of
verdrijving door Spanje en alzoo ondergang van het Nederlandsch
gezag in Indie na zich hebben gesleept.
De Engelsche commissarissen keerden dan ook nu weder, in
den aanvang van 16159 zonder iets verrigt te hebben, naar
Londen terug ^. Zij hadden echter eenig nut uit de onderhan-
deling voor zich weten te trekken , zij hadden onder voorwendsel
van over eene kapitaalsvereeniging ernstig te beraadslagen, zich
uit de boeken der Nederlandsche Oost->Indische Compagnie op-
gaven doen voorleggen en zij waren op die wijze veel beter dan
vroeger met het beheer en de geldelijke krachten , ook met de
gebreken en kwetsbare plaatsen van de Nederderlandsche mede-
dingster bekend geworden.
Maar ook de Nederlandsche bewindhebbers hadden kans ge-
zien van zich te doen onderrigten, omtrent de plannen der En-
gelsche Compagnie, die te midden der onderhandeling, aan hare
dienaren in fndie, den last gezonden had, om onverwijld op
Amboina zich te vestigen, in Banda zich van poelo-Run meester
*■ Ziet Depêche boek, Engeland, 1602 — 1614 passim. Uitgaand Brief boek .van de
Kamer der XVII, 30 ..pril en 30 November 1615. Verbaal en b\jl. der confereutien
met de Engelschen in 1615, manuscript, R. A. Calendar of state papers, Colonial
n*». 870, 874, 893, 894, 896, 901, 905, 911, 943, 947, 961, 976, 976, 977.
LXXIX
te maken en de goede verstandhouding en de handelsbetrek-
kingen met de Bandanezen verder aan te kweeken.
De strenge bevelen , welke de Nederlandsche Compagnie, daar-
tegen naar Indie afvaardigde, beletten wel gedeeltelijk de uit-
voering van deze plannen der Engelschen; maar de botsing,
welke daardoor in Indie ontstond, was des te heviger. Wij
hebben hierboven reeds verhaald, hoe in 1616 de kapitein
Samuel Gastleton met vier schepen in den archipel der Molukken
verscheen, wat hij daar verrigtte en hoe hij in den aanvang
met zachtmoedigheid door Reael werd bejegend; hoe de Engel-
schen niettemin in verbond met de Bandanezen tegen de Neder-
landers waren getreden; hoe zij in het volgende jaar 1617
poelo Run hadden bezet en de Nederlanders van daar verjaagd;
hoe de Engelsche schepen in de wateren van Banda nu ook
door de Nederlanders waren in beslag genomen en de vaart en
handel op Banda aan de Britten was verboden en na over-
treding van dit verbod, nogmaals Engelsche vaartuigen waren
aangetast; hoe eindelijk de lang verkropte haat tusschen de twee
mededingende natiën was losgebroken en straatgevechten binnen
Bantam y aanslagen en beleedigingen van allerlei aard, overal in
Indie, hadden plaats gehad. ^
Nog waren inmiddels de staatslieden in Europa niet ontnioe-
digd. Hoe luider de klagten zich lieten hooren over de gebeur-
tenissen in Indie, met des te meer ijsver zochten koning Jakobus
en de* Staten-Generaal de middelen op te sporen, om langs
vredelievenden weg, tot eene vereeniging der twee vijandige
handelsligchamen te geraken. Juist meenden zij meer dan ooit te
voren tot hun einddoel te zijn genaderd , juist waren in den loop van
1618 de slepende onderhandelingen hervat en in December van
dat jaar op nieuw een talrijk gezantschap van kundige en ge*
matigde mannen uit Nederland naar Londen gestevend, die er
dan ook weldra in slagen zouden, om doqr staatsmanskünst
Zie hierboven Hoofdstak I, bladz. XXIII, XXIX, XXXY.
LXXX
eene schikking tusschen de beide Gompagnien tot stand te^ bren-
gen, toen inmiddels de mannen der bewegingspartij in Indie,
door feiten hunne meening verklaarden , dat de gerezen twisten
niet in de conferentie-zaal met de pen; maar op het terrein met
het zwaard moesten worden uitgemaakt.
Het kapitaal der Engelsche Compagnie was intusschen in
1617 door nieuwe inschrijvingen aanzienlijk vermeerderd. Krach-
tige uitrustingen waren uit deze kapitaalsvermeerdering voort-
gevloeid en \n de maand November '1618 bevond zich eene vrij
talrijke scheepsmagt der Engelschen voor Bantam. Op den
8^ December werd deze nog versterkt door de aankomst van
vijf nieuwe schepen uit Europa , onder bevel van Thomas Dale
en William Parker. Hierdoor klom de vloot der Engelschen
tot een getal van vijftien bodems.
De Britten , die reeds sedert lang onverholen hadden te kennen
gegeven , dat zij slechts op nieuwe schepen uit Europa wachtten ,
om met alle magt naar de Molukken te gaan, begonnen nu
snoevende te dreigen : n zij zouden nu die « Dutchmen » de les
«eens lezen, niet alleen uit Amboina, Banda en de Molukken;
ft maar uit geheel Indie zouden zij hen verjagen , en dien Generaal
«Coen, die hun zoo veel kwaads gedaan had, zouden zij, het
ft mogt kosten wat het wilde, dood of levend in handen krijgen;
ft met dat doel waren nu de laatste schepen opzettelijk naar Indie
ft gezonden ! "
De Nederlanders hebben later beweerd, dat Thomas Dale
inderdaad van Koning Jacobus commissie had ontvangen om de
Nederlanders aan te tasten en uit Indie te verdrijven ; doch die
bewering was minder juist. Koning Jacobus zocht integendeel
door alle mogelijke middelen den vrede tusschen de twee
compagnien te stichten; doch de wijste der dwaze koningen had
de commissie voor Dale en Parker in zulke woorden opgesteld,
dat de Engelsche Compagnie en hare vlootvoogden zeer ge-
makkelijk den zin dier commissie konden verdraaijen en daaruit
de gevolgtrekking maken, dat zij niet alleen voortaan tot zelf-
LXXXt
verdediging, maar ook tot schadeverhaling voor vroeger reeds
geleden verliezen waren gemagtigd ^ De Ëngelscben bepaalden
zich dan ook niet tot bedreigingen. Naauwlijks zes dagen na de
aankomst van Dale voor Bantam, maakten zij op den 14*" De-
cember, balf door verrassing, half door geweld, zich meester
van het Nederlandsche schip, de Zwarte Leeuw, dat rijk ge-
laden van Patahi terugkeerde en bij poelo Pandjang op lager
wal vervallen was. Twee andere schepen, de Oude Zon, dat
met eene lading, meer dan een half millioen waardig, uit
Japan aankwam en de Engel , dat naar Soeratte op weg was ,
ontsnapten ter naauwernood aan hetzelfde lot. Onmiddelijk,
nadat Coen in het midden van den nacht van het nemen van
den Zwarten Leeuw was onderrigt, zond hij van Jakatra een
ijlbode naar den Engelschen bevelhebber , om naar de reden van
^ Men vindt de commissie door Jakobus aan Sir Thom. Dale en W^illiam Parker
gegeven, bij Rijmer; Foedera enz. Tom VII pars III, 1618, 9 Jan. folio 40; al-
waar men leest: And for as mach as at thiB present, we are in amity witli all Cliris-
tian princes, and are unwilling, that any oor subjects sbould give occasion of breacb
or hinderannce thereof towards any our confederates , freindes or allies ; and because we
are not ignorant of the emulation and envie, which doeth accompany the discoverie of
countries and trades , and of the quarrells and contentions , which many tymes faU out
between the snbjeetes of divers princes, when they meete the one with the other, in
forreyne and remote conntries, in prosecuting the course of their discoveries , and being
desirous that our subjectes should forbeare to move or hegyn any quarrells or con-
tentions, upon the subjectes of any our confederates freindes or allies, either in their
goiag forth, or retorneing firom any of their voyages; we therefore doe hereby
straictly charge and commaunde you, the said sir Thomas Dale, knighte and all other
ander your Goveroement, that neither in your voyage outwarde or homewarde, or
in any conntrye, Island, Forte or place, where you shall abide or come during the
tyme of yonr being abroade out of our kingdomes or Dominions, where you meete
with any the subjectes of the king of Spayn or of any other our confederates, freindes
or of any other nation or people , you doe not attempte or goe about, to set upon take
or turprite their persons, shippes, vessels, goodes, or merchandise, or offer any in-
jnry or discurtesy unto them, except you shall be, by them first there imto provo-
ked or driven, either in the jtist defence, of your owne persons, shippes, goodes
or merchandise; by any their disturbance or hinderaunce whatsoever in your quiet
course of trade or for recompence and recoverie of the persons, shippes etc. of any
of your subjects t?uU are or have heen alreadye in or neare the East Indies, or for
o»y other just cauie of your defence or recompence of losses tusteined; In which
cases, soe excepted, if you attempte surprise and take the persons, shippes etc. . •
. • you shall not for any «ich acte be in daunger
or snbjecte to the perill and p«ialties of our Lawes, etc.
IV. 71
LXXXII
dit vijandelijk feit te vernemen, wat hij verder van plan was
en of hij ook nog, het genomen schip in denzelfden staat wilde
teruggeven. Met moeite ontving Coen slechts een mondeling en
beleedigend antwoord. Oen bode werd schamper door Thomas
Dale toegebeten ; hij had met opzet het schip genomen , hij had
met opzet post gevat in straat Sunda, om alle gaande en ko-
mende schepen der Nederlanders aan te tasten en weldra zou
men hem voor Jakatra zien verschijnen, met zijne geheele magt,
om er de Hollanders te verslaan en den Generaal Goen, dood
of levend , op te pakken !
Nog nooit was Goen zoo ruw behandeld, maar nimmer ook
was het opkomend Nederlandsch gezag in Indie, in hagchelijker
staat gebragl. De vijanden daagden op van alle kanten en Coen
zat bijna zonder verdedigingsmiddelen. De slag, dien hij in de
Mol ukken , had verwacht viel nu plotseling hier op Java 's kusten.
Coen had zijne beste krachten ingespannen om Banda, Amboina
en de Mol ukken , waar de Nederlandsche Oost-Indische Com-
pagnie haren hoofdzetel, hare meeste forten, hare sterkste gar-
nizoenen, hare grootste handelsbelangen had, waar de markl
voor den inkoop der specerijen en voor den verkoop der Koro-
mandelsche kleeden was, tegen de aanslagen der Engelschen te
beschermen.
Nog zeer korten tijd geleden had hij schepen , matrozen , sol-
daten en krijgsvoorraad derwaarts gezonden, zoodat hij op dit
oogenblik slechts zeven schepen, onder zijn bereik had en van
die zeven waren er twee volladen met kostbare koopmansgoede-
ren en lagen er vijf afgetakeld, gekrengd of ontwapend aan het
eiland Onrust.
Naarmate de nood klom, toonden ook de Javanen duidelijker
hunne vijandige voornemens.
Sedert de maand November, nadat de Nederlanders hunne ver-
sterkingen te Jakatra hadden aangelegd, was «de handeling
«daar», zooals Goen schrijft, «zoo wonderlyck vreemd toege-
«gaen, als men ter wereld zoude kunnen bedenken». Goen had
LXXXIII
alles in het werk gesteld om den regent stil en rustig te hou-
den, hij had hem zelfs op zijn verzoek , om de kosten van de
versterking zijner stad te dekken, 1000 realen ter leen en boven-
dien nog 200 realen tot een geschenk gegeven. Coen wist zeer
goed, dat hij op die wijze de verdedigingswerken betaalde, die
tegen hem zelven werden opgeworpen; maar hij hoopte daar-
mede den regent nog een tijd lang tot vriend te houden en
«daarna met meerder regt», zoo luidde het besluit, «te beter
« tot zijn desseyn te geraken. » ^
Maar de regent van zijn kant, speelde hetzelfde spel en de
Javaan van hooge geboorte , is in den regel veel fijner geslepen
diplomaat, dan de westerling. Hij wist aan Coen te beduiden,
dat indien de Ëngelschen den aanval mogten beginnen, hij dan
met zijn volk, dadelijk een groot bolwerk voor de Nederlanders
zou opwerpen. Hoewel nu Coen niet veel geloof hechtte aan
die belofte, diende zij toch tot voorwendsel om alle hulp van
Javanen aan de Nederlanders te onthouden. De verschansing
van het Nederlandsche fort vorderde daardoor weinig, de regent
van Jakatra daarentegen, kwam met zijne bedekte werken al
nader en nader, zuidwaarts van de Nederlandsche loge, vóór en
in de stad Jakatra, links, aan de overzijde van de kali Tji-
Liwong.
Op den 22^*®^ December zag Coen zich eindelijk «als in een
«couwe met diversche batterijen of bolwercken omringd, de
« rivier met palen bezet en op de plaats der Engelsche loge eene
» gedekte batterij opgeworpen ». *
Den dag daaropvolgende, Zondag den 23"*®^ December, bij
het aanbreken van den dag, waren nu ook al de Javanen, die
rondom den pagger der Hollandsche loge woonden, verdwenen.
Zooveel wist Coen van den aard der inlanders wel, dat dit een
teeken was dat er iets bijzonders gebeuren zou. Weldra kreeg
Coen dan ook door zijne spijen berigt, dat er voor den volgen-
» Resol. van Dir.-Gen. (G.-G.) Coen en Raden te Jakatra, 20 Nov. 1618.
LXXXIV
den nacht een onverwachte aanval op de Hollanders met 7000
man werd voorbereid.
Hij zag nu de hand opgeheven tot slaan. Als ervaren bevel-
hebber begreep hij, dat nu het oogenblik gekomen was, om te
beslissen of hij van de plaats zou wijken , dan wel of hij den
eersten sfag zou geven. De keuze legde hij aan zijn raad voor,
die met hem besloot: den eersten slag te slaan, ruimte te ma-
ken en vooral de batterij te vernielen, welke in de JEngelsche
loge, aan de westzijde, op den linker flank der Nederlanders
was aangelegd en waaruit, bij het eerste vuur, de Hollandsche
verschansing tegen den grond zou zijn geschoten. Het besluit
weid dadelijk uitgevoerd. Coen liet de overgave van de batterij
opeischen van de Engelschen , die hem een half ontwijkend ,
half weigerend antwoord gaven. Onmiddelijk staken de Neder-
landers nu de rivier over, de aanval werd gedaan, de batterij
en loge der Engelschen stormenderhand ingenomen , vernield ,
verbrand. Een tweede bolwerk, meer zeewaarts, ook aan de
westzijde van de rivier, bleef echter door verzuim en in de
verwarring van rook en brand onaangetast. Te gelijkertijd werd
aan de zuidzijde, tusschen het Hollandsche fort en de stad Ja-
katra , eveneens ruim baan gemaakt. De oorlog was uitge-
broken.
Den volgenden dag opende de regent van Jakatra , wiens
geschut door Engelsche konstabels bediend werd, een hevig
kanonvuur; om dit tot zwijgen te brengen moest Coen een
groot gedeelte van het weinige kruid, dat hij bezat, verschieten.
Op den derden ^ag deden de Nederlanders een nieuwen aanval
op het overgebleven bolwerk aan de westzijde van de rivier;
maar ook deze poging mislukte. Hierdoor bleef voor Coen de
gemeenschap met de ree gesloten. De rijksbestierder en de Ko-
ning van Bantam hielden zich intusschen schijnbaar onzijdig ,
zij speelden zelfs den goeden man tegen de Hollanders ; maar
in het geheim was Bantam de stookplaats, waar het vuur te
Jakatra was aangestoken. De ongelukkige regent van Jakatra zou
LXXXV
uit zichzelven nooit den moed of den lust gehad hebben , om
den hagcbelijken kamp tegen de Nederlanders te wagen. Hij zou
integendeel veeleer een middel hebben willen vinden, om hen
in zijn land te houden, zoo daaruit slechts groote geldelijke
voordeden voor hem waren voortgekomen. In den grond der
zaak moest het hem onverschillig zijn , of hij onder het juk van
Bantam stond, of in afhankelijkheid van de Nederlanders leefde.
De vrees alleen, dat de Nederlanders eenmaal weder Jakatra
zouden verlaten en hij daarna aan de wraak der overige Javaan-
sche vorsten en vooral van Bantam, zou worden prijs gegeven,
had hem doen wijken voor den aandrang van zijn Suzerein,
den Koning van Bantam; want sedert Coen eene versterking
nabij Jakatra had aangelegd, had de Koning van Bantam, méér
dan ooit te voren, zijn leenman gedrongen tot het aantasten
der Nederlanders. De rijksbestierder van Bantam, die, uit een
Javaansch oogpunt beschouwd, een bekwaam, scherpziend, ge-
slepen en krachtig staatsman was, vreesde dat Jakatra in de
handen van Coen , eenmaal , zooals de Koning van Gheribon
reeds voorspeld had, een tweede Malakka zou worden. Hij hoopte
bovendien, dat de Hollanders, als zij door de vereenigde krachten
der Jakatranen en Engelschen genoeg zouden zijn vernederd en
verzwakt , in meer deemoedige houding naar Bantam zouden
terugkeeren, oin daar, even als vroeger, tot groot voordeel van
^sKonings schatkist, een rustigen en vreedzamen handel te drij-
ven. Hij hoopte vooral, dat in de troebelen van den krijg , Coen ,
dien hij vreesde en haatte, wel uit den weg zou zijn te ruimen.
Doch hierin vergiste zich de Bantamsche rijksbestierder; Coen
liet zich noch deemoedig maken, noch wegruimen.
Op den 29*''' December, vijf dagen na den mislukten aanval
op het westerbolwerk , was Coen met zijn raad in overleg, op
welke wijze men een nieuwen aanval zou beginnen , toen de
tijding kwam, dat de Engelsche vloot van Bantam was vertrok-
ken , met het doel om de Nederlanders te Jakatra aan te
tasten , het fort te vernielen en daarna terstond door te zeilen
LXXXVI
naar de Molukken , om ook van daar met alle magt de Neder-
landers te verdrijven. De Nederlandsche schepen, welke onttakeld
voor Onrust hadden gelegen, kwamen gelukkig juist op dien
zelfden dag, weer opgemaakt, gewapend en bemand, voor de
ree te Jakatra aan.
Zeer vroeg in den morgen van den 30**®^ December riep
Coen nu de leden van den raad bijeen en deelde hun mede :
« dat bij zeer kwalijk kon gelooven dat de Engelschen zóó boos
A zouden zijn , dat zij te eenemale de Nederlanders zouden zoe-
ft ken te verslaan ; doch dat het niet genoeg zou wezen , de
« plaats door ijdele dreijgementen en glorieusen roem van de
« Engelschen in wanorde te verlaten , zonder vijand gezien , of
« slag noch schot verwacht te hebben '\ Hij stelde dus aan den
raad voor, om eerst met hulp van de schepen het bolwerk aan
den mond van de kali Tji-Liwong te vernielen, ten einde eene
vrije vérbinding tusschen het fort en de schepen te verkrijgen ,
daarop de kostbaarste koopmanschappen aan boord te brengen ,
en dan slagvaardig de Engelschen af te wachten. Dit plan werd
goedgekeurd en aan de scheepsbevelhebbers meegedeeld , die kort
daarna reeds bezig waren met de sloepen uit te zetten voorden
aanval op het bolwerk; toen op eens aan den hoek van On tong-
Ja va , elf Ëngelsche schepen in het gezigt verschenen. Nu
werden alle beraamde plannen gestaakt, alarm en gereedmaken
tot gevecht, het overal! op de schepen gekommandeerd , in ^t
fort de raad op nieuw bijéén geroepen. Inmiddels was het avond
geworden, veel tijd van beraad bleef er niet over. Het kort
besluit werd genomen, dat er nu niets anders kon gedaan wor-
den , dan met de zeven Nederlandsche schepen , de elf Ëngelsche
bodems te gemoet te gaan en « te onderstaan , wat zij zullen
« willen en durven doen , en hen ten beste met geweld te
« wederstaan ".
Het font Jakatra werd toevertrouwd aan Pieter van den
Broeck, als bevelhebber, een man op wien Coen meende zich
te kunnen verlaten. Van den Broeck toch was eerst sedert zes
LXXXVII
weken teruggekeerd van een togt, waarop hij de stoutmoedigheid
zoover had gedreven , van na schipbreuk te hebben geleden op
de kust van Cambaija , aan 't hooid van ruim honderd man,
dwars door Dekhan , over gebergten , door bosschen , wildernissen
en vijandelijke volksstammen, met het zwaard in de vuist, zich
een weg te banen van Soeratte tot Mazulipatnam. De opper-
koopman Pieter van Baaij, zou als raad. Jan Jansz. van Gorkum,
die in Nederland lang den krijg had meegemaakt, zou als kapi-
tein , den bevelhebber van den Broeck ter zijde staan.
Coen zou met Pieter de Garpentier, Pieter Dircksz en Jacques
Lefèbvre aan boord gaan van het schip de Oude Zon en van
daar de admiraalsvlag hijsschen. Des nachts ging nu Coen te
scheep en in den vroegen morgen van den laatsten dag desjaars
1618 liep hij, met zijne zeven schepen, den overmagtigen vijand
te gemoet.
Tegen den middag kwamen de Engelschen af, zetten het
boven wind en buiten schot. Een trompetter der Engelschen
nadert nu in een bootje, de Hollandsche vloot en eischt die
op. Coen laat antwoorden, dat als de Engelschen het schip de
Zwarte Leeuw niet terug gaven ^ zoo als zij het genomen hadden ,
hij zich met geweld zou « revengeren ".
Den volgenden dag, den 1"^^ Januarij 1619, zag Coen de
Bergerboot, een Hollandsch schip, dat van Jambi terugkeerde,
achter de Engelschen opzeilen^ zoodat ook dit vaartuig onver-
mijdelijk den vijand in den mond moest loopen. Om dit nieuwe
verlies te voorkomen , liep Coen dwars op den vijand in , om
boven wind te komen. Dien geheelen dag en des morgens van
den volgenden werd deze zelfde scheepsbe weging voortgezet, tot
dat eindelijk tegen 10 ure, de beide vloten bij elkander kwamen
en de Engelschen het vuur openden. Coen beantwoordde dit
terstond «in voegen, dat de schepen van wedersijden niet wey-
«nich geraect zijn, en daer is van onse zijde met een seer
« groote courage niet weynich gevochten. » Drie uren lang
duurde de strijd ; « de couragie van 't volck was uytermate
Lxxxvni
« groot. » De Engelschen wilden echter niet tot enteren komen ,
zoodat door het voortdurend schieten, de Nederlandsche schepen
een derde deel van hunnen kleinen voorraad kruid verschoten
en dus bij eene hervatting van het gevecht de kans op een
goeden uilslag was verminderd. De Bergerboot was intusschen
aan de Engelschen ontkomen en had zich bij de schepen van
Goen gevoegd, alleen eene bemande en gewapende sloep van de
Bergerboot was in handen der Engelschen gevallen.
Goen gaf nu bevel , om met alle schepen digt langs de kust
te zeilen en *s nachts bij één der vele eilanden te ankeren. Nu
werd er raad gehouden. De meeningen liepen uit één, er
werden nog genoeg stemmen gehoord, die zich voor een her-
nieuwden aanval op de Engelschen verklaarden; maar toen het
bleek, dat er geen kruid genoeg meer was, m soo sach eick ander
aen en was goet raet dier." Den volgenden morgen had de En-
gelsche vloot op nieuw versterking uit Bantam gekregen, zoodat
zij nu 14 bodems telde. Weder werd de breéde-raad door Goen
belegd en daarin overwogen, dat «zoo men er al in slaagde de
aEngelsche schepen van zich af te houden en de zaken ten
«beste liepen, het kruid na 3 of 4 dagen geheel verschoten
«zou zijn; dat de Nederlandsche schepen dan in wanorde zouden
« moeten vlugten , zonder orde te kunnen stellen op de zaken ,
«dat de lading der schepen te kostbaar was om die roekeloos
«tegen de ledige rompen des vijands te wagen; dat, indien
«daarentegen de Engelschen de overhand hielden, de geheele
«resterende magt der Generale Oost-Indische Gomp. hier en
«daar verstrooid in Indie zijnde, insgelijks in handea der En-
« gelschen zou vallen , zoodat eene generale nederlage van alle
«de Gompagnie^s zaken in Indie daaruit volgen zou; dat men
«met de schepen geen verdere hulp aan het fort Jakatra zou
« kunnen verleenen , dat het alzoo niet goed te keuren zou
«zijn, om tegen het behoud van het fort, den geheelen Staat
«van Indie te hasarderen.'' Eindelijk werd op grond van deze
overwegingen, met eenparige stemmen besloten «de Engelsche
LXXXIX
«vloot niet meer af te wachten, maar zonder voor Jakatra te
« ankeren , oostwaarts regt door naar Amboina te loopen , ten
«einde daar de Nederlandsche magt bijéén te verzamelen en
«dan zoo spoedig mogelijk terug te keeren." *
Door dit besluit toonden Coen en zijne raden, dat zij niet
alleen beleidvolle bevelhebbers, maar ook schrandere stoutmoe-
dige staatslieden waren. Tegen de inspraak van hun gemoed,
op het gevaar af van beschuldigd te worden, dat zij hunne
landgenooten en de goederen der Compagnie op Java schande-
lijk en lafhartig verlieten, wisten zij, hetgeen zoo moeijelijk is,
van twee gewigtige belangen het gewigtigste te onderkennen.
Zij wisten zich te verheffen boven feiten en toestanden, die zij
onmiddelijk in hunne nabijheid voor oogen hadden en hun het
uitzigt in de toekomst konden belemmeren. Zij begrepen dat zij
het tegen de Ëngelschen en Javanen op dat oogenblik toch niet
konden uithouden, dat als zij geslagen werden, niet alleen het
fort te Jakatra verloren zou zijn , maar ook de Molukken , al-
waar destijds toch nog de hoofdzetel van Compagnie^s magt
was, onverdedigd zouden openvallen voor de Ëngelschen, dat
de Nederlandsche schepen , welke in het aanstaande voorjaar uit
het moederland verwacht werden , of welke overal in den Ar-
chipel verstrooid waren, overgegeven zouden zijn aan de genade
der Britsche kruissers.
Het behoort tot de kenmerken van een groot man, dat hij
niet alleen zelfvertrouwen bezit; maar ook dat hij, welke ook
de omstandigheden zijn, waarin hij geplaatst wordt, zijn ver-
trouwen op de toekomst niet verliest. Reeds éénmal had Coen
aan zijne meesters in Nederland geschreven, m deses pereer t niet;"
aan dat woord bleef hij nu zelf getrouw, toen hij besloot het
fort te Jakatra en de Nederlanders op Java tijdelijk op te offe-
ren , weg te zeilen naar Amboina , ddar de geheele Neder-
landsche scheepsmagt bijeen te trekken, om met verjongde
Resolutie , genomen in het schip * de Oude Sonne " , 3 Januarij 1619.
xc
krachten terug te keeren , Engelschen en Javanen op het lijf te
vallen, hun het gewigt van zijn ijzeren arm te doen gevoelen
en langs dien omweg , de verloren stelling op Java te herwinnen
Eén oogenblik weifelde hij nog. Het was den volgenden morgen ,
den 4®" Januarij , toen hij tot op de hoogte van Ontong-Krawang
gevorderd, aan den westelijken gezigteinder , duidelijk alle de
Engelsche schepen, voor het Nederlandsche fort te Jakatra, ge-
schaard zag liggen , als zoo vele groote roofi'isschen , die met
de snebben uit zee lagen te azen op de van alle zijden benarde
verschansing. Toen werd hij, «sich seer beswaerd vindende
«soo onvoorsiens te vertrecken", bijna aan het wankelen ge-
bragt. Nog éénmaal werd alles overwogen en gezocht of er
niet één ander middel te vinden was, om het fort te helpen;
maar men stuitte altijd op dezelfde bezwaren. In 't einde be-
hielden de koele rede en het wijs beleid de overhand op de
inblazingen en de slingeringen van het bezwaard gemoed. Coen
en zijn raad volharden bij het eens genomen besluit en met de
oogen naar het fort gerigt en 't hart van opgekropten spijt
vervuld, worden nu de ankers geligt, de zeilen gespannen en
de togt naar 't oosten voortgezet. ^
Coen had intusschen de bezetting van het fort te Jakatra
niet onkundig gelaten van hetgeen er voorgevallen en besloten
was op de vloot. Doof middel van een klein vaartuig wist hij
aan den bevelhebber van den Broeck een brief te doen toekomen ,
waarin hij dezen den uitslag van het zeegevecht met de Engel-
schen verhaalde en waarin hij hem mededeelde, hoe hij, door
gebrek aan kruid ^ tot zijn leedwezen genoodzaakt was «om
« innewaerts naer Ainboyna te seylen , om alle des Comp^. macht
«bijeen te versameien en datelyck weer herwaerts te keeren.
« Van den Broeck moest dat besluit ten beste nemen , aen 't ge-
« meyne volck ten goede uitleggen . en het goede couragie geven ,
» llesol. , Vrijdag 4 Jan. 1619 , op de Oude Sonne , digt op de droogte van den
hoek Carawangh, omtrent 3 k 4 mijlen beoosten Jakatra.
XCI
f<want wij beloven ü," zoo schreef Coen, «by desen metten
« aldereersten weer te keeren," Met nadruk gelastte Coen aan
van den Broeck en den raad van het fort : « de plaetse soo
«lange het eenichsints doenlijk is te houden, betracht Uw eere
adaerin; en zoo 't geviel dat Gij de plaetse niet houden kunt,-
<( maakt dan accoord met de Engelschen of met den Koning
a van Jacatra , doch wij achten , dat het beste zijn zal , zoo gij
«de plaats in dat onverhoopt geval, aan de Engelschen over-
« geeft. Weest wel op Cwe hoede", dit was Coen's laatste
woord, «dat gij niet met eenige onderhandelinge verraden
« wordt " !
Aan den opperkoopman Lefèbvre werd nu nog de gevaarlijke
last gegeven, om met een ligt, snelzeilend fregat vóór en in straat
Sunda te kruissen, ten einde de aankomende Nederlandsche
schepen te waarschuwen, dat de oorlog in deze gewesten was
uitgebroken.
Dit was alles, wat Coen op dat oogenblik, voor de belangen
der Oost-Indische Compagnie op en nabij Java doen kon. Hij
zeilde nu voort tot poelo-Mandalika , waar hij ankerde. Hier
liet hij eenige schepen van zich gaan, om te Joortan, op Bima
en Solor levensmiddelen te koopen, die aan de vloot ontbraken.
Het schip Delft vaardigde hij van hier af, door straat Bali,
achter Java om, naar het moederland, ten einde zoo spoedig
mogelijk de bewindhebbers met den zorgelijken staat der Com-
pagnie in Indie bekend te maken. Belangrijk is de brief, welke
Coen daartoe aan het opperbestuur in Nederland schreef. Hij
gaf daarin een volledig verslag van hetgeen er sedert November
was voorgevallen en ontlastte zijn gemoed van den te lang ver-
kropten spijt, door aan zijne meesters en betaalsheereii met
heldhaftige openhartigheid, de bitterste verwijten toe te voegen*
«Ziet toch wat er verzuimd is," zoo schreef hij, « dat UEd. geen
schepen meer gezonden hebben «Lange voor dezen
« hebben wij U. E. geadviseert , zoo de Heeren jaarlijks geen groote
«vloot schepen met menigte van volk zonden, dat het immer zoo
XGII
ogroote zwarigheid causeren zoude ^ als voor dezen het gebrek
« van 't geld. Dat U E. gelieve jaarlijks eene groote vloot schepen
«te zenden 9 menigte van volk, eene groote som gelds en allerlei
tl uootelykheden daarbij , met belofte , dat wij jaarlyks daartegen
«destemeer retouren zenden zouden. Een getal van 2& schepen
«met 10 jagten hebben wij jaarlyks geëischt en confirmeren
«voors. verzoek bij dezen andermaal, U E. biddende zulks niet
«na te laten; want de Comp. zal daaraan grooten dienst en
«voordeel geschieden. Ja, al ware het, dat de Heeren 100 sche-
« pen op één jaar zonden , wy zouden ze met groot voordeel
« van de Generale Comp. zeer wel weten te gebruiken. Der-
ft halve laat U niet abuseren, en bedriegt U zelven niet!.
«om de lasten af te leggen hebben de kleinmoedigen de onkos-
«ten ontsien, waardoor de geheele staat van de Generale Comp.
«alsnu in duisend perykelen is en als de Almogende 't schoon
« ten beste schikt , zullen de retouren dit jaar wel 20 k 50 ton-
« nen gouds minder beloopen , dan anders gedaan zouden heb-
«ben, en God geve dat het toekomende jaar niet erger worde!
« Men heeft ons ten allerhoogste gerecommandeerd, ergens een
«generale Rendez-vous te begrijpen, zonder de behoorlycke mid-
« delen daartoe te beschikken , desniettegenstaande hebben wy tot
«Jakatra, door Gods genade, een fort gekregen; maar wat heeft
»het nu te beduiden? Het is te bezorgen, dat alles door gebrek
«aan goede secoursen, weder verloren zal gaan, ja, dat nog be-
ft klagelijker is, dat de plaats door gebrek aan kruid tot onze
«wederkomst niet gehouden kan worden!
«Wat nu aangaat, dat wy geen plaats met voordeel kunnen
«houden, in een staat van oorlog, in zulk een land vol volk
«als Java, hierop antwoord ik, dat de Portugezen en Spanjaar-
«den getuigen, wat een weinig Christenen tegen veel honderd
» duizenden Indianen kunnen doen Zijn wij minder
«dan zijlieden? Ik beken wel dat het begin van den
« oorlog . geen geld in Uw Ed. kas zoude brengen en dat met
« kleine magt geen plaats begrepen kan worden ; maar zonder
xcnt
«oorlog zult gij nergens ter wereld tot goeden vrede geraken.
«De natuur leert ^ dat de oorlog vrede baart , en die niet zaait
«zal ook niet maaijen. Ziel eens wat 11 u door karigheid , die
« het gebrek aan kruid veroorzaakt heeft , verloren wordt. De
«arme staat, daar wij ons nu in bevinden, helpt mij getuigen,
«dat zelfs de honden ons zouden eeten, ik wil daarmee zeg-
«gen, al wat leeft, en dat met regt en goede redenen. Zoo wij
«geen groote magt bekomen om iedereen het hoofd te mogen
«bieden en binnen de behoorlijke limietpalen te doen blijven
aAls Uw Ed. beleid zoo groot en nobel worde ^ als dat behoort
«en de Generale Compagnie zeer wel vermag , wie zal de Ver-
« eenigde Nederlanden alsdan niet eeren^ om gerust en welig onder
nhaar vleugelen te schuilen, zweven ende leven j wie zal haar
» tegenstaan? Om verslagen te worden of in miserie te leven?
nik zweer u bij den Alderhoochslen , dat de Generale Com-
npagnie geen vijanden heeft, die haar meer hinder en schade
t^doen, dan de onwetendheid ende onbedacht heid , houdt het mij
nten beste y die onder U Ed, regneert ende verstandigen over-
« stemt! » ^
Hiermede had Goen nu zijn laatsten pligt volbragt; zijn bezwaard
gemoed had hij verligt, hij had de waarheid aan zijne meesters
gezegd. Hij zeilde nu voort naar Amboina.
' Brief van Coen en z^jne Baden aan de Bewindhebbers der Generl. Oost. Tnd.Comp. ter
Kamer tot Amsterdam, per schip Belff. dd. 14 Januarij 1619. Zie hierachter, n». XXIX.
HOOFDSTUK I».
Wij zijn nu genaderd tot het verhaal eener gebeurtenis, welke
sedert twee honderd en vijftig jaren, in onze geschiedboeken
vermeld staat, als de « roemrijke verdediging van Jakatra,» eene
verdediging, waarin de Nederlandsche bevelhebber Pieter van
den Broeck, als een Romeinsch held, met « on bezweken moed
en trouw,» zooals van Kampen zegt, het behoud van zijn leven
zou hebben achtergesteld aan het behoud der belegerde vesting.
Niet dan schoorvoetend en met tegenzin breekt men de be-
trekking af met oude bekenden en moeijelijk valt het, oude
vooróordeelen te laten varen. Het licht, dat op eens van onder
bestoven en oude papieren uitschiet, pijnigt somtijds de oogen,
vooral indien het de glans eener oude glorie van ons, Nederlanders,
als eene optische illusie doet verdwijnen. En toch het valt niet
meer te loochenen; wel verre dat de Nederlanders te Jakatra
«met onbezweken moed en trouw» zich hebben verdedigd, zijn
zij daarentegen, zonder dringende noodzakelijkheid, niet eens,
maar driemalen voor den vijand bezweken en is het fort Jakatra
voor Nederland behouden, door een zamenloop van omstandig-
heden, welke even merkwaardig is als die, waardoor de stich-
ting van het fort is veroorzaakt. De heldendaad van van den
Broeck is slechts eene schepping van dichterlijke fantasie ge-
weest en van de belegering blijft ons ten slotte niet veel meer
te zeggen, dan hetgeen Coen er van schreef: «hoe schandelijk
xcv
«het daer is loegegaan^, sal in desen vervolgens verhaelt worden.»
Korten tijd nadat de Engelsche admiraal Thomas Dale met
zijne schepen voor Bantam was aangekomen, sldot hij heimelijk
een aanvallend verbond tegen de Nederlanders, met den Koning
van Bantam. De juiste dagteekening van dit contract is nog
niet bekend; doch het moet waarschijnlijk omstreeks den 15^
of 25"**° December 1618 zijn geteekend. De inhoud daarvan
was hoofdzakelijk, dat de Engelschen, tegen betaling van 1500
Realen in eens en 700 Realen jaarlijks, vergunning tot het
drijven van handel en een stuk gronds in eigendom, om
daarop binnen Bantam eene nieuwe loge te bouwen, verkregen.
De Engelschen waren tot hiertoe in hunnen handel en in
het bouwen eener nieuwe faktorij, telkens en onder allerlei
voorwendsels door den Rijksbestierder belemmerd. Voorts zouden
alle voortbrengselen van Bantam vrij van regten zijn, met uit-
zondering van de peper, waarvan 5 ®/q, en de specerijen, waar-
van 3 ^Iq regt zou worden geheven. De Koning van Bantam
zou geen traktaat over vrede, oorlog of koophandel met de
Nederlanders sluiten, noch dulden, dat de Nederlanders in eenige
haven van zijn gebied zouden wonen of versterkingen oprigten ,
zonder toestemming der Engelschen. De Koning van Bantam
zou zijne krijgsmagt met die der Engelschen vereenigen, om te
zamen het Nederlandsche fort te Jakatra te vermeesteren. Na
de verovering zou die sterkte ter beschikking komen van
Bantam en de Nederlandsche bezetting in handen der Engelschen
worden geleverd *. Na het sluiten van dit 'contract rukten
eenige duizenden gewapende Bantammers naar Jakatra op , ter-
wijl ook de Engelsche admiraal met zijne vloot derwaarts
stevende, den Gouverneur-Generaal Coen nabij de reede van
* Annuals of the Honourable E. Indiau Comp. by John Bruce,Load. 1810. vol. I.
1618 — 1619, bladz. 208 seq. Het boek van Bnice is echter vrij oppervlakkig be-
werkt , dientengevolge blijkt daardt noch de jniste dagteekening , noch* de volledige
inbond van dit contract. De Calendar of state papers, (Colonial) gaat ongelukkig
niet verder , dan het jaar 1616 , zoodat ik voor dezen tijd dit hoogst belangrijk werk
niet meer kon raadplegen.
XCVI
Jakatra ontmoette en bem déir slag leverde. Toen Coen na
dit gevecht met zijne . scheepsmagt naar Amboina was geweken,
schaarde admiraal Dale zich met zijne vloot voor het belegerde
fbrt der Nederlanders.
Gedurende de eerste veertien dagen ging alles binnen het fort
behoorlijk toe , de bevelhebber van den Broeck liet met alle man
de opgeworpen verschansingen in beteren staat van tegen weer
brengen; terwijl van tijd tot tijd een schot met den vijand
werd gewisseld. Van weerszijden echter werd de krijg slap
gevoerd. De Engelschen verauimden, met onverklaarbare on-
achtzaamheid en onbedrevenheid , van de nu nog gunstige ge-
legenheid gebruik te maken , om de nog naauwelijks gedekte ver-
schansing der Nederlanders door een hevigen aanloop onverwijld
en stormenderhand in te nemen, of door een krachtig kanon-
vuur tot de overgave te dwingen. Deze toestand van gewapende
werkeloosheid duurde voort tot den 14^*^ Januartj, toen op toe-
vallige wijze een in het Javaansch geschreven briefje binnen
het fort gebragt werd, waarin de regent van Jakatra zijne be-
geerte tot vrede te kennen gaf. Hieruit ontspon zich eene on-
derhandeling tusschen den doctor de Haen en zekeren Joseph
de Nattelaer, als gemagtigden van de Nederlandsche opperhoofden
en den regent van Jakatra, welke reeds op den 19®° Januarij
het sluiten van een contract ten gevolge had. Bij deze overeen-
komst verbonden zich de Nederlanders tot het geven van 5000
realen in geld en 1000 realen in Koromandelsche kleeden aan
den regent, waartegen deze beloofde, dat hij voortaan de con-
tracten tusschen hem en de Gou verneure- Generaal Both en Reijnst
gesloten, zou blijven eerbiedigen. Het Nederlandsche fort, dat
de regent teregt aanmerkte, als in strijd met die contracten in
zijn land te zijn gesticht, zou niettemin tot aan de terugkomst
van den Gouverneur-Generaal Coen mogen blijven in slatu-quo,
zeik gaf de regent vergunning , dat de Engelsche loge en de
inlandsche kampong niet dan op een grooteren afstand van de
Nederlandsche verschansing, dan vroeger, zou mogen worden op-
XCVll
gebouwd. Hiermede zou de vrede en de vriendschap, even als
weleer tusschen de Hollanders en Jakatra weder zijn hersteld.
Nu was, zoo meende men in het fort, de burcht ontzet; om de
magt of den invloed der Engelschen schijnt men zich niet meer
bekommerd te hebben ; het geld werd zonder eenig" voorbehoud
in eens aan den regent uitbetaald en Pieter van den Broeck was
onnadenkend en roekeloos genoeg , om de wijze raadgeving
waarmede Goen zijn laatsten brief besloot : « weest wel op uwe
hoede , dat gij met vriendelijke onderhandeling niet verraden
wordt» in den wind te slaan.
Hij leende het oor aan de dringende uitnoodigingen van den
regent en met goedkeuring van den raad van het fort, begaf hij
zich met een gevolg van zeven personen, op den 22^ Januarij
naar den dalam van den regent. De predikant Hulsebos, meer
dan de anderen indachtig aan het voorschrift, dat men wel
opregt als de duiven; maar toch ook voorzigtig als de slangen
zijri moet, was de eenige, die tot dit besluit weigerde mede te
werken. Zoodra waren van den Broeck en zijne medgezellen
niet in het hof van den regent gekomen , of zij werden dadelijk
aangetast, ter aarde in het slijk geworpen, gestooten, geslagen,
de kleederen hun van het lijf gescheurd, het geschenk voor
den regent hun ontrukt en eindelijk sterk vastgebonden in eene
gevangenis gesmeten. Een bottelier, dien men met geld voor in-
koopen op de pasar had gelokt, werd evenzoo beroofd en met
een touw om de beenen geslagen, door slijk en modder naar
den dalam gesleept. Toen de tijding van dit verraad binnen het
fort was aangebragt, was goede raad duur en de verslagenheid
algemeen. De poorten van den pagger werden terstond weder
gesloten, het werken aan de versterking, dat men gestaakt had,
in allerijl weer opgevat; terwijl de opperkoopman Pieter van
Baeij nu optrad als bevelhebber, in plaats van van den Broeck.
Ook de Javanen en Engelschen van hunne zijde, trokken op
nieuw met alle kracht aan het werk en wierpen aan drie zijden
van het fort nieuwe batterijen op. De regent van Jakatra liet
IV. VII
XCVIIt
ia dien tusschentijd , door middel van Pieter van den Broeck,
onder vele bedreigingen tot de Nederlanders de vraag rigten:
«of zij nu oorlog dan wel peys verlangden.» In dezen eersten
brief toonde van den Broeck zich nog moedig en trouw; «wat
« ons aenstaende is , kunt gijl. wel dencken , » zoo schreef hij en
doelende op den eisch van den regent voegde bij er bij : « begint
gijl. met bet eerste?» Maar bet duurde niet lang of de moed
van van den Broeck was reeds gebroken. Naauwlijks twee dagen
na bet eerste schrijven ondersteunde van den Broeck reeds
een eisch van den vader des regents, den Pangéran Padjajaran,
dat de Nederlanders 10,000 realen , kruid, lood en twee stukken
gescimt als losprijs voor de gevangenen zouden geven. Kort
daarop, vermoedelijk nog denzelfden dag, schreef vanden Broeck
met nieuwen aandrang aan den krijgsraad binnen bet fort:
«het is de uiterste begeerte des Konings, zoo gij vrede met
«hem en onze verlossing verlangt; dat gij dan de steenen kat,
«aan het oude huis opgetrokken, zult afbreken, en zoo gijl.
«wilt vertrekken zal hij U een Engelse^ schip bestellen en U
«vrijlaten te vertrekken waar gij wilt; maar zoo gij dat niet
« begeert, zal hij met de magt der Engelschen U daartoe dwin-
«gen. Schrijft hem dadelijk antwoord!» ^
Nog weder een dag later, den 26'''* Januarij, toen de raad
van het fort nog zoo dadelijk niet tot een besluit geraken kon,
vooral omdat men de voorstellen van den vader des regents,
als niet door den regent zelven gedaan , te veel mistrouwde ,
sloeg van den Broeck meer den toon aan van een smeekeling,
dan van een kloekmoedig soldaat. « Ik kan niet nalaten U
«dezen te schrijven,» zoo sprak hij nu, «alsoo ik voorseker niet
«geloofd had, dat er zoo steenen harten in die menschen zouden
«wezen, .men vond met elkander wel goed, dat ik hierheen
«zou gaan; maar nu ik hier in eene ellendige gevangenis zit,
« waar ik alle uur den dood verwacht , zoo er maar één Javaan
^ Copie van missiven van diverse plaetsen aen den raet van 't fort Jaccatra ge^
jBonden, 30 Dec. 1618. — 7 Mei 1619. Mna. B. A.
XCI#
«gekwetst wordt, nu had ik ten minste gehoopt, dat de vrien-
ftden iets voor mijne verlossing zouden hebben aangeboden.
«Eergisteren zijn de Engelschen met den Koning overeengeko-
«men, dat zij met al hun geweld aan land mogeii^ komen ,
«tegenover ui. en dat zij alleen trachten zullen U met schieten
«af te matten en als zij U tot het uiterste zullen bevochten
«hebben, dat zij met God de voorste niet zullen doen, dan zal
«de Koning de helft van ^t volk en ^t goed hebben en de
«Engelschen de andere helft.» ^
Geheel hopeloos schijnt van den Broeck zijn toestand toch
Dog niet te hebben ingezien; want hij eindigt zijn brief met
het verzoek , dat men hem wat opium , een paar hemden en ... .
wat drop, zou toezenden en met de aanbeveling dat zijn jongen
zijn goed toch bij elkander zou houden , want dat hij tegen
geen schade kon !
Toen eindelijk van Raeij aan van den Broeck had doen vra-
gen, wat hij persoonlijk zou aanraden, schreef hij terug, «uw
«verzoek om advies is niet redelijk, want ik als gevangen
«man zou wel alles willen geven wat er in de loge is; maar ik
«bid u doet aanbod op den eisch van 10000 Realen en twee
«stukken geschut. Laat weten wat gijl. van zins ztjt en onder-
«teekent, dat gij zult vertrekken, zoodra de president Coen
«terugkomt. Op een klein verlies moet gij nu niet zien, de
n Engelschen beloven anders ^et 40 stukken geschut u plat te
«schieten.»
De krijgsraad in het ibrt was na het ontvangen der brieven
van van den Broeck herhaaldelijk bijéén geweest ; doch hield zich
vooreerst aan het contract, dat nog weinige dagen te voren op
den 19*®^ Januarij met den regent gesloten was. Men schreef
dus aan van den Broeck, dat het verwondering gaf, dat de
regent op nieuw vriendschap en vrede van de Nederlanders
eisch te, daar de herstelde vrede door hen niet was verbroken,
Copiebrief van v. d. Broeck, 26 Januarij 1619.
dat hij de meening van den raad over het afbreken der verster-
king reeds lang kende, dat hem meermalen door den Gouver-
neur-Generaal Coen het verlaten van Jakatra was aangeboden ;
maar dat dit aanbod telkens door hem was afgeslagen, dat er
nu veel zwarigheid aan verbonden was, dat het aannemen van
een Engelsch vaartuig niet veel meer zou zijn , dan overgaan van
den eenen vijand naar den anderen en dat men dus besloten
had om met Gods hulp, de uitkomst van een aanval der Engel-
schen af te wachten. ^ Dezelfde standvastigheid toonden de be*
velhebber van Baeij en zijn krijgsraad ook nog op den 27**^ Ja-
nuarij , maar na dien dag bezweken zij , zoo als uit de resolutien
blijkt 9 voor de bedreigingen der Engelschen en voor de beden
en verwijten van van den Broeck.
Dat angst een kwade raadgever is , blijkt uit de brieven welke
van den Broeck nu op den 27"'*^ en 28'*®° Januarij naar het fort
s^ond, en waarin hij den krijgsraad allerlei kwade bedoelingen ten
laste legde. « Het is u », zoo schreef hij , a genoeg bekend , dat ik
ft door uw besluit herwaarts ben gegaan , omdat gij wel begrepen
ft hebt, dat ik niet zou weigeren , uit vrees dat ik heden of mor-
« gen zou moeten hooren : die blpode hond had vrees , om op des
aKonings verzoek bij hem te verschijnen? Nu; dat is nu te laat!
«nu zit ik hier, tot groote verheuging van mijne vrienden ge-
ft vangen , waar kwalijk uitkomst van te verwachten is ! Ik heb
«altijd goed vertrouwen in UI. oehad, in mijnen nood bemerk
«ik dat nu anders, het meeste, dat mij verdriet, is, dat met
«mijne boeijen gelagchen en den spot gedreven wordt. Ik had
«nooit gedacht, dat zulke schandalen en zulk verdriet van invi-
« dieuse personen mij zou overkomen ! v ^
Later op den dag van den 28"^, kwam er nog een brief in
het fort, maar nu niet alleen door van den Broeck; maar ook
door zijn medegevangene, doctor de Haen onderteekend. Hierin
> Resolutie genomen in het fort Jakatra, dd. 26 Jannarij 1619.
* Brief van yan den Broeck, dd. 28 JanuarQ 1619, in: copien van Missien aen
den raet van 't fort Jacatra gesonden. Mnscript. R. A.
CT
raadden zij uitdrukkelijk aan, om de onderhandeling met den
pangéran Padjajaran op te vatten, omdat nu ook de Koning
van Bantam zic)i in de zaak begon te mengen en de Toemenggoeng
der Bantamsche troepen er heimelijk de hand ^ in had. De regent
van Jakatra zou door deze twee wel tot de goedkeuring eener
nieuwe overeenkomst zijn te brengen. «Dit,» zoo schreven van
den Broeck en de Haen, «dient op alle manieren bij de hnnd
« te worden genomen , want de Engelschen alle dagen geweldig
«met giften en gaven bij den Coninck aanhouden om het fort
«met gewelt van geschut onder den voet te schieten en beloven
«hem de helft van 't geld en plunderagie, lek twijfel niet, soo
«de heeren een redelijken penning booden ofte soude alles ten
«beste en proffijt van de Compagnie wesen de
«heeren sullen den Pangerang Padjajaran zijn meening wel ver-
« staan , te weten dat UI. al te zamen U verbinden zult met eene
« onderteekening , van met de eerste schepen te vertrekken, met
« al de koopmanschap en 't geen u zal gelieven ; ten anderen
«zooveel geld als de heeren zullen geraden vinden tot ons
«rantsoen »^
De Engelschen en Jakatranen waren in dien tusschentijd
met hunne batterijen gereed, de oude batterij bij de Engelsche
loge aan de overzijde der Tji-Liwong, welke door Coen ver-
nield was, hadden zij weder opgebouwd en daarop de Engelsche
vlag en ongeveer 40 stukken zvraar geschut uit de Engelsche
schepen geplant. Over de rivier hadden zij bovendien eene brug
gelegd, zoodat van die zijde de toegang tot het Nederlandscbe
fort open lag. De bevelhebber van Raeij had dit alles stil zijn
gang laten gaan , zonder een uitval te wagen of één schot te
doen, uit bezorgdheid voor het lot der gevangenen. Naarmate
de Engelschen zich krachtiger gevoelden, naar die mate werden
zij ook meer begeerig om den aanval te beginnen. De regent
van Jakatra weifelde echter nog. De invloed van Bantam hield
^ Brief Van P. van den Broeck en Henrikus de Haen, dd. 28 January 1619. Zie
hierachter, bladz. 157.
CII
den storm tegen. De slimme rijksbestierder van Bantam door-
zag zeer wel, dat indien de Ëngelscben het fort in handen kre-
gen, Jakatra slechts van meester zou veranderen en dit was
zijne bedoeling niet , hij wilde niet dat er eene versterkte plaats
van Europeanen , zoo minr van Ëngelscben als van Nederlanders
te Jakatra zou bestaan. Hij wenscbte zich wel van de Ëngel-
scben te bedienen , doch slechts tot op zekere hoogte en hij
doorgrondde waarschijnlijk toen reeds, dat de Ëngelscben daarom
alleen zich zooveel meer aan den regent van Jakatra aansloten ,
om later des te beter de bepalingen van het contract, dat zij
met Bantam hadden gemaakt te kunnen ontduiken. Daarentegen
poogden de Ëngelscben, waarschijnlijk om de geheime bedoelin-
gen der Bantam mers te verijdelen , bet beleg spoedig tot een
einde te brengen en bet fort in hunne handen te krijgen. Ter-
wijl zij aan den eenen kant den regent van Jakatra ophitsten
door zijne geldgierigheid te prikkelen, openden zij regtstreeks
eene onderhandeling met de Nederlandsche bevelhebbers in het
fort. Eerst schoten zij pijlen met brieven daaraan gehecht
over de wallen; maar toen daarop geen antwoord kwam, zond
de Engelsche admiraal Thomas Dale op den 29"^ Januarij
eindelijk een ofBcieelen brief, waarin hij de overgave van het
fort eischte, met aanbieding van lijfsbehoud voor de bezetting.
Thomas Dale drong op de overgave aan onder den schoonen
glimp, dat hij medelijden met de Nederlanders had, dat hij het
bloedvergieten wilde voorkomen en dat het dan toch altijd ver-
kieselijker was in handen van C bistenen zich over te leveren,
dan aan Javanen , Mooren en Mahumetisten ! Terwijl de krijgs-
raad in bet fort over deze aanbiedingen nog raadpleegde, kwa-
men er kort achtereen weder twee brieven van van den Broeck.
In den eersten meldde bij, dat de regent van Jakatra drin*-
gend antwoord verlangde op de vraag: of de Nederlanders SOOO
realen tot losprijs der gevangenen en tot schadevergoeding wil-
den betalen en of zij nog een wapenstilstand begeerden tot
aan de terugkomst van de schepen. Van den Broeck eindigde
cm
dezen brief met eene raadgeving : a UI. hoorde wel te accorderen " ,
en met eene bede om zich en zijne medegevangenen tegen weer-
wraak te vrijwaren : « zoo de oorlog weder voortgaat, verdraagt
«toch 18 è 20 schoten uit de stad, eer UI. weeromme schiet '\ ^
De krijgsraad besloot nu den stilstand van wapenen aan te
nemen en eene som van 2000 Realen als losprijs aan te bieden.
De regent verbolgen over dit, naar zijne meening, te gering
aanbod en aangevuurd door de Engelschen, liet nu een veel
hooger eisch door van den Broeck, aan de Nederlanders voor-
schrijven. Hij verlangde dadelijk antwoord, of men het fort en
het goed wilde overgeven, de bezetting zich in zijne handen
wilde toevertrouwen, dan wel vrij naar Bantam vertrekken. Hij
begeerde op staanda voet antwoord, want bij het minste verwijl
zou hij met geweld het fort doen innemen en niemand in het
leven laten 1 Van den Broeck voegde daarbij « hier dient na geen
«lang uitstel op, want gij hebt hem al lang genoeg met praet-
«jens bezig gehouden"! ^
Nog was op dezen laatsteo eisch geen beslissing van den
breeden raad gevallen, toen nabij de zuidelijke punt van het
fort, aan de zijde van de stad zich eene menigte van volk vertoonde
en de Nederlandsche gevangenen stijfgebonden, met een koord
om den hals op de wal of batterij van Jakatra werden gebragt.
Nu zou, volgens al de verhalen, welke van deze gebeurtenis
bestaan, het heldenfeit van van den Broeck hebben plaats gehad.
In twee journalen, welke gedurende het beleg van het fort
gehouden zijn en nog in handschrift op het Rijks-archief ge-
vonden worden, treft men de beschrijving dezer gebeurtenis
aan , zoo als zij zich werkelijk heeft toegedragen. In eene zaak
als deze, waar het geldt, bet behoud of het verlies van den
roem, waarmede Van den Broeck ruim twee eeuwen lang be-
kend is gebleven , zal ik het woord laten aan de oorspronkelijke
en gelijktijdige stukken*
^ Zie hierachter, bladz. 160, brief 5 (4).
> Zie hieracliter, bladz. 160, brief 4 (5).
OIV
In het eerste journaal leest men : « doen sondt de Coninck ^'
(de regent van Jakatra) « Dirck lemmings wel vast gebonden ,
« met een koort om syn hals op die muer en riep tegen die
« x:apiteyn ofte wy het fort opgeven willen , in 's Gonincx ban-
ft den of in den Engelschéh generaels handen , behoudende het
ft leven, wy mosten hem stracx bescheyt seggen, soo wij het
ft fort niet opgeven willen , dan soude die Coninck daer strack op
ft schieten en stormen , dan soude daer geen genaede wesen , hy
ft soudet al vermoorden laeten, jonck en out, niet één kint het
ft leven behouden! doen seyde de capiteyn, ^ dat hy den Coninck
ft flus bescheyt senden soude, hoedat wy van sin waeren; doen
ft ginck Dirck Jemming weder naer den Coninck toe en doen
tl quam de H\ commandeur Pieier van den Broecky wel vast ge-
« bonden op haere muer en riep tegen S". Raey^ dal wy met den
« Engelschen Generael in accoort treden souden en bedinghen soo
ft veel tooy als ghy crygen cont; dat wy.het fort 'niet houden en
« souden; dal sy den brief lezen souden, dien de H\ Generael op hel
ü jongst aen lant gesonden hadde, doen hy wech seylde en sy
ft hebben my in haer bateryen geleyt, dat ick die bateryen sien
ft soude , hoe fray dat se gemaect waren en hoeveel schut in haere
ft bateryen leggen, en de leeren en andere reetschap leyt al daer
tl om te stormen! Doen gaf S'. Raeij den heer commandeur voor
ft antwoort, dat sy doende waren , om een brief aen den Engel-
« schen generael te schry ven ; doen ginck de H^ commandeur
ft soo ghebonden weer naar den Coninck toe ". ^
Nu het tweede journaal; daarin wordt nog minder gewigt
aan deze gebeurtenis gehecht; men leest er: « dt? Coninck over
dit geringhe bieden t'onvreden .synde, heeft terstont het fort,
volck en goet op en in syn handen geeyst of soo de persoonen
— ^— — — — — — — . ,
* Met den kapitein wordt bedoeld, of de bevelhebber Pieter van Raeij of de
kapiteiii Jan van Gorkum.
;» Joumael van die bdegeringe van 't fort Jacatra, 1619, van 4 Januarfl— 11
Mei. Zie bierachter gedrukte stukken , No. XXXI , onder dagt. 29 January. Een
bijna gelijkluidend verslag van deze gebeurtenis geeft Coen in zijn brief, dd. 5 Aug.
lol9 ; doch Coen was geen ooggetuige. •
cv
hun niet in 8yn handen vertrouden, wilde haer syn praue
verleenen, om naar Bantam te vertrecken en soo niet; het fort
soude commen bestorremen en ^t zelfde inghenomen hebbende
niemant by 't leven behouden, en dit geschiede tot 2 a
5 malen toe, door P^ van den Broueke ende den doctoor de
Haeny die al ghehonden aen de punt van de stadt gebracht en
^ alsoo over te roepen bevolen voert, tot welck voornemen de Engels-
seny de Javanen gheduerich aenhisten'\ ^
Het eenvoudig verhaal, dat ons in deze twee journalen ge-
daan wordt, bewijst, dunkt mij, volledig, dat het roemrijk
heldenfeit van van den Broeck, zooals ons dit onveranderlijk in
geschied- en kinderboeken werd opgedischt tot de Êibelen en
verzinsels moet gei'ekend worden. Van den Broeck is even als zijne
medegevangenen, gebonden op de batterij gebragt, heeft vandaar
geroepen, hetgeen Engelschen en Javanen hem gelastten; maar
wel verre van aan de bezetting moed in te spreken, heeft hij
haar door zijne woorden, den moed ontnomen en tot overgave
aan de Engelschen overgehaald.
Van den Broeck, het bleek reeds uit de brieven, welke hij,
met angstige haast, den een na den ander in het fort zond,
was de man ni^t, om zooveel zielskracht aan den dag te leggen.
Nu tegenspoed en rampen hem troffen, verliet hem de moed
en in 1619 toonde hij zich reeds, zooals hij, vele jaren
later in 1640 bij de belegering van Malakka, door het Indische
bestuur werd beoordeeld, «een slecht krijgsman, die zijn kapi-
<c tein al zuchtende volgt en wiens propoosten procederen uit
« een gedecourageert gemoet of loszinnige hersetlen ". ^
* Journael, gehouden in de belegeringe, in 't fort Jacatra, van 23 Dec. 1618 —
1 Febr. 1619. Zie hierachter, bladz. 143.
* Brief van Gonvem. Gener. en Raden aan den Commandeur Adr. Anthonisz. ,
dd. 30 October 1640, uitgegeven door den heer Leupe, in: Stukken betrekkelijk het
beleg en de verovering van Malakka in 1640—41 , in de berigten van het Uistor.
genootschap te Utrecht, 2de Serie, 2 Dl. 1 st. , bladz. 65.
De eerste, die aan den heldenmoed van Pieter v. den Broeck getwijfeld heeft, was
M'. J. A. van der Ch^s, in zijn verdienstelijk werk #de Nederlanders te Jacatra."
Amsterdam, bij Fred. Muller, 1860, bladz. 98. Die schrijver kon echter door
CVI
De bedreigingeD der Engelsclien en Jakatranen , eerst in
brieven aan de bevelhebbers van het fort, daarna mondeling op
de wallen ten aanhooren van de geheele bezetting door van den
Broeck overgebragt , misten hare uitwerking niet. Na eene korte
onderhandeling^ werd op den 51*^ Janaarij de versterking aan
de Engelschen en den regent van Jakatra bij verdrag overge-
geven. De hoofdvoorwaarden van dit verdrag waren : dat bet
fort met de geheele bezetting en christent)evolking, met het
geschut en den krijgsvoorraad aan den Engelschen admiraal
Dale, het geld, de koopmansgoederen en de juweelen daaren-
tegen aan den regent van Jakatra zouden geleverd worden. De
gevangenen van weerszijden zouden losgelaten, het fort één dag
na het teekenen der capitulatie verlaten worden. De bezetting,
de christenbevolking met de Japansche soldaten zouden op een
vaartuig, door de Kngelschen voor 2000 Realen aan de Neder-
landers te leveren , vrij en onbelemmerd naar de kust van
Koromandel mogen vertrekken.
gemis aan de oorspionkel^ke bewijzen , de zaak niet tot klaarlidd brengen. Hoe
kwam, mag men viagen, de fabel in de wereld? wie was de eerste, die de mdo-
dramatiscbe voorstelling van van den Broeck*s gewaanden heldenmoed vervaardigd
heeft? Vermoedelijk niemand anders dan van den Broeck zelf, die, in een boelge ge-
titeld: « Korte Uistoriael ende Jonmaelsche Aenteyckeninghen van al 't gheen merck-
waerdich voorgevallen is, in de langdnerighe reysen, enz. enz. door Pieter van den
Broecke. Haerlem by Hans Passchiers van Wesbusch, 1634,» op bladz* 112 het
volgende schreef: «den 29 ditto (i. e. JanuarQ 1619) presenteerden die van 't fort 200O
» Realen voor mijn verlossinghe , daer den Koninck niet na hooren wilde ende strenghe-
irUjcker gebonden heeft ende sondt mij soo met twee Engelsen op dewalle, rechtover
* de catte om 't fort op te eysschen Hierop staende streDgel^ck gebonden ea
»de strop om den hals, gaf ons volck moet ende coaragie, in plaets van overgheven
V te «roepen » Van deze zinsnede maakte zich een poëet meester , die zijn Pe-
gasns besteeg en vooraan in het boelge van van den Broeck, deze dreanende zangen
plaatste :
»S^ knoopen om 8\jn hals een vreselike strop.
En stellen hem voor 't fort, dat sQ het gaven op .-
De dood ontset hem niet , h\j roept met grootse woorden :
Hond uwe sterkte vast^ laet mij alleen vermoorden,
6h\j siet haer vals bedrog en spiegelt a aen m\j ,
Off anders raekter geen, noch ick, noch niemand vr^.*
De prozaïsche en vervelende canoellarist Roosset heeft ergens in één z\jner werken
zich den nitval veroorloofd: «La poésie est la mère dn mensonge. « Ditmaal zeker
waa de poëz^ eene vmcbtbsre moeder, zg baarde een tali^k kroost van nascfai^vera.
CVII
Na de overgave geraakten in het fort, naar bet schijnt, de
reeds slap hangende breidels van de krygstucht voor eene wijle
geheel los. Kisten en koffers, pakken en balen van den generaal
Coen en andere afwezigen werden opgebroken en losgesneden ,
niet alleen door den gemeenen soldaat , ipaar vooral door hoogere
en lagere opperhoofden, ten einde, zoo het heette, de geheime
papieren op te zoeken en te vernietigen. Van die gelegenheid
werd een ruim gebruik gemaakt, niet om den eigenaar te be-
stelen, maar slechts om, zooals men voorgaf, den buitzieken
vijand ten minste nog iets te onttrekken.
Soldaat en. kapitein liepen nu rond, getooid met zijden en
kostbare stoffen , ieder , die zijn kans schoon zag , zocht er iets
van te halen ; maar die zorgelooze vreugde duurde niet lang.
Want reeds den volgenden dag , op den 1"" Februarij , liet de
Ëngelsche admiraal weten , dat hij niet in staat was om zijn
woord te houden. De Koning van Bantam was tegen het ver-
drag in verzet gekomen. Deze eischte, waarschijnlijk uit kracht
van het aanvallend verbond, dat de Engelschen by den aanvang
der vijandelijkheden met hem hadden gesloten , dat bet Neder-
landsche fort niet in handen der Engelschen of Jakatranen;
maar in zijne handen zou worden geleverd. De sjahbandaar
van Bantam, die met eenige d{^izenden krijgslieden aanwezig was,
vorderde namens zijn vorst, den kommandant van den Broeck
en de overige Nederlandsche gevangenen op, dreigde met een
aanslag op de Ëngelsche loge te Bantam en liet zijne soldaten
post vatten aan den mond van de Tji-Liwpng, zoodat de gemeen-
schap tusschen de Ëngelsche batteryen en de Ëngelsche schepen
was afgesneden. De spanning tusschen de Engelschen en de
Bantammers werd nu zoo groot, dat Thomas Dale zich op zijne
beurt belegerd en verraden achtte en hij ter naauwernood in
een bootje naar zijn schip vertrekken kon. De regent van Ja-
katra leverde nu ook de Nederlandsche gevangenen aan den
sjahbandaar der Bantammers over, die hen terstond van hunne
boegen deed ontslaan en naar Bantam opzond. Toen van den
CVIII
Broeck ontwaarde , dat het dreigende gevaar ivas afgedreven ,
kreeg hij weder iets van zijne vorige geestkracht terug en schreef
hij nog vóór zijn vertrek naar Bantam , aan den krijgsraad in
het fort, een brief, waarin hij berigtte, dat hij naar Bantam
werd vervoerd om daar met den Koning een goeden bitjara te
houden. De Pangéran , zoo schreef hij , had inmiddels aan de
Engelschen, zoowel als aan de Javanen geboden, dat zij de vijan-
delijkheden tegen de Nederlanders zouden staken; de Engelschen
hadden nu geen magt meer, men moest dus, in afwachting
van hetgeen er verder volgen zou, met niemand in accoord tre-
den; maar toch voortdurend tegen verraad op zijne hoede blijven.
De toestand voor en om het fort was geheel veranderd. Zelfs
geraakten de Engelschen en Bantammers nu bijna handgemeen,
omdat de Javanen het geschut niet weder door de Engelschen
naar hunne schepen, wilden laten terugvoeren. De verhouding
tusschen de verschillende partijen werd nu zoo vreemd, dat
zelfs de Nederlandsche bevelhebber van Baeij, de behulpzame
hand bood aan de Engelschen, ingeval zij door de Javanen
niogten worden aangetast. Deze weekhartige goedaardigheid
weerhield de Engelschen intusschen niet van allerlei pogingen
in het werk te stellen, om, zoowel door onderhandeling met
de bevelhebbers, als door voordeeiige aanbiedingen aan het volk,
zich het Nederlandsche fort in handen te doen spelen.
Hierdoor ontstond wel , voor een korten tijd, muiterij onder
de bezetting en bevolking; doch de krijgsraad bleef gelukkig
hardnekkig de overgave weigeren, op grond dat de Engelschen
de magt niet meer hadden , om het gesloten verdrag na te komen
en de Nederlanders tegen de Javanen te beschermen.
Die bescherming kon de Koning van Bantam nu alleen ver-
leenen en daarom werd er met des te meer ijver met hem on-
derhandeld. Deze eischte overgave van het fort in zijne handen ,
om het te doen slechten en daarenboven nog de helft der koop-
manschappen en het grof geschut. De bezetting zou met krijgseer
naar Bantam of elders mogen gaan, of ingescheept, toeven op
Bantam's reede tot aan de terugkomst der Nederlandsche schepen.
Na langdurige beraadslaging van den raad, in breeden getale
opgeroepen, werd er eindelijk op den 9®** Februarij, al weder op
raad van van den Broeck^ die nu aan een verdrag met Bantam
boven een met de Engelschen de voorkeur gaf, voor de derde
male tot eene overgave besloten. De breede-raad verlangde
echter vooraf nog eenige wijzigingen , in de voorwaarden van
het verdrag. Niet de helft, maar slechts een vierde gedeelte
van ^s Compagnies goederen, niet al het geschut ^ maar slechts
de helft daarvan, bood men den Koning aan. De Koning van
Bantam zou zooveel schepen bestellen als noodig waren, voor
bezetting en bevolking, om daarmede te kunnen wegzeilen waar-
heen men verlangde; hij zou bovendien een vrijgeleide of vrijpas
bezorgen van de Engelschen, opdat de Nederlanders door dezen
niet op zee wierden aangetast.
Terwijl deze nieuwe aanbiedingen naar Bantam werden over-
gebragt, scheen men in het fort vervuld met vreugde^ omdat
men er het leven had afgebragt, en van de toekomst hoopte
men het beste. Dat de Koning van Bantam de voorwaarden
zou aannemen, werd niet betwijfeld. Nu bragt men zich te
binnen^ de vaderlandsche zeden en gebruiken en ook hier op
Java^s strand zou een dank- en biddag worden gehouden, om
te danken voor den goeden keer , dien de zaken genomen hadden ,
om te bidden, dat verder alles ten beste mogt ailoopen. Dat
men zich driemaal flaauwhartig had overgegeven , scheen men
in 't fort niet meer te gedenken; maar men dacht er ook
aan meer zaken niet; want als de dank- en biddag was afge-
loopen, herhaalde predikatien waren gehouden en het avond-
gebed was gedaan, toen kwamen de kannen en kroesen op
tafel en ging men aan het banket teeren , en als het later in den
nacht geworden was en de minderen in rang, van tafel waren
opgerezen, toen duurde voor bevelhebbers en anderen, wier
pligt het bovenal ware geweest der overigen tot voorbeeld te
strekken, het banket nog voort. De koppige Spaansche wijn
werd met volle teugen geschonken en gedronken » half bloed
portugeesche vrouwen, schoon van leden en los van zeden ^
werden op het feestmaal gehaald en nu werden er tafereelen in
werkelijkheid geleverd, zooals een Brouwer of Teniers, een
Ostade of Jan Steen er ons zoo velen op doek of paneel hebben
afgebeeld; « maer dat de Dominé over dach gepreect hadde,
«dat was haer al vergeten, sy hadden al te veel te doen, met
«die schone vrouwen, men dochtte niet meer om Godt aen te
« bidden om een goede uytcompste te crygen. » ^
In dienzelfden nacht werd er buiten het fort in de donkere
kampong van Jakatra een ander drama afgespeeld; eene geheele
omwenteling greep daar plaats. De ongelukkige regent, zoolang
het gewillig werktuig van den rijksbestierder van Bantam, had
nu zijne taak volbragt, geen diensten had men meer van hem
te wachten, integendeel, hij had in den laatsten tijd voor eigen
rekening en voordeel met de Nederlanders onderhandeld en met
de Engelschen geheuld; dat werktuig moest nu worden ver-
broken. In den nacht van den 2®*^ Februarij, werd dan ook op
last des Ronings, van Bantam de regent van Jakatra uit zijn leen-
manschap ontzet , uit zijn huis en goed gestooten , naar het gebergte
gedreven en het rijk van Jakatra in dat van Bantam ingelijfd.
De Engelsche admiraal , die nu wel begreep dat er voor hem
ge^n voordeel te Jakatra meer was te halen , verzeilde met
zijne schepen naar Bantam , waar hij zijn geld en zijne koop-
mansgoederen niet meer veilig achtte. De rijksbestierder van
Bantam stelde nu pogingen in het werk , om den Engelschen
vlootvoogd tot de belofte over te halen, dat hij de Nederlanders
bij hun vertrek uit Jakatra niet meer vijandelijk zou aantasten;
doch toen Thomas Dale tot die belofte niet te brengen was,
was ook de Pangéran te hooghartig om een brief van vrijgeleide
* Joumael vaa de belegeringhe , enz., 14, 15 ea 16 Febr. 1619. Zie hier-
achter bladz. 149.
Als men dit journaal verder doorleest , zal men zien , dat soortgelijke feesten nader '
band meermalen nog gedurende de belegering van het fort gevierd z\jn.
■
aan den Engelschman te vragen. Nu werd [de tijding naar het
fort te Jakatra gebragt, dat de Koning van Bantam geen vrij-
geleide van de Engelschen leveren kon , dat hij niettemin de
overgave van het fort verlangde. Indien slechts de batterijen
en bolwerken wierden geslecht en het geschut wierd overgele-
verd, mogt de Nederlandsche bezetting te Jakatra blijven wonen
tot aan de terugkomst der schepen.
De Bantamsche krijgslieden onder het bevel van den Sjahban-
daar en den Toemenggoeng zouden de Nederlanders beschermen.
Maar bijna gelijktijdig werd aan den bevelhebber van Raeij in
het geheim medegedeeld, dat de Engelschen op nieuw in goede
verstandhouding zochten te komen niet den Koning van Bantam,
ten einde zoo mogelijk met elkander vereenigd, zich van het fort
meester te maken. ^. De breede raad van het fort begon nu
eindelijk toch tot het besef te geraken , dat er nergens en bij
niemand veiligheid en bescherming te vinden was , dat geen
waarborg voor lijfsbehoud b^ vijanden of geveinsde vrienden
moest worden gezocht , maar in eigen kracht en moed. Op den
27"^ Febrüarij werd er eindelijk in den breeden raad eens een
mannelijk besluit genomen , om « de plaatse tegen de heydense
a Javaenen te behouden, door sukke middelen als God verleend
«t had of nog verleenen mogte , soo lange het in vermogen was ».
Nu toog men ook weder aan het werk, de wallen en ver-
schansingen , werden met aarde aangevuld, de plaats nog weder
in beteren staat van tegenweer gebragt. De rondom het fort
door de vijanden aangelegde liatterijen, werden bijna zonder
tegenstand te ontmoeten , achtervolgens vernield en verbrand.
Dat de fortuin aan lafhartigen den rug toekeert, maardestout-
moedigen te hulp komt, werd ook nu weder bevestigd. Feitelijk
hield de oorlog nu op. Slechts tegen over kleinmoedigen had-
den Javanen en Engelschen eene dreigende houding aangenomen.
^ Brieven uit Bantam, dd. 17 en 32 Febr. 1619, van Hendr. Janssen, Pieter
van den Bioeek, c. s.
cxtt
Er werd nog wel eene levendige briefwisseling tusscben Bantam
en het fort te Jakatra onderhouden , maar in het veld
verscheen geen vijand meer. De inlandsche bevolking keerde
zelfs terag en hield dagelijks pdsar bij het fort, waarop de be-
zetting door inlandsche oppassers, allerlei levensmiddelen en ver-
verschingen liet opkoopen. Bij de bevelhebbers won de over-
tuiging veld, dat de vesting nu geen aanval meer te vreezen
had. Zij wilde zich nu ook tooijen met den eere titel van grond-
leggers van het Nederlandsche Rendez-vous in Indie. Op den
l^dea jyfaart riep kapitein van Raeij met groote plegtigheid de
bevolking bijeen en de bezetting in de wapenen , om onder het
hijsschen der vlaggen, het luiden der klokken en het drinken
van den eerewijn, het fort Jakatra met den naam van Batavia
te doopen. De vier bolwerken verkregen de hamen van Holland
Westvriesland, Zeeland en Gelderland. De zorgeloosheid, die
voor een korten tijd geweken was, uit vrees voor eigen lijfebe-
houd, kreeg nu ook weer de overhand en in het fort werd
vrolijk en overdadig huis gehouden, het eene feest volgde op
het andere, «er werd gegasteerd, verschoncken e« verteert».
Nog bijna twee maanden lang bleef die toestand voortduren.
Het meeste gevaar liepen in dien tusschentijd van den Broeck
en de overige Nederlanders , bijna honderd in getal , die nog te
Bantam gevangen' zaten; maar ook dezen bleven gespaard, hetzij
uit genade van den Bantamschen vorst, hetzij uit vrees voor
den geduchten Jan Pietersz. Coen , wiens terugkomst uit de
Molukken toch nog altijd gevreesd werd. Eindelijk had die
terugkomst plaats. Op den 10^^*^ Mei 1619 kwam onverwacht
eene sloep de Tji-Liwong oproeijen, de raden van Indie, Pieter
de Garpentier en Andries Sourij, stapten er uit aan land, zij
waren vooruitgezonden op het schip Geylon, om aan de bezetting
het naderend ontzet te boodschappen. Weinige dagen later kwam
Goen zelf met eene vloot van 16 schepen op de reede voor
Jakatra. Nu was het fort werkelijk ontzet en voor Nederland be-
houden ; maar nu brak ook het uur der wedervergelding aan, zoowel
GXIII
voor de yijanden als voor de ontrouwe dienaren van de Neder-
landsche Oost-Indische Compagnie. ^ Op den 30"^ Mei 1619 stelde
zich Jan Pietersz. Coen, met het rapier in de vuist, aan het hoofd van
duizend welberaden mannen , die onder het geschal der trompetten
en met vliegende vaandels over bolwerken , door staketsels én
ipalissaden heen de stad Jakatra binnenstormden en de Javaansche
bezetting, meer dan drie duizend man sterk, als bladeren voor
den stormwind voor zich uit deden stuiven. De stad werd in de
asch gelegd, dalam noch mesdjid werden gespaard en toen de
avond viel, had Jakatra opgehouden te bestaan.
Den volgenden dag liet de rustelooze Goen den vlugtenden vijand
nazetten, die nergens voor den aanloop der Nederlanders stand
hield. Toch was dien dag een deel der afgezonden bende een
oogenblik in gevaar van in eene hinderlaag geheel verslagen te
worden ; maar in het einde hielden de Nederlanders overal het veld.
«In deeser voege,» zoo schreef Goen op een toon van regtmatige
zelfvoldoening aan de bewindhebbers in Nederland, «in deeser
«voege hebben wij die van Bantam uit Jakatra verslagen, voet
«en dominie in het land van Java bekomen. De eere en repu-
«tatie van de Nederlandsche natie zal hierdoor zeer vermeerde-
aren, nu zal elkeen zoeken onzen vriend te zijn! Het 'fondament
« van zoolang gewenscht rendez-vous is nu gelegd , een goed
«deel van het vruchtbaarste landschap en van de vischrijkste
«zee van Indie is nu uwe! Ziet en considereert toch wat eene
«goede courage vermag!» ^
aenteDÜe van 66. m raad van het fort Jakatra, dd. 9 JalQ 1619 (welke
laad bestond uit: J, P* Coen, L. Read, Steveu van der Hagen, P. de Carpenüer,
W. Jansz., A. Sonrij , f. v. der Meer, P. Dircksz., Th. C. Vleyshouwers , secret.)
werdtti P. van Baejy , (toen reeds overleden) J. Jsz v. 6orcum, A. J. Hulsebos en
R Harmansz , wegens de overgave van het fort gedeporteerd van hunne offitie , on-
Wcwaam verklaard om meer in diergelijke vergaderinge (breede-raden) gebruikt te
Woiden en weder gesteld in de bediening , waarvoor sg waren nitgevaien en voorts ,
onder zekere voorwaarden, veroordeeld tot restitutie van hetgeen geroofil, geplunderd
of weggeschonken mogt zQn , gedurende het bd^.
* Qo hioaehter» Uadx. 179. '
IV Vin
HOOFDSTUK IV.
Er bleven ook na de verovering van Jakatra, voor Goen nog
vijanden te bestrijden over. Zonder uitstel zond hij aan denRoning
van Bantam bet berigt van de verwoesting van Jakatra en hg
voegde er bij , dat bij het voornemen bad om weldra met zijne
vloot voor Bantam te verschijnen , en dat bij het ontslag der
gevangen Nederlanders verlangde «om questie te voorkomen.»
Als een donderslag werd die tijding te Bantam vernomen. AUer
gemoederen waren ontzet en de vrees klom , naarmate bet uit-
eengejaagde krijgsvolk uit Jakatra binnen Bantam kwam vlugten.
Men dacht niet anders of Bantam ging hetzelfde lot als Jakatra
te gemoet; De geheele bevolking werd aan bet werk gesteld om
de stad te versterken^ de krijgslieden werden te wapen geroepen.
De rijksbestierder alleen behield , te midden van de algemeene
verslagenheid, eene waardige houding. «Zoo als die te Jakatra, »
zeide bij^ «zullen wij niet doorloopen en zoo wij door geweld
«en overmagt gedwongen worden tot het verlaten van onze
«stad, dan zullen wij al de peperranken doen vellen en ver-
ft nielen. «
Reeds op den 6"^ Junij verscheen Jan Pietersz* Goen voor
Bantam, hij had echter het voornemen niet om ook deze stad
in te nemen of te verwoesten ^ «die vrucht was,» zooals bij
zich uitdrukte, «nog niet rijp.» Hij hield zich rustig, maar de
werkeloosheid van de dreigende scheepsmagt der Nederlanders ver-
meerderde nog den angst binnen Bantam. Twee dagen na zijne
cxv
aankomst stelde Goen den eisch , dat de gevangenen binnen vier
en twintig uren moesten zijn losgelaten, of dat hij in het werk
zon stellen 9 wat hij in zijnen raad besloten had. De Nederlandsche
gevangenen verwachtten nu niets anders dan den dood; maar
vóór nog het bepaalde uur verstreken was, leverde de rijksbe-
stierder hen vrij aan boord van de Nederlandsche schepen.
De regering van Bantam betoonde zich nu qpk zeer vrede-
lievend, zij sprak van vrede en vriendschap, van hervatting van
den handel en van de oude betrekkingen; maar toen Goen
dientengevolge eene poging liet aanwenden om den peperhandel
weder aan te vangen , toen bleek het , dat de rijksbestierder
zijne maatregelen genomen had om de hervatting der handels-
betrekkingen te belemmeren.
Goen bleef nog tot den 21"" Junij met zijne schepen voor
Bantam liggen, altijd in. de hoop dat het wantrouwen wijken
zou en de peperhandel weder vrij, zooals de rijksbestierder be-
looM had, zou kunnen gedreven worden. Toen echter de
Nederlandsche loge bij voortduring met Javaansche krijgslieden
bleef bezet en ieder Nederlander binnen de stad, streng bewaakt
vrerd, keerde hij naar Jakatra terug. Hij liet drie zijner schepen
op de reede van Bantam achter, deels om de Nederlandsche
kooplieden te beschermen, deels om het oog te houden op de
£ngelschen, wier verblijf men niet kende. Vóór zijn vertrek
lieten Goen en zijn raad, op grond van zeer zonderlinge rede-
neringen, eerst de Ghinezen uitnoodigen om naar Jakatra te
komen , daarna hun aanzeggen , dat zij vóór hunnen terugkeer
naar Ghina eenigen hunner landgenooten te Jakatra moesten
achterlaten , om dddr tegen goed loon arbeid te verrigten. Aan
de bevelhebbers en kooplieden der Ghinesche jonken werd mede-
gedeeld , dat indien de peperhandel bij voortduring aan de
Nederlanders te Bantam bleef ontzegd , in zee de peper uit
hunne jonken tegen billijke betaling door de Nederlanders zou
worden geligt ^.
1 Rflsol. 66. en R. 18 Juq^ 1619.
CXVI
Toen weinige dagen , nadat Goen van Bantam was vertrok-
ken, de rijksbestierder zich nog vijandiger tegen de Nederlan-
ders betoonde en dezen den handel geheel belette , besloten
Gouverneur-Generaal en raden, tot eene blokkade van Bantam
over te gaan i. Het geld en de goederen werden uit de Neder-
landsche loge gehaald en op de schepen gebragt, slechts een
vijftal matrozen bleef achter, het uit- en in varen van de haven
werd belet en alle met lading aankomende en vertrekkende vaar-
tuigen werden gelost. De regering van Bantam beschouwde van
dat oogenblik af teregt, zich als in oorlog met de Nederlanders.
Goen had met deze blokkade een tweeledig doel op het oog,
vooreerst wilde hij daardoor den handel van Bantam naar Ja-
katra doen verloopen , en ten tweede moest hem dit een middel
zijn om zich van peper, die hij te Bantam niet meer krijgen
kon , te voorzien. Wij zullen later de gelegenheid hebben om
op te merken 9 dat de nu ingevoerde staatkunde, van aan Bantam
den handel af te snijden , met het doel om dien naar Batavia
te verleggen, mét meer of minder klem, naar mate de om-
standigheden het vereischten, tot in het jaar 1659, bijna onaf-
gebroken is gehandhaafd. Onverzoenbare haat vervulde dan ook
het hart van den Bantamschen rijksbestierder tegen Goen, dien
hij als den grooten drijver beschouwde van alles, wat er in de
laatste jaren op Java door de Nederlanders was verrigt. Op den
l?"" October 1619 werd Goen bijna het slagtoffer van dien
haat, toen drie afgezonden moordenaars hem het leven wilden
benemen, maar die, hoewel zij zich alleen met Goen in de ge-
hoorzaal bevonden, hun misdrijf niet durfden volvoeren^ omdat
zij onder den vreesselijken blik van hun heldhaftigen vijand
terugkropen.
Met de Engelschen had Jan Pietersz. Goen nog eene open-
staande rekening. Die te vereffenen, was zonder twijfel een
zijner vurigste wenschen ; maar zoodra de terugkomst van Goen
Rssol 6G. en R. 30 Jony 1619.
CXVII
met zestien schepen uit de Molukken, te Bantam was vernomen^
had de Engelsche admiraal de ankers doen ligten en was hij
met zijne vloot , straat Sunda uit, westwaarts de Indische zee
ingezeild, zonder dat men met zekerheid wist, waar hij geble-
ven was.
Onder de eerste Nederlanders die te weten kwamen, waar de
Engelsche vloot te vinden zou zijn, behoorde schipper Gr. Cor-
nelisz. ^t Hert, bevelhebber van het schip de Orënjeboom. Deze
kwam, met meer andere schepen, omstreeks dezen tijd, uit
Nederland in den Archipel aan en ontmoette, op ongeveer hon-
derd mijlen aüstand van Sumatra^s westkust, een van de Engelsche
schepen, welke voor Goen waren weggevlugt. Schipper *t Hert
onbekend met het uitbreken van den oorlog in Indie, tusschen
de Nederlanders en de Engelschen , ging zonder kwaad vermoeden
met eenigen van zijn volk bij den Engelschman aan boord en
in de kajuit. Terwijl men hem daar met geveinsde vriende-
lijkheid onthaalde, werden op het dek de HoUandsche schepe-
lingen door de Engelschen gegrepen; doch dezen lieten zich niet
zonder tegenstand gevangen nemen, twee matrozen zelfs sprongen
over boord. Schipper 't Hert verneemt het gerucht van deze
worsteling, rukt zich los uit de handen der Engelschen, die nu
ook hem wilden grijpen; doch hij vindt de kajuitsdeur met eene
ketting gesloten, hij maakt onverwacht eene wending, springt
op de galerij en roept van dddr aan de bemanning van de
Oranjeboom, die zeer nabij het Engelsche schip lag: «Zij zou-
«den al het geschut vooruit brengen en langs de geheele zij
«aan de Engelschen de volle laag geven!» De Britsché bevel-
hebber, die vermoedelijk zoodanige ontknooping niet verwacht
had en geen smaak schijnt gehad te hebben om eene volle laag
van zóó nabij uit de trompen , op zijne zijde te ontvangen , zond
in allerijl den wakkeren HoUandschen schipper naar zijn eigen
boord terug en liet hem zijn weg vervolgen.
Terwijl Goen nog met zijne scheepsmagt voor Bantam lag,
was in den raad de vraag behandeld, of men de Engelschen
CXVIII
ook zou gaan opzoeken en slag leveren; doch na bedaarde over-
weging had men besloten het oor niet te leenen aan de inbla-
zingen van de wraakzucht, ten koste van meer gewigtige be-
langen. De Nederlandsche scheepsmagt wilde men , in de eerste
plaats y dienstbaar maken aan de bescherming van de belangen
der Compagnie op de kust van Java, en tot bevordering van
den handel op onderscheidene kantoren in Indie, die noodzakelijk
van kapitaal en koopmansgoederen moesten worden voorzien. ^
Om dit besluit ten uitvoer te leggen werden drie schepen naar
Patane, in de golf van Siam, zes schepen naar de peperhavens
van Sumatra afgevaardigd. De behartiging van het handelsbelang
weerhield echter den Gouverneur-Generaal en zijnen raad niet,
om aan de bevelhebbers dier beide smaldeelen, tevens den last
te geven, dat telkens wanneer zij Engelsche schepen mogten
ontmoeten en de kans schoon zien tot schadeverhaling, zij dien
vijand mogten aantasten.
Ook hierin weder begunstigden de omstandigheden het beleid
van het Nederlandsch-Indische bestuur.
De drie schepen, welke naar Patane waren afgezonden,
troffen daar twee Engelsche bodems op de reede aan. Na een
bloedig gevecht, dat ruim drie glazen duurde en waarin 39
Engelschen en 10 Nederlanders sneuvelden, werden de twee
Engelsche schepen, met 45 stukken gewapend, door de Neder-
landers genomen. Een der felste tegenstanders van de Neder-
landsche Compagnie, die de groote drijver was geweest van
den krijg, John Jordain, kapitein en opperkoopman der Engel-
schen, liet in dezen scheepsstrijd het leven.
Het tweede Nederlandsche smaldeel, dat onder bevel van den
kommandeur en raad van Indie, Willem Jansz, naar de west-
kust van Sumatra was gestevend, behaalde, weinig tijds later,
nog meer voordeel. Op de hoogte van Tikoe ontmoette dit
smaldeel, den 11*^ October IGIS, vier Engelsche schepen; er
BeioL GG. en B. , 18 Jnng 1619.
GXIX
werd terstond tot enteren besloten. Na een allerhevigsten strijd,
boord tegen boord geleverd, moesten de Engelschen ook hier
weder voor de overmagt bukken. Een der Britsche schepen^
de Dragon, geraakt in brand, de bemanning springt over in
het Hollandische schip Haarlem, doch wordt terug, binnen eigen
boord gejaagd, om eerst den brand te blusschen. Voor de avond
gevallen was, waren alle vier de Engelsche schepen genomen.
Ook in dit gevecht weder, sneuvelde de Engelsche bevelhebber,
met nog 50 andere schepelingen. ^
Alsoo waren de Britten , die weinige maanden geleden , nog
snoevende hadden gedreigd, dat zij die Dutchmen wel uit Indie
zouden jagen , nu op punt van zei ven door den ijzeren arm van
Jan Pietersz. Goen uit den Archipel te worden gezet. Nog was
Goen, de man zonder genade of weifeling, niet voldaan; nog
wilde bij het jus talionis verder op de Engelschen toepassen,
nog beraamde hij een nieuwen grooten kruistogt, om hen van
de kusten van Sumatrar en Koromandel te drijven; nog vulde
hij zijne brieven met klagten over Engelschen vooral, maar ook
over Franschen, Denen en alle andere mededingers, die een
vreedzamen en onkostbaren handel kwamen drijven, terwijl de
Nederlandsche Oost-Indische Compagnie met de oorlogskosten
bleef belast en wier indringen hij met te meer geweld wilde kee-
ren, omdat hij hen allen beschouwde als heimelijk ondersteund
door het goud des Konings van Spanje, opgehitst door Isaac
Lemaire, «dien algemeenen v^anfif » zooals hij dezen noemde, toen
te midden der vijandelijkheden , op den 27"^ Maart 1620 de
onverwachte en ongewenschte tijding kwam, dat de Nederland-
sche Compagnie in Europa met die der Engelschen in verbond
was getreden. In den loop des jaars 1618 waren de afgebroken
onderhandelingen tusschen de bewindhebbers der Engelsche en
Nederlandsche Oost-Indische Compagnie, onder bemiddeUng der
diplomatie weder hervat. In de maand December van dat jaar
Zie bienditer brief van Coen , dd. 22 Jannar^ 1620.
cxx
was een talrijk gezantschap , uit afgevaardigden der Staten-Gene-
raal en der Oost-Indische Compagnie bestaande^ uit Nederland
naar Londen gestevend. Op den 20*^ December 1618 had het
Nederlandsche gezantschap gehoor bij Koning Jakobus. Eerst
hielden de gezanten der Staten-Generaal eene aanspraak ^ daarna
deden de commissarissen der Nederl. Oost.-Ind. Gomp. in eene'
langgerekte rede, een voorstel tot vereeniging der handelsvoor-
deelen en verdedigingskosten in Indie voor beide de compagnien.
Bij aeze eerste zamenkomst reeds bleek het, dat de stemming des
koningSy sedert 1613 ten nadeele der Nederlanders was gev^ijzigd.
De bewindhebbers der Engelsche compagnie, die sedert lang
naar middelen hadden gezocht, om den Koning zijne gematigde ,
zijne onverschillige houding, zooals zij meenden , te doen verlaten ,
hadden hem aangebragt, dat Nederlandsche kooplieden in Indie
zich met minachting over hem hadden uitgelaten en ge-
zegd, «zij gaven niet meer om den Engelschen Koning; want
« de Oude St. Joris was kindsch geworden ! » Hiermede had
men de bekende ijdelheid van dien monarch geprikkeld en de
houding, welke hij jegens het Nederlandsch gezantschap aannam
was koel en afgemeten. Het was dan ook eerst op den 24"^*^
Januarij 1619^ dat de commissarissen van de zijde des konings
waren benoemd en de onderhandelingen een aanvang namen.
Reeds dadelijk weigerden de Engelschen over eenig ander punt
in beraadslaging te treden, vóór dat de Nederlanders voldoening
hadden gegeven van beleedigingen , feitelijk of met woorden aan
de Engelschen aangedaan. Die grieven moesten eerst uit den
weg worden geruimd. Maar nu kwamen ook de Nederlanders
van hunne zijde liiet « doleantien » en toen men van beide zijden
de memorien van grieven elkander had overgereikt, scheen het
niet te overzien, hoelang de wederkeerige verwijten nog zouden
worden gerekt. Door de bemiddeling der gezanten werd niette-
min dit voorafgaand vraagstuk, vroeger tot eene beslissing gebragt
dan men aanvankelijk had kunnen verwachten.
Het eerste artikel werd reeds op den 9**^ Februarij vastgesteld,
GXXI
nadat de Nederlandscbe gezanten alle verlangde voldoening voor
beleedigingen jegens den koning mondeling hadden gegeven. Bij
dit eerste punt werd vastgesteld, dat van beide zijden alle grieven
zouden worden vergeven en vergeten , alle gevangenen zouden
worden ontslagen ed alle genomen schepen en goederen zouden
worden teruggegeven.
Hierop gingen de beide partijen over, tot het behandelen van
de vraag, of en zoo ja, op welke wijze de beide Gompagnien
zouden vereenigd worden. Commissarissen van weerszijden waren
het spoedig daaromtrent eens, dat, om tot eene vereeniging te
geraken 9 men eerst beider kapitaal, waarover men opdatoogen-
blik te beschikken had, moest kennen.
De Nederlandscbe en de Engelsche commissarissen legden nu
aan elkander over een staat van hun kapitaal. De Nederl.
Oost-Indisché Compagnie gaf als haar werkelijk, op dat oogen-
blik bestaand kapitaal op, negentien milhoen, vijfmaal honderd
duizend gulden, over verschillende posten verdeeld; de Engel-
schen daarentegen een kapitaal van vier en twintig millioen
vijf ipaal honderd duizend gulden. Een koopman geeft altijd
ongaarne de hoegrootheid op van zijn kapitaal, hij zal het al
ligt grooter doen voorkomen dan het werkelijk is, hoeveel te
meer mogt men dit* hier niet verwachten, waar van de hoe-
grootheid van het kapitaal, de hoegrootheid van het aandeel in
de retouren afhankelijk zou zijn.
Men mag dus betwijfelen of wel ééne der twee partijen eene
geheel juiste opgaaf heeft gedaan; doch de Engelschen schijnen
het wel wat erg grof te hebben gemaakt, vooral bij hunne be*
rekening van de kapitaals waarde van de laatst uitgeruste sche-
pen, tén minste, toen d& Nederlandscbe commissarissen hun de
kosten eener uitrusting hadden voorgerekend, erkenden zij ein-
delijk al lagchende , dat de Engelsche schepen wel wat erg duur
waren en dat het tijd werd, dat daar orde in wierd gebragt.
Het debat over deze opgaven, was intusschen eene zaak van
zeer teederen aard; want hoe iRCourtois» men zich ook uit-
GXXII
drukte, kwam het toch altijd daarop neder, dat men over en
weder elkander van onware opgaven moest overtuigen. Nadat
de commissarissen dan ook meermalen over dit punt bijéén waren
gekomen 9 eindigde deze beraadslaging met een twist, «men viel
avan het eene propoost in het andere, met herde woorden
«van beide zijden'', zoodat de gezanten als bemiddelaars tusschen-
beiden moesten komen en het oorspronkelijke plan eener kapi-
taalsvereeniging der beide Gompagnien, in het einde werd prijs
gegeven.
Een niet minder teeder punt kwam nu in behandeling, na«
meiijk de vrijheid en gelijkheid van handel in Indie.
De Nederlanders verstonden daaronder, vrijheid en gelijkheid
voor beide partijen in Indie, uitgenomen voor. die plaatsen,
waar de Oost-Indische Compagnie uitsluitende contracten met
de inlandscbe vorsten of de inlandsche bevolking had gesloten
en inzonderheid in den Archipel der specerijen.
De Engelsche bewindhebbers daarentegen begeerden, dat beide
partijen gelijke regten overal in Indie zouden hebben. Zij wer-
den in hunne eischen gesteund door koning Jakobus, die voor
zijne onderdanen de helft der handels-produkten overal in Indie
verlangde. Hij voegde er zelfs bij, dat, indien de Hollanders
oorlog wilden, zij dat slechts hadden te verklaren, hoewel hij
het beter oordeelde, indien zij tot een vergelijk toetraden.
De bijeenkomsten der commissarissen van de Nederlandsche
en Engelsche Compagnie hielden nu ook op, zij leidden slechts
tot hoogloopende twisten. De gezanten der Staten-Generaal
namen van dat oogenblik af, de zaak in handen en onderhan-
delden met de commissarissen van den Koning van Groot-Brit-
tanie. Toen deze twee partijen het zoover gebragt hadden, als
het hun mogelijk scheen, onderwierpen zij een concept-overeen-
komst aan de gevolmagtigden der beide Compagnien, maar ook
nu weder leed het ontwerp bij dezen schipbreuk.
De Engelsche Compagnie verlangde de helft van de pepelr,
welke in Indie zou gekocht worden, zij weigerde bij te dragen
X
v
N
\
\
iD de onkosten van onderhoud der sterkten in de Molukken,
maar eischte het regt van in den archipel der specerijen voor 'n,
zich zelve y forten te bouwen. De Nederlandsche bewindhebbers
weigerden dit. Het bezit van één of meer forten in de Molukken
was een hoofdpunt, dat de Engelsche Compagnie niet wilde
loslaten en de Nederlandsche niet wilde toegeven. In de hevig-
heid waarmede de beide partijen over dit punt toen hebben
getwist en in de dilatoire. oplossing, welke er toen aan is ge-
geven, moet de oorsprong en tot op zekere hoogte ook de
verklaring worden gezocht, der gebeurtenissen, welke weinige
jaren later, in 1623 op Amboina zijn voorgevallen en sedert
bekend zijn gebleven onder den naam van «Ambonschen moord.»
De onbevredigde begeerte naar zoodanige sterkte in de Molukken
is welligt voor de Engelschen toen een prikkel geworden , om
door zamenz wering en list zich op Amboina te verwerven, het-
geen zij bij traktaat niet hadden kunnen verkrijgen.
De kennis daarentegen, welke de Nederlanders van dien,
sedert jaren bij de Engelschen bestaanden toeleg, droegen en
de ondervinding, die zij voortdurend opdeden van de listige
pogingen der Engelschen om de bevolking der Molukken, ja
zelis de Nederlandsche soldaten en matrozen op te ruijen en
tot zich te trekken ^ , hebben alligt tot de bloedige ontknooping
op Amboina medegewerkt en de Nêderlsgidsche ambtenaren tot
meer wantrouwen, meer haastige regtspleging en wreeder straf-
oefening verleid, dan waartoe zij onder gewone omstandigheden
zouden zijn overgegaan.
Toen de gezanten van de Staten Generaal bemerkt hadden,
dat noch de Engelsche, noch de Nederlandsche Oost-Indische
Compagnie, met het ontwerp- verdrag genoegen nam, waren
ook zij reeds op het punt van de onderhandeling op te geven.
Zij bleven nog alleen in Engeland om over andere punten, den
invoer van nijverheidsvoortbrengselen en de noordsche visscherij
> Zie o. a. hierachter hladz. 211 , 265 , 267 en 268.
^CXXIV
betreffende, met de Engelsche regering te beraadslagen, toen
koning Jakobas, die nu weder meer tot eene schikking scheen
geneigd, een zoogenaamd «expediënt» voorsloeg, dat hierin zou
bestaan, dat de Gompagnien zich verdragen zouden op die pun-
ten, welke zij beiden goedkeurden en dat er inmiddels een
artikel in het traktaat zou worden ontworpen, waarbij bepaald
zou worden, dat de forteressen zouden blijven in handen der
bezitters en de vraag of de Engelschen in den specerij-archipel
sterkten zouden aanbouwen voor 2 of 3 jaren, in «surcheance»
zou blijven.
Over dezen voorslag werden nu weder langdurige beraadsla-
gingen gehouden, totdat men het eindelijk zoover eens v^erd,
dat in de eerste dagen van Julij, de gemagtigden der Nederland-
sche Oost-Ind. Comp. weder naar Engeland overkwamen en er
op den 7/17 Julij 1619 een traktaat tot stand kwam, waarbij
hoofdzakelijk het navolgende werd vastgesteld.
Het eerste artikel was vroeger reeds goedgekeurd en regelde de
zoogenaamde satisfactie. ^
Het tweede bepaalde, dat de beide compagnien en alle hare
hoogere en mindere officieren en ambtenaren voortaan met elkan-
der zouden leven en « converseeren » als getrouwe vrienden , na-
buren en geallieerden.
In het derde artikel leest men : « De handel en traffiek zal vrij
en open wesen in de Oost-Indien, zoo voor de Comp. van
Engeland als voor die der Ver. Provintien , zoodat ieder van deze
Compagnien, voor zijne eigene en afzonderlijke rekening zoo-
danig fonds of kapitaal zal kunnen gebruiken als haar goeddunkt.»
Zamen voeging van kapitaal was dus door dit artikel, voor goed
ter zijde gesteld.
In de volgende artikelen werden nu voornamelijk de handels-
belangen geregeld. Gezamenlijk zouden beide partijen pogingen
in het werk stellen om de hooge tollen en de geschenken aan
' Zie boyea bladz. GXXI.
cxxv
Indische vorsten te doen verminderen ; met gemeen overleg wa-
den de inkoopsprijzen in Indie tot eene redelijke hoogte worden
teruggebragt en de verkoopprijzen in Europa geregeld worden.
Deskundigen van beide zijden zouden de prijzen van de peper
op Java te zamen regelen, inkoopen en gelijk verdeelen tusschen
de twee compagnien. De Engelsche compagnie zou vrij te Pal-
iacatte, waar de Nederlanders eene sterkte en een uitsluitend
contract hadden^ mogen handelen , mits zij de helft droeg in de
kosten van het fort en van het garnizoen. ^
Het achtste artikel regelde het zoo lang betwiste punt van den
handel op de specerij-eilanden. Op de eilanden der Molukken^
op Bauda en Amboina, zou de handel met «gemeen advies «^ op
zoodanige wijze worden geregeld , dat de Gomp. van Engeland
het genot zou hebben van het 1/3 deel van den geheelen han-
del, zoowel in den aanvoer en den verkoop der handelswaren
op die' eilanden , als van de vruchten en waren , welke die eilan-
den opleverden. De beide andere deelen zouden blijven ter be-
schikking van de Nederlandsche Oost-Indische Compagnie. De
ambtens^ren en handelaren van beide partijen zouden deze vruch-
ten inkoopen tegen vastgestelde prijzen , de deelen of contin-
genten van beide partijen regelen en aanwijzen , en daarom
woonplaatsen hebben binnen- of toegang hebben tot de forten
en pakhuizen van de beide partijen. ^
Bij de artikelen 10 tot 16 werd bepaald, dat er, omdat
de handel in zoover verwijderde gewesten moest worden ver-
dedigd, een raad van defensie in Indie zou worden opgerigt,
die uit acht leden, vier van elke partij zou bestaan, onder het
voorzitterschap beurtelings van een Nederlander of van een
Engelschman. Eene vloot van defensie, twintig schepen sterk,
zou ter beschikking van dien raad gehouden worden.
De raad van defensie zou gebied hebben over de «gemeene
defensie ter zee» en zou de schepen over de verschillende plaat-
* Art. 4—8.
* Art. 8 en 9.
CXXVI
sen in ladie, op zoodanige wijze verdeelen, als zij dat noodig en
nuttig zou oordeelen ; bovendien zou zij ook vaststellen de tollen
en iinpositien y welke voor het onderhoud der forten en garni-
zoenen noodig zouden zijn.
Het groote twistpunt werd in de artikelen 23 , 24 en 25 niet
opgelost 9 maar voor de toekomst ter zijde gesteld. Daarin leest
men: «De sterkten, zoowel van de eene als de andere partij ,
zullen blijven in handen der tegenwoordige bezitters, en aan-
gezien er quaestie geweest is, betreflende den aanbouw van
eenige nieuwe forteressen, welke de Engelsche Compagnie noo-
dig geoordeeld heeft, voor de zekerheid van haar volk en
hare goederen , zoo is er overeengekomen , dat deze quaestie
zal opgeschort blijven (demeurera en surchéance) gedurende den
tijd van twee of drie jaren, opdat dit vraagstuk zal worden
hervat, nadat men te zamen behoorlijk zal hebben onderzocht ,
hoeveel en op welke plaatsen er sterkten noodig zullen zijn, en
de zaak op zulk een voet zal worden bijgelegd, dat zij moge
strekken tot tevredenheid van beide partijen. Doch de forten,
welke in de Molukken of elders in Indie, door het beleid of de
magt van beide partijen te zamen zouden verkregen worden,
zouden ook door beide partijen worden bezet, bewaard en
onderhouden.
Bovendien zou door beide partijen alle moeite worden aange-
wend, om den vrijen handel in China te verwerven, en geen
van beide partijen zou pogingen in het werk mogen stellen, om
de eene de andere, hetzij door sterkten, hetzij door contracten,
uit eenige deelen van Indie uit te sluiten. Eindelijk zou dit
tractaat, waarvan niemand, dan de tegenwoordige deelhebbers in
de beide Compagnien, genot zou hebben, gedurende twintig jaren
van kracht zijn.
Het was op deze wijze, dat in Europa de diplomatie had ge-
meend den vrede te moeten stichten, tusschen de twee mededin-
gende handelsligchamen. Zij had echter voorbijgezien , dat het
door beide Compagnien aangenomen monopoliestelsel , dat overigens
CXXVII
gehed overeenkomstig de denkbeelden van dien tijd was^ een
onoverwinnelijk beletsel bleef voor eene welgemeende en duur-
zame vereeniging, zij had geen rekening gemaakt met de ver-
bittering en de nationale haat^ welke tusschen de Nederlanders
en de Engelschen, door al hetgeen tusschen hen was voorgeval-
len, tot zulk eene hoogte in Indie was gestegen , dat de diplo-
matie wel tractaten in Europa kon teekenen, maar de harten
en de gemoederen niet in Indie kon vereenigen.
Het Nederlandsch-Indisch bestuur daarenboven , achtte de getrof-
fen overeenkomst voor de Compagnie hoogst nadeelig en met groo-
cen weerzin werd de tijding er van , door Coen op den 27"^ Maart
1620 vernomen. « Grooten dank zijn de Engelschen U ver-
« schuldigd'\ zoo schreef Coen aan de Bewindhebbers op den
11^^ Mei 1620, «want zij hadden zich zelven, regt uit Indie
s geholpen en gij hebt hen er nu weder midden in gezet. Indien
« zij het goed en opregt meenen, dan zal het wel wezen, maar
«indien zij weder kwaad willen dan is het te duchten, dat gij
« U zei ven het serpent in eigen boezem hebt geplaatst. Ik erken,
A het raakt den knecht niet , wat de meester doet en ik weet
m hoe groot belang de Staat der Yereenigde Provintien heeft bij
m de vriendschap en het bondgenootschap met de kroon van
«Engeland; maar toch, onder verbetering, thans zijt gij te
« haastig geweest en ik kan niet wel begrijpen , waarom de En-
a gelschen een derde deel der specerijen uit de Molukken moeten
m verkrijgen; want zij kunnen geen aanspraak maken op é&i
« zandeken van het strand der Molukken, van Amboina of van
« Banda. Hebben zij iets dëdr te pretenderen, waarom slaan
«zg er de Spanjaarden niet uit Tidore of Temate*^?
Ondanks de geringe ingenomenheid waarmede Coen de tijding
van het gesloten traktaat ontving, onderwierp hij zich aan de
bevelen , welke hem uit Europa werden gegeven , hij toonde
^at men noemt : a bonne mine a mauvais jeu. » Er werd dade-
lijk door hem een Nederlandsch en een Engelsch vaartuig naar
de ku$t van Sumatra afgevaiirdigd om de Engelsche vloot op te
CXXVIII
zoeken. Weldra werd deze, elf schepen sterk , nabij straat Sunda,
waar zij niet veel goeds tegen de HoUandsche schepen in den
zin had, gevonden. Coen zeilde den Ëngelschen admiraal. Martin
Pring te gemoet en hield met hem, op den 19 April 1620,
eene vriendschappelijke bijeenkomst. De beide opperbevelhebbers
kwamen overeen, dat zij, zoodra de ofGcieele ratificatien zouden
zijn aangekomen , de vrede tusschen de Nederlandsche en En-
gelsche Compagnien, in de verschillende deelen van Indie zouden
doen afkondigen , inmiddels bij voorbaat het traktaat voor beide
partijen als van kracht beschouwen en daaraan uitvoering geven.
Reeds op den 24^ April werd de raad van defensie zamenge-
steld uit vier Engelsche leden: Martin Pring, Thomas Brokedone^
August Spalding en George Musschamps en vier Nederlanders:
Jan Pietersz. Coen, Pieter de Garpentier, Jacob Dedel en Mar-
tinus Sonck. Met goedvinden van den Gouverneur-Generaal Coen
en de Nederlandsche leden van den raad van defensie, zonden de
Ëngelschen nu ook eenigen hunner als afgevaardigden aan den Pan-
géran van Bantam , ten einde hem mede te deelen , dat de vrede
tusschen de Nederlanders en de Ëngelschen was hersteld en om
hem aan te bieden, eveneens in dien vrede te worden begrepen*
Doch de Ëngelschen konden bij den vorst van Bantam geen
gehoor verkrijgen , hij weigerde elk voorstel tot schikking. De
raad van defensie besloot nu, vooreerst geen aanbiedingen meer
aan Bantam te doen; doch de stad door de verbonden scheeps-
magt naauwer in te sluiten. Lag dit geheel in de bedoeling van
Coen, die Jakatra wilde groot maken .ten koste van Bantam,
voor de Ëngelschen was dit eene groote teleurstelling en voor
het Nederlandsche gezag een feit, gewigtig in zijne gevolgen.
De Ëngelschen hadden het voornemen gehad, om, met het
oog op de artikelen 23, 24 en 2S van het gesloten traktaat,
zich nabij Bantam te vestigen en dédr voor zich een soortgelijk
versterkt rendez-vous te bouwen , als de Nederlanders te Jakatra
hadden g^dcht. Zij werden nu echter genoodzaakt met en
naast de Nederlanders te Jakatra ' hunne woning te kiezen.
GXXIX
Spoedig bleek het reeds , dat zoo al het huwelijk gesloten was
tusschen de Engelsche en Nederlandscbe Compagnien , die twee
partijeo toof zaoienwoning weinig geschikt waren. «Het iseene
A superbe natie, )i schreef Coen reeds op den 11*" Mei 1620 ^
«die veel pretendeert en wij zijn geenszins Tan meening andere
«authoriteit, dan die de Hooge Mogende Heeren Staten-Generaal,
«Zijne Princelijke Excellentie en UEd. bewindhebberen ons ge-
«geven hebben, in het land van Jakatra te gedoogen. »
Eenige weken , nadat de Engelschen zich .te Jakatra gevestigd
hadden, ontstond er reeds aanleiding tot wederzijdsch misnoegen.
De Engelschen konden het niet verdragen, dat zij te Jakatra,
onder de heerschappij en het regt van het Nederlandscbe gezag
moesten wonen. Terwijl Goen druk bezig was met het aanleggen
van een nieuw fort en het doen bouwen eener nieuwe stad, konden
de Engelschen zoo dadelijk geen plaats voor eene woning vinden,
die overeenkwam met hunne keuze. Zij wilden zich daarom
weder vestigen in hunne oude loge en steenen batterij op de west-
zijde der Tji-Liwong , aan den mond van de rivier. De Gouver-
neur-Generaal Goen en de raad van Indie echter weigerden hun
dit, op grond, dat dit bolwerk nog zóó sterk was, dat het de
kracht van geschut zou kunnen weerstaan en dat daaruit dus
weder een tweede kasteel en nieuwe moeijelijkheden zouden kun-
nen ontstaan, omdat hij die ddér gevestigd was, voor een goed
deel meester was van het uit- en inkomen van de rivier. Goen
bad volkomen regt tot die weigering, want het land stond krach-
tens het regt van verovering, onder de souvereiniteit der Staten- '
Generaal en was in het bezit der Nederlandscbe Oost-Indische Gom-
pagnie. De Engelschen erkenden dat regt, door vooraf vergunning
om zich daar te plaatsen aan het Nederlandsch-Indisch bestuur
te vragen; doch dit belette hun niet om zich hevig over de
weigering te beklagen. Zij waren niettemin verpligt zich te
schikken naar den wil van den Nederlandschen Gouverneur-
Generaal en in de oude stad zich te vestigen. Maar. ook nu
weder dreigden er moeijelijkheden te ontstaan, omdat zij hunne
. ly. IX
GXXX
woning eenigermate inrigtten als eene versterkte plaats en daarin
een garnizoen yan 30 soldaten plaatsten , zoodat zij den schijn
aannamen alsof zij te zamen met de Nederlanders , bezetting bin-
nen Jakatra mogten houden. Ditmaal deed de Gouverneur-
Generaal Goen alsof hij de bezetting niet opmerkte. Maar weldra
gaf miskenning van het Nqjderlandsch gezag nieuwe aanleiding
tot botsing. Nadat reeds meermalen Engelscbe soldaten en ma-
trozen de Ghinezen en inlanders hadden beleedigd en zich oneer-
biedig tegen de Nederlandsche ambtenaren hadden gedragen, liet
eindelijk een Engelscbe bottelier, op eigen gezag, een Chinee-
schen koopman binnen de Engelscbe loge geesselen. De Engelsch-
man werd hierover voor de door Coen ingestelde « regtsluyden
van bet fort» gedaagd; maar bij wraakte zijne regters, op grond,
dat hij geen anderen regter erkende dan zijn eigen . president.
De ft regtsluydeu » benoemd door de vertegenwoordigers van den
Souverein, in casu door Gouverneur-Generaal en raden, veroor-
deelden niettemin den Engelschen bottelier tot geesseling en de
Gouverneur-Generaal Goen liet het vonnis uitvoeren. De presi-
dent en de raad van de Engelscbe loge beklaagden zich hierover
zeer heftig, onder anderen zeggende, dat de Majesteit van Enge-
land en van de Engelscbe natie daardoor groote scbande was
aangedaan. Het rustige antwoord daarop van Coen luidde:
«Door de misdaad is onze hoogste overigbeid verkort; hij mogt
«geen anderen regter, dan die van de Hoog Mogende Heeren de
« Staten-Generaal in het land gedoogen. »
De Engelschen bleven intusschen voortgaan met telkens en
niet alleen te Jakatra , maar op verschillende plaatsen in Indie het
gezag der Nederlandsche overheden te miskennen , aan uitgevaar-
digde plakkaten , zelfs aan een zeer matig toltarief door den
Gouverneur-Generaal in Rade, te Jakatra ingevoerd, weigerden
zij zicb te onderwerpen. Als men nu daarbij nog leest, hoe er
allerlei moeijelijkheden werden opgeworpen over de zoogenaamde
satisfactie of wederzijdsche schadevergoeding, in artikel 1 van
het traktaat vastgesteld, dan verwondert men zich niet, als
GXXXI
men ongeduld en wrevel in de brieven van Goen bespeurt, en
daarin het berigt leest: dat hij eindelijk gedwongen was om
« met hooge woorden , herder uyt te vaeren dan syn aert mede-
ffbragt, aen de Engelschen aanseggende, dat hy begeerde, dat
«elk ofBcier in zijnen rang, door hen zou worden erkend, en
«dat hij regt en justitie tegen iedereen zonder onderscheid zou
«administreren. Stond het haer niet aen, mochten vertrekken
«en gaen daer van daen quamen. » Jan Pietersz. Goen han-
delde uit volle overtuiging, dat hij alleen op die wijze het
Nederlandsch gezag zou kunnen handhaven en redden uit het
gevaar van door de Engelschen uit Indie te worden gedrongen.
«Waeren zij meester,» zoo schreef hij op 31 Julij 1620 aan de
bewindhebbers , » de Nederlanders souden welhaest uyt Indien
«wesen, maer de Heere sy lofF die het anders versien heeft.
ttT^ is voorwaer eene onverdraechelycke natie, U Ed. zy ten
« alderhoochste gerecommandeert in ^t minste geen deel van des
«compagnie^s recht, lant, forten of plaetsen aen d^Engelssen toe
«te staen, veel min dat daer garnisoen houden, eenige stercte
«ofte forten bouwen, want soo d^Engelssen daertoe comen , sal
«d'Indische staet van de Generale Gompagnie der Vereenichde
«Nederlanden niet lange bestaen en *t volck malckanderen ver-
« moorden. De Ghinezen waerschouwen ons mede, de beginse-
ftlen tegen te staen, seggende: dat anders de goetrondige een-
«vout van de Nederlanders, tegen d'arge trouweloosheyt van
« d'Ëngelsen niet bestaen can. »
De ongelukkige gebeurtenissen, welke weinig tijds daarna in
Amboina tusschen de Nederlanders en de Engelschen zijn voor-
gevallen, hebben maar al te veel deze zwaarmoedige voorspel-
ling van Goen bevestigd. ^
De telkens terugkeerende en tijdroovende woordenwisselingen
I
I
» Men vergelflke verder, over de gespannen verhouding tusschen Engebchen en
Nederlanders hierachter de brieven, dd. 31 JulS 1620, 26 Octoher 1620,8 Januaifl ,
16 Novemhie 1621, 21 Januarij, 26 Maart, 6 Sept. 1622, en 1 Febr. 1628.
Gxxxn
«
en moeijelijkheden met de Engelschen, eene levendige briefwisse-
ling met het moederland en de verschillende Nederlandsche kan^
toren in Indie , de uitzending van schepen , kapitalen en handels-
waren, de beslommeringen van den koophandel en al die, veelal
gewigtige zaken, maar dikwijls ook kleine persoonlijke bijzon-
derheden , waarmede het algemeen bestuur in Indie destijds was
belast, verhinderden Coen en den raad van Indie niet, om krach-
tig en met groote voortvarendheid de hand te slaan aan de in-
rigting van het nieuw verworven gebied. Alles moest daar uit
niets in het leven geroepen worden.
Vooreerst werd ter bepaling van de uitgestrektheid van Neer-
lands Souvereiniteit en van de jurisdictie, de grenzen van het
nu Nederlandsche rijk van Jakatra vastgesteld. Gouverneur-
Generaal en raden, bepaalden omtrent dit punt, op den 29"^
Maart 1620, dat het rijk van Jakatra zich uitstrekken zou, «aan
ft de oostzijde tot aan de grenzen van Gheribon, aan de west-
ft zijde tot aan de grenzen van Bantam , aan de zuidzijde land-
«waarts in over het geheele land tot aan de zuidelijke zee en
«noordwaarts te water, over de zee en alle eilanden omtrent
« Jakatrk liggende. » ^ Het bestuur in Indie voorkwam hierin de
bedoeUngen en bevelen van het opperbestuur in Nederland,
waarvan weldra eene aanschrijving in Indie werd ontvangen,
«omme de plaetse van Jakatra te vervatten tot eenen generalen
ft rendez*vous , waertoe wy alsnu sonder hinder ofte uytstel sni-
ft len connen procederen, als synde deselve plaetse en het land
ftdaeromtrent gelegen, geconquesteert ende gewonnen in eene
«goede, oprechte en wel gefbndeerde oorloghe, die wy nootsaec-
«kelyk tot onse defentie hebben moeten aannemen ende soo
ftuytgevallen is, met Gods hulpe, dat de vyanden verjaecht synde,
ftwy 't selve landt met eenen goeden tytel mogen besitten in
«vollen eygendom, gelyck als de voorgaende Coninck offte
«yemant anders, die hy tot overhoofft sonde mogen hebben
« Zie hierachter de eerste statuten vaa Batavia, no. XXXIX der gedr. stuhken.
