Skip to main content

Full text of "De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië : verzameling van onuitgegeven stukken uit het oud-koloniaal archief"

See other formats


Google 


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  prcscrvod  for  gcncrations  on  library  shclvcs  bcforc  it  was  carcfully  scannod  by  Google  as  part  of  a  project 

to  make  the  world's  books  discoverablc  onlinc. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  cxpirc  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 

to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 

are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  marginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 

publisher  to  a  library  and  fmally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  lechnical  restrictions  on  automated  querying. 
We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfivm  automated  querying  Do  nol  send  aulomated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  laige  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attributionTht  GoogXt  "watermark"  you  see  on  each  file  is essential  for  informingpeopleabout  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countiies.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can'l  offer  guidance  on  whether  any  specific  use  of 
any  specific  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
anywhere  in  the  world.  Copyright  infringement  liabili^  can  be  quite  severe. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.   Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  icxi  of  this  book  on  the  web 

at|http: //books.  google  .com/l 


Google 


Dit  is  ccn  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliothcckpl anken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 

doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  na  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 

domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteursrecht  termijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 

verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 

geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 

lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automaüsch  zoeken. 
Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niet-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet -commerciële  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  het 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebniikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  mst,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informaüe  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 

op  het  web  via|http:  //books  .google  .coml 


\ 


DS 
UW 

ff 

hl .  j 


DE  OPKOMST 


VAN    HKT 


NEDERLANDSen  GEZAG 


IN 


OOSÏ-INDIE. 


VERZAMELING   VAN  ONUITGEGEVEN  STUKKEN  UIT  HET  OUD-KOLONIAAL 

ARCHIEF. 

UITGEGEVEN    EN   BEWERKT 

DOOR 

Jhb.   Mb.   J.   e.   J.   de   Jonge, 

Adjtmet-BijhS'Arehwaris, 


VIERDU  DUEL. 


's  GEAVJKNHAGE  , 

AMSTZBDAU  , 

MARTINÜS  NIJHOFF. 

• 

FREDERIK  MULLER. 

•v' 

'»                   s- 

MDCCC 

LXIX. 

DE  OPKOMST 


VAN     UET 


NEDERLANDSen  GEZAG 


OVER 


JAVA. 


VERZAMELING  VAN  ONUITGEGEVEN  STUKKEN  UIT  HET  OUD  KOLONIAAL 

ARCHIEF^. 


UITGEGEVEN    EN  BEWERKT 


DOOR  ^ 


Jhb.   Me.   J.  K.   J.  de  Jonge, 

Adjunct'IUjkt' Archivaris, 


EERSTE   DEEL. 


S  GRAVENHAGE*,  1  AMSTERDAM 

MARTINÜS  NIJHOFF.  |  FEBDBKIK  MULLER. 

MüCCCLXIX. 


PS 

éfl 


f 


VOORREDE. 


Bij  de  uitgave  der  eerste  reeks  van  stukken  uit  bet  oud-kolo- 
niaal  archief,  bepaalde  ik  mij  tot  die  oorkonden,  welke  betrek- 
king hebben  tot  het 'tijdvak,  dat  besloten  ligt,  tusscfaen  het 
ontstaan  van  de  groote  vaart  in  Nederland  en  de  instelling  van 
het  Gouverneur-Generaalschap  in  Indie,  (1595 — 1610). 

In  dit  eerste  gedeelte  was  ik  genoodzaakt  den  Nederland- 
schen  zeeman  en  handelaar,  overal  te  volgen,  omdat  in  dien 
tijd,  het  Nederlandsch  gezag  zich  nog  nergens  in  Indie  be- 
paald had  nedergezet.  In  de  voorrede  van  het  eerste  deel,  gaf 
ik  mijn  voornemen  te  kennen,  om,  als  dat  tijdvak^zou  zijn 
afgewerkt,  bij  voorkeur  over  te  gaan,  tot  het  leveren  van  die 
gedenkstukken,  waardoor  de  geschiedenis  van  het  Nederlandsch 
gezag  in  de  afzonderlijke  gewesten  van  den  Indischen  Archipel 
wordt  toegelicht.  Volgt  men  een  anderen  weg,  wil  men  bij  de 
groote  uitbreiding,  welke  Neérland's  gezag  en  betrekkingen  allengs 
verkregen,    voortgaan    met    de    stukken    uit    het    oud-koloniaal 

» 

Archief,  alléén  in  tijdrekenkundige  orde,  achter  elkander  in  het 
licht  te  geven,  onverschillig  op  welk  gebied  van  Indie  zij  be- 
trekking hebben,  dan  ontstaat  er  door  de  verscheidenheid  der 
feiten  en  toestanden  in  de  verschillende,  somtijds  ver  van  elkander 


394429 


VI 

verwijderde  landstreken,  eene  onduidelijkheid,  ja,  zelfs  eene 
verwarring,  waardoor  ten  laatste,  zoowel  van  den  bewerker  als 
van  den  lezer  de  blik  beneveld  en  aan  beiden  een  helder  over- 
zigt  over  elk  afeonderlijk  geheel,  ontnomen  zou  worden. 

De  advokaat  der  Oost-Indische  Compagnie,  P.  van  Dam ,  heeft 
dit  reeds  in  1693  zeer  juist  ingezien,  toen  hij  op  last  der  Heeren 
XVII  een  overzigt  van  het  bestuur,  de  bezittingen  en  de  han- 
delsbetrekkingen der  Compagnie  zamenstelde  en  daarbij  ook  de 
methode  van  afzonderlijke  behandeling  der  verschillende  ge- 
westen volgde.  Ook  Valentijn ,  in  zijn  « Oud-en-Nieuw  Oost- 
Indie  »  heeft  begrepen ,  dat  het  hem  niet  mogelijk  zou  zijn ,  de  be- 
schrijving of  de  geschiedenis  van  Indie  anders  te  behandelen, 
dan  verdeeld  in  beschrijvingen  en  geschiedverhalen  betreffende 
de  afzonderlijke  gewesten. 

Ik  gaf  dan  ook,  reeds  in  de  voorrede  voor  het  eerste  deel 
van  dit  werk,  eene  voorloop! ge  volgorde  aan,  waarin  ik  de 
gedenkstukken  betrekkelijk  de  geschiedenis  van  Neérlands  gezag 
in  Indie,  hoopte  te  zullen  uitgeven 

Ik  behield  mij  echter  toen  reeds  de  vrijheid  voor,  van  in 
die  volgorde  wijziging  te  brengen.  Van  dat  voorbehoud  heb 
ik  gebruik  gemaakt;  ik  stelde  de  geschiedenis  der  Nederlanders 
in  de  Molukken  voorloopig  ter  zijde  en  verkoos  in  de  eerste 
plaats  de  geschiedenis  van  het  Nederlandsch  gezag  over  Java, 
in  behandeling  te  nemen. 

De  reden  van  die  wijziging  is  deze:  welligt  is  er  van  niet 
één  gewest  van  Indie  de  geschiedenis  zóó  toegelicht,  als  van 
den  Archipel  der  Molukken.  Vooreerst  bezitten  wij  in  Valen- 
tijn's  werk  eene  hoofdbron  voor  de  kennis  van  die  eilanden- 
groep; de  helft  bijna  van  dat  uitgebreide  werk  is  aan  dit  gedeelte 
van    Indie    gewijd,    en    Valentijn    heeft  in   den  regel  geput  uit 


VII 


goede  bronnen  9  onder  anderen  uit  een  belangrijk  handschrift 
van  den  ouderen  Rumphius,  dat  hij  echter  zorgvuldig  verzwijgt. 

In  later  tijd  verscheen  het  belangrijk  verslag  van  de  Heeren 
van  de  Graaiï  en  Meyland  ^  en  behalve  deze  mededeelingen 
over  den  Archipel  der  Molukken  in  het  algemeen,  bestaat  er 
nog  eene  uitgebreide  literatuur  over  sommige  eilanden  van  die 
groep  in  het  bijzonder. 

Daarentegen  is  de  geschiedenis  van  de  vestiging  en  uitbreiding 
van  ons  gezag  op  Java,  door  Valentijn  gebrekkig  geleverd.  Ge- 
schiedschrijvers van  lateren  tijd,  met  uitzondering  van  sommigen , 
die  zich  tot  monographiën  bepaalden,  waren  óf  niet  in  de  ge- 
legenheid om  de  oorspronkelijke  bronnen  voor  de  geschiedenis  van 
Neérlands  gezag  over  Java  te  raadplegen ,  óf  indien  zij  daartoe 
al  de  gelegenheid  hadden,  lieten  zij  die  bronnen  ongebruikt 
liggen.  Wanneer  men  nu  daarbij  in  overweging  neemt,  dat 
Java  ongetwijfeld,  voor  ons,  Nederlanders,  de  meest  belangrijke 
bezitting  in  Indie  is,  zeker  veel  meer  dan  de  Molukken,  althans 
op  dit  oogenblik,  dan  geloof  ik,  dat  ik  mij  als  verantwoord  en 
geregtvaardigd  mag  beschouwen,  indien  ik  met  wijziging  van 
eene  vroeger  aangegeven  volgorde,  in  de  eerste  plaals  overga 
tot  de  uitgave  van  stukken,  welke  betrekking  hebben  tot  de 
opkomst  en  de  uitbreiding  van  Neérland^s  gezag  over  Java. 

Het  veld  is  groot,  de  arbeid  moeijelijk,  ik  vang  dan  ook  aan 
met  de  bede  om  een  welwillend  oordeel,  indien  het  blijken 
mogt,  dat  mijn  moed  grooter  was  dan  mijne  krachten. 

Dit  deel  sluit  zich  aan,  aan  het  derde  deel  der  eerste  volg- 
reeks; het  begint  met  het  jaar  1610  en  brengt  ons  tot  1623* 
Het   bevat   uitsluitend  stukken,   betreffende    de  geschiedenis  der 


1     Tijdschrift  van  N.  Indie ,  1866.  I ,  Seq. 


VIII 


Nederlanders  op  Java.  Die  gedeelten  der  stukken  en  brieven , 
welke  op  andere  onderwerpen  betrekking  hebben  of  van  minder 
belang  waren,  zijn  dus  uitgelaten;  de  lezer  wordt  telkens  door 
het  plaatsen  van  eenige  punten  daarop  opmerkzaam  gemaakt. 

In   het   tweede  deel  van  dit  werk  waagde  ik  het,  eene  schets 
te  leveren  van   Java's   oudere   geschiedenis,   vóór   de  komst  der 
Nederlanders.    Door   gemis  aan  kennis  der  Javaansche  taal,  was 
ik,    bij    de    zamenstelling    dier    schets,    verpligt    mij    op  de  ge- 
gevens van  anderen  te  verlaten;  toch  stelde  ik  toen  reeds  weinig 
vertrouwen    in   vele   geschiedverhalen,   omdat   ik  daarbij  telkens 
opgaven    ontmoette,    welke    blijkbaar    den    toets   eener   gezonde 
kritiek  niet  konden  doorstaan.     Sedert  is  bij  mij  de  overtuiging 
meer    en    meer    gerijpt,    dat   Java^s    oude    geschiedenis    nog    te 
weinig    bekend,    nog    te    veel    opgevuld    is,    met    tegenstrijdige 
berigten,   om  er  reeds  nu  een  behoorlijk  geheel  van  te  kunnen 
zamenstellen.  Ik  begin  dan  ook  een iger mate  berouw  te  gevoelen, 
dat   ik   mij    tot  het  leveren  van  zoodimige  schets  heb  laten  ver- 
leiden,   al    heb    ik    mij   daarbij   ook   in   den   regel,  van  stellige 
uitspraken    onthouden.      Er    moet    nog    veel    meer  .licht    over 
Java's   oildere   geschiedenis   opgaan,  veel  meer   bronnen    moeten 
nog  aan  den  dag  worden  gehragt.  « 

Onlangs  leverde  de  heer  J.  Hageman  Jcz.,  daartoe  eene  zeer 
belangrijke  bijdrage,  in  zijne  geschiedenis  der  Soenda-landen 
uit  oude  Soendasche  landhistorien  geput.  Het  is  alleen  te  be- 
treuren, dat  de  heer  H.  de  oorkonden  zelven,  met  de  vertaling 
daarnevens,  en  opgave  van  herkomst  en  tijd,  waarin  zij  ver- 
moedelijk zijn  vervaardigd,  niet  mededeelt.  De  Soendasche  be- 
rigten schijnen  op  vele  gewigtige  punten  in  tegenspraak  te 
zijn  met  de  berigten  van  Javaansch-Mahomedaanschen  oorsprong, 
welke    vroeger    door    den    heer   Hageman    zijn  gebruikt.     Doch 


IX 


ook  de  Soendasche  berigten,  voorzooverre  zij  betrekking  hebben 
op  feiten,  voorgevallen  tijdens  de  Nederlanders  op  Java  waren, 
worden  weder  door  de  stukken  van  het  oud-koloniaal  Archief 
niet  altijd  en  in  allen  deele  bevestigd. 

Het  hoofddoel  van  ons  werk  is,  de  geschiedenis  der  Nederlan- 
ders op  Java^  uit  de  archieven  toe  te  lichten;  toch  zal  men 
somtijds  ook  belangrijke  mededeelingen  over  de  geschiedenis,  de 
inrigting  van  het  bestuur,  den  toestand  van  het  land  en  het 
volk  van  Java,  vóór  of  tijdens  de  komst  der  Nederlanders, 
daarin  aantreffen.  Die  geschiedenis^  dat  bestuur  en  dien  toe- 
stand te  leeren  kennen,  schijnt  nog  niet  geheel  overbodig. 
Nog  zeer  kort  geleden  ^  werd  ons  in  eene  geschiedenis  van  het 
cultuurstelsel,  een  tafereel  van  den  Javaanschen  Staat,  vóór  de 
opkomst  van  het  Nederlandsch  gezag,  opgehangen,  waarin  de 
Javaan  werd  voorgesteld,  alsof  hij  onder  zijne  eigene  vorsten 
leefde  in  een  gelukstaat  door  Rousseau  gedroomd  of  door  Ar- 
kadische  herders  genoten;  ja  zelfs,  de  inrigting  van  het  oude 
Javaansche  staatsbestuur  werd  er  eene  geadelde  demokratie 
genoemd. 

Indien  men  daarentegen  in  de  oorspronkelijke  stukken,  ver 
.  haald  vindt,  hoe  ter  bevrediging  van  de  heerscbzucht  van  ééa 
man,  oorlogen  werden  gevoerd,  die  hongersnood,  ziekte  en 
dood  over  de  bevolking  verspreidden;  hoe  de  geheele  mannelijke 
bevolking,  jaarlijks  als  slaven  naar  het  leger  en  ten  strijde  werd 
gesleept  of  opgejaagd;  hoe  een  désa-hoofd,  om  een  gering  ver- 
zuim van  transportdienst,  zonder  vorm  van  proces,  door  een 
regent  bijna  dood  geslagen  werd;  hoe  in  1628,  zooals  men  in 
een  volgend  deel  vernemen  zal,  de  Panembahan  van  Mataram, 
744  zijner  onderdanen  liet  krissen,  omdat  zij  de  overwinning 
in   den   strijd  niet  hadden  bevochten;  terwijl  duizenden  op  een 


INHOUD. 


Eerste  Hoovdstük Bli.         I 

Tweede  Hoopdstuk »     LVH 

Oebde  Hooidstvk g    XCIV 

ViebdÈ  Hoofdstuk  • »    CXIV 

ONUITGEGEVEN  STUKKEN. 

I.  De  KommandenT  Hendrik  Broawer  aan  de  Bewindhebbers  der 

Ver.  O.-I.  Comp.  te  Amsterdam,  27  Junlj  1612     .    .    .    .  #  1 
II.  Be   opperkoopman   Peeter   Seegers   aan   de  Bewindhebbers  te 

Amsterdam,  5  Dec.  1612 »  5 

ni.  De  gg.  F.  Both  aan  de  Bewindh.  (HH.  XYII),  1  JamiarQ  1614.  '  7 
lY.  J.  Fz.  Coen,    boekh.-gen. ,   direct.-generl. ,    aan  de  Bewindh. 

(HH.  XVII),  1  Januarj  1614 •  12 

V.  De  gg.  F.  Both  aan  de  Bewindh.  (HH.  XVII),  1  November  1614.  «  16 

VI.  Dezelfde  aan  dezelfden,  10  Nov.  1614 .    .  «  17 

VIL  De  direct.-gen.  J.  Fz.'Coen  aan  de  Bewindh.  (HH.  XVII), 

10  Nov.  1614 -r  20 

VIII.  De  direct.-gen.  J.  Fz.  Coen  aan  de  Bewindh.  (Kamer  Delft), 

27  Dec.  1614 *  24 

IX.  Dezelfde  aan  de  Bewindh.  (HH.  XVII),  3  Maart  1615    ..  «  27 
X.  De  opperkoopman  A.  Sonr\j    aan  de  Bewindh.  (Kamer  Am- 
sterdam) ,  22  Oct.  1615 »  28 

XI.  De  dii^ect.-gen.  J.  Fz.  Coen  aan  de  Bewind.  (XVII),  22  Oct.  1615.  #  32 

XII.  Dezelfde  aan  dezelfden ,  (HH.  XVII) ,  25  Dec.  1615    ...»  36 

XIII.  Dezelfde  aan  dezelfden,  5  JannarQ  1616 »  37 

XIV.  Dezelfde  aan  dezelfden ,  31  Maart  1616 »  39 

XV.  Dezelfde  aan  dezelfden,  10  Oct.  1616 .»  41 

XVI.  Instructie  voor  G.  F.  Druyff,    gaande  als  afgezant  naar  den 

Fanembahan  van  Mataram,  9  Nor.  1616 »  54 

XVII.  Bemonstrantie  van  Balth.  van  Eyndhoven  van  de  ghelpgentheyt 
van  den  Mattaramschen  Keyser  van  Java ,  ende  van  de  n^tie 
dié  tot  Japara  sonde  cAnnen  gedaen  worden,  A^  1615     .    .    •  57 


XVIII.  De   direct.-gen.   J.  Pz.  Coen  aan  de  Bewiadh.  (HH.  XVII), 

22  Aug.  1617 Blz.        62 

XIX.  Dezelfde  aan  dezelfden,  10  Sept.  1617 «  65 

XX.  Dezelfde  aan  dezelfden ,  18  Dec.  1617 »  67 

XIX.  Dezelfde  aan  dezelfden ,  10  Januarij  1618 »  72 

« 

XXII.  Dezelfde  aan  dezelfden ,  11  Maart  1618 •  74 

XXIII.  Dezelfde  aan  de  Bewindh.  ter  Kamer  Amsterdam,  24  Junij  1618.     »  81 

XXIV.  Pieter   de   Carpentier,    raad  van  Indie,  aan  de  Bewindh.  ter 

Kamer  Amsterdam,  24  Janij  1618 \     »  86 

XXV.  Verbaal,  gehouden  door  Comelis  van  Masegck,  'als  afgezant 
van  den  f^^.  Laurens  Reael,  namens  de  Ver.  O.-Ind.  Comp. 
aan  den  Panembahan  van  Mataram,  22  Jnnij>-22  JnHj  1618.     »  88 

XXVI.  Balihazar  van  Eijndhoven,  Gom.  van  Maseljck  c.  s. ,  aan  den 

direct.-gen.   Coen,  16  Aug.  1618 •  96 

XXVII.  De  benoemde  gg.  J.  Pz.  Coen  en  de  raden  van  Indie  P.  de 
Carpentier,  Ar.  Maertensz. ,  Willem  Jansz.  en  Pieter  Dirckz. 
aan  de  Bewindhebbers.  (HH.  XVII) ,  29  Sept.  1618    .     .    .     -r  97 

XXVIII.  De  ben.  gg.  J.  Pz.  Coen  en  de  raden  van  Indie ,  P.  de  Car- 
pentier, Fr.  van  der  Meer  en  Pieter  Dirckz.  aan  de  Bewind- 
hebbers. (HH.  XVII),  12  Nov.  1618  ..,.....•        108 
XXIX.  De  ben.  gg.  J.  Pz.  Coen  en  de  raden  van  Indie,  P.  de  Car- 
pentier  en   P.   Dircksz.   aan   de  Bewindh.  (HH.  XVII),  14 

Januarfl  1619    .    , 112 

XXX.  De   ben.  gg.  J.  Pz.  Coen  aan  Pieter  van  den  Broeck,  3  Ja- 

nnarij,  1619 #        136 

XXXI.  Jonmael  van  die  bélegeringe  van  't  fordt  Jacatra,  1619   .    .    u        138 

XXXII.  Eenige  brieven  van  Pieter  van  den  Broeck,  door  hem,  terwijl 
hij   gevangen  was  bij  de  Javanen,  aan  de  overheden  van  het 

fort  Jakatra  geschreven ,  JannarQ  1619 •        156 

XXXIII.  De  gg.   J.  Pz.  Coen  aan  de  Bewindhebbers.    (HH.  XVII) , 

6  Ang.  1619 •        161 

XXXIV.  Dezelfde  aan  dezelfden ,  7  en  15  Oct.  1619 •        185 

XXXV.  6g.   J.  Pz.  Coen  en  Rade  van  Indie  aan  de  Bewindhebbers. 

(HH.  XVII) ,  22  Januarfi  1620 "        191 

XXXVI.  Gg.   J.   Pz.  Coen   en  Rade  van  Indie  aan  de  Bewindhebbers. 

(HH.  XVII) ,  11  Mei  1620 •    •    r        202 

XXXVII.  Gg.   J.  Pz.  Coen   en   Rade  van  Indie  aan  de  Bewindh.  (HH. 

Xyil) ,  31  Julij  ,  1620 «        207 

XXXVIII.  Gg.   J.  Pz.  Coen  en  Rade  van  India  aan  de  Bewindh.   (HH. 

XVII),  26  Oct.  1620 "        213 

XXXIX.  De  Eerste  Statuten  van  Batavia '        221 


XV 

XL.  Gg.   J.  Pz.  Coen  en  Rade  van  Indie  aan  de  Bewindhebbers. 

XVII),  8  Jannary  1621 Blz.       ^49 

XLI.  6g.   J.  Pz.  Coen  en  Rade  van  Indie  aan  de  Bewindh.  (HH. 

XVII),  16  Nov.  1621 •        253 

XLII.  6g.   J.  Pz.  Co&a.  en  Rade  van  Indie  aan  de  Bewindh.   (HH. 

XVII),  26  Maart  1622 -r        260 

XLIII.  Gg.   J.    Pz.  Coen  en  Rade  van  Indie  aan  de  Bewindh.  (HH. 

XVII),  6  Sept.  1622 -r        262 

XLIV.  De   afgetreden  gg.  J.  Pz.  Coen  aan  de  Bewindh.  (ter  Kamer 

Amsterdam),  St.  Hdena,  20  Julij  1623 «        269 

XLV.  Verbaal,  gehouden  door  dr.  de  Haen,  als  afgezant  van  den 
gg.  J.  Pz.  Coen,  namens  de  Ver.  O.  Ind.  Comp.  aan  den 
Panembahan  van  Mataram ,  Junfj — Sept.  1622    ,....»        284 


I     • 


ERRATA. 

Bladz.     XXV  regel  2  noot,  rtaai:  annals,  leet:  annuals. 

»  XXY     éf     S    f          m       honor. ,     »      honour. 

»  XXIX     #      1     «           '       annab,     »      annoAls. 

»  XLIV     »     4  bovBD,    *       uitgevaardigd  die,  lees:  uitgevaardigd,  die. 

//  3  (onmtgeg.  stukken)  regel    2,  noot,  ttaati  Fassareoan,  fe«f :  Passaroean. 

«  96         »              „          »        9,  f^otf^:  opperkoopman,  2ftf«:  onderkoopman. 

"  112         «              *          '/         7,      »      13  Januarij ,        »    14  Januar^. 

0  137         «              »          «^        3,     »      19  January ,        »    14  Januarij. 

"  192         •               »          «        1  >      '^       Dese ,                   »    Deze. 

f  207         *              #           •       10,      #      in,                      »    is. 

«^  222         *              0          «r       10,      #      resolnitie,            <r    resolutie. 

"  284         »              »           «11,    noot.   Haai:   Apostel   van   den  Islam, 

leet:  voorwerp  van  vereering. 

«^  311         "              m          «         1,  noot,  Haai:  Pas^nta,  Ues:  Pasanta- 


^ 


EERSTE    HOOFDSTUK. 


Acht  jaren  waren  er  sedert  de  oprigting  der  Algemeene  Ver- 
eenigde  Oost-Indische  Compagnie  verstreken  en  de  Nederlanders 
hadden  zich  in  dat  tijdsverloop  niet  meer  bepaald  tot  het  drijven 
van  een  vreedzamen  handel  in  Indie,   zij   hadden  er  sedert  ook 
aan  Spanjaarden,  Portugezen  en  hunne  aanhangers  «  alle oHentie ^' 
aangedaan  9   zij    hadden   er   sterkten    opgeworpen ,   landvoogden , 
krijgso versten    en    volk    van    oorlog    geplaatst,    zij    hadden  zich 
gevestigd    op   de  oostkust  van  Vóór-Indie  en  op  vele  verspreide 
punten    van    den    Archipel,    naar    China   en    3a\yan   hadden  zij 
schepen    uitgezonden,    tegen    Malakka    gestreden,  buit  behaald, 
den    vijand    in    de    Molukken    en    zelfs    in  deu  Philippynschen 
Archipel  bestookt ,  op  Ternate  en   Amboina  voorloopig  den  zetel 
van   hun   bestuur   nedergeslagen ,   ijverig    gezocht  naar  eene  ge- 
schikte   verzamelplaats    voor  hunnen  handel  en  hunne  schepen, 
Banda  t^delijk  bedwongen,  vele  verbonden  en  contracten,  vooral 
in   den    laatsten    tijd,    met  Indische  Vorsten  en  volken  gesloten. 
Eindelijk  was,  na  lange  en  netelige  onderhandelingen,  in   1609 
het  twaalfjarig  bestand  tusschen  de  Vrije  Vereenigde  Nederlanden 
en   den  Koning  van  Spanje  geteekend.  Wel  waren  bij  dat  trak- 
taat   de    havens   des   Konings   van  Spanje  buiten  Europa,  voor 
Nederland    niet  ontsloten ;    maar   de   vrije   vaart   op   de   kusten 
en   havens   van   alle   andere  landen  buiten  Europa,  had  de  Re- 
publiek   als   een   onbetwistbaar   regt   voor  zich  geëischt  en  ver- 
IV.  I 


i 


11 

kregen;  terwijl  ook  in  Indie  de  wapenstilstand  één  jaar  na  het 
teekenen  van  het  traktaat,  moest  aanvangen. 

Indien  dus  de  Koning  van  Spanje  het  bestand  getrouw  wilde 
naleven ,  dan  bleef  er  geen  voorwendsel  meer  overig  om  de 
Indische  vaart  aan  de  Nederlandsche  Compagnie  te  betwisten; 
maar  de  voorwaarden  van  het  traktaat  waren  onzeker  en  in 
dubbelzinnige  woorden  gesteld,  de  weerzin  des  Ronings  van 
Spanje  tegen  eene  toelating  der  Nederlanders  in  fndie  was  te 
algemeen  bekend,  om  nu  reeds  voor  de  toekomst  op  eene  sta- 
king der  vijandelijkheden,  ook  buiten  Europa,  vast  te  kunnen 
rekenen. 

Daarenboven  had  de  ongunstige  wending  der  gebeurtenissen 
en  het  wanbestuur  van  telkens  elkander 'afwisselende  bevelheb- 
bers ,  reeds  sedert  eenigen  tijd  de  behoefte  doen  gevoelen  aan 
meer  kracht  en  éénheid  in  het  bestuur  in  Indie.  Het  algemeen 
bewind  der  OosNindische  Compagnie,  gevoerd  door  de  Kamer 
der  Zeventien,  had  om  die  redenen,  in  overleg  met  de  Staten- 
Generaal,  een  algemeenen  raad  van  indie  en  daarboven  de 
hooge  waardigheid  van  Gouverneur -Generaal  in  het  leven  ge- 
roepen. Deze  gewigtige  betrekking  werd  voor  de  eerste  maal 
opgedragen,  aan  Pieter  Both  van  Amersfoort,  die  op  den  30®^ 
Januarij  1610  het  vaderland  verliet  met  eene  vloot  van  acht  schepen, 
aan  boord  waarvan  niet  alleen  zeelieden;  maar  ook  bezettings- 
troepen,  predikanten,  handwerkslieden,  huisgezinnen,  vrouwen 
en  kinderen,  tot  het  stichten  van  volkplantingen,  zich  bevonden. 

Na  een  rampspoedigen  overtogt  van  meer  dan  tien  maanden 
trad  Pieter  Both  op  den  19®**  December  1610  te  Bantam,  op 
het  eiland  Java  aan  land  ^.  Het  was  het  eerste  werk  van  den 
opperland voogd  om,  overeenkomstig  de  voorschriften  zijner 
instructie,  den  Raad  van  Indie  zamen  te  stellen  en  dien  zitting 
te  doen  nemen. 

De  eerste   Baad   van    Indie   bestond  uit  vijf  leden,  den  Gou- 


Vergel.  Opkomst  van  het  NederL  gezag  in  Oost-Indie.     Deel  ITI,  bladz.  135. 


III 

vernecir  Generaal  Pieter  Both,  den  directeur  van  het  Bantam- 
sche  kantoor,  Jacques  L^Hermite,  die  echter  spoedig  naar 
Nederland  terugkeerde,  de  opper-kooplieden  Steven  Doenssen , 
Mateo  Coteels  en  Abraham  Theunemans. 

Uit  deze  leden  werden  Coteels  tot  boekhouder-generaal  en 
president  van  het  kantoor  te  Bantam  en  Abrah.  Theunemans 
tot  fiskaal-generaal  verkozen   K 

Onder  zeer  ongunstige  omstandigheden  moest  Pieter  Both 
zijne  moeijelijke  taak  aanvaarden. 

Reeds  dadelijk  bij  zijne  aankomst  in  Indie  vernam  hij,  dat 
de  Spanjaarden  en  Portugezen  zich  ten  eenemale  ongezind  be- 
toonden om  het  twaalfjarig  bestand  te  erkennen.  Integendeel, 
aangevoerd  door  een  ondernemenden  landvoogd,  don  Juan  da 
Silva  en  bekend  geworden  met  den  achteruitgang  van  de  zaken 
der  Nederlanders,  die  door  twist  en  tweedragt,  door  tegenspoeden 
van  allerlei  aard,  vooral  in  den  Archipel  der  Molukken  zeer 
verzwakt  waren,  verlangden  zij  in  die  oogenbiikken  niets  vuriger 
dan  den  kriyg  in  Indie  voort  te  zetten. 

De  Gouverneur  der  Molukken,  Paulus  van  Caerden,  was 
andermaal  in  handen  des  vijands  gevallen ,  de  aanslagen  der 
Nederlandsche  scheepsbevelhebbers  tegen  Malakka  en  hunne 
pogingen,  om  in  de  nabijheid  van  dien  belangrijken  hoofdzetel 
der  Portugezen,  een  vast  punt  voor  de  Nederl.  Compagnie  te 
verkrijgen,  waren  verijdeld.  Bovendien  vond  Both  den  handel 
te  Bantam  door  tolverhoogingen  en  allerlei  kwellingen  belem- 
merd, door  achteloosheid  verwaarloosd  en  bijna  alle  kantoren 
der  Compagnie  besmet  met  ontrouw  of  onzedelijkheid  van 
oneerlijke  of  loszinnige  dienaren,  die  den  naam  der  Nederlan- 
ders in  minachting  hadden  gebragt.  Hij  had  alzoo  niet  alleen 
den  buiténlandschen  vijand,  hij  had  vooral  misbruiken  en  oneer- 
lijkheden  van  landgenooten  te  bestrijden.  In  de  eerste  plaats 
scheen  de  tegenwoordigheid  van  den  algemeenen  opperlandvoogd 


Resol.  GG.  en  Raden,  20  en  28  December  1610,  12  Januari)  1611. 


IV 


noodzakelijk  in  den  Archipel  der  specerijen.  Pieter  Both  ver- 
trok dan  ook  reeds  op  den  19*^  Januarij  1611  derwaarts;  doch 
vooraf  bezocht  hij  op  zijne  reis  naar  die  gewesten  den  regent 
van  Jakatra,  «alsoo  noodig  was,  dat  de  Gouverneur-Generaal 
«  zelf  zoude  spreken  met  den  Koning ,  om  van  hem  te  verwerven 
«hetgeen  ons  noodig  dacht ^^  ^.  Both  verlangde  persoonlijk  een 
onderhoud  te  hebben  met  den  regent,  «om  te  zien  of  men 
«boven  het  contract  door  L'Hermite,  op  den  ^^/j.  November 
«1610  met  den  Vorst  van  Jakatra  gesloten,  zou  kunnen  ver- 
ft krijgen  vrijheid,  tot  het  maken  van  een  bekwaam  fort  tot 
«onzer  verzekering,  omdat  zonder  zoodanige  sterkte  vele  zwa- 
«righeden  in  deze  zake  gelegen  waren''  *. 

Het  gelukte  aan  Both  niet,  die  vergunning  van  den  regent 
te  verkrijgen,  in  tegendeel  deze  drong  er  sterk  op  aan,  dat  het 
contract  door  hem  met  THermite  gesloten,  in  dien  zin  mogt 
worden  gewijzigd,  dat  de  verleende  vrijdom  van  tol  voor  levens- 
middelen, zou  worden  ingetrokken. 

De  Gouverneur-Generaal  was  genoodzaakt,  ten  einde  den  re- 
gent in  eene  goede  stemming  te  houden,  dit  verzoek  toe  te 
staan  en  de  inhoud  van  het  nog  onlangs  gesloten  contract  werd 
gewijzigd  en  vastgesteld,  zooals  dit  reeds  door  ons  is  medege- 
deeld. ^  Maar  door  deze  inschikkelijkheid  verwierf  Both  de 
vrijheid,  om  eene  meer  gunstig  gelegen  plaats,  dan. door  den 
regent  was  aangewezen,  voor  de  stichting  eener  Nederlandsche 
faktorij  te  Jakatra  te  kiezen. 

Hij  gelastte  dat  men  er  een  klein  huis  zou  bouwen,  stelde 
er  voorloopig  slechts  een  posthouder,  in  de  hoop  van  later, 
na  zijne  terugkomst  uit  de  Molukken,  de  vergunning  te  zullen 
verwerven   tot  het  aanleggen   van  eene  versterkte  plaats.     Kort 


>     Besol.  GG.  en  Baden,  28  Dee.  1610. 

*     Resol.  GG.  en  R. ,  1  Janaarij  1611.   Vergel.  Opkomst.   Deel  III ,  blz.  352. 

'     Opkomst  van  het  Nederl.  gezag  in  Oost-Indie,  Deel  III,  blz.  352,  Resol  GG. 
en  R.,  28  Januarij  1611. 


daarop  vertrok  Both  naar  Atnboina,  alwaar  hq  den  11^  Fe- 
bruarij  1611  aankwam.  Op  dit  eiland  plaatste  hg  het  grootste 
getal  der  gehuwde  lieden,  welke  hij  tot  het  stichten  eener 
volkplanting,  uit  Europa  had  medegebragt.  Aan  die  huisgezin- 
nen gaf  hij  vrijheid  om  handel  op  de  omliggende  eilanden 
te  drijven  in  eetwaren  en  katoenen  kleederen.  Deze  was  de 
eerste  poging,  welke  door  de  Nederlandsche  Oost-Ind.  Compag- 
nie is  aangewend,  om  volkplantingen  in  Indie  te  stichten.   ^ 

Van  Amboina  begaf  Pieter  Both  zich  naar  Banda,  alwaar  hij 
op  Lonthor  tegen  Selamme  vijandelijkheden  pleegde,  om  den 
moord,  op  den  admiraal  Pieter  Willemsz.  Verhoef  f  gepleegd, 
te  wreken.  Hij  bleef  verder  geruimen  tijd  in  onderhandeling 
met  de  Bandanezen;  inmiddels  deed  hij  op  Neira  het  fort  Nas- 
sau herstellen  en  Belgica  opbouwen,  tot  dat  hij  eindelijk  op 
den  20  Augustus  1611  er  in  slaagde,  om  eene  nieuwe  overeen- 
komst met  de  Bandanezen  te  sluiten ,  waarvan  de  hoofdvoorwaarde 
was,  dat  zij  gedurende  vijfjaren,  tegen  vastgestelde  prijzen,  hunne 
producten  uitsluitend  aan  de  Nederlandsche  Ver.  Oost-Ind.  Comp. 
zouden  leveren.  Niettegenstaande  deze  overeenkomst,  ging  de 
bevolking  van  de  Banda-eilanden ,  vooral  die  van  de  eilanden 
Ay  en  Run,  voort,  met  het  heimelijk  verkoopen  van  specerijen 
aan  Engelschen  en  Javanen.   ^ 

Nu  weixl  door  den  Opperlandvoogd  ook  aan  Ternate,een  be- 
zoek gebragt,  alwaar  zijn  eerste  werk  was,  de  naleving  van 
het  t'waalQarig  bestand  van  den  Spaanschen  Gouverneur  op 
Gamma-Lama  te  vorderen.  Deze  bevelhebber  weigerde  evenwel 
het  bestand  als  geldig  te  erkennen,  onder  voorwendsel  dat  hij 
van  den  Koning,  zijnen  meester,  er  geen  kennis  van  gekregen 
had.  2iOO  bleef  dan  ook  in  deze  gewesten  de  oorlog  tusschen 
de  Spanjaarden  en  de  Nederlanders  voortduren. 


•     Resol.  66.,    11  Febr.  en  11  Aflaart  1611. 

-     Vergel.   over  Banda,  o.  a.  Opkomst  van  het  Nederl.  gezag  in  Oost-Indie.    Dl 
UI,  bladz.  315  en  322. 


VI 

Achtervolgens  bezocht  du  Both  de  eilanden  Batsjian  en  Mats- 
jian  en  hield  hij  zich  gedurende  het  jaar  1612  hoofdzakelijk 
bezig,  met  het  aanleggen  of  herstellen  van  forten  en  met  het 
verbeteren  of  te  keer  gaan  van  bestaande  misbruiken. 

In  den  aanvang  van  het  volgende  jaar  1613  ontving  hij  ver- 
sterking in  schepen,  volk  en  krijgs voorraad,  door  de  aankomst 
uit  Nederland,  van  den  kommandeur  A.dr.  Martensz.  Block. 
Hierdoor  werd  de  Gouverneur-Generaal  in  staat  gesteld  om  een 
aanslag  op  het  eiland  Tidore  te  wagen,  het  fort  Marieko  stor- 
menderhand in  te  nemen,  te  verbranden  en  er  eene  nieuwe 
Nederlandsche  versterking  te  stichten.  Nu  werd  nogmaals  Banda 
door  hem  bezocht,  alwaar  op  nieuw,  onlusten  waren  uitgebro- 
ken, van  daar  ging  hij  over  Amboina  terug  naar  de  Mol  ukken, 
om  de  kansen  van  den  oorlog  tegen  den  vijand  nog  eenmaal  te 
wagen.  Een  tweede  aanslag  werd  op  Tidore  gedaan  en  het  oude 
kasteel  der  Spanjaarden  door  de  Nederlandsche  matrozen  en  sol- 
daten, ondersteund  door  Japansche  krijgslieden,  ^  kloekmoedig 
veroverd,  waarna  Saboego  en  Sokkanore  zich  mede  onderwierpen. 
De  behaalde  voordeelen  werden  echter  niet  voortgezet,  omdat 
er  verwarring  onder  het  Nederlandsche  zeevolk  bij  den  aanval 
op  de  stad  Tidore  ontstond.   ^ 

De   tijdingen,    welke  de  kommandeur   Block  uit  Bantam  had 


'  Deze  Japansche  soldaten  werden  in  dit  gevecht  voor  de  eerstemaal  door  de  Neder- 
landers in  het  vuur  gebragt.  Z^j  betoonden  zich  dappere  loqjgslieden  te  z^n ;  maar  waren 
moe^jel^k  onder  krijgstucht  te  houden.  Zij  waren  ten  getale  van  70,  door  Hendrik 
Brouwer  in  1612,  in  dienst  der  O.-Ind.  Comp.,  uit  Japan  aangebragt. 

*  Bij  Valentyn  en  in  de  overige  gedrukte  berigten,  vindt  men  de  verrigtingen  van 
Pieter  Both  in  den  oostel\jken  Archipel,  zeer  onvolledig  vermeld.  Geen  berigt  wordt 
er  gevonden  van  den  op  Banda,  voor  vijfjaren,  gesloten  wapenstüstand ,  noch  van  de 
verovering  van  Marieko  en  Tidore.  Daarentegen  doet  Valentyn  opgave  van  een  con- 
tract met  Matsjian  en  met  Temate  gesloten,  welke  overeenkomsten  ik  op  het  Rijks- 
archief niet  aantrof.  De  oorspronkelijke  bronnen  voor  de  kennis  der  verrigtingen  van 
Pieter  Both  zijn  hoofdzakelijk:  Resol.  G6.  en  Raden  van  Indie  van  28,  30  Maart, 
11  April,  25  Mei,  5,  22  Junij  1611.  Brief  van  Steven  Doenssen,  dd.  Banda  16 
Maart  1612 ;  Memorie  ofte  annotatie  van  de  princip.  poincten ,  die  bij  den  GG.  en  bij 
alle  andere  Commiesen  in  dienste  der  O.-I.  C.  in  haar  brieven  worden  aangeroert,  (in 
Deel  VI.  der  eerste  reizen,  mnscrpt  R.  A)  van  31  Maart  1612—20  Jum  1612  en 
missive  GG.  Both.  1  Januar\|  1613. 


VII 


medegebragt ,  hadden  intusschen  den  Gouverneur-Generaal  over- 
tuigd, dat  zijne  tegenwoordigheid  aldaar  noodzakelijk  wat»,  want 
te    Bantam  gelijk   elders  vereischte  het  gedrag  der  dienaren  van 
de  Compagnie  een  naauwlettend  onderzoek  en  toezigt.  Met  het  doel 
om    zoodanig    onderzoek   over   alle  kantoren  der  Compagnie  uit 
te   strekken,    werd   Hans   de  Haze  tot  visitateur-generaal  aange- 
steld, terwijl  Both  zelf  op  den  3^^  Augustus  1613  naar  de  kus- 
ten van  Java  vertrok.     Vooraf  benoemde  hij  D^  Laurens  Reael 
tot   vice-gouverneur   en   belastte  hij  dezen  met  het  bestuur  over 
de    Molukken,    Amboina    en    Banda.     Op   den  14^^  September 
kwam   Both  ter  reede  van  (Trissee,  op  de  oostkust  van  Java,  al- 
waar  de  Compagnie   reeds  sedert  1602  een  huis  of  laktorij  be- 
zat,   waarover   toen  door  den  opperkoopman  Andiïes  Soury  het 
beheer  gevoerd  werd.  In  het  vorige  jaar  1612  was  de  komman- 
deur    Hendrik    Brouwer    met    het   schip   de   Roode   Leeuw  met 
pijlen,    voor   deze   plaats   geweest  en    had  er  het  land  vol  Por- 
tugezen   gevonden,   om   er   foelie   en   muskaatnooten    te  koopen 
van    de    Javanen ,    die    deze    specerijen ,     niettegenstaande    de 
contracten    der    Bandanezen   inet   de   Compagnie,   heimelijk   uit 
Banda    aanvoerden.     Het    monopoliestelsel,  dat  de  Nederl.  Oost- 
Ind.  Comp.  door  middel  van  uitsluitende  leveringscontracten,  in 
navolging   der   Portugezen,   in  Indie  toepaste  en  zocht  te  hand- 
haven ,   kwam   toen  reeds  in  botsing  met  den ,  sedert  vele  jaren 
bestaanden,  handel  tusschen  Java  en  de  specerij-eilanden.     Hen- 
drik Brouwer  als  vertegenwoordiger  van  dat  stelsel  der  Comp.  gaf 
aan  den  Koning  van  Soerabaija  zijn  ongenoegen  te  kennen ,  over 
den   verboden    handel  in  specerijen,  tusschen  Banda  en  Java  en 
geraakte    dien    ten    gevolge   in   eene  vrij  gespannen  verhouding 
wet  dezen  Javaanschen  vorst.  Welligt,  om  later  mededinging  tegen- 
over Soerabaija  en  Grissée  in  het  leven  te  roepen,  bezocht  Brou- 
wer toen    ook  de  stad  Japara,  welke  onder  het  gebied  van  den 
Panenibahan  van  Mataram  gelegen  was.  Hij  vond  te  Japara  groote 
begeerte   naar   eene   Nederlandsche   faktorij;  doch  hoewel  hij  de 
belangrijke  voordeelen ,  welke  voor  de  Compagnie  uit  den  rijsthandel 


vin 


te  Japara  waren  te  behalen  had  ingezien,  ontbrak  hem  toen  de 
tijd  om  zich  langer  aldaar  op  te  houden  en  moest  hij  zijnen 
togt  verder  vervolgen.  * 

Toen  nu  in  1613  de  Gouverneur  Generaal  Both  voor  Grissée 
aankwam,  vond  hij  het  Nederlandsche  kantoor  aldaar  en  de 
stad  zelve  verwoest  door  het  leger  van  den  Panembahan  van 
Mataram ,  die  ook  het  nabij  gelegen  Joortan  had  vernield.  Sedert 
was  de  Panembahan,  weder  landwaarts  teruggeweken ,  omdat 
in  zijn  leger  eene  algemeene  sterfte  was  uitgebroken ,  welke  kort 
daarna  ook  den  magtigen  Javaanschen  vorst  niet  spaarde  en  waar- 
door de  kroon  van  Mataram  verviel  aan  een  kind  van  zeven 
of  acht  jaren.  *  Terwijl  Both  voor  Grissée  lag,  kwam  er  van 
verschillende  kanten  berigt,  dat  de  Panembahan  van  Mataram 
gaarne  in  betrekking  met  de  Nederlanders  zou  treden.  De  re- 
genten der  stranddistrikten  trachtten  als  om  strijd  den  Gouver- 
neur-Generaal in  hun  land  te  lokken  en  boden  hem  woning  en 
verblijf  in  hunne  gewesten  aan.  Both  gaf  de  voorkeur  aan  Ja- 
para, eene  plaats,  welke  sedert  jaren  reeds  de  zetel  was  van 
een  levendigen  handel  en  waar  overvloed  van  rijst,  voor  weinig 
geld,  te  verkrijgen  was.  Het  eerste  Nederlandsche  kantoor  in 
deze    stad,    werd   door   Both    onder   de  leiding  van  den  opper- 


'  Zie  liier  achter   den  brief  van  den  kommandenr  H.  Brouwer  aan  de  Bewindlieb- 
bers  dd.  27  Jm^j  1612;  n».  I  der  gedr.  stukken. 

>  De  Panembahan  van  Mataram  had,  sedert  1610  reeds,  z\jne  aanslagen  tegen  Gris- 

sée   en  Joortan  voorbereid.  De  Vorst,  die  hier  als  in  1613  overleden  vermdd  wordt, 

was ,    volgens   den    heer   Hageman ,   genaamd   Mfts-Djolang ,   zoon  van  den  bekenden 

Senupati.    Volgens   dienzelfden   schrijver   zou  de  opvolger  van  M&s-Djolang,  geweest 

zijn   Martopoero ,    onder   regentschap   van   zijn  broeder  Baden-Mfts  Rangsang.    Deze 

laatste   zon   zQn  mindeijarigen  broeder  nit  de  regering  hebben  gedrongen  en  zelf  het 

bewind  hebben  gevoerd  onder  den  naam  van  Agoeng.  Dit  berigt  komt  vrg  wel  overeen , 

met  de  mededeelingen ,    welke  .men  in  de  hierachter  gedmkte  brieven  aantreft  (n'.  III 

en   IV).    Het   kind,    waarvan   in  die  brieven  gesproken  wordt,    zou  dan  Martopoero 

zijn    geweest ;    doch   het   moet   reeds  in  1614  of  1615  van  den  troon  z\jn  gestoot  en ; 

want   in   die  jaren   troffen    de   Nederlanders ,    als   Panembahan ,    een   vorst  aan  van 

ongeveer    23  jaren  ond.    Vergel.  ook  het  tijdschrift  van  Nederl.  Ind.  1849  blz.  212 

De  schrijver  in  dat  tydschrift,   schoot  echter  onbekend  te  zign  geweest  met  de  gebenr- 

tenissen    op   Java,    onder   de   regering   van  Mfts-Djolang.    Valenten  en  RafiSes  zijn, 

voor  dit  gedeelte  van  Java's  geschiedenis,  weder  in  het  gebed  niet  op  de  hoogte. 


IX 

koopman  Lambert  Dirckz.  Haga  gesteld,  wiens  werkkring hooM- 
zakelijk  zijn  zou,  rijsl  te  verzamelen  voor  de  bevolking  en  de 
garnizoenen  der  specerij-eilanden.  Both  zette  nu  op  den  3^^ 
October  1613  de  reis  naar  Bantam  voort. 

De  belangen  der  Oost*Indische  Compagnie  in  deze  hoofdplaats 
van  westelijk  Java,  waren  inmiddels  zeer  t)enadeeld,  zoowel 
door  misbruiken,  als  door  nalatigheid,  eerst  van  L^Hermite  en 
na  het  vertrek  van  dezen ,  van  zijn  opvolger  Mateo  Coteels. 

De  rijksbestierder,  die  zich,  met  ter  zijdestelling  van  den  Ko- 
ning, bijna  geheel  van  het  bestuur  had  meester  gemaakt,  belem- 
merde meer  nog  dan  vroeger,  door  willekeurige  daden,  den 
handel  der  Nederlanders. 

De  loge  der  Gomp.  te  Bantam  was,  waarschijnlijk  op  last 
van  den  rijksbestierder,  verbrand,  eenige  Hollanders  waren  ver- 
moord, bet  lijk  van  Coteels,  die  inmiddels  gestorven  was,  was 
door  de  Javanen  opgegraven,  verminkt  en  onteerd,  de  weder- 
opbouw eener  loge  werd  vertraagd,  omdat  de  vergunning  daar- 
toe niet,  dan  onder  bezwarende  voorwaarden ,  verkregen  kon 
worden.  De  grootste  schade  had  de  Comp.  echter  geleden, 
door  eigen  dienaren. 

Voor  alles ,  moest  er  dus  te  Bantam  orde  in  de  zaken  worden 
gehragt;  want  déér  was  de  plaats,  waar  de  retourladingen  voor 
het  vaderland  werden  bijéén  gehragt  en  afgezonden,  waar  de 
algemeene  boeken  werden  gehouden,  van  waar  de  specerij- 
eilanden van  geld ,  koopwaren ,  wapenen  en  voedingsmiddelen 
werden  voorzien.  Al  die  groote  belangen  waren  verwaarloosd, 
of  oneerlijk  behandeld.  Pieter  Both  bewees  dan  ook  aan  de 
Compagnie  eenen  zeer  gewigtigen  dienst,  toen  hij  tot  hooid  van 
het  Bantamsche  kantoor  een  man  verkoos,  die  binnen  weinige 
jaren  al  hetgeen  verloren  was  weder  terug  zou  winnen,  rijke 
ladingen  naar  Nederland  zou  zenden,  de  Mol  ukken  geregeld 
van  het  noodige  voorzien ,  de  verwarde  boekhouding  herstellen 
en  met  de  meeste  naauwkeurigheid  zou  bijhouden. 

Die   man   was.  Jan  Pietersz.  Coen  van  Hoorn,  dien  de  Gou- 


X 


vemeur-Generaal  aanstelde  tot  boekhouder-generaal  en  directeur 
van  de  kantoren  Bantam  en  Jakatra ,  en  van  wien  bij  bij  her- 
haling getuigde,  «dat  hij  was  een  eerlijk  en  godvreezend  jong- 
«man^  zeer  modest  van  leven,  zedig  en  van  goeder  aert,  geen 
«dronckaert,  niet  hoovaerdig,  zeer  bekwaaip  in  den  Raad,  in 
<■  het  stuk  van  de  koopmanschap  en  het  boekhouden  zich  wel 
ff  verstaende.'^  De  deugden  welke  Both  aan  Goen  toeschreef 
waren  in  die  dagen,  in  Indie  meer  dan  ergens  elders  op  prijs 
te  stellen;  want  dronkenschap,  onzedelijkheid,  oneerlijkheid, 
onbekwaamheid  en  begeerte  naar  een  weelderig  leven,  waren 
kwalen  en  gebreken ,  waarmede  een  groot  aantal  der  Europeanen , 
die  destijds  naar  Indie  kwamen,  waren  besmet. 

Niet  minder  dan  te  Bantam  was  de  tegenwoordigheid  van  den 
Gouverneur-Generaal  te  Jakatra  noodig,  want  ook  déér,  was 
gedurende  zijne  afwezigheid  slecht  bestuurd.  De  fiskaal  Theu- 
nemans,  een  lid  van  den  Raad  van  Indie,  die  door  Both  uit 
de  Molukken  naar  Bantam  was  gezonden  en  door  Jacques 
L'Hermite  tot  opperhoofd  van  de  Nederlandsche  fektorij  te  Ja- 
katra was  aangesteld,  had  den  regent  van  Jakatra  afkeerig  van 
de  Nederlanders  gemaakt,  door  hem  slecht  te  -  bejegenen ,  de 
inlanders  te  slaan  ,  zich  hoovaardig  en  losbandig  te  gedragen , 
de  vrouwen  van  aanzienlijke  Javanen  oneerbaar  aan  te  tasten 
en  meer  andere  onbehoorlijke  daden  te  plegen.  « Voorwaar ,'' 
schrijft  de  Gouverneur-Generaal  Both  dan  ook  in  die  dagen 
aan  het  opperbestuur  in  Nederland,  «voorwaar,  mijne  heeren, 
ff  het  is  niet  alleen  schandelijk,  maar  ook  horribel  en  abomi- 
« nabel,  dat  van  uwe  dienaars  in  deze  landen,  op  verscheiden 
«plaatsen  passeert!'' 

De  kommandeur  Hendrik  Brouwer  was  reeds  in  het  vorige 
jaar  1612  vóór  de  komst  van  Both,  te  Jakatra  geweest  eu  had 
toen  eene  nog  meer  geschikte  plaats  voor  de  vestiging  van  een 
Nederlandsch  kantoor  van  den  regent  verkregen.  De  nu  inge- 
ruimde grond  lag  nog  nader  aan  de  zee,  juist  bij  de  monding 
van  de  rivier  Tji-Liwong,  met  de  rivier  aan  de  westzijde  en  het 


XI 

strand  aan  de  noordzijde.  Het  opperhoofd  Theunemans ,  had  daar , 
tegen  het  bevel  van  den  Gouverneur-Generaal ,  een  groot  huis  ge- 
bouwd y  maar  zóó  slecht  ingerigt,  dat  het  in  1614  reeds  begon  te  ver- 
zakken. Both  vond  den  regent  van  Jakatra ,  in  eene  veel  minder  gun- 
stige stemming  jegens  de  Nederlanders  dan  vroeger.  De  regent 
begon  nu  te  spreken  van  inkomende  en  uitgaande  regten  te 
willen  heffen  en  verbood  den  aanbouw  van  een  tweeden  gëdong 
of  groot  pakhuis.  Both  wendde  alles  aan,  wat  in  zijn  vermogen 
was,  om  hem  weder  tot  de  goede  gezindheid  van  vroeger  terug 
te  brengen,  en  hoewel  dit  schijnbaar  ook  gelukte,  bleef  bet 
toch  twijfelachtig  of  de  regent  wel  ooit  zijne  toestemming  tot 
het  bouwen  van  een  kasteel  in  zijn  land,  verleenen  zou. 

De  plaats  waar  het  algemeene  rendez-vous,  het  middenpunt 
van  het  bestuur  en  den  handel  der  Compagnie  in  Indie  zou 
gevestigd  worden,  hetzij  te  Bantam,  hetzij  te  Jakatra  of  op 
één  der  omliggende  eilanden ,  dan  wel  in  of  bij  de  straat  van 
Malakka,  was  in  die  dagen  een  nog  zoo  weinig  opgelost  vraag- 
stuk, zoowel  bij  het  opperbestuur  in  Nederland  als  bij  de  in- 
vloedrijkste ambtenaren  in  Indie,  dat  de  Gouverneur-Generaal 
Both ,  dan  ook  voorloopig  niet  harder  bij  den  regent  van  Ja- 
katra op  verlof  tot  den  aanbouw  van  een  kasteel  aandrong, 
hoewel  hij  met  allerlei  beweegredenen  hem  zocht  te  bewijzen, 
dat  eetie  versterkte  plaats  voor  de  Nederlanders  nuttig  en  voor 
hem  zalven  voordeelig  zijn  zou.  Inmiddels  verzuimde  Both  niet , 
gevolg  te  geven  aan  de  uitnoodiging  van  den  Panembahan  van 
Mataram  tot  het  aanknoopen  van  betrekkingen  met  de  Neder* 
landers. 

Op  den  9^  April  1614  zond  de  Gouverneur-Generaal,  den 
kommandeur  Gaspar  van  Zurck  naar  Japara,  om  van  die  plaats 
als  gezant  van  de  Staten-Generaal  en  de  Oost-Indische  Comp. 
der  Vereenigde  Nederlanden  naar  den  Panembahan  te  reizen. 
Na  een  togt  van  zes  dagen  ontmoette  van  Zurck  den  magtigen 
gebieder  van  Java. 

De   Panembahan,    een    krachtig   jong  man    van  ongeveer  23 


XII 


jaren,    ontying    met    vele    eerbewijzen,     dit   eerste    gezantschap 
der  Nederlanders,   en  voegde  niet  zonder  fierheid  deze  woorden 
aan   van    Zurck   toe :     « Hij    wilde   gaarne    in  verbond  met  den   ( 
» Prins  van  Holland  treden;  doch  hij  was  een  Prins  en  soldaat, 
«geen    koopman,    zooals    alle    andere    Koningen     en    Prinsen 
(cvan   Java,    hij    liet  iedereen    vrij  en  ongehinderd  in  zijn   land 
«wonen,   zonder    dat   men    tollen  behoefde  te  betalen,  de   Hol- 
«landers   mogten    zelfs    te  Japara  voor  zich  een  klein  kasteel  of 
« stèenen  huis  bouwen ,  opdat  zij  zich  zouden  kunnen  verdedigen 
«tegen  hunne  vijanden.  lek  wete  wel""  zeide  hij  eindelijk,   «dat 
«gijl.    niet   komt  om    het   land    van  Java  te  veroveren,  Grissee 
«en  Jortan  hebbe  ik  gewonnen,  ik  ga  nu  Soerabaija  veroveren  , 
«en  ik  zal,  zoo  de  Generaal  het  begeert,  hem  Jortan  schenken. 
« Tegen    die    van    Bantam    heh    ik    geen  oorlog,  maer  doen  zij 
«ü  overlast,  doet  daarover  wrake,  40  goraps  of  galeyen  wil  ik 
«ü  tot  assistentie  geven!"   * 

De  vrije  uitvoer  van  rijst  uit  Japara  en  toebereidselen  tot 
het  opbouwen  eener  steenen  loge  aldaar,  waren  voor  de  Ne- 
derlanders aanvankelijk  de  gunstige  gevolgen  van  dit  gezantschap. 
Weldra  bleek  het  echter,  dat  eene  vestiging  op  het  grondgebied 
van  den  Panenibahan,  bij  de  uitvoering  niet  zoo  gemakkelijk 
zou  zijn ,  als  men  na  de  schoonkl  in  kende  beloften  van  den 
magtigen  Vorst,  had  mogen  verwachten. 

Slechts  weinige  maanden  later  liep  de  diensttijd  van  den 
Gouverneur- Generaal  Both  ten  einde.  Op  den  5®**  November  1614 
kwam    de    nieuwbenoemde    opper-landvoogd    Gerard  Reijnst,  te 


'  Dit  eerste  gezantschap  in  1614 ,  was  tot  hiertoe  geheel  onbekend ;  men  zie 
daarover  hierachter  N».  Y  en  N".  XVI  der  gedrukte  stukken.  De  koopman 
Balthazar  van  Eijndhoven  schjjnt  ook  deel  te  hehhen  uitgemaakt  van  dit  gezantschap 
en  stelde  in  het  volgende  jaar  1615  een  geschrift  op ,  getiteld :  Remonstrantie  van 
de  ghelegentheyt  van  den  Mataramschen  Keyser ,  enz. ,  welk  stuk  gedrukt  is  onder 
N*^.  XVII  hierachter.  —  Ook  Graspar  van  Zurck  moet  een  dagverhaal  van  z|jn  ge- 
zantschap vervaardigd  hebhen ;  doch  dit  stuk  is  op  het  Kgks- Archief  niet  meer  te 
vinden.    Op  z^ne  terugreis  stierf  van  Zurck  aan  den  rooden  loop. 


Xllt 

Bantam  aan,   die   reeds   den  volgenden  dag  zijne  hooge  betrek- 
king aanvaardde.     Het    berigtschrift,    waarmede  Gerard  Reijnst 
voorzien    was,    verschilde    slechts  in  weinige  artikelen  van  dat, 
waarmede    Pieter    Both    in    Indie    was    aangekomen.   ^     In  het 
eerste   artikel    werd    voorgeschreven ,    den    Raad    van    Indie  op 
nieuw  zamen  te  stellen  en  daarin  vooreerst  den  onder-admiraal 
Steven   van    der  Hagen  en  den  kommandeur  Gaspar  van  Zurck 
zitting  te   doen    nemen.     Deze   laatste   was  inmiddels  overleden 
en  nu  werd  bij  resolutie  van   13  November  1614,  de  Raad  van 
Indie   zamengesteld    uit    de    navolgende    leden :    Steven  van  der 
Hageo,   Steven   Doenssen,    Jasper  Jansz   en  Cornelis  D'Edel  als 
fiskaal    generaal,    terwijl    Jan  Pietersz.  Coen    benoemd  werd  tot 
directeur-generaal  van  alle  de  kantoren  in  Indie  en  tot  president 
van  de  kantoren  te  Bantam  en  Jakatra  en  hem  ,  in  die  hoedanig- 
heid ,  zitting  in  den  Raad  van  Indie  werd  gegeven. 

De  in  1609  ingestelde  raad  van  bestuur  over  geheel  Indie, 
had  tot  nog  toe  weinig  nut  opgeleverd  en  zou  ook  nu  nog 
onder  den  tweeden  Gouverneur-Generaal  Reynst  niet  die  voor- 
deelen  aanbrengen,  welke  men  er  van  verwacht  had.  De  voor- 
naamste redenen  van  deze  minder  gelukkige  uitkomst,  waren;  in 
de  eerste  plaats  het  klein  getal  van  voor  die  betrekking  geschikte 
personen ,  dat  toen  in  Indie  gevonden  werd ,  en  ten  tweede ,  dat 
de  Gouverneur-Generaal  en  zijne  Radeu  te  veel  over  geheel  Indie 
waren  verspreid,  omdat  er  nog  geen  vaste  hoofdzetel  der  Hooge 
Regering  gevonden  was.  Merkwaardig  is  het  oordeel,  dat  Jan 
Pietersz.  Coen  over  den  toestand  en  de  inrigting  van  het  be^ 
stuur  in  Indie  bij  den  aanvang  van  het  jaar  1614,  aan  de  Be- 
windhebbers in  Nederland  mededeelde :  «  Alzoo  ,'^  schreef  hij , 
«de  Gouverneur-Generaal  in  het  nemen  van  besluiten  en  in  de 
«regering  vaq  den  algemeenen  Indischen  staat,  door  gebrek 
«aan    personen,    geen    coUegie    van   den  Indischen  Raad  geheel 


'  l)e  inatmctie  van  6.  ReiJDst  ontbreekt  in  de  verzameling  Instractien,  ordon- 
nantiea,  enz.,  door  m'^.  P.  Myer  uitgegeven.  Dat  stak  berust  in  handschrift  op  hei 
K^ks-Mchief. 


XIV 


«en  voltallig  bij  zich  houden  kan,  zooals  het  behoorde  en  het 
«doel,  de  bestemming  en  de  orders  van  de  heeren  Majores  ge- 
« weest  is ;  zoo  is  hij  genoodzaakt  en  gedwongen  geworden ,  om 
«daarin  te  volgen  den  voet  en  de  maniere,  die  tot  nu  toe  in 
«trein  is  geweest ,  dat  is,  van  alles  en  in  allen  gevallen,  te 
«delibereren  en  te  disponeren,  zooals  hij,  Gouverneur-Generaal 
«goed  en  meest  raadzaam  achtte,  met  advies  en  stem  van  alle 
«zoodanige  personen,  die  dan  op  dat  oogenblik  bij  hem  tegen- 
«woordig  waren,  betzij  dat  zij  waren  gouverneurs,  kapiteinen, 
«kooplieden  of  schippers,  welke  dan  zonder  onderscheid  in  den 
« raad  compareerden.  Zonder  onderscheid ,  zeg  ik ,  zijn  voor 
«dezen,  die  personen  tot  brede-raden  gesteld  en  zijn  zij  nu 
«weder  als  raden  gecompareerd,  en  dan  alle  zoodanige,  als  de 
ft  Gouverneur- Generaal  bij  de  hand  had.  Of  daaronder  dan 
« geen  onbekwamen  en  incapablen  compareerden ,  is  kennelijk. 
« Het  gemeene  spreekwoord  zegt  daarvan :  daar  vele  raden  zijn , 
«is  veel  raads;  maar  geen  of  weinig  uitkomst;  la  pluraliié  des 
«voix,  emporte  souvent  la  plus  sainel  Gedurende  den  tijd, 
«waarin  de  Nederlanders  van  deze  Indische  vaart  hebben  ge- 
«  bruik  gemaakt  zijn  de  raden,  met  welker  stemme  de  staat 
«geregeerd  is,  kapiteinen,  kooplieden  en  schippers  geweest,  die 
«allen  van  eenen  bijzonderen  aard  of  bijzondere  vocatie  zijnde, 
« dien  ten  gevolge  tegen  elkander  partij  en  vijand  waren.  Die 
«  vijandschap  en  haat  is  door  dagelijksch  en  lang  verkeer  veel 
ft  grooter  dan  de  vijandschap ,  die  men  artisans  of  menschen  van 
«een  bijzonder  beroep  uit  de  natuur  elkander  ziet  toedragen. 
«Zij  schieten  ook  altijd  niet,  langs  verschillende  wegen  naar 
« één  doel ;  maar  elk  heeft  dikwijls  volgens  zijnen  bijzonderen 
«aard,  zijne  natuur  of  complexie,  een  bijzonder  wit  voor  oogen, 
«  doch  altijd  onder  pretext  van  het  gemeene  beste ;  daarnaar  zij 

«ook   door   bijzondere  wegen  trachtende  zijn Wat 

« inconvenienten ,  de  partijschappen  van  voorgemelde  drie  per- 
«sonen,  de  schippers,  de  kooplieden  en  kapiteinen,  de  onwe- 
tttendbeid,   de   nijd,    haat   en    hunne  bijzondere  of  contrarie  af- 


XV 

«fectie  onder  den  gemeenen  welstand  medebrengen,  bevinden 
«wij  dagelijks  en  gevoelt  de  staat  wel.  De  dependentie  en  den 
«eisch  van  deze  zake  te  verhalen  zou  te  lang  zijn.  Dezeincon- 
ttvenienten  zullen,  zoo  ik  meen,  verholpen  worden ,  zoodra  de 
«leden  van  het  collegie,  bestaande  uit  den  persoon  van  den 
«Gouverneur-Generaal  en  de  Raden  van  Indié  geheel  voltallig 
«bij  elkander  zullen  kunnen  blijven ,  en  dan  worde  er  in 
«dezen  Baad  gevonden;  kennis  van  koophandel,  navigatie,  reg- 
«ten,  krijgshandel  en  voornamelijk  kennis  van  staat,  en  tegelijk 
« een  vroom  gemoed.  De  raadspersonen  moeten  ook  niet  comp- 
« tabel  zijn  en  hetgeen  door  dit  collegie  is  besloten  en  vastge- 
«steld.  hebben  de  schippers,  kapiteins  en  kooplieden  te  execu- 
« teren.  Wil  men  van  deze  laatsten  den  raad  inwinnen ,  of  hun 
«mede  voldoening  geven,  men  vorme  uit  hun  midden  een  con- 
«sultatieven  raad;  maar  men  beroepe  hen  niet  om  te  delibereren 
«of  te  determineren."   ^ 

Sedert  de  benoeming  van  een  algemeen  directeur  over  alle 
de  kantoren  in  Indie,  kwam  er  meer  éénheid  en  zamenwerking 
in  den  handel  en  de  invloed  van  dien  hooggeplaatsten  dienaar 
der  Compagnie,  zou  zich  sterker  en  spoediger ,  vooral  ook  in 
de  winsten  en  baten  der  Compagnie  in  het  moederland  hebben 
doen  gevoelen,  indien  bij  over  meer  middelen  de  vrije  beschik- 
king hadde  gehad  en  zijne  raadgevingen  beter  waren  opgevolgd; 
kapitaal  vooral  ontbrak  er  in  Indie.  Tegelijk  met  of  kort  na  de 
komst  van  den  Gouverneur-Generaal  Re\jnst  waren  er  wel  een 
elftal  schepen  uit  Nederland  in  Indie  aangekomen;  maar  geld 
hadden  de  Bewindhebbers  daarin ,  bijna  niet  overgezonden. 
Even  onbeschroomd  als  Coen  zijn  oordeel  over  het  bestuur  in 
Indie  had  medegedeeld,  ontwikkelde  hij  nu  zijn  gevoelen  over 
de  handelingen  van  het  opperbestuur  in  Nederland.  «Waartoe 
«strekt    het/'    schreef   hij    aan    de    Bewindhebbers,   ^    «dat  de 


*    J:  Pz.  Coen  aan  de  Bewindhebbera,  (Hoeren  XVII),  dd.  Bantam  1  JanDarij  1614. 

'    J.   Pz.    Coen   aan   de   Bewindhebbers,   (Kamer  Delft),  Bantam  27  Dec.  1614. 
N*>.  VIII  der  bierachter  gedmkte  stokken. 


Tw^^r-*'-!'-r  -*'  :>Tn'    ^     •  ^T^. 


XVI 

«eerste  Gouverneur-Generaal  ongewapend  en  de  tweede  generaal  I 
«zonder  geld  wordt  uitgezonden;  door  ondervinding  moesten  de 
«Heeren  het  weten,  dat  in  Indie  de  handel  gedreven  en  gehand- 
«haafid  moet  worden  onder  beschutting  en  faveur  van  uwe 
«  eigene  wapenen ,  en  dat  de  wapenen  gevoerd  moeten  worden 
«door  de  voordeelen,  die  wij  genieten  door  den  handel,  zoodat 
«de  handel  niet  zonder  den  oorlog,  noch  de  oorlog  zonder  den 
«handel  kan  blijven  bestaan.  Het  zal  UEd.  gelieven,  zich  er 
« niet  over  te  belgen ,  maar  wij  weten  niet  waarmede  wij  de 
«Heeren  zullen  verontschuldigen,  vermits  de  fouten  al  te  groot  1 
«en  te  menigvuldig  zijn;  hier  geschieden  dan  ook  we'.nig  abui- 
« zen ,  of  men  zal  bevinden ,  als  men  de  zaken  dieper  inziet , 
«dat  UEd.  daarvan  de  oorzaak  zijn.'' 

Zoodra  de  Gouverneur-Generaal  Reijnst,  de  teugels  van  het 
bewind  in  handen  had  genomen,  zocht  hij,  tot  uitvoering  der 
instructie 9  welke  hem  door  de  Bewindhebbers  was  verstrekt, 
de  regering  van  Bantam  er  toe  te  brengen  om  de  nieuw 
ingevoerde  hoogc  tolregten,  weder  af  te  schaffen  en  tevens 
de  oude  goede  verstandhouding  tusschen  den  rijksbestierder  en 
de  Nederlanders  te  herstellen.  ^  Het  mogt  hem  echter  niet 
gelukken  zijn  doel  te  bereiken,  en  bij  zijn  kort  daaropvolgend 
vertrek  naar  de  specerij-eilanden  moest  hij  de  uitvoering  van 
die  taak  verder  opdragen  aan  den  president  der  kantoren  Bantam 
en  Jakatra,  Jan  Pietersz.  Goen. 

Die  taak  was  inmiddels  hoe  langer,  hoe  moeijelijker  geworden. 

De  Pangéran  rijksbestierder  van  Bantam  verlangde  wel  de 
Nederlanders  en  alle  andere  Europeanen,  in  zijne  koopstad  als 
handelaars    toe    te    laten    en    te  behouden,  uit  hunnen  handel, 


>  Artikel  22  z^ner  Instroctie  sclireef  aai)  den  6G.  Reynst  voor:  »óe  Coninck 
van  Bantam  of  die  voor  hem  gonvemeren  maken  het  te  grof  met  tollen  en  impo- 
sitien,  voornamentlyk  moeten  op  de  Moluksche  en  andere  inlands  varende  schepen 
geen  tollen  te  Bantam  worden  gedoogd ;  dit  zou  niet  alleen  schadeiyk ,  maar  ook 
schandelijk  voor  ons  zijn  en  kwade  gevolgen  opwekken  b\j  andere  Indische  Vorsten ; 
echter  moeten  wij  met  die  van  Bantam,  voor  ons  uiterlijk  althans,  de  beste  vrienden 
blijven." 


••     •       .  •  V    * 


XVII 

zoowel  regtstreeks  door  tolheffing,  als  zijdelings  door  geschenken 
groote  voordeelen   te    trekken;  evenzoo  zag  hij  gaarne,  dat  Ne- 
derlanders en  Ëngelschen  zich  binnen  Bantam  kwamen  vestigen ; 
maar  hij  wilde  niet  toestaan,    dat  door  Europeanen  sterke  stee- 
neo    huizen    binnen    Bantam    werden    gebouwd,   omdat  hij,  en 
te  regt^    ten  allen  tijde  meester  over  die  vreemdelingen,  die  hij 
mistrouwde,   wilde    blijven.     Hij  verloor  echter  uit  het  oog  dat 
ook   de    westerlingen    uit    begeerte  naar  winst  zoo  verre  hunne 
togten    tot    binnen    zijne  stad  hadden  uitgestrekt,  en  dat  hij  in 
bet  einde  den  handel  door  hooge  toltarieven  en  belemmeringen 
uit  zijn  rijk  verdrijven  zou.  De  Nederlanders  van  hunnen  kant, 
wilden    en    konden    zich    op  den  duur  niet  aan  de  heffing  van 
buitensporige  tolregten  onderwerpen,   hun  belang  en  de  strenge 
bevelen   uit   Nederland   schreven  hun  voor,  grooten  uit-,  in-  en 
doorvoer  met  lage  tarieven^  te  verkrijgen.     Evenmin  konden  zij 
zich    met  woningen  vergenoegen,    waarin  zij  zelven,  zoowel  als 
hunne   goederen    on'. eilig   waren  of  waarin   de  koopwaren  door 
vocht   of  ongedierte    werden  aangetast.     Uit  dien  strijd  van  be- 
langen   ontstond    eene   voortdurende  en  steeds  klimmende  span- 
ning   tusschen    den    Pangéran    rijksbestierder    aan    de  ééne ,  én 
den    directeur   van    den    Nederïandschen  handel  te  Bantam,  aan 
de  andere   zijde.     De    Pangéran   eischte  hooge  regten  en  groote 
geschenken,    begunstigde  nu  eens,  belemmerde  dan  weder,  den 
bandel   der  Nederlanders,  naarmate  grillen  van  Oostersche  wille- 
keur, inblazingen  van  hebzuchtige  raadslieden,  opwellingen  van 
moed  of  indrukken  van  vreesachtigheid  zijn  gemoed  beheerschten. 
Maar  te  midden  van  dit  weefsel  van  hebzucht  en  sluwheid  van 
den  Javaanschen  diplomaat,  liep  toch  ook  als  een  gouden  draad, 
de  edele   zucht  om   den    voorvaderlijken  grond  en  de  gemeente 
der    belijders    van   den    Islam ^    onafhankelijk,  vrij  en  zuiver  te 
bewaren,  tegenover  westersche  indringers. 

De  wederpartij   was  de  directeur  van  den  handel  der  Neder- 
landsche    Oost-Indische    Compagnie,    Jan    Pietersz.    Coen,    een 
man^   die,   hoewel   hij   naauwelijks  27  jaren  telde,  de  opbruis- 
IV.  n 


xvm 

schingen  van  ongeduld  over  telkens  terugkeerende  belemmerin- 
gen, in  zijn  gemoed  langen  tijd  wist  te  bedwingen  ^  die ,  begaafd 
met  eene  onbuigzame  wilskracbt,  den  hem  opgedragen  last  nooit 
uit  het  oog  verloor^  die  van  ambtspligt  eene  gewetenszaak  maakte 
en  boven  dien  ambtspligt  aan  niets  den  voorrang  toekende,  die 
niet  inspanning  van  alle  krachten  van  ligchaam  en  geest,  met 
verwaarloozing  van  eigen  voordeel  of  belang,  somtijds  zelfe  met 
miskenning  van  meer  verbeven  pligten,  geheel  en  uitsluitend 
zich  toewijdde  aan  de  belangen,  welke  door  zijne  meesters  hem 
waren  toevertrouwd. 

Dat  de  voortdurende  wrijving  tusschen  twee  zoodanige  grond- 
stoffen, eindelijk  tot  ontbranding  zou  leiden ,  was  onvermijdelijk. 
De  staatkunde  van  Coen  tegenover  den  bekwamen  en  listigen 
rijksbestierder ,  bestond  aanvankelijk  in  niets  anders,  dan  in 
het  doen  overhellen  van  den  evenaar,  beurtelings  dan  eens  naar 
Bantam,  dan  weder  naar  de  zijde  van  Jakatra.  Wanneer  hij 
bemerkte,  dat  noch  zachte,  noch  harde  middelen  iets  op  den 
rijksbestierder  vermogten,  dan  wendde  Coen  zich  naar  Jakatra, 
breidde  daar  de  bewaarplaatsen  van  d^n  handel  uit  en  vermeer- 
derde er  het  aantal  Nederlanders,  om  later  als  de  Bantammer 
door  naijver  en  afgunst  tegen  Jakatra  tot  grooter  toegevendheid 
scheen  opgewekt,  weder  naar  Bantam  te  keeren.  In  het  einde 
evenwel,  als  de  tolregten  steeds  hooger,  de  belemmeringen  in 
den  handel  meer  ondragelijk  werden  en  de  rijksbestierder  zich 
van  Nederlanders  en  Engelschen  bediende,  om  beide  mededin- 
gende Europesche  natiën,  met  en  door  elkander  te  kwellen, 
kwam  Coen  tot  het  besluit,  dat  alleen  maatregelen  van  geweld 
den  Pangëran  konden  bedwingen.  Maar  nu  ontbraken  hein 
de  hulpmiddelen  om  zijn  besluit  te  handhaven.  De  Bantamsche 
rijksbestierder  zag  aan  zijne  tegenpartij  de  kans  af,  voorkwam 
hem  en  vond  daartoe  hulp  en  steun  bij  de  Engelschen  en 
Coen  moest  op  zijne  beurt  zelf  voor  het  geweld  bukken,  omdat 
bet  opperbestuur  in  Nederland  hem  zonder  middelen,  in  Indie 
verlaten  liet  staan. 


XIX 

Voor  Nederland  scheen  nu  het  spel  verloren;  maar  terwijl 
de  rijksbestierder  door  al  te  groote  en  ingewikkelde  sluwheid 
en  Javaansche  diplomatie  in  eigen  strikken  verward  geraakte, 
sprong  Coen  weldra ,  als  een  stalen  veer ,  in  vorigen  stand  terug. 
Nu  werd  het  zwaard  van  Brennus  in  de  schaal  geworpen  en 
sloeg  de  evenaar,  die  jaren  lang  dobberende  gehangen  had,  over 
naar  de  zijde  van  Nederland.  De  uitkomst  was:  de  vestiging 
van  het  Nederlandsch  gezag  op  Java. 

Nadat  de  Gouverneur-Generaal  Reijnst,  zijne  pogingen  om 
Bantam  tot  verlaging  van  tolregten  en  beter  gezindheid  te  be- 
wegen had  zien  mislukken  en  hij  de  volvoering  van  die  taak 
verder  aan  Coen  had  opgedragen,  was  hij  in  den  loop  van  de 
maand  December  1614,  met  een  deel  zijner  vloot  naar  Banda 
vertrokken,  ten  einde  de  eilanden  Ay  en  Run  te  bezetten.  Op 
zijne  reis  derwaarts  bezocht  hij  de  kantoren  der  Compagnie  te 
Jakatra  en  Japara. 

De  nog  onaanzienlijke  faktory  der  Nederlanders  te  Jakatra, 
diende  slechts  tot  het  vertimmeren  van  sommige  schepen  en  het 
tolvrij  in-  en  uitladen  van  kleederen  uit  Koromandel.  Toch 
was  daardoor  reeds,  de  naijver  en  verbittering  van  Bantam 
jegens  het  leenroerige  Jakatra,  in  hooge  mate  opgewekt.  De 
Bewindhebbers  hadden  wel,  in  hunne  brieven  aan  het  bestuur 
in  Indie,  voorgeschreven,  dat  men  de  vriendschap  met  Bantam 
moest  aankweeken  en  onderhouden,  tevens  met  voorzigtigheid 
den  handel  te  Jakatra  voortzetten  en  eene  plaats  zoeken  voor 
een  vrij,  algemeen  rendez-vous  i;  maar  zulk  eene  lastgeving 
was  gemakkelijker  in  Nederland  op .  het  papier  te  stellen ,  dan 
in  Indie  uit  te  voeren.  Coen  schreef  dan  ook  met  zijne  gewone 
ongedwongen  vrijmoedigheid  daarover  aan  zijne  meesters  terug: 
«aan  Bantam  hooge  tollen  te  weigeren ,  elders,  te  Jakatra,  vrijen 
handel  te  zoeken;  maar  tevens  vriendschap  met  Bantam  te  on- 
derhouden zijn  contrarierende  maximen!" 


»     Resol.  der  HH.  XVII ,  Maart  1614 ,  art.  11. 


XX 

Ook  de  regent  van  Jakatra  begon,  sedert  hij  den  handel  in 
zijne  stad  zag  bloeijen  en  bij  den  Gouverneur- Generaal  Both 
toegevendheid  gevonden  had,  hoogere  eischen  te  stellen  en 
nieuwe  tolregten  van  de  levensmiddelen  te  vorderen.  De  Gou- 
verneur-Generaal Beijnst  wist  echter  met  dezen  regent,  wien 
het  vooral  om  geld  te  doen  was ,  eene  overeenkomst  te  ti^fifen , 
waarbij  hij  zijne  aanspraken  op  tolheffing  van  arak ,  rijst ,  boonen 
en  visch ,  liet  varen ,  tegen  eene  vaste  jaarlijksche  afkoopsom  van 
800  Bealen;  terwijl  de  handel  en  de  uitvoer  van  alle  andere 
koopwaren,  even  als  voorheen  vrij  bleef ,  met  uitzondering  van 
het  sandelhout  en  de  S|^cerijen,  welke  aan  een  regt  van  5Vo 
onderworpen  werden.   * 

Weinig  verandering  kvvam  er  overigens ,  gedurende  dit  jaar , 
in  de  stelling  der  Nederlanders  te  Jakatra.  De  regent  alleen 
geraakte  meer  en  meer  in  eene  vijandelijke  verstandhouding  met 
Bantam^  omdat  nu  niet  alleen  de  Nederlandei's,  maar  ook  de 
Engelschen  zich  te  Jakatra  hadden  gevestigd.  De  Engelschen ,  die 
overal  waar  de  Nederlanders  de  baan  gebroken  hadden,  zich 
achter  dezen  vertoonden,  hadden  nu  ook  met  den  regent  eene 
voordeel ige  overeenkomst  gesloten ,  waarbij  voor  hen  het  toltarief 
.tot  34  7o  werd  verlaagd,  terwijl  zij  S|  7o  ^®  Bantam  moesten 
betalen.  Zij  vestigden  zich  tevens  in  eene  iaktory,  nabij  Jaka- 
tra, aan  de  westzijde  van  de  rivier  Tji-Liwong,  tegenover  de 
linkerzijde  van  de  Nederlandsche  Ëiktory.   ^ 

Na  Jakatra  te  hebben  bezocht  begaf  Beijnst  zich  naar  Japara , 
waar  hij  de  beloften  van  den  Panembahan  nog  bijna  geheel 
onvervuld  en  den  aanbouw  eener  steenen  loge  vertraagd  vond.  ^ 
Hier    verliet    Beijnst  Java^s   kusten   en  zeilde  hij  over  Amboina 


*  Men  vindt  deze  overeenkomst  in  het  werk  van  den  Hr.  v.  der  Chijs ,  »  De 
Nederlanders  te  Jakatra,"  b^lage  III  en  III*,  bladz.  206—208  en  ook  in  het 
copieboek  der  contracten  op  het  Rfjks-archief ,  DL  I. 

«  Calendar  of  State  papers,  Colonial  series,  East-Indies,  etc.,  1613— 1616 , edited 
by  Noeü  Sainsbury,  esq.  London,  1862,  preface,  page  LIX  en  No.  739.  Door  dit 
berigt  vervalt  ook  geheel ,  hetgeen  de  Heer  van  der  Chljs ,  11.  «egt  op  bladz.  22. 

*  Vergelijk  hier  achter  no.  X,  der  gedr.  stnkken. 


XXI 

naar  Banda,   ten   einde   er,   volgens  den  bepaalden  last  der  Be- 
windhebbers,  zich  meester  te  maken  van  poeloAy. 

Op  den  14^^  Mei  1615  deed  hij  op  dit  eiland  eene  landing, 
veroverde  er  twee  versterkingen;  doch  voor  eene  derde,  tegen  de 
krijgsmagt,  waarover  hij  beschikken  kon,  bestand,  stiet  hij  het 
hoofd.  Toen  keerde  hij  naar  Amboina  terug  en  begaf  zich  van 
daar  naar  Ternate,  qlwaar  hij  in  den  raad  van  Indie  gewigtige 
besluiten  nam,  over  de  vestiging  van  volkplanters  en  vrijhande- 
laars op  Amboina,  over  het  burgerlijk  bestuur  en  de  uitoefening 
van  het  regt,  de  handhaving  van  het  monopoliestelsel ,  inzon- 
derheid over  de  middelen  om  vreemde  Aziaten  en  Europeanen 
buiten  den  archipel  der  specerijen  te  weren  en  eindelijk ,  over  de 
gedragslijn,  welke  er  tegenover  de  Bandanezen,  die  altijd  voort- 
gingen met  zich  aan  de  gesloten  overeenkomsten  te  onttrekken^ 
moest  gevolgd  worden.    * 

Hoewel  de  aanslag  van  den  GG.  Reijnst  op  poelo-Ay  was  mis- 
lukt, was  de  togt  daarheen  toch  niet  geheel  vruchteloos  geweest 
omdat  daardoor  op  dat  tijdstip  ten  minste,  de  ondernemingen, 
de  koophandel  en  de  woelingen  der  Engelschen  waren  verstoord. 
In  dit  gedeelte  van  den  Indiscben  archipel  begon  de  spanning 
tusschen  de  mededingende  handelscompagnien  der  Engelschen 
en  Nederlanders  hoe  langer  hoe  sterker  te  worden.  De  Nederl. 
Comp.  had  met  de  inlandsche  bevolking,  van  die  eilanden, 
welke  de  in  Europa,  toen  veel  meer  dan. nu,  begeerde  spece- 
rijen   opleverden ,    overeenkomsten    gesloten ,   waarbij   deze   zich 


^  Beftol.  66.  en  Bade  v.  Indie,  dd.  13,  14  Mei  1615  over  den  aanslag  op  poelo- 
Ay; waaruit  blijkt  dat  Valentyn,  Bed  IV,  bladz.  267,  onnaaawkeorig  is;  verder 
resoL  66.  en  R.  28  Mei,  6  en  10  Jnltj  1615.  In  deze  resolntien  treft  men  allerzon- 
derlingfte  staathmshoudkundige  begrippen  aan,  b\jy.:  van  de  vreemde  Aziaten,  als  Ma- 
leijen,  Javanen  en  Makassaren  wordt  in  resol.  10  Jol^  gezegd,  dat  zg  tot  den  handel 
ia  de  speoer^ -eilanden  vooral  worden  uitgelokt,  door  de  realen,  het  geld  waarmede  de 
Nederl.  Comp.  hare  soldaten,  hare  koopwaren  en  alles  betaalde.  Met  geweld  de  Azia- 
ten nit  den  archipel  te  draven,  durven  GG.  en  B.  niet  te  onderstaan ;  maar  zg  besloiten 
eenvoodig  om  niets  meer  in  geld,  alles  in  kleederen,  rgst  en  andere  ruilmiddelen  te  be- 
talen, het  geld  werd  uit  de  oircnlatie  gehouden.  Het  dadelijk  gevolg  van  dit  besluit 
was:  een  militair  oproer,  een  meer  verwijderd  gevolg:  geheele  ondergang  van  den 
handel  in  den  archipel  der  specerijen. 


XXII 

verbonden    had,    om    alle    specerijen,    voor   langer    of  korter 
tijd,   tegen  vastgestelde  prijzen  uitsluitend  aan  de  Compagnie  te 
zullen  leveren.  Het  sluiten  van  zoodanige  overeenkomsten  was  bij 
inlandsche  vorsten  en  bij  de  Portugezen  reeds  lang  in  zwang  ge- 
weest en  is  een,  in  den  handel,  niet  ongewoon  gebruik.     Doch 
door    de    toenemende  mededinging   en   daarop  gevolgde  stijging 
der  prijzen  van  de  specerijen,  zoowel  als  der  levensmiddelen ,  werden 
de   voorwaarden   waaronder   de   Nederl.   Gomp.    deze  contracten 
gesloten    of  opgedrongen  had,   aan   de   inlandsche   bevolking  te 
zwaar,   en   toen  deze   zich   daaraan   wilde   onttrekken    werd  dit 
monopoliestelsel  door  de  Nederl.  Comp.  met  zóó  groote  gestreng- 
heid gehandhaafd ,  dat  het  langzamerhand  als  een  uitgebreid  net 
over   den   archipel  werd  toegehaald,  waarin  de  inlander  vreesde 
te    zullen  verstikken.     Telkens  op  nieuw,  trachtte  de  bevolking 
zich  van  die  banden  te  ontslaan  en  telkens  op  nieuw  ook ,  vond 
zij    bij   hare  pogingen  daartoe  hulp,  steun  en  aanmoediging  bij 
de   Engelschen,   die,  als  mededingers  van  de  Nederlanders,  zich 
evenzeer    van    den   specerijhandel   op   de   Banda-eilanden   in  het 
oosten  en  in  Europa,  in  het  westen,  meester  wilden  maken  en 
die  als  middel  daartoe,  voor  dit  bijzondere  geval,  gaarne  deleer 
van  den  vrijen  handel  predikten  en  aan  de  uitsluitende  contracten 
tusschen    Bandanezen   en   Nederlanders   verbindende   kracht  ont- 
zeiden. 

Even  als  de  bevolking  der  specerij -eilanden ,  bij  de  aankomst 
der  Nederlanders,  van  dezen  redding  had  verwacht  uit  de  sla- 
vernij, waarin  zij  door  de  Portugezen  was  gebragt,  hoopte  zij 
nu  weder  door  de  Engelschen  van  de  Nederlanders  te  worden 
verlost.  Zie,  zeide  eens  een  hoogbejaard  Orang-Kiai  der  Banda- 
^nezen,  met  de  hand  naar  de  forten  der  Nederlanders  wijzende, 
tot  den  Engelschen  kapitein  George  Gockayne,  van  wien  hij  beter 
gedachte  had  dan  van  de  Hollanders,  omdat  hij  den  Engelsch- 
man  nog  niet  kende,  zie,  dat  maakt  dat  de  oude  lieden  weenen 
en  de  kinderen  wenschen ,  dat  zij  niet  geboren  waren ,  Allah  had 
ons    een    land    gegeven;    maar    nu    heeft    Allah    de   Hollanders 


XXIII 

gezonden,  die  ons  beoorlogen  en  ons  land  ons  willen  ontnemen , 
opdat  zij  ons  een  plage  Gods  zouden  zijn!  Waar  zóó  de  akker 
bereid  was»  viel  het  niet  zwaar,  het  zaad  van  den  opstand  te 
zaarjen,  en  de  Engelschen  zaaiden  den  wind;  maar  beiden, 
Bandanezen  en  Engelschen,  maaiden  in  het  einde  den  storm. 

Strijd  en  mededinging,  geweldpleging  en  verzet  ontvonkten  op 
de  specerij-eilanden,  waaruit  eindelijk  een  openbare  oorlog  tus- 
schen  Engelschen  en  Nederlanders  op  de  kusten  en  stranden  van 
Java,  zou  ontvlammen. 

Wij  hebben  reeds  vroeger  vermeld  hoe,  sedert  de  eerste  lijden 
van  de  vaart  op  Indie,  kenmerken  van  vijandige  mededinging 
tusschen  Engelschen  en  Nederlanders  zich  hadden  vertoond;  ^ 
inaar  toen  bij  charter  van  Koning  Jakobus,  in  het  jaar  1609 
de  regten,  privilegiën  en  het  kapitaal  der  Engelsche  kooplieden 
zoodanig  waren  uitgebreid,  dat  zij,  met  uitsluiting  van  alle 
anderen ,  in  Engeland  het  regt  van  de  vaart  en  den  handel  op 
Indie  hadden  verkregen,  traden  zij  met  grooter  kracht  in  Indie 
op  en  werden  zij  ook  door  de  Nederlandsche  Compagnie,  als 
meer  gevaarlijke  mededingers  aangemerkt.  Vooral  sedert  1614, 
toen  de  Engelschen  eene  Êiktorij  te  Makasser  hadden  gestichten 
van  daar  met  de  Bandanezen  en  Amboinezen  in  bet  geheim  be- 
trekkingen hadden  aangeknoopt,  intrigues  tegen  de  Nederlanders 
hadden  gesponnen,  haat  en  afkeer  tegen  dezen  onder  de  bevol- 
king van  Banda  levendig  bielden,  kreeg  de  mededinging  der 
Engelschen  een  gevaarlijk  en  vijandig  karakter.  In  het  voorjaar 
van  1614  bezocht  zeker  Engelsch  scheepskapitein ,  Richaixl 
Weldynge,  de  Banda*eilanden  en  sprak  met  de  bevolking  over 
hulp  en  ondersteuning,  die  hij  hun  in  zekere  omstandigheden, 
zou  kunnen  verleenen. 

Intusschen  vernamen  de  Engelschen,  dat  de  inwoners  van  Loehoe, 
Combello  en  Lissidy  onder  het  gebied  van  Amboina,  een  grooten 
voorraad  kruidnagelen  voor  hen  zouden  achterhouden  en  aan  de 


Opkomst  van  het  Nederl.  goz.  in  Indie,  Dl.  III,  bladz.  95  tot  108. 


XXIV 

Nederlanders  onttrekken.  ^  Op  den  2^^°  Januari)  1615  werd 
nu  door  den  president  en  raad  der  Engelsche  loge  te  Bantam 
besloten  eene  expeditie  naar  de  specerij-eilanden  uit  te  rusten. 
De  groote  drijver  van  deze  onderneming  was  de  president  John 
Jourdain^  vroeger  opperkoopman  der  Engelschen  te  Makasser; 
doch  nu  hun  president  te  Bantam.  In  den  voorzomer  van  1615 
werd  dit  plan  ten  uitvoer  gelegd  door  de  kapiteins  en  opper- 
kooplieden^  George  Ball  en  George  Cockayne,  die  den  bepaalden 
last  kregen,  om  eerst  Makassar  en  daarna  al  die  plaatsen  in  de 
Mol  ukken  te  bezoeken,  waar  zij  specerijen  verkrijgen  konden, 
er  zoo  mogelijk  faktorijen  te  stichten,  ook  al  stond  de  bevol- 
king dier  plaatsen  met  de  Nederlanders  in  contract.  Poelo-Ay 
en  Banda-Neira  werden  door  hen  bezocht;  maar  hunne  onder- 
neming werd  gestuit  door  den  Gouverneur-Generaal  Beijnst.  Van 
de  eene  havenplaats  tot  de  andere  door  de  Nederlanders  gedreven , 
hadden  de  Engelschen  eindelijk  op  Combello,  eene  kleine  ver- 
sterkte plaats  op  Ceram,  onder  Amboina,  waarvan  de  bevolking  reeds 
sedert  geruimen  tijd  in  geheime  verstandhouding  met  hen  had  ge- 
staan ,  zich  gevestigd  en  daar  de  vlag  geheschen.  Maar  ook  hier  ont- 
vingen zij  van  den  GG.  Reijnst  den  last ,  om  onmiddelijk  te  ver- 
trekken, op  grond  dat  deze  sterkte  aan  de  Nederl.  Gomp. 
behoorde.  Ball  en  Gockayne  moesten  voor  de  overmagt  wijken; 
doch  de  Nederl.  opperlandvoogd  had  niet  kunnen  beletten,  dat 
er  inmiddels  twee  schepen  der  Engelschen  met  muskaatnooten 
en  andere  specerijen  geladen,  naar  Bantam  waren  teruggekeerd. 
Bij  die  gelegenheid  had  een  koopman  van  het  Britsche  schip , 
the  Concord,  Sophony  Gozucke  genaamd,  een  Rus  van  geboorte, 
heimelijk  betrekkingen  met  de  inwoners  van  poelo-Ay  aange- 
knoopt en  een  der  voornaamste  Orang-kiai  van  de  Bandanezen, 
met  zich  in  zijn  schip  naar  Bantam  gevoerd,  om  ak  gezant  der 
bevolking  van  Banda  met  den  president  en  raad  der  Engelschen 


*  Vergd.  het  contract  van  Capitan-Hitoe  en  de  Orang-kiai^s  en  onderzaten  van 
Loehoe,  Lissid^*  en  Combello,  ca.  met  de  Nederl.  Oost-Ind.  Comp.  in:  Opkomst 
Nederl.  gez.  in  Oost-Ind.  Dl.  III,  bladz.  31.7. 


XXV 

aldaar  te  onderhandeleQ ,  over  een  wederzijds  verbond  tot  bevrij- 
ding  van  Banda,  van  het  juk  der  Nederlandsche  Compagnie.   ^ 

Korten  tijd  na  deze  gebeurtenissen  keerde  de  GG.  Reijnst 
naar  Bantam  terug.  Van  daar  zond  hij  eenige  schepen  naar 
de  straat  van  Malakka,  om  gesteld  te  worden  onder  de  vlag 
van  den  admiraal  Steven  van  der  Hagen ,  die  zich  vroeger  reeds 
daarheen  had  begeven  en  die  nu  door  deze  versterking  in  staat 
werd  gesteld^  om  onder  het  vuur  der  vijandelijke  batterijen, 
Da  een  hevig  gevecht  in  de  haven  van  Malakka,  de  Spaansche 
galjoenen  te  vernielen.  Zonder  zelf  nog  het  groote  gewigt 
zijner  overwinning  te  beseden ,  verijdelde  de  admiraal  van  der 
Hagen  daardoor,  eenen  door  den  Gouverneur  der  Philippijnen  > 
Juan  da  Silva,  wel  beraamden  aanslag  op  Bantam.   ^ 

Een  ander  gedeelte  van  de  voor  Bantam  verzamelde  scheeps- 
iiiagt,  zond  Reijnst  naar  de  specerij-eilanden  terug,  want  nog- 
maals waren  er  gezanten  der  Bandanezen  heimelijk  bij  de  En- 
gelschen  te  Bantam  aangekomen,  en  was  de  tijding  vernomen, 
dat  de  bevolking  van  poelo-Ay  op  nieuw  tegen  de  Nederlanders 
in  opstand  en  dit  eiland,  dat  als  de  sleutel  van  de  Banda-groep 
werd  aangemerkt,  bijna  geheel  in  handen  der  Engelschen  was 
geraakt.  Onverwijld  vaardigde  Reijnst  eenige  schepen  derwaarts 
af  en  zond  hij  aan  den  Gouverneur  der  Molukken ,  d^  Laurens 
Reael,  het  bevel  om  andermaal  een  aanslag  tegen  poelo-Ay  te 
doen  ondernemen.   ^ 

De  GG.  Reijnst  had  inmiddels  ook  zijne  zorgen  gewijd  aan 
de  belangen  der  Compagnie  op  de  oostkust  van  Java.  Voor 
dat  hij  nog  de  Molukken  had  verlaten,  had  hij  in  de  maand 
Mei    1615    den    Raad    van    Indie,    Steven  Doenssen,  den  kom- 


^  Cakudar  of  state-papers,  Colonial  series,  East-Iadies,  1513 — 1616,  n^*.  716, 
724,  746,  862,  888,  904,  1004,  1006,  1022,  1023,  1072,  1078.  Bruce,  Annals 
of  the  honor.  East.  Ind.  Comp.  vol  I,  year  1615.  Resol.  GG.  en  B.  28  Mei  en 
Jnnij,  Jalij,  passim.  1615. 

*  Brief  van  St.  v.  der  Hagen  aan  de  Bewindhebbers,  dd.  10  Maart  1616.  Het 
gevecht  werd  geleverd  in  de  eerste  dagen  van  December  1615. 

'     Resol.  6G,  en  raden,  11  en  20  Oct.  1615. 


XXVI 

mandeur  Hendrik  Brouwer  en  den  opperkoopruan  Abraham  van 
den  Broeck  aan  boord  van  het  schip  de  Sterre  naar  Grissée  en 
Japara  gezonden,  mei  last  om  de  onlangs  gesloten  vriendschap 
met  den  Panembahan  van  Mataram  te  bevestigen,  zoo  mogelijk 
eene  nieuwe  en  betere  overeenkomst  met  dien  vorst  te  sluiten 
en  met  bevel  aan  Steven  Doenssen  in  het  bijzonder,  om  het 
Nederlandsche  kantoor  te  Grissée  op  te  breken,  naar  Japara  te 
verplaatsen,  aldaar  de  beraamde  versterking  te  bouwen  en  er 
zelf  als  opperhoofd  te  blijven.  ^  Op  den  7^^  Julij  1615  waren 
deze  afgevaardigden  te  Japara  aangekomen;  doch  zij  vonden  er 
de  schoone  beloften  van  den  Panembahan  niet  vervuld  en  nog 
slechts  zeer  weinig  Ix>uwmaterialen  verzameld. 

De  oorlog  op  oostelijk  Java  had  meer  nog  dan  vroeger,  uit* 
breiding  gekregen.  De  vorsten  van  Soerabaija,  Passaroean 
Toeban,  Wirosobo,  Djepan  op  Java,  Arosbaija  en  Soemenap 
op  Madnra  hadden  te  zamen  een  verdedigend  verbond  tegen 
den  Panembahan  van  Mataram  gesloten. 

De  regent  van  Kendal,  één  der  krijgsbevelhebbers  van  den 
Panembahan ,  stond  aan  het  hoofd  van  20,000  man  in  de  om- 
streken van  eene  plaats,  welke  Gliamat  genoemd  wordt.  ^ 
Tot  dien  veldoverste  wendden  zich  de  Nederlandsche  gezanten, 
ten  einde  door  zijne  tusschenkomst  tot  den  Panembahan  van 
Mataram  te  worden  toegelaten.  Zij  hoopten  langs  dien  weg 
den  hun  opgedragen  last  te  volvoeren,  een  nieuw  o^ntract,  dat 
meer  zekerheid  zou  opleveren,  dan  dat  de  kommandeur  van 
Zurck  had  gesloten,  te  maken  en  uitvoering  te  verkrijgen  van 
de  afgelegde  beloften.  De  regent  van  Kendal  vergunde  hun 
echter  niet,  tot  den  Panembahan,  die  met  zijn  leger  te  velde 
voor  Wirosobo  lag,  door  te  dringen.  Integendeel  eischte 
hij  nu  betaling  voor  de  beloofde  steenen  en  het  hout  en  ver- 
zocht vier  stukken  geschut,   als  een  geschenk  voor  den  Panem- 


Besol.  GG.  on  raden,  19  Mei  1615. 

Vermoedelijk  eene  plaats  tusschen  Demak  en  Japara ,  zie  hierachter ,  bladz.  95. 


XXVII 

bahan.  Twee  dagen  later  kwam  de  regent  zelf  te  Japara  en 
bepaalde,  dat  de  Nederlandscfae  loge  kleiner  moest  worden 
gemaakt  dan  de  oorspronkelijke  aanleg  uitwees.  De  betaling 
der  bouwstoffen  wilde  hij  wel  kwijtschelden;  doch  hij  volhardde 
in  zijn  eisch  van  vier  stukken  geschut.  De  Nederlanders  hadden 
niet  meer  dan  twee  kanonnen  beschikbaar  en  die'  lieten  zij  te 
Japara  voorloopig  in  bewaring.  De  zending  van  Doenssen, 
Brouwer  en  van  den  Broeck,  was  dus  niet  geslaagd  en  in  het 
volgende  Jaar  moest  het  Nederlandsche  opperhoofd,  bij  gebrek 
aan  steen  en  werkvolk,  zich  vergenoegen  met  eenige  woningen 
en  pakhuizen  van  hout  en  bamboes  op  te  slaan.  De  handel  in 
rijst  slaagde  echter  beter;  in,  minder  dan  vijf  maanden  tijds, 
werden  er  800  *  lasten  rijst  van  Japara  verscheept.  Maar  de 
eischen  van  den  Panembahan  of  van  zijne  regenten  werden  er 
tevens  hooger  en  onder  voorwendsel  dat  er  geen  tolregten  te 
Japara  werden  geheven,  vroeg  men  meer  geschut,  diamanten 
en  goud.  In  hoeverre  deze  vorderingen  regtstreeks  van  den 
vorst  van  Mataram,  of  van  zijne  regenten  tot  eigen  bate, 
voortkwamen,  wisten  de  Nederlandsche  kooplieden  niet  te  be- 
palen. Het  belang  van  den  rijsthandel  te  Japara  was  intusschen 
groot  en  het  opperbestuur  in  Nederland  was  zelfs  gedurende 
eenigen  tijd  er  toe  geneigd,  om  dadr  het  algemeen  rendez-vous 
te  stichten.  Ook  de  vorst  van  Cheribon,  waarschijnlijk  naijverig 
op  de  handelsvoordeelen  zijner  naburen^  bood  omstreeks  dezen 
tijd  zijn  land,  als  verblijfplaats  aan  de  Nederlanders  aan.   ^ 

Intusschen  waren  de  dagen  van  den  opperlandvoogd  geteld. 
Lijdende  aan  den  bloedgang  bevond  hij  zich  te  Jakatra,  toen 
het  schip  de  Witte  Beer  te  Bantam  aankwam.  Het  bragt 
ongunstige  berigten  uit  Nederland  en  de  tijding  dat  de  zoon 
van  den  Gouverneur-Generaal  Beijnst,  aan  boord  van  dat  vaar- 
tuig nabij  straat  Sunda  was  overleden  en  « naar  bet  schijnt  heeft 
«hem   zoozeer   bezwaard   de  overlijdipghe  van  zijn  zoon,  en  de 


Zie  hierachter  N*.  VIII ,  X  en  XI  der  gedrukte  stukken. 


XXVIII 

«kwade   tijdingen,   dat  de  Edele  Heer  Generaal  Reijnst  op  den 
« 7^  December  tot  Jakatra  in  den  Heere  gerust  is."   * 

De  betrekkingen  tusschen  den  rijksbestierder  van  Bantam  en 
den  direqjteur  van  den  handel  der  Nederl.  Compagnie  waren  gedu- 
rende al  dien  tijd  bij  voortduring  gespannen  gebleven.  Een  oogenblik 
scheen  het,  alsof  er  eenige  toenadering  tusschen  de  twee  partijen 
komen  zou,  toen  het  berigt  vernomen  werd,  dat  de  Gouverneur 
der  Philippijnen ,  Don  Juan  da  Silva,  met  eene  vloot,  Manila 
had  verlaten,  om,  na  zich  in  straat  Malakka  met  een  eskader  ] 
van  Portugesche  galjoenen  te  hebben  vereenigd,  een  aanval  op 
Bantam  en  de  Nederlanders  op  Java  te  wagen.  Gelijktijdig  liep 
het  gerucht,  dat  ook  de  Paneipbahan  van  Mataram,  die  met 
Malakka  verstandhouding  hield,  zijne  wapenen  naar  het  westen 
van  Java  wenden  zou  Maar  toen  weldra  het  berigt  kwam, 
dat  het  Portugeesch  eskader  voor  Malakka,  door  den  admiraal 
van  der  Hagen  was  vernield  en  da  Silva's  plannen  daardoor 
waren  verijdeld,  dat  de  geruchten  van  des  Panembahan's  toeleg 
ongegrond  waren,  begon  Bantam's  rijksbestierder  weder  den 
hoogen  toon  van  vroeger  te  voeren  en  nieuwe  verhoogde  tol- 
regten  te  eischen.  Halstarrig  weigerde  Coen  zich  aan  nieuwe 
tollen  te  onderwerpen ;  maar  gaf  in  den  loop  der  onderhande- 
lingen, aan  de  Bantamsche  regering  zijdelings  den  wenk,  dat 
het  Nederlandsch  bestuur  niet  ongeneigd  zou  zijn,  tot  het  aan- 
nemen van  een  verhoogd  en  meer  uitgebreid  toltarief,  indien 
Bantam  er  zich  toe  wilde  verbinden,  om  aan  de  Nederlandsche 
Compagnie  den  handel  toe  te  kennen,  met  uitsluiting  van  alle 
andere  Europeanen;  doch  de  rijksbestierder  wachtte  zich  wel 
van  aan  dien  wenk  opmerkzaamheid  te  schenken. 

Het  gewigtig  ambt  van  opperlandvoogd  was  inmiddels  in 
andere  handen  overgegaan.  Na  den  dood  van  Reijnst,  waren 
de  leden  van  den  raad  van  Indie  te  veel  verspreid  om  te  zamen 
vergaderd    tot  de  keuze  van  een  nieuwen  Gouverneur-Generaal, 


Brief  van  J.  Pz.  Coen  aan  de  Bewindh.,  25  Dec.  1615. 


^'     ^'-IW« 


xxtx 

zooals  dit  bij  art.  34  der  instructie  van  den  overleden  landvoogd 

■ 

was  voorgeschreven  9  te  kunnen  overgaan.  Het  duurde  alzoo 
tot  den  19  .Jnlij  1616  eer  de  raad  van  Indie^  in  voldoende 
getale  vereenigd  was,  wanneer  bij  meerderheid  van  stemmen 
de  gouverneur  der  Molukken,  Dr.  Laarens  Reael,  tot  algemeen 
gouverneur  gekozen  werd.  Onder  zeer  netelige  omstandigheden 
aanvaardde  Reael  zijne  betrekking.  De  grootste  nioeijelijkhedeil , 
waarmede  hij  gedurende  zijn  bestuur  te  kampen  had  en  die 
hem  iïx,  het  einde  ook  ten  val  hebben  gebragt,  waren  de  onder- 
nemingen en  aanslagen  der  Engelschen  op  de  specerij-eilanden 
eo  de  opstanden  en  oorlogen,  welke  in  die  gewesten  van  den 
archipel  daaruit  voortsproten.  De  laatste  bevelen,  welke  Reael, 
terwijl  hij  nog  gouverneur  der  Molukken  was,  van  den  Gou- 
verneur-Generaal  Reijnst  had  ontvangen,  schreven  hem  voor, 
om  in  allerijl  eene  expeditie  uit  te  zenden  tegen  poelo-Ay,  dat 
weder  in  opstand  en  bijna  geheel  in  de  magt  der  Engelschen 
was.  geraakt.  Dit  bevel  had  Reael  slechts  ten  deele  uitgevoerd , 
omdat  hij  zich  door  valsche  berigten  had  laten  misleiden  en 
uit  vrees  voor  een  aanslag  van  den  Spaanschen  Gouverneur 
der  Philippijnen ,  het  meerendeel  zijner  schepen  bij  zich  in  de 
wateren  van  Ternate  gehouden  had. 

In  de  maand  Januarij  1616  waren  weder  vier  Engelsche 
schepen  en  een  jagt  onder  bevel  van  den  kapitein  Gastleton  van 
Bantam  vertrokken  om  Banda,  Amboina,  Hitoe,  Loehoe  en 
Combello  te  bezoeken. 

Op  de  reé  van  poelo-Ay  had  Gastleton  van  de  bevelhebbers 
van  het  Nederlandsche  schip  Amsterdam ,  de  vergunning  weten 
te  verkrijgen  tot  het  beladen  van  zijn  jagt  met  muskaatnoten, 
waartegen  hij  zich  verbooden  had  om  geen  hulp  of  bijstand 
aan  de  bevolking  van  dat  eiland,  die  in  opstand  was,  te  .zullen 
verlèenen   ^ ;  hoewel  hij  bijna  op  datzelfde  oogenblik  een  gezant- 


'    Bruce,  Amuds  of  the  Hon.  Sast  Ind.  Comp.  Vol.  I,  161G— 1617,  bladz.  188 
etc..  —  Calendar  of  state  papers ,  N°.  1101 ,  1616.  March  i| ,  1102  en  1104. 


XXX 

schap  der   Bandanezen^  dat  bij  de  Engelschen  te  Bantam  was 
geweest  y  daar  aan  land  zette. 

Intusschen  was  ook  de  Nederlandsche  kommandeur,  Jan 
Dirckz.  Lam,  van  Bantam  naar  Banda  gezonden  om  op  die 
eilanden  den  opstand  te  dempen  en  de  ondernemingen  der  En- 
gelschen te  verijdelen.  Deze  wist  den  Engelschen  kapitein 
Gastleton  met  zijne  vier  schepen  te  verwijderen  en  op  den  5/6 
April  1616  tastte  nu  Lam,  poelo-Ay  aan.  Gelukkiger  dan  de 
Gouverneur-Generaal  Reijnst,  veroverde  hij  dit  eiland  geheel  en 
stichtte  er  het  fort  Revengie.  Hierop  sloot  hij  op  den  3  Mei 
den  vrede  met  de  Bandanezen,  aan  wie  hij  bij  contract^  hoogere 
prijzen  voor  hunne  specerijen  toestond. 

De  Ëngelsche  kapitein  Gastleton  had,  nadat  hij  de  Banda- 
eilanden  verlaten  had,  zijn  koers  door  de  Mol  ukken  vervolgd  en 
bezocht  achtervolgens  Amboina,  Ternate,  Matsjian  en  eindelijk 
ook  Tidore,  waar  hij  wapenen  en  krijgsbehoeften  aan  de  Span- 
jaarden en  inlanders  tegen  specerijen  inruilde. 

Niettegenstaande  deze  handelwijze  bepaald  in  strijd  was  met 
de  pligten  van  onzijdigen  tegenover  oorlogvoerende  mogendheden, 
had  Reael,  die  intusschen  kennis  bad  gekregen  van  onderhan- 
delingen, welke  in  Europa  tusschen  de  regeringen  van  Enge- 
land en  de  Nederlanden  over  de  belangen  der  Oost-Indische 
Compagnien  werden  gevoerd,  «gemerct  de  consequentien  en  ten 
ft  reguarde  van  de  alliance  tusschen  de  Groone  van  Engeland 
«  en  H.  Ho  Mo.''  daartegen  geen  openbaar  geweld  durven  plegen  , 
zooals  de  gebiedende  last  der  Bewindhebbers  hem  dat  voorschreef. 
De  voorzigtige  Reael  hoopte  het  onweder,  dat  tusschen  Neder- 
landers en  Engelschen  dreigde  los  te  barsten,  door  zachte  mid- 
delen te  doen  overdrijven;  doch  hij  slaagde  op  die  wijze  er 
toch  niet  in,  om  eene  botsing  te  voorkomen.  Weinige  maanden 
na  het  vertrek  van  den  kommandeur  Lam  uit  Banda,  was 
poelo-Ay  op  nieuw  in  opstand  gekomen,  verscheiden  Neder- 
landers waren  er  dood  geslagen  en  zelfs  op  Amboina  waren 
onlusten    uitgebroken.     De    Engelschen    hadden   gevolg  gegeven 


XXXi 

aan  de  verbindtenis ,  welke  zij  met  de  bevolking  der  Banda- 
eilanden  badden  gesloten.  Zij  warea  wederom  met  eenige 
scbepen  in  die  wateren  aangekomen  en  hadden  de  bevolking 
van  poelo-Run  en  Ay,  in  hun  verzet  gesteund.  De  inlandsche 
hoofilen  en  gemeenten,  door  strenge  handhaving  van  het  mono- 
polie der  specerijen  en  niet  minder  door  het  wanbestuur  van 
een  liederlijken  HoUandschen  kapitein,  van  het  Nederlandsch 
gezag  afkeerig  gemaakt,  hadden  de  souvereiniteit  over  hunne 
eilanden  aan  de  kroon  van  Groot-Brittanie  overgedragen. 

De  Engelscben  hadden  nu  van  poelo-Run  bezit  genomen,  er 
de  vlag  geheschen,  batterijen  opgeworpen  en  toen  op  13  Ja- 
nuarij  1617  de  advokaat-fiskaal  Dedel  met  twee  Nederlandsche 
schepen  en  een  jagt  zich  op  de  kust  van  poelo-Run  vertoonde, 
werd  hem  door  den  Engelscben  bevelhebber  gelast  om  binnen 
4  glazen,  die  wateren  te  verlaten,  poelo-Ay  mede  aan  het  En- 
gelsche  bestuur  over  te  leveren,  onder  bedreiging,  dat,  ingeval 
hij  weigeren  mogt,  het  Ëngelsche  geschut  uit  de  batterijen  en 
schepen  hem  met  geweld  verjagen  zou.  Dedel  had  daarop  hulp 
in  Amboina  gezocht  en  eerst  na  lang  oponthoud,  door  storm 
veroorzaakt,  had  hij  met  den  admiraal  en  raad  van  Indie, 
Steven  van  der  Hagen ,  zich  tegen  de  Engelscben  kunnen  ver- 
dedigen. Op  den  12  Februarij  werd  nu  het  Ëngelsche  schip, 
the  Swan ,  vijandelijk  aangetast  en  vermeesterd ,  en  eenige  weken 
later  ook  het  tweede  Ëngelsche  schip,  the  Deiènce,  door  de 
Nederlanders  in  beslag  genomen. 

D^.  Reael  werd  nu  wel  door  den  loop  der  gebeurtenissen  ge- 
noodzaakt tot  krachtige  middelen  over  te  gaan;  maar  nu  weder 
ontbraken  hem  voldoende  strijdkrachten,  omdat  hij  ter  kwader 
ure  een  eskader  onder  den  kommandeur  Lam  naar  de  Philip- 
pijnen  had  uitgezonden.  Om  niet  geheel  ongehoorzaam  te  zijn 
aan  de  bevelen  van  bet  opperbestuur  in  Nederland  en  het  ver- 
lies van  geheel  Banda  voor  de  Ciompagnie  te  verhoeden,  begaf 
hij  zich  persoonlijk  over  Amboina  naar  Banda;  maar  moest  de 
Engelscben  op  poelo-Run,  ongemoeid  laten.     Hij  meende  dat  er 


XXXll 

nog  zooveel  kwaad  niet  uit  die  vestiging  der  Engelschen  zou 
voortspruiten,  indien  men  slechts  zorg  droeg,  dat  de  aanvoer 
van  levensmiddelen  en  specerijen  naar  poelo-Run  wierd  afgesne- 
den. Met  dat  doel  liet  hij  Nederlandsche  schepen  kruissen  en 
trachtte  hij  met  de  Bandanezen  weder  in  vrede  te  geraken. 

Hoe  weinig  kracht  hij  ook  tegenover  de  Engelschen  in  die 
oogenhlikken  ontwikkelde,  toch  schreef  hij  nog  vreesachtig  naar 
Nederland,  «  dat,  hetgeen  aldaar  reeds  voorgevallen  was  een  vyer 
«  zou  ontsteken ,  dat  sonder  twyfel  een  grooten  brant  met  sich 
«  trecken  sal,  want  aen  onse  syde,  patientia  laesa  fit  furor  en  sy  (de 
a  Engelschen)  sullen  des  machtich  synde,  ook  geen  camp  geven  ". 
Reeds  half  uitgehongerd  door  den  opstand,  lieten  de  Bandane- 
zen zich  gemakkelijk  door  Reael  tot  vrede  brengen,  een  vrede, 
dien  zij  plegtig  beloofden  te  zullen  eerbiedigen ;  doch  waarvan 
Reael  schreef:  « dat  het  te  wenschen  ware,  dat  hij  zoo  ligt  te 
«onderhouden  als  te  maken  ware,  want  de  Bandanezen  beloven 
»  dingen,  die  hel  hun  niet  mogelijk  is  na  te  komen^\  ^ 

De  vreedzame,  gematigde,  regtsgeleerde  Reael,  gaf  dan  ook 
den  last  aan  de  opperhoofden  op  Banda  «om  niet  lichtveerde- 
«  lyck  op  elcke  contraventie  van  particuliere  artyckelen ,  den  oor- 
« loghe  wederomme  aen  te  nemen ;  maer  te  trachten  sooveel 
K  vruchten  als  't  mogelyck  sal  sijn  van  dat  lant  te  trecken  ^\ 
Zulk  eene  handelwijze  viel  in  het  geheel  niet  in  den  geest  der 
Bewindhebbers,  die  na  jaren  lang  de  geldkrachten  der  Com^ 
pagnie  te  hebben  uitgeput,  om  van  het  monopolie  der  specerijen 
meester  te  worden,  dat  monopolie  nu  op  punt  zagen,  van  hun 
door  de  Engelschen  te  worden  ontrukt.  Reeds  in  1615  hadden 
zij,  met  angstige  gejaagdheid  aan  den  directeur-generaal  van  den 
handel  in  Indie,  de  onmenschelijke  en  onverstandige  vermaning 
gezonden ,    «  dat  men  iets  groots  tegen  den  vijand  moest  uitrig- 


»  Resol.  GO.  en  R.  25  Junij  1616.  Brief  v.  J,  Pz.  Coen,  dd.  1  Oct.  1616, 
n®.  XV,  hierachter.  Brief  van  den  G6.  Reael  aan  de  Bewindh.  dd.  Banda  11  Mei 
1617.  Missive  van  Com.  Dedel,  dd.  Neira  10  Mei  1617.  Resol.  Banda,  13  Jan.— 23 
Md  1617.    Calendar  of  state  papers,  enz.  n».  1101,  1102,  1104. 


XXXIIl 

ft  ten,  de  Bandanezen  vermeesteren ,  de  principalen  uit  doen 
ft  roeijen  en  verjagen  en  het  land  liever  met  heidenen  weder 
ft  doen  peupleren  y  al  zou  men  aldaar  eenige  hoornen  doen  uit- 
« roeijen  en  den  voors.  lande  desert  maken  P'   ^ 

De  reeks  van  tegenspoeden  en  moeijelijkheden ,  waarmede  de 
Gouverneur-Generaal  te  kampen  had,  was  nog  niet  ten  einde; 
weldra  vernam  hij  de  tijding,  dat  de  onderneming  door  hem 
onder  bevel  van  den  kommandeur  Lam  tegen  de  Spanjaarden 
aangelegd,  mislukt  en  het  Nederlaudsche  eskader  nabij  de  baai 
van  Manila  deels  door  de  Spanjaarden  vernield,  deels  verstrooid 
was.  * 

Reael  had  zich  als  oppérlandvoogd  nog  niet  op  Java  vertoond , 
hij  besloot  dus  met  de  eerste  moesson  zich  daarheen  te  begeven , 
hetgeen  te  meer  noodig  was,  omdat  hij  met  den  directeur- 
generaal  van  den  handel,  Jan  Pietersz.  Coen,  over  vele  hoofd- 
punten van  regeringsbeleid  in  gevoelen  verschilde,  waardoor  er 
telkens  wrijving  tusschen  deze  twee  hoofden  van  bestuur  ont- 
stond. Beraadslaging  over  die  punten  in  den  vollen  raad  van 
Indie,  ten  einde  tot  eene  oplossing  te  geraken,  scheen  dus  nood- 
zakelijk. Omstreeks  de  maand  September  1617  verliet  Reael  de 
Molukken  en  kwam  hij  op  den  18  September  voor  Japara  aan. 

*  Uitgaand   biieflioek  der   HH.   XVII,  30  April  1615.    AaoBcbryying  aan  Jan* 
Pietersz.  Coen. 

*  Deze  zeeslag  tusschen  Jan  Dirckz.  Lam  en  de  Spanjaarden,  voor  de  baai  van 
Muula  op  28  October  1616  geleverd,  was  esn  der  bloedigste  en  hevigste  gevechten, 
wdke  er  nog  in  die  gewesten  waren  voorgevallen.  Het  schip  van  den  kommaDdeur  Lam, 
werd  tosschen  twee  Spaansche  ga^oenen  gekneld  en  in  den  grond  geschoten;  doch  de 
kommandeur  en  47  z^ner  scheepslieden  werden  weder  uit  zee  opgevischt  en  gered. 
Het  schip  ter  Yere  zonk,  brandende  en  vechtende;  de  schipper  van  den  Aeolus ,  zekere 
Job  Gomelisz.  van  Zierikzee,  die  met  Spilbergen  de  reis  om  den  aardbol  had  medege- 
maakt, stak,  naar  men  destijds  berigtte,  toen  h^  het  niet  langer  houden  kon,  den 
brand  in  z^n  eigen  kmid  en  slingerde  met  zich  in  de  lucht ,  twee  vijandelijke  schepen , 
die  aan  hem  vastgeklemd  lagen;  ongeveer  250  Nederlanders  sneuvelden  in  dit  gevecht ; 
maar  ook  de  vijand  was  na  het  einde  van  den  strijd  zoo  magteloos,  dat  twee  dagen 
later  een  Spaansch  ga^oen  weerloos  in  handen  der  Nederlanders  viel;  terwijl  meest 
&Ue  overige  Spaansche  schepen,  deels  ten  gevolge  van  lekken  en  grondschoten ,  deels 
door  een  opkomeoden  storm,  geheel  verloren  gingen.  Men  treft  het  verhaal  van  dezen 
Kbeepsstr^d,  in  geen  enkel  gedrukt  werk  aan;  maar  wel  in  twee  brieven  van  Coen, 
^  22  Ang.  en  18  December  1617,  handschrift  R.  Arch. 

IV.  III 


XXXIV 

Reeds  in  het  vorige  jaar  1616,  was  op  last  van  Beael,  de  opper- 
koopman 9  Gerrit  Frederiksz.  Druijff,  als  gezant  der  Nederland- 
sche  Compagnie  naar  den  Panembahan  gezonden^  De  koop- 
man DruijfT  had  in  last  gekregen ,  te  trachten  naar  een 
persoonlijk  onderhoud  met  den  Panembahan,  omdat  de  ver- 
gunning tot  het  bouwen  van  een  steenen  fort  en  het  vrij 
uitvoeren  van  rijst,  vroeger  aan  den  opperkoopmau  van  Zurck 
verleend,  door  tegenwerking  der  regenten  van  den  Panembahan , 
zoo  men  ineende,  niet  tot  uitvoering  kwam»  De  vrije  uitvoer 
van  rijst  was  wel  niet  verboden;  maar  toch  reeds  meermalen 
belemmerd  en  de  toegezegde  bouwmaterialen  waren  nooit  vol- 
doende geleverd.  De  opperkoopmau  Druijff  moest  verder  de 
vriendschapsbetrekkingen  tusschen  de  Oost-Ind.  Gomp.  en  den 
Panembahan,  naauwer  toehalen  en  de  aandacht  van  dien  vorst 
op  Bantam  vestigen,  hem  voorspiegelen  den  roem,  die  hij  be- 
halen zou,  indien  ook  Westelijk- Java  onder  zijn  gebied  gebragt 
wierd  en  tot  bereiking  van  zulk  een  doel  hem  zijdelings  een 
verbond  met  de  Nederlanders  voorslaan,  onder  voorwaarde,  dat 
Bantam  als  vrije  verblijf]ilaats  aan  de  Nederlanders  zou  ten  deel 
vallen.  ^  Dit  derde  gezantschap  aan  den  Panembahan,  had 
echter  aan  de  verwachting  niet  beantwoord.  «  S'.  Druijff*'  zoo 
gaf  Bea^l  verslag  van  deze  zending  aan  de  Bewindhebbers,  «  is 
ft  naar  ons  contentement  niet  ontvangen;  ick  achtte  dat  de  oude 
«  Gouverneur,  die  met  hem  naar  den  Koning  is  geweest,  hem 
«blind  gehouden  heeft  om  syn  personnage  te  spelen,  wederom 
«  werden  er  twee  metalen  halve  kartouwen  geëischt".   ^ 

Nu,  in  September  1617,  vond  Beael  den  rijsthandel  te  Japara 
in  vrij  goeden  stand ,  maar  het  bouwen  eener  sterkte  of  van  een 
steenen  huis  werd  nog  steeds  belemmerd.  Hij  gelastte  nu,  dat  er 
dadelijk  een  steenen  gêdong  of  pakhuis  zou  worden  opgerigt. 
De  vriendschap  van  den  Sjah-bandar  zocht  hij  door  geschenken 


>  Zie  hierachter  n*.  XVI  der  gedrukte  stukken. 

>  Missive  Read  aan  de  HU.  XVII,  dd.  Bantam,  10  November  1617, 


XXXV 

te  winnen  en  verleende  aan  de  Javanen  vrijheid  om  onder 
zekere  voorwaarden  handel  te  drijven  op  eenige  plaatsen  van 
Amboina  en  Banda,  «mits  zij,  alvorens  eenige  handelinghe  te 
ff  doen  y  onder  de  Nederl.  forten  zouden  ankeren  en  zich  aldaar 
« reguleren  naar  de  orders»  aan  de  respective  Gouverneurs  van 
« de  plaatsen  gelaten  en  naar  de  contracten  'tusschen  de  Neder- 
«landsche  Ck)mp.  en  de  inwoners  gemaakt^'.   ^ 

Na  dit  kort  bezoek  aan  Java^s  oostkust,  begaf  Reael  zich  in  de 
eerste  dagen  van  October  (1617)  naar  Bantam.  Hier  vond  hij 
de  verhouding  zoowel  tot  de  Engelscben  als  tot  den  rijksbe- 
stierder  van  Bantam ,  meer  dan  ooit  gespannen ;  terwijl  de  regent 
van  Jakatra  zich  meer  en  meer  teruggetrokken  hield. 

Hoewel  er  reeds  sedert  1611  tusschen  de  beide  regeringen  van 
Groot-Brittanie  en  de  Nederlanden ,  in  Europa  werd  onderhan«- 
deld  over  de  middelen,  om  de  Engelsche  en  Nederlandsche  Oost- 
lod.  Comp.  in  eene  meer  vreedzame  betrekking  tot  elkander  te 
brengen,  waren  te  Bantam  de  twisten  tusschen  Nederlanders  en 
Engelschen  tot  ongekende  hoogte  gerezen.  De  haat  der  Britten 
was  vooral  tegen  Jan  Pietersz.  Goen  gerigt,  voor  wien,  zooals 
zij  in  hunne  ruwe  taal  zeiden ,  de  hoogste  galg  van  Oud-Engeland 
Dog  niet  hoog  genoeg  was. 

Reeds  sedert  1616  vielen  er  telkens  straatgevechten  binnen 
Bantam  voor;  maar  kort  na  de  komst  van  Reael  te  Bantam  en 
terwijl  hij  voor  weinige  dagen  naar  Jakatra  gegaan  was,  ont- 
stond er  een  oploop,  zoo  hevig  als  er  nog  geen  had  plaats 
gehad.  Er  waren  eenige  Spaansche  en  Portugeesche  gevangenen 
aan  de  Nederlanders  ontloopen  en  dezen  hadden  in  de  schepen 
der  Engelschen  eene  veilige  schuilplaats  gevonden.  Toen  een 
Nederlandsch  opperkoopman ,  die  overloopers  terug  vroeg,  werd 
hij  met  schimp  en  smaadwoorden  door  de  Engelsche  overheid 
ontvangen  en  hem  de  uitlevering  geweigerd.  Het  was  daarbij 
gebleven;  maar  eenige  weken  later,  had  zich  één  dier  Spaansche 

>    Seaol.  GO.  ea  R.  18  Sept.  1617. 


XXXVl 

gevangenen  te  Bantam  op  straat  vertoond  en  was  hij  door  de 
Nederlanders  opgepakt  en  in  een  pakhuis  gesloten.  Zoodra  dit 
bekend  werd ,  liepen  de  Engelschen  te  wapen  en  deden ,  vereenigd 
met  inlanders  in  hunnen  dienst,  een  aanval  op  de  Hollandsche 
loge,  plunderden  een  pakhuis,  sloegen  eenige  Nederlanders  en 
Japansche  soldaten' dood ,  terwijl  er  nog  meer  gekwetst  werden. 
Ook  aan  de  zijde  der  Engelschen,  die  overigens  in  dit  gevecht 
de  overhand  behielden,  bleven  er  eenigen  op  de  plaats  liggen. 

De  haat  en  opgewondenheid  der  Engelschen  waren  ten  top 
gestegen,  sedert  zij  vernomen  hadden,  dat  twee  hunner  schepen 
nabij  Banda  waren  genomen  en  de  inbezitneming  van  poelo-Run 
daardoor  zonder  vrucht  voor  hen  blijven  zou.  Zoodra  de  Gou- 
verneur-Generaal en  de  raad  van  Indie,  die  toen  juist  metCoen 
voor  eenige  dagen  te  Jakatra  vereenigd  waren ,  de  tijding  hadden 
vernomen  van  den  geweldigen  aanval  der  Engelschen  op  de 
Nederlandsche  loge  te  Bantam,  werd  er  eene  talrijke  scheeps- 
magt  voor  Bantam  verzameld,  om  de  Engelschen  daarmede  in 
ontzag  te  houden  en  van  den  Koning  en  rijksbestierder  van 
Bantam  werd  regt  geëischt  over  dit  geweld  op  de  Nederlanders 
gepleegd.  Nu  trad  het  Nederlandsch-Indisch  bestuur  ook  met 
krachtiger  maatregelen  tegen  den  indrang  der  Engelsciieb  op. 
Bij  plakkaat  werd  bekend  gemaakt;  dat  de  vaart  op' Banda, 
Amboina  en  de  Molukken  voor  de  Engelschen  zou  zijn  gesloten , 
op  grond,  dat  de  Nederl.  Oost-Ind.  Comp.  zich  den  alleen  han- 
del in  die  gewesten  had  verworven  en  dat  bij  overtreding  'van 
dit  plakkaat,  de  Engelschen  met  geweld  zouden  geweerd  wor- 
den. Bovendien  besloot  de  raad  van  Indie,  dat  de  Gouverneur- 
Generaal  met  eene  voldoende  scheepsmagt  naar  de  Molukken 
zou  terug  keeren,  om  de  hand  aan  de  uitvoering  van  dat  plak> 
kaat  te  houden.  De  groote  drijver  van  die  besluiten  was  weder 
Jan  Pietersz.  Coen,  wiens  meening  op  die  van  den  Gouverneur- 
Generaal  in  den  raad  van  Indie  had  gezegevierd.  « Het  kan 
a  aldus  niet  bestaan  ^' ,  schreef  Coen  aan  bet  opperbestuur  in 
Nederland,    «kunnen    wij   geen  vrienden    (met  de   Engelschen) 


XXXVII 

azijn,  laait  ons  dan  den  oorlog  afkondigen;  want  het  istescban- 
ft  delijk  en  te  moorddadig,  dat  wij  elkander  vermoorden  endoen 
a  vermoorden ,  zonder  dat  er  regt  over  gedaan  werd.  Het  is  al 
«  lang  geleden ,  dat  de  Engelschen  mij  zelven  den  dood  gezwo- 
tt  ren  hebben ,  nu  zijn  er  weder  vier  van  de  onzen,  die  de  Gom- 
«pagnie  10  è  15  jaren  trouw  hebben  gediead,  dood  gebleven^ 
ft  en  drie  Japanners ,  die  het  leven  der  overige  Nederlanders 
ft  hebben  gered".   ^ 

Weinig  minder  gespannen  dan  de  verhouding  tot  de  Engel- 
schen had  Reael  de  betrekkingen  tusschen  de  Nederlanders  en 
den  rijksbestierder  van  Bantam  gevonden,  hoewel  naar  den 
aard  van  den  Javaan,  die  vijandschap  zich  niet  i66  door  uiter- 
lijke kenmerken  vertoonde. 

Sedert   de   laatste   maanden   van    1616   had   Ck)en    weder  met 
groote    moeijelijkheden    in   den    handel    te   kampen   gehad.      De 
rijksbestierder   bad    tot   zijn    meest  vertrouwden  raadsman  geko- 
zen,  zekeren    Linco,   een    tot   den  islam  bekeerden  Chinees,  en 
nu    had    Coen    te  strijden    tegen   de  zaamgespannen  toeleg  van 
een   slimmen   Javaan   en    een    listigen    Chinees.     Wanneer  Coen 
peper   kocht,   deels   k   contant,  deels  met  betaling  in  voorschot; 
rnaar  onder  beding  van  levering  op  tijd ,  dan  joegen  de  Chinezen 
onderling    de   prijzen   van  de   peper  op,    met   het  geld,  dat  zij 
reeds  van   de   Nederl.    Comp.    hadden  ontvangen  en  als  dan  de 
tijd  van  levering  gekomen  was,  dan  weigerden  zij  den  peper  te 
leveren^  onder  voorwendsel  dat  de  prijzen  te  hoog  waren  gestegen. 
Indien    Coen    dan    regt   bij    den    rijksbestierder  vroeg   tegen    de 
Chinezen,  omdat  zij    in    gebreke  waren  van  levering  op  bedon- 
gen   tijd    en   prijs,   dan    kwam    hij   teregt  bij  Linco  en  hij  kon 
geen  regt  krijgen  en  dit  gebeurde  gewoonlijk  op  een  oogenblik, 
dat  er  een  schip,  half  vol  geladen,  bijna  gereed  om  te  vertrek- 
ken,   op    het   overige  der   lading   lag   te   wachten  en  Coen  dus 


>  Resol.  G6.  en  R.  5,  9  en  18  Dec.  1617.  Brief  van  Coen  aan  de  Bewindlieb- 
bers,  18  Dec.  1617,  N».  XX,  hierachter.  Dagverhaal  van  Bantam,  19  Julij,  6  Sept. 
en  22  Nov.  1617. 


xxxvni 

om  peper  verlegen  was.  Nog  weder  eene  andere  streek  was,  dat 
de  rijksbestierder ,  door  zijne  Chinezen  en  andere  tusschen perso- 
nen,  want  zelf  scheen    hij   nooit  in  de  zaken  betrokken,  al  de 
peper    in    de    bovenlanden    liet    opkoopen.      Nog    gebeurde    het 
ook^   dat   Chinezen,   die   geld   of  peper  aan  de  Comp.  schuldig 
waren,    vermoedelijk   met   hun   eigen    goedvinden,    op   last   van 
den    rijksbestierder,    onder    allerlei    voorwendsels   werden    opge- 
pakt  en    vastgezet.     Die    Chinezen    beweerden    dan,    schijnbaar 
te   regt,   dat   zij    door   force  majeure  belet  werden   te  betalen 
of   peper  te   leveren;  terwijl  bovendien  nog  somtijds  het  wegen 
van    de    peper    door  den  Sjah-bandar,   plotseling  werd  gestaakt. 
Lang    hield    Coen    zich     bedaard;     maar    werd    toch    door    al 
die    belemmeringen,    in    het   einde  zóó  ongeduldig,  dat  hij  ten 
laatste   op  eigen   gezag,  en  zeer  zeker  onregtmatig,  eenige  Chi- 
neesche   schuldeischers  liet  aanhouden  en  onder  het  eiland  Babi 
Chineesche  jonken ,    waarvan    de    lading    geconsigneerd  was.  op 
Chineesche  handelaars  te  Bantam,  in  beslag  liet  nemen.  Hieruit 
ontstonden    nu    weder    nieuwe  moeijelijkheden ,  en  zelfs  brak  er 
kort   na   de  inbeslagneming  dier  jonken  een  brand  uit,  rondom 
de  loge  der   Nederlanders,    welke   door    Coen    aan  moedwil  op 
last  van  den  rijksbestierder  gepleegd,  werd  toegeschreven.  Wer- 
kelijk kreeg  Coen  kort  daarna  berigt,  dat  er  in  het  geheim  een 
aanslag   tegen    de   opperhoofden  en  de  loge  der  Nederlanders  te 
Bantam    was    beraamd.     Reael    doorzag   al   die  streken  en  aan- 
slagen van  den  rijksbestierder  en  der  Chinezen  niet,  hij  ineende 
dat    er    voor    de    wisselingen    in    den  prijs  van  de  peper,  meer 
natuurlijke   oorzaken    moesten    gezocht  worden  en  wilden  tegen 
inlanders  en  Engelschen  liefst  «soete  middelen**  gebruiken.    Hij 
moest    niettemin    zelf   regts weigering    en    eene   zeer  hooghartige 
behandeling   van    de   zijde  des  rijksbestierders  te  Bantam  onder- 
vinden.     Door    meer    kennis    van    personen    en    toestanden    te 
Bantam  en  door  zijnen  meer  doortastenden  aard  van  zelf  daartoe 
geleid^  was  Coen. tot  de  meening  gebragt  en  zocht  hij  die  mee- 
ning  zoowel  bij  den  Gouverneur-Generaal ,  als  bij  bet  opperbe- 


XXXIX 

staur  in  Nederland  ingang  te  doen  vinden,  dat  de  Nederl.  Oost- 
Ind.  Gomp.  niet  langer  de  vriendschap  van  Bantam  moest 
afbedelen  en  den  rijksbèstierder  aldaar  sparen;  maar  dat  men 
6f  het  kantoor  te  Bantam  moest  opbreken  en  zich  elders  ves- 
tigen ,  of  met  gezag  en  kracht  van  wapenen  optreden ;  «  want  dat  er« 
«niets  goeds  te  bekomen  zou  zyn,  tenzij  Bantam,  zoowel  als 
«Temate,  Amboina,  Banda  en  alle  andere  mooren  daartoe 
«worden  gedrongen/^   ^ 

De  staatkunde,  welke  het  Nederlandsch  bestuur  in  Indie, 
tegenover  Bantam  volgen  zou,  stond  in  naauw  verband  met 
het  groote,  altijd  nog  onopgeloste  vraagstuk:  de  keuze  van  een 
algemeen .  middenpunt  van  handel  en  gezag  voor  de  Nederl. 
Oost-Ind.  Compagnie  in  Indie. 

Opmerkelijk   is  het  de  onvastheid  in  meeningen,  de  besluite- 
loosheid,   de   slingeringen   na   te  gaan,  welke  er  bij  het  opper- 
bestuur   in    Nederland    zoowel,   ajs  bij  de  voornaamste  hoofden 
van    het   bestuur  in  Indie  over  dit  gewigtig  punt  nog  altijd  be- 
stonden.    Üe   een    sprak  van  Djohor  of  eenige  andere  plaats  in 
straat   Malakka,   de   ander   stond    Banka  voor,  weder  een  derde 
zocht   die   plaats    op    één  der  eilanden  vóór  of  in  straat  Sunda, 
ieder    had    een    eigen    stelsel    en    aan    het  geven  van  hoogwijze 
raadgevingen    of   aan    beroep    op    eigen  ervaring  en  bevinding, 
ontbrak  het  natuurlijk  niet.  Indien  de  Oost- Indische  Compagnie , 
die    toen    reeds    zoowel    in    Nederland   als  in  Indie  krank  was, 
reeds   toen    ware  gestorven,   zij  ware  zeker  niet  overleden  door 
gemis,  misschien  wel  door  een  te  groot  getal  van  medicijn  meesters. 
Gelukkig    stond    er    weldra    aan  het  hoofd  der  zaken  in  Indie, 
een    geweldig    heelmeester,    die    op   eigen    gezag  het  mes  in  de 
wonde   stak,    vóór   het  te  laat  was.     Toch,   niettegenstaande  de 
krachtige   invloed,    welke   door  Jan  Pietersz.  Coen  op  den  loop 
der   gebeurtenissen    is    uitgeoefend,   gevoelt  men  zich  tot  de  be- 
kentenis  gedrongen ,    dat  de  vestiging  van  het  Nederlandsch  ge- 
zag op  Java,   minder  door  de  vrije  keuze  der  Nederlanders,  dan 
—————  ^ 

'    Zie  No.  XV,  XYIII  en  XIX  der  gedrukte  stukken,  hierachter. 


XL 


wel  door  een  merkwaardig  zamentreffen  van  feiten;  door  den 
drang  der  omstandigheden  is  veroorzaakt.  Het  was  alsof  de 
Nederlandsche  natie  op  één  der  schoonste  en  meest  bevolkte 
eilanden  van  den  archipel,  op  Java,  tot  de  vervulling  eener 
taak,  tot  bevrijding  uit  de  banden  van  Oostersche  willekeur  en 
dwingelandij,  tot  verlichting  en  beschaving  eener  verdrukte  be- 
volking werd  geroepen  en  voorbeschikt.  Zij  zou  welligt  tot  het 
bewustzijn  dier  hoogere  roeping  zijn  opgeklommen,  zij  zou 
welligt  tot  de  belijdenis  zijn  gebragt :  « na  vuur  en  stormwind 
«zweefide  ook  soms  mij,  schoon  geen  Elia,  de  Heer  voorbij;" 
indien  stoffelijke  belangen  haar  niet  hadden  verblind,  indien 
zij  niet,  juist  toen,  door  hare  leiders  op  het  dwaalspoor  ware 
gebragt  van  kwaadaardige  twisten  over  de  leer  der  Kerk  en  het 
gezag  in  den  Staat. 

In  de  berigtschriften  voor  de  opperlandvoogden  Both  en  Reijnst 
zoowel,  als  in  dat,  van  het  jaar  1617  voor  Goen,  door  het 
opperbestuur  in  Nederland  opgesteld,  bespeurt  men  telkens 
dezelfde  onzekerheid  omtrent  de  keuze  eener  plaats  tot  midden - 
punt  van  den  handel  en  het  bestuur  der  Compagnie  in  Indie. 
Ook  Coen  beschouwde  deze  zaak  langen  tijd  uit  verschillende 
oogpunten  en  naarmate  hem  de  eene  of  andere  zijde  van  het- 
vraagstuk  meer  of  minder  helder  voor  den  geest  stond ,  weifelde 
ook  hij  in  zijne  beslissing. 

De  hoofdpunten,  welke  Coen  gedurende  dien  tijd  van  beraad 
in  het  oog  hield,  waren:  vooreerst,  dat  de  tegenwerking  van 
Bantam  moest  worden  gebroken ,  maar  tevens  ook  dat  hij  Bantam 
niet  mogt  inruimen  aan  de  mededingende  Engelschen.  In  den 
aanvang  van  het  jaar  1616,  trachtte  Coen  zich  wel  onafhankelijk 
van  Bantam  te  maken,  door  peperhandel  met  Djambi  te 
drijven;     ^     maar     het    besluit    scheen    toch    bij    hem  gerijpt, 

>  B\j  het  aaDknoopen  van  handelsbetrekkmgen  met  en  het  vestigen  van  een  Nederlandsch 
kantoor  te  Djambi,  reikten  de  inzigten  van  Coen  verder;  hij  wenschte  zich  tevens 
met  andere  vorsten  op  de  oostkust  van  Samatra  in  betrekking  te  stellen,  inzonderheid 
met  den  vorst  van  Palembang,  van  ouds  een  vijand  van  Bantam.  Op  den  10  Oct. 
1616    scnreef  Coen  aan  den  opperkoopman  te  Djambi ,    Sonry ,  o.  a.  het  navolgende : 


dat  nog  slechts  twee  plaatsen  in  den  archipel  voor  de  stichting 
van  een  algemeen  rendez-vous  in  aanmerking  konden  komen, 
Bantam  namelijk  of  eene  plaats  daaromtrent ,  op  Westelijk-Java 
en  Malakka. 

Met  het  oog  op  den  Ghineeschen  handel  en  de  overleveringen 
van  den  Archipel,  scheen  Malakka  boven  andere  plaatsen  de 
voorkeur  te  verdienen;  maar  het  zou  veel  krachtsinspanning 
vereischen  om  die  stad  te  veroveren.  Verliet  men  in  dien  tus- 
schentijd  Bantam ,  dan  liet  men  de  baan  vrij  aan  de  Engelschen , 
die  van  daar  met  al  hunne  magt,  den  peperhandel  zouden 
drijven  en  hunne  ondernemingen  op  de  specerij-eilanden  voort- 
zetten. Om  die  redenen  was  Goen  van  oordeel  ^  dat  het  vooreerst 
nog  de  beste  weg  zou  zijn,  indien  men  de  stichting  van  een 
voorlqopig  rendez-vous  aanving  te  Bantam,  en  indien  dan  de 
Engelschen  langzamerhand  buiten  Bantam  konden  gesloten  of 
gedrongen  worden,  dan  ((kunnen  wij  ons,^^  zoo  schreef  hij , 
«ons  daarmede  vooreerst  vergenoegen,  intusschen  alle  onze 
«  magt  naar  Malakka  zenden ,  om  die  plaats  te  vermeesteren  en 
«daar  sedia  te  planten;  maar  zoolang  wij  de  Engelschen  niet 
«uit  Bantam  kunnen  doen  sluiten,  is  het  geraden,  in  Bantam 
«zelve  een  goed  fort  te  bouwen,  Gode  d'  uitkomst  te  bevelen; 
«want  Bantam  is  ligt  te  veroveren  en  heeft  dat  lot  aan  ons 
«wel  verdient"   ^ 

Op  het  einde  van  ditzelfde  jaar  1616  behandelde  Goen  dit 
belangrijke  onderwerp  nader,  in  zijne  brieven  aan  de  Bewind- 
hebbers en  toen  weder  scheen  hij  meer  tot  het  kiezen  van 
Malakka  als  algemeen  rendez-vous  over  te  hellen.  «Malakka," 
zoo  schreef  hij  op  ïl  December,    «moet  met  alle  magt  worden 

•  (U)  sal  oock  gelieven  ter  gelegener  tyt ,  eene  redelycke  vereeringe  aen  den  Coninck 
«van   Pallimban   te    senden ,    met   daockbaerheyt   van  syne  vrientelycke  aenbiedinge, 

•  presenterende  d'onse  met  alle  cortoysie  wederömme ,  nyt  sich  selven  aenroerende , 
» sonder   andren    te   nomineren ,  off  oock  gesint  sonde  wesen ,  met  ons  in  aUiantie  en 

•  verbintenisse  te  treeden,  tegens  onse  en  hare  vyanden,  ja,  soo  U  eens  iemant  van 
«des   Conincx   volck   compt   te   spreecken;   vraecht  haer  eens  boertende,  off  hunnen 

•  Coninck,  wel  Coninck  van  Bantham  sonde  willen  wesen."  '   ^ 

>     Coen  aan  de  Bewindhebbers,  5  Januarg,  31  Maart,  1616. 


XUI 

«aangetast,  opdat  de  zaken  in  geen  meerder  disordre,  de  negotie 
•  niet  in  verachtering  en  de  Compagnie  niet  in  meerder  vijanden 
a  worde  gebragt."   ^ 

Hij  bleef  wel  bij  zijn  gevoelen ,  dat  Bantam  eene  meer  ge- 
schikte havenplaats  was  voor  de  schepen,  die  uit  Nederland 
door  straat  Sunda  kwamen  en  naar  de  Molukken  bunnen  koers 
namen;  doch  indien  men  er  zorg  voor  droeg,  dat  de  schepen 
in  een  geschikt  jaargetijde  uit  het  vaderland  vertrokken,  kon- 
den zij  met  de  raoesson  even  goed  over  Malakka  naar  de 
specerij-eilanden  geraken.  Het  groote  voordeel,  dat  eene  ver- 
overing van  Malakka  en  het  vestigen  aldaar  van  het  Neder- 
landsche  gezag  zou  opleveren ,  was  dat  daardoor  de  Portugeesche 
Diagt,  die  zich  uitstrekte  van  Goa  tot  Macao,  in  twee  deelen 
zou  worden  gebroken,  de  kleedenhandd  op  de  oostkust  van 
Vöór-Indie  en  de  peperhandel  op  de  oostkust  van  Sumatra  in 
handen  der  Nederlanders  zoudai  komen.  Bantam  zou  alleen  dan 
vervallen  in  banden  der  Engelschen,  indien  de  Bewindhebbers 
zich  zwak  betoonden ,  niet  indien  zij  kracht  en  moed  genoeg 
hadden  om  te  bevelen,  dat  men,  des  noods  met  hulp  van  Pa- 
lembang,  Bantam  met  geweld  zou  dwingen,  om  de  Engelschen 
en  andere  mededingende  Europeanen  buiten  den  handel  te 
sluiten. 

Op  het  einde  van  het  jaar  1616,  was  Goen  dus  nog  van 
oordeel,  dat  het  middenpunt  van  Neérlands  handel  en  gezag  in 
Indie  te  Malakka  moest  worden  gezocht.  Opmerkelijk  is  het  nu , 
waar  te  nemen,  hoe  hij  ten  slotte  tot  een  geheel  ander  besluit 
is  gekomen  en  hoe  Neérlands  gezag  op  Java  is  gevestigd,  door 
een  zamenloop  van  allerlei,  schijnbaar  minder  gewigtige  ge- 
beurtenissen. Langzamerhand  was  de  weinig  belangrijke  faktorij 
der  Nederlanders  te  Jakatra  aangegroeid.  Eerst  in  1616,  toen 
er  vrees  bestond  voor  een  aanval  der  Spanjaarden  en  Portugezen 
onder  da  Silva  op  Bantam,  had  Goen  meer  volk  en  veel  kost- 
bare waren  van  Bantam  naar  Jakatra  overgebragt. 

1     Coen  aan  de  Bewindhebbers,  10  Ootober  en  tl  I>ecember  1616. 


XUII 

Rondom  de  fektorij  was  eene  heining  geslagen  en  door  eene 
gift  van  200  realen  had  men  van  den  regent  verlof  verkregen , 
tot  het  bouwen  van  eenen  steenen  gêdong  of  pakhuis,  met 
bovenwoning  en  gaanderij ,  zoodat  het  geheel  eenigzins  ge- 
schikt was  om  er  zich  des  noods  in  te  verdedigen.  ^  Op 
het  einde  van  1616  en  in  den  aanvang  van  1617  kreeg 
de  faktorij  ten  gevolge  van  de  twisten  met  de  Engelschen  en 
met  den  rijksbestierder  nog  weder  op  nieuw  u^breiding.  Ein- 
delijk op  den  8*"  December  1617  besloot  de  Gouverneur-Generaal 
Reael  in  rade  van  Indie,  toen  hij  op  het  punt  stond  van  naar 
de  Mol  ukken  terug  te  keeren ,  dat,  om  te  voldoen  aan  de  herhaalde 
en  dringende  aanschrijvingen  van  hetopperbestuur  in  Nederland, 
de  hoek  van  Ontong-Java,  nabij  de  Versche-rivier  zou  ge- 
kozen worden  tot  plaats  van  een  te  stichten  rendez-vous.  De 
uitvoering  van  dat  besluit  werd  aan  Goen  opgedragen  aan  wien , 
tevens  de  vrijheid  gelaten  werd,  om,  zoo  hij  dat  beter  achtte, 
daartoe  eene  andere  plaats  te  kiezen,  mits  zij  «zonder  hostiliteit^^ 
van  den  regent  van  Jakatra  verkregen  wierd. 

Doch  een  nieuw  en  onverwacht  voorval  maakte,  ondanks  de 
besluiten  van  Reael  op  8  December  genomen,  dat  op  nieuw 
het  aantal  der  Nederlanders  en  de  stapel  hunner  koopman- 
schappen, binnen  de  steenen  en  omheinde  loge  te  Jakatra  ver- 
sterkt en  het  gewigt  dier  fektorij  bevorderd  werd. 

Er  was  in  de  jaren  1615  en  1616  te  St.  Malo  in  Frankrijk 
eene  fransche  Oost-Indische  Compagnie  opgerigt  en  deze  had 
twee  schepen  naar  Indie  gezonden,  die  voor  een  groot  gedeelte 
met  Nederlanders  waren  bemand.  Gerard  Leroy,  Lodewijk 
Heyntsze,  Jan  Banninck  Goeckebacker ,  Jan  Jansz.  Moll  en  zoo 
ik  durf  vermoeden,  ook  Lemaire,  allen  oude  bekenden  en  tegen- 
standers der  Nederlandsche  Compagnie,  hadden  in  die  onderne- 
ming de  hand  gestoken.  Omstreeks  het  einde  van  1617  kwamen 
deze   twee  fransche  schepen,  de  St.  Michel  en  de  St.  Louis,  ge- 

'  De  overeenkomst  daarover  met  den  regent  van  Jakatra  vindt  men  in  het  con- 
tractenboek,  R^ks-arch.  U,  l  m  gedrukt  bij  v.  der  Chijs  11.,  bladz.  19  en  bgl.  IV. 


XLIV 

naamd,  na  een  zwerfitogt  door  de  Indische  zee,  langs  Malakka 
en  de  oostkust  van  Sumatra,  voor  de  noordwestelijke  kust  van 
Java  aan.  Sedert  1606  bestonden  er  plakkaten  door  de  Staten- 
Generaal  der  Ver.  Nederlanden  uitgevaardigd  die  nog  onlangs  in 
1616  waren  vernieuwd,  waarbij  het  aan  Nederlandsche  schepelingen 
verboden  was,  in  vreemden  dienst  naar  Oost-Indie  te  varen. 
De  fransche  bevelhebber  van  de  St  Michel,  was  op  reis  over- 
leden en  nu  was  een  Nederlander,  Hans  de  Decker  genaamd, 
tot  aanvoerder  der  expeditie  aangesteld.  Hans  de  Decker  en  de 
overige  Nederlanders  in  franschen  dienst,  waren  deels  door  Reael , 
deels  door  Goen  op  gezag  der  plakkaten  van  de  Staten-Generaal 
uit  de  fransche  schepen  geligt  en  in  arrest  gebragt.  Reeds  was 
Hans  de  Decker  aan  boord  van  een  Nederlandsch  retourschip 
gebragt,  om  naar  Nederland  te  worden  vervoerd,  toen  hij,  met 
hulp  der  Engelschen ,  daaruit  weder  wist  te  ontvlugten  en  behen- 
dig zich  te  verbergen  in  het  hof  van  den  Bantamschen  rijksbe- 
stierder.  Hij  ^leef  daar  eenige  dagen  verborgen,  eer  Goen  te 
weten  kwam  waar  hij  gebleven  was.  Zoodra  Goen  echter  de 
schuilplaats  ontdekt  had,  liet  hij  den  vlugteling  aan  den  rijks- 
bestierder  terug  vragen ,  «  op  ^t  vriendelijkst  vertoonende ,  welke 
u  plakkaten  er,  van  de  Ho.  Mo.  HH.  Staten-Generaal  waren  uit- 
gevaardigd ". 

Intusschen  meende  Goen  voldoende  bewijzen  in  handen  te 
hebben  gekregen ,  dat  de  fransche  schepen ,  in  de  Indische  zee 
misbruik  hadden  gemaakt  van  de  Nederlandsche  vlag  en  met  die 
in  top ,  kaperij  of  zeeroof  hadden  gepleegd  op  koopvaardijschepen 
van  Soeratte.  Goen  vreesde  teregt,  dat  daaruit  kwade  gevolgen 
voor  de  Nederl.  Oost-Ind.  Gomp.  zouden  voortkomen,  en  nu 
deed  hij  voorloopig  beslag  leggen  op  het  schip  St.  Michel,  dat 
hij  naar  één  der  eilanden  nabij  Jakatra  liet  voeren  en  onder 
bedwang  eener  batterij  in  arrest  liet  bewaren.  Decker  van  zijn 
kant,  gesteund  door  de  Engelschen^  had  door  aanzienlijke  ge- 
schenken den  rijksbestierder  voor  zich  gewonnen  en  deze  weigerde 
kortaf  den    Nederlandsch-franschen    vlugteling   aan    Goen    uit  te 


XLV 

leveren,  «  seer  spijtig  daarbij  seggende,  dat  hij  alle  natie  acces 
«en  negotie  in  sijn  land  wilde  vergunnen,  dat  het  de  Nederlan- 
« ders  minder  te  doen  was,  om  roverijen,  die  de  Franschen  op 
«  naam  der  Nederlanders  hadden  gedaan  of  zouden  mogen  doen, 
« te  voorkomen ;  dan  wel ,  om  voor  zich  alleen  de  negotie  te 
« incorporeren ;  maar  dat  de  Nederlanders  in  Bantam  niet  zouden 
« doen ,  gelijk  zij  in  de  Molukken ,  Amboina  en  Banda  gedaan 
« hadden.  Hij  wilde  Decker  niet  loslaten ,  hij  sorteerde  niet 
ft  onder  de  jurisdictie  van  de  Ho.  Mo.  HH.  Staten-Generaal  '\ 
De  rijksbestierder,  die  gevoelde  dat  hij  ditmaal  in  zijn  regt  was 
en  dat  hij  door  de  Engelschen  werd  ondersteund,  wilde  nu  ook 
Coen  dwingen ,  tot  ontslag  van  het  schip  St.  Michel ,  omdat  het 
tegen  het  volkenregt  onder  de  jurisdictie  van  Bantam  was  in  beslag 
genomen.  Om  daartoe  te  geraken  koos  hij  het  middel,  waarmede 
hij  meende,  dat  hij  de  Nederlanders  het  best  zou  kunnen  trefFen. 
Hij  verbood  hun  den  uitvoer  van  peper,  ook  van  die,  welke  reeds  ge- 
kocht was.  Coen  liet  over  dit  verbod  zijne  klagten  hooren  bij  de  in- 
vloedrijkste grooten  van  Bantam,  welke  eene  partij  tegen  den  rijksbe- 
stierder vormden,  en  nam  vooral  na  de  aankomst  van  eene  lading 
peper  uit  Djambi  de  houding  aan,  als  of  hij  met  al  de  Nederlanders  , 
al  het  geld  en  de  koopwaren  der  compagnie,  Bantam  wilde  verlaten. 
Hij  verzamelde  eenige  schepen  voor  de  stad ,  liet  de  loge  ontruimen , 
alles  in  de  schepen  laden  en  verzocht  toen  zijn  afscheid  van 
den  rijksbestierder.  Deze  hield  zich  in  den  aanvang  als  of  het 
vertrek  der  Nederlanders  hem  onverschillig  was;  maar  toen 
hij  zag  dat  het  voorgenomen  vertrek  ernstig  gemeend  scheen^ 
werd  hij  met  de  zaak  verlegen  De  invloed  der  grooten,  de 
begeerte  des  konings  zelven,  de  vrees  voor  nadeel,  werkten  ge- 
zamenl^k  uit,  dat  de  rijksbestierder  eindelijk  den  twist  aan 
Coen  gewonnen  gaf  en  op  nieuw  den  uitvoer  van  peper  en  het 
rustig  verblijf  te  Bantam,  aan  de  Nederlanders  veroorloofde.  De 
vrede  scheen  nu* weder,  een  tijd  lang,  tusschen  de  twee  partijen 
gesloten;  doch  de  rijksbestierder  kon  kwalijk  verdragen,  dat  hij 
voor    Coen    had   moeten    buigen  en  door  zijne  invloed  en  door 


XL  VI 

bemoeijingen  van  zijne  Ghinesche  raadslieden  volgde  er  voor  de 
Nederlanders  een  geheele  stilstand  van  handel ,  tengevolge  van 
allerlei  nieuwe  streken  van  Chinezen,  die  intusschen  veel  peper 
opkochten.  Maar  Coen  liet  zijne  tegenstanders  niet  met  rust; 
eerst  vroeg  hij  van  den  rijksbestierder,  dat  deze  hem  in  de  ge- 
legenhad zou  stellen  van  vrij  als  koopman  met  koopman  te 
handelen,  en  dat  de  rijksbestierder  hem  hulp  en  regt  verlee- 
nen  zou  tegen  de  «  guiterijen  »  der  Chinezen.  Toen  die  hulp 
hem  niet  werd  verleend  en  hij  de  zamenspanning  der  Chinezen 
onder  leiding  van  den  rijksbestierder  zag  voortduren ,  liet  hij  door 
die  zamenspanning  en  de  regtsweigering  zich  tot  eene  daad  van 
onverdedigbare  willekeur  en  misbruik  van  magt  vervoeren.  Hij 
gebood  op  eigen  gezag,  in  de  stad  van  den  Bantamschen  koning 
zelve,  aan  de  inlandsche  schippers,  dat  zij  geen  peper  van  de 
Chinezen  zouden  koopen,  vóór  dat  de  Nederlanders  van  die  spe- 
cerij waren  voorzien,  onder  bedreiging,  dat,  in  geval  zij  zich 
aan  dat  verbod  niet  wilden  storen ,  zij  zich  in  zee,  voor  schade 
hadden  te  wachten. 

Intusschen  was  het  fransche  schip  St.  Michel  door  de  geheele 
bemanning,  ook  door  de  franschen  verlaten  en  werd  het  eenige 
maanden  later  door  Coen  verbeurd  verklaard  en  in  dienst  der 
Nederl.  Oost.  Ind.  Comp.  gebruikt.  Het  tweede  schip  de  St. 
Louis  keerde  in  1618,  met  kleine  lading  en  met  een  half 
Fransche,  half  inlandsche  bemanning  naar  St.  Malo  terug.  Van 
den  vlugteling  Hans  de  Decker,  vernam  Coen  niets  meer,  hij 
was  vermoedelijk  in  het  geheim  op  een  Ëngelsch  schip  naar 
Europa  vertrokken.   ^ 

Gedurende   deze  twist,  welke  de  hevigste  was,  van  allen  die 


*  Zie  hierachter  n°.  XXII.  Uit  het  arrest  van  den  St.  Michel  z^jn  later  vele 
moeijeUjkheden  tusschen  de  Nederl.  en  Fransche  roering  ontstaan ,  die  eindelijk  zijn 
opgelost,  door  het  sloiten  van  eene  acte  van  accoord,  op  den  20  October  1623  tusschen 
den  Franschen  gezant  te  'sGravenhage  en  gevobnagtigden  van  de  Staten-Generaal. 
De  Oost  Ind.  Comp.  verbond  zich  daarbij  tot  eene  schadevergoeding  aan  de  Comp.  van 
St.  Malo,  van  550,000  Livres.  Het  dgenlgke  doel,  het  verijdelen  der  fransche  onder- 
neming was  intoBseben  bereikt. 


XLTU 


er  nog  tusschen  Goeo  en  den  vijksbestterder  waren  gerazen, 
liad  de  faktorij  t^  Jakatra  goede  diensten  gedaan  en  had  men 
meer  nog  dan  vroeger,  bet  gewigt  dier  nederzetting  geleerd 
op  prijs  te  stellen,  £r  waren  daar  nu  reeds  twee  hoofcL- 
gebouwen,  Nassau  en  Mauritius  genaamd,  binnen  een  pag- 
ger  aan  de  rivier  gelegen.  Meer  dan  drie  honderd  perso- 
nen vonden  aldaar  reeds  hun  verblijf,  behalve  de  bemanning 
van  a^'  en  aankomende  schepen  en  de  verpleegden  in  een 
ziekenhuis.  Op  den  10^  Julij  1618  besloot  Goen  en  zijn 
raad,  om  nu  ook  in  de  loge  te  Jakatra  een  klein  garnizoen 
van  24  soldaten  te  leggen ,  a  gemerckt  deze  plaatse  ons  aireede 
« voor  een  provisioneel  rendez-vous  gediend  heeft  en  dienende 
«is.»  Het  wantrouwen  van  Goen  tegen  de  Engelschen  schijnt 
ook  veel  tot  dit  laatste  besluit  te  hebben  bijgedragen.  Zoowel 
te  Bantam  als  te  Jakatra ,  waren  eenigen  tijd  de  Ëngelscbe  loges 
niet  alleen  de  veilige  wijkplaatsen  van  ieder,  die  aan  de  magt 
of  het  gezag  der  Nederlanders  wilde  ontloopen,  zij  waren  ook 
de  werf  kantoren ,  waar  Nederlandsche  soldaten,  matrozen  en 
dienaren  van  minderen  rang  door  hooge  handgelden  en  schoone 
beloften  werden  geronseld.  Zeker  Ëngelsch  opperkoopman,  George 
Ball  werd  als  de  groote  drijver  van.  dat  werk  aangezien,  terwijl 
een  ander  Engelschman,  Nicholas  Uflelet,  opperhoofd  der  Ëngel- 
scbe loge  te  Jakatra^  als  den  aanlegger  werd  beschouwd  van 
eene  zamenzweripg  onder  de  inlanders,  welke  ten  doel  had, 
Goen  en  al  de  Nederlanders  te  vermoorden  en  de  loge  te  Ja- 
katra af  te  loopen.  Goen  liet  dan  ook  een  plakkaat  afkondigen, 
waarbij  het  aan  de  Nederlanders  .en  aan  allen,  in  dienst  der 
Nederl.  Gompagnie,  verboden  werd  binnen  de  huizen  der  En- 
gelschen  te  gaan  of  met  Engelschen  in  Ghineesche  speel-  en 
drinkkitt^n  te  zamen  te  komen. 

Inmiddels  had  Goen ,  ten  einde  uitvoering  te  geven  aan  het 
besluit  van  den  opperlandyoogd  Reael,  van  den  10^^  December 
1617^  aan  den  regent  van  Jakatra,  onder  aanbieding  eener  aan- 
z^ieqiyke   som    gelds^    verlof  verzocht   tot   bet  stichten   op  zijn 


XLVIII 


grondgebied  van  een  voorloopig  rendez-vous.  Sedert  dat  aanbod 
en  die  vraag  waren  gedaan,  had  de  regent  zich  veel  meer  dan 
vroeger  teruggetrokken;  maar  Goen  had  toch  nog  veel  hoop 
behouden,  dat  hij  langs  den  weg  van  onderhandeling,  die  zaak 
tot  een  goed  einde  brengen  zou;  het  was  eene  zaak  die  slechts 
tijd  en  geld  vereischte,  of  zoo  als  Goen  zich  uitdrukte,  azif 
« stond  tusschen  het  loven  en  bieden. »  Hij  had  er  echter  sedert 
niet  aoo  hard  meer  op  aangedrongen;  want  de  verstandhouding 
met  den  rijksbestierder  van  Bantam  had  na  dien  tijd  weder 
eene,  veel  meer  gunstige,  wending  genomen.  In  den  loop  van 
het  jaar  1618  was  er  tusschen  de  Engelschen  en  den  rijksbe- 
stierder, naar  het  scheen,  groote  tweedragt  ontstaan  en  de  Pan- 
gératn  gaf  blijken  van  zich  naauwer  dan  ooit  te  voren  aan  de 
Nederl.  Gomp.  te  willen  aansluiten.  Er  bestond  zelfe  uitzigt,  dat 
er  met  den  rijksbestierder  eindelijk  een  goed  en  voordeelig  con- 
tract zou  worden  gesloten^  waarbij  billijke  toltarieven  zouden 
worden  vastgesteld  en  zelfs  de  Engelschen  uit  den  handel  zouden 
worden  gesloten.  De  raad  van  Indie ,  Arend  Maertensz.  was  met 
de  onderhandeling  over  zulk  een  verbond  te  Bantam  belast  en 
er  werden  reeds  geschenken  met  den  koning  en  den  rijksbe- 
bestierder  van  Bantam  gewisseld.  De  vriendschapsbetuigingen 
schenen  zoo  goed  gemeend,  dat  men,  zooals  Goen  schreef,  «bij* 
« kans  den  duyvel  daarmee  bedrogen  zou  hebben , »  toen  plotse- 
ling en  snel  achter  elkander,  gewigtige  gebeurtenissen  op  Java 
plaats  grepen,  waaruit  Goen  meende  duidelijk  te  kunen  afleiden, 
dat  er  tusschen  de  voornaamste  vorsten  en  regenten  van  Java 
eene  zamenzwering  was  gesmeed,  ten  einde  de  stichting  van 
een  algemeen  rendez-vous  der  Nederlanders  op  Java ,  door  een 
algemeenen  moord  te  voorkomen. 

Op  den  19*"  Augustus  1618  ontving  Goen,  geheel  onverwacht, 
de  tijding,  dat  op  8  Augustus  het  Nederlandsche  kantoor  te 
Japara  door  den  regent  aldaar,  op  last  van  den  Panembahan  van 
Mataram,  was  afgeloopen ,  de  goederen  geroofd ,  drie. Neder- 
landers  gedood,   anderen   gekwetst  en  de   overigen,   als  gevan- 


xhix 

genen  naar  het  land  van  den  Panembahan  waren  vervoerd.  ^ 
Deze  tijding  kwam  des  te  meer  onverwacht,  omdat  Coen  in 
deo  waan  verkeerde ,  dat  de  Nederlanders  in  de  beste  verstand 
houding  waren  met  den  Panembahan,  op  wien  hij  reeds  het 
oog  geslagen  had,  om  zoo  noodig,  Bantam  in  bedwang  te  hou- 
den. Nog  nooit  had  de  Panembahan  dan  ook ,  eenig  vijandelijk 
voornemen  getoond,  wel  hadden  de  Nederlanders  sedert  eenigen 
tijd  geen  rijst  meer  te  Japara  kunnen  verkrijgen;  maar  vijand- 
schap hadden  zij  niet  vermoed.  De  Gouverneur-Generaal  Reaei 
had  op  zijn  terugtogt  naar  de  Molukken,  in  de  maand  Junij, 
den  koopman  Comelis  van  Maseyck  met  geschenken  naar  den 
Panembahan  gezonden  om  weder  vrijen  uitvoer  van  rijst  te 
verkrijgen  en  die  afgevaardigde  had,  *zoo  hij  meende,  naat* 
wensch  zijn  last  volbragt;  hij  was  tot  nabij  Karta  gekomen, 
had  déér  wel  den  Panembahan  zelf  hiet  gesproken;  maar  toch 
een  zijner  hoogste  staatsdienaren,  die  hem  welwillend  had  beje- 
gend en  hem  verlof  tot  aankoop  en  uitvoer  van  rijst  had  ver- 
leend. ^  Doch  naauwelijks  was  Maseyck  te  Japara  teruggekeerd 
of  het  werd  duidelijk,  dat  de  vriendschapsbetuigingen  te  Rarta 
ontvangen,  geveinsd  waren  geweest;  want  de  loge  te  Japara 
werd  afgeloopen.  Coen  kreeg. dit  berigt  op  den  19"  Augustus 
en  den  volgenden  dag ,  den  20""  Augustus ,  scheen  er  nu  ook 
eene  verraderlijke  aanslag  op  de  loge  te  Jakatra  te  zijn  gesmeed , 
die  echter  door  het  beleid  en  de  tegenwoordigheid  van  geest 
van  Coen  en  de  Garpentier  werd  verijdeld.  Er  was  dadelijk 
reeds,  nadat  de  Nederlanders  zich  te  Jakatra  hadden  gevestigd, 
groote  nagver  tusschen  Bantam  en  Jakatra  ontstaan,  die  zóó 
hoog  dreigde  te  loopen,  dat  er  bijna  oorlog  tusschen  den  leen- 
heer te  Bantam  en  zijn  leenman  te  Jakatra  uit  was  ontstaan; 
doch  in  den  loop  van  het  jaar  1617  was  die  verstandhouding 
geheel    veranderd;   er    waren    zelfs    zeer    vriendschappelijke    be 


'  Zie  n^  XXVI  hierachter. 

*  Zie  het  yerhaal  van  dit  gesantschap  onder  d^.  XXV 

IV.  IV 


trekkingeD  tusschen  Bantam  en  Jakatra  aangeknoopt.  Goen  had 
verzuimd  een  waakzaam  oog  op  die  betrekkingen  te  houden.  De 
regent  van  Jakatra  had  een  bezoek  aan  den  koning  van  Bantam 
gebragt  en  hommage  aan  zijn  leenheer  gedaan,' de  leenheer  van 
zijn  kant  had  zijn  leenman  met  een  tegenbezoek  vereerd.  Nu, 
in  1618,  was  de  Bantamsche  prins,  pangéran  Gabang,  die 
lang  in  vijandschap  met  zijn  broeder  den  rijksbestierder  had  ge- 
leefd; maar  nu  ook  weder  met  dezen  was  verzoend ,  sedert  eenigen 
tijd  met  300  volgelingen  nabij  Jakatra  gelegerd,  op  het  eiland 
Poetri,  zooals  het  heette,  om  te  visschen  en  te  jagen  in  de 
warande  van  den  regent.  Coen  was  al  sedert  eenigen  tijd  zeer 
dringend  door  dien  pangéran  tot  een  bezoek  op  dat  eiland  uit- 
genoodigd,  waarschijnlijk  met  de  geheime  bedoeling,  zooals  Goen 
echter  eerst  later  begreep ,  om  daardoor  opspraak  onder  de  ge- 
meente te  veroorzaken.  Er  liep  namelijk  onder  de  bevolking  van 
Jakatra  een  gerucht ,  dat  de  Nederlanders  het  eindelijk  eens  waren 
geworden  met  den  rijksbestierder  van  Bantam  en  dat  deze  twee 
verbonden  partijen  nu  den  regent  van  Jakatra  uit  zijne  waar- 
digheid ontzetten  en  voor  hem  in  de  plaats,  den  pangéran 
Gabang  tot  regent  van  Jakatra  wilden  verheffen.  Nog  kort  te 
voren  zou  zulk  een  gerucht  geen  ingang  hebben  gevonden;  maar 
sedert  er  inderdaad  toenadering  tusscheu  den  rijksbestierder  en 
Goen  scheen  te  bestaan,  kreeg  het  een  schijn  van  waarheid. 
Dit  praatje  was  uit  Bantam  overgewaaid  en  rondgestrooid;  de 
Engelschen  hadden  niet  verzuimd  het  op  te  sieren  en  te  bevestigen. 
De  bevolking  van  Jakatra  was ,  juist  zooals  men  te  Bantam 
verlangde,  onrustig  geworden  en  had  vol  wantrouwen  tegen  de 
Nederlanders  zich  gewapend,  de  vrouwen  en  kinderen  vlugtten 
reeds  naar  het  bovenland.  Hoewel  er  viermalen  reeds  een  aan- 
slag tegen  zijn  leven  was  ontdekt,  bragt  Goen  niettemin  op  den 
20  Augustus  het  verlangde  bezoek  aan  den  pangéran  Gabang. 
Hij  bemerkte  wel  bij  die  gelegenheid  eene .  vreemde  gemoeds- 
stemming  bij  dien  inlandschen  prins,  doch  hij  bevroedde  daarvan 
niet    de    ware   reden.     Toen    Goen    naar   de   HoUandsche    loge 


LI 


.terugkeerde  vond  hij  de  geheele  mannelijke  bevolking  van  Jakatra 
gewapend  op  de  been.  Terstond  na  het  bezoek  van  Coen  viras 
pangéran  Gabang  naar  den  regent  van  Jakatra  gegaan  en  had  hij 
den  geheelen  dag  in  den  dalam  doorgebragt.  Des  avond  laat, 
als  bet  reeds  donker  was  en  Coen  gereed  stond  met  de  bezetting 
der  loge  bet  avondgebed  te  houden,  meldde  zich  de  pangéran 
Gabang,  van  meer  dan  SOO  man  vergezeld  aan  de  poort  van 
de  Nederlandsche  pagger  aan,  om,  zoo  als  hij  zeide,  een  bezoek 
aan  Coen  te  brengen.  Nu  kreeg  Coen  argwaan;  om  tijd  te 
winnen  liet  hij  eerst  met  het  avondgebed  yoortgaan  en  gelastte 
hij  intusschen  den  opperkoopman ,  de  Carpentier ,  dat  hij  den 
pangéran  met  een  zoet  praatje  aan  de  pocxrt  zou  ophouden  en 
de  gaanderij  of  omloop,  welke  in  den  vorm  van  een  torentje 
rondom  een  der  gebouwen  liep  en  waaruit  men  het  geheele  erf 
der  loge  kon  bestrijken ,  door  een  vijftigtal  soldaten  met  gela- 
den  geweren  en  brandende  lonten  zou  doen  bezetten.  Nadat  de 
pangéran  Gabang  nu  was  binnengelaten  en  hij  de  voorzorgsmaat- 
regelen, welke  er  gedomen  waren,  had  bemerkt,  vertrok  hij 
weder  a  met  een  even  soo  vriendelyck  gelaet  als  hy  gecomen 
was».  Coen  was  overtuigd,  dat  er  tusschen  den  aanslag  te  Ja- 
para en  het  voorgenomen ,  doch  verijdelde  verraad  van  den 
pangéran  Gabang,  verband  moest  gezocht  worden.  Nadat  hij 
nader  berigten  had  ingewonnen ,  twijfelde  hij  er  niet  meer  aan , 
ttdat,»  zoo  als  hij  schreef,  «bij  de  coningen  van  Bantam  en 
«Jacatra  met  toestemming  van  den  Mattaram  en  alle  andere  om- 
«liggende  grooten  is  voorgenomen  geweest,  omme  het  bouwen 
«van  een  generaal  rendez-vous  met  een  generale  moort  en  he- 
it beroovinge  van  alles  te  prevenieren  v. 

Dat  de  pangéran  Gabang  in  overleg  m^t  den  rijksbestierder 
van  Bantam,  dit  voornemen  gehad  heeft,  mag,  nu  men  de  ver- 
schillende berigten  daarover  kent,  als  vrij  zeker  worden  aange- 
nomen en  het  verdient  de  opmerkzaamheid,  dat  op  den  avond 
van  denzelfden  dag,  waarop  de  aanslag  verijdeld  werd,  het  ge- 
rucht binnen   Bantam  algemeen   was   verspreid,   dat  Coen  met 


LIt 

alle  Nederlanders  verinoord  en  de  loge  te  Jakatra  vernield  was« 
Maar  of  de  ongelukkige  regent  van  Jakaira  aan  die  moorddadige 
zamenzwering  een  werkzaam  deel  heeft  gehad,  zooals  Goen  voor 
zeker  hield,  mag  op  goede  gronden  worden  betwijfeld.  Die 
vorst  had,  wel  is  waar,  van  den  aanslag  kennis  gehad;  maar 
had  die  evenmin  als  sommige  zijner  groolen,  goedgekeurd;  doch 
hij  was  te  oud,  te  afhankelijk  en  te  klein  moedig  om  er  zich 
tegen  te  verzetten.  Hij  had  in  de  zaak  geen  andere  rol  gespeeld 
dan  die  van  een  Piiatus,  die  zijne  handen  in  onschuld  wiesch 
en  voor  het  overige  de  gebeurtenissen  in  haren  loop  liet  drijven. 
Hij  wekte  echter  het  kwaad  vermoeden  van  Goen  tegen  zich 
zei  ven  op ,  door  op  onhandige  wijze,  ongevraagd  zich  te  komen 
verontschuldigen.  ^  Dat  Goen  zich  overigens  vergist  kan  hebben , 
toen  hij  verband  zag  tusschen  den  aanslag  te  Japara  en  dien  te 
Jakatra  is -mogelijk;  doch  niet  waarschijnlijk.  De  Nederlanders 
te  Japara  zullen  wel  eenige  aanleiding  tot  den  moord  hebben  ge- 
geven; maar  die  aanleiding  strekte  waarschijnlijk  slechts  tot  een 
gewenscht  voorwendsel;  want  overal  langs  de  kust  van  Java ,  was 
er  op  dat  oogenblik  vrees  en  onrust  onder  de  vorsten  en  gropten 
ontstaan ,  sedert  Goen ,  op  last  van  Reael ,  aan  den  regent 
van  Jakatra  verlof  had  gevraagd  tot  het  stichten  van  eene  ver- 
sterking op  zijn  grondgebied.  Van  het  eene  einde  tot  het  andere 
waren  destijds  de  vorsten  en  regenten  in  onbegrijpelijk  korten 
tijd  onderrigt  van  alles,  wat  er  met  de  Nederlanders  omgingen 
zij  waren  vol  vrees,  dat  de  westersche  indringers  zich  in  forten 
en  kasteelen  op  Java  zouden  nestelen  en  dan  weldra  even  als 
in  de  Molukken,  zich  als  overheerschers  zouden  gedragen.  Die 
vrees  getuigt  meer  van  scherpzinnigheid,  dan  van  kortzigtigheid 
bij   de  Javaansche   vorsten,    en   het  is   hoogstwaarschijnlijk  dat 


>  Verklarmg  van  P.  de  Carpentier  en  Cr.  van  RaembuTgh,  en  relaas  en  depositie 
van  Dr.  de  Haan,  van  diacoorsen  van  den  Sjabandaar  en  ten  hove  gehoord  en  van 
een  priester  vernomen,  dd.  31  Ang.  en  12  November  1618,  muscript.  Rijks-archief. 
Zie  verder  gedrukte  stokken  hierachter,  n^.  XXVII. 


LUI 

zij  gezamenlijk  eene  poging  waagden  om  die  gebeurtenis  te  voor- 
komen. 

De  Panembahan  van  Mataram  heeft  later,  in  162!2,  zijn  aandeel 
in  de  zamenzwering  wel  ontkend,  den  moord  te  Japara  voorge- 
steld als  een  op  zich  zelf  staand  feit,  uitgelokt  door  het  gedrag 
van  één  der  Nederlandsche  kooplieden ;  maar  toen  hij  die  ontkente- 
nis  deed,  was  volvoerd,  hetgeen  hij  in  1618  nog  hoopte  te  verijdelen; 
Jakatra  was  veroverd,  Batavia  gesticht  en  de  Nederlanders  had- 
den vasten*  voet  op  Java  gekregen.  In  de  jaren  1628  en  1629 
leverde  de  Panembahan  daarentegen ,  door  Batavia  aan  te  tasten 
en  te  belegeren,  het  bewijs,  dat  ook  hij  het  Nederlandsch  gezag 
van  Java  begeerde  te  verwijderen.  Coen  beoordeelde  dus,  zoo 
ik  meen ,  met  juistheid  den  stand  der  zaken ,  toen  hij  de  over- 
tuiging uitsprak,  «  dat  de  koningen  en  grooten  van  Java,  onderling 
«verbonden,  in  1618,  gezocht  hebben,  door  een  generaale 
«  moord  het  bouwen  van  een  generael  rendez-vous  te  prevenieren.* 

De  stelling  waarin  Coen  zich  geplaatst  zag,  was  intusschen 
zeer  hagchelijk,  «sittende  met  de  vijantschap  van  alle  de  werelt 
«op  den  hals,  de  vijanden  meer  dan  duizend  tegen  één  sterk 
«  zijnde. » 

De  bewindhebbers  in  Nederland  hadden  van  het  Indisch  be- 
stuur verlangd,  dat  het  jaarlijks  rijke  retourladingen  zou  over- 
zenden ,  dat  het  de  M olukken  ,  Amboina  en  Banda  bezet  zou 
houden ,  dat  het  uit  dien  Archipel ,  de  Engelschen  en  alle  andere 
vreemdelingen  weren  zou,  dat  het  de  Spanjaarden  in  Manila 
zou  opzoeken  en  aantasten,  dat  het  handelsbetrekkingen  in  China 
zou  aanknoopen  en  den  handel  in  geheel  Indie  van  plaats  tot 
plaats  zou  onderhouden,  dat  het  eene  vloot  naar  Arabie  en 
Soeratte  zou.  zenden,  dat  het  den  vijand  alom  alle  mogelijke 
afbreuk  zou  doen ,  dat  het  eindelijk ,  de  plaats  zou  kiezen  voor 
een  generaal  rendez-vous  en  óéAr  een  versterkt  middenpunt  van 
Neérlands  handel  en  gezag  zou  stichten;  maar  de  middelen 
waarmede  al  die  wijdstrekkende  hevelen  moesten  ten  uitvoer 
worden  gelegd,  zond  het  opperbestuur  uit  Nederland  niet.  Geld, 


LIV 

kruid 9  wapenen,  manschappen,  schepen,  alles  ontbrak  in  Indie, 
of  was  althans  in  zoo  geringe  hoeveelheid  voorhanden ,  dat  het 
Indische  bestuur  zich  overal  even  zwak  gevoelde.  Goen,  te  mid- 
den van   verraad,    vijanden   en  geveinsde  vrienden  gezeten,  had 
niet  meer  dan  370  man  en  een  weinig  kruid  tot  zijne  beschik- 
king. Hulp  van  Europeanen  had  hij  niet  te  verwachten,  integcD- 
deel,   de   Engelschen  aasden  op  zijn  val  en  waren  in  *t  geheim 
de   bondgenooten    der   Javanen;   de    opperlandvoogd  Beael  was 
met  de  beste  schepen  naar  Banda  gezeild  en  kon  hem  niet  bij- 
springen. Een  ander  zou  alligt  de  belangen  van  een  opperbestuur, 
dat   alles    verlangde,    maar  weinig  verschafte  en  zijne  dienaren 
verlaten ,   door  vijanden  omringd ,  liet  staan ,  voor  eigen  veilig* 
beid   hebben   prijs   gegeven ,  of  ten  minste  ontmoedigd  zijn  ge- 
worden;   maar   Goen    liet  zich  noch  versaagd  noch  ontmoedigd 
maken.    Juist   de   algemeene    aanval,    het  gevaar,  dat  hem  van 
alle  kanten  omringt,  brengt  hem  tot  het  besluit  van  te  volvoeren , 
wat  bij  in  gewone  omstandigheden  niet  gewaagd  zou  hebben  te 
ondernemen.     Het    eerste    dat    hij    doet,    en   dit   kenmerkt  den 
ambtenaar,    is   niet   zich  zei  ven  of  zijne  manschappen ,  maar  de 
kassen  van  de  Gompagnie  in  veiligheid  op  de  schepen  brengen. 
Daarna  heeft  hij  voor  korten  tijd  het  voornemen  om  met  al  de 
goederen,   de   dienaren   en  de  schepen  der  Gompagnie  naar  het 
eiland   Onrust  de  wijk  te  nemen;  maar  dat  voornemen  laat  hij 
spoedig  varen. 

Hij  roept  zijn  raad  bijeen,  komt  met  dezen  tot  het  besluit, 
dat'  in  den  toestand  waarin  men  zich  bevindt  over  regt  en  rede- 
nen niet  meer  getwist  kan  worden ,  dat  indien  men  niet  wil  ver- 
trekken, noch  zich  zonder  wederstand  wil  laten  vermoorden,  de 
Nederlahdscbe  loge  te  Jakatra,  zonder  verder  verlof  aan  den 
regent  te  vragen,  in  zoodanigen  staat  van  tegenweer  moet  wor^ 
den  gebragt,  dat  men  er  zich  tegen  binnen-  en  buitenlandsche 
vijanden  in  staande  kan  houden.  Terstond  na  dit  besluit  brengt 
Goen  bezetting  aan  wal,  werft  matrozen,  die  op  punt  waren 
van  naar  het  vaderland  terug  te  keeren,  weder  aan,  bouwt  bol- 


LV 

werken^  werpt  batterijen  op,  plant  geschut,  en  neemt  eindelijk 
op  den  22  October  1618,  het,  voor  de  toekomst  van  Neérlands 
gezag  over  Java,  gewigtig  besluit,  «een  volkomen  fort  te  vol* 
trecken";  ^  Nu  reeds  wanhoopt  hi|  niet  meer  aan  de  toekomst, 
hem  staat,  als  ware  hij  een  ziener,  die  toekomst  reeds  belder 
voor  oogen,  hij  tracht  iets  van  zijn  vertrouwen,  van  zijn  geloof, 
mede  te  deelen  aan  zijne  nalatige  meesters;  «  desespereert  niet  ^\ 
zoo  schreef  hij  aan  de  Bewindhebbers ,  « ontsiet  uwe  vijanden 
niet,  daer  is  ter  wereld  niets,  dat  ons  kan  hinderen  noch  dee- 
ren ;  want  Godt  met  ons  is ,  trekt  de  voorgaande  misslagen  niet 
in  consequentie,  daar  kan  in  Indie  wat  groots  verricht  worden !^^ 

De  rijksbestierder  van  Bantam  en  de  regent  van  Jakatra 
waren  geheel  uit  het  veld  geslagen  door  de  wending,  welke  de 
zaken  genomen  hadden.  Telkens  werd  Goen  bij  den  regent  ont- 
boden ;  maar  de  raad  wantrouwde  die  vriendelijke  uitiioodi^ingen 
en  besloot,  dat  Goen  zich  niet  meer  in  den  dalam  begeven  zou. 
De  regent  liet  nu  vragen  waarom  de  Hollanders  hem  mistrouw- 
den, zij  zouden  zich  toch  geheel  verlaten  op  de  bescherming, 
die  hij  hun  had  toegezegd.  Maar  Goen  liet  zich  op  nieuw  ver- 
ontschuldigen en  antwoordde,  dat  hij  als  opperhoofd  zich  op 
alle  toevallen  en  ongelukken  moest  voorbereiden  en  dat,  indien 
de  Hollanders,  door  eigen  onbedachtzaamheid,  vermoord  mogten 
worden,    hij,  regent,  de  dooden  niet  meer  zou  kunnen  helpen. 

De  ongelukkige  vorst,  die  het  werktuig  was  in  de  handen 
der  Bantamsche  regering,  kwam  eindelijk  zelf  binnen  de  ver- 
sterking der  Nederlanders,  bezigtigde  alles,  scheen  niets  af  te 
keuren ,  dan  alleen  een  steenen  bolwerk  of  kat ,  welke  Goen 
tusschen  de  twee  hoofdgebouwen  der  loge  had  doen  oprichten 
en  waaruit  eene  batterij  de  stad  Jakatra  bestreek.  Op  eigen 
veiligheid  bedacht  begon  nu  ook  de  regent  van  zijn  kant  zijn 
dalam  te  versterken  en  de  stad  met  een  muur  te  omringen. 
Schijnbaar   bleef  echter   de   verstandhouding   tus^'cben   Goen  en 


>     Resol.  Coen  en  zgn  raad,  Jakatra,  dd..  31  Augustus,  22  en  28  October  1618, 
en  n<».  XXVII  hiei^hter. 


LVI 

den  regent  vriendschappelijk,  de  versterking  van  Jakatra  moest 
dienen,  zoo  vertelde  de  regent,  tegen  den  Panembahan  van  ]V£a- 
taram,  indien  deze  naar  het  westen  van  Java  mogt  overkomen. 
Goen  ging  rustig  met  zijne  werken  voort  en  bragt  de  woningen 
der  ambachtslieden ,  het  ziekenhuis  en  andere  bergplaatsen  over, 
naar  bet  eiland  Onrust.  Hiertegen  verhief  nu  weder  de  regering 
van  Bantam  hare  stem  en  beweerde,  dat  het  eiland  Onrast 
tot  haar  gebied  behoorde.  Zij  liet  tevens  bedreigingen  tegen 
den  benarden  regent  van  Jakatra  hooren,  aan  wien  zij  ver- 
weet, dat  hij  de  voltooijing  van  de  Nederlandsche  sterkte  niet 
belette.  Een  Verbod  aan  allen,  Chinezen  en  Javanen,  van  niet 
meer  voor  de  Nederlanders  te  arbeiden  volgde  nu  spoedig,  waar- 
door Goen  in  het  afwerken  van  het  fort  zeer  werd  belemmerd. 
Toch  wac  Goen,  op  den  12  November  1618  reeds  in  staat,  om 
aan  de  titstvmdhebbers  Vd  schrijven ,  dat  «  het  volk  en  de  goede- 
« ren  van  de  Gomp.  tegen  alle  geweld  reeds  genoegzaam  ver- 
ft zekerd  waren  in  het  fort ,  dat  hij  maakte ,  en  hiermede  zal  de 
ff  weg  zijn  gebaand,  om  tot  eene  volkomen  kolonie  te  geraken, 
ft  Die  van  Jakatra  zullen  daardoor  ook  gedrongen  worden  tot 
ft  vrede,  want  zoo  zij  iets  anders  onderstonden ,  wij  zouden  onze 
ft  plaatse  welhaast  zooveel  vergrooten ,  dat  gijl.  in  Indie  geen  an- 
M  der  generaal  rendez-vous  zoudt  behoeven  ^\  ^ 

Weinige  weken  later  onderstonden  niettemin  Ëngelschen , 
Bantammers  en  Jakatranen  iets  anders,  dan  den  vrede  te  bewa- 
ren; maar  welhaast  zou  dan  ook,  hoewel  niet  dan  na  een  hag- 
cbelijken  strijd,  de  krachtige  hand  van  Jan  Pietersz.  Goen,  uit 
de  kleine  sterkte,  de  algemeene  hoofdplaats  van  Neêrlands  gezag 
en  handel  in  Indie  doen  verrijzen. 

Te  midden  van  al  de  zorgen  en  gevaren,  waarin  hij  gedu- 
rende de  laatste  maanden  had  verkeerd,  ontving  Goen  de  tijding, 
dat  de  Gouverneur-Generaal,  Laurens  Reael,  was  teruggeroepen 
en  bij  zelf,  met  het  gewigtig  ambt  van  algemeen  opperlandvoogd , 
door  het  opperbestuur  was  bekleed. 

'     Zie   n'.  XXVIII  der  hierachter  gedmkte  skikken. 