GXXXIII
«erkend, ^t selve beseten beeft, sal U E. daerom weldoen ende
«Yoortvaeren met bet geprojecteerde desseing zonder
«daerin iemand als superieur te erkennen, als de Doorluchtige
«Hooge Moogende Heeren Staten-Generael der Ver. vrije Neder-
a landen, Uwe E. booge Overicbeyt ende sal Uwe E. de
« limiten ende 't gebiedt van betselve fort soo verde extenderen ,
«als tot meeste verseeckertbeyt ende naer gelegen tbeyt van saec-
aken ende tot meesten dienste van de Gomp. zult bevinden te
a bebooren. »
Het doel der verovering van Jakatra, was ook reeds door
den Gouverneur-Generaal in Bade van Indie, omscbreven in
het eerste statuut; ten einde aldaar te bouwen «een royael'fbrt,
«dienende als generaal rendez-vous, tot verzekering tegen bet
«geweld van alle vijanden en geveinsde vrienden, van de mid-
« delen der Compagnie, tot bestuur van den handel in alle
«kwartieren van Indie, de plaatse en bet land te bevolken met
«eene goede gemeente en aldaar eene stad te bouwen.»
In eene maatschappij, zamen gesteld als die te Jakatra, moest
het de eerste zorg van bet bestuur zijn, om regtswezen en
regterlijke instellingen in bet leven te roepen. Behalve de
«ordinaris commissarissen en regtsluyden van ^t fort en den
advokaat-fiskaal , » ^ hoofdzakelijk voor de regtspraak over en
tusschen de soldaten en dienaren der Compagnie, stelde het
Indische bestuur ook een Bailluw aan en rigtte bet een col-
legie van schepenen op, om als wethouders de justitie te «ad-
ministreren 9 buiten bet fort , inzonderheid onder de burgeren.
Dit collegie bestond uit B leden, benevens den kapitein-Chinees
als 6^ lid , in gemengde zaken , waarin Chinezen betrokken waren.
De regtscompetentie van deze ambtenaren en regterlijke collegien
werd omschreven ^ en de manier van procederen voorloopig
geregeld. Aan die collegien en aan de stad werd een wapen
^ By resol. van 10 Sept. 1626, van 66. in Rade, werd aan deze Inyden van
den geregte van liet casteel , de titel gegeven van Baet van Justitie.
* Zie hierachter de statnten N<». XXXIX, b, e, d.
GXXXIV
gegeven ^^ het notariaat werd in bet leven geroepen, de uit-
gifte van grond of van vruchtboomen in leen- of erfpacht , de
wijze van vervreemden en bezwaren dier onroerende goederen
en regten, aan verordeningen onderworpen ^; de oprigting van
eene schutterij voorbereid, de geregelde uitoefening van den
openbaren eeredienst, ook in de Maleische taal en de kerkorde-
ning geregeld '; de indrang van oostersche zeden onder de
Christenen en de ontwikkeling van westersche onzedelijkheid,
niet alleen op godsdienstige , maar ook op maatschappelijke
gronden tegengegaan, door plakkaten tegen concubinaat en
overspel *; voorzieningen werden genomen, tot beveiliging van
houthosschen , vruchten tuinen; een toltarief werd ingevoerd en
een Europeeschen sjah-bandaar benoemd ^; eene belasting ge-
heven van de herbergen, de dranken en de spelen der Chine-
zen; aan de vreemdelingen, voor hun verblijf te Batavia een
matig hoofd- en passengeld opgelegd en een drost over de bui-
tenburgers aangesteld. Alle deze bepalingen en verordeningen
werden door Coen en den raad van Indie, binnen den tijd van
eenige maanden, ontworpen, overwogen, vastgesteld, uitgevaar-
digd en in werking gebragt, zoodat op het einde van 1620 het
Nederlandsch gezag naar vaste regels, kon worden uitgeoefend
en eene welgeordende maatschappij in het leven was geroepen,
ddér , waar weinig tijds te voren , noch inlandsch , noch Euro-
peesch bestuur te vinden was. Naar welk beschreven regt er
civiel en crimineel regt zou worden gesproken, schijnt het
Indische bestuur eerst te hebben beslist, nadat het daaromtrent
bepaalde voorschriften van het opperbestuur in Nederland had
ontvangen. Maar ook over dit punt hield weldra alle onzeker-
heid op, toen op 4 Maart 1621, de Kamer van Zeventien, aan
Gouverneur-Generaal en raden voorschreef: «om de rechten en
«wetten» (in het rijk van Jakatra) «te doen observeeren, die
* Zie hierachter N». XXXIX , d. « No. XXXIX , e. » Deel I der resolntie
of acte-boeken van den kerkeraad. Handschrift B. A. ^ XXXIX, 1 en q.
• XXXIX , k.
oxxxv
«hier in HoUant geobserveert werden, achter volgende de poli-
«tique ordonnantie van den V Aprilis 1580, de verclaringe
«van de Heeren Staten van HoIIant op de ordonnantie van de
«successie van den 13<^ Martii 1594, het placcaet op 't stuck
«Tan de successio ab intestato den 1^ Decemb. 1599, ende
«daer deselve ordonnantien en placcaten niet en disponeeren,
«sult gebruicken ende volgen de gemeene civile rechten, sooals
« die hier te lande worden gepractiseert , waernae de rechters haer
«sullen hebben preciselyck te reguleren. Soo 't geviel, dat by
«placcaet ofte ordonnantie aldaer, tot welstant van de regeringh
«iets mochte geordonneert worden, waervan by de politicque
«ordonnantie, verdaringhe ende placcaet als boven,by de Heeren
« Staten van Hollandt doen emaneren , niet en is gestatueert ,
«soo sal U E. ende raden van Indien, daerinne mede volgen
«sooveel als mogelyck is, de intentie van 't voors. placcaet en
«de ordonnantie off andersints de practicque van de civile Ro-
«mainsche wetten; maer in saken die geen recht en stellen
«tusschen twee particulieren ende alleen dienen tot vermeerde-
«ring, verbetering en order van de stadt en de burgerye, als
«oock tot benefitie van de trafficque, daerinne sullen U Ed.
« disponneren , sooals meest dienstich wesen sal.
« De bancq van schepenen in de stadt Batavia, sal in de ad-
«ministratie van de justitie precisselyck volgen d'ordonnantie
«van de Heeren Staten van Hollandl van den 1 Aprillis A^.
«1580, disponnerende op 't stuck van de justitie binnen den
«stede ende ten platte lande van Holland, ende
«indien hem iemant by vonnisse van schepenen vint beswaert,
«die sal daervan vermogen te provoceren, als naer rechten (in
«absentie van den Gouverneur-Generael ende raden van Indien)
«aen den gouverneur van de stadt en casteel ende syne raden,
«die by uiterste ressort, by absentie als voren, met advys van
«den advocaet-fiscael , daervan gehouden sullen wesen, kennis
«te nemen en achtervolgende d'ordonnantie ende instructie ge-
«maect by de Heeren Staten van HoUant op de bevoordering
CXXXYt
ccyan de justitie in dene saken, denselven applicerende, daer
«sy nae gelegentbeyt van saeckeh (onaengesien de quandteit
«van de somme in questie) geapliceert can worden.» ^
Gewoon als Jan Pietersz. Goen was, om niet alleen het zwaard
der geregtigheid 9 maar ook het zwaard des oorlogs te voeren,
zorgde hij gelijktijdig voor de bescherming van den jeugdigen
staat, tegen het geweld van een buitenlandschen vijand.
Reeds sedert den aanvang van het jaar (1620) was hij bezig
met het bouwen van een nieuw fort. Het oude fort, dat in
1618 slechts met overhaasting was opgeworpen en gedurende
de belegering met de hulpmiddelen, die men toen voorhanden
had, in allerijl was voltooid, bleek geheel onvoldoende te zijn,
het was te klein, te bouwvallige te slecht geplaatst. Goen liet
een nieuw kasteel bouwen , wel negenmaal grooter , dan het
oude, iets meer oostwaarts en met het noordelijk front meer
zeewaarts in geplaatst. Daarachter ontwierp hij de nieuwe stad
voor de vrijburgers en het Chineesche kwartier. In December
1620 waren reeds aan de landzijde twee punten of bastions vol-
tooid en met geschut gewapend, waaraan de namen van Robijn
en Diamant gegeven werden. Aan de zeezijde was echter niet
meer dan een gordijn en steenen huis opgetrokken ^ omdat door
gebrek aan steen, kalk en geschikt werkhout, de opbouw geen
gelijken tred kon houden met de voortvarendheid van Goea.
De handel van het nieuwe Nederlandsche rendez-vous nam
reeds in dit eerste jaar van zijne stichting een aanvang. De in-
en uitgaande regten leverden reeds in de drie laatste maanden
van dit jaar, eene som op van 7566 realen en toonden iedere
maand vooruitgang aan. Nadat het toltarief 23 maanden in werking
was geweest, had men reeds eene ontvang van 224,880 gulden.
De toevoer van rijst en andere levensmiddelen was overvloedig.
Ghineesche jonken van Sumatra, Eambodja, Ghina, die vroeger
op de havens van Java gevaren hadden, kwamen nu naar
Uitgaand brief boek der HH. XYII , 1620—1626 incl. dd. 4 Maart 1621.
GXXXVII
Jakatra. De Engelschen^ hoewel zij thans onze bondgenooten
heetten 9 trachtten wel de vaart der Chinezen te belemmeren;
maar Goen was de man niet om dit rustig te laten voortgaan
ên hij noopte de Chinezen ^ deels door dwangmiddelen , deels
door hen tegen de Engelschen en Javanen te beschermen, tot
het bezoeken van de haven van Jakatra. Diep was dan ook
overal in den Archipel de indruk , welke de stichting van den
nieuwen Nederlandschen Staat op Java maakte. «Alle de Co-
«ningen van dese landen^» schreef Coen ^, « weten soowel, wat
«aan het planten van onse colonie tot Jacatra gelegen is en
«wat er op volgen mag, als de kloekste en verresienste staats-
«man van Europa."
De nieuw aangelegde stad kreeg nu ook weldra , krachtens
de aanschrijving van de vergadering der Zeventien, dd. 4 Maart
1621, den naam van Batavia ^.
Goen was echter nog verre van tevreden met de uitkomsten,
die hij reeds verkregen had , zijne plannen waren grootscher.
Batavia moest, volgens zijne denkbeelden, worden de stapel-
plaats van geheel Indie en eene digtbevolkte Nederlandsche volk*
planting. Om dat tweeledig doel te bereiken verlangde hij groote
sommen geld en volkplanters uit Nederland. — Bittere klagten
zond Goen onophoudelijk aan het opperbestuur in Nederland
over de kleine uitzendingen van geld, ten gevolge waarvan de
handel in Indie kwijnende bleef. « Laat U niet door anderen
«overvleugelen^ laat het octrooi, dat de Staten-Generaal U ten
«beste der Yereefiigde Nederlanden gegeven hebben, niet tot
> 8 Jannartj. 1621
* Camphüijs en in navolging van dezen, de schrijyer eener biographie van Coen
in TijdscliTift van Nederl. Indie, 1844, geven als dagteekening van de aanscliryving
der l)ewindliebbers , 12 April 1621, op. Deze dagteekening is onjuist, de aanscliryving
is van 4 Maart 1621, en daarin leest men: »Ende alsoo wij bemercken, datdenaem
«van de rendez-vous noch opengelaten is, tot onser dispositie, soo hebben wij in
«conformite van lange voorgaende resolutien, (31 Oct. 1617,* toen er nog sprake was
• van eene vreedzame vestiging op Ontong-Java) goetgevonden en andermael geresol-
* veert TJEd. aen te schrijven, dat de stat en casteel, gebouwtin 't conincr^cke Jacatra
'genoemd sal worden Batavia.»
CXXXVIIl
«dissolutie van de Compagnie eD onherstelbare schade van den
<r Staat gedijen»; zoo luidde de .waarschuwende stem van Indiërs
opperlandvoogd 9 die meer nog dan de bewindhebbers boven de
dwalingen van het mercantilisme was verheven i. Het stelsel van
Goen drukte hij in deze weinige woorden uit: «de inlandsche
« lasten van Indie moeten door inlandschen handel worden gewon-
anen,» en daarmede bedoelde hij, dat fafet kapitaal uit Nederland
gezonden, zóó groot moest zijn, dat men daarmede den handel met
Japan , China , Siam , Borneo , Sumatra , Sofala en Vóór-Indie
zou kunnen drijven en met dien handel dan zooveel winnen'
dat met de overwinsten van dezen handel in Indie, de onkosten
der retourladingen konden gedekt worden, zoodat de opbrengst
van deze laatsten in Europa, zuiver kapitaal en winst aan de
Compagnie terug zou geven. Van zoodanigen uitgebreiden han-
del moest Batavia eenmaal het brandpunt worden, en daartoe
eischte hij, niet de uitzending van kleine sommen, als 80,000
of 120,000 Realen, waarmede de bewindhebbers hem voorzagen ,
maar van vier a vijf millioen en meer zoo het mogelijk ware.
Niet minder krachtige doch met even weinig goed gevolg, drong
Coen jaren lang bij de bewindhebbers aan, op de uitzending
van volkplanters. Na de stichting van Batavia, waagde hij het
nogmaals, om het opperbestuur in Nederland tot zijn gevoelen
over te halen, hoewel reeds in 1620 zijne brieven in een toon
van ontmoediging zijn geschreven. « Dewijl UEd. » zoo schreef
hij to^n , ft dus lange verzuimd hebben , en met geen redenen
«te bewegen zijn, om koloniën te planten, ter plaatse waar de
ft allerrijkste vruchten van de wereld wassen, de landen gezond,
ft vruchtbaar en uw eigendom zijn , hoe zou men dan kunnen
ft gelooven , dat gij door goede redenen tot zulk een plan bewo-
« gen kunt worden». Koloniën aan de Kaap de Goede Hoop,
* Een sterk bewijs, hoe men destjcLB reeds in Nederland den uitvoer van gdd
met juistheid beoordeelde, vond ik o. a. daarin, dat er in Zeeland geld gemunt werd
(realen), voor de Engelsche Comp. en zonder eenige belemmering naar Ingeland weid
uitgevoerd.
GXXXIX
op Banda, Amboina en te Batavia te stichten, achtte hij het
a rechte middel om de Comp^. van de groote jaarlijksche exces-
a sive onkosten te ontlasten en haar (de Gomp.) van die landen
« te verzekeren en des niettegenstaande zijt gijl. daartoe niet te
«bewegen. Jaccatra laat hem zoo aanzien, dat het (zoo aan
«den eisch behoorlijk wierd voldaan) eerlang Malakka en Goa
«zou voorbij streven, maar hier vooral moet eene treffelijke
«kolonie worden geplant; velen onzer zijn daartoe genegen»
«waren hier slechts vrouwen, de stapel van den Indischen ban-
« del ware uwe , Bantam heeft dien verloren , Malakka zou mede
«te niet loopen en Goa zou van de tering zoo verzwakken , dat
«het tegen zijne vijanden niet meer bestand zou zijn. Hierover
« bevelen wij UEd. aan , om niet alleen een fort en eene kolo-
« nie aan de Kaap de Goede Hoop te planten , maar inzonder-
« heid te Jakatra, Amboina en Banda, mannen, vrouwen en
«kinderen moeten met dat doel expresselijk gezonden worden,
« want met ongeregelde lieden kan dit niet wel gedaan worden ,
«laat die maar hun geld verteren en gebruikt hen, daartoe zij
«van God geordineert zijn, wie kan den ekster het hippelen
« verbieden ? even kwalijk kan de menschelijke natuur worden
« veranderd. Gelooft toch niet dat de Nederlandsche staat daar-
« door zou benadeeld worden , aan volk ontbreekt het in Neder-
« land niet. Laat het aan de Compagnie of aan het. land een
«groot stuk gelds kosten, het zal honderd voud weder inkomen'^ ^
Zonder ophouden kwamen Gouverneur-G/eneraal en rade van
Indie in hunne brieven aan het opperbestuur in Nederland terug
op deze vraag, om Nederlandsche volkplanters. Toen Coen in
1623 eindelijk op zijne terugreis was naar Nederland , zonder dat
door de bewindhebbers meer kapitaal of volkplanters naar Indie
waren gezonden, wijzigde bij, door de omstandigheden daartoe
gedwongen, in zooverre zijne denkbeelden, dat hij het als moge-
lijk stelde, om zonder uitzending van geld uit Nederland, Indie
door Indie zelf te voeden en te onderhouden; maar zijne denk-
' GG. en raden aan HH. XVII dd. 26 Oct. 1620.
GXt
beelden over de noodzakelijkheid van Nederlandsche volkplanters
liet hij niet los; integendeel hechtte hij er meer dan ooit waarde
aan. « In den tijd van omtrent negen of tien jaren *\ schreef
hij in Tunlj 1623 , « zijn in Indie aan onkosten verteerd /Q^SSö.Sll
ft en al de retouren in dien tijd beliepen slechts / 9,388.004. Al
« deze onkosten zouden kunnen gespaard worden en {iet geld
« aan retouren worden besteed , zonder dat men geld naar Indie
ft behoefde te zenden. Zoover heb ik niet kunnen komen ; maar
ft ik heb den staat der Gomp"^. in Indie alzoo gelaten , dat de
ft zaken zoover gebragt kunnen worden , dat er jaarlijks SO ton-
« nen gouds aan retouren zouden kunnen besteed worden , zonder
ft uitzending van geld uit Nederland. Om gevoegelijk tot voors*
ft effekt te komen is vooreerst niet anders noodig, dan eene goede
ft en zuinige huishouding , goede regel in den handel en een
tt goed getal van allerlei volk, mannen, vrouwen, jongens en
ft dochters uit Nederland. Inzonderheid eenige weinige (zoo *t
ft niet veel mag wezen) goede aanzienlijke huisgezinnen en eene
ft groote menigte slaven en slavinnen , om Batavia , Amboina en
ft Banda te bevolken '\
Bij de beoordeeling der kolonisatie-plannen van Goen , moet
men zich intusschen wachten, van hem te willen afzonderen
buiten den gedachtenkring der verlichte mannen van zijn tijd.
Hij had denkbeelden , waarvan sommigen zijn tijd vooruit waren ;
maar geheel daarbuiten stond hij niet. Men zou ook dwalen,
indien men uit zijne brieven de gevolgtrekking maakte, dat hij
het voornemen had van, in dien zin Ëuropesche volkplantingen
te stichten , dat daarin de Europeaan zelf als arbeider ia de
tropische gewesten zou optreden. Zijne plannen waren van een
geheel anderen aard. Hij verlangde in de eerste plaats, en
daarin was hij verre vooruit aan de monopolie begrippen van
zijn tijd, handels-kolonien te stichten. Geheiel duidelijk was het
denkbeeld bij Goen zei ven nog niet ontwikkeld; toch straalt
het in zijne brieven en adviesen dooc, hoe de overtuiging bij
hem rijpte, dat wel de vaart en de handel tusschen Nederland en
Batavia een monopolie der Oost-Ind. Comp. moest blijven; maai^
dat de handel in Indie zelve, tusschen Vóór-Indie, Achter-Indie
en den Archipel , in kleederen en allerlei waren, behalve in
specerijen, langzamerhand moest worden vrijgegeven aan vrij-
burgers of kolonisten en dat de Comp. dien handel allengs
moest laten varen. Batavia moest dan, naar zijne meening als
een emporiam, als algemeen middenpant de verzamelplaats van
dien handel worden, alwaar de schepen der Comp. ten allen
tijde retourlading voor het moederland zouden vinden.
Naast en in verband met zoodanige handelskolonie, wilde
Goen ook nog eene landbou w-kolonie in het leven roepen,
waarin slavenmagten onder bestuur en leiding van Nederlanders,
den veldarbeid en den veeteelt zouden beoefenen.
Goen ontwikkelde deze denkbeelden uitvoerig in een betoog
aan de bewindhebbers, en liet niet na duidelijk te doen uit-
komen, dat de Nederlandsche huisgezinnen, moesten dienen
«tot pilaren en voorgangers en de overige Nederlanders, om
«de slaven te regeren, te besturen en wel te gebruiken tot
«den landbouw, den aanplant van allerlei vruchten, tot aan-
« teeling van vee, tot de visscherij, tot allerlei handwerken.»
Wanneer Goen ten strijde trok ontwikkelde zich bij hem de
krijgsmans geest van een in het veld grijs geworden generaal , som-
tijds zelfe gaf hij blijken van de wreedheid van een in den krijg
verharden soldenier; toch zou men een onregtvaardig oordeel
over hem vellen, indien men daaruit afleidde, dat hij lust had
m wilde verovering, integendeel, hij wendde het zwaard slechts
aan, als middel en beschouwde den oorlog als een noodzakelijk
kwaad. Dat hij de voorkeur gaf aan vreedzame overheerscbing,
bewijzen de merkwaardige woorden van zijn betoog: «In den
« tegenwoordigen toestand der Gompagnie, is het ongelijk beter
«en veel meer noodig, dat veel schepen met jonge dochters en
« eerlijke vrouwen, dan vol soldaten naar Indi^ gezonden worden.» ^
* 2m het vertoog rm Coen, hierachter onder N». XLIV.
CXLit
^ Op het einde des jaars 1620, was de nieuwe Nederlandscbe
staat op Java door de rustelooze en voortvarende werkzaamheid
van het Indische bestuur in zooverre aan de regelmatige werking
van wetten, verordeningen en regtspraak onderworpen en het
gezag aldaar reeds zoodanig gevestigd, dat de Gouverneur-Generaal
Coen nu ook met meer vrijheid zijne zorgen wijden kon aan de
belangen der Compagnie in den archipel der specerijen. Oorlog,
twist, weerspannigheid en opstand hadden te lang reeds in dat
gedeelte van Indie geheerscht, waaraan , indien men het voor
Nederland wilde behouden , thans meer dan ooit een einde moest
komen, opdat het wankelend gezag der Compagnie voor goed
en altijd dddr mogt worden gevestigd , vóór dat de Engelschen ,
gebruik makeixde van de gunstige bepalingen van het traktaat
van 1619, zich in die gewesten nestelden of zich tusschen het
Nederlandscbe gezag en de inlanders inschoven. Coen wenschte
in eigen persoon de leiding van die groote onderneming op zich
te nemen en stelde daarom een Hoogenraad te Batavia aan ,
welke gedurende zijne afwezigheid het bestuur der zaken in
handen zou hebben ^. Qij vertrok zelf op den 13 Januari] 1621
met eene vloot van 1 2 schepen , bemand met 1 500 koppen , naar
Amboina en van daar naar Banda. De uitslag dezer onderneming is
bekend, de eilanden Lonthor, Neira en poelo-Ay waren weldra
geheel en voor altijd aan de magt en het gezag der Nederl. Oost*
Ind. Comp. onderworpen. Met onverbiddelijke gestrengheid legde
Coen de wreede bevelen van het opperbestuur in Nederland op
de Bandanezen ten uitvoer. Geheel Banda werd deels door het
zwaard, deels door gedwongen verhuizing ontvolkt. Dientenge-
volge werd er op de Banda-eilanden een toestand in het leven
geroepen, geheel verschillende van dien, welke in een zeer groot
gedeelte van den Indischen Archipel gevonden wordt. Het po-
ff
lynesische begrip, volgens hetwelk het staatkundig geheel als
algemeenheid den grond in bezit heeft, moest plaats maken voor
Besol. 66. en Baden 4 Jannar^ 1621.
CXLlIt
het begrip van persoonlijk grondbezit Het bekende stelsel van
perkeniers is daaruit voortgesproten, waarvan de gevolgen even
treurig en onvoordeelig waren, als de oorsprong er van wreed
en onmenschelijk is geweest; want verzwegen mag het niet
worden; te dier tijde is Neérlands naam in die gewesten met
bloed besmet, dat moeijelijk ooit zal kunnen worden uitge-
wischt ^.
Het verhaal dier krijgsverrigtingen valt gelukkig buiten de
grenzen van het onderzoek, dat ons op dit oogenblik bezig houdt.
De afwezigheid van Goen geeft ons gelegenheid om onze aan-
dacht thans te vestigen op de betrekkingen, waarin destijds de
Nederlandsche Compagnie tot de vorsten van oostelijk Java en
meer bijzonder tot den Panembahan van Mataram stond.
Wij hebben hierboven reeds vermeld, hoe schier gelijktijdig
met den mislukten aanslag van den Bantamschen Pangéran Ga-
bang op de Nederlandsche loge te Jakatra, in de maand October
des jaars 1618, ook bet kantoor der Oost-Indische Gompagnie
te Japara was afgeloopen, eenige Nederlanders aldaar waren ge-
dood of gekwetst en de overigen gevangen naar het hof van
den vorst van Mataram waren gesleept. Zoodra Goen dezen
aanslag had vernomen, had hij den kommandeur Adr. Martensz.
Block met 4 schepen naar Japara gezonden. Deze scheepsbevel-
hebber had> toen hij gezien had, dat langs den vredelievenden
weg van onderhandelen de gevangenen niet los waren te krij-
gen, op den 8*^ November 1618 eene landing gedaan, een
versterkt gedeelte van Japara aangetast en dat , benevens vele
1 Niettemin moet bj de beoordeeUng dezer gebeortenis, evenalB van elk ander
feit , de regel in acbt worden genomen : » qn*il faut jnger les ÜEdts d'après lenrs dates »i
dat onderdrukking van opstanden, altijd bloedig is, bij?, laatstelijk nog, in EngeLsch-
Indie en vooral mag men niet uit het oog verliezen, dat Goen op bevel z^ner meesters
handelde en dat hij in dit geval inzonderheid zijn ambtspligt, z\j het dan ook, met
miskenning van meer verheven pligten, ten uitvoer legde. Hij schijnt het gevoelen
van Grotins in zijn comment: de Jnre praedae. Gap. VII, folio 81, (Hag. Gomit.
1868) toegedaan te z^n geweest: quod si sna sponte atqae auctoritate fedsset^Jn
crimen effnsi hnmani sangninis inddisaet. Itaqne unde pnnitor si feberit iiyussos ,
nde ponietor d non feoent jossiu.
prauwen en andere Javaansche vaartuigen op de reede, verbrand.
De Pangéran van Demak bood, dadelijk na deze tuchtiging ^
zijne bemiddeling tot herstel van den vrede aan; doch de kom-
mandeur Block had geen tijd om den uitslag eener langzame
Javaansche onderhandeling af te wachten , hij moest in allerijl
voort naar Makassar, alwaar eveneens, te gelijkertijd, de Neder-
landsche loge was aangetast en een gedeelte van de bezetting
vermoord. De overgeblevenen dddr hadden ook regt op hulpen
bescherming. Intusschen scheen de veiligheid op Japara in zoo-
verre teruggekeerd, dat er weder eenige weinige Nederlanders
konden achtergelaten worden tot het opkoopen van rijst.
Toen Goen uit de Mol ukken tot ontzet van Jakatra terugkeerde
en op den 23^*^ Mei 1619 nabij Japara met zijne vloot was
aangekomen, waren de gevangenen nog "niet vrijgegeven en was
er volstrekt geen herstel van de beleediging, welke de Neder-
landers hadden ondergaan, gevolgd. Hij oordeelde het daarom
noodig, dat eene tweede . tuchtiging aan Japara wierd gegeven
en liet daarom die stad andermaal aantasten en voor een groot
gedeelte verbranden.
Het mag betwijfeld worden of de Gouverneur-Generaal Goen
door deze tweede strafoefening toe te passen , zich staatkundig
tegen over den Panembahan gedroeg. De oorzaken toch van
den aanslag op de Nederlandsche loge te Japara, waren niet
geheel en met juistheid bekend. De begeerte van den pangéran
van Japara naar het geschut, het geld en de koopmansgoederen
der Nederlanders en de vrees der Javanen , voor eene versterkte en
gewapende vestiging der Nederlanders te Jakatra, zullen daarvan
wel, voor een groot deel, de beweegredeoen zijn geweest;
maar vermoedelijk was het toch gedeeltelijk ook eene wraakoefe-
ning geweest op somniigen der Nederlanders, die zich onbehoor-
lijk jegens de vrouwen van Javaansche hoofden hadden gedragen
en zich op onbetamelijken toon over den Panembahan hadden
uitgelaten. De magtige vorst, die over een groot deel van Oos-
telijk en Midden** Ja va heerschte, werd bovendien weinig gedeerd,
CXLV
door het verbranden van eene kustplaats als Japara. Meer hin-
derde het echter den Panembahan, dat Coen sedert den aanvang
van 1619, betrekkingen met den koning van Soerabaija, zijnen erf-
vijand had aangeknoopt, aan wrien de opperkoopman Wouter Hen-
ten, met eeneu brief en een paar stukken geschut als geschenk
was afgezonden. De Panembahan trachtte aanvankelijk den
Gouverneur- Generaal weder tot vrede en verbond met hem te
brengen , door den uitvoer van rijst te verbieden , door hem
schrik aan te jagen en het gerucht te verspreiden , dat weldra
een ontzettend groot leger van Javanen voor Batavia zich zou
vertoonen. Zelfs trachtte hij, door den pangéran van Japara, de
Nederlanders te Grissée onder het gebied van Soerabaija te doen
aantasten; doch die aanslag werd door een Nederlandsch schip
verijdeld en Coen liet zich door bedreigingen of losse geruchten
niet vervaard maken. Nu wendde de Panembahan het over een
anderen boeg en nog was het jaar 1619 niet ten einde, of er
vertoonden zich ken teekenen van eene meer vredelievende ge-
zindheid bij den Javaanschen vorst. Hij was echter te hoovaar-
dig en achtte zich te ver boven den Nederlandschen Gouverneur-
Generaal verheven, om zich te willen vernederen tot het doen
der eerste schi^ede. Zijdelings liet hij evenwel blijken geven van
zijne geneigdheid tot vrede, door middel van den Pangéran van
Kendal, die een brief naar Batavia zond, waarin hij bcrigtte,
dat de Panembahan , de Nederlandsche gevangenen , noch dooden
noch voor geld wilde loslaten , maar hun zonder losprijs de
vrijheid zou schenken, indien zich een Nederlandsch gezantschap
aan het hof te Karta aanmeldde.
De Gouverneur-Generaal en Raden zonden daarop een tolk
met brieven en vereeringen aan den Pangéran van Kendal, die
op zeer beleefde en hoofeche wijze aan het Indische bestuur op
nieuw den raad liet geven, van een gezantschap aan den Pa-
nembahan af te vaardigen; doch Coen wilde vooralsnog dien
raad niet opvolgen. De Panembahan verlangde, zonder dat
verlangen ^onb^imp^U Xe willen uitspceken , d^ b^X Hed6i;kn4-
IV. # ^
i
cxtvi
8che bestuur, sedert het zich te Batavia op Java had gevestigd,
hem zou erkennen als opper-vorst, aan wien het verpligt was,
jaarlijks een gezantschap te zenden, dat de hofreize zou doen,
om hem hulde te bewijzen. Dit werd nog duidelijker^ toen
door eenige Nederlanders een brief van den Panembahan aan
den Capitan-Moor te Malakka gerigt, was onderschept, waarin
de Javaansche vorst aan den Gouverneur van Malakka zeer
behendig te verstaan gaf, dat hem veel zwarigheid te wachten
stond van de Nederlanders, die het vervoer van rijst van Java
naar Malakka beletten, vooral sedert zij zich te Jakatra hadden
gevestigd en zich alzoo tot onderzaten van het rijk van Mataram
hadden gemaakt, hij beval daarom zijn broeder, den kapitein
van Malakka, zeer aan, daar wel op te letten.
Moeijelijk had de Javaansche diplomaat in meer beleefile ter-
men, den Portugees kunnen uitnoodigen, tot het bestrijden en
verjagen, van de nieuwe en ongenoodigde onderzaten van het
rijk van Mataram.
De begeerte naar vrede bij den Panembahan werd niettemin
boe langer hoe meer duidelijk; nog in den loop van het jaar
1620 zond hij zonder losprijs zes Nederlandsche gevangenen
terug, en hiervan zal wel de voornaamste oorzaak zijn geweest,
dat Nederlandsche schepen, welke zich voortdurend in de straat
van Palembang ophielden, den uitvoer van rijst naar Malakka
verhinderden, terwijl de tegenwoordigheid van eenige Neder-
landsche jagten voor Grissée de ondernemingen van het leger
van Mataram tegen die stad en de omliggende landstreek, be*
lemmerden. Want nog altijd duurde de bloedige krijg van den
Panembahan tegen den Koning van Soerabaija en de overige
verbonden vorsten van Oostelijk-Java en van Madura, voort
Talrijke legers werden er sedert jaren op de been gehouden,
duizende menschenlevens werden er opgeofferd, geheele land-
streken verwoest, of door gebrek aan arbeidzame handen on-
vruchtbaar en verlaten, met ieder gunstig moesson, werden
nieuwe krijgstogten ondernomen, veldslagen geleverd; doch
cxLvn
zonder dat tot nog toe eene beslissende uitkomst voor eene der
partijen was verkregen , hoewel eindelijk Soerabaija en zijne bond-
genooten, door het verlies van Toeban in 162t en eene her-
haalde vernieling van Grissée en Joortan in 1622, met ondergang
werden bedreigd. Nog weder een nieuwen krijg liet de vorst
van Mataram sedert 1621 ondernemen tegen Sukkadana, op het
eiland Borneo, welke stad, omdat zij cijnsbaar was aan Soera-
baija , door den pangéran van Eendal , werd verwoest en waarvan
de Koningin met alle hare rijksieraden en kleinodiën^ gevangen
naar Java werd overgebragt. Bij die gelegenheid geraakte ook
de Nederlandsche iaktorij te Sukkadana in brand, verdwenen
de koopmansgoederen, gelden en edelgesteenten der Compagnie
en vlugtte de bezetting landwaarts in.
Intusschen was de Gouverneur-Generaal Coen van zijnen togt
naar Amboina en Banda als overwinnaar te Batavia teruggekeerd,
en volhardde hij in zijne * afwachtende houding jegens den Pa-
nembahan, toen op den 15 Junij 1622, gezanten van den
Toemenggong van Tegal, namens den vorst van Mataram, zich
bij Coen aanmeldden en hem in het geheim opening gaven van
vijandelijke aanslagen, welke de Panembahan beraamde tegen
Bantam, omdat de Koning van Bantam, de landstreek van
Rrawang met de geheele bevolking aan zijn rijk had gehecht,
hoewel dit gebied reeds door de voorzaten van den Mataram
vvas veroverd. Hij wilde die landstreek thans heroveren en den
Bantamschen Koning kastijden, en stelde nu aan den Neder»
landschen Gouverneur- Generaal voor, om weder vrede met hem
te maken en te zamen verbonden , Bantam te veroveren. Hij
wenschte over deze gewigtige en geheime zaak met den Gou-
verneur-Generaal in persoon te spreken in zijne eigene hoofd-
stad, of zoo die voorslag eenig wantrouwen mogt inboezemen,
dat dan een Nederlandsch gezantschap naar Karta mogt over-
komen. Coen deelde deze vreemde en onverwachte voorstellen
aan den Raad van Indie en aan de Engelsche leden van den
Raad van Defensie mede.
CXLVIII
Het Indisch bestuur, nadat het overwogen had, dat het toch
wel noodig zou zijn , iets meer te vernemen omtrent de plannen
van den Panembahan en van den toestand van zijn rijk, dat
bij die gelegenheid ook berigten zouden kunnen worden inge-
wonnen omtrent de goederen en diamanten van Sukkadana ,
besloot gehoor te geven aan de uitnoodiging van den Mataram-
schen vorst en hem een gezantschap toe te zenden.
Daartoe werden gekozen Dr. de Haen, P. van der Eist en
M. Wilschut, die met dat doel op den 24 Junij 1622 Batavia
verlieten. Eerst op den II Augustus kwam dit gezantschap in
de hoofdstad van Mataram, Karta, aan en werd het met groote
plegtigheid door den Pangéran Ing-Ngaldg& Panembahan ont-
vangen.
Dr. de Haen bood den vorst, namens den Gouverneur-Generaal
en de raden van Indie, brieven en geschenken aan, waarvoor
de Panembahan zijnen dank betuigde en verklaarde, dat alles
wat in zijn land was, ter beschikking stond van den Generaal.
Hij betreurde de vijandelijkheden, welke te Japara waren voor-
gevallen; doch de oorzaak daarvan was, dat de Nederlandsche
Êiktoor de misdaad had bedreven, van de vrouwen van anderen
aan te tasten. Als zoo iets weder mogt gebeuren , zou hij voortaan
de schuldigen doen gevangen nemen en gebonden ter strafoefe-
ning overleveren aan den Generaal der Nederlanders; de Generaal
mogt hetzelfde doen met misdadige Javanen, zijne onderzaten.
Hij wilde thans echter die vijandelijkheden stellen, als vergeten
en vergeven. De Nederlandsche Generaal zou in het geheele ge-
bied van Mataram, zoowel aan het zeestrand als in het binnen-
land , vriendschap genieten , Batavia zou hij , Panembahan , in
rust en vrede laten. De Nederlandsche Generaal moest niet
versagen voor Bantam en indien hij zich niet magtig genoeg
gevoelde om die stad in bedwang te houden, zou de Panembahan
zelf met zijne legers te hulp komen.
Gewikkeld in eerbiedige vormen , luidde daarop het hoog-
artige antwoord van Dr. de Haen, de Generaal der Nederlan-
GXLIX
ders wil Bantam niet aanvallend aantasten^ ware hij dat van
meening geweest, hij had het reeds acht of tien jaren geleden
kunnen doen.
De Panembahan die zeer goed onderrigt schijnt te zijn ge-
weest van de bedreigingen van Bantam en de behoeften van
den Nederlandschen handel, antwoordde hierop zeer 6jn en
schijnbaar goedaardig; vreest de Generaal welligt, dat de Ban*
tarasche vorst de perperranken , ingeval van oorlog, zal vernielen ,
hij zij daarover niet bekommerd, op mijn bevel zal door mijne
bevolking de peper op nieuw worden geplant, en verlangt hij
rijst of andere eetwaren , de Generaal zende daarvoor naar Tegal ,
Rendal , Demak of Japara , even vrij alsof hij naar Batavia zond.
Bantam onderhoudt betrekkingen met Soerabaija, maar welhaast
zal ik Soerabaija veroverd hebben en dan keer ik mijne wapenen
tegen Bantam en het geschut van dien Ronifig zal wel tot
zwijgen gebragt worden, indien de Nederlandsche schepen maar
aan den zeekant gaan liggen.
De Panembahan verzocht verder, dat er altijd een Nederlandsch
gemagtigde aan zijn hof mogt blijven , om door middel van
dezen, betrekkingen met de Nederlanders te onderhouden. Zijn
hof, anders voor iedereen gesloten , zou openstaan voor de
Nederlanders; alle vijandelijkheden waren nu vergeven en ver-
geten, de Nederlandsche Generaal was nu zijn vriend, hij zou
hem vrij en ongestoord te Batavia laten wonen , en terwijl hij
dit zeide, overhandigde hij aan Dr. de Haen zijn eigen kris als
een geschenk voor den Gouverneur-Generaal Coen, op hoffelijken
toon er bij voegende: dit heeft zeker niet de waarde van hetgeen
de Generaal mij heeft toegezonden; maar het is het dierbaarste,
dat een Javaan aan iemand schenken kan. ^
Hiermede liep deze ambassade ten einde, de vrede scheen
weder tusschen hét rijk van Mataram en het Nederlandsch-Indisch
* Men zie hierachter onder n9. XLV der gedmkte stokken het, nit looyele ver-
sehOleBde oogpunten, helangr^ke yerhaal van dit geEantschap.
CL
bestuur gesloten; doch Goen en zijn opvolger de Carpentier
bleven niettemin met argwaan, de beraamde plannen van den
Panembahan tegen het westen van Java afwachten. Zij vreesden y
en de gebeurtenissen van weinige jaren later hebben hunne vrees
geregtvaardigd^ dat de vorst van Mataram onder voorwendsel
van zich tegen Bantam uit te rusten, in het geheim aanslagen
tegen Batavia smeedde.
Intusschen scheen het, als of de onderhandelingen met den
Panembahan van Mataram, ook bij de regering van Bantam de
begeerte tot vrede hadden opgewekt, ten minste de GG. Goen
ontving langs allerlei omwegen uitnoodiging tot het zenden van
afgevaardigden naar Bantam , ten einde over het herstel van den
vrede te beraadslagen.
Goen gaf, hoewel schoorvoetend, eindelijk daaraan gehoor;
maar op dit diplomatiek terrein moest hij weldra ondervinden
dat de rijksbestierder van Bantam in geslepenheid hem verre
overtrof, en zijn tegenstander mogt ditmaal althans de voldoe^
ning smaken van aan den gehaten Goen, de nederlaag te hebben
berokkend.
De Pangéran rijksbestierder had met geen ander doel de on-
derhandeling uitgelokt, dan om te weten te komen, hoeverre
de goede verstandhouding tusschen het Nederlandsche bestuur
en den Panembahan van Mataram was gevorderd, en toen hij
uit de gesprekken, welke op de aanbieding van vrede waren
gevolgd, genoegzaam bemerkt had, dat het bondgenootschap
tusschen Batavia en Mataram nog niet zóó verre was gevorderd,
dat het voor Bantam gevaarlijk zijn kon, brak hij plotseling de
aangeknoopte onderhandeling weder af en weigerde hij aan
eenig aanbod gehoor te geven, zoolang Batavia door de Neder-
landers niet weder afgebroken en verlaten zou zijn.
De zorgen van den Gouverneur-Generaal Goen en van den
raad van Indie, hadden zich in dien tusschentijd niet bepaald
tot de bevestiging van den jeugdigen Nederlandschen staat op
Java, De werkkring van het Nederl. Ind. bestuur omvatte ge-
CLt
heel Indiërs gebied en handel. In de maand October van het
jaar 1621 was in vereeniging roet de Engelschen eene vloot van
elf schepen, onder bevel van Jacob Dedel als admiraal en Humphrey
Fitz-Herbert als vice-admiraai naar de kusten van Malabar ge-
zonden, in het volgende jaar 1622, waren zestien schepen onder
den kommandeur Corn. Beijersz. naar de kusten van China ge-
stevend, met het doel om, zoo mogelijk, de stad Macao te
vermeesteren en den Chinëeschen handel der Portugezen in han-
den der Kederlanders te doen vallen , of, indien dit niet gelukte,
eene versterkte plaats op een der Piscadores voor de Compagnie
te stichten. Nog vijf andere schepen werden naar Manila afge-
vaardigd, terwijl alle die uitrustingen Coen en zijnen raad niet
verhinderden om, te dierzelfder tijd, hunne aandacht te wijden
aan de inrigting van het bestuur, de herbevolking en het pro-
ductief maken van de Banda-eilanden , aan het onderhouden van
den peperhandel op de kust van Sumatra , aan het invoeren van
bezuinigingen, door de kantoren te Atsjin, Patane, Sangora, in
Siam en Kambodja gevestigd, in te trekken en te doen vervan-
gen door geregelde uitzending van schepen.
Nog meer vruchten zou het rusteloos streven van het NederL
Indisch bestuur onder de krachtige leiding van Coen hebben
opgeleverd, indien het niet belemmerd ware geworden, deels
door de Engelschen, die, hoewel onze bondgenooten , niet op-
hielden allerlei moeijelijkheden , vooral in de Molukken, in het
leven te roepen; deels ook door de onbekwaamheid en de ligt-
zinnigheid van de eigen dienaren der Compagnie, die « d'eenen
« tijd de orders van het Ind. bestuur nalieten en d^anderen tijd ,
«sonder discretie, meer deden dan hun bevolen was^*.
Er waren nu meer dan tien jaren verstreken, sedert Jan
Pietersz. Coen het vaderland had verlaten en reeds in de maand
Mei 1620 had hij zijn verlangen, om in 1622 naar Nederland
terug te keeren, aan het opperbestuur te kennen gegeven. De
bewindhebbers hadden wel door een vleijenden brief en voor-
deelige aanbiedingen getradit, hem van zijn voornemen af te
CLIt
brengen; doch bet verlof tot terugkeer, indien bij in zijnen
wenscb volhardde, hadden zij aan Goen niet durven onthouden.
Om die reden hadden zij hun vertrouwen in zijn persoon, op
nieuw betoond en hem commissie gezonden tot het verkiezen
in Rade van Indie, van een provisionelen opvolger. ^
Met moeite maakte Goen zich los van de leiding en de ver-
zorging van den Nederlandschen staat in Indie, dat kind zijner
schepping. Eindelijk toch, op den 2^ Januarij des jaars 1623 ^
werd door hem de Raad van Indie belegd en in die vergadering,
met schier eenparige stemmen, de directeur-generaal Pieter de
Garpentier, tot zijnen opvolger verkozen.
Naauwkeurig en zorgvol beschreef Goen nu nog, in een ad-
vies ^ aan hem, die hem vervangen zou, den toestand en de
behoeften van Neérlands belangen in Indie.
Op den 2^^*^ Februarij ondernam eindelijk Jan Pietersz. Goen
de terugreis naar Nederland.
Toen in den tijd van PortugaPs grootheid AfFonso d*Albo-
querque, de merkwaardige aanvoerder der Portugezen overleden
was, brak overal in Indie, de vlam des opstands tegen Portu-
gaPs gezag weder uit.
Het was alsof het Indische bestuur van de afwezigheid van
Jan Pietersz. Goen even nootlottige gevolgen verwachtte; « want
« ongetwijfelt"", zoo schreef het, «sullen wij, naar het vertrek
« van d'£d. Heer Generaal , van alle kanten aangevochten wor-
«den, alzoo ^t schijnt, dat zij maar met alle man wachten op
«zijn vertrek". * Nederig maar onversaagd, voegde echter de
Gouverneur-Generaal, de Garpentier, deze woorden daarbij: *
<c hoewel wij ons nergens met soodanige kloeckheyd , subliem
* Particuliere Missive en Commissie der Heeren XYII, dd. 4 Maart 1621.
* Dit advies is gedrukt in de Kronijk van het Histor. genootschap te Utrecht «
9de deel, jaargang 1853; vergelQk verder hierachter n». XLIV der gedr. stukken.
* GrG. de Garpentier en de raden van Indie, Willem Jansz. en Jacqnes Specx aan
de HH. XYII dd. 1 Fehr. 1623.
« 'GQt. 4è Oupwiier, ^aizonderl. Bussive ^m HH. J^YII, jd. 1 fébr. 162§.
CLIII
«verstand, doorsichtichheyd en andere goede gaven meer, als
«onzen predecesseur begaafd vinden, sullen wij eereshalven de
«zake bij der hand nemen en de hoogheid en het respect der
«Hoog Mogende Heeren, de Staten-Generaal , van Zijne PrinseL
«Excellentie en den welstand en het regt der Oost-Ind. Gom-
«pagnie in Indie handhaven ""!
I. Db KOMMAIfDETTB HsïrDBIK BbOFWEB AAN DE BEWIin>HBBBEBS
DEB VeB. o. I. COMP. TE AmSTEBDAM.
Voor Bantam ; op het schip de Boode Leeuw
met pijlen, 27 Junij 1612 K
MynhQeren,
Aleer van Jacatra tseyl gingen hebben daer een claere baen oft
gebaende wech gelaeten in tgeene daer te doene was, de possessie
van de plaatse nemende daar ons huys gesteld sal werden, (mits
eenige vereeringen doende, die naer uiterste vermogen besnoyt heb-
ben) op de bequaemste plaetse van de geheele rivier, vooraen intin-
comen yegen over de stadt, hebbende aen de westzyde de rivier
ende aen de noordtzyde de zeestrant; de Coninek wilde zeer noode
van de plaetse scheyden, insonderheyt, omdat hy daer geordineert
hadde te woonen seker overgecomen edelman van Bantam, die ten
deele de wacht op de incompste van de rivier was houdende; doch
vermoede de hoope van syns lants verbet^ringhe neffens ons hert
aenstaen, hem daertoe aldermeest gepersuadeert sal hebben, als
M. Ë. HH. breeder sullen connen sien by de resolutie daerop genomen,
die in 't vervolch van myn joumael, dat neffens dese mede seynde
geregistreert staet f. 1 „ 2. 3. waeraen wy gedraege. De nemingen
van deselfde possessie is aireede' wel te passé gecomen, om de
goederen van Coromandel uyt den Hasewint en van Japan uyt den
^ Headrik Brouwer was op dea 20 December 1610 ab kommaadear van drie schepen
uit Nederland naar Indie gezeild en bezocht op zijne reis naar de Molukken, in
^ maanden October en November 1611 , de kusthavens van Java. In het volgende
JAar 1612, keerde Brouwer weder te Bantam terug om daar met eene lading voor
Japan te worden bevracht. Hetgeen dus in het eerste gedeelte van dezen brief over
gebeurtenissen op Java verhaald wordt, betreft hetgeen aldaar in het vorige jaar, 1611,
is voorgevallen ; in het laatste gedeelte beschrijft Brouwer zijne verrigtingen m 1612.
IV. 1
Brack aldaer te lossen; gemerkt de Coninek van Bantam geen goet
op tlant will laten brengen , sonder daervan synen tol te hebben, dat
al te qnaeden inbrencq sonde syn geweest, en staet te vermoeden
denselfden allenskens sal comen te bespeuren, dat met syne selt-
saeme procednyren niemant schadelycker is, als syn eygen lant en
welvaeren.
Oock hebbe in ons drie schepen noch tot Grece ^ ingenomen 34
grove beesten, als ossen ^ koeyen ende bullen, met omtrent 120 boe-
ken ende 50 lasten nytgenomen schonen witten rys
Wy sonden gaeme meer vee ende andere provisie mede genomen
hebben (uit Grissee naar de Molukken) doch door den oorloge van
den Mataram yegens den Coninek van Soribaya was het lant soo
geruyneert, dattet te verwonderen was; waer door niet meer hebben
connen beconunen
Wy hebben ook den Coninek van Soribaya, voor Grece met ons drie
schepen gecomen synde , op de vaart syner joncken naer Banda mon-
delinge ende schriftelycken geinsinueert, meenden daarmede
een goede ende seer dienstige saecke gedaen te hebben, alsoo de vaert
der Javaenen, onderdaenen deeses Conincks, de Bandanezensoostyft,
dat naer der Nederlanderen fort niet veel en vraegen, insonderheyt
als in Banda geen sloupen ofte jachten syn, die deselve Javaenen,
in haer vaert hinderlycken mogen wesen, want op Puloway^ Lontor,
Wayer ende andere plaetsen in Banda aenloopen, daer met alle vlyt
en yl haer joncken op 't drooch haelen ende wanneer vertrecken
nemen sooveel foulie ende nooten wech als begeyren, datt t'enemael
in der Portuguesen handen compt, twelck U E. Heeren all te groo-
ten interest veroorsaeckt
De Coninek stoorde zich daerdoor seer en bejegende ons seer on-
beleefdelycken en alsoo't selfide om tyt te winnen by nachte ge-
schiedde ^ landwaerts inne wel seven mylen van de scheepen, daer
oock diversche Bandanesen by sullen syn geweest, ook verscheydene
van hun toegedaene ende een Engelschen verloochenden boefT, meenen
dattet niet sonder peryckel en geschiede ^ insonderheyt door dien 't
Grissee, residentie Soerabi^ja.
selffde soo heftich dreven^ doch het werde alsoo goet gevonden en
by ons werde verstaen dattet eens ende voor all in snlcker voegen
diende byderhant genomen te worden. De Coninck versocht selfii
emstelycken datt men hem een stuck geschut souden geven, 't welk
hem geweygert werde, ons op den Heer Grouvemeur Gnal. excuserende ,
evenwel syn van daer niet gescheyden, sonder hem geschenken te
geven. De Gouvemeur-Gnal. voomoempt heeft ons geordineert datt men
hem van 't Japanse cargasoen, een yseren gotelinge vereeren souden,
op ons wedercompste aldaer. De weygeringe van't stuck geschut
neffens de insinuatie verachterden vry watt veel, tgeene wy daer te
berechten hadden als alles by 't joumael broeder is te siene; doch
naar alle gepleechde naersticheyt syn noch ten lesten claer geraeckt ,
vertreckende van daer den S^ November 1611 ^
Den oden Junio (1612) syn wy voor de tweede reyse weder te
Grece gecomen, daer ons comptoir in goeden doen bevonden; doch
het lant vol portugezen ende synder omtrent 80 ofte 100 personen
sterck, hebbende desen jare daer omtrent de 30,000 croonen capi-
tael gebracht, alles op den trèck van foly, nooten ende nagelen,
die de Javanen steelsgewyse van onse plaetsen weeten wech te
voeren, ja dat meer is, hebben selver in Grecesche joncken by de
thien duysent croonen naar Banda gesonden, datt onlydelycken is
ende syn hier niet uyt te cryghen, dan met gewelt, overmits den
Coninck en syn onderdaenen daarby goet proufl^ genieten, daer
moet metten eersten anders in voorsien werden.
Den Coninck van Soribaya hebben 'het stuck (geschut) vereert
datt den Heer Gouv' Generael ons geordineert heeft hem schencken
souden, hebben daarbij een brief int portugees in den naeme van
den Heer Gouverneur Gen. voomoempt gevoecht, omt selve met
meerder ontsach ende eere aan den Coninck te laeten brengen tot
spyt der portuguesen, insonderheyt dewyl deesen Coninck naer
Malacka om een stuck gesonden hadde, van waer tot antwoorde
creech, datt daerop naer Goa souden schryven, soo datt hierdoor
des Conincx genegentheyt t'onswaerts te meer sullen trecken, in
ï In dezen brief vermeldt Broüwer o. a. nog dat de oppeirkoojman Soury te
Grissee en de aasistent Cornelis Maseyck te Passareoan gevestigd bleven, voor den op-
koop van garens.
denselfden briefi maeckten weder mencie op de vaert syner joncken
naer Banda ende datt de Heer Gonvem' Onal. op hem begeyrde,
achtinge sonde nemen op de insinnatie, die hem gedaen is om alle
redenen van claegen voor te comen, als Mijneheeren broeder sul-
len connen sien by deselve in de resolncie tot Grece genomen, int
jonmael gestelt a. f. 77. Een Gonvemenr Caracsadana (?) ontfingh
het stack met een wondere blytschap en seyde tselvige den Coninck
nyttermate aangenaem sonde wesen, belovende dat aen ons volck
ende comptoir alle behoyrlycke tractement en gunste gestaadich
doen toonen en bewysen sullen, dan tsyn beloftenissen van mooren,
nochthans wanneer dit volck continueren in de vaert naer Banda,
twelcke sy oock niet laten sullen connen, overmits hun meest
met de zeevaart geneeren, soo sal der een scheuringhe moeten
volgen I dat sy ook selver vreesen, evenwel soo lange elders geen
comptoir en hebben om provisie van rys te mogen doen, soudet
UE. saecken ende stant quaelycken comen; doch ick hebbe daer-
iegen alhier ende elders een gewenschte saecke vernomen, ende is,
dat die van Japara seer begeyrich syn om een comptoir van ons
volck in haer lant te hebben, doende daertoe seer eerlycke presen-
tatien in een briefken, die aen den coopman tot Orece geschreven
hebben, daer naerder op geleth dient, want men naar yders zeggen
den rys daer beter coop gestaadich can becoomen als tot Grece ofte
Hacassar; vernamen mede dat men daer met groote schepen soo
naer aen lant mocht leggen als tot Bantam, oock dat de Conninek
aldaer onder den Groeten 'Keyser ofte Mattaram van Java stont,
waerover om selver de gelegentheyt wat beter aen te mereken ende
om de saecken dan tot Bantam te helpen voorderen ende raaden,
vonden met den scheepsraet geraeden, daer aen te lopen.
Den thienden desers, des avonts syn daer ten ancker gecomen
voor een plaetse Coutot genaempt ^ en vonden er tusschen de 15 en
20 jonken op de reede leggen van verscheyden quartieren, soo
Malayen, Javanen, Clingen, Gusaratten als andere vreemdelingen,
die daer comen om rys te coopen, ende aan lant com^de vemaemen
den Coninck vertrocken was, naer den Mattaram landewaerts inne,
welcke Mattaram met een leger van }50,000 mannen naer Soribaya
1 Ik heb niét brnnen uitmaken, Welke deze plaati geweest i».
over 8 dagen sonde syn vertrocken, soo dattet daer weder heel
schrap sal staën. — Wy bevonden de plaetse seer wel gelegen,
insonderheyt overmits de beqnaemheyt van de rivier, die door de
stadt loopt, daermen met schnyten ende boots in ende nyt mach
comen tot syn wiUe, overmits int incomen met laech water meer als
vier voeten waeter heeft ende men leyt met de boots om te lossen ot
te laaden soo dicht aen de merckt aen lant als oft bynaer jegen
een steyger laegen, twelck in Java niet veelen heeft. De reode is
oock tamelycken, overmits tnssen twee eylanden, die voor de
stadt leggen, omtrent een vierendeel myls tzee, goede steckgront
is, op vyff vademen, ende een gotelings schoot van de stadt
is het drie vademen diep; den rys is er tot beteren prys te
becomen, dan op eenighe plaetse van Java ende sonde het last
nu hebben connen becomen voor 12 ofte 14 Realen van 8 ende
datt in goede parthye', de lyftogt is er oock beter coop als
elders, daer tot noch toe geweest hebbe, als: 20 hoenders voor
een R. van 8, vier boeken mede voor gelycke ende een grof beest
voor 6 R. V. 8 andere provande naer.advenant, daer is oock visch
in abondantie; de Chynesen waeren der van Jortan ende Bantam
veel gecomen, claegende daer te seer geschat en geschooren wier-
den, ende alhier werden beter getrackteert, soodat het toecomende
jaer op dees plaetse uyt China sterck met joncken meenen te comen
ende syn van opinie dat de meeste Chynesen van Bantam ende
Jortan hun alhier sullen transporteren
lek achte dattet niet ongeraden soudé wesen gemerckt,desaecken
van Banda, datt men het comptoir tot Grece opbraecke ende weder
alhier een ander plante, dewijl Grece voor groote schepen sonder-
linge ongelegen is. lek hebbe dees saecke tot Bantam aen den
president Matheo Coteels in den breeden raetschriftelycken vertoont,
neffens eenige andere poincten meer, daer my hoochnoodich dochte
op geresolveert diende te werden.
II. De oppebkoopman Peeteb See^ebs aan de bewindhebsebs
TE AmSTEBDAM.
Bantam, 5 Decemb. 1612.
Gemerckt den handel ende verseeckeringhe van
Orienten en omliggende eylanden, den meestendeel bestaet in vier
6
ponten, sonder dewelcke U. E. nimmermeer snit comen, tot het
wit, dat van 't geünieerde België soo seer gewenscht wordt, soosal
U. E. verhaelen de middelen waerinne 't voorige is gelegen.
1. In den eersten, als U. E. adviseert, staet te weten: Vooral
moet besorcht worden; wij alleen in de Molucos, Ambona, ende
Banda t'francko ende libere besit hebben, wesende tselve als de
rechte hant van U. E. orientische machten.
2. Ten tweeden, aengesien de negotien door versekeringe van
U. E. macht ende staedt is gelegen, ende den handel van de clee-
den op de cnste van Coromandel , diewelcke den meestendeel in de
Mollncos, Ambona, Banda ende Bantam worden verkocht met seer
treffelycke profijten, soo is te verstaen, dat de cnste van Coromandel
den slinckeu arm is van de Molaccos ende omliggende eylanden,
gemerckt sonder de doecken van daer comende, de negotie doot is
in de Molucos ende sonder avance de forten niet connen onderhouden.
3. Belangende de custen van Johor ofte de stadt Bantam in Java,
op een van die plaetsen, moesten dan oock eenen rendes-vous ge-
stipuleert worden, met goede besettinge van soldaten, omme de
coopmanschappen (uit) China ende Custe, in tfort te bewaren ende
defenderen, anderssins brandt ende oorloochsche proceduyren onder-
worpen synde , ende soo lange sulcx , met residentie van eenen raedt
van Indien in getrouwe persoenen bestaande (die de particuliere
eergiericheyt ende recommendo, boven d|experientie ende getrouwen
dienst der compie niet en prefereren) (niet) geschiet, syt versekert
wy uyt Orienten sullen geraecken, want het en is hier met een
cleyntken niet te doen, daer moet volck syn, my voorder aen de
rapporten der commisen refererende.
4. Ten vierden, als vooren verhaelt, datter getrouwe persoenen,
insonderheyt, die in eenige qualité gesonden worden, en geen
andere , werden gesonden , als die daer voor bekent syn
De Logie in Bantam is oock op 20 Aug. 1612 in brandt geraekt,
hebbende over 8 è. 9 maenden te vooren de Gouverneur van Bantam
alhier, den steenen geyvel van 't dack afl^ tot op de solderingh ^an
de caemer doen afbreecken, seggende dat het te casteelachtig was,
ende de Coninck selver sulcken huys niet en heeft; nu is dit van't
dack aff tot op de soldering van de caemer met riet wederomme
toegemaekt, ende door buspoeder op de deyne mart by de loghie
in brandt geraeckt, synde de wint recht op de loghie . . • . •
hebbe noyt soo schrikkelycken brandt gesien; synde den heere preses
Mateo Coteels, aen aensicht, handen ende voeten yerbrant geweest
daervan by de dry weken pladt gelegen heeft, in somma syn groote
ongelncken; desen brandt is recht gesticht door den Gouverneur,
hebbende oock ses man van de logie doen vermoorden, die wy met
200 caxies sonden naer Jacatra, seer moordadelick, wy weten wie
't gedaen hebben, den Goninek zeyt, daeraff niet te weten ende soo
wy't eer vemaemen als hy, sonden 't hem te cennen geven, heb-
bende willen weten, wie 't ons geseyt heeft dwelck om redenen
niet geraden is.
Alle dit qnaet sprayt uyt, datter tsedert vertreck van den Heere
Gouvemenr Gnall, naer de Molncos geen schenckagien gedaen en
zijn van alle de schepen tot op dato, synde dese mooren vanaerdt,
(dat) oude schenckagien willen onderbonden hebben, ende niet con-
sidereren , ofte de groote schenckagien te vooren nyt groote verove-
ringen wel hebben connen geschieden, door de craecken voor desen;
tsy dat se met goet ofte qnaet fondement gedaen syn ofte niet, willen '
dat eens begost is, onderbonden hebben, alst haer maer profiyt is.
Ten anderen het bonwen van Jacatra is hem seer tediens ende
meest canse, omme de neyringhe, die hy vreest hem ontrocken te
worden, seggende men hem eerst behoorde te vraeghen, eer men
soo dichte by, een ander comptoyr plantede.
lek segge het is necessarelycken , dat men met den aldereersten
een rendes-vons ofte casteel in Indien heeft, want als wel te mereken
(is), soo is door den Trèves d'intentie van den Spaenschen raedt,
ons nyt Orienten te crygen y * •
lek segge. Weerde Heeren, laet ordre geven, omme een rendes-
voos te stellen, tsy op Poelo Condor, Johor ofte elders, daer men
't hier best sal vinden en bequaemste
in. De GouvEBiTBTJB Geitebaal P. Both aan de Bewindhebbebeit
BEB eElTBBALE O. L COMP. (HeEBEIT XYII).
Bantam, 1 Jannary 1614.
(Na in dezen brief te hebben verhaald, hetgeen hij in den Ar-
8
chipel der specerij-eilanden had verrigt, gaat P. Both voort met
mede te deelen den stand van zaken op Java.)
Door de compste van Adriaen Block Mertenss. commandeur , in
«
de Molnques, hebben wy met droef heyt verstaen het tirannelyck
procederen van den Pangeran tot Bantam, diewelcke niet alleen
ons stenen hnys met gewelt heeft doen affbreecken, maer oock doen
verbranden, gelyk wy voor seecker honden, met eene inestimable
schade, oock dat Coteels van U. E. my medegegeven voor Raedt
van Indien, van my gelaten tot Baiitam als directeur enboeckhotider
generael over alle de comptoiren, geheel onbequaem was tot solcken
staet, slap in de regeringhe, genegen totten dranck
Wy arriveerden opten (14 Septembris, 1613) voor Grissik,alwaer
ick committeerde eenigen van de mijnen aen landt te gaen , die my
rapporteerden dat de Groote Mataram 14 dagen voor onse compste
de stadt van Gressik hadde ingenomen en verbrant ende mnyren
geraseert, alsmede onse loge, doch met weynich schade, alsoo de
onsen te vooren gevlucht waren in Sorbaya. De Mataram heeft
mede ingenomen de stadt van Jortan en geraseert en door de groote
sterfte, die hy onder syn volck creech is weder vertrocken.
Aldaer qnam by ons ten ancker het schip Patani, waerop was
onse vrundt Capiteyn Appolonius Schotte, comende van Solor, ende
vandaer opten 20^ ditto te samen tseyl gegaen naer Japara en
daer geseth opten 22^, Deze plaetse compt den Mattaram.
Voor desen noch synde in de Molnqnes worde my gerapporteert
van eenen Jnan Pedro Italiano, geboren van Venetien, diewelcke
vajx den Mataram belast was, dat hy my aendienen sonde, de grote
genegentheyt, die hy was hebbende omme mette hoUanders in alli>
antie te treden, daeromme ick gecommitteert hebbe Cap. Appolonius
Schotte en Jan Pietersz. Coen, om aen de Heeren myn compste te
verwittigen, die haer thoonden seer vriendelyck en favorable en ons
datelyck verversinge in abondantie aen boort sonden, onder alles
eenen os, soo veth en schoon en soo goet van smaeck alswaer sein
Hollant geweyt geweest. De Heeren quamen datel. aen boort d'een
voor en d'ander naer met my spreken, verclarende dat de Mataram
haer belast hadde , dat indien Hollanders aenquamen, alle eer en
•«
faveur souden bewysen, versoeckende dat wy daer wilden een hnys
maecken, d'een voor d'ander ons presenterende een plaetse. Daerop
wy resolneerden gene te kiesen anders, als de Mataram ons ordineren
soude; daer waren oock Chinesen en Maleyen, die mede alle devoir
deden, dat wy daer een huys maken sonden. Wy vonden goet ten
respecte van dien, aldaer te laten Sr. Lambert Direkz. Haga, met
een assistent tot dien eynde medegenomen van Grece, tamelyck
ervaren in de tale , een bootsman met een christen swerte jongen
en by hem 2600 realen van 8, met expressen last den Mattaram
wel te spreken en syn meyninge te hooren, sonder iets te accor-
deren, totdat hem anders geordonneert soude werden, dan alleen
een provisie rys op te copen, die daer seer schoon en in abondantie
is. Wy cochten aldaer provisie voor onse schepen, het last omtrent
16 realen van S^
Den S^^ ditto (Oct) syn wy te samen geseylt met het schip
Patany naer Bantam
Alhier tot Bantam worden wy van den Pangeran, Gouverneur
van dese plaetse, genouchsaem usurpateur van de Crone, seer
qnalycken getracteert met woorden en wercken. Hy heeft ons huys
als ü Ed. voor desen heeft verstaen, openbaerlyck met gewelt doen
afbreecken en secretelyck aen brant doen steecken, dat wy voor
seecker houden. Coteels is naer syn doodt opgegraven en verre van
syn plaets gevoert, alwaer hy namaels gevonden is geweest armen
en beenen aen stucken gehouwen. lek bekenne wel dat de super-
biteyt van de onsen daertoe veel oorsaeck gegeven heeft
Het opbouwen van H grote huys tot Jacatra heeft daer geen goet
toe gedaen, sy hebben op Jacatra een seer groot huys gemaact, seer
inordentlyck, sonder goet fondament, lanck 50 treden en 18 wyt,
te licht van muren en te topswaer, alsoo dat men voor oogen siet,
dat balcken, solder en dack, alles begint te sacken, wg hebben
begost sommige plaetsen te onderstutten.
lek hadde voor myn vertreck hierna de MoUuques, de plaets voor
een ander plaetse (lees huis?) gecosen. Is seer bequaam en wel ge-
legen, alleen belast, dat men de plaets soude afsteecken en in 't
midden by provisie een cleyn huys maecken en myn compste ver-
wachten, omme aldaer een goet casteel te maken, dan die raedt
van Bantam, alsmede THermite syn op die plaetse geweest en
10
ThetmemanB commiBBie gegeven , dit tegenwoordige hnys te maken,
dat naer myn oordeel geen thien jaren sal oonnen staen ende is
hoecx en wints geseth* Soo men van den Coninck conde becomen
daer een casteel te maken , sonde (het hnis) in pertye moeten afge-
broken werden. Sy hebben voordesen den Coninck gepresenteert
1800 realen van 8 om een mnyr om 't hnys te maken, dat geheel
onnoodich is. lek heb voordesen wel een gehele maendt tot Jacatra
geweest en verscheyden reysen metten Coninck gecommnniceert hem
aendienende, dattet voor den standt van onsen Prins hoochnoodich
is, in dese contreyen een casteel te hebben, ten respecte wy tegen-
woordich in openbaren oorloch syn metten Spaiyaert en Portugees
en dat op verscheyden plaetsen onse loges syn verbrant en van den
vyant overvallen en dat het mede een verseeckertheyt sonde wesen
voor synen staet en gemeente.
Waerop hy my voor antwoort heeft gegeven, alsmede door den
sabandaer laten aendienen, dat hy voordesen daertoe wel genegen
is geweest en noch is , maer gemerct en gesien de quade proceduren van
Theunemans, een dronckaert synde, den Coninck verscheyden reysen
zeer qnalyck heeft bejegent alsmede anderen, eenige Javanen ge-
slagen dat het bloet haer by de ooren afliep, een Chinees geslagen
en in de boeyen geseth, onder den blanwen hemel in hette en
coude, dat gene Chinezen hem mochten comen spreken noch teeeten
brengen, noch geen quitesel ofte matgen boven syn hooft tegens de
regen of son mochte hebben; dat oock sommigen van de onsen op-
waerts varende in de rivier van de principalen haer vrouwen on-
behoorlyck hadden aengetast en syn wil daermede wilden doen.
I)an op dese en andere dachten van den Coninck tegens Theune-
mans gedaen, worde geresolneert hem van daer te lichten, waer
tegen Theunemans seer schandelicke en onbehoorlicke sinistre mid-
delen heeft gebruyct om tselve te beletten, voorwaer seer bedroeftelyc
voor my en schadelyck voor üEd;
lek hebbe derhalve voor mgn vertreck uit de Moluques, met ad-
vys van den advocaat, den Eersamen Hans de Hase, raedt van Indien,
directeur over alle de comptoiren van de Moluques , daerenboven ge-
maeckt Visitateur-Generael van alle de comptoiren van ÜEd. in
Indien, gene uitgesondert om die te visiteren, corrigeren en justitie
te administreren, dat seer hooch noodig was, gelyck U E. nu is
11
schiyv^ndey diewelcke, mette eerste gelegentheyt met een schip zal
gaan van comptoir tot comptoir om alles te redresseren.
Voorwaer mynheeren ! 't en is niet alleen schandelyck, maar oock
horribel en abominabel , dat van uwe dienaers in dese landen op
yerscheyden plaetsen passeert, alsoo U E. sal gelieven te oversien,
diversche informatien, attestatien en bekentenissen van den onsen
alhier gepleecht.
Sooveel aengaet dat gepasseert is tot Jacatra, hebbe den Coninek
sooveel alst mogelyck is geweest, contentement gedaen en heeft goei
gehoor om een casteel te maekeriy dan twijfel hetzelve niet te menen.
Met desen pangeran tot Bantam hebben onlancx gesproken en s^n
pols getast, om een eylandt van hem te copen en daerop een cas-
teel te maken tot conservatie van onse personen en goederen, alsoe
wy metten Spanjaert en Portugees in openbaren oorloch waren, gafif
voor antwoord, wat wij met alle de casteden in Indien wilden doen;
dat de Fortngesen voor desen sulcx mede hadden versoght en dattet
voor Javanen odieox was, casteden in haer landt te hebben, waerop
hem respondeerde, dat wy eenige forten van onsen vyanden mette
wapenen hadden genomen, en andere gemaekt opt versoek van de
Coningen, in de Moluques, tot haerl. defentie, waerop hy repliceerde;
dat wy ook een fort hadden op Banda, waerop hem antwoorde, dat
sulcx de waerheyt was, en wel met recht, door dien de Bandanezen
voor desen niet alleen de goederen hadden gestolen, maer ook de
onsen zeer schanddick vermoert en van ons noch een admirad met
wel 40 personen , waaromme niet alleen ons vry stond daer casteden
te maken, maer haerL te trakteren, gelyck sy onsl. gedaen hebben.
De Prins van Hollandt die heeft den machtigen Coninek van Span-
gien naer een Moedigen oorlogh van 40 jaren gedwongen met hem
t'accorderen totsynen groeten voordeel, sal oock wel connen straffen
diegene, die syn volck in dese landen beroven en vermoorden. . . •
Wy hebben uyt de Moluques met ons gebracht den Commandeur
Jan Pietersz. Coen, van Hoorn, omme te becleeden de plaetse van
Coteels, alsoo wy seecker wisten de impotentie van't verstandt van'
Ooteels ende swackheyt des lichaems en nu hier gestelt als direc-
teur over beyde dese comptoiren. Bantam en Jacatra, boeckhouder-
generael van alle de comptoiren, een persoon seer modest van leven,
12
zedich, van goeder aert, geen dronckaert, niet hoovaerdich, inraedt
zeer bequaem, int stnck van de coopmanscliap en boeckhonden hem
wel verstaende. Voor desen gewoont in Rome zes of zeven jaren by
Sr. Jostus Piscatore van Ondénaerden, van mg welbekendt. lek ver-
hope U £d. van desen zeer wel gedient zult wesen. Ik hebbe desen
Coen voors. toegeleyt voor de sware lasten en onos y die hy op zyn
hals sal hebben, hondert en vyftich guldens ter maent.
IV. Jan Pietebsz. Coen, Boekhoudeb-Oenebaal , Dibecteub-
Gekebaal van de kantoben te Bantam en Jakatba,
AAN DE BeWINDHEBBEBS DEB GeN. O. L COMP. i
(Hebben XVn.) *
Bantam 1 Jannary 1614.
Tot Bantam comende saeghen, verstonden en vernamen, hoe de
huysinghe met seer costelycke goederen verbrandt ende eenighe per-
soenen vermoert waeren, hetwelcke ons seer deerde ende grootelycx
verdroott, wandt de Comp® aldaer zeer grootte schade haddegheleden;
maer myn Heeren ick verseeckere ü E. dat myn nog lastiger viele,
tgene hoorde, vernam en sach; (soude daarvan verlede jaer all iets
geschreven hebben, hadde ick de mynnen d'Engelschen toevertrouwd.)
Ick beclaechde de Comp. van harten en dat omdat sy niet beter
worde gedient, waerlyck de Comp. is oock alttemet soo caerich int
aennemen van haere principalen, dat daer dickmael verstandighe
ende goede lieden achterblyven, want een cloeck en verstandich
eerlick mensch aen gheen Indien gebonden is, en ter weerelt geen
middel ontbreekt, daermede segghen will, drynght haer den noott,
den noott en dryngt haer juist naar Indien niet, seyt men, si) zullen
daer gaen om eere, gelyck men siet, dat na eerlycke ampten, altyt
^veel loops is, ick segge wat eere, wordt daer toch bQ gegheven;
faveur? ja! Hiermede besluite: dat de Heeren oock na haer geit
1 Vertrokken uit Nederland voor de tweede maal, op den 12 Mei 1612, als kom-
mandeor over twee schepen en te Bantam aangekomen, op den 9 Februari 1613.
13
worden gedient. Om op d'eene syde een te spaeren verliest men
wel dnysent op d'andere. T'is jammer dat alsnlcken treffelycken
staet; op soodanige pylaren moet staen en het schip met alsnlcke
onbevaeren lieden , in een pericnloos vaerwatèr met storm en onweer ,
moet seylen. De Heeren snllen wel verstaen hebben, wat schade
hier geleden is, en hoeve ele versnympt is
Ik ben tott tweemael toe by den Pangoran Gonvem. geweest,
omme kennisse van saecken te nemen, maer vemaemen niet dan
een grooten trots ende quaet contentement over d'onsen. My verwon-
dert seer, dat voor dezen, hierinne niet voorsien was, alsoo by de
Commandeurs, Doctor Reael, Brouwer, Steven Doenssen; JanDircksz.
Lam, ende Block Maertensz. genoech was bespeurt, nae wy verston-
den ende 't gene wy vernamen niets nienws was.
Alsoo den President ons in den raet voordroech, dat de Coninck
van Jacratra seer heftelyck over Abraham Thennemans, aldaar resi-
derende geclaecht hadde, soo resolveerden wy, naedat van
de saecken wel geinformeert waeren, denselve behoudens eere
van daer te lichten, om't misnoeghen van den Coninck wech te
I nemen
Wy , den 22«>^ febmary (1613) van hier naer Jacrata seylende, heb-
ben dese resolutie, om dien te executeren medegenomen. Dese acte
voorgedraghen hebbende, mosten een seltsame onredelQcke moyte
hooren, alsoo hy hem daertegen stelde, nemende van zyn volck
verscheyde ongerechtige attestatien, denselven tegen ons assisterende.
Maer wat erger was, hy nam tot den Coninck en de Sabandaer syn
toevlucht • . . , .
Op desen tyt was hier (te Jacatra een schoon groot huys opge-
trocken, maer noch onder geen steenen dack, ende een ander pack-
huys begost; dan den Coninck hadde den voortganck van 't werck
verhoeden en omme tselvighe toe te staen, soo begeerde hy, dat
wy hem souden loven te geven, voor elck schip dat hier soude
comen uyt Hollandt, van Jappan ende van de custe van Coromandel
vier ellen laecken, een picol, dat is 120 fè boscruyt oftedewaardye,
mede dat wy hem een partije cleeden (sonder te willen segghcn hoe^
veele) een seeckeren prys beter coop sonde geven, dan de Chineesen
die van ons coopen, waertoe wy niet costen resolveren, derhalve
t4
seyde hy , laet dan het werck mede staen, tot de coémpste van den
Heer GenL Hierby mosten 't oock laten berusten , hy pretendeerde
mede toll van den arack ende rgs. Alsoo verstonden datter gecon-
tracteert ende ghehandelt werde om eenen steenen mnere, rontsomme
de hnysinghe te maecken en bemerkten, dat dit een bedorven werck
ende geit int water gesmeeten sonde wesen, soo syn hier tegen ge-
weest en hebben dit met redenen ontraden ende tselvighe den presi-
dent mett missive affgeraden, hoewell meer, dan hooch noodich is
dat wy hier omtrent een sterkte behoorden te procnreren ende conste
qni conste op te maeken, om een rende-vous ende hoofdplaetse te
vercrygen, daer deze overtreffelijke cargesoenen bewaert ende hnys-
gesinnen geplant mogen worden, opdat wy niet langer k la naercy
van tronwlooze mooren en staen, want hierinne gheheel anders ghe-
handelt most werden, ende haer desseyn niet en dochte ende eerst
oock met aller diligentie behoorde omme te soecken, off hierom-
trent geen beter plaetse en waere Naedat wy hiermede 4
daeghen besich zyn geweest soo syn ady, primo Martii van
Jacatra vertrocken, omme onse reyse naer Amboyna ende de Molucos
te vervorderen
(J. Pz. Coen vertoefde van 19 Maart tot den 3den Augustus 1613
in den Molukschen archipel en vertrok toen met den Gouverneur-
Generaal Pieter Both naar Bantam. Op zyne reis derwaarts be-
reikte hy den 14den Sept. 1613 Grissee, over welke plaats hy het
navolgende mededeelt.)
Den 14 Sept. (1613) arriveerden ten ancker omtrent Grissi, ver-
stonden ende bevonden, alsdat den Mattaram over JL4 daghen Grissi
ende Jortan hadde genomen, de mueren geraseert en de plaets ver-
brant; doch sonder andere merckelycken schade, want d'inwoonderen
mett haere goederen, al gevlucht waeren de coopman Andryes Soury
was met UE. goederen in Sorabaya gevlucht, soodat de Comp. al-
daer geen andere schade, dan omtrent 500 realen van achten aen
grove waren geleden hebbe. Van hier scheydende, hebben den
coers nae Japara geseth, op hetgene van dese plaetse door de schepen
Gtelderlant en Oranje hadden verstaen, wy syn den 22 tot Japara
op de reede ten ancker geraekt, ende dat daer de jurisdictie van de
IS
coninghen van Japara ende Coutis ^ (die beyde onder den Mataram staen,)
aen den anderen paelen , vernamen dese Coninghen beyden van den Mat-
taram last hadden, ons in haer landt te locken ende woninghe te
gunnen; daeromme ons elck voor (den) ander aansochten om danek by
den Mattaram te begaen, sy waeren oock beyde wonder jaeloers op het
bespreek dat wy met yder van hen hielden, verstonden mede wt
den mondt van eenen (ronvemenr , van een seer groote stad , Ken-
dael geheeten, alsdat de Mattaram iets sonders met ons voor hadde,
dat ons mede seer wel sonde dienen, wandt dese Mattaram staetna
de heersehappye van gans Java ende wort van. alle de Goningen
seer ontsien, daermede metten tydt, wel een groott voordeel sonden
oonnen doen.
In dese contraye, na wy hebben verstaen, te weten Contis, Japara,
Damma ^ valt den meesten rys, van dese gansehe Indische contrayen
sy wort van hier over gans Java en oock op Malacca, Amboyna,
Banda en ommentom in zeer groote meynichte vervoert, wandt is
een seer schoon en vrachtbaer landt, mede van andere lyfitochten,
den rys cochten wy nn è 15, 16 realen van achten, de coyang
ofte last ende dat seer schoone witte rys, naer wy verstaen sal ze
wel om 12 en minder te becomen syn '; by provisie is by den
Heer Generael, LambertDircxs Hagen, oppercoopman , alhier gelaten
met cappitael van 2500 realen van achten, omme wat rys op te
coopen, ende metter tydt te onderstaen, wat hier snllen connen en
mogen doen. Na onsen vertreck is den voors. (doen regerenden)
Mattaram, naerdat hy Jortan en Orissi hadde ingenomen, overleden,
latende een soone achter van omtrent 7, 8 jaren , daerenboven seec-
kere van synen bloede, die nae de Crone staen, welcke wel yet
mens conde veroorsaecken.
Den 29 Sept^' van hyer geseylt
^ Koedoet.
^ Demak.
^ De pTyzen van de rijst waren toen zeer verschillend in den Arcliipel ; te Jakatra
gold de koyang 40 & 50 Realen , te Japara 12 è 16 en in de Molukken tot 100 a
120 Realen de koyang.
16
V. Db GouvBBir. Obkebaal Pibtbb Both aak db Bbwind-
HBBBBBS DBB GbK. OoST. IkD. CoMP. (HbBBBIT XVII.)
f
Bantam, 10 November 1614.
Opten 9 April hebben wy van hier afgevaerdigt den Heer Com-
mandeur Gaspar van Snrek, met de sloep Cleyn Enckhnyzen naer
Japara als ambassadeur, omme van daer te gaen na den groten
Hattaram, met eenige cleyne presenten, welcke ambassade hy seer
eerlyck ende magnifiquement geexploicteert heeft, en van den Mat-
taram seer heerlyckontfangen en onthaelt is geweest, gedefray eert met
alle syn saicte; ter plaetse daer de Mattaram syn residentie hout.
Is ses dagen reysens te landtwaerts in, gelegen van Japara, alwaer
noyt eenige witten gesien geweest syn, die gemeente, vrouwen en
kinderen waren verwondert en vervaert, witten te sien. De voors.
Commandeur van Surek is derwaerts gedeputeert omme den Mat-
taram uyten name van onseh Prins te salueren en aliantie met hem
te maecken. Van deze salutatie ende versoeck was de Mattaram
met zynen raedt boven mate verblyt, allegere^de dat hy over langen
tydt grote begeerte gehadt hadde Hollanders te sien, ten aensien
harer macht, cloeckmoedicheyt ende vromicheyt, daerby replicerende
off de Commandeur tselffde van herten meende, tgene hy seyde,
daerby adderende dat hy was een Prince en soldaet, geen coopman
als alle andere Coningen en Princen van Java, dat hy een yeder
in syn landt vry en ongemolesteert liet wonen, sonder tollen ofte
eenige exactien te betalen; daerby presenterende, dat wy tot Japara
een casteel mochten maecken, oft ten minste een huys van calck
en steen, daer wy ons conden voor 2 of 3 dagen in defenderen ,
tegens syneen alle onse vyanden, die ons sonden willen beschadigen ;
want hy ons in den voors. tydt met grote macht soude secoureren,
presenterende daerenboven door de jsyne, ons steen en calck te
leveren en sooveel volck totten arbeyt als daertoe nodich soude syn.
Hiervan heeft de Commandeur een joumael gemaeckt waer inne hy
in 't largo narreert tgeetie hem op die voyage gepasseert is , twelck
hier neffens gaet, waeraen my refereren ^. De voors. Commandetir
1 Dit journaal ia op liet Rijks- ArcHef niet aanwezig*
17
van Snrck is in 't wederkeren van den Mataram sieck geworden en
daertoe flux de ventre gecregen en alsoo opten 30»» Juny tot
Japara seer christel. in den Heere gemst en aldaer eerlycken
begraven.
Opten 24 Aprill enz
Opten 6^^ deser (i. e. Nov. 1614) maendt, gecomen zynde met
een fregat van Jacatra en door contrarie winden en stromen Bantam
gepasseert en geseth leggende, hoorden wy schieten, waerdoor wy
ons verseeckerden eenige schepen nyt het vaderlandt oft Engelandt
gecomen mosten zyn; derwaerts mynen secretaris met een pranken
gesonden, die ons dien nacht daeraen, de blyde tydinge bracht van
't salvo axrivement van den Heer Gouverneur Generael Gefrit Reynst
met zyne drie gi'oote schepen, wiens compste alhier my van herte
verblyt heeft.
Opten 6®^ ditto gecomen synde op de rede voor Bantam dedehem
door de twee Gouverneurs van Amboyna en Banda ^ en mynen Se-
cretaris nyt onsen name salueren ende wellecom heten ;
dese salutatie gedaen, voer ik met myn Comp^ naer landt, alwaer
onlancx daemaer mede volchde de voors. Heer Gouverneur Generael
Reynst met syne suicte ende hem met de myne tot voor de poorte
gerescontreert ende malcanderen geaccoleert en den voors. voormiddach
gepasseert met discoureren en naer den maeltydt hem affgevoirdert
zyne commissie van de Hoochgemelde Heeren Staten ende Zyn Prin-
cel. Extie. alsmede d'ordre van myn Ed. Heeren, die welcke ick
door mynen secretaris overluyt dede lesen. Sulcx gedaen synde
hebbe hem naer behooren als Gouverneur Generael gesalueert en
gewenst een geluckige godtsalige Regeeringe
VI. Db GotTTEElTBTTB-GEirEBAAL PiBTEB BOTH AAN DB BbWIND-
HBBBEBS DEB GbNEB. O. I. CoMP. (HbBBEN XVH.)
Bantam , 10 Nov^^ 1614.
Desen alleen sal dienen om ü Ed. te verwittigen den staet en
standt van Bantam en Jacatra.
* Jasper Jansz. oud-gouvera»'. van Amboina en Steven Boensz. van Groenendyck ,
ond-gouvem'. van Banda.
IV. 2
18
Den Pangoran van Bantham, oom van den jongen Coninck, is
even superbe, tiraniseert een yder in 't generale , soowel over syn
eygen natie, als over alle vreemdelingen, hy regeert alleen absolnyt
sonder ymandt van andere Heeren te erkennen^ alleen by hem heb-
bende, dry ofte vier geschoren Chinezen met eenige Clingen, die hem
alles advoyeren, wat hy seyl en tot tollen en d'achies (accynsen?)
verwecken, lek heb verscheyden reysen met hem gebitsiaert en ver-
scheyden propoosten met hem gehadt, soo van 't affbreken van 't
huys, als mede den brandt daerop gevolcht, hy excuseert hem seer,
seggende dat de superbe proceduren van Couteels daervan de oor-
saeck syn geweest, blyft niettemin obstinaet ons te permitteren
een ander huys te maecken, naer behooren. Hy heeft ons eens toe-
gelaten een huys te maecken van vyflalff vadem hooch, de muyren
op een seeckere dicte, derhalven metten Chinesen gehandelt om hout,
calck en steen, als mede het opbouwen van 't huys geaccordeert,
waertoe een goede partye gelts geavancheert is geweest, nu steen,
hout en calck by der hant hebbende, heeft ons laeten weten het huys
nyet hoger te laeten maecken als dry vadem sonder solder, aen elck
eynde van 't huys een venster, waermede wy in geender manieren
gedient souden syn, hem niettemin beleefdelyk daerop geantwoort,
dat hy wilde regart nemen, dat wy dit tegenwoordige jaer 1614 al-
leen gecoeht hebben van de Chinezen alle haer porcelèyn en meest
alle andere waeren en daertoe geen plaetse en hebben om d'selve te
bergen en door faulte van een huys en geen schepen hier hebbende,
veroorsaeckt souden syn, om te eviteren den brandt, de goederen aen
de Chinezen te laeten, mede dat hy soude overleggen, dat wy eoo-
pen alle de goederen van de Chinezen, een groote en bequame plaets
behoorden te hebben om die te bergen, het schynt dat hy ons vreest,
daeromme niet toe en laet, dat wy een groot huys mogen maecken.
Een seeckeren tyt geleden is hy gecomen met syn suite in onse loge,
worde hem gepresenteert mynen stoel om op te sitten, die hy alvo-
rens van onderen besach en betaste off daer eenich cruyt hadde mo-
gen onder leggen
Corts daemae gecomen synde van Jacatra, dede myn aendienen
off ick met hem ter see wilde gaen spelen
alsoo dat ick met hem in see ben gegaen, by hem hebbende de ge-
heele macht van Bantam. In see synde heeft my gevraecht den
19
staet en standt van Nederlandt
hierop hebbe hem met alle beleeftheyt geantwoort
hierop repliceerde den Pangoran, dat de Engelsman hem aengedient
hadde, dat wy seerovers waeren ende daeromme overal sochten Cas-
teelen en sterke plaetsen te maecken *
Den Coninek van Jacatra, die is ons seer vrindelyck en toegedaen^
maer moeten hem onderhouden , gelyck men eene cortesaene doet y
met schenkagien en flatteren, evenwel is myn gevoelen dat hy syn
beloften van 't contract niet en sal honden.
Dese twee heeren syn seer verwondert geweest van onsen ambas-
sade gesonden aen den Mattaram, die ons in recompense van een
schoon vergulden degen met eenige andere properheyt, gesonden
h^eft een krisse, een spiets en een schoon paert met syn toebe-
hooren
Van alhier ^ eenige fortressen te maecken hebbe den Coninek noyt
daervan aengesprocken , noch den Coninek my, maer wel heeft hy
begeren te sien, alle de portretten van de casteden, die wy tegen-
woordich in Indien hebben, dese plaetse is mede geheel onbequaem,
alwaert dattet ons den Coninek wilde toelaeten, overmits groote on-
diepten tusschen de reede en dese plaetse , met laech water en isser
geen voet water, de boots moeten dickwils op 't sandt naer 't hooch
waeter leggen wactóen en met een hol waeter t'onderste boven wer-
den gesmeten, met groote schade en peryckel van volck.
De eylandekens hieromtrent gelegen, syn schoon en fray en hebben
goede reede, maer geen versch water, Soo is by ons goetgevonden
te besichtigen een eylandt gelegen 30 k 40 mylen van Bantam na
de straet van Sunda, groot en schoon, onbewoont van volck, hebben-
de versch water waeromme secretelyck
gedeputeert hebbe den Gouvem' van Amboyna, Jasper Janss. omme
de plaetse te besichtigen en ons daervan rapport
te doen, enz •
Jakatra?
20
VIL De Dibecteub-Gekebaal Jan Pietebsz. Goek aait de
Bewikdhebbebs deb Gen. O. I. Comp. (Hebben XVII.)
Bantam, 10 Nov^« 1614.
„Wat nu desen Pangoran Gonyemenr ende den stant van Bantam
aengaet, nadat wy in 't eerst metten Ed. Heer Gouvemeur-Generael
arriveerden, heeft denzelven zich over Cotteels seer beclaecht, mede
dat hem seer leet was t' ongeluck aldaer geleden ende dat sulcx
nyet door hem en is geschiet ende alsoo alhier seer qaalyck van
hnysen waren versien, gelyck alsnoch syn, soo werde den Ed. heer
Gnl. over de tweede ende derde handt dagelycx geporret ende seer
instantelycken gepersaadeert, dat wederomme een nienw hnys sonden
bouwen. Hetselve is lange gerefoseert op alsnlcken excnse, dat nyet
geraden en ware wederomme een nyew hnys te bouwen ende groote
oncosten te doen, dewyle den Pangoran de voorige hnyzen, sel&
hadde doen afbreeken^ gelyck mede dat alhier van den peper nyet
alleene eenen al te onreedelycken tol moesten betalen, maer dat den
Pangoran daerenboven van alle andere waren, die voor desen geen
tol hadden betaelt ende op eene andere plaetse wel conden lossen
zonder yets te geven, noch eenen tol begeerde ;^gaven haer oock te
kennen, dat op de custe van Malabar grooter abondantie van peper
is dan hier, gelyck selfs wel conden considereren, ende veel coopluyden
alhier bekent was, want ten is geen 20 jaren, dat dese plaetse zijn
frequenteerende ende van hier geen peper worde gehaelt ende noch-
tans en heeft noeyt geene in onse landen ontbrocken, item dat den
Coninck aldaer, namentlyck den Sammoryn van Calecut ons grootelycx
hadde gebeden ende veele aangeboden, dat aldaer souden comen
resideeren ende een casteel bouwen; den Pangoran ende veele anderen
betoonden hierover droevich te syn, maer alsoe van persuaderen ende
aenporren tot bouwen met veele schoone woorden nyet op en hielden,
is eyntlyck twoort gegeven, dat wederomme souden bouwen en hebben
daertoe provisie gedaen, ende mette timmerluyden ende metselaers
gecontracteerd Den Pangoran sulcx verstaende, heeft hem wederomme
geretireert ende dat, na onsen oordeele, om dagelycx van ons met
groote schenkagie gebeden en vereert te worden, want alsoo wy
21
gecontrakteert hadden om een hnys van 4| è, 5 vadem hooch te
timmeren, opdat de zydewaren en cleeden boven bequamelycker souden
mogen berghen^ soo
heeft ons dito Pangoran aengeseyt, doen wy het werck souden be-
ginnen en versochten ons soude aenwysen, waer hy het huys be-
geerde gemaeckt te hebben, van wat lengde, wytte en hooehde dat
wy souden bouwen, soo lanck ende breet als selfe begeerden, maer
niet hooger dan de Chineesche huyskens
Na ick verstae sage de Gouverneur ons ende d'Engelsen liever
van hier, eer hy boven den solder een steenen muur met vensters
daarinne soude toestaen, want beelt hem uyt diffidentie inne, dat
snlcx een casteel sy en daermede den meester soude maeeken.
T en is geen wonder, dat wij , d'Engelschen ende Chinesen van
desen Pangoran-Gouvemeur, soo seer worden gequelt, dewyle hy
den rechten Ooninck selfs, veele adel, zyne domestiques ende ge-
meente noch lastiger is, in maniere dat een yder over denselven
beclaecht, den Coninck, die tegenwoordelyck al dry kinderen heeft,
hout hy gelyck een kind en geeft denselven tot zyn hoflGsonderhout
van der Croonen incompsten, 100,000 Caixes daechs, dat is ontrent
4 ^ 5 B. van achten en alsoo hem daermede qualycken can generen,
soo moeten zyne vrouwen dagelycx cleetiens schilderen, dewelcke
dan doet vercoopen, tot voorder assistentie van tgene noodich heeft,
hy en is nyet alleen soo carich tegen den Coninck; maer oock met
zyne 3 gebroeders, den adel ende domestiques.
Om eene forteresse te maeeken tot verseekeringe van UEd. goederen ,
hooftcapitael ende eenen generalen rendez-vous en is na onsen oor-
deele onder correctie, geen bequamer plaetse, dan eene van degene
die ontrent dese straet Sunda zyn gelegen, tzy dan in de straet
binnen ofte buyten, my dunct dat se (de- eilanden in straat Sunda)
Jhoor te prefereeren syn, de Chinesen wilden wel, dat al eene hadden,
sy zeggen ons welhaest souden volgen ende bycomen
Jaccatra aengaende, voor desen hebben geseyt wat huysen aldaer
gebout syn, den Coninck heeft van den arack, rys,'boonen ende
anderen vivres, diverse reysen eenen tol geyscht; doch hem met
eenighe vereeringhe ende schoone woorden laten uytsteUen, maer en
22
sal daervan nyet dessisteren, alsoo 't desen Coninck nyet dan om
geit te doen is^ het valt seer moeyelyck eenige goederen alhier te
laden ende lossen ^ door de droochte vant incomen der riviere, hoewel
van binnen veel schoonder, dieper ende breeder dan die van Bantam
is. Dit jaer zyn alle de schepen aen d'eylanden van Jaccattra ver-
dubbelt ofle versien, onder pretext, dat voor soo een sterfte vreesden
als d'Engelsen aen Palo Panjang gebeurde. Daer is tusschen den
Coninck van Bantam ende Jaccattra onsenthalven een seer grooten
jalousie ende alsoo, na hier seggen, die van Jaccatra feudatarie van
desen is, soo is den Coninck van Jaccattra, uyt den naem van desen
jongen Coninck alhier ontboden, omme zoo zy lieten verlnyden met
persoonele rescontre, de vrientschap te renouveren ende wech te
nemen 't misnoegen dat door quaetwillige geesten tusschen hen wort
gestroeyt. Dito Coninck liet eerst verlnyden, dat hy wilde gaen;
maer heeft hem daemae geexcuseert, ick achte soo hy wist dat den
jongen Coninck hem selfs van herten ontbode, dat dito majesteit van
Jaccattra wel sonde gaen, omme hem aen de regeeringhe te helpen;
maer alsoo vreest dat het is een gemaeckt werck van den Pangoran
Gouv»^. om hem in handen te crygen, soo en sal dito Maj. van
Jaccattra sich niet lichtelyck herwaerts begeven.
Voorderen zal ü E. verstaen hebben als dat door den E. H' Gnl.
Bot by provisie tot Japara een nieuw comptoir gestabilieert sy, ende
is voorder van Zyn Ed. de Commandeur van Surck Z'. na den Mat-
taran in ambassate gesonden, vermits verstaen hadden dat ditto Mag*
seer na ons was wenschende, omme te sien wat hy begeerde ende
oft aldaer mettertyt tot ü E. versekeringhe yet groots conde worden
verricht. Alsoo desen Mattaran in 't lant zeer machtich is, na de
heerschappye van geheel Java tracht, wort hy van de meeste Co-
ningen seer ontsien, want dagelycx op syn vyanden is advancerende,
ende heeft dese ambassade de Coningen van Bantam en Jacatra iiyet
wel behaecht, doch is den Mattaram zeer aengenaem geweest ende
syn aldaer magnifyck ónthaelt. ü E. sullen verstaen, alsdat voors.
Mattaran voor desen ordre gegeven heeft, aen de Coningen van Ja-
para, hy sonde, soo daer Hollanders quaemen ende volck aen lant
begeerden te leggen, dat sy die plaetse zouden geven, sonder hun
van in- ofte- uitgaende goederen yets te doen betalen, hierop is al-
daer volck gelaten ende alsoo van 8urck aen den Keyser selfs ver-
25
sochte ofte aldaer een steenen huys mochten maecken, soo en is
solcx nyet alleene yergant, maer geantwoort, maect een casteel^
ofte zoo ghy een huys begeert, hetselve soo sterek, dat ghy ü tegens
uwe vyanden voor een aenloop daerinne cont dififenderen, tottertyt
dat ick, (seyde de Mattaran) U mach assisteren; ick en ben geen
coopman als die van Bantam ende Sorbaya, begeere geen tol van
incomende noch uytgaende goederen, want hebbe genoech en my
ontbreect nyets, wete wel dat ghylieden nyet en compt omt lant van
Java in te nemen, Grissi en Jortan hebbe gewonnen, ick gae nu
Sorbaya innemen ende sal alsdan aen den Generael, soo hy 't begeert
Jortan schenken. Tegen die van Bantapi hebbe geen oorloghe, maer
doen zy ü overlast 40 goraps ofte galeyen, wil ick ü tot assistentie
geven, doet daerover wraecke, wat voordere particulariteyten ge-
passeert zyn, connen de Heeren per medegaende Joumael ^ sien.
Van Surck is enfin met den E^^yser veraccordeert, dat tot Japara
een steenen huys sullen maecken en aldaer mogen handelen, sonder
van in- ofte- uytgaende goederen yets te betalen, mits dat den Mat-
taran daerentegen wederomme sullen assisteren ende syne armada te
water rescontrerende geen hinder ofte afbreuck doen. Ter ordre van
den Mattaran worden de materialen als hout, steenen ende calck
door den Gouverneur van Kendal geprepareert ende sal door den Ed.
h' Gnerl met eerste gelegentheit derwaerts een ervaren persoone
worden gesonden, met ordre hoe ende wat sullen bouwen. De legers
van den Mattaran ende den Coninck van Sorbaya, syn in September
verleden aen den anderen geweest, men seyt datter van den Matta-
ran 40,000 ende van Sorbaya 10,000 man gebleven zyn, hetwelck,
seggen alhier, voor den Coninck van Sorbaya een groote nederlaghe
is ende voor den Mattaran nyet magh maecken, alsoo te populeux
van volck is, in voegen dat nyet en twyfielen, ofte sal meester wor-
den ende noch voorder attenteren; — voors. Mattaran hout zyn resi-
dentie ontrent 5 It 6 dagen reysens van Japara int lant, alwaer di-
verse groote populeuse steden zyn ende 't lant uytnement abondant
van rys ende andere vivres is, alle de rys, die over de geheele cust
van Java naer Mallacca, Jhoor, Amboina ende Banda wert vervoert
wort meestal van hier geladen; den alderbesten rys can hier voor
^ Dit journaal is op het Rijks- Archief niet aanwezig.
24
ontrent 10 R. van achten werden gecocht, ende alsoo nyet en twy-
felen ofte sullen tot Japara sooveel rys, boonen ende andre vivres
connen becomen, als over alle de schepen van noode hebben ende
inde Molucqnes can worden vertiert, soo is by den £d. h^ GenrL ende
raet gearresteert, dat voortaen in Macassar noch Orissi geen vivres
meer snllen worden gecocht, alsoo aldaer wel een cent dierder syn
ende dese plaetsen seer ongelegen syn
Vni. De Diebctbtte-6bio5eaal Jan PiBTBasz, Cobn aan de
BBWiirnHBBBBBS DBB Obst. O. I. CoMP. (Kakbb Dblft.)
Bantam, 27 december 1614.
Dese twee medegaende, daervan den inhont confirmeren, syn copyen
van onse laetsten aen ÜEd. geschreven ende gesonden p' 't Jacht
d'adviso 't Hardt genaempt, van hier gedepescheert den 10*«»* Nov^
nadat eyntelyken d'Ed. Gk)uv. Generael Genit Reynst gearriveert was,
met de schepen Amsterdam, Mauritius en Hollandia
Na UE« voorgaende schryven, soo scheen het dat met de compste
van d'Ed. H'. Gnl. Reynst, Indien van alles volcomelycken versien
sonde worden, men heeft daema oock soo zeere gehaeckt, als een
visch na 't water, vermits extraordinaire vlooten ende schepen oft
groóte persoonages, na de werelt gemeynelyck extraordina^. geprovi-
deert ende versien worden, maer UEd. doet recht contrarie ende
in voegen, dat alle gelyck wy, hun in hare meyninge bedrogen sullen
vinden! Myn heeren alhoewel, na natuurlycken swackheyt (het) Uwe
dienaren verdrietich valt, dat door UE. manquement de saken nyet
wel en gaen ende de Gompie alsulcken dienst nyet mogen doen als
wel wenschen, soo ist nochtans voor hun een cleene saecke, dat
door ÜE. met missiven ende woorden gepayt worden, maer de
schade, die de generale Compagnie geschiet, is uitermate ende onge-
looflyck groot, per experientie behoorden de Heeren wel bekent te
25
wesen, dat in Indien de handel gedreven ende gemainteneert moet
worden onder beschuttinge ende faveur van Ü eygene wapenen ende
dat de wapenen gevoert moeten werden, van de profijten , die met den
handel syn genietende, invoege dat de handel sonder d'oorloge noeh
d'oorloge sonder den handel nyet gemainteneert connen worden. Nu
dit aldus synde, waertoe tendeert dan, dat d'eerste Qouvemeur-
Generael d'Ed. Heer Pieter Bot, ongewapent ende UWEd. 2» gene-
rael, d'Ed. H'. Geerart Reynst, sonder geit wort uytgesonden, men
sonde byeans se^en (onder UE. correctie geseyt) dat met alsulcken
doene, na de generale Nederlantsche mijne getracht wort, gelyck
dese redenen geen goede connen hinderen, also sal 't UE. gelieven
hun dit nyet te belgen, want wy alhier nyet en weten, waer mede
de Heeren excuseren sullen, vermits de faulte al te groot ende me-
nichvuldich zyn, hier geschieden oock weynig abuysen off men sal
bevinden, als de saecken diep ingesien worden UE. daervan oor-
saecke syn. Het schynt eenen droom te wesen, dat men met soo
geweldige heerlycke schepen als zyn de schepen Amsterdam, Mau-
ritius ende Hollandia, nyet meer capitael dan 48 m. realen na Indien
en sent, noch geen andere provisie voor de forten ende schepen,
dan sy hebben gebracht, daer men tot afladinghe van een jacht,
eenige goede retouren schepende, wel 48 m. R. van doen heeft In
plaetse dat d'Ed. H'. Gnl. Reynst dese schepen, die nu per costi gaen
een weynich soude seconderen, soo is byeans van noode geweest, dat se
syn Ed. sel^ van verscheyde nootelyckheden versagen. Myn Heeren,
indien UE. hun voor lieten staen, dat in Indien een groot capitael
waren hebbende, soo segge daerop, dat daertegen geconsidereert
mosten hebben, watter jaerlycx behoeft, tot soo een rycken retour
als ontbiedende syn, tot betalinge der soldaten ende foumiment van
soo een overtreffelycke inlantschen handel als hier voornemen te doen ,
maer noch nyet gèdaen hebben; behalvens foumiment van wat noo-
dich is tot soo groote rycke retouren als de heeren jaerlycx begeeren,
behoorde het capitael in Indien omtrent 700,000 R. stercker te wesen
dan 't nu off oyt geweest is
Van den Gouvemeur van Eendal, die door den Mattaram off Eey-
zer van Java gelast is, de materialen voor ons tot het bouwen van
een huys in Japara te prepareren, hebben wy schryven ontfan-
gen, als dat 500 duizend stuxs steen gereet hadde, ende dieshalve
een man souden zenden omme de timmeragie te beginnen. De Gou-
vem'. is daer beneffens vier stneken gesehut te eoop eyschende; van
d'Ëd. Hr. Gouv. Gnrl. Reynst ende raet is den E. Steven Doenssen
gecommitteert ende gelast omme derrewaerts te gaen ende 't werck
in Japara te beginnen, daerop den Pangoran alhier nyet weynich
jelours en is
Den Pangoran Gouvem>^ van Bantam vernomen hebbende dat een
jaer lanck persisteerden, geen sóó een huys te willen bouwen als hy
begeerde y soo is eyntelycken by hem ende den zynen gedestermi-
neert, datse ons na onsen vertooch souden laten bouwen; maer alsoo
wy bemereken haer inbeelden , dat van ons niet versekert zyn ende
wat groots voor hebben, soo lange wy niet en timmeren ende daer-
enboven considereeren, dat nootsakelycken met den eersten eenen
generalen rendez-vous gemaeckt dient, ende voor ons ter werelt geen
beter gelegentheyt en weten, dan een van dese omliggende contreyen,
soo is by d'Ed. Hr. Gnl. Reynst, den Gnl. Bott ende raet goetge-
vonden, dat het bouwen van een groot huys souden laten varen ende
eerst procureeren afslach van d'onredelycken swaren toU, die voor
d'uytvoeringhe van den peper betalen moeten. D'Ed. Hr. Gnl. Reynst
heeft van ü Ed. wegen, desen afelach van den Pangoran versocht.
Ditto Pangoran, wilde daer nyet na hooren; maer liet hem voor-
staen met de vei^nninghe van 't huys noch meer te willen bedin-
gen, hiertegen hebben oock laten luyden dat nyet gesint en syn te
bouwen voor afslach van toll becomen hebben, ende na verstaen,
soo en zyn nyet geheel zonder hope, vermits den Pangoran vrywat
perplex is, ende alhier soo eenen tol met geen recht can susiineren,
zynde alle de werelt hierover verwondert ; conden wy hier met d'En-
gelschen accorderen off een jaer den coop van de peper ophouden,
als het een groot gewas is, ick en twyffele nyet off zoude vermin-
dert worden, off met den prys wel zooveel winnen, als den tol be-
draecht. ü E. behoorden hierinne te versien, want het is waerlyck
voor onse natie al te schandelyck en voor de Compaignie te scha-
delyck
27
m
IX. De Dibboteur Genebaal Jan Pietebsz. Cobit aan de
Bewindhebbebs dbb Gen. O. I. Comp. (Hebbbit XVII.)
Bantam, 3 Maart 1615.
Emtfeste, enz
Per de schepen T'Hart, Banda, de Geünieerde Provintien, Gelder-
lant ende Delft, op dato den lO»^ November ende 27 December,
hebben geschreven wat occnrerende was, hopen dat UE. alles wel
geworden sal zyn, twelcke geeme sullen hooren, ende alsoo tegen-
woordieh dese occasie voorcomen is, omme ons p. missive aen UE.
te verthoonen, soo en hebben nyet willen naerlaten Pieter Willemsen,
den nederlantsen oppercommis van d'Engelse Compaignie • • • •
met desen te belasten
Op den 246» february syn hier gearri veert drye Engelse schepen,
met den Cap» David Middelton, synde van Engelant geseylt in Juny
passato, in compaignie van seven schepen, daer van d'andre vier na
Snratte geloopen syn, hebben van haer verstaen, dat ontrent 50 off
60 mylen bewesten 't lant van Java een schip van Enckhuysen by
hen geweest is ende soo voor als naer by U E. acht schepen her-
waerts aen gedepescheert zyn. Soo iGrodt geeft, datse hier intyts
mogen arriveren ende medebrengen hetgene ontboden hebben, sal
der Generale Comp. seer goeden dienst geschieden. Vyff joncken
syn hier van China gearriveert, medebrengende ontrent 300 Picol
fyne rouwe zyde, eeri goede partye fyne porceleynen, syde lakenen,
benzuyn, suycker ende alle andere Chinese waren, hier en tegen
zyn wy ende d'Engelsen voor desen soo beroyt geweest, dat nyets
altoos costen doen. Maer dewyle nu voors. drye Engelse schepen
aireede gearriveert syn, geven wy de heeren te bedencken wie de
beste cans heeft, nu den handel in beteren stant gebracht hebben,
dan oyt geweest is; is te beduchten dat met groeten verdriet sullen
moeten aensien, dat d'Engelsen doorgaen met de vrucht van onsen
arbeyt, op UE. costen gedaen, ende dat alles wederom te niet gaet.
Hetgene op voorraet hadden gecocht, sullen wel becomen ende voor-
der van de rest voor dees tyt nyet breeder spreken, alsoo voor desen
genoech geseyt hebben, watter te seggen is
Het groote oude huys tot Bantam ongebruyckelyck off ondienstich
zynde, omme goede waren te moghen berghen, hebben wy sedert
28
het vertreck van den Onl. Bott geheel ontleedet gehadt ende weder
op nieuws alsoo doen vennaecken ende versien^ dat ick hope daer-
mede zeer wel gerieft ende gedient sullen zyn, d'Engelsen zyn van
meyninge om op nieus te timmeren, maer hebben noch nyet begost.
Wat donder ende blixem van desen Pangoran Gouyemeur hebben
moeten hooren omme dat over eenige dagen waren yersoeckende, dat
hem geliefde een weynich te patienteren met hetgene voor tol yan
den gescheepten peper alsdan was resterende, sal ü E. yan yoors.
Pieter Willems connen hooren.
Verders hebben geresolyeert gehadt , het yertreck yan 't schip Rot-
terdam tot op dato den lO'' february in surseantie te houden, ende
den tyt yerloopen wesende, zyn wy soo omme ditto schip innewaerts
te zenden, als om andere saecken, die U E. met eerste gelegentheyt
yememen sullen tot Jacattra geweest.
X. Db Oppebkoopman Andbies Souby aak de Bewikdhebbebs
DEB Geneb. Oost Ind. Gomp. (Kameb Amstebdak.)
Bantam, ^ 22 October 1615.
Wy hadden vermeynt grooter partyen (garens) te
hebben, doch d'oorloge alhier (op Java) heeft sulcx belet, alsmede
den incoop yan dien soude augmenteeren, dat ter contrarie affiieemt
en yergaet, door de continueelycke oorloghe, die in dese quartieren
syn, tusschen den Mataram en den Ooninck yan Sorbay als ommeleg-
ghende. Staet te beduchten, soo ditto Mataram continueert alsoo hy
nu eenighe 4 jaeren gedaen heeft, die arme yolcken soo uitmergelen
sal, dat zy ten laesten genootsaeckt sullen zyn te comen met gewelt,
daer sy te vooren met alle aanbiedingh van vruntschap niet hebben
willen naer luysteren, waervan de tyt leeren sal. Alle de omme-
leggende Coninghen alhier, als van Sorbay e, Passeruan, Tuban,
Japan, Yerosaba, Arosbaya, Sougenap, ^ ende anderen hebben een
^ Hoewel gedagteekend tdt Bantam , sch^nt de brief geschreyen te zijn te of toot
Grissée.
* Japan of Cjepan heet tegenwoordig Modjo-Kerto, Verosaba is vermoedelijk Wi-
rosobo, Sougenap is waarschijnlijk Soemanap, dat even als Arosbaya op Madnra is
99
verbont 't samen gemaeckt, in de welcke d'een den andere alle
hnlpe en assistentie beloven teghens den Mataram, alsmede een
legher te formeren omme dit jaer een defensiven oorlogh te voeren ,
snlcx naercommende snllen den Mataram wercx genoucb geven, maer
soo ick bevinde, verloopt den meesten tyd met bitschare ofte raeden
ende den minste met daden, is te bedachte alles als een roock ver-
gaen ofte verdvmie saL
By den Ed. Hr. Oenerael Reynst wert goetgevonden 't jacht de
Aeolns en Chalonpe Cleen Middelborch alhier (te Grissée?) te seynden,
en syn op 8 December passado bayten de ree van Qresse wel gear-
riveert, omme alle joncqnen comende uit Malaccca aen te haelen,
bevindende Portngesen ofte hare goederen te lichten, alsoo dat op
12 of 14 December passado bayten legghende aengehaelt werden 4
javaensche joncqnen, alwaer de portagese goederen werden nyt
gelicht
Alsoo jaerlycx van hier veel joncqnen op Malacca vaeren ende dat
meest voor rekeninghe van de Portngesen, alwaer se groote costen
doen in 't hnere van deselve, soo ist dat se dickwils haer joncqae
selffii hebben , welcke in 't aytloopen een
plaets passeeren moeten, genaemt Arosbaye, geleghen op 't eilant
van Madnre, alwaer een Goninck regheert, die haer dootviant schynt
te wesen (segt na onse vrunt te willen syn.) Dese Coninck ver-
nomen hebbende, dat ditto portngesen alhier 2 joncken hadden ge-
laden met foly en nooten, legghende |ieylreet omme met den eersten
naer Malacca te vertrecken, heeft daerop doen wachten 3 galleyen
en 5 groote pranwen (welke eene der 2 jonken hebben vermeesterd.)
Op 23 febraario passado een ander accident de portngesen alhier
overcomen
De Coninghen van Taban en Arosbaye in oorlogh synde met den
Coninck van Benjermasse ^ omme sekere pretentie, die van Tnban
daer is pretendeerende en den tyt in febraario synde dat de joncqae
uyt Benjermasse alhier comen, hebben daerop doen wachten met 3
galleyen, ist gebeort dat een Portagese joncqae willende naer Timor
door ditto 3 galleyen aen-
gerant (en genomen) is
BanjenuMsmg op Borneo.
50
Naer H schryven van dese (regelen) die vermeynt hadde met een
joncque naer Bantam te seynden, is op 7 July paasado alhier wel
gearriveert het jacht de Sterre neffens de Heeren Commandeurs
Steven Doenssen en Hendrick Brouwer met ordre van den heer Gene-
rael Reynst om 't comptoir van Grese te lichten omme reede \T E.
beter bekent als hier te stellen is, en syn op 20 derselver van daer
vertrocken 24 derselver syn tot Ja-
para wel gearriveert in Comp. van 't schip Middelborch, dat ontrent
10 mylen van 'Japara by ons geraeckte , comende uyt de Molucques
aldaer hebben gelaten voor
Commys den E. Steven Doenssen om dito plaets te becleeden, de
huysinge vindende in soberen staet ende alsoo ons van den Mataram
was toegeseyt, steen, hout en volck fot bouwing van eene looge
vyftich vadem in 't viercant, wert goetgevonden dat neffens den E.
Steven Doenssen en Abraham van den Broucq ons soude vervorderen
naer een plaets genaempt Cliamat, omtrent 7 mylen van Japara om-
me den Gouverneur van Candael, genaemt Queay Sondana aen te
spreecken en te vernemen met wat middelen wy by den Mataram
souden connen geraecken, volghens d'instructie en ordre by den heer
Generael tot dien fyne mede gegeven en by den Mataran comende
een contract op nieuw te passeeren, alsoo het gemaeckte by den
Commandeur van Surck zeer weynich verseckertheyt en min steunsel
heeft, als mede eenighe poincten grootelycx tot naedeelvan de Comp.
syn streckende. By den Gouvem' voors. comende hem aengedient tot
wat intentie aldaer gecomen waren, antwoorde vooreerst presentelyck
niet doendelyck en was by ditto Mattaram te comen, alsoo hy per-
soonlyck in 't legher voor Veresaba (een plaets gelegen ontrent 6
mylen van Sorbaye) was; doch soo iets begheerde te tracteeren, dat
hy Gouverneur ditto Mataram raport soude doen, waerop hem gere-
pliceert, dat mede van weghen den E. H^ Generael een stuc geschuts
met syn toebehooren hadden, omme aen Syn Majesteyt te vereeren
en te hervatten, tgeene by de voergaende gecommitteerden waa naer-
gebleven, namentlyck een vast contract met den Mataram te pas
seeren, want volcomen ordre tot 't selffde hadden; waerop ons ant-
woordde, alsvoore nu niet doenelyck en was. In andre propoosten
comende; wert hem onder andere geseyt dat niet weynich verwon-
dert én waeren, dat de steen tot het huys soo langsaem voortquam,
51
als mede dat noch weymch aparentie tot 't selfde saghen, heeft hem
geexcuseert op de presente oorloghe, doch seyde de steen met den
eerste sonde beschicken, vraghende voorder hoeveel tot de bouwinghe
noodich sonden hebben, wert geantwoort vyftien hondert duysent
steénen, waerop antwoorde, soo groote partye qualyck te cryghen
sonde syn, vermits d'oorloghe voors. doch sonde alle vliet voorwen-
den, omme ditto te beschicken, vorders vraechde hoeveel voor thon-
dert steen sonde willen geven, (wy verwondert, want wiste niet beter
als boven, dat die omme niet sonde becomen) doen vernamen dat met
Javaenen gescheept waeren, nyettegenstaende wert hem gevraecht,
hoeveel voor 't hondert eyste, seyde ses dnysent cassen, synde on-
trent 14 stnyvers, seyden geen last hadden om die te coopen en soo
het hem beliefde tot Japara te comen, sonde vorder in de saecke
handelen, tgene ons toeseyde en beloofde binnen 2 daghen aldaer
te comen, ende syn naer veel reede ter weder syde van hem ver-
trocken, hem latende in een legher van ontrent 20 dnysent man, 3
mylen verder als Cliamat.
••'-?•
27 ditto is den voors. Gtonvemenr in de looge gecomen, alwaer in
handelinge getreeden syn, dat van sins waren een huys te bonwen
van 50 vadem int viercant, daertoe van doen sonde hebben de bo-
vengemelde steen en spreeckende op de betalinghe van de steen, seyde
nu dat den Mataram voor die ofte (voor de) plaets, gheen ghelt ofte clee-
den begheerde, maer wel vier stncken geschnts voor desen geeyst, ver-
sonckende dat men hem die wilde vereeren, waerop naer verscheyde
discoursen eyndelyck geantwoort is , dat men de plaets cleender sonde
maken, te weten van ontrent 25 vadem int viercant, gemerckt de
steen soo qnalycken by een te cryghen sonde wezen, versonckende
die op het spoedichlycxste te beschicken ende dat tot beghin alhier
Sonde laten het voore verhaelde stncq geschnts ; doch was weygerich
hetselffde stncq alleen te aenvaerden en met veel omstandichheden
versocht hier 2 stncq aen lant sonde laten, ende deselffde niet lee-
veren, voor dat goet contentement weghe den steen beqnam, soo
wert hetselffde geresolveert en alsoo 2 stncke gelaten met syn toe-
behooren
Op 3 ang" van Japara vertrocken en alhier tot Bantam op 7 der-
selver gearriveert.
32
XI. De Dibeoteub Genebaal Jan Pietebsz. Coen aan de
Bewindhebbebs deb Oenebale Oost-Ind. Comp.
(Heeben xvn.)
Bantam, 22 october 1615.
Emtfeste, enz
Dewyl ÜE. soo emstelyck zyt recommanderende, dat trachten sou-
den alle natiën in den handel te prevenieren ende rycke retoeren
overzenden, hebben daerop het beste gedaen, ende is op soo goeden
voet geweest, dat de heeren daarvan volcomen effect zonden hebben
genoten, hadden wy capitael becomen, ende indien d'Ed. heer Gnl.
met syne schepen off eenich van alle d'andere daemaer, op haer be-
hoorlycke tyt, nyt het Patria geseylt ende hier met beter capitael
te syner tyt gearriveert waren.
Verleden jaer syn hier ontrent 130,000 sacken peper gevallen, wy
hadden toen ter tyt geen geit. Maer hebben nochtans met cleeden
alles alsoo beset gehadt, dat d'Engelsen haer cleeden behielden, ende
haer schepen nyet en zonden hebben connen laden, soo wy in Oc-
tober passato eenich contant becomen hadden. Mael* alsoo 't ons
miste hebben de luyden gepersuadeert, dat met d'Engelsen op dach
zouden handelen, om van haer contant, d'eerste leveringhe op onsen
schuit te becomen, gelyck oock geschiet is, en de Heeren ongetwyf-
felt wel sullen hebben verstaen hoe sonder geit ontrent 50,000 sacken
peper scheepten,, eer d'Engelsen, die geit genoech hadden, één schip
conden laden.
Met de Chinesen hebben verleden jaer mede zooveel gedaen , dat
dit jaer ontrent 300 picol fyne witte rouwe zyde ende andere Chinese
waren, meer dan voor desen, gebrocht hebben
lek versekere üE. hadden wy twee ja drye maenden na het arri-
vement van de joncken ende Engelse schepen geit becomen, dat
d'Engelsen weynich of geen rouwe zyde gecregen zouden hebben, te
meer hun oock geen contant overschoot. Hoe het toecomende jaer
sal gaen, sullen mettertyt vernemen maer mogen wel versekert
wesen, dat indien met den eersten geen goet capitael becomen^ dat
nyet alleen den Chinesen handel ^ die in fieerlycker staet gebrocht
53
hebben j dan oyt voor desen geweest is, maer oock de geheels Indische
vegotie voor de Comp. te nyet gaen sal
Wy hebben met aandacht gesien, d'emstige recommandatie die
U Ë. doet, dat met den Coninck ende grooten van Bantam goede
correspondentie ende vrientschap zonden onderbonden, om hare
gunste te capteren, ende ondertnsschen versekeringe te soecken,
welcke contrarierende maximen syn; te meer d'onredelickheyt van
den Pangoran soo groot is, dat met goetheyt nyet voldoen connen,
soo onsen plicht voldoen, ü E. goederen salveren en des Compies wel-
stant bevoorderen snllen, schoon semblant connen wel betoonen; maer
Jacattra nyet frequenteren en jalousie tosschen dese twee Ooningen
weeren, noch oock na geen ander nytvlncht off rendez-vons trachten
sonder haet of wangonst van desen Pangoran op ons te laden, dewyle
zyne welstant daeraen dependeert. Onmie met de minste commotie
ende een stille trom den Pangoran tot redenen te brengen off allenskens
syn quaet tractement t'ontvlieden ende peper te soecken, hebben wy
met de joncke van eenen Simsnan
een goede partye cleeden ende den coopman Abraham Sterck met
drye andere Dnytsen na Jamby gesonden, vermits verstae aldaer soo
groote menichte van peper als in Bantam te becomen is. Den Pan-
goran hadde Simsnan licentie gegeven, maer soo haest verstont, dat
daermede Hollanders waren gegaen , wel wetende waertoe snlcx ten-
deerde beeft hy ditto Simsnan datelycke in een hondenkott, daer
d'allennisdadichste geset worden , aen hals en beenen doen slny-
ten, ende syn hnys, daer wy een goede partye goederen inne heb-
ben, met wyven en kinderen aengeslagen « • •
lek en sal geen nieuwe dachten doen, want daermede nyet wete
te voorderen, ende de Heeren lange kennelyck is, hoe qualyck van
desen Pangoran Oouvnr. getracteert worden
Soo goetgevonden conde worden, als onsen stant siQcx lydet, met
antoriteyt reparatie te eysschen, ick en twyffele niet off den jongen
Coninck ende meest geheel Bantam sonde U E. te hulpe comen; ja
late my voorstaen, dat hier na haecken; den rechten Coninck om
Coninck te mogen worden ende den Adel als gemeynte omme der
tirannye ontslagen te worden. Den Pangoran Gouvr. vreest daervoor
soozeer, dat al ons doen ten quaetsten interpreteert en nacht noch
dach nyet rusten can, meenende dat al de schepen hier versamelt
rv. 3
34
«
irorden (gelyck d'Engelflen hem aengeseyt ende uytgestroyt hebben)
omme hem gewelt aen te doen ende ons te revengeren.
Tnsschen Bantam ende Jaccattra is alsnloken differentie dat appa-
rent is, daernyt den oorloch wel sonde mogen sprnyten K In Ban-
tam is tnsschen den Pangoran Oouvn% den jongen Coninck ende an-
dere hoofden, mede soo cleene lieffde, groote jalousie ende dissiden-
tie, dat eerlange wat vreempts daernyt sal groyen ende alsoo hier
en boven veisekert ben dat des Pangorans affectie t'onswaert nyet
gebetert is, eensdeels om 't zenden na Jamby, ten anderen omdat
van noots wegen Jaccatra dièkwils zyn fifequenteerende, ten derden
omdat den tol van den peper voorleden jaer gescheept ten vollen
nyet betaelt en hebbe, ende ten vierde omdat ons zelven soo gehol-
pen hebben y in saecken daer haest vereyschte, nadat hy ons recht
geweygert hadde, dat voors. pangoran selfs genootsaect is geworden
ons reeht te doen, ende hy noch nyemant anders, met recht se^en
conneni datter yets van ons misdaen zy • . .
Belangende Jaccattra, aldaer is Arack genoech te becomen, maer
het gebreeckt aen vaten en potten
Qp den tol, welcke den Coninck van Jaccattra van Arack, rys,
boonen ende visch pretendeerende was, is d'E. Heer Gnl. Reynst
met hem verdragen, dat jaerlycx acht hondert realen betalen sullen.
Öodt geve dat hiermede roste mogen hebben.
By d'Ed. Hr. Oenerael ende Raet was voorgenomen tot Japara een
steenen huys te bonwen, maer alsoo de steen nyet gereet en is
en ons 't geit gebreeckt, moet snlcx vertrocken worden, doch adbte
evenwel nyet geraden, datter groote costelyd^e timmeragie gedaen
worde lek achte dat op geen plaetse van
geheel Orienten soo groeten menichte van rys tot soo goeden pryse
als hier te becomen is, t. w. de Goyang off 3200 ü van 5 & 10
Realen, welcke ontrent voor desen op andere plaetse 20 ende 40
Realen de Goyang gecost heeft
De Mataram die over dese landen domineert ende na
de monarchie van Java tracht, is tegens den Coninck van Snrbaya
ende andere omliggende Coningen d'oorloge continuerende, daer door
» Vergel . v. der Chys, de Nederl. te Jakatra, bladz. 13, noot 2.
3S
de lajdea in Japara ende omliggende plaatsen byoans als op een
schop zitten; want de Mattaram aen de zeecant geen stercte heeft.
Hy is seer machtich te lande, heeft ooek heerlycke middelen off ma-
terialen om schoone galeyen te doen maeeken; maer zeelnyden ge-
breecken hem. Het ware een gewenste saeeke, zoo den oorloge die
desen Mataram in 1'oosten voert na 't westen, te weten na Bantam
gediy^rteert oost worden , soo zoude ÜE. , achte iek , een heerly<^e
vaste plaetse en in beteren stant connen gemecken. Den Paagoran
van Bantam, zoo myn geseyt wort, en vreest geen Portugezen of
Spangnaerden, Hollanders noch Engelsen, maer alleen den Mattaram,
voor desen can nyemant vluchten, zeyt hy, maer voor d'andren,
hebben 't geheela geberehte tot onsen voldoen, sy en connen ons
met de schepen nyet volgen.
By d'Ëd. Hr. Generael ende Raet is gearresteert dat men de
comptoiren van Grissé, Macassar ende Bouton zoude lichten . • •
T' Comptoir Grissé is dienvolgende gelicht en zyn d'onsen met
een stillen trom van daer vertrocken.
Eenige maenden te vooren syn 2 mamien van de logie, aen 't
geberehte buyten Grissé daer der Mahometisten paus is woonende,
als honden doot geslagen, zonder datter yets op gevolcht zy, den
Ooninck hielt hem hieromme geheel gestoort, maer wie sal den paus
m den ban doen
Tot Jaccatra hebben d'Engelsen nu mede residentie genomen, de
OoimLek heeft haer een plaetse aen d'andre syde van de reviere,
recht tegen d'oose over, van eender groote vergunt ^
Desen gaet per 't jacht den groenen Leeuw, hetwelck d'Ed. Hr.
Generael als jacht d'advyes expresselyck per costy is sendende, eens
deels opdat de Heeren t'eerder den staet van Indien cont sonde syn,
omme hun daemaer te moghen reguleeren, maer het is ten anderrn,
voomemelyck om gelty volck ende alle nootlyekheden te procureren^
want hyer nifei bestaen connen j soo UE. ons daervan niet versiet^ etc.
1 Vergel. y. der Ghys, bladz. 22. De heer v. d. Chys deelt aldaar, door gemis aan
brgnnen, minder jm»te opgaven mede, omtrent de yeitigiiig der EngeiUchen te Jakatra
36
•Xn. De DlBBCTSITB-OEinBBAAL JaK PlBTBBSZ. CO£ir AAK BE
BeWDTDHEBBEBS BEB OEinSBALB OosT-Iin>. GOKP.
(Hbebek xvn.)
Bantam I 26 December 1615.
T'sedert het vertreck van 't jacht den Groenen Leeuw met den
onsen van 22 en 27 October 11. (daervan by desen copie gaet) syn
hier na groot en verdrietigh verlangen op den 2 dezer gelnckich
(Oodt vy gelooft) wel gearriveert de schepen t' wapen van Amaterdam,
Vliaaingen, Walcheren, den Engel van Delfft en 't jacht den Witt^i
Beer, alaoock van de Cnste van Ooromandel het schip der Ooes. Sy
hebben alle een miserable voyage gehadt, gelyck de heeren p.
nevensgaende missiven van de Gomisen snllen vernemen. Op 't schip
VUssingen zyn door gebreck van water 163 mannen overleden en
djaeronder den Commandeur Wonterssen •
Met voorgemelde schepen hebben wy van ü £• drie missiven ont-
fangen, gedatteert den 21, 28 November en 3 December (1614?) en
seer geeme verstaen het behouden arrivement van de schepen den
Swarten Leeuw en der Veer, de volg^de vloote hadden almede in
salvo verhoopt, maer hebben Godt betert mei droeffheyt verstaen hoe
de schepen Banda en de Geünieerde Provintien aen 't eylant Hau-
ritius verongelukt syn, wat peryckel Delft en Gelderlant geleden heb-
ben, en hoe Delft met het jach^'en den Oranjeboom, u]^ Gelderlant
innegenomen hebbende sooveel hy laden cost, naer Ffttria geseylt
syn, Godt heeft, dunckt my, de Generale Gomp.
straffop straffe willen geven, om de geheele mine natuerlyckeneyse
te verhoeden, hetwelck geschieden sal als UE. haren devoir aldaer
en wy hare dienaren den onsen alhier ^ beter dan voor desen sullen
waernemen en voldoen. Anders en is niet mogelyck, dat haren staet
gemainteneert soude connen worden of de Heere most sulcx wonder*
baerlyck sonder middelen doen
D'Instructie en emste recommandatie die U E. om rfake retonren
is doende , als oock dat jaerlyx 70 è 80 duizend sacken peper over
souden senden, gelyck mede het verhael dat de Heeren geen één
scheepsladinge aen peper overgecregen hebben, en d'Engelsen wel
vier schepen, augmenteert onsen verdriet, UE. en souden door Godes
57
genade geen peper , noch lycke retouren gebroocken hebben, soo /Le
Heeren ca^tael en contanten gesonden hadden.
Is het niet een janunerlieké saecke, dat wy die soo treffelycken
Comp. syn dienende en belast worden om aff te laden alle de heer-
lycke groote schepen, die de Heeren syn hebbende, sóó schaers
worden gehouden, en in alsnlcke miserie hebben moeten sitten, dat
qualick de cost eosten becomen, voorwaer ick en can niet bedenc-
ken, wat reeckeninge de Heeren maecken, noch wat manier van
doen het is, 800 emstelyok lycke retouren te eyschen, sonder ci^i-
tael te senden, is UE« oogmerck dat men se alleen van den vyant
soude halen, waertoe dienen dan alle de forten die in Indien hou*
dende syn?
Ontrent acht dagen voor de oompste van den witten Beer alhieri
18 op 't selve schip overleden de soone van d'Ed. H'. Oenrl. Beynst,
Syn . Ed. was te dien tyde tot Jaccatra aen den roeden loop indis-
poost^ ende na het schynt heeft hem soo seere beswaert d'overly-
diDghe van Cfyn soon, de quade tydinge van 't eylant Mauritius, als
sobren stant, daerinne door UB. manckement syn sittende, dat d'Ed,
Hr. OenerL soo de schepen den 2^^ deser tot Bantam amveerden,
den 7^^ naeie^olgende tot Jaccatra in den Heere genist is
Ende alsoo de radeii^van Indien verdeelt «fn^ en heeft datelyck
vdgens UE. ordre en instructie geen snccesseur off nieuwen OenrL
geë&igeert eonnen worden, maer sal snlcx geschieden ten weder-
compi^ van de E. Heeren Verhagen, Jaspar Janssen en d'Edel, van
de Straet Hallaeca, hetwelck ontrent 1| maent naer desen geschie-
den aal
XIIL Ds DlBEGTETTB OsmBBAAX JaK PlETBBSe. COSK AAIT DS
Bbwhtdhebbsbs deb Genebale Oost-Ikd. Cohp.
(Hbbbek xvn.)
Bantam, 5 January 1616.
. . . .t
De Heeren dagen dat van de forten ezcessive last hebben en
d'Engelsen groote retouren becomen, voorwaer UE. clachte, myn
heeren, betuygen U faulte veel grooter te syn, dan al de gebreecken
die hun dienaren alhier begaen, off oock opgdeyt eonnen worden.
38
hoewel nochtans bekennen moeten dat d'onse alhier veel te groot
syn, hadde U E. geit gesonden, meest alle de retonren die d'En-
gelsen gecregen hebben waren UE. met de genade Godts geworden.
De stabiliatie van eenen rendez-vous is een van de prindpaelste
oorsaeeken, waeromme na Jambi gesonden hebben, vermits hieron-
trent geen plaetse geoccnpeert can worden, dan met onwille van die
van Baütam. De eygentlycke plaetse dient vercosen te worden, na
den eysch van 't geene daermede voor hebben, te weten soo men
dissegneert een collonie te planten, rendez-vous off een hooftplaetse
te stabilieren, den stapel van de peper en Chinesen handel aldaer
te trekken, dient sulcx binnen de straet niet te geschieden; wil men
den Chinesen handel nalaten en voor deselve een ander plaetse on-
trent het vaste lant van Jhoor, de cnste van Gochin-China, China
off Manilla begrypen, soo sonde het in de straete wel eonnen ge-
schieden ; den peperhandel mede separerende souden ons p'. avontuur
wel eonnen behelpen ontrent de vlacke hoec^ off inbocht van Sumatra.
Wy verwachten dagelicx retour en bescheet van Jambi soo haest
eenige bescheet becomen , sullen hiervan breeder handelen en soo haest
een jacht daertoe gebruycken mogen, alle omlopende plaetsen laten
visiteren, opdat met fondament spreecken mtgen. De stabiliatie van
een rendez-vous off hooftplaetse is een van de nootlyekste saken
welcke vooreerst wel byderhant diende genomen te worden. . • .
Het different tusschen Bantam en Jaccatra is noch niet geslist,
maer een tyt lanck stil geweest en nu weder toenemende, soo ick
my niet bedriege, mogen de Heeren wel verseeckert wesen, dat het
niet dan om ons te doen is , dese lieden en syn in alles niet slecht ,
(eenvoudig?) gelyck de Heeren trachten een verseeckerde plaetse te
ocGupeeren, omme op geen genade van Indiaense princen te leven,
maer hun van haer gewelt te ontslaen, even alsoo is desen Pan-
goran practiseerende omme ons in toom en dwang te houden, en
hem van ons te verseeckeren, want ons niet geeme van hier hadde
ende des Comp' madit nogtans ontsiet. 41
Den brieff van Syn Excelli® hebben wy desen Coninck gegeven
met het metalen stucxken en twee vergulde roers daerby, hy geliet
hem 't selve seer aengenaam was en is Syn Excell^^ daervaa hooche-
lyck bedanckende .
39
XIY. Db DiBBOTBTJB-GEinsEAAL Jan Pdstbbbz. Gobk AAir BJS
BbWÜTDHBHBEBS DEB OBKBBAIiB OoST tETD. GOHP.
(Hbbbeit xvn.)
Bantam; 31 Maart 1616.
By den Raet in consideratie geleyt synde, wat tot verkiesinge van
eenen nieuwen Oonvem'. Gnl. ten beste van de Gn^« Gomp. gedaen
off gelaten diende ^ is gearresteert en d'electie uytgestelt tot dat de
Heeren by d'H'. Gn'. Reael, de Commandenrs Doenss en Lam ala
meerderen deelen van de vlootte gecomen snllen wesen, opdat suIcjl
met meerder voorsichticheyt, aensienlykheyt ende authoriteyt ge-
schiede, de Heeré geve dat alles ten besten van de Grf« Gomp.
gedye.
Het different, onder welcken pretext het scheen den haet en jalousie
tnsschen Bantam en Jaccatra haer geopenbaert soude hebben, is ge-
slyst en dat vermits den Goninck van Jaccatra van syne pretentien
afstant gedaen heeft, dan nu isser weder een aan ander pott te viere,
daerdoor eerlange voor seecker houde den oorloch voortgaen sall^
tenzy dat alles door den Mattaram nedergeleyt worde. Wy hebben
van Japara tydinge van dato den 1 feb. passato, als dat dito Mattaram
in eenen veltslach alle* syne partyen, de Goninghen in t'Oosten van
Java gelegen, nedergeleyt soude hebben; soo sulcx waer is, wort
voor seecker gehouden, dat alsdan met alle syn macht herwaerts
sal comen, omme dese quartieren mede t'onder te brengen. Godt
geve sulcx voortgaen mach, want ick achte alsdan beter conditie
souden becomen, soo ick my nyet en abuseere ^
Na het schryven van 't voorgaende, is alhier van Jambi gearri-
veert het Engelsch jagt, welck d'onsen aldaer gelaten hebben . •
nadat de Halve Maen van Jamby is vertrokken,
seggen d'Engelsen datter wederom vier fregatten van Malacca (waren)
geweest. • • •
Wy hebben geseyt dese contreye d'allergelegenste tot een rendez-
vous en generale bestieringe te syn; maer dat na onsen oordeele
geen plaetse can worden geoccupeert off sullen met die van Bantam
' Vergeüijk bienu^ter, de instnictie voor den Opperkoopman Druyff, gezant aan den
Mataiam, onder n». XVI der gedrukte stukken.
40
in contentie geraecken, doch als de negotie tot Jamby in treyn sal
wesen, dat ons aldaer souden connen behelpen en de contentie niet
en behoeven jte ontsien. Hier en tegen sullen de Heeren veradver-
teert wesen, dat voorgemelde tydinge van den Mataram continueert
en soo haest den Mataram in 't oosten gedaen sal hebben ^ sal hy
voorseecker Bantam besoecken, herwaerts comende, sal Jaccatra sich
den Mataram onderwerpen^ Bantam meen ick sal meest op ons sien.
Tusschen den jongen Coninck en desen Pangoran Gouvem'. vermeer-
dert den haet, ontsach en dissidentie. De Pangoran heeft veel geit
vergadert, maer wort syn gouvernement voor sulcx gehouden, dat de
negotie alhier en haren staet peryckel loopt. Waerómme wy na Japara
en Jamby gegaen syn, connen sy seer wel begrypen, en om alle
inconvenienten voor te comen, schynt het, ja wort voor seecker ge-
houden, dat met ons in conferentie sullen willen treden, omme ons
misnoegen wech te nemen en U£. met redelycke conditien te pagen,
de negotie hier te houden tot accressement van haren staet. Wie
het voorslach doen sal, of wat voorleggen sullen en wete niet, het
soude wel haest connen geschieden, maer alsoo dat volck na haren
melancoliquen aert, haer saecken tot opt uiterste laten comen, soude
het noch wel een k twee jaren connen aenloopen eer hun volcome-
lyck ontdecken en in conferentie treden. Derhalve gelieve tJE. met-
ten eersten ordre te geven, wat in voorgemelde saecken gelieven
gedaen, gelaten of gehandelt te hebben, alsoo sulcx van seer grooten
consideratie eu gewichte syn houdende. Namentlyck oflF selfe een
plaetse begeeren begreepen te hebben, off hun met redelycke con-
ditie gelieven te genoegen, en wat de conditien syn, welcke ÜE. ten
naesten gevalt, item soo de Mattaram hem herwaerts went, off ons
neutrael sullen houden of party e kiesen, wel te verstaen soo de
keuze behouden mogen, tensy de wint ons in 't seyle wayt, off
genootsaeckt worden, soo en sullen in dese na myn opinie niet fina-
lyck resolveren, voor en aleer hierop van ü E. bescheet beoomen;
doch wat de nieuwe Generaal, welcke noch verkoosen sal worden
en den raet gelieven te doen en weete niet. D'Engelsen achte ick
gelyck sy overal doen, dat op ons sullen sien en van der Javanen
syde, niet dan voor byloopers gehouden worden.
41
XV. De Dibecteitb Generaal Jan Pibtebsz. Cobk aak de
Bewikdhebbbbb bbb Gen. O. L Comp. (Heebbk XVU) i.
*
Bantam, 10 October 1616.
Eiiiitfegte, enz
Met de schepen den Groenen Leeuw, Witten Beer, Manritius,
Rotterdam ende den Dolphyn (welck wg hopen door Godes genade
costi wel snllen wesen gearriveert) hebben niet alleen ü. E. voor-
gaende missiven beantwoort, maer oock geadvyseert haeren staet
ende stant van Indien, 't gene passerende was, wat ordre gestelt
«
hadden ende voorder gedissegneert wierde te doen.
Tsedert sgn hier op den 30^ April passato, Gode sy lofi met ge-
sont volck, wel gearriveert de schepen den S warton Leenw, Berger-
boot ende GaUiasse, daermede ontfismgen hebben U. E. missiven van
dato 6 ende 30 April, primo, 6 ende 18 Mayo 1615, gelyck mede
drie andre aen d'Ed. Heer G«nerael Be3mst, zaliger, van dato 30
April, primo ende 6 May desselviger jaers. Den 27*^ Angnsto passato
is hier (Godt loff) mede seer gelncMgh ende spoedich wel gearri-
veert 't jacht 't Hart, waermede van U. E. drie andere missiven
hebben ont&ngen, gedatteert nltimo No\«mber 1615, 4 Febmary
ende 5 Martins 1616, gelyck mede drie andere van gelycke dato
aen voorn. Generael Beynst zal^ Wat tsedert onse voorgaende schre-
ven toe gedragen is ende op alle voorgemelde missiven ten antwoorde
occoreert, snllen U. E. voor sooveele in ons is, mits desen missiven
verhalen, opdat d' Ed. Heeren haere saecken alsoo werden beleyt,
dat ten gemeene beste alles goets daerwtt gedye.
.Vooreerst sullen cortelyck overloopen hoe wonderbaerlyck verhin-
dert syn geworden den voorfganck van twee seer groote contra aen-
slagen, soo van ons tegen den vyant, als van den vyant tegen ofts,
sonder dat d'eene iets van den anderen was bewust Den Almo-
genden Godt heeft des vyants aenslach (welck waerlyoken wel belayt
en groot geweest is) verhinderd ende U; E. van een seer groote
schade beboet; door d'Engelse syn in meerder peryckêl dan van de
1 Hoewel deze brief lioo£izakemk het verhaal bevat van gebeurtenissen op Banda
en Podo-Ay, moest ik dien in dit werk over Neerl. gezag op Java opnemen, omdat
de hoofilaanleiding tot den oorlog met de Engelschen op Java jnist in die gebeurtenissen
gelegen was.
42
macht des vyants selve geweest, ende alle des vyants macht waere
oock geheelyck verslagen geworden, soo ons ditto Engelse niet ver-
hindert hadden, gelyck de Heeren per nevensgaende missiven ende
volgende redenen connen vernemen. Den vyant na ick hespenre aen
d'intree van syn aenslach ende practycke in de Mollncqnes door de
Tidoresen gebmyckt, heeft voor gehadt in dese quartieren syn per-
sonagie te spoelen, terwyle alle onse macht in de Mollaoques sou-
den amnseeren, want Don Joan de Silva is ontrent 4 Febmary
passato wt Manilla geseylt met alle de Spaensche macht, bestaende
na ons de MaUeyers raporteerden in 25 seylen, daeronder 10 sche-
pen ende 7 galleyen nommineerden, maer na de seeckerste advysen
over Jambi becomen in 4 seer groote galjoenen ende 4 a 5 g^eyen
ende fusten. In plaetse vaa na de Mollneqnes souden seylen, daer
sylieden van d'onsen sooveel jaren gewacht syn, is ditto vloote na
Pulo Timaon geloopen ende in Sincapura geariveert; weynich dagen
nadat den Admirael Verhagen met onse vloote van daer vertrocken
was. Hier meenden sy de Portngiese macht bg de haere te voegen,
maer alsoo vernamen deselve van d'onsen verslagen was, heeft Don
Jnan de Silva, advyse na Goa om nieuw secours gesonden, ende
terwglèn na antwoorde wvren wachtende, is d' Silva cranck gewor-
den ende in Mayo passato in Mallacca overleden, ende nadat van
Goa weder antwoort gecomen was, gelyck mede tgdinge dat den
Vice Roy een armada de Bema souden seiiden, is voors. vloote na*
ons Soury over Jambi adviseert, wederom na Manilla gekeert, heb-
bende 500 soldaten in Mallacca gelaten ende haer disseyn na het
schynt voor dees tyt geschort. Dat terwyle den vyandt met dese
aenslach besich was, de haren in de Mollucques door de Tidoresen
gesocht hebben onse macht aldaer te trecken ende amuseeren, connen
de Heeren aen nevensgaende missiven van d'Heer Gouverneur Beael
vernemen. Syn Ed. verhaelt seer breet hoe de Tidoresen ende Tema-
tanennietsynne toelatinge voor eenige miaenden (nadat lange met den
andren gehandelt hadden) stilstaat van wapenen hebben beslooten, ende
dat de Tidoresen met syn £d. daema mede hebben gehandelt, veyn-
sende soo wonderlycke goede affectie t'onswaerts, gelyck off anders
niet en sochten dan haer, soo haest onse macht aldaer soude wesen,
met onser hulpe vant Spaensch jock te ontlasten, maer even gelyck
dese practycque van langerhandt hadden begost, alsoo hebben sy haer
45
wederomme geretire^ enêe de handelinge allenskens verlaten, doen
de Fartagiesse nederlage van Mallacoa vernamen ende alle onse
scheepen aldaer arriveerden, sonder dat haere practycke hij d'onsen
g^aerokt zQn, dan hdewel het bnyten propoost is, soo en can noch-
tans niet naerlaten hierinne te voegen hoe ick van opinie ben dat
recht contrarie 't voorslach der Tidoresen veeleer gepractiseert wort
hoe sy haer best van ons sonden mogen ontlasten, niet dat de dpan-
giaerden meerder lieffde toegedragen wort, maer vermits onse groote
apparente macht meerder ontsien; metter fyt snlien de waerheyt
vernemen. Interim geHeve ü E. op soo een importante saedce als
dit is, serienselyck te letten.
Omme wederomme' a propositie te oomen, te rememoreren hoe
ons dessejn mede verhindert is geworden, ende in wat peryckel
door d'Engelse zyn geweest, als oock hoe sylieden ons de volcomen
victorie hebben benomen, gelieve U E. te gedencken hoe voor desen
verhaelt hebbe, gearresteert te zyn dat d'Ed.HeerGeneraelReynst'z'.
met alle de macht wt de MoUncqnes herwarts sonde comen , omme
de macht aldaer niet langer infhictaens te consnmeeren, maer iet
groots voor te nemen, sonder alsdoen nochtans eyntlycken wat ge-
determineert te syn, maer soo voors. Meere Reynst zaliger hier
arrireerde, de nienwe vloote niet voort en qnam, ons geit gebrack
ende d'Engelse daerenboven dissegneerden met 4 scheepen na Am-
boyna ende Banda te gaen, wierden genootsaect ons desseyn te ver-
anderen endé vooral Amboyna ende Banda voor de Compagnie te
verseeckeren ende d'Engelse te prevenieren, doch evenWel wierde
door enckele schiokinge Godts, tegen d'opinie van veelen geresolveert
dat men eenige schepen na Mallacca ende Sincapnra sonden senden,
mits d&t aldaer niet langer dan ontrent 15 Febmario sonden vertoe-
ven, opdat in allen gevalle Amboyna ende Banda sonden mogen be-
seylen off per avontore de nienwe schepen niet en arriveerden. Door
dese schepen syn de Portagiese gaUioenen verslagen gelyck ü E.
voor desen hebben geadvyseert ende heeft den vyant syn desseyn
daerdoor geschort.
Wat schade de gemelde Compagnie door d'Engelsen geleden cost
hebben, soe aUe de geheele macht datelQcken om haer ondercmypinge
te verhoeden weder t^ngge naer Amboyna ende Banda waere ge-
sonden, can lichtelyck begrepen worden^ want ten besten genomen
44
dat de vyaat op ons in Bantam noch Jaooatra, Amboyna noch Banda,
niet en hadde connen doen, terwyle de macht in de IfollncqueB
amnseerden, boo sonden sy verbindt connen hebben, dat dit jaer
niet een schip naer patria sonden connen senden , doch d' Almogende
heeft het dusverde versien, daervan Symie Goddelgcke Ibjesteit
hoochlycker geloofft zy.
Van hoe groeten voordeel de gemelde compagnie door d'Engekien
geprevenieert syn geworden, is mede kennelyck want ingevaUe d'Ed.
Heer Oen', zaliger ende de voomeemste macht na MaOacca waere
g^aen ende hnn aldaer een tyt hadden ontbonden , gelyck gedisse*
gneert wierde, sy sonden niet alleene de Spaensebe vloote met Gk>des
bnlpe mede hebben connen verslaen, maer oock mogen vcpiieesteren
het silver schip ende 't gallioen van eonvoy wdck mede cort na het
vertrek van den Admirael Verhagen voor Mallacca ariveerden,
alwaer noch leggende syn om int eerst vant aenstaende monson na
Goa te seylen. in Mallacca gaet spraecke, alsdat zy lieden een fort
off rednyi op isla das Naos snllen maecken, gaet snlcx voort sullen
sy een goet retrayt voor haer schepen hebben ende sonde ons tsel-
vige tans of morgen wel hinderlyck connen syn.
Sanderen daechs met het vertreck van den Dolphyn, qnam hier
de loopende tydinge hoe voors. Spaensebe vloote in Sincapnra geari*
veert was ende voor seecker herwarts comen sonde; den thienden
dach daema, wesende den 10*. April wierde snlcx geoonfiimeert ende
opdat hetselve geloove sonden geven, sont ons den Goninck van
Jhoor een originele missive (daervan by desen eogje gaet) door
voors. de Silva aen ditto Goninck geschreven ende versochte Syne
lüjesteyt dat daerop emstlyck sonden letten ende ten besten goede
ordre stellen; hadden wy hier schepen gehadt, sonden wat heerlicx
hebben connen wtrichten.
Ende alsoo ten voors. lyde, doen van de compste der Spangiaerden
advyse bequamen, het westolycke mousson verloopen was ende wy
van jachten gantsch onversien waeren, soo ea conden naer de Mol-
Incqnes geen advyse senden, doch naderhant destineerden 't jacht
G. HoUandia by zuyen Java derwarts; sy £fyn tot op 13^ graden
znyder breete geweest, maer alsoo niet dan oostelycke winden ris-
contreerden ende soo hollen see, dat deselvige niet bouwen costoui
is de jacht met onse advysen wedergekéert.
w
Omme niet onvements van den vyant overvallen te worden, hebben
wy op Jambi alsolcke ordre gestelt gehadt, dat voorgemelde tydinge
met contrarie monsson door Sonry over Jambi van den vyandt hebben
bec(»neny ende verwachten noch dagelicz wederom na^er bescheet.
lyEngeben alhier residerende , gelyck mede den Paogwan van Ban-
tam, syn voor de Spaagiaerden vry wat bevreest geweest, doch
heeft hem soowel d'een als d'ander stille gehouden, ende syn syl.
voorder op ons siende, alsoo d'Engelsen op dit pas, plaetse in Jac-
eatra hebben begreepen ende aldaer residentie genome, gelyck mede
haeren priamanse pq[»er wt het schip den Hector op d'eylaaden al*
daer gelost, omme 't scUp aldaer te verdubbelen, laet ick my voor-
staen sulc;p: gedaen hebben omme aldaer ond^r onse vleugelen te
schuylen, want vermits in Jaccatra sterck van volck syn ende dis-
segneerden de voomeemste effecten ende 't meeste volck derwarts te
transportoen <mmie den viant aldaer te wederstaen ende ons op geen
ontrouwe Hooren, maer naest Godt op onse eygen wapenen te verlaten.
Per de jachten de Halve Maen, Vlissingen ende fregat Jambi,
gelyck mede daarna per de schepen de Beigerboot ende Oalliasse
hebbe aen Soury in Jambi mede geordonneert gehadt, dat byaldien
de Spaensche vloot ontrent Mallacca bleve leggen ofte om de Weste
li^n, hy alsdan by noorden Bomeo ende Oelebes, de GalUasse oft
een jacht na de MoUucques soude senden , met alsnlcke advysen als
van des vyants gclegentheyt ende intentie soude connen becomen,
doch alsoo ut supra weder na Manilla zymgekeert, syn dese advysen
mede niet voortg^aen.
Door onse vo(n^;aende snUen de Heeren verstaen hebben op de
proceduyren van d'Engelsen door d'Bd. Heer Oenerael Beynst z%
ende den raet alhier gearresteert te sfyn, eer U £• Clommissie desen
aengaende bequamen, dat men d'Engelsen met gewelt wt de MoUuc-
ques, Anboyna ende Banda souden weeren, ende geen acces noch
spraecke met d'lnwoonderen te houden, toe te staen, byaldien gy-
Ueden niet naer en lieten in die quartieren koerende, andermael iets
t^en ü E. recht ende nadeel te attenteeren, onse bontgenooten ge-
welt o£f overlast aendoen, onse vyanden assisteerden ofte secreete
communicatie met haer hielden. Item hoe by Syn Ed. verscheyde
eommissien gegeven syn geweest omme dese resolutie alsoo te doen
executeeren, gelyck mede hoe oock geresolveert was omme d'Engelso
«6
te prevenieren, Amboyna ende Banda Yoor de Gomfpagnie te ver-
seeckeren, andermaal een togt op Paloway te doen omme dat eylant
met belegeringe (ende geen TÜegend aasault) geheel te moorpcMreren.
Item sollen de Heeren oock wel vergtaen het^ben^ hoe wy na het
overlyden van ditto Generaèl Reynst z'. wt crachte van Syn Ed«
eommissie voorgemelde saecken by der hand aameuy gelydc mede
wat ordre gestelt hebben gehadt ende hoe alhier met den Raet
resolveerden met de togt na Paloway voort te varen, waertoe als
hooft committeerden den Commandeur Lam, wat effect de saeoke ge-
nomen heeft y sullen corteling ovarloopen, aLsoo de Heeren de parti-
cnlarisatie in medegaende missiven connen vernemen.
De scheepen alle te samen soo nn , soo dan in aller y\e van hier
vertrocken wesende, ayn in Amboyna by den anderen versamelt;
van daer is den Commandenr Lam met de vloote na Banda geseylt,
in Amboyna latende de scheepen Amsterdam, den Engel ende Nep-
taynes, ende terwylen door 't qnaet weder eenige dagen genooisaect
wierden, onder 't fort Nassonw na bequaem weder te wanten,
arriveerden mede wt de Mollncqnes de scheepen Gheylon ende den
Sooden Leeuw met 140 soldaten ende 446 sdelen van Giauw, weloke
d'He^ Gouverneur Beael volgens d'ordre van d'Heer GMerael
Reynst z^ tot assistentie van de tocht was sendende,
Gonforme de genomen resolutie ende ordre van hier gegeven , heeft
hem Willem Jansz, Gouverneur vant fort Henrieque met het geheele
guaroesoen ooopmansehap^^amunitie van oorloge ende andersints int
schip den Engel getransporteert, ditto fort verlaten ende geheel ge-
raseert, sy syn in Amboyna by de vloote wel geamveert ende mede
tot bet exploict op Puloway geymployeert
Den Gommandeur Lam, interim nagoet weder verwaehtende was,
door vocM». schip den Booden Leeuw tgdinge beeomende hoe onder
Puloway 4 Engelse schepen geset lagen, soo is hy datelyek met
alle de scheepen, wesende 9 int getal, nam^itlyeken Twapen van
Amsterdam, der Veer, VUssingen, Walcheren, den Booden lieeuw,
Oudt Zeelant, Gheylon, Hoorn, de Hoope ende chaloupe Gleyn
Enckhuysen, na Puloway geseylt, d'Engelschen hadden daer een
ettmael gelegen eer d'onsen bij hun quamen ende wedergebrocht
d'Ambassaten welcke door de Bandanesen herwarts gesonden syn
geweest I de schepen bij hun geoomen* wesende heeft vo^^melde
49
Conmuuidetir Lam haerlieden ten over^oede aadermael een insinuatie
gegeven, synnen last geopenbaert ende hun aengeseyt dat van daer
vertodLen sonden. D'Engelsen haer overheert siende, hebben haer
laten geseggen ende syn daielyek vertroeken, latende een chalonpe
met 10 man in ostagie tot verseeckeringe dat geen assistentie aen
de Bandinesen hadden gedaen.
D'Ëngelsen van daer vertroeken synde is ditto Lam op Pnloway
gelant met 7 compagnien soldaten, 3 compagnien bootsgeseUen, elek
van 70 coppen ende 23 Japonders, ende nadat 3 dagen besich wa-
ren geweest <wi leger te slaen ende batteryen dicht onder 't fort
van de Bandanesen te planten, soo syn de Bandanesen daer wt
gevlneht voort wt haer andre fort gedreven ende overhoop in seeekre
pranwen vant lant gevlucht ende op Pnloron geweecken, achterla-
tende Toor soovele by d'onsen gevonden syn 16 dooden, van d'ons^
synder soo Toor als naer 7 doot gebleven.
Pnloway door de- genade Oodes aldos overwonnen synde, is by
d'onsen geresolveert h^ eylandt te besetten ende hebben daerop
geleyt 154 witte coppen, bestaande in 2 compagnien, daerover
Adriaen van der Dassen, als Inytenant gonvemeor van Banda ende
Oapiteyn van Pnloway commandeert, alsoo hem in dese tocht, ge-
lyck mede verleden jaer, hoewel het doen niet wel en gelnckte, seer
wel gedragen heeft
Voorder syn mede op Pnloway g^eyt om 't lant te penpleren
ende de vruchten te winnen 446 sielen ^r den Gouvemenr Reael '
van Sian gelicht, 100 sielen viye lieden van S<dor, 30 mardicqners
ende 64 gevangenen, soo Spangiaerden als Qonseratten, wesende in
ailes 794 sielen; dit is een seer schoon eylandt, maer het facheert
ende incommodeert de lieden seere datter op 't lant geen versch
waeter en is, daeromme sal goet wesen dat U £. gelyck den
biytenant gonvemenr adviseert goede partye steen ende tras met
eenige metselaers herwarts sende omme cisternen te maken , can 't
geschieden, gelieve de Heeren tselvige niet naer te laten, maer
groote partye senden, want sulcx per avontore tot volgende desseyn
noeh nodiger wesen saL
D'andre Bandanesen de v^x)veringe van Pnloway verstaen heb-
bende, versoehtra datelyck vreede ende is haer deselve geaocordeert
als per neven^gaeade contract blyct; den prys van de nooten ende
48
foelje is hooch, te woeten 100 realen, oock is hun soo een irreli-
gieas artyckel als voor desen de Tematanen geaccordeert, welck de
Heeren ordonnerende syn qpt gevoeehlyckate geheel te annuleren
ofte den deele te acoomoderen, 'twelck alsoe vervorderen sollen.
Den Commandeur Lam heeft hem met het maeeken deser vreede
wat verhaest, op hoope dat dit jaer noch een scheepsladinge tot
sonlagement van d'extreme lasten becomen souden, maer ten is soo
wel niet gelucht, want het schip Hoorn en heeft van daer niet meer
gebracht dan 427 sockels foelie, wesende ontrent 8600 catti banda,
ende 39400 caiti banda ongegarbuleerde nooten. Dese vreede en
heeft na het vertreck van den Commandeur Lam met de vloote niet
lange geduert, want alsoo die van Pnloway per contract acces op
't lant gcaccordeert was, hebben sy de meeste Ciauwers aen haer
getrocken ende van Puloway op Puloron gevoert 246 sielen, soo
mannen, vrouwen als kinderen. Hier en tegen syn door d'onsen
in 't fort Nassouw ontrent 90 sielen van Lontor aengehouden, omme
de voors. Siauwen daertegen te lossen, maer die van Banda en
hebben daerinne niet willen verdragen, doch die van Lontor soecken
ende veynsen evenwel met d'onsen vreede te willen houden, omme
haere praeuwen ende eenich secoers van vivres van Chey ende Ara
te becomen, vermits geheel Banda onversien van vivres is, alsoo dit
jaer aldaer niet dan 2 joncken geweest syn, doch is haer door
d'onsen den oorloch opgeseyt ende wort daervan een seer goede uyt-
compste verhoopt ^
Daer is gedissegneert een fort in calck ende steen op Puloway te
maeeken, het schip OudtZeelant is daer gesleeten ende is het ge-
schut, amunitie ende andersints van 't selvige te lande geleyt. Op
Qrtattan was wederomme een logie om te handelen gemaeckt, welck
my een seer groot abuys dunckt te syn. Nu Banda overheert is, sal
men haer noch sopveel te* goede comen, dat men by haer, opdat
wederomme moorderye mogen aenrechten, gaet handelen. Voorwaer
t' is myns bedunckens luttel genoech, dat men haer aen 't casteel
te comen, gewenne.
U E. zy veradverteert dat d'Engelsen dit jaer weynich, ja per
avonture geen foelie noch nooten altoos suUen overbrengen, noch en
sal by ons toecomende jaer mede geen overvloet becomen worden,
want van 't eylant Nera in 4 & 5 jaren (vermits de boomen ver-
49
leden jaer door den brant van den berch vernielt wierden) geen
vrachten geplackt sullen worden, ende sal van Puloway mede al
veel verlooren gaen.
lek hoope dat d'Engelsen met dese victorie geheel wt Banda sullen
weesen geslooten, soodat de vruchten voor U E. als nu door Godes
genade met cleen cappitael sullen becomen, want als men de Ban-
dineesen den toevoer van rys ende andere vivres onthoude, dat met
de fregatten lichtelyck gedaen can worden, soo en isser voor haer
geen ander wtcomst, da;n dat voor haere vruchten wtt onse handen
moeten comen eeten
Nadat alle de schepen by den anderen in de MoUuques geaxri-
veert waren, is door den raet van Indien d'h'. Laurens Reael by
pluraliteit van stemmen voor Gk)uvern''. Generael geëligeert, geauüio-
riseert en aengenomen. Godt begenadige Byn Ed. met alsulcke gaven
als tot uitvoeringe van soo groote digniteyt en last ten welstant van
de vereenichde Nederlanden en Genrle. Comp®. van noode sy. Ult^
martio passato arriveerde aldaer door de Suytzee den Commandeur
Spilbergen, met de schepen de Nieuwe Zon en Maen, den Aeolus en
Moi^ensterre , de Jager met een verovert fregat.
Alsnu sullen wy tot de plaetsen comen, welck op Java frequen-
terende syn, namentl. Bantam, Jaccatrsi,, Cherebon ende Japara, daer
van met redelyck goet fondament spreeckü^connen, voomementlyck
van Bantam ende Jaccatra, alsoo in handelinge van gewichtige saec-
ken, den pols deser Coninghen seer wel getast hebbe. Wat spel met
den anderen hebben gehadt en hier al lyden moeten, soude te lanck
om schryven wesen, daeromme sullen de voomeemste supstantie
anotteren ende rest op d'overcomende vrienden raporteren.
Hoe U E. macht door die van Bantam seer wertontsien, zyliedenons
niet geeme van hier souden hebben, is ü E. voor desen geseyt , als oock
hoe het scheen (dat) by haerlieden bespeurt wierde (dat) haeren staet
peryckel lydt, en deselvige met de Comp. souden soeckente vêrseeckeren,
gelyck mede dat het ten uiterste souden laten comen eer eenichsints
van de groote tollen affstant souden doen, met U E. in verbintenisse
treden en ons alhier beter conditie en tractement geven, dit alles confir-
mere wederom waerachtich te syn en besluyte daerover, dat men geen
IV. 4
venninderinge van tollen, yerseeckeringe noch redelycke conditie
becomen sal, tenzy dat de Heeren haer selven helpen, off alsvooren,
dat die van Bantam daertoe genootsaect worden.
Soo hier tydinge qnam , als dat de Spaensche armade op wech was
om herwaerts te comen ^, gelyck mede dat de Mattaram hier comen
wilde, scheen het (alsoo my doentertyt willens van Bantam apsen-
teerde) even gelyck off elders verseeckeringe sochten, dat haer ont-
decken souden; maer weder tot Bantam comende alsoo noch Spang-
niaerden noch Mattaram Toortqnamen, hebben sy haer geheelycken
geretireert en soo stille gehouden als off nieuwers van wisten, en
heeft den Pangoran begost de mueren van Bantam te repareren,
daermede alsnoch besich syn, maeckende na haer wyse, diverse groote
bolwercken, daervan meyninge zyn jschut op te planten, theeft de
name sulcx tegen de Spangiaerdcn geschiet, maer achte dat het
voomementlyck onsenthalven gedaen wert.
Venninderinge van de groote tollen hebben wy van eersten aff
versocht en syn continueelyck daeromme solliciterende, hierentegen
is van des Pangorans zyde wederomme veele gedaen omme nieuwen
tol van sandelhout, oliphanstanden, iser en alle andre waren te be-
comen, maer doen wy sulcx met beleeftheyt niet langer conden ex-
cuseren, hebben tselve plat uit gerefuseert. Alsnu seggen sy, soo
men affslacb van den pepertol begeert, dat dan verdragen sullen
moeten omme van alle andere waren tol te geven. Dit hebben wy
oock geheelyck verwori^ ende voorgeslagen, dewyl den Pangoran
in alle manieren geit en groot gewin is soeckende en niet geeme
affslach sonde geven, dat sy dan d'Engelsen uit den peperhandel
excluderen, soo sullen wy oonnen resolveren, hem een groote tol te
laten houden en oock de peper tot goeden pryse connen coopeu.
1 op den 4 rebroarij 1616 was eene Spaansche vloot van 25 zeilen van Manila
vertrokken, onder bevel van Don Juan da Silva, die schijnbaar het doel had van een
aanslag op de Molnkken te willen doen; doch die heimelijk voortzeilde tot nabij
Singapoere, alwaar da Silva meende z^'ne magt bij die der Portugezen te voegen,
om dan te zamen Bantam en de Nederlanders aldaar aan te tasten. De nederlandsche
admiraal Steven van der Hagen had echter in december 1615 de galjoenen der Por-
tugezen b\j Isla de Naos vernield en dientengevolge had da Silva zQn verderen togt
naar Bantam uitgesteld, tot dat nieuwe schepen uit Goa zouden zijn aangekomen.
In afwachting daarvan, stierf da Silva binnen Malakka, en bleef de aanslag op Bantam
veredeld.
81
want als den peper alleen in handen hadden, soo souden deselvigè
in Eiu*opa in reputatie gehouden connen worden, daer nu ter con-
trarie de kladde in is. Hierop is ons gevraecht, dewyle d'Ën-
gelsen haer sulcken exclusie grootelicx souden belgen, off deseu Co-
ninck tegen d'Engelsen wel souden connen en willen assisteren, in-
gevalle sylieden alsdan Bantam molest vielen ende Chinese joncken
aenhaelen wilden; daerop ten exempel hebben gegeven tgene in ge-
lycken caso (sic) volgens contracten met den Coninck van Tomaten
en die van Amboyna gemaeckt tegen d'Engelsen is passeerende. Soo
wy eenige groeten om assistentie off faveur tot affelach van den
groeten tol aenspraecken, gelieten sy haer, gelyck off noyt geweeten
hadden, dat van ons soo onredelicken tol betaelt wierde, en ant
woorden niettemin dat patienteren mosten, tot dat het gouvernement
in haoden van den jongen Coninck getransporteert sy, want daer
niemant in't lant is, zeggen sy, die den Pangoran Gouverneur daer
van soude durven aenspreeken.
Soodat ick alsvooren andermael segge, dat niets goets becomen
sullen j tenzij Bantam (soowel als Tematen, Amboynesen en Banda-
nesen en alle andre mooren) daertoe worden gedrongen, Den drang
van de Spangiaerden syn wy selffs van hier weerende, den drang
Tan den Mataram sal lancksaem bycomen en conde ons selffs mede
wel hinderlyck worden, ergo moeten sulcx sell® doen en dan hoe
eerder hoe beter want houde voor-
seeker, gelyck mij ronduit van eenige vrieMen oock wel geseyt is,
dat soo wy ons huys opbraecken en simpelycken van Bantam ver-
troeken, sonder te wapenen te comen off offentie te doen, even
gelyck off Bantam geheel wilden verwerpen en alhier geen peper
meer wilden coopen, noch negotie doen, dat, segge ick daermede
tot ons voornemen souden comen; ja als ons met cleenen affslach van
tol niet wilden laten genoegen, en hart drongen, dat d'Engelsen van
den peper excluderen sullen. Dit stuck schynt bycans d'aldervorder-
lyckste voor de Generale Cómp te wesen, omme met 't beste ge-
mack tot goeden stant te geraecken en de geheele Indische negotie
te incorporeren, want my dunckt onder correctie, dat de Heeren
als dan de MoUucques, Amboyna ende Banda deffensivelyck beset-
tende, de Portugiesen, met eenige schepen op de custe vanMalabar
te houden, souden connen verhinderen peper over te voeren en dat
82
men Halacoa bequamelyck sonde connen venneesteren ende aldaer
de hooflplaetse ende generale rendez-vons stabilere sonder in Indie
meerder vyanden te maeeken.
• •« • ••••■•••••••••••••••
Dewyl met die van Bantam niet te handelen is, tensy dat het
ut snpra ten uitersten comt en dat het ten uitersten wachtende te
laet sonde wesen, soo hebbe den Coninek van Jaccatra voorgeleyt,
800 de Spaense armade comt off ons wel toestaen sal, eenige ver-
sterckinge tot diffentie te maeeken, waerop niet veel bescheet hebben
connen bekomen, wy syn voorder in bespreek van een casteel te
bouwen geraeckt, niet dat van den raet daertoe last hebben, off
dat het oock onse meninge sy; maer omme desen Coninek voorder
te ondertasten en die van Bantam daerdoor tot redelycke handelinge
te brengen, het schgnt naer wy verstaen, dat de Coninek geheelyck
gesint is, omme een casteel voor een redelyck stuck gelts te ver-
gunnen, doch alsoo hy in dit stuck eenigen ontsiet, wort de vol-
comen uitspraeck vertrocken. Off het geraden zy hierna iet te doen
off niet, zullen voor dees tyt niet disputeren, alleen seggen, dat
het de Comp. niet dienen sonde, d'oncosten daervan te dragen en
dat d'Engelsen tot verseeckeringhe haerder Indischen negotie, daer-
onder souden schuylen.
Den Coninek van 't Cherebon, een plaetse tusschen Jaccatra en
Japara gelegen solliciteert mede seere, dat daer volck te resideeren
souden senden. Het is een plaetse, daer mede te becomen is, goede
quantiteyt rys, doch olie, boontjes, aguyn, loock en diergelycke meer
dan tot Japara, waervan die van Malacca goetgerieff syn treckende.
In Japara syn eenige houten en rieden huysen tot verzamelinghe
van provisien gemaeckt, daer is goede partye steen en calck vei^a-
dert, maer geen gebouw begost, weete oock niet wai voortganck
sulcx nemen sal. De H'. Doenssen heeft verleden jaer over de 500
lasten rys van hier in 5 maenden gescheept.
By den H'. admirael Verhagen en den Raet syn aen den Mataram
vereert twee halve cartouwen, 'tsedert hebben haer niet geschaemt
twee andre, met seeckere diamanten en gout voor den Mattaram te
coop te eysschen, doende daerby allegatie, hoe aldaer geen tollen
betaelt en toch Bantam soo excessive lasten goetwillich voldoen.
De Heeren stellen in bedencking voor, off dese plaetse tot een
55
rendez-vons niet beqoaem sonde wesen, waerop ten antwoorde zegge
dat alsoo de qnartieren van Japara abondant van rys en alle lyff-
tochten syn, dat hier eertyt den stapel van de negotie plach te
wesen, gelyck men oock in de Portugiese historie siet, dat doen ter
tyt geen ander Goninck noch plaetse dan Japara voomemelyck ver-
maert waere ende alle andre plaetsen van Java tot syne devotie
stonden. Meest alle de Jambise peper can hier getrocken worden,
gelyck de Javaense joncken oock goede qnantiteit jaerlycx brengende
syn, maer de Bantamsen peper en sonde niet volgen, ten waere dat
dese Ghinesen, Engelse ende andre Enropesche natie verhindert
wierden, tot Bantam peper te coopen. Het fort can wel gemaect
worden, dat men 't allen tyde te water in cas van oorloge, sonde
connen seconderen, doch twy^ele niettegenstaande de presentatie
door den Mattaram gedaen, off ons toegestaen sonde worden, een
fort te bonwen en sonden de monssons in dese plaetse ons seer hin-
derlyck wesen
Toncherende 't verkiezen en verseeckeren van eenen Generln. ren-
dez-vons, weicke de heeren, naest de verseeckeringe van Amboyna
ende Banda hoochelyck syn recommanderende, dat is voorwaer een
seer important stuck, welck soo haest by der handen dient genomen
te worden, als de Molluqnen, Amboyna. en Banda, gelyck de Hee-
ren seggen, verseeckert snllen wesen;
my aengaende als een lichte scheepen, sal ick UE. myn advys licht
en veerdich verhalen. In alsnlcken staet als tegenwoordel. de Mol-
luqnes, Amboyna en Banda syn staende, segge ick dat men in Go-
des name, de saecke behoort by der hant te nemen, mits dat in of
voor de Molnqnes, Amboyna en Banda sooveel scheepen en jachten
gebonden worden, als tot verhinderinge en versekeringe van d'En-
gelsen en Indiaense negotianten van noode zy, gelyck mede dat in
Banda alsnlcke fregatten en cleene jachten werden gebonden, dat de
Bandanesen genootsaeckt blyven nit onse handen te eeten ....
waer en wat de beqnaemste plaetse tot eenen rendez-vons zy, snllen
mede aenroeren, ontrent Bantam off Mallacca sal het moeten geschieden ,
vooren hebben wy geseyt, soo simpelyck onderstaet van Bantam te
vertreckcn, dat ons met d'affslach van d'excessiven tol snllen soec-
ken te payen en honden, ja soo wg vorder ende hart procederen, ons
S4
met een weynich afblach van tol niet laten genoegen, dat se ver-
bindtenisse met ons sullen aengaen en d'Engelsen ezcluderen. Hier-
over can met goede aparentie geseyt worden , best te schynen, dat
men de saecke alhier dient te beginnen, en soo d'Engelsen dan nit-
geslooten wierden, dat ons daermede alhier souden laten genoegen
en alle de macht naêr Malacca senden, om dese plaetse te vermees-
leren ende sedia aldaer te planten.
Maer soo d'exclusie van d'Engelsen niet en volchde, noch die van
Bantam ons genoech deden, maer hert bleven, offte dat men sonder
Mallacca aen te sien best geraden bevindt, alhier absoluitelyck aen
te vangen, dat men dan alhier plaetse begiype, datelyck een goet
fort bouwe en Gode d'nytcomste beveele •. .
dat niemant hem vreemt late duncken, ick
de stadt Bantam hier stelle, want late my voorstaen, snlcx wel ver-
dient hebben en dat se licht om (te) vermeesteren en te honden sy
en ontsie my niet d'occupering aen te raden
XVL IisrsTETJCTiB vooB DEN E. Qbeeet Fbedebickx Dbttxff,
Oppebcoopmak vak 't schip Baittam, gabnde wegens d'Eb.
Heeb Gottvebneub-Gbnebael en Raet van Indien in
Ambassate naeb den Mattbam, Ketsbb van Java.
Wegen d'Ed. H'. Gouvemenr G-enrl. sal ü E. in 't lant na den
Mattran reysen, omme denselven persoonelyck te spreecken en by
Syne Majt. gecomen wesende, sal ü E. hem uyt den name van d'Ed.
H'. G^ Genrl. 't medegenomen vereeren; voorder naer vrientelycke
congratnlatie, conferentie ca behoorl. complimenten sal ü E. d^ Maj.
vertoonen en rememoreren, voor desen by hem en den Commandeur
van Snrck onderlinge geaccordeert en verdragen te syn, dat wy lie-
den in alle vriheyt tot Japara souden mogen resideren, handelen en
sooveele rys opcoopen als van noode mochten hebben, sonder eenige
tollen te betalen, gelyck mede dat men alsulcke steenen huisen en
oock een fort, soo men 't begeerde, soude mogen maecken, daeroock
met groote costen aireede verscheyden materialen versamelt hebben,
niettegenstaende toegeseyt was Syne Majt. d'onsen daertoe assisteeren
souden.
BK
Item dat op 't versoeok, welck d'onsen uit synne Majt. naeme ge-
daen was, aen synne Majt. gesonden en vereert syn, de twee heere-
lickste stacken, welck in geheel Indien syn hebbende, en noyt
diergel. aen eenige potentaet gegeven is, maer alsoo onsen opper-
coopman van de logie dese stncken aen seeckere syne Edelen heeft
laten volgen, sonder die selfiGs aen synne Mag* te integreeren, de
selvege regenten andermael niet alleene twee diergeL stucken, gel. ,
off aen synne Mag* geene gegeven en waren, zyn eysschende, maer
oock onderstaen d'onsen aff te dringen verbiedende geen rys te
mogen coopen, waerdoor soo seere geincommodeert worden, dan (dat)
genootsaekt souden worden, snlckx continuerende, het bouwen van
een huys niet alleen na te laten, maer oock de plaetse te begeven
(verlaten.) — Derhalven alsoo niet en soecken dan in vrientschap
met syne Mag* te continueren ü E. hem vrientel. gebeden wil heb-
ben, de twee stucken wegen syn Princel. Excellentie en d'Ed. H^
GenrL gegeven in danck aan te vaerden en ordre te stellen, dat
onse cooplieden in alle vryheyt alle de rys mogen opcoopen, die
veyl is, sonder dat sulckx wederomme in eeniger maniere belet,
verhindert off verboden worde, presenteerende sulckx met alle billicke
redelyckheyt te verschuldigen. Ende byaldien wederomme twee
diergel. stucken geeyscht wierden, sal U E. hem (zich) excuseeren,
dat hy (gy) noch oock geene van alle de Gapiteynen herwerts over,
sulckx niet vermogen toe te seggen, veel minder voldoen, dewyle
het stucken van onsen Prince zyn, ende voorgaende door ordre van
Syn Excelen*. als Ed. Er. Oenrl. gegeven syn geweest, dan dat U
E. aenneempt den eysch van Syime Maj*. naer Hollant over te
schriven en aen d'Ed. Hr. gnrL te vertoonen, gel. mede syn uiterste
beste te doen, omme t'eflFect van Synne Maj*. begeerte te procureeren.
Voorder sal ü E. schriflelycke vryheyt volgens belofte aen van
Sorck gedaen, versoecken, omme alsulcken fort off steenen huisinge
tot onser verseeckeringe tegen alle buyten vyanden te mogen bou-
wen, 'tsy dan daar nu de logie is, op het berchgien aen d'overcant
van de riviere off elders, daer het van d'Ed. H"". Generael goet ge-
vonden en geordonneert mach werden, sonder daertegen soo onbe-
hooriyek verbont te maecken gelyck van Surck in de generale ter-
men dede, als te weeten, dat men den Mattram niets en sonde
weigeren mogen, hetwelck te beloven in syn vermogen niet enstondt
S6
en dien volgende by d'Ed H'. Oenerael en raet niet geconfinneert
noch voldaen con worden.
Ende dewyle de Mattram d'onsen in syn schnt en beschenninge
aldaer is nemende, sal U£. vastelyck toeseggen mogen, soo Synne
Haj^ van synne vyanden geassalteert worde, dat reciprocelyck al-
daer naer vermogen alle mogelycke assistentie sullen doen, belovende
mede byaldien Syne Maj*. iewers te water een armade sondt, dat
onse schepen haer in hunne v^oyagie geen verlett off verhinderinge
sullen doen, maer vrientelycke faveur bewysen en oock des begee-
rende onder 't schut van onse schepen (gelyck hy d'onsen in syn
lant doet) sullen beschermen, sonder ons voorder te verplichten.
Ende vermits door die van Bantam alsoo getracteert worden, dat
t'onser ontlastinge en verseeckeringe eenich expediënt by der hant
genomen dient te worden, sal UE. neerstelyck onderstaan, hoe
den Mattram tegen Bantam gesint is , sien off hij niet begeerich sy
na alle het geschut en 2 il 3 hondert duisent realen, welcke sylie-
den versamelt en d'een en d'ander geweldelyck afgedrongen hebben,
gelyck mede off hy niet gesint en is den oorloch derwerts te wenden,
als oock off hy wel Conninck van Bantham en consequentelijck Heere
van geheel Java soude begeeren te wesen, aenseggende dat die van
Bantam hun op ons verlaten en aldaar Connick blyven en wesen
sal, die het Oodt, met ons, sal gelieven te geven, omme ten lesten
a proposito te comen en te vernemen hoe 't hem gevallen soude,
soo wy met Bantam in oorloch geraeckten, off hy met ons tegen
Bantam wel iets soude willen aennemen en de stadt en 't landt ver-
meesterende off hy wel een vasten verbonde met ons soude willen
aengaen omme ons de stat van Bantam tot libre residentie te geven ,
en den peperhandel aen ons te vergunnen en verbinden, mits dat
Synne Maj^ daertegen soude genieten , sulckx metten andren verdra-
gen mocht worden, hoorende daertegen synen eysch en ook bot
biedende. In resolutie is gearesteert, dat UE. den Mattram en Eedelen
vereeren sal 't gene als nu mede gevende syn, en de rariteiten die
meer becomen sal connen, tot omtrent de somme van 3 a 400 R.
doch soo tot Japara by den raet geraetsaem wierde geacht de somme
te verminderen, off vermeerderen, syn wy sulckx t'haerder dispositie
stellende. Den coopman van de Martt off iemant anders van de
logie sal U E» mede opwaerts nemen, gelyck mede alsulcke perso*
57
nen meer als aldaer geraden sullen vinden tot geselschap en rede-
lycke snitte te behooren. By aldien de reyse soolange duurde, dat
het schip Bantam volgens onse ordre ondertusschen na Anboyna ware
vertrokken, sal U E. tot Japara bleven omme hem mette eerste ge-
legentheyt herwrt*. te transporteeren, doch met andere schepen ge-
legenheyt becomende, omme naer Amboyna te mogen varen , sal
hem mede derwerts transporteren, rapport van dese syne Ambassate
doende, aen d'Ed. h'. Genrl. Reaal, d'admirael St. Verhagen en ra-
den van Indien.
Ende geduerende den tyt UE. tot Japara soude mogen wesen sal
aldaer in den raet presideeren gelyck hem mits desen daertoe autho-
riseerende en den oppercoopman van de Martt en alle anderen die
't aengaen mach, mits deesen ordonneeren en bevoelen hem als
president en hoofd te erkennen, respecteeren en obedieeren. In aller
manieren U E. oock trachten, dat d'Engelssen in (dien't) eenichsins
doenlyck is, van Japara excludeert worden en van daer blyven.
Den oppercoopman van de Mertt sal U E. aenseggen dat ten naerder
ordre niet en beginne de gedissingneerde toome te bouwen, maer dat van
meyninghe syn soo haest het onse casse can lyden, geit te senden,
omme eerst noch een andre groote partye calck te doen versameien.
Godt geve u hiermede geluck en voorspoed.
In Jaccatra, Adi 9 november 1616.
XVII. Rbmonsteantie doob Balthazae van Etkdhovbk,
VAN PB GHBLBGBNHETT VAN DEN MaTTABAMSCHB KeTSEB
VAN Java, ende van de negotie die tot Japaba
SOTTDE cttnnen ghbdaen wobden. Anno 1615. ^
Eerstelyck van de steden ofte plaetssen onder de juredictie van
den Mattaramsche Keyser van Java, van steden die lantwaerts in-
legghen, ghenaempt als volcht: Paty, Pajangh, Toereyman, Klyamat ^
ende noch veel andre plaetssen ende steden , die Zyn Majesteyt van
syne vyanden verovert heeft, want aen de oostzyde van Java resteert
anders niet als Sorbeye ende Passerwan.
1 Dit stok is vcnnoedelyk aan den opperkoopman G. F. Druyff medegegeven tot
zijne onderrigting, b^ zijn vertrek als gezant aan den Mataram.
58
Ten tweeden, van de zeeplaetsen van ditto Keyser, strecken hnn van
Jawana tot Cerebon toe , daer tnsschen is gheleeghen Japara, Tedoenan ,
Brahem, Damma, Ersbeyen, ^ Samarang, Kandael, Tegel ende veel
meer andre plaetssen, die wel bewaert worden met soldaten ende oock
wel versien van slnytboomen , pallasaden als anders voor haer vyanden.
Ten derden, de vyanden die ditto Keyser heeft syndese:Toeban,
Lassam, Brondon, Sorbeye, Passerewan, die samen in contrackt ge-
treden zyn om teghen den Mataramsche Keyser te oorlogen, Anno
1615, maer te lande is hy se maehtich ghenoech, maer ter zee syn
de Toebanders meesters.
Ten vierden, wanneer men den Keyser belieft te spreecken soo
moet men eerst een Gouvemenr te kennen geven van eenige voors:
plaetse, die alsdan een recade naer den Mattaramsche Keyser sendt
om consent te vraghen om by Zyne Majesteyt te comen, ghelyck
wylieden voor desen gbedaen hebben.
Ten vyffden, als men naer den Keyser wil reysen, moet men
passen in Appril ofte Meyo ten langsten daer te trekken, want Syn
Maj*. in Junyo te velde treckt ende dan absent is, ghelyck ick be-
vonden hebbe, ofte in October soo is ditto Keyser met zyn heyr
wederghecomen, ende soo ghy der later treckt als October voors:
soo is den wech soo diep, dat men se niet gebraycken can, anders
is hy int jaer niet te spreecken.
Ten sesten, van den Mattaramsche Keyser regeringhe, bestaetniet
alleen aen syn persoon, maer mede aen dees twee raedtsheeren
ghenaempt Kalifagypan, dat den oppersten paep is, een beleeft
man , ende aen den Gonvemenr Generael ghenaempt Kaiy Sorandanj , '
twelck twee oude mannen zyn, doch den Keyser met zyn raetshee-
ren regieren met stranghicheyt , alsoo het een groot ryck is; wat
de voors: Raden doen, bevalt den Keyser wel, alsoo hy jonck is,
ontrent 23 jaren oudt, vreedt van ghesicht als een turck, ende aen
haer reffere(ren) alle zynne saecken, met weten van Zyn Majesteyt,
als ick selve bevonden hebbe.
^ Tidoenan, Barahan, Demak, op Java, Arosbaja ligt op Madura; de in den
aanvang van dit stuk genoemde plaatsen, Toereyman en Klyamat zijn mij onbekend.
> Voor deze vermoedelijk verbasterde titels, heb ik vrucbteloos naar eene uitlegging
gezocht. Kalifagypan, is waarschijnlijk een zamengetrokken woord, waarvan het eerste
gedeelte, wel khalief beteekenen zal. Het eerste woord van den tweeden titel xal wel
zign Kiai. ,
59
Ten Bevende, van de incompste die de Eeyser meest heeft is
van den rys, die in zyn landt overvloedich wast, want alle jaer
ettelycke hondert joncken met rys gheladen worden, alsmede soudt,
olie, suyeker, ajuyn, loock, catoene garen; daerenboven heeft Zyn
Maj^ incompste van bnyten van de cleetjens, die de inwoonders van
Mallacca met groote menichte halen, als oock de Maleyers die se
van Johoor brenghen, meede van peper, rottang, was, tin ende
meer andere goederen, die de Chineessche vnyt China brenghen als
anders, moet den cooper die den rys vuytvoert als andre waren
meest thien ten hondert betalen, ende den vercooper 2 a 3 percento,
maer het eene gheeft meer als het ander, maer wylnden betalen
nieners in Zyn Majesteyt landt gheen tollen, want ons de Eeyser
het tselve vereert heeft, ende ons daer schrift van verleendt.
Ten achsten , van de plaetssen , die onder de jnridictie van den Eeyser
zyn, om profyt voor de Compagnie te doen, zyn dese: Pajangs ende
Pati, Eoedns, Samarang,. desghelyck by den Mattaram daer veel
cattoene garen valt, alsmeede olie, hetwelcke men sonde cnnnen be-
comen teghen cleetjens, oock deselve teghen plancken als andre
goederen te vermangelen, sonderlinge isser gheen meer profyt te
doen van de waren, die hier te lande vallen, (dan) die men met
cleeden soude cunnen becomen.
Ten negensten, de waren die hier vallen is meest rys, boonen,
soudt, snycker, cattoene garen, loock, ajuyn, cokusolye, als andere,
want de Javanen als Maleyers, (ge)schoren chineessen, Guseratten
voeren alle jaer wel 50 joncken met rys naer Mallacca, daer zy
cleeden voor retoer brenghen, als, o. a. naer Jambie soo rys als
soudt, oock Javaensche cleeden, ghenaempt hyjoo ende crimkram,
suyeker, loock, ajuyn, clappesneuten, ende voor retoer. brenghen
peper, twelck avans gheeft als de Chineessen hier comen op de
reyse, van één, vyff. Oock gaender veel joncken naer Johoor, Pahan
met rys, soudt, suyeker als andere cleyne waren, ende voor retoer
brenghen cleeden, tin ende goudt, ende herwaerts comende naer.
Japara, doen meest het eylandt Bomeo aen, daer zy de cleeden ven-
ten, alsoo die cleeden hier niet wel getrocken zyn, brengen daervoor
santgoudt, was, rottang, ende mattwerck; voorts gaender alle jaer
veel joncken met rys naer Amboina, Banda ende naer Seram, daer
sy meede goede voiagie doen, want vercoopen daer epn coyangh
60
ofte last rys voor 40 a 50 realen van achten , ende hier in Japara
coopen zy se in, ten alderdiersten voor 5, 6, 7, 8 realen van achten
twelck goet avance gheeft ende voor retoer brenghen Seramsche kie-
kens ende met reale van achten.
Ten thiensten, 't comptoir van Japara is de Compagnie dienstich
ende profijtelyck, ende dient in gheenderley manieren verlaten, maer
veel meer tselve te evectneeren, eerstelyck om deMollncqaes,Banda,
Amboina alsmeede de schepen te versien van viveres, als rys,boonen,
cocns olye, plancken ende andré hontwerck, loock, iguin, suycker,
rottangh ende beestiael, als arack, want men de voors. viveres op
gheen andre plaetssen gheleeghen, voor snlcken cleyne prys can be-
comen als te Japara, een last rys coopt men voor 5 realen van achten
daer men in Grece , Maccasser 20 a 22 realen van achten voor moet
betalen, maer den witten alderbesten rys 't last van 8 tot 9 realen,
twelck is becans als Melaensche rys, t last boonen voor 11 a 12
realen van achten , cocnsoly, 8 flapkannen voor een reaal van achten,
3 plancken voor een real soo lanck ende breedt als de Bantamsche
plancken die zy aldaer voor 58 realen van 8" thondert coopen, ende
daerenboven veel beter van hondt^ een os voor 4 a 5 realen van
8"^, wasch van 17 tot 18 realen van achten, tpicol, rottang, 15 bossen
een reael ende andre cleyne waren seer goeden coop, twelck al
dienstich naer de Mollncas is.
Ten elfsten, voorts sonde men hier cnnnen becomen groote qoan-
titeyt van Jambeesche peper voor 3 realen van achten, tpicol suyver
goet, te weeten 120 Amsterdamsche ponden, want ick deselve hier
»
alsoo inghekocht hebbe met cleeden tot 3 realen ghereeckendt, ont-
trent 1000 picols, hadde ick capitael ghehadt, soude wel een ofte
twee scheepsladinghe becomen hebben van 400 lasten, alsoo hier
7 a 8 joncken vau Jambee gearriveert waren met peper ende meynde
de Chineessen hier te verwachten die vuyt China comen, doch qna-
men niet alsoo zy verongheluckt waren op de zee, want hier aUe
jaer twee joncken vuyt China quamen, die den peper coopen voor 4
realen van achten 'tpicol, soo dat den peper installich wert, ende ick
gheen capitael hebbende, zyn vertrocken naer Grece ende andre
plaetssen, maer hebben myn ghepresenteert den peper alle jaers te
brengen voor 3^^ reael van 8", 't picol, waerop wel dient gheledt te
werden, alsoo wy gheen tollen betalen, want hy soude veel beter
61
coop vallen als den Bantamsche peper, want men heeft anno 1615 en
1616 den Bantamsche peper inghekocht 25 a 22 realen van 8° de 10 sac-
ken, ende daerenboven 50 realen van achten van toll van hondert
Backen, twelck is 50 picols, twelck veel dierder, oock slechter peper
als den Jambeesche peper.
Ten twaelfEkten, oock sonde men met de Chineessen connen accor-
deeren dat zy groote qnantiteijt van rouwe zyde ende zydewaren
brochten, als ick voor desen naer Bantam ghesonden hebbe, taffata
de cleyne soorte, doch goet goet 9 k 10 realen de corge ende de
andere soorten naer advenant, satynen van alderhande colenren 4 Realen
't stnck, fluwelen van alderhande coleuren 5 a 6 Realen van achten
't fituck ende andere soorten van Chineesche waeren tot cleyne pryse.
Ten derthiensten , meede can men hier becomen quantiteyt van
sandtgout, dat van Benjarmassin gebracht wort voor 17 a 18 realen
van achten teyl, twelck is de swaerde van 2^ reaal van achten,
hetselve in Succadane wel dienstich sonde wesen tot incoop xm
diamanten.
Ten veerthienste, de natiën die alhier comen trafBkeeren ende han-
delen zijn alleen Chineessen, Maleyen, Guseratten ende Javanen,
die van alle plaetsen hier comen om dese landtsvmchten te laden
ende haer goederen te venten, als goudt, cleeden, rottangh, was,
tin, peper ende matwerck, iser ende andere coopmanschappen, comende
vuyt China.
Ten vijjSUiiensten, oock isser gheen bequamer plaets indesMatta-
rams zeeplaetsen van 31 revieren, die in zee loopen, als Japara om
profijt fe doen, alsoo onse schepen daer ghevoechlyck cunnen ancke-
ren, ende alle de vreemde joncken hier comen, aJsoo op alle de
andre zeeplaetsen gheen reede is als Japara voors., maer de schepen
die hier eenige ladinghe willen inneemen, moeten in dese naervol-
gende maenden hier niet comen, want het dan in het hertjen van
de weste mouson is, ende soo onweert, als ghebleecken is met den
XSd: Heer Oenerael Oerredt Reynst, in de maendt van Januario, die
hier 6 anckers lieten staen, ende de schepen diversche reysen aen
den grondt stieten, soodat men hier moet comen int eerste van De-
cember, ende niet gheraden is in Januwario ende Februwarie met
groote scheepen Japara aan te doen, maar met de ooste mouson is
langs de Javaensche custe moy weer*
6i
Ten sesthiensten, wanneer den Mattaramschen Keyser te velde
treckt 800 vergadert hy ontrent 300,000 mannen, d'een jaer meer
d'ander jaer minder, die te lande trecken, ende te water heeft Zyn
Majesteyt onttrent. 35 galeyen ende andre groote pranwen, wel ver-
sien van volck, maer weynich amonitie van oorloghe.
Ten seventhiensten, om met den Mattaramsche Keyser contrackt
te maecken van gheen Enropische natiën in zyn landt te moghen
handelen als d'onse, twelck wy wel sonde vercryghen, alsoo hy tot
ons seer gheneghen is, als ick selfs bevonden hebbe.
Ten achtthiensten, t'hnys dat de Compi^ in Japara heeft is anders
niet dan van riet ende atap, doch den Keyser heeft ons een plaets
ghegeven 50 vadem int viercant, waer wy het begeeren, om een
steenen hnys op te maecken met een steenen mner rontom, casteels
ghewyse naer ons believen, daer den Oonvemenr Oenerael van den
Mattaram, ghenaempt Key Sorandani, den steen heeft toe laten
maacken; oock sonde hy 't hondtwerck bestellen ende ick hebbe
20,000 steen van ontfanghen, alsoo der 800,000 steens gemaeckt is
tot voors. hnys ende mner, ende andre gunsten als alles blyckt by
het jonmael van myn, ghehonden van de ambassada naer den Mat-
taramsche Keyser, A^. 1614, in de maendt van Meye begonnen.
V. Ed: dienstwillighen dienaer,
(geteekend) B. v. Eyndhovek. ^
XVIII. De DiEEOTBiTE-GBirBBAAL Jan Pietebsz. Coen aan
DE Bbwindhebbebs deb Genebale Oost-Ind. Comp.
• (Heeben xyn.)
Jakatra, 22 angnstus 1617.
Emtfeste, enz
Nevens dese gaen copie van d'onse gesonden p'. de schepen (die
d'Heere geleyde) t'Hart, Amsterdam, Nieuw Zéelandt en Westvries-
landt, waervan d'inhoude confirmeren, biddende dat naer comen
> Vennoedfilijk is B. van Eyndhoven met 6. van Zurck mede naar den Panem-
bahan gezonden.
65
werde, 't gene de welstant der Generale Comp. verheyscht ende ge-
legentheyt gedoocht
Voordesen snllen UE. hoopen wy verstaen hebben, hoe snood het
tot Bantam was gaende , wat monopolie metten peper gepleecht wiert
en hoe men geen recht becomen oost, als oock wat van onser syde
tot dien tyt daertegen gedaen was. Zeer cort naer 'tvertreck van
Westvrieslandt wierd ons soo in peper sjÏB contant geit gelevert en
betaelt 't complement van de 3000 sacken peper, die wy de Chine-
sen hadden affgeheyst, tot de depesche van Westvrieslandt, onmie
de joncken vry onbeschadicht op de reede van Bantam te laten comen ,
opdat het different door oordeel van den Pangoran met zyn eedelen
vrientlyck sonde mogen werden beslecht. ^ De Joncq tegen voors.
betaling gerelascheert wesende, soo hebbe ick verscheydene reysen
aen den Pangoran doen versoecken , dat het hem sonde gelieven een
generale vergaderinge te doen beroepen en beyde partyen te hooren
en recht te wysen, presenterende my hetselvige te onderwepen. My
wiert geantwoort dat het geschieden sonde, dan alsoo daerop nieten
volchde, maer die van de Chinesche joncqne hnn dagelicx gingen
valeren op onse debitenren, vercopende hnysen, vronwen ende kin-
deren en afdringende wat voorhanden was soo
ist dat hierop ter presentie van eenighe leden van de stadt, de prin-
eipaelste van de Chinesche joncq hebbe ontboden ende hnn belast
dat onse debitenren ongemoeyt sonden laten en weder restitueren
tgene hon airede met gewelt sonder myn ordre hadden afgedrongen,
op pene dat anders doende, de joncqne wederomme sonde aentasten.
Naerdat ick omtrent 14 dagen vertoeft hadde omme voor den Pan-
joran te compareren soo ben wederom van
Bantam naer Jacatra gescheyden
•
Soo is den lOden may een groeten brant rontsom ons hnys gere-
sen, daerdoor nyet alleen alle onse rieden hnysen verbrant syn,
maer oock veel Javanen hnysen binnen de stadt, den brant was
seer schrickel^k, doch heeft Oodt loff van de Comp. niet anders
dan de rieden hnysen gheconsnmeert, alsoo lange te vooren, daer-
tegen ten beste versien hadden. Tis seecker dat desen brant a posto
1 Deze jonck was door Coen in beslag genomen, omdat de Chinesen, zooals h\j
meende, hunne yerbindtenissen niet waien nagekomen.
64
gesticht sy, men sonde. mogen seggen, dat het door de Chinesen
van de manhUschen joncken gedaen mach wesen, omdat hnn goede-
ren geconfisqneert hadden; doch honden voor seker, door tgêene in
handellnghe van saecken hehben gesien^ dat het den Pangoran selfGs
heeft doen doen, ende dat off om ons te ondertasten, off om ons tot
versoeck van steenen hnysen te bonwen te dringen ^ en zyn proffft
daarmede te doen, doch tzy hoe 't is, wij hebben ons de saecke
niet aengetrocken ende ons gebonden als off do brandt by gevalle
toegecomen ware en datelyck weder ander rieden hnysen gemaeckt*
Nadat tsedert den brandt een tyt lanck tot bonwen van steenen
hnysen door toedoen van den Pangoran geport zyn geweest, en daer*
toe niet hadden willen verstaen, hebben wy naderhandt om welstaens
wille geresolveert, daertoe licentie te versoecken, opdat de wantronwe
niet al te groot en wierde, doch hoe meer daerop aenstonden, dies
te meer heeft den Pangoran hem weder geretireert ende dat nae 't
schgnt om groote schenckagie te becomen, waerover de handelinge
van 't bonwen weder hebben laeten vallen, wat voorder volgen wil
sal den tyt leeren \ ,
In Jnlio passato is de Pangoran van Jacatra 10 daeghen tot
Bantam geweest, zyn reys was ons oock vry wat suspect, daer-
over oock henselyck gesocht hebbe hem van de reyse te diver-
teren, dan alsoo desen Coninck hem wat swack bevindt, en daerover
met alle de werelt geeme wel soude staan, hoeveel te meer met
syn leenheere, heeft hy geresolveert omme jalousie wech teneemen,
ende twistzaeyers te dooden, derwaerts te gaen, sich, soo hy seyde
op syn goet gemoet verlaetende. Met ontrent 2000 man is hy tot
Bantam geweest en daer soo van den jongen Coninck als van den
Pangoran Gk)avemenr seer wel onthaelt geweest, doch claerlyck is
gheblecken dat elckander weynich betrouden. Pangorangh Pontangh
die mede onder Bantam sorteert en onder wiens name voor desen
tegen den Coninck van Jacatra oorloch wierde bereit en heeft den
Coninck van J&ccatra geen eerbiedinghe willen doen; hoewel de
pangoran van Bantam hem sulcx tot drie malen toe belastte.
De gemelde Coninck van Jacatra gekeert wesende, claechde hy
my den droevig staet van Bantam; lek hebbe gesien (seyde hy)
wat den Pangorang gouverneur gebiet, gedyt al door vreese; maer
65
800 der oorloch ontetaet sal d'ordre en gehoorsaemheyt gebreken;
want daer en is geen liefde, groot geit heeft hy vei^aert. dan soo
haest hij comt te sterven, sal 't ten qnaden gedyen, men sal teghen
den anderen daerom twisten. Den jongen Coninckis een schoon, groot,
volwassen man, hebbende 7 kinderen int leven en drie doot, doch
hy heeft niet meer verstant dan een kint, wat wil't dan worden ,
d'oorloch is voorhanden; Passeman heeft de Mattaram gewonnen
daer en resteert in 't oosten niet meer danSnrrebayaenTnban, van
Bantam hebbe ick geen assistentie te verwachten , dit is de substan-
tie van 't geene de Goninck onder andere discoursen mij van syn
reyse heeft verhaelt.
In nevensgaende missive van den heer generael ende raeden van
Indien snUen de Heeren sien verhaelt, hoe door de invasie by d'En-
gelsen op Ponleron in Banda gedaen, genootsaeckt sonden syn de
verseeckeringh van een generael rendez-vons te vertrecken. Ick en
sal dit poinct voor dees ty t niet seer aenroeren , want het aenstaende
groot gewas, gelyck voor dese geadvyseert hebbe, moet in allen
gevalle eerst inne wesen; doch onse becompste daervan hebbende
sollen onse beste doen, omme met den Coninck van Jaccatra daer-
inne te verdragen ende de saecke tot effect te brengen, alsoo UE.
welstant daervan dependeert en gheen lang vertreck gedooght
XIX, Db Dibbcteub-Genbeaal Jan Pietbbsz. Coek aak de
BEWn^DHEBBBBS DBB GbBBBALB OoST-InD, CoMP.
(Hbbbek xvn.)
Bantam, 10 September 1617.
Emtfeste &c.
Ick ben van meninge ende hoope de Heeren dit jaer toe te senden
Beven off 8 schepen met een rycke last, de Heere laetse UE. gewor-
den; daer is om en torn soo goede ordre gestelt, dat ick hoope
eerlange met de nagelen van Amboyna ende Molluques als noten en
IV. 6
folie van Banda, ontrent vier volladen schepen te becomen, behalve
eenige peper van Bantam, waermede den prys alhier wel connen
doen dalen, ten ey dat geraetsamer vinden den peper alhier hooch
te doen honden, opdat het geit van d'Engelsen ende Francen niet
verder streeke
De Hr. Generael Reael heeft voor dese advys geeyscht, waer my
docht de Generael behoort te resideren en waer de generale rendez-
vons gemaeckt dient, hier op hebbe ampel geschreven en geantwoort
dat het hieromtrent moet syn en syn £d. geraden metten eersten
van de Molluqnes herwaerts te comen. lek hoope soo syn £d. comt,
dat de Generale Comp. een groeten dienst geschieden sal, want de-
wyle wy met den andren in d^allervoomeemste poincten, daerdewel-
stant van de generale Comp. aen dependeert, gants discorderen en na
eenen doel geheel contrarie maxime gebmycken, als te weten, d'een
soete middelen en d'ander herde, sal' naer vrientelycke conferentie,
en claer bewys, het best door den byeen wesenden raet gecosen en
gebruyct connen worden, dat Godt gevel
Alsoo den jongen Coninck, den Pangoran en alle den adel van
Bantam hun, tusschen Jaccatra en Bantam met ontrent 200 goraps
en prauwen waren gaen vermaecken, is den Coninck van Jaccatra
aldaar weder by hnn gecomen en heeft haer binnen Bantam geleyde
gedaen. Ontrent een maent naer desen, wort er geseyt, sal den jongen.
Coninck, den Pangoran en alle den Bantamsen adel na Jaccatra varen,
omme in de warande des Coninx aldaer te gaen jagen, soo dat het
schynt alle de jalousie, die tussen de gemelde twee coningen was,
te niet gedaan is, en nu groote vrienden geworden zyn, van waer
off waeruit soo groote verandering hercompt, connen als noch niet
seecker weten; doch is d'apparentie, dat de vreese van den Mataram
hun alsoo doet vereenigen, waerop wel meer verandering sonde mogen
volgen ende hoope ick, dat het ten besten van de generale Comp.
door d' Almogende alzoo geschickt wort
67
XX. De Dibecteite Genebaal Jan Pietebsz. Coest aak de
Bewikdhebbees dee Genbbale Oost-Ind. Comp.
(Heebek XVII.)
Bantam, 18 December 1617.
Belangende den peperhandel; tot dat de peper alhier op 4 Realen
de sack gedreven is en ruchtbaar geworden was, hoe wy de Chi-
neese joncken hun peper affgecocht hadden en 't Wapen van Zeelandt
in Jamby meest voUaden was, is ons, d'Engelsen en Fransen door
den Pangoran en die van 't Hoff groote molestie en verhinderinge
aengedaen. Niet dat men ons het peper coopen oyt verboden heeft,
maer onder seeckere gesochte pretexten is ons, d'Engelsen en Fran-
een het wegen alsoo verhindert, dat de schoonste tyt verloopende
ende monopoliers dagelicx meer enmeerbegeerende, den peper tegen
den andren tot 40 en 43 Realen de 10 sacken geresen sy, als
wanneer den Pangoran en die van 't Hoff van hun guyterye affge-
staen syn en het wegen weder liber en vry gelaten is.
Myne Heeren, alhoewel wy 't recht ende macht in handen heb-
ben, daermede ons lichtelyc tegen d'Engelsen souden connen valleren
over d'insolentien, violentien en vilipendie, die ons in alle quartieren
van Indien aendoende syn en dagelicx noch vermeerderen, dan
dewylen het den stercksten best voecht den meesten last te dragen ,
soo ist dan oock dies te meer te patienteren (alhoewel het bykans
onlydelyck valt) opdat onse onschult voor alle de werelt te meerder
blycke; soodaer tans offte morgen, dat Godt gelieve te verhoeden,
meerder ongeval, bloetstortinghe en schade uytspruyte, dan sy lieden
over d'invasie inBandagedaen, geleden hebben. Met onse voorgaande
is ÜE. geadvyseert hoe d'Engelsen alhier omgebracht hebben 4
mannen van d'onsen, die sy by geval op straet sonder geweer res-
contreerden, na seecker gevecht, dat (sy) met eenige andren van
d'onsen gehadt hebben, daema toen 't Postpaert per costi vertrocken
was, syn wy met alle de resteerende schepen weder na Jaccatra
vertrocken omme alle wercken te vervordren en elck syns weechs
te depescheren, soodat er tot Bantam weynich volckbleeff; met onse
voorg. is ü E. mede geadvyseert hoe verscheyden gevangene Span-
68
jaerden en Portugeesen uit onse schepen gevlucht en by d'Engelsen
geloopen waren, welcke den admirael Peppel plat uit geweygert
hadde weder te geven, seggende dat het synne vrienden waren,
ende alsoo naderhandt verstaen hadde , dat eenighe van dese aen
landt gesien waren, hebbe aen d'onse last gelaten, dat hen, soo
die becomen conden, apprehendeeren souden; t'is daema gebeurt
dat de voorgemelde Spanjaerden en Portugeesen 14 stercq wesende,
eenige van onse assistenten op straat rescontreerden, hun met seec-
kere injurieuse woorden en 't geweer in de handt braveerden, waarop
den oppercoopman Buissero den 22 Novemb. passato Tymen Michiels
ondercoopman , met eenich volck gesonden heeft, omme hen te vat-
ten, hierop syn eenighe gevlucht en hebben andren hun geweer
getrocken en daertegen gesteld. Seeckere Engelsen dit spel aensiende
vraechden watter te doen was, daerop d'onsen antwoorden, datse
onse gevangenen wilden vatten. „Doet het soo ghy se becomen
cont," repliceerde een van d'Engelsen, „wy hebben met de Span-
jaerden niet te doen." Ons volck een van de Spanjaerden beco-
mende, hebben sy denselven in ons peperhuys gebracht ende poorte
geslooten, blyvende daerbinnen voornoemden ondercoopman met 9
Nederlanders en 7 Japponders; omtrent een uyre daema syn d'En-
gelsen met alle man, sterck wesende niet min dan 250 mannen,
met alderley hantgeweer en piecken op onse logie gecomen, omme
met gewelt daer in te breecken, tierende en roepende als doU be-
seten menschen: Tymon, Tymon; doch verstaende dat den voorn.
Thymen in 't peperhuys was, dat een viercant gesloten steenen
huys is, syn sy met aUe man derwaerts gegaen en hebben de poorte
met eenen groeten balck opgeloopen, voorz. Tymen met d'andre
Nederlanders siende dat niet machtich waren hun te diffendeeren ,
syn achter uyt gevlucht en hebben hun in" een cleyn Chinees huys-
ken verborgen, terwyle voorgemelde Japponders met hantgeweer
seer cloeckelyck vochten ende poorte inhielden, doch alsoo veel te
swack waren, synder drie van onse Japponders doot gebleven en
d'andre Nederlanders hebben sy niet gevonden, in 't op en inbreecken
van de poorte synder ook drie Engelsen gequest geworden en een
van hun Bandanesen is door een van onse Japponders bykansdwers
doorgehouwen. Naderhandt hebben d'Engelsen hun noch niet ge-
fifchaemt te seggen, » soo 'voorgemelde Tymon met alle d'andre Ne-
69
derlanders gevonden hadden, dat sy die al 'tsamen doot gecapt
sonden hebben. " Hierna de bottelier van onse logie , die van de
merct qnam, door twee Spanjaerden gevat wesende, is door een
Engelsen coopman, Grien genaemt, die in Snecadana gelegen heeft,
van achteren de geheele mgge opgehouden; eenige bootsgesellen
van den Tiger met seeckere andre assistenten, die (sy) sonder ge-
weer op de strael vonden, hebben zy gevangen genomen. Dese
tydinge tot Jacattra becomende syn datelyck eenige gecommitteerde
na Bantham gesonden, omme van de saecke informatie te nemen
en van d'Engelsen alsoock van den Pangoran recht te eysschen.
Van den Pangoran en alle de werelt wort het voor een villeyn en
horribel stuck verstaen, seggende: soo wy met Javaens recht te
vreeden waren, dat hy daerover rechtdoen sonde , doch daer is niet op
gevolcht, noch en sal (achte ick) niet op gedaen worden, want hy den
vyantschap voet om d'een met d'ander te quellen , en in toom te honden.
D'Ëngelsen hebben haer niet geschaemt het voors. stnck te ver-
dedigen en schriftelyck staende te houden, seggende (gelyck de
Heeren door d'acte onder couverte van den Heer Generael over-
gaende sullen sien) dat alsoo een van hun volck door den coopman
van den Tiger doorsteecken was, sylieden genootsaect syn geworden
hun te diffendeeren. Hierop naerder informatie genomen wesende
is bevonden, dat terwyle d'onse op een oort met voors. Spanjaerden
besich wesende in een ander straet dicht by het hnys van d'Engelsen ,
twee bootsgesellen, een Nederlander en een Engelsman, beyde seer
droncken wesende, malckanderen met vnysten sloegen, doch sy syn
ongeschent van den andren geracet, maer alsoo een ander droncken
Engelsman na hnys om geweer liep, syn de Japponders in dienst
van d'Engelsen wesende met piecken en sabels op het gevecht uit-
comende door een van him Japponders met een pieck onversiens in
de borst geloopen en temggetredende voor haer stoep ter aarde doot
gevallen, sonder datter eenige nederlanders omtrent geweest zijn,
gelyck veel Javanen, Chinesen, een Fransman, en oock verscheiden
Engelsen selfs, die in haer stoep saten, gesien hebben; doch het
schynt, terwyle sy ons alle eenen grooten haet toedragen (en inson-
derheyt voorgemelden Thymen Michiels, omdat hy een getrou dienaer
van de Comp^' is en d'Engelsen in den ontfanck en afischepen van
den peper veelfyts het voordeel afisiet,) dat de boosheyt van sommige
70
andere in eene onsinnicheyt gebracht heeft, wani alsoe der geroepen
wierde Tymon! Tymon! even off hyvoors. man gedoothadde, hoewel
naderhant gelyck vooren is geseyt, de coopman van den Tiger
daermede accnseeren, en geen van beyde daeromtront syn geweest,
syn sy ut snpra, met alleman gewapent op onse hnysen geloopen
en hebben tgemelde vileyn stnek aengerecht , welcke met haer e^gen
fauten soecken te verbloemen
T'en is niet genoech dat den oorloch van Banda door d'Engelsen
gevoet wort, dat die van Amboyna tegen ons opgeroeyt hebben
gehadt, dat de Spangiaerden in de Molnques tegen ons hebben ge-
assisteert, dat alhier op de cnste in Patane en. Siam en ten corsten
geseyt alomme, groote insolentien plegen, op het respect welcklSyne
Majt. van Groot Britanie en d'Engelse natie toedragen; maer sy syn
daerenboven dagelicx hun best doende , omme met alle valsche prac-
tycke en openbare logenen tusschen ons en dien van Bantam oorloch
te berockenen.
Alsoo hier seeckere tydinge gecomen is , soo die van Bantam hun
onder den Mattaram niet en buygen , dat den oorloch welhaest op den
hals hebben sullen, hebben d'Engelsen den Pangoran hierop oock aen-
gedient en tot Bantam als Jaccatra en elders uytgestroyt, dat wy
met die van Soerabaya, Palimbang te water en den Mataram te lande
comen sullen, Godt weet wat er van is; doch by provisie doet den
Pangoran zyn geschut op de wal tzeewaert brengen, de voordre
calumnie en vilependie syn sonder endt.
Voor desen hebben (wy) geadvyseert, hoe hier groot gerucht liep,
dat er veel joncken door onse scheepen berooft geweest souden
hebben, alsoock wat molestie ons tot Jaccatra aengedaen wierd,om
reparatie van seeckere schade, die eenige Orang-Eays aldaer resi-
derende, aengedaen was, naderhandt syn wy condich geworden, hoe
de joncke van de Orang-Eays van Jaccatra dóór d'Engelsen berooft
is geweest, gelyck mede een andre joncke van den broeder vanden
Pangoran van Bantam, dat (sy) ons oock te last hadden geleyt.
De broeder van den Pangoran, Gouverneur, synde genaemt Pan-
goran Gabang, ha^de onder anderen met syn joncke tot een present
gesonden een seeckeren quitasol, welcke alhier door eenige Engelsen
onbedacht gebruyct synde is door hun herkent ende boosheyt ont-
dect geworden.
71
Wy hebben goetgevonden vrientelyck aen d'Engelsen schriflelyck
te versoecken, dat hnn gelieven sonden Pnlo Ron te ontruymen en
in snlcken standt laten, als tselvige gevonden hebben en daerby ge-
daen nienwe insinuatie en protestatie, dat van de MoUuqnes, Am-
boyna en Banda biyven, off dat genootsaekt syn sollen, hnn ander-
mael met gewelt te weeren , gelyck een yder van Uwe £• officieren
in deselve acte belast wort, d'antwoordt alsook d'acte selfb gaet
nevens dese , off onder coverte vand' Hr. Generael.
Ende opdat niemant ignorantie protendeere, gelyck voor deese
gebeurt is, alsoock om ons rechtveerdich doen, al de werelt te ver-
eondigen, hebben wy goetgevonden , de gemelde acte buyten aen
onse poorten, soo tot Bantam als tot Jaccatra in pnblicqne aen te
slaen. Soo haest het d'Engelsen vernamen, dienden sy den Pan-
goran van Bantam aen, dat wy hnn niet alleene de vaert op de
MoUnccos, Amboyna en Banda verboden, maer oock de negotie op
Bantam en alles inslocken wilden. De Pangoran heeft datelyck
d'acte ontboden en alsoo men die niet aff con crygen, is de geheele
poorte ten hove gebracht en heeft hy d'acte in presentie van d'En-
gelsen wel duydelyck doen lezen; doch horende dat Bantam niet
genoemt wierde, ja oock geen andre plaetsen dan de Mollnques,
Amboyna en Banda, heeft hy hnn over d'onbeschaamde logenen
heflich bestraft, seggende dat hy met de Mollnques, Amboyna noch
Banda niet te doen en hadde, en dat het hem niet aen en ginck;
dan seyde niettemin tegen d'onsen: doet het van de poorte, want
ten causeert niet dan te meerder verbitteringe. Dese acte heeft
d'Engelsen, soowell de Hooffden als de gemeene man vry wat be-
roert en onder haer oneenicheyt gecauseert, want velen niet inne-
waerts willen noch durven. Tis een tyt geleden, datter geseyt
wierde, dat sy met 3 è, 4 schepen innewaerts souden varen, maer
daer en volcht niet na en men hoort nu datse wel souden willen
gaen, maer niet en durven, te meer dewyle hun sloepken sonder
respect aangehaelt is ^.
' Kort na den aanval der EDgeUchen op de Nederl. Loge te Bantam « was tus-
sclien Bantam en Jakatra eene Eagelsche chaloupe met geweld door de Nederlanders
gedwongen om de vlag te strijken. Nadat liet scheepje was onderzocht of daarin ook
weggeloopen slaven van de Nederlanders, zdcli bevonden , liet de Gonvemeur- Generaal
het aan de £ngelschen teruggeven.
72
T*iB my leet dat ick om d'Engelsen dus veel papier hebbe moeten
becladden, te meer dewyle my den tyt Ie cort is^ omme U E. voor-
gaende missiven pertinentelyck te beantwoorden gelyck geeme doen
sonde, dan alsoo men Bantam om d'Engelsen sonde moeten mymen,
of hier, soo leven willen, gamesoen aen landt dient te honden hebbe
niet connen naerlaten UE. daervan te verwittigen, biddende in de
saecke te voorsien, voorsoovele doenlyck sy, anders sullen hier noch
meer ongelucken gebeuren, want het can aldus, niet bestaen; con-
nen wy geen vrienden syn, laet ons d'oorloch publiceeren en laet
ons oorloch voeren, want het te schandelyck en moorddadich is,
dat d'een den andren sal vermoorden en doen vermoorden, tsy oock
onder wat pretext dat het mach wesen, sonder datter eenich recht
over gedaen worde. In sulcke conjuncture als dit zyn, lyden UE.
aldergetroutste dienaers tmeeste peryckel. Eerst synder 4 doot ge-
bleven, die de Comp. 10 k 15 jaren troulyck gedient hebben en nu
drie Jappanders, die het leven van voorgemelde Nederlanders gesal-
veert hebben, anders waren sy allen vermoert geworden. T'is al
lange geleden dat d'Engelsen myselven den doot geswooren hebben,
Godt wilt hun vergeven.
XXI. De Dibegteüb Generaal Jait Pietebsz. Coen aan de
Bbwindhebbebs deb Gen. O. I. Comp. (Heeben XVII).
Bantam, 10 Januarij 1618.
Emtfeste
Belangende 't rende-vouz , het schynt dat die in de juredictie van
Jaccatra wel soud mogen vallen, den eysch ende gelegentheyt van
saecken d'Heer Generael ende Raet voorgestelt hebbende, is daerop
gearesteert dat ick daermede voortvaren sal soo haest den tyt, d'oc-
casie ende gelegentheyt van saecken sulcx gedoocht; 't geene ons
tegenwoordich meest verhindert is 't gebreck van geit, schepen ende
volck, als oock datter noch geen groote quantiteyt peper in voorraet
is, doch peper can met geit vercregen worden, in voegen dat het
aen U E. staet, soo 't Godt gelieft, dat de schepen de Goede Fortuyne
73
ende Zirckzee eerlange alhier behonden mogen ariveeren, sullen wy
't beste doen. Soo de nootlycke middelen hadde , ick sonde ü E. wel-
haest aen een beqnamen, wel gelegen rendevoaz helpen, sonder
eenichsints de Mollucqnes , Amboina ende Banda te vercorten off in
peryckel te stellen, provisionelyck connen wy ons genoechsaem tot
Jaccatra behelpen ; d'ongelegentheden van Japara ende Candael hebben
voor dese geadvyseert.
De spraecke gaet nu sterek, dat de Mattaram haest herwarts aen
comen sal, ja men voecht er oock by, dat wy ons met hem ende die
van Pallinban sonden hebben verbonden, omme Bantam te ver-
meesteren, hetwelcke by d'Engelse eerst wtgestroyt is, dat sy van
eenige van d'onsen selffs verstaen souden hebben. Opt gene (ik) de
Heeren, per forme van advys, desen aengaende voorstelle, sal te
synner tyt wel gelet ende tusschen off met d'een en d'ander, niet
dan voorsichtelyck met gemeen advys gedaen worden
Nadat de twee France sehepen van Sint Malo een tyt lanck tot
Atehyn gelegen hadden, hebben sy daer, voor de compste van onse
schepen den Arendt ende de Yalck, goede partye peper becomen
daermede geseyt wort den Admirael meest syne ladinge heeft. Van
Atehyn syn sy door de straet van Malacca herwarts angecomen, in
passant hebben Malacca aengedaen ende syn binnen de stadt geweest;
de straet van Pallinban gepasseert wesendè, syn sy door de weste
wint ende harde stroomen (alsoo de wal van Sumatra te seer schonden)
ver beneden Bantam om d'oost vervallen ende van den anderen ge-
racet. De Heer Generael Reael met de schepen Bantam ende Nassouw
na Jaccatra varende , heeft den 28" passato by d'eylanden niet verde
van de Versse rieviere van Jaccatra, gerescontreert den Vice- Admirael
van S*. Malo, waeruit Syn Ed. met dreygementen becomen heeft de
Nederlanders, die daerop vernamen, te weten thien persoenen; dit
schip heeft inne , eenige cleden , indigo ende peper , maer seer weynich ,
het ander schip den Admirael is noch niet vernomen ; het moet binnen
Jaccatra vervallen wesen, gelyck den tyt leeren sal, want beyde
van meninge waren recht na Bantam te seylen; onse schepen leggen
continaeelyck daerop wachtende, omme naerder visite te doen ende
alle de Nederlanders te lichten
74
XXIL De Dibeoteub Gekebaal Jan Pietebsz. Goebt aait de
BSWIITDHEBBEBS BEB GeNEBALE OoST-InD. CoMP.
(Heebek xvn.)
Voor Bantam, 11 Maart 1618.
Emtfeste, enz
Nevens dese gaet copie van onse jonckste, geschreven met de sche-
pen't Wapen van Zeelandt ende d'Eenhoom, waervan d'inhonde con-
firmeren. Wy hebben U Ed. daerinne verhaelt d'aencompste vaat
schip S. Louis van 8\ Malo ende hoe de Nederlanders daervan ge-
licht waren. Door d'Heer Gouverneur Jasper Janz. (die met ditto sche-
pen gegaen is), sullen de Heeren mede verstaen hebben, hoe d'Heer
Generael Rael innewaerts varende, het schip S. Michiel ontrent Cara-
wang ^ rescontrerende daervan de Nederlanders mede gelicht heeft;
d'oversten van dese twee schepen overleden synde, is eenen Hans
de Decker daerover generael gemaect ende alsoo denselven, met een
boot aent schip Bantam voor Jaccatra leggende, gecomen was, ter-
wyle syn schip door contrarie wint van Carawang niet opcomen cost,
is hy daeraen gehouden. D'Heer Generael nam hem mede inne-
waerts, dan van Carawang heeft hy ditto Hans de Decker met Jan
Bossangyn weder terugge herwarts gesonden, met advyse dat wy
deselve naer patria senden souden, ten ware met meer raden van
Indien anders geraden bevonden, hebbende Decker aen de handt
belooft dat hy na Nederlandt gesonden worden sonde. Wat Syn Ed.
gemoveert heeft alsulcke beloften te doen ende Decker herwarts te
senden, connen niet wel begrypen. Wy syn hierdoor in groote
moeyten ende last geracet ende is de generale compagnie oock geen
cleenen hinder ende nadeel geschiet, gelyck ÜE. sommierlyck ver-
halen sullen ende de Heeren van d'overcomende vrienden breder
connen vernemen. Jan Rossangyn, den. 17" Jannuario passato 's avonts
met Decker voor Bantam arriveerende, soo het Wapen van Zeelandt
ende d'Eenhoom seylreet lagen, heb ick ditto Rossangyn datelyck
ordre gegeven voors. Decker int schip Zirckzee over te setten ; Decker
des nachts van Rossangyn vernemende hoe hem niet geworden soude
't gene hem van dHeer Generael toegeseyt was, is deselvige nacht
1 Krawan^.
7S
vant fregat Ceylon aen een van d'Engelse schepen met syn twee
dienaers gevlncht; d'Engelse hebben hem int hoff van den Pangoran
van Bantam gebracht, daer verliepen wel drie dagen eer ick wiste
waer Decker was ende soo haest snlcx vernam, hebbe na den Pan-
goran van Bantam gesonden, opt vriendelyckste verthoonende wat
placcaten datter van d'Hoog Mogende Heeren Staten waren wtgegaen
ende daerover d'overleveringe van Decker versoeckende. Den Pan-
goran heeft hem plat wt geweygert, seer spytich daerby seggende^
dat hy alle natie acces ende negotie in syn lant wilde vergonnen,
dat het ons niet te doen was omme voor te comen de roverye, die
sy op onsen name gedaen hadden off doen souden mogen, maer
omme alleene de negotie f incorporeren , dan dat wy hier niet doen
souden gelyck in de Mollucques, Amboyna ende Banda hadden ge-
daen. Ons volck desen aflOscheyt eens gegeven hebbende, riep hy
hun daema wederomme, soeckende de weygeringe met recht ende
reden te bevestigen, doch besloot ten laesten andermael , dat hy Decker
niet wilde overleveren, seggende dat hy onder de juredictie van de
Hooch Mogende Heeren Staten Generael niet en sorteerde, ende alsoo
ons geensints geraden docht de saecke hierby te laten berusten, heb-
ben geresolveert het schip van ditto Oenerael Hans de Decker,
S. Michiel genaemt, welck op dat pas van Jaccatra na Bantam was
seylende in zee in arrest te nemen, omme Decker daerdoor te drm-
gen van selflfe weder te keeren. D'ordre gegeven synde is het schip
8. Michiel van d'onse den 23'' Jannuario niet verde van Bantam
ontremt Tenara gerescontreert ende gearesteert, alwaer noch leggende
is ende gehouden wort. Hoe dit den Pangoran van Bantam beviel
ende wat vier de Francen ende Engelse, die dagelycx by Decker ten
hove liepen gestooct hebben, connen de Heeren wel considereren,
geen rodomontados , noch dreygementen wierden der gespaert, ende
alsoo ick by my selven gedissegneert hadde de schepen Zirckzee
ende de Goede Fortuyne noch aff te laden, so ben den 26" Jannuario
van Bantham na Jaccatra vertrocken, omme te beter aen peper te
geraecken ende onse schepen van Atchyn ende Jamby te vertoeven,
als andersints tot Bantam ordre latende, dagelicx met opcoop van
peper voort te varen ende dat tegen den opcoop, die by d'Engelse
ende Francen gedaen wierde. Den Pangoran siende de saecke van
Decker by ons soo hooch genomen wierde^ heeft hy eerstelyck met
76
raet van de synen geresolveert sich met de saecke niet te bemoeyen,
maer ons metten anderen te laten geworden, doch by Decker ende
de Francen is daema door groote schenckagie off groote belofte soo
veele te weech gebracht, dat ditto Pangoran voorgenomen heeft ons
met gewelt te dringen het schip S. Michiel te verlaten ende ons van
ons recht off pretentie te doen dissisteren. Decker is verborgen ge-
worden; sommige séyden dat hy den 13" February met d'Engelse
schepen vertrocken, andre dat hy wel wt het hoff vertrocken was,
maer niet seecker warwarts, doch van eenige andre Javanen ver
stonden dat hy secretelyck int Hoff verborgen wierde; watter van
sy sal den tyt leeren. 'T is soo verde gecomen dat toen omtrent
10000 sacken peper ofte meer gecocht hadden ende daervan 6700
sacken in de goede Fortuyne gescheept waren, den Pangoran Gou-
verneur ons volck plat wt met seer grooten trots heeft doen aen-
seggen, dat geen peper meer wegen, noch afl&chepen en sonde voor
dat het France schip ende de Chineese joncken op de reede waren.
Den sabandaer voechde daer oock by, wilt ghy van Bantam ver-
trecken, gaet door ende wilt ghy oock oorlogh, sult ons wel vinden,
alle omstanders d'onse mede groote dreygementen doende. Hierop
hebbe clachte doen doen aen alle de grooten van Bantam, haer
assistentie ende recht versoeckende , sy gaven alle seer goet bescheet ,
dan het slot was: als den Pangoran niet begeert, wat connen wy
doen. D'aenspraeck van de grooten ende eedele heeft den Pangoran
als voor dese seer verdrooten, te meer dewyle onder hun de jalousie
ende onlust, gelyck hierna verhalen sullen, op dese tyt geheel ont-
bloot is geworden; de Francen soo goeden protecteur gevonden heb-
bende, hielden hun soo stille ende gerust als off haer de saecke niet
eens aenginck ende alsoo niet vorderen conden, hoe het keerden off
wenden, meenden onse partyen tproces gewonnen te hebben, want
geen schoon spreecken, noch dreygementen helpen costen, d'audientie
wierd ons volck veel tyts geweygert ende als den Pangoran waer-
namen, soo wast: gaet daer ghy geweest zyt, laet se u licentie geven.
Hierop geconsidereert synde, wat verlet ons aengedaen wierde ende
de saecke ten wttersten innegesien ende wel overleyt wesende, heb-
ben wy geenssints goet connen vinden van ons recht te dissisteren,
ende dat om seer gewichtige redenen, te lanck om deduceren ende
verhalen, als oock opdat andere contramineurs hun opt faveur van
77
f
Bantam naer dese niet verlaten souden, ende dal die van Bantam
haer niet voor souden laten staen, ons met den peper te connen dwin-
gen, want de Fransman om de peper verlatende, souden daema niet
dan te meer geplaecht worden, gelyck voor desen sonder redenen
gedaen is, derhalven is eenstemmelyck in diverse vergaderingen
op verscheyde tyden ende stonden by de presente raden gearesteert,
met contra wereken voort te varen.
lek hebbe hierover, ten corsten geseyt, van Jaccatra ordre gegeven
dat S^ David Marien (nadat alle andre preuven gedaen souden syn,
veel tyt verloopen was ende* geen raet meer voorhanden scheen te
wesen) by den Pangoran Gouverneur sonde gaen, plat wt (doch met
alle béschéydenheyt ende beclagende redenen) licentie versoeckende
omme met. alle baggagie te mogen vertrecken, eade dat oock date-
lyck alles van Bantam scheepen souden, jae tot de kisten vant volck
toe, verwachtende voorder mynne compste. Den pangoran dit ver-
soeck met alle omstandigheden hoorende, veranderde van gelaet,
wierd heel perplecx, veranderde van propoost ende vertrock ten
lesten sonder d'onse bescheet te geven, hem excuserende dat het
nacht was ende syn getye (na geestelycke costuyme) lesen most,
S'andercn daechs heeft men begost het goet van lant te scheepen,
daerop elck het syne door Bantam was seggende. Soo ick nu van
Jaccatra voor Bantam arriveerde was daer daechs te vooren van
Jamby wel aangecomen het schip de Bergerboot, medebrengende
ontrent 4000 sacken peper, waermede de burcht genoechsaem ontset
was, alsoo de Fortuyne daermede volladen ende naer 't patria gede-
pesscheert cost worden , dan evenwel vonden geraden met den schyn
voort te varen, derhalve hebbe d'onse belast weder by den pango^
ran te gaen, hem aandienende hoe volgens ordre alles tot op den
peper na affgescheept was, derhalven dat het hem gelieven sonde
licentie te geven, dat onse peper gewogen ende mede affgescheept
moch worden , ofte soo niet dat imant gelieffde te committeren omme
die aen te nemen. Den 5 stantï hem dit aengedient, hy vraachde
daerop seer emstlyck aen alle de presente cooplieden off het seecker
was dat vertrecken wilden, seggende: en boert met myniet, tiseen
saeke van grooten importantie, beclaecht u namaels niet; waerop
weder bevesticht synde dat het seecker w&s, want als tot Bantam
niet vryelyck mochten handelen daer niet te doen en hadden, be-
78
docht hy hem een tyt lanck ende antwoorde ten lesten met grooten
bescheydenheyt (na twee sware suchtinge ende nadat hy syn boose
raet gehoord hadde) wel, wilt ghy vertrecken, ick en begeere niet
een ziere van het uwe, ontfangt n peper ende scheept se aff, maer
segt niet dat ick n hiet gaen off blyven, noch oock dat ick u qnalick
getracteert off niet bemint en hebbe, veel min dat ick andre dan u
gunstiger geweest ben, dan soo ghy van meninge sbnt wesen te
blyven ende meer peper te coopen , sond ick wat anders te seggen
hebben. S'avonts quammer een bode wt het hoff, aenseggende soo
meer peper begeerden te coopen ende onder d'andre aff te schepen
dat daermede voort varen souden.
U E. Mynheeren connen wel considereren hoe hart hét den pan- .
goran valt aldus weder te hebben moeten cederen, dan 't heeft alsoo
tot uwen besten moeten syn, ende is oock hooch noodich geweest,
d'achtbaerheyt , het respect, d'eere en authoriteyt moet met soete
vermenginge gemaynteneert syn off anders souden geensints connen
bestaen, derhalven sullen de Heeren gelieven onse handelinge ten
besten te nemen. Ick late my voorstaen, dat naer dese wel beter
getracteert ende groote veranderinge becomen sullen, want alle de
quellinge, die de compagnie veel jaren tot Bantam aengedaen syn,
heeft den pangoran Gouverneur alleene met grooten trots doorgedron-
gen. Opt advys van seeckere Chinesen die hy int hoff by hem hout
resideren, welck de snooste fielten syn vant Chineese quartier, met
gewelt en finesse is het, dat hy het gouvernement ende regement
inhout. Ick hebbe UE. over lange geadvyseert, hoe datter in Bantam
een generael misnoegen van syn regeeringe ende onder de grooten
een groote jalousie was, willende alle den adel, dat het gouverne-
ment den jonge Coninck overgelevert worde. Op desen tyt heeft den
pangoran Gabang, welck de voornaemste naest den pangoran Gouver-
neur van Bantam is, alle d'eerteeckenen affgeleyt ende nieuwers
meer in vergaderinge willen compareren, sich als een privaet per-
soon houdende ; hy sey t dat hy ende syn broeder den gouverneur
out syn, dat het meer dan tyt ende reden is, dat den jongen Coninck
syn dominie overgelevert worde, opdat hy leere eer sy sterven; den
pangoran Gouverneur en heeft hem als nu met geen geit connen
payen gelyck hy eertyts dickwils gedaen heeft, daerover vermoet
wort pangoran Gabang met den jongen Coninck secreet verstant heeft |
79
meest alle den adel is oock op syn zyde, dan elk hout hem stille ^
mistrout den andere ende bl3rft apsent, den pangoran Gouvemeur
hout het regement inne ende den jongen Coninck perplecx, met soo
een vreese ende respect als de kinderlycke tot den vader is en d'on-
ervarentheyt in gewichtige saecken medebrengt. Wat wtcompste de
saecken nemen sal, wil den tyt leeren, doch sonder moorden (naert
schynt, en sal.de qnestie tnsschen hun nyet eynden. Den pangoran
Gouvemenr loopt groóten peryckel ende is noch meer lydende, soo
qualick snccedeert de qnestie, die hy tegensonsaenneemt; insonder-
heyt soo eens opbreect d'onlnst die ons gegeven wort, want synne
partye daerinne groeyen. D'Engelsen syn in dese tyt soo veele
stoockende als doen conden, aenradende dat men ons licentieren
soude, presenterende wonderlycke dingen, dan ick meene dat sy ende
wy seer wel bekent syn, alsoo gevreest wort, dat wy de Chineese
joncken na Jaccatra voeren sonden, hoewel snlcx niet gedacht en is,
hebben d'Engelse na ick versta haer dienst gepresenteert, omme
deselvige waer te nemen ende hier te convoyeren, ende snlcx den
pangoran ende Chinesen wel aenstaende, syn sy drie schepen in
zee houdende omme op de joncken te wachten, twee daervan syn
over twee maenden tot by Lncipara geweest, off dit hun disseynzy,
dan off wat anders in 't sin hebben sal den tyt leeren, alhoewel zy
hiermede veele meenen te vorderen , achte ick dat haer selflö niet
dan onnuttelyck consumeeren, want den pangoran overlange d'een
tot een roede van d'ander gebmyckt heeft; het blyct hier aen, dat
weynich moet hebben gehadt omme innewaerts iets te attenteeren.
By dese gaet de acte, daerume verclaert wort , hoe by de schepen SV
Louis ende S. Michiel van S. Malo onder onse gewoonlycke vlagge ,
diverse Gooseratse ende Moorsche schepen aengehaelt ende genomen
syn, gelyck oock blyct aen de cleden die hier gebracht hebben. Tot
Atchyn wierde geseyt, datvoorHRoodemeerwell5off20scheepken8
aengehaelt ende geplundert hebben, soo 't waer is sonde ons volck
ende goederen daerover in Suratten wel groote moeyten mogen aen-
gedaen worden, als oock in Arabia wederkeerendCi Wij en hebben
de Francen hiervan noch niet aengesproocken, dan dencken het noch
te doen, maer S^ Michiel alleene is in arrest gehouden omme Decker
te dringen weder te keeren* Ick achte dat hun (overcomende) des
grootelycx sullen beelagen en woad^lycke pretensiemaecken, omdat
80
Decker eens in handen hebben gehadt, doch alsoo hy haren generael
was ende sylieden na de vluchtinge, Decker niet alleene erkent,
maer syn raet en daet gevolcht hebben, gaende hem dagelicx ten
hove van den Fangoran besoecken ende van alle nootlyckheden as-
sisteren, soo docht ons reden genoech te hebben omme het schip
S. Michiel daerover in arest te nemen ende honden, twelcke ver-
hoopen U E. na hare ordre wel gevallen sal. Voor dese hebbe ge-
advyseert hoe geseyt wierde , dat het schip S. Michiel in Atchyn syn
meeste last becomen sonde hebben, dan naderhant hebben verstaen,
dat daer niet meer dan drie a 400 bharen peper becomen hebben;
tot Bantam hebben ontrent 2000 sacken gecocht ende hoe het voorder
gaen wil sal den tyt leeren. Door off omme den voors. Decker, syn
wy met de Francen soo belemmert geworden, dat de schepen de
Nienwe Maen ende de Neptuines die met alderley provisie volladen
innewaerts gesonden hebben, soo laet vertrocken syn, dat bykans
te bedachten is off Anboyna ende Banda sullen connen beseylen off
niet, de resterende schepen die geeme elders souden gebmycken,
syn daerdoor tot nu toe mede geoccupeert geweest, twelck niet sonder
groeten intrest van de Comp. geschiet.
Myn oogemerck is geweest met dese occasie off in desen troubel,
ontrent de Verse riviere , ^ plaetse tot een generalen rendevouz te be-
grypen, soo het eenichsints soud willen vallen. Met den Coninckvan
Jaccatra syn wederomme in onderhandelinge getreden ende schynt
het, dat de saecke wel soud mogen vallen. Om geit is het hem ende
synnen adel te doen, de saecke staet tusschen 't loven en bieden,
't gene my meest in de weech is, is alleenlyck dat alle de schepen,
die hier tegenwoordich hebben, elck syns weechs haest versonden
moeten worden, omme de negotie te voldoen, soodat ick duchtedan
sonder schepen off macht souden bly ven sitten , twelck niet wel soud
passen ingeval imant onderstonde ons disseyn te verhinderen; doch
alsoo het tegenwoordich evenwel den besten tyt is, dient d'oceasie
waergenomen te worden; 't succes staet U E. met de naeste te ver*
nemen
Int schip Zircxzee, liggende voor Bantam, adi 11 Maert A. 1618.
1 Yermoedémk riy. Bekasi, beoosteu Batavia.
81
XXin. De Direct ErE-GENERAAL Jan Pibtbrsz. Cobn aan db
Bewindhebbers der Gen. O. I. Comp. (Kamer Amsterdam.)
Jakatra, 24 Juny 1618.
Erentfeste, enz
Per 't schip de Goede Fortnyne, welcke de Heere neflfens alle
d'andre gaende en comende schepen in salvo geleyde, sallen ÜE.
verstaen hebben, hoe door den Pangoran van Bantam met seer groeten
trots plat nit verboden geweest was, dat geen peper souden mogen
ontfangen noch van landt schepen , en wat remedie daertegen gebruyct
hebben. Insgelyx mede, hoe goet gevonden hadden voort te varen
in allen schyne als off Bantam geheel souden hebben verlaten; wat
daerop gevolcht is, sullen in dese summierlyck verhaelen.