HOOFDSTUK    IL 


Den    Gouverneur-Generaal    Reael,   die,   hoewel    hij  door  zijn 
krachtigen  en  meer  voortvarenden  Directeur-Generaal  eenigermate 
op  den  achtergrond  geschoven  is,  toch  altijd  nog  de  teugels  van 
het  bestuur  in  Indie  voerde,  hebben  wij  verlaten  op  het  oogen- 
blik,    dat*  hij    naar    de   Molukken    terug  keerde,  om  dddr  zijns 
ondanks,    de   Engelschen    te   gaan    bestrijden.     De  berigten  over 
hetgeen  hij  in  die  gewesten  heeft  verrigt  zijn  schaars ;  doch  zoo- 
veel intusschen  blijkt  er  uit,  dat  hij  ddér  evenzeer  als  Coen  op 
Java,   met   allerlei    moeijelijkheden   had   te  kampen,  die  hem  te 
zwaarder    vielen,    naarmate  hij  uit  zijnen  aard,  meer  tot  vrede, 
rust  en  zachte  maatregelen  geneigd  was.     Bij  zijne  aankomst  in 
den  lirchipel  der  Molukken,  vernam  Reael,  dat  zelfs  op  het  tot 
nu   toe    zoo    getrouwe    Ternate,    eene    zamenzwering   tegen   de 
Nederlanders,  te  naauwemood  nog  vóór  de  uitbarsting ,  was  ont- 
dekt;  dat   op    x4mboina   voortdurend   gisting  onder  de  bevolking 
heerschte ,  dat  Loehoe  en  Gombello ,  waar  zich  de  Engelsche  in- 
vloed  het    meest   deed  gevoelen,  zelfe  in  openbaar  verzet  waren 
gekomen.     Op  Banda-Neira  was  het  grootste  gedeelte  der  bezet- 
ting door   ziekten   weggemaaid;   op  Lonthor  brak  op  nieuw  de 
opstand  uil.     Pogingen,  aangewend   tot  demping  dier  oproerige 
beweging,    waren     mislukt.     Niettegenstaande    te     Bantam,    bij 
plakkaat    het    verbod    was    uitgevaardigd,   dat  met  de   specerij- 
eilanden  geen   handel  mogt  worden  gedreven,  waren  de  Engel- 


LVIII 


schen  wederom  met  twee  schepen,  de  Salomo  en  de  Attendanoe 
in  de  wateren  van  Banda  verschenen,  om  den  handel  met  de 
nieuwe  Engelsche  vestiging  op  poelo-Run  te  onderhouden  en  om 
levensmiddelen  en  krijgsvoorraad  aan  de  Bandanezen  te  verschaf- 
fen. Doch  ook  deze  twee  Engelsche  schepen  waran  door  de 
Nederlanders  in  beslag  genomen. 

Naauwelijks  was  Reael  van  Banda  en  Amboina,  op  zijne  ge- 
wone verblijfplaats  Ternate  teruggekeerd  en  had  hij  daar  een 
aanvang  gemaakt  met' de  uitrusting  van  een  smaldeel,  dat  hij^ 
onder  bevel  van  den  kommandeur  Adam  Westerwolt,  naar  de 
Philippijnsche  eilanden  zenden  wilde,  toen  hij  de  tijding  kreeg, 
dat  hij  door  het  opperbestuur  in  Nederland  was  teruggeroepen 
en  de  Directeur-Generaal ,  Jan  Pietersz.  Coen ,  in  zijne  plaats  tot 
opperlandvoogd  was  benoemd. 

Drie  maanden  nadat  Reael  tot  het  gewigtig  ambt  van  Gouver- 
neur-Generaal verkolen  was,  bad  hij  aan  de  Bewindhebbers  ter 
kamer  van  XVII  een  brief  gerigt,  ^  waarin  bij  zich  beklaagd 
had ;  «  dat  dit  nu  reeds  de  tweede  reyse  was,  dat  hij  in  eene 
a  bediening  gesteld  werd,  welke  hem  niet  alleen  lastig,  maar 
«  ook  uytermate  kostbaar  viel ,  zonder  voor  de  eene  of  de  andere 
« bediening  een  duyt  verbetering  van  gagie  te  ontvangen.  Hi| 
«  vroeg  dan  ook  om  zijne  verlossing,  met  des  te  meer  vrijmoe- 
«  digheid,  omdat  er,  zoowel  in  Nederland  als  in  Indie,  genoeg 
«  menschen  te  vinden  waren,  die  voor  de  hooge  betrekking  van 
M  Gouverneur-Generaal  geschikt  waren  '\  Onder  die  geschikte 
personen  had  Reael  gewezen  op  Steven  van  der  Hagen ,  op  Haas 
de  Haze,  den  advokaat  Dedel  en  in  de  eerste  plaats  op  Jan 
Pietersz.  Coen,  «een  persoon  van  groeten  oordeel,  neerstich  en 
a  cloeckmoedig ,  die  ter  plaetse  leydt ,  daer  de  standt  van  geheel 
« Indie ,  hem  te  huis  komt  ^,  Men  mag  het  niettemin  in  twij- 
fel trekken  of  de  bedoeling  van  Reael  geweest  is,  dat  de  be- 
windhebbers   zijn    verzoek   om    ontslag,   wel   zoo   geheel  ernstig 


Reael  aan  de  HH.  XVII,  dd.  22  Sept.  1616,  uit  Malego  op  Ternate. 


LIX 

zouden  opvatten;  want  aan  het  einde  van  zijn  brief  had  hij  er 
bij  gevoegd:  a  UEd.  gelieve  ons  oock  te  gedencken,  als  veesende 
«een  mensche,  die  van  natuyre  veranderlijk  zijn,  want  hoewel 
« ik  tegenwoordig  vastelijck  besloten  ben ,  mijn  tijd  geëxpireerd 
«zijnde,  naer  het  vaderland  te  vertrecken,  zck>  zon  mij  nochtans 
a  tijd  ende  gelegentheid  en  principalijdL  goede  verdiensten  in  het 
«land  kunnen  houden ^\ 

De  vergadering  der  Zeventien  sloeg  echter  op  het  slot  van 
Reaels  brief  geen  acht;  maar  greep,  naar  het  schijnt,  met  beide 
handen,  het  verzoek  om  ontslag  aan.  Zij  schreef  hem  op  den 
31  October  1617  terug,  eene  missive,  die  wel  aanving  met  de 
woorden :  « Eersame ,  Lieve  besundere ;  '*  maar  waarin  hem 
verder  beleefd;  doch  vrij  droog  werd  medegedeeld,  dat  zijn  brief 
dd.  22  Sept.  1616  aan  de  bewindhebbers  «wel  was  behandigd 
«en  dat  zij  daerop  na  rijpe  deliberatie  verstaen  en  goedgevon- 
« den  hadden ,  jn  zijne  versochte  ontslaginge  te  consenteren/^ 

De  kamer  van  XVII  benoemde  ter  zelfiier  tijd,  in  plaats  van 
Reael,  den  directeur-generaal  Jan  Pietersz.  Goen  tot  opperland- 
voogd  en  zij  scheen  zóó  bezorgd,  dat  Reael,  de  beleefüe  inklee- 
ding van  zijn  ontslag  te  veel  naar  de  letter  zou  opvatten,  dat 
zij,  in  eene  geheime  missive  aan  Goen,  hare  bedoeling  duidelijk 
maakte  en  schreef,  dat:  «zoo  zij  den  GG.  had  geconsenteerd 
« om  naer  huis  te  mogen  overkomen ,  daarvan  de'  meeninge  niet 
«en  is,  dat  het  in  des  voors.  Reaels  keuze  en  optie  soude  staen 
« om  aldaer  nog  te  mogen  blijven  en  sijn  verbonden  tijd  uit  te  die- 
«nen;  maer  begeeren  wel  expresselijck  en  belasten  U  diensyolgens 
«nogmaels  bij  desen ,  dat  gij  den  voors.  Reael,  al  waer  't,  dat 
«hij   nog   verder  in  onsen  dienst  versochte  te  continueren,  met 

9 

« d'eerste  schepen  sult  overseijnden ,  sonder  eenichsins  te  gedoo- 
« gen ,  dat  hij  aldaer  langer  soude  blijven  om  vele  pregnante 
«redenen  en  consideratien ,  ons  daertoe  moverende,  die  wij  niet 
«geraden  vinden,  hierbij  te  voegen."'   ^ 


*    Uitg.  miMivoa  der  UH.  XVII ,  aan  Coen ,  dd.  25  Oct.  1617. 


LX 

De   oorzaak   van   de   ontevredenheid   der  bewindhebbers  over 
het  bestuur  van  Reael  moet  vooreerst  gessocht  worden  in  redenen , 
welke  met  de  partijschappen  van  die  dagen  in  verband  stonden. 
Reael  toch,  was  de  zwager  en  kweekeling  van  Arminius  en  de 
gunsteling   van  Oldenbarneveldt  geweest;  maar  de  hoofdoorzaak 
was    de    toegevende y    zwakke    en   kleinmoedige  houding,  welke 
Reael  tegenover  de  Engelschen  had  aangenomen.  Toen  in  1616 
de  kapitein    Samuel   Gastleton    met  vier  Engelsche  schepen  den 
handel  in  specerijen  op  de  eilanden  der  Molukken  gedreven  had , 
de   havens  der   Spanjaarden   en    van   hunne   bondgenooten    niet 
alleen  had  bezocht;  maar  zelfe  wapenen  en  kruid  aan  de  vijan- 
den   van    de    republiek    en    van    de  Compagnie  der  Vereeuigde 
Nederlanden    had    verkocht ,  had  Reael    dit    bijna    lijdelijk   aan- 
gezien.    Heftige   verbolgenheid   hadden  de  bewindhebbers    reeds 
over  die  handelwijze  aan  den  Gouverneur-Generaal  en  den  Raad 
van  Indie  betoond;   «wat  beteekent  het/*  hadden  zij  afgevraagd, 
«dat   gijl.   de   Engelschen   voor   Tidore  hebt  toegelaten  en  hun 
ahet  provianderen  der  Spanjaarden,  het  halen  van  nagelen  dddr 
a  hebt    geaccordeerd ;    is    het   politieke   consideratie ,  vreeze  voor 
« tweedragt  tusschen  de  kroon  van  Engeland  en  de  Heeren  Staten- 
« Generaal    of   subtiele    arguatien,    waarmede  gij  elkander  zoekt 
«wijs  te  maken,  dat  men  de  Engelschen  niet  onder  des  vijands 
«forten    zou  mojgen  aantasten  en  hunlieden  beletten,  met  onsen 
«  vijandt   te    handelen  en  denselven  secours  te  doen  ? . . . .  Het  is 
«immers  den  extraordinaris  goeden  man  gespeeld,  waerdoorwij 
«beduchten,    dat    de    Gomp.    meer    schade    zal  lijden,  als  door 
.«eenige  resolutie,  die  oyt  aldaer  genomen  mach  sijn  en  meerder 
«als  Cl.  vorige  diensten  sullen  kunnen  recompenseren.**  ^ 

De  geheele  persoonlijkheid  van  Laurens  Reael  kon  niet  in 
den  smaak  vallen  van  hen ,  die  toen  het  opperbestuur  der  Oost- 
Indische  Gom|>agnie  in  handen  hadden.  De  grondslag  waarop 
de  Oost-Indische  Compagnie  rustte,  was  monopolie,  monopolie 
voor  de  vaart  uit  Europa  naar  Indie ,  monopolie  voor  den  specerij- 

'     Missive.  Bewindh.  aan  6G.  en  Raden  v.  Indie,  12  April  1617. 


\ 


X 


LXI 

handel  in  Indie.  Om  dat  monopolie  te  handhaven ,  moesten  alle 
mededingers ,  hetzij  Engelschen  of  andere  Europeanen ,  hetzij 
Boeginezen  ,  Javanen  of  andere  inlanders  worden  geweerd.  Wilde 
uien  dat  doel  bereiken ,  dan  moest  men  krachtige  middelen 
daartoe  ook  niet  ontzien.  Maar  nu  beschouwde  Reael  het  belet- 
ten van  den  koophandel  aan  Javanen ,  Boeginezen  en  anderQ  in- 
landers als  onregtmatig  en  als  schadelijk  voor  de  belangen  der 
Compagnie.  Die  zienswijze  strekt  niet  alleen  tot  eer  van  zijn 
karakter  9  maar  ook  tot  bewijs  van  zijn  scherpzinnig  oordeel, 
ia  dit'  opzigt  stond  de  meer  zachtmoedige  Arminiaan ,  Reael , 
op  een  veel  hooger  zedelijk  en  staatkundig  standpunt  dan  de 
scherphoekige  Gomaristen,  de  bewindhebbers,  zijne  meesters, 
dan  Jan  Pietersz.  Coen,  zijn  opvolger,  die,  om  het  monopolie 
der  Compagnie  te  bewaren  y  zelfs  voor  eene  geheele  ontvolking 
der  Banda-eilanden  niet  zijn  teruggedeinst  en  eigen  naam  en 
dien  der  Nederlandsche  natie ,  in  dft  gedeelte  van  den  Archipel , 
met  eene  schier  onuitwischbare  bloedvlek  hebben  beklad. 

Als  men  nu  echter  Reael  verder  volgt  in  zijne  handelingen 
en  nagaat  hoe  zwak  hij  zijne  eigene  overtuiging  handhaafde ,  hoe 
hij  handelde,  zwak  ter  linker-  en  zwak  ter  regterzijde,  dan 
verliest  hij  het  hooge  standpunt,  dat  hij  gekozen  had;  dan  zien 
wij  hem  middelen  aanwenden  om  het  doel,  dat  hij  misprijst, 
te  bereiken;  maar  juist  omdat  hij  gevoelt,  dat  hij  tegen  zijne 
overtuiging .  handelt ,  wendt  hij  die  middelen  ten  halve  aan , 
hinkt  hij  op  twee  gedachten.  Door  hongersnood  dwingt  Reael 
de  bevolking  der  Banda-eilanden  tot  bet  bezweren  van  uitslui- 
tende contracten,  waarvan  hij  zelf  de  eerste,  zegt,  dat  er  in 
beloofd  wordt,  wat  niet  gehouden  kan  worden,  en  als  hij  dan 
tot  handhaving  dier  bezworen  contracten  geroepen  wordt,  dan 
deinst  hij  terug  voor  krachtige  maatregelen. 

De  staatkunde  is  zelden  het  werk  der  heiligen,  wel  het  aller- 
minst de  staatkunde  van  krijgvoerende  en  veroverende  koop- 
lieden; maar  waarom  dan  zulke  meesters  gediend,  waarom  geen 
ontslag  gevraagd,  niet  op  grond,  zooals  hij  deed,  van  te  karige 


/ 


/ 


/ 


ig,  maar  omdat  bij  niet  langer  zijne  overtuiging  wil 
in.  Indien  men  desniettemin  Reael  tot  handelingen 
ziet  overgaan,  die  den  toets  van  het  regt,  naar  zijn  oordeel,  niet 
konden  doorstaan,  verdient  hij  dan  niet  met  de  vraag  te  worden 
ontvangen:  «Que  diable!  allais-tu  faire  dans  oette*  galère^^p 
De  houding,  welke  Reael  bovendien  tegenover  de  j^ngelschen 
aannam,  men  moet  het  met  de  bewindhebbers  erkennen,  rustte 
geheel  op  «eene  'dwaling.  De  verpligtingen  van  onzijdigen 
tegenover  oorlogvoerende  mogendheden,  werden  door  de  Engel- 
schen  ten  eenemale  miskend  en  geschonden,  als  zij  hulp  en 
bijstand  leverden  aan  de  vijanden  van  de  Nederl.  Compagnie 
en  van  den  Nederlandschen  Staat,  of  als  zij  de  Bandanezen  en 
andere  bewoners  der  Molukken  tot  opstand  tegen  de  Nederlan- 
ders aanhitsten  en  hun  daartoe  de  wapens  verschaften.  Nu  kon 
Reael,  die  bovenal  een  regtsgeleerde  was  en  er  behagen  in 
schiep,  om  in  zijn  raad  fan  Indie,  de  zaken  uit  allerlei  oog- 
punten te  beschouwen ,  wel  een  tal  van  staatsregtelijke  vraag- 
punten opwerpen;  maar  daarmede  kon  hij  bezwaarlijk  het  regt 
en  het  gezag  der  Compagnie  handhaven,  en  indien  de  Oost-Ind. 
Comp.  vele  zoodanige  ambtenaren  had  gehad  ^  dan  zou  het  niet 
lang  hebben  geduurd,  of  alle  Nederlanders  waren  uit  Üost-Indie 
verdreven. 

Tegenovei'  de  Engelsche  mededingers  had  Coen,  het  in  die 
dagen  juiste,  eenig  mogelijke  standpunt  gekozen;  want  de  Britten 
hadden  geen  ander  of  beter  doel  en  stelsel ,  dan  de  Nederlanders. 
Ook  zij  wilden ,  voor  zich  zelven ,  den  specerij*handel  veroveren  , 
zij  begeerden  niets  anders,  dan  in  plaats  van  een  Nederlandsch , 
een  Engelsch  monopolie  in  het  leven  te  roepen;  hun  ont- 
braken slechts  die  middelen ,  die  ondersteuning  van  hunne  eigene 
regering,  veelal  ook  die  bekwaamheid^  welke  de  Nederlanders 
destijds  bezaten,  om  met  geweld  den  alléenhandel  en  de  heer- 
schappij in  Indie,  te  verwerven  en  te  handhaven  tegenover  den 

• 

inlander .  en     tegenover    alle    overige    Europeanen.      Door    Jan 
Pietersz.   Coen   is  dat  plan  der  Engelschen  verijdeld,  door  hem 


Lxni 

is  bet  gezag  ea  de  handel  van  Nederland  in  Indie  tegen  de 
aanslagen  der  Engelscben  mannelijk  verdedigd.  Opmerkelijk 
is  daarvan  de  bekentenis,  al  komt  die  bekentenis  wat  laat,  van 
een  Engelscbman,  geen  vriend  der  Nederlanders ,  van  Sir  Jobn 
Grawfurd ,  als  hij  schrijft :  « had  tbey  (de  Engelscben)  themselves 
«been  succesful,  withont  a  doubt,  tbey  would  have  treated  him 
«(Goen)  and  bis  countrymen  in  the  same  manner."  ^ 

De  Gouverneur-Generaal  Goen  kreeg  dan  ook  bij  zijne  be- 
Doeming  op  nieuw  dringende  bevelen  van  bet  opperbestuur ,  om 
alle  vreemden  uit  den  specerij-archipel,  te  verwijderen,  den  toe- 
voer van  wa{)enen  en  levensmiddelen  aan  de  Spanjaarden  en 
Portugezen,  hunne  adherenten  en  bondgenooten  te  beletten  en 
het  opkoopen  van  specerijen  van  de  vijanden  der  Nederlandsche 
Gompagnie,  zoowel  als  van  hare  vrienden,  waarmede  zij  uit- 
sluitende contracten  had  gemaakt,  krachtdadig  tegen  te  gaan. 
Coen  was  de  met  juistheid  gekozen  man,  om  zoodanige  voor- 
schriften ten  uitvoer  -te  leggen.  Met  het  zwaard  zonder  genade 
vervolgde  hij  de  Engelscben  van  stap  tot  stap,  verlamde  in  het 
einde  al  hunne  bewegingen  in  den  archipel,  zonder  zich  veel 
te  bekommeren  over  de  moeijelijkheden ,  welke  daaruit  konden 
voortspruiten  en  die  hij  door  de  diplomatie  in  Europa,  zoo 
goed  of  zoo  kwaad  als  dat  gaan  wilde ,  liet  ontwarren. 

De  vergadering  der  Zeventien  Bewindhebbers,  had  reeds  op 
den  22  Augustus  van  het  jaar  1617  eene  nieuwe  ordonnantie 
en  instructie  voor  Jan  Pietersz.  Coen,  als  Gouverneur-Generaal, 
ontworpen ;  doch  dit  stuk  was  eerst  in  November  daaropvol- 
gende, door  de  Staten-Generaal  en  prins  Maurits  bekrachtigd.  . 

In  de  maand  Junij  van  1618  kreeg  Coen  kennis  van  zijne 
benoeming;  maar  hy  besloot  den  titel  van  directeur-generaal  te 
blijven  voeren,  tot  dat  Reael,  die  op  Ternate  was,  zijne  betrek- 

'  Sir  John  Crawford,  A  descriptive  dictioiiary  of  ihe  Indiaa  Islands,  in  voce 
Coen.  De  Eng.  Comp.  was  bezield  met  dienzelfden  geest  van  nitsluiting,  gebruikte 
tegen  eigen  laadgenooten  en  alle  andere  interlopers  dezelfde  middelen  als  de  Nedérl. 
Comp. ;  dit  blijkt  telkens  uit  de  brieven  en  besluiten  der  Ëngelsehen ;  zie  Calendar  of 
state  papers,  colonial  series,  1513 — 1616,  passim,  en  hierachter  Uadz.  133. 


LXIV 

king  zou  hebben  nedergelegd ,  «opdat  het  niet  sch\jnen  zou,  alsof 
«er  twee  hoofden  in  Indie  waren».  ^ 

Behalve  de  algemeene  instructie  voor  Gouverneur-Generaal  en 
raden  hadden  de  bewindhebbers  nog  een  grooten  bundel  tnemo- 
rien  en  voorschriften ,  betreffende  het  bestuur,  den  handel  en 
andere  gewigtige  onderwerpen  aan  Goen  toegezonden. 

Omtrent  het  bestuur  in  Indie  gaven  de  Bewindhebbers,  bi| 
gesloten  brieven  bevel ,  dat ,  in  geval  Jan  Pietersz.  Goen  vóór  of 
tijdens  hij  de  betrekking  van  Gouverneur-Generaal  bekleedde, 
mogt  overlijden ,  Steven  van  der  Hagen  in  de  eerste  plaats  en 
na  dezen ,  Hans  de  Haze  hem  in  de  opperlandvoogdij  zou  op- 
volgen. Na  de  verkiezing  van  Reael  wilden  de  Bewindhebbers 
naar  het  schijnt ,  vooreerst  de  keuze  van  een  Gouverneur-Generaal 
niet  meer  aan  den  raad  van  Indie  overlaten.  De  raad  van  Indie 
zelf,  moest  worden  hervormd  en  tot  een  getal  van  negen  leden 
worden  versterkt,  waarvan  dé  eerste  raad  een  bekwaam  koop- 
man, de  tweede  een  ervaren  zeeman,  de  derde  een  beproefd 
krijgsoverste ,  de  vierde  een  schrander  regisgeleerde  zijn  moest. 
De  vijf  overige  plaatsen  moesten  worden  vervuld,  door  den 
directeur-generaal  van  alle  de  kantonsn  in  Indie  en  door  de 
vice-gouverneurs  der  Molukken,  van  de  kantoren  op  de  kust 
van  Koromandel,  van  Amboina  en  Banda. 

De  vier  eerste  leden  van  het  coUegie  moesten  voortdurend 
den  Gouverneur-Generaal  vergezellen  en  met  hem  in  rade  be- 
raadslagen en  besluiten.  Een  hoogst  gewigtig  vraagstuk  van 
die  dagen,  waarover  de  bewindhebbers  voorschriften  aan  hunnen 
nieuwen  Gouverneur-Generaal  te  geven  hadden ,  was  de  keuze  van 
den  hoofdzetel  van  ^s  Compagnies  handel  en  bestuur,  het  alge- 
meene reüdez-vous.  Wij  hebben  reeds  opgemerkt,  hoeveel  wei- 
feling en  besluiteloosheid  over  dit  punt,  bij  het  opperbestuur  be- 
stond. Onder  de  Bewindhebbers  waren  er  wel  eenigen,  die  meer 


^     Het  damde  tot   Maart   1619,   eer   Go«a  den   titel  van  Goaveneor-Geaeraal 
aamiain. 


LXV 

bepaald  het  oog  hadden  gevestigd  op  Johor ,  Banka^  poelo 
Sebessie,  nabij  de  kust  der  Lampongs,  vooral  de  uithoek  On 
tODg  Java,  tusschen  Bantam  en  Jakatra,  was  in  aanmerking  ge- 
komen; maar  de  stichting  van  een  algemeen  rende/.-vous  op  een 
sterk  bevolkt  eiland,  oordeelden  de  bewindhebbers  «eene  zaak 
van  grooten  bedencken  en  peryckel».  Zij  durfden  zelfs  in  de 
algemeene  instructie  voor  Gouverneur  Generaal  en  raden  geen 
bepaalde  plaats  aanwijzen,  zij  stelden  in  dat  stuk  slechts  eenige 
voorwaarden,  waarop  bij  die  keuze  gelet  moest  worden.  Die 
voorwaarden  bestonden  hoo&lzakelijk  daarin,  dat  de  plaats  eene 
goede  reede  voor  aankomende  en  vertrekkende  schepen  moest 
aanbieden,  zonder  dat  zij  aan  den  loop  der  moessons  was  onder- 
worpen; dat  zij  goed  gelegen  moest  zijn  voor  de  vaart  en  den 
handel  der  Chinezen;  dat  er  versch  water,  hout  en  andere  be- 
noodigdbeden  voor  de  schepen  te  verkiijgen  waren;  inzonderheid 
moest  de  plaats  zóó  gekozen  worden,  dat  men  door  die  keuze 
niet  in  oorlog  met  Bantam  geraakte,  opdat  de  Engelschen  zich 
niet  van  den  handel  aldaar  zouden  meester  maken.  Mededinging 
van  vreemden  was  ook  nu  vveder  hel  schrikbeeld  der  bewind- 
liebbers,  bij  wie  de  moedige  gedachte  van  Coen  niet  oprees, 
om  door  kracht  Bantammers  en  Engelschen  in  vrede  te  houden. 
De  stad  Bantam  beschouwden  de  bewmdhebbers  nog  altijd  als 
den  meest  géschikten  zetel  van  het  Nederlandsch-Indische  bestuur; 
«hoewel  wij  U'*  zoo  schreven  zij  aan  Coen,  «evenmin  als 
«vorige  Gouverneurs  aan  eenige  bepaalde  plaats  kunnen,  noch 
«willen  binden,  zoo  meenen  wtj  toch,  dat  uw  persoon  ons 
«nergens  beter  dienst  kan  doen,  dan  in  Bantam  of  daaromtrent 
«en  dat  alle  andere  plaatsen,  beter  dan  deze,  door  brieven  of 
«speciale  gecommitteerden  bij  uwe  directie  bestuurd  kunnen 
«worden/^'  ^• 

Toen  al  deze  voorschriften  en  beschouwingen  van  het  opper- 
bestuar  aan  Coen  ter  hand  kwamen,  was  door  den  loop  der 
gebeurtenissen,  de  keuze  van  een  algemeen  rendez-vous,  feitelijk 

«     De  HH.  XVII  aan  Coen ,  26  Oct.  1617. 

IV.  V 


LXVI 

reeds   beslist  en    was  er  te  Jakatra  reeds  een  Nederlandsch  fort 
en  voorloopig  rendez-vous  aangelegd. 

Was  er  weifeling  en  besluiteloosheid  bij  de  bewindhebbers 
omtrent  de  beantwoording  van  de  vraag:  wéér  bet  niiddenpunt 
van  Neérland^s  gezag  en  handel  in  Indie  moest  worden  geves- 
tigd, zeer  stellig  waren  daarentegen  de  bevelen,  welke  zij  aan 
Goen  gaven  omtrent  de  gedragslijn ,  welke  hij  volgen  moest  tegen- 
over de  Engelschen,  die  toen  weder  in  Europa  op  nieuw  bezig  waren  , 
met  het  uitrusten  van  eene  vloot  naar  Indie.  Den  handel  der 
Engelschen  moest  hij  bovenal  tegengaan  en  hun  beletten  «  voet 
aan  land'^  te  krijgen  op  één  der  eilanden  van  den  specerij- 
archipel. Van  Amboina,  vooral  van  Banda  en  poelo-Run,  moest 
hij  zich  geheel  meester  maken  en  de  «peuplatie^^  dier  weinig 
bevolkte  landen,  door  Chinezen  en  « vrijluijden *^  werd  hem 
krachtig  aanbevolen.  Dit  laatste  voorschrift  stond  in  verband 
met  reeds  lang  bestaande,  maar  nog  altijd  met  veel  weifeling 
uitgevoerde  plannen,  om  in  navolging  der  Portugezen,  een 
Europeesch  element,  eene  soort  van  Nederiandsche  volkplanting 
in  Oost-Indie  in  het  leven  te  roepen.  Het  denkbeeld  om  kolo- 
niën, gevormd  door  Nederlandsche  zeelieden,  soldaten  en  han- 
delaars, in  Indie  te  planten,  was  bijna  te  gelijkertijd,  als  de 
algemeene  Oost-Indische  Compagnie  ontstaan.  Het  zenden  van 
huisgezinnen,  hetzij  naar  het  eiland  Mauritius,  'hetzij  naar 
Amboina,  was  reeds  in  de  jaren  1604,  1606  en  1609  bij  her- 
haling een  punt  van  beraadslaging  geweest  in  de  vergadering 
der  Zeventien.  Eindelijk  had  men  in  1609,  in  Nederland  be- 
sloten tot  de  uitzending  naar  Indie,  van  een  vijf  en  twintigtal 
kolonisten  met  vrouwen  en  kinderen.  In  het  jaar  1611  plaatste 
de  Gouverneur-Generaal  Both  die  huisgezinnen ,  voor  het  grootste 
gedeelte  op  het  eiland  Amboina  en  vergunde  aan  deze  volk- 
planters het  drijven  van  een  beperkten  handel.  In  1611  werd 
de  uitzending  van  huisgezinnen  op  nieuw  door  de  bewindheb- 
bers in  overweging  genomen  en  in  1613  door  hen  besloten , 
dat  de  Gouverneur- Generaal   in    rade^  de   bevoegdheid   hebben 


txvit 

zou  van  aan  getrouwde  lieden ,  die  hunnen  diensttijd  bij  de 
Compagnie  behoorlijk  hadden  volbragt,  toe  te  staan  het  drijven 
van  handel  voor  eigen  rekening,  in  zekere  bepaalde  koopwaren 
binnen  de  grenzen  van  den  oostelijken  Archipel.  Op  deze  wijze 
dachten  de  bewindhebbers  het  vraagstuk  in  Indie  te  kunnen^ 
oplossen ,  van  een  handel  te  doen  ontstaan  ^  die  vrij  zou  zijn ; 
maar  tevens  «gelimiteerd/*  De  naam  wijst  reeds  genoegzaam 
aan,  wat  daarvan  te  verwachten  zou  zijn.  Zooals  uit  de  be- 
palingen van  de  ordonnantie  en  instructie  voor  den  Gouverneur- 
Generaal  e^  de  Raden  van  Indie ,  dd.  22  Aug.  1617,  blijkt, 
verstond  het  opperbestuur  onder  vrijen  gelimiteerden  handel  ^ 
een  handel,  welke  door  dienaren  van  de  Compagnie,  na  afloop 
van  hunnen  verbonden  tijd,  in  den  Archipel  der  specerijen, 
voor  < eigen  rekening  zou  worden  gedreven,*  uitsluitend  in  rijst ^ 
sagoe,  olie,  hout,  zout,  vee  en  katoenen  kleedjes-,  mits  dit 
laatste  artikel  dan  nog  door  de  Compagnie  hun  geleverd  wierd. 
Deze  zoogenaamde  vrijburgers  werden  bovendien  aan  vele  an- 
dere bepalingen  onderworpen.  Zij  waren  verpligt  hunne  vaste 
woonplaats  te  kiezen  binnen  Maleyo  op  Ternate  of  in  de 
vallei  achter  het  kasteel  van  Amboina,  of  op  aangewezen  plaat- 
sen op  de  eilanden  Neyra,  Ay  of  daaromtrent.  Zij  mogten 
geen  huwelijk  aangaan  met  inlandsche  vrouwen,  zonder  ver- 
gunning van  de  plaatselijke  overheid  der  Compagnie  en  dan 
nog  alleen,  indien  die  vrouwen  te  gelijker  tijd  tot  het  christendom 
overgingen.  Zij  mogten  hunne  slaven  aan  onchristenen  niet 
verkoopen;  in  tijden  van  nood  en  van  oorlog  moesten  zij  in 
dienst  der  Compagnie,  te  water  of  te  land,  ten  strijde  trekken; 
zij  waren  natuurlijk  onderworpen  aan  de  civiele  en  criminele 
justitie  van  het  Nederl.  Indische  bestuur  of  van  bijzondere 
regters  daartoe  door  de  Compagnie  aangesteld.  Den  handel  op 
de  vaste  kust  van  Azië ,  op  Japan ,  de  Philippijnsche  eilanden , 
Java,  Bomeo,  Celebes  en  alle  daaromtrent  gelegen  plaatsen  was 
hun  streng  verboden.  Daarentegen  had  de  Gouverneur-Generaal 
in  rade  de  bevoegdheid,  van  aan  gehuwde  vrijhandelaars  «uit 


txvni 

ff  deeling  te  doen  van  eenige  kokosboomen  ,  als  ook  van  eenig 
«  gedeelte  in  de  geconquesteerde  landen ,  onj  die  ten  hunnen 
«  behoeve  te  cultiveren ,  te  bebouwen  en  vruchten  daarvan  te 
«  genieten."  ^ 

Het  denkbeeld  om  zoodanige  volkplantingen  van  vrijBurgers 
te  stichten ,  heeft  zich  meer  uitgebreid  ontwikkeld ,  nadat  Banda 
veroverd  en  Batavia  gesticht  was;  van  dien  tijd  af  was  dit  één 
der  meest  geliefdkoosde  plannen  van  Goen ,  dat  hij  door  Chi- 
nezen, slaven  en  Nederlandsche  huisgezinnen  hoopte  te  verwe- 
zenlijken ;  doch  waarin  hij  door  het  opperbestuur  in  Neder- 
land slechts  flaauw  werd  ondersteund   ^. 

Doch  wij  mogen  niet  langer  stilstaan  bij  de  voorschriften, 
welke  Goen  bij  zijne  benoeming  tot  Gouverneur-Generaal,  van 
het  opperbestuur  ontving;  wij  moeten  terug  keeren  tot  het  ver- 
haal der  gebeurtenissen  op  Java,  alwaar  de  oorlog  tusschen  de 
Nederlanders  aan  de  ééne  zijde  en  de  Javanen  en  Ëngelschen 
aan  de  andere,  was  uitgebroken.  Ten  einde  aanleiding  en  oor- 
zaak van  dien  oorlog  te  begrijpen,  moeten  wij  vooraf  voor  een 
oogenblik  onze  aandacht  wijden  aan  de  betrekking,  waarin  de 
Nederlandsche  en  Engelsche,  Gompagnien  destijds  tot  elkander 
stonden. 

De  Engelsche  Oost-Indische  Gompagnie  had  zich  reeds  in  1611 
tot  den  koning  Jakobus  gewend,  met  klagten  en  bezwaarschrif- 
ten, over  de  tegenwerking  en  de  mededinging,  welke  hare 
scheepsoverhedeo  en  handelaars ,  met  name  de  kapiteins  M iddleton 
en  Keeling,  van  de  Nederlanders  in  den  archipel  der  Molukken 
en  van  Banda,  hadden  ondervonden.  Het  mag  betwijfeld  wor- 
den of  de  Engelsche  Gompagnie  toen  reeds  geldige  redenen  voor 
die    klagten   kon   aanvoeren ,   vooral    indien    men  zich  herinnert 


^  Men  raadplege  over  de  eerste  koloniBatie-plannen :  o.  a.  Resol.  HH.  XYII» 
Sept.  1604,  Febr.  1606,  Sept.  1609,  18  Aug.  1612,  Febr.  1613.  Eesol.  Gouv.Gea. 
en  Rade  t.  Indie.  11  Febr.  en  11  Maart  1611 ,  5  Jiu4j  en  16  Julij  1615.  Algem. 
Ordonn.  en  Instr.  voor  6G.  en  R.  22  Ang.  1617,  art.  56  sq.  Opkomst  van  het 
Ned.  gez.  in  Indie.  Deel  III,  bladz.  390. 

*     Zie  hierover  verder.  Hoofdstak  I\'  hierachter,  in  fine. 


LXIX 


de  dubbelzinnige  rol,  welke  die  Fingelsche  scheepsbevelhebbers 
op  Banda  badden  gespeeld  ^  vóór  en  na  den  moord  door  de 
Bandanezen  op  den  Nederlandschen  admiraal  VerhoefiF  gepleegd.  ^ 
De  kracbt  der  eerste  bezwaarschiften  der  Engelschen  wordt  nog 
meer  ontzenuwd,  wanneer  men  in  die  geschriften  de  grofste  on- 
waarheden aantreft.  Het  meest  onbeschaamde  verdichtsel  daarin 
was  zeker  wel  de  bewering,  dat  de  Nederlanders  alléén  door 
hulp  van  Engelsche  stuurlieden,  den  weg  naar  Indie  hadden 
gevonden. 

Koning  Jakobus  liet  niettemin  die  bezwaarschriften  ,.door  zijnen 
gezant  te  ^sHage,  Sir  Ralph  Winwood,  aan  de  Staten- Generaal 
overbrengen.  ^  De  Nederlandsche  regering  verzocht  aan  den 
Engelschen  gezant,  dat  hij  de  bezwaren  der  Engelsche  Oost- 
Indische  Compagnie  meer  door  bijzonderheden  en  feiten  zou 
staven;  doch  Winwood  antwoordde  hierop  aanvankelijk,  dat  de 
koning,  zijn  meester,  niet  aandrong  op  schadevergoeding;  maar 
hem  slechts  gelast  had,  om  eene  vriendelijke  bejegening  eneene 
a  vrije  traflEque  '^ ,  voor  zijne  onderdanen  in  Indie  van  de  Staten- 
Generaal  te  verzoeken.  Het  antwoord  op  deze  nota,  werd  nu 
evenzeer  in  zeer  algemeene  uitdrukkingen  gesteld.  De  algemeene 
Staten  verwezen  den  Engelschen  gezant  naar  het  monopolie  bij 
octrooi  aan  de  Nederlandsche  Compagnie  verleend ,  als  bescherm- 
middel  voor  de  Indische  vaart,  tegen  vijanden  en  mededingende 
vrienden,  zij  bragten  daarbij  in  herinneringhet  bloed,  dat  er  ver- 
goten was  en  de  groote  kosten,  welke  de  Nederlanders  zich 
hadden  getroost,  om  forten  en  vaste  plaatsen  in  de  Mol  ukken 
tegenover  Spanjaard  en  Portugees,  voor  zich  zei  ven  te  verkrijgen. 
De  onjuiste  voorstelling  van  zaken  door  de  Engelsche  Compag- 
nie, bleef  daarbg  evenmin  zonder  wederlegging.  Er  werden 
bovendien    nog   vele   stukken  aan  de  Engelsche  regering  overge- 


*  Zie:    Opkomst  tw  het  Nederl.  gezag  in  Oost-Indie,  Deel  III,  bladz.  59,  94, 
108  en  hierboyen  blz.  XXIII. 

*  Calendar   of  State-papers,   Colonial  series,    n9.   591.     Resol.    St.   Generl. ,    1 
Febr.  1612. 


LXX 


legd,  waarin  de  opkomst  en  ontwikkeling  van  de  Nederlandsehe 
vaart  op  Indie  en  de  regten,  welke  de  Nederlandsehe  Compag- 
nie daarop  meende  te  hebben ,  werden  uitéén  gezet.  Sir  Winwood 
schreef  daarbij  aan  zijnen  koning,  dat  er  in  Nederland  vele  lie- 
den gevonden  werden,  die  van  gevoelen  waren,  dat  het  beste 
middel  om  de  Spanjaarden  en  Portugezen  te  overmeesteren ,  zou 
bestaan  in  eene  vereeniging  der  Engelsche  en  Nederlandsehe 
krachten  in  Indie.  ^  Toen  echter  noch  koning  Jacobus,  noch 
de  Engelsche  Compagnie  genoegen  nam  met  deze  ophelderin- 
gen en  vertoogen  besloten  de  beide  compagnien ,  na  overleg  met  de 
regeringen  wederzijds,  tot  het  doen  bijeenkomen  in  conferentie  van 
gecomitteerden  der  twee  partijen.  Nadat  de  Engelsche  Compagnie 
zich  ongenegen  had  getoond  om  den  eersten  stap  te  doen,  vaar- 
digde de  Nederlandsehe  Compagnie  hare  gemagtigden  naar  Engeland 
af.  Tot  die  zending  werden  verkozen  de  heeren  Pauw ,  Boreel , 
Meerman  en  de  advokaat-fiskaal  van  Holland,  Hugo  Grotius. 
Deze  vertrokken  in  de  maand  Maart  1615,  voorzien  van  brieven 
van  credentie  en  voorschrijven  van  de  Staten-Generaal  en  in- 
structien  van  de  bewindhebbers,  naar  London,  alwaar  zij  op 
den  6^^  April  gehoor  bij  den  koning  verkregen  en  de  conferen- 
tien  met  de  afgevaardigden  der  Engelsche  Compagnie  op  den 
l^dea  ^pril  een  aanvang  namen.  De  hoofdpersoon  in  deze  bijeen- 
komsten, was  van  de  zijde  der  Nederlanders,  de  advokaat-fiskaal 
Hugo  de  Groot,  wiens  naauwe  betrekking  tot  de  Oost-Indische 
Compagnie  ook  hier  weder  helder  aan  den  dag  komt.  Van 
zijne  hand  bezit  het  Rijks-archief  een  verbaal  dezer  zending, 
waarin  hij  telkens  als  de  pen-  en  woordvoerder  voor  de  belan- 
gen der  Nederlandsehe  Oost-Indische  Compagnie  optreedt.  De 
instructien  der  Nederlandsehe  gecommitteerden  schreven  hun 
voor,  om  » vooreerst ^  aan  den  koning,  de  Engelsche  Oost-Ind. 
Comp.    en   andere  luyden,  daer  't  van  noode  sal  sijn'",  te  doen 


>     Resol.  Staten  Oenerl.  2  Febr.  15  Maart  1612.    Depèche-boek ,  ËngeLand  1602- 
1614 ,  bladz.  540  seq.  Calendar  of  state  papers.  Col.  jseries  606. 


LXXI 


een  verbaal,  van  de  wijze  waarop,  de  Oost-Indische  vaart  in 
Nederland  was  ontstaan,  hoe  deze,  vreedzaam  was  aangevangen; 
maar  allengs  door  de  aanvallen  der  Portugezen  en  Spanjaarden 
was  ontaard  in  een  handel,  gesteund  en  gehandhaafd  door  de 
wapenen;  hoe  de  Nederlanders  op  dien  weg  voortgaande  tot  be- 
veiliging van  zich  zelven  en  tot  bescherming  van  hunne  vrien- 
den en  bondgenooten  in  Indie,  sterkten  en  fbrtressen  op  de  Span- 
jaarden en  Portugezen  hadden  moeten  veroveren ,  nieuwe  sterkten 
daarbij  moeten  opbouwen,  en  nu  alleen  met  de  wapenen  den 
handel  konden  handhaven  tegenover  de  Spanjaarden  en  Portu- 
gezen, die  zoodra  zij  geen  vijandelijke  Europesche  magt  tegen- 
over zich  zouden  zien,  dadelijk  door  geweld  den  handel  met 
andere  Europeanen  aan  de  inboorlingen,  zouden  beletten.  Maar 
deze  wijze  van  handel  drijven  had  aan  de  Nederlanders  veel 
geld  en  bloed  gekost  en  kostte  dat  nog  dagelijks  meer. 

Tusschen  die  strijdende  partijen  waren  nu  de  Engelschen  in 
Indie  verschenen  ,  om  een  zoogenaamden  yreedzamen  handel  te 
drijven,  waarmede  zij  niet  alleen  de  vruchten  wilden  plukken 
van  den  arbeid  en  de  moeite  der  Nederlanders ;  maar  waarbij  zij 
ook  tevens  groote  schade  en  groot  onregt  aan  de  Nederlanders 
deden,  door  ammunitie  van  oorlog  aan  Spanjaarden  ,  Tidorezen 
en  Bandanezen  te  verkoopen. 

De  Nederlandsche  Oost  Ind.  Comp.  had  zich  geen  beter  advo- 
kaat  kunnen  kiezen  dan  Hugo  Grotius,  om  deze  sustenu,  welke 
hij  gedeeltelijk  reeds  tegenover  de  Spanjaarden  in  zijnen  commen- 
tarius  de  jure  praedae  bad  bepleit,  nu  tegenover  de  Engelschen 
te  verdedigen.  Hij  deed  dit  dan  ook  met  kracht  en  liet  niet 
na ,  de  Engelschen  er  op  te  wijzen ,  als  op  het  « principaelste 
poinct»,  dat  indien  een  deel  der  vruchten  van  de  specerij-eilan- 
den aan  de  Nederlanders  niogt  worden  onttrokken,  zoodat  zij 
de  kosten  voor  uitrusting  van  schepen,  voor  garnizoenen,  vestin- 
gen en  krijg  voeren  daaruit  niet  meer  konden  bestrijden,  de 
Molukken  weldra  weder  in  handen  der  Spanjaarden  zouden  ver- 
vallen,  die   niet   zouden    nalaten    de   Engelschen,  zoowel  als  de 


LXXII 

Nederlanders  en  elke  andere  Europesche  natie  niet  alleen  uit  die 
zeeën ,    maar  uit    geheel  Indie   met   kracht  te   verjagen ;  terwijl 
daarentegen  de   Portugezen  door  de  Nederlanders  in  de  Moluk- 
ken    bezig   gehouden  ,  den  vrijen  handel  in  Indie  aan  de  Engel- 
schen  niet  konden  beletten.  Doch  hoe  krachtig  de  yertoogen  van 
Grotius  ook  mogen  geweest  zijn,  hij  slaagde  er  niet  in^  de  En- 
gelschen  te  overtuigen ,  zoodat  de  overige  punten  van  de  instructie 
der  Nederlandsche  afgevaardigden,  bijna  geheel  buiten  behande- 
ling   bleven;    en   toch,  in    die   punten  lag  de  oplossing  der  be- 
staande geschillen  besloten.  Het  was  daarbij  aan  de  Nederlandsche 
gecommitteerden  voorgeschreven,  om  van  de  Engelschen  te  ver- 
krijgen,   dat   zij    de   Nederlandsche  compagnie  «onverlet  en  on- 
«gehinderd    hare    negotie    en    handel inge   zouden  laten  doen   in 
«Amboina,  Ternate,  Banda  en  de  eilanden,  waar  de  Nederlan- 
«ders   uitsluitende    contracten  hadden,  tot  dat  men  een    goeden 
«  voet   en  order  met  gemeen  advies  op  dien  handel  zou  hebben 
«gesteld  en  dat  men  elkander   niet  zou  turberen  dddr,  waar  de 
« eene    of   de    andere    partij    forteressen ,   gebied   of  uitsluitende 
«  contracten  had. » 

De  Nederlandsche  afgevaardigden  moesten  verder  trachten  van  de 
Engelsche  een  bepaald  voorstel  te  vernemen,  en  indien  dezen  mogten 
begeeren  met  eenig  kapitaal  in  gemeenschap  te  komen  met  de  Neder- 
landsche Comp. ,  moest  men  hen  «  wel  scherpelijk  onderstaan ,  op 
wat  voet,  wat  manier  en  met  welk  kapitaal,»  zij  dat  verlangden. 

Doch  zooverre  kwam  de  onderhandeling  niet;  na  lange  en 
somtijds  bittere  gesprekken  en  verwijten  tusschen  Grotius  en  den 
Engelschen  bewindhebber  Parkins ,  kwamen  beide  partijen  tot 
het  besluit,  dat  de  tijd  nog  niet  was  gekomen,  om  tot  eene  ge- 
schreven overeenkomst  over  te  gaan.  Koning  Jacobus  bepaalde  nu 
dat  de  onderhandelingen  moesten  worden  uitgesteld,  tot  een  later 
te  sluiten  traktaat.  In  de  tweede  helft  van  Mei  1613  kwamen  de 
Nederlandsche  afgevaardigden  onverrigter  zake  in  Holland  terug.  ^ 

>  Resol.  Staten-Generl.  16  Maart,  31  Mei  1613.  Resol.  Kamer  v.  XVII,  zitting 
Febr.  1613.  Calender  of  State  papers.  Col.  641,  642,  643,  645  Verbaal  (minuai) 
van  Hugo  de  Groot,  met  b\jlHgen.  (Mannscpt.  R.  A.) 


LXXIII 

Gedurende  bet  geheele  jaar  1613  en  het  daaropvolgende  jaar 
1614  bleef  niettemin  de  zaak  op  het  tapijt  en  vooral  te  Londen 
werd  er  tusschen  den  Koning  en  den  Nederlaudschen  gezant ,  Noël 
de  Garon  bij  herbaHng  over  onderhandeld;  doch  de  Engelsche 
compagnie  werkte  de  oplossing  der  bestaande  moeijelijkheden 
tegen.   ^ 

Bij  Koning  Jakobus,  vooral,  maar  ook  bij  Oldenbarneveldt 
en  andere  invloedrijke  staatslieden  van  Nederland,  bestond  de 
ernstige  begeerte  om  reeds  nu  bij  den  aanvang,  op  vredelievende 
wijze  de  geschillen  bij  te  leggen.  Zij  plaatsten  zich  op  eed 
hooger  standpunt  dan  de  bewindhebbers  van  de  Engelsche  en 
de  Nederlandsche  Compagnie.  Zij  lieten  daarom  ook  hun  blik 
in  ruimer  kring  rondgaan.  Zij  voorzagen,  dat  uit  de  twisten, 
die  er  gerezen  waren,  en  uit  de  afgunst,  die  van  weerszijde 
heerschte,  in  het  einde  welligt  eene  vredebreuk  tusschen  de 
twee  natiën  zou  kunnen  ontstaan  ,  natiën  ,  die  niet  alleen 
door  traktaten,  maar  vooral  ook  door  éénheid  van  godsdienstige 
begrippen  naauw  aan  elkander  waren  verbonden ,  die  geroepen 
schenen  om  te  zamen  vereenigd,  eene  zeer  stellige  staatkunde 
in  Europa  te  vertegenwoordigen.  De  Nederlandt^che  en  Engel- 
si  be  staatslieden  zijn  er  dan  ook,  eenige  jai^n  later  na  veel 
moeite  in  geslaagd,  eene  minnelijke  schikking  tussdien  de  beide 
Compagnien  op  het  papier  te  brengen ;  maar  hunne  pogingen 
bleken  al  spoedig  ijdel  te  zijn  geweest;  want  het  gelukte  hun 
niet  de  belangen  der  beide  natiën ,  in  de  vaart  en  den  handel  op 
Oost-Indie  door  een  onverbreekbaren  band  of  algeheele  vereen i- 
ging  te  zamen  te  verbinden. 

Indien  de  wijsheid  der  staatslieden  toen  had  gezegevierd  over 
de  meer  beperkte  inzigten  van  het  eigenbelang  der  bewindheb- 
bers, dan  zeker  zou  Neérlands  gezag  in  Indie  op  geheel  andere 
wijze  zich  hebben  ontwikkeld ,  dan  zouden  welligt  de  lotgevallen 
van  de  Republiek  der  Vereenigde  Nederlanden  een  geheel  an- 
deren loop  genomen  hebben,  dan  zou  vermoedelijk  de  verstand- 

>  Caleiidar  of  State  papers,  oolonial,  1614,  n».  678. 


LXXIV 

houding  met  Groot-Brittanie  onder  Cromwell,  zeer  verschillend 
zijn  geweest  van  die,  waarin  later  de  Republieken  van  Engeland 
en  Nederland  tot  elkander  hebben  gestaan;  want  handelsnaijver 
tegen  Nederland  was  de  grondtrek  van  GromwelPs  politiek  en 
die  politiek  was  geheel  in  overeenstemming  met  de  denkbeelden 
van  die  middenklasse  in  Engeland,  welke  na  de  omwenteling  het 
hof  en  den  adel  had  vervangen.  Maar  tegenover  de  ruimere  inzigten 
der  staatslieden,  die  voor  het  algemeen  belang  moesten  waken, 
stonden  de  meer  bekrompen  en  zelfzuchtige  begrippen  der  be- 
windhebbers van  beide  Gompagnien,  die  minder  het  gemeene 
beste,  dan  wel  het  voordeel  hunner  handelmaatschappijen  moesten 
behartigen.  Nu  moge  men,  en  te  regt,  die  zelfzucht  afkeuren; 
toch  blijft  de  vraag  over,  of  de  meer  bekrompen  inzigten  der 
bewindhebbers  van  dé  Oost-Indische  Gompagnie  in  Nederland 
en  de  dieper  doordringende  blik  van  Jan  Pietersz.  Goen  in 
Indie,  dien  onverzoenlijken  vijand  der  Britten,  niet  juist  Neer- 
lands  gezag  en  handel  in  Indie,  misschien  wel  de  Republiek 
zelve  hebben  gered  van  het  gevaar,  van  op  te  gaan  in  de  sterk 
sprekende,  tot  overheerschen  geneigde  nationaliteit  van  den  eer- 
lang zich  verhefienden  Engelschen  bondgenoot.  Was  in  later  tijd 
de  Witt's  staatkunde,  toen  hij  eene  te  naauwe  vereeniging  met 
de  Ëngelsche  Republiek  ontweek,  op  grooter  schaal  niet  dezelfde, 
als  die  der  bewindhebbers;  heeft  niet  de  staatkunde  van  een 
Willem  III,  door  eene  zoodanig  naauwe  vereeniging  met  Enge- 
land, er  niet  toe  bijgedragen,  dat  Nederland  door  Brittanie  is 
overvleugeld  P 

De  koloniale  staatkunde,  ja  de  geheele  buitenlandsche  staat- 
kunde van  Nederland  tegenover  Engeland,  heeft  gedui^nde  de 
jaren  1611  tot  1619,  op  een  gevaarlijk  keerpunt  zich  bewogen, 
en  daarom  wekt  het  des  te  meer  verwondering,  dat  bij  geen 
onzer  geschiedschrijvers  volledige  of  juiste  berigten  worden  aan- 
getroffen, over  de  hoogst  gewigtige  onderhandelingen,  welke  in 
die  jaren  over  het  koloniale  vraagstuk  met  Engeland  zijn  gevoerd. 

De   ijver   der   diplomatie ,  vooral  de  invloed  des  Ronings  van 


LXXV 

Groot-Brittanie ,  die  ook  uit  een  protestantsch-kerkelijk  oogpunt 
eene  naauwe  vereeniging  van  Engelsche  en  Nederlandsche  be- 
langen in  Indie  begeerde ,  bragt  eindelijk  te  weeg ,  dat  de  be- 
windhebbers der  Engelscbe  Oost-Indische  Compagnie  hunnen 
lijdelijken  tegenstand  opgaven ,  en  er ,  hoewel  met  grooten  weer- 
zin ,  in  toestemden  om  nogmaals  eene  vredelievende  oplossing 
te  beproeven  en  hunne  commissarissen  daartoe  naar  Holland  af 
te  vaardigen.  Het  Britsche  gezantschap  bestond  vooreerst  uit  den 
Engelschen  ambassadeur  te  ^s  Hage ,  Sir  Henri  Wotton ,  en  verder 
uit  de  kooplieden  Clement  Edmonds ,  Robert  Middleton  en  Mau- 
rice  AbotL  Het  was  de  wil  van  Koning  Jacobus,  dat  zij  niet 
alleen  de  zaken  der  Oost- Indische  Compagnie,  maar  ook  de 
bestaande  geschillen  over  de  Noordsche-visscherij  zoo  mogelijk 
tot  eene  goede  en  vredelievende  oplossing  zouden  brengen;  maar 
in  werkelijkheid  kwamen  de  commissarissen  zonder  opregte  be- 
geerte om  hunnen  last  te  .volvoeren.  Van  de  zijde  der  Staten- 
Generaal  en  van  de  Nederlandsche  Oost-Indische  Compagnie  wa- 
ren als  gecommitteerden  aangewezen  de  heeren  Dirk  Bas,  Albert 
Joachimi,  Hugo  de  Groot,  Jacob  van  Os,  Dirk  Gerritz.  Meer- 
noan ,  Albert  Frausz.  Sonck ,  terwijl  v.  Oldenbarneveldt  bij  her- 
haling zich  in  de  onderhandelingen  mengde.  De  Engelsche 
afgevaardigden  kwamen  op  den  18  Januarij  1615  te  Rotterdam 
aan,  werden  er  reeds  dadelijk,  behalve  door  den  regerenden 
burgemeester,  door  den  pensionaris  Hugo  Grotius  ontvangen 
en  naar  'sGravenhage  geleid.  Weinige  dagen  daarna  kregen  de 
Engelschen  gehoor  bij  de  Staten -Generaal  en  hadden  ook  spoedig 
een  langdurig  onderhoud  met  Oldenbarneveldt ,  die  bij  herhaling 
aan  de  Engelschen  te  kennen  gaf,  dat  Oost-Indie  even  groote 
schatten  hun  zou  opleveren,  als  West-lndie  aan  Spanje  ge- 
geven had,  indien  zij  zich  maar  wilden  vereenigen  met  de 
Nederlanders,  tot  het  met  kracht  en  nadruk  voeren  van  krijg 
tegen  Spanjaard  en  Portugees  in  Indie.  Hiermede  •  wilde  Olden- 
barneveldt de  onderhandeling  brengen  op  een  terrein,  dat  hij 
voor  de  Nederlandsche  belangen  heilzaam  achtte;  want  bleef  er 


LXXVI 

naast  de  Nederlandsche  Compagnie,  die  met  het  voeren  vaneen 
zwaren  oorlog  was  belast ,  eene  andere  natie  vreedzaam  in  Indie 
handel  drijven,  dan,  zoo  vreesde  Oldenbarneveldt  en  die  vrees 
bestond  reeds  bij  het  sluiten  van  het  twaalfjarig  bestand,  zouden 
de  Nederlanders  de  mededinging  op  den  duur  moeijelijk  kunnen 
volhouden.  De  Nederlandsche  commissarissen  drongen  telkens 
op  dit  zeUde  punt  aan:  aanvallende  krijg  der  beide  compagnien 
tegen  Spanje  en  uitsluiting  van  ieder  mededinger,  die  'zich  dan 
nog  mogt  vertoonen.  Maar  de  behandeling  van  dit  punt  wilden 
de  Engelschen  juist  ontwijken  en  toen  zij  er  eindelijk  op  moesten 
antwoorden,  toen  verklaarde  zij  ronduit,  dat  hunne  lasigeving 
zóöver  niet  strekte.  De  Engelschen  bragten  daarom  de  onder- 
handeling, welke  alleen  schriftelijk  gevoerd  werd,  liever  op  het 
terrein  van  het  natuur-  en  volkenregt,  waaruit  zij  afleidden  dat 
vrije  handel  overal,  in  alle  zeeën  en  landen  een  natuurlijk  regt 
is  voor  alle  volken  en  dat  mitsdien,  de  archipel  der  specerijen 
voor  de  Engelsche  Compagnie,  even  wijd  moest  openstaan  als 
voor  de  Nederlanders. 

De  stelling  in  het  afgetrokken,  was  waar,  maar  onbeschaamd 
was  het  voorzeker,  dat  de  Britten  die  stelling  voorop  plaatsten, 
op  den  zei  f  den  tijd,  waarop  zij  voor  de  Noordsche  visscherij  het 
tegendeel  volhielden  en  de  leer  van  het  mare  c/au^m  eeirst  door 
William  Welwood  en  kort  daania  door  Selden  lieten  verkondi- 
gen. Hugo  Grotius,  die  ook  weder  in  deze  onderhandeling  de 
voorname  penvoerder  was ,  moet  zich  in  niet  geringe  verlegenheid 
hebben  gevoeld,  hoe  hij  die  stelling  zou  weerspreken,  bijna  juist 
op  hetzel'de  oogenblik,  waarop  bij  in  het  belang  der  noordsche 
visscherijen ,  zijn  mare  liberum  zamenstelde. 

De  tegenspraak  der  Nederlandsche  Compagnie  bewoog  zich 
dan  ook  bij  voorkeur,  op  meer  practisch  terrein.  Zij  voerde  aan 
dat  de  openstelling  der  Mol  ukken ,  noch  redelijk,  noch  regt- 
matig,  noch  mogelijk  was.  Niet  redelijk ,  omdat  de  Britten  dan 
de  vruchten  en  voordeelen  zouden  genieten  ,  van  iets  waarvan 
de  Nederlanders  tot  nog  toe  alleen  «  de  overgroote  costen ,  schaden 


LXXVIÏ 

d  ende  peryckelen  hadden  gedragen ;  »  niet  regtmatig ,  orndat , 
indien  de  Engelscheu  vrij  in  de  Molukken  wierden  toegelaten  , 
de  contracten,  waarbij  de  inlanders  zich  tot  den  uitsl uitenden 
verkoop  der  specerijen  aan  de  Nederl.  Compagnie  hadden  ver- 
bonden, zouden  vervallen,  welke  contracten  de  Nederlandsche 
Compagnie  tilulo  aneroso,  had  verkregen.  Het  volkenregt  kon 
aan  de  Engelschen  geen  regt  geven  om  koopwaren  te  koopen , 
welke  door  de  Nederlanders  voor  de  toekomst  op  bezwarenden 
titel  reeds  waren  gekocht  en  waarvan  de  levering  zich  op  vaste 
tijden  herhaalde.  De  openstelling  der  Molukken  eindelijk  was 
niet  mogelijk^  zonder  dat  daaruit  de  geheele  ondergang  van  den 
Engelschen  en  den  Nederlandschen  handel  en  de  herstelling  van 
het  Spaansch-Portugeesch  gezag,  zou  voortvloeijen. 

Deze  argumenten  werden  nu  verder  op  allerlei  wijze  in  remon- 
strantien ,  contraremonstrantien ,  memorien  en  andere  geschreven 
pleidooijen  gedurende  drie  maanden  behandeld  en  mishandeld. 
Deze  wijze  van  onderhandeling  leverde,  zooals  de  Nederlandsche 
bewindhebbers  teregt  zeiden ,  niets  op  dan  » frivole  en  blaauwe 
«redenen  ende  ijdele  cavilatien.»  Üe  Nederlanders  bleven  bij 
hunne  voorwaarden,  dat  geen  vereeniging,  op  welke  wijze  ook, 
denkbaar  was,  zonder  vereeniging  van  kapitaal,  van  monopolie 
en  van  strijdkrachten,  waarmede  gezamentlijk  de  aanvallende 
oorlog  tegen  Spanje  in  Indie  zou  gevoerd  worden;  de  Engel- 
schen daarentegen  wilden  niet  wieken  van  destelling,  dat  de  han- 
del vrij  is,  in  alle  gewesten.  In  nel^inde  boden  de  Britsche 
commissarissen  een  vijftal  punten  aan,  ab  grondslag,  waarop 
zij  in  het  vervolg  zouden  kunnen  onderhandelelf.  Die  punten 
kwamen  hierop  neder,  dat:  1^.  «de  eenige  en  ware  band  van 
«vriendschap  en  eenigheid  behoort  te  bestaan  in  een  wederkee- 
«rig  vriendelijk  traktement  en  onthaal  in  alle  plaatsen;  (dus 
«ook  in  de  Molukken.) 

2®.  in  mutueele  bescherming  en  assistentie  tegen  iedereen, 
«die  de  verbonden  partijen  of  hare  vrienden,  wesende  in  gesel- 
« schap,  sal  bespringen;  v 


LXXVIII 

«3^.  in  het  bereiden  van  den  weg  tot  den  handel  met  de 
«Chinezen  of  met  eenig  ander  volk^  dat  weigeren  mogt  met 
«eene  van  beide  partijen  te  handelen; 

« 4^.  in  het  versterken ,  tot  verzekering  van  den  gemeenen 
R  handel,  van  zulke  plaatsen ,  als  de  twee  compagnien ,  bekwaam 
ft  zullen  achten ,  en  waar  de  koning  van  Spanje  niet  is  in  actuele 
»  possessie; 

«5®.  tot  handhaving  van  het  gemeenebeste  in  de  Molukken, 
«moet  aldaar  eene  gelijke  belasting  op  de  vruchten  worden  ge- 
ffSteldy  te  betalen  door  ieder ,  die  daar  specerijen  koopenkomt.» 

De  aanneming  van  deze  artikelen  door  de  Nederlandsche  Oost- 
Indische  Compagnie  zoü  niet  alleen  eene  omverwerping  van 
haar  geheele  stelsel  zijn  geweest ;  maar  ook  vrede  met  Spanje  of 
verdrijving  door  Spanje  en  alzoo  ondergang  van  het  Nederlandsch 
gezag  in  Indie  na  zich  hebben  gesleept. 

De  Engelsche  commissarissen  keerden  dan  ook  nu  weder,  in 
den  aanvang  van  16159  zonder  iets  verrigt  te  hebben,  naar 
Londen  terug  ^.  Zij  hadden  echter  eenig  nut  uit  de  onderhan- 
deling voor  zich  weten  te  trekken ,  zij  hadden  onder  voorwendsel 
van  over  eene  kapitaalsvereeniging  ernstig  te  beraadslagen,  zich 
uit  de  boeken  der  Nederlandsche  Oost->Indische  Compagnie  op- 
gaven doen  voorleggen  en  zij  waren  op  die  wijze  veel  beter  dan 
vroeger  met  het  beheer  en  de  geldelijke  krachten ,  ook  met  de 
gebreken  en  kwetsbare  plaatsen  van  de  Nederderlandsche  mede- 
dingster  bekend  geworden. 

Maar  ook  de  Nederlandsche  bewindhebbers  hadden  kans  ge- 
zien van  zich  te  doen  onderrigten,  omtrent  de  plannen  der  En- 
gelsche Compagnie,  die  te  midden  der  onderhandeling,  aan  hare 
dienaren  in  fndie,  den  last  gezonden  had,  om  onverwijld  op 
Amboina  zich  te  vestigen,  in  Banda  zich  van  poelo-Run  meester 


*■  Ziet  Depêche  boek,  Engeland,  1602 — 1614  passim.  Uitgaand  Brief  boek  .van  de 
Kamer  der  XVII,  30  ..pril  en  30  November  1615.  Verbaal  en  b\jl.  der  confereutien 
met  de  Engelschen  in  1615,  manuscript,  R.  A.  Calendar  of  state  papers,  Colonial 
n*».  870,  874,  893,  894,  896,  901,  905,  911,  943,  947,  961,  976,  976,  977. 


LXXIX 

te  maken  en  de  goede  verstandhouding  en  de  handelsbetrek- 
kingen met  de  Bandanezen  verder  aan  te  kweeken. 

De  strenge  bevelen ,  welke  de  Nederlandsche  Compagnie,  daar- 
tegen naar  Indie  afvaardigde,  beletten  wel  gedeeltelijk  de  uit- 
voering van  deze  plannen  der  Engelschen;  maar  de  botsing, 
welke  daardoor  in  Indie  ontstond,  was  des  te  heviger.  Wij 
hebben  hierboven  reeds  verhaald,  hoe  in  1616  de  kapitein 
Samuel  Gastleton  met  vier  schepen  in  den  archipel  der  Molukken 
verscheen,  wat  hij  daar  verrigtte  en  hoe  hij  in  den  aanvang 
met  zachtmoedigheid  door  Reael  werd  bejegend;  hoe  de  Engel- 
schen niettemin  in  verbond  met  de  Bandanezen  tegen  de  Neder- 
landers waren  getreden;  hoe  zij  in  het  volgende  jaar  1617 
poelo  Run  hadden  bezet  en  de  Nederlanders  van  daar  verjaagd; 
hoe  de  Engelsche  schepen  in  de  wateren  van  Banda  nu  ook 
door  de  Nederlanders  waren  in  beslag  genomen  en  de  vaart  en 
handel  op  Banda  aan  de  Britten  was  verboden  en  na  over- 
treding van  dit  verbod,  nogmaals  Engelsche  vaartuigen  waren 
aangetast;  hoe  eindelijk  de  lang  verkropte  haat  tusschen  de  twee 
mededingende  natiën  was  losgebroken  en  straatgevechten  binnen 
Bantam  y  aanslagen  en  beleedigingen  van  allerlei  aard,  overal  in 
Indie,  hadden  plaats  gehad.   ^ 

Nog  waren  inmiddels  de  staatslieden  in  Europa  niet  ontnioe- 
digd.  Hoe  luider  de  klagten  zich  lieten  hooren  over  de  gebeur- 
tenissen in  Indie,  met  des  te  meer  ijsver  zochten  koning  Jakobus 
en  de*  Staten-Generaal  de  middelen  op  te  sporen,  om  langs 
vredelievenden  weg,  tot  eene  vereeniging  der  twee  vijandige 
handelsligchamen  te  geraken.  Juist  meenden  zij  meer  dan  ooit  te 
voren  tot  hun  einddoel  te  zijn  genaderd ,  juist  waren  in  den  loop  van 
1618  de  slepende  onderhandelingen  hervat  en  in  December  van 
dat  jaar  op  nieuw  een  talrijk  gezantschap  van  kundige  en  ge* 
matigde  mannen  uit  Nederland  naar  Londen  gestevend,  die  er 
dan   ook    weldra    in    slagen    zouden,    om  doqr  staatsmanskünst 


Zie  hierboven  Hoofdstak  I,  bladz.  XXIII,  XXIX,  XXXY. 


LXXX 

eene  schikking  tusschen  de  beide  Gompagnien  tot  stand  te^  bren- 
gen, toen  inmiddels  de  mannen  der  bewegingspartij  in  Indie, 
door  feiten  hunne  meening  verklaarden ,  dat  de  gerezen  twisten 
niet  in  de  conferentie-zaal  met  de  pen;  maar  op  het  terrein  met 
het  zwaard  moesten  worden  uitgemaakt. 

Het  kapitaal  der  Engelsche  Compagnie  was  intusschen  in 
1617  door  nieuwe  inschrijvingen  aanzienlijk  vermeerderd.  Krach- 
tige uitrustingen  waren  uit  deze  kapitaalsvermeerdering  voort- 
gevloeid en  \n  de  maand  November  '1618  bevond  zich  eene  vrij 
talrijke  scheepsmagt  der  Engelschen  voor  Bantam.  Op  den 
8^  December  werd  deze  nog  versterkt  door  de  aankomst  van 
vijf  nieuwe  schepen  uit  Europa ,  onder  bevel  van  Thomas  Dale 
en  William  Parker.  Hierdoor  klom  de  vloot  der  Engelschen 
tot  een  getal  van  vijftien  bodems. 

De  Britten ,  die  reeds  sedert  lang  onverholen  hadden  te  kennen 
gegeven ,  dat  zij  slechts  op  nieuwe  schepen  uit  Europa  wachtten , 
om  met  alle  magt  naar  de  Molukken  te  gaan,  begonnen  nu 
snoevende  te  dreigen :  n  zij  zouden  nu  die  «  Dutchmen  »  de  les 
«eens  lezen,  niet  alleen  uit  Amboina,  Banda  en  de  Molukken; 
ft  maar  uit  geheel  Indie  zouden  zij  hen  verjagen ,  en  dien  Generaal 
«Coen,  die  hun  zoo  veel  kwaads  gedaan  had,  zouden  zij,  het 
ft  mogt  kosten  wat  het  wilde,  dood  of  levend  in  handen  krijgen; 
ft  met  dat  doel  waren  nu  de  laatste  schepen  opzettelijk  naar  Indie 
ft  gezonden ! " 

De  Nederlanders  hebben  later  beweerd,  dat  Thomas  Dale 
inderdaad  van  Koning  Jacobus  commissie  had  ontvangen  om  de 
Nederlanders  aan  te  tasten  en  uit  Indie  te  verdrijven  ;  doch  die 
bewering  was  minder  juist.  Koning  Jacobus  zocht  integendeel 
door  alle  mogelijke  middelen  den  vrede  tusschen  de  twee 
compagnien  te  stichten;  doch  de  wijste  der  dwaze  koningen  had 
de  commissie  voor  Dale  en  Parker  in  zulke  woorden  opgesteld, 
dat  de  Engelsche  Compagnie  en  hare  vlootvoogden  zeer  ge- 
makkelijk den  zin  dier  commissie  konden  verdraaijen  en  daaruit 
de   gevolgtrekking   maken,   dat  zij  niet  alleen  voortaan  tot  zelf- 


LXXXt 


verdediging,  maar  ook  tot  schadeverhaling  voor  vroeger  reeds 
geleden  verliezen  waren  gemagtigd  ^  De  Ëngelscben  bepaalden 
zich  dan  ook  niet  tot  bedreigingen.  Naauwlijks  zes  dagen  na  de 
aankomst  van  Dale  voor  Bantam,  maakten  zij  op  den  14*"  De- 
cember, balf  door  verrassing,  half  door  geweld,  zich  meester 
van  het  Nederlandsche  schip,  de  Zwarte  Leeuw,  dat  rijk  ge- 
laden van  Patahi  terugkeerde  en  bij  poelo  Pandjang  op  lager 
wal  vervallen  was.  Twee  andere  schepen,  de  Oude  Zon,  dat 
met  eene  lading,  meer  dan  een  half  millioen  waardig,  uit 
Japan  aankwam  en  de  Engel ,  dat  naar  Soeratte  op  weg  was , 
ontsnapten  ter  naauwernood  aan  hetzelfde  lot.  Onmiddelijk, 
nadat  Coen  in  het  midden  van  den  nacht  van  het  nemen  van 
den  Zwarten  Leeuw  was  onderrigt,  zond  hij  van  Jakatra  een 
ijlbode  naar  den  Engelschen  bevelhebber ,  om  naar  de  reden  van 


^  Men  vindt  de  commissie  door  Jakobus  aan  Sir  Thom.  Dale  en  W^illiam  Parker 
gegeven,  bij  Rijmer;  Foedera  enz.  Tom  VII  pars  III,  1618,  9  Jan.  folio  40;  al- 
waar men  leest:  And  for  as  mach  as  at  thiB  present,  we  are  in  amity  witli  all  Cliris- 
tian  princes,  and  are  unwilling,  that  any  oor  subjects  sbould  give  occasion  of  breacb 
or  hinderannce  thereof  towards  any  our  confederates  ,  freindes  or  allies ;  and  because  we 
are  not  ignorant  of  the  emulation  and  envie,  which  doeth  accompany  the  discoverie  of 
countries  and  trades ,  and  of  the  quarrells  and  contentions ,  which  many  tymes  faU  out 
between  the  snbjeetes  of  divers  princes,  when  they  meete  the  one  with  the  other,  in 
forreyne  and  remote  conntries,  in  prosecuting  the  course  of  their  discoveries ,  and  being 
desirous  that  our  subjectes  should  forbeare  to  move  or  hegyn  any  quarrells  or  con- 
tentions, upon  the  subjectes  of  any  our  confederates  freindes  or  allies,  either  in  their 
goiag  forth,  or  retorneing  firom  any  of  their  voyages;  we  therefore  doe  hereby 
straictly  charge  and  commaunde  you,  the  said  sir  Thomas  Dale,  knighte  and  all  other 
ander  your  Goveroement,  that  neither  in  your  voyage  outwarde  or  homewarde,  or 
in  any  conntrye,  Island,  Forte  or  place,  where  you  shall  abide  or  come  during  the 
tyme  of  yonr  being  abroade  out  of  our  kingdomes  or  Dominions,  where  you  meete 
with  any  the  subjectes  of  the  king  of  Spayn  or  of  any  other  our  confederates,  freindes 
or  of  any  other  nation  or  people ,  you  doe  not  attempte  or  goe  about,  to  set  upon  take 
or  turprite  their  persons,  shippes,  vessels,  goodes,  or  merchandise,  or  offer  any  in- 
jnry  or  discurtesy  unto  them,  except  you  shall  be,  by  them  first  there  imto  provo- 
ked  or  driven,  either  in  the  jtist  defence,  of  your  owne  persons,  shippes,  goodes 
or  merchandise;  by  any  their  disturbance  or  hinderaunce  whatsoever  in  your  quiet 
course  of  trade  or  for  recompence  and  recoverie  of  the  persons,  shippes  etc.  of  any 
of  your  subjects  t?uU  are  or  have  heen  alreadye  in  or  neare  the  East  Indies,  or  for 
o»y  other  just  cauie  of  your  defence  or  recompence  of  losses  tusteined;  In  which 
cases,  soe  excepted,  if  you  attempte  surprise  and  take  the  persons,  shippes  etc.    .    • 

.     •    you   shall  not  for  any  «ich  acte be  in  daunger 

or  snbjecte  to  the  perill  and  p«ialties  of  our  Lawes,  etc. 

IV.  71 


LXXXII 

dit  vijandelijk  feit  te  vernemen,  wat  hij  verder  van  plan  was 
en  of  hij  ook  nog,  het  genomen  schip  in  denzelfden  staat  wilde 
teruggeven.  Met  moeite  ontving  Coen  slechts  een  mondeling  en 
beleedigend  antwoord.  Oen  bode  werd  schamper  door  Thomas 
Dale  toegebeten ;  hij  had  met  opzet  het  schip  genomen ,  hij  had 
met  opzet  post  gevat  in  straat  Sunda,  om  alle  gaande  en  ko- 
mende schepen  der  Nederlanders  aan  te  tasten  en  weldra  zou 
men  hem  voor  Jakatra  zien  verschijnen,  met  zijne  geheele  magt, 
om  er  de  Hollanders  te  verslaan  en  den  Generaal  Goen,  dood 
of  levend ,  op  te  pakken ! 

Nog  nooit  was  Goen  zoo  ruw  behandeld,  maar  nimmer  ook 
was  het  opkomend  Nederlandsch  gezag  in  Indie,  in  hagchelijker 
staat  gebragl.  De  vijanden  daagden  op  van  alle  kanten  en  Coen 
zat  bijna  zonder  verdedigingsmiddelen.  De  slag,  dien  hij  in  de 
Mol  ukken ,  had  verwacht  viel  nu  plotseling  hier  op  Java 's  kusten. 
Coen  had  zijne  beste  krachten  ingespannen  om  Banda,  Amboina 
en  de  Mol  ukken ,  waar  de  Nederlandsche  Oost-Indische  Com- 
pagnie haren  hoofdzetel,  hare  meeste  forten,  hare  sterkste  gar- 
nizoenen, hare  grootste  handelsbelangen  had,  waar  de  markl 
voor  den  inkoop  der  specerijen  en  voor  den  verkoop  der  Koro- 
mandelsche  kleeden  was,  tegen  de  aanslagen  der  Engelschen  te 
beschermen. 

Nog  zeer  korten  tijd  geleden  had  hij  schepen  ,  matrozen ,  sol- 
daten en  krijgsvoorraad  derwaarts  gezonden,  zoodat  hij  op  dit 
oogenblik  slechts  zeven  schepen,  onder  zijn  bereik  had  en  van 
die  zeven  waren  er  twee  volladen  met  kostbare  koopmansgoede- 
ren en  lagen  er  vijf  afgetakeld,  gekrengd  of  ontwapend  aan  het 
eiland  Onrust. 

Naarmate  de  nood  klom,  toonden  ook  de  Javanen  duidelijker 
hunne  vijandige  voornemens. 

Sedert  de  maand  November,  nadat  de  Nederlanders  hunne  ver- 
sterkingen te  Jakatra  hadden  aangelegd,  was  «de  handeling 
«daar»,  zooals  Goen  schrijft,  «zoo  wonderlyck  vreemd  toege- 
«gaen,  als  men  ter  wereld  zoude  kunnen  bedenken».  Goen  had 


LXXXIII 

alles  in  het  werk  gesteld  om  den  regent  stil  en  rustig  te  hou- 
den, hij  had  hem  zelfs  op  zijn  verzoek ,  om  de  kosten  van  de 
versterking  zijner  stad  te  dekken,  1000  realen  ter  leen  en  boven- 
dien nog  200  realen  tot  een  geschenk  gegeven.  Coen  wist  zeer 
goed,  dat  hij  op  die  wijze  de  verdedigingswerken  betaalde,  die 
tegen  hem  zelven  werden  opgeworpen;  maar  hij  hoopte  daar- 
mede den  regent  nog  een  tijd  lang  tot  vriend  te  houden  en 
«daarna  met  meerder  regt»,  zoo  luidde  het  besluit,  «te  beter 
« tot  zijn  desseyn  te  geraken. »  ^ 

Maar  de  regent  van  zijn  kant,  speelde  hetzelfde  spel  en  de 
Javaan  van  hooge  geboorte  ,  is  in  den  regel  veel  fijner  geslepen 
diplomaat,  dan  de  westerling.  Hij  wist  aan  Coen  te  beduiden, 
dat  indien  de  Ëngelschen  den  aanval  mogten  beginnen,  hij  dan 
met  zijn  volk,  dadelijk  een  groot  bolwerk  voor  de  Nederlanders 
zou  opwerpen.  Hoewel  nu  Coen  niet  veel  geloof  hechtte  aan 
die  belofte,  diende  zij  toch  tot  voorwendsel  om  alle  hulp  van 
Javanen  aan  de  Nederlanders  te  onthouden.  De  verschansing 
van  het  Nederlandsche  fort  vorderde  daardoor  weinig,  de  regent 
van  Jakatra  daarentegen,  kwam  met  zijne  bedekte  werken  al 
nader  en  nader,  zuidwaarts  van  de  Nederlandsche  loge,  vóór  en 
in  de  stad  Jakatra,  links,  aan  de  overzijde  van  de  kali  Tji- 
Liwong. 

Op  den  22^*®^  December  zag  Coen  zich  eindelijk  «als  in  een 
«couwe  met  diversche  batterijen  of  bolwercken  omringd,  de 
« rivier  met  palen  bezet  en  op  de  plaats  der  Engelsche  loge  eene 
» gedekte  batterij  opgeworpen  ».  * 

Den  dag  daaropvolgende,  Zondag  den  23"*®^  December,  bij 
het  aanbreken  van  den  dag,  waren  nu  ook  al  de  Javanen,  die 
rondom  den  pagger  der  Hollandsche  loge  woonden,  verdwenen. 
Zooveel  wist  Coen  van  den  aard  der  inlanders  wel,  dat  dit  een 
teeken  was  dat  er  iets  bijzonders  gebeuren  zou.  Weldra  kreeg 
Coen  dan  ook  door  zijne  spijen  berigt,  dat  er  voor  den  volgen- 


»     Resol.  van  Dir.-Gen.  (G.-G.)  Coen  en  Raden  te  Jakatra,  20  Nov.  1618. 


LXXXIV 

den   nacht  een  onverwachte  aanval  op  de  Hollanders  met  7000 
man  werd  voorbereid. 

Hij  zag  nu  de  hand  opgeheven  tot  slaan.  Als  ervaren  bevel- 
hebber begreep  hij,  dat  nu  het  oogenblik  gekomen  was,  om  te 
beslissen  of  hij  van  de  plaats  zou  wijken ,  dan  wel  of  hij  den 
eersten  sfag  zou  geven.  De  keuze  legde  hij  aan  zijn  raad  voor, 
die  met  hem  besloot:  den  eersten  slag  te  slaan,  ruimte  te  ma- 
ken en  vooral  de  batterij  te  vernielen,  welke  in  de  JEngelsche 
loge,  aan  de  westzijde,  op  den  linker  flank  der  Nederlanders 
was  aangelegd  en  waaruit,  bij  het  eerste  vuur,  de  Hollandsche 
verschansing  tegen  den  grond  zou  zijn  geschoten.  Het  besluit 
weid  dadelijk  uitgevoerd.  Coen  liet  de  overgave  van  de  batterij 
opeischen  van  de  Engelschen ,  die  hem  een  half  ontwijkend , 
half  weigerend  antwoord  gaven.  Onmiddelijk  staken  de  Neder- 
landers nu  de  rivier  over,  de  aanval  werd  gedaan,  de  batterij 
en  loge  der  Engelschen  stormenderhand  ingenomen  ,  vernield , 
verbrand.  Een  tweede  bolwerk,  meer  zeewaarts,  ook  aan  de 
westzijde  van  de  rivier,  bleef  echter  door  verzuim  en  in  de 
verwarring  van  rook  en  brand  onaangetast.  Te  gelijkertijd  werd 
aan  de  zuidzijde,  tusschen  het  Hollandsche  fort  en  de  stad  Ja- 
katra ,  eveneens  ruim  baan  gemaakt.  De  oorlog  was  uitge- 
broken. 

Den  volgenden  dag  opende  de  regent  van  Jakatra ,  wiens 
geschut  door  Engelsche  konstabels  bediend  werd,  een  hevig 
kanonvuur;  om  dit  tot  zwijgen  te  brengen  moest  Coen  een 
groot  gedeelte  van  het  weinige  kruid,  dat  hij  bezat,  verschieten. 
Op  den  derden  ^ag  deden  de  Nederlanders  een  nieuwen  aanval 
op  het  overgebleven  bolwerk  aan  de  westzijde  van  de  rivier; 
maar  ook  deze  poging  mislukte.  Hierdoor  bleef  voor  Coen  de 
gemeenschap  met  de  ree  gesloten.  De  rijksbestierder  en  de  Ko- 
ning van  Bantam  hielden  zich  intusschen  schijnbaar  onzijdig , 
zij  speelden  zelfs  den  goeden  man  tegen  de  Hollanders ;  maar 
in  het  geheim  was  Bantam  de  stookplaats,  waar  het  vuur  te 
Jakatra  was  aangestoken.  De  ongelukkige  regent  van  Jakatra  zou 


LXXXV 

uit  zichzelven  nooit  den  moed  of  den  lust  gehad  hebben ,  om 
den  hagcbelijken  kamp  tegen  de  Nederlanders  te  wagen.  Hij  zou 
integendeel  veeleer  een  middel  hebben  willen  vinden,  om  hen 
in  zijn  land  te  houden,  zoo  daaruit  slechts  groote  geldelijke 
voordeden  voor  hem  waren  voortgekomen.  In  den  grond  der 
zaak  moest  het  hem  onverschillig  zijn ,  of  hij  onder  het  juk  van 
Bantam  stond,  of  in  afhankelijkheid  van  de  Nederlanders  leefde. 
De  vrees  alleen,  dat  de  Nederlanders  eenmaal  weder  Jakatra 
zouden  verlaten  en  hij  daarna  aan  de  wraak  der  overige  Javaan- 
sche  vorsten  en  vooral  van  Bantam,  zou  worden  prijs  gegeven, 
had  hem  doen  wijken  voor  den  aandrang  van  zijn  Suzerein, 
den  Koning  van  Bantam;  want  sedert  Coen  eene  versterking 
nabij  Jakatra  had  aangelegd,  had  de  Koning  van  Bantam,  méér 
dan  ooit  te  voren,  zijn  leenman  gedrongen  tot  het  aantasten 
der  Nederlanders.  De  rijksbestierder  van  Bantam,  die,  uit  een 
Javaansch  oogpunt  beschouwd,  een  bekwaam,  scherpziend,  ge- 
slepen en  krachtig  staatsman  was,  vreesde  dat  Jakatra  in  de 
handen  van  Coen ,  eenmaal ,  zooals  de  Koning  van  Gheribon 
reeds  voorspeld  had,  een  tweede  Malakka  zou  worden.  Hij  hoopte 
bovendien,  dat  de  Hollanders,  als  zij  door  de  vereenigde krachten 
der  Jakatranen  en  Engelschen  genoeg  zouden  zijn  vernederd  en 
verzwakt ,  in  meer  deemoedige  houding  naar  Bantam  zouden 
terugkeeren,  oin  daar,  even  als  vroeger,  tot  groot  voordeel  van 
^sKonings  schatkist,  een  rustigen  en  vreedzamen  handel  te  drij- 
ven. Hij  hoopte  vooral,  dat  in  de  troebelen  van  den  krijg ,  Coen , 
dien  hij  vreesde  en  haatte,  wel  uit  den  weg  zou  zijn  te  ruimen. 
Doch  hierin  vergiste  zich  de  Bantamsche  rijksbestierder;  Coen 
liet  zich  noch  deemoedig  maken,  noch  wegruimen. 

Op  den  29*'''  December,  vijf  dagen  na  den  mislukten  aanval 
op  het  westerbolwerk ,  was  Coen  met  zijn  raad  in  overleg,  op 
welke  wijze  men  een  nieuwen  aanval  zou  beginnen ,  toen  de 
tijding  kwam,  dat  de  Engelsche  vloot  van  Bantam  was  vertrok- 
ken ,  met  het  doel  om  de  Nederlanders  te  Jakatra  aan  te 
tasten ,   het   fort   te  vernielen  en  daarna  terstond  door  te  zeilen 


LXXXVI 

naar  de  Molukken ,  om  ook  van  daar  met  alle  magt  de  Neder- 
landers te  verdrijven.  De  Nederlandsche  schepen,  welke  onttakeld 
voor  Onrust  hadden  gelegen,  kwamen  gelukkig  juist  op  dien 
zelfden  dag,  weer  opgemaakt,  gewapend  en  bemand,  voor  de 
ree  te  Jakatra  aan. 

Zeer  vroeg  in  den  morgen  van  den  30**®^  December  riep 
Coen  nu  de  leden  van  den  raad  bijeen  en  deelde  hun  mede  : 
«  dat  bij  zeer  kwalijk  kon  gelooven  dat  de  Engelschen  zóó  boos 
A  zouden  zijn ,  dat  zij  te  eenemale  de  Nederlanders  zouden  zoe- 
ft ken  te  verslaan ;  doch  dat  het  niet  genoeg  zou  wezen ,  de 
« plaats  door  ijdele  dreijgementen  en  glorieusen  roem  van  de 
«  Engelschen  in  wanorde  te  verlaten ,  zonder  vijand  gezien ,  of 
«  slag  noch  schot  verwacht  te  hebben  '\  Hij  stelde  dus  aan  den 
raad  voor,  om  eerst  met  hulp  van  de  schepen  het  bolwerk  aan 
den  mond  van  de  kali  Tji-Liwong  te  vernielen,  ten  einde  eene 
vrije  vérbinding  tusschen  het  fort  en  de  schepen  te  verkrijgen , 
daarop  de  kostbaarste  koopmanschappen  aan  boord  te  brengen , 
en  dan  slagvaardig  de  Engelschen  af  te  wachten.  Dit  plan  werd 
goedgekeurd  en  aan  de  scheepsbevelhebbers  meegedeeld ,  die  kort 
daarna  reeds  bezig  waren  met  de  sloepen  uit  te  zetten  voorden 
aanval  op  het  bolwerk;  toen  op  eens  aan  den  hoek  van  On  tong- 
Ja  va  ,  elf  Ëngelsche  schepen  in  het  gezigt  verschenen.  Nu 
werden  alle  beraamde  plannen  gestaakt,  alarm  en  gereedmaken 
tot  gevecht,  het  overal!  op  de  schepen  gekommandeerd ,  in  ^t 
fort  de  raad  op  nieuw  bijéén  geroepen.  Inmiddels  was  het  avond 
geworden,  veel  tijd  van  beraad  bleef  er  niet  over.  Het  kort 
besluit  werd  genomen,  dat  er  nu  niets  anders  kon  gedaan  wor- 
den ,  dan  met  de  zeven  Nederlandsche  schepen ,  de  elf  Ëngelsche 
bodems  te  gemoet  te  gaan  en  «  te  onderstaan ,  wat  zij  zullen 
« willen  en  durven  doen ,  en  hen  ten  beste  met  geweld  te 
«  wederstaan  ". 

Het  font  Jakatra  werd  toevertrouwd  aan  Pieter  van  den 
Broeck,  als  bevelhebber,  een  man  op  wien  Coen  meende  zich 
te  kunnen  verlaten.     Van  den  Broeck  toch  was  eerst  sedert  zes 


LXXXVII 


weken  teruggekeerd  van  een  togt,  waarop  hij  de  stoutmoedigheid 
zoover  had  gedreven ,  van  na  schipbreuk  te  hebben  geleden  op 
de  kust  van  Cambaija  ,  aan  't  hooid  van  ruim  honderd  man, 
dwars  door  Dekhan ,  over  gebergten ,  door  bosschen ,  wildernissen 
en  vijandelijke  volksstammen,  met  het  zwaard  in  de  vuist,  zich 
een  weg  te  banen  van  Soeratte  tot  Mazulipatnam.  De  opper- 
koopman  Pieter  van  Baaij,  zou  als  raad.  Jan  Jansz.  van  Gorkum, 
die  in  Nederland  lang  den  krijg  had  meegemaakt,  zou  als  kapi- 
tein ,  den  bevelhebber  van  den  Broeck  ter  zijde  staan. 

Coen  zou  met  Pieter  de  Garpentier,  Pieter  Dircksz  en  Jacques 
Lefèbvre  aan  boord  gaan  van  het  schip  de  Oude  Zon  en  van 
daar  de  admiraalsvlag  hijsschen.  Des  nachts  ging  nu  Coen  te 
scheep  en  in  den  vroegen  morgen  van  den  laatsten  dag  desjaars 
1618  liep  hij,  met  zijne  zeven  schepen,  den  overmagtigen  vijand 
te  gemoet. 

Tegen  den  middag  kwamen  de  Engelschen  af,  zetten  het 
boven  wind  en  buiten  schot.  Een  trompetter  der  Engelschen 
nadert  nu  in  een  bootje,  de  Hollandsche  vloot  en  eischt  die 
op.  Coen  laat  antwoorden,  dat  als  de  Engelschen  het  schip  de 
Zwarte  Leeuw  niet  terug  gaven  ^  zoo  als  zij  het  genomen  hadden , 
hij  zich  met  geweld  zou  « revengeren ". 

Den  volgenden  dag,  den  1"^^  Januarij  1619,  zag  Coen  de 
Bergerboot,  een  Hollandsch  schip,  dat  van  Jambi  terugkeerde, 
achter  de  Engelschen  opzeilen^  zoodat  ook  dit  vaartuig  onver- 
mijdelijk den  vijand  in  den  mond  moest  loopen.  Om  dit  nieuwe 
verlies  te  voorkomen ,  liep  Coen  dwars  op  den  vijand  in ,  om 
boven  wind  te  komen.  Dien  geheelen  dag  en  des  morgens  van 
den  volgenden  werd  deze  zelfde  scheepsbe weging  voortgezet,  tot 
dat  eindelijk  tegen  10  ure,  de  beide  vloten  bij  elkander  kwamen 
en  de  Engelschen  het  vuur  openden.  Coen  beantwoordde  dit 
terstond  «in  voegen,  dat  de  schepen  van  wedersijden  niet  wey- 
«nich  geraect  zijn,  en  daer  is  van  onse  zijde  met  een  seer 
« groote  courage  niet  weynich  gevochten. »  Drie  uren  lang 
duurde   de   strijd ;    « de   couragie   van   't   volck    was    uytermate 


Lxxxvni 

« groot. »  De  Engelschen  wilden  echter  niet  tot  enteren  komen , 
zoodat  door  het  voortdurend  schieten,  de  Nederlandsche  schepen 
een  derde  deel  van  hunnen  kleinen  voorraad  kruid  verschoten 
en  dus  bij  eene  hervatting  van  het  gevecht  de  kans  op  een 
goeden  uilslag  was  verminderd.  De  Bergerboot  was  intusschen 
aan  de  Engelschen  ontkomen  en  had  zich  bij  de  schepen  van 
Goen  gevoegd,  alleen  eene  bemande  en  gewapende  sloep  van  de 
Bergerboot  was  in  handen  der  Engelschen  gevallen. 

Goen    gaf  nu  bevel ,  om  met  alle  schepen  digt  langs  de  kust 
te  zeilen    en    *s  nachts  bij  één  der  vele  eilanden  te  ankeren.  Nu 
werd    er    raad    gehouden.     De    meeningen    liepen    uit    één,    er 
werden    nog   genoeg   stemmen    gehoord,  die  zich  voor  een  her- 
nieuwden aanval  op  de  Engelschen  verklaarden;  maar  toen  het 
bleek,  dat  er  geen  kruid  genoeg  meer  was,  m soo  sach  eick  ander 
aen  en  was  goet  raet  dier."  Den  volgenden  morgen  had  de  En- 
gelsche  vloot  op  nieuw  versterking  uit  Bantam  gekregen,  zoodat 
zij  nu  14  bodems  telde.  Weder  werd  de  breéde-raad  door  Goen 
belegd  en  daarin  overwogen,  dat  «zoo  men  er  al  in  slaagde  de 
aEngelsche    schepen    van    zich    af   te   houden   en  de  zaken  ten 
«beste    liepen,    het    kruid  na    3    of  4  dagen  geheel  verschoten 
«zou  zijn;  dat  de  Nederlandsche  schepen  dan  in  wanorde  zouden 
«  moeten    vlugten ,   zonder  orde  te  kunnen  stellen  op  de  zaken , 
«dat    de    lading   der  schepen  te  kostbaar  was  om  die  roekeloos 
«tegen    de    ledige    rompen    des    vijands    te    wagen;  dat,  indien 
«daarentegen    de    Engelschen   de   overhand    hielden,  de  geheele 
«resterende    magt    der    Generale    Oost-Indische    Gomp.   hier  en 
«daar  verstrooid   in    Indie  zijnde,  insgelijks  in  handea  der  En- 
« gelschen  zou  vallen ,  zoodat  eene   generale   nederlage    van    alle 
«de    Gompagnie^s   zaken    in   Indie  daaruit  volgen  zou;  dat  men 
«met   de   schepen    geen    verdere  hulp  aan  het  fort  Jakatra  zou 
« kunnen  verleenen ,    dat    het    alzoo    niet    goed    te    keuren    zou 
«zijn,   om   tegen   het   behoud  van  het  fort,  den  geheelen  Staat 
«van   Indie  te  hasarderen.''     Eindelijk  werd  op  grond  van  deze 
overwegingen,    met   eenparige   stemmen   besloten  «de  Engelsche 


LXXXIX 

«vloot  niet  meer  af  te  wachten,  maar  zonder  voor  Jakatra  te 
« ankeren ,  oostwaarts  regt  door  naar  Amboina  te  loopen ,  ten 
«einde  daar  de  Nederlandsche  magt  bijéén  te  verzamelen  en 
«dan  zoo  spoedig  mogelijk  terug  te  keeren."   * 

Door  dit  besluit  toonden  Coen  en  zijne  raden,  dat  zij  niet 
alleen  beleidvolle  bevelhebbers,  maar  ook  schrandere  stoutmoe- 
dige staatslieden  waren.  Tegen  de  inspraak  van  hun  gemoed, 
op  het  gevaar  af  van  beschuldigd  te  worden,  dat  zij  hunne 
landgenooten  en  de  goederen  der  Compagnie  op  Java  schande- 
lijk en  lafhartig  verlieten,  wisten  zij,  hetgeen  zoo  moeijelijk  is, 
van  twee  gewigtige  belangen  het  gewigtigste  te  onderkennen. 
Zij  wisten  zich  te  verheffen  boven  feiten  en  toestanden,  die  zij 
onmiddelijk  in  hunne  nabijheid  voor  oogen  hadden  en  hun  het 
uitzigt  in  de  toekomst  konden  belemmeren.  Zij  begrepen  dat  zij 
het  tegen  de  Ëngelschen  en  Javanen  op  dat  oogenblik  toch  niet 
konden  uithouden,  dat  als  zij  geslagen  werden,  niet  alleen  het 
fort  te  Jakatra  verloren  zou  zijn ,  maar  ook  de  Molukken ,  al- 
waar destijds  toch  nog  de  hoofdzetel  van  Compagnie^s  magt 
was,  onverdedigd  zouden  openvallen  voor  de  Ëngelschen,  dat 
de  Nederlandsche  schepen ,  welke  in  het  aanstaande  voorjaar  uit 
het  moederland  verwacht  werden  ,  of  welke  overal  in  den  Ar- 
chipel verstrooid  waren,  overgegeven  zouden  zijn  aan  de  genade 
der  Britsche  kruissers. 

Het  behoort  tot  de  kenmerken  van  een  groot  man,  dat  hij 
niet  alleen  zelfvertrouwen  bezit;  maar  ook  dat  hij,  welke  ook 
de  omstandigheden  zijn,  waarin  hij  geplaatst  wordt,  zijn  ver- 
trouwen op  de  toekomst  niet  verliest.  Reeds  éénmal  had  Coen 
aan  zijne  meesters  in  Nederland  geschreven,  m deses pereer t  niet;" 
aan  dat  woord  bleef  hij  nu  zelf  getrouw,  toen  hij  besloot  het 
fort  te  Jakatra  en  de  Nederlanders  op  Java  tijdelijk  op  te  offe- 
ren ,  weg  te  zeilen  naar  Amboina ,  ddar  de  geheele  Neder- 
landsche    scheepsmagt    bijeen    te    trekken,    om    met    verjongde 


Resolutie ,  genomen  in  het  schip  *  de  Oude  Sonne " ,  3  Januarij  1619. 


xc 

krachten  terug  te  keeren ,  Engelschen  en  Javanen  op  het  lijf  te 
vallen,   hun    het   gewigt  van  zijn  ijzeren  arm  te  doen  gevoelen 
en  langs  dien  omweg ,  de  verloren  stelling  op  Java  te  herwinnen 
Eén  oogenblik  weifelde  hij  nog.  Het  was  den  volgenden  morgen , 
den  4®"  Januarij ,  toen  hij  tot  op  de  hoogte  van  Ontong-Krawang 
gevorderd,   aan    den    westelijken   gezigteinder ,   duidelijk   alle  de 
Engelsche  schepen,   voor  het  Nederlandsche  fort  te  Jakatra,  ge- 
schaard   zag    liggen  ,    als    zoo  vele  groote  roofi'isschen  ,  die  met 
de  snebben  uit  zee  lagen  te  azen  op  de  van  alle  zijden  benarde 
verschansing.     Toen    werd    hij,    «sich    seer    beswaerd  vindende 
«soo    onvoorsiens    te    vertrecken",   bijna   aan  het  wankelen  ge- 
bragt.     Nog   éénmaal    werd   alles    overwogen    en    gezocht   of  er 
niet    één    ander    middel  te  vinden  was,  om  het  fort  te  helpen; 
maar   men   stuitte   altijd   op  dezelfde  bezwaren.     In  't  einde  be- 
hielden   de    koele    rede    en    het    wijs  beleid  de  overhand  op  de 
inblazingen  en  de  slingeringen  van  het  bezwaard  gemoed.    Coen 
en  zijn  raad  volharden  bij  het  eens  genomen  besluit  en  met  de 
oogen    naar    het    fort   gerigt    en   't   hart  van   opgekropten  spijt 
vervuld,    worden   nu   de  ankers  geligt,  de   zeilen   gespannen   en 
de  togt  naar  't  oosten  voortgezet.   ^ 

Coen    had   intusschen    de    bezetting    van    het   fort  te  Jakatra 
niet    onkundig    gelaten    van  hetgeen  er  voorgevallen  en  besloten 
was  op  de  vloot.     Doof  middel  van  een  klein  vaartuig  wist  hij 
aan  den  bevelhebber  van  den  Broeck  een  brief  te  doen  toekomen , 
waarin    hij  dezen  den  uitslag  van  het  zeegevecht  met  de  Engel- 
schen   verhaalde   en    waarin  hij  hem  mededeelde,  hoe  hij,  door 
gebrek    aan    kruid ^    tot    zijn    leedwezen    genoodzaakt   was  «om 
« innewaerts  naer  Ainboyna  te  seylen ,  om  alle  des  Comp^.  macht 
«bijeen    te    versameien    en    datelyck   weer  herwaerts    te    keeren. 
« Van  den  Broeck  moest  dat  besluit  ten  beste  nemen ,  aen  't  ge- 
«  meyne  volck  ten  goede  uitleggen .  en  het  goede  couragie  geven , 


»     llesol. ,   Vrijdag  4  Jan.  1619 ,  op  de  Oude  Sonne ,  digt  op  de  droogte  van  den 
hoek  Carawangh,  omtrent  3  k  4  mijlen  beoosten  Jakatra. 


XCI 


f<want  wij  beloven  ü,"  zoo  schreef  Coen,  «by  desen  metten 
« aldereersten  weer  te  keeren,"  Met  nadruk  gelastte  Coen  aan 
van  den  Broeck  en  den  raad  van  het  fort :  « de  plaetse  soo 
«lange  het  eenichsints  doenlijk  is  te  houden,  betracht  Uw  eere 
adaerin;  en  zoo  't  geviel  dat  Gij  de  plaetse  niet  houden  kunt,- 
<(  maakt  dan  accoord  met  de  Engelschen  of  met  den  Koning 
a  van  Jacatra ,  doch  wij  achten ,  dat  het  beste  zijn  zal ,  zoo  gij 
«de  plaats  in  dat  onverhoopt  geval,  aan  de  Engelschen  over- 
« geeft.  Weest  wel  op  Cwe  hoede",  dit  was  Coen's  laatste 
woord,  «dat  gij  niet  met  eenige  onderhandelinge  verraden 
« wordt " ! 

Aan  den  opperkoopman  Lefèbvre  werd  nu  nog  de  gevaarlijke 
last  gegeven,  om  met  een  ligt,  snelzeilend  fregat  vóór  en  in  straat 
Sunda  te  kruissen,  ten  einde  de  aankomende  Nederlandsche 
schepen  te  waarschuwen,  dat  de  oorlog  in  deze  gewesten  was 
uitgebroken. 

Dit  was  alles,  wat  Coen  op  dat  oogenblik,  voor  de  belangen 
der  Oost-Indische  Compagnie  op  en  nabij  Java  doen  kon.  Hij 
zeilde  nu  voort  tot  poelo-Mandalika ,  waar  hij  ankerde.  Hier 
liet  hij  eenige  schepen  van  zich  gaan,  om  te  Joortan,  op  Bima 
en  Solor  levensmiddelen  te  koopen,  die  aan  de  vloot  ontbraken. 
Het  schip  Delft  vaardigde  hij  van  hier  af,  door  straat  Bali, 
achter  Java  om,  naar  het  moederland,  ten  einde  zoo  spoedig 
mogelijk  de  bewindhebbers  met  den  zorgelijken  staat  der  Com- 
pagnie in  Indie  bekend  te  maken.  Belangrijk  is  de  brief,  welke 
Coen  daartoe  aan  het  opperbestuur  in  Nederland  schreef.  Hij 
gaf  daarin  een  volledig  verslag  van  hetgeen  er  sedert  November 
was  voorgevallen  en  ontlastte  zijn  gemoed  van  den  te  lang  ver- 
kropten spijt,  door  aan  zijne  meesters  en  betaalsheereii  met 
heldhaftige  openhartigheid,  de  bitterste  verwijten  toe  te  voegen* 
«Ziet  toch  wat  er  verzuimd  is,"  zoo  schreef  hij,  « dat  UEd.  geen 

schepen  meer  gezonden  hebben «Lange  voor  dezen 

« hebben  wij  U.  E.  geadviseert ,  zoo  de  Heeren  jaarlijks  geen  groote 
«vloot  schepen  met  menigte  van  volk  zonden,  dat  het  immer  zoo 


XGII 


ogroote  zwarigheid  causeren  zoude  ^  als  voor  dezen  het  gebrek 
«  van  't  geld.  Dat  U  E.  gelieve  jaarlijks  eene  groote  vloot  schepen 
«te  zenden 9  menigte  van  volk,  eene  groote  som  gelds  en  allerlei 
tl  uootelykheden  daarbij ,  met  belofte ,  dat  wij  jaarlyks  daartegen 
«destemeer  retouren  zenden  zouden.  Een  getal  van  2&  schepen 
«met  10  jagten  hebben  wij  jaarlyks  geëischt  en  confirmeren 
«voors.  verzoek  bij  dezen  andermaal,  U  E.  biddende  zulks  niet 
«na  te  laten;  want  de  Comp.  zal  daaraan  grooten  dienst  en 
«voordeel  geschieden.  Ja,  al  ware  het,  dat  de  Heeren  100  sche- 
« pen  op  één  jaar  zonden ,  wy  zouden  ze  met  groot  voordeel 
« van  de  Generale  Comp.  zeer  wel  weten  te  gebruiken.  Der- 
ft halve   laat  U  niet  abuseren,  en  bedriegt  U  zelven  niet!. 

«om  de  lasten  af  te  leggen  hebben  de  kleinmoedigen  de  onkos- 
«ten  ontsien,  waardoor  de  geheele  staat  van  de  Generale  Comp. 
«alsnu  in  duisend  perykelen  is  en  als  de  Almogende  't  schoon 
« ten  beste  schikt ,  zullen  de  retouren  dit  jaar  wel  20  k  50  ton- 
« nen  gouds  minder  beloopen ,  dan  anders  gedaan  zouden  heb- 
«ben,  en  God  geve  dat  het  toekomende  jaar  niet  erger  worde! 

«  Men  heeft  ons  ten  allerhoogste  gerecommandeerd,  ergens  een 
«generale  Rendez-vous  te  begrijpen,  zonder  de  behoorlycke  mid- 
« delen  daartoe  te  beschikken ,  desniettegenstaande  hebben  wy  tot 
«Jakatra,  door  Gods  genade,  een  fort  gekregen;  maar  wat  heeft 
»het  nu  te  beduiden?  Het  is  te  bezorgen,  dat  alles  door  gebrek 
«aan  goede  secoursen,  weder  verloren  zal  gaan,  ja,  dat  nog  be- 
ft klagelijker  is,  dat  de  plaats  door  gebrek  aan  kruid  tot  onze 
«wederkomst  niet  gehouden  kan  worden! 

«Wat  nu  aangaat,  dat  wy  geen  plaats  met  voordeel  kunnen 
«houden,  in  een  staat  van  oorlog,  in  zulk  een  land  vol  volk 
«als  Java,  hierop  antwoord  ik,  dat  de  Portugezen  en  Spanjaar- 
«den  getuigen,    wat   een  weinig  Christenen  tegen  veel  honderd 

» duizenden  Indianen  kunnen  doen Zijn  wij  minder 

«dan   zijlieden? Ik   beken   wel  dat  het  begin  van  den 

« oorlog .  geen  geld  in  Uw  Ed.  kas  zoude  brengen  en  dat  met 
« kleine   magt   geen   plaats    begrepen  kan  worden ;  maar  zonder 


xcnt 

«oorlog  zult  gij  nergens  ter  wereld  tot  goeden  vrede  geraken. 
«De  natuur  leert ^  dat  de  oorlog  vrede  baart ,  en  die  niet  zaait 
«zal  ook  niet  maaijen.  Ziel  eens  wat  11  u  door  karigheid ,  die 
« het  gebrek  aan  kruid  veroorzaakt  heeft ,  verloren  wordt.  De 
«arme  staat,  daar  wij  ons  nu  in  bevinden,  helpt  mij  getuigen, 
«dat  zelfs  de  honden  ons  zouden  eeten,  ik  wil  daarmee  zeg- 
«gen,  al  wat  leeft,  en  dat  met  regt  en  goede  redenen.  Zoo  wij 
«geen   groote   magt  bekomen   om  iedereen  het  hoofd  te  mogen 

«bieden  en  binnen  de  behoorlijke  limietpalen  te  doen  blijven 

aAls  Uw  Ed.  beleid  zoo  groot  en  nobel  worde  ^  als  dat  behoort 
«en  de  Generale  Compagnie  zeer  wel  vermag ,  wie  zal  de  Ver- 
« eenigde  Nederlanden  alsdan  niet  eeren^  om  gerust  en  welig  onder 
nhaar  vleugelen  te  schuilen,  zweven  ende  leven j  wie  zal  haar 
» tegenstaan?  Om  verslagen  te  worden  of  in  miserie  te  leven? 

nik  zweer  u  bij  den  Alderhoochslen ,  dat  de  Generale  Com- 
npagnie  geen  vijanden  heeft,  die  haar  meer  hinder  en  schade 
t^doen,  dan  de  onwetendheid  ende  onbedacht heid ,  houdt  het  mij 
nten  beste  y  die  onder  U  Ed,  regneert  ende  verstandigen  over- 
« stemt! »  ^ 

Hiermede  had  Goen  nu  zijn  laatsten  pligt  volbragt;  zijn  bezwaard 
gemoed  had  hij  verligt,  hij  had  de  waarheid  aan  zijne  meesters 
gezegd.     Hij  zeilde  nu  voort  naar  Amboina. 


'  Brief  van  Coen  en  z^jne  Baden  aan  de  Bewindhebbers  der  Generl.  Oost.  Tnd.Comp.  ter 
Kamer  tot  Amsterdam,  per  schip  Belff.  dd.  14  Januarij  1619.  Zie  hierachter,  n».  XXIX. 


HOOFDSTUK    I». 


Wij  zijn  nu  genaderd  tot  het  verhaal  eener  gebeurtenis,  welke 
sedert  twee  honderd  en  vijftig  jaren,  in  onze  geschiedboeken 
vermeld  staat,  als  de  «  roemrijke  verdediging  van  Jakatra,»  eene 
verdediging,  waarin  de  Nederlandsche  bevelhebber  Pieter  van 
den  Broeck,  als  een  Romeinsch  held,  met  « on  bezweken  moed 
en  trouw,»  zooals  van  Kampen  zegt,  het  behoud  van  zijn  leven 
zou  hebben  achtergesteld  aan  het  behoud  der  belegerde  vesting. 

Niet  dan  schoorvoetend  en  met  tegenzin  breekt  men  de  be- 
trekking af  met  oude  bekenden  en  moeijelijk  valt  het,  oude 
vooróordeelen  te  laten  varen.  Het  licht,  dat  op  eens  van  onder 
bestoven  en  oude  papieren  uitschiet,  pijnigt  somtijds  de  oogen, 
vooral  indien  het  de  glans  eener  oude  glorie  van  ons,  Nederlanders, 
als  eene  optische  illusie  doet  verdwijnen.  En  toch  het  valt  niet 
meer  te  loochenen;  wel  verre  dat  de  Nederlanders  te  Jakatra 
«met  onbezweken  moed  en  trouw»  zich  hebben  verdedigd,  zijn 
zij  daarentegen,  zonder  dringende  noodzakelijkheid,  niet  eens, 
maar  driemalen  voor  den  vijand  bezweken  en  is  het  fort  Jakatra 
voor  Nederland  behouden,  door  een  zamenloop  van  omstandig- 
heden, welke  even  merkwaardig  is  als  die,  waardoor  de  stich- 
ting van  het  fort  is  veroorzaakt.  De  heldendaad  van  van  den 
Broeck  is  slechts  eene  schepping  van  dichterlijke  fantasie  ge- 
weest en  van  de  belegering  blijft  ons  ten  slotte  niet  veel  meer 
te  zeggen,   dan  hetgeen  Coen  er  van  schreef:  «hoe  schandelijk 


xcv 

«het  daer  is  loegegaan^,  sal  in  desen  vervolgens  verhaelt  worden.» 
Korten  tijd  nadat  de  Engelsche  admiraal  Thomas  Dale  met 
zijne  schepen  voor  Bantam  was  aangekomen,  sldot  hij  heimelijk 
een  aanvallend  verbond  tegen  de  Nederlanders,  met  den  Koning 
van  Bantam.  De  juiste  dagteekening  van  dit  contract  is  nog 
niet  bekend;  doch  het  moet  waarschijnlijk  omstreeks  den  15^ 
of  25"**°  December  1618  zijn  geteekend.  De  inhoud  daarvan 
was  hoofdzakelijk,  dat  de  Engelschen,  tegen  betaling  van  1500 
Realen  in  eens  en  700  Realen  jaarlijks,  vergunning  tot  het 
drijven  van  handel  en  een  stuk  gronds  in  eigendom,  om 
daarop  binnen  Bantam  eene  nieuwe  loge  te  bouwen,  verkregen. 
De  Engelschen  waren  tot  hiertoe  in  hunnen  handel  en  in 
het  bouwen  eener  nieuwe  faktorij,  telkens  en  onder  allerlei 
voorwendsels  door  den  Rijksbestierder  belemmerd.  Voorts  zouden 
alle  voortbrengselen  van  Bantam  vrij  van  regten  zijn,  met  uit- 
zondering van  de  peper,  waarvan  5  ®/q,  en  de  specerijen,  waar- 
van 3  ^Iq  regt  zou  worden  geheven.  De  Koning  van  Bantam 
zou  geen  traktaat  over  vrede,  oorlog  of  koophandel  met  de 
Nederlanders  sluiten,  noch  dulden,  dat  de  Nederlanders  in  eenige 
haven  van  zijn  gebied  zouden  wonen  of  versterkingen  oprigten , 
zonder  toestemming  der  Engelschen.  De  Koning  van  Bantam 
zou  zijne  krijgsmagt  met  die  der  Engelschen  vereenigen,  om  te 
zamen  het  Nederlandsche  fort  te  Jakatra  te  vermeesteren.  Na 
de  verovering  zou  die  sterkte  ter  beschikking  komen  van 
Bantam  en  de  Nederlandsche  bezetting  in  handen  der  Engelschen 
worden  geleverd  *.  Na  het  sluiten  van  dit  'contract  rukten 
eenige  duizenden  gewapende  Bantammers  naar  Jakatra  op ,  ter- 
wijl ook  de  Engelsche  admiraal  met  zijne  vloot  derwaarts 
stevende,    den    Gouverneur-Generaal    Coen    nabij    de  reede  van 


*  Annuals  of  the  Honourable  E.  Indiau  Comp.  by  John  Bruce,Load.  1810.  vol.  I. 
1618 — 1619,  bladz.  208  seq.  Het  boek  van  Bnice  is  echter  vrij  oppervlakkig  be- 
werkt ,  dientengevolge  blijkt  daardt  noch  de  jniste  dagteekening ,  noch*  de  volledige 
inbond  van  dit  contract.  De  Calendar  of  state  papers,  (Colonial)  gaat  ongelukkig 
niet  verder ,  dan  het  jaar  1616 ,  zoodat  ik  voor  dezen  tijd  dit  hoogst  belangrijk  werk 
niet  meer  kon  raadplegen. 


XCVI 

Jakatra  ontmoette  en  bem  déir  slag  leverde.  Toen  Coen  na 
dit  gevecht  met  zijne .  scheepsmagt  naar  Amboina  was  geweken, 
schaarde  admiraal  Dale  zich  met  zijne  vloot  voor  het  belegerde 
fbrt  der  Nederlanders. 

Gedurende  de  eerste  veertien  dagen  ging  alles  binnen  het  fort 
behoorlijk  toe ,  de  bevelhebber  van  den  Broeck  liet  met  alle  man 
de    opgeworpen    verschansingen    in  beteren  staat  van  tegen  weer 
brengen;    terwijl    van    tijd    tot    tijd    een    schot    met    den  vijand 
werd    gewisseld.     Van    weerszijden    echter    werd    de    krijg   slap 
gevoerd.     De    Engelschen    verauimden,    met  onverklaarbare   on- 
achtzaamheid   en  onbedrevenheid ,  van    de    nu  nog  gunstige  ge- 
legenheid gebruik  te  maken ,  om  de  nog  naauwelijks  gedekte  ver- 
schansing der  Nederlanders  door  een  hevigen  aanloop  onverwijld 
en  stormenderhand  in  te  nemen,    of   door    een  krachtig  kanon- 
vuur tot  de  overgave  te  dwingen.  Deze  toestand  van  gewapende 
werkeloosheid  duurde  voort  tot  den   14^*^  Januartj,  toen  op  toe- 
vallige   wijze    een    in    het    Javaansch   geschreven  briefje  binnen 
het   fort   gebragt   werd,  waarin  de  regent  van  Jakatra  zijne  be- 
geerte  tot   vrede  te  kennen  gaf.     Hieruit  ontspon  zich  eene  on- 
derhandeling   tusschen    den    doctor    de  Haen   en  zekeren  Joseph 
de  Nattelaer,  als  gemagtigden  van  de  Nederlandsche  opperhoofden 
en   den    regent    van    Jakatra,    welke  reeds  op  den   19®°  Januarij 
het  sluiten  van  een  contract  ten  gevolge  had.    Bij  deze  overeen- 
komst  verbonden  zich  de  Nederlanders  tot  het  geven  van  5000 
realen   in   geld   en  1000  realen  in  Koromandelsche  kleeden  aan 
den   regent,   waartegen  deze  beloofde,  dat  hij  voortaan  de  con- 
tracten tusschen  hem  en  de  Gou verneure- Generaal  Both  en  Reijnst 
gesloten,   zou   blijven   eerbiedigen.     Het  Nederlandsche  fort,  dat 
de  regent   teregt  aanmerkte,  als  in  strijd  met  die   contracten  in 
zijn   land  te  zijn    gesticht,  zou  niettemin  tot  aan  de  terugkomst 
van  den  Gouverneur-Generaal  Coen  mogen  blijven  in  slatu-quo, 
zeik   gaf  de   regent   vergunning ,   dat   de   Engelsche  loge  en  de 
inlandsche    kampong   niet  dan  op  een  grooteren  afstand  van  de 
Nederlandsche  verschansing,  dan  vroeger,  zou  mogen  worden  op- 


XCVll 

gebouwd.  Hiermede  zou  de  vrede  en  de  vriendschap,  even  als 
weleer  tusschen  de  Hollanders  en  Jakatra  weder  zijn  hersteld. 
Nu  was,  zoo  meende  men  in  het  fort,  de  burcht  ontzet;  om  de 
magt  of  den  invloed  der  Engelschen  schijnt  men  zich  niet  meer 
bekommerd  te  hebben ;  het  geld  werd  zonder  eenig"  voorbehoud 
in  eens  aan  den  regent  uitbetaald  en  Pieter  van  den  Broeck  was 
onnadenkend  en  roekeloos  genoeg ,  om  de  wijze  raadgeving 
waarmede  Goen  zijn  laatsten  brief  besloot :  «  weest  wel  op  uwe 
hoede ,  dat  gij  met  vriendelijke  onderhandeling  niet  verraden 
wordt»  in  den  wind  te  slaan. 

Hij  leende  het  oor  aan  de  dringende  uitnoodigingen  van  den 
regent  en  met  goedkeuring  van  den  raad  van  het  fort,  begaf  hij 
zich  met  een  gevolg  van  zeven  personen,  op  den  22^  Januarij 
naar  den  dalam  van  den  regent.  De  predikant  Hulsebos,  meer 
dan  de  anderen  indachtig  aan  het  voorschrift,  dat  men  wel 
opregt  als  de  duiven;  maar  toch  ook  voorzigtig  als  de  slangen 
zijri  moet,  was  de  eenige,  die  tot  dit  besluit  weigerde  mede  te 
werken.  Zoodra  waren  van  den  Broeck  en  zijne  medgezellen 
niet  in  het  hof  van  den  regent  gekomen ,  of  zij  werden  dadelijk 
aangetast,  ter  aarde  in  het  slijk  geworpen,  gestooten,  geslagen, 
de  kleederen  hun  van  het  lijf  gescheurd,  het  geschenk  voor 
den  regent  hun  ontrukt  en  eindelijk  sterk  vastgebonden  in  eene 
gevangenis  gesmeten.  Een  bottelier,  dien  men  met  geld  voor  in- 
koopen  op  de  pasar  had  gelokt,  werd  evenzoo  beroofd  en  met 
een  touw  om  de  beenen  geslagen,  door  slijk  en  modder  naar 
den  dalam  gesleept.  Toen  de  tijding  van  dit  verraad  binnen  het 
fort  was  aangebragt,  was  goede  raad  duur  en  de  verslagenheid 
algemeen.  De  poorten  van  den  pagger  werden  terstond  weder 
gesloten,  het  werken  aan  de  versterking,  dat  men  gestaakt  had, 
in  allerijl  weer  opgevat;  terwijl  de  opperkoopman  Pieter  van 
Baeij  nu  optrad  als  bevelhebber,  in  plaats  van  van  den  Broeck. 
Ook  de  Javanen  en  Engelschen  van  hunne  zijde,  trokken  op 
nieuw  met  alle  kracht  aan  het  werk  en  wierpen  aan  drie  zijden 
van  het  fort  nieuwe  batterijen  op.  De  regent  van  Jakatra  liet 
IV.  VII 


XCVIIt 

ia  dien  tusschentijd ,  door  middel  van  Pieter  van  den  Broeck, 
onder  vele  bedreigingen  tot  de  Nederlanders  de  vraag  rigten: 
«of  zij  nu  oorlog  dan  wel  peys  verlangden.»  In  dezen  eersten 
brief  toonde  van  den  Broeck  zich  nog  moedig  en  trouw;  «wat 
« ons  aenstaende  is ,  kunt  gijl.  wel  dencken , »  zoo  schreef  hij  en 
doelende  op  den  eisch  van  den  regent  voegde  bij  er  bij :  « begint 
gijl.  met  bet  eerste?»  Maar  bet  duurde  niet  lang  of  de  moed 
van  van  den  Broeck  was  reeds  gebroken.  Naauwlijks  twee  dagen 
na  bet  eerste  schrijven  ondersteunde  van  den  Broeck  reeds 
een  eisch  van  den  vader  des  regents,  den  Pangéran  Padjajaran, 
dat  de  Nederlanders  10,000  realen ,  kruid,  lood  en  twee  stukken 
gescimt  als  losprijs  voor  de  gevangenen  zouden  geven.  Kort 
daarop,  vermoedelijk  nog  denzelfden  dag,  schreef  vanden  Broeck 
met  nieuwen  aandrang  aan  den  krijgsraad  binnen  bet  fort: 
«het  is  de  uiterste  begeerte  des  Konings,  zoo  gij  vrede  met 
«hem  en  onze  verlossing  verlangt;  dat  gij  dan  de  steenen  kat, 
«aan  het  oude  huis  opgetrokken,  zult  afbreken,  en  zoo  gijl. 
«wilt  vertrekken  zal  hij  U  een  Engelse^  schip  bestellen  en  U 
«vrijlaten  te  vertrekken  waar  gij  wilt;  maar  zoo  gij  dat  niet 
«  begeert,  zal  hij  met  de  magt  der  Engelschen  U  daartoe  dwin- 
«gen.     Schrijft  hem  dadelijk  antwoord!»    ^ 

Nog  weder  een  dag  later,  den  26'''*  Januarij,  toen  de  raad 
van  het  fort  nog  zoo  dadelijk  niet  tot  een  besluit  geraken  kon, 
vooral  omdat  men  de  voorstellen  van  den  vader  des  regents, 
als  niet  door  den  regent  zelven  gedaan ,  te  veel  mistrouwde , 
sloeg  van  den  Broeck  meer  den  toon  aan  van  een  smeekeling, 
dan  van  een  kloekmoedig  soldaat.  « Ik  kan  niet  nalaten  U 
«dezen  te  schrijven,»  zoo  sprak  hij  nu,  «alsoo  ik  voorseker  niet 
«geloofd  had,  dat  er  zoo  steenen  harten  in  die  menschen  zouden 
«wezen,  .men  vond  met  elkander  wel  goed,  dat  ik  hierheen 
«zou  gaan;  maar  nu  ik  hier  in  eene  ellendige  gevangenis  zit, 
«  waar  ik  alle  uur  den  dood  verwacht ,  zoo  er  maar  één  Javaan 


^    Copie  van  missiven  van  diverse  plaetsen  aen  den  raet  van  't  fort  Jaccatra  ge^ 
jBonden,  30  Dec.  1618.  —  7  Mei  1619.  Mna.  B.  A. 


XCI# 

«gekwetst  wordt,  nu  had  ik  ten  minste  gehoopt,  dat  de  vrien- 
ftden  iets  voor  mijne  verlossing  zouden  hebben  aangeboden. 
«Eergisteren  zijn  de  Engelschen  met  den  Koning  overeengeko- 
«men,  dat  zij  met  al  hun  geweld  aan  land  mogeii^  komen , 
«tegenover  ui.  en  dat  zij  alleen  trachten  zullen  U  met  schieten 
«af  te  matten  en  als  zij  U  tot  het  uiterste  zullen  bevochten 
«hebben,  dat  zij  met  God  de  voorste  niet  zullen  doen,  dan  zal 

«de  Koning  de  helft  van  ^t  volk  en  ^t  goed  hebben  en  de 
«Engelschen  de  andere  helft.»    ^ 

Geheel  hopeloos  schijnt  van  den  Broeck  zijn  toestand  toch 
Dog  niet  te  hebben  ingezien;  want  hij  eindigt  zijn  brief  met 
het  verzoek ,  dat  men  hem  wat  opium ,  een  paar  hemden  en ... . 
wat  drop,  zou  toezenden  en  met  de  aanbeveling  dat  zijn  jongen 
zijn  goed  toch  bij  elkander  zou  houden ,  want  dat  hij  tegen 
geen  schade  kon ! 

Toen  eindelijk  van  Raeij  aan  van  den  Broeck  had  doen  vra- 
gen,  wat  hij  persoonlijk  zou  aanraden,  schreef  hij  terug,  «uw 
«verzoek  om  advies  is  niet  redelijk,  want  ik  als  gevangen 
«man  zou  wel  alles  willen  geven  wat  er  in  de  loge  is;  maar  ik 
«bid  u  doet  aanbod  op  den  eisch  van  10000  Realen  en  twee 
«stukken  geschut.  Laat  weten  wat  gijl.  van  zins  ztjt  en  onder- 
«teekent,  dat  gij  zult  vertrekken,  zoodra  de  president  Coen 
«terugkomt.  Op  een  klein  verlies  moet  gij  nu  niet  zien,  de 
n  Engelschen  beloven  anders  ^et  40  stukken  geschut  u  plat  te 
«schieten.» 

De  krijgsraad  in  het  ibrt  was  na  het  ontvangen  der  brieven 
van  van  den  Broeck  herhaaldelijk  bijéén  geweest ;  doch  hield  zich 
vooreerst  aan  het  contract,  dat  nog  weinige  dagen  te  voren  op 
den  19*®^  Januarij  met  den  regent  gesloten  was.  Men  schreef 
dus  aan  van  den  Broeck,  dat  het  verwondering  gaf,  dat  de 
regent  op  nieuw  vriendschap  en  vrede  van  de  Nederlanders 
eisch  te,   daar   de   herstelde  vrede  door  hen  niet  was  verbroken, 


Copiebrief  van  v.  d.  Broeck,  26  Januarij  1619. 


dat  hij  de  meening  van  den  raad  over  het  afbreken  der  verster- 
king  reeds  lang  kende,  dat  hem  meermalen  door  den  Gouver- 
neur-Generaal Coen  het  verlaten  van  Jakatra  was  aangeboden ; 
maar  dat  dit  aanbod  telkens  door  hem  was  afgeslagen,  dat  er 
nu  veel  zwarigheid  aan  verbonden  was,  dat  het  aannemen  van 
een  Engelsch  vaartuig  niet  veel  meer  zou  zijn ,  dan  overgaan  van 
den  eenen  vijand  naar  den  anderen  en  dat  men  dus  besloten 
had  om  met  Gods  hulp,  de  uitkomst  van  een  aanval  der  Engel- 
schen  af  te  wachten.  ^  Dezelfde  standvastigheid  toonden  de  be* 
velhebber  van  Baeij  en  zijn  krijgsraad  ook  nog  op  den  27**^  Ja- 
nuarij ,  maar  na  dien  dag  bezweken  zij ,  zoo  als  uit  de  resolutien 
blijkt  9  voor  de  bedreigingen  der  Engelschen  en  voor  de  beden 
en  verwijten  van  van  den  Broeck. 

Dat  angst  een  kwade  raadgever  is ,  blijkt  uit  de  brieven  welke 
van  den  Broeck  nu  op  den  27"'*^  en  28'*®°  Januarij  naar  het  fort 
s^ond,  en  waarin  hij  den  krijgsraad  allerlei  kwade  bedoelingen  ten 
laste  legde.  «  Het  is  u  »,  zoo  schreef  hij ,  a  genoeg  bekend ,  dat  ik 
ft  door  uw  besluit  herwaarts  ben  gegaan ,  omdat  gij  wel  begrepen 
ft  hebt,  dat  ik  niet  zou  weigeren ,  uit  vrees  dat  ik  heden  of  mor- 
«  gen  zou  moeten  hooren :  die  blpode  hond  had  vrees ,  om  op  des 
aKonings  verzoek  bij  hem  te  verschijnen?  Nu;  dat  is  nu  te  laat! 
«nu  zit  ik  hier,  tot  groote  verheuging  van  mijne  vrienden  ge- 
ft  vangen ,  waar  kwalijk  uitkomst  van  te  verwachten  is !  Ik  heb 
«altijd  goed  vertrouwen  in  UI.  oehad,  in  mijnen  nood  bemerk 
«ik  dat  nu  anders,  het  meeste,  dat  mij  verdriet,  is,  dat  met 
«mijne  boeijen  gelagchen  en  den  spot  gedreven  wordt.  Ik  had 
«nooit  gedacht,  dat  zulke  schandalen  en  zulk  verdriet  van  invi- 
«  dieuse  personen  mij  zou  overkomen !  v  ^ 

Later  op  den  dag  van  den  28"^,  kwam  er  nog  een  brief  in 
het  fort,  maar  nu  niet  alleen  door  van  den  Broeck;  maar  ook 
door  zijn  medegevangene,  doctor  de  Haen  onderteekend.    Hierin 


>  Resolutie  genomen  in  het  fort  Jakatra,  dd.  26  Jannarij  1619. 
*  Brief  van   yan   den  Broeck,  dd.  28  JanuarQ  1619,  in:  copien  van  Missien  aen 
den  raet  van  't  fort  Jacatra  gesonden.   Mnscript.  R.  A. 


CT 


raadden  zij  uitdrukkelijk  aan,  om  de  onderhandeling  met  den 
pangéran  Padjajaran  op  te  vatten,  omdat  nu  ook  de  Koning 
van  Bantam  zic)i  in  de  zaak  begon  te  mengen  en  de  Toemenggoeng 
der  Bantamsche  troepen  er  heimelijk  de  hand ^ in  had.  De  regent 
van  Jakatra  zou  door  deze  twee  wel  tot  de  goedkeuring  eener 
nieuwe  overeenkomst  zijn  te  brengen.  «Dit,»  zoo  schreven  van 
den  Broeck  en  de  Haen,  «dient  op  alle  manieren  bij  de  hnnd 
« te  worden  genomen ,  want  de  Engelschen  alle  dagen  geweldig 
«met  giften  en  gaven  bij  den  Coninck  aanhouden  om  het  fort 
«met  gewelt  van  geschut  onder  den  voet  te  schieten  en  beloven 
«hem  de  helft  van  't  geld  en  plunderagie,  lek  twijfel  niet,  soo 
«de  heeren    een    redelijken  penning  booden  ofte  soude  alles  ten 

«beste   en   proffijt  van  de  Compagnie  wesen de 

«heeren  sullen  den  Pangerang  Padjajaran  zijn  meening  wel  ver- 
« staan ,  te  weten  dat  UI.  al  te  zamen  U  verbinden  zult  met  eene 
« onderteekening ,  van  met  de  eerste  schepen  te  vertrekken,  met 
« al  de  koopmanschap  en  't  geen  u  zal  gelieven ;  ten  anderen 
«zooveel    geld    als    de    heeren   zullen    geraden    vinden    tot    ons 

«rantsoen »^ 

De  Engelschen  en  Jakatranen  waren  in  dien  tusschentijd 
met  hunne  batterijen  gereed,  de  oude  batterij  bij  de  Engelsche 
loge  aan  de  overzijde  der  Tji-Liwong,  welke  door  Coen  ver- 
nield was,  hadden  zij  weder  opgebouwd  en  daarop  de  Engelsche 
vlag  en  ongeveer  40  stukken  zvraar  geschut  uit  de  Engelsche 
schepen  geplant.  Over  de  rivier  hadden  zij  bovendien  eene  brug 
gelegd,  zoodat  van  die  zijde  de  toegang  tot  het  Nederlandscbe 
fort  open  lag.  De  bevelhebber  van  Raeij  had  dit  alles  stil  zijn 
gang  laten  gaan ,  zonder  een  uitval  te  wagen  of  één  schot  te 
doen,  uit  bezorgdheid  voor  het  lot  der  gevangenen.  Naarmate 
de  Engelschen  zich  krachtiger  gevoelden,  naar  die  mate  werden 
zij  ook  meer  begeerig  om  den  aanval  te  beginnen.  De  regent 
van  Jakatra  weifelde  echter  nog.     De  invloed  van  Bantam  hield 


^  Brief  Van  P.  van  den  Broeck  en  Henrikus  de  Haen,  dd.  28  January  1619.  Zie 
hierachter,  bladz.  157. 


CII 


den  storm  tegen.  De  slimme  rijksbestierder  van  Bantam  door- 
zag zeer  wel,  dat  indien  de  Ëngelscben  het  fort  in  handen  kre- 
gen, Jakatra  slechts  van  meester  zou  veranderen  en  dit  was 
zijne  bedoeling  niet ,  hij  wilde  niet  dat  er  eene  versterkte  plaats 
van  Europeanen ,  zoo  minr  van  Ëngelscben  als  van  Nederlanders 
te  Jakatra  zou  bestaan.  Hij  wenscbte  zich  wel  van  de  Ëngel- 
scben te  bedienen ,  doch  slechts  tot  op  zekere  hoogte  en  hij 
doorgrondde  waarschijnlijk  toen  reeds,  dat  de  Ëngelscben  daarom 
alleen  zich  zooveel  meer  aan  den  regent  van  Jakatra  aansloten , 
om  later  des  te  beter  de  bepalingen  van  het  contract,  dat  zij 
met  Bantam  hadden  gemaakt  te  kunnen  ontduiken.  Daarentegen 
poogden  de  Ëngelscben,  waarschijnlijk  om  de  geheime  bedoelin- 
gen der  Bantam  mers  te  verijdelen ,  bet  beleg  spoedig  tot  een 
einde  te  brengen  en  bet  fort  in  hunne  handen  te  krijgen.  Ter- 
wijl zij  aan  den  eenen  kant  den  regent  van  Jakatra  ophitsten 
door  zijne  geldgierigheid  te  prikkelen,  openden  zij  regtstreeks 
eene  onderhandeling  met  de  Nederlandsche  bevelhebbers  in  het 
fort.  Eerst  schoten  zij  pijlen  met  brieven  daaraan  gehecht 
over  de  wallen;  maar  toen  daarop  geen  antwoord  kwam,  zond 
de  Engelsche  admiraal  Thomas  Dale  op  den  29"^  Januarij 
eindelijk  een  ofBcieelen  brief,  waarin  hij  de  overgave  van  het 
fort  eischte,  met  aanbieding  van  lijfsbehoud  voor  de  bezetting. 
Thomas  Dale  drong  op  de  overgave  aan  onder  den  schoonen 
glimp,  dat  hij  medelijden  met  de  Nederlanders  had,  dat  hij  het 
bloedvergieten  wilde  voorkomen  en  dat  het  dan  toch  altijd  ver- 
kieselijker  was  in  handen  van  C bistenen  zich  over  te  leveren, 
dan  aan  Javanen ,  Mooren  en  Mahumetisten  !  Terwijl  de  krijgs- 
raad in  bet  fort  over  deze  aanbiedingen  nog  raadpleegde,  kwa- 
men er  kort  achtereen  weder  twee  brieven  van  van  den  Broeck. 
In  den  eersten  meldde  bij,  dat  de  regent  van  Jakatra  drin*- 
gend  antwoord  verlangde  op  de  vraag:  of  de  Nederlanders  SOOO 
realen  tot  losprijs  der  gevangenen  en  tot  schadevergoeding  wil- 
den betalen  en  of  zij  nog  een  wapenstilstand  begeerden  tot 
aan   de   terugkomst  van  de  schepen.     Van  den  Broeck  eindigde 


cm 

dezen  brief  met  eene  raadgeving :  a  UI.  hoorde  wel  te  accorderen  " , 
en  met  eene  bede  om  zich  en  zijne  medegevangenen  tegen  weer- 
wraak  te  vrijwaren :  «  zoo  de  oorlog  weder  voortgaat,  verdraagt 
«toch  18  è  20  schoten  uit  de  stad,  eer  UI.  weeromme schiet '\  ^ 

De  krijgsraad  besloot  nu  den  stilstand  van  wapenen  aan  te 
nemen  en  eene  som  van  2000  Realen  als  losprijs  aan  te  bieden. 
De  regent  verbolgen  over  dit,  naar  zijne  meening,  te  gering 
aanbod  en  aangevuurd  door  de  Engelschen,  liet  nu  een  veel 
hooger  eisch  door  van  den  Broeck,  aan  de  Nederlanders  voor- 
schrijven. Hij  verlangde  dadelijk  antwoord,  of  men  het  fort  en 
het  goed  wilde  overgeven,  de  bezetting  zich  in  zijne  handen 
wilde  toevertrouwen,  dan  wel  vrij  naar  Bantam  vertrekken.  Hij 
begeerde  op  staanda  voet  antwoord,  want  bij  het  minste  verwijl 
zou  hij  met  geweld  het  fort  doen  innemen  en  niemand  in  het 
leven  laten  1  Van  den  Broeck  voegde  daarbij  «  hier  dient  na  geen 
«lang  uitstel  op,  want  gij  hebt  hem  al  lang  genoeg  met  praet- 
«jens  bezig  gehouden"!   ^ 

Nog  was  op  dezen  laatsteo  eisch  geen  beslissing  van  den 
breeden  raad  gevallen,  toen  nabij  de  zuidelijke  punt  van  het 
fort,  aan  de  zijde  van  de  stad  zich  eene  menigte  van  volk  vertoonde 
en  de  Nederlandsche  gevangenen  stijfgebonden,  met  een  koord 
om  den  hals  op  de  wal  of  batterij  van  Jakatra  werden  gebragt. 

Nu  zou,  volgens  al  de  verhalen,  welke  van  deze  gebeurtenis 
bestaan,  het  heldenfeit  van  van  den  Broeck  hebben  plaats  gehad. 

In  twee  journalen,  welke  gedurende  het  beleg  van  het  fort 
gehouden  zijn  en  nog  in  handschrift  op  het  Rijks-archief  ge- 
vonden worden,  treft  men  de  beschrijving  dezer  gebeurtenis 
aan ,  zoo  als  zij  zich  werkelijk  heeft  toegedragen.  In  eene  zaak 
als  deze,  waar  het  geldt,  bet  behoud  of  het  verlies  van  den 
roem,  waarmede  Van  den  Broeck  ruim  twee  eeuwen  lang  be- 
kend  is  gebleven ,  zal  ik  het  woord  laten  aan  de  oorspronkelijke 
en  gelijktijdige  stukken* 

^    Zie  hierachter,  bladz.  160,  brief  5  (4). 
>    Zie  hieracliter,  bladz.  160,  brief  4  (5). 


OIV 


In  het  eerste  journaal  leest  men :  «  doen  sondt  de  Coninck  ^' 
(de  regent  van  Jakatra)  «  Dirck  lemmings  wel  vast  gebonden , 
«  met  een  koort  om  syn  hals  op  die  muer  en  riep  tegen  die 
« x:apiteyn  ofte  wy  het  fort  opgeven  willen ,  in  's  Gonincx  ban- 
ft  den  of  in  den  Engelschéh  generaels  handen ,  behoudende  het 
ft  leven,  wy  mosten  hem  stracx  bescheyt  seggen,  soo  wij  het 
ft  fort  niet  opgeven  willen ,  dan  soude  die  Coninck  daer  strack  op 
ft  schieten  en  stormen ,  dan  soude  daer  geen  genaede  wesen ,  hy 
ft  soudet  al  vermoorden  laeten,  jonck  en  out,  niet  één  kint  het 
ft  leven  behouden!  doen  seyde  de  capiteyn,  ^  dat  hy  den  Coninck 
ft  flus  bescheyt  senden  soude,  hoedat  wy  van  sin  waeren;  doen 
ft  ginck  Dirck  Jemming  weder  naer  den  Coninck  toe  en  doen 
tl  quam  de  H\  commandeur  Pieier  van  den  Broecky  wel  vast  ge- 
«  bonden  op  haere  muer  en  riep  tegen  S".  Raey^  dal  wy  met  den 
«  Engelschen  Generael  in  accoort  treden  souden  en  bedinghen  soo 
ft  veel  tooy  als  ghy  crygen  cont;  dat  wy.het  fort  'niet  houden  en 
«  souden;  dal  sy  den  brief  lezen  souden,  dien  de  H\  Generael  op  hel 
ü  jongst  aen  lant  gesonden  hadde,  doen  hy  wech  seylde  en  sy 
ft  hebben  my  in  haer  bateryen  geleyt,  dat  ick  die  bateryen  sien 
ft  soude ,  hoe  fray  dat  se  gemaect  waren  en  hoeveel  schut  in  haere 
ft  bateryen  leggen,  en  de  leeren  en  andere  reetschap  leyt  al  daer 
tl  om  te  stormen!  Doen  gaf  S'.  Raeij  den  heer  commandeur  voor 
ft  antwoort,  dat  sy  doende  waren ,  om  een  brief  aen  den  Engel- 
«  schen  generael  te  schry ven ;  doen  ginck  de  H^  commandeur 
ft  soo  ghebonden  weer  naar  den  Coninck  toe ".   ^ 

Nu  het  tweede  journaal;  daarin  wordt  nog  minder  gewigt 
aan  deze  gebeurtenis  gehecht;  men  leest  er:  «  dt?  Coninck  over 
dit    geringhe   bieden    t'onvreden    .synde,    heeft   terstont  het  fort, 

volck  en  goet  op  en  in  syn  handen  geeyst  of  soo  de  persoonen 

— ^— — — — — — — .  , 

*     Met  den   kapitein   wordt   bedoeld,    of  de   bevelhebber   Pieter  van  Raeij  of  de 
kapiteiii  Jan  van  Gorkum. 

;»  Joumael  van  die  bdegeringe  van  't  fort  Jacatra,  1619,  van  4  Januarfl— 11 
Mei.  Zie  bierachter  gedrukte  stukken ,  No.  XXXI ,  onder  dagt.  29  January.  Een 
bijna  gelijkluidend  verslag  van  deze  gebeurtenis  geeft  Coen  in  zijn  brief,  dd.  5  Aug. 
lol9 ;  doch  Coen  was  geen  ooggetuige.  • 


cv 

hun  niet  in  8yn  handen  vertrouden,  wilde  haer  syn  praue 
verleenen,  om  naar  Bantam  te  vertrecken  en  soo  niet;  het  fort 
soude  commen  bestorremen  en  ^t  zelfde  inghenomen  hebbende 
niemant  by  't  leven  behouden,  en  dit  geschiede  tot  2  a 
5  malen  toe,  door  P^  van  den  Broueke  ende  den  doctoor  de 
Haeny  die  al  ghehonden  aen  de  punt  van  de  stadt  gebracht  en 
^  alsoo  over  te  roepen  bevolen  voert,  tot  welck  voornemen  de  Engels- 
seny  de  Javanen  gheduerich  aenhisten'\   ^ 

Het  eenvoudig  verhaal,  dat  ons  in  deze  twee  journalen  ge- 
daan wordt,  bewijst,  dunkt  mij,  volledig,  dat  het  roemrijk 
heldenfeit  van  van  den  Broeck,  zooals  ons  dit  onveranderlijk  in 
geschied-  en  kinderboeken  werd  opgedischt  tot  de  Êibelen  en 
verzinsels  moet  gei'ekend  worden.  Van  den  Broeck  is  even  als  zijne 
medegevangenen,  gebonden  op  de  batterij  gebragt,  heeft  vandaar 
geroepen,  hetgeen  Engelschen  en  Javanen  hem  gelastten;  maar 
wel  verre  van  aan  de  bezetting  moed  in  te  spreken,  heeft  hij 
haar  door  zijne  woorden,  den  moed  ontnomen  en  tot  overgave 
aan  de  Engelschen  overgehaald. 

Van  den  Broeck,  het  bleek  reeds  uit  de  brieven,  welke  hij, 
met  angstige  haast,  den  een  na  den  ander  in  het  fort  zond, 
was  de  man  ni^t,  om  zooveel  zielskracht  aan  den  dag  te  leggen. 
Nu  tegenspoed  en  rampen  hem  troffen,  verliet  hem  de  moed 
en  in  1619  toonde  hij  zich  reeds,  zooals  hij,  vele  jaren 
later  in  1640  bij  de  belegering  van  Malakka,  door  het  Indische 
bestuur  werd  beoordeeld,  «een  slecht  krijgsman,  die  zijn  kapi- 
<c  tein  al  zuchtende  volgt  en  wiens  propoosten  procederen  uit 
«  een  gedecourageert  gemoet  of  loszinnige  hersetlen  ".   ^ 

*  Journael,  gehouden  in  de  belegeringe,  in  't  fort  Jacatra,  van  23  Dec.  1618 — 
1  Febr.  1619.    Zie  hierachter,  bladz.  143. 

*  Brief  van  Gonvem.  Gener.  en  Raden  aan  den  Commandeur  Adr.  Anthonisz. , 
dd.  30  October  1640,  uitgegeven  door  den  heer  Leupe,  in:  Stukken  betrekkelijk  het 
beleg  en  de  verovering  van  Malakka  in  1640—41 ,  in  de  berigten  van  het  Uistor. 
genootschap  te  Utrecht,  2de  Serie,  2  Dl.  1  st. ,  bladz.  65. 

De  eerste,  die  aan  den  heldenmoed  van  Pieter  v.  den  Broeck  getwijfeld  heeft,  was 
M'.  J.  A.  van  der  Ch^s,  in  zijn  verdienstelijk  werk  #de  Nederlanders  te  Jacatra." 
Amsterdam,   bij    Fred.   Muller,    1860,   bladz.   98.     Die  schrijver  kon  echter  door 


CVI 

De  bedreigingeD  der  Engelsclien  en  Jakatranen ,  eerst  in 
brieven  aan  de  bevelhebbers  van  het  fort,  daarna  mondeling  op 
de  wallen  ten  aanhooren  van  de  geheele  bezetting  door  van  den 
Broeck  overgebragt ,  misten  hare  uitwerking  niet.  Na  eene  korte 
onderhandeling^  werd  op  den  51*^  Janaarij  de  versterking  aan 
de  Engelschen  en  den  regent  van  Jakatra  bij  verdrag  overge- 
geven. De  hoofdvoorwaarden  van  dit  verdrag  waren  :  dat  bet 
fort  met  de  geheele  bezetting  en  christent)evolking,  met  het 
geschut  en  den  krijgsvoorraad  aan  den  Engelschen  admiraal 
Dale,  het  geld,  de  koopmansgoederen  en  de  juweelen  daaren- 
tegen aan  den  regent  van  Jakatra  zouden  geleverd  worden.  De 
gevangenen  van  weerszijden  zouden  losgelaten,  het  fort  één  dag 
na  het  teekenen  der  capitulatie  verlaten  worden.  De  bezetting, 
de  christenbevolking  met  de  Japansche  soldaten  zouden  op  een 
vaartuig,  door  de  Kngelschen  voor  2000  Realen  aan  de  Neder- 
landers te  leveren ,  vrij  en  onbelemmerd  naar  de  kust  van 
Koromandel  mogen  vertrekken. 

gemis  aan  de  oorspionkel^ke  bewijzen ,  de  zaak  niet  tot  klaarlidd  brengen.  Hoe 
kwam,  mag  men  viagen,  de  fabel  in  de  wereld?  wie  was  de  eerste,  die  de  mdo- 
dramatiscbe  voorstelling  van  van  den  Broeck*s  gewaanden  heldenmoed  vervaardigd 
heeft?  Vermoedelijk  niemand  anders  dan  van  den  Broeck  zelf,  die,  in  een  boelge  ge- 
titeld: «  Korte  Uistoriael  ende  Jonmaelsche  Aenteyckeninghen  van  al  't  gheen  merck- 
waerdich  voorgevallen  is,  in  de  langdnerighe  reysen,  enz.  enz.  door  Pieter  van  den 
Broecke.  Haerlem  by  Hans  Passchiers  van  Wesbusch,  1634,»  op  bladz*  112  het 
volgende  schreef:  «den  29  ditto  (i.  e.  JanuarQ  1619)  presenteerden  die  van 't  fort  200O 
»  Realen  voor  mijn  verlossinghe ,  daer  den  Koninck  niet  na  hooren  wilde  ende  strenghe- 
irUjcker  gebonden  heeft  ende  sondt  mij  soo  met  twee  Engelsen  op  dewalle,  rechtover 

*  de  catte  om  't  fort  op  te  eysschen Hierop  staende  streDgel^ck  gebonden  ea 

»de  strop  om  den  hals,  gaf  ons  volck  moet  ende  coaragie,  in  plaets  van  overgheven 

V  te  «roepen »     Van  deze   zinsnede  maakte  zich  een  poëet  meester ,  die  zijn  Pe- 

gasns  besteeg  en  vooraan  in  het  boelge  van  van  den  Broeck,  deze  dreanende  zangen 
plaatste : 

»S^  knoopen  om  8\jn  hals  een  vreselike  strop. 

En  stellen  hem  voor  't  fort,  dat  sQ  het  gaven  op  .- 

De  dood  ontset  hem  niet ,  h\j  roept  met  grootse  woorden : 

Hond  uwe  sterkte  vast^  laet  mij  alleen  vermoorden, 

6h\j  siet  haer  vals  bedrog  en  spiegelt  a  aen  m\j , 

Off  anders  raekter  geen,  noch  ick,  noch  niemand  vr^.* 

De  prozaïsche  en  vervelende  canoellarist  Roosset  heeft  ergens  in  één  z\jner  werken 
zich  den  nitval  veroorloofd:  «La  poésie  est  la  mère  dn  mensonge. «  Ditmaal  zeker 
waa  de  poëz^  eene  vmcbtbsre  moeder,  zg  baarde  een  tali^k  kroost  van  nascfai^vera. 


CVII 


Na  de  overgave  geraakten  in  het  fort,  naar  bet  schijnt,  de 
reeds  slap  hangende  breidels  van  de  krygstucht  voor  eene  wijle 
geheel  los.  Kisten  en  koffers,  pakken  en  balen  van  den  generaal 
Coen  en  andere  afwezigen  werden  opgebroken  en  losgesneden  , 
niet  alleen  door  den  gemeenen  soldaat ,  ipaar  vooral  door  hoogere 
en  lagere  opperhoofden,  ten  einde,  zoo  het  heette,  de  geheime 
papieren  op  te  zoeken  en  te  vernietigen.  Van  die  gelegenheid 
werd  een  ruim  gebruik  gemaakt,  niet  om  den  eigenaar  te  be- 
stelen, maar  slechts  om,  zooals  men  voorgaf,  den  buitzieken 
vijand  ten  minste  nog  iets  te  onttrekken. 

Soldaat  en.  kapitein  liepen  nu  rond,  getooid  met  zijden  en 
kostbare  stoffen ,  ieder ,  die  zijn  kans  schoon  zag ,  zocht  er  iets 
van  te  halen ;  maar  die  zorgelooze  vreugde  duurde  niet  lang. 
Want  reeds  den  volgenden  dag ,  op  den  1""  Februarij ,  liet  de 
Ëngelsche  admiraal  weten ,  dat  hij  niet  in  staat  was  om  zijn 
woord  te  houden.  De  Koning  van  Bantam  was  tegen  het  ver- 
drag in  verzet  gekomen.  Deze  eischte,  waarschijnlijk  uit  kracht 
van  het  aanvallend  verbond,  dat  de  Engelschen  by  den  aanvang 
der  vijandelijkheden  met  hem  hadden  gesloten ,  dat  bet  Neder- 
landsche  fort  niet  in  handen  der  Engelschen  of  Jakatranen; 
maar  in  zijne  handen  zou  worden  geleverd.  De  sjahbandaar 
van  Bantam,  die  met  eenige  d{^izenden  krijgslieden  aanwezig  was, 
vorderde  namens  zijn  vorst,  den  kommandant  van  den  Broeck 
en  de  overige  Nederlandsche  gevangenen  op,  dreigde  met  een 
aanslag  op  de  Ëngelsche  loge  te  Bantam  en  liet  zijne  soldaten 
post  vatten  aan  den  mond  van  de  Tji-Liwpng,  zoodat  de  gemeen- 
schap tusschen  de  Ëngelsche  batteryen  en  de  Ëngelsche  schepen 
was  afgesneden.  De  spanning  tusschen  de  Engelschen  en  de 
Bantammers  werd  nu  zoo  groot,  dat  Thomas  Dale  zich  op  zijne 
beurt  belegerd  en  verraden  achtte  en  hij  ter  naauwernood  in 
een  bootje  naar  zijn  schip  vertrekken  kon.  De  regent  van  Ja- 
katra  leverde  nu  ook  de  Nederlandsche  gevangenen  aan  den 
sjahbandaar  der  Bantammers  over,  die  hen  terstond  van  hunne 
boegen  deed  ontslaan  en  naar  Bantam  opzond.     Toen  van  den 


CVIII 


Broeck  ontwaarde ,  dat  het  dreigende  gevaar  ivas  afgedreven , 
kreeg  hij  weder  iets  van  zijne  vorige  geestkracht  terug  en  schreef 
hij  nog  vóór  zijn  vertrek  naar  Bantam ,  aan  den  krijgsraad  in 
het  fort,  een  brief,  waarin  hij  berigtte,  dat  hij  naar  Bantam 
werd  vervoerd  om  daar  met  den  Koning  een  goeden  bitjara  te 
houden.  De  Pangéran ,  zoo  schreef  hij ,  had  inmiddels  aan  de 
Engelschen,  zoowel  als  aan  de  Javanen  geboden,  dat  zij  de  vijan- 
delijkheden tegen  de  Nederlanders  zouden  staken;  de  Engelschen 
hadden  nu  geen  magt  meer,  men  moest  dus,  in  afwachting 
van  hetgeen  er  verder  volgen  zou,  met  niemand  in  accoord  tre- 
den; maar  toch  voortdurend  tegen  verraad  op  zijne  hoede  blijven. 

De  toestand  voor  en  om  het  fort  was  geheel  veranderd.  Zelfs 
geraakten  de  Engelschen  en  Bantammers  nu  bijna  handgemeen, 
omdat  de  Javanen  het  geschut  niet  weder  door  de  Engelschen 
naar  hunne  schepen,  wilden  laten  terugvoeren.  De  verhouding 
tusschen  de  verschillende  partijen  werd  nu  zoo  vreemd,  dat 
zelfs  de  Nederlandsche  bevelhebber  van  Baeij,  de  behulpzame 
hand  bood  aan  de  Engelschen,  ingeval  zij  door  de  Javanen 
niogten  worden  aangetast.  Deze  weekhartige  goedaardigheid 
weerhield  de  Engelschen  intusschen  niet  van  allerlei  pogingen 
in  het  werk  te  stellen,  om,  zoowel  door  onderhandeling  met 
de  bevelhebbers,  als  door  voordeeiige  aanbiedingen  aan  het  volk, 
zich  het  Nederlandsche  fort  in  handen  te  doen  spelen. 

Hierdoor  ontstond  wel ,  voor  een  korten  tijd,  muiterij  onder 
de  bezetting  en  bevolking;  doch  de  krijgsraad  bleef  gelukkig 
hardnekkig  de  overgave  weigeren,  op  grond  dat  de  Engelschen 
de  magt  niet  meer  hadden ,  om  het  gesloten  verdrag  na  te  komen 
en  de  Nederlanders  tegen  de  Javanen  te  beschermen. 

Die  bescherming  kon  de  Koning  van  Bantam  nu  alleen  ver- 
leenen  en  daarom  werd  er  met  des  te  meer  ijver  met  hem  on- 
derhandeld. Deze  eischte  overgave  van  het  fort  in  zijne  handen  , 
om  het  te  doen  slechten  en  daarenboven  nog  de  helft  der  koop- 
manschappen  en  het  grof  geschut.  De  bezetting  zou  met  krijgseer 
naar   Bantam   of  elders  mogen  gaan,  of  ingescheept,  toeven  op 


Bantam's  reede  tot  aan  de  terugkomst  der  Nederlandsche  schepen. 
Na  langdurige  beraadslaging  van  den  raad,  in  breeden  getale 
opgeroepen,  werd  er  eindelijk  op  den  9®**  Februarij,  al  weder  op 
raad  van  van  den  Broeck^  die  nu  aan  een  verdrag  met  Bantam 
boven  een  met  de  Engelschen  de  voorkeur  gaf,  voor  de  derde 
male  tot  eene  overgave  besloten.  De  breede-raad  verlangde 
echter  vooraf  nog  eenige  wijzigingen ,  in  de  voorwaarden  van 
het  verdrag.  Niet  de  helft,  maar  slechts  een  vierde  gedeelte 
van  ^s  Compagnies  goederen,  niet  al  het  geschut ^  maar  slechts 
de  helft  daarvan,  bood  men  den  Koning  aan.  De  Koning  van 
Bantam  zou  zooveel  schepen  bestellen  als  noodig  waren,  voor 
bezetting  en  bevolking,  om  daarmede  te  kunnen  wegzeilen  waar- 
heen men  verlangde;  hij  zou  bovendien  een  vrijgeleide  of  vrijpas 
bezorgen  van  de  Engelschen,  opdat  de  Nederlanders  door  dezen 
niet  op  zee  wierden  aangetast. 

Terwijl  deze  nieuwe  aanbiedingen  naar  Bantam  werden  over- 
gebragt,  scheen  men  in  het  fort  vervuld  met  vreugde^  omdat 
men  er  het  leven  had  afgebragt,  en  van  de  toekomst  hoopte 
men  het  beste.  Dat  de  Koning  van  Bantam  de  voorwaarden 
zou  aannemen,  werd  niet  betwijfeld.  Nu  bragt  men  zich  te 
binnen^  de  vaderlandsche  zeden  en  gebruiken  en  ook  hier  op 
Java^s  strand  zou  een  dank-  en  biddag  worden  gehouden,  om 
te  danken  voor  den  goeden  keer ,  dien  de  zaken  genomen  hadden , 
om  te  bidden,  dat  verder  alles  ten  beste  mogt  ailoopen.  Dat 
men  zich  driemaal  flaauwhartig  had  overgegeven ,  scheen  men 
in  't  fort  niet  meer  te  gedenken;  maar  men  dacht  er  ook 
aan  meer  zaken  niet;  want  als  de  dank-  en  biddag  was  afge- 
loopen,  herhaalde  predikatien  waren  gehouden  en  het  avond- 
gebed was  gedaan,  toen  kwamen  de  kannen  en  kroesen  op 
tafel  en  ging  men  aan  het  banket teeren ,  en  als  het  later  in  den 
nacht  geworden  was  en  de  minderen  in  rang,  van  tafel  waren 
opgerezen,  toen  duurde  voor  bevelhebbers  en  anderen,  wier 
pligt  het  bovenal  ware  geweest  der  overigen  tot  voorbeeld  te 
strekken,    het    banket   nog    voort.     De  koppige   Spaansche  wijn 


werd  met  volle  teugen  geschonken  en  gedronken »  half  bloed 
portugeesche  vrouwen,  schoon  van  leden  en  los  van  zeden ^ 
werden  op  het  feestmaal  gehaald  en  nu  werden  er  tafereelen  in 
werkelijkheid  geleverd,  zooals  een  Brouwer  of  Teniers,  een 
Ostade  of  Jan  Steen  er  ons  zoo  velen  op  doek  of  paneel  hebben 
afgebeeld;  « maer  dat  de  Dominé  over  dach  gepreect  hadde, 
«dat  was  haer  al  vergeten,  sy  hadden  al  te  veel  te  doen,  met 
«die  schone  vrouwen,  men  dochtte  niet  meer  om  Godt  aen  te 
« bidden  om  een  goede  uytcompste  te  crygen. »    ^ 

In  dienzelfden  nacht  werd  er  buiten  het  fort  in  de  donkere 
kampong  van  Jakatra  een  ander  drama  afgespeeld;  eene  geheele 
omwenteling  greep  daar  plaats.  De  ongelukkige  regent,  zoolang 
het  gewillig  werktuig  van  den  rijksbestierder  van  Bantam,  had 
nu  zijne  taak  volbragt,  geen  diensten  had  men  meer  van  hem 
te  wachten,  integendeel,  hij  had  in  den  laatsten  tijd  voor  eigen 
rekening  en  voordeel  met  de  Nederlanders  onderhandeld  en  met 
de  Engelschen  geheuld;  dat  werktuig  moest  nu  worden  ver- 
broken.  In  den  nacht  van  den  2®*^  Februarij,  werd  dan  ook  op 
last  des  Ronings,  van  Bantam  de  regent  van  Jakatra  uit  zijn  leen- 
manschap ontzet ,  uit  zijn  huis  en  goed  gestooten ,  naar  het  gebergte 
gedreven  en  het  rijk  van  Jakatra  in  dat  van  Bantam  ingelijfd. 
De  Engelsche  admiraal ,  die  nu  wel  begreep  dat  er  voor  hem 
ge^n  voordeel  te  Jakatra  meer  was  te  halen ,  verzeilde  met 
zijne  schepen  naar  Bantam ,  waar  hij  zijn  geld  en  zijne  koop- 
mansgoederen niet  meer  veilig  achtte.  De  rijksbestierder  van 
Bantam  stelde  nu  pogingen  in  het  werk ,  om  den  Engelschen 
vlootvoogd  tot  de  belofte  over  te  halen,  dat  hij  de  Nederlanders 
bij  hun  vertrek  uit  Jakatra  niet  meer  vijandelijk  zou  aantasten; 
doch  toen  Thomas  Dale  tot  die  belofte  niet  te  brengen  was, 
was  ook  de  Pangéran  te  hooghartig  om  een  brief  van  vrijgeleide 


*  Joumael  vaa  de  belegeringhe ,  enz.,  14,  15  ea  16  Febr.  1619.  Zie  hier- 
achter bladz.  149. 

Als  men  dit  journaal  verder  doorleest ,  zal  men  zien ,  dat  soortgelijke  feesten  nader ' 
band  meermalen  nog  gedurende  de  belegering  van  het  fort  gevierd  z\jn. 


■ 

aan  den  Engelschman  te  vragen.  Nu  werd  [de  tijding  naar  het 
fort  te  Jakatra  gebragt,  dat  de  Koning  van  Bantam  geen  vrij- 
geleide  van  de  Engelschen  leveren  kon ,  dat  hij  niettemin  de 
overgave  van  het  fort  verlangde.  Indien  slechts  de  batterijen 
en  bolwerken  wierden  geslecht  en  het  geschut  wierd  overgele- 
verd, mogt  de  Nederlandsche  bezetting  te  Jakatra  blijven  wonen 
tot  aan  de  terugkomst  der  schepen. 

De  Bantamsche  krijgslieden  onder  het  bevel  van  den  Sjahban- 
daar  en  den  Toemenggoeng  zouden  de  Nederlanders  beschermen. 
Maar  bijna  gelijktijdig  werd  aan  den  bevelhebber  van  Raeij  in 
het  geheim  medegedeeld,  dat  de  Engelschen  op  nieuw  in  goede 
verstandhouding  zochten  te  komen  niet  den  Koning  van  Bantam, 
ten  einde  zoo  mogelijk  met  elkander  vereenigd,  zich  van  het  fort 
meester  te  maken.  ^.  De  breede  raad  van  het  fort  begon  nu 
eindelijk  toch  tot  het  besef  te  geraken ,  dat  er  nergens  en  bij 
niemand  veiligheid  en  bescherming  te  vinden  was ,  dat  geen 
waarborg  voor  lijfsbehoud  b^  vijanden  of  geveinsde  vrienden 
moest  worden  gezocht ,  maar  in  eigen  kracht  en  moed.  Op  den 
27"^  Febrüarij  werd  er  eindelijk  in  den  breeden  raad  eens  een 
mannelijk  besluit  genomen ,  om  « de  plaatse  tegen  de  heydense 
a  Javaenen  te  behouden,  door  sukke  middelen  als  God  verleend 
«t  had  of  nog  verleenen  mogte ,  soo  lange  het  in  vermogen  was  ». 

Nu  toog  men  ook  weder  aan  het  werk,  de  wallen  en  ver- 
schansingen ,  werden  met  aarde  aangevuld,  de  plaats  nog  weder 
in  beteren  staat  van  tegenweer  gebragt.  De  rondom  het  fort 
door  de  vijanden  aangelegde  liatterijen,  werden  bijna  zonder 
tegenstand  te  ontmoeten ,  achtervolgens  vernield  en  verbrand. 
Dat  de  fortuin  aan  lafhartigen  den  rug  toekeert,  maardestout- 
moedigen  te  hulp  komt,  werd  ook  nu  weder  bevestigd.  Feitelijk 
hield  de  oorlog  nu  op.  Slechts  tegen  over  kleinmoedigen  had- 
den Javanen  en  Engelschen  eene  dreigende  houding  aangenomen. 


^     Brieven  uit   Bantam,   dd.  17  en  32  Febr.  1619,  van  Hendr.  Janssen,  Pieter 
van  den  Bioeek,  c.  s. 


cxtt 

Er  werd  nog  wel  eene  levendige  briefwisseling  tusscben  Bantam 
en  het  fort  te  Jakatra  onderhouden ,  maar  in  het  veld 
verscheen  geen  vijand  meer.  De  inlandsche  bevolking  keerde 
zelfs  terag  en  hield  dagelijks  pdsar  bij  het  fort,  waarop  de  be- 
zetting door  inlandsche  oppassers,  allerlei  levensmiddelen  en  ver- 
verschingen  liet  opkoopen.  Bij  de  bevelhebbers  won  de  over- 
tuiging veld,  dat  de  vesting  nu  geen  aanval  meer  te  vreezen 
had.  Zij  wilde  zich  nu  ook  tooijen  met  den  eere titel  van  grond- 
leggers van  het  Nederlandsche  Rendez-vous  in  Indie.  Op  den 
l^dea  jyfaart  riep  kapitein  van  Raeij  met  groote  plegtigheid  de 
bevolking  bijeen  en  de  bezetting  in  de  wapenen ,  om  onder  het 
hijsschen  der  vlaggen,  het  luiden  der  klokken  en  het  drinken 
van  den  eerewijn,  het  fort  Jakatra  met  den  naam  van  Batavia 
te  doopen.  De  vier  bolwerken  verkregen  de  hamen  van  Holland 
Westvriesland,  Zeeland  en  Gelderland.  De  zorgeloosheid,  die 
voor  een  korten  tijd  geweken  was,  uit  vrees  voor  eigen  lijfebe- 
houd,  kreeg  nu  ook  weer  de  overhand  en  in  het  fort  werd 
vrolijk  en  overdadig  huis  gehouden,  het  eene  feest  volgde  op 
het  andere,  «er  werd  gegasteerd,  verschoncken  e«  verteert». 
Nog  bijna  twee  maanden  lang  bleef  die  toestand  voortduren. 
Het  meeste  gevaar  liepen  in  dien  tusschentijd  van  den  Broeck 
en  de  overige  Nederlanders ,  bijna  honderd  in  getal ,  die  nog  te 
Bantam  gevangen'  zaten;  maar  ook  dezen  bleven  gespaard,  hetzij 
uit  genade  van  den  Bantamschen  vorst,  hetzij  uit  vrees  voor 
den  geduchten  Jan  Pietersz.  Coen ,  wiens  terugkomst  uit  de 
Molukken  toch  nog  altijd  gevreesd  werd.  Eindelijk  had  die 
terugkomst  plaats.  Op  den  10^^*^  Mei  1619  kwam  onverwacht 
eene  sloep  de  Tji-Liwong  oproeijen,  de  raden  van  Indie,  Pieter 
de  Garpentier  en  Andries  Sourij,  stapten  er  uit  aan  land,  zij 
waren  vooruitgezonden  op  het  schip  Geylon,  om  aan  de  bezetting 
het  naderend  ontzet  te  boodschappen.  Weinige  dagen  later  kwam 
Goen  zelf  met  eene  vloot  van  16  schepen  op  de  reede  voor 
Jakatra.  Nu  was  het  fort  werkelijk  ontzet  en  voor  Nederland  be- 
houden ;  maar  nu  brak  ook  het  uur  der  wedervergelding  aan,  zoowel 


GXIII 

voor  de  yijanden  als  voor  de  ontrouwe  dienaren  van  de  Neder- 
landsche  Oost-Indische  Compagnie.  ^  Op  den  30"^  Mei  1619  stelde 
zich  Jan  Pietersz.  Coen,  met  het  rapier  in  de  vuist,  aan  het  hoofd  van 
duizend  welberaden  mannen ,  die  onder  het  geschal  der  trompetten 
en  met  vliegende  vaandels  over  bolwerken ,  door  staketsels  én 
ipalissaden  heen  de  stad  Jakatra  binnenstormden  en  de  Javaansche 
bezetting,  meer  dan  drie  duizend  man  sterk,  als  bladeren  voor 
den  stormwind  voor  zich  uit  deden  stuiven.  De  stad  werd  in  de 
asch  gelegd,  dalam  noch  mesdjid  werden  gespaard  en  toen  de 
avond  viel,  had  Jakatra  opgehouden  te  bestaan. 

Den  volgenden  dag  liet  de  rustelooze  Goen  den  vlugtenden  vijand 
nazetten,  die  nergens  voor  den  aanloop  der  Nederlanders  stand 
hield.  Toch  was  dien  dag  een  deel  der  afgezonden  bende  een 
oogenblik  in  gevaar  van  in  eene  hinderlaag  geheel  verslagen  te 
worden ;  maar  in  het  einde  hielden  de  Nederlanders  overal  het  veld. 
«In  deeser  voege,»  zoo  schreef  Goen  op  een  toon  van  regtmatige 
zelfvoldoening  aan  de  bewindhebbers  in  Nederland,  «in  deeser 
«voege  hebben  wij  die  van  Bantam  uit  Jakatra  verslagen,  voet 
«en  dominie  in  het  land  van  Java  bekomen.  De  eere  en  repu- 
«tatie  van  de  Nederlandsche  natie  zal  hierdoor  zeer  vermeerde- 
aren, nu  zal  elkeen  zoeken  onzen  vriend  te  zijn!  Het 'fondament 
« van  zoolang  gewenscht  rendez-vous  is  nu  gelegd ,  een  goed 
«deel  van  het  vruchtbaarste  landschap  en  van  de  vischrijkste 
«zee  van  Indie  is  nu  uwe!  Ziet  en  considereert  toch  wat  eene 
«goede  courage  vermag!»  ^ 


aenteDÜe  van  66.  m  raad  van  het  fort  Jakatra,  dd.  9  JalQ  1619  (welke 
laad  bestond  uit:  J,  P*  Coen,  L.  Read,  Steveu  van  der  Hagen,  P.  de  Carpenüer, 
W.  Jansz.,  A.  Sonrij ,  f.  v.  der  Meer,  P.  Dircksz.,  Th.  C.  Vleyshouwers ,  secret.) 
werdtti  P.  van  Baejy ,  (toen  reeds  overleden)  J.  Jsz  v.  6orcum,  A.  J.  Hulsebos  en 
R  Harmansz ,  wegens  de  overgave  van  het  fort  gedeporteerd  van  hunne  offitie ,  on- 
Wcwaam  verklaard  om  meer  in  diergelijke  vergaderinge  (breede-raden)  gebruikt  te 
Woiden  en  weder  gesteld  in  de  bediening ,  waarvoor  sg  waren  nitgevaien  en  voorts , 
onder  zekere  voorwaarden,  veroordeeld  tot  restitutie  van  hetgeen  geroofil,  geplunderd 
of  weggeschonken  mogt  zQn ,  gedurende  het  bd^. 
*    Qo  hioaehter»  Uadx.  179.  ' 

IV  Vin 


HOOFDSTUK   IV. 


Er  bleven  ook  na  de  verovering  van  Jakatra,  voor  Goen  nog 
vijanden  te  bestrijden  over.  Zonder  uitstel  zond  hij  aan  denRoning 
van  Bantam  bet  berigt  van  de  verwoesting  van  Jakatra  en  hg 
voegde  er  bij ,  dat  bij  het  voornemen  bad  om  weldra  met  zijne 
vloot  voor  Bantam  te  verschijnen ,  en  dat  bij  het  ontslag  der 
gevangen  Nederlanders  verlangde  «om  questie  te  voorkomen.» 
Als  een  donderslag  werd  die  tijding  te  Bantam  vernomen.  AUer 
gemoederen  waren  ontzet  en  de  vrees  klom ,  naarmate  bet  uit- 
eengejaagde krijgsvolk  uit  Jakatra  binnen  Bantam  kwam  vlugten. 
Men  dacht  niet  anders  of  Bantam  ging  hetzelfde  lot  als  Jakatra 
te  gemoet;  De  geheele  bevolking  werd  aan  bet  werk  gesteld  om 
de  stad  te  versterken^  de  krijgslieden  werden  te  wapen  geroepen. 
De  rijksbestierder  alleen  behield ,  te  midden  van  de  algemeene 
verslagenheid,  eene  waardige  houding.  «Zoo  als  die  te  Jakatra, » 
zeide  bij^  «zullen  wij  niet  doorloopen  en  zoo  wij  door  geweld 
«en  overmagt  gedwongen  worden  tot  het  verlaten  van  onze 
«stad,  dan  zullen  wij  al  de  peperranken  doen  vellen  en  ver- 
ft nielen. « 

Reeds  op  den  6"^  Junij  verscheen  Jan  Pietersz*  Goen  voor 
Bantam,  hij  had  echter  het  voornemen  niet  om  ook  deze  stad 
in  te  nemen  of  te  verwoesten ^  «die  vrucht  was,»  zooals  bij 
zich  uitdrukte,  «nog  niet  rijp.»  Hij  hield  zich  rustig,  maar  de 
werkeloosheid  van  de  dreigende  scheepsmagt  der  Nederlanders  ver- 
meerderde nog  den  angst  binnen  Bantam.  Twee  dagen  na  zijne 


cxv 

aankomst  stelde  Goen  den  eisch ,  dat  de  gevangenen  binnen  vier 
en  twintig  uren  moesten  zijn  losgelaten,  of  dat  hij  in  het  werk 
zon  stellen  9  wat  hij  in  zijnen  raad  besloten  had.  De  Nederlandsche 
gevangenen  verwachtten  nu  niets  anders  dan  den  dood;  maar 
vóór  nog  het  bepaalde  uur  verstreken  was,  leverde  de  rijksbe- 
stierder  hen  vrij  aan  boord  van  de  Nederlandsche  schepen. 

De  regering  van  Bantam  betoonde  zich  nu  qpk  zeer  vrede- 
lievend,  zij  sprak  van  vrede  en  vriendschap,  van  hervatting  van 
den  handel  en  van  de  oude  betrekkingen;  maar  toen  Goen 
dientengevolge  eene  poging  liet  aanwenden  om  den  peperhandel 
weder  aan  te  vangen ,  toen  bleek  het ,  dat  de  rijksbestierder 
zijne  maatregelen  genomen  had  om  de  hervatting  der  handels- 
betrekkingen te  belemmeren. 

Goen  bleef  nog  tot  den  21""  Junij  met  zijne  schepen  voor 
Bantam  liggen,  altijd  in.  de  hoop  dat  het  wantrouwen  wijken 
zou  en  de  peperhandel  weder  vrij,  zooals  de  rijksbestierder  be- 
looM  had,  zou  kunnen  gedreven  worden.  Toen  echter  de 
Nederlandsche  loge  bij  voortduring  met  Javaansche  krijgslieden 
bleef  bezet  en  ieder  Nederlander  binnen  de  stad,  streng  bewaakt 
vrerd,  keerde  hij  naar  Jakatra  terug.  Hij  liet  drie  zijner  schepen 
op  de  reede  van  Bantam  achter,  deels  om  de  Nederlandsche 
kooplieden  te  beschermen,  deels  om  het  oog  te  houden  op  de 
£ngelschen,  wier  verblijf  men  niet  kende.  Vóór  zijn  vertrek 
lieten  Goen  en  zijn  raad,  op  grond  van  zeer  zonderlinge  rede- 
neringen, eerst  de  Ghinezen  uitnoodigen  om  naar  Jakatra  te 
komen ,  daarna  hun  aanzeggen ,  dat  zij  vóór  hunnen  terugkeer 
naar  Ghina  eenigen  hunner  landgenooten  te  Jakatra  moesten 
achterlaten ,  om  dddr  tegen  goed  loon  arbeid  te  verrigten.  Aan 
de  bevelhebbers  en  kooplieden  der  Ghinesche  jonken  werd  mede- 
gedeeld ,  dat  indien  de  peperhandel  bij  voortduring  aan  de 
Nederlanders  te  Bantam  bleef  ontzegd ,  in  zee  de  peper  uit 
hunne  jonken  tegen  billijke  betaling  door  de  Nederlanders  zou 
worden  geligt  ^. 

1     Rflsol.  66.  en  R.  18  Juq^  1619. 


CXVI 

Toen  weinige  dagen ,  nadat  Goen  van  Bantam  was  vertrok- 
ken, de  rijksbestierder  zich  nog  vijandiger  tegen  de  Nederlan- 
ders betoonde  en  dezen  den  handel  geheel  belette ,  besloten 
Gouverneur-Generaal  en  raden,  tot  eene  blokkade  van  Bantam 
over  te  gaan  i.  Het  geld  en  de  goederen  werden  uit  de  Neder- 
landsche  loge  gehaald  en  op  de  schepen  gebragt,  slechts  een 
vijftal  matrozen  bleef  achter,  het  uit-  en  in  varen  van  de  haven 
werd  belet  en  alle  met  lading  aankomende  en  vertrekkende  vaar- 
tuigen werden  gelost.  De  regering  van  Bantam  beschouwde  van 
dat  oogenblik  af  teregt,  zich  als  in  oorlog  met  de  Nederlanders. 

Goen  had  met  deze  blokkade  een  tweeledig  doel  op  het  oog, 
vooreerst  wilde  hij  daardoor  den  handel  van  Bantam  naar  Ja- 
katra  doen  verloopen ,  en  ten  tweede  moest  hem  dit  een  middel 
zijn  om  zich  van  peper,  die  hij  te  Bantam  niet  meer  krijgen 
kon ,  te  voorzien.  Wij  zullen  later  de  gelegenheid  hebben  om 
op  te  merken 9  dat  de  nu  ingevoerde  staatkunde,  van  aan  Bantam 
den  handel  af  te  snijden ,  met  het  doel  om  dien  naar  Batavia 
te  verleggen,  mét  meer  of  minder  klem,  naar  mate  de  om- 
standigheden het  vereischten,  tot  in  het  jaar  1659,  bijna  onaf- 
gebroken is  gehandhaafd.  Onverzoenbare  haat  vervulde  dan  ook 
het  hart  van  den  Bantamschen  rijksbestierder  tegen  Goen,  dien 
hij  als  den  grooten  drijver  beschouwde  van  alles,  wat  er  in  de 
laatste  jaren  op  Java  door  de  Nederlanders  was  verrigt.  Op  den 
l?""  October  1619  werd  Goen  bijna  het  slagtoffer  van  dien 
haat,  toen  drie  afgezonden  moordenaars  hem  het  leven  wilden 
benemen,  maar  die,  hoewel  zij  zich  alleen  met  Goen  in  de  ge- 
hoorzaal  bevonden,  hun  misdrijf  niet  durfden  volvoeren^  omdat 
zij  onder  den  vreesselijken  blik  van  hun  heldhaftigen  vijand 
terugkropen. 

Met  de  Engelschen  had  Jan  Pietersz.  Goen  nog  eene  open- 
staande rekening.  Die  te  vereffenen,  was  zonder  twijfel  een 
zijner  vurigste  wenschen ;  maar  zoodra  de  terugkomst  van  Goen 


Rssol  6G.  en  R.  30  Jony  1619. 


CXVII 

met  zestien  schepen  uit  de  Molukken,  te  Bantam  was  vernomen^ 
had  de  Engelsche  admiraal  de  ankers  doen  ligten  en  was  hij 
met  zijne  vloot ,  straat  Sunda  uit,  westwaarts  de  Indische  zee 
ingezeild,  zonder  dat  men  met  zekerheid  wist,  waar  hij  geble- 
ven was. 

Onder  de  eerste  Nederlanders  die  te  weten  kwamen,  waar  de 
Engelsche  vloot  te  vinden  zou  zijn,  behoorde  schipper  Gr.  Cor- 
nelisz.  ^t  Hert,  bevelhebber  van  het  schip  de  Orënjeboom.  Deze 
kwam,  met  meer  andere  schepen,  omstreeks  dezen  tijd,  uit 
Nederland  in  den  Archipel  aan  en  ontmoette,  op  ongeveer  hon- 
derd mijlen  aüstand  van  Sumatra^s  westkust,  een  van  de  Engelsche 
schepen,  welke  voor  Goen  waren  weggevlugt.  Schipper  *t  Hert 
onbekend  met  het  uitbreken  van  den  oorlog  in  Indie,  tusschen 
de  Nederlanders  en  de  Engelschen ,  ging  zonder  kwaad  vermoeden 
met  eenigen  van  zijn  volk  bij  den  Engelschman  aan  boord  en 
in  de  kajuit.  Terwijl  men  hem  daar  met  geveinsde  vriende- 
lijkheid onthaalde,  werden  op  het  dek  de  HoUandsche  schepe- 
lingen door  de  Engelschen  gegrepen;  doch  dezen  lieten  zich  niet 
zonder  tegenstand  gevangen  nemen,  twee  matrozen  zelfs  sprongen 
over  boord.  Schipper  't  Hert  verneemt  het  gerucht  van  deze 
worsteling,  rukt  zich  los  uit  de  handen  der  Engelschen,  die  nu 
ook  hem  wilden  grijpen;  doch  hij  vindt  de  kajuitsdeur  met  eene 
ketting  gesloten,  hij  maakt  onverwacht  eene  wending,  springt 
op  de  galerij  en  roept  van  dddr  aan  de  bemanning  van  de 
Oranjeboom,  die  zeer  nabij  het  Engelsche  schip  lag:  «Zij  zou- 
«den  al  het  geschut  vooruit  brengen  en  langs  de  geheele  zij 
«aan  de  Engelschen  de  volle  laag  geven!»  De  Britsché  bevel- 
hebber, die  vermoedelijk  zoodanige  ontknooping  niet  verwacht 
had  en  geen  smaak  schijnt  gehad  te  hebben  om  eene  volle  laag 
van  zóó  nabij  uit  de  trompen ,  op  zijne  zijde  te  ontvangen ,  zond 
in  allerijl  den  wakkeren  HoUandschen  schipper  naar  zijn  eigen 
boord  terug  en  liet  hem  zijn  weg  vervolgen. 

Terwijl  Goen  nog  met  zijne  scheepsmagt  voor  Bantam  lag, 
was   in   den    raad  de  vraag  behandeld,  of  men  de  Engelschen 


CXVIII 

ook  zou  gaan  opzoeken  en  slag  leveren;  doch  na  bedaarde  over- 
weging had  men  besloten  het  oor  niet  te  leenen  aan  de  inbla- 
zingen van  de  wraakzucht,  ten  koste  van  meer  gewigtige  be- 
langen. De  Nederlandsche  scheepsmagt  wilde  men ,  in  de  eerste 
plaats  y  dienstbaar  maken  aan  de  bescherming  van  de  belangen 
der  Compagnie  op  de  kust  van  Java,  en  tot  bevordering  van 
den  handel  op  onderscheidene  kantoren  in  Indie,  die  noodzakelijk 
van  kapitaal  en  koopmansgoederen  moesten  worden  voorzien.  ^ 
Om  dit  besluit  ten  uitvoer  te  leggen  werden  drie  schepen  naar 
Patane,  in  de  golf  van  Siam,  zes  schepen  naar  de  peperhavens 
van  Sumatra  afgevaardigd.  De  behartiging  van  het  handelsbelang 
weerhield  echter  den  Gouverneur-Generaal  en  zijnen  raad  niet, 
om  aan  de  bevelhebbers  dier  beide  smaldeelen,  tevens  den  last 
te  geven,  dat  telkens  wanneer  zij  Engelsche  schepen  mogten 
ontmoeten  en  de  kans  schoon  zien  tot  schadeverhaling,  zij  dien 
vijand  mogten  aantasten. 

Ook  hierin  weder  begunstigden  de  omstandigheden  het  beleid 
van  het  Nederlandsch-Indische  bestuur. 

De  drie  schepen,  welke  naar  Patane  waren  afgezonden, 
troffen  daar  twee  Engelsche  bodems  op  de  reede  aan.  Na  een 
bloedig  gevecht,  dat  ruim  drie  glazen  duurde  en  waarin  39 
Engelschen  en  10  Nederlanders  sneuvelden,  werden  de  twee 
Engelsche  schepen,  met  45  stukken  gewapend,  door  de  Neder- 
landers genomen.  Een  der  felste  tegenstanders  van  de  Neder- 
landsche  Compagnie,  die  de  groote  drijver  was  geweest  van 
den  krijg,  John  Jordain,  kapitein  en  opperkoopman  der  Engel- 
schen, liet  in  dezen  scheepsstrijd  het  leven. 

Het  tweede  Nederlandsche  smaldeel,  dat  onder  bevel  van  den 
kommandeur  en  raad  van  Indie,  Willem  Jansz,  naar  de  west- 
kust van  Sumatra  was  gestevend,  behaalde,  weinig  tijds  later, 
nog  meer  voordeel.  Op  de  hoogte  van  Tikoe  ontmoette  dit 
smaldeel,   den    11*^   October    IGIS,  vier  Engelsche  schepen;  er 


BeioL  GG.  en  B. ,  18  Jnng  1619. 


GXIX 

werd  terstond  tot  enteren  besloten.  Na  een  allerhevigsten  strijd, 
boord  tegen  boord  geleverd,  moesten  de  Engelschen  ook  hier 
weder  voor  de  overmagt  bukken.  Een  der  Britsche  schepen^ 
de  Dragon,  geraakt  in  brand,  de  bemanning  springt  over  in 
het  Hollandische  schip  Haarlem,  doch  wordt  terug,  binnen  eigen 
boord  gejaagd,  om  eerst  den  brand  te  blusschen.  Voor  de  avond 
gevallen  was,  waren  alle  vier  de  Engelsche  schepen  genomen. 
Ook  in  dit  gevecht  weder,  sneuvelde  de  Engelsche  bevelhebber, 
met  nog  50  andere  schepelingen.   ^ 

Alsoo  waren  de  Britten ,  die  weinige  maanden  geleden ,  nog 
snoevende  hadden  gedreigd,  dat  zij  die  Dutchmen  wel  uit  Indie 
zouden  jagen ,  nu  op  punt  van  zei  ven  door  den  ijzeren  arm  van 
Jan  Pietersz.  Goen  uit  den  Archipel  te  worden  gezet.  Nog  was 
Goen,  de  man  zonder  genade  of  weifeling,  niet  voldaan;  nog 
wilde  bij  het  jus  talionis  verder  op  de  Engelschen  toepassen, 
nog  beraamde  hij  een  nieuwen  grooten  kruistogt,  om  hen  van 
de  kusten  van  Sumatrar  en  Koromandel  te  drijven;  nog  vulde 
hij  zijne  brieven  met  klagten  over  Engelschen  vooral,  maar  ook 
over  Franschen,  Denen  en  alle  andere  mededingers,  die  een 
vreedzamen  en  onkostbaren  handel  kwamen  drijven,  terwijl  de 
Nederlandsche  Oost-Indische  Compagnie  met  de  oorlogskosten 
bleef  belast  en  wier  indringen  hij  met  te  meer  geweld  wilde  kee- 
ren,  omdat  hij  hen  allen  beschouwde  als  heimelijk  ondersteund 
door  het  goud  des  Konings  van  Spanje,  opgehitst  door  Isaac 
Lemaire,  «dien  algemeenen  v^anfif »  zooals  hij  dezen  noemde,  toen 
te  midden  der  vijandelijkheden ,  op  den  27"^  Maart  1620  de 
onverwachte  en  ongewenschte  tijding  kwam,  dat  de  Nederland- 
sche Compagnie  in  Europa  met  die  der  Engelschen  in  verbond 
was  getreden.  In  den  loop  des  jaars  1618  waren  de  afgebroken 
onderhandelingen  tusschen  de  bewindhebbers  der  Engelsche  en 
Nederlandsche  Oost-Indische  Compagnie,  onder  bemiddeUng  der 
diplomatie  weder  hervat.    In  de  maand  December  van  dat  jaar 


Zie  bienditer  brief  van  Coen ,  dd.  22  Jannar^  1620. 


cxx 

was  een  talrijk  gezantschap ,  uit  afgevaardigden  der  Staten-Gene- 
raal  en  der  Oost-Indische  Compagnie  bestaande^  uit  Nederland 
naar  Londen  gestevend.  Op  den  20*^  December  1618  had  het 
Nederlandsche  gezantschap  gehoor  bij  Koning  Jakobus.  Eerst 
hielden  de  gezanten  der  Staten-Generaal  eene  aanspraak  ^  daarna 
deden  de  commissarissen  der  Nederl.  Oost.-Ind.  Gomp.  in  eene' 
langgerekte  rede,  een  voorstel  tot  vereeniging  der  handelsvoor- 
deelen  en  verdedigingskosten  in  Indie  voor  beide  de  compagnien. 
Bij  aeze  eerste  zamenkomst  reeds  bleek  het,  dat  de  stemming  des 
koningSy  sedert  1613  ten  nadeele  der  Nederlanders  was  gev^ijzigd. 
De  bewindhebbers  der  Engelsche  compagnie,  die  sedert  lang 
naar  middelen  hadden  gezocht,  om  den  Koning  zijne  gematigde , 
zijne  onverschillige  houding,  zooals  zij  meenden ,  te  doen  verlaten , 
hadden  hem  aangebragt,  dat  Nederlandsche  kooplieden  in  Indie 
zich  met  minachting  over  hem  hadden  uitgelaten  en  ge- 
zegd, «zij  gaven  niet  meer  om  den  Engelschen  Koning;  want 
« de  Oude  St.  Joris  was  kindsch  geworden ! »  Hiermede  had 
men  de  bekende  ijdelheid  van  dien  monarch  geprikkeld  en  de 
houding,  welke  hij  jegens  het  Nederlandsch  gezantschap  aannam 
was  koel  en  afgemeten.  Het  was  dan  ook  eerst  op  den  24"^*^ 
Januarij  1619^  dat  de  commissarissen  van  de  zijde  des  konings 
waren  benoemd  en  de  onderhandelingen  een  aanvang  namen. 

Reeds  dadelijk  weigerden  de  Engelschen  over  eenig  ander  punt 
in  beraadslaging  te  treden,  vóór  dat  de  Nederlanders  voldoening 
hadden  gegeven  van  beleedigingen ,  feitelijk  of  met  woorden  aan 
de  Engelschen  aangedaan.  Die  grieven  moesten  eerst  uit  den 
weg  worden  geruimd.  Maar  nu  kwamen  ook  de  Nederlanders 
van  hunne  zijde  liiet  « doleantien  »  en  toen  men  van  beide  zijden 
de  memorien  van  grieven  elkander  had  overgereikt,  scheen  het 
niet  te  overzien,  hoelang  de  wederkeerige  verwijten  nog  zouden 
worden  gerekt.  Door  de  bemiddeling  der  gezanten  werd  niette- 
min dit  voorafgaand  vraagstuk,  vroeger  tot  eene  beslissing  gebragt 
dan  men  aanvankelijk  had  kunnen  verwachten. 

Het  eerste  artikel  werd  reeds  op  den  9**^  Februarij  vastgesteld, 


GXXI 


nadat  de  Nederlandscbe  gezanten  alle  verlangde  voldoening  voor 
beleedigingen  jegens  den  koning  mondeling  hadden  gegeven.  Bij 
dit  eerste  punt  werd  vastgesteld,  dat  van  beide  zijden  alle  grieven 
zouden  worden  vergeven  en  vergeten ,  alle  gevangenen  zouden 
worden  ontslagen  ed  alle  genomen  schepen  en  goederen  zouden 
worden  teruggegeven. 

Hierop  gingen  de  beide  partijen  over,  tot  het  behandelen  van 
de  vraag,  of  en  zoo  ja,  op  welke  wijze  de  beide  Gompagnien 
zouden  vereenigd  worden.  Commissarissen  van  weerszijden  waren 
het  spoedig  daaromtrent  eens,  dat,  om  tot  eene  vereeniging  te 
geraken 9  men  eerst  beider  kapitaal,  waarover  men  opdatoogen- 
blik  te  beschikken  had,  moest  kennen. 

De  Nederlandscbe  en  de  Engelsche  commissarissen  legden  nu 
aan  elkander  over  een  staat  van  hun  kapitaal.  De  Nederl. 
Oost-Indisché  Compagnie  gaf  als  haar  werkelijk,  op  dat  oogen- 
blik  bestaand  kapitaal  op,  negentien  milhoen,  vijfmaal  honderd 
duizend  gulden,  over  verschillende  posten  verdeeld;  de  Engel- 
schen  daarentegen  een  kapitaal  van  vier  en  twintig  millioen 
vijf  ipaal  honderd  duizend  gulden.  Een  koopman  geeft  altijd 
ongaarne  de  hoegrootheid  op  van  zijn  kapitaal,  hij  zal  het  al 
ligt  grooter  doen  voorkomen  dan  het  werkelijk  is,  hoeveel  te 
meer  mogt  men  dit*  hier  niet  verwachten,  waar  van  de  hoe- 
grootheid van  het  kapitaal,  de  hoegrootheid  van  het  aandeel  in 
de  retouren  afhankelijk  zou  zijn. 

Men  mag  dus  betwijfelen  of  wel  ééne  der  twee  partijen  eene 
geheel  juiste  opgaaf  heeft  gedaan;  doch  de  Engelschen  schijnen 
het  wel  wat  erg  grof  te  hebben  gemaakt,  vooral  bij  hunne  be* 
rekening  van  de  kapitaals  waarde  van  de  laatst  uitgeruste  sche- 
pen, tén  minste,  toen  d&  Nederlandscbe  commissarissen  hun  de 
kosten  eener  uitrusting  hadden  voorgerekend,  erkenden  zij  ein- 
delijk al  lagchende ,  dat  de  Engelsche  schepen  wel  wat  erg  duur 
waren  en  dat  het  tijd  werd,  dat  daar  orde  in  wierd  gebragt. 
Het  debat  over  deze  opgaven,  was  intusschen  eene  zaak  van 
zeer  teederen    aard;    want   hoe   iRCourtois»    men  zich  ook  uit- 


GXXII 

drukte,  kwam  het  toch  altijd  daarop  neder,  dat  men  over  en 
weder  elkander  van  onware  opgaven  moest  overtuigen.  Nadat 
de  commissarissen  dan  ook  meermalen  over  dit  punt  bijéén  waren 
gekomen 9  eindigde  deze  beraadslaging  met  een  twist,  «men  viel 
avan  het  eene  propoost  in  het  andere,  met  herde  woorden 
«van  beide  zijden'',  zoodat  de  gezanten  als  bemiddelaars  tusschen- 
beiden  moesten  komen  en  het  oorspronkelijke  plan  eener  kapi- 
taalsvereeniging  der  beide  Gompagnien,  in  het  einde  werd  prijs 
gegeven. 