Cort naert vertreck van 't voors. schip de Goede Fortnyne, alle
de goederen en oock meest alle het volck van Bantam gescheept
wesende, soo hebbe alle de oppercooplieden en schippers van de
respective schepen ten hove by den Pangoran gesonden met last,
omme andermael licentie te versoecken en afscheyt te nemen, mits
dat soo de Pangoran dubieus antwoorde, dat dan instantie doen sou-
den omme een claer bescheet en sich vrient of vyant te verclaren,
soo hy begeerde dat blyven souden, dat dan belofte van beter trac-
tement souden eysschen, en soo hy het vertreck avoyeerde en ons
licentieerde, dat haer dan aen d'uytstaende schulden souden houden.
D'eerste reys naer 't hoff gaende , wierd ons volck van verde wech
geweesen en s'anderdaech audiëntie beoomende, vonden den Pan-
goran niet slecht; om syne vreese te bedekken en ons volck te
abuyseren hielt hem seer fors en trots, seggende geensints eenige
beloften van beter tractement te willen doen, het soude schynen,
seyde hy, als off ick ongelyck en ü qualick getracteert hadde,
uwen Cappiteyn is oorsaeck van alles, hy mach het soo maecken
dat u noch wel qualicker tractere; wilt gy blyven, blyft, en wilt
ghy gaen, gaet, sonder (wat daerop gerepliceert wierd) ander be-
scheet te connen becomen. Scanderen daechs hebben hierop goet
gevonden de schepen , de Zuyder Eendracht en den Witten Beer (die
het schip St. Michiel in arrest waren houdende) mede voor Bantam
te doen comen ende b66 naer de stadt te laten setten als mogelick
was, omme onse party e te meer te verflauwen ende onse macht te meer
IV. 6
82
te verstercken ende te meer aensien ende respect te maecken; doch
interim besich waren, isser een bode uyt het hoff gecomen, aandie-
nende hoe de jongen Coninck met alle de groeten van 't lant seer
gestoort waren, dat den Pangoran op gisteren soo qnaden bescheet
gegeven hadden, en dat hem belast was, sich met ons te verdragen
en een ander goet bescheet te geven, derhalve versocht de bode*
dat noch eens ten hove senden sonde, sulcx op een bootschap by
haer selös gefabriceert gedaen synde, wierd ons volck van verde
seer vrientlyck ingehaelt. De trots van den Pangoran was geheel
gevallen en 't groote woort is daeruyt gecomen, in redenen getreden
synde, seyde hy, soo de Capp". met den jongen Coninck, met my
en het landt wel wilt, blyft dan en vertreckt niet, ick sal U wel
tracteeren en oock wel met U handelen, begeert ghy peper te coopen
vaert er mede vry voort.
Hiermede is alle de questie voor die tyt geslecht, en hebben wy
in diervoegen den crygh door Godts genade sonder slach off stoot
gewonnen, te vooren mocht ons volck het hooft niet heel honden,
en alsdoen wierd haer van elck een, soo Javanen als Ghinesen,
schoonder semblant en meerder vrientschap getoont, dan oyt in
Bantam gedaen is, het volck dat in 't ledige hnys noch aen landt
was hebben daer gelaten, sonder ons te verhaesten in 't aen landt
brengen van goet off meerder volck. Men had geem gesien, dat da-
telyck weder peper hadden gecocht, dan olsoo snlcx geensints ge-
raden was, hebben ons stille gebonden.
Alsoo door dese qnestie in langen tyt geen peper gecocht hebben,
is deselvige daerdoor, na de spraeck ginck van 48 tot op 33 (Realen)
gedaelt, doch soo wy wederomme meenden pertye te coopen, arri-
veerden tot Bantam een Chineese joncq, waerdoor den peper date-
lyck weder op 43 en 45 gehouden wierde. Gort naer dese joncke
is ontrent Bantam noch een andre gearriveert, die het na Jaccatra
gemnnt hadde, doch door schoone beloften heeft de Pangoran van
Bantam hem daer getrocken en hebben wy tselvige toegestaen, omme
daema ons profyt daermede te doen. Ende alsoo voor seecker hielden,
dat niet gelaten worden sonde, d'oude guyterye te plegen, hebben
wy goet gevonden daertegen en voor te syn en hierover ordre ge-
geven, dat men onderstaen sonde by gewoonlycke maniere van handel
partye peper te coopen, tot ontrent 3 a S^ Reael de sack, gelyck
83
men seyde de merct te syn, eer de Chinesche joncken arriveerden
ende soo daertoe niet comen conden dat dan des Fangorans hnlpe
versoecken soude en dat alleene voor 4 a 5000 sacken omme te
sien off hy ons volgens syne belofte tot redelycken prys aen peper
helpen soude, ons volck heeft selfs geen peper connen becomen en
des Pangorans hulpe versoeckende, wierd eerst belooft, dat men ons
helpen soude, maer ten lesten aengeseyt dat ons niet helpen oost,
off souden de merct moeten volgen , hierop hebben (wy) de schippers
van de Chinesen joncken geinsinueert geen peper te coopen noch
van Bantam te vervoeren, voor dat wy eerst ven een goede partye
gerieft waren, op pene dat anders de peper in zee weder uyt haer
joncken lichten souden. Dese waerschouwinge meermalen gedaen
synde, heeft onder de Chinesen een groote beroerte gemaect en den
Pangoran meer gespeten (gelyc men wel dencken can) dan alleonse
voorgaende acten
T'is te lanck om te verhalen, wat ter wedersyde geallegeert en voort-
gebracht is, want dit spel wel vier maenden lanck geduert heeft. De
Pangoran en heeft ons volck selffs noyt van de saecke aengesprooc-
ken; maer hem stille gehouden, vreemde instrumenten gebruickende
en dat door vreese soo hy de saecke hooch nam, en wy daertegen
bleven persisteren, dat dan weder als voor desen beschaemt blyven
soude. Ondertusschcn weet Godt hoe syn gemoet sy, dan daer is
weynich aen gelegen, wy sullen den handel voor ÜE. haer recht
en authoriteyt wel maynteneren.
Hoe het schip St. Michiel van S. Malo den 23 Janu**. passato in
arrest genomen hadde, omme den persoon van Decker te becomen,
is TJE. met de goede Fortuyne geadvyseert
Doen het nu gebeurde, dat goet vonden onse macht voor Bantam
te verstercken, de Zuyder Eendracht en den Beer (die voors. schip
in arrest waren houdende) voor Bantam te doen comen, gelyckvooren
is geseyt, soo ist, dat gedelibereert hebbende, hoe het met St.
Michiel souden maecken, omme ons met de minste moeyte van hem
te verseeckeren , met den anderen geraetsaem vonden A\ schip met
de Bergerboot aen d'eylanden van Jacatra te doen verseylen, om het
arrest aldaer, met een batterye aen landt te continueren, terwylen
de Bergerboot verdubbelt worden soude lot der tyt , dat van Suratte
84
door ons volck off Engelssen naerder bescheet becomen mochten, wat
van haer roverye sy , wat hinder en molestie ÜEd. volck en goederen
aldaer mocht wesen aengedaen, dewyle de tyding noch lange cost
tardeeren en seer moeyelyck viel een schip soo lange in zee in arrest
te houden; doch de voomaemste oorsaecke waeromme goetvonden
voors. schip S. Michiel aan d'eylanden van Jaccatra te doen verseylen
was, omme te betoonen dat onse couragie equivalent tegen den trots
van den Pangoran was wassende, waermede de questie geslecht is
en door Godts genade oock gewonnen hebben.
lek achte dat d'aenneminge van dit schip S. Michiel UEd. mede
moeyelyck vallen sal, dan dewyle volgens UEd. ordre genootsaect
geworden syn, om Decker te becomen, dito schip te arresteeren,
waerop den Fangoren oorsaeck en actie genomen hebbende om ons
te dwingen de monopolie van den peperhandel te bevestigen, de
retoeren te verhinderen, en ons alsoo te scheeren, dat hy ons onder
syn bedwanck cleen en swack soude mogen houden, soo ist meer
dan nodich geweest ÜE. recht en achtbaerheyt te maynteneren,
want anders souden ons de honden (by maniere van spreecken) by
kans gegeten hebben. Yerscheyden reysen ben ick met den doot
gedreycht, dan de Heere heeft ons behoet en voorgecomen, dat d'aen-
slagen van den Pangoran, Gouverneur van Bantam niet voortgegaen
syn. Dese saecke scheen voor ons seer qualick geschapen te syn,
dan de Heere heeft het ten beste versien, alsoo de retoeren behouden
syn en d'achtbaerheyt , eere en reputatie van de Óenerale Comp® niet
allecne in Bantam seer vermeerdert is, maer door gants Indien dies
te meer augmenteeren sullen, soodat ick hoope en vertrouwe, al
waert oock dat de Heeren (ten quaetsten genomen) aen de Francen
dubbelt intrest souden moeten betalen, sulcx hier wel dubbelt en
ryckelyck gewonnen is en noch meer gewonnen sal worden.
Gedurend 't voorgemelde different hebben wy met die van Jaccatra
wat famigliaerder correspondentie gehouden en wat meerder libe-
raelheyt gebruyct, als anders wel gedaen souden hebben, soo onmie
d'onderlinge jalousie onder die van Bantam wesende, te meer te ver-
meerderen, als omme den wech tot de rendez-vouz te baenen. T'ac-
cressement van Jaccatia heeft soovele al gevordert , dat de Pangoran
Gouvemeui* van Bantam afgeschaft heeft, meest alle de nieuwe tollen,
85
die hy op dlncomende goederen ingevoert heeft. De tol op onse
incomende cleeden gestelt, sonde hy mede wel willen afschaffen en
de Generale Comp^® veel andre denchden doen, om haere affectie en
gunste te capteeren, dan 't harte is soo groot, dat alhoewel hy seer
wel weet en genoechsaem bevonden heeft qnade middelen gebruyct
te hebben, sich bycans schaemt tot de rechte remedie te keeren en
alles met goetheyt te verbeeteren; daeromme sal allenskens beteren
en soo haest goede partye peper op voorraet snllen hebben, sullen
hem wat meer te gemoet comen en te gevalle doen , 't en mach niet
eer geschieden, want anders sonde de boosheyt weder hervat en
gesterct worden.
In desen tyt had ick gemeent de rendez-vous te vorderen, dan
hebbe daerinne gants niet connen doen, soo door eygen manquement
van schepen en volck, als oock omdat de Coninck van Jaccatra sich
vrij wat geretireert heeft en dat na ick mene om te meerder eysch
te doen en te meer geit te becomen
Door inlantsen oorloch tusschen den Mattaram en eenige van syn
grooten gevallen , als oock door de menichte van menschen in 't oosten
overwonnen en in syn quartier gebracht, is daer ontrent groote dierte
van rys gevallen waerdoor groote menichte van menschen van
honger gestorven syn
ül"" april passato is, tot Bantam Godt Loff wel aengecomen, son-
der eenige landen aengedaen te hebben, het schip ter Thoolen en
den 2^<*° Juny achter Java om door de.straet van Bima tot Japara,
het schip de Zeewolff per voors. schepen
hebben wel ontfangen ÜEd. aengename missiven van dato uP octob.
18, 26 en 28 nov. 1617, waerop als nu na den tyt antwoorden
sullen Om dan te beginnen van
d'eere en den last van Gouverneur Generael , daermede het de Heeren
gelieft heeft, my te vereeren en te belasten, wy dancken UEd.
daervan hoochlycken, d' Almogende biddende ons synen genade en
zegen te geven, dat het mach gedyen tot syns naems eere , wellstandt
van den lande en proffyt van de generale comp. ; waervan onser syde
niet sullen laten te doen, dat een getrou en eere trachtent Generael
betaemt en 't gemeene beste vereyscht, gelyck tot noch toe uyt
reyne lieffde en goeder affectie, onder voorgaende titulen gedaen
hebbe en dat noch meer tot eere en proflFjrt van andre, dan van
86
my selve. Opdat het niet en schyne als offer twee hoofden waren,
sullen by onse voorgaende name blyven en den titel van Gonvemenr
Generael niet aennemen, dan tot dat de Heer Generl. Reael van
syn ambt ontslagen zy
Belangende de èontinueele residentie van een Gouvem'. Generael
en raden van Indien, voor dese hebbe UEd. geadvyseert, dat hier
met alle man genoech te doen sullen vinden en dat hieromtrent
resideeren moeten om de generale bestieringhe wel te doen; daer-
omme, hoe eer de saecken in de Moluquen, Amboyna en Banda ge-
redresseert eonnen worden en weder herwaerts mogen keeren, dies
te beter sal 't wesen, tsy waer wy gaen oft blyven, aen ons, hoope,
sullen de Heeren geen feyl bevinden
XXrV. PlETEB DB CaEPENTIBB, RaAD VAK InDIE , AAN
DB Bewikdhebbebs deb Geneb. o. L Comp.
(Kameb Ahstebdah.)
Jakatra, 24 Juny 1618.
Emtfeste, enz
Dat de Heeren haer over de groote lasten van dit comptoir
(Jacatra) syn beclagende en souden daer voorwaer geen ongelyck in
hebben, soo sulex ten onnutte geschiedde, daertegen d'Ed. Hr. Ge-
nerael, die hier den meesten tyt tegenwoordich is en wy, wien de
sorghe mede bevolen is, goede opsicht, gelyck wy schuldich syn,
genomen hebben. Waren de caxies op haren ouden prys , d'ongelden
souden wel de helft minder vallen d'oncosten
syn hier, mede door d'extraordinaris gebouwen uyttermate geexce-
deert, dewelcke eens gedaen synde, cesseren sullen. De familie van
dese logie is weynich min, als dryhondert persoonen sterck, die aUe
tot coste van de Comp^ staen, daerenboven hebben hier den dage-
lixsen toevall van alle gaende en comende schepen, dat mede niet
weynich beswaert, behalve noch een sieckenhuys, dat hier gemaeckt
is, een receptakel van alle crancke en desolate varentvolck, in
somma t'is een plaetse daer de Comp geduyrende desen twist met
Bantam, (die noch geen eynde heeft) sonderlingh alsnoch mede ge-
dient i» geweest. 'Tware wel te wenschen dat dese groote costen
87
tot opboawingh van een bequamer plaetse en rendevons hadden
mogen geemployeert worden, waeraen snlks tot noch toe ontbrocken-
heeft, is UE, (achte ick) voor desen door d'Ed. Hr. Generael ge-
noechsaem geadviseert, hope met Grodts hnlpe, dat eerlangh by
d'Heeren alhier, daervan gedisponeert, een beqname plaetse hier
ontrent geëligeert en by üEd. den nervns, waeraen üE. staet,
achtbaerheyt en welstant in dese Indien dependeren , tytlycken daer- .
toe geprovideert en gefoomeert sal worden, te weten: schepen , volck
en geit, dewelcke eens naer den eysch bekomen hebbende, is met
de hulpe Godts niet te twyfelen, of ÜE. saken sullen alhier op een
vaste gront gebonwt en jaerlicx in recompence, de Heeren met rycke
retoeren , gelyck tvoorlede jaer geschiet is , gesecondeert worden.
't Schijnt met d'electie en continuatie van d'Ed. Heer Oeneraal
Coen, den moet des boosen Pangorans van Bantam, den onver-
draeghelycken trots van d'Engelsen, Francen en anderen (die lange
naer syn vertreck verlanght hebben) nn heel verplettert is, want sy
hmi voor iieten staen, soo hy eens wech en van kant ware, te beter
hmi personagie souden connen speelen, dHeere wil hem sparen voor
ongevall ende tot welstandt van de Generale Comp., met voorsich-
ticheyt, goeden raet, geluck en voorspoet begaven.
Ghisteren is hier een swart in hechtenisse geset, die sich tegen
eenighe Japponders soude hebben laten verluyden, hoe dat den
Pangoran van Bantam, met d'Engelsen en Francen een conspiratie
soude gecomplotteert hebben, omme d'H\ Generael met alle de witten
van dese logie, by surprinse om den hals te brenghen, de witten
omgebracht synde en souden de swarte hun niet te weere stellen,
maer houdent met de sterckste. Dit is aireede den vierden aenslach
die ontdect is. Godtalmachtich hope ick en sal geensins geheugen,
dat de bloethonden haere pooten int bloet der onnooselen sullen
baden en besoedelen, gelyck ick eenighe van d'Engelsen, haerhebbe
hooren beroemen , ick schame my dat ick dit van Christenen schrijven
moet. Den grondt van dese sake en hebbe noch niet onderstaen,
doordien d'Ed. H'. Generael geoccupeert is mett den witten Beer aff
te veerdigen, middelertyt sit dese swart tot naerder ondersoeck in
goede hechtenisse bewaert, t'is apparent dat (hg) dit uyt hemselven
met en heeft.
Van dage, soo d'Ed. Heer Generael in 't Chineese Quartier ten
88
hnyse van seker Chinees was gaen wandelen , is daermede verschenen
den Oppercoopman van d'Engelse logie alhier , onder andere propoosten
waarschoawde hy de Heer Gleneraei en ons^ wel toe te sien en op
onse hoede te wesen, alsoo zeer boos en mutineus volck in onse
logie hadden, en insonderheyt desen voors. swart (hem houdende
als off van syne gevanckenisse niet en wist), die hy ons rade qnyt
te maken, want badde hem sulcken woorden hooren spreken, niet
beter dan een verrader , ja dat hy d'eerste sonde wesen om een muti-
natie aen te rechten, soo maer volck op syn handt conde crygen.
Dit en noch veel meer seyde d'Engelsman, al uyt syn selven sonder
dat yemandt hem iets vraechde. Of hy dit doet, omme in de voor-
baet te syn en syn baene claer te maken (alsoo sonder twyffel des
swarts gevankenisse wel verstaen heeft en mogelic vreest de conspi-
ratie aen den dach mochte comen), dat can oock wel syn, de tortnre
sal de waarheyt aen den dach brengen
XXV. Vbebaal gehouden dogu Cgbnblis yjln Masetok, als
AFGEZAKT VAN" DEN GoUVBBNETTB-GeNEEAAL LaUEENS ReAEL ,
NAMENS DB VbE. OoST-InD. CoMP. , 4.AN DEN PaNBMBAHAN
VAN Mataeam. 22 JuNT — 22 Jtjlt 1618. ^
Adij 22 Juny, Anno 1618, in Japara.
Alsoo ick, Comelis van Maseyck, geordonneert ben van den Ed.
Heer Gouvemenr-Generael Laurens Reael, wegen de Vereenichde
Oost- Indische Compagnie, omme naer den Coninck van Mattharam in
ambassado te gaen, soo heeft nu de gelegentheyt eerst gepresenteert
om myne reyse te vervorderen, gelyck ick op datto van S^ B. van
Eyndhoven, oppercoopman alhier, affgedispeseert syn, met my in
companie gevende 2. bootsgesellen , eenen swarten jongen ende een
malayo , met eenen dienaer , die als tolck was , somma dat wy onder
ons, 6 sterck waren.
Ditto, op den middagh syn wy met onse speeljacht vertrocken ende
qnamen des avonts tot Widdong ^ alwaer wy verstonden dat den
1 Dit gezantscliap kon geen gehoor bij den Paneinbahan verkrijgen; doch werd,
toen het tot nabij Karta-Soera genaderd was, namens den Panembahan ontvangen door
een der hofgrooten, Toemenggong Singo-Ranoe.
2 Wedong, district Wedong, residentie Samarang.
89
edelman genaemt Quiej werga diepa * sabandar van Weddong voor-
schreven, die my belooft hadde na de Mattharam te brengen, was
naer Damah ^ vertrocken.
23 ditto, des smorgens syn wy na Damh ^ vertrocken, alwaerick
s'avonts gecomen ben ende ditto Quiej werga diepa thuys gevonden,
by hem comende hebbe ick volgens last van S'. B. van Eynthoven,
aen hem vers. gobar vereert, waervoor hy hem hoochgelyck bedanckt
heeft, soo hebbe ick hem gevraacht, wanneer hy van meyninge was
te vertrecken, antwoorde binnen 2 a 3 dagen, soodat wy genoot-
saeckt waren soolange pacientie te hebben ; wij waren gelogeert neffeiis
syn hoff ende heeft ons veel vrientschap ende eer bewesen.
26 ditto, syn wy van Damh gescheyden om voorts na den Mattha-
ram te reyse, de Javanen, soo dragers als te paerde, waren in de
60 sterck, des avonts syn wy in een dorp gecomen, genamt Jaty *
daer wy des snachts bleven logeren, de inwoonderen al te samen
hebben ons veel vrientschap bewesen, schoncken ons eenen bocq,
hoenderen ende meer andere cleenoodicheden , dit dorp light 6 mylen
van Damah.
27 ditto, syn wy noch int dorp voorseyt gebleven, vermits de
dragers hier verandert worden.
28 ditto, syn wy tsamenderhant wederom vertrocken , endeqnamen
in een dorp genamt Sougemanick ^ twelck omtrent 2 mylen vant
voryge ligt; hier hebben sy ons bewesen alsvoren, dese 2 dorpen
ende noch 4 andere, die wy passeerden, stonden onder 'tgebiet van
Quiej werga diepa voors.
29 ditto, des smorgens syn wy wederom vertrocken ende quamen
een ure naer den middagh in 't dorp genamt Omback ^ daer wy de
dragers hebben verwacht , ende des 's nachts bleven logeren ; dit dorp
ligt ontrent vant dorp voors. 6 mylen ende daer loopt een groote
wyde reviere beneffens, die syn loop voorby Damh neempt.
30 ditto, des smorgens, syn wy wederom voortgemarseert , maer
verdwaelde onderwegen van den anderen, wy passeerden veel lege
dorpen, die voor dese onder subiectie van den Coninck van Paet-
1 Kiai Wiijo-üipo. 2 Demak. 3 Demak.
4 !pjati, in Demak, district Singen-Kidoel.
5 Soegimanik, in Demak, district Singen-Kidoel.
^ Ompa, in liet zelfde district Singen-Kidoel ?
90
yang ^ gesorteert hebben, ende na met het veroveren van de stadt
Paetyang heeft den Coninek van Mattharam, alle het volck wt de
omliggende dorpen naer hem genomen, ende doet se by syn stadt
woonen, daer sylieden gestadelyc meest steen moeten maecken, somma
al voortrydende quamen wy in een dorp genaemt Wangalela, daer
wy 2 paer oude getroude lieden vonden, die ons wat eten gaven,
ende voorts den rechten wech wesen, soodat wy des achtermiddags
ten 4 ure in een dorp genaemt Tyncker quamen ^, daer ons van de
inwoonders veel eere ende vrientschap bewesen wierde; dit dorp ligt
van het dorp voors. 8 mylen, wy syn des nags hier blyven logeren;
des avonts met den donckere, synder 2 van Quiej voors. syn volck
by ons gecomen, die hy hadde belast naer ons te soecken, ende
brochten met een, tydinge dat Quiej sanderendaechs by ons in dit
dorp soude comen.
Adij primo July, syn wy noch in ditto dorp voorseyt gebleven om
Quiej te verwachten, omtrent des smiddachs is ditto by ons gecomen,
maer de dragers waren noch onderwegen, soodat wy noch genoot-
saeckt waeren te blyven, want de dragers quamen eerst savonts by
ons, overmits het een moeyelycken wegh was, geheel berghachtich.
2 ditto, syn wy wederom vertrocken en quamen in een dorp ge-
naemt Ampel 5, ontrent 4 mylen vant voryge, daer wy de dragers
verwacht hebben, die te samen des avonts by ons quamen, sodatwy
hier eenen nacht bleven logeren.
3 ditto, des smorgens syn wy weder vooi-tgemarseert, endeqnameu
des smiddags in een dorp genaemt Ambo * , daer wylieden de dragers
wederom verwachten, die al te samen des avonts by ons quamen; in
dit dorp verstonden wy dat Quiej Ouloubalang ^, daer smorgens
door gepasseert was, maer en syn hem niet int gemoet gecomen,
vermits dese wegh veel dubbele weghen heeft.
1 Pa^jang, de heer Hageman, in zijne handleidiog tot de kennis der gesduedenis,
enz. van Java, Dl. I blz. 98, maakt melding van een opstand van den regent vaa
Padjang tegen Mataram in 1613. De ontvolking, waarvan in dit stuk gesproken
wordt, is waarschijnlijk een gevolg van dien opstand geweest.
S Tingkir in Salatiga, district Tengaron. Wangalda weet ik niet te bepalen, het
schgnt niet vermeld op de kaart van Melvill.
8 Ampel in Soerakarta, district Bojolali.
4 Op de kaarten niet te vinden.
5 Hoeloe-bülang, hoofdofficia, voorvechter.
91
4 ditto, des morgens syn wy wederom voort gereyst ende qnamen
omtrent den middach in een dorp genaempt Doont ^ dat ontrent 5
mylen van 't vooryge ligt, des snachts syn wy hier gebleven, ende
Qoiej Wergadiepa heeft een van syn Quiej Loeras met eenen brieff
naer de stadt Mattharam gesonden om aen Qujey Tommogong Syngo
Ranonw te brengen, den inhondt van dien was luydende, wat ge-
schencken ende hoeveel volck dat wy sterek waren.
5 ditto, des snachts is Qniej Loera ^ voors. wederom gecomen met
2 edellnyden wt last van den Tommogong voorseyt by ons gecomen ,
die ons belaste dat wy een dorp naerder de stadt comen souden.
6 ditto, des smorgens syn wy met haer een dorp voorder gereden,
ende qnamen in een dorp genaemt Taetgy ^ daer weder een anderen
edelman wt last van ditto Tommogon was, die ons alles aflP^n'aechde
wat wy op den Coninck van Mattahram begeerde te versoecken,
hebben hem de meeste intentie verclaert ende naerderhant de ge-
schencken laten sien, die hy oock al te samen by naem ende toe-
naem dadelycken aengeteyckent heeft; dit gedaen wesende is hy
wederom in de stadt gekeert, met hem dragende eenen van Qnjej
Wergadiepa voornoemt, belaste ons oock in ditto dorp te vertouven
tot naerder advys, want na syn seggen den Tommogong sulcx be-
last hadde, soodat wy met goede devotie haer hier hebben moeten
verwachten.
Omtrent een nre namiddagh, is ditto edelman met een redelycke
Bwyte volck soo te peert als te voet wederom by ons gecomen, ende
bracht ons de tydinghe dat den Tommogong voorseyt ons ontboot,
soodat wy dadelyck te peerde gingen en reden met ditto naer de
stadt; onderwegen mosten wy 3 poorten passeeren, aleer wy in de
stadt qnamen, die tsamen met wacht wel beset waren, ende onder-
tusschen quamp er, van den Tommogong syn volck, ons noch veel
int gemoete ryden, die ons tot in de stadt convoyeerde by eenen
edelman genaemt Qnjej Vysantacca ^ daer wy logeerden, die oock
onder 't gebiet van ditto Tommogong stont, heeft ons dadelyck na
de Javaense maniere veel vrientschap ende eere bewesen, want hy
1 Boewet, naam van verscliillende kampongs op Java.
3 Kiai Loerah.
3 Tjandi of Djetes, twee dorpen in Soerakarta, distr. BcgolaliP
4 An-antaka?
92
seyde tegen my, dat den Tommogong hem snlcx belast hadde ende
dat wy vrylyck souden eyschen t^at wy begeerden.
7 ditto, des avonts heeft den Tommogong Syng aranouw * ons
doen ontbieden met 3 edellieden, die elck een groote swyte volck
met haer braechten, ende beval dat ick de presenten, soo aen den
Coninck als aen hem, sonde medebrengen, want den Coninck hem
sulcx belast hadde ende dat hy ons versoeck na syn believen soude
accorderen, want hy in de stadt van Mattharam, als doen en laet is^
doen ick met dese voors. edelluyden naer Tommongong syn hoff
gingh, waeren der wel 14 of 15 die 't licht voor ons droegen.
By ditto comende heeft hy gevraecht, wat wy begeerden op den
Coninck van Mattharam te versoecken, hebben hem met beleeffde-
lycke complementen geantwoort, dat ick met dese presente van den
Ed. Heer Generael gesonden was, om selffs aen den Coninck te pre-
senteren, te weten eenen Japonschen sabel ende een mousquet, een
stnck root carmosyn laken , 12 vaetiens boscruyt , een roUe wit fluweel
ende meer andere cleynichedcn. Aen hem een stnck root laken,
een stuck gobar, een roer ende 2 p". cayn goelongx. Aleer hy de
geschencken geaenveert heeft, vraechde hy, wat de last van de Ed.
Heer Gouverneur Generael was, hebbe hem geantwoort (dat de
last is) dat wy versoecken in Japara met vrede moechten handelen,
sonder eenige tollen te betalen, gelyck voor dese met den Heer
Commandeur van Surck saliger gecontracteert is, ende daemeflfens
dat wy in den tyt van 5 maenden geen rys gecocht en hadden, des
dat Syne Ed. ons soude vergunnen, dat wy soude mogen coopen soo
rys als anders, want de rys de princepaelste was, dat wy tot Japarra
vonden, heeft ons geantwoort, datter geen rys en moechte vervoert
worden , overmits in de stadt soo weyjiich rys is , dan seyde : ick wil
ül. natie by geen joncken ofte andere gelycke, want ick weet wel
dattet. voor u eygen eeten is, daerom sal ick ül. soo veel helpen
als mogelycken is te doen, ende ick en begeer geen tollen van UI.
te eysschen, noch den Coninck en begeert ook niet, dat men ül. sal
tollen doen betalen, soodat ick Syne Ed. de presenten, die aen hem
belast waren te presenteeren, wt naem van de Ed. Heer Generael
vereert hebbe.
Singo-Ranoe.
95
Heeft my belast dat ick den Ed. Heer Generael van synentwegen
soude bedancken, ende dat ick soude in goede vrientschap te con-
tinueeren. Belangende de presenten, die den Ed. Heer Gouverneur
belast hadde selffs aen den Coninck te presenteeren en heeft niet
connen geschieden, want desen Tommoggong Synga hadde volcomen
last van Syn Maj*. dat hy se van synentwegen soude ontfangen ende
den Ed. Heer Generael soude doen van synentwegen bedancken. Ick
hadde wel gewenscht, dat ick volgens last ende ordre van den Ed.
Heer voors. de presenten hadde aen Syne Majesteit mogen presen
teren, dan de oorsaecke, dat ick se hem hebbe laten volgen, dat, is,
dat hy ende den Coninck in manieren geen verscheyde goederen
hebben, want hy in alles syn believe doet, ende ick vreesde in syn
disgratie te comen, want waren wy in syn disgratie, soo waren wy
genoechsamelyck in de disgratie van den Coninck, want niemant
by den Coninck zooveel conversatie en heefft als ditto, ofte so in
de gratie van den Coninck staet; want de Coninck laet voor hem
een nieuwe stadt neffens de oude maecken, ende soo de spraeck
gaet sal Syn Maj*. hem syn beliefven geven, wat stadt dat hy sal
begeeren voor syn woonplaetse te verkiesen. Hebben Quiej Tommogong
Syngaronno volgens syn belofte eenen brieff geeyst, hy en heeft
selfde niet geweygert, maer selflfs dadelyck een geschreven, daerin
hy is vermeldende dat hy niemant en sal vernoegen tollen van ons
te pretenderen, gelyck als by den brieflF is blyckende.
Ten tweden, hebben hem aengedient als dat den Ed. Heer Gou-
verneur Generael van meyninge was om een aensienelycken parsoon,
metten eersten te senden, om met den Coninck ende Syn Ed. in
meerder vrientschap te treden; heeft gevi-aecht hoe lange het noch
wel aenloopen soude, hebben hem geantwoort ten alderlanghsten
2 maenden, seyde tselve hem aengenaem was ende belaste Quiej
Werga diepa dadelycken, dat hy de dragers ende paerde soude be-
stellen ende goede sorge dragen, datter onderwegen ons geen volck
en soude molesteeren, maer dat hy den Capiteyn Moor wel soude
onthalen, soodattet nu maer in believen van den Ed. Heer Generael
staet; belangende de 2 metalen stucken voor dese aen den Coninck
van Mattharam vereert, vraechde ick om te weten hoe lang ende
dick, hoe grooten coegel deselfde schooten, ende hoe swaer deselffde
van gewichte waeren, maer Quiej Tommogong voornoemt en heeft
94
tselfde niet geconBenteert, maer Quiej Wergadiepa belast dat,hy se
selfs meten sonde, gelyck hy gedaen heeft ende de maete aen my
gegeven, die noch by my is berustende. Wat belangende van
de joncken, die men voor dese seyde door ons waren aengehaelt,
en heeft ditto geen vermaen gemaeckt, soodat ick daer oock van
hebbe geswegen, maer int scheyden heeft hy my gelast, dat ick den
Ed. Heer Gouverneur Generael sonde aendienen, dat hy hem sonde
believe 4 a 5 lange roers te sendcn, de loop van 7 a 8 span lanck,
gouseratsse bogen ende een renosterhoren ; hebbe hem geantwoort
datickt de Ed. Heer voors. sonde aendienen; voorts soo hebbe ick
myn affscheyt genomen ende hy belaste Quiej Wergadiepa, dat hy
my tot Japara toe wtgeley sonde doen, ende met Ouloubalang aen-
dienen dat hy ons geen tollen meer en sonde a£Prorderen, ende
voorts soo belastte hy den edelman, genaemt Quiej Vysantacca daerby
logerende,. dat hy ons wel onthalen sonde.
8 ditto, heeft den voors. edel 2 beesten aen my vereert, eenige
hoenderen ende meer andere snuysterye, soodat hy ons beleeffdelyck
«
onthaelt heeft nae de Javansche maniere.
9 ditto, na den middagh, syn wy wederom tot buyten de stadt
gereden ende logeerde by den broeder van Quiej Werdagiepa voor-
seyt, die ons oock veel vrientschap bewesen heeft.
10 ditto, des morgens syn wy wederom vertrocken en quamen int
dorp genaemt Taetgy daer wy desen nacht hebben gelogeert.
11 ditto, syn wy wederom voortgetrocken ende quamen des avonts
in een dorp genaemt Selemby ^ , daer wy des snachts logeerden, ligt
omtrent 6 a 7 mylen van 't vorige.
12 ditto des smorgens syn wy wederom vertrocken ende quamen
tsavonts int dorp genaemt Tyncker, d|ier wy des snachts logeerden,
ende werde van de inwoenders wel onthaelt, ligt vant vorige dorp
8 mylen.
13 ditto, des smorgens syn wy wederom vertrocken ende quamen
op den middag in een dorp genaemt Ady pira, daer noch heel wey-
nich volck was, wy hebben dese nacht hier moeten logeren, over-
mits de dragers ons niet volgen en conden.
14 ditto, des smorgens syn wy wederom voortgemarseert en qua-
1 Sdembir in het district Bojolali.
95
men tsavonts in een dorp genaemt Sougemanick, maer Qniej Wer*
gadiepa en is by ons niet gecomen^ want sylieden ons niet volgen
en conden; dit dorp light van de vorige 8 a 9 mylen.
15 ditto, is Quiej voors. met syn companie nademiddagh by ons
gecomen, soodat wy dese nacht hier gelogeert hebben.
16 ditto, des smorgens heeft ditto Quiej hier een buffel laten doe-
den van de buffels van Tommogong Syngarauw, want hy hem sulcx
belast hadde, des sachtermiddachs ten 4 ure syn wy wederom ver-
trocken ende quamen des avonts in 't dorp genaemt Jaty, daer wy
der snags logeerden.
17 ditto, smorgens met sonneschyn syn wy wederom vertrocken
ende quamen des-avonts tot Damh, logeerden by thuys van Quiej
Wergadiepa, by een van syn Quiej Loeris die ons veel vrientschap
heeft bewesen, in den tyt dat wy daer waren.
21 ditto, smorgens syn wy van Damh vertrocken en quamen des
avonts in de stadt van Calyn Jamatt ^ , daer wy des nachts logeerden.
22 ditto, syn wy vertrocken en quamen voor de middagh tot Japara ,
des achtermiddachs is Quiej Wergadiepa met ons by Oulouwbalang
gegaen ende heeft hem de tydinge ende synen last van wegen Quiej
Tommogong verhaelt, soodat Oulouwbalang van de nieuwe tydinge
niet weynich verslagen was, dan heeft hem metten eersten nochvry
wat daertegen geset, soodat Quiey Wergadiepa hem gevraecht heeft
na den Coninck van segge (sic.) ofite hem beliefde na den Coninck van
Mattharam te gaen, ende presenteerde hem daerenboven gesellschap
te houden. Ditto Ouloubalang en heeft Wergadiepa voors. syn gesell-
schap niet begeert, maer dat hy begeerde in syn eenicheyt te gaen
ofte senden, soo heeft Quiey Wergadiepa hem noch eens geseyt dat
wy geen tollen en hoefden te betaelen, want de Coninck synen last
is, dat hy niet en begeert dat de Hollanders tollen betaelen sullen.
Daemae heeft ditto Ouloubalang hem laeten verluyen, dat den vry-
brief van den Tommogong niet geschreven was, maer van Quiey
Wergadiepa, maer dat is contrarie, want ick selffs gesien hebbe, dat
den Tommogong voors. den brieff geschreven heeft, dan hy heeft
ons gereconmiandeert, dat wy ons evenwel niet vyandelyck ofte op-
1 fiij Yalentyn, op de kaart N. niet verre van de zea tussclien Demak en Japara;
b^ Raffles, Calinjemal meer landwaarts in; bij Melvill geheel onvermeld.
96
stinaet tegens ditto Ooloubalang en souden toonen, waerop ick ant-
woorde, dat wy niet anders en sochten dan met vrientscliap te
continueren y watter meer gepasseert is, reffereere my aen S^ B. v.
Eyndthoven, oppercoopman alhier tot Japara, die U Ed. van alles
breder verhael sal connen doen.
Was onderteykent,
COEN. VAN MaSETCE.
XXVI. Balthasab van Etndhoven, OPPEBKOOPMAN . COBK. V.
Massycs:, oppebkoopman, gezant bij den Panembahan
VAN Mattabam, en Jan Le pape, aan den
DIBECTErB GENEBAAL CoEN.
Samarang, 16 aug. 1618.
Op ten S^ stanti, soo heeft de Gouverneur Qodja Oelanballan ^
myn en Comelis ontboden met een compas, om syn musquet aff
te si....(?) en wy in syn huis comende en weder geseten zynde,
heeft hy ons met ons vieren seer schelmachtich verraden en
seer strenghelyck gevanghen ghenomen; ghevangen zynde, heeft
op ons begeert dat wy hem alle het volck met Comp' goederen
in zyn handen zouden leveren, waerin wyluyden swarigheyt maeck-
ten, maer hebben hem de voors. goederen ghepresenteert^^ waermede
hy niet tevreden was, maer is dadelyck van ons naer de logie ver-
trocken en heeft deselve, alhoewel ons volck geen weer en dede,
met geJ^relt inghenomen en dry van ons volck seer deerlyck vermoort
en dry ghequest, ende resteerende ghevangen ghenomen en seer
harde ghebonden, en alle onse goederen berooft en daemaer ons
verstaen ghegeven, waerom hetselve geschiet was, omdat d' onse
diversche joncken van dese plaetse ghenomen hebben, en dat het
nu de vierde mael was dat de Coninck hem sulckx belast hadde,
en soo hy hetselve niet gedaen en hadde, soude het zyn leven costen
met wyff en kinderen, want segt hy, ons voor desen diverse male
voor den Coninck verexcuseert heeft.
Ady d^ ditto, heeft de gouverneur vs. ons met ons seventienmet
alle de Comp^^^^ goederen van Japara gevoert om naer den Mattaram
DjojoP Hodoe-bniang , oyerwinnende voorvechter P
97
te brengen^ latende die geqnesten met den Barbier tot Japara, alsoo
men deselve overwech niet conde brengen
Oodja Oelamballan^ gonvemenr, die ons seer schelmachtich verra-
den heeft, heeft ons belooft en met eede bevesticht, dat hy sal
maecken, dat wy van het lyff te verliesen gheen noodt sullen hebben ,
twelck Godt almachtich geve, dierhalve willen wylieden de Heeren
gebeden hebben, datse degheenen, die onder den Maliaram sncce-
deeren, niet en misdoen, want hy houdt ons noch gestadelyck ge-
bonden; maer de gouverneur vs. verhoopt en meyndo vastelyck by
den Coninck te verwerven, dat wylieden binnen de maendt los en
liber sullen wesen, twelck ons Godt almachtich verleene.
Actum desen 16^^ augustus, A. 1618 in Samarang, en zyt Godt
bevolen enz
B. V. Etwdhovbn.
COBN. VAN MaSETCK.
Jan Lb Pape.
XXVn. De benoemde Gottvebnetje-Geiteeaal Jan Pibteesz.
COEN EN DE BADEN VAN InDIE, PieTEB DE CaBPENTIEB,
Abent Maebtensz., Willem Jansz. en Pieteb Dibgesz.
AAN DE Bewindhebbebs deb Geneb. Oost-Ind. Comp.
(Heeben XVII.)
Aan boord van het schip Amsterdam, liggende omtrent
Jakatra, 29 September 1618.
Emtfeste wgze, enz
Met den Witten Beer hebben ÜEd. geadvyseert, hoe hooch de
questie met den Pangoran van Bantam geresen was en synnen trots
overwonnen hadden en met ter Thoolen hoe, na d'uitterlycken schyn
weder goede vrienden geworden waren, item hoeseer d'Engelschen
haer misloopen hadden in 't nemen en berooven van een Chineese
joncke op de reede van Bantam, waerover den Pangoran tegen d'En-
gelsen soo seere gestoort is geworden en ons soo groeten vrientschap
bewezen heeft en noch doet, dat men bykans den Duyvel selvemet
sulcke listen bedriegen soudef De tragedie is soo fraye gespeelt dat
het van dage te dage aparenter scheen, dat men d'Engelsen verdjrer
IV. 7 M
98
ven en met ons een eenwich yerbondt gemaect hebben sonde ^ ende
alhoewel de Coninek van Jaccatra de liberaele aenbiedinge van een
plaetse tot een generael rendes-vonz vry wat geretireert hadde, syn
niet te min met soo goede hoope gevoet geworden , dat het scheen hem
om geit alleen te doen was , maer onder dien vrientelycke en schoonen
schyn, hebbe sy hoope gehadt^ selff meester van ü E. geit en
goederen te worden en de generaele rendes-vonz met een generaele
moort te prevenieren. Lange voor deze is U E. mede geadvyseert,
hoe d'Engelsen geconsenteert was een schoon steenen hnys te bon-
wen, 'twerck is dicwils gestaect en syn sy over het bonwen van dat
hnys niet Inttel geplaecht geworden , nn het hnys ten naesten by vol-
maect is en voors. qnestie over 't beroven van de jonck ontstaen zij j
is d'Engelsen van den Pangoran met groote dreygementen belast,
eerstelyck, dat alsoo nn een nienw hnys hadden, haer onde hnysen
en plaetsen verlaten en aen den Pangoran weder overleveren sonden,
ten tweeden , dat dnbbelt weder vergoeden R. 9998| , die de Chine-
sen van de joncke, by haer berooft, te cort comen, ten derden, dat
van de 12 vensters , die in haer bovenhnys recht over de strate en in
'tgesicht van ons hnys gemaeckt hebben, negen vensters weder stop-
pen ende ten vierden, dat de oppercoopman , die daer leyt, metten
eerste vertrecken en weder een ander in syn plaetse geleyt worde.
Hierop is by d'Engelsen geantwoort, dat haer onde plaetsen wel ver-
laten sonden, maer van d'andre drie poincten niet van sinne waeren
iets te doen, waerop de pangoran haer alsoo dreycht, als off met
gewelt aengetast en haer nienwe hnyzen geraseert worden snllen,
daertegen by d'Engelsen veel volck aen landt geleydt en seer scharpe
wacht gebonden wort, en hoe men haer herder dreycht te meer
vrientschap wordt ons betoont. Dese qnestie staet als noch alsoo en
daer is tot nn toe niet gevolcht ; af de saeck ernst zy , dan off het
met d'Engelsen eens syn, om ons te beter te abnyseeren, snllen de
verstandige oordeelen off sal den tyt leeren moeten.
Wat groote vriendschap ons bewesen wierde en hoe groote ge-
negentheyt de Pangoran Gonvemenr en de jonge Coninek betoonde
omme met ons een eenwich verbondt te maecken ende alle Enro-
pische natiën nyt den handel van Bantam t'exdnderen, is ü E.
voor dese ten deele mede verhaelt , als oock hoe Pangorang Gabaog
de. broeder van den Pangorang gonvemenr van Bantam, by oosten
99
Jaccatra met alle syn vronwen en kinderen op de jacht gevaren was,
onder pretext dat hem niet wilde bemoeyen met de qnestie die tus-
schen den Pangorang en d'Ëngelsen was. Op syn versoeck hebben
wy hem het jacht Cleen Hollandia , tot convoy medegegeven , inte-
rim is de Ed. Arendt Marteen tot Bantam met de beraetslaginge
over 't contract en schoonen schyn van vruntschap seer fyn getrai-
neert. De jonge Coninck, de Pangorang gonvemeur en andre heb-
ben onder andre, seeckere diamanten te coop versocht, men riedt
ons seer die te beschicken, alsoo wel ryckelyck betaelt worden sou-
den. De saecke is bg ons in deliberatie geleyt en na consideratie,
soo het. recht gemeent worde, dat het te meer vorderen en soo het
guytery was , dat d'actie en 't recht daema te meer wesen soude ,
ifi goet gevonden de geeyschte diamanten te vereeren, verscheyden
andre vereeringen synder dienvolgende oock gedaen, als de Heeren
per reeckening sullen sien, soodat de saecke (na ons geseyt wierd)
vastginck.
Aen den Coninck van Jaccatra en den adel aldaer, hebben oock
diverse extraordinaire schenkagie gedaen, omme de wech tot de
rendez-vous te bouwen. Ten cortsten geseyt, het scheen naer 't
seggen en doen van die van Bantam en Jaccatra, datter geen beeter
lieden dan wy in de werelt waren, noch syn. De coninck van
Jaccatra uytvarende heeft my dickwils syn landt en als hy comt
te sterven, de bescherminge van syn soon bevolen. De jacht van
Pangorang Gabang heeft wel 2 maenden geduyrt, soodat hy, syn
provisie opwesende, verscheyde reysen by ons om eenige sackenrgs
en wat geit tot siry pinang gesonden heeft.
Op de vrientschap by ons aen Pangoran Gabang gedaen, is by
degrooten van Jaccatra, (die de verraderye vertrout was) decleenen
te bedencken gegeven, dat de Nederlanders onlangs met die van
Bantam groote questie gehad hadden en hoe het comen mocht, dat
se nu Pangorang Gabang , welke (immer de boosheyt selve is) soo
groote eere en vrientschap doen, misschien sullen sy desen Coninck
van Jaccatra verdry ven en Pangorang Gabang , coninck van Jaccatra
maecken willen. Dese gissinge is by d'onwetende voor 't secreet n
van de saecke geoordeelt, men heeft daerby oock gevoecht, dat
d^ngelsen over al vastelycken aflfirmeerden, dat het alsoo seecker
was en daerby oock voechden, dat wy tot dien eynde eenich geschut ■
100
boven op ons nieuwe huys geset hadden , waerover de broeder van
den coninck van Jaccatra met eenige andre Orangkays deiw 19 aug^
ons huys syn comen visiteeren, wel simpelyck vragende: ofwyPan-
gorang Gabang ontbood hadden in ons huys te comen en dat recht
op dat pas, als wanneer van Pangorang Gabang een boode by my
quam, aendienende hoe Pangorang Gabang aen Pulo Putri (welck een
cleen eylandeke is, dat ontrent een cleene myle dwers van Jac-
catra legt) gecomen was en dat hy my aldaer geeme spreecken
soude; waerover versocht dat ik s'andrendaechs smorgens by hem
comen soude. Seyde voorder dat de Pangorang ons huys geeme sien
wilde; doch dat niet. comen en soude, ten ware hem den Coninck
van Jaccatra ontboot, en dat tot morgen avondt, aent voors. eylandt
soude blyven le^en omme te sien off de coninck van Jaccatra hem
soude doen roepen. Item dat hy oock niet langer vertoeven mocht,
want alsoo de vaste over twee dagen inginck, most hy precis die
nacht na Bantam vertrecken , om daer voort ingaen van de vaste te
wesen. Pangorang Gabang was ontrent 300 mannen stercq. lek ben
s'anderdaechx^ wesende den 20 augusto voor dach, by voors. eylandt
gevaeren met het jacht Cleen HoUandia en 3 boots vergeselschapt,
hebbende ter andere syde na den coninck van Jacatra gesonden , omme
onse onschult te doen, over de quade geruchten die uitgestroyt en
ons nagegeven wierden, presenteerde soo het toomken, welkalsdoen
op het nieuwe huys gerecht wierd of iet anders hem in de wech off
suspect was, dat ick het datelyck soude doen affsmyten; doch hy
en heeft het geensints begeert, zeggende dat met ons werck voort
varen soude, dat hy ons alles goets vertrouwde, dat hy wel wyser
was dan gehoor te geven aen clapperyen van quade tongen, biddende
oversulcx, dat wy van gelycken doen souden. Soo haest ick by den
Pangorang Gabang aen 't eylant quam, heeft hy my na 'gewoonlycke
complimenten aangedient: Ick gae na Jaccatra, de Coninck heeft my
ontboden , nu sal ick uw huys gaen besien en eer de zeewint wayde
ginck hy met sulcken vreuchde na syn praauwe, dat hem thart in
't lyff scheen te springen, waerover ick seer verwondert synde, myn
geselschap vraechde, wat dat mocht bedieden; aldus syn wy elck met
de synnen (sonder datter andre notable redenen tusschen ons pas-
seerden) na Jacatra gevaren en des middachs aldaer wel aengecomen,
all wanneer Gabang datelyck by den Coninck van Jaccatra gevaeren is.
101
Onder pretext oft waerachtich waere, dat wy voor souden mogen
hebben, Pangorang Gabang, Coninek van Jaccatra te maecken , isser
desen dach een groote menichte van volck hier en daer met haer
piecken byeen vergadert, veel vrouwen synder oock uyt de stadt
met haer baggagie in't lant gevlucht, sonder dat wy van alle de
bedenckingen, die ons voorquamen , iets seecker besluyten of ver-
nemen costen, want wie sonde oyt gedacht hebben, dat de Coninek
van Jaccatra, die ons altoos de grootste vruntschap van de werelt
betoont heeft, verraden en vermoorden soude.
Pangorang Gabang heeft de geheele dach doorgebracht met de
visite van den Coninek van Jaccatra en syne andere vrienden, off
weleer met haer beraetslagen van haer moordadich voornemen en
is des avonts met donckere nacht, voor onse poorte gecomen (even
alsoff geen andere tyl; gehadt hadde) soo wy gereet waeren om naer
t' gebet te gaen. De compste van Gabang, te stücken tyt verstaende,
ben ick daerover verwondert en gealtereert geworden, hebbe belast,
dat men in der hattBte met het gebet voort vaeren en datelyck alle
de soldaten op de galderien van 't nieuwe huys met brandende
lonten in de wapenen stellen en daer niemant op laten en soude,
mits dat interim Pangoran Gabang voor de poorte getreyneert wierde
tot dat alles claer was. Dese ordre is by den oppercoopman Car-
pentier wel bestelt en is Pangorang Gabang met den broeder van
den Coninek van Jaccatra en veel andre Orang-Kays van Jacatra in
't oude huys by ons gecomen, meer dan 500 mannen stercq wesende
en daerenboven was het vanbuyten, rontsomme onse huysen mede vol
volck; met fackels . en tertsen hebben wy Pangorang Gabang onse
wooninghe getoont. Op de plaetse en in ons out huys hadden ons
en ons meeste onbedacht volck, met voeten wel doot connen loopen;
dan aisoo de voors. soldaten ontrent 40 è, 50 stercq wesende, op de
nieuwe galderye (daer niet overvallen costen worden) in de wapenen
stonden, syn wy en ÜEd. rycke middelen, daerdoor (naest Godt)
behouden geworden , alsoo niet mogelyck was , dat de verraders tot
haer desseyn geraecken costen. Want soo my en andre schoon ver-
moert hadden, soud het haer veel meer bloet gecost hebben, sonder
dat van de huysen meester hadden geworden , twelck mede seer wel
geconsidereert hebben. Pangorang Gabang met syn geselschap de
goede voorsichticheyt siende, syn met soo geveynsde vrientlyck ge-
102
•
laet vertrocken, als gecomen waeren, en hebben wy Gabang oock
een goede vereering gedaen; die selffde nacht is hy weder met de
zynen na Bantam gekeert.
S'anderdachs wesende den 21^ is de Coninck van Jaccatra met
syn gewoonlycke swite op de oude manier by my in ons hnys ge-
comen en dat expresselyck , na my geseyt is , om myn gelaet te sien.
Daer is tusschen ons niet anders dan d'onde vrientlycke onthael ge-
passeert; doch het nieuwe huys is hy gaen besien, en hy verhaalde
my onder andre , dat hy gister avondt syn Orang-Kays met veel volck
beneffens Pangorang Gabang by my gesonden hadde^ om ons te
helpen off Gabang per avontuur iets quaets tegen ons voorgenomen
hadde, waervan Syne Majesteyt hoochelyck bedanckte. Ten hove
gekeert wesende, heeft hy, te weten de Coninck, den sabandaerdie
op syn dootbedde ley t , schrifftelyck ontbooden , hoe hy by my geweest
was en hem seer verh'ëuchde , dat geen verandering aan my had cannen
bemercken ; maer dat even schoon als voor dese onthaelt geweest was.
Den 24 Augusto voors. wierd my van een al^cker persoon, (die
niet genoemt en dient) gevraecht, off ick wel wist watterommeginck,
waerop neen geantwoort synde, seyde hy, die van Jaccatra willen
dit huys affloopen, Quiay Fate, Quiay Aria en meest alle d'Orang-
Kays van Jaccatra syn daertoe verdragen geweest; maer de Coninck
Quiaij Mas Demang, groot Macka ende Sabandaer hebben 't weder-
houden; waerop niet anders dan spottende geantwoort hebbe, dat
geheel Jaccatra noch Bantam, niet machtich waeren snlcx te doen,
en dat bereyt waren te verwachten allen, die daartoe lust mochten
hebben. Doch hierop gelet, omme gehoort en pmme gesien synde,
docht my dat dese man, 'trechte bescheet van de saecke niet en wist ,
off dat gesocht wierd ons met de voorgenoemde goede lieden op eene
andere manier te abuseren; maer aen vele en verscheyden inditien
hebbe voorseecker bemerct en bespeurt, dat wy den 20 Aug'. voors.
doen Pangoran Gabang des avonis by ons was, met alle man ver-
moort en UE. rycke middelen berooft souden hebben geworden, soo
het d' Almogende in voors. maniere, sonder ons weete niet wonder-
baerlyck verboet hadde. UEd. mogen Godt wel hoochelyck dancken
en looven gelyck wy hier oock gedaen hebben en voortaen meer
doen sullen, want soo het voortgegaen hadde, waere UEd. standt
van Indien seer ellendich geworden.
103
Op dat pas waeren wy tot Jaccatra, aen landt hebbende ontrent
f 600,000 soo in contant geit, als eenige coopmanschappen, noch
ongelyck meer (meen ick) datter by de Javanen vermoedt wierdt.
Na voors. opening heb ick alle het geit ende voomeempste coop-
manschappen van landt doen schepen en over de schepen verdeylt.
De Coninck van Jaccatra sulcx vernemende, is daer over seer per-
plex geworden en heeft uit hem selven wonderlycke protestatie en
seer groote ontscholdinge gedaen, sonder dat oyt beschuldigt is ge-
weest. Hy beclaechde met tranen in d'oogen bemerckt te hebben,
dat lek hem niet en betrouwde als voor dese: „Soude ick," seyde
hy, „de Nederlanders quaet doen, ick heb se bemint eer die oyt
^gesien hadde, ick hebbe voor dese myn soon en myn landt aen
„Gnerl. Both en daema aen de tegenwoordige president gerecom-
„mandeert, omme als een vader en momboir daerover opsicht te
•
„nemen, soo waerlyck als Godt leve, ick segge ü met der harte
„en niet met den monde de waerheyt, Godt zy myn getuyge. Ge-
„ looft my de Capp*. niet, laet ons te samen comen, ick ben bereyt
„op nieuws de grootste eede van getrouwicheyt met hem te doen,
„die gedaen worden connen." Dit syn d'ontschuldinge, welcke de
Coninck van Jaccatra, uit sich selffs sonder eenige redene doet.
Dat de saecke soo quaelick gemeent wesen soude, als ick die
houdende ben en plat uit (gelyck vooren) segge dat die is, tot
naerder bewys, daervan gaen nevens dese, 2 acten; ÜE. sullen,
(meen ick van andre geen meer bescheet becomen, tenzy dat (twelck
Godt gelieve te verhoeden) d'execulie van een andre verraderye de
waerheyt van tvoors. naect ontdecte.
Dien selfden nacht doen d'aenslach mislucte, isser by Pangoran
Gabang en den Coninck van Jaccatra beslooten, dat Gabang weder
tot Jaccatra comen soude, omme in des Conincx warande te gaen
jaegen en ons daer te trecken, soo haest de vaste uit zy; tot dien
eynde heeft men datelyck begost de plaetse te reynigen, dan alsoo
bemercken deguyterye t'onser kennisse gecomen is, is die aenslach
weder te niet. Daema heeft men begost tot Bantam uyt te geven,
hoe de Pangorang Gouverneur, Gabang verweeten hadde, dat Ga-
bang sochte met onse vrientschap en hulpe Coninck van Bantam te
worden en dat daerover met den anderen wel in oorloch souden
104
mogen geraecken en den adel voor seecker hout, boo 't gebeurde,
dat wy Pangorang Gabang helpen sonden; in somma om 't cort te
maeeken, daer comt alle daegen wat nieuws, wonderlycke practyken
en listen worden aengeleyt om ons te abuyseren en in slaep te wiegen.
Die van Jaccatra trachten seer om my in 't landt, als voordese,
op een speelreys te locken en die van Bantam om my daer aen
landt te crygen. Aen 't gedekte en gelaet van seeckere persoonen,
die met loose bootschappen verscheyde reysen by my geweest syn^ soo
tot Jaccatra in huys als in de schepen, blyct claerlyck dat expres
gesonden syn, om my te vermoorden , en noch moeten alsulcke ge-
santen om ÜE. welstandt gehoor geven en vrientschap bewysen, ter
cause van d'arme staet daerinne ons bevinden j door cleene subsidie
die by U E. in veel jaeren gesonden; de spraecke heeft tot Bantam
gegaen, dat ick tot Jaccatra vermoor t en onse huysen aldaer al ver-
nielt waereny doch hoope dat ons d* Almogende wel behoudeti saL
Aen verscheyden inditien schynt waerachtig te wesen, dat niet
alleene by de Coningen van Bantam en jaccatta geconspireert sy,
omme ons te vermoorden en ÜE. goederen te berooven; maer dat
bykans alle de Coningen van Java met den anderen verdragen zyn,
om ons t'eene mael uyt te roeyen en dat voomamelyck onmie het
maecken van een generaele rendez-vons van haer qnartieren te
weeren en haer alsoo te ontlasten van de groote vreese, die van
UE. macht en welstandt hebbende syn. Myn versoeck van Ontong
Java, heeft de Coninck van Jaccatra, dien van Bantam gecommnni-
ceert en is daerop naer 't schynt de verraderye gebrouwen. Houden
oock voorseecker , dat de Mattaram en de Coninck van Cheribon van
alles goede kennisse hebben en dat de verraderye met haer wete
en willen begost is. D'Engelssen schynen oock niet vry te wesen
en is mede geloofflyck, dat de verraderye, welcke d'Engelssen voor
dese tegen ons gebrouwt hadden met kennisse van de Coningen van
Bantam en Jaccatra onderleyt is. Veel inditien souden daervan
connen verthoonen, dan de Heere wil het d'Engelsen vergeven, het
schynt dat zy meenen soo ons connen doen vermoorden, dat haerc
meesters daeraen grooten dienst geschieden sonde, maer ick segge
UE. soo wy tot Jaccatra vermoert waeren geworden, dat ick voor
seecker houde, d'Engelssen tot Bantam en Jaccatra van gelycken
tot loon geschiet sonde hebben, want sy alleen gehaet; maer wy
105
daerenboven gevreest worden •
Hadden wy nu macht en middelen , 't waere den rechten tyt om
(dese) plaetse tot een generael rendez-vous te begrypen en te fortifi-
ceren ; 't is den rechten tyt segge y segge andermael .... het recht
en de redenen wort ü E. van d' Almogende toegewesen, of ghylieden
moet nyt Indien verftecken of toestaen, dat alhier vermoort en al
Uwe goederen berooft worden, hadden wy de macht hier, souden
over 't recht niet langer disputeren, maer met de saecke voortvaeren.
Op de voors. propositie is verstaen, dat de huysen tot Jaccatra voor
een aenloop ter diffentie suffisant syn, en dat geen macht hebben
om 't principael te beginnen ; doch alsoo wy tegenwoordich op
ons alderswackst syn en apparent is, dat d'Engelsen, die veel
schepen te verwachten hebben, de sterckste sullen worden, soo
is voor goet verstaen, ten aensien dat de schepen onse huysen
van Jaccatra, noch de huysen van Jaccatra de schepen niet assis-
teren connen, dat men daerover op t'eylandt daer onse schepen
gemeenlyck verdubbelen * provisionelyck .pen sterckte opwerpen sou-
den, dewyl aldaer in allen gevalle (Ontong Java begrypende) een
fort off batterye gehouden moet worden , omme de schepen daeronder
te verdubbelen en te vertimmeren; item is oock goetgevonden, dat
men in alles, sooveel doenlycken is, simuleeren sullen, dat men de
Coningen van Bantam geensints, noch oock geen Orang-Eays in 't
minst beschuldigen, noch eenich quaet semblandt betoonen sal. . •
Dit is de resolutie op voors. stanti genomen; maer ick en sie niet
hoe die ten effecte sullen connen brengen, want behalven de schepen
Ziericzee en Mauritius, syn hier geen andre schepen, dan
(zes schepen) in alles op hebbende ontrent 370 mannen
al d'andre resterende beste schepen syn
gedestineert van de MoUuquen na Manilha te vaeren. UEd. ge-
Keven te considereren hoe hier sittende syn, met de vyantschap
van alle de werelt op den hals, meer dan duysent syn UEds. vy-
anden tegen een van d'onsen stercq, evenwel gebreect ons daeromme
de corragie niet, maer de cleene consideratie die by UEd. gebruyct
wort, beswaert ende verdriet ons aldermeest. Overleyt eens by ü
Blijkens eene kantteekening op dezen brief is hier het eiland Onrast bedoeld.
106
selven (bid ick) watter behoeft tot hetgene ÜE. desidereeren y ea obs
bevelen, als namentlyck: jaerlicx rycke retoeren over te senden, de
MoUuqnen, Amboyna en Banda wel beset te honden , d'Engelsen,
Francen en alle andre vreemdelingen van daer te weeren , den
vyandt in Manilha met een goede vloote te besoecken, de rycke
Chinessen handel te proenreren, een treffelytke vloote na Arabien
en Snratten te senden, een generael rendez-vous te begrypen en
formeeren, en hierenboven d'inlantschen handel van d'een bysondere
plaetse op d'andre waer *te nemen en den vyandt alomme alle mo-
gelycke affbrenek te doen!
Met onse voorgaende is UEd. geseyt, hoe tsedert Febr. passato
geen rys in Japara te beeomen is geweest , doch datter goede ap-
parentie was eerlang ons geriefi beeomen souden; volgens ordre van
den Hr. Generael Reael, (op syn vertreck van Japara aldaer gelaten)
is de ondercoopman Comelis van Maesyck na den Mattaram gereyst
en overal wel onthaelt geweest , gelyck de Heeren per nevensgaend
joumael connen sien ^. Hy is tot in de stadt Mattaram gecomen
by Tommogon Syngaranölier ^y welcke doen en laten van den
Mattaram is. Dese heeft de schenckagie ten dancke aengenomen en
voors. ondercoopman van wegen den Mattaram bescheet en licentie
gegeven y dat ons volck en niemant anders in Japara, soo veel rys
souden mogen coopen en uytvoeren als selfs begeeren. De Gouver-
neur van Japara 't bescheyt siende, seyde dat het een vals brief ken
was, doch heeft d'onsen evenwel ongemolesteert en een weynich rys
coopen laeten. Dan corts daema heeft hy uyt de name van den
Mattaram, drie dagen naer 't vertreck van 't schip de Trouwe van
daer, de logie met gewelt affgeloopen, gelyck per nevensgaende mis-
sive van Balthasar van Eyndhoven geadvyseert wort. Drie mannen
synder in de farie gedoot, drie gequest en 17 in 't lant geknevelt
gevangen gevoert. Ontrent R. 20 c. in geit en goederen isser ge-
rooft. Na de rovers en moorders seggen hebben sy daertoe groot
gelyck gehadt, want Balthasar van Eyndhoven (na geseyt wort) heeft
den Mattaram bg een hondt vergeleecken en den Gouverneur ende
andere hoofden van de plaetse, seer qualick beijegent. Daer syn
oock eenige joncken van des Matarams volck by d'Engelsen berooft ^
" Zie hierboven N®. XXV.
* Singo-Ranoe.
107
daervan ons de schnlt toegeschreven wort^ gelyck voor dese gead^
viseert hebben. Nu corteling hebben eene missive ontfangen, die
. nit den name van den Tommogon van den Mattaram geschreven was y
waerinne my advyseerde, dat hy by den Mattaram verworven hadde ,
dat wy wel weder 5 a 6 andre persoenen in Japark om te handelen
mochten leggen, dan* mochten sooveel quaet niet weder doen, als
de voorgaende gedaen hadden. In voegen, dat hun (na haer seg-
gen) noch veel te cort comt. Na onse gissinge is voors. huys om
't geit en de goederen alleene a%eloopen, want Jacob van Mart is
lange te voeren gedreycht en van syn vrienden gewaerschout ge-
weest, dat sich voor diergelycken te hoeden hadde.
Ende alsoo hetselvige (i. e. de moort te Japara) ten hoochste ge-
revengeert en gestraft dient, off ons volck noch UE. goederen souden
nieuwers verseeckert connen wesen, hebben wy last gegeven dat
men eerstelyck met behendichheyt trachte eenige rys en de gevan-
genen te becomen en daema d'autheurs, adjuteurs en executeurs ten
alderhoochste straffen, opdat het alle trouloosë mooren, voor een
notabel exempel dienen mach, en dat eeA ider sie, wy niet en ont-
sien ons recht te vervolgen tegen d'aldergrootste potentaet van de
werelt
UEd. gelieve te gedencken dat de verraderye by dese Coningen
tegen ons beleyt en begost is ende al is het haer nu misluct, syen
sullen niet laten, daerinne voort te vaeren gelyck dagelycx meer en
meer vernemen, wy syn nu wel gewaerschout dat overvallen, ver-
moort en berooft sullen worden, soo haest het onse vyanden te
wege brengen connen, ja alwaert (soo het niet eer connen doen)
seven jaeren naer dese, geen deucht sal haer van dat voornemen
houden; derhalve bidde andermael zeer«demoedelyck, dat de Heeren
metten eersten herwaerts aen, gelieven te senden groote menichte
van volck, menichte van schepen en een groote sonmie geit, met
alderley nootlyckheden. Dit doende sal alles wel gelucken, soo niet,
salt ÜEd. berouwen.
Dispereert niet, ontsiet uwe vyanden niet, daer en is ter werelt
niet dat ons can hinderen, noch deeren, wandt Godt met ons is,
eu treet de voorgaende misslagen in geen consequentie, want daer
ca» in Indien wat groots verrif ht worden. Waeraen dat het voor
dese gefeylt heeft, hoope ÜEd. (als het haer gelieft met weynieh woor-
108
den) mondeling te vertoonen; de somma van alle H voorschreven isj
dat ÜE. alle jaeren herwaerts aen^ dienen te senden sonder opfwuden,
menichte van vokk, scfiepenj geit en alderley nootlyckheden^ waer-
tegen dun jaerlicx rycke retoeren gesonden sullen worden , gelyck nu
begost is. Ende hiermede enz
Int wapen van Amsterdam , legende ontrent Jaccatra adi 29 Sep-
tember 1618.
ü Ed. Dienstw.
Abbnt Maebts. J. P. Coen.
WiLLEii Janss. P. de Cabpsntisb.
PlETEB DiBCXSOOir.
XXVni. De benoemde GOTTYEBNErB-GENEBAAL JaN PiETEBSZ.
COEN EN DE BADEN YAN InDIE , PlETEB DE CaBPENTIEB^
FbANK YAN DEB MeEB en PlETEB DiBCKZ. AAN DE
Bewindhebbebs DEB Geneb. Oost-Ind* Gomp.
(Heeben XVII.)
Jakatra, 12 NoYember 1618.
Emfeste, enz
Onder anderen hebben UEd. met onse voorgaande in supstantie
geadYyseert, hoe by de coningen Yan Bantam en Jacatra met toe-
stemming Yan den Mattaram en alle andre omleggende grooten, soo
wy meenen en YÓor seecker houden, seer behendelyck voorgenomen
is geweest, deese hnyse aff te loopen, ons en XJEd. Yolck te ver-
moorden en aJle de rycke middelen van de Generale Comp. te be-
roven, omme alsoo het bouwen van een generale rendez-vouSj daer-
door met een generaele moori en beroovinge van alles te prevenieren....
Met onse vooi^aende is U E. mede geadvyseert, hoe geresolveert
hadden op een van d'eylanden by de verse riviere een reduit te
maecken en tot Jacatra continueelyck gamesoen van 100 koppen te
houden. T'sedert wat naerder op de saecke gelet hebbende, dacht
my dat onse huysen seer licht alsoo souden connen verstercken, dat
daermede alle gewelt van buyten en binnenlandsche vijanden weder
gestaen cost worden en dat sulcx om verscheyden gewichtige redenen
oock behoorden te doen en niet*genoech was, dat voor een aen-
loop suffisant genoech waren. De redenen en het recht mede
109
suflSsant wesende, soo hebbe d'occasie oock waergenomen en al
soetjens met eenige slechte wercken begost, omme te sien hoe
hem de saeeke toedragen en die van Bantam en Jacatra haer
honden zonden. Hiermede sop verde comende, dat ons volck en die
van Bantam en Jacatra het desseyn gewaar wierden, soo hebbe den
22«n passato, in 't wapen van Amsterdam eene generaele vergadering
beroepen, alles naectelyck ontdect, de saeeke wyt en breet voorge-
stelt ende wierd daerop na consideratie van 't geene dien aengaet,
gearresteert, dat men met het begonnen werk voortvaren en een
volkomen fort voltrecken sonde. Op d'eerste pnnt hebben overlange
12 stncken geschnt gestaen, twee andre punten sullen mede welhaest
gemaect wesen. T'is aireede soo verre gebracht, dat U E. desehuy-
zen, niet alleene voor een aenloop, gelyck voor dese geadvyseert is
suffisant zyn, maer dat (wy) moed hebben, met Godes hnlpe,
alle gewelt van geheel Java, van de Spangiaarden en Portngiesen,
Engelsen , ende anderen weder te staen.
Die van Bantam en Jacatra syn over dit werck seer beroert en
bevreest geworden, sy hebben continneelycken haere spien uytgeson-
den; maer geen moet gehadt ons werck te verhinderen. De Coninck
heeft my verscheyden reysen doen bidden met myn geselschap, na
oude costame ten hove by hem te comen; doch alsoo verscheyden
inditien gesien syn , dat gesocht wierdt my te doen vermoorden , is
tot diverse reyzen by den raet gearresteert, dat ick niet gaen,maer
my ten besten excnseeren sonde en, naer dat hier over vanConincx
wege seer groote instantie gedaen was en wy niet dan te min
daertoe resolveren costen, is de Coninck selve met veel Orangkays
^J Diy gecomen, en heeft het werdk rontsomme gesien, met groote
zedicheyt vraechde hy : waeromme dit en dat waren maeckende,
waeromme hem wantroude ende van waer dese veranderinghe quam;
biddende hem selven en niet door anderen te kennen te geven wat
van de saeeke was; hierop syn tusschen ons, den Coninck en syne
Orangkays, veel redenen en wederredenen gepasseert, streckende
van wege den Coninck , dat hem alles behoorden te vertrouwen en
van onser syde, dat een overhooft tegen alle gevallen behoort en
schuldig is te versien en dat wy door onse onbedachtsaemheyt ver-
moert en onse goederen berooft wesende , de Coninck ons daema niet
sonde connen helpen • . • j.
110
Dese redenen hebben sy niet connen wederleggen. De mont is
haer daermede gestopt en het gemoet hnn oyertaycht, alsoo, datter
noyt geseyt en is: qualick doet ghy; maer wel (nu niet beter mogen)
dat ick mach maecken , 'tgene sel& begeete ; dan alsoo by dese natie niets
meer dan macht en forten gehaet en gevreest wort, can U Ed. wel
considereren , hoe sylieden te moede zijn, insonderheyt smaet dese
Coninck seer heftich op de steenen cadt, die op den hoeck
tosschen onse twee steenen huysen gemaeckt wordt, vermits desel-
vige te landewaerts over de stadt domineeren sal. Ende alsoo ge-
noodtsaeckt syn geworden, het sieckenhnys en veel andre rieden
huysen aff te breecken, waerdoor opt eylandt voors. , by d'onse
Onrtist genaemt weder andre rieden hnysen gemaect syn, de siecken
en andren daer getransporteert hebben, van meeninge synde aUe
d'ambachtslieden aldaer mede te doen woonen en ter gelegendertyt,
aldaer een rednyt op te werpen, schynt het, dat die van Bantam, meest
vreezen voor 't geene ick hoope, dat aldaer offeldersgebenrensall, te
weten dat daer een colonie planten en al de negotie trecken sollen.
Hierover heeft de Pangoran van Bantam (zich) verlnyden laten, dat
hem dat eylandt en niet den Coninck van Jacatra toecomt. De
Coninck van Jacatra staet oock toe , dat die van Bantam daerop ge-
sach hebben, en is seer vrientlyck biddende, dat ick die hnysen
weder sonde doen afbreecken, op dat hy die van Bantam de mondt
daermede sonde mogen stoppen; waerop Syne Maj*. bidde ons een
andre plaetse te geven , daer ons volck , de siecke en goederen be-
qnaemlyck gebercht en gelogeert mogen worden, dat dan datelyck
alles afbreecken sal. Met dese antwoorden syn de gesanten van Ban-
tam oock gekeert De Javanen selfis hebben de voors. hnysen ge-
maect en oock gehaelt alle de paelen, daermede 't fort tot Jacatra
gemaeckt wort, maer soo haest de grooten ons desseyn vernamen,
is haer op lyffiitraffe verboden voor ons niet meer te doen. De
chineese timmerlieden van Bantam syn mede temgge geroepen en
daer is op den hals verboden, dat niemant na Jacatra vaere; doch
het is nn voor haer te laet en met ons soo verde y dat ick hoope
wy ons wel behelpen sullen en daerover niet noodich is veel moeyten
te doen om volck te becomen, dewyle selfs mettertyt wel comen
sullen. Derhalve laeten Bantam en Jacatra met haar verbot gewor-
den^ omme te beter met meerder gemack tot ons desseyn te geraec-
111
ken. De Coninck van Jaeatra heeft ronduit verbooden, dat geen
Chineesen noch Javanen ons helpen souden het fort te maecken,
doch evenwel synder s'andrendaechs eenige Chinesen te werck gecomen*
D'Engelsen hebben hier met desen Coninck gehadt veel onderhan-
delingen die ons veel bedenckingen geven. . Zy hebben hem een
groff stnck geschut vereert, d'eene tyt speelden met den anderen
de schoone personnagie en den anderen gelieten haer als off in de
wapenen geraecken souden, hetwelck ons met expresse aengediend
wierd, doch alsoo ons de saecke niet aen en trocken is alles weder
als roock verdwenen.
UEd. sullen gelieven te verstaen, dat de wercken die maeckende
syn, meest al binnen de heining van de plaetse comen en alsoo ons
de plaetse nu te cleen valt , sullen alle d'ambachtslieden , gelyck voo-
ren is geseyt, op 't eylandt Onrust gehouden worden. Wy sullen
daerby oock sien te trecken sooveel Chinese timmerlieden en andren
ais mogelijck sy, omme daer off daemae aan't vaste landt , coUonie te
planten , nadat de tyt mede sal brengen , in voegen dat ons interim
voor een provisionele rendez-vous dienen sal, het fort, welck hier
maeckende syn, ÜEd. volck en goederen sullen, daerin vertrouwen
wy, tegen alle gewelt genoechsaem verseeckert wesen. Hiermede sal-
de wech gebaent syn, omme tot een volcomen coUonie te geraecken.
Wy sullen daermede oock voorcomen , dat ons verse water en andre
nootlycke provisie niet onthou&en worde. Die van Jaeatra sullen
daerdoor oock gedrongen wesen vrede te houden, want soo sy iet
anders onderstonden, souden onse plaetse wel haest sooveel vergroo-
ten, dat ÜEd. in Indien geen ander generael rendez-vouz behoeven
souden. Als volcomelyck bemerkt wort, wat met voors. eylandt Onrust
voor hebben suUen wy oock naeder sien, hoe haer die van Bantam
en Jaeatra houden sullen. Alsnu is dese Coninck besich om syn
stadt te verstercken en die rontsomme in steenen mueren te leggen,
't heeft de naem, dat het tegen den Mataram geschiet, maer alsoo
hen haer gemoet overtuycht, geschiedt het uit enckel vreese, datwy
haer boos voornemen met rechtveerdige straffe straffen sullen
In Jaeatra ad. 12 novembr. A 1618.
ÜEd, dienstw. dd.
Pe^itco yxn dee Mebe. j. P. COBW.
PlETEE DiECKSOON. P. DB CaEPEI^^TIBE.
y* «
112
XXIX. De BEiroEMDE GorTEBinfiiTB GEin&BAAL Jaüt Pietebsz.
CoEN EK DE Raden yan Ikdie^ Pieteb de Cabpentieb
EK Pieteb Dibcesz. aan de Bewindhebbebs deb
Gen, Oost-Ind. Comp. (Heeben XVII.)
Aan boord van het schip de Oade Zon,
omtrent drie mglen beoosten Japara,
13 Januarij 1619.
Edele Erentfeste
Met onsen jongsten in Novembr. passato per tschip Mauritius ge-
sonden, hebben üEd. geadvyseert, watter tot dien tyt gepasseert
was. T'sedert is hier geen cleene veranderinge geresen. Maer syn
wy door d'Engelsen in groote swaricheyt, den handel in confasie en
ÜEd. staet in groot peryckel gebracht, doch behouden evenwel grote
hope dat een goede uytcompste becomen sullen, watter op volgen
wil, sal den tydt leeren; d' Almogende come interim d'ellendigen te
hulpe en vergeve ÜEd. haer groote onachtsaemheyt !
Vermits den noodt my gedrongen heeft k Timprovisto met de
schepen innewaerts te vertrecken, hebbe alle myne schriften en
pampieren tot Jacatra moeten laten, waerover ÜEd. geen copie van
onsen voorgaenden connen seynden, enz
Naer 't vertreck van tschip Mauritius hebben wy 't schip Delft
by der handt genomen, omme tsélvige metten eerste mede af te
veerdigen en alsoo daertoe noch eenige peper gebrack, wierde goet-
gevonden, dat men deselvige coopen sonde, niettegenstaende 6 en 6|
R. voor de sack mosten geven. Tot desen prys isser pertye gecoft
en in Delft gescheept omme d'Engelsen te prevenieren ende het
schip tytelyk aff te vaerdigen, niettegenstaende vry wat vervalscht
was, dan alsoo het gewas cleen geweest is en van den Pangoran
hulpe noch recht becomen costen , mosten wy patientie hebben.
Door onse voorgaende sullen ÜEd. verstaen hebben, hoe door
Godes genade misluct was, de groote moorderye en roverye, welcke
die van Bantam en Jaccatra den 20^ Augusto passado op ü Ed.
volck en goederen vermeent hadden te doen, gelyck mede hoe ver-
scheyde andere aenslagen op ons gemaect zyn en seer groote in-
stantie gedaen is, om my in 't Hoff by den Coninck te becomen;
doch de Heere heeft ïny tot noch to6 voor alle haer bose aenslagen
r
^^Wif*
115
behoet. D'Engelsen en Javanen syn sedert dien tyt noyt stille ge-
weest, hebben een seer groote familiare correspondentie gehouden,
sonder dat oyt vernemen conden , wat onder haer passeerde. D'eene
tydt schenen zy groote vrienden te wesen en den anderen stelden
haer aen alsoff doodtvyanden waren geweest, ende dat all, om ons
te abuseren. De Coninck van Jacatra is met de versterking van
zyn stadt voortgevaren. Hy heeft verscheyden nieuwe bolwerken
gemaeckt, waer tegens ons mede sooveel versterct hebben als (naei;
't volck dat wy hadden) doenlyck geweest is. Van dach tot dach,
jae van uyre tot uyre synder spien in ons huys geweest, welcke de
Coningen* van Bantam en Jacatra gestadelyck rapporteerden, wat er
by ons gedaen wierde. Die van Jacatra gelieten hun, dat haer wel
beviel wat ick dede , dat het met recht en goede redenen geschiede.
De Coninck selffs advoyeerde alles; uytgesondert de stenen catte
die recht tegen des Conincx bolwercken gemaeckt wierde , welck hem
seer mishaechde, doch hy en heeft hem evenwel geensints wiUen
ontbloten, maer secretelyck verboden dat geen Chinesen noch Java-
nen, voor ons wercken oft eenige materialen aen ons vercoopen
souden en doen hierover clachtich vielen, antwoordde hy geensints
alsulck verboth gegeven te hebben; maer dat het hem lieff was, dat
d'arme lieden aen ons geit verdienden en dat vry coopen souden al
tgene begeerden, doch interim bleeff het verboth effect sorterende,
alsoo niemant hem dorst te laten gebruycken ende alsoo een Chinees
by gevalle ten gehoore van seeckere Javanen , hem liet ontvallen dat
hy voor ons geen sant dorst halen, omdat het de Coninck verboden
hadde, wierd desen man de lippen daerover affgesneden. De Coninck
ontboodt my datelyck hoe hy soo een quaetsprecker, die gesocht
hadde tusschen my en hem quaestie te maecken, gestraft hadde,
om daermede te bethoonen, hoe hy wel expresselyck begeerde, dat
ons elck een helpen sonde. Ende omme ons te beter te abuseren
synder seeckere lieden t'onser hulpe geaposteert, daer aen quansuys
bleeck, dat alle d'andere uyt haer selven vertrocken waren; doch
van de geaposteerde Chinesen, die voor ons aen d'eylanden sant
haelden, synder twee vermoert en dat door expres bevel, houden
wy voor seecker, van den Coninck van Jacatra, omme d'anderemet
een stomme dreygement van onse hulpe te verdryven. Het hout en
de steen, welck op leveringe gecocht hadden, heeft de Coninck aen-
IV. S
114
geslagen onder pretext dat hetselvige tot versterckinge van z)m stadt
van node hadde.
De Pangoran van Bantam ons disseyn te Jacatra vernemende,
heeft mede gesimuleert en d'onse aengeseyt, soo wy op d'eylanden
een fort maeckten , dat hy het hem aentrecken en met gewelt be-
letten sonde, dan dewyle snlcx tot Jacatra doen, met toestemming
van dien Coninck, dat hy hem daermede niet bemoeyen will; doch
ondertnsschen heeft hy op den hals verboden, dat niemant, geen
Javanen noch Chinesen naer Jacatra varen sonden, jae dat niemant
hem vervordere een simpele brieff aen ons te brengen. Heeft mede
op lyfistrafte verboden, dat niemant eenich hout aen ons, maer wel
aen de Engelsen vercoopen sonde en het hont, welck wy op leve-
ringh gecocht hadden en in 't bos van Carawangh gehonen was,
heeft de Pangoran van Bantam door den Pangeran van Pontangh
op doen houden en den Coninck van Jacatra heeft hy oock belast,
fioo er eenige Chinesen oft Javanen van Bantam tot Jacatra qnamen,
dat hy die gebonden weder naer Bantam senden soude. De hande-
linghe is hieï* soo wonderlyck vreemt toegegaen als men ter werelt
soude connen bedencken. Veel redenen hebbe ick den Coninck van
Jacatra gegeven om hem te voldoen, oock verluyden laten, dat (ik)
bereyt was hem met geit te paeyen, en alsoo hy 1000 Realen ter
leen versogt tot hulp van d'oncosten, die hy over de versterckinge
van zyn stadt was doende, hem deselvige gedaen en daerenboven
over de 200 R. vereert in teecken dat mede goetwillich betalen
wilden de schattinge, die de Chinesen tot versterckinge van des
Gonincx stadt opgeleyt was. Ick hebbe de Coninck mede verscheyde
reysen ontboden, hoe hem kennelyck was, wat groote vyanden wy
hadden en hoe nieuwers sonder versterckinge seecker mochten woo-
nen; derhalven dat genootsaeckt waren, onse plaetse, ter defensie
te verstercken, en soo het hem niet behaechde , dat hy het my ronduyt
soude laten weten; ick was bereyt alles op te breecken en wilde
liever vertrecken, dan met hem in questie ofte oorloghe treden.
Hierop heeft hy verscheyden reysen ontboden, dat geensins ons ver-
treek begeerde, vermits alle syn welstandt van ons hadde.
Terwyl dese en diergelycke protestatien meer, soo van d'een als
van d'ander syde gedaen wierden, isser een mter met verscheyden
bolwercken aen d'een zyde van de stadt tegens onse huysen over-
119
staende, voltroeken geworden. In 't Ho£f is mede bedectélyck een
werdic, schootvry voor groff geschat^ g^xiaect, gelyok öoék m alle
de hnysen van de voomaemste Orang Oays, en dat nyt vreese (soo
zy seyden) dat wy van de cadt in de stadt schieten zouden. Hier-
tegen hebben wy ons beste mede wel gedaen; maer door gebreck
van volck weynich meer verricht, dan UEd. met Manritins ^ gead-
viseert hebben, alsdoen gedaen was, synde 'tsedert, de meeste tydt
doorgebracht met het maecken van eenige huysen binnen 't fort,
item om de cadt, die de eene hoeck nytgesegen was te repareren
en omme aen de twee buytensyden noch een mner, van acht voeten
dick, te leggen, gelyck teü deele gedaen is.
Terwyl dus doende waren en d'Engelsen [t vier ten qnaesten stooe-
ten, hebben sy haer in den handel stille gehouden, sonder eenige
peper te coopén, vetluyden' latende, dat soo haest hare macht byeen
souden hebben, alsdan met alle man naer de Moluques, Amboyna
en Banda varen souden. Hierover niet anders van haer disseyn con-
nende vernemen, hebben wy wederom in haeste naer Amboyna ge-
sondmi) het schip de Trouwe met realen 32 (mille) in spetie en
confirmatie van onse voorgaende ordre, te weten: dat men voor
de Goinpste van d'Engelsen opcoopen soude, alle de nagelen, noten
en folie, die voorhanden waren, ten prys, dien men best becomen
eoste, ende (mme d'Engelsen te beter te mogen resisteren, hebben
wy het schip de Trouwe met ontblotinghe van andere schepen tot
hoiidert edppen gemant; neifens de-Trouw is oock vertrocken tjacht
Nassau met ordre dat Balambuam en Bima aendoen sal, omme de
last van rys te soecken. Het jacht Jortan, van een joncke opge^
maeckt, is mede naer Solor en Timor vertrocken, soodat geen andere
schepen behielden dan 't Wapen van Amsterdam, Delft, den Engel,
den Oouden Leeuw ende Yalck, die corts van Atchyn en Ticoe
gekeeli ii%sw
Het onse jonexte is UEd. , naer my recht gedenct , 't succes van
Japara niet geadviseert; maer wel hoe de commandeur Arent Merts
ordre gegeven hadde, revenge te tiemen. De schepen St. Michiel,
dé Suyde^ Sendragt, de N^tnnus en Hoorn, voor Japar A leggeiidè ^
* Btief raa 10 Nov. 1618*
116
hebben d'onse den S^ November passado met 160 man een landtodit
gedaen, het houten fortgen, dat de Mooren gemaeet hadden sonder
rosistentie ingenomen en tselvige, gelyck mede onse loge en alle
omstaende hnysen verbrant, ontrent 30 Javanen zyn er gebleven,
alle de joncken van Dama en Japara syn tot thien toe met de boots
van de schepen, soo genomen als verbrant, en omtrent 80 lasten
verovert. Veel pranwen en cleyne joncken synder mede vernielt,
invoegen dat die van Mataram airede meer schade geleden hebben,
dan ons gedaen zy. De Gouverneur van Dama, die de meeste
schade wel geleden heeft, de voors. revenge verstaende, heeft date-
lyck aen de schepen gesonden en S3m vrientschap aengeboden, pre-
senteerende een verdragh met den Mattaram te maecken, de reste-
rende gevangenen te lossen en den Gouverneur van Japara, die onse
loge afliep, te doen dooden. De woorden syn schoon, 't gevolch sal
den tydt moeten leeren. Want onse schepen alsdoen naer het be-
scheyt van den Mattaram niet mochten wachten, waerover naerdat
Japara verdestrueert en verbrant was, van daer naer Macassar ver-
trocken zyn, om de gedane moort aldaer mede te straffen. Op voors.
tocht isser Godt Loff niet een van d'onsen gebleven, maer 22 syn
van haer eygen cruyt in een boot seer gebrant.
Naerdat in Japara onse loge van den Gouverneur berooft was,
hebben wy de misdaet een tydt lanck gesimuleert en weder nieuw
volck aen landt geleyt, om pertye rys op voordeel te becomen;
gelyck oock geschiet is, want omtrent 200 lasten, die in 't schip
Hoorn geladen zyn, becomen hebben, waermede ons vooreerst wel
sullen behelpen. Yeimits de dierte die in 't landt is, compt dese
rys alsnu op 20 R. 't last te staen. Terwyl aldus simuleerden , meen-
den die van Japara, dat ons genoeeb onder sweep hadden en dat
wy haer niet conden derven, waerover d'onse groote overlast en
veel injurie aengedaen wierde. Die van Bantham en Jacatra de
derflructie van Japara verstaende, hebben seer cm'ieuselyck na de
saecke vernomen, en syn vry wat verslagen geworden, vresende dat
hare misdaet thans of morgen mede alsoo gestraft worden sal, dat
Godt geve I Te desen tyde heeft men hier in t'oosten eenige dagen
lanck een seer groote comeet gesien, die onder de Javanen en Chi-
nesen een grote schrick maecte en veel bedenckinge gaff. Naerdat
Japara verbrant was, syn meest alle de Chinesen by d'onse geco-
117
men ende commandear Arent Mertsz heeft haer (omtrent 150 sielen
sterck wesende) herwerts gesonden. lek hebbe voor htin van den
Coninck van Jaccatra plaetse versocht. Sy wiert liberalyck gepre-
senteert, dan doen hy verstont, dat ick haer onder onse jurisdictie
begeerde te houden, was er niet een voet grond steeds ten besteen
alsoo op 't eylandt Onrust water gebrack en geen bolwercken oosten
maecken, hebben wy de voorsz. Chinesen geen plaetse connen
geven , waerover Intcha Moeda met 'iyn volck , in de volgende troubel
naer Bantam gelopen is.
Van de negen Engelse schepen, die in 't j>er 1618 vanEngelandt
herwerts vertrocken zyn, synder drie naer Suratte gelopen, d'andre
ses heeft Delff aen de Caep de Bone Esperance gerescontreert. Vyff
daervan, syn den S*" Decemb. passado, tot Bantam wel aengecomen,
het seste, wesende haren admirael, is voor de straet Sunda op 't
eylandt Engano gebleven, sonder datter yets van gebercht zy, om-
trent 130 nianneii synder mede verdroncken en 30 van de wilden
doodtgeslagen. Met de compste van dese vyff schepen, hebben
d'Engelsen tot Bantam, daer nu 15 schepen sterck waren, niet
weynich opgegeven , de straten van Bantam vielen haer te cleen , nu
souden zy van ons revenge becomen.
Delff, die tot Bantam in de ladinge lach, dreychden sy te nemen,
uyt geheel Indien souden se ons slaen , den Generael Coen , die haer
sooveel quaets gedaen hadde, cotiste que cousle souden sy levendich
oft doodt hebben, jae hadden hem aireede, hieromme, seyden zy,
waeren zy expresselyck in Indien gecomen; doch voor dien tydt
hebben zy Delff niet gemoeyt, maer weder naer Jacatra laten keeren.
Voor desen is üEd. geadviseert, hoe het jacht HoUandia naer
Patany gesonden hadden met ordre, dat men ons van daer (om
gebreck voor te comen) groote quantiteyt rys senden sonde, den
12den Decemb. passado, is ditto jacht weder van Patany tot Jacatra
gekeert, tydinghe brenghende hoe zy primo October met den Swerten
Leeuw van Patany vertrocken waren en de oude Sonne seer ryck
geladen van Jappan comende , gerescontreert hadden , en dat syluyden
in de /strate Palembang van ditto schepen gescheyden waren. Ter-
wyle wy de voors. schepen met devotie tot Jaccatra waren ver-
wachtende, soo is de Swerten Leeuw den 14«i Decemb. passado
tegens den avont omti'cnt Bantam by Poulo Panjangh vervallen.
118
D'Engelsen hebben dateljck een roey sloepe met eenen Adam Den-
ton, die oude kennisse van den directeur Hendrick Janss was, aen
boort gesonden, wonder vertellende van de groote vrientschap, die
tnsschen haer en ons was. Denton heeft den directeur Hendrick
Janss., die als Commandeur over de Swarte Leeuw en tjacht Gleen
Hollandia quam, eyntelyck beweecht met zyn schuyt naer landt te
varen; doch hy bracht voorsz. Hendrick Jansz. aen boort van den
Engelsen Admirael en alsoo dè Swerten Leeuw dien avont op de
rede niet cost comen, hebben zy het by Poulo Panjangh geseth.
Hierop syn datelyck d^s nachts , vier van de beste Engelse schepen
claer gemaect en s'anderendaechs , smorgens vroech, by den Swerten
Leeuw gelopen y dreygende alle d'onse op te hangen, soo haer niet
overgaven. Matroos (naer ick verstae) was seer gewUlich om tegen
d'Engelsen te slaen, alhoewel de Swerten Leeuw niet dan een wey-
nich quaet cmyt hadde, en het schip overladen wesende seer red-
deloos lach, dan de coopman en de schipper (idie te laet wacker
wierden en versuymt hadden tytelyck naer Jacatra te vertrecken,)
geen uytcompst siende, hebben haer ten laetste met aocoori over-
gegeven op conditie, dat sy en alle het gemene volck met haer
bagage, liber en vry souden gaen, daer 't haer gelieffde, sonder ge-
plundert te werden. In deser voegen is het schip den Swerten
Leeuw sonder slach oft stoot, sond«r dat oyt geinsinueert syn ge-
weest, van de Engelsen genomen ^
Terwyl den Swerten Leeuw van d'Engelsen genomen wiert, ver-
viel d'oude Sonne (in hebbende aen zyde en geld, de waerde van
.559,00Q guldens) halfPwegen Bantam en Jacatra en aldaer aen den
gront geraeckende, wiert hy van onse schepen gesien, hem eenige
booten te hulpe gesonden en aengedient, dat naer Jacatra most seylen
gelyck hy dede, anders soude hy d'Engelsen tot Bantam mede ia
den mont gelopen hebben ^
Om haren boosen moetwille te beter aen UEd. volck, schepen en
goederen te plegen en ons te meer te ontbloten, hebben d'Engelsen
grote naersticheyt gedaen om het volck van den Swerten Leeuw in
haren dienst te crygen, sy presenteerden alle haer achterstaende
1 De lading van den Zwarten Leeuw had eene waarde van 152.000 galden , be^
halve 100 lasten rijst, daaronder niet begrepen.
tl9
gagien comptant te betalen en hun dan noch voor nieuwen dienst
dubbelde gage comptant Ie geven, hiervooren presenteerde den
schipper van den Engelschen Admu-ael borge te wesen, men seydt
dat eenige meyneedich geworden syn en dienst by d'Engelsen ge-
nomen hebben, dan wy en wetent niet seecker; doch het accoort
welck d'Engelsen met die van den Swerten Leeuw gemaect hadden,
syn zy niet naergccomen; maer hebben het volck ter contrarie ge-
vangen gehouden, uytgesondert elff, die vrygegeven hebben en thien
die haer ontlopen syn. Den directeur Hendrick Janss. hebben zy
met alle zyn bagagien, schriften en pampieren vrygelaten. Soo haest
wy verstonden, hoe den Swerten Leeuw van d'Engelsen genomen
was, hebbe ick datelyck een expresse met een missive naer Bantam
gesonden, inhoudende: waeromme den Swerten Leeuw genomen had-
den , wat haer meninge was en off haer gelieffde 'tselvige , gelyck
dat genomen hadden, weder over te leveren, soo niet, dat anders
gedrongen wesen souden, onse revenge wederomme met gewelt te
halen. Hierop hebben zy schriftelyck ontboden, dat^ de perticuliere
poincten van de myne beantwoorden souden, als verseeckert waien
dat onse missive^ met myn gewoonlyke signature geteeckent en met
des Comp». segel versegelt zy; niettegenstaende wel bemercten, dat
dit een frivole uytvlucht was om ons te abuseren, soo hebbe weder-
omme een expresse naer Bantam gesonden, geteeckent en versegelt ^
gelyck zyluyden versocht hadden, met attestatie daerby; doch heb-
ben daerop geen bescheet, dan wonderlycke scheltwoorden gegeven,
mondelingh seggende: dat zy alle onse gaende en komende schepen
sullen nemen, die zy becomen connen, dat daerop wel expresselyck
aen de hoeck van de straet Sunda sullen leggen wachten ende dat
hy (seyde d'Engelse Admirael) met alle zyn schepen naer Jacatra
varen zoude, om alle de onse te verslaen en de Generael Coen
levendich off doodt in zyn handen te crygen. Hare passie, naer
ick verstae, was uytermate groot en het scheen, alsoff het op my
alleen versien hadden.
De vilipendie en scheltwoorden, die ons aindoen en naergeven,
sullen in de penne laten. Onse gecommitteerde is genootsaect ge-
worden met raedt van den Pangoran van Bantam met het boot en
volck van den Engel, aldaer in de loge te blyven om niet in handen
van d'EngelseQ te vervallen. De Swerte Leeuw van d'Engelsen ge-
120
nomen wesende ende de saeeke tot Bantam ende Jacatra op een seer
quade voeth staende, syn vry wat beducht gew^eest hoe hetmetonse
swacke macht aenleggen souden, want alle de schepen, uytgenomen
den Engel, reddeloos lagen, den Gouden Leeuw wert verdubbelt,
Delff lach in de ladinge , 't Wapen lach ledich sonder volck , aen de
Valck wiert de Gouden Leeuw overgehaelt en aen landt was men
besich met het volck van de loge om de plaetse te verstercken,
tegens den oorloch, die ons met gemeene handt bereyt wierde. Eerst
hebben wy de voors. schepen een tydt lanck aen 't eylandt Onrust
gehouden, onder het geschut, dat daer van den Gouden Leeuw ge-
plant was en daemaer van daer voor 't fort Jacatra doen vertrecken
opdat aen 't eylandt met branders van d'Engelsen niet beschadigt
zouden worden en om haerl. te gemoet te lopen.
Dat de Swerten Leeuw van d'Engelsen genomen is, heeft de Co-
ningen van Bantam en Jacatra vry wat verheucht. lek hebbe haer
de saeeke doen aendienen en versocht, dat haer gelieven zoude , hun
neutrael te houden ende d'een niet meer faveur dand'ander tedoen;
waerop geantwoort hebben , dat haer niet begeerden te moeyen met
hetgene tusschen ons en d'Engelsen in zee passeert, maer dat haer
landt vry begeren te houden en alsoo d'onse de hulpe van den
Pangoran van Bantam versochten met aendieninghe dat de Swerte
Leeuw binnen Poulo Panjangh (dat genoechsaem op de rede van
Bantam is) genomen was, antwoordde hy, dat wy voor desen het
schip Sti Michiel genomen hadden, soo 'tselvighe naer Bantam was
seylende en sich daerover alsnu met de saeeke niet moeyen wilde,
gevende genoechsaem te kennen (gelyck de coopman van Uffele ad-
viseert) dat wel wenste, dat wy t'eenemale vernielt waren. Omme
syn best oock daertoe te doen, heeft de Pangoran alle prauwen mede
verboden voor d'onse niet meer aen den hoeck van de straet te
varen, omme de nieuwe aencomende schepen voor d'Engelsen te
waerschouwen, gelyck voors. van üffelen daertoe seeckere prauwen,
nae 't nemen van den Swerten Leeuw gehuyrt en in zee gezonden
hadde, soodat het ^wederom schynt alle de werelt tegen hebben,
gelyck voor desen meermaels gebeurt is. De saeeke aldus slaende
ist gebeurt; dat de Coninck van Jacatra, verschut genoech tegens
ons geschut en eenige nieuwe bolwercken gemaeckt hebbende, syn
geschut seer behendich geplant heeft, terwyle zyne gecommitteerden
121
besich waren, om my met hope van vrientelyck verdrach te abuseren
en te verhinderen, dat ick op de cadt geen geschut brengen ende
selvige niet volmaecken sonde. Het quam soo naeby, dat men ver-
socht dat ick maer een dach, jae maer een halven dach stil sitten
sonde, doch dit versoeck heeft my te meer doen haesten, dan even-
wel is de tydt te cort gevallen om 't werck te volmaecken. Want
alsoo er den 22^» December passado geruchte liep, dat wy de vol-
gende nacht met 7000 mannen besprongen zouden worden en daertoe
secretelyck grote assistentie van Bantam in de riviere van 'Angkey
gecomen was , is de gemeene man gaende .geraect , aUe de Chinezen
en Javanen omtrent onse huysen wonende syn met vrouwen, kin-
deren en bagage gevlucht, hare huysen verlatende, gelyck vele
abrede eeuige dagen te voren mede gedaen hadden. Sondach den
23 Decemb. siende elck een gevlucht, de handt geheven om geslagen
te werden en dat als in een couwe met diversche bateryen oft bol-
wercken omringht wierden, item dat de reviere met palen beseth
bleeft en niet geopent wierde, gelyck de Coningh noch gisteren be-
looft hadde te doen; maer insonderhejrt dat de voorgaende nacht op
de plaetse van d'Engelsen, dwers van ons huys , een schootvrye walle
begost en airede een vadem hooch was, daeraen gestadelyck met
seer groten yver door de Javanen gewrocht wiert, onder andre hierop
overdenckende hoe de Coninck van Jacatra gepresenteert hadde,
doen hy socht my te persuaderen, dat ick geen versterckinge sonde
maecken; maer alles op hem laten aencomen; dat hy met syn volck
alsser vyandt quam, in drie dagen voor ons een fort sonde maecken;
maer datter niemant thuys en was, doen ick naer 't verlies van den
Swerten Leeuw syn hulpe versocht en nu ter contrarie sie, dat hy
voor d'Engelsen onse vyanden een baterye recht op onse neuse doet
maecken, soo hebbe datelyck, hoewel onse cadt niet claer en was,
twee stucken daerop doen rechten en den raedt vergadert, voordra-
gende hoe yder sach, watter tegen ons geprepareert wierdt en hoe
genoechsaem in een couwe besloten wierden, derhalven dat alsnu
resolveren mosten om de plaetse te houden ofte verlaten en soo dat
begeerden te houden, dat d'eerste slach 'mosten geven, ruymte
maecken en 't werck in d'Engelse loge vooral verhindert moste wor-
den, oft dat alles te gronde soude werden geschoten. Ende alsoo
den Swerten Leeuw eenige dagen te voren van d'Engelsen genomen
122
was eude sylnyden voor dien tydt een leelycke verraderye tegens
ons gebrouwt hadden als per overgesonden acte blyct, wert eynte-
lyck eenstemmelyck gearresteert, dat wy de plaetse niet verlaten
maer met gewelt tegen alle gewelt honden sonden, soolange het
Qodt gelieve; derhalve &t by d'Ëngelsen met goede redenen ver-
soecken sonden, haer wercken tegens ons naer te laten , off d^t ick
daerin versien zonde en soo het niet naerlaten^ dat alles met gewelt
sonden slechten, item dat de wint 1'onsen voirdeel waeyende, alsdan
alle dè verlaten hnysen van Chinesen en Javanen rontsomme ons
staende, in de brant steecken souden, eer selfGs daerdoor in noodt
geraecken.
D'Engelsen hiervan verwitticht wesende, antwoordden eerst, datzy
geen wercken en maecten, maer dat het de Coninck van Jaeatra
selfEs dede, daemaer dat tot hare defentie maecten 'tgene gemaect
wierde en snlcx niet begeerden naer te laten. Hierover hebbe da-
telyck de plaetse met gewelt doen aentasten en is alles vechtender
handt ingenomen en verbrant, gelyck mede de hnysen rontomme ons
fort staende. Van des Coninex volck isser niet weynich op ons ge-
schoten en oock een man in de boot doodtgeschoten , toen d'onsen
naer d'Engelsen toe voeren. Ick hadde mede gelast, dat men oock
slechten en verbranden sonde, het bolwerck twelck op den
hoeek van de westzyde van de riviere begost was, dan het wiert
eensdeels versnymt en ten anderen door brant en roock verhindert.
In dese rescontre hebben wy elff mannen verloren en 12 geqnesten
gecregen, wat verlies dat by den vyandt zy, weten wy niet, aldus
zyn wy, (Godt betert) noodtshalve gedrongen geworden, t'onser de-
fensie om lyff en goederen te salveren den oorloch te beginnen,
Godt geve ons daervan een goede uytcompste. Maendach den 24e°
December isser van wedersyden geweldich geschoten, de Coninck
van Jaeatra, eenige Engelse bosschieters te hulpe hebbende. Wy
hebben dien dach het vierde part van al ons cmyt, wesende thien
vaten, verschoten en eenige van des vyandts geschut, welck ons
tmeeste qnaet dede, onbmyckelyek gemaect
Den 25«» ditto, hebbe ick weder een tocht op het bolwerck van
de westhoeck der reviere met 30 soldaten laten doen. Ons volck
dreeff den vyandt aen 't wycken, dan vermits d'achtersten d'assaolt
niet vervolchden, maer terugge vlooden, hebben de voorste mede
moeten wycken. Den lujtenant met drie anderen van d'onse, synder
gebleven en van des vyandts syde^ naer geseyt wert, omtrent 20
persoenen
Die van Bantam, welcke ons met hulp van d'£ngelsen al dit spel
maeckten, jae selffs degene, die op verscheyde manieren gesocht
hebben ons te vermoorden, hebben Abraham van Ufielen aengedient
dat het seecker was, dat ons d'Engelsen, gelyck oock die van
Jacatra, met geweh aentasten souden en dat het haer insonderheyt
om myn persoon te doen was, derhalve belasten hem my tselvige
metten eersten te adviseren, en dat iok wel op myn hoede wesen
soude. Het sehynt, dat dese waerschonwinge gedaen hebben op
hope dat d'executie gedaen zoude zyn, ofte dat van Uffelen geen
gelegentheyt soude hebben, dewyle zy hem de prauwe onthielden
(om) my tytelyck daervan te verwittigen en dat zyluyden evenwel
de goede man daerdoor werden souden, dan de Heere heeft het
anders voorsien.
De tydinge vant voors. sucees tot Bantam comende, hebben de
Engelsen niet weynich getiert en geraest, sy versocbten van den
Pangoifan licentie om ons huys aldaer mede aff te mogen lopen en
alsoo hy sulcx geensins wilde toestaeü, seggende dat de saecke de
Coninek van Jacatra aenginck, antwoordden sy, dat het dan op haer
eygen authoriteyt doen souden. Sy syn daertoe driemaels op wech
geweest, dan hebben haer bedacht. De Pangoran heeft seven Ja-
vanen van zyn wacht in onse loge geleyt*om d'onse (soo men 't
noemt) voor d'Engelsen te bewaren. D'Engelsen hebben hare Japon-
ders en Bandanesen belast d'onse overall doodt te slaen, waeryemant
becomen connen. Hierover heeft de Pangoran ons volck doen aen-
seggen, dat binnen 't huys souden blyven en door vreemden laten
coopen tgene tot nootdmft aen de merct van doen hadden. In 't
eerste wierd ons volck tot Bantam aengeseyt, datse groot peryckel
liepen, soo ick met den Goninck van Jacati*a in oorloch geraeckte,
dan evenwel is daerop tot Bantam niet anders gevolcht.
Den 29<^^ Decemb'. passado was alles met d'onse noch wel en
heeft de Pangoran belooft ons volck voor d'Engelsen te beschermen.
Niettegenstaende hy d'onse dese deucht tot Bantam doet, isset noch-
tans seecker dat meest alle het quaet van hem compt, dat hy den
Goninck van Jacatra dringht en dwinght, gewelt tegens ons te ge-
124
bruycken en denselven in alles adsisteert, opdat ons fort van Jacatra
geen nieuw Malacca (gelyck het de Coninck van Cheribon noemt)
werden sonde en Bantam niet vergae , dan oft dit de reehte middel
is sal den tjdt leeren. Ende alsoo ick achte, d'Ëngelsen mede
wonderlycke pretentie snllen maecken op het innemen en verbranden
van haer loge tot Jacatra, snllen UEd. veradverteert wesen, dat
zylnyden daer niet en hadden , dan een deen steenen huysken,
gelyck een dnyffhnys met eenige rieden hnysen, sonder datter yets
inne was, dan oude cabels , daermede de wal oft batterye tegen ons
begost was. Het weynige dat daer gehadt hadden, was door d'En-
gelse coopman eenige dagen te voren gelicht en boven op de reviere
gebracht. Haer geschnt hadden zy den Coninck van Jacatra te
hulpe gegeven. Int voors. hnysken zyn geen Engelsen, dat wy
weten, gebleven en alsoo dese Inyden gants geen handel tot Jacatra
doen, schynt het voorseecker, dat daer expresselyck gehouden wer-
den, om t'onderstaen watter onder ons passeert, om ons te verraden,
gelyck gebleecken is. Item om ons volck te debaucheren en alle
de werelt tegen ons op te roeyen.
De saecken tot Bantam en Jacatra in voors. staet zynde ende
verataende, hoe d'Engelsen met haermacht,opcomendenwech waren,
om ons, soo verluyden lieten, t'enemale te verslaen, hebben wy den
raedt verscheyden reysen te bedencken gegeven, wat ons in de
tegenwoordige noodt en zwaricheyt te doen stondt en wat ten beste
van de Generale Gompie gedaen diende. De meeste stemmen incli-
neerden best te wesen, dat de voomeemste goederen, het geit ende
volck (souden) schepen ende plaetse verlaten souden, omdat beducht
waren, het cruyt geensins souden connen strecken en dat de reviere
verleyt en (aan) 't foi-t het versche water alsoo onthouden mocht werden ;
item de plaetse wierdt ter defentie suffisant genoech gekent; maer
soo men die in oorloch most onderhouden, wat dienst (wiert er ge-
seght) sonde de Comp. daermede geschieden, doch alsoo wy tot soo
een subyte verlatinge niet wel resolveren costen en oock de gelegentheyt
niet en hadden omme de voomaemste goederen te schepen , vermits de
reviere gestopt was en de schepen van 't eylandt Onrust verwacht mos-
ten werden om (het bolwerk aan) de westhoeck van de reviere te slechten
en de mont "vry te mogen gebruycken , wierde de finale resolutie
tot de compste van de schepen uytgestelt; doch wy en hebben de
125
verkiesinge vsn saecken daer naer niet mogen doen, maer de noodt
heeft ons wet gestelt, gelijck de Heeren naer desen verstaen sullen.
Interim de schepen verwacht wierden, .hebben wy eenige palen,
daermede de reviere gestopt was onder des vyandts bolwerck uyt
doen trecken en de schepen den 29^^ december vant eylandt Onrast
voor 't fort Jacatra te rede gecomen wesende, met alsulcken haeste,
dat acht stacken geschnt, omtrent 20 anckers en 200 swalpen aent
voors. eylandt door cortheyt des tydts hebben laten leggen, wierd
s'anderendaechs den 30«»» ditto by ons geresolveert (alhoewel d'En-
gelsen van ure tot ure verwachtende waren) dat een generale tocht
op het bolwerck van de westhoeck der reviere doen souden om de
mont van de reviere, veyl te crygen en daer naer voorder te resol-
veren; dan terwyl de vrienden aan boort besich waren te overleghen
hoe d'aenslagh best in 't werck gestelt diende en uytgevoert cost
werden, cregen wy elff Engelsche schepen in 't gesicht,waerop voors.
resolutie steecken bleeff en goetgevonden wiert (geen andere tydt
noch uitcompste hebbende), dat ick datelyck scheep zoude gaen en
dat wy d' Engelsen te gemoet souden loopen verwachtende wat Godt
gelieven soude te geven. Aldus door noodt gedrongen wesende, ben
ick den 30^° december des nachts , in haeste scheep gevaren, hebbende
Pieter van den Broecke als commandeur van tfort Jacatra de last
bevolen, Jan Jansz. van Gorcum als capiteyn en Abraham Strycker
als Luytenant, verzien synde met omtrent 250 coppen, die geweer
connen voeren, te weten: omtrent 76 soldaten, 15 constapels en bos-
schieters, 25 Japanders, omtrent 70 swerten en voorts 65 personen
800 officieren, ambachtslieden, cooplieden, assistenten en anderen,
hierboven synder noch omtrent 60 jongens a 70, 16 Ghinesen en 20
a 30 vrouwen met eenige kinderen; invoegen datter in alles meer
dan 400 sielen zgn, waartoe de plaetse van alle notelycke vivres
seer wel versien is , uytgesondert cruyt. Daer waren niet meer dan
omtrent 30 vaten, waertoe noch 10 gesonden hebbe. Daer en is
wet, dat wy vresen d'onse noodt doen zal, dan gebreck van cruyt
off dat de reviere door de Javanen soude mogen verleyd worden, '^
^Blek God verhoede. In Japans silver met eenige realen hebben wy
daer gelaten hondert duysent realen, en aen coopmanschappen de
waerdye van omtrent andere hondert duysent realen •
In deser voege ben ick van Jacatra vertrocken met die meninge
126
(sonder eenige schriften oft pampieren mede te nemen) soo van de
Engelsen aengeaocht wierden, dat victorie bevechten oft verslagen
sonden werden , waerover de voirdere resolutie uytgesielt wiert op
d'nytcompste van de reseontre met d'Engelsen.
Ultimo december voor dagh, syn wy met onse vlote bestaende in
seven schepen te weten: d'onde Sonne, 't wapen van Amsterdam ;
Delff, de Gonde Leeuw, de Engel, de Valck en de Jager, van Ja-
catra tseyl gegaan, hebben onsen Cours naer d'Engelse vlote (die
elff schepen sterck was, daeronder den Swarten Lieeuw gerekent,) ge-
stelt en soo nae haer geseth als met de landtwindt seylen eosten,
Na den noene met de seewindt, syn de Eng^séh op onsafi^comen,
en sy hebben 't boven windt buyten schoot geseth en een schuyt by
ons gesonden , waerinne een trompetter was , die de in nederlantsche tale
de gebeele vlote quam opeyssdien, s^gende: dat wy d'Ëngelse
natie zeer grote schade gedaen hadden en haer volck als slaven trac-
teerden en van honger lieten vergaan, waerover synen Admiraelhier
expres gecomen was, om daervan revenge te nemen, en soo het niet
og en gaven, dat hy ons met gewelt dwingen soude. Deze Heranlt
riep oock wel luyde, soo men 't goetwillich opgaff, dat alle de gage
van 't volck ten uyterste betaelt zoude werden en dat se vry souden
zyn en wel getracteert werden. Hierop hebbe doen antwoorden, soo
ons den Swerten Leeuw niet weder gegeven wert, gelyck die ge-
nomen was, dat ons met gewelt weder revengeren zullen, waermede
voors. trompetter gekeert is, naerdat hy eenige scheltwoorden en
kinderlyoke redenen meer, gebruyct hadde.
Primo January a^. 1619 , is by ons van Jambi weder gekeert , de
roeysloupe, die den 17^<^ passado derwerts gesonden hadde, omme
d'Engelschen te prevenieren tydinge brengende, hoe ons volck en
d'Engelsen in Jambi aen malcander geweest zyn, dat d'Engelse
coopman doodt gebleven was en van onser zyde den bottelier met
een swert en alsoo d'Engelsen, die met 2 schepen voor de reviere
van Jambi geseth lagen, de Bergerboot dreychden te nemen, was
ditto schip den 26®° december van daer herwerts vertrocken met
hetsdvige cargasoen en onse missiven, daer mede hem naer Jambi
gèsoiDden hadden, alsoo geen brieven boven bestellen oost^> vermita
d'Engelsen de drie revieren besetib hadd^ en alsoo gkler avont
em de noortwest een z^yl gesien was en de giasinge gemaect wierd ,
127
dat het de Bwgerboot wesen zoude ^ hebben wQ smorgens vroeeh
onse anckers gelicht en zyn dwers op d'Ëngelse vlote gelopen, om
boven wint te comen en de Bergerboot te salveren. Hierop hebben
vgff van de Engelse schepen, die beneden wint lagen, haer touwen
gecapt en yijff ankers laten staen , synde voorts by d'andere geweken.
Desen dach hebben wy de loeff gecregen en syn ten naesten by ge-
lopen om de Bergerboot te soecken.
Den 2^ Jannary 'smorgens vroech, de Bergerboot door de vloote
van d'Ëngelse 't zeewaert ziende, zyn wy voor de windt beneden
d'Engelsen vlote derwerts gelopen en beneden haer wesende, syn
d'Engelsen met haer elff schepen, daeronder hebbende twee admiraels
twee vice-admiraels en twee schout-by-nachts mede op ons aff ge-
comen, en ontrent thien nren by den anderen comende, hebben sy
datelyck met scherp op ons geschoten en wy weder tegens haer,
invoegen dat de schepen van wedersyden niet weynich geracet zijn,
en daer is van onser zyde, met een seer grote conragie niet wey-
nich gevochten. Het gevecht heeft omtrent drie nren gednyrt in
welcken tgdt een derde part van al het cmyt, dat in onse vloot was,
verschoten hebben. D'Engelsen te loevert wesende , hebben naer haer
geliefde, aff- en aengehonden , maer geen lust gehadt, naer 't schQnt
te aborderen. Wy hebben in de slach 7 man verloren en 15 ge-
questen gecregen, alsoo eenige van d'Engelse schepen seer getreft
zyn, menen wy dat se veel volck verloren moeten hebben, doch
weten gants geen bescheet daarvan.
De Bergerboot het voors. gevecht siende, is mede naer ons to6-
gecomen en tegen den avont hebben wy hem by ons gecregen en
alsoo d'Engelsen ontjaecht en uyt den brant gehaelt; doch de boot
• van de Bergerboot, die met 14 man over twee dagen van 't schip
vooruyt gesonden was, om de cust te ontdecken, hebben d'Engelsen
met alle 't volck genomen, daemaer zyn metten anderen weder na
de wall gelopen en hebben 's avonts onder een van de eylanden ge-
seth, gelyck mede d'Engtglsen vlote dicht beneden wint van ons.
Wylieden des nachts metten anderen overleggende , wat ons voir-
der ten beste te doen stondt, vielen d'advyzen soo divers, dat men
tot geen resolutie comen costen.
E^ige H^n, mm sonde d'Rfigelsèft vM den dssch wecter êm-
tasten^ dan alsoe daert^eti gewor^h wiert^ dat öHs dnajt niet ^
128
modit strecken en altemael in een tocht van drie nren verschoten
sonde werden , sach elck ander aen en was goet raedt dier, niet-
tegenstaende Victorie bevochten hadden. lek bidde alle trouhertige
lieffhebbers van de gemene Nederlantse welstandt, aenmerct hoe vic-
torieus wesende , (wy het) door gebreck van cmyt verliesen mosten , siet
doch eens, hoe d'armherticheyt van degenen, die haer d'oncosten
ontsien en d'eqnipage op 't snynichste soecken te doen, voor een
stuyver dat zy winnen, de geheele staet van de Generale Gomp®.
pericliteren en veel millioenen daerdoor verliesen !
Den 3®^ ditto metten dach, syn d'Ëngelsen, van Bantam te hnlpe
gecomen drie schepen, soodat nn 14 sterck zyn. lek hebbe den
raedt wederomme vergaert en daer zyn, behalve 't gebreck van cmyt,
verscheyden andere consideratien voorgevallen, daerover niet geraden
bevonden wierd , d'Ëngelsen aen te soecken , te weten : d'onbequaem-
heyt en reddeloosheyt van onse schepen, swackheyt van volck, dat
voor dees tydt van d'Engelsen geen voirdeel conden halen en daer-
tegen rycke geladen schepen te verliesen hadden; waerover eyntelyck
geresolveert wiert, dat wy naer ons fort Jacatra sonden loopen en
boven wints anckeren omme d'Engelsen aldaer te verwachten en met
d'onsen van 't fort naerder te overleggen , wat ten beste van de Generale
Com^e. gedaen diende. Op dese resolutie hébben onse anckers gelicht en
syn wy binnen d'eylanden door. naer Jacatra gelopen, d'Engelsen be-
neden wints wesende , waren voor ons onder seyl, omme , naer 't scheen ,
ons weder aen te tasten en siende , dat wy naer Jacatra liepen , bleven
zy een tydt op deliberatie leggen, de voors. drie schepen innewachtende
ende daemaer syn sy ons met 14 schepen , buyten d'eylanden om , seer
cort gevolcht. Wy lieden binnen d'eylanden by de wercken comende,
soo hebben den raedt wederomme vergaert om te sien, waer het best •
op onse avantagie sonde setlen; doch alsoo daerop geantwoort wiert
off het al oirbaer was te setten, syn daerby veel swaricheden in con-
sideratie gecomen en wiert ons aengeraden dat het beter ware met de
schepen naer Amboyna te loopen, omme onse macht byeen te versa-
melen, dan alsnu de gehele staet te hazarderen en met het hooft
tegen de muur te loopen, also men sonder cruyt niet vechten can, en
soo men ons cruyt verschoot, eer de vyandt verslagen wierde, gelyck
apparent is, geschieden zal, sonde ons misschien d'occasie om te
vertrecken benomen werden, en alles in handen van onse vyanden
129
geraecken In deser voege syn van perticnliere consideratien op
d'aenschonw van de generale staet der Comp*. geraect, waerover
geconsidereert synde: dat ons emyt niet strecken mach, dat men
met het hooft tegens de muyr niet behoorde te loopen, dat de vy-
andt drie schepen stercker is dan hy gisteren was, en daerover de
courage van ons volck viy wat gemindert is, jae t'een schip, het
ander in noodt geraeckende wel sonde mogen begeven; dat d'En-
gelsen haer schepen beter beseylt en be (?) zyn, dan d'onse
en wy daerover altoos in de lye moeten leghen; dat onse rycke
schepen tegens de lege rompen van d'Engelsen niet en behoren te
avonturen, dat wy ons volck van 't fort Jacatra gants geen hulpe
connen doen, en den tydt niet en hebben om haer advys van landt
te doen halen, late staen hoe eenich volck geit en goederen (soo
goetgevonden wierd de plaetse te verlaten) lichten souden; item dat
het fort Jacatra van volck en alle notelyckheden wel voorsien is,
uy tgesondert dat schaers van cruyt syn , waervan de schepen haer
niet helpen connen; item soo nae ons vertreck (dat Godt verhoede)
in noodt geraecten, dat niet dan te beter accoort met d'Engelsen
off den Coninck van Jacatra, (die seer wel weten dat haer welhaest
met een groote macht weder toecomen sullen) gemaect zal werden;
item dat niet en behoren te pericliteren al tgene in de vloot is,
omme te salveren, tgene tot Jacatra gelaten hebben, ende dat het
noch veel ongeraetsamer is, de gehele Indische staet van de Ver-
eenichde Nederlanden te pericliteren om 't fort, volck, geit ofte
goederen tot Jacatra wesende te salveren; want so dese vlote (dat
Godt verhoede) geslagen wiert, souden d'Engelsen overal een langen
tydt, meester van 't velt connen blyven, d'overhandt behouden en
alle onse resterende schepen hier en daer verstrojrt wesende mede
verslaen, becomen oft verdry ven, daerop consequentelyck een gene-
rale nederlage sonde moeten volgen, totdat de staet van deMagorés
geredresseert wierd. Waerop hiertegen geworpen is , off men dan
ons volck geit en goederen tot Jacatra wesende, soo schandelyck
verlaten sonde, item off dan toestaen zullen dat d'Engelsen mede
nemen en haer te meel* verstercken met, alle onse schepen, die da*
gelicx van 't Patria, van de cust van Choromandel, van Ticco, véjx
Jambi, en Andregiri verwachtende zyn en andere redenen meer;
doch d'een tegens d'ander overwogen wesende, is eyntelyck gear-
IV. 9
1^0
realeerti dat (wy) het niet setlen en souden, maer dat wy YO(»rtom
d'oofit souden seylen , omme naer Amboyna te lopen. Hierop bebben
het (met leedtwesen) van 't fort Jacatra 'tzeewaerts gewent ende
zyn voort om d'oost geloopen, den Heer der Heeren d'onse van
't fort, met een missive (waervan by dese een copiegaet) bevelende,
d' Almogende Godt geve dat de plaetse tot onse wedercompste ge-
houden mach werden.