Een  niet  minder  teeder  punt  kwam  nu  in  behandeling,  na« 
meiijk  de  vrijheid  en  gelijkheid  van  handel  in  Indie. 

De  Nederlanders  verstonden  daaronder,  vrijheid  en  gelijkheid 
voor  beide  partijen  in  Indie,  uitgenomen  voor.  die  plaatsen, 
waar  de  Oost-Indische  Compagnie  uitsluitende  contracten  met 
de  inlandscbe  vorsten  of  de  inlandsche  bevolking  had  gesloten 
en  inzonderheid  in  den  Archipel  der  specerijen. 

De  Engelsche  bewindhebbers  daarentegen  begeerden,  dat  beide 
partijen  gelijke  regten  overal  in  Indie  zouden  hebben.  Zij  wer- 
den in  hunne  eischen  gesteund  door  koning  Jakobus,  die  voor 
zijne  onderdanen  de  helft  der  handels-produkten  overal  in  Indie 
verlangde.  Hij  voegde  er  zelfs  bij,  dat,  indien  de  Hollanders 
oorlog  wilden,  zij  dat  slechts  hadden  te  verklaren,  hoewel  hij 
het  beter  oordeelde,  indien  zij  tot  een  vergelijk  toetraden. 

De  bijeenkomsten  der  commissarissen  van  de  Nederlandsche 
en  Engelsche  Compagnie  hielden  nu  ook  op,  zij  leidden  slechts 
tot  hoogloopende  twisten.  De  gezanten  der  Staten-Generaal 
namen  van  dat  oogenblik  af,  de  zaak  in  handen  en  onderhan- 
delden met  de  commissarissen  van  den  Koning  van  Groot-Brit- 
tanie.  Toen  deze  twee  partijen  het  zoover  gebragt  hadden,  als 
het  hun  mogelijk  scheen,  onderwierpen  zij  een  concept-overeen- 
komst aan  de  gevolmagtigden  der  beide  Compagnien,  maar  ook 
nu  weder  leed  het  ontwerp  bij  dezen  schipbreuk. 

De  Engelsche  Compagnie  verlangde  de  helft  van  de  pepelr, 
welke  in  Indie  zou  gekocht  worden,    zij  weigerde  bij  te  dragen 


X 


v 


N 


\ 


\ 


iD   de   onkosten    van   onderhoud  der  sterkten  in  de  Molukken, 
maar  eischte   het  regt   van  in  den  archipel  der  specerijen  voor  'n, 

zich  zelve  y  forten  te  bouwen.  De  Nederlandsche  bewindhebbers 
weigerden  dit.  Het  bezit  van  één  of  meer  forten  in  de  Molukken 
was  een  hoofdpunt,  dat  de  Engelsche  Compagnie  niet  wilde 
loslaten  en  de  Nederlandsche  niet  wilde  toegeven.  In  de  hevig- 
heid waarmede  de  beide  partijen  over  dit  punt  toen  hebben 
getwist  en  in  de  dilatoire.  oplossing,  welke  er  toen  aan  is  ge- 
geven, moet  de  oorsprong  en  tot  op  zekere  hoogte  ook  de 
verklaring  worden  gezocht,  der  gebeurtenissen,  welke  weinige 
jaren  later,  in  1623  op  Amboina  zijn  voorgevallen  en  sedert 
bekend  zijn  gebleven  onder  den  naam  van  «Ambonschen  moord.» 
De  onbevredigde  begeerte  naar  zoodanige  sterkte  in  de  Molukken 
is  welligt  voor  de  Engelschen  toen  een  prikkel  geworden ,  om 
door  zamenz wering  en  list  zich  op  Amboina  te  verwerven,  het- 
geen zij  bij  traktaat  niet  hadden  kunnen  verkrijgen. 

De  kennis  daarentegen,  welke  de  Nederlanders  van  dien, 
sedert  jaren  bij  de  Engelschen  bestaanden  toeleg,  droegen  en 
de  ondervinding,  die  zij  voortdurend  opdeden  van  de  listige 
pogingen  der  Engelschen  om  de  bevolking  der  Molukken,  ja 
zelis  de  Nederlandsche  soldaten  en  matrozen  op  te  ruijen  en 
tot  zich  te  trekken  ^ ,  hebben  alligt  tot  de  bloedige  ontknooping 
op  Amboina  medegewerkt  en  de  Nêderlsgidsche  ambtenaren  tot 
meer  wantrouwen,  meer  haastige  regtspleging  en  wreeder  straf- 
oefening  verleid,  dan  waartoe  zij  onder  gewone  omstandigheden 
zouden  zijn  overgegaan. 

Toen  de  gezanten  van  de  Staten  Generaal  bemerkt  hadden, 
dat  noch  de  Engelsche,  noch  de  Nederlandsche  Oost-Indische 
Compagnie,  met  het  ontwerp- verdrag  genoegen  nam,  waren 
ook  zij  reeds  op  het  punt  van  de  onderhandeling  op  te  geven. 
Zij  bleven  nog  alleen  in  Engeland  om  over  andere  punten,  den 
invoer  van  nijverheidsvoortbrengselen  en  de  noordsche  visscherij 


>    Zie  o.  a.  hierachter  hladz.  211 ,  265 ,  267  en  268. 


^CXXIV 


betreffende,  met  de  Engelsche  regering  te  beraadslagen,  toen 
koning  Jakobas,  die  nu  weder  meer  tot  eene  schikking  scheen 
geneigd,  een  zoogenaamd  «expediënt»  voorsloeg,  dat  hierin  zou 
bestaan,  dat  de  Gompagnien  zich  verdragen  zouden  op  die  pun- 
ten, welke  zij  beiden  goedkeurden  en  dat  er  inmiddels  een 
artikel  in  het  traktaat  zou  worden  ontworpen,  waarbij  bepaald 
zou  worden,  dat  de  forteressen  zouden  blijven  in  handen  der 
bezitters  en  de  vraag  of  de  Engelschen  in  den  specerij-archipel 
sterkten  zouden  aanbouwen  voor  2  of  3  jaren,  in  «surcheance» 
zou  blijven. 

Over  dezen  voorslag  werden  nu  weder  langdurige  beraadsla- 
gingen gehouden,  totdat  men  het  eindelijk  zoover  eens  v^erd, 
dat  in  de  eerste  dagen  van  Julij,  de  gemagtigden  der  Nederland- 
sche  Oost-Ind.  Comp.  weder  naar  Engeland  overkwamen  en  er 
op  den  7/17  Julij  1619  een  traktaat  tot  stand  kwam,  waarbij 
hoofdzakelijk  het  navolgende  werd  vastgesteld. 

Het  eerste  artikel  was  vroeger  reeds  goedgekeurd  en  regelde  de 
zoogenaamde  satisfactie.  ^ 

Het  tweede  bepaalde,  dat  de  beide  compagnien  en  alle  hare 
hoogere  en  mindere  officieren  en  ambtenaren  voortaan  met  elkan- 
der zouden  leven  en  « converseeren  »  als  getrouwe  vrienden ,  na- 
buren en  geallieerden. 

In  het  derde  artikel  leest  men :  « De  handel  en  traffiek  zal  vrij 
en  open  wesen  in  de  Oost-Indien,  zoo  voor  de  Comp.  van 
Engeland  als  voor  die  der  Ver.  Provintien ,  zoodat  ieder  van  deze 
Compagnien,  voor  zijne  eigene  en  afzonderlijke  rekening  zoo- 
danig fonds  of  kapitaal  zal  kunnen  gebruiken  als  haar  goeddunkt.» 

Zamen voeging  van  kapitaal  was  dus  door  dit  artikel,  voor  goed 
ter  zijde  gesteld. 

In  de  volgende  artikelen  werden  nu  voornamelijk  de  handels- 
belangen geregeld.  Gezamenlijk  zouden  beide  partijen  pogingen 
in    het  werk  stellen  om  de  hooge  tollen  en  de  geschenken  aan 


'    Zie  boyea  bladz.  GXXI. 


cxxv 

Indische  vorsten  te  doen  verminderen ;  met  gemeen  overleg  wa- 
den de  inkoopsprijzen  in  Indie  tot  eene  redelijke  hoogte  worden 
teruggebragt  en  de  verkoopprijzen  in  Europa  geregeld  worden. 
Deskundigen  van  beide  zijden  zouden  de  prijzen  van  de  peper 
op  Java  te  zamen  regelen,  inkoopen  en  gelijk  verdeelen  tusschen 
de  twee  compagnien.  De  Engelsche  compagnie  zou  vrij  te  Pal- 
iacatte,  waar  de  Nederlanders  eene  sterkte  en  een  uitsluitend 
contract  hadden^  mogen  handelen ,  mits  zij  de  helft  droeg  in  de 
kosten  van  het  fort  en  van  het  garnizoen.  ^ 

Het  achtste  artikel  regelde  het  zoo  lang  betwiste  punt  van  den 
handel  op  de  specerij-eilanden.  Op  de  eilanden  der  Molukken^ 
op  Bauda  en  Amboina,  zou  de  handel  met  «gemeen  advies «^ op 
zoodanige  wijze  worden  geregeld ,  dat  de  Gomp.  van  Engeland 
het  genot  zou  hebben  van  het  1/3  deel  van  den  geheelen  han- 
del, zoowel  in  den  aanvoer  en  den  verkoop  der  handelswaren 
op  die' eilanden ,  als  van  de  vruchten  en  waren ,  welke  die  eilan- 
den opleverden.  De  beide  andere  deelen  zouden  blijven  ter  be- 
schikking van  de  Nederlandsche  Oost-Indische  Compagnie.  De 
ambtens^ren  en  handelaren  van  beide  partijen  zouden  deze  vruch- 
ten inkoopen  tegen  vastgestelde  prijzen ,  de  deelen  of  contin- 
genten van  beide  partijen  regelen  en  aanwijzen ,  en  daarom 
woonplaatsen  hebben  binnen-  of  toegang  hebben  tot  de  forten 
en  pakhuizen  van  de  beide  partijen.  ^ 

Bij  de  artikelen  10  tot  16  werd  bepaald,  dat  er,  omdat 
de  handel  in  zoover  verwijderde  gewesten  moest  worden  ver- 
dedigd, een  raad  van  defensie  in  Indie  zou  worden  opgerigt, 
die  uit  acht  leden,  vier  van  elke  partij  zou  bestaan,  onder  het 
voorzitterschap  beurtelings  van  een  Nederlander  of  van  een 
Engelschman.  Eene  vloot  van  defensie,  twintig  schepen  sterk, 
zou  ter  beschikking  van  dien  raad  gehouden  worden. 

De  raad  van  defensie  zou  gebied  hebben  over  de  «gemeene 
defensie  ter  zee»  en  zou  de  schepen  over  de  verschillende  plaat- 

*  Art.  4—8. 

*  Art.  8  en  9. 


CXXVI 

sen  in  ladie,  op  zoodanige  wijze  verdeelen,  als  zij  dat  noodig  en 
nuttig  zou  oordeelen ;  bovendien  zou  zij  ook  vaststellen  de  tollen 
en  iinpositien  y  welke  voor  het  onderhoud  der  forten  en  garni- 
zoenen noodig  zouden  zijn. 

Het  groote  twistpunt  werd  in  de  artikelen  23 ,  24  en  25  niet 
opgelost  9  maar  voor  de  toekomst  ter  zijde  gesteld.  Daarin  leest 
men:  «De  sterkten,  zoowel  van  de  eene  als  de  andere  partij  , 
zullen  blijven  in  handen  der  tegenwoordige  bezitters,  en  aan- 
gezien er  quaestie  geweest  is,  betreflende  den  aanbouw  van 
eenige  nieuwe  forteressen,  welke  de  Engelsche  Compagnie  noo- 
dig geoordeeld  heeft,  voor  de  zekerheid  van  haar  volk  en 
hare  goederen ,  zoo  is  er  overeengekomen ,  dat  deze  quaestie 
zal  opgeschort  blijven  (demeurera  en  surchéance)  gedurende  den 
tijd  van  twee  of  drie  jaren,  opdat  dit  vraagstuk  zal  worden 
hervat,  nadat  men  te  zamen  behoorlijk  zal  hebben  onderzocht , 
hoeveel  en  op  welke  plaatsen  er  sterkten  noodig  zullen  zijn,  en 
de  zaak  op  zulk  een  voet  zal  worden  bijgelegd,  dat  zij  moge 
strekken  tot  tevredenheid  van  beide  partijen.  Doch  de  forten, 
welke  in  de  Molukken  of  elders  in  Indie,  door  het  beleid  of  de 
magt  van  beide  partijen  te  zamen  zouden  verkregen  worden, 
zouden  ook  door  beide  partijen  worden  bezet,  bewaard  en 
onderhouden. 

Bovendien  zou  door  beide  partijen  alle  moeite  worden  aange- 
wend, om  den  vrijen  handel  in  China  te  verwerven,  en  geen 
van  beide  partijen  zou  pogingen  in  het  werk  mogen  stellen, om 
de  eene  de  andere,  hetzij  door  sterkten,  hetzij  door  contracten, 
uit  eenige  deelen  van  Indie  uit  te  sluiten.  Eindelijk  zou  dit 
tractaat,  waarvan  niemand,  dan  de  tegenwoordige  deelhebbers  in 
de  beide  Compagnien,  genot  zou  hebben,  gedurende  twintig  jaren 
van  kracht  zijn. 

Het  was  op  deze  wijze,  dat  in  Europa  de  diplomatie  had  ge- 
meend den  vrede  te  moeten  stichten,  tusschen  de  twee  mededin- 
gende handelsligchamen.  Zij  had  echter  voorbijgezien ,  dat  het 
door  beide  Compagnien  aangenomen  monopoliestelsel ,  dat  overigens 


CXXVII 

gehed  overeenkomstig  de  denkbeelden  van  dien  tijd  was^  een 
onoverwinnelijk  beletsel  bleef  voor  eene  welgemeende  en  duur- 
zame vereeniging,  zij  had  geen  rekening  gemaakt  met  de  ver- 
bittering en  de  nationale  haat^  welke  tusschen  de  Nederlanders 
en  de  Engelschen,  door  al  hetgeen  tusschen  hen  was  voorgeval- 
len, tot  zulk  eene  hoogte  in  Indie  was  gestegen ,  dat  de  diplo- 
matie wel  tractaten  in  Europa  kon  teekenen,  maar  de  harten 
en  de  gemoederen  niet  in  Indie  kon  vereenigen. 

Het  Nederlandsch-Indisch  bestuur  daarenboven ,  achtte  de  getrof- 
fen overeenkomst  voor  de  Compagnie  hoogst  nadeelig  en  met  groo- 
cen  weerzin  werd  de  tijding  er  van ,  door  Coen  op  den  27"^  Maart 
1620  vernomen.  « Grooten  dank  zijn  de  Engelschen  U  ver- 
«  schuldigd'\  zoo  schreef  Coen  aan  de  Bewindhebbers  op  den 
11^^  Mei  1620,  «want  zij  hadden  zich  zelven,  regt  uit  Indie 
s  geholpen  en  gij  hebt  hen  er  nu  weder  midden  in  gezet.  Indien 
«  zij  het  goed  en  opregt  meenen,  dan  zal  het  wel  wezen,  maar 
«indien  zij  weder  kwaad  willen  dan  is  het  te  duchten,  dat  gij 
«  U  zei  ven  het  serpent  in  eigen  boezem  hebt  geplaatst.  Ik  erken, 
A  het  raakt  den  knecht  niet ,  wat  de  meester  doet  en  ik  weet 
m  hoe  groot  belang  de  Staat  der  Yereenigde  Provintien  heeft  bij 
m  de  vriendschap  en  het  bondgenootschap  met  de  kroon  van 
«Engeland;  maar  toch,  onder  verbetering,  thans  zijt  gij  te 
«  haastig  geweest  en  ik  kan  niet  wel  begrijpen ,  waarom  de  En- 
a  gelschen  een  derde  deel  der  specerijen  uit  de  Molukken  moeten 
m  verkrijgen;  want  zij  kunnen  geen  aanspraak  maken  op  é&i 
«  zandeken  van  het  strand  der  Molukken,  van  Amboina  of  van 
« Banda.  Hebben  zij  iets  dëdr  te  pretenderen,  waarom  slaan 
«zg  er  de  Spanjaarden  niet  uit  Tidore  of  Temate*^? 

Ondanks  de  geringe  ingenomenheid  waarmede  Coen  de  tijding 
van  het  gesloten  traktaat  ontving,  onderwierp  hij  zich  aan  de 
bevelen ,  welke  hem  uit  Europa  werden  gegeven ,  hij  toonde 
^at  men  noemt :  a  bonne  mine  a  mauvais  jeu. »  Er  werd  dade- 
lijk door  hem  een  Nederlandsch  en  een  Engelsch  vaartuig  naar 
de  ku$t  van  Sumatra  afgevaiirdigd  om  de  Engelsche  vloot  op  te 


CXXVIII 

zoeken.  Weldra  werd  deze,  elf  schepen  sterk ,  nabij  straat  Sunda, 
waar  zij  niet  veel  goeds  tegen  de  HoUandsche  schepen  in  den 
zin  had,  gevonden.  Coen  zeilde  den  Ëngelschen  admiraal. Martin 
Pring  te  gemoet  en  hield  met  hem,  op  den  19  April  1620, 
eene  vriendschappelijke  bijeenkomst.  De  beide  opperbevelhebbers 
kwamen  overeen,  dat  zij,  zoodra  de  ofGcieele  ratificatien  zouden 
zijn  aangekomen ,  de  vrede  tusschen  de  Nederlandsche  en  En- 
gelsche  Compagnien,  in  de  verschillende  deelen  van  Indie  zouden 
doen  afkondigen ,  inmiddels  bij  voorbaat  het  traktaat  voor  beide 
partijen  als  van  kracht  beschouwen  en  daaraan  uitvoering  geven. 
Reeds  op  den  24^  April  werd  de  raad  van  defensie  zamenge- 
steld  uit  vier  Engelsche  leden:  Martin  Pring, Thomas Brokedone^ 
August  Spalding  en  George  Musschamps  en  vier  Nederlanders: 
Jan  Pietersz.  Coen,  Pieter  de  Garpentier,  Jacob  Dedel  en  Mar- 
tinus  Sonck.  Met  goedvinden  van  den  Gouverneur-Generaal  Coen 
en  de  Nederlandsche  leden  van  den  raad  van  defensie,  zonden  de 
Ëngelschen  nu  ook  eenigen  hunner  als  afgevaardigden  aan  den  Pan- 
géran  van  Bantam ,  ten  einde  hem  mede  te  deelen ,  dat  de  vrede 
tusschen  de  Nederlanders  en  de  Ëngelschen  was  hersteld  en  om 
hem  aan  te  bieden,  eveneens  in  dien  vrede  te  worden  begrepen* 

Doch  de  Ëngelschen  konden  bij  den  vorst  van  Bantam  geen 
gehoor  verkrijgen ,  hij  weigerde  elk  voorstel  tot  schikking.  De 
raad  van  defensie  besloot  nu,  vooreerst  geen  aanbiedingen  meer 
aan  Bantam  te  doen;  doch  de  stad  door  de  verbonden  scheeps- 
magt  naauwer  in  te  sluiten.  Lag  dit  geheel  in  de  bedoeling  van 
Coen,  die  Jakatra  wilde  groot  maken  .ten  koste  van  Bantam, 
voor  de  Ëngelschen  was  dit  eene  groote  teleurstelling  en  voor 
het  Nederlandsche  gezag  een  feit,  gewigtig  in  zijne  gevolgen. 

De  Ëngelschen  hadden  het  voornemen  gehad,  om,  met  het 
oog  op  de  artikelen  23,  24  en  2S  van  het  gesloten  traktaat, 
zich  nabij  Bantam  te  vestigen  en  dédr  voor  zich  een  soortgelijk 
versterkt  rendez-vous  te  bouwen ,  als  de  Nederlanders  te  Jakatra 
hadden  g^dcht.  Zij  werden  nu  echter  genoodzaakt  met  en 
naast   de   Nederlanders   te   Jakatra '  hunne   woning    te    kiezen. 


GXXIX 

Spoedig  bleek  het  reeds ,  dat  zoo  al  het  huwelijk  gesloten  was 
tusschen  de  Engelsche  en  Nederlandscbe  Compagnien  ,  die  twee 
partijeo  toof  zaoienwoning  weinig  geschikt  waren.  «Het  iseene 
A superbe  natie, )i  schreef  Coen  reeds  op  den  11*"  Mei  1620  ^ 
«die  veel  pretendeert  en  wij  zijn  geenszins  Tan  meening  andere 
«authoriteit,  dan  die  de  Hooge  Mogende  Heeren  Staten-Generaal, 
«Zijne  Princelijke  Excellentie  en  UEd.  bewindhebberen  ons  ge- 
«geven  hebben,  in  het  land  van  Jakatra  te  gedoogen. » 

Eenige  weken ,  nadat  de  Engelschen  zich  .te  Jakatra  gevestigd 
hadden,  ontstond  er  reeds  aanleiding  tot  wederzijdsch  misnoegen. 
De  Engelschen  konden  het  niet  verdragen,  dat  zij  te  Jakatra, 
onder  de  heerschappij  en  het  regt  van  het  Nederlandscbe  gezag 
moesten  wonen.  Terwijl  Goen  druk  bezig  was  met  het  aanleggen 
van  een  nieuw  fort  en  het  doen  bouwen  eener  nieuwe  stad,  konden 
de  Engelschen  zoo  dadelijk  geen  plaats  voor  eene  woning  vinden, 
die  overeenkwam  met  hunne  keuze.  Zij  wilden  zich  daarom 
weder  vestigen  in  hunne  oude  loge  en  steenen  batterij  op  de  west- 
zijde der  Tji-Liwong ,  aan  den  mond  van  de  rivier.  De  Gouver- 
neur-Generaal Goen  en  de  raad  van  Indie  echter  weigerden  hun 
dit,  op  grond,  dat  dit  bolwerk  nog  zóó  sterk  was,  dat  het  de 
kracht  van  geschut  zou  kunnen  weerstaan  en  dat  daaruit  dus 
weder  een  tweede  kasteel  en  nieuwe  moeijelijkheden  zouden  kun- 
nen ontstaan,  omdat  hij  die  ddér  gevestigd  was,  voor  een  goed 
deel  meester  was  van  het  uit-  en  inkomen  van  de  rivier.  Goen 
bad  volkomen  regt  tot  die  weigering,  want  het  land  stond  krach- 
tens het  regt  van  verovering,  onder  de  souvereiniteit  der  Staten-  ' 
Generaal  en  was  in  het  bezit  der  Nederlandscbe  Oost-Indische  Gom- 
pagnie.  De  Engelschen  erkenden  dat  regt,  door  vooraf  vergunning 
om  zich  daar  te  plaatsen  aan  het  Nederlandsch-Indisch  bestuur 
te  vragen;  doch  dit  belette  hun  niet  om  zich  hevig  over  de 
weigering  te  beklagen.  Zij  waren  niettemin  verpligt  zich  te 
schikken  naar  den  wil  van  den  Nederlandschen  Gouverneur- 
Generaal  en  in  de  oude  stad  zich  te  vestigen.  Maar. ook  nu 
weder  dreigden  er  moeijelijkheden  te  ontstaan,  omdat  zij  hunne 
.  ly.  IX 


GXXX 

woning  eenigermate  inrigtten  als  eene  versterkte  plaats  en  daarin 
een  garnizoen  yan  30  soldaten  plaatsten ,  zoodat  zij  den  schijn 
aannamen  alsof  zij  te  zamen  met  de  Nederlanders ,  bezetting  bin- 
nen Jakatra  mogten  houden.  Ditmaal  deed  de  Gouverneur- 
Generaal  Goen  alsof  hij  de  bezetting  niet  opmerkte.  Maar  weldra 
gaf  miskenning  van  het  Nqjderlandsch  gezag  nieuwe  aanleiding 
tot  botsing.  Nadat  reeds  meermalen  Engelscbe  soldaten  en  ma- 
trozen de  Ghinezen  en  inlanders  hadden  beleedigd  en  zich  oneer- 
biedig tegen  de  Nederlandsche  ambtenaren  hadden  gedragen,  liet 
eindelijk  een  Engelscbe  bottelier,  op  eigen  gezag,  een  Chinee- 
schen  koopman  binnen  de  Engelscbe  loge  geesselen.  De  Engelsch- 
man  werd  hierover  voor  de  door  Coen  ingestelde  « regtsluyden 
van  bet  fort»  gedaagd;  maar  bij  wraakte  zijne  regters,  op  grond, 
dat  hij  geen  anderen  regter  erkende  dan  zijn  eigen .  president. 
De  ft  regtsluydeu  »  benoemd  door  de  vertegenwoordigers  van  den 
Souverein,  in  casu  door  Gouverneur-Generaal  en  raden,  veroor- 
deelden niettemin  den  Engelschen  bottelier  tot  geesseling  en  de 
Gouverneur-Generaal  Goen  liet  het  vonnis  uitvoeren.  De  presi- 
dent en  de  raad  van  de  Engelscbe  loge  beklaagden  zich  hierover 
zeer  heftig,  onder  anderen  zeggende,  dat  de  Majesteit  van  Enge- 
land en  van  de  Engelscbe  natie  daardoor  groote  scbande  was 
aangedaan.  Het  rustige  antwoord  daarop  van  Coen  luidde: 
«Door  de  misdaad  is  onze  hoogste  overigbeid  verkort;  hij  mogt 
«geen  anderen  regter,  dan  die  van  de  Hoog  Mogende  Heeren  de 
«  Staten-Generaal  in  het  land  gedoogen. » 

De  Engelschen  bleven  intusschen  voortgaan  met  telkens  en 
niet  alleen  te  Jakatra ,  maar  op  verschillende  plaatsen  in  Indie  het 
gezag  der  Nederlandsche  overheden  te  miskennen ,  aan  uitgevaar- 
digde plakkaten ,  zelfs  aan  een  zeer  matig  toltarief  door  den 
Gouverneur-Generaal  in  Rade,  te  Jakatra  ingevoerd,  weigerden 
zij  zicb  te  onderwerpen.  Als  men  nu  daarbij  nog  leest,  hoe  er 
allerlei  moeijelijkheden  werden  opgeworpen  over  de  zoogenaamde 
satisfactie  of  wederzijdsche  schadevergoeding,  in  artikel  1  van 
het   traktaat  vastgesteld,   dan   verwondert  men    zich    niet,   als 


GXXXI 

men  ongeduld  en  wrevel  in  de  brieven  van  Goen  bespeurt,  en 
daarin   het  berigt  leest:   dat   hij   eindelijk   gedwongen   was  om 
« met  hooge  woorden ,  herder  uyt  te  vaeren  dan  syn  aert  mede- 
ffbragt,  aen   de  Engelschen  aanseggende,  dat  hy  begeerde,  dat 
«elk   ofBcier  in  zijnen   rang,  door  hen  zou  worden  erkend,  en 
«dat   hij    regt  en  justitie  tegen  iedereen  zonder  onderscheid  zou 
«administreren.     Stond   het   haer  niet  aen,  mochten  vertrekken 
«en  gaen   daer   van   daen    quamen. »     Jan   Pietersz.  Goen  han- 
delde   uit    volle    overtuiging,    dat    hij    alleen    op   die  wijze  het 
Nederlandsch   gezag  zou    kunnen  handhaven  en  redden  uit  het 
gevaar  van  door  de  Engelschen  uit  Indie  te  worden  gedrongen. 
«Waeren  zij  meester,»  zoo  schreef  hij  op  31  Julij  1620  aan  de 
bewindhebbers ,    » de    Nederlanders   souden   welhaest   uyt  Indien 
«wesen,    maer    de   Heere  sy   lofF  die   het  anders  versien  heeft. 
ttT^  is    voorwaer   eene  onverdraechelycke  natie,  U   Ed.  zy  ten 
« alderhoochste  gerecommandeert  in  ^t  minste  geen  deel  van  des 
«compagnie^s  recht,  lant,  forten  of  plaetsen  aen  d^Engelssen  toe 
«te  staen,   veel    min   dat  daer  garnisoen  houden,  eenige  stercte 
«ofte   forten  bouwen,  want  soo   d^Engelssen  daertoe  comen ,  sal 
«d'Indische   staet  van  de   Generale   Gompagnie  der  Vereenichde 
«Nederlanden    niet  lange  bestaen  en  *t  volck  malckanderen  ver- 
« moorden.     De  Ghinezen  waerschouwen  ons  mede,  de  beginse- 
ftlen  tegen  te    staen,    seggende:  dat  anders  de  goetrondige  een- 
«vout   van   de   Nederlanders,   tegen    d'arge   trouweloosheyt  van 
« d'Ëngelsen  niet  bestaen  can. » 

De  ongelukkige  gebeurtenissen,  welke  weinig  tijds  daarna  in 
Amboina  tusschen  de  Nederlanders  en  de  Engelschen  zijn  voor- 
gevallen, hebben  maar  al  te  veel  deze  zwaarmoedige  voorspel- 
ling van  Goen  bevestigd.  ^ 

De  telkens  terugkeerende  en  tijdroovende  woordenwisselingen 


I 


I 


»  Men  vergelflke  verder,  over  de  gespannen  verhouding  tusschen  Engebchen  en 
Nederlanders  hierachter  de  brieven,  dd.  31  JulS  1620,  26  Octoher  1620,8  Januaifl , 
16  Novemhie  1621,  21  Januarij,  26  Maart,  6  Sept.  1622,  en  1  Febr.  1628. 


Gxxxn 

« 

en  moeijelijkheden  met  de  Engelschen,  eene  levendige  briefwisse- 
ling met  het  moederland  en  de  verschillende  Nederlandsche  kan^ 
toren  in  Indie ,  de  uitzending  van  schepen ,  kapitalen  en  handels- 
waren, de  beslommeringen  van  den  koophandel  en  al  die,  veelal 
gewigtige  zaken,  maar  dikwijls  ook  kleine  persoonlijke  bijzon- 
derheden ,  waarmede  het  algemeen  bestuur  in  Indie  destijds  was 
belast,  verhinderden  Coen  en  den  raad  van  Indie  niet,  om  krach- 
tig en  met  groote  voortvarendheid  de  hand  te  slaan  aan  de  in- 
rigting  van  het  nieuw  verworven  gebied.  Alles  moest  daar  uit 
niets  in  het  leven  geroepen  worden. 

Vooreerst  werd  ter  bepaling  van  de  uitgestrektheid  van  Neer- 
lands  Souvereiniteit  en  van  de  jurisdictie,  de  grenzen  van  het 
nu  Nederlandsche  rijk  van  Jakatra  vastgesteld.  Gouverneur- 
Generaal  en  raden,  bepaalden  omtrent  dit  punt,  op  den  29"^ 
Maart  1620,  dat  het  rijk  van  Jakatra  zich  uitstrekken  zou,  «aan 
ft  de  oostzijde  tot  aan  de  grenzen  van  Gheribon,  aan  de  west- 
ft  zijde  tot  aan  de  grenzen  van  Bantam ,  aan  de  zuidzijde  land- 
«waarts  in  over  het  geheele  land  tot  aan  de  zuidelijke  zee  en 
«noordwaarts  te  water,  over  de  zee  en  alle  eilanden  omtrent 
«  Jakatrk  liggende. »  ^  Het  bestuur  in  Indie  voorkwam  hierin  de 
bedoeUngen  en  bevelen  van  het  opperbestuur  in  Nederland, 
waarvan  weldra  eene  aanschrijving  in  Indie  werd  ontvangen, 
«omme  de  plaetse  van  Jakatra  te  vervatten  tot  eenen  generalen 
ft  rendez*vous ,  waertoe  wy  alsnu  sonder  hinder  ofte  uytstel  sni- 
ft len  connen  procederen,  als  synde  deselve  plaetse  en  het  land 
ftdaeromtrent  gelegen,  geconquesteert  ende  gewonnen  in  eene 
«goede,  oprechte  en  wel  gefbndeerde  oorloghe,  die  wy  nootsaec- 
«kelyk  tot  onse  defentie  hebben  moeten  aannemen  ende  soo 
ftuytgevallen  is,  met  Gods  hulpe,  dat  de  vyanden  verjaecht  synde, 
ftwy  't  selve  landt  met  eenen  goeden  tytel  mogen  besitten  in 
«vollen  eygendom,  gelyck  als  de  voorgaende  Coninck  offte 
«yemant   anders,  die  hy  tot    overhoofft  sonde   mogen   hebben 


«    Zie  hierachter  de  eerste  statuten  vaa  Batavia,  no.  XXXIX  der  gedr.  stuhken. 


GXXXIII 

«erkend,  ^t  selve  beseten  beeft,  sal  U  E.  daerom  weldoen  ende 

«Yoortvaeren    met   bet    geprojecteerde   desseing zonder 

«daerin  iemand  als  superieur  te  erkennen,  als  de  Doorluchtige 
«Hooge  Moogende  Heeren  Staten-Generael  der  Ver.  vrije  Neder- 

a landen,  Uwe  E.  booge  Overicbeyt ende  sal  Uwe  E.  de 

« limiten  ende  't  gebiedt  van  betselve  fort  soo  verde  extenderen , 
«als  tot  meeste  verseeckertbeyt  ende  naer  gelegen tbeyt  van  saec- 
aken  ende  tot  meesten  dienste  van  de  Gomp.  zult  bevinden  te 
a  bebooren. » 

Het  doel  der  verovering  van  Jakatra,  was  ook  reeds  door 
den  Gouverneur-Generaal  in  Bade  van  Indie,  omscbreven  in 
het  eerste  statuut;  ten  einde  aldaar  te  bouwen  «een  royael'fbrt, 
«dienende  als  generaal  rendez-vous,  tot  verzekering  tegen  bet 
«geweld  van  alle  vijanden  en  geveinsde  vrienden,  van  de  mid- 
« delen  der  Compagnie,  tot  bestuur  van  den  handel  in  alle 
«kwartieren  van  Indie,  de  plaatse  en  bet  land  te  bevolken  met 
«eene  goede  gemeente  en  aldaar  eene  stad  te  bouwen.» 

In  eene  maatschappij,  zamen gesteld  als  die  te  Jakatra,  moest 
het  de  eerste  zorg  van  bet  bestuur  zijn,  om  regtswezen  en 
regterlijke  instellingen  in  bet  leven  te  roepen.  Behalve  de 
«ordinaris  commissarissen  en  regtsluyden  van  ^t  fort  en  den 
advokaat-fiskaal , »  ^  hoofdzakelijk  voor  de  regtspraak  over  en 
tusschen  de  soldaten  en  dienaren  der  Compagnie,  stelde  het 
Indische  bestuur  ook  een  Bailluw  aan  en  rigtte  bet  een  col- 
legie  van  schepenen  op,  om  als  wethouders  de  justitie  te  «ad- 
ministreren 9  buiten  bet  fort ,  inzonderheid  onder  de  burgeren. 
Dit  collegie  bestond  uit  B  leden,  benevens  den  kapitein-Chinees 
als  6^  lid ,  in  gemengde  zaken ,  waarin  Chinezen  betrokken  waren. 
De  regtscompetentie  van  deze  ambtenaren  en  regterlijke  collegien 
werd  omschreven  ^  en  de  manier  van  procederen  voorloopig 
geregeld.     Aan   die   collegien   en   aan   de  stad  werd  een  wapen 

^  By  resol.  van  10  Sept.  1626,  van  66.  in  Rade,  werd  aan  deze  Inyden  van 
den  geregte  van  liet  casteel ,  de  titel  gegeven  van  Baet  van  Justitie. 

*    Zie  hierachter  de  statnten  N<».  XXXIX,  b,  e,  d. 


GXXXIV 

gegeven  ^^  het  notariaat   werd   in  bet  leven  geroepen,  de  uit- 
gifte van   grond  of  van  vruchtboomen  in  leen-  of  erfpacht ,  de 
wijze   van   vervreemden   en   bezwaren  dier  onroerende  goederen 
en  regten,  aan  verordeningen  onderworpen    ^;  de  oprigting  van 
eene    schutterij    voorbereid,    de    geregelde    uitoefening   van  den 
openbaren  eeredienst,  ook  in  de  Maleische  taal  en  de  kerkorde- 
ning    geregeld  ';    de    indrang    van    oostersche    zeden  onder  de 
Christenen   en   de   ontwikkeling   van   westersche   onzedelijkheid, 
niet    alleen    op    godsdienstige ,    maar    ook    op    maatschappelijke 
gronden    tegengegaan,    door    plakkaten    tegen    concubinaat    en 
overspel  *;   voorzieningen  werden  genomen,  tot  beveiliging  van 
houthosschen ,   vruchten  tuinen;    een   toltarief  werd  ingevoerd  en 
een    Europeeschen    sjah-bandaar    benoemd  ^;  eene  belasting  ge- 
heven  van   de   herbergen,  de  dranken  en  de  spelen  der  Chine- 
zen;   aan    de    vreemdelingen,   voor   hun  verblijf  te  Batavia  een 
matig  hoofd-  en  passengeld  opgelegd  en  een  drost  over  de  bui- 
tenburgers   aangesteld.     Alle    deze    bepalingen  en  verordeningen 
werden  door  Coen  en  den  raad  van  Indie,  binnen  den  tijd  van 
eenige  maanden,  ontworpen,  overwogen,  vastgesteld,  uitgevaar- 
digd en  in  werking  gebragt,  zoodat  op  het  einde  van  1620  het 
Nederlandsch   gezag   naar  vaste   regels,  kon  worden  uitgeoefend 
en   eene  welgeordende  maatschappij  in  het  leven  was  geroepen, 
ddér ,    waar  weinig  tijds  te  voren ,  noch  inlandsch ,  noch  Euro- 
peesch   bestuur   te   vinden   was.     Naar  welk  beschreven  regt  er 
civiel    en    crimineel    regt    zou    worden    gesproken,    schijnt    het 
Indische  bestuur  eerst  te  hebben  beslist,  nadat  het  daaromtrent 
bepaalde   voorschriften    van   het  opperbestuur  in  Nederland  had 
ontvangen.     Maar  ook  over  dit  punt  hield  weldra  alle  onzeker- 
heid op,  toen  op  4  Maart  1621,  de  Kamer  van  Zeventien,  aan 
Gouverneur-Generaal  en  raden  voorschreef:    «om  de  rechten  en 
«wetten»    (in   het    rijk   van  Jakatra)  «te  doen  observeeren,  die 


*  Zie  hierachter  N».  XXXIX ,  d.  «  No.  XXXIX ,  e.  »  Deel  I  der  resolntie 
of  acte-boeken  van  den  kerkeraad.  Handschrift  B.  A.  ^  XXXIX,  1  en  q. 
•    XXXIX ,  k. 


oxxxv 

«hier  in  HoUant  geobserveert  werden,  achter  volgende  de  poli- 
«tique  ordonnantie  van  den  V  Aprilis  1580,  de  verclaringe 
«van  de  Heeren  Staten  van  HoIIant  op  de  ordonnantie  van  de 
«successie  van  den  13<^  Martii  1594,  het  placcaet  op  't  stuck 
«Tan  de  successio  ab  intestato  den  1^  Decemb.  1599,  ende 
«daer  deselve  ordonnantien  en  placcaten  niet  en  disponeeren, 
«sult  gebruicken  ende  volgen  de  gemeene  civile  rechten,  sooals 
« die  hier  te  lande  worden  gepractiseert ,  waernae  de  rechters  haer 
«sullen  hebben  preciselyck  te  reguleren.  Soo  't  geviel,  dat  by 
«placcaet  ofte  ordonnantie  aldaer,  tot  welstant  van  de  regeringh 
«iets  mochte  geordonneert  worden,  waervan  by  de  politicque 
«ordonnantie,  verdaringhe  ende  placcaet  als  boven,by  de  Heeren 
« Staten  van  Hollandt  doen  emaneren ,  niet  en  is  gestatueert , 
«soo  sal  U  E.  ende  raden  van  Indien,  daerinne  mede  volgen 
«sooveel  als  mogelyck  is,  de  intentie  van  't  voors.  placcaet  en 
«de  ordonnantie  off  andersints  de  practicque  van  de  civile  Ro- 
«mainsche  wetten;  maer  in  saken  die  geen  recht  en  stellen 
«tusschen  twee  particulieren  ende  alleen  dienen  tot  vermeerde- 
«ring,  verbetering  en  order  van  de  stadt  en  de  burgerye,  als 
«oock  tot  benefitie  van  de  trafficque,  daerinne  sullen  U  Ed. 
« disponneren ,  sooals  meest  dienstich  wesen  sal. 

«  De  bancq  van  schepenen  in  de  stadt  Batavia,  sal  in  de  ad- 
«ministratie  van  de  justitie  precisselyck  volgen  d'ordonnantie 
«van  de  Heeren  Staten  van  Hollandl  van  den  1  Aprillis  A^. 
«1580,   disponnerende   op   't   stuck   van  de  justitie  binnen  den 

«stede  ende  ten  platte  lande  van  Holland, ende 

«indien  hem  iemant  by  vonnisse  van  schepenen  vint  beswaert, 
«die  sal  daervan  vermogen  te  provoceren,  als  naer  rechten  (in 
«absentie  van  den  Gouverneur-Generael  ende  raden  van  Indien) 
«aen  den  gouverneur  van  de  stadt  en  casteel  ende  syne  raden, 
«die  by  uiterste  ressort,  by  absentie  als  voren,  met  advys  van 
«den  advocaet-fiscael ,  daervan  gehouden  sullen  wesen,  kennis 
«te  nemen  en  achtervolgende  d'ordonnantie  ende  instructie  ge- 
«maect  by   de   Heeren   Staten   van  HoUant  op  de  bevoordering 


CXXXYt 

ccyan  de  justitie  in  dene  saken,  denselven  applicerende,  daer 
«sy  nae  gelegentbeyt  van  saeckeh  (onaengesien  de  quandteit 
«van  de  somme  in  questie)  geapliceert  can  worden.»  ^ 

Gewoon  als  Jan  Pietersz.  Goen  was,  om  niet  alleen  het  zwaard 
der  geregtigheid 9  maar  ook  het  zwaard  des  oorlogs  te  voeren, 
zorgde  hij  gelijktijdig  voor  de  bescherming  van  den  jeugdigen 
staat,  tegen  het  geweld  van  een  buitenlandschen  vijand. 

Reeds  sedert  den  aanvang  van  het  jaar  (1620)  was  hij  bezig 
met  het  bouwen  van  een  nieuw  fort.  Het  oude  fort,  dat  in 
1618  slechts  met  overhaasting  was  opgeworpen  en  gedurende 
de  belegering  met  de  hulpmiddelen,  die  men  toen  voorhanden 
had,  in  allerijl  was  voltooid,  bleek  geheel  onvoldoende  te  zijn, 
het  was  te  klein,  te  bouwvallige  te  slecht  geplaatst.  Goen  liet 
een  nieuw  kasteel  bouwen ,  wel  negenmaal  grooter ,  dan  het 
oude,  iets  meer  oostwaarts  en  met  het  noordelijk  front  meer 
zeewaarts  in  geplaatst.  Daarachter  ontwierp  hij  de  nieuwe  stad 
voor  de  vrijburgers  en  het  Chineesche  kwartier.  In  December 
1620  waren  reeds  aan  de  landzijde  twee  punten  of  bastions  vol- 
tooid en  met  geschut  gewapend,  waaraan  de  namen  van  Robijn 
en  Diamant  gegeven  werden.  Aan  de  zeezijde  was  echter  niet 
meer  dan  een  gordijn  en  steenen  huis  opgetrokken  ^  omdat  door 
gebrek  aan  steen,  kalk  en  geschikt  werkhout,  de  opbouw  geen 
gelijken    tred  kon  houden  met  de  voortvarendheid  van  Goea. 

De  handel  van  het  nieuwe  Nederlandsche  rendez-vous  nam 
reeds  in  dit  eerste  jaar  van  zijne  stichting  een  aanvang.  De  in- 
en  uitgaande  regten  leverden  reeds  in  de  drie  laatste  maanden 
van  dit  jaar,  eene  som  op  van  7566  realen  en  toonden  iedere 
maand  vooruitgang  aan.  Nadat  het  toltarief  23  maanden  in  werking 
was  geweest,  had  men  reeds  eene  ontvang  van  224,880  gulden. 
De  toevoer  van  rijst  en  andere  levensmiddelen  was  overvloedig. 
Ghineesche  jonken  van  Sumatra,  Eambodja,  Ghina,  die  vroeger 
op   de   havens    van    Java    gevaren    hadden,   kwamen   nu   naar 


Uitgaand  brief  boek  der  HH.  XYII ,  1620—1626  incl.  dd.  4  Maart  1621. 


GXXXVII 

Jakatra.  De  Engelschen^  hoewel  zij  thans  onze  bondgenooten 
heetten  9  trachtten  wel  de  vaart  der  Chinezen  te  belemmeren; 
maar  Goen  was  de  man  niet  om  dit  rustig  te  laten  voortgaan 
ên  hij  noopte  de  Chinezen  ^  deels  door  dwangmiddelen ,  deels 
door  hen  tegen  de  Engelschen  en  Javanen  te  beschermen,  tot 
het  bezoeken  van  de  haven  van  Jakatra.  Diep  was  dan  ook 
overal  in  den  Archipel  de  indruk ,  welke  de  stichting  van  den 
nieuwen  Nederlandschen  Staat  op  Java  maakte.  «Alle  de  Co- 
«ningen  van  dese  landen^»  schreef  Coen  ^,  « weten soowel,  wat 
«aan  het  planten  van  onse  colonie  tot  Jacatra  gelegen  is  en 
«wat  er  op  volgen  mag,  als  de  kloekste  en  verresienste  staats- 
«man  van  Europa." 

De  nieuw  aangelegde  stad  kreeg  nu  ook  weldra ,  krachtens 
de  aanschrijving  van  de  vergadering  der  Zeventien,  dd.  4  Maart 
1621,  den  naam  van  Batavia  ^. 

Goen  was  echter  nog  verre  van  tevreden  met  de  uitkomsten, 
die  hij  reeds  verkregen  had ,  zijne  plannen  waren  grootscher. 
Batavia  moest,  volgens  zijne  denkbeelden,  worden  de  stapel- 
plaats van  geheel  Indie  en  eene  digtbevolkte  Nederlandsche  volk* 
planting.  Om  dat  tweeledig  doel  te  bereiken  verlangde  hij  groote 
sommen  geld  en  volkplanters  uit  Nederland.  —  Bittere  klagten 
zond  Goen  onophoudelijk  aan  het  opperbestuur  in  Nederland 
over  de  kleine  uitzendingen  van  geld,  ten  gevolge  waarvan  de 
handel  in  Indie  kwijnende  bleef.  « Laat  U  niet  door  anderen 
«overvleugelen^  laat  het  octrooi,  dat  de  Staten-Generaal  U  ten 
«beste   der   Yereefiigde   Nederlanden   gegeven   hebben,   niet   tot 


>    8  Jannartj.  1621 

*  Camphüijs  en  in  navolging  van  dezen,  de  schrijyer  eener  biographie  van  Coen 
in  TijdscliTift  van  Nederl.  Indie,  1844,  geven  als  dagteekening  van  de  aanscliryving 
der  l)ewindliebbers ,  12  April  1621,  op.  Deze  dagteekening  is  onjuist,  de  aanscliryving 
is  van  4  Maart  1621,  en  daarin  leest  men:  »Ende  alsoo  wij  bemercken,  datdenaem 
«van  de  rendez-vous  noch  opengelaten  is,  tot  onser  dispositie,  soo  hebben  wij  in 
«conformite  van  lange  voorgaende  resolutien,  (31  Oct.  1617,*  toen  er  nog  sprake  was 

•  van  eene  vreedzame  vestiging  op  Ontong-Java)  goetgevonden  en  andermael  geresol- 

*  veert  TJEd.  aen  te  schrijven,  dat  de  stat  en  casteel,  gebouwtin  't  conincr^cke  Jacatra 
'genoemd  sal  worden  Batavia.» 


CXXXVIIl 

«dissolutie  van  de  Compagnie  eD  onherstelbare  schade  van  den 
<r Staat  gedijen»;  zoo  luidde  de  .waarschuwende  stem  van  Indiërs 
opperlandvoogd  9  die  meer  nog  dan  de  bewindhebbers  boven  de 
dwalingen  van  het  mercantilisme  was  verheven  i.  Het  stelsel  van 
Goen  drukte  hij  in  deze  weinige  woorden  uit:  «de  inlandsche 
« lasten  van  Indie  moeten  door  inlandschen  handel  worden  gewon- 
anen,»  en  daarmede  bedoelde  hij,  dat  fafet  kapitaal  uit  Nederland 
gezonden,  zóó  groot  moest  zijn,  dat  men  daarmede  den  handel  met 
Japan  ,  China ,  Siam  ,  Borneo ,  Sumatra  ,  Sofala  en  Vóór-Indie 
zou  kunnen  drijven  en  met  dien  handel  dan  zooveel  winnen' 
dat  met  de  overwinsten  van  dezen  handel  in  Indie,  de  onkosten 
der  retourladingen  konden  gedekt  worden,  zoodat  de  opbrengst 
van  deze  laatsten  in  Europa,  zuiver  kapitaal  en  winst  aan  de 
Compagnie  terug  zou  geven.  Van  zoodanigen  uitgebreiden  han- 
del moest  Batavia  eenmaal  het  brandpunt  worden,  en  daartoe 
eischte  hij,  niet  de  uitzending  van  kleine  sommen,  als  80,000 
of  120,000  Realen,  waarmede  de  bewindhebbers  hem  voorzagen , 
maar  van  vier  a  vijf  millioen  en  meer  zoo  het  mogelijk  ware. 
Niet  minder  krachtige  doch  met  even  weinig  goed  gevolg, drong 
Coen  jaren  lang  bij  de  bewindhebbers  aan,  op  de  uitzending 
van  volkplanters.  Na  de  stichting  van  Batavia,  waagde  hij  het 
nogmaals,  om  het  opperbestuur  in  Nederland  tot  zijn  gevoelen 
over  te  halen,  hoewel  reeds  in  1620  zijne  brieven  in  een  toon 
van  ontmoediging  zijn  geschreven.  «  Dewijl  UEd. »  zoo  schreef 
hij  to^n ,  ft  dus  lange  verzuimd  hebben ,  en  met  geen  redenen 
«te  bewegen  zijn,  om  koloniën  te  planten,  ter  plaatse  waar  de 
ft  allerrijkste  vruchten  van  de  wereld  wassen,  de  landen  gezond, 
ft  vruchtbaar  en  uw  eigendom  zijn ,  hoe  zou  men  dan  kunnen 
ft  gelooven ,  dat  gij  door  goede  redenen  tot  zulk  een  plan  bewo- 
«  gen   kunt   worden».     Koloniën    aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop, 


*     Een  sterk  bewijs,  hoe  men  destjcLB  reeds  in    Nederland  den  uitvoer  van  gdd 

met  juistheid  beoordeelde,  vond  ik  o.  a.  daarin,  dat  er  in  Zeeland  geld  gemunt  werd 

(realen),  voor  de  Engelsche  Comp.  en  zonder  eenige  belemmering  naar  Ingeland  weid 
uitgevoerd. 


GXXXIX 

op  Banda,  Amboina  en   te   Batavia  te  stichten,  achtte  hij  het 

a  rechte  middel  om  de  Comp^.  van  de  groote  jaarlijksche  exces- 
a  sive  onkosten  te  ontlasten  en  haar  (de  Gomp.)  van  die  landen 

« te  verzekeren  en  des  niettegenstaande  zijt  gijl.  daartoe  niet  te 
«bewegen.  Jaccatra  laat  hem  zoo  aanzien,  dat  het  (zoo  aan 
«den  eisch  behoorlijk  wierd  voldaan)  eerlang  Malakka  en  Goa 
«zou  voorbij  streven,  maar  hier  vooral  moet  eene  treffelijke 
«kolonie  worden  geplant;  velen  onzer  zijn  daartoe  genegen» 
«waren  hier  slechts  vrouwen,  de  stapel  van  den  Indischen  ban- 
« del  ware  uwe ,  Bantam  heeft  dien  verloren ,  Malakka  zou  mede 
«te  niet  loopen  en  Goa  zou  van  de  tering  zoo  verzwakken , dat 
«het  tegen  zijne  vijanden  niet  meer  bestand  zou  zijn.  Hierover 
« bevelen  wij  UEd.  aan ,  om  niet  alleen  een  fort  en  eene  kolo- 
« nie  aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop  te  planten ,  maar  inzonder- 
« heid  te  Jakatra,  Amboina  en  Banda,  mannen,  vrouwen  en 
«kinderen  moeten  met  dat  doel  expresselijk  gezonden  worden, 
« want  met  ongeregelde  lieden  kan  dit  niet  wel  gedaan  worden , 
«laat  die  maar  hun  geld  verteren  en  gebruikt  hen,  daartoe  zij 
«van  God  geordineert  zijn,  wie  kan  den  ekster  het  hippelen 
« verbieden  ?  even  kwalijk  kan  de  menschelijke  natuur  worden 
« veranderd.  Gelooft  toch  niet  dat  de  Nederlandsche  staat  daar- 
« door  zou  benadeeld  worden ,  aan  volk  ontbreekt  het  in  Neder- 
« land  niet.  Laat  het  aan  de  Compagnie  of  aan  het.  land  een 
«groot  stuk  gelds  kosten,  het  zal  honderd voud  weder  inkomen'^  ^ 
Zonder  ophouden  kwamen  Gouverneur-G/eneraal  en  rade  van 
Indie  in  hunne  brieven  aan  het  opperbestuur  in  Nederland  terug 
op  deze  vraag,  om  Nederlandsche  volkplanters.  Toen  Coen  in 
1623  eindelijk  op  zijne  terugreis  was  naar  Nederland ,  zonder  dat 
door  de  bewindhebbers  meer  kapitaal  of  volkplanters  naar  Indie 
waren  gezonden,  wijzigde  bij,  door  de  omstandigheden  daartoe 
gedwongen,  in  zooverre  zijne  denkbeelden,  dat  hij  het  als  moge- 
lijk stelde,  om  zonder  uitzending  van  geld  uit  Nederland,  Indie 
door  Indie  zelf  te  voeden  en  te  onderhouden;  maar  zijne  denk- 
'    GG.  en  raden  aan  HH.  XVII  dd.  26  Oct.  1620. 


GXt 

beelden  over  de  noodzakelijkheid  van  Nederlandsche  volkplanters 
liet  hij  niet  los;  integendeel  hechtte  hij  er  meer  dan  ooit  waarde 
aan.  «  In  den  tijd  van  omtrent  negen  of  tien  jaren  *\  schreef 
hij  in  Tunlj  1623 ,  «  zijn  in  Indie  aan  onkosten  verteerd  /Q^SSö.Sll 
ft  en  al  de  retouren  in  dien  tijd  beliepen  slechts  /  9,388.004.  Al 
« deze  onkosten  zouden  kunnen  gespaard  worden  en  {iet  geld 
«  aan  retouren  worden  besteed ,  zonder  dat  men  geld  naar  Indie 
ft  behoefde  te  zenden.  Zoover  heb  ik  niet  kunnen  komen ;  maar 
ft  ik  heb  den  staat  der  Gomp"^.  in  Indie  alzoo  gelaten ,  dat  de 
ft  zaken  zoover  gebragt  kunnen  worden ,  dat  er  jaarlijks  SO  ton- 
«  nen  gouds  aan  retouren  zouden  kunnen  besteed  worden ,  zonder 
ft  uitzending  van  geld  uit  Nederland.  Om  gevoegelijk  tot  voors* 
ft  effekt  te  komen  is  vooreerst  niet  anders  noodig,  dan  eene  goede 
ft  en  zuinige  huishouding ,  goede  regel  in  den  handel  en  een 
tt  goed  getal  van  allerlei  volk,  mannen,  vrouwen,  jongens  en 
ft  dochters  uit  Nederland.  Inzonderheid  eenige  weinige  (zoo  *t 
ft  niet  veel  mag  wezen)  goede  aanzienlijke  huisgezinnen  en  eene 
ft  groote  menigte  slaven  en  slavinnen ,  om  Batavia ,  Amboina  en 
ft  Banda  te  bevolken  '\ 

Bij  de  beoordeeling  der  kolonisatie-plannen  van  Goen ,  moet 
men  zich  intusschen  wachten,  van  hem  te  willen  afzonderen 
buiten  den  gedachtenkring  der  verlichte  mannen  van  zijn  tijd. 
Hij  had  denkbeelden ,  waarvan  sommigen  zijn  tijd  vooruit  waren ; 
maar  geheel  daarbuiten  stond  hij  niet.  Men  zou  ook  dwalen, 
indien  men  uit  zijne  brieven  de  gevolgtrekking  maakte,  dat  hij 
het  voornemen  had  van,  in  dien  zin  Ëuropesche  volkplantingen 
te  stichten ,  dat  daarin  de  Europeaan  zelf  als  arbeider  ia  de 
tropische  gewesten  zou  optreden.  Zijne  plannen  waren  van  een 
geheel  anderen  aard.  Hij  verlangde  in  de  eerste  plaats,  en 
daarin  was  hij  verre  vooruit  aan  de  monopolie  begrippen  van 
zijn  tijd,  handels-kolonien  te  stichten.  Geheiel  duidelijk  was  het 
denkbeeld  bij  Goen  zei  ven  nog  niet  ontwikkeld;  toch  straalt 
het  in  zijne  brieven  en  adviesen  dooc,  hoe  de  overtuiging  bij 
hem  rijpte,  dat  wel  de  vaart  en  de  handel  tusschen  Nederland  en 


Batavia  een  monopolie  der  Oost-Ind.  Comp.  moest  blijven;  maai^ 
dat  de  handel  in  Indie  zelve,  tusschen  Vóór-Indie,  Achter-Indie 
en  den  Archipel ,  in  kleederen  en  allerlei  waren,  behalve  in 
specerijen,  langzamerhand  moest  worden  vrijgegeven  aan  vrij- 
burgers  of  kolonisten  en  dat  de  Comp.  dien  handel  allengs 
moest  laten  varen.  Batavia  moest  dan,  naar  zijne  meening  als 
een  emporiam,  als  algemeen  middenpant  de  verzamelplaats  van 
dien  handel  worden,  alwaar  de  schepen  der  Comp.  ten  allen 
tijde  retourlading  voor  het  moederland  zouden  vinden. 

Naast  en  in  verband  met  zoodanige  handelskolonie,  wilde 
Goen  ook  nog  eene  landbou w-kolonie  in  het  leven  roepen, 
waarin  slavenmagten  onder  bestuur  en  leiding  van  Nederlanders, 
den  veldarbeid  en  den  veeteelt  zouden  beoefenen. 

Goen  ontwikkelde  deze  denkbeelden  uitvoerig  in  een  betoog 
aan  de  bewindhebbers,  en  liet  niet  na  duidelijk  te  doen  uit- 
komen, dat  de  Nederlandsche  huisgezinnen,  moesten  dienen 
«tot  pilaren  en  voorgangers  en  de  overige  Nederlanders,  om 
«de  slaven  te  regeren,  te  besturen  en  wel  te  gebruiken  tot 
«den  landbouw,  den  aanplant  van  allerlei  vruchten,  tot  aan- 
« teeling  van  vee,  tot  de  visscherij,  tot  allerlei  handwerken.» 

Wanneer  Goen  ten  strijde  trok  ontwikkelde  zich  bij  hem  de 
krijgsmans  geest  van  een  in  het  veld  grijs  geworden  generaal ,  som- 
tijds zelfe  gaf  hij  blijken  van  de  wreedheid  van  een  in  den  krijg 
verharden  soldenier;  toch  zou  men  een  onregtvaardig  oordeel 
over  hem  vellen,  indien  men  daaruit  afleidde,  dat  hij  lust  had 
m  wilde  verovering,  integendeel,  hij  wendde  het  zwaard  slechts 
aan,  als  middel  en  beschouwde  den  oorlog  als  een  noodzakelijk 
kwaad.  Dat  hij  de  voorkeur  gaf  aan  vreedzame  overheerscbing, 
bewijzen  de  merkwaardige  woorden  van  zijn  betoog:  «In  den 
« tegenwoordigen  toestand  der  Gompagnie,  is  het  ongelijk  beter 
«en  veel  meer  noodig,  dat  veel  schepen  met  jonge  dochters  en 
« eerlijke  vrouwen,  dan  vol  soldaten  naar  Indi^  gezonden  worden.»  ^ 


*    2m  het  vertoog  rm  Coen,  hierachter  onder  N».  XLIV. 


CXLit 

^  Op  het  einde  des  jaars  1620,  was  de  nieuwe  Nederlandscbe 
staat  op  Java  door  de  rustelooze  en  voortvarende  werkzaamheid 
van  het  Indische  bestuur  in  zooverre  aan  de  regelmatige  werking 
van  wetten,  verordeningen  en  regtspraak  onderworpen  en  het 
gezag  aldaar  reeds  zoodanig  gevestigd,  dat  de  Gouverneur-Generaal 
Coen  nu  ook  met  meer  vrijheid  zijne  zorgen  wijden  kon  aan  de 
belangen  der  Compagnie  in  den  archipel  der  specerijen.  Oorlog, 
twist,  weerspannigheid  en  opstand  hadden  te  lang  reeds  in  dat 
gedeelte  van  Indie  geheerscht,  waaraan ,  indien  men  het  voor 
Nederland  wilde  behouden ,  thans  meer  dan  ooit  een  einde  moest 
komen,  opdat  het  wankelend  gezag  der  Compagnie  voor  goed 
en  altijd  dddr  mogt  worden  gevestigd ,  vóór  dat  de  Engelschen , 
gebruik  makeixde  van  de  gunstige  bepalingen  van  het  traktaat 
van  1619,  zich  in  die  gewesten  nestelden  of  zich  tusschen  het 
Nederlandscbe  gezag  en  de  inlanders  inschoven.  Coen  wenschte 
in  eigen  persoon  de  leiding  van  die  groote  onderneming  op  zich 
te  nemen  en  stelde  daarom  een  Hoogenraad  te  Batavia  aan , 
welke  gedurende  zijne  afwezigheid  het  bestuur  der  zaken  in 
handen  zou  hebben  ^.  Qij  vertrok  zelf  op  den  13  Januari]  1621 
met  eene  vloot  van  1 2  schepen ,  bemand  met  1 500  koppen ,  naar 
Amboina  en  van  daar  naar  Banda.  De  uitslag  dezer  onderneming  is 
bekend,  de  eilanden  Lonthor,  Neira  en  poelo-Ay  waren  weldra 
geheel  en  voor  altijd  aan  de  magt  en  het  gezag  der  Nederl.  Oost* 
Ind.  Comp.  onderworpen.  Met  onverbiddelijke  gestrengheid  legde 
Coen  de  wreede  bevelen  van  het  opperbestuur  in  Nederland  op 
de  Bandanezen  ten  uitvoer.  Geheel  Banda  werd  deels  door  het 
zwaard,  deels  door  gedwongen  verhuizing  ontvolkt.  Dientenge- 
volge werd  er  op  de  Banda-eilanden  een  toestand  in  het  leven 
geroepen,  geheel  verschillende  van  dien,  welke  in  een  zeer  groot 
gedeelte   van  den  Indischen  Archipel  gevonden  wordt.     Het  po- 

ff 

lynesische   begrip,   volgens   hetwelk   het   staatkundig   geheel  als 
algemeenheid  den  grond  in  bezit  heeft,  moest  plaats  maken  voor 


Besol.  66.  en  Baden  4  Jannar^  1621. 


CXLlIt 

het  begrip  van  persoonlijk  grondbezit  Het  bekende  stelsel  van 
perkeniers  is  daaruit  voortgesproten,  waarvan  de  gevolgen  even 
treurig  en  onvoordeelig  waren,  als  de  oorsprong  er  van  wreed 
en  onmenschelijk  is  geweest;  want  verzwegen  mag  het  niet 
worden;  te  dier  tijde  is  Neérlands  naam  in  die  gewesten  met 
bloed  besmet,  dat  moeijelijk  ooit  zal  kunnen  worden  uitge- 
wischt  ^. 

Het  verhaal  dier  krijgsverrigtingen  valt  gelukkig  buiten  de 
grenzen  van  het  onderzoek,  dat  ons  op  dit  oogenblik  bezig  houdt. 
De  afwezigheid  van  Goen  geeft  ons  gelegenheid  om  onze  aan- 
dacht thans  te  vestigen  op  de  betrekkingen,  waarin  destijds  de 
Nederlandsche  Compagnie  tot  de  vorsten  van  oostelijk  Java  en 
meer  bijzonder  tot  den  Panembahan  van  Mataram  stond. 

Wij  hebben  hierboven  reeds  vermeld,  hoe  schier  gelijktijdig 
met  den  mislukten  aanslag  van  den  Bantamschen  Pangéran  Ga- 
bang  op  de  Nederlandsche  loge  te  Jakatra,  in  de  maand  October 
des  jaars  1618,  ook  bet  kantoor  der  Oost-Indische  Gompagnie 
te  Japara  was  afgeloopen,  eenige  Nederlanders  aldaar  waren  ge- 
dood of  gekwetst  en  de  overigen  gevangen  naar  het  hof  van 
den  vorst  van  Mataram  waren  gesleept.  Zoodra  Goen  dezen 
aanslag  had  vernomen,  had  hij  den  kommandeur  Adr.  Martensz. 
Block  met  4  schepen  naar  Japara  gezonden.  Deze  scheepsbevel- 
hebber  had>  toen  hij  gezien  had,  dat  langs  den  vredelievenden 
weg  van  onderhandelen  de  gevangenen  niet  los  waren  te  krij- 
gen, op  den  8*^  November  1618  eene  landing  gedaan,  een 
versterkt  gedeelte   van  Japara   aangetast  en  dat ,  benevens  vele 


1  Niettemin  moet  bj  de  beoordeeUng  dezer  gebeortenis,  evenalB  van  elk  ander 
feit ,  de  regel  in  acbt  worden  genomen :  »  qn*il  faut  jnger  les  ÜEdts  d'après  lenrs  dates  »i 
dat  onderdrukking  van  opstanden,  altijd  bloedig  is,  bij?,  laatstelijk  nog,  in  EngeLsch- 
Indie  en  vooral  mag  men  niet  uit  het  oog  verliezen,  dat  Goen  op  bevel  z^ner  meesters 
handelde  en  dat  hij  in  dit  geval  inzonderheid  zijn  ambtspligt,  z\j  het  dan  ook,  met 
miskenning  van  meer  verheven  pligten,  ten  uitvoer  legde.  Hij  schijnt  het  gevoelen 
van  Grotins  in  zijn  comment:  de  Jnre  praedae.  Gap.  VII,  folio  81,  (Hag.  Gomit. 
1868)  toegedaan  te  z^n  geweest:  quod  si  sna  sponte  atqae  auctoritate  fedsset^Jn 
crimen  effnsi  hnmani  sangninis  inddisaet.  Itaqne  unde  pnnitor  si  feberit  iiyussos , 
nde  ponietor  d  non  feoent  jossiu. 


prauwen  en  andere  Javaansche  vaartuigen  op  de  reede,  verbrand. 
De  Pangéran  van  Demak  bood,  dadelijk  na  deze  tuchtiging ^ 
zijne  bemiddeling  tot  herstel  van  den  vrede  aan;  doch  de  kom- 
mandeur  Block  had  geen  tijd  om  den  uitslag  eener  langzame 
Javaansche  onderhandeling  af  te  wachten ,  hij  moest  in  allerijl 
voort  naar  Makassar,  alwaar  eveneens,  te  gelijkertijd,  de  Neder- 
landsche  loge  was  aangetast  en  een  gedeelte  van  de  bezetting 
vermoord.  De  overgeblevenen  dddr  hadden  ook  regt  op  hulpen 
bescherming.  Intusschen  scheen  de  veiligheid  op  Japara  in  zoo- 
verre teruggekeerd,  dat  er  weder  eenige  weinige  Nederlanders 
konden  achtergelaten  worden  tot  het  opkoopen  van  rijst. 

Toen  Goen  uit  de  Mol  ukken  tot  ontzet  van  Jakatra  terugkeerde 
en  op  den  23^*^  Mei  1619  nabij  Japara  met  zijne  vloot  was 
aangekomen,  waren  de  gevangenen  nog  "niet  vrijgegeven  en  was 
er  volstrekt  geen  herstel  van  de  beleediging,  welke  de  Neder- 
landers hadden  ondergaan,  gevolgd.  Hij  oordeelde  het  daarom 
noodig,  dat  eene  tweede .  tuchtiging  aan  Japara  wierd  gegeven 
en  liet  daarom  die  stad  andermaal  aantasten  en  voor  een  groot 
gedeelte  verbranden. 

Het  mag  betwijfeld  worden  of  de  Gouverneur-Generaal  Goen 
door  deze  tweede  strafoefening  toe  te  passen ,  zich  staatkundig 
tegen  over  den  Panembahan  gedroeg.  De  oorzaken  toch  van 
den  aanslag  op  de  Nederlandsche  loge  te  Japara,  waren  niet 
geheel  en  met  juistheid  bekend.  De  begeerte  van  den  pangéran 
van  Japara  naar  het  geschut,  het  geld  en  de  koopmansgoederen 
der  Nederlanders  en  de  vrees  der  Javanen ,  voor  eene  versterkte  en 
gewapende  vestiging  der  Nederlanders  te  Jakatra,  zullen  daarvan 
wel,  voor  een  groot  deel,  de  beweegredeoen  zijn  geweest; 
maar  vermoedelijk  was  het  toch  gedeeltelijk  ook  eene  wraakoefe- 
ning geweest  op  somniigen  der  Nederlanders,  die  zich  onbehoor- 
lijk jegens  de  vrouwen  van  Javaansche  hoofden  hadden  gedragen 
en  zich  op  onbetamelijken  toon  over  den  Panembahan  hadden 
uitgelaten.  De  magtige  vorst,  die  over  een  groot  deel  van  Oos- 
telijk en  Midden**  Ja  va  heerschte,  werd  bovendien  weinig  gedeerd, 


CXLV 

door  het  verbranden  van  eene  kustplaats  als  Japara.  Meer  hin- 
derde het  echter  den  Panembahan,  dat  Coen  sedert  den  aanvang 
van  1619,  betrekkingen  met  den  koning  van  Soerabaija,  zijnen  erf- 
vijand had  aangeknoopt,  aan  wrien  de  opperkoopman  Wouter  Hen- 
ten,  met  eeneu  brief  en  een  paar  stukken  geschut  als  geschenk 
was  afgezonden.  De  Panembahan  trachtte  aanvankelijk  den 
Gouverneur- Generaal  weder  tot  vrede  en  verbond  met  hem  te 
brengen ,  door  den  uitvoer  van  rijst  te  verbieden ,  door  hem 
schrik  aan  te  jagen  en  het  gerucht  te  verspreiden ,  dat  weldra 
een  ontzettend  groot  leger  van  Javanen  voor  Batavia  zich  zou 
vertoonen.  Zelfs  trachtte  hij,  door  den  pangéran  van  Japara,  de 
Nederlanders  te  Grissée  onder  het  gebied  van  Soerabaija  te  doen 
aantasten;  doch  die  aanslag  werd  door  een  Nederlandsch  schip 
verijdeld  en  Coen  liet  zich  door  bedreigingen  of  losse  geruchten 
niet  vervaard  maken.  Nu  wendde  de  Panembahan  het  over  een 
anderen  boeg  en  nog  was  het  jaar  1619  niet  ten  einde,  of  er 
vertoonden  zich  ken  teekenen  van  eene  meer  vredelievende  ge- 
zindheid bij  den  Javaanschen  vorst.  Hij  was  echter  te  hoovaar- 
dig  en  achtte  zich  te  ver  boven  den  Nederlandschen  Gouverneur- 
Generaal  verheven,  om  zich  te  willen  vernederen  tot  het  doen 
der  eerste  schi^ede.  Zijdelings  liet  hij  evenwel  blijken  geven  van 
zijne  geneigdheid  tot  vrede,  door  middel  van  den  Pangéran  van 
Kendal,  die  een  brief  naar  Batavia  zond,  waarin  hij  bcrigtte, 
dat  de  Panembahan  ,  de  Nederlandsche  gevangenen  ,  noch  dooden 
noch  voor  geld  wilde  loslaten ,  maar  hun  zonder  losprijs  de 
vrijheid  zou  schenken,  indien  zich  een  Nederlandsch  gezantschap 
aan  het  hof  te  Karta  aanmeldde. 

De  Gouverneur-Generaal  en  Raden  zonden  daarop  een  tolk 
met  brieven  en  vereeringen  aan  den  Pangéran  van  Kendal,  die 
op  zeer  beleefde  en  hoofeche  wijze  aan  het  Indische  bestuur  op 
nieuw  den  raad  liet  geven,  van  een  gezantschap  aan  den  Pa- 
nembahan af  te  vaardigen;  doch  Coen  wilde  vooralsnog  dien 
raad  niet  opvolgen.  De  Panembahan  verlangde,  zonder  dat 
verlangen  ^onb^imp^U  Xe  willen  uitspceken ,  d^  b^X  Hed6i;kn4- 
IV.  #  ^ 


i 


cxtvi 

8che  bestuur,  sedert  het  zich  te  Batavia  op  Java  had  gevestigd, 
hem  zou  erkennen  als  opper-vorst,  aan  wien  het  verpligt  was, 
jaarlijks  een  gezantschap  te  zenden,  dat  de  hofreize  zou  doen, 
om  hem  hulde  te  bewijzen.  Dit  werd  nog  duidelijker^  toen 
door  eenige  Nederlanders  een  brief  van  den  Panembahan  aan 
den  Capitan-Moor  te  Malakka  gerigt,  was  onderschept,  waarin 
de  Javaansche  vorst  aan  den  Gouverneur  van  Malakka  zeer 
behendig  te  verstaan  gaf,  dat  hem  veel  zwarigheid  te  wachten 
stond  van  de  Nederlanders,  die  het  vervoer  van  rijst  van  Java 
naar  Malakka  beletten,  vooral  sedert  zij  zich  te  Jakatra  hadden 
gevestigd  en  zich  alzoo  tot  onderzaten  van  het  rijk  van  Mataram 
hadden  gemaakt,  hij  beval  daarom  zijn  broeder,  den  kapitein 
van  Malakka,  zeer  aan,  daar  wel  op  te  letten. 

Moeijelijk  had  de  Javaansche  diplomaat  in  meer  beleefile  ter- 
men, den  Portugees  kunnen  uitnoodigen,  tot  het  bestrijden  en 
verjagen,  van  de  nieuwe  en  ongenoodigde  onderzaten  van  het 
rijk  van  Mataram. 

De  begeerte  naar  vrede  bij  den  Panembahan  werd  niettemin 
boe  langer  hoe  meer  duidelijk;  nog  in  den  loop  van  het  jaar 
1620  zond  hij  zonder  losprijs  zes  Nederlandsche  gevangenen 
terug,  en  hiervan  zal  wel  de  voornaamste  oorzaak  zijn  geweest, 
dat  Nederlandsche  schepen,  welke  zich  voortdurend  in  de  straat 
van  Palembang  ophielden,  den  uitvoer  van  rijst  naar  Malakka 
verhinderden,  terwijl  de  tegenwoordigheid  van  eenige  Neder- 
landsche jagten  voor  Grissée  de  ondernemingen  van  het  leger 
van  Mataram  tegen  die  stad  en  de  omliggende  landstreek,  be* 
lemmerden.  Want  nog  altijd  duurde  de  bloedige  krijg  van  den 
Panembahan  tegen  den  Koning  van  Soerabaija  en  de  overige 
verbonden  vorsten  van  Oostelijk-Java  en  van  Madura,  voort 
Talrijke  legers  werden  er  sedert  jaren  op  de  been  gehouden, 
duizende  menschenlevens  werden  er  opgeofferd,  geheele  land- 
streken verwoest,  of  door  gebrek  aan  arbeidzame  handen  on- 
vruchtbaar en  verlaten,  met  ieder  gunstig  moesson,  werden 
nieuwe    krijgstogten    ondernomen,     veldslagen     geleverd;    doch 


cxLvn 

zonder  dat  tot  nog  toe  eene  beslissende  uitkomst  voor  eene  der 
partijen  was  verkregen ,  hoewel  eindelijk  Soerabaija  en  zijne  bond- 
genooten,  door  het  verlies  van  Toeban  in  162t  en  eene  her- 
haalde vernieling  van  Grissée  en  Joortan  in  1622,  met  ondergang 
werden  bedreigd.  Nog  weder  een  nieuwen  krijg  liet  de  vorst 
van  Mataram  sedert  1621  ondernemen  tegen  Sukkadana,  op  het 
eiland  Borneo,  welke  stad,  omdat  zij  cijnsbaar  was  aan  Soera- 
baija ,  door  den  pangéran  van  Eendal ,  werd  verwoest  en  waarvan 
de  Koningin  met  alle  hare  rijksieraden  en  kleinodiën^  gevangen 
naar  Java  werd  overgebragt.  Bij  die  gelegenheid  geraakte  ook 
de  Nederlandsche  iaktorij  te  Sukkadana  in  brand,  verdwenen 
de  koopmansgoederen,  gelden  en  edelgesteenten  der  Compagnie 
en  vlugtte  de  bezetting  landwaarts  in. 

Intusschen  was  de  Gouverneur-Generaal  Coen  van  zijnen  togt 
naar  Amboina  en  Banda  als  overwinnaar  te  Batavia  teruggekeerd, 
en  volhardde  hij  in  zijne  *  afwachtende  houding  jegens  den  Pa- 
nembahan,  toen  op  den  15  Junij  1622,  gezanten  van  den 
Toemenggong  van  Tegal,  namens  den  vorst  van  Mataram,  zich 
bij  Coen  aanmeldden  en  hem  in  het  geheim  opening  gaven  van 
vijandelijke  aanslagen,  welke  de  Panembahan  beraamde  tegen 
Bantam,  omdat  de  Koning  van  Bantam,  de  landstreek  van 
Rrawang  met  de  geheele  bevolking  aan  zijn  rijk  had  gehecht, 
hoewel  dit  gebied  reeds  door  de  voorzaten  van  den  Mataram 
vvas  veroverd.  Hij  wilde  die  landstreek  thans  heroveren  en  den 
Bantamschen  Koning  kastijden,  en  stelde  nu  aan  den  Neder» 
landschen  Gouverneur- Generaal  voor,  om  weder  vrede  met  hem 
te  maken  en  te  zamen  verbonden ,  Bantam  te  veroveren.  Hij 
wenschte  over  deze  gewigtige  en  geheime  zaak  met  den  Gou- 
verneur-Generaal in  persoon  te  spreken  in  zijne  eigene  hoofd- 
stad, of  zoo  die  voorslag  eenig  wantrouwen  mogt  inboezemen, 
dat  dan  een  Nederlandsch  gezantschap  naar  Karta  mogt  over- 
komen. Coen  deelde  deze  vreemde  en  onverwachte  voorstellen 
aan  den  Raad  van  Indie  en  aan  de  Engelsche  leden  van  den 
Raad  van  Defensie  mede. 


CXLVIII 

Het  Indisch  bestuur,  nadat  het  overwogen  had,  dat  het  toch 
wel  noodig  zou  zijn ,  iets  meer  te  vernemen  omtrent  de  plannen 
van  den  Panembahan  en  van  den  toestand  van  zijn  rijk,  dat 
bij  die  gelegenheid  ook  berigten  zouden  kunnen  worden  inge- 
wonnen omtrent  de  goederen  en  diamanten  van  Sukkadana , 
besloot  gehoor  te  geven  aan  de  uitnoodiging  van  den  Mataram- 
schen  vorst  en  hem  een  gezantschap  toe  te  zenden. 

Daartoe  werden  gekozen  Dr.  de  Haen,  P.  van  der  Eist  en 
M.  Wilschut,  die  met  dat  doel  op  den  24  Junij  1622  Batavia 
verlieten.  Eerst  op  den  II  Augustus  kwam  dit  gezantschap  in 
de  hoofdstad  van  Mataram,  Karta,  aan  en  werd  het  met  groote 
plegtigheid  door  den  Pangéran  Ing-Ngaldg&  Panembahan  ont- 
vangen. 

Dr.  de  Haen  bood  den  vorst,  namens  den  Gouverneur-Generaal 
en   de   raden   van    Indie,  brieven  en  geschenken  aan,  waarvoor 
de   Panembahan   zijnen    dank    betuigde  en  verklaarde,  dat  alles 
wat  in  zijn  land  was,  ter  beschikking  stond  van  den  Generaal. 
Hij   betreurde  de  vijandelijkheden,  welke  te  Japara  waren  voor- 
gevallen;   doch   de  oorzaak   daarvan  was,  dat  de  Nederlandsche 
Êiktoor  de  misdaad  had  bedreven,  van  de  vrouwen  van  anderen 
aan  te  tasten.  Als  zoo  iets  weder  mogt  gebeuren ,  zou  hij  voortaan 
de  schuldigen  doen  gevangen  nemen  en  gebonden  ter  strafoefe- 
ning  overleveren  aan  den  Generaal  der  Nederlanders;  de  Generaal 
mogt   hetzelfde   doen    met  misdadige  Javanen,  zijne  onderzaten. 
Hij  wilde  thans  echter  die  vijandelijkheden  stellen,  als  vergeten 
en  vergeven.  De  Nederlandsche  Generaal  zou  in  het  geheele  ge- 
bied van  Mataram,  zoowel  aan  het  zeestrand  als  in  het  binnen- 
land ,   vriendschap   genieten ,    Batavia   zou  hij ,  Panembahan ,  in 
rust  en   vrede   laten.     De    Nederlandsche    Generaal    moest    niet 
versagen   voor   Bantam   en    indien    hij    zich   niet  magtig  genoeg 
gevoelde  om  die  stad  in  bedwang  te  houden,   zou  de  Panembahan 
zelf  met  zijne  legers  te  hulp  komen. 

Gewikkeld   in   eerbiedige   vormen ,    luidde    daarop   het   hoog- 
artige  antwoord  van  Dr.  de  Haen,  de  Generaal  der  Nederlan- 


GXLIX 

ders  wil  Bantam  niet  aanvallend  aantasten^  ware  hij  dat  van 
meening  geweest,  hij  had  het  reeds  acht  of  tien  jaren  geleden 
kunnen  doen. 

De  Panembahan  die  zeer  goed  onderrigt  schijnt  te  zijn  ge- 
weest van  de  bedreigingen  van  Bantam  en  de  behoeften  van 
den  Nederlandschen  handel,  antwoordde  hierop  zeer  6jn  en 
schijnbaar  goedaardig;  vreest  de  Generaal  welligt,  dat  de  Ban* 
tarasche  vorst  de  perperranken ,  ingeval  van  oorlog,  zal  vernielen , 
hij  zij  daarover  niet  bekommerd,  op  mijn  bevel  zal  door  mijne 
bevolking  de  peper  op  nieuw  worden  geplant,  en  verlangt  hij 
rijst  of  andere  eetwaren ,  de  Generaal  zende  daarvoor  naar  Tegal , 
Rendal ,  Demak  of  Japara ,  even  vrij  alsof  hij  naar  Batavia  zond. 
Bantam  onderhoudt  betrekkingen  met  Soerabaija,  maar  welhaast 
zal  ik  Soerabaija  veroverd  hebben  en  dan  keer  ik  mijne  wapenen 
tegen  Bantam  en  het  geschut  van  dien  Ronifig  zal  wel  tot 
zwijgen  gebragt  worden,  indien  de  Nederlandsche  schepen  maar 
aan  den  zeekant  gaan  liggen. 

De  Panembahan  verzocht  verder,  dat  er  altijd  een  Nederlandsch 
gemagtigde  aan  zijn  hof  mogt  blijven ,  om  door  middel  van 
dezen,  betrekkingen  met  de  Nederlanders  te  onderhouden.  Zijn 
hof,  anders  voor  iedereen  gesloten ,  zou  openstaan  voor  de 
Nederlanders;  alle  vijandelijkheden  waren  nu  vergeven  en  ver- 
geten, de  Nederlandsche  Generaal  was  nu  zijn  vriend,  hij  zou 
hem  vrij  en  ongestoord  te  Batavia  laten  wonen ,  en  terwijl  hij 
dit  zeide,  overhandigde  hij  aan  Dr.  de  Haen  zijn  eigen  kris  als 
een  geschenk  voor  den  Gouverneur-Generaal  Coen,  op  hoffelijken 
toon  er  bij  voegende:  dit  heeft  zeker  niet  de  waarde  van  hetgeen 
de  Generaal  mij  heeft  toegezonden;  maar  het  is  het  dierbaarste, 
dat  een  Javaan  aan  iemand  schenken  kan.  ^ 

Hiermede  liep  deze  ambassade  ten  einde,  de  vrede  scheen 
weder  tusschen  hét  rijk  van  Mataram  en  het  Nederlandsch-Indisch 


*    Men  zie  hierachter  onder  n9.  XLV  der  gedmkte  stokken  het,  nit  looyele  ver- 
sehOleBde  oogpunten,  helangr^ke  yerhaal  van  dit  geEantschap. 


CL 

bestuur  gesloten;  doch  Goen  en  zijn  opvolger  de  Carpentier 
bleven  niettemin  met  argwaan,  de  beraamde  plannen  van  den 
Panembahan  tegen  het  westen  van  Java  afwachten.  Zij  vreesden  y 
en  de  gebeurtenissen  van  weinige  jaren  later  hebben  hunne  vrees 
geregtvaardigd^  dat  de  vorst  van  Mataram  onder  voorwendsel 
van  zich  tegen  Bantam  uit  te  rusten,  in  het  geheim  aanslagen 
tegen  Batavia  smeedde. 

Intusschen  scheen  het,  als  of  de  onderhandelingen  met  den 
Panembahan  van  Mataram,  ook  bij  de  regering  van  Bantam  de 
begeerte  tot  vrede  hadden  opgewekt,  ten  minste  de  GG.  Goen 
ontving  langs  allerlei  omwegen  uitnoodiging  tot  het  zenden  van 
afgevaardigden  naar  Bantam ,  ten  einde  over  het  herstel  van  den 
vrede  te  beraadslagen. 

Goen  gaf,  hoewel  schoorvoetend,  eindelijk  daaraan  gehoor; 
maar  op  dit  diplomatiek  terrein  moest  hij  weldra  ondervinden 
dat  de  rijksbestierder  van  Bantam  in  geslepenheid  hem  verre 
overtrof,  en  zijn  tegenstander  mogt  ditmaal  althans  de  voldoe^ 
ning  smaken  van  aan  den  gehaten  Goen,  de  nederlaag  te  hebben 
berokkend. 

De  Pangéran  rijksbestierder  had  met  geen  ander  doel  de  on- 
derhandeling uitgelokt,  dan  om  te  weten  te  komen,  hoeverre 
de  goede  verstandhouding  tusschen  het  Nederlandsche  bestuur 
en  den  Panembahan  van  Mataram  was  gevorderd,  en  toen  hij 
uit  de  gesprekken,  welke  op  de  aanbieding  van  vrede  waren 
gevolgd,  genoegzaam  bemerkt  had,  dat  het  bondgenootschap 
tusschen  Batavia  en  Mataram  nog  niet  zóó  verre  was  gevorderd, 
dat  het  voor  Bantam  gevaarlijk  zijn  kon,  brak  hij  plotseling  de 
aangeknoopte  onderhandeling  weder  af  en  weigerde  hij  aan 
eenig  aanbod  gehoor  te  geven,  zoolang  Batavia  door  de  Neder- 
landers niet  weder  afgebroken  en  verlaten  zou  zijn. 

De  zorgen  van  den  Gouverneur-Generaal  Goen  en  van  den 
raad  van  Indie,  hadden  zich  in  dien  tusschentijd  niet  bepaald 
tot  de  bevestiging  van  den  jeugdigen  Nederlandschen  staat  op 
Java,     De  werkkring   van  het  Nederl.  Ind.  bestuur  omvatte  ge- 


CLt 

heel  Indiërs  gebied  en  handel.  In  de  maand  October  van  het 
jaar  1621  was  in  vereeniging  roet  de  Engelschen  eene  vloot  van 
elf  schepen,  onder  bevel  van  Jacob  Dedel  als  admiraal  en  Humphrey 
Fitz-Herbert  als  vice-admiraai  naar  de  kusten  van  Malabar  ge- 
zonden, in  het  volgende  jaar  1622,  waren  zestien  schepen  onder 
den  kommandeur  Corn.  Beijersz.  naar  de  kusten  van  China  ge- 
stevend, met  het  doel  om,  zoo  mogelijk,  de  stad  Macao  te 
vermeesteren  en  den  Chinëeschen  handel  der  Portugezen  in  han- 
den der  Kederlanders  te  doen  vallen ,  of,  indien  dit  niet  gelukte, 
eene  versterkte  plaats  op  een  der  Piscadores  voor  de  Compagnie 
te  stichten.  Nog  vijf  andere  schepen  werden  naar  Manila  afge- 
vaardigd, terwijl  alle  die  uitrustingen  Coen  en  zijnen  raad  niet 
verhinderden  om,  te  dierzelfder  tijd,  hunne  aandacht  te  wijden 
aan  de  inrigting  van  het  bestuur,  de  herbevolking  en  het  pro- 
ductief maken  van  de  Banda-eilanden ,  aan  het  onderhouden  van 
den  peperhandel  op  de  kust  van  Sumatra ,  aan  het  invoeren  van 
bezuinigingen,  door  de  kantoren  te  Atsjin,  Patane,  Sangora,  in 
Siam  en  Kambodja  gevestigd,  in  te  trekken  en  te  doen  vervan- 
gen door  geregelde  uitzending  van  schepen. 

Nog  meer  vruchten  zou  het  rusteloos  streven  van  het  NederL 
Indisch  bestuur  onder  de  krachtige  leiding  van  Coen  hebben 
opgeleverd,  indien  het  niet  belemmerd  ware  geworden,  deels 
door  de  Engelschen,  die,  hoewel  onze  bondgenooten ,  niet  op- 
hielden allerlei  moeijelijkheden ,  vooral  in  de  Molukken,  in  het 
leven  te  roepen;  deels  ook  door  de  onbekwaamheid  en  de  ligt- 
zinnigheid  van  de  eigen  dienaren  der  Compagnie,  die  «  d'eenen 
« tijd  de  orders  van  het  Ind.  bestuur  nalieten  en  d^anderen  tijd , 
«sonder  discretie,  meer  deden  dan  hun  bevolen  was^*. 

Er  waren  nu  meer  dan  tien  jaren  verstreken,  sedert  Jan 
Pietersz.  Coen  het  vaderland  had  verlaten  en  reeds  in  de  maand 
Mei  1620  had  hij  zijn  verlangen,  om  in  1622  naar  Nederland 
terug  te  keeren,  aan  het  opperbestuur  te  kennen  gegeven.  De 
bewindhebbers  hadden  wel  door  een  vleijenden  brief  en  voor- 
deelige    aanbiedingen    getradit,    hem    van  zijn  voornemen  af  te 


CLIt 

brengen;  doch  bet  verlof  tot  terugkeer,  indien  bij  in  zijnen 
wenscb  volhardde,  hadden  zij  aan  Goen  niet  durven  onthouden. 
Om  die  reden  hadden  zij  hun  vertrouwen  in  zijn  persoon,  op 
nieuw  betoond  en  hem  commissie  gezonden  tot  het  verkiezen 
in  Rade  van  Indie,  van  een  provisionelen  opvolger.  ^ 

Met  moeite  maakte  Goen  zich  los  van  de  leiding  en  de  ver- 
zorging van  den  Nederlandschen  staat  in  Indie,  dat  kind  zijner 
schepping.  Eindelijk  toch,  op  den  2^  Januarij  des  jaars  1623 ^ 
werd  door  hem  de  Raad  van  Indie  belegd  en  in  die  vergadering, 
met  schier  eenparige  stemmen,  de  directeur-generaal  Pieter  de 
Garpentier,  tot  zijnen  opvolger  verkozen. 

Naauwkeurig  en  zorgvol  beschreef  Goen  nu  nog,  in  een  ad- 
vies ^  aan  hem,  die  hem  vervangen  zou,  den  toestand  en  de 
behoeften  van  Neérlands  belangen  in  Indie. 

Op  den  2^^*^  Februarij  ondernam  eindelijk  Jan  Pietersz.  Goen 
de  terugreis  naar  Nederland. 

Toen  in  den  tijd  van  PortugaPs  grootheid  AfFonso  d*Albo- 
querque,  de  merkwaardige  aanvoerder  der  Portugezen  overleden 
was,  brak  overal  in  Indie,  de  vlam  des  opstands  tegen  Portu- 
gaPs  gezag  weder  uit. 

Het  was  alsof  het  Indische  bestuur  van  de  afwezigheid  van 
Jan  Pietersz.  Goen  even  nootlottige  gevolgen  verwachtte;  «  want 
«  ongetwijfelt"",  zoo  schreef  het,  «sullen  wij,  naar  het  vertrek 
«  van  d'£d.  Heer  Generaal ,  van  alle  kanten  aangevochten  wor- 
«den,  alzoo  ^t  schijnt,  dat  zij  maar  met  alle  man  wachten  op 
«zijn  vertrek".  *  Nederig  maar  onversaagd,  voegde  echter  de 
Gouverneur-Generaal,  de  Garpentier,  deze  woorden  daarbij:  * 
<c  hoewel    wij   ons  nergens   met  soodanige   kloeckheyd ,  subliem 


*  Particuliere  Missive  en  Commissie  der  Heeren  XYII,  dd.  4  Maart  1621. 

*  Dit  advies  is  gedrukt  in  de  Kronijk  van  het  Histor.  genootschap  te  Utrecht « 
9de  deel,  jaargang  1853;  vergelQk  verder  hierachter  n».  XLIV  der  gedr.  stukken. 

*  GrG.  de  Garpentier  en  de  raden  van  Indie,  Willem  Jansz.  en  Jacqnes  Specx  aan 
de  HH.  XYII  dd.  1  Fehr.  1623. 

«    'GQt.  4è  Oupwiier,  ^aizonderl.  Bussive  ^m  HH.  J^YII,  jd.  1  fébr.  162§. 


CLIII 

«verstand,  doorsichtichheyd  en  andere  goede  gaven  meer,  als 
«onzen  predecesseur  begaafd  vinden,  sullen  wij  eereshalven  de 
«zake  bij  der  hand  nemen  en  de  hoogheid  en  het  respect  der 
«Hoog  Mogende  Heeren,  de  Staten-Generaal ,  van  Zijne  PrinseL 
«Excellentie  en  den  welstand  en  het  regt  der  Oost-Ind.  Gom- 
«pagnie  in  Indie  handhaven ""! 


I.     Db  KOMMAIfDETTB  HsïrDBIK  BbOFWEB  AAN  DE  BEWIin>HBBBEBS 

DEB  VeB.  o.   I.  COMP.   TE   AmSTEBDAM. 

Voor  Bantam ;  op  het  schip  de  Boode  Leeuw 
met  pijlen,  27  Junij  1612  K 
MynhQeren, 

Aleer  van  Jacatra  tseyl  gingen  hebben  daer  een  claere  baen  oft 
gebaende  wech  gelaeten  in  tgeene  daer  te  doene  was,  de  possessie 
van  de  plaatse  nemende  daar  ons  huys  gesteld  sal  werden,  (mits 
eenige  vereeringen  doende,  die  naer  uiterste  vermogen  besnoyt  heb- 
ben) op  de  bequaemste  plaetse  van  de  geheele  rivier,  vooraen  intin- 
comen  yegen  over  de  stadt,  hebbende  aen  de  westzyde  de  rivier 
ende  aen  de  noordtzyde  de  zeestrant;  de  Coninek  wilde  zeer  noode 
van  de  plaetse  scheyden,  insonderheyt,  omdat  hy  daer  geordineert 
hadde  te  woonen  seker  overgecomen  edelman  van  Bantam,  die  ten 
deele  de  wacht  op  de  incompste  van  de  rivier  was  houdende;  doch 
vermoede  de  hoope  van  syns  lants  verbet^ringhe  neffens  ons  hert 
aenstaen,  hem  daertoe  aldermeest  gepersuadeert  sal  hebben,  als 
M.  Ë.  HH.  breeder  sullen  connen  sien  by  de  resolutie daerop  genomen, 
die  in  't  vervolch  van  myn  joumael,  dat  neffens  dese  mede  seynde 
geregistreert  staet  f.  1  „  2.  3.  waeraen  wy  gedraege.  De  nemingen 
van  deselfde  possessie  is  aireede'  wel  te  passé  gecomen,  om  de 
goederen  van  Coromandel  uyt  den  Hasewint  en  van  Japan  uyt  den 


^  Headrik  Brouwer  was  op  dea  20  December  1610  ab  kommaadear  van  drie  schepen 
uit  Nederland  naar  Indie  gezeild  en  bezocht  op  zijne  reis  naar  de  Molukken,  in 
^  maanden  October  en  November  1611 ,  de  kusthavens  van  Java.  In  het  volgende 
JAar  1612,  keerde  Brouwer  weder  te  Bantam  terug  om  daar  met  eene  lading  voor 
Japan  te  worden  bevracht.  Hetgeen  dus  in  het  eerste  gedeelte  van  dezen  brief  over 
gebeurtenissen  op  Java  verhaald  wordt,  betreft  hetgeen  aldaar  in  het  vorige  jaar,  1611, 
is  voorgevallen ;  in  het  laatste  gedeelte  beschrijft  Brouwer  zijne  verrigtingen  m  1612. 

IV.  1 


Brack  aldaer  te  lossen;  gemerkt  de  Coninek  van  Bantam  geen  goet 
op  tlant  will  laten  brengen ,  sonder  daervan  synen  tol  te  hebben, dat 
al  te  qnaeden  inbrencq  sonde  syn  geweest,  en  staet  te  vermoeden 
denselfden  allenskens  sal  comen  te  bespeuren,  dat  met  syne  selt- 
saeme  procednyren  niemant  schadelycker  is,  als  syn  eygen  lant  en 
welvaeren. 

Oock  hebbe  in  ons  drie  schepen  noch  tot  Grece  ^  ingenomen  34 
grove  beesten,  als  ossen ^  koeyen  ende  bullen,  met  omtrent  120  boe- 
ken ende  50  lasten  nytgenomen  schonen  witten  rys 

Wy  sonden  gaeme  meer  vee  ende  andere  provisie  mede  genomen 
hebben  (uit  Grissee  naar  de  Molukken)  doch  door  den  oorloge  van 
den  Mataram  yegens  den  Coninek  van  Soribaya  was  het  lant  soo 
geruyneert,  dattet  te  verwonderen  was;  waer  door  niet  meer  hebben 
connen  beconunen 

Wy  hebben  ook  den  Coninek  van  Soribaya,  voor  Grece  met  ons  drie 
schepen  gecomen  synde ,  op  de  vaart  syner  joncken  naer  Banda  mon- 
delinge ende  schriftelycken  geinsinueert, meenden  daarmede 

een  goede  ende  seer  dienstige  saecke  gedaen  te  hebben,  alsoo  de  vaert 
der  Javaenen,  onderdaenen  deeses  Conincks,  de  Bandanezensoostyft, 
dat  naer  der  Nederlanderen  fort  niet  veel  en  vraegen,  insonderheyt 
als  in  Banda  geen  sloupen  ofte  jachten  syn,  die  deselve  Javaenen, 
in  haer  vaert  hinderlycken  mogen  wesen,  want  op  Puloway^  Lontor, 
Wayer  ende  andere  plaetsen  in  Banda  aenloopen,  daer  met  alle  vlyt 
en  yl  haer  joncken  op  't  drooch  haelen  ende  wanneer  vertrecken 
nemen  sooveel  foulie  ende  nooten  wech  als  begeyren,  datt  t'enemael 
in  der  Portuguesen  handen  compt,  twelck  U  E.  Heeren  all  te  groo- 
ten  interest  veroorsaeckt 

De  Coninek  stoorde  zich  daerdoor  seer  en  bejegende  ons  seer  on- 
beleefdelycken  en  alsoo't  selfide  om  tyt  te  winnen  by  nachte  ge- 
schiedde ^  landwaerts  inne  wel  seven  mylen  van  de  scheepen,  daer 
oock  diversche  Bandanesen  by  sullen  syn  geweest,  ook  verscheydene 
van  hun  toegedaene  ende  een  Engelschen  verloochenden  boefT,  meenen 
dattet  niet  sonder  peryckel  en  geschiede  ^  insonderheyt  door  dien  't 


Grissee,  residentie  Soerabi^ja. 


selffde  soo  heftich  dreven^  doch  het  werde  alsoo  goet  gevonden  en 
by  ons  werde  verstaen  dattet  eens  ende  voor  all  in  snlcker  voegen 
diende  byderhant  genomen  te  worden.  De  Coninck  versocht  selfii 
emstelycken  datt  men  hem  een  stuck  geschut  souden  geven,  't  welk 
hem  geweygert  werde,  ons  op  den  Heer  Grouvemeur  Gnal.  excuserende , 
evenwel  syn  van  daer  niet  gescheyden,  sonder  hem  geschenken  te 
geven.  De  Gouvemeur-Gnal.  voomoempt  heeft  ons  geordineert  datt  men 
hem  van  't  Japanse  cargasoen,  een  yseren  gotelinge  vereeren  souden, 
op  ons  wedercompste  aldaer.  De  weygeringe  van't  stuck  geschut 
neffens  de  insinuatie  verachterden  vry  watt  veel,  tgeene  wy  daer  te 
berechten  hadden  als  alles  by  't  joumael  broeder  is  te  siene;  doch 
naar  alle  gepleechde  naersticheyt  syn  noch  ten  lesten  claer  geraeckt , 
vertreckende  van  daer  den  S^  November  1611  ^ 

Den  oden  Junio  (1612)  syn  wy  voor  de  tweede  reyse  weder  te 
Grece  gecomen,  daer  ons  comptoir  in  goeden  doen  bevonden;  doch 
het  lant  vol  portugezen  ende  synder  omtrent  80  ofte  100  personen 
sterck,  hebbende  desen  jare  daer  omtrent  de  30,000  croonen  capi- 
tael  gebracht,  alles  op  den  trèck  van  foly,  nooten  ende  nagelen, 
die  de  Javanen  steelsgewyse  van  onse  plaetsen  weeten  wech  te 
voeren,  ja  dat  meer  is,  hebben  selver  in  Grecesche  joncken  by  de 
thien  duysent  croonen  naar  Banda  gesonden,  datt  onlydelycken  is 
ende  syn  hier  niet  uyt  te  cryghen,  dan  met  gewelt,  overmits  den 
Coninck  en  syn  onderdaenen  daarby  goet  proufl^  genieten,  daer 
moet  metten  eersten  anders  in  voorsien  werden. 

Den  Coninck  van  Soribaya  hebben  'het  stuck  (geschut)  vereert 
datt  den  Heer  Gouv'  Generael  ons  geordineert  heeft  hem  schencken 
souden,  hebben  daarbij  een  brief  int  portugees  in  den  naeme  van 
den  Heer  Gouverneur  Gen.  voomoempt  gevoecht,  omt  selve  met 
meerder  ontsach  ende  eere  aan  den  Coninck  te  laeten  brengen  tot 
spyt  der  portuguesen,  insonderheyt  dewyl  deesen  Coninck  naer 
Malacka  om  een  stuck  gesonden  hadde,  van  waer  tot  antwoorde 
creech,  datt  daerop  naer  Goa  souden  schryven,  soo  datt  hierdoor 
des  Conincx  genegentheyt  t'onswaerts  te  meer  sullen  trecken,  in 


ï  In  dezen  brief  vermeldt  Broüwer  o.  a.  nog  dat  de  oppeirkoojman  Soury  te 
Grissee  en  de  aasistent  Cornelis  Maseyck  te  Passareoan  gevestigd  bleven,  voor  den  op- 
koop van  garens. 


denselfden  briefi  maeckten  weder  mencie  op  de  vaert  syner  joncken 
naer  Banda  ende  datt  de  Heer  Gonvem'  Onal.  op  hem  begeyrde, 
achtinge  sonde  nemen  op  de  insinnatie,  die  hem  gedaen  is  om  alle 
redenen  van  claegen  voor  te  comen,  als  Mijneheeren  broeder  sul- 
len connen  sien  by  deselve  in  de  resolncie  tot  Grece  genomen,  int 
jonmael  gestelt  a.  f.  77.  Een  Gonvemenr  Caracsadana  (?)  ontfingh 
het  stack  met  een  wondere  blytschap  en  seyde  tselvige  den  Coninck 
nyttermate  aangenaem  sonde  wesen,  belovende  dat  aen  ons  volck 
ende  comptoir  alle  behoyrlycke  tractement  en  gunste  gestaadich 
doen  toonen  en  bewysen  sullen,  dan  tsyn  beloftenissen  van  mooren, 
nochthans  wanneer  dit  volck  continueren  in  de  vaert  naer  Banda, 
twelcke  sy  oock  niet  laten  sullen  connen,  overmits  hun  meest 
met  de  zeevaart  geneeren,  soo  sal  der  een  scheuringhe  moeten 
volgen  I  dat  sy  ook  selver  vreesen,  evenwel  soo  lange  elders  geen 
comptoir  en  hebben  om  provisie  van  rys  te  mogen  doen,  soudet 
UE.  saecken  ende  stant  quaelycken  comen;  doch  ick  hebbe  daer- 
iegen  alhier  ende  elders  een  gewenschte  saecke  vernomen,  ende  is, 
dat  die  van  Japara  seer  begeyrich  syn  om  een  comptoir  van  ons 
volck  in  haer  lant  te  hebben,  doende  daertoe  seer  eerlycke  presen- 
tatien  in  een  briefken,  die  aen  den  coopman  tot  Orece  geschreven 
hebben,  daer  naerder  op  geleth  dient,  want  men  naar  yders  zeggen 
den  rys  daer  beter  coop  gestaadich  can  becoomen  als  tot  Grece  ofte 
Hacassar;  vernamen  mede  dat  men  daer  met  groote  schepen  soo 
naer  aen  lant  mocht  leggen  als  tot  Bantam,  oock  dat  de  Conninek 
aldaer  onder  den  Groeten  'Keyser  ofte  Mattaram  van  Java  stont, 
waerover  om  selver  de  gelegentheyt  wat  beter  aen  te  mereken  ende 
om  de  saecken  dan  tot  Bantam  te  helpen  voorderen  ende  raaden, 
vonden  met  den  scheepsraet  geraeden,  daer  aen  te  lopen. 

Den  thienden  desers,  des  avonts  syn  daer  ten  ancker  gecomen 
voor  een  plaetse  Coutot  genaempt  ^  en  vonden  er  tusschen  de  15  en 
20  jonken  op  de  reede  leggen  van  verscheyden  quartieren,  soo 
Malayen,  Javanen,  Clingen,  Gusaratten  als  andere  vreemdelingen, 
die  daer  comen  om  rys  te  coopen,  ende  aan  lant  com^de  vemaemen 
den  Coninck  vertrocken  was,  naer  den  Mattaram  landewaerts  inne, 
welcke  Mattaram  met  een  leger  van  }50,000  mannen  naer  Soribaya 


1    Ik  heb  niét  brnnen  uitmaken,  Welke  deze  plaati  geweest  i». 


over  8  dagen  sonde  syn  vertrocken,  soo  dattet  daer  weder  heel 
schrap  sal  staën.  —  Wy  bevonden  de  plaetse  seer  wel  gelegen, 
insonderheyt  overmits  de  beqnaemheyt  van  de  rivier,  die  door  de 
stadt  loopt,  daermen  met  schnyten  ende  boots  in  ende  nyt  mach 
comen  tot  syn  wiUe,  overmits  int  incomen  met  laech  water  meer  als 
vier  voeten  waeter  heeft  ende  men  leyt  met  de  boots  om  te  lossen  ot 
te  laaden  soo  dicht  aen  de  merckt  aen  lant  als  oft  bynaer  jegen 
een  steyger  laegen,  twelck  in  Java  niet  veelen  heeft.  De  reode  is 
oock  tamelycken,  overmits  tnssen  twee  eylanden,  die  voor  de 
stadt  leggen,  omtrent  een  vierendeel  myls  tzee,  goede  steckgront 
is,  op  vyff  vademen,  ende  een  gotelings  schoot  van  de  stadt 
is  het  drie  vademen  diep;  den  rys  is  er  tot  beteren  prys  te 
becomen,  dan  op  eenighe  plaetse  van  Java  ende  sonde  het  last 
nu  hebben  connen  becomen  voor  12  ofte  14  Realen  van  8  ende 
datt  in  goede  parthye',  de  lyftogt  is  er  oock  beter  coop  als 
elders,  daer  tot  noch  toe  geweest  hebbe,  als:  20  hoenders  voor 
een  R.  van  8,  vier  boeken  mede  voor  gelycke  ende  een  grof  beest 
voor  6  R.  V.  8  andere  provande  naer.advenant,  daer  is  oock  visch 
in  abondantie;  de  Chynesen  waeren  der  van  Jortan  ende  Bantam 
veel  gecomen,  claegende  daer  te  seer  geschat  en  geschooren  wier- 
den, ende  alhier  werden  beter  getrackteert,  soodat  het  toecomende 
jaer  op  dees  plaetse  uyt  China  sterck  met  joncken  meenen  te  comen 
ende   syn   van   opinie   dat   de   meeste  Chynesen  van  Bantam  ende 

Jortan  hun  alhier  sullen  transporteren 

lek  achte  dattet  niet  ongeraden  soudé  wesen  gemerckt,desaecken 
van  Banda,  datt  men  het  comptoir  tot  Grece  opbraecke  ende  weder 
alhier  een  ander  plante,  dewijl  Grece  voor  groote  schepen  sonder- 
linge  ongelegen  is.  lek  hebbe  dees  saecke  tot  Bantam  aen  den 
president  Matheo  Coteels  in  den  breeden  raetschriftelycken vertoont, 
neffens  eenige  andere  poincten  meer,  daer  my  hoochnoodich  dochte 
op  geresolveert  diende  te  werden. 


II.    De  oppebkoopman  Peeteb  See^ebs  aan  de  bewindhebsebs 

TE   AmSTEBDAM. 

Bantam,  5  Decemb.  1612. 

Gemerckt  den  handel  ende  verseeckeringhe  van 

Orienten  en  omliggende  eylanden,  den  meestendeel  bestaet  in  vier 


6 

ponten,  sonder  dewelcke  U.  E.  nimmermeer  snit  comen,  tot  het 
wit,  dat  van  't  geünieerde  België  soo  seer  gewenscht  wordt,  soosal 
U.  E.  verhaelen  de  middelen  waerinne  't  voorige  is  gelegen. 

1.  In  den  eersten,  als  U.  E.  adviseert,  staet  te  weten:  Vooral 
moet  besorcht  worden;  wij  alleen  in  de  Molucos,  Ambona,  ende 
Banda  t'francko  ende  libere  besit  hebben,  wesende  tselve  als  de 
rechte  hant  van  U.  E.  orientische  machten. 

2.  Ten  tweeden,  aengesien  de  negotien  door  versekeringe  van 
U.  E.  macht  ende  staedt  is  gelegen,  ende  den  handel  van  de  clee- 
den  op  de  cnste  van  Coromandel ,  diewelcke  den  meestendeel  in  de 
Mollncos,  Ambona,  Banda  ende  Bantam  worden  verkocht  met  seer 
treffelycke  profijten,  soo  is  te  verstaen,  dat  de  cnste  van  Coromandel 
den  slinckeu  arm  is  van  de  Molaccos  ende  omliggende  eylanden, 
gemerckt  sonder  de  doecken  van  daer  comende,  de  negotie  doot  is 
in  de  Molucos  ende  sonder  avance  de  forten  niet  connen  onderhouden. 

3.  Belangende  de  custen  van  Johor  ofte  de  stadt  Bantam  in  Java, 
op  een  van  die  plaetsen,  moesten  dan  oock  eenen  rendes-vous  ge- 
stipuleert  worden,  met  goede  besettinge  van  soldaten,  omme  de 
coopmanschappen  (uit)  China  ende  Custe,  in  tfort  te  bewaren  ende 
defenderen,  anderssins  brandt  ende  oorloochsche  proceduyren  onder- 
worpen synde ,  ende  soo  lange  sulcx ,  met  residentie  van  eenen  raedt 
van  Indien  in  getrouwe  persoenen  bestaande  (die  de  particuliere 
eergiericheyt  ende  recommendo,  boven  d|experientie  ende  getrouwen 
dienst  der  compie  niet  en  prefereren)  (niet)  geschiet,  syt  versekert 
wy  uyt  Orienten  sullen  geraecken,  want  het  en  is  hier  met  een 
cleyntken  niet  te  doen,  daer  moet  volck  syn,  my  voorder  aen  de 
rapporten  der  commisen  refererende. 

4.  Ten  vierden,  als  vooren  verhaelt,  datter  getrouwe  persoenen, 
insonderheyt,  die  in  eenige  qualité  gesonden  worden,  en  geen 
andere ,  werden  gesonden ,  als  die  daer  voor  bekent  syn 

De  Logie  in  Bantam  is  oock  op  20  Aug.  1612  in  brandt  geraekt, 
hebbende  over  8  è.  9  maenden  te  vooren  de  Gouverneur  van  Bantam 
alhier,  den  steenen  geyvel  van  't  dack  afl^  tot  op  de  solderingh  ^an 
de  caemer  doen  afbreecken,  seggende  dat  het  te  casteelachtig  was, 
ende  de  Coninck  selver  sulcken  huys  niet  en  heeft;  nu  is  dit  van't 
dack  aff  tot  op  de  soldering  van  de  caemer  met  riet  wederomme 


toegemaekt,  ende  door  buspoeder  op  de  deyne  mart  by  de  loghie 
in  brandt  geraeckt,  synde  de  wint  recht  op  de  loghie  .  .  •  .  • 
hebbe  noyt  soo  schrikkelycken  brandt  gesien;  synde  den  heere  preses 
Mateo  Coteels,  aen  aensicht,  handen  ende  voeten  yerbrant  geweest 
daervan  by  de  dry  weken  pladt  gelegen  heeft,  in  somma  syn  groote 
ongelncken;  desen  brandt  is  recht  gesticht  door  den  Gouverneur, 
hebbende  oock  ses  man  van  de  logie  doen  vermoorden,  die  wy  met 
200  caxies  sonden  naer  Jacatra,  seer  moordadelick,  wy  weten  wie 
't  gedaen  hebben,  den  Goninek  zeyt,  daeraff  niet  te  weten  ende  soo 
wy't  eer  vemaemen  als  hy,  sonden  't  hem  te  cennen  geven,  heb- 
bende willen  weten,  wie  't  ons  geseyt  heeft  dwelck  om  redenen 
niet  geraden  is. 

Alle  dit  qnaet  sprayt  uyt,  datter  tsedert  vertreck  van  den  Heere 
Gouvemenr  Gnall,  naer  de  Molncos  geen  schenckagien  gedaen  en 
zijn  van  alle  de  schepen  tot  op  dato,  synde  dese  mooren  vanaerdt, 
(dat)  oude  schenckagien  willen  onderbonden  hebben,  ende  niet  con- 
sidereren ,  ofte  de  groote  schenckagien  te  vooren  nyt  groote  verove- 
ringen wel  hebben  connen  geschieden,  door  de  craecken  voor  desen; 
tsy  dat  se  met  goet  ofte  qnaet  fondement  gedaen  syn  ofte  niet,  willen  ' 
dat  eens  begost  is,  onderbonden  hebben,  alst  haer  maer  profiyt  is. 
Ten  anderen  het  bonwen  van  Jacatra  is  hem  seer  tediens  ende 
meest  canse,  omme  de  neyringhe,  die  hy  vreest  hem  ontrocken  te 
worden,  seggende  men  hem  eerst  behoorde  te  vraeghen,  eer  men 
soo  dichte  by,  een  ander  comptoyr  plantede. 

lek  segge  het  is  necessarelycken ,  dat  men  met  den  aldereersten 
een  rendes-vons  ofte  casteel  in  Indien  heeft,  want  als  wel  te  mereken 
(is),  soo  is  door  den  Trèves  d'intentie  van  den  Spaenschen  raedt, 
ons  nyt  Orienten  te  crygen y    *    • 

lek  segge.  Weerde  Heeren,  laet  ordre  geven,  omme  een  rendes- 
voos  te  stellen,  tsy  op  Poelo  Condor,  Johor  ofte  elders,  daer  men 
't  hier  best  sal  vinden  en  bequaemste 


in.  De  GouvEBiTBTJB  Geitebaal  P.  Both  aan  de  Bewindhebbebeit 

BEB  eElTBBALE   O.   L  COMP.    (HeEBEIT  XYII). 

Bantam,  1  Jannary  1614. 
(Na  in  dezen  brief  te  hebben  verhaald,  hetgeen  hij  in  den  Ar- 


8 

chipel  der  specerij-eilanden  had  verrigt,  gaat  P.  Both  voort  met 
mede  te  deelen  den  stand  van  zaken  op  Java.) 

Door  de  compste  van  Adriaen  Block  Mertenss.  commandeur ,  in 

« 

de  Molnques,  hebben  wy  met  droef heyt  verstaen  het  tirannelyck 
procederen  van  den  Pangeran  tot  Bantam,  diewelcke  niet  alleen 
ons  stenen  hnys  met  gewelt  heeft  doen  affbreecken,  maer  oock  doen 
verbranden,  gelyk  wy  voor  seecker  honden,  met  eene  inestimable 
schade,  oock  dat  Coteels  van  U.  E.  my  medegegeven  voor  Raedt 
van  Indien,  van  my  gelaten  tot  Baiitam  als  directeur  enboeckhotider 
generael  over  alle  de  comptoiren,  geheel  onbequaem  was  tot  solcken 
staet,  slap  in  de  regeringhe,  genegen  totten  dranck 

Wy  arriveerden  opten  (14  Septembris,  1613)  voor  Grissik,alwaer 
ick  committeerde  eenigen  van  de  mijnen  aen  landt  te  gaen ,  die  my 
rapporteerden  dat  de  Groote  Mataram  14  dagen  voor  onse  compste 
de  stadt  van  Gressik  hadde  ingenomen  en  verbrant  ende  mnyren 
geraseert,  alsmede  onse  loge,  doch  met  weynich  schade,  alsoo  de 
onsen  te  vooren  gevlucht  waren  in  Sorbaya.  De  Mataram  heeft 
mede  ingenomen  de  stadt  van  Jortan  en  geraseert  en  door  de  groote 
sterfte,  die  hy  onder  syn  volck  creech  is  weder  vertrocken. 

Aldaer  qnam  by  ons  ten  ancker  het  schip  Patani,  waerop  was 
onse  vrundt  Capiteyn  Appolonius  Schotte,  comende  van  Solor,  ende 
vandaer  opten  20^  ditto  te  samen  tseyl  gegaen  naer  Japara  en 
daer  geseth  opten  22^,    Deze  plaetse  compt  den  Mattaram. 

Voor  desen  noch  synde  in  de  Molnqnes  worde  my  gerapporteert 
van  eenen  Jnan  Pedro  Italiano,  geboren  van  Venetien,  diewelcke 
vajx  den  Mataram  belast  was,  dat  hy  my  aendienen  sonde,  de  grote 
genegentheyt,  die  hy  was  hebbende  omme  mette  hoUanders  in  alli> 
antie  te  treden,  daeromme  ick  gecommitteert  hebbe  Cap.  Appolonius 
Schotte  en  Jan  Pietersz.  Coen,  om  aen  de  Heeren  myn  compste  te 
verwittigen,  die  haer  thoonden  seer  vriendelyck  en  favorable  en  ons 
datelyck  verversinge  in  abondantie  aen  boort  sonden,  onder  alles 
eenen  os,  soo  veth  en  schoon  en  soo  goet  van  smaeck  alswaer  sein 
Hollant  geweyt  geweest.  De  Heeren  quamen  datel.  aen  boort  d'een 
voor  en  d'ander  naer  met  my  spreken,  verclarende  dat  de  Mataram 
haer  belast  hadde ,  dat  indien  Hollanders  aenquamen,  alle  eer  en 


•« 


faveur  souden  bewysen,  versoeckende  dat  wy  daer  wilden  een  hnys 
maecken,  d'een  voor  d'ander  ons  presenterende  een  plaetse.  Daerop 
wy  resolneerden  gene  te  kiesen  anders,  als  de  Mataram  ons  ordineren 
soude;  daer  waren  oock  Chinesen  en  Maleyen,  die  mede  alle  devoir 
deden,  dat  wy  daer  een  huys  maken  sonden.  Wy  vonden  goet  ten 
respecte  van  dien,  aldaer  te  laten  Sr.  Lambert  Direkz.  Haga,  met 
een  assistent  tot  dien  eynde  medegenomen  van  Grece,  tamelyck 
ervaren  in  de  tale ,  een  bootsman  met  een  christen  swerte  jongen 
en  by  hem  2600  realen  van  8,  met  expressen  last  den  Mattaram 
wel  te  spreken  en  syn  meyninge  te  hooren,  sonder  iets  te  accor- 
deren, totdat  hem  anders  geordonneert  soude  werden,  dan  alleen 
een  provisie  rys  op  te  copen,  die  daer  seer  schoon  en  in  abondantie 
is.  Wy  cochten  aldaer  provisie  voor  onse  schepen,  het  last  omtrent 
16  realen  van  S^ 

Den  S^^  ditto  (Oct)  syn  wy  te  samen  geseylt  met  het  schip 
Patany  naer  Bantam 

Alhier  tot  Bantam  worden  wy  van  den  Pangeran,  Gouverneur 
van  dese  plaetse,  genouchsaem  usurpateur  van  de  Crone,  seer 
qnalycken  getracteert  met  woorden  en  wercken.  Hy  heeft  ons  huys 
als  ü  Ed.  voor  desen  heeft  verstaen,  openbaerlyck  met  gewelt  doen 
afbreecken  en  secretelyck  aen  brant  doen  steecken,  dat  wy  voor 
seecker  houden.  Coteels  is  naer  syn  doodt  opgegraven  en  verre  van 
syn  plaets  gevoert,  alwaer  hy  namaels  gevonden  is  geweest  armen 
en  beenen  aen  stucken  gehouwen.  lek  bekenne  wel  dat  de  super- 
biteyt  van  de  onsen  daertoe  veel  oorsaeck  gegeven  heeft 

Het  opbouwen  van  H  grote  huys  tot  Jacatra  heeft  daer  geen  goet 
toe  gedaen,  sy  hebben  op  Jacatra  een  seer  groot  huys  gemaact,  seer 
inordentlyck,  sonder  goet  fondament,  lanck  50  treden  en  18  wyt, 
te  licht  van  muren  en  te  topswaer,  alsoo  dat  men  voor  oogen  siet, 
dat  balcken,  solder  en  dack,  alles  begint  te  sacken,  wg  hebben 
begost  sommige  plaetsen  te  onderstutten. 

lek  hadde  voor  myn  vertreck  hierna  de  MoUuques,  de  plaets  voor 
een  ander  plaetse  (lees  huis?)  gecosen.  Is  seer  bequaam  en  wel  ge- 
legen,  alleen  belast,  dat  men  de  plaets  soude  afsteecken  en  in  't 
midden  by  provisie  een  cleyn  huys  maecken  en  myn  compste  ver- 
wachten, omme  aldaer  een  goet  casteel  te  maken,  dan  die  raedt 
van  Bantam,    alsmede   THermite  syn  op  die  plaetse  geweest  en 


10 

ThetmemanB  commiBBie  gegeven ,  dit  tegenwoordige  hnys  te  maken, 
dat  naer  myn  oordeel  geen  thien  jaren  sal  oonnen  staen  ende  is 
hoecx  en  wints  geseth*  Soo  men  van  den  Coninck  conde  becomen 
daer  een  casteel  te  maken ,  sonde  (het  hnis)  in  pertye  moeten  afge- 
broken werden.  Sy  hebben  voordesen  den  Coninck  gepresenteert 
1800  realen  van  8  om  een  mnyr  om  't  hnys  te  maken,  dat  geheel 
onnoodich  is.  lek  heb  voordesen  wel  een  gehele  maendt  tot  Jacatra 
geweest  en  verscheyden  reysen  metten  Coninck  gecommnniceert  hem 
aendienende,  dattet  voor  den  standt  van  onsen  Prins  hoochnoodich 
is,  in  dese  contreyen  een  casteel  te  hebben,  ten  respecte  wy  tegen- 
woordich  in  openbaren  oorloch  syn  metten  Spaiyaert  en  Portugees 
en  dat  op  verscheyden  plaetsen  onse  loges  syn  verbrant  en  van  den 
vyant  overvallen  en  dat  het  mede  een  verseeckertheyt  sonde  wesen 
voor  synen  staet  en  gemeente. 

Waerop  hy  my  voor  antwoort  heeft  gegeven,  alsmede  door  den 
sabandaer  laten  aendienen,  dat  hy  voordesen  daertoe  wel  genegen 
is  geweest  en  noch  is ,  maer  gemerct  en  gesien  de  quade  proceduren  van 
Theunemans,  een  dronckaert  synde,  den  Coninck  verscheyden  reysen 
zeer  qnalyck  heeft  bejegent  alsmede  anderen,  eenige  Javanen  ge- 
slagen dat  het  bloet  haer  by  de  ooren  afliep,  een  Chinees  geslagen 
en  in  de  boeyen  geseth,  onder  den  blanwen  hemel  in  hette  en 
coude,  dat  gene  Chinezen  hem  mochten  comen  spreken  noch  teeeten 
brengen,  noch  geen  quitesel  ofte  matgen  boven  syn  hooft  tegens  de 
regen  of  son  mochte  hebben;  dat  oock  sommigen  van  de  onsen  op- 
waerts  varende  in  de  rivier  van  de  principalen  haer  vrouwen  on- 
behoorlyck  hadden  aengetast  en  syn  wil  daermede  wilden  doen. 
I)an  op  dese  en  andere  dachten  van  den  Coninck  tegens  Theune- 
mans gedaen,  worde  geresolneert  hem  van  daer  te  lichten,  waer 
tegen  Theunemans  seer  schandelicke  en  onbehoorlicke  sinistre  mid- 
delen heeft  gebruyct  om  tselve  te  beletten,  voorwaer  seer  bedroeftelyc 
voor  my  en  schadelyck  voor  üEd; 

lek  hebbe  derhalve  voor  mgn  vertreck  uit  de  Moluques,  met  ad- 
vys  van  den  advocaat,  den  Eersamen  Hans  de  Hase,  raedt  van  Indien, 
directeur  over  alle  de  comptoiren  van  de  Moluques ,  daerenboven  ge- 
maeckt  Visitateur-Generael  van  alle  de  comptoiren  van  ÜEd.  in 
Indien,  gene  uitgesondert  om  die  te  visiteren,  corrigeren  en  justitie 
te  administreren,  dat  seer  hooch  noodig  was,  gelyck  U  E.  nu  is 


11 

schiyv^ndey  diewelcke,  mette  eerste  gelegentheyt  met  een  schip  zal 
gaan  van  comptoir  tot  comptoir  om  alles  te  redresseren. 

Voorwaer  mynheeren  !  't  en  is  niet  alleen  schandelyck,  maar  oock 
horribel  en  abominabel ,  dat  van  uwe  dienaers  in  dese  landen  op 
yerscheyden  plaetsen  passeert,  alsoo  U  E.  sal  gelieven  te  oversien, 
diversche  informatien,  attestatien  en  bekentenissen  van  den  onsen 
alhier  gepleecht. 

Sooveel  aengaet  dat  gepasseert  is  tot  Jacatra,  hebbe  den  Coninek 
sooveel  alst  mogelyck  is  geweest,  contentement  gedaen  en  heeft  goei 
gehoor  om  een  casteel  te  maekeriy  dan  twijfel  hetzelve  niet  te  menen. 

Met  desen  pangeran  tot  Bantam  hebben  onlancx  gesproken  en  s^n 
pols  getast,  om  een  eylandt  van  hem  te  copen  en  daerop  een  cas- 
teel te  maken  tot  conservatie  van  onse  personen  en  goederen,  alsoe 
wy  metten  Spanjaert  en  Portugees  in  openbaren  oorloch  waren,  gafif 
voor  antwoord,  wat  wij  met  alle  de  casteden  in  Indien  wilden  doen; 
dat  de  Fortngesen  voor  desen  sulcx  mede  hadden  versoght  en  dattet 
voor  Javanen  odieox  was,  casteden  in  haer  landt  te  hebben,  waerop 
hem  respondeerde,  dat  wy  eenige  forten  van  onsen  vyanden  mette 
wapenen  hadden  genomen,  en  andere  gemaekt  opt  versoek  van  de 
Coningen,  in  de  Moluques,  tot  haerl.  defentie,  waerop  hy  repliceerde; 
dat  wy  ook  een  fort  hadden  op  Banda,  waerop  hem  antwoorde,  dat 
sulcx  de  waerheyt  was,  en  wel  met  recht,  door  dien  de  Bandanezen 
voor  desen  niet  alleen  de  goederen  hadden  gestolen,  maer  ook  de 
onsen  zeer  schanddick  vermoert  en  van  ons  noch  een  admirad  met 
wel  40  personen ,  waaromme  niet  alleen  ons  vry  stond  daer  casteden 
te  maken,  maer  haerL  te  trakteren,  gelyck  sy  onsl.  gedaen  hebben. 

De  Prins  van  Hollandt  die  heeft  den  machtigen  Coninek  van  Span- 
gien  naer  een  Moedigen  oorlogh  van  40  jaren  gedwongen  met  hem 
t'accorderen  totsynen  groeten  voordeel,  sal  oock  wel  connen  straffen 
diegene,  die  syn  volck  in  dese  landen  beroven  en  vermoorden.  .  .  • 

Wy  hebben  uyt  de  Moluques  met  ons  gebracht  den  Commandeur 
Jan  Pietersz.  Coen,  van  Hoorn,  omme  te  becleeden  de  plaetse  van 
Coteels,  alsoo  wy  seecker  wisten  de  impotentie  van't  verstandt  van' 
Ooteels  ende  swackheyt  des  lichaems  en  nu  hier  gestelt  als  direc- 
teur over  beyde  dese  comptoiren.  Bantam  en  Jacatra,  boeckhouder- 
generael  van  alle  de  comptoiren,  een  persoon  seer  modest  van  leven, 


12 

zedich,  van  goeder  aert,  geen  dronckaert,  niet  hoovaerdich,  inraedt 
zeer  bequaem,  int  stnck  van  de  coopmanscliap  en  boeckhonden  hem 
wel  verstaende.  Voor  desen  gewoont  in  Rome  zes  of  zeven  jaren  by 
Sr.  Jostus  Piscatore  van  Ondénaerden,  van  mg  welbekendt.  lek  ver- 
hope  U  £d.  van  desen  zeer  wel  gedient  zult  wesen.  Ik  hebbe  desen 
Coen  voors.  toegeleyt  voor  de  sware  lasten  en  onos  y  die  hy  op  zyn 
hals  sal  hebben,  hondert  en  vyftich  guldens  ter  maent. 


IV.  Jan   Pietebsz.  Coen,  Boekhoudeb-Oenebaal  ,  Dibecteub- 
Gekebaal  van  de  kantoben  te  Bantam  en  Jakatba, 

AAN    DE    BeWINDHEBBEBS   DEB  GeN.  O.   L  COMP.  i 

(Hebben  XVn.)   * 

Bantam  1  Jannary  1614. 

Tot  Bantam  comende  saeghen,  verstonden  en  vernamen,  hoe  de 
huysinghe  met  seer  costelycke  goederen  verbrandt  ende  eenighe  per- 
soenen vermoert  waeren,  hetwelcke  ons  seer  deerde  ende  grootelycx 
verdroott,  wandt  de  Comp®  aldaer  zeer  grootte  schade  haddegheleden; 
maer  myn  Heeren  ick  verseeckere  ü  E.  dat  myn  nog  lastiger  viele, 
tgene  hoorde,  vernam  en  sach;  (soude  daarvan  verlede  jaer  all  iets 
geschreven  hebben,  hadde  ick  de  mynnen d'Engelschen  toevertrouwd.) 
Ick  beclaechde  de  Comp.  van  harten  en  dat  omdat  sy  niet  beter 
worde  gedient,  waerlyck  de  Comp.  is  oock  alttemet  soo  caerich  int 
aennemen  van  haere  principalen,  dat  daer  dickmael  verstandighe 
ende  goede  lieden  achterblyven,  want  een  cloeck  en  verstandich 
eerlick  mensch  aen  gheen  Indien  gebonden  is,  en  ter  weerelt  geen 
middel  ontbreekt,  daermede  segghen  will,  drynght  haer  den  noott, 
den  noott  en  dryngt  haer  juist  naar  Indien  niet,  seyt  men,  si)  zullen 
daer  gaen  om  eere,  gelyck  men  siet,  dat  na  eerlycke  ampten,  altyt 
^veel  loops  is,  ick  segge  wat  eere,  wordt  daer  toch  bQ  gegheven; 
faveur?  ja!    Hiermede  besluite:    dat  de  Heeren  oock  na  haer  geit 


1    Vertrokken  uit  Nederland  voor  de  tweede  maal,  op  den  12  Mei  1612,  als  kom- 
mandeor  over  twee  schepen  en  te  Bantam  aangekomen,  op  den  9  Februari  1613. 


13 

worden  gedient.  Om  op  d'eene  syde  een  te  spaeren  verliest  men 
wel  dnysent  op  d'andere.  T'is  jammer  dat  alsnlcken  treffelycken 
staet;  op  soodanige  pylaren  moet  staen  en  het  schip  met  alsnlcke 
onbevaeren  lieden ,  in  een  pericnloos  vaerwatèr  met  storm  en  onweer , 
moet  seylen.  De  Heeren  snllen  wel  verstaen  hebben,  wat  schade 
hier  geleden  is,  en  hoeve ele  versnympt  is 

Ik  ben  tott  tweemael  toe  by  den  Pangoran  Gonvem.  geweest, 
omme  kennisse  van  saecken  te  nemen,  maer  vemaemen  niet  dan 
een  grooten  trots  ende  quaet  contentement  over  d'onsen.  My  verwon- 
dert seer,  dat  voor  dezen,  hierinne  niet  voorsien  was,  alsoo  by  de 
Commandeurs,  Doctor  Reael,  Brouwer,  Steven  Doenssen;  JanDircksz. 
Lam,  ende  Block  Maertensz.  genoech  was  bespeurt,  nae  wy  verston- 
den  ende  't  gene  wy  vernamen  niets  nienws  was. 

Alsoo  den  President  ons  in  den  raet  voordroech,  dat  de  Coninck 
van  Jacratra  seer  heftelyck  over  Abraham  Thennemans,  aldaar  resi- 
derende geclaecht  hadde, soo  resolveerden  wy,  naedat  van 

de  saecken  wel  geinformeert  waeren,  denselve  behoudens  eere 

van  daer  te  lichten,  om't  misnoeghen  van  den  Coninck  wech  te 
I    nemen 

Wy ,  den  22«>^  febmary  (1613)  van  hier  naer  Jacrata  seylende,  heb- 
ben dese  resolutie,  om  dien  te  executeren  medegenomen.  Dese  acte 
voorgedraghen  hebbende,  mosten  een  seltsame  onredelQcke  moyte 
hooren,  alsoo  hy  hem  daertegen  stelde,  nemende  van  zyn  volck 
verscheyde  ongerechtige  attestatien,  denselven  tegen  ons  assisterende. 
Maer  wat  erger  was,  hy  nam  tot  den  Coninck  en  de  Sabandaer  syn 
toevlucht    •    .    . ,    . 

Op  desen  tyt  was  hier  (te  Jacatra  een  schoon  groot  huys  opge- 
trocken,  maer  noch  onder  geen  steenen  dack,  ende  een  ander  pack- 
huys  begost;  dan  den  Coninck  hadde  den  voortganck  van  't  werck 
verhoeden  en  omme  tselvighe  toe  te  staen,  soo  begeerde  hy,  dat 
wy  hem  souden  loven  te  geven,  voor  elck  schip  dat  hier  soude 
comen  uyt  Hollandt,  van  Jappan  ende  van  de  custe  van  Coromandel 
vier  ellen  laecken,  een  picol,  dat  is  120  fè  boscruyt  oftedewaardye, 
mede  dat  wy  hem  een  partije  cleeden  (sonder  te  willen  segghcn  hoe^ 
veele)  een  seeckeren  prys  beter  coop  sonde  geven,  dan  de  Chineesen 
die  van  ons  coopen,  waertoe  wy  niet  costen  resolveren,  derhalve 


t4 

seyde  hy ,  laet  dan  het  werck  mede  staen,  tot  de  coémpste  van  den 
Heer  GenL  Hierby  mosten  't  oock  laten  berusten ,  hy  pretendeerde 
mede  toll  van  den  arack  ende  rgs.  Alsoo  verstonden  datter  gecon- 
tracteert  ende  ghehandelt  werde  om  eenen  steenen  mnere,  rontsomme 
de  hnysinghe  te  maecken  en  bemerkten,  dat  dit  een  bedorven  werck 
ende  geit  int  water  gesmeeten  sonde  wesen,  soo  syn  hier  tegen  ge- 
weest en  hebben  dit  met  redenen  ontraden  ende  tselvighe  den  presi- 
dent mett  missive  affgeraden,  hoewell  meer,  dan  hooch  noodich  is 
dat  wy  hier  omtrent  een  sterkte  behoorden  te  procnreren  ende  conste 
qni  conste  op  te  maeken,  om  een  rende-vous  ende  hoofdplaetse  te 
vercrygen,  daer  deze  overtreffelijke  cargesoenen  bewaert  ende  hnys- 
gesinnen  geplant  mogen  worden,  opdat  wy  niet  langer  k  la  naercy 
van  tronwlooze  mooren  en  staen,  want  hierinne  gheheel  anders  ghe- 
handelt most  werden,  ende  haer  desseyn  niet  en  dochte  ende  eerst 
oock  met  aller  diligentie  behoorde  omme  te  soecken,  off  hierom- 
trent geen  beter  plaetse  en  waere Naedat  wy  hiermede  4 

daeghen  besich  zyn  geweest soo  syn  ady,  primo  Martii  van 

Jacatra  vertrocken,  omme  onse  reyse  naer  Amboyna  ende  de  Molucos 
te  vervorderen 

(J.  Pz.  Coen  vertoefde  van  19  Maart  tot  den  3den  Augustus  1613 
in  den  Molukschen  archipel  en  vertrok  toen  met  den  Gouverneur- 
Generaal  Pieter  Both  naar  Bantam.  Op  zyne  reis  derwaarts  be- 
reikte hy  den  14den  Sept.  1613  Grissee,  over  welke  plaats  hy  het 
navolgende  mededeelt.) 

Den  14  Sept.  (1613)  arriveerden  ten  ancker  omtrent  Grissi,  ver- 
stonden ende  bevonden,  alsdat  den  Mattaram  over  JL4  daghen  Grissi 
ende  Jortan  hadde  genomen,  de  mueren  geraseert  en  de  plaets  ver- 
brant;  doch  sonder  andere  merckelycken  schade,  want d'inwoonderen 
mett  haere  goederen,  al  gevlucht  waeren  de  coopman  Andryes Soury 
was  met  UE.  goederen  in  Sorabaya  gevlucht,  soodat  de  Comp.  al- 
daer  geen  andere  schade,  dan  omtrent  500  realen  van  achten  aen 
grove  waren  geleden  hebbe.  Van  hier  scheydende,  hebben  den 
coers  nae  Japara  geseth,  op  hetgene  van  dese  plaetse  door  de  schepen 
Gtelderlant  en  Oranje  hadden  verstaen,  wy  syn  den  22  tot  Japara 
op  de  reede  ten  ancker  geraekt,  ende  dat  daer  de  jurisdictie  van  de 


IS 

coninghen  van  Japara  ende  Coutis  ^  (die  beyde  onder  den  Mataram  staen,) 
aen  den  anderen  paelen ,  vernamen  dese  Coninghen  beyden  van  den  Mat- 
taram  last  hadden,  ons  in  haer  landt  te  locken  ende  woninghe  te 
gunnen;  daeromme  ons  elck  voor  (den)  ander  aansochten  om  danek  by 
den  Mattaram  te  begaen,  sy  waeren  oock  beyde  wonder  jaeloers  op  het 
bespreek  dat  wy  met  yder  van  hen  hielden,  verstonden  mede  wt 
den  mondt  van  eenen  (ronvemenr ,  van  een  seer  groote  stad ,  Ken- 
dael  geheeten,  alsdat  de  Mattaram  iets  sonders  met  ons  voor  hadde, 
dat  ons  mede  seer  wel  sonde  dienen,  wandt  dese  Mattaram  staetna 
de  heersehappye  van  gans  Java  ende  wort  van.  alle  de  Goningen 
seer  ontsien,  daermede  metten  tydt,  wel  een  groott  voordeel  sonden 
oonnen  doen. 

In  dese  contraye,  na  wy  hebben  verstaen,  te  weten  Contis,  Japara, 
Damma  ^  valt  den  meesten  rys,  van  dese  gansehe  Indische  contrayen 
sy  wort  van  hier  over  gans  Java  en  oock  op  Malacca,  Amboyna, 
Banda  en  ommentom  in  zeer  groote  meynichte  vervoert,  wandt  is 
een  seer  schoon  en  vrachtbaer  landt,  mede  van  andere  lyfitochten, 
den  rys  cochten  wy  nn  è  15,  16  realen  van  achten,  de  coyang 
ofte  last  ende  dat  seer  schoone  witte  rys,  naer  wy  verstaen  sal  ze 
wel  om  12  en  minder  te  becomen  syn  ';  by  provisie  is  by  den 
Heer  Generael,  LambertDircxs  Hagen,  oppercoopman ,  alhier  gelaten 
met  cappitael  van  2500  realen  van  achten,  omme  wat  rys  op  te 
coopen,  ende  metter  tydt  te  onderstaen,  wat  hier  snllen  connen  en 
mogen  doen.  Na  onsen  vertreck  is  den  voors.  (doen  regerenden) 
Mattaram,  naerdat  hy  Jortan  en  Orissi  hadde  ingenomen, overleden, 
latende  een  soone  achter  van  omtrent  7,  8  jaren ,  daerenboven  seec- 
kere  van  synen  bloede,  die  nae  de  Crone  staen,  welcke  wel  yet 
mens  conde  veroorsaecken. 

Den  29  Sept^'  van  hyer  geseylt 


^   Koedoet. 

^   Demak. 

^  De  pTyzen  van  de  rijst  waren  toen  zeer  verschillend  in  den  Arcliipel ;  te  Jakatra 
gold  de  koyang  40  &  50  Realen ,  te  Japara  12  è  16  en  in  de  Molukken  tot  100  a 
120  Realen  de  koyang. 


16 

V.  Db  GouvBBir.  Obkebaal  Pibtbb  Both  aak  db  Bbwind- 

HBBBBBS   DBB  GbK.   OoST.  IkD.   CoMP.   (HbBBBIT  XVII.) 

f 

Bantam,  10  November  1614. 

Opten  9  April  hebben  wy  van  hier  afgevaerdigt  den  Heer  Com- 
mandeur Gaspar  van  Snrek,  met  de  sloep  Cleyn  Enckhnyzen  naer 
Japara  als  ambassadeur,  omme  van  daer  te  gaen  na  den  groten 
Hattaram,  met  eenige  cleyne  presenten,  welcke  ambassade  hy  seer 
eerlyck  ende  magnifiquement  geexploicteert  heeft,  en  van  den  Mat- 
taram  seer  heerlyckontfangen  en  onthaelt  is  geweest,  gedefray eert  met 
alle  syn  saicte;  ter  plaetse  daer  de  Mattaram  syn  residentie  hout. 
Is  ses  dagen  reysens  te  landtwaerts  in,  gelegen  van  Japara,  alwaer 
noyt  eenige  witten  gesien  geweest  syn,  die  gemeente,  vrouwen  en 
kinderen  waren  verwondert  en  vervaert,  witten  te  sien.  De  voors. 
Commandeur  van  Surek  is  derwaerts  gedeputeert  omme  den  Mat- 
taram uyten  name  van  onseh  Prins  te  salueren  en  aliantie  met  hem 
te  maecken.  Van  deze  salutatie  ende  versoeck  was  de  Mattaram 
met  zynen  raedt  boven  mate  verblyt,  allegere^de  dat  hy  over  langen 
tydt  grote  begeerte  gehadt  hadde  Hollanders  te  sien,  ten  aensien 
harer  macht,  cloeckmoedicheyt  ende  vromicheyt,  daerby  replicerende 
off  de  Commandeur  tselffde  van  herten  meende,  tgene  hy  seyde, 
daerby  adderende  dat  hy  was  een  Prince  en  soldaet,  geen  coopman 
als  alle  andere  Coningen  en  Princen  van  Java,  dat  hy  een  yeder 
in  syn  landt  vry  en  ongemolesteert  liet  wonen,  sonder  tollen  ofte 
eenige  exactien  te  betalen;  daerby  presenterende,  dat  wy  tot  Japara 
een  casteel  mochten  maecken,  oft  ten  minste  een  huys  van  calck 
en  steen,  daer  wy  ons  conden  voor  2  of  3  dagen  in  defenderen , 
tegens  syneen  alle  onse  vyanden,  die  ons  sonden  willen  beschadigen ; 
want  hy  ons  in  den  voors.  tydt  met  grote  macht  soude  secoureren, 
presenterende  daerenboven  door  de  jsyne,  ons  steen  en  calck  te 
leveren  en  sooveel  volck  totten  arbeyt  als  daertoe  nodich  soude  syn. 
Hiervan  heeft  de  Commandeur  een  joumael  gemaeckt  waer  inne  hy 
in  't  largo  narreert  tgeetie  hem  op  die  voyage  gepasseert  is ,  twelck 
hier  neffens  gaet,  waeraen  my  refereren  ^.    De  voors.  Commandetir 


1    Dit  journaal  ia  op  liet  Rijks- ArcHef  niet  aanwezig* 


17 

van  Snrck  is  in  't  wederkeren  van  den  Mataram  sieck  geworden  en 
daertoe  flux  de  ventre  gecregen  en  alsoo  opten  30»»  Juny  tot 
Japara  seer  christel.  in  den  Heere  gemst  en  aldaer  eerlycken 
begraven. 

Opten  24  Aprill  enz 

Opten  6^^  deser  (i.  e.  Nov.  1614)  maendt,  gecomen  zynde  met 
een  fregat  van  Jacatra  en  door  contrarie  winden  en  stromen  Bantam 
gepasseert  en  geseth  leggende,  hoorden  wy  schieten,  waerdoor  wy 
ons  verseeckerden  eenige  schepen  nyt  het  vaderlandt  oft  Engelandt 
gecomen  mosten  zyn;  derwaerts  mynen  secretaris  met  een  pranken 
gesonden,  die  ons  dien  nacht  daeraen,  de  blyde  tydinge  bracht  van 
't  salvo  axrivement  van  den  Heer  Gouverneur  Generael  Gefrit  Reynst 
met  zyne  drie  gi'oote  schepen,  wiens  compste  alhier  my  van  herte 
verblyt  heeft. 

Opten  6®^  ditto  gecomen  synde  op  de  rede  voor  Bantam  dedehem 
door  de  twee  Gouverneurs  van  Amboyna  en  Banda  ^  en  mynen  Se- 
cretaris nyt  onsen  name  salueren  ende  wellecom  heten ; 

dese  salutatie  gedaen,  voer  ik  met  myn  Comp^  naer  landt,  alwaer 
onlancx  daemaer  mede  volchde  de  voors.  Heer  Gouverneur  Generael 
Reynst  met  syne  suicte  ende  hem  met  de  myne  tot  voor  de  poorte 
gerescontreert  ende  malcanderen  geaccoleert  en  den  voors.  voormiddach 
gepasseert  met  discoureren  en  naer  den  maeltydt  hem  affgevoirdert 
zyne  commissie  van  de  Hoochgemelde  Heeren  Staten  ende  Zyn  Prin- 
cel.  Extie.  alsmede  d'ordre  van  myn  Ed.  Heeren,  die  welcke  ick 
door  mynen  secretaris  overluyt  dede  lesen.  Sulcx  gedaen  synde 
hebbe  hem  naer  behooren  als  Gouverneur  Generael  gesalueert  en 
gewenst  een  geluckige  godtsalige  Regeeringe 


VI.    Db  GotTTEElTBTTB-GEirEBAAL  PiBTEB  BOTH  AAN  DB  BbWIND- 
HBBBEBS   DEB   GbNEB.   O.   I.   CoMP.   (HbBBEN   XVH.) 

Bantam ,  10  Nov^^  1614. 

Desen  alleen  sal  dienen  om  ü  Ed.  te  verwittigen  den  staet  en 
standt  van  Bantam  en  Jacatra. 

*  Jasper  Jansz.  oud-gouvera»'.  van  Amboina  en  Steven  Boensz.  van  Groenendyck , 
ond-gouvem'.  van  Banda. 

IV.  2 


18 

Den  Pangoran  van  Bantham,  oom  van  den  jongen  Coninck,  is 
even  superbe,  tiraniseert  een  yder  in  't  generale ,  soowel  over  syn 
eygen  natie,  als  over  alle  vreemdelingen,  hy  regeert  alleen  absolnyt 
sonder  ymandt  van  andere  Heeren  te  erkennen^  alleen  by  hem  heb- 
bende, dry  ofte  vier  geschoren  Chinezen  met  eenige  Clingen,  die  hem 
alles  advoyeren,  wat  hy  seyl  en  tot  tollen  en  d'achies  (accynsen?) 
verwecken,  lek  heb  verscheyden  reysen  met  hem  gebitsiaert  en  ver- 
scheyden  propoosten  met  hem  gehadt,  soo  van  't  affbreken  van  't 
huys,  als  mede  den  brandt  daerop  gevolcht,  hy  excuseert  hem  seer, 
seggende  dat  de  superbe  proceduren  van  Couteels  daervan  de  oor- 
saeck  syn  geweest,  blyft  niettemin  obstinaet  ons  te  permitteren 
een  ander  huys  te  maecken,  naer  behooren.  Hy  heeft  ons  eens  toe- 
gelaten een  huys  te  maecken  van  vyflalff  vadem  hooch,  de  muyren 
op  een  seeckere  dicte,  derhalven  metten  Chinesen  gehandelt  om  hout, 
calck  en  steen,  als  mede  het  opbouwen  van  't  huys  geaccordeert, 
waertoe  een  goede  partye  gelts  geavancheert  is  geweest,  nu  steen, 
hout  en  calck  by  der  hant  hebbende,  heeft  ons  laeten  weten  het  huys 
nyet  hoger  te  laeten  maecken  als  dry  vadem  sonder  solder,  aen  elck 
eynde  van  't  huys  een  venster,  waermede  wy  in  geender  manieren 
gedient  souden  syn,  hem  niettemin  beleefdelyk  daerop  geantwoort, 
dat  hy  wilde  regart  nemen,  dat  wy  dit  tegenwoordige  jaer  1614  al- 
leen gecoeht  hebben  van  de  Chinezen  alle  haer  porcelèyn  en  meest 
alle  andere  waeren  en  daertoe  geen  plaetse  en  hebben  om  d'selve  te 
bergen  en  door  faulte  van  een  huys  en  geen  schepen  hier  hebbende, 
veroorsaeckt  souden  syn,  om  te  eviteren  den  brandt,  de  goederen  aen 
de  Chinezen  te  laeten,  mede  dat  hy  soude  overleggen,  dat  wy  eoo- 
pen  alle  de  goederen  van  de  Chinezen,  een  groote  en  bequame  plaets 
behoorden  te  hebben  om  die  te  bergen,  het  schynt  dat  hy  ons  vreest, 
daeromme  niet  toe  en  laet,  dat  wy  een  groot  huys  mogen  maecken. 
Een  seeckeren  tyt  geleden  is  hy  gecomen  met  syn  suite  in  onse  loge, 
worde  hem  gepresenteert  mynen  stoel  om  op  te  sitten,  die  hy  alvo- 
rens van  onderen  besach  en  betaste  off  daer  eenich  cruyt  hadde  mo- 
gen onder  leggen 

Corts  daemae  gecomen  synde  van  Jacatra,  dede  myn  aendienen 

off  ick  met  hem  ter  see  wilde  gaen  spelen 

alsoo  dat  ick  met  hem  in  see  ben  gegaen,  by  hem  hebbende  de  ge- 
heele  macht  van  Bantam.    In  see  synde  heeft  my  gevraecht  den 


19 

staet  en  standt  van  Nederlandt 

hierop  hebbe  hem  met  alle  beleeftheyt  geantwoort 

hierop  repliceerde  den  Pangoran,  dat  de  Engelsman  hem  aengedient 
hadde,  dat  wy  seerovers  waeren  ende  daeromme  overal  sochten  Cas- 
teelen  en  sterke  plaetsen  te  maecken * 

Den  Coninek  van  Jacatra,  die  is  ons  seer  vrindelyck  en  toegedaen^ 
maer  moeten  hem  onderhouden ,  gelyck  men  eene  cortesaene  doet  y 
met  schenkagien  en  flatteren,  evenwel  is  myn  gevoelen  dat  hy  syn 
beloften  van  't  contract  niet  en  sal  honden. 

Dese  twee  heeren  syn  seer  verwondert  geweest  van  onsen  ambas- 
sade gesonden  aen  den  Mattaram,  die  ons  in  recompense  van  een 
schoon  vergulden  degen  met  eenige  andere  properheyt,  gesonden 
h^eft  een  krisse,  een  spiets  en  een  schoon  paert  met  syn  toebe- 
hooren 

Van  alhier  ^  eenige  fortressen  te  maecken  hebbe  den  Coninek  noyt 
daervan  aengesprocken ,  noch  den  Coninek  my,  maer  wel  heeft  hy 
begeren  te  sien,  alle  de  portretten  van  de  casteden,  die  wy  tegen- 
woordich  in  Indien  hebben,  dese  plaetse  is  mede  geheel  onbequaem, 
alwaert  dattet  ons  den  Coninek  wilde  toelaeten,  overmits  groote  on- 
diepten tusschen  de  reede  en  dese  plaetse ,  met  laech  water  en  isser 
geen  voet  water,  de  boots  moeten  dickwils  op  't  sandt  naer  't  hooch 
waeter  leggen  wactóen  en  met  een  hol  waeter  t'onderste  boven  wer- 
den gesmeten,  met  groote  schade  en  peryckel  van  volck. 

De  eylandekens  hieromtrent  gelegen,  syn  schoon  en  fray  en  hebben 
goede  reede,  maer  geen  versch  water,  Soo  is  by  ons  goetgevonden 
te  besichtigen  een  eylandt  gelegen  30  k  40  mylen  van  Bantam  na 
de  straet  van  Sunda,  groot  en  schoon,  onbewoont  van  volck,  hebben- 
de versch  water waeromme  secretelyck 

gedeputeert  hebbe  den  Gouvem'  van  Amboyna,  Jasper  Janss.  omme 

de  plaetse  te  besichtigen  en  ons  daervan  rapport 

te  doen,  enz • 


Jakatra? 


20 

VIL  De  Dibecteub-Gekebaal  Jan  Pietebsz.  Goek  aait  de 
Bewikdhebbebs  deb  Gen.  O.  I.  Comp.  (Hebben  XVII.) 

Bantam,  10  Nov^«  1614. 


„Wat  nu  desen  Pangoran  Gonyemenr  ende  den  stant  van  Bantam 
aengaet,  nadat  wy  in  't  eerst  metten  Ed.  Heer  Gouvemeur-Generael 
arriveerden,  heeft  denzelven  zich  over  Cotteels  seer  beclaecht,  mede 
dat  hem  seer  leet  was  t'  ongeluck  aldaer  geleden  ende  dat  sulcx 
nyet  door  hem  en  is  geschiet  ende  alsoo  alhier  seer  qaalyck  van 
hnysen  waren  versien,  gelyck  alsnoch  syn,  soo  werde  den  Ed.  heer 
Gnl.  over  de  tweede  ende  derde  handt  dagelycx  geporret  ende  seer 
instantelycken  gepersaadeert,  dat  wederomme  een  nienw  hnys  sonden 
bouwen.  Hetselve  is  lange  gerefoseert  op  alsnlcken  excnse,  dat  nyet 
geraden  en  ware  wederomme  een  nyew  hnys  te  bouwen  ende  groote 
oncosten  te  doen,  dewyle  den  Pangoran  de  voorige  hnyzen,  sel& 
hadde  doen  afbreeken^  gelyck  mede  dat  alhier  van  den  peper  nyet 
alleene  eenen  al  te  onreedelycken  tol  moesten  betalen,  maer  dat  den 
Pangoran  daerenboven  van  alle  andere  waren,  die  voor  desen  geen 
tol  hadden  betaelt  ende  op  eene  andere  plaetse  wel  conden  lossen 
zonder  yets  te  geven,  noch  eenen  tol  begeerde ;^gaven  haer  oock  te 
kennen,  dat  op  de  custe  van  Malabar  grooter  abondantie  van  peper 
is  dan  hier,  gelyck  selfs  wel  conden  considereren,  ende  veel  coopluyden 
alhier  bekent  was,  want  ten  is  geen  20  jaren,  dat  dese  plaetse  zijn 
frequenteerende  ende  van  hier  geen  peper  worde  gehaelt  ende  noch- 
tans en  heeft  noeyt  geene  in  onse  landen  ontbrocken,  item  dat  den 
Coninck  aldaer,  namentlyck  den  Sammoryn  van  Calecut  ons  grootelycx 
hadde  gebeden  ende  veele  aangeboden,  dat  aldaer  souden  comen 
resideeren  ende  een  casteel  bouwen;  den  Pangoran  ende  veele  anderen 
betoonden  hierover  droevich  te  syn,  maer  alsoe  van  persuaderen  ende 
aenporren  tot  bouwen  met  veele  schoone  woorden  nyet  op  en  hielden, 
is  eyntlyck  twoort  gegeven,  dat  wederomme  souden  bouwen  en  hebben 
daertoe  provisie  gedaen,  ende  mette  timmerluyden  ende  metselaers 
gecontracteerd  Den  Pangoran  sulcx  verstaende,  heeft  hem  wederomme 
geretireert  ende  dat,  na  onsen  oordeele,  om  dagelycx  van  ons  met 
groote   schenkagie  gebeden  en  vereert  te  worden,  want  alsoo  wy 


21 

gecontrakteert  hadden  om  een  hnys  van  4|  è,  5  vadem  hooch  te 
timmeren,  opdat  de  zydewaren  en  cleeden  boven  bequamelycker  souden 

mogen  berghen^ soo 

heeft  ons  dito  Pangoran  aengeseyt,  doen  wy  het  werck  souden  be- 
ginnen en  versochten  ons  soude  aenwysen,  waer  hy  het  huys  be- 
geerde gemaeckt  te  hebben,  van  wat  lengde,  wytte  en  hooehde  dat 
wy  souden  bouwen,  soo  lanck  ende  breet  als  selfe  begeerden,  maer 

niet  hooger  dan  de  Chineesche  huyskens 

Na  ick  verstae  sage  de  Gouverneur  ons  ende  d'Engelsen  liever 
van  hier,  eer  hy  boven  den  solder  een  steenen  muur  met  vensters 
daarinne  soude  toestaen,  want  beelt  hem  uyt  diffidentie  inne,  dat 
snlcx  een  casteel  sy  en  daermede  den  meester  soude  maeeken. 

T  en  is  geen  wonder,  dat  wij ,  d'Engelschen  ende  Chinesen  van 
desen  Pangoran-Gouvemeur,  soo  seer  worden  gequelt,  dewyle  hy 
den  rechten  Ooninck  selfs,  veele  adel,  zyne  domestiques  ende  ge- 
meente noch  lastiger  is,  in  maniere  dat  een  yder  over  denselven 
beclaecht,  den  Coninck,  die  tegenwoordelyck  al  dry  kinderen  heeft, 
hout  hy  gelyck  een  kind  en  geeft  denselven  tot  zyn  hoflGsonderhout 
van  der  Croonen  incompsten,  100,000  Caixes  daechs,  dat  is  ontrent 
4  ^  5  B.  van  achten  en  alsoo  hem  daermede  qualycken  can  generen, 
soo  moeten  zyne  vrouwen  dagelycx  cleetiens  schilderen,  dewelcke 
dan  doet  vercoopen,  tot  voorder  assistentie  van  tgene  noodich  heeft, 
hy  en  is  nyet  alleen  soo  carich  tegen  den  Coninck;  maer  oock  met 
zyne  3  gebroeders,  den  adel  ende  domestiques. 

Om  eene  forteresse  te  maeeken  tot  verseekeringe  van  UEd.  goederen , 
hooftcapitael  ende  eenen  generalen  rendez-vous  en  is  na  onsen  oor- 
deele  onder  correctie,  geen  bequamer  plaetse,  dan  eene  van  degene 
die  ontrent  dese  straet  Sunda  zyn  gelegen,  tzy  dan  in  de  straet 
binnen  ofte  buyten,  my  dunct  dat  se  (de- eilanden  in  straat  Sunda) 
Jhoor  te  prefereeren  syn,  de  Chinesen  wilden  wel,  dat  al  eene  hadden, 
sy  zeggen  ons  welhaest  souden  volgen  ende  bycomen 

Jaccatra  aengaende,  voor  desen  hebben  geseyt  wat  huysen  aldaer 
gebout  syn,  den  Coninck  heeft  van  den  arack,  rys,'boonen  ende 
anderen  vivres,  diverse  reysen  eenen  tol  geyscht;  doch  hem  met 
eenighe  vereeringhe  ende  schoone  woorden  laten  uytsteUen,  maer  en 


22 

sal  daervan  nyet  dessisteren,  alsoo  't  desen  Coninck  nyet  dan  om 
geit  te  doen  is^  het  valt  seer  moeyelyck  eenige  goederen  alhier  te 
laden  ende  lossen  ^  door  de  droochte  vant  incomen  der  riviere,  hoewel 
van  binnen  veel  schoonder,  dieper  ende  breeder  dan  die  van  Bantam 
is.  Dit  jaer  zyn  alle  de  schepen  aen  d'eylanden  van  Jaccattra  ver- 
dubbelt ofle  versien,  onder  pretext,  dat  voor  soo  een  sterfte  vreesden 
als  d'Engelsen  aen  Palo  Panjang  gebeurde.  Daer  is  tusschen  den 
Coninck  van  Bantam  ende  Jaccattra  onsenthalven  een  seer  grooten 
jalousie  ende  alsoo,  na  hier  seggen,  die  van  Jaccatra  feudatarie  van 
desen  is,  soo  is  den  Coninck  van  Jaccattra,  uyt  den  naem  van  desen 
jongen  Coninck  alhier  ontboden,  omme  zoo  zy  lieten  verlnyden  met 
persoonele  rescontre,  de  vrientschap  te  renouveren  ende  wech  te 
nemen  't  misnoegen  dat  door  quaetwillige  geesten  tusschen  hen  wort 
gestroeyt.  Dito  Coninck  liet  eerst  verlnyden,  dat  hy  wilde  gaen; 
maer  heeft  hem  daemae  geexcuseert,  ick  achte  soo  hy  wist  dat  den 
jongen  Coninck  hem  selfs  van  herten  ontbode,  dat  dito  majesteit  van 
Jaccattra  wel  sonde  gaen,  omme  hem  aen  de  regeeringhe  te  helpen; 
maer  alsoo  vreest  dat  het  is  een  gemaeckt  werck  van  den  Pangoran 
Gouv»^.  om  hem  in  handen  te  crygen,  soo  en  sal  dito  Maj.  van 
Jaccattra  sich  niet  lichtelyck  herwaerts  begeven. 

Voorderen  zal  ü  E.  verstaen  hebben  als  dat  door  den  E.  H'  Gnl. 
Bot  by  provisie  tot  Japara  een  nieuw  comptoir  gestabilieert  sy,  ende 
is  voorder  van  Zyn  Ed.  de  Commandeur  van  Surck  Z'.  na  den  Mat- 
taran  in  ambassate  gesonden,  vermits  verstaen  hadden  dat  ditto  Mag* 
seer  na  ons  was  wenschende,  omme  te  sien  wat  hy  begeerde  ende 
oft  aldaer  mettertyt  tot  ü  E.  versekeringhe  yet  groots  conde  worden 
verricht.  Alsoo  desen  Mattaran  in  't  lant  zeer  machtich  is,  na  de 
heerschappye  van  geheel  Java  tracht,  wort  hy  van  de  meeste  Co- 
ningen  seer  ontsien,  want  dagelycx  op  syn  vyanden  is  advancerende, 
ende  heeft  dese  ambassade  de  Coningen  van  Bantam  en  Jacatra  iiyet 
wel  behaecht,  doch  is  den  Mattaram  zeer  aengenaem  geweest  ende 
syn  aldaer  magnifyck  ónthaelt.  ü  E.  sullen  verstaen,  alsdat  voors. 
Mattaran  voor  desen  ordre  gegeven  heeft,  aen  de  Coningen  van  Ja- 
para, hy  sonde,  soo  daer  Hollanders  quaemen  ende  volck  aen  lant 
begeerden  te  leggen,  dat  sy  die  plaetse  zouden  geven,  sonder  hun 
van  in-  ofte-  uitgaende  goederen  yets  te  doen  betalen,  hierop  is  al- 
daer volck  gelaten  ende  alsoo  van  8urck  aen  den  Keyser  selfs  ver- 


25 

sochte  ofte  aldaer  een  steenen  huys  mochten  maecken,  soo  en  is 
solcx  nyet  alleene  yergant,  maer  geantwoort,  maect  een  casteel^ 
ofte  zoo  ghy  een  huys  begeert,  hetselve  soo  sterek,  dat  ghy  ü  tegens 
uwe  vyanden  voor  een  aenloop  daerinne  cont  dififenderen,  tottertyt 
dat  ick,  (seyde  de  Mattaran)  U  mach  assisteren;  ick  en  ben  geen 
coopman  als  die  van  Bantam  ende  Sorbaya,  begeere  geen  tol  van 
incomende  noch  uytgaende  goederen,  want  hebbe  genoech  en  my 
ontbreect  nyets,  wete  wel  dat  ghylieden  nyet  en  compt  omt  lant  van 
Java  in  te  nemen,  Grissi  en  Jortan  hebbe  gewonnen,  ick  gae  nu 
Sorbaya  innemen  ende  sal  alsdan  aen  den  Generael,  soo  hy  't  begeert 
Jortan  schenken.  Tegen  die  van  Bantapi  hebbe  geen  oorloghe,  maer 
doen  zy  ü  overlast  40  goraps  ofte  galeyen,  wil  ick  ü  tot  assistentie 
geven,  doet  daerover  wraecke,  wat  voordere  particulariteyten  ge- 
passeert  zyn,  connen  de  Heeren  per  medegaende  Joumael  ^  sien. 

Van  Surck  is  enfin  met  den  E^^yser  veraccordeert,  dat  tot  Japara 
een  steenen  huys  sullen  maecken  en  aldaer  mogen  handelen,  sonder 
van  in-  ofte-  uytgaende  goederen  yets  te  betalen,  mits  dat  den  Mat- 
taran daerentegen  wederomme  sullen  assisteren  ende  syne  armada  te 
water  rescontrerende  geen  hinder  ofte  afbreuck  doen.  Ter  ordre  van 
den  Mattaran  worden  de  materialen  als  hout,  steenen  ende  calck 
door  den  Gouverneur  van  Kendal  geprepareert  ende  sal  door  den  Ed. 
h'  Gnerl  met  eerste  gelegentheit  derwaerts  een  ervaren  persoone 
worden  gesonden,  met  ordre  hoe  ende  wat  sullen  bouwen.  De  legers 
van  den  Mattaran  ende  den  Coninck  van  Sorbaya,  syn  in  September 
verleden  aen  den  anderen  geweest,  men  seyt  datter  van  den  Matta- 
ran 40,000  ende  van  Sorbaya  10,000  man  gebleven  zyn,  hetwelck, 
seggen  alhier,  voor  den  Coninck  van  Sorbaya  een  groote  nederlaghe 
is  ende  voor  den  Mattaran  nyet  magh  maecken,  alsoo  te  populeux 
van  volck  is,  in  voegen  dat  nyet  en  twyfielen,  ofte  sal  meester  wor- 
den ende  noch  voorder  attenteren;  —  voors.  Mattaran  hout  zyn  resi- 
dentie ontrent  5  It  6  dagen  reysens  van  Japara  int  lant,  alwaer  di- 
verse groote  populeuse  steden  zyn  ende  't  lant  uytnement  abondant 
van  rys  ende  andere  vivres  is,  alle  de  rys,  die  over  de  geheele  cust 
van  Java  naer  Mallacca,  Jhoor,  Amboina  ende  Banda  wert  vervoert 
wort  meestal  van  hier  geladen;  den  alderbesten  rys  can  hier  voor 


^   Dit  journaal  is  op  het  Rijks- Archief  niet  aanwezig. 


24 

ontrent  10  R.  van  achten  werden  gecocht,  ende  alsoo  nyet  en  twy- 
felen  ofte  sullen  tot  Japara  sooveel  rys,  boonen  ende  andre  vivres 
connen  becomen,  als  over  alle  de  schepen  van  noode  hebben  ende 
inde  Molucqnes  can  worden  vertiert,  soo  is  by  den  £d.  h^  GenrL  ende 
raet  gearresteert,  dat  voortaen  in  Macassar  noch  Orissi  geen  vivres 
meer  snllen  worden  gecocht,  alsoo  aldaer  wel  een  cent  dierder  syn 
ende  dese  plaetsen  seer  ongelegen  syn 


Vni.   De  Diebctbtte-6bio5eaal  Jan  PiBTBasz,  Cobn  aan  de 
BBWiirnHBBBBBS  DBB  Obst.  O.  I.  CoMP.  (Kakbb  Dblft.) 

Bantam,  27  december  1614. 

Dese  twee  medegaende,  daervan  den  inhont  confirmeren,  syn  copyen 
van  onse  laetsten  aen  ÜEd.  geschreven  ende  gesonden  p'  't  Jacht 
d'adviso  't  Hardt  genaempt,  van  hier  gedepescheert  den  10*«»*  Nov^ 
nadat  eyntelyken  d'Ed.  Gk)uv.  Generael  Genit  Reynst  gearriveert  was, 
met  de  schepen  Amsterdam,  Mauritius  en  Hollandia 

Na  UE«  voorgaende  schryven,  soo  scheen  het  dat  met  de  compste 
van  d'Ed.  H'.  Gnl.  Reynst,  Indien  van  alles  volcomelycken  versien 
sonde  worden,  men  heeft  daema  oock  soo  zeere  gehaeckt,  als  een 
visch  na  't  water,  vermits  extraordinaire  vlooten  ende  schepen  oft 
groóte  persoonages,  na  de  werelt  gemeynelyck  extraordina^.  geprovi- 
deert  ende  versien  worden,  maer  UEd.  doet  recht  contrarie  ende 
in  voegen,  dat  alle  gelyck  wy,  hun  in  hare  meyninge  bedrogen  sullen 
vinden!  Myn  heeren  alhoewel,  na  natuurlycken  swackheyt  (het)  Uwe 
dienaren  verdrietich  valt,  dat  door  UE.  manquement  de  saken  nyet 
wel  en  gaen  ende  de  Gompie  alsulcken  dienst  nyet  mogen  doen  als 
wel  wenschen,  soo  ist  nochtans  voor  hun  een  cleene  saecke,  dat 
door  ÜE.  met  missiven  ende  woorden  gepayt  worden,  maer  de 
schade,  die  de  generale  Compagnie  geschiet,  is  uitermate  ende  onge- 
looflyck  groot,  per  experientie  behoorden  de  Heeren  wel  bekent  te 


25 

wesen,  dat  in  Indien  de  handel  gedreven  ende  gemainteneert  moet 
worden  onder  beschuttinge  ende  faveur  van  Ü  eygene  wapenen  ende 
dat  de  wapenen  gevoert  moeten  werden,  van  de  profijten ,  die  met  den 
handel  syn  genietende,  invoege  dat  de  handel  sonder  d'oorloge  noeh 
d'oorloge  sonder  den  handel  nyet  gemainteneert  connen  worden.  Nu 
dit  aldus  synde,  waertoe  tendeert  dan,  dat  d'eerste  Qouvemeur- 
Generael  d'Ed.  Heer  Pieter  Bot,  ongewapent  ende  UWEd.  2»  gene- 
rael,  d'Ed.  H'.  Geerart  Reynst,  sonder  geit  wort  uytgesonden,  men 
sonde  byeans  se^en  (onder  UE.  correctie  geseyt)  dat  met  alsulcken 
doene,  na  de  generale  Nederlantsche  mijne  getracht  wort,  gelyck 
dese  redenen  geen  goede  connen  hinderen,  also  sal  't  UE.  gelieven 
hun  dit  nyet  te  belgen,  want  wy  alhier  nyet  en  weten,  waer  mede 
de  Heeren  excuseren  sullen,  vermits  de  faulte  al  te  groot  ende  me- 
nichvuldich  zyn,  hier  geschieden  oock  weynig  abuysen  off  men  sal 
bevinden,  als  de  saecken  diep  ingesien  worden  UE.  daervan  oor- 
saecke  syn.  Het  schynt  eenen  droom  te  wesen,  dat  men  met  soo 
geweldige  heerlycke  schepen  als  zyn  de  schepen  Amsterdam,  Mau- 
ritius ende  Hollandia,  nyet  meer  capitael  dan  48  m.  realen  na  Indien 
en  sent,  noch  geen  andere  provisie  voor  de  forten  ende  schepen, 
dan  sy  hebben  gebracht,  daer  men  tot  afladinghe  van  een  jacht, 
eenige  goede  retouren  schepende,  wel  48  m.  R.  van  doen  heeft  In 
plaetse  dat  d'Ed.  H'.  Gnl.  Reynst  dese  schepen,  die  nu  per  costi  gaen 
een  weynich  soude  seconderen,  soo  is  byeans  van  noode  geweest,  dat  se 
syn  Ed.  sel^  van  verscheyde  nootelyckheden  versagen.  Myn  Heeren, 
indien  UE.  hun  voor  lieten  staen,  dat  in  Indien  een  groot  capitael 
waren  hebbende,  soo  segge  daerop,  dat  daertegen  geconsidereert 
mosten  hebben,  watter  jaerlycx  behoeft,  tot  soo  een  rycken  retour 
als  ontbiedende  syn,  tot  betalinge  der  soldaten  ende  foumiment  van 
soo  een  overtreffelycke  inlantschen  handel  als  hier  voornemen  te  doen , 
maer  noch  nyet  gèdaen  hebben;  behalvens  foumiment  van  wat  noo- 
dich  is  tot  soo  groote  rycke  retouren  als  de  heeren  jaerlycx  begeeren, 
behoorde  het  capitael  in  Indien  omtrent  700,000  R.  stercker  te  wesen 

dan  't  nu  off  oyt  geweest  is 

Van  den  Gouvemeur  van  Eendal,  die  door  den  Mattaram  off  Eey- 
zer  van  Java  gelast  is,  de  materialen  voor  ons  tot  het  bouwen  van 
een  huys  in  Japara  te  prepareren,  hebben  wy  schryven  ontfan- 
gen,  als  dat  500  duizend  stuxs  steen  gereet  hadde,  ende  dieshalve 


een  man  souden  zenden  omme  de  timmeragie  te  beginnen.  De  Gou- 
vem'.  is  daer  beneffens  vier  stneken  gesehut  te  eoop  eyschende;  van 
d'Ëd.  Hr.  Gouv.  Gnrl.  Reynst  ende  raet  is  den  E.  Steven  Doenssen 
gecommitteert  ende  gelast  omme  derrewaerts  te  gaen  ende  't  werck 
in  Japara  te  beginnen,   daerop  den  Pangoran  alhier  nyet  weynich 

jelours  en  is 

Den  Pangoran  Gouvem>^  van  Bantam  vernomen  hebbende  dat  een 
jaer  lanck  persisteerden,  geen  sóó  een  huys  te  willen  bouwen  als  hy 
begeerde  y  soo  is  eyntelycken  by  hem  ende  den  zynen  gedestermi- 
neert,  datse  ons  na  onsen  vertooch  souden  laten  bouwen;  maer  alsoo 
wy  bemereken  haer  inbeelden ,  dat  van  ons  niet  versekert  zyn  ende 
wat  groots  voor  hebben,  soo  lange  wy  niet  en  timmeren  ende  daer- 
enboven  considereeren,  dat  nootsakelycken  met  den  eersten  eenen 
generalen  rendez-vous  gemaeckt  dient,  ende  voor  ons  ter  werelt  geen 
beter  gelegentheyt  en  weten,  dan  een  van  dese  omliggende  contreyen, 
soo  is  by  d'Ed.  Hr.  Gnl.  Reynst,  den  Gnl.  Bott  ende  raet  goetge- 
vonden,  dat  het  bouwen  van  een  groot  huys  souden  laten  varen  ende 
eerst  procureeren  afslach  van  d'onredelycken  swaren  toU,  die  voor 
d'uytvoeringhe  van  den  peper  betalen  moeten.  D'Ed.  Hr.  Gnl.  Reynst 
heeft  van  ü  Ed.  wegen,  desen  afelach  van  den  Pangoran  versocht. 
Ditto  Pangoran,  wilde  daer  nyet  na  hooren;  maer  liet  hem  voor- 
staen  met  de  vei^nninghe  van  't  huys  noch  meer  te  willen  bedin- 
gen, hiertegen  hebben  oock  laten  luyden  dat  nyet  gesint  en  syn  te 
bouwen  voor  afslach  van  toll  becomen  hebben,  ende  na  verstaen, 
soo  en  zyn  nyet  geheel  zonder  hope,  vermits  den  Pangoran  vrywat 
perplex  is,  ende  alhier  soo  eenen  tol  met  geen  recht  can  susiineren, 
zynde  alle  de  werelt  hierover  verwondert ;  conden  wy  hier  met  d'En- 
gelschen  accorderen  off  een  jaer  den  coop  van  de  peper  ophouden, 
als  het  een  groot  gewas  is,  ick  en  twyffele  nyet  off  zoude  vermin- 
dert worden,  off  met  den  prys  wel  zooveel  winnen,  als  den  tol  be- 
draecht.  ü  E.  behoorden  hierinne  te  versien,  want  het  is  waerlyck 
voor  onse  natie  al  te  schandelyck  en  voor  de  Compaignie  te  scha- 
delyck 


27 

m 

IX.   De  Dibboteur  Genebaal  Jan  Pietebsz.  Cobit  aan  de 
Bewindhebbebs  dbb  Gen.  O.  I.  Comp.  (Hebbbit  XVII.) 

Bantam,  3  Maart  1615. 

Emtfeste,  enz 

Per  de  schepen  T'Hart,  Banda,  de  Geünieerde  Provintien,  Gelder- 
lant  ende  Delft,  op  dato  den  lO»^  November  ende  27  December, 
hebben  geschreven  wat  occnrerende  was,  hopen  dat  UE.  alles  wel 
geworden  sal  zyn,  twelcke  geeme  sullen  hooren,  ende  alsoo  tegen- 
woordieh  dese  occasie  voorcomen  is,  omme  ons  p.  missive  aen  UE. 
te  verthoonen,  soo  en  hebben  nyet  willen  naerlaten  Pieter  Willemsen, 
den  nederlantsen  oppercommis  van  d'Engelse  Compaignie  •  •  •  • 
met  desen  te  belasten 

Op  den  246»  february  syn  hier  gearri veert  drye  Engelse  schepen, 
met  den  Cap»  David  Middelton,  synde  van  Engelant  geseylt  in  Juny 
passato,  in  compaignie  van  seven  schepen,  daer  van  d'andre  vier  na 
Snratte  geloopen  syn,  hebben  van  haer  verstaen,  dat  ontrent  50  off 
60  mylen  bewesten  't  lant  van  Java  een  schip  van  Enckhuysen  by 
hen  geweest  is  ende  soo  voor  als  naer  by  U  E.  acht  schepen  her- 
waerts  aen  gedepescheert  zyn.  Soo  iGrodt  geeft,  datse  hier  intyts 
mogen  arriveren  ende  medebrengen  hetgene  ontboden  hebben,  sal 
der  Generale  Comp.  seer  goeden  dienst  geschieden.  Vyff  joncken 
syn  hier  van  China  gearriveert,  medebrengende  ontrent  300  Picol 
fyne  rouwe  zyde,  eeri  goede  partye  fyne  porceleynen,  syde  lakenen, 
benzuyn,  suycker  ende  alle  andere  Chinese  waren,  hier  en  tegen 
zyn  wy  ende  d'Engelsen  voor  desen  soo  beroyt  geweest,  dat  nyets 
altoos  costen  doen.  Maer  dewyle  nu  voors.  drye  Engelse  schepen 
aireede  gearriveert  syn,  geven  wy  de  heeren  te  bedencken  wie  de 
beste  cans  heeft,  nu  den  handel  in  beteren  stant  gebracht  hebben, 
dan  oyt  geweest  is;  is  te  beduchten  dat  met  groeten  verdriet  sullen 
moeten  aensien,  dat  d'Engelsen  doorgaen  met  de  vrucht  van  onsen 
arbeyt,  op  UE.  costen  gedaen,  ende  dat  alles  wederom  te  niet  gaet. 
Hetgene  op  voorraet  hadden  gecocht,  sullen  wel  becomen  ende  voor- 
der van  de  rest  voor  dees  tyt  nyet  breeder  spreken,  alsoo  voor  desen 
genoech  geseyt  hebben,  watter  te  seggen  is 

Het  groote  oude  huys  tot  Bantam  ongebruyckelyck  off  ondienstich 
zynde,  omme  goede  waren  te  moghen  berghen,  hebben  wy  sedert 


28 

het  vertreck  van  den  Onl.  Bott  geheel  ontleedet  gehadt  ende  weder 
op  nieuws  alsoo  doen  vennaecken  ende  versien^  dat  ick  hope  daer- 
mede  zeer  wel  gerieft  ende  gedient  sullen  zyn,  d'Engelsen  zyn  van 
meyninge  om  op  nieus  te  timmeren,  maer  hebben  noch  nyet  begost. 
Wat  donder  ende  blixem  van  desen  Pangoran  Gouyemeur  hebben 
moeten  hooren  omme  dat  over  eenige  dagen  waren  yersoeckende,  dat 
hem  geliefde  een  weynich  te  patienteren  met  hetgene  voor  tol  yan 
den  gescheepten  peper  alsdan  was  resterende,  sal  ü  E.  yan  yoors. 
Pieter  Willems  connen  hooren. 

Verders  hebben  geresolyeert  gehadt ,  het  yertreck  yan  't  schip  Rot- 
terdam tot  op  dato  den  lO''  february  in  surseantie  te  houden,  ende 
den  tyt  yerloopen  wesende,  zyn  wy  soo  omme  ditto  schip  innewaerts 
te  zenden,  als  om  andere  saecken,  die  U  E.  met  eerste  gelegentheyt 
yememen  sullen  tot  Jacattra  geweest. 


X.  Db  Oppebkoopman  Andbies  Souby  aak  de  Bewikdhebbebs 
DEB  Geneb.  Oost  Ind.  Gomp.  (Kameb  Amstebdak.) 

Bantam,  ^  22  October  1615. 

Wy  hadden  vermeynt  grooter  partyen  (garens)  te 

hebben,  doch  d'oorloge  alhier  (op  Java)  heeft  sulcx  belet,  alsmede 
den  incoop  yan  dien  soude  augmenteeren,  dat  ter  contrarie  affiieemt 
en  yergaet,  door  de  continueelycke  oorloghe,  die  in  dese  quartieren 
syn,  tusschen  den  Mataram  en  den  Ooninck  yan  Sorbay  als  ommeleg- 
ghende.  Staet  te  beduchten,  soo  ditto  Mataram  continueert  alsoo  hy 
nu  eenighe  4  jaeren  gedaen  heeft,  die  arme  yolcken  soo  uitmergelen 
sal,  dat  zy  ten  laesten  genootsaeckt  sullen  zyn  te  comen  met  gewelt, 
daer  sy  te  vooren  met  alle  aanbiedingh  van  vruntschap  niet  hebben 
willen  naer  luysteren,  waervan  de  tyt  leeren  sal.  Alle  de  omme- 
leggende  Coninghen  alhier,  als  van  Sorbay  e,  Passeruan,  Tuban, 
Japan,  Yerosaba,  Arosbaya,  Sougenap,  ^  ende  anderen  hebben  een 

^  Hoewel  gedagteekend  tdt  Bantam ,  sch^nt  de  brief  geschreyen  te  zijn  te  of  toot 
Grissée. 

*  Japan  of  Cjepan  heet  tegenwoordig  Modjo-Kerto,  Verosaba  is  vermoedelijk  Wi- 
rosobo,   Sougenap   is  waarschijnlijk  Soemanap,  dat  even  als  Arosbaya  op  Madnra  is 


99 

verbont  't  samen  gemaeckt,  in  de  welcke  d'een  den  andere  alle 
hnlpe  en  assistentie  beloven  teghens  den  Mataram,  alsmede  een 
legher  te  formeren  omme  dit  jaer  een  defensiven  oorlogh  te  voeren , 
snlcx  naercommende  snllen  den  Mataram  wercx  genoucb  geven,  maer 
soo  ick  bevinde,  verloopt  den  meesten  tyd  met  bitschare  ofte  raeden 
ende  den  minste  met  daden,  is  te  bedachte  alles  als  een  roock  ver- 
gaen  ofte  verdvmie  saL 

By  den  Ed.  Hr.  Oenerael  Reynst  wert  goetgevonden  't  jacht  de 
Aeolns  en  Chalonpe  Cleen  Middelborch  alhier  (te  Grissée?)  te  seynden, 
en  syn  op  8  December  passado  bayten  de  ree  van  Qresse  wel  gear- 
riveert,  omme  alle  joncqnen  comende  uit  Malaccca  aen  te  haelen, 
bevindende  Portngesen  ofte  hare  goederen  te  lichten,  alsoo  dat  op 
12  of  14  December  passado  bayten  legghende  aengehaelt  werden  4 
javaensche  joncqnen,  alwaer  de  portagese  goederen  werden  nyt 
gelicht 

Alsoo  jaerlycx  van  hier  veel  joncqnen  op  Malacca  vaeren  ende  dat 
meest  voor  rekeninghe  van  de  Portngesen,  alwaer  se  groote  costen 
doen  in  't  hnere  van  deselve,  soo  ist  dat  se  dickwils  haer  joncqae 

selffii  hebben ,   welcke  in  't  aytloopen  een 

plaets  passeeren  moeten,  genaemt  Arosbaye,  geleghen  op  't  eilant 
van  Madnre,  alwaer  een  Goninck  regheert,  die  haer  dootviant  schynt 
te  wesen  (segt  na  onse  vrunt  te  willen  syn.)  Dese  Coninck  ver- 
nomen hebbende,  dat  ditto  portngesen  alhier  2  joncken  hadden  ge- 
laden met  foly  en  nooten,  legghende  |ieylreet  omme  met  den  eersten 
naer  Malacca  te  vertrecken,  heeft  daerop  doen  wachten  3  galleyen 
en  5  groote  pranwen  (welke  eene  der  2  jonken  hebben  vermeesterd.) 
Op  23  febraario  passado  een  ander  accident  de  portngesen  alhier 
overcomen 

De  Coninghen  van  Taban  en  Arosbaye  in  oorlogh  synde  met  den 
Coninck  van  Benjermasse  ^  omme  sekere  pretentie,  die  van  Tnban 
daer  is  pretendeerende  en  den  tyt  in  febraario  synde  dat  de  joncqae 
uyt  Benjermasse  alhier  comen,  hebben  daerop  doen  wachten  met  3 
galleyen,  ist  gebeort  dat  een  Portagese  joncqae  willende  naer  Timor 

door  ditto  3  galleyen  aen- 

gerant  (en  genomen)  is 


BanjenuMsmg  op  Borneo. 


50 

Naer  H  schryven  van  dese  (regelen)  die  vermeynt  hadde  met  een 
joncque  naer  Bantam  te  seynden,  is  op  7  July  paasado  alhier  wel 
gearriveert  het  jacht  de  Sterre  neffens  de  Heeren  Commandeurs 
Steven  Doenssen  en  Hendrick  Brouwer  met  ordre  van  den  heer  Gene- 
rael  Reynst  om  't  comptoir  van  Grese  te  lichten  omme  reede  \T  E. 
beter  bekent  als  hier  te  stellen  is,  en  syn  op  20  derselver  van  daer 
vertrocken 24  derselver  syn  tot  Ja- 
para wel  gearriveert  in  Comp.  van  't  schip  Middelborch,  dat  ontrent 
10  mylen  van  'Japara  by  ons  geraeckte ,  comende  uyt  de  Molucques 

aldaer  hebben  gelaten  voor 

Commys  den  E.  Steven  Doenssen  om  dito  plaets  te  becleeden,  de 
huysinge  vindende  in  soberen  staet  ende  alsoo  ons  van  den  Mataram 
was  toegeseyt,  steen,  hout  en  volck  fot  bouwing  van  eene  looge 
vyftich  vadem  in  't  viercant,  wert  goetgevonden  dat  neffens  den  E. 
Steven  Doenssen  en  Abraham  van  den  Broucq  ons  soude  vervorderen 
naer  een  plaets  genaempt  Cliamat,  omtrent  7  mylen  van  Japara  om- 
me  den  Gouverneur  van  Candael,  genaemt  Queay  Sondana  aen  te 
spreecken  en  te  vernemen  met  wat  middelen  wy  by  den  Mataram 
souden  connen  geraecken,  volghens  d'instructie  en  ordre  by  den  heer 
Generael  tot  dien  fyne  mede  gegeven  en  by  den  Mataran  comende 
een  contract  op  nieuw  te  passeeren,  alsoo  het  gemaeckte  by  den 
Commandeur  van  Surck  zeer  weynich  verseckertheyt  en  min  steunsel 
heeft,  als  mede  eenighe  poincten  grootelycx  tot  naedeelvan  de  Comp. 
syn  streckende.  By  den  Gouvem'  voors.  comende  hem  aengedient  tot 
wat  intentie  aldaer  gecomen  waren,  antwoorde  vooreerst  presentelyck 
niet  doendelyck  en  was  by  ditto  Mattaram  te  comen,  alsoo  hy  per- 
soonlyck  in  't  legher  voor  Veresaba  (een  plaets  gelegen  ontrent  6 
mylen  van  Sorbaye)  was;  doch  soo  iets  begheerde  te  tracteeren,  dat 
hy  Gouverneur  ditto  Mataram  raport  soude  doen,  waerop  hem  gere- 
pliceert,  dat  mede  van  weghen  den  E.  H^  Generael  een  stuc  geschuts 
met  syn  toebehooren  hadden,  omme  aen  Syn  Majesteyt  te  vereeren 
en  te  hervatten,  tgeene  by  de  voergaende  gecommitteerden  waa  naer- 
gebleven,  namentlyck  een  vast  contract  met  den  Mataram  te  pas 
seeren,  want  volcomen  ordre  tot  't  selffde  hadden;  waerop  ons  ant- 
woordde, alsvoore  nu  niet  doenelyck  en  was.  In  andre  propoosten 
comende;  wert  hem  onder  andere  geseyt  dat  niet  weynich  verwon- 
dert én  waeren,  dat  de  steen  tot  het  huys  soo  langsaem  voortquam, 


51 

als  mede  dat  noch  weymch  aparentie  tot  't  selfde  saghen,  heeft  hem 
geexcuseert  op  de  presente  oorloghe,  doch  seyde  de  steen  met  den 
eerste  sonde  beschicken,  vraghende  voorder  hoeveel  tot  de  bouwinghe 
noodich  sonden  hebben,  wert  geantwoort  vyftien  hondert  duysent 
steénen,  waerop  antwoorde,  soo  groote  partye  qualyck  te  cryghen 
sonde  syn,  vermits  d'oorloghe  voors.  doch  sonde  alle  vliet  voorwen- 
den, omme  ditto  te  beschicken,  vorders  vraechde  hoeveel  voor  thon- 
dert  steen  sonde  willen  geven,  (wy  verwondert,  want  wiste  niet  beter 
als  boven,  dat  die  omme  niet  sonde  becomen)  doen  vernamen  dat  met 
Javaenen  gescheept  waeren,  nyettegenstaende  wert  hem  gevraecht, 
hoeveel  voor  't  hondert  eyste,  seyde  ses  dnysent  cassen,  synde  on- 
trent 14  stnyvers,  seyden  geen  last  hadden  om  die  te  coopen  en  soo 
het  hem  beliefde  tot  Japara  te  comen,  sonde  vorder  in  de  saecke 
handelen,  tgene  ons  toeseyde  en  beloofde  binnen  2  daghen  aldaer 
te  comen,  ende  syn  naer  veel  reede  ter  weder  syde  van  hem  ver- 
trocken,  hem  latende  in  een  legher  van  ontrent  20  dnysent  man,  3 
mylen  verder  als  Cliamat. 

••'-?• 

27  ditto  is  den  voors.  Gtonvemenr  in  de  looge  gecomen,  alwaer  in 

handelinge  getreeden  syn,  dat  van  sins  waren  een  huys  te  bonwen 
van  50  vadem  int  viercant,  daertoe  van  doen  sonde  hebben  de  bo- 
vengemelde steen  en  spreeckende  op  de  betalinghe  van  de  steen,  seyde 
nu  dat  den  Mataram  voor  die  ofte  (voor  de)  plaets,  gheen  ghelt  ofte  clee- 
den  begheerde,  maer  wel  vier  stncken  geschnts  voor  desen  geeyst,  ver- 
sonckende  dat  men  hem  die  wilde  vereeren,  waerop  naer  verscheyde 
discoursen  eyndelyck  geantwoort  is ,  dat  men  de  plaets  cleender  sonde 
maken,  te  weten  van  ontrent  25  vadem  int  viercant,  gemerckt  de 
steen  soo  qnalycken  by  een  te  cryghen  sonde  wezen,  versonckende 
die  op  het  spoedichlycxste  te  beschicken  ende  dat  tot  beghin  alhier 
Sonde  laten  het  voore  verhaelde  stncq  geschnts ;  doch  was  weygerich 
hetselffde  stncq  alleen  te  aenvaerden  en  met  veel  omstandichheden 
versocht  hier  2  stncq  aen  lant  sonde  laten,  ende  deselffde  niet  lee- 
veren,  voor  dat  goet  contentement  weghe  den  steen  beqnam,  soo 
wert  hetselffde  geresolveert  en  alsoo  2  stncke  gelaten  met  syn  toe- 

behooren 

Op  3  ang"  van  Japara  vertrocken  en  alhier  tot  Bantam  op  7  der- 
selver  gearriveert. 


32 


XI.  De  Dibeoteub  Genebaal  Jan  Pietebsz.  Coen  aan  de 
Bewindhebbebs  deb  Oenebale  Oost-Ind.  Comp. 

(Heeben  xvn.) 

Bantam,  22  october  1615. 

Emtfeste,  enz 

Dewyl  ÜE.  soo  emstelyck  zyt  recommanderende,  dat  trachten  sou- 
den alle  natiën  in  den  handel  te  prevenieren  ende  rycke  retoeren 
overzenden,  hebben  daerop  het  beste  gedaen,  ende  is  op  soo  goeden 
voet  geweest,  dat  de  heeren  daarvan  volcomen  effect  zonden  hebben 
genoten,  hadden  wy  capitael  becomen,  ende  indien  d'Ed.  heer  Gnl. 
met  syne  schepen  off  eenich  van  alle  d'andere  daemaer,  op  haer  be- 
hoorlycke  tyt,  nyt  het  Patria  geseylt  ende  hier  met  beter  capitael 
te  syner  tyt  gearriveert  waren. 

Verleden  jaer  syn  hier  ontrent  130,000  sacken  peper  gevallen,  wy 
hadden  toen  ter  tyt  geen  geit.  Maer  hebben  nochtans  met  cleeden 
alles  alsoo  beset  gehadt,  dat  d'Engelsen  haer  cleeden  behielden,  ende 
haer  schepen  nyet  en  zonden  hebben  connen  laden,  soo  wy  in  Oc- 
tober passato  eenich  contant  becomen  hadden.  Mael*  alsoo  't  ons 
miste  hebben  de  luyden  gepersuadeert,  dat  met  d'Engelsen  op  dach 
zouden  handelen,  om  van  haer  contant,  d'eerste  leveringhe  op  onsen 
schuit  te  becomen,  gelyck  oock  geschiet  is,  en  de  Heeren  ongetwyf- 
felt  wel  sullen  hebben  verstaen  hoe  sonder  geit  ontrent  50,000  sacken 
peper  scheepten,, eer  d'Engelsen,  die  geit  genoech  hadden,  één  schip 
conden  laden. 

Met  de  Chinesen  hebben  verleden  jaer  mede  zooveel  gedaen ,  dat 
dit  jaer  ontrent  300  picol  fyne  witte  rouwe  zyde  ende  andere  Chinese 
waren,  meer  dan  voor  desen,  gebrocht  hebben 

lek  versekere  üE.  hadden  wy  twee  ja  drye  maenden  na  het  arri- 
vement  van  de  joncken  ende  Engelse  schepen  geit  becomen,  dat 
d'Engelsen  weynich  of  geen  rouwe  zyde  gecregen  zouden  hebben,  te 
meer  hun  oock  geen  contant  overschoot.  Hoe  het  toecomende  jaer 
sal  gaen,  sullen  mettertyt  vernemen  maer  mogen  wel  versekert 
wesen,  dat  indien  met  den  eersten  geen  goet  capitael  becomen^  dat 
nyet  alleen  den   Chinesen   handel  ^   die  in  fieerlycker  staet  gebrocht 


53 

hebben j  dan  oyt  voor  desen  geweest  is,  maer  oock  de  geheels  Indische 
vegotie  voor  de  Comp.  te  nyet  gaen  sal 

Wy  hebben  met  aandacht  gesien,  d'emstige  recommandatie  die 
U  Ë.  doet,  dat  met  den  Coninck  ende  grooten  van  Bantam  goede 
correspondentie  ende  vrientschap  zonden  onderbonden,  om  hare 
gunste  te  capteren,  ende  ondertnsschen  versekeringe  te  soecken, 
welcke  contrarierende  maximen  syn;  te  meer  d'onredelickheyt  van 
den  Pangoran  soo  groot  is,  dat  met  goetheyt  nyet  voldoen  connen, 
soo  onsen  plicht  voldoen,  ü  E.  goederen  salveren  en  des  Compies  wel- 
stant  bevoorderen  snllen,  schoon  semblant  connen  wel  betoonen;  maer 
Jacattra  nyet  frequenteren  en  jalousie  tosschen  dese  twee  Ooningen 
weeren,  noch  oock  na  geen  ander  nytvlncht  off  rendez-vons  trachten 
sonder  haet  of  wangonst  van  desen  Pangoran  op  ons  te  laden,  dewyle 
zyne  welstant  daeraen  dependeert.  Onmie  met  de  minste  commotie 
ende  een  stille  trom  den  Pangoran  tot  redenen  te  brengen  off  allenskens 
syn  quaet  tractement  t'ontvlieden  ende  peper  te  soecken,  hebben  wy 

met  de  joncke  van  eenen  Simsnan 

een  goede  partye  cleeden  ende  den  coopman  Abraham  Sterck  met 
drye  andere  Dnytsen  na  Jamby  gesonden,  vermits  verstae  aldaer  soo 
groote  menichte  van  peper  als  in  Bantam  te  becomen  is.  Den  Pan- 
goran hadde  Simsnan  licentie  gegeven,  maer  soo  haest  verstont,  dat 
daermede  Hollanders  waren  gegaen ,  wel  wetende  waertoe  snlcx  ten- 
deerde beeft  hy  ditto  Simsnan  datelycke  in  een  hondenkott,  daer 
d'allennisdadichste  geset  worden ,  aen  hals  en  beenen  doen  slny- 
ten,  ende  syn  hnys,  daer  wy  een  goede  partye  goederen  inne  heb- 
ben, met  wyven  en  kinderen  aengeslagen «    •    • 

lek  en  sal  geen  nieuwe  dachten  doen,  want  daermede  nyet  wete 
te  voorderen,  ende  de  Heeren  lange  kennelyck  is,  hoe  qualyck  van 
desen  Pangoran  Oouvnr.  getracteert  worden 

Soo  goetgevonden  conde  worden,  als  onsen  stant  siQcx  lydet,  met 
antoriteyt  reparatie  te  eysschen,  ick  en  twyffele  niet  off  den  jongen 
Coninck  ende  meest  geheel  Bantam  sonde  U  E.  te  hulpe  comen;  ja 
late  my  voorstaen,  dat  hier  na  haecken;  den  rechten  Coninck  om 
Coninck  te  mogen  worden  ende  den  Adel  als  gemeynte  omme  der 
tirannye  ontslagen  te  worden.  Den  Pangoran  Gouvr.  vreest  daervoor 
soozeer,  dat  al  ons  doen  ten  quaetsten  interpreteert  en  nacht  noch 
dach  nyet  rusten  can,  meenende  dat  al  de  schepen  hier  versamelt 

rv.  3 


34 

« 

irorden  (gelyck  d'Engelflen  hem  aengeseyt  ende  uytgestroyt  hebben) 
omme  hem  gewelt  aen  te  doen  ende  ons  te  revengeren. 

Tnsschen  Bantam  ende  Jaccattra  is  alsnloken  differentie  dat  appa- 
rent  is,  daernyt  den  oorloch  wel  sonde  mogen  sprnyten  K  In  Ban- 
tam is  tnsschen  den  Pangoran  Oouvn%  den  jongen  Coninck  ende  an- 
dere hoofden,  mede  soo  cleene  lieffde,  groote  jalousie  ende  dissiden- 
tie,  dat  eerlange  wat  vreempts  daernyt  sal  groyen  ende  alsoo  hier 
en  boven  veisekert  ben  dat  des  Pangorans  affectie  t'onswaert  nyet 
gebetert  is,  eensdeels  om  't  zenden  na  Jamby,  ten  anderen  omdat 
van  noots  wegen  Jaccatra  dièkwils  zyn  fifequenteerende,  ten  derden 
omdat  den  tol  van  den  peper  voorleden  jaer  gescheept  ten  vollen 
nyet  betaelt  en  hebbe,  ende  ten  vierde  omdat  ons  zelven  soo  gehol- 
pen hebben  y  in  saecken  daer  haest  vereyschte,  nadat  hy  ons  recht 
geweygert  hadde,  dat  voors.  pangoran  selfs  genootsaect  is  geworden 
ons  reeht  te  doen,  ende  hy  noch  nyemant  anders,  met  recht  se^en 
conneni  datter  yets  van  ons  misdaen  zy •    .    . 

Belangende  Jaccattra,  aldaer  is  Arack  genoech  te  becomen,  maer 
het  gebreeckt  aen  vaten  en  potten 

Qp  den  tol,  welcke  den  Coninck  van  Jaccattra  van  Arack,  rys, 
boonen  ende  visch  pretendeerende  was,  is  d'E.  Heer  Gnl.  Reynst 
met  hem  verdragen,  dat  jaerlycx  acht  hondert  realen  betalen  sullen. 
Öodt  geve  dat  hiermede  roste  mogen  hebben. 

By  d'Ed.  Hr.  Oenerael  ende  Raet  was  voorgenomen  tot  Japara  een 
steenen  huys  te  bonwen,  maer  alsoo  de  steen  nyet  gereet  en  is 
en  ons  't  geit  gebreeckt,  moet  snlcx  vertrocken  worden,  doch  adbte 
evenwel  nyet  geraden,  datter  groote  costelyd^e  timmeragie  gedaen 

worde lek  achte  dat  op  geen  plaetse  van 

geheel  Orienten  soo  groeten  menichte  van  rys  tot  soo  goeden  pryse 
als  hier  te  becomen  is,  t.  w.  de  Goyang  off  3200  ü  van  5  &  10 
Realen,  welcke  ontrent  voor  desen  op  andere  plaetse  20  ende  40 
Realen  de  Goyang  gecost  heeft 

De  Mataram  die  over  dese  landen  domineert  ende  na 

de  monarchie  van  Java  tracht,  is  tegens  den  Coninck  van  Snrbaya 
ende  andere  omliggende  Coningen  d'oorloge  continuerende,  daer  door 


»    Vergel .  v.  der  Chys,  de  Nederl.  te  Jakatra,  bladz.  13,  noot  2. 


3S 

de  lajdea  in  Japara  ende  omliggende  plaatsen  byoans  als  op  een 
schop  zitten;  want  de  Mattaram  aen  de  zeecant  geen  stercte  heeft. 
Hy  is  seer  machtich  te  lande,  heeft  ooek  heerlycke  middelen  off  ma- 
terialen om  schoone  galeyen  te  doen  maeeken;  maer  zeelnyden  ge- 
breecken  hem.  Het  ware  een  gewenste  saeeke,  zoo  den  oorloge  die 
desen  Mataram  in  1'oosten  voert  na  't  westen,  te  weten  na  Bantam 
gediy^rteert  oost  worden ,  soo  zoude  ÜE. ,  achte  iek ,  een  heerly<^e 
vaste  plaetse  en  in  beteren  stant  connen  gemecken.  Den  Paagoran 
van  Bantam,  zoo  myn  geseyt  wort,  en  vreest  geen  Portugezen  of 
Spangnaerden,  Hollanders  noch  Engelsen,  maer  alleen  den  Mattaram, 
voor  desen  can  nyemant  vluchten,  zeyt  hy,  maer  voor  d'andren, 
hebben  't  geheela  geberehte  tot  onsen  voldoen,  sy  en  connen  ons 
met  de  schepen  nyet  volgen. 

By  d'Ëd.  Hr.  Generael  ende  Raet  is  gearresteert  dat  men  de 
comptoiren  van  Grissé,  Macassar  ende  Bouton  zoude  lichten    .    •    • 

T'  Comptoir  Grissé  is  dienvolgende  gelicht  en  zyn  d'onsen  met 
een  stillen  trom  van  daer  vertrocken. 

Eenige  maenden  te  vooren  syn  2  mamien  van  de  logie,  aen  't 
geberehte  buyten  Grissé  daer  der  Mahometisten  paus  is  woonende, 
als  honden  doot  geslagen,  zonder  datter  yets  op  gevolcht  zy,  den 
Ooninck  hielt  hem  hieromme  geheel  gestoort,  maer  wie  sal  den  paus 
m  den  ban  doen 

Tot  Jaccatra  hebben  d'Engelsen  nu  mede  residentie  genomen,  de 
OoimLek  heeft  haer  een  plaetse  aen  d'andre  syde  van  de  reviere, 
recht  tegen  d'oose  over,  van  eender  groote  vergunt  ^ 

Desen  gaet  per  't  jacht  den  groenen  Leeuw,  hetwelck  d'Ed.  Hr. 
Generael  als  jacht  d'advyes  expresselyck  per  costy  is  sendende,  eens 
deels  opdat  de  Heeren  t'eerder  den  staet  van  Indien  cont  sonde  syn, 
omme  hun  daemaer  te  moghen  reguleeren,  maer  het  is  ten  anderrn, 
voomemelyck  om  gelty  volck  ende  alle  nootlyekheden  te  procureren^ 
want  hyer  nifei  bestaen  connen  j  soo  UE.  ons  daervan  niet  versiet^  etc. 


1    Vergel.  y.  der  Ghys,  bladz.  22.  De  heer  v.  d.  Chys  deelt  aldaar,  door  gemis  aan 
brgnnen,  minder  jm»te  opgaven  mede,  omtrent  de  yeitigiiig  der  EngeiUchen  te  Jakatra 


36 

•Xn.    De  DlBBCTSITB-OEinBBAAL  JaK  PlBTBBSZ.  CO£ir  AAK  BE 
BeWDTDHEBBEBS  BEB  OEinSBALB  OosT-Iin>.  GOKP. 

(Hbebek  xvn.) 

Bantam  I  26  December  1615. 

T'sedert  het  vertreck  van  't  jacht  den  Groenen  Leeuw  met  den 
onsen  van  22  en  27  October  11.  (daervan  by  desen  copie  gaet)  syn 
hier  na  groot  en  verdrietigh  verlangen  op  den  2  dezer  gelnckich 
(Oodt  vy  gelooft)  wel  gearriveert  de  schepen  t'  wapen  van  Amaterdam, 
Vliaaingen,  Walcheren,  den  Engel  van  Delfft  en  't  jacht  den  Witt^i 
Beer,  alaoock  van  de  Cnste  van  Ooromandel  het  schip  der  Ooes.  Sy 
hebben  alle  een  miserable  voyage  gehadt,  gelyck  de  heeren  p. 
nevensgaende  missiven  van  de  Gomisen  snllen  vernemen.  Op  't  schip 
VUssingen  zyn  door  gebreck  van  water  163  mannen  overleden  en 
djaeronder  den  Commandeur  Wonterssen • 

Met  voorgemelde  schepen  hebben  wy  van  ü  £•  drie  missiven  ont- 
fangen,  gedatteert  den  21,  28  November  en  3  December  (1614?)  en 
seer  geeme  verstaen  het  behouden  arrivement  van  de  schepen  den 
Swarten  Leeuw  en  der  Veer,  de  volg^de  vloote  hadden  almede  in 
salvo  verhoopt,  maer  hebben  Godt  betert  mei  droeffheyt  verstaen  hoe 
de  schepen  Banda  en  de  Geünieerde  Provintien  aen  't  eylant  Hau- 
ritius  verongelukt  syn,  wat  peryckel  Delft  en  Gelderlant  geleden  heb- 
ben, en  hoe  Delft  met  het  jach^'en  den  Oranjeboom,  u]^  Gelderlant 
innegenomen  hebbende  sooveel  hy  laden  cost,  naer  Ffttria  geseylt 

syn, Godt  heeft,  dunckt  my,  de  Generale  Gomp. 

straffop  straffe  willen  geven,  om  de  geheele  mine  natuerlyckeneyse 
te  verhoeden,  hetwelck  geschieden  sal  als  UE.  haren  devoir  aldaer 
en  wy  hare  dienaren  den  onsen  alhier  ^  beter  dan  voor  desen  sullen 
waernemen  en  voldoen.  Anders  en  is  niet  mogelyck,  dat  haren  staet 
gemainteneert  soude  connen  worden  of  de  Heere  most  sulcx  wonder* 
baerlyck  sonder  middelen  doen 

D'Instructie  en  emste  recommandatie  die  U  E.  om  rfake  retonren 
is  doende ,  als  oock  dat  jaerlyx  70  è  80  duizend  sacken  peper  over 
souden  senden,  gelyck  mede  het  verhael  dat  de  Heeren  geen  één 
scheepsladinge  aen  peper  overgecregen  hebben,  en  d'Engelsen  wel 
vier  schepen,  augmenteert  onsen  verdriet,  UE.  en  souden  door  Godes 


57 

genade  geen  peper ,  noch  lycke  retouren  gebroocken  hebben,  soo /Le 
Heeren  ca^tael  en  contanten  gesonden  hadden. 

Is  het  niet  een  janunerlieké  saecke,  dat  wy  die  soo  treffelycken 
Comp.  syn  dienende  en  belast  worden  om  aff  te  laden  alle  de  heer- 
lycke  groote  schepen,  die  de  Heeren  syn  hebbende,  sóó  schaers 
worden  gehouden,  en  in  alsnlcke  miserie  hebben  moeten  sitten,  dat 
qualick  de  cost  eosten  becomen,  voorwaer  ick  en  can  niet  bedenc- 
ken,  wat  reeckeninge  de  Heeren  maecken,  noch  wat  manier  van 
doen  het  is,  800  emstelyok  lycke  retouren  te  eyschen,  sonder  ci^i- 
tael  te  senden,  is  UE«  oogmerck  dat  men  se  alleen  van  den  vyant 
soude  halen,  waertoe  dienen  dan  alle  de  forten  die  in  Indien  hou* 
dende  syn? 

Ontrent  acht  dagen  voor  de  oompste  van  den  witten  Beer  alhieri 
18  op  't  selve  schip  overleden  de  soone  van  d'Ed.  H'.  Oenrl.  Beynst, 
Syn .  Ed.  was  te  dien  tyde  tot  Jaccatra  aen  den  roeden  loop  indis- 
poost^  ende  na  het  schynt  heeft  hem  soo  seere  beswaert  d'overly- 
diDghe  van  Cfyn  soon,  de  quade  tydinge  van  't  eylant  Mauritius,  als 
sobren  stant,  daerinne  door  UB.  manckement  syn  sittende,  dat  d'Ed, 
Hr.  OenerL  soo  de  schepen  den  2^^  deser  tot  Bantam  amveerden, 
den  7^^  naeie^olgende  tot  Jaccatra  in  den  Heere  genist  is 

Ende  alsoo  de  radeii^van  Indien  verdeelt  «fn^  en  heeft  datelyck 
vdgens  UE.  ordre  en  instructie  geen  snccesseur  off  nieuwen  OenrL 
geë&igeert  eonnen  worden,  maer  sal  snlcx  geschieden  ten  weder- 
compi^  van  de  E.  Heeren  Verhagen,  Jaspar  Janssen  en  d'Edel,  van 
de  Straet  Hallaeca,  hetwelck  ontrent  1|  maent  naer  desen  geschie- 
den aal 


XIIL    Ds  DlBEGTETTB  OsmBBAAX  JaK  PlETBBSe.  COSK  AAIT  DS 

Bbwhtdhebbsbs  deb  Genebale  Oost-Ikd.  Cohp. 

(Hbbbek  xvn.) 

Bantam,  5  January  1616. 

.  .  .  .t 

De  Heeren  dagen  dat  van  de  forten  ezcessive  last  hebben  en 
d'Engelsen  groote  retouren  becomen,  voorwaer  UE.  clachte,  myn 
heeren,  betuygen  U  faulte  veel  grooter  te  syn,  dan  al  de  gebreecken 
die  hun  dienaren  alhier  begaen,  off  oock  opgdeyt  eonnen  worden. 


38 

hoewel  nochtans  bekennen  moeten  dat  d'onse  alhier  veel  te  groot 
syn,  hadde  U  E.  geit  gesonden,  meest  alle  de  retonren  die  d'En- 
gelsen  gecregen  hebben  waren  UE.  met  de  genade  Godts  geworden. 

De  stabiliatie  van  eenen  rendez-vous  is  een  van  de  prindpaelste 
oorsaeeken,  waeromme  na  Jambi  gesonden  hebben,  vermits  hieron- 
trent  geen  plaetse  geoccnpeert  can  worden,  dan  met  onwille  van  die 
van  Baütam.  De  eygentlycke  plaetse  dient  vercosen  te  worden,  na 
den  eysch  van  't  geene  daermede  voor  hebben,  te  weten  soo  men 
dissegneert  een  collonie  te  planten,  rendez-vous  off  een  hooftplaetse 
te  stabilieren,  den  stapel  van  de  peper  en  Chinesen  handel  aldaer 
te  trekken,  dient  sulcx  binnen  de  straet  niet  te  geschieden;  wil  men 
den  Chinesen  handel  nalaten  en  voor  deselve  een  ander  plaetse  on- 
trent het  vaste  lant  van  Jhoor,  de  cnste  van  Gochin-China,  China 
off  Manilla  begrypen,  soo  sonde  het  in  de  straete  wel  eonnen  ge- 
schieden ;  den  peperhandel  mede  separerende  souden  ons  p'.  avontuur 
wel  eonnen  behelpen  ontrent  de  vlacke  hoec^  off  inbocht  van  Sumatra. 
Wy  verwachten  dagelicx  retour  en  bescheet  van  Jambi  soo  haest 
eenige  bescheet  becomen ,  sullen  hiervan  breeder  handelen  en  soo  haest 
een  jacht  daertoe  gebruycken  mogen,  alle  omlopende  plaetsen  laten 
visiteren,  opdat  met  fondament  spreecken  mtgen.  De  stabiliatie  van 
een  rendez-vous  off  hooftplaetse  is  een  van  de  nootlyekste  saken 
welcke  vooreerst  wel  byderhant  diende  genomen  te  worden.    .     •    . 

Het  different  tusschen  Bantam  en  Jaccatra  is  noch  niet  geslist, 
maer  een  tyt  lanck  stil  geweest  en  nu  weder  toenemende,  soo  ick 
my  niet  bedriege,  mogen  de  Heeren  wel  verseeckert  wesen,  dat  het 
niet  dan  om  ons  te  doen  is ,  dese  lieden  en  syn  in  alles  niet  slecht , 
(eenvoudig?)  gelyck  de  Heeren  trachten  een  verseeckerde  plaetse  te 
ocGupeeren,  omme  op  geen  genade  van  Indiaense  princen  te  leven, 
maer  hun  van  haer  gewelt  te  ontslaen,  even  alsoo  is  desen  Pan- 
goran  practiseerende  omme  ons  in  toom  en  dwang  te  houden,  en 
hem  van  ons  te  verseeckeren,  want  ons  niet  geeme  van  hier  hadde 
ende  des  Comp'  madit  nogtans  ontsiet.  41 

Den  brieff  van  Syn  Excelli®  hebben  wy  desen  Coninck  gegeven 
met  het  metalen  stucxken  en  twee  vergulde  roers  daerby,  hy  geliet 
hem  't  selve  seer  aengenaam  was  en  is  Syn  Excell^^  daervaa  hooche- 
lyck  bedanckende  . 


39 
XIY.   Db  DiBBOTBTJB-GEinsEAAL  Jan  Pdstbbbz.  Gobk  AAir  BJS 

BbWÜTDHBHBEBS   DEB  OBKBBAIiB  OoST  tETD.  GOHP. 

(Hbbbeit  xvn.) 

Bantam;  31  Maart  1616. 

By  den  Raet  in  consideratie  geleyt  synde,  wat  tot  verkiesinge  van 
eenen  nieuwen  Oonvem'.  Gnl.  ten  beste  van  de  Gn^«  Gomp.  gedaen 
off  gelaten  diende  ^  is  gearresteert  en  d'electie  uytgestelt  tot  dat  de 
Heeren  by  d'H'.  Gn'.  Reael,  de  Commandenrs  Doenss  en  Lam  ala 
meerderen  deelen  van  de  vlootte  gecomen  snllen  wesen,  opdat  suIcjl 
met  meerder  voorsichticheyt,  aensienlykheyt  ende  authoriteyt  ge- 
schiede, de  Heeré  geve  dat  alles  ten  besten  van  de  Grf«  Gomp. 
gedye. 

Het  different,  onder  welcken  pretext  het  scheen  den  haet  en  jalousie 
tnsschen  Bantam  en  Jaccatra  haer  geopenbaert  soude  hebben,  is  ge- 
slyst  en  dat  vermits  den  Goninck  van  Jaccatra  van  syne  pretentien 
afstant  gedaen  heeft,  dan  nu  isser  weder  een  aan  ander  pott  te  viere, 
daerdoor  eerlange  voor  seecker  houde  den  oorloch  voortgaen  sall^ 
tenzy  dat  alles  door  den  Mattaram  nedergeleyt  worde.  Wy  hebben 
van  Japara  tydinge  van  dato  den  1  feb.  passato,  als  dat  dito  Mattaram 
in  eenen  veltslach  alle*  syne  partyen,  de  Goninghen  in  t'Oosten  van 
Java  gelegen,  nedergeleyt  soude  hebben;  soo  sulcx  waer  is,  wort 
voor  seecker  gehouden,  dat  alsdan  met  alle  syn  macht  herwaerts 
sal  comen,  omme  dese  quartieren  mede  t'onder  te  brengen.  Godt 
geve  sulcx  voortgaen  mach,  want  ick  achte  alsdan  beter  conditie 
souden  becomen,  soo  ick  my  nyet  en  abuseere  ^ 

Na  het  schryven  van  't  voorgaende,  is  alhier  van  Jambi  gearri- 
veert  het  Engelsch  jagt,  welck  d'onsen  aldaer  gelaten  hebben    .    • 

nadat  de  Halve  Maen  van  Jamby  is  vertrokken, 

seggen  d'Engelsen  datter  wederom  vier  fregatten  van  Malacca  (waren) 
geweest.    •    •    • 

Wy  hebben  geseyt  dese  contreye  d'allergelegenste  tot  een  rendez- 
vous  en  generale  bestieringe  te  syn;  maer  dat  na  onsen  oordeele 
geen  plaetse  can  worden  geoccupeert  off  sullen  met  die  van  Bantam 


'   Vergeüijk  bienu^ter,  de  instnictie  voor  den  Opperkoopman  Druyff,  gezant  aan  den 
Mataiam,  onder  n».  XVI  der  gedrukte  stukken. 


40 

in  contentie  geraecken,  doch  als  de  negotie  tot  Jamby  in  treyn  sal 
wesen,  dat  ons  aldaer  souden  connen  behelpen  en  de  contentie  niet 
en  behoeven  jte  ontsien.    Hier  en  tegen  sullen  de  Heeren  veradver- 
teert  wesen,  dat  voorgemelde  tydinge  van  den  Mataram  continueert 
en  soo  haest  den  Mataram  in  't  oosten  gedaen  sal  hebben  ^  sal  hy 
voorseecker  Bantam  besoecken,  herwaerts  comende,  sal  Jaccatra  sich 
den  Mataram  onderwerpen^  Bantam  meen  ick  sal  meest  op  ons  sien. 
Tusschen  den  jongen  Coninck  en  desen  Pangoran  Gouvem'.  vermeer- 
dert den  haet,  ontsach  en  dissidentie.    De  Pangoran  heeft  veel  geit 
vergadert,  maer  wort  syn  gouvernement  voor  sulcx  gehouden,  dat  de 
negotie  alhier  en  haren  staet  peryckel  loopt.  Waerómme  wy  na  Japara 
en  Jamby  gegaen  syn,  connen  sy  seer  wel  begrypen,  en  om  alle 
inconvenienten  voor  te  comen,  schynt  het,  ja  wort  voor  seecker  ge- 
houden, dat  met  ons  in  conferentie  sullen  willen  treden,  omme  ons 
misnoegen  wech  te  nemen  en  U£.  met  redelycke  conditien  te  pagen, 
de  negotie  hier  te  houden  tot  accressement  van  haren  staet.     Wie 
het  voorslach  doen  sal,  of  wat  voorleggen  sullen  en  wete  niet,  het 
soude  wel  haest  connen  geschieden,  maer  alsoo  dat  volck  na  haren 
melancoliquen  aert,  haer  saecken  tot  opt  uiterste  laten  comen,  soude 
het  noch  wel  een  k  twee  jaren  connen  aenloopen  eer  hun  volcome- 
lyck  ontdecken  en  in  conferentie  treden.   Derhalve  gelieve  tJE.  met- 
ten eersten  ordre  te  geven,  wat  in  voorgemelde  saecken  gelieven 
gedaen,  gelaten  of  gehandelt  te  hebben,  alsoo  sulcx  van  seer  grooten 
consideratie  eu  gewichte  syn  houdende.    Namentlyck  oflF  selfe  een 
plaetse  begeeren  begreepen  te  hebben,  off  hun  met  redelycke  con- 
ditie gelieven  te  genoegen,  en  wat  de  conditien  syn,  welcke  ÜE.  ten 
naesten  gevalt,  item  soo  de  Mattaram  hem  herwaerts  went,  off  ons 
neutrael  sullen   houden  of  party  e  kiesen,  wel  te  verstaen  soo  de 
keuze  behouden  mogen,  tensy  de  wint  ons  in  't  seyle  wayt,  off 
genootsaeckt  worden,  soo  en  sullen  in  dese  na  myn  opinie  niet  fina- 
lyck  resolveren,  voor  en  aleer  hierop  van  ü  E.  bescheet  beoomen; 
doch  wat  de  nieuwe  Generaal,  welcke  noch  verkoosen  sal  worden 
en  den  raet  gelieven  te  doen  en  weete  niet.    D'Engelsen  achte  ick 
gelyck  sy  overal  doen,  dat  op  ons  sullen  sien  en  van  der  Javanen 
syde,  niet  dan  voor  byloopers  gehouden  worden. 


41 


XV.   De  Dibecteitb  Generaal  Jan  Pibtebsz.  Cobk  aak  de 

Bewikdhebbbbb  bbb  Gen.  O.  L  Comp.  (Heebbk  XVU)  i. 

* 

Bantam,  10  October  1616. 

Eiiiitfegte,  enz 

Met  de  schepen  den  Groenen  Leeuw,  Witten  Beer,  Manritius, 
Rotterdam  ende  den  Dolphyn  (welck  wg  hopen  door  Godes  genade 
costi  wel  snllen  wesen  gearriveert)  hebben  niet  alleen  ü.  E.  voor- 
gaende  missiven  beantwoort,  maer  oock  geadvyseert  haeren  staet 
ende  stant  van  Indien,  't  gene  passerende  was,  wat  ordre  gestelt 

« 

hadden  ende  voorder  gedissegneert  wierde  te  doen. 

Tsedert  sgn  hier  op  den  30^  April  passato,  Gode  sy  lofi  met  ge- 
sont  volck,  wel  gearriveert  de  schepen  den  S warton  Leenw,  Berger- 
boot  ende  GaUiasse,  daermede  ontfismgen  hebben  U.  E.  missiven  van 
dato  6  ende  30  April,  primo,  6  ende  18  Mayo  1615,  gelyck  mede 
drie  andre  aen  d'Ed.  Heer  G«nerael  Be3mst,  zaliger,  van  dato  30 
April,  primo  ende  6  May  desselviger  jaers.  Den  27*^  Angnsto  passato 
is  hier  (Godt  loff)  mede  seer  gelncMgh  ende  spoedich  wel  gearri- 
veert 't  jacht  't  Hart,  waermede  van  U.  E.  drie  andere  missiven 
hebben  ont&ngen,  gedatteert  nltimo  No\«mber  1615,  4  Febmary 
ende  5  Martins  1616,  gelyck  mede  drie  andere  van  gelycke  dato 
aen  voorn.  Generael  Beynst  zal^  Wat  tsedert  onse  voorgaende  schre- 
ven toe  gedragen  is  ende  op  alle  voorgemelde  missiven  ten  antwoorde 
occoreert,  snllen  U.  E.  voor  sooveele  in  ons  is,  mits  desen  missiven 
verhalen,  opdat  d'  Ed.  Heeren  haere  saecken  alsoo  werden  beleyt, 
dat  ten  gemeene  beste  alles  goets  daerwtt  gedye. 

.Vooreerst  sullen  cortelyck  overloopen  hoe  wonderbaerlyck  verhin- 
dert syn  geworden  den  voorfganck  van  twee  seer  groote  contra  aen- 
slagen,  soo  van  ons  tegen  den  vyant,  als  van  den  vyant  tegen  ofts, 
sonder  dat  d'eene  iets  van  den  anderen  was  bewust  Den  Almo- 
genden  Godt  heeft  des  vyants  aenslach  (welck  waerlyoken  wel  belayt 
en  groot  geweest  is)  verhinderd  ende  U;  E.  van  een  seer  groote 
schade  beboet;  door  d'Engelse  syn  in  meerder  peryckêl  dan  van  de 


1  Hoewel  deze  brief  lioo£izakemk  het  verhaal  bevat  van  gebeurtenissen  op  Banda 
en  Podo-Ay,  moest  ik  dien  in  dit  werk  over  Neerl.  gezag  op  Java  opnemen,  omdat 
de  hoofilaanleiding  tot  den  oorlog  met  de  Engelschen  op  Java  jnist  in  die  gebeurtenissen 
gelegen  was. 


42 

macht  des  vyants  selve  geweest,  ende  alle  des  vyants  macht  waere 
oock  geheelyck  verslagen  geworden,  soo  ons  ditto  Engelse  niet  ver- 
hindert hadden,  gelyck  de  Heeren  per  nevensgaende  missiven  ende 
volgende  redenen  connen  vernemen.   Den  vyant  na  ick  hespenre  aen 
d'intree  van  syn  aenslach  ende  practycke  in  de  Mollncqnes  door  de 
Tidoresen  gebmyckt,  heeft  voor  gehadt  in  dese  quartieren  syn  per- 
sonagie  te  spoelen,  terwyle  alle  onse  macht  in  de  Mollaoques  sou- 
den amnseeren,  want  Don  Joan  de  Silva  is  ontrent  4  Febmary 
passato  wt  Manilla  geseylt  met  alle  de  Spaensche  macht,  bestaende 
na  ons  de  MaUeyers  raporteerden  in  25  seylen,  daeronder  10  sche- 
pen ende  7  galleyen  nommineerden,  maer  na  de  seeckerste  advysen 
over  Jambi  becomen  in  4  seer  groote  galjoenen  ende  4  a  5  g^eyen 
ende  fusten.    In  plaetse  vaa  na  de  Mollneqnes  souden  seylen,  daer 
sylieden  van  d'onsen  sooveel  jaren  gewacht  syn,  is  ditto  vloote  na 
Pulo  Timaon  geloopen  ende  in  Sincapura  geariveert;  weynich  dagen 
nadat  den  Admirael  Verhagen  met  onse  vloote  van  daer  vertrocken 
was.  Hier  meenden  sy  de  Portngiese  macht  bg  de  haere  te  voegen, 
maer  alsoo  vernamen  deselve  van  d'onsen  verslagen  was,  heeft  Don 
Jnan  de  Silva,  advyse  na  Goa  om  nieuw  secours  gesonden,  ende 
terwglèn  na  antwoorde  wvren  wachtende,  is  d'  Silva  cranck  gewor- 
den ende  in  Mayo  passato  in  Mallacca  overleden,  ende  nadat  van 
Goa  weder  antwoort  gecomen  was,  gelyck  mede  tgdinge  dat  den 
Vice  Roy  een  armada  de  Bema  souden  seiiden,  is  voors.  vloote  na* 
ons  Soury  over  Jambi  adviseert,  wederom  na  Manilla  gekeert,  heb- 
bende 500  soldaten  in  Mallacca  gelaten  ende  haer  disseyn  na  het 
schynt  voor  dees  tyt  geschort.    Dat  terwyle  den  vyandt  met  dese 
aenslach  besich  was,  de  haren  in  de  Mollucques  door  de  Tidoresen 
gesocht  hebben  onse  macht  aldaer  te  trecken  ende  amuseeren,  connen 
de  Heeren  aen  nevensgaende  missiven  van  d'Heer  Gouverneur  Beael 
vernemen.  Syn  Ed.  verhaelt  seer  breet  hoe  de  Tidoresen  ende  Tema- 
tanennietsynne  toelatinge  voor  eenige  miaenden  (nadat  lange  met  den 
andren  gehandelt  hadden)  stilstaat  van  wapenen  hebben  beslooten,  ende 
dat  de  Tidoresen  met  syn  £d.  daema  mede  hebben  gehandelt,  veyn- 
sende  soo  wonderlycke  goede  affectie  t'onswaerts,  gelyck  off  anders 
niet  en  sochten  dan  haer,  soo  haest  onse  macht  aldaer  soude  wesen, 
met  onser  hulpe  vant  Spaensch  jock  te  ontlasten,  maer  even  gelyck 
dese  practycque  van  langerhandt  hadden  begost,  alsoo  hebben  sy  haer 


45 

wederomme  geretire^  enêe  de  handelinge  allenskens  verlaten,  doen 
de  Fartagiesse  nederlage  van  Mallacoa  vernamen  ende  alle  onse 
scheepen  aldaer  arriveerden,  sonder  dat  haere  practycke  hij  d'onsen 
g^aerokt  zQn,  dan  hdewel  het  bnyten  propoost  is,  soo  en  can  noch- 
tans niet  naerlaten  hierinne  te  voegen  hoe  ick  van  opinie  ben  dat 
recht  contrarie  't  voorslach  der  Tidoresen  veeleer  gepractiseert  wort 
hoe  sy  haer  best  van  ons  sonden  mogen  ontlasten,  niet  dat  de  dpan- 
giaerden  meerder  lieffde  toegedragen  wort,  maer  vermits  onse  groote 
apparente  macht  meerder  ontsien;  metter  fyt  snlien  de  waerheyt 
vernemen.  Interim  geHeve  ü  E.  op  soo  een  importante  saedce  als 
dit  is,  serienselyck  te  letten. 

Omme  wederomme'  a  propositie  te  oomen,  te  rememoreren  hoe 
ons  dessejn  mede  verhindert  is  geworden,  ende  in  wat  peryckel 
door  d'Engelse  zyn  geweest,  als  oock  hoe  sylieden  ons  de  volcomen 
victorie  hebben  benomen,  gelieve  U  E.  te  gedencken  hoe  voor  desen 
verhaelt  hebbe,  gearresteert  te  zyn  dat  d'Ed.HeerGeneraelReynst'z'. 
met  alle  de  macht  wt  de  MoUncqnes  herwarts  sonde  comen ,  omme 
de  macht  aldaer  niet  langer  infhictaens  te  consnmeeren,  maer  iet 
groots  voor  te  nemen,  sonder  alsdoen  nochtans  eyntlycken  wat  ge- 
determineert  te  syn,  maer  soo  voors.  Meere  Reynst  zaliger  hier 
arrireerde,  de  nienwe  vloote  niet  voort  en  qnam,  ons  geit  gebrack 
ende  d'Engelse  daerenboven  dissegneerden  met  4  scheepen  na  Am- 
boyna  ende  Banda  te  gaen,  wierden  genootsaect  ons  desseyn  te  ver- 
anderen endé  vooral  Amboyna  ende  Banda  voor  de  Compagnie  te 
verseeckeren  ende  d'Engelse  te  prevenieren,  doch  evenWel  wierde 
door  enckele  schiokinge  Godts,  tegen  d'opinie  van  veelen  geresolveert 
dat  men  eenige  schepen  na  Mallacca  ende  Sincapnra  sonden  senden, 
mits  d&t  aldaer  niet  langer  dan  ontrent  15  Febmario  sonden  vertoe- 
ven, opdat  in  allen  gevalle  Amboyna  ende  Banda  sonden  mogen  be- 
seylen  off  per  avontore  de  nienwe  schepen  niet  en  arriveerden.  Door 
dese  schepen  syn  de  Portagiese  gaUioenen  verslagen  gelyck  ü  E. 
voor  desen  hebben  geadvyseert  ende  heeft  den  vyant  syn  desseyn 
daerdoor  geschort. 

Wat  schade  de  gemelde  Compagnie  door  d'Engelsen  geleden  cost 
hebben,  soe  aUe  de  geheele  macht  datelQcken  om  haer  ondercmypinge 
te  verhoeden  weder  t^ngge  naer  Amboyna  ende  Banda  waere  ge- 
sonden,  can  lichtelyck  begrepen  worden^  want  ten  besten  genomen 


44 

dat  de  vyaat  op  ons  in  Bantam  noch  Jaooatra,  Amboyna  noch  Banda, 
niet  en  hadde  connen  doen,  terwyle  de  macht  in  de  IfollncqueB 
amnseerden,  boo  sonden  sy  verbindt  connen  hebben,  dat  dit  jaer 
niet  een  schip  naer  patria  sonden  connen  senden ,  doch  d' Almogende 
heeft  het  dusverde  versien,  daervan  Symie  Goddelgcke  Ibjesteit 
hoochlycker  geloofft  zy. 

Van  hoe  groeten  voordeel  de  gemelde  compagnie  door  d'Engekien 
geprevenieert  syn  geworden,  is  mede  kennelyck  want  ingevaUe  d'Ed. 
Heer  Oen',  zaliger  ende  de  voomeemste  macht  na  MaOacca  waere 
g^aen  ende  hnn  aldaer  een  tyt  hadden  ontbonden ,  gelyck  gedisse* 
gneert  wierde,  sy  sonden  niet  alleene  de  Spaensebe  vloote  met  Gk>des 
bnlpe  mede  hebben  connen  verslaen,  maer  oock  mogen  vcpiieesteren 
het  silver  schip  ende  't  gallioen  van  eonvoy  wdck  mede  cort  na  het 
vertrek  van  den  Admirael  Verhagen  voor  Mallacca  ariveerden, 
alwaer  noch  leggende  syn  om  int  eerst  vant  aenstaende  monson  na 
Goa  te  seylen.  in  Mallacca  gaet  spraecke,  alsdat  zy  lieden  een  fort 
off  rednyi  op  isla  das  Naos  snllen  maecken,  gaet  snlcx  voort  sullen 
sy  een  goet  retrayt  voor  haer  schepen  hebben  ende  sonde  ons  tsel- 
vige  tans  of  morgen  wel  hinderlyck  connen  syn. 

Sanderen  daechs  met  het  vertreck  van  den  Dolphyn,  qnam  hier 
de  loopende  tydinge  hoe  voors.  Spaensebe  vloote  in  Sincapnra  geari* 
veert  was  ende  voor  seecker  herwarts  comen  sonde;  den  thienden 
dach  daema,  wesende  den  10*.  April  wierde  snlcx  geoonfiimeert  ende 
opdat  hetselve  geloove  sonden  geven,  sont  ons  den  Goninck  van 
Jhoor  een  originele  missive  (daervan  by  desen  eogje  gaet)  door 
voors.  de  Silva  aen  ditto  Goninck  geschreven  ende  versochte  Syne 
lüjesteyt  dat  daerop  emstlyck  sonden  letten  ende  ten  besten  goede 
ordre  stellen;  hadden  wy  hier  schepen  gehadt,  sonden  wat  heerlicx 
hebben  connen  wtrichten. 

Ende  alsoo  ten  voors.  lyde,  doen  van  de  compste  der  Spangiaerden 
advyse  bequamen,  het  westolycke  mousson  verloopen  was  ende  wy 
van  jachten  gantsch  onversien  waeren,  soo  ea  conden  naer  de  Mol- 
Incqnes  geen  advyse  senden,  doch  naderhant  destineerden  't  jacht 
G.  HoUandia  by  zuyen  Java  derwarts;  sy  £fyn  tot  op  13^  graden 
znyder  breete  geweest,  maer  alsoo  niet  dan  oostelycke  winden  ris- 
contreerden  ende  soo  hollen  see,  dat  deselvige  niet  bouwen  costoui 
is  de  jacht  met  onse  advysen  wedergekéert. 


w 

Omme  niet  onvements  van  den  vyant  overvallen  te  worden,  hebben 
wy  op  Jambi  alsolcke  ordre  gestelt  gehadt,  dat  voorgemelde  tydinge 
met  contrarie  monsson  door  Sonry  over  Jambi  van  den  vyandt  hebben 
bec(»neny  ende  verwachten  noch  dagelicz  wederom  na^er  bescheet. 
lyEngeben  alhier  residerende ,  gelyck  mede  den  Paogwan  van  Ban- 
tam, syn  voor  de  Spaagiaerden  vry  wat  bevreest  geweest,  doch 
heeft  hem  soowel  d'een  als  d'ander  stille  gehouden,  ende  syn  syl. 
voorder  op  ons  siende,  alsoo  d'Engelsen  op  dit  pas,  plaetse  in  Jac- 
eatra  hebben  begreepen  ende  aldaer  residentie  genome,  gelyck  mede 
haeren  priamanse  pq[»er  wt  het  schip  den  Hector  op  d'eylaaden  al* 
daer  gelost,  omme  't  scUp  aldaer  te  verdubbelen,  laet  ick  my  voor- 
staen  sulc;p:  gedaen  hebben  omme  aldaer  ond^r  onse  vleugelen  te 
schuylen,  want  vermits  in  Jaccatra  sterck  van  volck  syn  ende  dis- 
segneerden  de  voomeemste  effecten  ende  't  meeste  volck  derwarts  te 
transportoen  <mmie  den  viant  aldaer  te  wederstaen  ende  ons  op  geen 
ontrouwe  Hooren,  maer  naest  Godt  op  onse  eygen  wapenen  te  verlaten. 

Per  de  jachten  de  Halve  Maen,  Vlissingen  ende  fregat  Jambi, 
gelyck  mede  daarna  per  de  schepen  de  Beigerboot  ende  Oalliasse 
hebbe  aen  Soury  in  Jambi  mede  geordonneert  gehadt,  dat  byaldien 
de  Spaensche  vloot  ontrent  Mallacca  bleve  leggen  ofte  om  de  Weste 
li^n,  hy  alsdan  by  noorden  Bomeo  ende  Oelebes,  de  GalUasse  oft 
een  jacht  na  de  MoUucques  soude  senden ,  met  alsnlcke  advysen  als 
van  des  vyants  gclegentheyt  ende  intentie  soude  connen  becomen, 
doch  alsoo  ut  supra  weder  na  Manilla  zymgekeert,  syn  dese  advysen 
mede  niet  voortg^aen. 

Door  onse  vo(n^;aende  snUen  de  Heeren  verstaen  hebben  op  de 
proceduyren  van  d'Engelsen  door  d'Bd.  Heer  Oenerael  Beynst  z% 
ende  den  raet  alhier  gearresteert  te  sfyn,  eer  U  £•  Clommissie  desen 
aengaende  bequamen,  dat  men  d'Engelsen  met  gewelt  wt  de  MoUuc- 
ques, Anboyna  ende  Banda  souden  weeren,  ende  geen  acces  noch 
spraecke  met  d'lnwoonderen  te  houden,  toe  te  staen,  byaldien  gy- 
Ueden  niet  naer  en  lieten  in  die  quartieren  koerende,  andermael  iets 
t^en  ü  E.  recht  ende  nadeel  te  attenteeren,  onse  bontgenooten  ge- 
welt  o£f  overlast  aendoen,  onse  vyanden  assisteerden  ofte  secreete 
communicatie  met  haer  hielden.  Item  hoe  by  Syn  Ed.  verscheyde 
eommissien  gegeven  syn  geweest  omme  dese  resolutie  alsoo  te  doen 
executeeren,  gelyck  mede  hoe  oock  geresolveert  was  omme  d'Engelso 


«6 

te  prevenieren,  Amboyna  ende  Banda  Yoor  de  Gomfpagnie  te  ver- 
seeckeren,  andermaal  een  togt  op  Paloway  te  doen  omme  dat  eylant 
met  belegeringe  (ende  geen  TÜegend  aasault)  geheel  te  moorpcMreren. 
Item  sollen  de  Heeren  oock  wel  vergtaen  het^ben^  hoe  wy  na  het 
overlyden  van  ditto  Generaèl  Reynst  z'.  wt  crachte  van  Syn  Ed« 
eommissie  voorgemelde  saecken  by  der  hand  aameuy  gelydc  mede 
wat  ordre  gestelt  hebben  gehadt  ende  hoe  alhier  met  den  Raet 
resolveerden  met  de  togt  na  Paloway  voort  te  varen,  waertoe  als 
hooft  committeerden  den  Commandeur  Lam,  wat  effect  de  saeoke  ge- 
nomen heeft  y  sullen  corteling  ovarloopen,  aLsoo  de  Heeren  de  parti- 
cnlarisatie  in  medegaende  missiven  connen  vernemen. 

De  scheepen  alle  te  samen  soo  nn ,  soo  dan  in  aller  y\e  van  hier 
vertrocken  wesende,  ayn  in  Amboyna  by  den  anderen  versamelt; 
van  daer  is  den  Commandenr  Lam  met  de  vloote  na  Banda  geseylt, 
in  Amboyna  latende  de  scheepen  Amsterdam,  den  Engel  ende  Nep- 
taynes,  ende  terwylen  door  't  qnaet  weder  eenige  dagen  genooisaect 
wierden,  onder  't  fort  Nassonw  na  bequaem  weder  te  wanten, 
arriveerden  mede  wt  de  Mollncqnes  de  scheepen  Gheylon  ende  den 
Sooden  Leeuw  met  140  soldaten  ende  446  sdelen  van  Giauw,  weloke 
d'He^  Gouverneur  Beael  volgens  d'ordre  van  d'Heer  GMerael 
Reynst  z^  tot  assistentie  van  de  tocht  was  sendende, 

Gonforme  de  genomen  resolutie  ende  ordre  van  hier  gegeven ,  heeft 
hem  Willem  Jansz,  Gouverneur  vant  fort  Henrieque  met  het  geheele 
guaroesoen  ooopmansehap^^amunitie  van  oorloge  ende  andersints  int 
schip  den  Engel  getransporteert,  ditto  fort  verlaten  ende  geheel  ge- 
raseert,  sy  syn  in  Amboyna  by  de  vloote  wel  geamveert  ende  mede 
tot  bet  exploict  op  Puloway  geymployeert 

Den  Gommandeur  Lam,  interim  nagoet  weder  verwaehtende  was, 
door  vocM».  schip  den  Booden  Leeuw  tgdinge  beeomende  hoe  onder 
Puloway  4  Engelse  schepen  geset  lagen,  soo  is  hy  datelyek  met 
alle  de  scheepen,  wesende  9  int  getal,  nam^itlyeken  Twapen  van 
Amsterdam,  der  Veer,  VUssingen,  Walcheren,  den  Booden  lieeuw, 
Oudt  Zeelant,  Gheylon,  Hoorn,  de  Hoope  ende  chaloupe  Gleyn 
Enckhuysen,  na  Puloway  geseylt,  d'Engelschen  hadden  daer  een 
ettmael  gelegen  eer  d'onsen  bij  hun  quamen  ende  wedergebrocht 
d'Ambassaten  welcke  door  de  Bandanesen  herwarts  gesonden  syn 
geweest  I  de  schepen  bij  hun  geoomen*  wesende  heeft  vo^^melde 


49 

Conmuuidetir  Lam  haerlieden  ten  over^oede  aadermael  een  insinuatie 
gegeven,  synnen  last  geopenbaert  ende  hun  aengeseyt  dat  van  daer 
vertodLen  sonden.  D'Engelsen  haer  overheert  siende,  hebben  haer 
laten  geseggen  ende  syn  daielyek  vertroeken,  latende  een  chalonpe 
met  10  man  in  ostagie  tot  verseeckeringe  dat  geen  assistentie  aen 
de  Bandinesen  hadden  gedaen. 

D'Ëngelsen  van  daer  vertroeken  synde  is  ditto  Lam  op  Pnloway 
gelant  met  7  compagnien  soldaten,  3  compagnien  bootsgeseUen,  elek 
van  70  coppen  ende  23  Japonders,  ende  nadat  3  dagen  besich  wa- 
ren geweest  <wi  leger  te  slaen  ende  batteryen  dicht  onder  't  fort 
van  de  Bandanesen  te  planten,  soo  syn  de  Bandanesen  daer  wt 
gevlneht  voort  wt  haer  andre  fort  gedreven  ende  overhoop  in  seeekre 
pranwen  vant  lant  gevlucht  ende  op  Pnloron  geweecken,  achterla- 
tende Toor  soovele  by  d'onsen  gevonden  syn  16  dooden,  van  d'ons^ 
synder  soo  Toor  als  naer  7  doot  gebleven. 

Pnloway  door  de-  genade  Oodes  aldos  overwonnen  synde,  is  by 
d'onsen  geresolveert  h^  eylandt  te  besetten  ende  hebben  daerop 
geleyt  154  witte  coppen,  bestaande  in  2  compagnien,  daerover 
Adriaen  van  der  Dassen,  als  Inytenant  gonvemeor  van  Banda  ende 
Oapiteyn  van  Pnloway  commandeert,  alsoo  hem  in  dese  tocht,  ge- 
lyck  mede  verleden  jaer,  hoewel  het  doen  niet  wel  en  gelnckte,  seer 
wel  gedragen  heeft 

Voorder  syn  mede  op  Pnloway  g^eyt  om  't  lant  te  penpleren 
ende  de  vruchten  te  winnen  446  sielen  ^r  den  Gouvemenr  Reael  ' 
van  Sian  gelicht,  100  sielen  viye  lieden  van  S<dor,  30  mardicqners 
ende  64  gevangenen,  soo  Spangiaerden  als  Qonseratten,  wesende  in 
ailes  794  sielen;  dit  is  een  seer  schoon  eylandt,  maer  het  facheert 
ende  incommodeert  de  lieden  seere  datter  op  't  lant  geen  versch 
waeter  en  is,  daeromme  sal  goet  wesen  dat  U  £.  gelyck  den 
biytenant  gonvemenr  adviseert  goede  partye  steen  ende  tras  met 
eenige  metselaers  herwarts  sende  omme  cisternen  te  maken ,  can  't 
geschieden,  gelieve  de  Heeren  tselvige  niet  naer  te  laten,  maer 
groote  partye  senden,  want  sulcx  per  avontore  tot  volgende  desseyn 
noeh  nodiger  wesen  saL 

D'andre  Bandanesen  de  v^x)veringe  van  Pnloway  verstaen  heb- 
bende, versoehtra  datelyck  vreede  ende  is  haer  deselve  geaocordeert 
als  per  neven^gaeade  contract  blyct;  den  prys  van  de  nooten  ende 


48 

foelje  is  hooch,  te  woeten  100  realen,  oock  is  hun  soo  een  irreli- 
gieas  artyckel  als  voor  desen  de  Tematanen  geaccordeert,  welck  de 
Heeren  ordonnerende  syn  qpt  gevoeehlyckate  geheel  te  annuleren 
ofte  den  deele  te  acoomoderen,  'twelck  alsoe  vervorderen  sollen. 

Den  Commandeur  Lam  heeft  hem  met  het  maeeken  deser  vreede 
wat  verhaest,  op  hoope  dat  dit  jaer  noch  een  scheepsladinge  tot 
sonlagement  van  d'extreme  lasten  becomen  souden,  maer  ten  is  soo 
wel  niet  gelucht,  want  het  schip  Hoorn  en  heeft  van  daer  niet  meer 
gebracht  dan  427  sockels  foelie,  wesende  ontrent  8600  catti  banda, 
ende  39400  caiti  banda  ongegarbuleerde  nooten.  Dese  vreede  en 
heeft  na  het  vertreck  van  den  Commandeur  Lam  met  de  vloote  niet 
lange  geduert,  want  alsoo  die  van  Pnloway  per  contract  acces  op 
't  lant  gcaccordeert  was,  hebben  sy  de  meeste  Ciauwers  aen  haer 
getrocken  ende  van  Puloway  op  Puloron  gevoert  246  sielen,  soo 
mannen,  vrouwen  als  kinderen.  Hier  en  tegen  syn  door  d'onsen 
in  't  fort  Nassouw  ontrent  90  sielen  van  Lontor  aengehouden,  omme 
de  voors.  Siauwen  daertegen  te  lossen,  maer  die  van  Banda  en 
hebben  daerinne  niet  willen  verdragen,  doch  die  van  Lontor  soecken 
ende  veynsen  evenwel  met  d'onsen  vreede  te  willen  houden,  omme 
haere  praeuwen  ende  eenich  secoers  van  vivres  van  Chey  ende  Ara 
te  becomen,  vermits  geheel  Banda  onversien  van  vivres  is,  alsoo  dit 
jaer  aldaer  niet  dan  2  joncken  geweest  syn,  doch  is  haer  door 
d'onsen  den  oorloch  opgeseyt  ende  wort  daervan  een  seer  goede  uyt- 
compste  verhoopt  ^ 

Daer  is  gedissegneert  een  fort  in  calck  ende  steen  op  Puloway  te 
maeeken,  het  schip  OudtZeelant  is  daer  gesleeten  ende  is  het  ge- 
schut, amunitie  ende  andersints  van  't  selvige  te  lande  geleyt.  Op 
Qrtattan  was  wederomme  een  logie  om  te  handelen  gemaeckt,  welck 
my  een  seer  groot  abuys  dunckt  te  syn.  Nu  Banda  overheert  is,  sal 
men  haer  noch  sopveel  te*  goede  comen,  dat  men  by  haer,  opdat 
wederomme  moorderye  mogen  aenrechten,  gaet  handelen.  Voorwaer 
t'  is  myns  bedunckens  luttel  genoech,  dat  men  haer  aen  't  casteel 
te  comen,  gewenne. 

U  E.  zy  veradverteert  dat  d'Engelsen  dit  jaer  weynich,  ja  per 
avonture  geen  foelie  noch  nooten  altoos  suUen  overbrengen,  noch  en 
sal  by  ons  toecomende  jaer  mede  geen  overvloet  becomen  worden, 
want  van  't  eylant  Nera  in  4  &  5  jaren  (vermits  de  boomen  ver- 


49 

leden  jaer  door  den  brant  van  den  berch  vernielt  wierden)  geen 
vrachten  geplackt  sullen  worden,  ende  sal  van  Puloway  mede  al 
veel  verlooren  gaen. 

lek  hoope  dat  d'Engelsen  met  dese  victorie  geheel  wt  Banda  sullen 
weesen  geslooten,  soodat  de  vruchten  voor  U  E.  als  nu  door  Godes 
genade  met  cleen  cappitael  sullen  becomen,  want  als  men  de  Ban- 
dineesen  den  toevoer  van  rys  ende  andere  vivres  onthoude,  dat  met 
de  fregatten  lichtelyck  gedaen  can  worden,  soo  en  isser  voor  haer 
geen  ander  wtcomst,  da;n  dat  voor  haere  vruchten  wtt  onse  handen 
moeten  comen  eeten 

Nadat  alle  de  schepen  by  den  anderen  in  de  MoUuques  geaxri- 
veert  waren,  is  door  den  raet  van  Indien  d'h'.  Laurens  Reael  by 
pluraliteit  van  stemmen  voor  Gk)uvern''.  Generael  geëligeert,  geauüio- 
riseert  en  aengenomen.  Godt  begenadige  Byn  Ed.  met  alsulcke  gaven 
als  tot  uitvoeringe  van  soo  groote  digniteyt  en  last  ten  welstant  van 
de  vereenichde  Nederlanden  en  Genrle.  Comp®.  van  noode  sy.  Ult^ 
martio  passato  arriveerde  aldaer  door  de  Suytzee  den  Commandeur 
Spilbergen,  met  de  schepen  de  Nieuwe  Zon  en  Maen,  den  Aeolus  en 
Moi^ensterre ,  de  Jager  met  een  verovert  fregat. 

Alsnu  sullen  wy  tot  de  plaetsen  comen,  welck  op  Java  frequen- 
terende syn,  namentl.  Bantam,  Jaccatrsi,,  Cherebon  ende  Japara,  daer 
van  met  redelyck  goet  fondament  spreeckü^connen,  voomementlyck 
van  Bantam  ende  Jaccatra,  alsoo  in  handelinge  van  gewichtige  saec- 
ken,  den  pols  deser  Coninghen  seer  wel  getast  hebbe.  Wat  spel  met 
den  anderen  hebben  gehadt  en  hier  al  lyden  moeten,  soude  te  lanck 
om  schryven  wesen,  daeromme  sullen  de  voomeemste  supstantie 
anotteren  ende  rest  op  d'overcomende  vrienden  raporteren. 

Hoe  U  E.  macht  door  die  van  Bantam  seer  wertontsien,  zyliedenons 
niet  geeme  van  hier  souden  hebben,  is  ü  E.  voor  desen  geseyt ,  als  oock 
hoe  het  scheen  (dat)  by  haerlieden  bespeurt  wierde  (dat)  haeren  staet 
peryckel  lydt,  en  deselvige  met  de  Comp.  souden  soeckente  vêrseeckeren, 
gelyck  mede  dat  het  ten  uiterste  souden  laten  comen  eer  eenichsints 
van  de  groote  tollen  affstant  souden  doen,  met  U  E.  in  verbintenisse 
treden  en  ons  alhier  beter  conditie  en  tractement  geven,  dit  alles  confir- 
mere  wederom  waerachtich  te  syn  en  besluyte  daerover,  dat  men  geen 
IV.  4 


venninderinge  van  tollen,  yerseeckeringe  noch  redelycke  conditie 
becomen  sal,  tenzy  dat  de  Heeren  haer  selven  helpen,  off alsvooren, 
dat  die  van  Bantam  daertoe  genootsaect  worden. 

Soo  hier  tydinge  qnam ,  als  dat  de  Spaensche  armade  op  wech  was 
om  herwaerts  te  comen  ^,  gelyck  mede  dat  de  Mattaram  hier  comen 
wilde,  scheen  het  (alsoo  my  doentertyt  willens  van  Bantam  apsen- 
teerde)  even  gelyck  off  elders  verseeckeringe  sochten,  dat  haer  ont- 
decken  souden;  maer  weder  tot  Bantam  comende  alsoo  noch  Spang- 
niaerden  noch  Mattaram  Toortqnamen,  hebben  sy  haer  geheelycken 
geretireert  en  soo  stille  gehouden  als  off  nieuwers  van  wisten,  en 
heeft  den  Pangoran  begost  de  mueren  van  Bantam  te  repareren, 
daermede  alsnoch  besich  syn,  maeckende  na  haer  wyse,  diverse  groote 
bolwercken,  daervan  meyninge  zyn  jschut  op  te  planten,  theeft  de 
name  sulcx  tegen  de  Spangiaerdcn  geschiet,  maer  achte  dat  het 
voomementlyck  onsenthalven  gedaen  wert. 

Venninderinge  van  de  groote  tollen  hebben  wy  van  eersten  aff 
versocht  en  syn  continueelyck  daeromme  solliciterende,  hierentegen 
is  van  des  Pangorans  zyde  wederomme  veele  gedaen  omme  nieuwen 
tol  van  sandelhout,  oliphanstanden,  iser  en  alle  andre  waren  te  be- 
comen, maer  doen  wy  sulcx  met  beleeftheyt  niet  langer  conden  ex- 
cuseren, hebben  tselve  plat  uit  gerefuseert.  Alsnu  seggen  sy,  soo 
men  affslacb  van  den  pepertol  begeert,  dat  dan  verdragen  sullen 
moeten  omme  van  alle  andere  waren  tol  te  geven.  Dit  hebben  wy 
oock  geheelyck  verwori^  ende  voorgeslagen,  dewyl  den  Pangoran 
in  alle  manieren  geit  en  groot  gewin  is  soeckende  en  niet  geeme 
affslach  sonde  geven,  dat  sy  dan  d'Engelsen  uit  den  peperhandel 
excluderen,  soo  sullen  wy  oonnen  resolveren,  hem  een  groote  tol  te 
laten  houden  en  oock  de  peper  tot  goeden  pryse  connen  coopeu. 


1  op  den  4  rebroarij  1616  was  eene  Spaansche  vloot  van  25  zeilen  van  Manila 
vertrokken,  onder  bevel  van  Don  Juan  da  Silva,  die  schijnbaar  het  doel  had  van  een 
aanslag  op  de  Molnkken  te  willen  doen;  doch  die  heimelijk  voortzeilde  tot  nabij 
Singapoere,  alwaar  da  Silva  meende  z^'ne  magt  bij  die  der  Portugezen  te  voegen, 
om  dan  te  zamen  Bantam  en  de  Nederlanders  aldaar  aan  te  tasten.  De  nederlandsche 
admiraal  Steven  van  der  Hagen  had  echter  in  december  1615  de  galjoenen  der  Por- 
tugezen b\j  Isla  de  Naos  vernield  en  dientengevolge  had  da  Silva  zQn  verderen  togt 
naar  Bantam  uitgesteld,  tot  dat  nieuwe  schepen  uit  Goa  zouden  zijn  aangekomen. 
In  afwachting  daarvan,  stierf  da  Silva  binnen  Malakka,  en  bleef  de  aanslag  op  Bantam 
veredeld. 


81 

want  als  den  peper  alleen  in  handen  hadden,  soo  souden  deselvigè 
in  Eiu*opa  in  reputatie  gehouden  connen  worden,  daer  nu  ter  con- 
trarie de  kladde  in  is.  Hierop  is  ons  gevraecht,  dewyle  d'Ën- 
gelsen  haer  sulcken  exclusie  grootelicx  souden  belgen,  off  deseu  Co- 
ninck  tegen  d'Engelsen  wel  souden  connen  en  willen  assisteren,  in- 
gevalle  sylieden  alsdan  Bantam  molest  vielen  ende  Chinese  joncken 
aenhaelen  wilden;  daerop  ten  exempel  hebben  gegeven  tgene  in  ge- 
lycken  caso  (sic)  volgens  contracten  met  den  Coninck  van  Tomaten 
en  die  van  Amboyna  gemaeckt  tegen  d'Engelsen  is  passeerende.  Soo 
wy  eenige  groeten  om  assistentie  off  faveur  tot  affelach  van  den 
groeten  tol  aenspraecken,  gelieten  sy  haer,  gelyck  off  noyt  geweeten 
hadden,  dat  van  ons  soo  onredelicken  tol  betaelt  wierde,  en  ant 
woorden  niettemin  dat  patienteren  mosten,  tot  dat  het  gouvernement 
in  haoden  van  den  jongen  Coninck  getransporteert  sy,  want  daer 
niemant  in't  lant  is,  zeggen  sy,  die  den  Pangoran  Gouverneur  daer 
van  soude  durven  aenspreeken. 

Soodat  ick  alsvooren  andermael  segge,  dat  niets  goets  becomen 
sullen  j  tenzij  Bantam  (soowel  als  Tematen,  Amboynesen  en  Banda- 
nesen  en  alle  andre  mooren)  daertoe  worden  gedrongen,  Den  drang 
van  de  Spangiaerden  syn  wy  selffs  van  hier  weerende,  den  drang 
Tan  den  Mataram  sal  lancksaem  bycomen  en  conde  ons  selffs  mede 
wel  hinderlyck  worden,  ergo  moeten  sulcx  sell®  doen  en  dan  hoe 

eerder  hoe  beter want  houde  voor- 

seeker,  gelyck  mij  ronduit  van  eenige  vrieMen  oock  wel  geseyt  is, 
dat  soo  wy  ons  huys  opbraecken  en  simpelycken  van  Bantam  ver- 
troeken,  sonder  te  wapenen  te  comen  off  offentie  te  doen,  even 
gelyck  off  Bantam  geheel  wilden  verwerpen  en  alhier  geen  peper 
meer  wilden  coopen,  noch  negotie  doen,  dat,  segge  ick  daermede 
tot  ons  voornemen  souden  comen;  ja  als  ons  met  cleenen  affslach  van 
tol  niet  wilden  laten  genoegen,  en  hart  drongen,  dat  d'Engelsen  van 
den  peper  excluderen  sullen.  Dit  stuck  schynt  bycans  d'aldervorder- 
lyckste  voor  de  Generale  Cómp  te  wesen,  omme  met  't  beste  ge- 
mack  tot  goeden  stant  te  geraecken  en  de  geheele  Indische  negotie 
te  incorporeren,  want  my  dunckt  onder  correctie,  dat  de  Heeren 
als  dan  de  MoUucques,  Amboyna  ende  Banda  deffensivelyck  beset- 
tende,  de  Portugiesen,  met  eenige  schepen  op  de  custe  vanMalabar 
te  houden,  souden  connen  verhinderen  peper  over  te  voeren  en  dat 


82 

men  Halacoa  bequamelyck  sonde  connen  venneesteren  ende  aldaer 
de  hooflplaetse  ende  generale  rendez-vons  stabilere  sonder  in  Indie 

meerder  vyanden  te  maeeken. 

•     •«     •     ••••■••••••••••••••• 

Dewyl  met  die  van  Bantam  niet  te  handelen  is,  tensy  dat  het 
ut  snpra  ten  uitersten  comt  en  dat  het  ten  uitersten  wachtende  te 
laet  sonde  wesen,  soo  hebbe  den  Coninek  van  Jaccatra  voorgeleyt, 
800  de  Spaense  armade  comt  off  ons  wel  toestaen  sal,  eenige  ver- 
sterckinge  tot  diffentie  te  maeeken,  waerop  niet  veel  bescheet  hebben 
connen  bekomen,  wy  syn  voorder  in  bespreek  van  een  casteel  te 
bouwen  geraeckt,  niet  dat  van  den  raet  daertoe  last  hebben,  off 
dat  het  oock  onse  meninge  sy;  maer  omme  desen  Coninek  voorder 
te  ondertasten  en  die  van  Bantam  daerdoor  tot  redelycke  handelinge 
te  brengen,  het  schgnt  naer  wy  verstaen,  dat  de  Coninek  geheelyck 
gesint  is,  omme  een  casteel  voor  een  redelyck  stuck  gelts  te  ver- 
gunnen, doch  alsoo  hy  in  dit  stuck  eenigen  ontsiet,  wort  de  vol- 
comen  uitspraeck  vertrocken.  Off  het  geraden  zy  hierna  iet  te  doen 
off  niet,  zullen  voor  dees  tyt  niet  disputeren,  alleen  seggen,  dat 
het  de  Comp.  niet  dienen  sonde,  d'oncosten  daervan  te  dragen  en 
dat  d'Engelsen  tot  verseeckeringhe  haerder  Indischen  negotie,  daer- 
onder  souden  schuylen. 

Den  Coninek  van  't  Cherebon,  een  plaetse  tusschen  Jaccatra  en 
Japara  gelegen  solliciteert  mede  seere,  dat  daer  volck  te  resideeren 
souden  senden.  Het  is  een  plaetse,  daer  mede  te  becomen  is,  goede 
quantiteyt  rys,  doch  olie,  boontjes,  aguyn,  loock  en diergelycke meer 
dan  tot  Japara,  waervan  die  van  Malacca  goetgerieff  syn  treckende. 
In  Japara  syn  eenige  houten  en  rieden  huysen  tot  verzamelinghe 
van  provisien  gemaeckt,  daer  is  goede  partye  steen  en  calck  vei^a- 
dert,  maer  geen  gebouw  begost,  weete  oock  niet  wai  voortganck 
sulcx  nemen  sal.  De  H'.  Doenssen  heeft  verleden  jaer  over  de  500 
lasten  rys  van  hier  in  5  maenden  gescheept. 

By  den  H'.  admirael  Verhagen  en  den  Raet  syn  aen  den  Mataram 
vereert  twee  halve  cartouwen,  'tsedert  hebben  haer  niet  geschaemt 
twee  andre,  met  seeckere  diamanten  en  gout  voor  den  Mattaram  te 
coop  te  eysschen,  doende  daerby  allegatie,  hoe  aldaer  geen  tollen 
betaelt  en  toch  Bantam  soo  excessive  lasten  goetwillich  voldoen. 
De  Heeren  stellen  in  bedencking  voor,  off  dese  plaetse  tot  een 


55 

rendez-vons  niet  beqoaem  sonde  wesen,  waerop  ten  antwoorde  zegge 
dat  alsoo  de  qnartieren  van  Japara  abondant  van  rys  en  alle  lyff- 
tochten  syn,  dat  hier  eertyt  den  stapel  van  de  negotie  plach  te 
wesen,  gelyck  men  oock  in  de  Portugiese  historie  siet,  dat  doen  ter 
tyt  geen  ander  Goninck  noch  plaetse  dan  Japara  voomemelyck  ver- 
maert  waere  ende  alle  andre  plaetsen  van  Java  tot  syne  devotie 
stonden.  Meest  alle  de  Jambise  peper  can  hier  getrocken  worden, 
gelyck  de  Javaense  joncken  oock  goede  qnantiteit  jaerlycx  brengende 
syn,  maer  de  Bantamsen  peper  en  sonde  niet  volgen,  ten  waere  dat 
dese  Ghinesen,  Engelse  ende  andre  Enropesche  natie  verhindert 
wierden,  tot  Bantam  peper  te  coopen.  Het  fort  can  wel  gemaect 
worden,  dat  men  't  allen  tyde  te  water  in  cas  van  oorloge,  sonde 
connen  seconderen,  doch  twy^ele  niettegenstaande  de  presentatie 
door  den  Mattaram  gedaen,  off  ons  toegestaen  sonde  worden,  een 
fort  te  bonwen  en  sonden  de  monssons  in  dese  plaetse  ons  seer  hin- 

derlyck  wesen 

Toncherende  't  verkiezen  en  verseeckeren  van  eenen  Generln.  ren- 
dez-vons,  weicke  de  heeren,  naest  de  verseeckeringe  van  Amboyna 
ende  Banda  hoochelyck  syn  recommanderende,  dat  is  voorwaer  een 
seer  important  stuck,  welck  soo  haest  by  der  handen  dient  genomen 
te  worden,  als  de  Molluqnen,  Amboyna.  en  Banda,  gelyck  de  Hee- 

ren  seggen,  verseeckert  snllen  wesen; 

my  aengaende  als  een  lichte  scheepen,  sal  ick  UE.  myn  advys  licht 
en  veerdich  verhalen.  In  alsnlcken  staet  als  tegenwoordel.  de  Mol- 
luqnes,  Amboyna  en  Banda  syn  staende,  segge  ick  dat  men  in  Go- 
des  name,  de  saecke  behoort  by  der  hant  te  nemen,  mits  dat  in  of 
voor  de  Molnqnes,  Amboyna  en  Banda  sooveel  scheepen  en  jachten 
gebonden  worden,  als  tot  verhinderinge  en  versekeringe  van  d'En- 
gelsen  en  Indiaense  negotianten  van  noode  zy,  gelyck  mede  dat  in 
Banda  alsnlcke  fregatten  en  cleene  jachten  werden  gebonden,  dat  de 
Bandanesen  genootsaeckt  blyven  nit  onse  handen  te  eeten  .... 

waer  en  wat  de  beqnaemste  plaetse  tot  eenen  rendez-vons  zy,  snllen 
mede  aenroeren,  ontrent  Bantam  off  Mallacca  sal  het  moeten  geschieden , 
vooren  hebben  wy  geseyt,  soo  simpelyck  onderstaet  van  Bantam  te 
vertreckcn,  dat  ons  met  d'affslach  van  d'excessiven  tol  snllen  soec- 
ken  te  payen  en  honden,  ja  soo  wg  vorder  ende  hart  procederen,  ons 


S4 

met  een  weynich  afblach  van  tol  niet  laten  genoegen,  dat  se  ver- 
bindtenisse  met  ons  sullen  aengaen  en  d'Engelsen  ezcluderen.  Hier- 
over can  met  goede  aparentie  geseyt  worden ,  best  te  schynen,  dat 
men  de  saecke  alhier  dient  te  beginnen,  en  soo  d'Engelsen  dan  nit- 
geslooten  wierden,  dat  ons  daermede  alhier  souden  laten  genoegen 
en  alle  de  macht  naêr  Malacca  senden,  om  dese  plaetse  te  vermees- 
leren  ende  sedia  aldaer  te  planten. 

Maer  soo  d'exclusie  van  d'Engelsen  niet  en  volchde,  noch  die  van 
Bantam  ons  genoech  deden,  maer  hert  bleven,  offte  dat  men  sonder 
Mallacca  aen  te  sien  best  geraden  bevindt,  alhier  absoluitelyck  aen 
te  vangen,  dat  men  dan  alhier  plaetse  begiype,  datelyck  een  goet 

fort  bouwe  en  Gode  d'nytcomste  beveele •.    . 

dat  niemant  hem  vreemt  late   duncken,   ick 

de  stadt  Bantam  hier  stelle,  want  late  my  voorstaen,  snlcx  wel  ver- 
dient hebben  en  dat  se  licht  om  (te)  vermeesteren  en  te  honden  sy 
en  ontsie  my  niet  d'occupering  aen  te  raden 


XVL    IisrsTETJCTiB  vooB  DEN  E.  Qbeeet  Fbedebickx  Dbttxff, 

Oppebcoopmak  vak  't  schip  Baittam,  gabnde  wegens  d'Eb. 

Heeb  Gottvebneub-Gbnebael  en  Raet  van  Indien  in 

Ambassate  naeb  den  Mattbam,  Ketsbb  van  Java. 

Wegen  d'Ed.  H'.  Gouvemenr  G-enrl.  sal  ü  E.  in  't  lant  na  den 
Mattran  reysen,  omme  denselven  persoonelyck  te  spreecken  en  by 
Syne  Majt.  gecomen  wesende,  sal  ü  E.  hem  uyt  den  name  van  d'Ed. 
H'.  G^  Genrl.  't  medegenomen  vereeren;  voorder  naer  vrientelycke 
congratnlatie,  conferentie  ca  behoorl.  complimenten  sal  ü  E.  d^  Maj. 
vertoonen  en  rememoreren,  voor  desen  by  hem  en  den  Commandeur 
van  Snrck  onderlinge  geaccordeert  en  verdragen  te  syn,  dat  wy  lie- 
den in  alle  vriheyt  tot  Japara  souden  mogen  resideren,  handelen  en 
sooveele  rys  opcoopen  als  van  noode  mochten  hebben,  sonder  eenige 
tollen  te  betalen,  gelyck  mede  dat  men  alsulcke  steenen  huisen  en 
oock  een  fort,  soo  men  't  begeerde,  soude  mogen  maecken,  daeroock 
met  groote  costen  aireede  verscheyden  materialen  versamelt  hebben, 
niettegenstaende  toegeseyt  was  Syne  Majt.  d'onsen  daertoe  assisteeren 
souden. 


BK 

Item  dat  op  't  versoeok,  welck  d'onsen  uit  synne  Majt.  naeme  ge- 
daen  was,  aen  synne  Majt.  gesonden  en  vereert  syn,  de  twee  heere- 
lickste  stacken,  welck  in  geheel  Indien  syn  hebbende,  en  noyt 
diergel.  aen  eenige  potentaet  gegeven  is,  maer  alsoo  onsen  opper- 
coopman  van  de  logie  dese  stncken  aen  seeckere  syne  Edelen  heeft 
laten  volgen,  sonder  die  selfiGs  aen  synne  Mag*  te  integreeren,  de 
selvege  regenten  andermael  niet  alleene  twee  diergeL  stucken,  gel. , 
off  aen  synne  Mag*  geene  gegeven  en  waren,  zyn  eysschende,  maer 
oock  onderstaen  d'onsen  aff  te  dringen  verbiedende  geen  rys  te 
mogen  coopen,  waerdoor  soo  seere  geincommodeert  worden,  dan  (dat) 
genootsaekt  souden  worden,  snlckx  continuerende,  het  bouwen  van 
een  huys  niet  alleen  na  te  laten,  maer  oock  de  plaetse  te  begeven 
(verlaten.)  —  Derhalven  alsoo  niet  en  soecken  dan  in  vrientschap 
met  syne  Mag*  te  continueren  ü  E.  hem  vrientel.  gebeden  wil  heb- 
ben, de  twee  stucken  wegen  syn  Princel.  Excellentie  en  d'Ed.  H^ 
GenrL  gegeven  in  danck  aan  te  vaerden  en  ordre  te  stellen,  dat 
onse  cooplieden  in  alle  vryheyt  alle  de  rys  mogen  opcoopen,  die 
veyl  is,  sonder  dat  sulckx  wederomme  in  eeniger  maniere  belet, 
verhindert  off  verboden  worde,  presenteerende  sulckx  met  alle  billicke 
redelyckheyt  te  verschuldigen.  Ende  byaldien  wederomme  twee 
diergel.  stucken  geeyscht  wierden,  sal  U  E.  hem  (zich)  excuseeren, 
dat  hy  (gy)  noch  oock  geene  van  alle  de  Gapiteynen  herwerts  over, 
sulckx  niet  vermogen  toe  te  seggen,  veel  minder  voldoen,  dewyle 
het  stucken  van  onsen  Prince  zyn,  ende  voorgaende  door  ordre  van 
Syn  Excelen*.  als  Ed.  Er.  Oenrl.  gegeven  syn  geweest,  dan  dat  U 
E.  aenneempt  den  eysch  van  Syime  Maj*.  naer  Hollant  over  te 
schriven  en  aen  d'Ed.  Hr.  gnrL  te  vertoonen,  gel.  mede  syn  uiterste 
beste  te  doen,  omme  t'eflFect  van  Synne  Maj*.  begeerte  te  procureeren. 

Voorder  sal  ü  E.  schriflelycke  vryheyt  volgens  belofte  aen  van 
Sorck  gedaen,  versoecken,  omme  alsulcken  fort  off  steenen  huisinge 
tot  onser  verseeckeringe  tegen  alle  buyten  vyanden  te  mogen  bou- 
wen, 'tsy  dan  daar  nu  de  logie  is,  op  het  berchgien  aen  d'overcant 
van  de  riviere  off  elders,  daer  het  van  d'Ed.  H"".  Generael  goet  ge- 
vonden en  geordonneert  mach  werden,  sonder  daertegen  soo  onbe- 
hooriyek  verbont  te  maecken  gelyck  van  Surck  in  de  generale  ter- 
men dede,  als  te  weeten,  dat  men  den  Mattram  niets  en  sonde 
weigeren  mogen,  hetwelck  te  beloven  in  syn  vermogen  niet  enstondt 


S6 

en  dien  volgende  by  d'Ed  H'.  Oenerael  en  raet  niet  geconfinneert 
noch  voldaen  con  worden. 

Ende  dewyle  de  Mattram  d'onsen  in  syn  schnt  en  beschenninge 
aldaer  is  nemende,  sal  U£.  vastelyck  toeseggen  mogen,  soo  Synne 
Haj^  van  synne  vyanden  geassalteert  worde,  dat  reciprocelyck  al- 
daer naer  vermogen  alle  mogelycke  assistentie  sullen  doen, belovende 
mede  byaldien  Syne  Maj*.  iewers  te  water  een  armade  sondt,  dat 
onse  schepen  haer  in  hunne  v^oyagie  geen  verlett  off  verhinderinge 
sullen  doen,  maer  vrientelycke  faveur  bewysen  en  oock  des  begee- 
rende  onder  't  schut  van  onse  schepen  (gelyck  hy  d'onsen  in  syn 
lant  doet)  sullen  beschermen,  sonder  ons  voorder  te  verplichten. 

Ende  vermits  door  die  van  Bantam  alsoo  getracteert  worden,  dat 
t'onser  ontlastinge  en  verseeckeringe  eenich  expediënt  by  der  hant 
genomen  dient  te  worden,  sal  UE.  neerstelyck  onderstaan,  hoe 
den  Mattram  tegen  Bantam  gesint  is ,  sien  off  hij  niet  begeerich  sy 
na  alle  het  geschut  en  2  il  3  hondert  duisent  realen,  welcke  sylie- 
den  versamelt  en  d'een  en  d'ander  geweldelyck  afgedrongen  hebben, 
gelyck  mede  off  hy  niet  gesint  en  is  den  oorloch  derwerts  te  wenden, 
als  oock  off  hy  wel  Conninck  van  Bantham  en  consequentelijck  Heere 
van  geheel  Java  soude  begeeren  te  wesen,  aenseggende  dat  die  van 
Bantam  hun  op  ons  verlaten  en  aldaar  Connick  blyven  en  wesen 
sal,  die  het  Oodt,  met  ons,  sal  gelieven  te  geven,  omme  ten  lesten 
a  proposito  te  comen  en  te  vernemen  hoe  't  hem  gevallen  soude, 
soo  wy  met  Bantam  in  oorloch  geraeckten,  off  hy  met  ons  tegen 
Bantam  wel  iets  soude  willen  aennemen  en  de  stadt  en  't  landt  ver- 
meesterende off  hy  wel  een  vasten  verbonde  met  ons  soude  willen 
aengaen  omme  ons  de  stat  van  Bantam  tot  libre  residentie  te  geven , 
en  den  peperhandel  aen  ons  te  vergunnen  en  verbinden,  mits  dat 
Synne  Maj^  daertegen  soude  genieten ,  sulckx  metten  andren  verdra- 
gen mocht  worden,  hoorende  daertegen  synen  eysch  en  ook  bot 
biedende.  In  resolutie  is  gearesteert,  dat  UE.  den  Mattram  en  Eedelen 
vereeren  sal  't  gene  als  nu  mede  gevende  syn,  en  de  rariteiten  die 
meer  becomen  sal  connen,  tot  omtrent  de  somme  van  3  a  400  R. 
doch  soo  tot  Japara  by  den  raet  geraetsaem  wierde  geacht  de  somme 
te  verminderen,  off  vermeerderen,  syn  wy  sulckx  t'haerder  dispositie 
stellende.  Den  coopman  van  de  Martt  off  iemant  anders  van  de 
logie  sal  U  E»  mede  opwaerts  nemen,  gelyck  mede  alsulcke  perso* 


57 

nen  meer  als  aldaer  geraden  sullen  vinden  tot  geselschap  en  rede- 
lycke  snitte  te  behooren.  By  aldien  de  reyse  soolange  duurde,  dat 
het  schip  Bantam  volgens  onse  ordre  ondertusschen  na  Anboyna  ware 
vertrokken,  sal  U  E.  tot  Japara  bleven  omme  hem  mette  eerste  ge- 
legentheyt  herwrt*.  te  transporteeren,  doch  met  andere  schepen  ge- 
legenheyt  becomende,  omme  naer  Amboyna  te  mogen  varen ,  sal 
hem  mede  derwerts  transporteren,  rapport  van  dese  syne  Ambassate 
doende,  aen  d'Ed.  h'.  Genrl.  Reaal,  d'admirael  St.  Verhagen  en  ra- 
den van  Indien. 

Ende  geduerende  den  tyt  UE.  tot  Japara  soude  mogen  wesen  sal 
aldaer  in  den  raet  presideeren  gelyck  hem  mits  desen  daertoe  autho- 
riseerende  en  den  oppercoopman  van  de  Martt  en  alle  anderen  die 
't  aengaen  mach,  mits  deesen  ordonneeren  en  bevoelen  hem  als 
president  en  hoofd  te  erkennen,  respecteeren  en  obedieeren.  In  aller 
manieren  U  E.  oock  trachten,  dat  d'Engelssen  in  (dien't)  eenichsins 
doenlyck  is,  van  Japara  excludeert  worden  en  van  daer  blyven. 

Den  oppercoopman  van  de  Mertt  sal  U  E.  aenseggen  dat  ten  naerder 
ordre  niet  en  beginne  de  gedissingneerde  toome  te  bouwen,  maer  dat  van 
meyninghe  syn  soo  haest  het  onse  casse  can  lyden,  geit  te  senden, 
omme  eerst  noch  een  andre  groote  partye  calck  te  doen  versameien. 
Godt  geve  u  hiermede  geluck  en  voorspoed. 

In  Jaccatra,  Adi  9  november  1616. 


XVII.    Rbmonsteantie  doob  Balthazae  van  Etkdhovbk, 

VAN  PB  GHBLBGBNHETT  VAN  DEN  MaTTABAMSCHB  KeTSEB 

VAN  Java,  ende  van  de  negotie  die  tot  Japaba 
SOTTDE  cttnnen  ghbdaen  wobden.    Anno  1615.  ^ 

Eerstelyck  van  de  steden  ofte  plaetssen  onder  de  juredictie  van 
den  Mattaramsche  Keyser  van  Java,  van  steden  die  lantwaerts  in- 
legghen,  ghenaempt  als  volcht:  Paty,  Pajangh,  Toereyman,  Klyamat  ^ 
ende  noch  veel  andre  plaetssen  ende  steden ,  die  Zyn  Majesteyt  van 
syne  vyanden  verovert  heeft,  want  aen  de  oostzyde  van  Java  resteert 
anders  niet  als  Sorbeye  ende  Passerwan. 


1    Dit  stok  is  vcnnoedelyk  aan  den  opperkoopman  G.  F.  Druyff  medegegeven  tot 
zijne  onderrigting,  b^  zijn  vertrek  als  gezant  aan  den  Mataram. 


58 

Ten  tweeden,  van  de  zeeplaetsen  van  ditto  Keyser,  strecken  hnn  van 
Jawana  tot  Cerebon  toe ,  daer  tnsschen  is  gheleeghen  Japara,  Tedoenan , 
Brahem,  Damma,  Ersbeyen,  ^  Samarang,  Kandael,  Tegel  ende  veel 
meer  andre  plaetssen,  die  wel  bewaert  worden  met  soldaten  ende  oock 
wel  versien  van  slnytboomen ,  pallasaden  als  anders  voor  haer  vyanden. 

Ten  derden,  de  vyanden  die  ditto  Keyser  heeft  syndese:Toeban, 
Lassam,  Brondon,  Sorbeye,  Passerewan,  die  samen  in  contrackt  ge- 
treden zyn  om  teghen  den  Mataramsche  Keyser  te  oorlogen,  Anno 
1615,  maer  te  lande  is  hy  se  maehtich  ghenoech,  maer  ter  zee  syn 
de  Toebanders  meesters. 

Ten  vierden,  wanneer  men  den  Keyser  belieft  te  spreecken  soo 
moet  men  eerst  een  Gouvemenr  te  kennen  geven  van  eenige  voors: 
plaetse,  die  alsdan  een  recade  naer  den  Mattaramsche  Keyser  sendt 
om  consent  te  vraghen  om  by  Zyne  Majesteyt  te  comen,  ghelyck 
wylieden  voor  desen  gbedaen  hebben. 

Ten  vyffden,  als  men  naer  den  Keyser  wil  reysen,  moet  men 
passen  in  Appril  ofte  Meyo  ten  langsten  daer  te  trekken,  want  Syn 
Maj*.  in  Junyo  te  velde  treckt  ende  dan  absent  is,  ghelyck  ick  be- 
vonden hebbe,  ofte  in  October  soo  is  ditto  Keyser  met  zyn  heyr 
wederghecomen,  ende  soo  ghy  der  later  treckt  als  October  voors: 
soo  is  den  wech  soo  diep,  dat  men  se  niet  gebraycken  can,  anders 
is  hy  int  jaer  niet  te  spreecken. 

Ten  sesten,  van  den  Mattaramsche  Keyser  regeringhe,  bestaetniet 
alleen  aen  syn  persoon,  maer  mede  aen  dees  twee  raedtsheeren 
ghenaempt  Kalifagypan,  dat  den  oppersten  paep  is,  een  beleeft 
man ,  ende  aen  den  Gonvemenr  Generael  ghenaempt  Kaiy  Sorandanj , ' 
twelck  twee  oude  mannen  zyn,  doch  den  Keyser  met  zyn  raetshee- 
ren  regieren  met  stranghicheyt ,  alsoo  het  een  groot  ryck  is;  wat 
de  voors:  Raden  doen,  bevalt  den  Keyser  wel,  alsoo  hy  jonck  is, 
ontrent  23  jaren  oudt,  vreedt  van  ghesicht  als  een  turck,  ende  aen 
haer  reffere(ren)  alle  zynne  saecken,  met  weten  van  Zyn  Majesteyt, 
als  ick  selve  bevonden  hebbe. 


^  Tidoenan,  Barahan,  Demak,  op  Java,  Arosbaja  ligt  op  Madura;  de  in  den 
aanvang  van  dit  stuk  genoemde  plaatsen,  Toereyman  en  Klyamat  zijn  mij  onbekend. 

>  Voor  deze  vermoedelijk  verbasterde  titels,  heb  ik  vrucbteloos  naar  eene  uitlegging 
gezocht.  Kalifagypan,  is  waarschijnlijk  een  zamengetrokken  woord,  waarvan  het  eerste 
gedeelte,  wel  khalief  beteekenen  zal.  Het  eerste  woord  van  den  tweeden  titel  xal  wel 
zign  Kiai.       , 


59 

Ten  Bevende,  van  de  incompste  die  de  Eeyser  meest  heeft  is 
van  den  rys,  die  in  zyn  landt  overvloedich  wast,  want  alle  jaer 
ettelycke  hondert  joncken  met  rys  gheladen  worden,  alsmede soudt, 
olie,  suyeker,  ajuyn,  loock,  catoene  garen;  daerenboven  heeft  Zyn 
Maj^  incompste  van  bnyten  van  de  cleetjens,  die  de  inwoonders  van 
Mallacca  met  groote  menichte  halen,  als  oock  de  Maleyers  die  se 
van  Johoor  brenghen,  meede  van  peper,  rottang,  was,  tin  ende 
meer  andere  goederen,  die  de  Chineessche  vnyt  China  brenghen  als 
anders,  moet  den  cooper  die  den  rys  vuytvoert  als  andre  waren 
meest  thien  ten  hondert  betalen,  ende  den  vercooper  2  a  3  percento, 
maer  het  eene  gheeft  meer  als  het  ander,  maer  wylnden  betalen 
nieners  in  Zyn  Majesteyt  landt  gheen  tollen,  want  ons  de  Eeyser 
het  tselve  vereert  heeft,  ende  ons  daer  schrift  van  verleendt. 

Ten  achsten ,  van  de  plaetssen ,  die  onder  de  jnridictie  van  den  Eeyser 
zyn,  om  profyt  voor  de  Compagnie  te  doen,  zyn  dese:  Pajangs  ende 
Pati,  Eoedns,  Samarang,.  desghelyck  by  den  Mattaram  daer  veel 
cattoene  garen  valt,  alsmeede  olie,  hetwelcke  men  sonde  cnnnen  be- 
comen  teghen  cleetjens,  oock  deselve  teghen  plancken  als  andre 
goederen  te  vermangelen,  sonderlinge  isser  gheen  meer  profyt  te 
doen  van  de  waren,  die  hier  te  lande  vallen,  (dan)  die  men  met 
cleeden  soude  cunnen  becomen. 

Ten  negensten,  de  waren  die  hier  vallen  is  meest  rys,  boonen, 
soudt,  snycker,  cattoene  garen,  loock,  ajuyn,  cokusolye,  als  andere, 
want  de  Javanen  als  Maleyers,  (ge)schoren  chineessen,  Guseratten 
voeren  alle  jaer  wel  50  joncken  met  rys  naer  Mallacca,  daer  zy 
cleeden  voor  retoer  brenghen,  als,  o.  a.  naer  Jambie  soo  rys  als 
soudt,  oock  Javaensche  cleeden,  ghenaempt  hyjoo  ende  crimkram, 
suyeker,  loock,  ajuyn,  clappesneuten,  ende  voor  retoer. brenghen 
peper,  twelck  avans  gheeft  als  de  Chineessen  hier  comen  op  de 
reyse,  van  één,  vyff.  Oock  gaender  veel  joncken  naer  Johoor,  Pahan 
met  rys,  soudt,  suyeker  als  andere  cleyne  waren,  ende  voor  retoer 
brenghen  cleeden,  tin  ende  goudt,  ende  herwaerts  comende  naer. 
Japara,  doen  meest  het  eylandt  Bomeo  aen,  daer  zy  de  cleeden  ven- 
ten, alsoo  die  cleeden  hier  niet  wel  getrocken  zyn,  brengen  daervoor 
santgoudt,  was,  rottang,  ende  mattwerck;  voorts  gaender  alle  jaer 
veel  joncken  met  rys  naer  Amboina,  Banda  ende  naer  Seram,  daer 
sy  meede  goede  voiagie  doen,  want  vercoopen  daer  epn  coyangh 


60 

ofte  last  rys  voor  40  a  50  realen  van  achten ,  ende  hier  in  Japara 
coopen  zy  se  in,  ten  alderdiersten  voor  5,  6,  7,  8  realen  van  achten 
twelck  goet  avance  gheeft  ende  voor  retoer  brenghen  Seramsche  kie- 
kens ende met  reale  van  achten. 

Ten  thiensten,  't  comptoir  van  Japara  is  de  Compagnie  dienstich 
ende  profijtelyck,  ende  dient  in  gheenderley  manieren  verlaten,  maer 
veel  meer  tselve  te  evectneeren,  eerstelyck  om  deMollncqaes,Banda, 
Amboina  alsmeede  de  schepen  te  versien  van  viveres,  als  rys,boonen, 
cocns  olye,  plancken  ende  andré  hontwerck,  loock,  iguin,  suycker, 
rottangh  ende  beestiael,  als  arack,  want  men  de  voors.  viveres  op 
gheen  andre  plaetssen  gheleeghen,  voor  snlcken  cleyne  prys  can  be- 
comen  als  te  Japara,  een  last  rys  coopt  men  voor  5  realen  van  achten 
daer  men  in  Grece ,  Maccasser  20  a  22  realen  van  achten  voor  moet 
betalen,  maer  den  witten  alderbesten  rys  't  last  van  8  tot  9  realen, 
twelck  is  becans  als  Melaensche  rys,  t  last  boonen  voor  11  a  12 
realen  van  achten ,  cocnsoly,  8  flapkannen  voor  een  reaal  van  achten, 
3  plancken  voor  een  real  soo  lanck  ende  breedt  als  de  Bantamsche 
plancken  die  zy  aldaer  voor  58  realen  van  8"  thondert  coopen,  ende 
daerenboven  veel  beter  van  hondt^  een  os  voor  4  a  5  realen  van 
8"^,  wasch  van  17  tot  18  realen  van  achten,  tpicol,  rottang,  15  bossen 
een  reael  ende  andre  cleyne  waren  seer  goeden  coop,  twelck  al 
dienstich  naer  de  Mollncas  is. 

Ten  elfsten,  voorts  sonde  men  hier  cnnnen  becomen  groote  qoan- 
titeyt  van  Jambeesche  peper  voor  3  realen  van  achten,  tpicol  suyver 

goet,  te  weeten  120  Amsterdamsche  ponden,  want  ick  deselve  hier 

» 

alsoo  inghekocht  hebbe  met  cleeden  tot  3  realen  ghereeckendt,  ont- 
trent  1000  picols,  hadde  ick  capitael  ghehadt,  soude  wel  een  ofte 
twee  scheepsladinghe  becomen  hebben  van  400  lasten,  alsoo  hier 
7  a  8  joncken  vau  Jambee  gearriveert  waren  met  peper  ende  meynde 
de  Chineessen  hier  te  verwachten  die  vuyt  China  comen,  doch  qna- 
men  niet  alsoo  zy  verongheluckt  waren  op  de  zee,  want  hier  aUe 
jaer  twee  joncken  vuyt  China  quamen,  die  den  peper  coopen  voor  4 
realen  van  achten  'tpicol,  soo  dat  den  peper  installich  wert,  ende  ick 
gheen  capitael  hebbende,  zyn  vertrocken  naer  Grece  ende  andre 
plaetssen,  maer  hebben  myn  ghepresenteert  den  peper  alle  jaers  te 
brengen  voor  3^^  reael  van  8",  't  picol,  waerop  wel  dient  gheledt  te 
werden,  alsoo  wy  gheen  tollen  betalen,  want  hy  soude  veel  beter 


61 

coop  vallen  als  den  Bantamsche  peper,  want  men  heeft  anno  1615  en 
1616  den  Bantamsche  peper  inghekocht  25  a  22  realen  van  8°  de  10  sac- 
ken,  ende  daerenboven  50  realen  van  achten  van  toll  van  hondert 
Backen,  twelck  is  50  picols,  twelck  veel  dierder,  oock  slechter  peper 
als  den  Jambeesche  peper. 

Ten  twaelfEkten,  oock  sonde  men  met  de  Chineessen  connen  accor- 
deeren  dat  zy  groote  qnantiteijt  van  rouwe  zyde  ende  zydewaren 
brochten,  als  ick  voor  desen  naer  Bantam  ghesonden  hebbe,  taffata 
de  cleyne  soorte,  doch  goet  goet  9  k  10  realen  de  corge  ende  de 
andere  soorten  naer  advenant,  satynen  van  alderhande  colenren  4  Realen 
't  stnck,  fluwelen  van  alderhande  coleuren  5  a  6  Realen  van  achten 
't  fituck  ende  andere  soorten  van  Chineesche  waeren  tot  cleyne  pryse. 

Ten  derthiensten ,  meede  can  men  hier  becomen  quantiteyt  van 
sandtgout,  dat  van  Benjarmassin  gebracht  wort  voor  17  a  18  realen 
van  achten  teyl,  twelck  is  de  swaerde  van  2^  reaal  van  achten, 
hetselve  in  Succadane  wel  dienstich  sonde  wesen  tot  incoop  xm 
diamanten. 

Ten  veerthienste,  de  natiën  die  alhier  comen  trafBkeeren  ende  han- 
delen zijn  alleen  Chineessen,  Maleyen,  Guseratten  ende  Javanen, 
die  van  alle  plaetsen  hier  comen  om  dese  landtsvmchten  te  laden 
ende  haer  goederen  te  venten,  als  goudt,  cleeden,  rottangh,  was, 
tin,  peper  ende  matwerck,  iser  ende  andere  coopmanschappen,  comende 
vuyt  China. 

Ten  vijjSUiiensten,  oock  isser  gheen  bequamer  plaets  indesMatta- 
rams  zeeplaetsen  van  31  revieren,  die  in  zee  loopen,  als  Japara  om 
profijt  fe  doen,  alsoo  onse  schepen  daer  ghevoechlyck  cunnen  ancke- 
ren,  ende  alle  de  vreemde  joncken  hier  comen,  aJsoo  op  alle  de 
andre  zeeplaetsen  gheen  reede  is  als  Japara  voors.,  maer  de  schepen 
die  hier  eenige  ladinghe  willen  inneemen,  moeten  in  dese  naervol- 
gende  maenden  hier  niet  comen,  want  het  dan  in  het  hertjen  van 
de  weste  mouson  is,  ende  soo  onweert,  als  ghebleecken  is  met  den 
XSd:  Heer  Oenerael  Oerredt  Reynst,  in  de  maendt  van  Januario,  die 
hier  6  anckers  lieten  staen,  ende  de  schepen  diversche  reysen  aen 
den  grondt  stieten,  soodat  men  hier  moet  comen  int  eerste  van  De- 
cember, ende  niet  gheraden  is  in  Januwario  ende  Februwarie  met 
groote  scheepen  Japara  aan  te  doen,  maar  met  de  ooste  mouson  is 
langs  de  Javaensche  custe  moy  weer* 


6i 

Ten  sesthiensten,  wanneer  den  Mattaramschen  Keyser  te  velde 
treckt  800  vergadert  hy  ontrent  300,000  mannen,  d'een  jaer  meer 
d'ander  jaer  minder,  die  te  lande  trecken,  ende  te  water  heeft  Zyn 
Majesteyt  onttrent.  35  galeyen  ende  andre  groote  pranwen,  wel  ver- 
sien  van  volck,  maer  weynich  amonitie  van  oorloghe. 

Ten  seventhiensten,  om  met  den  Mattaramsche  Keyser  contrackt 
te  maecken  van  gheen  Enropische  natiën  in  zyn  landt  te  moghen 
handelen  als  d'onse,  twelck  wy  wel  sonde  vercryghen,  alsoo  hy  tot 
ons  seer  gheneghen  is,  als  ick  selfs  bevonden  hebbe. 

Ten  achtthiensten,  t'hnys  dat  de  Compi^  in  Japara  heeft  is  anders 
niet  dan  van  riet  ende  atap,  doch  den  Keyser  heeft  ons  een  plaets 
ghegeven  50  vadem  int  viercant,  waer  wy  het  begeeren,  om  een 
steenen  hnys  op  te  maecken  met  een  steenen  mner  rontom,  casteels 
ghewyse  naer  ons  believen,  daer  den  Oonvemenr  Oenerael  van  den 
Mattaram,  ghenaempt  Key  Sorandani,  den  steen  heeft  toe  laten 
maacken;  oock  sonde  hy  't  hondtwerck  bestellen  ende  ick  hebbe 
20,000  steen  van  ontfanghen,  alsoo  der  800,000  steens  gemaeckt  is 
tot  voors.  hnys  ende  mner,  ende  andre  gunsten  als  alles  blyckt  by 
het  jonmael  van  myn,  ghehonden  van  de  ambassada  naer  den  Mat- 
taramsche Keyser,  A^.  1614,  in  de  maendt  van  Meye  begonnen. 

V.  Ed:  dienstwillighen  dienaer, 
(geteekend)  B.  v.  Eyndhovek.  ^ 


XVIII.    De  DiEEOTBiTE-GBirBBAAL  Jan  Pietebsz.  Coen  aan 
DE   Bbwindhebbebs  deb  Genebale  Oost-Ind.  Comp. 

•  (Heeben  xyn.) 

Jakatra,  22  angnstus  1617. 
Emtfeste,  enz 

Nevens  dese  gaen  copie  van  d'onse  gesonden  p'.  de  schepen  (die 
d'Heere  geleyde)  t'Hart,  Amsterdam,  Nieuw  Zéelandt  en  Westvries- 
landt,   waervan   d'inhoude   confirmeren,   biddende   dat   naer  comen 


>     Vennoedfilijk  is  B.  van  Eyndhoven  met  6.  van  Zurck  mede  naar  den  Panem- 
bahan  gezonden. 


65 

werde,  't  gene  de  welstant  der  Generale  Comp.  verheyscht  ende  ge- 

legentheyt  gedoocht 

Voordesen  snllen  UE.  hoopen  wy  verstaen  hebben,  hoe  snood  het 
tot  Bantam  was  gaende ,  wat  monopolie  metten  peper  gepleecht  wiert 
en  hoe  men  geen  recht  becomen  oost,  als  oock  wat  van  onser  syde 
tot  dien  tyt  daertegen  gedaen  was.  Zeer  cort  naer  'tvertreck  van 
Westvrieslandt  wierd  ons  soo  in  peper  sjÏB  contant  geit  gelevert  en 
betaelt  't  complement  van  de  3000  sacken  peper,  die  wy  de  Chine- 
sen  hadden  affgeheyst,  tot  de  depesche  van  Westvrieslandt,  onmie 
de  joncken  vry  onbeschadicht  op  de  reede  van  Bantam  te  laten  comen , 
opdat  het  different  door  oordeel  van  den  Pangoran  met  zyn  eedelen 
vrientlyck  sonde  mogen  werden  beslecht.  ^  De  Joncq  tegen  voors. 
betaling  gerelascheert  wesende,  soo  hebbe  ick  verscheydene  reysen 
aen  den  Pangoran  doen  versoecken ,  dat  het  hem  sonde  gelieven  een 
generale  vergaderinge  te  doen  beroepen  en  beyde  partyen  te  hooren 
en  recht  te  wysen,  presenterende  my  hetselvige  te  onderwepen.  My 
wiert  geantwoort  dat  het  geschieden  sonde,  dan  alsoo  daerop  nieten 
volchde,  maer  die  van  de  Chinesche  joncqne  hnn  dagelicx  gingen 
valeren  op  onse  debitenren,  vercopende  hnysen,  vronwen  ende  kin- 
deren en  afdringende  wat  voorhanden  was soo 

ist  dat  hierop  ter  presentie  van  eenighe  leden  van  de  stadt,  de  prin- 
eipaelste  van  de  Chinesche  joncq  hebbe  ontboden  ende  hnn  belast 
dat  onse  debitenren  ongemoeyt  sonden  laten  en  weder  restitueren 
tgene  hon  airede  met  gewelt  sonder  myn  ordre  hadden  afgedrongen, 
op  pene  dat  anders  doende,  de  joncqne  wederomme  sonde  aentasten. 
Naerdat  ick  omtrent  14  dagen  vertoeft  hadde  omme  voor  den  Pan- 

joran  te  compareren soo  ben  wederom  van 

Bantam  naer  Jacatra  gescheyden 


• 


Soo  is  den  lOden  may  een  groeten  brant  rontsom  ons  hnys  gere- 
sen,  daerdoor  nyet  alleen  alle  onse  rieden  hnysen  verbrant  syn, 
maer  oock  veel  Javanen  hnysen  binnen  de  stadt,  den  brant  was 
seer  schrickel^k,  doch  heeft  Oodt  loff  van  de  Comp.  niet  anders 
dan  de  rieden  hnysen  gheconsnmeert,  alsoo  lange  te  vooren,  daer- 
tegen ten  beste  versien  hadden.   Tis  seecker  dat  desen  brant  a  posto 

1     Deze  jonck   was   door  Coen  in  beslag  genomen,  omdat  de  Chinesen,  zooals  h\j 
meende,  hunne  yerbindtenissen  niet  waien  nagekomen. 


64 

gesticht  sy,  men  sonde. mogen  seggen,  dat  het  door  de  Chinesen 
van  de  manhUschen  joncken  gedaen  mach  wesen,  omdat  hnn  goede- 
ren geconfisqneert  hadden;  doch  honden  voor  seker,  door  tgêene  in 
handellnghe  van  saecken  hehben  gesien^  dat  het  den  Pangoran  selfGs 
heeft  doen  doen,  ende  dat  off  om  ons  te  ondertasten,  off  om  ons  tot 
versoeck  van  steenen  hnysen  te  bonwen  te  dringen  ^  en  zyn  proffft 
daarmede  te  doen,  doch  tzy  hoe  't  is,  wij  hebben  ons  de  saecke 
niet  aengetrocken  ende  ons  gebonden  als  off  do  brandt  by  gevalle 
toegecomen  ware  en  datelyck  weder  ander  rieden  hnysen  gemaeckt* 

Nadat  tsedert  den  brandt  een  tyt  lanck  tot  bonwen  van  steenen 
hnysen  door  toedoen  van  den  Pangoran  geport  zyn  geweest,  en  daer* 
toe  niet  hadden  willen  verstaen,  hebben  wy  naderhandt  om  welstaens 
wille  geresolveert,  daertoe  licentie  te  versoecken,  opdat  de  wantronwe 
niet  al  te  groot  en  wierde,  doch  hoe  meer  daerop  aenstonden,  dies 
te  meer  heeft  den  Pangoran  hem  weder  geretireert  ende  dat  nae  't 
schgnt  om  groote  schenckagie  te  becomen,  waerover  de  handelinge 
van  't  bonwen  weder  hebben  laeten  vallen,  wat  voorder  volgen  wil 
sal  den  tyt  leeren \    , 

In  Jnlio  passato  is  de  Pangoran  van  Jacatra  10  daeghen  tot 
Bantam  geweest,  zyn  reys  was  ons  oock  vry  wat  suspect,  daer- 
over  oock  henselyck  gesocht  hebbe  hem  van  de  reyse  te  diver- 
teren, dan  alsoo  desen  Coninck  hem  wat  swack  bevindt,  en  daerover 
met  alle  de  werelt  geeme  wel  soude  staan,  hoeveel  te  meer  met 
syn  leenheere,  heeft  hy  geresolveert  omme  jalousie  wech  teneemen, 
ende  twistzaeyers  te  dooden,  derwaerts  te  gaen,  sich,  soo  hy  seyde 
op  syn  goet  gemoet  verlaetende.  Met  ontrent  2000  man  is  hy  tot 
Bantam  geweest  en  daer  soo  van  den  jongen  Coninck  als  van  den 
Pangoran  Gk)avemenr  seer  wel  onthaelt  geweest,  doch  claerlyck  is 
gheblecken  dat  elckander  weynich  betrouden.  Pangorangh  Pontangh 
die  mede  onder  Bantam  sorteert  en  onder  wiens  name  voor  desen 
tegen  den  Coninck  van  Jacatra  oorloch  wierde  bereit  en  heeft  den 
Coninck  van  J&ccatra  geen  eerbiedinghe  willen  doen;  hoewel  de 
pangoran  van  Bantam  hem  sulcx  tot  drie  malen  toe  belastte. 

De  gemelde  Coninck  van  Jacatra  gekeert  wesende,  claechde  hy 
my  den  droevig  staet  van  Bantam;  lek  hebbe  gesien  (seyde  hy) 
wat  den  Pangorang  gouverneur  gebiet,  gedyt  al  door  vreese;  maer 


65 

800  der  oorloch  ontetaet  sal  d'ordre  en  gehoorsaemheyt  gebreken; 
want  daer  en  is  geen  liefde,  groot  geit  heeft  hy  vei^aert.  dan  soo 
haest  hij  comt  te  sterven,  sal  't  ten  qnaden  gedyen,  men  sal  teghen 
den  anderen  daerom  twisten.  Den  jongen  Coninckis  een  schoon,  groot, 
volwassen  man,  hebbende  7  kinderen  int  leven  en  drie  doot,  doch 
hy  heeft  niet  meer  verstant  dan  een  kint,  wat  wil't  dan  worden , 
d'oorloch  is  voorhanden;  Passeman  heeft  de  Mattaram  gewonnen 
daer  en  resteert  in  't  oosten  niet  meer  danSnrrebayaenTnban,  van 
Bantam  hebbe  ick  geen  assistentie  te  verwachten ,  dit  is  de  substan- 
tie van  't  geene  de  Goninck  onder  andere  discoursen  mij  van  syn 
reyse  heeft  verhaelt. 

In  nevensgaende  missive  van  den  heer  generael  ende  raeden  van 
Indien  snUen  de  Heeren  sien  verhaelt,  hoe  door  de  invasie  by  d'En- 
gelsen  op  Ponleron  in  Banda  gedaen,  genootsaeckt  sonden  syn  de 
verseeckeringh  van  een  generael  rendez-vons  te  vertrecken.  Ick  en 
sal  dit  poinct  voor  dees  ty  t  niet  seer  aenroeren ,  want  het  aenstaende 
groot  gewas,  gelyck  voor  dese  geadvyseert  hebbe,  moet  in  allen 
gevalle  eerst  inne  wesen;  doch  onse  becompste  daervan  hebbende 
sollen  onse  beste  doen,  omme  met  den  Coninck  van  Jaccatra  daer- 
inne  te  verdragen  ende  de  saecke  tot  effect  te  brengen,  alsoo  UE. 
welstant  daervan  dependeert  en  gheen  lang  vertreck  gedooght 


XIX,  Db  Dibbcteub-Genbeaal  Jan  Pietbbsz.  Coek  aak  de 

BEWn^DHEBBBBS   DBB  GbBBBALB  OoST-InD,   CoMP. 

(Hbbbek  xvn.) 

Bantam,  10  September  1617. 
Emtfeste  &c. 

Ick  ben  van  meninge  ende  hoope  de  Heeren  dit  jaer  toe  te  senden 
Beven  off  8  schepen  met  een  rycke  last,  de  Heere  laetse  UE.  gewor- 
den; daer  is  om  en  torn  soo  goede  ordre  gestelt,  dat  ick  hoope 
eerlange  met  de  nagelen  van  Amboyna  ende  Molluques  als  noten  en 
IV.  6 


folie  van  Banda,  ontrent  vier  volladen  schepen  te  becomen,  behalve 
eenige  peper  van  Bantam,  waermede  den  prys  alhier  wel  connen 
doen  dalen,  ten  ey  dat  geraetsamer  vinden  den  peper  alhier  hooch 
te  doen  honden,  opdat  het  geit  van  d'Engelsen  ende  Francen  niet 
verder  streeke 

De  Hr.  Generael  Reael  heeft  voor  dese  advys  geeyscht,  waer  my 
docht  de  Generael  behoort  te  resideren  en  waer  de  generale  rendez- 
vons  gemaeckt  dient,  hier  op  hebbe  ampel  geschreven  en geantwoort 
dat  het  hieromtrent  moet  syn  en  syn  £d.  geraden  metten  eersten 
van  de  Molluqnes  herwaerts  te  comen.  lek  hoope  soo  syn  £d.  comt, 
dat  de  Generale  Comp.  een  groeten  dienst  geschieden  sal,  want  de- 
wyle  wy  met  den  andren  in  d^allervoomeemste  poincten,  daerdewel- 
stant  van  de  generale  Comp.  aen  dependeert,  gants  discorderen  en  na 
eenen  doel  geheel  contrarie  maxime  gebmycken,  als  te  weten,  d'een 
soete  middelen  en  d'ander  herde,  sal' naer  vrientelycke  conferentie, 
en  claer  bewys,  het  best  door  den  byeen  wesenden  raet  gecosen  en 
gebruyct  connen  worden,  dat  Godt  gevel 

Alsoo  den  jongen  Coninck,  den  Pangoran  en  alle  den  adel  van 
Bantam  hun,  tusschen  Jaccatra  en  Bantam  met  ontrent  200  goraps 
en  prauwen  waren  gaen  vermaecken,  is  den  Coninck  van  Jaccatra 
aldaar  weder  by  hnn  gecomen  en  heeft  haer  binnen  Bantam  geleyde 
gedaen.  Ontrent  een  maent  naer  desen,  wort  er  geseyt,  sal  den  jongen. 
Coninck,  den  Pangoran  en  alle  den  Bantamsen  adel  na  Jaccatra  varen, 
omme  in  de  warande  des  Coninx  aldaer  te  gaen  jagen,  soo  dat  het 
schynt  alle  de  jalousie,  die  tussen  de  gemelde  twee  coningen  was, 
te  niet  gedaan  is,  en  nu  groote  vrienden  geworden  zyn,  van  waer 
off  waeruit  soo  groote  verandering  hercompt,  connen  als  noch  niet 
seecker  weten;  doch  is  d'apparentie,  dat  de  vreese  van  den  Mataram 
hun  alsoo  doet  vereenigen,  waerop  wel  meer  verandering  sonde  mogen 
volgen  ende  hoope  ick,  dat  het  ten  besten  van  de  generale  Comp. 
door  d' Almogende  alzoo  geschickt  wort 


67 

XX.  De  Dibecteite  Genebaal  Jan  Pietebsz.  Coest  aak  de 
Bewikdhebbees  dee  Genbbale  Oost-Ind.  Comp. 

(Heebek  XVII.) 

Bantam,  18  December  1617. 

Belangende  den  peperhandel;  tot  dat  de  peper  alhier  op  4  Realen 
de  sack  gedreven  is  en  ruchtbaar  geworden  was,  hoe  wy  de  Chi- 
neese  joncken  hun  peper  affgecocht  hadden  en  't  Wapen  van  Zeelandt 
in  Jamby  meest  voUaden  was,  is  ons,  d'Engelsen  en  Fransen  door 
den  Pangoran  en  die  van  't  Hoff  groote  molestie  en  verhinderinge 
aengedaen.  Niet  dat  men  ons  het  peper  coopen  oyt  verboden  heeft, 
maer  onder  seeckere  gesochte  pretexten  is  ons,  d'Engelsen  en  Fran- 
een  het  wegen  alsoo  verhindert,  dat  de  schoonste  tyt  verloopende 
ende  monopoliers  dagelicx  meer  enmeerbegeerende,  den  peper  tegen 
den  andren  tot  40  en  43  Realen  de  10  sacken  geresen  sy,  als 
wanneer  den  Pangoran  en  die  van  't  Hoff  van  hun  guyterye  affge- 
staen  syn  en  het  wegen  weder  liber  en  vry  gelaten  is. 

Myne  Heeren,  alhoewel  wy  't  recht  ende  macht  in  handen  heb- 
ben, daermede  ons  lichtelyc  tegen  d'Engelsen  souden  connen  valleren 
over  d'insolentien,  violentien  en  vilipendie,  die  ons  in  alle  quartieren 
van  Indien  aendoende  syn  en  dagelicx  noch  vermeerderen,  dan 
dewylen  het  den  stercksten  best  voecht  den  meesten  last  te  dragen , 
soo  ist  dan  oock  dies  te  meer  te  patienteren  (alhoewel  het  bykans 
onlydelyck  valt)  opdat  onse  onschult  voor  alle  de  werelt  te  meerder 
blycke;  soodaer  tans  offte  morgen,  dat  Godt  gelieve  te  verhoeden, 
meerder  ongeval,  bloetstortinghe  en  schade  uytspruyte,  dan  sy  lieden 
over  d'invasie  inBandagedaen,  geleden  hebben.  Met  onse  voorgaande 
is  ÜE.  geadvyseert  hoe  d'Engelsen  alhier  omgebracht  hebben  4 
mannen  van  d'onsen,  die  sy  by  geval  op  straet  sonder  geweer  res- 
contreerden,  na  seecker  gevecht,  dat  (sy)  met  eenige  andren  van 
d'onsen  gehadt  hebben,  daema  toen  't  Postpaert  per  costi  vertrocken 
was,  syn  wy  met  alle  de  resteerende  schepen  weder  na  Jaccatra 
vertrocken  omme  alle  wercken  te  vervordren  en  elck  syns  weechs 
te  depescheren,  soodat  er  tot  Bantam  weynich  volckbleeff;  met  onse 
voorg.  is  ü  E.  mede  geadvyseert  hoe  verscheyden  gevangene  Span- 


68 

jaerden  en  Portugeesen  uit  onse  schepen  gevlucht  en  by  d'Engelsen 
geloopen  waren,  welcke  den  admirael  Peppel  plat  uit  geweygert 
hadde  weder  te  geven,  seggende  dat  het  synne  vrienden  waren, 
ende  alsoo  naderhandt  verstaen  hadde ,  dat  eenighe  van  dese  aen 
landt  gesien  waren,  hebbe  aen  d'onse  last  gelaten,  dat  hen,  soo 
die  becomen  conden,  apprehendeeren  souden;  t'is  daema  gebeurt 
dat  de  voorgemelde  Spanjaerden  en  Portugeesen  14  stercq  wesende, 
eenige  van  onse  assistenten  op  straat  rescontreerden,  hun  met  seec- 
kere  injurieuse  woorden  en  't  geweer  in  de  handt  braveerden,  waarop 
den  oppercoopman  Buissero  den  22  Novemb.  passato  Tymen  Michiels 
ondercoopman ,  met  eenich  volck  gesonden  heeft,  omme  hen  te  vat- 
ten, hierop  syn  eenighe  gevlucht  en  hebben  andren  hun  geweer 
getrocken  en  daertegen  gesteld.  Seeckere  Engelsen  dit  spel  aensiende 
vraechden  watter  te  doen  was,  daerop  d'onsen  antwoorden,  datse 
onse  gevangenen  wilden  vatten.  „Doet  het  soo  ghy  se  becomen 
cont,"  repliceerde  een  van  d'Engelsen,  „wy  hebben  met  de  Span- 
jaerden niet  te  doen."  Ons  volck  een  van  de  Spanjaerden  beco- 
mende,  hebben  sy  denselven  in  ons  peperhuys  gebracht  ende  poorte 
geslooten,  blyvende  daerbinnen  voornoemden  ondercoopman  met  9 
Nederlanders  en  7  Japponders;  omtrent  een  uyre  daema  syn  d'En- 
gelsen  met  alle  man,  sterck  wesende  niet  min  dan  250  mannen, 
met  alderley  hantgeweer  en  piecken  op  onse  logie  gecomen,  omme 
met  gewelt  daer  in  te  breecken,  tierende  en  roepende  als  doU  be- 
seten menschen:  Tymon,  Tymon;  doch  verstaende  dat  den  voorn. 
Thymen  in  't  peperhuys  was,  dat  een  viercant  gesloten  steenen 
huys  is,  syn  sy  met  aUe  man  derwaerts  gegaen  en  hebben  de  poorte 
met  eenen  groeten  balck  opgeloopen,  voorz.  Tymen  met  d'andre 
Nederlanders  siende  dat  niet  machtich  waren  hun  te  diffendeeren , 
syn  achter  uyt  gevlucht  en  hebben  hun  in"  een  cleyn  Chinees  huys- 
ken  verborgen,  terwyle  voorgemelde  Japponders  met  hantgeweer 
seer  cloeckelyck  vochten  ende  poorte  inhielden,  doch  alsoo  veel  te 
swack  waren,  synder  drie  van  onse  Japponders  doot  gebleven  en 
d'andre  Nederlanders  hebben  sy  niet  gevonden,  in 't  op  en  inbreecken 
van  de  poorte  synder  ook  drie  Engelsen  gequest  geworden  en  een 
van  hun  Bandanesen  is  door  een  van  onse  Japponders  bykansdwers 
doorgehouwen.  Naderhandt  hebben  d'Engelsen  hun  noch  niet  ge- 
fifchaemt  te  seggen,  » soo 'voorgemelde  Tymon  met  alle  d'andre  Ne- 


69 

derlanders  gevonden  hadden,  dat  sy  die  al  'tsamen  doot  gecapt 
sonden  hebben. "  Hierna  de  bottelier  van  onse  logie ,  die  van  de 
merct  qnam,  door  twee  Spanjaerden  gevat  wesende,  is  door  een 
Engelsen  coopman,  Grien  genaemt,  die  in  Snecadana  gelegen  heeft, 
van  achteren  de  geheele  mgge  opgehouden;  eenige  bootsgesellen 
van  den  Tiger  met  seeckere  andre  assistenten,  die  (sy)  sonder  ge- 
weer op  de  strael  vonden,  hebben  zy  gevangen  genomen.  Dese 
tydinge  tot  Jacattra  becomende  syn  datelyck  eenige  gecommitteerde 
na  Bantham  gesonden,  omme  van  de  saecke  informatie  te  nemen 
en  van  d'Engelsen  alsoock  van  den  Pangoran  recht  te  eysschen. 
Van  den  Pangoran  en  alle  de  werelt  wort  het  voor  een  villeyn  en 
horribel  stuck  verstaen,  seggende:  soo  wy  met  Javaens  recht  te 
vreeden  waren,  dat  hy  daerover  rechtdoen  sonde ,  doch  daer  is  niet  op 
gevolcht,  noch  en  sal  (achte  ick)  niet  op  gedaen  worden,  want  hy  den 
vyantschap  voet  om  d'een  met  d'ander  te  quellen ,  en  in  toom  te  honden. 
D'Ëngelsen  hebben  haer  niet  geschaemt  het  voors.  stnck  te  ver- 
dedigen en  schriftelyck  staende  te  houden,  seggende  (gelyck  de 
Heeren  door  d'acte  onder  couverte  van  den  Heer  Generael  over- 
gaende  sullen  sien)  dat  alsoo  een  van  hun  volck  door  den  coopman 
van  den  Tiger  doorsteecken  was,  sylieden  genootsaect  syn  geworden 
hun  te  diffendeeren.  Hierop  naerder  informatie  genomen  wesende 
is  bevonden,  dat  terwyle  d'onse  op  een  oort  met  voors.  Spanjaerden 
besich  wesende  in  een  ander  straet  dicht  by  het  hnys  van  d'Engelsen , 
twee  bootsgesellen,  een  Nederlander  en  een  Engelsman,  beyde  seer 
droncken  wesende,  malckanderen  met  vnysten  sloegen,  doch  sy  syn 
ongeschent  van  den  andren  geracet,  maer  alsoo  een  ander  droncken 
Engelsman  na  hnys  om  geweer  liep,  syn  de  Japponders  in  dienst 
van  d'Engelsen  wesende  met  piecken  en  sabels  op  het  gevecht  uit- 
comende  door  een  van  him  Japponders  met  een  pieck  onversiens  in 
de  borst  geloopen  en  temggetredende  voor  haer  stoep  ter  aarde  doot 
gevallen,  sonder  datter  eenige  nederlanders  omtrent  geweest  zijn, 
gelyck  veel  Javanen,  Chinesen,  een  Fransman,  en  oock  verscheiden 
Engelsen  selfs,  die  in  haer  stoep  saten,  gesien  hebben;  doch  het 
schynt,  terwyle  sy  ons  alle  eenen  grooten  haet  toedragen  (en  inson- 
derheyt  voorgemelden  Thymen  Michiels,  omdat  hy  een  getrou  dienaer 
van  de  Comp^'  is  en  d'Engelsen  in  den  ontfanck  en  afischepen  van 
den  peper  veelfyts  het  voordeel  afisiet,)  dat  de  boosheyt  van  sommige 


70 

andere  in  eene  onsinnicheyt  gebracht  heeft,  wani  alsoe  der  geroepen 
wierde  Tymon!  Tymon!  even  off  hyvoors.  man  gedoothadde,  hoewel 
naderhant  gelyck  vooren  is  geseyt,  de  coopman  van  den  Tiger 
daermede  accnseeren,  en  geen  van  beyde  daeromtront  syn  geweest, 
syn  sy  ut  snpra,  met  alleman  gewapent  op  onse  hnysen  geloopen 
en  hebben  tgemelde  vileyn  stnek  aengerecht ,  welcke  met  haer  e^gen 
fauten  soecken  te  verbloemen 

T'en  is  niet  genoech  dat  den  oorloch  van  Banda  door  d'Engelsen 
gevoet  wort,  dat  die  van  Amboyna  tegen  ons  opgeroeyt  hebben 
gehadt,  dat  de  Spangiaerden  in  de  Molnques  tegen  ons  hebben  ge- 
assisteert,  dat  alhier  op  de  cnste  in  Patane  en.  Siam  en  ten  corsten 
geseyt  alomme,  groote  insolentien  plegen,  op  het  respect  welcklSyne 
Majt.  van  Groot  Britanie  en  d'Engelse  natie  toedragen;  maer  sy  syn 
daerenboven  dagelicx  hun  best  doende ,  omme  met  alle  valsche  prac- 
tycke  en  openbare  logenen  tusschen  ons  en  dien  van  Bantam  oorloch 
te  berockenen. 

Alsoo  hier  seeckere  tydinge  gecomen  is ,  soo  die  van  Bantam  hun 
onder  den  Mattaram  niet  en  buygen ,  dat  den  oorloch  welhaest  op  den 
hals  hebben  sullen,  hebben  d'Engelsen  den  Pangoran  hierop oock aen- 
gedient  en  tot  Bantam  als  Jaccatra  en  elders  uytgestroyt,  dat  wy 
met  die  van  Soerabaya,  Palimbang  te  water  en  den  Mataram  te  lande 
comen  sullen,  Godt  weet  wat  er  van  is;  doch  by  provisie  doet  den 
Pangoran  zyn  geschut  op  de  wal  tzeewaert  brengen,  de  voordre 
calumnie  en  vilependie  syn  sonder  endt. 

Voor  desen  hebben  (wy)  geadvyseert,  hoe  hier  groot  gerucht  liep, 
dat  er  veel  joncken  door  onse  scheepen  berooft  geweest  souden 
hebben,  alsoock  wat  molestie  ons  tot  Jaccatra  aengedaen  wierd,om 
reparatie  van  seeckere  schade,  die  eenige  Orang-Eays  aldaer  resi- 
derende, aengedaen  was,  naderhandt  syn  wy  condich  geworden,  hoe 
de  joncke  van  de  Orang-Eays  van  Jaccatra  dóór  d'Engelsen  berooft 
is  geweest,  gelyck  mede  een  andre  joncke  van  den  broeder  vanden 
Pangoran  van  Bantam,  dat  (sy)  ons  oock  te  last  hadden  geleyt. 
De  broeder  van  den  Pangoran,  Gouverneur,  synde  genaemt  Pan- 
goran Gabang,  ha^de  onder  anderen  met  syn  joncke  tot  een  present 
gesonden  een  seeckeren  quitasol,  welcke  alhier  door  eenige  Engelsen 
onbedacht  gebruyct  synde  is  door  hun  herkent  ende  boosheyt  ont- 
dect  geworden. 


71 

Wy  hebben  goetgevonden  vrientelyck  aen  d'Engelsen  schriflelyck 
te  versoecken,  dat  hnn  gelieven  sonden  Pnlo  Ron  te  ontruymen  en 
in  snlcken  standt  laten,  als  tselvige  gevonden  hebben  en  daerby  ge- 
daen  nienwe  insinuatie  en  protestatie,  dat  van  de  MoUuqnes,  Am- 
boyna  en  Banda  biyven,  off  dat  genootsaekt  syn  sollen,  hnn  ander- 
mael  met  gewelt  te  weeren ,  gelyck  een  yder  van  Uwe  £•  officieren 
in  deselve  acte  belast  wort,  d'antwoordt  alsook  d'acte  selfb  gaet 
nevens  dese ,  off  onder  coverte  vand'  Hr.  Generael. 

Ende  opdat  niemant  ignorantie  protendeere,  gelyck  voor  deese 
gebeurt  is,  alsoock  om  ons  rechtveerdich  doen,  al  de  werelt  te  ver- 
eondigen,  hebben  wy  goetgevonden ,  de  gemelde  acte  buyten  aen 
onse  poorten,  soo  tot  Bantam  als  tot  Jaccatra  in  pnblicqne  aen  te 
slaen.  Soo  haest  het  d'Engelsen  vernamen,  dienden  sy  den  Pan- 
goran  van  Bantam  aen,  dat  wy  hnn  niet  alleene  de  vaert  op  de 
MoUnccos,  Amboyna  en  Banda  verboden,  maer  oock  de  negotie  op 
Bantam  en  alles  inslocken  wilden.  De  Pangoran  heeft  datelyck 
d'acte  ontboden  en  alsoo  men  die  niet  aff  con  crygen,  is  de  geheele 
poorte  ten  hove  gebracht  en  heeft  hy  d'acte  in  presentie  van  d'En- 
gelsen  wel  duydelyck  doen  lezen;  doch  horende  dat  Bantam  niet 
genoemt  wierde,  ja  oock  geen  andre  plaetsen  dan  de  Mollnques, 
Amboyna  en  Banda,  heeft  hy  hnn  over  d'onbeschaamde  logenen 
heflich  bestraft,  seggende  dat  hy  met  de  Mollnques,  Amboyna  noch 
Banda  niet  te  doen  en  hadde,  en  dat  het  hem  niet  aen  en  ginck; 
dan  seyde  niettemin  tegen  d'onsen:  doet  het  van  de  poorte,  want 
ten  causeert  niet  dan  te  meerder  verbitteringe.  Dese  acte  heeft 
d'Engelsen,  soowell  de  Hooffden  als  de  gemeene  man  vry  wat  be- 
roert en  onder  haer  oneenicheyt  gecauseert,  want  velen  niet  inne- 
waerts  willen  noch  durven.  Tis  een  tyt  geleden,  datter  geseyt 
wierde,  dat  sy  met  3  è,  4  schepen  innewaerts  souden  varen,  maer 
daer  en  volcht  niet  na  en  men  hoort  nu  datse  wel  souden  willen 
gaen,  maer  niet  en  durven,  te  meer  dewyle  hun  sloepken  sonder 
respect  aangehaelt  is  ^. 


'  Kort  na  den  aanval  der  EDgeUchen  op  de  Nederl.  Loge  te  Bantam «  was  tus- 
sclien  Bantam  en  Jakatra  eene  Eagelsche  chaloupe  met  geweld  door  de  Nederlanders 
gedwongen  om  de  vlag  te  strijken.  Nadat  liet  scheepje  was  onderzocht  of  daarin  ook 
weggeloopen  slaven  van  de  Nederlanders,  zdcli  bevonden ,  liet  de  Gonvemeur- Generaal 
het  aan  de  £ngelschen  teruggeven. 


72 

T*iB  my  leet  dat  ick  om  d'Engelsen  dus  veel  papier  hebbe  moeten 
becladden,  te  meer  dewyle  my  den  tyt  Ie  cort  is^  omme  U  E.  voor- 
gaende  missiven  pertinentelyck  te  beantwoorden  gelyck  geeme  doen 
sonde,  dan  alsoo  men  Bantam  om  d'Engelsen  sonde  moeten  mymen, 
of  hier,  soo  leven  willen,  gamesoen  aen  landt  dient  te  honden  hebbe 
niet  connen  naerlaten  UE.  daervan  te  verwittigen,  biddende  in  de 
saecke  te  voorsien,  voorsoovele  doenlyck  sy,  anders  sullen  hier  noch 
meer  ongelucken  gebeuren,  want  het  can  aldus,  niet  bestaen;  con- 
nen wy  geen  vrienden  syn,  laet  ons  d'oorloch  publiceeren  en  laet 
ons  oorloch  voeren,  want  het  te  schandelyck  en  moorddadich  is, 
dat  d'een  den  andren  sal  vermoorden  en  doen  vermoorden,  tsy  oock 
onder  wat  pretext  dat  het  mach  wesen,  sonder  datter  eenich  recht 
over  gedaen  worde.  In  sulcke  conjuncture  als  dit  zyn,  lyden  UE. 
aldergetroutste  dienaers  tmeeste  peryckel.  Eerst  synder  4  doot  ge- 
bleven, die  de  Comp.  10  k  15  jaren  troulyck  gedient  hebben  en  nu 
drie  Jappanders,  die  het  leven  van  voorgemelde  Nederlanders  gesal- 
veert  hebben,  anders  waren  sy  allen  vermoert  geworden.  T'is  al 
lange  geleden  dat  d'Engelsen  myselven  den  doot  geswooren  hebben, 
Godt  wilt  hun  vergeven. 


XXI.  De  Dibegteüb  Generaal  Jait  Pietebsz.  Coen  aan  de 
Bbwindhebbebs  deb  Gen.  O.  I.  Comp.  (Heeben  XVII). 

Bantam,  10  Januarij  1618. 

Emtfeste 

Belangende  't  rende-vouz ,  het  schynt  dat  die  in  de  juredictie  van 
Jaccatra  wel  soud  mogen  vallen,  den  eysch  ende  gelegentheyt  van 
saecken  d'Heer  Generael  ende  Raet  voorgestelt  hebbende,  is  daerop 
gearesteert  dat  ick  daermede  voortvaren  sal  soo  haest  den  tyt,  d'oc- 
casie  ende  gelegentheyt  van  saecken  sulcx  gedoocht;  't  geene  ons 
tegenwoordich  meest  verhindert  is  't  gebreck  van  geit,  schepen  ende 
volck,  als  oock  datter  noch  geen  groote  quantiteyt  peper  in  voorraet 
is,  doch  peper  can  met  geit  vercregen  worden,  in  voegen  dat  het 
aen  U  E.  staet,  soo  't  Godt  gelieft,  dat  de  schepen  de  Goede  Fortuyne 


73 

ende  Zirckzee  eerlange  alhier  behonden  mogen  ariveeren,  sullen  wy 
't  beste  doen.  Soo  de  nootlycke  middelen  hadde ,  ick  sonde  ü  E.  wel- 
haest  aen  een  beqnamen,  wel  gelegen  rendevoaz  helpen,  sonder 
eenichsints  de  Mollucqnes ,  Amboina  ende  Banda  te  vercorten  off  in 
peryckel  te  stellen,  provisionelyck  connen  wy  ons  genoechsaem  tot 
Jaccatra  behelpen ;  d'ongelegentheden  van  Japara  ende  Candael  hebben 
voor  dese  geadvyseert. 

De  spraecke  gaet  nu  sterek,  dat  de  Mattaram  haest  herwarts  aen 
comen  sal,  ja  men  voecht  er  oock  by,  dat  wy  ons  met  hem  ende  die 
van  Pallinban  sonden  hebben  verbonden,  omme  Bantam  te  ver- 
meesteren, hetwelcke  by  d'Engelse  eerst  wtgestroyt  is,  dat  sy  van 
eenige  van  d'onsen  selffs  verstaen  souden  hebben.  Opt  gene  (ik)  de 
Heeren,  per  forme  van  advys,  desen  aengaende  voorstelle,  sal  te 
synner  tyt  wel  gelet  ende  tusschen  off  met  d'een  en  d'ander,  niet 
dan  voorsichtelyck  met  gemeen  advys  gedaen  worden 

Nadat  de  twee  France  sehepen  van  Sint  Malo  een  tyt  lanck  tot 
Atehyn  gelegen  hadden,  hebben  sy  daer,  voor  de  compste  van  onse 
schepen  den  Arendt  ende  de  Yalck,  goede  partye  peper  becomen 
daermede  geseyt  wort  den  Admirael  meest  syne  ladinge  heeft.  Van 
Atehyn  syn  sy  door  de  straet  van  Malacca  herwarts  angecomen,  in 
passant  hebben  Malacca  aengedaen  ende  syn  binnen  de  stadt geweest; 
de  straet  van  Pallinban  gepasseert  wesendè,  syn  sy  door  de  weste 
wint  ende  harde  stroomen  (alsoo  de  wal  van  Sumatra  te  seer  schonden) 
ver  beneden  Bantam  om  d'oost  vervallen  ende  van  den  anderen  ge- 
racet. De  Heer  Generael  Reael  met  de  schepen  Bantam  ende  Nassouw 
na  Jaccatra  varende ,  heeft  den  28"  passato  by  d'eylanden  niet  verde 
van  de  Versse  rieviere  van  Jaccatra,  gerescontreert  den  Vice- Admirael 
van  S*.  Malo,  waeruit  Syn  Ed.  met  dreygementen  becomen  heeft  de 
Nederlanders,  die  daerop  vernamen,  te  weten  thien  persoenen;  dit 
schip  heeft  inne ,  eenige  cleden ,  indigo  ende  peper ,  maer  seer  weynich , 
het  ander  schip  den  Admirael  is  noch  niet  vernomen ;  het  moet  binnen 
Jaccatra  vervallen  wesen,  gelyck  den  tyt  leeren  sal,  want  beyde 
van  meninge  waren  recht  na  Bantam  te  seylen;  onse  schepen  leggen 
continaeelyck  daerop  wachtende,  omme  naerder  visite  te  doen  ende 
alle  de  Nederlanders  te  lichten 


74 
XXIL  De  Dibeoteub  Gekebaal  Jan  Pietebsz.  Goebt  aait  de 

BSWIITDHEBBEBS  BEB  GeNEBALE  OoST-InD.  CoMP. 

(Heebek  xvn.) 

Voor  Bantam,  11  Maart  1618. 

Emtfeste,  enz 

Nevens  dese  gaet  copie  van  onse  jonckste,  geschreven  met  de  sche- 
pen't  Wapen  van  Zeelandt  ende  d'Eenhoom,  waervan  d'inhonde  con- 
firmeren.  Wy  hebben  U  Ed.  daerinne  verhaelt  d'aencompste  vaat 
schip  S.  Louis  van  8\  Malo  ende  hoe  de  Nederlanders  daervan  ge- 
licht waren.  Door  d'Heer  Gouverneur  Jasper  Janz.  (die  met  ditto  sche- 
pen gegaen  is),  sullen  de  Heeren  mede  verstaen  hebben,  hoe  d'Heer 
Generael  Rael  innewaerts  varende,  het  schip  S. Michiel ontrent Cara- 
wang  ^  rescontrerende  daervan  de  Nederlanders  mede  gelicht  heeft; 
d'oversten  van  dese  twee  schepen  overleden  synde,  is  eenen  Hans 
de  Decker  daerover  generael  gemaect  ende  alsoo  denselven,  met  een 
boot  aent  schip  Bantam  voor  Jaccatra  leggende,  gecomen  was,  ter- 
wyle  syn  schip  door  contrarie  wint  van  Carawang  niet  opcomen  cost, 
is  hy  daeraen  gehouden.  D'Heer  Generael  nam  hem  mede  inne- 
waerts, dan  van  Carawang  heeft  hy  ditto  Hans  de  Decker  met  Jan 
Bossangyn  weder  terugge  herwarts  gesonden,  met  advyse  dat  wy 
deselve  naer  patria  senden  souden,  ten  ware  met  meer  raden  van 
Indien  anders  geraden  bevonden,  hebbende  Decker  aen  de  handt 
belooft  dat  hy  na  Nederlandt  gesonden  worden  sonde.  Wat  Syn  Ed. 
gemoveert  heeft  alsulcke  beloften  te  doen  ende  Decker  herwarts  te 
senden,  connen  niet  wel  begrypen.  Wy  syn  hierdoor  in  groote 
moeyten  ende  last  geracet  ende  is  de  generale  compagnie  oock  geen 
cleenen  hinder  ende  nadeel  geschiet,  gelyck  ÜE.  sommierlyck  ver- 
halen sullen  ende  de  Heeren  van  d'overcomende  vrienden  breder 
connen  vernemen.  Jan  Rossangyn,  den.  17"  Jannuario  passato 's  avonts 
met  Decker  voor  Bantam  arriveerende,  soo  het  Wapen  van  Zeelandt 
ende  d'Eenhoom  seylreet  lagen,  heb  ick  ditto  Rossangyn  datelyck 
ordre  gegeven  voors.  Decker  int  schip  Zirckzee  over  te  setten ;  Decker 
des  nachts  van  Rossangyn  vernemende  hoe  hem  niet  geworden  soude 
't  gene  hem  van  dHeer  Generael  toegeseyt  was,  is  deselvige  nacht 

1  Krawan^. 


7S 

vant  fregat  Ceylon  aen  een  van  d'Engelse  schepen  met  syn  twee 
dienaers  gevlncht;  d'Engelse  hebben  hem  int  hoff  van  den  Pangoran 
van  Bantam  gebracht,  daer  verliepen  wel  drie  dagen  eer  ick  wiste 
waer  Decker  was  ende  soo  haest  snlcx  vernam,  hebbe  na  den  Pan- 
goran van  Bantam  gesonden,  opt  vriendelyckste  verthoonende  wat 
placcaten  datter  van  d'Hoog  Mogende  Heeren  Staten  waren  wtgegaen 
ende  daerover  d'overleveringe  van  Decker  versoeckende.  Den  Pan- 
goran heeft  hem  plat  wt  geweygert,  seer  spytich  daerby  seggende^ 
dat  hy  alle  natie  acces  ende  negotie  in  syn  lant  wilde  vergonnen, 
dat  het  ons  niet  te  doen  was  omme  voor  te  comen  de  roverye,  die 
sy  op  onsen  name  gedaen  hadden  off  doen  souden  mogen,  maer 
omme  alleene  de  negotie  f  incorporeren ,  dan  dat  wy  hier  niet  doen 
souden  gelyck  in  de  Mollucques,  Amboyna  ende  Banda  hadden  ge- 
daen. Ons  volck  desen  aflOscheyt  eens  gegeven  hebbende,  riep  hy 
hun  daema  wederomme,  soeckende  de  weygeringe  met  recht  ende 
reden  te  bevestigen,  doch  besloot  ten  laesten  andermael ,  dat  hy  Decker 
niet  wilde  overleveren,  seggende  dat  hy  onder  de  juredictie  van  de 
Hooch  Mogende  Heeren  Staten  Generael  niet  en  sorteerde,  ende  alsoo 
ons  geensints  geraden  docht  de  saecke  hierby  te  laten  berusten,  heb- 
ben geresolveert  het  schip  van  ditto  Oenerael  Hans  de  Decker, 
S.  Michiel  genaemt,  welck  op  dat  pas  van  Jaccatra  na  Bantam  was 
seylende  in  zee  in  arrest  te  nemen,  omme  Decker  daerdoor  te  drm- 
gen  van  selflfe  weder  te  keeren.  D'ordre  gegeven  synde  is  het  schip 
8.  Michiel  van  d'onse  den  23''  Jannuario  niet  verde  van  Bantam 
ontremt  Tenara  gerescontreert  ende  gearesteert,  alwaer  noch  leggende 
is  ende  gehouden  wort.  Hoe  dit  den  Pangoran  van  Bantam  beviel 
ende  wat  vier  de  Francen  ende  Engelse,  die  dagelycx  by  Decker  ten 
hove  liepen  gestooct  hebben,  connen  de  Heeren  wel  considereren, 
geen  rodomontados ,  noch  dreygementen  wierden  der  gespaert,  ende 
alsoo  ick  by  my  selven  gedissegneert  hadde  de  schepen  Zirckzee 
ende  de  Goede  Fortuyne  noch  aff  te  laden,  so  ben  den  26"  Jannuario 
van  Bantham  na  Jaccatra  vertrocken,  omme  te  beter  aen  peper  te 
geraecken  ende  onse  schepen  van  Atchyn  ende  Jamby  te  vertoeven, 
als  andersints  tot  Bantam  ordre  latende,  dagelicx  met  opcoop  van 
peper  voort  te  varen  ende  dat  tegen  den  opcoop,  die  by  d'Engelse 
ende  Francen  gedaen  wierde.  Den  Pangoran  siende  de  saecke  van 
Decker  by  ons  soo  hooch  genomen  wierde^  heeft  hy  eerstelyck  met 


76 

raet  van  de  synen  geresolveert  sich  met  de  saecke  niet  te  bemoeyen, 
maer  ons  metten  anderen  te  laten  geworden,  doch  by  Decker  ende 
de  Francen  is  daema  door  groote  schenckagie  off  groote  belofte  soo 
veele  te  weech  gebracht,  dat  ditto  Pangoran  voorgenomen  heeft  ons 
met  gewelt  te  dringen  het  schip  S.  Michiel  te  verlaten  ende  ons  van 
ons  recht  off  pretentie  te  doen  dissisteren.  Decker  is  verborgen  ge- 
worden; sommige  séyden  dat  hy  den  13"  February  met  d'Engelse 
schepen  vertrocken,  andre  dat  hy  wel  wt  het  hoff  vertrocken  was, 
maer  niet  seecker  warwarts,  doch  van  eenige  andre  Javanen  ver 
stonden  dat  hy  secretelyck  int  Hoff  verborgen  wierde;  watter  van 
sy  sal  den  tyt  leeren.  'T  is  soo  verde  gecomen  dat  toen  omtrent 
10000  sacken  peper  ofte  meer  gecocht  hadden  ende  daervan  6700 
sacken  in  de  goede  Fortuyne  gescheept  waren,  den  Pangoran  Gou- 
verneur ons  volck  plat  wt  met  seer  grooten  trots  heeft  doen  aen- 
seggen,  dat  geen  peper  meer  wegen,  noch  afl&chepen  en  sonde  voor 
dat  het  France  schip  ende  de  Chineese  joncken  op  de  reede  waren. 
Den  sabandaer  voechde  daer  oock  by,  wilt  ghy  van  Bantam  ver- 
trecken,  gaet  door  ende  wilt  ghy  oock  oorlogh,  sult  ons  wel  vinden, 
alle  omstanders  d'onse  mede  groote  dreygementen  doende.  Hierop 
hebbe  clachte  doen  doen  aen  alle  de  grooten  van  Bantam,  haer 
assistentie  ende  recht  versoeckende ,  sy  gaven  alle  seer  goet  bescheet , 
dan  het  slot  was:  als  den  Pangoran  niet  begeert,  wat  connen  wy 
doen.  D'aenspraeck  van  de  grooten  ende  eedele  heeft  den  Pangoran 
als  voor  dese  seer  verdrooten,  te  meer  dewyle  onder  hun  de  jalousie 
ende  onlust,  gelyck  hierna  verhalen  sullen,  op  dese  tyt  geheel  ont- 
bloot is  geworden;  de  Francen  soo  goeden  protecteur  gevonden  heb- 
bende, hielden  hun  soo  stille  ende  gerust  als  off  haer  de  saecke  niet 
eens  aenginck  ende  alsoo  niet  vorderen  conden,  hoe  het  keerden  off 
wenden,  meenden  onse  partyen  tproces  gewonnen  te  hebben,  want 
geen  schoon  spreecken,  noch  dreygementen  helpen  costen,  d'audientie 
wierd  ons  volck  veel  tyts  geweygert  ende  als  den  Pangoran  waer- 
namen,  soo  wast:  gaet  daer  ghy  geweest  zyt,  laet  se  u  licentie  geven. 
Hierop  geconsidereert  synde,  wat  verlet  ons  aengedaen  wierde  ende 
de  saecke  ten  wttersten  innegesien  ende  wel  overleyt  wesende,  heb- 
ben wy  geenssints  goet  connen  vinden  van  ons  recht  te  dissisteren, 
ende  dat  om  seer  gewichtige  redenen,  te  lanck  om  deduceren  ende 
verhalen,  als  oock  opdat  andere  contramineurs  hun  opt  faveur  van 


77 

f 

Bantam  naer  dese  niet  verlaten  souden,  ende  dal  die  van  Bantam 
haer  niet  voor  souden  laten  staen,  ons  met  den  peper  te  connen  dwin- 
gen, want  de  Fransman  om  de  peper  verlatende,  souden  daema  niet 
dan  te  meer  geplaecht  worden,  gelyck  voor  desen  sonder  redenen 
gedaen  is,  derhalven  is  eenstemmelyck  in  diverse  vergaderingen 
op  verscheyde  tyden  ende  stonden  by  de  presente  raden  gearesteert, 
met  contra  wereken  voort  te  varen. 

lek  hebbe  hierover,  ten  corsten  geseyt,  van  Jaccatra ordre gegeven 
dat  S^  David  Marien  (nadat  alle  andre  preuven  gedaen  souden  syn, 
veel  tyt  verloopen  was  ende* geen  raet  meer  voorhanden  scheen  te 
wesen)  by  den  Pangoran  Gouverneur  sonde  gaen,  plat  wt  (doch  met 
alle  béschéydenheyt  ende  beclagende  redenen)  licentie  versoeckende 
omme  met. alle  baggagie  te  mogen  vertrecken,  eade  dat  oock  date- 
lyck  alles  van  Bantam  scheepen  souden,  jae  tot  de  kisten  vant  volck 
toe,  verwachtende  voorder  mynne  compste.  Den  pangoran  dit  ver- 
soeck  met  alle  omstandigheden  hoorende,  veranderde  van  gelaet, 
wierd  heel  perplecx,  veranderde  van  propoost  ende  vertrock  ten 
lesten  sonder  d'onse  bescheet  te  geven,  hem  excuserende  dat  het 
nacht  was  ende  syn  getye  (na  geestelycke  costuyme)  lesen  most, 
S'andercn  daechs  heeft  men  begost  het  goet  van  lant  te  scheepen, 
daerop  elck  het  syne  door  Bantam  was  seggende.  Soo  ick  nu  van 
Jaccatra  voor  Bantam  arriveerde  was  daer  daechs  te  vooren  van 
Jamby  wel  aangecomen  het  schip  de  Bergerboot,  medebrengende 
ontrent  4000  sacken  peper,  waermede  de  burcht  genoechsaem  ontset 
was,  alsoo  de  Fortuyne  daermede  volladen  ende  naer  't  patria  gede- 
pesscheert  cost  worden ,  dan  evenwel  vonden  geraden  met  den  schyn 
voort  te  varen,  derhalve  hebbe  d'onse  belast  weder  by  den  pango^ 
ran  te  gaen,  hem  aandienende  hoe  volgens  ordre  alles  tot  op  den 
peper  na  affgescheept  was,  derhalven  dat  het  hem  gelieven  sonde 
licentie  te  geven,  dat  onse  peper  gewogen  ende  mede  affgescheept 
moch  worden ,  ofte  soo  niet  dat  imant  gelieffde  te  committeren  omme 
die  aen  te  nemen.  Den  5  stantï  hem  dit  aengedient,  hy  vraachde 
daerop  seer  emstlyck  aen  alle  de  presente  cooplieden  off  het  seecker 
was  dat  vertrecken  wilden,  seggende:  en  boert  met  myniet,  tiseen 
saeke  van  grooten  importantie,  beclaecht  u  namaels  niet;  waerop 
weder  bevesticht  synde  dat  het  seecker  w&s,  want  als  tot  Bantam 
niet  vryelyck  mochten  handelen  daer  niet  te  doen  en  hadden,  be- 


78 

docht  hy  hem  een  tyt  lanck  ende  antwoorde  ten  lesten  met  grooten 
bescheydenheyt  (na  twee  sware  suchtinge  ende  nadat  hy  syn  boose 
raet  gehoord  hadde)  wel,  wilt  ghy  vertrecken,  ick  en  begeere  niet 
een  ziere  van  het  uwe,  ontfangt  n  peper  ende  scheept  se  aff,  maer 
segt  niet  dat  ick  n  hiet  gaen  off  blyven,  noch  oock  dat  ick  u  qnalick 
getracteert  off  niet  bemint  en  hebbe,  veel  min  dat  ick  andre  dan  u 
gunstiger  geweest  ben,  dan  soo  ghy  van  meninge  sbnt  wesen  te 
blyven  ende  meer  peper  te  coopen ,  sond  ick  wat  anders  te  seggen 
hebben.  S'avonts  quammer  een  bode  wt  het  hoff,  aenseggende  soo 
meer  peper  begeerden  te  coopen  ende  onder  d'andre  aff  te  schepen 
dat  daermede  voort  varen  souden. 

U  E.  Mynheeren  connen  wel  considereren  hoe  hart  hét  den  pan-  . 
goran  valt  aldus  weder  te  hebben  moeten  cederen,  dan  't  heeft  alsoo 
tot  uwen  besten  moeten  syn,  ende  is  oock  hooch  noodich  geweest, 
d'achtbaerheyt ,  het  respect,  d'eere  en  authoriteyt  moet  met  soete 
vermenginge  gemaynteneert  syn  off  anders  souden  geensints  connen 
bestaen,  derhalven  sullen  de  Heeren  gelieven  onse  handelinge  ten 
besten  te  nemen.  Ick  late  my  voorstaen,  dat  naer  dese  wel  beter 
getracteert  ende  groote  veranderinge  becomen  sullen,  want  alle  de 
quellinge,  die  de  compagnie  veel  jaren  tot  Bantam  aengedaen  syn, 
heeft  den  pangoran  Gouverneur  alleene  met  grooten  trots  doorgedron- 
gen. Opt  advys  van  seeckere  Chinesen  die  hy  int  hoff  by  hem  hout 
resideren,  welck  de  snooste  fielten  syn  vant  Chineese  quartier,  met 
gewelt  en  finesse  is  het,  dat  hy  het  gouvernement  ende  regement 
inhout.  Ick  hebbe  UE.  over  lange  geadvyseert,  hoe  datter  in  Bantam 
een  generael  misnoegen  van  syn  regeeringe  ende  onder  de  grooten 
een  groote  jalousie  was,  willende  alle  den  adel,  dat  het  gouverne- 
ment den  jonge  Coninck  overgelevert  worde.  Op  desen  tyt  heeft  den 
pangoran  Gabang,  welck  de  voornaemste  naest  den  pangoran  Gouver- 
neur van  Bantam  is,  alle  d'eerteeckenen  affgeleyt  ende  nieuwers 
meer  in  vergaderinge  willen  compareren,  sich  als  een  privaet  per- 
soon houdende ;  hy  sey t  dat  hy  ende  syn  broeder  den  gouverneur 
out  syn,  dat  het  meer  dan  tyt  ende  reden  is,  dat  den  jongen  Coninck 
syn  dominie  overgelevert  worde,  opdat  hy  leere  eer  sy  sterven;  den 
pangoran  Gouverneur  en  heeft  hem  als  nu  met  geen  geit  connen 
payen  gelyck  hy  eertyts  dickwils  gedaen  heeft,  daerover  vermoet 
wort  pangoran  Gabang  met  den  jongen  Coninck  secreet  verstant  heeft  | 


79 

meest  alle  den  adel  is  oock  op  syn  zyde,  dan  elk  hout  hem  stille  ^ 
mistrout  den  andere  ende  bl3rft  apsent,  den  pangoran  Gouvemeur 
hout  het  regement  inne  ende  den  jongen  Coninck  perplecx,  met  soo 
een  vreese  ende  respect  als  de  kinderlycke  tot  den  vader  is  en  d'on- 
ervarentheyt  in  gewichtige  saecken  medebrengt.  Wat  wtcompste  de 
saecken  nemen  sal,  wil  den  tyt  leeren,  doch  sonder  moorden  (naert 
schynt,  en  sal.de  qnestie  tnsschen  hun  nyet  eynden.  Den  pangoran 
Gouvemenr  loopt  groóten  peryckel  ende  is  noch  meer  lydende,  soo 
qualick  snccedeert  de  qnestie,  die  hy  tegensonsaenneemt;  insonder- 
heyt  soo  eens  opbreect  d'onlnst  die  ons  gegeven  wort,  want  synne 
partye  daerinne  groeyen.  D'Engelsen  syn  in  dese  tyt  soo  veele 
stoockende  als  doen  conden,  aenradende  dat  men  ons  licentieren 
soude,  presenterende  wonderlycke  dingen,  dan  ick  meene  dat  sy  ende 
wy  seer  wel  bekent  syn,  alsoo  gevreest  wort,  dat  wy  de  Chineese 
joncken  na  Jaccatra  voeren  sonden,  hoewel  snlcx  niet  gedacht  en  is, 
hebben  d'Engelse  na  ick  versta  haer  dienst  gepresenteert,  omme 
deselvige  waer  te  nemen  ende  hier  te  convoyeren,  ende  snlcx  den 
pangoran  ende  Chinesen  wel  aenstaende,  syn  sy  drie  schepen  in 
zee  houdende  omme  op  de  joncken  te  wachten,  twee  daervan  syn 
over  twee  maenden  tot  by  Lncipara  geweest,  off  dit  hun  disseynzy, 
dan  off  wat  anders  in  't  sin  hebben  sal  den  tyt  leeren,  alhoewel  zy 
hiermede  veele  meenen  te  vorderen ,  achte  ick  dat  haer  selflö  niet 
dan  onnuttelyck  consumeeren,  want  den  pangoran  overlange  d'een 
tot  een  roede  van  d'ander  gebmyckt  heeft;  het  blyct  hier  aen,  dat 
weynich  moet  hebben  gehadt  omme  innewaerts  iets  te  attenteeren. 

By  dese  gaet  de  acte,  daerume  verclaert  wort ,  hoe  by  de  schepen  SV 
Louis  ende  S.  Michiel  van  S.  Malo  onder  onse  gewoonlycke  vlagge , 
diverse  Gooseratse  ende  Moorsche  schepen  aengehaelt  ende  genomen 
syn,  gelyck  oock  blyct  aen  de  cleden  die  hier  gebracht  hebben.  Tot 
Atchyn  wierde  geseyt,  datvoorHRoodemeerwell5off20scheepken8 
aengehaelt  ende  geplundert  hebben,  soo  't  waer  is  sonde  ons  volck 
ende  goederen  daerover  in  Suratten  wel  groote  moeyten  mogen  aen- 
gedaen  worden,  als  oock  in  Arabia  wederkeerendCi  Wij  en  hebben 
de  Francen  hiervan  noch  niet  aengesproocken,  dan  dencken  het  noch 
te  doen,  maer  S^  Michiel  alleene  is  in  arrest  gehouden  omme  Decker 
te  dringen  weder  te  keeren*  Ick  achte  dat  hun  (overcomende)  des 
grootelycx  sullen  beelagen  en  woad^lycke  pretensiemaecken,  omdat 


80 

Decker  eens  in  handen  hebben  gehadt,  doch  alsoo  hy  haren  generael 
was  ende  sylieden  na  de  vluchtinge,  Decker  niet  alleene  erkent, 
maer  syn  raet  en  daet  gevolcht  hebben,  gaende  hem  dagelicx  ten 
hove  van  den  Fangoran  besoecken  ende  van  alle  nootlyckheden  as- 
sisteren, soo  docht  ons  reden  genoech  te  hebben  omme  het  schip 
S.  Michiel  daerover  in  arest  te  nemen  ende  honden,  twelcke  ver- 
hoopen  U  E.  na  hare  ordre  wel  gevallen  sal.  Voor  dese  hebbe  ge- 
advyseert  hoe  geseyt  wierde ,  dat  het  schip  S.  Michiel  in  Atchyn  syn 
meeste  last  becomen  sonde  hebben,  dan  naderhant  hebben  verstaen, 
dat  daer  niet  meer  dan  drie  a  400  bharen  peper  becomen  hebben; 
tot  Bantam  hebben  ontrent  2000  sacken  gecocht  ende  hoe  het  voorder 
gaen  wil  sal  den  tyt  leeren.  Door  off  omme  den  voors.  Decker,  syn 
wy  met  de  Francen  soo  belemmert  geworden,  dat  de  schepen  de 
Nienwe  Maen  ende  de  Neptuines  die  met  alderley  provisie  volladen 
innewaerts  gesonden  hebben,  soo  laet  vertrocken  syn,  dat  bykans 
te  bedachten  is  off  Anboyna  ende  Banda  sullen  connen  beseylen  off 
niet,  de  resterende  schepen  die  geeme  elders  souden  gebmycken, 
syn  daerdoor  tot  nu  toe  mede  geoccupeert  geweest,  twelck niet sonder 
groeten  intrest  van  de  Comp.  geschiet. 

Myn  oogemerck  is  geweest  met  dese  occasie  off  in  desen  troubel, 
ontrent  de  Verse  riviere ,  ^  plaetse  tot  een  generalen  rendevouz  te  be- 
grypen,  soo  het  eenichsints  soud  willen  vallen.  Met  den  Coninckvan 
Jaccatra  syn  wederomme  in  onderhandelinge  getreden  ende  schynt 
het,  dat  de  saecke  wel  soud  mogen  vallen.  Om  geit  is  het  hem  ende 
synnen  adel  te  doen,  de  saecke  staet  tusschen  't  loven  en  bieden, 
't  gene  my  meest  in  de  weech  is,  is  alleenlyck  dat  alle  de  schepen, 
die  hier  tegenwoordich  hebben,  elck  syns  weechs  haest  versonden 
moeten  worden,  omme  de  negotie  te  voldoen,  soodat  ick  duchtedan 
sonder  schepen  off  macht  souden  bly  ven  sitten ,  twelck  niet  wel  soud 
passen  ingeval  imant  onderstonde  ons  disseyn  te  verhinderen;  doch 
alsoo  het  tegenwoordich  evenwel  den  besten  tyt  is,  dient  d'oceasie 
waergenomen  te  worden;  't  succes  staet  U  E.  met  de  naeste  te  ver* 
nemen 

Int  schip  Zircxzee,  liggende  voor  Bantam,  adi  11  Maert  A.  1618. 


1  Yermoedémk  riy.  Bekasi,  beoosteu  Batavia. 


81 

XXin.    De   Direct ErE-GENERAAL   Jan   Pibtbrsz.   Cobn  aan  db 
Bewindhebbers  der  Gen.  O.  I.  Comp.  (Kamer  Amsterdam.) 

Jakatra,  24  Juny  1618. 

Erentfeste,  enz 

Per  't  schip  de  Goede  Fortnyne,  welcke  de  Heere  neflfens  alle 
d'andre  gaende  en  comende  schepen  in  salvo  geleyde,  sallen  ÜE. 
verstaen  hebben,  hoe  door  den  Pangoran  van  Bantam  met  seer  groeten 
trots  plat  nit  verboden  geweest  was,  dat  geen  peper  souden  mogen 
ontfangen  noch  van  landt  schepen ,  en  wat  remedie  daertegen  gebruyct 
hebben.  Insgelyx  mede,  hoe  goet  gevonden  hadden  voort  te  varen 
in  allen  schyne  als  off  Bantam  geheel  souden  hebben  verlaten;  wat 
daerop  gevolcht  is,  sullen  in  dese  summierlyck  verhaelen. 

Cort  naert  vertreck  van  't  voors.  schip  de  Goede  Fortnyne,  alle 
de  goederen  en  oock  meest  alle  het  volck  van  Bantam  gescheept 
wesende,  soo  hebbe  alle  de  oppercooplieden  en  schippers  van  de 
respective  schepen  ten  hove  by  den  Pangoran  gesonden  met  last, 
omme  andermael  licentie  te  versoecken  en  afscheyt  te  nemen,  mits 
dat  soo  de  Pangoran  dubieus  antwoorde,  dat  dan  instantie  doen  sou- 
den omme  een  claer  bescheet  en  sich  vrient  of  vyant  te  verclaren, 
soo  hy  begeerde  dat  blyven  souden,  dat  dan  belofte  van  beter  trac- 
tement  souden  eysschen,  en  soo  hy  het  vertreck  avoyeerde  en  ons 
licentieerde,  dat  haer  dan  aen  d'uytstaende  schulden  souden  houden. 
D'eerste  reys  naer  't  hoff  gaende ,  wierd  ons  volck  van  verde  wech 
geweesen  en  s'anderdaech  audiëntie  beoomende,  vonden  den  Pan- 
goran niet  slecht;  om  syne  vreese  te  bedekken  en  ons  volck  te 
abuyseren  hielt  hem  seer  fors  en  trots,  seggende  geensints  eenige 
beloften  van  beter  tractement  te  willen  doen,  het  soude  schynen, 
seyde  hy,  als  off  ick  ongelyck  en  ü  qualick  getracteert  hadde, 
uwen  Cappiteyn  is  oorsaeck  van  alles,  hy  mach  het  soo  maecken 
dat  u  noch  wel  qualicker  tractere;  wilt  gy  blyven,  blyft,  en  wilt 
ghy  gaen,  gaet,  sonder  (wat  daerop  gerepliceert  wierd)  ander  be- 
scheet te  connen  becomen.  Scanderen  daechs  hebben  hierop  goet 
gevonden  de  schepen ,  de  Zuyder  Eendracht  en  den  Witten  Beer  (die 
het  schip  St.  Michiel  in  arrest  waren  houdende)  mede  voor  Bantam 
te   doen   comen  ende  b66  naer  de  stadt  te  laten  setten  als  mogelick 

was,  omme  onse  party  e  te  meer  te  verflauwen  ende  onse  macht  te  meer 
IV.  6 


82 

te  verstercken  ende  te  meer  aensien  ende  respect  te  maecken;  doch 
interim  besich  waren,  isser  een  bode  uyt  het  hoff  gecomen,  aandie- 
nende hoe  de  jongen  Coninck  met  alle  de  groeten  van  't  lant  seer 
gestoort  waren,  dat  den  Pangoran  op  gisteren  soo  qnaden  bescheet 
gegeven  hadden,  en  dat  hem  belast  was,  sich  met  ons  te  verdragen 
en  een  ander  goet  bescheet  te  geven,  derhalve  versocht  de  bode* 
dat  noch  eens  ten  hove  senden  sonde,  sulcx  op  een  bootschap  by 
haer  selös  gefabriceert  gedaen  synde,  wierd  ons  volck  van  verde 
seer  vrientlyck  ingehaelt.  De  trots  van  den  Pangoran  was  geheel 
gevallen  en  't  groote  woort  is  daeruyt  gecomen,  in  redenen  getreden 
synde,  seyde  hy,  soo  de  Capp".  met  den  jongen  Coninck,  met  my 
en  het  landt  wel  wilt,  blyft  dan  en  vertreckt  niet,  ick  sal  U  wel 
tracteeren  en  oock  wel  met  U  handelen,  begeert  ghy  peper  te  coopen 
vaert  er  mede  vry  voort. 

Hiermede  is  alle  de  questie  voor  die  tyt  geslecht,  en  hebben  wy 
in  diervoegen  den  crygh  door  Godts  genade  sonder  slach  off  stoot 
gewonnen,  te  vooren  mocht  ons  volck  het  hooft  niet  heel  honden, 
en  alsdoen  wierd  haer  van  elck  een,  soo  Javanen  als  Ghinesen, 
schoonder  semblant  en  meerder  vrientschap  getoont,  dan  oyt  in 
Bantam  gedaen  is,  het  volck  dat  in  't  ledige  hnys  noch  aen  landt 
was  hebben  daer  gelaten,  sonder  ons  te  verhaesten  in  't  aen  landt 
brengen  van  goet  off  meerder  volck.  Men  had  geem  gesien,  dat  da- 
telyck  weder  peper  hadden  gecocht,  dan  olsoo  snlcx  geensints  ge- 
raden was,  hebben  ons  stille  gebonden. 

Alsoo  door  dese  qnestie  in  langen  tyt  geen  peper  gecocht  hebben, 
is  deselvige  daerdoor,  na  de  spraeck  ginck  van  48  tot  op  33  (Realen) 
gedaelt,  doch  soo  wy  wederomme  meenden  pertye  te  coopen,  arri- 
veerden tot  Bantam  een  Chineese  joncq,  waerdoor  den  peper  date- 
lyck  weder  op  43  en  45  gehouden  wierde.  Gort  naer  dese  joncke 
is  ontrent  Bantam  noch  een  andre  gearriveert,  die  het  na  Jaccatra 
gemnnt  hadde,  doch  door  schoone  beloften  heeft  de  Pangoran  van 
Bantam  hem  daer  getrocken  en  hebben  wy  tselvige  toegestaen,  omme 
daema  ons  profyt  daermede  te  doen.  Ende  alsoo  voor  seecker  hielden, 
dat  niet  gelaten  worden  sonde,  d'oude  guyterye  te  plegen,  hebben 
wy  goet  gevonden  daertegen  en  voor  te  syn  en  hierover  ordre  ge- 
geven, dat  men  onderstaen  sonde  by  gewoonlycke  maniere  van  handel 
partye  peper  te  coopen,  tot  ontrent  3  a  S^  Reael  de  sack,  gelyck 


83 

men  seyde  de  merct  te  syn,  eer  de  Chinesche  joncken  arriveerden 
ende  soo  daertoe  niet  comen  conden  dat  dan  des  Fangorans  hnlpe 
versoecken  soude  en  dat  alleene  voor  4  a  5000  sacken  omme  te 
sien  off  hy  ons  volgens  syne  belofte  tot  redelycken  prys  aen  peper 
helpen  soude,  ons  volck  heeft  selfs  geen  peper  connen  becomen  en 
des  Pangorans  hulpe  versoeckende,  wierd  eerst  belooft,  dat  men  ons 
helpen  soude,  maer  ten  lesten  aengeseyt  dat  ons  niet  helpen  oost, 
off  souden  de  merct  moeten  volgen ,  hierop  hebben  (wy)  de  schippers 
van  de  Chinesen  joncken  geinsinueert  geen  peper  te  coopen  noch 
van  Bantam  te  vervoeren,  voor  dat  wy  eerst  ven  een  goede  partye 
gerieft  waren,  op  pene  dat  anders  de  peper  in  zee  weder  uyt  haer 
joncken  lichten  souden.  Dese  waerschouwinge  meermalen  gedaen 
synde,  heeft  onder  de  Chinesen  een  groote  beroerte  gemaect  en  den 
Pangoran  meer  gespeten  (gelyc  men  wel  dencken  can)  dan  alleonse 

voorgaende  acten 

T'is  te  lanck  om  te  verhalen,  wat  ter  wedersyde  geallegeert  en  voort- 
gebracht is,  want  dit  spel  wel  vier  maenden  lanck  geduert  heeft.  De 
Pangoran  en  heeft  ons  volck  selffs  noyt  van  de  saecke  aengesprooc- 
ken;  maer  hem  stille  gehouden,  vreemde  instrumenten  gebruickende 
en  dat  door  vreese  soo  hy  de  saecke  hooch  nam,  en  wy  daertegen 
bleven  persisteren,  dat  dan  weder  als  voor  desen  beschaemt  blyven 
soude.  Ondertusschcn  weet  Godt  hoe  syn  gemoet  sy,  dan  daer  is 
weynich  aen  gelegen,  wy  sullen  den  handel  voor  ÜE.  haer  recht 
en  authoriteyt  wel  maynteneren. 

Hoe  het  schip  St.  Michiel  van  S.  Malo  den  23  Janu**.  passato  in 
arrest  genomen  hadde,  omme  den  persoon  van  Decker  te  becomen, 
is  TJE.  met  de  goede  Fortuyne  geadvyseert 

Doen  het  nu  gebeurde,  dat  goet  vonden  onse  macht  voor  Bantam 
te  verstercken,  de  Zuyder  Eendracht  en  den  Beer  (die  voors.  schip 
in  arrest  waren  houdende)  voor  Bantam  te  doen  comen,  gelyckvooren 
is  geseyt,  soo  ist,  dat  gedelibereert  hebbende,  hoe  het  met  St. 
Michiel  souden  maecken,  omme  ons  met  de  minste  moeyte  van  hem 
te  verseeckeren ,  met  den  anderen  geraetsaem  vonden  A\  schip  met 
de  Bergerboot  aen  d'eylanden  van  Jacatra  te  doen  verseylen,  om  het 
arrest  aldaer,  met  een  batterye  aen  landt  te  continueren,  terwylen 
de  Bergerboot  verdubbelt  worden  soude  lot  der  tyt ,  dat  van  Suratte 


84 

door  ons  volck  off  Engelssen  naerder  bescheet  becomen  mochten,  wat 
van  haer  roverye  sy ,  wat  hinder  en  molestie  ÜEd.  volck  en  goederen 
aldaer  mocht  wesen  aengedaen,  dewyle  de  tyding  noch  lange  cost 
tardeeren  en  seer  moeyelyck  viel  een  schip  soo  lange  in  zee  in  arrest 
te  houden;  doch  de  voomaemste  oorsaecke  waeromme  goetvonden 
voors.  schip  S.  Michiel  aan  d'eylanden  van  Jaccatra  te  doen  verseylen 
was,  omme  te  betoonen  dat  onse  couragie  equivalent  tegen  den  trots 
van  den  Pangoran  was  wassende,  waermede  de  questie  geslecht  is 
en  door  Godts  genade  oock  gewonnen  hebben. 

lek  achte  dat  d'aenneminge  van  dit  schip  S.  Michiel  UEd.  mede 
moeyelyck  vallen  sal,  dan  dewyle  volgens  UEd.  ordre  genootsaect 
geworden  syn,  om  Decker  te  becomen,  dito  schip  te  arresteeren, 
waerop  den  Fangoren  oorsaeck  en  actie  genomen  hebbende  om  ons 
te  dwingen  de  monopolie  van  den  peperhandel  te  bevestigen,  de 
retoeren  te  verhinderen,  en  ons  alsoo  te  scheeren,  dat  hy  ons  onder 
syn  bedwanck  cleen  en  swack  soude  mogen  houden,  soo  ist  meer 
dan  nodich  geweest  ÜE.  recht  en  achtbaerheyt  te  maynteneren, 
want  anders  souden  ons  de  honden  (by  maniere  van  spreecken)  by 
kans  gegeten  hebben.  Yerscheyden  reysen  ben  ick  met  den  doot 
gedreycht,  dan  de  Heere  heeft  ons  behoet  en  voorgecomen,  dat  d'aen- 
slagen  van  den  Pangoran,  Gouverneur  van  Bantam  niet  voortgegaen 
syn.  Dese  saecke  scheen  voor  ons  seer  qualick  geschapen  te  syn, 
dan  de  Heere  heeft  het  ten  beste  versien,  alsoo  de  retoeren  behouden 
syn  en  d'achtbaerheyt ,  eere  en  reputatie  van  de  Óenerale  Comp®  niet 
allecne  in  Bantam  seer  vermeerdert  is,  maer  door  gants  Indien  dies 
te  meer  augmenteeren  sullen,  soodat  ick  hoope  en  vertrouwe,  al 
waert  oock  dat  de  Heeren  (ten  quaetsten  genomen)  aen  de  Francen 
dubbelt  intrest  souden  moeten  betalen,  sulcx  hier  wel  dubbelt  en 
ryckelyck  gewonnen  is  en  noch  meer  gewonnen  sal  worden. 

Gedurend  't  voorgemelde  different  hebben  wy  met  die  van  Jaccatra 
wat  famigliaerder  correspondentie  gehouden  en  wat  meerder  libe- 
raelheyt  gebruyct,  als  anders  wel  gedaen  souden  hebben,  soo  onmie 
d'onderlinge  jalousie  onder  die  van  Bantam  wesende,  te  meer  te  ver- 
meerderen, als  omme  den  wech  tot  de  rendez-vouz  te  baenen.  T'ac- 
cressement  van  Jaccatia  heeft  soovele  al  gevordert ,  dat  de  Pangoran 
Gouvemeui*  van  Bantam  afgeschaft  heeft,  meest  alle  de  nieuwe  tollen, 


85 

die  hy  op  dlncomende  goederen  ingevoert  heeft.  De  tol  op  onse 
incomende  cleeden  gestelt,  sonde  hy  mede  wel  willen  afschaffen  en 
de  Generale  Comp^®  veel  andre  denchden  doen,  om  haere  affectie  en 
gunste  te  capteeren,  dan  't  harte  is  soo  groot,  dat  alhoewel  hy  seer 
wel  weet  en  genoechsaem  bevonden  heeft  qnade  middelen  gebruyct 
te  hebben,  sich  bycans  schaemt  tot  de  rechte  remedie  te  keeren  en 
alles  met  goetheyt  te  verbeeteren;  daeromme  sal  allenskens  beteren 
en  soo  haest  goede  partye  peper  op  voorraet  snllen  hebben,  sullen 
hem  wat  meer  te  gemoet  comen  en  te  gevalle  doen ,  't  en  mach  niet 
eer  geschieden,  want  anders  sonde  de  boosheyt  weder  hervat  en 
gesterct  worden. 

In  desen  tyt  had  ick  gemeent  de  rendez-vous  te  vorderen,  dan 
hebbe  daerinne  gants  niet  connen  doen,  soo  door  eygen  manquement 
van  schepen  en  volck,  als  oock  omdat  de  Coninck  van  Jaccatra  sich 
vrij  wat  geretireert  heeft  en  dat  na  ick  mene  om  te  meerder  eysch 
te  doen  en  te  meer  geit  te  becomen 

Door  inlantsen  oorloch  tusschen  den  Mattaram  en  eenige  van  syn 
grooten  gevallen ,  als  oock  door  de  menichte  van  menschen  in  't  oosten 
overwonnen  en  in  syn  quartier  gebracht,  is  daer  ontrent  groote  dierte 

van  rys  gevallen waerdoor  groote  menichte  van  menschen  van 

honger  gestorven  syn 

ül""  april  passato  is,  tot  Bantam  Godt  Loff  wel  aengecomen,  son- 
der  eenige  landen  aengedaen  te  hebben,  het  schip  ter  Thoolen  en 
den  2^<*°  Juny  achter  Java  om  door  de.straet  van  Bima  tot  Japara, 

het  schip  de  Zeewolff per  voors.  schepen 

hebben  wel  ontfangen  ÜEd.  aengename  missiven  van  dato  uP  octob. 
18,   26  en  28  nov.   1617,  waerop  als  nu  na  den  tyt  antwoorden 

sullen Om  dan  te  beginnen  van 

d'eere  en  den  last  van  Gouverneur  Generael ,  daermede  het  de  Heeren 
gelieft  heeft,  my  te  vereeren  en  te  belasten,  wy  dancken  UEd. 
daervan  hoochlycken,  d' Almogende  biddende  ons  synen  genade  en 
zegen  te  geven,  dat  het  mach  gedyen tot  syns naems  eere ,  wellstandt 
van  den  lande  en  proffyt  van  de  generale  comp. ;  waervan  onser  syde 
niet  sullen  laten  te  doen,  dat  een  getrou  en  eere  trachtent  Generael 
betaemt  en  't  gemeene  beste  vereyscht,  gelyck  tot  noch  toe  uyt 
reyne  lieffde  en  goeder  affectie,  onder  voorgaende  titulen  gedaen 
hebbe   en   dat   noch   meer  tot  eere  en  proflFjrt  van  andre,  dan  van 


86 

my  selve.  Opdat  het  niet  en  schyne  als  offer  twee  hoofden  waren, 
sullen  by  onse  voorgaende  name  blyven  en  den  titel  van  Gonvemenr 
Generael  niet  aennemen,   dan  tot  dat  de  Heer  Generl.  Reael  van 

syn  ambt  ontslagen  zy 

Belangende  de  èontinueele  residentie  van  een  Gouvem'.  Generael 
en  raden  van  Indien,  voor  dese  hebbe  UEd.  geadvyseert,  dat  hier 
met  alle  man  genoech  te  doen  sullen  vinden  en  dat  hieromtrent 
resideeren  moeten  om  de  generale  bestieringhe  wel  te  doen;  daer- 
omme,  hoe  eer  de  saecken  in  de  Moluquen,  Amboyna  en  Banda  ge- 
redresseert  eonnen  worden  en  weder  herwaerts  mogen  keeren,  dies 
te  beter  sal  't  wesen,  tsy  waer  wy  gaen  oft  blyven,  aen  ons,  hoope, 
sullen  de  Heeren  geen  feyl  bevinden 


XXrV.      PlETEB  DB   CaEPENTIBB,   RaAD   VAK   InDIE  ,   AAN 

DB  Bewikdhebbebs  deb  Geneb.  o.  L  Comp. 
(Kameb  Ahstebdah.) 

Jakatra,  24  Juny  1618. 

Emtfeste,  enz 

Dat  de  Heeren  haer  over  de  groote  lasten  van  dit  comptoir 
(Jacatra)  syn  beclagende  en  souden  daer  voorwaer  geen  ongelyck  in 
hebben,  soo  sulex  ten  onnutte  geschiedde,  daertegen  d'Ed.  Hr.  Ge- 
nerael, die  hier  den  meesten  tyt  tegenwoordich  is  en  wy,  wien  de 
sorghe  mede  bevolen  is,  goede  opsicht,  gelyck  wy  schuldich  syn, 
genomen  hebben.   Waren  de  caxies  op  haren  ouden  prys ,  d'ongelden 

souden  wel  de  helft  minder  vallen d'oncosten 

syn  hier,  mede  door  d'extraordinaris  gebouwen  uyttermate  geexce- 
deert,  dewelcke  eens  gedaen  synde,  cesseren  sullen.  De  familie  van 
dese  logie  is  weynich  min,  als  dryhondert  persoonen  sterck,  die  aUe 
tot  coste  van  de  Comp^  staen,  daerenboven  hebben  hier  den  dage- 
lixsen  toevall  van  alle  gaende  en  comende  schepen,  dat  mede  niet 
weynich  beswaert,  behalve  noch  een  sieckenhuys,  dat  hier  gemaeckt 
is,  een  receptakel  van  alle  crancke  en  desolate  varentvolck,  in 
somma  t'is  een  plaetse  daer  de  Comp  geduyrende  desen  twist  met 
Bantam,  (die  noch  geen  eynde  heeft)  sonderlingh  alsnoch  mede  ge- 
dient  i»  geweest.    'Tware  wel  te  wenschen  dat  dese  groote  costen 


87 

tot  opboawingh  van  een  bequamer  plaetse  en  rendevons  hadden 
mogen  geemployeert  worden,  waeraen  snlks  tot  noch  toe  ontbrocken- 
heeft,  is  UE,  (achte  ick)  voor  desen  door  d'Ed.  Hr.  Generael  ge- 
noechsaem  geadviseert,  hope  met  Grodts  hnlpe,  dat  eerlangh  by 
d'Heeren  alhier,  daervan  gedisponeert,  een  beqname  plaetse  hier 
ontrent  geëligeert  en  by  üEd.  den  nervns,  waeraen  üE.  staet, 
achtbaerheyt  en  welstant  in  dese  Indien  dependeren ,  tytlycken  daer-  . 
toe  geprovideert  en  gefoomeert  sal  worden,  te  weten:  schepen ,  volck 
en  geit,  dewelcke  eens  naer  den  eysch  bekomen  hebbende,  is  met 
de  hulpe  Godts  niet  te  twyfelen,  of  ÜE.  saken  sullen  alhier  op  een 
vaste  gront  gebonwt  en  jaerlicx  in  recompence,  de  Heeren  met  rycke 
retoeren ,  gelyck  tvoorlede  jaer  geschiet  is ,  gesecondeert  worden. 

't  Schijnt  met  d'electie  en  continuatie  van  d'Ed.  Heer  Oeneraal 
Coen,  den  moet  des  boosen  Pangorans  van  Bantam,  den  onver- 
draeghelycken  trots  van  d'Engelsen,  Francen  en  anderen  (die  lange 
naer  syn  vertreck  verlanght  hebben)  nn  heel  verplettert  is,  want  sy 
hmi  voor  iieten  staen,  soo  hy  eens  wech  en  van  kant  ware,  te  beter 
hmi  personagie  souden  connen  speelen,  dHeere  wil  hem  sparen  voor 
ongevall  ende  tot  welstandt  van  de  Generale  Comp.,  met  voorsich- 
ticheyt,  goeden  raet,  geluck  en  voorspoet  begaven. 

Ghisteren  is  hier  een  swart  in  hechtenisse  geset,  die  sich  tegen 
eenighe  Japponders  soude  hebben  laten  verluyden,  hoe  dat  den 
Pangoran  van  Bantam,  met  d'Engelsen  en  Francen  een  conspiratie 
soude  gecomplotteert  hebben,  omme  d'H\  Generael  met  alle  de  witten 
van  dese  logie,  by  surprinse  om  den  hals  te  brenghen,  de  witten 
omgebracht  synde  en  souden  de  swarte  hun  niet  te  weere  stellen, 
maer  houdent  met  de  sterckste.  Dit  is  aireede  den  vierden  aenslach 
die  ontdect  is.  Godtalmachtich  hope  ick  en  sal  geensins  geheugen, 
dat  de  bloethonden  haere  pooten  int  bloet  der  onnooselen  sullen 
baden  en  besoedelen,  gelyck  ick  eenighe  van  d'Engelsen,  haerhebbe 
hooren  beroemen ,  ick  schame  my  dat  ick  dit  van  Christenen  schrijven 
moet.  Den  grondt  van  dese  sake  en  hebbe  noch  niet  onderstaen, 
doordien  d'Ed.  H'.  Generael  geoccupeert  is  mett  den  witten  Beer  aff 
te  veerdigen,  middelertyt  sit  dese  swart  tot  naerder  ondersoeck  in 
goede  hechtenisse  bewaert,  t'is  apparent  dat  (hg)  dit  uyt  hemselven 
met  en  heeft. 
Van  dage,  soo  d'Ed.  Heer  Generael  in  't  Chineese  Quartier  ten 


88 

hnyse  van  seker  Chinees  was  gaen  wandelen ,  is  daermede  verschenen 
den  Oppercoopman  van  d'Engelse  logie  alhier ,  onder  andere  propoosten 
waarschoawde  hy  de  Heer  Gleneraei  en  ons^  wel  toe  te  sien  en  op 
onse  hoede  te  wesen,  alsoo  zeer  boos  en  mutineus  volck  in  onse 
logie  hadden,  en  insonderheyt  desen  voors.  swart  (hem  houdende 
als  off  van  syne  gevanckenisse  niet  en  wist),  die  hy  ons  rade  qnyt 
te  maken,  want  badde  hem  sulcken  woorden  hooren  spreken,  niet 
beter  dan  een  verrader ,  ja  dat  hy  d'eerste  sonde  wesen  om  een  muti- 
natie  aen  te  rechten,  soo  maer  volck  op  syn  handt  conde  crygen. 
Dit  en  noch  veel  meer  seyde  d'Engelsman,  al  uyt  syn  selven  sonder 
dat  yemandt  hem  iets  vraechde.  Of  hy  dit  doet,  omme  in  de  voor- 
baet  te  syn  en  syn  baene  claer  te  maken  (alsoo  sonder  twyffel  des 
swarts  gevankenisse  wel  verstaen  heeft  en  mogelic  vreest  de  conspi- 
ratie aen  den  dach  mochte  comen),  dat  can  oock  wel  syn,  de  tortnre 
sal  de  waarheyt  aen  den  dach  brengen 


XXV.    Vbebaal  gehouden  dogu  Cgbnblis   yjln  Masetok,  als 

AFGEZAKT   VAN"  DEN   GoUVBBNETTB-GeNEEAAL  LaUEENS  ReAEL  , 
NAMENS  DB  VbE.  OoST-InD.  CoMP.  ,   4.AN  DEN  PaNBMBAHAN 

VAN  Mataeam.  22  JuNT — 22  Jtjlt  1618.  ^ 

Adij  22  Juny,  Anno  1618,  in  Japara. 

Alsoo  ick,  Comelis  van  Maseyck,  geordonneert  ben  van  den  Ed. 
Heer  Gouvemenr-Generael  Laurens  Reael,  wegen  de  Vereenichde 
Oost- Indische  Compagnie,  omme  naer  den  Coninck  van  Mattharam  in 
ambassado  te  gaen,  soo  heeft  nu  de  gelegentheyt  eerst  gepresenteert 
om  myne  reyse  te  vervorderen,  gelyck  ick  op  datto  van  S^  B.  van 
Eyndhoven,  oppercoopman  alhier,  affgedispeseert  syn,  met  my  in 
companie  gevende  2.  bootsgesellen ,  eenen  swarten  jongen  ende  een 
malayo ,  met  eenen  dienaer ,  die  als  tolck  was ,  somma  dat  wy  onder 
ons,  6  sterck  waren. 

Ditto,  op  den  middagh  syn  wy  met  onse  speeljacht  vertrocken  ende 
qnamen  des  avonts  tot  Widdong  ^   alwaer  wy  verstonden  dat  den 

1  Dit  gezantscliap  kon  geen  gehoor  bij  den  Paneinbahan  verkrijgen;  doch  werd, 
toen  het  tot  nabij  Karta-Soera  genaderd  was,  namens  den  Panembahan  ontvangen  door 
een  der  hofgrooten,  Toemenggong  Singo-Ranoe. 

2  Wedong,  district  Wedong,  residentie  Samarang. 


89 

edelman  genaemt  Quiej  werga  diepa  *  sabandar  van  Weddong  voor- 
schreven, die  my  belooft  hadde  na  de  Mattharam  te  brengen,  was 
naer  Damah  ^  vertrocken. 

23  ditto,  des  smorgens  syn  wy  na  Damh  ^  vertrocken,  alwaerick 
s'avonts  gecomen  ben  ende  ditto  Quiej  werga  diepa  thuys  gevonden, 
by  hem  comende  hebbe  ick  volgens  last  van  S'.  B.  van  Eynthoven, 
aen  hem  vers.  gobar  vereert,  waervoor  hy  hem  hoochgelyck bedanckt 
heeft,  soo  hebbe  ick  hem  gevraacht,  wanneer  hy  van  meyninge  was 
te  vertrecken,  antwoorde  binnen  2  a  3  dagen,  soodat  wy  genoot- 
saeckt  waren  soolange  pacientie  te  hebben ;  wij  waren  gelogeert  neffeiis 
syn  hoff  ende  heeft  ons  veel  vrientschap  ende  eer  bewesen. 

26  ditto,  syn  wy  van  Damh  gescheyden  om  voorts  na  den  Mattha- 
ram te  reyse,  de  Javanen,  soo  dragers  als  te  paerde,  waren  in  de 
60  sterck,  des  avonts  syn  wy  in  een  dorp  gecomen,  genamt  Jaty  * 
daer  wy  des  snachts  bleven  logeren,  de  inwoonderen  al  te  samen 
hebben  ons  veel  vrientschap  bewesen,  schoncken  ons  eenen  bocq, 
hoenderen  ende  meer  andere  cleenoodicheden ,  dit  dorp  light  6  mylen 
van  Damah. 

27  ditto,  syn  wy  noch  int  dorp  voorseyt  gebleven,  vermits  de 
dragers  hier  verandert  worden. 

28  ditto,  syn  wy  tsamenderhant  wederom  vertrocken ,  endeqnamen 
in  een  dorp  genamt  Sougemanick  ^  twelck  omtrent  2  mylen  vant 
voryge  ligt;  hier  hebben  sy  ons  bewesen  alsvoren,  dese  2  dorpen 
ende  noch  4  andere,  die  wy  passeerden,  stonden  onder  'tgebiet  van 
Quiej  werga  diepa  voors. 

29  ditto,  des  smorgens  syn  wy  wederom  vertrocken  ende  quamen 
een  ure  naer  den  middagh  in  't  dorp  genamt  Omback  ^  daer  wy  de 
dragers  hebben  verwacht ,  ende  des  's  nachts  bleven  logeren ;  dit  dorp 
ligt  ontrent  vant  dorp  voors.  6  mylen  ende  daer  loopt  een  groote 
wyde  reviere  beneffens,  die  syn  loop  voorby  Damh  neempt. 

30  ditto,  des  smorgens,  syn  wy  wederom  voortgemarseert ,  maer 
verdwaelde  onderwegen  van  den  anderen,  wy  passeerden  veel  lege 
dorpen,  die  voor  dese  onder  subiectie  van  den  Coninck  van  Paet- 


1  Kiai  Wiijo-üipo.        2    Demak.  3    Demak. 

4  !pjati,  in  Demak,  district  Singen-Kidoel. 

5  Soegimanik,  in  Demak,  district  Singen-Kidoel. 
^  Ompa,  in  liet  zelfde  district  Singen-Kidoel  ? 


90 

yang  ^  gesorteert  hebben,  ende  na  met  het  veroveren  van  de  stadt 
Paetyang  heeft  den  Coninek  van  Mattharam,  alle  het  volck  wt  de 
omliggende  dorpen  naer  hem  genomen,  ende  doet  se  by  syn  stadt 
woonen,  daer  sylieden  gestadelyc  meest  steen  moeten  maecken,  somma 
al  voortrydende  quamen  wy  in  een  dorp  genaemt  Wangalela,  daer 
wy  2  paer  oude  getroude  lieden  vonden,  die  ons  wat  eten  gaven, 
ende  voorts  den  rechten  wech  wesen,  soodat  wy  des  achtermiddags 
ten  4  ure  in  een  dorp  genaemt  Tyncker  quamen  ^,  daer  ons  van  de 
inwoonders  veel  eere  ende  vrientschap  bewesen  wierde;  dit  dorp  ligt 
van  het  dorp  voors.  8  mylen,  wy  syn  des  nags  hier  blyven  logeren; 
des  avonts  met  den  donckere,  synder  2  van  Quiej  voors.  syn  volck 
by  ons  gecomen,  die  hy  hadde  belast  naer  ons  te  soecken,  ende 
brochten  met  een,  tydinge  dat  Quiej  sanderendaechs  by  ons  in  dit 
dorp  soude  comen. 

Adij  primo  July,  syn  wy  noch  in  ditto  dorp  voorseyt  gebleven  om 
Quiej  te  verwachten,  omtrent  des  smiddachs  is  ditto  by  ons  gecomen, 
maer  de  dragers  waren  noch  onderwegen,  soodat  wy  noch  genoot- 
saeckt  waeren  te  blyven,  want  de  dragers  quamen  eerst  savonts  by 
ons,  overmits  het  een  moeyelycken  wegh  was,  geheel  berghachtich. 

2  ditto,  syn  wy  wederom  vertrocken  en  quamen  in  een  dorp  ge- 
naemt Ampel  5,  ontrent  4  mylen  vant  voryge,  daer  wy  de  dragers 
verwacht  hebben,  die  te  samen  des  avonts  by  ons  quamen,  sodatwy 
hier  eenen  nacht  bleven  logeren. 

3  ditto,  des  smorgens  syn  wy  weder  vooi-tgemarseert,  endeqnameu 
des  smiddags  in  een  dorp  genaemt  Ambo  * ,  daer  wylieden  de  dragers 
wederom  verwachten,  die  al  te  samen  des  avonts  by  ons  quamen;  in 
dit  dorp  verstonden  wy  dat  Quiej  Ouloubalang  ^,  daer  smorgens 
door  gepasseert  was,  maer  en  syn  hem  niet  int  gemoet  gecomen, 
vermits  dese  wegh  veel  dubbele  weghen  heeft. 


1  Pa^jang,  de  heer  Hageman,  in  zijne  handleidiog  tot  de  kennis  der  gesduedenis, 
enz.  van  Java,  Dl.  I  blz.  98,  maakt  melding  van  een  opstand  van  den  regent  vaa 
Padjang  tegen  Mataram  in  1613.  De  ontvolking,  waarvan  in  dit  stuk  gesproken 
wordt,  is  waarschijnlijk  een  gevolg  van  dien  opstand  geweest. 

S  Tingkir  in  Salatiga,  district  Tengaron.  Wangalda  weet  ik  niet  te  bepalen,  het 
schgnt  niet  vermeld  op  de  kaart  van  Melvill. 

8    Ampel  in  Soerakarta,  district  Bojolali. 

4  Op  de  kaarten  niet  te  vinden. 

5  Hoeloe-bülang,  hoofdofficia,  voorvechter. 


91 

4  ditto,  des  morgens  syn  wy  wederom  voort  gereyst  ende  qnamen 
omtrent  den  middach  in  een  dorp  genaempt  Doont  ^  dat  ontrent  5 
mylen  van  't  vooryge  ligt,  des  snachts  syn  wy  hier  gebleven,  ende 
Qoiej  Wergadiepa  heeft  een  van  syn  Quiej  Loeras  met  eenen  brieff 
naer  de  stadt  Mattharam  gesonden  om  aen  Qujey  Tommogong  Syngo 
Ranonw  te  brengen,  den  inhondt  van  dien  was  luydende,  wat  ge- 
schencken  ende  hoeveel  volck  dat  wy  sterek  waren. 

5  ditto,  des  snachts  is  Qniej  Loera  ^  voors.  wederom  gecomen  met 
2  edellnyden  wt  last  van  den  Tommogong  voorseyt  by  ons  gecomen , 
die  ons  belaste  dat  wy  een  dorp  naerder  de  stadt  comen  souden. 

6  ditto,  des  smorgens  syn  wy  met  haer  een  dorp  voorder  gereden, 
ende  qnamen  in  een  dorp  genaemt  Taetgy  ^  daer  weder  een  anderen 
edelman  wt  last  van  ditto  Tommogon  was,  die  ons  alles  aflP^n'aechde 
wat  wy  op  den  Coninck  van  Mattahram  begeerde  te  versoecken, 
hebben  hem  de  meeste  intentie  verclaert  ende  naerderhant  de  ge- 
schencken  laten  sien,  die  hy  oock  al  te  samen  by  naem  ende  toe- 
naem  dadelycken  aengeteyckent  heeft;  dit  gedaen  wesende  is  hy 
wederom  in  de  stadt  gekeert,  met  hem  dragende  eenen  van  Qnjej 
Wergadiepa  voornoemt,  belaste  ons  oock  in  ditto  dorp  te  vertouven 
tot  naerder  advys,  want  na  syn  seggen  den  Tommogong  sulcx  be- 
last hadde,  soodat  wy  met  goede  devotie  haer  hier  hebben  moeten 
verwachten. 