Voor 't fort vonden wy leggen 't fregat Ceylon, twelck aldaer
twee dagen te voren van Succadana gecomen was, met een seer
grote en schone pertye diisunanten, meer dan oyt voor desen van
Succadana gecomen is; doch de quantiteyt van de diamanten wete
niet, alsoo deselvighe met de missiven van Succadana in 't fort
overgelevert waren en geen advys van d'onse hebben mogen ver-
wachten, soodat ons ditto fregat Ceylon gevolcht is.
Dese nacht syn niet verre gelopen, vermits d'oude Sonne twee-
mael door zyn stomp (die voor een grote mast dient) geschoten
wesende, geen seyl mocht voeren, waerover op de wal dryvende,
genootsaect syn geworden te setten. Adi 4 January bevonden ons
op 6 vadem dicht op een legerwal, voor den hoeck van Carauwangh ,
omtrent 3 a 4 mylen by oosten Jacatra, siende alle d'Engelse schepen
by d'eylanden voor Jacatra leggende. Sy bleven de gehele daeh
daer leggen en liepen s'avonts (naer wy sien costen) naer de wal
van Jacatra; maer soo op ons affgecomen waren, soude onse gehele
vlote groot peryckel gelopen hebben. Wy hebben grote moeyte
gedaen om van de lagei' wal te corten en syn eyntelyck met hulpe
van een goede windt, daer aff gecomen. Onder seyl wesende hebbe
de resolutie op gisteren in haeste genomen, geresumeert en in deli-
beratie geleyt, off het niet best ware, dat weder naer het fort Ja-
catra liepen, omme ons met d'onse aldaer te beraden, de beste
ordre te stellen en voor de reproche , die men ons soude moge nage-
ven, dat (wy) d'onse van 't fort Jacatra soo schandelyck verlaten
en soo niet geraden gevonden wierd met de gehele vlote weder te
keeren, off het niet geraden sy, d'onbequaempste schepen als 't
Wapen van Amsterdam, de Bergerboot en 'andere naer Amboyna te
senden, en ons met de bequaempste een tydt lanck in zee te ver-
duysteren om d'Engelsen verdeelt wesende, op syn onversienst weder
V
151
aen te tasten en de schepen , die dagelicx verwachtende syn ^ op te
soecken; doch naer consideratie van tgene voren verhaelt is en an-
dere redenen meer; is andermael eenstemmelyck goetgevonden, dat
op 't spoedichste met alle schepen naer Amboyna sullen loopen,
waerover de goede windt cryghende voirder om d'oost geloopen zyn *.
Men heeft ons ten allerhoochsten gerecommandeert iewerts een •
generale rendez-vous te begrypen, sonder de behoirlycke middelen
daertoe nodich te beschicken, diesniettegenstaende hebben wy tot
Jacatra door Goodes genade, een fort gecregen; maer wat heeft het
nu te bedieden? T'is te besorgen dat alles door gebreck van goede
secoui'ssen weder verloren gaen sal, jae dat noch beclaechlycker is,
dat de plaetse door gebreck aen cruyt tot onser wedercompste niet
gehouden werden can. Heeft de Commandeur Spilbergen UEd. van
onsentwcgen niet aengedient, watter tot een generael rendez-vous
vereyscht wierd ende hoe men de saecke behoorde te vervolgen,
maer te min, Godt betert, is daerop gevolcht. Men heeft het voor
beuzelinge en onmogelycke saecken gehouden en daerover te min
secours naer Indien gesonden. lek hebbe daerop voor desen geen
repliek gedaen, omdat my t'onderwint (om UEd. tot grooter oncos-
ten, nobeler en groter equipage te persuaderen) te groot scheen en
't selve diensvolgens voor verloren moeyten was achtende; maer
dewyle nu te hulpe hebben de grote retouren, die van ons verleden
jaer overgesonden zyn, en nu mede vaerdich waren, alsoock den
armen staet, daerinne alsnu bevinden, soo sal daerby in 't gros
eenige corte redenen voegen: ons voorstel is geweest, dat jaerlycx
van Nederlandt herwerts aen, grote menichte van volck gesonden
most werden, insonderheyt menichte van soldaten en crychsverstan-
dige (sonder menichte van schepen, een groote somme geit en alle
notelyckheden naer te laten) en dat men hieromtrent plaetse moste
begrypen en inhouden. UEd. seggen daertegen, dat de gelegentheyt
*■ De bteede raad bepaalde verder dat Ceylon, als liet best bezeilde schip trachten
zou post te vatten voor straat Sunda, om de aankomende Nederlandsche schepen t^en
de £ngelschen te waarschuwen, en dat het schip Delft met zooveel lading als het
bergen kon uit de andere schepen, in allerijl door straat Bali naar het vaderland zon
zeilen , om t\)$ng over te brengen van den hagchelijken stsnd der zak^.
132
van de Comp. de lasten niet dragen can en soo znlex schoon deden,
dat daermede niet verrichten^ noch voirderen sonden, jae dat het
onmogelyck zy, in soo een landt vol volck, als het genoemde is,
plaetse te mogen honden en soo die hielden, dat se de Comp. door
den oorloch ommt wesen zonden. Hierop antwoorden, dat wy met
d'overgesonden retouren betnycht hebben, dat jaerlycx capitael ge-
noech hebbende, een retonr van 80 a 100 tonnen gonts over souden
connen senden; de frivole tegenwerpinge , dat de Heeren soo grote
retouren niet souden connen vertieren, meriteert geen wederlegginge,
want de tydt sal de slyt wel geven. Jae per aventnre, d'orientaelse
waren weder van 't westen in 't oosten trecken. Soo wy nu jaerlycx
80 a hondert tonnen gouts versonden, hoe sonde de Comp«. de lasten
dan niet dragen connen van d'equipage, die wy jaerlycx eyschende
Kyn. Seynd ons eens, tgene met 3, 4 a vyff millioenen guldens
geequipeert can werden, soo zullen ÜËd. andere retouren becomen
dan oyt overgesonden zyn en sullen haer saecken in goeden standt
geraecken, daer 't anders nimmermeer wel wesen sall. Wat nu
aengaet, dat wy geen plaetse met verdeel souden connen in oorloch
houden, in soo een landt vol volck als het genoemde is, hierop
antwoorde dat de Portugesen en Spangjaerden getuigen: wat een
weynich Christenen tegen veel hondert duysenden Indianen cofinen
doen. Hout de Coninck van Spangien meer dan 500 soldaten in
Hanilha, synder wel 300 in Malacca? Hebben zy niet geheel
Orienten te gelyck tegen gehad? Syn wy minder dan zylny-
den? Hebben hare vyanden haer verduyri? lek bekenne wel
dat het begin van den oorloch geen geit in UÊd. casse sonde
brengen en dat met cleene macht geen plaetse begrepen werden
can; moer sonder oorloch sult ghy nieuwers ter werelt tot goeden
vrede geraken. De natuyre leert, dat de oorloch vrede baert en die
niet en saeyt sal oock niet maeyen. Siet eens wat nu door cari-
cheyt (die het gebreck van crüyt veroorsaect heeft, verloren werd.
D'arme staet, daer wy ons nu in bevinden, helpt my getuygen,
dat de honden ons souden eeten, (ick wil daerby seggen al wat
leeft) en dat met recht en goede redenen, soo geen groote macht
becomen om elck eeü 't hooft te inogen bieden , en binnen de
behoirlycke limitpalen te doen blyven, ick segge met recht en
goede redenen ) want soo daer een vraet quame, die alle vruchten
IS3
der werelt opsloeken wilde, souden alle dieren geen gelyck hebben
om dien vraet te verslinden. Maer byaldien Alexander de Grote
weder opstonde, wie sonde hem tegenstaen oft als ÜEd. beleyt soo
groot en nobel worde als dat behoort. en de £d. Compe. seer wel
vermach y wie sal de Yereenichde Nederlanden alsdan niet eeren om
gemst en welich onder haer vleugelen te schuylen, sweven en leven,
lek sweer V by den Aller hoochsteuy dat de Generale Comp. geeti
vyanden heeft j die haer meer hhukr en schade doen, dan d'onwe-'
tendheid en onbedachtheyt (hout het my ten beste) die onder ÜEd,
regneert en de verstandigen overstempt.
Yooren is geseyt, hoe d'Engelsen tot Bantam 15 schepen hadden
leggen en de Swerte Leeuw genomen was, daemaer hebben zy
noch een schip van Patany gecregen en een van Jambi, soodat nu
18 schepen sterck zyn. Godt geve dat met U' Ed. middelen niet
meer versterct werden, T'is nu gebleecken, dat zylieden niet
alleene voor hebben, simpel revenge te pemen van de schepen, die
wy van haer in Banda genomen hebben, want de Swerte Leeuw
ongelyck meer waerdich is, dan 't gene van haer hebben, maerdat
dese onse gehele vloot meenden te nemen of te verslaen; alsoock
(gelyck selfis geseyt hebben) alle UËd. resterende schepen hier en
daer verstroyt wesende en die noch van 't Patria souden mogen
comen, omme alsoo meesters van des Comp'. middelen en conse-
qnentelyck van de gehele Indische handel te worden en dat op een
gesochte actie. Want aen d'Engelse missive door Mr. Adams van
Amboyna geschreven, die wy ÜEd. voor desen overgesonden heb-
ben, blyct claerlyck hoe d'Engelsen haer schepen expresselyck in
Banda gesonden hadden (alsoo daermede door gebreck aan capitael
niet anders wisten te doen) opdat wy die aentasten en zy dan actie
hebben souden, om thienmaal meer weder te nemen. Dat haer
disseyn soo boos en groot was, hebbe noyt connen geloven, voor
dat met gewelt van haer aengetast wierden. Doen sy onse vloote
quamen opeysschen begost elck een daerom te lachen, even gelyck
off het kinderspel was, maer t'is gebleecken, dat zy 't welernstlyck
meenden. Al 't geen zylieden gedaen en onderstaen hebben, is
met gemeen advys en raedt van die van Bantam en Jacatra ge-
schiet, sy syn 't over lange metten andren eens geweest, niet uyt
goede lieffile, maer omdat elck meent, wy verslagen zynde, syn
134
personage daemaer te spelen, dan ick vertronwe, dat d' Almogende
ons wel behouden en haer groote boosheden voorseedker straffen
zall, gelyck men oochschynlyck siet, want airede gebleecken is, d^t
d'Engelsen en Javanen meer dan thien veiradische aenslagen, die
op ons gemaect hadden , door sonderlinge schickinge Godes, mis*
luct zyn
In voors. thema is geseyt, wat d'Engelsen beweecht heeft een
generale oorloch tegens ons aen te nemen en wat haer disseyn is.
Wat die van Bantam en Jacatra beweecht, en wat haer voornemen
zy, sullen naer onse opinie mede verhalen.
Van outs is in dese landen een prophetie, namen tlyck in China,
Java, Molucco, Amboyna, Banda en Solor; datter van verde een
vreemde natie comen zall, wit van colenr, geheel gecleet, jae oock
de handen en voeten, hebbende catteoogen en een groote nens,
verekens eetende, dewelcke voors. landen besitten en het maho-
metisten gelooff te niet doen sullen. Hiervoor wort in alle de voors.
landen seer gevreest. T'is kennelick dat de Chinesen daerover geen
vreemdelingen eenich acces, in haer landt willen vergunnen.
Doen d'eerste schepen van de Veteenichde Nederlanden tot Ban-
tam quamen, wierd by die van Bantam voorgenomen en onderstaen
(als UEd. kennelyck is) het volck te dooden, en de schepen en
goederen als een proije te nemen. Na de (reden) waeromme , hebben
wel vernomen; maer men wist geen andere reden te geven, dan dat
het was om soo (doende) vreemde natiën geen acces te geven en om
de buyt te becomen. De Javanen daemaer de courage, macht en
middelen van de Vereenichde Nederlanden meer en meer siende,
heeft sulcx te meer ontsach veroorsaect. Hierby comende de vrese ,
dat wy wel souden mogen wesen, degenen die thans oft morgen
meerder mochten worden en de religie veranderen, is daeruyt een
generaele onversoenlycke haet gevolcht, dewelcke d'onversadige gie-
richeyt van dese mooren en haer boose troulose weth noch meer
vermeerdert.
De Pangoran Area Mangala, die hedens daechs in Bantam domi-
neert en oock een moorse priester is, vresende, dat wy thans oft
morgen syn meester souden werden, heeft over thien jaren begost
ons te quellen, om ons alsoo te snoeyen, dat hem boven 't hooft
niet sQuden wassen, dan alsoo hem ontworstelt zjn en tot Jacatra
135
ons gerieff bequaemen, waerdoor Bantam vry wat affiuun, is hy
zyn fanlte gewaer geworden en heeft gesocht ons van daer te ciygen.
Interim van den Coninck van Jacatra verstaende, hoe wy plaetse
tot een fort veraocht hadden , waeroyer noch meer gevreest wierd,
dat haer prophetie voorseyt heeft, gelyck mede, dat alle den handel
van Bantam t'onswaerts trecken sonden; hierover is de Coninck van
Jacatra door die van Bantam en alle andere naeste gelegen hooffden,
gedrongen geworden tot het vileyn attent, welck Pangoran Gabangh
op 20 Angnsto passado, tot onse totale rayne meende te executeeren
Dien a^nslach met noch veel andere meer, die met d'Engelsen be-
leyt hebben, gemist wesende ende siende, dat wy t'onser verseec-
kering op de becomen actie een volcomen fort waren maeckende en
dat noch op ons alderswackste wesende, heeft haer de vrese doen
haesten en gedwongen ons met gewelt te prevenieren en om solcx
te beter sonder nadeel van Bantam uyt te voeren, hebben zy de
boosheyt van d'Engelsen by de hare gevoecht en is het werck seer
behendichlyck begost, onder pretext, dat de Coninck van Jacatra
zyn stadt tegen den Mattaram sonde verstercken, gelyck voren ver-
haelt is. Interim de bateryen rontom ons gemaect wierden, heeft
hem die van Bantam soo neutrael gehouden, als immers doenlyck
was, opdat hy, die met d'Engelsen het qnaet doet, de schone per-
sonage sonde mogen blyven D'aenslach
honden wy voorseecker met advys en raedt van de omliggende
Coningen gemaect te wesen. Den ouden Coninck van Cheribon hout
Bantam en Jacatra airede voor verloren en aflfgescheyden van hare
moorse gemeente. Ons fort Jacatra noempt hy Nieu-Malacca: »Wy
„syn voor desen naer Malacca (ge)varen (ten) oorlogh sonder yets
„ te verrichten , (seyt hy) , de Portugiezen connen niet bestaen tegen
n dese lieden , die nu airede een nieuw Malacca in ons landt be-
nSitten; connen die van Malacca tegens haer niet bestaen, wat zullen
„wy dan doen, die veel min vermogen?" Dit zyn de redenen van
den Coninck van Cheribon. lek verseeckere U Ed., soo wy 4 aöOO
soldaten met alle notelyckheden hadden, dat wy haest sooveel ruymte
8oude maecken en soo veel voet in 't lant becomen, dat de reviere
niet verleyt soude werden en geheel Java, Godt ten voorsten, ons
van 't landt niet slaen en soude, Patientie moeten wy hebben, tot
dat het de Heere versie.
156
Soo U Ed. niet van siime zyn, jaerlycx grote menichte van sche-
pen, volck, geit en alle notelyckheden te senden, bidde ick ander-
mael my metten eersten te doen verlossen en dit veisoeck ien beste
te nemen, want lek sonder grote middelen üEd. begeren niet vol-
doen can
Bantam is met die van Halacca correspondentie houdende ^ daer
syn voorleden jaer eenige mesticen van Malacca tot Bantam geweest
en alsnn weder eenige anderen gecomen, dewelcke aen den Pan-
goran (naer my geseyt is) liber acces en vry geleyt voor seeckere
ambassaten van Malacca versocht hebben , enz
In 't schip d'onde Sonne, gesnckert leggende voor Mandaliqne,
omtrent 3 mylen beoosten Japara; adij 14 Jannary 1619.
UEd. Dienstwilligen
J. P. COKlf.
P. DE CaBPSNTIEB.
PiSTEB DiBCZSOON,
XXX. De benoemde GouvBBmBUB Genebaal Jan Pietebbz.
GOEN AAN PlETEB VAN DEN BbOECE.
Aan boord van het schip deOudeZonne^
zeilende naby Jakatra, 3 Jannarij 1619.
Aen Pieter van den Broecke,
Commandeur op 't fort tot Ja-
katra, per een schuytgen ge-
sonden.
Eersaeme, seer discrete Sr.
Naerdat van ü L. gescheyden syn, liepen wy eergisteren, met
onse seven schepen recht dwers op de vloot van d'Engelsen, om de
Bergerboot te soecken ; d'Engelssen weken ons en vyff van haer
capten haer anckers, sonder dat van wedersyden één schot ge-
schoten wierd.
Op gisteren de Bergerboot tzeewaert zynde, liepen weder voor
de wind recht op en beneden de Engelsche schepen, enz.
137
(Hierop volgt het verhaal van den zeeslag tegen de Engelschen,
welk verhaal overeenstemt met het berigt, dat hierboven in de mis-
sive van 19 Jan. te vinden is.)
Ënde alsoo wylieden op gisteren een derde paert van al het cruyt,
dat in de vlote is, verschoten hebben,
sjm wy t'onser leedtwesen genootsaect geworden, met advys en
goetvinden van de presente raden met dese schepen innewaerts naer
Amboyna te seylen, omme alle des Comp'. macht by één te versa-
melen en datelyck weder herwerts te keeren, welcke resolutie ü L.
gelieven zal ten beste te nemen en aen 't gemene volck ten goede
uyt te leggen en goede conrage te geven, Wy beloven ÜL. by
desen metten aldereersten weder te keeren.
Stelt doch in alles goede ordre, geeft het volck goede courage
en bewaert de provisie wel, hout de plaetse soo lange hel eenkhmUs
doenlyk is, betracht U eere daerinne. Wy sullen 't UL. recom-
penseren.
Soo 't geviele (des Grodt, hoop ick, niet geven zall) dat U de
plaetse niet houden cost^ soo maect dan aeeoort met d'Engelssen of
met den Coninck van Jacatra^ doch wy achten dat het beste zy, dat
de plaetse in dien gevalle aen de Engelssen overgegeven wert, Bewaert
doch wel alle myne boecken^ brieven en pampieren en soo die niet
solveren conty verbrant liever alles tytelycky dan dat het in handen
van onse pyanden compt.
In den slach gisteren, hebben wy over de vloot verloren 8 man en
15 gequetsten gecregen, de courage van 't volck was uytermate groot
en daer is uyt de Sonne en Gouden Leeuw groot gewelt met schieten
gedaen. De Gouden Leeuw heeft dien dach 22 vaten cruyt ver-
schoten, hadden wy cruyt genoech, souden machtichgenoechwesen,
om d'Engelsen weder te staen, dan nu het Godt soo gelieft, moeten
patientie hebben. Alsoo ons vertreck geschiet, omme de macht by
één te versameien, en onsen standt in de waechschale niettesetten,
houden wy voor seecker, dat het d'Engelsen, die van Bantam en
Jacatra vry wat in toom houden zall en dat ÜL. in noodt (als niet
verhope) gerakende, des te beter conditie bedingen zall, dan oft
wy verslagen wierden.
Doet myne groetenisse aen S^ van Ray, de predicant, M»". Jan,
Oapiteyn, Luytenant en in somma aen allen in 't generael.
tS8
In myn grote kist is een doosken, met drie originele commissien
en een packet met seeckere gesloten missive , aen my in eygen handt ,
bewaert die wel, dat se in geen. vreemde handen comen. Myn
groot copieboeck sy UL. mede gerecommandeert Weest wel op U
hoede j dat met eenige vrientlycke handelinge niet verraden en tvert.
Laet iytelyck, als UL. goet water becomen can, alle vaten en
potten vnllen, doet een groote provisie van water in voorraedt op,
opdat door gebreck van water niet gedwongen wert sich , aen onse
vyanden over te geven.
Gebruyct Evert mede in den Baedt.
In 't schip d'onde Sonne, seylende met ons 8 schepen nevens
Jacatra, adij 3 JannarQ a^ 1619.
XXXI. JOVBI^AEL VAN DIS BEL£€tEBIIf6S VAN 't fOBDT
Jagatba 1619 ^.
In den name des Heeren, anno 1618 den 30 December, is op
een Sondach tegen den avont, Pieter van den Broeck Commandeur
gemaect en Jan Janssen, van Gorckmn, is capiteyn gei^aect van
het fort te Jacketra en den Hr. Generl. Jan Pietersz. Coen, die
ginck scheep , om met syn seven schepen tegen elf schepen te slaen.
Godt verleen haer al te samen gheluck en welvaert, dat sy victory
vercrygen moogen, is 't haer salich. Amen.
Looft Godt, den 4 January 1619.
Adij 4 dito, op een Vrydach, doen liet de Heer Commandeur
een pmit maken, aen de oostsyde van het groote huis en de Hr.
1 Er bevinden zich , onder . de papieren over de gebeurtenissen van het jaar
1619 , uit Indie aan het opperbestunr in Nederland gezonden , op het Rijks-archief
twee journalen , beiden geschreven door personen , die het beleg van het fort Jakatra
hebben bijgewoond. Het journaal , dat wij hier mededeelen , is het meest naauw-
keurige, terwijl he{ andere, waarvan wij slechts een kort gedeelte geven, meer het
kenmerk draagt van later te zijn opgesteld. Ongelukkig zijn de schrijvers vftn l^de
journalen onbekend» en hunne namen heb ik niet kunnen opsporen.
139
Oommandenr, die sette het volck alle dagen, dapper te werck om
het fort te verstereken tegen onsen viant.
Ady 6 dito, op een Sondach na den middach, met de zeewint,
doen qnamen daer, tien Engelsche scheepen te Jacqhetra op derede,
doen waren wy belegert te water en te lande, dat daer niemant
nit noch in coomen conde (en oock in vier maenden.) .
Ad§ 7 dito, op eenen Maendach en Dynsdachs nachts, doen
raeckte een Engels schip aen brant en verbrande heel wech; maer
niet wetende wat het voor een schip was, daema doen wy met de
Engelschen in accoort waeren, doen seyde den Engelschencoopman,
dat het schip den Swarten Leenw was, dat daer verbrande, dat
den brant in 't ruym van een caers gecomen was.
Adij 14 dito, op een Maendach, doen was er een Japonder buyten
het fort en socht avantasy, sonder weten van den Heer Comman-
deur, over dat slootgen by onse pachger, op een hooghe plaets,
daer vont die Japonder een brief, was aen eenen stock ghebonden,
met een wit doeckjen, boven die brief was op syn Javaens geschre-
ven en de Japonner nam den brief en brochtse aen den Hr. Com-
mandeur, doen liet de Hr. Commandeur den raet vergaderen, doen
lieten sy (des) kock(8) vrou ontbieden , die con 't Javaens lesen , die vrou
seyde, dat. daer in (ge)8chreven stont, dat die Coninck garen pays
maecken wonde, met den Hr. Commandenr, dat het moyden (dat
het hem * moeide) , dat hy tegen ons volck opgestaen hadde , en
s'achtermiddachs doen sont de Heer Commandenr met synen raet,
die Japonner met eenen brief weder heenen, was aen een stoxken
ghebonden met een wit doexken daerboven, dat die Japonder dat
stocxken steken soude op deselve plaets, daer hy d'ander brief van
daen ghehaelt hadde en tegen den avont doen qnamen de Javaenen
en haelden den brief.
Adij 15 dito, op een Dynsdach 'smorgens, doen qnamen der twee
Javanen en spraken met ons volck en tegen den avont, doen qnamen
daer twee Ourangkais by ons fort en brochten eenen brief aen den
Heer Commandenr en spraken met malcanderen.
4 Ady 16 dito, op een Woensdach 'smorgens vroech, doen qnamen
weder twee Orangkais binnen het fort, om met den Heer Comman-
denr te spreken, van accoort te maken en doen*gingen daer dry
van om volck, met name den Dominé, met den docter en Jos^ph
140
Janssen de Natelaer, nite den Goninck toe om met hem te parlmen*-
teeren van accoort te maken.
Adij 17 dito, op een Donderdach 'smoigens, doen qnaemen daer
weder een deel Or(ang)kais met (den) Oraef syn zoon ^ , binnen
het fort om met den Hr. Gommandenr te spreken, om het accoort
te maken, doen gingen dieselfde dry naer den Goninck toe, om met
hem te spreken van het accoort te maken, dit parlementeeren dnerde
vtjff dagen lanck aleer dat sy met malcander het accoort besloten
hadden.
Ad9 19 dito, op een Satnrdach 'smorgens vroech, doen qiiamen
weder een deel Orangkais binnen het fort, om dat accoort te be-
slnyten en doen gingen dieselve dry van ons volck weder naer den
Goninck, doeif werde het accoort beslooten, dat het bestant wesen
sonde tot der tyt toe, dat den Hr. Oenrl. met Godts hnlpe te Jac-
qnetra comt en die cat met aUe dry pnnten, die souden staen bly-
ven, zooals wy se gemaect hadden en daer niet meer aen te wercken,
des soo sonde die Hr. Gommandenr met synen raet ses dnysent
Realen van achten aen den Goninck gheven, de helft aen geit,
d'ander helft aen klederen, maer het qnam met den Goninck op een
verraet nit, als U £. hier naer wel hooren sal, hoe het in 't fort
gegaen is.
Ady 20 dito, op een Sondach 'smorgens vroech, doen quamen die
onde Oraef met een 'deel Qrangkais binnen het fort en brochten
eenen brief van den Goninck, daer stont in geschreven, hoe dat sy
met malcander veraccordeert waren en hoe het accoort beslooten
was met des Gonincks eygen hant onderteyckent, doen liet de Heer
Gommandenr met synen raet aen den ouden Graef gheven dryduysent
Realen van achten aen geit en 3000 aen cleden, daer ginck die
Graef mede deur en bracht het naer den Goninck toe, soo hy seide,
en 'savonts voer de bottelier naer de bassaer.
Ady 21 dito, op een Maendach 'smorgens vroech doen quamen
daer een deel Qrangkais, by den Hr. Gommandenr en gaven hem
een mooy praetjen en sy seyden, dat de Goninck de koyen noch
bewaert hadde (?) dat de Hr. Gommandenr eens by den Goninck
1 Zekere Kiai Aria, werd door de Hollanders genoemd, de Graaf.
141
comen sonde; hy begheerde den Hr. Conunandenr eens te sien, hy
hadde ghene kennis aen den Hr. Commandenr.
Ady 22 dito, op een Maendach 'smorgens vroech, doen qnam die
Sanunadaer (Sjahbandaar) binnen het fort en daemaer qnam die
onde Graef en seyden tegen den Commandenr, dat hy by den Co-
ninck te gast coomen sonde, dat de Coninck hem groote vrientsehap
betoonen sonde, omdat wy met malcander vrede hadden en den
Coninck sonde hem die koyen weder gheven. Doen liet de Hr.
Commandenr den raet vergaderen en de raet vonden het goet te
weesen, dat de Hr. Commandenr naer den Coninck gaen sonde en
nemen een gouden kelten mede en schencken die aen den Coninck.
Doen ginck de* Hr. Commandenr naer den Coninck toe en nam met
hem den docter , met Dirck Jemming en twee soldaten en twee Ja-
ponners, en sy vergaten het weercommen en de bottelier was aen
de marct om goet te coopen en hy bleef oock achter en tegen den
avont qnam een coopmansjongen met een wit vaentien en brocht
eenen brief binnen het fort en seyde, dat de Hr. Commandenr met
het volck ghevangen waeren oft een deel beesten gheweest hadden
en al haer goetjen ontnomen, dat sy by haer hadden. Dat was de
pais, die de Javanen ghemaect hadden.
Ady 23 dito, op een Woensdach 'smorgens vroech, doen trocken
wy al 't samen aen het eert dragen in het packhnys, dat aen de
banier ^ staet, soo jonck en ont, ondercooplnyden , assistenten,
niemant was vry, dan alleen de siecken en de soldaten, die wacht
hadden, want die vaendrich was cloeck en gesont, maer hy was al
te groote meester om eert te dragen en oock bnyten te wesen by
de soldaten, <»ndat het werck wat voortgaen sonde, dat sonde syn
reputatie te na ghegaen hebben, maer by de vrouwen te gaen als
Speranty en haer quartier, om een prae^en te maken en daer te
sitten eeten een siery pinnanck en drincken een toebackjen, dat
Vermocht syner hoocheyt wel, daer was hy mans geüoech toe, om
wat te brageren over de plaets.
Ad§ 24 dito, op een Donderdach, doen waeren de Javanen met
de Engelsche vast doende, om een batery te maken op dat erf.
«
1 Welligt een schryffout voor: # rivier,» of is daarmede bedoeld, de bastion,
waarop de vlag was geplant.
142
daer de Engelsche logie gestaen heeft en wy waeren oock vast doende
om ons packhnys met alle man vol eert te draegen.
Ad$ 28 ditOy op een Maendach, doen was de battery achter de
Engelsche logie ghemaect en die battery hadde vyf poorten, daer
sy met groff geschut, uyt schieten conden, daer lieten de Engelsche
haere vlagge afwoyen en sy hadden noch twee bateryen gemaect by
den rycken Chinees syn hays, en sy hadden een brugh over de
rivier ghemaect, daer sy met het volck over trecken souden om ons
te bestormen; wy hoorden den heelen nacht timmeren en wercken.
Ady 29 dito, op een Dynsdach 'smorgens vroech, doen sont de
Engelsche Generael een brief in het fort en den inhout van den
brief dat was, of wy het fort opgheven wouden in handen van den
Engelssen Generael, behoudende het leven, of wy het opgheven
wouden in handen van den Coninck; wy hadden daer onsen keur
in, dat men daer strack antwoort op senden souden, aleer hy syne
poorten van de baterye opdede, dan sonde het te laet wesen en den
Engelschen Generael hadde noch barmherticheyt over ons, soo hy
schryft, dat (het) hem moeyen sonde, dat daer sulcken hoop Chris-
tenen van de Javanen vermoort worden souden en dat ick U beloof
dat sal ick U houden als een crygsman met eeren behoort te doen,
en doen sont de Coninck Dirck Jemmings wel vastgebonden met een
koort om syn hals op die muer en riep tegen den Capiteyn ofte wy
het fort opgeven willen in 'sConincx handen, off in den Engelschen
Generl. handen, behoudende het leven, wy mosten hem strack be-
scheyt se^en, soo wy het fort niet opgeven willen, dan sonde
die Coninck daer strack op schieten en stormen, dan sonde
daer geen genade weesen, hy soudet al vermoorden laten jonck, en
out, niet een kint het leven behouden; doen seyde de Capiteyn,
dat hy den Coninck flux bescheyt senden soude, hoe dat wy van
sin waeren, doen ginck Dirck Jemming weder naer den Coninck
toe en doen quam de Hr. Commandeur, Pieter van den Broeck,
wel vastgebonden op haere muer en riep tegen Sr. Ray: dat wy
met den Engelschen Generael in accoort treden souden en hedinghen
sooveel tocy als ghy crygen cont; dat wy het fort niet houden en
souden; dat sy den brief lesen en souden y die den Hr. Generaal op
het jongst aen lant gesonden hadde ^ doen hy wech seylde en sy
hebben my in haer bateryen geleytj dat ick die bateryen sien soude y
143
hoe fray dat se gemaect wareUj en hoeveel schut in haere bateryen
leggen ende heren en andere reetschap leyt al claer om te stormen!
Doen gaf Sr. Racy den Hr. Commandeur voor antwoort^ dat sy
doende waren om een brief aen den Engetechen Generael te sehry-
ven; doen ginek de Hr. Commandeur soo ghebonden weer naer den
Coninck toe ^. Doen liet Sr. Baye met die Capiteyn den raet ver-
garen en oock alle ondercooplnyden en assistenten en de sargianten
met die constapel majenr ontbieden, om in den raet te wesen; daer
ging ons al te samen lyff en leven aen; doen werden ons te samen
gevraecht oft wy wel moet hadden, dat fort dry maenden te honden
om onsen viant wederstant te doen, dat elck syn rechten meyninge
uitspreken sonde, daer hangt ons al te samen het leven aen; doen
worden de constapel major gevraecht of daer wel eruit was voor
dry maenden, soo als wy alle dage gheschooten hadden, doen seyde
de constapel major, dat wy noch booven twee schooten * cruyt niet
hadden, als het dry maenden dneren sonde; doen worde het be-
slooten by den vollen raet, dat men met den Engelschen GenerL in
accoort treden sonde en sien hoe dat men met hem accordeeren
conde en het fort was daer niet toe gestelt om te honden, het groote
huis wouden de mueren van buyten vallen, wy mosten die muer
l In het tweede joomaal van de bdegering leest men omtsent deze gebeurtenis ,
onder dagteekening van 28 en 29 Jannarij 1619 , het navolgende :
Insgelyck versocht Pieter van den Bronck alle dagen zeer instantelyck , dat voor
syn verlossinge dodi iets mochte gepresenteert worden , daerhy voegende soo daer
immen niet toe conde veraiaen worden , de Javanen geresoloeert waren H fort een
fUeutoe oorlooge aen ie doen en dat doch wilden in H eersten eenen schoot 18 a 20
te verdragen om van alle occasie bevryt te syn. Den 29 dito, den Gooinck voor de
-vorlossinghe van de gevangen persoonen presenteerde ^2000 Ryalen van 8ea, eene
(1000) contant en een in cleeden , te hetaelen met conditie de gevangenen eerst en
alvoiren in 't fort sonde gelevert worden en de Coninck een handteecken sonde geven
van vreede en alle vrientschap te continneeren tot de comste van den Hr. Generael
en 4at alsdan alle saecke ten rechten sonden afgedaan worden ; dan de Coninck over
dit geringhe bieden t'onvreden synde, heeft terstont het fort, volck en goet op en in
syn handoi geeyst, off soo de persoonen hnn niet in syn handen vertronden, wilde
haer syn prane verleenen om naer Bantam te vertrecken en soo niet, het fort sonde
eommen bestorremen en 't zelfde inghenomen hebbende» niemant by 't leven te be-
houden en dat geschiede tot 2 a S malen toe, door Pr. van den Brouci ende den,
JJoctoor de Hoen , die al gebonden aen de punt van de stadt gebracht en alsoo
over te roepen bevolen wert, tot welck voornemen de JSngelssen de Javanen ghedu'
rieh oeftMsteft, enz
S Uier wordt waarsch^nlyk bedoeld twee schoten per dag*
144
met balcken stutten ende wy waren dapper belegert soo te water
als te lande, met macht van volck, en den Goninek van Bantam
hadde daermede te velt om ons te verslaen, vierdnysent man en
daer lagen vyf van de groote Engelsche schepen, dicht aen de
droochten om ons te water te beschieten, wy hadden in dry maen-
den geen ontset te verwachten, wy moesten van twee qnaden een
goet kiesen, ende bevelen onse siel in Godes hant, soo syn beste
wil is, soo sal het geschien, doen worde daer eenen brief geschreven
en worden gesonden naer den Ëngelschen Generael toe.
Ad0 30 dito op een woonsdach 's morgens vroech, doen sont de
Engelsche generael een coopman in 't fort, die fray dnits spreken
conde en seyde „ dat de capiteyn by den Generl. coomen sonde en
spreken met den Oenerl. van het accoort te maken, ick sal hier int
fort blyven in stadie van den Capiteyn,'' doen ginck den Capiteyn
na den Ëngelschen generl. , Godt wil hem bewaren.
Ad§ 31 dito op een donderdach 's morgens vroech, doen ginck den
Capiteyn weer naer den Ëngelschen generael toe, om het accoort te
maken en die coopman bleef by ons in 't fort soo lange als den Ca-
piteyn wederom qnam, doen worde het accoort beslooten, dat wy
met ons sytgeweer en met onse kist met goet den tweeden februaiy
trecken souden, naer het eylant toe en daer souden wy tien dagen
wesen, dan sonde de Engelsche generl. ons een schip claer hebben
met twee kleyne stuxkens en met vyftich mosquetten en met vyf en
twintich spiessen en met vier vaten eruit en wy souden alle de vic-
tualie mede scheep nemen, die binnen het fort was en aen het eylant
daer souden twee Engelsche schepen liggen om ons te bevryen voor
de Javanen, en als wy 't seil gingen, dan mosten wy nae decustvan
Cormandel toe, maer niet na Ambon, daar onse vloot was, en wy
mosten in tien maenden onse compagnie niet dienen en tegen de
Croon van Engellant opstaen en den Generael sonde ons een bescheyt
gheven met syn eigen hant onderteykent, waer wy by Engelsche
schepen quamen, dat sy ons vry en vranck varen laten souden son-
der eenyghe schade off hinder te doen en den Coninck van Jacqketra,
die soude onsen Hr. Commandeur met het ander volck, die hy ghe-
vangen hadde, loslaeten, dan soude de Coninck alle de swarten heb-
ben, die niet ghedoopt en waeren en de swarten die Gristen waeren,
die mocht den Hr. Commandeur mede scheep nemen, maer wy moes-
145
ten het aengheven, wat geit en wat rollen syde of fluweel dat wy
in onse kist hadden , opdat wy geen companies geit of goet mede
nemen souden; want sy souden onse kisten besoecken als wy uyt het
fort trocken, want daer souden twee Engelsche coopluyden met twee
orangcais coomen, die souden de kisten besoecken, vonden sy dan
wat meer geit als men hadde laten opschiyven, dan sonde het goet
en geit verbeurt weesen. Toen souden S', Ray met noch elf persoo-
nen , met naemen den dominé met een ondercoopman genaempt Johan
van der Dusse, met dry assistenten met den luytenant en met noch
twee sargeanten, met dry constapels, die souden varen naer de En-
gelsche schepen toe, in stadie van de twee Engelsche coopluyden , die
in 't fort coomen souden, om de kisten en goet te visiteren, enz.
(Hier volgen eenige byzonderheden van weinig belang.)
S'avonts doen ginck Sr. Ray met d'ander overicheyt en braecken den
Hr. generaels, met d'ander coopluyden haer kisten op, die met de
vloot wech waren; was daer wat in de kisten, dat haer behaechde,
sy namen het al mede en als der een was, die wat wech stack d'an-
der sach het, die seyden: „mede samen" daer was Brachker(?) en
den Hoofineester al mede om te helpen, die kisten op te breken;
maer sy hadden daer oock genen schade van, sy hadden haer kisten
soo vol goet, dat sy het niet bergen en konden ^ dat waren fraeye
mannen in Pieter Rays sin, die conden hem naer den mont praeten;
doen Oodt beliefSe dat wy het fort behielden, doen waren sy twee-
drachtich, doen was daer een mompelinge onder haer, dat de Hr.
Generls. gouden hoetsbant wech was, en elck seyde, dat hy se niet
en hadde, of den gouden hoetsband weder voor den dach gecomen
is en weet ick niet, ick hebbe daer niet meer van gehoort.
Looft Godt den eersten febmary 1619.
Ady 1 dito, op een vrydach smorgens vroech, doen pacten de twaelf
persoenen haer goet en maecten haer gereet om stracx naer de En-
gelsche schepen toe te vaeren, en doen quam daer een spaek in het
wiel, dat die Engelsche coopluyden met de orangcais niet en qua-
men, dat de Engelsche generael S3m woort niet houden en conde,
dat in het accoort beslooten was ^, dat hy den Hr. Commandeur met
1 De teden hiervan Was gelegen in bet contract dat tnssclien Bantam en Thomas
Dale gesloten was.
IV. 10
146
d'ander gevangens niet vry maken konde^ en wy hadden die twee
Engelsche coopluyden vry laten gaen, die wy aen het eylant gecre-
gen hadden, maer de Conink van Bantam die wonde onsen hr. Gom-
mandenr te Bantam hebben met d'andere gevangens en 'i volck des
Conincx van Bantam wonde dat niet hebben , dat die EngeLschen ons
volck nyt het fort halen sonden en brengen ons in haere schepen.
Die van Bantam lagen over de rivier by de bateryen met haer vier
dnysent ghewapende mannen, dat de Engelsche ons niet bevryen
conden om in haer schepen te brengen, doen voer den Engelsche
generl. strack naer boort toe, want hy hadde geen betrouwen op die
Javanen, hy meende dat hy oock half verraden was en na middachs
doen gaf de Coninck van Jacqetra den hr. Commandeur met d'ander
gevangens over, in handen van den Coninck van Bantam, aenLack-
moy , die lietse stracx los binden en 's avonts , doen sont de Hr. Com-
mandeur een brief binnen het fort , dat sy des nachts na Bantam toe-
ghevoert souden worden naer den Coninck, dat hy ons begeert te
hebben en den hr. Commandeur, die schreef dat wy niet weder met
den Engelschen generl. in accoort treden souden, aleer hy schreef
hoe dat hy het met den Coninck van Bantam claeren soude connen.
Adij 2 dito, op een saterdach, doen waeren de Engelschen ende
Javanen tweedraehtich tegen malcander en den Engelschen generl.
begeerde syn geschut weder van lant te halen en de Javanen won-
den het geschut niet volgen laeten, dat sy groote questie met mai-
canderen hadden en tegen den avont doen quam daer een Engelsche
capiteyn by ons fort en riep tegen onsen capiteyn „ dat wy goede
„ wacht houden souden , sy souden te nacht haer geschut van lant
„ haelen, of de Javanen tegen ons volck opstaen wouden, omdat wy
jf het geschut haelen willen , sonde ons volck wel onder U fort coo-
„men moogen om haer te bevryen," doen seyde onsen capiteyn:
„Ja, laetse het geschut haelen van lant, willen de Javaenen tegen
„ haer opstaen laetse onder ons fort coomen , wy sullen se bevryden
„van de Javanen,'' en sy haelden op dien nacht vyfstucken, soohet
volck des anderen daechs tegen ons seyde.
Adij 3 dito, op een sondach 's morgens vroech, doen begonnen wy
weder eert in het groote pachuys te draegen om schootvry te ma-
ken, wy wisten niet hoe dat wy het hebben souden, wy saten tus-
sen twee stoelen in de as; wy gaven het Godt op, in syn genade-
147 '
lycke handen^ soo het synen liefsten wil is, soo sal het geschien en
de Engelschen riepen ons toe, dat wy goede wacht souden houden
en wesen op onse hoede, men mochte op de Javanen niet betrouwen.
Ady 4 dito, op een Maendach des namiddachs met den zeewint,
doen quam een prau van Bantam en brocht eenen brief in het fort.
Ady 5 dito, op een Dynsdach 'savonts, doen quamen binnen het
fort twee Engelsche coopluyden, om met Sr. Raey en den Capiteyn
te spreken of sy noch haer woort houden wouden van het accoort,
dat sy met den Generael gemaect hadden, doen seyde de Capiteyn
of de (renerl. ons wel vry gheley t gheven conde , om aen haer boort
te comen; de coopluyden seyden, van haer best te sullen doen aen
den Coninck van Jacqetra, om ons vry aen haer boort te crygen,
maer de Capiteyn hoorde sooveel aen haer woorden, dat sy ons
niet bevryen conden, dat sy ^Tcesden voor den Coninck van Ban-
tam, dat sy daer tegen opstaen, (niet) dorsten, en die coopluyden
seyden , staen wy tegen den Coninck van Bantam op , dan soude de
Coninck te Bantam ons volck aentasten en plunderen onse logie,
daer leit onse schat in, en de Engelsche coopluyden hadden geeme
strack antwoort gehadt, van hetgeen dat sy ghevraecht hadden,
doen seyde de Capiteyn , dat hy haer morgen bescheyt seggen soude ,
sy mosten haer te nacht daer wat op beraden.
Ady 6 dito, op een Woensdach, 'smorgens, doen was den breden
raet vergadert, doen worde het beslooten, by den vollen raet, dat
bescheyt van Bantam verwachten souden, en treden niet met den
Engelschen Genrl. in accoort, want sy conden ons niet bevryden,
van den Coninck van Bantam's volck om uyt te vaeren, naer de
schepen toe en tegen den middach, doen sont de Capiteyn bescheyt
aen de Engelsche coopluyden hoe dat wy beraden waren.
Ady 7 dito, op een Donderdach, na den middach met den zee-
wint, doen quam de Sammendaer (Sjahbandaar) ghenaemt Lackmoy
van Bantam met wel 52 prauwen en met vier joncken te Jacatra
op de rede en brochten dry Hollanders mede, den eenen was den
oppercoopman van den Swarten Leeuw, ghenaemt Hendrick Janssen
met Jacques Cortele en met Dirck Jemming en sy quamen strack
aen lant en brochten brieven mede van den Coninck van Bantam,
den inhout was, soo ick hoore seggen: off wy het fort opgeven
148
wonden in 'b Coninckx lianden j behoudens het volck haer lyf en
goet, met haer volle gheweer nyt het fort treeken souden en de
helft van het Company's goet met de grove stucken voor den Coninck
en de ander helft van het goet voor de Company en dat de Coninck
ons vier sjoncken geven wonde, daer met die pranwen gecoomen
waeren, daer mochten wy mede vaeren, waer dat het ons lusten
en geliefflen, oft wonden wy te Bantam op de rede coomen enblyven
daer leggen , soo lange onse schepen quamen, het was wel ^
Adij 8 dito, op een Yrydach 'smorgens, doen wert de raet ver-
gadert, doen worde het besloten by den vollen raet, dat wy met
den Coninck van Bantam in accoort treden souden en Sr. Hendrick
Janssen, die sonde met den Coninck van Bantam accorderen en
houden hem wat strack om veel goet te behouden, als het mogelyck
waer, want wy mosten van twee quaden een goet kiesen en stellen
onse hoop en troost op den Almachtigen Gk)dt, die can ons helpen
als het syn wil is en ons salich, amen.
Ady 9 dito, op een Saterdach, doen voer Sr. Hendrick Janssen
met Dirck Jemming met een prau weder naer Bantam, om met den
Coninck in accoort te treden en Jacques Cortele , die bleef by ons
in 't fort, omdat hy een seere hant hadde.
10, 11 en 12. (Op deze dagen zijn slechts enkele bgzonderheden,
zonder belang, opgeteekend).
Adij 14 dito, op een Donderdachnamiddach,metdeseewint, doen
quamen een deel (pranwen) met volck van Bantam te Jaquatra, wat het
bednyt dat is Godt bekent, 'savonts doen het gebet ghedaen was^
doen seyde Sr. Racy tegen het volck, dat wy morgen souden een
bededach houden, dat elck hem daer naer voegen sonde om boven
in de predicatie te comen, om Qodt Almachtich aen te bidden, om
een goede uytcomste, wy wisten niet hoe dat wy het hebben sou-
den, met die Javanen en met die Engelsen, sy honden beydegaer
om ons, gelyck een haey om een krenge, maer Godt die versaoh
het, dat sy beydegaer, daer niet van cregen.
Adij 15 dito, op een Yrydach, smorgens vroech, doen worden
* In dit joornaal wordt geen mdding gemaakt yan een oploop of eene muiterfj van
bet garnizoen, dat, biykens Resolulie, dd*. 7 ¥ebr. 1619 van den breeden raad, op
dezen dag binnen bet Nederl. fort zou bebben plaats gebad en waarvan de ooraal^
zon z^jn geweest, dat bet garnizoen verlangde, dat men zieb aan de Engelacben zou
overgeven en niet aan Javanen.
149
de clocken gelayt, om in het morgengebet te coomen, dat wy den
Almachtigen Godt loven en bidden souden , om een goede nyteomste ,
soo ver als 't Syn lieve wil is en ons salich is, en omtrent negen
uren, doen worden een predicaüe gedaen en tegen den middach,
doen qnam daer een Japonder, die by de Engelschen diende, by ons
tort, en riep tegen onse Japonders op haer spraeck*, dat wy ons
claer maken souden en wesen wel op onse hoede, dat die Coninck
van Jacatra syn volck claer maecte om stracx te stormen, soo sy
anders niet en wisten, maer de Javanen waeren stracx self tegen
malcanderen tweedrachtich , die van Bantam en die van Jacatra en
namiddaechs, doen worden weer een predicatie gedaen en 'savonts
voor den eeten, doen worden het avontghebet ghedaen en wy souden
wat bancken (banketten), om ons avontmael te doen worden die
twee slavinnen met Anselien en Speranty mede te eeten gehaelt en
sy setten de vrouwen aen het hooge ent van de tafel en onthaelden
se seer wel, doen die ondercoopluyden met de assistenten ge-
banct hadden, gingen sy van de tafel en daer bleven aen de tafel
sitten Bay, met den Capitein en den Domine, Evert Hermans, met
den Luytenant en vaendrich by de vrouwen en waeren vrolyck en
blyde en droncken den Spaenschen wyn en speelden moy weder
met die vrouwen, en songen: „Tabe, tabe, signora! moeda baiw
„bantel ticker betta mau rassa! ^ " maer dat den Domine over dach
gepreect hadde, dat was haer al vergeten, sy hadden al te veel te
doen met die schone vrouwen; maer men dacht niet om Godt aen
te bidden om een goede uytcomst te crygen; dat spel duerde tot
een ofte twee uren toe, in den nacht, doen ginck elck naer de koy
toe en die drie vrouwen sliepen boven, en den vaendrich brocht
8peranty 'thuys en speelde met Speranty een kuns^'en in haer huys ,
dat daer waerachtige luyden waeren, die dat ghehoort en gesien
hadden, dat het ons verwondert, dat Godt ons niet en plaegde,
omdat daer sulcken overspel van onse overicheyt geschiede, nade-
mael, dat wy in sulcken beleyden fort laegen, daer was Baey in-
venteur van de saken, dit duerde alle avonden met die vrouwen te
domineren, soo lange totdat sy heyeken (?) waren, want Ray was
doen sulcken grooten meester in zynen sin, omdat hy by provisy
1 Tabe, tabe, signora mooda; bawa bantal tiekar bejta mau rasa!
130
Commandenr was en ginck alle dagen met een gouden keten, om
synen hals, brageren en waer dat hem over dag wat in den wech
was, dan begon hy strack op het volck qnalyck te spreecken en
maecte daer honden van, met veel andere smadelycke woorden, als
hy tegen het volck sprack, dat zy niet gewent waeren, sulcken
quade woorden te hooren by den Hr. Generls. tyden, doen hy noch
te Jacatra was, daer sy eenen helen dach stonden en wrochten en
'savonts, als boven de maeltyt gedaen was, dan most hy tegen
den eenen of den anderen kyven tot smytens toe, off hy most met
die vrouwen vroolyck wesen, hy conde syn rust niet houden, en de
Javanen van Jacatra en de Javanen van Bantam hadden dien heelen
nacht sulcken spul met malcanderen op die groote bassar, of sy
malcander vermoert hadden, sulcken gecryt en geraes was daer van
vrouwen en kinderen, wy wisten niet wat het beduyde, dat sy
(soo) seer raesden en creten.
Adij 16 dito op een saterdach, doen hoorden wy seggen, dat die
van Bantam, hadden den Coninck van Jaccatra, uyt syn ryck ge"
stoeten en de Coninck worde strack wechgevoert en moest syn lant
verlaten en die van Bantam besaten syn ryck, doen liet die Sam-
mandaer de Javanen en de Chineesen met alderley goet voor onse
poort te coop coomen.
Adij 20 dito, op een woensdach, doen sat de luy tenant met een
deel anderen in syn camer en droncken en hadden die moye vrou-
wen by haer, soo als Speranty met haer quartier en waren vrolyck
en maecten die vrouwen soo droncken , dat sy in 't schoei lagen en
sliepen. Zy conden arak en spaenschen wyn genoech crygen om te
domineren, maer de siecken conde Ray wel weygeren, want men
con len allegader soo mooy niet praten en hangen die huich naer den
wint, als sy wel deden, daerom worden een deel niet geacht in
Raey's sin en de luitenant dede op eenen avont de ronde en quam
by het lantpoortjen en de schiltwacht riep, Hola! die luytenant
seyde: Ronde! doen quam die corporael voor den dach, doen seyde
de luytenant tegen den corporael, comt beneden, ick sal TJ het woort
gheven, ick soude my vermoeyen, dat ick die trappen opliep, maer
hy vermoeyde hem niet, met die vrouwen te domineren en drincken
met haer den Spaenschen wyn en wesen vrolyck.
Adij 21 dito, op een donderdach, doen sette de capiteyn het volck
te ^wrerck om eert in 't noortwestei-punt te dragen
Adij 22 dito, op een vrydach s'achtermiddaeelis met die seewint,
doeB quaemen daer een deel prauwen van Bantam te Jaeatra en
brochten eenen brief van den Coninck van Bantam, wat den inhout
van den brief was en weet ick niet.
Adij 23 dito, op een saterdach 's morgens ontrent tliien uren, doen
soude daer een Japonner gbeharqueboseert worden, omdat hy op
Bchiltwacht gheslapen hadde en worde van de capiteyn van de Ja-
ponders verbeden, doen worden dese dry vrouwen die boven gesla-
pen hadden elck aen eenen man ghegeven, doen sy lange ghenoech
daermede gespeelt hadden.
Adij 24 dito, op een sondach 's morgens, doen die predicatie ghe-
daen was, doen tronden daer thien persoenen, daervan waeren ses
dnitsen, die trouden met swarte vrouwen en d'ander vier waeren
swarte persoonen met malcander^ daer waeren ses swarte vrouweni
die gedoopt worden met één duitsman, doen worde een groot feest
ghehouden en songen en sprongen, gelyck oft wy in een boeren ker-
mis waeren .
Ady 25 dito, op een maendach 's morgens vroech, doen qnam Sr.
Hendrick Janssen met Sr. van Uffelen met Direk Jemming met prau-
wen van Bantam te Jaeatra en brachten eenen brief van den Coninck
dat sy al veraccordeert waeren met die goederen, maer die Coninck
eonde ons niet bevryden van de Ëngelschen, en die eoopluyden te
Bantam, die hadden den Ëngelschen generael d'ander helft vancom-
papy's goet al geboden, dat hy ons volck vry varen laeten soude;
de Ëngelsche generael begeerde dat niet te doen en de Engelsche
generael liet al haer goet te Bantam uyt de logie haelen te scheep.
In den brief van den Coninck, daer stout in geschreven, soo ons
- geseyt worde, als dat de Coninck van Bantam het fort opeysste en
soude ons het halve company's goet houden laten, en d'ander helft
van 't company's goet met die groove stucken, die souden voor den
Coninck wesen, en hy soude ons met cleyne prauwen te Bantam
haelen, hy conde ons niet beviyen van de Ëngelschen en de Ëngel-
schen seyden, als wy met cleyne prauwen naer Bantam voeren, dat
sy daer met haer boot op passen souden en tasten ons aan; ofte de
Coninck wonde ons wel te Jaeatra blyven laten woonen, dan mosten
wy de vier punten afbreken en de Coninck soude onse stucken met
1B2
die mofiketten te Bantam haelen; en die Banunandaer met noch een
groot meester met haer volck, souden by ons woonen, om ons te
beschermen van de Engelschen en wy souden anders niet hebben
dan ons sytgeweer. Ende s'avonts worde weder bruyloft ghehouden
en droncken den Spaenschen wyn met die vrouwen en waeren vro-
lyck en blyde, elck had eene vrou aen syn syde.en lieten fiolen
sorgen.
Adij 26 dito, op een dynsdach 'smoigens, doen worde den raet
vergadert, doen worden het beslooten by den vollen raet, om het
fort te houden en vechten tot den jongsten man toe, ais de Coninck
van Bantam ons niet bevryden kan van de Engelschen, daerom was
het best, dat wy het fort hielden en setten onse hoop en troost op
Godt Almachtich, soo syn lieve wil is, soo sal het geschien; doen
dorsten Sr. Hendrick Janssen met Sr. van Ufièlen met Dirck Jem-
mings niet weder naer Bantam varen by den Coninck en sy bleven
alle dry by ons in 't fort en den Coninck sonden sy eenen brief met
een schenkagie, doen hadden wy groote sorge, dat de Coninck om
den hals brengen soude, die te Bantam in de logie waeren; daer
waren wel 70 duitsen, die te Bantam van de Engelsche schepen
wech geloopen waeren, het was volck van den swarten Leeuw, die
de Engelschen ghenoomen hadden.
Looft Godt, den 3« Martij sfi. 1619. —
Adij 3 dito, op een sondach 's achtermiddaechs , met den seewint
quamen een deel prauwen van Bantam en brochten ons een brief van
den Coninck. Den inhout van den brief was, soo ick hoorde seggen,
dat de Coninck begeerde, die dry duytsen, te Bantam wederom te
hebben, die hy te Jacatra gesonden hadde, om het fort op te eys-
schen, en sy wouden niet weder naer Bantam toe en doen sagen wy
twee seylen by de eylanden coomen, niet wetende wat het voor
scheepen waeren, s'avonts ontrent te negen uren, doen quam het
eene schip te Jacatra op de rede ende quamen strack, met het boot
aen lant, doen waeren het HoUantsche schepen, quamen van Jamby
en waeren geladen met peper en het eene was het jacht den Tyger,
en het ander was de prys van de Duyvell van Delff, die was soo
leek, dat het volck hem pas boven waeter houden conden met pompen.
Adij 4 dito, op een maendach, 's achtermiddaechs met den zee-
wint , doen quam het jacht den Tyger op de rede en de piys seyl-
1B5
den met hooch water tegen strant aen, soo hooch op als sy seylen
conden, om het goet te bergen en ontrent middernacht met den
lantlycken wint, doen ginck het jacht den Tyger 'tseil om van de
rede van Jacoatra na Ambon te seylen, om den Hr. generl. advys te
brengen, hoe dat wy het fort noch behouden hebben, daer mogen
wy 6odt de Heere voor dancken, dat hy ons tot hier toe bewaert heeft.
Adg 12 dito, op een Dynsdach 's morgens, doen dede die Capitein
het Yolck vergaderen, doen worden het volck eenen brief vooi^elesen,
dat onse overicheyt het fort met alle vier pimten eenen naem gaven,
gelyck alle forten in Indie hebben en het fort worde genaemt
Batavia, soo placht Holland by ouden tyden genaempt te worden,
en de cat worde genoemt, Westvrieslandt, en het noordwesten punt
aen de rivier, worde ghenoemt HoUandia oft HoUant, ende het zee-
pnnt worde genoemt Seelandia oft Zeelant en het ooster-lantpunt,
worden ghenaemt 6eldria, oft Gelderlant en daer worden op elck
punt een nieuwe vlagge geset en een schoot geschoten en Raey liet
alle officiers des middaechs ten eeten haelen en sy bedroncken met
malcander het fort Batavia.
Adij 23 dito, op een Saterdach, doen cregen wy een brief van
Bantam, als dat onse vier schepen in de straet van Sunda beset
waren, van ses £ngelsche scheepen en onse vier scheepen hebben
daer louter dooi^eslagen en 's achtermiddachs met de seewint doen
quamen te Jacatra op de ree seven Engelsche schepen.
Looft 6odt, den eersten Aprill, 1619.
Adij 1 dito, op een Paas-Maendach 's achteimiddachs , doen worden
boven op de sael een spul gespnelt van den Coninck van Deenmarken
en van den Coninck van Sweden en 'savonts doen liet Ray dese
speelders boven ten eeten haelen en die vrouwen met haere mans,
die sy uitgehylyckt hadden met Speranty mede, die moesten daer
oock weesen en waren vrolyck en omtrent middernacht, doen worden
die swarten met haer vrouwen oock ontbooden booven en lieten die
swarten speelen op bomba, de fiuyten en scharmeyen, gelyck of
wy in een boerenkermis waren , maer juist waren wy in een bele-
gert fort en maecten die mans droncken en domineerden met die
vrouwen, maer het ginck daer toe, dat ons verwondert, dat Godt
ons niet en plaechde van het overspel, dat daer van onse overicheyt
gedaen worden, sy verdomineerden soo den arack, dat de maets al
154
te samen daerom lyden moBten en saegen geen rantsoen van arack;
maer daer de harder dwaelt, daer dwalen de schapen!
Adij 3 dito, op een Woensdach, s'achtermiddaechs met die see-
wint, (kwam) die Sammandaer, Lackmoij, met een deel pranwen
met volck te Jacatra en hadden een assistent van Bantam, van ons
volck, die brocht een deel brieven mede, maer hy mocht self in 't
fort by ons niet coomen, van den Sammandaer een swarten jongen
quam, die te Bantam bottelier was, die brocht de brieven binnen
het fort, den inhont hoorde ick niet wat het was.
Adij 9 dito, op een Dynsdach 'smiddachs, doen trock de Inytenant
met de vaendrich over de rivier met 35 mosschettiers en met een
deel swarten, om die twee bateryen in brant te steken, doen sy
over de rivier waeren, doen waerschouden sy het volck, die in de
bateryen waeren, dat sy met haer goetjen wech gaen sonden, wy
willen de bateryen in brant steken, die de Engelschen gemaect
hebben en dat volck namen haer goetjen en gingen wech, doen
staken ons volck die twee bateryen aen brant, sonder een schoot te
schieten, doen qnam ons volck wederom in het fort en staken de
vreede vlach op en s'achtermiddaechs, omtrent twee uren, doen trock
ons volck wederom nyt en namen de vreede vlach in , na des rycken
Chineeshuys om de twee bateryen aen brant te steken, daer waer-
schouden sy het volck oock, dat sy met haer goetjen wech gaen
souden, wy wouden die twee bateryen aen brant steken, daer was
die oude Graef in de batteryen met omtrent 30 man met spiessen,
maer sy hadden geen roers, nochtans wouden sy daer niet uytgaen,
doen schooten ons volck met mosschetten op die bateryen, maer
die Javanen stonden louter vast, sy wouden daer niet wycken, soo-
lang , dat der vier oft vyf nederstorten : doen namen sy de wyck en
voeren over de rivier; maer het hielt hard genoech, hadden de
Javanen mede roers ghehadt, het soude te beduchten gestaen heb-
ben, dat ons volck die batteryen niet aen brant gecregen souden
hebben, doen ons volck de Javanen op de vlucht hadden, doen stak
ons volck de bateryen aen brant en daer worden aen beyde syden
niet één schot geschoten met grove stucken; daer was een van ons
volck in syn slincker borst met een spies gesteken van de Javanen,
daer waeren noch een deel van ons volck gequetst, die hadden selfs
in de voetangels gheloopen; doen die twee bateryen verbrant waeren )
155
doen quam ons volck met twee Javaensche hoofden binnen het fort
en lieten weder de vrede-vlagge waeyen.
Adij 10 dito, op een Woensdach 's morgens, doen quamLachmoys
soon, met noch twee Javanen, in 't fort en seyden, dat ons volck
vier van Gravens volck doot geschooten hadden , met 12 gequetsten
en met een Javaen van Bantam doot en ons volck had den Graef
self op syn borst geschooten, maer het was niet deur gegaen, hy
hadde noch een schoot in s)ti cuyt gecreegen, doen hy al in de
rivier was om over te gaen swemmen, dat was oock niet doorgegaen
en doen sont de raet Pieter Francen met eenen brief naer Lackmoy
toe, en hielden synen soon in, doen Lackmoy den inhout verstaen
hadde, doen ontboot Lackmoy dat volck, die over de rivier en de
batteryen geweest hadden en vraechden haer, of het waer was, dat
de Hollanders haer gewaerschout hadden; sy seyden: Ja; doen liet
Lackmoy weder een witte vlagge op de muer steken of setten, doen
was het vrede. •
Adij 17 dito, op een Woensdach 's morgens vroech, doen worden
die timmerluyden met een deel musquettiers en een deel swarten
over de rivier gesonden, om een deel boomen om te houwen en
doen quam het voor den dach , dat daer dry vrouwen waeren , die
nieus getrout waeren, die souden haer eygen mans vergheven heb-
ben, doen worden die vrouwen boven ontbooden en worden verhoort,
doen seyden sy het recht uyt, dat sy in 't sin hadden, haer mans
te vergeven, en dat sy het goet van een Javaensche vrou gecocht
hadden, daer sy het mede gedaen souden hebben, doen worden sy
vastgeset.
Adij 22 dito, op een Maendach, s'achtermiddachs met die see-
wint, doen sagen wy een seyl, niet wetende wat het voor een seyl
was, doen het hende by quam, doen was het een sjonck, die liet
een Prinse vlagge waeyen en setten het op die reede van Jacatra
en doen voer Evert Hermans met een prau aen boort, doen was
het een sjonck , die van Jamby quam en was geladen met Company's
peper, en daer was een ondercoopman in, genaemt Piet Haein, en
'savonts doen voer onse sloep met volck nae boort toe en haelden
die peper aen lant.
Looft Godt, den 5*»^ Maijus, 1619.
Adij 5 dito. (Niets belangrijks.)
156
Adij 8 dito, op een Woensdach, s'achtermiddachB met die see-
wlnt, doen quam een pran van Bantam , daer was de bottelier van
Bantam in en brocht een brief binnen het fort met een deel Chi-
neesche hamkjens met ander barbarren ^. *
Adij 10 dito , op een Vrydach s'achtermiddaelis j doen quam daer
een pran met Dnitsen de mont van de revier in, niet wetende wat
het voor Dnitsen off Engelschen waeren, doen die prau hende by
was, doen sagen wy, dat daerin de pran sat, Sr. Carpentier met Sr. Sarens
en qnamen strack binnen het fort en sy qnamen met het fregat
Zeylon van Ambon vooruyt seylen en seyden , dat die vloot scheepen
haest coomen sonde, doen waeren wy al te samen verblyt en ver-
wachten de comst van den Hr. Generael.
Ady 11 dito, op een Saterdach s'morgeus vroech, voor daech,
voer de sloep met volck naer de eylanden toe, daer lach het fregat
Zeylon geset en haelden een deel gevangens en s'achtermiddaechs ,
doen qnam die 'sloep wederom en brochten seven Javanen, die het
fregat Zeylon met een sjonck gecregen hadde.
XXXII. EENmS BBIEVEK VAN PiSTEB VAN BEN BbOECK, BOOB
HEM, TEBWIJL HIJ GEVANGEN WAS BIJ BE Ja VANEN,
AAN BE OVEBHEBEN VAN HET FOBT
Jakatba, GESCHBEVJSN*
1. Sr. Pieter van Raeij , Capiteyn , Jan van Broechum (v. Gorcum?)
alsoo ick nu een ghevangen en deerlick ghebonden man ben, doet
de Coninck my dit briefgen aen ül. schriven, alleenlyck om U
advys te weten off ghy nu noch vechten wilt oft peys maecken , op
welck antwoort cont ghy wel dencken, wat aenstaende is,enbhegint
Ghyl. niet eerst. Godt geve ons wat salich is. Amen. Schryft
strack antwoort wat ghy geresolveert syt.
Was onderteykent s. d. UE. Vrunt,
P. V. Bbotjcke.
2. Sr, van Ray. ül. versouct myn advys te weten met wat
middelen men ons verlossinge sonde connen verwerven, dnnct my
1 Barang-baraug , ververschingen of goederen vau allerlei aard.
157
onredelyck te wesen, alsoo ghevangen ben en al wel ^ beloven,
datter in de loghie (is?). Daerom bidde UI. met maleander een
presentatie te doen op stnek van haeren eys, versoncken 10,000 R.
van achten met 2 stneken en haer toebehooren , ül. cont laten weten
wat van sinne zyt, om haer toe te legghen, dan sond' er eenghoeden
peys ghetroffen wesen; begheert oock dat ül. altsaemen onderteyc-
kenen snit, soe gon den heer president compt, dat wy alsdan sollen
vertrecken, begheert my daerom tot ondeipant, waer in 't minste
niet teghen hebben , by sooverre het den raet soo ghoet vint. Voor-
waar moeten een cleyn (verlies?) nn niet aensien, want de Engelsen
snllen anders 40 stneken aen lant brenghen en beloven ons plat te
schieten, oock is den Fransman al by de Enghelsen vry, die al
onse retreiten haer openbaert, van ons cmyt, water haelen en ons
tegenweer. Bidde UI. hierop antwoort te gheven met tgeene UI. van
sin syt, om tot onse verlossinge en den vrede te gheven.
Syet mede, sooveel hebt van de stneken, mocht die wel honden
en gheven hen sooveel ghelts meer.
Hiermede enz., 26 January ad. 1619.
(Was ondert.) Ül. Vmnden,
P. V. Bboeoke.
Op d'opscbrift stondt: Schrift doch dadelyck antwoort op desen
brief, want d'Engelsen wederom pitsiaren.
3. Ëersame Vooi-sienighe , enz.
My is op staende voet een missive van Sr. Raey gheteyckent,ter
hant gecomen, alwaer in ghementioneert stont, dat op ghisteren een
brief van den Coninck in Chinesische Spraeck ontfanghen hadde,
waer op een nien weder 5000 R*. van 8 is eysschende en niet en
weten waervoor. ül. sal ghelieven te weten, dat den voors.brieff niet
van den Coninck comt, maer van den Panghoran Padidjaram met den
Tommogon van Bantam, die gëeme, soo gou verstaen hadde , wat ül.
van sin (waart) voor onse verlossinge en (om) een groot edelmans vrien-
den, die ghebleven is, te contenteren , wilde gheven , souden den Goning
dan daertoe te verwilligen sien, om wederom een vrede te maecken;
met hem en die van Bantam , dat by haer allen sal onderteyckent worden.
1 In de kop\j, welke op het Kiyks-areliief bewaard wordt, staat wel, uit den zin
biykt , dat het wü moet zijn. Ook de brief n^. 3 draagt de blijken , van niet naauw-
keurig in bet kopijboek te zijn overgebragt.
1^8
Dit stnck dient in alle manieren by de hant genomen te werden j
want d'Engelfisen alle daeghe geweldich met ghiften en ghaven by
den Goninek aenhouden, om het fort met ghewelt van scbnt onder
de voet te schieten en beloven hem dan de helft van 't goet en
plnnderagie te geven«
lek en twyfel niet, soo de Heeren een redelicken penninck booden
ofte soude alles ten beste en proffyt van de Gomp'*'. wesen om veel
ghewichtige redenen y die hier niet derve allegieren. Nn, dat de
vrienden bieden en met malcanderen ghoetvinden, sal ick mede
onderteyckenen en haer van de penningen, soo geen suffisante rede-
nen weet te gheven, als by UI. coome, ontslaen.
'De Heeren snllen den Panghoran Padidjaram syn meningh wel
verstaen, te weten: dat UI. al te samen verbinden sult,^ met een
onderteyckenmghe, van met de eerste schepen te vertrecken, met
alle de coopmanschap en tgeen UI. sal ghelieven. Ten anderen
sooveel gelts als de Heeren sullen gheraden vinden tot ons rantzoen
en te contenteren de vrienden van den grooten edelman, die in de
voorghaende oorloghe gebleven is en de nieuwe vrientschap.
T4s wel dat voor desen een contract met den Coning ghemaect
hebbe, dat alle saecken vergeten en vergheven souden zyn, dan
door het gestadich aenhouden en groote giften van de Engelschen,
die hem op eergisteren 2000 Realen gegeven hebben, alsmede het
cryten van de vrienden van den Edelman, heeft haer dit exploot
wederom doen beghinnen, dan vermits het contract nu met raet en
daet van die van Bantam sal geschieden, mitsgaeders haer onder-
teyckeninghe , hebbe ickj omme de waerheyt te seggen daer niet
teghetiy da{ weder een seker penningh vereert worty want soo gou
wy weten wat UI. van meninghe syt te gheven, sal Lacmoy selven
in persoon naer Bantham vertrecken en den Coninck den vrede
aldaer verwittigen. Ick hebbe verstaen, dat onse 2 schepen uljt
vaderlant noch omtrent Bantham houden, die den Pangoran van
Bantham sal hier senden onder sjn gheleyde, alsoo hy d'Engelssen,
daertoe sal dwinghen omdat sy een rycke godon ^ tot Bantam hebben
en hem syn versouck ghewillich sullen toestaen, die oock met
desen vrede soude connen gesalveert worden, want Lackmoy naer
Ge dong, faktory, pakhuis.
159
dese pitsiaringe m der yl naer Bantham gaet, om de Goninck van
Bantham een pas van de Engelssen te laten eyssen, dat onse schepen
tot Bantham noch hier, niet sullen beleydigen, alsoo dese plaets
mede onder die van Bantham sorteert, hier synde een pas van den
Engelssen Generael nemen om te moghen vertrecken, dat hun sal
ghelieven.
Yoorwaer twyffel niet off UI. sal haer nu een stuck gelts toe leg-
ghen, dat ick niet soude consenteren, ten waer myns bedunckens
de Comp^e. veel daeraen gelegen waer; 't geit, dat UI. haer toeleit,
sal ick in verwilligen, vermits nu gheen vrees hebbe, daer bedroch
in is ende bereyt om te onderteyckenen en UE. daervan te ontlasten.
Als vooren soo gheen suflKsante reden weet te geven, sal een ge-
wenste saecke syn, soo den peys wederom connen treffen, alsoo nu
ghelt in desen staet dient aengesien, Lackmoy verwacht goede ant-
woort, alsoo datelick naer Bantham om 't selve stuck soude ver-
trecken, dat de vrienden op het allerhoochste recommanderen.
D'Engelsen loopen en vloucken gheweldich en verwachten maer
d'uytspraeck van den Coninq, dat die van Bantham alleen teghen
houde. Hiermede, Eersame enz., beveel UI. altsaemen in de be-
scherminghe des AUerhoochsten en onse verlossinghe met een goeden
peys, om de bloetstorting van veel sielen te conserveren. Aldns
ghedaen den 28 January a. 1619 in Jacatra.
Wat duncken de Heeren van 3 a 4000 R. alsoo daer veel aen
ghelegen is, als UI. wel mondelinghe zal connen verwittighen. Den
Panghoran Padidiaram versouckt 6 of 8 goulangs, die UI. ghelieft
te senden op myn reeckening.
(Was onderteykent)
U E. gunstige Vrunden,
PlETB. y. Bbobcke.
Henbicus BE Haen.
Medicus.
4 (5). Ick ben gisteren avont ^ by den Coninck ontboden ghe-
weest, die my heeft doen schryven, dat daetelick antwoort begheert,
1 Uit dize uitdrukking maak ik op , dat dit briefje , hoewel zonder dagteekening ,
van den 29 Januarij is. Uit het joomaal hiervoren , onder u". XXXI gedmkt , bl^kt ,
dat de brief n9. 6 in het fort is aangekomen vóór n \ 4 , maar door de overschrijvers in
Wenstaande volgorde in het kop^boek van ingekomen brieven is gesteld. Vergelijk
biermede Hoofdstuk III hierboven.
160
off ghy hem tfort en al het ghoet over wilt gheven en U in syn
handen betrouwen off met een prau naer Bantham vaeren, daerop
staende voet antwoort op bhegeert, of zal sien 't fort met gewelt in
te eryghen, en dan niemant laeten leven, maer vermoorden. Hier
dient nu gheen lang vertreek op, want hebt hem lang ghenouch
met praetgens ghehonden ende snit datellck syn gramschap verne-
men. D'Engelsen porren hem hiertoe.
Door last van den Coninck.
(Was onderteykent,)
ÜE. ellendigen gevangene Vriend,
PlETEB VAir D£S^ BbOECK.
5 (4). Hoewel ick voor my ghenoomen hadde, niet meer aen
UI. te schryven, vermits noyt gheen volcomen antwoort conde be-
comen, ben ick op ghisteren avont, wesende d'eerste mael dat inde
locht geghaen hebbe, tsedert myn gevanckenis tot des Gonincks
vader ontboden gheweest , die my seyde , verwondert was altyt geen
antwoort en geen recht bescheet op zyn of des Conincx brieven
conde vernemen, die my dede schryven, dat de 5000 R. waren tot
onse verlossinge, mitsgaders het repareren van Goninxs huyzen eo
de weduwen te contenteren, in den voorghaenden oorlogh. T'hadde
wel te wensen gheweest, de vrienden al over 2, 3 dagen iets voor
ons rantsoen gheboden hadden, om veel ghewichtige oorsaecken,
die niet derve allegieren, vermits ÜL myn schryven niet enverstaet,
dan zult de punten noch wel ghewaer werden.
De Coninck sonde wel willen, mits desen ÜL volcomen resolutie
te weten, wat ghy voor ons rantsoen voor de ander bovenghemelde
punten, alsmede den stilstandt van wapenen tot de comst van onse
schepen, dat het principaelste stuck wel is, wilt gheven. UI. hoor-
den te accorderen. Dit zal voor deesen de leste wesen, die
aen UI. sal moghen schryven. Soo den oorloch weder voortgaet,
verdraecht doch 18 oft 20 schooten uyt de stadt, eer UI. weder-
omme schiet. Hiermede verwacht goet antwoort ende beveele UI.
altsaemen een beter uytcompste, als wy alle uren verwachtende syn.
Den 29 January a^ 1619.
Was onderteykent, door last van den Coninck^
U^. Vrunt,
P. v. Bboecke.
161
XXXm. Dï GOTTTEBNETTB OXKEBAEL JaK PiETEBSZ. CoEN AAN
DB Bewindhbbbebs deb Geiteb. Oost-Inb. Comp.
(Hebben XVII.)
(Deze brief is reeds voor een groot gedeelte opgenomen in het
werk van den heer van der ChQs: „de Nederlanders te Jakatra".
De heer van der Ghijs zag echter den oorspronkeiyken .brief niet
en erkent zelf dat het afschrift ^ dat hy in handen had, de biyken
droeg van niet met bgzondere zorg te zyn vervaardigd. Om die
reden en omdat dit hoogstbelangr^ke stuk in deze verzameling niet
mag ontbreken, kwam ik tot het besluit om den brief hieronder,
naar den oorspronkeiyken tekst te doen afdrukken. Voor het eerste
gedeelte van den brief, waarin Coen verslag geeft van zijne ver-
rigtingen in de Molukken, na zQn vertrek van Jakatra tot aan zQne
terugkomst voor de kust van Java, bepaal ik mg tot de mededeeling
der geiyktydige marginalia, zooals die op den brief gevonden wor-
den. Daardoor ontstaat er eene schakel, welke dezen brief verbindt
aan dien van 14 Januarg 1619, N^ XXIX hierboven.)
In het fort Jakatra, dd. 5 Aug. 1619.
(6eD. Coen vertrocken synde van Jacatra, sendt diveTsche sehepen om vervenching
naer vencbeydea quartieren en op 16 January 1619 het schip Delff nae 't Patria. —
Arriveert op 4 Febr. ia Amboyna met 4 schepen. — Advisen uyt Banda door tjacht
NeptnnuB. — Rafraichissement van volde nae Banda gesonden met den Engel. —
Amboioa in mst gebracht met alle d'omliggende plaetsen. — Beschryving van Hotto-
monry , twélck naer vyff stormen genomen wort ende geraseert. — .... Armade in
Amboina van 35 corcorren en 3500 man tot devotie van de Nederl. Comp'«. —
Visiten aen d'omliggende plaetsen. — D'inwoonders van d'eylanden Bonoö en Assa-
hondie in gratie genomen onder conditien, alsoock die van Manipa en Kelangh. -^
Reputatie voor de Comp. , midts het veroveren van Hottonioury , doet de qnaetwil-
ligen vroesen. — 376,568 © nagelea van Amboyna. — Veel vreemde joncken in
Bonro ende Belao , sal verhindert worden 't wechvoeren van naghelen ,
noten en foelie aen de vreemden. — Hnys in tcasteel Amboyna wederom opgebout —
Joncke van Bantam in Loehoe, Combello en Hytoe stroyt nyt, dat een generale
h'guö tegen de Nederl. Comp. is gemaeckt. — Engelsche vlote in Amboyna verwacht;
doch niet gecomen. — Twee prauwen expres nyt Amboina nae de Molnqnes geson-
den — Genl. Coen vaert naer Malnco met 't schip de Trouw. — Rendcï-vous
voor de Generale Nederl. vlote, omtrent Madura vastgesteld. — Genl. Coen arriveert
in Bachian. — Advisen uyt Maluco. — Genl. Reael en Adm. vdr. Hagen in Bachian
by den Genl. Coen. — Arriveren te samen in Amboina. — 18,217 f? nagelen nyt
de Molaqnes. Groot gewas van nagelen. — Noffaqnia (door ongeluk) verbrandt met
30 Bahar nagelen van de Comp., 'twelck verhindert de pluck van de nagelen op
Macquian. — Temate en Tydore in oorloch. — Spaignarden en Tydorezen meesters
IV. 11
162
vau de zee. — Sftgu gebreeokt onder de Ternatanen. — Fort by de Temataaen op
Calleamatte gemasct en met 40 Nederl. besedt, (naer bet oordeel van Coen) tot ver-
swackingbe van de macbt van de Comp. in Üdaleye. — Vyff navetten nyt Manilha
seggen , dat 5 Nederl. schepen daer waren , tegen dewelcke de vyandt armeert
Jacht de Yalck naer Grissée en Jortan. — Coninck van Surrabaya beschonken by
d'onse doet haer goet onthael. 170 hoombeesten nyt Snrrebaya gecomen , jacht de
Valck in Amboyna verseilt. — Jacht Ceylon en Morgenstarre arriveren in Amboyna. —
Nieuwe raden van Indie. (P. de Carpentier , Arent Martsz. y Willem Jansz. , Andries
Sonry, Herman van Spenlt). — Resolutie tegens d*Engelse armade by allen een ge-
confirmeert en aengenomen als noodich en scrnpule voor desen van d'onse, om tegen
d*Engelsen dadelyckheden aen te vangen , is nu wechgeiiomeu. — Debvoir by deu
Genl. Coen gedaen , om verder schade van weghen d'Ëngelsen te voorkomen. —
Nederl. vlote nyt Manilha ontboden. Jacht de Tyger in Amboina gearriveert, brengt
tydinghe van Jacatra. — Jacht Ceylon nae Jacatra voornytgesonden. — Genl. Coen
treckt van Amboina met de vlote van 11 schepen nae den bestelden rendez-vous. —
Neptnnns en Jagher naer Gressy voornytgesonden. — Generale vlote loopt nae de
Bucherones. — Arent Martsen op den tocht nae Macasser overleden. — 'Pydingh nyt
't fort Jacatra.)
Siende dat wy met de vloote niet wel voort en costen en door
missive, uyt Jacatra geschreven, verstaen hebbende, dat d'over-
hoofden sonder eenige noot oflf redenen disperaet off herseloos we-
sende, niet en sochten dan de plaetse over te geven en haer buyten
peryckel te stellen, als ÜEd. per nevensgaende copie van haere
missive sien connen, hebben wy het fregat Ceylon met Pieter de
Carpentier en Andries Soury, raden van Indie, den %^^ April
vooruyt na Jacatra gesonden; (niettegenstaende daer gaeme met de
vlote op syn onversients gecomen hadden,) doch door contrarie wint ,
cost dit fregat mede niet voort geraecken, voor dat een goede wmt
bequamen, waermede eyntelyck den 10*«^ May tot Jacatra wel aen-
gecomen zyn, ons fort, Gode zy loff, alsdoen in goeden standt vin-
dende; maer hoe schandelyck het daer, na myn verti'eck, gegaen
is, sal in dese vervolgens verhaelt worden
Aen de voors. rendez-vons, te weten aen 't westeinde van Madura ,
by Mallemans-eylandt , syn eerst gecomen, te weten: den 2" Mayo,
de schepen 't Wapen van Amsterdam ende de Morgensterre; den
4 dito, de schepen de Trouwe, Gouden Leeuw en Nassauw; 7 dito,
de schepen de Sonne, de Zuyder-Eendracht, St. Michiel en tjaclit
Cleen-HoUandia ; 9 dito, de schepen Haerlem, 't Hert en Seewolff,
welck naer ons vertreck van Amboina, den 21«^ April aldaer ge-
comen en 26 dito van daer weder vertrocken waren, hebben de
prys, door Haerlem verovert, in Amboina gelaten, om met de Tiger
t65
van Xonla en Pangaya, sagu voor de MoUuccos te balen; 13 dito,
de NeptnBns en de Jager, welcke langs het üoogelant door contrarie
stroom dns lange getardeert hebben; 14 dito, de schepen den Engel,
Hoorn en de Bergerboot, synde te samen 16 schepen en een jacht,
dat aireede (Gode zy lofiP) meer macht is, dan selfl^ verhoopt had-
den byéën te brengen; deshalve resolveerden met de vloote na
Bantam en Jacatra te vertrecken, soo haest de schepen zeylreet
connen wesen, zonder na den Arendt en den Groenen Leeuw (die
noch van Timor te verwachten hebben) te vertoeven. Gelet zynde,
wat ordre in 't aentasten van d'Ëngelsse vloote honden sullen, is
goetgevonden , dat de G^nerael Coen , met de Trouw en de Morgen-
sterre aentasten off aborderen sal , d'eerste admirael van d'Engelsse ,
wesende de groote Jeems, die 52 stucken geschut op heeft; d'Oude
Zonne en de Neptunes, den tweeden admirael, Haerlem en Oudt-
hoom, d'eerste vice-admirael, de Zuyder Eendracht en Nassouw,
den tweeden vice-admirael, de Bergerboot en 't Hert, d'eerste schout-
by-nacht; tot een achterhoede en om op de resteerende Engelsse
schepen te passen, wierden geordonneert, de schepen den Gouden
Leeuw, 8t. Michiel, 't Wapen van Amsterdam en de Zeewolff, mits
dat zylieden om d'andre die t'assisteren (des nodich wesende) haer by
de wercken, sonder te aborderen, voegen souden; maer anders niet.
Ende alsoo in de vloote hadden een cargasoen voor 't Patria dien-
stich, aldaer waerdich wejsende ontrent twintich tonnen gout off
twee millioen guldens , item 184 m. realen in spetie en 151 m. realen
in Japans zilver, is goetgevonden, dat het cargasoen en cappitael
tot meerder verseeckeringe en om de minste peryculen te loopen,
over voors. vier schepen, die tot achterhoede geordonneert zyn, ver-
deylen zullen. Soo haest dit gedaen was, hebben wy vooruyt na
Japara gesonden, te weten 19 mayo, de schepen de Zuyder-Een-
dracht, Nassauw, Bergerboot, 't Hert, tjacht Cleen-HoUandia, omme
te sien off daer p. avontuyre eenige Engelsse rescontreren sullen en
eenige rys becomen connen; met de resterende 12 schepen zyn wy
den 21 dito, voor dach, mede van voors. rendez-vous vertrocken;
den 22 dito, anckerden by Mandelicque, daer eenighe schepen wat
water en ballast gehaelt hebben en den 23^ is de geheele vloote
voor Japara weder by den andere gecomen; hebben datelyck ontrent
400 mannen tegen den avont gelandt, de plaetse met gewelt aen-
164
getast, vechtenderhandt ingenomen en voor de tweede moei verbrant.
De plaetae was vry wat versterckt, daer wierde goede resistentie
gedaen; maer de corragie van de Nederlanders heeft die lieht over-
wonnen; één van d'onsen isser doot gebleven, des vyants dooden
weten niet seecker, d'onsen seggen 20 a 30, maer nadat naderhandt
van seeckere Chinesen verstonden, souden der ontrent 50 off 60
gebleven zyn, 9 javaensche joncken synder verbrandt; rys hebben
niet beeomen dan ontrent 20 last nyt een Chineesse joncke gecocht
en betaelt. Tot Japara comende rescontreerden aldaer het fregat
Ceylon, comende weder met advysen van ons fort Jacatra, waerdoor
de gelegentheyt verstonden en hoe d'Engelssen met 11 schepen aen
Pnlo Bessy in de straet Sonda waren leggende, preparatie maec-
kende, omme 7an daer te vertrecken en door te gaen, soo haest
onse compste met de vloote vernemen souden. Ceylon hebben wy
met advysen na Grissi en Succadana vooruyt gesonden en syn den
24 mayo met de voors. 16 schepen en tjacht Cleen-Hollandia na
Jacatra vertrocken. . . . • • .
Naer ons vertreck van Jacatra is het daer in 't fort seer schan-
delyck gegaen, d'eere van de natie wierd vry wat gecrenckt, dan
Godt loff, hebben 't weder verwonnen en de schande gedreven, daer
die (gelyck 't behoort) van daen quam. lek hebbe nieuwers voor
gevreest gehadt, dan dat d'onse van 't fort cruyt souden mogen
gebreecken, ofte dat de reviere verleyt mocht worden; doch tegen
de verleydinge troostede my selven, dat sulcx in de regentyt, ge-
lyck het doen was, niet gedaen cost worden. Cruyt, hoe weynich
datter oock was, heeft er niet gebroocken, want op onse weder-
compste weynich, min binnen 't fort gevonden hebbe, dan daer ge-
laten hadde; synde de herdste oorloch, na myn vertreck, meest met
praetjens gevoert. Nadat wy den d*" Januario 1619 met de vloote
van Jacatra gescheyden waren, syn d'onsen tot den 14 dito, in oor-
loch gebleven, sonder malckanderen te spreken: soo nu, soo dan
een schoot met groff geschut tegen malcanderen schietende. Som-
tyts schoot de vyandt 12 schoten in 't etlmael, 3 des morgens ^
3 des middachs, 3 s'avonts en 3 des middemachts. Ons vertreck
na Amboina hield de Commandeur van den Brouck secreet.
D'Engelssen bleven met 19 schepen voor 't fort leggen, totdat zy
de compste (van de Nederl. schepen) Haerlem en 't Hert voor Ban-
165
tam verstonden , als wanneer 6 schepen derrewaerts gesonden hebben.
Men wist binnen 't fort van geen swaricheyt de vyandt de moet
verliesende om met gewelt tets te verrichten, heeft de Coninck van
Jacatra weder met valsche listen begost, seeckere brieven in Ja-
vaens geschreven en die des nachts niet verde van 't fort aen
stocxkens laten binden ende alsoo den 14 Jan^. seeckere Jappanders
bnyten 't fort gaende, dese brieven vonden, en te voorschyn brach-
ten, liebben d'onse den inhont niet connende verstaen, weder een
ander brieffken in plaetse geleyt en daeiinne in Chinees aen den
Coninck van Jacatra geschreven, datter niemant in 't fort Javaens
conde lesen; soo hy iets te seggen hadde, dat in Chinees sonde
schiyven off imant senden en mondeling ontbieden wat hy begeerde.
Hierop syn s'anderendaechs seeckere Javanen met een wit vaenken
aen 't fort gecomen, van -wegen de Coninck van Jacatra, aendie-
nende dat Zyne Ma]t. wel begeerde met d'onsen in vreede te leven,
volgens 't contract door de Generalen Both en Reynst met hem ge-
maect, daeromme, soo daertoe gesint waren, dat zy imant ten hove
sonden senden om met den Coninck te spreecken, daer souden
ostagiers in haer plaetoe binnen 't fort gesonden worden. Hierop
zyn (zy) met malcanderen in onderhandeling van vrede getreden,
ende is het fort daerdoor in dnysent peryckelen geraect, d'onse seer
genegen tot vrede wesende en dat om verscheyden redenen, die goet
zyn en in haer resolntien verhaelt worden, heeft de vyandt tselvige
lichtelyck gespeurt en groote advantage daerdoor becomen. Na veel
bespreek en handelinghe syn eyntelycken den 19 Januario met mal-
canderen geaccordeert ; dat d'onse den Coninck van Jacatra souden
vereeren 5000 Realen van S^ in spetie en 1000 in cleden; hiertegen
belooffde de Coninck van Jacatra het voorgaende contract met de
Generalen Both en Reynst gemaeckt, in alles t'onderhouden en naer
te comen. Item dat het fort, welck hy seyt tegens 't contract ge-
maect te wesen in esse zoude blyven staen, gelyck het doen was,
tot de wedercompste van den Generael y sondèr daeraen iets meer te
timmeren; dat d'Engelsen soo na het fort niet souden bouwen als
haer vorige loge geweest was, dat nieuwe huysen, die de Javanen
en Chinesen souden bouwen, ten minste 20 vademen van de hei-
ninge mosten blyven, ende hiermede soude alle questien doot en
ter nedergeleyt wesen , gelyck per nevensgaend contract blyckt,
166
doch het principaelste waerom het d'onse te doen was, schynt op
mondelingh accort gelaten te wesen^ namentlyck, dat de Ooninck de
Nederlanders in ruste en vrede sonde laten en dat sy de vryemarct-
ganck souden genieten, handelende en wandelende als voor desen.
Dit accoort door den Coninck van Jacatra geteeckent wesende,
hebben d'onse de Coninck van Jacatra voors. 5000 in spetie, en
1000 in cleden datelycke gegeven, en daer is in 't fort groote blyd-
schap geweest. Maer 't en duerde niet lang. Een groote foute isser
in dit stuck begaen, dat men datelycken op één bort soo groote
somme geit en goederen ter goeder trouw aen trouloose mooren ge-
geven heeft, in plaetse dat men haer daermede hadde behoort te
treyneren, en de betaling met termynen te doen. Dit aldus gedaen
zynde hebben d'Orangkays verscheyden schenckagie van fruyten en
andre cleenicheden in 't fort gesonden, seer vrientelyck met groote
instantie versoeckende , dat het den Commandeur van den Broeck
sonde gelieven by den Coninck te gast te comen, en de rivier op
speelen te vaeren, om daermede de vrede te bevestigen, want de
gemene man sulcx siende, sonde een ieder te geruster wesen, daer
anders noch lange scrupuleus sonde blyven De groote genegentheyt ,
welcke d'onse tot den vreede hadden, heeft haer soo onbedacht ge-
maect, dat gants vergeten hebben, de groote verraderyen, listen en
lagen, die vóór den oorloch, eer oyt questie hadden, eer het fort
begost wierd en terwyl daermede besich waren, tegen die van de
Genie Comp. en insonderheyt tegen myn persoon geleyl waren, daer-
op de raedt van 't fort alsdoen mede goet vondt en hielp resolveren,
dat ick by den Coninck, hoe groote instantie oock gedaen wierd,
noch iewers by eenige Orangkays sonde gaen. Ick hebbe haer selffs
van Jacatra vertreckende , schriftelycken gewaerschont , soo sy in
onderhandeling van vrede off accoort met Javanen quamen, dat dan
insonderheyt op haer hoede sonde wesen, want in die staet meer
peryckel liepen, dan in openbare oorloge. Dit alles niet tegenstaande
is by den raedt van 't fort goetge vonden, dat de commandeur Pieter
van den Broeck in 't hoff by den Connick sonde gaen, doch de pre-
dicant Hulsebos (die van haer in den raedt genomen was) is daer-
tegen geweest en heeft dese resolutie niet willen teeckenen. Den
22 Januario is Pieter van den Broecke, dien volgende met een suite
van 7 personen en een goede schenckagie in 't hoffby den Coninck ge-
167
gaen. Soo haest binnen waren wierden datelyck gevat, ter aqrde
geworpen, gestooten, geslagen, de schenckagie genomen, de cleeden
van 't lyff getrocken, naect in 't slyck gestooten en soo vast ge-
vleugelt, dat selflfe geen handen aen de mont oosten crygen. De
bottelier, die geloot was, met goede party e geit om veel hoenderen
te coopen, wierd mede gevat, al benomen dat hy had en met een
touw om de bennen, door dick en dun naer 't hoff gesleept. Met
dese tydinge in een brieffken geschreven, wierd een jongen naer 't
fort gesonden en die van 't fort sulcx vernemende syn seer bedroeft
en verslagen geworden, hebben de poorten geslooten en brachten de
packen ter diffentie weder tot borstweringhe op de bolwercken. Het
schynt dat de Coninck van Jacatra hiermede het fort off weder een
goede somme geit meende te becomen, dan 't is hem beide gemist,
het heeft wel groote disordre in 't fort veroorsaect en 't is wel tot
op 't nyterste gecomen, maer het qtmet tractement aen de voors. ge-
vangenen gedaen, is die van 't fort soo goede exempel geweest, dat
zy, Godt loffl daerdoor behouden zyn. De Coninck van Jacatra dede
het fort opeyschen, off dat d'onsen de bolwerken afbreken, het schut
nederleggen en als voor desen woonen, ofte met een schip (twelck
hy presenteerde van d'Engelssen te doen bestellen) van Jacatra ver-
trecken souden, veel groote injurien en dreygementen doende. Des
Oonincx schoonvader Pangoran Paddigiaran eyschte 2 stukken ge-
schut, met haer toebehooren en 500 realen ter leen, soude dan alles
met syn soon ten besten beraden. Tot rantsoen voor de gevangenen
wierden thien duysent realen geeyscht; daerop lange niet geantwoort ,
doch ten lesten 2000 gepresenteert , maer niet opgevolcht is. Groote
miserie hebben de gevangenen geleden, alle vilenie deden d'Engels-
sen haer oock aen, den Coninck radende haer te peynigen om alle
gelegentheyt van 't fort te beter te verstaen. Na dat van den
Broecque gevangen was, is Pieter van Hay als Commandeur in syn
plaetse gestelt, een persoon, die wel getoont heeft wat hy was.
Geduyrende voors. onderhandelinge van vrede en terwyle het be-
stant duyrde , hebben d'Engelssen met den Coninck van Jacatra eens
synde, een nieuwe batterye (op de plaetse daer haer logie geweest
was) begost en daerop 8 stuck geschut geplant, d'oude batterye
wierden van de Javanen en d'Engelssen mede gerepareert en ver-
sterct, al 't welke d'onse met goede oogen aensagen, sonder daerop
168
te durven schieten; want alsoo dagelicx voor haer geit alderley pro-
visie en verversinge beqoamen en hun cmyt veel schietende haest
voort sonde wesen, hebben zy ongeraden gevonden het bestant te
breecken, eensdeels om de verversinge niet te derven en ten andre
opdat haer conditie niet eiger sonde maken.
De batterye van d'Engelssen en Javanen, na haer begeeren gere-
pareert en gemaect wesende,. met 30 a Sö stncken geschnt versien
en d'Ëngelsse vendelen geplant zynde, hebben d'Engelssen met py-
lon verscheyde brieffkens in 't fort geschoten, daermede haer overste
Thomas Dael het fort opeyschte , waerop in 't eerste niet geantwoort
wierd , doch d'Engelssen en de Coninck van Jacatra van den Broecqne
en eenige andere gevangenen op de stadsmneren brengende hebben
haer aen 't fort doen roepen: daUer 60 stuckefi geschut geplant ett
2 a 300 storm ladderen gereet waren ^ dat d'ofise geefisints tegen H
groot gewelt van d*Engelssen en Javanen bestaen costen, derhalven
dat het opgeven souden j terwijl noch goede conditie becomen costen^
dat datelyck resolveren mostetij off datter met ontrent 6000 mannen
gestormt soude worden ^ alsoo alles daertoe gereet was. ^
D'Engelsse admirael Thomas Daell ende Coninck van Jacatra heb-
ben oock een brieffken, door haer beyde met eygen hant geteeckent
in 't fort gesonden en 't fort daermede opgeeyscht met belofte, het
leven te schencken, een yder vry geleyde te geven en die in haer
dienst begeerden te treden souden haer oude maentgelt behouden , en
twee maenden gagie daerenboven in de handt ontfangen en soo daer-
toe niet verstaen wilden, dat datelyck haer batteryen souden begin-
nen te spoelen, de plaetse met gewelt aentasten en dan geen hoope
meer soude wesen, om 't leven te behouden.
Met dese dreygementen hebben soo vele te wege gebracht, dat
daerdoor by d'onse sonder eenich gebreck oft noot en sonder een
schoot, slach ofte stoot, storm noch aproche te verwachten, geresol-
veert is, het fort aen d'Engelssen en Javanen over te geven, male-
kanderen wys maeckende, dat sy geensints drie maenden tegens
beyder gewelt van d'Engelssen en Javanen bestaen costen, en doch
entlycke 't fort verliesen souden, dat te voren by den GeneraelCoen
geresolveert was geweest, het volck en goet te lichten en 't fort te
* Zie n». XXXI, bla^lz. 142 en 143, hierboven.
169
verlaten, en dat solx geschiet sonde hebben, soo noch één dach
respyt hadden gehad, (twelck niet waer en is, als naer dese ver
haelt sal worden) item dat zyn E. vertreckende geadvyseert hadde,
zoo in nyterste noot geraecten en de plaetse niet honden costen,dat
het dan beter waere, 't fort aen d'Engeissen dan aen de Javanen
over te geven. Hierover docht haer best te wesen, de plaetse hoe
eerder hoe beter over te geven, terwyle noch goede conditien be-
dingen costen, waerop, adi primo Febraary, met d^Engelssen en de
Ooninck van Jacatra (als blyct p. nevensgaend contract), ^ volco-
mentlyck geaccordeert zyn: dat de Nederlanders het fort Jacatra,
volck, amonitie van oorl(^e, sullen overgeven aen d'Engelssen,ende
het geit, coopmanschappen , juweelen en anda^ Oomp'. goederen aen
den Goninck van Jacatra, waertegen d'Engeissen aen de Nederlanders
binnen 10 off 15 dagen bestellen snllen een schip met zyn toebe-
hooren; daervooren van de contante penningh^i, in 't fort wesende
2000 realen contant betaelt sollen worden, voorsien met 4 stncken
geschut, 50 mosquetten, 25 piecken en 6 vaten cruyt, voor 6maen-
den gevictalieert, om daermede met vry geley te vaeren na decuste
van Coromandel off elders , uytgesondert Amboyna ofite de MoUuccos ,
dat elck synne perticuliere. goederen mede sal mogen nemen, en
daerenboven te samen 6200 realen van 8^ in spetie, dat haer aen
d'eylanden transporteren sullen, terwijle voors. schip, twelck een
oudt onbequaem wrack was, tot de reyse na de custe geprepareert
wierd, sonder van de Javanen off andren beschadicht te worden,
tot wekken einde d'Engelsen haer met 2 schepen bewaren snllen,
dat de Nederlanders een dach na d'onderteeckeninge nyt het fort
souden vertrecken en die ongedoopt waren (uytgesondert de Japonders)
binnen moeten blyven, dat niemant van nu aff tot November 1619,
tegen d'Engelsse natie geen wapenen soude voeren; datter 12 van
de voomaemste van 't fort tot ostagie in d'Engelsse schepen sullen
gaen, tot dat het fort als voren overgegeven zy, mits datter geen
Javanen in 't fort sullen comen, soo lange de Nederlanders daer
binnen syn, dan degene die de Coninck soude mogen senden en dat
niet boven de 8 personen; mondeling is noch geaccordeert, datd'En-
gelssen Pieter van den Broecq en d'andre gevangenen voor d'over-
^ De verschillende contraeten van overgave vindt men o. a. by van der Ch^B, 11.,
onder de by lagen van zyn werk.
170
leveringe van 't fort, daerbinnen op haervrye voeten souden bestellen;
datter tegen de 12 voomaemste officieren , die een dach voor 't ander
volok aen boort souden vaeren, 4 Javaense Orangkays en 4 Engelse
cooplieden tot ostagiers binnen 't fort souden comen, welcke d'Engelssen
boots aldaer brengen souden, dat d'Ëngelssenhaer soldaten, de riviere
langs in 't geweer souden houden en voor de Javanen bevryden allen,
die uyt het fort vertrocken, ende om te meer faveur by d'Engelsse te
becomen , wiert datelyek het silverwerck van onse tafel aan haer vereert.
Tot noch toe en is de principaelste auteur en acteur van 't werk
niet genoemt en opdat UËd. condt zy, hoe voorsichtieh en cloeck
de vrese, welcke die van Bantam voor ons hébben, haer doet han-
delen, opdat zy altoos ontschuldich en de schoone personagie (de
saecke misluckende off anders qualick uytvallende) souden blyven
sullen de saecke wat verde ophaelen. Hoe lange jaren door die van
Bantam met groote onredelyekheyt seer geplaecht, qualick getrac-
teert en seer geschoren zyn geweest, alsoock hoe daerdoor van
Jacques L'Hermite en den raedt een contract met den Coninck van
Jacatra gemaect en daer een huis gebouwt wierd, omme alsoo de
plagen van Bantam te ontgaen, is een yder wel bekent. De Pan-
goran van Bantam seer wel verstaende en aen den loop van saecken
noch beter bevindende, waertoe dese uytvlucht strecte, hoe Jacatra
aenwies en Bantam affnam, en wat haer voorder aenstaende was,
heeft gepractiseert en middelen gesocht om ons van Jacatra te cry-
gen, schoone praetjens en dreygementen syn daertoe niet gespaert
geworden, ende om ons over een ander boech noch weer te scheeren,
en voor te comen dat de macht en middelen van de Generale Comp^^
Bantam niet boven 't hooft en wiesse, heeft de Pangoran selven
met de peper een groote monopolie begost, ende alsoo ick my daer-
tegen seer heftich gestelt en op andre plaetsen andre ünantie ge-
socht hebbe, is by den raedt van Bantam veel dagen gedelibereert
geweest en eyntlycken voorgenomen, my te doen vermoorden y dan
om Bantagn met soo leelycken vleck niet te besmetten, is my onder
schyn van vrientlyck waerschouwinghe, door toedoen vim den Pan-
gorangh (soo ick mene) zeer behendelyck aengeraden, door ver-
scheyden redenen en tót verscheyden tyden, dat het goet waere,
om ongeluck voor te comen, dat ick tot Jacatra ginck resideren en
my aldaer onthielde, alsoo alles van daer wel bestieren cost, en
171
(dat) in 't hofï van Bantam zeer secretelyck wat vireemts omginck.
In 't eerste is tnsschen die van Bantam en Jacatra een grooten
haet en wantrouwen geweest, maer nadat de Coninek van Jacatra,
die van Bantam gecommuniceert hadde, hoe door my een plaetse
tot een fort te coop versocht was, zyn zy (na d'uytcompste wyst)
secretelyck verdragen , en hebben met malcanderen voorgenomen , ons
te prevenieren en de huysen tot Jacatra aff te loop^i , dan den aen*
slagh is, Godt loff, den 20 Ang^\ 1618 gemist; ick weet dat de
Ooninck van Jacatra een tyt lanck seêr suspens geweest is; want
onse vyantschap immer soo seere als die van Bantam vreesde. Op
d'eene zyde bekende hy wel, dat wy machtich genoech waren om
hem tegen die van Bantam en andre Javaense Coningen te beschermen ;
„dan ghjrlieden," seyde hy, ^syt vreemdeiinghen, wy syn nu met
„den audren goede vrienden; maer thans off morgen comt er een
„ nieuw overhooft ; daer mach dan questie vallen , wie sal ons schiQy-
„ den, gaet het qualick, ghylieden gaet weder ter j^etse, daer van
„ daen gecomen zyt en als ick dan bly ve sitt^i , met den haet van
„alle de Javaense Coningen op den hals, hoe sal het dan met my
„gaen." Dese redenen heeft de Coninek (in onderhandeling van 't
rendez-vous wesende) my selven geallegeert; doch het gewin heeft
hem hier tegen lange in ballance gehouden, ende alsoo hy de Ja-
vaense Coningen ten antwoort gegeven heeft gehadt: „hoe soud ick
„ dese lieden quaet doen , myne welvaert hebbe van haer en soo
„hun mishandelde, ist onmogelyck, dat ick groot worden can;"
waerover voors. Coninek door alle de grooten van Java voor een
heyden, gelyck zy ons achten en voor een man, die Mahomet niet
vertroude, gescholden en gedrongen is geworden, de wille van die
van Bantam te doen en in haer boos Voornemen te verdragen.
Nadat alle ven*aderyen by die van Bantam, Jacatra en d'£n-
gelssen tegen ons gesmeet, door Godts genade misluct waren, heb-
ben dese drie met malcandereii voorgenomen, ons met openbaer
gewelt te dwingen* De preparaten siende, heb ick daertegen ter
diffentie een fort begost en den dootslach den 23 December 1618
mede geprevenieert. Bantam, de fijnste van alle wesende, heeft
een dubbelde aenslach gemaect en de guyteryen met eenige deudid^i
becleet; doch elck is eyntelyck van ander bedroegen geworden en
bedroegen gebleven.
172
Die van Bft&tuii syn saeeken wel beleyt en goede executeurs
hebbrade, is door d'Engelssen eerst begost met het nemen van 't
schip den Swerten Leeuw; om haer bontgenooten te voldoen, hebben
die van Bantam veel volck tot assistentie na Jacatra gesonden en
dat tot' ontrent 3 a 5000 man ende om d'onse te abuseeren, een
goet onderpant te honden ende sehoone personagie te blyven, heeft
hy ons volek tot Bantam voor d'Engelssen beschermt, haer aenge-
raden daer te blyven en oock gewaerschout, wat tot Jacatra voor-
handen was. De saecke nu door d'Engelsse en op name van den
Goninck van Jacatra soo verde gebracht wesende, dat d'onse op
voors. artycklen accordeerden het fort aen haer over te geven, heeft
de Pangoran van Bantam 't selvige d'onse , die hy tot Bantam hadde ,
aengedient, voordragende off zy het fort niet liever aen hem, dan
aen de Coninck van Jacatra en d'Engelssen overleveren wilden, en
wat raedt daertoe wisten. De gevangenen seyden, dat daertoe wel
gesint waren en goede raet was, hy sonde imant van haer na Ja-
catra senden en van den Broecq met d'andre gevangenen van daer
<mtbieden, sy belooffden het fort aen hem en niet aen d'Engelssen,
noch den Coninck van Jacatra te doen overgeven. Hierop is date-
lyck volck na Jacatra gesonden, d'overleveringe van 't fort aen
d'Engelssen belet en van den Broecke met d'andre gevangenen van
banden ontlast en na Bantam gesonden.
De belegerden van 't fort Jacatra, adi pr^. Febr., volcomentlyck
geaccordeert en geresolveert zynde, het fort aen d'Engelssen en den
Coninck van Jacatra over te geven, gelyck vooren is geseyt, heeft
elck, (het packhuys open zynde) van des Comp«. goederen sooveel
genomen, als hy begeerde en bergen conde. Myn kiste, alsoock
die van de cooplieden, die met my vertrockeu waeren, syn open-
gebroocken en opengeslooten, elck heeft daeruyt genomen, wat hy
becomen conde, even alsoff het van haer vyanden genomen hadden;
een goede somme gelts isser onder het volck uytgedeelt, de dia-
manten zyn onder de hoofden gerepartieert; drie besaeltiens synder
van, aen van den Broecque in de gevanckenis gesonden, alle myne
voomeempste schriften en pampieren syn verbrandt , gelyck mede de
drievoudige Commissien van de Hooch Mogende Heeren Staten Gene-
rael; Zyn Exell^. en U Ed. ons verleent. De Engelssen s'anderen-
daechs den 2 Febr. met haer boots aen 't fort comende om de goe-
175
deren te inTentariseeren en de 12 voorneemste hoeden aen haer
schepen te brengen , gelyek geacoordeert was^ waeien dese hooffden
veerdich en fray opgepronct om aen boort te vaeren; maer siende
dat d'Sngelssen van den Broecqne en d'andre gevangenen ^ noch de
genoemde ostagiers niet mede brachten, vreesden zy, datter weder
eenich bedroch onder schnylde, te meer, dewyle de Javanen haer
soo sterck omtrent de mont van de riviere verthoonden, waerover
zylieden weygerden nit het fort te gaen. D'Etagelssen hierover met
die van Bantam in questie geraeekende, omdat aJdns verhindert
wierden, selfils mede vreesende verraden te w<Hden, braecken op en
sonden datelyck 5 stucken geschnt verby het fort (doch met toestem-
minge van d'onse) aen haer boort. De gevangenen van Bantam,.
alsoock van den Broecque rieden die van 't fort aen, dat het beter
waercy de plaetse aen den Coninck van Bantam, danaend'Engelssen
off den Coninck van Jacatra over te geven, de goedertierenheyt van
den Pangoran zeer pryzende en d*ontrouwe van d*Engehsen aen die
van den Swerten Leeuw bewesen, seer laeckende. Item dat d'En-
gelssen haer beloften niet honden, noch voor de Javanen niet
beschermen costen, sy mosten doch in handen van Javanen val-
len; waerop die van 't fort Jacatra met hnn accordeerden, best te
wesen de plaetse aen den Pangoran van Bantam, die syn beloften
honden cost, over te geven. Hierop hebben zy d'Engelssen den
5 Febr. schriftelyck afgeseyt, dan alsoo hnn 't gemeene volck
daertegen stelde, begeerende, dat de plaetse aen d'Engelssen en
niet aen de Mooren gelevert wierde, sochten de belegerden s'ande-
rendaechs weder occasie om d'overleveringhe aen de Engelschen te
doen; doch interim eer de Engelschen ter bestemde tyt compareer-»
den, is Hendrick Jansz., Directenr van Patana, van Bantam in 't
fort gecomen, met een missive door den Pangoran selffii geteeckent,
inhoudende, dat hy de groote noot van die van 't fort vemtaen
hadde, en dewyle niet geeme het verderff van de Nederianders
sonde zien, soo was hy gesint haer te hnlpe te comen en in syne
protexie te nemen, tot de compstevandenOenerael, mits dat het fort
aen hem sonde gelevert worden. Op dese en veel andre schoone
redenen meer, wierden d'Engelssen weder afgeseyt en by den Raedt
geresolveert , het fort aen den Pangoran van Bantam over te geven,
mits dat hy sonde genieten het vierde part van des Gomp*. goed^^n
174
de helff vsn 't geachnt en dat «ooveel jcmeken bestellen sonde, als
tot inbarquewn yan de reate en tl het volck van node was , gel jek
mede een vrypas van d'EngelsBen, om door haer niet beschadigt te
worden. Dese conditien gevielen den Pangoran wel, nytgesondert
dat van d'Bngelssen, die hy sooseer bedrogen hadde, geen vrypas
voor d'onse wilde eyssehra; seggende d'Engelsse logie in handen
hadde en haer genochsaem sonde connen dwingen , d'onse niet scha-
delyck te weaen; dan alsoo die van 't fort haer daermede niet ge-
oonteert hielde, persisteerende eerst een vrypas van d'Engelssen te
begeeren, is (mdertnssen veel tjpt verloopen en de plaetse seer ver.
sterct De Pangoran den 25 Febr. Hendrick Janss. ende van Uf-
felen met veel fiyoncken en {uranwen andermael tot Jacatra gesonden
en ontboden hebbende, dat hnn inbarcqneren (zouden), de plaetse
verlaeten, de stercte afbreecken, het geschnt aen hem senden en
dan in simpele hnys^ mochten blyven woonen , off dat datelyck
zyn en d'Engelsse macht weder te verwachten hadden, alsoo niet
geaint was het fort in esse te laten, het mocht hem costen wat het
wonde; is daerqp den 27 Febr. by den Raedt van 't fort geresol-
veert, de plaetse in te houden j soolange het Godt gelieven m/, en
zyn Hendr. Janss. en van Uffelen binn^ 't f<Mrt gebleven, die van
Bantam een prae^en ontbiedende.
Terwyle de Pangoran meende, dat hy 't fort gewonnen hadde,
heeft hy zyn tweede aenslach te wercke gestelt en tot Jacatra de
steroxste wesende den Coainck van Jacatra den 15 Febr. doen aen-
seggen, dat hy datelyck vyt syn ryck, van syn volck en middelen
sonde scheyden, off die cris, (welcke door den Tommagon van Ban-
tam gepresenteert wierd) dat is te se^en, de doot verkiesen sonde.
Hiemyt ontstond een seer groot geschrey en getier, daerover d'onse
van 't lort in de wapenen liepen, doch die van Bantam ontbooden,
dat haer gemst souden honden, het was om die van Jacatra en
niet om ha^ te doen.
Aldus is de Ooninck van Jacatra door die van Bantam uyt syn
ryk, goederen, staet, eer en digniteyt geset en die van Bantam voor
die tyt Coninck van Jacatra geworden. De voors. Ooninck van
Jacatra is met syn broeder, den Tommagon met omtrent 50 per-
soonen, soo mans, vrouwen ais kinderen, in 't geberchte boven
Tanara gesonden, alwaer wel bewaert word^ en hun gelyek pri-
175
vaet-lieden geneeren moeten. Na wy Terstaen^ xynder ontrent 90 m.
Realen in spetie by den yocmts. C<»iinck gevonden , weldi: die van
Bantam, als al het ander na hnn genomen hebben en zoo haest
zylieden meester waeren, hebben, om d'onsen te beter te abuseeren,
de merct voor 't fort laten houden, soodat het eer een boerenkennis,
dan een oorloch scheen.
D'Ëngelssen ziende geen voordeel meer tot Jacatra te doen, zyn
met alle haer schepen van daer na Bantam vertrocken en interim
den 3 Martio, des nachts voor 't fort wel aengecomen, de jachten
Delff en de Tiger, comende van Andrageri en Jamby vol peper ge-
laden, nieuwers van wetende. Het jacht de Tiger hebben d'onse
datelyck met advysen na Amboyna gesonden en daerinne gescheept
69 m. Realen, Jappans zilvers met 12 besaeltiens diamanten; maer
alsoo 't jacht Delff soo leek was, dat geen moet hadden, daermede
tot in Amboyna te vaeren, is hetselvige aen de wal geleyt, d'Ën-
gelsse tot Bantam de compste van dese jachten verstaende, hebben
datelyck vy ff schepel na Jacatra gesonden, maer de Tiger was al
wech eer daer qoamen. Dese Engelsse schepen by de wereken* co-
mende, hebben d'onse de brant in voors. jacht Delff gesteecken, soo
dat het met syn last wesende 1995 picol peper verbrandt is, synde
niet meer dan 10,025 catty peper daemyt gelost, waerop d'Ëngelssen
datelyck weder na Bantam vertrocken. De Javanen het afi^hepen
van 't geit en dese resolutie siende , verlooren vry wat moet en hoope.
Naderhandt is door die van Bantam uy^^estroyt een groot geruchte,
dat de Mattaram ophanden was, hierover namen zy voor, een bol-
werck en groote vasticheyt dicht by ons fort te maeck^a, ommeden
Mattaram te mogen resisteeren, als oock de Grcnerael Coen (te zyner
compste yets qnaets willende) , dan die van 't fort overdenkende wat
swaricheyt daervan weder te verwachten hadden, resolveerden al
sulcken werck te verhinderen ende drie oude vervallen bolwercken
buyten de stadt door d'Ëngelssen en Javanen gemaect te verlnranden
en te raseeren. Hierover syn die van 't fort den 9 April met 30 mos-
quettiers en eenige byloopers uytgetrocken, de vredevaen ingehaelt
hebbende. By 't eerste bolwerck op de westhoeck van de riviere co-
mende, als oock (by) het tweede liepen de Javanen daemyt, eenige
vragende wat d'onse doen wilden, wieid geantwoort: de brandt hier-
inne steecken! t'is wel, seidfi Java en liepen door, soodat dese twee
176
vervaUen bolwercken, sonder wederstandt tot op de grond verbrandt
xyn. Na de middach, by het derde comende hebben die van binnen
met mosquetten op d'onse geschooten en geweldich met steenen ge-
worpen, daerop met haer piecken nytcomende, wierden d'onse ge-
nootsaect een weynich te retireren, dan aLsoo daerop weder schiar-
geerden en aenvielen, de plaetse enterende, zyn de Javanen daemyt
gevlucht en is de plaetse alsoo ingenomen, en mede verbrandt. Daer
bleven 4 Javanen dool, waeronder twee treffelycke Orangkays van
Bantam, vader en zoone, welcker lichaemen aldaer gebracht en met
groeten staet begraven zijn. Van d'onsen wierden een meteenpiecke
in de borst gesteecken en lö van voetangels geqnest. Na dit exploict
namen d'onse de bloetvlagge in en lieten alsvooren de vredevaen
weder wayen
D'Engelsse in voors. maniere van die van Bantam bedroogen we-
sende, syn hem niet lange schnldich gebleven. Sy hebben haer goet
en volck van Bantam gescheept, niet meer dan 3 off 4 persoonen
aldaer latende. Van China syn hier dit jaer drie Chineesse joncken
aengecomen, de twee hadden 't na Bantam gemunt en de derde,
welcke veel ronwe zyde en schoone zyde laeckenen in hadde , na Ja-
catra, om aldaer met ons te handelen. Dese drie hebben d'Engelssen
genomen, in de straet Sonda aen Pnlo Bessy gebracht en aldaer van
alles geheel berooft, geen andre redenen van haer doen gevende,
dan dat snlx deden, omdat de Chinesen met de Nederlanders (daer-
mede zylieden in oorloch waeren) gingen handelen
Ons volck, welck d'Engelssen met den swerten Leeuw en van de
Bergerboot becomen hadden, syn haer tot Bantam meest ontloopen
en de resterende hebben daer aen landt geseth , waerdoor de Pangoran
tot een onderpant omtrent hondert mannen van d'onse becomen heeft ,
daeronder over de 80 Nederlanders waeren, dewelcke hy soonaauwe
heeft doen bewaren, al hun geweer aflhemende, dat se in veel meer-
der gevaer , dan de belegerden van Jacatra , geweest zyn.