Omtrent  een  nre  namiddagh,  is  ditto  edelman  met  een  redelycke 
Bwyte  volck  soo  te  peert  als  te  voet  wederom  by  ons  gecomen,  ende 
bracht  ons  de  tydinghe  dat  den  Tommogong  voorseyt  ons  ontboot, 
soodat  wy  dadelyck  te  peerde  gingen  en  reden  met  ditto  naer  de 
stadt;  onderwegen  mosten  wy  3  poorten  passeeren,  aleer  wy  in  de 
stadt  qnamen,  die  tsamen  met  wacht  wel  beset  waren,  ende  onder- 
tusschen  quamp  er,  van  den  Tommogong  syn  volck,  ons  noch  veel 
int  gemoete  ryden,  die  ons  tot  in  de  stadt  convoyeerde  by  eenen 
edelman  genaemt  Qnjej  Vysantacca  ^  daer  wy  logeerden,  die  oock 
onder  't  gebiet  van  ditto  Tommogong  stont,  heeft  ons  dadelyck  na 
de  Javaense  maniere  veel  vrientschap  ende  eere  bewesen,  want  hy 


1  Boewet,  naam  van  verscliillende  kampongs  op  Java. 

3  Kiai  Loerah. 

3  Tjandi  of  Djetes,  twee  dorpen  in  Soerakarta,  distr.  BcgolaliP 

4  An-antaka? 


92 

seyde  tegen  my,  dat  den  Tommogong  hem  snlcx  belast  hadde  ende 
dat  wy  vrylyck  souden  eyschen  t^at  wy  begeerden. 

7  ditto,  des  avonts  heeft  den  Tommogong  Syng  aranouw  *  ons 
doen  ontbieden  met  3  edellieden,  die  elck  een  groote  swyte  volck 
met  haer  braechten,  ende  beval  dat  ick  de  presenten,  soo  aen  den 
Coninck  als  aen  hem,  sonde  medebrengen,  want  den  Coninck  hem 
sulcx  belast  hadde  ende  dat  hy  ons  versoeck  na  syn  believen  soude 
accorderen,  want  hy  in  de  stadt  van  Mattharam,  als  doen  en  laet  is^ 
doen  ick  met  dese  voors.  edelluyden  naer  Tommongong  syn  hoff 
gingh,  waeren  der  wel  14  of  15  die  't  licht  voor  ons  droegen. 

By  ditto  comende  heeft  hy  gevraecht,  wat  wy  begeerden  op  den 
Coninck  van  Mattharam  te  versoecken,  hebben  hem  met  beleeffde- 
lycke  complementen  geantwoort,  dat  ick  met  dese  presente  van  den 
Ed.  Heer  Generael  gesonden  was,  om  selffs  aen  den  Coninck  te  pre- 
senteren, te  weten  eenen  Japonschen  sabel  ende  een  mousquet,  een 
stnck  root  carmosyn  laken ,  12  vaetiens  boscruyt ,  een  roUe  wit  fluweel 
ende  meer  andere  cleynichedcn.  Aen  hem  een  stnck  root  laken, 
een  stuck  gobar,  een  roer  ende  2  p".  cayn  goelongx.  Aleer  hy  de 
geschencken  geaenveert  heeft,  vraechde  hy,  wat  de  last  van  de  Ed. 
Heer  Gouverneur  Generael  was,  hebbe  hem  geantwoort  (dat  de 
last  is)  dat  wy  versoecken  in  Japara  met  vrede  moechten  handelen, 
sonder  eenige  tollen  te  betalen,  gelyck  voor  dese  met  den  Heer 
Commandeur  van  Surck  saliger  gecontracteert  is,  ende  daemeflfens 
dat  wy  in  den  tyt  van  5  maenden  geen  rys  gecocht  en  hadden,  des 
dat  Syne  Ed.  ons  soude  vergunnen,  dat  wy  soude  mogen  coopen  soo 
rys  als  anders,  want  de  rys  de  princepaelste  was,  dat  wy  tot  Japarra 
vonden,  heeft  ons  geantwoort,  datter  geen  rys  en  moechte  vervoert 
worden ,  overmits  in  de  stadt  soo  weyjiich  rys  is ,  dan  seyde :  ick  wil 
ül.  natie  by  geen  joncken  ofte  andere  gelycke,  want  ick  weet  wel 
dattet.  voor  u  eygen  eeten  is,  daerom  sal  ick  ül.  soo  veel  helpen 
als  mogelycken  is  te  doen,  ende  ick  en  begeer  geen  tollen  van  UI. 
te  eysschen,  noch  den  Coninck  en  begeert  ook  niet,  dat  men  ül.  sal 
tollen  doen  betalen,  soodat  ick  Syne  Ed.  de  presenten,  die  aen  hem 
belast  waren  te  presenteeren,  wt  naem  van  de  Ed.  Heer  Generael 
vereert  hebbe. 


Singo-Ranoe. 


95 

Heeft  my  belast  dat  ick  den  Ed.  Heer  Generael  van  synentwegen 
soude  bedancken,  ende  dat  ick  soude  in  goede  vrientschap  te  con- 
tinueeren. Belangende  de  presenten,  die  den  Ed.  Heer  Gouverneur 
belast  hadde  selffs  aen  den  Coninck  te  presenteeren  en  heeft  niet 
connen  geschieden,  want  desen  Tommoggong  Synga  hadde  volcomen 
last  van  Syn  Maj*.  dat  hy  se  van  synentwegen  soude  ontfangen  ende 
den  Ed.  Heer  Generael  soude  doen  van  synentwegen  bedancken.  Ick 
hadde  wel  gewenscht,  dat  ick  volgens  last  ende  ordre  van  den  Ed. 
Heer  voors.  de  presenten  hadde  aen  Syne  Majesteit  mogen  presen 
teren,  dan  de  oorsaecke,  dat  ick  se  hem  hebbe  laten  volgen,  dat,  is, 
dat  hy  ende  den  Coninck  in  manieren  geen  verscheyde  goederen 
hebben,  want  hy  in  alles  syn  believe  doet,  ende  ick  vreesde  in  syn 
disgratie  te  comen,  want  waren  wy  in  syn  disgratie,  soo  waren  wy 
genoechsamelyck  in  de  disgratie  van  den  Coninck,  want  niemant 
by  den  Coninck  zooveel  conversatie  en  heefft  als  ditto,  ofte  so  in 
de  gratie  van  den  Coninck  staet;  want  de  Coninck  laet  voor  hem 
een  nieuwe  stadt  neffens  de  oude  maecken,  ende  soo  de  spraeck 
gaet  sal  Syn  Maj*.  hem  syn  beliefven  geven,  wat  stadt  dat  hy  sal 
begeeren  voor  syn  woonplaetse  te  verkiesen.  Hebben  Quiej  Tommogong 
Syngaronno  volgens  syn  belofte  eenen  brieff  geeyst,  hy  en  heeft 
selfde  niet  geweygert,  maer  selflfs  dadelyck  een  geschreven,  daerin 
hy  is  vermeldende  dat  hy  niemant  en  sal  vernoegen  tollen  van  ons 
te  pretenderen,  gelyck  als  by  den  brieflF  is  blyckende. 

Ten  tweden,  hebben  hem  aengedient  als  dat  den  Ed.  Heer  Gou- 
verneur Generael  van  meyninge  was  om  een  aensienelycken  parsoon, 
metten  eersten  te  senden,  om  met  den  Coninck  ende  Syn  Ed.  in 
meerder  vrientschap  te  treden;  heeft  gevi-aecht  hoe  lange  het  noch 
wel  aenloopen  soude,  hebben  hem  geantwoort  ten  alderlanghsten 
2  maenden,  seyde  tselve  hem  aengenaem  was  ende  belaste  Quiej 
Werga  diepa  dadelycken,  dat  hy  de  dragers  ende  paerde  soude  be- 
stellen ende  goede  sorge  dragen,  datter  onderwegen  ons  geen  volck 
en  soude  molesteeren,  maer  dat  hy  den  Capiteyn  Moor  wel  soude 
onthalen,  soodattet  nu  maer  in  believen  van  den  Ed.  Heer  Generael 
staet;  belangende  de  2  metalen  stucken  voor  dese  aen  den  Coninck 
van  Mattharam  vereert,  vraechde  ick  om  te  weten  hoe  lang  ende 
dick,  hoe  grooten  coegel  deselfde  schooten,  ende  hoe  swaer  deselffde 
van  gewichte  waeren,  maer  Quiej  Tommogong  voornoemt  en  heeft 


94 

tselfde  niet  geconBenteert,  maer  Quiej  Wergadiepa  belast  dat,hy  se 
selfs  meten  sonde,  gelyck  hy  gedaen  heeft  ende  de  maete  aen  my 
gegeven,  die  noch  by  my  is  berustende.  Wat  belangende  van 
de  joncken,  die  men  voor  dese  seyde  door  ons  waren  aengehaelt, 
en  heeft  ditto  geen  vermaen  gemaeckt,  soodat  ick  daer  oock  van 
hebbe  geswegen,  maer  int  scheyden  heeft  hy  my  gelast,  dat  ick  den 
Ed.  Heer  Gouverneur  Generael  sonde  aendienen,  dat  hy  hem  sonde 
believe  4  a  5  lange  roers  te  sendcn,  de  loop  van  7  a  8  span  lanck, 
gouseratsse  bogen  ende  een  renosterhoren ;  hebbe  hem  geantwoort 
datickt  de  Ed.  Heer  voors.  sonde  aendienen;  voorts  soo  hebbe  ick 
myn  affscheyt  genomen  ende  hy  belaste  Quiej  Wergadiepa,  dat  hy 
my  tot  Japara  toe  wtgeley  sonde  doen,  ende  met  Ouloubalang  aen- 
dienen dat  hy  ons  geen  tollen  meer  en  sonde  a£Prorderen,  ende 
voorts  soo  belastte  hy  den  edelman,  genaemt  Quiej  Vysantacca  daerby 
logerende,. dat  hy  ons  wel  onthalen  sonde. 

8  ditto,  heeft  den  voors.  edel  2  beesten  aen  my  vereert,  eenige 

hoenderen  ende  meer  andere  snuysterye,  soodat  hy  ons  beleeffdelyck 

« 

onthaelt  heeft  nae  de  Javansche  maniere. 

9  ditto,  na  den  middagh,  syn  wy  wederom  tot  buyten  de  stadt 
gereden  ende  logeerde  by  den  broeder  van  Quiej  Werdagiepa  voor- 
seyt,  die  ons  oock  veel  vrientschap  bewesen  heeft. 

10  ditto,  des  morgens  syn  wy  wederom  vertrocken  en  quamen  int 
dorp  genaemt  Taetgy  daer  wy  desen  nacht  hebben  gelogeert. 

11  ditto,  syn  wy  wederom  voortgetrocken  ende  quamen  des  avonts 
in  een  dorp  genaemt  Selemby  ^ ,  daer  wy  des  snachts  logeerden,  ligt 
omtrent  6  a  7  mylen  van  't  vorige. 

12  ditto  des  smorgens  syn  wy  wederom  vertrocken  ende  quamen 
tsavonts  int  dorp  genaemt  Tyncker,  d|ier  wy  des  snachts  logeerden, 
ende  werde  van  de  inwoenders  wel  onthaelt,  ligt  vant  vorige  dorp 
8  mylen. 

13  ditto,  des  smorgens  syn  wy  wederom  vertrocken  ende  quamen 
op  den  middag  in  een  dorp  genaemt  Ady  pira,  daer  noch  heel  wey- 
nich  volck  was,  wy  hebben  dese  nacht  hier  moeten  logeren,  over- 
mits de  dragers  ons  niet  volgen  en  conden. 

14  ditto,  des  smorgens  syn  wy  wederom  voortgemarseert  en  qua- 


1    Sdembir  in  het  district  Bojolali. 


95 

men  tsavonts  in  een  dorp  genaemt  Sougemanick,  maer  Qniej  Wer* 
gadiepa  en  is  by  ons  niet  gecomen^  want  sylieden  ons  niet  volgen 
en  conden;  dit  dorp  light  van  de  vorige  8  a  9  mylen. 

15  ditto,  is  Quiej  voors.  met  syn  companie  nademiddagh  by  ons 
gecomen,  soodat  wy  dese  nacht  hier  gelogeert  hebben. 

16  ditto,  des  smorgens  heeft  ditto  Quiej  hier  een  buffel  laten  doe- 
den van  de  buffels  van  Tommogong  Syngarauw,  want  hy  hem  sulcx 
belast  hadde,  des  sachtermiddachs  ten  4  ure  syn  wy  wederom  ver- 
trocken  ende  quamen  des  avonts  in  't  dorp  genaemt  Jaty,  daer  wy 
der  snags  logeerden. 

17  ditto,  smorgens  met  sonneschyn  syn  wy  wederom  vertrocken 
ende  quamen  des-avonts  tot  Damh,  logeerden  by  thuys  van  Quiej 
Wergadiepa,  by  een  van  syn  Quiej  Loeris  die  ons  veel  vrientschap 
heeft  bewesen,  in  den  tyt  dat  wy  daer  waren. 

21  ditto,  smorgens  syn  wy  van  Damh  vertrocken  en  quamen  des 
avonts  in  de  stadt  van  Calyn  Jamatt  ^ ,  daer  wy  des  nachts  logeerden. 

22  ditto,  syn  wy  vertrocken  en  quamen  voor  de  middagh  tot  Japara , 
des  achtermiddachs  is  Quiej  Wergadiepa  met  ons  by  Oulouwbalang 
gegaen  ende  heeft  hem  de  tydinge  ende  synen  last  van  wegen  Quiej 
Tommogong  verhaelt,  soodat  Oulouwbalang  van  de  nieuwe  tydinge 
niet  weynich  verslagen  was,  dan  heeft  hem  metten  eersten  nochvry 
wat  daertegen  geset,  soodat  Quiey  Wergadiepa  hem  gevraecht  heeft 
na  den  Coninck  van  segge  (sic.)  ofite  hem  beliefde  na  den  Coninck  van 
Mattharam  te  gaen,  ende  presenteerde  hem  daerenboven  gesellschap 
te  houden.  Ditto  Ouloubalang  en  heeft  Wergadiepa  voors.  syn  gesell- 
schap niet  begeert,  maer  dat  hy  begeerde  in  syn  eenicheyt  te  gaen 
ofte  senden,  soo  heeft  Quiey  Wergadiepa  hem  noch  eens  geseyt  dat 
wy  geen  tollen  en  hoefden  te  betaelen,  want  de  Coninck  synen  last 
is,  dat  hy  niet  en  begeert  dat  de  Hollanders  tollen  betaelen  sullen. 
Daemae  heeft  ditto  Ouloubalang  hem  laeten  verluyen,  dat  den  vry- 
brief  van  den  Tommogong  niet  geschreven  was,  maer  van  Quiey 
Wergadiepa,  maer  dat  is  contrarie,  want  ick  selffs  gesien  hebbe,  dat 
den  Tommogong  voors.  den  brieff  geschreven  heeft,  dan  hy  heeft 
ons  gereconmiandeert,  dat  wy  ons  evenwel  niet  vyandelyck  ofte  op- 


1   fiij  Yalentyn,  op  de  kaart  N.  niet  verre  van  de  zea  tussclien  Demak  en  Japara; 
b^  Raffles,  Calinjemal  meer  landwaarts  in;  bij  Melvill  geheel  onvermeld. 


96 

stinaet  tegens  ditto  Ooloubalang  en  souden  toonen,  waerop  ick  ant- 

woorde,   dat   wy  niet   anders   en   sochten   dan  met  vrientscliap  te 

continueren y  watter  meer  gepasseert  is,  reffereere  my  aen  S^  B.  v. 

Eyndthoven,  oppercoopman  alhier  tot  Japara,  die  U  Ed.  van  alles 

breder  verhael  sal  connen  doen. 

Was  onderteykent, 

COEN.   VAN  MaSETCE. 


XXVI.     Balthasab   van  Etndhoven,   OPPEBKOOPMAN  .   COBK.  V. 

Massycs:,  oppebkoopman,  gezant  bij  den  Panembahan 

VAN  Mattabam,    en   Jan   Le   pape,    aan   den 

DIBECTErB     GENEBAAL     CoEN. 

Samarang,  16  aug.  1618. 

Op  ten  S^  stanti,  soo  heeft  de  Gouverneur  Qodja  Oelanballan  ^ 
myn  en  Comelis  ontboden  met  een  compas,  om  syn  musquet  aff 
te  si....(?)  en  wy  in  syn  huis  comende  en  weder  geseten  zynde, 
heeft  hy  ons  met  ons  vieren  seer  schelmachtich  verraden  en 
seer  strenghelyck  gevanghen  ghenomen;  ghevangen  zynde,  heeft 
op  ons  begeert  dat  wy  hem  alle  het  volck  met  Comp'  goederen 
in  zyn  handen  zouden  leveren,  waerin  wyluyden  swarigheyt  maeck- 
ten,  maer  hebben  hem  de  voors.  goederen  ghepresenteert^^  waermede 
hy  niet  tevreden  was,  maer  is  dadelyck  van  ons  naer  de  logie  ver- 
trocken  en  heeft  deselve,  alhoewel  ons  volck  geen  weer  en  dede, 
met  geJ^relt  inghenomen  en  dry  van  ons  volck  seer  deerlyck  vermoort 
en  dry  ghequest,  ende  resteerende  ghevangen  ghenomen  en  seer 
harde  ghebonden,  en  alle  onse  goederen  berooft  en  daemaer  ons 
verstaen  ghegeven,  waerom  hetselve  geschiet  was,  omdat  d'  onse 
diversche  joncken  van  dese  plaetse  ghenomen  hebben,  en  dat  het 
nu  de  vierde  mael  was  dat  de  Coninck  hem  sulckx  belast  hadde, 
en  soo  hy  hetselve  niet  gedaen  en  hadde,  soude  het  zyn  leven  costen 
met  wyff  en  kinderen,  want  segt  hy,  ons  voor  desen  diverse  male 
voor  den  Coninck  verexcuseert  heeft. 

Ady  d^  ditto,  heeft  de  gouverneur  vs.  ons  met  ons  seventienmet 
alle  de  Comp^^^^  goederen  van  Japara  gevoert  om  naer  den  Mattaram 


DjojoP   Hodoe-bniang ,  oyerwinnende  voorvechter  P 


97 

te  brengen^  latende  die  geqnesten  met  den  Barbier  tot  Japara,  alsoo 
men  deselve  overwech  niet  conde  brengen 

Oodja  Oelamballan^  gonvemenr,  die  ons  seer  schelmachtich  verra- 
den heeft,  heeft  ons  belooft  en  met  eede  bevesticht,  dat  hy  sal 
maecken,  dat  wy  van  het  lyff  te  verliesen  gheen  noodt  sullen  hebben , 
twelck  Godt  almachtich  geve,  dierhalve  willen  wylieden  de  Heeren 
gebeden  hebben,  datse  degheenen,  die  onder  den  Maliaram  sncce- 
deeren,  niet  en  misdoen,  want  hy  houdt  ons  noch  gestadelyck  ge- 
bonden; maer  de  gouverneur  vs.  verhoopt  en  meyndo  vastelyck  by 
den  Coninck  te  verwerven,  dat  wylieden  binnen  de  maendt  los  en 
liber  sullen  wesen,  twelck  ons  Godt  almachtich  verleene. 

Actum  desen  16^^  augustus,  A.  1618  in  Samarang,  en  zyt  Godt 
bevolen  enz 

B.  V.  Etwdhovbn. 

COBN.   VAN  MaSETCK. 

Jan  Lb  Pape. 


XXVn.    De  benoemde  Gottvebnetje-Geiteeaal  Jan  Pibteesz. 

COEN    EN    DE   BADEN    VAN  InDIE,     PieTEB   DE   CaBPENTIEB, 

Abent  Maebtensz.,  Willem  Jansz.  en  Pieteb  Dibgesz. 
AAN  DE  Bewindhebbebs  deb  Geneb.  Oost-Ind.  Comp. 

(Heeben  XVII.) 

Aan  boord  van  het  schip  Amsterdam,  liggende  omtrent 
Jakatra,  29  September  1618. 

Emtfeste  wgze,  enz 

Met  den  Witten  Beer  hebben  ÜEd.  geadvyseert,  hoe  hooch  de 
questie  met  den  Pangoran  van  Bantam  geresen  was  en  synnen  trots 
overwonnen  hadden  en  met  ter  Thoolen  hoe,  na  d'uitterlycken  schyn 
weder  goede  vrienden  geworden  waren,  item  hoeseer  d'Engelschen 
haer  misloopen  hadden  in  't  nemen  en  berooven  van  een  Chineese 
joncke  op  de  reede  van  Bantam,  waerover  den  Pangoran  tegen d'En- 
gelsen  soo  seere  gestoort  is  geworden  en  ons  soo  groeten  vrientschap 
bewezen  heeft  en  noch  doet,  dat  men  bykans  den  Duyvel  selvemet 
sulcke  listen  bedriegen  soudef  De  tragedie  is  soo  fraye  gespeelt  dat 
het  van  dage  te  dage  aparenter  scheen,  dat  men  d'Engelsen verdjrer 

IV.  7       M 


98 

ven  en  met  ons  een  eenwich  yerbondt  gemaect  hebben  sonde  ^  ende 
alhoewel  de  Coninek  van  Jaccatra  de  liberaele  aenbiedinge  van  een 
plaetse  tot  een  generael  rendes-vonz  vry  wat  geretireert  hadde,  syn 
niet  te  min  met  soo  goede  hoope  gevoet  geworden ,  dat  het  scheen  hem 
om  geit  alleen  te  doen  was ,  maer  onder  dien  vrientelycke  en  schoonen 
schyn,  hebbe  sy  hoope  gehadt^  selff  meester  van  ü  E.  geit  en 
goederen  te  worden  en  de  generaele  rendes-vonz  met  een  generaele 
moort  te  prevenieren.  Lange  voor  deze  is  U  E.  mede  geadvyseert, 
hoe  d'Engelsen  geconsenteert  was  een  schoon  steenen  hnys  te  bon- 
wen,  'twerck  is  dicwils  gestaect  en  syn  sy  over  het  bonwen  van  dat 
hnys  niet  Inttel  geplaecht  geworden ,  nn  het  hnys  ten  naesten  by  vol- 
maect  is  en  voors.  qnestie  over  't  beroven  van  de  jonck  ontstaen  zij  j 
is  d'Engelsen  van  den  Pangoran  met  groote  dreygementen  belast, 
eerstelyck,  dat  alsoo  nn  een  nienw  hnys  hadden,  haer  onde  hnysen 
en  plaetsen  verlaten  en  aen  den  Pangoran  weder  overleveren  sonden, 
ten  tweeden ,  dat  dnbbelt  weder  vergoeden  R.  9998| ,  die  de  Chine- 
sen  van  de  joncke,  by  haer  berooft,  te  cort  comen,  ten  derden, dat 
van  de  12  vensters ,  die  in  haer  bovenhnys  recht  over  de  strate  en  in 
'tgesicht  van  ons  hnys  gemaeckt  hebben,  negen  vensters  weder  stop- 
pen ende  ten  vierden,  dat  de  oppercoopman ,  die  daer  leyt,  metten 
eerste  vertrecken  en  weder  een  ander  in  syn  plaetse  geleyt  worde. 
Hierop  is  by  d'Engelsen  geantwoort,  dat  haer  onde  plaetsen  wel  ver- 
laten sonden,  maer  van  d'andre  drie  poincten  niet  van  sinne  waeren 
iets  te  doen,  waerop  de  pangoran  haer  alsoo  dreycht,  als  off  met 
gewelt  aengetast  en  haer  nienwe  hnyzen  geraseert  worden  snllen, 
daertegen  by  d'Engelsen  veel  volck  aen  landt  geleydt  en  seer  scharpe 
wacht  gebonden  wort,  en  hoe  men  haer  herder  dreycht  te  meer 
vrientschap  wordt  ons  betoont.  Dese  qnestie  staet  als  noch  alsoo  en 
daer  is  tot  nn  toe  niet  gevolcht ;  af  de  saeck  ernst  zy ,  dan  off  het 
met  d'Engelsen  eens  syn,  om  ons  te  beter  te  abnyseeren,  snllen  de 
verstandige  oordeelen  off  sal  den  tyt  leeren  moeten. 

Wat  groote  vriendschap  ons  bewesen  wierde  en  hoe  groote  ge- 
negentheyt  de  Pangoran  Gonvemenr  en  de  jonge  Coninek  betoonde 
omme  met  ons  een  eenwich  verbondt  te  maecken  ende  alle  Enro- 
pische  natiën  nyt  den  handel  van  Bantam  t'exdnderen,  is  ü  E. 
voor  dese  ten  deele  mede  verhaelt ,  als  oock  hoe  Pangorang  Gabaog 
de. broeder  van  den  Pangorang  gonvemenr  van  Bantam,  by  oosten 


99 

Jaccatra  met  alle  syn  vronwen  en  kinderen  op  de  jacht  gevaren  was, 
onder  pretext  dat  hem  niet  wilde  bemoeyen  met  de  qnestie  die  tus- 
schen  den  Pangorang  en  d'Ëngelsen  was.  Op  syn  versoeck  hebben 
wy  hem  het  jacht  Cleen  Hollandia ,  tot  convoy  medegegeven ,  inte- 
rim is  de  Ed.  Arendt  Marteen  tot  Bantam  met  de  beraetslaginge 
over  't  contract  en  schoonen  schyn  van  vruntschap  seer  fyn  getrai- 
neert.  De  jonge  Coninck,  de  Pangorang  gonvemeur  en  andre  heb- 
ben onder  andre,  seeckere  diamanten  te  coop  versocht,  men  riedt 
ons  seer  die  te  beschicken,  alsoo  wel  ryckelyck  betaelt  worden  sou- 
den. De  saecke  is  bg  ons  in  deliberatie  geleyt  en  na  consideratie, 
soo  het.  recht  gemeent  worde,  dat  het  te  meer  vorderen  en  soo  het 
guytery  was ,  dat  d'actie  en  't  recht  daema  te  meer  wesen  soude , 
ifi  goet  gevonden  de  geeyschte  diamanten  te  vereeren,  verscheyden 
andre  vereeringen  synder  dienvolgende  oock  gedaen,  als  de  Heeren 
per  reeckening  sullen  sien,  soodat  de  saecke  (na  ons  geseyt  wierd) 
vastginck. 

Aen  den  Coninck  van  Jaccatra  en  den  adel  aldaer,  hebben  oock 
diverse  extraordinaire  schenkagie  gedaen,  omme  de  wech  tot  de 
rendez-vous  te  bouwen.  Ten  cortsten  geseyt,  het  scheen  naer  't 
seggen  en  doen  van  die  van  Bantam  en  Jaccatra,  datter  geen  beeter 
lieden  dan  wy  in  de  werelt  waren,  noch  syn.  De  coninck  van 
Jaccatra  uytvarende  heeft  my  dickwils  syn  landt  en  als  hy  comt 
te  sterven,  de  bescherminge  van  syn  soon  bevolen.  De  jacht  van 
Pangorang  Gabang  heeft  wel  2  maenden  geduyrt,  soodat  hy,  syn 
provisie  opwesende,  verscheyde  reysen  by  ons  om  eenige  sackenrgs 
en  wat  geit  tot  siry  pinang  gesonden  heeft. 

Op  de  vrientschap  by  ons  aen  Pangoran  Gabang  gedaen,  is  by 
degrooten  van  Jaccatra,  (die  de  verraderye  vertrout  was)  decleenen 
te  bedencken  gegeven,  dat  de  Nederlanders  onlangs  met  die  van 
Bantam  groote  questie  gehad  hadden  en  hoe  het  comen  mocht,  dat 
se  nu  Pangorang  Gabang ,  welke  (immer  de  boosheyt  selve  is)  soo 
groote  eere  en  vrientschap  doen,  misschien  sullen  sy  desen  Coninck 
van  Jaccatra  verdry  ven  en  Pangorang  Gabang ,  coninck  van  Jaccatra 
maecken  willen.  Dese  gissinge  is  by  d'onwetende  voor  't  secreet  n 
van  de  saecke  geoordeelt,  men  heeft  daerby  oock  gevoecht,  dat 
d^ngelsen  over  al  vastelycken  aflfirmeerden,  dat  het  alsoo  seecker 
was  en  daerby  oock  voechden,  dat  wy  tot  dien  eynde  eenich  geschut  ■ 


100 

boven  op  ons  nieuwe  huys  geset  hadden ,  waerover  de  broeder  van 
den  coninck  van  Jaccatra  met  eenige  andre  Orangkays  deiw  19  aug^ 
ons  huys  syn  comen  visiteeren,  wel  simpelyck  vragende:  ofwyPan- 
gorang  Gabang  ontbood  hadden  in  ons  huys  te  comen  en  dat  recht 
op  dat  pas,  als  wanneer  van  Pangorang  Gabang  een  boode  by  my 
quam,  aendienende  hoe  Pangorang  Gabang  aen  Pulo  Putri  (welck  een 
cleen  eylandeke  is,  dat  ontrent  een  cleene  myle  dwers  van  Jac- 
catra legt)  gecomen  was  en  dat  hy  my  aldaer  geeme  spreecken 
soude;  waerover  versocht  dat  ik  s'andrendaechs  smorgens  by  hem 
comen  soude.  Seyde  voorder  dat  de  Pangorang  ons  huys  geeme  sien 
wilde;  doch  dat  niet. comen  en  soude,  ten  ware  hem  den  Coninck 
van  Jaccatra  ontboot,  en  dat  tot  morgen  avondt,  aent  voors.  eylandt 
soude  blyven  le^en  omme  te  sien  off  de  coninck  van  Jaccatra  hem 
soude  doen  roepen.  Item  dat  hy  oock  niet  langer  vertoeven  mocht, 
want  alsoo  de  vaste  over  twee  dagen  inginck,  most  hy  precis  die 
nacht  na  Bantam  vertrecken ,  om  daer  voort  ingaen  van  de  vaste  te 
wesen.  Pangorang  Gabang  was  ontrent  300  mannen  stercq.  lek  ben 
s'anderdaechx^  wesende  den  20  augusto  voor  dach,  by  voors.  eylandt 
gevaeren  met  het  jacht  Cleen  HoUandia  en  3  boots  vergeselschapt, 
hebbende  ter  andere  syde  na  den  coninck  van  Jacatra  gesonden ,  omme 
onse  onschult  te  doen,  over  de  quade  geruchten  die  uitgestroyt  en 
ons  nagegeven  wierden,  presenteerde  soo  het  toomken,  welkalsdoen 
op  het  nieuwe  huys  gerecht  wierd  of  iet  anders  hem  in  de  wech  off 
suspect  was,  dat  ick  het  datelyck  soude  doen  affsmyten;  doch  hy 
en  heeft  het  geensints  begeert,  zeggende  dat  met  ons  werck  voort 
varen  soude,  dat  hy  ons  alles  goets  vertrouwde,  dat  hy  wel  wyser 
was  dan  gehoor  te  geven  aen  clapperyen  van  quade  tongen,  biddende 
oversulcx,  dat  wy  van  gelycken  doen  souden.  Soo  haest  ick  by  den 
Pangorang  Gabang  aen  't  eylant  quam,  heeft  hy  my  na 'gewoonlycke 
complimenten  aangedient:  Ick  gae  na  Jaccatra,  de  Coninck  heeft  my 
ontboden ,  nu  sal  ick  uw  huys  gaen  besien  en  eer  de  zeewint  wayde 
ginck  hy  met  sulcken  vreuchde  na  syn  praauwe,  dat  hem  thart  in 
't  lyff  scheen  te  springen,  waerover  ick  seer  verwondert  synde,  myn 
geselschap  vraechde,  wat  dat  mocht  bedieden;  aldus  syn  wy  elck  met 
de  synnen  (sonder  datter  andre  notable  redenen  tusschen  ons  pas- 
seerden) na  Jacatra  gevaren  en  des  middachs  aldaer  wel  aengecomen, 
all  wanneer  Gabang  datelyck  by  den  Coninck  van  Jaccatra  gevaeren  is. 


101 

Onder  pretext  oft  waerachtich  waere,  dat  wy  voor  souden  mogen 
hebben,  Pangorang  Gabang,  Coninek  van  Jaccatra  te  maecken , isser 
desen  dach  een  groote  menichte  van  volck  hier  en  daer  met  haer 
piecken  byeen  vergadert,  veel  vrouwen  synder  oock  uyt  de  stadt 
met  haer  baggagie  in't  lant  gevlucht,  sonder  dat  wy  van  alle  de 
bedenckingen,  die  ons  voorquamen ,  iets  seecker  besluyten  of  ver- 
nemen costen,  want  wie  sonde  oyt  gedacht  hebben,  dat  de  Coninek 
van  Jaccatra,  die  ons  altoos  de  grootste  vruntschap  van  de  werelt 
betoont  heeft,  verraden  en  vermoorden  soude. 

Pangorang   Gabang   heeft   de   geheele   dach   doorgebracht  met  de 
visite   van   den   Coninek   van  Jaccatra  en  syne  andere  vrienden,  off 
weleer  met  haer  beraetslagen  van   haer   moordadich  voornemen  en 
is  des    avonts  met  donckere  nacht,  voor  onse  poorte  gecomen  (even 
alsoff  geen  andere  tyl;  gehadt  hadde)  soo  wy  gereet  waeren  om  naer 
t'  gebet  te  gaen.  De  compste  van  Gabang,  te  stücken  tyt  verstaende, 
ben  ick  daerover  verwondert  en  gealtereert  geworden,  hebbe  belast, 
dat  men  in  der  hattBte  met  het  gebet  voort  vaeren  en  datelyck  alle 
de  soldaten   op   de   galderien   van   't  nieuwe  huys  met  brandende 
lonten   in   de  wapenen  stellen  en  daer  niemant  op  laten  en  soude, 
mits  dat  interim  Pangoran  Gabang  voor  de  poorte  getreyneert  wierde 
tot  dat  alles  claer  was.    Dese  ordre  is  by  den  oppercoopman  Car- 
pentier   wel   bestelt   en  is  Pangorang  Gabang  met  den  broeder  van 
den  Coninek  van  Jaccatra  en  veel  andre  Orang-Kays  van  Jacatra  in 
't  oude  huys  by  ons  gecomen,  meer  dan  500  mannen  stercq  wesende 
en  daerenboven  was  het  vanbuyten,  rontsomme  onse  huysen  mede  vol 
volck;   met  fackels  .  en   tertsen   hebben  wy  Pangorang  Gabang  onse 
wooninghe  getoont.    Op  de  plaetse  en  in  ons  out  huys  hadden  ons 
en  ons  meeste  onbedacht  volck,  met  voeten  wel  doot  connen  loopen; 
dan  aisoo  de  voors.  soldaten  ontrent  40  è,  50  stercq  wesende,  op  de 
nieuwe  galderye  (daer  niet  overvallen  costen  worden)  in  de  wapenen 
stonden,    syn   wy  en  ÜEd.  rycke  middelen,  daerdoor  (naest  Godt) 
behouden  geworden ,   alsoo  niet  mogelyck  was ,  dat  de  verraders  tot 
haer  desseyn  geraecken  costen.    Want  soo  my  en  andre  schoon  ver- 
moert hadden,  soud  het  haer  veel  meer  bloet  gecost  hebben,  sonder 
dat  van  de  huysen  meester  hadden  geworden ,  twelck  mede  seer  wel 
geconsidereert  hebben.    Pangorang   Gabang   met   syn  geselschap  de 
goede  voorsichticheyt  siende,  syn  met  soo  geveynsde  vrientlyck  ge- 


102 

• 

laet  vertrocken,  als  gecomen  waeren,  en  hebben  wy  Gabang  oock 
een  goede  vereering  gedaen;  die  selffde  nacht  is  hy  weder  met  de 
zynen  na  Bantam  gekeert. 

S'anderdachs  wesende  den  21^  is  de  Coninck  van  Jaccatra  met 
syn  gewoonlycke  swite  op  de  oude  manier  by  my  in  ons  hnys  ge- 
comen en  dat  expresselyck ,  na  my  geseyt  is ,  om  myn  gelaet  te  sien. 
Daer  is  tusschen  ons  niet  anders  dan  d'onde  vrientlycke  onthael  ge- 
passeert;  doch  het  nieuwe  huys  is  hy  gaen  besien,  en  hy  verhaalde 
my  onder  andre ,  dat  hy  gister  avondt  syn  Orang-Kays  met  veel  volck 
beneffens  Pangorang  Gabang  by  my  gesonden  hadde^  om  ons  te 
helpen  off  Gabang  per  avontuur  iets  quaets  tegen  ons  voorgenomen 
hadde,  waervan  Syne  Majesteyt  hoochelyck  bedanckte.  Ten  hove 
gekeert  wesende,  heeft  hy,  te  weten  de  Coninck,  den  sabandaerdie 
op  syn  dootbedde  ley t ,  schrifftelyck  ontbooden ,  hoe  hy  by  my  geweest 
was  en  hem  seer  verh'ëuchde ,  dat  geen  verandering  aan  my  had  cannen 
bemercken ;  maer  dat  even  schoon  als  voor  dese  onthaelt  geweest  was. 

Den  24  Augusto  voors.  wierd  my  van  een  al^cker  persoon,  (die 
niet  genoemt  en  dient)  gevraecht,  off  ick  wel  wist  watterommeginck, 
waerop  neen  geantwoort  synde,  seyde  hy,  die  van  Jaccatra  willen 
dit  huys  affloopen,  Quiay  Fate,  Quiay  Aria  en  meest  alle  d'Orang- 
Kays  van  Jaccatra  syn  daertoe  verdragen  geweest;  maer  de  Coninck 
Quiaij  Mas  Demang,  groot  Macka  ende  Sabandaer  hebben  't  weder- 
houden;  waerop  niet  anders  dan  spottende  geantwoort  hebbe,  dat 
geheel  Jaccatra  noch  Bantam,  niet  machtich  waeren  snlcx  te  doen, 
en  dat  bereyt  waren  te  verwachten  allen,  die  daartoe  lust  mochten 
hebben.  Doch  hierop  gelet,  omme  gehoort  en  pmme  gesien  synde, 
docht  my  dat  dese  man,  'trechte  bescheet  van  de  saecke  niet  en  wist , 
off  dat  gesocht  wierd  ons  met  de  voorgenoemde  goede  lieden  op  eene 
andere  manier  te  abuseren;  maer  aen  vele  en  verscheyden  inditien 
hebbe  voorseecker  bemerct  en  bespeurt,  dat  wy  den  20  Aug'.  voors. 
doen  Pangoran  Gabang  des  avonis  by  ons  was,  met  alle  man  ver- 
moort  en  UE.  rycke  middelen  berooft  souden  hebben  geworden,  soo 
het  d' Almogende  in  voors.  maniere,  sonder  ons  weete  niet  wonder- 
baerlyck  verboet  hadde.  UEd.  mogen  Godt  wel  hoochelyck  dancken 
en  looven  gelyck  wy  hier  oock  gedaen  hebben  en  voortaen  meer 
doen  sullen,  want  soo  het  voortgegaen  hadde,  waere  UEd.  standt 
van  Indien  seer  ellendich  geworden. 


103 

Op  dat  pas  waeren  wy  tot  Jaccatra,  aen  landt  hebbende  ontrent 
f  600,000  soo  in  contant  geit,  als  eenige  coopmanschappen,  noch 
ongelyck  meer  (meen  ick)  datter  by  de  Javanen  vermoedt  wierdt. 
Na  voors.  opening  heb  ick  alle  het  geit  ende  voomeempste  coop- 
manschappen van  landt  doen  schepen  en  over  de  schepen  verdeylt. 
De  Coninck  van  Jaccatra  sulcx  vernemende,  is  daer  over  seer  per- 
plex geworden  en  heeft  uit  hem  selven  wonderlycke  protestatie  en 
seer  groote  ontscholdinge  gedaen,  sonder  dat  oyt  beschuldigt  is  ge- 
weest. Hy  beclaechde  met  tranen  in  d'oogen  bemerckt  te  hebben, 
dat  lek  hem  niet  en  betrouwde  als  voor  dese:  „Soude  ick,"  seyde 
hy,  „de  Nederlanders  quaet  doen,  ick  heb  se  bemint  eer  die  oyt 
^gesien  hadde,  ick  hebbe  voor  dese  myn  soon  en  myn  landt  aen 
„Gnerl.   Both   en   daema  aen  de  tegenwoordige  president  gerecom- 

„mandeert,   omme   als   een   vader   en  momboir  daerover  opsicht  te 

• 

„nemen,  soo  waerlyck  als  Godt  leve,  ick  segge  ü  met  der  harte 
„en  niet  met  den  monde  de  waerheyt,  Godt  zy  myn  getuyge.  Ge- 
„ looft  my  de  Capp*.  niet,  laet  ons  te  samen  comen,  ick  ben  bereyt 
„op  nieuws  de  grootste  eede  van  getrouwicheyt  met  hem  te  doen, 
„die  gedaen  worden  connen."  Dit  syn  d'ontschuldinge,  welcke  de 
Coninck  van  Jaccatra,  uit  sich  selffs  sonder  eenige  redene  doet. 

Dat  de  saecke  soo  quaelick  gemeent  wesen  soude,  als  ick  die 
houdende  ben  en  plat  uit  (gelyck  vooren)  segge  dat  die  is,  tot 
naerder  bewys,  daervan  gaen  nevens  dese,  2  acten;  ÜE.  sullen, 
(meen  ick  van  andre  geen  meer  bescheet  becomen,  tenzy  dat  (twelck 
Godt  gelieve  te  verhoeden)  d'execulie  van  een  andre  verraderye  de 
waerheyt  van  tvoors.  naect  ontdecte. 

Dien  selfden  nacht  doen  d'aenslach  mislucte,  isser  by  Pangoran 
Gabang  en  den  Coninck  van  Jaccatra  beslooten,  dat  Gabang  weder 
tot  Jaccatra  comen  soude,  omme  in  des  Conincx  warande  te  gaen 
jaegen  en  ons  daer  te  trecken,  soo  haest  de  vaste  uit  zy;  tot  dien 
eynde  heeft  men  datelyck  begost  de  plaetse  te  reynigen,  dan  alsoo 
bemercken  deguyterye  t'onser  kennisse  gecomen  is,  is  die  aenslach 
weder  te  niet.  Daema  heeft  men  begost  tot  Bantam  uyt  te  geven, 
hoe  de  Pangorang  Gouverneur,  Gabang  verweeten  hadde,  dat  Ga- 
bang sochte  met  onse  vrientschap  en  hulpe  Coninck  van  Bantam  te 
worden  en  dat  daerover  met  den  anderen  wel  in  oorloch  souden 


104 

mogen  geraecken  en  den  adel  voor  seecker  hout,  boo  't  gebeurde, 
dat  wy  Pangorang  Gabang  helpen  sonden;  in  somma  om  't  cort  te 
maeeken,  daer  comt  alle  daegen  wat  nieuws,  wonderlycke practyken 
en  listen  worden  aengeleyt  om  ons  te  abuyseren  en  in  slaep  te  wiegen. 

Die  van  Jaccatra  trachten  seer  om  my  in  't  landt,  als  voordese, 
op  een  speelreys  te  locken  en  die  van  Bantam  om  my  daer  aen 
landt  te  crygen.  Aen  't  gedekte  en  gelaet  van  seeckere  persoonen, 
die  met  loose  bootschappen  verscheyde  reysen  by  my  geweest  syn^  soo 
tot  Jaccatra  in  huys  als  in  de  schepen,  blyct  claerlyck  dat  expres 
gesonden  syn,  om  my  te  vermoorden ,  en  noch  moeten  alsulcke  ge- 
santen  om  ÜE.  welstandt  gehoor  geven  en  vrientschap  bewysen,  ter 
cause  van  d'arme  staet  daerinne  ons  bevinden  j  door  cleene  subsidie 
die  by  U  E.  in  veel  jaeren  gesonden;  de  spraecke  heeft  tot  Bantam 
gegaen,  dat  ick  tot  Jaccatra  vermoor t  en  onse  huysen  aldaer  al  ver- 
nielt  waereny  doch  hoope  dat  ons  d* Almogende  wel  behoudeti  saL 

Aen  verscheyden  inditien  schynt  waerachtig  te  wesen,  dat  niet 
alleene  by  de  Coningen  van  Bantam  en  jaccatta  geconspireert  sy, 
omme  ons  te  vermoorden  en  ÜE.  goederen  te  berooven;  maer  dat 
bykans  alle  de  Coningen  van  Java  met  den  anderen  verdragen  zyn, 
om  ons  t'eene  mael  uyt  te  roeyen  en  dat  voomamelyck  onmie  het 
maecken  van  een  generaele  rendez-vons  van  haer  qnartieren  te 
weeren  en  haer  alsoo  te  ontlasten  van  de  groote  vreese,  die  van 
UE.  macht  en  welstandt  hebbende  syn.  Myn  versoeck  van  Ontong 
Java,  heeft  de  Coninck  van  Jaccatra,  dien  van  Bantam  gecommnni- 
ceert  en  is  daerop  naer  't  schynt  de  verraderye  gebrouwen.  Houden 
oock  voorseecker ,  dat  de  Mattaram  en  de  Coninck  van  Cheribon  van 
alles  goede  kennisse  hebben  en  dat  de  verraderye  met  haer  wete 
en  willen  begost  is.  D'Engelssen  schynen  oock  niet  vry  te  wesen 
en  is  mede  geloofflyck,  dat  de  verraderye,  welcke  d'Engelssen  voor 
dese  tegen  ons  gebrouwt  hadden  met  kennisse  van  de  Coningen  van 
Bantam  en  Jaccatra  onderleyt  is.  Veel  inditien  souden  daervan 
connen  verthoonen,  dan  de  Heere  wil  het  d'Engelsen  vergeven,  het 
schynt  dat  zy  meenen  soo  ons  connen  doen  vermoorden,  dat  haerc 
meesters  daeraen  grooten  dienst  geschieden  sonde,  maer  ick  segge 
UE.  soo  wy  tot  Jaccatra  vermoert  waeren  geworden,  dat  ick  voor 
seecker  houde,  d'Engelssen  tot  Bantam  en  Jaccatra  van  gelycken 
tot  loon  geschiet  sonde   hebben,   want  sy  alleen  gehaet;  maer  wy 


105 

daerenboven  gevreest  worden • 

Hadden  wy  nu  macht  en  middelen ,  't  waere  den  rechten  tyt  om 
(dese)  plaetse  tot  een  generael  rendez-vous  te  begrypen  en  te  fortifi- 
ceren ;  't  is  den  rechten  tyt  segge  y  segge  andermael  ....  het  recht 
en  de  redenen  wort  ü  E.  van  d' Almogende  toegewesen,  of  ghylieden 
moet  nyt  Indien  verftecken  of  toestaen,  dat  alhier  vermoort  en  al 
Uwe  goederen  berooft  worden,  hadden  wy  de  macht  hier,  souden 
over  't  recht  niet  langer  disputeren,  maer  met  de  saecke  voortvaeren. 
Op  de  voors.  propositie  is  verstaen,  dat  de  huysen  tot  Jaccatra  voor 
een  aenloop  ter  diffentie  suffisant  syn,  en  dat  geen  macht  hebben 
om  't  principael  te  beginnen ;  doch  alsoo  wy  tegenwoordich  op 
ons  alderswackst  syn  en  apparent  is,  dat  d'Engelsen,  die  veel 
schepen  te  verwachten  hebben,  de  sterckste  sullen  worden,  soo 
is  voor  goet  verstaen,  ten  aensien  dat  de  schepen  onse  huysen 
van  Jaccatra,  noch  de  huysen  van  Jaccatra  de  schepen  niet  assis- 
teren connen,  dat  men  daerover  op  t'eylandt  daer  onse  schepen 
gemeenlyck  verdubbelen  *  provisionelyck  .pen  sterckte  opwerpen  sou- 
den, dewyl  aldaer  in  allen  gevalle  (Ontong  Java  begrypende)  een 
fort  off  batterye  gehouden  moet  worden ,  omme  de  schepen  daeronder 
te  verdubbelen  en  te  vertimmeren;  item  is  oock  goetgevonden,  dat 
men  in  alles,  sooveel  doenlycken  is,  simuleeren  sullen,  dat  men  de 
Coningen  van  Bantam  geensints,  noch  oock  geen  Orang-Eays  in  't 
minst  beschuldigen,  noch  eenich  quaet  semblandt  betoonen  sal.   .    • 

Dit  is  de  resolutie  op  voors.  stanti  genomen;  maer  ick  en  sie  niet 
hoe  die  ten  effecte  sullen  connen  brengen,  want  behalven  de  schepen 

Ziericzee  en  Mauritius,  syn  hier  geen  andre  schepen,  dan 

(zes  schepen)   in  alles  op  hebbende  ontrent  370  mannen 

al  d'andre   resterende   beste  schepen syn 

gedestineert  van  de  MoUuquen  na  Manilha  te  vaeren.  UEd.  ge- 
Keven  te  considereren  hoe  hier  sittende  syn,  met  de  vyantschap 
van  alle  de  werelt  op  den  hals,  meer  dan  duysent  syn  UEds.  vy- 
anden  tegen  een  van  d'onsen  stercq,  evenwel  gebreect  ons  daeromme 
de  corragie  niet,  maer  de  cleene  consideratie  die  by  UEd. gebruyct 
wort,   beswaert   ende   verdriet  ons  aldermeest.    Overleyt  eens  by  ü 


Blijkens  eene  kantteekening  op  dezen  brief  is  hier  het  eiland  Onrast  bedoeld. 


106 

selven  (bid  ick)  watter  behoeft  tot  hetgene  ÜE.  desidereeren  y  ea  obs 
bevelen,  als  namentlyck:  jaerlicx  rycke  retoeren  over  te  senden,  de 
MoUuqnen,  Amboyna  en  Banda  wel  beset  te  honden ,  d'Engelsen, 
Francen  en  alle  andre  vreemdelingen  van  daer  te  weeren ,  den 
vyandt  in  Manilha  met  een  goede  vloote  te  besoecken,  de  rycke 
Chinessen  handel  te  proenreren,  een  treffelytke  vloote  na  Arabien 
en  Snratten  te  senden,  een  generael  rendez-vous  te  begrypen  en 
formeeren,  en  hierenboven  d'inlantschen  handel  van  d'een  bysondere 
plaetse  op  d'andre  waer  *te  nemen  en  den  vyandt  alomme  alle  mo- 

gelycke  affbrenek  te  doen! 

Met  onse  voorgaende  is  UEd.  geseyt,  hoe  tsedert  Febr.  passato 
geen  rys  in  Japara  te  beeomen  is  geweest ,  doch  datter  goede  ap- 
parentie  was  eerlang  ons  geriefi  beeomen  souden;  volgens  ordre  van 
den  Hr.  Generael  Reael,  (op  syn  vertreck  van  Japara  aldaer  gelaten) 
is  de  ondercoopman  Comelis  van  Maesyck  na  den  Mattaram  gereyst 
en  overal  wel  onthaelt  geweest ,  gelyck  de  Heeren  per  nevensgaend 
joumael  connen  sien  ^.  Hy  is  tot  in  de  stadt  Mattaram  gecomen 
by  Tommogon  Syngaranölier  ^y  welcke  doen  en  laten  van  den 
Mattaram  is.  Dese  heeft  de  schenckagie  ten  dancke  aengenomen  en 
voors.  ondercoopman  van  wegen  den  Mattaram  bescheet  en  licentie 
gegeven y  dat  ons  volck  en  niemant  anders  in  Japara,  soo  veel  rys 
souden  mogen  coopen  en  uytvoeren  als  selfs  begeeren.  De  Gouver- 
neur van  Japara  't  bescheyt  siende,  seyde  dat  het  een  vals  brief  ken 
was,  doch  heeft  d'onsen  evenwel  ongemolesteert  en  een  weynich  rys 
coopen  laeten.  Dan  corts  daema  heeft  hy  uyt  de  name  van  den 
Mattaram,  drie  dagen  naer  't  vertreck  van  't  schip  de  Trouwe  van 
daer,  de  logie  met  gewelt  affgeloopen,  gelyck  per nevensgaende mis- 
sive van  Balthasar  van  Eyndhoven  geadvyseert  wort.  Drie  mannen 
synder  in  de  farie  gedoot,  drie  gequest  en  17  in  't  lant  geknevelt 
gevangen  gevoert.  Ontrent  R.  20  c.  in  geit  en  goederen  isser  ge- 
rooft.  Na  de  rovers  en  moorders  seggen  hebben  sy  daertoe  groot 
gelyck  gehadt,  want  Balthasar  van  Eyndhoven  (na  geseyt  wort)  heeft 
den  Mattaram  bg  een  hondt  vergeleecken  en  den  Gouverneur  ende 
andere  hoofden  van  de  plaetse,  seer  qualick  beijegent.  Daer  syn 
oock  eenige  joncken  van  des  Matarams  volck  by  d'Engelsen  berooft  ^ 

"     Zie  hierboven  N®.  XXV. 
*    Singo-Ranoe. 


107 

daervan  ons  de  schnlt  toegeschreven  wort^  gelyck  voor  dese  gead^ 
viseert  hebben.  Nu  corteling  hebben  eene  missive  ontfangen,  die 
.  nit  den  name  van  den  Tommogon  van  den  Mattaram  geschreven  was  y 
waerinne  my  advyseerde,  dat  hy  by  den  Mattaram  verworven  hadde , 
dat  wy  wel  weder  5  a  6  andre  persoenen  in  Japark  om  te  handelen 
mochten  leggen,  dan*  mochten  sooveel  quaet  niet  weder  doen,  als 
de  voorgaende  gedaen  hadden.  In  voegen,  dat  hun  (na  haer  seg- 
gen)  noch  veel  te  cort  comt.  Na  onse  gissinge  is  voors.  huys  om 
't  geit  en  de  goederen  alleene  a%eloopen,  want  Jacob  van  Mart  is 
lange  te  voeren  gedreycht  en  van  syn  vrienden  gewaerschout  ge- 
weest, dat  sich  voor  diergelycken  te  hoeden  hadde. 

Ende  alsoo  hetselvige  (i.  e.  de  moort  te  Japara)  ten  hoochste  ge- 
revengeert  en  gestraft  dient,  off  ons  volck  noch  UE.  goederen  souden 
nieuwers  verseeckert  connen  wesen,  hebben  wy  last  gegeven  dat 
men  eerstelyck  met  behendichheyt  trachte  eenige  rys  en  de  gevan- 
genen te  becomen  en  daema  d'autheurs,  adjuteurs  en  executeurs  ten 
alderhoochste  straffen,  opdat  het  alle  trouloosë  mooren,  voor  een 
notabel  exempel  dienen  mach,  en  dat  eeA  ider  sie,  wy  niet  en  ont- 
sien   ons  recht   te  vervolgen  tegen  d'aldergrootste  potentaet  van  de 

werelt 

UEd.  gelieve  te  gedencken  dat  de  verraderye  by  dese  Coningen 
tegen  ons  beleyt  en  begost  is  ende  al  is  het  haer  nu  misluct,  syen 
sullen  niet  laten,  daerinne  voort  te  vaeren  gelyck  dagelycx  meer  en 
meer  vernemen,  wy  syn  nu  wel  gewaerschout  dat  overvallen,  ver- 
moort  en  berooft  sullen  worden,  soo  haest  het  onse  vyanden  te 
wege  brengen  connen,  ja  alwaert  (soo  het  niet  eer  connen  doen) 
seven  jaeren  naer  dese,  geen  deucht  sal  haer  van  dat  voornemen 
houden;  derhalve  bidde  andermael  zeer«demoedelyck,  dat  de  Heeren 
metten  eersten  herwaerts  aen,  gelieven  te  senden  groote  menichte 
van  volck,  menichte  van  schepen  en  een  groote  sonmie  geit,  met 
alderley  nootlyckheden.  Dit  doende  sal  alles  wel  gelucken,  soo  niet, 
salt  ÜEd.  berouwen. 

Dispereert  niet,  ontsiet  uwe  vyanden  niet,  daer  en  is  ter  werelt 
niet  dat  ons  can  hinderen,  noch  deeren,  wandt  Godt  met  ons  is, 
eu  treet  de  voorgaende  misslagen  in  geen  consequentie,  want  daer 
ca»  in  Indien  wat  groots  verrif  ht  worden.  Waeraen  dat  het  voor 
dese  gefeylt  heeft,  hoope  ÜEd.  (als  het  haer  gelieft  met  weynieh  woor- 


108 

den)  mondeling  te  vertoonen;  de  somma  van  alle  H  voorschreven  isj 
dat  ÜE.  alle  jaeren  herwaerts  aen^  dienen  te  senden  sonder  opfwuden, 
menichte  van  vokk,  scfiepenj  geit  en  alderley  nootlyckheden^  waer- 
tegen  dun  jaerlicx  rycke  retoeren  gesonden  sullen  worden ,  gelyck  nu 
begost  is.    Ende  hiermede  enz 

Int  wapen  van  Amsterdam ,  legende  ontrent  Jaccatra  adi  29  Sep- 
tember 1618. 

ü  Ed.  Dienstw. 

Abbnt  Maebts.  J.  P.  Coen. 

WiLLEii  Janss.  P.  de  Cabpsntisb. 

PlETEB  DiBCXSOOir. 


XXVni.     De   benoemde   GOTTYEBNErB-GENEBAAL  JaN  PiETEBSZ. 

COEN   EN     DE    BADEN    YAN    InDIE  ,   PlETEB   DE   CaBPENTIEB^ 

FbANK    YAN    DEB    MeEB    en    PlETEB    DiBCKZ.    AAN    DE 

Bewindhebbebs  DEB  Geneb.  Oost-Ind*  Gomp. 

(Heeben  XVII.) 

Jakatra,  12  NoYember  1618. 

Emfeste,  enz 

Onder  anderen  hebben  UEd.  met  onse  voorgaande  in  supstantie 
geadYyseert,  hoe  by  de  coningen  Yan  Bantam  en  Jacatra  met  toe- 
stemming Yan  den  Mattaram  en  alle  andre  omleggende  grooten,  soo 
wy  meenen  en  YÓor  seecker  houden,  seer  behendelyck  voorgenomen 
is  geweest,  deese  hnyse  aff  te  loopen,  ons  en  XJEd.  Yolck  te  ver- 
moorden en  aJle  de  rycke  middelen  van  de  Generale  Comp.  te  be- 
roven, omme  alsoo  het  bouwen  van  een  generale  rendez-vouSj  daer- 
door  met  een  generaele  moori  en  beroovinge  van  alles  te prevenieren.... 

Met  onse  vooi^aende  is  U  E.  mede  geadvyseert,  hoe  geresolveert 
hadden  op  een  van  d'eylanden  by  de  verse  riviere  een  reduit  te 
maecken  en  tot  Jacatra  continueelyck  gamesoen  van  100  koppen  te 
houden.  T'sedert  wat  naerder  op  de  saecke  gelet  hebbende,  dacht 
my  dat  onse  huysen  seer  licht  alsoo  souden  connen  verstercken,  dat 
daermede  alle  gewelt  van  buyten  en  binnenlandsche  vijanden  weder 
gestaen  cost  worden  en  dat  sulcx  om  verscheyden  gewichtige  redenen 
oock  behoorden  te  doen  en  niet*genoech  was,  dat  voor  een  aen- 
loop    suffisant    genoech    waren.     De  redenen  en  het  recht   mede 


109 

suflSsant  wesende,  soo  hebbe  d'occasie  oock  waergenomen  en  al 
soetjens  met  eenige  slechte  wercken  begost,  omme  te  sien  hoe 
hem  de  saeeke  toedragen  en  die  van  Bantam  en  Jacatra  haer 
honden  zonden.  Hiermede  sop  verde  comende,  dat  ons  volck  en  die 
van  Bantam  en  Jacatra  het  desseyn  gewaar  wierden,  soo  hebbe  den 
22«n  passato,  in  't  wapen  van  Amsterdam  eene  generaele  vergadering 
beroepen,  alles  naectelyck  ontdect,  de  saeeke  wyt  en  breet  voorge- 
stelt  ende  wierd  daerop  na  consideratie  van  't  geene  dien  aengaet, 
gearresteert,  dat  men  met  het  begonnen  werk  voortvaren  en  een 
volkomen  fort  voltrecken  sonde.  Op  d'eerste  pnnt  hebben  overlange 
12  stncken  geschnt  gestaen,  twee  andre  punten  sullen  mede  welhaest 
gemaect  wesen.  T'is  aireede  soo  verre  gebracht,  dat  U  E.  desehuy- 
zen,  niet  alleene  voor  een  aenloop,  gelyck  voor  dese  geadvyseert  is 
suffisant  zyn,  maer  dat  (wy)  moed  hebben,  met  Godes  hnlpe, 
alle  gewelt  van  geheel  Java,  van  de  Spangiaarden  en  Portngiesen, 
Engelsen ,  ende  anderen  weder  te  staen. 

Die  van  Bantam  en  Jacatra  syn  over  dit  werck  seer  beroert  en 
bevreest  geworden,  sy  hebben  continneelycken  haere  spien  uytgeson- 
den;  maer  geen  moet  gehadt  ons  werck  te  verhinderen.  De  Coninck 
heeft  my  verscheyden  reysen  doen  bidden  met  myn  geselschap,  na 
oude  costame  ten  hove  by  hem  te  comen;  doch  alsoo  verscheyden 
inditien  gesien  syn ,  dat  gesocht  wierdt  my  te  doen  vermoorden ,  is 
tot  diverse  reyzen  by  den  raet  gearresteert,  dat  ick  niet  gaen,maer 
my  ten  besten  excnseeren  sonde  en,  naer  dat  hier  over  vanConincx 
wege  seer  groote  instantie  gedaen  was  en  wy  niet  dan  te  min 
daertoe  resolveren  costen,  is  de  Coninck  selve  met  veel  Orangkays 
^J  Diy  gecomen,  en  heeft  het  werdk  rontsomme  gesien,  met  groote 
zedicheyt  vraechde  hy :  waeromme  dit  en  dat  waren  maeckende, 
waeromme  hem  wantroude  ende  van  waer  dese  veranderinghe  quam; 
biddende  hem  selven  en  niet  door  anderen  te  kennen  te  geven  wat 
van  de  saeeke  was;  hierop  syn  tusschen  ons,  den  Coninck  en  syne 
Orangkays,  veel  redenen  en  wederredenen  gepasseert,  streckende 
van  wege  den  Coninck ,  dat  hem  alles  behoorden  te  vertrouwen  en 
van  onser  syde,  dat  een  overhooft  tegen  alle  gevallen  behoort  en 
schuldig  is  te  versien  en  dat  wy  door  onse  onbedachtsaemheyt  ver- 
moert en  onse  goederen  berooft  wesende ,  de  Coninck  ons  daema  niet 
sonde  connen  helpen •    .    •  j. 


110 

Dese  redenen  hebben  sy  niet  connen  wederleggen.  De  mont  is 
haer  daermede  gestopt  en  het  gemoet  hnn  oyertaycht,  alsoo,  datter 
noyt  geseyt  en  is:  qualick  doet  ghy;  maer  wel  (nu  niet  beter  mogen) 
dat  ick  mach  maecken ,  'tgene  sel&  begeete ;  dan  alsoo  by  dese  natie  niets 
meer  dan  macht  en  forten  gehaet  en  gevreest  wort,  can  U  Ed.  wel 
considereren ,  hoe  sylieden  te  moede  zijn,  insonderheyt  smaet  dese 

Coninck  seer  heftich op  de  steenen  cadt,  die  op  den  hoeck 

tosschen  onse  twee  steenen  huysen  gemaeckt  wordt,  vermits  desel- 
vige  te  landewaerts  over  de  stadt  domineeren  sal.    Ende  alsoo  ge- 
noodtsaeckt  syn  geworden,  het  sieckenhnys  en  veel   andre   rieden 
huysen   aff  te   breecken,   waerdoor  opt  eylandt   voors. ,  by  d'onse 
Onrtist  genaemt  weder  andre  rieden  hnysen  gemaect  syn,  de  siecken 
en   andren   daer  getransporteert  hebben,  van  meeninge  synde  aUe 
d'ambachtslieden  aldaer  mede  te  doen  woonen  en  ter  gelegendertyt, 
aldaer  een  rednyt  op  te  werpen,  schynt  het,  dat  die  van  Bantam,  meest 
vreezen  voor  't  geene  ick  hoope,  dat  aldaer offeldersgebenrensall,  te 
weten  dat  daer  een  colonie  planten  en  al  de  negotie  trecken  sollen. 
Hierover  heeft  de  Pangoran  van  Bantam  (zich)  verlnyden  laten,  dat 
hem   dat   eylandt   en  niet  den   Coninck  van  Jacatra  toecomt.    De 
Coninck  van  Jacatra  staet  oock  toe ,  dat  die  van  Bantam  daerop  ge- 
sach   hebben,   en   is   seer  vrientlyck  biddende,  dat  ick  die  hnysen 
weder  sonde  doen  afbreecken,  op  dat  hy  die  van  Bantam  de  mondt 
daermede  sonde  mogen  stoppen;  waerop  Syne  Maj*.  bidde  ons  een 
andre  plaetse  te  geven ,  daer  ons  volck ,  de  siecke  en  goederen  be- 
qnaemlyck  gebercht  en  gelogeert  mogen  worden,  dat  dan  datelyck 
alles  afbreecken  sal.  Met  dese  antwoorden  syn  de  gesanten  van  Ban- 
tam oock  gekeert   De  Javanen  selfis  hebben  de  voors.  hnysen  ge- 
maect en  oock  gehaelt  alle  de  paelen,  daermede  't  fort  tot  Jacatra 
gemaeckt  wort,  maer  soo  haest  de  grooten  ons  desseyn  vernamen, 
is   haer   op  lyffiitraffe  verboden  voor  ons   niet   meer  te  doen.    De 
chineese  timmerlieden  van  Bantam  syn  mede  temgge  geroepen  en 
daer  is  op  den  hals  verboden,   dat  niemant  na  Jacatra  vaere;  doch 
het   is  nn  voor  haer  te  laet  en  met  ons  soo  verde  y  dat  ick  hoope 
wy  ons  wel  behelpen  sullen  en  daerover  niet  noodich  is  veel  moeyten 
te   doen  om  volck  te  becomen,  dewyle  selfs  mettertyt  wel  comen 
sullen.    Derhalve  laeten  Bantam  en  Jacatra  met  haar  verbot  gewor- 
den^  omme  te  beter  met  meerder  gemack  tot  ons  desseyn  te  geraec- 


111 

ken.  De  Coninck  van  Jaeatra  heeft  ronduit  verbooden,  dat  geen 
Chineesen  noch  Javanen  ons  helpen  souden  het  fort  te  maecken, 
doch  evenwel  synder  s'andrendaechs  eenige  Chinesen  te  werck  gecomen* 

D'Engelsen  hebben  hier  met  desen  Coninck  gehadt  veel  onderhan- 
delingen die  ons  veel  bedenckingen  geven.  .  Zy  hebben  hem  een 
groff  stnck  geschut  vereert,  d'eene  tyt  speelden  met  den  anderen 
de  schoone  personnagie  en  den  anderen  gelieten  haer  als  off  in  de 
wapenen  geraecken  souden,  hetwelck  ons  met  expresse  aengediend 
wierd,  doch  alsoo  ons  de  saecke  niet  aen  en  trocken  is  alles  weder 
als  roock  verdwenen. 

UEd.   sullen   gelieven  te  verstaen,  dat  de  wercken  die  maeckende 

syn,  meest  al  binnen  de  heining  van  de  plaetse  comen  en  alsoo  ons 

de  plaetse  nu  te  cleen  valt ,  sullen  alle  d'ambachtslieden ,  gelyck  voo- 

ren   is   geseyt,  op  't  eylandt  Onrust  gehouden  worden.    Wy  sullen 

daerby  oock  sien  te  trecken  sooveel  Chinese  timmerlieden  en  andren 

ais  mogelijck  sy,  omme  daer  off  daemae  aan't  vaste  landt ,  coUonie  te 

planten ,  nadat  de  tyt  mede  sal  brengen ,  in  voegen  dat  ons  interim 

voor  een  provisionele  rendez-vous  dienen  sal,  het  fort,  welck  hier 

maeckende  syn,  ÜEd.  volck  en  goederen  sullen,  daerin  vertrouwen 

wy,  tegen  alle  gewelt  genoechsaem  verseeckert  wesen.   Hiermede  sal- 

de  wech  gebaent  syn,  omme  tot  een  volcomen  coUonie  te  geraecken. 

Wy  sullen  daermede  oock  voorcomen ,  dat  ons  verse  water  en  andre 

nootlycke   provisie   niet  onthou&en  worde.    Die  van   Jaeatra   sullen 

daerdoor   oock  gedrongen   wesen   vrede  te  houden,  want  soo  sy  iet 

anders  onderstonden,  souden  onse  plaetse  wel  haest  sooveel  vergroo- 

ten,  dat  ÜEd.  in  Indien  geen  ander  generael  rendez-vouz  behoeven 

souden.   Als  volcomelyck  bemerkt  wort,  wat  met  voors.  eylandt  Onrust 

voor  hebben  suUen  wy  oock  naeder  sien,  hoe  haer  die  van  Bantam 

en  Jaeatra   houden   sullen.    Alsnu   is   dese   Coninck  besich  om  syn 

stadt  te  verstercken  en  die  rontsomme  in  steenen  mueren  te  leggen, 

't  heeft  de  naem,  dat  het  tegen  den  Mataram  geschiet,  maer  alsoo 

hen  haer  gemoet  overtuycht,  geschiedt  het  uit  enckel  vreese,  datwy 

haer  boos  voornemen  met  rechtveerdige  straffe  straffen  sullen 

In  Jaeatra  ad.  12  novembr.  A  1618. 

ÜEd,  dienstw.  dd. 

Pe^itco  yxn  dee  Mebe.        j.  P.  COBW. 

PlETEE  DiECKSOON.  P.   DB   CaEPEI^^TIBE. 


y* « 


112 

XXIX.     De  BEiroEMDE   GorTEBinfiiTB  GEin&BAAL  Jaüt  Pietebsz. 

CoEN  EK  DE  Raden  yan  Ikdie^  Pieteb  de  Cabpentieb 

EK  Pieteb  Dibcesz.  aan  de  Bewindhebbebs  deb 

Gen,  Oost-Ind.  Comp.  (Heeben  XVII.) 

Aan  boord  van  het  schip  de  Oade  Zon, 
omtrent  drie  mglen  beoosten  Japara, 
13  Januarij  1619. 

Edele  Erentfeste 

Met  onsen  jongsten  in  Novembr.  passato  per  tschip  Mauritius  ge- 
sonden,  hebben  üEd.  geadvyseert,  watter  tot  dien  tyt  gepasseert 
was.  T'sedert  is  hier  geen  cleene  veranderinge  geresen.  Maer  syn 
wy  door  d'Engelsen  in  groote  swaricheyt,  den  handel  in  confasie  en 
ÜEd.  staet  in  groot  peryckel  gebracht,  doch  behouden  evenwel  grote 
hope  dat  een  goede  uytcompste  becomen  sullen,  watter  op  volgen 
wil,  sal  den  tydt  leeren;  d' Almogende  come  interim  d'ellendigen  te 
hulpe  en  vergeve  ÜEd.  haer  groote  onachtsaemheyt ! 

Vermits  den  noodt  my  gedrongen  heeft  k  Timprovisto  met  de 
schepen  innewaerts  te  vertrecken,  hebbe  alle  myne  schriften  en 
pampieren  tot  Jacatra  moeten  laten,  waerover  ÜEd.  geen  copie  van 
onsen  voorgaenden  connen  seynden,  enz 

Naer  't  vertreck  van  tschip  Mauritius  hebben  wy  't  schip  Delft 
by  der  handt  genomen,  omme  tsélvige  metten  eerste  mede  af  te 
veerdigen  en  alsoo  daertoe  noch  eenige  peper  gebrack,  wierde  goet- 
gevonden,  dat  men  deselvige  coopen  sonde,  niettegenstaende 6 en 6| 
R.  voor  de  sack  mosten  geven.  Tot  desen  prys  isser  pertye  gecoft 
en  in  Delft  gescheept  omme  d'Engelsen  te  prevenieren  ende  het 
schip  tytelyk  aff  te  vaerdigen,  niettegenstaende  vry  wat  vervalscht 
was,  dan  alsoo  het  gewas  cleen  geweest  is  en  van  den  Pangoran 
hulpe  noch  recht  becomen  costen ,  mosten  wy  patientie  hebben. 

Door  onse  voorgaende  sullen  ÜEd.  verstaen  hebben,  hoe  door 
Godes  genade  misluct  was,  de  groote  moorderye  en  roverye,  welcke 
die  van  Bantam  en  Jaccatra  den  20^  Augusto  passado  op  ü  Ed. 
volck  en  goederen  vermeent  hadden  te  doen,  gelyck  mede  hoe  ver- 
scheyde  andere  aenslagen  op  ons  gemaect  zyn  en  seer  groote  in- 
stantie gedaen  is,  om  my  in  't  Hoff  by  den  Coninck  te  becomen; 
doch  de  Heere  heeft  ïny  tot  noch  to6  voor  alle  haer  bose  aenslagen 


r 


^^Wif* 


115 

behoet.  D'Engelsen  en  Javanen  syn  sedert  dien  tyt  noyt  stille  ge- 
weest, hebben  een  seer  groote  familiare  correspondentie  gehouden, 
sonder  dat  oyt  vernemen  conden ,  wat  onder  haer  passeerde.  D'eene 
tydt  schenen  zy  groote  vrienden  te  wesen  en  den  anderen  stelden 
haer  aen  alsoff  doodtvyanden  waren  geweest,  ende  dat  all,  om  ons 
te  abuseren.  De  Coninck  van  Jacatra  is  met  de  versterking  van 
zyn  stadt  voortgevaren.  Hy  heeft  verscheyden  nieuwe  bolwerken 
gemaeckt,  waer  tegens  ons  mede  sooveel  versterct  hebben  als  (naei; 
't  volck  dat  wy  hadden)  doenlyck  geweest  is.  Van  dach  tot  dach, 
jae  van  uyre  tot  uyre  synder  spien  in  ons  huys  geweest,  welcke  de 
Coningen*  van  Bantam  en  Jacatra  gestadelyck  rapporteerden,  wat  er 
by  ons  gedaen  wierde.  Die  van  Jacatra  gelieten  hun,  dat  haer  wel 
beviel  wat  ick  dede ,  dat  het  met  recht  en  goede  redenen  geschiede. 
De  Coninck  selffs  advoyeerde  alles;  uytgesondert  de  stenen  catte 
die  recht  tegen  des  Conincx  bolwercken  gemaeckt  wierde ,  welck  hem 
seer  mishaechde,  doch  hy  en  heeft  hem  evenwel  geensints  wiUen 
ontbloten,  maer  secretelyck  verboden  dat  geen  Chinesen  noch  Java- 
nen, voor  ons  wercken  oft  eenige  materialen  aen  ons  vercoopen 
souden  en  doen  hierover  clachtich  vielen,  antwoordde  hy  geensints 
alsulck  verboth  gegeven  te  hebben;  maer  dat  het  hem  lieff  was,  dat 
d'arme  lieden  aen  ons  geit  verdienden  en  dat  vry  coopen  souden  al 
tgene  begeerden,  doch  interim  bleeff  het  verboth  effect  sorterende, 
alsoo  niemant  hem  dorst  te  laten  gebruycken  ende  alsoo  een  Chinees 
by  gevalle  ten  gehoore  van  seeckere  Javanen ,  hem  liet  ontvallen  dat 
hy  voor  ons  geen  sant  dorst  halen,  omdat  het  de  Coninck  verboden 
hadde,  wierd  desen  man  de  lippen  daerover  affgesneden.  De  Coninck 
ontboodt  my  datelyck  hoe  hy  soo  een  quaetsprecker,  die  gesocht 
hadde  tusschen  my  en  hem  quaestie  te  maecken,  gestraft  hadde, 
om  daermede  te  bethoonen,  hoe  hy  wel  expresselyck  begeerde,  dat 
ons  elck  een  helpen  sonde.  Ende  omme  ons  te  beter  te  abuseren 
synder  seeckere  lieden  t'onser  hulpe  geaposteert,  daer  aen  quansuys 
bleeck,  dat  alle  d'andere  uyt  haer  selven  vertrocken  waren;  doch 
van  de  geaposteerde  Chinesen,  die  voor  ons  aen  d'eylanden  sant 
haelden,  synder  twee  vermoert  en  dat  door  expres  bevel,  houden 
wy  voor  seecker,  van  den  Coninck  van  Jacatra,  omme  d'anderemet 
een  stomme  dreygement  van  onse  hulpe  te  verdryven.  Het  hout  en 
de  steen,  welck  op  leveringe  gecocht  hadden,  heeft  de  Coninck  aen- 

IV.  S 


114 

geslagen  onder  pretext  dat  hetselvige  tot  versterckinge  van  z)m  stadt 
van  node  hadde. 

De  Pangoran  van  Bantam  ons  disseyn  te  Jacatra  vernemende, 
heeft  mede  gesimuleert  en  d'onse  aengeseyt,  soo  wy  op  d'eylanden 
een  fort  maeckten ,  dat  hy  het  hem  aentrecken  en  met  gewelt  be- 
letten sonde,  dan  dewyle  snlcx  tot  Jacatra  doen,  met  toestemming 
van  dien  Coninck,  dat  hy  hem  daermede  niet  bemoeyen  will;  doch 
ondertnsschen  heeft  hy  op  den  hals  verboden,  dat  niemant,  geen 
Javanen  noch  Chinesen  naer  Jacatra  varen  sonden,  jae  dat  niemant 
hem  vervordere  een  simpele  brieff  aen  ons  te  brengen.  Heeft  mede 
op  lyfistrafte  verboden,  dat  niemant  eenich  hout  aen  ons,  maer  wel 
aen  de  Engelsen  vercoopen  sonde  en  het  hont,  welck  wy  op  leve- 
ringh  gecocht  hadden  en  in  't  bos  van  Carawangh  gehonen  was, 
heeft  de  Pangoran  van  Bantam  door  den  Pangeran  van  Pontangh 
op  doen  houden  en  den  Coninck  van  Jacatra  heeft  hy  oock  belast, 
fioo  er  eenige  Chinesen  oft  Javanen  van  Bantam  tot  Jacatra  qnamen, 
dat  hy  die  gebonden  weder  naer  Bantam  senden  soude.  De  hande- 
linghe  is  hieï*  soo  wonderlyck  vreemt  toegegaen  als  men  ter  werelt 
soude  connen  bedencken.  Veel  redenen  hebbe  ick  den  Coninck  van 
Jacatra  gegeven  om  hem  te  voldoen,  oock  verluyden  laten,  dat  (ik) 
bereyt  was  hem  met  geit  te  paeyen,  en  alsoo  hy  1000  Realen  ter 
leen  versogt  tot  hulp  van  d'oncosten,  die  hy  over  de  versterckinge 
van  zyn  stadt  was  doende,  hem  deselvige  gedaen  en  daerenboven 
over  de  200  R.  vereert  in  teecken  dat  mede  goetwillich  betalen 
wilden  de  schattinge,  die  de  Chinesen  tot  versterckinge  van  des 
Gonincx  stadt  opgeleyt  was.  Ick  hebbe  de  Coninck  mede  verscheyde 
reysen  ontboden,  hoe  hem  kennelyck  was,  wat  groote  vyanden  wy 
hadden  en  hoe  nieuwers  sonder  versterckinge  seecker  mochten  woo- 
nen;  derhalven  dat  genootsaeckt  waren,  onse  plaetse,  ter  defensie 
te  verstercken,  en  soo  het  hem  niet  behaechde ,  dat  hy  het  my  ronduyt 
soude  laten  weten;  ick  was  bereyt  alles  op  te  breecken  en  wilde 
liever  vertrecken,  dan  met  hem  in  questie  ofte  oorloghe  treden. 
Hierop  heeft  hy  verscheyden  reysen  ontboden,  dat  geensins  ons  ver- 
treek  begeerde,  vermits  alle  syn  welstandt  van  ons  hadde. 

Terwyl  dese  en  diergelycke  protestatien  meer,  soo  van  d'een  als 
van  d'ander  syde  gedaen  wierden,  isser  een  mter  met  verscheyden 
bolwercken  aen  d'een  zyde  van  de  stadt  tegens  onse  huysen  over- 


119 

staende,  voltroeken  geworden.  In  't  Ho£f  is  mede  bedectélyck  een 
werdic,  schootvry  voor  groff  geschat^  g^xiaect,  gelyok  öoék  m  alle 
de  hnysen  van  de  voomaemste  Orang  Oays,  en  dat  nyt  vreese  (soo 
zy  seyden)  dat  wy  van  de  cadt  in  de  stadt  schieten  zouden.  Hier- 
tegen hebben  wy  ons  beste  mede  wel  gedaen;  maer  door  gebreck 
van  volck  weynich  meer  verricht,  dan  UEd.  met  Manritins  ^  gead- 
viseert  hebben,  alsdoen  gedaen  was,  synde  'tsedert,  de  meeste  tydt 
doorgebracht  met  het  maecken  van  eenige  huysen  binnen  't  fort, 
item  om  de  cadt,  die  de  eene  hoeck  nytgesegen  was  te  repareren 
en  omme  aen  de  twee  buytensyden  noch  een  mner,  van  acht  voeten 
dick,  te  leggen,  gelyck  teü  deele  gedaen  is. 

Terwyl  dus  doende  waren  en  d'Engelsen  [t  vier  ten  qnaesten  stooe- 
ten,  hebben  sy  haer  in  den  handel  stille  gehouden,  sonder  eenige 
peper  te  coopén,  vetluyden' latende,  dat  soo  haest  hare  macht byeen 
souden  hebben,  alsdan  met  alle  man  naer  de  Moluques,  Amboyna 
en  Banda  varen  souden.  Hierover  niet  anders  van  haer  disseyn  con- 
nende  vernemen,  hebben  wy  wederom  in  haeste  naer  Amboyna  ge- 
sondmi)  het  schip  de  Trouwe  met  realen  32  (mille)  in  spetie  en 
confirmatie  van  onse  voorgaende  ordre,  te  weten:  dat  men  voor 
de  Goinpste  van  d'Engelsen  opcoopen  soude,  alle  de  nagelen,  noten 
en  folie,  die  voorhanden  waren,  ten  prys,  dien  men  best  becomen 
eoste,  ende  (mme  d'Engelsen  te  beter  te  mogen  resisteren,  hebben 
wy  het  schip  de  Trouwe  met  ontblotinghe  van  andere  schepen  tot 
hoiidert  edppen  gemant;  neifens  de-Trouw  is  oock  vertrocken  tjacht 
Nassau  met  ordre  dat  Balambuam  en  Bima  aendoen  sal,  omme  de 
last  van  rys  te  soecken.  Het  jacht  Jortan,  van  een  joncke  opge^ 
maeckt,  is  mede  naer  Solor  en  Timor  vertrocken,  soodat  geen  andere 
schepen  behielden  dan  't  Wapen  van  Amsterdam,  Delft,  den  Engel, 
den  Oouden  Leeuw  ende  Yalck,  die  corts  van  Atchyn  en  Ticoe 
gekeeli  ii%sw 

Het  onse  jonexte  is  UEd. ,  naer  my  recht  gedenct ,  't  succes  van 
Japara  niet  geadviseert;  maer  wel  hoe  de  commandeur  Arent  Merts 
ordre  gegeven  hadde,  revenge  te  tiemen.  De  schepen  St.  Michiel, 
dé  Suyde^  Sendragt,  de  N^tnnus  en  Hoorn,  voor  Japar A leggeiidè ^ 


*      Btief  raa  10  Nov.  1618* 


116 

hebben  d'onse  den  S^  November  passado  met  160  man  een  landtodit 
gedaen,  het  houten  fortgen,  dat  de  Mooren  gemaeet  hadden  sonder 
rosistentie  ingenomen  en  tselvige,  gelyck  mede  onse  loge  en  alle 
omstaende  hnysen  verbrant,  ontrent  30  Javanen  zyn  er  gebleven, 
alle  de  joncken  van  Dama  en  Japara  syn  tot  thien  toe  met  de  boots 
van  de  schepen,  soo  genomen  als  verbrant,  en  omtrent  80  lasten 
verovert.  Veel  pranwen  en  cleyne  joncken  synder  mede  vernielt, 
invoegen  dat  die  van  Mataram  airede  meer  schade  geleden  hebben, 
dan  ons  gedaen  zy.  De  Gouverneur  van  Dama,  die  de  meeste 
schade  wel  geleden  heeft,  de  voors.  revenge  verstaende,  heeft date- 
lyck  aen  de  schepen  gesonden  en  S3m  vrientschap  aengeboden,  pre- 
senteerende  een  verdragh  met  den  Mattaram  te  maecken,  de  reste- 
rende gevangenen  te  lossen  en  den  Gouverneur  van  Japara,  die  onse 
loge  afliep,  te  doen  dooden.  De  woorden  syn  schoon,  't  gevolch  sal 
den  tydt  moeten  leeren.  Want  onse  schepen  alsdoen  naer  het  be- 
scheyt  van  den  Mattaram  niet  mochten  wachten,  waerover  naerdat 
Japara  verdestrueert  en  verbrant  was,  van  daer  naer  Macassar  ver- 
trocken  zyn,  om  de  gedane  moort  aldaer  mede  te  straffen.  Op  voors. 
tocht  isser  Godt  Loff  niet  een  van  d'onsen  gebleven,  maer  22  syn 
van  haer  eygen  cruyt  in  een  boot  seer  gebrant. 

Naerdat  in  Japara  onse  loge  van  den  Gouverneur  berooft  was, 
hebben  wy  de  misdaet  een  tydt  lanck  gesimuleert  en  weder  nieuw 
volck  aen  landt  geleyt,  om  pertye  rys  op  voordeel  te  becomen; 
gelyck  oock  geschiet  is,  want  omtrent  200  lasten,  die  in  't  schip 
Hoorn  geladen  zyn,  becomen  hebben,  waermede  ons  vooreerst  wel 
sullen  behelpen.  Yeimits  de  dierte  die  in  't  landt  is,  compt  dese 
rys  alsnu  op  20  R.  't  last  te  staen.  Terwyl  aldus  simuleerden ,  meen- 
den die  van  Japara,  dat  ons  genoeeb  onder  sweep  hadden  en  dat 
wy  haer  niet  conden  derven,  waerover  d'onse  groote  overlast  en 
veel  injurie  aengedaen  wierde.  Die  van  Bantham  en  Jacatra  de 
derflructie  van  Japara  verstaende,  hebben  seer  cm'ieuselyck  na  de 
saecke  vernomen,  en  syn  vry  wat  verslagen  geworden,  vresende  dat 
hare  misdaet  thans  of  morgen  mede  alsoo  gestraft  worden  sal,  dat 
Godt  geve  I  Te  desen  tyde  heeft  men  hier  in  t'oosten  eenige  dagen 
lanck  een  seer  groote  comeet  gesien,  die  onder  de  Javanen  en  Chi- 
nesen  een  grote  schrick  maecte  en  veel  bedenckinge  gaff.  Naerdat 
Japara   verbrant   was,   syn  meest  alle  de  Chinesen  by  d'onse  geco- 


117 

men  ende  commandear  Arent  Mertsz  heeft  haer  (omtrent  150  sielen 
sterck  wesende)  herwerts  gesonden.  lek  hebbe  voor  htin  van  den 
Coninck  van  Jaccatra  plaetse  versocht.  Sy  wiert  liberalyck  gepre- 
senteert,  dan  doen  hy  verstont,  dat  ick  haer  onder  onse  jurisdictie 
begeerde  te  houden,  was  er  niet  een  voet  grond  steeds  ten  besteen 
alsoo  op  't  eylandt  Onrust  water  gebrack  en  geen  bolwercken  oosten 
maecken,  hebben  wy  de  voorsz.  Chinesen  geen  plaetse  connen 
geven ,  waerover  Intcha  Moeda  met  'iyn  volck ,  in  de  volgende  troubel 
naer  Bantam  gelopen  is. 

Van  de  negen  Engelse  schepen,  die  in  't  j>er  1618  vanEngelandt 
herwerts  vertrocken  zyn,  synder  drie  naer  Suratte  gelopen,  d'andre 
ses  heeft  Delff  aen  de  Caep  de  Bone  Esperance  gerescontreert.  Vyff 
daervan,  syn  den  S*"  Decemb.  passado,  tot  Bantam  wel  aengecomen, 
het  seste,  wesende  haren  admirael,  is  voor  de  straet  Sunda  op  't 
eylandt  Engano  gebleven,  sonder  datter  yets  van  gebercht  zy,  om- 
trent 130  nianneii  synder  mede  verdroncken  en  30  van  de  wilden 
doodtgeslagen.  Met  de  compste  van  dese  vyff  schepen,  hebben 
d'Engelsen  tot  Bantam,  daer  nu  15  schepen  sterck  waren,  niet 
weynich  opgegeven ,  de  straten  van  Bantam  vielen  haer  te  cleen ,  nu 
souden  zy  van  ons  revenge  becomen. 

Delff,  die  tot  Bantam  in  de  ladinge  lach,  dreychden  sy  te  nemen, 
uyt  geheel  Indien  souden  se  ons  slaen ,  den  Generael  Coen ,  die  haer 
sooveel  quaets  gedaen  hadde,  cotiste  que  cousle  souden  sy  levendich 
oft  doodt  hebben,  jae  hadden  hem  aireede,  hieromme,  seyden  zy, 
waeren  zy  expresselyck  in  Indien  gecomen;  doch  voor  dien  tydt 
hebben  zy  Delff  niet  gemoeyt,  maer  weder  naer  Jacatra  laten  keeren. 

Voor  desen  is  üEd.  geadviseert,  hoe  het  jacht  HoUandia  naer 
Patany  gesonden  hadden  met  ordre,  dat  men  ons  van  daer  (om 
gebreck  voor  te  comen)  groote  quantiteyt  rys  senden  sonde,  den 
12den  Decemb.  passado,  is  ditto  jacht  weder  van  Patany  tot  Jacatra 
gekeert,  tydinghe  brenghende  hoe  zy  primo  October  met  den  Swerten 
Leeuw  van  Patany  vertrocken  waren  en  de  oude  Sonne  seer  ryck 
geladen  van  Jappan  comende ,  gerescontreert  hadden ,  en  dat  syluyden 
in  de  /strate  Palembang  van  ditto  schepen  gescheyden  waren.  Ter- 
wyle  wy  de  voors.  schepen  met  devotie  tot  Jaccatra  waren  ver- 
wachtende, soo  is  de  Swerten  Leeuw  den  14«i  Decemb.  passado 
tegens   den   avont   omti'cnt   Bantam   by   Poulo  Panjangh  vervallen. 


118 

D'Engelsen  hebben  dateljck  een  roey  sloepe  met  eenen  Adam  Den- 
ton,  die  oude  kennisse  van  den  directeur  Hendrick  Janss  was,  aen 
boort  gesonden,  wonder  vertellende  van  de  groote  vrientschap,  die 
tnsschen  haer  en  ons  was.  Denton  heeft  den  directeur  Hendrick 
Janss.,  die  als  Commandeur  over  de  Swarte  Leeuw  en  tjacht  Gleen 
Hollandia  quam,  eyntelyck  beweecht  met  zyn  schuyt  naer  landt  te 
varen;  doch  hy  bracht  voorsz.  Hendrick  Jansz.  aen  boort  van  den 
Engelsen  Admirael  en  alsoo  dè  Swerten  Leeuw  dien  avont  op  de 
rede  niet  cost  comen,  hebben  zy  het  by  Poulo  Panjangh  geseth. 
Hierop  syn  datelyck  d^s  nachts ,  vier  van  de  beste  Engelse  schepen 
claer  gemaect  en  s'anderendaechs ,  smorgens  vroech,  by  den  Swerten 
Leeuw  gelopen y  dreygende  alle  d'onse  op  te  hangen,  soo  haer  niet 
overgaven.  Matroos  (naer  ick  verstae)  was  seer  gewUlich  om  tegen 
d'Engelsen  te  slaen,  alhoewel  de  Swerten  Leeuw  niet  dan  een  wey- 
nich  quaet  cmyt  hadde,  en  het  schip  overladen  wesende  seer  red- 
deloos lach,  dan  de  coopman  en  de  schipper  (idie  te  laet  wacker 
wierden  en  versuymt  hadden  tytelyck  naer  Jacatra  te  vertrecken,) 
geen  uytcompst  siende,  hebben  haer  ten  laetste  met  aocoori  over- 
gegeven op  conditie,  dat  sy  en  alle  het  gemene  volck  met  haer 
bagage,  liber  en  vry  souden  gaen,  daer  't  haer  gelieffde,  sonder ge- 
plundert  te  werden.  In  deser  voegen  is  het  schip  den  Swerten 
Leeuw  sonder  slach  oft  stoot,  sond«r  dat  oyt  geinsinueert  syn  ge- 
weest, van  de  Engelsen  genomen  ^ 

Terwyl  den  Swerten  Leeuw  van  d'Engelsen  genomen  wiert,  ver- 
viel d'oude  Sonne  (in  hebbende  aen  zyde  en  geld,  de  waerde  van 
.559,00Q  guldens)  halfPwegen  Bantam  en  Jacatra  en  aldaer  aen  den 
gront  geraeckende,  wiert  hy  van  onse  schepen  gesien,  hem  eenige 
booten  te  hulpe  gesonden  en  aengedient,  dat  naer  Jacatra  most  seylen 
gelyck  hy  dede,  anders  soude  hy  d'Engelsen  tot  Bantam  mede  ia 
den  mont  gelopen  hebben ^ 

Om  haren  boosen  moetwille  te  beter  aen  UEd.  volck,  schepen  en 
goederen  te  plegen  en  ons  te  meer  te  ontbloten,  hebben  d'Engelsen 
grote  naersticheyt  gedaen  om  het  volck  van  den  Swerten  Leeuw  in 
haren  dienst  te   crygen,  sy  presenteerden  alle  haer  achterstaende 


1    De  lading   van   den    Zwarten  Leeuw  had  eene  waarde  van  152.000  galden ,  be^ 
halve  100  lasten  rijst,  daaronder  niet  begrepen. 


tl9 

gagien  comptant  te  betalen   en  hun  dan  noch  voor  nieuwen  dienst 
dubbelde    gage    comptant    Ie    geven,   hiervooren  presenteerde  den 
schipper  van  den  Engelschen  Admu-ael  borge  te  wesen,  men  seydt 
dat   eenige  meyneedich  geworden  syn  en  dienst  by  d'Engelsen  ge- 
nomen  hebben,   dan   wy   en   wetent  niet  seecker;  doch  het  accoort 
welck  d'Engelsen  met  die  van  den  Swerten  Leeuw  gemaect  hadden, 
syn  zy  niet  naergccomen;  maer  hebben  het  volck  ter  contrarie  ge- 
vangen gehouden,  uytgesondert  elff,  die  vrygegeven  hebben  en  thien 
die  haer  ontlopen  syn.    Den   directeur   Hendrick  Janss.  hebben  zy 
met  alle  zyn  bagagien,  schriften  en  pampieren  vrygelaten.  Soo  haest 
wy   verstonden,   hoe  den  Swerten  Leeuw  van  d'Engelsen  genomen 
was,  hebbe  ick  datelyck  een  expresse  met  een  missive  naer  Bantam 
gesonden,  inhoudende:  waeromme  den  Swerten  Leeuw  genomen  had- 
den ,    wat   haer  meninge  was  en  off  haer  gelieffde  'tselvige ,  gelyck 
dat   genomen   hadden,   weder  over  te  leveren,  soo  niet,  dat  anders 
gedrongen  wesen   souden,   onse   revenge  wederomme  met  gewelt  te 
halen.    Hierop  hebben  zy  schriftelyck  ontboden,  dat^  de  perticuliere 
poincten  van  de  myne  beantwoorden  souden,  als  verseeckert  waien 
dat  onse  missive^  met  myn  gewoonlyke  signature  geteeckent  en  met 
des  Comp».  segel  versegelt  zy;  niettegenstaende  wel  bemercten,  dat 
dit  een  frivole  uytvlucht  was  om  ons  te  abuseren,  soo  hebbe  weder- 
omme een  expresse  naer  Bantam  gesonden,  geteeckent  en  versegelt ^ 
gelyck  zyluyden  versocht  hadden,   met  attestatie  daerby;  doch  heb- 
ben daerop  geen  bescheet,  dan  wonderlycke  scheltwoorden  gegeven, 
mondelingh  seggende:  dat  zy  alle  onse  gaende  en  komende  schepen 
sullen  nemen,  die  zy  becomen  connen,  dat  daerop  wel  expresselyck 
aen  de  hoeck  van  de  straet  Sunda  sullen  leggen  wachten  ende  dat 
hy   (seyde   d'Engelse  Admirael)  met  alle  zyn  schepen  naer  Jacatra 
varen   zoude,  om   alle   de   onse   te   verslaen  en  de  Generael  Coen 
levendich   off  doodt   in   zyn   handen  te  crygen.    Hare  passie,  naer 
ick  verstae,   was   uytermate  groot  en  het  scheen,  alsoff  het  op  my 
alleen  versien  hadden. 

De  vilipendie  en  scheltwoorden,  die  ons  aindoen  en  naergeven, 
sullen  in  de  penne  laten.  Onse  gecommitteerde  is  genootsaect  ge- 
worden met  raedt  van  den  Pangoran  van  Bantam  met  het  boot  en 
volck  van  den  Engel,  aldaer  in  de  loge  te  blyven  om  niet  in  handen 
van  d'EngelseQ  te  vervallen.    De  Swerte  Leeuw  van  d'Engelsen  ge- 


120 

nomen  wesende  ende  de  saeeke  tot  Bantam  ende  Jacatra  op  een  seer 
quade  voeth  staende,  syn  vry  wat  beducht  gew^eest  hoe  hetmetonse 
swacke  macht  aenleggen  souden,  want  alle  de  schepen,  uytgenomen 
den  Engel,  reddeloos  lagen,  den  Gouden  Leeuw  wert  verdubbelt, 
Delff  lach  in  de  ladinge ,  't  Wapen  lach  ledich  sonder  volck ,  aen  de 
Valck  wiert  de  Gouden  Leeuw  overgehaelt  en  aen  landt  was  men 
besich  met  het  volck  van  de  loge  om  de  plaetse  te  verstercken, 
tegens  den  oorloch,  die  ons  met  gemeene  handt  bereyt  wierde.  Eerst 
hebben  wy  de  voors.  schepen  een  tydt  lanck  aen  't  eylandt  Onrust 
gehouden,  onder  het  geschut,  dat  daer  van  den  Gouden  Leeuw  ge- 
plant was  en  daemaer  van  daer  voor  't  fort  Jacatra  doen  vertrecken 
opdat  aen  't  eylandt  met  branders  van  d'Engelsen  niet  beschadigt 
zouden  worden  en  om  haerl.  te  gemoet  te  lopen. 

Dat  de  Swerten  Leeuw  van  d'Engelsen  genomen  is,  heeft  de  Co- 
ningen   van  Bantam  en  Jacatra  vry  wat  verheucht.    lek  hebbe  haer 
de  saeeke  doen  aendienen  en  versocht,  dat  haer  gelieven  zoude ,  hun 
neutrael  te  houden  ende  d'een  niet  meer  faveur  dand'ander  tedoen; 
waerop  geantwoort  hebben ,   dat  haer  niet  begeerden  te  moeyen  met 
hetgene  tusschen  ons  en  d'Engelsen  in  zee  passeert,  maer  dat  haer 
landt   vry   begeren   te   houden   en   alsoo   d'onse   de  hulpe  van  den 
Pangoran   van   Bantam    versochten  met  aendieninghe  dat  de  Swerte 
Leeuw   binnen   Poulo   Panjangh   (dat   genoechsaem   op  de  rede  van 
Bantam   is)   genomen    was,    antwoordde  hy,  dat  wy  voor  desen  het 
schip   Sti  Michiel  genomen  hadden,  soo  'tselvighe  naer  Bantam  was 
seylende  en  sich   daerover  alsnu  met  de  saeeke  niet  moeyen  wilde, 
gevende   genoechsaem  te  kennen  (gelyck  de  coopman  van  Uffele  ad- 
viseert)   dat  wel  wenste,  dat  wy  t'eenemale  vernielt  waren.    Omme 
syn  best  oock  daertoe  te  doen,  heeft  de  Pangoran  alle  prauwen  mede 
verboden   voor   d'onse   niet   meer   aen   den   hoeck  van  de  straet  te 
varen,   omme   de   nieuwe   aencomende   schepen   voor  d'Engelsen  te 
waerschouwen,  gelyck  voors.  van  üffelen  daertoe  seeckere  prauwen, 
nae  't  nemen  van  den  Swerten  Leeuw  gehuyrt  en  in  zee  gezonden 
hadde,   soodat   het  ^wederom   schynt   alle   de  werelt  tegen  hebben, 
gelyck  voor  desen   meermaels  gebeurt  is.    De  saeeke  aldus  slaende 
ist  gebeurt;   dat  de  Coninck  van  Jacatra,  verschut  genoech  tegens 
ons   geschut   en  eenige  nieuwe  bolwercken  gemaeckt  hebbende,  syn 
geschut  seer  behendich  geplant  heeft,  terwyle  zyne  gecommitteerden 


121 

besich  waren,  om  my  met  hope  van  vrientelyck  verdrach  te  abuseren 
en  te  verhinderen,  dat  ick  op  de  cadt  geen  geschut  brengen  ende 
selvige  niet  volmaecken  sonde.  Het  quam  soo  naeby,  dat  men  ver- 
socht  dat  ick  maer  een  dach,  jae  maer  een  halven  dach  stil  sitten 
sonde,  doch  dit  versoeck  heeft  my  te  meer  doen  haesten,  dan  even- 
wel is  de  tydt  te  cort  gevallen  om  't  werck  te  volmaecken.  Want 
alsoo  er  den  22^»  December  passado  geruchte  liep,  dat  wy  de  vol- 
gende nacht  met  7000  mannen  besprongen  zouden  worden  en  daertoe 
secretelyck  grote  assistentie  van  Bantam  in  de  riviere  van  'Angkey 
gecomen  was ,  is  de  gemeene  man  gaende  .geraect ,  aUe  de  Chinezen 
en  Javanen  omtrent  onse  huysen  wonende  syn  met  vrouwen,  kin- 
deren en  bagage  gevlucht,  hare  huysen  verlatende,  gelyck  vele 
abrede  eeuige  dagen  te  voren  mede  gedaen  hadden.  Sondach  den 
23  Decemb.  siende  elck  een  gevlucht,  de  handt  geheven  om  geslagen 
te  werden  en  dat  als  in  een  couwe  met  diversche  bateryen  oft  bol- 
wercken  omringht  wierden,  item  dat  de  reviere  met  palen  beseth 
bleeft  en  niet  geopent  wierde,  gelyck  de  Coningh  noch  gisteren  be- 
looft hadde  te  doen;  maer  insonderhejrt  dat  de  voorgaende  nacht  op 
de  plaetse  van  d'Engelsen,  dwers  van  ons  huys ,  een  schootvrye  walle 
begost  en  airede  een  vadem  hooch  was,  daeraen  gestadelyck  met 
seer  groten  yver  door  de  Javanen  gewrocht  wiert,  onder  andre  hierop 
overdenckende  hoe  de  Coninck  van  Jacatra  gepresenteert  hadde, 
doen  hy  socht  my  te  persuaderen,  dat  ick  geen  versterckinge  sonde 
maecken;  maer  alles  op  hem  laten  aencomen;  dat  hy  met  syn  volck 
alsser  vyandt  quam,  in  drie  dagen  voor  ons  een  fort  sonde  maecken; 
maer  datter  niemant  thuys  en  was,  doen  ick  naer  't  verlies  van  den 
Swerten  Leeuw  syn  hulpe  versocht  en  nu  ter  contrarie  sie,  dat  hy 
voor  d'Engelsen  onse  vyanden  een  baterye  recht  op  onse  neuse  doet 
maecken,  soo  hebbe  datelyck,  hoewel  onse  cadt  niet  claer  en  was, 
twee  stucken  daerop  doen  rechten  en  den  raedt  vergadert,  voordra- 
gende hoe  yder  sach,  watter  tegen  ons  geprepareert  wierdt  en  hoe 
genoechsaem  in  een  couwe  besloten  wierden,  derhalven  dat  alsnu 
resolveren  mosten  om  de  plaetse  te  houden  ofte  verlaten  en  soo  dat 
begeerden  te  houden,  dat  d'eerste  slach  'mosten  geven,  ruymte 
maecken  en  't  werck  in  d'Engelse  loge  vooral  verhindert  moste  wor- 
den, oft  dat  alles  te  gronde  soude  werden  geschoten.  Ende  alsoo 
den  Swerten  Leeuw  eenige  dagen  te  voren  van  d'Engelsen  genomen 


122 

was  eude  sylnyden  voor  dien  tydt  een  leelycke  verraderye  tegens 
ons  gebrouwt  hadden  als  per  overgesonden  acte  blyct,  wert  eynte- 
lyck  eenstemmelyck  gearresteert,  dat  wy  de  plaetse  niet  verlaten 
maer  met  gewelt  tegen  alle  gewelt  honden  sonden,  soolange  het 
Qodt  gelieve;  derhalve  &t  by  d'Ëngelsen  met  goede  redenen  ver- 
soecken  sonden,  haer  wercken  tegens  ons  naer  te  laten ,  off  d^t  ick 
daerin  versien  zonde  en  soo  het  niet  naerlaten^  dat  alles  met  gewelt 
sonden  slechten,  item  dat  de  wint  1'onsen  voirdeel  waeyende,  alsdan 
alle  dè  verlaten  hnysen  van  Chinesen  en  Javanen  rontsomme  ons 
staende,  in  de  brant  steecken  souden,  eer  selfGs  daerdoor  in  noodt 
geraecken. 

D'Engelsen  hiervan  verwitticht  wesende,  antwoordden  eerst,  datzy 
geen  wercken  en  maecten,  maer  dat  het  de  Coninck  van  Jaeatra 
selfEs  dede,  daemaer  dat  tot  hare  defentie  maecten  'tgene  gemaect 
wierde  en  snlcx  niet  begeerden  naer  te  laten.  Hierover  hebbe  da- 
telyck  de  plaetse  met  gewelt  doen  aentasten  en  is  alles  vechtender 
handt  ingenomen  en  verbrant,  gelyck  mede  de  hnysen  rontomme  ons 
fort  staende.  Van  des  Coninex  volck  isser  niet  weynich  op  ons  ge- 
schoten en  oock  een  man  in  de  boot  doodtgeschoten ,  toen  d'onsen 
naer  d'Engelsen  toe  voeren.  Ick  hadde  mede  gelast,  dat  men  oock 
slechten  en  verbranden  sonde,  het  bolwerck  twelck  op  den 
hoeek  van  de  westzyde  van  de  riviere  begost  was,  dan  het  wiert 
eensdeels  versnymt  en  ten  anderen  door  brant  en  roock  verhindert. 
In  dese  rescontre  hebben  wy  elff  mannen  verloren  en  12  geqnesten 
gecregen,  wat  verlies  dat  by  den  vyandt  zy,  weten  wy  niet,  aldus 
zyn  wy,  (Godt  betert)  noodtshalve  gedrongen  geworden,  t'onser  de- 
fensie om  lyff  en  goederen  te  salveren  den  oorloch  te  beginnen, 
Godt  geve  ons  daervan  een  goede  uytcompste.  Maendach  den  24e° 
December  isser  van  wedersyden  geweldich  geschoten,  de  Coninck 
van  Jaeatra,  eenige  Engelse  bosschieters  te  hulpe  hebbende.  Wy 
hebben  dien  dach  het  vierde  part  van  al  ons  cmyt,  wesende  thien 
vaten,  verschoten  en  eenige  van  des  vyandts  geschut,  welck  ons 
tmeeste  qnaet  dede,  onbmyckelyek  gemaect 

Den  25«»  ditto,  hebbe  ick  weder  een  tocht  op  het  bolwerck  van 
de  westhoeck  der  reviere  met  30  soldaten  laten  doen.  Ons  volck 
dreeff  den  vyandt  aen  't  wycken,  dan  vermits  d'achtersten  d'assaolt 
niet  vervolchden,  maer  terugge  vlooden,  hebben  de  voorste  mede 


moeten  wycken.   Den  lujtenant  met  drie  anderen  van  d'onse,  synder 
gebleven   en  van  des  vyandts  syde^  naer  geseyt  wert,  omtrent  20 

persoenen 

Die  van  Bantam,  welcke  ons  met  hulp  van  d'£ngelsen  al  dit  spel 
maeckten,  jae  selffs  degene,  die  op  verscheyde  manieren  gesocht 
hebben  ons  te  vermoorden,  hebben  Abraham  van  Ufielen  aengedient 
dat  het  seecker  was,  dat  ons  d'Engelsen,  gelyck  oock  die  van 
Jacatra,  met  geweh  aentasten  souden  en  dat  het  haer  insonderheyt 
om  myn  persoon  te  doen  was,  derhalve  belasten  hem  my  tselvige 
metten  eersten  te  adviseren,  en  dat  iok  wel  op  myn  hoede  wesen 
soude.  Het  sehynt,  dat  dese  waerschonwinge  gedaen  hebben  op 
hope  dat  d'executie  gedaen  zoude  zyn,  ofte  dat  van  Uffelen  geen 
gelegentheyt  soude  hebben,  dewyle  zy  hem  de  prauwe  onthielden 
(om)  my  tytelyck  daervan  te  verwittigen  en  dat  zyluyden  evenwel 
de  goede  man  daerdoor  werden  souden,  dan  de  Heere  heeft  het 
anders  voorsien. 

De  tydinge  vant  voors.  sucees  tot  Bantam  comende,  hebben  de 
Engelsen  niet  weynich  getiert  en  geraest,  sy  versocbten  van  den 
Pangoifan  licentie  om  ons  huys  aldaer  mede  aff  te  mogen  lopen  en 
alsoo  hy  sulcx  geensins  wilde  toestaeü,  seggende  dat  de  saecke  de 
Coninek  van  Jacatra  aenginck,  antwoordden  sy,  dat  het  dan  op  haer 
eygen  authoriteyt  doen  souden.  Sy  syn  daertoe  driemaels  op  wech 
geweest,  dan  hebben  haer  bedacht.  De  Pangoran  heeft  seven  Ja- 
vanen van  zyn  wacht  in  onse  loge  geleyt*om  d'onse  (soo  men  't 
noemt)  voor  d'Engelsen  te  bewaren.  D'Engelsen  hebben  hare  Japon- 
ders  en  Bandanesen  belast  d'onse  overall  doodt  te  slaen,  waeryemant 
becomen  connen.  Hierover  heeft  de  Pangoran  ons  volck  doen  aen- 
seggen,  dat  binnen  't  huys  souden  blyven  en  door  vreemden  laten 
coopen  tgene  tot  nootdmft  aen  de  merct  van  doen  hadden.  In  't 
eerste  wierd  ons  volck  tot  Bantam  aengeseyt,  datse  groot  peryckel 
liepen,  soo  ick  met  den  Goninck  van  Jacati*a  in  oorloch  geraeckte, 
dan  evenwel  is  daerop  tot  Bantam  niet  anders  gevolcht. 

Den  29<^^  Decemb'.  passado  was  alles  met  d'onse  noch  wel  en 
heeft  de  Pangoran  belooft  ons  volck  voor  d'Engelsen  te  beschermen. 
Niettegenstaende  hy  d'onse  dese  deucht  tot  Bantam  doet,  isset noch- 
tans seecker  dat  meest  alle  het  quaet  van  hem  compt,  dat  hy  den 
Goninck  van  Jacatra  dringht  en  dwinght,  gewelt  tegens  ons  te  ge- 


124 

bruycken  en  denselven  in  alles  adsisteert,  opdat  ons  fort  van  Jacatra 
geen  nieuw  Malacca  (gelyck  het  de  Coninck  van  Cheribon  noemt) 
werden  sonde  en  Bantam  niet  vergae ,  dan  oft  dit  de  reehte  middel 
is  sal  den  tjdt  leeren.  Ende  alsoo  ick  achte,  d'Ëngelsen  mede 
wonderlycke  pretentie  snllen  maecken  op  het  innemen  en  verbranden 
van  haer  loge  tot  Jacatra,  snllen  UEd.  veradverteert  wesen,  dat 
zylnyden  daer  niet  en  hadden ,  dan  een  deen  steenen  huysken, 
gelyck  een  dnyffhnys  met  eenige  rieden  hnysen,  sonder  datter  yets 
inne  was,  dan  oude  cabels ,  daermede  de  wal  oft  batterye  tegen  ons 
begost  was.  Het  weynige  dat  daer  gehadt  hadden,  was  door  d'En- 
gelse  coopman  eenige  dagen  te  voren  gelicht  en  boven  op  de  reviere 
gebracht.  Haer  geschnt  hadden  zy  den  Coninck  van  Jacatra  te 
hulpe  gegeven.  Int  voors.  hnysken  zyn  geen  Engelsen,  dat  wy 
weten,  gebleven  en  alsoo  dese  Inyden  gants  geen  handel  tot  Jacatra 
doen,  schynt  het  voorseecker,  dat  daer  expresselyck  gehouden  wer- 
den, om  t'onderstaen  watter  onder  ons  passeert,  om  ons  te  verraden, 
gelyck  gebleecken  is.  Item  om  ons  volck  te  debaucheren  en  alle 
de  werelt  tegen  ons  op  te  roeyen. 

De  saecken  tot  Bantam  en  Jacatra  in  voors.  staet  zynde  ende 
verataende,  hoe  d'Engelsen  met  haermacht,opcomendenwech  waren, 
om  ons,  soo  verluyden  lieten,  t'enemale  te  verslaen,  hebben  wy  den 
raedt  verscheyden  reysen  te  bedencken  gegeven,  wat  ons  in  de 
tegenwoordige  noodt  en  zwaricheyt  te  doen  stondt  en  wat  ten  beste 
van  de  Generale  Gompie  gedaen  diende.  De  meeste  stemmen  incli- 
neerden  best  te  wesen,  dat  de  voomeemste  goederen,  het  geit  ende 
volck  (souden)  schepen  ende  plaetse  verlaten  souden,  omdat  beducht 
waren,  het  cruyt  geensins  souden  connen  strecken  en  dat  de  reviere 
verleyt  en  (aan)  't  foi-t  het  versche  water  alsoo  onthouden  mocht  werden ; 
item  de  plaetse  wierdt  ter  defentie  suffisant  genoech  gekent;  maer 
soo  men  die  in  oorloch  most  onderhouden,  wat  dienst  (wiert  er  ge- 
seght)  sonde  de  Comp.  daermede  geschieden,  doch  alsoo  wy  tot  soo 
een  subyte  verlatinge  niet  wel  resolveren  costen  en  oock  de  gelegentheyt 
niet  en  hadden  omme  de  voomaemste  goederen  te  schepen ,  vermits  de 
reviere  gestopt  was  en  de  schepen  van 't  eylandt  Onrust  verwacht  mos- 
ten werden  om  (het  bolwerk  aan)  de  westhoeck  van  de  reviere  te  slechten 
en  de  mont  "vry  te  mogen  gebruycken ,  wierde  de  finale  resolutie 
tot   de   compste   van  de  schepen  uytgestelt;  doch  wy  en  hebben  de 


125 

verkiesinge  vsn  saecken  daer  naer  niet  mogen  doen,  maer  de  noodt 
heeft  ons  wet  gestelt,  gelijck  de  Heeren  naer  desen  verstaen  sullen. 
Interim  de  schepen  verwacht  wierden,  .hebben  wy  eenige  palen, 
daermede  de  reviere  gestopt  was  onder  des  vyandts  bolwerck  uyt 
doen  trecken  en  de  schepen  den  29^^  december  vant  eylandt  Onrast 
voor  't  fort  Jacatra  te  rede  gecomen  wesende,  met  alsulcken  haeste, 
dat  acht  stacken  geschnt,  omtrent  20  anckers  en  200  swalpen  aent 
voors.  eylandt  door  cortheyt  des  tydts  hebben  laten  leggen,  wierd 
s'anderendaechs  den  30«»»  ditto  by  ons  geresolveert  (alhoewel  d'En- 
gelsen  van  ure  tot  ure  verwachtende  waren)  dat  een  generale  tocht 
op  het  bolwerck  van  de  westhoeck  der  reviere  doen  souden  om  de 
mont  van  de  reviere,  veyl  te  crygen  en  daer  naer  voorder  te  resol- 
veren; dan  terwyl  de  vrienden  aan  boort  besich  waren  te  overleghen 
hoe  d'aenslagh  best  in  't  werck  gestelt   diende  en  uytgevoert  cost 
werden,  cregen  wy  elff  Engelsche  schepen  in  't gesicht,waerop  voors. 
resolutie   steecken  bleeff  en  goetgevonden  wiert  (geen  andere  tydt 
noch  uitcompste  hebbende),  dat  ick  datelyck  scheep  zoude  gaen  en 
dat  wy  d' Engelsen  te  gemoet  souden  loopen  verwachtende  wat  Godt 
gelieven  soude  te  geven.    Aldus  door  noodt  gedrongen  wesende,  ben 
ick  den  30^°  december  des  nachts ,  in  haeste  scheep  gevaren,  hebbende 
Pieter  van  den  Broecke  als  commandeur  van  tfort  Jacatra  de  last 
bevolen,  Jan  Jansz.  van  Gorcum  als  capiteyn  en  Abraham  Strycker 
als  Luytenant,  verzien  synde  met  omtrent  250  coppen,  die  geweer 
connen  voeren,  te  weten:  omtrent  76  soldaten,  15  constapels  en  bos- 
schieters,  25  Japanders,  omtrent  70  swerten  en  voorts  65  personen 
800  officieren,   ambachtslieden,  cooplieden,  assistenten  en  anderen, 
hierboven  synder  noch  omtrent  60  jongens  a  70,  16  Ghinesen  en  20 
a  30  vrouwen  met  eenige  kinderen;   invoegen  datter  in  alles  meer 
dan  400  sielen  zgn,  waartoe  de  plaetse  van  alle  notelycke  vivres 
seer  wel  versien  is ,  uytgesondert  cruyt.    Daer  waren  niet  meer  dan 
omtrent  30  vaten,  waertoe  noch   10  gesonden  hebbe.    Daer  en  is 
wet,  dat  wy  vresen  d'onse  noodt  doen  zal,  dan  gebreck  van  cruyt 
off  dat  de  reviere  door  de  Javanen  soude  mogen  verleyd  worden,  '^ 
^Blek  God  verhoede.    In  Japans  silver  met  eenige  realen  hebben  wy 
daer  gelaten  hondert  duysent  realen,  en  aen  coopmanschappen  de 

waerdye  van  omtrent  andere  hondert  duysent  realen • 

In  deser  voege  ben  ick  van  Jacatra  vertrocken  met  die  meninge 


126 

(sonder  eenige  schriften  oft  pampieren  mede  te  nemen)  soo  van  de 
Engelsen  aengeaocht  wierden,  dat  victorie  bevechten  oft  verslagen 
sonden  werden ,  waerover  de  voirdere  resolutie  uytgesielt  wiert  op 
d'nytcompste  van  de  reseontre  met  d'Engelsen. 

Ultimo  december  voor  dagh,  syn  wy  met  onse  vlote  bestaende  in 
seven  schepen  te  weten:  d'onde  Sonne,  't  wapen  van  Amsterdam ; 
Delff,  de  Gonde  Leeuw,  de  Engel,  de  Valck  en  de  Jager,  van  Ja- 
catra  tseyl  gegaan,  hebben  onsen  Cours  naer  d'Engelse  vlote  (die 
elff  schepen  sterck  was,  daeronder  den  Swarten Lieeuw  gerekent,) ge- 
stelt  en  soo  nae  haer  geseth  als  met  de  landtwindt  seylen  eosten, 
Na  den  noene  met  de  seewindt,  syn  de  Eng^séh  op  onsafi^comen, 
en  sy  hebben  't  boven  windt  buyten  schoot  geseth  en  een  schuyt  by 
ons  gesonden ,  waerinne  een  trompetter  was ,  die  de  in  nederlantsche  tale 
de  gebeele  vlote  quam  opeyssdien,  s^gende:  dat  wy  d'Ëngelse 
natie  zeer  grote  schade  gedaen  hadden  en  haer  volck  als  slaven  trac- 
teerden  en  van  honger  lieten  vergaan,  waerover  synen  Admiraelhier 
expres  gecomen  was,  om  daervan  revenge  te  nemen,  en  soo  het  niet 
og  en  gaven,  dat  hy  ons  met  gewelt  dwingen  soude.  Deze  Heranlt 
riep  oock  wel  luyde,  soo  men  't  goetwillich  opgaff,  dat  alle  de  gage 
van  't  volck  ten  uyterste  betaelt  zoude  werden  en  dat  se  vry  souden 
zyn  en  wel  getracteert  werden.  Hierop  hebbe  doen  antwoorden,  soo 
ons  den  Swerten  Leeuw  niet  weder  gegeven  wert,  gelyck  die  ge- 
nomen was,  dat  ons  met  gewelt  weder  revengeren  zullen,  waermede 
voors.  trompetter  gekeert  is,  naerdat  hy  eenige  scheltwoorden  en 
kinderlyoke  redenen  meer,  gebruyct  hadde. 

Primo  January  a^.  1619 ,  is  by  ons  van  Jambi  weder  gekeert ,  de 
roeysloupe,  die  den  17^<^  passado  derwerts  gesonden  hadde,  omme 
d'Engelschen  te  prevenieren  tydinge  brengende,  hoe  ons  volck  en 
d'Engelsen  in  Jambi  aen  malcander  geweest  zyn,  dat  d'Engelse 
coopman  doodt  gebleven  was  en  van  onser  zyde  den  bottelier  met 
een  swert  en  alsoo  d'Engelsen,  die  met  2  schepen  voor  de  reviere 
van  Jambi  geseth  lagen,  de  Bergerboot  dreychden  te  nemen,  was 
ditto  schip  den  26®°  december  van  daer  herwerts  vertrocken  met 
hetsdvige  cargasoen  en  onse  missiven,  daer  mede  hem  naer  Jambi 
gèsoiDden  hadden,  alsoo  geen  brieven  boven  bestellen  oost^>  vermita 
d'Engelsen  de  drie  revieren  besetib  hadd^  en  alsoo  gkler  avont 
em  de  noortwest  een  z^yl  gesien  was  en  de  giasinge  gemaect  wierd , 


127 

dat  het  de  Bwgerboot  wesen  zoude  ^  hebben  wQ  smorgens  vroeeh 
onse  anckers  gelicht  en  zyn  dwers  op  d'Ëngelse  vlote  gelopen,  om 
boven  wint  te  comen  en  de  Bergerboot  te  salveren.  Hierop  hebben 
vgff  van  de  Engelse  schepen,  die  beneden  wint  lagen,  haer  touwen 
gecapt  en  yijff  ankers  laten  staen ,  synde  voorts  by  d'andere  geweken. 
Desen  dach  hebben  wy  de  loeff  gecregen  en  syn  ten  naesten  by  ge- 
lopen om  de  Bergerboot  te  soecken. 

Den  2^  Jannary  'smorgens  vroech,  de  Bergerboot  door  de  vloote 
van  d'Ëngelse  't  zeewaert  ziende,  zyn  wy  voor  de  windt  beneden 
d'Engelsen  vlote  derwerts  gelopen  en  beneden  haer  wesende,  syn 
d'Engelsen  met  haer  elff  schepen,  daeronder  hebbende  twee  admiraels 
twee  vice-admiraels  en  twee  schout-by-nachts  mede  op  ons  aff  ge- 
comen,  en  ontrent  thien  nren  by  den  anderen  comende,  hebben  sy 
datelyck  met  scherp  op  ons  geschoten  en  wy  weder  tegens  haer, 
invoegen  dat  de  schepen  van  wedersyden  niet  weynich  geracet  zijn, 
en  daer  is  van  onser  zyde,  met  een  seer  grote  conragie  niet  wey- 
nich gevochten.  Het  gevecht  heeft  omtrent  drie  nren  gednyrt  in 
welcken  tgdt  een  derde  part  van  al  het  cmyt,  dat  in  onse  vloot  was, 
verschoten  hebben.  D'Engelsen  te  loevert  wesende ,  hebben  naer  haer 
geliefde,  aff-  en  aengehonden ,  maer  geen  lust  gehadt,  naer  't  schQnt 
te  aborderen.  Wy  hebben  in  de  slach  7  man  verloren  en  15  ge- 
questen  gecregen,  alsoo  eenige  van  d'Engelse  schepen  seer  getreft 
zyn,  menen  wy  dat  se  veel  volck  verloren  moeten  hebben,  doch 
weten  gants  geen  bescheet  daarvan. 

De  Bergerboot  het  voors.  gevecht  siende,  is  mede  naer  ons  to6- 
gecomen  en  tegen  den  avont  hebben  wy  hem  by  ons  gecregen  en 
alsoo  d'Engelsen  ontjaecht  en  uyt  den  brant  gehaelt;  doch  de  boot 
•  van  de  Bergerboot,  die  met  14  man  over  twee  dagen  van  't  schip 
vooruyt  gesonden  was,  om  de  cust  te  ontdecken,  hebben  d'Engelsen 
met  alle  't  volck  genomen,  daemaer  zyn  metten  anderen  weder  na 
de  wall  gelopen  en  hebben  's  avonts  onder  een  van  de  eylanden  ge- 
seth,  gelyck  mede  d'Engtglsen  vlote  dicht  beneden  wint  van  ons. 

Wylieden  des  nachts  metten  anderen  overleggende ,  wat  ons  voir- 
der  ten  beste  te  doen  stondt,  vielen  d'advyzen  soo  divers,  dat  men 
tot  geen  resolutie  comen  costen. 

E^ige  H^n,  mm  sonde  d'Rfigelsèft  vM  den  dssch  wecter  êm- 
tasten^  dan   alsoe  daert^eti  gewor^h  wiert^  dat  öHs  dnajt  niet  ^ 


128 

modit  strecken  en  altemael  in  een  tocht  van  drie  nren  verschoten 
sonde  werden ,  sach  elck  ander  aen  en  was  goet  raedt  dier,  niet- 
tegenstaende  Victorie  bevochten  hadden.  lek  bidde  alle  trouhertige 
lieffhebbers  van  de  gemene  Nederlantse  welstandt,  aenmerct  hoe  vic- 
torieus  wesende ,  (wy  het)  door  gebreck  van  cmyt  verliesen  mosten ,  siet 
doch  eens,  hoe  d'armherticheyt  van  degenen,  die  haer  d'oncosten 
ontsien  en  d'eqnipage  op  't  snynichste  soecken  te  doen,  voor  een 
stuyver  dat  zy  winnen,  de  geheele  staet  van  de  Generale  Gomp®. 
pericliteren  en  veel  millioenen  daerdoor  verliesen ! 

Den  3®^  ditto  metten  dach,  syn  d'Ëngelsen,  van  Bantam  te  hnlpe 
gecomen  drie  schepen,  soodat  nn  14  sterck  zyn.  lek  hebbe  den 
raedt  wederomme  vergaert  en  daer  zyn,  behalve  't  gebreck  van  cmyt, 
verscheyden  andere  consideratien  voorgevallen,  daerover  niet  geraden 
bevonden  wierd ,  d'Ëngelsen  aen  te  soecken ,  te  weten :  d'onbequaem- 
heyt  en  reddeloosheyt  van  onse  schepen,  swackheyt  van  volck,  dat 
voor  dees  tydt  van  d'Engelsen  geen  voirdeel  conden  halen  en  daer- 
tegen  rycke  geladen  schepen  te  verliesen  hadden;  waerover  eyntelyck 
geresolveert  wiert,  dat  wy  naer  ons  fort  Jacatra  sonden  loopen  en 
boven  wints  anckeren  omme  d'Engelsen  aldaer  te  verwachten  en  met 
d'onsen  van  't  fort  naerder  te  overleggen ,  wat  ten  beste  van  de  Generale 
Com^e.  gedaen  diende.  Op  dese  resolutie  hébben  onse  anckers  gelicht  en 
syn  wy  binnen  d'eylanden  door.  naer  Jacatra  gelopen,  d'Engelsen  be- 
neden wints  wesende ,  waren  voor  ons  onder  seyl,  omme ,  naer  't  scheen , 
ons  weder  aen  te  tasten  en  siende ,  dat  wy  naer  Jacatra  liepen ,  bleven 
zy  een  tydt  op  deliberatie  leggen,  de  voors.  drie  schepen  innewachtende 
ende  daemaer  syn  sy  ons  met  14  schepen ,  buyten  d'eylanden  om ,  seer 
cort  gevolcht.  Wy  lieden  binnen  d'eylanden  by  de  wercken  comende, 
soo  hebben  den  raedt  wederomme  vergaert  om  te  sien,  waer  het  best  • 
op  onse  avantagie  sonde  setlen;  doch  alsoo  daerop  geantwoort  wiert 
off  het  al  oirbaer  was  te  setten,  syn  daerby  veel  swaricheden  in  con- 
sideratie gecomen  en  wiert  ons  aengeraden  dat  het  beter  ware  met  de 
schepen  naer  Amboyna  te  loopen,  omme  onse  macht  byeen  te  versa- 
melen,  dan  alsnu  de  gehele  staet  te  hazarderen  en  met  het  hooft 
tegen  de  muur  te  loopen,  also  men  sonder  cruyt  niet  vechten  can,  en 
soo  men  ons  cruyt  verschoot,  eer  de  vyandt  verslagen  wierde,  gelyck 
apparent  is,  geschieden  zal,  sonde  ons  misschien  d'occasie  om  te 
vertrecken   benomen  werden,  en  alles  in  handen  van  onse  vyanden 


129 

geraecken  In  deser  voege  syn  van  perticnliere  consideratien  op 
d'aenschonw  van  de  generale  staet  der  Comp*.  geraect,  waerover 
geconsidereert  synde:  dat  ons  emyt  niet  strecken  mach,  dat  men 
met  het  hooft  tegens  de  muyr  niet  behoorde  te  loopen,  dat  de  vy- 
andt  drie  schepen  stercker  is  dan  hy  gisteren  was,  en  daerover  de 
courage  van  ons  volck  viy  wat  gemindert  is,  jae  t'een  schip,  het 
ander   in  noodt  geraeckende   wel  sonde  mogen  begeven;  dat  d'En- 

gelsen  haer  schepen  beter  beseylt  en  be (?)  zyn,  dan  d'onse 

en  wy  daerover  altoos  in  de  lye  moeten  leghen;  dat  onse  rycke 
schepen  tegens  de  lege  rompen  van  d'Engelsen  niet  en  behoren  te 
avonturen,  dat  wy  ons  volck  van  't  fort  Jacatra  gants  geen  hulpe 
connen  doen,  en  den  tydt  niet  en  hebben  om  haer  advys  van  landt 
te  doen  halen,  late  staen  hoe  eenich  volck  geit  en  goederen  (soo 
goetgevonden  wierd  de  plaetse  te  verlaten)  lichten  souden;  item  dat 
het  fort  Jacatra  van  volck  en  alle  notelyckheden  wel  voorsien  is, 
uy  tgesondert  dat  schaers  van  cruyt  syn ,  waervan  de  schepen  haer 
niet  helpen  connen;  item  soo  nae  ons  vertreck  (dat  Godt  verhoede) 
in  noodt  geraecten,  dat  niet  dan  te  beter  accoort  met  d'Engelsen 
off  den  Coninck  van  Jacatra,  (die  seer  wel  weten  dat  haer  welhaest 
met  een  groote  macht  weder  toecomen  sullen)  gemaect  zal  werden; 
item  dat  niet  en  behoren  te  pericliteren  al  tgene  in  de  vloot  is, 
omme  te  salveren,  tgene  tot  Jacatra  gelaten  hebben,  ende  dat  het 
noch  veel  ongeraetsamer  is,  de  gehele  Indische  staet  van  de  Ver- 
eenichde  Nederlanden  te  pericliteren  om  't  fort,  volck,  geit  ofte 
goederen  tot  Jacatra  wesende  te  salveren;  want  so  dese  vlote  (dat 
Godt  verhoede)  geslagen  wiert,  souden  d'Engelsen  overal  een  langen 
tydt,  meester  van  't  velt  connen  blyven,  d'overhandt  behouden  en 
alle  onse  resterende  schepen  hier  en  daer  verstrojrt  wesende  mede 
verslaen,  becomen  oft  verdry  ven,  daerop  consequentelyck  een  gene- 
rale nederlage  sonde  moeten  volgen,  totdat  de  staet  van  deMagorés 
geredresseert  wierd.  Waerop  hiertegen  geworpen  is ,  off  men  dan 
ons  volck  geit  en  goederen  tot  Jacatra  wesende,  soo  schandelyck 
verlaten  sonde,  item  off  dan  toestaen  zullen  dat  d'Engelsen  mede 
nemen  en  haer  te  meel*  verstercken  met,  alle  onse  schepen,  die  da* 
gelicx  van  't  Patria,  van  de  cust  van  Choromandel,  van  Ticco,  véjx 
Jambi,  en  Andregiri  verwachtende  zyn  en  andere  redenen  meer; 
doch  d'een  tegens   d'ander  overwogen  wesende,  is  eyntelyck  gear- 

IV.  9 


1^0 

realeerti  dat  (wy)  het  niet  setlen  en  souden,  maer  dat  wy  YO(»rtom 
d'oofit  souden  seylen ,  omme  naer  Amboyna  te  lopen.  Hierop  bebben 
het  (met  leedtwesen)  van  't  fort  Jacatra  'tzeewaerts  gewent  ende 
zyn  voort  om  d'oost  geloopen,  den  Heer  der  Heeren  d'onse  van 
't  fort,  met  een  missive  (waervan  by  dese  een  copiegaet)  bevelende, 
d' Almogende  Godt  geve  dat  de  plaetse  tot  onse  wedercompste  ge- 
houden mach  werden. 

Voor  't  fort  vonden  wy  leggen  't  fregat  Ceylon,  twelck  aldaer 
twee  dagen  te  voren  van  Succadana  gecomen  was,  met  een  seer 
grote  en  schone  pertye  diisunanten,  meer  dan  oyt  voor  desen  van 
Succadana  gecomen  is;  doch  de  quantiteyt  van  de  diamanten  wete 
niet,  alsoo  deselvighe  met  de  missiven  van  Succadana  in  't  fort 
overgelevert  waren  en  geen  advys  van  d'onse  hebben  mogen  ver- 
wachten, soodat  ons  ditto  fregat  Ceylon gevolcht  is. 

Dese  nacht  syn  niet  verre  gelopen,  vermits  d'oude  Sonne  twee- 
mael  door  zyn  stomp  (die  voor  een  grote  mast  dient)  geschoten 
wesende,  geen  seyl  mocht  voeren,  waerover  op  de  wal  dryvende, 
genootsaect  syn  geworden  te  setten.  Adi  4  January  bevonden  ons 
op  6  vadem  dicht  op  een  legerwal,  voor  den  hoeck  van  Carauwangh , 
omtrent  3  a  4  mylen  by  oosten  Jacatra,  siende  alle  d'Engelse schepen 
by  d'eylanden  voor  Jacatra  leggende.  Sy  bleven  de  gehele  daeh 
daer  leggen  en  liepen  s'avonts  (naer  wy  sien  costen)  naer  de  wal 
van  Jacatra;  maer  soo  op  ons  affgecomen  waren,  soude  onse  gehele 
vlote  groot  peryckel  gelopen  hebben.  Wy  hebben  grote  moeyte 
gedaen  om  van  de  lagei'  wal  te  corten  en  syn  eyntelyck  met  hulpe 
van  een  goede  windt,  daer  aff  gecomen.  Onder  seyl  wesende  hebbe 
de  resolutie  op  gisteren  in  haeste  genomen,  geresumeert  en  in  deli- 
beratie geleyt,  off  het  niet  best  ware,  dat  weder  naer  het  fort  Ja- 
catra liepen,  omme  ons  met  d'onse  aldaer  te  beraden,  de  beste 
ordre  te  stellen  en  voor  de  reproche ,  die  men  ons  soude  moge  nage- 
ven, dat  (wy)  d'onse  van  't  fort  Jacatra  soo  schandelyck  verlaten 
en  soo  niet  geraden  gevonden  wierd  met  de  gehele  vlote  weder  te 
keeren,  off  het  niet  geraden  sy,  d'onbequaempste  schepen  als  't 
Wapen  van  Amsterdam,  de  Bergerboot  en 'andere  naer  Amboyna  te 
senden,  en  ons  met  de  bequaempste  een  tydt  lanck  in  zee  te  ver- 
duysteren  om  d'Engelsen  verdeelt  wesende,  op  syn onversienst  weder 


V 


151 

aen  te  tasten  en  de  schepen ,  die  dagelicx  verwachtende  syn  ^  op  te 
soecken;  doch  naer  consideratie  van  tgene  voren  verhaelt  is  en  an- 
dere  redenen  meer;  is  andermael  eenstemmelyck  goetgevonden,  dat 
op  't  spoedichste  met  alle  schepen  naer  Amboyna  sullen  loopen, 
waerover  de  goede  windt  cryghende  voirder  om  d'oost  geloopen  zyn  *. 

Men  heeft  ons  ten  allerhoochsten  gerecommandeert  iewerts  een  • 
generale  rendez-vous  te  begrypen,  sonder  de  behoirlycke  middelen 
daertoe  nodich  te  beschicken,  diesniettegenstaende  hebben  wy  tot 
Jacatra  door  Goodes  genade,  een  fort  gecregen;  maer  wat  heeft  het 
nu  te  bedieden?  T'is  te  besorgen  dat  alles  door  gebreck  van  goede 
secoui'ssen  weder  verloren  gaen  sal,  jae  dat  noch  beclaechlycker  is, 
dat  de  plaetse  door  gebreck  aen  cruyt  tot  onser  wedercompste  niet 
gehouden  werden  can.  Heeft  de  Commandeur  Spilbergen  UEd.  van 
onsentwcgen  niet  aengedient,  watter  tot  een  generael  rendez-vous 
vereyscht  wierd  ende  hoe  men  de  saecke  behoorde  te  vervolgen, 
maer  te  min,  Godt  betert,  is  daerop  gevolcht.  Men  heeft  het  voor 
beuzelinge  en  onmogelycke  saecken  gehouden  en  daerover  te  min 
secours  naer  Indien  gesonden.  lek  hebbe  daerop  voor  desen  geen 
repliek  gedaen,  omdat  my  t'onderwint  (om  UEd.  tot  grooter  oncos- 
ten,  nobeler  en  groter  equipage  te  persuaderen)  te  groot  scheen  en 
't  selve  diensvolgens  voor  verloren  moeyten  was  achtende;  maer 
dewyle  nu  te  hulpe  hebben  de  grote  retouren,  die  van  ons  verleden 
jaer  overgesonden  zyn,  en  nu  mede  vaerdich  waren,  alsoock  den 
armen  staet,  daerinne  alsnu  bevinden,  soo  sal  daerby  in  't  gros 
eenige  corte  redenen  voegen:  ons  voorstel  is  geweest,  dat  jaerlycx 
van  Nederlandt  herwerts  aen,  grote  menichte  van  volck  gesonden 
most  werden,  insonderheyt  menichte  van  soldaten  en  crychsverstan- 
dige  (sonder  menichte  van  schepen,  een  groote  somme  geit  en  alle 
notelyckheden  naer  te  laten)  en  dat  men  hieromtrent  plaetse  moste 
begrypen  en  inhouden.  UEd.  seggen  daertegen,  dat  de  gelegentheyt 


*■  De  bteede  raad  bepaalde  verder  dat  Ceylon,  als  liet  best  bezeilde  schip  trachten 
zou  post  te  vatten  voor  straat  Sunda,  om  de  aankomende  Nederlandsche  schepen  t^en 
de  £ngelschen  te  waarschuwen,  en  dat  het  schip  Delft  met  zooveel  lading  als  het 
bergen  kon  uit  de  andere  schepen,  in  allerijl  door  straat  Bali  naar  het  vaderland  zon 
zeilen ,  om  t\)$ng  over  te  brengen  van  den  hagchelijken  stsnd  der  zak^. 


132 

van  de  Comp.  de  lasten  niet  dragen  can  en  soo  znlex  schoon  deden, 
dat  daermede  niet  verrichten^  noch  voirderen  sonden,  jae  dat  het 
onmogelyck  zy,  in  soo  een  landt  vol  volck,  als  het  genoemde  is, 
plaetse  te  mogen  honden  en  soo  die  hielden,  dat  se  de  Comp.  door 
den  oorloch  ommt  wesen  zonden.  Hierop  antwoorden,  dat  wy  met 
d'overgesonden  retouren  betnycht  hebben,  dat  jaerlycx  capitael  ge- 
noech  hebbende,  een  retonr  van  80  a  100  tonnen  gonts  over  souden 
connen  senden;  de  frivole  tegenwerpinge ,  dat  de  Heeren  soo  grote 
retouren  niet  souden  connen  vertieren,  meriteert  geen  wederlegginge, 
want  de  tydt  sal  de  slyt  wel  geven.  Jae  per  aventnre,  d'orientaelse 
waren  weder  van  't  westen  in  't  oosten  trecken.  Soo  wy  nu  jaerlycx 
80  a  hondert  tonnen  gouts  versonden,  hoe  sonde  de  Comp«.  de  lasten 
dan  niet  dragen  connen  van  d'equipage,  die  wy  jaerlycx  eyschende 
Kyn.  Seynd  ons  eens,  tgene  met  3,  4  a  vyff  millioenen  guldens 
geequipeert  can  werden,  soo  zullen  ÜËd.  andere  retouren  becomen 
dan  oyt  overgesonden  zyn  en  sullen  haer  saecken  in  goeden  standt 
geraecken,  daer  't  anders  nimmermeer  wel  wesen  sall.  Wat  nu 
aengaet,  dat  wy  geen  plaetse  met  verdeel  souden  connen  in  oorloch 
houden,  in  soo  een  landt  vol  volck  als  het  genoemde  is,  hierop 
antwoorde  dat  de  Portugesen  en  Spangjaerden  getuigen:  wat  een 
weynich  Christenen  tegen  veel  hondert  duysenden  Indianen  cofinen 
doen.  Hout  de  Coninck  van  Spangien  meer  dan  500  soldaten  in 
Hanilha,  synder  wel  300  in  Malacca?  Hebben  zy  niet  geheel 
Orienten  te  gelyck  tegen  gehad?  Syn  wy  minder  dan  zylny- 
den?  Hebben  hare  vyanden  haer  verduyri?  lek  bekenne  wel 
dat  het  begin  van  den  oorloch  geen  geit  in  UÊd.  casse  sonde 
brengen  en  dat  met  cleene  macht  geen  plaetse  begrepen  werden 
can;  moer  sonder  oorloch  sult  ghy  nieuwers  ter  werelt  tot  goeden 
vrede  geraken.  De  natuyre  leert,  dat  de  oorloch  vrede  baert  en  die 
niet  en  saeyt  sal  oock  niet  maeyen.  Siet  eens  wat  nu  door  cari- 
cheyt  (die  het  gebreck  van  crüyt  veroorsaect  heeft,  verloren  werd. 
D'arme  staet,  daer  wy  ons  nu  in  bevinden,  helpt  my  getuygen, 
dat  de  honden  ons  souden  eeten,  (ick  wil  daerby  seggen  al  wat 
leeft)  en  dat  met  recht  en  goede  redenen,  soo  geen  groote  macht 
becomen  om  elck  eeü  't  hooft  te  inogen  bieden ,  en  binnen  de 
behoirlycke  limitpalen  te  doen  blyven,  ick  segge  met  recht  en 
goede  redenen )  want  soo  daer  een  vraet  quame,  die  alle  vruchten 


IS3 

der  werelt  opsloeken  wilde,  souden  alle  dieren  geen  gelyck  hebben 
om  dien  vraet  te  verslinden.  Maer  byaldien  Alexander  de  Grote 
weder  opstonde,  wie  sonde  hem  tegenstaen  oft  als  ÜEd.  beleyt  soo 
groot  en  nobel  worde  als  dat  behoort. en  de  £d.  Compe.  seer  wel 
vermach  y  wie  sal  de  Yereenichde  Nederlanden  alsdan  niet  eeren  om 
gemst  en  welich  onder  haer  vleugelen  te  schuylen,  sweven  en  leven, 
lek  sweer  V  by  den  Aller hoochsteuy  dat  de  Generale  Comp.  geeti 
vyanden  heeft j  die  haer  meer  hhukr  en  schade  doen,  dan  d'onwe-' 
tendheid  en  onbedachtheyt  (hout  het  my  ten  beste)  die  onder  ÜEd, 
regneert  en  de  verstandigen  overstempt. 

Yooren  is  geseyt,  hoe  d'Engelsen  tot  Bantam  15  schepen  hadden 
leggen    en  de   Swerte   Leeuw  genomen  was,   daemaer  hebben  zy 
noch   een   schip  van  Patany  gecregen  en  een  van  Jambi,  soodat  nu 
18  schepen  sterck  zyn.    Godt  geve  dat  met  U'  Ed.  middelen  niet 
meer    versterct    werden,     T'is   nu   gebleecken,    dat  zylieden  niet 
alleene  voor  hebben,  simpel  revenge  te  pemen  van  de  schepen,  die 
wy  van  haer   in  Banda  genomen  hebben,  want  de  Swerte  Leeuw 
ongelyck  meer  waerdich  is,  dan  't  gene  van  haer  hebben,  maerdat 
dese   onse   gehele  vloot  meenden  te  nemen  of  te  verslaen;  alsoock 
(gelyck   selfis  geseyt  hebben)  alle  UËd.  resterende  schepen  hier  en 
daer   verstroyt  wesende   en  die  noch  van  't  Patria  souden  mogen 
comen,   omme  alsoo  meesters  van  des  Comp'.  middelen  en  conse- 
qnentelyck  van  de  gehele  Indische  handel  te  worden  en  dat  op  een 
gesochte  actie.    Want  aen  d'Engelse  missive  door  Mr.  Adams  van 
Amboyna  geschreven,   die  wy  ÜEd.  voor  desen  overgesonden  heb- 
ben, blyct  claerlyck  hoe  d'Engelsen  haer  schepen  expresselyck  in 
Banda   gesonden  hadden  (alsoo  daermede  door  gebreck  aan  capitael 
niet  anders  wisten  te  doen)  opdat  wy  die  aentasten  en  zy  dan  actie 
hebben   souden,   om   thienmaal  meer  weder  te  nemen.    Dat  haer 
disseyn   soo  boos   en  groot  was,  hebbe  noyt  connen  geloven,  voor 
dat  met  gewelt  van  haer  aengetast  wierden.    Doen  sy  onse  vloote 
quamen  opeysschen  begost  elck  een  daerom  te  lachen,  even  gelyck 
off  het  kinderspel  was,  maer  t'is  gebleecken,  dat  zy  't  welernstlyck 
meenden.    Al   't  geen  zylieden   gedaen   en  onderstaen  hebben,  is 
met  gemeen  advys  en   raedt  van  die  van  Bantam  en  Jacatra  ge- 
schiet, sy  syn  't  over  lange  metten  andren  eens  geweest,  niet  uyt 
goede  lieffile,  maer  omdat  elck  meent,   wy  verslagen  zynde,  syn 


134 

personage  daemaer  te  spelen,  dan  ick  vertronwe,  dat  d' Almogende 
ons  wel  behouden  en  haer  groote  boosheden  voorseedker  straffen 
zall,  gelyck  men  oochschynlyck  siet,  want  airede  gebleecken  is,  d^t 
d'Engelsen  en  Javanen  meer  dan  thien  veiradische  aenslagen,  die 
op  ons  gemaect  hadden ,  door  sonderlinge  schickinge  Godes,  mis* 
luct  zyn 

In  voors.  thema  is  geseyt,  wat  d'Engelsen  beweecht  heeft  een 
generale  oorloch  tegens  ons  aen  te  nemen  en  wat  haer  disseyn  is. 
Wat  die  van  Bantam  en  Jacatra  beweecht,  en  wat  haer  voornemen 
zy,  sullen  naer  onse  opinie  mede  verhalen. 

Van  outs  is  in  dese  landen  een  prophetie,  namen tlyck  in  China, 
Java,  Molucco,  Amboyna,  Banda  en  Solor;  datter  van  verde  een 
vreemde  natie  comen  zall,  wit  van  colenr,  geheel  gecleet,  jae  oock 
de  handen  en  voeten,  hebbende  catteoogen  en  een  groote  nens, 
verekens  eetende,  dewelcke  voors.  landen  besitten  en  het  maho- 
metisten  gelooff  te  niet  doen  sullen.  Hiervoor  wort  in  alle  de  voors. 
landen  seer  gevreest.  T'is  kennelick  dat  de  Chinesen  daerover  geen 
vreemdelingen  eenich  acces,  in  haer  landt  willen  vergunnen. 

Doen  d'eerste  schepen  van  de  Veteenichde  Nederlanden  tot  Ban- 
tam quamen,  wierd  by  die  van  Bantam  voorgenomen  en  onderstaen 
(als  UEd.  kennelyck  is)  het  volck  te  dooden,  en  de  schepen  en 
goederen  als  een  proije  te  nemen.  Na  de  (reden)  waeromme ,  hebben 
wel  vernomen;  maer  men  wist  geen  andere  reden  te  geven,  dan  dat 
het  was  om  soo  (doende)  vreemde  natiën  geen  acces  te  geven  en  om 
de  buyt  te  becomen.  De  Javanen  daemaer  de  courage,  macht  en 
middelen  van  de  Vereenichde  Nederlanden  meer  en  meer  siende, 
heeft  sulcx  te  meer  ontsach  veroorsaect.  Hierby  comende  de  vrese  , 
dat  wy  wel  souden  mogen  wesen,  degenen  die  thans  oft  morgen 
meerder  mochten  worden  en  de  religie  veranderen,  is  daeruyt  een 
generaele  onversoenlycke  haet  gevolcht,  dewelcke  d'onversadige  gie- 
richeyt  van  dese  mooren  en  haer  boose  troulose  weth  noch  meer 
vermeerdert. 

De  Pangoran  Area  Mangala,  die  hedens  daechs  in  Bantam  domi- 
neert en  oock  een  moorse  priester  is,  vresende,  dat  wy  thans  oft 
morgen  syn  meester  souden  werden,  heeft  over  thien  jaren  begost 
ons  te  quellen,  om  ons  alsoo  te  snoeyen,  dat  hem  boven  't  hooft 
niet  sQuden  wassen,  dan  alsoo  hem  ontworstelt  zjn  en  tot  Jacatra 


135 

ons  gerieff  bequaemen,  waerdoor  Bantam  vry  wat  affiuun,  is  hy 
zyn  fanlte  gewaer  geworden  en  heeft  gesocht  ons  van  daer  te  ciygen. 
Interim  van  den  Coninck  van  Jacatra  verstaende,  hoe  wy  plaetse 
tot  een  fort  veraocht  hadden ,  waeroyer  noch  meer  gevreest  wierd, 
dat  haer  prophetie  voorseyt  heeft,  gelyck  mede,  dat  alle  den  handel 
van  Bantam  t'onswaerts  trecken  sonden;  hierover  is  de  Coninck  van 
Jacatra  door  die  van  Bantam  en  alle  andere  naeste  gelegen  hooffden, 
gedrongen  geworden  tot  het  vileyn  attent,  welck  Pangoran  Gabangh 
op  20  Angnsto  passado,  tot  onse  totale  rayne  meende  te  executeeren 
Dien  a^nslach  met  noch  veel  andere  meer,  die  met  d'Engelsen  be- 
leyt  hebben,  gemist  wesende  ende  siende,  dat  wy  t'onser  verseec- 
kering  op  de  becomen  actie  een  volcomen  fort  waren  maeckende  en 
dat  noch  op  ons  alderswackste  wesende,  heeft  haer  de  vrese  doen 
haesten  en  gedwongen  ons  met  gewelt  te  prevenieren  en  om  solcx 
te  beter  sonder  nadeel  van  Bantam  uyt  te  voeren,  hebben  zy  de 
boosheyt  van  d'Engelsen  by  de  hare  gevoecht  en  is  het  werck  seer 
behendichlyck  begost,  onder  pretext,  dat  de  Coninck  van  Jacatra 
zyn  stadt  tegen  den  Mattaram  sonde  verstercken,  gelyck  voren  ver- 
haelt  is.  Interim  de  bateryen  rontom  ons  gemaect  wierden,  heeft 
hem  die  van  Bantam  soo  neutrael  gehouden,  als  immers  doenlyck 
was,  opdat  hy,  die  met  d'Engelsen  het  qnaet  doet,  de  schone  per- 
sonage sonde  mogen  blyven D'aenslach 

honden  wy  voorseecker  met  advys  en  raedt  van  de  omliggende 
Coningen  gemaect  te  wesen.  Den  ouden  Coninck  van  Cheribon  hout 
Bantam  en  Jacatra  airede  voor  verloren  en  aflfgescheyden  van  hare 
moorse  gemeente.  Ons  fort  Jacatra  noempt  hy  Nieu-Malacca:  »Wy 
„syn  voor  desen  naer  Malacca  (ge)varen  (ten)  oorlogh  sonder  yets 
„  te  verrichten ,  (seyt  hy) ,  de  Portugiezen  connen  niet  bestaen  tegen 
n  dese  lieden ,  die  nu  airede  een  nieuw  Malacca  in  ons  landt  be- 
nSitten;  connen  die  van  Malacca  tegens  haer  niet  bestaen,  wat  zullen 
„wy  dan  doen,  die  veel  min  vermogen?"  Dit  zyn  de  redenen  van 
den  Coninck  van  Cheribon.  lek  verseeckere  U  Ed.,  soo  wy  4  aöOO 
soldaten  met  alle  notelyckheden  hadden,  dat  wy  haest  sooveel  ruymte 
8oude  maecken  en  soo  veel  voet  in  't  lant  becomen,  dat  de  reviere 
niet  verleyt  soude  werden  en  geheel  Java,  Godt  ten  voorsten,  ons 
van  't  landt  niet  slaen  en  soude,  Patientie  moeten  wy  hebben,  tot 
dat  het  de  Heere  versie. 


156 

Soo  U  Ed.  niet  van  siime  zyn,  jaerlycx  grote  menichte  van  sche- 
pen,  volck,  geit  en  alle  notelyckheden  te  senden,  bidde  ick  ander- 
mael  my  metten  eersten  te  doen  verlossen  en  dit  veisoeck  ien  beste 
te  nemen,  want  lek  sonder  grote  middelen  üEd.  begeren  niet  vol- 
doen can 

Bantam  is  met  die  van  Halacca  correspondentie  houdende  ^  daer 
syn  voorleden  jaer  eenige  mesticen  van  Malacca  tot  Bantam  geweest 
en  alsnn  weder  eenige  anderen  gecomen,  dewelcke  aen  den  Pan- 
goran  (naer  my  geseyt  is)  liber  acces  en  vry  geleyt  voor  seeckere 
ambassaten  van  Malacca  versocht  hebben ,  enz 

In  't  schip  d'onde  Sonne,  gesnckert  leggende  voor  Mandaliqne, 
omtrent  3  mylen  beoosten  Japara;  adij  14  Jannary  1619. 

UEd.  Dienstwilligen 

J.  P.  COKlf. 

P.   DE   CaBPSNTIEB. 

PiSTEB  DiBCZSOON, 


XXX.    De  benoemde  GouvBBmBUB  Genebaal  Jan  Pietebbz. 

GOEN    AAN  PlETEB  VAN  DEN  BbOECE. 

Aan  boord  van  het  schip  deOudeZonne^ 
zeilende  naby  Jakatra,  3  Jannarij  1619. 

Aen  Pieter  van  den  Broecke, 
Commandeur  op  't  fort  tot  Ja- 
katra,  per  een  schuytgen  ge- 
sonden. 

Eersaeme,  seer  discrete  Sr. 

Naerdat  van  ü  L.  gescheyden  syn,  liepen  wy  eergisteren,  met 
onse  seven  schepen  recht  dwers  op  de  vloot  van  d'Engelsen,  om  de 
Bergerboot  te  soecken ;  d'Engelssen  weken  ons  en  vyff  van  haer 
capten  haer  anckers,  sonder  dat  van  wedersyden  één  schot  ge- 
schoten wierd. 

Op  gisteren  de  Bergerboot  tzeewaert  zynde,  liepen  weder  voor 
de  wind  recht  op  en  beneden  de  Engelsche  schepen,  enz. 


137 

(Hierop  volgt  het  verhaal  van  den  zeeslag  tegen  de  Engelschen, 
welk  verhaal  overeenstemt  met  het  berigt,  dat  hierboven  in  de  mis- 
sive van  19  Jan.  te  vinden  is.) 

Ënde  alsoo  wylieden  op  gisteren  een  derde  paert  van  al  het  cruyt, 

dat  in  de  vlote  is,  verschoten  hebben, 

sjm  wy  t'onser  leedtwesen  genootsaect  geworden,  met  advys  en 
goetvinden  van  de  presente  raden  met  dese  schepen  innewaerts  naer 
Amboyna  te  seylen,  omme  alle  des  Comp'.  macht  by  één  te  versa- 
melen  en  datelyck  weder  herwerts  te  keeren,  welcke  resolutie  ü  L. 
gelieven  zal  ten  beste  te  nemen  en  aen  't  gemene  volck  ten  goede 
uyt  te  leggen  en  goede  conrage  te  geven,  Wy  beloven  ÜL.  by 
desen  metten  aldereersten  weder  te  keeren. 

Stelt  doch  in  alles  goede  ordre,  geeft  het  volck  goede  courage 
en  bewaert  de  provisie  wel,  hout  de  plaetse  soo  lange  hel  eenkhmUs 
doenlyk  is,  betracht  U  eere  daerinne.  Wy  sullen  't  UL.  recom- 
penseren. 

Soo  't  geviele  (des  Grodt,  hoop  ick,  niet  geven  zall)  dat  U  de 
plaetse  niet  houden  cost^  soo  maect  dan  aeeoort  met  d'Engelssen  of 
met  den  Coninck  van  Jacatra^  doch  wy  achten  dat  het  beste  zy,  dat 
de  plaetse  in  dien  gevalle  aen  de  Engelssen  overgegeven  wert,  Bewaert 
doch  wel  alle  myne  boecken^  brieven  en  pampieren  en  soo  die  niet 
solveren  conty  verbrant  liever  alles  tytelycky  dan  dat  het  in  handen 
van  onse  pyanden  compt. 

In  den  slach  gisteren,  hebben  wy  over  de  vloot  verloren  8  man  en 
15  gequetsten  gecregen,  de  courage  van  't  volck  was  uytermate  groot 
en  daer  is  uyt  de  Sonne  en  Gouden  Leeuw  groot  gewelt  met  schieten 
gedaen.  De  Gouden  Leeuw  heeft  dien  dach  22  vaten  cruyt  ver- 
schoten, hadden  wy  cruyt  genoech,  souden  machtichgenoechwesen, 
om  d'Engelsen  weder  te  staen,  dan  nu  het  Godt  soo  gelieft,  moeten 
patientie  hebben.  Alsoo  ons  vertreck  geschiet,  omme  de  macht  by 
één  te  versameien,  en  onsen  standt  in  de  waechschale  niettesetten, 
houden  wy  voor  seecker,  dat  het  d'Engelsen,  die  van  Bantam  en 
Jacatra  vry  wat  in  toom  houden  zall  en  dat  ÜL.  in  noodt  (als  niet 
verhope)  gerakende,  des  te  beter  conditie  bedingen  zall,  dan  oft 
wy  verslagen  wierden. 

Doet  myne  groetenisse  aen  S^  van  Ray,  de  predicant,  M»".  Jan, 
Oapiteyn,  Luytenant  en  in  somma  aen  allen  in  't  generael. 


tS8 

In  myn  grote  kist  is  een  doosken,  met  drie  originele  commissien 
en  een  packet  met  seeckere  gesloten  missive ,  aen  my  in  eygen  handt , 
bewaert  die  wel,  dat  se  in  geen.  vreemde  handen  comen.  Myn 
groot  copieboeck  sy  UL.  mede  gerecommandeert  Weest  wel  op  U 
hoede  j  dat  met  eenige  vrientlycke  handelinge  niet  verraden  en  tvert. 

Laet  iytelyck,  als  UL.  goet  water  becomen  can,  alle  vaten  en 
potten  vnllen,  doet  een  groote  provisie  van  water  in  voorraedt  op, 
opdat  door  gebreck  van  water  niet  gedwongen  wert  sich ,  aen  onse 
vyanden  over  te  geven. 

Gebruyct  Evert  mede  in  den  Baedt. 

In  't  schip  d'onde  Sonne,  seylende  met  ons  8  schepen  nevens 
Jacatra,  adij  3  JannarQ  a^  1619. 


XXXI.      JOVBI^AEL   VAN   DIS   BEL£€tEBIIf6S  VAN  't  fOBDT 

Jagatba  1619  ^. 

In  den  name  des  Heeren,  anno  1618  den  30  December,  is  op 
een  Sondach  tegen  den  avont,  Pieter  van  den  Broeck  Commandeur 
gemaect  en  Jan  Janssen,  van  Gorckmn,  is  capiteyn  gei^aect  van 
het  fort  te  Jacketra  en  den  Hr.  Generl.  Jan  Pietersz.  Coen,  die 
ginck  scheep ,  om  met  syn  seven  schepen  tegen  elf  schepen  te  slaen. 
Godt  verleen  haer  al  te  samen  gheluck  en  welvaert,  dat  sy  victory 
vercrygen  moogen,  is  't  haer  salich.    Amen. 

Looft  Godt,  den  4  January  1619. 

Adij  4  dito,  op  een  Vrydach,  doen  liet  de  Heer  Commandeur 
een   pmit   maken,   aen   de  oostsyde  van  het  groote  huis  en  de  Hr. 


1  Er  bevinden  zich ,  onder .  de  papieren  over  de  gebeurtenissen  van  het  jaar 
1619 ,  uit  Indie  aan  het  opperbestunr  in  Nederland  gezonden ,  op  het  Rijks-archief 
twee  journalen ,  beiden  geschreven  door  personen ,  die  het  beleg  van  het  fort  Jakatra 
hebben  bijgewoond.  Het  journaal ,  dat  wij  hier  mededeelen ,  is  het  meest  naauw- 
keurige,  terwijl  he{  andere,  waarvan  wij  slechts  een  kort  gedeelte  geven,  meer  het 
kenmerk  draagt  van  later  te  zijn  opgesteld.  Ongelukkig  zijn  de  schrijvers  vftn  l^de 
journalen  onbekend»  en  hunne  namen  heb  ik  niet  kunnen  opsporen. 


139 

Oommandenr,  die  sette  het  volck  alle  dagen,  dapper  te  werck  om 
het  fort  te  verstereken  tegen  onsen  viant. 

Ady  6  dito,  op  een  Sondach  na  den  middach,  met  de  zeewint, 
doen  qnamen  daer,  tien  Engelsche  scheepen  te  Jacqhetra  op  derede, 
doen  waren  wy  belegert  te  water  en  te  lande,  dat  daer  niemant 
nit  noch  in  coomen  conde  (en  oock  in  vier  maenden.)    . 

Ad§  7  dito,  op  eenen  Maendach  en  Dynsdachs  nachts,  doen 
raeckte  een  Engels  schip  aen  brant  en  verbrande  heel  wech;  maer 
niet  wetende  wat  het  voor  een  schip  was,  daema  doen  wy  met  de 
Engelschen  in  accoort  waeren,  doen  seyde  den  Engelschencoopman, 
dat  het  schip  den  Swarten  Leenw  was,  dat  daer  verbrande,  dat 
den  brant  in  't  ruym  van  een  caers  gecomen  was. 

Adij  14  dito,  op  een  Maendach,  doen  was  er  een  Japonder buyten 
het  fort  en  socht  avantasy,  sonder  weten  van  den  Heer  Comman- 
deur, over  dat  slootgen  by  onse  pachger,  op  een  hooghe  plaets, 
daer  vont  die  Japonder  een  brief,  was  aen  eenen  stock  ghebonden, 
met  een  wit  doeckjen,  boven  die  brief  was  op  syn  Javaens  geschre- 
ven en  de  Japonner  nam  den  brief  en  brochtse  aen  den  Hr.  Com- 
mandeur, doen  liet  de  Hr.  Commandeur  den  raet  vergaderen,  doen 
lieten  sy  (des)  kock(8)  vrou  ontbieden ,  die  con  't  Javaens  lesen ,  die  vrou 
seyde,  dat. daer  in  (ge)8chreven  stont,  dat  die  Coninck  garen  pays 
maecken  wonde,  met  den  Hr.  Commandenr,  dat  het  moyden  (dat 
het  hem  *  moeide) ,  dat  hy  tegen  ons  volck  opgestaen  hadde ,  en 
s'achtermiddachs  doen  sont  de  Heer  Commandenr  met  synen  raet, 
die  Japonner  met  eenen  brief  weder  heenen,  was  aen  een  stoxken 
ghebonden  met  een  wit  doexken  daerboven,  dat  die  Japonder  dat 
stocxken  steken  soude  op  deselve  plaets,  daer  hy  d'ander  brief  van 
daen  ghehaelt  hadde  en  tegen  den  avont  doen  qnamen  de  Javaenen 
en  haelden  den  brief. 

Adij  15  dito,  op  een  Dynsdach  'smorgens,  doen  qnamen  der  twee 
Javanen  en  spraken  met  ons  volck  en  tegen  den  avont,  doen  qnamen 
daer  twee  Ourangkais  by  ons  fort  en  brochten  eenen  brief  aen  den 
Heer  Commandenr  en  spraken  met  malcanderen. 
4  Ady  16  dito,  op  een  Woensdach  'smorgens  vroech,  doen  qnamen 
weder  twee  Orangkais  binnen  het  fort,  om  met  den  Heer  Comman- 
denr te  spreken,  van  accoort  te  maken  en  doen*gingen  daer  dry 
van  om  volck,  met  name  den  Dominé,  met  den  docter  en  Jos^ph 


140 

Janssen  de  Natelaer,  nite  den  Goninck  toe  om  met  hem  te  parlmen*- 
teeren  van  accoort  te  maken. 

Adij  17  dito,  op  een  Donderdach  'smoigens,  doen  qnaemen  daer 
weder  een  deel  Or(ang)kais  met  (den)  Oraef  syn  zoon  ^ ,  binnen 
het  fort  om  met  den  Hr.  Gommandenr  te  spreken,  om  het  accoort 
te  maken,  doen  gingen  dieselfde  dry  naer  den  Goninck  toe,  om  met 
hem  te  spreken  van  het  accoort  te  maken,  dit  parlementeeren  dnerde 
vtjff  dagen  lanck  aleer  dat  sy  met  malcander  het  accoort  besloten 
hadden. 

Ad9  19  dito,  op  een  Satnrdach  'smorgens  vroech,  doen  qiiamen 
weder  een  deel  Orangkais  binnen  het  fort,  om  dat  accoort  te  be- 
slnyten  en  doen  gingen  dieselve  dry  van  ons  volck  weder  naer  den 
Goninck,  doeif  werde  het  accoort  beslooten,  dat  het  bestant  wesen 
sonde  tot  der  tyt  toe,  dat  den  Hr.  Oenrl.  met  Godts  hnlpe  te  Jac- 
qnetra  comt  en  die  cat  met  aUe  dry  pnnten,  die  souden  staen  bly- 
ven,  zooals  wy  se  gemaect  hadden  en  daer  niet  meer  aen  te  wercken, 
des  soo  sonde  die  Hr.  Gommandenr  met  synen  raet  ses  dnysent 
Realen  van  achten  aen  den  Goninck  gheven,  de  helft  aen  geit, 
d'ander  helft  aen  klederen,  maer  het  qnam  met  den  Goninck  op  een 
verraet  nit,  als  U  £.  hier  naer  wel  hooren  sal,  hoe  het  in  't  fort 
gegaen  is. 

Ady  20  dito,  op  een  Sondach  'smorgens  vroech,  doen  quamen  die 
onde  Oraef  met  een  'deel  Qrangkais  binnen  het  fort  en  brochten 
eenen  brief  van  den  Goninck,  daer  stont  in  geschreven,  hoe  dat  sy 
met  malcander  veraccordeert  waren  en  hoe  het  accoort  beslooten 
was  met  des  Gonincks  eygen  hant  onderteyckent,  doen  liet  de  Heer 
Gommandenr  met  synen  raet  aen  den  ouden  Graef  gheven  dryduysent 
Realen  van  achten  aen  geit  en  3000  aen  cleden,  daer  ginck  die 
Graef  mede  deur  en  bracht  het  naer  den  Goninck  toe,  soo  hy  seide, 
en  'savonts  voer  de  bottelier  naer  de  bassaer. 

Ady  21  dito,  op  een  Maendach  'smorgens  vroech  doen  quamen 
daer  een  deel  Qrangkais,  by  den  Hr.  Gommandenr  en  gaven  hem 
een  mooy  praetjen  en  sy  seyden,  dat  de  Goninck  de  koyen  noch 
bewaert  hadde   (?)   dat  de  Hr.  Gommandenr  eens  by  den  Goninck 


1    Zekere  Kiai  Aria,  werd  door  de  Hollanders  genoemd,  de  Graaf. 


141 

comen  sonde;  hy  begheerde  den  Hr.  Conunandenr  eens  te  sien,  hy 
hadde  ghene  kennis  aen  den  Hr.  Commandenr. 

Ady  22  dito,  op  een  Maendach  'smorgens  vroech,  doen  qnam  die 
Sanunadaer  (Sjahbandaar)  binnen  het  fort  en  daemaer  qnam  die 
onde  Graef  en  seyden  tegen  den  Commandenr,  dat  hy  by  den  Co- 
ninck  te  gast  coomen  sonde,  dat  de  Coninck  hem  groote  vrientsehap 
betoonen  sonde,  omdat  wy  met  malcander  vrede  hadden  en  den 
Coninck  sonde  hem  die  koyen  weder  gheven.  Doen  liet  de  Hr. 
Commandenr  den  raet  vergaderen  en  de  raet  vonden  het  goet  te 
weesen,  dat  de  Hr.  Commandenr  naer  den  Coninck  gaen  sonde  en 
nemen  een  gouden  kelten  mede  en  schencken  die  aen  den  Coninck. 
Doen  ginck  de*  Hr.  Commandenr  naer  den  Coninck  toe  en  nam  met 
hem  den  docter ,  met  Dirck  Jemming  en  twee  soldaten  en  twee  Ja- 
ponners,  en  sy  vergaten  het  weercommen  en  de  bottelier  was  aen 
de  marct  om  goet  te  coopen  en  hy  bleef  oock  achter  en  tegen  den 
avont  qnam  een  coopmansjongen  met  een  wit  vaentien  en  brocht 
eenen  brief  binnen  het  fort  en  seyde,  dat  de  Hr.  Commandenr  met 
het  volck  ghevangen  waeren  oft  een  deel  beesten  gheweest  hadden 
en  al  haer  goetjen  ontnomen,  dat  sy  by  haer  hadden.  Dat  was  de 
pais,  die  de  Javanen  ghemaect  hadden. 

Ady  23  dito,  op  een  Woensdach  'smorgens  vroech,  doen  trocken 
wy  al  't  samen  aen  het  eert  dragen  in  het  packhnys,  dat  aen  de 
banier  ^  staet,  soo  jonck  en  ont,  ondercooplnyden ,  assistenten, 
niemant  was  vry,  dan  alleen  de  siecken  en  de  soldaten,  die  wacht 
hadden,  want  die  vaendrich  was  cloeck  en  gesont,  maer  hy  was  al 
te  groote  meester  om  eert  te  dragen  en  oock  bnyten  te  wesen  by 
de  soldaten,  <»ndat  het  werck  wat  voortgaen  sonde,  dat  sonde  syn 
reputatie  te  na  ghegaen  hebben,  maer  by  de  vrouwen  te  gaen  als 
Speranty  en  haer  quartier,  om  een  prae^en  te  maken  en  daer  te 
sitten  eeten  een  siery  pinnanck  en  drincken  een  toebackjen,  dat 
Vermocht  syner  hoocheyt  wel,  daer  was  hy  mans  geüoech  toe,  om 
wat  te  brageren  over  de  plaets. 

Ad§  24  dito,  op  een  Donderdach,  doen  waeren  de  Javanen  met 
de  Engelsche  vast  doende,  om  een  batery  te  maken  op  dat  erf. 


« 

1    Welligt   een   schryffout   voor:    # rivier,»    of  is   daarmede  bedoeld,  de  bastion, 
waarop  de  vlag  was  geplant. 


142 

daer  de  Engelsche  logie  gestaen  heeft  en  wy  waeren  oock  vast  doende 
om  ons  packhnys  met  alle  man  vol  eert  te  draegen. 

Ad$  28  ditOy  op  een  Maendach,  doen  was  de  battery  achter  de 
Engelsche  logie  ghemaect  en  die  battery  hadde  vyf  poorten,  daer 
sy  met  groff  geschut,  uyt  schieten  conden,  daer  lieten  de  Engelsche 
haere  vlagge  afwoyen  en  sy  hadden  noch  twee  bateryen  gemaect  by 
den  rycken  Chinees  syn  hays,  en  sy  hadden  een  brugh  over  de 
rivier  ghemaect,  daer  sy  met  het  volck  over  trecken  souden  om  ons 
te  bestormen;  wy  hoorden  den  heelen  nacht  timmeren  en  wercken. 

Ady  29  dito,  op  een  Dynsdach  'smorgens  vroech,  doen  sont  de 
Engelsche  Generael  een  brief  in  het  fort  en  den  inhout  van  den 
brief  dat  was,  of  wy  het  fort  opgheven  wouden  in  handen  van  den 
Engelssen  Generael,  behoudende  het  leven,  of  wy  het  opgheven 
wouden  in  handen  van  den  Coninck;  wy  hadden  daer  onsen  keur 
in,  dat  men  daer  strack  antwoort  op  senden  souden,  aleer  hy  syne 
poorten  van  de  baterye  opdede,  dan  sonde  het  te  laet  wesen  en  den 
Engelschen  Generael  hadde  noch  barmherticheyt  over  ons,  soo  hy 
schryft,  dat  (het)  hem  moeyen  sonde,  dat  daer  sulcken  hoop  Chris- 
tenen van  de  Javanen  vermoort  worden  souden  en  dat  ick  U  beloof 
dat  sal  ick  U  houden  als  een  crygsman  met  eeren  behoort  te  doen, 
en  doen  sont  de  Coninck  Dirck  Jemmings  wel  vastgebonden  met  een 
koort  om  syn  hals  op  die  muer  en  riep  tegen  den  Capiteyn  ofte  wy 
het  fort  opgeven  willen  in  'sConincx  handen,  off  in  den  Engelschen 
Generl.  handen,  behoudende  het  leven,  wy  mosten  hem  strack  be- 
scheyt  se^en,  soo  wy  het  fort  niet  opgeven  willen,  dan  sonde 
die  Coninck  daer  strack  op  schieten  en  stormen,  dan  sonde 
daer  geen  genade  weesen,  hy  soudet  al  vermoorden  laten  jonck,  en 
out,  niet  een  kint  het  leven  behouden;  doen  seyde  de  Capiteyn, 
dat  hy  den  Coninck  flux  bescheyt  senden  soude,  hoe  dat  wy  van 
sin  waeren,  doen  ginck  Dirck  Jemming  weder  naer  den  Coninck 
toe  en  doen  quam  de  Hr.  Commandeur,  Pieter  van  den  Broeck, 
wel  vastgebonden  op  haere  muer  en  riep  tegen  Sr.  Ray:  dat  wy 
met  den  Engelschen  Generael  in  accoort  treden  souden  en  hedinghen 
sooveel  tocy  als  ghy  crygen  cont;  dat  wy  het  fort  niet  houden  en 
souden;  dat  sy  den  brief  lesen  en  souden y  die  den  Hr.  Generaal  op 
het  jongst  aen  lant  gesonden  hadde  ^  doen  hy  wech  seylde  en  sy 
hebben  my  in  haer  bateryen  geleytj  dat  ick  die  bateryen  sien  soude  y 


143 

hoe  fray  dat  se  gemaect  wareUj  en  hoeveel  schut  in  haere  bateryen 
leggen  ende  heren  en  andere  reetschap  leyt  al  claer  om  te  stormen! 
Doen  gaf  Sr.  Racy  den  Hr.  Commandeur  voor  antwoort^  dat  sy 
doende  waren  om  een  brief  aen  den  Engetechen  Generael  te  sehry- 
ven;  doen  ginek  de  Hr.  Commandeur  soo  ghebonden  weer  naer  den 
Coninck  toe  ^.  Doen  liet  Sr.  Baye  met  die  Capiteyn  den  raet  ver- 
garen en  oock  alle  ondercooplnyden  en  assistenten  en  de  sargianten 
met  die  constapel  majenr  ontbieden,  om  in  den  raet  te  wesen;  daer 
ging  ons  al  te  samen  lyff  en  leven  aen;  doen  werden  ons  te  samen 
gevraecht  oft  wy  wel  moet  hadden,  dat  fort  dry  maenden  te  honden 
om  onsen  viant  wederstant  te  doen,  dat  elck  syn  rechten  meyninge 
uitspreken  sonde,  daer  hangt  ons  al  te  samen  het  leven  aen;  doen 
worden  de  constapel  major  gevraecht  of  daer  wel  eruit  was  voor 
dry  maenden,  soo  als  wy  alle  dage  gheschooten  hadden,  doen  seyde 
de  constapel  major,  dat  wy  noch  booven  twee  schooten  *  cruyt  niet 
hadden,  als  het  dry  maenden  dneren  sonde;  doen  worde  het  be- 
slooten  by  den  vollen  raet,  dat  men  met  den  Engelschen  GenerL  in 
accoort  treden  sonde  en  sien  hoe  dat  men  met  hem  accordeeren 
conde  en  het  fort  was  daer  niet  toe  gestelt  om  te  honden,  het  groote 
huis  wouden  de  mueren  van  buyten  vallen,  wy  mosten  die  muer 


l    In  het  tweede  joomaal  van  de  bdegering  leest  men  omtsent  deze  gebeurtenis , 
onder  dagteekening  van  28  en  29  Jannarij  1619 ,  het  navolgende : 

Insgelyck  versocht  Pieter  van  den  Bronck  alle  dagen  zeer  instantelyck ,  dat  voor 
syn  verlossinge  dodi  iets  mochte  gepresenteert  worden ,  daerhy  voegende  soo  daer 
immen  niet  toe  conde  veraiaen  worden ,  de  Javanen  geresoloeert  waren  H  fort  een 
fUeutoe  oorlooge  aen  ie  doen  en  dat  doch  wilden  in  H  eersten  eenen  schoot  18  a  20 
te  verdragen  om  van  alle  occasie  bevryt  te  syn.  Den  29  dito,  den  Gooinck  voor  de 
-vorlossinghe  van  de  gevangen  persoonen  presenteerde  ^2000  Ryalen  van  8ea,  eene 
(1000)  contant  en  een  in  cleeden ,  te  hetaelen  met  conditie  de  gevangenen  eerst  en 
alvoiren  in  't  fort  sonde  gelevert  worden  en  de  Coninck  een  handteecken  sonde  geven 
van  vreede  en  alle  vrientschap  te  continneeren  tot  de  comste  van  den  Hr.  Generael 
en  4at  alsdan  alle  saecke  ten  rechten  sonden  afgedaan  worden ;  dan  de  Coninck  over 
dit  geringhe  bieden  t'onvreden  synde,  heeft  terstont  het  fort,  volck  en  goet  op  en  in 
syn  handoi  geeyst,  off  soo  de  persoonen  hnn  niet  in  syn  handen  vertronden,  wilde 
haer  syn  prane  verleenen  om  naer  Bantam  te  vertrecken  en  soo  niet,  het  fort  sonde 
eommen  bestorremen  en  't  zelfde  inghenomen  hebbende»  niemant  by  't  leven  te  be- 
houden en  dat  geschiede  tot  2  a  S  malen  toe,  door  Pr.  van  den  Brouci  ende  den, 
JJoctoor  de  Hoen ,  die  al  gebonden  aen  de  punt  van  de  stadt  gebracht  en  alsoo 
over  te  roepen  bevolen  wert,  tot  welck  voornemen  de  JSngelssen  de  Javanen  ghedu' 
rieh  oeftMsteft,  enz 

S    Uier  wordt  waarsch^nlyk  bedoeld  twee  schoten  per  dag* 


144 

met  balcken  stutten  ende  wy  waren  dapper  belegert  soo  te  water 
als  te  lande,  met  macht  van  volck,  en  den  Goninek  van  Bantam 
hadde  daermede  te  velt  om  ons  te  verslaen,  vierdnysent  man  en 
daer  lagen  vyf  van  de  groote  Engelsche  schepen,  dicht  aen  de 
droochten  om  ons  te  water  te  beschieten,  wy  hadden  in  dry  maen- 
den  geen  ontset  te  verwachten,  wy  moesten  van  twee  qnaden  een 
goet  kiesen,  ende  bevelen  onse  siel  in  Godes  hant,  soo  syn  beste 
wil  is,  soo  sal  het  geschien,  doen  worde  daer  eenen  brief  geschreven 
en  worden  gesonden  naer  den  Ëngelschen  Generael  toe. 

Ad0  30  dito  op  een  woonsdach  's  morgens  vroech,  doen  sont  de 
Engelsche  generael  een  coopman  in  't  fort,  die  fray  dnits  spreken 
conde  en  seyde  „  dat  de  capiteyn  by  den  Generl.  coomen  sonde  en 
spreken  met  den  Oenerl.  van  het  accoort  te  maken,  ick  sal  hier  int 
fort  blyven  in  stadie  van  den  Capiteyn,''  doen  ginck  den  Capiteyn 
na  den  Ëngelschen  generl. ,  Godt  wil  hem  bewaren. 

Ad§  31  dito  op  een  donderdach  's  morgens  vroech,  doen  ginck  den 
Capiteyn  weer  naer  den  Ëngelschen  generael  toe,  om  het  accoort  te 
maken  en  die  coopman  bleef  by  ons  in  't  fort  soo  lange  als  den  Ca- 
piteyn wederom  qnam,  doen  worde  het  accoort  beslooten,  dat  wy 
met  ons  sytgeweer  en  met  onse  kist  met  goet  den  tweeden  februaiy 
trecken  souden,  naer  het  eylant  toe  en  daer  souden  wy  tien  dagen 
wesen,  dan  sonde  de  Engelsche  generl.  ons  een  schip  claer  hebben 
met  twee  kleyne  stuxkens  en  met  vyftich  mosquetten  en  met  vyf  en 
twintich  spiessen  en  met  vier  vaten  eruit  en  wy  souden  alle  de  vic- 
tualie mede  scheep  nemen,  die  binnen  het  fort  was  en  aen  het  eylant 
daer  souden  twee  Engelsche  schepen  liggen  om  ons  te  bevryen  voor 
de  Javanen,  en  als  wy  't  seil  gingen,  dan  mosten  wy  nae  decustvan 
Cormandel  toe,  maer  niet  na  Ambon,  daar  onse  vloot  was,  en  wy 
mosten  in  tien  maenden  onse  compagnie  niet  dienen  en  tegen  de 
Croon  van  Engellant  opstaen  en  den  Generael  sonde  ons  een  bescheyt 
gheven  met  syn  eigen  hant  onderteykent,  waer  wy  by  Engelsche 
schepen  quamen,  dat  sy  ons  vry  en  vranck  varen  laten  souden  son- 
der  eenyghe  schade  off  hinder  te  doen  en  den  Coninck  van  Jacqketra, 
die  soude  onsen  Hr.  Commandeur  met  het  ander  volck,  die  hy  ghe- 
vangen  hadde,  loslaeten,  dan  soude  de  Coninck  alle  de swarten heb- 
ben, die  niet  ghedoopt  en  waeren  en  de  swarten  die  Gristen  waeren, 
die  mocht  den  Hr.  Commandeur  mede  scheep  nemen,  maer  wy  moes- 


145 

ten  het  aengheven,  wat  geit  en  wat  rollen  syde  of  fluweel  dat  wy 
in  onse  kist  hadden ,  opdat  wy  geen  companies  geit  of  goet  mede 
nemen  souden;  want  sy  souden  onse  kisten  besoecken  als  wy  uyt  het 
fort  trocken,  want  daer  souden  twee  Engelsche  coopluyden  met  twee 
orangcais  coomen,  die  souden  de  kisten  besoecken,  vonden  sy  dan 
wat  meer  geit  als  men  hadde  laten  opschiyven,  dan  sonde  het  goet 
en  geit  verbeurt  weesen.  Toen  souden  S',  Ray  met  noch  elf  persoo- 
nen ,  met  naemen  den  dominé  met  een  ondercoopman  genaempt  Johan 
van  der  Dusse,  met  dry  assistenten  met  den  luytenant  en  met  noch 
twee  sargeanten,  met  dry  constapels,  die  souden  varen  naer  de  En- 
gelsche schepen  toe,  in  stadie  van  de  twee  Engelsche  coopluyden ,  die 
in  't  fort  coomen  souden,  om  de  kisten  en  goet  te  visiteren,  enz. 

(Hier  volgen  eenige  byzonderheden  van  weinig  belang.) 

S'avonts  doen  ginck  Sr.  Ray  met  d'ander  overicheyt  en  braecken  den 
Hr.  generaels,  met  d'ander  coopluyden  haer  kisten  op,  die  met  de 
vloot  wech  waren;  was  daer  wat  in  de  kisten,  dat  haer  behaechde, 
sy  namen  het  al  mede  en  als  der  een  was,  die  wat  wech  stack d'an- 
der sach  het,  die  seyden:  „mede  samen"  daer  was  Brachker(?)  en 
den  Hoofineester  al  mede  om  te  helpen,  die  kisten  op  te  breken; 
maer  sy  hadden  daer  oock  genen  schade  van,  sy  hadden  haer  kisten 
soo  vol  goet,  dat  sy  het  niet  bergen  en  konden ^  dat  waren  fraeye 
mannen  in  Pieter  Rays  sin,  die  conden  hem  naer  den  mont  praeten; 
doen  Oodt  beliefSe  dat  wy  het  fort  behielden,  doen  waren  sy  twee- 
drachtich,  doen  was  daer  een  mompelinge  onder  haer,  dat  de  Hr. 
Generls.  gouden  hoetsbant  wech  was,  en  elck  seyde,  dat  hy  se  niet 
en  hadde,  of  den  gouden  hoetsband  weder  voor  den  dach  gecomen 
is  en  weet  ick  niet,  ick  hebbe  daer  niet  meer  van  gehoort. 

Looft  Godt  den  eersten  febmary  1619. 

Ady  1  dito,  op  een  vrydach  smorgens  vroech,  doen  pacten  de  twaelf 
persoenen  haer  goet  en  maecten  haer  gereet  om  stracx  naer  de  En- 
gelsche schepen  toe  te  vaeren,  en  doen  quam  daer  een  spaek  in  het 
wiel,  dat  die  Engelsche  coopluyden  met  de  orangcais  niet  en  qua- 
men,  dat  de  Engelsche  generael  S3m  woort  niet  houden  en  conde, 
dat  in  het  accoort  beslooten  was  ^,  dat  hy  den  Hr.  Commandeur  met 


1    De  teden   hiervan  Was  gelegen  in  bet  contract  dat  tnssclien  Bantam  en  Thomas 
Dale  gesloten  was. 

IV.  10 


146 

d'ander  gevangens  niet  vry  maken  konde^  en  wy  hadden  die  twee 
Engelsche  coopluyden  vry  laten  gaen,  die  wy  aen  het  eylant  gecre- 
gen  hadden,  maer  de  Conink  van  Bantam  die  wonde  onsen  hr.  Gom- 
mandenr  te  Bantam  hebben  met  d'andere  gevangens  en  'i  volck  des 
Conincx  van  Bantam  wonde  dat  niet  hebben ,  dat  die  EngeLschen  ons 
volck  nyt  het  fort  halen  sonden  en  brengen  ons  in  haere  schepen. 
Die  van  Bantam  lagen  over  de  rivier  by  de  bateryen  met  haer  vier 
dnysent  ghewapende  mannen,  dat  de  Engelsche  ons  niet  bevryen 
conden  om  in  haer  schepen  te  brengen,  doen  voer  den  Engelsche 
generl.  strack  naer  boort  toe,  want  hy  hadde  geen  betrouwen  op  die 
Javanen,  hy  meende  dat  hy  oock  half  verraden  was  en  na  middachs 
doen  gaf  de  Coninck  van  Jacqetra  den  hr.  Commandeur  met  d'ander 
gevangens  over,  in  handen  van  den  Coninck  van  Bantam,  aenLack- 
moy ,  die  lietse  stracx  los  binden  en  's  avonts ,  doen  sont  de  Hr.  Com- 
mandeur een  brief  binnen  het  fort ,  dat  sy  des  nachts  na  Bantam  toe- 
ghevoert  souden  worden  naer  den  Coninck,  dat  hy  ons  begeert  te 
hebben  en  den  hr.  Commandeur,  die  schreef  dat  wy  niet  weder  met 
den  Engelschen  generl.  in  accoort  treden  souden,  aleer  hy  schreef 
hoe  dat  hy  het  met  den  Coninck  van  Bantam  claeren  soude  connen. 

Adij  2  dito,  op  een  saterdach,  doen  waeren  de  Engelschen  ende 
Javanen  tweedraehtich  tegen  malcander  en  den  Engelschen  generl. 
begeerde  syn  geschut  weder  van  lant  te  halen  en  de  Javanen  won- 
den het  geschut  niet  volgen  laeten,  dat  sy  groote  questie  met  mai- 
canderen  hadden  en  tegen  den  avont  doen  quam  daer  een  Engelsche 
capiteyn  by  ons  fort  en  riep  tegen  onsen  capiteyn  „  dat  wy  goede 
„  wacht  houden  souden ,  sy  souden  te  nacht  haer  geschut  van  lant 
„  haelen,  of  de  Javanen  tegen  ons  volck  opstaen  wouden,  omdat  wy 
jf  het  geschut  haelen  willen ,  sonde  ons  volck  wel  onder  U  fort  coo- 
„men  moogen  om  haer  te  bevryen,"  doen  seyde  onsen  capiteyn: 
„Ja,  laetse  het  geschut  haelen  van  lant,  willen  de  Javaenen  tegen 
„  haer  opstaen  laetse  onder  ons  fort  coomen ,  wy  sullen  se  bevryden 
„van  de  Javanen,''  en  sy  haelden  op  dien  nacht vyfstucken,  soohet 
volck  des  anderen  daechs  tegen  ons  seyde. 

Adij  3  dito,  op  een  sondach  's  morgens  vroech,  doen  begonnen  wy 
weder  eert  in  het  groote  pachuys  te  draegen  om  schootvry  te  ma- 
ken, wy  wisten  niet  hoe  dat  wy  het  hebben  souden,  wy  saten  tus- 
sen twee  stoelen  in  de  as;  wy  gaven  het  Godt  op,  in  syn  genade- 


147       ' 

lycke  handen^  soo  het  synen  liefsten  wil  is,  soo  sal  het  geschien  en 
de  Engelschen  riepen  ons  toe,  dat  wy  goede  wacht  souden  houden 
en  wesen  op  onse  hoede,  men  mochte  op  de  Javanen  niet  betrouwen. 
Ady  4  dito,  op  een  Maendach  des  namiddachs  met  den  zeewint, 
doen  quam  een  prau  van  Bantam  en  brocht  eenen  brief  in  het  fort. 

Ady  5  dito,  op  een  Dynsdach  'savonts,  doen  quamen  binnen  het 
fort  twee  Engelsche  coopluyden,  om  met  Sr.  Raey  en  den  Capiteyn 
te  spreken  of  sy  noch  haer  woort  houden  wouden  van  het  accoort, 
dat  sy  met  den  Generael  gemaect  hadden,  doen  seyde  de  Capiteyn 
of  de  (renerl.  ons  wel  vry  gheley t  gheven  conde ,  om  aen  haer  boort 
te  comen;  de  coopluyden  seyden,  van  haer  best  te  sullen  doen  aen 
den  Coninck  van  Jacqetra,  om  ons  vry  aen  haer  boort  te  crygen, 
maer  de  Capiteyn  hoorde  sooveel  aen  haer  woorden,  dat  sy  ons 
niet  bevryen  conden,  dat  sy  ^Tcesden  voor  den  Coninck  van  Ban- 
tam, dat  sy  daer  tegen  opstaen,  (niet)  dorsten,  en  die  coopluyden 
seyden ,  staen  wy  tegen  den  Coninck  van  Bantam  op ,  dan  soude  de 
Coninck  te  Bantam  ons  volck  aentasten  en  plunderen  onse  logie, 
daer  leit  onse  schat  in,  en  de  Engelsche  coopluyden  hadden  geeme 
strack  antwoort  gehadt,  van  hetgeen  dat  sy  ghevraecht  hadden, 
doen  seyde  de  Capiteyn ,  dat  hy  haer  morgen  bescheyt  seggen  soude , 
sy  mosten  haer  te  nacht  daer  wat  op  beraden. 

Ady  6  dito,  op  een  Woensdach,  'smorgens,  doen  was  den  breden 
raet  vergadert,  doen  worde  het  beslooten,  by  den  vollen  raet,  dat 
bescheyt  van  Bantam  verwachten  souden,  en  treden  niet  met  den 
Engelschen  Genrl.  in  accoort,  want  sy  conden  ons  niet  bevryden, 
van  den  Coninck  van  Bantam's  volck  om  uyt  te  vaeren,  naer  de 
schepen  toe  en  tegen  den  middach,  doen  sont  de  Capiteyn  bescheyt 
aen  de  Engelsche  coopluyden  hoe  dat  wy  beraden  waren. 

Ady  7  dito,  op  een  Donderdach,  na  den  middach  met  den  zee- 
wint, doen  quam  de  Sammendaer  (Sjahbandaar)  ghenaemt  Lackmoy 
van  Bantam  met  wel  52  prauwen  en  met  vier  joncken  te  Jacatra 
op  de  rede  en  brochten  dry  Hollanders  mede,  den  eenen  was  den 
oppercoopman  van  den  Swarten  Leeuw,  ghenaemt  Hendrick  Janssen 
met  Jacques  Cortele  en  met  Dirck  Jemming  en  sy  quamen  strack 
aen  lant  en  brochten  brieven  mede  van  den  Coninck  van  Bantam, 
den   inhout  was,   soo  ick  hoore   seggen:   off  wy  het  fort  opgeven 


148 

wonden  in  'b  Coninckx  lianden  j  behoudens  het  volck  haer  lyf  en 
goet,  met  haer  volle  gheweer  nyt  het  fort  treeken  souden  en  de 
helft  van  het  Company's  goet  met  de  grove  stucken  voor  den  Coninck 
en  de  ander  helft  van  het  goet  voor  de  Company  en  dat  de  Coninck 
ons  vier  sjoncken  geven  wonde,  daer  met  die  pranwen  gecoomen 
waeren,  daer  mochten  wy  mede  vaeren,  waer  dat  het  ons  lusten 
en  geliefflen,  oft  wonden  wy  te  Bantam  op  de  rede  coomen  enblyven 
daer  leggen ,  soo  lange  onse  schepen  quamen,  het  was  wel  ^ 

Adij  8  dito,  op  een  Yrydach  'smorgens,  doen  wert  de  raet  ver- 
gadert, doen  worde  het  besloten  by  den  vollen  raet,  dat  wy  met 
den  Coninck  van  Bantam  in  accoort  treden  souden  en  Sr.  Hendrick 
Janssen,  die  sonde  met  den  Coninck  van  Bantam  accorderen  en 
houden  hem  wat  strack  om  veel  goet  te  behouden,  als  het  mogelyck 
waer,  want  wy  mosten  van  twee  quaden  een  goet  kiesen  en  stellen 
onse  hoop  en  troost  op  den  Almachtigen  Gk)dt,  die  can  ons  helpen 
als  het  syn  wil  is  en  ons  salich,  amen. 

Ady  9  dito,  op  een  Saterdach,  doen  voer  Sr.  Hendrick  Janssen 
met  Dirck  Jemming  met  een  prau  weder  naer  Bantam,  om  met  den 
Coninck  in  accoort  te  treden  en  Jacques  Cortele ,  die  bleef  by  ons 
in  't  fort,  omdat  hy  een  seere  hant  hadde. 

10,  11  en  12.  (Op  deze  dagen  zijn  slechts  enkele  bgzonderheden, 
zonder  belang,  opgeteekend). 

Adij  14  dito,  op  een  Donderdachnamiddach,metdeseewint,  doen 
quamen  een  deel  (pranwen)  met  volck  van  Bantam  te  Jaquatra,  wat  het 
bednyt  dat  is  Godt  bekent,  'savonts  doen  het  gebet  ghedaen  was^ 
doen  seyde  Sr.  Racy  tegen  het  volck,  dat  wy  morgen  souden  een 
bededach  houden,  dat  elck  hem  daer  naer  voegen  sonde  om  boven 
in  de  predicatie  te  comen,  om  Qodt  Almachtich  aen  te  bidden,  om 
een  goede  uytcomste,  wy  wisten  niet  hoe  dat  wy  het  hebben  sou- 
den, met  die  Javanen  en  met  die  Engelsen,  sy  honden  beydegaer 
om  ons,  gelyck  een  haey  om  een  krenge,  maer  Godt  die  versaoh 
het,  dat  sy  beydegaer,  daer  niet  van  cregen. 

Adij   15   dito,   op   een  Yrydach,   smorgens  vroech,  doen  worden 

*  In  dit  joornaal  wordt  geen  mdding  gemaakt  yan  een  oploop  of  eene  muiterfj  van 
bet  garnizoen,  dat,  biykens  Resolulie,  dd*.  7  ¥ebr.  1619  van  den  breeden  raad,  op 
dezen  dag  binnen  bet  Nederl.  fort  zou  bebben  plaats  gebad  en  waarvan  de  ooraal^ 
zon  z^jn  geweest,  dat  bet  garnizoen  verlangde,  dat  men  zieb  aan  de  Engelacben  zou 
overgeven  en  niet  aan  Javanen. 


149 

de  clocken  gelayt,  om  in  het  morgengebet  te  coomen,  dat  wy  den 
Almachtigen  Godt  loven  en  bidden  souden ,  om  een  goede  nyteomste , 
soo  ver  als  't  Syn  lieve  wil  is  en  ons  salich  is,  en  omtrent  negen 
uren,  doen  worden  een  predicaüe  gedaen  en  tegen  den  middach, 
doen  qnam  daer  een  Japonder,  die  by  de  Engelschen  diende,  by  ons 
tort,  en  riep  tegen  onse  Japonders  op  haer  spraeck*,  dat  wy  ons 
claer  maken  souden  en  wesen  wel  op  onse  hoede,  dat  die  Coninck 
van  Jacatra  syn  volck  claer  maecte  om  stracx  te  stormen,  soo  sy 
anders  niet  en  wisten,  maer  de  Javanen  waeren  stracx  self  tegen 
malcanderen  tweedrachtich ,  die  van  Bantam  en  die  van  Jacatra  en 
namiddaechs,  doen  worden  weer  een  predicatie  gedaen  en  'savonts 
voor  den  eeten,  doen  worden  het  avontghebet  ghedaen  en  wy  souden 
wat  bancken  (banketten),  om  ons  avontmael  te  doen  worden  die 
twee  slavinnen  met  Anselien  en  Speranty  mede  te  eeten  gehaelt  en 
sy  setten  de  vrouwen  aen  het  hooge  ent  van  de  tafel  en  onthaelden 
se  seer  wel,  doen  die  ondercoopluyden  met  de  assistenten  ge- 
banct  hadden,  gingen  sy  van  de  tafel  en  daer  bleven  aen  de  tafel 
sitten  Bay,  met  den  Capitein  en  den  Domine,  Evert  Hermans,  met 
den  Luytenant  en  vaendrich  by  de  vrouwen  en  waeren  vrolyck  en 
blyde  en  droncken  den  Spaenschen  wyn  en  speelden  moy  weder 
met  die  vrouwen,  en  songen:  „Tabe,  tabe,  signora!  moeda  baiw 
„bantel  ticker  betta  mau  rassa!  ^ "  maer  dat  den  Domine  over  dach 
gepreect  hadde,  dat  was  haer  al  vergeten,  sy  hadden  al  te  veel  te 
doen  met  die  schone  vrouwen;  maer  men  dacht  niet  om  Godt  aen 
te  bidden  om  een  goede  uytcomst  te  crygen;  dat  spel  duerde  tot 
een  ofte  twee  uren  toe,  in  den  nacht,  doen  ginck  elck  naer  de  koy 
toe  en  die  drie  vrouwen  sliepen  boven,  en  den  vaendrich  brocht 
8peranty  'thuys  en  speelde  met  Speranty  een  kuns^'en  in  haer  huys , 
dat  daer  waerachtige  luyden  waeren,  die  dat  ghehoort  en  gesien 
hadden,  dat  het  ons  verwondert,  dat  Godt  ons  niet  en  plaegde, 
omdat  daer  sulcken  overspel  van  onse  overicheyt  geschiede,  nade- 
mael,  dat  wy  in  sulcken  beleyden  fort  laegen,  daer  was  Baey  in- 
venteur  van  de  saken,  dit  duerde  alle  avonden  met  die  vrouwen  te 
domineren,  soo  lange  totdat  sy  heyeken  (?)  waren,  want  Ray  was 
doen  sulcken  grooten  meester  in  zynen  sin,  omdat  hy  by  provisy 


1    Tabe,  tabe,  signora  mooda;  bawa  bantal  tiekar  bejta  mau  rasa! 


130 

Commandenr  was  en  ginck  alle  dagen  met  een  gouden  keten,  om 
synen  hals,  brageren  en  waer  dat  hem  over  dag  wat  in  den  wech 
was,  dan  begon  hy  strack  op  het  volck  qnalyck  te  spreecken  en 
maecte  daer  honden  van,  met  veel  andere  smadelycke  woorden,  als 
hy  tegen  het  volck  sprack,  dat  zy  niet  gewent  waeren,  sulcken 
quade  woorden  te  hooren  by  den  Hr.  Generls.  tyden,  doen  hy  noch 
te  Jacatra  was,  daer  sy  eenen  helen  dach  stonden  en  wrochten  en 
'savonts,  als  boven  de  maeltyt  gedaen  was,  dan  most  hy  tegen 
den  eenen  of  den  anderen  kyven  tot  smytens  toe,  off  hy  most  met 
die  vrouwen  vroolyck  wesen,  hy  conde  syn  rust  niet  houden,  en  de 
Javanen  van  Jacatra  en  de  Javanen  van  Bantam  hadden  dien  heelen 
nacht  sulcken  spul  met  malcanderen  op  die  groote  bassar,  of  sy 
malcander  vermoert  hadden,  sulcken  gecryt  en  geraes  was  daer  van 
vrouwen  en  kinderen,  wy  wisten  niet  wat  het  beduyde,  dat  sy 
(soo)  seer  raesden  en  creten. 

Adij  16  dito  op  een  saterdach,  doen  hoorden  wy  seggen,  dat  die 
van  Bantam,  hadden  den  Coninck  van  Jaccatra,  uyt  syn  ryck  ge" 
stoeten  en  de  Coninck  worde  strack  wechgevoert  en  moest  syn  lant 
verlaten  en  die  van  Bantam  besaten  syn  ryck,  doen  liet  die  Sam- 
mandaer  de  Javanen  en  de  Chineesen  met  alderley  goet  voor  onse 
poort  te  coop  coomen. 

Adij  20  dito,  op  een  woensdach,  doen  sat  de  luy tenant  met  een 
deel  anderen  in  syn  camer  en  droncken  en  hadden  die  moye  vrou- 
wen by  haer,  soo  als  Speranty  met  haer  quartier  en  waren  vrolyck 
en  maecten  die  vrouwen  soo  droncken ,  dat  sy  in  't  schoei  lagen  en 
sliepen.  Zy  conden  arak  en  spaenschen  wyn  genoech  crygen  om  te 
domineren,  maer  de  siecken  conde  Ray  wel  weygeren,  want  men 
con  len  allegader  soo  mooy  niet  praten  en  hangen  die  huich  naer  den 
wint,  als  sy  wel  deden,  daerom  worden  een  deel  niet  geacht  in 
Raey's  sin  en  de  luitenant  dede  op  eenen  avont  de  ronde  en  quam 
by  het  lantpoortjen  en  de  schiltwacht  riep,  Hola!  die  luytenant 
seyde:  Ronde!  doen  quam  die  corporael  voor  den  dach,  doen  seyde 
de  luytenant  tegen  den  corporael,  comt  beneden,  ick  sal  TJ  het  woort 
gheven,  ick  soude  my  vermoeyen,  dat  ick  die  trappen  opliep,  maer 
hy  vermoeyde  hem  niet,  met  die  vrouwen  te  domineren  en  drincken 
met  haer  den  Spaenschen  wyn  en  wesen  vrolyck. 

Adij  21  dito,  op  een  donderdach,  doen  sette  de  capiteyn  het  volck 


te  ^wrerck  om  eert  in  't  noortwestei-punt  te  dragen 

Adij  22  dito,  op  een  vrydach  s'achtermiddaeelis  met  die  seewint, 
doeB  quaemen  daer  een  deel  prauwen  van  Bantam  te  Jaeatra  en 
brochten  eenen  brief  van  den  Coninck  van  Bantam,  wat  den  inhout 
van  den  brief  was  en  weet  ick  niet. 

Adij  23  dito,  op  een  saterdach  's  morgens  ontrent  tliien  uren,  doen 
soude  daer  een  Japonner  gbeharqueboseert  worden,  omdat  hy  op 
Bchiltwacht  gheslapen  hadde  en  worde  van  de  capiteyn  van  de  Ja- 
ponders  verbeden,  doen  worden  dese  dry  vrouwen  die  boven  gesla- 
pen hadden  elck  aen  eenen  man  ghegeven,  doen  sy  lange  ghenoech 
daermede  gespeelt  hadden. 

Adij  24  dito,  op  een  sondach  's  morgens,  doen  die  predicatie  ghe- 
daen  was,  doen  tronden  daer  thien  persoenen,  daervan  waeren  ses 
dnitsen,  die  trouden  met  swarte  vrouwen  en  d'ander  vier  waeren 
swarte  persoonen  met  malcander^  daer  waeren  ses  swarte  vrouweni 
die  gedoopt  worden  met  één  duitsman,  doen  worde  een  groot  feest 
ghehouden  en  songen  en  sprongen,  gelyck  oft  wy  in  een  boeren  ker- 
mis waeren . 

Ady  25  dito,  op  een  maendach  's  morgens  vroech,  doen  qnam  Sr. 
Hendrick  Janssen  met  Sr.  van  Uffelen  met  Direk  Jemming  met  prau- 
wen van  Bantam  te  Jaeatra  en  brachten  eenen  brief  van  den  Coninck 
dat  sy  al  veraccordeert  waeren  met  die  goederen,  maer  die  Coninck 
eonde  ons  niet  bevryden  van  de  Ëngelschen,  en  die  eoopluyden  te 
Bantam,  die  hadden  den  Ëngelschen  generael  d'ander  helft  vancom- 
papy's  goet  al  geboden,  dat  hy  ons  volck  vry  varen  laeten  soude; 
de  Ëngelsche  generael  begeerde  dat  niet  te  doen  en  de  Engelsche 
generael  liet  al  haer  goet  te  Bantam  uyt  de  logie  haelen  te  scheep. 
In   den  brief  van  den  Coninck,  daer  stout  in  geschreven,  soo  ons 
-   geseyt  worde,  als  dat  de  Coninck  van  Bantam  het  fort  opeysste  en 
soude  ons  het  halve  company's  goet  houden  laten,  en  d'ander  helft 
van  't  company's  goet  met  die  groove  stucken,  die  souden  voor  den 
Coninck  wesen,  en  hy  soude  ons  met  cleyne  prauwen  te  Bantam 
haelen,  hy  conde  ons  niet  beviyen  van  de  Ëngelschen  en  de  Ëngel- 
schen seyden,  als  wy  met  cleyne  prauwen  naer  Bantam  voeren,  dat 
sy  daer  met  haer  boot  op  passen  souden  en  tasten  ons  aan;  ofte  de 
Coninck  wonde  ons  wel  te  Jaeatra  blyven  laten  woonen,  dan  mosten 
wy  de  vier  punten  afbreken  en  de  Coninck  soude  onse  stucken  met 


1B2 

die  mofiketten  te  Bantam  haelen;  en  die  Banunandaer  met  noch  een 
groot  meester  met  haer  volck,  souden  by  ons  woonen,  om  ons  te 
beschermen  van  de  Engelschen  en  wy  souden  anders  niet  hebben 
dan  ons  sytgeweer.  Ende  s'avonts  worde  weder  bruyloft  ghehouden 
en  droncken  den  Spaenschen  wyn  met  die  vrouwen  en  waeren  vro- 
lyck  en  blyde,  elck  had  eene  vrou  aen  syn  syde.en  lieten  fiolen 
sorgen. 

Adij  26  dito,  op  een  dynsdach  'smoigens,  doen  worde  den  raet 
vergadert,  doen  worden  het  beslooten  by  den  vollen  raet,  om  het 
fort  te  houden  en  vechten  tot  den  jongsten  man  toe,  ais  de  Coninck 
van  Bantam  ons  niet  bevryden  kan  van  de  Engelschen,  daerom  was 
het  best,  dat  wy  het  fort  hielden  en  setten  onse  hoop  en  troost  op 
Godt  Almachtich,  soo  syn  lieve  wil  is,  soo  sal  het  geschien;  doen 
dorsten  Sr.  Hendrick  Janssen  met  Sr.  van  Ufièlen  met  Dirck  Jem- 
mings  niet  weder  naer  Bantam  varen  by  den  Coninck  en  sy  bleven 
alle  dry  by  ons  in  't  fort  en  den  Coninck  sonden  sy  eenen  brief  met 
een  schenkagie,  doen  hadden  wy  groote  sorge,  dat  de  Coninck  om 
den  hals  brengen  soude,  die  te  Bantam  in  de  logie  waeren;  daer 
waren  wel  70  duitsen,  die  te  Bantam  van  de  Engelsche  schepen 
wech  geloopen  waeren,  het  was  volck  van  den  swarten  Leeuw,  die 
de  Engelschen  ghenoomen  hadden. 

Looft  Godt,  den  3«  Martij  sfi.  1619.  — 

Adij  3  dito,  op  een  sondach  's  achtermiddaechs ,  met  den  seewint 
quamen  een  deel  prauwen  van  Bantam  en  brochten  ons  een  brief  van 
den  Coninck.  Den  inhout  van  den  brief  was,  soo  ick  hoorde  seggen, 
dat  de  Coninck  begeerde,  die  dry  duytsen,  te  Bantam  wederom  te 
hebben,  die  hy  te  Jacatra  gesonden  hadde,  om  het  fort  op  te  eys- 
schen,  en  sy  wouden  niet  weder  naer  Bantam  toe  en  doen  sagen  wy 
twee  seylen  by  de  eylanden  coomen,  niet  wetende  wat  het  voor 
scheepen  waeren,  s'avonts  ontrent  te  negen  uren,  doen  quam  het 
eene  schip  te  Jacatra  op  de  rede  ende  quamen  strack,  met  het  boot 
aen  lant,  doen  waeren  het  HoUantsche  schepen,  quamen  van  Jamby 
en  waeren  geladen  met  peper  en  het  eene  was  het  jacht  den  Tyger, 
en  het  ander  was  de  prys  van  de  Duyvell  van  Delff,  die  was  soo 
leek,  dat  het  volck  hem  pas  boven  waeter  houden  conden  met  pompen. 

Adij  4  dito,  op  een  maendach,  's achtermiddaechs  met  den  zee- 
wint ,  doen  quam  het  jacht  den  Tyger  op  de  rede  en  de  piys  seyl- 


1B5 

den  met  hooch  water  tegen  strant  aen,  soo  hooch  op  als  sy  seylen 
conden,  om  het  goet  te  bergen  en  ontrent  middernacht  met  den 
lantlycken  wint,  doen  ginck  het  jacht  den  Tyger  'tseil  om  van  de 
rede  van  Jacoatra  na  Ambon  te  seylen,  om  den  Hr.  generl.  advys  te 
brengen,  hoe  dat  wy  het  fort  noch  behouden  hebben,  daer  mogen 
wy  6odt  de  Heere  voor  dancken,  dat  hy  ons  tot  hier  toe  bewaert  heeft. 
Adg  12  dito,  op  een  Dynsdach  's  morgens,  doen  dede  die  Capitein 
het  Yolck  vergaderen,  doen  worden  het  volck  eenen  brief  vooi^elesen, 
dat  onse  overicheyt  het  fort  met  alle  vier  pimten  eenen  naem  gaven, 
gelyck  alle  forten  in  Indie  hebben  en  het  fort  worde  genaemt 
Batavia,  soo  placht  Holland  by  ouden  tyden  genaempt  te  worden, 
en  de  cat  worde  genoemt,  Westvrieslandt,  en  het  noordwesten  punt 
aen  de  rivier,  worde  ghenoemt  HoUandia  oft  HoUant,  ende  het  zee- 
pnnt  worde  genoemt  Seelandia  oft  Zeelant  en  het  ooster-lantpunt, 
worden  ghenaemt  6eldria,  oft  Gelderlant  en  daer  worden  op  elck 
punt  een  nieuwe  vlagge  geset  en  een  schoot  geschoten  en  Raey  liet 
alle  officiers  des  middaechs  ten  eeten  haelen  en  sy  bedroncken  met 
malcander  het  fort  Batavia. 

Adij  23  dito,  op  een  Saterdach,  doen  cregen  wy  een  brief  van 
Bantam,  als  dat  onse  vier  schepen  in  de  straet  van  Sunda  beset 
waren,  van  ses  £ngelsche  scheepen  en  onse  vier  scheepen  hebben 
daer  louter  dooi^eslagen  en  's  achtermiddachs  met  de  seewint  doen 
quamen  te  Jacatra  op  de  ree  seven  Engelsche  schepen. 
Looft  6odt,  den  eersten  Aprill,  1619. 

Adij  1  dito,  op  een  Paas-Maendach  's  achteimiddachs ,  doen  worden 
boven  op  de  sael  een  spul  gespnelt  van  den  Coninck  van  Deenmarken 
en  van  den  Coninck  van  Sweden  en  'savonts  doen  liet  Ray  dese 
speelders  boven  ten  eeten  haelen  en  die  vrouwen  met  haere  mans, 
die  sy  uitgehylyckt  hadden  met  Speranty  mede,  die  moesten  daer 
oock  weesen  en  waren  vrolyck  en  omtrent  middernacht,  doen  worden 
die  swarten  met  haer  vrouwen  oock  ontbooden  booven  en  lieten  die 
swarten  speelen  op  bomba,  de  fiuyten  en  scharmeyen,  gelyck  of 
wy  in  een  boerenkermis  waren ,  maer  juist  waren  wy  in  een  bele- 
gert fort  en  maecten  die  mans  droncken  en  domineerden  met  die 
vrouwen,  maer  het  ginck  daer  toe,  dat  ons  verwondert,  dat  Godt 
ons  niet  en  plaechde  van  het  overspel,  dat  daer  van  onse  overicheyt 
gedaen  worden,   sy  verdomineerden  soo  den  arack,  dat  de  maets  al 


154 

te  samen  daerom  lyden  moBten  en  saegen  geen  rantsoen  van  arack; 
maer  daer  de  harder  dwaelt,  daer  dwalen  de  schapen! 

Adij  3  dito,  op  een  Woensdach,  s'achtermiddaechs  met  die  see- 
wint,  (kwam)  die  Sammandaer,  Lackmoij,  met  een  deel  pranwen 
met  volck  te  Jacatra  en  hadden  een  assistent  van  Bantam,  van  ons 
volck,  die  brocht  een  deel  brieven  mede,  maer  hy  mocht  self  in  't 
fort  by  ons  niet  coomen,  van  den  Sammandaer  een  swarten  jongen 
quam,  die  te  Bantam  bottelier  was,  die  brocht  de  brieven  binnen 
het  fort,  den  inhont  hoorde  ick  niet  wat  het  was. 

Adij  9  dito,  op  een  Dynsdach  'smiddachs,  doen  trock  de  Inytenant 
met   de   vaendrich   over   de  rivier  met  35  mosschettiers  en  met  een 
deel   swarten,   om   die  twee   bateryen   in  brant  te  steken,  doen  sy 
over   de  rivier  waeren,  doen  waerschouden  sy  het  volck,  die  in  de 
bateryen  waeren,   dat   sy  met  haer  goetjen  wech  gaen  sonden,  wy 
willen   de   bateryen   in   brant  steken,   die  de  Engelschen  gemaect 
hebben   en   dat   volck   namen   haer  goetjen    en  gingen  wech,  doen 
staken  ons  volck  die  twee  bateryen  aen  brant,  sonder  een  schoot  te 
schieten,   doen  qnam  ons  volck  wederom  in  het  fort  en  staken  de 
vreede  vlach  op  en  s'achtermiddaechs,  omtrent  twee  uren,  doen  trock 
ons  volck  wederom  nyt  en  namen  de  vreede  vlach  in ,  na  des  rycken 
Chineeshuys   om  de  twee  bateryen  aen  brant  te  steken,   daer  waer- 
schouden  sy  het  volck   oock,   dat  sy  met  haer  goetjen  wech  gaen 
souden,   wy   wouden  die  twee  bateryen  aen  brant  steken,  daer  was 
die   oude  Graef  in  de  batteryen  met  omtrent  30  man  met  spiessen, 
maer  sy  hadden  geen  roers,  nochtans  wouden  sy  daer  niet  uytgaen, 
doen   schooten   ons   volck   met   mosschetten   op   die  bateryen,  maer 
die  Javanen  stonden  louter  vast,  sy  wouden  daer  niet  wycken,  soo- 
lang ,  dat  der  vier  oft  vyf  nederstorten :  doen  namen  sy  de  wyck  en 
voeren   over   de   rivier;   maer   het   hielt   hard  genoech,  hadden  de 
Javanen   mede   roers  ghehadt,  het  soude  te  beduchten  gestaen  heb- 
ben,   dat  ons  volck  die  batteryen  niet  aen  brant  gecregen  souden 
hebben,  doen  ons  volck  de  Javanen  op  de  vlucht  hadden,  doen  stak 
ons  volck  de  bateryen  aen   brant  en  daer  worden  aen  beyde  syden 
niet  één   schot  geschoten  met  grove  stucken;  daer  was  een  van  ons 
volck  in  syn  slincker  borst  met  een  spies  gesteken  van  de  Javanen, 
daer  waeren  noch  een  deel  van  ons  volck  gequetst,  die  hadden  selfs 
in  de  voetangels  gheloopen;  doen  die  twee  bateryen  verbrant  waeren ) 


155 

doen   quam  ons  volck  met  twee  Javaensche  hoofden  binnen  het  fort 
en  lieten  weder  de  vrede-vlagge  waeyen. 

Adij  10  dito,  op  een  Woensdach  's  morgens,  doen  quamLachmoys 

soon,   met  noch  twee  Javanen,  in  't  fort  en  seyden,  dat  ons  volck 

vier    van  Gravens  volck  doot  geschooten  hadden ,  met  12  gequetsten 

en    met   een   Javaen    van  Bantam  doot  en  ons  volck  had  den  Graef 

self   op   syn   borst  geschooten,  maer  het  was  niet  deur  gegaen,  hy 

hadde    noch   een   schoot   in   s)ti   cuyt  gecreegen,  doen  hy  al  in  de 

rivier  was  om  over  te  gaen  swemmen,  dat  was  oock  niet  doorgegaen 

en  doen  sont  de  raet  Pieter  Francen  met  eenen  brief  naer  Lackmoy 

toe,    en  hielden  synen  soon  in,  doen  Lackmoy  den  inhout  verstaen 

hadde,   doen  ontboot  Lackmoy  dat  volck,  die  over  de  rivier  en  de 

batteryen  geweest  hadden  en  vraechden  haer,  of  het  waer  was,  dat 

de   Hollanders  haer  gewaerschout  hadden;  sy  seyden:  Ja;  doen  liet 

Lackmoy  weder  een  witte  vlagge  op  de  muer  steken  of  setten,  doen 

was  het  vrede.  • 

Adij  17  dito,  op  een  Woensdach  's  morgens  vroech,  doen  worden 
die  timmerluyden  met  een  deel  musquettiers  en  een  deel  swarten 
over  de  rivier  gesonden,  om  een  deel  boomen  om  te  houwen  en 
doen  quam  het  voor  den  dach ,  dat  daer  dry  vrouwen  waeren ,  die 
nieus  getrout  waeren,  die  souden  haer  eygen  mans  vergheven  heb- 
ben, doen  worden  die  vrouwen  boven  ontbooden  en  worden  verhoort, 
doen  seyden  sy  het  recht  uyt,  dat  sy  in  't  sin  hadden,  haer  mans 
te  vergeven,  en  dat  sy  het  goet  van  een  Javaensche  vrou  gecocht 
hadden,  daer  sy  het  mede  gedaen  souden  hebben,  doen  worden  sy 
vastgeset. 

Adij  22  dito,  op  een  Maendach,  s'achtermiddachs  met  die  see- 
wint,  doen  sagen  wy  een  seyl,  niet  wetende  wat  het  voor  een  seyl 
was,  doen  het  hende  by  quam,  doen  was  het  een  sjonck,  die  liet 
een  Prinse  vlagge  waeyen  en  setten  het  op  die  reede  van  Jacatra 
en  doen  voer  Evert  Hermans  met  een  prau  aen  boort,  doen  was 
het  een  sjonck ,  die  van  Jamby  quam  en  was  geladen  met  Company's 
peper,  en  daer  was  een  ondercoopman  in,  genaemt  Piet  Haein,  en 
'savonts  doen  voer  onse  sloep  met  volck  nae  boort  toe  en  haelden 
die  peper  aen  lant. 
Looft  Godt,  den  5*»^  Maijus,  1619. 
Adij  5  dito.    (Niets  belangrijks.) 


156 

Adij  8  dito,  op  een  Woensdach,  s'achtermiddachB  met  die  see- 
wlnt,  doen  quam  een  pran  van  Bantam ,  daer  was  de  bottelier  van 
Bantam  in  en  brocht  een  brief  binnen  het  fort  met  een  deel  Chi- 
neesche  hamkjens  met  ander  barbarren  ^.    * 

Adij  10  dito ,  op  een  Vrydach  s'achtermiddaelis  j  doen  quam  daer 
een  pran  met  Dnitsen  de  mont  van  de  revier  in,  niet  wetende  wat 
het  voor  Dnitsen  off  Engelschen  waeren,  doen  die  prau  hende  by 
was,  doen  sagen  wy,  dat  daerin  de  pran  sat,  Sr.  Carpentier  met  Sr.  Sarens 
en  qnamen  strack  binnen  het  fort  en  sy  qnamen  met  het  fregat 
Zeylon  van  Ambon  vooruyt  seylen  en  seyden ,  dat  die  vloot  scheepen 
haest  coomen  sonde,  doen  waeren  wy  al  te  samen  verblyt  en  ver- 
wachten de  comst  van  den  Hr.  Generael. 

Ady  11  dito,  op  een  Saterdach  s'morgeus  vroech,  voor  daech, 
voer  de  sloep  met  volck  naer  de  eylanden  toe,  daer  lach  het  fregat 
Zeylon  geset  en  haelden  een  deel  gevangens  en  s'achtermiddaechs , 
doen  qnam  die  'sloep  wederom  en  brochten  seven  Javanen,  die  het 
fregat  Zeylon  met  een  sjonck  gecregen  hadde. 


XXXII.      EENmS    BBIEVEK    VAN    PiSTEB    VAN   BEN   BbOECK,    BOOB 

HEM,    TEBWIJL    HIJ   GEVANGEN  WAS   BIJ   BE  Ja VANEN, 

AAN    BE    OVEBHEBEN   VAN   HET    FOBT 

Jakatba,  GESCHBEVJSN* 

1.  Sr.  Pieter  van  Raeij ,  Capiteyn ,  Jan  van  Broechum  (v.  Gorcum?) 
alsoo  ick  nu  een  ghevangen  en  deerlick  ghebonden  man  ben,  doet 
de  Coninck  my  dit  briefgen  aen  ül.  schriven,  alleenlyck  om  U 
advys  te  weten  off  ghy  nu  noch  vechten  wilt  oft  peys  maecken ,  op 
welck  antwoort  cont  ghy  wel  dencken,  wat  aenstaende  is,enbhegint 
Ghyl.  niet  eerst.  Godt  geve  ons  wat  salich  is.  Amen.  Schryft 
strack  antwoort  wat  ghy  geresolveert  syt. 

Was  onderteykent  s.  d.  UE.  Vrunt, 

P.  V.  Bbotjcke. 

2.  Sr,  van  Ray.  ül.  versouct  myn  advys  te  weten  met  wat 
middelen  men  ons   verlossinge   sonde  connen  verwerven,  dnnct  my 

1    Barang-baraug ,  ververschingen  of  goederen  vau  allerlei  aard. 


157 

onredelyck  te  wesen,  alsoo  ghevangen  ben  en  al  wel  ^  beloven, 
datter  in  de  loghie  (is?).  Daerom  bidde  UI.  met  maleander  een 
presentatie  te  doen  op  stnek  van  haeren  eys,  versoncken  10,000  R. 
van  achten  met  2  stneken  en  haer  toebehooren ,  ül.  cont  laten  weten 
wat  van  sinne  zyt,  om  haer  toe  te  legghen,  dan  sond'  er  eenghoeden 
peys  ghetroffen  wesen;  begheert  oock  dat  ül.  altsaemen  onderteyc- 
kenen  snit,  soe  gon  den  heer  president  compt,  dat  wy  alsdan  sollen 
vertrecken,  begheert  my  daerom  tot  ondeipant,  waer  in  't  minste 
niet  teghen  hebben ,  by  sooverre  het  den  raet  soo  ghoet  vint.  Voor- 
waar moeten  een  cleyn  (verlies?)  nn  niet  aensien,  want  de  Engelsen 
snllen  anders  40  stneken  aen  lant  brenghen  en  beloven  ons  plat  te 
schieten,  oock  is  den  Fransman  al  by  de  Enghelsen  vry,  die  al 
onse  retreiten  haer  openbaert,  van  ons  cmyt,  water  haelen  en  ons 
tegenweer.  Bidde  UI.  hierop  antwoort  te  gheven  met  tgeene  UI.  van 
sin  syt,  om  tot  onse  verlossinge  en  den  vrede  te  gheven. 

Syet  mede,  sooveel  hebt  van  de  stneken,  mocht  die  wel  honden 
en  gheven  hen  sooveel  ghelts  meer. 

Hiermede  enz.,  26  January  ad.  1619. 

(Was  ondert.)  Ül.  Vmnden, 

P.  V.  Bboeoke. 

Op  d'opscbrift  stondt:  Schrift  doch  dadelyck  antwoort  op  desen 
brief,  want  d'Engelsen  wederom  pitsiaren. 

3.    Ëersame  Vooi-sienighe ,  enz. 

My  is  op  staende  voet  een  missive  van  Sr.  Raey  gheteyckent,ter 
hant  gecomen,  alwaer  in  ghementioneert  stont,  dat  op  ghisteren  een 
brief  van  den  Coninck  in  Chinesische  Spraeck  ontfanghen  hadde, 
waer  op  een  nien  weder  5000  R*.  van  8  is  eysschende  en  niet  en 
weten  waervoor.  ül.  sal  ghelieven  te  weten,  dat  den  voors.brieff niet 
van  den  Coninck  comt,  maer  van  den  Panghoran  Padidjaram  met  den 
Tommogon  van  Bantam,  die  gëeme,  soo  gou  verstaen  hadde ,  wat  ül. 
van  sin  (waart)  voor  onse  verlossinge  en  (om)  een  groot  edelmans  vrien- 
den, die  ghebleven  is,  te  contenteren ,  wilde  gheven ,  souden  den  Goning 
dan  daertoe  te  verwilligen  sien,  om  wederom  een  vrede  te  maecken; 
met  hem  en  die  van  Bantam ,  dat  by  haer  allen  sal  onderteyckent  worden. 


1  In  de  kop\j,  welke  op  het  Kiyks-areliief  bewaard  wordt,  staat  wel,  uit  den  zin 
biykt ,  dat  het  wü  moet  zijn.  Ook  de  brief  n^.  3  draagt  de  blijken ,  van  niet  naauw- 
keurig  in  bet  kopijboek  te  zijn  overgebragt. 


1^8 

Dit  stnck  dient  in  alle  manieren  by  de  hant  genomen  te  werden  j 
want  d'Engelfisen  alle  daeghe  geweldich  met  ghiften  en  ghaven  by 
den  Goninek  aenhouden,  om  het  fort  met  ghewelt  van  scbnt  onder 
de  voet  te  schieten  en  beloven  hem  dan  de  helft  van  't  goet  en 
plnnderagie  te  geven« 

lek  en  twyfel  niet,  soo  de  Heeren  een  redelicken penninck booden 
ofte  soude  alles  ten  beste  en  proffyt  van  de  Gomp'*'.  wesen  om  veel 
ghewichtige  redenen  y  die  hier  niet  derve  allegieren.  Nn,  dat  de 
vrienden  bieden  en  met  malcanderen  ghoetvinden,  sal  ick  mede 
onderteyckenen  en  haer  van  de  penningen,  soo  geen  suffisante  rede- 
nen weet  te  gheven,  als  by  UI.  coome,  ontslaen. 

'De  Heeren  snllen  den  Panghoran  Padidjaram  syn  meningh  wel 
verstaen,  te  weten:  dat  UI.  al  te  samen  verbinden  sult,^  met  een 
onderteyckenmghe,  van  met  de  eerste  schepen  te  vertrecken,  met 
alle  de  coopmanschap  en  tgeen  UI.  sal  ghelieven.  Ten  anderen 
sooveel  gelts  als  de  Heeren  sullen  gheraden  vinden  tot  ons  rantzoen 
en  te  contenteren  de  vrienden  van  den  grooten  edelman,  die  in  de 
voorghaende  oorloghe  gebleven  is  en  de  nieuwe  vrientschap. 

T4s  wel  dat  voor  desen  een  contract  met  den  Coning  ghemaect 
hebbe,  dat  alle  saecken  vergeten  en  vergheven  souden  zyn,  dan 
door  het  gestadich  aenhouden  en  groote  giften  van  de  Engelschen, 
die  hem  op  eergisteren  2000  Realen  gegeven  hebben,  alsmede  het 
cryten  van  de  vrienden  van  den  Edelman,  heeft  haer  dit  exploot 
wederom  doen  beghinnen,  dan  vermits  het  contract  nu  met  raet  en 
daet  van  die  van  Bantam  sal  geschieden,  mitsgaeders  haer  onder- 
teyckeninghe ,  hebbe  ickj  omme  de  waerheyt  te  seggen  daer  niet 
teghetiy  da{  weder  een  seker  penningh  vereert  worty  want  soo  gou 
wy  weten  wat  UI.  van  meninghe  syt  te  gheven,  sal  Lacmoy  selven 
in  persoon  naer  Bantham  vertrecken  en  den  Coninck  den  vrede 
aldaer  verwittigen.  Ick  hebbe  verstaen,  dat  onse  2  schepen  uljt 
vaderlant  noch  omtrent  Bantham  houden,  die  den  Pangoran  van 
Bantham  sal  hier  senden  onder  sjn  gheleyde,  alsoo  hy  d'Engelssen, 
daertoe  sal  dwinghen  omdat  sy  een  rycke  godon  ^  tot  Bantam  hebben 
en  hem  syn  versouck  ghewillich  sullen  toestaen,  die  oock  met 
desen   vrede   soude   connen   gesalveert  worden,  want  Lackmoy  naer 


Ge  dong,  faktory,  pakhuis. 


159 

dese  pitsiaringe  m  der  yl  naer  Bantham  gaet,  om  de  Goninck  van 
Bantham  een  pas  van  de  Engelssen  te  laten  eyssen,  dat  onse  schepen 
tot  Bantham  noch  hier,  niet  sullen  beleydigen,  alsoo  dese  plaets 
mede  onder  die  van  Bantham  sorteert,  hier  synde  een  pas  van  den 
Engelssen  Generael  nemen  om  te  moghen  vertrecken,  dat  hun  sal 
ghelieven. 

Yoorwaer  twyffel  niet  off  UI.  sal  haer  nu  een  stuck  gelts  toe  leg- 
ghen,  dat  ick  niet  soude  consenteren,  ten  waer  myns  bedunckens 
de  Comp^e.  veel  daeraen  gelegen  waer;  't  geit,  dat  UI.  haer  toeleit, 
sal  ick  in  verwilligen,  vermits  nu  gheen  vrees  hebbe,  daer  bedroch 
in  is  ende  bereyt  om  te  onderteyckenen  en  UE.  daervan  te  ontlasten. 
Als  vooren  soo  gheen  suflKsante  reden  weet  te  geven,  sal  een  ge- 
wenste saecke  syn,  soo  den  peys  wederom  connen  treffen,  alsoo  nu 
ghelt  in  desen  staet  dient  aengesien,  Lackmoy  verwacht  goede  ant- 
woort,  alsoo  datelick  naer  Bantham  om  't  selve  stuck  soude  ver- 
trecken,  dat  de  vrienden  op  het  allerhoochste  recommanderen. 
D'Engelsen  loopen  en  vloucken  gheweldich  en  verwachten  maer 
d'uytspraeck  van  den  Coninq,  dat  die  van  Bantham  alleen  teghen 
houde.  Hiermede,  Eersame  enz.,  beveel  UI.  altsaemen  in  de  be- 
scherminghe  des  AUerhoochsten  en  onse  verlossinghe  met  een  goeden 
peys,  om  de  bloetstorting  van  veel  sielen  te  conserveren.  Aldns 
ghedaen  den  28  January  a.  1619  in  Jacatra. 

Wat  duncken   de   Heeren   van   3  a  4000  R.  alsoo  daer  veel  aen 

ghelegen  is,  als  UI.  wel  mondelinghe  zal  connen  verwittighen.   Den 

Panghoran   Padidiaram   versouckt   6  of  8  goulangs,  die  UI.  ghelieft 

te  senden  op  myn  reeckening. 

(Was  onderteykent) 

U  E.  gunstige  Vrunden, 

PlETB.  y.  Bbobcke. 

Henbicus  BE  Haen. 
Medicus. 

4  (5).  Ick  ben  gisteren  avont  ^  by  den  Coninck  ontboden  ghe- 
weest,  die  my  heeft  doen  schryven,  dat  daetelick  antwoort  begheert, 

1  Uit  dize  uitdrukking  maak  ik  op ,  dat  dit  briefje ,  hoewel  zonder  dagteekening , 
van  den  29  Januarij  is.  Uit  het  joomaal  hiervoren ,  onder  u".  XXXI  gedmkt ,  bl^kt , 
dat  de  brief  n9.  6  in  het  fort  is  aangekomen  vóór  n  \  4 ,  maar  door  de  overschrijvers  in 
Wenstaande  volgorde  in  het  kop^boek  van  ingekomen  brieven  is  gesteld.  Vergelijk 
biermede  Hoofdstuk  III  hierboven. 


160 

off  ghy  hem  tfort  en  al  het  ghoet  over  wilt  gheven  en  U  in  syn 
handen  betrouwen  off  met  een  prau  naer  Bantham  vaeren,  daerop 
staende  voet  antwoort  op  bhegeert,  of  zal  sien  't  fort  met  gewelt  in 
te  eryghen,  en  dan  niemant  laeten  leven,  maer  vermoorden.  Hier 
dient  nu  gheen  lang  vertreek  op,  want  hebt  hem  lang  ghenouch 
met  praetgens  ghehonden  ende  snit  datellck  syn  gramschap  verne- 
men.   D'Engelsen  porren  hem  hiertoe. 

Door  last  van  den  Coninck. 

(Was  onderteykent,) 

ÜE.  ellendigen  gevangene  Vriend, 

PlETEB   VAir   D£S^  BbOECK. 

5  (4).  Hoewel  ick  voor  my  ghenoomen  hadde,  niet  meer  aen 
UI.  te  schryven,  vermits  noyt  gheen  volcomen  antwoort  conde  be- 
comen,  ben  ick  op  ghisteren  avont,  wesende  d'eerste  mael  dat  inde 
locht  geghaen  hebbe,  tsedert  myn  gevanckenis  tot  des  Gonincks 
vader  ontboden  gheweest ,  die  my  seyde ,  verwondert  was  altyt  geen 
antwoort  en  geen  recht  bescheet  op  zyn  of  des  Conincx  brieven 
conde  vernemen,  die  my  dede  schryven,  dat  de  5000  R.  waren  tot 
onse  verlossinge,  mitsgaders  het  repareren  van  Goninxs  huyzen  eo 
de  weduwen  te  contenteren,  in  den  voorghaenden  oorlogh.  T'hadde 
wel  te  wensen  gheweest,  de  vrienden  al  over  2,  3  dagen  iets  voor 
ons  rantsoen  gheboden  hadden,  om  veel  ghewichtige  oorsaecken, 
die  niet  derve  allegieren,  vermits  ÜL  myn  schryven  niet  enverstaet, 
dan  zult  de  punten  noch  wel  ghewaer  werden. 

De  Coninck  sonde  wel  willen,  mits  desen  ÜL  volcomen  resolutie 
te  weten,  wat  ghy  voor  ons  rantsoen  voor  de  ander  bovenghemelde 
punten,  alsmede  den  stilstandt  van  wapenen  tot  de  comst  van  onse 
schepen,  dat  het  principaelste  stuck  wel  is,  wilt  gheven.  UI.  hoor- 
den te  accorderen.    Dit  zal  voor  deesen  de  leste  wesen,  die 

aen  UI.  sal  moghen  schryven.  Soo  den  oorloch  weder  voortgaet, 
verdraecht  doch  18  oft  20  schooten  uyt  de  stadt,  eer  UI.  weder- 
omme  schiet.  Hiermede  verwacht  goet  antwoort  ende  beveele  UI. 
altsaemen  een  beter  uytcompste,  als  wy  alle  uren  verwachtende  syn. 
Den  29  January  a^  1619. 

Was  onderteykent,  door  last  van  den  Coninck^ 

U^.  Vrunt, 
P.  v.  Bboecke. 


161 

XXXm.      Dï    GOTTTEBNETTB    OXKEBAEL    JaK    PiETEBSZ.   CoEN   AAN 

DB  Bewindhbbbebs  deb  Geiteb.  Oost-Inb.  Comp. 

(Hebben  XVII.) 

(Deze  brief  is  reeds  voor  een  groot  gedeelte  opgenomen  in  het 
werk  van  den  heer  van  der  ChQs:  „de  Nederlanders  te  Jakatra". 
De  heer  van  der  Ghijs  zag  echter  den  oorspronkeiyken  .brief  niet 
en  erkent  zelf  dat  het  afschrift ^  dat  hy  in  handen  had,  de  biyken 
droeg  van  niet  met  bgzondere  zorg  te  zyn  vervaardigd.  Om  die 
reden  en  omdat  dit  hoogstbelangr^ke  stuk  in  deze  verzameling  niet 
mag  ontbreken,  kwam  ik  tot  het  besluit  om  den  brief  hieronder, 
naar  den  oorspronkeiyken  tekst  te  doen  afdrukken.  Voor  het  eerste 
gedeelte  van  den  brief,  waarin  Coen  verslag  geeft  van  zijne  ver- 
rigtingen  in  de  Molukken,  na  zQn  vertrek  van  Jakatra  tot  aan  zQne 
terugkomst  voor  de  kust  van  Java,  bepaal  ik  mg  tot  de  mededeeling 
der  geiyktydige  marginalia,  zooals  die  op  den  brief  gevonden  wor- 
den. Daardoor  ontstaat  er  eene  schakel,  welke  dezen  brief  verbindt 
aan  dien  van  14  Januarg  1619,  N^  XXIX  hierboven.) 

In  het  fort  Jakatra,  dd.  5  Aug.  1619. 

(6eD.  Coen  vertrocken  synde  van  Jacatra,  sendt  diveTsche  sehepen  om  vervenching 
naer  vencbeydea  quartieren  en  op  16  January  1619  het  schip  Delff  nae  't  Patria.  — 
Arriveert  op  4  Febr.  ia  Amboyna  met  4  schepen.  —  Advisen  uyt  Banda  door  tjacht 
NeptnnuB.  —  Rafraichissement  van  volde  nae  Banda  gesonden  met  den  Engel.  — 
Amboioa  in  mst  gebracht  met  alle  d'omliggende  plaetsen.  —  Beschryving  van  Hotto- 
monry ,  twélck  naer  vyff  stormen  genomen  wort  ende  geraseert.  —  ....  Armade  in 
Amboina  van  35  corcorren  en  3500  man  tot  devotie  van  de  Nederl.  Comp'«.  — 
Visiten  aen  d'omliggende  plaetsen.  —  D'inwoonders  van  d'eylanden  Bonoö  en  Assa- 
hondie  in  gratie  genomen  onder  conditien,  alsoock  die  van  Manipa  en  Kelangh.  -^ 
Reputatie  voor  de  Comp. ,  midts  het  veroveren  van  Hottonioury ,  doet  de  qnaetwil- 
ligen    vroesen.    —   376,568    ©   nagelea    van    Amboyna.  —  Veel  vreemde  joncken  in 

Bonro   ende  Belao ,    sal   verhindert  worden  't  wechvoeren  van  naghelen , 

noten  en  foelie  aen  de  vreemden.  —  Hnys  in  tcasteel  Amboyna  wederom  opgebout  — 
Joncke  van  Bantam  in  Loehoe,  Combello  en  Hytoe  stroyt  nyt,  dat  een  generale 
h'guö  tegen  de  Nederl.  Comp.  is  gemaeckt.  —  Engelsche  vlote  in  Amboyna  verwacht; 
doch  niet  gecomen.  —  Twee  prauwen  expres  nyt  Amboina  nae  de  Molnqnes  geson- 
den  —  Genl.  Coen  vaert  naer  Malnco  met  't  schip  de  Trouw.  —  Rendcï-vous 

voor  de  Generale  Nederl.  vlote,  omtrent  Madura  vastgesteld.  —  Genl.  Coen  arriveert 
in  Bachian.  —  Advisen  uyt  Maluco.  —  Genl.  Reael  en  Adm.  vdr.  Hagen  in  Bachian 
by  den  Genl.  Coen.  —  Arriveren  te  samen  in  Amboina.  —  18,217  f?  nagelen  nyt 
de  Molaqnes.  Groot  gewas  van  nagelen.  —  Noffaqnia  (door  ongeluk)  verbrandt  met 
30  Bahar  nagelen  van  de  Comp.,  'twelck  verhindert  de  pluck  van  de  nagelen  op 
Macquian.   —   Temate   en  Tydore  in  oorloch.  —  Spaignarden  en  Tydorezen  meesters 

IV.  11 


162 

vau  de  zee.  —  Sftgu  gebreeokt  onder  de  Ternatanen.  —  Fort  by  de  Temataaen  op 
Calleamatte  gemasct  en  met  40  Nederl.  besedt,  (naer  bet  oordeel  van  Coen)  tot  ver- 
swackingbe   van   de   macbt   van   de  Comp.  in  Üdaleye.  —  Vyff  navetten  nyt  Manilha 

seggen ,   dat  5  Nederl.  schepen  daer  waren ,  tegen  dewelcke  de  vyandt  armeert 

Jacht  de  Yalck  naer  Grissée  en  Jortan.  —  Coninck  van  Surrabaya  beschonken  by 
d'onse  doet  haer  goet  onthael.  170  hoombeesten  nyt  Snrrebaya  gecomen ,  jacht  de 
Valck  in  Amboyna  verseilt.  —  Jacht  Ceylon  en  Morgenstarre  arriveren  in  Amboyna.  — 
Nieuwe  raden  van  Indie.  (P.  de  Carpentier ,  Arent  Martsz.  y  Willem  Jansz. ,  Andries 
Sonry,  Herman  van  Spenlt).  —  Resolutie  tegens  d*Engelse  armade  by  allen  een  ge- 
confirmeert  en  aengenomen  als  noodich  en  scrnpule  voor  desen  van  d'onse,  om  tegen 
d*Engelsen  dadelyckheden  aen  te  vangen ,  is  nu  wechgeiiomeu.  —  Debvoir  by  deu 
Genl.  Coen  gedaen ,  om  verder  schade  van  weghen  d'Ëngelsen  te  voorkomen.  — 
Nederl.  vlote  nyt  Manilha  ontboden.  Jacht  de  Tyger  in  Amboina  gearriveert,  brengt 
tydinghe  van  Jacatra.  —  Jacht  Ceylon  nae  Jacatra  voornytgesonden.  —  Genl.  Coen 
treckt  van  Amboina  met  de  vlote  van  11  schepen  nae  den  bestelden  rendez-vous.  — 
Neptnnns  en  Jagher  naer  Gressy  voornytgesonden.  —  Generale  vlote  loopt  nae  de 
Bucherones.  —  Arent  Martsen  op  den  tocht  nae  Macasser  overleden.  —  'Pydingh  nyt 
't  fort  Jacatra.) 

Siende  dat  wy  met  de  vloote  niet  wel  voort  en  costen  en  door 
missive,  uyt  Jacatra  geschreven,  verstaen  hebbende,  dat  d'over- 
hoofden  sonder  eenige  noot  oflf  redenen  disperaet  off  herseloos  we- 
sende,  niet  en  sochten  dan  de  plaetse  over  te  geven  en  haer  buyten 
peryckel  te  stellen,  als  ÜEd.  per  nevensgaende  copie  van  haere 
missive  sien  connen,  hebben  wy  het  fregat  Ceylon  met  Pieter  de 
Carpentier  en  Andries  Soury,  raden  van  Indie,  den  %^^  April 
vooruyt  na  Jacatra  gesonden;  (niettegenstaende  daer  gaeme  met  de 
vlote  op  syn  onversients  gecomen  hadden,)  doch  door  contrarie  wint , 
cost  dit  fregat  mede  niet  voort  geraecken,  voor  dat  een  goede  wmt 
bequamen,  waermede  eyntelyck  den  10*«^  May  tot  Jacatra  wel  aen- 
gecomen  zyn,  ons  fort,  Gode  zy  loff,  alsdoen  in  goeden  standt  vin- 
dende; maer  hoe  schandelyck  het  daer,  na  myn  verti'eck,  gegaen 
is,  sal  in  dese  vervolgens  verhaelt  worden 

Aen  de  voors.  rendez-vons,  te  weten  aen 't  westeinde  van  Madura , 
by  Mallemans-eylandt ,  syn  eerst  gecomen,  te  weten:  den  2"  Mayo, 
de  schepen  't  Wapen  van  Amsterdam  ende  de  Morgensterre;  den 
4  dito,  de  schepen  de  Trouwe,  Gouden  Leeuw  en  Nassauw;  7 dito, 
de  schepen  de  Sonne,  de  Zuyder-Eendracht,  St.  Michiel  en  tjaclit 
Cleen-HoUandia ;  9  dito,  de  schepen  Haerlem,  't  Hert  en  Seewolff, 
welck  naer  ons  vertreck  van  Amboina,  den  21«^  April  aldaer  ge- 
comen en  26  dito  van  daer  weder  vertrocken  waren,  hebben  de 
prys,  door  Haerlem  verovert,  in  Amboina  gelaten,  om  met  de  Tiger 


t65 

van  Xonla  en  Pangaya,  sagu  voor  de  MoUuccos  te  balen;  13  dito, 
de  NeptnBns  en  de  Jager,  welcke  langs  het  üoogelant  door  contrarie 
stroom  dns  lange  getardeert  hebben;  14  dito,  de  schepen  den  Engel, 
Hoorn  en  de  Bergerboot,   synde  te  samen  16  schepen  en  een  jacht, 
dat  aireede  (Gode  zy  lofiP)  meer  macht  is,  dan  selfl^  verhoopt  had- 
den  byéën  te   brengen;   deshalve   resolveerden   met   de   vloote   na 
Bantam  en  Jacatra   te   vertrecken,   soo   haest  de  schepen  zeylreet 
connen   wesen,    zonder  na  den  Arendt  en  den  Groenen  Leeuw  (die 
noch  van  Timor  te  verwachten  hebben)  te  vertoeven.    Gelet  zynde, 
wat  ordre  in  't  aentasten  van  d'Ëngelsse  vloote  honden  sullen,  is 
goetgevonden ,  dat  de  G^nerael  Coen ,  met  de  Trouw  en  de  Morgen- 
sterre aentasten  off  aborderen  sal ,  d'eerste  admirael  van  d'Engelsse , 
wesende  de  groote  Jeems,  die  52  stucken  geschut  op  heeft;  d'Oude 
Zonne   en  de  Neptunes,  den  tweeden  admirael,  Haerlem  en  Oudt- 
hoom,    d'eerste   vice-admirael,    de   Zuyder  Eendracht  en  Nassouw, 
den  tweeden  vice-admirael,  de  Bergerboot  en 't  Hert,  d'eerste  schout- 
by-nacht;   tot   een   achterhoede   en   om  op  de  resteerende  Engelsse 
schepen  te   passen,   wierden  geordonneert,  de  schepen  den  Gouden 
Leeuw,  8t.  Michiel,  't  Wapen  van  Amsterdam  en  de  Zeewolff,  mits 
dat  zylieden  om  d'andre  die  t'assisteren  (des  nodich  wesende)  haer  by 
de  wercken,  sonder  te  aborderen,  voegen  souden;  maer  anders  niet. 
Ende  alsoo  in  de  vloote  hadden  een  cargasoen  voor  't  Patria  dien- 
stich,   aldaer   waerdich   wejsende   ontrent   twintich   tonnen  gout   off 
twee  millioen  guldens ,  item  184  m.  realen  in  spetie  en  151  m.  realen 
in  Japans   zilver,  is  goetgevonden,  dat  het  cargasoen  en  cappitael 
tot  meerder  verseeckeringe   en   om  de  minste  peryculen  te  loopen, 
over  voors.  vier  schepen,  die  tot  achterhoede  geordonneert  zyn,  ver- 
deylen   zullen.    Soo   haest   dit  gedaen  was,   hebben  wy  vooruyt  na 
Japara  gesonden,  te  weten  19  mayo,  de  schepen  de  Zuyder-Een- 
dracht,  Nassauw,  Bergerboot,  't  Hert,  tjacht  Cleen-HoUandia,  omme 
te  sien  off  daer  p.  avontuyre  eenige  Engelsse  rescontreren  sullen  en 
eenige  rys  becomen  connen;  met  de  resterende  12  schepen  zyn  wy 
den   21   dito,   voor  dach,   mede  van  voors.  rendez-vous  vertrocken; 
den  22  dito,  anckerden  by  Mandelicque,  daer  eenighe  schepen  wat 
water  en  ballast  gehaelt  hebben  en  den  23^  is  de  geheele  vloote 
voor  Japara  weder  by  den  andere  gecomen;  hebben  datelyck  ontrent 
400  mannen  tegen  den  avont  gelandt,  de  plaetse  met  gewelt  aen- 


164 

getast,  vechtenderhandt  ingenomen  en  voor  de  tweede  moei  verbrant. 
De  plaetae  was  vry  wat  versterckt,  daer  wierde  goede  resistentie 
gedaen;  maer  de  corragie  van  de  Nederlanders  heeft  die  lieht  over- 
wonnen; één  van  d'onsen  isser  doot  gebleven,  des  vyants  dooden 
weten  niet  seecker,  d'onsen  seggen  20  a  30,  maer  nadat  naderhandt 
van  seeckere  Chinesen  verstonden,  souden  der  ontrent  50  off  60 
gebleven  zyn,  9  javaensche  joncken  synder  verbrandt;  rys  hebben 
niet  beeomen  dan  ontrent  20  last  nyt  een  Chineesse  joncke  gecocht 
en  betaelt.  Tot  Japara  comende  rescontreerden  aldaer  het  fregat 
Ceylon,  comende  weder  met  advysen  van  ons  fort  Jacatra,  waerdoor 
de  gelegentheyt  verstonden  en  hoe  d'Engelssen  met  11  schepen  aen 
Pnlo  Bessy  in  de  straet  Sonda  waren  leggende,  preparatie  maec- 
kende,  omme  7an  daer  te  vertrecken  en  door  te  gaen,  soo  haest 
onse  compste  met  de  vloote  vernemen  souden.  Ceylon  hebben  wy 
met  advysen  na  Grissi  en  Succadana  vooruyt  gesonden  en  syn  den 
24   mayo   met   de   voors.    16  schepen  en  tjacht  Cleen-Hollandia  na 

Jacatra  vertrocken.     .     .     .     • •    . 

Naer  ons  vertreck  van  Jacatra  is  het  daer  in  't  fort  seer  schan- 
delyck  gegaen,  d'eere  van  de  natie  wierd  vry  wat  gecrenckt,  dan 
Godt  loff,  hebben  't  weder  verwonnen  en  de  schande  gedreven,  daer 
die  (gelyck  't  behoort)  van  daen  quam.  lek  hebbe  nieuwers  voor 
gevreest  gehadt,  dan  dat  d'onse  van  't  fort  cruyt  souden  mogen 
gebreecken,  ofte  dat  de  reviere  verleyt  mocht  worden;  doch  tegen 
de  verleydinge  troostede  my  selven,  dat  sulcx  in  de  regentyt,  ge- 
lyck het  doen  was,  niet  gedaen  cost  worden.  Cruyt,  hoe  weynich 
datter  oock  was,  heeft  er  niet  gebroocken,  want  op  onse  weder- 
compste  weynich,  min  binnen  't  fort  gevonden  hebbe,  dan  daer  ge- 
laten hadde;  synde  de  herdste  oorloch,  na  myn  vertreck,  meest  met 
praetjens  gevoert.  Nadat  wy  den  d*"  Januario  1619  met  de  vloote 
van  Jacatra  gescheyden  waren,  syn  d'onsen  tot  den  14  dito,  in  oor- 
loch gebleven,  sonder  malckanderen  te  spreken:  soo  nu,  soo  dan 
een  schoot  met  groff  geschut  tegen  malcanderen  schietende.  Som- 
tyts  schoot  de  vyandt  12  schoten  in  't  etlmael,  3  des  morgens  ^ 
3  des  middachs,  3  s'avonts  en  3  des  middemachts.  Ons  vertreck 
na  Amboina  hield  de  Commandeur  van  den  Brouck  secreet. 
D'Engelssen  bleven  met  19  schepen  voor  't  fort  leggen,  totdat  zy 
de  compste  (van  de  Nederl.  schepen)  Haerlem  en  't  Hert  voor  Ban- 


165 

tam  verstonden ,  als  wanneer  6  schepen  derrewaerts  gesonden  hebben. 
Men  wist  binnen  't  fort  van  geen  swaricheyt  de  vyandt  de  moet 
verliesende  om  met  gewelt  tets  te  verrichten,  heeft  de  Coninck  van 
Jacatra  weder  met  valsche  listen  begost,  seeckere  brieven  in  Ja- 
vaens  geschreven  en  die  des  nachts  niet  verde  van  't  fort  aen 
stocxkens  laten  binden  ende  alsoo  den  14  Jan^.  seeckere  Jappanders 
bnyten  't  fort  gaende,  dese  brieven  vonden,  en  te  voorschyn  brach- 
ten, liebben  d'onse  den  inhont  niet  connende  verstaen,  weder  een 
ander  brieffken  in  plaetse  geleyt  en  daeiinne  in  Chinees  aen  den 
Coninck  van  Jacatra  geschreven,  datter  niemant  in  't  fort  Javaens 
conde  lesen;  soo  hy  iets  te  seggen  hadde,  dat  in  Chinees  sonde 
schiyven  off  imant  senden  en  mondeling  ontbieden  wat  hy  begeerde. 
Hierop  syn  s'anderendaechs  seeckere  Javanen  met  een  wit  vaenken 
aen  't  fort  gecomen,  van  -wegen  de  Coninck  van  Jacatra,  aendie- 
nende  dat  Zyne  Ma]t.  wel  begeerde  met  d'onsen  in  vreede  te  leven, 
volgens  't  contract  door  de  Generalen  Both  en  Reynst  met  hem  ge- 
maect,  daeromme,  soo  daertoe  gesint  waren,  dat  zy  imant  ten  hove 
sonden  senden  om  met  den  Coninck  te  spreecken,  daer  souden 
ostagiers  in  haer  plaetoe  binnen  't  fort  gesonden  worden.  Hierop 
zyn  (zy)  met  malcanderen  in  onderhandeling  van  vrede  getreden, 
ende  is  het  fort  daerdoor  in  dnysent  peryckelen  geraect,  d'onse  seer 
genegen  tot  vrede  wesende  en  dat  om  verscheyden  redenen,  die  goet 
zyn  en  in  haer  resolntien  verhaelt  worden,  heeft  de  vyandt  tselvige 
lichtelyck  gespeurt  en  groote  advantage  daerdoor  becomen.  Na  veel 
bespreek  en  handelinghe  syn  eyntelycken  den  19  Januario  met  mal- 
canderen geaccordeert ;  dat  d'onse  den  Coninck  van  Jacatra  souden 
vereeren  5000  Realen  van  S^  in  spetie  en  1000  in  cleden;  hiertegen 
belooffde  de  Coninck  van  Jacatra  het  voorgaende  contract  met  de 
Generalen  Both  en  Reynst  gemaeckt,  in  alles  t'onderhouden  en  naer 
te  comen.  Item  dat  het  fort,  welck  hy  seyt  tegens  't  contract  ge- 
maect  te  wesen  in  esse  zoude  blyven  staen,  gelyck  het  doen  was, 
tot  de  wedercompste  van  den  Generael  y  sondèr  daeraen  iets  meer  te 
timmeren;  dat  d'Engelsen  soo  na  het  fort  niet  souden  bouwen  als 
haer  vorige  loge  geweest  was,  dat  nieuwe  huysen,  die  de  Javanen 
en  Chinesen  souden  bouwen,  ten  minste  20  vademen  van  de  hei- 
ninge  mosten  blyven,  ende  hiermede  soude  alle  questien  doot  en 
ter  nedergeleyt   wesen ,    gelyck   per   nevensgaend   contract  blyckt, 


166 

doch  het  principaelste  waerom  het  d'onse  te  doen  was,  schynt  op 
mondelingh  accort  gelaten  te  wesen^  namentlyck,  dat  de  Ooninck  de 
Nederlanders  in  ruste  en  vrede  sonde  laten  en  dat  sy  de  vryemarct- 
ganck  souden  genieten,  handelende  en  wandelende  als  voor  desen. 
Dit    accoort    door    den   Coninck  van  Jacatra   geteeckent  wesende, 
hebben  d'onse  de  Coninck  van  Jacatra  voors.  5000  in  spetie,   en 
1000  in  cleden  datelycke  gegeven,  en  daer  is  in  't  fort  groote  blyd- 
schap  geweest.    Maer  't  en  duerde  niet  lang.  Een  groote  foute  isser 
in   dit   stuck  begaen,  dat  men  datelycken  op  één  bort  soo  groote 
somme  geit  en  goederen  ter  goeder  trouw  aen  trouloose  mooren  ge- 
geven  heeft,   in  plaetse  dat  men  haer  daermede  hadde  behoort  te 
treyneren,  en  de  betaling  met  termynen  te  doen.    Dit  aldus  gedaen 
zynde  hebben  d'Orangkays  verscheyden  schenckagie  van  fruyten  en 
andre  cleenicheden  in  't  fort  gesonden,  seer  vrientelyck  met  groote 
instantie   versoeckende ,   dat   het   den  Commandeur  van  den  Broeck 
sonde  gelieven  by  den  Coninck  te  gast  te  comen,  en  de  rivier  op 
speelen  te  vaeren,  om  daermede  de  vrede  te  bevestigen,  want  de 
gemene  man  sulcx  siende,  sonde  een  ieder  te  geruster  wesen,  daer 
anders  noch  lange  scrupuleus  sonde  blyven  De  groote  genegentheyt , 
welcke  d'onse  tot  den  vreede  hadden,  heeft  haer  soo  onbedacht  ge- 
maect,   dat  gants  vergeten  hebben,  de  groote  verraderyen,  listen  en 
lagen,  die  vóór  den  oorloch,   eer  oyt  questie  hadden,  eer  het  fort 
begost  wierd  en  terwyl  daermede  besich  waren,  tegen  die  van  de 
Genie  Comp.  en  insonderheyt  tegen  myn  persoon  geleyl  waren,  daer- 
op  de  raedt  van  't  fort  alsdoen  mede  goet  vondt  en  hielp  resolveren, 
dat  ick  by  den  Coninck,  hoe  groote  instantie  oock  gedaen  wierd, 
noch  iewers  by  eenige  Orangkays  sonde  gaen.  Ick  hebbe  haer  selffs 
van   Jacatra   vertreckende ,   schriftelycken  gewaerschont ,  soo   sy  in 
onderhandeling  van  vrede  off  accoort  met  Javanen  quamen,  dat  dan 
insonderheyt   op  haer  hoede  sonde  wesen,   want  in  die  staet  meer 
peryckel  liepen,  dan  in  openbare  oorloge.  Dit  alles  niet  tegenstaande 
is  by  den  raedt  van  't  fort  goetge vonden,  dat  de  commandeur  Pieter 
van  den  Broeck  in  't  hoff  by  den  Connick  sonde  gaen,  doch  de  pre- 
dicant  Hulsebos   (die  van  haer  in  den  raedt  genomen  was)  is  daer- 
tegen   geweest  en  heeft  dese  resolutie  niet  willen  teeckenen.    Den 
22  Januario  is  Pieter  van  den  Broecke,  dien  volgende  met  een  suite 
van  7  personen  en  een  goede  schenckagie  in 't  hoffby  den  Coninck  ge- 


167 

gaen.    Soo  haest  binnen  waren  wierden  datelyck  gevat,  ter  aqrde 
geworpen,  gestooten,  geslagen,  de  schenckagie  genomen,  de  cleeden 
van    't  lyff  getrocken,   naect  in  't  slyck  gestooten  en  soo  vast  ge- 
vleugelt,   dat   selflfe   geen  handen  aen  de  mont  oosten  crygen.    De 
bottelier,  die  geloot  was,  met  goede  party  e  geit  om  veel  hoenderen 
te    coopen,  wierd  mede  gevat,  al  benomen  dat  hy  had  en  met  een 
touw   om  de  bennen,  door  dick  en  dun  naer  't  hoff  gesleept.   Met 
dese   tydinge  in  een  brieffken  geschreven,  wierd  een  jongen  naer  't 
fort  gesonden  en  die  van  't  fort  sulcx  vernemende  syn  seer  bedroeft 
en  verslagen  geworden,  hebben  de  poorten  geslooten  en  brachten  de 
packen  ter  diffentie  weder  tot  borstweringhe  op  de  bolwercken.  Het 
schynt  dat  de  Coninck  van  Jacatra  hiermede  het  fort  off  weder  een 
goede   somme  geit  meende  te  becomen,  dan  't  is  hem  beide  gemist, 
het  heeft  wel  groote  disordre  in  't  fort  veroorsaect  en  't  is  wel  tot 
op  't  nyterste  gecomen,  maer  het  qtmet  tractement  aen  de  voors.  ge- 
vangenen gedaen,  is  die  van  't  fort  soo  goede  exempel  geweest,  dat 
zy,  Godt  loffl  daerdoor  behouden  zyn.  De  Coninck  van  Jacatra  dede 
het  fort  opeyschen,  off  dat  d'onsen  de  bolwerken  afbreken,  het  schut 
nederleggen  en  als  voor  desen  woonen,  ofte  met  een  schip  (twelck 
hy  presenteerde  van  d'Engelssen  te  doen  bestellen)  van  Jacatra  ver- 
trecken   souden,  veel  groote  injurien  en  dreygementen  doende.    Des 
Oonincx   schoonvader   Pangoran  Paddigiaran  eyschte  2  stukken  ge- 
schut, met  haer  toebehooren  en  500  realen  ter  leen,  soude  dan  alles 
met  syn  soon  ten  besten  beraden.   Tot  rantsoen  voor  de  gevangenen 
wierden  thien  duysent  realen  geeyscht;  daerop  lange  niet  geantwoort , 
doch  ten  lesten  2000  gepresenteert ,  maer  niet  opgevolcht  is.  Groote 
miserie  hebben  de  gevangenen  geleden,  alle  vilenie  deden  d'Engels- 
sen haer  oock  aen,  den  Coninck  radende  haer  te  peynigen  om  alle 
gelegentheyt  van   't   fort   te   beter   te   verstaen.    Na   dat  van  den 
Broecque  gevangen  was,  is  Pieter  van  Hay  als  Commandeur  in  syn 
plaetse  gestelt,  een  persoon,  die  wel  getoont  heeft  wat  hy  was. 

Geduyrende  voors.  onderhandelinge  van  vrede  en  terwyle  het  be- 
stant  duyrde ,  hebben  d'Engelssen  met  den  Coninck  van  Jacatra  eens 
synde,  een  nieuwe  batterye  (op  de  plaetse  daer  haer  logie  geweest 
was)  begost  en  daerop  8  stuck  geschut  geplant,  d'oude  batterye 
wierden  van  de  Javanen  en  d'Engelssen  mede  gerepareert  en  ver- 
sterct,  al  't  welke  d'onse  met  goede  oogen  aensagen,  sonder  daerop 


168 

te  durven  schieten;  want  alsoo  dagelicx  voor  haer  geit  alderley  pro- 
visie en  verversinge  beqoamen  en  hun  cmyt  veel  schietende  haest 
voort  sonde  wesen,  hebben  zy  ongeraden  gevonden  het  bestant  te 
breecken,  eensdeels  om  de  verversinge  niet  te  derven  en  ten  andre 
opdat  haer  conditie  niet  eiger  sonde  maken. 

De  batterye  van  d'Engelssen  en  Javanen,  na  haer  begeeren  gere- 
pareert  en  gemaect  wesende,.  met  30  a  Sö  stncken  geschnt  versien 
en  d'Ëngelsse  vendelen  geplant  zynde,  hebben  d'Engelssen  met  py- 
lon verscheyde  brieffkens  in  't  fort  geschoten,  daermede  haer  overste 
Thomas  Dael  het  fort  opeyschte ,  waerop  in  't  eerste  niet  geantwoort 
wierd ,  doch  d'Engelssen  en  de  Coninck  van  Jacatra  van  den  Broecqne 
en  eenige  andere  gevangenen  op  de  stadsmneren  brengende  hebben 
haer  aen  't  fort  doen  roepen:  daUer  60  stuckefi  geschut  geplant  ett 
2  a  300  storm  ladderen  gereet  waren  ^  dat  d'ofise  geefisints  tegen  H 
groot  gewelt  van  d*Engelssen  en  Javanen  bestaen  costen,  derhalven 
dat  het  opgeven  souden  j  terwijl  noch  goede  conditie  becomen  costen^ 
dat  datelyck  resolveren  mostetij  off  datter  met  ontrent  6000  mannen 
gestormt  soude  worden  ^  alsoo  alles  daertoe  gereet  was.  ^ 

D'Engelsse  admirael  Thomas  Daell  ende  Coninck  van  Jacatra  heb- 
ben oock  een  brieffken,  door  haer  beyde  met  eygen  hant  geteeckent 
in  't  fort  gesonden  en  't  fort  daermede  opgeeyscht  met  belofte,  het 
leven  te  schencken,  een  yder  vry  geleyde  te  geven  en  die  in  haer 
dienst  begeerden  te  treden  souden  haer  oude  maentgelt  behouden ,  en 
twee  maenden  gagie  daerenboven  in  de  handt  ontfangen  en  soo  daer- 
toe niet  verstaen  wilden,  dat  datelyck  haer  batteryen  souden  begin- 
nen te  spoelen,  de  plaetse  met  gewelt  aentasten  en  dan  geen  hoope 
meer  soude  wesen,  om  't  leven  te  behouden. 

Met  dese  dreygementen  hebben  soo  vele  te  wege  gebracht,  dat 
daerdoor  by  d'onse  sonder  eenich  gebreck  oft  noot  en  sonder  een 
schoot,  slach  ofte  stoot,  storm  noch  aproche  te  verwachten,  geresol- 
veert  is,  het  fort  aen  d'Engelssen  en  Javanen  over  te  geven,  male- 
kanderen  wys  maeckende,  dat  sy  geensints  drie  maenden  tegens 
beyder  gewelt  van  d'Engelssen  en  Javanen  bestaen  costen,  en  doch 
entlycke  't  fort  verliesen  souden,  dat  te  voren  by  den  GeneraelCoen 
geresolveert  was  geweest,  het  volck  en  goet  te  lichten  en  't  fort  te 


*   Zie  n».  XXXI,  bla^lz.  142  en  143,  hierboven. 


169 

verlaten,  en  dat  solx  geschiet  sonde  hebben,  soo  noch  één  dach 
respyt  hadden  gehad,  (twelck  niet  waer  en  is,  als  naer  dese  ver 
haelt  sal  worden)  item  dat  zyn  E.  vertreckende  geadvyseert  hadde, 
zoo  in  nyterste  noot  geraecten  en  de  plaetse  niet  honden  costen,dat 
het  dan  beter  waere,  't  fort  aen  d'Engeissen  dan  aen  de  Javanen 
over  te  geven.  Hierover  docht  haer  best  te  wesen,  de  plaetse  hoe 
eerder  hoe  beter  over  te  geven,  terwyle  noch  goede  conditien  be- 
dingen costen,  waerop,  adi  primo  Febraary,  met  d^Engelssen  en  de 
Ooninck  van  Jacatra  (als  blyct  p.  nevensgaend  contract),  ^  volco- 
mentlyck  geaccordeert  zyn:  dat  de  Nederlanders  het  fort  Jacatra, 
volck,  amonitie  van  oorl(^e,  sullen  overgeven  aen  d'Engelssen,ende 
het  geit,  coopmanschappen ,  juweelen  en  anda^  Oomp'.  goederen  aen 
den  Goninck  van  Jacatra,  waertegen  d'Engeissen  aen  de  Nederlanders 
binnen  10  off  15  dagen  bestellen  snllen  een  schip  met  zyn  toebe- 
hooren;  daervooren  van  de  contante  penningh^i,  in  't  fort  wesende 
2000  realen  contant  betaelt  sollen  worden,  voorsien  met  4  stncken 
geschut,  50  mosquetten,  25  piecken  en  6  vaten  cruyt,  voor  6maen- 
den  gevictalieert,  om  daermede  met  vry  geley  te  vaeren  na  decuste 
van  Coromandel  off  elders ,  uytgesondert  Amboyna  ofite  de  MoUuccos , 
dat  elck  synne  perticuliere.  goederen  mede  sal  mogen  nemen,  en 
daerenboven  te  samen  6200  realen  van  8^  in  spetie,  dat  haer  aen 
d'eylanden  transporteren  sullen,  terwijle  voors.  schip,  twelck  een 
oudt  onbequaem  wrack  was,  tot  de  reyse  na  de  custe  geprepareert 
wierd,  sonder  van  de  Javanen  off  andren  beschadicht  te  worden, 
tot  wekken  einde  d'Engelsen  haer  met  2  schepen  bewaren  snllen, 
dat  de  Nederlanders  een  dach  na  d'onderteeckeninge  nyt  het  fort 
souden  vertrecken  en  die  ongedoopt  waren  (uytgesondert  de  Japonders) 
binnen  moeten  blyven,  dat  niemant  van  nu  aff  tot  November  1619, 
tegen  d'Engelsse  natie  geen  wapenen  soude  voeren;  datter  12  van 
de  voomaemste  van  't  fort  tot  ostagie  in  d'Engelsse  schepen  sullen 
gaen,  tot  dat  het  fort  als  voren  overgegeven  zy,  mits  datter  geen 
Javanen  in  't  fort  sullen  comen,  soo  lange  de  Nederlanders  daer 
binnen  syn,  dan  degene  die  de  Coninck  soude  mogen  senden  en  dat 
niet  boven  de  8  personen;  mondeling  is  noch  geaccordeert,  datd'En- 
gelssen  Pieter  van  den  Broecq  en  d'andre  gevangenen  voor  d'over- 

^  De  verschillende  contraeten  van  overgave  vindt  men  o.  a.  by  van  der  Ch^B,  11., 
onder  de  by lagen  van  zyn  werk. 


170 

leveringe  van  't  fort,  daerbinnen  op  haervrye  voeten  souden  bestellen; 
datter  tegen  de  12  voomaemste  officieren ,  die  een  dach  voor  't  ander 
volok  aen  boort  souden  vaeren,  4  Javaense  Orangkays  en  4  Engelse 
cooplieden  tot  ostagiers  binnen  't  fort  souden  comen,  welcke  d'Engelssen 
boots  aldaer  brengen  souden,  dat d'Ëngelssenhaer soldaten,  de  riviere 
langs  in  't  geweer  souden  houden  en  voor  de  Javanen  bevryden  allen, 
die  uyt  het  fort  vertrocken,  ende  om  te  meer  faveur  by  d'Engelsse  te 
becomen ,  wiert  datelyek  het  silverwerck  van  onse  tafel  aan  haer  vereert. 
Tot  noch  toe  en  is  de  principaelste  auteur  en  acteur  van  't  werk 
niet  genoemt  en  opdat  UËd.  condt  zy,  hoe  voorsichtieh  en  cloeck 
de  vrese,  welcke  die  van  Bantam  voor  ons  hébben,  haer  doet  han- 
delen, opdat  zy  altoos  ontschuldich  en  de  schoone  personagie  (de 
saecke  misluckende  off  anders  qualick  uytvallende)  souden  blyven 
sullen  de  saecke  wat  verde  ophaelen.  Hoe  lange  jaren  door  die  van 
Bantam  met  groote  onredelyekheyt  seer  geplaecht,  qualick  getrac- 
teert  en  seer  geschoren  zyn  geweest,  alsoock  hoe  daerdoor  van 
Jacques  L'Hermite  en  den  raedt  een  contract  met  den  Coninck  van 
Jacatra  gemaect  en  daer  een  huis  gebouwt  wierd,  omme  alsoo  de 
plagen  van  Bantam  te  ontgaen,  is  een  yder  wel  bekent.  De  Pan- 
goran  van  Bantam  seer  wel  verstaende  en  aen  den  loop  van  saecken 
noch  beter  bevindende,  waertoe  dese  uytvlucht  strecte,  hoe  Jacatra 
aenwies  en  Bantam  affnam,  en  wat  haer  voorder  aenstaende  was, 
heeft  gepractiseert  en  middelen  gesocht  om  ons  van  Jacatra  te  cry- 
gen,  schoone  praetjens  en  dreygementen  syn  daertoe  niet  gespaert 
geworden,  ende  om  ons  over  een  ander  boech  noch  weer  te  scheeren, 
en  voor  te  comen  dat  de  macht  en  middelen  van  de  Generale  Comp^^ 
Bantam  niet  boven  't  hooft  en  wiesse,  heeft  de  Pangoran  selven 
met  de  peper  een  groote  monopolie  begost,  ende  alsoo  ick  my  daer- 
tegen  seer  heftich  gestelt  en  op  andre  plaetsen  andre  ünantie  ge- 
socht hebbe,  is  by  den  raedt  van  Bantam  veel  dagen  gedelibereert 
geweest  en  eyntlycken  voorgenomen,  my  te  doen  vermoorden y  dan 
om  Bantagn  met  soo  leelycken  vleck  niet  te  besmetten,  is  my  onder 
schyn  van  vrientlyck  waerschouwinghe,  door  toedoen  vim  den  Pan- 
gorangh  (soo  ick  mene)  zeer  behendelyck  aengeraden,  door  ver- 
scheyden  redenen  en  tót  verscheyden  tyden,  dat  het  goet  waere, 
om  ongeluck  voor  te  comen,  dat  ick  tot  Jacatra  ginck  resideren  en 
my   aldaer  onthielde,    alsoo   alles   van  daer  wel  bestieren  cost,  en 


171 

(dat)  in  't  hofï  van  Bantam  zeer  secretelyck  wat  vireemts  omginck. 
In  't  eerste  is  tnsschen  die  van  Bantam  en  Jacatra  een  grooten 
haet  en  wantrouwen  geweest,  maer  nadat  de  Coninek  van  Jacatra, 
die  van  Bantam  gecommuniceert  hadde,  hoe  door  my  een  plaetse 
tot  een  fort  te  coop  versocht  was,  zyn  zy  (na  d'uytcompste  wyst) 
secretelyck  verdragen ,  en  hebben  met  malcanderen  voorgenomen ,  ons 
te  prevenieren  en  de  huysen  tot  Jacatra  aff  te  loop^i ,  dan  den  aen* 
slagh  is,  Godt  loff,  den  20  Ang^\  1618  gemist;  ick  weet  dat  de 
Ooninck  van  Jacatra  een  tyt  lanck  seêr  suspens  geweest  is;  want 
onse  vyantschap  immer  soo  seere  als  die  van  Bantam  vreesde.  Op 
d'eene  zyde  bekende  hy  wel,  dat  wy  machtich  genoech  waren  om 
hem  tegen  die  van  Bantam  en  andre  Javaense  Coningen  te  beschermen ; 
„dan  ghjrlieden,"  seyde  hy,  ^syt  vreemdeiinghen,  wy  syn  nu  met 
„den  audren  goede  vrienden;  maer  thans  off  morgen  comt  er  een 
„  nieuw  overhooft ;  daer  mach  dan  questie  vallen ,  wie  sal  ons  schiQy- 
„  den,  gaet  het  qualick,  ghylieden  gaet  weder  ter  j^etse,  daer  van 
„  daen  gecomen  zyt  en  als  ick  dan  bly ve  sitt^i ,  met  den  haet  van 
„alle  de  Javaense  Coningen  op  den  hals,  hoe  sal  het  dan  met  my 
„gaen."  Dese  redenen  heeft  de  Coninek  (in  onderhandeling  van  't 
rendez-vous  wesende)  my  selven  geallegeert;  doch  het  gewin  heeft 
hem  hier  tegen  lange  in  ballance  gehouden,  ende  alsoo  hy  de  Ja- 
vaense  Coningen  ten  antwoort  gegeven  heeft  gehadt:  „hoe  soud  ick 
„  dese  lieden  quaet  doen ,  myne  welvaert  hebbe  van  haer  en  soo 
„hun  mishandelde,  ist  onmogelyck,  dat  ick  groot  worden  can;" 
waerover  voors.  Coninek  door  alle  de  grooten  van  Java  voor  een 
heyden,  gelyck  zy  ons  achten  en  voor  een  man,  die  Mahomet  niet 
vertroude,  gescholden  en  gedrongen  is  geworden,  de  wille  van  die 
van  Bantam  te  doen  en  in  haer  boos  Voornemen  te  verdragen. 

Nadat  alle  ven*aderyen  by  die  van  Bantam,  Jacatra  en  d'£n- 
gelssen  tegen  ons  gesmeet,  door  Godts  genade  misluct  waren,  heb- 
ben dese  drie  met  malcandereii  voorgenomen,  ons  met  openbaer 
gewelt  te  dwingen*  De  preparaten  siende,  heb  ick  daertegen  ter 
diffentie  een  fort  begost  en  den  dootslach  den  23  December  1618 
mede  geprevenieert.  Bantam,  de  fijnste  van  alle  wesende,  heeft 
een  dubbelde  aenslach  gemaect  en  de  guyteryen  met  eenige  deudid^i 
becleet;  doch  elck  is  eyntelyck  van  ander  bedroegen  geworden  en 
bedroegen  gebleven. 


172 

Die  van  Bft&tuii  syn  saeeken  wel  beleyt  en  goede  executeurs 
hebbrade,  is  door  d'Engelssen  eerst  begost  met  het  nemen  van  't 
schip  den  Swerten  Leeuw;  om  haer  bontgenooten  te  voldoen, hebben 
die  van  Bantam  veel  volck  tot  assistentie  na  Jacatra  gesonden  en 
dat  tot'  ontrent  3  a  5000  man  ende  om  d'onse  te  abuseeren,  een 
goet  onderpant  te  honden  ende  sehoone  personagie  te  blyven,  heeft 
hy  ons  volek  tot  Bantam  voor  d'Engelssen  beschermt,  haer  aenge- 
raden  daer  te  blyven  en  oock  gewaerschout,  wat  tot  Jacatra  voor- 
handen was.  De  saecke  nu  door  d'Engelsse  en  op  name  van  den 
Goninck  van  Jacatra  soo  verde  gebracht  wesende,  dat  d'onse  op 
voors.  artycklen  accordeerden  het  fort  aen  haer  over  te  geven,  heeft 
de  Pangoran  van  Bantam  't  selvige  d'onse ,  die  hy  tot  Bantam  hadde , 
aengedient,  voordragende  off  zy  het  fort  niet  liever  aen  hem,  dan 
aen  de  Coninck  van  Jacatra  en  d'Engelssen  overleveren  wilden,  en 
wat  raedt  daertoe  wisten.  De  gevangenen  seyden,  dat  daertoe  wel 
gesint  waren  en  goede  raet  was,  hy  sonde  imant  van  haer  na  Ja- 
catra senden  en  van  den  Broecq  met  d'andre  gevangenen  van  daer 
<mtbieden,  sy  belooffden  het  fort  aen  hem  en  niet  aen  d'Engelssen, 
noch  den  Coninck  van  Jacatra  te  doen  overgeven.  Hierop  is  date- 
lyck  volck  na  Jacatra  gesonden,  d'overleveringe  van  't  fort  aen 
d'Engelssen  belet  en  van  den  Broecke  met  d'andre  gevangenen  van 
banden  ontlast  en  na  Bantam  gesonden. 

De  belegerden  van  't  fort  Jacatra,  adi  pr^.  Febr.,  volcomentlyck 
geaccordeert  en  geresolveert  zynde,  het  fort  aen  d'Engelssen  en  den 
Coninck  van  Jacatra  over  te  geven,  gelyck  vooren  is  geseyt,  heeft 
elck,  (het  packhuys  open  zynde)  van  des  Comp«.  goederen  sooveel 
genomen,  als  hy  begeerde  en  bergen  conde.  Myn  kiste,  alsoock 
die  van  de  cooplieden,  die  met  my  vertrockeu  waeren,  syn  open- 
gebroocken  en  opengeslooten,  elck  heeft  daeruyt  genomen,  wat  hy 
becomen  conde,  even  alsoff  het  van  haer  vyanden  genomen  hadden; 
een  goede  somme  gelts  isser  onder  het  volck  uytgedeelt,  de  dia- 
manten zyn  onder  de  hoofden  gerepartieert;  drie  besaeltiens  synder 
van,  aen  van  den  Broecque  in  de  gevanckenis  gesonden,  alle  myne 
voomeempste  schriften  en  pampieren  syn  verbrandt ,  gelyck  mede  de 
drievoudige  Commissien  van  de  Hooch  Mogende  Heeren  Staten  Gene- 
rael;  Zyn  Exell^.  en  U  Ed.  ons  verleent.  De  Engelssen  s'anderen- 
daechs  den  2  Febr.  met  haer  boots  aen  't  fort  comende  om  de  goe- 


175 

deren  te  inTentariseeren  en  de  12  voorneemste  hoeden  aen  haer 
schepen  te  brengen ,  gelyek  geacoordeert  was^  waeien  dese  hooffden 
veerdich  en  fray  opgepronct  om  aen  boort  te  vaeren;  maer  siende 
dat  d'Sngelssen  van  den  Broecqne  en  d'andre  gevangenen  ^  noch  de 
genoemde  ostagiers  niet  mede  brachten,  vreesden  zy,  datter  weder 
eenich  bedroch  onder  schnylde,  te  meer,  dewyle  de  Javanen  haer 
soo  sterck  omtrent  de  mont  van  de  riviere  verthoonden,  waerover 
zylieden  weygerden  nit  het  fort  te  gaen.  D'Etagelssen  hierover  met 
die  van  Bantam  in  questie  geraeekende,  omdat  aJdns  verhindert 
wierden,  selfils  mede  vreesende  verraden  te  w<Hden,  braecken  op  en 
sonden  datelyck  5  stucken  geschnt  verby  het  fort  (doch  met  toestem- 
minge  van  d'onse)  aen  haer  boort.  De  gevangenen  van  Bantam,. 
alsoock  van  den  Broecque  rieden  die  van  't  fort  aen,  dat  het  beter 
waercy  de  plaetse  aen  den  Coninck  van  Bantam,  danaend'Engelssen 
off  den  Coninck  van  Jacatra  over  te  geven,  de  goedertierenheyt  van 
den  Pangoran  zeer  pryzende  en  d*ontrouwe  van  d*Engehsen  aen  die 
van  den  Swerten  Leeuw  bewesen,  seer  laeckende.  Item  dat  d'En- 
gelssen  haer  beloften  niet  honden,  noch  voor  de  Javanen  niet 
beschermen  costen,  sy  mosten  doch  in  handen  van  Javanen  val- 
len; waerop  die  van  't  fort  Jacatra  met  hnn  accordeerden,  best  te 
wesen  de  plaetse  aen  den  Pangoran  van  Bantam,  die  syn  beloften 
honden  cost,  over  te  geven.  Hierop  hebben  zy  d'Engelssen  den 
5  Febr.  schriftelyck  afgeseyt,  dan  alsoo  hnn  't  gemeene  volck 
daertegen  stelde,  begeerende,  dat  de  plaetse  aen  d'Engelssen  en 
niet  aen  de  Mooren  gelevert  wierde,  sochten  de  belegerden  s'ande- 
rendaechs  weder  occasie  om  d'overleveringhe  aen  de  Engelschen  te 
doen;  doch  interim  eer  de  Engelschen  ter  bestemde  tyt  compareer-» 
den,  is  Hendrick  Jansz.,  Directenr  van  Patana,  van  Bantam  in  't 
fort  gecomen,  met  een  missive  door  den  Pangoran  selffii  geteeckent, 
inhoudende,  dat  hy  de  groote  noot  van  die  van  't  fort  vemtaen 
hadde,  en  dewyle  niet  geeme  het  verderff  van  de  Nederianders 
sonde  zien,  soo  was  hy  gesint  haer  te  hnlpe  te  comen  en  in  syne 
protexie  te  nemen,  tot  de  compstevandenOenerael,  mits  dat  het  fort 
aen  hem  sonde  gelevert  worden.  Op  dese  en  veel  andre  schoone 
redenen  meer,  wierden  d'Engelssen  weder  afgeseyt  en  by  den  Raedt 
geresolveert ,  het  fort  aen  den  Pangoran  van  Bantam  over  te  geven, 
mits  dat  hy  sonde  genieten  het  vierde  part  van  des  Gomp*.  goed^^n 


174 

de  helff  vsn  't  geachnt  en  dat  «ooveel  jcmeken  bestellen  sonde,  als 
tot  inbarquewn  yan  de  reate  en  tl  het  volck  van  node  was ,  gel jek 
mede  een  vrypas  van  d'EngelsBen,  om  door  haer  niet  beschadigt  te 
worden.  Dese  conditien  gevielen  den  Pangoran  wel,  nytgesondert 
dat  van  d'Bngelssen,  die  hy  sooseer  bedrogen  hadde,  geen  vrypas 
voor  d'onse  wilde  eyssehra;  seggende  d'Engelsse  logie  in  handen 
hadde  en  haer  genochsaem  sonde  connen  dwingen ,  d'onse  niet  scha- 
delyck  te  weaen;  dan  alsoo  die  van  't  fort  haer  daermede  niet  ge- 
oonteert  hielde,  persisteerende  eerst  een  vrypas  van  d'Engelssen  te 
begeeren,  is  (mdertnssen  veel  tjpt  verloopen  en  de  plaetse  seer  ver. 
sterct  De  Pangoran  den  25  Febr.  Hendrick  Janss.  ende  van  Uf- 
felen  met  veel  fiyoncken  en  {uranwen  andermael  tot  Jacatra  gesonden 
en  ontboden  hebbende,  dat  hnn  inbarcqneren  (zouden),  de  plaetse 
verlaeten,  de  stercte  afbreecken,  het  geschnt  aen  hem  senden  en 
dan  in  simpele  hnys^  mochten  blyven  woonen ,  off  dat  datelyck 
zyn  en  d'Engelsse  macht  weder  te  verwachten  hadden,  alsoo  niet 
geaint  was  het  fort  in  esse  te  laten,  het  mocht  hem  costen  wat  het 
wonde;  is  daerqp  den  27  Febr.  by  den  Raedt  van  't  fort  geresol- 
veert,  de  plaetse  in  te  houden  j  soolange  het  Godt  gelieven  m/,  en 
zyn  Hendr.  Janss.  en  van  Uffelen  binn^  't  f<Mrt  gebleven,  die  van 
Bantam  een  prae^en  ontbiedende. 

Terwyle  de  Pangoran  meende,  dat  hy  't  fort  gewonnen  hadde, 
heeft  hy  zyn  tweede  aenslach  te  wercke  gestelt  en  tot  Jacatra  de 
steroxste  wesende  den  Coainck  van  Jacatra  den  15  Febr.  doen  aen- 
seggen,  dat  hy  datelyck  vyt  syn  ryck,  van  syn  volck  en  middelen 
sonde  scheyden,  off  die  cris,  (welcke  door  den  Tommagon  van  Ban- 
tam gepresenteert  wierd)  dat  is  te  se^en,  de  doot  verkiesen  sonde. 
Hiemyt  ontstond  een  seer  groot  geschrey  en  getier,  daerover  d'onse 
van  't  lort  in  de  wapenen  liepen,  doch  die  van  Bantam  ontbooden, 
dat  haer  gemst  souden  honden,  het  was  om  die  van  Jacatra  en 
niet  om  ha^  te  doen. 

Aldus  is  de  Ooninck  van  Jacatra  door  die  van  Bantam  uyt  syn 
ryk,  goederen,  staet,  eer  en  digniteyt  geset  en  die  van  Bantam  voor 
die  tyt  Coninck  van  Jacatra  geworden.  De  voors.  Ooninck  van 
Jacatra  is  met  syn  broeder,  den  Tommagon  met  omtrent  50  per- 
soonen,  soo  mans,  vrouwen  ais  kinderen,  in  't  geberchte  boven 
Tanara  gesonden,   alwaer  wel  bewaert  word^  en  hun  gelyek  pri- 


175 

vaet-lieden  geneeren  moeten.  Na  wy  Terstaen^  xynder  ontrent  90  m. 
Realen  in  spetie  by  den  yocmts.  C<»iinck  gevonden ,  weldi:  die  van 
Bantam,  als  al  het  ander  na  hnn  genomen  hebben  en  zoo  haest 
zylieden  meester  waeren,  hebben,  om  d'onsen  te  beter  te  abuseeren, 
de  merct  voor  't  fort  laten  houden,  soodat  het  eer  een  boerenkennis, 
dan  een  oorloch  scheen. 

D'Ëngelssen  ziende  geen  voordeel  meer  tot  Jacatra  te  doen,  zyn 
met  alle  haer  schepen  van  daer  na  Bantam  vertrocken  en  interim 
den  3  Martio,  des  nachts  voor  't  fort  wel  aengecomen,  de  jachten 
Delff  en  de  Tiger,  comende  van  Andrageri  en  Jamby  vol  peper  ge- 
laden, nieuwers  van  wetende.  Het  jacht  de  Tiger  hebben  d'onse 
datelyck  met  advysen  na  Amboyna  gesonden  en  daerinne  gescheept 
69  m.  Realen,  Jappans  zilvers  met  12  besaeltiens  diamanten;  maer 
alsoo  't  jacht  Delff  soo  leek  was,  dat  geen  moet  hadden,  daermede 
tot  in  Amboyna  te  vaeren,  is  hetselvige  aen  de  wal  geleyt,  d'Ën- 
gelsse  tot  Bantam  de  compste  van  dese  jachten  verstaende,  hebben 
datelyck  vy ff  schepel  na  Jacatra  gesonden,  maer  de  Tiger  was  al 
wech  eer  daer  qoamen.  Dese  Engelsse  schepen  by  de  wereken*  co- 
mende,  hebben  d'onse  de  brant  in  voors.  jacht  Delff  gesteecken,  soo 
dat  het  met  syn  last  wesende  1995  picol  peper  verbrandt  is,  synde 
niet  meer  dan  10,025  catty  peper  daemyt  gelost,  waerop d'Ëngelssen 
datelyck  weder  na  Bantam  vertrocken.  De  Javanen  het  afi^hepen 
van  't  geit  en  dese  resolutie  siende ,  verlooren  vry  wat  moet  en  hoope. 
Naderhandt  is  door  die  van  Bantam  uy^^estroyt  een  groot  geruchte, 
dat  de  Mattaram  ophanden  was,  hierover  namen  zy  voor,  een  bol- 
werck  en  groote  vasticheyt  dicht  by  ons  fort  te  maeck^a,  ommeden 
Mattaram  te  mogen  resisteeren,  als  oock  de  Grcnerael  Coen  (te  zyner 
compste  yets  qnaets  willende) ,  dan  die  van  't  fort  overdenkende  wat 
swaricheyt  daervan  weder  te  verwachten  hadden,  resolveerden  al 
sulcken  werck  te  verhinderen  ende  drie  oude  vervallen  bolwercken 
buyten  de  stadt  door  d'Ëngelssen  en  Javanen  gemaect  te  verlnranden 
en  te  raseeren.  Hierover  syn  die  van  't  fort  den  9  April  met  30  mos- 
quettiers  en  eenige  byloopers  uytgetrocken,  de  vredevaen  ingehaelt 
hebbende.  By  't  eerste  bolwerck  op  de  westhoeck  van  de  riviere  co- 
mende,  als  oock  (by)  het  tweede  liepen  de  Javanen  daemyt,  eenige 
vragende  wat  d'onse  doen  wilden,  wieid  geantwoort:  de  brandt  hier- 
inne  steecken!  t'is  wel,  seidfi  Java  en  liepen  door,  soodat  dese  twee 


176 

vervaUen  bolwercken,  sonder  wederstandt  tot  op  de  grond  verbrandt 
xyn.  Na  de  middach,  by  het  derde  comende  hebben  die  van  binnen 
met  mosquetten  op  d'onse  geschooten  en  geweldich  met  steenen  ge- 
worpen, daerop  met  haer  piecken  nytcomende,  wierden  d'onse  ge- 
nootsaect  een  weynich  te  retireren,  dan  aLsoo  daerop  weder  schiar- 
geerden  en  aenvielen,  de  plaetse  enterende,  zyn  de  Javanen  daemyt 
gevlucht  en  is  de  plaetse  alsoo  ingenomen,  en  mede  verbrandt.  Daer 
bleven  4  Javanen  dool,  waeronder  twee  treffelycke  Orangkays  van 
Bantam,  vader  en  zoone,  welcker  lichaemen  aldaer  gebracht  en  met 
groeten  staet  begraven  zijn.  Van  d'onsen  wierden  een  meteenpiecke 
in  de  borst  gesteecken  en  lö  van  voetangels  geqnest.  Na  dit  exploict 
namen  d'onse  de  bloetvlagge  in  en  lieten  alsvooren  de  vredevaen 
weder  wayen 

D'Engelsse  in  voors.  maniere  van  die  van  Bantam  bedroogen  we- 
sende,  syn  hem  niet  lange  schnldich  gebleven.  Sy  hebben  haer  goet 
en  volck  van  Bantam  gescheept,  niet  meer  dan  3  off  4  persoonen 
aldaer  latende.  Van  China  syn  hier  dit  jaer  drie  Chineesse  joncken 
aengecomen,  de  twee  hadden  't  na  Bantam  gemunt  en  de  derde, 
welcke  veel  ronwe  zyde  en  schoone  zyde  laeckenen  in  hadde ,  na  Ja- 
catra,  om  aldaer  met  ons  te  handelen.  Dese  drie  hebben  d'Engelssen 
genomen,  in  de  straet  Sonda  aen  Pnlo  Bessy  gebracht  en  aldaer  van 
alles  geheel  berooft,  geen  andre  redenen  van  haer  doen  gevende, 
dan  dat  snlx  deden,  omdat  de  Chinesen  met  de  Nederlanders  (daer- 
mede  zylieden  in  oorloch  waeren)  gingen  handelen 

Ons  volck,  welck  d'Engelssen  met  den  swerten  Leeuw  en  van  de 
Bergerboot  becomen  hadden,  syn  haer  tot  Bantam  meest  ontloopen 
en  de  resterende  hebben  daer  aen  landt  geseth ,  waerdoor  de  Pangoran 
tot  een  onderpant  omtrent  hondert  mannen  van  d'onse  becomen  heeft , 
daeronder  over  de  80  Nederlanders  waeren,  dewelcke  hy  soonaauwe 
heeft  doen  bewaren,  al  hun  geweer  aflhemende,  dat  se  in  veel  meer- 
der gevaer ,  dan  de  belegerden  van  Jacatra ,  geweest  zyn. 

Dit  is  het  voomaemste,  welck  gedurende  onse  absentie  tot  Jacatra 
gepasseert  is,  meer  heeft  des  vyants  dreygementen ,  dan  haergewelt 
tegen  d'onse  vermogen,  veel  andre  disordre  enongeregelthedenmeer, 
synder  binnen  't  fort  gepleecht ;  hoe  die  verdediget  en  by  den  Raedt 
verstaen  worden,  connen  UEd.  per  nevensgaende  informatien  en  sen- 
tentie  sien,   waertoe   ons  gedragen.    Wat  goederen  datter  op  de 


177 

boUewercken  bedurven  zyn,  watter  gegasteert,  verschoncken,  verteert 
en  gerooft  is,  ^  connen  als  noch  niet  weten  en  sal  UEd.  daervan 
na  dese  notitie  becomen* 

Jacatra  den  28  mayo,  in  voors.  staet  vindende,  hebben  wy  volgens 
voors.  resolutie  des  avonts  op  28  en  29  het  volck  van  de  schepen 
in  't  fort  gelandt;  den  30  dito,  met  den  dach,  syn  met  13  compag- 
nien  en  vliegende  vaendelen,  steroq  wesende  omtrent  dnysent  mannen 
daerayt  getrocken,   hebben  de  stadt  Jacatra  met  gewelt  aiengetast, 
die  van  Bantam  daemyt  gedreven ,  en  door  GoAa  genade  seer  gelnc- 
kelyck  vermeestert.    Ontrent  3000  stercq  syn  die  van  Bantam  daer 
binnen  geweest,  behalve  het  volck  van  Jacatra.  De  Javanen  siende, 
dat  daechs  te  voren  sooveel  volck  in  ons  fort  gelandt  wierdt,  is  meest 
al  het  volck  van  Jacatra  gevlucht,  terwyle  d'onse  in  de  wapenen  na 
de  stadt  toe  trocken,  syn  der  groote  menichte  van  prauwen  vol  volck 
verby  ons  fort,  tusschen  de  boots  door  (die  de  soldaten  over  de  ri- 
viere  setten)  gevaren.    Wy  hebben  se  oock  laten  passeeren  sonder 
hun  te  beschadigen.  De  stadt  Jacatra  is  gelegen  op  de  westzyde  van 
de    riviere,   aen  de  oostzyde  hebben  met  een  Comp^^  soldaten  een 
loose  alarm  doen  maecken,  op  de  stercten,  die  daer  gelegen  waren, 
en  de  stadt  interim  aen  de  noortzyde  op  twee  verscheyde  plaetsen 
aengetast.    Een  steenen  bolwerk  isser  met  ladderen  beclommen  en  op 
een  ander  plaetse,  door  een  houten  schuttinghe  van  dicke  swalpen 
gemaect,   gebroocken.    Die   van   Bantam   deden   eenige   resistentie, 
maer  soo  haest  ons  volck  in  de  stadt  was,  begaven  haer  op  de  loop. 
Op    de  merct  voor  des  Conincx  hoff,   deden  weder  een  bravade  met 
ontrent  100  mannen,  dan  d'onse  vast  aentreckende,  liepen  de  Javanen 
door.    In  't  innemen  van  de  stadt  isser  een  van  d'onse  dootgebleven 
met   eenige   gequesten,   ende  de  dooden  van  den  vyandt  weten  niet 
seecker ,  alsoo  eenige  medegesleept  hebben  en  niet  meer  dan  9  dooden 
van  haer  gevonden  zyn.    Drie  vrouwen  en  een  kindt  wierden  in  't 
vluchten  achterhaelt,  welcke  wel  getracteert  en  daema  weder  by  de 
haeren  gesonden  zyn. 

De  stadt  is  geheel  verbrandt  en  de  voomeemste  mueren  syn  ge- 
raseert.  Op  dito,  des  avonts,  hebben  een  prauwe  na  Bantam  ge- 
sonden en  aen   d'onse  geadvyseert,   den  Pangoran  aen  te  dienen, 


*  Zie  het  journaal  n».  XXXI  hierboven,  bladz;  149  en  153. 

IV.  12 


178 

boe  wy  met  de  vloote  aengecomen  waren  ^  Japara  en  Jaeatra  inge- 
nomen en  yerdestmweert  hadden ,  omdat  die  van  Japara  eenige  van 
d'onse  vermoert  en  andre  noeh  gevangen  hielden,  ende  in  Jaeatra, 
omdat  zylieden  onderstaen  hadden,  onse  hnysen  aff  te  loopen,  den 
Generael  en  't  volek  te  vermoorden  en  alles  te  berooven  datter  was, 
van  meninge  synde  een  tocht  in  't  lant  te  doen  en  dan  na  Bantam 
te  seylen,  versoeckende,  dat  het  de  Pangoran  gelieve,  d'onse  die 
hy  gevangen  hielt,  vry  aen  boort  te  senden,  om  qnestie  voor  te 
comen. 

Adg  pno.  Jnny  hebben  met  omtrent  600  mannen  een  tocht  in  '1 
kndt  gedaen,  bevonden  dat  de  Javanen,  haer  weder  op  2  verscheyden 
plaetsen  versterct  hadden,  üyt  d'eerste  zyn  zy  datelyck  gevlncht 
en  de  tweede  hebben  daema  selffii  verlaten.  Op  desen  tocht  isser 
één  tamboeryn  van  d'onsen  gebleven  en  eenigen  geqnest.  De  Gomp'^. 
van  Cap^.  Brnstens  onbedachtelyck  tegen  ordre,  wat  van  der  handt 
getrocken  wesende,  wierd  met  groote  disordre  op  de  vlncht  gedreven 
en  sojade  bycans  (door  d'ongeregeltheyt  van  matroos)  een  generaele 
route  veroorsaect  hebben ;  doch  de  vyanden  wierden  weder  in  de 
vlncht  geslagen  en  syn  d'onsen,  Grodt  lofF,  meester  van  't  velt  ge- 
bleven. De  hnyzen  ontrent  een  halff  myle  weechs  op  wederzyden 
langs  de  riviere  staende,  in  brant  gesteecken  hebbende,  zyn  weder 
victoriens  aen  't  fort  gekeert.  In  Jaeatra  hebben  wy  gevonden  18 
stucken  geschut,  11  falcoenen,  eenige  bassen  en  ontrent  6  vaten 
cruyt.  Niet  meer  dan  drie  stucken  waerender  geplant,  daermede 
niet  een  schoot  geschooten  is,  zy  waeren  besich  om  beddingen  te 
maecken  en  veel  schut  langs. de  riviere  te  planten,  dan  hebben  haer 
geprevenieert,  soo  wy  noch  Q  dagen  gewacht  hadden,  souden  Ja- 
eatra 800  licht  niet  becomen  hebben. 

De  Pangoran  van  Bantam,  dese  tydinghe  en  voors.  missive  ver- 
staende,  beclaechde  insonderheyt  seer,  dat  haren  tempel,  door  d'on- 
geloovigen  (gelyck  zy  ons  noemen)  alsoo  verbrand  was.  Hy  heeft 
datelyck  syn  volck  van  Jaeatra  ontbooden,  oock  veel  voick  van  't 
geberchte  en  uyt  de  straet  Sunda.  Bantam  was  geheel  vol  vreese 
nacht  en  dach  hebben  zy  gewrocht,  om  de  stadt  te  verstercken  en 
haer  geschut  te  plsaten.  Het  geheele  Cfaineesse  quaitier  is  ai%e* 
broocken  en  Bantam  rontsomme  met  volck  beseth.  lek  honde  voor 
seecker,  soo  de  plaetse  met  voor8«  macht  datelyck  aengetast  hadden, 


179 

dat  die  soowel  als  Jacatra  venneestert  souden  hebben ,  dan  ten  is 
daer  niet  gemunt,  en  de  peere  is  niet  ryp  geweest.  Zeeckere  ver- 
loopene  Orangkays  van  Bantam,  die  tot  Jacatra  noch  resideren,  syn 
met  een  deel  van  haer  volck  te  lande  na  Bantam  gevlucht,  en  die 
van  Jacatra  syn  soo  verstroyt,  dat  qualick  gelooflhck  is,  't  gene 
door  eenige  bekende  van  de  haere  daervan  geseyt  wort  T'sedert 
voors.  tocht  hebben  tot  noch  toe  geen  rescontre  in  't  landt  gevonden. 
Wat  noch. volgen  wil,  sal  dfen  tyt  leeren. 

In  deser  vougen  hebben  wy  die  van  Bantam  uyt  Jacatra  geslagen , 
voet  en  daminie  in  't  landt  van  Java  becomen.  Haer  boosheyt  is 
redelyck  gestraft.  T'is  seecker,  dat  dese  victorie  en  het  vluchten 
van  de  hoochmoedige  Ëngelssen,  door  gants  Indien  een  groeten 
schrick  maecken  sal.  D'eere  en  reputatie  van  de  Nederlantse  natie 
sal  hierdoor  seer  vermeerderen.  Nu  sal  elckeen  soecken  onse  vrient 
te  wes,en.  Het  fondament  van  soo  lange  gewenste  rendez-vous  is  nu 
geleyt.  Een  goet  deel  van  H  vruchtbaerste  lantschap  en  de  visrycxste 
zee  van  Indien  is  nu  Uwe!  Hierover  bidde  üEd.,  sent  ons  nu  doch 
groote  menichte  van  volck,  met  alle  nootlyckheden,  opdat  een  royael 
fort  en  stadt  gelyck  de  Heeren  ontworpen  hebben ,  bouwen  mógesa. 
Weest  doch  niet  meer  onbedacht,  noch  onachtsaem,  denckende  dat 
ons  hier  wel  redden  zullen. 

Wilt  doch  in  aller  maniere  voorcomen,  dat  men  de  Javanen  niet 
leere  oorlogen,  en  ontsiet  noch  en  vreest  het  gewelt  van  UEd.  vy- 
anden  niet,  d'ontrouwe  van  de  Mooren,  noch  ondercruypinge  van 
geveynsde  vrienden.  Siet  en  consldereert  doch,  wat  een  goede  eor- 
ragie  vermach  en  hoe  d' Almogende  voor  ons  gestreden  en  U  Ed« 
gesegent  heeft.  Op  onsen  alderswackste  en  tegen  opinie  van  alle 
menschen,  ja,  van  onsen  Raet  selven,  hebben  wy  door  Gk)dts  genade, 
de  groote  macht  van  drie  machtige  vyanden  wederstaen,  plaetse 
gehouden  en  haer  alle  drie,  als  namentlyck  d'Engelssen,  die  van 
BaQt9iiA  0n  Jacatra  verdreven.  Onse  geheele  vloote  was  eerst  niet 
meer,  dan  ontrent  4  a  500  koppen  en  nu  1220  stercq,  waermede 
alles  verricht  is,  maer  verlaet  U  daerop  in  't  minste  niet.  Beschiet 
ons  jaerlicx  een  redelycke  somma  gelts,  veel  schepen,  en  menichte 
van  volck,,  met  alle  nootlyckheden,  t'en  sal  dan  jaerlicx  aen  geen 
groote  rycjto  retoeren  gebreecken.  Wilt  eens  gedachtich  wesen,  de 
groote  hoope,   die  ick  ü  Ed.  over  eenige  jaren  gegeven  hebbe  en 


180 

maect  dat  het  soo  verde  come,  datter  jaerlicx  gi*oote  rycke  retoeren 
naet  't  Patria  overgesonden  mogen  werden  ^  sonder  eenich  geit  ofte 
weynich  nyt  de  Yereenichde  Nederlanden  te  senden,  de  saecken 
connén  daertoe  seer  wel  gebracht  worden,  waeraen  het  feylt,  dat 
snlcx  tot  noch  toe  niet  gedaen  zy ,  en  dat  noch  al  jaerlicx  groot 
geit  eysschen,  hoope  UEd.  (soo  voor  myn  vertreck  daervan  geen 
deel  met  der  daet  gethoont  wort)  hetselvige  •f  myner  overcompste 
met  goede  redenen  te  bewysen. 

Den  6  Juny  syn  wy  met  de  geheele  vloote  na  Bantam  gevaren 
en  den  7  aldaer,  Godt  loff,  wel  aengecomen.  Die  van  Bantam 
waren  met  alle  man  op  de  been,  d'een  was  besich  met  fortificeren 
en  d'ander  stondt  in  de  wapenen.  Een  tocht,  gelyck  wy  tot  Ja- 
catra  gedaen  hadden,  waren  zy  mede  verwachtende;  gelyck  die  van 
Jacatra  (zeyde  de  Pangoran  Gouverneur)  sullen  wy  niet  doorloopen 
en  soo  met  gewelt  gedwongen  worden  de  plaetse  te  verlaten,  sal  ick 
dan  de  peperboomen  aff  doen  houwen.  Alsoo  wy  ons  stille  hielden , 
zonder  imant  aen  landt  te  senden,  heeft  de  Pangoran ,  s'anderendaecbs 
een  van  de  gevangenen  aen  boort  gesonden,  ontbiedende,  dat  hy  ons 
volck  soude  laten  gaen,  soo  haest  ick  maer  imant  by  hem  sondt. 
Dit  den  8«^  gedaen  zynde,  cregen  ten  antwoort,  dat  hy  die  soo 
lange  ophouden  soude  totdat  naerder  verseeckeringe  bécompt,  dat 
wy  daema  op  Bantam  niets  quaets  attenteren  sullen.  Hierop  hebbe 
(ick)  den  volgenden  nacht  aen  den  Pangoran  weder  schrifkelyck  ont- 
booden,  dat  hy  alle  d'onse,  die  in  de  logie  tot  Bantam  niet  be- 
scheyden  waren,  binnen  24  uren  aèn  boort  soude  senden ,  off  dat 
wy  by  gebreck,  in  't  werk  souden  stellen,  tgene  aireede  by  den 
Raet  gearresteert  was. 

Dese  tydinge  maecte  de  gevangenen  veel  perplexer,  dan  te  vooren 
de  destructie  van  Jacatra  gedaen  hadde,  alzoo  zy  dickwils  met  den 
doot  gedreycht  waren  en  niet  dan  den  doot  verwachteden,  soo  Ban- 
tam met  gewelt  aengetast  wierd;  doch  de  Pangoran  Gouverneur 
heeft  ons  volck  voor  d'expitatie  van  voors.  termyn  liber  en  vry  aen 
boort  gesonden  en  aldus  hebben  wy  omtrent  100  personen  nyt  een 
droevige  gevangenisse  verlost.  De  Pangoran  beclaechde  hem  seer, 
dat  hy  alweder  onder  onse  voeten  had  moeten  buygen,  wen- 
schende,  dat  voor  de  groote  deucht,  die  (hy  seyde)  d'onse  gedaen 
hadde,  maer  (on)danck  en  anders  niet  becomen  mocht^ 


181 

Om  meerder  seeckerheyt  van  't  veiireck  van  d'Engeissen  te  be- 
comen,  warwaerts  mogen  wesen  gevaren,  hebben  wy  den  11  Juny 
na  de  straet  Sonda  gesonden,  't  jacht  't  Hert,  met  ordre  d'eylanden 
en  de  caste  rontsomme  wel  te  doorsoecken.  Aan  de  waterplaets 
vonden  noch  4  man  van  't  volck  van  den  Swerten  Leeuw,  die. 
d'Engelssen  daer  ontloopen  waren  en  door  't  volck  van  de  waterplaets 
wel  getracteert  syn]  door  dat  volck  wierd  andermael  geconfirmeert 
hoe  d'Engelsse,  bestaende  in  11  schepen,  den  2»  Juny  van Pulo  Bessy 
vertrocken  en  om  de  west  'tzeewaerts  geloopen  waren,  soo  haest  zy 
met  een  prauwe  de  compste  van  onse  vloot  tot  Jacati*a  verstaen 
hadden 

Het  schip  den  Swerten  Leeuw  is  seer  cort  na  ons  vertreck  van 
Jacatra  met  de  volle  last  geheel  verbrandt,  toegecomen  door  drie 
man  van  't  Engelsse  volck,  die  steelsgewyse  in 't  ruym  met  een  kaersse 
arack  gingen  tappen  ende  alsoo  de  brandt  daerin  geracete,  is  alles 
daerdoor  verbrandt 

Terwyle  het  Hert,  als  vooren,  na  de  straet  Sonda  was,  hebben 
wy  eenige  dagen  met  de  vloot  voor  Bantam  vertoeft,  omme  te  sien, 
hoe  wy  het  met  den  anderen  hebben  souden.  De  Pangoran  sprack 
zeer  schoon,  zeyde,  niet  anders  dan  vrede  en  vrientschap  met  ons 
te  begeeren  en  dat  daer  als  voor  dese  handelen,  geit  en  goederen 
aen  landt  brengen  souden,  opdat  hy  mocht  sien,  wy  het  wel  met 
hem  meenden,  waerop  een  kiste  geit  aen  landt  hebben  doen  bren- 
gen, dan 'alsoo  niemant  in  de  logie  comen,  noch  d'onse  spreecken 
mocht,  dan  met  express  consent,  bywesen  en  aenhooren  van  seeckre 
Javanen,  is  den  handel  in  deser  voegen  belet,  't  welck  geexcnseert 
wierd,  op  de  groote  vrese,  die  door  geheel  Bantam  was  en  conti- 
nueeren soude,  soolange  daer  met  de  vloote  bleven  leggen.  Het 
verlies  van  Jacatra  verdriet  den  Pangoran  uyttermaete  seer;  doch 
evenwel  heeft  daer  niet  eens  van  durven  spreecken 

Ende  alsoo  hier  een  tyt  lanck  een  goede  vloote  gehouden  sal 
moeten  werden,  soo  omme  den  handel  in  Bantam,  als  omme  onse 
en  d'Engelsse  schepen  waer  te  nemen,  gelyck  mede  Deenen,  Fran- 
cen  en  alle  andren,  hebben  wy  goetgevonden  de  schepen  aen  d'ey- 
landen van  Jacatra  te  yerdeylen  en  interim  calck  te  laten  branden, 
opdat  geen  tyt  verliesen 

Om  voor  te  comen  datter  geen  volck  van  Bantam  tot  Jacatra  by 


182 

ons  come,  heeft  de  Pangoran  van  Bantam  eenige  Chinesen  en  Javanen 
die  solcx  onderstaen  hadden,  doen  dooden,  en  daennede  het  volck 
800  groeten  schrick  aengejaecht,  dat  niemant  onderstaen  dorst  te  ver- 
tredken ,  niettegenstaende  groote  miserie  in  Bantam  lyden.     Ende 
alsoo  d'onse  tot  geen  handel  comen  connen,  vennits  even  stercq  be- 
waert  wierden  en  met  niemant ,  dan  in  presentie  van  Javanen ,  daer- 
toe  gestelt  spreeeken  mochten  y  hebben  wy  goetgevonden  de  Pangoran 
ie  dringen  ons  den  vorigen  handel  en  vryheyt  toe  te  laten,  waerover 
dienvolgende  ordre  gegeven  hebben,  dat  men  behendelyck  het  geit 
en  goet  van  landt  schepen  zonde,  en  oock  het  volck  tot  5  mannen 
aa,  mits  het  vertreck  en  de  meninge  eerst  te  kennen  te  geven,  na- 
mentlyck,  dat  soo  de  Pangoran  ons  den  handel  niet  toe  en  iaet,  en 
onse  gerechticheyt  niet  voldoet,  dat  wy  oock  niet  toestaen  snllen, 
datter  imant  in  off  nyt  Bantam  vaere.    Den  raedt  van  de  schepen 
de   Znyder-Eendracht,  de  Neptnnns  en  Nassonw,  die  hiertoe  gecom- 
mitteert  waren,  hebben  hierinne,  menende  wel  te  doen,  een  groote 
fonte,   &a  onse  opmie,  begaen,  en  de  voomaemste  trap  over  getree- 
den,  want  de  goederen  hebben  zy  doen  schepen  en  oock  een  deel 
van  't  volck,  sonder  de  saecke  te  kennen  te  geven,  en daema eenige 
cleene  jonxkens  aengehaelt,  eer  de  Pangoran  geinsinneert  is  geweest, 
twelcke  tot  Bantam  weder  een  groote  schrick  gemaect  heeft.  Tegen- 
woordelyck  synder  8  van  d'onsen  met  eenige  packen  cleden  aen  landt 
en  anders  niet.    Om  dese  executie  te  doen,  leggen  tegenwoordelyck 
voor  Bantam  de  schepen,  de  Arendt,  Nassanw,  de  Groene  Leeuw 
en  de  Seewolflf,  en  in  de  straet  Sonda  voor  Angier  (Anjer)  om  waer 
te  nemen  en  aen  te  haelen,  de  twee  Engelsse  schepen  die  aen  de  Cabo 
by   den  Eenhoorn  geweest  zyn  en  dagelicx  verwacht  werden,  de 
schepen  d'oude  Sonne,  de  Zuyder-Eendracht  en  de  Neptnnus.  .    .    . 
Met  de  voors.  schepen  ^  hebben  wy  verscheyden  missiven  van  UEd. 

ontfangen (de  Heeren)  begeeren  dat 

geen  gewelt  tegen  gewelt,  noch  tegen  iraude  gebruycken  sullen,  dat 
men  de  Chinesen  met  haere  valsheyt  en  boosheyt  sal  laten  geworden, 
dat  ons  met  geen  represaille  (als  geen  recht  becomen  connen),  valee- 
ren sullen,  item  dat  tegen  fenyn  geen  contra-fenyn  gebruyct  worde, 
gelyck  de  Mennonieten  dese  saecke  verstaen,  Iaet  het  ons.  weten  en 

^  Den  Eenhooru  en  't  Wapen  van  Zeeland  op  6  en  16  JulQ  uit  het  vaderland  te 
Bantam  en  Jacatra  aangekomen. 


185      .  ' 

t  • 

geeft  maer  daere  ordre ,  wy  sullen  die  naercomen^  voor  soove^  • . 
biUic^  en  recht  zy;  doch  eer  in  dese  landen  de  behoorlycke  contra-  V 
remedie  naergelaten  worde,  moet  men  hier  rechtveerdige  rechters 
soecken,  om  onder  haer  bescherminge  te  mogen  ieyen,  handelen  en 
wandelen ;  gelyck  de  mennoniten  in  Nederlandt  seer  wel  hebben  we- 
ten te  doen;  can  iemant,  die  in  Orienten  yinden,  ick  segge  dat  het 
wel  gesocht  sal  zyn.  Sonder  geen  rechtveerdige  rechter  in  indien 
weaen?  mocht  imant  &eg^eny  hoe  can  dan  de  werelt  aldaer  bestaen! 
Hiertegen  repliceere:  En  mach  een  Heere  in  Enropa  met  syn  vee 
niet  doen  wat  hy  wil;  alsoo  doet  hier  oock  de  Goninck  met  syn  on- 
dersaten; want  die  overied,  met  al  het  haere^  lyfeygenen  van  haer 
Heeren  zyn,  even  gelyck  het  onredelycke  vee  in  Nedeiiant.  'T  recht  * 
van  dese  landen ,  is  hier,  de  wille  des  Conincz.  Coninck  is  hy  die 
de  stercxste  is,  en  gelyck  wy  in  d'nsorpatie  haere  boosheyt  niet 
willen  volgen,  alsoo  souden  (als  libre  vrye  lieden)  haer  ongerechticheyt 
niet  gaeme*gedoogen.  T'is  my  leet,  dat  met  dese  praetjens,  alsoo 
de  saecke   hem  selven  overlange  verdedigt  heeft,  sooveel  pampier 

hebbe  moeten  becladden, 

UËd.  recommanderen  ons  seer,  voort  te  varen  met  het  stabilieren 
van  een  generale  rendez-vons,  en  vrede  te  houden  met  de  Goningen 
van  Jacatra  en  Bantam,  't  welck  incompatibile  saecke  zyn;  doch 
d'Almogende  heeft  daerin  versien.  De  middelen  en  gereetschappen 
die  tot  bouwen  vereyscht  worden,  senden  de  Heeren  oock  niet,  daer 
en  is  niet  een  byle,  schop  noch  spade  te  becomen,  't  gene  ter  dif- 
fentie  in  haeste  opgeworpen  is,  hebben  gedaen  met  eenige  schoppen 
en  spaden,  die  hier  een  tyt  lanck  in  voorraet  gelegen  hadden,  en 
al  geconsumeert  syn.  De  heeren  ontbieden  ons  gene  geding  van  Jappan 
te  ontbieden,  en  senden  selffs  niets^  wat  daermede  voorhebben, geve 
andre  te  bedencken;  seer  vrientelyck  versoeckende,  dat  het  UEd. 
gelieve  met  den  eersten  herwaerts  te  senden,  groote  menichte  van 

goede  bylen,  en  aUerley  gereetschappen  enz 

By  dese  gaet  ontwerp  van  't  fort  Jacatra;  ^  doch  UEd.  sullen 
gelieven  te  verstaen,  dat  ons  met  dit  werck  gants  niet  behelpen  con- 
uen,   en  alsoo   't  selvige  in  haeste  ter  diffentie  opgeworpen  is,  en 


^  Dit  plan  berust  nog  op  het  Byks-archief. 


184 

iüser.ganta  niet  dat  tot  een  goet  werck  te  stae  comen  sall;  daerom 
Bal  een  geheel  nieuw  fort  en  nieuwe  huyzen  gemaect  moeten  worden. 

Hierover  hadden  geresolveert  op  de  westzyde  van  de  riviere 
(daer  de  stad  Jacatra  gelegen  heeft)  een  nieuw  fort  te  maecken, 
groot  46  viercante  roeden,  met  een  gracht  rontsomme,  dan  dewyle 
geen  volck  noch  gereetschappe  daertoe  hebben,  vrese  datter  niet  van 
vallen  sal,  en  dat  noch  veel  verlooren  wercken,  om  ons  te  behelpen 
sullen  moeten  maecken,  ons  en  gebreect  niety  dan  alle  dinck'^  om  de 
negotie  waer  te  nemen  en  op  den  vyandt  te  passen,  hebben  met  alle 
man  de  handen  vol.  De  Chinesen  hout  de  Pangoran  van  Bantam 
aldaer  op,  wie  sal  dan  een  casteel  en  stadt  tot  Jacatra  bouwen.  Drie 
van  onse  schepen  leggen  voor  Biantam,  drie  voor  Angier,  5  synder 
doende  om  calck  te  brilden  en  de  resterende  3  hebben  met  haer 
eggen  werck  de  handen  vol,  7  schepen  synder  in  Manilha,  5  na 
Jamby,  Patana  en  Jappan,  één  na  de  custe  van  Goromandel  en  drie 
jachten  in  de  MoUuques  en  Amboyna.  Dit  is  alle  de  navale macht, 
welck  UEd.  in  Indien  heeft.  Ende  de  forten  en  casteden  in  Indien 
syn  van  volck  soo  qualick  versien,  dat  het  schande  is  en  sulcxqua- 
lick  schryven  derff;  doch  het  moet  evenwel  geseyt  wesen.  Opthien 
forten  die  de  heeren  in  de  MoUuquen  houden,  syn  niet  meer  dan 
448  coppen,  soo  cooplieden  als  soldaten;  daeronder  gereeckent  alle 
de  Nederlanders,  swarten,  overgeloopen  Spanjaerden  in  dienst  van 
Compi®.  wcsende,  en  yrye  lieden.  Op  alle  de  forten  en  comptoiren 
van  Amboyna  niet  meer  dan  134  coppen,  in  Banda  500,  in  Solor 
31,  tot  Jacati*a  340,  en  op  de  cust  van  Coromandel  ontrent  150, 
welck  alle  de  macht  van  gants  Indien  is 

Van  d'onse  by  den  Mattaram  gevangen,  hebben  verscheyde  brieff- 
kens  gecregen ,  clagen  seer  dat  haere  nootdruft  van  rys  niet  becomen 
connen.  Den  18  mayo  passado ,  waeren  zy  noch  7  persoenen  in  leven, 
lek  hebbe  voor  desen  aen  den  Coninck  van  Cheribon  om  haere  ver- 
lossinge  geschreven,  daerop  hy  geantwoort  heeft  syn  beste  doen  sal. 
Wy  verhoopen  haer  haest  te  becomen,  alsoo  de  vreese  door  geheel 
Java  is.  Verscheyden  joncken  en  prauwen  comen  hier  dagelicx  van 
't  Cheribon  met  alle  nootlyckheden  aen,  en  meer  hebben  wy  te  ver- 
wachten, soodat  appaient  is,  ons  gerieff  tot  Jacatra  selffs  wel  beco- 
men sullen.    De  Mattaram  en  die  van  Japara  hadden  geeme  vrede 


185 

met  ons,  maer  't  hert  is  te  groot  om  ons  aen  te  soecken  en  wymo-' 

gen   't  niet   doen   (hoewel  de  nool^sulcx  wel  vereyscht),  omdat  de 

vrede  najagende,  alle  dagen  noch  meer  geplaecht  en  veracht  souden 

worden.  Daerom  is  't  best,  dat  wat  lyden  en  ons  wat  behelpen,  om 

een  stabile  vrede  te  maecken,  want  ons  volck  tot  Japara  vermoort 

en  alles  berooft  is,  doordien  de  moorders  en  rovers  haer  voor  lieten 

staen,  dat  wy  Japara  niet  mochten  derven,  en  noch  grooter  offer 

gegeven  souden  hebben,  om  vrede,  acces  en  haere  goede  gunste  te 

becomen,  gelyck  zylieden  aen  de  duyvelen  doen,  doch  het  is  Godt 

loff,  buyten  haer  gissinge  gegaen. 

Wy  versoecken  aendermael  dat  het  UEd.  doch  gelieve  eenige  godt- 

vruchtige,  eerewaerdige,  cloecke,  verstandige  predicanten  herwaerts 

te  senden,*  ende  geen  hoovaerdige,  ongeschicte,  onwetende  idioten, 

gelyck  eenige  dienaers  geweest  zyn.    T'is  beclaechelyck  en  jammer, 

dat  de  godsdienst  niet  beter  waergenomen,  noch  gehanthaeft  worde. 
.# 

Het  moeten  rechte  herders  en  geen  huurlingen  wesen ,  die  niet  na 
Indien  varen  om  geit  te  verdienen  en  dan  datelyck  weder  te  keeren , 
maer  om  den  Heere  te  dienen  en  dlndianen  tot  het  christen  gelove 
te  bekeeren.  Allen  die  tot  noch  toe  in  Indie  geweest  zyn,  hebben 
sooveele  noch  niet  gedaen,  dat  de  Chrystenen  in  't  Chrysten  geloove 
souden  onderhouden,  laete  staen,  dat  andere  bekeeren  souden,  t'en 
schort  aen  de  matterie  niet,  maer  aen  de  meester;  van  domini 
Hulsebos  en  Danckaert ,  hebbe  goede  hoope ,  maer  2  persoenen  connen 
maer  twee  plaetsen  becleeden  en  bedienen  enz 

In  ons  fort  Jacatra,  adi  5  augusto  1619. 

UEd.  Dienstwillige, 

J.  P.  COEN. 


XXXIV,.    De  Gouveeneue  Generaal  Jan  Pieteesz.  Coen,  aan 
DE  Bewindhbbbees  dee  Genee.  Oost-Ind.  Com!p. 

(Heeeen  xvn.) 

In  het  fort  Jakatra,  dd.  7  en  15  October  1619. 

By   dese   gaet  alsnu  copye  van  d'onse,  per  't  schip  d'Ëenhoom 
gesonden,   ÜEd.   gullen  daeraen  largo  verstaen,  hoe  wy  voors.  fort 


186 

(Jftcatra)  ontset  en  de  fltadt  Jacatra  ingenomen  hebben.  D'Engelssen 

*   voor  ona  gevlucht  en  wy  doorjQodts  genade  te  water  en  te  lande 

meester  van  't  velt  gebleven  syn,  'tsedert  is  hier  weynich  geinno- 

veert,  derhalven  cort  syn  snllen 

Naer   't  vertreck  van   d'Eenhoom   zyn  hier,  Grodt  loff,  tot  ver- 
scheyden  tyde  van  patria  wel  aengecomen,  diverse  schepen.    .    .    . 

Aen  de  Caep  de  Bona  Esperance,  hebben  eenige  van  onse  schepen 
eenige  Engelse  gerescontreert ,  te  weten :  den  Eenhoorn  en  d'Orange- 
boom,  d'Engelse  schepen  den  Beer  en  de  Sterre,  wawby  naer  't 
vertreck  van  den  Eenhoorn  en  d'Orangeboom  gecomen  zyn,  d'Anna 
van  Znratten  en  onse  schepen  Dordrecht  en  Amsterdam.  Uytterlyck 
hebben  sy  den  andren  aldaer  aUe  vrientschap  bethoont;  doch  alsoo 
wy  door  eenige  Schotten  verstaen,  dat  by  die  van  de  Sterre  ons 
schip  den  Eenhoorn,  ontrent  de  Caep  in  zee  riscontrerende  gedeli- 
beroert  is  geweest,  om  den  Eenhoon^  aen  te  tasten,  schynt  het, 
dat  d'Engelssen  soo  eenigen  van  d'onsen  met  gemack  hadden  wettn 
te  becomen,  niet  nagelaten  souden  hebben  die  te  nemen.  Hoe  be- 
commert  d'Engelssen  geweest  zyn,  over  d'nytcompst  van  haer  boos 
voornemen,  connen  de  Heeren  sien  per  nevensg.  missiven  door  die 
van  den  Beer  en  de  Sterre,  van  de  Caep  de  Bona  Esperance  met 
de  Orangeboom  herwaerts  gesonden,  waertegen  d'onsen  welgemst 
en  welgemoet  geweest  zyn,  weynich  op  swaricheyt  denckende,  want 
d'Orangeboom  in  zee  ontrent  hondert  mylen  buyten  de  Coste  van 
Somatra,  rescontrerende  één  van  d'Engelse  schepen,  die  met  haer 
vlote  uyt  de  straet  Sonda  gevlucht  was,  is  den  schipper  't  Hert, 
om  tydinge  te  becomen,  aen  boort  gevaren.  Soo  haest  daer  was, 
hebben  d'Engelsen  seer  schoon  gepraet  om  de  coopman  en  stierlieden 
mede  te  becomen,  d'onderstierman  wierde  gehaelt  en  d'andre  ver- 
excuseert,  d'Engelsen  geen  andre  hoofden  meer  becomen  connende, 
hebben  de  schipper  't  Hert,  met  een  moy  praetien  in  de  caynyt 
onderhouden  ende  interim  syn  volck  gebonden;  doch  alsoo  twee 
daervan  over  boort  sprongen,  swemmende  na  d'Orangeboom,  wierde 
't  Hert  't  geruchte  gewaer  en  meenende  uyt  de  cayuji;  te  gaen, 
vondt  die  met  een  ketting  geslooten.  D'Engelsen  hebben  hem  mede 
aengetast  en  wel  vastgebonden,  seggende,  dat  hy  met  hun  byhaeren 
admirael  most  vaeren,  doende  groot  weer  om  d'Orangeboom  t'  ont- 
seylen,   dan  alsoo  't  Hert  met  gewelt  in  de  galderye  geraecte,  roe- 


.      t87 

pende  aen  de  zynen,  die  seer  dicht  by  den  Engelsman  hielden,  dat 
86  alle  het  geschut  uythaelen  en  met  de  geheele  zjde  op  d'Ëngel- 
ssen  schieten  zonden,  hebben  d'officieren  van  d'Engelssen  het  disseyn 
van  haer  hooffden  alsoo  gematicht,  niettegenstaende  't  Engels  schip 
immer  soo  wel  en  beter  als  d'Orangeboom  gemonteert  was.  .  .  . 
Voor  dese  is  U  Ed.  geadvyseert,  hoe  wy  in  de  straet  Sonda  ge- 
leyt  hadden,  de  schepen  d'Onde  Zonne,  de  Znyder  Eendracht  en  de 
I^eptnnns,  om  waer  te  nemen  de  twee  Engelsse  schepen  den  Beer 
en  de  Sterre,  die  van  d'onse  aen  de  Caep  de  fiona  Esperance  ge- 
rescontreert  waren.  Een  van  dese  twee,  de  Sterre  genaemt,  is  den 
12  Ang^'.  by  de  voors.  drie  schepen  in  de  straet  Sonda  gecomen, 
d'onse  lieten  hem  na  Bantam  passeeren,  opdat  niet  eschappeeren 
sonde,  daema  syn  hem  des  nachts  gevolcht,  hebben  't  dicht  by 
d'Engelssen  geseth  en  met  dreygementen  sooveele  te  wege  gebracht ,  dat 
d'Engelssen  schip  en  goet,  sonder  slach  off  stoot  overgegeven  hebben, 

m 

op  conditie  als  UEd.  p.  nevensgaende  accoort  connen  sien 

By  dese  gaet  copie  off  translaet  van  een  missive  door  d'Engelsse 
Comp.  aen  de  haren  alhier  geschreven;  UEd.  snllen  daeraen  sien, 
hoe  d'administratenrs  van  d'Engelsse  Comp^  haer  volck  tegen  ons 
ophitsen;  tgene  de  haeren  selffs  gedaen  hebben,  leggen  sy  ons  ten 
laste  in  haer  missive,  verhaelende  (niettegenstaende  wel  beter  weten) 
de  valsche  lengenen,  die  sy  seggen  van  de  haere  overgeschreven 
te  wesen,  waerop  actie  geformeerl  hebbende,  haeren  admirael  be- 
lasten UEd.  volck  en  goederen  op  de  gesochte  actie  aen  te  tasten, 
terwyle  interim  in  Engelandt  met  de  gecommitteerden  van  de  Hooge 
Hogende  Heeren  Staten-Generael  en  UEd.  van  accoort  gehandelt 
wort  en  dat  nyt  crachte  van  ordinaire  commissie  door  den  admirael 
van  Oroot-Bretagnie  wegens  zyne  Conincklycke  Majt.  aen  Thomas 
Dael  verleent.  Hiertegen  snllen  wy  ons  met  de  Commissie  van  de 
Hooch  Hog.  Heeren  Staten-Generael,  Zyn  Princelycke  Excellentie, 
die  van  UEd.  en  't  recht  der  natnyren  behelpen.  Wy  honden  voor- 
seecker,  dat  Spangien  met  syn  dncaten  tegen  ons  stryt,  gelyck  hy 
eertyts  met  de  wapenen  plach  te  doen  endattereenigeinFranckryck, 
Engelandt  en  Denemarcken  gepensionneert  zyn,  om  d'Indische  vaert 
te  doen  bederven  off  de  Coningen  van  Franckryck,  Engelandt  en 
Denemarcken  tegen  de  Vereenichde  Nederlanden  op  te  roeyen,  haere 
goede  correspondentie   en  vrientschap   te  breecken,  dan  ick  hoope 


188 

dat  d'Almogende  d'oogen  van  haere  Majesteiten  openen  en  ons  wel 
hoeden  sal,  gelyck  tot  noch  toe  gedaen  heeft  en  nu  corteling,  in- 
sonderheyt  soo  in  de  Yereenichde  Nederlanden  als  hier  gesien  is, 

Alsoo  hier  door  de  compste  van  de  nieuwe  schepen  een  treffelycke 
vloote  by  den  andren  gecregen  hebben ,  is  goetgevonden ,  omme  de- 
selvige  wel  te  besteeden  den  handel  sooveel  moogelyck  waer  te 
nemen,  de  comptanten  t'  imployeeren  en  tegelyck  diffensive  en 
offensive  oorloch  tegen  onse  vyanden  te  voeren 

Voor  deseu  hebben  üEd.  geadvyseert,  hoe  met  die  van  Bantam 
in  oorloch  geraect  syn,  en  daer  noch  5  mannen  met  eenige  goederen 
aen  landt  gebleven  waren,  alle  welcke  den  Pangoran  den  20  Aug^°. 
met  de  resterende  goederen  aen  boort  gesonden  heeft,  wat  daermede 
voor  hadden,  connen  qnalick  weten,  men  ontboot  ons  met  een  brieff- 
ken  door  een  particulier  op  't  Chinees  geschreven,  soo  vrientschap 
met  Bantam  begeerden;  dat  imant  senden  souden,  soo  niet,  dat  van 
daer  souden  blyven.  Op  de  saeck  gedelibereert  zynde,  is  goetge- 
vonden  na  Bantam  niet  te  senden;  maer  dat  de  rede  beseth  sullen 
honden,  de  vaert  en  visscherye  soo  veel  te  beletten,  als  doenlyck 
is,  totdat  ons  selven  den  handel  aenbieden 

De  stadt  Banfcam  wordt  dagelicx  noch  seer  versterckt;  derysisser 
seer  diere  en  de  Chineesen  worden  seer  nauwe  bewaert,  opdat  by 
ons  niet  loopen.  De  voomeemste  heeft  de  Pangoran  gedwongen  weder 
nieuwe  huysen  te  bouwen.  Meer  vrese  heeft  Bantam  voor  de  Mat- 
taram,  o£f  dat  wy  met  den  Mattaram  souden  mogen  verdragen,  dan 
voor  ons;  alsoo  hy  wel  vertrouwt  (naer  't  schyut)  dat  het  ons  om 
de  stadt  Bantam  niet  te  doen  is,  ons  huys  is  noch  in  esse.  De 
Pangoran  van  Bantam  can  qualick  resolveren,  vreede  off  oorloch  mei 
ons  te  maecken.  Hierover,  na  wy  verstaen,  is  onder  de  grooten 
groote  conftisie,  d'uytcompste  sal  den  tyt  leeren. 

Onse  schepen  voor  Bantam  leggende,  hebben  tot  noch  toe  9  man- 
nen verlooren  en  dat  vermits  tegen  onse  expresse  ordre  tot  aen  de 
wal  omtrent  Bantam  eenige  prauwen  yervolgden  en  haer  aen  landt 
begaven,  alwaer,  van  groote  menichte  van  volck  verrast,  overvallen 
en  gedoot  wierden;  dan  meer  volck  heeft  het  Bantam  gecost.  De 
visserye  can  ons  volck  niet  wel  beletten,  alsoo  de  prauwen  te  snel 
in  't  seylen  zyn  en  d'onsen  geen  prauwen  bestieren  connen. 


189 

Tot  Jacatra  gaet  alles ,  Godt  loff ,  redelyck ,  voor  dese  zyn  hier 
veel  joncken  en  prs^nwen  met  alle  nootlyckheden  geweest,  dan  over 
eenige  dagen  heeft  de  Mattaram  verhoeden,  datter  niemant  hy  ons 
na  Jaeatra  vaere,  doch  evenwel  synder  noch  eenige  Chineesse  en 
Javaense  joncken  comende,  die  steelsgewyse  nit  het  landt  van  den 
Mattaram  vertrecken.  In  voege,  dat  ick  hoope,  gelyek  het  oock 
apparent  is ,  wy  geen  gehreck  sullen  lyden.  Off  de  Mattaram  voors. 
verbot  ter  contemplatie  van  Bantam  doet,  weten  wy  niet  Wat  de 
Coninck  van  't  Cheribon  en  Anth®.  Vizozo  daervan  schryven,  connen' 
ü  Ed.  p.  nevensgaende  copien  van  hare  missiven  zien.  't  Appa- 
rentste  schynt  te  wesen,  dat  de  Mattaram  soect  synne  vrientschap 
aen  ons  wat  diere  te  willen  vercoopen,  want  alsoo  hy  Tuban  inge- 
nomen heeft,  Surrebaya  't  hooft  geeme  in  de  schoot  soude  leggen, 
resteert  niet  dan  Bantam,  daer  de  grootste  schadt  van  geheel  Java 
is,  en  alsoo  de  wech  voor  die  van  Mattaram  te  lande  wat  moeyelyck 
vallen  sonde,  schynt  het,  dat  men  soect  ons  te  dringen  den  Mat- 
taram t'assisteren,  alsoo  't  herte  te  groot  is  om  onse  hnlpe  te  ver- 
soecken  en  syn  onvermogen  aen  ons  te  kennen  te  geven,  doch  soo 
sy  iets  tegen  ons  weten  te  doen,  't  sal  niet  nagelaten  worden;  want 
om  heerschappye,  volck,  geit  en  goederen  is  het  den  Mattaram  te 
doen;  eer  wy  d'een  off  ander  assisteeren,  sullen  wel  thienmael  om- 
sien  moeten,  opdat  de  victorieuse  onse  roede  niet  worde. 

Nadat  wy  Jacatra  ingenomen  hadden,  is  al  het  volck  uyt  het 
landt  na  Bantam  vertrocken  en  daema  synder  veel  weder  gecomen, 
de  rys  uyt  het  landt  van  't  velt  opsoeckende,  waervan  haer  vele 
on^aecht  is,  ende  alsoo  d'onse  noyt  vyanden  vonden,  die  't  hooft 
boden,  zyn  de  soldaten  zoo  stout  en  onbedacht  geworden,  datbykans 
een  groote  nederlage  gecregen  souden  hebben,  ten  ware  dat  een 
goede  corragie  van  d'officieren  sulcx  verboet  hadde.  Verstaen  heb- 
bende, datter  menichte  van  Javanen  omtrent  een  myle  of  twee  de 
riviere  op  in  't  landt  waren,  hebben  wy  den  2ö«»  passato,  40  mus- 
quettiers  derwarts  gesonden.  Dese  by  den  vyant  comende,  weecken 
de  Javanen  uyt  haer  legerstede  by  den  andren,  op  een  plaetse  daer 
de  onse  niet  dan  man  voor  man,  door  een  eng  padt  bycomen  costeUi 
Te  wederzyde  van  dit  padt  hebben  zy  in  de  ruychte  volck  met 
piecken  geleyt;  d'onse,  vierich  synde,  om  haeren  vyandt  aen  te 
tasten,  hebben  haer  in  drie  troepen  verdeylt.    D'eerste  troupe,  be- 


190 

• 

staende  in  elff  koppen  ^  den  vyandt  aentastende,  bleven  daervan  drie 
op  de  plaetse  leggen ,  welcke  doorsteecken  wierden  van  de  vyanden 
die  in  de  rnychte  verborgen  lagen,  d'andre  namen  datelyck  de  vlucht, 
waerop  de  Javanen  met  goede  eorragie  aentreckende,  alle  d'onse 
geslagen  souden  hebben,  ten  waere  dat  de  Inytenant  met  de  tweede 
troupe,  d'eerste  ontset,  de  Javanen  gestut  en  haer  weder  terugge 
verby  de  doode  ligchamen  gedreven  hadde,  met  verlies  van  de  vierde 
man.  In  't  enge  padt,  hebben  d'oversten  van  de  Javanen  tegen 
^onse  officieren  soo  lange  man  tegen  man  stal  gehouden,  totdat  zy- 
lieden  haer  dooden  en  gequesten  afigebracht  hadden,  als  wanneer 
vertrocken  en  geheel  doorgeloopen  zyn ,  in  voegen  dat  d'onsen  meester 
van  't  velt  gebleven  zyn;  van  de  Javanen  hebben  zy  een  cris,  met 
eenige  piecken  becomen ,  vonden  anders  by  haer  niet  dan  een  prauwe , 
met  wat  rys  voor  haer  provisie,  soodat  het  schynt  zy  express  van 
Bantam  op  een  tocht  gecomen  zyn.  De  vyanden  waren  ontrent  150 
man  stercq. 

Onse  dooden  zyn  van  d'onse  medegenomen  en  begraven.  Dit  is 
d'eenige  en  notabelsté  rescontre  die  noch  oyt  't  sedert  d'inneminghe 
van  Jacatra  geschiet  is;  cort  daema  hebben  weder  een  goede troupe 
uytgesonden,  maer  geen  vyanden  vernomen. 

Tot  nu  toe  syn  by  ons  3  a  400  Chinesen  vergadert ,  niettegen- 
staende  zylieden  soo  nauwe  tot  Bantam,  't  Cheribon  en  Japara  be- 
waert  worden.  Soo  de  Javanen  daerop  soo  nauwe  niet  en  pasten , 
ick  achte  datter  eerlange  eenige  duysenden  by  ons  souden  wesen. 
Alsnoch  hebben  wy  van  de  Chinesen  weynich  hulpe,  vermits  eenige 
van  de  voors.  haer  geneeren  met  nooüyckheden  herwaerts  en  der- 
waerts  te  haelen  en  andre  met  handtwerck  onder  de  burgerye,  waer- 
inne  een  ider  laten  geworden  om  menichte  van  volck  te  locken. 

T'is  apparent  dat  dese  plaetse  eerlange  de  grootste  coopstadt  van 
gants  Indien  wel  soude  mogen  worden,  tenzy  dat  ons  de  giericheyt 
bedriege,  waermede  seggen  wil,  by  aldien  wylieden  resolveeren 
connen,  de  peper  van  Bantam  een  jaer  te  derven,  off  soo  lange  tot 
dat  die  van  Bantam  genootsaect  worden,  ons  aen  te  soecken  en  haer 
peper  te  veylen. 

Nadat  ons  lange  bedocht  en  lange  gedelibereert  hadden,  wat  ver- 
0teiokingi»  bior  mae<^n  /sK)ud6^  i»  ejuUijck  gpetgevon^  eep  nieuw 
fort  te  beginnen,  groot  50  quadraet  roeden,  en  om  't  selvige  met 


191 

I 

gemack  en  te  meerder  verseeckertheyt  te  mogen  doen,  dat hetselvige 
bnjten  om  het  onde  fort  leggen  sullen.  De  fondamenten  van  de  landt- 
punt  hebben  nu  begost,  als  die  gemaect  zy,  sal  't  onde  fort  dnbbelde 
versterckinge  hebben,  Gk)dt  geve  dat  het  werck  gelnckich  voleyndt. 
mach  worden,  by  dese  gaet  project  hoe  het  werck  gedissegneert 
wordt 

15  October  1619. 

Erenfeste  wyse  enz . 

Naer  't  yertreck  van  't  schip  den  Gouden  Leeuw,  is  hier,  Gk)dt 
loff,  den  10  stanti  van  Amboyna  wel  aengecomen,  het  jacht  de  Tiger 
gelyck  mede  de  joncke  de  Dolphyn  genaemt,  de  Tiger  brengt  mede 
42.573  ®  nagelen  ende  de  joncke  is  van  Amboyna  na  d'eylanden  van 
Solor,  Bima  en  Baly  gesonden  geweest,  omme  die  quartieren  teont- 
decken.  Op  Baly  zyn  d'onse  by  den  Coninck  geweest  en  daer  seer 
wel  onthaelt  geworden,  veel  vrientschap  is  haer  bewesen  en  groote 
instantie  worter  gedaen,  dat  wy  aldaer  een  comptoir  stabileeren, 
anders  hebbe  op  haer  reyse  niet  verricht  enz 


XXXV.     De   GoTTVBBïnBTJB  Gekebaal   Jan  Pietebsz.   Coeit  en 

Rade  van  Indie,  aan  de  Bewindhebbebs  deb  Geneb. 

OosT-iND.  CoMP.    (Heeben  XVII.) 

In  het  fort  Jakatra,  dd«  22  January  1620. 

Edele  Erenfeste  enz. 

Nevens  dese  gaet  enz 

'T  sedert  syn  hier  Godt  loff  wel  aengecomen,  de  schepen  Tholen 
en  Walcheren  enz 

De  Pangoran  van  Bantam,  nae  der  Mooren  aert,  gestadich  prac- 
tiserende,  hoe  my  best  van  cant  sonde  mogen  helpen,  om  te  beter 
tot  zyn  disseyn  te  geraecken,  en  zyn  personage  met  UEd.  volck  en 
goederen  te  spelea «  heeft;  den  Coninck  van  Jacatra  (in  Tanara  gevangen 
wesende)  ontboden,  dat  hy  den  Generael  Coen  sonde  doen  ombren- 
gen, hem  belovende  daervoi^  al  syn  volck  weder  te  geven  en  weder 
in  zyn  ryck  te  stellen* 


in 

D'Execntie  van  zoo  bosen  voomemeii  heeft  de  Coninck  vaa  Jaeatra 
op  dese  belofte  aengenomen,  ende  naedat  van  langerhandt,  de  wech 
tot  een  goet  acces  gebaent  hadde,  heeft  hy  den  last  aen  zyn  tolck 
Andréy  syn  priester  en  een  slave  van  zyn  broeder  gegeven. 

Dese  drie  syn  den  17^^  October  by  my  gecomen,  aendienende, 
hoe  dé  Pangoran  van  Bantam  voorgenomen  hadde  de  Coninck  van 
Jaeatra  haren  Heer,  van  Tanara  naer  Pontang  te  vervoeren,  om  hem 
aldaer  te  beter  te  doen  bewaren ,  waerover  Zyne  Majesteit  seer  vrien- 
telyck  versocht,  dat  wy  snlcx  souden  voorcomen  en  hem  met  gewelt 
van  Tasisa^fi,  lichten,  daertoe  middele  en  raedt  voorsloegen  en  het 
exploict  seer  faciliteerde;  doch  onder  dit  pretext  hadden  vooi^eno- 
men  my  te  vermoorden.  Maer  d'almogende  Godt  heeft  ons  weder- 
omme  wonderbaerlyck  behoet  en  de  moorders  de  moet  benomen.  Sy 
zyn  alle  drie,  elck  met  syn  cris  oft  ponjaert  in  onse  sale  by  my 
alleen  geweest,  dan  alsoo  geen  goede  uytcompste  sagen  om  te  vluch- 
ten, hebben  haer  boos  voornemen  op  dat  pas  niet  durven  onderstaen. 
Aen  haer  gelaet,  reden  en  wesen  quade  suspitie  cryghende,  hebben 
haer  crissen  doen  affiiemen  en  hun  wel  doen  bewaren,  dese  drie 
waren  met  haer  sessen  in  een  prau  van  Tanara  aen  't  wapen  van 
Amsterdam  gecomen.    ^ 

Met  onse  voorgaende  is  UEd.  geadviseert,  hoe  door  denMattaram 
verboden  was,  dat  geen  van  syn  ondersaten  met  eenige  vivres  tot 
Jaeatra  by  ons  varen  souden,  waermede,  naer  't  scheen,  voorhadden, 
ons  na  haer  pypen  te  doen  dansen,  dan  alsoo  de  saecke  niet  aentrocken 
en  ons  stille  hielden  is  voors.  verboth  niet  lange  onderhouden,  want  daer 
syn  soo  groote  menichte  van  joncken  en  prauwen  met  rys  en  alle 
andre  notelyckheden  gecomen,  dat  het  wonder  om  te  sien  is  geweest* 
Meer  joncken  en  prauwen  hebben  hier  van  verscheydene  plaetsen 
geweest,  dan  oyt  ten  tyde  van  den  Coninck  van  Jaeatra  gesien  zyn. 
T'is  een  wonder  om  sien  hoe  de  borgerye  tot  Jaeatra  vermeerdert; 
70  a  80  joncken  en  prauwen  hebben  hier  te  gelyck  soo  binnen  de 
riviere  als  op  de  rede  gelegen.  Onder  desen,  verstaen  wy,  syndet 
eenigen  van  des  Mattarams  officieren  geweest  om  alle  gelegentheyt 
te  doorsien.    Ende  alsoo  een  overste  van  den  Tommagon  van  Een- 


>  Dese  Javanen  werden  na  bekentenis  buiten  p\jn  of  banden  afgelegd  te  hebben ,  ter 
dood  veroordeeld,  en  van  toen  af  werd  het  aan  vreemdelingen  verboden  gewapend 
binnen  het  fort  te  komen. 


103 

'.■■■*  * 

dael  (die  hier  met  22  prauwen  vol  rys  geladen  gecomen  was)  oüs 
aendiende,  de  Mattaram  tegen  zyn  Heere  geseyt  sonde  hebben,  dat 
hy  de  Nederlanders  niet  wilde  doden,  noch  oock  ranchionneren, 
maer  deselve  gratis  relascheren  sonde ,  byaldien  door  den  Generael 
daeromme  gesonden  wierd,  ried  hy  dat  daeromme  sonde  senden, 
presenterende  yemant  mede  te  nemen,  hebben  wy  hierover  een  prau 
naer  ELandael  gesonden,  omme  de  verlossing  van  d'onse  by  den 
Mattaram  gevangen  wesende,  aen  voors.  Tommagon  te  versoecken, 
Godt  geve,  dat  haer,  gelyck  wy  verhopen,  becomen  mogen. 

Het  schip  Oudt-Hoom  en  't  fregat  Ceylon,  syn  hier  nyt*de  straet 
van  Palimbang  wel  gekeert,  medebrengende  een  cleen  fregat  van 
de  Portugezen  verovert  en  220  lasten  rys,  becomen  nyt  seeckere 
joncken'van   des   Matarams  ondersaten  en  eenige  van  Bantam  naer 

Malacca  varende Wy  verstaen  met  de  voors.  joncken 

door  den  Pangoran  van  Bantam  een  expresse  ambassate  naer  Ma- 
lacca gesonden  is  om  assistentie  tegen  ons  te  versoecken.  Degene, 
die  men  seyt  de  last  daervan  te  hebben,  is  mede  in  onse  handen 
vervallen 

Voor  desen  is  UEd.  gadvyseert,  hoe  wy  naer  Patana  gesonden 
hadden  de  schepen  de  Engel,  de  Bergerboot  en  de  Morgensterre 
met  een  goet  capitael  tot  den  handel  aldaer,  en  expres  ordre  (vol- 
gens resolutie  tegen  het  voornemen  van  d'Engelsen  genomen)  soo 
eenige  advantage  op  d'Engelsen  becomen,  dat  ons  van  hare  schepen 
en  goederen  verseeckeren  souden.  Dese  schepen  den  26"  Jtdy  voor 
Patana  comende,  vonden  daer  te  rede,  de  Engelse  schepen,  de 
Sampson  en  den  Hont,  ophebbende  137  coppen  en  45  stucken  ge- 
schut, s'avonts  hebben  't  dicht  by  haer  geseth  en  hun  s'anderen* 
daechs  met  den  dach  met  gewelt  aengetast.  Naerdat  te.wedersyden, 
drie  glasen  lanck  seer  geweldich  gevochten  hadden,  gaven  't  d'En- 
gelse  op,  seer  ysselyck  om  lyffsgenade  biddende.  Daer  zyn  van 
haer  doodt  gebleven  39  mannen,  daeronderCap''.  Jean  Jardyn,  overste 
over  haer  negotie,  dewelcke  voor  autheur  van  alle  dese  onheylen 
gehouden  wert ,  en  ontrent  50  gequetsten.  Van  onser  syde  hebben 
10  mannen  verloren  en  eenige  gequesten  gecregen 

In  't  voors.  schip  de  Sampson  hebben  becomen  d'originele  resolu- 
tien  by  d'Engelsen  genomen,  verscheyden  missiven,  copieboecken 
van  missiven,  contracten  en  andre  Engelse  papieren,  daeraen claerlyc 

IV  18 


194 

blyct,  waerachtich  te  wesen  en  oock  genonchsaem  bev^sticht  en 
getuicht  wert,  hetgene  ÜEd.  voor  desen  geschreven  hebben,  nament- 
lyck,  dat  by  d'Engelsen  voorgenomen  sy,  haer  meester  van  ÜEd. 
middelen   te  maecken  en  de  staet  van  de  Generale  Comp.  t'enemale 

te  myneren     .    •    .    • alle  haer  bosen  handel 

met  de  Coningen  van  Bantam  en  Jacatra  tegen  ons  beleyt  en  onder- 
leyt,  haer  grote  onbeschaemde  logenen  en  bosen  aert,  connenindese 

pampieren  openbaerlyck  zien 

Per  't  schip  den  Gonden  Leeuw  is  ÜEd.  geadvyseert  hoe  wy  den 
Commandeur  Willem  Jansz.  met  ses  schepen,  namentl.  't  wapen  van 
Zeelandt,  Haerlem,  Nieuw-Zelandt,  de  Neptunus,  d'Engelse  Sterre 
en  't  Postpaert  na  de  westcust  van  Sumatra  gesonden  hadden,  tot 
bevordering  van  den  handel  in  die  quartieren,  en  omme  op  d'En- 
gelsen  eenige  advantage  te  soecken  tot  revenge  van  geleden  schade, 
verseeckeringhe  van  den  Staet  der  Gener.  Comp.,  maar inzonderheyt 
om  het  boos  en  groot  voornemen  der  Engelsen  tegen  ÜEd.  staet  te 
breecken  en  prevenieren.  D'Almogende  Godt  heeft  ons  daertoe  we- 
deromme  wonderbaerl.  geholpen  en  oock  bethoont  (als  verhalen  sullen) 
hoe  't  beste  versuymt  is,  en  hoe  licht  alle  de  macht  van  de  Engel- 
sen, ware  myn  ordre  ten  vollen  naergecomen,  verslagen  oft  becomen 
souden  hebben.  Doch  't  is  misschien  beter,  dat  de  welstandt  door 
soo  groten  progres  niet  becomen,  opdat  de  swacke  gemoeden  in  re- 
delycken  standt  blyven;  daeromme  sullen  ons  genoegen,  met  hetgene 
d'almogende  Godt  dagelicx  gelieft  te  geven,  en  bedancken  onze 
medehelpers  van  hare  courage,  goeden  yver,  vlyt  ter  gemene  beste 
bewesen.  De  voors.  ses  schepen,  den  eersten  October  uyt  de  straet 
Sunda  vertrocken  wesende,  syn  lancx  de  westkust  van  Sumatra  ge- 
lopen. Aen  Cota  Tenga  verstaende,  datter  vier  Engelse  schepen 
voor  Ticco  lagen ,  liepen  datelyck  sonder  vertoeven  voort.  Den  elfden 
ditto  ontrent  Ticco  comende,  vonden  daer  de  schepen  den  Dragon, 
den  Beer,  d'Expeditie  en  de  Rosé,  waerop  by  d'onsen  geresolveert 
wierd  haer  datel.  twee  aen  twee  te  aborderen.  De  son  was  tegen 
den  avont  maer  ontrent  1^^  ure  hooch,  doen  by  den  anderen  quamen. 
De  Commandeur  Willem  Jansz.  smeet  datel.  met  het  Wapen  van  Ze- 
landt  den  groten  Dragon  op  de  wintveringh  aen  boort.  Het  schip 
Haerlem  leyd  hem  aen  d'andre  zyde  op  den  hals  aen  boort  en  heb- 
ben aldus  seer  geweldich  met  groff  geschut  en  musquetten  tegen 


195 

malcand^ren  gevochten.    Nienw-Zelandt  was  geordonneert  met  den 
Neptunus  den  Beer  te  aborderen,  dan  alsoo  den  Dragon  (de  Beer?) 
vol  peper  geladen  wesende,  dien  selven  dach  van  de  zynen  't  see- 
waert  gelopen  was  en  Nieuw-Zelandt  d'aborderinge  niet  seer  sochte, 
resolveerde  de  Neptunns  en  d'Engelse  Sterre  den  Beer  teaborderen, 
doch  alsoo  den  Dragon  overwonnen  wierd,  eer  dese  schepen  by  mal- 
canderen  quamen,   gaven   de  schepen  de  Beer,  d'Expeditie  en  de 
Rosé  haer  mede  op ,  en  dat  sonder  't  gewelt  van  d'onse  te  verwach- 
ten.   'T  Wapen  van  Zelandt  en  Haerlem  schaers  een  ure  tegen  den 
Dragon  gevochten  hebbende,  geracete  de  brant  in  de  gallerye  van 
den  Dragon,  waerover  d'Engelsen  haer  schip  abandonneerden  en  in 
Haerlem  overliepen,  biddende  om  lyffsgenade,  doch  wierden  weder 
overgejaecht  om  den  brant  eerst  te  nytten.  Aldns  syn  de  voors.  vier 
schepen  door  Godts  genade  overwonnen,  daerdoor  wy  hopen  het  dis- 
seyn  van  d'Engelssen  soo  lange  vertrocken  werden  sal,  dat  tydt  sul- 
len hebben  omme  onsen  staet  noch  meer  en  beter  tegen  aller  gewelt 
te  versekeren.  De  voors.  Dragon  hadde  op ,  180  zeer  cloecke  mannen , 
te  weten,  150  van  zyn  eygen  volck,  en  30  van  d'andre  schepen, 
die   den   Dragon  't  zee  hadden  geholpen;  was  gemonteert  met  31 
stucken  geschat.    In  dien  stryt  synder  van  d'Engelssen  30  mannen 
doodt  gebleven,  d'overste  Commandeur  Banner  is  doodtelyck  gequest, 
van  d'onsen  hebben  wy  verloren  vyf  mannen.   Het  schip  Haerlem  is 
in  zyn  spiegel  gelyck  water  alsoo  ge  treft,  dat  het  weynich  gescheelt 
heeft   oft  sonde  aen  des  Dragons  zyde  gesoncken  hebben,  alsoo  op 
het  gamieringh  vyff  voet  water  stond,  eer  het  gewaer  wierden. 

Alle  het  volck  van  de  voors.  vier  Engelse  schepen,  gelyck  oock 
veel  van  haer  schip  de  Sterre,  wesende  ontrent  de  300  mannen  heb- 
ben d'onse  in  Ticco  aen  landt  geseth,  en  haer  op  hun  versoeck  we- 
dergegeven, het  schip  de  Rosé  met  eenige  provisie,  om  van  daer 
elders  by  de  hare  te  mogen  vertrekken,  de  andre  drie  syn  van  d'onse 
gemant  en  alhier  met  de  vlote,  Godt  loff,  wel  aengecomen 

Alsoo  ons  volck  verstonden,  hoe  Ticco  voor  de  rendez-vous  plaetse 
van  d'Engelssen  geordonneert  was,  en  dat  zylieden  bestemd  hadden 
ontrent  primo  October  daer  te  comen,  hebben  d'onsen  haer  seer  ge- 

haest  van  daer  te  vertrecken en  syn 

diensvolgens  den  21  October  met  de  gehele  vlote  van  Ticco  vertrocken. 


196 

In  zee  wesende,  hebben  het  schip  Nieuw-Zelandt  na  de  bast  van 
Goromandel  gesonden  met  het  cargasoen  derwaerts  gedestineert    .     . 

^ voors.  schip  Nieaw-Zelandt  drie  dagen  van  de 

vloot  gescheyden  wesende  rescontreerde  twee  Engelsse  schepen,  van 
de  cast,  soo  't  scheen,  naer  Ticco  loopende.  D'Engelssen  deden haer 
best  om  Selandt  aen  te  tasten,  dan  conden  hem  niet  beseylen,  in- 
vouge  dat  dese  twee  door  't  haestich  vertreck  van  d'onse  geschap- 
peert  zyn 

Met  Bantam  sjm  wy  en  zy  met  ons  noch  in  eenen  graet,  T'is 
seecker  dat  die  man  hem  verlaet  op  zyn  peper  en  niet  op  Godt, 
macht  noch  gerechticheyt.  T'sedert  onse  voorgaende  en  isser  tns- 
schen  ons  niet  gepasseert.  De  reede  van  Bantam  hebben  wy  tot  nn 
toe  met  onse  schepen  beseth  gehouden;  om  alle  handelinge  en  toe- 
voer van  rys  van  daer  te  weren,  om  die  van  Bantam,  daerdoor  tot 
redene  en  een  goet  accoort  te  dringen,  waertegen  de  Pangoran  van 
Bantam  syn  peper  ophout,  om  ons  Jacatra  aft  te  dringen  en  voorder 
tot  zyn  disseyn  te  geraecken,  die  het  lancxt  herden  can,  sal  den 
crygh  winnen 

Niettegenstaende  seer  wel  geweten  hebben,  dat  het  de  hertnec- 
kicheyt  van  Bantam,  soo  lange  connen,  nytherden  sal,  jae  dat  de 
aenspraecke  haer  verharden  en  ons  verachteren  sonde,  hebben  noch- 
tans goetge vonden,  die  van  Bantam,  den  vrede  aen  te  bieden  omme 
een  yder  sooveel  mogel.  vol  te  doen.  Dese  aenbiedinge  hebbe  den 
2l8ten,  Novemb.  passado,  schriftel.  gedaen;  hierop  is  door  den  Pan- 
goran Gouverneur  en  zynen  broeder  Pangoran  Gabangh  geantwoort, 
te  vreden  te  wesen,  dat  wy  daer  souden  handelen,  gelyck  ten  tyde 
van  Wittert  en  Verschoor  gedaen  wierd;  waerop  wyluyden  den  d^^. 
December  gerepliceerd  hebben,  daermede  genoecht  te  syn,  mits  dat 
ons  door  den  jongen  Coninck,  den  Pangoran  Gouverneur  en  zynen 
broeder  belooft  werde  voor  te  comen,  datter  door  de  Chinesen  oflf 
anderen  geen  monopolie  gepleecht ,  de  peper  off  de  prys  van  dien  niet 
meer  als  voor  desen  opgehouden  werde.  Hierop  is  door  den  Pangoran 
en  zynen  broeder  Pangoran  Gabangh  weder  gerepliceert,  soo  onder 
't  accoort  eenich  bedroch  gemenght  wiert,  dat  het  dan  geen  vrede 
maer  veel  eer  oorloch  wesen  soude ,  invougen  dat  ons  neffens  anderen 
den  vryen  handel  niet  hebben  willen  toeseggen;  maer  occasie  soecken 
om  ons  te  betrappen  en  in  haer  gewelt  te  becomen,  hiertegen  leert 


»97 

ons  de  natuyre  dat  met  goet  recht  alle  andre  negotianten  van  Ban- 
tam, in  alle  manieren  oock  weeren  mogen,  tot  dat  ons  recht  en  den 

bandel  neffens  andere  becomen 

• 

Van  Bantam  comen  dagelycx  veel  Chinesen  by  ons  vluchten.  Men 
gist,  datter  noch  wel  2000  in  Bantam  zyn,  welcke  haer  mede  meest 
tot  ons  begeven  sullen  soo  haest  hier  connen  comen.  Bantam  is  seer 
verlegen;  maect  hy  vrede  met  ons,  sal  hem  veel  volck  ontlopen,  en 
wy  daermede  versterct  werden.  In  oorloch  bly  vende ,  moeten  sy  veel 
gebreck  lyden,  de  negotie  en  frequentatie  van  alle  vreemdelingen 
derven  en  die  aen  ons  cederen ,  invougen  dat  het  ons ,  Gode  zy  loflF, 
wellgae,  en  Bantam  qualyck,  hoe  sy  het  oock  maecken.  Door  de 
Chinesen  handel  hebben  wy  goede  hope,  peper  van  Bantam,  Ticco, 
Friaman,  Jambi  tot  Jacatra  by  ons  te  trecken;  want  alle  de  voors. 
landen,  de  Chinese  waren  soo  zeer  van  doen  hebben,  als  wy  de 
peper.  Tot  desen  eynde  heblien  airede  ordre  gegeven,  dat  de  Chi- 
nesen joncken,  die  d'onse  omtrent  Jambi  souden  mogen  rescontreren , 
herwerts  gewesen  en  hier  gebracht  werden,  opdat  die  van  Jambi 
met  haer  peper  de  Chinesen  waren  alhier  connen  soecken 

Om  voors  eflFect  te  becomen,  sullen  vooreerst  hier  ontrent  tegen 

ê 

d'Engelsen  en  anderen  een  goede  vloot  schepen  moeten  houden,  te 
lande  tegen  de  Javanen  een  sterck  gamisoen  en  voorts  om  herwerts 
en  derwerts  te  senden  menichte  van  cleene  jachten.  Wy  bidden 
UE.  hiertoe  alsulcke  middelen  te  fumieren,  dat  dit  eenige  jaren  on- 
derhouden mogen,  soo  zal  Jacatra y  de  treffelycxste  plaetse  vangants 
Indien  werden  y  en  seer  haest  sal  hier  de  stapel  van  de  gantsche  In- 
disen  handel  zyn;  want  de  plaetse,  daertoe  seer  wel  gelegen  en  seer 

beqnaem  is.  . 

Alsoo  niet  seecker  connen  weten,  wat  d'Engelsen  souden  mogen 
resolveren,  oft  voornemen  en  dat  wy  beneden  windt  zynde,  by 
haer  niet  comen  connen,  hebben  lange  gedelibereert,  wat  met  de 
presente  macht  verrichten  sullen ,  namentlyck  off  boven  de  vlote , 
die  tegen  d'Engelsen  voor  Bantam  gehouden  dient,  in  Banda  sooveel 
macht  byéén  connen  brengen,  dat  die  bestant  zy  om  Lontor  aen  te 
tasten  en  te  onderstaen ,  off  een  eynde  van  den  oorloch  aldaer  sullen 
connen  maecken,  dan  off  het  Westermousson  sullen  laten  verlopen 
en  alle  de  schepen  in  't  begin  van  't  Oostermousson  herwerts  ont- 
bieden,  omme   dan,   soo   d'Engelsen   interim  niet  comen,  een  vlote 


198 

nyt  te  maecken,.  d^Engelsen  te  soecken  en  naer  Mocca,  Saratten  en 
elders  te  senden  off  yets  op  Bantam  te  attenteren  j  waerop  alsnoch 
door  gebreck  van  volck  niet  hebben  connen  resolveren,  vermits 
omtrent  Bantam  een  goede  vloot  schepen  dient  te  blyven  en  niet 
volck  genoech  in  Banda  byéén  connen  brengen,  tensy  dat  derwerts 
oock  meer  schepen  senden  en  die  daer  een  mouson  laten  overblyven; 
twelck  alsnoch  niet  wel  geraden  is,  omdat  het  getal  van  schepen 
hier  te  seer  verminderen  sonde  en  den  handel  daemae  op  alle  plaetseu 
niet  sonden  connen  waememen.  Schepen  syn  in  Banda  niet  nodich,  soo 
maer   volck  hadden,   sonden   welhaest   een  ejmde  aen  dien  oorloch 

maecken 

Voor  sooveel  ons  bekent  is,  syn  d'Engelsen  tegenwoordich ,  noch 
thien  schepen  hebbende,  waerby  zyluyden  noch  ses  verwachten,  die 
in  April  1619  nyt  Engelandt  geseylt  zyn,  de  twee  in  February  1619 
nytgelopen,  genaempt  den  Beer  en  ie  Sterre,  hebben  wy,  Godt 
loff,  becomen;  doch  met  het  volck  van  dese  en  d'andre  schepen, 
snllen  de  voors.  thien  schepen,  die  seer  swack  van  volck  waren, 
zeer  versterct  werden.  Tegen  de  voors.  16  schepen  snllen  wy  ge- 
stadelyck  een  vlote  moeten  houden,  tot  dat  d'overhant  off  van  ÜEd. 

andere  ordre  becomen 

De  Generale'  Comp.  en  de  Vereenichde  Nederlanden  doet  ü  Ed. 
veel  te  cort,  dat  (ÜE.)  eenige  jaren  achter  den  anderen  soo  wey- 
nich  schepen  in  Indien  gesonden  hebben.  Hierdoor  zyt  gyl.  oor- 
saecke,  dat  van  d'Engelsen,  Francen  en  Deenen  soo  zeer  geqnelt 
werden  en  soo  daerinne  niet  verslet,  is  te  beduchten,  datter  noch 
meer  van  ü  dienaren  onder  pretext  van  andere  namen,  dan  Vrankryck 
Denemarcken  en  Lemairs  suydervaart  comen  sullen.  De  Croone  van 
Spangien  bekent,  dat  se  niet  machtich  zyn,  om  de  Vereenichde  Ne- 
derlanden nyt  Indien  te  slaen,  waerover  notelyck  met  haer  geit 
trachten  moeten  d'Indische  vaert  door  d'Engelssen,  Francen,  Denen 
en  andere  meer  te  doen  bederven.  Hadde  Leitiair  wat  langer  en 
meerder  hulpe  door  Berneve\^  becomen  connen,  misschien  soude  des 
vyandts  listen,  door  de  goede  ingezetenen  der  Vereenichde  Neder- 
landen selffs  (menende  wel  te  doen)  de  vereenigingen  der  Generale 
Comp.  gebroocken  hebben.  Is  het  sooverre  niet  geweest ,  datter  vele 
in  de  vroetschappen  (soo  blint  als  mollen  wesende)  met  alle  haer 
cracht  ende  gemoet  gemaincteneert  en  gesustenteert  hebben,  tgene 


199 

daer  onse  gemeene  vyandt  (door  Lemair)  was  nae  trachtende.  Door 
gebreck  van  schepen  en  volck  comen  ons  alle  dese  swaricheden  toe 
en  noch  meer,  soo  üEd.  daerinne  niet  en  versien,  hebben  te  ver- 
wachten, want  de  vyandt  mach  niet  rusten  oflF  zyn  monarchie  sonde 
haest  vergaen;   omdat  U£d.  van  den  Indischen  staet  en  handel  niet 
wel  geinformeert  zyn,  zyt  gyl.  U  selffs  in  den  wech,  jae  een  groote 
oorsaecke  mach  men  seggen,  dat  de  Generale  Comp.  door  den  vyandt 
met    d'Engelsen,    Francen,    Deenen   en   Lemair   soo  gequelt   wert. 
Hadden  wy  hier  te  synertydt  menichte  van  schepen  en  geit  gehadt, 
sy  waren  noyt  sooverre  gecom^n.   Een  schonen  schyn  schenen  voort 
te  brengen  degene   welcke  in  Lemairs  faveur  allegeerden,  dat  het 
beter   ware,   dat   een   yder  uyt   de   Vereenichde  Nederlanden  naer 
Indien   voere,   dan   dat   men   de   vaert  aen   d'Engelsen,   Francen, 
Denen  en  andere  cederen  souden.  Maer  de  beste  raedt  bleeff  achter , 
want  alle  andere   middelen  behoren  eerst  onderleyt  te  werden,  eer 
men  tot   disperate   resolutie  come.    'T  gene  wy  voor  beteren  raedt 
houden,  om  de  welstant  van  de  Generale  Comp.  te  voirderen,  d'in- 
gesetenen   der  Vereenichde  Nederlanden,  (die  onder  Lemair's  name 
haer  vordeel  sochten)  te  contenteren  en  om  d'Indische  vaert  aen  de 
Spanjaerden,  Portugesen,  Engelsen,  Francen,  Denen,  noch  anderen 
niet  te  cederen,   is  dese:  dat  men  soo  sterck  in  de  Generale  Comp. 
laet  comen  als  souden  willen  avontuyren,  degenen  welcke  d'Indische 
vaert   met  Lemair  om  de  suyt  versochten.    Dat  de  Generale  Comp. 
soo  sterck   op   Indien  equipere,  dat  men  te  gelyck,  niet  alleen  de 
macht   van   de   Spangjaerden   weder   can   staen,   maer  haren  voor- 
neemsten  handel  belette,  als  namentlyck,  den  handel  van  Chincheu, 
op  Manilha,  den  handel  van  Maccau,  op  Nangesacqui,  Malacca  en 
Goa,  den  handel  van  de  Cust  op  Malacca  en  dat  men  voorcoome, 
datter  weyniche  Indische  waren  in  Portugael  gebracht  werden.  Item 
dat  daer  beneflFens,  den  inlantschen  Indischen  handel,  op  alle  quar- 
tieren  behoorlyck  waergenomen  werde  en  jaerlycx  10  k  12  schepen 
met  goede   retoeren   naer   't  vaderlandt   senden  mogen ,  soo  sullen 
d'Engelsen,   Francen,   Denen   en   andere   niet   alleen  geprevenieert 
werden,  maer  haer  selven  doodt  loopen,  gelyck  sy  in  Europa  doen, 
de  Heeren   sullen   dan   niet   behoeven   te   vresen,  waer  soo  groote 
retouren   vertieren  sonde,  daertoe  over  eenige  jaren  tot  den  opcoop 
1200  m.  E*»,  jaerlycx  eyschten ,  want  alle  de  werelt  soud  genootsaect 


200     . 

werden  y  die  nyt  de  Vereenichde  Nederlanden  te  trecken.  Yermach 
de  Oener.  Comp.  sooveel  niet;  worden  UEd.  van  de  participanten  te 
Beer  om  d'nytdelinge  geqnelt^  dat  men  den  gront  van  de  sake  aen 
de  Hoge  en  Mogende  Heeren  Staten-Generael,  behoirl.  verthone, 
opdat  de  gemene  middelen,  tegens  de  wercking  en  listen  van  de 
Spaense  Grone  gebrayct  en  de  Comp.  wat  gesonlageert  worde.  In 
Indien  heeft  Spangien  tegens  de  Gen.  Comp.  niet  connen  oerleven, 
wat  sonde  hy  tegens  de  Vereenichde  Nederlanden  doen.  Wie  mainc- 
teneert  Portngaels  Indien?  Is  het  niet  de  Coninck  van  Spangien? 
wie  den  handel  der  Vereenichde  Nederlanden  op  Indien?  Is  het 
niet  dnslange  de  Generale  Comp.  geweest?  ergo,  de  Generale  Comp. 
voert  den  oorloch  voor  de  Vereenichde  Nederlanden  in  Oost-Indien. 
Soo  hierop  geseyt  wert,  dat  zy  't  wel  souden  mogen  laten  en  't 
gemeyne  landt  tot  zyn  eygen  bescherming  ^enoech  te  doen  heeft, 
repliceren  hierop,  dat  de  handel  van  Indien,  sonder  macht  van 
wapenen,  niet  gemaincteneert  can  werden;  noch  de  staet  der  Ver- 
eenichde Nederlanden  sonder  den  handel  van  Indien,  ende  dat  het 
beter  zy,  dat  de  Vereenichde  Nederlanden,  de  schatten  van  Span- 
gien conqnesteren  en  den  oorloch  in  Indien  voeren,  dan  dat. op  haer 
eygen  smeer  teeren  en  de  Spanjaerden  op  haer  frontieren  verwachten. 
Soo  de  Heeren  Staten  in  Europa  geen  oorlochschepen  ter  zee  hiel- 
den, tot  bescherminge  van  coopvaerdye,  wat  soude  het  worden,  ins- 
gelycx  is  het  met  de  vaert  op  Indien  mede.  Hierover  besluyte: 
800  hare  Hoge  Mogende  soo  goede  sorge  voor  de  vaert  op  Indien  niet 
en  dragen,  als  de  Coninck  van  Spangien,  haren  vyandt  doet,  dat 
de  Vereenichde  Nederlanden  (die  Godt  behoede  en  zegene)  niet 
bestaen  zouden  connen.  Het  schynt,  dat  de  Coninck  van  Spangien 
nu  stille  is,  syn  volck  in  Indien  weet  oock  niet  beter,  leggen  hier 
als  op  haer  sterven,  kermen  en  cryten,  dat  van  haren  Heere  soo 
verlaten  syn;  maer  wy  seggen  UEd.,  dat  de  Coninck  van  Spangien, 
door  d'Engelsen,  Francen  en  Denen  meer  in  Indien  doet,  danhy  oyt 
gedaen  heeft.  Doch  al  soude  de  hulpe  van  't  gemeene  landt  noch  wat 
tarderen ,  verliest  daeromme  de  moet  niet.  Ontsiet  de  macht  van  Spangien 
evenwel  niet,  veel  min  d'ondercruypinge  van  d'Engelsen,  Francen,  Denen 
en  anderen ,  noch  ontrouwe  van  de  mooren ,  jae  oock  geensins  d'excessive 
grote  lasten  en  de  oncosten,  maer  equipeert  (willende  wel  doen)  jaer- 
lycx  meer  ende  meer,  gaet  recht  door  zee,  sonder  yemant  aen  te  sien. 


^01 

Sendt  ons  jaerlycx  (bidden  wy  andermael  om  de  gemene  welstants 
wille)  grote  menichte  van  schepen ,  veel  volck  en  een  groote  somme 
geit,  800  znllen  U  Ed.  eerlange  meester  van  den  voomeemsten  han- 
del van  de  gehele  werelt  wesen •    .    •    Eenige 

treffelycke  wel  gemonteerde  royale  oorlochschepen ,  dienen  in  aller 
manieren  met  den  eersten  gesonden  te  werden,  anders  sullen  weder- 
omme  fieer  verlegen  raecken.  Insgelycx  mede  veel  cleene  jachten 
en  daerenboven  sooveel  schepen  tot  de  retonren,  als  de  Heeren 
jaerlycx  retouren  begeren.  Item  grote  menichte  van  volck  om  Ja- 
catra  te  peupleren,  aldaer  gamisoen  van  500  a  1003  coppen  te 
mogen  houden,  alle  de  forten  en  schepen  van  Indien  beter  te  ver- 
sien,  want  alle  uytermate  swack  van  volck  zyn,  gelyck  de  Heeren 
aen  de  overgesonden  rollen  connen  sien.  Het  volck,  dat  noch  hebben, 
is  800  slecht,  dat  d'Engelsen  voor  Ticco  haer  schaemden  te  sien, 
dat  van  een  deel  jongens  overwonnen  waren 

Om  volck  in  't  landt  te  houden  en  de  plaetse  allenskens  te  peu- 
pleren, hebben  hier  veel  volck,  die  haren  tydt  uytgedient  hebben, 
vryheyt  gegeven  en,  op  ses  maenden  nae,  afifbetaelt 

Om  Jacatra,  Amboyna,  Banda,  Batsian  en  andere  plaetsen  meer 
te  peupleren  ende  veel  weeshuysen  der  Vereenichde  Nederlanden  te 
ontlasten,  gelieve  ÜEd.  herwerts  te  senden,  grote  menichte  van 
jongens  en  insonderheyt  meyskens,  want  die  hier  met  clene  oncosten 
onderhouden  connen  werden  en  de  Generale  Comp.  daeraen  te  syner- 
tydt  seer  groten  dienst  geschieden  zall ,  enz. ,  enz. 

In  't  fort  Jacatra,  adij,  22  January,  a^  1620. 

ü  Ed.  Dienstw. 

J.  P.  COBK. 

P.  D.  Gabpektieb. 
Jacob  Debel. 
Fbedebice  Houtmak. 
Willem  Jansz. 


202 

XXXVI.     Db  GorvEENEUB  Generaal  Jan  Pietebsz.  Coen  bn 

Rade  tan  Indib  aan  bs  Bewindhebbebs  beb 

Genebale  Oost-Ind.  Comp. 

(Heeben  XVII.) 

In  't  fort  Jakatra,  11  Mei  1620. 

D'ambassate  voor  desen  gesonden  na  den  Gouverneur  van  Kendael  j 
wesende,  wegens  den  Mattaram,  Admirael  van  de  zee,  om  de  ver- 
loBsinge  van  d'onse,  by  den  Mattaram  gevangen  zynde,  te  procu- 
reren,  is  van  daer  weder  gekeert,  met  een  missive  van  voors.  Gou- 
verneur, daerinne  ons,  na  hooffsche  manieren,  advyseert,  dat  het 
de  Eeyser  seer  aengenaem  was,  wy  om  d'onse  gesonden  hadden. 
Hy   begeerde   geen   rover   van   Nederlanders   te  wesen,  haer  sonde 

• 

niet  misschien  (misschieden) ;  wilde  se  geeme  loslaten  en  niet  vercoopen , 
verruylen,  noch  vermangelen;  doch  sonde  eerst  bedencken ,  wat  schade 
zylieden  tot  Japara  geleden  en  hoevele  van  haer  joncken  vernielt  en 
verbrant  hadden.  Onse  gesandt  met  desen  antwoort  vertreckende , 
ontmoeten  hem  in  de  riviere  seven  van  onse  vrye  lieden,  welck 
met  een  cleen  jonckien  van  Jacatra  na  Grissi  vertreckende,  door 
quaet  weder  in  de  bocht  van  Damma  gestrandt  waeren;  alwaer  van 
haer  geit  en  goet  berooft,  gevadt  en  in  't  landt  van  den  Mattaram 
gevangen  gebracht  wierden.  Een  van  de  seven  is  door  ongemack 
overleden,  van  d'andre  ses  hebben  noch  geen  andre  tydinge. 

D'arme  onwetende  hovaerdye  is  by  die  van  den  Mattaram  uiter- 
mate groot.  Geen  vreemdelingen,  tsy  oock  wie  het  soude  mogen 
wesen,  syn  daer  wel  gésien,  maer  als  beesten  veracht  en  versmaet. 
By  den  Mattaram  mach  niemant  comen,  elcke  Gouverneur  doet  wat 
hy  wilt  en  regeert  na  syn  sin.  Van  alle  lyflFtochten  is  het  landt 
uyttermate  vruchtbaer,  dan  vermits  de  pracht  en  giericheyt  van  de 
groeten  daermede  qualick  gevoet  can  worden,  insonderheyt  nu  den 
handel  op  Malacca  en  Bantam  moeten  derven,  berooft  d'eene 
Gouverneur  (nu  het  van  vreemden  niet  connen  crygen)  d'ondersaten 
van  d'andre  ende  met  den  rooff  onderhouden  haer  in  de  goede 
gratie  van  den  Keyser,  alsoo  de  beste  man  is,  die  meest  weet  te 
geven,  t'is  even  goet  hoe  daer  aen  comen.  Wy  meenden  eerst, 
dat  onse  logie  tot  Japara,  sonder  ordre  en  weten  van  den  Mattaram 


i03 

affgetoopen  en  beroofflfc  was,  te  meer  dewyle  eenige  oversten  d'onse 
te  kennen  gaven,  soo  de  viïentschap  met  haer  continueeren  wilden, 
dat  te  wege  souden  brengen  de  Gouverneur  van  Japara  metter  doot 
gestraft  wierd,  doch  de  tyt  heeft  wel  anders  geleert,  want  de  voors. 
Gouverneur  van  Japara  daerdoor  in  grooter  aensien  en  eere  by  den 
Mataram  geracet  is ,  even  alsoff  een  Romeyns  stuck  uytgerecht  hadde. 
Dese  Gouverneur  is  met  80  gewapende  prauwen  in  Tuban  geweest 
om  onse  loge  in  Grissi  aff  te  loopen,  dan  alsoo  daer  recht  op  dat 
pas  aenquam  't  jacht  de  Neptunus ,  syn  de  vyanden  weder  gekeert. 
De   spraecke   gaet   nu,   dat   de   Mattaram  hondert  duysent  mannen 

doet  prepareren  om  ons  daermede  tot  Jacatra  aen  te  tasten 

Soo  voortcomen  sullen,  haer  getroost  zyn,  wy  hebben  opinie,  dat 
dese  geruchten  uytgestroyt  worden,  om  ons  een  vrede  na  haeren 
sin  met  hun  te  doen  maecken,  credit  te  soecken  en  dan  yets  met 
verraderye  t'onderstaen ,  want  niet  geloven,  dat  met  openbaer  ge- 
welt  beginnen  sullen. 

De  trouwherticheyt  onser  natie  wort  hier  voor  een  groote  slech- 
ticheyt  gehouwen  en  de  trouloosheyt  deser  mooren  voor  een  groote 
cloecheyt;  dese  Irouloose  cloeckheyt,  heeft  in  d'Engelsen,  in  die  van 
Bantam  en  Jacatra  soo  groeten  vermetelheyt  gebaert,  dat  daerdoor 
gevallen  zyn ,  wat  eynd  d' Almogende  de  presumtieuse  grootsheyt  van 
den  Mattaram  gelieft  te  geven,  sal  den  tyt  leeren. 

Den  27^  Martio  passato,  is  tot  Jacatra  wel  aengecomen,  een 
Engels  schip,  den  Buil  genaemt,  waermede,  tot  onser  allergrootste 
verwonderinge ,  door  Jan  Ëlandt  (of  Clandt?)  ondercoopman,  ont- 
fangen  hebbe  een  gezegelde. dooze,  daerinne  twee  missiven  van  ÜEd. 
Gedeputeerden,  den  30  Julio  1619  uyt  Londen  geschreven, item copie 
Tan  H  contract  met  d* Engelsen  gemaect,  in  't  frans  met  een  Neder- 
lants  translaet,  copye  van  beraemde  ordre  op  d* executie  van  't  con- 
tract in  A'ans  en  nederlants  en  project  tot  redres  van  den  handel 
tot  Bantam  y  mede  in  beyde  voors.  taelen. 

Hoe  prysselyck,  eerlyck  en  Goddelyck  een  goede  vrede  en  eenic- 
heyt  zy,  blyct  alomme  en  is  alle  redelycke  verstanden  kennelyck, 
gelooft  zy  Godt,  die  alles  ten  goeden  schickt  en  daertoe  nimmermeer 
middelen  gebreecken;  doch  het  schynt,  dat  hier  op  wejoiich  gedacht 
is,  want  was  dit  vertrouwen  by  ü  Ed.  geweest,  de  Heeren  souden 
ons   soo  haestich   met  soo  herden  toom  niet  gebreydelt  en  soo  vele 


204 

van  haer  rechtvaerdige  conqnesten  niet  overgegeven  hebben.  Daer 
8yn^  al  eenige  die  hiervoor  vreesden ,  maer  in  't  minste  hadden  niet 
gedacht y  dat  men  daerinne  soo  precipiteeren  sonde,  te  meer  dewyle 
de  Heeren  van  Zeelandt  met  haer  jonezte  van  14  mayo  advyseeren , 
soo  de  Coninek  van  Engelandt  op  zyn  volck  geen  ordre  stelde,  datter 
geen  aceoord  gemaect  zou  worden.  Heeft  het  U  E.  aen  goede  ad- 
vysen  gebroocken,  wildet  ghy lieden  die  niet  aensien,  maer  de  dran^ 
van  een  cleenmoet  en  onredelycke  vreese  volgen,  waerom  heeft  men 
snlcx  niet  geadvyseert,  opdat  ten  proff^te  van  de  Gomp.  haer  saecken 
daema  hadden  mogen  beleyden;  hoe  is  het  zoo  haest  vergeten,  dat 
U  Ed.  sesthien  soo  treflFelycke  schepen  cort  te  vooren  nytgesonden 
hadden,  heeft  men  gehaest  om  bloetstortinge  voor  te  comen;  Eere 
zy  soo  goede  genegentheyt;  waeren  d'Engelsen  meester  hier  gewor- 
den, t'is  te  duchten,  dat  U  Ed.  met  haer  haesten  weynich  geproffi- 
teerd  souden  hebben.  Lachen  d'Engelsen  tot  danckbaerheyt,  soo  is 
den  arbeyt  niet  verlooren.  Grooten  danck  zyn  zy  D  Ed.  schuldich, 
want  hadden  haer  selven  met  recht  uyt  Indien  geholpen  en  de  Heeren 
hebben  hun  daer  weder  midden  in  geseth.  Meenen  zy  't  recht  en 
wel,  'tsal  wel  wesen,  maer  wederom  quaet  willende  hebtghylieden, 
is  het  te  duchten,  't  serpent  in  den  boesem  geseth.  Wy  bekennen , 
dat  het  den  knecht  niet  en  roert,  wat  de  meester  doet,  maer  evenwel 
doet  ons  het  gemeen  gebreck,  gelyck  de  zotten,  spreecken,  niet  om 
dese  vereeninge  te  bestraffen,  want  ons  kennelyck  is,  hoeveele  de 
staet  der  Vereenichde  Nederlanden  ten  hoochsten  aen  de  goede 
vrientschap,  conespondentie  en  vereeninge  van  de  Croone  van  Enge- 
landt gelegen  is;  maer  U  Ed.  zyn,  onder  correctie,  al  te  haestich 
geweest,  ende  waeromme  d'Engelsen  een  derde  van  de  nagelen , 
noten  en  foelye  veigunt  is,  connen  niet  wel  begrypen;  niet  één 
sandeken  van  het  strandt  hadden  zy  in  de  Molluccos,  Amboyna, 
noch  Bantam  te  pretendeeren.  Ende  soo  met  recht  van  oorloge  iets 
begeerden;  waerom  slaen  sy  de  Spangnaerden  van  Temate  en  Ti- 
dore  niet  ^ 


>  De  Gg.  en  Raad  van  Indie  geven  verder  in  dezen  brief  een  verslag  van  hetgeen 
er  tusschen  de  EDgelscben  en  Nederlanders  is  voorgevallen,  hoe  de  tijding  van  den 
gesloten  vrede  is  aangebragt  en  van  beide  zijden  is  opgenomen ,  de  wederzydscbe 
vriendscbap  hersteld  is  en  de  Baad  van  Defensie  zitting  heeft  genomen.  Vergel. 
verder,  hierboven.  Hoofdstuk  IV. 


205 

Voor  desen  is  üEd.  geadvyseert  boe  een  ambassate  na  den  Coninck 
van  Snrrabaye  gesonden  was,  om  denselven  sooveel  doenlyck  tegen 
den  Mattaram  te  belpén  maynteneren  en  alle  nootlyckbeden  van  daer 
te  becomen.  Wouter  Henten  heeft  onse  hnlpe  te  water  gepresenteert. 
De  hulpe  was  voor  dien  tyt  niet  van  noode;  doch  d'onse  syn  soo 
wellecom,  en  de  presentatie  is  soo  aengenaem  geweest,  dat  de  Co- 
ninck belast  heeft,  dat  alle  joncken  van  bnyten  comende,  voor  Orissy 
neffens  onse  logie  anckeren,  en  niet  verby  na  Jortan  loopen,  opdat 
d'onse  te  meer  preferentie  in  den  handel  souden  hebben. 