Dit is het voomaemste, welck gedurende onse absentie tot Jacatra
gepasseert is, meer heeft des vyants dreygementen , dan haergewelt
tegen d'onse vermogen, veel andre disordre enongeregelthedenmeer,
synder binnen 't fort gepleecht ; hoe die verdediget en by den Raedt
verstaen worden, connen UEd. per nevensgaende informatien en sen-
tentie sien, waertoe ons gedragen. Wat goederen datter op de
177
boUewercken bedurven zyn, watter gegasteert, verschoncken, verteert
en gerooft is, ^ connen als noch niet weten en sal UEd. daervan
na dese notitie becomen*
Jacatra den 28 mayo, in voors. staet vindende, hebben wy volgens
voors. resolutie des avonts op 28 en 29 het volck van de schepen
in 't fort gelandt; den 30 dito, met den dach, syn met 13 compag-
nien en vliegende vaendelen, steroq wesende omtrent dnysent mannen
daerayt getrocken, hebben de stadt Jacatra met gewelt aiengetast,
die van Bantam daemyt gedreven , en door GoAa genade seer gelnc-
kelyck vermeestert. Ontrent 3000 stercq syn die van Bantam daer
binnen geweest, behalve het volck van Jacatra. De Javanen siende,
dat daechs te voren sooveel volck in ons fort gelandt wierdt, is meest
al het volck van Jacatra gevlucht, terwyle d'onse in de wapenen na
de stadt toe trocken, syn der groote menichte van prauwen vol volck
verby ons fort, tusschen de boots door (die de soldaten over de ri-
viere setten) gevaren. Wy hebben se oock laten passeeren sonder
hun te beschadigen. De stadt Jacatra is gelegen op de westzyde van
de riviere, aen de oostzyde hebben met een Comp^^ soldaten een
loose alarm doen maecken, op de stercten, die daer gelegen waren,
en de stadt interim aen de noortzyde op twee verscheyde plaetsen
aengetast. Een steenen bolwerk isser met ladderen beclommen en op
een ander plaetse, door een houten schuttinghe van dicke swalpen
gemaect, gebroocken. Die van Bantam deden eenige resistentie,
maer soo haest ons volck in de stadt was, begaven haer op de loop.
Op de merct voor des Conincx hoff, deden weder een bravade met
ontrent 100 mannen, dan d'onse vast aentreckende, liepen de Javanen
door. In 't innemen van de stadt isser een van d'onse dootgebleven
met eenige gequesten, ende de dooden van den vyandt weten niet
seecker , alsoo eenige medegesleept hebben en niet meer dan 9 dooden
van haer gevonden zyn. Drie vrouwen en een kindt wierden in 't
vluchten achterhaelt, welcke wel getracteert en daema weder by de
haeren gesonden zyn.
De stadt is geheel verbrandt en de voomeemste mueren syn ge-
raseert. Op dito, des avonts, hebben een prauwe na Bantam ge-
sonden en aen d'onse geadvyseert, den Pangoran aen te dienen,
* Zie het journaal n». XXXI hierboven, bladz; 149 en 153.
IV. 12
178
boe wy met de vloote aengecomen waren ^ Japara en Jaeatra inge-
nomen en yerdestmweert hadden , omdat die van Japara eenige van
d'onse vermoert en andre noeh gevangen hielden, ende in Jaeatra,
omdat zylieden onderstaen hadden, onse hnysen aff te loopen, den
Generael en 't volek te vermoorden en alles te berooven datter was,
van meninge synde een tocht in 't lant te doen en dan na Bantam
te seylen, versoeckende, dat het de Pangoran gelieve, d'onse die
hy gevangen hielt, vry aen boort te senden, om qnestie voor te
comen.
Adg pno. Jnny hebben met omtrent 600 mannen een tocht in '1
kndt gedaen, bevonden dat de Javanen, haer weder op 2 verscheyden
plaetsen versterct hadden, üyt d'eerste zyn zy datelyck gevlncht
en de tweede hebben daema selffii verlaten. Op desen tocht isser
één tamboeryn van d'onsen gebleven en eenigen geqnest. De Gomp'^.
van Cap^. Brnstens onbedachtelyck tegen ordre, wat van der handt
getrocken wesende, wierd met groote disordre op de vlncht gedreven
en sojade bycans (door d'ongeregeltheyt van matroos) een generaele
route veroorsaect hebben ; doch de vyanden wierden weder in de
vlncht geslagen en syn d'onsen, Grodt lofF, meester van 't velt ge-
bleven. De hnyzen ontrent een halff myle weechs op wederzyden
langs de riviere staende, in brant gesteecken hebbende, zyn weder
victoriens aen 't fort gekeert. In Jaeatra hebben wy gevonden 18
stucken geschut, 11 falcoenen, eenige bassen en ontrent 6 vaten
cruyt. Niet meer dan drie stucken waerender geplant, daermede
niet een schoot geschooten is, zy waeren besich om beddingen te
maecken en veel schut langs. de riviere te planten, dan hebben haer
geprevenieert, soo wy noch Q dagen gewacht hadden, souden Ja-
eatra 800 licht niet becomen hebben.
De Pangoran van Bantam, dese tydinghe en voors. missive ver-
staende, beclaechde insonderheyt seer, dat haren tempel, door d'on-
geloovigen (gelyck zy ons noemen) alsoo verbrand was. Hy heeft
datelyck syn volck van Jaeatra ontbooden, oock veel voick van 't
geberchte en uyt de straet Sunda. Bantam was geheel vol vreese
nacht en dach hebben zy gewrocht, om de stadt te verstercken en
haer geschut te plsaten. Het geheele Cfaineesse quaitier is ai%e*
broocken en Bantam rontsomme met volck beseth. lek honde voor
seecker, soo de plaetse met voor8« macht datelyck aengetast hadden,
179
dat die soowel als Jacatra venneestert souden hebben , dan ten is
daer niet gemunt, en de peere is niet ryp geweest. Zeeckere ver-
loopene Orangkays van Bantam, die tot Jacatra noch resideren, syn
met een deel van haer volck te lande na Bantam gevlucht, en die
van Jacatra syn soo verstroyt, dat qualick gelooflhck is, 't gene
door eenige bekende van de haere daervan geseyt wort T'sedert
voors. tocht hebben tot noch toe geen rescontre in 't landt gevonden.
Wat noch. volgen wil, sal dfen tyt leeren.
In deser vougen hebben wy die van Bantam uyt Jacatra geslagen ,
voet en daminie in 't landt van Java becomen. Haer boosheyt is
redelyck gestraft. T'is seecker, dat dese victorie en het vluchten
van de hoochmoedige Ëngelssen, door gants Indien een groeten
schrick maecken sal. D'eere en reputatie van de Nederlantse natie
sal hierdoor seer vermeerderen. Nu sal elckeen soecken onse vrient
te wes,en. Het fondament van soo lange gewenste rendez-vous is nu
geleyt. Een goet deel van H vruchtbaerste lantschap en de visrycxste
zee van Indien is nu Uwe! Hierover bidde üEd., sent ons nu doch
groote menichte van volck, met alle nootlyckheden, opdat een royael
fort en stadt gelyck de Heeren ontworpen hebben , bouwen mógesa.
Weest doch niet meer onbedacht, noch onachtsaem, denckende dat
ons hier wel redden zullen.
Wilt doch in aller maniere voorcomen, dat men de Javanen niet
leere oorlogen, en ontsiet noch en vreest het gewelt van UEd. vy-
anden niet, d'ontrouwe van de Mooren, noch ondercruypinge van
geveynsde vrienden. Siet en consldereert doch, wat een goede eor-
ragie vermach en hoe d' Almogende voor ons gestreden en U Ed«
gesegent heeft. Op onsen alderswackste en tegen opinie van alle
menschen, ja, van onsen Raet selven, hebben wy door Gk)dts genade,
de groote macht van drie machtige vyanden wederstaen, plaetse
gehouden en haer alle drie, als namentlyck d'Engelssen, die van
BaQt9iiA 0n Jacatra verdreven. Onse geheele vloote was eerst niet
meer, dan ontrent 4 a 500 koppen en nu 1220 stercq, waermede
alles verricht is, maer verlaet U daerop in 't minste niet. Beschiet
ons jaerlicx een redelycke somma gelts, veel schepen, en menichte
van volck,, met alle nootlyckheden, t'en sal dan jaerlicx aen geen
groote rycjto retoeren gebreecken. Wilt eens gedachtich wesen, de
groote hoope, die ick ü Ed. over eenige jaren gegeven hebbe en
180
maect dat het soo verde come, datter jaerlicx gi*oote rycke retoeren
naet 't Patria overgesonden mogen werden ^ sonder eenich geit ofte
weynich nyt de Yereenichde Nederlanden te senden, de saecken
connén daertoe seer wel gebracht worden, waeraen het feylt, dat
snlcx tot noch toe niet gedaen zy , en dat noch al jaerlicx groot
geit eysschen, hoope UEd. (soo voor myn vertreck daervan geen
deel met der daet gethoont wort) hetselvige •f myner overcompste
met goede redenen te bewysen.
Den 6 Juny syn wy met de geheele vloote na Bantam gevaren
en den 7 aldaer, Godt loff, wel aengecomen. Die van Bantam
waren met alle man op de been, d'een was besich met fortificeren
en d'ander stondt in de wapenen. Een tocht, gelyck wy tot Ja-
catra gedaen hadden, waren zy mede verwachtende; gelyck die van
Jacatra (zeyde de Pangoran Gouverneur) sullen wy niet doorloopen
en soo met gewelt gedwongen worden de plaetse te verlaten, sal ick
dan de peperboomen aff doen houwen. Alsoo wy ons stille hielden ,
zonder imant aen landt te senden, heeft de Pangoran , s'anderendaecbs
een van de gevangenen aen boort gesonden, ontbiedende, dat hy ons
volck soude laten gaen, soo haest ick maer imant by hem sondt.
Dit den 8«^ gedaen zynde, cregen ten antwoort, dat hy die soo
lange ophouden soude totdat naerder verseeckeringe bécompt, dat
wy daema op Bantam niets quaets attenteren sullen. Hierop hebbe
(ick) den volgenden nacht aen den Pangoran weder schrifkelyck ont-
booden, dat hy alle d'onse, die in de logie tot Bantam niet be-
scheyden waren, binnen 24 uren aèn boort soude senden , off dat
wy by gebreck, in 't werk souden stellen, tgene aireede by den
Raet gearresteert was.
Dese tydinge maecte de gevangenen veel perplexer, dan te vooren
de destructie van Jacatra gedaen hadde, alzoo zy dickwils met den
doot gedreycht waren en niet dan den doot verwachteden, soo Ban-
tam met gewelt aengetast wierd; doch de Pangoran Gouverneur
heeft ons volck voor d'expitatie van voors. termyn liber en vry aen
boort gesonden en aldus hebben wy omtrent 100 personen nyt een
droevige gevangenisse verlost. De Pangoran beclaechde hem seer,
dat hy alweder onder onse voeten had moeten buygen, wen-
schende, dat voor de groote deucht, die (hy seyde) d'onse gedaen
hadde, maer (on)danck en anders niet becomen mocht^
181
Om meerder seeckerheyt van 't veiireck van d'Engeissen te be-
comen, warwaerts mogen wesen gevaren, hebben wy den 11 Juny
na de straet Sonda gesonden, 't jacht 't Hert, met ordre d'eylanden
en de caste rontsomme wel te doorsoecken. Aan de waterplaets
vonden noch 4 man van 't volck van den Swerten Leeuw, die.
d'Engelssen daer ontloopen waren en door 't volck van de waterplaets
wel getracteert syn] door dat volck wierd andermael geconfirmeert
hoe d'Engelsse, bestaende in 11 schepen, den 2» Juny van Pulo Bessy
vertrocken en om de west 'tzeewaerts geloopen waren, soo haest zy
met een prauwe de compste van onse vloot tot Jacati*a verstaen
hadden
Het schip den Swerten Leeuw is seer cort na ons vertreck van
Jacatra met de volle last geheel verbrandt, toegecomen door drie
man van 't Engelsse volck, die steelsgewyse in 't ruym met een kaersse
arack gingen tappen ende alsoo de brandt daerin geracete, is alles
daerdoor verbrandt
Terwyle het Hert, als vooren, na de straet Sonda was, hebben
wy eenige dagen met de vloot voor Bantam vertoeft, omme te sien,
hoe wy het met den anderen hebben souden. De Pangoran sprack
zeer schoon, zeyde, niet anders dan vrede en vrientschap met ons
te begeeren en dat daer als voor dese handelen, geit en goederen
aen landt brengen souden, opdat hy mocht sien, wy het wel met
hem meenden, waerop een kiste geit aen landt hebben doen bren-
gen, dan 'alsoo niemant in de logie comen, noch d'onse spreecken
mocht, dan met express consent, bywesen en aenhooren van seeckre
Javanen, is den handel in deser voegen belet, 't welck geexcnseert
wierd, op de groote vrese, die door geheel Bantam was en conti-
nueeren soude, soolange daer met de vloote bleven leggen. Het
verlies van Jacatra verdriet den Pangoran uyttermaete seer; doch
evenwel heeft daer niet eens van durven spreecken
Ende alsoo hier een tyt lanck een goede vloote gehouden sal
moeten werden, soo omme den handel in Bantam, als omme onse
en d'Engelsse schepen waer te nemen, gelyck mede Deenen, Fran-
cen en alle andren, hebben wy goetgevonden de schepen aen d'ey-
landen van Jacatra te yerdeylen en interim calck te laten branden,
opdat geen tyt verliesen
Om voor te comen datter geen volck van Bantam tot Jacatra by
182
ons come, heeft de Pangoran van Bantam eenige Chinesen en Javanen
die solcx onderstaen hadden, doen dooden, en daennede het volck
800 groeten schrick aengejaecht, dat niemant onderstaen dorst te ver-
tredken , niettegenstaende groote miserie in Bantam lyden. Ende
alsoo d'onse tot geen handel comen connen, vennits even stercq be-
waert wierden en met niemant , dan in presentie van Javanen , daer-
toe gestelt spreeeken mochten y hebben wy goetgevonden de Pangoran
ie dringen ons den vorigen handel en vryheyt toe te laten, waerover
dienvolgende ordre gegeven hebben, dat men behendelyck het geit
en goet van landt schepen zonde, en oock het volck tot 5 mannen
aa, mits het vertreck en de meninge eerst te kennen te geven, na-
mentlyck, dat soo de Pangoran ons den handel niet toe en iaet, en
onse gerechticheyt niet voldoet, dat wy oock niet toestaen snllen,
datter imant in off nyt Bantam vaere. Den raedt van de schepen
de Znyder-Eendracht, de Neptnnns en Nassonw, die hiertoe gecom-
mitteert waren, hebben hierinne, menende wel te doen, een groote
fonte, &a onse opmie, begaen, en de voomaemste trap over getree-
den, want de goederen hebben zy doen schepen en oock een deel
van 't volck, sonder de saecke te kennen te geven, en daema eenige
cleene jonxkens aengehaelt, eer de Pangoran geinsinneert is geweest,
twelcke tot Bantam weder een groote schrick gemaect heeft. Tegen-
woordelyck synder 8 van d'onsen met eenige packen cleden aen landt
en anders niet. Om dese executie te doen, leggen tegenwoordelyck
voor Bantam de schepen, de Arendt, Nassanw, de Groene Leeuw
en de Seewolflf, en in de straet Sonda voor Angier (Anjer) om waer
te nemen en aen te haelen, de twee Engelsse schepen die aen de Cabo
by den Eenhoorn geweest zyn en dagelicx verwacht werden, de
schepen d'oude Sonne, de Zuyder-Eendracht en de Neptnnus. . . .
Met de voors. schepen ^ hebben wy verscheyden missiven van UEd.
ontfangen (de Heeren) begeeren dat
geen gewelt tegen gewelt, noch tegen iraude gebruycken sullen, dat
men de Chinesen met haere valsheyt en boosheyt sal laten geworden,
dat ons met geen represaille (als geen recht becomen connen), valee-
ren sullen, item dat tegen fenyn geen contra-fenyn gebruyct worde,
gelyck de Mennonieten dese saecke verstaen, Iaet het ons. weten en
^ Den Eenhooru en 't Wapen van Zeeland op 6 en 16 JulQ uit het vaderland te
Bantam en Jacatra aangekomen.
185 . '
t •
geeft maer daere ordre , wy sullen die naercomen^ voor soove^ • .
biUic^ en recht zy; doch eer in dese landen de behoorlycke contra- V
remedie naergelaten worde, moet men hier rechtveerdige rechters
soecken, om onder haer bescherminge te mogen ieyen, handelen en
wandelen ; gelyck de mennoniten in Nederlandt seer wel hebben we-
ten te doen; can iemant, die in Orienten yinden, ick segge dat het
wel gesocht sal zyn. Sonder geen rechtveerdige rechter in indien
weaen? mocht imant &eg^eny hoe can dan de werelt aldaer bestaen!
Hiertegen repliceere: En mach een Heere in Enropa met syn vee
niet doen wat hy wil; alsoo doet hier oock de Goninck met syn on-
dersaten; want die overied, met al het haere^ lyfeygenen van haer
Heeren zyn, even gelyck het onredelycke vee in Nedeiiant. 'T recht *
van dese landen , is hier, de wille des Conincz. Coninck is hy die
de stercxste is, en gelyck wy in d'nsorpatie haere boosheyt niet
willen volgen, alsoo souden (als libre vrye lieden) haer ongerechticheyt
niet gaeme*gedoogen. T'is my leet, dat met dese praetjens, alsoo
de saecke hem selven overlange verdedigt heeft, sooveel pampier
hebbe moeten becladden,
UËd. recommanderen ons seer, voort te varen met het stabilieren
van een generale rendez-vons, en vrede te houden met de Goningen
van Jacatra en Bantam, 't welck incompatibile saecke zyn; doch
d'Almogende heeft daerin versien. De middelen en gereetschappen
die tot bouwen vereyscht worden, senden de Heeren oock niet, daer
en is niet een byle, schop noch spade te becomen, 't gene ter dif-
fentie in haeste opgeworpen is, hebben gedaen met eenige schoppen
en spaden, die hier een tyt lanck in voorraet gelegen hadden, en
al geconsumeert syn. De heeren ontbieden ons gene geding van Jappan
te ontbieden, en senden selffs niets^ wat daermede voorhebben, geve
andre te bedencken; seer vrientelyck versoeckende, dat het UEd.
gelieve met den eersten herwaerts te senden, groote menichte van
goede bylen, en aUerley gereetschappen enz
By dese gaet ontwerp van 't fort Jacatra; ^ doch UEd. sullen
gelieven te verstaen, dat ons met dit werck gants niet behelpen con-
uen, en alsoo 't selvige in haeste ter diffentie opgeworpen is, en
^ Dit plan berust nog op het Byks-archief.
184
iüser.ganta niet dat tot een goet werck te stae comen sall; daerom
Bal een geheel nieuw fort en nieuwe huyzen gemaect moeten worden.
Hierover hadden geresolveert op de westzyde van de riviere
(daer de stad Jacatra gelegen heeft) een nieuw fort te maecken,
groot 46 viercante roeden, met een gracht rontsomme, dan dewyle
geen volck noch gereetschappe daertoe hebben, vrese datter niet van
vallen sal, en dat noch veel verlooren wercken, om ons te behelpen
sullen moeten maecken, ons en gebreect niety dan alle dinck'^ om de
negotie waer te nemen en op den vyandt te passen, hebben met alle
man de handen vol. De Chinesen hout de Pangoran van Bantam
aldaer op, wie sal dan een casteel en stadt tot Jacatra bouwen. Drie
van onse schepen leggen voor Biantam, drie voor Angier, 5 synder
doende om calck te brilden en de resterende 3 hebben met haer
eggen werck de handen vol, 7 schepen synder in Manilha, 5 na
Jamby, Patana en Jappan, één na de custe van Goromandel en drie
jachten in de MoUuques en Amboyna. Dit is alle de navale macht,
welck UEd. in Indien heeft. Ende de forten en casteden in Indien
syn van volck soo qualick versien, dat het schande is en sulcxqua-
lick schryven derff; doch het moet evenwel geseyt wesen. Opthien
forten die de heeren in de MoUuquen houden, syn niet meer dan
448 coppen, soo cooplieden als soldaten; daeronder gereeckent alle
de Nederlanders, swarten, overgeloopen Spanjaerden in dienst van
Compi®. wcsende, en yrye lieden. Op alle de forten en comptoiren
van Amboyna niet meer dan 134 coppen, in Banda 500, in Solor
31, tot Jacati*a 340, en op de cust van Coromandel ontrent 150,
welck alle de macht van gants Indien is
Van d'onse by den Mattaram gevangen, hebben verscheyde brieff-
kens gecregen , clagen seer dat haere nootdruft van rys niet becomen
connen. Den 18 mayo passado , waeren zy noch 7 persoenen in leven,
lek hebbe voor desen aen den Coninck van Cheribon om haere ver-
lossinge geschreven, daerop hy geantwoort heeft syn beste doen sal.
Wy verhoopen haer haest te becomen, alsoo de vreese door geheel
Java is. Verscheyden joncken en prauwen comen hier dagelicx van
't Cheribon met alle nootlyckheden aen, en meer hebben wy te ver-
wachten, soodat appaient is, ons gerieff tot Jacatra selffs wel beco-
men sullen. De Mattaram en die van Japara hadden geeme vrede
185
met ons, maer 't hert is te groot om ons aen te soecken en wymo-'
gen 't niet doen (hoewel de nool^sulcx wel vereyscht), omdat de
vrede najagende, alle dagen noch meer geplaecht en veracht souden
worden. Daerom is 't best, dat wat lyden en ons wat behelpen, om
een stabile vrede te maecken, want ons volck tot Japara vermoort
en alles berooft is, doordien de moorders en rovers haer voor lieten
staen, dat wy Japara niet mochten derven, en noch grooter offer
gegeven souden hebben, om vrede, acces en haere goede gunste te
becomen, gelyck zylieden aen de duyvelen doen, doch het is Godt
loff, buyten haer gissinge gegaen.
Wy versoecken aendermael dat het UEd. doch gelieve eenige godt-
vruchtige, eerewaerdige, cloecke, verstandige predicanten herwaerts
te senden,* ende geen hoovaerdige, ongeschicte, onwetende idioten,
gelyck eenige dienaers geweest zyn. T'is beclaechelyck en jammer,
dat de godsdienst niet beter waergenomen, noch gehanthaeft worde.
.#
Het moeten rechte herders en geen huurlingen wesen , die niet na
Indien varen om geit te verdienen en dan datelyck weder te keeren ,
maer om den Heere te dienen en dlndianen tot het christen gelove
te bekeeren. Allen die tot noch toe in Indie geweest zyn, hebben
sooveele noch niet gedaen, dat de Chrystenen in 't Chrysten geloove
souden onderhouden, laete staen, dat andere bekeeren souden, t'en
schort aen de matterie niet, maer aen de meester; van domini
Hulsebos en Danckaert , hebbe goede hoope , maer 2 persoenen connen
maer twee plaetsen becleeden en bedienen enz
In ons fort Jacatra, adi 5 augusto 1619.
UEd. Dienstwillige,
J. P. COEN.
XXXIV,. De Gouveeneue Generaal Jan Pieteesz. Coen, aan
DE Bewindhbbbees dee Genee. Oost-Ind. Com!p.
(Heeeen xvn.)
In het fort Jakatra, dd. 7 en 15 October 1619.
By dese gaet alsnu copye van d'onse, per 't schip d'Ëenhoom
gesonden, ÜEd. gullen daeraen largo verstaen, hoe wy voors. fort
186
(Jftcatra) ontset en de fltadt Jacatra ingenomen hebben. D'Engelssen
* voor ona gevlucht en wy doorjQodts genade te water en te lande
meester van 't velt gebleven syn, 'tsedert is hier weynich geinno-
veert, derhalven cort syn snllen
Naer 't vertreck van d'Eenhoom zyn hier, Grodt loff, tot ver-
scheyden tyde van patria wel aengecomen, diverse schepen. . . .
Aen de Caep de Bona Esperance, hebben eenige van onse schepen
eenige Engelse gerescontreert , te weten : den Eenhoorn en d'Orange-
boom, d'Engelse schepen den Beer en de Sterre, wawby naer 't
vertreck van den Eenhoorn en d'Orangeboom gecomen zyn, d'Anna
van Znratten en onse schepen Dordrecht en Amsterdam. Uytterlyck
hebben sy den andren aldaer aUe vrientschap bethoont; doch alsoo
wy door eenige Schotten verstaen, dat by die van de Sterre ons
schip den Eenhoorn, ontrent de Caep in zee riscontrerende gedeli-
beroert is geweest, om den Eenhoon^ aen te tasten, schynt het,
dat d'Engelssen soo eenigen van d'onsen met gemack hadden wettn
te becomen, niet nagelaten souden hebben die te nemen. Hoe be-
commert d'Engelssen geweest zyn, over d'nytcompst van haer boos
voornemen, connen de Heeren sien per nevensg. missiven door die
van den Beer en de Sterre, van de Caep de Bona Esperance met
de Orangeboom herwaerts gesonden, waertegen d'onsen welgemst
en welgemoet geweest zyn, weynich op swaricheyt denckende, want
d'Orangeboom in zee ontrent hondert mylen buyten de Coste van
Somatra, rescontrerende één van d'Engelse schepen, die met haer
vlote uyt de straet Sonda gevlucht was, is den schipper 't Hert,
om tydinge te becomen, aen boort gevaren. Soo haest daer was,
hebben d'Engelsen seer schoon gepraet om de coopman en stierlieden
mede te becomen, d'onderstierman wierde gehaelt en d'andre ver-
excuseert, d'Engelsen geen andre hoofden meer becomen connende,
hebben de schipper 't Hert, met een moy praetien in de caynyt
onderhouden ende interim syn volck gebonden; doch alsoo twee
daervan over boort sprongen, swemmende na d'Orangeboom, wierde
't Hert 't geruchte gewaer en meenende uyt de cayuji; te gaen,
vondt die met een ketting geslooten. D'Engelsen hebben hem mede
aengetast en wel vastgebonden, seggende, dat hy met hun byhaeren
admirael most vaeren, doende groot weer om d'Orangeboom t' ont-
seylen, dan alsoo 't Hert met gewelt in de galderye geraecte, roe-
. t87
pende aen de zynen, die seer dicht by den Engelsman hielden, dat
86 alle het geschut uythaelen en met de geheele zjde op d'Ëngel-
ssen schieten zonden, hebben d'officieren van d'Engelssen het disseyn
van haer hooffden alsoo gematicht, niettegenstaende 't Engels schip
immer soo wel en beter als d'Orangeboom gemonteert was. . . .
Voor dese is U Ed. geadvyseert, hoe wy in de straet Sonda ge-
leyt hadden, de schepen d'Onde Zonne, de Znyder Eendracht en de
I^eptnnns, om waer te nemen de twee Engelsse schepen den Beer
en de Sterre, die van d'onse aen de Caep de fiona Esperance ge-
rescontreert waren. Een van dese twee, de Sterre genaemt, is den
12 Ang^'. by de voors. drie schepen in de straet Sonda gecomen,
d'onse lieten hem na Bantam passeeren, opdat niet eschappeeren
sonde, daema syn hem des nachts gevolcht, hebben 't dicht by
d'Engelssen geseth en met dreygementen sooveele te wege gebracht , dat
d'Engelssen schip en goet, sonder slach off stoot overgegeven hebben,
m
op conditie als UEd. p. nevensgaende accoort connen sien
By dese gaet copie off translaet van een missive door d'Engelsse
Comp. aen de haren alhier geschreven; UEd. snllen daeraen sien,
hoe d'administratenrs van d'Engelsse Comp^ haer volck tegen ons
ophitsen; tgene de haeren selffs gedaen hebben, leggen sy ons ten
laste in haer missive, verhaelende (niettegenstaende wel beter weten)
de valsche lengenen, die sy seggen van de haere overgeschreven
te wesen, waerop actie geformeerl hebbende, haeren admirael be-
lasten UEd. volck en goederen op de gesochte actie aen te tasten,
terwyle interim in Engelandt met de gecommitteerden van de Hooge
Hogende Heeren Staten-Generael en UEd. van accoort gehandelt
wort en dat nyt crachte van ordinaire commissie door den admirael
van Oroot-Bretagnie wegens zyne Conincklycke Majt. aen Thomas
Dael verleent. Hiertegen snllen wy ons met de Commissie van de
Hooch Hog. Heeren Staten-Generael, Zyn Princelycke Excellentie,
die van UEd. en 't recht der natnyren behelpen. Wy honden voor-
seecker, dat Spangien met syn dncaten tegen ons stryt, gelyck hy
eertyts met de wapenen plach te doen endattereenigeinFranckryck,
Engelandt en Denemarcken gepensionneert zyn, om d'Indische vaert
te doen bederven off de Coningen van Franckryck, Engelandt en
Denemarcken tegen de Vereenichde Nederlanden op te roeyen, haere
goede correspondentie en vrientschap te breecken, dan ick hoope
188
dat d'Almogende d'oogen van haere Majesteiten openen en ons wel
hoeden sal, gelyck tot noch toe gedaen heeft en nu corteling, in-
sonderheyt soo in de Yereenichde Nederlanden als hier gesien is,
Alsoo hier door de compste van de nieuwe schepen een treffelycke
vloote by den andren gecregen hebben , is goetgevonden , omme de-
selvige wel te besteeden den handel sooveel moogelyck waer te
nemen, de comptanten t' imployeeren en tegelyck diffensive en
offensive oorloch tegen onse vyanden te voeren
Voor deseu hebben üEd. geadvyseert, hoe met die van Bantam
in oorloch geraect syn, en daer noch 5 mannen met eenige goederen
aen landt gebleven waren, alle welcke den Pangoran den 20 Aug^°.
met de resterende goederen aen boort gesonden heeft, wat daermede
voor hadden, connen qnalick weten, men ontboot ons met een brieff-
ken door een particulier op 't Chinees geschreven, soo vrientschap
met Bantam begeerden; dat imant senden souden, soo niet, dat van
daer souden blyven. Op de saeck gedelibereert zynde, is goetge-
vonden na Bantam niet te senden; maer dat de rede beseth sullen
honden, de vaert en visscherye soo veel te beletten, als doenlyck
is, totdat ons selven den handel aenbieden
De stadt Banfcam wordt dagelicx noch seer versterckt; derysisser
seer diere en de Chineesen worden seer nauwe bewaert, opdat by
ons niet loopen. De voomeemste heeft de Pangoran gedwongen weder
nieuwe huysen te bouwen. Meer vrese heeft Bantam voor de Mat-
taram, o£f dat wy met den Mattaram souden mogen verdragen, dan
voor ons; alsoo hy wel vertrouwt (naer 't schyut) dat het ons om
de stadt Bantam niet te doen is, ons huys is noch in esse. De
Pangoran van Bantam can qualick resolveren, vreede off oorloch mei
ons te maecken. Hierover, na wy verstaen, is onder de grooten
groote conftisie, d'uytcompste sal den tyt leeren.
Onse schepen voor Bantam leggende, hebben tot noch toe 9 man-
nen verlooren en dat vermits tegen onse expresse ordre tot aen de
wal omtrent Bantam eenige prauwen yervolgden en haer aen landt
begaven, alwaer, van groote menichte van volck verrast, overvallen
en gedoot wierden; dan meer volck heeft het Bantam gecost. De
visserye can ons volck niet wel beletten, alsoo de prauwen te snel
in 't seylen zyn en d'onsen geen prauwen bestieren connen.
189
Tot Jacatra gaet alles , Godt loff , redelyck , voor dese zyn hier
veel joncken en prs^nwen met alle nootlyckheden geweest, dan over
eenige dagen heeft de Mattaram verhoeden, datter niemant hy ons
na Jaeatra vaere, doch evenwel synder noch eenige Chineesse en
Javaense joncken comende, die steelsgewyse nit het landt van den
Mattaram vertrecken. In voege, dat ick hoope, gelyek het oock
apparent is , wy geen gehreck sullen lyden. Off de Mattaram voors.
verbot ter contemplatie van Bantam doet, weten wy niet Wat de
Coninck van 't Cheribon en Anth®. Vizozo daervan schryven, connen'
ü Ed. p. nevensgaende copien van hare missiven zien. 't Appa-
rentste schynt te wesen, dat de Mattaram soect synne vrientschap
aen ons wat diere te willen vercoopen, want alsoo hy Tuban inge-
nomen heeft, Surrebaya 't hooft geeme in de schoot soude leggen,
resteert niet dan Bantam, daer de grootste schadt van geheel Java
is, en alsoo de wech voor die van Mattaram te lande wat moeyelyck
vallen sonde, schynt het, dat men soect ons te dringen den Mat-
taram t'assisteren, alsoo 't herte te groot is om onse hnlpe te ver-
soecken en syn onvermogen aen ons te kennen te geven, doch soo
sy iets tegen ons weten te doen, 't sal niet nagelaten worden; want
om heerschappye, volck, geit en goederen is het den Mattaram te
doen; eer wy d'een off ander assisteeren, sullen wel thienmael om-
sien moeten, opdat de victorieuse onse roede niet worde.
Nadat wy Jacatra ingenomen hadden, is al het volck uyt het
landt na Bantam vertrocken en daema synder veel weder gecomen,
de rys uyt het landt van 't velt opsoeckende, waervan haer vele
on^aecht is, ende alsoo d'onse noyt vyanden vonden, die 't hooft
boden, zyn de soldaten zoo stout en onbedacht geworden, datbykans
een groote nederlage gecregen souden hebben, ten ware dat een
goede corragie van d'officieren sulcx verboet hadde. Verstaen heb-
bende, datter menichte van Javanen omtrent een myle of twee de
riviere op in 't landt waren, hebben wy den 2ö«» passato, 40 mus-
quettiers derwarts gesonden. Dese by den vyant comende, weecken
de Javanen uyt haer legerstede by den andren, op een plaetse daer
de onse niet dan man voor man, door een eng padt bycomen costeUi
Te wederzyde van dit padt hebben zy in de ruychte volck met
piecken geleyt; d'onse, vierich synde, om haeren vyandt aen te
tasten, hebben haer in drie troepen verdeylt. D'eerste troupe, be-
190
•
staende in elff koppen ^ den vyandt aentastende, bleven daervan drie
op de plaetse leggen , welcke doorsteecken wierden van de vyanden
die in de rnychte verborgen lagen, d'andre namen datelyck de vlucht,
waerop de Javanen met goede eorragie aentreckende, alle d'onse
geslagen souden hebben, ten waere dat de Inytenant met de tweede
troupe, d'eerste ontset, de Javanen gestut en haer weder terugge
verby de doode ligchamen gedreven hadde, met verlies van de vierde
man. In 't enge padt, hebben d'oversten van de Javanen tegen
^onse officieren soo lange man tegen man stal gehouden, totdat zy-
lieden haer dooden en gequesten afigebracht hadden, als wanneer
vertrocken en geheel doorgeloopen zyn , in voegen dat d'onsen meester
van 't velt gebleven zyn; van de Javanen hebben zy een cris, met
eenige piecken becomen , vonden anders by haer niet dan een prauwe ,
met wat rys voor haer provisie, soodat het schynt zy express van
Bantam op een tocht gecomen zyn. De vyanden waren ontrent 150
man stercq.
Onse dooden zyn van d'onse medegenomen en begraven. Dit is
d'eenige en notabelsté rescontre die noch oyt 't sedert d'inneminghe
van Jacatra geschiet is; cort daema hebben weder een goede troupe
uytgesonden, maer geen vyanden vernomen.
Tot nu toe syn by ons 3 a 400 Chinesen vergadert , niettegen-
staende zylieden soo nauwe tot Bantam, 't Cheribon en Japara be-
waert worden. Soo de Javanen daerop soo nauwe niet en pasten ,
ick achte datter eerlange eenige duysenden by ons souden wesen.
Alsnoch hebben wy van de Chinesen weynich hulpe, vermits eenige
van de voors. haer geneeren met nooüyckheden herwaerts en der-
waerts te haelen en andre met handtwerck onder de burgerye, waer-
inne een ider laten geworden om menichte van volck te locken.
T'is apparent dat dese plaetse eerlange de grootste coopstadt van
gants Indien wel soude mogen worden, tenzy dat ons de giericheyt
bedriege, waermede seggen wil, by aldien wylieden resolveeren
connen, de peper van Bantam een jaer te derven, off soo lange tot
dat die van Bantam genootsaect worden, ons aen te soecken en haer
peper te veylen.
Nadat ons lange bedocht en lange gedelibereert hadden, wat ver-
0teiokingi» bior mae<^n /sK)ud6^ i» ejuUijck gpetgevon^ eep nieuw
fort te beginnen, groot 50 quadraet roeden, en om 't selvige met
191
I
gemack en te meerder verseeckertheyt te mogen doen, dat hetselvige
bnjten om het onde fort leggen sullen. De fondamenten van de landt-
punt hebben nu begost, als die gemaect zy, sal 't onde fort dnbbelde
versterckinge hebben, Gk)dt geve dat het werck gelnckich voleyndt.
mach worden, by dese gaet project hoe het werck gedissegneert
wordt
15 October 1619.
Erenfeste wyse enz .
Naer 't yertreck van 't schip den Gouden Leeuw, is hier, Gk)dt
loff, den 10 stanti van Amboyna wel aengecomen, het jacht de Tiger
gelyck mede de joncke de Dolphyn genaemt, de Tiger brengt mede
42.573 ® nagelen ende de joncke is van Amboyna na d'eylanden van
Solor, Bima en Baly gesonden geweest, omme die quartieren teont-
decken. Op Baly zyn d'onse by den Coninck geweest en daer seer
wel onthaelt geworden, veel vrientschap is haer bewesen en groote
instantie worter gedaen, dat wy aldaer een comptoir stabileeren,
anders hebbe op haer reyse niet verricht enz
XXXV. De GoTTVBBïnBTJB Gekebaal Jan Pietebsz. Coeit en
Rade van Indie, aan de Bewindhebbebs deb Geneb.
OosT-iND. CoMP. (Heeben XVII.)
In het fort Jakatra, dd« 22 January 1620.
Edele Erenfeste enz.
Nevens dese gaet enz
'T sedert syn hier Godt loff wel aengecomen, de schepen Tholen
en Walcheren enz
De Pangoran van Bantam, nae der Mooren aert, gestadich prac-
tiserende, hoe my best van cant sonde mogen helpen, om te beter
tot zyn disseyn te geraecken, en zyn personage met UEd. volck en
goederen te spelea « heeft; den Coninck van Jacatra (in Tanara gevangen
wesende) ontboden, dat hy den Generael Coen sonde doen ombren-
gen, hem belovende daervoi^ al syn volck weder te geven en weder
in zyn ryck te stellen*
in
D'Execntie van zoo bosen voomemeii heeft de Coninck vaa Jaeatra
op dese belofte aengenomen, ende naedat van langerhandt, de wech
tot een goet acces gebaent hadde, heeft hy den last aen zyn tolck
Andréy syn priester en een slave van zyn broeder gegeven.
Dese drie syn den 17^^ October by my gecomen, aendienende,
hoe dé Pangoran van Bantam voorgenomen hadde de Coninck van
Jaeatra haren Heer, van Tanara naer Pontang te vervoeren, om hem
aldaer te beter te doen bewaren , waerover Zyne Majesteit seer vrien-
telyck versocht, dat wy snlcx souden voorcomen en hem met gewelt
van Tasisa^fi, lichten, daertoe middele en raedt voorsloegen en het
exploict seer faciliteerde; doch onder dit pretext hadden vooi^eno-
men my te vermoorden. Maer d'almogende Godt heeft ons weder-
omme wonderbaerlyck behoet en de moorders de moet benomen. Sy
zyn alle drie, elck met syn cris oft ponjaert in onse sale by my
alleen geweest, dan alsoo geen goede uytcompste sagen om te vluch-
ten, hebben haer boos voornemen op dat pas niet durven onderstaen.
Aen haer gelaet, reden en wesen quade suspitie cryghende, hebben
haer crissen doen affiiemen en hun wel doen bewaren, dese drie
waren met haer sessen in een prau van Tanara aen 't wapen van
Amsterdam gecomen. ^
Met onse voorgaende is UEd. geadviseert, hoe door denMattaram
verboden was, dat geen van syn ondersaten met eenige vivres tot
Jaeatra by ons varen souden, waermede, naer 't scheen, voorhadden,
ons na haer pypen te doen dansen, dan alsoo de saecke niet aentrocken
en ons stille hielden is voors. verboth niet lange onderhouden, want daer
syn soo groote menichte van joncken en prauwen met rys en alle
andre notelyckheden gecomen, dat het wonder om te sien is geweest*
Meer joncken en prauwen hebben hier van verscheydene plaetsen
geweest, dan oyt ten tyde van den Coninck van Jaeatra gesien zyn.
T'is een wonder om sien hoe de borgerye tot Jaeatra vermeerdert;
70 a 80 joncken en prauwen hebben hier te gelyck soo binnen de
riviere als op de rede gelegen. Onder desen, verstaen wy, syndet
eenigen van des Mattarams officieren geweest om alle gelegentheyt
te doorsien. Ende alsoo een overste van den Tommagon van Een-
> Dese Javanen werden na bekentenis buiten p\jn of banden afgelegd te hebben , ter
dood veroordeeld, en van toen af werd het aan vreemdelingen verboden gewapend
binnen het fort te komen.
103
'.■■■* *
dael (die hier met 22 prauwen vol rys geladen gecomen was) oüs
aendiende, de Mattaram tegen zyn Heere geseyt sonde hebben, dat
hy de Nederlanders niet wilde doden, noch oock ranchionneren,
maer deselve gratis relascheren sonde , byaldien door den Generael
daeromme gesonden wierd, ried hy dat daeromme sonde senden,
presenterende yemant mede te nemen, hebben wy hierover een prau
naer ELandael gesonden, omme de verlossing van d'onse by den
Mattaram gevangen wesende, aen voors. Tommagon te versoecken,
Godt geve, dat haer, gelyck wy verhopen, becomen mogen.
Het schip Oudt-Hoom en 't fregat Ceylon, syn hier nyt*de straet
van Palimbang wel gekeert, medebrengende een cleen fregat van
de Portugezen verovert en 220 lasten rys, becomen nyt seeckere
joncken'van des Matarams ondersaten en eenige van Bantam naer
Malacca varende Wy verstaen met de voors. joncken
door den Pangoran van Bantam een expresse ambassate naer Ma-
lacca gesonden is om assistentie tegen ons te versoecken. Degene,
die men seyt de last daervan te hebben, is mede in onse handen
vervallen
Voor desen is UEd. gadvyseert, hoe wy naer Patana gesonden
hadden de schepen de Engel, de Bergerboot en de Morgensterre
met een goet capitael tot den handel aldaer, en expres ordre (vol-
gens resolutie tegen het voornemen van d'Engelsen genomen) soo
eenige advantage op d'Engelsen becomen, dat ons van hare schepen
en goederen verseeckeren souden. Dese schepen den 26" Jtdy voor
Patana comende, vonden daer te rede, de Engelse schepen, de
Sampson en den Hont, ophebbende 137 coppen en 45 stucken ge-
schut, s'avonts hebben 't dicht by haer geseth en hun s'anderen*
daechs met den dach met gewelt aengetast. Naerdat te.wedersyden,
drie glasen lanck seer geweldich gevochten hadden, gaven 't d'En-
gelse op, seer ysselyck om lyffsgenade biddende. Daer zyn van
haer doodt gebleven 39 mannen, daeronderCap''. Jean Jardyn, overste
over haer negotie, dewelcke voor autheur van alle dese onheylen
gehouden wert , en ontrent 50 gequetsten. Van onser syde hebben
10 mannen verloren en eenige gequesten gecregen
In 't voors. schip de Sampson hebben becomen d'originele resolu-
tien by d'Engelsen genomen, verscheyden missiven, copieboecken
van missiven, contracten en andre Engelse papieren, daeraen claerlyc
IV 18
194
blyct, waerachtich te wesen en oock genonchsaem bev^sticht en
getuicht wert, hetgene ÜEd. voor desen geschreven hebben, nament-
lyck, dat by d'Engelsen voorgenomen sy, haer meester van ÜEd.
middelen te maecken en de staet van de Generale Comp. t'enemale
te myneren . • . • alle haer bosen handel
met de Coningen van Bantam en Jacatra tegen ons beleyt en onder-
leyt, haer grote onbeschaemde logenen en bosen aert, connenindese
pampieren openbaerlyck zien
Per 't schip den Gonden Leeuw is ÜEd. geadvyseert hoe wy den
Commandeur Willem Jansz. met ses schepen, namentl. 't wapen van
Zeelandt, Haerlem, Nieuw-Zelandt, de Neptunus, d'Engelse Sterre
en 't Postpaert na de westcust van Sumatra gesonden hadden, tot
bevordering van den handel in die quartieren, en omme op d'En-
gelsen eenige advantage te soecken tot revenge van geleden schade,
verseeckeringhe van den Staet der Gener. Comp., maar inzonderheyt
om het boos en groot voornemen der Engelsen tegen ÜEd. staet te
breecken en prevenieren. D'Almogende Godt heeft ons daertoe we-
deromme wonderbaerl. geholpen en oock bethoont (als verhalen sullen)
hoe 't beste versuymt is, en hoe licht alle de macht van de Engel-
sen, ware myn ordre ten vollen naergecomen, verslagen oft becomen
souden hebben. Doch 't is misschien beter, dat de welstandt door
soo groten progres niet becomen, opdat de swacke gemoeden in re-
delycken standt blyven; daeromme sullen ons genoegen, met hetgene
d'almogende Godt dagelicx gelieft te geven, en bedancken onze
medehelpers van hare courage, goeden yver, vlyt ter gemene beste
bewesen. De voors. ses schepen, den eersten October uyt de straet
Sunda vertrocken wesende, syn lancx de westkust van Sumatra ge-
lopen. Aen Cota Tenga verstaende, datter vier Engelse schepen
voor Ticco lagen , liepen datelyck sonder vertoeven voort. Den elfden
ditto ontrent Ticco comende, vonden daer de schepen den Dragon,
den Beer, d'Expeditie en de Rosé, waerop by d'onsen geresolveert
wierd haer datel. twee aen twee te aborderen. De son was tegen
den avont maer ontrent 1^^ ure hooch, doen by den anderen quamen.
De Commandeur Willem Jansz. smeet datel. met het Wapen van Ze-
landt den groten Dragon op de wintveringh aen boort. Het schip
Haerlem leyd hem aen d'andre zyde op den hals aen boort en heb-
ben aldus seer geweldich met groff geschut en musquetten tegen
195
malcand^ren gevochten. Nienw-Zelandt was geordonneert met den
Neptunus den Beer te aborderen, dan alsoo den Dragon (de Beer?)
vol peper geladen wesende, dien selven dach van de zynen 't see-
waert gelopen was en Nieuw-Zelandt d'aborderinge niet seer sochte,
resolveerde de Neptunns en d'Engelse Sterre den Beer teaborderen,
doch alsoo den Dragon overwonnen wierd, eer dese schepen by mal-
canderen quamen, gaven de schepen de Beer, d'Expeditie en de
Rosé haer mede op , en dat sonder 't gewelt van d'onse te verwach-
ten. 'T Wapen van Zelandt en Haerlem schaers een ure tegen den
Dragon gevochten hebbende, geracete de brant in de gallerye van
den Dragon, waerover d'Engelsen haer schip abandonneerden en in
Haerlem overliepen, biddende om lyffsgenade, doch wierden weder
overgejaecht om den brant eerst te nytten. Aldns syn de voors. vier
schepen door Godts genade overwonnen, daerdoor wy hopen het dis-
seyn van d'Engelssen soo lange vertrocken werden sal, dat tydt sul-
len hebben omme onsen staet noch meer en beter tegen aller gewelt
te versekeren. De voors. Dragon hadde op , 180 zeer cloecke mannen ,
te weten, 150 van zyn eygen volck, en 30 van d'andre schepen,
die den Dragon 't zee hadden geholpen; was gemonteert met 31
stucken geschat. In dien stryt synder van d'Engelssen 30 mannen
doodt gebleven, d'overste Commandeur Banner is doodtelyck gequest,
van d'onsen hebben wy verloren vyf mannen. Het schip Haerlem is
in zyn spiegel gelyck water alsoo ge treft, dat het weynich gescheelt
heeft oft sonde aen des Dragons zyde gesoncken hebben, alsoo op
het gamieringh vyff voet water stond, eer het gewaer wierden.
Alle het volck van de voors. vier Engelse schepen, gelyck oock
veel van haer schip de Sterre, wesende ontrent de 300 mannen heb-
ben d'onse in Ticco aen landt geseth, en haer op hun versoeck we-
dergegeven, het schip de Rosé met eenige provisie, om van daer
elders by de hare te mogen vertrekken, de andre drie syn van d'onse
gemant en alhier met de vlote, Godt loff, wel aengecomen
Alsoo ons volck verstonden, hoe Ticco voor de rendez-vous plaetse
van d'Engelssen geordonneert was, en dat zylieden bestemd hadden
ontrent primo October daer te comen, hebben d'onsen haer seer ge-
haest van daer te vertrecken en syn
diensvolgens den 21 October met de gehele vlote van Ticco vertrocken.
196
In zee wesende, hebben het schip Nieuw-Zelandt na de bast van
Goromandel gesonden met het cargasoen derwaerts gedestineert . .
^ voors. schip Nieaw-Zelandt drie dagen van de
vloot gescheyden wesende rescontreerde twee Engelsse schepen, van
de cast, soo 't scheen, naer Ticco loopende. D'Engelssen deden haer
best om Selandt aen te tasten, dan conden hem niet beseylen, in-
vouge dat dese twee door 't haestich vertreck van d'onse geschap-
peert zyn
Met Bantam sjm wy en zy met ons noch in eenen graet, T'is
seecker dat die man hem verlaet op zyn peper en niet op Godt,
macht noch gerechticheyt. T'sedert onse voorgaende en isser tns-
schen ons niet gepasseert. De reede van Bantam hebben wy tot nn
toe met onse schepen beseth gehouden; om alle handelinge en toe-
voer van rys van daer te weren, om die van Bantam, daerdoor tot
redene en een goet accoort te dringen, waertegen de Pangoran van
Bantam syn peper ophout, om ons Jacatra aft te dringen en voorder
tot zyn disseyn te geraecken, die het lancxt herden can, sal den
crygh winnen
Niettegenstaende seer wel geweten hebben, dat het de hertnec-
kicheyt van Bantam, soo lange connen, nytherden sal, jae dat de
aenspraecke haer verharden en ons verachteren sonde, hebben noch-
tans goetge vonden, die van Bantam, den vrede aen te bieden omme
een yder sooveel mogel. vol te doen. Dese aenbiedinge hebbe den
2l8ten, Novemb. passado, schriftel. gedaen; hierop is door den Pan-
goran Gouverneur en zynen broeder Pangoran Gabangh geantwoort,
te vreden te wesen, dat wy daer souden handelen, gelyck ten tyde
van Wittert en Verschoor gedaen wierd; waerop wyluyden den d^^.
December gerepliceerd hebben, daermede genoecht te syn, mits dat
ons door den jongen Coninck, den Pangoran Gouverneur en zynen
broeder belooft werde voor te comen, datter door de Chinesen oflf
anderen geen monopolie gepleecht , de peper off de prys van dien niet
meer als voor desen opgehouden werde. Hierop is door den Pangoran
en zynen broeder Pangoran Gabangh weder gerepliceert, soo onder
't accoort eenich bedroch gemenght wiert, dat het dan geen vrede
maer veel eer oorloch wesen soude , invougen dat ons neffens anderen
den vryen handel niet hebben willen toeseggen; maer occasie soecken
om ons te betrappen en in haer gewelt te becomen, hiertegen leert
»97
ons de natuyre dat met goet recht alle andre negotianten van Ban-
tam, in alle manieren oock weeren mogen, tot dat ons recht en den
bandel neffens andere becomen
•
Van Bantam comen dagelycx veel Chinesen by ons vluchten. Men
gist, datter noch wel 2000 in Bantam zyn, welcke haer mede meest
tot ons begeven sullen soo haest hier connen comen. Bantam is seer
verlegen; maect hy vrede met ons, sal hem veel volck ontlopen, en
wy daermede versterct werden. In oorloch bly vende , moeten sy veel
gebreck lyden, de negotie en frequentatie van alle vreemdelingen
derven en die aen ons cederen , invougen dat het ons , Gode zy loflF,
wellgae, en Bantam qualyck, hoe sy het oock maecken. Door de
Chinesen handel hebben wy goede hope, peper van Bantam, Ticco,
Friaman, Jambi tot Jacatra by ons te trecken; want alle de voors.
landen, de Chinese waren soo zeer van doen hebben, als wy de
peper. Tot desen eynde heblien airede ordre gegeven, dat de Chi-
nesen joncken, die d'onse omtrent Jambi souden mogen rescontreren ,
herwerts gewesen en hier gebracht werden, opdat die van Jambi
met haer peper de Chinesen waren alhier connen soecken
Om voors eflFect te becomen, sullen vooreerst hier ontrent tegen
ê
d'Engelsen en anderen een goede vloot schepen moeten houden, te
lande tegen de Javanen een sterck gamisoen en voorts om herwerts
en derwerts te senden menichte van cleene jachten. Wy bidden
UE. hiertoe alsulcke middelen te fumieren, dat dit eenige jaren on-
derhouden mogen, soo zal Jacatra y de treffelycxste plaetse vangants
Indien werden y en seer haest sal hier de stapel van de gantsche In-
disen handel zyn; want de plaetse, daertoe seer wel gelegen en seer
beqnaem is. .
Alsoo niet seecker connen weten, wat d'Engelsen souden mogen
resolveren, oft voornemen en dat wy beneden windt zynde, by
haer niet comen connen, hebben lange gedelibereert, wat met de
presente macht verrichten sullen , namentlyck off boven de vlote ,
die tegen d'Engelsen voor Bantam gehouden dient, in Banda sooveel
macht byéén connen brengen, dat die bestant zy om Lontor aen te
tasten en te onderstaen , off een eynde van den oorloch aldaer sullen
connen maecken, dan off het Westermousson sullen laten verlopen
en alle de schepen in 't begin van 't Oostermousson herwerts ont-
bieden, omme dan, soo d'Engelsen interim niet comen, een vlote
198
nyt te maecken,. d^Engelsen te soecken en naer Mocca, Saratten en
elders te senden off yets op Bantam te attenteren j waerop alsnoch
door gebreck van volck niet hebben connen resolveren, vermits
omtrent Bantam een goede vloot schepen dient te blyven en niet
volck genoech in Banda byéén connen brengen, tensy dat derwerts
oock meer schepen senden en die daer een mouson laten overblyven;
twelck alsnoch niet wel geraden is, omdat het getal van schepen
hier te seer verminderen sonde en den handel daemae op alle plaetseu
niet sonden connen waememen. Schepen syn in Banda niet nodich, soo
maer volck hadden, sonden welhaest een ejmde aen dien oorloch
maecken
Voor sooveel ons bekent is, syn d'Engelsen tegenwoordich , noch
thien schepen hebbende, waerby zyluyden noch ses verwachten, die
in April 1619 nyt Engelandt geseylt zyn, de twee in February 1619
nytgelopen, genaempt den Beer en ie Sterre, hebben wy, Godt
loff, becomen; doch met het volck van dese en d'andre schepen,
snllen de voors. thien schepen, die seer swack van volck waren,
zeer versterct werden. Tegen de voors. 16 schepen snllen wy ge-
stadelyck een vlote moeten houden, tot dat d'overhant off van ÜEd.
andere ordre becomen
De Generale' Comp. en de Vereenichde Nederlanden doet ü Ed.
veel te cort, dat (ÜE.) eenige jaren achter den anderen soo wey-
nich schepen in Indien gesonden hebben. Hierdoor zyt gyl. oor-
saecke, dat van d'Engelsen, Francen en Deenen soo zeer geqnelt
werden en soo daerinne niet verslet, is te beduchten, datter noch
meer van ü dienaren onder pretext van andere namen, dan Vrankryck
Denemarcken en Lemairs suydervaart comen sullen. De Croone van
Spangien bekent, dat se niet machtich zyn, om de Vereenichde Ne-
derlanden nyt Indien te slaen, waerover notelyck met haer geit
trachten moeten d'Indische vaert door d'Engelssen, Francen, Denen
en andere meer te doen bederven. Hadde Leitiair wat langer en
meerder hulpe door Berneve\^ becomen connen, misschien soude des
vyandts listen, door de goede ingezetenen der Vereenichde Neder-
landen selffs (menende wel te doen) de vereenigingen der Generale
Comp. gebroocken hebben. Is het sooverre niet geweest , datter vele
in de vroetschappen (soo blint als mollen wesende) met alle haer
cracht ende gemoet gemaincteneert en gesustenteert hebben, tgene
199
daer onse gemeene vyandt (door Lemair) was nae trachtende. Door
gebreck van schepen en volck comen ons alle dese swaricheden toe
en noch meer, soo üEd. daerinne niet en versien, hebben te ver-
wachten, want de vyandt mach niet rusten oflF zyn monarchie sonde
haest vergaen; omdat U£d. van den Indischen staet en handel niet
wel geinformeert zyn, zyt gyl. U selffs in den wech, jae een groote
oorsaecke mach men seggen, dat de Generale Comp. door den vyandt
met d'Engelsen, Francen, Deenen en Lemair soo gequelt wert.
Hadden wy hier te synertydt menichte van schepen en geit gehadt,
sy waren noyt sooverre gecom^n. Een schonen schyn schenen voort
te brengen degene welcke in Lemairs faveur allegeerden, dat het
beter ware, dat een yder uyt de Vereenichde Nederlanden naer
Indien voere, dan dat men de vaert aen d'Engelsen, Francen,
Denen en andere cederen souden. Maer de beste raedt bleeff achter ,
want alle andere middelen behoren eerst onderleyt te werden, eer
men tot disperate resolutie come. 'T gene wy voor beteren raedt
houden, om de welstant van de Generale Comp. te voirderen, d'in-
gesetenen der Vereenichde Nederlanden, (die onder Lemair's name
haer vordeel sochten) te contenteren en om d'Indische vaert aen de
Spanjaerden, Portugesen, Engelsen, Francen, Denen, noch anderen
niet te cederen, is dese: dat men soo sterck in de Generale Comp.
laet comen als souden willen avontuyren, degenen welcke d'Indische
vaert met Lemair om de suyt versochten. Dat de Generale Comp.
soo sterck op Indien equipere, dat men te gelyck, niet alleen de
macht van de Spangjaerden weder can staen, maer haren voor-
neemsten handel belette, als namentlyck, den handel van Chincheu,
op Manilha, den handel van Maccau, op Nangesacqui, Malacca en
Goa, den handel van de Cust op Malacca en dat men voorcoome,
datter weyniche Indische waren in Portugael gebracht werden. Item
dat daer beneflFens, den inlantschen Indischen handel, op alle quar-
tieren behoorlyck waergenomen werde en jaerlycx 10 k 12 schepen
met goede retoeren naer 't vaderlandt senden mogen , soo sullen
d'Engelsen, Francen, Denen en andere niet alleen geprevenieert
werden, maer haer selven doodt loopen, gelyck sy in Europa doen,
de Heeren sullen dan niet behoeven te vresen, waer soo groote
retouren vertieren sonde, daertoe over eenige jaren tot den opcoop
1200 m. E*», jaerlycx eyschten , want alle de werelt soud genootsaect
200 .
werden y die nyt de Vereenichde Nederlanden te trecken. Yermach
de Oener. Comp. sooveel niet; worden UEd. van de participanten te
Beer om d'nytdelinge geqnelt^ dat men den gront van de sake aen
de Hoge en Mogende Heeren Staten-Generael, behoirl. verthone,
opdat de gemene middelen, tegens de wercking en listen van de
Spaense Grone gebrayct en de Comp. wat gesonlageert worde. In
Indien heeft Spangien tegens de Gen. Comp. niet connen oerleven,
wat sonde hy tegens de Vereenichde Nederlanden doen. Wie mainc-
teneert Portngaels Indien? Is het niet de Coninck van Spangien?
wie den handel der Vereenichde Nederlanden op Indien? Is het
niet dnslange de Generale Comp. geweest? ergo, de Generale Comp.
voert den oorloch voor de Vereenichde Nederlanden in Oost-Indien.
Soo hierop geseyt wert, dat zy 't wel souden mogen laten en 't
gemeyne landt tot zyn eygen bescherming ^enoech te doen heeft,
repliceren hierop, dat de handel van Indien, sonder macht van
wapenen, niet gemaincteneert can werden; noch de staet der Ver-
eenichde Nederlanden sonder den handel van Indien, ende dat het
beter zy, dat de Vereenichde Nederlanden, de schatten van Span-
gien conqnesteren en den oorloch in Indien voeren, dan dat. op haer
eygen smeer teeren en de Spanjaerden op haer frontieren verwachten.
Soo de Heeren Staten in Europa geen oorlochschepen ter zee hiel-
den, tot bescherminge van coopvaerdye, wat soude het worden, ins-
gelycx is het met de vaert op Indien mede. Hierover besluyte:
800 hare Hoge Mogende soo goede sorge voor de vaert op Indien niet
en dragen, als de Coninck van Spangien, haren vyandt doet, dat
de Vereenichde Nederlanden (die Godt behoede en zegene) niet
bestaen zouden connen. Het schynt, dat de Coninck van Spangien
nu stille is, syn volck in Indien weet oock niet beter, leggen hier
als op haer sterven, kermen en cryten, dat van haren Heere soo
verlaten syn; maer wy seggen UEd., dat de Coninck van Spangien,
door d'Engelsen, Francen en Denen meer in Indien doet, danhy oyt
gedaen heeft. Doch al soude de hulpe van 't gemeene landt noch wat
tarderen , verliest daeromme de moet niet. Ontsiet de macht van Spangien
evenwel niet, veel min d'ondercruypinge van d'Engelsen, Francen, Denen
en anderen , noch ontrouwe van de mooren , jae oock geensins d'excessive
grote lasten en de oncosten, maer equipeert (willende wel doen) jaer-
lycx meer ende meer, gaet recht door zee, sonder yemant aen te sien.
^01
Sendt ons jaerlycx (bidden wy andermael om de gemene welstants
wille) grote menichte van schepen , veel volck en een groote somme
geit, 800 znllen U Ed. eerlange meester van den voomeemsten han-
del van de gehele werelt wesen • . • Eenige
treffelycke wel gemonteerde royale oorlochschepen , dienen in aller
manieren met den eersten gesonden te werden, anders sullen weder-
omme fieer verlegen raecken. Insgelycx mede veel cleene jachten
en daerenboven sooveel schepen tot de retonren, als de Heeren
jaerlycx retouren begeren. Item grote menichte van volck om Ja-
catra te peupleren, aldaer gamisoen van 500 a 1003 coppen te
mogen houden, alle de forten en schepen van Indien beter te ver-
sien, want alle uytermate swack van volck zyn, gelyck de Heeren
aen de overgesonden rollen connen sien. Het volck, dat noch hebben,
is 800 slecht, dat d'Engelsen voor Ticco haer schaemden te sien,
dat van een deel jongens overwonnen waren
Om volck in 't landt te houden en de plaetse allenskens te peu-
pleren, hebben hier veel volck, die haren tydt uytgedient hebben,
vryheyt gegeven en, op ses maenden nae, afifbetaelt
Om Jacatra, Amboyna, Banda, Batsian en andere plaetsen meer
te peupleren ende veel weeshuysen der Vereenichde Nederlanden te
ontlasten, gelieve ÜEd. herwerts te senden, grote menichte van
jongens en insonderheyt meyskens, want die hier met clene oncosten
onderhouden connen werden en de Generale Comp. daeraen te syner-
tydt seer groten dienst geschieden zall , enz. , enz.
In 't fort Jacatra, adij, 22 January, a^ 1620.
ü Ed. Dienstw.
J. P. COBK.
P. D. Gabpektieb.
Jacob Debel.
Fbedebice Houtmak.
Willem Jansz.
202
XXXVI. Db GorvEENEUB Generaal Jan Pietebsz. Coen bn
Rade tan Indib aan bs Bewindhebbebs beb
Genebale Oost-Ind. Comp.
(Heeben XVII.)
In 't fort Jakatra, 11 Mei 1620.
D'ambassate voor desen gesonden na den Gouverneur van Kendael j
wesende, wegens den Mattaram, Admirael van de zee, om de ver-
loBsinge van d'onse, by den Mattaram gevangen zynde, te procu-
reren, is van daer weder gekeert, met een missive van voors. Gou-
verneur, daerinne ons, na hooffsche manieren, advyseert, dat het
de Eeyser seer aengenaem was, wy om d'onse gesonden hadden.
Hy begeerde geen rover van Nederlanders te wesen, haer sonde
•
niet misschien (misschieden) ; wilde se geeme loslaten en niet vercoopen ,
verruylen, noch vermangelen; doch sonde eerst bedencken , wat schade
zylieden tot Japara geleden en hoevele van haer joncken vernielt en
verbrant hadden. Onse gesandt met desen antwoort vertreckende ,
ontmoeten hem in de riviere seven van onse vrye lieden, welck
met een cleen jonckien van Jacatra na Grissi vertreckende, door
quaet weder in de bocht van Damma gestrandt waeren; alwaer van
haer geit en goet berooft, gevadt en in 't landt van den Mattaram
gevangen gebracht wierden. Een van de seven is door ongemack
overleden, van d'andre ses hebben noch geen andre tydinge.
D'arme onwetende hovaerdye is by die van den Mattaram uiter-
mate groot. Geen vreemdelingen, tsy oock wie het soude mogen
wesen, syn daer wel gésien, maer als beesten veracht en versmaet.
By den Mattaram mach niemant comen, elcke Gouverneur doet wat
hy wilt en regeert na syn sin. Van alle lyflFtochten is het landt
uyttermate vruchtbaer, dan vermits de pracht en giericheyt van de
groeten daermede qualick gevoet can worden, insonderheyt nu den
handel op Malacca en Bantam moeten derven, berooft d'eene
Gouverneur (nu het van vreemden niet connen crygen) d'ondersaten
van d'andre ende met den rooff onderhouden haer in de goede
gratie van den Keyser, alsoo de beste man is, die meest weet te
geven, t'is even goet hoe daer aen comen. Wy meenden eerst,
dat onse logie tot Japara, sonder ordre en weten van den Mattaram
i03
affgetoopen en beroofflfc was, te meer dewyle eenige oversten d'onse
te kennen gaven, soo de viïentschap met haer continueeren wilden,
dat te wege souden brengen de Gouverneur van Japara metter doot
gestraft wierd, doch de tyt heeft wel anders geleert, want de voors.
Gouverneur van Japara daerdoor in grooter aensien en eere by den
Mataram geracet is , even alsoff een Romeyns stuck uytgerecht hadde.
Dese Gouverneur is met 80 gewapende prauwen in Tuban geweest
om onse loge in Grissi aff te loopen, dan alsoo daer recht op dat
pas aenquam 't jacht de Neptunus , syn de vyanden weder gekeert.
De spraecke gaet nu, dat de Mattaram hondert duysent mannen
doet prepareren om ons daermede tot Jacatra aen te tasten
Soo voortcomen sullen, haer getroost zyn, wy hebben opinie, dat
dese geruchten uytgestroyt worden, om ons een vrede na haeren
sin met hun te doen maecken, credit te soecken en dan yets met
verraderye t'onderstaen , want niet geloven, dat met openbaer ge-
welt beginnen sullen.
De trouwherticheyt onser natie wort hier voor een groote slech-
ticheyt gehouwen en de trouloosheyt deser mooren voor een groote
cloecheyt; dese Irouloose cloeckheyt, heeft in d'Engelsen, in die van
Bantam en Jacatra soo groeten vermetelheyt gebaert, dat daerdoor
gevallen zyn , wat eynd d' Almogende de presumtieuse grootsheyt van
den Mattaram gelieft te geven, sal den tyt leeren.
Den 27^ Martio passato, is tot Jacatra wel aengecomen, een
Engels schip, den Buil genaemt, waermede, tot onser allergrootste
verwonderinge , door Jan Ëlandt (of Clandt?) ondercoopman, ont-
fangen hebbe een gezegelde. dooze, daerinne twee missiven van ÜEd.
Gedeputeerden, den 30 Julio 1619 uyt Londen geschreven, item copie
Tan H contract met d* Engelsen gemaect, in 't frans met een Neder-
lants translaet, copye van beraemde ordre op d* executie van 't con-
tract in A'ans en nederlants en project tot redres van den handel
tot Bantam y mede in beyde voors. taelen.
Hoe prysselyck, eerlyck en Goddelyck een goede vrede en eenic-
heyt zy, blyct alomme en is alle redelycke verstanden kennelyck,
gelooft zy Godt, die alles ten goeden schickt en daertoe nimmermeer
middelen gebreecken; doch het schynt, dat hier op wejoiich gedacht
is, want was dit vertrouwen by ü Ed. geweest, de Heeren souden
ons soo haestich met soo herden toom niet gebreydelt en soo vele
204
van haer rechtvaerdige conqnesten niet overgegeven hebben. Daer
8yn^ al eenige die hiervoor vreesden , maer in 't minste hadden niet
gedacht y dat men daerinne soo precipiteeren sonde, te meer dewyle
de Heeren van Zeelandt met haer jonezte van 14 mayo advyseeren ,
soo de Coninek van Engelandt op zyn volck geen ordre stelde, datter
geen aceoord gemaect zou worden. Heeft het U E. aen goede ad-
vysen gebroocken, wildet ghy lieden die niet aensien, maer de dran^
van een cleenmoet en onredelycke vreese volgen, waerom heeft men
snlcx niet geadvyseert, opdat ten proff^te van de Gomp. haer saecken
daema hadden mogen beleyden; hoe is het zoo haest vergeten, dat
U Ed. sesthien soo treflFelycke schepen cort te vooren nytgesonden
hadden, heeft men gehaest om bloetstortinge voor te comen; Eere
zy soo goede genegentheyt; waeren d'Engelsen meester hier gewor-
den, t'is te duchten, dat U Ed. met haer haesten weynich geproffi-
teerd souden hebben. Lachen d'Engelsen tot danckbaerheyt, soo is
den arbeyt niet verlooren. Grooten danck zyn zy D Ed. schuldich,
want hadden haer selven met recht uyt Indien geholpen en de Heeren
hebben hun daer weder midden in geseth. Meenen zy 't recht en
wel, 'tsal wel wesen, maer wederom quaet willende hebtghylieden,
is het te duchten, 't serpent in den boesem geseth. Wy bekennen ,
dat het den knecht niet en roert, wat de meester doet, maer evenwel
doet ons het gemeen gebreck, gelyck de zotten, spreecken, niet om
dese vereeninge te bestraffen, want ons kennelyck is, hoeveele de
staet der Vereenichde Nederlanden ten hoochsten aen de goede
vrientschap, conespondentie en vereeninge van de Croone van Enge-
landt gelegen is; maer U Ed. zyn, onder correctie, al te haestich
geweest, ende waeromme d'Engelsen een derde van de nagelen ,
noten en foelye veigunt is, connen niet wel begrypen; niet één
sandeken van het strandt hadden zy in de Molluccos, Amboyna,
noch Bantam te pretendeeren. Ende soo met recht van oorloge iets
begeerden; waerom slaen sy de Spangnaerden van Temate en Ti-
dore niet ^
> De Gg. en Raad van Indie geven verder in dezen brief een verslag van hetgeen
er tusschen de EDgelscben en Nederlanders is voorgevallen, hoe de tijding van den
gesloten vrede is aangebragt en van beide zijden is opgenomen , de wederzydscbe
vriendscbap hersteld is en de Baad van Defensie zitting heeft genomen. Vergel.
verder, hierboven. Hoofdstuk IV.
205
Voor desen is üEd. geadvyseert boe een ambassate na den Coninck
van Snrrabaye gesonden was, om denselven sooveel doenlyck tegen
den Mattaram te belpén maynteneren en alle nootlyckbeden van daer
te becomen. Wouter Henten heeft onse hnlpe te water gepresenteert.
De hulpe was voor dien tyt niet van noode; doch d'onse syn soo
wellecom, en de presentatie is soo aengenaem geweest, dat de Co-
ninck belast heeft, dat alle joncken van bnyten comende, voor Orissy
neffens onse logie anckeren, en niet verby na Jortan loopen, opdat
d'onse te meer preferentie in den handel souden hebben.
Ontrent 85 lasten peper hadden aireede gecocht en in 'tPostpaert,
daermede zyn ruym vol was, gescheept, ende verhoopen noch on-
trent 1500 picol te becomen Het verlies
van Tuban heeft die van Surrebaye soo verslagen, dat apparent is,
de Mattaram in haer stadt niet meer sullen durven verwachten. Soo
dat de Mattaram aireede bykans soo verde in 't ooste van groot
Java domineert, als feysen en vivres voeren connen. 'T en is oock
geen wonder, want alsnoch geen vyanden syn gewelt hebben durven
verwachten
T'is seecker dat d'Engelssen voorgenomen hadden , een rendez-vous
ontrent Bantam te stabilieeren , van den Pangoran hebben daertoe
plaetse versocht, de groeten antwoorden, ten respecte van d'assisten-
tie die d'Engelssen hen tegen ons aenboden en deden: Soo sonde ick
de handt verliesen om een vinger te behouden. Par d'originele
schriftelycke acte door ons verovert, blyct hoe geresolveert waeren,
op een van d'eylanden in de straet Sonda, een fort te maecken, en
wat daermede voorhadden. Wy sien per contract door UEd. met
d'Engelse Comp. gemaect, hoe daerover questie gemoveert is, en die
tot naerder kennisse van saecken, voor twee k drie jaeren, in sur-
ceance blyven zal. T'is nu soo, dat het d'Engelssen gemist is, en
wy, door Gods genade, becomen hebben de plaetse en 't landt van
Jacatra, welck de beste en beqnaemste tot een generale rendez-vous
en om die van Bantam in toom te houden, van Indien is
D'Engelssen zyn genootsaect tot Jacatra neder
te slaen, fis een superbe natie, die veel pretendeert, en wy syn
geensints van meeninghe, andre authoriteyt dan die de Hooge Mo-
gende Heeren, Staten-Generael , zyn Prinselycke Excel*»® en ÜEd.
ons gegeven hebben , in 't landt van Jacatra te gedogen
206
Den 24 april is tot Jacatra d'eerste Chineesse joncke van Chin-
cheu aengecomen, doch brengt niet dan slechte Javaense waren. Op
syn vertreck lach er noch een in ladinge om recht' door na Jacatra
te vaeren, dan hebben hem noch niet vernomen. Door de compste
van dese joncken hoopen te wege te brengen , datter 't naeste jaer
veel met rycke Chineesse waeren comen sullen
Wie en weet niet, dat het menschelyc geslacht sonder vrouwen
niet bestaen can, nochtans schynt het, dat UËd. souder die,colonie
begeeren geplant te hebben. Om 't gebreck te repareren, hebben
hier financie gesocht, en veel vrouwen hier doen coopen. Maer ge-
lyck de heeren voor dese, niet dan schuym van den lande souden,
alsoo schynt het , wil men ons hier mede niet dan schuym vercoopen ,
want verscheyden cloecke quanten door de vrouwen vergeven zyn,
waerover eenigen met een streng recht hebben moeten straffen. Sul-
len wy om de boose, naerlaten goede te soecken, gelyck het schynt
ghylieden doet. sal men ten lesten geheel uytsterven moeten? Hier-
over versoecken, soo 'UEd. geen eerlycke getroude lieden becomen
connen, niet naer te laten, onderjaerige jonge meyskens te senden,
alsoo verhoopen dat het daermede beter dan met de bedaechde we-
sen sal.
Dusverre geschreven zynde, hebben tydinge van onse schepen , voor
Bantam leggende, gecregen, hoe schandelycken het schip de Zuyder-
Eendracht en veel van ons volck verzuymt en verongeluckt zyn. ^
Voor 't fort Jacatra gelieve UEd. te zenden, eenige heele carton-
wen, slangen oft ander geschut, daermede snel geschooten en groot
gewelt gedaen can worden. De plaetse hebben tot noch toe, geen
andre naem gegeven, maer sulcx tot UEd. dispositie uytgestelt. Der-
halven gelieven de Heeren daerover te disponeren. Met het schip
Delff, heb ick voor dese, myne verlossinge versocht, en alsnu den
raedt wederomme verthoont, dat niet gesint ben, langer dan toeco-
mende jaer 1621 te continueren , en vastelycken voorgenomen hebbe ,
* pit schip viel, tenvijl het voor Baittam geankerd lag , om , eu werd des uachts door
60 Bantamsche prauwon overvallen, met veel verlies van de onzen. Was het de Ne-
mesis, die dit onbillijk verkregen schip van Lemaire weder aan de handen der Comp.
ontrokte?
207
alsdan met Godes hulpe , naer 't vaderlant te keeren. Derhalven
sullen üEd. gelieven daerop ordre te stellen, enz.
In 't fort Jaéatra, adij 11 Mayo, a^ 1620.
(get.) J. P. CoEN, P. D. Cabpentiee, Willem Jaitsz.,
Jacob Dedel.
XXXVn. De Goitvbbneue Genebaal Jan Pietebsz. Coen en
BABE VAN InDIE, AAN DE BeWINDHEBBEBS BEB GeNEB.
Oost-Ind. Comp. (Heeeen XVII.)
In het fort Jakatra, 31 July 1620.
Volgens onse order in den Arendt op Baly aengeweest, heeft daer
een coopman met eenich volck gelaten om rys, beesten, provisienen
vrouwen van daer te becomen; d'onse syn soo wellecom als voor
dese niet geweest, het schynt dat daer, door eenige van onse vy-
anden wat leelyek affgeschildert zyn, jae soo, dat de Coninck van
Baly seer jeloers van onser comste was, even als off op hem iets
souden willen attenteren, niettegenstaende d'assistentie van twee
schepen, tegen de Macassaren en seeckre rebellen versoect, niet dan
14 vrouwen heeft de coopman, Hans van Heldert, van daer geson-
den, en is evenwel op Baly gebleven, waerover in passant deplaetse
weder sullen laten aendoen, om 't volck te lichten,
(nadat Gouverneur Gen. en raden , nogmaels in hunnen brief hebben
aengedrongen op toezending van getrouwde lieden en eerbare vrouwen ,
tot het stichten eener kolonie , gaen zy verder in dezen brief over
tot de beschryving van de stad Jacatra).
T'is wonder om te sien, hoeseer Jacatra in corten tyt van volck toe-
genomen is, niettegenstaende den oorloch met Bantam en die van den
Mattaram continueert. Met vrye lieden, Malleyen, Clingen, vrouwen,
kinderen, slaven, ambachtslieden en 't gamisoen van 't fort, achten
dat ontrent twee duysent zielen stercq zyn. Met deChineessejoncken
die hier geweest is, syn drie hondert Chinesen vertrocken. Wy heb-
ben se vry en vranck laten gaen, want voor seecker houden, dat
daertegen toecomende jaer , wel 1500 andre van China keeren sullen.
Niettegenstaende dat hier airede veel arbeyders zyn, en de vivres
tot noch toe, redelyccoop zyn geweest, is den arbeyt zoo diere, dat
i08 '
niemaat. om een halve reael van achten , daechs wil werken. De
timmerlayden y metselaers, visschers, cleermaeckers en veel andre
ambachtslieden, die ietwat doen willen, connen déA daechs, yder
man, een reael van achten, ja somtyts 1^ en meer verdienen. Hier-
entegen hebben wy de borgerye, coopmanschap , noch geenige din-
gen, tot na toe niet belast, dan alleen party e Chinesen, welckevoor
dese, met goede bewillinge, in 't nieuwe fort, op haer cdsten ge-
maeckt hebben een aerde walle van 975 cabicque vadems groot.
Door de grootte van 't nieuwe begonnen werck, als oock, dat veel
dingen teffens moeten doen, gaet de fortificatie seer traech voort;
om metzelaers en timmerlieden zyn seer verlegen. Het groote nieuwe
bolwerck is noch niet hooger dan 13 voet, niet meer dan 7 Neder-
landsche metselaers syn daeraen werckende, welcke tusschen tyde
oock nieuwe huysen moeten maecken, daeraen de Heeren affineten
connen, hoe met het werck gequelt blyven.
T'is d'Ëngelssen een uytdermete groote last, spyt en verdriet, dat
genootsaect syn hier te lande onder ons gerecht en heerschappye te
moeten resideeren, sy die voor deesen uytgaven, dat wy haere slaven
waren, pogende sulcx te bewysen aen d'eer en respect, welcke haere
hoochmoedige pracht van d'onse toegedragen wierd ; veel ommewegen
hebben sy gebruyct om met behendicheyt, sonder licentie van ons
te versoecken, onder een schoonen schyn een fort te bouwen en ons
t' ontrecken een goet deel van 't gebiet en recht, soo over d'in-
woonderen en ondersaten als over de moetwille van haer volck. De
helfte van 't fort souden se gaeme hebben en daerenboven alsulcken
gerieff van 't landt (sonder ons te willen kennen) als d'eygen Heeren
alleen toecompt. In 't eersten claechden d'Ëngelssen seer verlegen
te wesen met haer goederen, die zy seyden in de schepen bedurven
en nootlyck gelost mosten worden. Hierop hebben haer verthoont,
hoe onse oude huysinge beset en wy besich waeren met nieuwe te
bouwen, dat mede alsoo mosten doen, waertoe plaetse en hulpe
presenteerden; sy antwoorden, dat eenige rieden huysen van de
Chineese huyren souden, en hun by provisie daerin behelpen tot
dat ordre van haer meesters bequamen, alsoo die, na haer gissinge,
wel souden resolveeren en met onse meesters accorderen, de halve
last van 't garnesoen en fort te dragen, om daer binnen gesament-
lyck met ons te woonen, versoeckende alleene een cleen plaetskea
209
in ons packhuys om haer gélt daer te mogen bergen, welck haer
vergunt is Na huysinge in de
nienwe stadt hebben haer helpen soecken, maer daer en was niet
daer hnn behelpen oosten, ja oock niet in een groot gebonw, welck
begost wierd om tot een stadthnys en kereke te gebmycken. Gaven
toen nyt, dat een hnys souden bouwen op haer oude plaetse , hierop
wiert geantwoort, (alsoo dese plaetse te nae aen de zee en ons fort
leyt) dat die van onse prauwen en timmerlieden beseth was, en
daerover niet conden derven, Wy sullen dan (seyden daema) op die
hooehte een huysken bouwen, wysende een seeckere plaetse, leg-
gende aen de westzyde van de riviere, binnen doel van een mosquet
schoot, van ons nieuwe fort, daerop gelegen heeft het voomeemste
bolwerck van den Coninck van Jacatra. Ënde alsoo ons dochte dit
te nae aen 't fort was, hebben haer die plaetse mede met beleeft-
heyt ontseyt, een ander beter en bequamer presenterende, doch
ontrent een steenworp verder op de riviere gelegen. Hierover be-
claechden haer zeer, dat (wy) hun niet vertrouwden , dat het te verde
de rivier op was te vaeren, dat het daer te periculeus was, en van
de Javanen overvallen souden worden, wy presenteerden hun daer-
voor te verseeckeren en oock bequame plaetse om binnen ons nieuw
fort een goet huys te bouwen. Ja voor een man vier off vyff zeyden
zy, voor sooveele (wierd daerop geantwoort) als tot verseeckeringe
en berginge van ü goederen met een weynich volck van noode is;
want twee hooffden op één lichaem niet wel souden passen. Ten
lesten hebben zy op d'aengewesen erve eenige rieden huysen begost,
gelyck mede een steenen packhuys met bovenwoning; lanck 90 voe-
ten en wyt 29 binnen de mueren, behalve de galderye, doch sonder
bepaling van erve, waerop haer gedrongen hebben aen te dienen,
wat van jerve begeerdeft. Hierop versochten een plaetse van 300
voeten in 't viercant groot, welcke haer geaccordeert en affgeteeckent
is Dusverde gecomen synde, lieten
d'Ëngelse verluyden, dat haer plaetse met cocusboomen rontsomme
souden besetten met uytsteecken^e hoecken, om hun voor aenloop
van Javanen te mogen diffenderen; wy hebben haer aengedient, dat
sulcx niet toestaen mogen, en daertoe licentie van d'Ed. Hooge
Mogende Heeren Staten-Oenerael der Vereen. Nederl. souden moeten
versoecken. D'Engelssen op voors. maniere aen de westzyde van de
IV. 14
210
riviere in d'oude stadt Jacatra aent bouwen wesende, ter plaetse
daer noch geen andre hnysen staen, hebben daer (onder pretext dat
anders yan de Javanen souden mogen overvallen worden) ontrent 30
soldaten met een trom en voUe wapenen aen landt gebracht, daer
een cordegarde houden; even als of neffens d'onse in gamesoen
lagen. Omdat hun pretext eenige apparentie heeft, wert sulx voor
dees tyt gesimuleert, maer wy sullen niet laten haer voorder disseyn
naer behooren voor te comen. Groote moetwille en insolentie is hier
van eenige van 't gemene volck van d'Engelsen, soo droncken als
nochteren synde gepleecht, geen respect wilden zy aen d'officieren
van 't fort en de stadt dragen Nadat
verscheyden faulten ongestraft gebleven waren, vermits 't U3^erste
recht altoos niet gedaen dient, is 't gebeurt, dat de soldaten van
d'Ëngelssen tegen haren bottelier murmureerden, dat haer quaden
aracq uytdeelde. .De bottelier heeft hierop den Chinees, daervanhy
den aracq gecocht had, met behendicheyt in haer huys ontboden,
aldaer gevadt en gebonden de bottelier deed
hem met rottang geesselen, en zeyde, gaet, claecht het de Generael
van de Nederlanders, ende seght dat iok het gedaen heb. De Chi-
nees is d'ordre naergecomen, de teyckenen toonende. Hierop is de
bottelier van d'Ëngelssen voor recht geroepen, en van den raedt
gevraecht, waeromme de Chinees soo qualick getracteei-t, en off wel
wist, hoe seer hem daerinne tegen d'overheyt vant landt misgrepen
hadde. Hy antwoorde dat hier te lande geen ander overhe3rt kende
dan synen president, en dat de Chinees recht gedaen hadde, omdat
den aracq met water gemengt was. Om voorderen quae inbreuck voor
te comen, en 't gerechte te meynteneren, is voors. bottelier door
den raedt gecondemneert, publyckelyck gegeselt te worden, gelyck
hy de Chinees gedaen hadde, wy hebben de sententie geapprobeert
en d'executie laten doen. D'overhoofden van d'Ëngelssen hebben
hun hierover uytdermate seer ontstelt en beclaecht, seggende onder
veel andre redenen meer^, dat de Maj^ van Engelandt en d'Eogelsse
natie, een seer groote schande aengedaen waere; daerop hun met alle
beleeftheyt aengedient is , hoeveel moetwille van hun volck ongestraft
gebleven was, dat voors. misdaet niet hadden kunnen simuleeren,
omdat onse hoochste overheyt daeraen vercort was, en geen ander I
rechters dan die van de Hooge Müg^de. Beeacm Stfikn-Omfrael in
211
't landt gedogen mochtm Wy hebben niet
connen naerlaten het voors. te dechiffreeren, even gelyck alles ge-
passeert is, opdat de Heeren kennelyck worde , (soo het per avon-
tnyre niet en weten) wat de pretentie en intentie, van dehoochmoe-
dige Engelssen zy. Waeren zy meester , de Nederlanders souden wel-
hoest uyt Indien wesen; moer de Heere zy h/f, die liet anders ver-
sieu heeft. Tis voorwaei' een onverdraechelycke natie, UEd, zy ten
alderhoochsten gerecommandeert , in 't mifiste geen deel van des Comp'.
recht y lantj forten off plaetsen, oen d' Engelssen toe te staen, veel
miuj dat daer gamesoen houden ^ eenige stercte ofte forten houwen j
want soo ^ Engelssen daertoe comeUy sal d'Indissche staet van de
Generale Comji^ der Ver. NederL niet lange hestaen en Hvolck mal-
kafideren vermoorden. De Chinesen waerschouwen ons mede, de be-
ginselen tegen te staeny seggende: dat anders de goetrondige eenvout
van de Nederlanders j tegen d*arge trouwloosheyt van d* Engelssen niet
bestaen can*
UEd. ^ gelieve aldaer met den aldereersten met d'Engelsse Comp.
over den handel tot Bantam te verdragen, gelyck mede aengaende
de Chineesse en andre handel tot Jacatra, mits ons daervan wat
haestieh advys gevende, alsoock wat rechten, wetten en tollen tot
Jacatra begeeren gestatueert te hebben. Daer en is niet dat Bantam
breydelen en wet stelle sal dan Jacatra. D'Engelsse laten ons oock
met Bantam gewerden, sonder hun de saecken aen te trecken. De
goede man willen zy overal spelen, en de vrachten met ons deylen.
Sy hadden in 't eerst twee schepen neffens d'onse voor Bantam ge-
leyt, maer syn cort daema vertrocken, en hebben se elders tot
haeren dienst gebmyct. Jaer en dach hebben wy nn schepen voor
Bantam gebonden , en daerenjiïoven een vloot van 12 prauwen , opheb-
bende 156 mannen, daermede omtrent 50 mannen verlooren hebben,
en 200 van den vyandt soo gevangen als verslagen zyn. De slapheyt
van d'Engelssen tegen Bantam, maect ons mede vry wat coelder,
dan anders wel souden geweest zyn, Bantam laet ons tot Jacatra
sitten, en wy hem tot Bantam, sonder dat d'een offd'andert'nyterste
gewelt doet Cleene tronpen van 10, 20 a 50 man, hebben zy tot
verscheyden reysen, in 't landt omtrent Jacatra gesonden, om 't bos
QQTeyl te maken, welcke in verscheyden reysen vyff Clunesen en 3
baotgesellen verrast en dootgeslagen hebben, waertegen d'onse eens
5512
een troupe van omtrent 50 moeskoppers verrast en haer hun geweer
on^aecht hebben, doch lieten maer een hooft achter, want d'onsen
veel te cloeck in 't loopen zyn
Wy sullen niet laten t'accoort met d'Engelssen te onderhou-
den, UEd. gerechtichejrt te conserveren, de forten te verseecke-
ren, en voor te comen, voor sooveele doenlyck is, dat in geenen
deele door d'Engelsen werden vercloect, tot desen eynde en onime
te verwinnen de schade, van een derde van den handel van de
MoUucques, Amboyna en Banda (welcke tegen recht en reden
om vredes wille aen d'Engelssen ingemympt is) hebben op ver-
scheyden plaetsen goede ordre gegeven. D'Engelsen souden gaeme
overal nevens ons sitten, en alle negotie egael deylen, maer
't en dient niet te wesen, doch soo de weygeringe hiervan gelycken
onlust causeert als d'uytweeringhe van de MoUuccos deed (ge-
lyck apparent is dat metter tyt wel soud mogen geschieden) waer
sal dan (bidde ick) de vrede blyven, die UEd. soo diere gecocht
hebben.
T'is seer goet en noodich dat UEd. tot Jacatra houde een game-
soen van duysent coppen, te weten, 700 soldaten en 300 bootsge-
sellen, niet om de plaetse alleen te bewaren, maer om een goet deel
van 't omleggende landt veyl, en naestgelegen Coninckrycken in
toom te houden, item om een vloote cleen vaertuygh ter zee te
brengen, den stapel van alle d'inlantsche handel die tot Bantam,
Japara, Jamby en Jortan plach te wesen, met hulp van de Chine-
sen alhier te stabilieren en houden, welcke seer veel importeert,
licht doen connen en ons airede aengeboden wort, item omme met cleen
vaertuych vergeselschapt met eenige schepen , den handel van die van
Mallacca te verhinderen, en mede t'onswaert te trecken, gelyckmede
omme in tyden van noot, alle forten, schepen en plaetsen, van hier
met volck te mogen seconderen, derhalve willen UEd. op 'thoochste
gerecommandeert en gebeden hebben, sooveel volck te senden, dat
Jacatra, boven den eysch van de MoUuques, Amboyna, Banda en
alle schepen, welcke uytdermate qualick van volck versien zyn,
met duysent coppen geprovideert mach worden. Ontsiet d'oncoaten
niet, sy suUen wel rijckelyck weder incomen, en misschien eerlange
tot Jacatra selfs gevonden worden. Siet toe, dat d'Engelssen UEd..
geen voordeel meer aff en doen, geeft goede advysen gelooff, hebt
215
wat gedult, en vertrouwt d' Almogende Godt, soo sal U niemandt
deeren
J. P. COBN.
P. D. CjLBPENTIEB.
J. Dedel.
Mabtintts Sonck.
XXXVIII. De GoTTVEBNErB Generaal en Rade tan Indie aan
3)E Bewindhebbees deb Geneb. Oost-Ind. Comp.
(Heeben XVII.)
dd. Jacatra, 26 October 1620.
Edele Emtfeste, enz.
Met de schepen, enz
T'en sonde niet quaet wesen, dat aen de Caep een fort ende
colonie geplant wierde, maer dewyle U Ed. dnslange versnympt
hebben ende met geen redenen te bewegen syn, omme colonie te
planten ter plaetse daer d'alderrycxte vruchten van de werelt wassen ,
de landen, ü eygen, gesondt ende vruchtbaer syn, hoe sonde men
connen geloven, dat U Ed. door goede stabile redenen tot soo een
disseyn gemoveert worden, 't voornemen is niet te misprysen, maer
waeromme hebben U Ed. duslange in Amboyna ende Banda geen
colonie geplant, op de geconquesteerde eylanden in Banda gaen de
nooten ende foelie verlooren, daer en is niet volck genoech om die
te plucken, d'onse souden 't soowel als de Bandanesen connen doen.
Amboyna is uytdermaeten goet ende bequaem om colonie te planten
ende dit sonde de rechte middel wesen om de Comp. van de jaer-
Ijxe groote excessive oncosten te ontlasten ende haer van die landen
te verseeckeren , ende diesniettegenstaende zyt ghylieden daertoe
niet te bewegen. Jaccatra laet hem soo aensien, dat het (soo den
eysch behoorlyck voldaen wort) Malacca ende Goa eerlange wel
soud mogen passeeren, hier moet vooral een treffelycke colonie ge-
plant worden, zeer veele van d'onse syn daertoe genegen, waeren
hier maer vrouwen, de stapel van dlndische negotie was Uwe,
Bantam is die quyt, Mallacca was mede te niet ende Goa soud van
de teeringe soo verswacken , dat tegens synne vyanden niet en soud
connen bestaen. Hierover recommandere U Ed. niet alleene een fort
ende colonie aen de Caep de Bona Esperance te planten, maer
214
insonderheyt tot Jacatra, Amboyna ende Banda, mannen, vrouwen
ende kinderen dienen daertoe expresselyck met groote menichite ge-
sonden, met d'ongeregelde can sulcx niet wel gedaen worden, laet
die haer geit verteeren ende gebruict hun daertoe van Godt geor-
donneert zyn, wie can den exter t' hippelen verbieden, even alsoo
qualick can de natuyr van de mensche verandert worden; 't is oock
niet noodich ende een groot misverstandt, dat men sulcx onderstae
ende den staet van de Yereenichde Nederlanden in Indien daerdoor
verachtere, want in de Vereenichde Nederlanden (Godt loff) geen
volck gebreect; zyn de goede vreedsamige niet genegen hier te comen,
t'is een misverstandt, doet haer beter onderrechten, verweet de lust
met profitabile medecynen , sendt jongens ende alle de jonge meys-
kens uyt de goodtshuysen van de Vereenichde Nederlanden, laet
het de Compagnie off de Staet van 't landt een groot stuck gelts
costen, t'en sal haer niet rouwen ende wel hondertvout- weder in-
comen
Hebben geerne verstaen, dat U Ed. mede goetvinden de generale
rendez-vous tot Jacatra te stabileeren; met de gevangen Javanen
ende goede pertye Chinesen syn daermede besich, doch door gebreck
van materiaelen, hout, steen ende calck gaet het werck (ten aen-
sien van de grootheyt) traech voort, de gront verachtert ons nlede
seer, meer aerde isser van noode om de grondt uyt de moras te
hoogen, dan tot wallen off bolwercken ; van ons eygen volck hebben
weynich hulpe, gebruycken geen dan van eenige scheepen, die hier
nootlyck na last ende bequaeme tyt moeten wachten, opdat hier
geen schepen onnuttelyck souden leggen, ende in den handel ende
tot affbreuck van vyanden niet versuymen. Het nieuwe begonnen
I
bolwerck, synde in de circonferentie 641 voeten groot, is 18 voeten
hooch ende meest met aerde gevult, wy meenen daerop eerlange
volck ende geschut te leggen; dit bolwerck sal vry wat beter wesen
dan 't geheele oude fort, verhoopen dat het rendez-vous met der
tyt, sonder beswaringe van de Compagnie, voltrocken worden zal.
De limiten ende 't gebiet vant fort houden wy in 't oosten tot
aen 't landt van Cheribon, int westen tot de limiten van Bantam,
int noorden over d'eylanden ende int zuyden tot de Zuyderzee;
verscheyde schoone rivieren syn in voors. limiten van Jacatra leg-
gende, ende sal daerinne geen andre superieur dan de Doorluchtige
iiii
Hooch Moogende Heeren Staten-Generael der Vereenichde Neder-:
landen erkent worden ,
Wat aengaet de Chineesse handel, houden voor seecker (ah U
Ed. maer geit genoch senden) dat die wel haest tot Jacatra in boo
goeden fleur becomen sullen als oyt in Manilla geweest is; het
schynt dat de stapel van alle inlanschen handel seer hart na Ja-
catra inclineerty den oorloch met de Mattaram ende Bantam is daertoe
seer vorderende, om den handel niet t'eenemael te verliesen, staen
die van den Mattaram seer hart na vrede, Bantam hout hem still
vermits geen raedt tot synne sieckte weet, meene oock* dat die in*
curabel is. Nu is het de rechte tyt dat U Ed. herwarts an be-
hooren te senden groote menichte van scheepen, volck ende geit
Aen de Chineesse handel in Patany, Ligor, Cochin-China ende
elders suUen na vermogen de handt houden, tot dat die tot Jacatra
volcomentiyck gestabileert zy.
Dat ü Ed. ons recommanderen de saecken van Bantam alsoo te
beleyden dat de jonge Coninck in rechte besit van syn ryok ge-
raeckt, de Pangoran Gouverneur gestraft ende onse voorgaende schaede
met preminentie ende immuniteyten in den handel geremunereert
werde, is seer wel'geseyt, maer wie isser die daertoe raedt weet;
dese lieden en syn in diervougen niet te vercloucken zy hebben over
lange jaren gesien tgene by ons noyt gedocht was, ende soo de
mensch tegen de schickinge Godts iets vermocht, wy soudent gedaen
hebben. De jonge Coninck, de Pangoran Gouverneur ende alle de
groeten van Bantam syn het eens, de verscheyde personagie welck
voor dese gespeelt hebben, syn laegen geweest om ons t'abuzeeren;
't waere oock geschiet, soo ons d'almachtighe Godt niet wonder-
baerlycken geholpen ende beboet hadde. Terwyle wy met dl vloote
na Amboyna geretireert waeren, hebben d'Engelsche gesocht (gelyck
U Ed. raeden) met de jonge Coninck accoort te maecken ende de
Pangoran te verwerpen, maer 't was al verlooren moeyten, ende
piek in 't vier. Waerom soud Bantam de Pangoran verwerpen, want
de Coninck ende groeten begeeren 't ryck niet anders gegouvemeert
te hebben dan hy doet. Aldus dooien de werelüycke wysen in haer
wysheyt, soo ü Ed. vervolgen, als begost hebben, (gelyck wy vol-
comentiyck vertrouwen) is Bantam geruineert ende sal Jaccatra flo-
reeren, 't sy oock hoe het die van Bantam aenleggen, sy meenen
216
•
ons te verdnyren, maer ick vertrouwe dat het langst herden, ende
sy noch blyt wesen sollen, dat haere peper tot Jacatra gebracht
ende aen ons gelevert worde
Volgens U Ed. bevel sullen niét naerlaeten goede yrientschap
ende correspondentie met d'Engelsse natie te honden, om de goede
genegentheyt ende affectie tnsschen de natie weder te vernieuwen
ende doen floreren , mits het recht ende voordeel van de Vereenichde
Compagnie met discretie, beleeftheyt ende voorsigtigheyt mayntene-
rende; verhoopen oock voor te comen, dat in d'interpretatie ende prac-
tycke van de conditie niet vercloeckt sullen werden, doch U Ed.
gelieven te considereeren met wie wy te doen hebben, maect des
moeders sachtigheyt de kinderen dertel ende stout, wat sal dan de
goetaerdige eenvout van de Nederlanders in de quaetwillige baeren.
Van eersten aff nadat de tydinge van U Ed. accoórt becomen had
den, hebben wy d'Engelsse natie seer minnelyck beyegent, alle
behoorlycke eer ende deucht bewesen, sy naement aen, presume-
rende, dat het haer toequam. Wt dese hoveerdige presumtie, pre-
tendeerden zy de helft van 't Coninckryck van Jacatra ende soo
groeten gesach op d'een zyde van de riviere als wy op d'andere;
item dat niet gehouden waeren Heere vant landt te kennen, namen
voor een fort ende hnysen te bouwen, daer 't hun best geraden
docht ; dit most . haer immers ontseyt worden ende doen wy sulcx
deden, de groote moetwillicheyt van haer volck straffende, was het
weder maethoudt. Men claechde dat haer niet en vertrouwden,
datter voor haer geen recht en was, dat hun niet wilden laten ver-
stercken, opdat alle te samen by nacht van de Javaenen den bals
affgesneden souden worden, dan wy sochten haer slaven van alle
de wei%lt te maecken, jae, dat de Maj^ van Engelandt schandelycke
oneer aendoen, als een moetwillighe Engelsman door ons gestraft
wort, presumeerende yder van hun te representeeren de persoon van
Haere Conincklycke Majesteyt. Alsoo van d'oflScier aengesproocken
wierden omdat tegen ordre vant publiek placcaet sonder licentie
hout gehaelt hadden, syn daeruyt hooge woorden ontstaen; wtt
crachte vant contract pretendeeren zy, dat het haer soo vry staet
als ons hout te haelen, daert hun belieft, dat wy het hun soowel
moeten vraegen , als sy ons , soo het contract wilden breecken ende
haer tot slaeven maecken, zy souden doen tgene de Generael be-
217
•
geerde, conden maer een-Heere dienen, ende wilden geen officieren
van 't fort, stadt off landt erkennen. Op alle dese onredelycheden
syn wy gedrongen geworden ijiet hooge woorden herder nyt te vaeren
dan onsen aert medebrengt', hebben haer aengeseyt, dat alle- offi-
cieren elck in syn graet begeerden erkent te hebben, dat geen
moetwille, noch insolentie van haer volck ongestraft costen laeten,
maer recht ende justitie administireeren sonden , stont het haer niet
aen, mochten vertrecken ende gaen daer van daen qnamen. Hierop
claechden, dat haer met soeticheyt ingeleyt hadde ende nu vast
saetten, onse bitterheit openbaerden, maer byaldien sooveel oncosten
niet gedaen hadden, souden welhaest vertrecken. Hiervan sullen
misschien wonderlycke dachten gedaen worden, doch als d'antwoort
vereyscht wort sal die gereet wesen; het schynt dat met goet doen
niet voldoen conncn, al crakende sal de wagen voortgaen totdat hy
int rechte spoor zy. T'en is geen wonder, dat het d'Engelsse
hart valt in Indien te woonen daer wy 't hoochste gebiet hebben,
derhalve sullen oock niet naerlaten met goeden lanckmoet behoorlycke
discretie te gebruycken om d'onlust van onse vrienden sooveele
mogelyck is te versoeten ende allenskens na behooren te gewennen.
Die van de Mattaram hebben op verscheyde manieren behendelyck
onderleyt om ons na vreede te doen staen, ende daerdoor tot accoort
na haer welgevallen te brengen. Eerst meenden ons door ophoudinge van
rys ende andre provisie daertoe te dringen, dan vernemende dat wy
daertegen al versien hadden, hebben gedreycht ons fort Jacatra met
drie hondert duysent mannen aen te tasten ende sien dat daervoor
niet bevreest, maer hun wel getroost waeren, is onderleyt om ons
te bewegen, dat eenige ambassate na den Mattaram soude senden,
twelck by ons oock affgeslagen synde, hebben die van den Mattaram
eyntlyck uyt haer selven ses van d'onse, by haer gevangen, hier
gebracht, met toesegginge dat d'andre mede relasscheren sullen,
opdat hier interim vryelyck souden mogen handelen, gelyck nu
doende zyn. Sy hadden gaeme dat weder eene factorie tot Japara
stabileerden om een goet onderpant te hebben, maer 't en is niet
geraden; de Mattaram waere met onse hulpe gaeme meester van
Surrobaya ende Bantam, gelyck de Heeren per nevensgaende mis-
siven connen sien. Jaccatra, meen ick, soude hem mede wel aen-
218
8taen, gelyck dese Mattaram, alsoo dienen Bantam met lanckmoet
ende patientie mede te verdnyren. T'is lange geleden dat door
d'Ëngelsse haer schip de Pepercom na Japara gesonden wierd om
rys ende andre provisie te beoomen; sy syn daer lange met schoone
praetjens onderhouden geweest, ende ten lesten met seer weynich
rys ende andre provisie weder hier gekeert
Met onse voorgaende is geadviseert, hoe hier tot die tyt toe geen
tollen, noch rechten opgerecht waeren, dat de burgerye oock niet
beswaert hadden dan met het maecken van seeckere aerdewallen op
haere costen; naderhandt hebben de Chinesen opgeleyt het groote
nieuwe bolwerck met aerde aen te vallen, hun tot soulagement 1600
realen van 8» lovende, doch alsoó 't werck, soo ons dochte, niet
genoech voortginck ende veel Chinesen met meerder gemack beter
proffyt wisten te doen, hebben ontlastinge vant werck versocht,
presenteerende een somma geit te contribueeren, daermede twérck
aen goetwillige besteeden mochten. Wy syn verdragen, dat yder
daervoor 1^ reael van 8n ter maent geven sal, twelck van prima
deser ingegaen is. 811 Chineessen contribuanten hebben haer selven
verthoont ende voors. geit betaelt, daerenboven synder 35 siecken,
9 andere vrygegeven; hoeveel om d'oost uyt handelen gegaen syn
ende andersints verborgen mogen wesen , is ons onbekent. Tot sou-
lagement van d'excessive lasten die U Ed. di'agende zyn, hebben
mede op incomende ende uytgaendè goedereu tol geset, als per
nevensgaende registers blyct, gelyck mede pp het branden van aracq
ende tappen, resteert noch d'erfl^acht, 't visschen, houthaelen, fruy-
ten, hoven, cocusboomen ende verscheyde andere saecken, daer van
de gemeente de gerechticheyt van den Heer schuldich blyft, welck
met der tyt mede vorderen sullen.
De voors. tollen ende contributie van de Chinesen sullen vooreerst
beloopen ontrent 2000 realen van 8 ter maent; 't is apparent dat
d'incompsten eerlange tien duysent realen van S^ ende meer ter
maent beloopen sullen. Wy houden voor seecker dat op d'incomp-
sten van Jacatra eerlange duysent koppen onderhouden sullen connen
worden. Hierover willen U £d. ten dienste van de Generaele Com-
pagnie , welstant van de Vereenichde Nederlanden ende om Godes wille
gebeden hebben , herwarts aen expresselyck te senden boven 't ordinarie
volck het getal van duysent mannen, omme tot Jacatra gamisoen
it9
te houden, te weten 700 soldaten ende 300 bootsgesellen , ende dat
cloeek, getrou wvolck , ingeboren Nederlanders, daermede den staet
van Indien verseeckert wesen macli. Om hiertoe goet getronw volck
te becomen, gelieven de Heeren aen de soldaten ende bootsgesellen ,
die hiertoe sullen willen gebruyeken , tien , twaelff a derthien gulden
ter maent geven ; t' is een schande om sien wat rapalie met veel van
U Ed. schepen compt; laet doch mede niet, getrouwde mannen,
vrouwen ende kinderen te senden, insonderheyt jongens ende jonge
m'eyskens uyt de goodtshuysen omme colonie te planten, gelyck
vooren is versocht
Tot noch toe hebben wy d'Engelssen van geen tollen, noch rechten
aengesproocken , U Ed. gelieve ordre te geven wat zylieden betaelen
ende hoe het met malckanderen hebben sullen, soo de gelegentheyt
van saecken geen dilay toelaet, sullen wy niet laeten ü Ed. prero-
gatieff ende gerechticheyt te maynteneren
Om geit syn uyt der maeten seer verlegen ende d'Engelse hebben
hiertegen 77 kisten geit in ons packhuys leggende, behalven 'tgene
op haer comptoiren is, ende door de nieuwe scheepen gebracht zy.
ü Ed. recommanderen ons met alle haer missiven soo emstlyck
jaerlycx rycke retoeren over te senden, sonder den behoorlycken
eysch van cappitael vol te doen. Men sent ons jaerlicx 10 a 1200
m. gulden aen geit, wat retoeren connen de Heeren daervooren be-
comen dan 4 a 5000 m. gulden jaerlicx, gelyck wy nu eenigejaeren
achter den anderen overgesonden hebben; begeeren U Ed. jaerlycx
een retoer van hondert tonnen gouts, sendt ons jaerlycx een cappitael
van vyf en twintich tonnen gout, wy sullen ü Ed. daertegen hon-
dert tonnen in retoer beschicken. De Heeren van DelflF seggen daer
tegen dat niemant hooger vliechen mach, als de wiecken draegen
meugen, ende is seer wel geseyt, maer wie heeft des Compagnies
vergrootinge gelimiteert, waeromme connen de wiecken door goet
voetsel niet vigoureuser worden; soo men seyt dat de vergrootinge
niet bestaen, maer onder syn eygen last vergaen soude, wy repli-
ceeren daerop dat desulcke niet bekent en is wat ti-afficque in Indien
geschiet, hoe groote staeten de werelt voeden can ende voedet, opent
dogh U ooghen, laet U door Engelandt, Vrankryck, noch Dene-
marcken niet vercloecken, considereert waemae zy poogen, haest
U ende maect dat het octroy (welck de Hooge Mogende Heeren
220
Staten-^^lenerael ten besten van de Yereenichde Nederlanden gegeven
hebben) tot disaolntie van de Compe. ende irreparabile schaede van
den .Staet der lande niet gedye, voorwaer de Staet is in nytterste
noot geweest ende nu een weynich begint te vercomen, wort den
Staet 800 gemelckt alsoff men die met voordacht socht fonder te
houden, de geltsnchtege begeeren nytdeylinge en d'armhertige de
lasten aff leggen , even alsoff die op haer schondere laegen; wilt
doch daertoe niet condescendeeren, voordat de masse van de Ge-
nerale Compagnie soo vergroot zy, dat tegen de macht van open-
bare vyanden, ondercmypinghe van geveynsde vrienden, ontrou van
mooren bestaen ende den handel voldoen connen. Meester sal hy
syn die hierinne de cloeckste is, laet Yenetia, Vranckryck, Enge-
landt, Denemarcken, noch andere Staten (raden wy de Hooge
Overicheyt) ü volck niet ontrecken, gebruyct die selffis, dat men
jaerlicxeen groote menichte herwarts sende, sy connen hier seer
wel gevoet, onderhouden ende ten dienste van de Yereenichde
Nederlanden gebruyct worden. Soo dit gedaen wort sal tl Ed.
staet van Indien niet alleene van sich selffs bestaen connen, maer
de Yereenichde Nederlanden sooveel rendeeren, dat Spangien int
minste niet sullen behoeven t'oiitsien, maer in syn schulpen wel
houden sullen. U Ëd. gelieve dit ten goede te nemen ende soo selffs
niet machtich zyn den eysch vol te doen, doet dan behoorlycke
openinghe ende behoorlyck vertooch aen de Hooge Mogende Heeren
Staten-GeneraeU opdat de Compagnie door Haer Ed. behoorlycken
geassisteert worde, eer U andere prevenieren
Alsoo de Javaenen d'onse in 't loopen te cloeck syn, is noodich
dat hier een deel ruyterye gehouden werde om 't landt veyl te
houden; wy sullen daertoe paerden versaemeien; U Ed. gelieve een
pertye van ontrent hondert sadels met eenige sadelmaeckers te sen-
den; de Compagnie sal daeraen dienst geschieden.
Met dit schip werden, volgens U Ed. ordre, vier Orangkays kin-
deren gesonden, omme in theologie te studeeren; sy syn alle vier
van Amboyna, de twee syn Conincx soonen ende d'andere twee
Orangkays kinderen, van de MoUucques syn geen te becomen; de
Tematanen souden liever selffs haer kinderen den halls afsnyden.
ü Ed. zy gerecommandeert op dese jongelingen goede opsicht te
laten nemen, doet haer wel instrueeren, ontsiet d'oncosten niet ende
iii
sendt haer soo haest niet terngge als de soon van den Oappiteyii
Hittoe gesonden wierd; laet de Christelycke religie in haer eerst
wel vast gewortelt syn, soo sal de Compagnie daeraen grooten dienst
geschieden
J. P. CoEN,' Febdeeick Houtman,
P. DE Caepentiee, Mabtinus Sonck.
XXXEIC. De EEESTE STATUTEN VAN BaTAVIA.
a. Extract wt de resolutie by d'Ed. Heer Generael Coen
ende Raet genomen, adij 29 Marty 1620, in 't fort
Jacatra.
Alsoo dese plaetsen, ende 't geheele lant van Jacatra het verle-
den jaer by ons met de wapenen geconquesteert is, ende dienvol-
gende oock gehouden ende bewaert wort, voor de Heeren Staten-
Generael, Zyn Princelycke Excellentie ende de Heeren Bewindhebberen
der geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie van de Vereenichde
Nederlanden, daerop niemant anders iet heeft te pretenderen, ende
tot dien eynde besich sijn, met een royael fort alhier te maecken,
omme als een generael rendevouz van Indien de voomaemste mid-
delen van de Compagnie daerin versekert te houden , tegens 't gewelt
van alle onse vyanden ende geveynsde vrienden, als oock omme den
handel van alle quartieren van hier te dirigeren, ende mettertyteen
treffelycke negotie te stabileren, de plaetse ende tlant met een
goede gemeente te peupeleren, ende een stadt te bouwen, daertoe
d'apparentie aireede groot syn ende dagelicx meer ende meer toe-
neempt. Soo ist dat hoochnodich eenige officieren dienen te maecken ,
omme op alle misbruycken te letten, daerop goede toesicht ende re-
gard te nemen ende onder goede policien ende wetten te leven,
ende insonderheyt een bailliu over de stadt, jurisdictie ende land
van Jaccatra, streckende, te weten: aen d'oostzyden tot aen de li-
mieten van den Coninck vant Cheribon, aen de westsyden tot aen
de limiten van den Coninck van Bantham, aen de zuytzyde, te lan-
den tgeheele lant over tot aen de zuyderzee, ende aen de noort-
zyde te water over de zee ende alle d'eylanden hieromtrent leggende ,
waertoe door d'Heer Gouverneur Generael overlanghe voorgestelt is,
222
ende« de presente Raden wederom voorgestelt zynde, den persoon
van Jean Steyns, is met gemeen advys ende bewilliginge denselven
Steyns daertoe geeligeert, ende dat men hem op moi^hen voor allen
den volcke in de stadt sal anthoriseeren ende bekent maecken, ende
behoorlycke acte van anthorisatie ende commissie verleenen, etc.
(onderstond:) Grecollationeert jegens de resolntie by d'Heer Generael
ende Raedt geteeckent ende daermede bevonden te accorderen. In
't fort Jaccatra, adij 29 Marty a^. 1620. (geteekend) Thys Corn,
Vleyshonwer, Secret.
b. Resoluitie by d'Ed. Heer Gouverneur Generael Coen
ende synen raede genomen, ady 24 Juny a^. 1620, in
't fort Jacatra.
Is by den Ed. Heer Generael in de vergaderinge van syne pre-
sente Raden op buyden gehouden, in consideratrie geleyd den siant
deser jegenwoordiger stadt Jaccatra, aenwas ende vermeerderinghe
der burgeren in deselve, alsmede opdat die alhier vreedsaem ende
gerust mogen leven, daertoe van noode zy, dat goede ordre soo int
stnck van de justitie als policye gestelt worden, sooveel naer ge-
legentheyt des iyts geschieden can, hetwelcke noch niet genocb
synde, maer dat dieselve oock by bequaeme personen mogen gead-
ministreert, geexecuteert ende onderhouden worden, opdat de goede
voorgestaen ende- de boosdaders gestraft mogen zyn. Soo ist : dat de
Ed. Heer Generael met goetvindinge van synen tegenwoordige Raede ,
raetsaem geacht heeft een colegie van schepenen als wethouders deser
stede, alle justitie in civile saecken te administreren ende exerceren.
Dit colegie van schepen sal bestaen in vyff personen, namentlyck
twee vant fort in dienst van de Compagnie zynde, ende drie bur-
gers deser steden, dewelcke by de burgeren genomineert ende by
den Ed. Heer Generael ende synen Raede geeligeert sullen werden,
ende sal haere administratie dueren den tyt van een jaer.
In dit colegie sullen de schepenen presideren by beurte, maent
om maent, beginnende van degene die vant fort gecosen sullen syn.
Sullen mede de schepenen gehouden wesen, driemael des weekx,
te weten, Maendachs, Woensdachs ende Yrydachs, des voormiddachs
ÏS5
ten 9 uren, op 't stadthnys deser stede te compareren, ende aldaer
blyven besoigneren soo der iets te doen is tot elff vayren.
Ende opdat het scbepensampt deser stede te seeckerder in alle
jnstitie, eqniteyt ende getronwicheyt bedient mach worden , snllen de
schepenen van haere getronwicheyt in handen van den Ed. Heer
Generael eedt doen.
In dit coUegie van schepenen sal in saecken de Chinesen (onse
ondersaten ende burgeren deser stede) consemerende, als schepen
compareren ende slem hebben, Bencon, tegenwoordich opperste der
Chinesen, behalven dat ditto Bencon in dit colegie, niet en sal mo-
gen presideren.
Alsoo het ampt ende offitie van balliu, eenigen tyt herwarts be-
dient is by Jean Steyns van Antwerpen, ende soo lancx soo meer
vermercken, syns persoons onbequaemheyt, om hetselve met behoor-
lyck respect tot soodanich offitie als dese plaetse vereyscht te be-
dienen ende becleeden, hebben goetgevonden den voorn. Jean Steyns
van synen dienst te ontslaen ende bedancken, gelyck hem ontslaen
ende bedancken mits desen, ende het offitie van ballin te versien,
met een ander bequaem persoon, daervan d'électie eerstdaechs sul-
len doen.
Tot stadtbode hebben op syn versoeck mede geeligeert, Staets
Christyaensen, tegenwoordich soldaet, die in teecken van dien het
wapen van de Hooghe Mogende Heeren Staten-Generael op syn borst
ende een doome off ander stockgen in syn hant sal dragen.
Van wegen tfort syn tot schepenen geeligeert ende gecosen voor
dit naestvolgende jaer, Abraham van üffelen van Amsterdam, opper-
coopman; Jan Pae van Gorcum, Cappiteyn. Van wegen de burgeren:
Jan de Brasser van Rotterdam; Phillips Adryaensen van der Werff,
Phloris Hendricksen van Campen.
Actum int fort Jaccatra datum ut supra enz. Was onderteeckent:
J. P. Coen, P. V. Carpentier, J. Dedel, Martinus Sonck, Pieter
Dircxsen , Adolff Tomas , Thys Comelissen Vleyshouwer , Secretaris.
c. Authorisatie voor de schepenen der stadt Jaccatra etc.
Alsoo tot ruste ^ tr^nquilliteyt ende welstandt van dese onse nieuwe
stadt onde aenwassende republicque van Jaccatra, hoochnodich ge-
224
acht hebben seecker bequ&me personen te eligeren, verkiesen ende
ordonneren omme in alle voorvallende civile saecken, justitie ende
recht t'admlnistreren. Soo ist; dat by d'Ed. Heer Generael ende synen
presenten Raedt, naer rype deliberatie goetgevonden is te formeren
een collegie van schepenen , bestaende in vyff personen , daervan
jaerlycx by de Hooghe Overicheyt nieuwe electie ende verkiesinge
sal geschieden, waertoe voor dit eerst aenstaende jaer geeligeert ,
geauthoriseert ende gekosen syn, gelyck wy eligeren, authoriseren
ende kiesen mits desen, namentlyck twee van wegen tfort ende
drie van wegen de burgeiye deser stede, te weten uyt het fort den
Ë. Abraham van Uffelen van Amsterdam, oppercoopman ende Jan
Pae van Gorcum, cappiteyn van 't gamisoen alhier, ende wt de
burgerye van de stadt. Jan Anthenissen Brasser, van Rotterdam,
Philips Adriaensen van der Werff van Leyden, ende Floris Hen-
dricksen van Campen. Ordonneren ende bevelen derhalven aen allen
ende een yeder, onder de gehoorsaemheyt ende subiectie vand'Ed.
Hooghe Mogende Heeren Staten-Generael, Zyne Princelycke Excel-
lentie in de jurisdictie van Jaccatra residerende, niemant uytgesondert ,
't zy vremdeling, vry burger ofte in dienst synde personen, 't voor-
genoemde colegie van schepenen daervoor aen te nemen, t'erkennen
ende gelyck sulcx betaempt aen te nemen, te obedieren ende respec-
teren op pene van arbitrale correctie.
Actum in 't fort Jaccatra, adij primo Jnly anno 1620.
(l. Resolutie by d'Ed. Heer Gouverneur Generael Coen
ende Raedt genomen, adg 15 Augiisto anno 1620 in
't fort Jaccatra.
Aengesien dat, tot voorderinge van de saecken van justitie hooch
nodich is eenige ordre te stellen, hoe ende in wat voegen alle saec-
ken, soo in 't civill als crimeneel, binnen ende buyten 't fort aen
d'een zyde, mitsgaders het resort ende jurisdictie der stede (olim)
Jaccatra aen d'ander zyde by den advocaet fiscael ende bailliu res-
pectivelyck berecht ende geadministreert sullen worden. Soo is, by
deliberatie verstaen ende goetgevonden, vooreersten ende tot dat an-
ders geordonneert sal wesen, daerinne te gebruycke de navolgende
voet:
225
Als te weten: indien binnen 't resoort van de stadt gedelinqueert
wort ofte eenige qnestie ofte geschillen, amende ofte correctie mede-
brengende, ontstaen tnssen een burger ofte vreemdeling ende een
soldaet ofte imant anders, in dienste van de Generaele Compagnie ,
waerinne 't recht van de hooghe overicheyt bewaert moet worden,
dat de baillin daervan by preventie aenklager sal wesen, ende dus-
danige gemengde saecken , burger ende burger alleen niet raeckende ,
maer burger ende soldaet off andere compagnien dienaeren te samen,
voorts gesententieert sullen worden by de ordinaire vyff schepenen
van de stadt, mits dat de balliu gehouden sal syn daerby te roe-
pen, twee van den crychsraedt ende ordinaris commissarissen ende
rechtsluyden van 't fort, nadat het een soldaet off ander dienaar van
de Compagnie is, die met een burger ofte vryman in moyte is ge-
vallen, welcke twee van chrychsraedt off commissarissen voors., haere
sessie, stemme ende authoriteyt by ende neffens de voors. schepenen
suUen hebben, tot volcomen vuytinge van de saecke ende langer niet.