Ontrent  85  lasten  peper  hadden  aireede  gecocht  en  in  'tPostpaert, 
daermede  zyn  ruym  vol  was,  gescheept,  ende  verhoopen  noch  on- 
trent 1500  picol  te  becomen Het  verlies 

van  Tuban  heeft  die  van  Surrebaye  soo  verslagen,  dat  apparent  is, 
de  Mattaram  in  haer  stadt  niet  meer  sullen  durven  verwachten.  Soo 
dat  de  Mattaram  aireede  bykans  soo  verde  in  't  ooste  van  groot 
Java  domineert,  als  feysen  en  vivres  voeren  connen.  'T  en  is  oock 
geen  wonder,  want  alsnoch  geen  vyanden  syn  gewelt  hebben  durven 
verwachten 

T'is  seecker  dat  d'Engelssen  voorgenomen  hadden ,  een  rendez-vous 
ontrent  Bantam  te  stabilieeren ,  van  den  Pangoran  hebben  daertoe 
plaetse  versocht,  de  groeten  antwoorden,  ten  respecte  van  d'assisten- 
tie  die  d'Engelssen  hen  tegen  ons  aenboden  en  deden:  Soo  sonde  ick 
de  handt  verliesen  om  een  vinger  te  behouden.  Par  d'originele 
schriftelycke  acte  door  ons  verovert,  blyct  hoe  geresolveert  waeren, 
op  een  van  d'eylanden  in  de  straet  Sonda,  een  fort  te  maecken,  en 
wat  daermede  voorhadden.  Wy  sien  per  contract  door  UEd.  met 
d'Engelse  Comp.  gemaect,  hoe  daerover  questie  gemoveert  is,  en  die 
tot  naerder  kennisse  van  saecken,  voor  twee  k  drie  jaeren,  in  sur- 
ceance  blyven  zal.  T'is  nu  soo,  dat  het  d'Engelssen  gemist  is,  en 
wy,  door  Gods  genade,  becomen  hebben  de  plaetse  en  't  landt  van 
Jacatra,  welck  de  beste  en  beqnaemste  tot  een  generale  rendez-vous 

en  om  die  van  Bantam  in  toom  te  houden,  van  Indien  is 

D'Engelssen   zyn  genootsaect  tot  Jacatra  neder 

te  slaen,  fis  een  superbe  natie,  die  veel  pretendeert,  en  wy  syn 
geensints  van  meeninghe,  andre  authoriteyt  dan  die  de  Hooge  Mo- 
gende Heeren,  Staten-Generael ,  zyn  Prinselycke  Excel*»®  en  ÜEd. 
ons  gegeven  hebben ,  in  't  landt  van  Jacatra  te  gedogen 


206 

Den  24  april  is  tot  Jacatra  d'eerste  Chineesse  joncke  van  Chin- 
cheu  aengecomen,  doch  brengt  niet  dan  slechte  Javaense  waren.  Op 
syn  vertreck  lach  er  noch  een  in  ladinge  om  recht' door  na  Jacatra 
te  vaeren,  dan  hebben  hem  noch  niet  vernomen.  Door  de  compste 
van  dese  joncken  hoopen  te  wege  te  brengen ,  datter  't  naeste  jaer 
veel  met  rycke  Chineesse  waeren  comen  sullen 

Wie  en  weet  niet,  dat  het  menschelyc  geslacht  sonder  vrouwen 
niet  bestaen  can,  nochtans  schynt  het,  dat  UËd.  souder  die,colonie 
begeeren  geplant  te  hebben.  Om  't  gebreck  te  repareren,  hebben 
hier  financie  gesocht,  en  veel  vrouwen  hier  doen  coopen.  Maer  ge- 
lyck  de  heeren  voor  dese,  niet  dan  schuym  van  den  lande  souden, 
alsoo  schynt  het ,  wil  men  ons  hier  mede  niet  dan  schuym  vercoopen , 
want  verscheyden  cloecke  quanten  door  de  vrouwen  vergeven  zyn, 
waerover  eenigen  met  een  streng  recht  hebben  moeten  straffen.  Sul- 
len wy  om  de  boose,  naerlaten  goede  te  soecken,  gelyck  het  schynt 
ghylieden  doet.  sal  men  ten  lesten  geheel  uytsterven  moeten?  Hier- 
over versoecken,  soo  'UEd.  geen  eerlycke  getroude  lieden  becomen 
connen,  niet  naer  te  laten,  onderjaerige  jonge  meyskens  te  senden, 
alsoo  verhoopen  dat  het  daermede  beter  dan  met  de  bedaechde  we- 
sen  sal. 

Dusverre  geschreven  zynde,  hebben  tydinge  van  onse  schepen ,  voor 
Bantam  leggende,  gecregen,  hoe  schandelycken  het  schip  de  Zuyder- 
Eendracht   en  veel  van  ons  volck  verzuymt  en  verongeluckt  zyn.  ^ 

Voor  't  fort  Jacatra  gelieve  UEd.  te  zenden,  eenige  heele  carton- 
wen,  slangen  oft  ander  geschut,  daermede  snel  geschooten  en  groot 
gewelt  gedaen  can  worden.  De  plaetse  hebben  tot  noch  toe,  geen 
andre  naem  gegeven,  maer  sulcx  tot  UEd.  dispositie  uytgestelt.  Der- 
halven gelieven  de  Heeren  daerover  te  disponeren.  Met  het  schip 
Delff,  heb  ick  voor  dese,  myne  verlossinge  versocht,  en  alsnu  den 
raedt  wederomme  verthoont,  dat  niet  gesint  ben,  langer  dan  toeco- 
mende  jaer  1621  te  continueren ,  en  vastelycken  voorgenomen  hebbe , 


*  pit  schip  viel,  tenvijl  het  voor  Baittam  geankerd  lag ,  om ,  eu  werd  des  uachts  door 
60  Bantamsche  prauwon  overvallen,  met  veel  verlies  van  de  onzen.  Was  het  de  Ne- 
mesis,  die  dit  onbillijk  verkregen  schip  van  Lemaire  weder  aan  de  handen  der  Comp. 
ontrokte? 


207 

alsdan   met   Godes   hulpe ,  naer  't  vaderlant  te  keeren.    Derhalven 
sullen  üEd.  gelieven  daerop  ordre  te  stellen,  enz. 
In  't  fort  Jaéatra,  adij  11  Mayo,  a^  1620. 

(get.)  J.  P.  CoEN,  P.  D.  Cabpentiee,  Willem  Jaitsz., 

Jacob  Dedel. 


XXXVn.    De   Goitvbbneue  Genebaal  Jan  Pietebsz.  Coen  en 

BABE   VAN  InDIE,   AAN   DE   BeWINDHEBBEBS   BEB   GeNEB. 

Oost-Ind.  Comp.    (Heeeen  XVII.) 

In  het  fort  Jakatra,  31  July  1620. 

Volgens  onse  order  in  den  Arendt  op  Baly  aengeweest,  heeft  daer 
een  coopman  met  eenich  volck  gelaten  om  rys,  beesten,  provisienen 
vrouwen  van  daer  te  becomen;  d'onse  syn  soo  wellecom  als  voor 
dese  niet  geweest,  het  schynt  dat  daer,  door  eenige  van  onse  vy- 
anden  wat  leelyek  affgeschildert  zyn,  jae  soo,  dat  de  Coninck  van 
Baly  seer  jeloers  van  onser  comste  was,  even  als  off  op  hem  iets 
souden  willen  attenteren,  niettegenstaende  d'assistentie  van  twee 
schepen,  tegen  de  Macassaren  en  seeckre  rebellen  versoect,  niet  dan 
14  vrouwen  heeft  de  coopman,  Hans  van  Heldert,  van  daer  geson- 
den,  en  is  evenwel  op  Baly  gebleven,  waerover  in  passant  deplaetse 

weder  sullen  laten  aendoen,  om  't  volck  te  lichten, 

(nadat  Gouverneur  Gen.  en  raden ,  nogmaels  in  hunnen  brief  hebben 
aengedrongen  op  toezending  van  getrouwde  lieden  en  eerbare  vrouwen , 
tot  het  stichten  eener  kolonie ,  gaen  zy  verder  in  dezen  brief  over 
tot  de  beschryving  van  de  stad  Jacatra). 

T'is  wonder  om  te  sien,  hoeseer  Jacatra  in  corten  tyt  van  volck  toe- 
genomen is,  niettegenstaende  den  oorloch  met  Bantam  en  die  van  den 
Mattaram  continueert.  Met  vrye  lieden,  Malleyen,  Clingen,  vrouwen, 
kinderen,  slaven,  ambachtslieden  en  't  gamisoen  van  't  fort,  achten 
dat  ontrent  twee  duysent  zielen  stercq  zyn.  Met  deChineessejoncken 
die  hier  geweest  is,  syn  drie  hondert  Chinesen  vertrocken.  Wy  heb- 
ben se  vry  en  vranck  laten  gaen,  want  voor  seecker  houden,  dat 
daertegen  toecomende  jaer ,  wel  1500  andre  van  China  keeren  sullen. 
Niettegenstaende  dat  hier  airede  veel  arbeyders  zyn,  en  de  vivres 
tot  noch  toe,  redelyccoop  zyn  geweest,  is  den  arbeyt  zoo  diere,  dat 


i08  ' 

niemaat.  om  een  halve  reael  van  achten ,  daechs  wil  werken.  De 
timmerlayden  y  metselaers,  visschers,  cleermaeckers  en  veel  andre 
ambachtslieden,  die  ietwat  doen  willen,  connen  déA  daechs,  yder 
man,  een  reael  van  achten,  ja  somtyts  1^  en  meer  verdienen.  Hier- 
entegen  hebben  wy  de  borgerye,  coopmanschap ,  noch  geenige  din- 
gen, tot  na  toe  niet  belast,  dan  alleen  party  e  Chinesen,  welckevoor 
dese,  met  goede  bewillinge,  in  't  nieuwe  fort,  op  haer  cdsten  ge- 
maeckt  hebben  een  aerde  walle  van  975  cabicque  vadems  groot. 
Door  de  grootte  van  't  nieuwe  begonnen  werck,  als  oock,  dat  veel 
dingen  teffens  moeten  doen,  gaet  de  fortificatie  seer  traech  voort; 
om  metzelaers  en  timmerlieden  zyn  seer  verlegen.  Het  groote  nieuwe 
bolwerck  is  noch  niet  hooger  dan  13  voet,  niet  meer  dan  7  Neder- 
landsche  metselaers  syn  daeraen  werckende,  welcke  tusschen  tyde 
oock  nieuwe  huysen  moeten  maecken,  daeraen  de  Heeren  affineten 
connen,  hoe  met  het  werck  gequelt  blyven. 

T'is  d'Ëngelssen  een  uytdermete  groote  last,  spyt  en  verdriet,  dat 
genootsaect  syn  hier  te  lande  onder  ons  gerecht  en  heerschappye  te 
moeten  resideeren,  sy  die  voor  deesen  uytgaven,  dat  wy  haere  slaven 
waren,  pogende  sulcx  te  bewysen  aen  d'eer  en  respect,  welcke  haere 
hoochmoedige  pracht  van  d'onse  toegedragen  wierd ;  veel  ommewegen 
hebben  sy  gebruyct  om  met  behendicheyt,  sonder  licentie  van  ons 
te  versoecken,  onder  een  schoonen  schyn  een  fort  te  bouwen  en  ons 
t'  ontrecken  een  goet  deel  van  't  gebiet  en  recht,  soo  over  d'in- 
woonderen  en  ondersaten  als  over  de  moetwille  van  haer  volck.  De 
helfte  van  't  fort  souden  se  gaeme  hebben  en  daerenboven  alsulcken 
gerieff  van  't  landt  (sonder  ons  te  willen  kennen)  als  d'eygen  Heeren 
alleen  toecompt.  In  't  eersten  claechden  d'Ëngelssen  seer  verlegen 
te  wesen  met  haer  goederen,  die  zy  seyden  in  de  schepen  bedurven 
en  nootlyck  gelost  mosten  worden.  Hierop  hebben  haer  verthoont, 
hoe  onse  oude  huysinge  beset  en  wy  besich  waeren  met  nieuwe  te 
bouwen,  dat  mede  alsoo  mosten  doen,  waertoe  plaetse  en  hulpe 
presenteerden;  sy  antwoorden,  dat  eenige  rieden  huysen  van  de 
Chineese  huyren  souden,  en  hun  by  provisie  daerin  behelpen  tot 
dat  ordre  van  haer  meesters  bequamen,  alsoo  die,  na  haer  gissinge, 
wel  souden  resolveeren  en  met  onse  meesters  accorderen,  de  halve 
last  van  't  garnesoen  en  fort  te  dragen,  om  daer  binnen  gesament- 
lyck  met  ons  te  woonen,  versoeckende  alleene  een  cleen  plaetskea 


209 

in    ons   packhuys   om   haer  gélt  daer  te  mogen  bergen,  welck  haer 

vergunt  is Na  huysinge  in  de 

nienwe  stadt  hebben  haer  helpen  soecken,  maer  daer  en  was  niet 
daer  hnn  behelpen  oosten,  ja  oock  niet  in  een  groot  gebonw,  welck 
begost  wierd  om  tot  een  stadthnys  en  kereke  te  gebmycken.  Gaven 
toen  nyt,  dat  een  hnys  souden  bouwen  op  haer  oude  plaetse ,  hierop 
wiert  geantwoort,  (alsoo  dese  plaetse  te  nae  aen  de  zee  en  ons  fort 
leyt)  dat  die  van  onse  prauwen  en  timmerlieden  beseth  was,  en 
daerover  niet  conden  derven,  Wy  sullen  dan  (seyden  daema)  op  die 
hooehte  een  huysken  bouwen,  wysende  een  seeckere  plaetse,  leg- 
gende aen  de  westzyde  van  de  riviere,  binnen  doel  van  een  mosquet 
schoot,  van  ons  nieuwe  fort,  daerop  gelegen  heeft  het  voomeemste 
bolwerck  van  den  Coninck  van  Jacatra.  Ënde  alsoo  ons  dochte  dit 
te  nae  aen  't  fort  was,  hebben  haer  die  plaetse  mede  met  beleeft- 
heyt  ontseyt,  een  ander  beter  en  bequamer  presenterende,  doch 
ontrent  een  steenworp  verder  op  de  riviere  gelegen.  Hierover  be- 
claechden  haer  zeer,  dat  (wy)  hun  niet  vertrouwden ,  dat  het  te  verde 
de  rivier  op  was  te  vaeren,  dat  het  daer  te  periculeus  was,  en  van 
de  Javanen  overvallen  souden  worden,  wy  presenteerden  hun  daer- 
voor  te  verseeckeren  en  oock  bequame  plaetse  om  binnen  ons  nieuw 
fort  een  goet  huys  te  bouwen.  Ja  voor  een  man  vier  off  vyff  zeyden 
zy,  voor  sooveele  (wierd  daerop  geantwoort)  als  tot  verseeckeringe 
en  berginge  van  ü  goederen  met  een  weynich  volck  van  noode  is; 
want  twee  hooffden  op  één  lichaem  niet  wel  souden  passen.  Ten 
lesten  hebben  zy  op  d'aengewesen  erve  eenige  rieden  huysen  begost, 
gelyck  mede  een  steenen  packhuys  met  bovenwoning;  lanck  90  voe- 
ten en  wyt  29  binnen  de  mueren,  behalve  de  galderye,  doch  sonder 
bepaling  van  erve,  waerop  haer  gedrongen  hebben  aen  te  dienen, 
wat  van  jerve  begeerdeft.  Hierop  versochten  een  plaetse  van  300 
voeten  in  't  viercant  groot,  welcke  haer  geaccordeert  en  affgeteeckent 

is Dusverde  gecomen  synde,  lieten 

d'Ëngelse  verluyden,  dat  haer  plaetse  met  cocusboomen  rontsomme 
souden  besetten  met  uytsteecken^e  hoecken,  om  hun  voor  aenloop 
van  Javanen  te  mogen  diffenderen;  wy  hebben  haer  aengedient,  dat 
sulcx  niet  toestaen  mogen,  en  daertoe  licentie  van  d'Ed.  Hooge 
Mogende  Heeren  Staten-Oenerael  der  Vereen.  Nederl.  souden  moeten 
versoecken.  D'Engelssen  op  voors.  maniere  aen  de  westzyde  van  de 
IV.  14 


210 

riviere  in  d'oude  stadt  Jacatra  aent  bouwen  wesende,  ter  plaetse 
daer  noch  geen  andre  hnysen  staen,  hebben  daer  (onder  pretext  dat 
anders  yan  de  Javanen  souden  mogen  overvallen  worden)  ontrent  30 
soldaten  met  een  trom  en  voUe  wapenen  aen  landt  gebracht,  daer 
een  cordegarde  houden;  even  als  of  neffens  d'onse  in  gamesoen 
lagen.  Omdat  hun  pretext  eenige  apparentie  heeft,  wert  sulx  voor 
dees  tyt  gesimuleert,  maer  wy  sullen  niet  laten  haer  voorder  disseyn 
naer  behooren  voor  te  comen.  Groote  moetwille  en  insolentie  is  hier 
van  eenige  van  't  gemene  volck  van  d'Engelsen,  soo  droncken  als 
nochteren  synde  gepleecht,  geen  respect  wilden  zy  aen  d'officieren 

van  't  fort  en  de  stadt  dragen Nadat 

verscheyden  faulten  ongestraft  gebleven  waren,  vermits  't  U3^erste 
recht  altoos  niet  gedaen  dient,  is  't  gebeurt,  dat  de  soldaten  van 
d'Ëngelssen  tegen  haren  bottelier  murmureerden,  dat  haer  quaden 
aracq  uytdeelde.  .De  bottelier  heeft  hierop  den  Chinees,  daervanhy 
den   aracq  gecocht  had,  met  behendicheyt  in  haer  huys  ontboden, 

aldaer  gevadt  en  gebonden de  bottelier  deed 

hem  met  rottang  geesselen,  en  zeyde,  gaet,  claecht  het  de  Generael 
van  de  Nederlanders,  ende  seght  dat  iok  het  gedaen  heb.  De  Chi- 
nees is  d'ordre  naergecomen,  de  teyckenen  toonende.  Hierop  is  de 
bottelier  van  d'Ëngelssen  voor  recht  geroepen,  en  van  den  raedt 
gevraecht,  waeromme  de  Chinees  soo  qualick  getracteei-t,  en  off  wel 
wist,  hoe  seer  hem  daerinne  tegen  d'overheyt  vant  landt  misgrepen 
hadde.  Hy  antwoorde  dat  hier  te  lande  geen  ander  overhe3rt  kende 
dan  synen  president,  en  dat  de  Chinees  recht  gedaen  hadde,  omdat 
den  aracq  met  water  gemengt  was.  Om  voorderen  quae  inbreuck  voor 
te  comen,  en  't  gerechte  te  meynteneren,  is  voors.  bottelier  door 
den  raedt  gecondemneert,  publyckelyck  gegeselt  te  worden,  gelyck 
hy  de  Chinees  gedaen  hadde,  wy  hebben  de  sententie  geapprobeert 
en  d'executie  laten  doen.  D'overhoofden  van  d'Ëngelssen  hebben 
hun  hierover  uytdermate  seer  ontstelt  en  beclaecht,  seggende  onder 
veel  andre  redenen  meer^,  dat  de  Maj^  van  Engelandt  en  d'Eogelsse 
natie,  een  seer  groote  schande  aengedaen  waere;  daerop  hun  met  alle 
beleeftheyt  aengedient  is ,  hoeveel  moetwille  van  hun  volck  ongestraft 
gebleven  was,  dat  voors.  misdaet  niet  hadden  kunnen  simuleeren, 
omdat  onse  hoochste  overheyt  daeraen  vercort  was,  en  geen  ander  I 
rechters  dan  die  van  de  Hooge  Müg^de.  Beeacm  Stfikn-Omfrael  in 


211 

't  landt  gedogen  mochtm Wy  hebben  niet 

connen  naerlaten  het  voors.  te  dechiffreeren,  even  gelyck  alles  ge- 
passeert  is,  opdat  de  Heeren  kennelyck  worde ,  (soo  het  per  avon- 
tnyre  niet  en  weten)  wat  de  pretentie  en  intentie,  van  dehoochmoe- 
dige  Engelssen  zy.  Waeren  zy  meester ,  de  Nederlanders  souden  wel- 
hoest  uyt  Indien  wesen;  moer  de  Heere  zy  h/f,  die  liet  anders  ver- 
sieu  heeft.  Tis  voorwaei'  een  onverdraechelycke  natie,  UEd,  zy  ten 
alderhoochsten  gerecommandeert ,  in  't  mifiste  geen  deel  van  des  Comp'. 
recht  y  lantj  forten  off  plaetsen,  oen  d' Engelssen  toe  te  staen,  veel 
miuj  dat  daer  gamesoen  houden  ^  eenige  stercte  ofte  forten  houwen  j 
want  soo  ^ Engelssen  daertoe  comeUy  sal  d'Indissche  staet  van  de 
Generale  Comji^  der  Ver.  NederL  niet  lange  hestaen  en  Hvolck  mal- 
kafideren  vermoorden.  De  Chinesen  waerschouwen  ons  mede,  de  be- 
ginselen tegen  te  staeny  seggende:  dat  anders  de  goetrondige  eenvout 
van  de  Nederlanders  j  tegen  d*arge  trouwloosheyt  van  d* Engelssen  niet 
bestaen  can* 

UEd.  ^  gelieve  aldaer  met  den  aldereersten  met  d'Engelsse  Comp. 
over  den  handel  tot  Bantam  te  verdragen,  gelyck  mede  aengaende 
de  Chineesse  en  andre  handel  tot  Jacatra,  mits  ons  daervan  wat 
haestieh  advys  gevende,  alsoock  wat  rechten,  wetten  en  tollen  tot 
Jacatra  begeeren  gestatueert  te  hebben.  Daer  en  is  niet  dat  Bantam 
breydelen  en  wet  stelle  sal  dan  Jacatra.  D'Engelsse  laten  ons  oock 
met  Bantam  gewerden,  sonder  hun  de  saecken  aen  te  trecken.  De 
goede  man  willen  zy  overal  spelen,  en  de  vrachten  met  ons  deylen. 
Sy  hadden  in  't  eerst  twee  schepen  neffens  d'onse  voor  Bantam  ge- 
leyt,  maer  syn  cort  daema  vertrocken,  en  hebben  se  elders  tot 
haeren  dienst  gebmyct.  Jaer  en  dach  hebben  wy  nn  schepen  voor 
Bantam  gebonden ,  en  daerenjiïoven  een  vloot  van  12  prauwen ,  opheb- 
bende 156  mannen,  daermede  omtrent  50  mannen  verlooren  hebben, 
en  200  van  den  vyandt  soo  gevangen  als  verslagen  zyn.  De  slapheyt 
van  d'Engelssen  tegen  Bantam,  maect  ons  mede  vry  wat  coelder, 
dan  anders  wel  souden  geweest  zyn,  Bantam  laet  ons  tot  Jacatra 
sitten,  en  wy  hem  tot  Bantam,  sonder  dat  d'een  offd'andert'nyterste 
gewelt  doet  Cleene  tronpen  van  10,  20  a  50  man,  hebben  zy  tot 
verscheyden  reysen,  in  't  landt  omtrent  Jacatra  gesonden,  om  't  bos 
QQTeyl  te  maken,  welcke  in  verscheyden  reysen  vyff  Clunesen  en  3 
baotgesellen  verrast  en  dootgeslagen  hebben,  waertegen  d'onse  eens 


5512 

een  troupe  van  omtrent  50  moeskoppers  verrast  en  haer  hun  geweer 
on^aecht  hebben,  doch  lieten  maer  een  hooft  achter,  want  d'onsen 
veel  te  cloeck  in  't  loopen  zyn 

Wy  sullen  niet  laten  t'accoort  met  d'Engelssen  te  onderhou- 
den, UEd.  gerechtichejrt  te  conserveren,  de  forten  te  verseecke- 
ren,  en  voor  te  comen,  voor  sooveele  doenlyck  is,  dat  in  geenen 
deele  door  d'Engelsen  werden  vercloect,  tot  desen  eynde  en  onime 
te  verwinnen  de  schade,  van  een  derde  van  den  handel  van  de 
MoUucques,  Amboyna  en  Banda  (welcke  tegen  recht  en  reden 
om  vredes  wille  aen  d'Engelssen  ingemympt  is)  hebben  op  ver- 
scheyden  plaetsen  goede  ordre  gegeven.  D'Engelsen  souden  gaeme 
overal  nevens  ons  sitten,  en  alle  negotie  egael  deylen,  maer 
't  en  dient  niet  te  wesen,  doch  soo  de  weygeringe  hiervan  gelycken 
onlust  causeert  als  d'uytweeringhe  van  de  MoUuccos  deed  (ge- 
lyck  apparent  is  dat  metter  tyt  wel  soud  mogen  geschieden)  waer 
sal  dan  (bidde  ick)  de  vrede  blyven,  die  UEd.  soo  diere  gecocht 
hebben. 

T'is  seer  goet  en  noodich  dat  UEd.  tot  Jacatra  houde  een  game- 
soen van  duysent  coppen,  te  weten,  700  soldaten  en  300  bootsge- 
sellen,  niet  om  de  plaetse  alleen  te  bewaren,  maer  om  een  goet  deel 
van  't  omleggende  landt  veyl,  en  naestgelegen  Coninckrycken  in 
toom  te  houden,  item  om  een  vloote  cleen  vaertuygh  ter  zee  te 
brengen,  den  stapel  van  alle  d'inlantsche  handel  die  tot  Bantam, 
Japara,  Jamby  en  Jortan  plach  te  wesen,  met  hulp  van  de  Chine- 
sen  alhier  te  stabilieren  en  houden,  welcke  seer  veel  importeert, 
licht  doen  connen  en  ons  airede  aengeboden  wort,  item  omme  met  cleen 
vaertuych  vergeselschapt  met  eenige  schepen ,  den  handel  van  die  van 
Mallacca  te  verhinderen,  en  mede  t'onswaert  te  trecken,  gelyckmede 
omme  in  tyden  van  noot,  alle  forten,  schepen  en  plaetsen,  van  hier 
met  volck  te  mogen  seconderen,  derhalve  willen  UEd.  op  'thoochste 
gerecommandeert  en  gebeden  hebben,  sooveel  volck  te  senden,  dat 
Jacatra,  boven  den  eysch  van  de  MoUuques,  Amboyna,  Banda  en 
alle  schepen,  welcke  uytdermate  qualick  van  volck  versien  zyn, 
met  duysent  coppen  geprovideert  mach  worden.  Ontsiet  d'oncoaten 
niet,  sy  suUen  wel  rijckelyck  weder  incomen,  en  misschien  eerlange 
tot  Jacatra  selfs  gevonden  worden.  Siet  toe,  dat  d'Engelssen  UEd.. 
geen  voordeel  meer  aff  en  doen,  geeft  goede  advysen  gelooff,  hebt 


215 

wat   gedult,   en   vertrouwt  d' Almogende  Godt,  soo  sal  U  niemandt 
deeren 

J.  P.  COBN. 

P.   D.   CjLBPENTIEB. 

J.  Dedel. 
Mabtintts  Sonck. 


XXXVIII.    De  GoTTVEBNErB  Generaal  en  Rade  tan  Indie  aan 
3)E  Bewindhebbees  deb  Geneb.  Oost-Ind.  Comp. 

(Heeben   XVII.) 

dd.  Jacatra,  26  October  1620. 
Edele  Emtfeste,  enz. 

Met  de  schepen,  enz 

T'en  sonde  niet  quaet  wesen,  dat  aen  de  Caep  een  fort  ende 
colonie  geplant  wierde,  maer  dewyle  U  Ed.  dnslange  versnympt 
hebben  ende  met  geen  redenen  te  bewegen  syn,  omme  colonie  te 
planten  ter  plaetse  daer  d'alderrycxte  vruchten  van  de  werelt  wassen , 
de  landen,  ü  eygen,  gesondt  ende  vruchtbaer  syn,  hoe  sonde  men 
connen  geloven,  dat  U  Ed.  door  goede  stabile  redenen  tot  soo  een 
disseyn  gemoveert  worden,  't  voornemen  is  niet  te  misprysen,  maer 
waeromme  hebben  U  Ed.  duslange  in  Amboyna  ende  Banda  geen 
colonie  geplant,  op  de  geconquesteerde  eylanden  in  Banda  gaen  de 
nooten  ende  foelie  verlooren,  daer  en  is  niet  volck  genoech  om  die 
te  plucken,  d'onse  souden  't  soowel  als  de  Bandanesen  connen  doen. 
Amboyna  is  uytdermaeten  goet  ende  bequaem  om  colonie  te  planten 
ende  dit  sonde  de  rechte  middel  wesen  om  de  Comp.  van  de  jaer- 
Ijxe  groote  excessive  oncosten  te  ontlasten  ende  haer  van  die  landen 
te  verseeckeren ,  ende  diesniettegenstaende  zyt  ghylieden  daertoe 
niet  te  bewegen.  Jaccatra  laet  hem  soo  aensien,  dat  het  (soo  den 
eysch  behoorlyck  voldaen  wort)  Malacca  ende  Goa  eerlange  wel 
soud  mogen  passeeren,  hier  moet  vooral  een  treffelycke  colonie  ge- 
plant worden,  zeer  veele  van  d'onse  syn  daertoe  genegen,  waeren 
hier  maer  vrouwen,  de  stapel  van  dlndische  negotie  was  Uwe, 
Bantam  is  die  quyt,  Mallacca  was  mede  te  niet  ende  Goa  soud  van 
de  teeringe  soo  verswacken ,  dat  tegens  synne  vyanden  niet  en  soud 
connen  bestaen.  Hierover  recommandere  U  Ed.  niet  alleene  een  fort 
ende   colonie    aen   de   Caep   de   Bona  Esperance  te  planten,  maer 


214 

insonderheyt  tot  Jacatra,  Amboyna  ende  Banda,  mannen,  vrouwen 
ende  kinderen  dienen  daertoe  expresselyck  met  groote  menichite  ge- 
sonden,  met  d'ongeregelde  can  sulcx  niet  wel  gedaen  worden,  laet 
die  haer  geit  verteeren  ende  gebruict  hun  daertoe  van  Godt  geor- 
donneert  zyn,  wie  can  den  exter  t'  hippelen  verbieden,  even  alsoo 
qualick  can  de  natuyr  van  de  mensche  verandert  worden;  't  is  oock 
niet  noodich  ende  een  groot  misverstandt,  dat  men  sulcx  onderstae 
ende  den  staet  van  de  Yereenichde  Nederlanden  in  Indien  daerdoor 
verachtere,  want  in  de  Vereenichde  Nederlanden  (Godt  loff)  geen 
volck  gebreect;  zyn  de  goede  vreedsamige  niet  genegen  hier  te  comen, 
t'is  een  misverstandt,  doet  haer  beter  onderrechten,  verweet  de  lust 
met  profitabile  medecynen ,  sendt  jongens  ende  alle  de  jonge  meys- 
kens  uyt  de  goodtshuysen  van  de  Vereenichde  Nederlanden,  laet 
het  de  Compagnie  off  de  Staet  van  't  landt  een  groot  stuck  gelts 
costen,  t'en  sal  haer  niet  rouwen  ende  wel  hondertvout- weder  in- 

comen 

Hebben  geerne  verstaen,  dat  U  Ed.  mede  goetvinden  de  generale 
rendez-vous  tot  Jacatra  te  stabileeren;  met  de  gevangen  Javanen 
ende  goede  pertye  Chinesen  syn  daermede  besich,  doch  door  gebreck 
van  materiaelen,  hout,  steen  ende  calck  gaet  het  werck  (ten  aen- 
sien  van  de  grootheyt)  traech  voort,  de  gront  verachtert  ons  nlede 
seer,  meer  aerde  isser  van  noode  om  de  grondt  uyt  de  moras  te 
hoogen,  dan  tot  wallen  off  bolwercken ;  van  ons  eygen  volck  hebben 
weynich  hulpe,  gebruycken  geen  dan  van  eenige  scheepen,  die  hier 
nootlyck  na  last  ende  bequaeme  tyt  moeten  wachten,  opdat  hier 
geen  schepen  onnuttelyck  souden  leggen,   ende  in  den  handel  ende 

tot  affbreuck  van  vyanden  niet  versuymen.    Het  nieuwe  begonnen 

I 

bolwerck,  synde  in  de  circonferentie  641  voeten  groot,  is  18  voeten 
hooch  ende  meest  met  aerde  gevult,  wy  meenen  daerop  eerlange 
volck  ende  geschut  te  leggen;  dit  bolwerck  sal  vry  wat  beter  wesen 
dan  't  geheele  oude  fort,  verhoopen  dat  het  rendez-vous  met  der 
tyt,  sonder  beswaringe  van  de  Compagnie,  voltrocken  worden  zal. 
De  limiten  ende  't  gebiet  vant  fort  houden  wy  in  't  oosten  tot 
aen  't  landt  van  Cheribon,  int  westen  tot  de  limiten  van  Bantam, 
int  noorden  over  d'eylanden  ende  int  zuyden  tot  de  Zuyderzee; 
verscheyde  schoone  rivieren  syn  in  voors.  limiten  van  Jacatra  leg- 
gende, ende  sal  daerinne  geen  andre  superieur  dan  de  Doorluchtige 


iiii 

Hooch  Moogende  Heeren  Staten-Generael  der  Vereenichde  Neder-: 
landen  erkent  worden , 

Wat  aengaet  de  Chineesse  handel,  houden  voor  seecker  (ah  U 
Ed.  maer  geit  genoch  senden)  dat  die  wel  haest  tot  Jacatra  in  boo 
goeden  fleur  becomen  sullen  als  oyt  in  Manilla  geweest  is;  het 
schynt  dat  de  stapel  van  alle  inlanschen  handel  seer  hart  na  Ja- 
catra inclineerty  den  oorloch  met  de  Mattaram  ende  Bantam  is  daertoe 
seer  vorderende,  om  den  handel  niet  t'eenemael  te  verliesen,  staen 
die  van  den  Mattaram  seer  hart  na  vrede,  Bantam  hout  hem  still 
vermits  geen  raedt  tot  synne  sieckte  weet,  meene  oock*  dat  die  in* 
curabel  is.  Nu  is  het  de  rechte  tyt  dat  U  Ed.  herwarts  an  be- 
hooren  te  senden  groote  menichte  van  scheepen,  volck  ende  geit 
Aen  de  Chineesse  handel  in  Patany,  Ligor,  Cochin-China  ende 
elders  suUen  na  vermogen  de  handt  houden,  tot  dat  die  tot  Jacatra 
volcomentiyck  gestabileert  zy. 

Dat  ü  Ed.  ons  recommanderen   de  saecken  van  Bantam  alsoo  te 
beleyden  dat  de  jonge   Coninck  in  rechte  besit  van  syn  ryok  ge- 
raeckt,  de  Pangoran  Gouverneur  gestraft  ende  onse  voorgaende  schaede 
met  preminentie  ende   immuniteyten   in   den  handel  geremunereert 
werde,  is  seer  wel'geseyt,  maer  wie  isser  die  daertoe  raedt  weet; 
dese  lieden  en  syn  in  diervougen  niet  te  vercloucken  zy  hebben  over 
lange  jaren   gesien   tgene   by   ons  noyt  gedocht  was,  ende  soo  de 
mensch  tegen  de  schickinge  Godts  iets  vermocht,  wy  soudent gedaen 
hebben.    De  jonge  Coninck,  de  Pangoran  Gouverneur  ende  alle  de 
groeten  van  Bantam  syn  het  eens,  de  verscheyde  personagie  welck 
voor  dese  gespeelt  hebben,  syn  laegen  geweest  om  ons  t'abuzeeren; 
't   waere   oock   geschiet,   soo  ons  d'almachtighe  Godt  niet  wonder- 
baerlycken  geholpen  ende  beboet  hadde.  Terwyle  wy  met  dl  vloote 
na  Amboyna  geretireert  waeren,  hebben  d'Engelsche  gesocht  (gelyck 
U  Ed.  raeden)  met  de  jonge  Coninck  accoort  te  maecken  ende  de 
Pangoran  te   verwerpen,   maer   't  was  al  verlooren  moeyten,  ende 
piek  in  't  vier.  Waerom  soud  Bantam  de  Pangoran  verwerpen,  want 
de  Coninck  ende  groeten  begeeren  't  ryck  niet  anders  gegouvemeert 
te  hebben  dan  hy  doet.  Aldus  dooien  de  werelüycke  wysen  in  haer 
wysheyt,  soo  ü  Ed.  vervolgen,  als  begost  hebben,  (gelyck  wy  vol- 
comentiyck vertrouwen)  is  Bantam  geruineert  ende  sal  Jaccatra  flo- 
reeren,   't  sy  oock  hoe  het  die  van  Bantam  aenleggen,  sy  meenen 


216 

• 

ons  te  verdnyren,  maer  ick  vertrouwe  dat  het  langst  herden,  ende 
sy  noch  blyt  wesen  sollen,  dat  haere  peper  tot  Jacatra  gebracht 

ende  aen  ons  gelevert  worde 

Volgens  U  Ed.  bevel  sullen  niét  naerlaeten  goede  yrientschap 
ende  correspondentie  met  d'Engelsse  natie  te  honden,  om  de  goede 
genegentheyt  ende  affectie  tnsschen  de  natie  weder  te  vernieuwen 
ende  doen  floreren ,  mits  het  recht  ende  voordeel  van  de  Vereenichde 
Compagnie  met  discretie,  beleeftheyt  ende  voorsigtigheyt  mayntene- 
rende;  verhoopen  oock  voor  te  comen,  dat  in  d'interpretatie  ende  prac- 
tycke  van  de  conditie  niet  vercloeckt  sullen  werden,  doch  U  Ed. 
gelieven  te  considereeren  met  wie  wy  te  doen  hebben,  maect  des 
moeders  sachtigheyt  de  kinderen  dertel  ende  stout,  wat  sal  dan  de 
goetaerdige  eenvout  van  de  Nederlanders  in  de  quaetwillige  baeren. 
Van  eersten  aff  nadat  de  tydinge  van  U  Ed.  accoórt  becomen  had 
den,  hebben  wy  d'Engelsse  natie  seer  minnelyck  beyegent,  alle 
behoorlycke  eer  ende  deucht  bewesen,  sy  naement  aen,  presume- 
rende, dat  het  haer  toequam.  Wt  dese  hoveerdige  presumtie,  pre- 
tendeerden zy  de  helft  van  't  Coninckryck  van  Jacatra  ende  soo 
groeten  gesach  op  d'een  zyde  van  de  riviere  als  wy  op  d'andere; 
item  dat  niet  gehouden  waeren  Heere  vant  landt  te  kennen,  namen 
voor  een  fort  ende  hnysen  te  bouwen,  daer  't  hun  best  geraden 
docht ;  dit  most .  haer  immers  ontseyt  worden  ende  doen  wy  sulcx 
deden,  de  groote  moetwillicheyt  van  haer  volck  straffende,  was  het 
weder  maethoudt.  Men  claechde  dat  haer  niet  en  vertrouwden, 
datter  voor  haer  geen  recht  en  was,  dat  hun  niet  wilden  laten  ver- 
stercken,  opdat  alle  te  samen  by  nacht  van  de  Javaenen  den  bals 
affgesneden  souden  worden,  dan  wy  sochten  haer  slaven  van  alle 
de  wei%lt  te  maecken,  jae,  dat  de  Maj^  van  Engelandt  schandelycke 
oneer  aendoen,  als  een  moetwillighe  Engelsman  door  ons  gestraft 
wort,  presumeerende  yder  van  hun  te  representeeren  de  persoon  van 
Haere  Conincklycke  Majesteyt.  Alsoo  van  d'oflScier  aengesproocken 
wierden  omdat  tegen  ordre  vant  publiek  placcaet  sonder  licentie 
hout  gehaelt  hadden,  syn  daeruyt  hooge  woorden  ontstaen;  wtt 
crachte  vant  contract  pretendeeren  zy,  dat  het  haer  soo  vry  staet 
als  ons  hout  te  haelen,  daert  hun  belieft,  dat  wy  het  hun  soowel 
moeten  vraegen ,  als  sy  ons ,  soo  het  contract  wilden  breecken  ende 
haer   tot  slaeven   maecken,   zy  souden  doen  tgene  de  Generael  be- 


217 

• 

geerde,  conden  maer  een-Heere  dienen,  ende  wilden  geen  officieren 
van  't  fort,  stadt  off  landt  erkennen.  Op  alle  dese  onredelycheden 
syn  wy  gedrongen  geworden  ijiet  hooge  woorden  herder  nyt  te  vaeren 
dan  onsen  aert  medebrengt',  hebben  haer  aengeseyt,  dat  alle- offi- 
cieren elck  in  syn  graet  begeerden  erkent  te  hebben,  dat  geen 
moetwille,  noch  insolentie  van  haer  volck  ongestraft  costen  laeten, 
maer  recht  ende  justitie  administireeren  sonden ,  stont  het  haer  niet 
aen,  mochten  vertrecken  ende  gaen  daer  van  daen  qnamen.  Hierop 
claechden,  dat  haer  met  soeticheyt  ingeleyt  hadde  ende  nu  vast 
saetten,  onse  bitterheit  openbaerden,  maer  byaldien  sooveel  oncosten 
niet  gedaen  hadden,  souden  welhaest  vertrecken.  Hiervan  sullen 
misschien  wonderlycke  dachten  gedaen  worden,  doch  als  d'antwoort 
vereyscht  wort  sal  die  gereet  wesen;  het  schynt  dat  met  goet  doen 
niet  voldoen  conncn,  al  crakende  sal  de  wagen  voortgaen  totdat  hy 
int  rechte  spoor  zy.  T'en  is  geen  wonder,  dat  het  d'Engelsse 
hart  valt  in  Indien  te  woonen  daer  wy  't  hoochste  gebiet  hebben, 
derhalve  sullen  oock  niet  naerlaten  met  goeden  lanckmoet  behoorlycke 
discretie  te  gebruycken  om  d'onlust  van  onse  vrienden  sooveele 
mogelyck   is  te  versoeten  ende  allenskens  na  behooren  te  gewennen. 

Die  van  de  Mattaram  hebben  op  verscheyde  manieren  behendelyck 
onderleyt  om  ons  na  vreede  te  doen  staen,  ende  daerdoor  tot  accoort 
na  haer  welgevallen  te  brengen.  Eerst  meenden  ons  door  ophoudinge  van 
rys  ende  andre  provisie  daertoe  te  dringen,  dan  vernemende  dat  wy 
daertegen  al  versien  hadden,  hebben  gedreycht  ons  fort  Jacatra  met 
drie  hondert  duysent  mannen  aen  te  tasten  ende  sien  dat  daervoor 
niet  bevreest,  maer  hun  wel  getroost  waeren,  is  onderleyt  om  ons 
te  bewegen,  dat  eenige  ambassate  na  den  Mattaram  soude  senden, 
twelck  by  ons  oock  affgeslagen  synde,  hebben  die  van  den  Mattaram 
eyntlyck  uyt  haer  selven  ses  van  d'onse,  by  haer  gevangen,  hier 
gebracht,  met  toesegginge  dat  d'andre  mede  relasscheren  sullen, 
opdat  hier  interim  vryelyck  souden  mogen  handelen,  gelyck  nu 
doende  zyn.  Sy  hadden  gaeme  dat  weder  eene  factorie  tot  Japara 
stabileerden  om  een  goet  onderpant  te  hebben,  maer  't  en  is  niet 
geraden;  de  Mattaram  waere  met  onse  hulpe  gaeme  meester  van 
Surrobaya  ende  Bantam,  gelyck  de  Heeren  per  nevensgaende  mis- 
siven  connen  sien.    Jaccatra,  meen  ick,  soude  hem  mede  wel  aen- 


218 

8taen,  gelyck  dese  Mattaram,  alsoo  dienen  Bantam  met  lanckmoet 
ende  patientie  mede  te  verdnyren.  T'is  lange  geleden  dat  door 
d'Ëngelsse  haer  schip  de  Pepercom  na  Japara  gesonden  wierd  om 
rys  ende  andre  provisie  te  beoomen;  sy  syn  daer  lange  met  schoone 
praetjens  onderhouden  geweest,  ende  ten  lesten  met  seer  weynich 
rys  ende  andre  provisie  weder  hier  gekeert 

Met  onse  voorgaende  is  geadviseert,  hoe  hier  tot  die  tyt  toe  geen 
tollen,  noch  rechten  opgerecht  waeren,  dat  de  burgerye  oock  niet 
beswaert  hadden  dan  met  het  maecken  van  seeckere  aerdewallen  op 
haere  costen;  naderhandt  hebben  de  Chinesen  opgeleyt  het  groote 
nieuwe  bolwerck  met  aerde  aen  te  vallen,  hun  tot  soulagement  1600 
realen  van  8»  lovende,  doch  alsoó  't  werck,  soo  ons  dochte,  niet 
genoech  voortginck  ende  veel  Chinesen  met  meerder  gemack  beter 
proffyt  wisten  te  doen,  hebben  ontlastinge  vant  werck  versocht, 
presenteerende  een  somma  geit  te  contribueeren,  daermede  twérck 
aen  goetwillige  besteeden  mochten.  Wy  syn  verdragen,  dat  yder 
daervoor  1^  reael  van  8n  ter  maent  geven  sal,  twelck  van  prima 
deser  ingegaen  is.  811  Chineessen  contribuanten  hebben  haer  selven 
verthoont  ende  voors.  geit  betaelt,  daerenboven  synder  35  siecken, 
9  andere  vrygegeven;  hoeveel  om  d'oost  uyt  handelen  gegaen  syn 
ende  andersints  verborgen  mogen  wesen ,  is  ons  onbekent.  Tot  sou- 
lagement van  d'excessive  lasten  die  U  Ed.  di'agende  zyn,  hebben 
mede  op  incomende  ende  uytgaendè  goedereu  tol  geset,  als  per 
nevensgaende  registers  blyct,  gelyck  mede  pp  het  branden  van  aracq 
ende  tappen,  resteert  noch  d'erfl^acht,  't  visschen,  houthaelen,  fruy- 
ten,  hoven,  cocusboomen  ende  verscheyde  andere  saecken,  daer  van 
de  gemeente  de  gerechticheyt  van  den  Heer  schuldich  blyft,  welck 
met  der  tyt  mede  vorderen  sullen. 

De  voors.  tollen  ende  contributie  van  de  Chinesen  sullen  vooreerst 
beloopen  ontrent  2000  realen  van  8  ter  maent;  't  is  apparent  dat 
d'incompsten  eerlange  tien  duysent  realen  van  S^  ende  meer  ter 
maent  beloopen  sullen.  Wy  houden  voor  seecker  dat  op  d'incomp- 
sten  van  Jacatra  eerlange  duysent  koppen  onderhouden  sullen  connen 
worden.  Hierover  willen  U  £d.  ten  dienste  van  de  Generaele  Com- 
pagnie ,  welstant  van  de  Vereenichde  Nederlanden  ende  om  Godes  wille 
gebeden  hebben ,  herwarts  aen  expresselyck  te  senden  boven  't  ordinarie 
volck  het  getal  van  duysent  mannen,  omme  tot  Jacatra  gamisoen 


it9 

te  houden,  te  weten  700  soldaten  ende  300  bootsgesellen ,  ende  dat 
cloeek,  getrou wvolck ,  ingeboren  Nederlanders,  daermede  den  staet 
van  Indien  verseeckert  wesen  macli.  Om  hiertoe  goet  getronw  volck 
te  becomen,  gelieven  de  Heeren  aen  de  soldaten  ende  bootsgesellen , 
die  hiertoe  sullen  willen  gebruyeken ,  tien ,  twaelff  a  derthien  gulden 
ter  maent  geven ;  t'  is  een  schande  om  sien  wat  rapalie  met  veel  van 
U  Ed.  schepen  compt;  laet  doch  mede  niet,  getrouwde  mannen, 
vrouwen  ende  kinderen  te  senden,  insonderheyt  jongens  ende  jonge 
m'eyskens  uyt  de  goodtshuysen  omme  colonie  te  planten,  gelyck 
vooren  is  versocht 

Tot  noch  toe  hebben  wy  d'Engelssen  van  geen  tollen,  noch  rechten 
aengesproocken ,  U  Ed.  gelieve  ordre  te  geven  wat  zylieden  betaelen 
ende  hoe  het  met  malckanderen  hebben  sullen,  soo  de  gelegentheyt 
van  saecken  geen  dilay  toelaet,  sullen  wy  niet  laeten  ü  Ed.  prero- 
gatieff  ende  gerechticheyt  te  maynteneren 

Om  geit  syn  uyt  der  maeten  seer  verlegen  ende  d'Engelse  hebben 
hiertegen  77  kisten  geit  in  ons  packhuys  leggende,  behalven  'tgene 
op  haer  comptoiren  is,  ende  door  de  nieuwe  scheepen  gebracht  zy. 
ü  Ed.  recommanderen  ons  met  alle  haer  missiven  soo  emstlyck 
jaerlycx  rycke  retoeren  over  te  senden,  sonder  den  behoorlycken 
eysch  van  cappitael  vol  te  doen.  Men  sent  ons  jaerlicx  10  a  1200 
m.  gulden  aen  geit,  wat  retoeren  connen  de  Heeren  daervooren  be- 
comen dan  4  a  5000  m.  gulden  jaerlicx,  gelyck  wy  nu  eenigejaeren 
achter  den  anderen  overgesonden  hebben;  begeeren  U  Ed.  jaerlycx 
een  retoer  van  hondert  tonnen  gouts,  sendt  ons  jaerlycx  een  cappitael 
van  vyf  en  twintich  tonnen  gout,  wy  sullen  ü  Ed.  daertegen  hon- 
dert tonnen  in  retoer  beschicken.  De  Heeren  van  DelflF  seggen  daer 
tegen  dat  niemant  hooger  vliechen  mach,  als  de  wiecken  draegen 
meugen,  ende  is  seer  wel  geseyt,  maer  wie  heeft  des  Compagnies 
vergrootinge  gelimiteert,  waeromme  connen  de  wiecken  door  goet 
voetsel  niet  vigoureuser  worden;  soo  men  seyt  dat  de  vergrootinge 
niet  bestaen,  maer  onder  syn  eygen  last  vergaen  soude,  wy  repli- 
ceeren  daerop  dat  desulcke  niet  bekent  en  is  wat  ti-afficque  in  Indien 
geschiet,  hoe  groote  staeten  de  werelt  voeden  can  ende  voedet,  opent 
dogh  U  ooghen,  laet  U  door  Engelandt,  Vrankryck,  noch  Dene- 
marcken  niet  vercloecken,  considereert  waemae  zy  poogen,  haest 
U  ende   maect  dat   het  octroy   (welck  de  Hooge  Mogende  Heeren 


220 

Staten-^^lenerael  ten  besten  van  de  Yereenichde  Nederlanden  gegeven 
hebben)  tot  disaolntie  van  de  Compe.  ende  irreparabile  schaede  van 
den  .Staet  der  lande  niet  gedye,  voorwaer  de  Staet  is  in  nytterste 
noot  geweest  ende  nu  een  weynich  begint  te  vercomen,  wort  den 
Staet  800  gemelckt  alsoff  men  die  met  voordacht  socht  fonder  te 
houden,  de  geltsnchtege  begeeren  nytdeylinge  en  d'armhertige  de 
lasten  aff  leggen ,  even  alsoff  die  op  haer  schondere  laegen;  wilt 
doch  daertoe  niet  condescendeeren,  voordat  de  masse  van  de  Ge- 
nerale Compagnie  soo  vergroot  zy,  dat  tegen  de  macht  van  open- 
bare vyanden,  ondercmypinghe  van  geveynsde  vrienden,  ontrou  van 
mooren  bestaen  ende  den  handel  voldoen  connen.  Meester  sal  hy 
syn  die  hierinne  de  cloeckste  is,  laet  Yenetia,  Vranckryck,  Enge- 
landt,  Denemarcken,  noch  andere  Staten  (raden  wy  de  Hooge 
Overicheyt)  ü  volck  niet  ontrecken,  gebruyct  die  selffis,  dat  men 
jaerlicxeen  groote  menichte  herwarts  sende,  sy  connen  hier  seer 
wel  gevoet,  onderhouden  ende  ten  dienste  van  de  Yereenichde 
Nederlanden  gebruyct  worden.  Soo  dit  gedaen  wort  sal  tl  Ed. 
staet  van  Indien  niet  alleene  van  sich  selffs  bestaen  connen,  maer 
de  Yereenichde  Nederlanden  sooveel  rendeeren,  dat  Spangien  int 
minste  niet  sullen  behoeven  t'oiitsien,  maer  in  syn  schulpen  wel 
houden  sullen.  U  Ëd.  gelieve  dit  ten  goede  te  nemen  ende  soo  selffs 
niet  machtich  zyn  den  eysch  vol  te  doen,  doet  dan  behoorlycke 
openinghe  ende  behoorlyck  vertooch  aen  de  Hooge  Mogende  Heeren 
Staten-GeneraeU  opdat  de  Compagnie  door  Haer  Ed.  behoorlycken 
geassisteert  worde,  eer  U  andere  prevenieren 

Alsoo  de  Javaenen  d'onse  in  't  loopen  te  cloeck  syn,  is  noodich 
dat  hier  een  deel  ruyterye  gehouden  werde  om  't  landt  veyl  te 
houden;  wy  sullen  daertoe  paerden  versaemeien;  U  Ed.  gelieve  een 
pertye  van  ontrent  hondert  sadels  met  eenige  sadelmaeckers  te  sen- 
den;  de  Compagnie  sal  daeraen  dienst  geschieden. 

Met  dit  schip  werden,  volgens  U  Ed.  ordre,  vier  Orangkays  kin- 
deren gesonden,  omme  in  theologie  te  studeeren;  sy  syn  alle  vier 
van  Amboyna,  de  twee  syn  Conincx  soonen  ende  d'andere  twee 
Orangkays  kinderen,  van  de  MoUucques  syn  geen  te  becomen;  de 
Tematanen  souden  liever  selffs  haer  kinderen  den  halls  afsnyden. 
ü  Ed.  zy  gerecommandeert  op  dese  jongelingen  goede  opsicht  te 
laten  nemen,  doet  haer  wel  instrueeren,  ontsiet  d'oncosten  niet  ende 


iii 

sendt  haer  soo  haest  niet  terngge  als  de  soon  van  den  Oappiteyii 
Hittoe  gesonden  wierd;  laet  de  Christelycke  religie  in  haer  eerst 
wel  vast  gewortelt  syn,  soo  sal  de  Compagnie  daeraen  grooten  dienst 
geschieden 

J.  P.  CoEN,'  Febdeeick  Houtman, 
P.  DE  Caepentiee,  Mabtinus  Sonck. 


XXXEIC.      De   EEESTE    STATUTEN   VAN   BaTAVIA. 

a.  Extract  wt  de  resolutie  by  d'Ed.  Heer  Generael  Coen 
ende  Raet  genomen,  adij  29  Marty  1620,  in  't  fort 
Jacatra. 

Alsoo  dese  plaetsen,  ende  't  geheele  lant  van  Jacatra  het  verle- 
den jaer  by  ons  met  de  wapenen  geconquesteert  is,  ende  dienvol- 
gende  oock  gehouden  ende  bewaert  wort,  voor  de  Heeren  Staten- 
Generael,  Zyn  Princelycke  Excellentie  ende  de  Heeren  Bewindhebberen 
der  geoctroyeerde  Oost-Indische  Compagnie  van  de  Vereenichde 
Nederlanden,  daerop  niemant  anders  iet  heeft  te  pretenderen,  ende 
tot  dien  eynde  besich  sijn,  met  een  royael  fort  alhier  te  maecken, 
omme  als  een  generael  rendevouz  van  Indien  de  voomaemste  mid- 
delen van  de  Compagnie  daerin  versekert  te  houden ,  tegens  't  gewelt 
van  alle  onse  vyanden  ende  geveynsde  vrienden,  als  oock  omme  den 
handel  van  alle  quartieren  van  hier  te  dirigeren,  ende  mettertyteen 
treffelycke  negotie  te  stabileren,  de  plaetse  ende  tlant  met  een 
goede  gemeente  te  peupeleren,  ende  een  stadt  te  bouwen,  daertoe 
d'apparentie  aireede  groot  syn  ende  dagelicx  meer  ende  meer  toe- 
neempt.  Soo  ist  dat  hoochnodich  eenige  officieren  dienen  te  maecken , 
omme  op  alle  misbruycken  te  letten,  daerop  goede  toesicht  ende  re- 
gard te  nemen  ende  onder  goede  policien  ende  wetten  te  leven, 
ende  insonderheyt  een  bailliu  over  de  stadt,  jurisdictie  ende  land 
van  Jaccatra,  streckende,  te  weten:  aen  d'oostzyden  tot  aen  de  li- 
mieten van  den  Coninck  vant  Cheribon,  aen  de  westsyden  tot  aen 
de  limiten  van  den  Coninck  van  Bantham,  aen  de  zuytzyde,  te  lan- 
den tgeheele  lant  over  tot  aen  de  zuyderzee,  ende  aen  de  noort- 
zyde  te  water  over  de  zee  ende  alle  d'eylanden  hieromtrent  leggende , 
waertoe  door  d'Heer  Gouverneur  Generael  overlanghe  voorgestelt  is, 


222 

ende«  de  presente  Raden  wederom  voorgestelt  zynde,  den  persoon 
van  Jean  Steyns,  is  met  gemeen  advys  ende  bewilliginge  denselven 
Steyns  daertoe  geeligeert,  ende  dat  men  hem  op  moi^hen  voor  allen 
den  volcke  in  de  stadt  sal  anthoriseeren  ende  bekent  maecken,  ende 
behoorlycke  acte  van  anthorisatie  ende  commissie  verleenen,  etc. 
(onderstond:)  Grecollationeert  jegens  de  resolntie  by  d'Heer  Generael 
ende  Raedt  geteeckent  ende  daermede  bevonden  te  accorderen.  In 
't  fort  Jaccatra,  adij  29  Marty  a^.  1620.  (geteekend)  Thys  Corn, 
Vleyshonwer,  Secret. 


b.  Resoluitie  by  d'Ed.  Heer  Gouverneur  Generael  Coen 
ende  synen  raede  genomen,  ady  24  Juny  a^.  1620,  in 
't  fort  Jacatra. 

Is  by  den  Ed.  Heer  Generael  in  de  vergaderinge  van  syne  pre- 
sente Raden  op  buyden  gehouden,  in  consideratrie  geleyd  den  siant 
deser  jegenwoordiger  stadt  Jaccatra,  aenwas  ende  vermeerderinghe 
der  burgeren  in  deselve,  alsmede  opdat  die  alhier  vreedsaem  ende 
gerust  mogen  leven,  daertoe  van  noode  zy,  dat  goede  ordre  soo  int 
stnck  van  de  justitie  als  policye  gestelt  worden,  sooveel  naer  ge- 
legentheyt  des  iyts  geschieden  can,  hetwelcke  noch  niet  genocb 
synde,  maer  dat  dieselve  oock  by  bequaeme  personen  mogen  gead- 
ministreert,  geexecuteert  ende  onderhouden  worden,  opdat  de  goede 
voorgestaen  ende-  de  boosdaders  gestraft  mogen  zyn.  Soo  ist :  dat  de 
Ed.  Heer  Generael  met  goetvindinge  van  synen  tegenwoordige  Raede , 
raetsaem  geacht  heeft  een  colegie  van  schepenen  als  wethouders  deser 
stede,  alle  justitie  in  civile  saecken  te  administreren  ende  exerceren. 

Dit  colegie  van  schepen  sal  bestaen  in  vyff  personen,  namentlyck 
twee  vant  fort  in  dienst  van  de  Compagnie  zynde,  ende  drie  bur- 
gers deser  steden,  dewelcke  by  de  burgeren  genomineert  ende  by 
den  Ed.  Heer  Generael  ende  synen  Raede  geeligeert  sullen  werden, 
ende  sal  haere  administratie  dueren  den  tyt  van  een  jaer. 

In  dit  colegie  sullen  de  schepenen  presideren  by  beurte,  maent 
om  maent,  beginnende  van  degene  die  vant  fort  gecosen  sullen  syn. 

Sullen  mede  de  schepenen  gehouden  wesen,  driemael  des  weekx, 
te  weten,  Maendachs,  Woensdachs  ende  Yrydachs,  des  voormiddachs 


ÏS5 

ten  9  uren,  op  't  stadthnys  deser  stede  te  compareren,  ende  aldaer 
blyven  besoigneren  soo  der  iets  te  doen  is  tot  elff  vayren. 

Ende  opdat  het  scbepensampt  deser  stede  te  seeckerder  in  alle 
jnstitie,  eqniteyt  ende  getronwicheyt  bedient  mach  worden ,  snllen  de 
schepenen  van  haere  getronwicheyt  in  handen  van  den  Ed.  Heer 
Generael  eedt  doen. 

In  dit  coUegie  van  schepenen  sal  in  saecken  de  Chinesen  (onse 
ondersaten  ende  burgeren  deser  stede)  consemerende,  als  schepen 
compareren  ende  slem  hebben,  Bencon,  tegenwoordich  opperste  der 
Chinesen,  behalven  dat  ditto  Bencon  in  dit  colegie,  niet  en  sal  mo- 
gen presideren. 

Alsoo  het  ampt  ende  offitie  van  balliu,  eenigen  tyt  herwarts  be- 
dient is  by  Jean  Steyns  van  Antwerpen,  ende  soo  lancx  soo  meer 
vermercken,  syns  persoons  onbequaemheyt,  om  hetselve  met  behoor- 
lyck  respect  tot  soodanich  offitie  als  dese  plaetse  vereyscht  te  be- 
dienen ende  becleeden,  hebben  goetgevonden  den  voorn.  Jean  Steyns 
van  synen  dienst  te  ontslaen  ende  bedancken,  gelyck  hem  ontslaen 
ende  bedancken  mits  desen,  ende  het  offitie  van  ballin  te  versien, 
met  een  ander  bequaem  persoon,  daervan  d'électie  eerstdaechs  sul- 
len doen. 

Tot  stadtbode  hebben  op  syn  versoeck  mede  geeligeert,  Staets 
Christyaensen,  tegenwoordich  soldaet,  die  in  teecken  van  dien  het 
wapen  van  de  Hooghe  Mogende  Heeren  Staten-Generael  op  syn  borst 
ende  een  doome  off  ander  stockgen  in  syn  hant  sal  dragen. 

Van  wegen  tfort  syn  tot  schepenen  geeligeert  ende  gecosen  voor 
dit  naestvolgende  jaer,  Abraham  van  üffelen  van  Amsterdam,  opper- 
coopman;  Jan  Pae  van  Gorcum,  Cappiteyn.  Van  wegen  de  burgeren: 
Jan  de  Brasser  van  Rotterdam;  Phillips  Adryaensen  van  der  Werff, 
Phloris  Hendricksen  van  Campen. 

Actum  int  fort  Jaccatra  datum  ut  supra  enz.  Was  onderteeckent: 
J.  P.  Coen,  P.  V.  Carpentier,  J.  Dedel,  Martinus  Sonck,  Pieter 
Dircxsen ,  Adolff  Tomas ,  Thys  Comelissen  Vleyshouwer ,  Secretaris. 


c.     Authorisatie  voor  de  schepenen  der  stadt  Jaccatra  etc. 

Alsoo  tot  ruste  ^  tr^nquilliteyt  ende  welstandt  van  dese  onse  nieuwe 
stadt  onde  aenwassende  republicque  van  Jaccatra,  hoochnodich  ge- 


224 

acht  hebben  seecker  bequ&me  personen  te  eligeren,  verkiesen  ende 
ordonneren  omme  in  alle  voorvallende  civile  saecken,  justitie  ende 
recht  t'admlnistreren.  Soo  ist;  dat  by  d'Ed.  Heer  Generael  ende  synen 
presenten  Raedt,  naer  rype  deliberatie  goetgevonden  is  te  formeren 
een  collegie  van  schepenen ,  bestaende  in  vyff  personen ,  daervan 
jaerlycx  by  de  Hooghe  Overicheyt  nieuwe  electie  ende  verkiesinge 
sal  geschieden,  waertoe  voor  dit  eerst  aenstaende  jaer  geeligeert , 
geauthoriseert  ende  gekosen  syn,  gelyck  wy  eligeren,  authoriseren 
ende  kiesen  mits  desen,  namentlyck  twee  van  wegen  tfort  ende 
drie  van  wegen  de  burgeiye  deser  stede,  te  weten  uyt  het  fort  den 
Ë.  Abraham  van  Uffelen  van  Amsterdam,  oppercoopman  ende  Jan 
Pae  van  Gorcum,  cappiteyn  van  't  gamisoen  alhier,  ende  wt  de 
burgerye  van  de  stadt.  Jan  Anthenissen  Brasser,  van  Rotterdam, 
Philips  Adriaensen  van  der  Werff  van  Leyden,  ende  Floris  Hen- 
dricksen  van  Campen.  Ordonneren  ende  bevelen  derhalven  aen  allen 
ende  een  yeder,  onder  de  gehoorsaemheyt  ende  subiectie  vand'Ed. 
Hooghe  Mogende  Heeren  Staten-Generael,  Zyne  Princelycke  Excel- 
lentie in  de  jurisdictie  van  Jaccatra  residerende,  niemant  uytgesondert , 
't  zy  vremdeling,  vry  burger  ofte  in  dienst  synde  personen,  't  voor- 
genoemde colegie  van  schepenen  daervoor  aen  te  nemen,  t'erkennen 
ende  gelyck  sulcx  betaempt  aen  te  nemen,  te  obedieren  ende  respec- 
teren op  pene  van  arbitrale  correctie. 
Actum  in  't  fort  Jaccatra,  adij  primo  Jnly  anno  1620. 


(l.  Resolutie  by  d'Ed.  Heer  Gouverneur  Generael  Coen 
ende  Raedt  genomen,  adg  15  Augiisto  anno  1620  in 
't  fort  Jaccatra. 

Aengesien  dat,  tot  voorderinge  van  de  saecken  van  justitie  hooch 
nodich  is  eenige  ordre  te  stellen,  hoe  ende  in  wat  voegen  alle  saec- 
ken, soo  in  't  civill  als  crimeneel,  binnen  ende  buyten  't  fort  aen 
d'een  zyde,  mitsgaders  het  resort  ende  jurisdictie  der  stede  (olim) 
Jaccatra  aen  d'ander  zyde  by  den  advocaet  fiscael  ende  bailliu  res- 
pectivelyck  berecht  ende  geadministreert  sullen  worden.  Soo  is,  by 
deliberatie  verstaen  ende  goetgevonden,  vooreersten  ende  tot  dat  an- 
ders geordonneert  sal  wesen,  daerinne  te  gebruycke  de  navolgende 
voet: 


225 

Als  te  weten:  indien  binnen  't  resoort  van  de  stadt  gedelinqueert 
wort  ofte  eenige  qnestie  ofte  geschillen,  amende  ofte  correctie  mede- 
brengende, ontstaen  tnssen  een  burger  ofte  vreemdeling  ende  een 
soldaet  ofte  imant  anders,  in  dienste  van  de  Generaele  Compagnie , 
waerinne  't  recht  van  de  hooghe  overicheyt  bewaert  moet  worden, 
dat  de  baillin  daervan  by  preventie  aenklager  sal  wesen,  ende  dus- 
danige gemengde  saecken ,  burger  ende  burger  alleen  niet  raeckende , 
maer  burger  ende  soldaet  off  andere  compagnien  dienaeren  te  samen, 
voorts  gesententieert  sullen  worden  by  de  ordinaire  vyff  schepenen 
van  de  stadt,  mits  dat  de  balliu  gehouden  sal  syn  daerby  te  roe- 
pen, twee  van  den  crychsraedt  ende  ordinaris  commissarissen  ende 
rechtsluyden  van  't  fort,  nadat  het  een  soldaet  off  ander  dienaar  van 
de  Compagnie  is,  die  met  een  burger  ofte  vryman  in  moyte  is  ge- 
vallen, welcke  twee  van  chrychsraedt  off  commissarissen  voors.,  haere 
sessie,  stemme  ende  authoriteyt  by  ende  neffens  de  voors.  schepenen 
suUen  hebben,  tot  volcomen  vuytinge  van  de  saecke  ende  langer  niet. 

Wederom  by  sooverre  over  delicten  off  transgressien  van  keuren 
ende  ordonnantien,  vallende  binnen  off  buyten  't  fort  tussen  een 
soldaet  off  andre  dienaer  van  de  Compagnie  ter  eenre ,  ende  een  bur- 
ger ofte  vryman  van  de  stadt  ter  ander  syden,  pertyengecalangeert, 
geapprehendeert  ofte  aengesproocken  worden  by  ofte  deur  bevel  van 
den  advocaet  Fiscael  gelyck  sulcx  betaemt  ende  behoorlyck  is,  dat 
al  hetselffde  op  den  eysch  ende  aenclachte  van  den  advocaet  fiscael 
voors.  affgedaen,  getermineert  ende  gesententieert  sal  worden  by  de 
ordinaris  commissarissen  ende  rechsluyden  van  't  fort,  ten  overstaen 
van  twee  schepenen  wt  der  stadt,  welcke  schepenen  in  gelycken ge- 
valle mede  aldaer  sullen  hebben  haere  sessie  ende  stemme  alsvoren. 

Maer  alle  simpele  saecken,  't  sy  crimeneel  ofte  civil,  die  tussen 
de  soldaten  en  dienaren  van  de  Compagnie  alleen,  sonder  vermen- 
ginge  der  burgeren  ofte  vrye  luyden  vallen,  in  off  buyten  't  fort, 
deselve  sullen  berecht  worden  by  den  advocaet  fiscael  ende  de  com- 
missarissen ende  rechtsluyden  van  't  fort  alleen,  gelyck  oock  de 
saecken  der  burgeren  ende  vrye  luyden,  onder  den  anderen  by  den 
balliu  ende  schepenen  van  der  stadt,  ende  niemandt  anders,  alles 
ten  eynde  de  jurisdictie  ende  authoriteyt  van  beyde  de  gerechten 
ende  de  gerechs  officieren  ten  wederzyden  blyven  in  vigeur  ende  alle 
misverstanden  ende  confusien ,  daerover  te  ontstaen ,  beboet. 
IV.  15 


226 

Ende  gemerckt  de  schepenen  van  der  stadt  aireede  verkoren  ende 
haere  gerichtsampt  exercerende  zyn  in  vongen,  dat  binnen  't  fort 
ten  Yoors.  eynde  de  Commissarisen  oock  dienen  gestelt^  soo  syn  tot 
commiBsarisen  ende  ordinaris  Inyden  van  de  gerechten  in  't  fort  by 
den  Ed.  Heer  Oonvemenr  Generael  ende  synen  Raedt  genomineert 
ende  gecomiteert  dese  naenrolgende  personen:  de  cappiteyn  van 't  fort 
met  beyde  Inytenanten,  Pieter  Dircxen,  Abraham  van  Uffelen^  i'. 
Panwels  Barsen^  Pieter  Barentsen,  ende  cappite3m  van  de  praawen. 

Welck  ooUegie  van  Commissarisen  ofte  gercchslnyden  in  't  fort 
haere  vergaederingen  sullen  honden,  alle  dagen  als  er  iets  te  doen 
sal  wesen,  ende  sal  den  president  evenwel  geanthoriseert  syn,  ver- 
'  gaderinge  te  leggen  bnytenstyts,  voor  ende  na  de  middach,  als  de 
gelegentheyt  dat  vereyscht,  altyts  daerop  lettende  dat  by  convocatie 
van  de  gercchslnyden  in  't  fort  niet  verhindert  worden,  de  vergade- 
ringe  van  schepenen  in  de  stadt,  nadien  een  persoon  in  twee  colle- 
gien  te  gelyck  teffens  niet  en  can  compareren.  In  dit  colegie  sal 
presideren,  een  van  de  Raden  van  Indien,  off  soodanige  andre,  als 
de  president  niet  connende  vaceren,  in  syne  plaetse  snbstitaeren 
sall  K 

Sullen  oock  de  luyden  van  den  gerechte  in  dit  collegie  niet  min- 
der mogen  besoigneren  als  met  vyff  persoonen ,  maer  wel  met  meerder 
ingeval  het  in  saecken  is  het  fort  ofte  de  supoosten  van  dien  alleen 
concemerende,  maer  in  gemengde  saecken  tussen  soldaet  off  burger 
sullen  alleenlyck  vyff  daertoe  genomen  worden,  tot  keuren  van  den 
president,  welcke  vyff  met  twee  schepenen  van  de  stadt  gevoncht, 
seven  sullen  maecken,  als  vice  versa  twee  commissarisen  met  de 
vyff  schepenen  van  de  stadt  van  gelycken  seven. 

Aengaende  't  volck  van  de  schepen  op  de  rede  ofte  wachte  leg- 
gende, ende  alle  andere  te  water  in  dienste  van  de  Compagnie  ge- 
bmyct,  deselven  in  eenige  delicten  vallende  aen  lant  in  ofte  buyten 
't  fort,  sullen  mede  by  den  advocaet  fiscael  te  rechte  worden gesteit 
voor  de  commissarisen  ende  gercchslnyden  van  't  fort  voors.,  mits 
dat  in  sulcken  gevalle  oock  sal  gevolcht  worden  de  voorgaende  voet, 
namentlyck,  dat  d'oppercoopman  ende  schipper,  ofte  anders  de  twee 
faooftofficieren,  daeronder  sy  behooren,  haer  tot  vermaninghe  van  den 

»     Bij  resol.  van  GG.  en  Rade  van  Indie ,   dd.  10  Sept.  1626 ,  werd  aan  dit  col- 
legie van  gerecbtslnijden  van  het  fort,  de  titel  gegeven  van.-  Raad  van  jnstitie. 


227 

fiscael  sullen  vougen,  by  vyff  van  de  gerechtsluyd^  van  't  fortende 
de  saecke  affdoen  in  manieren  boven  verhaelt,  ofite  sullen  nae  ge- 
nomen kennisse  van  den  fiscael  by  den  £•  Heer  Gouverneur  ende 
synen  Raede  ofte  anders  by  de  commissarisen  ende  gerechtsluyden 
van  't  fort  gerenvoyeert  worden  aen  den  ordinaris  Baedt  van  't  schip  j 
soo  men  bevindt  redenen  daertoe  te  dienen. 
«Indien  't  gebeurde ,  dat  den  advocaet  fiscael  ende  officieren  van  den 
chryghsraedt,  mitsgaders  de  bailliu  van  de  stadt  te  gelyck  quamen, 
omme  eenige  soldaten,  vry  burgers  off  volck  van  de  schepen,  schuyte 
ende  jachten,  ende  wat  meer  de  Compagnie  te  water  dienste  doet 
te  apprehenderen ,  gelyck  tot  vorderinge  van  de  justitie  een  iegelyck 
derselver  syne  uitterste  devoir  te  doene  schuldich  is,  soo  sullen  den 
advocaet  fiscael  ende  officieren  van  't  fort  in  sulcken  geval  altyt 
hebben  de  preferentie,  ende  de  gevangens  na  hen  nemen  ende  in  't 
fort  te  rechte  stellen  ,*  alsvoren. 

Wanneer  oock  in  gemengde  saecken  de  bailliu  eenige  supoosten 
van  't  fort  voor  schepenen  van  de  stadt  in  rechte  betrekt,  soo  wort 
verstaen,  dat  sulcx  sal  geschieden  onder  behoorlyck  respect,  die  de 
balliu  de  fiscael  in  sulcken  ende  andere  saecken  schuldig  is  te  dra- 
gen ende  sonder  vermindering  ende  prejudicie  synder  authoriteyt 
ende  waerdicheyt. 

Voerder,  alsoo  voor  desen  oock  de  Engelsen  binnen  de  jurisdictie 
van  de  stadt  op  eenige  delicten  syn  beloopen  ende  derhalven  mede 
een  seeckere  ordre  dient  geraempt,  soo  is  geresolveert  ende  geraet- 
saem  gevonden,  dat  in  delicten  tussen  d'Engelsen  onder  den  anderen, 
de  balliu  van  alles  wel  kennisse  sal  nemen,  ende  de  delinquanten 
aentasten  ende  in  hechtenisse  brengen,  maer  dat  hy  daema  de  saec- 
ken gecommuniceert  metten  Ed.  Heer  G^nerael  ofte  zynen  Raden, 
deselve  sal  overleveren  in  handen  van  de  hooffden  haerder  natiën, 
omme  by  Haer  Ed.  gestraft  te  worden  na  merite  van  der  saecken, 
maer  indien  d'Engelse  iets  bedryven  daer  een  burger  ofte  vryman 
ofte  imant  van  de  suppoosten  van  't  fort  te  cort  geschiet,  mede  schul- 
dich aen  is  ofte  vermengt,  sal  de  balliu  in  syn  district  eenpaerlyck 
soo  wel  tegen  d'een  als  d'ander  procederen  ende  deselffde  straffen, 
als  in  gemengde  saecken,  articulis  precedentibus  is  verstaen,  ende 
in  deselffde  saecken  oock  de  fiscael  ende  crychsofficieren  van  't  fort 
indien  het  delict  daer  binnen  ofte  buyten  't  fort  geperpetreert. 


228 

Nopende  't  geproponeerde  van  de  stadt  (olim)  Jaccatra  met  een 
wapen  te  venden  om  't  segel  ter  saecken  dienvolgende  te  fonneren, 
ia  yerstaen  sulex  nodich  te  wesen^  ende  dat  men  de  stadt  voor 
haere  wapen  ende  gegel  geven  sal,  een  sweert  van  aznr  in  een 
orange  schilt  steeckende  met  de  poincte  denr  een  lauweren  crans  van 
coleur  bmyn  groen  als  hier  ter  zyden.  (onderstond)  Gecollationeert 
tegen  de  resolutie  by  d'Heer  Generael  ende  Raet  geteeckent^  enie 
daermede  bevonden  t'accorderen  in  't  fort  Jaccatra,  adij  15  Angt 
sP.  1620.    (geteekend)  Thys  Com.  Vleyshonwer,  Secr». 


e.     Dinxdach  adij  XVIII  Augusto  A^.  1620. 

Gedelibereert  synde  op  de  memorie  by  balliu  ende  schepenen  der 
stede  olim  Jaccatra,  aen  den  Ed.  Heer  Gouverneur  Generael  ende 
Raden  van  Indien  overgelevert,  nopende  seeckere  poincten  van  policye, 
daerinne  sy  versochte  dat  gedisponneert  mochte  werden,  is  naer 
examinatie  verstaen  ende  geresolveert  opeenigederselversulcxvolcht: 

Eerstelyck,  aengaende  de  uytgegeven  erven  ende  fruytboomen,  dat 
men  deselve  hout  als  te  leene  gegeven,  de  besitters  ofte  bruckers 
van  dien ,  ende  dat  derhalven  in  tyden  ende  wyle ,  als  het  den  Heere 
Generael  ende  synen  Raden  ooirbaer  sal  duncken,  by  de  voors.  be- 
sitters ende  bruckers  hiervan  behoorlycke  recognytie  sal  worden 
gedaen  ende  betaelt  soodanige  thyns  ofte  erfyachte  als  met  rype 
deliberatie  van  raden  na  gelegentheyt  van  saecken ,  daerop  gestelt  sal 
worden;  middelertyt  sullen  balliu  ende  schepenen  voorn,  binnen  haer 
district  de  erven  ende  fruytboomen ,  die  uytgegeven  syn,  pertinentelyck 
opteyckenen  met  de  namen  van  de  bruckers  derselver,  ende  houdende 
van  alles  goet  register  i,  expresselyck  verbieden  dat  niemant,  wie 


*  In  het  MerboTen  afgedrukte  statuut  van  18  Augustus  1620,  vindt  men  o.  a. 
eene  regeling  van  de  nitgifte  van  gronden  in  leen  of  erfpacht.  Ik  heb  in  het  ge- 
heele  oud-koloniale  archief  tot  dusver  slechts  één  leenregister  of  hoek  van  leeningen 
aangetroffen.  Dat  hoek  hegint  met  1  Hei  1620  en  eindigt  op  29  JanuarQ  1623, 
ongeveer  met  den  dag  van  het  vertrek  van  Coen.  Zoo  als  zoovele  goede  voorschriften , 
zal  ook  wel  de  registratuur  der  leenen,  met  het  vertrek  van  Coen  uit  Indie,  z^n  ver- 
waarloosd. Het  is  niet  onbelangrijk  na  te  gaan  op  welke  wijze  in  de  eerste  tyden 
na  de  verovering  van  Jakatra,  gronden  door  het  Indische  bestuur  zijn  uitgegeven.  Die 
w\jze  van  uitgifte  schijnt  verschillend  te  z\|n  geweest. 


229 

hy  zy,  eenige  erven,  huysen  ofte  fruytboomen  vercoopen,  transpor- 
teren, veralineren  ofte  met  hypoteecq,  constitatien  van  renten  ofte 
verpandinge  belasten,  en  sal  sonder  hnnluyden  snlcx  eerst  ende  alvooren 
aen  te  geven  opdat  daervan  by  der  secretarie  protocol  gebonden  ende 
een  yder  de  beswaemisse  daerop  staende  weten  mach,  ende  niemant 
in  cas  van  preferentie  en  werden  in  syne  gerechticbeyt  verkort. 

Wa^  belangt  de  saecken  van  appel ,  is  verstaen  dat  alle  vonnissen 
by  schepenen  gewesen  niet  monterende  boven  de  vyff  en  twintich 
stneken  van  achten,  sullen  hebbe  haere  executie,  niettegenstaende 


Sommige  erven,  of  ook  dikwijls  slechts  de  vruchten,  of  de  drank  getrokken  uit 
die  vrachten ,  van  zekere  erven  of  tuinen ,  werden  in  leen  gegeven  voor  den  t\|d  van 
twee  of  meer  jaren,  met  oitdrukkelijke  bijvoeging,  dat  dit  leen  niet  erfelijk  zou  zgn. 
HAeestal  wordt  dan  daarbij  de  soort  van  boomen  of  het  aantal  der  boomen  van  zoo- 
danigen  toin  in  de  acte  uitgedrukt. 

Nog  weder  eene  andere  wijze  van  oitgifte  was  die  van  den  pluk  van  sirybladeren 
aan  de  Japanners  gezamentl\jk.  Deze  Japanners  kregen  voor  een  jaar  den  pluk  van  de 
sirybladeren  op  «  ongebeneficieerde  hoven  en  landen ,  de  riviere  opwaarts  aan  beide  z\jden 
wassende. «  Voor  dit  r^  van  pluk  moest  eene  's  Heeren  geregtigheid  betaald  worden 
van  600  realen,  de  plaatsen  waar  de  siry  groeide  moesten  zuiver  gehouden  en  de 
gezuiverJe  sirybladen  tegen  den  gewonen  prijs  op  de  markt  te  Batavia  verkocht  worden. 
Diergelijke  nitgifte  had  ook  plaats  van  de  pinang.  In  de  nieuw  aan  te  leggen  stad  werden 
de  gronden  in  erfpacM  ter  bebouwing  uitgegeven.  Bovendien  treft  men  nog  in  het 
leenr^ster  eenige  acten  aan,  waarbij  gronden  als  erfelijke  lecnen  worden  gegeven. 
Zoodanige  acte  luidde  dan,  b\jv. :  «Jan  Pietersz.  Coen,  Gonvemeur-Generael  wegen 
mden  ttaet  der  Vereenigde  Nederlanden  in  Indien ^  heeft  aen  Dirok  Jemming,  oudt 
«'sabandaer,  op  syn  versonck  te  leen  g^even  en  vergundt,  gelyck  syne  Ed.  te  leen 
'geeft  en  vergnndt  mits  desen,  sekeren  clappus  thuyn,  omtrent  een  half  myle  buyten 
'deser  stede  gd^en,  aen  de  Oostsyde  van  de  groote  rivier,  lang  syndc,  enz.  (volgt 
*de  omschryving  en  begrenzing  van  het  perceel),  in  den  omvang  te  samen  644 roeden, 
irwelcke  thuyn  voors.  Jemming,  mitsgaders  syne  wettige  erfgenamen  van  handt  tot 
"handt  in  leninge  genieten  en  besitten  sullen  op  naervolgende  conditien: 

/vten  eersten,  sal  de  besitter  tot  oen  erkentenisse  des  leens  verplicht  wesen,  in  tydt 
«van  noodt  den  heer  van  't  landt  behoorlycken  dienst  en  getrouwe  assistentie,  gelyck 
«een  leenheer  toestaet  naer  vermogen  te  presteren; 

«ten  tweeden,  sal  gehouden  wesen  de  thienden  van  alle  vruchten  en  incomen  des 
"  thnyns  aen  de  Heer  oprechtdyck  te  betalen ; 

«ten  derden,,  de  tafd  van  d'Heer  Generadl  en  Raden  van  Indien  dagelycks  met 
«touack  en  vrachten  nae  tydts  gelegenheyt  te  voorsien; 

«ten  vierden,  voors.  thuyn  behoorlyck  te  onderhouden,  aen  te  planten,  cultiveren 
•  en  verbeteren; 

«ten  vyfden,  sal  niet  vermogen  't  leen  te  veralieneren ,  sonder  consent  van  d'Heer 
«en  wanneer  hem  toegelaten  werdt,  't  leen  te  vercoopen,  sal  d'Heer  't  gerechte  vierde- 
"part  tot  hem  trecken,  van  't  geen  't  leen  gelden  sonde  mogen,  ofte  vercocht  werden. 

«  Actum  in  't  fort  Batavia ,  desen  20  January  1623.  « 


230 

Appellfttie,  ende  datter  geen  appel  sall  worden  toegelaten,  als  alleene 
van  saecken  die  daerboven  syn,  ten  waere  pertye  gegraveert,  dede 
blycke  in  de  voors.  mindere  saeeke  van  vyff  en  twintich  stncken  van 
achten y  qnalyck  gewesen  te  syn,  ende  d'executie  daerover  by  den 
Bd.  Heer  Gonvemeur  Grenerael  ende  synen  Raden  gesurcheert  wiert 
ende  pertye  by  evocatie  betrocken  voor  de  ordinaris  raden  ende 
gerechtluyden  vant  fort,  in  welcken  gevalle  't  gewysde  gerewdeert 
ende  sententie  op  een  nienw  aldaer  geprononciert  sal  worden  als 
na  rechten;  maer  van  alle  saecken  boven  de  vijff  en  twintich  realen 
van  achten  sal  een  yder  vry  staen  te  appelleren ,  te  provoceren  ende 
in  reformatie  te  comen  binnen  alsulcken  tyt  als  by  den  Ed.  Heer 
Gouverneur  Generael  voors.  ende  synen  raet  daertoe  sal  worden 
geprefigeert,  op  pene  dat  soo  wie  van  minder  saecken  by  schepenen 
airede  gewesen,  appelleert,  provoceert  oft  aen  den  Ed.  Heer  Gei^erael 
ende  Raden  van  Indien  clachtich  valt,  ende  daemae  bevonden  wort 
ongefondeert  te  wesen ,  betalen  sal  de  boete  by  de  Raden  ende 
gerechtsluyden  int  fort  daerop  te  stellen,  ende  by  provisie  dat  de 
doleant  soo  hy  verweyrder  is ,  in  alsulcken  gevalle  eerst  ende  alvooren 
eer  syne  doleantie  sal  worden  aengenomen,  namptiseren  sall  de 
penninghe  daerinne  hy  by  schepenen  is  gecondemneert ,  onder  cautie 
de  restituendo,  soo  hy  naemaels  compt  te  triumpheren. 

Sal  oock  boete  gestelt  worden  op  degene  die  ongefondeerde  pro- 
cessen sustineren,  te  betalen  soowel  by  schepenen,  als  imant  in  de 
kosten  wort  gecondemneert  als  bij  de  Raden  ende  gerechtsluyden  int 
fort,  soo  wanneer  bevonden  wort  in  saecken  meer  dan  vyf  en  twintich 
realen  qualick  geappelleert  te  syn  ende  't  vonnisse  by  schepenen  ge- 
wesen geapprobeert  wort  ende  den  appellant  ofte  reformant  gecon- 
demneert in  de  costen  alsvooren. 

Voor  elcke  citatie  ofte  dachvaerdinge ,  die  de  stadtsbode  ofte  gesworen 
roeijdrager  sal  doen ,  sal  deselve  genieten  een  enkelde  reael  oft  achten 
deel  van  een  stuck  van  achten,  ende  voor  elcken  arrest  die,  hy  op 
eenige  persoenen  ofte  goederen  doet,  een  quaert  ofte  vierde  part  van 
een  stuck  van  achten  ende  niet  meer. 

De  secretarius  dewyle  hy  oock  notarius  is,  schryvende  eenige 
requesten,  certificatien  ofte  andere  cleyne  acten  ende  instrumenten, 
sal  voor  elck  van  deselve  hebben  ende  ontfangen  een  quaert,  soo 
het  een  instrument  sy  dat  een  persoon  alleen  doet  schryven,  maer 


251 

I 

800  het  een  contract  is  ende  soodanich,  dat  de  contrahenten  tea 
wedersyde  daervan  moeten  gedient  zyn,  aoo  sal  de  secretaris  ^an 
eicx  respectivelyck  genieten  een  quaert  beyde  monte,  alsvoren.  Behalven 
twelcke  een  ider,  die  eenige  contracten^  coopendeconstitutiebrieven, 
quytantien^  transporten,  etc.  by  schepenen  laet  zegelen,  voor  segelgelt 
aen  den  eersten  schepen  ofte  dengenen,  die  balliu  ende  schepenen 
daertoe  committeren  sullen,  betalen  sal  een  halve  reael  van  achten, 
ende  middelerwyle  snllen  balliu  ende  schepenen  vermogen  den  taux 
opt  schryven  van  alderley  acten  gestelt,  te  moddereren,  te  vermin- 
deren ofte  vermeerderen,  nadat  de  acte  ofte  instrumenten,  die  geschreven 
werden,  dan  groot  ofte  gewichtich  syn. 

Worden  oock  balliu  ende  schepenen  geauthoriseert  haere  keure  te 
leggen  op  het  suyvere  ende  reynigen  van  de  straten  ei\de  stegen, 
vooral  dat  sy  maecken  sullen ,  dat  alle  ongeregelde  mistimmeringe  van 
huysen  ende  paggeren  buyten  de  roeQ ,  tot  vemauwinge  oftie  deformatie 
van  de  straeten  metten  eersten  gerecht,  ende  voor  het  toecomende 
geweyrt  mogen  worden,  wel  verstaende  sooveel  als  sonder  merckelycke 
beswaemisse  van  de  burgerye  geschieden  can,  stellende  een  boete 
op  de  contraventeurs  ende  deselve  straffende  als  naer  behooren. 

Beroerende  't  onderhouden  van  de  bruggen  etc,  is  goetgevonden 
deselve  tot  laste  van  de  Compagnie  noch  provisionelyck  te  onder- 
houden, op  verschot  ende  remboursement  als  naer  gelegentheit. 

Item,  opdat  het  openen  ende  sluyten  van  de  stadtspoorten  een 
iegelick  kundich  sy,  ende  oock  wanneer  yder  ambachtsman 'smorgens 
aent  werck  sal  treden  ende  savonts  van  de  straet  ende  uyt  de  her- 
bergen ende  kroegen  vertrecken,  alle  degene  die  aldaer  niet  te  doen 
en  hebben,  soo  sal  de  clocke  vant  stadthuis  driemael  des  daechs 
geluydet  worden ,  eens  des  smorgens  de  clocke  vyff  uren  ofte  halff 
ses,  eens  des  avonts  in  de  schemeringh  als  men  de  poorte  sluyt, 
ende  eens  te  negen  uyren  daemaer,  als  een  yeder,  tsy  burger  oft 
vremdeling,  niet  nodich  buytens  huys  te  doen  hebbende,  van  der 
straeten  ende  uyt  de  herbergen  ende  kroegen  sich  naer  huys  bege- 
ven moet. 

Tot  dese  fine  sullen  balliu  ende  schepenen  voors.  publyckelyck  by 
clockgeslach  ofte  wtblasinghe  van  trompette  doen  verbieden,  datgeene 
waerden,  herrebergiers  off  crouchhouders  haer  veiTorderen  sullen  te 
tappen  off  droncken  gelagen  te  houden ,  ofte  van  nieuws  te  settenna 


232 

de  docke  negen  uyren,  op  pene  voor  d'eerste  reyse  van  2  realen  van 
achten,  voor  de  tweede  reyse  van  vier,  ende  noch  ten  derden maelen 
van  dèselve  nacht  daerop  bevonden  ende  bekenrt  synde,  van  geap- 
prehendeert,  in  hechtenisse  geleydt  ende  tot  arbitrage  van  schepenen 
gestraft  te  worden ,  na  merite  van  de  saecke. 

Welcke  voors.  boeten  allegaer  geappliceert  snllen  worden,  ten  proffijte 
van  den  baillin  voors.  ende  syne  dienaers  (hiertoe  gebmyct)  als  twee 
derden  deelen  voor  hem  ende  't  resterende  derden  deel  voor  de  dienaers, 
opdat  sy  te  beter  op  de  onderhondinghe  van  de  kenren  ende  ordon- 
nantien  mogen  passen. 

Snllen  oock  de  ballin  ende  syne  dienaers  wel  scherpelyck  daerop 
letten,  dat  Sondachs  voor  de  middach  onder  de  predicatie  ende  ver- 
kondinghe  des  heyligen  Ëvangeliums  geene  tappers  ofte  kronchhonders 
hen  vervorderen  eenige  gelaegen  te  setten,  op  pene  wie  dat  daerop 
bevonden  wort,  verbeuren  sal  drie  realen  van  achten,  ten  profyte 
als  voren. 

Ende  gemerckt  verscheyde  insolentien  daechelicx  werden  gepleecht 
met  roepen,  singen  ende  cryten  van  de  droncken  gasten,  achter  siraeten 
ende  in  de  herrebergen  ende  croegen  voors.,  soo  wert  den  ballin 
wel  expresselyck  belast,  sulcx  by  de  beste  middelen  te  weyren,  ende 
soodanighe  singers,  roepers  ende  kryters,  ofte  de  waerden  die  soo- 
daenighe  onbescheyde  gasten  aenhouden  in  de  boete  van  een  reael 
van  achten  te  beslaen,  ende  daerenboven  haer  silentie  inponeren  ofte 
achter  aff  van  der'  hand  te  doen  vertrecken,  daer  sy  niemant  met 
haere  ongeregeltheyt  verdriet  en  doen. 

Item,  alsoo  de  dronckaerts  haer  niet  en  schamen  vol  ende  sat  synde, 
soodat  sy  qnalyck  gaen  of  staen  en  connen ,  te  loopen  maelen  achter 
straeten  tot  groote  schande  van  haer  selffs  ende  bespottinge  ende 
vilipendie  van  de  Nederlantse  natie  ende  vercleyninge  van  d'eere 
ende  repntatie  van  dien,  soo  verstaen  d'Ed.  Heeren  Gouvemenr 
Generael  ende  zynen  Rade,  dat  omme  sulcx  te  verhinderen,  seeckere 
blocken  hier  ende  daer  in  de  principaele  straeten  gemaect  sullen 
worden,  daer  de  balliu  ofte  dekens  van  de  gebuerte  sodanigen  droncken 
schantvlecken  langs  der  straten  loopende  sullen  insluyten,  ende  sitten 
laten  voor  d'ooge  van  alle  man,  tot  dat  sy  te  degen  syn  benuchtert, 
doende  alsoo  penitentie  vaut  quaet  exempel  de  naturelen  deser  landen 
ende  andere  vrome  luyden  in  desen  gegeven. 


235 

jS^opende  de  questien  ende  geschillen,  vuystslaegen ,  stocken  ofte' 
rottanghslaegen,  treckinge  van  geweer  off  messen,  qnetsinge  ende 
bloetlaeten  van  imanden,  mitsgaders  schelden  ende  injnrieeren ,  heftich 
kyven  ende  andere  quaede  poincten  meer,  daer  de  bnrgerye  off imant 
in  de  stadt  verkeerende,  verdriet  ofte  prejuditie  by  geschiet,  daerop 
sullen  ballin  en  schepenen  animadverteren,  ende  alsnlcken  straffe 
ende  mnlctatien  doen  als  sy  na  merite  van  de  saecken  snllen  bevinden 
te  behooren. 

De  ballin  (de  banck  gespannen  synde)  sal  by  schepenen  hebben 
een  deliberative  voix,  soo  wanneer  daer  saecken  gehandelt  snllen 
worden,  de  ordre  ende  policye  raeckende  ende  anders  niet. 

Indien  Bencon,  overste  der  Chinesen,  imant  van  syne  natie  ofte 
onderhebbende  Inyden  apprehendeert  in  het  district  van  de  stadt, 
sal  den  voornoemden  Bencon  den  ballin  daerinne  kennen,  ende  hem 
sulcx  aendienen,  om  met  kennisse  daerin  gedaen  te  worden,  snlcx 
na  de  gelegentheyt  van  de  misdaet  behoort. 

D'arrestenj  die  op  eenighe  personen  ofte  goederen  by  consent  van 
den  ballin,  off  in  syn  apsei;itie  van  den  presiderende  ofte  eerste  schepen 
gedaen  worden ,  sullen  van  waerden  zyn  ende  een  yder  gehouden  die 
te  obedieren,  op  pene,  dat  degene  die  bovent  arrest  vertrect  ofte  de 
gearresteerde  goederen  versteect  oftewechvoert,  verbeuren  sal  twintich 
realen  van  achten. 

Byndelyck,  nadat  een  ofte  meer  burger  vendelen  hier  van  noode 
zyn,  soo  tot  defentie  ende  verseeckeringe  van  de  stadt,  als  tot  con- 
servatie van  alle  goede  ordre  in  tyden  van  brant,  oploopen  ende 
alarmen,  soo  is  geresolveert  ende  verstaen  balliu  ende  schepenen  te 
belaaten,  ondersoeck  ende  reveur  (revue?)  te  doen,  generaelyck  doort 
geheele  district  in  de  jurisdictie  van  de  stadt,  omme  te  sien  wat  ende 
hoeveel  vrye  luyden  van  Nederlanders,  Japponders  en  swarten  daer 
binnen  syn  wonende,  ende  alles  pertinentelyck  opgeteyckent  hebbende, 
aen  den  Ed.  Heer  Gouverneur .  Generael  ende  synen  Raedt  daérvan 
raport  doen,  leverende  alsdan  teffens  mede  over,  dubbelt  ofte  meer 
getal  van  naemen  dergener  die  henluyden  dunct,  dat  men  tot  Cappiteyn 
ofte  Cappiteyns,  Laytenanten,  Vaendragers  etc.  van  de  schutterye 
ofte  burgervendelen  souden  mogen  gebruyken,  om  na  electie  van  den 
Ed.  Heer  Generael  daerop  te  worden  geè'edicht,  ende  te  ontfangen 
soodanige  ordre  int  verdelen  van  de  wachte  ende  aenwysinge  van  de 


254 

wycken,  ende  elcx  syn  rendevoos  als  na  occurentie  in  tyden  van  noot 
sal  bevonden  worden  nodich  te  syn. 
Actom  int  fort  Jaccatn^  datnm  nt  supra. 

(Was  onderteekent:)  Jan  Pietebszooit  Cobn,  Pibtee  de 
Cabpentieb,  Jacob  Dedel,  Mabtintts  Sokgk,  Pibtee 
DiBcxsEir,  present  Pouwbls  Babzen,  Thijs  Cobit. 
Vleyschouwbb,  Secrt'. 


/*.  Jan  Pieters.  Coen,  Gouverneur  Generael  over  alle  landen , 
eylanden,  steden,  forten,  plaetsen,  comptoiren,  schepen,  jachten, 
schaloupen,  personen  ende  den  handel  van  Indien,  wegen  de  Hooge 
Mogende  Heeren  Staten-Generael,  Zynne  Princelycke  Excellentie 
ende  de  Heeren  Bewinthebberen  der  Geoctroyeerde  Oost-Indische 
Compagnie  van  de  Yereenichde  Nederlanden,  allen  dengenen  die 
desen  sullen  sien  off  hooren  lesen,  saluyt,  doen  te  weten,  alsoo 
wy  tot  gerieff  ende  ten  dienste  van  de  inwoonderen  ende  traficanten 
deser  stede  Jaccatra  goet  ende  hooch  noodich  achten  eenen  notarinm 
publicum  te  creëren  ende  admiteren.  Soo  ist,  dat  wy  den  eersamen 
Melchior  Kerchem,  Secretaris  van  't  colegie  van  schepenen  deser 
stede,  ons  van  syn  ervarentheyt  ende  suffisantie  tot  het  voors.  ampt 
wel  ende  ten  vollen  onderricht  houdende,  gecreert,  gestelt  ende 
geadmiteert  hebben,  gelyck  wy  hem  creëren,  stellen  ende  admiteren 
mits  desen,  omme  het  ampt  van  notarius  publicus  binnen  het  resort 
ende  jurisdictie  deser  stede  Jaccatra  te  mogen  bedienen  ende  exer- 
ceren, alle  libellen,  codicillen,  in8trum§nten ,  preparatoir  informatie, 
contracten  van  coopmanschappe ,  huwelycxse  voorwaerden,  testamen- 
ten, ende  andre  acten  ende  stipulatien  nodich  ende  ten  dienste  der 
gemeente,  gaende  ende  comende  man  te  passeren  ende  expedieeren, 
mits  dat  volgens  den  eedt  van  getrouwicheyt  in  onse  handen  ge- 
daen,  gehouden  sal  wesen  alle  instrumenten  ende  notariale  acten, 
sonder  eenige  fraude  sinceer  ende  suyverlyck  te  coucheren  ende  pas- 
seren, ende  voorts  in  alles  te  doen,  wes  een  goet  ende  getrouw 
notarius  toestaet  ende  behoort  te  doen.  Ordonneeren  ende  bevelen 
derhalven  allen  inwoonderen,  in  dienst  wesende  persoenen  ende  tra- 
ficanten in  de  jurisdictie  deser  stede,  onder  ons  gebiet  ende  gehoor- 
saemheyt  sorterendef,  den  voors.  £d.  Melchior  Kerchem  voor  sulcx 
aen  te  nemen  ^  erkennen  ende  respecteren. 


235 

Actum  in  't  fort  Jaccatra  desen dach  van 

de  maent  anno  1620. 


g.  Alsoo  wy  met  advysen  van  onsen  Raede  tot  soulagemeet  ende 
vindinge  van  de  swaere  lasten  dagelycx  te  dragen,  goetgevonden 
hebben,  de  herrebergiers  en  de  vercoopers  van  arack,  kilang,toaack 
op  te  leggen ,  dat  yder  derselver  yder  loopende  maent  sal  betaelen 
twee  reaelen  van  achten;  item  dat  ieder  legger  Spaensche  wyn,  eer 
ingeleyt  ende  by  imant  vercocht  sal  mogen  worden,  belast  sal  syn 
met  twintich  reaelen  van  achten,  als  by  onse  ordonnantien  den  eer- 
sten October  daervan  geëmaneert,  waervan,  opdat  den  ontfang  naer 
behooren  mach  geschieden,  soo  ist  dat  wy,  mitsgaders  onsen  Raede, 
goede  ordre  op  alles  willende  stellen,  nodich  geacht  hebben,  gelyck 
wy  mits  desen  ordonneren  ende  bevelen,  dat  ijder  herrebergier , 
tapper  ofte  vercooper  van  aracq,  kielangh,  touwack  ende  Spaensche 
wynen  off  andersints,  by  onsen  ontfanger  sal  comen  binnen  den 
derden  dach  van  desen  aff  te  rekenen ,  om  aldaer  synen  naem  aen  te 
geven,  ende  omme  te  mogen  tappen  off  eenige  drancken  te  ver- 
coopen  een  licent-brieffgen  te  vercrygen,  op  pene  soo  wie  dese  onse 
ordonnantie  niet  naer  en  come  gereputeert  geacht,  ende  gestraft  sal 
worden  als  een  ongehoorsaeme  overtreder  van  onse  ordonnantien  ende. 
vercorter  van  'slants  gerechticheyt ,  want  wy  sulcx  tot  dienste  ende 
proffyte  van  't  gemeenebeste  alsoo  bevinden  te  behooren. 


ïi.  Door  het  versoeck  ende  ernstige  instantie  van  de  Chineesse 
gemeente  onder  ons  gebiet  sorterende,  van  haer  te  ontlasten  ende 
bevryden  van  de  lasten  haer  voor  desen  tot  versterckinge  van  't 
fort  opgeleyt,  presenteerende  tot  bevrydinghe  van  't  selve,  dat  yder 
Chinees  voor  syn  hooft  maentlyck  sal  opbrengen  anderhalven  reael 
van  achten,  soo  ist  dat  wy  met  advyse  van  onse  presente  Raden, 
gelet  hebbende  op  het  versoeck  alsvoren,  goetgevonden  hebben  haer 
van  voors.  wercken,  daerinne  niet  begrepen,  die  zy  neffens  d'ander 
burgers  snllen  moeten  doen,  liber  ende  vry  te  honden,  mits  dat  elck 
voor  syn  hooft  in  't  begin  van  ider  loopende  maent,  twelck  inganc 
sal  nemen  van  der  eersten  October  laetstleden,  aen  onsen  ontfanger, 
residerende  binnen  't  fort,  sal  betaelen  anderhalven  reael  van  achten , 
waervan  soo  yemandt  des  aengesproocken  synde,  geen  behoorlyck 
bescheyt,  twelck  een  yder  die  betalen  sall,  tot  dien  eynde  by  onsen 


256 

ontfanger  gegeven  sal  worden,  can  toonen,  gerepnteert  ende  geach 
sal  worden  als  een  bedrieger  ende  vercorter  van  't  slants  gerecMg- 
heyt,  ende  verbeuren  sal  twintich  reaelen  van  achten,  t'  appliceren 
een  derde  part  voor  den  aenbrenger,  een  derde  part  voor  den  armen 
ende  een  derde  part  voor  onsen  officier,  bevelende  allen  ende  een 
ijgelycken  der  Chineesen,  niemant  exempt,  die  de  voors.  vryheyt 
sullen  willen  genieten,  binnen  d'expiratie  van  den  derden  dach  van 
moi^en  aff  te  rekenen ,  haer  by  onsen  ontfanger  te  vervougen. 
In  't  fort  Jacatra,  adij  9  October  a®.  1620. 


t'.  Placcaet  daerby  de  Chinesen  geboden  wort  maentlyck 
hare  vry-brieffkens  te  haelen.* 
Jan  Pieterss.  Coen,  Gk)uvemeur  Generael  over  alle  landen,  eylan- 
den,  steden,  forten,  plaetsen,  comptoiren,  schepen,  jachten,  scha- 
loupen,  persoonen  ende  den  handel  van  Indien,  wegen  de  Hoog 
Mogende  Heeren  Staten-Generael ,  Syne  Princel.  Excellentie  ende  de 
Heeren  Bewinthebberen  der  Geoctroyeerde  Oost-Indische  Compagnie 
van  de  Vereenichde  Nederlanden,  allen  dengenen  die  desen  sullen 
sien  oft  hooren  lesen,  Saluyt,  doen  te  weeten,  alsoo  tot  onser  ken- 
nisse  gecomen  is  hoe  eenige  Chinesen  de  voorleden  maent  van  Oc- 
tober geen  vry-brieffken  van  de  wercken  aen  de  fortificatien  hebben 
gehadt;  alsmede  dat  het  getal  derselver  dese  maent  merckelyck 
toegenomen  heeft,  ende  apparent  is  dat  soo  langs  soo  meer  sonde 
toenemen,  ten  waere  daerinne  tydich  wierde  versien,  gelyck  sulcx 
behoort  ende  niet  redelyckers  als  tselve  is,  want  op  haer  eygen 
emstich  beed  ende  versoeck  met  gewillige  presentatien ,  van  dat 
ieder  man,  hooft  voor  hooft  ieder  loopende  maent  anderhalven  reael 
souden  opbrengen,  haer  sulcx  geaccordeert  is;  Soo  ist,  dat  wy  met 
advyse  van  onse  presente  Raden  geordonneert  ende  belast  hebben, 
gelyck  ordonneren  ende  belasten  mits  desen,  dat  elck  Chinees  syn 
vry-brieffken  als  vooren,  tsy  dat  hy  vuytvaert  om  te  visschen,  hout 
haelen  oft  waerom  het  oock  soude  wesen,  alsmede  de  riviere  om 
water  te  haelen  opvaert  oft  in  't  bosch  om  te  wercken  oft  iets  an- 
ders te  doen  sich  transporteert,  oft  waer  hy  oock  soude  mogen  gevonden 
werden,  altyt  syn  vry-brieffken  by  sich  dragende,  opdat  hy  desaen- 
gesproken synde ,  tselve  can  vertoonen  op  pene  soo  wie  syn  vry-brieffken 
niet  by  sich  te  hebben  bevonden  sal  werden,  als  een  vercorter  van 


257 

'a  lants  gerechticheyt  gerepnteert  ende  volgens  de  placcaten  dienaen- 
gaende  gemaect,  gestraft  snllen  worden ,  want  wy  snlcx  tot  dienst  vant 
gemeene  beste  alsoo  bevinden  te  behooren. 

Acttun  int  fort  Jaccatra  adg  14  November  A^.  1620,  en  ter 
ordonnantie  van  d'Ed.  Heer  Generael  ende  synen  Raet,  ende  was 
onderteyekent  Thys  Com.  Vleyschouwer,  Secretaris 


j.      Placcaet  over  't  spelen  der  Chinesen. 

Jan  Pieters.  Coen,  Gouverneur  Generael  over  alle  landen,  eylanden, 
steden,  forten,  plaetsen,  comptoiren,  schepen,  jachten,  schaloupen, 
personen  ende  den  handel  van  Indien,  wegen  de  Hooge  Mogende 
Heeren  Staten  Generael,  Syne  Prinselycke  Excellentie  ende  de  Heeren 
Bewinthebberen  der  geoctroyeerde  Oost-Indische  Compagnie  van  de 
Vereenichde  Nederlanden,  allen  dengenen  die  desen  sullen  sien  oft 
hooren  lesen,  Saluyt,  doen  te  weten,  alsoo  tot  onser  kennisse  is  ge- 
comen,  hoe  onder  de  Chineesen  over  schuit  met  spelen  ende  dobbelen 
gemaeckt,  tot  noch  toe  by  Beneon  opperste  der  Chinesen  recht  gedaen 
is ,  als  off  deselve  schuit  vuyt  eenige  eerlycke  handelinge  ofte  com- 
mercie waeren  geprocedeert ,  jae  de  rechtsvorderinghe  op  soodanighe 
schuit  aen  schepenen  der  stede  Jaccatra  getrocken  ende  versocht  is, 
ende  wy  tselve  bevinden  te  stryden  tegen  aUe  goede  ordren,  wetten 
ende  policien ,  oversulcx  daerinne  dient  versien.  Soo  ist ,  dat  wy  met 
advyse  van  onse  presente  Raden,  naer  rype  deliberatie  goetgevonden 
ende  oversulcx  geinterdiceert  ende  verboden  hebben,  interdiceren 
ende  verbieden  mits  deesen ,  dat  geene ,  tsy  schepenen  deser  stede  oft 
Beneon,  ouersten  der  Chinesen  oft  eenige  andere  rechters,  over 
schuit  oft  eenige  pretentien,  vuyt  dobbelen  ende  spelen  geprocedeert, 
naer  rechte  haer  vervorderen  te  disponeren,  waerschouwende  over- 
sulcx alle  tugsschers  ende  speelders,  dat  soo  sy  op  gelooff  sonder 
geit  by  te  setten  sullen  spelen  ende  iets  comen  te  winnen,  dat  in 
sulcken  gevalle  de  winner  met  de  verlieser  sal  moeten  accorderen, 
sonder  van  iemanden  recht  te  verhopen  ofte  sullen  cunnen  becomeji,  etc. 

Actum  int  fort  Jaccatra  adij  14  November  A®.  1620.  Ter  ordon- 
nantie van  d'Ëd.  Heer  Generael  ende  synen  Raet,  ende  was  onder- 
teyekent Thys  Comeliss.  Vleyschouwer,  Secretaris.  ^ 


»     Bij    Resol.    6G.    en   R.   dd.  1  Nov^  1620,  werd  bovendien  van  de  spelen  der 
Chinezen  een  r^  van  20  °/o  geheven. 


M8 

k.  Placcaet  van  de  tollen  gestelt  op  d'incomende  ende 
nytgaende  goederen,  alsmede  van  de  betalinge  op  de 
tappers. 

Jan  Pieterz.  Coen,  Gonvemeur  <}enerael  over  alle  landen,  eylan- 
den,  steden,  forten,  comptoiren,  schepen,  jachten,  chalonpen  ende 
volckeren  in  Indien,  wegen  de  Hooge  Mogende  Heeren  Staten-Gene- 
rael,  Syne  Princelycke  Excellentie  ende  de  Heeren  Bewinthebberen 
der  Oenerale  Oost-Indiesche  Compagnie  van  de  Vereenichde  Neder- 
landen, allen  dengenen  die  desen  snllen  sien  oft  hoorèn  lesen ,  saluyt : 
Doen  te  weten :  Aengesien  wy  naer  de  conquesten  vant  Coninckryck 
van  Jaccatra,  tot  bescherminge  van  onse  onderdanen,  ende  ten  besten 
van  de  gemeene  saecke,  genootsaeckt  syn  geweest  tot  groote  lasten 
ende  onnytspreeckelycke  excessive  costen  van  de  Vereenichde  Neder- 
lantsche  Compagnie,  die  geschapen  syn  soo  lanx  soo  meer  te  ver- 
meerderen ,  het  verkregene  niet  alleen  te  bewaren ,  maer  oock  dagelyex 
te  vermeerderen,  snlcx  wy  naer  onse  goede  genegentheyt  gaem  ge- 
vordert  sagen,  waerin  opdat  met  meerder  iever  ende  lust  gearbeyt, 
ende  de  oncosten  voortaen  te  dragen  beter  verv^allen  sonde  mogen 
worden,  van  nooden  syn  de  snbsidien  ende  snstentatien ,  volgens  de 
rechten  van  alle  natiën  ende  volckeren,  soowel  van  d'ingesetenen, 
als  die  om  haet  proffyte,  haer  van  alle  quartieren  herwarts  vervoe- 
gen, ende  wy  aen  onser  burgeren  goeder  genegentheyt  niet  twyffe- 
lende,  haer  tot  verscheyden  malen  voor.  desen,  door  onse  Gecommit- 
teerde doen  voordraghen  hebben,  de  nootwendicheyt  tot  eenighe 
snbsidien,  waertoe  wy  haer  tot  onsen  grooten  welgevallen,  altoos 
gevonden  hebben  volgens  alle  redenen  te  inclineren.  Derhalver  soo 
ist,  dat  wy  met  advyse  van  onsen  raden  op  alles  rypelyck  geleth 
ende  goede  insicht  genomen  hebbende,  goetgevonden  ende  oversulcx 
geordonneert  hebben,  gelyck  goetvinden  ende  ordonneeren  midts 
desen',  dat  van  de  goederen,  waeren  ende  coopmanschappen,  hier- 
naer  genoempt,  alsmede  andre,  die  hier  in  off  U3rtgebracht  souden 
mogen  worden,  geene  exempt,  betaelt  sullen  worden,  alsulcke  las- 
ten, als  in  de  volgende  lyste  gestelt,  als  te  weten: 

Van  goederen,  waren,  coopmanschappen,  provisien, als andersiiifs^ 
van  buyten  incommende,  gelyck: 


259 


potten, 
pannen^ 
rottanghy 
gorgeleten, 
stroomatten, 
cadntt, 
cadjangh, 
rottangmatten , 
gedroocht  saet, 
houtscool, 
arpuys , 
salpeter, 
swavel , 
smitseoolen , 
boras, 
loot, 
yser, 
stael, 

ysere  pannen, 
parangs  en  byltgens, 
sisser, 
sissieq, 
cassomba, 

coper ,  gewrocht  ende 
ongewrocht , 
amphioen, 
ingo,   1 
porceleyn , 
gomme,. 
gondtdraet, 


alderhande  Javaense 

crameryen , 
alderhande  gaeren, 
capock, 
capas, 
conget, 

gedroocht  hertevlees, 
sagu, 

groene  gember  ^ 
oude  pinang, 
toupy,  een  spetie  die 


gesoute  ende  verse 
limoenen, 

alsmede  alderley  an- 
der fruyt, 

cleeden, 

root   ende   andre  laec- 
kenen, 

alderley  Chineese 
waren , 

honich, 

slypsteen, 


men  in  de  arack  brand ,  borborysteen , 


tonback , 
indigo, 
poulout, 
boonen, 
erwten , 

gesouten  ende  ge- 
droochde  vis, 
olye, 
asyn, 

tamorindij , 
eyeren , 
snycker, 
lackwas, 
gesoute  cuyt, 
oude  cocus, 
ayuyn, 
loock. 


gamaten , 
gitte  gomme, 
rinosser  hoorn, 
vogelnesten, 
hoornkens,  seeker  geit 
van  Siam, 
olyphantstanden , 
buffels , 
koebeesten, 
oliphanten , 
paerden, 
pauwen, 
gansen, 
endvogels, 
hoenders , 
boeken , 
herten, 
verkens. 


orange  appelen, 

Van  alle  welcke  voors.  waren,  coopmanschappen  ofte  provisien, 
als  van  andere  diergelycke,  hier  niet  uytgedruckt,  by  den  inbrenger 
vyff  ten  hondert  betaalt  worden.  Ende  ingevalle  deselve  goederen 
oft  eenige  derselver  soo  wanneer  vercocht  sullen  syn,  van  hier  we- 
der elders  vervoert  souden  mogen  worden,  sal  voor  't  uytvoeren  by 


Ingoe ,  wijnruit  ? 


240 

'den  nytvoerder,  sooveel  als  voor  incomen,  te  weten  vyff  percents 
1)etaelt  worden,  belasten  ende  bevelen  dat  niemant  sonder  expres 
consent  alvoren  vercregen  te  hebben,  eenighe  goederen  tsy  coopman- 
schappen,  eetbaer  waeren  ofte  andersints  aen  de  scheepen  hier  te 
reede  leggende,  sal  mogen  venten,  ten  eynde  dat  alles  op  depassar 
vercocht  mach  worden  ende  gheen  fraude  onder  soodanige  pretext 
en  geschiede. 

Den  arack  sal  geven  thien  per  cento,  soowel  van  incomen  als  van 
uytvoeren. 

De  navolgende  goederen  sullen  voor  incomen  vyff,  ende  voor  uyt- 
gaen  betalen  thien  per  cento,  als: 


rys, 

campher, 

pady. 

gommelacq, 

bensnwyu , 

cayolacq, 

peeper. 

quicksilver, 

foeli. 

agnlahout. 

noten. 

muscus. 

eocus  maldive. 

chevet, 

gout. 

amber, 

nagelen, 

lapes  besaer, 

was, 

diamanten, 

sandelhout, 

robynen. 

Is  mede  goetgevonden  ende  gearresteert  dat  ieder  herbergier,  die 
kielan,  arrack  ofte  tuack  tappen  ofte  vercoopen,  ieder  maent  sullen 
betaelen  twee  realen  van  achten. 

Item  dat  de  tappers  ofte  vercoopers  van  Spaensche  wynen  voor 
ieder  legger  sullen  betalen  voor  impost  twintich  realen,  ende  den 
burger  vyff  realen. 

Ende  opdat  dese  onse  ordonnantie  te  beter  moge  nagecomen  werden, 
sullen  alle  in  ofte  uytgebrachte  goederen  aen  den  Sabandaer  behoor- 
lyck  aengegeven  werden. 

Ende  alsoo  noodich  is  tot  den  ontfang  van  de  gerechticheyt  op  de 
voors.  goederen*  gestelt,  dat  een  ontfanger  gestelt  worde,  omme  by 
hem  ende  den  Sabandaer,  Dirck  Jemming,  die  tot  noch  toe  in  het- 
selve  officie  gebruyckt  ende  door  syne  goede  comportementen,  goet- 
gevonden hebben  denselven  Dirck  Jemming  int  offitie  van  Sabandaer 
te  continueren,  de  voors.  goederen  te  visiteren  ende  taxeren.  Soo  ist 


241. 

dat  wy  met  advyse  van  onsen  Rade  tot  ontfanger  van  de  voors* 
gerechticheyt  Thymon  Michiels.  gecosen  ende  gestelt  hebben,  by 
welcken  ontfanger  ende  Sabandaer,  alle  incomende  offte  nytvarende 
pranwen,  joncken,  als  andere  vaertaygh,  haer  pas  by  den  ontfanger 
ende  Sabandaer  beyde  onderteeckent,  snllen  moeten  halen,  ende 
alvoren  tselve  behoorlyck  verkregen  hebben,  niemant  met  eenige 
pranwen,  joncken  ofte  andere  vaertnygh,  in  ofte  nyt  sal  vermogen 
te  varen,  op  pene  van  confiscatie  van  alle  d'in  ofte  nytvarende 
goederen. 

'Twelck  alles  nae  de  publicatie  van  desen  syn  begin  sal  nemen, 
ende  ten  eynde  niemant  van  den  inhont  van  dese,eenighe  ignorantie 
en  pretendere,  ordonneren  ende  bevelen  wy  aen  onse  officieren,  dat 
sy  desen  doen  publiceren  ende  affigeren,  ter  plaetse  daer  men  gewoon 
is  publicatie  ofte  affictie  te  doen ,  belastende  voorder  aen  onse  officieren , 
den  advocaet  fiscael,  balliu,  ontfanger,  sabandaer  ende  andere  justi» 
cieren,  van  dese  onse  republique  van  Jaecatra  respectivelyck,  ende 
elck  van  hun  in  syn  regard,  dese  onse  tegenwoordige  ordonnantie 
te  doen  onderhouden  in  alle  syne  poincten  ende  articulen,  alsoo  ten 
dienste  van  den  lande ,  bescherminghe  van  de  ingesetenen  van  dien ,  ende 
bevoirderinghe  van  de  gemeene  saecken  sulcx  wordt  vereyscht  ende 
wy  noodich  bevonden  hebben  te  geschieden.         • 

Gegeven  in  't  fort  Jaccatra  adi)  primo  October  Anno  1620. 


/.      Placcaet  daerby  verboden  wort,  dat  niemant  der  Christen 
borgers  eenige  bysit  ofte  cqncubyne  sal  mogen  houden. 

Jan  Pieterss.  Coen,  Gouverneur  Generael  over  alle  landen,  eylan- 
den ,  steden,  forten ,  plaetsen ,  comptoiren ,  schepen ,  jachten ,  chaloupen , 
persoonen  ende  den  handel  van  Indien,  wegen  de  Hoog  Mogende 
Heeren  Staten-Generael ,  Syne  Princelycke  Excellentie  ende  de  Hee- 
ren  Bewinthebberen  der  Geoctroyeerde  Oost-Indische  Compagnie  van 
de  Vereenichde  Nederlanden,  allen  dengenen  die  desen  sullen  sien 
oft  hooren  lesen,  Saluyt!  doen  te  weten,  alsoo  wy  dagelycx  ver- 
mercken  hoe  eenige  Christenen  borgera  deser  stede  Jaccatra,  onse 
onderdanen,  Godt  ende  syn  gebodt,  mitsgaders  de  Christelycke ende 
borgerlycke  politie  vergetende,  haer  vervoorderen  een  slavinne  ofte 
bysit,  tsy  in  hare  huysen  ende  wooninghen  oft  elders  te  houden, 

IV.  16 


242 

«nlcx  in  geenderiey  manieren  Christelycke  ende  eerbare  bm^eren 
betaemt,  maer  ter  contrarie  tot  een  quaet  exempel  ende  groote  er- 
gemiflse  voor  desnlcke  y  die  naer  (Jodes  heylige  instellinge  in  den 
hnywelycken  staet  eerbaerlyck  soecken  te  leven,  is  dienende  ende 
meer  geconsidereert  de  horribele  conaeqnentien  ende  andere  menich- 
Tnldige  seer  quade  inconvenienten,  die  vuyt  het  houden  van  de 
voorn,  bysitten  procederen ,  gelyck  ons  daervan  al  te  beclaechelycke 
ende  bekende  exempelen,  aLs  het  verdoen  van  de  vrucht,  ende  dat 
de  eene  bysit  door  fenyn  ende  vergift  den  anderen  soect  te  vermoor- 
den, genoegsaem  getuygen,  daerdoor  niet  anders  als  Godes  toom 
over  dese  opspruytende  republicque,  soo  hy  naer  syne  strenge  recht- 
veerdicheyt  wilde  handelen,  verweet  sonde  werden;  omme  dan  Godes 
toom  van  dese  republycque  sooveel  doenlyck  te  weeren,  ende  opdat 
de  bnrgers  ende  ingesetenen  van  dien,  in  Christelycke  eerbaerheyt 
na  de  bevelen  ende  geboden  Godts  mogen  leven  ende  de  voors. 
repnblicqne  volgens  de  heylige  insettinghe  Godts  helpen  vermeer- 
deren: Soo  ist,  dat  wy  het  voors.  aenlockelyck  quaet  soeckende  te 
stuiten  ende  naer  vermogen  te  weeren,  met  advyse  van  onse  pre- 
sente Raden  goetgevonden  ende  geresolveert  hebben  te  interdiceren 
ende  verbieden,  gelyck  interdiceren  ende  verbieden  mits  desen,  dat 
niemant  binnen  dtse  onse  republicque  van  Jaccatra  residerende  ofl 
onder  de  jurisdictie  van  dien  sorterende ,  eenige  slavinne  oft  slavin- 
nen bysit  ofte  bysitten  in  syn  huys  ende  woonplaetse  oft  elders  sal 
mogen  houden  onder  wat  pretext  hetselve  soude  mogen  geschieden^ 
op  pene,  soo  wie  ter  contrarie  bevonden  sal  worden  gedaen  te  heb- 
ben,  van  arbitrale  correctie,  ende  opdat  niemant  hiervan  eenige  igno- 
rantie en  pretendere,  hebben  wy  desen  naer  voorgaende  clock  ende 
trommelslach  ter  gewoonlycker  plaetse  doen  publiceren,  ende  voorts 
alwaer  sulcx  behoort  doen  affigeren.  Lastende  voorts  allen  officieren  ^ 
justicieren  ende  dienaeren,  dat  syluyden  tegen  de  overtreders  van 
dien  procederen  als  voren  sonder  eenige  gunste,  faveur  oft  dissimu- 
latie ter  contrarie,  want  wy  sulcx  tot  bevorderinge  van  Godes  eere, 
dienst  ende  welstant  van  dese  republycque  alsoo  bevinden  te  behooren. 
Achun  in  't  fort  Jaccatra,  adij.11  December  a^  1620.  Ter  ordon- 
nantie d'Ed.  Heer  G^nerael  ende  Synen  Raedt  ende  was  ondert. 
Thijs  Com.  Vleijschouwer,  Secretaris. 


243 

m.    Verboth  opt  vereoopen  van  geweer  ende  ammanitie  van 
oorloge  aen  eenige  vreemde  natie. 

Jan  Pieters.  Coen,  Gouverneur  Generael  over  alle  landen  ^  eylan- 
den,  steden,  forten,  plaetsen,  comptoiren,  schepen,  jachten,  scha- 
loupen,  personen  ende  den  handel  van  Indien,  wegen  de  Hoog  Mo- 
gende Heeren  Staten-Generael,  Syne  Princelycke  Excellentie  ende 
de  Heeren  Bewinlhebberen  der  Geoctroyeerde  Oost-Indische  Com- 
pagnie van  de  Vereenichde  JNfederlanden.  Allen  dengenen ,  die  desen 
sullen  sien  oft  hooren  lesen ,  saluyt !  doen  te  weten ;  alsoo  wy  dagelycx 
vernemen,  hoe  eenige  vrye  luyden  ofte  in  dienste  wesende  persoenen 
onder  ons  gebieth  ende  gehoorsaemheyt  staende,  soo  hier  als  elders 
aen  vreemde  natiën,  soowel  onse  vyanden  als  vrunden,  geweer  ende 
ammunitie  van  oorloge  vereoopen,  verruylen  ende  verquancelen ,  ende 
ons  de  experientie  leert  de  quade  effecten  van  tselve,  waerinne 
alsoo  hoochnoodich  dient  versien ,  soo  ist :  dat  wy  met  advyse  van 
onse  presente  Raden  naer  rype  deliberatie  hierop  gehouden,  gein- 
terdiceert  end^  verboden  hebben,  ghelyck  wel  expresselycken  doen 
mits  desen,  allen  ende  een  iegelyck,  tsy  vrye  luyden  oft  in  dienst 
wesende  personen  onder  ons  gebieth  staende,  tsy  van  wat  natie, 
staet  oft  qualiteyt  hy  sy,  niemant  vuytgesondert,  aen  eenige  vreem- 
delingen, tsy  van  wat  natie  die  oock  souden  mogen  wesen,  vrunden 
oft  vyanden,  eenige  geweer  ofte  ammunitie  van  oorloge  te  vereoopen, 
verruylen  ofte  verquancelen,  door  andre  doen  vereoopen,  verruylen 
oft  verquancelen,  onder  wat  pretext  hetselve  oock  soude  mogen 
wesen,  welck  wy  begeer  en  dat  staet  sal  grypen  soo  hier,  innewaerts 
als  op  eenige  andere  plaetsen,  isf  de  Compagnie  aldaer  comptoiren 
is  houdende,  handelende  oft  niet,  op  pene  soo  wie  ter  contrarie  be- 
vonden sal  werden  gedaen  te  hebben,  boven  verbeurte  van 't  vercochte 
geweer  alsmede  ammunitie  van  oorloge  oft  tgene  daervan  geproce- 
deert  soude  mogen  zyn,  aen  den  lyve  gestraft  te  sullen  worden. 

Actum  int  fort  Jaccatra,  adi)  9  December  a^  1620  etc.  Ter  or- 
donnantie van  d'Ed.  Heer  Generael  ende  sjmen  Rade,  ende  was 
onderteyckent,  Thijs  Comeliss.  Vleyschouwer,  Secretaris. 


n,     Yerbot  op  het  ommehouwen  ende  schenden  van  eenighe 
vruchtdragende  boomen. 
Alsoo  wy  dagelicx  tot  onsen  groeten  discontentement  vernemen  hei 


244 

ommehonwen  eade  schenden  van  callappnB,  pinangh,  siry,  mangns^ 
bannanes  ende  andre  vnightdragende  boomen  in  't  bosch,  ende  dat  niette- 
genataende  vorighe  placcaten  ende  ordonnantien  tegen  de  malefa^tenrs 
van  dien  geemaneert,  het  qnaet  soo  langs  soo  meer  aenwast,  ende 
deselve  plaecaten  ende  ordonnantien  wegen  de  civile  straffe  ^daerinne 
geexpresseert  schynen  gevilipendeert  te  werden ,  waerinne  hoochno- 
dich  dient  versien,  derhalven  soo  ist:  dat  wy  met  commimicatie  ende 
advyse  van  onsen  tegenwoordigen  Baden,  omme  de  voorverhaelde 
fanlten  in  toecomende  te  voorcomen  y  allen  ende  een  iegelycken  inter- 
diceren  ende  verbieden,  interdiceren  ende  verbieden  hen  by  desen, 
dat  niemant,  tsy  onder  wat  pretext  het  sonde  mogen  geschieden  ^ 
eenige  clappus,  pinangh,  siry,  mangns,  banannes  ofte  andere  vrucht- 
dragende boomen  in  't  bosch  omhacken  off  in  eeniger  manieren  schenden  y 
op  pene,  dat  sonder  eenige  simnlatie  aen  den  lyve  gestraft  sal  worden. 
Ende  opdat  dit  te  beter  effect  tegen  de  malefacteurs  van  dien,  mach 
sorteren,  hebben  goetgevonden,  dat  soo  wie  imant  die  hem  tegen  dese 
ordonnantien  vergrepen  sal  hebben,  aenbrengt,  voor yder persoon vyfif 
en  twintich  realen  van  achten  sal  genieten,  met  toesegginge  dat  des 
aenbrengers  naem  secreet  sal  gehouden  worden.  Ende  opdat  hiervan 
niemant  ignorantie  en  pretendere ,  hebben  dese  by  clock  ende  trommel- 
slach  openbaerlyck  ter  plaetsen  daer  men  sulcx  gewoon  is  te  doen 
gepubliceert,  ende  daemaer  ter  publicque  plaetsen  geaffigeert,  ordon- 
neeren  ende  expresselyck  bevelende  aen  onsen  balliu  goede  ende 
scherpe  toesicht  te  houden,  tot  onderhoudenisse  van  de  voors.  ordon- 
nantien ende  te  procederen  tegen  de  overtreders  ende  ongehoorsaeme 
van  dien,  by  executie  van  de  voors.  peynen,  sonder  faveur  ofte 
dissimulatie  ofte  eenich  verdrach.  Aldus  geordonneert  by  den  Ed.  Heer 
Generael  ende  syne  presente  Raden.  In  't  fort  Jaccatraady  13  April, 
Anno  1620  etc. 

(onderstond:)  Ter  ordonnantie  van  d'Heer  Generael  Thys  Comelis 
Vleyshouwer,  Secret. 


o.     Verboth  op  het  schenden  ende  ommehouwen  van  eenige 
vruchtdragende  boomen. 

Jan  Pietersz.  Coen,  Gouverneur  Generael  over  alle  landen,  eylanden, 


245 

steden,  jfbrten,  comptoiren,  «ichepen,  jachten,  saloupen  ende  volkeren 
in  Indien,  wegen  de  Hooge  Mogende  Heeren  Staten  Generael,  Syne 
Princelycke  Excellentie  ende  de  Heeren  Bewinthebberen  der  Generale 
Oost-Indiesche   Compagnie  van  de  Vereenichde  Nederlanden,  allen 
dengenen,   die  desen  sullen  sien  oft  hooren  lesen,  salnyt!  doen  te 
weten;  alsoo  tot  onser  kennisse  gecomen  is,  hoedat  seeckeren  moet- 
willigen  haren  behoorlycken  plicht  ende  schuldige  gehoorsaemheyt  tot 
onse  placcaten  gantsch  ende  t'eenemael  vei^eten  ende  besyden  gestelt 
hebbende,  noch  door  vreese  van  straffe  oft  lieffde  tot  goet  doen,  naei* 
en  laeten  eenige  vruchtdragende  hoornen,  als  onder  ander  eenige  cocos- 
boomen,  die  nu  cortelingh  sommige  int  bosch  gevonden  syn  depalmyt 
vuyt  te  snyden  ende  alsoo  te  schenden,  ende  wy  tselve  quaet,  in  't 
schenden   van    't  bosch   met   omhacken   ende  beschadigen  van  vele 
vruchtdragende  boomen  dagelycx  bevinden  toe  te  nemen,  daertegens 
wy  geeme  tydige  remedien  gebruycken  ende  daerinne  naer  behooren 
versien  willende,  Soo  ist,  dat  wy  naer  rype  deliberatie  hierop  gehou- 
den, met  advys  van  onse  tegenwoordige  Raden,  de  malefacteurs  ende 
contraventeurs  van  onse  vorige  placcaten  ende  ordonnantien  op  't  schen- 
den van  't  bosch  geemaneert,  geeme  achterhaelt  ende  volgens  de  penen 
in  onse  placcaten  begrepen  gestraft  sagen,  derhalven  goetgevonden  heb- 
ben onse  voorige  placcaten  op  't  schenden  van  't  bosch  gepromulgeert  te 
vernieuwen  ende  ververschen,  interdicerende  ende  verbiedende  oversulcx 
allen  ende  een  iegelycken  onder  onse  gehoorsaemheyt  staende  ofte  binnen 
onze  jurisdictie   residerende,   tsy   van  wat  natie  oft   staet  hy  sy, 
niemant  vuytgesondert,  interdiceren  ende  verbieden  hun  mits  desen 
geene  vrughdragende  oft  andere  boomen  in  't  bosch  staende  te  quetsen 
ofte  schenden ,  in  't  meeste  noch  in  't  minste ,  onder  wat  pretext  het- 
selve  oock  soude  mogen  oft  cunnen  geschieden,  op  pene,  soo  wie  ter 
contrarie  bevonden  sal  worden  gedaen  te  hebben ,  sonder  eenich  faveur 
oft  genade  aen  den  lyve  gestraft  te  sullen  worden.  Ende  opdat  dese 
onse  ordonnantie  te  beter  effect  sortere,  beloven  wy,  soo  wie  iemandt 
die   zich  tegens  dese  ordonnantie  vergrepen  sal  hebben  weet  aen  te 
brengen,   beloont   sal  worden  met  vyftich  realen  van  achten,  met 
toesegginge,  dat  des  aenbrengers  naem  secreet  gehouden  sal  worden. 
Ende  opdat  niemant  hiervan  eenige  ignorantie  en  pretendere,  heb- 
ben  wy  desen  by  clock  ende  trommelslach  openbaerlyck  ter  plaetse 
daer  men  sulcx  gewoon  is  te  doen,  belast  te  publiceren  ende  ter 


« 


246 

gewo(mlycke  pUetse  te  aflOgeren,  lasten  ende  bevelen  voorts  onsen 
advocaet  fiscael,  baillin,  den  boschwachter,  allen  anderen  officieren 
en  de  dienaren  van  de  justitie  dese  onse  ordonnantie  ende  bevelen 
te  achtervolgen  y  ende  te  procederen  tegens  de  contraventenrs  ende 
overtreders  van  dien,  sonder  eenich  gratie,  oochlnyckinge,  dissimu- 
latie ofte  verdrach,  want  wy  snlcx  tot  onderhoudt  van  goede  policie 
alsoo  bevinden  te  behooren.  Actum  in  't  fort  Jaccatra,  adij  6  November, 
Anno  1620  etc.  Ter  ordonnantie  van  d'Ed.  Heer  Generael  ende  syne 
Raden,  ende  was  onderteyckent :  Thys  Comeliss.  Vleyschouwer , 
Secretaris. 


p.     Placcaet  op  't  haelen  van  de  fruyten  (tienden). 

Jan  Pieterss.  Goen,  Gouverneur  Generael  over  alle  landen,  eylanden^ 
steden,  forten,  plaetsen,  comptoiren,  schepen,  jachten,  schalonpen, 
personen  ende  den  handel  van  Indien,  wegen  de  Hoog  Mogende 
Heeren  Staten  Generael ,  Syne  Princelycke  Excellentie  ende  de  Heeren 
Bewinthebberen  der  Geoctroyeerde  Oost-Indische  Compagnie  van  de 
Vereenichde  Nederlanden,  allen  dengenen,  die  desen  sullen  sien  oft 
hooren  lesen,  saluyt!  Doen  te  weten,  alsoo  de  vruchten  dagelycx  in 't 
bosch  rypen  ende  by  groote  menichte  gehaelt  worden,  sonder  nochtans 
eenige  lasten  tot  noch  toe  daerop  gestelt  syn  ofte  iets  by  den  Heer 
daervan  ghenoten  is;  Soo  ist:  dat  wy  met  advise  van  onse  presente 
Raden  tot  soulagement  van  de  gemeene  lasten  geresolveert  ende  goet- 
gevonden  hebben,  gelyck  resolveren  ende  goetvinden  mits  desen,  de 
thienden  van  alle  de  vruchten,  die  binnen  onse  jurisdictie  van  Jacatra 
in  de  bosschen,  alsmede  op  de  platte  landen  gewassen,  gepluct  ende 
hier  ingebracht  souden  mogen  worden,  geene  vuytgesondert  te  heffen, 
ordonneren  ende  bevelen  derhalven  wel  expresselyck  allen  ende  een 
iegelycken  onder  onse  gehoorsaemheyt  staende  oft  binnen  de  jurisdictie 
van  Jaccatra  residerende,  tsy  van  wat  natie,  staet  oft  qualiteyt  hy 
sy  aen  de  collecteur  van  de  voors.  thienden  by  ons  daertoe  te  com- 
mitteren, die  syn  plaetse  aen  't  ende  van  destadt  in  ofte  by  de  corps 
de  guarde  aen  de  riviercant  sal  houden,  gerechtelyck  aen  te  geven 
wat  vruchten  sy  inbrengen,  ende  de  quantiteyt  van  dien,  omme  by 
denselven  de  voors.  gerechticheyt  gecoUecteert  te  worden. 


« 


247 

Actum  int  fort  Jaccatra  ady  9  December  A^.  16,20  etc.  Ter  or- 
donnantie van  d'Ed.  Heer  Generael  ende  syn^n  Rade,  ende  was 
onderteyckent  Thys  Com.  Vleyschouwer,  Secretaris. 


q.     Maendach  adij  4  Jnly  A^.  1622.   (Resolutie  tegen  het 
misdrijf  van  overspel.) 

Alsoo  in  welgestelde  Repnblycken  onder  alle  staten,  een  van  de 
alderwaerdichste  en  gants  noodichste  by  alle  volckeren  geacht,  en  tot 
allen  tyden  in  sonderlinge  recommandatie  gehouden  is  geweest,  de 
staet  des  huwelycx,  als  zynde  de  eenige  voester  van  de  mensche- 
lycke  gesellicheyt ,  waerover  oock  volgens  de  Goddelycke  en  mensche- 
lycke  rechten  by  allen,  maer  insonderheyt  Christelycke  magistraten, 
na  uyterst  vermogen,  met  een  sonderlinge  sorge  altoos  getracht  is 
geweest,  den  bant  des  huwelyckx  ongevioleert  en  in  alle  suyverheyt 
te  conserveeren,  soo  ter  eeren  Goodes,  weleke  daer  is  de  eerste  insteller 
van  soo  lofflycken  staet,  gelyck  mede  tot  bevorderinge  van  de  alge- 
meynen  welstant,  mitsgaders  affwendinge  van  de  straffe  en  onheylen, 
weleke  door  de  grouwelycke  sonde  van  eebreucken  en  overspel,  landen 
en  stede  overcomen,  daervan  ons  de  kerckelycke  en  wereltsche  his- 
toriën, niet  dan  al  te  beweenlycke  exemplen  voorstellen: 

Soo  ist;  dat  Zynne  Ëd.  omme  den  huwelycken  staet,  in  dese  onse 
teere  aencomende  republycke  van  Batavia  in  behoorlyck  respect  en 
eere  te  doen  onderhouden,  gelyck  mede  omme  d'onheylen,  die  uyt 
de  violatie  van  dien,  desen  lande  door  Godts  rechtvaerdigen  toom 
soude  mogen  overcomen,  van  ons  aff  te  keeren,  goetgevonden  en 
gants  betamelyck  geacht  heeft,  over  dese  saecken  met  den  Raet  te 
communiceeren ,  midtsgaders  oock  in  bedenckinge  te  geven,  of  het 
niet  noodich  en  geraden  sy,  om  tytlyck  de  begintselen  vansoodanich 
quaet  voor  te  comen,  dat  men  tegen  d'overspeelders  en  schenders 
des  huwelyckenbants,  met  solemnele  placcaten  een  swaere  en  rigou- 
reuse  straffe  publiceere,  namentlyck:  degradatie  van  ampt,  peene 
des  doots  en  confiscatie  van  goederen;  niettegenstaende  dese  detes- 
table  sonde,  naer  onse  lantsrechten  in  Europa  soo  rigoureus  niet  ge- 
straft; maer  alleene  met  publicque  schande,  pecuniele  amende,  be- 
rovinge  van  ampten  en  bannissement  gemulteert  wordt. 

De  redenen  die  Zyne  Ed.  bewegen  H  overspel  alhier  met  rigou* 


248 

'  reuser  straffe ,   als  in  onse  landen  geobserveert  worden ,  te  willen 
beswaren  9  syn  dese: 

Ten  eersten:  dat  de  persoonen  van  dese  elimate  impudicqner  en 
tot  de  Inxorie  ongelyek  meer,  als  die  in  onse  landen  van  Europa ^ 
zyn  genegen; 

ten  tweeden:  dat  door  gants  orienten  't  overspel  sonder  eenige 
conniventie  met  der  doot  gestraft  wort  en  alsoo  dit  eene  plaetse  is, 
die  van  alle  vreemde  natiën  van  Indien  en  gants  Asia  aen  dese  kant 
gefrequenteert  wort,  sonde  het  voor  ons  eene  gants  verachtelycke 
saecke  by  alle  natie  wesen,  dat  dese  sonde  alhier  met  liehter  straffe 
geanimadverteert  en  overloopen  wierd,  even  als  of- by  ons,  christenen, 
weyniger.  wercks  van  d'eere  onser  vrouwe  gemaect  wierde,  als  by 
de  turcken,  mooren  en  heydenenj,  ^ 

ten  derden:  dat  ons  eygen  volck,  soo  die  van  Europa  hier  comen, 
als  degeene,  die  men  hier  in  Indien  van  verscheyden  quartieren 
byéén  versamelt,  de  meeste  part  van  de  vilste  en  slechtste  soort  is, 
daer  weynige  (Godt  beter  't),  jae  geene,redelyckheyt,geschicktheyt 
en  politie  by  gevonden  wort  en  dienvolgende  meer  geinclineert  syn 
om  haer  tot  alle  gebreecken,  insonderheyt  luxurieusheyt,  als  tot  een 
eerlyck,  stichtelyck  en  burgerlyck  leven  te  begeven; 

eijndelings,  dat  oock  de  bannissementen  hier  te  lande  niet  en  be- 
hooren  te  geschieden,  ten  respecte  dat  hier  in  't  midden  onder 
mooren  en  vyanden  woonen,  waeruyt  swaerder  inconvenienten  souden 
comen  te  rysen,  namentlyck  dat  gebannen  Christenen,  ha^  tot  het 
moordom  begeven  en  onse  bitterste  vyanden  souden  mogen  worden; 

Om  welcke  voorverhaelde  en  andre  redenen  meer,  Zynne  Ed. 
mitsgaders  den  raet  eenstemmich  arresteeren  en  besluyten,  dat  men 
hier  te  lande,  de  sonde  van  overspel  met  den  doot  en  confiscatie 
van   goederen,   sonder   eenige   conniventie,   na  de  publicatie  van  't 


^  Deze  resolutie,  en  niet  minder  de  beweegredenen  daarby  geyoegd,  leveren  een 
merkwaardig  bewijs,  hoe  J.  Pz.  Coen  de  nog  jonge  en  teedere volkplanting,  desnoods 
met  geweld  wüde  beschermen.  In  zijnen  godsdienstigen  ijver,  welke  geheel  overeen- 
stemde met  de  begrippen  eener  magtige  partg  in  Nederland ,  wenschte  hij  den  Chris- 
telijken  staat,  vooral  niet  als  minder  godsdienstig  te  doen  voorkomen,  dan  den  Staat 
van  *  turken,  mooren  en  heydenen."  Hy  verliet  daardoor  echter  juist  het  Christelijke 
:  standpunt  en  gaf  aan  den  wereldlijken  regter,  die  niet 'zonder  zonde  is,  den  eersteu 
steen  in  handen. 


249 

placcaety  't  welcfc  desen  aengaende  sal  werden  geraempt,  straffen  sall. 

In  't  fort  Batavia,  datum  ut  supra. 

Was   onderteyckent:   Jan   Pietersz.   Coen,   P.  de  Carpentier,   W. 
van  Antsen,  Jacq.  Specx,  Thys  Comeliss.  Vleyshouwer,  Secret». 


XL.    Db  Gouvebhtbub  Gbkebaal  Jait  Pibtbbsz.  Coen  en  Rade 

VAN  Indie  aan  de  Bewindhbbbebs  deb  Geneb. 

Oost-Ind.  tloMP.     (Heeben  XVII.) 

Fort  Jakatra,  dd.  8  January  1621. 

Ed.  Emtfeste  enz 

Tegen  Bantam  zyn  d'Engelsen  met  ons  in  eenen  graet  geraect, 
sy  lieten  haer  eerst  voorstaen,  dat  met  moye  praetiens  wonderlyeke 
dingen  souden  doen,  maer  den  tyt  heeft  haer  anders  geleert.  Door 
Gk)dts  genade  t'hecht  in  de  handt  hebbende,  vonden  wy  goet  d'En- 
gelse  faccordeeren  wat  ons  voorstelden,  opdat  over  ons  niet  souden 
hebben  te  clagen,  hierover  consenteerden  dat  soo  dickwils  na  Ban- 
tam souden  senden,  als  het  haer  gelieffde,  omme  te  onderstaen  off 
aen  den  handel  souden  connen  comen;  sy  hebben  verscheyden  reysen 
gesonden,  maer  gants  niet  verricht,  ende  hun  is  eyntlyck  aengeseyt 
dat  van  landt  souden  blyven,  soo  niet  dootgeslagen  wilden  wesen. 
Aldud  syn  d'Engelse  gepayt  geworden  ende  tsedert  die  tyt  hebben 
neffens  ons,  twee  schepen  voor  Bantam  gehouden.  Eenige  dagen  ge< 
leden  is  ons  aengedient  dat  de  Pangoran  van  Bantam  nu  beter  be- 
dacht is  ende  soo  wy  selffe  imant  derwarts  sonden,  sy  meenden  wy 
souden  voorseecker  tot  goet  accoord  geraecken,  dese  praetiens  heb- 
ben gehoort,  maer  niet  goetgevonden  voor  goet  aen  te  nemen,  noch 
daerop  na  Bantam  te  senden,  wy  vertrouwen  dat  hun  met  der  t3rt 
wel  voorder  brengen  sullen;  de  rys  begint  in  Bantam  weder  dier  te 
worden,  de  peper  geldt  onder  malckanderen  een  halve  reael  van 
achten  de  sack,  van  armoede  zyn  dagelicx  veel  Chinesen  van  Ban- 
tam by  ons  overcomende.  Met  onse  prauwen  doen  soo  veel  dat 
Bantam  gants  weynich  provisie  van  buyten  becompt  ende  alles  tot 
Jacatra,  Godt  loff,  abondant  is,  voor  onse  vloote,  d'Engelse  ende 
Francen  is  hier  genoch  te  becomen.  Altemet  werden  eenige  Javae- 
nen  int  bos  vernomen,  die  op  onse  fruythaelders  loeren,  maer  soo 
haest  ontdeckt  zyn,  retireeren  hun  alsoo  dat  niet  te  vinden  zjn.  Nu 
cortelingh  isser  tot  Bantam  een  roeyschuyte  van  Mallacca  (Gilees  ge- 


250 

naemt)  aengecomen,  gemant  met  ontrent  50  koppen,  waerondereenige 
Portngiesen  zyn;  op  wat  voet  ofte  maniere  daer  comen  is  ons  onbe- 
kent,  zy  zyn  int  huys  van  d'Ëngelse  gelogeert,  de  spraecke  gaet 
hier,  dat  die  van  Bantam  wonderlycke  groote  assistentie  doen  sullen. 
Int  eerste  van  den  oorlogh  hebben  wy  Bantam  om  verscheyde  rede- 
nen niet  aengetast,  tsonde  wel  connen  gebeuren  dat  ons  d'Almogende 
daertoe  noch  brachte,  ende  de  plaetse  mede  oveigaeve;  vand'Engelse 
hebben  weynich  hulpe  te  verwachten,  Vialter  yets  voor,  wy  sullen 
het  alleene  moeten  doen. • 

De  Coninginne  van  Patany  heeft  verleden  jaer  herwarts  gesonden 
een  ambassadeur  met  een  missive  ende  een  sUveren  beteldoose  tot 
vereeringe  enz 

Van  Cambodja  syn  hier  drie  joncken  met  verscheyde  provisie  aen- 
gecomen,  welcke  mede  veel  Chineesen  gebracht  hebben  om  hier  te 
resideeren. 

Door  verscheyde  joncken  syn  hier  van  de  custe  van  Sumatra  ge- 
bracht ontrent  400  picol  peper;  wy  hebben  deselvige  a  13  realen  't 
picol  doen  coopen  ende  d'Ëngelsen  daervan  om  verscheydene  redenen 
de  helft  laten  overdoen,  voor  't  uytvoeren  van  die,  syn  wy  vanmee- 
ninge  d'Engelse  by  provisie  te  doen  affvorderen  de  gesette  tol  van 
10  percento,  hebben  haer  oock  aengeseyt  hoe  wy  volgens  placcaet 
5  percento  pretendeeren  van  de  cleden  ende  andre  goederen,  die  tot 
Jacatra  souden  mogen  vercoopen.  Wat  wy  tegen  de  voorgaende  ende 
dagelicxe  lasten,  als  oock  wat  prerogatieff  óp  de  peper  van  Bantam 
pretendeeren,  is  alsnoch  onnodich  geweest  te  verhaelen,  U  Ed.  ge- 
lieven met  den  eersten  ordre  te  geven,  waerna  ons  desen  aengaende 
reguleren  sullen,  gelyck  mede  wat  tollen  d'Engelse,  Francen , Denen 
ende  andre  tot  Jacatra  betaelen  sullen;  nevens  dese  gaet  acte  van 
d'ordre  welck  daerop  by  provisie  gestelt  hebben. 

Het  schip  de  Globe  is  door  d'Engelse  weder  na  Japara  om  hout, 
rys  ende  andre  provisie  gesonden  geweest;  maer  heeft  niet  dan  een 
weynich  plancken  gebracht. 

De  Tommegon  Bouraxa,  Gouverneur  wegen  de  Mattaram  over 
Kendael,  heeft  voor  dese  van  ons  doen  versoecken  vrypas  voorseec- 
kre  joncken.  die  hy  met  rys  na  Mallacca  wilde  senden.  Wy  hebben 
tselvige  gerefuseert,  hem  gebeden  sulcx  naer  te  laeten  ende  aenge- 
raeden  dat  zyn  joncken  met  rys  na  Jacati*a  soude  senden,  waertoe 


2B1 

dé  zynën  een  vrypas  medegaven;  doch  in  plaetse  van  hier  teoomen 
syn  zy  met  twee  joncken  na  Mallacca  gevaeren  ende  in  de  straet 
van  Palinbangh  door  de  vrye  burgers  genomen,  hier  gebracht  ende 
voor  goede  prinse  gehouden.  In  de  voors.  joncken  hebben  wy  beco- 
men  een  missive,  die  voors.  Tommagon  wegen  de  Mattaram  meteen 
ambassadeur  aen  de  Cappiteyn  van  Mallacca  is  schryvende,  onder 
andre  wert  daerinne  geadvyseert ,  hoe  die  van  Mallacca  veel  swaricheyt 

* 

is  aanstaende,  vermits  de  Nederlanders  beletten  datter  geen  rys  na 
Mallacca  gevoert  wort ,  doordien  .met  d'Engelse  vereenicht  zyn  ende 
tot  Jacatra  int  landt  van  de  Mattaram  een  huys  gebout  ende  hun 
selyen  alsoo  ondersaten  van  de  Mattaram  gemaect  hebben,  derhalven 
recommandeert  zynen  broeder  de  Cappiteyn  van  Mallacca  daerop  wel 
emgtelyck  te  letten.  Dese  brieff  houden  wy  geschreven  ende  met 
expresse  ambassate  gesonden  te  wesen,  omme  de  Portugiesen  een 
groote  macht  byeen  te  doen  vergaederen  ende  ons  gesaemenderhandt 
tot  Jacatra  te  besoecken,  eer  ons  soo  verstercken  dat  onwinbaer 
worden,  alle  de  Coningen  den  handel  verliesen  ende  wy  den  stapel 
tot  Jacatra  becomen.  U  Ed.  gelieven  vastelyck  te  geloven  dat  alle 
dese  naestgelegene  Coningen  tegen  ons  sooveele  sullen  doen  als  te 
weghe  connen  brengen,  derhalven  gelieven  de  Heeren  daertegen 
mede  te  versien.  Alle  de  Coningen  van  dese  landen  weten  soo  wel 
wat  aen  't  planten  van  onse  colonie  tot  Jacatra  gelegen  is  ende  watter 
op  mach  volgen,  als  de  cloeckste  ende  verresienste  politicque  van  Eu- 
ropa souden  mogen  doen.  De  voors.  Tommegon  Bouracxa  heeft  nu 
wederom  vier  en  twintich  prauwen  met  rys  herwaerts  gesondem 
sonder  eens  n^entie  van  de  voors.  joncke,  volck  off  goederen  te 
maecken,  gelaeten  hun  al  off  het  haer  niet  eens  aen  en  ginck.  Door 
continueel  aenhouden  van  den  Tommagon  van  Tegal  hebben  der- 
warts  een  ambassate  gesonden  om  de  resterende  gevangenen  te  eys- 
schen  ende  vrientschap  sooveele  doenlycken  te  maecken ,  onse  gesante 
is  wel  onthaelt  ende  met  goet  geley  weder  hier  gekeert,  maer  de 
gevangenen  mochten  niet  volgen;  men  had  ons  aengedient  dat  gere- 
lasscheert  souden  worden  soo  haest  daeromme  sonden,  maer  nu 
schaemden  haer  niet  voor  de  vyff  persoonen  vyff  duysent  realen  te 
eysschen,  niettegenstaende  wy  meer  dan  150  van  des  Mattarams  on- 
dergaten hebben;  het  schynt  dat  weynich  mentie  daervan  gemaect 
wort 


252 

Algoo  tegenwoordelyck  een  redelycke  macht  van  schepen  ende 
yolck  byeen  gecregen  hebben  ende  deselvige  gednyrende  't  weste 
monsflon  nieuwers  dan  innewaerts  gebraycken  connen^  is  goetgevon- 
den  dat  de  Generael  Coen  met  12  scheepen,  ophebbende  omtrent 
1500  koppen  innewaerts  vaeren  sal,  omme  t'onderstaen  off  den  staet 
ten  besten  van  den  Generale  Compagnie  sallen  connen  verseeckeren 
ende  den  handel  op  een  goede  voet  brengen.  Het  waere  enz 

D'ontfanck  van  de  tollen  en  de  rechten  van  Jaccatra  beloopen,  te 
weten  van  de  maent  October,  realen  2138,  van  November  2524J^  ende 
van  December  2904^,  in  vougen  dat  d'incompsten  van  maent  tot 
maent  allenskens  vermeerderen,  byaldien  U  Ed.  jaerlicx  soo  grooten 
somma,  geit  herwarts  «enden  als  nodich  is  tot  fondament  van  d'in- 
lantschen  handel,  ende  omme  de  stapel  van  de  Chineesse  handel  tot 
Jacatr^  te  stabileeren,  is  apparent  dat  d'incompsten  van  't  Coninckryck 
Jacatra  tot  thien  a  twintich  dnysent  realen  van  achten  ter  maent 
ende  meer  vermeerderen  stdlen 

By  dese  gaet  een  ruych  extract  van  't  gene  sedert  20  Mayo  tot 
ultimo  December  1620  tot  Jacatra  gewonnen  ende  uytgegeven  is. 

Sent  ons  alle  jaren  thien  a  twaalff  hondert  dnysent  realen  in  spetye , 
wy  sullen  daertegens  met  Oodes  hulpe  80  a  hondert  tonnen  gout 
beschicken  ende  dat  in  retoeren,  die  U  Ed.  wel  slyten  sullen;  door 
de  troubel  met  d'Engelse  is  den  staet  van  cappitael  alhier  in  twee 
a  drie  jaeren  ontrent  ses  hondert  dnysent  gulden  verachtert,  waer- 
van  de  Compagnie  de  retoeren  moet  derven,  welck  verlies  met  d'in- 
lantschen  handel  seer  wel  connen  winnen  als  maer  van  behoorlyck 
cappitael  versien  worden. 

Insonderheyt  ende  opt  alderhoochste  zy  ü  Ed.  mede  gerecomman- 
deert  jaerlicx  herwaerts  aen  te  senden  een  seer  groote  menichte  van 
alderley  volck,  soldaten,  bootsgesellen  ende  oock  andre,  omme  ver- 
scheyde  colonien  te  planten  ende  den  staet  van  Indien  voor  de  Com- 
pagnie te  verseeckeren,  mannen,  vrouwen,  kinderen,  jongens  ende 
meyskens  dienen  hier  met  groote  menichte  gesonden,  ende  met  het 
senden  van  groote  menichte  van  volck  sullen  de  Heeren  van  veel 
groote  excessive  oncosten  ontlast  worden,  niettegenstaende  dat  het 
hem  in  Nederlant  int  aennemen  vant  volck  laet  aensien  als  off  de 
Comp.  daerdoor  beswaert  soud  worden;  wy  verstaen  de  saecke  heel 


n5 

anders  ende  sullen  sulcx  met  der  daet  bewysen ,  als  ü  Ed.  jaerlycx 

een  seer  groote  menichte  van  volck  senden *. 

In  de  schooien  is  hier  groot  gebreck  van  a  b  boecken  om  jonge  kin- 
deren van  de  ensie  gecomen  ende  andre  te  leeren;  IJ  Ed.  gelieve 

ordre  te  geven  dat  goede  qnantiteyt  gesonden  worden 

(geteekend)    J.  P.  CoBif,  Feedbeik  Houtjoln, 
P.  DE  Caepentiee,  J.  Dedbl,  Ma-etinfs  Sokck. 


XLI.    De  Gouveenette  Geneeaal  Jan  Pieteesz.  Cobn  en 

Rade  van  Indien,  aan  de  Bewindhebbees  dee 

Genee.  Oost-Ind.  Comp.  (Hebeen  XVIL) 

Batavia  dd.  16  November  1621.  • 

Ed.  Emtfeste     . 

Met  d'onse  van  den  ^^^  Maya  passato  is  ü  Ed.  geadvyseert,  hoe 
gelackich  door  Godts  genade  alle  de  steden  ende  stercten  van  gants 
Banda  ende  omle^ende  eylanden  overwonnen  hadden,  doch  dat  veel 
Bandanesen  opt  geberchte  gevlucht  waeren,  ende  hun  daer  versterct 
hadden;  wat  tsedert  die  tyt  gepasseert  is  ende  voorder  occureert, 
sullen  vervolgens  noteren. 

Hoe  met  den  Dragon  van  d'overwonnen  Bandanesen  789  sielen  na 
Batavia  gesonden,  ende  45  orangkays  over  d'inditie  van  haereü  val- 
schen  handel  ende  boos  voornemen  geapprehendeert  waren,  is  met 
voors.  missive  geadvyseert.  Op  de  becomen  kennisse  scherp  ondersoeck 
gedaen  zynde,  bevonden  aen  haer  eygen  confessie,  hoe  de  Bandanesen 
van  eersten  aff  nadat  Lontor  overwonnen  ende  haer  in  genade  aen- 
genomen  hadden,  hun  datelyck  boven  opt  geberchte  begost  hadden 
te  verstercken,  terwyle  ons  met  een  schoonen  schyn  trayneerden, 
dat  tegen  d'aengéhomen  conditie  veel  van  haer  beste  wapenen  achter 
de  handt  hielden,  ende  voorgenomen  hadden  haer  een  maent  off  twee 
na  ons  vertreck  wel  te  dragen  om  credit  te  becomen,  de  forten  dan 
aff  te  loopen  ende  't  volck  te  vermoorden;  item,  doen  ons  leger  in 
Selamma  was  om  ons  naerder  van  de  Bandanesen  te  verseeckeren  ende 
de  quaetwillige  te  prevenieeren ,  dat  doen  in  de  wapenen  waeren 
geweest  om  ons  leger  t'overvallen ,  dat  eenich  slecht  volck  aen  boort 
sonden  om  ons  t'abuzeeren,  dat  voorgenomen  hadden  op  drie  ver- 
scheyde    tyden   ende   plaetsen   de   Generael   Coen   te   vermoorden  ^ 


2B4 

namenüyck  op  Selamma,  int  schip  HoUandia  ende  int  schip  den 
Dragon;  item  dat  voorgenomen  hadden  'tvolck  van  den  Dragon  te 
vermoorden,  ende  met  het  schip  door  te  gaen  oft  den  brant  daerin 
te  steecken,  ende  alsoo  met  den  anderen  te  sterven ,  by  den  Raedt 
hierop  gelet  wesende ,  zyn  alle  de  gevangen  orangkays  ter  doot  ver- 
wesen  ende  44  met  den  swaerde  gerecht,  twee  hebben  haer  selven 
in  torture  verstiet,  ende  een  isser  overhoort  gesprongen  ende  ver- 
droncken.  (Nu  volgt  in  dezen  brief  het  verslag  van  de  verovering 
van  Banda  en  van  de  verdere  nitroeymg  der  bevolking  aldaar.) 

In  deser  voegen  is  ü  E.  door  Godts  genade  (?!)  meester  van 
alle  d'eylanden  van  gants  Banda  geworden,  ende  hebben  wy  de 
vredige  possessie  becomen,  soo  ü  E.  nu  gelieft  de  Comp.  van  de 
swaere  gamisoenen  ende  oncosten  aldaer  t'ontlasten  ende  de  landeren 
te  verseeckeren,  sent  dan  met  den  allereersten  een  goede  quantiteyt 
eerlycke  huysgesinnen ,  mannen,  vrouwen,  kinderen,  ende  vooral 
menichte  van  jonge  meyskens,  soo  sal  den  staet  aldaer  verseeckert 
ende  de  Compagnie  van  veel  oncosten  ontlast  worden;  alhier  sullen 
niet  naerlaeten  ons  devoir  daertoe  te  doen,  maer  ick  bidde  U  Ed. 
te  considereren  hoe  wejrnich  wy  vermogen,  meest  alle  degene  die 
haere  vryeheyt  versoecken,  syn  gants  onbeqnaem  tot  plantinge  van 
colonie,  't  is  een  godloosen  hoop,  die  ons  veel  moeyten  aendoen; 
eenigè  stellen  haer  slimmer  aen  dan  d'onredelycke  dieren  selffs  ende 
veroorsaecken  een  grouwel  ende  schandael  in  veele  van  d'Indiaenen 
t'onswaerts,  want  geen  andere  noch  beter  siende,  meenen  zy  dat 
onse  gantsche  natie  soo  godtloos,  onredelyck  ende  onmanierlyck  is. 
Wij  bidden  U  Ed.  wilt  doch  middelen  schicken,  dathierinneversien, 
de  soldaten  ende  bootsgesellen  tegen  de  vyanden  (daertoe  van  Godt 
geschapen  zyn)  gebruycken  mogen,  weynich  off  geen  goede  bergers 
syn  van  haer  te  verwachten.  Wy  doen  soovele  wy  vermogen,  maer 
soo  lange  ons  met  alsulcke  lieden  moeten  behelpen,  ende  de  Heeren 
geen  eerlycke  zenden,  sullen  weynich  verrichten;  vry  synde  is  het 
eenige  te  veel  moeyten  om  te  gaepen  en  de  vrucht  in  de  mont  font- 
fangen,  ja  als  het  haer  in  de  mont  wayt,  zyn  zy  te  luy  om  te 
kauwen.  Sent  doch  eerwaerdige  huysgesinnen,  soo  sullen  de  swaere 
oncosten  licht  gevonden  worden ,  ende  sal  den  staet  van  de  Compagnie 
soo  verseeckert  als  die  van  de  Vereenichde  Nederlanden  wesen  ende 
tegen  alle  vyanden*  bestaenconnen. 


288 

Om  die  te  vesten  werden  verscheyde  loffiycke  verbonden  met 
diversche  potentaten  ende  repnblicque  gemaect,  ende  omdat  het  volck 
malckanderen  in  de  wech  is  ende  wt  den  lande  by  vreemden  dringt, 
maect  men  met  groote  oneosten  van  't  water  landt,  ten  salsoovéel  niet 
eesten  om  in  Batavia,  Amboyna  ende  Banda  eerlycke  lieden  te  brengen 
ende  colonie  te  planten;  dit  doende  sal  den  staet  van  de  VereenicMe 
Nederlanden  geen  trouwer,  noch  beter  bontgenoot  van  den  staet  dan 
de  Vereenichde  Oost-Indische  Compagnie  vinden ,  ende  't  sal  de  perti- 
cipanten  derselver  seer  proffitabel  wesen.  Hierover  willen  de  ïïeeren 
regenten  van  die  lande  ende  U  Ed.  gebeden  hebben,  dit  ter  herten 
te  nemen  ende  daerinne  soo  haest  doenlycken  te  versien     .... 

Wat  in  onse  apsentie  tot  Batavia,  met  die  van  de  Mattaram, 
Bantam  ende  in  de  generale  directie  gepasseert  zy,  is  U  E.  door 
den  Baedt  met  de  schepen  Leyden  ende  't  wapen  van  Enchuysen 
geadvyseert,  waervan  nevens  dese  copie  gaet;  tsedert  heeft  de  tydt 
weynich  off  geen  veranderinge  gebaert,  doch  swanger,  schynt  het, 
dat  eenige  gaen  om  haer  proffijt  ende  tot  ons  nadeel;  trachten  die 
van  de  Mattaram  seer  hart  na  vrede,  gelyck  mede  die  van  Maccassar, 
tenzelven  eynde  zyn  die  van  Bantam  als  noch  niet  gesint  met  ons 
t'accorderen • . 

Dit  jaer  heeft  de  Mattaram  geen  tocht  na  Surrobaya  gedaen; 
tschynt  dat  sulcx  meest  door  ons  verhindert  is,  vermits  gestadich 
schepen  voor  Grisse  geweest  zyn,  ende  daerdoor  van 't  gerieff  der  zee 
ontrieft  wierden.  Eenige  loopers  in  Grissi  (welck  van  d'inwoonders 
al  verlaten  was)  comende  om  de  stadt  te  verbranden,  syn  van  d'onse 
gestut  ende  verhindert.  Eenige  maenden  lanck  is  ons  den  toevoer 
van  alle  nootlyckheden  wt  des  Mattarams  landt  verhindert,  doch 
insonderheyt  de  rys,  die  alsnoch  in  geen  quantiteyt  gebracht  wort, 
maer  wel  veel  andere  nootlyckheden;  het  schynt  dat  ons gaeme  sonde 
dringen  de  Mattaram  in  synne  conquesten  niet  te  hinderen,  maer 
alsoo  bevinden  dat  haer  selven  meer  quellen  dan  ons,  is  apparent 
dat  eerlange  ondersoecken  sullen  wat  met  vriendtlycken  schyn  doen 
eonnen,  sy  hadden  gaeme  dat  wy  weder  een  comptoir  tot  Japara 
stabileerden ,  maer  ten  is  geensints  geraden. 

Dit  jaer  hebben  ons  die  van  Bantam  int  landt  niet  gequelt,  maar 
wel  ter  zee;  zy  hebben  de  zeecust  tusschen  't  Gherebon  ende  Batavia 


256 

met  menichte  van  pranwen  langen  tyt  onvrye  gehouden  om  buyt  te 

becomen,  ende  alle  nootlyckheden  van  hier  te  weeren 

•     •     •     •     •     •     ••••••••••••••••«• 

Om  't  ondersoecken  off  op  d'een  off  d'ander  maniere  den  handel 
met  Bantam  souden  connen  becomen,  is  by  den  Raedt  van  defentie 
goetgevonden  twee  gecommitteerde ,  een  van  onse  zyde  ende  een  van 
d'Engelsche ,  met  een  missive  conforme  nevensgaende  copye  na  Bantam 
te  zenden;  de  Gecommitteerden  zyn  tot  aen  de  monl  van  de  riviere 
gevaeren,  alwaer  opgehouden  wierden  ^  sy  versochten  de  Pangoran  te 
spreecken  ende  nadat  hun  sulcx  geweygert  was,  presenteerden  onse 
missive ,  een  goet  accoort  ende  vrede  versoeckende.  Hierop  wiert  van 
wegen  de  Pangoran  geantwoort,  dat  met  d'Ëngelse  geen  vrede  be- 
hoeffden  te  maecken,  alsoo  geen  oorloch  met  haer  hadde,  sy  mochten 
in  de  stadt  comen  alst  haer  gelieffde;  maer  met  de  Nederlanders 
wilde  niet  te  doen  hebben;  d'onse  wierden  gevraecht  off  sy  Jacatra 
wilden  overleveren.  Hiermede  zyn  de  Gecommitteerden  met  onse 
missive,  nadat  twee  dagen  gewacht  hadden,  wedergekeert,  sonder 
dat  de  Pangoran  hebben  mogen  spreecken.  Tot  openbare  oorlogh 
tegen  ons  souden  die  van  Bantam  d'Engelsche  gaeme  bewegen; 
d'Engelse  syn  seer  genegen  om  den  handel  tot  Bantam  emstlyck  te 
versoecken,  niet  dan  per  forme  hebben  zy  soo  nu,  soo  dan  een  schip 
voor  Bantam  gehouden,  ende  tzedert  10  Augusta  de  handt  t'eenemael 
daervan  getrocken,  niettegenstaende  het  haer  aen  geen  scheepen 
gebreect.  Wy  hebben  verscheyde  maelen  versocht  de  handt  neffens 
ons  aen  de  besettinge  van  Bantam  te  houden,  niet  dan  blauwe  excusen 
is  daerop  gevolcht.  T'eene  schip  enz 

Wy  hebben  geen  goet  gevoelen  van  d'Engelse  ende  geloven  volcome- 
lyck ,  dat  soo  sy  de  sterckste  waeren ,  dat  met  de  slach  te  gelyck  pro- 
testeren, insinueeren  ende  haer,  over  pretendeerende  ongelyck,  met 
gewelt  van  ons  souden  soecken  te  revengeeren;  wy  connen  genoech- 
saem  bemercken,  dat  haer  voor  laten  staen  hiertoe  redenen  te  heb- 
ben, wy  zullen  sooveel  doenlyck  op  ons  hoede  wesen,  't  serpent  is 
in  onse  boesem,  wy  worden  daervan  soo  gequelt,  dat  genochtedoen 
hebben  om  tselvige  te  stillen;  dit  can  sonder  verlies  van  tyt  niet 
geschieden,  Godt  geve  dat  de  generaele  bestieringe  van  U  saecken 
daei^oor  interim  geen  interest  come  te  lyden 

'T  schip  den  Gouden  Leeuw  heeft  in  vier  maenden  van  't  Goereese 


287 

« 

gadt  in  de  straet  Sonda  geseylt  ende  is  in  4  maenden  4  dagen  sonder 
verlies  van  volck  voor  Batavia  gecomen,  welck  ons  notabel  ende 
seer  vreempt  dunckt;  verscheyde  andere  schepen  gelyck  vooren  ge- 
noteert  iS;  zyn  mede  spoedich  ende  oock  gelnckich  aengecomen,  ter 
oorsaeeke  naer  't  schynt  dat  de  Caep  de  Bona  Esperance  verby  ge- 
loopen  zyn,  de  znyt  gehouden  ende  geen  ander  landt  dan  Java 
aengesocht  hebben;  andere  hebben  nytdermate  veel  volck  ende  veel 
tyt  verlooren  om  verversinge  aen  de  Caep,  aen  Madagascar  ende 
elders  te  soecken 

Ter  goeder  trouwe,  even  alsoff  met  goede  lieden  te  doen  hadden, 
lasten  ende  bevelen  ü  E.  preciselyck  met  haer  missive  van  16  Juny 
ende  9  September  1620,  't  accoort  met  d'Engelse  gemaect,  naer  te 
comen,  t'ontfangen  ende  te  doen  prompte  restitutie  van  schepen,  goe- 
deren ende  cpmptanten  van  den  anderen  genomen  en  die  geresti- 
tueert  moeten  worden.  Item,  dat  het  different  met  eenige  schaede 
liever  souden  accorderen  dan  aen  ü  E.  remitteren.  Dit  hebben  wy 
onderleyt  te  doen,  maer  bevinden  dat  d'Engelsche  Compagnie  con- 
trarie ordre  aen  haere  comisen  gegeven  heeft  ende  dat  niet  en  soecken 
dan  groote  actie  te  maecken,  die  in  haer  geheel  over  te  zenden  ende 
interim  wt  onse  handen  te  trecken  sooveel  geldt  als  becomen  connen, 
de  schepen  die  haer  dienstich  zyn,  ende  d'ondienstige  in  onse  ban- 
den  te  laten,  sonder  t'minste  differentiaele  poinct  finalyck  te  willen 
affhandelen,  waerover  onmogelyck  is,  dat  hier  met  den  anderen 
souden  connen  accorderen 

Dat  de  Compagnie  in  achtien  jaeren  maer  twee  cappitaelen  wtge- 
deelt  heeft  ende  om  sulcx  te  doen  haer  met  56  tonnen  gouts  op 
interest  te  nemen,  heeft  moeten  belasten,  durven  vry  wt  te  zeggen 
geschiet  te  wesen  vóór  onse  compste,  door  versuym  van  onse  voor- 
saeten,  ende  tsedert  onse  tyt  door  gebreck  van  geit  off  cappitael, 
groot  geit  moet  hier  wesen  off  t'en  sal  niet  beteren,  sent  ons  doch 
in  geit  niet  R.  800  m.,  off  1200  m.,  noch  30  a  40  tonnen  gout,  ge- 
lyck voor  dese  versocht  hebben,  maer  vooreerst  sooveel  meer  als 
eenichsints  doenlycken  is  ende  de  gelegentheyt  gedoocht,  opdat  U  E. 
te  gelyck  groote  rycke  retoeren  toesenden,  ende  d'inlantse  oncosten 
met  d'inlantsche  handel  verwinnen  mogen,  waertoe  niet  laten  sullen 
na  ons  vermogen  onse  wtterste  devoir  te  doen. 

Ongelyck  meer  cappitael  moet  er  in  Indien  wesen,  gelyck  vooren 
IV,  17 


2g8 

ia  geseyt  om  d'inlantsche  lasten  met  d'inlantsche  handel  te  winnen, 
soolange  de  Compagnie  in  Indien  gehandelt  heeft,  syn  de  comptoiren 
niet  alleen  noyt  behoorlyck  versien,  maer  de  meeste  tyt  ongepro- 
videert  geweest.  Tegenwoordich  zyn  de  MoUncques,  Amboyna  ende 
Banda  alsnoch  gants  onversien  van  geit  ende  coopmanschappen  alsoo 
(koop)waeren  hiennede,  doch  corteling  is  d'Engelse  Beer  met  een 
caigasoen  eleden  van  ontrent  f  250  m.,  incoops  van  de  enste  gecomen , 
maer  t'en  mach  gants  niet  helpen.  Aen  Suratse  ende  cnstcleden 
behoort  jaerlycx  voor  Indien  niet  min  dan  voor  ontrent  tien  tonnen 
gont  ten  minsten,  besteet  en  over  de  comptoiren  verdeelt  te  worden, 
veel  ende  verscheyde  plaetsen  zynder  in  Indien,  daer  noyt  door  ge- 
breck  van  cappitael  hebben  connen  handelen.  T'is  mede  door  ge- 
breek  van  geit  dat  de  Chineesse  handel  noch  niet  vercregen  ende 
met  haere  waeren  om  de  West  niet  gehandelt  hebben;  daer  moet 
sooveel  geit  in  Indien  gesonden  worden,  dat  met  dat  geit,  sooveel 
geit  wt  Japan,  China,  Siam,  Bomeo,  Sumatra,  Mocha,  Soffala  ende 
andere  plaetsen  meer  trecken  mogen,  dat  d'inlantsche  oncosten 
winnen  ende  de  Jaerlycxe  retoeren  voort  Vaderlandt  met  d'overige 
winst  van  d'inlantsche  handel  opgecocht  mogen  worden;  dit  can  ge- 
schieden, soo  't  ü  E.  gelieft  den  staet  van  Indien  behoorlyck  van 
cappitael  ende  middelen  te  versien 

Volgens  U  E.  ordre  hebben  de  stadt  ende  't  fort  van  desepiaetse 
in  't  Coninckryck  van  Jacatra gelegen, Batavia genaempt,d' Almogende 
geve  dat  volck  becomen  om  tot  zynner  eere  ende  welstant  van  de 
Vereenichde  Nederlanden  een  treffelycke  colonie  te  planten,  de  plaetse 
is  daertoe  zeer  wel  gelegen  ende  't  landt  soo  schoon  ende  vruchtbaer 
als  eenige  plaetse  van  de  werelt,  veel  hondert  duysende  souden  haer 
alhier  connen  generen.  Was  dese  plaetse,  gelyck  oock  Amboyna  ende 
Banda,  met  een  goet  getal  eerlycke  huysgesinnen  versien,  een  seer 
groote  dienst  soude  de  Compagnie  daeraen  geschieden  ende  delasten 
van  de  groote  garnisoenen  souden  vry  wat  verlichten  mogen;  immer 
soo  noodich  is  het,  dat  hier  menichte  van  volck  als  een  groote  som- 
ma geit  gesonden  worde,  insonderheyt  eerlycke  huysgesinnen,  jonge 
meyskens,  jongens  ende  soldaten. 

Om  goede  politie,  wetten  ende  ordonnantie,  na  de  maniere  van 
onse  landen  alhier  t'onderhouden ,  is  nodich  dat  U  Ed.  perticulier 
verbael  zende,  wat  aldaer  voor  gebruyct  zyn. 


Als  met  verstandige  redelycke  lieden  te  doen  hadden ;  ist  seer  wet 
geseyt  dat  ü  E.  gerechticheyt  overal  met  beleeftheyt  ende  verstant 
souden  doen  bewaeren,  maer  soo  een  vileyn  bidden,  te  min  sal  hy 
doen,  elck  moet  met  zyn  monte  betaeli  worden  off  het  geit  en  geit 
niet 

Voor  dese  is  ü  E.  geadvyseert  hoe  goetgevonden  hadden  seeckre 
tollen  op  incomende  ende  uytgaende  goederen  te  stellen,  dese  tollen 
zyn  mede  by  provisie  van  d'Engelse  geeyscht  ende  dat  niet  anders 
dan  van  tgene  selfls  zeyden  in  Batavia  vercocht  ende  gecocht  te 
hebben,  welck  seer  weynich  importeerde;  sy  stelden  hun  hart  daer- 
tegen  ende  dat  alleen  omdat  het  de  reputatie,  na  haer  docht, te nae 
was,  dat  aen  ons  tollen  souden  betaelen;  zy  zyn  met  recht  daertoe 
verwesen  ende  hebben  haer  eyntlyck  laten  geseggen.  Alsoo  versoch- 
ten  wat  handel  haer  hier  met  de  Chinesen  zouden  vergunnen ,  hebben 
om  verscheyde  consideratie  in  resolutie  verhaelt,  goetgevonden  haer 
by  provisie  tot  U  E.  naerder  ordre  toe  te  zeggen,  dat  den  handel 
voor  een  yeder  liber  ende  vry  sal  wesen,  ende  dat  zy  soo  't  haer 
gelieit  daervan  sooveel  als  onse  cooplieden  sullen  genieten,' mits  d'or- 
dinaire  gesette  tollen  betaelende.  Wat  U  E.  desen  aengaende  goet- 
vinden,  sullen  verwachten  te  verstaen 

De  Generael  Coen,  is  ü  E.  van  d'eerlycke  presentatie  hoochlyck 
bedanckende;  zyn  E.  was  genegen  met  dese  schepen  naert  Vaderlandt 
te  keeren,  ende  heeft  daerover  den  Raedt  van  Indien  U  E.  commis- 
sie vertoont  ende  versocht  een  successeur  t'eligeren ,  doch  alsoo  eenige 
Raeden  absent  waeren,  heeft  den  Raedt  geaccordeert  te  vertoeven 
tot  dat  d'electie  van  een  nieuwe  Generael,  met  advys  van  de  Gou- 
verneurs van  de  MoUucques,  Amboyna  ende  Banda  sal  connen  ge- 
schieden, twelck  wy  verhoopen  Juny  naestcomende  wesen  sal  i. 

(geteekend)    J.  P.  Coen,  P.  de  Caepentibe, 
Jan  Dibgez.  Lam,  Willem  van  Antzen. 


-  Reeds  in  Mei  1620  Had  Coen  aan  de  Bewindli.  z\jn  ontslag  verzoclit ;  doch  by 
missive  van  4  Maart  1621,  hadden  de  Bewindh.  gezocht,  door  vleijende  en  voordee- 
lige  aanbiedingen ,  hem  in  Indie  te  houden.  ^Niettemin  hadden  zij  hem  de  vr^*heid 
gekten  van  terug  te  keeren  en  voor  dat  geval  hem  commissie  gegeven  tot  het  ver- 
kiezen van  een  opvolger. 


260 
XLII.  Dl  OorYBBNXUB  Gbkxbaal  Jas  Pietbbsz.  Goek  en  Rabb 

TAJX  IXTDIBy  AAK  BB  BeWINDHEBBEBS   BEB  GeN^   OoST-IsD. 

Coifp.    (Heebek  xvn.) 

Batavia,  26  Maart  1622. 

Ed.  Emtfeste,  enz 

Immer  soo  schadelyck  Qnde  hinderlyck  zyn  ons  d'Engelsche  als 
voor  den  oorlogh  geweest  syn,  sy  doen  ons  overal  sooveel  quaet 
ende  hinder  als  doen  connen  ende  leggen  ons  sulcx  te ^ laste;  het 
schynt  dat  weder  wonderlycke  dachten  overgeschreven  hebben, 
doch  ongelyck  meer  schaede  ende  hinder  hebben  ons  gedaen,  dan 
haer  van  ons  geschiet  is^  niettegenstaende  sulcx  tot  de  somma  van 
negen  hondert  duysent  pont  steerlincx  vergrooten,  't  serpent  is  in 
des  Comp".  boesem  geracet,  laet  ons  voorcomen  dat  het  haer  't  herte 
niet  doorbyte;  soo  d'Engelse  van  ons  niet  gescheyden,  ofte  byal- 
dien  van  de  twee  Compagnien  geen  een  beurs  gemaect  worde,  salt 
crackeelen  nimmermeer  eyndigen,  maer  dagelicx  meer  ende  meer 
vermeerderen,  ende  is  oock  onmogelyck  dat  den  handel  van  Indien 
geredresseert  ende  gemeynteneert  can  worden,  't  zy  oock  hoe  ende 
wat  reglementen  dat  de  Heeren  met  malckanderen  souden  mogen 
maecken,  tegen  de  vyanden,  sal  oock  niet  groots  noch  nobels  ver- 
richt worden,  soo  de  Heeren  geen  andere  ordre  stellen.  Ander 
redres  ende  ordre  sullen  met  devotie  van  ü  Ed.  verwachten. 

Voor  dese  is  ü  Ed.  geadvyseert  hoe  een  goet  deel  Bandanesen 
alhier  gebracht,  liber  ende  vry  gestelt  waeren,  doch  dat  niet  goets 
van  haer  te  verwachten  hadden.  Nadat  dese  lieden  den  27'*  Ja- 
nnario  passato  op  seeckere  becomen  suspitie  ende  inditie  van  haeren 
quaeden  wille  in  verseeckeringe  genomen  waeren,  zyn  wy  door 
eygen  bekentenisse  van  d'Orangkays  condt  geworden,  hoe  zy  voor- 
genomen hadden  de  Generael  Coen  te  vermoorden,  de  stadt  Batavia 
aff  te  loopen,  te  verbranden,  ende  dan  door  te  gaen  met  vrouw 
ende  kinderen,  soo  haer  mede  becomen  conden,  soo  niet,  souden 
vrouw  ende  kinderen,  zeyden  zy,  achterlaeten  ende  wel  andere 
vrouwen  becomen.  Zy  practizeerden  ende  raetslaechden  hoe  dit  best 
met  haer  minste  peryckel  int  werck  souden  stellen  ende  hadden 
yolck  na  de  Mattaram  ende  na  Bantam  gesonden,  oock  verscheyde 


"^ 


261 

missiven  derwarts,  ende  na  den  Paos  om  hulpe  geschreven,  ^  gelyck 
de  Heeren  door  haer  verclaringe  breder  connen  sien.  Over  dit  voor- 
nemen syn  alle  Orangkays  ter  doot  verwesen  ende  de  gemeene  lieden 
gecondemneert  ten  dienste  van  de  Compagnie  als  slaven  gebruyct  te 
worden,  ende  zyn  dienvolgende  acht  Orangkays  met  der  doot  ge- 
straft; drie  andere  hadden  haeren  doot  met  ongeloofS^ycken  hartnec- 
kicheyt  gevordert.  Alle  d'andere  manspersoonen,  te  weten  twee  hon- 
dert  ende  tien  syn  hier  aen  de  ketting  geslagen,  ende  de  vrouwen 
ende  kinderen,  namentlyck  307  zielen,  hebben  na  Banda  gesondeni 
om  daer  dhder  d'onse  verdeylt  ende  vercocht  te  worden,  om  voordere 
swaericheyt  voor  te  comen,  ende  eens  van  die  hertneckige  boosen 
aert  ontslaegen  te  worden;  hebben  aen  d'onse  in  Banda  geordon- 
neert,  soo  daer  noch  eenige  Orangkays  off  Orangbayckx  zyn  dat  die 
herwaerts  senden.  In  de  confessie  van  de  voors.  Orangkays  sullen 
U  Ed.  sien,  hoe  zy  alhier  door  d'Engelsse,  ja  van  de  president 
zelve  met  hoope  gevoet  zyn;  dese  verclaringe  voor  de  president  van 
d'Ëngelsse  ende  Zynnen  Raedt  gelesen  zynde,  heeft  het  oock  niet 
ontkent,  maer  met  een  swygen  bevestigt.  Wt  wat  gemoet  sulcx 
compt,  wat  daer  tegen  behooren  te  doen,  gelieve  ü  Ed.  te  be- 
dencken   ende  haere   saecken  na  den   eysch  van  des  Compagnies 

welstandt  te  schicken 

De  Gouverneur  van  Eendael  wesende  wegen  de  Mattaram  Admi- 
rael  van  der  zee,  heeft  hier  mede  een  ambassade  met  een  missive 
gesonden,  waervan  by  dese  translaet  gaet,  inhoudende  hoe  niet  heeft 
connen  naerlaeten  ons  te  verwittigen,  dat  de  Mattaram  voorgenomen 
heeft  dit  jaer  een  leger  na  Surrobaya  te  senden,  dat  Grissi  ende 
Jortan,  gelyck  oock  andere  plaetsen  meer,  wel  verdistrueert  souden 
mogen  worden.  Hierover  raedt  ons,  op  ons  volck  ende  goederen, 
welck  in  die  quartieren  mogen  wesen,  alsoo  te  dencken,  dat  hinder 
noch  schade  becomen.  Wy  achten  dat  dese  aenspraeck  geschiet  om 
t'onderstaen  hoe  wy  genegen  syn  ende  om  hulpe  van  ons  te  becomen. 

Slimmer  dan  d'onredelycke  beesten  syn  veel  van  degene  die  wy 
genootsaeckt  worden  vry  te  geven  ende  int  landt  te  houden.  Hier 
te  lande  syn  bykans  geen  slavinnen  soo  vil  off  syn  noch  aen  eenige 


^  Dat  wil  zeggen,  niet  naar  den  Paus  te  Rome;  maar  het  geestelyk  opperhoofd  dei; 
Mahomedanen  te  Grissi. 


•6i 

I 

^  troowende  beooft,  off  een  eeriyck  man  niet  vel  aot  vêsen 
it  wltworpgel  van  dese  landen ,  gely^  als  zyn  red  danmien. 
die  zy  vercoopen,  te  trouwen,  geven  wy  de  Heerenteeonadereeren. 
U  E.  met  een,  seer  ernstlyck  biddende  dat  het  de  Heeren  doeh  ge- 
lieve behoorlyeke  neersticheyt  te  doen,  daer  ende  soo  als  bet  behoort, 
omme  een  groote  menichte  van  eerlycke  getronde  lieden,  e^yeke 
vrouwen  ende  jonge  meyskens  herwarts  aen  te  senden,  ^laert  daertoe 
geen  oncosten,  noeh  moeyten,  de  Compagnye  aal  daeraen  seergrooten 
dienst  geschieden,  waeren  hier  eerlycke  vroawen  ende  dochters, 
zeer  veel  goede  lieden  souden  hier  blyven,  de  staet  vam  de  Com- 
pagnie sond  verseeckert  wesen  ende  sonder  last  van  de  Compagnie 
gebonden  connen  worden,  stiyt  doch  niet  langer  t^en  natnire,  noch 
tegen  d'ordonnantie  Godts,  opdat  de  straffe  niet  becomen  van  veel 
qnaet,  daervan  U  Ed.  schynen  oorsaeck  te  wesen,  de  tyd  sond  ons 
te  cort  vallen  om  hiervan  behoorlyck  te  schryven,  daeromme  snUen 
hierby  laeten,  U  Ed.  andermael  biddende,  de  saecke  selfl^  grondich 

foverleggen  ende  den  eysch  behoorlyck  vol  te  doen 

(geteekend)    J.  P.  Coev,  P.  db  CAspEHTrEB, 

Willem  vak  Aktzek. 


XLni.    De  GorvEBKEXTB  GEineBAAL  Jak  Pibtebsz.  CJoek  ek 

Rade  tak  Ikdie,  aak  be  Bewikdhebbebs  beb  Gek. 

Oost.  Ikd.  Comp.  (Heebek  XVn.) 

Batavia  6  September  1622. 

Edele  Emtfeste 

Het  de  schepen  Schoonhoven  enz 

Om  de  stapel  van  den  handel  tot  Batavia  te  becomen,  de  Com- 
pagnie van  veel  lasten  ende  swaricheeden  te  ontlasten,  als  andere 
respecten  meer,  hebbeif  geordonneert,  dat  d'onse  op  de  custe  van 
Ghma  houdende ,  niet  toestaen  zullen  dat  eenige  Chineesse  joncken 
elders  dan  na  Batavia  met  haeren  pas  vaeren,  wy  houden  dat  dit 
sonder  eenige  alteratie  te  weech  sal  gebracht  worden,  ende  dat  in 
deser  voegen  door  de  stapel  van  traffieque  ende  vermeerderinge  van 
d'incompsten  tot  Batavia  middel  becomen  zullen,  omme  d'excessive 
groote  lasten  t'overwinnen ,  de  jalousie  van  princen  in  thoom  te  houden 
ende  goede  retoeren  voort  Vaderlandt  te  becomen,  doch  een  groote 
menichte  van  volck  ende  etlycke  huysgèsinnen  om  Batavia,  Amboyna 


/^ 


263 

ende  Banda  te  penpleeren  dienen,  U  £•  daertoe  te  zenden  off  wy 
sonden  niet  goetp'  <:onnen  verrichten.  Alle  de  Chinesen  die  op  de 
cnste  van  China,  Manilha  ende  elders  becomen,  syn  wy  van meeninge 
daertoe  mede  te  gebmycken 

Met  onse  joncxte  van  29  Martio  passato  is  geadvyseert  d'aencompste 
van  een  Chineesche  joncque ,  ende  dat  noch  twee  andere  te  verwachten 
hadden;  't  sedert  is  de  tweede  den  15  April  wel  aengecomen;  cort 
daema  is  de  derde  ontrent  10  k  12  mylen  benoorden  van  Batavia  in 
gesichte  vant  landt  gecomen,  daer  onse  jachten  Sincapura  ende  , 
Jacatra  haer  beiegende,  ende  alsoo  de  wint  hart  tegencregen,  heeft 
den  oppercoopman  Pieter  Dircxz.  't  fregat  Jaccatra  belast  by  de 
joncquen  te  blyven,  ende  een  man  daerin  geset,  waervan  ons  den 
298ten  April  met  Sincapura  tydinge  ende  16  Chinezen  brocht.  Ende 
alsoo  voors.  joncque  syn  provisie  ende  water  door  de  lange  reys 
geconsumeert  hadde ,  't  fregat  Jacatra  mede  gans  niet  resteerde  ende 
de  wint  contrarie  bleeff  waeyende ,  is  ditto  fregat  door  noot  van  de 
joncque  gescheyden  ende  .d^n  ^  ditto  hier  gecomen ,  met  7  Chinesen 
van  voors.  joncque,  ende  de  man  die  daerin  geset  was,  emstlycken 
versoeckende  dat  een  jacht  met  rys  ende  water  na  de  jonck  wilden 
zenden ,  alsoo  wet  300  mannen  stercq  waeren ,  ende  waeter  noch  rys 
badden.  Hierop  is  datelyck  s'anderendaechs  tjacht  S^  Laurens  met 
rys  ende  water  derwarts  gesonden,  doch  heeft  voors.  jonck  gemist. 

Van  ultimo  Martio  tot  8  Juny  hebben  wy  gestadich  twee  jachten 
langs  de  custe  van  Java  cruyssende  gehouden,  om  de  Chineessche 
joncquen  t'assisteeren,  ende  voor  die  van  Bantam  te  bevryden,  ver- 
sochten  dat  d'Engelsche,  dewyle  haer  de  helft  van  den  handel  toe- 
geseyt  hadden,  van  gelycken  wilden  doen,  doch  excuseerden  haer 
dat  daertoe  geen  jachten  hadden.  Terwyle  onse  jachten  voors.  derde 
joncque  sochten,  is  hier  den  23  May  van  Jamby  gecomen  t'Engels 
schip  de  Cleene  Jeems;  de  president  van  d'Engelsche  liet  ons  doen 
weeten,  dat  geen  meer  moeyte  behoeffden  te  doen  om  de  derde 
Chineesse  joncque  te  soecken,  haer  scheepen  de  Jeems  ende  Beer 
hadden  die  gevonden  voor  de  straet  van  Palinbangh,  ende  alsoo  van 
Batavia  aff  noortwaerts  liep ,  hadden  de  Beer  daerby  gelaeten  om  de 
beste  goederen  onder  behoorlycken  inventaris  daerwt  te  lichten  ende 
hier  te  brengen. 

Alsoo  dit  ruchtbaer  wierd,  ende  daerdoor  onder  de  Chinesen  groote 


264 

faunalte  ontstond,  ende  geen  seeckerheyt  van  de  saecke  van  d'En- 
gelBche  conden  vernemen,  sonden  wy  't  jacht  Amboyna  na  Palinban 
ende  Jamby  om  de  joncqne  te  soecken  ende  bescheit  te  haelen,  doch 
vondt  haer  niet,  maer  is  ten  langen  lesten  aenteylantLinga gevonden, 
ende  zyn  van  daer  nu  corteling  7  Chinesen  alhier  gecomen,  met  drie 
missiven  van  de  Nackoda,  om  recht  tegen  d'Engelscheteversoecken, 
gelyck  mede  do^n  verscheyde  andere  Chinesen  alhier  resideerende , 
welcke  daermede  geinterresseert  zyn.  Van  de  missive  door  voors. 
Nackoda  aen  ons  geschreven,  gaet  by  dese  translaet. 

Door  de  geïnteresseerde  Chinesen  ende  den  Advocaet  Fiscael  zyn 
d'Engelsche  in  recht  betrocken  ende  de  Chinesen  seggen,  terwyle 
tjacht  Jacatra  om  water  ende  rys  gevaeretiwas,  dat  de  joncqne  alsdoen 
in  openbaere  zee  ten  ancker  leggende ,  van  haer  anckers  spilde  ende 
niet  meer  dan  een  ancker  behielde,  ende  dat  zy  door  herde  con- 
trariewint,  gebreck  van  water  ende  rys,  genootsaeckt  wierden  na  de 
cnst  van  Snmatra  te  loopen,  ende  terwyle  daer  geset  laegen,  dat 
doen  twee  Engelsche  scheepen  by  haer  quamen,  onse  vlagge  van 
haer  namen,  ons  pas  off  vrygeleyde  scheurden  ende  haer  rieden  na 
Jamby  te  loopen ,  daertoe  hun  een  nieuw  pas  gaven  ende  doen  snlcx 
deden,  dat  haer  aenhaelden,  tvolck  uyt  de  jonck  setten  ende  de 
goederen  naemen.  Door  d'Engelsche  is  hierop  geantwoort,  dat  de 
joncke  genomen  hebben  op  menichvuldige  actie,  die  zy  tegen  de 
Chinesen  hebben  ende  onse  gerechticheyt  daerdoor  niet  vercort  is, 
vermits  de  joncqne  hier  niet  wilde  wesen,  noch  comen  conde,  maer 
om  de  Noort  liep,  soo  haest  behoorlyck  bewys  van  wederzydein 
gebracht  zy,  sal  den  raedt  over  de  saecke  uytspraeck  doen. 