Wederom by sooverre over delicten off transgressien van keuren
ende ordonnantien, vallende binnen off buyten 't fort tussen een
soldaet off andre dienaer van de Compagnie ter eenre , ende een bur-
ger ofte vryman van de stadt ter ander syden, pertyengecalangeert,
geapprehendeert ofte aengesproocken worden by ofte deur bevel van
den advocaet Fiscael gelyck sulcx betaemt ende behoorlyck is, dat
al hetselffde op den eysch ende aenclachte van den advocaet fiscael
voors. affgedaen, getermineert ende gesententieert sal worden by de
ordinaris commissarissen ende rechsluyden van 't fort, ten overstaen
van twee schepenen wt der stadt, welcke schepenen in gelycken ge-
valle mede aldaer sullen hebben haere sessie ende stemme alsvoren.
Maer alle simpele saecken, 't sy crimeneel ofte civil, die tussen
de soldaten en dienaren van de Compagnie alleen, sonder vermen-
ginge der burgeren ofte vrye luyden vallen, in off buyten 't fort,
deselve sullen berecht worden by den advocaet fiscael ende de com-
missarissen ende rechtsluyden van 't fort alleen, gelyck oock de
saecken der burgeren ende vrye luyden, onder den anderen by den
balliu ende schepenen van der stadt, ende niemandt anders, alles
ten eynde de jurisdictie ende authoriteyt van beyde de gerechten
ende de gerechs officieren ten wederzyden blyven in vigeur ende alle
misverstanden ende confusien , daerover te ontstaen , beboet.
IV. 15
226
Ende gemerckt de schepenen van der stadt aireede verkoren ende
haere gerichtsampt exercerende zyn in vongen, dat binnen 't fort
ten Yoors. eynde de Commissarisen oock dienen gestelt^ soo syn tot
commiBsarisen ende ordinaris Inyden van de gerechten in 't fort by
den Ed. Heer Oonvemenr Generael ende synen Raedt genomineert
ende gecomiteert dese naenrolgende personen: de cappiteyn van 't fort
met beyde Inytenanten, Pieter Dircxen, Abraham van Uffelen^ i'.
Panwels Barsen^ Pieter Barentsen, ende cappite3m van de praawen.
Welck ooUegie van Commissarisen ofte gercchslnyden in 't fort
haere vergaederingen sullen honden, alle dagen als er iets te doen
sal wesen, ende sal den president evenwel geanthoriseert syn, ver-
' gaderinge te leggen bnytenstyts, voor ende na de middach, als de
gelegentheyt dat vereyscht, altyts daerop lettende dat by convocatie
van de gercchslnyden in 't fort niet verhindert worden, de vergade-
ringe van schepenen in de stadt, nadien een persoon in twee colle-
gien te gelyck teffens niet en can compareren. In dit colegie sal
presideren, een van de Raden van Indien, off soodanige andre, als
de president niet connende vaceren, in syne plaetse snbstitaeren
sall K
Sullen oock de luyden van den gerechte in dit collegie niet min-
der mogen besoigneren als met vyff persoonen , maer wel met meerder
ingeval het in saecken is het fort ofte de supoosten van dien alleen
concemerende, maer in gemengde saecken tussen soldaet off burger
sullen alleenlyck vyff daertoe genomen worden, tot keuren van den
president, welcke vyff met twee schepenen van de stadt gevoncht,
seven sullen maecken, als vice versa twee commissarisen met de
vyff schepenen van de stadt van gelycken seven.
Aengaende 't volck van de schepen op de rede ofte wachte leg-
gende, ende alle andere te water in dienste van de Compagnie ge-
bmyct, deselven in eenige delicten vallende aen lant in ofte buyten
't fort, sullen mede by den advocaet fiscael te rechte worden gesteit
voor de commissarisen ende gercchslnyden van 't fort voors., mits
dat in sulcken gevalle oock sal gevolcht worden de voorgaende voet,
namentlyck, dat d'oppercoopman ende schipper, ofte anders de twee
faooftofficieren, daeronder sy behooren, haer tot vermaninghe van den
» Bij resol. van GG. en Rade van Indie , dd. 10 Sept. 1626 , werd aan dit col-
legie van gerecbtslnijden van het fort, de titel gegeven van.- Raad van jnstitie.
227
fiscael sullen vougen, by vyff van de gerechtsluyd^ van 't fortende
de saecke affdoen in manieren boven verhaelt, ofite sullen nae ge-
nomen kennisse van den fiscael by den £• Heer Gouverneur ende
synen Raede ofte anders by de commissarisen ende gerechtsluyden
van 't fort gerenvoyeert worden aen den ordinaris Baedt van 't schip j
soo men bevindt redenen daertoe te dienen.
«Indien 't gebeurde , dat den advocaet fiscael ende officieren van den
chryghsraedt, mitsgaders de bailliu van de stadt te gelyck quamen,
omme eenige soldaten, vry burgers off volck van de schepen, schuyte
ende jachten, ende wat meer de Compagnie te water dienste doet
te apprehenderen , gelyck tot vorderinge van de justitie een iegelyck
derselver syne uitterste devoir te doene schuldich is, soo sullen den
advocaet fiscael ende officieren van 't fort in sulcken geval altyt
hebben de preferentie, ende de gevangens na hen nemen ende in 't
fort te rechte stellen ,* alsvoren.
Wanneer oock in gemengde saecken de bailliu eenige supoosten
van 't fort voor schepenen van de stadt in rechte betrekt, soo wort
verstaen, dat sulcx sal geschieden onder behoorlyck respect, die de
balliu de fiscael in sulcken ende andere saecken schuldig is te dra-
gen ende sonder vermindering ende prejudicie synder authoriteyt
ende waerdicheyt.
Voerder, alsoo voor desen oock de Engelsen binnen de jurisdictie
van de stadt op eenige delicten syn beloopen ende derhalven mede
een seeckere ordre dient geraempt, soo is geresolveert ende geraet-
saem gevonden, dat in delicten tussen d'Engelsen onder den anderen,
de balliu van alles wel kennisse sal nemen, ende de delinquanten
aentasten ende in hechtenisse brengen, maer dat hy daema de saec-
ken gecommuniceert metten Ed. Heer G^nerael ofte zynen Raden,
deselve sal overleveren in handen van de hooffden haerder natiën,
omme by Haer Ed. gestraft te worden na merite van der saecken,
maer indien d'Engelse iets bedryven daer een burger ofte vryman
ofte imant van de suppoosten van 't fort te cort geschiet, mede schul-
dich aen is ofte vermengt, sal de balliu in syn district eenpaerlyck
soo wel tegen d'een als d'ander procederen ende deselffde straffen,
als in gemengde saecken, articulis precedentibus is verstaen, ende
in deselffde saecken oock de fiscael ende crychsofficieren van 't fort
indien het delict daer binnen ofte buyten 't fort geperpetreert.
228
Nopende 't geproponeerde van de stadt (olim) Jaccatra met een
wapen te venden om 't segel ter saecken dienvolgende te fonneren,
ia yerstaen sulex nodich te wesen^ ende dat men de stadt voor
haere wapen ende gegel geven sal, een sweert van aznr in een
orange schilt steeckende met de poincte denr een lauweren crans van
coleur bmyn groen als hier ter zyden. (onderstond) Gecollationeert
tegen de resolutie by d'Heer Generael ende Raet geteeckent^ enie
daermede bevonden t'accorderen in 't fort Jaccatra, adij 15 Angt
sP. 1620. (geteekend) Thys Com. Vleyshonwer, Secr».
e. Dinxdach adij XVIII Augusto A^. 1620.
Gedelibereert synde op de memorie by balliu ende schepenen der
stede olim Jaccatra, aen den Ed. Heer Gouverneur Generael ende
Raden van Indien overgelevert, nopende seeckere poincten van policye,
daerinne sy versochte dat gedisponneert mochte werden, is naer
examinatie verstaen ende geresolveert opeenigederselversulcxvolcht:
Eerstelyck, aengaende de uytgegeven erven ende fruytboomen, dat
men deselve hout als te leene gegeven, de besitters ofte bruckers
van dien , ende dat derhalven in tyden ende wyle , als het den Heere
Generael ende synen Raden ooirbaer sal duncken, by de voors. be-
sitters ende bruckers hiervan behoorlycke recognytie sal worden
gedaen ende betaelt soodanige thyns ofte erfyachte als met rype
deliberatie van raden na gelegentheyt van saecken , daerop gestelt sal
worden; middelertyt sullen balliu ende schepenen voorn, binnen haer
district de erven ende fruytboomen , die uytgegeven syn, pertinentelyck
opteyckenen met de namen van de bruckers derselver, ende houdende
van alles goet register i, expresselyck verbieden dat niemant, wie
* In het MerboTen afgedrukte statuut van 18 Augustus 1620, vindt men o. a.
eene regeling van de nitgifte van gronden in leen of erfpacht. Ik heb in het ge-
heele oud-koloniale archief tot dusver slechts één leenregister of hoek van leeningen
aangetroffen. Dat hoek hegint met 1 Hei 1620 en eindigt op 29 JanuarQ 1623,
ongeveer met den dag van het vertrek van Coen. Zoo als zoovele goede voorschriften ,
zal ook wel de registratuur der leenen, met het vertrek van Coen uit Indie, z^n ver-
waarloosd. Het is niet onbelangrijk na te gaan op welke wijze in de eerste tyden
na de verovering van Jakatra, gronden door het Indische bestuur zijn uitgegeven. Die
w\jze van uitgifte schijnt verschillend te z\|n geweest.
229
hy zy, eenige erven, huysen ofte fruytboomen vercoopen, transpor-
teren, veralineren ofte met hypoteecq, constitatien van renten ofte
verpandinge belasten, en sal sonder hnnluyden snlcx eerst ende alvooren
aen te geven opdat daervan by der secretarie protocol gebonden ende
een yder de beswaemisse daerop staende weten mach, ende niemant
in cas van preferentie en werden in syne gerechticbeyt verkort.
Wa^ belangt de saecken van appel , is verstaen dat alle vonnissen
by schepenen gewesen niet monterende boven de vyff en twintich
stneken van achten, sullen hebbe haere executie, niettegenstaende
Sommige erven, of ook dikwijls slechts de vruchten, of de drank getrokken uit
die vrachten , van zekere erven of tuinen , werden in leen gegeven voor den t\|d van
twee of meer jaren, met oitdrukkelijke bijvoeging, dat dit leen niet erfelijk zou zgn.
HAeestal wordt dan daarbij de soort van boomen of het aantal der boomen van zoo-
danigen toin in de acte uitgedrukt.
Nog weder eene andere wijze van oitgifte was die van den pluk van sirybladeren
aan de Japanners gezamentl\jk. Deze Japanners kregen voor een jaar den pluk van de
sirybladeren op « ongebeneficieerde hoven en landen , de riviere opwaarts aan beide z\jden
wassende. « Voor dit r^ van pluk moest eene 's Heeren geregtigheid betaald worden
van 600 realen, de plaatsen waar de siry groeide moesten zuiver gehouden en de
gezuiverJe sirybladen tegen den gewonen prijs op de markt te Batavia verkocht worden.
Diergelijke nitgifte had ook plaats van de pinang. In de nieuw aan te leggen stad werden
de gronden in erfpacM ter bebouwing uitgegeven. Bovendien treft men nog in het
leenr^ster eenige acten aan, waarbij gronden als erfelijke lecnen worden gegeven.
Zoodanige acte luidde dan, b\jv. : «Jan Pietersz. Coen, Gonvemeur-Generael wegen
mden ttaet der Vereenigde Nederlanden in Indien ^ heeft aen Dirok Jemming, oudt
«'sabandaer, op syn versonck te leen g^even en vergundt, gelyck syne Ed. te leen
'geeft en vergnndt mits desen, sekeren clappus thuyn, omtrent een half myle buyten
'deser stede gd^en, aen de Oostsyde van de groote rivier, lang syndc, enz. (volgt
*de omschryving en begrenzing van het perceel), in den omvang te samen 644 roeden,
irwelcke thuyn voors. Jemming, mitsgaders syne wettige erfgenamen van handt tot
"handt in leninge genieten en besitten sullen op naervolgende conditien:
/vten eersten, sal de besitter tot oen erkentenisse des leens verplicht wesen, in tydt
«van noodt den heer van 't landt behoorlycken dienst en getrouwe assistentie, gelyck
«een leenheer toestaet naer vermogen te presteren;
«ten tweeden, sal gehouden wesen de thienden van alle vruchten en incomen des
" thnyns aen de Heer oprechtdyck te betalen ;
«ten derden,, de tafd van d'Heer Generadl en Raden van Indien dagelycks met
«touack en vrachten nae tydts gelegenheyt te voorsien;
«ten vierden, voors. thuyn behoorlyck te onderhouden, aen te planten, cultiveren
• en verbeteren;
«ten vyfden, sal niet vermogen 't leen te veralieneren , sonder consent van d'Heer
«en wanneer hem toegelaten werdt, 't leen te vercoopen, sal d'Heer 't gerechte vierde-
"part tot hem trecken, van 't geen 't leen gelden sonde mogen, ofte vercocht werden.
« Actum in 't fort Batavia , desen 20 January 1623. «
230
Appellfttie, ende datter geen appel sall worden toegelaten, als alleene
van saecken die daerboven syn, ten waere pertye gegraveert, dede
blycke in de voors. mindere saeeke van vyff en twintich stncken van
achten y qnalyck gewesen te syn, ende d'executie daerover by den
Bd. Heer Gonvemeur Grenerael ende synen Raden gesurcheert wiert
ende pertye by evocatie betrocken voor de ordinaris raden ende
gerechtluyden vant fort, in welcken gevalle 't gewysde gerewdeert
ende sententie op een nienw aldaer geprononciert sal worden als
na rechten; maer van alle saecken boven de vijff en twintich realen
van achten sal een yder vry staen te appelleren , te provoceren ende
in reformatie te comen binnen alsulcken tyt als by den Ed. Heer
Gouverneur Generael voors. ende synen raet daertoe sal worden
geprefigeert, op pene dat soo wie van minder saecken by schepenen
airede gewesen, appelleert, provoceert oft aen den Ed. Heer Gei^erael
ende Raden van Indien clachtich valt, ende daemae bevonden wort
ongefondeert te wesen , betalen sal de boete by de Raden ende
gerechtsluyden int fort daerop te stellen, ende by provisie dat de
doleant soo hy verweyrder is , in alsulcken gevalle eerst ende alvooren
eer syne doleantie sal worden aengenomen, namptiseren sall de
penninghe daerinne hy by schepenen is gecondemneert , onder cautie
de restituendo, soo hy naemaels compt te triumpheren.
Sal oock boete gestelt worden op degene die ongefondeerde pro-
cessen sustineren, te betalen soowel by schepenen, als imant in de
kosten wort gecondemneert als bij de Raden ende gerechtsluyden int
fort, soo wanneer bevonden wort in saecken meer dan vyf en twintich
realen qualick geappelleert te syn ende 't vonnisse by schepenen ge-
wesen geapprobeert wort ende den appellant ofte reformant gecon-
demneert in de costen alsvooren.
Voor elcke citatie ofte dachvaerdinge , die de stadtsbode ofte gesworen
roeijdrager sal doen , sal deselve genieten een enkelde reael oft achten
deel van een stuck van achten, ende voor elcken arrest die, hy op
eenige persoenen ofte goederen doet, een quaert ofte vierde part van
een stuck van achten ende niet meer.
De secretarius dewyle hy oock notarius is, schryvende eenige
requesten, certificatien ofte andere cleyne acten ende instrumenten,
sal voor elck van deselve hebben ende ontfangen een quaert, soo
het een instrument sy dat een persoon alleen doet schryven, maer
251
I
800 het een contract is ende soodanich, dat de contrahenten tea
wedersyde daervan moeten gedient zyn, aoo sal de secretaris ^an
eicx respectivelyck genieten een quaert beyde monte, alsvoren. Behalven
twelcke een ider, die eenige contracten^ coopendeconstitutiebrieven,
quytantien^ transporten, etc. by schepenen laet zegelen, voor segelgelt
aen den eersten schepen ofte dengenen, die balliu ende schepenen
daertoe committeren sullen, betalen sal een halve reael van achten,
ende middelerwyle snllen balliu ende schepenen vermogen den taux
opt schryven van alderley acten gestelt, te moddereren, te vermin-
deren ofte vermeerderen, nadat de acte ofte instrumenten, die geschreven
werden, dan groot ofte gewichtich syn.
Worden oock balliu ende schepenen geauthoriseert haere keure te
leggen op het suyvere ende reynigen van de straten ei\de stegen,
vooral dat sy maecken sullen , dat alle ongeregelde mistimmeringe van
huysen ende paggeren buyten de roeQ , tot vemauwinge oftie deformatie
van de straeten metten eersten gerecht, ende voor het toecomende
geweyrt mogen worden, wel verstaende sooveel als sonder merckelycke
beswaemisse van de burgerye geschieden can, stellende een boete
op de contraventeurs ende deselve straffende als naer behooren.
Beroerende 't onderhouden van de bruggen etc, is goetgevonden
deselve tot laste van de Compagnie noch provisionelyck te onder-
houden, op verschot ende remboursement als naer gelegentheit.
Item, opdat het openen ende sluyten van de stadtspoorten een
iegelick kundich sy, ende oock wanneer yder ambachtsman 'smorgens
aent werck sal treden ende savonts van de straet ende uyt de her-
bergen ende kroegen vertrecken, alle degene die aldaer niet te doen
en hebben, soo sal de clocke vant stadthuis driemael des daechs
geluydet worden , eens des smorgens de clocke vyff uren ofte halff
ses, eens des avonts in de schemeringh als men de poorte sluyt,
ende eens te negen uyren daemaer, als een yeder, tsy burger oft
vremdeling, niet nodich buytens huys te doen hebbende, van der
straeten ende uyt de herbergen ende kroegen sich naer huys bege-
ven moet.
Tot dese fine sullen balliu ende schepenen voors. publyckelyck by
clockgeslach ofte wtblasinghe van trompette doen verbieden, datgeene
waerden, herrebergiers off crouchhouders haer veiTorderen sullen te
tappen off droncken gelagen te houden , ofte van nieuws te settenna
232
de docke negen uyren, op pene voor d'eerste reyse van 2 realen van
achten, voor de tweede reyse van vier, ende noch ten derden maelen
van dèselve nacht daerop bevonden ende bekenrt synde, van geap-
prehendeert, in hechtenisse geleydt ende tot arbitrage van schepenen
gestraft te worden , na merite van de saecke.
Welcke voors. boeten allegaer geappliceert snllen worden, ten proffijte
van den baillin voors. ende syne dienaers (hiertoe gebmyct) als twee
derden deelen voor hem ende 't resterende derden deel voor de dienaers,
opdat sy te beter op de onderhondinghe van de kenren ende ordon-
nantien mogen passen.
Snllen oock de ballin ende syne dienaers wel scherpelyck daerop
letten, dat Sondachs voor de middach onder de predicatie ende ver-
kondinghe des heyligen Ëvangeliums geene tappers ofte kronchhonders
hen vervorderen eenige gelaegen te setten, op pene wie dat daerop
bevonden wort, verbeuren sal drie realen van achten, ten profyte
als voren.
Ende gemerckt verscheyde insolentien daechelicx werden gepleecht
met roepen, singen ende cryten van de droncken gasten, achter siraeten
ende in de herrebergen ende croegen voors., soo wert den ballin
wel expresselyck belast, sulcx by de beste middelen te weyren, ende
soodanighe singers, roepers ende kryters, ofte de waerden die soo-
daenighe onbescheyde gasten aenhouden in de boete van een reael
van achten te beslaen, ende daerenboven haer silentie inponeren ofte
achter aff van der' hand te doen vertrecken, daer sy niemant met
haere ongeregeltheyt verdriet en doen.
Item, alsoo de dronckaerts haer niet en schamen vol ende sat synde,
soodat sy qnalyck gaen of staen en connen , te loopen maelen achter
straeten tot groote schande van haer selffs ende bespottinge ende
vilipendie van de Nederlantse natie ende vercleyninge van d'eere
ende repntatie van dien, soo verstaen d'Ed. Heeren Gouvemenr
Generael ende zynen Rade, dat omme sulcx te verhinderen, seeckere
blocken hier ende daer in de principaele straeten gemaect sullen
worden, daer de balliu ofte dekens van de gebuerte sodanigen droncken
schantvlecken langs der straten loopende sullen insluyten, ende sitten
laten voor d'ooge van alle man, tot dat sy te degen syn benuchtert,
doende alsoo penitentie vaut quaet exempel de naturelen deser landen
ende andere vrome luyden in desen gegeven.
235
jS^opende de questien ende geschillen, vuystslaegen , stocken ofte'
rottanghslaegen, treckinge van geweer off messen, qnetsinge ende
bloetlaeten van imanden, mitsgaders schelden ende injnrieeren , heftich
kyven ende andere quaede poincten meer, daer de bnrgerye off imant
in de stadt verkeerende, verdriet ofte prejuditie by geschiet, daerop
sullen ballin en schepenen animadverteren, ende alsnlcken straffe
ende mnlctatien doen als sy na merite van de saecken snllen bevinden
te behooren.
De ballin (de banck gespannen synde) sal by schepenen hebben
een deliberative voix, soo wanneer daer saecken gehandelt snllen
worden, de ordre ende policye raeckende ende anders niet.
Indien Bencon, overste der Chinesen, imant van syne natie ofte
onderhebbende Inyden apprehendeert in het district van de stadt,
sal den voornoemden Bencon den ballin daerinne kennen, ende hem
sulcx aendienen, om met kennisse daerin gedaen te worden, snlcx
na de gelegentheyt van de misdaet behoort.
D'arrestenj die op eenighe personen ofte goederen by consent van
den ballin, off in syn apsei;itie van den presiderende ofte eerste schepen
gedaen worden , sullen van waerden zyn ende een yder gehouden die
te obedieren, op pene, dat degene die bovent arrest vertrect ofte de
gearresteerde goederen versteect oftewechvoert, verbeuren sal twintich
realen van achten.
Byndelyck, nadat een ofte meer burger vendelen hier van noode
zyn, soo tot defentie ende verseeckeringe van de stadt, als tot con-
servatie van alle goede ordre in tyden van brant, oploopen ende
alarmen, soo is geresolveert ende verstaen balliu ende schepenen te
belaaten, ondersoeck ende reveur (revue?) te doen, generaelyck doort
geheele district in de jurisdictie van de stadt, omme te sien wat ende
hoeveel vrye luyden van Nederlanders, Japponders en swarten daer
binnen syn wonende, ende alles pertinentelyck opgeteyckent hebbende,
aen den Ed. Heer Gouverneur . Generael ende synen Raedt daérvan
raport doen, leverende alsdan teffens mede over, dubbelt ofte meer
getal van naemen dergener die henluyden dunct, dat men tot Cappiteyn
ofte Cappiteyns, Laytenanten, Vaendragers etc. van de schutterye
ofte burgervendelen souden mogen gebruyken, om na electie van den
Ed. Heer Generael daerop te worden geè'edicht, ende te ontfangen
soodanige ordre int verdelen van de wachte ende aenwysinge van de
254
wycken, ende elcx syn rendevoos als na occurentie in tyden van noot
sal bevonden worden nodich te syn.
Actom int fort Jaccatn^ datnm nt supra.
(Was onderteekent:) Jan Pietebszooit Cobn, Pibtee de
Cabpentieb, Jacob Dedel, Mabtintts Sokgk, Pibtee
DiBcxsEir, present Pouwbls Babzen, Thijs Cobit.
Vleyschouwbb, Secrt'.
/*. Jan Pieters. Coen, Gouverneur Generael over alle landen ,
eylanden, steden, forten, plaetsen, comptoiren, schepen, jachten,
schaloupen, personen ende den handel van Indien, wegen de Hooge
Mogende Heeren Staten-Generael, Zynne Princelycke Excellentie
ende de Heeren Bewinthebberen der Geoctroyeerde Oost-Indische
Compagnie van de Yereenichde Nederlanden, allen dengenen die
desen sullen sien off hooren lesen, saluyt, doen te weten, alsoo
wy tot gerieff ende ten dienste van de inwoonderen ende traficanten
deser stede Jaccatra goet ende hooch noodich achten eenen notarinm
publicum te creëren ende admiteren. Soo ist, dat wy den eersamen
Melchior Kerchem, Secretaris van 't colegie van schepenen deser
stede, ons van syn ervarentheyt ende suffisantie tot het voors. ampt
wel ende ten vollen onderricht houdende, gecreert, gestelt ende
geadmiteert hebben, gelyck wy hem creëren, stellen ende admiteren
mits desen, omme het ampt van notarius publicus binnen het resort
ende jurisdictie deser stede Jaccatra te mogen bedienen ende exer-
ceren, alle libellen, codicillen, in8trum§nten , preparatoir informatie,
contracten van coopmanschappe , huwelycxse voorwaerden, testamen-
ten, ende andre acten ende stipulatien nodich ende ten dienste der
gemeente, gaende ende comende man te passeren ende expedieeren,
mits dat volgens den eedt van getrouwicheyt in onse handen ge-
daen, gehouden sal wesen alle instrumenten ende notariale acten,
sonder eenige fraude sinceer ende suyverlyck te coucheren ende pas-
seren, ende voorts in alles te doen, wes een goet ende getrouw
notarius toestaet ende behoort te doen. Ordonneeren ende bevelen
derhalven allen inwoonderen, in dienst wesende persoenen ende tra-
ficanten in de jurisdictie deser stede, onder ons gebiet ende gehoor-
saemheyt sorterendef, den voors. £d. Melchior Kerchem voor sulcx
aen te nemen ^ erkennen ende respecteren.
235
Actum in 't fort Jaccatra desen dach van
de maent anno 1620.
g. Alsoo wy met advysen van onsen Raede tot soulagemeet ende
vindinge van de swaere lasten dagelycx te dragen, goetgevonden
hebben, de herrebergiers en de vercoopers van arack, kilang,toaack
op te leggen , dat yder derselver yder loopende maent sal betaelen
twee reaelen van achten; item dat ieder legger Spaensche wyn, eer
ingeleyt ende by imant vercocht sal mogen worden, belast sal syn
met twintich reaelen van achten, als by onse ordonnantien den eer-
sten October daervan geëmaneert, waervan, opdat den ontfang naer
behooren mach geschieden, soo ist dat wy, mitsgaders onsen Raede,
goede ordre op alles willende stellen, nodich geacht hebben, gelyck
wy mits desen ordonneren ende bevelen, dat ijder herrebergier ,
tapper ofte vercooper van aracq, kielangh, touwack ende Spaensche
wynen off andersints, by onsen ontfanger sal comen binnen den
derden dach van desen aff te rekenen , om aldaer synen naem aen te
geven, ende omme te mogen tappen off eenige drancken te ver-
coopen een licent-brieffgen te vercrygen, op pene soo wie dese onse
ordonnantie niet naer en come gereputeert geacht, ende gestraft sal
worden als een ongehoorsaeme overtreder van onse ordonnantien ende.
vercorter van 'slants gerechticheyt , want wy sulcx tot dienste ende
proffyte van 't gemeenebeste alsoo bevinden te behooren.
ïi. Door het versoeck ende ernstige instantie van de Chineesse
gemeente onder ons gebiet sorterende, van haer te ontlasten ende
bevryden van de lasten haer voor desen tot versterckinge van 't
fort opgeleyt, presenteerende tot bevrydinghe van 't selve, dat yder
Chinees voor syn hooft maentlyck sal opbrengen anderhalven reael
van achten, soo ist dat wy met advyse van onse presente Raden,
gelet hebbende op het versoeck alsvoren, goetgevonden hebben haer
van voors. wercken, daerinne niet begrepen, die zy neffens d'ander
burgers snllen moeten doen, liber ende vry te honden, mits dat elck
voor syn hooft in 't begin van ider loopende maent, twelck inganc
sal nemen van der eersten October laetstleden, aen onsen ontfanger,
residerende binnen 't fort, sal betaelen anderhalven reael van achten ,
waervan soo yemandt des aengesproocken synde, geen behoorlyck
bescheyt, twelck een yder die betalen sall, tot dien eynde by onsen
256
ontfanger gegeven sal worden, can toonen, gerepnteert ende geach
sal worden als een bedrieger ende vercorter van 't slants gerecMg-
heyt, ende verbeuren sal twintich reaelen van achten, t' appliceren
een derde part voor den aenbrenger, een derde part voor den armen
ende een derde part voor onsen officier, bevelende allen ende een
ijgelycken der Chineesen, niemant exempt, die de voors. vryheyt
sullen willen genieten, binnen d'expiratie van den derden dach van
moi^en aff te rekenen , haer by onsen ontfanger te vervougen.
In 't fort Jacatra, adij 9 October a®. 1620.
t'. Placcaet daerby de Chinesen geboden wort maentlyck
hare vry-brieffkens te haelen.*
Jan Pieterss. Coen, Gk)uvemeur Generael over alle landen, eylan-
den, steden, forten, plaetsen, comptoiren, schepen, jachten, scha-
loupen, persoonen ende den handel van Indien, wegen de Hoog
Mogende Heeren Staten-Generael , Syne Princel. Excellentie ende de
Heeren Bewinthebberen der Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie
van de Vereenichde Nederlanden, allen dengenen die desen sullen
sien oft hooren lesen, Saluyt, doen te weeten, alsoo tot onser ken-
nisse gecomen is hoe eenige Chinesen de voorleden maent van Oc-
tober geen vry-brieffken van de wercken aen de fortificatien hebben
gehadt; alsmede dat het getal derselver dese maent merckelyck
toegenomen heeft, ende apparent is dat soo langs soo meer sonde
toenemen, ten waere daerinne tydich wierde versien, gelyck sulcx
behoort ende niet redelyckers als tselve is, want op haer eygen
emstich beed ende versoeck met gewillige presentatien , van dat
ieder man, hooft voor hooft ieder loopende maent anderhalven reael
souden opbrengen, haer sulcx geaccordeert is; Soo ist, dat wy met
advyse van onse presente Raden geordonneert ende belast hebben,
gelyck ordonneren ende belasten mits desen, dat elck Chinees syn
vry-brieffken als vooren, tsy dat hy vuytvaert om te visschen, hout
haelen oft waerom het oock soude wesen, alsmede de riviere om
water te haelen opvaert oft in 't bosch om te wercken oft iets an-
ders te doen sich transporteert, oft waer hy oock soude mogen gevonden
werden, altyt syn vry-brieffken by sich dragende, opdat hy desaen-
gesproken synde , tselve can vertoonen op pene soo wie syn vry-brieffken
niet by sich te hebben bevonden sal werden, als een vercorter van
257
'a lants gerechticheyt gerepnteert ende volgens de placcaten dienaen-
gaende gemaect, gestraft snllen worden , want wy snlcx tot dienst vant
gemeene beste alsoo bevinden te behooren.
Acttun int fort Jaccatra adg 14 November A^. 1620, en ter
ordonnantie van d'Ed. Heer Generael ende synen Raet, ende was
onderteyekent Thys Com. Vleyschouwer, Secretaris
j. Placcaet over 't spelen der Chinesen.
Jan Pieters. Coen, Gouverneur Generael over alle landen, eylanden,
steden, forten, plaetsen, comptoiren, schepen, jachten, schaloupen,
personen ende den handel van Indien, wegen de Hooge Mogende
Heeren Staten Generael, Syne Prinselycke Excellentie ende de Heeren
Bewinthebberen der geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie van de
Vereenichde Nederlanden, allen dengenen die desen sullen sien oft
hooren lesen, Saluyt, doen te weten, alsoo tot onser kennisse is ge-
comen, hoe onder de Chineesen over schuit met spelen ende dobbelen
gemaeckt, tot noch toe by Beneon opperste der Chinesen recht gedaen
is , als off deselve schuit vuyt eenige eerlycke handelinge ofte com-
mercie waeren geprocedeert , jae de rechtsvorderinghe op soodanighe
schuit aen schepenen der stede Jaccatra getrocken ende versocht is,
ende wy tselve bevinden te stryden tegen aUe goede ordren, wetten
ende policien , oversulcx daerinne dient versien. Soo ist , dat wy met
advyse van onse presente Raden, naer rype deliberatie goetgevonden
ende oversulcx geinterdiceert ende verboden hebben, interdiceren
ende verbieden mits deesen , dat geene , tsy schepenen deser stede oft
Beneon, ouersten der Chinesen oft eenige andere rechters, over
schuit oft eenige pretentien, vuyt dobbelen ende spelen geprocedeert,
naer rechte haer vervorderen te disponeren, waerschouwende over-
sulcx alle tugsschers ende speelders, dat soo sy op gelooff sonder
geit by te setten sullen spelen ende iets comen te winnen, dat in
sulcken gevalle de winner met de verlieser sal moeten accorderen,
sonder van iemanden recht te verhopen ofte sullen cunnen becomeji, etc.
Actum int fort Jaccatra adij 14 November A®. 1620. Ter ordon-
nantie van d'Ëd. Heer Generael ende synen Raet, ende was onder-
teyekent Thys Comeliss. Vleyschouwer, Secretaris. ^
» Bij Resol. 6G. en R. dd. 1 Nov^ 1620, werd bovendien van de spelen der
Chinezen een r^ van 20 °/o geheven.
M8
k. Placcaet van de tollen gestelt op d'incomende ende
nytgaende goederen, alsmede van de betalinge op de
tappers.
Jan Pieterz. Coen, Gonvemeur <}enerael over alle landen, eylan-
den, steden, forten, comptoiren, schepen, jachten, chalonpen ende
volckeren in Indien, wegen de Hooge Mogende Heeren Staten-Gene-
rael, Syne Princelycke Excellentie ende de Heeren Bewinthebberen
der Oenerale Oost-Indiesche Compagnie van de Vereenichde Neder-
landen, allen dengenen die desen snllen sien oft hoorèn lesen , saluyt :
Doen te weten : Aengesien wy naer de conquesten vant Coninckryck
van Jaccatra, tot bescherminge van onse onderdanen, ende ten besten
van de gemeene saecke, genootsaeckt syn geweest tot groote lasten
ende onnytspreeckelycke excessive costen van de Vereenichde Neder-
lantsche Compagnie, die geschapen syn soo lanx soo meer te ver-
meerderen , het verkregene niet alleen te bewaren , maer oock dagelyex
te vermeerderen, snlcx wy naer onse goede genegentheyt gaem ge-
vordert sagen, waerin opdat met meerder iever ende lust gearbeyt,
ende de oncosten voortaen te dragen beter verv^allen sonde mogen
worden, van nooden syn de snbsidien ende snstentatien , volgens de
rechten van alle natiën ende volckeren, soowel van d'ingesetenen,
als die om haet proffyte, haer van alle quartieren herwarts vervoe-
gen, ende wy aen onser burgeren goeder genegentheyt niet twyffe-
lende, haer tot verscheyden malen voor. desen, door onse Gecommit-
teerde doen voordraghen hebben, de nootwendicheyt tot eenighe
snbsidien, waertoe wy haer tot onsen grooten welgevallen, altoos
gevonden hebben volgens alle redenen te inclineren. Derhalver soo
ist, dat wy met advyse van onsen raden op alles rypelyck geleth
ende goede insicht genomen hebbende, goetgevonden ende oversulcx
geordonneert hebben, gelyck goetvinden ende ordonneeren midts
desen', dat van de goederen, waeren ende coopmanschappen, hier-
naer genoempt, alsmede andre, die hier in off U3rtgebracht souden
mogen worden, geene exempt, betaelt sullen worden, alsulcke las-
ten, als in de volgende lyste gestelt, als te weten:
Van goederen, waren, coopmanschappen, provisien, als andersiiifs^
van buyten incommende, gelyck:
259
potten,
pannen^
rottanghy
gorgeleten,
stroomatten,
cadntt,
cadjangh,
rottangmatten ,
gedroocht saet,
houtscool,
arpuys ,
salpeter,
swavel ,
smitseoolen ,
boras,
loot,
yser,
stael,
ysere pannen,
parangs en byltgens,
sisser,
sissieq,
cassomba,
coper , gewrocht ende
ongewrocht ,
amphioen,
ingo, 1
porceleyn ,
gomme,.
gondtdraet,
alderhande Javaense
crameryen ,
alderhande gaeren,
capock,
capas,
conget,
gedroocht hertevlees,
sagu,
groene gember ^
oude pinang,
toupy, een spetie die
gesoute ende verse
limoenen,
alsmede alderley an-
der fruyt,
cleeden,
root ende andre laec-
kenen,
alderley Chineese
waren ,
honich,
slypsteen,
men in de arack brand , borborysteen ,
tonback ,
indigo,
poulout,
boonen,
erwten ,
gesouten ende ge-
droochde vis,
olye,
asyn,
tamorindij ,
eyeren ,
snycker,
lackwas,
gesoute cuyt,
oude cocus,
ayuyn,
loock.
gamaten ,
gitte gomme,
rinosser hoorn,
vogelnesten,
hoornkens, seeker geit
van Siam,
olyphantstanden ,
buffels ,
koebeesten,
oliphanten ,
paerden,
pauwen,
gansen,
endvogels,
hoenders ,
boeken ,
herten,
verkens.
orange appelen,
Van alle welcke voors. waren, coopmanschappen ofte provisien,
als van andere diergelycke, hier niet uytgedruckt, by den inbrenger
vyff ten hondert betaalt worden. Ende ingevalle deselve goederen
oft eenige derselver soo wanneer vercocht sullen syn, van hier we-
der elders vervoert souden mogen worden, sal voor 't uytvoeren by
Ingoe , wijnruit ?
240
'den nytvoerder, sooveel als voor incomen, te weten vyff percents
1)etaelt worden, belasten ende bevelen dat niemant sonder expres
consent alvoren vercregen te hebben, eenighe goederen tsy coopman-
schappen, eetbaer waeren ofte andersints aen de scheepen hier te
reede leggende, sal mogen venten, ten eynde dat alles op depassar
vercocht mach worden ende gheen fraude onder soodanige pretext
en geschiede.
Den arack sal geven thien per cento, soowel van incomen als van
uytvoeren.
De navolgende goederen sullen voor incomen vyff, ende voor uyt-
gaen betalen thien per cento, als:
rys,
campher,
pady.
gommelacq,
bensnwyu ,
cayolacq,
peeper.
quicksilver,
foeli.
agnlahout.
noten.
muscus.
eocus maldive.
chevet,
gout.
amber,
nagelen,
lapes besaer,
was,
diamanten,
sandelhout,
robynen.
Is mede goetgevonden ende gearresteert dat ieder herbergier, die
kielan, arrack ofte tuack tappen ofte vercoopen, ieder maent sullen
betaelen twee realen van achten.
Item dat de tappers ofte vercoopers van Spaensche wynen voor
ieder legger sullen betalen voor impost twintich realen, ende den
burger vyff realen.
Ende opdat dese onse ordonnantie te beter moge nagecomen werden,
sullen alle in ofte uytgebrachte goederen aen den Sabandaer behoor-
lyck aengegeven werden.
Ende alsoo noodich is tot den ontfang van de gerechticheyt op de
voors. goederen* gestelt, dat een ontfanger gestelt worde, omme by
hem ende den Sabandaer, Dirck Jemming, die tot noch toe in het-
selve officie gebruyckt ende door syne goede comportementen, goet-
gevonden hebben denselven Dirck Jemming int offitie van Sabandaer
te continueren, de voors. goederen te visiteren ende taxeren. Soo ist
241.
dat wy met advyse van onsen Rade tot ontfanger van de voors*
gerechticheyt Thymon Michiels. gecosen ende gestelt hebben, by
welcken ontfanger ende Sabandaer, alle incomende offte nytvarende
pranwen, joncken, als andere vaertaygh, haer pas by den ontfanger
ende Sabandaer beyde onderteeckent, snllen moeten halen, ende
alvoren tselve behoorlyck verkregen hebben, niemant met eenige
pranwen, joncken ofte andere vaertnygh, in ofte nyt sal vermogen
te varen, op pene van confiscatie van alle d'in ofte nytvarende
goederen.
'Twelck alles nae de publicatie van desen syn begin sal nemen,
ende ten eynde niemant van den inhont van dese,eenighe ignorantie
en pretendere, ordonneren ende bevelen wy aen onse officieren, dat
sy desen doen publiceren ende affigeren, ter plaetse daer men gewoon
is publicatie ofte affictie te doen , belastende voorder aen onse officieren ,
den advocaet fiscael, balliu, ontfanger, sabandaer ende andere justi»
cieren, van dese onse republique van Jaecatra respectivelyck, ende
elck van hun in syn regard, dese onse tegenwoordige ordonnantie
te doen onderhouden in alle syne poincten ende articulen, alsoo ten
dienste van den lande , bescherminghe van de ingesetenen van dien , ende
bevoirderinghe van de gemeene saecken sulcx wordt vereyscht ende
wy noodich bevonden hebben te geschieden. •
Gegeven in 't fort Jaccatra adi) primo October Anno 1620.
/. Placcaet daerby verboden wort, dat niemant der Christen
borgers eenige bysit ofte cqncubyne sal mogen houden.
Jan Pieterss. Coen, Gouverneur Generael over alle landen, eylan-
den , steden, forten , plaetsen , comptoiren , schepen , jachten , chaloupen ,
persoonen ende den handel van Indien, wegen de Hoog Mogende
Heeren Staten-Generael , Syne Princelycke Excellentie ende de Hee-
ren Bewinthebberen der Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie van
de Vereenichde Nederlanden, allen dengenen die desen sullen sien
oft hooren lesen, Saluyt! doen te weten, alsoo wy dagelycx ver-
mercken hoe eenige Christenen borgera deser stede Jaccatra, onse
onderdanen, Godt ende syn gebodt, mitsgaders de Christelycke ende
borgerlycke politie vergetende, haer vervoorderen een slavinne ofte
bysit, tsy in hare huysen ende wooninghen oft elders te houden,
IV. 16
242
«nlcx in geenderiey manieren Christelycke ende eerbare bm^eren
betaemt, maer ter contrarie tot een quaet exempel ende groote er-
gemiflse voor desnlcke y die naer (Jodes heylige instellinge in den
hnywelycken staet eerbaerlyck soecken te leven, is dienende ende
meer geconsidereert de horribele conaeqnentien ende andere menich-
Tnldige seer quade inconvenienten, die vuyt het houden van de
voorn, bysitten procederen , gelyck ons daervan al te beclaechelycke
ende bekende exempelen, aLs het verdoen van de vrucht, ende dat
de eene bysit door fenyn ende vergift den anderen soect te vermoor-
den, genoegsaem getuygen, daerdoor niet anders als Godes toom
over dese opspruytende republicque, soo hy naer syne strenge recht-
veerdicheyt wilde handelen, verweet sonde werden; omme dan Godes
toom van dese republycque sooveel doenlyck te weeren, ende opdat
de bnrgers ende ingesetenen van dien, in Christelycke eerbaerheyt
na de bevelen ende geboden Godts mogen leven ende de voors.
repnblicqne volgens de heylige insettinghe Godts helpen vermeer-
deren: Soo ist, dat wy het voors. aenlockelyck quaet soeckende te
stuiten ende naer vermogen te weeren, met advyse van onse pre-
sente Raden goetgevonden ende geresolveert hebben te interdiceren
ende verbieden, gelyck interdiceren ende verbieden mits desen, dat
niemant binnen dtse onse republicque van Jaccatra residerende ofl
onder de jurisdictie van dien sorterende , eenige slavinne oft slavin-
nen bysit ofte bysitten in syn huys ende woonplaetse oft elders sal
mogen houden onder wat pretext hetselve soude mogen geschieden^
op pene, soo wie ter contrarie bevonden sal worden gedaen te heb-
ben, van arbitrale correctie, ende opdat niemant hiervan eenige igno-
rantie en pretendere, hebben wy desen naer voorgaende clock ende
trommelslach ter gewoonlycker plaetse doen publiceren, ende voorts
alwaer sulcx behoort doen affigeren. Lastende voorts allen officieren ^
justicieren ende dienaeren, dat syluyden tegen de overtreders van
dien procederen als voren sonder eenige gunste, faveur oft dissimu-
latie ter contrarie, want wy sulcx tot bevorderinge van Godes eere,
dienst ende welstant van dese republycque alsoo bevinden te behooren.
Achun in 't fort Jaccatra, adij.11 December a^ 1620. Ter ordon-
nantie d'Ed. Heer G^nerael ende Synen Raedt ende was ondert.
Thijs Com. Vleijschouwer, Secretaris.
243
m. Verboth opt vereoopen van geweer ende ammanitie van
oorloge aen eenige vreemde natie.
Jan Pieters. Coen, Gouverneur Generael over alle landen ^ eylan-
den, steden, forten, plaetsen, comptoiren, schepen, jachten, scha-
loupen, personen ende den handel van Indien, wegen de Hoog Mo-
gende Heeren Staten-Generael, Syne Princelycke Excellentie ende
de Heeren Bewinlhebberen der Geoctroyeerde Oost-Indische Com-
pagnie van de Vereenichde JNfederlanden. Allen dengenen , die desen
sullen sien oft hooren lesen , saluyt ! doen te weten ; alsoo wy dagelycx
vernemen, hoe eenige vrye luyden ofte in dienste wesende persoenen
onder ons gebieth ende gehoorsaemheyt staende, soo hier als elders
aen vreemde natiën, soowel onse vyanden als vrunden, geweer ende
ammunitie van oorloge vereoopen, verruylen ende verquancelen , ende
ons de experientie leert de quade effecten van tselve, waerinne
alsoo hoochnoodich dient versien , soo ist : dat wy met advyse van
onse presente Raden naer rype deliberatie hierop gehouden, gein-
terdiceert end^ verboden hebben, ghelyck wel expresselycken doen
mits desen, allen ende een iegelyck, tsy vrye luyden oft in dienst
wesende personen onder ons gebieth staende, tsy van wat natie,
staet oft qualiteyt hy sy, niemant vuytgesondert, aen eenige vreem-
delingen, tsy van wat natie die oock souden mogen wesen, vrunden
oft vyanden, eenige geweer ofte ammunitie van oorloge te vereoopen,
verruylen ofte verquancelen, door andre doen vereoopen, verruylen
oft verquancelen, onder wat pretext hetselve oock soude mogen
wesen, welck wy begeer en dat staet sal grypen soo hier, innewaerts
als op eenige andere plaetsen, isf de Compagnie aldaer comptoiren
is houdende, handelende oft niet, op pene soo wie ter contrarie be-
vonden sal werden gedaen te hebben, boven verbeurte van 't vercochte
geweer alsmede ammunitie van oorloge oft tgene daervan geproce-
deert soude mogen zyn, aen den lyve gestraft te sullen worden.
Actum int fort Jaccatra, adi) 9 December a^ 1620 etc. Ter or-
donnantie van d'Ed. Heer Generael ende sjmen Rade, ende was
onderteyckent, Thijs Comeliss. Vleyschouwer, Secretaris.
n, Yerbot op het ommehouwen ende schenden van eenighe
vruchtdragende boomen.
Alsoo wy dagelicx tot onsen groeten discontentement vernemen hei
244
ommehonwen eade schenden van callappnB, pinangh, siry, mangns^
bannanes ende andre vnightdragende boomen in 't bosch, ende dat niette-
genataende vorighe placcaten ende ordonnantien tegen de malefa^tenrs
van dien geemaneert, het qnaet soo langs soo meer aenwast, ende
deselve plaecaten ende ordonnantien wegen de civile straffe ^daerinne
geexpresseert schynen gevilipendeert te werden , waerinne hoochno-
dich dient versien, derhalven soo ist: dat wy met commimicatie ende
advyse van onsen tegenwoordigen Baden, omme de voorverhaelde
fanlten in toecomende te voorcomen y allen ende een iegelycken inter-
diceren ende verbieden, interdiceren ende verbieden hen by desen,
dat niemant, tsy onder wat pretext het sonde mogen geschieden ^
eenige clappus, pinangh, siry, mangns, banannes ofte andere vrucht-
dragende boomen in 't bosch omhacken off in eeniger manieren schenden y
op pene, dat sonder eenige simnlatie aen den lyve gestraft sal worden.
Ende opdat dit te beter effect tegen de malefacteurs van dien, mach
sorteren, hebben goetgevonden, dat soo wie imant die hem tegen dese
ordonnantien vergrepen sal hebben, aenbrengt, voor yder persoon vyfif
en twintich realen van achten sal genieten, met toesegginge dat des
aenbrengers naem secreet sal gehouden worden. Ende opdat hiervan
niemant ignorantie en pretendere , hebben dese by clock ende trommel-
slach openbaerlyck ter plaetsen daer men sulcx gewoon is te doen
gepubliceert, ende daemaer ter publicque plaetsen geaffigeert, ordon-
neeren ende expresselyck bevelende aen onsen balliu goede ende
scherpe toesicht te houden, tot onderhoudenisse van de voors. ordon-
nantien ende te procederen tegen de overtreders ende ongehoorsaeme
van dien, by executie van de voors. peynen, sonder faveur ofte
dissimulatie ofte eenich verdrach. Aldus geordonneert by den Ed. Heer
Generael ende syne presente Raden. In 't fort Jaccatraady 13 April,
Anno 1620 etc.
(onderstond:) Ter ordonnantie van d'Heer Generael Thys Comelis
Vleyshouwer, Secret.
o. Verboth op het schenden ende ommehouwen van eenige
vruchtdragende boomen.
Jan Pietersz. Coen, Gouverneur Generael over alle landen, eylanden,
245
steden, jfbrten, comptoiren, «ichepen, jachten, saloupen ende volkeren
in Indien, wegen de Hooge Mogende Heeren Staten Generael, Syne
Princelycke Excellentie ende de Heeren Bewinthebberen der Generale
Oost-Indiesche Compagnie van de Vereenichde Nederlanden, allen
dengenen, die desen sullen sien oft hooren lesen, salnyt! doen te
weten; alsoo tot onser kennisse gecomen is, hoedat seeckeren moet-
willigen haren behoorlycken plicht ende schuldige gehoorsaemheyt tot
onse placcaten gantsch ende t'eenemael vei^eten ende besyden gestelt
hebbende, noch door vreese van straffe oft lieffde tot goet doen, naei*
en laeten eenige vruchtdragende hoornen, als onder ander eenige cocos-
boomen, die nu cortelingh sommige int bosch gevonden syn depalmyt
vuyt te snyden ende alsoo te schenden, ende wy tselve quaet, in 't
schenden van 't bosch met omhacken ende beschadigen van vele
vruchtdragende boomen dagelycx bevinden toe te nemen, daertegens
wy geeme tydige remedien gebruycken ende daerinne naer behooren
versien willende, Soo ist, dat wy naer rype deliberatie hierop gehou-
den, met advys van onse tegenwoordige Raden, de malefacteurs ende
contraventeurs van onse vorige placcaten ende ordonnantien op 't schen-
den van 't bosch geemaneert, geeme achterhaelt ende volgens de penen
in onse placcaten begrepen gestraft sagen, derhalven goetgevonden heb-
ben onse voorige placcaten op 't schenden van 't bosch gepromulgeert te
vernieuwen ende ververschen, interdicerende ende verbiedende oversulcx
allen ende een iegelycken onder onse gehoorsaemheyt staende ofte binnen
onze jurisdictie residerende, tsy van wat natie oft staet hy sy,
niemant vuytgesondert, interdiceren ende verbieden hun mits desen
geene vrughdragende oft andere boomen in 't bosch staende te quetsen
ofte schenden , in 't meeste noch in 't minste , onder wat pretext het-
selve oock soude mogen oft cunnen geschieden, op pene, soo wie ter
contrarie bevonden sal worden gedaen te hebben , sonder eenich faveur
oft genade aen den lyve gestraft te sullen worden. Ende opdat dese
onse ordonnantie te beter effect sortere, beloven wy, soo wie iemandt
die zich tegens dese ordonnantie vergrepen sal hebben weet aen te
brengen, beloont sal worden met vyftich realen van achten, met
toesegginge, dat des aenbrengers naem secreet gehouden sal worden.
Ende opdat niemant hiervan eenige ignorantie en pretendere, heb-
ben wy desen by clock ende trommelslach openbaerlyck ter plaetse
daer men sulcx gewoon is te doen, belast te publiceren ende ter
«
246
gewo(mlycke pUetse te aflOgeren, lasten ende bevelen voorts onsen
advocaet fiscael, baillin, den boschwachter, allen anderen officieren
en de dienaren van de justitie dese onse ordonnantie ende bevelen
te achtervolgen y ende te procederen tegens de contraventenrs ende
overtreders van dien, sonder eenich gratie, oochlnyckinge, dissimu-
latie ofte verdrach, want wy snlcx tot onderhoudt van goede policie
alsoo bevinden te behooren. Actum in 't fort Jaccatra, adij 6 November,
Anno 1620 etc. Ter ordonnantie van d'Ed. Heer Generael ende syne
Raden, ende was onderteyckent : Thys Comeliss. Vleyschouwer ,
Secretaris.
p. Placcaet op 't haelen van de fruyten (tienden).
Jan Pieterss. Goen, Gouverneur Generael over alle landen, eylanden^
steden, forten, plaetsen, comptoiren, schepen, jachten, schalonpen,
personen ende den handel van Indien, wegen de Hoog Mogende
Heeren Staten Generael , Syne Princelycke Excellentie ende de Heeren
Bewinthebberen der Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie van de
Vereenichde Nederlanden, allen dengenen, die desen sullen sien oft
hooren lesen, saluyt! Doen te weten, alsoo de vruchten dagelycx in 't
bosch rypen ende by groote menichte gehaelt worden, sonder nochtans
eenige lasten tot noch toe daerop gestelt syn ofte iets by den Heer
daervan ghenoten is; Soo ist: dat wy met advise van onse presente
Raden tot soulagement van de gemeene lasten geresolveert ende goet-
gevonden hebben, gelyck resolveren ende goetvinden mits desen, de
thienden van alle de vruchten, die binnen onse jurisdictie van Jacatra
in de bosschen, alsmede op de platte landen gewassen, gepluct ende
hier ingebracht souden mogen worden, geene vuytgesondert te heffen,
ordonneren ende bevelen derhalven wel expresselyck allen ende een
iegelycken onder onse gehoorsaemheyt staende oft binnen de jurisdictie
van Jaccatra residerende, tsy van wat natie, staet oft qualiteyt hy
sy aen de collecteur van de voors. thienden by ons daertoe te com-
mitteren, die syn plaetse aen 't ende van destadt in ofte by de corps
de guarde aen de riviercant sal houden, gerechtelyck aen te geven
wat vruchten sy inbrengen, ende de quantiteyt van dien, omme by
denselven de voors. gerechticheyt gecoUecteert te worden.
«
247
Actum int fort Jaccatra ady 9 December A^. 16,20 etc. Ter or-
donnantie van d'Ed. Heer Generael ende syn^n Rade, ende was
onderteyckent Thys Com. Vleyschouwer, Secretaris.
q. Maendach adij 4 Jnly A^. 1622. (Resolutie tegen het
misdrijf van overspel.)
Alsoo in welgestelde Repnblycken onder alle staten, een van de
alderwaerdichste en gants noodichste by alle volckeren geacht, en tot
allen tyden in sonderlinge recommandatie gehouden is geweest, de
staet des huwelycx, als zynde de eenige voester van de mensche-
lycke gesellicheyt , waerover oock volgens de Goddelycke en mensche-
lycke rechten by allen, maer insonderheyt Christelycke magistraten,
na uyterst vermogen, met een sonderlinge sorge altoos getracht is
geweest, den bant des huwelyckx ongevioleert en in alle suyverheyt
te conserveeren, soo ter eeren Goodes, weleke daer is de eerste insteller
van soo lofflycken staet, gelyck mede tot bevorderinge van de alge-
meynen welstant, mitsgaders affwendinge van de straffe en onheylen,
weleke door de grouwelycke sonde van eebreucken en overspel, landen
en stede overcomen, daervan ons de kerckelycke en wereltsche his-
toriën, niet dan al te beweenlycke exemplen voorstellen:
Soo ist; dat Zynne Ëd. omme den huwelycken staet, in dese onse
teere aencomende republycke van Batavia in behoorlyck respect en
eere te doen onderhouden, gelyck mede omme d'onheylen, die uyt
de violatie van dien, desen lande door Godts rechtvaerdigen toom
soude mogen overcomen, van ons aff te keeren, goetgevonden en
gants betamelyck geacht heeft, over dese saecken met den Raet te
communiceeren , midtsgaders oock in bedenckinge te geven, of het
niet noodich en geraden sy, om tytlyck de begintselen vansoodanich
quaet voor te comen, dat men tegen d'overspeelders en schenders
des huwelyckenbants, met solemnele placcaten een swaere en rigou-
reuse straffe publiceere, namentlyck: degradatie van ampt, peene
des doots en confiscatie van goederen; niettegenstaende dese detes-
table sonde, naer onse lantsrechten in Europa soo rigoureus niet ge-
straft; maer alleene met publicque schande, pecuniele amende, be-
rovinge van ampten en bannissement gemulteert wordt.
De redenen die Zyne Ed. bewegen H overspel alhier met rigou*
248
' reuser straffe , als in onse landen geobserveert worden , te willen
beswaren 9 syn dese:
Ten eersten: dat de persoonen van dese elimate impudicqner en
tot de Inxorie ongelyek meer, als die in onse landen van Europa ^
zyn genegen;
ten tweeden: dat door gants orienten 't overspel sonder eenige
conniventie met der doot gestraft wort en alsoo dit eene plaetse is,
die van alle vreemde natiën van Indien en gants Asia aen dese kant
gefrequenteert wort, sonde het voor ons eene gants verachtelycke
saecke by alle natie wesen, dat dese sonde alhier met liehter straffe
geanimadverteert en overloopen wierd, even als of- by ons, christenen,
weyniger. wercks van d'eere onser vrouwe gemaect wierde, als by
de turcken, mooren en heydenenj, ^
ten derden: dat ons eygen volck, soo die van Europa hier comen,
als degeene, die men hier in Indien van verscheyden quartieren
byéén versamelt, de meeste part van de vilste en slechtste soort is,
daer weynige (Godt beter 't), jae geene,redelyckheyt,geschicktheyt
en politie by gevonden wort en dienvolgende meer geinclineert syn
om haer tot alle gebreecken, insonderheyt luxurieusheyt, als tot een
eerlyck, stichtelyck en burgerlyck leven te begeven;
eijndelings, dat oock de bannissementen hier te lande niet en be-
hooren te geschieden, ten respecte dat hier in 't midden onder
mooren en vyanden woonen, waeruyt swaerder inconvenienten souden
comen te rysen, namentlyck dat gebannen Christenen, ha^ tot het
moordom begeven en onse bitterste vyanden souden mogen worden;
Om welcke voorverhaelde en andre redenen meer, Zynne Ed.
mitsgaders den raet eenstemmich arresteeren en besluyten, dat men
hier te lande, de sonde van overspel met den doot en confiscatie
van goederen, sonder eenige conniventie, na de publicatie van 't
^ Deze resolutie, en niet minder de beweegredenen daarby geyoegd, leveren een
merkwaardig bewijs, hoe J. Pz. Coen de nog jonge en teedere volkplanting, desnoods
met geweld wüde beschermen. In zijnen godsdienstigen ijver, welke geheel overeen-
stemde met de begrippen eener magtige partg in Nederland , wenschte hij den Chris-
telijken staat, vooral niet als minder godsdienstig te doen voorkomen, dan den Staat
van * turken, mooren en heydenen." Hy verliet daardoor echter juist het Christelijke
: standpunt en gaf aan den wereldlijken regter, die niet 'zonder zonde is, den eersteu
steen in handen.
249
placcaety 't welcfc desen aengaende sal werden geraempt, straffen sall.
In 't fort Batavia, datum ut supra.
Was onderteyckent: Jan Pietersz. Coen, P. de Carpentier, W.
van Antsen, Jacq. Specx, Thys Comeliss. Vleyshouwer, Secret».
XL. Db Gouvebhtbub Gbkebaal Jait Pibtbbsz. Coen en Rade
VAN Indie aan de Bewindhbbbebs deb Geneb.
Oost-Ind. tloMP. (Heeben XVII.)
Fort Jakatra, dd. 8 January 1621.
Ed. Emtfeste enz
Tegen Bantam zyn d'Engelsen met ons in eenen graet geraect,
sy lieten haer eerst voorstaen, dat met moye praetiens wonderlyeke
dingen souden doen, maer den tyt heeft haer anders geleert. Door
Gk)dts genade t'hecht in de handt hebbende, vonden wy goet d'En-
gelse faccordeeren wat ons voorstelden, opdat over ons niet souden
hebben te clagen, hierover consenteerden dat soo dickwils na Ban-
tam souden senden, als het haer gelieffde, omme te onderstaen off
aen den handel souden connen comen; sy hebben verscheyden reysen
gesonden, maer gants niet verricht, ende hun is eyntlyck aengeseyt
dat van landt souden blyven, soo niet dootgeslagen wilden wesen.
Aldud syn d'Engelse gepayt geworden ende tsedert die tyt hebben
neffens ons, twee schepen voor Bantam gehouden. Eenige dagen ge<
leden is ons aengedient dat de Pangoran van Bantam nu beter be-
dacht is ende soo wy selffe imant derwarts sonden, sy meenden wy
souden voorseecker tot goet accoord geraecken, dese praetiens heb-
ben gehoort, maer niet goetgevonden voor goet aen te nemen, noch
daerop na Bantam te senden, wy vertrouwen dat hun met der t3rt
wel voorder brengen sullen; de rys begint in Bantam weder dier te
worden, de peper geldt onder malckanderen een halve reael van
achten de sack, van armoede zyn dagelicx veel Chinesen van Ban-
tam by ons overcomende. Met onse prauwen doen soo veel dat
Bantam gants weynich provisie van buyten becompt ende alles tot
Jacatra, Godt loff, abondant is, voor onse vloote, d'Engelse ende
Francen is hier genoch te becomen. Altemet werden eenige Javae-
nen int bos vernomen, die op onse fruythaelders loeren, maer soo
haest ontdeckt zyn, retireeren hun alsoo dat niet te vinden zjn. Nu
cortelingh isser tot Bantam een roeyschuyte van Mallacca (Gilees ge-
250
naemt) aengecomen, gemant met ontrent 50 koppen, waerondereenige
Portngiesen zyn; op wat voet ofte maniere daer comen is ons onbe-
kent, zy zyn int huys van d'Ëngelse gelogeert, de spraecke gaet
hier, dat die van Bantam wonderlycke groote assistentie doen sullen.
Int eerste van den oorlogh hebben wy Bantam om verscheyde rede-
nen niet aengetast, tsonde wel connen gebeuren dat ons d'Almogende
daertoe noch brachte, ende de plaetse mede oveigaeve; vand'Engelse
hebben weynich hulpe te verwachten, Vialter yets voor, wy sullen
het alleene moeten doen. •
De Coninginne van Patany heeft verleden jaer herwarts gesonden
een ambassadeur met een missive ende een sUveren beteldoose tot
vereeringe enz
Van Cambodja syn hier drie joncken met verscheyde provisie aen-
gecomen, welcke mede veel Chineesen gebracht hebben om hier te
resideeren.
Door verscheyde joncken syn hier van de custe van Sumatra ge-
bracht ontrent 400 picol peper; wy hebben deselvige a 13 realen 't
picol doen coopen ende d'Ëngelsen daervan om verscheydene redenen
de helft laten overdoen, voor 't uytvoeren van die, syn wy vanmee-
ninge d'Engelse by provisie te doen affvorderen de gesette tol van
10 percento, hebben haer oock aengeseyt hoe wy volgens placcaet
5 percento pretendeeren van de cleden ende andre goederen, die tot
Jacatra souden mogen vercoopen. Wat wy tegen de voorgaende ende
dagelicxe lasten, als oock wat prerogatieff óp de peper van Bantam
pretendeeren, is alsnoch onnodich geweest te verhaelen, U Ed. ge-
lieven met den eersten ordre te geven, waerna ons desen aengaende
reguleren sullen, gelyck mede wat tollen d'Engelse, Francen , Denen
ende andre tot Jacatra betaelen sullen; nevens dese gaet acte van
d'ordre welck daerop by provisie gestelt hebben.
Het schip de Globe is door d'Engelse weder na Japara om hout,
rys ende andre provisie gesonden geweest; maer heeft niet dan een
weynich plancken gebracht.
De Tommegon Bouraxa, Gouverneur wegen de Mattaram over
Kendael, heeft voor dese van ons doen versoecken vrypas voorseec-
kre joncken. die hy met rys na Mallacca wilde senden. Wy hebben
tselvige gerefuseert, hem gebeden sulcx naer te laeten ende aenge-
raeden dat zyn joncken met rys na Jacati*a soude senden, waertoe
2B1
dé zynën een vrypas medegaven; doch in plaetse van hier teoomen
syn zy met twee joncken na Mallacca gevaeren ende in de straet
van Palinbangh door de vrye burgers genomen, hier gebracht ende
voor goede prinse gehouden. In de voors. joncken hebben wy beco-
men een missive, die voors. Tommagon wegen de Mattaram meteen
ambassadeur aen de Cappiteyn van Mallacca is schryvende, onder
andre wert daerinne geadvyseert , hoe die van Mallacca veel swaricheyt
*
is aanstaende, vermits de Nederlanders beletten datter geen rys na
Mallacca gevoert wort , doordien .met d'Engelse vereenicht zyn ende
tot Jacatra int landt van de Mattaram een huys gebout ende hun
selyen alsoo ondersaten van de Mattaram gemaect hebben, derhalven
recommandeert zynen broeder de Cappiteyn van Mallacca daerop wel
emgtelyck te letten. Dese brieff houden wy geschreven ende met
expresse ambassate gesonden te wesen, omme de Portugiesen een
groote macht byeen te doen vergaederen ende ons gesaemenderhandt
tot Jacatra te besoecken, eer ons soo verstercken dat onwinbaer
worden, alle de Coningen den handel verliesen ende wy den stapel
tot Jacatra becomen. U Ed. gelieven vastelyck te geloven dat alle
dese naestgelegene Coningen tegen ons sooveele sullen doen als te
weghe connen brengen, derhalven gelieven de Heeren daertegen
mede te versien. Alle de Coningen van dese landen weten soo wel
wat aen 't planten van onse colonie tot Jacatra gelegen is ende watter
op mach volgen, als de cloeckste ende verresienste politicque van Eu-
ropa souden mogen doen. De voors. Tommegon Bouracxa heeft nu
wederom vier en twintich prauwen met rys herwaerts gesondem
sonder eens n^entie van de voors. joncke, volck off goederen te
maecken, gelaeten hun al off het haer niet eens aen en ginck. Door
continueel aenhouden van den Tommagon van Tegal hebben der-
warts een ambassate gesonden om de resterende gevangenen te eys-
schen ende vrientschap sooveele doenlycken te maecken , onse gesante
is wel onthaelt ende met goet geley weder hier gekeert, maer de
gevangenen mochten niet volgen; men had ons aengedient dat gere-
lasscheert souden worden soo haest daeromme sonden, maer nu
schaemden haer niet voor de vyff persoonen vyff duysent realen te
eysschen, niettegenstaende wy meer dan 150 van des Mattarams on-
dergaten hebben; het schynt dat weynich mentie daervan gemaect
wort
252
Algoo tegenwoordelyck een redelycke macht van schepen ende
yolck byeen gecregen hebben ende deselvige gednyrende 't weste
monsflon nieuwers dan innewaerts gebraycken connen^ is goetgevon-
den dat de Generael Coen met 12 scheepen, ophebbende omtrent
1500 koppen innewaerts vaeren sal, omme t'onderstaen off den staet
ten besten van den Generale Compagnie sallen connen verseeckeren
ende den handel op een goede voet brengen. Het waere enz
D'ontfanck van de tollen en de rechten van Jaccatra beloopen, te
weten van de maent October, realen 2138, van November 2524J^ ende
van December 2904^, in vougen dat d'incompsten van maent tot
maent allenskens vermeerderen, byaldien U Ed. jaerlicx soo grooten
somma, geit herwarts «enden als nodich is tot fondament van d'in-
lantschen handel, ende omme de stapel van de Chineesse handel tot
Jacatr^ te stabileeren, is apparent dat d'incompsten van 't Coninckryck
Jacatra tot thien a twintich dnysent realen van achten ter maent
ende meer vermeerderen stdlen
By dese gaet een ruych extract van 't gene sedert 20 Mayo tot
ultimo December 1620 tot Jacatra gewonnen ende uytgegeven is.
Sent ons alle jaren thien a twaalff hondert dnysent realen in spetye ,
wy sullen daertegens met Oodes hulpe 80 a hondert tonnen gout
beschicken ende dat in retoeren, die U Ed. wel slyten sullen; door
de troubel met d'Engelse is den staet van cappitael alhier in twee
a drie jaeren ontrent ses hondert dnysent gulden verachtert, waer-
van de Compagnie de retoeren moet derven, welck verlies met d'in-
lantschen handel seer wel connen winnen als maer van behoorlyck
cappitael versien worden.
Insonderheyt ende opt alderhoochste zy ü Ed. mede gerecomman-
deert jaerlicx herwaerts aen te senden een seer groote menichte van
alderley volck, soldaten, bootsgesellen ende oock andre, omme ver-
scheyde colonien te planten ende den staet van Indien voor de Com-
pagnie te verseeckeren, mannen, vrouwen, kinderen, jongens ende
meyskens dienen hier met groote menichte gesonden, ende met het
senden van groote menichte van volck sullen de Heeren van veel
groote excessive oncosten ontlast worden, niettegenstaende dat het
hem in Nederlant int aennemen vant volck laet aensien als off de
Comp. daerdoor beswaert soud worden; wy verstaen de saecke heel
n5
anders ende sullen sulcx met der daet bewysen , als ü Ed. jaerlycx
een seer groote menichte van volck senden *.
In de schooien is hier groot gebreck van a b boecken om jonge kin-
deren van de ensie gecomen ende andre te leeren; IJ Ed. gelieve
ordre te geven dat goede qnantiteyt gesonden worden
(geteekend) J. P. CoBif, Feedbeik Houtjoln,
P. DE Caepentiee, J. Dedbl, Ma-etinfs Sokck.
XLI. De Gouveenette Geneeaal Jan Pieteesz. Cobn en
Rade van Indien, aan de Bewindhebbees dee
Genee. Oost-Ind. Comp. (Hebeen XVIL)
Batavia dd. 16 November 1621. •
Ed. Emtfeste .
Met d'onse van den ^^^ Maya passato is ü Ed. geadvyseert, hoe
gelackich door Godts genade alle de steden ende stercten van gants
Banda ende omle^ende eylanden overwonnen hadden, doch dat veel
Bandanesen opt geberchte gevlucht waeren, ende hun daer versterct
hadden; wat tsedert die tyt gepasseert is ende voorder occureert,
sullen vervolgens noteren.
Hoe met den Dragon van d'overwonnen Bandanesen 789 sielen na
Batavia gesonden, ende 45 orangkays over d'inditie van haereü val-
schen handel ende boos voornemen geapprehendeert waren, is met
voors. missive geadvyseert. Op de becomen kennisse scherp ondersoeck
gedaen zynde, bevonden aen haer eygen confessie, hoe de Bandanesen
van eersten aff nadat Lontor overwonnen ende haer in genade aen-
genomen hadden, hun datelyck boven opt geberchte begost hadden
te verstercken, terwyle ons met een schoonen schyn trayneerden,
dat tegen d'aengéhomen conditie veel van haer beste wapenen achter
de handt hielden, ende voorgenomen hadden haer een maent off twee
na ons vertreck wel te dragen om credit te becomen, de forten dan
aff te loopen ende 't volck te vermoorden; item, doen ons leger in
Selamma was om ons naerder van de Bandanesen te verseeckeren ende
de quaetwillige te prevenieeren , dat doen in de wapenen waeren
geweest om ons leger t'overvallen , dat eenich slecht volck aen boort
sonden om ons t'abuzeeren, dat voorgenomen hadden op drie ver-
scheyde tyden ende plaetsen de Generael Coen te vermoorden ^
2B4
namenüyck op Selamma, int schip HoUandia ende int schip den
Dragon; item dat voorgenomen hadden 'tvolck van den Dragon te
vermoorden, ende met het schip door te gaen oft den brant daerin
te steecken, ende alsoo met den anderen te sterven , by den Raedt
hierop gelet wesende , zyn alle de gevangen orangkays ter doot ver-
wesen ende 44 met den swaerde gerecht, twee hebben haer selven
in torture verstiet, ende een isser overhoort gesprongen ende ver-
droncken. (Nu volgt in dezen brief het verslag van de verovering
van Banda en van de verdere nitroeymg der bevolking aldaar.)
In deser voegen is ü E. door Godts genade (?!) meester van
alle d'eylanden van gants Banda geworden, ende hebben wy de
vredige possessie becomen, soo ü E. nu gelieft de Comp. van de
swaere gamisoenen ende oncosten aldaer t'ontlasten ende de landeren
te verseeckeren, sent dan met den allereersten een goede quantiteyt
eerlycke huysgesinnen , mannen, vrouwen, kinderen, ende vooral
menichte van jonge meyskens, soo sal den staet aldaer verseeckert
ende de Compagnie van veel oncosten ontlast worden; alhier sullen
niet naerlaeten ons devoir daertoe te doen, maer ick bidde U Ed.
te considereren hoe wejrnich wy vermogen, meest alle degene die
haere vryeheyt versoecken, syn gants onbeqnaem tot plantinge van
colonie, 't is een godloosen hoop, die ons veel moeyten aendoen;
eenigè stellen haer slimmer aen dan d'onredelycke dieren selffs ende
veroorsaecken een grouwel ende schandael in veele van d'Indiaenen
t'onswaerts, want geen andere noch beter siende, meenen zy dat
onse gantsche natie soo godtloos, onredelyck ende onmanierlyck is.
Wij bidden U Ed. wilt doch middelen schicken, dathierinneversien,
de soldaten ende bootsgesellen tegen de vyanden (daertoe van Godt
geschapen zyn) gebruycken mogen, weynich off geen goede bergers
syn van haer te verwachten. Wy doen soovele wy vermogen, maer
soo lange ons met alsulcke lieden moeten behelpen, ende de Heeren
geen eerlycke zenden, sullen weynich verrichten; vry synde is het
eenige te veel moeyten om te gaepen en de vrucht in de mont font-
fangen, ja als het haer in de mont wayt, zyn zy te luy om te
kauwen. Sent doch eerwaerdige huysgesinnen, soo sullen de swaere
oncosten licht gevonden worden , ende sal den staet van de Compagnie
soo verseeckert als die van de Vereenichde Nederlanden wesen ende
tegen alle vyanden* bestaenconnen.
288
Om die te vesten werden verscheyde loffiycke verbonden met
diversche potentaten ende repnblicque gemaect, ende omdat het volck
malckanderen in de wech is ende wt den lande by vreemden dringt,
maect men met groote oneosten van 't water landt, ten salsoovéel niet
eesten om in Batavia, Amboyna ende Banda eerlycke lieden te brengen
ende colonie te planten; dit doende sal den staet van de VereenicMe
Nederlanden geen trouwer, noch beter bontgenoot van den staet dan
de Vereenichde Oost-Indische Compagnie vinden , ende 't sal de perti-
cipanten derselver seer proffitabel wesen. Hierover willen de ïïeeren
regenten van die lande ende U Ed. gebeden hebben, dit ter herten
te nemen ende daerinne soo haest doenlycken te versien ....
Wat in onse apsentie tot Batavia, met die van de Mattaram,
Bantam ende in de generale directie gepasseert zy, is U E. door
den Baedt met de schepen Leyden ende 't wapen van Enchuysen
geadvyseert, waervan nevens dese copie gaet; tsedert heeft de tydt
weynich off geen veranderinge gebaert, doch swanger, schynt het,
dat eenige gaen om haer proffijt ende tot ons nadeel; trachten die
van de Mattaram seer hart na vrede, gelyck mede die van Maccassar,
tenzelven eynde zyn die van Bantam als noch niet gesint met ons
t'accorderen • .
Dit jaer heeft de Mattaram geen tocht na Surrobaya gedaen;
tschynt dat sulcx meest door ons verhindert is, vermits gestadich
schepen voor Grisse geweest zyn, ende daerdoor van 't gerieff der zee
ontrieft wierden. Eenige loopers in Grissi (welck van d'inwoonders
al verlaten was) comende om de stadt te verbranden, syn van d'onse
gestut ende verhindert. Eenige maenden lanck is ons den toevoer
van alle nootlyckheden wt des Mattarams landt verhindert, doch
insonderheyt de rys, die alsnoch in geen quantiteyt gebracht wort,
maer wel veel andere nootlyckheden; het schynt dat ons gaeme sonde
dringen de Mattaram in synne conquesten niet te hinderen, maer
alsoo bevinden dat haer selven meer quellen dan ons, is apparent
dat eerlange ondersoecken sullen wat met vriendtlycken schyn doen
eonnen, sy hadden gaeme dat wy weder een comptoir tot Japara
stabileerden , maer ten is geensints geraden.
Dit jaer hebben ons die van Bantam int landt niet gequelt, maar
wel ter zee; zy hebben de zeecust tusschen 't Gherebon ende Batavia
256
met menichte van pranwen langen tyt onvrye gehouden om buyt te
becomen, ende alle nootlyckheden van hier te weeren
• • • • • • ••••••••••••••••«•
Om 't ondersoecken off op d'een off d'ander maniere den handel
met Bantam souden connen becomen, is by den Raedt van defentie
goetgevonden twee gecommitteerde , een van onse zyde ende een van
d'Engelsche , met een missive conforme nevensgaende copye na Bantam
te zenden; de Gecommitteerden zyn tot aen de monl van de riviere
gevaeren, alwaer opgehouden wierden ^ sy versochten de Pangoran te
spreecken ende nadat hun sulcx geweygert was, presenteerden onse
missive , een goet accoort ende vrede versoeckende. Hierop wiert van
wegen de Pangoran geantwoort, dat met d'Ëngelse geen vrede be-
hoeffden te maecken, alsoo geen oorloch met haer hadde, sy mochten
in de stadt comen alst haer gelieffde; maer met de Nederlanders
wilde niet te doen hebben; d'onse wierden gevraecht off sy Jacatra
wilden overleveren. Hiermede zyn de Gecommitteerden met onse
missive, nadat twee dagen gewacht hadden, wedergekeert, sonder
dat de Pangoran hebben mogen spreecken. Tot openbare oorlogh
tegen ons souden die van Bantam d'Engelsche gaeme bewegen;
d'Engelse syn seer genegen om den handel tot Bantam emstlyck te
versoecken, niet dan per forme hebben zy soo nu, soo dan een schip
voor Bantam gehouden, ende tzedert 10 Augusta de handt t'eenemael
daervan getrocken, niettegenstaende het haer aen geen scheepen
gebreect. Wy hebben verscheyde maelen versocht de handt neffens
ons aen de besettinge van Bantam te houden, niet dan blauwe excusen
is daerop gevolcht. T'eene schip enz
Wy hebben geen goet gevoelen van d'Engelse ende geloven volcome-
lyck , dat soo sy de sterckste waeren , dat met de slach te gelyck pro-
testeren, insinueeren ende haer, over pretendeerende ongelyck, met
gewelt van ons souden soecken te revengeeren; wy connen genoech-
saem bemercken, dat haer voor laten staen hiertoe redenen te heb-
ben, wy zullen sooveel doenlyck op ons hoede wesen, 't serpent is
in onse boesem, wy worden daervan soo gequelt, dat genochtedoen
hebben om tselvige te stillen; dit can sonder verlies van tyt niet
geschieden, Godt geve dat de generaele bestieringe van U saecken
daei^oor interim geen interest come te lyden
'T schip den Gouden Leeuw heeft in vier maenden van 't Goereese
287
«
gadt in de straet Sonda geseylt ende is in 4 maenden 4 dagen sonder
verlies van volck voor Batavia gecomen, welck ons notabel ende
seer vreempt dunckt; verscheyde andere schepen gelyck vooren ge-
noteert iS; zyn mede spoedich ende oock gelnckich aengecomen, ter
oorsaeeke naer 't schynt dat de Caep de Bona Esperance verby ge-
loopen zyn, de znyt gehouden ende geen ander landt dan Java
aengesocht hebben; andere hebben nytdermate veel volck ende veel
tyt verlooren om verversinge aen de Caep, aen Madagascar ende
elders te soecken
Ter goeder trouwe, even alsoff met goede lieden te doen hadden,
lasten ende bevelen ü E. preciselyck met haer missive van 16 Juny
ende 9 September 1620, 't accoort met d'Engelse gemaect, naer te
comen, t'ontfangen ende te doen prompte restitutie van schepen, goe-
deren ende cpmptanten van den anderen genomen en die geresti-
tueert moeten worden. Item, dat het different met eenige schaede
liever souden accorderen dan aen ü E. remitteren. Dit hebben wy
onderleyt te doen, maer bevinden dat d'Engelsche Compagnie con-
trarie ordre aen haere comisen gegeven heeft ende dat niet en soecken
dan groote actie te maecken, die in haer geheel over te zenden ende
interim wt onse handen te trecken sooveel geldt als becomen connen,
de schepen die haer dienstich zyn, ende d'ondienstige in onse ban-
den te laten, sonder t'minste differentiaele poinct finalyck te willen
affhandelen, waerover onmogelyck is, dat hier met den anderen
souden connen accorderen
Dat de Compagnie in achtien jaeren maer twee cappitaelen wtge-
deelt heeft ende om sulcx te doen haer met 56 tonnen gouts op
interest te nemen, heeft moeten belasten, durven vry wt te zeggen
geschiet te wesen vóór onse compste, door versuym van onse voor-
saeten, ende tsedert onse tyt door gebreck van geit off cappitael,
groot geit moet hier wesen off t'en sal niet beteren, sent ons doch
in geit niet R. 800 m., off 1200 m., noch 30 a 40 tonnen gout, ge-
lyck voor dese versocht hebben, maer vooreerst sooveel meer als
eenichsints doenlycken is ende de gelegentheyt gedoocht, opdat U E.
te gelyck groote rycke retoeren toesenden, ende d'inlantse oncosten
met d'inlantsche handel verwinnen mogen, waertoe niet laten sullen
na ons vermogen onse wtterste devoir te doen.
Ongelyck meer cappitael moet er in Indien wesen, gelyck vooren
IV, 17
2g8
ia geseyt om d'inlantsche lasten met d'inlantsche handel te winnen,
soolange de Compagnie in Indien gehandelt heeft, syn de comptoiren
niet alleen noyt behoorlyck versien, maer de meeste tyt ongepro-
videert geweest. Tegenwoordich zyn de MoUncques, Amboyna ende
Banda alsnoch gants onversien van geit ende coopmanschappen alsoo
(koop)waeren hiennede, doch corteling is d'Engelse Beer met een
caigasoen eleden van ontrent f 250 m., incoops van de enste gecomen ,
maer t'en mach gants niet helpen. Aen Suratse ende cnstcleden
behoort jaerlycx voor Indien niet min dan voor ontrent tien tonnen
gont ten minsten, besteet en over de comptoiren verdeelt te worden,
veel ende verscheyde plaetsen zynder in Indien, daer noyt door ge-
breck van cappitael hebben connen handelen. T'is mede door ge-
breek van geit dat de Chineesse handel noch niet vercregen ende
met haere waeren om de West niet gehandelt hebben; daer moet
sooveel geit in Indien gesonden worden, dat met dat geit, sooveel
geit wt Japan, China, Siam, Bomeo, Sumatra, Mocha, Soffala ende
andere plaetsen meer trecken mogen, dat d'inlantsche oncosten
winnen ende de Jaerlycxe retoeren voort Vaderlandt met d'overige
winst van d'inlantsche handel opgecocht mogen worden; dit can ge-
schieden, soo 't ü E. gelieft den staet van Indien behoorlyck van
cappitael ende middelen te versien
Volgens U E. ordre hebben de stadt ende 't fort van desepiaetse
in 't Coninckryck van Jacatra gelegen, Batavia genaempt,d' Almogende
geve dat volck becomen om tot zynner eere ende welstant van de
Vereenichde Nederlanden een treffelycke colonie te planten, de plaetse
is daertoe zeer wel gelegen ende 't landt soo schoon ende vruchtbaer
als eenige plaetse van de werelt, veel hondert duysende souden haer
alhier connen generen. Was dese plaetse, gelyck oock Amboyna ende
Banda, met een goet getal eerlycke huysgesinnen versien, een seer
groote dienst soude de Compagnie daeraen geschieden ende delasten
van de groote garnisoenen souden vry wat verlichten mogen; immer
soo noodich is het, dat hier menichte van volck als een groote som-
ma geit gesonden worde, insonderheyt eerlycke huysgesinnen, jonge
meyskens, jongens ende soldaten.
Om goede politie, wetten ende ordonnantie, na de maniere van
onse landen alhier t'onderhouden , is nodich dat U Ed. perticulier
verbael zende, wat aldaer voor gebruyct zyn.
Als met verstandige redelycke lieden te doen hadden ; ist seer wet
geseyt dat ü E. gerechticheyt overal met beleeftheyt ende verstant
souden doen bewaeren, maer soo een vileyn bidden, te min sal hy
doen, elck moet met zyn monte betaeli worden off het geit en geit
niet
Voor dese is ü E. geadvyseert hoe goetgevonden hadden seeckre
tollen op incomende ende uytgaende goederen te stellen, dese tollen
zyn mede by provisie van d'Engelse geeyscht ende dat niet anders
dan van tgene selfls zeyden in Batavia vercocht ende gecocht te
hebben, welck seer weynich importeerde; sy stelden hun hart daer-
tegen ende dat alleen omdat het de reputatie, na haer docht, te nae
was, dat aen ons tollen souden betaelen; zy zyn met recht daertoe
verwesen ende hebben haer eyntlyck laten geseggen. Alsoo versoch-
ten wat handel haer hier met de Chinesen zouden vergunnen , hebben
om verscheyde consideratie in resolutie verhaelt, goetgevonden haer
by provisie tot U E. naerder ordre toe te zeggen, dat den handel
voor een yeder liber ende vry sal wesen, ende dat zy soo 't haer
gelieit daervan sooveel als onse cooplieden sullen genieten,' mits d'or-
dinaire gesette tollen betaelende. Wat U E. desen aengaende goet-
vinden, sullen verwachten te verstaen
De Generael Coen, is ü E. van d'eerlycke presentatie hoochlyck
bedanckende; zyn E. was genegen met dese schepen naert Vaderlandt
te keeren, ende heeft daerover den Raedt van Indien U E. commis-
sie vertoont ende versocht een successeur t'eligeren , doch alsoo eenige
Raeden absent waeren, heeft den Raedt geaccordeert te vertoeven
tot dat d'electie van een nieuwe Generael, met advys van de Gou-
verneurs van de MoUucques, Amboyna ende Banda sal connen ge-
schieden, twelck wy verhoopen Juny naestcomende wesen sal i.
(geteekend) J. P. Coen, P. de Caepentibe,
Jan Dibgez. Lam, Willem van Antzen.
- Reeds in Mei 1620 Had Coen aan de Bewindli. z\jn ontslag verzoclit ; doch by
missive van 4 Maart 1621, hadden de Bewindh. gezocht, door vleijende en voordee-
lige aanbiedingen , hem in Indie te houden. ^Niettemin hadden zij hem de vr^*heid
gekten van terug te keeren en voor dat geval hem commissie gegeven tot het ver-
kiezen van een opvolger.
260
XLII. Dl OorYBBNXUB Gbkxbaal Jas Pietbbsz. Goek en Rabb
TAJX IXTDIBy AAK BB BeWINDHEBBEBS BEB GeN^ OoST-IsD.
Coifp. (Heebek xvn.)
Batavia, 26 Maart 1622.
Ed. Emtfeste, enz
Immer soo schadelyck Qnde hinderlyck zyn ons d'Engelsche als
voor den oorlogh geweest syn, sy doen ons overal sooveel quaet
ende hinder als doen connen ende leggen ons sulcx te ^ laste; het
schynt dat weder wonderlycke dachten overgeschreven hebben,
doch ongelyck meer schaede ende hinder hebben ons gedaen, dan
haer van ons geschiet is^ niettegenstaende sulcx tot de somma van
negen hondert duysent pont steerlincx vergrooten, 't serpent is in
des Comp". boesem geracet, laet ons voorcomen dat het haer 't herte
niet doorbyte; soo d'Engelse van ons niet gescheyden, ofte byal-
dien van de twee Compagnien geen een beurs gemaect worde, salt
crackeelen nimmermeer eyndigen, maer dagelicx meer ende meer
vermeerderen, ende is oock onmogelyck dat den handel van Indien
geredresseert ende gemeynteneert can worden, 't zy oock hoe ende
wat reglementen dat de Heeren met malckanderen souden mogen
maecken, tegen de vyanden, sal oock niet groots noch nobels ver-
richt worden, soo de Heeren geen andere ordre stellen. Ander
redres ende ordre sullen met devotie van ü Ed. verwachten.
Voor dese is ü Ed. geadvyseert hoe een goet deel Bandanesen
alhier gebracht, liber ende vry gestelt waeren, doch dat niet goets
van haer te verwachten hadden. Nadat dese lieden den 27'* Ja-
nnario passato op seeckere becomen suspitie ende inditie van haeren
quaeden wille in verseeckeringe genomen waeren, zyn wy door
eygen bekentenisse van d'Orangkays condt geworden, hoe zy voor-
genomen hadden de Generael Coen te vermoorden, de stadt Batavia
aff te loopen, te verbranden, ende dan door te gaen met vrouw
ende kinderen, soo haer mede becomen conden, soo niet, souden
vrouw ende kinderen, zeyden zy, achterlaeten ende wel andere
vrouwen becomen. Zy practizeerden ende raetslaechden hoe dit best
met haer minste peryckel int werck souden stellen ende hadden
yolck na de Mattaram ende na Bantam gesonden, oock verscheyde
"^
261
missiven derwarts, ende na den Paos om hulpe geschreven, ^ gelyck
de Heeren door haer verclaringe breder connen sien. Over dit voor-
nemen syn alle Orangkays ter doot verwesen ende de gemeene lieden
gecondemneert ten dienste van de Compagnie als slaven gebruyct te
worden, ende zyn dienvolgende acht Orangkays met der doot ge-
straft; drie andere hadden haeren doot met ongeloofS^ycken hartnec-
kicheyt gevordert. Alle d'andere manspersoonen, te weten twee hon-
dert ende tien syn hier aen de ketting geslagen, ende de vrouwen
ende kinderen, namentlyck 307 zielen, hebben na Banda gesondeni
om daer dhder d'onse verdeylt ende vercocht te worden, om voordere
swaericheyt voor te comen, ende eens van die hertneckige boosen
aert ontslaegen te worden; hebben aen d'onse in Banda geordon-
neert, soo daer noch eenige Orangkays off Orangbayckx zyn dat die
herwaerts senden. In de confessie van de voors. Orangkays sullen
U Ed. sien, hoe zy alhier door d'Engelsse, ja van de president
zelve met hoope gevoet zyn; dese verclaringe voor de president van
d'Ëngelsse ende Zynnen Raedt gelesen zynde, heeft het oock niet
ontkent, maer met een swygen bevestigt. Wt wat gemoet sulcx
compt, wat daer tegen behooren te doen, gelieve ü Ed. te be-
dencken ende haere saecken na den eysch van des Compagnies
welstandt te schicken
De Gouverneur van Eendael wesende wegen de Mattaram Admi-
rael van der zee, heeft hier mede een ambassade met een missive
gesonden, waervan by dese translaet gaet, inhoudende hoe niet heeft
connen naerlaeten ons te verwittigen, dat de Mattaram voorgenomen
heeft dit jaer een leger na Surrobaya te senden, dat Grissi ende
Jortan, gelyck oock andere plaetsen meer, wel verdistrueert souden
mogen worden. Hierover raedt ons, op ons volck ende goederen,
welck in die quartieren mogen wesen, alsoo te dencken, dat hinder
noch schade becomen. Wy achten dat dese aenspraeck geschiet om
t'onderstaen hoe wy genegen syn ende om hulpe van ons te becomen.
Slimmer dan d'onredelycke beesten syn veel van degene die wy
genootsaeckt worden vry te geven ende int landt te houden. Hier
te lande syn bykans geen slavinnen soo vil off syn noch aen eenige
^ Dat wil zeggen, niet naar den Paus te Rome; maar het geestelyk opperhoofd dei;
Mahomedanen te Grissi.
•6i
I
^ troowende beooft, off een eeriyck man niet vel aot vêsen
it wltworpgel van dese landen , gely^ als zyn red danmien.
die zy vercoopen, te trouwen, geven wy de Heerenteeonadereeren.
U E. met een, seer ernstlyck biddende dat het de Heeren doeh ge-
lieve behoorlyeke neersticheyt te doen, daer ende soo als bet behoort,
omme een groote menichte van eerlycke getronde lieden, e^yeke
vrouwen ende jonge meyskens herwarts aen te senden, ^laert daertoe
geen oncosten, noeh moeyten, de Compagnye aal daeraen seergrooten
dienst geschieden, waeren hier eerlycke vroawen ende dochters,
zeer veel goede lieden souden hier blyven, de staet vam de Com-
pagnie sond verseeckert wesen ende sonder last van de Compagnie
gebonden connen worden, stiyt doch niet langer t^en natnire, noch
tegen d'ordonnantie Godts, opdat de straffe niet becomen van veel
qnaet, daervan U Ed. schynen oorsaeck te wesen, de tyd sond ons
te cort vallen om hiervan behoorlyck te schryven, daeromme snUen
hierby laeten, U Ed. andermael biddende, de saecke selfl^ grondich
foverleggen ende den eysch behoorlyck vol te doen
(geteekend) J. P. Coev, P. db CAspEHTrEB,
Willem vak Aktzek.
XLni. De GorvEBKEXTB GEineBAAL Jak Pibtebsz. CJoek ek
Rade tak Ikdie, aak be Bewikdhebbebs beb Gek.
Oost. Ikd. Comp. (Heebek XVn.)
Batavia 6 September 1622.
Edele Emtfeste
Het de schepen Schoonhoven enz
Om de stapel van den handel tot Batavia te becomen, de Com-
pagnie van veel lasten ende swaricheeden te ontlasten, als andere
respecten meer, hebbeif geordonneert, dat d'onse op de custe van
Ghma houdende , niet toestaen zullen dat eenige Chineesse joncken
elders dan na Batavia met haeren pas vaeren, wy houden dat dit
sonder eenige alteratie te weech sal gebracht worden, ende dat in
deser voegen door de stapel van traffieque ende vermeerderinge van
d'incompsten tot Batavia middel becomen zullen, omme d'excessive
groote lasten t'overwinnen , de jalousie van princen in thoom te houden
ende goede retoeren voort Vaderlandt te becomen, doch een groote
menichte van volck ende etlycke huysgèsinnen om Batavia, Amboyna
/^
263
ende Banda te penpleeren dienen, U £• daertoe te zenden off wy
sonden niet goetp' <:onnen verrichten. Alle de Chinesen die op de
cnste van China, Manilha ende elders becomen, syn wy van meeninge
daertoe mede te gebmycken
Met onse joncxte van 29 Martio passato is geadvyseert d'aencompste
van een Chineesche joncque , ende dat noch twee andere te verwachten
hadden; 't sedert is de tweede den 15 April wel aengecomen; cort
daema is de derde ontrent 10 k 12 mylen benoorden van Batavia in
gesichte vant landt gecomen, daer onse jachten Sincapura ende ,
Jacatra haer beiegende, ende alsoo de wint hart tegencregen, heeft
den oppercoopman Pieter Dircxz. 't fregat Jaccatra belast by de
joncquen te blyven, ende een man daerin geset, waervan ons den
298ten April met Sincapura tydinge ende 16 Chinezen brocht. Ende
alsoo voors. joncque syn provisie ende water door de lange reys
geconsumeert hadde , 't fregat Jacatra mede gans niet resteerde ende
de wint contrarie bleeff waeyende , is ditto fregat door noot van de
joncque gescheyden ende .d^n ^ ditto hier gecomen , met 7 Chinesen
van voors. joncque, ende de man die daerin geset was, emstlycken
versoeckende dat een jacht met rys ende water na de jonck wilden
zenden , alsoo wet 300 mannen stercq waeren , ende waeter noch rys
badden. Hierop is datelyck s'anderendaechs tjacht S^ Laurens met
rys ende water derwarts gesonden, doch heeft voors. jonck gemist.
Van ultimo Martio tot 8 Juny hebben wy gestadich twee jachten
langs de custe van Java cruyssende gehouden, om de Chineessche
joncquen t'assisteeren, ende voor die van Bantam te bevryden, ver-
sochten dat d'Engelsche, dewyle haer de helft van den handel toe-
geseyt hadden, van gelycken wilden doen, doch excuseerden haer
dat daertoe geen jachten hadden. Terwyle onse jachten voors. derde
joncque sochten, is hier den 23 May van Jamby gecomen t'Engels
schip de Cleene Jeems; de president van d'Engelsche liet ons doen
weeten, dat geen meer moeyte behoeffden te doen om de derde
Chineesse joncque te soecken, haer scheepen de Jeems ende Beer
hadden die gevonden voor de straet van Palinbangh, ende alsoo van
Batavia aff noortwaerts liep , hadden de Beer daerby gelaeten om de
beste goederen onder behoorlycken inventaris daerwt te lichten ende
hier te brengen.
Alsoo dit ruchtbaer wierd, ende daerdoor onder de Chinesen groote
264
faunalte ontstond, ende geen seeckerheyt van de saecke van d'En-
gelBche conden vernemen, sonden wy 't jacht Amboyna na Palinban
ende Jamby om de joncqne te soecken ende bescheit te haelen, doch
vondt haer niet, maer is ten langen lesten aenteylantLinga gevonden,
ende zyn van daer nu corteling 7 Chinesen alhier gecomen, met drie
missiven van de Nackoda, om recht tegen d'Engelscheteversoecken,
gelyck mede do^n verscheyde andere Chinesen alhier resideerende ,
welcke daermede geinterresseert zyn. Van de missive door voors.
Nackoda aen ons geschreven, gaet by dese translaet.
Door de geïnteresseerde Chinesen ende den Advocaet Fiscael zyn
d'Engelsche in recht betrocken ende de Chinesen seggen, terwyle
tjacht Jacatra om water ende rys gevaeretiwas, dat de joncqne alsdoen
in openbaere zee ten ancker leggende , van haer anckers spilde ende
niet meer dan een ancker behielde, ende dat zy door herde con-
trariewint, gebreck van water ende rys, genootsaeckt wierden na de
cnst van Snmatra te loopen, ende terwyle daer geset laegen, dat
doen twee Engelsche scheepen by haer quamen, onse vlagge van
haer namen, ons pas off vrygeleyde scheurden ende haer rieden na
Jamby te loopen , daertoe hun een nieuw pas gaven ende doen snlcx
deden, dat haer aenhaelden, tvolck uyt de jonck setten ende de
goederen naemen. Door d'Engelsche is hierop geantwoort, dat de
joncke genomen hebben op menichvuldige actie, die zy tegen de
Chinesen hebben ende onse gerechticheyt daerdoor niet vercort is,
vermits de joncqne hier niet wilde wesen, noch comen conde, maer
om de Noort liep, soo haest behoorlyck bewys van wederzydein
gebracht zy, sal den raedt over de saecke uytspraeck doen.
Den roep gaet, dat de goederen van voors. joncque 30 a 40 m. realen
waert zouden zyn, doen d'Engelsche Beer den 5 Juny hier quam,
hebben d'Engelsche daerwt alhier gelost pertye Chineesse goederen
ontrent 5 a 6000 reaelen waerdich, welck alles is, zeggen zy, dat
uyt de Chineessche joncke gelicht hebben; dese goederen zyn door
twee gecommitteerde van den Raedt aangeteeckent.
Dit is een herden beet van 't serpent, dat in des Compagnies boesem
geraect is, ende ons seer lastich valt, so hierin niet versien wort,
wat handel hebben wy tot Batavia te verwachten, souden d'excessive
groote lasten, die tot opbouwinge vant casteel ende de stadt Batavia,
met de swaere oorlogen die daerover gevoert moeten worden , niet te
26i(
vergeeffs geschieden, ende omme hierinne te yersien, wat sullen wy
doen, in dén handel ende d'incompste van de stadt heeft de Com-
pagnie door 't achterblyven van voors. joncqne airede groote schade
geleden, 300 Chinesen, die daermede qnamen zyn achtergebleven,
't sandelhout ende andere waeren de Ghinesen dienstich , syn ons aen
de handt gebleven ende moeten daertegen derven, 't gene nodich van
doen hebben, ende met goede avance verhandelt cost worden, soo
't d'Engelsche vry sou staen de joncken te nemen, die hier door
contrarie wint niet comen, wie salt onderstaen durven (hierheen te
komen.)
ü Ed. recommanderen ons ten hoochste met d'Engelsche goede
vrient^chap ende correspondentie te houden, t'is onmogelyck dat dit
geschieden can off zouden niet alleen wt Indien, maer wt de werelt
moeten gaen, want d'Engelsche niet dan crackeel en soecken, ver-
mits hun daermede in Engelandt wel bevinden, de hoovaerdye , pre-
sumtneusheyt, valsheyt, ende int corste geseyt, alle gebreecken syn
in haer te groot, daer is geen apparentie, soo lange by den anderen
zyn, datter goede vrientschap ende correspondentie tusschen haer ende
d'onse gehouden sal worden, ofte 'tsoude (des Godt verhoede) met
totale ruine van de Nederlantsche Compagnie moeten geschieden;
scheyt ons doch , ist doenlycken , soo verde van d'Engelsche als 't oost
van 't westen is , ende laet yeder bysonder tegen de gemeene vyandt
zyn valeureusheyt ende deucht betoonen, de werelt is doch groot
genoech ende daer is voor ons beyde genoch te doen , om ons te
prevenieren, sullen sy naer/t schynt tegen de trots ende 't groot
ongelyck dat ons aen doen, van alle quartieren groote dachten over- '
schryven in saecken, die selffs soecken ende daer d'onse toe tergen.
Onder een schoonen schyn trachten d'Engelsche gestadich om hier*
in 'sHeeren gerechticheyt te treden, respect ende aensien met ver-
cortinge vant recht, dat de Hoog Mogende Heeren Staten Generael
alleen toecompt, t'usurperen, ende als ons daer tegen stellen, soo
comen met een schyn van eenvoudige sinceerheyt voort. T'is ons
ende overal alle U Edele officieren hertelycke leet, dat van dese
lieden zoo zeere gequelt worden, ende door haer sooveel tyt versuymen
moeten, voorwaer de Comp. is daerdoor grooten interest lydende.
Alwaert dat beyde de Compagnien in een gesmolten wierden, soo en
sal evenwel soo lange Nederlanders ende Engelsche by den anderen
266
op een pjaetse, in een stadt off een landt woonen, goede vrientechap
noch eenicheyt gehouden connen worden, want d'Engelsche imcompa-
tibel syn. Wy zullen overal- volgens U Ed. ordre perfect joumael
doen houden van 't gene dagelicx tosschen d'onse ende d'Ëngelsche
voorvalt
Met ontrent 2000 mannen heeft de Gouvemenr van Candael van
wegen de Mattaram, Snccadana ingenomen, syn volck den 6^ May
voor Snccadana gecomen wesende, met ontrent 100 prauwen ten tyde
dat meest al het volck uyt was, hebben zy by nacht de stadt be-
stormt ende met ladders beclommen. Die van Snccadana, wesende
ontrent 400 mannen stercq, deden langen tyt met spatten ende an-
dersints alsnlcken resistentie, dat daema geseyt wort, meer dan 300
Javanen doot bleven, sonder datter een man van die van Snccadana
gebleven off geqnest wierd, doch evenwel zyn allenskens doorgegaen
ende hebben de stadt voor haeren vyandt geruympt. Die van Can-
dael, welck geen ander geweer dan piecken ende crissen hadden ^
ende van buyten niet en deden dan tieren ende beeren: val aenival
aen! ten lesten geen meer wederstandt vernemende, clommen op de
pallissade van de stadt, die van balcken was, ontrent drie vadem
hooch, ende bleven daer sitten tot dat het dach was, als wanneer
de gemymde stadt sonder wederstandt innamen. Soo de Suocada-
nesen een weynich langer wederstandt geboden ende plaetse gebon-
den hadden, sy souden die van Candael met groot verlies schande*
lycken affgeslagen hebben; daer wort geseyt dat de Mattaram in alle
den oorloch die gevoert heeft, noyt sooveel volck als voor Snccadana
verloorcn heeft; d'onde Coninginne ende 8 a 900 zielen meest vrou-
wen ende kinderen zyn in Candael gevangen gebracht; eenige van
Snccadana syn weder in de stadt gekeert ende hebben de Mattaram
eet gedaen, maer de meeste part zyn met de Gouverneur noch
vluchtich.
Doen die van Candael voor Snccadana quamen, heeft ons volck
haer gout, silver ende diamanten in een pot begraven, d'Engelsche
coopman aldaer met zyn tween zynde, heeft zyn gout ende bezar-
steenen mede in de pot gedaen ende zyn diamanten in een gordel
omt lyff gewonden; dese Engelse coopman door ongevall van zyn
eygen geschut verongeluckt wesende, zyn voors. diamanten vand'onse
gebercht, nadat Snccadana ingenomen ende die van Candael weder
^
267
vertrocken waeren, syn d'onse weder in de stadt gekeert ende heb-
ben haer pot opgegraven, de resterende cleeden ende anderaints
waeren int huys van de Gouverneur van Snccadana gebracht ende
zyn daer door die van Candael becomen
In de MoUucques wordt d'Heer Houtman van d'Engelse seer ge-
qnelt, gelyck de Heeren per nevensgaende missiven ende pampieren
connen sien
D'Ëngelschen soecken, zeyt Houtman, d'inwoonders , de soldaten
ende ons volck tot haer te trecken, hebben haer niet ontsien ons
volck tot muyterye op te hitsen, hierover heeft hy d'Engelse buyten
de forten doen woonen
Met Bantam syn noch in eenen staet, de peper is daer bykans
van geender waerde, sy hebben soo groote aenplantinge gedaen dat
de rys eüde andre lyfftochten zeer goeden coop is, maer daer eh is
geen geit, ende 't volck verarmt zeer; de spraecke gaet dat de Co-
ninck, Pangoran ende alle die van Bantam, seer genegen zyn om
vrede met ons te maecken ende haere peper aen ons te venten,
'doch 't herte is noch soo groot, dat tot noch toe niemant opentlyck
gesonden hebben, na onse gelegentheyt ende eenige poincten (ver-
drach aengaende) is gevraecht door lieden, die wy meenen van
Bantam geapposteert te wesen, alsoo overlange met den Mattaram
verdragen zyn ende ons ten hove. ontboden heeft (om te spreecken,
schryft, de Mattaram van saecken van importantie, welcke den bren-
ger van den brieff zeyde, te wesen, dat de Mattaram Bantam wilde
nemen ende onse hulpe daertoe begeerde) hebben wy den 24'» Juny
derwaerts in ambassate gesonden, Doctor de Haen met een goede
vereeringe. Men seyt, dat dit ter kennisse van die van Bantam ge-
comen is, ende dat seer vresen, dat wy de Mattaram tegen haer
assisteren zullen, ende daeromme te meer genegen zouden wesen om
vrede met ons te maecken , off die van Bantam ende de Mattaram
malcanderen tegen ons verstaen, dan off het de Mattaram met ons
tegen Bantam ernst sy, sal den tyt leeren
D'achteloosheyt ende sorchloosheyt van d'onse is soo groot, dat
eenige moescoppers van Bantam, soo te water als te lande, op ver-
scheyde tyden diverse van d'onse schandelyck dootgeslagen hebben;
deese moescoppers comen dagelycx in cleenen getaele beesten stoelen ,
ja selffs in de stadt, ende dat soo behendich, dat d'onse tot noch toe
••
268
geen van hun levendich, noch doot hebben connen becomen, niette-
■
genstaende een premie van hondert realen van achten op yder hooft
gestelt hebbe; 14 gevangen Portugiesen, daeronder een soone van
den Gouverneur van Mallacca ende veel swerten van de Portugiesen
verovert, syn ons ontvlucht , na Bantam geloopen ende van daer we-
der na Mallacca voort geholpen
Den 3^ Augnsto zyn hier in de stadt veel huysen van de Ghinesen
door quade toesicht van haer eygen vier verbrandt, waeraen veel
schade geleden is; wy hebben geordonneert dat niet dan steenen
huysen in plaets van d'affgebrande gemaect worde
Wat dachten weder op nieuws over d'Ëngelsche comen, sullen U
Ed. per nevensgaende pampieren sien, gelyck mede wat d'Heer
Houtman voorder advyseert
Van alle nootlyckheden wert in Batavia soo goeden toevoer van
rys ende andersints gebracht dat hier, Godt loff, ons gerieff tot re-
delycken prys becomen connen ende geen andere plaetse daeromme
behoeven aen te soecken. Vermits den handel noch cleen is, syn
d'incompsten sedert d^nstellingh weynich vermeerdert; van primo
October 1620 tot primo September 1622 zyn 23 maenden, beloopt
den ontfanck /' 224,880: 3: 10, doch verhoopen dat d'incompsten
merckelyck vermeerderen zullen, soo haest de Chineessejonckenydie
op Jamby, Jortan ende elders plachten te vaeren haer vaert van
daer alhier gebracht wesen sal, gelyck mede den peper van Jamby
ende andere plaetse meer, twelck verhoopen toecomende jaer ge-
schieden sal.
Dese gaet met 't schip de Leeuwinne , welck goetgevonden hebben
vooruyt te zenden, opdat ü E. t'eerder advys van haere saecken
alhier becomen ende hun na den eysch schicken mogen; metd'eerst-
volgende schepen sal de Generael Coen, indien 't Godt gelieft, volgen.
Vant gene in dese enz
(geteekend) J. P. Cobn, P. de Cabpsntieb,
Willem van Antzbn, Jaoques Spbox,
XLIV. Db aïoetbedek Gotjvbrnetjb. Gevebaal Jan Pietebsz.
COEN AAK DE BeWIITDHEBBEBS DEB OeNEB. OoST-IkD.
COHPAGNIE. (tEB EaMEB AmSTEBBAM.)
Aan boord van het schip Manritius,
ten anker aan het eiland St. Helena,
dd. 20 Jnnij 1623.
Den 6^ September 1622, is onse joncxte per 't schip de Leeuwinne
geschreven. Wat 't sedert toegedragen is ende hoe de staet van de
Comp. door Gods genade op ons vertreck in soo goeden standt ge-
laten hebben, dat U Ed. seer gevoechelyck van alle swaricheden
ontlast en de saken seer licht daertoe gebracht connen werden, dat
de Comp. jaerlycx (sonder eenich geit van Nederlandt) de waerdye
van ontrent hondert tonnen gont aen goede retoeren, in welgetrocken
waren van Indie become, snllen in desen sommierlyck verhalen,
ende naerder verclaringe tot mondeling rapport refereren.
Met onse joncxte is geadviseert, hoe de Mattaram ons persoonlyk
met eeh missive ten hove ontboden en wy doctor de Haen met een
vereeringe derwerts gesonden hadden. De Tommagon off Gonyemenr
van Tegal heeft de Haen en syn geselschap by den Coninck van
Mattaram, genaempt Pangoran Angalagga Palembahan (sic) geleyt,
wierden door een schone lantdonwe tot in 't Hoff (gelegen in een
seer grote volkrycke open plaetse. Charta genaemt, daer de Mat-
taram hem meest onthondt) by den Coninck gebracht. Sat in een
cringh van omtrent driednysent edelen. Onse vereeringe gelevert
synde wajs seer aengenaem ende de Coninck seyde, onder andere
tegen de Haen, omdat de coopman van Japara eenige vrouwen aen-
getast hadde, waren des Comp'. goederen door den Gouverneur van
Japara genomen en Japara was weder door den Generael verbrant,
dese questie wilde niet meer gedencken, enz.
(Coen geeft vervolgens een kort verslag van de zending van D^
de Haen, dat overeenkomt met hetgeen men in het verbaal van de
Haen hierachter, onder N^ XLV gedrukt, meer. uitgebreid en vol-
ledig vinden kan.)
Terwyle d'onse in Charta waren, vergaderde daer een seer groote
menichte van volck omme naer Surbaye te trecken; een leger van
f
i7Ó
ontrent tachtig daysent mannen is voor de stadt Surbaye geweest;
maer d^ Mattaram selve niet, lagen daer eenige dagen, aen de
landtsyde voor, en trocken daemaer, door gebreck van provisie
weder aff sonder dat met de wapenen aen malcanderen geweest syn.
Wat voorder op de reyse van voors. ambassade gepasseert en door
de onsen genoteert is, gelyck mede hoe overal van de grooten, op
de Javaense maniere vrnntelyck bejegent wierden, can per nevensg.
jonmael breder gesien werden ^,
Terwyl wy met d'Engelsen in beraet waren, en voorgenomen
hadden, te ondersoecken off tot onderhandeling van accoort met
Bantam souden connen comen, syn ondertnsschen veel geruchten ^
door overcomende Chinesen van Bantam, gecomen, dat de Coninck.
Pangoran Ratu, veel grooten en meest al de gemeente van Bantam
seer genegen waren tot vrede met ons, en dat daertoe insonder-
heyt gedrongen wierden, door de vmntschap, welck wy met de
Mattaram hielden en door besending van onse ambassade derwerts,
vresende seer, dat sulcx tot totale mine van Bantam soude mogen
tenderen, o. a. wierd ons door de vrouwe weduwe van Annachoda
Wattingh, die overste van de Chinesen tot Jacatra, by des Coninex
tyden geweest en door den Pangoran gedood is, hardt aengeraden,
dat yemandt met een vereeringe aen Pangoran Ratu senden soude,
om de feeste syns soons, die besneden soude werden, te vereeren,
versoeckende ons, dat de Coninck daerop in onderhandelinge van
aceoort treden soude, seyde, dat haer van een van des Conincz
schryvers expressel. belast was ons dit aen te dienen, ende alsoo
goetvonden de besendinge wat uyt te stellen, om te sien off die van
Bantam haer genegentheyt naerder souden openbaren, opdat met
des te meerder avantage mochten wercken, is corts daemaer van
Bantam, over Cheribon, in Batavia gecomen, een seecker geschoren
Chinees seggende, dat van Queay Senepati (rechter van de grote
merct tot Bantam) expres gesonden was, om ons aen te dienen,
hoe seer de Coninck tot vrede genegen was, en soo wy daertoe
mede inclineerden, dat sulcx met eenighe besendinge off aenspraeck
» Zie hierachter N». XLV. Uit een brief van P. de Carpentier , dd. 1 Febr. 1623,
bl\jkt nog , dat bet leger van Mataram , ua Soerabaiga te hebben verlaten , de steden
* Grissée en Jortan op nienw verwoestte.
Hl
souden bethoiien, opdat de Coninck occasie mocht becomen, om hem
naerder te openbaren.
Op veel redenen, die dese Chinees met voors. vrouwe accorderende
verhaelde, en verscheyden voorslagen die hy deed, sonden wy een
Chinees, coopman Yancong genaempt, met hem in de schepen voor
Bantam, hierop ontboot Queay Senepaty dat (wy)
een gevangen Javaan en een Chinees by claren dagen, aen hem
sonden, soude haer in volle vergaderinge voor den Coninck brengen
en hen off andere daema weder met antwoort aen boort senden.
Volgens desen voorslach hebben een gevangen Javaen en een
Chinees naer Bantam gesonden , met last den Coninck aen te dienen ,
hoeseer tot vrede genegen waren dé Gouverneur Pan-
goran, Area Rena de Mangala, (hielt) hem daerover gestoort, wilde
haer niet hooren, vermits niemant medegecomen was ende
geen brleff brachten, conde haer geen gelooff geven.
Dusverre gecomen wesende, vonden wy goet voor de derde reyse,
opentlyck eenige gecommitteerden van wege de Nederlantsche en
Engelse Comp. met een vredevaen naer Bantam te senden; dese
gecommitteerden wesende een Nederlants en een Engels coopman,
voor de rivier van Bantam comende, versochten den Pangoran te
spreecken, en doen daertoe niet comen conden, dienden aen, hoe
de Capiteyn van de Nederlantse ende Engelse Compagnien seer ge-
negen waren, alle misverstanden te accomoderen, en d'oude vrunt-*
schap met den Pangoran te vernieuwen; hierop antwoordden die
van Bantam, dat de Pangoran daertoe mede lange genegen was
geweest; maer hoe sal 't met Jacatra wesen? Jacatra, seyden
d'onse, most blyven gelyck het is; die van Bantam repliceerden,-
sy mochten dan wel weder vertrecken, want soolange Jacatra niet
weder gegeven wierd, conde van geen vi-ede gehandelt werden,
ende namen daermede vruntlyck afscheyt.
Daemaer vonden goet, noch eens voor de vierde reyse te senden,
met ordre, dat d'onse vrymoedelyck sooverre in de rivier souden
varen, als comeu conden, dat oock aen landt souden gaen, soo 't
haer niet beleth wierd, en dat haer houden souden, als oft wy wel
genegen waren, Jacatra over te geven; maer dat het niet geschieden
cost, off daer most eerst accoort en conditie geraempt werden, ende
de Pangoran most volck na Jacatra senden om possessie te nemen,
*
menende, hiermede , verder in onderhandelinge te comen, maer 't
heeft niet willen wesen, de gecommitteerde voor de rivier van Ban-
tam con^ende, ende haer reden, na de voors. ordre gevoecht heb-
bende, conden evenwel niet binnen, noch niet verder comen, haer
wierd wederom van des Pangorans wegen, geantwoort: Als wy de
stercte van Jacatra raseren en de plaetse verlaten, dat de Fangoran
ons dan gelyck voor desen, handel en plaets tot Bantam verlenen
sal, maer anders nienwers van horen wil, al waer 't dat thienmael
sonden, souden geen ander bescheet vercrygen; met d'Ëngelsen
hadde hy geen qnestie , sy mochten daer comen als 't haer gelieffde.
Aldns syn weder geaf&onteert geworden, naedat eerst door lanck>
heyt van tydt , seer behendich met soeticheyt tot aenspraeck geloct
waren, 't schynt dat het Bantam voor dees tydt genoech
was, voor seecker te weten, dat met den Mattaram soo verre niet
waren off begeerden noch wel vrede met hun te maken, waeraen
wel a£fmeten conden, dat vooreerst noch geen peryckel liepen; te
meer dewyle 't leger van den Mattaram, Snrrebaye (daer Bantam
volck hadde) verlaten most. Naer gemeen gevoelen van een yeder
ende naer alle apparentie is 't seecker, dat de Coninck, den adel
en de gantsche gemeente van Bantam tot accoort seer genegen zyn ,
eensdeels werden hierloe gedrongen door vrees, dat tot haer nadeel
met de Mattaram souden mogen verdragen, ende ten anderen ver-
mits haer kennelyck is, hoe seer de handel tot Batavia toeneempt,
ende dat de Chinesen daer groote pertye peper gecocht ende naer
China gevoert hebben, waermede die van Bantam, soo wy verstaen,
t'enemale de hope, die (sy) gehad hadden, om ons van Jacatra te
<lringen, verloren souden hebben.
In 't geberchte van Bantam was de feper 12 Realen de hondert
Backen geldende, ende tot Bantam 30 R. de 100, doen de spraeck
geduyrende voors. practycke van den Fangoran ende onse onderhan-
delinge, seer sterck tot Bantam liep, datter vrede gemaeckt sonde
werden, rees de peper tot op 50 R. de 100 sacken, de Chineesen
wierden oock lange met hoop van vrede gevoet, en opgehouden;
maer de handelinge eyntelyck weder afgesneden siende, liep de
spraeck, dat al t' samen geresolveert waren van Bantam, naer Ba-
tavia te vertrecken. Omtrent 170 persoenen waren met dit geruchte
(cort voor ons vertreck) overgecomen, daeronder eenen Lim Lasco
275
met vrouw; kinderen en gevolch, die eertyts sterck met de Comp.
gehandelt heeft ende ten respecte van goede dienst de Comp^ ge-
daen en verscheyden consideratien , hebben hem met goede beneficie
vereert ' * . .
AI waer 't, dat het Bantam noch lange tegen ons gaende hielt,
weynich isser myns bednnckens aen gelegen. 'T different sal door
den tydt beter gesleten werden, dan wy souden connen bedencken.
Voorder hebbe belast, dat men continuere, de rede van Bantam
beseth te houden ende dat men niet dan deffensive oorloch tegen
Bantam voere, sonder tochten te lande noch te water te doen. 'Ten
is niet geraden de Mattaram aen de heerschappye van Bantam te
helpen; hierover hebbe (ick) den Generael en Raedt geadviseert,als
daertoe weder van den Mattaram assistentie versocht wert, dat hem
met d'alderschoonste pretexten, die dan te vinden syn, met hoop en
vrese treyneren sonder clare uytspraeck te doen ende dat voors.
Coninck van Mattaram met eenige vereeringe en goede corresponden-
tie voeden en ter gelegener tydt weder een ambassate derwaerts
senden, met een deel van 't gene versocht te copen. *
De brede Raden in Batavia verthoont synde, hoe groote oncosten
boven de lasten van 't fort en gamisoen, dagelycx meer en mee
aen de stadt gedaen moeten werden, wat de Comp. daeraen airede
ten achteren was, niettegenstaende de gedane heffinge van extraor*
dinaire collecten, hoe weynich de tol van 5®/o importeerde ende hoe
gevoechelycken deselve sonder schadelycke beswaringhe van de bur-
gerye of jfreemdelingen verhoocht cost werden, is eyntelyck naerdat
dese saecke lange in beraet en debath gestaen hadde, goetgevonden
dat men voortaen van primo January 1623 van alle incomende en
uytgaende goederen thien percento heffen sal, uytgesondert, dat gout
en silver, gemunt en ongemunt van incomen vry en van uytgaen
thien percento betalen sall; de peper gelyck voor desen vyff percento
van incomen en thien percento van uytgaen , alle Gfouseratse , Corman-
delse ende andere Indische cleden, thien percento van incomen en
» Hieraan werd door den GG. Carpentier nog in ditzelfde jaar voldaan en dr. de
Haan andermaal met eene zending naar den Panembahan van Mataram belast, welke
commissie hij van 24 Mei — ^26 Julij 1623 volvoerde en waarvan eveneens het ver-
baal in het Rijks-archief berust.
IV. 18
274
vyff percento van nytgaen eiide wat d'EngeLsen aengaet, dat haer
by de toll op primo October 1620 ingestelt laten souden.
Hiertegen syn d'erven, om d'aenplantinge van alderieye aertvruch-
ten te meer te voirderen, liber en vry gestelt, d'accynfi van dewyn
is mede' van 20 op 50 realen yeder legger verhoocht.
Om alle ongeval sooveel mogelyck voor te comen, wierd oock
goetgevonden, dat men geen vreemdelingen meer toestaen sal^ met
haer crissen off eenich ander geweer in de stadt te comen; maerdat
deselvige tot op haer vertreck, soowel als mnsquetten, roers, piecken
en al ander geweer, by den Sabandaer gelicht en bewaert sullen
worden; uytgesondert Ambassadeurs, Nachoda's en andere personen
van qualité, die men gedogen sal met haer crissen in de stadt te
comen
Alsoo 't huys, daer tegenwoordich de Godsdienst van Batavia in
gedaen wert, te cleen en onbequaem valt ende hoochnodieh is dat
een bequame kercke gebonwt werde , hebben twee collecteurs ge-
committeert omme te vergaderen 't gene yeder uyt puure liberaliteyt
goetvinden sal daertoe ter eere en dienst Godes te vereéren.