Den  roep  gaet,  dat  de  goederen  van  voors.  joncque  30 a 40 m.  realen 
waert  zouden  zyn,  doen  d'Engelsche  Beer  den  5  Juny  hier  quam, 
hebben  d'Engelsche  daerwt  alhier  gelost  pertye  Chineesse  goederen 
ontrent  5  a  6000  reaelen  waerdich,  welck  alles  is,  zeggen  zy,  dat 
uyt  de  Chineessche  joncke  gelicht  hebben;  dese  goederen  zyn  door 
twee  gecommitteerde  van  den  Raedt  aangeteeckent. 

Dit  is  een  herden  beet  van  't  serpent,  dat  in  des  Compagnies  boesem 
geraect  is,  ende  ons  seer  lastich  valt,  so  hierin  niet  versien  wort, 
wat  handel  hebben  wy  tot  Batavia  te  verwachten,  souden d'excessive 
groote  lasten,  die  tot  opbouwinge  vant  casteel  ende  de stadt Batavia, 
met  de  swaere  oorlogen  die  daerover  gevoert  moeten  worden ,  niet  te 


26i( 

vergeeffs  geschieden,  ende  omme  hierinne  te  yersien,  wat  sullen  wy 
doen,  in  dén  handel  ende  d'incompste  van  de  stadt  heeft  de  Com- 
pagnie door  't  achterblyven  van  voors.  joncqne  airede  groote  schade 
geleden,  300  Chinesen,  die  daermede  qnamen  zyn  achtergebleven, 
't  sandelhout  ende  andere  waeren  de  Ghinesen  dienstich ,  syn  ons  aen 
de  handt  gebleven  ende  moeten  daertegen  derven,  't  gene  nodich  van 
doen  hebben,  ende  met  goede  avance  verhandelt  cost  worden,  soo 
't  d'Engelsche  vry  sou  staen  de  joncken  te  nemen,  die  hier  door 
contrarie   wint  niet  comen,  wie  salt  onderstaen  durven  (hierheen  te 

komen.) 

ü  Ed.  recommanderen  ons  ten  hoochste  met  d'Engelsche  goede 
vrient^chap  ende  correspondentie  te  houden,  t'is  onmogelyck  dat  dit 
geschieden  can  off  zouden  niet  alleen  wt  Indien,  maer  wt  de  werelt 
moeten  gaen,  want  d'Engelsche  niet  dan  crackeel  en  soecken,  ver- 
mits hun  daermede  in  Engelandt  wel  bevinden,  de  hoovaerdye , pre- 
sumtneusheyt,  valsheyt,  ende  int  corste  geseyt,  alle  gebreecken  syn 
in  haer  te  groot,  daer  is  geen  apparentie,  soo  lange  by  den  anderen 
zyn,  datter  goede  vrientschap  ende  correspondentie  tusschen  haer  ende 
d'onse  gehouden  sal  worden,  ofte  'tsoude  (des  Godt  verhoede)  met 
totale  ruine  van  de  Nederlantsche  Compagnie  moeten  geschieden; 
scheyt  ons  doch ,  ist  doenlycken ,  soo  verde  van  d'Engelsche  als  't  oost 
van  't  westen  is ,  ende  laet  yeder  bysonder  tegen  de  gemeene  vyandt 
zyn  valeureusheyt  ende  deucht  betoonen,  de  werelt  is  doch  groot 
genoech  ende  daer  is  voor  ons  beyde  genoch  te  doen  ,  om  ons  te 
prevenieren,  sullen  sy  naer/t  schynt  tegen  de  trots  ende  't  groot 
ongelyck  dat  ons  aen  doen,  van  alle  quartieren  groote  dachten  over- ' 
schryven  in  saecken,  die  selffs  soecken  ende  daer  d'onse  toe  tergen. 
Onder  een  schoonen  schyn  trachten  d'Engelsche  gestadich  om  hier* 
in  'sHeeren  gerechticheyt  te  treden,  respect  ende  aensien  met  ver- 
cortinge  vant  recht,  dat  de  Hoog  Mogende  Heeren  Staten  Generael 
alleen  toecompt,  t'usurperen,  ende  als  ons  daer  tegen  stellen,  soo 
comen  met  een  schyn  van  eenvoudige  sinceerheyt  voort.  T'is  ons 
ende  overal  alle  U  Edele  officieren  hertelycke  leet,  dat  van  dese 
lieden  zoo  zeere  gequelt  worden,  ende  door  haer  sooveel  tyt  versuymen 
moeten,  voorwaer  de  Comp.  is  daerdoor  grooten  interest  lydende. 
Alwaert  dat  beyde  de  Compagnien  in  een  gesmolten  wierden,  soo  en 
sal  evenwel  soo  lange  Nederlanders  ende  Engelsche  by  den  anderen 


266 

op  een  pjaetse,  in  een  stadt  off  een  landt  woonen,  goede  vrientechap 
noch  eenicheyt  gehouden  connen  worden,  want  d'Engelsche imcompa- 
tibel  syn.  Wy  zullen  overal-  volgens  U  Ed.  ordre  perfect  joumael 
doen  houden  van  't  gene  dagelicx  tosschen  d'onse  ende  d'Ëngelsche 
voorvalt 

Met  ontrent  2000  mannen  heeft  de  Gouvemenr  van  Candael  van 
wegen  de  Mattaram,  Snccadana  ingenomen,  syn  volck  den  6^  May 
voor  Snccadana  gecomen  wesende,  met  ontrent  100  prauwen  ten  tyde 
dat  meest  al  het  volck  uyt  was,  hebben  zy  by  nacht  de  stadt  be- 
stormt ende  met  ladders  beclommen.  Die  van  Snccadana,  wesende 
ontrent  400  mannen  stercq,  deden  langen  tyt  met  spatten  ende  an- 
dersints  alsnlcken  resistentie,  dat  daema  geseyt  wort,  meer  dan  300 
Javanen  doot  bleven,  sonder  datter  een  man  van  die  van  Snccadana 
gebleven  off  geqnest  wierd,  doch  evenwel  zyn  allenskens  doorgegaen 
ende  hebben  de  stadt  voor  haeren  vyandt  geruympt.  Die  van  Can- 
dael, welck  geen  ander  geweer  dan  piecken  ende  crissen  hadden  ^ 
ende  van  buyten  niet  en  deden  dan  tieren  ende  beeren:  val  aenival 
aen!  ten  lesten  geen  meer  wederstandt  vernemende,  clommen  op  de 
pallissade  van  de  stadt,  die  van  balcken  was,  ontrent  drie  vadem 
hooch,  ende  bleven  daer  sitten  tot  dat  het  dach  was,  als  wanneer 
de  gemymde  stadt  sonder  wederstandt  innamen.  Soo  de  Suocada- 
nesen  een  weynich  langer  wederstandt  geboden  ende  plaetse  gebon- 
den hadden,  sy  souden  die  van  Candael  met  groot  verlies  schande* 
lycken  affgeslagen  hebben;  daer  wort  geseyt  dat  de  Mattaram  in  alle 
den  oorloch  die  gevoert  heeft,  noyt  sooveel  volck  als  voor  Snccadana 
verloorcn  heeft;  d'onde  Coninginne  ende  8  a  900  zielen  meest  vrou- 
wen ende  kinderen  zyn  in  Candael  gevangen  gebracht;  eenige  van 
Snccadana  syn  weder  in  de  stadt  gekeert  ende  hebben  de  Mattaram 
eet  gedaen,  maer  de  meeste  part  zyn  met  de  Gouverneur  noch 
vluchtich. 

Doen  die  van  Candael  voor  Snccadana  quamen,  heeft  ons  volck 
haer  gout,  silver  ende  diamanten  in  een  pot  begraven,  d'Engelsche 
coopman  aldaer  met  zyn  tween  zynde,  heeft  zyn  gout  ende  bezar- 
steenen  mede  in  de  pot  gedaen  ende  zyn  diamanten  in  een  gordel 
omt  lyff  gewonden;  dese  Engelse  coopman  door  ongevall  van  zyn 
eygen  geschut  verongeluckt  wesende,  zyn  voors.  diamanten  vand'onse 
gebercht,  nadat  Snccadana  ingenomen  ende  die  van  Candael  weder 


^ 


267 

vertrocken  waeren,  syn  d'onse  weder  in  de  stadt  gekeert  ende  heb- 
ben haer  pot  opgegraven,  de  resterende  cleeden  ende  anderaints 
waeren  int  huys  van  de  Gouverneur  van  Snccadana  gebracht  ende 
zyn  daer  door  die  van  Candael  becomen 

In  de  MoUucques  wordt  d'Heer  Houtman  van  d'Engelse  seer  ge- 
qnelt,  gelyck  de  Heeren  per  nevensgaende  missiven  ende  pampieren 
connen  sien 

D'Ëngelschen  soecken,  zeyt  Houtman,  d'inwoonders ,  de  soldaten 
ende  ons  volck  tot  haer  te  trecken,  hebben  haer  niet  ontsien  ons 
volck  tot  muyterye  op  te  hitsen,  hierover  heeft  hy  d'Engelse buyten 
de  forten  doen  woonen 

Met  Bantam  syn  noch  in  eenen  staet,  de  peper  is  daer  bykans 
van  geender  waerde,  sy  hebben  soo  groote  aenplantinge  gedaen  dat 
de  rys  eüde  andre  lyfftochten  zeer  goeden  coop  is,  maer  daer  eh  is 
geen  geit,  ende  't  volck  verarmt  zeer;  de  spraecke  gaet  dat  de  Co- 
ninck,  Pangoran  ende  alle  die  van  Bantam,  seer  genegen  zyn  om 
vrede  met  ons  te  maecken  ende  haere  peper  aen  ons  te  venten, 
'doch  't  herte  is  noch  soo  groot,  dat  tot  noch  toe  niemant  opentlyck 
gesonden  hebben,  na  onse  gelegentheyt  ende  eenige  poincten  (ver- 
drach  aengaende)  is  gevraecht  door  lieden,  die  wy  meenen  van 
Bantam  geapposteert  te  wesen,  alsoo  overlange  met  den  Mattaram 
verdragen  zyn  ende  ons  ten  hove.  ontboden  heeft  (om  te  spreecken, 
schryft,  de  Mattaram  van  saecken  van  importantie,  welcke  den  bren- 
ger van  den  brieff  zeyde,  te  wesen,  dat  de  Mattaram  Bantam  wilde 
nemen  ende  onse  hulpe  daertoe  begeerde)  hebben  wy  den  24'»  Juny 
derwaerts  in  ambassate  gesonden,  Doctor  de  Haen  met  een  goede 
vereeringe.  Men  seyt,  dat  dit  ter  kennisse  van  die  van  Bantam  ge- 
comen  is,  ende  dat  seer  vresen,  dat  wy  de  Mattaram  tegen  haer 
assisteren  zullen,  ende  daeromme  te  meer  genegen  zouden  wesen  om 
vrede  met  ons  te  maecken ,  off  die  van  Bantam  ende  de  Mattaram 
malcanderen  tegen  ons  verstaen,  dan  off  het  de  Mattaram  met  ons 
tegen  Bantam  ernst  sy,  sal  den  tyt  leeren 

D'achteloosheyt  ende  sorchloosheyt  van  d'onse  is  soo  groot,  dat 
eenige  moescoppers  van  Bantam,  soo  te  water  als  te  lande,  op  ver- 
scheyde  tyden  diverse  van  d'onse  schandelyck  dootgeslagen  hebben; 
deese  moescoppers  comen  dagelycx  in  cleenen  getaele  beesten  stoelen , 
ja  selffs  in  de  stadt,  ende  dat  soo  behendich,  dat  d'onse  tot  noch  toe 


•• 


268 
geen  van  hun  levendich,  noch  doot  hebben  connen  becomen,  niette- 

■ 

genstaende  een  premie  van  hondert  realen  van  achten  op  yder  hooft 
gestelt  hebbe;  14  gevangen  Portugiesen,  daeronder  een  soone  van 
den  Gouverneur  van  Mallacca  ende  veel  swerten  van  de  Portugiesen 
verovert,  syn  ons  ontvlucht ,  na  Bantam  geloopen  ende  van  daer we- 
der na  Mallacca  voort  geholpen 

Den  3^  Augnsto  zyn  hier  in  de  stadt  veel  huysen  van  de  Ghinesen 
door  quade  toesicht  van  haer  eygen  vier  verbrandt,  waeraen  veel 
schade  geleden  is;  wy  hebben  geordonneert  dat  niet  dan  steenen 
huysen  in  plaets  van  d'affgebrande  gemaect  worde 

Wat  dachten  weder  op  nieuws  over  d'Ëngelsche  comen,  sullen  U 
Ed.  per  nevensgaende  pampieren  sien,  gelyck  mede  wat  d'Heer 
Houtman  voorder  advyseert 

Van  alle  nootlyckheden  wert  in  Batavia  soo  goeden  toevoer  van 
rys  ende  andersints  gebracht  dat  hier,  Godt  loff,  ons  gerieff  tot  re- 
delycken  prys  becomen  connen  ende  geen  andere  plaetse  daeromme 
behoeven  aen  te  soecken.  Vermits  den  handel  noch  cleen  is,  syn 
d'incompsten  sedert  d^nstellingh  weynich  vermeerdert;  van  primo 
October  1620  tot  primo  September  1622  zyn  23  maenden,  beloopt 
den  ontfanck  /'  224,880:  3:  10,  doch  verhoopen  dat  d'incompsten 
merckelyck  vermeerderen  zullen,  soo  haest  de  Chineessejonckenydie 
op  Jamby,  Jortan  ende  elders  plachten  te  vaeren  haer  vaert  van 
daer  alhier  gebracht  wesen  sal,  gelyck  mede  den  peper  van  Jamby 
ende  andere  plaetse  meer,  twelck  verhoopen  toecomende  jaer  ge- 
schieden sal. 

Dese  gaet  met  't  schip  de  Leeuwinne ,  welck  goetgevonden  hebben 
vooruyt  te  zenden,  opdat  ü  E.  t'eerder  advys  van  haere  saecken 
alhier  becomen  ende  hun  na  den  eysch  schicken  mogen;  metd'eerst- 
volgende  schepen  sal  de  Generael  Coen,  indien  't  Godt  gelieft,  volgen. 
Vant  gene  in  dese  enz 

(geteekend)    J.  P.  Cobn,  P.  de  Cabpsntieb, 

Willem  van  Antzbn,  Jaoques  Spbox, 


XLIV.    Db  aïoetbedek  Gotjvbrnetjb.  Gevebaal  Jan  Pietebsz. 

COEN    AAK    DE  BeWIITDHEBBEBS   DEB  OeNEB.   OoST-IkD. 
COHPAGNIE.    (tEB   EaMEB  AmSTEBBAM.) 

Aan  boord  van  het  schip  Manritius, 
ten  anker  aan  het  eiland  St.  Helena, 
dd.  20  Jnnij  1623. 

Den  6^  September  1622,  is  onse  joncxte  per  't  schip  de  Leeuwinne 
geschreven.  Wat  't  sedert  toegedragen  is  ende  hoe  de  staet  van  de 
Comp.  door  Gods  genade  op  ons  vertreck  in  soo  goeden  standt  ge- 
laten hebben,  dat  U  Ed.  seer  gevoechelyck  van  alle  swaricheden 
ontlast  en  de  saken  seer  licht  daertoe  gebracht  connen  werden,  dat 
de  Comp.  jaerlycx  (sonder  eenich  geit  van  Nederlandt)  de  waerdye 
van  ontrent  hondert  tonnen  gont  aen  goede  retoeren,  in  welgetrocken 
waren  van  Indie  become,  snllen  in  desen  sommierlyck  verhalen, 
ende  naerder  verclaringe  tot  mondeling  rapport  refereren. 

Met  onse  joncxte  is  geadviseert,  hoe  de  Mattaram  ons  persoonlyk 
met  eeh  missive  ten  hove  ontboden  en  wy  doctor  de  Haen  met  een 
vereeringe  derwerts  gesonden  hadden.  De  Tommagon  off  Gonyemenr 
van  Tegal  heeft  de  Haen  en  syn  geselschap  by  den  Coninck  van 
Mattaram,  genaempt  Pangoran  Angalagga  Palembahan  (sic)  geleyt, 
wierden  door  een  schone  lantdonwe  tot  in  't  Hoff  (gelegen  in  een 
seer  grote  volkrycke  open  plaetse.  Charta  genaemt,  daer  de  Mat- 
taram hem  meest  onthondt)  by  den  Coninck  gebracht.  Sat  in  een 
cringh  van  omtrent  driednysent  edelen.  Onse  vereeringe  gelevert 
synde  wajs  seer  aengenaem  ende  de  Coninck  seyde,  onder  andere 
tegen  de  Haen,  omdat  de  coopman  van  Japara  eenige  vrouwen  aen- 
getast  hadde,  waren  des  Comp'.  goederen  door  den  Gouverneur  van 
Japara  genomen  en  Japara  was  weder  door  den  Generael  verbrant, 
dese  questie  wilde  niet  meer  gedencken,  enz. 

(Coen  geeft  vervolgens  een  kort  verslag  van  de  zending  van  D^ 
de  Haen,  dat  overeenkomt  met  hetgeen  men  in  het  verbaal  van  de 
Haen  hierachter,  onder  N^  XLV  gedrukt,  meer.  uitgebreid  en  vol- 
ledig vinden  kan.) 

Terwyle  d'onse  in  Charta  waren,  vergaderde  daer  een  seer  groote 
menichte  van  volck  omme  naer  Surbaye  te  trecken;  een  leger  van 


f 


i7Ó 

ontrent  tachtig  daysent  mannen  is  voor  de  stadt  Surbaye  geweest; 
maer  d^  Mattaram  selve  niet,  lagen  daer  eenige  dagen,  aen  de 
landtsyde  voor,  en  trocken  daemaer,  door  gebreck  van  provisie 
weder  aff  sonder  dat  met  de  wapenen  aen  malcanderen  geweest  syn. 
Wat  voorder  op  de  reyse  van  voors.  ambassade  gepasseert  en  door 
de  onsen  genoteert  is,  gelyck  mede  hoe  overal  van  de  grooten,  op 
de  Javaense  maniere  vrnntelyck  bejegent  wierden,  can  per  nevensg. 
jonmael  breder  gesien  werden  ^, 

Terwyl  wy  met  d'Engelsen  in  beraet  waren,  en  voorgenomen 
hadden,  te  ondersoecken  off  tot  onderhandeling  van  accoort  met 
Bantam  souden  connen  comen,  syn  ondertnsschen  veel  geruchten  ^ 
door  overcomende  Chinesen  van  Bantam,  gecomen,  dat  de  Coninck. 
Pangoran  Ratu,  veel  grooten  en  meest  al  de  gemeente  van  Bantam 
seer  genegen  waren  tot  vrede  met  ons,  en  dat  daertoe  insonder- 
heyt  gedrongen  wierden,  door  de  vmntschap,  welck  wy  met  de 
Mattaram  hielden  en  door  besending  van  onse  ambassade  derwerts, 
vresende  seer,  dat  sulcx  tot  totale  mine  van  Bantam  soude  mogen 
tenderen,  o.  a.  wierd  ons  door  de  vrouwe  weduwe  van  Annachoda 
Wattingh,  die  overste  van  de  Chinesen  tot  Jacatra,  by  des  Coninex 
tyden  geweest  en  door  den  Pangoran  gedood  is,  hardt  aengeraden, 
dat  yemandt  met  een  vereeringe  aen  Pangoran  Ratu  senden  soude, 
om  de  feeste  syns  soons,  die  besneden  soude  werden,  te  vereeren, 
versoeckende  ons,  dat  de  Coninck  daerop  in  onderhandelinge  van 
aceoort  treden  soude,  seyde,  dat  haer  van  een  van  des  Conincz 
schryvers  expressel.  belast  was  ons  dit  aen  te  dienen,  ende  alsoo 
goetvonden  de  besendinge  wat  uyt  te  stellen,  om  te  sien  off  die  van 
Bantam  haer  genegentheyt  naerder  souden  openbaren,  opdat  met 
des  te  meerder  avantage  mochten  wercken,  is  corts  daemaer  van 
Bantam,  over  Cheribon,  in  Batavia  gecomen,  een  seecker  geschoren 
Chinees  seggende,  dat  van  Queay  Senepati  (rechter  van  de  grote 
merct  tot  Bantam)  expres  gesonden  was,  om  ons  aen  te  dienen, 
hoe  seer  de  Coninck  tot  vrede  genegen  was,  en  soo  wy  daertoe 
mede  inclineerden,  dat  sulcx  met  eenighe  besendinge  off  aenspraeck 


»     Zie  hierachter  N».  XLV.    Uit  een  brief  van  P.  de  Carpentier ,  dd.  1  Febr.  1623, 
bl\jkt  nog ,  dat  bet  leger  van  Mataram ,    ua  Soerabaiga  te  hebben  verlaten ,  de  steden 
*  Grissée  en  Jortan  op  nienw  verwoestte. 


Hl 

souden  bethoiien,  opdat  de  Coninck  occasie  mocht  becomen,  om  hem 
naerder  te  openbaren. 

Op  veel  redenen,  die  dese  Chinees  met  voors.  vrouwe  accorderende 
verhaelde,  en  verscheyden  voorslagen  die  hy  deed,  sonden  wy  een 
Chinees,  coopman  Yancong  genaempt,  met  hem  in  de  schepen  voor 

Bantam,  hierop  ontboot  Queay  Senepaty dat  (wy) 

een  gevangen  Javaan  en  een  Chinees  by  claren  dagen,  aen  hem 
sonden,  soude  haer  in  volle  vergaderinge  voor  den  Coninck  brengen 
en  hen  off  andere  daema  weder  met  antwoort  aen  boort  senden. 

Volgens  desen  voorslach  hebben  een  gevangen  Javaen  en  een 
Chinees  naer  Bantam  gesonden ,  met  last  den  Coninck  aen  te  dienen , 

hoeseer  tot  vrede  genegen  waren dé  Gouverneur  Pan- 

goran,  Area  Rena  de  Mangala,  (hielt)  hem  daerover  gestoort,  wilde 

haer  niet  hooren, vermits  niemant  medegecomen  was  ende 

geen  brleff  brachten,  conde  haer  geen  gelooff  geven. 

Dusverre  gecomen  wesende,  vonden  wy  goet  voor  de  derde  reyse, 
opentlyck  eenige  gecommitteerden  van  wege  de  Nederlantsche  en 
Engelse  Comp.  met  een  vredevaen  naer  Bantam  te  senden;  dese 
gecommitteerden  wesende  een  Nederlants  en  een  Engels  coopman, 
voor  de  rivier  van  Bantam  comende,  versochten  den  Pangoran  te 
spreecken,  en  doen  daertoe  niet  comen  conden,  dienden  aen,  hoe 
de  Capiteyn  van  de  Nederlantse  ende  Engelse  Compagnien  seer  ge- 
negen waren,  alle  misverstanden  te  accomoderen,  en  d'oude  vrunt-* 
schap  met  den  Pangoran  te  vernieuwen;  hierop  antwoordden  die 
van  Bantam,  dat  de  Pangoran  daertoe  mede  lange  genegen  was 
geweest;  maer  hoe  sal  't  met  Jacatra  wesen?  Jacatra,  seyden 
d'onse,  most  blyven  gelyck  het  is;  die  van  Bantam  repliceerden,- 
sy  mochten  dan  wel  weder  vertrecken,  want  soolange  Jacatra  niet 
weder  gegeven  wierd,  conde  van  geen  vi-ede  gehandelt  werden, 
ende  namen  daermede  vruntlyck  afscheyt. 

Daemaer  vonden  goet,  noch  eens  voor  de  vierde  reyse  te  senden, 
met  ordre,  dat  d'onse  vrymoedelyck  sooverre  in  de  rivier  souden 
varen,  als  comeu  conden,  dat  oock  aen  landt  souden  gaen,  soo  't 
haer  niet  beleth  wierd,  en  dat  haer  houden  souden,  als  oft  wy  wel 
genegen  waren,  Jacatra  over  te  geven;  maer  dat  het  niet  geschieden 
cost,  off  daer  most  eerst  accoort  en  conditie  geraempt  werden,  ende 
de  Pangoran  most  volck  na  Jacatra  senden  om  possessie  te  nemen, 


* 


menende,  hiermede ,  verder  in  onderhandelinge  te  comen,  maer  't 
heeft  niet  willen  wesen,  de  gecommitteerde  voor  de  rivier  van  Ban- 
tam con^ende,  ende  haer  reden,  na  de  voors.  ordre  gevoecht  heb- 
bende, conden  evenwel  niet  binnen,  noch  niet  verder  comen,  haer 
wierd  wederom  van  des  Pangorans  wegen,  geantwoort:  Als  wy  de 
stercte  van  Jacatra  raseren  en  de  plaetse  verlaten,  dat  de  Fangoran 
ons  dan  gelyck  voor  desen,  handel  en  plaets  tot  Bantam  verlenen 
sal,  maer  anders  nienwers  van  horen  wil,  al  waer  't  dat  thienmael 
sonden,  souden  geen  ander  bescheet  vercrygen;  met  d'Ëngelsen 
hadde  hy  geen  qnestie ,  sy  mochten  daer  comen  als  't  haer  gelieffde. 

Aldns  syn  weder  geaf&onteert  geworden,  naedat  eerst  door  lanck> 
heyt  van  tydt ,   seer  behendich  met  soeticheyt  tot  aenspraeck  geloct 

waren, 't  schynt  dat  het  Bantam  voor  dees  tydt  genoech 

was,  voor  seecker  te  weten,  dat  met  den  Mattaram  soo  verre  niet 
waren  off  begeerden  noch  wel  vrede  met  hun  te  maken,  waeraen 
wel  a£fmeten  conden,  dat  vooreerst  noch  geen  peryckel  liepen;  te 
meer  dewyle  't  leger  van  den  Mattaram,  Snrrebaye  (daer  Bantam 
volck  hadde)  verlaten  most.  Naer  gemeen  gevoelen  van  een  yeder 
ende  naer  alle  apparentie  is  't  seecker,  dat  de  Coninck,  den  adel 
en  de  gantsche  gemeente  van  Bantam  tot  accoort  seer  genegen  zyn , 
eensdeels  werden  hierloe  gedrongen  door  vrees,  dat  tot  haer  nadeel 
met  de  Mattaram  souden  mogen  verdragen,  ende  ten  anderen  ver- 
mits haer  kennelyck  is,  hoe  seer  de  handel  tot  Batavia  toeneempt, 
ende  dat  de  Chinesen  daer  groote  pertye  peper  gecocht  ende  naer 
China  gevoert  hebben,  waermede  die  van  Bantam,  soo  wy  verstaen, 
t'enemale  de  hope,  die  (sy)  gehad  hadden,  om  ons  van  Jacatra  te 
<lringen,  verloren  souden  hebben. 

In  't  geberchte  van  Bantam  was  de  feper  12  Realen  de  hondert 
Backen  geldende,  ende  tot  Bantam  30  R.  de  100,  doen  de  spraeck 
geduyrende  voors.  practycke  van  den  Fangoran  ende  onse  onderhan- 
delinge, seer  sterck  tot  Bantam  liep,  datter  vrede  gemaeckt  sonde 
werden,  rees  de  peper  tot  op  50  R.  de  100  sacken,  de  Chineesen 
wierden  oock  lange  met  hoop  van  vrede  gevoet,  en  opgehouden; 
maer  de  handelinge  eyntelyck  weder  afgesneden  siende,  liep  de 
spraeck,  dat  al  t'  samen  geresolveert  waren  van  Bantam,  naer  Ba- 
tavia te  vertrecken.  Omtrent  170  persoenen  waren  met  dit  geruchte 
(cort  voor   ons   vertreck)  overgecomen,  daeronder  eenen  Lim  Lasco 


275 

met  vrouw;  kinderen  en  gevolch,  die  eertyts  sterck  met  de  Comp. 
gehandelt  heeft  ende  ten  respecte  van  goede  dienst  de  Comp^  ge- 
daen  en  verscheyden  consideratien ,  hebben  hem  met  goede  beneficie 
vereert '  *    .    . 

AI  waer  't,  dat  het  Bantam  noch  lange  tegen  ons  gaende  hielt, 
weynich  isser  myns  bednnckens  aen  gelegen.  'T  different  sal  door 
den  tydt  beter  gesleten  werden,  dan  wy  souden  connen  bedencken. 
Voorder  hebbe  belast,  dat  men  continuere,  de  rede  van  Bantam 
beseth  te  houden  ende  dat  men  niet  dan  deffensive  oorloch  tegen 
Bantam  voere,  sonder  tochten  te  lande  noch  te  water  te  doen.  'Ten 
is  niet  geraden  de  Mattaram  aen  de  heerschappye  van  Bantam  te 
helpen;  hierover  hebbe  (ick)  den  Generael  en  Raedt  geadviseert,als 
daertoe  weder  van  den  Mattaram  assistentie  versocht  wert,  dat  hem 
met  d'alderschoonste  pretexten,  die  dan  te  vinden  syn,  met  hoop  en 
vrese  treyneren  sonder  clare  uytspraeck  te  doen  ende  dat  voors. 
Coninck  van  Mattaram  met  eenige  vereeringe  en  goede  corresponden- 
tie voeden  en  ter  gelegener  tydt  weder  een  ambassate  derwaerts 
senden,  met  een  deel  van  't  gene  versocht  te  copen.  * 

De  brede  Raden  in  Batavia  verthoont  synde,  hoe  groote  oncosten 
boven  de  lasten  van  't  fort  en  gamisoen,  dagelycx  meer  en  mee 
aen  de  stadt  gedaen  moeten  werden,  wat  de  Comp.  daeraen  airede 
ten  achteren  was,  niettegenstaende  de  gedane  heffinge  van  extraor* 
dinaire  collecten,  hoe  weynich  de  tol  van  5®/o  importeerde  ende  hoe 
gevoechelycken  deselve  sonder  schadelycke  beswaringhe  van  de  bur- 
gerye  of  jfreemdelingen  verhoocht  cost  werden,  is  eyntelyck  naerdat 
dese  saecke  lange  in  beraet  en  debath  gestaen  hadde,  goetgevonden 
dat  men  voortaen  van  primo  January  1623  van  alle  incomende  en 
uytgaende  goederen  thien  percento  heffen  sal,  uytgesondert,  dat  gout 
en  silver,  gemunt  en  ongemunt  van  incomen  vry  en  van  uytgaen 
thien  percento  betalen  sall;  de  peper  gelyck  voor  desen  vyff  percento 
van  incomen  en  thien  percento  van  uytgaen ,  alle  Gfouseratse ,  Corman- 
delse  ende  andere  Indische  cleden,  thien  percento  van  incomen  en 


»  Hieraan  werd  door  den  GG.  Carpentier  nog  in  ditzelfde  jaar  voldaan  en  dr.  de 
Haan  andermaal  met  eene  zending  naar  den  Panembahan  van  Mataram  belast,  welke 
commissie  hij  van  24  Mei — ^26  Julij  1623  volvoerde  en  waarvan  eveneens  het  ver- 
baal in  het  Rijks-archief  berust. 

IV.  18 


274 

vyff  percento  van  nytgaen  eiide  wat  d'EngeLsen  aengaet,  dat  haer 
by  de  toll  op  primo  October  1620  ingestelt  laten  souden. 

Hiertegen  syn  d'erven,  om  d'aenplantinge  van  alderieye  aertvruch- 
ten  te  meer  te  voirderen,  liber  en  vry  gestelt,  d'accynfi  van  dewyn 
is  mede'  van  20  op  50  realen  yeder  legger  verhoocht. 

Om  alle  ongeval  sooveel  mogelyck  voor  te  comen,  wierd  oock 
goetgevonden,  dat  men  geen  vreemdelingen  meer  toestaen  sal^  met 
haer  crissen  off  eenich  ander  geweer  in  de  stadt  te  comen;  maerdat 
deselvige  tot  op  haer  vertreck,  soowel  als  mnsquetten, roers, piecken 
en  al  ander  geweer,  by  den  Sabandaer  gelicht  en  bewaert  sullen 
worden;  uytgesondert  Ambassadeurs,  Nachoda's  en  andere  personen 
van  qualité,  die  men  gedogen  sal  met  haer  crissen  in  de  stadt  te 
comen 

Alsoo  't  huys,  daer  tegenwoordich  de  Godsdienst  van  Batavia  in 
gedaen  wert,  te  cleen  en  onbequaem  valt  ende  hoochnodieh  is  dat 
een  bequame  kercke  gebonwt  werde ,  hebben  twee  collecteurs  ge- 
committeert  omme  te  vergaderen  't  gene  yeder  uyt  puure  liberaliteyt 
goetvinden  sal  daertoe  ter  eere  en  dienst  Godes  te  vereéren. 

Alsoo  in  Batavia  geen  andere  Raden  van  Indien  waren,  dan  de 
Directeur  Fieter  de  Carpentier  en  hoochnodieh  is,  dat  die  plaetse 
boven  alle  andere  van  goede  stoffe  versien  sy,  hebben  goedgevonden, 
daer  te  ontbieden  de  Heeren  Houtman,  Dedel,  Lenert  Camps  en 
Adriaen  van  der  Dussen,  om  haer  te  gebrnycken  in  sulcx  als  den 
dienst  van  de  Comp.  te  syner  tydt  soud  mogen  vereysschen.  Ende 
op  nieuw  hebben  als  raden  van  Indien  aengenomen  en  geauthoriseert 
de  commandeur  W"*.  Jansz  en  Jacques  Specx. 

Om  verscheyden  redenen  hebben  in  October  1622  goetgevonden, 
alle  de  Comp^  volck  in  Batavia  wesende,  op  haer  eygen  cost  te  stel- 
len, soowel  coopluyden  als  alle  andere,  uytgesondert  alleen  de  Ge- 
nerael  en  de  Baden  van  Indien.  Wat  yder  tot  syn  onderhoudt  ter 
maent  toegeleyt  is,  can  U  £d.  per  nevensgaende  lyste  van  .27  Octo- 
ber sien.  Op  primo  November  is  d'intree  van  dese  ordre  gedaen. 
lek  meene  dat  de  Comp.  daeraen  seer  goeden  dienst  geschieden  sal, 
want  seer  groot  was  de  disordre,  misbruyck  en  ongeregeltheyt,  die 
door  groot  aenwas  en  cleene  opsicht  van  de  taeffels  geschiedde. 
Daemae  üEd.  goede  hulpe  met  hare  missive  van  14  April  1622  per 
Cleen  Erasmus  ontfangen,  becomende,  waerinne  seer  emstelyck  de 


578 

goede  menage  recommanderen  ^  hebben  mede  goetgevonden  omme 
de  Comp.  van  d'extraordinaire  grote  onoosten,  die  de  cooplnyden  op 
de  comptoiren  in  de  Molncqnes,  Amboyna  en  fianda  doen,  sooveel 
mogelyck  te  ontlasten ,  alle  de  taefels  af  te  schaffen  en  alle  d'officie* 
ren,  cooplnyden,  capiteynen  en  alle  andere,  mede  op  haer  eyghen 
cost  te  stellen,  nytgesondert  alleen,  de  respective  Gonvemenrs  en 
twee  a  drie  van  haren  rade;  per  nevensgaende  arrest  van  21  Jann- 
ary  1623  sullen  de  Heeren  sien  wat  een  yeder  tot  onderhout  maen- 
telyck  toegeleyt  is,  en  die  dese  ordre  niet  bevalt,  sullen  gelicentieert 
werden  na  Batavia  te  keeren.  Alle  Gonvemenrs,  hebben  mede  ten 
hoochsten  gerecommandeert  en  bevolen,  geen  oncosten  meer  tot  for- 
tificatie, reparatie  van  forten,  noch  huysen  te  doen,  maer  dat  de 
notelycke  onderhout  met  des  Comp*.  ondersaten,  mardyckers,  gevan- 
genen en  slaven  beschikken,  sonder  daeraen  eenich  geit  off  goederen 
•te  spenderen.  Gelyck  mede,  dat  voortaen  genige  schenkage  werden 
gedaen,  dan  daer  de  Comp.  merckelycken  dienst  en  prof^  aen  ge- 
schiet  

Op  dat  de  voors.  ordre  te  beter  ingevoert  werde,  hebben  wynaer- 
gelaten  de  Gouverneurs  en  Kaden  van  Indien  op  haer  eygen  cost  te 
stellen,  maer  't  sal  seei*  goet  wesen,  dat  U  Ed.  de  Generael, Raden 
van  Indien  en  alle  Gouverneurs  mede  voor  haer  taeffels  sooveel  toe- 
leggen, als  de  Heeren  sullen  bevinden  te  behoren,  anders  sullen  noch 

veel  misbruycken  onderworpen  blyven • 

Met  voors.  ordre  sal  de  Comp.  van  alle  onnutte  en  onnodige  on- 
costen noch  niet  ontlast  werden.  Soo  't  de  Heeren  gelieft  beter  en 
nauwer  te  doen  menageren,  dienen  meest  alle  d'oppercoopluyden  van 
de  comptoiren  in  de  MoUuques  en  Amboyna  wesende  gelicht,  als 
twee  oft  drie  bequame  personen  by  yeder  respective  Gouverneur  ge- 
stelt  zyn,  connen  alle  d'andre  cooplnyden  wel  gemist  en  de  dene 
comptoiren  door  goede  assistenten  wel  bewaert  werden;  d'oncosten 
sullen  te  meer  verminderen,  en  ick  mene  dat  de  dienst  van  de  Comp. 
te  beter  waergenomen  sal  werden;  in  myn  tyt  hebbe  tot  dese  refor 

matie  niet  connen  comen 

Met  recht  en  goede  redenen  recommanderen  U  E.  ten  hoochste  de 
goede  menage,  want  daer  aen  sooveel  gelegen  is,  als  aen  de  over- 
sendinge  van  veel  rycke  retouren.  Maer  hoe  en  in  wat  manieren  soo 
groote  saecke  als  de  staet  van  de  Comp^<^.  in  Indien  is,  ten  besten 


\r 


276 

behoort  gemenagieert  te  werden ,  geheel  anders  schynt  het  dat  UEd. 
dan  wy  en  de  Raden  van  Indien  daervan  gevoelen.  In  de  tydt  van 
omtrent  negen  a  thien  jaren ,  syn  in  Indien  aen  oncosten  geconsn- 

meert /"  9,396,311,15 

en  alle  de  retonren  in  dien  tydt  met  56  Bchepen 

overgesonden  belopen f  9,388,004 :  9.10 

welck  min  dan  d'oncosten  is;  sonde  het  niet  treffelyck  gemenagieert 
wesen,  dat  men  alle  dese  oncosten  verspaerde  en  't  geit  aen  reton- 
ren bestede,  soo  sonde  de  Comp.  geen  geit  naer  Indien  behoeven  te 
senden  ende  evenwel  sooveel  retonren  becomen  als  voor  desen  ont- 
fangen  hebben.  Dit  had  overlange  seer  wel  connen  geschieden  ^maer 
t'is  tot  noch  toe  verkeecken.  lek  hebbe  daertoe  niet  connen  comen, 
maer  des  Comp*.  staet  van  Indien ,  hebbe  door  Gods  genade ,  in  snlc- 
ken  standt  gelaten,  dat  de  saecken  sèer  licht  en  gevoechelyck  daer- 
gebracht  connen  werden,  dat  de  Comp.  jaerlycx  omtrent  vyftich  tonnen 
gont  aen  goede  retonren  sonder  geit  van  Nederlandt  becomen,  wy 
hadden  tot  desen  eynde  lang  voor  desen,  veel  schepen  menichte  van 
allerley  volck  en  een  grote  somme  geit  versocht;  maer  dewyle  snlcx 
naer  constitutie  van  saecken  al  te  swaer  en  onbevallich  voorcompt  en 
dat  door  verscheyden  wegen  tot  één  doel  connen  comen,  sullen  de 
saecke  wat  lichter  voorstellen.  Om  gevoechelyck  tot  voors.  effect  te 
comen  ^  lAvom^eerst  niet  anders  van  node  dan  een  goede  menage  j 
goedefi  regel  in  den  handel  en  een  goet  getal  van  allerley  volck ,  nian- 
nefi,  vrouwen,  jongens  en  dochters  van  Nederlandt ;  insonderheyt  eenige 
weynige  (soo  't  niet  veel  mach  wesen)  goede  aensienlycke  hnysge- 
sinnen  en  eene  grote  menichte  slaven  en  slavinnen  om  Batavia,  Am- 

bo3ma  en  Banda  te  penpeleeren. 

Nae  constitutie  van  saecken  in  Indien  is  myn  advys,  dat  ÜEd. 
vooreerst  voor  een  .tydt  wel  mogen  nalaten,  soo  snlcx  goetvinden, 
eenige  schepen  off  geit  naer  Batavia  te  senden,  meer  schepen  zyn 
daer  tegenwoordich  niet  nodich.  Tot  opcoop  van  cleden,  peper,  na- 
gelen, noten,  foelie  en  allerley  provisie,  onderhout  van  forten  en 
gamisoenen ,  is  joock  geen  geit  (als  onse  regel  en  ordre  gevolcht  wert) 
van  node,  en  wat  aengaet,  de  Chinesen  handel,  daertoe  groot  capi- 
tael  moet  wesen,  middel  isser  in  Indien  om  die  te  beginnen  en  als 
advys  becommen,  dat  den  handel  verkregen  sy,  can  dan  daertoe 
sooveel  meer  als  nodich  is  gesonden  werden 


277 

lyoncosten  in  negen  a  thien  jaren  in  Indien  gedaen,  belopen  ge- 
lyck  voren  is  geseyt:  ƒ  9,396,311 :  15.1 ,  te  weten: 
aen  oneosten  van  hnyshondinge  en  montcosten   •    .    .    /*  2,258  m. 

aen  soldyen -  3,237  m. 

aen  schepen -  2,490  m. 

aen  fortificatie -  1,032  m. 

en  aen  schenckage -  3,379  m.  ^ 

Welcke  geconsnmeert  syn,  te  weten :  in  Jacatra  en  Batavia  / 1,336  m«, 
in  de  Mollnqnes  f  2,454  m. ,  in  Amboyna  f  897  m. ,  in  Banda  /'899  m. , 
op  de  cust  Coromandel  f  422  m. ,  in  Solor  f  124  m. ,  op  verschey- 
den  comptoyren  f  716  m.  en  aen  schepen  op  diversche  plaetsen 
f  2,548  m.,  bedraecht  te  samen:  ƒ  9,396  m.  Hiervan  syn  /*  4,575  m. 
in  de  jaren  1613,  1614,  1615,  1616,  1617, 1618, 1619,  en  ƒ 4,821  m. 
in  de  jaren  1620,  1621  en  1622  geconsnmeert.  Alle  dese  ongelden 
connen  naer  onse  opinie,  met  goede  menage  seer  licht  verwonnen  werden. 

Wat  de  fortificatie  en  schenckagie  aengaet,  wy  hebben,  gelyck 
voren  is  geseyt,  expresselyck  belast,  dat  men  in  Indien  naerlate^ 
eenige  oneosten  meer,  aen  forten  off  huysen  te  doen,  gelyck  mede 
aen  schenckagie.  Soo  dese  ordre  naergecomen  wert,  gelyck  seer  wel 
geschieden  can,  sal  daeraen  de  voors.  f  1,411  mi.  gewonnen  werden. 

Aengaende  d'oncosten  van  de  hnyshondinge  en  montcosten  f  2258 
m.  beloopende,  gelyck  mede  de  soldye,  bedragende  /*3237  m.  De 
meeste  comptoiren  syn  airede  gelicht.  Al  't  volck  is  tot.  haer  on* 
derhont  een  redelycken  penninck  toegeleyt.  Als  (wy)  eenige  forten 
van  de  Moluqnes  verlaten,  de  meeste  comptoiren.  en  eenige  coop- 
Inyden  van  daer  en  van  Amboyna  gelicht  werden,  item  als  Batavia 
en  Banda  van  volck  en  slaven  redelyck  versien  syn,  de  landen  be- 
plant, allerley  vee  aengeteelt  en  de  visscherye  waergenomen  werde, 
800  sollen  de  gamisoenen  sooveel  veimindert  mogen  werden,  dat 
men  de  resterende  seer  gevoechelyck  sal  connen  betalen,  met  tgene 
sonder  beswaren  en  gevoelen  voor  gerechtüheyt  van  den  Heer  van 
*t  lant,  van  de  bnrgerye  en  slaven  trecken  snllen,  gelyck  airede  in 
Batavia  geschiet.  In  deser  voegen  connen  seer  gevoechelyck  de 
voors.  f  5495  m.  verwonnen  werden,  sonder  dat  de  Gomp.  daertoe 
eenich  geit  van  haer  capitael  oft  van  de  winst  van  d'inlantsen  handel 

*  Opgetdd  geeft  dit  ƒ  9,896.000.  Coen  schijnt  dus  ƒ  311  te  hebben  verwaarloosd 
om  met  ronde  cijfers  te  rekenen. 


« 

behoeft  te  consumeren;  want  de  landen ,  die  door  GJDds  genade  be- 
sitfcen,  haer  gamisoen  en  veel  meer,  ryekelyck  onderbonden  connen. 
Dit  aldns  synde  gelyck  het  is,  ist  dan  niet  veel  beter,  dat  men  de 
sae(&en  soo  schicke,  dat  alle  forten  en  gamisoenen  van  d'incompsten 
van  de  landen  onderbonden  werden,  dan  dat  men  alle  notelyckbeden , 
eensdeels  van  Nederlandt  in  Indien,  moet  brengen  en  ten  anderen 
ten  diersten  wyt  en  zyt  met  geit  moet  soecken;  des  Oomp*.  mid- 
delen daerdoor  consnmere  en  hare  vyanden  venycke.  lek  honde 
voor  seecker  byaldien  tot  redelycken  prys,  sooveel  geit  aen  slaven 

•  - 

bestoet  ware,  als  in  een  jaer  aen  ongelden  in  Indien  consumeren, 
dat  daervoren,  sooveel  slaven  becomen  souden  hebben,  dat  meest 
alle  forten  en  gamisoenen ,  daermede  sonden  connen  onderhouden. 
T'is  oock  seecker,  dat,  als  de  voors.  landen  van  slaven  wel  versi^i 
syn,  dat  sulcx  ongelyck  meer  ontsach  en  aensien,  onder  veel  vyanden 
en  geveynsde  vrunden  veroorsaecken  sal,  dan  nu  de  gamisoenen 
van  Nederlantsche  soldaten  doen.  Met  haer  slaven  hebben  de  Por- 
tugesen  d'onse  van  Maccau  afgekeert,  t'en  is  door  geen  soldaten 
gedaen.  In  Maccau  en  St  Thome  syn  gene  en  in  Malacca  niet 
meer  dan  drie  compagnien  van  ontrent  180  coppen. 

Siet  doch,  bid  ick  U  Ed.,  hoe  de  vyandt  sonder  costen  possessien 
in  Indien  hout  en  hoe  wy  ons  selven  eonsumeren,  hadden  de  Spang- 
jaerts  sulcke  gelegentheyt,  als  wy  doen,  voorwaer  ick  vrese  dat 
ons  beschamen  souden. 

Resteert  d'oncosten  van  schepen  f  2,548  m.  belopende.  Sodange 
de  vyandt  vaert  en  handel  in  Indien  heeft,  moeten  daertegen  oor- 
lochschepen  houden;  dese  sullen  ontwyffelyck  hare  oncosten  aen 
prinsen  van  den  vyandt  wel  vinden ,  d'oncosten  die  aen  de  resterende 
weynige  sdiepen  gedaen  souden  mogen  werden,  sullen  met  goede 
menage  weynich  wesen  en  oock  licht  te  vinden  syn.  In  deser  voegen 
connen  de  voors.  f  9,396,311 :  15 : 1  eensdeels  seer  licht  verspaert 
en  ten  anderen  van  de  rente  van  de  landen  gevonden  werden. 

Aengaende  't  reglement  van  d'inlantschen  handel,  waermede  't  zy 
dan  met  de  winst  van  't  capitael  dat  nu  in  Indien  is,  met  tollen 
en  incompsten,  off  met  beyde  te  samen,  de  retouren  voor  Europa 
sonder  geit  van  Nederlandt  gevonden  connen  werden;  wy  hebben 
ordre  gegeven,  dat  geen  geit  meer  na  de  Molluques,  Amboyna  en 
Banda  gesonden  werde,  gelyck  mede  dat  men  geen  geit  aen  peper 


2TO  • 

* 

bestede  (ten  ware  tot  seer  goeden  prys  om  andere  te  prevenieren) 
maer  dat  men  alleen  met  deden  en  andere  coopmanschappen  cope 
tgene  van  dese  speeeryen  notelyck  gecocht  naer  Europa  en  elders 
gesonden  dient* 

Als  spaersaem  gemenageert  en  d'oncosten,  volgens  onse  ordre  be- 
sneden werden,  sullen  dlndianen  veel  gout,  silver  en  cleden,  welck 
te  voren  door  onse  grote  dispense  beqnamen,  derven  en  geencleden, 
dan  met  speeeryen,  gont,  silver  off  rys  becomen,  hierdoor  sullen 
de  cleden  te  waerdiger  wesen  en  wy  snllen  van  de  enst  van  Coro- 
maadel  en  Snrattai  te  min  behoeven,  namentlyck  niet  meer  dan 
copen  connen  met  't  geit  van  speeeryen  en  andere  coopmansehai^n, 
welcke  daer  venten  i. 

Soo  meer  nodich  syn,  daertoe  can  seer  wel  gout  en  silver  van 
versdieyden  plaetsen  in  Indien  overwonnen  werden. 

lu  deser  vougen  can  V  E.  jaarlycx  omtrent  50  tonnen  gouij  sonder 
eenich  geltj  aen  goede  vendibile  retour  en  becomefi,  van  alle  oncosten  in 
Indien  en  van  alle  moeyelyckheden^  die  geveymde  vriendeti  haer  aren- 
doen ontlast  werden. 

Niettegenstaende  etc 

Resteert  nu  te  verhalen  wat  raedt  datter  is  j  omme  op  't  gevoech- 
lyckste  met  de  minste  coste  off  t'enemael  sonder  last,  van  de  Comp. 
soove^  volck  in  Batavia,  de  Moluque»  Amboyna  en  Bandateciygen, 
dat  voors.  voorstel  volcomen  effect  sortere.  lek  late  my  voorstaen, 
dat  dit  seer  gevoechlyck  geschieden  can.  Dit  volck  moet  eensdeels 
van  Nederlandt  comen,  maer  meest  in  Indien  gevonden  worden.  In 
Indien  syn  in  fersdieyden  quartieren  te  becomen,  doch  principalyck 
van  China,  de  eust  van  Coromandel,  Bengala,  Ceylon,  Madagascari 
Morenlandt  én  verscheyden  andere  quartieren  meer;  van  vremden 
moeten  haer  coopen  en  van  vyanden  met  de  wapenen  halen.  Aen- 
gaende  d'aentreck  van  negotianten  in  Batavia,  nae  d'aenwas  van  negotie 


'  A<diter  het  belan^jk  advys  of  vertoogh  van  dgn  iiaet  der  Vereeniehde  Neder^ 
landen  en  de  quartieren  van  Ooti-Indten,  van  J.  P.  Coen,  dat  door  den  Heer 
Lenpe  is  medegedeeld  in  de  Kronijh  van  het  Histor.  Genootschap,  gevestigd  te 
Utreefat ,  Ode  jaargang  1863 ,  2de  serie ,  vindt  men  ook  een  stnk  getiteld :  FatMten 
van  reglement  ende  redre$  van  den  stoet  van  de  Compagnie  van  Indien.  In  dat 
stuk  nu  vindt  men  o.  a.  aangewezen  als  middel  tot  vermeerderinge  van  de  profyten 
in  Indien :  » te  verhreyden  de  profytelycke  binnenlantschen  handel  overal  ende  zoo 
"  vevde  als  de  middel«n  van  de  Compagnie  oonnen  verstrecken  t» 


280 

6n  Ba  de  vreemdelingen  daer  getracteert  werden,  sal  de  toeloop  wesen. 

Lange  jaren  is  't,  dat  zeer  emstelyck  d'opooop  en  versamelinge 
van  slaven  op  alle  quartieren  gerecommandeert  hebbe,  maer  't  is 
overal  versloft,  veranymt  en  met  seer  schone  blauwe  bloemkens  geexcn- 
seert,  nytgesondert  dat  op  ons  vertreck  gelyck  voren  geseyt  is, 
omtrent  1500  sielen,  met  de  schepen  den  Beer,  Nieuw-Seelandt  ende 
Tholen  van  de  cnst  Coromandel  beqoamen ,  en  dat  noch  meest  kinderen. 
Daer  is  geen  volck  die  ons  beter  dan  Chinesen  dienen  en  soo  licht 
als  Chinesen  te  becomen  syn 

Op  ons  vertreck  van  Batavia  hebben  geordonneert,  dat  niet  alleen 
verscheyden  schepen;  maer  diversche  vloten  naer  voors.  cnste  van 
Coromandel,  China,  Manilha  en  alle  andere  qnartieren,  daer  tot 
redelycken  prys  en  van  vyanden  slaven  te  becomen  zyn,  gesonden 
werden.  lek  gelove  vastelyck  dat  d'ordre  gevolcht  werden  sal,  ende 
dat  in  corten  tyt,  sooveel  volck  en  slaven  becomen  snllen,  dat  goede 
officieren  en  eenige'weynige  aensienlyckeNederlantschehnysgesinnen, 
daermede  tot  voors.  gewenst  effect  comen  snllen.  lek  segge  goede 
officieren  en  eenige  weynige  aensienlycke  Nederlantsche  huysgesinnen. 
*Dese  om  tot  pilaren  en  voorgai^ers' te  dienen,  en  d'andere  oni  de 
slaven  wel  te  regeren  en  wel  te  gebrnycken.  Dese  lieden  dienen  metten 
eersten  van  Nederlandt  gesonden;  want  onder  de  vrye  Inyden  tegen- 
woordich  in  Indien  wesende,  weynich  syn,  die  daertoe  dienen     .     . 

Hoe  dese  slaven  geregeert  en  gebmyct  dienen ,  tot  de  landtbonwerye , 
aenplantinge  van  allerleye  vruchten,  aentelinge  van  alderley  vee, 
tot  de  visscherye,  tot  alderley  handtwercken ,  tot  de  fortificatie  en 
wat  nut  de  Comp.  daervan  te  verwachten  heeft,  achten  hieronnodicb 
te  verhalen. 

Eenige  weynige  aensienlycke  Nederlantsche  huysgesinnen,  connen 
met  clene  costen,  in  Indien  gecregen  werden.  Maer  dewyle  daer 
verscheydene  colonien  geplant  dienen,  en  dat  daertoe  een  grote 
menichte  van  alderleye  volck,  mannen,  vrouwen,  jongens  en  dochters 
van  node  syn,  ende  die  niet  dan  met  veel  schepen  in  Indien  crygen 
connen,  waerdoor  de  Comp.  wederom  in  grote  oncosten  vervallen 
BOude,  schynt  in  dit  poinct  de  meeste  swaricheyt  gelegen  te  wesen. 
Soo  geen  andere  huysgesinnen,  mannen,  vrouwen,jongens  en  dochters 
naer  Indien  gesonden  werden,  dan  met  d'ordinarie  schepen,  die  de 


281 

Heeren  gelyck  begost  is  derwerts  soaden  mogea  aenden,  weh^ 
apparentelyck  voor  eenige  jaren,  gelyck  voren presiiponeren,weynich 
wesen  sullen,  is  te  dachten,  dat  dan  soo  lange  aenlopen  sal  eer 
Batavia,  Amboyna  en  Banda  van  Nederlantsche  hnysgesinnen  behoor- 
lyck  versien  sy,  dat  de  Gomp.ondertnsschen  door  toedoen  van  vyanden 
en  geveynsde  vrienden  wederom  in  grote  swaricheyt  sonde  mogen 
vervallen,  en  haer  selven  in  oncosten  blyven  consumerende,  gelyck 
met  de  simpele  gamisoenen  geschiet.  Sy  consnineeren  de  middelen 
van  hare  heeren,  bederven  de  landen  en  verwecken  door  overlast  en 
quaet  leven  de  naturellen  van  de  landen  tegen  de  Comp.,  sonder 
andere  dienst  te  doen  dan  de  wacht  waer  te  nemen ,  welck  op  eenige 
plaetsen  veeltyds  droncken  en  voU  geschiet.  Na  de  staet  van  de  Comp. 
tegenwoordich  is,  is  't  ongelyck  beter  en  veel  noodiger,  dat  veel 
schepen  met  jonge  dochters  en  eerlycke  vrouwen,  dan  vol  soldaten 
naer  Indien  gesonden  werden 

Op  ons  vertreck  van  Batavia,  hebben  wy  aende  vrye  lieden  aldaer 
residerende,  op  haer  versoeck  om  verscheyden  notabele  respecten, 
den  handel  van  daer  op  de  cust  van  Coromandel  liber  ende  vry, 
jnits  redelycke  tollen  betalende,  geconsenteert,  de  redenen  die  ons 
hiertoe  beweechden ,  werden  eensdeels  in  de  resolutie  van  31  January 
1623  verhaelt,  ende  sullen  mondelinge  dit  naerder  verclaren.  Soo 
U  Ed.  goetvinden  dit  te  approberen,  soo  breet  te  amplieren  en 
reguleren,  als  wij  menen,  dat  de  welstandt  van  de  Comp.  ende  der 
Vereenichde  Nederl.  vereyscht ,  ick*  mene  dat  ü  Ed.  daerdoor  sonder 
hare  last  en  costen ,  sooveel  volck  met  goet  capitael  in  Indien  becomen 
sullen,  dat  de  Comp.  daeraen  in  verscheyden  saecken  zeer  groote 
treffelycke  dienst  geschieden  sall  ^ 

In   January  1623  waren  in  Batavia,  in  dienst  van  de  Comp.  602 


*  ])e  Her  aangehaalde  resolutie  van  6G.  en  R.,  dd.  31  Januar^  1623,  luidt; 
*  Gelefh  synde  op  seeckere  requeste ,  onderteeckent  by  Dirck  Jemming ,  Lambert 
Vermeer,  Hendrik  Lievens ,  Bleeck  Gilles,  Venant  en  Jan  van  Heezel  uytte  name 
van  de  gantse  borgerye  deser  stede  by  Hannan  Prs.  Prins,  secretaris  derzelven  in 
onse  vergaderinge  gepresenteerd,  daerby  de  voors.  borgerye  den  vryen  handel  op  .de 
custe  van  Choromandel  tot  accressenient  van  den  welstant  deser  Republycke  emstieh 
vcrsoeckende  en  de  nutticheyt  daervan  verthoonende  syn ,  soo  is  't :  dat  considereerendc 
't  progres  en  welstant  van  deesen  staet  in  de  vermeerderinghe  van  de  traffiquecii 
onderlinge  commercie  gelegen  synde  en  aen  aUe  natiën,  die  hier  comen  d'selve  ver- 
gunt en  vry  toegestaen  wert,  geensints  in  redenen  hebben  connen  bevinden,  onse 
eygen   natie  en   borgerye  dasrvan  te  frustreren,  alsoo  de  generaliteyt ,.door  sulcken 


282 

Nederlantse  coppen,  te  weten,  311  soldaten  en  ofBideren,  en  291 
officieren,  cooplnyden  en  ambachtslnyden,  item  1,385  swerten,  soo 
viye  die  gage  verdienen,  als  slaven  en  slavinnen,  veel  kinderen 
daeronder  begrepen  en  191  gevangenen,  in  alles  syn  soo  in  de  stadt 
als  op  't  fort  omtrent  5  a  6000  sielen;  vermits  daer  veel  plaetsen 
beseth  worden,  is  't  gamisoen  veel  te  swack  en  de  wachten  vallen 
dagelycz  seer  swaer;  de  lasten  vallen  hier  dagelycx  seer  groot  en 
Bwaer,  belopen  tegen woordich  met  d'oncosten  van  schepen  en  bèta- 
linge  van  viye  layden  omtrent  f  50,000  ter  maend;  doch  meerder 
incompst  van  't  landt  en  winst  van  den  handel  hebben  met  goede 

menage  te  verwachten 

Per  nevensg.  balance  sal  U  Ekl.  sien,  hoe  de  resterende  goede 
effecten ,  te  weten :  comptante  penningen ,  coopmanfichappen ,  verschey- 
dene  nootlyckheden  en  nytstaende  schnlden,  den  2  Febmary  1623  in 

Indien  wesende ,  beliepen f  5,239,695 :  17  : 4 

somma  de  goede  effecten  den  2  Febmary  1623 

in  Indien  wesende,  't  geschat  van  de  forten,  en 

schepen,  met  haer  provisie  u3rtgesondert,  beloopen  .    .    .    /*  5,239,695 

aen  qnade  schnlden  syn  noch  nytstaende -     246,000 


middelen  mettertyt  ?aa  hua  swaere  oncostea  sullen  ontlast,  d'ondercraypinghe  eai 
progres  van  vyanden  ende  geveynsde  vrienden  gestut  ende  den  staet  bevesticht  worden 
(zal),  waerover  eenstemmich  geresolveert  en  goetgevonden  is,  de  voors.  versochte 
handelinge  aen  onse  borgeren  als  andere  natiën  volcomenüyck  toe  te  staen,  om  desdve 
met  ban  scheepen  ofte  jacbten  in  comp.  of  andersins  in  cleeden  en  alle  andere  waeren , 
vry ,  oDverhindert  te  mogen  dryven ,  daermede  berwaerts  te  keeren  en  tot  ben  con- 
tentement  te  beneficieereu ,  mits  onderhoudende  alsolcken  ordre  en  reglement  als  by 
den  Raet  tot  verseeckeringbe  van  dien  handel,  metten  meeste  avantagie  van  do  bor- 
gerye,  daerop  soude  mogen  geraempt  ende  noodich  geacht  werden,  mei  sulcken' ver- 
stande ,  dat  overal  alsalcken  tollen  en  gerechticheden  aen  (den)  heer  betaelen  sullen  , 
als  d'oidre  en  lyste  medebrengende  is." 

Reeds  op  den  19  Aag.  1622,  bad  de  6G.  Coen,  articulen  en  ordonnantie  vast- 
gesteld voor  zekere  Compagnie  van  vr\)burgers ,  welke  drie  jagten  had  uitgemst 
tot  den  koopbandel  en  de  vrije  nering,  d.  i.  de  kaapvaart  op  de  Portugezen  en  de 
Spanjaarden.  Dit  reglement  bevatte  41  artikelen  en  berust  nog  in  het  Rijks-arcbief. 
In  het  advys,  dat  Coen  aan  zijn  opvolger  de  Carpentier  naliet,  schreef  h\j :  'ten 
dienste  ende  welstandt  van  de  Nederlantsche  Comp.  en  tot  afbreuck  van  hare  vyan- 
den ,  is  *t  seer  goet  en  nodich ,  dat  een  goet  ded  van  d'inlaatsen  handel  van  de 
Comp.  aen  particulieren  gedaen  en  toegelaten  werde.  De  zaecken  dienen  allenskens 
daemae  beleyt  en  beschiet.  Ons  bedunckens  souden  wel  vryelyck  met  des  Comps. 
schepen  nae  de  cust  mogen  laten  varen  en  cleden  coopen,  degenen  die  sulcxs  ver- 
soecken  en  meriteren,  mits  dat  behoorlycke  vracht  en  tol  betalen,  op  dese  conditie 
mogen  ecnige  mede  wel  toegelaten  werden,  innewaerts  te  varen  om  haer  goet  te  slyten." 


285 

'T  sedert  is  't  schip  de  Goude  Leeuw,  van  Batavia  vertrocken? 
't  beloop  van  syn  cai^asoen  wesende  memorie,  gelyck  mede  de  car- 
gasoenen  van  twee  andere  schepen,  die  dagelycx  van  de  cust  van 
Coromandel  en  Snratten  verwacht  werden,  moeten  van  voors.  ƒ5,239,000 
getrocken  werden,  welcke  te  samen  gissen  (Mntrent  f  550,000  bedra- 
gen  sal ;  resteert  't  capitael  in  Indie  omtrent  f  4,689,000.  Hierby 
moet  weder  gedaen  werden  't  capitael  door  UEd.  met  de  schepen 
Mackreel,  Middelburg,  Leyden  (en  vier  anderen)  naer  Indie  ge* 
sonden,  in  gout,  silver  en  coopmanschappen ,  bedragende  omtrent 
ƒ  1,420,000,  in  vouge  dat  alle  de  eflfecten  tegenwoordich  in  Indie 
wesende,  daer  de  Comp.  retouren  van  te  verwachten  heeft,  bedra- 
ghen omtrent  een  en  sestich  tonnen  gout  {f  6,  100,000.) 

lek  ben  lange  seer  genegen  geweest ,  naer  't  vaderlandt  te  keeren , 
gelyck  UEd.  overlange  geadviseert  hebbe,  't  jaer  1621  had  sulcx 
vast  voorgenomen,  maer  bleeff  doen  naer,  vermits  de  spraecke sterck 
liep,  dat  de  Mattaram  alsdoen  voorgenomen  had,  een  tocht  op  Ban- 
tam off  Batavia  te  doen;  doch  principalyck  om  ordre  op  den  tocht 
naer  China  en  verscheyden  andere  saecken  van  importantie  voor  myn 
vertreck  te  stellen ,  om  alles  in  soo  goeden  standt  te  laten ,  als  eenich- 
sints  doénlyck  was;  welck  UEd.  gelieve  te  goede  te  houden. 

De  staet  van  Indien ,  door  Gods  genade  in  soo  goeden  standt  ge- 
bracht wesende ,  alsvoren  verhaelt  is ,  hebben  wy  den  raedt  ons  voor- 
nemen verclaert,  en  verthoont  UEd.  ordre  van  4  Merty  1621,  tot 
electie  van  eenen  provisionelen  successeur  op  ons  vertreck,  in  'tGe- 
nerael  Gouvernement  van  Indien,  gegeven.  Wy  hadden  tot  dese 
verkiesinge  van  langerhandt,  d'advysen  van  de  absente  Gouverneurs 
en  Kaden  van  Indie  gesloten  vergadert,  dese  en  d'advysen  van  de 
presente  Raden  van  Indie  den  23  January  1623  geopent  en  gelcfiten 
synde,  is  met  eenparige  stemmen  (uytgesondert  alleen  de  Gouvr. 
Willem  van  Antzen,  die  daertoe  Hermen  van  Speult  verkoos)  goet- 
gevonden  dat  het  Generael  Gouvernement  tot  U  Ed.  approbatie  by 
provisie,  den  Ed.  Pieter  de  Cai'pentier,  Raedt  van  Indien  ende  Di- 
recteur Generael,  bevelen  souden;  gelyck  de  Heeren  per  resolutie 
van  23  January  1623  connen  sien.  Volgens  dese  verkiesinge  hebben 
wy  voors.  Pieter  de  Carpentier  behoorlyck  commissie  gegeven,  en 
syn  Ed.  primo  February  1623,  by  provisie  tot  U  Ed.  naerder  order 
als  Gouverneur  Generael  over  den  staet  van  de  Comp.  der  Ver.  Ne- 


284 

derlanden  in  Indien  doen  proclameren  en  geanthoriseert.  D' Almogende 
Godt  geve,  dat  snlcx  tot  welstandt  van  de  Comp.  en  de  Landen  ge- 
dye.  Wat  advys  off  instractie  de  Oenerael  Carpentier  gelaten  hebbe 
sal  U   Ed.  sien  per  nevensgaende  van  gelycken  inhonde;  gedateert 

vliP.  January  1623  ^ Nadat  voors.  P.  de 

Carpentier  in  't  Generael  Gonvemement  gestelt  hadden,  syn  wy  den 
2^*^  February  1623  van  Batavia  naer  't  vaderlandt  vertrocken,  enz. 


XLV.   V£BBAAL,    GEHOUDEN   DOOB  Db.   DE   HaAN,   ALS    AFG£ZAI7T 

TAN    DEN   GoFVEBNBUB-GbNEBABIi   JaN   FiETEBSZ.   CoEN, 

NAMENS   DE   VeB.  OoST-InD.   CoMP.  AAN   DEN   Pa- 

nembauan  van  Matabam,  in  1622. 

Joomael  ende  geschiedenissen  op  de  reyse  naer 
den  Mataram  ofte  Fangaran  Angalagga  ^,  begin- 
nende den  24»»  Junij,  eyndigende  den  .  .  Sep- 
tember 1622. 

Jnni  1622. 

24  Juny,  syn  wy  van  Batavia  t'seyl  gegaen  met  't  jacht  St.  Lau- 
rens ,  om  onse  reyse  naer  Charabon  ende  Togal  te  vervoorderen  ^. 

25  ende  26  diito  enz 

27  ditto,  een  goede  coelte  gehadt  wt  den  lande,  syn  ontrent  Pa- 
mannck  ^  gecomen. 

28  ditto,  enz 

Primo  Julins,  ontrent  den  middagh  voor  Charabon  gearriveert,  is 


J  Ik  behoef  dit  advies  hier  niet  mede  te  deelen,  omdat  het  reeds  door  mi)  q  ge- 
achten  ambtgenoot,  den  heer  P.  A.  Leape,  geplaatst  is  in  de  werken  van  het  Historisch 
genootschap,  te  Utrecht,  en  wel  in  de  Kronijk,  9^.  Jaargang  1853,  bladz.  67  en  vol- 
gende. Oe  heer  Leupe  zag  destjjds  slechts  eene  kop\j  van  het  stnk,  eerst  later  had 
h\j  gelegenheid  het  oorspronkelijke  op  het  R\|ks- archief  aan  te  treffen  en  daarbij  op 
te  merken,  dat  in  de  copij  eenige  onnaanwkeurigheden  waren  ingeslopen,  welke  even- 
wel van  geen  zeer  groot  gewigt  zijn. 

>  Fangéran  Ing-Ngala^ra,  Vorst-Legerhoofd.  Hij  die  in  1622  op  den  troon  van 
Mataram  zat,  was  vermoedelijk  Panembahan  Agoeng-SenHpati-ing-Ngalaga-Ngabdoer- 
rahman,  die,  zoo  als  uit  stnkken  van  het  Oud-Kol.  Archief  blQkt,  omstreeks  1625 
den  titel  aannam  van  Soesoehnan,  Apostel  (van  den  islam). 

*     Cheribon  en  Tegal. 

"     Pamanoekan. 


28iJ 

ons  int  seylen  met  2  praeuwen  aen  boort  gecomen  Qniej  Lura  ^  van 
Tegal,  dewelcke  ons  3  daegen  tot  Charabon  verwacht  hadde,  ver- 
haelende  den  Coninck  aengedient  te  hebben,  wy  eenenbrieffaenhem 
van  Syne  E.  hadden,  ende  soo  't  scheen  dat  desen  Qnieij  Lura  den 
inhout  van  den  brieff  tot  Batavia  eenighsins  verstaen  hadde ,  te  we- 
ten om  de  schnlden  te  innen  van  de  Chinesen,  hadde  den  Coninck 
hem  geantwoort  de  Chinesen  te  doen  betaelen  ende  dat  deselve  op- 
gebracht badden  ontrent  1000  rcaelen  van  achten,  ende  datter  aen 
ontbreecken  sonde  3  a  400  reaelen,  welcke  voors.  penningen  wy  int 
wederom  comen  van  den  Mataram  bequamelyck  souden  connen  eysschen. 

Dieselffde  ditto,  is  ons  aen  boort  gecomen  den  Sabandaer  ende 
Vicoza,  hebben  Vicoza  den  brieff  behandicht,  versochten  1  a  2  orang- 
baycq  ^  te  mogen  met  haar  aen  landt  gaen  by  den  jongen  Coninck , 
dewelcke  haer  dede  roepen,  is  sulcx  geschiet  ende  syn  derwaerts 
gegaen  P.  van  der  Eist  ende  M.  Wiltschut;  aen  landt  by  hem  co- 
mende  hebben  hem  aengedient  eenen  brieff  te  hebben  aen  den  Co- 
ninck ende  den  inhout  niet  wetende,  heeft  haer  wel  getrackteert  ende 
antwoorde  haer  den  Pangaran  Ratou  ^  op  de  jacht  naer  Pontong 
Java  *  te  syn  om  harten  te  vangen  j  ende  dat  hy  op  morgen  in  Syn 
Conincklycke  hoff  sonde  wesen. 

Aengaende  Vicoza  enz •    . 

2  July,  is  ons  des  morgens  aen  boort  gecomen  den  Sabandar  van 
Charabon,  wt  last  van  den  ouden  Coninck,  om  den  brieff  ende  de 
schenckagie  te  haelen,  dewelcke  des  nachts  thuys  gecomen  was, 
hebben  derhalven  ons  gereet  gemaeckt  ende  met  onse  boot  aen  landt 
gevaeren,  ende  eerlyck  int  hoff  by  den  ouden  Coningh  gebrocht. 

Int  hoff  coomende  wiert  gebootschapt,  wy  souden  binnen  coomen 
met  alle  onse  suite ,  onder  andere  quamen  eerst  int  hoff  by  d'eerste 
balley,  daer  was  den  jongen  Coninck  met  2  andere  jonge  quanten , 
die  dicht  by  malkandren  saten,  ende  voorts  veel  andere  Orang- 
qiays  ^,  geboot  den  jongen  Coninck  ons  neder  te  sitten,  tegens  hem 


Kiai  Loerah,  Overste  van  eene  landstreek. 
Orang  bsgikh,  goede,  deugdzame  lieden. 
Pangéran  Ratoe. 
Poenlgak  Tjaï  ? 
Orang  Kiai. 


.• 


•286 

over  op  een  mattieii,  met  alle  onse  soldaten  ende  Etnite,  in  haei  vc 
geweer,  verwachtende  dat  den  ouden  Coninck  ons  sonde  ontbiede 
riep  onder  andere  den  jongen  Coninck  my  alleen  bQ  hem,  Vic 
ende  den  Sabandaer  present  wesende,  vraechde  off  wy  wilden  na^ 
den  Mataram  reysen,  antwoorden  hem  onse  meyninge  sülcx  te  v4 
sen,  alsoo  hy  Syne  E.  selffs  ontboden  hadde  ende  Syne  E.  niet 
te  passé  en  was;  oock  gantsch  geoccnpeert  met  de  60  aencomed 
schepen  wt  't  Vaderlandt.  waervan  aireede  7  a  8  tot  Batavia  ge 
riveert  waeren,  andersins  Syne  E.  van  meyninge  was  selfiis  te 
men.  Waerop  hy  antwoorde  byaldien  Syne  E.  op  een  ander  tydt  vanl 
den  Mataram  ontbooden  wiert  ofte  hy  wel  sonde  coomen,  antwoorde 
hem  dat  snlcx  in  Syne  E.  believen  stondt,  ende  ick  niet  en  wist) 
watter  sonde  connen  geschieden;  liet  my  mede  vraeghen  door  Yicoza 
oft  de  Heer  Oenerael  wel  gesint  waere  een  jaerlycksen  tribayt  aeul 
den  Mataram  te  willen  contribneren,  antwoorde  hem  snlcx  niet  te- 
weten;  vraechde  mede  hoe  den  oorlogh  van  Bantam  tegenwoordigli 
was,  antwoorde  hem  dat  wy  met  haer  noyt  geen  offensive  oorlogb 
gehadt  hadden,  maer  defensive,  ende  byaldien  Syne  E.  met  haer 
oorlogh  wilde  voeren  daer  andere  middelen  inne  soude  ghebmycken, 
twelck  noyt  tot  desen  tyt  geschiet  was. 

,  Syn  wy  datelyck  binnen  met  ons  3n  (te  weten,  ick,  Pieter  van 
der  Eist  ende  M.  Wiltschnt)  van  den  onden  Coninck  ontbooden,  de 
resterende  van  onse  snite  bleven  ter  plaetse  bovengenoemt,  den  jon- 
gen Coninck  ginck  voor,  daemaer  wy  3,  volghden  ons  eenighe  van 
de  principaele  oranqnieays  achtemaer;  binnen  coomende  leverden 
den  brieff  van  Syne  E.  aen  den  ouden  Coninck,  liet  se  pnblycqvoor 
ons  alle  overlnyt  lesen,  verstaen  hebbende  den  inhondt  des  briefis  van 
Syne  E.,  antwoorde  dat  het  een  yeder  vry  stont  in  syn  gebiet  de 
schulden  te  eysschen,  ende  ten  laetsten  antwoorde  haer  te  doen  be- 
taelen,  'soo  haest  wy  wederom  van  Togal  souden  coomen. 

Verhaelende  onder  andere  wel  begerigh  te  wesen  om  een  HoUant- 
vrouwe  te  sien,  dat  se  derwaerts  eens  met  haer  man  mocht  gesonden 
worden  om  te  handelen,  ende  alsdan  haer  te  mogen  sien.  Oock  dat 
hy  geeme  een  van  de  gesondene  Goseratsche  peerden  soude  be- 
geren, indien  Syne  E.  daer  een  van  wilde  vercoopen,  waerop  hem 
antwoorde  dat  se  noch  heel  ongesien  ende  ongeleert  waeren,  doch 
watter  van  soude  syn,  soude  d'wtcompste  van  Syne  E.  verwachten. 


•• 


287 

;  m  De  schenckagie  als  per  resolutie  bedi*aegende  B.  41  van  achten 
^ii5j(ij,aen  goederen,  is  hen  soo  't  scheen  aengenaem  geweest,  begaefde 
>^2i^ï  ons  weder  met  10  a  12  clappusnooten,  15  groote  Chinese  orange- 
offr  appelen,   een  deel  watermeloenen,  snyckerriet,  siri  pinangh,  voorts 

r 

^^,^een  andere  woorden  gebruyckende.  Was  een  man  van  gedaente, 
,  i;^  out  wel  80  jaren,  clein  van  gestalte  ende  onsienlyck,  hielt  hem 
j^  ^  altoos  binnen  ende  en  qnam  niet  buyten  op  de  passeban  pitsiaeren  ^ 
,  r^  hebben  met  aller  eerbiedicheyt  onse  affscheyt  van  hem  genoomen 
tot  onse  wedercompste  van  de  Mataram,  om  de  schalden  alsdan 
naer  syn  beloffte  te  becoomen ,  verhaelde  van  geen  andere  dingen. 

Syn  wederomme  buyten  vertrocken,  Vicoza  ende  den  Sabandaer 
accompagnerende,  quamen  int  huys  van  Vicoza  om  d'andere  schenc- 
kagie aen  den  jongen  Coninck  te  behandigen,  twelck  aldaer  ten 
hnyse  gebrocht  wiert,  ende  syn  alsoo  derwaert  naer  den  jongen 
Coninck  toegegaen,  hebben  hem  die  overgelevert  met  behoorlycke 
eerbiedinge,  hem  mondelinge  seggende  Syne  E.  hem  sulcx  tot  een 
gedachtenisse  sondt,  ende  al  waeren  de  gaeven  cleyn  dat  hy  noch- 
tans Syne  E.  goede  harte  daeraen.conde  kennen.  Heeft  deselve  in 
danck  aengenomen,  Syne  E.  bedanckende,  afi^meerde  mede,  dat  de 
schulden  van  de  Chineesen  souden  voldaen  worden,  waertoe  hy  syn 
beste  soude  doen;  syn  mede  met  een  eerlyck  affscheyt  van  hem 
vertrocken  ende  alsoo  aen  boort  gevaeren,  om  snachts  als  de  lan- 
delycke  windt  waeyde,  naer  Togal  te  seylen.  Is  daema  Vicpza, 
ende  den  Sabandar  aen  boort  gecomen,  hebben  Vicoza,  alsoo  hy 
ons  versche  visch  ende  andere  dingen  aen  boort  gebracht  hadde, 
vereert  een  tapichiudes  met  een  goelongh,  ende  den  Sabandaer  die 
ons  scheen  toegedaen  te  wesen  met  2-  goelongs  ende  1  tapichindes , 
verhalende  voorts  dat  den  Coningh  niet  wel  genoomen  hadde,  dat 
wy  eerst  tot  Charabon  quaemen,  naerdien  den  Radja  Angalagga ,  ons 
ontbooden  hadde,  ende  dat  hy  voor  hem  vereert  was,  twelck  oock 
schynlyck  scheen  te  wesen  naer  ons  ooghmerck,  ende  Vicoza  ver- 
haelde dat  het  seecker  was  Radja  Angalagga  Syn  E.  ontboden  te 
hebben  ende  sulcx  sonder  twyffel  ende  waraghtigh  te  syn  (soo  hy 
verstaen  hadde)  den  brieff  wt  last  van  Radja  Angalagga  door  den 
Tommagon  van  Togal  aen  Syne  E.  geschreven  te  zyn;  des  nachts 
syn  t'seyl  gegaen  om  ons  reyse  naer  Togal  te  vervoorderen. 

*■     FasejiMUi  bijj&ra,  op  de  opene  gaanderij  of  gehoorzaal  beoraadslageu. 


i88 

3  ende  4  Jnlins  enz 

'5  ditto,  tegen  den  middagh,  syn  wy  op  dereede  voor  Togaigearri- 
veert  y  quaemen  aen  ons  boort  verscheyden  oranqniays,  seggende  van 
den  Tommagon  *  gesonden  te  syn,  ende  dat  alle  dingen  gereet  ge- 
maeckt  waeren,  dat  wy  datelyek  by  hem  sonden  coomen,  hebben 
derhalren  snlcx  niet  connen  affislaen,  .der^^aerts  gaende  met  onse 
suite,  syn  eerlyck  ontfangen  met  ontrent  .20  paerden  ende  ontrent 
60  a  70  mannen  te  voet,  ende  ontrent  10  a  12  mannen  met  piecken 
van  den  Tommagon  gingen  voor,  de  gongen  Inyden  in  plaets  van 
clocken,  ende  alsoo  syn  met  de  schenckagie  van  Syne  E.  naer  voren 
gereden,  was  een  cleyn  myll  van  den  zeecwt.  Daer  den  Tommagon 
woont,  is  een  open  dorp,  groot  ontrent  3  a  400  huysen,  syn  bij  hem 
gecomen  tegens  den  avont,  ons  eerlyck  onthaelende ,  geboot  ons  neder 
te  sitten  tegens  hem  over,  onder  syn  balley  op  een  mattien^  seyde 
ons  den  brieff  van  Syne  E.  door  Quiey  Lura  ontfangen  te  hebben 
ende  den  inhont  verstaen,  dat  Syne  E.  niet  wel  te  passé  en  was, 
ende  tegenwoordigh*  geoccnpeert  met  de  nienwe  aencomende  schepen 
wt  tvaderlandt,  om  hier  ende  daer  te  versenden,  antwoorde  tselve 
waer  te  wesen'  ende  ten  waere  snlcx  niet  belet  hadde,  sonde  selffs 
in  persoon  gecomen  hebben,  daerom  hy  eenige  van  syne  gecommit- 
teerde derwaerts  sondt,  om  te  vernemen  wat  Radja  Angalagga  gelieffde 
te  seggen,  ende  dat  wy  hem  naer  gelegentheyt  der  saecken  sonden 
contenteren,  antwoorde  dat  Radja  Angalagga  snlcx  van  harten  begeerde , 
willende  van  groote  gewichtige  saecken  spreecken,  ende  tot  solcken 
intentie  door  last  van  Radja  Angalagga,  hy  Syne  E.  ontboden  hadde. 

Hebben  de  schenckagie  van  Syne  E.  aen  den  Tommagon  van 
Togal'behandicht,  heeft  deselve  soo  't  scheen  in  danck  aengenomen, 
Syne  E.  daervoor  bedanckende. 

GaflF  daemaer  last  aen  synen  broeder,  dat  hy  ons  in  syn  hnys 
sonde  logeren,  syn  derhalven  met  hem  gegaen,  ende  aldaer  wiert 
ons  goet  tractament  gedaen.  Onder  't  praeten  met  desen  broeder 
ontrent  8  uren  in  den  avont ,  quam  den  Tommagon  in  persoon  geac- 
compagneert  met  ontrent  14  vrouwen  by  ons,  verhaelende  dat  alles 
sonder  twyflfel  wel  sonde  succederen  by  den  Radja  Angalagga.  Vraechde 
off  wy  geenen  brieff  aen  hem  en  hadden,  antwoorde,  dat  het  geen 


Toemenggoengt  titel  van  den  regent  of  Boepati  van  een  regentschap  of  landstreek. 


t^9 

maniere  en  vr«8  een  brieff  aen'  yemandt  te  brengen,  die  een  ander 
ontbiet,.  ende  dat  wy  verwachten  wat  Radja  Angalagga  te  icggen 
hadde,  dat  wQ  hem  daerop  sonde  goede  antwoorde  geven;  onder 
andere  seyde  hy,  dat  hy  eenen  brieffsondeschryvenaendenMataram, 
daerinne  verhaelende  tgeene  Syne  E.  aen  hem  geschreven  badderende 
dat  hy  self&  in  persoon  met  ons  naer  den  Mataram  sonde  reysen, 
ende  wy  souden  van  gelycken  den  brieff^  die  hy  aen  den  Mataram 
sont ,  in  onse  tale  mede  schryven  om  by  ons  te  hebben.  Waerop  wy 
hem  antwoorden,  dat  hy  daerin  sonde  doen  naer  syn  welgevallen , 
vraeghde  wat  schenckagie  wy  aen  den  Mataram  hadden,  antwoorden 
hem  dat  wy  een  eerlycke  schenckagie  van  Syne  E.  medegebracht 
hadden,  om  aen  Radja  Angalagga  te  behandigen;  was  soo  't  scheen 
begerigh  om  te  weten  wat  het  al  voor  goet  was,  antwoorden  hem 
eenighe  fraycheden;  syn  alsoo  gescheyden.  Is  wederom  naer  syn 
hnys  vertrocken  om  te  gaen  slaepen,  een  eerlyck  affscheyt  nemende, 
syn  daer  tot  syn  broeders  huys  gebleven,  ende  liet  datelyck,  naer 't 
vertreck  van  den  Tommagon,  eten  opdraegen  om  te  gaen  eeten ,  ende 
den  Tommagons  broeder  at  selffs  in  persoon  met  ons,  hadden  eenighe 
discoursen  van  Suckadana,  van  den  Tommagon  vanKendal,  Boroxa, 

dat  het  Syne  Conincklycke  Majesteits  last  niet  en  was  geweest  om 

» 

Suckadana  t'eenemael  inne  te  nemen,  maer  haer  met  dreygementen 
onder  syn  gebiet  ende  jaerlycx  tribuyt  te  brengen,  was  derhalven 
gesint  (alsoo  d'onde  ende  jonge  Coninginne  in  syn  handen  waeren) 
haer  wederom  tot  Suckadana  in  voorgaende  possessie  te  stellen;  de 
Mataram  hadde  int  innemen  van  Suckadana  verlooren  300  mannen 
ende  400  die  deerlyck  met  spatten gequest  waeren,  soodatter  dagelycx 
3  a  4  van  storven  door  de  vergiftige  pijlen,  enz 

8  ditto,  aen  landt  gevaeren  om  met  den  Tommagong  te  handelen 
van  syne  ende  onse  reyse,  is  anders  niet  wtgerecht  dan  beslooten 
op  den  13"  deser  des  morgens  te  verlrecken,  ende  syn  alsoo  des 
nachts  aen  landt  gebleven. 

9  Julius,  syn  wy  tegens  den  avont  aen  boort  gevaeren,  om  de 
goederen,  die  per  schenckagie  souden  gaen  naer  den  Mataram  te 
packen,  ende  voorder  onse  dingen,  die  wy  op  den  wegh  van  noode 
sonde  hebben,  mede  te  nemen. 

10  ditto,  met  malkandren  consulterende,  om  onse  reyse  naer  den 
Mataram  te  vervoorderen ,  alsoo  wy  niet  en  conden  bespooren  dan  dat 

IV.  19 


290 

siilckx  waerBchynljck  scheen  te  wesen,  is  op  dien  dagh  goel^iron* 
den  Radja  Angalagga  een  schenckagie  van  ontrent  .R>>.  780  aen  ver- 
scheydene  goederen,  die  wy  mede  gebracht  hebben ,  te  vereeren,  en 
een  deel  goets  oock  mede  te  nemen  om  by  den  Mataram  coomende, 
tsy  te  vercoopen  oft  aen  eenige  groote  M".  naer  gelegentheyt  te  ver- 
eeren,  ende  mede  een  deel  goets  ten  hnyse  yan  den  Tómmagon  tot 
onse  wedercompste  te  laten,  om  alsdan  ten  proffyte  van  de  Comp. 
vercocht  ie  mc^en  worden,  mede  alsoo  verstonden  onse  reyse  naer 
den  Mataram  wel  een  maent  sonde  aendraegen,  vonden  goet  't  jacht 
opt  spoedichste  naer  Batavia  te  senden,  om  Syne  E.  van  alles  te 
verwittigen;  syn  desen  dagh  aen  boort  besigh  geweest  met  packen. 

11  ditto,  zyn  besigh  geweest  om  Syne  E.  van  alles  t'adviseren 
ende  de  brieven  claer  te  maecken. 

12  ditto,  des  morgens  met  onse  bagagie  ende  goederen  gelyck 
aen  landt  gevaeren  ei^e  in  des  Tommagons  broeders  hnys  gebrocht, 
syn  datelyck  de  goederen,  die  gepackt  waeren,  aen  de  Javanen  ge- 
geven, om  wel  drooge  ende  opt  beste  te  bewaeren,  ende  onse  goe- 
deren, mede  de  resterende,  gaeven  in  syne  handen  gepackt  om  tot 
onse  wedercompste  te  bewaren,  twelck  hy  geeme  dede,  ende  seyde 
dat  wy  daer  geen  sorgh  voor  behoeffden  te  hebben,  alles  sonde  tot 
onse  wedercompste  wel  bewaert  worden;  hebben  des  avonts  de  brie- 
ven aen  Syne  E.  den  schipper  vant  jacht  gegeven,  om  soo  haest 
den  wint  goet  was,  naer  Batavia  te  seylen,  opt  spoedichste,  alsoo 
wy  op  morgen  onse  reyse  aennemen  naer  den  Mataram. 

13  Julins,  des  morgens  ontrent  7  nren  syn  met  ons  lln  door  den 
Tommagons  broeder  ontbooden,  om  onse  reyse  alsvooren  geseyt  is, 
aen  te  vangen.  Int  wtgaen  vernamen  den  Tómmagon  met  alle  syn 
volck ,  dat  hy  mede  sonde  nemen ,  vooniyt ,  waeren  ontrent  40  paerden, 
20  met  piecken,  daema  volghden  10  Javaenen  met  schilden,  den 
Tómmagon  reet  tnsschen  de  piecken  ende  schilden,  daer  waer  voor 
ons  elfPv^en  oock  11  paerden  bestelt,  gingen  daerop  sitten  endereden 
hem  soo  naer,  langhs  de  reviere  van  Togal,  ontrent  halffwegen  de 
strandt  ende  Togal  reden  wy  over  de  reviere  ende  sloegen  bosch- 
waerts  in  tot  op  de  strandt.  Wy  reden  langhs  deselve,  alwaer  van 
ons  scheyden  ontrent  10  oranquiays  te  paerde,  die  den  Tómmagon 
geaccompagneert  hadden,  wt  Togal,  naemen  aldaer  haer  aflbcheyt 
van  hem  ende,  wy  reden  voort  langhs  de  strandt  met  ontrent  300 


291 

mannen,  soo  te  voet  als  te  paerde^  reysden  dien  dagh  tot  ontren 
den  middagh  4  mylen,  aldaer  was  een  hnys  van  stroo  gemaeckt  om 
dien  naeht  inne  te  logeren,  ende  bleven  aldaer  snachts  met  alle  't 
volck;  wiert  dien  naermiddagh  dat  wy  daer  rusten  een  hart  gevan- 
gen ende  by  ons  gebraght,  aten  dien  avont  daervan,  hebben  dien 
dagh  geen  sonderlinge  woorden  met  den  Tommagon  gehadt. 

14  ditto.  Des  morgens  met  den  dageraet  reden  met  de  voorge- 
noemde tronpe,  wederom  langhs  de  strandt,  alwaer wy  3  verscheydene 
revieren  ontmoeten,  dan  geene  dorpen  ofte  huysen  vernomen,  3  my- 
len  gereden  hebbende  sloegen  bosehwaert  in  door  een  groote  reviere , 
vooraen  ontrent  \  ure  rydens  was  't  morassigh,  daemaer  hoochende 
schoon  landt;  1^  ure  rydens  daemaer  qnaemen  in  een  dorp  ge- 
naempt  Somber  ^,  alwaer  wy  dien  nacht  souden  logeren.  Dit  Som- 
ber is  een  dorp  van  ontrent  200  huysen,  staet  onder  't  gebiet  van 
den  oom  van  Pangaran  Angalagga,  hééft  ^een  clappusnooten,  noch 
pinanghboomen,  geen  reviere  van  versch  water,  dan  behelpen  haer 
met  cnylen  te  graven  in  d'aerde,  daer  compt  waeter  wt,  doch  is 
een  weinich  brack,  generen  haer  met  rys  te  planten,  waertoe  sy 
goede  gelegentheyt  hebben,  hebben  geen  sonderlinge  reden  met  den 
Tommagon  gehadt. 

15  ditto.  Des  morgens  met  den  daghe  van  Somber  vertrocken, 
vernamen  dat  dit  dorp  voor  ons  verssche  paerden  ende  voetvolck 
(om  de  schenckagie  aen  den  Mataram  ende  daer  benelfens  onse  ba- 
gagie  te  draeghen)  mosten  verschaffen,  om  't  volck  van  Togal  te 
ontlasten,  syn  alsoo  wederom  door  't  bosch  ende  schoone  wegen  ge- 
trocken,  tot  omtrent  den  middagh,  quamen  aldaer  in  een  dorp  ge- 
naempt  Pamalangh  ^  alwaer  wy  dien  nacht  souden  logeren.  Den 
Tommagon  seyde  my  dat  hy  soo  lancksaem  moste  reysen  om  't  volck 
dat  de  bagagie  droegh,  dat  deselve  gemackelyck  souden  connen  Vol- 
gen, ende  oock  omdat  de  sonne  alsdoen  op  't  heetste  was,  waerop 
ick  hem  antwoorde,  dat  hy  hier  inne  syn  believe  conde  doen.  Dit 
Pamalangh  is  eertyts  een  Coninckryck  op  sich  selffs  geweest  ende 
een  groote  sladt,  doch  nu  een  open  vleck  met  ontrent  200  huysen, 
dan  noch  eenige  huysen  de  reviere  op,  die  wy  niet  conden  tellen , 
heeft  een  seer  schoone  reviere,  groot  maer  ondicg;),  loopt  in^^CyWiUi 


^    Soember,  dorp  ia  Cheribon,  district  Losari. 

*     Pamalang,  thans  eene  adsutent-residentie  in  TagaL 


292 

eertyts  een  coopstadt  doen  de  Portugesen  op  Java  handelden,  hier 
vonden  veel  hananasboomeni  ^  maer  weinich  clappnsboomeny  alsoo 
het  t'eenemael  van  den  Mataram  in  tyden  van  oorlogh  is  verdestrueert, 
Btont  mede  onder  't  gebiet  van  den  oom  van  Pangaran  Angalagga, 
aldaer  was  eenen  Qniej  Lnra  gestelt  van  synent  wegen ,  die  't  opperste 
gebiet  hadde.  Is  alsdoen  niet  anders  gepasseert,  dan  wel  op  de 
Javaensche  maniere  onthaelt,  reysden  dien  dagh  naer  gissinge  ontrent 
4  mylen  styff. 

16  JnlinS;  's  morgens  ontrent  voor  sonnen  opganek  van  Pamalangh 
vertrocken,  alwaer  se  de  voorgaende  Javaenen  ende  paerden  mosten 
ontlasten  y  ende  syn  alsoo  boschwaerts  innegereden,  ontrent  3  mylen 
gereden  hebbende,  qnamen  in  een  dorp  genaempt  Wirade^a,  ^  daer 
waeren  ontrent  50  hnysen.  Dit  Wira-de^a  is  een  dorp,  de  stadt  leyt 
een  weinich  naer  't  geberghte,  ontrent  4  ^^  gaens,  heeft  een  schoone 
reviere,  aldaer  wierden  int  overvaren  van  de  reviere  versche  paerden 
bestelt,  ende  reden  alsoo  voorts,  eensdeels  door  't  bosch  ende  eens- 
deels door  schoone  plaetsen,  daer  veel  rys  gesaeyt  was,  waeren oock 
eenige  clappus-  ende  bananasboomen,  doch  niet  seer  veel.  Ontrent 
2  mylen  gereden  hebbende,  quaemen  in  een  dorp  genaempt  Peca- 
longangh,  alwaer  wy  dien  nacht  sonden  logeren.  Dit  Pecalongan 
heeft  oock  een  seer  schoone  riviere  loopende  in  zee,  van  daer  ontrent 
^  dag  reisens  heeft  seer  veel  clappusnooten  in  voller  abondantie, 
met  veel  saylant  om  rys  te  planten;  dit  volck  7301  altemael  slaven 
van  den  Pangaran  Madnra  Radja  '  ende  moeten  in  tyde  van  oor- 
logh alle  te  gelyck  op,  sonder  haer  salaris  te  geven,  behalven  eenighe 
die  t'huys  blyven  om  de  vrouwen  ende  kinderen  te  bewaeren.  Ditto 
des  avonte  over  de  maeltyt,  alsoo  wy  met  den  Tommagon  wt  een 
schootel  met  rys  aten,  ende  des  middaeghs  alleen  doordien  't  syn 
vasten  was,  vielen  eenige  discoursen  van  die  plaetsen  ende  gele- 
gentheyt  vant  volck,  dat  aen  d'andre  syde  vant  geberghte  woont , 
oft  die  oock  slaeven  waeren,  antwoorde  dat  die  mardickers  waeren 
ende  jaerlyks  tribnyt  aen  den  Mataram  gaeven  in  clapposolye  ofk 
geldt 9   alsoo  daer  veele  clappnsboomen  waeren,  geneerden  haer  met 

-  '     l^ang. 
»     Wira-désa,  districta-hoofdplaat»  in  PékalongAn. 

»     Pangéran  Mandoero  rectjo,  Jav.  vorstelijke  titel,  welke  voigen*  den  heer  Winter 
beteekeat:  'Bestendig  niendemke  vont." 


295 

olye  daenran  te  maecken  ende  vercochten  die  aen  geldt,  daennede 
behaelden  sy  haer  tribuyt  ende  waeren  niet  gebonden  ten  oorlogh 
te  gaen. 

17  Jnlins,  des  morgens ,  van  Pacalongan  alsvooren  voortgereden , 
door  versebeidene  cleine  revieren  beel  ondiep  ende  steenagbtigb ,  rontom 
veel  clappnsboomen  ende  saeylandt  van  rys ,  qnaemen  aen  3  verscbey- 
dene  eleine  dorpen ,  daer  wy  door  passeerden,  met  ontrent  5  a  6 
deyne  sprajrten  van  revieren,  qüaemen  in  een  dorp,  genaempt 
Batangb  ^,  ontrent  3  mylen  van  Pacalongan,  aldaer  logeerden  wy 
des  nacbts.  Dit  Batangb  beeft  mede  een  scboone  rivier,  docb  wei- 
nicb  buysen,  ontrent  200  met  veel  saylant  van  rys;  syn  daer  des 
nachts  gebleven,  omdat  bet  naeste  dorp  daer  verre  van  daen  lagb 
ende  de  sonne  beel  beet  sonde  syn;  voorder  oock  omdat  bet  volck 
met  de.bagagie  niet  en  sonden  connen  volgen. 

18  ditto  des  morgens,  van  Batangb  met  sonnescbjm  gereden, 
passeerde  veel  clappnsboomen  ende  verscbeyden  loopende  rivieren 
opwaert  naert  gebercbte,  vernamen  ontallycke  bamboesen,  den  wegb 
seer  moeyelyck  op  ende  nederwaerts,  dan  vemaemen  geen  vrucbt- 
baere  boomen,  dan  wel  wilde  vrucbten  onbequaem  om  tieten,  de 
wegen  waeren  doorgaens  scboon  affgebouwen  ende  over  de  rivieren 
ende  morasscben  waeren  bmggben  tegens  onse  compste  gemaect,  te 
weten  onder  van  balcken  ende  daer  van  gevlocbten  riet  een  decksel 
over,  seer  beqnaem  om  over  te  comen,  qnaemen  ontrent  den  mid- 
dagb  in  een  groot  dorp,  genaempt  Suba  *,  gelegen  in  een  valleye 
rontomme  van  't  gebercbte  beslooten,  daer  sonden  wy  des  nacbts 
logeren  enz 

19  Julins  des  morgens,  van  Saba  met  den  dagberaet,  wederom 
met  alle  de  peerden  ende  voetvolck  vertrocken,  qnamen  ontrent  11 
uren  in  een  dorp,  genaempt  Pakis  *,  alwaer  wy  dien  volgenden 
nacbt  sonden  logeren,  ontrent  12  nren  op  den  middacb  vernam  den 
Tommagon  Boroxa  van  Eendal,  boe  de  Koninck  niet  wel  te  vreden 
en  was  over  de  goederen  ende  diamanten,  die  by  in  't  veroveren 
van   Snckadana  gecregen  badde,  ende  dat  by  bem  leugens  wys  ge- 


*■    Batang ,   tegenwoordig   hoofdplaats   van   een   regentschap ,   ligt   ongeveer  op  6 
palen  van  Pékalongan. 

*    Soeha,  district-hooMpIaats  in  Pékalongan. 

'     Pakkies ,  de  plaats  van  dit  Pakkies  durf  ik  niet  te  bepalen. 


294 

raaeckt  hadde,  dat  hy  geen  diamanten  meer  gehadt  en  hadde, 
ak.  hy  aen  den  Mataram  gelevert  en  badde,  daer  den  Coninck 
nochtans  beter  van  wiste,  want  hy  hadde  sulcx  yerstaen  wt  den 
mont  van  de  Coninginne  van  Snccadana  selfBsi,  datter  veel  meer 
mosten  wesen. 

Denselffden  ditto,  verhaelde  my  den  Tommagon  van  des  Comp«. 
goederen  van  Snekadana,  hoe  dal  het  daermede  gegaen  was,  seyde 
het  seecker  ende  waer  te  syn,  dat  ons  volck  thuys  selfis  in  brandt 
gesteecken  hadden,  ende  waeren  alsoo  gevlucht,  doch  int  branden 
waeren  de  dienaers  van  den  Tommagon  Boroza  int  hnys  gecomen, 
ende  hadden  enige  kistkens  met  yser  beslaegen  gevcmden  ende  geopent, 
daer  was  inne  5  gantangh  sandtgoudt  ende  noch  een  kist  met  5000 
realen  in  contant,  met  eenigh  root  scharlaecken  ende  andere  kleederen, 
de  qnantiteyt  hiervan  niet  wetende,  dit  alles  hadde  den  Tommagon 
Boroza  ^  met  hem  naer  Rendal  genomen,  dan  hadden  geen  diamanten 
vemoomen  enz.  .- 

Dit  dorp  Pakis  is  mede  een  cleen  dorp  met  weinich  clappusboomen 
versien,  dan  leyt  in  een  groote  valeye  heel  langh,  daer  veel  ri)s  stont , 
reysden  dien  dagh  ontrent  4  mylen  bergh  op  ende  neder,  ons  ont- 
moeten verscheyden  rivieren  daer  wy  doorreden,  tusschen  Suba  ende 
Pakis  laegen  noch  5  a  6  cleine  dorpen  aen  de  rechte  handt  naer  't 
geberghte,  die  wy  van  verre  saegen,  't  landt  was  met  ontallycke 
menichte  van  rys  besaeyt,  doch  vemaemen  niet  veel  volck. 

20  Julins  des  morgens,  wederom  van  Pakis  vertrocken,  oostwaert 
aen  door't  geberghte,  aen  de  rechte  handt  streckte  hem  de  valleye 
noch  van  ÏPakis  ontrent  1|  mijl,  daer  veel  rys  stpndt ,  quaemen  naerdat 
wy  3  a  4  mylen  gereden  hadden  op  de  hoochte  van  Kendal,^  ende 
sloegen  alsdoen  boschwaert  in  naer  't  geberghte,  daer  was  eenen 
seer  hooghen  bergh  daer  wy  over  mosten,  ^  gingen  alsdoen  van  de 
paerden  door  de  schrickelycke  steylte,  de  paerden  hadden  sooveele 
te  doen  met  haer  ledige  lyfF  om  daerop  te  comen  als  sy  doen  mochten 
ende  wy  oock,  clommen  op  handen  ende  voeten  alsoo  naer  boven. 
Hierover  coomende  ontrent  een  myle  weeghs  was  noch  een  cleen 


^     Boe-raksa  of  Boe-reksa ,  landbeschermer. 

*  Wordt  hier  liet  landschap  Keadal  of  wel  deherg  Kendal,  een  oude  Terhevings- 
krater  hedoeld  P    Be  stad  Kendal  kan  het  moe^d^k  s\^ii  geweest. 

*  Vermoedel^k  het  Sjieag-gehergte. 


295 

dorp  f  saegen  we3rnich  ryslandi,  reden  alsdoen  eenen  geer  moeyelycken 
wegh  bergh  op  ende  neder,  met  verscheydencleyne  revieren,  quaemen 
ontrent  den  middagh  in  een  dorp  genaempt  Tralangong,  ^  daer  wy 
dien  nacht  souden  logeren.,  reysden  dien  dagh  ontrent  4  mylen,  aldaer 
comende  was  een  schoone  gelegentheyt  voor  ons  bereyt.  Tralangong 
is  een  dorp  van  ontrent  200  huysen,  met  veel  ryslant  rontomme 
besaeyt,  ende  hier  en  daer  verscheydene  andere  dorpen. 

21  ditto,  des  morgens,  met  den  daghe  wederom  vertrocken  bergh 
op  ende  neder,  een  seer  moeyelycken  wegh,  qnamen  ontrent  naer3 
mylen  rydens,  op  een  plaetse  daer  een  viercante  plaets  was,  ront- 
omme   met  swalpen'^beset;  daer  lagh  de  wachte  van  Pangaran  An- 
galagga,  daer  alle  tvolck  moste  door  passeeren,  die  van  den  Mataram 
ende    andere  omliggende  vlecken  naer  den  zeestrandt  wilden,  ende 
er   vermochten  geen  peerden,  koyen,  buffels,  noch  vrouwen  door  te 
laten ,  sonder  een  brieffken  te  hebben  van  de  plaets  daer  se  die  ge- 
cocht   hadden.    Tusschen  dit  voorverhaelde  dorp  ende  dese  plaets 
ontmoeteden  ons  menichte  van  volck,  die  gelaeden  waeren  met  alder- 
hande   goederen,   reden  voort  ende  quamen  in  een  dorp  genaempt 
Tatiam   ^  daer  den  Tommagon  t'sandaelen  hout  ende  de  kiste  vont 
ende  hadde  daer  wel  3  daegen  geweest,  was  seer  verstoort  omdat 
het  volck  van  dat  dorp  het  niet  en  hadden  voortgedraeghen,  liet  da- 
t^lyck  den  oversten  gebonden  by  hem  brengen  ende  settense  soo  aen   • 
paelen  gebonden  met  rottingen ,  onder  andere  was  er  een  Javaen,  die  de 
cris  wthaelde  int  vangen  van  syn  volck  ende  wilde  amoc  spelen, 
sloegen  hem  heftelyck  met  stocken ,  soodat  hy  deerlyck  aen  syn  hooft 
gequest  wiert  ende  alsoo  gebonden,  daemaer  soo  wierden  d'andere 
los  gelaeten  ende  den  eenen,  die  soo  gequest  was  met  een  van  des 
Tommagons  eygen  slaeven,  die  met  dit  goet  was  gegaen  ende  niet 
vervoordert  hadde,  dat  het  voortgedraegen  wiert,  wierden  daer  in 
hechtenisse  aen  den  oversten  door  last  van  den  Tommagon  gelaten, 
tot  naerder  ordre  van  hem,  alsoo  hy  den  Eeyser  sulcx  aendienen 
soude.    Datelyck  quaemen  ontrent  100  mannen  om  dit  goet  te  drae- 
gen, gingen  datelyck  te  paerde  ende  quaemen  ontrent  12  uren  in  • 


'     IJatoer-Lsngong  P    op  de  topograpUsclie  kaart  der  residentie  Kadoe  T^nüeld  o^ 
deo  w^  naar  Flantoengan  ?    ' 

*    Dit  dorp  weet  ik  niet  te  bepalen,  de  naam  is  kenneiDk  oern^t. 


206 

een  dorp  genaempt  Juma  ^,  daer  wy  dien' nacht  souden  logeren. 
Van  de  TOorn.  plaets  daer  wy  den  voorgaenden  nacht  logeerden  tot 
dit  dorp  was  ontallycke  menichte  van  rys  gesaeyt,  den  geheelen 
wegh  over;  wy  deden  desen  dagh  ontrent  6  mylen,  ende  lieten  S'. 
Wiltschnt  aldaer,  alsoo  swaerlyck  cranck  was,  ende  niet  over  wegh 
conde  coomen  door  den  heftigen  bloetganck,  ginck  in  een  etmaelwel 
30  reysen  ter  camer,  lieten  mede  by  hem  2  yan  onse  swarten  ende 
gaven  hem  10  R.  contant ,  2  cain  goelongs  ende  een  catti  amphion 
om  aldaer  syn  gemack  ende  rost  te  hebben  tot  onse  wedercompste  ^ 
oft  by  aldien  het  beter  werde  sonde  hy  ons  volgen;  daer  wierden 
oock  3  a  4  Javaenen  van  des  Tommagons  voEck  aldaer  belast  om 
goede  opsicht  op  hem  te  nemen. 

22  Jnlins,  des  morgens,  wederom  van  Juma  vertrocken,  vernamen 
rontom  veele  cleyne  dorpen  ende  overal  ontallycke  menichte  van  rys , 
daer  se  mede  doende  waeren  om  in  de  hnysen  te  brengen ,  was  ront- 
omme  een  seer  schoon  landt,  ons  ontmoeteden  aldaer  langhs  den 
wegh  menichte  van  volck  al  geladen  met  goet,  oock  vernamen  veel 
paerden,  koyen  ende  buffels  by  menighte  ende  quaemen  ontrent  den 
middagh  in  een  dorp  genaempt  t^akiswieringh  ^.  Dit  Pakiswieringh 
is  een  cleen  dorp  sonder  clappnsboomen,  daer  souden  wy  logeren; 
aldaer  wesende  quam  den  Tommagon  by  my  ende  seyde ,  dat  hy  van 
sins  waere  op  moigen  heel  vroech  voorwt  naer  den  Mataram  te  tree- 
ken,  om  hem  mondelinghe  onse  compste  aen  te  dienen,  waerop  hem 
antwoorde,  dat  hy  daerinne  syn  welgevallen  cost  doen,  onder  andere 
seyde  mede,  als  ick  by  den  Mataram  quam,  eerst  soude  hoeren  wat 
hy  te  seggen  hadde,  ende  dat  van  geenige  dingen  soude  mentie 
maecken,  te  weten  van  Suckadana  off  yet  anders,  dan  dat  den  Ma- 
taram souden  betien  (?)  laten,  hy  soude  sulcx  wt  syn  eygen  selff 
wel  verhaelen*  Waerop  hem  antwoorde ,  dat  wy  daerinne  souden  doen 
hetgeene  ons  daerinne  te  doene  stondt,  verhaelde  mede  dat  hy  op 
seeckeren  tyt  by  den  Mataram  was,  ende  den  Olnballangh  ^  van 
Japara  was  daermede  ende  reden  te  paerde  als  oft  se  toumoyden, 
dat  daer  een  brieff  quam  van  Japara  aen  Quiey  de  Mang  Laxaman- 


'     Djoemo,  in  de  residentie  Kadoe ,  regentschap  Temuiggoeng ,  district  Lempo^ang, 
met  Tfiiie  van  Nga-dixe4Jo. 

»    Pakldes ,  in  Kadoe ,  distriet  Ballak  P 

*     Hoeloeb&lang ,  hoofdofficier ,  legerhoofd ,  ook  yoorvechter. 


29T 

na    ^  ,   dat  de  Hollanders  aldaer  2  van  syne  joncken  verbrandt  had- 
den   ende  5  mannen  dootgeslaegen.    Desen  Qniey  de  Mang  gaff  den 
biieff  aen  den  Mataram,  denselven  gaff  se  aen  syne  dienaers  om  te 
bewaeren;  daemaer  als  hy  vant  peert  affginek  las  den  brieff,  ende 
seyde ,  dat  hy  daeraen  twyffelde  off  de  Hollanders  snlcx  gedaen  had- 
den,   geboot   datelyck  aen  desen  Tommagon  van  Togal,  dat  hy  te 
poste  na  Japara  sonde  gaen  om  te  sien  hoe  't  daermede  was,  qnam 
wederomme  ende  seyde  dat  het  2  joncken  van  Benjermassm  waeren 
ende  niet  des  Olnballanghs  joncken ,  dan  de  5  mannen  die  daer  doot 
gebleven  syn  waeren  van  hem  gesonden  om  te  helpen,  ende  seyde 
voorder  aen  den  Mataram ,  dal  die  van  Benjermassin  onse  groote  vy- 
anden  waeren;  dit  is  alsoo  blyven  steecken,  seyde  ons  mede, als wy 
by    den  Mataram  qnaemen  ende  hy  ons  yet  wat  hart  toesprack  van 
dingen,  die  gepasseert  waeren,  dat  wy  seggen  souden ,  dat  alles  onder 
hem  stondt,  soo  d'Engelschen  als  wy;  waerop  hem  antwoorde  datwy 
daerinne  souden  doen  't  geene  ons  goet  docht,  ende  den  last  volgen, 
die  wy  van  Syne  E.  hadden,  syn  alsoo  gescheyden,  wy  deden  desen 
dagh  ontrent  4  groote  mylen. 

23  Julius,  des  morgens  ontrent  2  uren,  is  den  Tommagon  met 
eenighe  van  syn  volck  voorwt  gereden  om  dien  dagh  des  avonts  by 
den  Mataram  te  wesen,  ende  hem  van  onse  compste  verwittigen, 
aldaer  synde,  sonde  ons  des  anderen  daeghs  een  poste  senden,  liet 
by  ons,  twee  van  syne  principalen,  dese  waeren  Quiey  Lura  ende 
Arcentacca  ^  ende  eenigh  van  sjm  volck  om  ons  te  geleyden  ende 
bewaeren,  met  den  dagh  gingen  te  paerde  met  alle  't  ander  volck, 
die  't  goet  ende  onse  bagagie  droegen,  passeerden  een  schoone  wegh 
mèt  veel  rys  besaeyt,  soo  verre  men  sien  conde  ende  veele  dorpen, 
oock  veel  bestiael,  qnaemen  in  een  dorp  genaempt  Piaman ,  daer  wy 
versche  peerden  gereet  vonden,  ende  ander  volk  om  de  goederen  te. 
draegen,  rede^  wederom  van  daer  ende  passeerden  veel  ryslandt 
800  verre  wy  konden  oversien,  oock  menichte  van  volck,  die  ons  te 
gemoet  quaemen ,  gelaeden  met  goederen  op  haere  schouders ,  qnaemen 
ontrent  ten   10  uren  in  een  dorp,  genaempt  Tidar,  *  daer  wy  wat 


^     Kiai  DemoDg  Lakhsam^aa ,  opperhoofd  over  de  zeezaken ,  vlootvoogd. 

*  Ars-antaka,  die  bereid  is  in  den  dood  te  gaan,  naam  van  een  krijgaoverste. 

*  Tidar,  dorp  bg  den  berg  Tidar  in  de  residentie  Kadoe,   regentschap  en  district 
Magelang.' 


298 

aten  eiide  reden,  iiaer  den  eten/  wederom  van  daer/  saegen  aen 
beyde  syden  van  ons  veele   dorpen  hij  menichten  ende  veel  vee 
qnamen  ontrent  2  uren   daemaer  in  een  dorp  genaempt  Snkerbe,    ^ 
alwaer  wy  dien  nacht  souden  logeren ,  dit  was  een  groot  dorp  waervan 
overste  was  eenen  Quiey  Lura  ELnebee.  ' 

24  JuliuSy  des  morgens,  reden  wederom  van  Sukerbe,  vernamen 
veele  dorpen,  aen  aUe  canten  rontomme,  ende  ons  ontmoeten  veel 
volcx  by  menichte,  geladen  met  goederen  ende  onder  andere  veel 
vrouwen,  my  wiert  geseyt  dat  als  de  mannen  wt  waeren  ter  oorlogh, 
dat  de  vrouwen  ende  kinderen  de  oost  voor  haer  ende  mans  mosten 
soecken.  Hier  overal  was  menicbte  van  rys,  sooveel  wy  oversien 
konden,  dan  vemaemen  geen  clappusboomenoftseerweynich,  qnaemen 
ontrent  10  uuren  in  een  seer  groot  dorp  genaempt  Touraian,  ^  daer 
souden  wy  vernachten  ende  verwachten  om  bescheit  van  den  Tommagon. 
In  't  incomen  van  dit  groot  dorp  waeren  Javaenen,  die  eerst  onse 
persoenen  aen  haeren  Mr.  Quiey  du  pati  Mandura  Radia  ^  wilden 
te  kennen  geven ,  ende  onder  anderen  quam  een  jongen  van  de  stadt 
daer  den  Mataram  leyt,  dese  jongen  was  een  slaeve  van  den  soone 
van  Quiey  du  pati  Mandura  Ra^ja,  was  gequest  door  buscmyt  ende 
wiert  wederom  gesonden  aen  synen  vader  om  by  hem  geneesen  te 
worden.  Wy  vraechde  hem  wat  nieuws  ende  oft  tgeruchte  van  ons 
aldaer  was,  antwoorde  daervan  niet  gehoort  te  hebben,  dan  dat 
Quiey  du  patj  Madura  Ra^a  (soo  haest  de  vasten  wt  was)  wilde 
met  menicbte  van  volck  naer  Surbaya  vertrecken,  met  30  stucken 
geschutt,  ende  souden  oock  medenemen  de  3  ....  tot  Suckadana 
verovert,  dan  die  waeren  noch  tot  Kendal  ende  souden  opt  spoedichste 
herwaarts  comen,  syn  voorder  in  ditto  dorp  gebleven  tot  dat  van  den 
Tommagon  ontbooden  souden  worden.  In  dit  dorp  waeren  veel  huisen, 
dan  weinich  mansvolck,  want  alle  't  volck  was  by  den  Mataram, 
reysden  dien  dagh  ontrent  3  mylen,  door  veel  ryslandt  ende  dorpen, 
rontomme  seer  schoon  landt. 


1  '  Ook  de  benaming  van  deze  plaats  weet  ik  niet  tot  den  oorspronkelijken  vorm 
terug  te  brengen.  Kan  het  z\jn  Soomoketro ,  dorp^  in  de  residentie  Kadoe ,  in  het 
zuidelijke  distrikt  RemamehP 

*  Ngabéi,  titel  van  een  hoofd,  die  een  aantal  andere  hoofden  onder  zich  heeft. 

*  Toeraljek  of  Toengangon  of  Joemaran  P  alle  doipen  in  het  district  Sleinan  van 
Djo<jokarta. 

^     Kiai  Adipati  (of  Dipati)  Mandoero  rodjo. 


299 

25  ditte,  ontrent  naer  den  middagh  wiert  eenen  expressen  gesonden 
van  Pangaran  Mandura  Radja^  die  het  dorp  toeqnam,  dat  sy  ons 
souden  laten  passeren,  om  naerder  by  de  stadt  te  wesen,  om  als  ons 
den  Ck>ninck  Angalagga  sonde'  ontbieden,  wy  dicht  by  der  handt 
souden  syn,  reden  ontrent  2  nren  ende  qnaemen  in  een  dorp  genaempt 
Ariapamat;  ^  bleven  dien  nacht  aldaer;  dit  dorp  was  mede  cleyn 
ende  onderweeghs  vernamen  desgelyckx  veel  andere  dorpen  rontom 
ende  veel  ryslandt,  met  menighte  van  volck,  die  ons  geladen  ont- 
moeteden. 

26  Jnly,  tegens  den  dagh  ontrent  3  nren  reden  van  Ariapamat 
met   maneschyn,  qnaemen  ontrent  9  nren  voormiddagh  in  een  dorp 
genaempt  Pingit,  ^  daer  wy  souden  blyven  tot  dat  van  den  Coninck 
ontboden  wierden,  saegen  met  den  dagh  menichte  van  mannen  ende 
vrouwen,  geladen  om  hare  coopmanschappen  ter  merckt  te  venten, 
oock    veel   rys  ende  eleene  dorpen,   doch  weynich  clappnsboomen, 
ontmoeten  ons  onderweeghs  4  carren  geladen  met  padi  ende  rys, 
daer  gingen  voor  elcke  carré  8bnffels,  ingespannen  op  sulcken  maniere 
als   6  a  8  peerden  in  Hollandt  voor  de  wagens  ende  coetsen  gaen, 
doch  dese  hadden  maer  2  wielen ;  ons  ontmoeteden  overal  veel  cleyne 
revieren  by  menichte,  onderweeghs  qnam  een  man  met  eenen  brieff 
van  Quiey  Mandnra  Ra^a,  dat  wij  tot  Tourayan  niet  souden  ver- 
toeven, maer  opt  spoedighste  voortvaeren,  om  by  der  handt  te  wesen, 
ende  dat  die  van  dat  dorp  ons  souden  laten  passeren,  denselven ditto 
tegen  den  avont  quam  eenen  expressen  met  eenen  brieff  van  den 
Tommagon  van  Togal  aen  Quiey  Lnra  ende  Arcentacke ,  dat  wy  wel 
te  vreden  souden  wesen ,  dat  hy  den  Eeizer'noch  selffs  niet  gesproocken 
en  hadde,  doordien  hem  thooft  wat  seer  dede  ende  dat  syn  volck 
goede  opsicht  op  ons  sonde  hebben,  dat  ons  van  niemant  geen  over- 
last gedaen  wiert,  dat  hy  desen  dagh  by  den  Coninck  sonde  gaen 
ende   ons   daemaer  snlcx  laten  weten,  syn  alsoo  dien  nacht  daer 
gebleven. 

27   ditto,   verstonden   van  Quiey  Lura   dat  de   Coninginne  van 
Suckadana  hier  in  dit   dorp  Pingit  haer  logement  hadde,  doch  in 


*  Deze  plaats  weet  ik  niet  te  bepalen. 

*  Pingit,  deze  plaats  kan  niet  z^n  Pingit  in  Salatiga;  ik  vennöed  dat  dit  dorp 
genaamd  was  Penging  aan  de  rivier  Djenes,  op  gningen  alatand  Tan  het  oade 
Karta-Socra. 


$00 

bewaienderhandt  vsn  't  yolck  van  Rendal,  ende  dat  se  als  de  vasten 
wt  was,  wederom  naer  Sackadana  sonde  vertrecken,  eenige  van 
haere  slaeven  waeren  al  derwaerts  vertrocken,  bleven  in  dit  dorp 
dien  nacht  mede,  om  breeder  bescheet  te  verwachten.  Dit  dorp  heeft 
een  cleen  begryp,  dan  veel  dooi^anghs  van  d'omliggende  plaetsen 
om  haere  goederen  naer  de  stadt  ter  marckt  te  brengen.  Hier 
qnamen  door  gepasseert  die  van  Sabandangh  ^j  welcke  ontrent  een 
maent  onderweeghs  geweest  waeren,  alle  met  goederen  op  haere 
schenders  geladen  om  in  de  stadt,  genaempt  Cartha,  te  vereoopen. 
Vernamen  mede  veel  karren,  geladen  met  padi  ende  andere  coop- 
manschappen,  voor  de  karren  gingen  6  a  8  bnffels,  saegen  oock 
veele  groote  m'".  met  kittesolen  daerdoor  passeren,  onder  andere 
oock  veel  vrouwen  die  gedraegen  wierden,  waer  dat  naervolghde 
een  groeten  oliphant  daer  een  huysken  op  stondt,  met  eene  vronwe 
daerin,  seyden  ons,  deselve  een  onlaballanghs  vrouwe  te  ayn,  die 
naer  haer  hoffstede  ende  ryslant  reet. 

28  Julius,  niet  sonderlinge  gepasseert,  dan  vertoeffden  in  dit  dorp 
Pingit  op  bescheet  van  den  Tommagon,  vemaemen  hier  noch  groote 
menichte  van  volck  door  dit  dorp  passerende  met  haere  coopman- 
schappen,  mitsgaders  veel  gelaeden  carren. 

29  ditto,  wiert  Qiney  Lura  ontbooden  van  den  Tommagon  tot 
Cartha  ^  ende  quam  tegens  den  avont  wederom,  seyde  dat  den 
Tommagon  by  den  Coninck  geweest  waere,  ende  dat  hy  ons  hadde 
geroepen,  dan  alsoo  het  iegenwoordigh  syn  vasten  wajs,  dat  wy  in 
dit  dorp  Pingit  souden  vertoeven  totdat  de  vasteh  wt  waere,  waertoe 
noch  9  a  10  daegen  waeren ;  denselven  Quiey  Lura  bracht  eenen 
brieff  aen  my  van  Wiltschut,  die  wy  sieckelyck  onderweeghs  tot 
Juma  gelaten  hadden,  waerinne  hy  versocht  wederom  naer  Togal 
te  mogen  keeren,  twelck  wy  goetvonden.  Onder  dese  dingen,  seyde 
Quiey  Lura  dat  wy  op  een  ander  plaets  in  dit  dorp  souden  logeren, 
alsoo  wy  daer  dicht  by  den  wegh  waeren  ende  van  veel  volck  ge- 
sien  wierden ,  die  daer  langhs  passeerden  ende  den  Coninck  ons  nocb 
niet  gesien  en  hadde.  Quiey  Lura  brocht  mede  een  memoriken 
van  den  Tommagon,  daerinne  stondt  dat  hy  van  sins  waere byd'an- 


*■     Samarangh  of  SoemadaogP 

»     Karta-Soera-bs-di-Ningrst,   em   zevental  palen  meer  westelijk  gelegen,  dan  bei 
tegenwoordige  Soerakarta. 


301 

dere  sch6nekagie  noch  toe  te  doen,  dit  ntervolgende  om  aen  den 
Coninck  te  vereeren:  2  spiegels,  20  cassen,  10  pistolen,  16  pont 
rassa  malla,  10  sarassa  gonbar,  ende  byaldien  ick  daer  niet  toe  en 
verstont,  dat  hy  sulcx  vant  syne  sonde  doen,  doch  verwachtende 
dat  S.  E.  aen  hem  snlcx  sonde  recompenseren,  ick  antwoorde  hem 
hierop  door  Quiey  Arcentacka  dat  ick  sulcx  niet  derffde  doen, 
doordien  ick  onder  Syne  E.  stont  ende  de  schenckagie ,  die  van  Syne 
E.  aen  den  Mataram  gesonden  was,  daermede  een  groote  schande 
ende  oneer  sonde  aendoen,  ende  ick  niet  en  derffde  bestaen  de 
schenckagie  te  vermeerderen  ofte  verminderen,  waeromme  hy  my 
STÜcx  ten  besten  sonde  gelieven  te  houden. 

30  ditto,  des  morgens,  syn  vertrocken  van  dese  plaets  ende  wierden 
daertegens  overgebracht  om  aldaer  voor  9  a  10  daeghen  te  logeren , 
totdat  wy  van  den  Mataram  ontbooden  wierden,  ende  denselffden 
ditto  vertrock  Arcentacka  naer  den  Tommagon,  hem  de  bootschap 
brengende,  quam  ontrent  tegens  den  avont  wederom  ende  seyde  dat 
den  Tommagon  met  my  daerkme  overeenquam  van  de  voorgedaene 
antwoorde. 

31  Jnly,  is  sonderlinghs  niet  gepasseert,  dan  dede  een  deel  hoen- 
ders, potten  ende  pannen,  rys  ende  andere  nootwendicheden  coopen 
tot  onse  provisie  alhier,  't  goet  was  hier  heel  dier  ende  weynich  te 
becomen,  de  reaelen  van  achten  wierden  vercocht  voor  7000  pitties 
ende  cochten  7  a  8  hoenders  voor  een  reaeL 

Augustus,  a«.  1622. 
.  Primo  Augusto,  noch  int  ^oorgaende  dorp  gebleven  om  te  wachten 
dat  haere  vasten  wt  sonde  wesen,  om  alsdan  ontbooden  te  worden, 
vemaemen  van  een  van  onse  swarten ,  die  dagelicx  ter  marckt  ginck , 
als  dat  hy  verstaen  hadde  van  een  van  de  slaeven,  die  gemeenlyck 
met  hem  ginck,  als  dat  den  Mataram  verstoort  was  op  den  Tom< 
magon,  wat  dat  hy  de  Hollanders  daer  in  syn  landt  hadde  te  bren- 
gen naerdien  't  syne  vyanden  v(aeren,  derhalven  den  Coninck  geen 
bescheet  aen  ditto  Tommagon  gegeven  hadde;  wy  vermoeden  met 
den  eersten  hiervan  yets  te  syn,  want  de  Javanen  liepen  seer  om 
ons  te  sien  ende  saghen  heel  suer,  doch  watter  van  syn  sal,  leert 
den  tyt:  sonden  dien  dach  antwoort  op  den  brieff  van  Wiltschudt, 
dat  hy  hem  naer  Togal  sonde  vervoegen  met  een  swart  ende  den 
andereu  herwaert  senden. 


•502 

2  ditto,  gansch  niet  ^passeert  ^  dan  bleven  hier  stille  in  dit  dorp 
liggen,  rontom  wel  met  wacht  bewaert,  om,  800  se  ons seyden  datter 
geen  dieven  inne   sonden  comen  om  yetwat  te  steelen.    Aengaende 

* 

den   Tommagon  liet  ons  niet  met   allen  seggeü,  dan  sont  altemet 
5  a  6  hoenders,  die  men  ons  behandigen  sonde. 

3  ditto,  qnam  Arcentacka  tegens  den  avont  van  den  TommagoD, 
bootschapte  ons  dat  den  Tommagon  by  den  Goninck  Angalagga  ge- 
weest was  ende  hem  gevraecht,  hoeveel  volck  van  de  Hollanders 
datter  tot  Pingit  waeren,  hadde  hem  geantwoort  8  ende  3  tot  Jnma, 
waeronder  den  fetor  heel  cranck  was;  den  Coninck  hadde  tot  den 
Tommagon  geseyt,  dat  hy  ons  goet  tractement  sonde  doen  ende  wel 
bewaeren  opdat  ons  niemandt  eenigh  leedt  aandeede,  hy  hadde  nn 
veel  te  doen,  dan  soo  haest  de  vasten  wt  waeren,  sonde  ons  ont- 
bieden; Qniey  Arcentacka  seyde  mede,  dat  het  gemchte  overal  ginck 
dat  den  Koninck  Angalagga  in  persoon  naer  Snl*baya  wilde  gaen, 
als  de  vasten  wt  waeren  ende  deden  ontbieden  100  mannen  van 
Togal  om  goederen  ende  eetwaeren  te  draeghen. 

4  Angnsto,  niet  gepasseert,  dan  qnam  by  ons  een  man  ende  vronwe 
met  haere  kinderen  van  Suckadana,  die  ons  badt  om  eenaelmoesse^ 
alsoo  hy  eertyts  de  Hollanders  veel  goets  gedaen  hadde,  ende  na 
door  de  veroveringhe  heel  pover  ende  arm  geworden  was;  doch 
sonde  op  dato  vertrecken  naer  Kendal  om  alsoo  wederomme  naer 
Snckadana  te  gaen,  hy  hadde  by  den  Koninck  geweest  ende  den 
eet  van  getronwigheyt  gedaen;  wy  gaeven  hem  ^  reael  van  8**  ende 
vraechden  hem  naer  ons  volck,  hy  antwoorde  dat  se  gevlnght  wae- 
ren, wiert  datelyck  van  Qniey  Lnra  geheeten  dat  hy  van  die  saecke 
sonde  stilzwygen  ende  gansch  niet  tegen  ons  seggen,  hetende  hem 
voort  weghgaen,  was  derhalven  seer  voor  haer  bevreest  ende  ver- 
trock  alsoo,  ons  seer  bedanckende. 

5  ditto,  gansch  niet  gepasseert. 

6  ditto,  qnam  tydlnge  van  Martinns  Wiltschnt  van  Jnma,  alwaer 
wy  hem -sieckelyck  hadden  gelaten,  dat  hy  op  den  3"  deser  overle- 

« 

den  was,  wierden  oock  by  ons  de  2  swarten  gebracht,  die  wy  tot 
synen  dienst  daer  gelaten  hadden  ende  is  tot  Jnma  begraven. 

7  ditto,  ontrent  haltf  aöhtermiddagh  qnam  een^i  expressen  geson- 
den  door  den  Tommagon  van  Togal,  dat  wy  op  morgen  vroeeh  by 
hem  ontrent  souden  coomen,   denselven  seyde  snlcx  wt  hist  ende 


•305 

naeme  van  Panguun  Angaiagga  te  geschieden,  ende  dat  wy  in  een 
hofEstede  van  den  Tommagon  Monononnangh  ^  een  seer  groot  m'. 
souden  logeren,  ende  dat  daervoor  ons  een  huys  apart  al  gereet 
^emaeckt  was. 

8  ditto,  des  morgens  van  Pingit  vertrocken,  ontrent  2  nren  gere- 
den hebbende,  qnaemen  op  een  plaetse  achteraff,  ontrent  ^  nor  gaens 
van    daer  den  Coninek  Angaiagga  woont;  hier  was  een  groote  hoff- 
stede,  rontomme  met  eenen  steenen  munr  opgetrocken,  daer  binnen 
waeren  hnysingen  nieuw  gemaeckt,  te  weten,  een  voor  ons  ende  een 
voor  den  Tommagon,  seyden  ons  dat  den  Tommagon  over  2  daghen 
by  ons  met  alle  syn  volck  sonde  coomen,  alsoo  hy  \  ure  gaens  van 
ons    tot  eenen  Quiey  Lura  Smaraggi   ^  f  huys  lagh.    Desen  Quiey 
Lura  syn  soone  heeft  de  dochter  van  den  Tommagon  getrouwt,  die 
sont   een  schenckagie  aen  ons  van  70  eyeren,  11  hoenders  ende  ba- 
nanassen;  denselffden  ditto,  lyet  den  Tommagon  my  aenseggen  dat 
ick   ontrent  2  a  3  daghen  met  hem  naer  den  Coninek  soude  gaen, 
soo  haest  haere  vasten  wt  was  ende  dat  ick  hem  2  musquetten  soude 
leenen  om  op  morgen,  alsoo  het  haere  herg  re^a  ^  was,  te  schieten, 
't  welck  ick  dede. 

9  Augusto,  voor  den  middagh  ontrent  9  uren,  is  den  Coninek  in 
den  tempel  gegaen  ende  ontrent  ten  11  uren  daerwt  gecomen,hadde 
veel  volck  te  gaste  op  syn  passer,  onder  het  eeten  hoorden  wy  di- 
versche  gongen  gaen  ende  3  mael  een  chaise  van  musquetten  doen, 
gisten  ontrent  1000  musquetten  te  wesen,  doch  seyden  ons  datter 
2000  waeren.  In  dit  schieten  syn  2  slechte  persoenen  van  des  Co- 
nincz  volck  seer  swaerlyck  met  buskruyt  verbrandt,  meenden  dat  se 
daervan  niet  souden  opcoomen. 

10  ditto,  ontrent  9  uren  voor  den  middagh  is  den  Tommagon  van 
Togal  by  ons  gecomen  geaccompagneert  met  andere  vreemde  oran- 
quiais,  excuserende  dat  het  soo  lange  moste  aenleydeu  om  den  Co- 
ninek te  spreecken,  alsoo  't  haere  vasten  waere  geweest,  ende  dat 
ons  den  Coninek  op  morgen  oft  overmorgen  soude  doen  ro.epen,  ende 


^  Mangoeu-oneng  of  onang,  naam  van  een  krggsoveréte ,  onder  wiecs  bevel  later 
Soerabaija  zou  z^n  onderworpen.  Opgave  van  den*  iiteer  J.  J.  Meinsma,  volgens 
Jav.  Babad.  '     /  ;- 

*  Kiai  Loerab ,  Soema-ragi. 

*  Hari-rftja,  feestdag. 


504 

dat  hy  Tommagon  op  moigen  met  allel  syn  volck  by  odb  coomen 
Boade,  verhalende  oock  dat  den  Coninck  Angalagga  aen  den  Tom- 
magon Boroxa  van  Kendal,  een  van  syne  vronwen  gegeven  hadde 
om  te  trouwen,  ende  dat  omdat  hy  Snckadana  verovert  hadde,  den 
Tommagon  bracht  mede  een  man  van  Damack  om  my  eens  te  spreec- 
ken  ende  versochte  wt  last  van  syn  m'.  dat  soo  wanneer  den  Tom- 
magon van  Damack  hem  sont  naer  Batavia  om  te  handelen ,  dat  ick 
hem  aen  Syne  E.  sonde  recommanderen,  dat  se  aldaer  haere negotie 
mochten  doen  vry  ende  onbeschadicht,  seyde,  ten  waere  saecke  ge- 
weest dat  den  Tommagon  van  Damack  niet  bevreest  hadde  geweest 
omdat  wy  by  den  Pangaran  Angalagga  noch  niet  waeren  geweest, 
dat  hy  selff  in  persoon  sonde  by  ons  gecomen  hebben,  dan  seyde 
dat  hy  daemae  selfb  sonde  comen,  waerop  hem  antwoorde  datsnlcx 
sonde  indachtigh  wesen. 

Denselffden  ditto,  werden  gesonden  2  jongens  van  den  Tom- 
magon Monononnangh  out  7  a  8  jaeren,  brengende  siri  pinang,clap- 
pusnooten  ende  andere  barring  barringh  ^  om  ons  daermede  te  ver- 
eeren, vereerden  dese  jongens  wederom  elck  met  1  tapisarassa  ende 
vonden  daernaer  goet  aen  haeren  vader  te  senden  dese  naervolgende 
schenckagie  2  el  root  laecken,  1  sarassa  gonbar  ende  1  dragam, 
alsoo  't  een  van  de  groote  is  by  den  Coninck  ende  aldaer  veel  yer- 
mach,  mede  alsoo  wy  in  syn  hoflGstede  geloogeert  waeren  ende  aldaer 
groote  oncosten  gedaen  hadde;  dese  schenckagie  souden  hem  met  2 
van  onse  dienaers,  waermede  dat  ginck  Quiey  Lura  Quitelangh  ^ 
daercoomende  heeft  de  schenckagie  in  dancke  aengenomen  ende  seyde 
dat  hy  ons  wederom  van  alle  't  geene  dat  wy  van  doen  hadden, 
sonde  versien  ende  senden. 

Verstonden  mede  dat  Quiey  du  mang  Laxamanna  van  Japara  al- 
hier tot  Charta  gecoomen  was,  rencontreerde  onse  swarten  ende 
vraechde  waer  dat  se  heenen  wilden,  antwoorde  hem  dat  sy  het  niet 
en  wisten;  de  Javaenen  seyden  my,  dat  hy  alleen  quam  om  den  Co- 
ninck te  begroeten  naer  haer  maniere,  dewyl  de  vasten  wt  waeren. 

11  Augusto,  des  morgens  onti^nt  10  uren  wierden  ontbooden  om 
by  den  Coninck  Angalagga' te  coomen  int  hoff,  reden  datelyck  hee- 
nen met  ons  2,  te  weteny  Ick  ende  van  der  Eist,  ons  ander  volck 


Barang-barang ,  goederen,  Ferverscliingea. 
Kiai  Loerah  K^tUang. 


.305 

latende  te  voet  gaen,  aen  beyde  syden  dight  by  pns^  de  Tommagon 
van  Togal  verwachte  ons  halverweeghs ,  by  hem  comende  reden  ge- 
lyckelyck  naer  't  hoff ,  door  een  schoone-  plaisierighe  wegh.    Voor  't 
hoff  was  een  groote  passer  vol  volck  ende  saegen  menichte  van  men- 
schen   ende  peerden,  voor  't  hoff  coomende  traden  van  de  paerden 
ende  gingen  te  voete  in  't  hoff  door  een  poort  met  2  opslaende  hoe- 
ken,  wierden  onder  de  lange  balley  aen  de  rechterhandt  door  den 
Tommagon  geleyt  ende  saten  daer  neder,  verwachtende  tot  dat  den 
Coninck   wt   sonde  coomen.    Hier  onder  d'eerste  balley  saten  alle 
d'oranquiais  baicq,  by  malkanderen,  daer  saeten  wy  midden  inne,  de 
schenckagie,  die  wy  aen  den  Coninck  sonden  vereeren  stondt  op  't 
pleyn   in  ons  gesichte,  geseeten  weesende  qnaemen  der  datelyck  6 
persoenen  geloopen  by  ons,  al  wat  se  mochten  wt  haer  macht  loopen, 
vraechden  hoe  onse  beyde  naemen  waeren  ende  hoeveel  ander  volck 
wy  medegebracht  hadden,  't  welcke  haer  seyden  ende  onse  beyde 
naemen   ende   toenaemen   op   schrift   medegevende,   liepen  datelyck 
wederom  al  wat  se  mochten  loopen ,  brengende  de  bootschap  aen  den 
Coninck.    Daemaer   qnam   de   Coninck   wt  ende  dede  ons  by  hem 
roepen ,  qnaemen  datelyck  by  hem ,  riep  ons  heel  binnen  by  hem  met 
den  Tommagon ;  daer  coomende  wiert  hem  de  brieff  door  den  Tom- 
magon Monononnanghs  broeder  gelanght,  hy  las  denselven  overendt 
staende,  doen  gaeven  hem  de  2  diamanten,  prees  deselve  seer,  liet 
datelyck  t'ander  goet  binnen  in  syn  hoff  draegen;  daemaer  seyde 
dat  hy  syne  E.  hoochlyck  bedanckte  ende  alles  wat  in  syn  landt 
was,  dat  het  voor  d'£.  Heer  Generael  ten  besten  was,  ende  dat  hy 
voor  desen  oorloghe  met  Syne  £.  gehadt  hadde,  te  weten  van  Ja- 
para te  verbranden,  ende  dat  de  goederen  van  d'Heer  Generael  al- 
daer  door  Qniey  ^u  mang  Laxamanna  genoomen  waeren ,  d'oorsaecke 
hiervan  was  dat  den  fetor  ^  aldaer  de  misdaet ,  door  de  vronwen  aen 
te   tasten  bedreven  hadde  ende  wanneer  snlcke  misdaden  wederom 
van   een   ander  bedreven   wierden,  sonde  hy  deselve  gebonden  in 
handen   van  Syne  £.  stellen  ofte  senden,  ende  begeerde  oock  byal- 
dien  yemant  van  de  syne,  die  tot  .Batavia  qnaemen  ende  misdeden, 
tsy  met  stoelen  ofte  anderssins  wat  het  oock  sonde  mogen  wesen ,  dat 
Syne  E.  daermede  tot  Batavia  sonde  voortvaeren  ende  straffen  haer 


'     Fcjtor,  resident,  hoofd  eener  faktory. 

IV.  20 


506 

naer  syn  goetdnncken,  sonder  hem  daervan  te  verwittigen,  waarmede 
hy  de  saeeke  van  den  oorlogh  t'eenenmael  ende  geheel  aen  een  syde 
stelde,  alB  vergeten  ende  vergeven,  ende  dat  Syne  E.  wederomme 
in  syn  gantsehe  landt  de  voorgaende  vrientschap  sonde  genieten,  soo 
wel  aen  den  zeekant  als  binnen  in  syn  landt,  ende  dat  hy  Batavia 
in  mate  ende  vrede  sonde  laten,  alsoo  hy  wel  wiste  dat  het  coop- 
Iniden  waeren,  die  een  plaetse  ofte  casteel  mosten  hebben  om  haere 
goederen  te  bewaeren  ende  Syne  E.  sonde  niet  v^rtsaegen  tegens  die 
van  Bantham,  vonde  Syne  E.  hem  niet  machtich  genoegh  om  haer 
te  bedwinghen,  hy  sonde  hem  volck  te  hnlpe  senden;  waerop  hem 
antwoorde,  dat  Syne  E.  tot  noch  toe  geen  offensive  oorloghe  met  die 
van  Bantham  gehadt  en  hadde,  dan  alleen  defensive,  ende  noytvan 
meyninge  was  geweest  om  Bantham  aen  te  tasten,  ende  hadde  hy 
snlcx  van  meyninghe  geweest,  tselve  al  over  8  a  10  jaeren  hadde 
oonnen  doen;  antwoorde  daerop,  dat  Syne  E.  mogelyck  vreesde  dat 
se  de  peperboomen  in  stucken  sonden  hacken,  daer  wist  hy  welraet 
toe  om  deselve  door  syn  volck  wederom  te  laten  hermaken,  ende 
soo   Syne   £.  rys  ende  andere  eetbaere  waeren  van  doene  hadde, 
sonde  maer  rontomme  aen  de  strandt,  tsy  tot  Togal,  Kendal,  Da- 
mack  ofte  Japara  senden,  alsoo  vry  oftse  tot  Batavia  qnaemen,tsoade 
haer  geworden.    Oock  dat  ick  Syne  E.  sonde  aendienen,  dat  den 
Coninck  van  Bantham  gesanten  gesonden  hadde  aen  den  Coninek  van 
Snrbaya,  dat  die  van  Bantham  hem  wilden  bystandt  doen  tegens  hem, 
te  weeten  Pangaran  Angalagga  oft  Mataram,  vraeghde  my  hoeveele 
stncken  dat  die  van  Bantham  naer  gissinge  wel  hadden,   antwoorde 
hem   ontrent  30  groote  stncken,  dan  niet  seecker  weetende,  seyde 
daerop,  soo  haest  hy  Snrbaya  verovert  hadde   (alwaer  hy  nn  den 
15»  deser  syn  leeger  wilde  naer  toesenden ,  verhoopte  dat  hy  't  daer- 
mede  sonde  krygen,  alsoo  hy  een  geer  groote  macht  derwaert  sont) 
alsdan  Bantham  sonde  aentasten,  ende  wist  raet  tot  de  30  stucken, 
dat  se  niet  aff  souden  gaen,  als  onse  schepen  daer  maer  voor  lae- 
gen,  seyde  mede  dat  het  goet  ware  byaldien  het  Syne  E.  goetvont, 
datter  een  man  by  hem  tot  Charta  woonde  om  de  spraecke  te  loe- 
ren ende   van   alles  mondelinghe  met  hem  te  spreecken  van  alle 
tgeene  datter  passeerde. 

Van   Snckadana   seyde,   dat  het  nn  in  syne  handen  was  ende  de 
Hollanders,  die  daer  geweest  waeren,  hadden  de  logie  selffis  in  den 


507 

brandt  gesteeeken,  wiste  van  de  goederen  niet  ende  byaldien  Syne 
E.  beiieflRle  daer  wederomme  een  logie  te  stellen  ende  te  handelen 
als  vooren,  dat  Syne  E.  dat  wel  moehte  doen,  hy  sonde  Syne  Ë. 
daertoe  licentie  verleenen,  seyde  dat  Syne  E.  soude  geen  logie  tim- 
meren op  Landa  ofte  elders  op  Snekadana,  alsoo  dat  een  seer  quaet 
ende  obstinaet  volek  is,  daer  Syne  E.  niet  wel  mede  bewaert  sonde 
wesen,  ende  seyde  dat  ick  Syne  E.  sonde  vraegen  (alsoo  hy  ver- 
staen  hadde,  dat  die  van  Banjermassin  vyanden  met  de  Hollanders 
waeren)  ofte  Syne  E.  daer  mede  2  scheepen  wilde  senden  (alsoo  hy 
dat  oock  meende  aen  te  tasten)  om  daer  voor  te  liggen,  sonde  hem 

aengenaem  wesen. 

* 

Yraechde  mede  naer  een  caerte  van  de  gantsche  werelt  om  eens 
te  mogen  sien  waer  Hollandt,   Engelandt  ende  Spaengien  lach,  ver- 
sochte   mede   aen   S3nie   E.,   byaldien  tot  Batavia  geen  peerde  van 
andere  vreemde  landen  waeren,  oft  Syne  E.  wel  belieiSde  dat 2 per- 
soenen van   syn  volck  met  de  Hollantsche  schepen  mochten  vaeren 
naer  Snratle  ofte  naer  de  cnste  Choromandel  om  paerden  voor  hem 
te    coopen,   al  wat  se  souden  coopen,  dat  soude  hy  betaelen,  alsoo 
hy  snlcke  groote  praeuwen  niet  en  hadde,  die  hy  bequamelyck  der- 
waert  soude   eonnen   senden;    vraechde   daemaer  hoe   beyde   onse 
naemen  'waeren,   seyden  hem  deselve,   vraechde  mede  wat  deselve 
te  seggen  waeren  oft  wat  se  beduyden,  antwoorde  hem  gelyck  het 
op   onse   maniere   is,   te   weten  de  beduydenisse  van  deselve;  oock 
vraechde  hy  hoe  de  naeme  was  van  d'E.  Heer  Generael,  antwoorde 
hem  Jan  Pieterssen  Coenen,   Gouverneur  Generael.    Daemaer  riep 
hy  den  Tommagon  van  Togal  ende  gaff  hem  2  gouden  krissen ,  die 
hy   aen  ons   soude   geven,   seyde   dat  hy  ons  die  schonck,  wy  be< 
danckten  hem.    Een  weynigh  daemaer  nam  hy  syn  eygen  cris  van 
syn  lyff  ende  sont  die  naer  binnen  met  een  vrouwe,  nam  een  gou- 
den hecht  wt  de  canasser  ende  gaff  de  vrouwe  dat  oock,  een  ander 
vrouwe   quam   met   een   geweer   wt   syn   hoff,  dat  langhde  sy  hem 
ende  hy  leyde  dat  by  hem  neder.    Daemaer  quam  de  cris  van  bin- 
nen, seyde  legens  den  Tommagon  van  Togal,  dat  hy  my  die  langen 
soude   om   aen   Syne   E.   te   behandigen ,  ende  hem  seggen  dat  hy 
Syne  E.  dat  sondt,   dat  Syne  E.  daerwt  soude  dencken  hoe  liefT  hy 
hem   hadde,   dese   schenckagie  was  van  geender  waerde  te  reecke- 
nen,   naer   't  geene  Syne  E.   aen  hem  gesonden  hadde,  maer  was 


\ 


508 

alleen  op  de  Javaensche  maniere  t'opperste  ende  hoochste  dat  men 
yemandt  konde   senden  ofte  mochte  schencken,  soude  op  een  ander 
tyt  de   schenckagie,  die  Syne  E.  aen  hem  gesonden  hadde  op  een 
ander  maniere  vergelden,  ende  verhaelde  wederomme,  dat  daermede 
alles  vergeten  ende  vergeven  was,   van  den  oorloghe,  die  hy  met 
Syne  £•  gehadt  hadde,  ende  hielt  hem  voor  syn  vriendt,  al  'tgeene 
dat  Syne  E.  van  hem  begeerde   in  redelyckheyt,   dat  soude  hem 
geworden,  wilde  Syne  E.  hier  oock  wel  geschrifte  afl^even  van  syn 
eygen  handt  onderteeckent,  soo  't  Syne  E.  begeerde.    Waerop  hem 
antwoorde  dat  ick  niet  en  twyfielde  ofte  Syne  E.  sonde  sulckx  van 
gelycken  doen   ende  tselve   wederom   aen  hem   vergelden,  waerop 
hy   ons   antwoorde  dat  hem  sulcx  wel  behaechdê,  ende  soude  Syne 
E.   in  vreden,   vry  ende  liber  laten  woonen,  sonder  hem  in  eeniger 
maniere  te  molesteren,  seyde  dat  ick  Syne  E.  dit  alles  mondelinghe 
soude   seggen  ende  soude  mede   eenen  brieff  aen  Syne  E.  senden, 
daerinne  verhaelende  't  naervolgende ,  alsdat  hy  geeme  wilde  coopen 
wat  het  oock  soude  mogen  costen  een  paert  oft  2  van  vreemde  lan- 
den, die  schoon  waeren,  heel  schoone  muskus,  wat  amber,  agelen- 
houdt,  dat  seer  schoon  was,  ende  hem  op  't  spoedighste,  als 't  Syne 
E.  belie£fde  antwoort  daerop  te  schryven,  waeromme  hy  de  gesanten 
van  Syne  E.  oock  opt  spoedichste  naer  't  schryven  wederomme  affge- 
veerdicht   hadde,   omdat   hy   tegenwoordigh  alle  daegen  besigh  was 
met  't  leger  naer  Surbaya  te  senden,  ende  dat  Syne  E.  geen  brieven 
soude  gelooff  geven,  anders  dan  syne  eygene,  die  met  het  teecken 
ofte  sjap,  dat  onder  synen  brieff,  die  hy  aenSyneE.  sont,  getéeekent 
syn  ende  van  desen  man,   te  weten  den  Tommagon  Monononnangb 
geschreven  zyn ,  ende  dat  al  d'andere  van  nul  ende  geender  weerden 
soude  wesen,  ende  seyde  dat  Syne  E.  hem  soude  laten  weten,  alsoo 
syn  teecken   noch  niet  by  d'E.  Heer  Generael  bekent  en  was,  wat 
voor  een  teecken  dat   Syne  E.  begeerde,  soude  hem  sulcx  geven. 
Seyde  mede   dat  hy  niet  toe  en  liet,  noch  noyt  niet  toegelaten  en 
hadde  datter  eenighe  vreemde  natiën  in  syn  hoff  mochten  coomen, 
dan  daer  hadde  over  lange  jaeren  een  Italiaen  geweest  by  syn  vaders 
tyden  niet  in  syn  hoff,   maer  buyten  op  syn  crapiack,  liet  nu  voor«^ 
taen  toe,  dat  de  Hollanders  daer  alleen  mochten  coomen,  soo  dick- 
mael  alst  haer  gelieffde.    Hiermede  was  den  brieff  geschreven  ende 
liet  my  dien  door  den  Tommagon  Monononnangb  in  handen  geven, 


300 

ende  den  Goninck  seyde,  dat  ick  die  Syne  E.  sonde  behandigen, 
met  een  geweer ,  dat  over  lange  jaeren  van  bjh  ontvader  gecomen 
was,  beneffens  de  chris,  ende  belaste  aen  den  Tommagon  vanKendal 
Boroxa,  dat  se  my  sonden  volck  bestellen,  om  op  't  spoedichste  dit 
rapport  aen  Syne  E.  te  doen ,  vraechde  my  off  ick  geen  paerden 
en  hadde.  antwoorde  neen;  hy  liet  datelyck  twee  paerden  comen 
ende  seyde  dat  hy  ons  die  paerden  niet  en  gaff  tot  een  vereeringe , 
maer  om  ons  alleen  over  wegh  te  brengen,  ende  als  wy  tot  Togal 
qnaemen  conde  daermede  doen  tgeene  ick  wilde.  8yn  daermede 
gescheyden  ende  wederom  naer  onse  logement  gereden,  den  Tom- 
mogon  was  bedroeft  omdat  hy  niet  wederom  met  ons  naer  Togal 
mochte  gaen,  vreesde  dat  hy  mede  sonde  moeten  naer  Snrbaya 
gaen,  seyde  tegens  my  dat  de  saecken  nn  wel  a%eloopen  waeren, 
wat  hy  voor  syne  moyten  sonde  hebben,  antwoorde  hem,  dat  hy  dat 
tot  discretie  van  Syne  E.  sonde  laten  bemsten,  waermede  hy  tevre- 
den was. 

T'hnys  comende,  alsoo  wy  des  anderen  daeghs  sonden  vertrecken , 
vonden  goet  aen  den  Tommagons  schoonsoons  vader  ende  aen  syn 
schoonsoone  ofte  swaeger  een  vereeringe  te  doen,  alsoo  ons  seer  in 
alles  behnlpsaem  waeren  geweest,  ende  verscheyden  schenckagien 
van  eetbare  waeren  aen  ons  gesonden  hadden,  te  weeten  den  vader 
2  el  root  laecken,  1  sarassa  gobar  ende  1  p.  mnskns,  ende  aen 
den  soone  1^  el  laecken  ende  1  cayn  goelongh,  hebben  hnn  dit 
gesonden,  bedanckten  ons  ende  lieten  seggen,  dat  sy  een  paerdt 
aen  Syne  E.  sonden  vereeren  ende  senden  door  den  Tommagon  van 
Togal,  ende  dat  ick  hem  aen  S3nie  E.  sonde  recommanderen. 

Denselffden,  op  den  avont,  is  by  my  gecomen  den  Tommagon 
van  Kendal  Boroxa,  met  Qniey  Wanghsa  Diepa  i,  die  Snckadana 
verovert  hadde,  seyde  wt  last  van  den  Coninck  te  poomen  ende  dat 
het  beter  was  dat  ick  met  hel  volck  naer  Kendal  sonde  gaen,  alsoo 
't  naerder  was  als  Togal,  ende  daer  sonde  hy  ons  praenwen  be- 
schicken  om  naer  Togal  te  vaeren,  antwoorde  hem  dat  ick  met  des 
Tommagons  volck  van  Togal  naer  Togal  sonde  gaen  met  dewelcke 
ick  gecoomen  was,  ick  dede  dit  om  den  Tommagon  van  Togal  geen 
cleynicheyt  aen  te  doen,  ende  verstondt  dat  den  Tommagon  Boroxa 
dit  wt  Bjn  eygen  selfis,  ende  niet  wt  last  van  den  Coninck  dede. 

'      VVongso-Dipo. 


510 

Verhaalde  desgelycx  van  den  grooten  diamant,  die  hy  noemde 
Ibn  Intam  ^ ,  dat  hy  aen  Syne  E.  versoeht  hadde  om  een  pas  te 
mogen  hebben  om  naer  Malaeka  te  mogen  vaeren ,  om  dien  aldaer 
te  laten  slypen.  lek  vraechde  hem  oft  men  dien  wel  mochte  te 
sien  coomen,  antwoorde  ja  ende  dat  hy  een  van  syne  slaven  voorwt 
sonde  senden,  om  my  op  den  weg  ontrent  Kendal  te  gemoet  te 
coomen.  lek  vraechde  hem  hoe  dier,  antwoorde  dat  se  gewaerdeert 
was  by  den  onden  Goninck  van  Snckadana  voor  duo  tenga  ^  Bhar , 
ende  en  wiste  den  prys  seecker  niet,  dan  sonde  laeten  vraegen  aea 
de  Goninginne  van  Snckadana,  die  tot  Pingit  was  om  te  hooren  wat 
sy  se^en  sonde. 

lek  vraeghde  hem  ende  Wanghsa  Diepa  naer  de  gelegenthey t  van 
Snckadana,  antwoorden  my  dat  de  Hollanders  't  hnys  selfe  in  den 
brant  gesteecken  hadden  ende  waeren  met  Qniey  du  Pati  van  Snc- 
kadana lantwaert  inne  gevlucht,  ende  hadden  gans  geene  goederen 
vernoemen,  sy  en  wisten  anders  nienwers  aff.  lek  vraechde  ofte 
Wanghsa  Diepa  met  syn  volck  niet  wt  het  hnys  van  de  Hollanders 
eenighe  gantanghs  sandtgout  gehaelt  hadden  wt  kisten,  die  aldaer 
stonden  met  yseren  banden  ende  waer  dat  het  root  laecken  ende 
cleeden  gebleven  waeren,  antwoorde  wederom  daer  niet  van  te 
weten,  dan  well  datter  gout  int  veroveren  van  Snckadana  gecregen 
was,  toebehoorende  de  Goninginne,  twelck  sy  aen  den  Pangaran 
Angalagga  gelevert  hadden,  ende  en  wist  anders  niet.  Seyde  voorder 
dat  mqn  tot  Pingit  de  Goninginne  naer  de  gelegentheyt  koude  vrae- 
gen ,  ende  dat  het  goet  waere ,  dat  Syne  E.  een  jaoht  naer  Sncka- 
dana sont  om  naer  de  Hollanders  te  vernemen ,  ende  dat  men  daerwt 
de  gelegentheyt  beter  soude  connen  verstaen,  ende  was  daer  dan 
yet  van,  dat  syn  volck  de  goederen  onder  haer  hadden,  Syne  E. 
conde  sulcx  den  Pangaran  Angalagga  aendienen,  die  soude  daerinne 
doen  't  geene  recht  ende  billyck  was,  alsoo  de  Hollanders  nu  in 
eenen  goeden  pays  ende  vreede  met  den  Goninck  waeren,  soo  soude 
haer  by  hem  soo  goet  recht  ende  gelyck  geschieden  als  de  ingesetene. 
Vraechde  mede  offie  hy  een  van  de  musquetten  mochte  sien,  die 
onse  soldaten  medegebracht  hadden ,  liet  hem  een  sien ,  vraechde  oft 


Intan-Oebi.     J)iaTnai)t  ali  een  aardappel  of  aardknol. 
Twee  en  een  halve  Bhar ,  doewa-Sa-te'iigah-Bahar. 


3lt 

ick  hem  *i  selve  wilde  schencken  om  by  hem  te  hebben  tot  syne 
defensie,  alsoo  hy  weynich  musquetten  ende  piecken  mede^ebrocht 
ha^de,  antwoorde  hem  dat  ick  anders  geen  geweer  en  hadde  als  de- 
2  musquetten  ende  die  waeren  my  medegegeven  van  d'Ëd.  Heer 
Grenerael  tot  myne  deffensie  tegens  quaede  schelmen  ende  dieven 
onderweeghs,  dat  ick  die  niet  conde  missen;  is  hiermede  gescheyd^n , 
doch  hoochlyck  belastende ,  dat  ick  hem  aen  Syne  E.  sonde  recom- 
manderen, seyde  hem  snlcx  te  willen  doen. 

Charta  is  een  seer  groote  ende  opene  plaets,  seer  volckryek  ende 
light  dight  aen  't  geberghte ,  onlarent  ^  ure  schaers  daervan  is  seer 
hooch  landt,  met  verscheyden  revieren  ende  aderen  doortrocken, 
heeft  veel  clappusboomen  ende  alderhande  vraghten ,  't  volck  is  hae- 
ren  CSoninck  seer  onderdaen,  dan  schrickelyck  dieffachtigh,  staelen 
op  dien  naght  Quiey  Lura  by  syn  hooft  van  daen,  een  canassermet 
alle  syne  cleeden,  syn  seer  snbstyl  int  stelen. 

De  plaetse  daer  den  Pangaran  Angalagga  woont  ende  syn  hoff  hont , 
is   vóór  een. seer  groot  ende  vierkant  plein,  effen  ende  schoon,  aen 
de  rechter  ende  slinckerzyde  staen  lange  baeleyen,  doch  niet  hooch, 
benevens    d'aerde,   daer   sitten   d'oranqniais   onder   met   alle   haere 
slaeven  tegens  als  den  Coninck  wtcompt;  over  alle  dese  oranqniais, 
die  by  ettelycke  honderden  in  't  getal  syn,  syn  gestelt  4  principaele 
oversten,   te  weten  Quiey  du  pati  mandura  Radja,  Quiey  du  pati 
Passanta,    ^   dese  2  syn  hooffden  over  't  volck  dat  aen  de  slincker- 
syde  in  't  incomen  van  't  hoff  sidt,  ende  wat  d'andere  oranquiais  te 
seggen  hebben,  moeten  dese  2  eerst  aendienen.    D'ander  2  syn  ge- 
broeders, te  weten  den  Tommagon  Monononnangh  des  Coninckx  Secret- 
aris,   die    den    brieff  van   den   Coninck   aen   Syne   E.   geschreven 
heeft,  ende  den  Tommagon  Seracq  Janapura,  ^  dese  2  syn  overste 
over  *d'oranquiais  aen  de  slinckerzyde  in  't  hoff  ende  wat  d'andere 
oranquiais  te  seggen  hebben,  moeten  dese  2  eerst  aendienen. 

Dese  4  personen  syn  raden  van  den  Pangaran  Angalagga  Palem- 
bahaen,    ^  te  weten  syn  secrete  raeden,  alle  dese  persoonen  moeien 


*  Dipati  Pas  :iita. 

*  Tot  Terklaring  van  dezen  naam,  gisten  de  HH.  Meinsma  en  Roorda,  dat  dit 
z\ja  kan:  Sirah-Soe^janapoera ,  een  veldoverste,  die  later  op  Madoera  is  gesneuveld, 
of  Sercyanapoera. 

*  Pangéran  tng-Ngal'ga-Panembahaa. 


312 

te  hoove  coomen  2  mael  precies  ter  weecken  op  Maendagh  't  welck 
«y  Senen  ^  noemen,  ende  Donderdagh  welck  sy  Gamis  ^  noemen , 
dese  2  dagen  syn  haere  pitiaerdaeghen  '  alhoewel  sy  des  Vrydaghs 
oock  moeten  coomen,  als  den  Goninck  in  de  Mnsigait  ^  gaet,twelck 
sy  Jomahadt  '  noemen,  Saterdaeghs  compareren  se  altemael te paerde 
ende  tonmoyen  met  piecken  in  't  hoff,  alwaer  den  Goninck  mede 
persoonlyck  te  paerde  ryt,  twelck  sy  noemen  Saptu.  ® 

Den  Pangaran  Angalagga  Palembahan  als  hy  wt  sal  coomen  wor- 
den daer  3  teeckenen  gedaen,  te  weeten  3  groote  lange  piecken  die 
boven  de  boomen  wtsteecken  worden  voor  syn  hoff  geset ,  twelck 
binnen  't  pleyn  is,  rontomme  met  bonten  beseth  in  forme  gelyck 
ruytwerck,  de  balcken  alsoo  met  gaten  door  malkanderen  gewrocht, 
ende  aen  de  poort  Bjn  2  hecken,  daer  leyt  syn  wacht,  dan  niet 
sterck,  ontrent  100  piecken;  hier  worden  de  3  piecken  eerst  geset, 
dan  ist  een  teecken  dat  hy  wtcomen  sal,  een  we3mich  daemae  wor- 
den se  by  eenige  boomen  die  daer  dight  by  staen  gestelt,  dan  soo 
compt  den  Goninck  op  syn  bnytentste  balleye  in  syn  hoff,  soo  haest 
het  volck  dit  siet,  loopen  alle  de  slaeven  wegh  ende  d'oranqniais 
blyven  alleen  sitten,  dan  compt  er  een  boode  van  den  Goninck  dat 
de  4  persoenen,  bovenverhaelt,  wat  naerder  sullen  comen,  gaendan 
van  haere  plaetsen  daer  sy  saten,  ende  loopen  al  wat  se  connen, 
coomende  alsoo  wat  naerder.  daemaer  worden  de  3  piecken  gestelt 
by  een  groote  balleye,  effens  d'aerde  met  noch  10  andere cleene piec- 
ken, ende  een  qnitesol  van  die  blaederen  gemaeckt,  daer  men  de 
brieven  op  schryft, ''.  alsdan  compt  den  Goninck  Angalagga  wt,  ende 
staet  overende  op  bonten  trippen,  laet  dan  de  4  principaele  roepen, 
alsdan  coomen  se  ontrent  op  6  piecken  lenghde  naerby  hem,  de  res- 
terende sitten  achter  dese  4  ende  slaen  een  ronde  rinck  in  't  sitten, 
te  weten  3  dick  in  't  ronde,  moeten  daer  soo  sitten  sonder  mattien 
ofte  taback  te  drincken,  ende  geene  slaeven  moogendaerontrentwesen, 


Harie-itzneio ,  Maandag. 
Harie-chamis ,  Donderdag. 
Bitjara-dagen. 

Mesdjid  of  mrsigit.  Moskee,  tempel. 
Harie-djoemaat ,  vrydag. 
Saptoe,  Arab.  Zatiirdag. 
Lontar,  Borassns  Flabelliformis. 


513 

niet  dan  groote  m''.,  ende  als  hy  yet  aen  yemant  van  dese  ge- 
biet ,  loopen  800  geweldich  om  dat  wt  te  rechten ,  dat  se  bykans 
t'eynde  haere  adem  syn  door  't  heftigh  loopen,  alsoo  was  't  doen  wy 
geroepen  wierden  met  den  Tommagon,  liet  ons  midden  door  dese 
oranqniais  door  passeeren ,  te  weten  ons  2,  ick  ende  van  der  Eist, 
ons  ander  volck  bleeff  onder  d'eerste  balleye  sitten,  ende  doen  wy 
saten  Het  een  decksel  voor  de  somie  boven  ons  hooft  maecken  van 
mattiens. 

Desen  Pangaran  Angalagga  is  een  man  op  't  beste  van  syn  leven , 
out    ontrent   28  a  30  jaren,  ftaey  van  gestalte  soo  veel  nyterlyck 
konde  speuren,   een  weynich  swarter  van  lichaem  dan  de  gemeene 
Javaenen,  heeft  groote  wyde  oogen,  een  smalle  nens,  niet  iogeboo- 
ghen,  een  platte  breetachtige  mont,  groff  van  spraecke,  islaneksaem 
in    't  spreeeken,  gestadich  van  gesichte,  ront  van  tronie  ende  soo  't 
scbynt  cloeck  van  verstandt,   siet  rontom  gelyck  een  leeuwe,  syne 
ondersaten  sitten  altemael  op  d'aerde  sonder  mattien  ende  met  de 
hoofden  voor  haer  nedergeslaegen ,  bont  haer  seer  onder  syn  bedwangh , 
syn  kledinghe  was  gelyck  andere  Javaenen  met  een  mntsken  op  't 
hoofd  van  lynwaet  ende  een  geschildert  cleetken,  dat  in  syn  landt 
gemaeckt  is  om   't  lyff,  te  weten  wit  ende  blaenw  geschildert  met 
een  chris  ende  bagge  van  gondt  voor  aen  syn  lyff,  dat  se  op  haere 
maniere  sabock  ^  noemen,  aen  syne  vingers  veel  ringen  met  glinste- 
rende diamanten,  wiert  gedient  van  vronwen;  daer  is  gestadigh  een 
vroaw ,  welcke  sit  op  beyde  haer  knyen  ende  heeft  een  langhe  pieck 
met  vlammen  op  haer  schouders,  daer  staet  ofte  sit  den  Coninck 
dicht  by  ende  d'ander  vrouwen,  ontrent  in  de  30,  sitten  achter  hem , 
met  den  pinangh  ende  taback,  alle  in  gouden  beckens  ende  coppen, 
dan  syn  waterkindj  ^  is  gelyck  de  gemeene  kindis  syn ,  dronck  gesta- 
digh  taback,    at   weynigh   betel,    sit  niet  seer  hooch  dan  op  een 
schabbelle  van  sandaelen  hout  ontrent  |  voet  van  d'aerde,  onder 
eenighe  cleyne  boomkens,  de  plaetse  daer  hy  sit  is  ontrent  8  voeten 
in  't  vierkandt  met  roode  steenen  gelyck  d'aerde  geëffent,  daer  staet 
dit  schabelleken  op  soo  groot  als  hy  kan  bedecken,  daer  sitten  alle 
de  groote  m".  rontomme  in  3  ringen  achter  malkanderen,  sterckwe- 
sende   naer  gissinge  ontrent  3000  persoenen,  aen  syn  rechtersyde 


Saboek,  l^l'gordel,  band  om  de  lendenen  en  de  buik. 
(rindi  fx)k  Gendi,  pot  of  waterkan. 


314 

staet  een  hay»,  daerinne  syn  10  groote  oliphanten,  die  hy  tot  Ta- 
ban  veroYert  heeft,  ende  aen  synne  slinckenfyde  stonden  in  eenhuys 
oock  5  groote  oliphanten. 

Aengaende  van  Qniey  Laxamanna  dat  de  Coninck  op  hem  sonde 
verstoort  wesen  j  is  soo  niet ,  dan  ter  contrarie  is  in  groote  estime  by 
den  Coninck  ende  was  op  dato  met  ons  te  hove,  brocht  2  groote  p. 
sandaelenhondt  met  veele  andere  goederen  toegebonden  aen  den 
Coninck. 

Den  doninck  Angalagga  is  van  meyninge  Snrbaya  te  veroveren  in 
volgende  manieren,  te  weten:  byaldien  sy  in  't  veldt  wtcommenende 
niet  in  de  stadt  blyven ,  daertegens  heeft  hy  alle  syne  macht ,  die  hy 
heeft  connen  te  weghe  brengen  opgebracht,  ende  meent  dat  het  hem 
niet  en  kan  ontstaen  ende  soo  niet,  meent  daer  dicht  by  Snrbaya 
een  casteel  te  maecken  ende  aldaer  continnelyok  volck  inne  te  hou- 
den, al  sonde  hy  daer  een  gans  jaer  voor  liggen  ende  rontom  alles 
verdestmeren ;  totdat  se  genootsaekt  snllen  wesen,  haer  door  hon- 
gersnoet in  syne  handen  te  geven. 

12  Augnsto ,  zyn  wederomme  te  paerde  geseten ,  wt  de  plaetse  van 
den  Tommagon  Monononnangh,  daer  wy  gelogeert  waeren,  om  opt 
spoedichste  ons  rapport  (door  last  van  Pangaran  Angalagga)  aen 
Syne  E.  te  brengen,  den  Tommagon  van  Togal  mocht  niet  met  ons 
keeren,  alsoo  hy  in  persoone  met  alle  syn  volck  van  Togal,  ontrent 
200  mannen  daer  by  hem  wesende,  door  last  van  den  Coninck  naer 
Snrbaya  moste  vertrecken,  waertoe  hy  niet  seer  gesint  en  was,  soeht 
alle  middelen  om  met  ons  te  keeren,  dan  't  mochte  niet  wesen, 
stelde  derhalven  om  ons  tot  Togal  in  salvo  te  brengen,  Qniey  Lura 
Quitelangh  ende  souden  gaen  ontrent  2  uren  buyten  Charta,  daer 
souden  wy  dien  nacht  logeren;  den  Tommagon  sonde  ondertusschen 
een  brieff  veerdich  maecken  aen  d'Ed.  Heer  Generael,  twelck  wy 
deden,  reden  door  een  schoone,  groote,  breede  wegh,  daer  ons  on- 
tallycke  menichte  van  volck  te  gemoet  quam,  naer  Charta  gaende, 
die  al  t'saemen  naer  Surbaya  souden  gaen,  reden  mede  door  een 
groote  stadt  genaempt  Jeraggfaa,  ^  rontom  bemnurt  met  steenen, 
hooch  24  voeten  ende  dick  6  voeten  styff,  dan  hier  binnen  waeren 
weynigh  huysen  ende  volck,  ende  weynigh  begaene  wegen,  toebe- 
hoorende  Tommagon  Singaronou,  quaemen  ontrent  2  uren  daema  in 

*     Sgngen  P  in  Soerakarta ,  district  Sockawati  Wetan  Boogawan. 


515 

een  dorp  genaempt  Bengala,  '  daer  Enthoven  eertyts  met  het  volck 
gevangen  gelegen  heeft,  dit  is  overal  seer  schoon,  hooch  endedrooch 
landt,  met  rys  besaeyt  ende  overal  met  revieren  doortrocken;  hier 
wesende  quam  eenen  brieff  van  den  Tommagon  van  Togal  aen  Syne 
E.,  wiert  in  handen  van  Qniey  Lnra  gegeven  om  aen  Syne  E.  te 
behandigen. 

Denselven  dach  quam  mede  een  brieff  van  den  Tommagon  Boroxa 
van  Kendal  aen  my,  dat  ick  tot  Pingit  by  de  Coninginne  van  Suc- 
kadana  sonde  gaen  ende  vraegen  haer  naer  des  Gomp^  volck  ende 
goederen,  waer  die  gebleven  waeren,  dat  sy  my  eenighsins  goet  be- 
scheyt  daervan  sonde  doen,  mede  dat  ick  haer  vraegen  sonde  naer 
den  diamant  Intan  Ubi ,  wat  se  waerdich  was ,  alsoo  hy  seyde  deselve 
weerdich  te  wesen  duo  tenga  bhar. 

13  Angnsto,  des  morgens,  wederomme  van  Bengala  vertrocken 
ende  qnaemen  ontrent  8  nren  tot  Pingit  ^  alwaer  de  Coninginne  van 
Suckadana  was ,  wierden  by  haer  geleyt ,  was  eene  seer  oude  vrouwe , 
van  ontrent  80  a  90  jaeren ,  heel  grys ,  vraechde  haer  off  sy  niet 
en  wiste  hoe  't  met  de  Hollanders  ende  goederen  van  de  Compagnie 
toegegaen  was,  antwoorde  dat  de  Hollanders  met  Quiey  dn  pati 
lantwaert  innegevlucht  waeren  en  't  huys  daer  se  ingewoondt  had- 
den, hadden  se  in  den  brandt  gesteken,  ende  hadde  wel  hooren 
seggen,  alsoo  sy  altyt  in  haer  hoff  was,  ende  niet  wt  en  ginck, 
dat  te  voren,  eer  des  Matarams  volck  aen  Suckadana  te  lande 
quaemen,  dat  se  de  Compagnie  goederen  ten  huyse  van  Quiej  du 
Patj  gebrocht  hadden^  ende  waeren  soo  gelyckerhandt  ontrent  mid- 
dernacht met  Quiey  du  Pati  gevlucht,  ende  wist  nieuwers  anders 
aff;  vraeghde  haer  mede  naer  den  grooten  diamandtsteen ,  die  den 
Tommagon  Boroxa  hadde,  hoe  groot  die  was,  antwoorde  soo  groot, 
als  men  met  2  handen  conde  bedecken ,  ende  dat  haeren  man  zaliger 
deselve  van  die  van  Landa  gecocht  hadde  voor  70  slaven  ende  die 
van  Landa  waeren  niet  wel  te  vreden  geweest,  dat  den  man  die 
se  in  handen  hadden  deselve  aen  den  Pangaran  van  Suckadana 
vercocht   hadde,   omdat   het   de   moeder   van   alle   diamanten  was, 


'     Bengawan ,  naar  de  riyier  Solo-Bengaw-i  genoemd  ? 

*  Welk  Pingit  wordt  nu  hier  bedoeld  ?  Indien  het  weder  Penging  was ,  dan 
maakte  J>r.  de  Haen  een  oraweg  over  Seragen ,  of  was  het  Pingit  op  de  grens  van 
Kadoe  en  Salatiga? 


316 

vreesden  dat  se  geen  diamanten  meer  sonden  crygen,  ende  seyde 
dat  die  van  Landa  geseyt  hadden,  dat  het  manneken  van  dese 
steen  schreyde  ende  hnylde,  omdat  syn  vrouwe  weghgenomen  was^ 
verclaerde  dat  se  anders  niet  en  wist,  oft  was  een  rechte  diamant 
ende  hadde  se  aen  Frederick  Oouwenaer  laeten  sien,  die  haddehaer 
geseyt,  dat  hy  aen  Syne  E.  daervan  sonde  schryven,  den  prys  was 
dna  tenga  bhar.  Syn  daermede  van  haer  vertrocken  ende  vereerden 
se  met  een  reael  van  achten,  vervoorderden  daemaer  onse  reyse 
datelyck  ende  qnaemen  naer  den  middagh  in  een  dorp  genaempt 
Tnraiam,  daer  wy  des  nachts  sonden  logeren;  desen  wegh  doende , 
passeerden  diverse  cleyne  dorpen  ende  vernamen  in  de  hnysen  gans 
geen  mansvolck,  anders  niet  dan  vrouwen,  haere  mannen  waeren 
alle  naer  den  Mataram  om  naer  Surbaya  te  gaen;  ons  qnaemen 
oock  menichte  van  manspersoonen  met  piecken  ende  bagagie  op  den 
wegh  te  gemoet,  mitsgaders  oock  overal  waer  wy  sien  conden  van 
de  omliggende  dorpen  om  naer  Surbaya  te  gaen,  alsoo  sy  van  den 
Coninck  Angalagga  tegen  den  15°  deser  ontbooden  waeren,  ende  die 
tot  Charta  alsdan  niet  en  was,  verviel  in  boeten,  tsy  geslaegen  oft 
gebonden  te  worden,  oft  ten  minsten  haer  chris  genoomen  te  wor- 
den, want  als  desen  tyt  gepasseert  is,  soo  sent  den  Pangoran  An- 
galagga van  syn  volck  in  alle  dorpen  rontomme ,  ende  soo  sy  yemandt 
vinden  van  mansvolck,  die  voeren  se  gebonden  naer  Charta,  alsdan 
doet  den  Coninck  Angalagga  daer  recht  over,  daer  en  mach  in  een 
dorp  niet  meer  mansvolck  blyven  dan  2  a  3  ten  hoochsten,  te  weten 
een  out  man  die  de  musiguit  bewaert,  ende  1  a  2  andere  persoonen 
die  niet  bequaem  en  syn  om  ten  oorlogh  te  gebrnycken. 

14  Augusto,  des  morgens,  wederomme  van  Turaiam  vertrocken 
ende  qnaemen  des  naermiddaechs  in  een  dorp,  genaempt  Piaman, 
souden  aldaer  dien  nacht  logeren. 

15  ditto ,  des  morgens  vroegh ,  van  Piaman  vertrocken  ende  quaemen 
naer  de  middagh  in  't  dorp  Juma,  alwaer  wy  den  volgenden  nacht 
souden  logeren. 

16  ditto,  van  Juma  des  morgens  vertrocken  ende  quaemen  ons 
ontrent  10  uren  op  den  wegh  int  gemoet  ontrent  20  personen,  waer- 
ondèr  4  te  paerde,  waeren  van  des  Tommagons  Boroxa  volck,  die 
my  den  diamant  souden  laeten  sien,  ende  seyde,  soo  ick  met  haer 
te   Turion   wilde   gaen,   dat  se  daer  was,  twelck  ick  aennam  ende 


317 

syn    alsoo  derwaert  gereden;  te  dier  plaetse  coomende  brochten  my 
eerst  een  schenckagie  van  clappusnooten ,  granaetappelen  ende  limoe- 
nen,   seyden   my,   wilde   ick   dien  nacht  daer  blyven,  souden  naer 
Kendal   senden   om   een  beest,  dat  se  my  souden  vereeren,  waerop 
seyde,   dat   het   niet   nodigh    en   was,    alsoo   ick  moste  vertrecken. 
Daemaer   quaemen   met   den  grooten  diamantsteen  voor  den  dagh, 
die  in  een  kaste  lagh  van  bladeren  gemaeckt,   daer  men  de  brieven 
opsehryfk,   ende   was   eerst  met  wit  lynwaet  toegebonden,  daemaer 
cattoen  rontomme   den   dia(tnant;    ick   sach   hem    ende  nam  hem  in 
beyde   myn   handen,   woogh   naer   gissinge   ontrent   2^  pont,   was 
blaeuw,  doncker  graeuw  geel  van  coleur,  groot  als  de  grootste  oran- 
gieappel,  die  ick  oyt  gesien  hebbe,  rontomme  met  een  korst  gelyck 
een   schelle  van  een  orangeappel  becleet,  doch  de  kantels  wat  holl< 
achtiger,  van  buyten  sach  er  uyt  oft  een  ronde  cloot  campher  waere 
geweest,   mede   wat   doncker   graeuw   assigh,    doch  aen  d'een  syde 
was  open,  dat  men  daerin  konde  sien,  't  scheen  dat  hy  met  cracht 
van  eenen  anderen  staen  gebrooken  was,  ende  binnen  insiende  sach 
men  verscheyden  coleur,  gelyck  een regenboogh ,  heel  donckerachtigh , 
ick   nam   een   punt  van  een  mes  ende  schrabde  daerin,  conde  daer 
gemackelyck  inne  schrabben  met  't  punt  van 't  mes,  dat  de  streecken 
daerinne  bleven  staen,  daer  stonden  oock  diversche  schrabben  inge- 
schrabt,   bevonde   dat   het  naer  myn  oordeel  geen  diamant  en  was, 
maer   een   spetie   van  christael  de  montagne,  doch  wat  donckeragh- 
tigh ,  ende  die  onder  't  water  aen  eenen  anderen  steen  vastgesetenen 
hadde   ende   alsoo   met  cracht  affgesmeten,  de  teeckenen  weesen  't 
oock  wt,  daer  't  open  was,  dat  hy  aen  eenen  anderen  steen  vastge- 
seten  hadde;   sweegh   stil   ende   liet  het  voor  tgeene  het  was,  sy 
vraeghden   my   of  het  geenen  diamant  en  was,  antwoorde  dat  ick 
daervan  geen  verstandt  en  hadde,  ende  dat  het  mogelyck  een  dia- 
mant konde  wesen,  syn  alsoo  wederom  te  paerde  gegaen  ende  ge- 
coomen  tot  Tralangon,  alwaer  wy  dien  nacht  souden  logeren. 

17  Augusto,  wederomme  van  Tralangon  vertrocken,  quaemen  naer 
den  middagh  in  een  dorp,  genaempt  Calimanges  i,  daer  wy  des 
nachts  souden  logeren,  des  avonts  vonden  omtrent  700  mannen  met 
piecken   van   den   Tommagons   volck   van  Togal,  die  opwaert  naer 


*     Kali-Mangies ,  in  Pékalongau. 


318 

den  Mataram  floaden  trocken,  om  dan  met  den  Tömmagcm  naer 
Snrbaya  te  gaen;  hadden  haer  daer  int  veldt  gelyck  een  leger  neder- 
geslaegen  met  hnyskens  van  bananas-Maderen  gemaeckt,  ende  de 
piecken  rontom  int  vierkant  overende  gestelt;  daérvan  was  overste 
den  Lnytenant  van  den  Tommagon,  genaempt  Qoiej  Lora  Gede; 
ditto  des  avonts  qnam  denselven  by  my  int  dorp  ende  seyde  dat 
by  over  3  daegen  een  praeuw  aen  S3rne  E.  gesonden  badde,  met 
een  scbenckagie  van  een  cbris,  met  eenigbe  vrachten,  ende  aen 
Syne  £.  badde  laten  weten ,  dat  wy  by^en  Goninek  geweest  waeren. 

18  ditto,  des  morgens  van  Calimanges  vertrocken^  qoaemen  ons 
noch  menichte  van  des  Tommagons  van  Togals  volck  tegen,  om  by 
de  voorgaende  troep  te  wesen,  quaemen  tegen  den  avont  in  een 
dorp  genaempt  Pacalongan,  >  alwaer  wy  mede  van  des  Tommagons 
volck  met  piecken  in  't  veldt  vonden  liggen,  seyden  verstaen  te  heb- 
ben tot  Pamalangh,  die  van  Bantham  lot  Batavia  wilden  comen  met 
600  praeuwen  te  water  ende  2000  duysent  mannen  te  lande  om  Ba- 
tavia t'eenemael  inne  te  nemen,  seyden  dat  sy  sulcx  tot  Pamalangh 
van  een  man,  coomende  van  Batavia,  verstaen  hadden. 

19  Augustus,  des  morgens  wederomme  van  Paealongan  vertrocken 
ende  ontrent  8  uren  quaemen  tot  Wira  de9a,  passeerden  daer  de 
reviere  met  prauwen ,  synde  de  grootste  ende  diepste  reviere ,  die  wy 
ontmoet  hebben,  een  weynigh  naer  den  middagh  quaemen  tot  Pa- 
malangh ende  omtrent  2  uren  daemaer  quaemen  in  een  dorp  ge- 
naempt Jati  Sarri,  ^  daer  wy  dien  nacht  souden  logeren. 

20  ditto,  des  morgens  van  Jati  Sarri  vertrocken,  omtrent  3  a  4 
uren,  was  eerst  maneschyn,  daemaer  de  maene  onderga^ide,  wast 
soo  doncker  dat  men  in  't  bosch  de  wegen  qualyck  conde  kennen, 
noch  malkanderen  volgen,  saten  desen  dagh  3mael  van  de  peerden 
om  deselve  wat  te  laten  rusten,  ende  quaemen  ontrent  ten  5  ure 
tegen  den  avont  tot  Togal  ^  ten  huyse  van  Quiey  Ranga  des  Tom- 
magons broeder,  vonden  t'onsen  aencompste  alhier  voor  Togal  op  de 
reede  liggende  't  jacht  Gleen  Ënckhuysen,  gecoomen  wesende  om 
ons  te   haelen;   hadde  hier  3  daegen  geweest.    Tegens  den  avont 


Pékalongau. 
Bjati  Sari. 
Tegal. 


319 

quaem  S^  Ëyndhoven  boven  ^  ten  huyse  van  Quiey  Ranga,  mede- 
brengende een  brieff  van  Syne  £.  j  waerinne  vernaemen ,  dat  wy  den 
Tommagon  souden  aendienen,  dat  ons  volck  van  Sackadana  tot  Ba- 
tavia wel  gearriveert  waeren,  ende  datter  noch  veele  goederen  van 
de  Compagnie  door  des  Matarams  volck  geroofft  waeren,  hebben 
ditselve  aen  Qniey  Ranga  (alsoo  den  Tommagon  tot  Charta  gebleven 
Yras)  dat  hy  naer  ons  vertreck  snlcx  aen  synen  broeder  sonde  ver- 
i^ittigen,  waerop  hy  ons  antwoorde  sukx  te  willen  doen. 

21  ditto,  syn  besigh  geweest  om  onse  naergelaeten  goederen  by 
malckanderen  te  versameien  ende  tgeene  vercocht  was,  daervan  de 
penninghen  in  onse  handen  te  becoomen. 

22  ditto,  hebben  Qniey  Ranga  aengeseyt,  dat  wy geerne opt spoe- 
dichste  souden  tseyl  gaen  ende  dat  het  hem  belieffde  ons  de  restanten 
wederom  te  behandigen,  waerop  my  antwoorde,  datter  van  de  cayn 
goelanghs  noch  resteerden  7  ende  de  reste  waeren  vercocht,  ende 
van  deselve  sonde  hy  my  't  geldt  moi^en  oft  overmogen  geven, 
want  daer  waeren  noch  eenighe  die  niet  betaelt  en  hadden,  sonde 
aen  haer  senden  om  te  betaelen;  antwoorde  hem  dat  het  wel  was 
ende  dat  ick  noch  wat  wachten  sonde,  totdat  alles  claer  was. 

23  ditto,  des  morgens  ontfangen  alle  de  resterende  goederen,  telde 
my  eenigh  geldt  dat  hy  ontfangen  hadde,  dan  daer  gebrack  noch 
veel  aen  de  rest. 

24  Angusto,  des  avonts  naer  den  eten,  telde  my  Qniey  Ranga 
de  reste  van  't  geldt  ende  vielen  eenige  discourssen  van  Bantham; 
alsoo  ick  sagh,  dat  hy  heel  droncken  was  ende  wat  hy  gevoelde, 
oft  den  Pangaran  Angalagga  die  van  Bantham  wel  sonde  dorven 
aentasten, , antwoorde  droncken  synde,  dat  hy  seeckerlyck  meende, 
dat  het  seecker  was ,  dat  Pangaran  Angalagga  Bantham  ernstelyck 
meende,  maer  dat  hy  't  noch  niet  conde  te  weghe  brengen,  voordat 
hy  Snrbaya  verovert  hadde,  ende  byaldien  hy  Snrbaya  verovert 
badde,  ende  byaldien  hy  Snrbaya  nn  veroverde,  alsdan  daemaer 
soude  naer  Bantham  vertrecken,  om  alsoo  hem  over  gansch  Java 
m'.  te  maecken,  ende  Bantham  hebbende  sonde  dan  Batavia  met 
alle  list  oock  sien  te  crygen,  alsoo  den  Mataram  wel  weet,  datter 
veel  gont,  silver  ende  andere  cleynodien  syn,  naer  't  welcke  syn 
harte  haeckt  ende  dat  het  goet  waere  dat  Syne  £.  den  Mataram 
onderhielt   met  een  cleentien  tot  schenckagie,  totter  tyt  dat  de  bol- 


320 

wercken  heel  volmaeckt  waeren,  alsdan  meende  hy,  dat  den  Mataram 
niet  soude  connen  wtrechten,  seyde  mede  byaldien  tot  Batavia  eeni^e 
Javanen  quaemen,  die  van  haere  M^*.  verdreven  ende  qnalyck  getraek- 
teert  waeren,  dat  Syne  E.  door  sulcke  lieden  veel  andere  Javanen 
tot  Batavia  Bonde  locken  ende  aldaer  bnyten  een  plaetse  geven ,  om 
te  woonèn,  soo  sonden  veele  andere  derwaerts  coomen,  ende  byal- 
dien Syne  £.  de  Javaenen  niet  vergonde  tot  Batavia  te  coomen, 
waer  dat  se  haere  waeren  sonden  brengen  om  te  venten. 

'T  volck  van  dese  plaetse  waeren  blyde  als  se  derwaert  naer 
Batavia  mochten  gaen  om  te  handelen,  want  als  se  t'huys  bleven 
costen  se  qnalyck  aen  de  cost  coomen. 

Dit  seyde  hy  my  liber  ende  vry  wt  syn  selfGs ,  daerby  affirmerende 
dat  hy  geen  Javaen,  maer  een  Tnrck  van  affcompste  was;  ende  dat 
het  hem  verdroot,  dat  hy  nn  een  slaeve  van  een  Javaen  geworden 
was,  waervan  den  Coninek  van  Bantham  d'oorsaecke  was,  die  syn 
broeder  ende  hem  wt  Bantam  hadde  doen  vertrecken  ende  haere 
goederen  aengeslaegen ,  waervan  dat  noch  eenige  van  haere  slaeven 
tot  Bantham  waeren. 

25  ditto,  hebben  goetge vonden  aen  den  Tommagons  broeder,  Qniey 
Ranga  ende  aen  de  vrouwen  van  den  Tommagon  een  eerlycke  schenc- 
kagie  te  doen,  te  weten  mede  aen  de  vrouwen  van  den  Tommagon, 
om  datter  geen  suspitie  en  soude  wesen,  als  den  Tommagon  weder- 
om t'huys  quam ,  dat  men  aen  synen  broeder  yet  wat  gegeven  hadde 
ende  aen  syne  vrouwen  niet,  hebben  haer  vereert  5sarassengobaer, 
1  tapisarassa  ende  3  p.  muskus,  ende  aen  Quiey  Ranga  ende  syne 
huysvrouwe  ende  kinderen  2  el  laecken,  2  sarassen  gobar,  3  tapi- 
sarassa, 1  spiegel,  2  catti  amphion,  1  pistool,  2  p.  muskus  ende  2 
goelongs  bedraegende  saemen  R.  86 1 ,  dit  hebben  soo  aen  Quiey 
Ranga  in  handen  gegeven  ende  hem  geseyt,  dat  het  voor  syne  moey- 
ten  was,  omdat  hy  ons  daeghlycx  eeten  ende  drincken  gaff,  waer- 
voor  hy  geen  geldt  begeerde ,  schoncken  hem  derhalven  dese  bovenges. 
schenokagie. 

Lieten  daemae  de  5  sarassen  gobar,  1  tapisarassa  ende  3  p. 
muskus  door  de  vrouwe  van  Quiey  Ranga  draegen,  aen  de  5  vrou- 
wen van  den  Tommagon,  dewelcke  ons  seer  bedanckten. 

Seyden  hem  daemaer  aen,  dat  wy  op  morgen  met  onse  goederen 
wilden  vertrecken  ende  dat  ons  volck  van  'tjachtdaer  souden  comen, 


321 

om  onse  goederen  te  haelen,  antwoorde  daerop,  dat  het  daer  geen 
maniere  en  was,  dat  ons  eygen  volck  sonde  coomen  hetgoethaelen, 
maer  dat  hy  de  Javaenen  daertoe  sonde  gebmycken ,  twelck  wy  aen- 
namen. 

26  Angusto,  des  morgens  qnaemen  de  Javanen  om  onse  goederen 
naer  beneden  te  draegen,  gaven  't  haer  ende  brochten  't  alsoo  aen 
boort j  sonden  daer  benevens  eenige  eyntvogels,  hoenders, rys,pinang 
ende  1  grooten  bnffel,  om  van  't  volck  gegeten  te  worden,  twelcke 
ons  vereerden.  Quiey  Ranga  badt  my ,  dat  ick  dien  dagh  doch  wilde 
vertoeven,  alsoo  't  syn  Jnmahad  was,  dat  hy  moeste  in  de  mnsi- 
gnit  gaen,  ende  op  morgen  sonde  my  aen  boort  accompagneeren , 
waerop  hem  antwoorde  dat  ick  snlcx  sonde  doen. 

27  ditto,  des  morgens  naer  den  ontbyt  syn  aen  boort  voortgevae- 
ren  in  compagnye  van  Qniey  Ranga,  aen  boort  wesende  hebben 
saemen  wat  gegeten  ende  is  alsoo  tegen  den  avont  aen  landt  gevae- 
ren,  ende  wy  syn  onderseyl  gegaen,  om  onse  reyse  naer  Charabon 
te  vervoorderen. 

28  ditto,  des  avonts  enz. 

7  ditto,  (September)  syn  wy  (Gode  loff)  met  't  jacht  Cleen  Enc- 
hnysen  voor  Batavia  in  salvo  gearriveert. 


IV.  21