Alsoo in Batavia geen andere Raden van Indien waren, dan de
Directeur Fieter de Carpentier en hoochnodieh is, dat die plaetse
boven alle andere van goede stoffe versien sy, hebben goedgevonden,
daer te ontbieden de Heeren Houtman, Dedel, Lenert Camps en
Adriaen van der Dussen, om haer te gebrnycken in sulcx als den
dienst van de Comp. te syner tydt soud mogen vereysschen. Ende
op nieuw hebben als raden van Indien aengenomen en geauthoriseert
de commandeur W"*. Jansz en Jacques Specx.
Om verscheyden redenen hebben in October 1622 goetgevonden,
alle de Comp^ volck in Batavia wesende, op haer eygen cost te stel-
len, soowel coopluyden als alle andere, uytgesondert alleen de Ge-
nerael en de Baden van Indien. Wat yder tot syn onderhoudt ter
maent toegeleyt is, can U £d. per nevensgaende lyste van .27 Octo-
ber sien. Op primo November is d'intree van dese ordre gedaen.
lek meene dat de Comp. daeraen seer goeden dienst geschieden sal,
want seer groot was de disordre, misbruyck en ongeregeltheyt, die
door groot aenwas en cleene opsicht van de taeffels geschiedde.
Daemae üEd. goede hulpe met hare missive van 14 April 1622 per
Cleen Erasmus ontfangen, becomende, waerinne seer emstelyck de
578
goede menage recommanderen ^ hebben mede goetgevonden omme
de Comp. van d'extraordinaire grote onoosten, die de cooplnyden op
de comptoiren in de Molncqnes, Amboyna en fianda doen, sooveel
mogelyck te ontlasten , alle de taefels af te schaffen en alle d'officie*
ren, cooplnyden, capiteynen en alle andere, mede op haer eyghen
cost te stellen, nytgesondert alleen, de respective Gonvemenrs en
twee a drie van haren rade; per nevensgaende arrest van 21 Jann-
ary 1623 sullen de Heeren sien wat een yeder tot onderhout maen-
telyck toegeleyt is, en die dese ordre niet bevalt, sullen gelicentieert
werden na Batavia te keeren. Alle Gonvemenrs, hebben mede ten
hoochsten gerecommandeert en bevolen, geen oncosten meer tot for-
tificatie, reparatie van forten, noch huysen te doen, maer dat de
notelycke onderhout met des Comp*. ondersaten, mardyckers, gevan-
genen en slaven beschikken, sonder daeraen eenich geit off goederen
•te spenderen. Gelyck mede, dat voortaen genige schenkage werden
gedaen, dan daer de Comp. merckelycken dienst en prof^ aen ge-
schiet
Op dat de voors. ordre te beter ingevoert werde, hebben wynaer-
gelaten de Gouverneurs en Kaden van Indien op haer eygen cost te
stellen, maer 't sal seei* goet wesen, dat U Ed. de Generael, Raden
van Indien en alle Gouverneurs mede voor haer taeffels sooveel toe-
leggen, als de Heeren sullen bevinden te behoren, anders sullen noch
veel misbruycken onderworpen blyven •
Met voors. ordre sal de Comp. van alle onnutte en onnodige on-
costen noch niet ontlast werden. Soo 't de Heeren gelieft beter en
nauwer te doen menageren, dienen meest alle d'oppercoopluyden van
de comptoiren in de MoUuques en Amboyna wesende gelicht, als
twee oft drie bequame personen by yeder respective Gouverneur ge-
stelt zyn, connen alle d'andre cooplnyden wel gemist en de dene
comptoiren door goede assistenten wel bewaert werden; d'oncosten
sullen te meer verminderen, en ick mene dat de dienst van de Comp.
te beter waergenomen sal werden; in myn tyt hebbe tot dese refor
matie niet connen comen
Met recht en goede redenen recommanderen U E. ten hoochste de
goede menage, want daer aen sooveel gelegen is, als aen de over-
sendinge van veel rycke retouren. Maer hoe en in wat manieren soo
groote saecke als de staet van de Comp^<^. in Indien is, ten besten
\r
276
behoort gemenagieert te werden , geheel anders schynt het dat UEd.
dan wy en de Raden van Indien daervan gevoelen. In de tydt van
omtrent negen a thien jaren , syn in Indien aen oncosten geconsn-
meert /" 9,396,311,15
en alle de retonren in dien tydt met 56 Bchepen
overgesonden belopen f 9,388,004 : 9.10
welck min dan d'oncosten is; sonde het niet treffelyck gemenagieert
wesen, dat men alle dese oncosten verspaerde en 't geit aen reton-
ren bestede, soo sonde de Comp. geen geit naer Indien behoeven te
senden ende evenwel sooveel retonren becomen als voor desen ont-
fangen hebben. Dit had overlange seer wel connen geschieden ^maer
t'is tot noch toe verkeecken. lek hebbe daertoe niet connen comen,
maer des Comp*. staet van Indien , hebbe door Gods genade , in snlc-
ken standt gelaten, dat de saecken sèer licht en gevoechelyck daer-
gebracht connen werden, dat de Comp. jaerlycx omtrent vyftich tonnen
gont aen goede retonren sonder geit van Nederlandt becomen, wy
hadden tot desen eynde lang voor desen, veel schepen menichte van
allerley volck en een grote somme geit versocht; maer dewyle snlcx
naer constitutie van saecken al te swaer en onbevallich voorcompt en
dat door verscheyden wegen tot één doel connen comen, sullen de
saecke wat lichter voorstellen. Om gevoechelyck tot voors. effect te
comen ^ lAvom^eerst niet anders van node dan een goede menage j
goedefi regel in den handel en een goet getal van allerley volck , nian-
nefi, vrouwen, jongens en dochters van Nederlandt ; insonderheyt eenige
weynige (soo 't niet veel mach wesen) goede aensienlycke hnysge-
sinnen en eene grote menichte slaven en slavinnen om Batavia, Am-
bo3ma en Banda te penpeleeren.
Nae constitutie van saecken in Indien is myn advys, dat ÜEd.
vooreerst voor een .tydt wel mogen nalaten, soo snlcx goetvinden,
eenige schepen off geit naer Batavia te senden, meer schepen zyn
daer tegenwoordich niet nodich. Tot opcoop van cleden, peper, na-
gelen, noten, foelie en allerley provisie, onderhout van forten en
gamisoenen , is joock geen geit (als onse regel en ordre gevolcht wert)
van node, en wat aengaet, de Chinesen handel, daertoe groot capi-
tael moet wesen, middel isser in Indien om die te beginnen en als
advys becommen, dat den handel verkregen sy, can dan daertoe
sooveel meer als nodich is gesonden werden
277
lyoncosten in negen a thien jaren in Indien gedaen, belopen ge-
lyck voren is geseyt: ƒ 9,396,311 : 15.1 , te weten:
aen oneosten van hnyshondinge en montcosten • . . /* 2,258 m.
aen soldyen - 3,237 m.
aen schepen - 2,490 m.
aen fortificatie - 1,032 m.
en aen schenckage - 3,379 m. ^
Welcke geconsnmeert syn, te weten : in Jacatra en Batavia / 1,336 m«,
in de Mollnqnes f 2,454 m. , in Amboyna f 897 m. , in Banda /'899 m. ,
op de cust Coromandel f 422 m. , in Solor f 124 m. , op verschey-
den comptoyren f 716 m. en aen schepen op diversche plaetsen
f 2,548 m., bedraecht te samen: ƒ 9,396 m. Hiervan syn /* 4,575 m.
in de jaren 1613, 1614, 1615, 1616, 1617, 1618, 1619, en ƒ 4,821 m.
in de jaren 1620, 1621 en 1622 geconsnmeert. Alle dese ongelden
connen naer onse opinie, met goede menage seer licht verwonnen werden.
Wat de fortificatie en schenckagie aengaet, wy hebben, gelyck
voren is geseyt, expresselyck belast, dat men in Indien naerlate^
eenige oneosten meer, aen forten off huysen te doen, gelyck mede
aen schenckagie. Soo dese ordre naergecomen wert, gelyck seer wel
geschieden can, sal daeraen de voors. f 1,411 mi. gewonnen werden.
Aengaende d'oncosten van de hnyshondinge en montcosten f 2258
m. beloopende, gelyck mede de soldye, bedragende /*3237 m. De
meeste comptoiren syn airede gelicht. Al 't volck is tot. haer on*
derhont een redelycken penninck toegeleyt. Als (wy) eenige forten
van de Moluqnes verlaten, de meeste comptoiren. en eenige coop-
Inyden van daer en van Amboyna gelicht werden, item als Batavia
en Banda van volck en slaven redelyck versien syn, de landen be-
plant, allerley vee aengeteelt en de visscherye waergenomen werde,
800 sollen de gamisoenen sooveel veimindert mogen werden, dat
men de resterende seer gevoechelyck sal connen betalen, met tgene
sonder beswaren en gevoelen voor gerechtüheyt van den Heer van
*t lant, van de bnrgerye en slaven trecken snllen, gelyck airede in
Batavia geschiet. In deser voegen connen seer gevoechelyck de
voors. f 5495 m. verwonnen werden, sonder dat de Gomp. daertoe
eenich geit van haer capitael oft van de winst van d'inlantsen handel
* Opgetdd geeft dit ƒ 9,896.000. Coen schijnt dus ƒ 311 te hebben verwaarloosd
om met ronde cijfers te rekenen.
«
behoeft te consumeren; want de landen , die door GJDds genade be-
sitfcen, haer gamisoen en veel meer, ryekelyck onderbonden connen.
Dit aldns synde gelyck het is, ist dan niet veel beter, dat men de
sae(&en soo schicke, dat alle forten en gamisoenen van d'incompsten
van de landen onderbonden werden, dan dat men alle notelyckbeden ,
eensdeels van Nederlandt in Indien, moet brengen en ten anderen
ten diersten wyt en zyt met geit moet soecken; des Oomp*. mid-
delen daerdoor consnmere en hare vyanden venycke. lek honde
voor seecker byaldien tot redelycken prys, sooveel geit aen slaven
• -
bestoet ware, als in een jaer aen ongelden in Indien consumeren,
dat daervoren, sooveel slaven becomen souden hebben, dat meest
alle forten en gamisoenen , daermede sonden connen onderhouden.
T'is oock seecker, dat, als de voors. landen van slaven wel versi^i
syn, dat sulcx ongelyck meer ontsach en aensien, onder veel vyanden
en geveynsde vrunden veroorsaecken sal, dan nu de gamisoenen
van Nederlantsche soldaten doen. Met haer slaven hebben de Por-
tugesen d'onse van Maccau afgekeert, t'en is door geen soldaten
gedaen. In Maccau en St Thome syn gene en in Malacca niet
meer dan drie compagnien van ontrent 180 coppen.
Siet doch, bid ick U Ed., hoe de vyandt sonder costen possessien
in Indien hout en hoe wy ons selven eonsumeren, hadden de Spang-
jaerts sulcke gelegentheyt, als wy doen, voorwaer ick vrese dat
ons beschamen souden.
Resteert d'oncosten van schepen f 2,548 m. belopende. Sodange
de vyandt vaert en handel in Indien heeft, moeten daertegen oor-
lochschepen houden; dese sullen ontwyffelyck hare oncosten aen
prinsen van den vyandt wel vinden , d'oncosten die aen de resterende
weynige sdiepen gedaen souden mogen werden, sullen met goede
menage weynich wesen en oock licht te vinden syn. In deser voegen
connen de voors. f 9,396,311 : 15 : 1 eensdeels seer licht verspaert
en ten anderen van de rente van de landen gevonden werden.
Aengaende 't reglement van d'inlantschen handel, waermede 't zy
dan met de winst van 't capitael dat nu in Indien is, met tollen
en incompsten, off met beyde te samen, de retouren voor Europa
sonder geit van Nederlandt gevonden connen werden; wy hebben
ordre gegeven, dat geen geit meer na de Molluques, Amboyna en
Banda gesonden werde, gelyck mede dat men geen geit aen peper
2TO •
*
bestede (ten ware tot seer goeden prys om andere te prevenieren)
maer dat men alleen met deden en andere coopmanschappen cope
tgene van dese speeeryen notelyck gecocht naer Europa en elders
gesonden dient*
Als spaersaem gemenageert en d'oncosten, volgens onse ordre be-
sneden werden, sullen dlndianen veel gout, silver en cleden, welck
te voren door onse grote dispense beqnamen, derven en geencleden,
dan met speeeryen, gont, silver off rys becomen, hierdoor sullen
de cleden te waerdiger wesen en wy snllen van de enst van Coro-
maadel en Snrattai te min behoeven, namentlyck niet meer dan
copen connen met 't geit van speeeryen en andere coopmansehai^n,
welcke daer venten i.
Soo meer nodich syn, daertoe can seer wel gout en silver van
versdieyden plaetsen in Indien overwonnen werden.
lu deser vougen can V E. jaarlycx omtrent 50 tonnen gouij sonder
eenich geltj aen goede vendibile retour en becomefi, van alle oncosten in
Indien en van alle moeyelyckheden^ die geveymde vriendeti haer aren-
doen ontlast werden.
Niettegenstaende etc
Resteert nu te verhalen wat raedt datter is j omme op 't gevoech-
lyckste met de minste coste off t'enemael sonder last, van de Comp.
soove^ volck in Batavia, de Moluque» Amboyna en Bandateciygen,
dat voors. voorstel volcomen effect sortere. lek late my voorstaen,
dat dit seer gevoechlyck geschieden can. Dit volck moet eensdeels
van Nederlandt comen, maer meest in Indien gevonden worden. In
Indien syn in fersdieyden quartieren te becomen, doch principalyck
van China, de eust van Coromandel, Bengala, Ceylon, Madagascari
Morenlandt én verscheyden andere quartieren meer; van vremden
moeten haer coopen en van vyanden met de wapenen halen. Aen-
gaende d'aentreck van negotianten in Batavia, nae d'aenwas van negotie
' A<diter het belan^jk advys of vertoogh van dgn iiaet der Vereeniehde Neder^
landen en de quartieren van Ooti-Indten, van J. P. Coen, dat door den Heer
Lenpe is medegedeeld in de Kronijh van het Histor. Genootschap, gevestigd te
Utreefat , Ode jaargang 1863 , 2de serie , vindt men ook een stnk getiteld : FatMten
van reglement ende redre$ van den stoet van de Compagnie van Indien. In dat
stuk nu vindt men o. a. aangewezen als middel tot vermeerderinge van de profyten
in Indien : » te verhreyden de profytelycke binnenlantschen handel overal ende zoo
" vevde als de middel«n van de Compagnie oonnen verstrecken t»
280
6n Ba de vreemdelingen daer getracteert werden, sal de toeloop wesen.
Lange jaren is 't, dat zeer emstelyck d'opooop en versamelinge
van slaven op alle quartieren gerecommandeert hebbe, maer 't is
overal versloft, veranymt en met seer schone blauwe bloemkens geexcn-
seert, nytgesondert dat op ons vertreck gelyck voren geseyt is,
omtrent 1500 sielen, met de schepen den Beer, Nieuw-Seelandt ende
Tholen van de cnst Coromandel beqoamen , en dat noch meest kinderen.
Daer is geen volck die ons beter dan Chinesen dienen en soo licht
als Chinesen te becomen syn
Op ons vertreck van Batavia hebben geordonneert, dat niet alleen
verscheyden schepen; maer diversche vloten naer voors. cnste van
Coromandel, China, Manilha en alle andere qnartieren, daer tot
redelycken prys en van vyanden slaven te becomen zyn, gesonden
werden. lek gelove vastelyck dat d'ordre gevolcht werden sal, ende
dat in corten tyt, sooveel volck en slaven becomen snllen, dat goede
officieren en eenige'weynige aensienlyckeNederlantschehnysgesinnen,
daermede tot voors. gewenst effect comen snllen. lek segge goede
officieren en eenige weynige aensienlycke Nederlantsche huysgesinnen.
*Dese om tot pilaren en voorgai^ers' te dienen, en d'andere oni de
slaven wel te regeren en wel te gebrnycken. Dese lieden dienen metten
eersten van Nederlandt gesonden; want onder de vrye Inyden tegen-
woordich in Indien wesende, weynich syn, die daertoe dienen . .
Hoe dese slaven geregeert en gebmyct dienen , tot de landtbonwerye ,
aenplantinge van allerleye vruchten, aentelinge van alderley vee,
tot de visscherye, tot alderley handtwercken , tot de fortificatie en
wat nut de Comp. daervan te verwachten heeft, achten hieronnodicb
te verhalen.
Eenige weynige aensienlycke Nederlantsche huysgesinnen, connen
met clene costen, in Indien gecregen werden. Maer dewyle daer
verscheydene colonien geplant dienen, en dat daertoe een grote
menichte van alderleye volck, mannen, vrouwen, jongens en dochters
van node syn, ende die niet dan met veel schepen in Indien crygen
connen, waerdoor de Comp. wederom in grote oncosten vervallen
BOude, schynt in dit poinct de meeste swaricheyt gelegen te wesen.
Soo geen andere huysgesinnen, mannen, vrouwen,jongens en dochters
naer Indien gesonden werden, dan met d'ordinarie schepen, die de
281
Heeren gelyck begost is derwerts soaden mogea aenden, weh^
apparentelyck voor eenige jaren, gelyck voren presiiponeren,weynich
wesen sullen, is te dachten, dat dan soo lange aenlopen sal eer
Batavia, Amboyna en Banda van Nederlantsche hnysgesinnen behoor-
lyck versien sy, dat de Gomp.ondertnsschen door toedoen van vyanden
en geveynsde vrienden wederom in grote swaricheyt sonde mogen
vervallen, en haer selven in oncosten blyven consumerende, gelyck
met de simpele gamisoenen geschiet. Sy consnineeren de middelen
van hare heeren, bederven de landen en verwecken door overlast en
quaet leven de naturellen van de landen tegen de Comp., sonder
andere dienst te doen dan de wacht waer te nemen , welck op eenige
plaetsen veeltyds droncken en voU geschiet. Na de staet van de Comp.
tegenwoordich is, is 't ongelyck beter en veel noodiger, dat veel
schepen met jonge dochters en eerlycke vrouwen, dan vol soldaten
naer Indien gesonden werden
Op ons vertreck van Batavia, hebben wy aende vrye lieden aldaer
residerende, op haer versoeck om verscheyden notabele respecten,
den handel van daer op de cust van Coromandel liber ende vry,
jnits redelycke tollen betalende, geconsenteert, de redenen die ons
hiertoe beweechden , werden eensdeels in de resolutie van 31 January
1623 verhaelt, ende sullen mondelinge dit naerder verclaren. Soo
U Ed. goetvinden dit te approberen, soo breet te amplieren en
reguleren, als wij menen, dat de welstandt van de Comp. ende der
Vereenichde Nederl. vereyscht , ick* mene dat ü Ed. daerdoor sonder
hare last en costen , sooveel volck met goet capitael in Indien becomen
sullen, dat de Comp. daeraen in verscheyden saecken zeer groote
treffelycke dienst geschieden sall ^
In January 1623 waren in Batavia, in dienst van de Comp. 602
* ])e Her aangehaalde resolutie van 6G. en R., dd. 31 Januar^ 1623, luidt;
* Gelefh synde op seeckere requeste , onderteeckent by Dirck Jemming , Lambert
Vermeer, Hendrik Lievens , Bleeck Gilles, Venant en Jan van Heezel uytte name
van de gantse borgerye deser stede by Hannan Prs. Prins, secretaris derzelven in
onse vergaderinge gepresenteerd, daerby de voors. borgerye den vryen handel op .de
custe van Choromandel tot accressenient van den welstant deser Republycke emstieh
vcrsoeckende en de nutticheyt daervan verthoonende syn , soo is 't : dat considereerendc
't progres en welstant van deesen staet in de vermeerderinghe van de traffiquecii
onderlinge commercie gelegen synde en aen aUe natiën, die hier comen d'selve ver-
gunt en vry toegestaen wert, geensints in redenen hebben connen bevinden, onse
eygen natie en borgerye dasrvan te frustreren, alsoo de generaliteyt ,.door sulcken
282
Nederlantse coppen, te weten, 311 soldaten en ofBideren, en 291
officieren, cooplnyden en ambachtslnyden, item 1,385 swerten, soo
viye die gage verdienen, als slaven en slavinnen, veel kinderen
daeronder begrepen en 191 gevangenen, in alles syn soo in de stadt
als op 't fort omtrent 5 a 6000 sielen; vermits daer veel plaetsen
beseth worden, is 't gamisoen veel te swack en de wachten vallen
dagelycz seer swaer; de lasten vallen hier dagelycx seer groot en
Bwaer, belopen tegen woordich met d'oncosten van schepen en bèta-
linge van viye layden omtrent f 50,000 ter maend; doch meerder
incompst van 't landt en winst van den handel hebben met goede
menage te verwachten
Per nevensg. balance sal U Ekl. sien, hoe de resterende goede
effecten , te weten : comptante penningen , coopmanfichappen , verschey-
dene nootlyckheden en nytstaende schnlden, den 2 Febmary 1623 in
Indien wesende , beliepen f 5,239,695 : 17 : 4
somma de goede effecten den 2 Febmary 1623
in Indien wesende, 't geschat van de forten, en
schepen, met haer provisie u3rtgesondert, beloopen . . . /* 5,239,695
aen qnade schnlden syn noch nytstaende - 246,000
middelen mettertyt ?aa hua swaere oncostea sullen ontlast, d'ondercraypinghe eai
progres van vyanden ende geveynsde vrienden gestut ende den staet bevesticht worden
(zal), waerover eenstemmich geresolveert en goetgevonden is, de voors. versochte
handelinge aen onse borgeren als andere natiën volcomenüyck toe te staen, om desdve
met ban scheepen ofte jacbten in comp. of andersins in cleeden en alle andere waeren ,
vry , oDverhindert te mogen dryven , daermede berwaerts te keeren en tot ben con-
tentement te beneficieereu , mits onderhoudende alsolcken ordre en reglement als by
den Raet tot verseeckeringbe van dien handel, metten meeste avantagie van do bor-
gerye, daerop soude mogen geraempt ende noodich geacht werden, mei sulcken' ver-
stande , dat overal alsalcken tollen en gerechticheden aen (den) heer betaelen sullen ,
als d'oidre en lyste medebrengende is."
Reeds op den 19 Aag. 1622, bad de 6G. Coen, articulen en ordonnantie vast-
gesteld voor zekere Compagnie van vr\)burgers , welke drie jagten had uitgemst
tot den koopbandel en de vrije nering, d. i. de kaapvaart op de Portugezen en de
Spanjaarden. Dit reglement bevatte 41 artikelen en berust nog in het Rijks-arcbief.
In het advys, dat Coen aan zijn opvolger de Carpentier naliet, schreef h\j : 'ten
dienste ende welstandt van de Nederlantsche Comp. en tot afbreuck van hare vyan-
den , is *t seer goet en nodich , dat een goet ded van d'inlaatsen handel van de
Comp. aen particulieren gedaen en toegelaten werde. De zaecken dienen allenskens
daemae beleyt en beschiet. Ons bedunckens souden wel vryelyck met des Comps.
schepen nae de cust mogen laten varen en cleden coopen, degenen die sulcxs ver-
soecken en meriteren, mits dat behoorlycke vracht en tol betalen, op dese conditie
mogen ecnige mede wel toegelaten werden, innewaerts te varen om haer goet te slyten."
285
'T sedert is 't schip de Goude Leeuw, van Batavia vertrocken?
't beloop van syn cai^asoen wesende memorie, gelyck mede de car-
gasoenen van twee andere schepen, die dagelycx van de cust van
Coromandel en Snratten verwacht werden, moeten van voors. ƒ5,239,000
getrocken werden, welcke te samen gissen (Mntrent f 550,000 bedra-
gen sal ; resteert 't capitael in Indie omtrent f 4,689,000. Hierby
moet weder gedaen werden 't capitael door UEd. met de schepen
Mackreel, Middelburg, Leyden (en vier anderen) naer Indie ge*
sonden, in gout, silver en coopmanschappen , bedragende omtrent
ƒ 1,420,000, in vouge dat alle de eflfecten tegenwoordich in Indie
wesende, daer de Comp. retouren van te verwachten heeft, bedra-
ghen omtrent een en sestich tonnen gout {f 6, 100,000.)
lek ben lange seer genegen geweest , naer 't vaderlandt te keeren ,
gelyck UEd. overlange geadviseert hebbe, 't jaer 1621 had sulcx
vast voorgenomen, maer bleeff doen naer, vermits de spraecke sterck
liep, dat de Mattaram alsdoen voorgenomen had, een tocht op Ban-
tam off Batavia te doen; doch principalyck om ordre op den tocht
naer China en verscheyden andere saecken van importantie voor myn
vertreck te stellen , om alles in soo goeden standt te laten , als eenich-
sints doénlyck was; welck UEd. gelieve te goede te houden.
De staet van Indien , door Gods genade in soo goeden standt ge-
bracht wesende , alsvoren verhaelt is , hebben wy den raedt ons voor-
nemen verclaert, en verthoont UEd. ordre van 4 Merty 1621, tot
electie van eenen provisionelen successeur op ons vertreck, in 'tGe-
nerael Gouvernement van Indien, gegeven. Wy hadden tot dese
verkiesinge van langerhandt, d'advysen van de absente Gouverneurs
en Kaden van Indie gesloten vergadert, dese en d'advysen van de
presente Raden van Indie den 23 January 1623 geopent en gelcfiten
synde, is met eenparige stemmen (uytgesondert alleen de Gouvr.
Willem van Antzen, die daertoe Hermen van Speult verkoos) goet-
gevonden dat het Generael Gouvernement tot U Ed. approbatie by
provisie, den Ed. Pieter de Cai'pentier, Raedt van Indien ende Di-
recteur Generael, bevelen souden; gelyck de Heeren per resolutie
van 23 January 1623 connen sien. Volgens dese verkiesinge hebben
wy voors. Pieter de Carpentier behoorlyck commissie gegeven, en
syn Ed. primo February 1623, by provisie tot U Ed. naerder order
als Gouverneur Generael over den staet van de Comp. der Ver. Ne-
284
derlanden in Indien doen proclameren en geanthoriseert. D' Almogende
Godt geve, dat snlcx tot welstandt van de Comp. en de Landen ge-
dye. Wat advys off instractie de Oenerael Carpentier gelaten hebbe
sal U Ed. sien per nevensgaende van gelycken inhonde; gedateert
vliP. January 1623 ^ Nadat voors. P. de
Carpentier in 't Generael Gonvemement gestelt hadden, syn wy den
2^*^ February 1623 van Batavia naer 't vaderlandt vertrocken, enz.
XLV. V£BBAAL, GEHOUDEN DOOB Db. DE HaAN, ALS AFG£ZAI7T
TAN DEN GoFVEBNBUB-GbNEBABIi JaN FiETEBSZ. CoEN,
NAMENS DE VeB. OoST-InD. CoMP. AAN DEN Pa-
nembauan van Matabam, in 1622.
Joomael ende geschiedenissen op de reyse naer
den Mataram ofte Fangaran Angalagga ^, begin-
nende den 24»» Junij, eyndigende den . . Sep-
tember 1622.
Jnni 1622.
24 Juny, syn wy van Batavia t'seyl gegaen met 't jacht St. Lau-
rens , om onse reyse naer Charabon ende Togal te vervoorderen ^.
25 ende 26 diito enz
27 ditto, een goede coelte gehadt wt den lande, syn ontrent Pa-
mannck ^ gecomen.
28 ditto, enz
Primo Julins, ontrent den middagh voor Charabon gearriveert, is
J Ik behoef dit advies hier niet mede te deelen, omdat het reeds door mi) q ge-
achten ambtgenoot, den heer P. A. Leape, geplaatst is in de werken van het Historisch
genootschap, te Utrecht, en wel in de Kronijk, 9^. Jaargang 1853, bladz. 67 en vol-
gende. Oe heer Leupe zag destjjds slechts eene kop\j van het stnk, eerst later had
h\j gelegenheid het oorspronkelijke op het R\|ks- archief aan te treffen en daarbij op
te merken, dat in de copij eenige onnaanwkeurigheden waren ingeslopen, welke even-
wel van geen zeer groot gewigt zijn.
> Fangéran Ing-Ngala^ra, Vorst-Legerhoofd. Hij die in 1622 op den troon van
Mataram zat, was vermoedelijk Panembahan Agoeng-SenHpati-ing-Ngalaga-Ngabdoer-
rahman, die, zoo als uit stnkken van het Oud-Kol. Archief blQkt, omstreeks 1625
den titel aannam van Soesoehnan, Apostel (van den islam).
* Cheribon en Tegal.
" Pamanoekan.
28iJ
ons int seylen met 2 praeuwen aen boort gecomen Qniej Lura ^ van
Tegal, dewelcke ons 3 daegen tot Charabon verwacht hadde, ver-
haelende den Coninck aengedient te hebben, wy eenenbrieffaenhem
van Syne E. hadden, ende soo 't scheen dat desen Qnieij Lura den
inhout van den brieff tot Batavia eenighsins verstaen hadde , te we-
ten om de schnlden te innen van de Chinesen, hadde den Coninck
hem geantwoort de Chinesen te doen betaelen ende dat deselve op-
gebracht badden ontrent 1000 rcaelen van achten, ende datter aen
ontbreecken sonde 3 a 400 reaelen, welcke voors. penningen wy int
wederom comen van den Mataram bequamelyck souden connen eysschen.
Dieselffde ditto, is ons aen boort gecomen den Sabandaer ende
Vicoza, hebben Vicoza den brieff behandicht, versochten 1 a 2 orang-
baycq ^ te mogen met haar aen landt gaen by den jongen Coninck ,
dewelcke haer dede roepen, is sulcx geschiet ende syn derwaerts
gegaen P. van der Eist ende M. Wiltschut; aen landt by hem co-
mende hebben hem aengedient eenen brieff te hebben aen den Co-
ninck ende den inhout niet wetende, heeft haer wel getrackteert ende
antwoorde haer den Pangaran Ratou ^ op de jacht naer Pontong
Java * te syn om harten te vangen j ende dat hy op morgen in Syn
Conincklycke hoff sonde wesen.
Aengaende Vicoza enz • .
2 July, is ons des morgens aen boort gecomen den Sabandar van
Charabon, wt last van den ouden Coninck, om den brieff ende de
schenckagie te haelen, dewelcke des nachts thuys gecomen was,
hebben derhalven ons gereet gemaeckt ende met onse boot aen landt
gevaeren, ende eerlyck int hoff by den ouden Coningh gebrocht.
Int hoff coomende wiert gebootschapt, wy souden binnen coomen
met alle onse suite , onder andere quamen eerst int hoff by d'eerste
balley, daer was den jongen Coninck met 2 andere jonge quanten ,
die dicht by malkandren saten, ende voorts veel andere Orang-
qiays ^, geboot den jongen Coninck ons neder te sitten, tegens hem
Kiai Loerah, Overste van eene landstreek.
Orang bsgikh, goede, deugdzame lieden.
Pangéran Ratoe.
Poenlgak Tjaï ?
Orang Kiai.
.•
•286
over op een mattieii, met alle onse soldaten ende Etnite, in haei vc
geweer, verwachtende dat den ouden Coninck ons sonde ontbiede
riep onder andere den jongen Coninck my alleen bQ hem, Vic
ende den Sabandaer present wesende, vraechde off wy wilden na^
den Mataram reysen, antwoorden hem onse meyninge sülcx te v4
sen, alsoo hy Syne E. selffs ontboden hadde ende Syne E. niet
te passé en was; oock gantsch geoccnpeert met de 60 aencomed
schepen wt 't Vaderlandt. waervan aireede 7 a 8 tot Batavia ge
riveert waeren, andersins Syne E. van meyninge was selfiis te
men. Waerop hy antwoorde byaldien Syne E. op een ander tydt vanl
den Mataram ontbooden wiert ofte hy wel sonde coomen, antwoorde
hem dat snlcx in Syne E. believen stondt, ende ick niet en wist)
watter sonde connen geschieden; liet my mede vraeghen door Yicoza
oft de Heer Oenerael wel gesint waere een jaerlycksen tribayt aeul
den Mataram te willen contribneren, antwoorde hem snlcx niet te-
weten; vraechde mede hoe den oorlogh van Bantam tegenwoordigli
was, antwoorde hem dat wy met haer noyt geen offensive oorlogb
gehadt hadden, maer defensive, ende byaldien Syne E. met haer
oorlogh wilde voeren daer andere middelen inne soude ghebmycken,
twelck noyt tot desen tyt geschiet was.
, Syn wy datelyck binnen met ons 3n (te weten, ick, Pieter van
der Eist ende M. Wiltschnt) van den onden Coninck ontbooden, de
resterende van onse snite bleven ter plaetse bovengenoemt, den jon-
gen Coninck ginck voor, daemaer wy 3, volghden ons eenighe van
de principaele oranqnieays achtemaer; binnen coomende leverden
den brieff van Syne E. aen den ouden Coninck, liet se pnblycqvoor
ons alle overlnyt lesen, verstaen hebbende den inhondt des briefis van
Syne E., antwoorde dat het een yeder vry stont in syn gebiet de
schulden te eysschen, ende ten laetsten antwoorde haer te doen be-
taelen, 'soo haest wy wederom van Togal souden coomen.
Verhaelende onder andere wel begerigh te wesen om een HoUant-
vrouwe te sien, dat se derwaerts eens met haer man mocht gesonden
worden om te handelen, ende alsdan haer te mogen sien. Oock dat
hy geeme een van de gesondene Goseratsche peerden soude be-
geren, indien Syne E. daer een van wilde vercoopen, waerop hem
antwoorde dat se noch heel ongesien ende ongeleert waeren, doch
watter van soude syn, soude d'wtcompste van Syne E. verwachten.
••
287
; m De schenckagie als per resolutie bedi*aegende B. 41 van achten
^ii5j(ij,aen goederen, is hen soo 't scheen aengenaem geweest, begaefde
>^2i^ï ons weder met 10 a 12 clappusnooten, 15 groote Chinese orange-
offr appelen, een deel watermeloenen, snyckerriet, siri pinangh, voorts
r
^^,^een andere woorden gebruyckende. Was een man van gedaente,
, i;^ out wel 80 jaren, clein van gestalte ende onsienlyck, hielt hem
j^ ^ altoos binnen ende en qnam niet buyten op de passeban pitsiaeren ^
, r^ hebben met aller eerbiedicheyt onse affscheyt van hem genoomen
tot onse wedercompste van de Mataram, om de schalden alsdan
naer syn beloffte te becoomen , verhaelde van geen andere dingen.
Syn wederomme buyten vertrocken, Vicoza ende den Sabandaer
accompagnerende, quamen int huys van Vicoza om d'andere schenc-
kagie aen den jongen Coninck te behandigen, twelck aldaer ten
hnyse gebrocht wiert, ende syn alsoo derwaert naer den jongen
Coninck toegegaen, hebben hem die overgelevert met behoorlycke
eerbiedinge, hem mondelinge seggende Syne E. hem sulcx tot een
gedachtenisse sondt, ende al waeren de gaeven cleyn dat hy noch-
tans Syne E. goede harte daeraen.conde kennen. Heeft deselve in
danck aengenomen, Syne E. bedanckende, afi^meerde mede, dat de
schulden van de Chineesen souden voldaen worden, waertoe hy syn
beste soude doen; syn mede met een eerlyck affscheyt van hem
vertrocken ende alsoo aen boort gevaeren, om snachts als de lan-
delycke windt waeyde, naer Togal te seylen. Is daema Vicpza,
ende den Sabandar aen boort gecomen, hebben Vicoza, alsoo hy
ons versche visch ende andere dingen aen boort gebracht hadde,
vereert een tapichiudes met een goelongh, ende den Sabandaer die
ons scheen toegedaen te wesen met 2- goelongs ende 1 tapichindes ,
verhalende voorts dat den Coningh niet wel genoomen hadde, dat
wy eerst tot Charabon quaemen, naerdien den Radja Angalagga , ons
ontbooden hadde, ende dat hy voor hem vereert was, twelck oock
schynlyck scheen te wesen naer ons ooghmerck, ende Vicoza ver-
haelde dat het seecker was Radja Angalagga Syn E. ontboden te
hebben ende sulcx sonder twyffel ende waraghtigh te syn (soo hy
verstaen hadde) den brieff wt last van Radja Angalagga door den
Tommagon van Togal aen Syne E. geschreven te zyn; des nachts
syn t'seyl gegaen om ons reyse naer Togal te vervoorderen.
*■ FasejiMUi bijj&ra, op de opene gaanderij of gehoorzaal beoraadslageu.
i88
3 ende 4 Jnlins enz
'5 ditto, tegen den middagh, syn wy op dereede voor Togaigearri-
veert y quaemen aen ons boort verscheyden oranqniays, seggende van
den Tommagon * gesonden te syn, ende dat alle dingen gereet ge-
maeckt waeren, dat wy datelyek by hem sonden coomen, hebben
derhalren snlcx niet connen affislaen, .der^^aerts gaende met onse
suite, syn eerlyck ontfangen met ontrent .20 paerden ende ontrent
60 a 70 mannen te voet, ende ontrent 10 a 12 mannen met piecken
van den Tommagon gingen voor, de gongen Inyden in plaets van
clocken, ende alsoo syn met de schenckagie van Syne E. naer voren
gereden, was een cleyn myll van den zeecwt. Daer den Tommagon
woont, is een open dorp, groot ontrent 3 a 400 huysen, syn bij hem
gecomen tegens den avont, ons eerlyck onthaelende , geboot ons neder
te sitten tegens hem over, onder syn balley op een mattien^ seyde
ons den brieff van Syne E. door Quiey Lura ontfangen te hebben
ende den inhont verstaen, dat Syne E. niet wel te passé en was,
ende tegenwoordigh* geoccnpeert met de nienwe aencomende schepen
wt tvaderlandt, om hier ende daer te versenden, antwoorde tselve
waer te wesen' ende ten waere snlcx niet belet hadde, sonde selffs
in persoon gecomen hebben, daerom hy eenige van syne gecommit-
teerde derwaerts sondt, om te vernemen wat Radja Angalagga gelieffde
te seggen, ende dat wy hem naer gelegentheyt der saecken sonden
contenteren, antwoorde dat Radja Angalagga snlcx van harten begeerde ,
willende van groote gewichtige saecken spreecken, ende tot solcken
intentie door last van Radja Angalagga, hy Syne E. ontboden hadde.
Hebben de schenckagie van Syne E. aen den Tommagon van
Togal'behandicht, heeft deselve soo 't scheen in danck aengenomen,
Syne E. daervoor bedanckende.
GaflF daemaer last aen synen broeder, dat hy ons in syn hnys
sonde logeren, syn derhalven met hem gegaen, ende aldaer wiert
ons goet tractament gedaen. Onder 't praeten met desen broeder
ontrent 8 uren in den avont , quam den Tommagon in persoon geac-
compagneert met ontrent 14 vrouwen by ons, verhaelende dat alles
sonder twyflfel wel sonde succederen by den Radja Angalagga. Vraechde
off wy geenen brieff aen hem en hadden, antwoorde, dat het geen
Toemenggoengt titel van den regent of Boepati van een regentschap of landstreek.
t^9
maniere en vr«8 een brieff aen' yemandt te brengen, die een ander
ontbiet,. ende dat wy verwachten wat Radja Angalagga te icggen
hadde, dat wQ hem daerop sonde goede antwoorde geven; onder
andere seyde hy, dat hy eenen brieffsondeschryvenaendenMataram,
daerinne verhaelende tgeene Syne E. aen hem geschreven badderende
dat hy self& in persoon met ons naer den Mataram sonde reysen,
ende wy souden van gelycken den brieff^ die hy aen den Mataram
sont , in onse tale mede schryven om by ons te hebben. Waerop wy
hem antwoorden, dat hy daerin sonde doen naer syn welgevallen ,
vraeghde wat schenckagie wy aen den Mataram hadden, antwoorden
hem dat wy een eerlycke schenckagie van Syne E. medegebracht
hadden, om aen Radja Angalagga te behandigen; was soo 't scheen
begerigh om te weten wat het al voor goet was, antwoorden hem
eenighe fraycheden; syn alsoo gescheyden. Is wederom naer syn
hnys vertrocken om te gaen slaepen, een eerlyck affscheyt nemende,
syn daer tot syn broeders huys gebleven, ende liet datelyck, naer 't
vertreck van den Tommagon, eten opdraegen om te gaen eeten , ende
den Tommagons broeder at selffs in persoon met ons, hadden eenighe
discoursen van Suckadana, van den Tommagon vanKendal, Boroxa,
dat het Syne Conincklycke Majesteits last niet en was geweest om
»
Suckadana t'eenemael inne te nemen, maer haer met dreygementen
onder syn gebiet ende jaerlycx tribuyt te brengen, was derhalven
gesint (alsoo d'onde ende jonge Coninginne in syn handen waeren)
haer wederom tot Suckadana in voorgaende possessie te stellen; de
Mataram hadde int innemen van Suckadana verlooren 300 mannen
ende 400 die deerlyck met spatten gequest waeren, soodatter dagelycx
3 a 4 van storven door de vergiftige pijlen, enz
8 ditto, aen landt gevaeren om met den Tommagong te handelen
van syne ende onse reyse, is anders niet wtgerecht dan beslooten
op den 13" deser des morgens te verlrecken, ende syn alsoo des
nachts aen landt gebleven.
9 Julius, syn wy tegens den avont aen boort gevaeren, om de
goederen, die per schenckagie souden gaen naer den Mataram te
packen, ende voorder onse dingen, die wy op den wegh van noode
sonde hebben, mede te nemen.
10 ditto, met malkandren consulterende, om onse reyse naer den
Mataram te vervoorderen , alsoo wy niet en conden bespooren dan dat
IV. 19
290
siilckx waerBchynljck scheen te wesen, is op dien dagh goel^iron*
den Radja Angalagga een schenckagie van ontrent .R>>. 780 aen ver-
scheydene goederen, die wy mede gebracht hebben , te vereeren, en
een deel goets oock mede te nemen om by den Mataram coomende,
tsy te vercoopen oft aen eenige groote M". naer gelegentheyt te ver-
eeren, ende mede een deel goets ten hnyse yan den Tómmagon tot
onse wedercompste te laten, om alsdan ten proffyte van de Comp.
vercocht ie mc^en worden, mede alsoo verstonden onse reyse naer
den Mataram wel een maent sonde aendraegen, vonden goet 't jacht
opt spoedichste naer Batavia te senden, om Syne E. van alles te
verwittigen; syn desen dagh aen boort besigh geweest met packen.
11 ditto, zyn besigh geweest om Syne E. van alles t'adviseren
ende de brieven claer te maecken.
12 ditto, des morgens met onse bagagie ende goederen gelyck
aen landt gevaeren ei^e in des Tommagons broeders hnys gebrocht,
syn datelyck de goederen, die gepackt waeren, aen de Javanen ge-
geven, om wel drooge ende opt beste te bewaeren, ende onse goe-
deren, mede de resterende, gaeven in syne handen gepackt om tot
onse wedercompste te bewaren, twelck hy geeme dede, ende seyde
dat wy daer geen sorgh voor behoeffden te hebben, alles sonde tot
onse wedercompste wel bewaert worden; hebben des avonts de brie-
ven aen Syne E. den schipper vant jacht gegeven, om soo haest
den wint goet was, naer Batavia te seylen, opt spoedichste, alsoo
wy op morgen onse reyse aennemen naer den Mataram.
13 Julins, des morgens ontrent 7 nren syn met ons lln door den
Tommagons broeder ontbooden, om onse reyse alsvooren geseyt is,
aen te vangen. Int wtgaen vernamen den Tómmagon met alle syn
volck , dat hy mede sonde nemen , vooniyt , waeren ontrent 40 paerden,
20 met piecken, daema volghden 10 Javaenen met schilden, den
Tómmagon reet tnsschen de piecken ende schilden, daer waer voor
ons elfPv^en oock 11 paerden bestelt, gingen daerop sitten endereden
hem soo naer, langhs de reviere van Togal, ontrent halffwegen de
strandt ende Togal reden wy over de reviere ende sloegen bosch-
waerts in tot op de strandt. Wy reden langhs deselve, alwaer van
ons scheyden ontrent 10 oranquiays te paerde, die den Tómmagon
geaccompagneert hadden, wt Togal, naemen aldaer haer aflbcheyt
van hem ende, wy reden voort langhs de strandt met ontrent 300
291
mannen, soo te voet als te paerde^ reysden dien dagh tot ontren
den middagh 4 mylen, aldaer was een hnys van stroo gemaeckt om
dien naeht inne te logeren, ende bleven aldaer snachts met alle 't
volck; wiert dien naermiddagh dat wy daer rusten een hart gevan-
gen ende by ons gebraght, aten dien avont daervan, hebben dien
dagh geen sonderlinge woorden met den Tommagon gehadt.
14 ditto. Des morgens met den dageraet reden met de voorge-
noemde tronpe, wederom langhs de strandt, alwaer wy 3 verscheydene
revieren ontmoeten, dan geene dorpen ofte huysen vernomen, 3 my-
len gereden hebbende sloegen bosehwaert in door een groote reviere ,
vooraen ontrent \ ure rydens was 't morassigh, daemaer hoochende
schoon landt; 1^ ure rydens daemaer qnaemen in een dorp ge-
naempt Somber ^, alwaer wy dien nacht souden logeren. Dit Som-
ber is een dorp van ontrent 200 huysen, staet onder 't gebiet van
den oom van Pangaran Angalagga, hééft ^een clappusnooten, noch
pinanghboomen, geen reviere van versch water, dan behelpen haer
met cnylen te graven in d'aerde, daer compt waeter wt, doch is
een weinich brack, generen haer met rys te planten, waertoe sy
goede gelegentheyt hebben, hebben geen sonderlinge reden met den
Tommagon gehadt.
15 ditto. Des morgens met den daghe van Somber vertrocken,
vernamen dat dit dorp voor ons verssche paerden ende voetvolck
(om de schenckagie aen den Mataram ende daer benelfens onse ba-
gagie te draeghen) mosten verschaffen, om 't volck van Togal te
ontlasten, syn alsoo wederom door 't bosch ende schoone wegen ge-
trocken, tot omtrent den middagh, quamen aldaer in een dorp ge-
naempt Pamalangh ^ alwaer wy dien nacht souden logeren. Den
Tommagon seyde my dat hy soo lancksaem moste reysen om 't volck
dat de bagagie droegh, dat deselve gemackelyck souden connen Vol-
gen, ende oock omdat de sonne alsdoen op 't heetste was, waerop
ick hem antwoorde, dat hy hier inne syn believe conde doen. Dit
Pamalangh is eertyts een Coninckryck op sich selffs geweest ende
een groote sladt, doch nu een open vleck met ontrent 200 huysen,
dan noch eenige huysen de reviere op, die wy niet conden tellen ,
heeft een seer schoone reviere, groot maer ondicg;), loopt in^^CyWiUi
^ Soember, dorp ia Cheribon, district Losari.
* Pamalang, thans eene adsutent-residentie in TagaL
292
eertyts een coopstadt doen de Portugesen op Java handelden, hier
vonden veel hananasboomeni ^ maer weinich clappnsboomeny alsoo
het t'eenemael van den Mataram in tyden van oorlogh is verdestrueert,
Btont mede onder 't gebiet van den oom van Pangaran Angalagga,
aldaer was eenen Qniej Lnra gestelt van synent wegen , die 't opperste
gebiet hadde. Is alsdoen niet anders gepasseert, dan wel op de
Javaensche maniere onthaelt, reysden dien dagh naer gissinge ontrent
4 mylen styff.
16 JnlinS; 's morgens ontrent voor sonnen opganek van Pamalangh
vertrocken, alwaer se de voorgaende Javaenen ende paerden mosten
ontlasten y ende syn alsoo boschwaerts innegereden, ontrent 3 mylen
gereden hebbende, qnamen in een dorp genaempt Wirade^a, ^ daer
waeren ontrent 50 hnysen. Dit Wira-de^a is een dorp, de stadt leyt
een weinich naer 't geberghte, ontrent 4 ^^ gaens, heeft een schoone
reviere, aldaer wierden int overvaren van de reviere versche paerden
bestelt, ende reden alsoo voorts, eensdeels door 't bosch ende eens-
deels door schoone plaetsen, daer veel rys gesaeyt was, waeren oock
eenige clappus- ende bananasboomen, doch niet seer veel. Ontrent
2 mylen gereden hebbende, quaemen in een dorp genaempt Peca-
longangh, alwaer wy dien nacht sonden logeren. Dit Pecalongan
heeft oock een seer schoone riviere loopende in zee, van daer ontrent
^ dag reisens heeft seer veel clappusnooten in voller abondantie,
met veel saylant om rys te planten; dit volck 7301 altemael slaven
van den Pangaran Madnra Radja ' ende moeten in tyde van oor-
logh alle te gelyck op, sonder haer salaris te geven, behalven eenighe
die t'huys blyven om de vrouwen ende kinderen te bewaeren. Ditto
des avonte over de maeltyt, alsoo wy met den Tommagon wt een
schootel met rys aten, ende des middaeghs alleen doordien 't syn
vasten was, vielen eenige discoursen van die plaetsen ende gele-
gentheyt vant volck, dat aen d'andre syde vant geberghte woont ,
oft die oock slaeven waeren, antwoorde dat die mardickers waeren
ende jaerlyks tribnyt aen den Mataram gaeven in clapposolye ofk
geldt 9 alsoo daer veele clappnsboomen waeren, geneerden haer met
- ' l^ang.
» Wira-désa, districta-hoofdplaat» in PékalongAn.
» Pangéran Mandoero rectjo, Jav. vorstelijke titel, welke voigen* den heer Winter
beteekeat: 'Bestendig niendemke vont."
295
olye daenran te maecken ende vercochten die aen geldt, daennede
behaelden sy haer tribuyt ende waeren niet gebonden ten oorlogh
te gaen.
17 Jnlins, des morgens , van Pacalongan alsvooren voortgereden ,
door versebeidene cleine revieren beel ondiep ende steenagbtigb , rontom
veel clappnsboomen ende saeylandt van rys , qnaemen aen 3 verscbey-
dene eleine dorpen , daer wy door passeerden, met ontrent 5 a 6
deyne sprajrten van revieren, qüaemen in een dorp, genaempt
Batangb ^, ontrent 3 mylen van Pacalongan, aldaer logeerden wy
des nacbts. Dit Batangb beeft mede een scboone rivier, docb wei-
nicb buysen, ontrent 200 met veel saylant van rys; syn daer des
nachts gebleven, omdat bet naeste dorp daer verre van daen lagb
ende de sonne beel beet sonde syn; voorder oock omdat bet volck
met de.bagagie niet en sonden connen volgen.
18 ditto des morgens, van Batangb met sonnescbjm gereden,
passeerde veel clappnsboomen ende verscbeyden loopende rivieren
opwaert naert gebercbte, vernamen ontallycke bamboesen, den wegb
seer moeyelyck op ende nederwaerts, dan vemaemen geen vrucbt-
baere boomen, dan wel wilde vrucbten onbequaem om tieten, de
wegen waeren doorgaens scboon affgebouwen ende over de rivieren
ende morasscben waeren bmggben tegens onse compste gemaect, te
weten onder van balcken ende daer van gevlocbten riet een decksel
over, seer beqnaem om over te comen, qnaemen ontrent den mid-
dagb in een groot dorp, genaempt Suba *, gelegen in een valleye
rontomme van 't gebercbte beslooten, daer sonden wy des nacbts
logeren enz
19 Julins des morgens, van Saba met den dagberaet, wederom
met alle de peerden ende voetvolck vertrocken, qnamen ontrent 11
uren in een dorp, genaempt Pakis *, alwaer wy dien volgenden
nacbt sonden logeren, ontrent 12 nren op den middacb vernam den
Tommagon Boroxa van Eendal, boe de Koninck niet wel te vreden
en was over de goederen ende diamanten, die by in 't veroveren
van Snckadana gecregen badde, ende dat by bem leugens wys ge-
*■ Batang , tegenwoordig hoofdplaats van een regentschap , ligt ongeveer op 6
palen van Pékalongan.
* Soeha, district-hooMpIaats in Pékalongan.
' Pakkies , de plaats van dit Pakkies durf ik niet te bepalen.
294
raaeckt hadde, dat hy geen diamanten meer gehadt en hadde,
ak. hy aen den Mataram gelevert en badde, daer den Coninck
nochtans beter van wiste, want hy hadde sulcx yerstaen wt den
mont van de Coninginne van Snccadana selfBsi, datter veel meer
mosten wesen.
Denselffden ditto, verhaelde my den Tommagon van des Comp«.
goederen van Snekadana, hoe dal het daermede gegaen was, seyde
het seecker ende waer te syn, dat ons volck thuys selfis in brandt
gesteecken hadden, ende waeren alsoo gevlucht, doch int branden
waeren de dienaers van den Tommagon Boroza int hnys gecomen,
ende hadden enige kistkens met yser beslaegen gevcmden ende geopent,
daer was inne 5 gantangh sandtgoudt ende noch een kist met 5000
realen in contant, met eenigh root scharlaecken ende andere kleederen,
de qnantiteyt hiervan niet wetende, dit alles hadde den Tommagon
Boroza ^ met hem naer Rendal genomen, dan hadden geen diamanten
vemoomen enz. .-
Dit dorp Pakis is mede een cleen dorp met weinich clappusboomen
versien, dan leyt in een groote valeye heel langh, daer veel ri)s stont ,
reysden dien dagh ontrent 4 mylen bergh op ende neder, ons ont-
moeten verscheyden rivieren daer wy doorreden, tusschen Suba ende
Pakis laegen noch 5 a 6 cleine dorpen aen de rechte handt naer 't
geberghte, die wy van verre saegen, 't landt was met ontallycke
menichte van rys besaeyt, doch vemaemen niet veel volck.
20 Julins des morgens, wederom van Pakis vertrocken, oostwaert
aen door't geberghte, aen de rechte handt streckte hem de valleye
noch van ÏPakis ontrent 1| mijl, daer veel rys stpndt , quaemen naerdat
wy 3 a 4 mylen gereden hadden op de hoochte van Kendal,^ ende
sloegen alsdoen boschwaert in naer 't geberghte, daer was eenen
seer hooghen bergh daer wy over mosten, ^ gingen alsdoen van de
paerden door de schrickelycke steylte, de paerden hadden sooveele
te doen met haer ledige lyfF om daerop te comen als sy doen mochten
ende wy oock, clommen op handen ende voeten alsoo naer boven.
Hierover coomende ontrent een myle weeghs was noch een cleen
^ Boe-raksa of Boe-reksa , landbeschermer.
* Wordt hier liet landschap Keadal of wel deherg Kendal, een oude Terhevings-
krater hedoeld P Be stad Kendal kan het moe^d^k s\^ii geweest.
* Vermoedel^k het Sjieag-gehergte.
295
dorp f saegen we3rnich ryslandi, reden alsdoen eenen geer moeyelycken
wegh bergh op ende neder, met verscheydencleyne revieren, quaemen
ontrent den middagh in een dorp genaempt Tralangong, ^ daer wy
dien nacht souden logeren., reysden dien dagh ontrent 4 mylen, aldaer
comende was een schoone gelegentheyt voor ons bereyt. Tralangong
is een dorp van ontrent 200 huysen, met veel ryslant rontomme
besaeyt, ende hier en daer verscheydene andere dorpen.
21 ditto, des morgens, met den daghe wederom vertrocken bergh
op ende neder, een seer moeyelycken wegh, qnamen ontrent naer3
mylen rydens, op een plaetse daer een viercante plaets was, ront-
omme met swalpen'^beset; daer lagh de wachte van Pangaran An-
galagga, daer alle tvolck moste door passeeren, die van den Mataram
ende andere omliggende vlecken naer den zeestrandt wilden, ende
er vermochten geen peerden, koyen, buffels, noch vrouwen door te
laten , sonder een brieffken te hebben van de plaets daer se die ge-
cocht hadden. Tusschen dit voorverhaelde dorp ende dese plaets
ontmoeteden ons menichte van volck, die gelaeden waeren met alder-
hande goederen, reden voort ende quamen in een dorp genaempt
Tatiam ^ daer den Tommagon t'sandaelen hout ende de kiste vont
ende hadde daer wel 3 daegen geweest, was seer verstoort omdat
het volck van dat dorp het niet en hadden voortgedraeghen, liet da-
t^lyck den oversten gebonden by hem brengen ende settense soo aen •
paelen gebonden met rottingen , onder andere was er een Javaen, die de
cris wthaelde int vangen van syn volck ende wilde amoc spelen,
sloegen hem heftelyck met stocken , soodat hy deerlyck aen syn hooft
gequest wiert ende alsoo gebonden, daemaer soo wierden d'andere
los gelaeten ende den eenen, die soo gequest was met een van des
Tommagons eygen slaeven, die met dit goet was gegaen ende niet
vervoordert hadde, dat het voortgedraegen wiert, wierden daer in
hechtenisse aen den oversten door last van den Tommagon gelaten,
tot naerder ordre van hem, alsoo hy den Eeyser sulcx aendienen
soude. Datelyck quaemen ontrent 100 mannen om dit goet te drae-
gen, gingen datelyck te paerde ende quaemen ontrent 12 uren in •
' IJatoer-Lsngong P op de topograpUsclie kaart der residentie Kadoe T^nüeld o^
deo w^ naar Flantoengan ? '
* Dit dorp weet ik niet te bepalen, de naam is kenneiDk oern^t.
206
een dorp genaempt Juma ^, daer wy dien' nacht souden logeren.
Van de TOorn. plaets daer wy den voorgaenden nacht logeerden tot
dit dorp was ontallycke menichte van rys gesaeyt, den geheelen
wegh over; wy deden desen dagh ontrent 6 mylen, ende lieten S'.
Wiltschnt aldaer, alsoo swaerlyck cranck was, ende niet over wegh
conde coomen door den heftigen bloetganck, ginck in een etmaelwel
30 reysen ter camer, lieten mede by hem 2 yan onse swarten ende
gaven hem 10 R. contant , 2 cain goelongs ende een catti amphion
om aldaer syn gemack ende rost te hebben tot onse wedercompste ^
oft by aldien het beter werde sonde hy ons volgen; daer wierden
oock 3 a 4 Javaenen van des Tommagons voEck aldaer belast om
goede opsicht op hem te nemen.
22 Jnlins, des morgens, wederom van Juma vertrocken, vernamen
rontom veele cleyne dorpen ende overal ontallycke menichte van rys ,
daer se mede doende waeren om in de hnysen te brengen , was ront-
omme een seer schoon landt, ons ontmoeteden aldaer langhs den
wegh menichte van volck al geladen met goet, oock vernamen veel
paerden, koyen ende buffels by menighte ende quaemen ontrent den
middagh in een dorp genaempt t^akiswieringh ^. Dit Pakiswieringh
is een cleen dorp sonder clappnsboomen, daer souden wy logeren;
aldaer wesende quam den Tommagon by my ende seyde , dat hy van
sins waere op moigen heel vroech voorwt naer den Mataram te tree-
ken, om hem mondelinghe onse compste aen te dienen, waerop hem
antwoorde, dat hy daerinne syn welgevallen cost doen, onder andere
seyde mede, als ick by den Mataram quam, eerst soude hoeren wat
hy te seggen hadde, ende dat van geenige dingen soude mentie
maecken, te weten van Suckadana off yet anders, dan dat den Ma-
taram souden betien (?) laten, hy soude sulcx wt syn eygen selff
wel verhaelen* Waerop hem antwoorde , dat wy daerinne souden doen
hetgeene ons daerinne te doene stondt, verhaelde mede dat hy op
seeckeren tyt by den Mataram was, ende den Olnballangh ^ van
Japara was daermede ende reden te paerde als oft se toumoyden,
dat daer een brieff quam van Japara aen Quiey de Mang Laxaman-
' Djoemo, in de residentie Kadoe , regentschap Temuiggoeng , district Lempo^ang,
met Tfiiie van Nga-dixe4Jo.
» Pakldes , in Kadoe , distriet Ballak P
* Hoeloeb&lang , hoofdofficier , legerhoofd , ook yoorvechter.
29T
na ^ , dat de Hollanders aldaer 2 van syne joncken verbrandt had-
den ende 5 mannen dootgeslaegen. Desen Qniey de Mang gaff den
biieff aen den Mataram, denselven gaff se aen syne dienaers om te
bewaeren; daemaer als hy vant peert affginek las den brieff, ende
seyde , dat hy daeraen twyffelde off de Hollanders snlcx gedaen had-
den, geboot datelyck aen desen Tommagon van Togal, dat hy te
poste na Japara sonde gaen om te sien hoe 't daermede was, qnam
wederomme ende seyde dat het 2 joncken van Benjermassm waeren
ende niet des Olnballanghs joncken , dan de 5 mannen die daer doot
gebleven syn waeren van hem gesonden om te helpen, ende seyde
voorder aen den Mataram , dal die van Benjermassin onse groote vy-
anden waeren; dit is alsoo blyven steecken, seyde ons mede, als wy
by den Mataram qnaemen ende hy ons yet wat hart toesprack van
dingen, die gepasseert waeren, dat wy seggen souden , dat alles onder
hem stondt, soo d'Engelschen als wy; waerop hem antwoorde datwy
daerinne souden doen 't geene ons goet docht, ende den last volgen,
die wy van Syne E. hadden, syn alsoo gescheyden, wy deden desen
dagh ontrent 4 groote mylen.
23 Julius, des morgens ontrent 2 uren, is den Tommagon met
eenighe van syn volck voorwt gereden om dien dagh des avonts by
den Mataram te wesen, ende hem van onse compste verwittigen,
aldaer synde, sonde ons des anderen daeghs een poste senden, liet
by ons, twee van syne principalen, dese waeren Quiey Lura ende
Arcentacca ^ ende eenigh van sjm volck om ons te geleyden ende
bewaeren, met den dagh gingen te paerde met alle 't ander volck,
die 't goet ende onse bagagie droegen, passeerden een schoone wegh
mèt veel rys besaeyt, soo verre men sien conde ende veele dorpen,
oock veel bestiael, qnaemen in een dorp genaempt Piaman , daer wy
versche peerden gereet vonden, ende ander volk om de goederen te.
draegen, rede^ wederom van daer ende passeerden veel ryslandt
800 verre wy konden oversien, oock menichte van volck, die ons te
gemoet quaemen , gelaeden met goederen op haere schouders , qnaemen
ontrent ten 10 uren in een dorp, genaempt Tidar, * daer wy wat
^ Kiai DemoDg Lakhsam^aa , opperhoofd over de zeezaken , vlootvoogd.
* Ars-antaka, die bereid is in den dood te gaan, naam van een krijgaoverste.
* Tidar, dorp bg den berg Tidar in de residentie Kadoe, regentschap en district
Magelang.'
298
aten eiide reden, iiaer den eten/ wederom van daer/ saegen aen
beyde syden van ons veele dorpen hij menichten ende veel vee
qnamen ontrent 2 uren daemaer in een dorp genaempt Snkerbe, ^
alwaer wy dien nacht souden logeren , dit was een groot dorp waervan
overste was eenen Quiey Lura ELnebee. '
24 JuliuSy des morgens, reden wederom van Sukerbe, vernamen
veele dorpen, aen aUe canten rontomme, ende ons ontmoeten veel
volcx by menichte, geladen met goederen ende onder andere veel
vrouwen, my wiert geseyt dat als de mannen wt waeren ter oorlogh,
dat de vrouwen ende kinderen de oost voor haer ende mans mosten
soecken. Hier overal was menicbte van rys, sooveel wy oversien
konden, dan vemaemen geen clappusboomenoftseerweynich, qnaemen
ontrent 10 uuren in een seer groot dorp genaempt Touraian, ^ daer
souden wy vernachten ende verwachten om bescheit van den Tommagon.
In 't incomen van dit groot dorp waeren Javaenen, die eerst onse
persoenen aen haeren Mr. Quiey du pati Mandura Radia ^ wilden
te kennen geven , ende onder anderen quam een jongen van de stadt
daer den Mataram leyt, dese jongen was een slaeve van den soone
van Quiey du pati Mandura Ra^ja, was gequest door buscmyt ende
wiert wederom gesonden aen synen vader om by hem geneesen te
worden. Wy vraechde hem wat nieuws ende oft tgeruchte van ons
aldaer was, antwoorde daervan niet gehoort te hebben, dan dat
Quiey du patj Madura Ra^a (soo haest de vasten wt was) wilde
met menicbte van volck naer Surbaya vertrecken, met 30 stucken
geschutt, ende souden oock medenemen de 3 .... tot Suckadana
verovert, dan die waeren noch tot Kendal ende souden opt spoedichste
herwaarts comen, syn voorder in ditto dorp gebleven tot dat van den
Tommagon ontbooden souden worden. In dit dorp waeren veel huisen,
dan weinich mansvolck, want alle 't volck was by den Mataram,
reysden dien dagh ontrent 3 mylen, door veel ryslandt ende dorpen,
rontomme seer schoon landt.
1 ' Ook de benaming van deze plaats weet ik niet tot den oorspronkelijken vorm
terug te brengen. Kan het z\jn Soomoketro , dorp^ in de residentie Kadoe , in het
zuidelijke distrikt RemamehP
* Ngabéi, titel van een hoofd, die een aantal andere hoofden onder zich heeft.
* Toeraljek of Toengangon of Joemaran P alle doipen in het district Sleinan van
Djo<jokarta.
^ Kiai Adipati (of Dipati) Mandoero rodjo.
299
25 ditte, ontrent naer den middagh wiert eenen expressen gesonden
van Pangaran Mandura Radja^ die het dorp toeqnam, dat sy ons
souden laten passeren, om naerder by de stadt te wesen, om als ons
den Ck>ninck Angalagga sonde' ontbieden, wy dicht by der handt
souden syn, reden ontrent 2 nren ende qnaemen in een dorp genaempt
Ariapamat; ^ bleven dien nacht aldaer; dit dorp was mede cleyn
ende onderweeghs vernamen desgelyckx veel andere dorpen rontom
ende veel ryslandt, met menighte van volck, die ons geladen ont-
moeteden.
26 Jnly, tegens den dagh ontrent 3 nren reden van Ariapamat
met maneschyn, qnaemen ontrent 9 nren voormiddagh in een dorp
genaempt Pingit, ^ daer wy souden blyven tot dat van den Coninck
ontboden wierden, saegen met den dagh menichte van mannen ende
vrouwen, geladen om hare coopmanschappen ter merckt te venten,
oock veel rys ende eleene dorpen, doch weynich clappnsboomen,
ontmoeten ons onderweeghs 4 carren geladen met padi ende rys,
daer gingen voor elcke carré 8bnffels, ingespannen op sulcken maniere
als 6 a 8 peerden in Hollandt voor de wagens ende coetsen gaen,
doch dese hadden maer 2 wielen ; ons ontmoeteden overal veel cleyne
revieren by menichte, onderweeghs qnam een man met eenen brieff
van Quiey Mandnra Ra^a, dat wij tot Tourayan niet souden ver-
toeven, maer opt spoedighste voortvaeren, om by der handt te wesen,
ende dat die van dat dorp ons souden laten passeren, denselven ditto
tegen den avont quam eenen expressen met eenen brieff van den
Tommagon van Togal aen Quiey Lnra ende Arcentacke , dat wy wel
te vreden souden wesen , dat hy den Eeizer'noch selffs niet gesproocken
en hadde, doordien hem thooft wat seer dede ende dat syn volck
goede opsicht op ons sonde hebben, dat ons van niemant geen over-
last gedaen wiert, dat hy desen dagh by den Coninck sonde gaen
ende ons daemaer snlcx laten weten, syn alsoo dien nacht daer
gebleven.
27 ditto, verstonden van Quiey Lura dat de Coninginne van
Suckadana hier in dit dorp Pingit haer logement hadde, doch in
* Deze plaats weet ik niet te bepalen.
* Pingit, deze plaats kan niet z^n Pingit in Salatiga; ik vennöed dat dit dorp
genaamd was Penging aan de rivier Djenes, op gningen alatand Tan het oade
Karta-Socra.
$00
bewaienderhandt vsn 't yolck van Rendal, ende dat se als de vasten
wt was, wederom naer Sackadana sonde vertrecken, eenige van
haere slaeven waeren al derwaerts vertrocken, bleven in dit dorp
dien nacht mede, om breeder bescheet te verwachten. Dit dorp heeft
een cleen begryp, dan veel dooi^anghs van d'omliggende plaetsen
om haere goederen naer de stadt ter marckt te brengen. Hier
qnamen door gepasseert die van Sabandangh ^j welcke ontrent een
maent onderweeghs geweest waeren, alle met goederen op haere
schenders geladen om in de stadt, genaempt Cartha, te vereoopen.
Vernamen mede veel karren, geladen met padi ende andere coop-
manschappen, voor de karren gingen 6 a 8 bnffels, saegen oock
veele groote m'". met kittesolen daerdoor passeren, onder andere
oock veel vrouwen die gedraegen wierden, waer dat naervolghde
een groeten oliphant daer een huysken op stondt, met eene vronwe
daerin, seyden ons, deselve een onlaballanghs vrouwe te ayn, die
naer haer hoffstede ende ryslant reet.
28 Julius, niet sonderlinge gepasseert, dan vertoeffden in dit dorp
Pingit op bescheet van den Tommagon, vemaemen hier noch groote
menichte van volck door dit dorp passerende met haere coopman-
schappen, mitsgaders veel gelaeden carren.
29 ditto, wiert Qiney Lura ontbooden van den Tommagon tot
Cartha ^ ende quam tegens den avont wederom, seyde dat den
Tommagon by den Coninck geweest waere, ende dat hy ons hadde
geroepen, dan alsoo het iegenwoordigh syn vasten wajs, dat wy in
dit dorp Pingit souden vertoeven totdat de vasteh wt waere, waertoe
noch 9 a 10 daegen waeren ; denselven Quiey Lura bracht eenen
brieff aen my van Wiltschut, die wy sieckelyck onderweeghs tot
Juma gelaten hadden, waerinne hy versocht wederom naer Togal
te mogen keeren, twelck wy goetvonden. Onder dese dingen, seyde
Quiey Lura dat wy op een ander plaets in dit dorp souden logeren,
alsoo wy daer dicht by den wegh waeren ende van veel volck ge-
sien wierden , die daer langhs passeerden ende den Coninck ons nocb
niet gesien en hadde. Quiey Lura brocht mede een memoriken
van den Tommagon, daerinne stondt dat hy van sins waere byd'an-
*■ Samarangh of SoemadaogP
» Karta-Soera-bs-di-Ningrst, em zevental palen meer westelijk gelegen, dan bei
tegenwoordige Soerakarta.
301
dere sch6nekagie noch toe te doen, dit ntervolgende om aen den
Coninck te vereeren: 2 spiegels, 20 cassen, 10 pistolen, 16 pont
rassa malla, 10 sarassa gonbar, ende byaldien ick daer niet toe en
verstont, dat hy sulcx vant syne sonde doen, doch verwachtende
dat S. E. aen hem snlcx sonde recompenseren, ick antwoorde hem
hierop door Quiey Arcentacka dat ick sulcx niet derffde doen,
doordien ick onder Syne E. stont ende de schenckagie , die van Syne
E. aen den Mataram gesonden was, daermede een groote schande
ende oneer sonde aendoen, ende ick niet en derffde bestaen de
schenckagie te vermeerderen ofte verminderen, waeromme hy my
STÜcx ten besten sonde gelieven te houden.
30 ditto, des morgens, syn vertrocken van dese plaets ende wierden
daertegens overgebracht om aldaer voor 9 a 10 daeghen te logeren ,
totdat wy van den Mataram ontbooden wierden, ende denselffden
ditto vertrock Arcentacka naer den Tommagon, hem de bootschap
brengende, quam ontrent tegens den avont wederom ende seyde dat
den Tommagon met my daerkme overeenquam van de voorgedaene
antwoorde.
31 Jnly, is sonderlinghs niet gepasseert, dan dede een deel hoen-
ders, potten ende pannen, rys ende andere nootwendicheden coopen
tot onse provisie alhier, 't goet was hier heel dier ende weynich te
becomen, de reaelen van achten wierden vercocht voor 7000 pitties
ende cochten 7 a 8 hoenders voor een reaeL
Augustus, a«. 1622.
. Primo Augusto, noch int ^oorgaende dorp gebleven om te wachten
dat haere vasten wt sonde wesen, om alsdan ontbooden te worden,
vemaemen van een van onse swarten , die dagelicx ter marckt ginck ,
als dat hy verstaen hadde van een van de slaeven, die gemeenlyck
met hem ginck, als dat den Mataram verstoort was op den Tom<
magon, wat dat hy de Hollanders daer in syn landt hadde te bren-
gen naerdien 't syne vyanden v(aeren, derhalven den Coninck geen
bescheet aen ditto Tommagon gegeven hadde; wy vermoeden met
den eersten hiervan yets te syn, want de Javanen liepen seer om
ons te sien ende saghen heel suer, doch watter van syn sal, leert
den tyt: sonden dien dach antwoort op den brieff van Wiltschudt,
dat hy hem naer Togal sonde vervoegen met een swart ende den
andereu herwaert senden.
•502
2 ditto, gansch niet ^passeert ^ dan bleven hier stille in dit dorp
liggen, rontom wel met wacht bewaert, om, 800 se ons seyden datter
geen dieven inne sonden comen om yetwat te steelen. Aengaende
*
den Tommagon liet ons niet met allen seggeü, dan sont altemet
5 a 6 hoenders, die men ons behandigen sonde.
3 ditto, qnam Arcentacka tegens den avont van den TommagoD,
bootschapte ons dat den Tommagon by den Goninck Angalagga ge-
weest was ende hem gevraecht, hoeveel volck van de Hollanders
datter tot Pingit waeren, hadde hem geantwoort 8 ende 3 tot Jnma,
waeronder den fetor heel cranck was; den Coninck hadde tot den
Tommagon geseyt, dat hy ons goet tractement sonde doen ende wel
bewaeren opdat ons niemandt eenigh leedt aandeede, hy hadde nn
veel te doen, dan soo haest de vasten wt waeren, sonde ons ont-
bieden; Qniey Arcentacka seyde mede, dat het gemchte overal ginck
dat den Koninck Angalagga in persoon naer Snl*baya wilde gaen,
als de vasten wt waeren ende deden ontbieden 100 mannen van
Togal om goederen ende eetwaeren te draeghen.
4 Angnsto, niet gepasseert, dan qnam by ons een man ende vronwe
met haere kinderen van Suckadana, die ons badt om eenaelmoesse^
alsoo hy eertyts de Hollanders veel goets gedaen hadde, ende na
door de veroveringhe heel pover ende arm geworden was; doch
sonde op dato vertrecken naer Kendal om alsoo wederomme naer
Snckadana te gaen, hy hadde by den Koninck geweest ende den
eet van getronwigheyt gedaen; wy gaeven hem ^ reael van 8** ende
vraechden hem naer ons volck, hy antwoorde dat se gevlnght wae-
ren, wiert datelyck van Qniey Lnra geheeten dat hy van die saecke
sonde stilzwygen ende gansch niet tegen ons seggen, hetende hem
voort weghgaen, was derhalven seer voor haer bevreest ende ver-
trock alsoo, ons seer bedanckende.
5 ditto, gansch niet gepasseert.
6 ditto, qnam tydlnge van Martinns Wiltschnt van Jnma, alwaer
wy hem -sieckelyck hadden gelaten, dat hy op den 3" deser overle-
«
den was, wierden oock by ons de 2 swarten gebracht, die wy tot
synen dienst daer gelaten hadden ende is tot Jnma begraven.
7 ditto, ontrent haltf aöhtermiddagh qnam een^i expressen geson-
den door den Tommagon van Togal, dat wy op morgen vroeeh by
hem ontrent souden coomen, denselven seyde snlcx wt hist ende
•305
naeme van Panguun Angaiagga te geschieden, ende dat wy in een
hofEstede van den Tommagon Monononnangh ^ een seer groot m'.
souden logeren, ende dat daervoor ons een huys apart al gereet
^emaeckt was.
8 ditto, des morgens van Pingit vertrocken, ontrent 2 nren gere-
den hebbende, qnaemen op een plaetse achteraff, ontrent ^ nor gaens
van daer den Coninek Angaiagga woont; hier was een groote hoff-
stede, rontomme met eenen steenen munr opgetrocken, daer binnen
waeren hnysingen nieuw gemaeckt, te weten, een voor ons ende een
voor den Tommagon, seyden ons dat den Tommagon over 2 daghen
by ons met alle syn volck sonde coomen, alsoo hy \ ure gaens van
ons tot eenen Quiey Lura Smaraggi ^ f huys lagh. Desen Quiey
Lura syn soone heeft de dochter van den Tommagon getrouwt, die
sont een schenckagie aen ons van 70 eyeren, 11 hoenders ende ba-
nanassen; denselffden ditto, lyet den Tommagon my aenseggen dat
ick ontrent 2 a 3 daghen met hem naer den Coninek soude gaen,
soo haest haere vasten wt was ende dat ick hem 2 musquetten soude
leenen om op morgen, alsoo het haere herg re^a ^ was, te schieten,
't welck ick dede.
9 Augusto, voor den middagh ontrent 9 uren, is den Coninek in
den tempel gegaen ende ontrent ten 11 uren daerwt gecomen,hadde
veel volck te gaste op syn passer, onder het eeten hoorden wy di-
versche gongen gaen ende 3 mael een chaise van musquetten doen,
gisten ontrent 1000 musquetten te wesen, doch seyden ons datter
2000 waeren. In dit schieten syn 2 slechte persoenen van des Co-
nincz volck seer swaerlyck met buskruyt verbrandt, meenden dat se
daervan niet souden opcoomen.
10 ditto, ontrent 9 uren voor den middagh is den Tommagon van
Togal by ons gecomen geaccompagneert met andere vreemde oran-
quiais, excuserende dat het soo lange moste aenleydeu om den Co-
ninek te spreecken, alsoo 't haere vasten waere geweest, ende dat
ons den Coninek op morgen oft overmorgen soude doen ro.epen, ende
^ Mangoeu-oneng of onang, naam van een krggsoveréte , onder wiecs bevel later
Soerabaija zou z^n onderworpen. Opgave van den* iiteer J. J. Meinsma, volgens
Jav. Babad. ' / ;-
* Kiai Loerab , Soema-ragi.
* Hari-rftja, feestdag.
504
dat hy Tommagon op moigen met allel syn volck by odb coomen
Boade, verhalende oock dat den Coninck Angalagga aen den Tom-
magon Boroxa van Kendal, een van syne vronwen gegeven hadde
om te trouwen, ende dat omdat hy Snckadana verovert hadde, den
Tommagon bracht mede een man van Damack om my eens te spreec-
ken ende versochte wt last van syn m'. dat soo wanneer den Tom-
magon van Damack hem sont naer Batavia om te handelen , dat ick
hem aen Syne E. sonde recommanderen, dat se aldaer haere negotie
mochten doen vry ende onbeschadicht, seyde, ten waere saecke ge-
weest dat den Tommagon van Damack niet bevreest hadde geweest
omdat wy by den Pangaran Angalagga noch niet waeren geweest,
dat hy selff in persoon sonde by ons gecomen hebben, dan seyde
dat hy daemae selfb sonde comen, waerop hem antwoorde datsnlcx
sonde indachtigh wesen.
Denselffden ditto, werden gesonden 2 jongens van den Tom-
magon Monononnangh out 7 a 8 jaeren, brengende siri pinang,clap-
pusnooten ende andere barring barringh ^ om ons daermede te ver-
eeren, vereerden dese jongens wederom elck met 1 tapisarassa ende
vonden daernaer goet aen haeren vader te senden dese naervolgende
schenckagie 2 el root laecken, 1 sarassa gonbar ende 1 dragam,
alsoo 't een van de groote is by den Coninck ende aldaer veel yer-
mach, mede alsoo wy in syn hoflGstede geloogeert waeren ende aldaer
groote oncosten gedaen hadde; dese schenckagie souden hem met 2
van onse dienaers, waermede dat ginck Quiey Lura Quitelangh ^
daercoomende heeft de schenckagie in dancke aengenomen ende seyde
dat hy ons wederom van alle 't geene dat wy van doen hadden,
sonde versien ende senden.
Verstonden mede dat Quiey du mang Laxamanna van Japara al-
hier tot Charta gecoomen was, rencontreerde onse swarten ende
vraechde waer dat se heenen wilden, antwoorde hem dat sy het niet
en wisten; de Javaenen seyden my, dat hy alleen quam om den Co-
ninck te begroeten naer haer maniere, dewyl de vasten wt waeren.
11 Augusto, des morgens onti^nt 10 uren wierden ontbooden om
by den Coninck Angalagga' te coomen int hoff, reden datelyck hee-
nen met ons 2, te weteny Ick ende van der Eist, ons ander volck
Barang-barang , goederen, Ferverscliingea.
Kiai Loerah K^tUang.
.305
latende te voet gaen, aen beyde syden dight by pns^ de Tommagon
van Togal verwachte ons halverweeghs , by hem comende reden ge-
lyckelyck naer 't hoff , door een schoone- plaisierighe wegh. Voor 't
hoff was een groote passer vol volck ende saegen menichte van men-
schen ende peerden, voor 't hoff coomende traden van de paerden
ende gingen te voete in 't hoff door een poort met 2 opslaende hoe-
ken, wierden onder de lange balley aen de rechterhandt door den
Tommagon geleyt ende saten daer neder, verwachtende tot dat den
Coninck wt sonde coomen. Hier onder d'eerste balley saten alle
d'oranquiais baicq, by malkanderen, daer saeten wy midden inne, de
schenckagie, die wy aen den Coninck sonden vereeren stondt op 't
pleyn in ons gesichte, geseeten weesende qnaemen der datelyck 6
persoenen geloopen by ons, al wat se mochten wt haer macht loopen,
vraechden hoe onse beyde naemen waeren ende hoeveel ander volck
wy medegebracht hadden, 't welcke haer seyden ende onse beyde
naemen ende toenaemen op schrift medegevende, liepen datelyck
wederom al wat se mochten loopen , brengende de bootschap aen den
Coninck. Daemaer qnam de Coninck wt ende dede ons by hem
roepen , qnaemen datelyck by hem , riep ons heel binnen by hem met
den Tommagon ; daer coomende wiert hem de brieff door den Tom-
magon Monononnanghs broeder gelanght, hy las denselven overendt
staende, doen gaeven hem de 2 diamanten, prees deselve seer, liet
datelyck t'ander goet binnen in syn hoff draegen; daemaer seyde
dat hy syne E. hoochlyck bedanckte ende alles wat in syn landt
was, dat het voor d'£. Heer Generael ten besten was, ende dat hy
voor desen oorloghe met Syne £. gehadt hadde, te weten van Ja-
para te verbranden, ende dat de goederen van d'Heer Generael al-
daer door Qniey ^u mang Laxamanna genoomen waeren , d'oorsaecke
hiervan was dat den fetor ^ aldaer de misdaet , door de vronwen aen
te tasten bedreven hadde ende wanneer snlcke misdaden wederom
van een ander bedreven wierden, sonde hy deselve gebonden in
handen van Syne £. stellen ofte senden, ende begeerde oock byal-
dien yemant van de syne, die tot .Batavia qnaemen ende misdeden,
tsy met stoelen ofte anderssins wat het oock sonde mogen wesen , dat
Syne E. daermede tot Batavia sonde voortvaeren ende straffen haer
' Fcjtor, resident, hoofd eener faktory.
IV. 20
506
naer syn goetdnncken, sonder hem daervan te verwittigen, waarmede
hy de saeeke van den oorlogh t'eenenmael ende geheel aen een syde
stelde, alB vergeten ende vergeven, ende dat Syne E. wederomme
in syn gantsehe landt de voorgaende vrientschap sonde genieten, soo
wel aen den zeekant als binnen in syn landt, ende dat hy Batavia
in mate ende vrede sonde laten, alsoo hy wel wiste dat het coop-
Iniden waeren, die een plaetse ofte casteel mosten hebben om haere
goederen te bewaeren ende Syne E. sonde niet v^rtsaegen tegens die
van Bantham, vonde Syne E. hem niet machtich genoegh om haer
te bedwinghen, hy sonde hem volck te hnlpe senden; waerop hem
antwoorde, dat Syne E. tot noch toe geen offensive oorloghe met die
van Bantham gehadt en hadde, dan alleen defensive, ende noytvan
meyninge was geweest om Bantham aen te tasten, ende hadde hy
snlcx van meyninghe geweest, tselve al over 8 a 10 jaeren hadde
oonnen doen; antwoorde daerop, dat Syne E. mogelyck vreesde dat
se de peperboomen in stucken sonden hacken, daer wist hy welraet
toe om deselve door syn volck wederom te laten hermaken, ende
soo Syne £. rys ende andere eetbaere waeren van doene hadde,
sonde maer rontomme aen de strandt, tsy tot Togal, Kendal, Da-
mack ofte Japara senden, alsoo vry oftse tot Batavia qnaemen,tsoade
haer geworden. Oock dat ick Syne E. sonde aendienen, dat den
Coninck van Bantham gesanten gesonden hadde aen den Coninek van
Snrbaya, dat die van Bantham hem wilden bystandt doen tegens hem,
te weeten Pangaran Angalagga oft Mataram, vraeghde my hoeveele
stncken dat die van Bantham naer gissinge wel hadden, antwoorde
hem ontrent 30 groote stncken, dan niet seecker weetende, seyde
daerop, soo haest hy Snrbaya verovert hadde (alwaer hy nn den
15» deser syn leeger wilde naer toesenden , verhoopte dat hy 't daer-
mede sonde krygen, alsoo hy een geer groote macht derwaert sont)
alsdan Bantham sonde aentasten, ende wist raet tot de 30 stucken,
dat se niet aff souden gaen, als onse schepen daer maer voor lae-
gen, seyde mede dat het goet ware byaldien het Syne E. goetvont,
datter een man by hem tot Charta woonde om de spraecke te loe-
ren ende van alles mondelinghe met hem te spreecken van alle
tgeene datter passeerde.
Van Snckadana seyde, dat het nn in syne handen was ende de
Hollanders, die daer geweest waeren, hadden de logie selffis in den
507
brandt gesteeeken, wiste van de goederen niet ende byaldien Syne
E. beiieflRle daer wederomme een logie te stellen ende te handelen
als vooren, dat Syne E. dat wel moehte doen, hy sonde Syne Ë.
daertoe licentie verleenen, seyde dat Syne E. soude geen logie tim-
meren op Landa ofte elders op Snekadana, alsoo dat een seer quaet
ende obstinaet volek is, daer Syne E. niet wel mede bewaert sonde
wesen, ende seyde dat ick Syne E. sonde vraegen (alsoo hy ver-
staen hadde, dat die van Banjermassin vyanden met de Hollanders
waeren) ofte Syne E. daer mede 2 scheepen wilde senden (alsoo hy
dat oock meende aen te tasten) om daer voor te liggen, sonde hem
aengenaem wesen.
*
Yraechde mede naer een caerte van de gantsche werelt om eens
te mogen sien waer Hollandt, Engelandt ende Spaengien lach, ver-
sochte mede aen S3nie E., byaldien tot Batavia geen peerde van
andere vreemde landen waeren, oft Syne E. wel belieiSde dat 2 per-
soenen van syn volck met de Hollantsche schepen mochten vaeren
naer Snratle ofte naer de cnste Choromandel om paerden voor hem
te coopen, al wat se souden coopen, dat soude hy betaelen, alsoo
hy snlcke groote praeuwen niet en hadde, die hy bequamelyck der-
waert soude eonnen senden; vraechde daemaer hoe beyde onse
naemen 'waeren, seyden hem deselve, vraechde mede wat deselve
te seggen waeren oft wat se beduyden, antwoorde hem gelyck het
op onse maniere is, te weten de beduydenisse van deselve; oock
vraechde hy hoe de naeme was van d'E. Heer Generael, antwoorde
hem Jan Pieterssen Coenen, Gouverneur Generael. Daemaer riep
hy den Tommagon van Togal ende gaff hem 2 gouden krissen , die
hy aen ons soude geven, seyde dat hy ons die schonck, wy be<
danckten hem. Een weynigh daemaer nam hy syn eygen cris van
syn lyff ende sont die naer binnen met een vrouwe, nam een gou-
den hecht wt de canasser ende gaff de vrouwe dat oock, een ander
vrouwe quam met een geweer wt syn hoff, dat langhde sy hem
ende hy leyde dat by hem neder. Daemaer quam de cris van bin-
nen, seyde legens den Tommagon van Togal, dat hy my die langen
soude om aen Syne E. te behandigen , ende hem seggen dat hy
Syne E. dat sondt, dat Syne E. daerwt soude dencken hoe liefT hy
hem hadde, dese schenckagie was van geender waerde te reecke-
nen, naer 't geene Syne E. aen hem gesonden hadde, maer was
\
508
alleen op de Javaensche maniere t'opperste ende hoochste dat men
yemandt konde senden ofte mochte schencken, soude op een ander
tyt de schenckagie, die Syne E. aen hem gesonden hadde op een
ander maniere vergelden, ende verhaelde wederomme, dat daermede
alles vergeten ende vergeven was, van den oorloghe, die hy met
Syne £• gehadt hadde, ende hielt hem voor syn vriendt, al 'tgeene
dat Syne E. van hem begeerde in redelyckheyt, dat soude hem
geworden, wilde Syne E. hier oock wel geschrifte afl^even van syn
eygen handt onderteeckent, soo 't Syne E. begeerde. Waerop hem
antwoorde dat ick niet en twyfielde ofte Syne E. sonde sulckx van
gelycken doen ende tselve wederom aen hem vergelden, waerop
hy ons antwoorde dat hem sulcx wel behaechdê, ende soude Syne
E. in vreden, vry ende liber laten woonen, sonder hem in eeniger
maniere te molesteren, seyde dat ick Syne E. dit alles mondelinghe
soude seggen ende soude mede eenen brieff aen Syne E. senden,
daerinne verhaelende 't naervolgende , alsdat hy geeme wilde coopen
wat het oock soude mogen costen een paert oft 2 van vreemde lan-
den, die schoon waeren, heel schoone muskus, wat amber, agelen-
houdt, dat seer schoon was, ende hem op 't spoedighste, als 't Syne
E. belie£fde antwoort daerop te schryven, waeromme hy de gesanten
van Syne E. oock opt spoedichste naer 't schryven wederomme affge-
veerdicht hadde, omdat hy tegenwoordigh alle daegen besigh was
met 't leger naer Surbaya te senden, ende dat Syne E. geen brieven
soude gelooff geven, anders dan syne eygene, die met het teecken
ofte sjap, dat onder synen brieff, die hy aenSyneE. sont, getéeekent
syn ende van desen man, te weten den Tommagon Monononnangb
geschreven zyn , ende dat al d'andere van nul ende geender weerden
soude wesen, ende seyde dat Syne E. hem soude laten weten, alsoo
syn teecken noch niet by d'E. Heer Generael bekent en was, wat
voor een teecken dat Syne E. begeerde, soude hem sulcx geven.
Seyde mede dat hy niet toe en liet, noch noyt niet toegelaten en
hadde datter eenighe vreemde natiën in syn hoff mochten coomen,
dan daer hadde over lange jaeren een Italiaen geweest by syn vaders
tyden niet in syn hoff, maer buyten op syn crapiack, liet nu voor«^
taen toe, dat de Hollanders daer alleen mochten coomen, soo dick-
mael alst haer gelieffde. Hiermede was den brieff geschreven ende
liet my dien door den Tommagon Monononnangb in handen geven,
300
ende den Goninck seyde, dat ick die Syne E. sonde behandigen,
met een geweer , dat over lange jaeren van bjh ontvader gecomen
was, beneffens de chris, ende belaste aen den Tommagon vanKendal
Boroxa, dat se my sonden volck bestellen, om op 't spoedichste dit
rapport aen Syne E. te doen , vraechde my off ick geen paerden
en hadde. antwoorde neen; hy liet datelyck twee paerden comen
ende seyde dat hy ons die paerden niet en gaff tot een vereeringe ,
maer om ons alleen over wegh te brengen, ende als wy tot Togal
qnaemen conde daermede doen tgeene ick wilde. 8yn daermede
gescheyden ende wederom naer onse logement gereden, den Tom-
mogon was bedroeft omdat hy niet wederom met ons naer Togal
mochte gaen, vreesde dat hy mede sonde moeten naer Snrbaya
gaen, seyde tegens my dat de saecken nn wel a%eloopen waeren,
wat hy voor syne moyten sonde hebben, antwoorde hem, dat hy dat
tot discretie van Syne E. sonde laten bemsten, waermede hy tevre-
den was.
T'hnys comende, alsoo wy des anderen daeghs sonden vertrecken ,
vonden goet aen den Tommagons schoonsoons vader ende aen syn
schoonsoone ofte swaeger een vereeringe te doen, alsoo ons seer in
alles behnlpsaem waeren geweest, ende verscheyden schenckagien
van eetbare waeren aen ons gesonden hadden, te weeten den vader
2 el root laecken, 1 sarassa gobar ende 1 p. mnskns, ende aen
den soone 1^ el laecken ende 1 cayn goelongh, hebben hnn dit
gesonden, bedanckten ons ende lieten seggen, dat sy een paerdt
aen Syne E. sonden vereeren ende senden door den Tommagon van
Togal, ende dat ick hem aen S3nie E. sonde recommanderen.
Denselffden, op den avont, is by my gecomen den Tommagon
van Kendal Boroxa, met Qniey Wanghsa Diepa i, die Snckadana
verovert hadde, seyde wt last van den Coninck te poomen ende dat
het beter was dat ick met hel volck naer Kendal sonde gaen, alsoo
't naerder was als Togal, ende daer sonde hy ons praenwen be-
schicken om naer Togal te vaeren, antwoorde hem dat ick met des
Tommagons volck van Togal naer Togal sonde gaen met dewelcke
ick gecoomen was, ick dede dit om den Tommagon van Togal geen
cleynicheyt aen te doen, ende verstondt dat den Tommagon Boroxa
dit wt Bjn eygen selfis, ende niet wt last van den Coninck dede.
' VVongso-Dipo.
510
Verhaalde desgelycx van den grooten diamant, die hy noemde
Ibn Intam ^ , dat hy aen Syne E. versoeht hadde om een pas te
mogen hebben om naer Malaeka te mogen vaeren , om dien aldaer
te laten slypen. lek vraechde hem oft men dien wel mochte te
sien coomen, antwoorde ja ende dat hy een van syne slaven voorwt
sonde senden, om my op den weg ontrent Kendal te gemoet te
coomen. lek vraechde hem hoe dier, antwoorde dat se gewaerdeert
was by den onden Goninck van Snckadana voor duo tenga ^ Bhar ,
ende en wiste den prys seecker niet, dan sonde laeten vraegen aea
de Goninginne van Snckadana, die tot Pingit was om te hooren wat
sy se^en sonde.
lek vraeghde hem ende Wanghsa Diepa naer de gelegenthey t van
Snckadana, antwoorden my dat de Hollanders 't hnys selfe in den
brant gesteecken hadden ende waeren met Qniey du Pati van Snc-
kadana lantwaert inne gevlucht, ende hadden gans geene goederen
vernoemen, sy en wisten anders nienwers aff. lek vraechde ofte
Wanghsa Diepa met syn volck niet wt het hnys van de Hollanders
eenighe gantanghs sandtgout gehaelt hadden wt kisten, die aldaer
stonden met yseren banden ende waer dat het root laecken ende
cleeden gebleven waeren, antwoorde wederom daer niet van te
weten, dan well datter gout int veroveren van Snckadana gecregen
was, toebehoorende de Goninginne, twelck sy aen den Pangaran
Angalagga gelevert hadden, ende en wist anders niet. Seyde voorder
dat mqn tot Pingit de Goninginne naer de gelegentheyt koude vrae-
gen , ende dat het goet waere , dat Syne E. een jaoht naer Sncka-
dana sont om naer de Hollanders te vernemen , ende dat men daerwt
de gelegentheyt beter soude connen verstaen, ende was daer dan
yet van, dat syn volck de goederen onder haer hadden, Syne E.
conde sulcx den Pangaran Angalagga aendienen, die soude daerinne
doen 't geene recht ende billyck was, alsoo de Hollanders nu in
eenen goeden pays ende vreede met den Goninck waeren, soo soude
haer by hem soo goet recht ende gelyck geschieden als de ingesetene.
Vraechde mede offie hy een van de musquetten mochte sien, die
onse soldaten medegebracht hadden , liet hem een sien , vraechde oft
Intan-Oebi. J)iaTnai)t ali een aardappel of aardknol.
Twee en een halve Bhar , doewa-Sa-te'iigah-Bahar.
3lt
ick hem *i selve wilde schencken om by hem te hebben tot syne
defensie, alsoo hy weynich musquetten ende piecken mede^ebrocht
ha^de, antwoorde hem dat ick anders geen geweer en hadde als de-
2 musquetten ende die waeren my medegegeven van d'Ëd. Heer
Grenerael tot myne deffensie tegens quaede schelmen ende dieven
onderweeghs, dat ick die niet conde missen; is hiermede gescheyd^n ,
doch hoochlyck belastende , dat ick hem aen Syne E. sonde recom-
manderen, seyde hem snlcx te willen doen.
Charta is een seer groote ende opene plaets, seer volckryek ende
light dight aen 't geberghte , onlarent ^ ure schaers daervan is seer
hooch landt, met verscheyden revieren ende aderen doortrocken,
heeft veel clappusboomen ende alderhande vraghten , 't volck is hae-
ren CSoninck seer onderdaen, dan schrickelyck dieffachtigh, staelen
op dien naght Quiey Lura by syn hooft van daen, een canassermet
alle syne cleeden, syn seer snbstyl int stelen.
De plaetse daer den Pangaran Angalagga woont ende syn hoff hont ,
is vóór een. seer groot ende vierkant plein, effen ende schoon, aen
de rechter ende slinckerzyde staen lange baeleyen, doch niet hooch,
benevens d'aerde, daer sitten d'oranqniais onder met alle haere
slaeven tegens als den Coninck wtcompt; over alle dese oranqniais,
die by ettelycke honderden in 't getal syn, syn gestelt 4 principaele
oversten, te weten Quiey du pati mandura Radja, Quiey du pati
Passanta, ^ dese 2 syn hooffden over 't volck dat aen de slincker-
syde in 't incomen van 't hoff sidt, ende wat d'andere oranquiais te
seggen hebben, moeten dese 2 eerst aendienen. D'ander 2 syn ge-
broeders, te weten den Tommagon Monononnangh des Coninckx Secret-
aris, die den brieff van den Coninck aen Syne E. geschreven
heeft, ende den Tommagon Seracq Janapura, ^ dese 2 syn overste
over *d'oranquiais aen de slinckerzyde in 't hoff ende wat d'andere
oranquiais te seggen hebben, moeten dese 2 eerst aendienen.
Dese 4 personen syn raden van den Pangaran Angalagga Palem-
bahaen, ^ te weten syn secrete raeden, alle dese persoonen moeien
* Dipati Pas :iita.
* Tot Terklaring van dezen naam, gisten de HH. Meinsma en Roorda, dat dit
z\ja kan: Sirah-Soe^janapoera , een veldoverste, die later op Madoera is gesneuveld,
of Sercyanapoera.
* Pangéran tng-Ngal'ga-Panembahaa.
312
te hoove coomen 2 mael precies ter weecken op Maendagh 't welck
«y Senen ^ noemen, ende Donderdagh welck sy Gamis ^ noemen ,
dese 2 dagen syn haere pitiaerdaeghen ' alhoewel sy des Vrydaghs
oock moeten coomen, als den Goninck in de Mnsigait ^ gaet,twelck
sy Jomahadt ' noemen, Saterdaeghs compareren se altemael te paerde
ende tonmoyen met piecken in 't hoff, alwaer den Goninck mede
persoonlyck te paerde ryt, twelck sy noemen Saptu. ®
Den Pangaran Angalagga Palembahan als hy wt sal coomen wor-
den daer 3 teeckenen gedaen, te weeten 3 groote lange piecken die
boven de boomen wtsteecken worden voor syn hoff geset , twelck
binnen 't pleyn is, rontomme met bonten beseth in forme gelyck
ruytwerck, de balcken alsoo met gaten door malkanderen gewrocht,
ende aen de poort Bjn 2 hecken, daer leyt syn wacht, dan niet
sterck, ontrent 100 piecken; hier worden de 3 piecken eerst geset,
dan ist een teecken dat hy wtcomen sal, een we3mich daemae wor-
den se by eenige boomen die daer dight by staen gestelt, dan soo
compt den Goninck op syn bnytentste balleye in syn hoff, soo haest
het volck dit siet, loopen alle de slaeven wegh ende d'oranqniais
blyven alleen sitten, dan compt er een boode van den Goninck dat
de 4 persoenen, bovenverhaelt, wat naerder sullen comen, gaendan
van haere plaetsen daer sy saten, ende loopen al wat se connen,
coomende alsoo wat naerder. daemaer worden de 3 piecken gestelt
by een groote balleye, effens d'aerde met noch 10 andere cleene piec-
ken, ende een qnitesol van die blaederen gemaeckt, daer men de
brieven op schryft, ''. alsdan compt den Goninck Angalagga wt, ende
staet overende op bonten trippen, laet dan de 4 principaele roepen,
alsdan coomen se ontrent op 6 piecken lenghde naerby hem, de res-
terende sitten achter dese 4 ende slaen een ronde rinck in 't sitten,
te weten 3 dick in 't ronde, moeten daer soo sitten sonder mattien
ofte taback te drincken, ende geene slaeven moogendaerontrentwesen,
Harie-itzneio , Maandag.
Harie-chamis , Donderdag.
Bitjara-dagen.
Mesdjid of mrsigit. Moskee, tempel.
Harie-djoemaat , vrydag.
Saptoe, Arab. Zatiirdag.
Lontar, Borassns Flabelliformis.
513
niet dan groote m''., ende als hy yet aen yemant van dese ge-
biet , loopen 800 geweldich om dat wt te rechten , dat se bykans
t'eynde haere adem syn door 't heftigh loopen, alsoo was 't doen wy
geroepen wierden met den Tommagon, liet ons midden door dese
oranqniais door passeeren , te weten ons 2, ick ende van der Eist,
ons ander volck bleeff onder d'eerste balleye sitten, ende doen wy
saten Het een decksel voor de somie boven ons hooft maecken van
mattiens.
Desen Pangaran Angalagga is een man op 't beste van syn leven ,
out ontrent 28 a 30 jaren, ftaey van gestalte soo veel nyterlyck
konde speuren, een weynich swarter van lichaem dan de gemeene
Javaenen, heeft groote wyde oogen, een smalle nens, niet iogeboo-
ghen, een platte breetachtige mont, groff van spraecke, islaneksaem
in 't spreeeken, gestadich van gesichte, ront van tronie ende soo 't
scbynt cloeck van verstandt, siet rontom gelyck een leeuwe, syne
ondersaten sitten altemael op d'aerde sonder mattien ende met de
hoofden voor haer nedergeslaegen , bont haer seer onder syn bedwangh ,
syn kledinghe was gelyck andere Javaenen met een mntsken op 't
hoofd van lynwaet ende een geschildert cleetken, dat in syn landt
gemaeckt is om 't lyff, te weten wit ende blaenw geschildert met
een chris ende bagge van gondt voor aen syn lyff, dat se op haere
maniere sabock ^ noemen, aen syne vingers veel ringen met glinste-
rende diamanten, wiert gedient van vronwen; daer is gestadigh een
vroaw , welcke sit op beyde haer knyen ende heeft een langhe pieck
met vlammen op haer schouders, daer staet ofte sit den Coninck
dicht by ende d'ander vrouwen, ontrent in de 30, sitten achter hem ,
met den pinangh ende taback, alle in gouden beckens ende coppen,
dan syn waterkindj ^ is gelyck de gemeene kindis syn , dronck gesta-
digh taback, at weynigh betel, sit niet seer hooch dan op een
schabbelle van sandaelen hout ontrent | voet van d'aerde, onder
eenighe cleyne boomkens, de plaetse daer hy sit is ontrent 8 voeten
in 't vierkandt met roode steenen gelyck d'aerde geëffent, daer staet
dit schabelleken op soo groot als hy kan bedecken, daer sitten alle
de groote m". rontomme in 3 ringen achter malkanderen, sterckwe-
sende naer gissinge ontrent 3000 persoenen, aen syn rechtersyde
Saboek, l^l'gordel, band om de lendenen en de buik.
(rindi fx)k Gendi, pot of waterkan.
314
staet een hay», daerinne syn 10 groote oliphanten, die hy tot Ta-
ban veroYert heeft, ende aen synne slinckenfyde stonden in eenhuys
oock 5 groote oliphanten.
Aengaende van Qniey Laxamanna dat de Coninck op hem sonde
verstoort wesen j is soo niet , dan ter contrarie is in groote estime by
den Coninck ende was op dato met ons te hove, brocht 2 groote p.
sandaelenhondt met veele andere goederen toegebonden aen den
Coninck.
Den doninck Angalagga is van meyninge Snrbaya te veroveren in
volgende manieren, te weten: byaldien sy in 't veldt wtcommenende
niet in de stadt blyven , daertegens heeft hy alle syne macht , die hy
heeft connen te weghe brengen opgebracht, ende meent dat het hem
niet en kan ontstaen ende soo niet, meent daer dicht by Snrbaya
een casteel te maecken ende aldaer continnelyok volck inne te hou-
den, al sonde hy daer een gans jaer voor liggen ende rontom alles
verdestmeren ; totdat se genootsaekt snllen wesen, haer door hon-
gersnoet in syne handen te geven.
12 Augnsto , zyn wederomme te paerde geseten , wt de plaetse van
den Tommagon Monononnangh, daer wy gelogeert waeren, om opt
spoedichste ons rapport (door last van Pangaran Angalagga) aen
Syne E. te brengen, den Tommagon van Togal mocht niet met ons
keeren, alsoo hy in persoone met alle syn volck van Togal, ontrent
200 mannen daer by hem wesende, door last van den Coninck naer
Snrbaya moste vertrecken, waertoe hy niet seer gesint en was, soeht
alle middelen om met ons te keeren, dan 't mochte niet wesen,
stelde derhalven om ons tot Togal in salvo te brengen, Qniey Lura
Quitelangh ende souden gaen ontrent 2 uren buyten Charta, daer
souden wy dien nacht logeren; den Tommagon sonde ondertusschen
een brieff veerdich maecken aen d'Ed. Heer Generael, twelck wy
deden, reden door een schoone, groote, breede wegh, daer ons on-
tallycke menichte van volck te gemoet quam, naer Charta gaende,
die al t'saemen naer Surbaya souden gaen, reden mede door een
groote stadt genaempt Jeraggfaa, ^ rontom bemnurt met steenen,
hooch 24 voeten ende dick 6 voeten styff, dan hier binnen waeren
weynigh huysen ende volck, ende weynigh begaene wegen, toebe-
hoorende Tommagon Singaronou, quaemen ontrent 2 uren daema in
* Sgngen P in Soerakarta , district Sockawati Wetan Boogawan.
515
een dorp genaempt Bengala, ' daer Enthoven eertyts met het volck
gevangen gelegen heeft, dit is overal seer schoon, hooch endedrooch
landt, met rys besaeyt ende overal met revieren doortrocken; hier
wesende quam eenen brieff van den Tommagon van Togal aen Syne
E., wiert in handen van Qniey Lnra gegeven om aen Syne E. te
behandigen.
Denselven dach quam mede een brieff van den Tommagon Boroxa
van Kendal aen my, dat ick tot Pingit by de Coninginne van Suc-
kadana sonde gaen ende vraegen haer naer des Gomp^ volck ende
goederen, waer die gebleven waeren, dat sy my eenighsins goet be-
scheyt daervan sonde doen, mede dat ick haer vraegen sonde naer
den diamant Intan Ubi , wat se waerdich was , alsoo hy seyde deselve
weerdich te wesen duo tenga bhar.
13 Angnsto, des morgens, wederomme van Bengala vertrocken
ende qnaemen ontrent 8 nren tot Pingit ^ alwaer de Coninginne van
Suckadana was , wierden by haer geleyt , was eene seer oude vrouwe ,
van ontrent 80 a 90 jaeren , heel grys , vraechde haer off sy niet
en wiste hoe 't met de Hollanders ende goederen van de Compagnie
toegegaen was, antwoorde dat de Hollanders met Quiey dn pati
lantwaert innegevlucht waeren en 't huys daer se ingewoondt had-
den, hadden se in den brandt gesteken, ende hadde wel hooren
seggen, alsoo sy altyt in haer hoff was, ende niet wt en ginck,
dat te voren, eer des Matarams volck aen Suckadana te lande
quaemen, dat se de Compagnie goederen ten huyse van Quiej du
Patj gebrocht hadden^ ende waeren soo gelyckerhandt ontrent mid-
dernacht met Quiey du Pati gevlucht, ende wist nieuwers anders
aff; vraeghde haer mede naer den grooten diamandtsteen , die den
Tommagon Boroxa hadde, hoe groot die was, antwoorde soo groot,
als men met 2 handen conde bedecken , ende dat haeren man zaliger
deselve van die van Landa gecocht hadde voor 70 slaven ende die
van Landa waeren niet wel te vreden geweest, dat den man die
se in handen hadden deselve aen den Pangaran van Suckadana
vercocht hadde, omdat het de moeder van alle diamanten was,
' Bengawan , naar de riyier Solo-Bengaw-i genoemd ?
* Welk Pingit wordt nu hier bedoeld ? Indien het weder Penging was , dan
maakte J>r. de Haen een oraweg over Seragen , of was het Pingit op de grens van
Kadoe en Salatiga?
316
vreesden dat se geen diamanten meer sonden crygen, ende seyde
dat die van Landa geseyt hadden, dat het manneken van dese
steen schreyde ende hnylde, omdat syn vrouwe weghgenomen was^
verclaerde dat se anders niet en wist, oft was een rechte diamant
ende hadde se aen Frederick Oouwenaer laeten sien, die haddehaer
geseyt, dat hy aen Syne E. daervan sonde schryven, den prys was
dna tenga bhar. Syn daermede van haer vertrocken ende vereerden
se met een reael van achten, vervoorderden daemaer onse reyse
datelyck ende qnaemen naer den middagh in een dorp genaempt
Tnraiam, daer wy des nachts sonden logeren; desen wegh doende ,
passeerden diverse cleyne dorpen ende vernamen in de hnysen gans
geen mansvolck, anders niet dan vrouwen, haere mannen waeren
alle naer den Mataram om naer Surbaya te gaen; ons qnaemen
oock menichte van manspersoonen met piecken ende bagagie op den
wegh te gemoet, mitsgaders oock overal waer wy sien conden van
de omliggende dorpen om naer Surbaya te gaen, alsoo sy van den
Coninck Angalagga tegen den 15° deser ontbooden waeren, ende die
tot Charta alsdan niet en was, verviel in boeten, tsy geslaegen oft
gebonden te worden, oft ten minsten haer chris genoomen te wor-
den, want als desen tyt gepasseert is, soo sent den Pangoran An-
galagga van syn volck in alle dorpen rontomme , ende soo sy yemandt
vinden van mansvolck, die voeren se gebonden naer Charta, alsdan
doet den Coninck Angalagga daer recht over, daer en mach in een
dorp niet meer mansvolck blyven dan 2 a 3 ten hoochsten, te weten
een out man die de musiguit bewaert, ende 1 a 2 andere persoonen
die niet bequaem en syn om ten oorlogh te gebrnycken.
14 Augusto, des morgens, wederomme van Turaiam vertrocken
ende qnaemen des naermiddaechs in een dorp, genaempt Piaman,
souden aldaer dien nacht logeren.
15 ditto , des morgens vroegh , van Piaman vertrocken ende quaemen
naer de middagh in 't dorp Juma, alwaer wy den volgenden nacht
souden logeren.
16 ditto, van Juma des morgens vertrocken ende quaemen ons
ontrent 10 uren op den wegh int gemoet ontrent 20 personen, waer-
ondèr 4 te paerde, waeren van des Tommagons Boroxa volck, die
my den diamant souden laeten sien, ende seyde, soo ick met haer
te Turion wilde gaen, dat se daer was, twelck ick aennam ende
317
syn alsoo derwaert gereden; te dier plaetse coomende brochten my
eerst een schenckagie van clappusnooten , granaetappelen ende limoe-
nen, seyden my, wilde ick dien nacht daer blyven, souden naer
Kendal senden om een beest, dat se my souden vereeren, waerop
seyde, dat het niet nodigh en was, alsoo ick moste vertrecken.
Daemaer quaemen met den grooten diamantsteen voor den dagh,
die in een kaste lagh van bladeren gemaeckt, daer men de brieven
opsehryfk, ende was eerst met wit lynwaet toegebonden, daemaer
cattoen rontomme den dia(tnant; ick sach hem ende nam hem in
beyde myn handen, woogh naer gissinge ontrent 2^ pont, was
blaeuw, doncker graeuw geel van coleur, groot als de grootste oran-
gieappel, die ick oyt gesien hebbe, rontomme met een korst gelyck
een schelle van een orangeappel becleet, doch de kantels wat holl<
achtiger, van buyten sach er uyt oft een ronde cloot campher waere
geweest, mede wat doncker graeuw assigh, doch aen d'een syde
was open, dat men daerin konde sien, 't scheen dat hy met cracht
van eenen anderen staen gebrooken was, ende binnen insiende sach
men verscheyden coleur, gelyck een regenboogh , heel donckerachtigh ,
ick nam een punt van een mes ende schrabde daerin, conde daer
gemackelyck inne schrabben met 't punt van 't mes, dat de streecken
daerinne bleven staen, daer stonden oock diversche schrabben inge-
schrabt, bevonde dat het naer myn oordeel geen diamant en was,
maer een spetie van christael de montagne, doch wat donckeragh-
tigh , ende die onder 't water aen eenen anderen steen vastgesetenen
hadde ende alsoo met cracht affgesmeten, de teeckenen weesen 't
oock wt, daer 't open was, dat hy aen eenen anderen steen vastge-
seten hadde; sweegh stil ende liet het voor tgeene het was, sy
vraeghden my of het geenen diamant en was, antwoorde dat ick
daervan geen verstandt en hadde, ende dat het mogelyck een dia-
mant konde wesen, syn alsoo wederom te paerde gegaen ende ge-
coomen tot Tralangon, alwaer wy dien nacht souden logeren.
17 Augusto, wederomme van Tralangon vertrocken, quaemen naer
den middagh in een dorp, genaempt Calimanges i, daer wy des
nachts souden logeren, des avonts vonden omtrent 700 mannen met
piecken van den Tommagons volck van Togal, die opwaert naer
* Kali-Mangies , in Pékalongau.
318
den Mataram floaden trocken, om dan met den Tömmagcm naer
Snrbaya te gaen; hadden haer daer int veldt gelyck een leger neder-
geslaegen met hnyskens van bananas-Maderen gemaeckt, ende de
piecken rontom int vierkant overende gestelt; daérvan was overste
den Lnytenant van den Tommagon, genaempt Qoiej Lora Gede;
ditto des avonts qnam denselven by my int dorp ende seyde dat
by over 3 daegen een praeuw aen S3rne E. gesonden badde, met
een scbenckagie van een cbris, met eenigbe vrachten, ende aen
Syne £. badde laten weten , dat wy by^en Goninek geweest waeren.
18 ditto, des morgens van Calimanges vertrocken^ qoaemen ons
noch menichte van des Tommagons van Togals volck tegen, om by
de voorgaende troep te wesen, quaemen tegen den avont in een
dorp genaempt Pacalongan, > alwaer wy mede van des Tommagons
volck met piecken in 't veldt vonden liggen, seyden verstaen te heb-
ben tot Pamalangh, die van Bantham lot Batavia wilden comen met
600 praeuwen te water ende 2000 duysent mannen te lande om Ba-
tavia t'eenemael inne te nemen, seyden dat sy sulcx tot Pamalangh
van een man, coomende van Batavia, verstaen hadden.
19 Augustus, des morgens wederomme van Paealongan vertrocken
ende ontrent 8 uren quaemen tot Wira de9a, passeerden daer de
reviere met prauwen , synde de grootste ende diepste reviere , die wy
ontmoet hebben, een weynigh naer den middagh quaemen tot Pa-
malangh ende omtrent 2 uren daemaer quaemen in een dorp ge-
naempt Jati Sarri, ^ daer wy dien nacht souden logeren.
20 ditto, des morgens van Jati Sarri vertrocken, omtrent 3 a 4
uren, was eerst maneschyn, daemaer de maene onderga^ide, wast
soo doncker dat men in 't bosch de wegen qualyck conde kennen,
noch malkanderen volgen, saten desen dagh 3mael van de peerden
om deselve wat te laten rusten, ende quaemen ontrent ten 5 ure
tegen den avont tot Togal ^ ten huyse van Quiey Ranga des Tom-
magons broeder, vonden t'onsen aencompste alhier voor Togal op de
reede liggende 't jacht Gleen Ënckhuysen, gecoomen wesende om
ons te haelen; hadde hier 3 daegen geweest. Tegens den avont
Pékalongau.
Bjati Sari.
Tegal.
319
quaem S^ Ëyndhoven boven ^ ten huyse van Quiey Ranga, mede-
brengende een brieff van Syne £. j waerinne vernaemen , dat wy den
Tommagon souden aendienen, dat ons volck van Sackadana tot Ba-
tavia wel gearriveert waeren, ende datter noch veele goederen van
de Compagnie door des Matarams volck geroofft waeren, hebben
ditselve aen Qniey Ranga (alsoo den Tommagon tot Charta gebleven
Yras) dat hy naer ons vertreck snlcx aen synen broeder sonde ver-
i^ittigen, waerop hy ons antwoorde sukx te willen doen.
21 ditto, syn besigh geweest om onse naergelaeten goederen by
malckanderen te versameien ende tgeene vercocht was, daervan de
penninghen in onse handen te becoomen.
22 ditto, hebben Qniey Ranga aengeseyt, dat wy geerne opt spoe-
dichste souden tseyl gaen ende dat het hem belieffde ons de restanten
wederom te behandigen, waerop my antwoorde, datter van de cayn
goelanghs noch resteerden 7 ende de reste waeren vercocht, ende
van deselve sonde hy my 't geldt moi^en oft overmogen geven,
want daer waeren noch eenighe die niet betaelt en hadden, sonde
aen haer senden om te betaelen; antwoorde hem dat het wel was
ende dat ick noch wat wachten sonde, totdat alles claer was.
23 ditto, des morgens ontfangen alle de resterende goederen, telde
my eenigh geldt dat hy ontfangen hadde, dan daer gebrack noch
veel aen de rest.
24 Angusto, des avonts naer den eten, telde my Qniey Ranga
de reste van 't geldt ende vielen eenige discourssen van Bantham;
alsoo ick sagh, dat hy heel droncken was ende wat hy gevoelde,
oft den Pangaran Angalagga die van Bantham wel sonde dorven
aentasten, , antwoorde droncken synde, dat hy seeckerlyck meende,
dat het seecker was , dat Pangaran Angalagga Bantham ernstelyck
meende, maer dat hy 't noch niet conde te weghe brengen, voordat
hy Snrbaya verovert hadde, ende byaldien hy Snrbaya verovert
badde, ende byaldien hy Snrbaya nn veroverde, alsdan daemaer
soude naer Bantham vertrecken, om alsoo hem over gansch Java
m'. te maecken, ende Bantham hebbende sonde dan Batavia met
alle list oock sien te crygen, alsoo den Mataram wel weet, datter
veel gont, silver ende andere cleynodien syn, naer 't welcke syn
harte haeckt ende dat het goet waere dat Syne £. den Mataram
onderhielt met een cleentien tot schenckagie, totter tyt dat de bol-
320
wercken heel volmaeckt waeren, alsdan meende hy, dat den Mataram
niet soude connen wtrechten, seyde mede byaldien tot Batavia eeni^e
Javanen quaemen, die van haere M^*. verdreven ende qnalyck getraek-
teert waeren, dat Syne E. door sulcke lieden veel andere Javanen
tot Batavia Bonde locken ende aldaer bnyten een plaetse geven , om
te woonèn, soo sonden veele andere derwaerts coomen, ende byal-
dien Syne £. de Javaenen niet vergonde tot Batavia te coomen,
waer dat se haere waeren sonden brengen om te venten.
'T volck van dese plaetse waeren blyde als se derwaert naer
Batavia mochten gaen om te handelen, want als se t'huys bleven
costen se qnalyck aen de cost coomen.
Dit seyde hy my liber ende vry wt syn selfGs , daerby affirmerende
dat hy geen Javaen, maer een Tnrck van affcompste was; ende dat
het hem verdroot, dat hy nn een slaeve van een Javaen geworden
was, waervan den Coninek van Bantham d'oorsaecke was, die syn
broeder ende hem wt Bantam hadde doen vertrecken ende haere
goederen aengeslaegen , waervan dat noch eenige van haere slaeven
tot Bantham waeren.
25 ditto, hebben goetge vonden aen den Tommagons broeder, Qniey
Ranga ende aen de vrouwen van den Tommagon een eerlycke schenc-
kagie te doen, te weten mede aen de vrouwen van den Tommagon,
om datter geen suspitie en soude wesen, als den Tommagon weder-
om t'huys quam , dat men aen synen broeder yet wat gegeven hadde
ende aen syne vrouwen niet, hebben haer vereert 5sarassengobaer,
1 tapisarassa ende 3 p. muskus, ende aen Quiey Ranga ende syne
huysvrouwe ende kinderen 2 el laecken, 2 sarassen gobar, 3 tapi-
sarassa, 1 spiegel, 2 catti amphion, 1 pistool, 2 p. muskus ende 2
goelongs bedraegende saemen R. 86 1 , dit hebben soo aen Quiey
Ranga in handen gegeven ende hem geseyt, dat het voor syne moey-
ten was, omdat hy ons daeghlycx eeten ende drincken gaff, waer-
voor hy geen geldt begeerde , schoncken hem derhalven dese bovenges.
schenokagie.
Lieten daemae de 5 sarassen gobar, 1 tapisarassa ende 3 p.
muskus door de vrouwe van Quiey Ranga draegen, aen de 5 vrou-
wen van den Tommagon, dewelcke ons seer bedanckten.
Seyden hem daemaer aen, dat wy op morgen met onse goederen
wilden vertrecken ende dat ons volck van 'tjachtdaer souden comen,
321
om onse goederen te haelen, antwoorde daerop, dat het daer geen
maniere en was, dat ons eygen volck sonde coomen hetgoethaelen,
maer dat hy de Javaenen daertoe sonde gebmycken , twelck wy aen-
namen.
26 Angusto, des morgens qnaemen de Javanen om onse goederen
naer beneden te draegen, gaven 't haer ende brochten 't alsoo aen
boort j sonden daer benevens eenige eyntvogels, hoenders, rys,pinang
ende 1 grooten bnffel, om van 't volck gegeten te worden, twelcke
ons vereerden. Quiey Ranga badt my , dat ick dien dagh doch wilde
vertoeven, alsoo 't syn Jnmahad was, dat hy moeste in de mnsi-
gnit gaen, ende op morgen sonde my aen boort accompagneeren ,
waerop hem antwoorde dat ick snlcx sonde doen.
27 ditto, des morgens naer den ontbyt syn aen boort voortgevae-
ren in compagnye van Qniey Ranga, aen boort wesende hebben
saemen wat gegeten ende is alsoo tegen den avont aen landt gevae-
ren, ende wy syn onderseyl gegaen, om onse reyse naer Charabon
te vervoorderen.
28 ditto, des avonts enz.
7 ditto, (September) syn wy (Gode loff) met 't jacht Cleen Enc-
hnysen voor Batavia in salvo gearriveert.
IV. 21